-ocr page 1-

msë

SCHEMA VOOR
MICROCHEMISCHE
IDENTIFICATIE VAN
ALKALOÏDEN

DOOR
F. AMELINK

BIBLIOTHEEK ÜSH
RiJKSUNIVEftStTEf
UTRËGHT.

H. J. PARIS
AMSTERDAM

-ocr page 2-

Ï\'
• ./

•t

-f 1 ^

-ocr page 3-

\'•\'■Air i

ii»:«.:..-.

-ocr page 4- -ocr page 5-

■ \'.l\'

•,. .. 1Ä

-ocr page 6-

C
Äquot;\' ■

L ■ .-.^.türtv^..

■ \' ■ ■ ■

. f.* A\'nbsp;v Jf: ■

W ... :

-ocr page 7-

SCHEMA VOOR MICROCHEMISCHE
IDENTIFICATIE VAN ALKALOÏDEN

-ocr page 8-

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
3969 3225

-ocr page 9-

(h- ^^

SCHEMA VOOR MICROCHEMISCHE
IDENTIFICATIE VAN ALKALOÏDEN

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING
VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE WIS- EN
NATUURKUNDE AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE
UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN RECTOR-MAGNI-
FICUS Dr. H. TH. OBBINK, HOOGLEERAAR IN DE
FACULTEIT DER GODGELEERDHEID. VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT,
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT
DER WIS- EN NATUURKUNDE, TE VERDEDIGEN OP
MAANDAG 17 DECEMBER 1928 DES NAMIDDAGS
TE 4 UUR

DOOR

Johan Felix Herman Amelink

GEBOREN TE HENGELO (O)

bibliotheek der

rijksuniversiteit
utrecht.

H. J. PARIS
AMSTERDAM - MCMXXVIII

-ocr page 10-

i gt;,;■*■ ■ • : ■ 1

. I

\'ï quot;J

-ocr page 11-

AAN
MIJNE MOEDER

-ocr page 12-

■ \'^ V\'; \' .nbsp;7 , ■ V

\'■■ti:

. , • .y f-...-:,

■VS\'.-

ÎC\'i^rifi-

i-\'ifil

\'iV^\'quot;nbsp;i

;

Wpy

\'\'quot;■■\'■quot;\'\'ft,quot;;

W .....\'.f

......quot;

-ocr page 13-

Bij het voleindigen van mijn academische studiën, is het mij
een aangename taak U, Hoogleeraren in de Faculteit der VVis-
en Natuurkunde, dank te zeggen voor het onderwijs van U ge-
noten.

Vooral u, Hooggeleerde Schoorl, Hooggeachte Promotor,
ben ik zeer veel dank verschuldigd, niet alleen voor Uwe groote
belangstelling in mijn werk en de vele raadgevingen die ik tijdens
de bewerking van dit proefschrift van U mocht ontvangen, maar
tevens voor de vele uren die U met mij aan dit proefschrift
besteed hebt.

Ook U, Hooggeleerde de Graaff, zal ik steeds erkentelijk
blijven voor Uw voortreffelijk onderricht en de groote welwillend-
heid, die U mij steeds betoond hebt. Gaarne grijp ik de gelegenheid
aan U, Hooggeleerde
van der Wielen te bedanken voor de groote
gastvrijheid en de belangstelhng welke ik van U mocht onder-
vinden. De jaren op Uw laboratorium doorgebracht, zullen steeds
in aangename herinnering bij mij blijven voortleven. Tot slot
aan U, Hooggeleerde
Kgltugff, Zeergeleerde Hollman, van
Itallie
en Cath mijn welgemeenden dank voor den steun en
de belangstelling, welke ik bij de bewerking van mijn proefschrift
van U mocht ondervinden, benevens aan diegenen die op eenigerlei
wijze mij hun steun verleenden.

-ocr page 14-

!

-ocr page 15-

INHOUD

quot;Bid.

I. Inleiding ................i

II. Reagentia ..............6

III. Alkaloïden ............n

1.nbsp;Acetanüide ................n

2.nbsp;Aconitine....................-tS

3.nbsp;Alypine ......................I3

4.nbsp;Antipyrine ................16

5.nbsp;Apomorphine ............17

6.nbsp;Arecoline ..........

7.nbsp;Atropine ....................20

8.nbsp;Berber ine....................22

9.nbsp;Betaïne........................24

10.nbsp;Brucine ......................26

11.nbsp;Cantharidine..............28

12.nbsp;Chinine ......................29

13.nbsp;Chinidine....................3^

14.nbsp;Cinchonine ................33

15.nbsp;Cinchonidine..............35

16.nbsp;Choline........................37

17.nbsp;Cocaïne ....................39

18.nbsp;Codeïne ......................4^

19.nbsp;Coffeïne ....................42

20.nbsp;Colchicine ..................45

21.nbsp;i.Coniïne ....................45

22.nbsp;Coniiim, bij alkaloïdennbsp;47

23.nbsp;Cotarnine....................5^

Bid.

24.nbsp;Cytisine ......................52

25.nbsp;Daturine ....................55

26.nbsp;Dicodide......................56

27.nbsp;Dionine ......................58

28.nbsp;Duboïsine.......... 59

29.nbsp;Ephedrine ..................61

30.nbsp;Ephetonine ................63

31.nbsp;^.Eucaïne....................65

32.nbsp;Euphylline ................66

33.nbsp;Heroïne ......................68

34.nbsp;Homatropine..............69

35.nbsp;Hydrochinine ............70

36.nbsp;Holocaïne....................72

37.nbsp;Hydrastine..................73

38.nbsp;Hydrastinine..............74

39.nbsp;Hyoscyamine..............76

40.nbsp;Isolobelanine ..............78

41.nbsp;Leucine ......................80

42.nbsp;y..Lobeline ..................82

43.nbsp;^.Lobeline ..................84

44.nbsp;y.Lobeline ..................86

45.nbsp;Lobelanidine ..............88

46.nbsp;Mescaline ..................89

47.nbsp;Methylpelletier ine..........91

48.nbsp;Morphine....................92

49.nbsp;Narceïne ....................93

-ocr page 16-

Bld.

50.nbsp;Narcotine....................95

51.nbsp;Nicotine......................97

52.nbsp;Novocaïne ..................99

53.nbsp;Papaverine ................102

54.nbsp;Paracodine ................104

55.nbsp;Pelletierine..................105

56.nbsp;Peronine ....................105

57.nbsp;Phenacetine................107

58.nbsp;Physostigmine............109

59.nbsp;Pilocarpine ................109

60.nbsp;Pseiidopelletierine ...nbsp;m

61.nbsp;Pyramidon ................114

62.nbsp;Santonine ..................115

63.nbsp;Scopolamine {Hyos-

cine)........................117

64.nbsp;Sparteine ....................ng

65.nbsp;Stovaïne......................122

66.nbsp;Strychnine ...........123

67.nbsp;Thebaïne ....................126

68.nbsp;Theobromine................128

Bld.

69.

Theophylline... . ■ .

... 129

70.

Tropacocaïne

•■ 131

71-

Tutocaïne.......

■ • 133

72.

Ur atropine......

... 134

73-

Veratrine.......

... 136

74-

Yohimbine .....

• • • 137

IV. Toepassingen op grond-
stoffen en
Preparaten

1.nbsp;Aconitum Napellus . .. 140

2.nbsp;Atropa Belladonna .... 141

3.nbsp;Conium maculatum . .. 141

4.nbsp;Datura Stramonium . 142

5.nbsp;Punica Granatum .... 142

6.nbsp;Physostigma Veneno-

sum ............ 142

7.nbsp;Strychnos nux Vomica 143

Conclusies............ 144

Literatuurlijst ...... 147

Afbeeldingen ........ 151

-ocr page 17-

I ^ INLEIDING

Dit proefschrift bedoelt een eenvoudig systeem te geven ter
microchemische identificatie van alkaloïden.

Er zijn reeds zeer vele microchemische reacties op alkaloïden
beschreven^), maar tot een
gang van analyse, ter opsporing van
een willekeurig onbekend alkaloïde zijn deze tot nu toe niet ge-
bruikt. Om hiertoe te geraken heb ik een beperkt aantal (8)
reagentia gekozen, welke met een zoo groot mogelijk aantal alka-
loïden kristallijne reactieproducten geven en heb deze op alle mij
toegankelijke alkaloïden en daartoe gewoonlijk gerekende stoffen
(coffeïne e.a., cantharidine, santonine) en ook op eenige aan deze
verwante lagere stikstofbasen (betaïne, choline) en synthetische
producten (acetanüide, antipyrine, urotropine) toegepast; in het
geheel op 75 daarvoor in aanmerking komende stoffen.

Daarbij heb ik vele tot nu toe niet beschreven kristalreacties
gevonden en ben tot het resultaat gekomen, dat de allermeeste
alkaloïden als enkelvoudige stoffen (voldoende chemisch zuiver)
door de systematische toepassing der gekozen reagentia zijn te
identificeeren.

In vele gevallen is een alkaloïde reeds door één enkele positief
uitvallende reactie, met zekerheid te herkennen. In de meeste
gevallen verkrijgt men dit resultaat door combinatie van twee of
meer kristallijne reactieproducten. In sommige gevallen is het
gewenscht het vermoedelijk resultaat door een bijzondere, enkel
voor het gevonden alkaloïde geschikte reactie, te bevestigen.

In zeer weinige gevallen verkrijgt men met het gekozen systeem
geen resultaat. Men moet dan door een speciale kristalreactie

1) Hiervoor wordt verwezen naar de literatuurlijst achter in dit proefschrift.

-ocr page 18-

(aconitirxe, cantharidine) of door een kleurreactie (colchicine
veratnne) het alkaloïde identificeeren. Het aldus uitgewerkte
systeem is verscheidene malen aan eenvoudige oplossingen
van alkaloïden of hunne zouten en aan alkaloïden in een-
voudige poedermengsels met goeden uitslag getoetst, zoodat
Ik het met vertrouwen kan aanbevelen. Het blijft voorloopig
evenwel in het algemeen beperkt tot de identificatie van één
enkel alkaloïde. Heeft men met mengsels van alkaloïden te doen
dan 18 men in het algemeen niet meer zeker dat de kristalreactie
opgaat (zie o.a. het geval Conium). Voor de scheiding van alka-
loïden kan men in het algemeen uitschudding toepassen bij ver-
verschillende
Ph der oplossing (systeem Stas-Otto) en met
variatie van uitschudvloeistoffen (systeem
Dragendorff) en
daarna kan op de residu\'s microchemische identificatie beproefd
worden, welke slagen kan, mits niet twee eikaars reacties storende
alkaloïden in één groep aanwezig zijn.

Voor kleurreacties op alkaloïden geldt trouwens deze beperking
in niet mindere mate.

Voor het scheiden van alkaloïden, welke in planten altijd tezamen
voorkomen, zooals o.a. Opium-, Strychnos-, China-, Hydrastis-
Calumba-alkaloïden e.a. kan naar H.
BehrensI) en A. Grut.-
TEKINK2) verwezen worden.

Wanneer men bij de microchemische identificatie systematisch
te werk wil gaan en op de resultaten zal kunnen vertrouwen, dan
is het een vereischte de
omstandigheden, waaronder het reagens
wordt toegepast, steeds zooveel mogelijk gelijk te kiezen. Deze be-
treffen voornamelijk de reactie der oplossing, de concentratie van het
reagens en de wijze waarop het wordt toegevoegd. De beschrijving
der 8 algemeene reacties en de daarbij gebruikte reagentia, zal
aan de behandeling der 75 alkaloïden onmiddellijk voorafgaan,
terwijl aan het einde van dit proefschrift nog eenige toepassingen
op plantenstoffen worden gegeven. In verband daarmede worden
hier nog eenige opmerkingen over de winning en dikwijls noodige
zuivering van alkaloïden gegeven.

Wanneer men een plantaardige grondstof of daaruit bereid
preparaat, in hoofdzaak één alkaloïde bevattende, daarop wil

Behrens-Kley, Mikrochem. An. 1922.
-) A.
Grutterink, Dissert. Bern. 1910.

-ocr page 19-

onderzoeken, moet begonnen worden met extractie van het materiaal
Ik heb de daarvoor gebruikelijke extractoren^), die minder een-
voudig te hanteeren en te reinigen zijn, vervangen door een zeer een-
voudig apparaat, dat ik
,,extractieglasquot; heb genoemd, omdat het
een combinatie is van een voorwerpglas en een extractie-(kristal-
liseer-)schaaltje. In het midden van een voorwerpglas, lang
7,5, breed 2,5, dik 0,5 cM., is in het midden een cylindervormige
holte uitgeslepen van 4: 15 mM. doorsnede en i 3 i^M. diepte.

In de holte van het extractieglas wordt een plantaardige,
poedervormige grondstof, welke zoonoodig eerst ontvet wordt
met petroleumaether, met een roerstaafje met zooveel ammonia
aangemengd tot het poeder juist samenbalt. Daarna worden
eenige druppels chloroform bijgevoegd en met \'een staafje flink
dooreengeroerd; een strookje filtreerpapier (dikke en wollige
soort) ter breedte van enkele mM. en ter lengte zoo, dat het het
voorwerpglas in de breedte juist overspant, wordt met enkele
druppels chloroform bevochtigd en kleeft daardoor op het glas,
juist rakend aan de holte. Deze filtreerpapierwal moet dienen
om bij het afscheiden resten van het plantenpoeder en water
tegen te houden. Men behoeft het extractieglas slechts schuin te
plaatsen, met een punt op een schoon voorwerpglas of horloge-
glas, om de heldere chloroformoplossing van het alkaloïde op te
vangen, waarna het oplosmiddel aan de lucht verdampt. Door
de rest in de holte opnieuw met chloroform aan te roeren en de
bewerking te herhalen, kan men de grondstof praktisch geheel
uitputten.

Dikke extracten worden in de holte van het extractieglas
eveneens met een druppel ammonia doorgeroerd, daarna met
zooveel speksteenpoeder aangemengd, dat het mengsel juist
samenbalt en met chloroform geëxtraheerd als boven.

Van vloeibare extracten, tincturen en andere oplossingen,
worden enkele druppels in de holte van het glas eerst met spek-

Zie o.a. het apparaat van A. Grutterink, Dissert. Bern. 1910, blz. 34.

-ocr page 20-

steenpoeder gemengd, voorzichtig boven een microvlammetje
ingedroogd; daarna wordt met enkele druppels ammonia aan-
gemengd tot een samenballende massa en met chloroform ge-
extraheerd, als boven.

Bij sterk looistofhoudende grondstoffen en extracten (Granaat,
Kina e.a.) wordt een zuiverder chloroformoplossing van het
alkaloïde verkregen door eerst met versch gebluschte kalk te
mengen en daarna met ammonia tot samenballen te bevochtigen.

Zoo noodig kan voor de zuivering van het alkaloïde ook van het
extractieglas eenvoudig gebruik worden gemaakt. Indien bijv.
na verdamping van de als boven gewonnen chloroformoplossing
op een voorwerpglas, een rest achterblijft, die met de algemeene
alkaloïde-reagentia
(Mayer, Bouchardat) reactie geeft, maar
geen bruikbare kristalreacties, dan wordt deze rest in verdund
zoutzuur opgelost, met speksteenpoeder voorzichtig drooggedampt
en dit poeder in de holte van het extractieglas opnieuw met
ammonia en chloroform behandeld.

Een andere methode ter zuivering van een alkaloïde, welke
onder omstandigheden ook kan dienen ter isolatie van een alka-
loïde uit een grondstof (coffeïne uit thee, santonine uit flores Cinae,
cantharidine uit Spaansche vliegen, gelsemiumzuur uit de radix
Gelsemii) bestaat in de sublimatie. Ook voor de identificatie
van een alkaloïde (bijv. str^^chnine, coffeïne, leucine, cantharidine)
kan het sublimatieproduct menigmaal dienen, zoodat men goed
doet om in ieder geval een alkaloïde te sublimeeren en de kristal-
vorm van het sublimaat na te gaan.

Terwijl de sublimatiemethode oorspronkelijk door Helwig
(1864) aangegeven, door vele schrijversquot;-) is behandeld en verschil-
lende apparaten daarvoor zijn aangegeven o.a. een apparaat van
Eder om in luchtverdunde ruimte te sublimeeren, heb ik slechts

1) De voornaamste literatuur over sublimaten van alkaloïden:

A, Helwig, Das Mikroskop in der Toxikologie, Mainz, 1865.

Guy, (Over sublimatietemperaturen). Pharm. J. 8 en 9, 1867—68, 78—79.

Helwig, Die Sublimation der Alkaloïde und ihre mikroskopische Verwertung
für die differentielle Diagnose derselben. Zeitschr. Anal. Chem.
3, 43—58 (1864).

R. Eder, Ueber die Sublimation von Alkaloïden im luftverdünnten Raum.
Schweiz. Woch.
51, Spec. 242 en 254 {1913)-

Heiduschka und Meisner, Beitrage zur Mikrochemie der Alkaloïde. Arch. d.
Pharm.
261, 102—117 (1913) spec. blz. 107.

-ocr page 21-

de bekende meest eenvoudige sublimatiemethode toegepast,
waarbij het materiaal op den hoek van een voorwerpglas, des-
noods een micaplaatje, zacht wordt verhit en de dampen worden
gecondenseerd tegen een koud voorwerpglas, dat zoo dicht mogelijk
boven het eerste wordt gehouden. Hoofdzaak is daarbij dat het
te sublimeeren materiaal innige aanraking heeft met het verhitte
voorwerpglas, waarvoor gezorgd wordt door een oplossing ter
plaatse in te drogen of een plantenpoeder met verdunden spiritus
te bevochtigen en dit mengsel in te drogen.

-ocr page 22-

II — REAGENTIA

Reacties, hunne uitvoering en beschrijving

De reagentia, waartoe ik mij in het schema voor de algemeene
toepassing heb beperkt, zijn de volgende:

1°. Platinachloride — (lo % opl. van PtCl4), waarvan zeer
weinig wordt toegevoegd aan de neutrale en aan de verdund
zoutzure oplossing (concentratie aan HCl ± 0.5 N.).

Daarna ook met bijvoeging van vrij veelnatruimjodide-oplossing
(verzadigd) waardoor jodoplatinaten kunnen ontstaan, die in het
algemeen minder oplosbaar zijn dan de chloroplatinaten. In den
tekst wordt deze reactie als die met
platinajodide genoemd. Ook
kan men om het jodoplatinaat te verkrijgen direct een druppeltje
van een opl. van NaJ met weinig PtCli met de alkaloïde oplossing
aan den rand in contact brengen, hetgeen somtijds fraaie kristal-
lisatie van het jodoplatinaat geeft. Deze tweede methode wordt
in \'t vervolg aangeduid als de contact druppelmethode.

2°. Goudchloride — (5 % oplossing van AuClg), eveneens toe-
gepast in neutrale en ook in verdund zoutzure oplossing, (conc.
aan HCl ± 0,5 N); tevens onder bijvoeging van natriumbromide
(verzadigde oplossing), waardoor de minder oplosbare bromo-
auraten kunnen ontstaan. In den tekst wordt deze reactie als die
met
goudbromide genoemd. Ook hier kan men de contact-
druppelmethode toepassen.

3°. Mercurichloride — HgClj, als fijn gepoederde kristallen
toegepast op de neutrale oplossing van het zoutzure alkaloïde-
zout, alsook op de verdund zoutzure oplossing (± 0,5 N. HCl).
waardoor dubbelzouten kunnen optreden.

-ocr page 23-

4°. Kaliumferrocyanide — K^FeCyg, als fijn gepoederde kristal-
len, direct toegepast op de verdund zoutzure oplossing (i 0,5
N. HCl). Met dit reagens moet in de meeste gevallen warm worden
doorgeënt, evenals dit bij het volgende reagens het geval is. Men
neme steeds vrij veel K4FeCys.

5°. Kaliumferricyanide — KgFeCyg, eveneens direct toegepast
in verdund zoutzure oplossing. Men neme steeds vrij veel Kg Fe Cy^

6°. Reagens van Dragendorfj^) — (in het vervolg afgekort tot
„Dragendorffquot;) direct toegepast in verdund zoutzure ( 0,5 N. HCl)
oplossing. Hoewel onder dit reagens gewoonlijk een oplossing
van kaliumbismuthjodide (KjBilo) wordt verstaan, hebben
verschillende onderzoekers het oorspronkelijke reagens gewijzigd,
echter slechts in dien zin dat of de hoeveelheid kaliumjodide t.o.v.
het Bilg óf de concentratie van het KgBilein de zwak zure op-
lossing gewijzigd werd.

Ik meende dat het mogelijk zou zijn om Dragendorff te com-
bineeren met
Bouchardat (KI3). Indien toch de reacties van
het eene reagens, de kristallijne reactieproducten van het andere
reagens niet, of praktisch niet, zouden beïnvloeden, en omgekeerd,
dan zouden bij de toepassing van dit reagens twee mogelijkheden
bestaan, n.1. dat men dubbelzouten met bismuthjodide en dat
men perjodiden verkreeg, waardoor het dan ook met bijna alle
alkaloïden zou reageeren.

Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Verder werd aan het
reagens de eisch gesteld, dat het zelf bij verdunning met een
gelijk volume water of met verdund zoutzuur (i 0,5 N. HCl)
in alle verhoudingen helder bleef en ook bij staan geen neerslag
afzette. Ik kwam tot het volgende voorschrift;

Aan een kokend mengsel van 18 cc. water, 3 cc. verd. zoutzuur
(4 N) en 7 gr. kaliumjodide wordt 1,5 gr. basisch bismuthnitraat
bij kleine hoeveelheden toegevoegd en door omzwenken in op-
lossing gebracht. Na bekoeling wordt aan deze lichtoranje gekleurde
oplossing nog 1,5 gr. jodium toegevoegd, dat na staan en her-
haald schudden, geheel in oplossing gaat. Tenslotte verdunt
men met een gelijk
volume water tot een heldere donkerbruine

Dragendorff, Ermittelung von Giften, 4te Aufl., Göttingen 1895 S.155.

Kraut, Ann. d. Chem. 210, 310 (1881).

Yvon, Réprt. de Pharm. [2] 2, 335 (1874)- Lefeuvre. Thèse, Paris. 1912. p. 37.

-ocr page 24-

vloeistof. Dit reagens geeft zelfs na een jaar staan praktisch geen
bezinksel en is dus houdbaar.

Met dit reagens maakt men twee preparaten:

1°. met veel reagens het dubbele volume).

2°. met zeer weinig reagens.

Men zorgt dat de druppels na samenvloeien een langgestrekten
vorm behouden, zoodat er verschil in concentratie blijft bestaan.
Na toevoeging van het reagens wordt steeds onmiddellijk
evm
plaatselijk verwarmd.

7°. Kaliumhydroxyde — als 50 % oplossing, waardoor de alka-
loïden niet alleen worden vrijgesteld, maar ook de plaatselijk
groote overmaat KOH de precipitatie door uitzouting bevordert.

8°. Pikrolonzuur — dinitromethylphenylpyrazolon,^) dat als
fijn kristallijne vaste stof wordt toegepast op de neutrale oplossing
aan den rand van den druppel, liefst gevolgd:
a. door toevoeging
van een kleinen druppel verdunden spiritus (70%); h. na toevoe-
ging van het reagens, zacht te verwarmen. Dit reagens geeft met
vele alkaloïden kristallijne zouten, die in habitus groote overeen-
stemming vertoonen, waaronder slechts enkele zeer typische, zoodat
het in het systeem van identificatie meestal gemist kan worden.

Daar de anthrachinonsulfonzuren zeer goede reagentia op de
Lobelia-alkaloïden zijn, vooral het anthrachinonmonosulfonzuur,
laat ik hieronder de bereiding van dit zuur volgen, zooals het
door mij werd bereid, volgens
Schmidt^): 100 gram anthrachinon
werden met i gr. mercurosulfaat innig gemengd en met 120 gram
Nordhäuser zwavelzuur, dat 20 % SO3 bevatte, onder roeren,
circa een uur lang op 150°, in een oliebad verhit.

De massa werd hierop met 1400 dln. water gemengd en het
geheel gekookt en van de overgebleven anthrachinon warm afge-
filtreerd. In de koude kristalliseert het anthrachinonmonsulfonzuur
uit, datdoor verwarming weer in oplossing wordt gebracht en met
60 cc. verzadigde kaliumchloride oplossing bedeeld. Daar het
anthrachinonmonosulfonzurekalium slechts in de warmte oplos-

1)nbsp;Over de toepassing van pikrolonzuur als reagens op alkaloïden, zie Matthes
en Rammstedt, Arcli. d. Pharm. 245, 112132 (1907)- Zeitschr. f. Anal. Ch. 46,
565—574 (1907)-

Warren en Weiss, J, biol. Chem. 3, 327—338 door C. 1907, II, 1345.

2)nbsp;Schmidt. B, 37, 66. C. 1904 I, 1043.

-ocr page 25-

baar is, zal het bij afkoeling uitkristalliseeren. Men filtreert nu
na afkoehng en droogt het tusschen filtreerpapier. Men kan het
nu nogmaals oplossen in warm water en na afkoehng filtreeren.
De luchtdroge stof wordt nu gepoederd.

Door de firma Sandoz te Bazel werd mij belangloos nog
ß-anthrachinonmonosulfonzure natrium en 1.5. anthrachinondisul-
fonzure natrium (technisch) afgestaan, waarvoor op deze plaats
mijn dank.

De anthrachinonsulfonzuren werden reeds door A. Grutterink^)
en Rosenthaler2) als reagentia in de alkaloïdmicrochemie toe-
gepast, welke laatste mij deze zuren aanraadde, voor de Lobelia-
alkaloïden. Het door mij bereidde a-anthrachinonmonosulfonzure
kaUum gaf fraaiere resultaten dan \'het technische natriumzout
van
Sandoz, waarschijnlijk wegens de grootere zuiverheid.

Bovengenoemde reagentia worden steeds toegepast op een drup-
pel van oplossingen van het alkaloïde of een zout daarvan in
water van een concentratie tusschen i % en
0,1 %.

Als regel is de methode van Behrens gevolgd, om een der voor
de reactie noodige componenten in hooge concentratie (meestal
vast) aan den rand van een
vlakken druppel in te brengen en daarna
verspreiding door diffusie af te wachten. In gevallen waar de
kristallisatie bespoedigd moest worden of ook een aanvankelijk
olieachtig reactieproduct tot kristallisatie moest worden gebracht,
is dikwijls met vrucht de volgende manipulatie toegepast: ver-
warm den rand van den druppel vrij plotseling, maar plaatselijk,
boven een micro vlammetje, zoo zelfs dat daar\' plaatselijk een
droog randkorstje ontstaat; koel af en kras door den druppel
met een glazen staafje, uitgaande van het punt waar de indroging
heeft plaats gevonden. Deze bewerking zal in het vervolg kort-
heidshalve „warm doorentenquot; genoemd worden.

Bij de beschrijving der reacties is aan vorm en kleur der kristal-
len aandacht geschonken. Daar de kristalbeschrijving bij micro-
chemische reacties steeds een gebrekkige is, is deze bij de belang-
rijkste reactieproducten ondersteund door een schematische,
maar toch zoo nabij mogelijk natuurgetrouwe teekening (zie

A. Grutterink, Dissert. Bern. 1910.

L. Rosenthaler, Persoonlijke mededeeling.

-ocr page 26-

aan het einde der dissertatie), waardoor de herkenning verge-
makkelijkt wordt. Deze figuren gelden voor 60- of 360-maHge
vergrooting, hetgeen uit den tekst blijkt.

Verder is in den regel de grootte der kristallen aangegeven,
welke niet van veel waarde is, maar toch in verband met de
uniforme uitvoering der reacties, ten naaste bij reproduceerbaar
uitvalt.

Bij de nadere bepahng der anisotropie bij gestrekte kristallen
(meestal naalden) is deze niet aangeduid als positief of negatief,
maar als gevende substractiekleuren of additiekleuren, waar-
mede het effect bedoeld is, in den stand van het kristal, waarbij
de lengterichting samenvalt met de lange as van de doorsnede-
ellips in het gipsplaat]e rood i®\'® orde.

Het is mij gebleken dat een spoortje vast alkaloïde-zout in vele
gevallen een sterke prikkel blijkt voor een goede kristallisatie
(b.v. codeïne en morphine met pikrolonzuur).

Tenslotte wijs ik er nog op dat de uitvoering der reacties
opzettelijk in de meeste gevallen uitvoerig beschreven is, daar
het mij gebleken is, dat bij kleine afwijkingen bepaalde kristal-
vormen kunnen optreden of uitblijven, hetgeen somtijds tot
onjuiste conclusies aanleiding zou kunnen geven.

-ocr page 27-

III ^ ALKALOÏDEN

Acetanilide

Uitgegaan werd van acetanilide dat aan de eischen van dé
Ed. V van de Pharmacopee voldeed.

De gevoeligheid van de reacties werd bepaald door van alko-
holische oplossingen van verschillende concentraties een druppel
op een voorwerpglas te verdampen.

Daar in waterige oplossing, geen enkel door mij gebruikt
reagens een neerslag geeft, werd steeds in zoutzure oplossing
gereageerd door hierin het vaste acetanilide te brengen en daarbij
het reagens te voegen .nbsp;■

Eerst werd nagegaan, of het acetanilide in zijn componenten
ontleedt in zoutzure oplossing (0,5 N.).

In de koude heeft geen ontleding plaats, in de warmte ontstaat
een spoor anihne, dat met de reactie van
Runge kan worden
aangetoond.

Daar de reactieproducten, hoewel spoediger in de warmte, ook
in de koude ontstaan, blijken deze dus niet afkomstig te zijn van
aniline, ofschoon zij in habitus er veel mede overeenkomen.

1°. Platinachloride — Na toe.voeging van dit reagens aan de
zure oplossing blijft de druppel helder. Men verwarmt en voegt
aan de nog warme oplossing natriumjodide toe. Na enkele minuten
staan neemt men zeshoekige figuren waar, welke veelal tegen
elkander vergroeid zijn, waardoor een trapsgewijze bouw ontstaat.

De kleur varieert van wijnrood tot zwart. De grootte is un
den regel 50—400 [x. De lichter gekleurde kristallen dooven recht
uit. De gevoeligheid gaat tot in, 0,1 % oplossing. (Fig. 25).

-ocr page 28-

De reactie werd reeds door R. ScHOEPpi) beschreven. AniUne
geeft als jodoplatinaat meer smallere naalden, welke recht af-
gesneden zijn en veelal in stervorm gegroepeerd zijn.

2°. Goudchloride — Er ontstaat geen neerslag met dit reagens,
ook niet na toevoeging van natriumbromide.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat geen precipitaat.

4° en 5°. Kaliumferro- CU kcdiuwferricyanide — De druppel
blijft helder.

6°. Dragendorff — Na toevoeging van dit reagens aan de zure
oplossing ontstaat een bruin neerslag van druppels. Indien nu
verwarmd wordt ontstaan na ± 5 min. enkele granaatroode,
scheef afgesneden zuilen in stervorm. Door te krassen treden vele
van deze stervormen op. De zuilen zijn sterk dubbelbrekend en
dooven scheef uit 25°) t.o.v. de lengterichting. De grootte
varieert van 50—200
jjl. (Fig. 137).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Indien niet wordt verwarmd, ontstaan deze kristallen na ±
I uur staan. R. Schoepp^) beschrijft deze reactie eenigszins anders.
De oorzaak hiervan zal in de andere samenstelling van het reagens
gezocht moeten worden.

Er zij nog op gewezen dat aniline soortgelijke kristallen geeft
als acetanilide, zoodat deze reactie niet ter onderscheiding van
deze stoffen kan dienen.

7°. Kaliumhydroxyde — Uit geconcentreerde oplossingen
wordt het acetanilide onmiddellijk uitgezouten. Het zijn recht-
hoekige breede prisma\'s met sterke dubbelbreking. De grootte
varieert van 30—100 (ji. Zij dooven recht uit en vertoonen additie-
kleur in lengterichting. Hier en daar neemt men grootere prisma\'s
waar met etsfiguren en zwaluwstaartvormige insnijdingen, welke
tot 300 [X groot zijn en db 100 [x breed. (Fig. 167).

De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

Ammoniumsulfaat is ook zeer geschikt om het acetanilide uit
te zouten.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristallisatie plaats.

1) R. ScHOEPP, Het opsporen van antifebrine, exalgine, phenacetine en metha-
cetine langs microchemischen weg. Diss. Utrecht, 1896, 74.

ï) R. ScHOEPP, Ned. Tijdschrift voor Pharm., Chem. en Tox 1897, 9, 71.

R. ScHOEPP, Diss. Utrecht, 1896, 40.

-ocr page 29-

Aconitine

Uitgegaan werd van Aconitine „Merckquot;.

1°. Platinachloride — In neutrale oplossing ontstaat slechts een
zeer zwak neerslag in i % oplossing. In zure oplossing blijft de
druppel helder. Toevoeging van natriumjodide geeft een zwart
precipitaat in beide oplossingen.

2°. Goudchloride — Geeft onder alle omstandigheden een on-
bruikbaar geel neerslag, dat door natriumbromide bruin gekleurd
wordt.

3°. Mercurichloride — Geeft een wit onbruikbaar precipitaat
in beide oplossingen.

4° en 5°. Kaliumferro- en kaliumferricyanide — Geven geen
precipitaat in zure oplossing.

6°. Dragendorff — Geeft een bruin onbruikbaar fijn neerslag
in beide oplossingen.

7°. Kaliumhydroxyde — Geeft een wit onbruikbaar precipitaat.

8°. Pikrolonzuur — Geeft een onbruikbaar geel neerslag.

Terwijl de door mij algemeen toegepaste 8 reagentia hier dus
geen bruikbaar resultaat geven, kan aconitine zeer goed worden
aangetoond met zilvernitraat in salpeterzure oplossing, volgens
Behren s^), waardoor een goed kristaUiseerend dubbelzo ut op-
treedt. Men reageert in de salpeterzure oplossing, vermijdt een
overmaat AgNOg en laat zoo noodig den druppel gedeeltelijk
indrogen. Er ontstaan dan sterk dubbelbrekende, recht uit-
doovende, recht afgesneden staafjes, 20 — 40 [j. groot, welke
substractiekleur in lengterichting vertoonen.

Alypine

Uitgegaan werd van Alypinenitraat ,,Bayerquot;.

1°. Platinachloride — Alleen in neutrale oplossing ontstaat
zonder verwarming een lichtgeel neerslag, dat goed kristallijn is.
In zure oplossing ontstaat geen neerslag.

Het zijn zeer kleine, waarschijnlijk monokliene kristallen
10 [x—25 [L groot. Op de vloeistof drijven sphenoïden in complexen

\') Behrens, Org. III, 1896, 60.

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 21g.

-ocr page 30-

rond, welke bij hoog instelllen goed waarneembaar zijn. De grootte
van deze laatste varieert van lo — 25
jjl. Zij zijn sterk dubbel-
brekend. In i % oplossing is de reactie zeer fraai en kunnen tevens
vaak X-vormige kristallen met scherpe insnijdingen van de
zijden (100 [i) optreden. In 0,5 % oplossing komen deze laatste
vormen niet meer voor, doch slechts de op de vloeistof drijvende
sphenoïden en vele ruitvormige kristallen. (Fig. i.).

Natrium] odide kleurt in neutrale oplossing de kristallen rood,
in zure oplossing ontstaat een zwart, amorph neerslag.

In 0,2 % oplossing blijft de reactie ook na verwarmen uit. Er
ontstaat dan ook geen neerslag meer. Deze reactie is zeer specifiek,
ofschoon niet zeer gevoelig.

2°. Goudchloride — De reactie gaat zoowel in neutrale als in
zure oplossing, ofschoon de reactie in neutrale oplossing, wegens
de fraaiere kristallen, de voorkeur verdient. Er ontstaat in beide
oplossingen een hardgeel neerslag, waartusschen zich na i 3 min.
staan kristallen afzetten, onduidelijk van contouren. Gaat men nu
echter verwarmen, dan ontstaan goed gevormde kristallen tus-
schen veel onbruikbaar kristallijn neerslag. In zure oplossingen
ziet men veel dunne rechthoekige plaatjes vaak in rozet vorm,
10 [X — 60 [Jt groot. Zij zijn dubbel brekend, dooven recht uit en
vertoonen substractiekleur in lengterichting. De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing. In neutrale oplossing ontstaan, na
even flink verwarmen, prisma\'s in naald- en stervorm, meestal
vertakt en aan de uiteinden nogmaals penseelvormig vertakt.
De grootte van zulke sterren kan tot 600 fx bedragen. Ook treden
veer vormig vertakte prisma\'s in naald- en stervorm op, indien
niet verwarmd wordt, 30 [x — 400 [x groot. Verwarmen geeft
echter altijd een goed resultaat, indien het preparaat eerst i
3 min. gestaan heeft. Ook treden in deze oplossing hier en daar
rechthoekige plaatjes in rozet vorm op. De groot ere prisma\'s in
stervorm hebben meestal scherp afgesneden eindvlakken. Zij zijn
sterk dubbelbrekend en dooven scheef uit. Zij vertoonen additie-
kleur in lengterichting. Deze reactie gaat tot in 0,1 % oplossing.

Natriumbromide verandert het reactieproduct niet. (Fig. 41).

3°. Mercurichloride — In neutrale oplossing kunnen bij warm
doorenten anisotrope zeshoekige prisma\'s ontstaan, veelal ver-
(^roeid. in z,ure oplossing ontstaan slcclits druppels. IJezu icactiu

-ocr page 31-

is de minst fraaie, gezien de beter kristallijne reactieproducten,
welke verkregen worden met platinachloride, goudchloride en
ferricyaankalium; de reactie kan zelfs meermalen uitblijven.

4°. Kalimnferrocyanide — Dit reagens geeft geen neerslag in
zure oplossing. Na verwarmen en krassen ontstaan prisma\'s in
stervorm-, veelal met toegespitste uiteinden, loo [z — 400
n groot.
Zij dooven recht uit en vertoonensubstractiekleurin lengterichting.

In

0)5 % oplossing treden vooral vele rechthoekige kristallen op
(30 [X — 200 pi), waarvan de lange zijden meestal boogvormig
loopen.

In 0,5 % oplossing is deze reactie nog zeer goed, in 0,2 % op-
lossing blijft de reactie uit.

5°. Kaliumferricyanide — Deze reactie is zeer karakteristiek en
gevoelig. Er ontstaat geen neerslag in zure oplossing. Vooral bij
de verdunde oplossingen dient eerst verwarmd te worden. Er
ontstaan langs den rand van den druppel breede, bladachtig
uitgeloopen prisma\'s. Krast men daarna, dan treden zeer typische
vlindervormige kristallen op. Dit zijn vergroeiingen van, meestal
twee, kristallen. De grootte varieert van 30 pi — 200 [x in i %
oplossing. Zij zijn sterk dubbelbrekend en indien men gedeelte-
lijk indroogt en krast, ontstaat deze reactie, zelfs nog in o, i %
oplossing, alhoewel de kristallen dan veel kleiner zijn. De vorm
blijft onveranderd. (Fig. 122). Deze reactie is zeer specifiek vóór
alypine.

6°. Dragendorff — Met dit reagens ontstaat in beide oplossingen
een bruin neerslag, dat door te verwarmen als druppels te voor-
schijn komt. Verwarmt men echter
zeer sterk, dan ontstaan na
afkoelen hier en daar prisma\'s in stervorm, aan den top veelal
ingesneden, welke scheef uitdooven en 30
jj. — 50 pt. groot zijn.
Sommige stervormen zijn 100 (x groot. In 0,2 % oplossing blijft
de reactie veelal uit. (Fig. 138).

De reactie is niet gevoelig, noch karakteristiek.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een neerslag van druppéls,
Welke niet tot kristallisatie zijn te brengen.

8°. Pikrolonzuur — In i % oplossing ontstaan zonder verwar-
ming of spiritustoevoeging, na staan, om de korreltjes reagens,
naalden tot 800 (x lang, vaak verbogen en vertakt, vele in stervorm,
Welke sterk dubbelbreken en recht uitdooven. In 0,5 % oplossing

-ocr page 32-

e

treden geen lange naalden meer op, wel na verwarming nog enkele
spherolieten.

Na verwarming ontstaan vertakte naalden in stervorm 15 [jl
100 en spherolieten. Deze reactie is weinig karakteristiek, daar
pikrolonzuur met vele alkaloïden deze vertakte naalden in ster-
vorm en spherolieten geeft. In 0,2 % oplossing ontstaan deze
kristallen nog, indien verwarmd wordt.

Antipyrine

1°. Platinachloride — In neutraal milieu ontstaat een amorph
neerslag, dat door verwarming ook niet kristallijn wordt. Na toe-
voeging van natriumjodide ontstaat een zwart amorph, eveneens
onbruikbaar, neerslag.

In zure oplossing blijft de druppel helder met een spoor PtCli;
na toevoeging van een overmaat natriumjodide ontstaat een fraai
kristallijn neerslag, de grondvorm der kristallen is een gestrekte
ruit. Zij zijn zwart en komen zoowel enkel als vergroeid voor.
Indien men teveel platinachloride neemt, ontstaan roode druppels.
Men neme dus zeer weinig platinachloride, daarentegen veel
natriumjodide. Op deze wijze heeft men steeds voor de platina-
jodide-dubbelzouten de gunstigste condities. In verdunde op-
lossingen, 0,2 % en 0,1 % gaat de reactie het fraaist terwijl zachte
verwarming de kristallisatie bespoedigt. (Fig. 26).

De grootte varieert van 30 [Ji — 200 [i, al naar gelang van de
concentratie. Met de contactmethode krijgt men hier eveneens
een zeer fraai resultaat, door aan de eene zijde van den druppel
een korreltje antipyrine te brengen, aan de andere zijde een drup-
peltje reagens (spoor PtCl4 in overmaat verzadigde natrium-
jodide oplossing, bedeeld met een spoortje zoutzuur).

2°. Goudchloride — Dit geeft in neutraal, evenals in zuur milieu,
een fijn overvloedig neerslag, dat bij doorvallend licht geel, bij
opvallend licht groen van kleur is. Door natriumbromide worden
in beide gevallen slechts druppels verkregen.

3°. Mercurichloride — Er ontstaan in beide oplossingen slechts
druppels.

4°. Ferrocyaankalium ■— In zure oplossing ontstaat reeds zonder
verwarming een lichtgeel kristallijn precipitaat, waarvan de

-ocr page 33-

grondvorm een ruit is, die t.o.v. de diagonaal een uitdoovingshoek
van 12° heeft, terwijl vele aan beide zijden afgeplatte, optisch
positieve ruiten voorkomen, welke lang gestrekt zijn, met een
scherpen hoek van 82° (volgens
Behrens)^) en 30 [a — 60 (x groot
zijn. De reactie gaat tot in 0,1% oplossing.nbsp;. ^

Men krijgt deze ruiten zeer fraai door aan één zijde van den aan-
gezuurden alkaloïde-druppel een kristalletje antipyrine te brengen,
aan de tegenovergestelde zijde een korreltje reagens. Bij ontmoe-
ting door diffusie ontstaan dan de zeer fraaie, veelal vergroeide,
ruiten. (Fig. 99).

Deze reactie werd reeds door Behrens beschreven.

5°. Ferricyaankalium — Geeft noch in zure, noch in neutrale
oplossing, na verwarming, kristalhsatie.

6°. Dragendorff — Geeft noch in neutrale, noch in zure oplossing
kristallisatie. Er ontstaan in beide oplossingen slechts druppels.

7°. Kaliunihydroxyde — Er ontstaan slechts druppels.

8°. Pikrolonzuur — Geeft na staan veel gekromde naalden met
sterke dubbelbreking, welke vooral na even verwarmen het geheele
gezichtsveld beslaan. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Als bevestigingsreactie kan de isonitroso-antipyrinereactie
goede diensten bewijzen, waarvoor naar
H. Behrens^) ver-
Wezen wordt.

Apomorphine

Hierbij werd uitgegaan van een i % neutrale oplossing van het
zoutzure zout, daar in 0,5 N.zoutzuur het zoutzure zout onoplos-
baar is. Een 0,2 % oplossing in 0,5 N.zuur kristalliseerde niet
meer uit.

1°. Platinachloride — Er ontstaat een onbruikbaar geelbruin
amorph neerslag, dat door toevoeging van natriumjodide in een
roodbruin amorph neerslag verandert.

2°. Goudchloride — Dit is een zeer goed reagens op dit alkaloïde.
Zoowel in neutrale als in zure oplossing ontstaat een frambozen-
rood neerslag, dat uit fijne naaldjés bestaat, welke zeer \'zwak
dubbel brekend zijn. Zij zijn hier en daar in schoofvorm gerang-

Behrens—Kley, Mikr. An., 1922, 148/149.nbsp;...

Behrens, Org. III, 1896, 24.

Behrens—Kley, Mikr. Ar;., 1922. 148.nbsp;.. .nbsp;.nbsp;-j

-ocr page 34-

i8.

schikt, echter meestal willekeurig dooreen. De grootte varieert
van
6 [I — 20 [a. Zij dooven, voor zoover na te gaan, recht uit.
Vele zijn gekromd en vertakt. De gevoeligheid gaat tot in o,i %
oplossing. In grootere verdunningen ontstaan minder, doch
grootere kristallen. Natriumbromide verandert het kristallijne
reactieproduct niet. (Fig. 58).

Stephenson^) vermeldt van deze reactie: ,,Heavy amorphous
precipitates appear in all the solutions at once and they are of a
deep redbrown color. The crystals are formed in dense masses and
do not polarize. They are small and very fine needles in all the
solutions being somewhat larger in the more concentrated
solutions and are occasionally rosettes.quot;

3°. Mercurichloride — Er ontstaat een fijn wit, amorph neerslag.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een wit. amorph neerslag.

5°. Kaliumferricyanide—Erontstaat een bruin, amorph neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een donkerbruin, amorph
neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristalvorming plaats.

Het zoutzure zout precipiteert in een 0,5 N. HCl reeds on-
\' middellijk in prisma\'s (130 (x — 200 [x) met sterke dubbelbreking
en rechte uit doo ving tot in 0,5 % oplossing.

Als bevestigingsreactie kan dienen de reactie met salpeterzuur.

Er ontstaan in een i % oplossing afgeronde prisma\'s in twee-
lingsvormen, zwak paarsrood gekleurd, waarvan vele 200 [jl —
500 [I groot zijn, met zwakke dubbelbreking en rechte uitdooving.

Bij de scheidingslijn van het salpeterzuur en de alkaloïde-
oplossing, treedt een fraaie robijn-roode ring op, welke zeer typisch
voor dit alkaloïde is. In 0,1 % oplossing treedt deze roode kleur
nog op, terwijl de kristallen in de 0,2 % oplossing uitblijven.

Arecoline

Uitgegaan werd van Hydrobromas ArecoHni ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — In zure zoowel als in neutrale oplossing
ontstaat geen neerslag. Toevoeging van natriumjodide geeft een
onbruikbaar zwart precipitaat.

Stephenson en Parker, 1921, ig.

-ocr page 35-

2°. Goudchloride — In neutrale oplossing ontstaat een geel-
bruin neerslag dat door natriumbromide niet kristallijn wordt.

In zure oplossing ontstaan na verwarming druppels. Voegt
men nu natriumbromide toe, waarna warm doorgeënt wordt,
dan ontstaan in i % oplossing dichroïtische kristallen, geel-
oranje van kleur. Het zijn zeshoekige prisma\'s en ruitvormen,
20 (X — 120 [x. Zij zijn dubbelbrekend en groeien na staan tot
willekeurige, ondefinieerbare vormen uit. De reactie treedt veelal
niet of slecht op, zoodat zij geen praktische waarde heeft. De
zeshoekige kristallen hebben scheeve uitdooving, de ruitvormige
kristallen dooven volgens de lange diagonaal uit. De reactie heeft
in een 0,5 % oplossing reeds niet meer plaats.

3°. Mercurichloride — Dit reagens geeft zoowel in zure als in
neutrale oplossing een goed kristallijn product, het best echter in
de neutrale oplossing. Het zijn fraaie rhomboëders, sterk aniso-
troop. De grootte is 30 [x — 60 De gevoeligheid gaat tot in
0,2 % oplossing.

4° en 5°. Kaliumferro- en kaliuinferricyanide — Deze reagentia
geven, noch in neutrale, noch in zure oplossing een neerslag.

6°. Dragendorfj — Dit is het meest gevoelige reagens op areco-
line. Na toevoeging van het reagens verwarmt men den druppel
plaatselijk en wanneer de druppel bijna is afgekoeld, wordt voor-
zichtig gekrast. In dit geval ontstaan fraaie robijnroode ruiten,
dikwijls enkele met elkander vergroeid, welke dubbelbrekend zijn
en uitdooven volgens de diagonaal. De grootte is veelal 50 (x —
100 [X. Indien niet wordt gekrast, ontstaan deze ruiten in ster-
vorm, welke weer ruitvormige vertakkingen kunnen vormen.
De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 139).

7°. Kalitmihydroxyde — Er ontstaat geen neerslag.

8°. Pikrolonzimr — Wanneer deze reactie door even verwar-
men bevorderd wordt, (er moet geen alcohol worden toegevoegd),
ontstaan tamelijk breede platen. Evengoed kan zonder verwar-
men, doch met alcohol, de reactie worden bevorderd; er ontstaan,
dan dunne naalden, zoowel in stervorm gegroepeerd, als wille-
keurig dooreen. Zij hebben sterke dubbelbreking, zijn bij opval-
lend licht citroengeel en dooven recht uit. Door de sterke aniso-
tropie is het optisch teeken niet vast te stellen. De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing (Fig. 180).

-ocr page 36-

Atropine

Uitgegaan werd van Atropinesulfaat „Merckquot;.

1°. Platinachloride — Geeft in neutrale en zure oplossing geen
neerslag. Met natriumjodide ontstaat in beide oplossingen een
onbruikbaar zwart precipitaat, dat uit druppels bestaat.

2°. Goudchloride — Behrens^) schrijft: „Goldchlorid fällt
gelbe Tropfen, welche nach geraumer Zeit kristallinisch werden.
Die Reaktion hat für die mikrochemische Analyse keinen Wertquot;.

Daar het goudzout in de Ed. IV van de Nederlandsche Pharma-
copee was opgenomen als identificatie van atropine werd door mij
de microchemische waarde van deze reactie speciaal nagegaan.
Somtijds treedt het reactieproduct na ± 5 min. op, meestal
echter ontstonden slechts druppels. Alleen door systematisch te
enten blijkt kristallisatie steeds op te treden, en ontstaan, het
best in zoutzure oplossing, vlindervormige kristallen met sterke
dubbelbreking. Zij dooven scheef uit en vertoonen additiekleur
in lengterichting. Deze wijze van reageeren werd door N.
Schoorl^)
beschreven.

Men voert de reactie als volgt uit: Een overmaat reagens wordt
aan één zijde van den druppel toegevoegd. Na enting met
verwrijvingen van atropine-goudchloride met kaliumsulfaat,
Dg- D3- D4- D5 en De i mgr.) ontstaan in een
0,2% oplossing
steeds deze fraaie, vlindervormige kristallen. Toten metD4wordt
alle olie bij staan geresorbeerd tot kristallen. Bij Dg niet meer,
daar ontstaan slechts sporadisch kristallen. De reactie bleek
tot in
0,1 % oplossing, met Di tot D4, vooral na krassen, nog
een goed kristallijn reactieproduct te geven. Dit zelfde geldt
ook, zooals te verwachten was, van hyoscyamine en daturine.
(Fig. 42).

3°. Mercurichloride — Geeft zoowel in zure als in neutrale
Oplossing (de zure oplossing verdient de voorkeur) een goede
kristalHsatie. Er zetten zich, na even staan, om de korreltjes
reagens, reeds zonder verwarming, hier en daar prismatische
kristallen af.

Na verwarmen en krassen ontstaan veelal zeshoekige gt; prisma\'s

\' . ■ : ll f . ■

1) Behrens, Org. III, 1896, 58.nbsp;,

8) ScHooRL, Mikrochemie, 4, 103—io8 (1926).nbsp;\' \' \'

-ocr page 37-

30 [i, — 100 [JL groot, welke na staan in een i % oplossing zelfs tot
complexen van 400 [x kunnen groeien. Zij zijn sterk dubbelbrekend,
hebben rechte uit dooving en vertoonen additiekleur in lengte-
richting. Ook ziet men vaak ruitvormige kristallen, welke uitdooven
volgens de lengtediagonaal. De zeshoeken zijn somtijds vergroeid
in kruisvorm. (Fig. 72).

4°. Ferrocyaankalium — Geeft in zure oplossing na verwar-
men en afkoelen kristalcomplexen, welke opgebouwd zijn uit
prisma\'s, welke ± 400 (x groot zijn.

Indien opnieuw even verwarmd en gekrast wordt, ontstaan
kleinere prisma\'s, dikwijls in stervorm, tusschen een fijn neerslag.
Deze zijn sterk dubbelbrekend en dooven scheef uit; In een i %
oplossing ontstaan reeds zonder verwarmen en krassen deze lange
prisma\'s. In meer verdunde oplossingen verdient verwarmen en
krassen de voorkeur. In 0,1 % oplossing ontstaan nog vele enkel-
voudige prisma\'s. Zie ook
BehrensI). (Fig. 98).

5°. Ferricyaankalium — Er ontstaat geen neerslag.

6°. Dragendorfj — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een bruin neerslag, dat na
even te verwarmen (na toe-
voeging van het reagens
direct even verwarmen) vooral daar waar
de druppel lichtgeel gekleurd is, in dunne prisma\'s, welke bij
kleine vergrooting reeds goed te zien zijn, uitkristalliseert. Zij
liggen willekeurig dooreen, zijn zwak dubbelbrekend en ± 10 (x
groot. Door het gewirwar van deze donkere naaldjes in het gele
veld geven zij een zeer typisch beeld van atropine, hoewel de
naaldjes op zichzelf niet karakteristiek zijn.

Ook kunnen na staan grootere kristallen optreden, welke veelal
afgerond zijn en in \'t midden verdikt, terwijl vele aan de uit-
einden ingesneden zijn. De grootere kristallen treden niet steeds
op. In 0,1 % oplossing treden de kleine prisma\'s nog overvloedig
op. (Fig. 140).

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaan na verwarming vooral
druppels. Zeer sporadisch kan men enkele kristallen, na lang
staan, waarnemen.

Systematische enting zooals Schoorl^) dit beschrijft met ver-

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 216.
Schoorl, Mikrochemie 4, 106 (1926)

-ocr page 38-

wrijvingen van atropine met uitgedroogd natriumcarbonaat,
geeft steeds goede resultaten.

8°. Pikrolonzuur — Geeft na krassen en 2—5 min. staan
prisma\'s, veelal in stervorm gegroepeerd, welke sterk dubbel-
brekend zijn en recht uitdooven, vele zijn 50 pi — 100 [x groot.
Sterren tot 400 [x kunnen voorkomen. Zij vertoonen substractie-
kleur in de lengterichting. Het zijn zeer dunne kristallen, welke
vaak bladachtige insnijdingen aan de uiteinden vertoonen. De
gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

Een druppel verdunde spiritus kan de reactie bespoedigen.

Het perjodide is zeer geschikt ter onderscheiding van de Tropa
alkaloïden, en ik verwijs hiervoor naar de identificatie van herbae
en galenische preparaten, waar in tegenstelling met andere
schrijvers^), van jodiumhoudend joodwaterstofzuur {± 75 %)
gebruikt gemaakt wordt, waardoor grootere kristallen optreden.

(Fig. 181).

Berberine

Uitgegaan werd van Berberinesulfaat ,,Merckquot;.

Wegens de onoplosbaarheid in verdund zoutzuur werd een i %
oplossing in verdund azijnzuur gemaakt, benevens een verzadigde
oplossing van berberinesulfaat in water.

Door de zeer intensief gele kleur van de oplossingen van dit
alkaloïde, zelfs in een één promille oplossing en de groote onoplos-
baarheid van het zoutzure, maar vooral van het salpeterzure
zout, zal de identificatie van dit alkaloïde reeds buiten het schema
om, niet de minste moeilijkheid geven.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in azijnzure op-
lossing ontstaat met dit reagens een geel, amorph neerslag, dat
door natriumjodide zwart gekleurd wordt.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat met dit reagens een geelbruin, amorph neerslag, dat door
natriumbromide bruin gekleurd wordt. Heeft men te weinig
goudchloride toegevoegd, dan kan een kristaUisatie optreden,

1) Schoorl, Organ. Analyse, II, 137.

1) behrens, III, 1896, 58-

1) Surre, Buil. de la soc. chem. 27, 626, (1902), Ref. Ph. W. 39, 971 (1902).

n Stephen-sox, 1921, 22.

-ocr page 39-

daar natriumbromide alleen met dit alkaloïde in zeer dunne en
lange, schoofvormig gegroepeerde, naalden uitkristalliseert.

3°. Mercurichloride — Met dit reagens ontstaan, het snelst in
azijnzure oplossing, reeds in de koude, prismatische naalden,
dikwijls in stervorm gegroepeerd, sterk dubbelbrekend, welke
sterren, indien zij in neutrale oplossing ontstaan, kunnen aangroei-
en tot 400 [X, doch meestal kleiner zijn. De naalden vertoonen
rechte uitdooving, de sterren een recht polarisatiekruis. Indien
nu verwarmd wordt, ontstaan vele enkele prisma\'s en naalden.
De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 73).

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaan in azijnzure oplossing
zonder te verwarmen, behalve een onbruikbaar neerslag, zeer don-
kere kogeltjes (globulieten) 5 — 25 [x groot, welke bij opvallend
lichtgroen, bij doorvallendlicht bijna zwart van kleur zijn. Vooral
in de meer verdunde oplossingen kan men bemerken, dat zij uit
vele naaldjes zijn opgebouwd, daar men dan spherolieten waar
kan nemen. Verwarming verbetert de reactie niet. De gevoelig-
heid gaat tot in 0,1 % oplossing.

5°. Kalimnferricyanide — Er ontstaat in azijnzure oplossing
een geel neerslag, dat onbruikbaar micro-kristallijn is.

6°. Dragendorff — Met dit reagens ontstaat in neutrale zoowel
als in zure oplossing een amorph neerslag, dat na flink verwarmen
langs den rand, hier en daar een paarse zone vertoont, vooral in
de meer verdunde oplossingen, waartusschen zich hier en daar
zeer fijne, dunne schoofvormen van zeer zwak dubbelbrekende
naalden bevinden. Deze reactie is het fraaist in 0,2 % oplossing,
doch praktisch van geen waarde.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een onbruikbaar, geelwit,
amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan na toevoeging van het vaste
reagens en een druppel verdunden spiritus gele naaldjes, meestal
in vertakte rozetten, welke 20 — 50 [x groot zijn. Zij zijn dubbel-
brekend en vertoonen een duidelijk polarisatiekruis, dat niet
steeds recht Hgt t.o. van de kruisdraadrichtingen. Zij zijn bij door-
vallend licht geelbruin, bij opvallend licht citroengeel.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Als hevestigingsreacties kunnen de volgende twee reacties goede
diensten bewijzen.

-ocr page 40-

1°. Natriumbromide — Hiermede ontstaan zeer lange, dunne,
citroengele naalden, veelal tot schooven gegroepeerd. Zij hebben
rechte uitdooving en vertoonen additiekleur in lengterichting.

2°. Salpeterzuur — Deze reactie werd reeds door Behrens^)
beschreven. In oplossingen van berberinesulfaat is kaliumnitraat,
in oplossingen van berberineacetaat is salpeterzuur het aange-
wezen reagens. Er ontstaan, vooral in zeer verdunde oplossingen,
goed waarneembaar dichroïtische, fijne, dunne naalden, donker-
bruin (basiskleur) tot lichtgeel, welke zoowel veervormig vertakt als
in waaiervormen of schoofvormen voorkomen. Zij hebben sterke
anisotropie, dooven recht uit en vertoonen hooge polarisatie-
kleuren, zoodat de orde der anisotropie niet is uit te maken. In
meer geconcentreerde oplossingen is het dichroïsme praktisch
niet meer waar te nemen.

Betaine

Uitgegaan werd van het zoutzure betaïne ,,Kahlbaumquot;.

1°. Platinachloride — Hiermede ontstaan in geconcentreerde
oplossing, na verwarmen, langs den rand van den druppel welke
helder blijft, prisma\'s met scheef afgesneden eindvlakken, welke
scheef uitdooven. Deze reactie is noch gevoelig noch typisch.

Voegt men natriumjodide toe, dan ontstaat, zoowel in neutrale
als in. zure oplossing, een fraai kristallijn precipitaat, dat zeer
kenmerkend voor betaïne is. Men zorge echter, slechts een spoortje
PtCl4 en een overmaat verzadigde oplossing van natriumjodide
toe te voegen.

H. Behrens^) beschreef deze reactie reeds uitvoerig. Er ont-
staan wijnroode vierkanten en rechthoeken. Deze reactie heeft
eenige overeenkomst met die van choline, waarvan het jodo-
platinaat echter nimmer in de typische vierkanten uitkristalli-
seert, doch enkel in rechthoeken. In gepolariseerd licht is geen
anisotropie waarneembaar, vermoedelijk door de sterke licht-
adsorptie. De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing. (Fig. 27).

Met de contactdruppelmethode krijgt men ook zeer goede resul-

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 223.

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 359.

-ocr page 41-

taten. In sterk verdunde oplossingen van onbekende concentratie
kan men de reactie als volgt uitvoeren: Damp in tot droog en
breng na bekoeling op deze rest een druppel eener tot doorzichtig-
heid verdunde oplossing van het mengsel van PtCl4 NaJ.
De kristallen zijn veel keiner, maar nog zeer duidelijk waar-
neembaar.

2°. Goudchloride — Dit reagens is zeer specifiek voor betaïne
en werd reeds door H.
Behrens toegepast. Hoewel het goudzout
in zure oplossing meer oplosbaar is dan in neutrale oplossing,
kristalliseert het in het eerste geval veel specifieker uit. Warm door-
enten geeft vele gele vierkanten en rechthoeken met sterke aniso-
tropie en rechte uitdooving. Zij worden veelal 200 (j, breed en
kunnen tot 400 (x groeien. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % op-
lossing. Voegt men natriumbromide toe dan ontstaan in de zure
oplossing, na verwarmen en krassen, sterk dichroitische kristallen,
Van rood-oranje tot geel. Het zijn grootendeels ruiten welke vol-
gens de lange diagonaal uitdooven, tevens sphenoïden en afge-
knotte sphenoïden en ook vele zeshoekige prisma\'s. De grootte
varieert van 10 [x — 200 [x. Zij zijn sterk anisotroop en er heeft in
o.i % aflossing nog een goede kristallisatie plaats. Deze reactie
IS zeer specifiek en werd niet in de literatuur vermeld. (Fig. 59).

In neutrale oplossing ontstaan na toevoeging van natrium-
bromide zeer vele, intens roode vierkanten, 8 — 20 [x groot, tevens
afgeronde prisma\'s in onregelmatige sterren en kruizen. De ge-
voeligheid is even groot als in zure oplossing, doch de kristallisatie
IS minder fraai.

3°. Mercurichloride — Deze reactie gaat het fraaist in zuur
milieu en heeft veel overeenkomst met die van choline. Ver-
warmen en krassen verhoogt de kristalvorming. Er ontstaan
Pyramiden welke sterk dubbelbrekend zijn en uitdooven volgens
de diagonalen van het grondvlak. De grootte is db 50 [x. In 0,5 %
oplossing is de reactie het fraaist.

4° en 5°. Ferro- en Ferricyaankalium — Geven geen neerslag.

6°. Dragendorff — Dit reagens kan ook ter onderscheiding van
dit alkaloïde en choline en leucine dienen. Er ontstaan na ver-
warming zoowel zeshoekige plaatjes, bruin tot bruinzwart van
kleur, als donkergekleurde gestrekte ruiten, 10 [x — 15 jx groot,
en tevens sterk dubbelbrekende gele prisma\'s, 100 [x — 300 [x groot.

-ocr page 42-

welke recht uitdooven. In neutrale oplossing ontstaan in sterke
verdunningen alleen de ruiten, in zure oplossing (o,i %) alleen
de gele prisma\'s welke dan oranje gekleurd zijn. Deze reactie is
zeer typisch en gevoeUg. (Fig. 141).

7°. Kaliumhydroxyde — Geeft geen neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Geeft geen neerslag.

Brucine

Uitgegaan werd van Brucinesulfaat.

1°. Platinachloride — Dit is hier een zeer gevoelig reagens.
Er ontstaan zoowel in neutrale als in zure oplossing prisma\'s en
naalden, welke bij sterke vergrooting (360 x) veelal opgebouwd
blijken te zijn uit meerdere prisma\'s, tegen elkander vergroeid,
waardoor een trapsgewijze bouw ontstaat. De kristallen zijn sterk
dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen substractiekleur
in lengterichting.

In de meer geconcentreerde (b.v. i %) oplossingen, ontstaat
een hchtgeel precipitaat, dat uit een gewirwar van prisma\'s
bestaat, welke kleiner zijn dan die uit de meer verdunde oplossin-
gen. De grootte is veelal 50 [x, terwijl in de verdunde oplossingen
de grootte 300 [x kan bereiken. Uit zure oplossing zijn de pris-
ma\'s breeder dan die uit neutrale oplossing. Deze reactie werd
reeds door
H. Behrens^) beschreven. De gevoeligheid gaat tot
in 0,1 % oplossing, waarin nog een overvloedig kristallijn product
ontstaat.

Natriumjodide kleurt, vooral na verwarming, de kristallen
zwart.

2°. Goudchloride — Geeft in beide oplossingen een geel neer-
slag, dat op alle manieren amorph blijft. Toevoeging van natrium-
bromide kleurt het neerslag bruin.

3°. Mercurichloride — Deze reactie werd reeds door Behrens^)
beschreven. Dit reagens geeft in de koude veelal geen goed resul-
taat. Na verwarming ontstaan kristalrozetten 30 jx —^ 50 [x groot,
opgebouwd uit ruiten, welke sterk dubbelbrekend zijn, uitdooven
volgens de lengtediagonaal en substractiekleur in deze richting

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 229; Behrens. Org. III, 1896, 69.

=!) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922,230; Behrens. Org. III, 1896, 69.

-ocr page 43-

vertoonen. De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing. In zure
oplossing is de reactie veel fraaier, vooral na zacht verwarmen.
Er ontstaan boomvormige vertakkingen van plaatvormige kristal-
len. De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing. (Fig. 74).

4°. Kaliumferrocyanide — H. Behrens^) schrijft: ,,Kalium-
ferrocyanid bringt in Lösungen von Brucin, welche freie Säure
enthalten, kleine stabförmige Krystalle hervor (20—30[x).
Am Rande des Probetropfens bilden sich kleine Garben und
Fächer (80 [x) von dünnen, nahezu farblosen Prismen. Die Verbin-
dung ist ungleich löslicher als der Niederschlag, welchen Kalium-
ferrocyanid in sauren Lösungen von Strychnin hervorruft.quot;

Met dit reagens ontstaan zoowel prisma\'s in stervorm, als
tegen elkander. Zij dooven recht uit en vertoonen additiekleur in
lengterichting. De gevoeligheid gaat tot in 0,5 % oplossing. Deze
reactie is praktisch van weinig waarde.

5°. Kaliumferricyanide — In i % oplossing ontstaan zoowel in
neutrale als in zure oplossing, hoewel de zure oplossing de voor-
keur verdient, prisma\'s zoowel in schoof- als in stervorm welke
100 [X — 200 fx groot zijn. Door te krassen ontstaan ook afzonder-
lijke prisma\'s. Deze dooven recht uit en vertoonen substractie-
kleur in lengterichting. De reactie gaat tot in 0,5 % oplossing.
In neutrale oplossing ontstaan tevens, vooral na krassen, vele
sphenoïden, dikwijls aan den top afgesneden, evenwijdig aan de
basis. Vele dooven volgens de basis uit, ofschoon niet alle. Zij zijn
sterk anisotroop en 50 (x — 100 (x groot, ofschoon enkele tot 200 [x
kunnen aangroeien. Deze kristallen vertoonen sterke interferentie-
kleuren. In 0,5 % oplossing dient men eerst tot gedeeltelijk in-
drogen te verwarmen en daarna te krassen. Deze reactie werd
niet vermeld in de literatuur. (Fig. 123).

6°. Dragendorff — Dit reagens geeft in zure oplossing na ver-
warming hier en daar enkele spherolieten, 30 (x — 50 [x groot en
sterk anisotroop. Zij vertoonen een duidelijk polarisatiekruis. In
0,2 % oplossing heeft deze reactie niet meer plaats.

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaat een bruin fijn
neerslag, waartusschen men na staan straalvormige uitgegroeide
prisma\'s en naalden. 200 fx — 500 (x groot, kan waarnemen. Zij
zijn sterk vertakt en veelal in schijfvormen gegroepeerd, welke
Behrens. Org. III, 1896, 68—69.

-ocr page 44-

tot i mM. kunnen aangroeien. Zij zijn sterk anisotroop, ver-
toonen substractiekleur in lengterichting en dooven recht uit.
Deze reactie blijft veelal uit, er onstaan dan slechts druppels.
Behrens^) beschreef deze reactie reeds, maar het gelukte hem niet
deze fraaie kristallen met zekerheid te verkrijgen.
N. Schoorl®)
beschrijft een methode, om deze reactie met zekerheid tot zelfs
in 0,1 % oplossing te doen slagen, n.1. door systematisch te enten
met verwrijvingen van natriumcarbonaat. De verwrijvingen
Ds en De zijn hiervoor zeer geschikt. De kristallijne reactie-
producten treden dan onmiddellijk op, zoodat men zoodoende
een karakteristieke reactie op brucine heeft. (Fig. i68).

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat geen kristallisatie met dit
reagens.

Cantharidine

Op grond van de onoplosbaarheid in water en de in te stellen
sublimatieproef, zal hieronder een nadere identificatie voor cantha-
ridine volgen.

Met geen enkel der gebruikte reagentia ontstaat een neerslag.

Wel geeft deze stof, na omzetting over het kalium- of natrium-
zout, meerdere kristallijne producten, maar het was tot nu toe niet
mogelijk deze omzetting op het voorwerpglas uit te voeren. Indien
men met een overmaat kali- of natronloog op een waterbad
verwarmt gedurende enkele uren, lost al het cantharidine als
cantharidinaat op. Door uitwasschen met spiritus van 90 % —
95 % (vol.) verwijdert men den loog (niet het gevormde kalium-
carbonaat) en kan daarna het mercurizout vormen.
■ Daar het cantharidinaat niet goed aan het voorwerpglas ge-
hecht is, wascht men dit bij uitvoering der reactie op het voor-
werpglas mede weg.

Macrochemisch uitgevoerd door op waterbad tot droog in te
dampen, daarna de overtollige loog uit te wasschen met spiritus
van 90 % —^95 % (vol.), hiervan een spoortje cantharidinaat op
voorwerpglas, hetgeen in water wordt opgenomen, geeft dit met
een druppeltje mercurichloride oplossing (i : 20) fraaie\'naalden,
dikwijls schoof- en waaiervormig gegroepeerd, welke dubbel-

1) Behrens, Org. III, 1896 p. 68—69.

ScHooRL, Mikrochemie, 4, 106 (1926)

-ocr page 45-

brekend zijn. (Fig. 75). Met vast HgCIg ontstaan forschere en
meer enkelvoudige prisma\'s.

Ook een omzetting over het ammoniumzout, waardoor het
overtollige NHg gemakkelijk te verwijderen zou zijn, mislukte
Wegens de sterke hydrolytische splitsing van dit zout, zoo-
dat het cantharidine als zoodanig weer uitkristalliseerde. Dit
is in tegenstelling met
Masing^), die meende, dat verwar-
ming met ammonia boven 50° C, het cantharidine \'in een
amideachtige stof zou veranderen, zoodat een ingrijpende ver-
andering in het molecuul zou hebben plaats gehad.

Voor de microchemische identificatie zijn wij dus hoofdzakelijk
op het cantharidine als zoodanig aangewezen. Wegens de zeer
slechte oplosbaarheid in water, de resistentie t.o.v. zeer vele
reagentia, de typische kristallen, welke oplossen in geconc.
zwavelzuur, maar door verdunnen met water weer te voorschijn
komen, is deze stof zeer goed te identificeeren.

Ka sublimatie voegt men aan het sublimaat een druppel
chloroform^) toe en krast. Er ontstaan nu zeer sterk dubbel-
brekende, scherp gecontoereerde zeshoeken en rechthoeken, 10 (x—■
200 [X groot, met substractiekleur in lengterichting, vaak in com-
plexen vereenigd. Zij dooven recht uit en vertoonen fraaie polari-
satiekleuren. Een druppeltje geconcentreerd zwavelzuur op het
sublimaat gebracht, lost de kristallen op, welke door toevoeging
Vaneen druppeltje water (zoonoodigna krassen) weer te voorschijn
komen; fraaier geschiedt dit door aantrekking van water uit de
lucht na staan.

Chinine

Uitgegaan werd van de Cinchona-alkaloïden als zwavelzure
zouten, welke de
Amsterdamsche Kininefabriek zoo welwillend
was, mij af te staan.

1°. Platinachloride — In een verzadigde neutrale oplossing
Van het chininesulfaat ontstaat een geelwit neerslag, dat amorph
is en door natriumjodide zwart gekleurd wordt, evenals in een 1%
zoutzure oplossing.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in neutrale oplossing een geely

Masing, Die Verbindungen des Cantliaridins mit Anorg. Basen, Dorpat, 1867.

C. v. Zijp, Pharm. Weekbl. 54, 298—299 (1927)-nbsp;■

-ocr page 46-

amorph neerslag, dat door natriumbromide bruin gekleurd wordt.

In zure oplossing ontstaat een geel, fijn neerslag, dat na ver-
warming langs den rand uitkristalHseert in boomvormig vertakte
naalden, welke bij sterke vergrooting (360 x) blijken te bestaan
uit prismatische, zeer dunne, dubbelbrekende kristallen met rechte
uitdooving. Zij hggen gedeeltelijk over elkaar en groeien tot
300 [L. Indien nu gekrast wordt, ontstaan bladachtige kristallen
in rozefvorm, boomvormig vertakte naalden in stervorm met
sterke dubbelbreking (i 50 ji), welke duidelijk een polarisatie-
kruis vertoonen. Dit in tegenstelhng met
A. Grutterink^), die
schrijft: ,, Goldchlorid erzeugt in neutralen sowie in sauren
Lösungen starke Trübungen, keine Kristalle.quot;

De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % zure oplossing. Natrium-
bromide verandert de kristallen niet. Dit is echter geen fraaie
reactie. (Fig. 43).

3°. Mercurichloride — In neutrale oplossing ontstaat een
amorph neerslag, in zure oplossing ontstaan, indien niet verwarmd
wordt, tusschen veel oliedruppeltjes, sterk vertakte kristallen in
stervorm gegroepeerd. Indien enkele kristalcomplexen opgetreden
zijn, bevordert krassen ten zeerste de kristallisatie. Zij zijn dubbel-
brekend. Na het krassen vindt men vele rozetvormen van zwak
dubbelbrekende, afgeronde kristallen, welke blaasvormig zijn
(± 200 [a). De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing na krassen.

4°. Ferrocyaankalium — Er ontstaat in zure oplossing een geel-
wit neerslag, dat na verwarming aan den rand, in centrisch ge-
groepeerde naalden tot 600 (
jl, uitkristalliseert, welke zwak dubbel-
brekend zijn. De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. Zij
dooven recht uit. Zij gelijken veel op kininebisulfaat, maar lossen
niet in weinig water op. Toch is het mogelijk iets anders dan het
midden in den druppel liggende, zeer fijn poedervormig, micro-
kristallijn ferrocyanide. Mogelijk een zuur ferrocyanide. De
kristallisatie langs den rand is slechts een klein gedeelte van het
totale neerslag. (Fig. loi). Deze reactie werd reeds door
Behrens^)
beschreven.

5°. Kaliiimjerricyanide — Dit is een zeer goed reagens op chinine
en werd reeds door
A. Grutterink^) beschreven. Indien ver-

A. Grutterink, Dissert. Bern, 1910, 95.

Behrens, Org. III, 1896, 93.

-ocr page 47-

warmd wordt (ook na gedeeltelijk indrogen aan de lucht), ont-
staan bij afkoehng, van den rand uit, lange complexen, (tot i mm.
somtijds) van gezaagde kristallen en lange naalden, welke meest
op de vloeistof drijven. Indien nu gekrast wordt, ontstaan dunne,
plaatvormige uitgegroeide kristallen, dubbelbrekend, met rechte
uitdooving en additiekleur in lengterichting. Deze plaatvormige
kristallen zijn veelal vergroeid én over elkander geschoven, de
grootte varieert van
50 [x — 200 [x. De gevoeligheid gaat tot in
o.i % oplossing. (Fig
124).

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een zwaar,
bruin neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat
hoofdzakelijk uit druppels bestaat.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat een amorph neerslag.

Het zij hier nog vermeld dat de herapathiet-reactie op de
volgende wijze steeds goede resultaten oplevert. Het kinine-
zout, opgelost in water of verdund zoutzuur
(0,5 N), wordt
bedeeld met een druppeltje verdund zwavelzuur, gevolgd
door een klein druppeltje Bouchardat. Daarna wordt [een
druppel verdunde spiritus toegevoegd, waarbij na verdamping
van den spiritus op vele plaatsen de sterk dichroïtische hera-
pathiet-kristallen optreden. Zoo noodig kan men nog even
verwarmen en nogmaals een druppeltje verdunden spiritus
toevoegen.

Voor de oorspronkelijke uitvoering (zie Behrens^). Deze
reactie is als
bevesiigingsreactie voor chinine zeer aan te bevelen
evenals het fraaie kristallijne oxalaat^) dat in naaldgroepen uit-
kristalliseert en geschikt is om chinine te onderscheiden van andere
kina-alkaloïden en waarvan tevens herapathiet te maken is,
volgens P. v. L
eersum^), ter onderscheiding van cinchonidine.

Chinidine

Uitgegaan werd van chinidinesulfaat.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen ontstaat een geel-
wit onbruikbaar neerslag, dat door natriumj odide zwart wordt
gekleurd.

Behrens, Org. III, 1896, 92.

P. v. Leersum, Pharm. Weekblad. 42 432—435 (iQOS)-

-ocr page 48-

2°. Goiidchloride — Deze reactie werd reeds door Behrens^)
medegedeeld. Men voert de reactie het best uit in zuur milieu
met een overmaat reagens, hoewel in neutrale oplossing ook
kristallisatie intreedt. De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing.

Na toevoeging van het reagens laat men ± 3 minuten staan.
Indien kristaUisatie is ingetreden bevordert krassen de kristal-
vorming. In meer verdunde oplossingen ontstaan reeds direct
kristallen. Het zijn boomvormig vertakte naalden en prisma\'s,
hier en daar tegen elkander vergroeid. Na krassen ontstaan velé
stervormig gegroepeerde prisma\'s. De uiteinden zijn zoowel
recht afgesneden als toegespitst, hier en daar penseelvormig
vertakt, 100 [i. — 400 (x groot. Zij dooven recht uit en vertoonen
additiekleur in lengterichting. Bij doorvallend licht zijn zij groen-
geel van kleur. Hier en daar treden spherolieten op met sterke
dubbelbreking, 50 ix —100 [x groot, welke bruin zijn gekleurd bij door-
vallend licht. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 44)

Natriumbromide verhoogt de gevoeligheid van deze reactie.

3°. Mercurichloride — Deze reactie werd reeds door A. Grut-
terink,
hoewel eenigszins afwijkend, beschreven.^)

In zure oplossing ontstaat een wit amorph neerslag. In neutrale
oplossing ontstaat een wit neerslag, dat in de koude, na ± 5 min.
staan, fraai uitkristalliseert. Het zijn zeshoekige prisma\'s in rozet-
vorm, sterk dubbelbrekend, welke een polarisatiekruis vertoonen.
De grootte varieert van 20 [x — 200 [x. De gevoeligheid gaat tot
in 0,2 % oplossing.

In zure oplossing ontstaan vertakte naalden in ster- en school-
vorm.

4°. Kaliumjerrocyanide — Dit reagens wordt in het schema
altijd in 0,5 N.HCl toegepast. Er ontstaat hier dan evenwel een geel^
wit amorph neerslag, dat ook na verwarmen en afkoelen nog fijn
poedervormig is. In neutrale oplossing is deze reactie zeer fraai
en wordt daarom hier vermeld. Het zijn scheef afgesneden gele
prisma\'s, welke veelal twee aan twee en drie aan drie tegen elkan-
der vergroeid zijn. Zij dooven recht uit en zijn sterk dubbelbrekend.
De grootte is i 200 [x. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.
(Fig. 104). Deze reactie werd reeds door
Behrens^) beschreven,

1)nbsp;H. Behrens, Org. III, 1896, p. 96; Mikr. An. 1922, 259. . , . ,

2)nbsp;A Grutterink, Diss. Bern, 1910, p. q8.nbsp;, . ■

-ocr page 49-

5°. Kaliumferricyanide — De oplossing blijft helder.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een onbruik-
baar bruin neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaat een amorph
neerslag, dat slechts door toevoeging van een druppel verdunden
spiritus uitkristalliseert in fijne, lange, naaldvormige prisma\'s,
200 [ji — 6oo [i, groot, met toegespitste uiteinden, welke na staan,
door gedeeltelijke oplossing gekartelde randen gaan vertoonen. Zij
zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen sub-
stractiekleur. In
0,2 % oplossing blijft deze reactie uit, zoodat zij,
Wegens de kleine gevoeligheid, van weinig waarde is. Natrium-
bicarbonaat voert hier met grootere zekerheid en beter tot het
doel, zooals
Behrens^) reeds beschreef.

Door gebruikmaking van homoeopathische verwrijvingen met
natriumbicarbonaat tot Dg heeft de afscheiding van het kristal-
lijne alkaloïde steeds plaats.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristallisatie plaats. Wel
ontstaat een amorph neerslag na toevoeging van een druppel
verdunden spiritus.

Als bevestigingsreactie zij hier nog vermeld het chinidinejoodhy-
draat waarvoor naar
Beiirens^) verwezen wordt.

cinchonine

Uitgegaan werd van cinchoninesulfaat v. d. Amst. Chininefabriek.

1°. Platinachloride — In tegenstelling met H. Beiirens en
A. Grutterink bleek mij, dat platinachloride, maar vooral
platinajodide, zeer gevoehg zijn. De reactie gaat in neutrale,
doch fraaier in zure oplossing. Na toevoeging van het reagens
ontstaat een licht oranjegeel fijn neerslag, waarin na verwarmen,
bladachtig vervormde prisma\'s, in stervorm gegroepeerd, ont-
staan. Zij zijn sterk dubbelbrekend en ±
200 pi. groot. De kleur
is lichtgeel. Krast men nu, dan ontstaan vele dubbelbrekende
spheroheten, welke 30 [x — 50 (J- groot zijn en een polarisatiekruis
vertoonen. Indien nu natriumjodide toegevoegd en niet verwarmd
wordt, kan men na enkele minuten vele stervormige kristal-
groepen, donker violet van kleur, van d= 100 [x grootte waar-

1)nbsp;Behrens, Org. III, 1896, 94 en 95-

2)nbsp;Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 257.

-ocr page 50-

nemen. Het zijn zoowel weinig vertakte als. gezaagde zwaard-
vormige prisma\'s in stervorm.

De gevoeligheid gaat zoowel in zure als in neutrale oplossing
tot 0,1 %. Dit is een zeer fraaie reactie op cinchonine. (Fig. 28).
De contactdruppelmethode geeft hier ook een zeer fraai resultaat.

2°. Goudchloride — Er ontstaat een geel amorph neerslag, dat
niet uitkristalliseert, noch door krassen, noch door verwarmen,
in beide oplossingen. Door verwarming ontstaan veel druppels.
Door natriumbromide kleuren de druppels bruin.

Dit is in tegenstelling met H. Behrens^), die wel een kristallijn
product beschrijft.

3°. Mercurichloride — Er ontstaan in neutrale oplossing, in-
dien niet verwarmd wordt, doch gekrast, vele spherolieten,
dubbelbrekend 10 [x — 50 (x groot, schijnbaar bruin gekleurd,
welke een polarisatiekruis vertoonen. In zure oplossing ontstaan
vertakte stervormen van dezelfde grootte en grootere, bij door-
vallend licht schijnbaar zwart gekleurd. Deze reactie heeft nog in
een 0,1 % oplossing plaats. De zure oplossing verdient de voorkeur.

4°. Kaliumferrocyanide — Indien een overmaat reagens wordt
toegevoegd, zal na ± 3 min. staan, tusschen veel amorph neer-
slag, hier en daar kristallisatie optreden van geel gekleurde ver-
takte prisma\'s of kristalskeletten. Indien nu gekrast wordt kristal-
liseert het geheele amorphe neerslag fraai uit. Men ver warme niet
bij deze reactie daar hierdoor de kristallisatie veelal geheel uit-
blijft. Er ontstaan nu zoowel trapeziumvormige en scheef afge-
sneden prisma\'s, als kruisvormige kristalskeletten. Zij zijn sterk
dubbelbrekend en dooven scheef uit. Zij kunnen tot 600 (x groeien.
Zoowel
Behrens^) als Grutterink^) beschrijven deze reactie.
De gevoehgheid gaat tot in 0,1 %. (Fig. 102).

5°. Kaliumferricyanide — Aanvankelijk blijft de druppel helder.
Na verwarmen ontstaan van den rand uit, gele, veelal gezaagde,
lange prisma\'s (i mM.), smaller dan het gelijksoortige product
van chinine. Indien men nu krast, ontstaan vele kleinere kristallen,
meestal in stervorm gegroepeerd, i 100 [x groot, met rechte uit-
dooving en sterke dubbelbreking.

Zij vertoonen vaak hemimorphie. Vaak zijn zij met de doma-

1) H. Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 261.

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 90.

-ocr page 51-

vlakken tegen elkander gegroepeerd in stervorm. De gevoeligheid
gaat tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 125). Deze reactie werd reeds
door A.
GrutterinrI) beschreven. Er is veel Kg Fe Cyg noodig
en weinig HCl.

6°. Dragendorff —• Geeft in beide oplossingen een onbruikbaar
bruin neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat bij
doorvallend licht bruin gekleurd is en uit vertakte naaldjes, zeer
dicht opeen in stervorm gegroepeerd, bestaat. Zij zijn zwak dubbel-
brekend en vertoonen een polarisatiekruis.

De gevoehgheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen.

Cinchonidine

Uitgegaan werd van cinchonidinesulfaat v. d. Amst. Chinine-
fabriek.

1°. Platinachloride — Behrens^) schrijft hiervan: „Das Chloro-
platinat des Cinchonidins krystalhsiert schwierig. Es bildet radial-
faserige Sphäroide von 50 (ji — 70 [jlquot;.

A. Grutterink^) schrijft: ,,Ich erhielt sowohl aus sauren wie
aus neutralen Lösungen bis zu einer Verdünnung i : 200 sofort
Kristalle, die sich zu wenig gestrahlten Sternen anordnenquot;.

In zure oplossing is deze reactie fraaier dan in de neutrale
oplossing. In neutrale oplossing ontstaat een geelwit amorph
neerslag, dat na staan kristallijn wordt. Het zijn zeer zwak dubbel-
brekende naaldvormige prisma\'s, in sterren gegroepeerd, veelal
Vertakt, 20
(jl — 200 [x groot. (Fig. 3).

Door natriumjodide kleuren de kristallen zwart.

In zure oplossing ontstaat onmiddellijk een kristallijn neerslag.
Het zijn prisma\'s welke tot weinig stralige sterren vergroeid zijn.
De hoeken zijn meestal afgerond. De grootte varieert van 30 [x —
loo [X. Zij zijn zwak dubbelbrekend en dooven recht uit. Na ver-
warming neemt men tevens boomvormige vertakkingen van
kleine prisma\'s waar. De prisma\'s zijn veelal scheef afgesneden

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 99.

H. Behrens, Mikr. An. 1922, 263.
, A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, loi.

-ocr page 52-

aan den top. Door natriumjodide kleuren de kristallen rood tot
zwart. De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
amorph neerslag, dat door verwarming als druppels te voorschijn
komt, welke zeer sporadisch uit de zure oplossing in prisma\'s
uitkristalliseeren. Daar een kristallijn product praktisch zoo goed
als nooit optreedt, maar steeds druppels ontstaan, heeft deze
reactie geen waarde. Door natriumbromide kleuren de druppels
bruin.

3°. Mercurichloride — In tegenstelling met Behrens en con-
form
Grutterink blijkt vooral in de zure oplossing, na staan,
zoo noodig even verwarmen, het witte precipitaat hier en daar
in zwak dubbelbrekende vertakte naalden, welke meestal in ster-
en zonvormen gegroepeerd zijn, uit te kristalliseeren. Zij zijn
bij doorvallend licht schijnbaar bruin gekleurd, bij opvallend
licht helderwit. De gevoeligheid gaat tot in o,i % zure op-
lossing.

Kaliumjerrocyanide — Noch Behrens, noch Grutterink
verkregen een kristallijn reactieproduct met dit reagens.

A. Grutterink^) schrijft: ,,Mit Kaliumferrocyanid erhielt ich,
wie
Behrens, nur Niederschlägequot;.

Voegt men in zure oplossing een overmaat vast reagens toe,
dan ontstaat een zwaar amorph neerslag, waartusschen binnen
± 3 min. in de koude (hoofdzakelijk waar nog onopgelost reagens
aanwezig is) boomvormig en veervormig vertakte gele naalden
en prisma\'s, ± 400 pi, ontstaan. Zij zijn sterk dubbelbrekend en
dooven recht uit. Indien
nu gekrast wordt, ontstaan na ± 3 min.
naalden en prisma\'s (vaak gekromd) dicht opeen
(50 [x — 200 fx)
in stervorm gegroepeerd, welke een duidelijk polarisatiekruis
vertoonen. Zij hebben substractiekleur in lengterichting. De
gele kleur is na krassen zoo goed als niet waar te nemen. Dit is
een zeer fraaie en typische reactie. De gevoeligheid gaat tot in
0,2 % oplossing. (Fig. 103).

5°. Kaliumjerricyanide — Deze reactie werd reeds door
A. Grutterink^) beschreven en vertoont veel overeenkomst
met het soortgelijke product van cinchonine. De verbinding is
meer oplosbaar in water dan die van cinchonine. Na verwar-

1) A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, loi.

-ocr page 53-

ming neemt men zoo goed als geen kristallisatie waar. Indien nu
echter gekrast wordt, ontstaan vele, meestal scheef afgesneden
prisma\'s met sterke dubbelbreking, welke recht uitdooven en
substractiekleur in lengterichting vertoonen. Zij zijn veelal in
stervormen gegroepeerd, welke 200 [x — 400 [x groot zijn. Ook
recht afgesneden eindvlakken komen voor. De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 126).

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een onbruik-
baar bruin neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Stephenson^) vermeldt van deze
reactie: ,,Spherical crystals are quickly formed in the i : 500
solution upon stirring. Amorphous precipitates form in the
I : 500 and more concentrated solutions. There is no precipitate
in the i : 1000 solution.quot;

Indien men het reagens aan de oplossing toevoegt, ontstaat
een bij doorvallend Hcht bruin neerslag, dat uit spherolieten met
zwakke dubbelbreking bestaat, zooals dit boven beschreven is.
Deze reactie is echter niet karakteristiek. Een zeer karakteristiek
reactieproduct verkrijgt men met dit reagens, indien men na toe-
voeging van het reagens
direct een druppel verdunden spiritus
toevoegt. Zoo noodig voege men nog een druppel van dezen
spiritus toe. Er ontstaan nu fraai gevormde zeshoekige plaatjes,
dubbelbrekend, met rechte uitdooving, welke substractiekleur
in lengterichting vertoonen. Vele zijn enkelvoudig, daarnaast
evenwel vergroeiingen van twee of drie prisma\'s en stervormen.
Deze reactie is zeer fraai en gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 169)

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen; wel een amorph
neerslag met een druppel verdunden spiritus.

Choline

Uitgegaan werd van een preparaat van ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — De oplossing blijft helder, zoowel in zuur
als in neutraal milieu na toevoeging van dit reagens. Het dubbel-
zout komt er eerst na verdamping kristallijn uit. Het zijn Oranje-
bruine platen en zuilen met zwakke dubbelbreking en rechte
uitdooving. Zie
Schoorl^).

Stephenson, 1921, 37.

N. Schoorl, Pharm. Weekbld, 13, 365, (1918).

-ocr page 54-

Na toevoeging van natriumjodide ontstaan rechthoekige, vrij
breede prisma\'s, grootendeels 20 [x — 50 fx, terwijl na staan dunne
prisma\'s en naalden tot 200 [x groot optreden, welke hier en daar
in stervorm gegroepeerd zijn.

Men zorge er steeds voor zeer weinig FtCl^ en overmaat NaJ
toe te voegen. Fraaier verloopt de reactie indien men de contact-
druppel methode toepast. Met het jodoplatinaat kan men choline,
betaïne en leucine zeer goed van elkander onderkennen, daar
betaïne tevens de vele karakteristieke vierkanten geeft, vooral
in verdunde oplossingen en bij leucine de reactie veel trager ver-
loopt. (Fig. 29).

2°. Goudchloride — Na toevoeging van dit reagens ontstaat
vooral in zwak zure oplossing een fraaie kristallisatie^). Volgens
Stephenson^) gaat deze reactie nog tot 1:200. Het bromoauraat
is minder oplosbaar en deze reactie is het fraaist, indien men
de contactdruppelmethode toepast zoodat in de diffusie-zóne, de
fraaie kristallen zijn waar te nemen. Voegt men bij de alkaloïde-
oplo ssing, van te voren met goudchloride bedeeld, een overmaat
natriumbromide, dan ontstaat, liefst na even verwarmen, een
bruin neerslag, dat uit prisma\'s bestaat, welke geen scherpe
contouren hebben en veelal in kruisvorm, of vergroeid tot on-
regelmatige sterren, voorkomen. Tevens ontstaan vele vierkanten.
De grootte van de sterren en kruisjes is 30 [x — 100 [x, terwijl de
vierkanten 10 [x — 20 fx groot zijn. Hier en daar is zwakke dubbel-
breking • waarneembaar. In zure oplossing gaat de reactie iets
fraaier dan in neutrale oplossing en wel tot in 0,1 % oplossing.
(Fig. 60).

3°. Mercurichloride — Met dit reagens ontstaan, alleen in zure
oplossing, na verwarming fraaie pyramiden en vierkanten met
sterke anisotropie, welke volgens de hoofdas uitdooven. Enkele
blijven in alle standen donker bij gekruiste niçois en behooren
deze kristallen dus tot het tetragonale stelsel. De gevoeligheid
gaat tot 0,1 % oplossing.

4°. en 5°. Er ontstaat noch met Ferro-, noch met Ferricyaan-
kalium een neerslag.

6°. Dragendorff — In zure oplossing gaat de reactie het fraaist.

1) N. Schoorl, Pharm. Weekbl., bid. 366, (1918) met afbeelding.

Stephenson, 1921.

-ocr page 55-

Wanneer na toevoeging van het reagens even verwarmd wordt,
kan men na staan vele zeshoekige isodiametrische plaatjes
waarnemen, meestal 8 [x — 20 (x groot, ofschoon enkele grootere
kunnen voorkomen. Zij zijn bruin tot zwart. Ook kunnen enkele
prisma\'s en vergroeiingen hiervan optreden. Anisotropie is niet
waarneembaar. (Fig. 142). De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing. In de meer verdunde oplossingen is de kristallisatie
het fraaist.
SchoorlI) beschrijft met Dragendorff stekelige
aggregaten, doch de andere samenstelling van zijn reagens van
Dragendorff kan hiervan de oorzaak zijn.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat met dit reagens geen neer-
slag.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan schuin afgesneden zuiltjes ook
Wel mosachtige spherolieten.
Zie Schoorl^).

Cocaïne

Uitgegaan werd van Cocaïne „Merckquot;.

Dit alkaloïde werd evenals vele andere reeds uitvoerig door
H. Behrens^) A. Grutterink\'\') en H. Stephenson®) micro-
chemisch onderzocht.

1°. Platinachloride — Dit reagens werd reeds doorH. Behrens^)
op dit alkaloïde toegepast. Uit neutrale oplossingen ontstaan
met dit reagens veervormige en haarvormige complexen tevens
geschubde bladachtige kristallen, 200 [x — 300 (x groot, in kruis- en
stervorm gegroepeerd. Zij zijn sterk dubbelbrekend, optisch negatief
en dooven scheef uit, i i3°- In zoutzure oplossing heeft deze
reactie ook plaats. Te veel zoutzuur stoort evenwel de reactie.
De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing, zelfs in de koude.
(Fig.
4). Toevoeging van natriumjodide geeft een microkristallijn
zwart neerslag, en kleurt de kristallen van het chloroplatinaat
hier en daar schijnbaar zwart.

2°. Goudchloride ■■— Door Behrens^*) werd deze reactie reeds
beschreven. Zoowel in neutrale als in zure oplossing ontstaat

N. SCHOORL, Pharm. Weekbl. 13, 367, (1918).

N. ScHOORL, Pharm. Weekbl. 13, 369, (1918).

H. Behrens—Kley; Mikr. An. 1922, 214.

A. Grutterink, Diss. 1910, 82.

Stephenson en Parker, 1921, 38.

-ocr page 56-

met dit reagens een fijn geel precipitaat. Na verwarming treedt
een fraaie kristallisatie op van gele, rastervormig gegroepeerde
dendrieten (loo [x — 400 [x); tevens prisma\'s in weinig stralige
stervorm, welke allen weder voorzien zijn van korte prisma\'s
onder hoeken van 50°. Deze zijn optisch positief en hebben een
scheeve uitdooving v. ± 9°. (Fig. 47).

Na verwarming in i % neutrale oplossing ontstaan tevens vele
kleine sphenoïdvormige kristallen 10 [x — 30 (x groot, welke eveneens
sterk dubbelbrekend zijn en scheef uitdooven. In 0,5% oplossing
treden de laatste kristallen reeds niet meer op. In de meer ver-
dunde oplossingen neemt men tevens vele H- en X-vormige
kristallen waar, van 20 [x — 50 [x, welke ook van kortere prisma\'s
onder hoeken van 50° voorzien zijn. Toevoeging van natrium-
bromide verhoogt de gevoeligheid indien men na toevoeging van
dit reagens verwarmt. Vele kristallen vertoonen nu dichroïsme
van geel naar bruin en men ziet nu de X- en H-vormen in de ver-
dunde oplossingen zeer veelvuldig en fraai optreden. De gevoelig-
heid gaat tot in 0,1 % oplossing zoowel van het chloro- als van
het bromo-auraat.

3°. Mercurichloride — In beide oplossingen ontstaat een wit
neerslag, dat ook na verwarming uit druppels bestaat.

4°. Kali-mnferrocyanide — Behrens^) schrijft:

„Kaliumferrocyanid. Als ein recht brauchbares Reagens ist
noch Kaliumferrocyanid zu nennen. Es bringt in schwach ange-
säuerten Lösungen von Cocaïn grosse gekrauste Rosetten (bis
2 mm.) hervor, Aehnlich den Rosetten von ammoniakalischem
Zinkoxalat.

Die Reaktion is auffallend und überdies recht empfindlichquot;.

Dit reagens geeft fraaie kristallen. Het zijn ruitvormige ver-
groeiingen, welke dikwijls 200 [x meten, maar tot complexen van
600 (X kunnen uitgroeien. Ook kristalskeletten kan men aantreffen,
welke alle onder hoeken van 90° met elkaar verbonden zijn.
(400 (x). Tevens treden zeshoekige kristallen op, vooral na krassen.
(Fig. 106).

De ruiten dooven volgens de lengtezijde uit, evenals de zes-
hoekige prisma\'s. Zij zijn sterk dubbelbrekend en vertoonen
additiekleur in lengterichting. De kristallen vertoonen ets-

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 215.

-ocr page 57-

figuren. De gevoeligheid gaat nog goed in een 0,5 % oplossing;
in 0,2 % oplossing blijft de reactie meestal uit, zoodat de gevoelig-
heid niet zoo groot is als
Behrens beschrijft. Deze reactie is in
hooge mate afhankelijk van den zuurgraad; in neutrale oplossing
ontstaat geen neerslag; in i ä 2 % HCl (0,5 N. HCl eveneens)
ontstaan direct fraaie ruitcomplexen, in 3 ä 4 % HCl ontstaan
direct fraaie losse ruiten.

5°. Kaliumferricyanide —■ Dit is in zure oplossing een zeer
goed reagens en werd tot nu toe in de literatuur niet vermeld.

Na warm doorenten ontstaat in i % en 0,5 % oplossing een
kristallisatie van dunne ruiten, welke veelal rozetvormig over
elkander gelegen zijn. Zij vertoonen hier en daar interferentie-
kleuren. Zij zijn zwak dubbelbrekend, dooven uit volgens de
hoofddiagonaal en vertoonen additiekleur in lengterichting. De
grootte varieert van 30 [Ji — 600 [x in i % oplossing.

In 0,2 % oplossing treedt de reactie nog fraai op. In 0,1 %
oplossing bleef deze reactie uit.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een onbruik-
baar neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag. Na toe-
voeging van een druppeltje verdunden spiritus ontstaan vele
druppels en sporadisch enkele dubbelbrekende prismatische
kristallen.

Noch verwarmen, noch krassen kon deze kristallisatie bevor-
deren, zoodat deze reactie praktisch van geen waarde is.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan na toevoeging van het vaste
reagens en een druppel verdunden spiritus slechts oliedruppels.

Codeïne

Uitgegaan werd van zoutzure codeïne die voldeed aan de eischen
van de Pharmacopee Ed. V.

1°. Platinachloride — Met dit reagens ontstaat een zwak neer-
slag. Na toevoeging van natriumjodide ontstaat een .fijn zwart
precipitaat.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een amorph
neerslag; na verwarming en toevoeging van natriumbromide ont-
staan oliedruppels.

3°. Mercurichloride — Deze reactie slaagt het best in zoutzure

-ocr page 58-

oplossing. Er ontstaan, zonder verwarmen kristallen, die codeïne
onmiddellijk van morphine onderscheiden.

Zij zijn rhombisch, in platen ontwikkeld. Vele zijn uitgegroeid
tot bladvorraige dendrieten, waaraan de grondvorm toch onmid-
dellijk herkenbaar is. Deze reactie werd door
BehrensI) reeds
beschreven. (Fig. 77).

Door te krassen ontstaan vele enkelvoudige kristallen.

De kristallen dooven recht uit en vertoonen additiekleur in
lengterichting. De enkelvoudige kristallen zijn 15 [x — 40 (x groot.
Langs den rand komen grootere kristallen voor, tot 100 [x. De
gevoeligheid gaat voor onmiddellijke reactie tot 0,2 % oplossing.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat geen neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een onbruikbaar bruin preci-
pitaat.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaan slechts oliedruppels. Een
goed resultaat verkrijgt men echter door te enten met homoe-
opathische verwrijvingen van NaHCOg met codeïne. Dg en D4,
tot in 0,1 % oplossing.

8°. Pikrolonzuur — In i % oplossing, ontstaan na toevoeging
van het vaste reagens, dat in den druppel goed verdeeld wordt,
kristallen, mits men ± 2 min. laat staan en daarna even ver-
warmt (of een druppel verdunden spiritus toevoegt). Het vaste
alkaloïdezout is hier een sterke reactieprikkel. De grondvorm is
een gestrekte ruit, die uitdooft volgens de lengtediagonaal. Zij
zijn veelal tot ellipsen afgerond. (Fig. 182). Zij komen zoowel
enkelvoudig als in stervorm voor en groeien tot 100 [x. Deze
kristallen zijn sterk anisotroop en vertoonen additiekleur in
lengterichting. De gevoeligheid gaat tot in 0,5 % oplossing. Deze
reacte kan ter onderscheiding van dionine dienen.

Coffeïne

Uitgegaan werd van coffeïne, die voldeed aan de eischen der
Pharmacopee Ed. V.

1°. Platinachloride — De druppel blijft helder, zoowel zuur

Behrens—Kley: Mikr. An. 1922, 240.

2) Schoorl, Persoonlijke mededeeling.

-ocr page 59-

Van HCl, als neutraal, na toevoeging van dit reagens. Voegt
men nu natriumjodide toe, dan ontstaan, zoo noodig na even
Verwarmen, vooral in de zoutzure oplossing, prisma\'s en naalden,
meestal in ster- en schoofvorm gegroepeerd, welke gemiddeld
50 [X — 100 [i, groot zijn, doch na staan tot 200 [jt. kunnen groeien.
Somtijds zijn zij een weinig gebogen. De gevoeligheid gaat tot in
% oplossing. (Fig. 30) Eveneens geeft de contactdruppel-
methode een zeer fraai resultaat; er ontstaan in de diffusie-zone
de hierboven beschreven fraaie kristallen.

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft in i % zoutzure oplossing
een kristallijn geel neerslag, na ±
2 min. staan. Het zijn sterk
dubbelbrekende naalden, veelal in stervorm gegroepeerd, welke
recht uitdooven en additiekleur vertoonen in de lengterichting.
Zij kunnen tot 700 u. groeien terwijl na staan prisma\'s optreden.
Door natriumbromide toe te voegen, ontstaat een bruin neerslag,
terwijl de kristalhabitus dezelfde blijft, behalve de kleur, welke
nu meer lichtbruin is geworden. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing, zoo noodig na verwarming. Eveneens geeft de contact-
druppelmethode een fraai resultaat en onstaan in de diffusie-
zone de hierboven beschreven fraaie kristallen.

Een zeer fraaie reactie heeft in neutrale oplossing plaats.

Na toevoeging van zeer weinig goudchloride, waarna verwarmd
Wordt, ontstaan slechts sporadisch de fijne stervormig gegroe-
peerde naalden van het goudzout. Voegt men nu een weinig natrium-
bromide toe, (zoowel van het goudchloride als van het natrium-
bromide neemt men zoo weinig als aan een platinanaald,\' na in-
dompeling in het reagens, blijft zitten; er mogen echter geen
druppeltjes aan de naald te zien zijn), waarna verwarmd wordt,
dan ontstaan eerst langs den rand van den gedeeltelijk ingedroog-
den druppel tusschen fijne druppeltjes, fraaie ruiten, welke dubbel-
brekend zijn en volgens de diagonaal uitdooven. Vele groeien
na staan tot 100 {X. Zij vertoonen dichroïsme van licht geel tot
licht oranje. De hoeken zijn resp. 52° — 128°. Voegt men veel
goudchloride toe, dan ontstaan hoofdzakelijk sphenoïden, welke
roodbruin gekleurd en sterk dubbelbrekend en veelal 10 [x — 25 (x
groot zijn. Na het optreden van enkele ruiten bevordert krassen
de reactie. Indien de reactie uitblijft, wordt nogmaals warm
doorgeënt.

-ocr page 60-

De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing (Fig. 6i).

De contactdruppelmethode geeft eveneens een zeer fraai
resultaat.

Mercurichloride ■—■ In sterk zure oplossing blijft de druppel
helder en heeft geen kristallisatie plaats.

In neutrale oplossing ontstaat een goed reactieproduct, tot in
0,1 % oplossing. Het zijn naalden en prisma\'s, welke sterk dubbel-
brekend zijn en veel op de naalden van coffeïne zelf gelijken,
welke laatste echter nooit zoo breed worden. Zij dooven gedeelte-
lijk recht, gedeeltelijk scheef uit. Ik laat hier de beschrijving van
Behrens^) volgen, die echter in zwak zoutzure oplossing
reageert.

De neutrale aflossing verdient echter de voorkeur (Fig. 76).

,,Mercurichlorid bringt in nicht allzu verdünnten Lösungen
des Chlorhydrats von Caffeïn lange, farblose Spiesse und Pris-
men (300 [X — 400 (x) hervor, die stärker lichtbrechend sind als
Krystalle von Caffein, denen sie übrigens ähnlich sehen. Sie
besitzen recht starke, negatieve Doppelbrechung, mit einem
Auslöschungswinkel von 32°. Spitzer Endwinkel der Prismen
73°. Freie Salzsäure beeinträchtigt die Krystallbildung.quot;

4°. Kaliumferrocyanide —• Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat na verwarming een neerslag, waarin men vele gestrekte
zeshoekige prisma\'s van ± 50 [x kan waarnemen, welke sterk dub-
belbrekend zijn en recht uitdooven. Tevens vindt men vele kleinere
rechthoeken met sterke dubbelbreking. Reeds in de koude heeft
deze reactie plaats. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing

(Fig. 143)-

7°. Kaliumhydroxyde — Dit reagens slaat de coffeïne uit een op-
lossing neer als naalden en prisma\'s (300 (x — 600 (x). Zij zijn sterk
dubbelbrekend, dooven scheef uit (45°) en men kan hier en daar
scheef afgesneden toppen waarnemen. Het is een uitzoutingsproces.

De gevoeligheid gaat slechts tot in 0,5 % oplossing.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristallisatie plaats.

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 441.

-ocr page 61-

colchicine

Uitgegaan werd van Colchieine „Merckquot;.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen blijft de druppel
helder, door natriumjodide ontstaat in beide oplossingen een
amorph zwart neerslag.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een amorph
geel neerslag, dat door natriumbromide bruin gekleurd wordt.

3°. Mercurichloride — Met HgCL ontstaat in neutrale oplossing,
ook zonder verwarming, een amorph neerslag. In zwak zoutzure
oplossing, welke zeer lichtgeel gekleuid is, ontstaat spoediger een
neerslag, waarbij de meest kenmerkende bijzonderheid is, dat
de kristalletjes van het reagens intensief geel worden gekleurd
bij opvallend licht. Dit geldt voor de i % oplossing. In een op-
lossing van 0,1 % is de geelkleuring van den druppel door HCl
niet meer zichtbaar, de geelkleuring der HgCla kristalletjes nog
even. Deze geelkleuring door HgClj was reeds door
A. Bolland^)
Waargenomen; ook cotarnine en berberine geven een geel neer-
slag, dat echter door den vorm der kristallen van dit alkaloïde te
onderscheiden is.

4°. Kaliumferrocyanide — De zure oplossing bedeeld met dit
reagens blijft helder.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin,
onbruikbaar neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristalhsatie plaats, wel
ontstaat een zwak neerslag na toevoeging van een druppel ver-
dunden spiritus.

i. CONIINE

Uitgegaan werd van i-Hydrobromas Coniïni „Merckquot;.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen blijft de druppel
helder. Ka toevoeging van natriumjodide ontstaat een onbruik-
baar zwart neerslag.

A. Bolland. Mikrochemische Studiën. Akademie der Wissenschaften. Wien
Bd.
119, (igio)

-ocr page 62-

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een geel
neerslag, dat door verwarming als druppels te voorschijn komt.
Met natriumbromide heeft geen .verandering plaats.

3°. Mercurichloride — Na toevoeging van dit reagens ontstaat
na verwarming een zwak wit neerslag in neutrale oplossing, in
zure oplossing ontstaan pyramiden, welke waarschijnlijk volgens
de diagonalen van het grondvlak uitdooven, 30 (x — 100 [x groot
en in niet zwakker dan i % oplossing. Deze reactie is echter
van weinig waarde.

4°. Kaliumferrocyanide — De druppel blijft helder na toevoeging
van dit reagens aan de zure oplossing. Na verwarming ontstaan
langs den rand oliedruppeltjes, waaruit bij staan hier en daar groote
spherolieten te voorschijn komen. Wegens de weinige kristallen
en de ongevoeligheid is deze reactie van weinig waarde.

5°. Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder na toe-
voeging van dit reagens.

6°. Dragendorff^) — Dit is een zeer fraaie reactie op i-coniïne,
zoowel in zure als in neutrale oplossing. De gevoeligheid in beide
oplossingen gaat tot 0,1 %. Na toevoeging van het reagens
wordt even verwarmd. Het neerslag verdwijnt en er heeft een
kristallisatie plaats van vele vierhoeken en vijfhoeken. Vooral
de trapezium- en ruitvorm treedt in neutrale oplossing op den
voorgrond. Zij zijn oranjerood van kleur, sterk dubbelbrekend
en dooven scheef uit. De grootte varieert van 30 (x — 200 [x.
Zij vertoonen een zwak dichroïsme van oranjegeel naar oranje-
rood. In 0,1 % oplossing ziet men meerendeels ruiten en zijn de
kristallen zeer klein. Dit is de meest fraaie reactie op i-coniïne.
Verwarmen is niet noodzakelijk voor deze reactie.

Als bevestigingsreactie is ook die met tetrachloorchinon op
het vrij-alkaloïde in benzol, volgens
Behrens, zeer bruikbaar
en gevoelig. (Fig. 144).

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een witte troebeling van
oliedruppeltjes.

1) Behrens beschrijft andere kristallen met Dragendorff en moet men volgens
hem bij een druppel reagens het alkaloïde voegen om een goed kristallijn reactieproduct
te krijgen.

Het moeilijk uitkristalliseeren bij de reactie volgens Behrens moet gezocht worden
in het verschil in samenstelling van het reagens.

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 206.

-ocr page 63-

8°. Pikrolonzuur — Reeds in de koude ontstaat met vast
pnkrolonzuur en na toevoeging van een druppel verdunden spiritus
(70 %) een kristallisatie van kleine ruiten, welke sterk dubbel-
brekend zijn en recht uitdooven, ± 10 jx groot. Zij maken den
indruk van kleine vierkantjes. Veelal zijn zij tot complexen
Vergroeid. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. De reactie
is echter niet fraai. (Fig. 183).

coniine

Uitgegaan werd van het zoutzure coniïne uit de verzameling
van het Pharm. Lab. te Amsterdam.

Tevens werd het synthetische coniïne van Merck, dat als zout-
zuur zout in den handel voorkomt, onderzocht.

Het preparaat uit de verzameling te Amsterdam bleek rechts-
draaiend, dus natuurlijk coniïne te zijn, terwijl het preparaat van
^erck inactief, dus synthetische coniïne was.

Tot nu toe zijn slechts weinig microchemische reacties op i.
coniïne gepubliceerd.
Lefebvre en Stephenson vermelden geen
enkel kristallijn reactieproduct, behalve het HCl zout.
Behrens
beschrijft de tetrachloorchinonreactie.

Tot tegenwoordig geldt, als de fraaiste reactie, het tetrachloor-
chinon, in benzol opgelost, met het vrije alkaloïde te laten rea-
geeren, welke reactie door
Behrens gepubliceerd werd. Ofschoon
Behrens niet vermeldde van welk coniïne hij uitging, bleek, dat
T- coniïne afkomstig van het Pharm. Lab. te Amsterdam hier
met mede reageerde, terwijl het i. coniïne ,,Merckquot; een zeer fraai
reactieproduct opleverde met tetrachloorchinon.

Daarentegen werden met het r. coniïne fraaie reacties verkregen
n^et goudbromide, kaliumferrocyanide,^) tevens goede reacties met
mercurichloride, goudchloride e.a., welke negatief of geheel afwij-
kend waren bij het i. coniïne. Deze reacties werden niet in de lite-
ratuur vermeld.

Het was van belang uit te maken:

1°. Of het preparaat, afkomstig uit de verzameling van het
Pharm. Lab., inderdaad zuiver r. coniïne was.

Behrens—Kley, Microchem. An. 1922, 204.

Joseph Lefébvre, Thdse, 1912. Paris.

\') Stephenson en Parker, 1921, 43.

De niet gevoelige reacties met kaliumferrocyanide en mercurichloride op i.
coniïne kunnen hier buiten beschouwing blijven.

-ocr page 64-

2°. Of de reactie met tetrachloorchinon inderdaad door de bij-
alkaloïden gestoord werd.

3°. Of de reacties met goudbromide, kaliumferrocyanide, etc.
niet v.n. eigen waren aan de bij-alkaloïden, n.1. conydrine (conhy-
drine) pseudo-conbydrine, methylconiïne of yconiceïne.

De reactie van Vitali en Stroppa was positief in beide gevallen.

Het zoutzure-zout van beide monsters gaf hetzelfde kristal-
beeld en de optische eigenschappen waren hetzelfde.

Door mij werd nu coniïne afgescheiden zoowel uit Extractum
Coniï als uit Fructus Coniï uit den groothandel en uit den Hortus
te A\'dam.

Dit alkaloïde of alkaloïdenmengsel gedroeg zich juist eender
als het z.g. r.coniïne uit het Lab. te A\'dam;

d.w.z. de tetrachloorchinonreactie en de reactie met Dragen-
dorff waren veelal negatief, de andere reacties positief.

Uit deze proeven meen ik te mogen besluiten:

1°. Dat de reactie met tetrachloorchinon en Dragendorff sterk
gestoord worden door de bij-alkaloïden.

2°. Dat de reacties met K^FeCye, AuClg, AuBr., etc. gegeven
worden door de bij-alkaloïden of een van de bij-alkaloïden.

3°. Dat Behrens werkte met i.coniïne, mogelijk met zeer zuiver
r.coniïne.

4°. Dat in toxicologische gevallen de reactie met kalium-
ferrocyanide de aangewezen reactie zijn zal, om de vergiftiging
met fructus Coniï of een preparaat daarvan, op te sporen, niet de
reactie met Dragendorff of met tetrachloorchinon.

5°. Dat voor de identificatie van i.coniïne de reactie met
Dragendorff de voorkeur verdient.

Coniïne (bij-alkaloiden)

1°. Platinachloride — In neutrale en in zure oplossing blijft
de druppel helder. Na toevoeging van natriumjodide ontstaan
in zure oplossing na verwarmen korte prisma\'s, zoowel in ster-
vorm als afzonderlijk, zwart van kleur,
6 [jl — 20 [x groot. De

1) De reacties, welke hier volgen, zijn eigen aan één of meerdere bij-alkaloïden
van de Conium maculatum L.. en worden, daar niet uitgemaakt kan worden aan welk
bij-alkaloïde zij toekomen, gerangschikt onder coniine (bij-alkoloïden).

-ocr page 65-

weinig-stralige prisma\'s in stervorm zijn veelal 40 [jt, groot. In
0,2 % oplossing is de reactie nog positief. Deze reactie is van wei-
nig waarde wegens de zeer willekeurige vormen, welke optreden.

2°. Goudchloride — Er ontstaan zonder verwarming reeds na
± 2 min. in i % oplossing complexen van kristallen. Het zijn
prisma\'s, trapsgewijze tegen elkander vergroeid, met sterke dubbel-
breking, tusschen veel fijn neerslag. Zij groeien soms tot 1,5 mm.
Zij dooven recht uit en vertoonen substractiekleur in lengte-
richting.

Deze reactie heeft zoowel plaats in neutrale als in zure oplossing.
Toevoeging van natriumbromide aan de zuie oplossing, daarna
200 noodig even verwarmen, verhoogt de gevoeligheid. Er ont-
staat nu een bruin neerslag, dat uit scheef afgesneden zuiltjes
(ruiten) bestaat, met sterke dubbelbreking en fraai dichroïtisch,
van bruin naar lichtgeel; vele zijn trapsgewijze vergroeid. De
reactie met goudchloride gaat zoowel in neutrale als in zure op-
lossing, in de laatste evenwel niet fraai meer. In zure oplos-
sing gaat de reactie met goudbromide nog zeer fraai in 0,1 %
oplossing. (Fig. 63). Hier en daar ontstaan deze kristallen in
\'Weinig strahge sterren.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
blijft de druppel helder, maar vooral in de
zure oplossing, na ver-
warming, ontstaan nog zeer fraaie pyramiden, welke vooral na
Verwarming
30 (jl — 100 (jl groot zijn. De reactie gaat tot in 0,2 %
oplossing.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaan met dit
reagens, zoo noodig na verwarming, vele rechthoekig afgesneden
prisma\'s, zeer zwak dubbelbrekend, welke recht uitdooven. In
nieer geconcentreerde oplossingen ontstaan tevens enkele korte
sterk dubbelbrekende prisma\'s, welke niet karakteristiek zijn.
In de meer verdunde oplossingen treden deze niet meer op. De
gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing na verwarming. De
kristallen treden dan meestal aan den rand van den druppel
op. (Fig. 105).

5°. Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een sterk
precipitaat, hoofdzakelijk druppels.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit olieachtig neerslag.

-ocr page 66-

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van dit reagens en een
druppel verdunden spiritus, ontstaan sterk dubbelbrekende
prisma\'s in ster- en schoofvorm, vele met rechte uitdooving,
200 [i. — 400 [X groot. In i % oplossing is de reactie zeer fraai,
in 0,5 % oplossing ontstaan sporadisch nog kristallen, in 0,2 %
oplossing blijft de reactie uit. (Fig. 184).

Cotarnine

Uitgegaan werd van het Stypticine ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — Dit reagens geeft zoowel in zure als in
neutrale oplossing reeds in de koude lange bijna kleurlooze dunne
prisma\'s in ster- en schoofvorm gegroepeerd, welke veelal haar-
vormig uitloopen. Ook zijn vele vertakt. Zij zijn sterk dubbel-
brekend en hebben rechte uitdooving. De grootte varieert tus-
schen 100 [JL — 800 |x. In meer verdunde oplossingen, vooral in
0,1 % oplossing, bevordert verwarmen het optreden der kristallen.
Natriumjodide kleurt de kristallen zwart, welke door verwarmen
in druppels oplossen. (Fig. 19). De reactie met platinachloride
werd door
A. Grutterink^) eveneens zoo waargenomen. In
HCl oplossing gaat de reactie trager, de kristallen zijn echter
forscher. Met den contactdruppel ontstaat een fijn netwerk ver-
moedelijk van naaldjes.

2°. Goudchloride — In tegenstelling met A. Grutterink^), die
enkel druppels kreeg met dit reagens, bleek mij, dat na toevoeging
van een
overmaat reagens, zoowel in zure als in neutrale oplossing,
aan één zijde van den druppel en na i 5 min. staan, vertakte
prisma\'s optreden tusschen vele druppels, welke somtijds tot
2 mm. kunnen groeien; vele complexen zijn 200 [x — 600 [x groot.
Zij zijn sterk dubbelbrekend en vertoonen rechte uitdooving.
Door nu te krassen, ontstaan na i 2 min. vele naalden en worden
de druppeltjes totaal geresorbeerd. De gevoeligheid gaat tot in
0,1 % oplossing. Natriumbromide verandert het reactieproduct
niet.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaan om de korreltjes reagens zeer snel, lange straalsgewijs

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 79.

2) A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 80,

-ocr page 67-

uitgroeiende naalden, welke tot 2 mm. groeien. Vele zijn in ster-
vorm gegroepeerd. Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht
uit. Na verwarmen in de geconcentreerde oplossingen van i %
^^ % treden ruiten op, welke volgens de korte zijde uitdooven.
Deze kunnen hier en daar tot loo [x groeien. In meer verdunde
oplossingen treden zij niet meer op. (Fig. 94).

Deze reactie beschreef A. Grutterink^) ongeveer op dezelfde
wijze.

In 0,1 % oplossing ontstaat nog een overvloedige kristallisatie.

4°. Kaliumferrocyanide — Met dit reagens kan men de meest
uitloopende kristallijne reactieproducten verkrijgen en is dit
geheel afhankelijk van de wijze, waarop men de reactie uitvoert
en van den zuurgraad der alkaloïde-oplossing. Dit werd reeds door
A. Grutterink^) opgemerkt. Wegens de uniformiteit in dit
schema zal ik hier slechts de kristalvormen vermelden, welke
Verkregen worden volgens de algemeene werkwijze in 0,5 N.
zoutzuur. In de zoutzure oplossing ontstaat een sterk neerslag
lu I % oplossing, waarin zich in de koude, na staan, vele sphero-
lieten vormen, 30 [j. — 60 [x groot. Tevens treden in deze concen-
tratie sterk anisotrope, dichroïtische, van geel tot oranje gekleurde
rhombische prisma\'s op, vele aaneen gegroeid, welke tot 400 [x
groot worden. Deze kristallen vindt men vooral in de omgeving
van het reagens. De vele spherolieten en globulieten vertoonen
een polarisatiekruis. (Fig. 116).

De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. In 0,1 % oplossing
kunnen na staan nog enkele spherolieten en globulieten uit-
kristalliseeren.

In 0,2 % oplossing blijven de prisma\'s meestal uit.

Verwarmt men direct na toevoegen van het reagens, dan ont-
staan hoofdzakelijk prisma\'s, 20 [x — 40 [x groot, meestal twee
tegen elkander, of vier vergroeid in vierhoeks vorm.

5°. Kaliumjerricyanide — Volgens A. Grutterink^) ontstaan
geen kristallen. Er ontstaan met dit reagens in i % oplossing na
staan en krassen vele zeshoekige plaatjes, zoowel in rozet- en
kruisvorm vergroeid, als enkel voorkomend. Zij vertoonen een
sterke dubbelbreking, dooven recht uit en vertoonen substractie-
kleur in lengterichting. Na verwarmen en krassen treden soms-
A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 80.

-ocr page 68-

tijds ook hier en daar sphenoïden op. Bij warm doorenten gaat de
reactie tot in 0,2 % oplossing. Deze reactie, hoewel niet zoo
gevoelig als de andere, is toch in meer geconcentreerde oplossingen
zeer specifiek.

6°. Dragendorff — Met dit reagens ontstaat na even verwarmen
een bruin neerslag, dat uit druppels bestaat.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, waarin
liefst na even verwarmen, tusschen vele druppels, complexen
van vergroeide kristallen optreden, veelal roostervormig. Deze
maken alle een hoek van 90° met elkander en dooven recht uit.
Zij kunnen tot 700 jx groeien. In meer verdunde oplossingen
treden ook enkele kristallen op, prisma\'s. De gevoeligheid gaat
tot in 0,2 % oplossing.

Als sterke quaternaire ammoniumbase slaat cotarnine alleen
door sterk alkali neer.

Deze reactie is echter de minste karakteristieke.

8°. Pikrolonzuur — Dit is ook een zeer goed reagens op cotar-
nine. Na toevoeging, van een druppel verdunden spiritus (70 %)
aan de alkaloïde-oplossing, vooraf bedeeld met het vaste reagens,
ontstaan zeer schuinafgesneden naalden, welke bij (60 x) ver-
grooting waarneembaar zijn. Zij zijn meestal 20 (j, — 40 jx groot
en niet vergroeid, wel veelal over elkander in X- en Y-vorm
gelegen. Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven scheef uit t.o.v.
de lengtezijde.

De gevoeligheid gaat tot 0,1 % oplossing. Er ontstaat dan nog
een overvloedige kristallisatie.

Cytisine

Uitgegaan werd van Cytisine ,,Merckquot;.

Evenals bij nicotine wordt het alkaloïde opgelost in water en
in 0,5 N.HCl.

1°. Platiftachloride — In beide oplossingen blijft de druppel
helder. Na staan, het fraaist in de neutrale oplossingen, ontstaan
bosjes naaldvormige kristallen langs den rand. Indien men nu
krast, ontstaan vele smalle prisma\'s met zoowel recht als scheef
afgesneden toppen, vele in stervormen gegroepeerd, vooral in
de meer geconcentreerde oplossingen. Zij zijn sterk dubbelbrekend,

-ocr page 69-

dooven recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting. De
grootte is pl.m. 400 (a. (Fig. 5). Voegt men aan de zure oplossing
van het chloroplatinaat natriumjodide toe, dan ontstaan vele
prisma\'s in stervorm, veelal bladachtig uitgegroeid. De grootte
varieert van 40 fi — 200 [x. Na ± ï uur staan ontstaan grauw-
blauwe zwak dichroitische platen. Met de contactdruppelmethode
ontstaan deze laatste direct. In neutrale oplossing ontstaan in
beide gevallen hoofdzakelijk korte dikke kleine donkere prisma\'s.
Behrens^) vermeldt deze reactie reeds. (Fig. 31).

Zoowel de reactie met platinachloride als met platinajodide,
vooral in de neutrale oplossing gaat tot in 0,1 % oplossing.

Stephenson vermeldt van de reactie met platinachloride:

.,This reagent forms crystals only on stirring the i : 50 solu-
tion. They are large and dense rosettes of needles and do not
polarize.quot;

Dit blijkt dus niet juist te zijn.

2 . Goudchloride — Dit is het meest gevoelige en karakteri-
stieke reagens in combinatie met natriumbromide, waardoor het
goudbromidezout ontstaat. In beide oplossingen ontstaat na
toevoeging van goudchloride een geel neerslag, dat na staan snel
kristallijn wordt. In
zure oplossing is de reactie het fraaist. Het
zijn naalden soms in ster- en schoofvorm, meestal boomvormig
Vertakt, welke in i % oplossing, na staan, tot i mm. kunnen
groeien. Tevens ontstaan vergroeiingen van rechthoeken. Zij zijn
dubbelbrekend, dooven recht uit en de naalden vertoonen sub-
stractiekleur. (Fig. 46). Toevoeging van natriumbromide geeft
een bruin neerslag en er ontstaan vele sterk dubbelbrekende
ster-, schoof- en waaiervormen van roodbruine naaldjes, met
dichroïsme van geel tot bruin, veel kleiner dan de vertakte naalden
van het chloroauraat. Zij
zjjn meestal 30 (x — 100 (j, groot. Na
toevoeging van natriumbromide wordt niet meer verwarmd,
daar dit nadeelig werkt voor een goede kristallatie.

Deze ster- en schoof vormen vertoonen een duidelijk polarisatie-
kruis. (Fig. 62). De gevoeligheid is nog zeer groot in 0,1 % op-
lossing, zoowel van het chloro- als van het bromo-auraat. In neutrale
oplossing is de reactie met goudchloride zeer gevoelig (tot in 0,1 %

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 220; Behrens, Org. III, 1896, 6r.

Stephenson en Parker, Micro-Chemical Tests, 1921, 46.

-ocr page 70-

oplossing). Het fijne neerslag verandeit hier ook zeer spoedig in
een kristallijn neerslag, dat veel overeenkomst heeft met het
chloro-auraat van cocaïne.

3°. Mercurichloride — Na toevoeging van dit reagens aan de
neutrale oplossing ontstaan eerst oliedruppels. Om de korreltjes
reagens, in de alkaloïde-oplossing, zetten zich na staan zeshoekige
prisma\'s af,
lOO [x 200 [jl groot, in stervorm. Zij zijn dubbel-
brekend, dooven recht uit en vertoonen additiekleur in lengte-
richting. Door te krassen ontstaan vele zeshoekige prisma\'s. In
0,5 % oplossing treedt nog een goede kristallisatie op. (Fig. 78).
In zure oplossing ontstaan kleine kuben en oktaëders, zelfs nog
in
0,1 % oplossing.

Stephenson^) vermeldt van deze reactie: ,,Fine rosettes of
plates are formed in the more concentrated solution. They polarize
well, only a few small ones form on stirring the i :
500 solution.quot;

4°. Kaliumferrocyanide —• In zure oplossing blijft de druppel
na toevoeging van het reagens helder. Na staan in i % oplossing,
treedt kristaUisatie op, van vierkanten en vergroeide vierkanten,
meestal twee tot een rechthoek. Na verwarming ontstaan langs
den rand aan den top scheef afgesneden smalle prisma\'s, welke
± 800 [JL groot zijn. Zij zijn dubbelbrekend, dooven recht uit
en vertoonen substractiekleur in lengterichting. Tevens treden
vooral na krassen vierkanten en rechthoeken op, waarvan vele
dubbelbrekend zijn en recht uitdooven. Zij behooren waarschijn-
lijk tot het tetragonale stelsel. Ook vergroeiingen van twee treden
op. De grootte varieert van
30 [x tot 200 (x. De gevoeligheid gaat
tot in
0,5 % oplossing. In 0,2 % oplossing heeft meestal geen
goede kristallisatie meer plaats. (Fig.
107). Behrens\'-\') schrijft:
,,Die Krystalle der FerrocyanVerbindung sind quadratische Tafeln
und daraus aufgebaute Kreuze und Knolle von
600 (x, Pyrit-
knolle gleichend. Die Krystalle sind farblos, schwach polari-
sierend.quot;

5°. Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat met dit reagens een bruin neer-
slag, dat door
sterke verwarming na staan in zure oplossing hier en
daar in prisma\'s in stervorm uitkristalliseert, meestal vrij breed aan

1)nbsp;Stephenson, 1921, 46.

2)nbsp;Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 220.

-ocr page 71-

den top en smal toeloopend. Begrootte van zulke sterren is ± 200 [ji.
2ij zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen dichro-
ïsme van geel naar zwart. De reactie is fraai in i % en
0,5 %
oplossing; in 0,2 % en 0,1 % oplossing kan men nog enkele kristal-
len waarnemen, door niet te veel reagens toe te voegen en flink
te verwarmen. (Fig.
145).

7°- Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur—Het fraiaist is deze reactie met een verzadigde
oplossing van dit reagens. De druppel blijft helder. Na staan
treden veervormige dunne naalden op, ±
200 [x, dubbelbrekend.
Bij nauwkeurige beschouwing kan men dichroïsme van geel naar
groenblauw waarnemen. De gevoeligheid gaat tot in
0,1 % op-
lossing. Ook met vast pikrolonzuur en krassen krijgt men goede
resultaten; na staan vooral in
0,2 % oplossing is deze reactie
fraai. Toevoeging van spiritus van
70 %, vooral in de meer
geconcentreerde oplossingen, geeft zeer vele kleine kristallen,
Welke bij sterke vergrooting juist eender gebouwd blijken te zijn,
i 30 [i groot. Wegens de kleinheid der kristallen is deze uit-
voering de minst aanbevelenswaardige. (Fig.
185).

DaturineI)

Uitgegaan werd van Daturine ,,Merckquot;.

Daturine is volgens Planta en E. Schmidt identiek met
atropine, volgens
Ladenburg zou het een mengsel van atropine
en hyoscyamine zijn en volgens
Beckurts alleen hyoscyamine.

Het daturine door mij onderzocht was fraai kristallijn.

1°. Platiriachloride — In beide oplossingen ontstaat een fijn
lichtgeel precipitaat, dat onbruikbaar is. Door natriumjodide
Wordt het neerslag zwart gekleurd.nbsp;^

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft in beide oplossingen een
geel neerslag van druppeltjes, evenals dit bij atropine en hyos-
cyamine het geval is. Enting met atropinegoudchloride geeft
tot en met D5 eveneens de vlindervormige kristallen, beschreven
bij atropine. (Fig.
42).

3°. Mercurichloride —• In neutrale oplossing ontstaan druppels;
in zure oplossing ontstaan om de korreltjes reagens zeshoekige

Deze Daturine bevatte 70 % hyoscyamine en 30 % atropine volgens onder-
zoek in het Pharm. Labor. te Utrecht.

-ocr page 72-

prisma\'s hier en daar zonder scherpe contouren. Zij zijn aniso-
troop en dooven recht uit. Zij vertoonen additiekleur in de lengte-
richting. De grootte varieert in i % oplossing van loo [x —
200 [x.
In
0,2 % oplossing ontstaat de fraaiste kristallisatie. De grootte
is dan ± 50 (Fig- 79)-

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. Verwarmen schaadt
de reactie. Deze kristallisatie vertoont veel overeenkomst met
hetzelfde reactieproduct van atropine.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een zwak neerslag in:
zure oplossing, terwijl na verwarming langs den rand dendrieten
in bosjes gegroepeerd en prisma\'s kunnen voorkomen tot in
0,5 % oplossing. Deze kristallisatie blijft echter somtijds uit,
zoodat deze reactie van weinig of geen waarde is.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — In zure oplossing is deze reactie zeer fraai,
vooral in
0,5 % oplossing. Na toevoeging van het reagens wordt
plaatselijk direct even verwarmd en na staan treden dan zeer vele
kleine vogelvluchtvormige kristallen op, tevens smalle prisma\'s.
De grootte is pl.m. 6 [x. Zij kunnen evenwel hie\'r en daar groeien
tot
30 [X. (Fig. 146).

Deze reactie kan dienen om daturine van atropine te onder-
scheiden maar vertoont veel overeenkomst met hyoscyamine.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat een amorph neerslag.

Uit deze reacties volgt dat daturine niet identiek is met
atropine zooals
Planta en E. Schmidt beweren. De reacties
zijn echter niet in strijd met de meening van
Ladenburg, dat
het als een mengsel van atropine en hyoscyamine beschouwd
moet worden.

Dicodide

Uitgegaan werd van het zoutzure dicodide ,,Knonquot;.

1°. Platinachloride — Er ontstaat in beide oplossingen een licht-
geel amorph neerslag. Door natriumjodide ontstaat in de neutrale
oplossing een amorph zwart neerslag. In zure oplossing ontstaan,
indien weinig platinachloride wordt toegevoegd, zoodat er nog een
overmaat alkaloïde in oplossing is, met Na J prismatische naalden.

-ocr page 73-

Vooral langs den rand. Deze zijn lichtgeel en anisotroop. Zij
komen veelal in stervorm voor en zijn ± 200 (x groot. Dit is het
joodwaterstof zure zout.

Verwarmt men nu echter, dan ontstaan dichroitische naalden
en prisma\'s in stervorm en vertakte rozetten van wijnrood tot
staalblauw. (Fig. 40).

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een oranje-
rood neerslag, dat amorph is en door natriumbromide niet
Verandert.

3°- Mercurichloride — In beide oplossingen ontstaat een amorph
wit neerslag, dat door verwarming grootendeels als druppels te
Voorschijn komt. In zure oplossing treden na staan hier en daar
groote complexen op, van tegen elkander vergroeide dubbel-
brekende prisma\'s. Deze reactie is noch gevoelig noch karakteris-
tiek.

Het vaste zoutzure dicodide werkt hier als een krachtige
kristallisatieprikkel. Er ontstaan fraaie prisma\'s met rechte uit-
dooving, ook in complexen, uit het fijne neerslag, na deze enting.
Tevens is de reactie ten zeerste afhankelijk van den zuurgraad.
Daarvoor geldt het volgende:

neutraal met HgCla: oplossing helder spoor zoutzure dicodide
fijn kristallijn precipitaat.

zeer zwak zuur met HgClj: fijn pp. spoor zoutzure dicodide
kristallen goed gevormd.

sterker zuur met HgCl.2: fijn pp. spoor zoutzure dicodide
precipitaat blijft fijn.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een wit amorph neer-
slag, dat na verwarming vele groote druppels vormt.

5°- Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder na toe-
voeging van dit reagens. Indien men nu warm doorent, ontstaan
lange naalden in stervormige groepen, sterk anisotroop, recht
uitdoovend.

De gevoehgheid gaat tot in 0,5 % oplossing. (Fig. 136).

6°. Dragendorff — Er ontstaat een amorph bruin neerslag,
na flink verwarmen treden langs den rand hier en daar lange
lichtgeel gekleurde, veelal met elkander vergroeide prisma\'s op,
Welke anisotroop zijn. Deze reactie is noch gevoelig noch karak-
teristiek, zoodat in het schema slechts ,,amorphquot; vermeld wordt.

-ocr page 74-

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een amorph neerslag.
Met NaHCOg ontstaat slechts olie.
Schoorl^) merkte op, dat door
systematische enting met een homoeopatische verwrijving D4 van
Codeïne steeds kristallisatie intrad, zelfs tot in 0,1 % oplossing.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat slechts een amorph neerslag
na toevoeging van een druppel verdunden spiritus.

Dionine

Uitgegaan werd van dionine ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride ■— In zure oplossing ontstaat geen neer-
slag met dit reagens. Na verwarming ontstaan slechts druppels
langs den rand.

In neutrale oplossing ontstaat een lichtgeel neerslag, dat na
verwarming als druppels weer te voorschijn komt.

Door NaJ ontstaat een zwart onbruikbaar neerslag.

2°. Goudchloride — Met dit reagens ontstaat in beide oplos-
singen een oranjegeel neerslag, dat door verwarming als druppels
te voorschijn komt. Door natriumbromide worden de druppels
bruin gekleurd.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaan om de korreltjes reagens lange zeshoekige prisma\'s in
stervorm, welke complexen tot i mm. kunnen uitgroeien in i %
oplossing. Door verwarmen en krassen treden vele willekeurig
dooreenliggende prisma\'s op. Zij zijn sterk anisotroop, dooven
recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting. De prisma\'s
zijn aan de uiteinden veelal scheef afgesneden. In neutrale op-
lossing ontstaan dezelfde rhombische prisma\'\'s als in zure oplossing.
Zij zijn echter veel korter en breeder. Vooral na verwarmen en
krassen ontstaan nu veelal prisma\'s, aan één zijde zwaluwstaart-
vormig ingesneden. De grootte varieert van 15 (x — 400 [x.
(Fig. 89).

De neutrale oplossing is te verkiezen boven de zure oplossing.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een wit neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een onbruikbaar bruin neerslag.

1) Schoorl, Mondelinge mededeeling.

-ocr page 75-

6°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat na
verwarming als druppels te voorschijn komt.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat geen kristallijn product.

Tenslotte zij hier nog vermeld dat na enting met homoeopathische
Verwrijvingen van natriumbicarbonaat (Dg en D^) met dionine-
base, het alkaloïde fraai uitkristalliseert in tegenstelling met
codeïne en paracodine, tot in o,i % oplossing, waardoor dionine
goed te onderkennen is van deze beide andere alkaloïden.i)

Duboïsine

Uitgegaan werd van het duboïsinesulfaat ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — geeft in zure oplossing na verwarming
langs den rand druppels. Toevoeging van natriumjodide geeft een
onbruikbaar zwart neerslag. In neutrale oplossing blijft de drup-
pel ook na verwarming helder, terwijl toevoeging van natrium-
jodide een zwart onbruikbaar neerslag geeft.

2°. Goudchloride — Geeft zoowel in neutrale als in zure oplos-
sing een geel neerslag dat na verwarming kristallijn wordt. De
reactie gaat het best in zure oplossing. Men moet tot gedeeltelijk
indrogen van den druppel verwarmen. Het zijn groote complexen
van rechthoekige prisma\'s welke dichroïsme kunnen vertoonen
van geel tot kleurloos. Zij zijn sterk dubbelbrekend en hebben
rechte uitdooving. Na verwarmen en krassen treden vele enkel
liggende rechthoekige plaatjes op, waarvan de grootte van lo [x—
200 [JL varieert. Zij vertoonen additiekleur in lengterichting. Com-
plexen van 200 (JL — 500 [X treden zonder krassen duidelijk op.
Na toevoeging van natriumbromide en verwarmen, ontstaan na
afkoeling dezelfde kristalvormen welke nu een sterk dichroïsme
van kleurloos tot donkerbruin vertoonen. De reactie zoowel met
goudchloride als goudbromide gaat goed in 0,1 % oplossing.

3°. Mercurichloride — Dit reagens geeft zoowel in neutrale
als in zure oplossing een goede kristallisatie. De zure oplossing
verdient de voorkeur boven de neutrale, wegens de fraaiere
kristallisatie en grootere gevoeligheid. Van de korreltjes reagens
schieten prisma\'s uit, welke zich in stervorm groepeeren, reeds
zonder verwarmen of krassen.

N. ScHOORL, Persoonlijke mededeeling.

-ocr page 76-

De grootte van zulke stervormen kan 400 [a — 800 (x
worden, na staan. Het zijn zeshoekige gestrekte prisma\'s,
ofschoon ook prisma\'s met scheef afgesneden top voorkomen.
Zij dooven allen recht uit en vertoonen additiekleur in lengte-
richting. In meer verdunde oplossingen kan men ook vele enkele
kristallen waarnemen, welke dan veelal 100 [x — 200 (x groot
zijn. (Fig. 81).

De gevoeligheid in zure oplossing gaat tot 0,1 %.

4°. Kaliumferrocyanide — Geeft na verwarming in zure op-
lossing een fijn neerslag langs den rand, dat moeilijk kristalliseert.
Alleen door krassen met een glasstaaf treedt de kristallisatie
onmiddellijk in. In i % en 0,5 % oplossing ontstaan vele prisma\'s
in stervorm; ook treden rechthoekige platen veelal in stervorm
vergroeid op, welke sterk dubbelbrekend zijn en een scheeve uit-
dooving van 40°—50° hebben. De grootte der stervormen is
100
[x — 300 [x, vele zijn 200 (x. Zij vertoonen substractiekleur in
lengterichting. In meer verdunde oplossingen ontstaan spora-
disch stervormen maar wel vele enkele prisma\'s, 30 (x — 100 (x
groot. De reactie gaat tot 0,2 % oplossing; er treden dan slechts
sporadisch kristallen op. (Fig. 108).

5°. Kaliumferricyanide. Er ontstaat geen neerslag.

6°. Dragendorff — Na toevoeging van weinig reagens wordt
onmiddellijk even verwarmd. Na ± 5 min. staan kan men hier
en daar sphenoïden waarnemen, tevens drie- en vierhoeken in
zandloopervorm gegroepeerd en prisma\'s welke twee aan twee
onder een rechten hoek met elkander vergroeid zijn. De grootte
varieert van 6 pi — 35 (x. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % op-
lossing. In de meer verdunde oplossingen ontstaan, langs den
rand, hier en daar grootere bosjes vertakte bruine naalden,
100
[x — 200 [x. groot. (Fig. 147).

Met Bouchardat en joodwaterstofzuur ontstaan dezelfde
kristallen van dit perjodide, alleen grooter en fraaier.

Er zij hier nog opgemerkt dat duboïsine niet meer in de laatste
Pharmacopee voorkomt, daar nu eens met duboïsine scopolamine
dan weer hyoscyamine of een mengsel van beide bedoeld werd,
al naar gelang de afkomst. Het door mij gebruikte alkaloïde van
Merck gelijkt veel op hyoscyamine. De reacties zijn echter hier
en daar sterk afwijkend.

-ocr page 77-

6i

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaan slechts
druppels.

8°. Pikrolonzuur — Hiermede ontstaan, na even verwarmen
en krassen, beter door een druppel verdunden spiritus, rozetten
van sterk dubbelbrekende prisma\'s van lo (j. — 60 [x groot, welke
Veelal bladachtige insnijdingen hebben. Deze reactie is van weinig
Waarde.

Ephedrine

Uitgegaan werd van het Ephedrine „Merckquot;.

1°. Platinachloride — De druppel blijft helder na toevoeging
Van dit reagens zoowel aan de neutrale, als aan de zure oplossing.

ï^a verwarming ontstaan bij afkoeling in beide oplossingen,
langs den rand, boomvormig vertakte naalden, welke bij indrogen
het geheele gezichtsveld kunnen overgroeien. Door te krassen
ontstaan vele naalden in stervorm 100 [x — 600 [x. groot. De
naalden dooven recht uit en vertoonen additiekleur. De gevoelig-
heid gaat tot in 0,1 % oplossing. Deze reactie is echter niet
karakteristiek. Voegt men nu evenwel natriumjodide toe, dan
ontstaan in i % oplossing boomvormige vertakkingen uit breede
zeshoekige prisma\'s opgebouwd, paarsrood tot donkerrood van
kleur. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing, zoowel in de
neutrale als in de zure oplossing. Dit reactieproduct is uiterst
typisch voor dit alkaloïde en geheel afwijkend van het gelijk-
soortige reactieproduct van ephetonine. Het zijn groote complexen
Vaak I mm. in doorsnee.

Dit fraaie jodoplatinaat ontstaat ook onmiddellijk met een
kleine contactdruppel (PtCU NaJ sp.HCl) in de koude,
beginnende aan den rand van den druppel; groote paarsroode
platen, die slechts zwak dichroïtisch zijn. (Fig. 32).

2°. Goudchloride — Beide oplossingen blijven helder na toe-
Voeging van dit reagens. Na verwarming ontstaan langs den rand
druppels. Toevoeging van natriumbromide kleurt de druppels
bruin.

3°. Mercurichloride — Beide oplossingen blijven helder na
toevoeging van dit reagens. Door verwarming ontstaan slechts
Weinig druppels lang% den rand. Evenmin ontstaat met
Mayer\'s
reagens een neerslag.

-ocr page 78-

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat geen neerslag met dit
reagens in de zure oplossing.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag met dit
reagens in de zure oplossing.

6°. Dragendorff — In de neutrale en in de zure oplossing ont-
staat een bruin neerslag van druppels, waartusschen zich, na staan,
onder oplossing der druppels, gelijksoortige complexen van kristal-
platen (vaak zeshoeken) vormen als bij ephetonine; ze hebben
sterke dubbelbreking en rechte uitdooving. In zure oplossing is het
reactieproduct in o,i % oplossing nog fraai en overvloedig. Nadat
deze complexen van kristalplaten ontstaan zijn, vormen zich
boomvormig vertakte, fijne naalden, welke tot meerdere mm.
kunnen groeien en de plaatvormige kristallen langzamerhand
gedeeltelijk verdringen. De plaatvormige kristallen, zijn veelal
ook in weinig stralige sterren gegroepeerd en scheef afgesneden
aan den top. Deze reactie heeft dus, uitgezonderd het ontstaan
der boomvormig vertakte lange dunne prismatische naalden,
welke somtijds uitblijven kunnen, veel overeenkomst met het
gelijksoortige product van ephetonine. (Fig. 148).

Tsiang en Brown^) beschrijven van ephetonine met PtCli
met AuClg en met ,,Dragendorffquot; kristallijne reactieproducten
en merken op, dat deze reacties juist eender gegeven worden door
p.oxyphenylaethylamine, waarvan het zoutzure zout ook tyra-
mine heet, welks oplossingin ampullen onder den naam,, Uteraminequot;
in den handel komt. Schrijvers meenen dat dit alleen door de
kleurreactie met FeClg, waarmede uteramine een grijsgroene
kleur oplevert, van ephedrine is te onderscheiden.
Sciioorl^)
merkt op dat tyramine bovendien niet met het reagens van Boxi-
chardat neerslaat. Overigens ontstaat van tyramine, zoowel
uit neutrale als uit met zoutzuur zuur gemaakte oplossing, wel
een fraai jodoplatinaat, wanneer de oplossing eenigszins indroogt,
van donkerroode, lange vertakte naalden in stervorm, afwijkend
van ephedrine. De reactie met het reagens van
Dragendorff op
zoutzure p. oxyphenylaethylamine geeft een kristallijn reactie-
product afwijkend van ephetonine 1°. heeft het verloop der
reactie veel trager plaats 2°. ontstaan in neutrale oplossing, het

Tsiang en Brown, J. Amer. Pharm. Ass. 16, 194 (1927).

Schoorl, PersoonUike mededeeling.

-ocr page 79-

fraaist hier en daar langs den rand, forsche prisma\'s in schoofvorm
dubbelbrekend met rechte uitdooving.

Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een zwak neerslag, dat
uit druppels bestaat.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen, wel een neer-
slag, dat grootendeels uit druppels bestaat.

Ephetonine

Uitgegaan werd van ephetonine ,,Merckquot;.

Microchemisch wijkt ephetonine van ephedrine af, zooals uit
een vergelijking met ephedrine, t.o.v. meerdere reagentia blijkt.
Wel zijn zij zeer na verwant; ongeveer verhouden zij zich als
3-tropine tot hyoscyamine, want atropine is d. 1. Hyoscya-
iiiine, en Ephedrine is optisch actief. De structuur met 2 assyme-
trische C-atomen laat 4 optisch actieve isomeren toe.

1°. Platinachloride — De oplossing blijft helder; na verwarming
ontstaan in beide oplossingen kristallen. In neutrale oplossing
naalden, dubbelbrekend, hier en daar langs den rand van den
druppel, welke niet typisch zijn; daarentegen vele ruitvormige
lichtgeel gekleurde kristallen, 50 (x — 100 (x groot, sterk dubbel-
brekend met rechte uitdooving. Door krassen na gedeeltelijke
indroging ontstaan tevens korte prismatische kristallen, 30 [jl —
50 [i.; zoowel rechthoekige als zeshoekige prisma\'s met sterke
dubbelbreking en rechte uitdooving. Na verwarmen en krassen
ontstaan vele rechthoekige prisma\'s, over elkander gegroeid,
dubbelbrekend ± 100 welke veelal stervormig gegroepeerd
Voorkomen.

In zure oplossing ontstaan vertakte naalden langs den rand,
quot;Welke dubbelbrekend zijn. Het chloroplatinaat, alhoewel na
gedeeltelijk indrogen van den druppel, nog tot in 0,1 % oplossing
kristallijn, is niet karakteristiek. Voegt men nu evenwel natrium-
jodide toe, dan ontstaat in beide oplossingen een zeer karakteri-
stiek reactieproduct, geheel afwijkend in vorm der kristallen van
bet gelijksoortige ephedrine-reactieproduct.

Na i I min. staan, treden prismatische zwarte, zoowel recht
als scheef afgesneden prisma\'s in boomvormige vertakkingen op,
vaak stervormig gegroepeerd, welke aan de uiteinden veelal

-ocr page 80-

penseelvormig vertakt zijn. Deze reactie, hoewel in neutrale
oplossing het fraaist, gaat in zure oplossing ook en wel tot in
0,1 % oplossing. (Fig. 33).

Het jodoplatinaat ontstaat ook hier direct fraai, met een kleine
contactdruppel PtCli NaJ, zoowel in neutrale als in zure op-
lossing, welke laatste de voorkeur verdient.

2°. Goudchloride — De druppel blijft helder. Na verwarming
ontstaan druppels langs den rand. Toevoeging van natrium-
bromide veroorzaakt een bruin neerslag, dat in beide oplossingen
uit druppels bestaat, waartusschen zich na i 5 min. staan reeds
zonder verwarmen, vooral in neutrale oplossing kristalaggregaten
vormen, vergroeiingen van rechthoeken en tevens kruisvormige
aggregaten, welke ingesneden randen hebben. Deze zijn steenrood
van kleur, waarbij meestal geen dubbelbreking is waar te nemen.
Zij kunnen tot ± 500 [x groeien. In neutrale oplossing is deze
reactie het fraaist. Verwarmen kan de reactie doen mislukken.

3°. Mercurichloride — De druppel blijft helder; na verwarming
ontstaan in beide oplossingen weinig druppels langs den rand.
Ook met Mayer\'s reagens ontstaat geen neerslag.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure oplossing blijft de druppel
helder.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — Er ontstaan, na toevoeging van dit reagens
en even verwarmen, druppels, waartusschen zich, na staan,
oranje gekleurde complexen van afgebrokkelde kristal platen en
boomvormige vertakkingen van breede, prismatische, vaak blad-
achtig uitgegroeide kristallen, vormen. Deze kristallen zijn
sterk dubbelbrekend en dooven recht uit. Zij kunnen een zwak
dichroïsme vertoonen. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing,
ofschoon dan vele enkele ruitvormen en zeshoekige prisma\'s
optreden, ± 30 [x. (Fig. 149).

Deze reactie heeft dus veel overeenkomst met ephedrine.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat na toevoeging een witte
troebeling, welke noch door verdunden spiritus, noch door ver-
warmen kristallijn wordt, maar steeds als druppels weer te voor-
schijn komt. •

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en

-ocr page 81-

krassen ontstaan prisma\'s, aan de uiteinden penseeivormig
Vertakt en tevens boomvormige vertakkingen van fijne dubbel-
brekende naalden, 200 [x — 400 [x groot. Verwarmt men echter
even sterk, dan onstaan rechthoekige breede prisma\'s, meest
trapsgewijze gebouwd, door vergroeiingen van enkele pris-
ma\'s tegenelkander, soms aan de korte zijde zwaluwstaart-
vormig ingesneden, 100 [x groot. Deze kristallen onstaan ook
na toevoeging van een druppel verdunden spiritus, aan den
Vooraf met het vaste reagens, bedeelden druppel. Zij zijn dan
echter meestal kleiner, 20 fx —^40 (x. Zij zijn dubbelbrekend en
dooven recht uit. (Fig. 186).

B. Eucaïne

Uitgegaan- werd van het zoutzure ß.Eucaïne ,,Scheringquot;.

Het zoutzure zout lost in 0,5 N.HCl slechts in de warmte op.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing.
Ontstaat na toevoeging van het reagens een kristallijn reactie-
Product. Het zijn afgeronde prisma\'s in stervorm, met scheeve
Uitdooving, welke na staan bladachtig uitgroeien. De grootte is
Veelal 200 [x. Indien nu gekrast wordt, ontstaan bij de kras vele
kleinere vierkante kristallen, welke sterk anisotroop zijn. Zij
schijnen opgebouwd uit vier prisma\'s. De grootte varieert van
30 (X — 100 fx. Door NaJ kleuren deze kristallen rood. (Fig. 6).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
Ontstaan druppels, welke door NaBr bruin gekleurd worden.

3°- Mercurichloride — Er ontstaan na verwarmen en krassen
in neutrale oplossing vormlooze kristallen, waaraan men hier
en daar de prismavorm kan waarnemen. In zure oplossing ont-
staan gekromde kristallen in stervorm, ± 200 (x groot. Deze
reacties zijn praktisch van geen waarde en worden slechts volle-
digheidshalve vermeld.

4°- Kaliumferrocyanide — Dit is de meest typische reactie op
ß-Eucaïne. Men voege echter veel reagens toe. Sterker zuur be-
vordert tevens de reactie. Er ontstaan zoowel zeshoekige groote
kristalplaten als vierhoekige plaatjes. Alle zijn zeer dun. De
zeshoekige platen dooven volgens de lengterichting uit, de

-ocr page 82-

vierhoeken volgens de diagonaal. Zij zijn sterk anisotroop
en vertoonen additiekleur in lengterichting. De grootte
varieert van 15 [x — 70 [x. Ook neemt men vooral in de
meer geconcentreerde oplossingen complexen van deze zes-
hoeken waar. (Fig. 109).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

a.eucaïne geeft iets dikkere platen van meer grillige vorm.

5°. Kaliumferricyanide — De oplossing blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een bruin onbruikbaar neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristaUisatie plaats.

Tenslotte kan men a-eucaïne van ^-eucaïne onderscheiden
door de reactie met kaliumjodide. a-eucaïne geeft hiermede
buitengewoon dunne platen, terwijl p.eucaïne geen neerslag
geeft of slechts met een groote overmaat reagens een amorph
neerslag.^)

Euphylline (Paradimethylxanthine-aethyleendiamine)

Uitgegaan werd van euphylUne ,,Bykquot;. Ofschoon deze ver-
binding ± 78 % theophylline bevat, zou men verwachten, dat
de reacties dezelfde zouden zijn als van theophylline. Dit nu
is niet het geval en moet hieraan worden toegeschreven, dat het
aethyleendiamine ook met meerdere der reagentia een kristaUijn
reactieproduct geeft. Dat het werkelijk voor het grootste gedeelte
uit theophylline bestaat, blijkt primo uit de groote overeenkomst
van enkele reactieproducten met dezelfde reagentia, maar secundo
uit de sublimatieproet.

Indien men gefractioneerd sublimeert, ontwijkt eerst het
aethyleendiamine en in het tweede en derde sublimaat heeft men
het vrijwel zuivere theophyUine, dat als zoodanig geïdentificeerd
kan worden.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure op-
lossing (het meest gevoelig in de neutrale oplossing) ontstaat
een kristallijn neerslag van sterk dubbelbrekende gele vier-
kanten, waarin etsfiguren in den vorm van een kruis, welke, bij

N. Schoorl, Persoonlijke mededeeling.

-ocr page 83-

300 X vergrooting, goed zijn waar te nemen. Zij dooven volgens
de diagonaal uit. De grootte varieert van 15 pt — 30 [x. (Fig. 7).

Zelfs in 0,1 % oplossing is deze reactie nog positief.

Voegt men nu natriumjodide toe, dan kleuren de kristallen
in de neutrale oplossing zwart, terwijl men veelal vergroeiingen
kan waarnemen van zulke vierkanten. In zure oplossing onstaan
na toevoeging van dit reagens prisma\'s, veelal twee aan twee ver-
groeid, voorzien van uitsteeksels, welke hoeken van 90° met de
hoofdas maken. Deze groeien tot 400 (x en deze reactie is tot in
% oplossing gevoelig.

2°. Goudchloride — Zoowel het chloroauraat, als het bromo-
auraat is hetzelfde als van theocine.

3°. Mercurichloride — Het chloromercuraat is niet te onder-
scheiden van de gelijksoortige theocineverbinding.

4°- Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaan na ver-
quot;Warming en krassen rechthoekige prisma\'s, ± 100 [x groot, traps-
gewijze gebouwd door tegen elkander groeien van meerdere prisma\'s,
Welke recht uitdooven en sterk dubbelbrekend zijn. In 0,5 %
oplossing blijft deze reactie uit en is deze reactie dus van weinig
of geen waarde.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — Het reactieproduct is niet te onderscheiden
Van het gelijksoortige reactieproduct van theocine. De gevoelig-
heid gaat echter tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 150).

7°. Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat een geel kristallijn neerslag
Van fijne naalden, niet gegroepeerd, dr 200 [x, met sterke dubbel-
breking en rechte uitdooving. Het beeld is echter in \'t geheel
niet karakteristiek, zoodat deze reactie voor de identificatie van
geen waarde is.

De gevoeligheid, gaat tot in 0,2 % oplossing.

Euphylline is dus door de volgende reacties van theocine te
Onderscheiden.

1°. Door het fraaie chloroplatinaat, dat zeer karakteristiek is.

2°. Door het jodoplatinaat.

3°. Door het kristallijne reactieproduct met pikrolonzuur,
hoewel dit niet karakteristiek is.

-ocr page 84-

Heroïne

Uitgegaan werd van zoutzure Heroïne „Merckquot;.i)

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een neerslag, dat vooral na even verwarmen, mooi
uitkristalliseert. Er ontstaan prisma\'s, welke in stervorm gegroe-
peerd zijn en meestal zijn zulke sterren 60 ja — 150 jx groot. De
prisma\'s hebben rechte uitdooving en vertoonen additiekleur in
lengterichting. Zij zijn sterk dubbelbrekend. In neutrale oplossing
gaat de gevoeligheid tot 0,2 %. In zure oplossing tot 0,5 %.
(Fig. 8). Toevoeging van natriumjodide kleurt de kristallen rood.

2°. Goudchloride — In neutrale, zoowel als in zure oplossing
ontstaat een fijn geel precipitaat, dat door verwarming oplost.
In een i % oplossing kan bij afkoeling een sporadische kristallisatie
van vertakte gele naalden langs den rand optreden, ook na toe-
voeging van natriumbromide, welke reactie echter van geen
waarde is.

Mercurichloride — Dit is het aangewezen reagens op heroïne.
Om de korreltjes reagens zetten zich prisma\'s af in stervorm,
die veelal zeshoekig zijn, maar vaak ook scheef afgesneden eind-
vlakken hebben. Even verwarmen bevordert de reactie ten zeerste
en men ziet vele prisma\'s willekeurig dooreen; tevens treden ster-
vormen op. De grootte varieert van 70 [
jl tot 200 [x. Zij zijn sterk
dubbelbrekend, hebben rechte uitdooving en vertoonen additie-
kleur in lengterichting. (Fig. 82). In 0,2% oplossing ziet men veelal
penseelvormige vertakkingen aan de uiteinden.

De gevoeligheid gaat in neutrale oplossing tot 0,1 %. In zure
oplossing is de reactie nog goed in een 0,2 % oplossing; in 0,1 %
oplossing slechts sporadisch kristallen.

4°. Ferrocyaankalitim — In neutrale oplossing blijft de druppel
helder, in zure oplossing ontstaat langs den rand een fijn pre-
cipitaat.

5°. Ferricyaankalium — In beide gevallen ontstaat geen neer-
slag.

6°. Dragendorff — In beide gevallen ontstaat een fijn, onbruik-
baar precipitaat.

Ik wil hier opmerken, dat alleen versch bereide oplossingen deze reacties
geven, wegens de sterke ontleding van dit alkaloïde in oplossingen.

-ocr page 85-

7°- Kaliumhydroxyde — Geeft in neutrale oplossing na ver-
warming druppels.

8°. Pikrolonzuur — Geeft geen kristallijn product.

Homatropine

Uitgegaan werd van het hydrobromas homatropini ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — Dit reagens geeft in neutrale noch in
zure oplossing een neerslag. Na verwarmen ontstaat een geel
neerslag van druppels langs den rand. Door natriumjodide ont-
staat een zwart neerslag.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat na toevoeging van het reagens een geeloranje neerslag,
dat na even plaatselijk verwarmen en staan vergroeiingen van
zeshoekige prisma\'s geeft. Na krassen ontstaan vele enkelvoudige
prisma\'s. Zij zijn sterk anisotroop en dooven recht uit. In zure
oplossing is de reactie gevoeliger dan in neutrale oplossing. De
grootte varieert van 6o [x — 200 [x. Deze ontstaan tusschen de vele
druppels na even verwarmen.

De gevoeligheid gaat tot o,i % oplossing. (Fig. 50). Na toe-
quot;Voeging van natriumbromide kan men hier en daar een zwak
dichroïsme van lichtgeel tot donkerbruin waarnemen.

3°- Mercurichloride — Dit reagens geeft in neutrale oplossing
een wit neerslag dat uit druppels bestaat; in zure oplossing ont-
staan oliedruppels. Deze stollen bij staan deels in fraaie oktaëders,
deels in kogeltjes.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaan complexen van recht-
hoekige prisma\'s, welke tot i mm. aangroeien. Zij zijn sterk aniso-
troop, dooven recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting.
I^e gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. Verwarmen bevor-
dert dan de reactie. (Fig. 112.)

5°. Kaliumferricyanide — Indien men warm doorent ontstaan
niet dit reagens prisma\'s, 30 (x — 50 [x groot, welke sterk dubbel-
brekend zijn en recht uitdooven. De gevoeligheid gaat tot in
0,5 % oplossing, zoodat deze reactie praktisch van geen waarde is.

6°. Dragendorff — Men verwarme na toevoeging van dit reagens
onmiddellijk
even. Na ± 5—10 min. staan kan men, vooral in het
hchtgeel gekleurde deel van den druppel, tusschen vele druppeltjes

-ocr page 86-

kleine, zwarte vierkantjes, 5 (x — 15 [jl groot, waarnemen. De
fraaiste reactie ontstaat in 0,5 % oplossing. De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing. De kristallen zijn, alhoewel klein,
zeer karakteristiek voor dit alkaloïde. Zij moeten met zwakke
vergrooting gezocht en daarna bij sterke vergrooting bekeken
worden. (Fig. 152).

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaan zwak dubbel-
brekende, vertakte naalden, veelal in schoofvorm, welke sub-
stractiekleur in lengterichting vertoonen en 100 jx — 300 fx groot
zijn. (Fig. 172).

De gevoehgheid gaat tot in 0,5 % oplossing. Verwarmen kan
de reactie verstoren.

. Pikrolonzuur ■—■ Er ontstaan prisma\'s in ster- en schoof-
vorm, waarvan de uiteinden veelal penseelvormig vertakt zijn.
Zij zijn sterk anisotroop en dooven recht uit. De grootte varieert
van 100
fx — 200 [x.

In 0,2 % en 0,1 % oplossing kunnen de kristallen tot 800 [x
groeien. Zacht verwarmen, beter toevoeging van een druppel
verdunden spiritus, bevordert de reactie.

Het jodo-auraat kan als hevestigingsreactie nog vermeld worden.
Er ontstaan na verwarming met goudchloride gevolgd door toevoe-
ging van natriumjodide, bladachtig uitgegroeide prisma\'s, welke
een typisch dichroïsme van lichtgeel tot bruinzwart vertoonen.

Hydrochinine

Uitgegaan werd van twee preparaten van ,,Zimmerquot; en
,,Amsterd. Chininefabriekquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een lichtgeel, fijn neerslag, dat door natriumjodide zwart
gekleurd wordt.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
neerslag, dat door natriumbromide geelbruin van kleur wordt.

3°. Mercurichloride — Dit geeft in beide oplossingen een wit
neerslag van druppeltjes. In zure oplossing ontstaan reeds zonder
verwarming boomvormige vertakkingen van smalle prisma\'s,
tevens sterren uit dennetakvormige kristallen opgebouwd en
bladachtig uitgegroeide kristalsterren, welke van 200 [x ä 800 [x

-ocr page 87-

kunnen groeien. Zij zijn anisotroop, bij opvallend licht wit, bij
doorvallend licht bruin van kleur.

De gevoeligheid gaat tot in o,i % oplossing. (Fig. 84).

4°- Kaliumferrocyanide — Geeft na flink verwarmen in zure
oplossing een soortgelijk produkt als chinine. Langs den rand
ontstaan fijn vertakte dendrieten, veelal in zonvorm. De gevoelig-
heid gaat tot in 0,5 % oplossing.

Reeds Behrens beschreef deze reactie, welke bij hem niet
steeds optrad.

5°- Kaliumferricyanide — In zure oplossing ontstaan bij warm
doorenten, kristalfragmenten tot complexen vergroeid, veel in
stervorm met sterke anisotropie. Zij vertoonen substractiekleur
in lengterichting. De grootte varieert van 50 [
jl — 200 (jl. De ge-
voeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. Daar het .reactieproduct
^rij goed oplosbaar is, dient men dus eerst gedeeltelijk in te drogen
alvorens te krassen. In tegenstelling met het reagens zelf, dat
goed oplosbaar is in 0,5 N.HCl, verdwijnen deze kristallen niet
door toevoeging van een druppel 0,5 N.HCl (Fig. 129).

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een onbruikbaar
precipitaat. In zure oplossing bij voorkeur zwavelzure oplossing,
Ontstaat hier en daar een kristallisatie, welke door toevoeging
Van een druppeltje spiritus van 90 % bevorderd wordt. Men
Voege echter slechts een zeer kleine hoeveelheid reagens toe. De
kristallisatie gelijkt op het gelijksoortige product met
Bou-
chardat
, dat echter veel fraaier gevormd wordt en als be-
vestigingsreactie, tevens als onderscheidingsreactie van chinine,
^eer goede diensten bewijst.

Deze reactie werd reeds door Behrens beschreven, hoewel anders
uitgevoerd. Evenals bij de herapatietreactie op kinine gebruikt
hij KJ en KNOg in zwavelzure oplossing. Eenvoudiger voert men
de reactie als volgt uit, waarbij het joodhydrochininesulfaat
even zoo fraai ontstaat. Men voege bij de zwavelzure oplossing
Van het alkaloïde een klein druppeltje joodjoodkali (
Bouchardat).
Er ontstaan nu reeds zonder alkohol, na ± i min., fraaie vertakte
naalden in stervorm 10 jj. — 200 [
jl groot, sterk anisotroop, welke
een duidelijk polarisatiekruis vertoonen en sterk dichroïtisch
^ijn, van geel tot zeer donkerbruin. De gevoeligheid gaat tot in
0,1 % oplossing en deze reactie is uitermate geschikt ter identifi-

-ocr page 88-

catie, tevens ter onderscheiding van kinine, dat zonder alkohol
toevoeging moeilijk of niet uitkristalliseert. Ook in zoutzure
oplossing van het sulfas hydrochinini heeft deze reactie plaats,
hoewel niet zoo fraai.

7°. Kaliumhydroxyde — Geeft een onbruikbaar neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Dit reagens geeft geen kristallijn reactie-
product.

Holocaïne

Uitgegaan werd van het zoutzure Holocaïne „Meister Luciusquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in zure als neutrale oplossing
ontstaat een kristallijn neerslag. In zure oplossing ontstaan sterk
vertakte naalden in stervorm, met sterke dubbelbreking; in neutrale
oplossing is geen duidelijke vorm waar te nemen. Deze reactie
is niet typisch. Voegt men echter
weinig natriumjodide toe en
wordt daarna verwarmd, dan ontstaat in beide oplossingen, hoe-
wel in de neutrale oplossing beter, een mooi kristallijn product, dat
zich onmiddellijk van de reactieproducten van alle andere alka-
loïden met dit reagens onderscheidt door zijn zeer sterk en\'typisch
dichroïsme van rozerood naar groen. De grootte der ontstane
kristallen varieert van lo pi — 25 [x. Er kunnen in neutrale op-
lossing zoowel plaatjes met ingesneden randen ontstaan als ster-
vormige plaatjes en ruitvormige kristallen. In zure oplossing
trof ik vele X-vormige en bladachtig uitgegroeide kristallen aan,
welke somtijds 200 [x groot waren. (Fig. 34).

Door het sterke dichroïsme is dit de meest specifieke reactie
op holocaïne. Natriumjodide alleen geeft sterk dubbelbrekende
prisma\'s.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

2°. Goudchloride — Geeft in beide oplossingen een neerslag,
dat hoofdzakelijk uit druppels bestaat en door natriumbromide
bruin gekleurd wordt.

3°. Mercurichloride — Geeft in beide oplossingen druppels.

4°. Kaliumferrocyanide — Geeft in zure oplossing kristallisatie
van zeer kleine kuben, rt 6 [x groot. Na toevoeging van dit reagens
ontstaat een sterk neerslag van deze kleine kristallen, welke niet
dubbelbrekend zijn. Wegens de kleine afmeting en de geringe

-ocr page 89-

gevoeligheid, (0,5 % oplossing gaf geen goed waarneembare
kristallen meer), heeft deze reactie geen praktische waarde.

5°- Kaliumferricyanide — Dit geeft een onbruikbaar fijn neer-
slag.

6°. Dragendorff — Dit geeft een onbruikbaar fijn precipitaat.

7°- Kaliumhydroxyde — Dit geeft een onbruikbaar neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Dit geeft geen kristallisatie.

Hydrastine

Uitgegaan werd van Hydrastine ,,Merckquot;.

I Platinachloride — Met dit reagens ontstaat zoowel in neutrale
als in zure oplossing een lichtgeel, fijn neerslag, dat door verwarming
druppels vormt. Natriumjodide kleurt\' het neerslag zwart.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een geel
neerslag, dat door natriumbromide bruin gekleurd wordt.

3°. Mercurichloride — Geeft in beide oplossingen een wit neerslag,
dat uit druppels bestaat.

4°- Kaliumferrocyanide — Geeft in zure oplossing een sterk
wit neerslag, bij doorvallend licht bruin gekleurd, waartusschen
Zich na staan spherolieten van
30 [jl — 400 [x vormen, welke dubbel-
brekend zijn. Verwarmen bevordert de reactie en er kunnen daar-
door tevens dennetakvormige kristallen in stervorm gegroepeerd,
optreden. De meeste kristalcomplexen zijn
200 [x groot, slechts
enkele zijn grooter. (Fig. iio). De gevoeligheid, na verwarming,
gaat zelfs tot in
0,1 % oplossing. Zie ook A. Grutterink^).

5°- Kaliumferricyanide. — Er ontstaat in zure oplossing een
geelgroen neerslag, dat amorph is.

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een zwaar amorph
neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaat een fijn wit
precipitaat, dat door verwarming gedeeltelijk uitkristalliseert.
De kristallen zijn vooral in verdunde oplossingen moeilijk tus-
schen het fijne neerslag te vinden. Na even plaatselijk verwarmen

± 5 min. staan, kan men vele boomvormig vertakte naalden
Waarnemen, tevens naalden in stervorm, welke bij doorvallend
licht bruin gekleurd zijn en in geconcentreerde oplossingen tot

A. Grutterink, Diss. Bern, igro, 70.

-ocr page 90-

6oo [A kunnen aangroeien; vele zijn 200 pt groot, zij zijn dubbel-
brekend, dooven recht uit en vertoonen additiekleur in de lengte-
richting. In0,2 %oplossinggaatdereactienogzeergoed. (Fig. 170).

8°. Pikrolonzuur — Geeft na even verwarmen (2 ä 3 x door de
vlam halen), gevolgd doorkrassen, fijne boomvormig vertakte licht-
bruine kristallen, welke sterk dubbelbrekend zijn. De grootte is
±50[i —ioo[x. De gevoeligheid gaat tot . in 0,1 % oplossing.

Zie ook A. Grutterink^).

Hydrastinine

Uitgegaan werd van zoutzure Hydrastinine ,,Merckquot;.

De oplossing fluoresceert blauw-groen, zelfs in een 0,1 %
oplossing nog zeer sterk.

1°. Platinachloride — Geeft in neutrale oplossing een geel
neerslag, dat zonder verwarmen fraai kristallijn wordt. In zure
oplossing is de reactie fraaier. Er ontstaan boomvormige vertak-
kingen van prisma\'s, welke veelal aan de uiteinden weer penseel-
vormig vertakt zijn. Zij zijn sterk dubbelbrekend en hebben rechte
uitdooving. (Fig. 9). Voegt men natriumjodide toe en verwarmt,
dan ontstaan vele kleine zwarte ruitvormige en tevens zes-
hoekige kristallen, welke 10 [x — 40 [x groot zijn. De reactie met
platinachloride gaat nog goed in 0,2 % oplossing, zoonoodig na
krassen en verwarmen. Met platinajodide gaat de reactie nog in
0,1 % oplossing, alleen zijn de kristallen nu grooter. A.
Grutte-
rink^) vermeldt slechts het ontstaan van een troebeling.

2°. Goudchloride — In neutrale oplossing ontstaat een oranje
neerslag evenals in zure oplossing, dat door verwarming niet
kristallijn wordt. Toevoeging van natriumbromide kleurt het
neerslag bruin.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een goed kristallijn product. In zure oplossing is de
reactie het meest gevoelig. In neutrale oplossing ontstaat een wit
neerslag en ziet men om de korreltjes reagens vele prisma\'s ont-
staan met sterke dubbelbreking, welke tot i mm. kunnen groeien.
Zij hebben rechte uitdooving. Zij zijn hier en daar veervormig

1)nbsp;A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 70

2)nbsp;A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 74. • . .

-ocr page 91-

Vertakt en gebogen, hetgeen na verwarming goed is te zien;
tevens ontstaan ruiten met hoeken van
72° en 108°. In zure: op-
lossing ziet men vele boom vormig vertakte naalden en prisma\'s,
m sterren gegroepeerd,
100 [x — 600 [x groot; na verwarming ont-
staan vele breede prisma\'s en ruiten, welke additiekleur in lengte-
richting vertoonen. Zij dooven scheef uit,
7°—13°. Krassen bevor-
dert de reactie. De gevoeligheid gaat tot in
0,1 % oplossing. Deze
reactie werd door
A. Grutterink^) eenigszins anders beschreven.
Zie teekening
Grutterink, pag. 74.

4°. Ferrocyaankalium — In zure oplossing ontstaan lichtgele
ruiten, welke veelal vergroeid zijn en bladachtige dendrieten. De
grootte van zulke complexen varieert van
50 [x — 700 (x. Zelfs
kan men hier en daar complexen van mm. waarnemen. Zij zijn
sterk dubbelbrekend en dooven volgens de korte zijde uit. De
reactie gaat nog fraai in
0,2 % oplossing. In 0,1 % oplossing
ontstaan na verwarmen en krassen vele smalle prisma\'s in ster-
vorm. Hier en daar kan men vooral bij gekruiste niçois nog ruit-
vormige vergroeiingen waarnemen.
A. Grutterink vermeldde
deze reactie reeds. (Fig. iii).

5°- Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag. Na ver-
warmen en staan tot gedeeltelijke indroging, kunnen fijne, boom-
vormige vertakkingen van naalden optreden. Bij warm doorenten
ontstaan vele prisma\'s, zoowel enkel als in stervormen, welke na
staan tot
600 [x groeien. Het zijn zoowel zeshoekige, gestrekte,
als aan de uiteinden scheef afgesneden, trapeziumvormige pris-
nia\'s. Zij vertoonen dichroïsme van geel tot bronskleurig, tevens
ziet men bij gekruiste niçois fraaie polarisatiekleuren. Zij zijn
dubbelbrekend en dooven recht uit. In
0,2 % oplossing blijft de
reactie meestal uit. (Fig.
128). Van dit reagens schreef A. Grut-
terink
: „Gibt keine Reaktionquot;.

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een onbruikbaar
neerslag.

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een gering wit neerslag.
Bij staan scheiden zich goed gevormde prisma\'s af, meestal ver-
groeiingen van eenige prisma\'s tegen elkander. De grootte is
ïoo jx —
200 [x. Zij zijn sterk dubbelbrekend, hebben rechte uit-
dooving en vertoonen additiekleur in de lengterichting. In sterkere

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 74. .

-ocr page 92-

verdunningen ziet men vele prisma\'s, welke zwaluwstaartvormige
insnijdingen hebben aan beide zijden. De gevoeligheid gaat, na
verwarming, tot in o,i % oplossing. (Fig. 171).

Als sterke quaternaire ammoniumbase slaat hydrastinine alleen
door sterke basen als KOH en NaOH neer, niet door zwakkere
basen.

8°. Pikrolonzuur — Na even verwarmen ontstaan boomvormige
vertakkingen van fijne gele dendrieten over het geheele gezichts-
veld, welke dubbelbrekend zijn, tevens spheroheten, welke bij
doorvallend licht bruin zijn. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing.

Deze reactie werd reeds door A. GrutterinkI) beschreven.

Hyoscine

Hiervoor wordt verwezen naar Scopolamine.

Hyoscyamine

Uitgegaan werd van Hyoscyamine ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — Er ontstaat zoowel in neutrale als in
zure oplossing een zwak geelwit neerslag, dat amorph is en
na verwarming in druppeltjes weer te voorschijn komt. Natrium-
jodide kleurt de druppels zwart.

2°. Goudchloride — Er ontstaat een geel, uit olieachtige drup-
pels bestaand neerslag, dat ook na verwarming als druppels weer
te voorschijn komt, zoowel in neutrale als in zure oplossing. In-
dien echter geënt wordt met goudatropine (zie onder atropine),
ontstaan dezelfde vlindervormige kristallen onder dezelfde om-
standigheden, zoodat deze reactie niet kan dienen om atropine
van hyoscyamine te onderscheiden, hetgeen ook verwacht kon
worden daar atropine racemisch hyoscyamine is. (Fig. 42). Zonder
enting kleurt natriumbromide de druppels bruin, na enting treedt
geen andere kristalvorm op na toevoeging van dit reagens, doch
neemt men dichroïsme waar van geel tot bruin.

Indien men de contactdruppelmethode (AuClg NaBr) toe-
past ontstaan wel oliedruppeltjes maar plaatselijk ook spontaan

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 77.

-ocr page 93-

boomvormig vertakte kristalplaten met sterk dichroïsme van geel
tot bruin.

Wanneer deze plaatselijk eenmaal zijn ontstaan, laat zich de
druppel gemakkelijk doorenten en dan groeien er fraaie zeer sterk
schuin afgesneden naalden (zuilen), ook in bundels uit, welke
recht uitdooven t.o.v. de lengtezijde en welke evenals boven
sterk dichroïsme vertoonen.

Nu blijkt achteraf, dat atropine eveneens behandeld met
(AuClg NaBr) slechts olie geeft, welke eveneens vatbaar is
Voor enting met
dit bromoauraat van hyoscyamine, zooals te
Verwachten was. Het geeft dan dezelfde naalden.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat een wit neerslag van drup-
Pels in beide oplossingen. Terwijl in de neutrale oplossing om de
korreltjes reagens sporadisch zeer slecht gevormde kristallen
optreden, ontstaan daarentegen in zure oplossing na staan vanuit
bet reagens, dat als prikkel dient, vele, vaak bladachtige uitge-
groeide prisma\'s, welke tot 400
[i kunnen groeien, terwijl de rest
Van het veld uit druppeltjes bestaat. Daarnaast vele losse kristal-
len, waardoor dit alkaloïde goed van atropine is te onderschei-
den. (Fig. 83).

De grondvorm is een zeshoekig prisma met rechte uitdooving
en additiekleur in lengterichting. In grootere verdunningen treedt
de kristallisatie fraaier op. In i % oplossing is de reactie nog zeer
goed.

4°- Kaliumferrocyanide — De oplossing blijft bij kamertempera-
tuur helder, en geeft door verwarmen eerst een amorph neerslag,
dat later langs den rand in prisma\'s, in stervorm gegroepeerd,
uitkristalhseert, indien de druppel gedeeltelijk is ingedroogd.

Het zijn meer afgeronde prisma\'s, welke sterk dubbelbrekend
Zijn. De sterren zijn 100 [x — 200 [x. groot. De reactie gaat nog zeer
goed in 0,2 % oplossing, alhoewel in 0,1 % oplossing nog enkele
stervormen kunnen optreden. (Fig. 113).

5°- Kaliumferricyanide — Met dit reagens blijft de druppel,
jhelder.

6°. Dragendorff — Dit is de meest karakteristieke reactie
op hyoscyamine, evenals op de andere Tropa-alkaloïden. Er
ontstaat een fraai kristallijn perjodide. De kristallen zijn ech-
ter zeer klein en moeten, na met de kleine vergrooting

-ocr page 94-

te zijn opgezocht, bij 100 tot 200 X vergrooting bekeken worden.

Ei ontstaat na toevoeging van het reagens een amorph neer-
slag, waarna direct plaatselijk de druppel
even verwarmd wordt,
na± 5 min. ontstaan zwak dubbelbrekende kristallen bij gekruiste
niçois intens rood. Het zijn typische klokvormen (sphenoïden),
daarnaast komen prisma\'s voor, welke veelal twee aan twee onder
hoeken van 90° vergroeid zijn. Tevens ontstaan hier en daar
stervormig gegroepeerde prisma\'s. De grootte bedraagt 5 fi — 20 [x.
Indien men een aanwijzing heeft op dit alkaloïde, voert men deze
reactie nogmaals met joodwaterstofzuur^) (ook met Bouchardat)
uit, daar dezelfde kristallen nu alle 20 [
jl en grooter worden. In
meer: verdunde oplossingen treden met Dragendorff, na staan,
grootere prisma\'s op, ± 50 (
jl, welke vrij dik en afgerond zijn.
Deze zijn niet typisch. In zoutzure oplossing gaat de gevoeligheid
tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 151).

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaan slechts druppeltjes.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat geen kristallijn product.

IsOLOBELANINE

Uitgegaan werd van het isolobelanine ,,Boehringerquot;, waarvan
het zoutzure zout bereid werd, evenals dit bij p-Lobeline be-
schreven wordt.

Zoiitzuur — Met verdund zoutzuur treedt vrij snel kristallisatie
in van zeshoekige sterk dubbelbrekende prisma\'s (100 [x — 200 [x),.
welke recht uitdooven. De gevoeligheid gaat tot in 0,5 % oplossing.

Zwavelzuur — Met verdund zwavelzuur treedt na ± 5 min..
eerst kristallisatie in van zwak dubbelbrekende prismatische
naalden, welke somtijds vertakt zijn, met rechte uitdooving en
additiekleur, veelal stervormig gegroepeerd. De gevoeligheid
gaat tot in 0,5 % oplossing.

Salpeterzuur — Er ontstaat onmiddellijk een fijn wit neerslag,
waartusschen dennetakvormige kristallen in stervorm optreden.
Zij zijn lichtbruin gekleurd bij doorvallend licht en zwak dubbel-
brekend. De gevoehgheid gaat tot in 0,5 % oplossing.

Natriumbromide ■— Dit is een zeer goed reagens op isolobelanine.
Er ontstaan smalle prisma\'s, welke tot 600 (x groeien, met sterke

1) HJ moet voor deze reactie vrij Jodium bevatten.

-ocr page 95-

dubbelbreking en rechte uitdooving. De uiteinden zijn alle toe-
gespitst. Zij komen in schoofvorm voor. De gevoeligheid gaat
zonder verwarming tot in o,i % oplossing. (Fig. 200).

^-Anthrachinonmonosuljonzure kalium — Dit geeft na toevoé-
png van een druppel verdunden spiritus prismatische naalden
in stervorm, welke zeer dicht opeenliggen en meestal boomvormig
Vertakt zijn. Zij zijn dubbelbrekend en vertoonen een polarisatie-
kruis. De grootte varieert van 200 [x — 400 jx. De reactie gaat
het beste in zure oplossing. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing. (Fig. E).

^\'f^thrachinondisulfonzure kalium — Geeft in zure oplossing
Zeer kleine, sterk dubbelbrekende kristallen zonder scherpe vor-
nien, zoodat deze reactie van weinig waarde is.

Hieronder volgen de reacties van het schema.

ï • Platinachloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
geelwit amorph neerslag, dat na staan, zoo noodig even ver-
Warmen, uitkristalliseert in sterk dubbelbrekende kristallen,
Welke zoo klein zijn, dat zij praktisch niet voor de identificatie
quot;^Q^n dit alkaloïde in aanmerking komen. Natriumjodide kleurt
het neerslag zwart.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een amorph
geel neerslag, dat door verwarming neiging vertoont om in drup-
Pels te voorschijn te komen, welke door natriumbromide bruin
gekleurd worden.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
Wit neerslag, dat door verwarming als druppels te voorschijn
komt.

4°- Kaliumferrocyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
zwak wit neerslag, dat goed kristallijn is. Het zijn prisma\'s, veelal
m X-vorm vergroeid, tevens bladachtige prisma\'s in schoofvorm.
I^eze kristallen zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht uit.
^e grootte varieert van 100 (x — 200 (x. Zij ontstaan slechts in
^ % oplossing, zoodat deze reactie praktisch van weinig waarde
IS Wegens de geringe gevoeligheid.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
geel neerslag, dat spoedig uitkristalliseert in ster- en schoofvormen
Van prisma\'s, veelal trapsgewijze van bouw, 30 (x — 200 (x groot.

Zij dooven recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting.

-ocr page 96-

Hier en daar zijn de uiteinden der prisma\'s penseelvormig ver-
takt. De gevoeligheid gaat tot in een 0,2 % oplossing.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin
amorph neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat door
toevoeging van een druppel verdunden spiritus langzaam, in in
kruisvorm gegroepeerde tevens, in niet gegroepeerde smalle pris-
ma\'s uitkristalhseert, welke sterk dubbelberekend zijn en recht
uitdooven. De grootte is ± 100 [x.

De gevoeligheid gaat tot in 0,5 % oplossing.

Met ammonia ontstaan dezelfde kristallen, maar de gevoelig-
heid gaat nu tot in 0,1 % oplossing.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen; na toevoeging
van een druppel verdunden spiritus ontstaat wel een zwak amorph
neerslag.

Leucine^)

Uitgegaan werd van het synthetisch Leucine ,,Kahlbaumquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
blijft de druppel helder. Na verwarming met natriumjodide
kunnen in den helderen druppel hier en daar enkele vergroeiingen
van kleurlooze leucine kristallen optreden, welke kristallen echter
geen waarde hebben voor de identificatie.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat geen neerslag
evenmin na toevoeging van natriumbromide.

3°. Mercurichloride — Beide oplossingen blijven helder na toe-
voeging van dit reagens.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing.

6°. Dragendorff — In zure oplossing blijft de druppel helder.

7°. Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens kleurt
de druppel sterk geel, er ontstaat evenwel geen neerslag.

1) Natuurlijk r.leucine (mengsel van drie stoffen) geeft wel een jodoplatinaat na
lang staan. \'\'Deze kristallen hebben den vorm veelal van een klaverblad en zijn
± 50 [X groot. Hiermede kan men dus het i.leucine van r.leucine onderscheiden.

-ocr page 97-

Indien men gaat sublimeeren ontstaat een zeer typisch wollig
beslag (alleen in dezen vorm bij dit alkaloïde), waardoor men
reeds met groote waarschijnlijkheid op leucine mag besluiten.

Voegt men nu aan dit sublimaat een druppeltje ammonia toe
en daarna een korreltje koperacetaat, dan ontstaan bladachtig
Uitgegroeide prisma\'s in stervorm, tevens vele ronde schijfjes,
10 [X — 25 (x groot, dubbelbrekend. De bladachtig uitgegroeide
prisma\'s kunnen tot
200 [x groeien. In 0,2 % oplossing is de
reactie nog goed na enkele minuten staan.

Deze reactie werd door H. Behrens^) beschreven. x\'Mleen
Werd door mij koperacetaat gebruikt, inplaats van kopersulfaat
daar het eerste in de microchemiekistjes (
Schoorl) voorhanden is.

Lobelia-alkaloïden

Alvorens tot de reacties van het schema en andere reacties
over te gaan zij het mij vergund hier de firma
Boehringer te
Ingelheim mijn welgemeenden dank te betuigen, die zoo wei-
Willend was mij de Lobelia-alkaloïden, benevens enkele gegevens
over de empirische formules en physische eigenschappen ter
tgt;eschikking te stellen.

Tevens op deze plaats een woord van dank aan William
Warner Bishop
, bibliothecaris aan de Ann. Arbor. Universiteit
^an Michigan, die zoo welwillend was mij een copie te sturen
\'^an een reeks onderzoekingen, welke gepubliceerd werden over de
Lobeha-alkaloïden in
1886—1887 door J. H. en C. G. Lloyd
Cincinnati, met medewerking van Mr. Charles H. Stowell.
Dezen gelukte het niet de alkaloïden zuiver af te scheiden, wel
het inflatine, een stearopteen of een plantaardige was, welke zeer
Iraai uitkristalliseert.

Wegens de verschillende nomenclatuur en uiteenloopende
empyrische formules door verschillende onderzoekers gepubliceerd,
lijkt het mij gewenscht hier slechts zeer in \'t kort van deze nog
quot;Vrijwel onbekende alkaloïden de voornaamste eigenschappen
^ede te deelen. Zoowel de formules als de smeltpunten ontleende

aan de mededeelingen van Boehringer.

«■■Lobeline — Dit is een éénzurige base met de formule

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 360.

-ocr page 98-

G22H27O2N., welke bij verwarming in waterige oplossing reeds bij
60° acetophenon afsplitst (reuk van jasmijn en nitrobenzol).

Het zijn naalden met een smeltpunt van 130°—131°. Het is
goed oplosbaar in chloroform en zwavelkoolstof, warmen alkohol
en benzine, in de volgorde zooals hier wordt aangegeven, het is
moeilijk oplosbaar in water, aether en zeer slecht in petroleum-
aether; het is linksdraaiend.

Het zoutzure zout, dat moeilijk oplost in water in de koude
(een
i % oplossing was nog te bereiden), heeft een smeltpunt
van 182°.

^.Lobeline, ook genoemd Lobelanine, C22H25O2N.

Dit zijn naalden, welke goed oplosbaar zijn in chloroform,
zwavelkoolstof, alkohol en benzine, slecht in aether en water,
zoo goed als niet in petroleumaether. Het is inactief en heeft een
smeltpunt van 99°. Het zoutzure zout smelt bij 188°.

y.Lobeline, ook genoemd Lobelidine, waarschijnlijk C22H25O2N.
Dit staat echter nog niet vast volgens
Boehringer. Het is een
éénzurige base, welke in prisma\'s uitkristalliseert, die bij
to
smelten. Het is goed oplosbaar in chloroform, zwavelkoolstof en
spiritus, minder goed in aether, zoo goed als niet in petroleum-
aether.

Isolobelanine, C22H25O2N, zie bl. 78. Smeltpunt 120—121°. Het is
inactief en kristalhseert in prismatische naalden. Het is goed
oplosbaar iri chloroform, zwavelkoolstof, spiritus, minder goed in
aether, slecht oplosbaar in petroleumaether.

Het zoutzure zout smelt bij 201°—202°.

Lobelanidine — C22H29O2N. Smeltpunt 150°. Kristalliseert in
prisma\'s uit. Het lost goed op in chloroform en zwavelkoolstof,
minder goed in aceton, slecht in aether en zoo goed als niet in
petroleumaether. In kouden alkohol lost het slecht op.

Het zoutzure zout smelt bij 135°—138°.

(/-.Lobeline

Uitgegaan werd van a.Lobeline ,,Ingelheimquot;.

Het zoutzure zout lost moeilijk op in water( door verwarming
heeft ontleding plaats, typische acetophenon-reuk waar te nemen).

Door mij werd een i % oplossing gebruikt.

-ocr page 99-

1°. Platinachloride — Er ontstaat in beide oplossingen een geel-
wit amorph sterk neerslag, dat door natriumjodide zwart wordt
gekleurd.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een geel
amorph neerslag, dat door natriumbromide bruin wordt gekleurd.

3°- Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
wit amorph neerslag.

4°- Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaat een amorph
neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — In zure oplossing ontstaat een amorph
neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een onbruik-
baar bruin neerslag.

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat door
een druppel verdunden spiritus hoofdzakelijk als druppels te
Voorschijn komt, slechts hier en daar enkele slecht gevormde
prismatische kristallen.

Uit het zoutzure zout in waterige oplossing, wordt door ammonia
bet alkaloïde kristallijn in vrijheid gesteld. Het precipiteert in
den vorm van naaldjes, meestal vertakt in rozet vorm, 50 [x groot.
Zij zijn zwak dubbelbrekend en bij dooivallend licht bruin ge-
kleurd.

Natriumcarbonaat — Er ontstaan stervormig vertakte kristal-
len, tevens, vooral na verwarming, gestrekte prisma\'s, ± 100 [x
groot, met sterke dubbelbreking en rechte uitdooving. Zij ver-
toonen substractiekleur in lengterichting.

Natriumbicarbonaat — Er ontstaan zeshoekige prisma\'s met
sterke dubbelbreking, welke zoowel recht als scheef uitdooven,
i 80 (X. Zij vertoonen substractiekleur in lengterichting; tevens
ziet men dunne stervormig vertakte naalden.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat na toevoeging van een druppel
Verdunden spiritus een amorph neerslag.

Natriumbromide — Geeft in de koude vooral in de neutrale
oplossing een zeer fraai kristallijn reactieproduct, natriumjodide
slechts druppels.

De reactie heeft plaats in de koude; in de verdunde oplossingen,
liefst even krassen. De fraaiste kristallisatie is in 0,5 % oplossing,
^e gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 197).

-ocr page 100-

Het zijn prisma\'s in stervorm, vaak aan de uiteinden penseel-
vormig vertakt. Zij zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit;
waar zij zeer dicht opeen in stervorm gerangschikt zijn, vertoonen
zij een polarisatiekruis. Zij vertoonen additiekleur in lengte-
richting. De grootte der complexen varieert van 30 [jl — 200 [x.

a. Anthrachinonmonosulfonzure kalium is ook een zeer zeer goed
reagens. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Ma toevoeging van het vaste reagens voegt men een druppel
verdunden spiritus toe. De kristallen zijn niet gegroepeerde
zeshoekige prisma\'s. Zij zijn dubbelbrekend, dooven recht uit en
vertoonen additiekleur in lengterichting. (Fig. A). In 0,1 % op-
lossing verdient de reactie met natriumbromide verre de voorkeur.

p.lobeline of Lobelanine

Uitgegaan werd van de neutrale oplossing van het zoutzure
zout door het alkaloïde met verdund zoutzuur af te dampen,
op het waterbad, evenals dit bij isolobelanine gedaan werd.
Daar dit alkaloïde onoplosbaar is in verdund zoutzuur, ver-
dund zwavelzuur en phosphorzuur (25 %), daarentegen oplos-
baar in een oplossing van citroenzuur, wijnsteenzuur en verdund
azijnzuur, werden, inplaats van in verdund zoutzuur, in azijn-
zuur milieu, de reacties van het schema uitgevoerd. Het zout-
zure zout is wel oplosbaar in water evenals dat van de twee andere
reeds bovenvermelde alkaloïden.

Alvorens tot het schema over te gaan, zullen eerst enkele andere
identiteitsreacties besproken worden.

Zoutzuur — Na toevoeging van dit reagens ontstaat reeds
spoedig een kristallijn neerslag, dat uit een gewirwar van lange
naalden bestaat, welke het geheele gezichtsveld bedekken. Zij
zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen additie-
kleur. Zoover na te gaan is, bedraagt de lengte i 400 {x. De
gevoeligheid na verwarming gaat tot in 0,2 % oplossing.

Verdund zwavelzuur — Het neerslag ontstaat nu veel langzamer,
na ± 5 inin. Het reactieproduct gelijkt veel op het voorgaande,
alleen treden hier ook haarvormige kristallen op. Deze naalden
zijn veelal in stervorm gegroepeerd en behalve de sterke dubbel-
breking en de additiekleur neemt men hier een duidelijk pola-

-ocr page 101-

nsatiekruis waar. De gevoeligheid gaat tot in 0,5 % oplossing.

Verdtmd Salpeterzuur — Er ontstaat onmiddellijk een wit
neerslag, dat veel op het zoutzure zout gelijkt, alleen zijn de naal-
den hier forscher en breeder en neemt men polarisatie kleuren
Waar. De uiteinden loopen spits toe. Zij zijn sterk dubbelbrekend
en dooven recht uit. De gevoehgheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

Phosphorzuur — Na lang staan, ± 10 min., vlugger door te
Verwarmen, ontstaan hier en daar draadvormige kristallen, trichie-
ten, in kluwens. Zij zijn sterk dubbelbrekend, doch wegens de
^quot;J groote oplosbaarheid is deze reactie van weinig waarde.

Deze reactie gaat in een i % oplossing; in een 0,5 % oplossing
blijft zij uit.

Natriumbromide — Dit is een zeer goed reagens op alle Lobelia-
^•Ikaloïden, uitgezonderd y.lobeline of lobelidine.

Er ontstaat met dit reagens een wit neerslag, dat zeer veel
gelijkt op het reactieproduct met zoutzuur. Noch in kristalvorm,
noch in optische eigenschappen is een verschil waar te nemen.
Alleen is de gevoeligheid veel grooter. In 0,1 % oplossing werd
^og een goede kristaUisatie verkregen. (Fig. 198).

\'^■Anthrachinonmonosulfonzitre kalium — Met dit reagens ont-
staan, het best in zure oplossing na verwarming of na toevoeging
\'^an een druppel verdunden spiritus, naalden in ster- en schoof-
quot;^orm, toegespitst aan de einden. Zij zijn veelal vertakt en sterk
dubbelbrekend. Zij dooven recht uit en vertoonen additiekleur.
I
^e grootte varieert van 100 (jl — 400 [x. De gevoehgheid gaat tot
in 0,2 % oplossing. (Fig. C.).

^■AnthrachinonmonostUfonzure natrium — Het reactieproduct,
dat met dit reagens ontstaat, is praktisch noch in vorm, noch in
optische eigenschappen van het reactieproduct met het a.zout te
onderscheiden.

Hieronder volgen de resultaten, verkregen met de reagentia
quot;^an het schema.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
a^niorph neerslag, dat door natriumjodide zwart gekleurd wordt.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
^niorph neerslag, dat door natriumbromide niet verandert.

3°. Mercurichloride — In beide oplossingen ontstaat een wit
neerslag, waartusschen hier en daar na staan, in zonvorm ge-

-ocr page 102-

groepeerde fijn vertakte naalden ontstaan, met zwakke dubbel-
breking, welke meermalen loo [x groot worden. Na verwarming
ontstaan in de zure oplossing, het fraaist in o,i % oplossing, na
staan, vele schoof- en stervormen van deze dubbelbrekende naal-
den, welke dan
loo [x — 200 [x groot zijn en recht uitdooven.

4°. Kaliumferrocyanide — Alleen in i % oplossing ontstaan
na verwarming spherolieten, welke dubbelbrekend zijn, ± 400 [x
groot.

5°. Kaliumferricyanide — In de zure oplossing ontstaat geen
neerslag.

6°. Dragendorff — In beiden oplossingen ontstaat een bruin
amorph neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat op
geen manier tot kristalliseeren te brengen is.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen, wel een zwak
amorph neerslag na toevoeging van een druppel verdunden
spiritus.

Y.Lobeline of Lobelidine

Uitgegaan werd van het zoutzure zout van ,,Boehringerquot; te
Ingelheim.

Het is in tegenstelling met de andere bij-alkaloïden goed
oplosbaar in anorganische zuren.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen ontstaat een geel-
wit, amorph neerslag, dat door natriumjodide zwart gekleurd
wordt.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een geel
amorph neerslag, dat door verwarming als druppels te voorschijn
komt, welke door natriumbromide bruin gekleurd worden.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
wit neerslag, dat door verwarming als druppels te voorschijn komt.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaat een wit
amorph neerslag, dat door verwarming in korte prisma\'s uit-
kristalliseert. Deze reactie is van geen belang voor de identificatie
wegens de geringe gevoeligheid.

5°.\' Kaliumferricyanide — Er ontstaan in zure oplossing reeds
zonder verwarming spherolieten, 10 [x—50 [xgroot, welke nastaan

-ocr page 103-

nog groeien. Zij zijn sterk dubbelbrekend. De reactie gaat tot in
% oplossing, dus zeer weinig gevoelig.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin
neerslag, dat na verwarming als druppels grootendeels terug te
vinden is.

7 • Kaliumhydroxyde — Na toevoeging van dit reagens ont-
staat een wit neerslag, dat door een druppel verdunden spiritus
Uitkristalliseert in dezelfde dubbelbrekende rozetten als met
ammonia het geval is, alhoewel het laatste reagens in veel grootere
Verdunningen, tot in o,i % oplossing, deze rozetten van niet scherp
omlijnde, afgeronde prisma\'s vormt, terwijl kahumhydroxyde
slechts goed te gebruiken is tot in 0,5 % oplossing.

Natriumbromide t— Vormt, in tegenstelling met de andere
Lobelia-alkaloïden, welke een kristallijn reactieproduct geven,
slechts druppels.

^■Anthrachinonmonosulf onzure kalium —geeft zoowel in neutrale
^Is in zure oplossing, (het best in zure oplossing), hetzij na even
Verwarmen en krassen, hetzij door toevoeging van een druppel
Verdunden spiritus, prisma\'s, zoowel gegroepeerd in stervorm als
enkelvoudig, ± 50 [
j, groot, met sterke dubbelbreking en rechte
uitdooving. Zij vertoonen additiekleur in lengterichting. (Fig. D).

De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

^■Anthrachinonmonosulfonzure natrium — Er ontstaan met dit
reagens na verwarmen en krassen, na staan, vertakte naalden in
stervormen, welke sterk dubbelbrekend zijn en een polarisatie-
kruis vertoonen.

De grootte varieert van 50 [i. — 200 [x. De gevoeligheid gaat
tot in 0,1 % oplossing.

De kristalhabitus is echter niet zoo karakteristiek, daar dit
reagens met meerdere alkaloïden in denzelfden vorm uitkristalli-
seert.

Anthrachinotidisulfonzuur — Met dit reagens onstaan, hetzij
na toevoeging van een druppel verdunden spiritus, hetzij na ver-
warming, na enkele minuten staan, hier en daar zeer lichtbruin
gekleurde dunne, zonvormige kristallen met een zeer zwakke
dubbelbreking, welke bij sterke vergrooting, een gekorrelde
structuur vertoonen. De kristallen treden echter in een 0,2 %
Oplossing meestal niet meer op.

-ocr page 104-

Lobelanidine

Uitgegaan werd van het Lobelanidine „Boehringerquot;, waarvan
het zoutzure zout op dezelfde wijze gemaakt werd als bij p.Lobe-
line beschreven is. Dit alkaloïde kristaUiseert fraai uit zwavel-
koolstof uit, in prisma\'s, welke veelal in stervorm (50 pi — 100 [x)
gegroepeerd zijn. Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht
uit. Zij vertoonen substractiekleur in lengterichting.

In verdund zoutzuur en verdund salpeterzuur is dit alkaloïde
slecht oplosbaar.

Zoutzuur — Met verdund zoutzuur ontstaat een zeer typisch
reactieproduct, zonder verwarmen, dat zeer veel gelijkt op het
mercurizout van papaverine. Het zijn vierkante plaatjes en recht-
hoeken, de laatste veelal zwak zwaluwstaartvormig ingesneden.
Zij zijn meestal overelkander geschoven in rozetvorm. Zij zijn
zeer zwak dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen additie-
kleur in de lengterichting. (Fig. F.).

De gevoeligheid van deze reactie is niet groot. In i % oplossing
is deze reactie zeer fraai. In 0,5 % oplossing ontstaan nog wel
enkele kristallen, maar de typische groepeering is hier niet zoo
duidelijk meer. In meer verdunde oplossingen blijft het reactie-
product geheel uit.

. Salpeterzuur — Met verdund salpeterzuur ontstaan onmiddel-
lijk prisma\'s met scheef en recht afgesneden top. Zij zijn zwak
dubbelbrekend, en dooven recht uit. Zij komen veelal in stervorm
voor. De grootte varieert van 100 [x. — 200 [x. De gevoeligheid gaat
tot in 0,1 % oplossing.

Natriumbromide — Er ontstaat een wit neerslag, waartusschen
zich rozetten van niet duidelijk waarneembare, uitgegroeide
prisma\'s vormen (30 [x — 50 [x). Zij zijn zwak dubbelbrekend. De
gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. Indien de kristallen
ontstaan zijn, kan verwarmen het beeld verfraaien. (Fig. 199).

Hieronder volgen de reacties van het schema.

1°. Platinachloride^-— In beide oplossingen ontstaat een geel-
wit neerslag, dat spoedig uitkristalliseert na staan; vooral in de
zure oplossing ontstaan goede kristallen. Het zijn vertakte en
onvertakte naalden, in stervorm gegroepeerd. Tevens kunnen
in de geconcentreerde oplossingen prisma\'s optreden, welke aan

-ocr page 105-

de uiteinden penseelvormig vertakt zijn. Zij dooven recht uit,
zijn zwak dubbelbrekend en bruin gekleurd. (Fig. lo).

De grootte varieert veelal van 30 [x — 100 De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing.

Natriumjodide kleurt de kristallen zwart.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een amorph,
geel neerslag, dat door verwarming in druppels wordt omgezet.

Natriumbromide kleurt de druppels bruin.

3nbsp;• Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
Wit neerslag, dat na verwarming, als druppels te voorschijn komt.

4nbsp;• Kaliumferrocyanide — De zure oplossing blijft helder.

Kaliumferricyanide — De zure oplossing blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een bruin amorph neerslag in
beide oplossingen.

7 • Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een amorph wit neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen; na toevoeging
\'^an een druppel verdunden spiritus ontstaat een amorph neerslag.

Mescaline

Uitgegaan werd van Mescalinesulfaat ,,Boehringerquot;. Smpt

-237°.

1°. Platinachloride — Na toevoeging van dit reagens blijven
beide oplossingen helder. Na ± 2 min. staan, ontstaan zeer don-
l^ere, bladachtige kristallen in stervorm, welke dubbelbrekend
^yn. Indien nu gekrast wordt ontstaan vele van zulke kristal-
vormen, in \'t begin ±15^- groot. Bij kleine vergrooting gelijken
bet prisma\'s in radvorm, na even staan groeien zij zeer ongelijk-
quot;^atig uit, waardoor zij een bladachtig voorkomen krijgen, meest
i 200 (j. groot. Tevens ontstaan in de neutrale oplossing na
i 2 min. lichtbruin gekleurde, zeer fijne, veelal vertakte naalden
lu stervorm, zwak dubbelbrekend, waarin men bij nauwkeurige
beschouwing een polarisatiekruis kan waarnemen. Bij de kras
ontstaan eveneens kleurlooze prisma\'s, veelal afgebrokkeld, met
scheef afgesneden eind vlakken (20 (
a). In grootere verdunningen
bevordert verwarmen het optreden van deze kristallen. De
ge-
^oeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing, alhoewel de vertakte
baalden in stervorm zoo goed als niet meer in 0,2 % en 0,1 %

-ocr page 106-

oplossing optreden, wel de bladachtige prisma\'s in weinig straligen
stervorm. (Fig. ii).

Natriumjodide kleurt in beide oplossingen de kristallen zwart.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel zwak
neerslag. Na verwarming kleurt de rand der oplossing rood, door
vele roode druppeltjes, tevens treedt een weinig zwart neerslag
op, waarschijnlijk door reductie. Na staan kunnen enkele geel
gekleurde kristallen optreden van eenzelfde habitus als het chloro-
platinaat van dit alkaloïde. Toevoeging van natriumbromide
geeft na staan, zwak dubbelbrekende naalden in ster- en schoof-
vorm (± 200 (j.) in neutrale oplossing. Wegens de groote neiging
tot druppelvorming zoowel van het chloroauraat als van het
bromoauraat en daardoor het veelal uitblijven der kristallen, zijn
deze reacties van praktisch weinig waarde. In 0,2 % oplossing
ontstaan prisma\'s, welke sterk dubbelbrekend zijn en scheef
uitdooven.

3°. Mercurichloride — De beide oplossingen blijven helder
na toevoeging van dit reagens. Na staan gedurende ± 3 min.
ontstaan alleen in de zure oplossing prisma\'s om de korreltjes
reagens, welke meerdere mm. lang kunnen worden, vooral na
even verwarmen. Indien men nu krast, ontstaan zeer vele, meest
recht afgesneden prisma\'s, vaak stervormig gegroepeerd, 30 [x —
300 (JL groot, sterk dubbelbrekend, met rechte uitdooving en
additiekleur in lengterichting. Dit is een zeer goede reactie. In
0,2 % oplossing ontstaan na verwarming en krassen nog slechts
sporadisch dergelijke kristallen. In 0,1 % oplossing blijft de
reactie geheel uit.

4°. Kaliumferrocyanide — De zure oplossing blijft helder. Na
verwarming kristalliseeren behalve het ferrocyaanwaterstofzuur,
slechts in i % oplossing, \'enkele groepjes van zeer dicht opeen-
liggende prisma\'s uit, welke dubbelbrekend zijn en ± 40 jx groot
zijn. Deze reactie is praktisch van geen waarde.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag in zure
oplossing, wel een zwakke roodkleuring langs den rand.

6°. Dragendorff — In neutrale oplossing is de reactie het fraaist
en het meest gevoelig tot in 0,1 % oplossing. Na verwarming
gaat het neerslag, dat uit druppels bestaat, hier en daar over, in
zwak dubbelbrekende skeletvormige bollen, uit fijne naaldjes op-

-ocr page 107-

gebouwd, welke meestal zoo dicht opeenliggen, dat zij den indruk
van druppels maken. De grootte varieert meestal van 30 (
jl —• ioo[x
en zij doen, hoewel zeer weinig, aan het gelijksoortige product
van morphine denken. Somtijds treden zulke bollen op, waarin
lïien de vertakte naaldvormige structuur goed kan waarnemen,
vooral aan den omtrek. (Fig. 153).

7 ■ Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een witte troebeling,
Welke na toevoeging van een druppel spiritus en verwarmen, in
de
I % oplossing gedeeltelijk kristallijn kan worden. Hoofdzakelijk
Vormen zich druppels. Deze reactie is niet van praktische waarde.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het reagens ontstaat
m de koude reeds een kristallijn neerslag. Het zijn prisma\'s,
schuin afgesneden aan den top, welke recht uitdooven en additie-
kleur in lengterichting vertoonen, 30 [x — 100 jx groot. Zij komen
Veelal in stervorm voor. Krassen, vooral na zacht verwarmen,
bevordert de reactie.

Voegt men, nadat het vaste reagens aan den druppel is toe-
gevoegd, verdunden spiritus toe, dan ontstaan grootere prisma\'s,
tot 200 [X, ook veelal in stervorm, welke nu aan de uiteinden,
Vooral na staan, penseelvormig vertakt zijn. De gevoeligheid
gaat tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 187).

MethylpelletierineI)

Uitgegaan werd van Methylpelletierine „Merckquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een amorph geel neerslag, dat door natriumjodide zwart
Wordt gekleurd.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in neutrale en zure oplossing
een geel neerslag, dat na verwarming en toevoeging van natrium-
bromide hoofdzakelijk in druppels te voorschijn komt.

3°- Mercurichloride — Er ontstaat in neutrale en zure oplossing
een wit neerslag, dat na verwarming het beste in neutrale oplos-
^^ng, veel druppels vormt, terwijl in de omgeving van het
reagens hier en daar groepjes oktaëdrische kristallen, ± 20 {x

Methylpelletierine door Tanret (1877) gevonden, zou volgens latere onder-
zoekingen van
Kurt Hess en Eichhorn (1917) niet bestaan, daarentegen wel
^lethylisopelletierine.

-ocr page 108-

groot, zijn waar te nemen, welke bij 60 x vergrooting moeilijk
tusschen het sterke neerslag zijn te vinden, doch bij 360 x ver-
grooting Oktaeders blijken te zijn. (Fig. 86).

De gevoehgheid gaat tot in 0,2 % oplossing, na goed verwarmen
ontstaan nog in 0,1 % oplossing deze kristallen.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
amorph neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
zwak amorph neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een onbruik-
baar bruin neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde ■— Er ontstaat een witte troebeling.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen. Wel een amorph
neerslag.

Morphine

1°. Platinachloride — Dit reagens geeft op alle manieren een
fijn onbruikbaar neerslag, dat door NaJ zwart gekleurd wordt.

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft op alle manieren een fijn
onbruikbaar neerslag.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat in neutr. oplossing met dit
reagens een zeer goed bruikbaar dubbelzout. De kristallen komen
betrekkelijk zelden enkelvoudig te voorschijn, maar meestal in
sterk vertakt uitgegroeide bundels. Zij zijri sterk anisotroop,
recht uitdoovend en vertoonen in de lengterichting additiekleur.
De gevoeligheid is groot. Een oplossing van 0,1 % geeft nog
onmiddellijk reactie. In zure oplossing ontstaan minder vertakte,
forschere prisma\'s, maar in dit milieu is de reactie niet zoo
gevoelig. Ook
Behrens^) beschreef deze reacties reeds. (Fig. 85).

Toevoeging van natriumbromide geeft dunne, sterk vertakte
rozetten, maar is van weinig voordeel.

4quot;. en 5°. Kaliumferro- en Kaliumferricyanide — Beide reagentia
geven geen neerslag.

6°. Dragendorff — Zeer bruikbaar is dit reagens in neutraal
milieu en zonder verwarming. Na enkele minuten staan, ontstaat
er, indien ,men een gelijk volume reagens heeft toegevoegd (dus
in overmaat) een fijn, onbruikbaar neerslag. Vooral langs den

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 236.

-ocr page 109-

rand van het neerslag ontstaat een wollige kristallisatie van naal-
den. Iets meer naar binnen ontstaan wolhg uitziende sphero-
heten, lichtbruin tot donker van kleur, die het gepolariseerde
hcht
niet doorlaten.

Deze reactie is eveneens gevoelig en treedt nog op in een o,i %
oplossing. (Fig. 154).

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat met dit reagens geen neer-
slag.

8°. Pikrolonzuur — Dit is in i % en 0,5 % oplossing ook goed
bruikbaar. in verdunde oplossingen van 0,2 % en minder treedt
§een reactie meer op. Na toevoegen van het vaste reagens wordt
± 3 min. fhnk gekrast en na ± 5 min. bekeken, zoo noodig
na nogmaals krassen\'

Er ontstaan prisma\'s, 40 (x — 100 jx groot, meestal gerang-
schikt in ster- of schoofvorm, die sterk dubbelbrekend zijn, recht
uitdooven en additiekleur in lengterichting vertoonen. Soms kan
heel even verwarmen en daarna krassen beter tot het doel leiden,
^leen heeft men kans, dat er dan spherolieten en globulieten ont-
staan, waardoor kristallisatie van de prisma\'s niet meer mogelijk
is. (Fig. 188). Vast alkaloïde-zout in den druppel bevordert deze
reactie sterk.

Dit geldt eveneens voor codeïne, ofschoon in mindere mate.

Narceïne

Uitgegaan werd van het zoutzure Narceïne ,,Merckquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
bleek dit reagens een fraai kristallijn reactieproduct te geven.
Êeiirens vermeldt deze reactie niet. Stephenson^) vermeldt van
deze verbinding: ,,Beautiful featherly rosettes are formed from
the amorphous precipates in all solutions. This is a sensitive test.quot;

Wagenaar®) vermeldt het volgende: ,,Een oplossing van
platinachloride (b.v. 5 %) veroorzaakt in een zoutzure oplossing
^^n narceïne een amorph neerslag, dat zich na verloop van
eenigen tijd omzet in kristalsterretjes, recht uitdoovend, nega-
tief dubbelbrekend. Het uiterlijk der kristallen is weinig ken-

Stephenson, 1921, 59.

\') Wagenaar, Pharm. Weekbl. 15, 354 (1927)

-ocr page 110-

merkend, bij zachte verwarming smelten ze reeds. Gevoehg-
heid tot
I promille.quot;

Er ontstaat met dit reagens in zwak zure oplossing een amorph
hchtgeel neerslag, dat in een i % oplossing eerst na verwarming
uitkristalhseert in bladachtig uitgegroeide en gezaagde prisma\'s,
in weinig stralige sterren gegroepeerd, welke ± loo (x groot en
sterk dubbelbrekend zijn. Na optreden van slechts enkele dezer
sterren ontstaan vele rozetten van zeer dicht opeen gerangschikte
prisma\'s, 30 [x — 130 [x groot, met sterke dubbelbreking. Zij ver-
toonen een zwak polarisatiekruis. Het amorphe neerslag lost op,
waar de kristalrozetten ontstaan. Bij sterke vergrooting (360 x)
kan men de gezaagde kanten van enkele van de kristalsterren
goed waarnemen, ofschoon vele geen gezaagde randen vertoonen.
In sterker zure oplossing blijft de proefdruppel helder, doch ont-
staan reeds zonder verwarming direct van deze kristalsterren, uit
weinig stralige, grof gezaagde, bladachtig vergroeide prisma\'s
opgebouwd en daarnaast ook enkele prisma\'s, knotsvormig ver-
dikt aan de uiteinden.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % in beide oplossingen. In meer
verdunde oplossingen bevordert verwarming de reactie.

In 0,1 % zure oplossing ziet men na verwarming hoofdzakelijk
knotsvormige prisma\'s, vaak ook aan de uiteinden ingesneden en
daarnaast zeer kleine ruiten.

Deze reactie op narceïne is specifiek voor dit alkaloïde. (Fig. 12).

Met natriumjodide ontstaat een fijn zwart neerslag terwijl de
kristallen van het chloroplatinaat donker gekleurd worden.
■ 2°.
Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
amorph geel neerslag. Bij verwarmen ziet men langs den rand het
narceïne uitkristalliseeren als zeer zwakke, veelal dubbelbre-
kende, vertakte naalden.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen eerst
na verwarming een wit neerslag (bij opvallend licht), dat amorph
is; tevens kan men druppeltjes waarnemen.

4°. Kaliumferrocyanide — Dit geeft in zure oplossing vooral
na verwarming een amorph neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Dit geeft in zure oplossing geen
neerslag.

6°. Dragendorff — Indien slechts weinig reagens wordt toe-

-ocr page 111-

gevoegd, ontstaat aan de zijde, tegenovergesteld aan die waar het
reagens is toegevoegd, in den druppel een zóne van blauwe naalden,
loo (X — 1^0 (x groot, welke veelal willekeurig dooreen liggen en
somtijds in stervormen gegroepeerd zijn. Naast deze blauwe
kristallen vindt men ook bruine naalden, daar, waar het reagens
nieer geconcentreerd is. Deze kristallen zijn waarschijnlijk narceïne
kristallen. (Fig. 155). Bij de blauwe kristalnaalden kan men hier
en daar een fraai dichroïsme waarnemen, van blauw naar geel.
De kristallen dooven recht uit.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing, zonder verwarmen.

De blauwe kleur zou als een adsorptiebinding beschouwd moe-
ten worden, evenals de joodamylum-verbinding, hetgeen door
I- M.Kolthoff uitvoerig in zijn dissertatie nagegaan werd en
door
M. Wagenaars) bij zijn microchemische bijdrage van narceïne
nogmaals besproken werd. (Een overmaat Dragendorff geeft
groote bruine zeshoeken, is echter veel minder, fraai dan die met
Weinig Dragendorff).

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat in i % oplossing geen neer-
slag , na verwarmen of toevoegen van een druppel verdunden spiritus
ontstaat slechts een zwak neerslag, dat uit druppels bestaat. Uitkris-
tallisatie van het alkaloïde werd met dit reagens niet verkregen. Vol-
gens
Stephenson ontstond wel een kristallisatie in een 2 % oplos-
sing met dit reagens, wat moeilij k denkbaar is, daar narceïne een car-
bonzuur is en door KOH het oplosbare kaliumzout gevormd wordt.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en

een druppel verdunden spiritus, ontstaat een overvloedig neer-
slag

van fijne, dunne, lichtbruin gekleurde naaldjes in stervorm.
Welke zwak dubbelbreken, en 10 [x — 50 [x groot zijn.

^n 0,1% oplossing ontstaat nog een overvloedig neerslag,
nit deze kleine stervormen opgebouwd.

Als hevestigingsreactie kan de precipitatie met NaHCO^,
dienen, waardoor narceïne neerslaat in kristallen, die door
I^oucHARDAT blauw gekleurd worden.

Narcotine

Uitgegaan werd van het zoutzure Narcotine ,,Merckquot;.

I • Platinachloride — Dit reagens geeft zoowel in zure als in
Wagen aar, Pharm. Weekblad, 15, 354 (1927).

\'3

-ocr page 112-

neutrale oplossing een lichtgeel neerslag, dat na verwarming als
druppels te voorschijn komt. Door natriumjodide ontstaat een
onbruikbaar zwart precipitaat.

2°. Goudchloride — Geeft in beide oplossingen een oranje-geel
neerslag, dat na verwarming uit druppels bestaat, welke door
natriumbromide bruin gekleurd worden.

3°. Merctirichloride — Geeft in beide oplossingen na verwarmen
een wit neerslag dat uit druppels bestaat.

4°. Kaliumferrocyanide — Geeft in zure oplossing een amorph
wit neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Geeft in zure oplossing een amorph
geel neerslag.

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een zwaar bruin
amorph neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Geeft een fijn, wit neerslag, dat door
plaatselijk zacht verwarmen, vooral na staan, gedeeltelijk in fijne
vertakte naalden in schoof- en stervorm uitkristalliseert, welke
veelal
lOO [x — 200 [x groot zijn; zij zijn sterk dubbelbrekend,
dooven recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting. De
gevoeligheid op deze wijze gaat tot in 0,5 % oplossing.

Indien men na toevoeging van het reagens een druppel ver-
dunden spiritus toevoegt, ontstaan breedere prisma\'s ± 100 (x
groot, met scheef afgesneden eindvlakken, welke ook recht uit-
dooven en additiekleur in lengterichting vertoonen.

Op deze wijze gaat de gevoeligheid tot in o, i % oplossing (Fig. 173).

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en
sterk verwarmen, ontstaan fijne naalden, zoowel vertakt als in
zon vorm, welke laatste een duidelijk polarisatiekruis vertoonen.
De grootte varieert van 50 [x — 400 jx. Ze vertoonen additie-
kleur (Fig. 189).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. Deze reactie is
zeer karakteristiek voor dit alkaloïde. In i % oplossing is de reac-
tie minder fraai dan in 0,2 % oplossing.

Als bevestigingsreactie kan dienen de reactie met natriumacetaat,
waardoor narcotine als zwakke base reeds uit neutrale of zwak zout-
zure oplossing wordt neerslagen bij verwarming. Zie
Behrens^)

1) Behrens, Org. III, 1896, 81.

-ocr page 113-

Nicotine^)

Uitgegaan werd van Nicotine „Merckquot;.

1°. Platinachloride — Stephenson vermeldt deze reactie niet.

Behrens vergelijkt het kristallijne reactieproduct met de
kristallen van kalium- en ammoniumchloroplatinaat, die vier aan
vier vergroeid zijn. Zij zijn echter monoklien.

De resultaten, met dit reagens verkregen, stemmen vrijwel
overeen met bovenstaande beschrijving. Na. toevoeging van het
reagens blijft een druppel van de zure oplossing helder. In de
neutrale oplossing van het alkaloïde ontstaat een geelwit neer-
slag, dat na staan kristallijn wordt. De kristallen zijn rastervormig
Vergroeide prisma\'s. Verwarmt men beide oplossingen, dan ont-
staan eveneens in de zure oplossing prisma\'s
(600 (x), van den rand
nit veelal iets gebogen. Deze dooven scheef uit. Indien nu gekrast
Wordt, ontstaan vele monokliene, meestal rechthoekige kristallen,
ook enkele pyramiden en vergroeiingen van deze kristallen,
30 (X
— 60 [X groot, welke zoowel.recht als scheef uitdooven. Na
staan kunnen zij tot
100 [x groeien. De kleur gaat van kleurloos
naar citroengeel. Zij zijn sterk dubbelbrekend.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing na verwarming en
krassen. (Fig.
13).

Toevoeging van een spoortje natriumjodide aan den gedeelte-
lijk ingedroogden druppel (vooraf verwarmen), geeft vooral in de
meer verdunde neutrale oplossingen een fijn netwerk van naaldjes
(± 5 jx groot), dat op de vloeistof drijft, tevens enkele prisma\'s,
5 [X —
10 [X groot. De reactie met PtCl4 NaJ als contact-
druppel, vooral in de meer verdunde oplossingen geeft zeer fraaie
resultaten en verdient de voorkeur boven de methode zooals
deze steeds wordt toegepast. (Fig.
36).

2°. Goudchloride — Deze reactie werd reeds door Behrens
Zeer
uitvoerig beschreven, verder door Stephenson^) vermeld.
Er ontstaat zoowel in neutrale als in zure oplossing, in de laatste
Verreweg het fraaist, een geel neerslag, dat binnen enkele minuten
kristallijn wordt. Vooral even verwarmen bevordert een fraaie

Er werd uitgegaan van: a. oplossing van het alkaloïde in water. (Evenals .
tiij Coniine en Cytisine;
b. oplossing van het alkaloïde in 0,5 N.HCl.

Stephenson, 1921, 60.

-ocr page 114-

kristallisatie. Het zijn veervormige en bladachtige, gebogen kristal-
len, welke vele uitstulpingen aan de randen vertoonen en daardoor
een gekarteld voorkomen hebben. Ze zijn 200 {x en grooter en
dubbelbrekend. (Fig. 51). Voegt men natriumbromide toe als de
druppel nog warm is, dan ontstaat in beide oplossingen een bruin
neerslag, dat vooral in de zure oplossing goed uitkristalliseert,
in ruitvormige kristallen, welke vaak uitstulpingen vertoonen en
tot 100 [j. kunnen groeien. Zij zijn oranjegeel van kleur, sterk
dubbelbrekend en vertoonen hier en daar dichroïsme van geel
naar oranjebruin. Zij vertoonen substractiekleur in de lengte-
richting en dooven scheef uit. (Fig. 64).

De gevoeligheid zoowel van het chloroauraat als van het
bromoauraat gaat tot in 0,1 % zure oplossing.

3°. Mercurichloride — Behrens^) en Stephenson\'^) beschreven
deze reactie reeds in zoutzure oplossing.

Na toevoeging van het vaste reagens ontstaat in beide oplos-
singen geen neerslag. Verwarmt men nu, dan ontstaat in de nico-
tine-oplossing een wit neerslag, waartusschen zich bij staan, onder
oplossing van het neerslag, daar ter plaatse kristalsterren vormen,
opgebouwd uit vrij breede prisma\'s, aan de uiteinden meestal
scheef afgesneden, welke vaak gezaagde randen vertoonen. De
grootte, na staan, varieert van 100 (x — 200 jx. Zij zijn dubbel-
brekend, dooven scheef uit en vertoonen substractiekleur in de
lengterichting. In 0,2 % oplossing ontstaan na verwarming meest
kruisvormige kristalcomplexen, ± 200 [x groot, zeer zwak dubbel-
brekend, dus van geheel andere habitus dan in de meer geconcen-
treerde oplossingen. Door krassen treden nu nog wel bovenge-
noemde sterren op, doch veel kleiner en zonder de gezaagde
randen.

In 0,1 % nicotine oplossing ontstaan na verwarming nog spora-
disch deze kruisvormige kristalcomplexen. (Fig. 88).

In zure oplossing ontstaat geen wit neerslag, wel vierkante
plaatjes (10 [x — 30 [x), welke na verwarming groeieïi en veelal
vergroeid zijn. Deze reactie gaat tot in 0,1 % oplossing, en is
zeer karakteristiek voor dit alkaloïde.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat geen neerslag.

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 208.

Stephenson, 1921, 60.

-ocr page 115-

5°- Kaliumferricyanide — Er ontstaat geen neerslag. Indien
rnen verwarmt en gedeeltelijk laat indrogen, ontstaan gebogen,
nieestal eenzijdig vertakte kristallen in rad vorm of veervormig.
Zij zijn dubbelbrekend en kunnen tot 800 [x groeien. Ofschoon
zelfs na indrogen in 0,1 % oplossing nog enkele van zulke gebogen
Veervormige kristallen onstaan, is deze reactie niet zoo fraai.

(Fig- 131).

6°. Dragendorff — Er ontstaat na toevoegen van het rea-
gens een bruin neerslag, dat na verwarming in beide oplossingen

i 5 minuten staan uitkristalliseert. In zure oplossing is de reactie
het fraaist. Eerst ontstaan na verwarming druppels. Na staan
treden vierhoekige prisma\'s op, welke veelal vergroeid zijn;
nieestal hebben deze kristallen scheef afgesneden eindvlakken.
De grootte varieert van 10 {x — 60 [x.

Zij zijn dubbelbrekend (fig. 156).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

7°- Kaliumhydroxyde ■—■ Er ontstaat een witte troebeling.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristallen.

Novocaïne

Uitgegaan werd van het preparaat van „Meister Luciusquot;,

A. Grutterink^) onderzocht novocaïne reeds microchemisch.

Daar door mij andere resultaten verkregen werden, laat ik
hieronder eerst haar resultaten volgen, met de door mij gebruikte
reagentia.

..Goldchlorid trübt noch Lösungen i : 2000, bildet aber eben-
sowenig wie Platinichlorid und Mercurichlorid Kristalle. Eben-
sowenig wurde eine Reaktion erhalten mit Kaliumferrocyanid.
Pikrinsäure wie Pikrolonsäure bewirken die Bildung öliger
Tröpfchen noch in sehr verdünnten Lösungen. Kristalle konnten
nicht erhalten werden.quot;

Mij bleek, dat deze reagentia wel fraaie kristallijne reactie-
producten geven en zeer gevoelig zijn, zoodat wij onze toe-
vlucht niet behoeven te nemen tot di- en trinitrobenzoëzuur.

1°. Platinachloride — In neutrale oplossing ontstaat met dit
reagens, indien men slechts een
spoortje toevoegt, reeds zonder

A. Grutterink, Diss. Bern, 1910.

-ocr page 116-

verwarmen, na staan, in de i % oplossing een mooie kristallisatie
van bladachtig uitgegroeide gele kristallen. In meer verdunde
oplossingen bespoedigt verwarmen en krassen ten zeerste de
reactie. Tevens treden veervormige kristallen en rasters van pris-
ma\'s op. De grootte varieert van 50 (x — 200 [x. Zij zijn sterk
dubbelbrekend en dooven recht uit. (Fig. 14).

Voegt men een normale hoeveelheid reagens toe, dan ontstaan
na ± 5 min., indien men niet verwarmd heeft (dit veroorzaakt
druppelvorming) vooral spherolieten, tevens naalden in ster-,
schoof- en waaiervorm en bladachtig uitgegroeide kristallen.
De spherolieten vertoonen een zwak polarisatiekruis. Met natrium-
jodide kleuren de kristalllen zich rose. De reactie met een
spoortje
platinachloride geeft altijd een goed resultaat, zelfs in 0,1 % op-
lossing, terwijl meer reagens de reactie vaak kan doen mis-
lukken.

In zure oplossing ontstaat een amorph neerslag, waartusschen
zich somtijds spherolieten kunnen ontwikkelen. Waar echter
in deze oplossing het kristallijn reactieproduct meestal uitblijft,
is deze reactie van geen waarde.

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft in beide oplossingen een
sterk geel neerslag. In de zoutzure oplossing ontstaan, vooral
na even verwarmen, tusschen het overvloedig fijne neerslag van
druppels, prisma\'s, welke meest vergroeid zijn, veelal zonder scherpe
contouren, 100 [x — 600 (x groot. De kleur is vuilgeel. Zij zijn sterk
dubbelbrekend en vaak bladachtig uitgeloopen.

Voegt men aan deze oplossing nu natriumbromide toe, dan
ontstaat een bruin kristallijn neerslag van schuinafgesneden
prisma\'s, in stervorm gegroepeerd, veelal bladachtig uitgegroeid,
30 (X — 100 [X groot. Langs den rand ontstaan veel grootere blad-
achtig uitgegroeide prisma\'s in stervorm met gezaagde randen, hel
oranje gekleurd, welke sterke dubbelbreking vertoonen, terwijl
de grootte van 200 (x — 400 [x varieert.. (Fig. 65).

De gevoeligheid is zeer groot. In 0,1 % oplossing ontstaat nog
overvloedige kristallisatie. Dit is de meest specifieke reactie op
novocaïne. In neutrale oplossing ontstaan geen goed waarneem-
bare kristallen, zoodat dit milieu voor de reactie met goud-
chloride resp. goudbromide niet geschikt is.

3°. Mercurichloride — Dit reagens geeft in neutrale oplossing

-ocr page 117-

Vooral na verwarming, een sterk wit neerslag, dat uit druppels
bestaat.

In zure oplossing daarentegen ontstaan zonder verwarming

prisma\'s, welke rechthoekig zijn, vaak tegen elkander vergroeid,

Waardoor een trapsgewijze bouw ontstaat. De zuilen zijn veelal

recht afgesneden. Zij zijn dubbelbrekend en dooven recht uit
Zij

vertoonen substractiekleur in lengterichting. De grootte
varieert van 200 [i. — 500 [x. (Fig. 87)

De gevoehgheid zonder verwarming gaat tot in 0,1 % oplossing.

Door het reagens met een glazen staafje in de oplossing te ver-
deden wordt de kristallisatie fraaier en tevens bespoedigd.

4nbsp;• Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaat geen neer-
slag. Na verwarming ontstaan langs den rand vele gestrekte

prisma\'s, welke aan de uiteinden meest scheef afgesneden zijn
Zij

zijn in stervorm gegroepeerd. De grootte van deze complexen
Varieert van 200 (x — 600 {x. Zij dooven recht uit en vertoonen
additiekleur in lengterichting. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing. (Fig. 114).

5nbsp;• Kaliumferricyanide — (Fig. 130). Er ontstaat geen neer-
slag. Na warm doorenten treden zeshoekige prisma\'s op, tot 200 [x
groot, sterk anisotroop met scheeve uitdooving. Het zijn tweelingen
Van scheef afgesneden prisma\'s, hetgeen bij gepolariseerd licht goed
nitkomt. Deze reactie is niet gevoelig en van weinig waarde.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin
neerslag, dat hoofdzakelijk uit druppels bestaat.

7 • Kaliumhydroxyde — Geeft een wit neerslag, dat uit druppels

bestaat.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan in de koude, na krassen, vele
ruiten, welke na staan groeien. De grootte varieert van 10 (x —
^00 jx. Zij komen zoowel in weinig stralige sterren, als tegen elkan-
der Vergroeid, voor. Vele zijn niet vergroeid. Zij zijn sterk dubbel-
brekend en dooven scheef uit t.o.v. de lengtezijde, maar zij dooven
recht uit volgens de korte zijde. De gevoehgheid gaat tot in 0,1 %
oplossing. (Fig. 190).

Een druppel verdunde spiritus bevordert de reactie.

-ocr page 118-

102
Papaverine

Uitgegaan werd van het zoutzure Papaverine „Merckquot;. \'

Een I % oplossing van het alkaloïde kristalliseert gedeeltelijk
uit
in 0,5 N. zoutzuur.

1°. Platinachloride — Zoowel in zure als in neutrale oplossing
ontstaat een lichtgeel neerslag. In zure oplossing ontstaan na ver-
warming en krassen bij de entstreep, sterk dubbelbrekende door-
zichtige prisma\'s met rechte uitdooving, welke den indruk van
vierkantjes maken. Zij zijn lo (x — 20 (x groot, en kunnen tot
70 [X aangroeien. In neutrale oplossing ontstaat na verwarming
eveneens een kristallijn neerslag, echter veel minder fraai en min-
der duidelijk van vorm. Deze reactie werd ook door
Wagenaar^)
gepubliceerd. (Fig. 17).

Door natriumjodide heeft geen verandering plaats van den
kristalvorm.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

2°. Goudchloride — Met dit reagens ontstaat in neutrale en
zure oplossing een fijn geel neerslag, dat vooral in zure oplossing
door verwarmen in een kristallijn neerslag wordt omgezet. De
kristallen zijn slechts enkele [x groot; het zijn prisma\'s, veelal in
sterren gegroepeerd, met veelal afgesneden hoeken.

Wegens de kleinheid der kristallen heeft deze reactie weinig
waarde, ofschoon de gevoeligheid nog tot 0,1 % oplossing gaat.
Deze reactie werd ook door
Wagenaars) reeds gepubliceerd. Door
natriumbromide heeft geen verandering plaats.

3°. Mercurichloride — Dit is de meest gevoelige en specifieke
reactie op papaverine, welke reeds door H.
Behrens®) zeer fraai
beschreven werd. De reactie gaat zoowél in neutrale als in zure
oplossing. In neutrale oplossing is de reactie het fraaist. Na toe-
voeging van het reagens bevordert zacht verwarmen de kristallisatie.
Het zijn zeer dunne, vierkante plaatjes, 30 jx — 100 jx groot, welke
ook in groepen voorkomen, doordat vele gedeeltelijk op elkander
gestapeld zijn en den indruk van een half geopend boek geven.
Ook ellipsvormige kristallen kunnen gegroepeerd voorkomen.
De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing, terwijl de gevoelig-

1)nbsp;Wagenaar, Pharm. Weekbl. 43, 1088 (1927).

2)nbsp;Wagen aar, Pharm. Weekbl. 43, 1088 (1927).

3)nbsp;H Behrens, Org. III, 1896, 84; ook Behrens—Kley, 1922, 246.

-ocr page 119-

heid door natriumbromide verhoogd wordt, ofschoon de kristallen
nu kleiner worden. In neutrale oplossing, na zacht verwarmen,
treedt de boekvorm het meest op den voorgrond. (Fig. 90).

4 • Kaliumferrocyanide — Geeft een fijn wit neerslag in zure
oplossing.

5°- Kaliumferricyanide. Geeft zoowel in zure als in neutrale
oplossing een goede kristallisatie. De gevoehgheid in beide op-
lossingen gaat tot 0,2 %. Na toevoeging van het reagens
ontstaat een fijn geel neerslag, dat. door zacht verwarmen
gedeeltelijk oplost en na staan in dubbel vertakte naalden
Uitkristalliseert, welke in stervorm zeer dicht opeen gerangschikt
zijn. (Fig. 132).

In zure oplossing gaat de reactie fraaier dan in neutrale op-
lossing. In de laatste oplossing ontstaan meer schoofvormen. De
kristallen zijn sterk dubbelbrekend en dooven scheef uit. De
grootte van de stervormen gaat tot 300 [x, vele zijn 100
y., ofschoon
kleinere vanaf 15 [x al voorkomen. Deze reactie werd reeds door
H- Behrens^) beschreven.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een fijn on-
bruikbaar neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Met dit reagens ontstaat een fijn wit
neerslag, dat door een druppel verdunden spiritus goed uit-
kristalhseert. Het zijn naalden en prisma\'s, veelal in stervorm
gegroepeerd, aan de uiteinden scheef afgesneden of ingesneden.
Zij zijn dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen additie-
kleur in de lengterichting. De grootte is ± 200 [x. Zij kunnen tot
^ nim. aangroeien. (Fig. 175).

l^n 0,1 % oplossing gaat de reactie nog, ofschoon de kristallen
^an kleiner zijn.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan met dit reagens fijne, vertakte
naaldjes in rozetvorm, bruin van kleur bij doorvallend licht,
^et zwakke dubbelbreking en rechte uitdooving.

De grootte is ongeveer 60 jx. Een druppel verdunde spiritus
bevordert de kristallisatie ten zeerste. Zoo noodig, daarna even
Verwarmen. In 0,2 % oplossing is de reactie nog goed, hoewel
^iet karakteristiek.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

) H Behrens, Org. III, 1896, 94; ook Behrens—Kley, 1922, 245.

-ocr page 120-

104
Paracodine

*

Uitgegaan werd van het zoutzure Paracodine ,,KnoHquot;.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
blijft de druppel helder. Toevoeging van natriumjodide geeft
een zwart amorph neerslag.

2°. Goudchloride — Er ontstaat in beide oplossingen een amorph
oranjegeel neerslag, dat door verwarming veelal als druppels te
voorschijn komt, natriumbromide kleurt de druppels bruin.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat reeds in de koude (vooral indien men het reagens door
den druppel roert) een fraaie kristallisatie om de korreltjes reagens,
zeer dicht opeen, van zeshoekige prisma\'s. In neutrale oplossing
ontstaan vele goed gevormde prisma\'s en ruiten, meestal in
stervorm. De gevoeligheid gaat dan slechts tot in 0,5 % oplossing.
In zure oplossing daarentegen zijn de prisma\'s en ruiten meer
bladaclitig uitgegroeid en vertakt. De gevoeligheid is nu veel
grooter en gaat tot in 0,1 % oplossing.

Deze prisma\'s zijn alle sterk dubbelbrekend, dooven scheef
uit, t.o.v. de lengteas en vertoonen additiekleur in de lengte-
richting. De grootte van de stervormen varieert van 50 [x — 200 [jl.
De prisma\'s zijn meestal scheef afgesneden aan den top. In
tegenstelling met dionine komen hier geen prisma\'s met zwaluw-
staartvormige insnijdingen voor. (Fig. 97).

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een zwak, amorph
neerslag.

5°. Kaliumferricyanide —■ De oplossing blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in zure oplossing een bruin,
amorph neerslag en na verwarmen en staan, vooral hier en daar
langs den rand, gestrekte zeshoekige prisma\'s licht oranje van
kleur, dubbelbrekend met scheeve uitdooving. Zij zijn meestal
tegen elkander gegroeid. (30 [x — 100 [x). Ofschoon slechts zeer
weinig kristallen optreden gaat de reactie tot in 0,1 % oplossing.

(Fig. 165).

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit amorph neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Er treedt geen kristallisatie op. Wel ont-
staat na toevoeging van een druppel verdunden spiritus een
amorph neerslag.

-ocr page 121-

Pelletierine

Uitgegaan werd van Pelletierine ,,Merckquot;.

I • Platinachloride — Zoowel in zure als in neutrale oplossing
Ontstaat een lichtgeel neerslag, dat onbruikbaar is.

Toevoeging van natriumjodide kleurt het neerslag zwart.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
neerslag, dat door verwarming hoofdzakelijk als druppels te voor-
schijn komt; maar er ontstaan hier en daar, vooral langs den rand,
dubbelbrekende pyramiden, welke volgens de zijden van het
grondvlak uitdooven en lo [ji — 25 (x groot zijn.

Natriumbromide kleurt de druppels bruin, de kristallen ver-
anderen niet. De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. Deze
reactie is echter van weinig waarde.

3°- Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een wit
neerslag, waarin men na verwarming hier en daar oktaëders kan
Waarnemen,
± 20 [i groot, tusschen veel druppels. Deze bevinden
Zich in de buurt van het reagens, waar eveneens prisma\'s in kruis-
vorm aan het reagens vergroeid kunnen voorkomen. (Fig. 89).
Deze reactie gaat zoowel in neutrale als in zure oplossing en al-
hoewel niet fraai, kan men toch, in combinatie met de andere
reacties, niet met zekerheid op pelletierine besluiten.

4°- Kaliumferrocyanide — Er ontstaat een amorph wit neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat een amorph geel zwak
neerslag.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een bruin amorph neerslag.

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een witte troebeling.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat, na toevoeging van een druppel
Verdunden spiritus een amorph neerslag.

Peronine (zoutzure benzoylmorphine)

Uitgegaan werd van het Peronine ,,Merckquot;.

In 0,5 N. zoutzuur lost zoutzure Peronine na verwarmen op,
komt echter bij afkoeling als fraaie kristalnaalden weder te voor-
schijn.

1°. Platinachloride — In neutrale oplossing zoowel als in zure
oplossing ontstaat een lichtgeel amorph neerslag. Door toevoeging
Van het natriumjodide aan de neutrale oplossing, welke vooraf

-ocr page 122-

io6

reeds met platinachloride bedeeld was, ontstaan nu, zoo noodig
na verwarming, indien er een overmaat alkaloïde aanwezig was,
kleurlooze naalden in stervorm, welke meest vertakt zijn. Zij zijn
zwak dubbelbrekend en dooven recht uit. Het jodoplatinaat is
amorph en zwart. Indien de reactie als boven uitvalt, kan men de
neutrale oplossing met natriumjodide bedeelen, waardoor een
wit precipitaat van deze naalden ontstaat, in stervorm zeer dicht
opeen gerangschikt, veelal vertakt. Dit is het HJ zout.

De grootte varieert van 30 [ji — 200 [x.

Vooral in 0,5 % en grootere verdunningen tot in 0,1 % oplos-
sing is dit kristallijn reactieproduct zeer fraai. Zelfs in 0,05 %
oplossing treden nog sporadisch kristallen op.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een geel amorph neerslag, dat door natriumbromide
bruin gekleurd wordt en waarbij, indien niet al het alkaloïde als
bromoauraat is neergeslagen, kleurlooze kristallen kunnen op-
treden. Indien dit het geval is, voegt men aan een druppel van
de neutrale alkaloïde-oplossing natriumbromide toe. Er ontstaat
een kristallijn neerslag, dat uit veel forschere en niet vertakte
kristallen bestaat. Het zijn prisma\'s, zoowel in stervorm, als niet
gegroepeerd. Deze laatste treden hoofdzakelijk op. Vooral in de
grootere verdunningen 0,5 % en 0,2 % is de reactie zeer fraai.
Het zijn sterk dubbelbrekende prisma\'s, welke tot 200 [x groeien
en recht uitdooven. De stervormen vertoonen een duidelijk polari-
satiekruis. In meer geconcentreerde oplossingen, i % en daar-
boven, zijn de kristallen niet gegroepeerd en klein (10 [x — 30 [x).
Zij vertoonen additiekleur in lengterichting. Dit is het HBr-zout.
Wij zien dus dat het HCl-zout uit enkelvoudige naalden, het
HBr-zout uit weinig vertakte naalden, het HJ-zout uit sterk
vertakte naalden bestaat.

3°. Mercurichloride — Er ontstaan zoowel in neutrale als in
zure oplossing na verwarming druppeltjes.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat in i % zure oplossing
geen neerslag.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat in i % zure oplossing
geen neerslag.

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin
neerslag, dat hoofdzakelijk uit druppels bestaat.

-ocr page 123-

8°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat alleen
door een druppel verdunden spiritus goed uitkristalliseert in naal-
den, welke na staan aan de uiteinden penseelvormig vertakt zijn
Zij zijn veelal 200 [x — 300 [x groo t en komen zoowel in stervorm als
met gegroepeerd voor. Zij zijn dubbelbrekend en dooven recht uit

(Fig- 177)-

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

7 • Pikrolonzuur — Er ontstaat na toevoeging van het vaste
reagens en een druppel verdunden spiritus een amorph neerslag,
Waartusschen na staan zwak dubbelbrekende donker gekleurde
spherolieten kunnen optreden. Deze reactie is echter van geen
Waarde.

Het peronine kristalliseert uit verdund zoutzuur na afkoeling
Uit in breede prisma\'s 100 (x — 120 (x, welke zwak dubbelbreken
en recht uitdooven. Zij vertoonen additiekleur in lengterichting.

Stephenson^) vermeldt reeds de reactie met kaliumjodide
niet met NaJ

Als hevestigingsreactie kan dus dienen:

reactie met NaJ -gt;-HJ-zout tot in 0,1 % gevoelig.

■ „ „ NaBr—gt;-HBr-zouttotino,2%gevoelig. (Fig. 201)

3°. „ „ HCl -)-HCl-zout tot in 0,5% gevoelig.

Phenacetine

Wegens de slechte oplosbaarheid in water (i : 200) werd steeds
Uitgegaan van de vaste stof, door deze op het voorwerpglas te
bedeelen met 0,5 N.zoutzuur en 4 N.zoutzuur.

Platinachloride — In tegenstelling met R. Schoepp^) en
conform
Behrens^) bleek phenacetine wel te reageeren, ofschoon
afwijkend al naar gelang men
a. met 4 N. HCl kookt (waardoor
zoutzure phenetidine ontstaat), of h. met 0,5 N. HCl zacht ver-
Warmt, waardoor het phenacetine niet ontleedt. Na toevoeging
Van PtCl4 blijft de druppel helder. Men verwarmt en voegt bij
de nog warme oplossing NaJ. Na afkoeling ontstaan bij
a langs
den rand ruiten, paralellogrammen en zeshoekige prisma\'s. Deze
zijn Veelal vergroeid, waardoor een trapsgewijze bouw ontstaat. Zij

Stephenson, 1921, 64.

) R. Schoepp, Dissertatie Utrecht,. i8g6, 40.

Behrens, Org. III, 1896, 10—11.

-ocr page 124-

io8

zijn zeer donkerrood tot zwart van kleur en kunnen tot 600 (x groeien.
Vele zijn kleiner. De ruitvormige kristallen treden vooral na krassen
op. (Fig. 38). Zij zijn het reactieproduct van het jodoplatinaat
van phenetidine. De kristallen welke bij h. ontstaan zijn typisch
bruinpaars van kleur. Dit is het reactieproduct van phenacetine.

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft na verwarmen en afkoelen
prisma\'s van den rand uitgaande, sterk anisotroop. Zij dooven
scheef uit. De reactie is echter niet karakteristiek. Voegt men nu
echter NaBr toe en verwarmt, dan ontstaan zeer lange, smalle
rechthoekige prisma\'s, veelal vischhaakvormig gekromd, welke
een zwak dichroïsme vertoonen van geel naar oranje, de dunne
van kleurloos naar geel. Zij zijn sterk anisotroop en dooven recht
uit. De grootte gaat tot 400 [x. Deze reactie werd reeds door
ScHOEPP^) beschreven. In meer verdunde oplossingen van 0,2
en 0,1 % komen ook kortere, breedere prisma\'s voor van 50 [x —
100 [X. (Fig. 66).

Daar zoowel NaJ als NaBr een kristallijn reactieproduct
geeft met phenetidine, kan men zoowel in de AuBrg- als in de
Pt J4 oplossing kleurlooze prisma\'s aantreffen met dichroïsme van
kleurloos naar geel, indien men te weinig AuClg resp. PtCl4 heeft
toegevoegd.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat geen neerslag.

4°. en 5°. Kaliumferro- en Kaliumferricyanide — Zij geven
geen neerslag.

6°. Dragendorff — Dit is de beste reactie op phenacetine.
ScnoEPP teekende deze kristallen reeds en vermeldde de aniso-
tropie. Het zijn ruiten, welke een sterk dichroïsme vertoonen van
kleurloos tot geel en bruin. Zij dooven uit volgens de lengte-
richting. De hoeken zijn resp. 45° en 135°. De grootte van de kristal-
len varieert van 15 [x — 50 [x. Somtijds neemt men complexen
tot 300 [X waar. (Fig. 158).

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaan na koken met 4 N.HCl en
weinig reagens zeshoekige prisma\'s met sterke anisotropie, welke
recht uitdooven en additiekleur in lengterichting vertoonen. Dit
is zoutzure phenetidine. Zij ontstaan slechts dan, wanneer men
slechts weinig KOH heeft toegevoegd. Dit is een uitzoutings-
proces. (Fig. 176).

1) R. ScHOEPP, N. T. V. Pharm.—Chem. en Tox, 167 (1897).

-ocr page 125-

Voegt men veel KOH toe, dan ontstaan de rechthoekige prisma\'s
\'^an phenetidine.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat geen neerslag.

Physostigmine

Uitgegaan werd van Physostigminesulfaat ,,Merckquot;.

Platinachloride — De druppel blijft in beide oplossingen
helder. Met natriumjodide ontstaat een zwart, fijn neerslag.

2°. Goudchloride — In neutrale oplossing ontstaat een geel
neerslag van druppels, welke door natriumbromide bruin ge-
kleurd worden. In
zure oplossing ontstaat een geelbruin neer-
slag, dat na verwarming en toevoegen van natriumbromide, (zoo
noodig nogmaals sterk verwarmen), een fraaie kristallisatie geeft,
Waarnaast oliedruppels. Het zijn geelbruin gekleurde prisma\'s
in kruis- en weinig straligen stervorm, welke weer roostervormig
Vertakt zijn. Zij zijn dubbelbrekend en na staan kleuren vele zich
roodbruin. De stralen van den stervorm zijn vaak verbogen en
hebben hier en daar uitloopers. (Fig. 67). Deze reactie is zeer ge-
voelig en specifiek en gaat nog in 0,1 % oplossing zeer goed.

3°. Mercurichloride — De druppel blijft helder. Na verwarming
langs den rand druppelvorming.

4°- Kaliumferrocyanide — Na toevoeging van dit reagens blijft
de druppel helder.

5°- Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat een bruin neerslag, dat uit
druppels bestaat.

7°- Kaliumhydroxyde — Er ontstaat in neutrale oplossing eerst
een wit neerslag, dat na staan of verwarmen verdwijnt, de druppel
neemt een roode kleur aan. Er kunnen in i % oplossing na
± 10
staan robijnroode, zeer lange naalden langs den rand op-
treden. Deze reactie is echter van weinig of geen belang.
Pikrolonzuiir — Er ontstaan geen kristallen.

Pilocarpine

Uitgegaan werd van het zoutzure Pilocarpine „Merckquot;.

Platinachloride — In zure en in neutrale oplossing blijft de
druppel helder maar na ± 3 min. ontstaan zeer dunne plaatvor-

-ocr page 126-

mige kristallen, veelal over elkander gelegen, zoowel vier-, vijf-
als zeshoekige platen, zeer zwak dubbelbrekend, welke hier en
daar interferentiekleuren vertoonen. In 0,2 % oplossing treden
deze kristallen nog op na verwarming langs den rand. (Fig. 16).
Deze reactie is zeer goed, hoewel niet zoo karakteristiek als het
jodoplatinaat. Voegt men nu echter zeer weinig natriumjodide
toe, dan ontstaan zwarte vierkanten, veelal vergroeid en daarna
treden vertakkingen op, welke alle onder een rechten hoek met
elkaar vergroeid zijn. Deze laatste ziet men vooral indien slechts
weinig natriumjodide wordt toegevoegd, waarbij de kristallen
tevens plaatselijk
groen gekleurd kunnen zijn bij doorvallend
licht. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. Deze reactie
met platinajodide werd reeds door H.
Behrens^) beschreven.
(Fig. 37)-

2°. Goudchloride — Na toevoeging van een ruime hoeveelheid
van dit reagens ontstaat, zoowel in neutrale als in zure oplossing
een sterk precipitaat, dat zich na ± 5 min. staan, bij voorkeur
na warm doorenten in een kristallijne massa omzet, welke uit
zeer lange, dunne prisma\'s, vele langer dan i mm., bestaat.
Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht uit. Zij vertoonen
substractiekleur in lengterichting. In meer verdunde oplossingen
komen zij meestal stervormig gegroepeerd voor. De gevoeligheid
gaat tot 0,1 % oplossing. (Fig. 53).

Natriumbromide kleurt de kristallen bruin. Na warm door-
enten ontstaan kortere zuiltjes met een sterk dichroïsme van geel
naar roodbruin. Deze beide fraaie reacties werden niet in de litera-
tuur vermeld.

3°. Mercurichloride — Met dit reagens ontstaat na verwarming
een wit neerslag, dat uit druppels bestaat.

4°. Kaliumferrocyanide — De druppel blijft helder na toevoe-
ging van dit reagens aan de zure oplossing. Na verwarmen en
krassen ontstaan sterk dubbelbrekende sphenoïden (20 [x —100 [x),
welke substractiekleur in lengterichting vertoonen en zoowel
volgens dg basis uitdooven als ook scheef. Vele komen in stervorm
gegroepeerd voor, veelal aan den top afgesneden, evenwijdig aan
de basis. Dit is een zeer specifieke reactie op pilocarpine. De
gevoehgheid gaat tot 0,1 %. (Fig. 115).

1) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 212.

-ocr page 127-

a BehrensI) schrijft: „In schwach angesäuerten Lösungen
es thlorhydrats bringt Kahumferrocyanid leicht lösliche Stern-
chen und Sphärolithe (120 fx) hervorquot;, hetgeen niet het geval bleek.

5 . Kaliumferncyanide — Na toevoeging van dit reagens bliift
de druppel helder. \'

6°. Dragendorff — In beide oplossingen ontstaat een bruin
neerslag van druppels.

7 • Kaliumhydroxyde — Er ontstaat geen neerslag. Na ver-
langs den rand ontstaan slechts weinig druppels.
^ Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en
een druppel verdunden spiritus ontstaan slechts kleine sphero-
en. Indien men nu tot koken verwarmt, ontstaan kleur-
loze ruiten, zoowel enkel als in rozetvorm, welke laatste tot
30 [x —40 fx groot zijn. Deze kristallen zijn sterk dubbelbrekend
en dooven uit volgens de lengtediagonaal, in welke richting zij
°ok substractiekleur vertoonen. (Fig. 192).
^ Ook kunnen bladvormige vertakkingen in stervorm gegroepeerd

oorkomen 100 (x - 180 [x. In 0,1 % oplossing treden hoofdzakelijk
Pneroheten op. Deze reactie is ook zeer specifiek, mits men tot
oken verwarmt, hetgeen in \'t algemeen met dit reagens juist
lechte resultaten geeft, uitgezonderd ook bij narcotine.

Pseudopelletierine

Uitgegaan werd van pseudopelletierine „Merckquot;. Voor de
Jieutrale oplossing werd met zoutzuur eerst afgedampt, daarna
opgenomen in water.

brVnbsp;~ Zoowel in, neutrale als in zure oplossing

^^ijft de druppel helder na toevoeging van het reagens. Nastaan,
00 noodig verwarmen, treden prisma\'s op langs den rand ster-
vormig gegroepeerd. (Fig. 15).

Indien men nu krast ontstaan vele scheef afgesneden prisma\'s,
^ ^ groot en naalden veelal in ster-en schoofvorm, ± 200 (x groot\'
adV^-^ ^quot;hbelbrekend, de meeste dooven scheef uit en vertoonen
ditiekleur in lengterichting. Ook treden hier en daar rechthoekige
^risma\'s op, welke recht uitdooven. Indien men natriumjodide
de nog warme vloeistof toevoegt, ontstaan in de zure vloei-

) Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 211.

-ocr page 128-

stof vele kleine, smalle, zwarte, prisma\'s, zoowel rechthoekig als
zeshoekig. De prisma\'s zijn meestal scheef afgesneden aan den top-
De grootte is ongeveer 20
jjl, de vergroeiingen kunnen tot 80 [a
groot zijn. Ook in neutrale oplossing ontstaan wijnroode tot zwarte,
zeshoekige prisma\'s. In zure oplossing is deze reactie, hoewel van
weinig waarde,
het beste. De gevoeligheid van het chloroplatinaat
gaat tot in 0,5 % oplossing. De gevoeligheid van het jodoplatinaat
gaat tot in 0,2 % oplossing.

2°. Goudchloride — Er ontstaat, zoowel in neutrale als in zure
oplossing, een fijn neerslag, dat snel uitkristalliseert. Vooral na even
verwarmen ontstaan, het fraaist in neutrale oplossingen, zeshoekige
prisma\'s, zoowel enkel als in kruisvorm. De grootte kan tot
200 [JL bedragen, de meeste zijn echter 100 [x groot. Zij zijn groen-
geel van kleur bij doorvallend licht. (Fig. 52).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Voegt men aan de nog warme zure oplossing natriumbromide
toe, waarna niet meer verwarmd wordt, dan ontstaan ruitvormige
kristallen. Zij zijn ófx — 12 [jl groot en zwak dubbelbrekend.

Deze laatste reactie is van weinig waarde.

3°. Mercurichloride — In neutrale i % oplossing ontstaat na
toevoeging van het reagens geen neerslag. Na verwarmen en
krassen, ontstaan prisma\'s in stervorm, met recht of een weinig
scheef afgesneden toppen, welke scheef uitdooven. De grootte
varieert van 200 [x tot 600 [x. (Fig. 89).

In meer verdunde oplossing ontstaan, evenals dit het geval
is in zure oplossing, oktaëders 20 [x — 60 [x groot. Ook kan men
isodiametrische conglomeraten van deze oktaëders waarnemen.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure. oplossing ontstaat geen
neerslag, wel na verwarming. Indien dan gekrast wordt, ontstaan
prisma\'s met recht afgesneden toppen en naalden, veel in ster-
vorm, 200 [X — I mm,., bij krassen ook vele 100 [x groot.

Zij zijn sterk dubbelbrekend, dooven zoowel recht als scheef
uit en vertoonen additiekleur in lengterichting.

De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
zwak neerslag. Na verwarmen en krassen ontstaan ruitvormige
kristallen, 10 [x —^ 50 [x groot, met sterke dubbelbreking, welke

-ocr page 129-

uitdooven volgens de hoofddiagonaal. Deze reactie is van weinig
Waarde. De gevoehgheid gaat tot in
0,5 % oplossing.

6°. Dragendorff — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaan na verwarmen en staan kleine kristallen, vele zeshoeken,
ook vierhoeken en somtijds ook rozetjes van prisma\'s. De ge-
voeligheid gaat tot in
0,1 % oplossing. (Fig. 157).

7 • Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een zwak wit neerslag.
Na zachte verwarming ontstaan ruitvormige kiistallen,
30 [x — 60 (x
groot, veelal vergroeid. De vergroeiingen kunnen tot 400 [x groot zijn.
Zij zijn zwak dubbelbrekend, dooven volgens de diagonaal uit en
Vertoonen substractiekleur in lengterichting. Daar de kristallen
buitengewoon dun zijn, kan men deze meestal zeer moeilijk waar-
nemen tusschen het fijne neerslag. De gevoeligheid gaat tot in
% oplossing. Deze reactie is de minst fraaie.

8°. Pikrolonzuur — Met een verzadigde oplossing ontstaat een
amorph neerslag, dat door zacht verwarmen oplost en bij afkoeling

kristalliseert het pikrolonaat uit in vierhoekige plaatjes, 30 jx_200 [x

groot. Zij komen zoowel enkel als vergroeid voor. Zij zijn sterk
dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen additiekleur in
lengterichting. Krassen bevordert de reactie na het verwarmen.
Ook zacht verwarmen met het vaste reagens en daarna krassen
geeft een goed resultaat. Toevoeging van spiritus geeft in dit
geval minder fraaie resultaten dan verwarmen en krassen. De
gevoeligheid gaat tot in
0,1 % oplossing. (Fig. 191).

Daar van dit alkaloïde microchemisch nog geen reacties bekend
zijn, zullen hier nog enkele reacties medegedeeld worden.

Pikrinezuur — Er ontstaan met een verzadigde oplossing
Van dit reagens prisma\'s, aan beide zijden scheef afgesneden,
^elke sterk dubbelbrekend zijn en recht uitdooven. Zij groeien
tot 200 fi,.

Platinabromide — In de zure oplossing ontstaan, nadat met
platinachloride verwarmd is en bij de warme oplossing natrium-
romide gevoegd is, zoo noodig na nogmaals verwarmen en
brassen, zeshoekige prisma\'s, welke sterk dubbelbrekend zijn en
recht uitdooven. De grootte varieert van 30 (x — 200 [x. Zij ver-
toonen fraaie polarisatiekleuren.

-ocr page 130-

114
Pyramidon

1°. Platinachloride — Dit reagens geeft in neutrale oplossing een
lichtpaars neerslag, dat door natriumjodide donker gekleurd wordt.

In zure oplossing ontstaat geen neerslag, door toevoeging van
natriumjodide evenwel een zwart precipitaat.

2°. Goudchloride — Dit reagens geeft in neutrale oplossing een
intens blauwpaarse kleur waarin natriumbromide geen kristal-
lisatie veroorzaakt.

In zure oplossing ontstaat een zwaar neerslag dat bij opvallend
hcht groen, bij doorvallend licht bruin gekleurd is. Het zijn pris-
ma\'s, willekeurig dooreen, zonder scherpe contouren. Zij zijn sterk
dubbelbrekend en hebben, voor zoover na te gaan is, rechte uit-
dooving. De kristallen ontstaan nog in een 0,2 % oplossing.
Wegens de slecht definieerbare kristalvorm is deze reactie van
weinig waarde. Natriumbromide kleurt het neerslag geheel bruin.

3°. Mercurichloride — De reactie werd, nadat pyramidon
reeds door mij microchemisch nagegaan was, door W.
P. H. v. d.
Driessen Mareeuw
gepubliceerd in verband met Veramon,
die echter de reactie eenigszins anders beschrijft. Het bleek mij
dat zoowel in zure als in neutrale oplossing een goed kristallijn pro-
duct, hoewel eenigszins anders in vorm, verkregen wordt. De
neutrale oplossing verdient echter wegens de grootere gevoelig-
heid de voorkeur. Er ontstaan veervormige vertakkingen, maar na
staan vooral pyramiden en vergroeiingen van pyramiden. Vele
complexen komen in kruisvorm voor. De grootte van de enkele
pyramiden is 30 [x — 60 (ji. Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven
volgens de diagonalen van het grondvlak uit. In 0,5 % oplossing
komen zij nog veel voor, vooral na verwarming. In grootere ver-
dunningen ziet men enkel de sterk dubbelbrekende prisma\'s in
stervorm en veervormige kristallen, welke tot 400 [x kunnen
groeien. De reactie gaat nog goed in 0,1 % oplossing na verwar-
ming. Men ziet dan hoofdzakelijk prisma\'s in stervorm en ruiten,
60 [JL groot, welke laatste substractiekleur in lengterichting ver-
toonen. Zij dooven volgens de korte diagonaal uit. (Fig. 91).

Waar de reactie met zilvernitraat, welke op reductie berust,
ons in den steek laat, gaat de reactie met mercurichloride zelfs

1) \\V. P. H. v. d. Driessen Mareeuw, Pharm. Weekbl., 33, 753 {1927).

-ocr page 131-

nog in 0,01 % oplossing. In zure i % oplossing ontstaan, bij door-
Vallend licht beschouwd, bruine, boomvormige vertakkingen en
tevens prisma\'s met sterke dubbelbreking en rechte uitdooving.

4°- Ferrocyaankalium — Geeft in neutrale oplossing na ver-
warmmg geen neerslag, in zure oplossing een amorph neerslag.

5 . Ferricyaankalium — Geeft in neutrale oplos.sing na ver-
he™^quot;^ een zwak roze kleur, in zure oplossing blijft de druppel

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een onbruikbaar

precipitaat.

7 ■ Kaliumhydroxyde — Hiermede ontstaan, indien een over-
maat gebruikt is, sterk dubbelbrekende, trapsgewijs opgebouwde
complexen van prisma\'s, welke een geschubd voorkomen hebben
oor het vergroeien van meerdere prisma\'s. Vele van deze com-
plexen zijn 200 [X — 400 [X groot, ofschoon enkele, vooral na staan,
sterk kunnen groeien. Zij zijn sterk dubbelbrekend, hebben rechte
Uitdooving en additiekleur in lengterichting. In 0,2 % oplossing
eeft de reactie, na verwarming en afkoeling, nog plaats. In meer
Verdunde oplossing ontstaan slechts druppels. Dit is een uit-
zoutingsproces. (Fig. 174).
8°.
Pikrolonzuur — Geeft na flink krassen en staan zeer korte,
reede prisma\'s, ingesneden aan de korte uiteinden die -i: 10 [x
groot zijn. Zij zijn zwak dubbelbrekend en hebben rechte uit-
doving. Deze reactie is noch gevoelig, noch karakteristiek. •

Santonine

I^aar het Santonine zoo goed als niet oplosbaar is in water,
^erd van de vaste stof uitgegaan; om de gevoehgheid vast té
stellen werden verdunningen van oplossingen in spiritus bereid,
quot;^le reacties van het schema op de gewone wijze toegepast, geven
geen resultaat. De proefdruppel blijft steeds helder.

-\'-\'e santonine-kristallen zijn zeer karakteristiek, zoodat men
Voor de identificatie van santonine met het beschouwen van de
^\'quot;istallen kan volstaan.
Men kan santonine door sublimatie isoleeren en het sublimaat,
dor met een klein druppeltje verdund zoutzuur te bevochtigen
te krassen, kristallijn krijgen. Er ontstaan nu zeer zwakke

-ocr page 132-

dubbelbrekende, rechthoekige kristalplaatjes met rechte uit-
dooving, welke 10 [X — 60 [x groot zijn. Somtijds zijn de zijden
ingebogen, hetgeen veelal het geval is, indien men uit wormzaad
de santonine sublimeert.

Chloroform, aethylacetaat e.a. oplosmiddelen, welke tot nu toe
aanbevolen worden om de sublimaten van santonine kristallijn
te verkrijgen, zijn minder geschikt dan verdund zoutzuur. Bij
de sublimatieproef zorge men steeds de beide voorwerpglazen
zoo dicht mogelijk bij elkander te houden. Men kan onmiddellijk
het sublimaat opvangen, zoodat het wormzaadpoeder niet eerst
gedroogd moet worden Dit geeft mij de beste resultaten.

De eenige goede reactie welke tot nu toe bekend was, is de reac-
tie met
joodwaterstof zuur, welke door C. v. Zijp^) beschreven
werd. Hij gebruikte HJ (1,7).

Mij is gebleken, dat men met een joodjoodkali oplossing (b.v.
5 % J) in
zoutzure oplossing, hetzelfde resultaat bereikt, indien
men als volgt te werk gaat. Op het sublimaat brengt men een
klein druppeltje verdund zoutzuur en een spoortje joodjoodkali
en verwarmt, terwijl voortdurend gekrast wordt, tot bijna droog.
Met het bloote oog kan men nu reeds de roode kristallen waarnemen.
Mocht dit niet het geval zijn, zoo herhale men deze bewerking.
De kristallen die overigens in vorm overeenkomen met die van
santonine, onderscheiden zich hiervan door een zeer opvallend
dichroïsme van rood naar kleurloos.

Joodjoodkali in neutrale oplossing — Dit is eveneens een fraaie
reactie, welke dezelfde kristallen geeft als Dragendorff. Men voert
de reactie als volgt uit:

Voeg aan het sublimaat een druppel joodjoodkali resp. Dragen-
dorff toe, zoo, dat men met de glasstaaf het sublimaat
niet aan-
raakt (anders mislukt deze reactie). Na ± 5 min. staan, neemt
men tusschen de oliedruppeltjes fraaie, rechthoekige, bruine
prisma\'s waar, trapsgewijze tegen elkander vergroeid en dubbel-
brekend. Zij dooven recht uit. Dragendorff geeft eenigszins for-
schere kristallen welke tot 100 [x groeien, terwijl de eersten
± 50 [X groot zijn.

Pikrolonzuur — Ook deze reactie werd nog niet in de literatuur

C. v. Zijp, Microchemische bijdrage betreffende Santonine en Herapathiet.

Pharm. Weekbl. 64, 278 (1927)-

-ocr page 133-

Vermeld. Op het droge sublimaat brengt men een druppel ver-
zadigde pikrolonzuuroplossing. Na ± 5 min. staan vormen zich
boomvormig vertakte, sterk anisotrope naalden, zoowel in
ster- als schoofvormen. Deze naalden dooven recht uit, en ver-
toonen additiekleur in lengterichting.

Na het ontstaan van enkele kristallen bevordert krassen de
reactie. Men zorgt er voor, bij het opbrengen van den druppel
pikrolonzuur, het sublimaat niet aan te raken. De gevoeligheid
van deze drie reacties gaat bij alle tot in o,i % oplossing.

Op deze wijze kan men santonine identificeeren uit preparaten,
Waarin het zuivere santonine verwerkt is. Wil men echter worm-
zaad identificeeren, dan kan men, zoo noodig door resubhmatie
en bevochtigen met een druppeltje verdund zoutzuur en krassen.
Wel de santoninekristallen krijgen, (welke dan veelal afgerond
zijn aan de hoeken) niet echter de reacties welke hierboven beschre-
ien zijn, daar steeds spoortjes hars meegaan, welke de reacties
belemmeren.

Scopolamine (Hyoscine)

Uitgegaan werd van Hydrobromas Hyoscini ,,Merckquot;.
I
• Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
hjft de druppel helder. Door verwarmen ontstaan langs den
rand weinig druppeltjes. Natriumjodide geeft in beide oplossingen
een zwart, amorph neerslag.

2°. Goudchloride — Dit reagens werd door H. Stephenson^)
reeds op dit alkaloïde toegepast en ik laat hier zijn resultaten
\'Volgen: „The crystals are instantly formed on stirring the solution,
otherwise they form slowly. Numbers of small crystals are formed
^ a I : 4000 solution on stirring. They are triangular in outline.

he crystals grow to a large size, especially in the i : 200 solution,
^ney polarize brightly and are yellow in color and normally are
rosettes of plates with coarse, sawtooth edges.quot;

Zoowel in neutrale als in zure oplossing, ofschoon beter in zure
oplossing, ontstaan met dit reagens, reeds zonder verwarmen,
innen enkele minuten, tusschen een fijn olieachtig neerslag,
groote gele complexen van kristallen, uit ruiten opgebouwd. Deze

) H. Stephenson, 1921, 71.

-ocr page 134-

kunnen tot 800 [x groeien, ofschoon vele 200 [x — 400 [x groot zijn.
De kristallen vertoonen dichroïsme van kleurloos naar geel.
Krast men na het ontstaan van enkele groote kristalaggregaten,
dan ontstaan vele ruiten, en zeshoekige plaatjes door eenzijdige
afplatting van de ruiten. Zij zijn sterk dubbelbrekend. De ruiten
dooven volgens de lange diagonaal uit, de zeshoekige plaatjes
volgens de hoofdas. Zij behooren tot het rhombische stelsel en
vertoonen substractiekleur volgens de lengte-as. De kleine kris-
tallen zijn meestal 30 [x — 100 [x groot, ofschoon bij de kras vele
kleinere optreden. De groote complexen vertoonen bij gekruiste
niçois een lichtende lijn, welke de geheele lengte van het kristal
doorloopt. Door natriumbromide toe te voegen en te verwarmen,
zoo noodig krassen, treden tevens naast de ruiten vele zeshoekige
plaatjes op, 30 [x — 100 [x groot, met sterk dichroïsme van licht-
geel naar oranjerood. De gevoeligheid van de reactie met goud-
chloride gaat tot in 0,1 % oplossing en dit is de meest specifieke
reactie op hyoscine. (Fig. 48).

Het bromo-auraat heeft grooter kristallisatieneiging dan het
chloro-auraat, althans wanneer men het maakt volgens de contact-
druppelmethode. Na even staan, ontstaan uit de olie spoedig
prisma\'s in boomvormige vertakkingen, opvallend door kleuren-
spel, tengevolge van het dichroïsme van geel tot bruinrood.

3°. Mercurichloride — In neutrale oplossing ontstaan druppels.
In zure oplossing ontstaan druppels, tevens, van den rand uit-
gaande, kristalsterren, opgebouwd uit prisma\'s, veelal scheef
afgesneden aan den top, welke sterren 50 [x — 200 (x groot zijn.

Zij zijn zwak dubbelbrekend en vertoonen substractiekleur in
lengterichting. Verwarmen bevordert de reactie. De gevoeligheid
gaat tot in 0,1 % oplossing. Somtijds treden enkele ruiten op.

4°. Kaliumferrocyanide — Na verwarmen en krassen treden
sterk dubbelbrekende, typisch gevormde kristallen op, 20 (x — 40 (x
groot, twee aan twee vergroeid, in i % en 0,5 % oplossing. (Fig. 117.)

In 0,2 % en 0,1 % oplossing ontstaan deze kristallen sporadisch,
maar ziet men daarentegen rechthoekige prisma\'s, vele 50 [x —
100 [X groot, met rechte uitdooving.

5°. Ferricyaankalium — Geeft na verwarmen en indrogen
kleine rechthoekige kristallen, welke zwak dubbelbrekend zijn.
De reactie is noch gevoelig, noch karakteristiek.

-ocr page 135-

6°. Dragendorff — Dit reagens geeft zoowel in neutrale als in
zure oplossing een fraai kristallijn reactieproduct. Na toevoeging
van het reagens wordt verwarmd, en na ± 5 min. staan, ziet
men vele breede, zeer dunne, zeshoekige, lichtbruine, zeer schuin
afgesneden prisma\'s, 20 [x — 100 [x groot, veelal over elkander ge-
groeid in rozetten, welke sterk dubbelbrekend zijn en recht uit-
dooven. Ook komen vooral in neutrale oplossing vele, in stervorm
gepoepeerde, gestrekte prisma\'s voor, meestal rb 40 fx groot,
(^ig- 159)- De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. Dit is
een zeer specifieke reactie.

Kaliumhydroxyde Met dit reagens blijft de druppel
helder.

8°- Pikrolonzuur — Er ontstaan slechts druppels.

Sparteïne

Uitgegaan werd van Sparteïnesulfaat.

I . Platinachloride — In neutrale oplossing ontstaat een geel
neerslag, in zure oplossing blijft de druppel helder. Na verwar-
ming langs den rand treedt druppel vorming op.

Toevoeging van natriumjodide veroorzaakt in beide oplossingen
een amorph, zwart neerslag.

2°. Goudchloride.— Zoowel in neutrale als in zure oplossing
Ontstaat een amorph neerslag, waartusschen in de koude, reeds
na staan, vele kristallen optreden; het amorphe neerslag zet
zich geleidelijk in een goed kristallijn product om. Zoo noodig
verwarme men even. Er ontstaan nu kristallen, zeer verschillend
m grootte, van 10 [x — 200 [x, waarnaast complexen van boom-
vormig vertakte fijne prisma\'s tot 400 [x kunnen optreden. Het \'
zijn alle zeshoekige platen van grondvorm, maar veelal op meer-
*^ere plaatsen afgerond of knotsvormig verdikt. Zij komen zoowel
gegroepeerd als enkelvoudig voor. Zij zijn sterk dubbelbrekend.
^ele dooven recht uit, enkele scheef. De reactie wordt veel
fraaier door toevoeging van natriumbromide aan de beide op-
lossingen, waardoor een bruin neerslag optreedt, dat na verwar-
niing fraai uitkristalliseert in rechthoeken, 30 [x — 200 (x groot
quot;^elke een trapsgewijze bouw vertoonen door vergroeiing tegen
elkander. Zij zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit en ver-

-ocr page 136-

toonen een zwak dichroïsme van geel of lichtbruin naar donker-
bruin. Dit dichroïsme treedt fraaier op bij de veervormige kristal-
len, welke een grootte van 400 [j. kunnen bereiken, maar meestal
na rt 4 min. staan optreden. Deze reactie is zeer specifiek en
gevoelig en gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 68). De reactie met
goudchloride werd reeds door
Stephenson^) vermeld.

3°. Mercurichloride — Van dit reagens op sparteïne vermeldt
Behrens^):

„Uebrigens ist von Spartein zu bemerken, dass das Chloro-
mercurat in rechtwinkligen Stäbchen von 30 [x, mit viel Salz-
säure pulvrig, löslich in der Wärme als Tropfen wieder aus-
fällt. Diese sind sehr empfindlich für Impfen, liefern dann
Sterne, rechtwinklige Stäbchen von 200 (x mit gerader Auslöschung,
schwacher positiver Doppelbrechung.quot;

In neutrale oplossing ontstaat geen neerslag, noch kristallisatie.

In ± 2 N.HCl (dit dus in afwijking met de algemeene regel),
treden hoofdzakelijk ruitvormige kristallen op, vooral langs den
rand van den druppel na verwarming (30 [x — 100 (x), welke dan
veelal over elkander gelegen zijn, tevens zeshoekige prisma\'s,
vaak aan een zijde scheef afgesneden en kleine vierhoeken. Deze
ruiten zijn zeer zwak dubbelbrekend, aan meerdere kan men geen
dubbelbreking waarnemen.

In 0,5 N.zoutzuur ontstaan na verwarming langs den rand hier
en daar naalden, niet dubbelbrekend, maar na staan, zwak dubbel-
brekende kristalcomplexen, vaak enkele mm. lang, welke doen
denken aan
ammoniunichloride. Krast men nu, dan onstaan vele
zeshoekige prisma\'s, veelal tegen elkaar vergroeid, zwak dubbel-
brekend met rechte uitdooving en substractiekleur in lengte-
richting. Vele zijn scheef afgesneden. Tevens treden ruiten op,
welke volgens hun lengterichting uitdooven en substractie-
kleur in deze richting vertoonen. De grootte gaat tot 400 (x
(Fig. 93)-

In 0,2 % oplossing en 0,1 % oplossing ziet men ruitvormige
vergroeiïngen langs den rand tevens pyramiden, uitdoovend
volgens het grondvlak. Geen zeshoekige prisma\'s meer. In sterk
zoutzuur miheu (± 2 N.) treedt de reactie dus het fraaist op.

1)nbsp;Stephenson, 1921, 72.

2)nbsp;Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 207.

-ocr page 137-

4°- Kaliumferrocyanide — Van dit reagens schrijft Behrens^):

..Zunächst entsteht ein pulvriger Niederschlag in welchem sich
durchscheinende Knollen der normalen Ferrocyanverbindung
dden können. Mit Uebermass der Reagenzien entsteht die charak-
teristische saure Verbindung, welche gern übersättigte Lösungen
bildet. Durch Impfeuerhält man dann farblose Rauten (spitzer
Kinkel 87°), schwach polarisierend mit diagonaler Auslöschung,
oft zu grossen Kreuzen und Gittern (bis 3 mm.) verwachsend.
Gelindes Erwärmen fördert die Krystallbildungquot;.

De vele kristalvormen als boven beschreven kan men in het-
zelfde preparaat als volgt doen ontstaan.

Na toevoeging van het reagens aan de 0,5 N.zoutzure oplossing
ontstaat een amorph neerslag, dat na ± 3 min. staan hier en daar
raaie kristalcomplexen vormt. Het zijn vergroeiingen van ruiten,
, welke sterk dubbelbrekend zijn, uitdooven volgens de diago-
naal en substractiekleur in lengterichting vertoonen, tevens ver-
groeiingen van enkele prisma\'s, van welke weer ongeveer loodrecht
op hun lengteas prismatische kristallen uitschieten ; deze com-
plexen groeien tot i mm. Verwarmt men nu even, dan ontstaan
tevens bij afkoeling rozetten van zeer dunne, vertakte naalden,
50 [i. — 200
iL groot, welke zeer zwak dubbelbrekend zijn en het
amorphe neerslag doen verdwijnen. Indien nu gekrast wordt.
Ontstaan zeer karakteristieke sphenoïden en pyramiden, veelal
Vergroeid, dubbelbrekend, 10 [x — 50 [ji. groot. De combinatie
Van deze naaldrozetten en sphenoïden is zeer typisch voor dit
alkaloïde. De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. In 0,1 %
oplossing ontstaat geen neerslag meer, na verwarming treden
alleen de schijfvormige, fijn vertakte naalden hier en daar op en
na krassen somtijds hier en daar sphenoïdenvormen. (Fig. 119).
5 .
Kaliumferricyanide — Dit reagens geeft ook zeer typische
ristallen.
Behrens vermeldt het niet. Stephenson^) vermeldt
nervan: „Large plates and many small square ones are formed in
^he
I : 50 solution only.quot;

tn I % oplossing ontstaat na toevoeging van het reagens geen
neerslag. Na verwarming ontstaan bij afkoeling bladachtig uit-
gegroeide prisma\'s van den rand uit, welke tot i mm. groeien en

p liehrens—kley, 1922, 207.

) Stephenson 1921, 72.

-ocr page 138-

zeer veel gelijken op het soortgelijke product van cinchonine.
Krast men nu evenwel, dan ontstaan bij kleine vergrooting recht-
hoekig uitziende kristallen, vaak in stervorm, welke bij sterke
vergrooting driekantige prisma\'s blijken te zijn. Vele dooven
recht uit, zijn sterk dubbelbrekend en vertoonen additiekleur
in lengterichting. De grootte varieert van 50 [x — 200 y., na
staan. Enkele hebben scheeve uitdooving. (Fig. 134).

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing na verwarming tot
gedeeltelijk droog worden van den druppel en krassen.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een amorph
bruin neerslag, dat na verwarming, in de zure oplossing, na lang
staan, sporadisch enkele slecht gevormde kristallen geeft. Deze
reactie is van geen waarde.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat uit
druppels bestaat.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en
een druppel verdunden spiritus, zoo noodig even verwarmen,
ontstaan dubbelbrekende spherolieten, 20 jx — 50 [x groot. Deze
reactie is van weinig waarde.

Stovaïne

Uitgegaan werd van Stovaïne ,,Poulenc frèresquot; Paris.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen ontstaan na toe-
voeging van dit reagens druppels, welke door natriumjodide
zwart gekleurd worden.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een geel neerslag van druppeltjes, waartusschen na staan,
kristallen optreden. De neutrale oplossing verdient de voorkeur.
Het zijn veelal rechthoekig vergroeide dendrieten, ofschoon ook
meer samengestelde kristalcomplexen waar te nemen zijn. Zij zijn
200 [X — 400 [x groot en sterk dubbelbrekend. Door krassen ont-
staan vele kleinere complexen, 100 [x — 200 [x, groot in X-vorm,
tevens kleine rechthoekige prisma\'s (10 (x — 40 [x) met rechte
uitdooving en vergroeiingen hiervan. (Fig. 55).

Natriumbromide kleurt de kristallen bruin en men kan dichroïs-
me waarnemen van kleurloos tot bruin.

Met den contactdruppel (AuClg NaBr) ontstaan in beide op-

-ocr page 139-

lossingen na ± J uur, boomvormig vertakte naaldcomplexen
met sterk dichroïsme van geel tot granaatrood. Dit is een zeer
typische reactie.

3nbsp;• Mercurichloride —• In beide oplossingen ontstaan met dit
reagens druppels.

4nbsp;■ Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaan, zonder
Verwarming reeds, prisma\'s met scheef afgesneden eindvlakken
Veelal in schoofvormen van drie en vijf, met sterke dubbelbreking,
rechte uitdooving en substractiekleur in lengterichting. Zij
kunnen na staan tot 6oo jx groeien. Tevens ontstaan zeshoekige
prisma\'s, 30 (j. — 60 (x groot, met rechte uitdooving en additie-
kleur in de lengterichting.

In meer verdunde oplossingen treden deze laatste kristallen
niet meer op. De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 118)

5nbsp;• Kaliumferricyanide — In zure oplossing ontstaan zonder
Verwarming ellipsvormige kristallen en zeshoekige plaatjes,
i 40 (j. groot.

Verwarmt men, dan ontstaan vele kristalbrokstukken, welke
reeds met het bloote oog waarneembaar zijn, zonder structuur.

6°. Dragendorff — Dit reagens geeft in beide oplossingen een
Druin druppel neerslag.

7 ■ Kaliumhydroxyde — Er ontstaan slechts druppels.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan, na toevoeging van het vaste
reagens, na ± 5 min. hier en daar om de korreltjes reagens vertakte
naalden. Voegt men na het ontstaan van enkele kristallen een
druppel verdunden spiritus toe, dan ontstaan vertakte naalden

schoof- en stervorm, 50 — 400 [x groot, welke additiekleur
Vertoonen, recht uitdooven en sterk dubbelbrekend zijn. De
gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

Strychnine

Uitgegaan werd van strychninenitraat.

I • Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
(hoewel de reactie in neutrale oplossing de voorkeur verdient),
Ontstaat met dit reagens een witgeel precipitaat dat uit prisma\'s
m stervorm en tevens brief co uvertvormige kristalplaten bestaat,
■\'^lle zijn sterk dubbelbrekend en hebben rechte uitdooving. Zij

-ocr page 140-

vertoonen additiekleur in de lengterichting. De grootte varieert
van 100 M- — 200 [x. De reactie valt beter uit, wanneer na toe-
voeging van het reagens even verwarmd wordt. De reactie gaat
fraaier in meer verdunde oplossingen dan in de i % oplossing.
De gevoeligheid is nog zeer groot in o,i % neutrale oplossing.
(Fig.\' i8). Door natriumjodide heeft geen verandering plaats,
indien voldoende platinachloride was toegevoegd, daar anders
het nog
o veranderde alkaloïde-zout met natriumjodide in kleur-
looze prisma\'s uitkristalliseert (als HJzout), evenals dit het
geval is bij de reactie met goudchloride waaraan natriumbromide
wordt toegevoegd. (HBrzout). De reactie met platinachloride
werd reeds door H.
Behrens^) beschreven.

Strychninenitraat, i % oplossing, geeft dus met HCl alleen
reeds naalden van het chloride, met NaJ ontstaan, tot in o,i %
oplossing, de naalden van het jodide.

2°. Goudchloride — In de i % oplossing, fraaier in de o,i %
oplossing, ontstaat met dit reagens, in de koude zoowel in neutraal
als in zuur milieu, de kristalhsatie van het goudchloride-dubbel-
zout. Het zijn sterk vertakte naaldbundels. (Fig. 54).

Met de contactdruppelmethode ontstaat in 0,1 % oplossing
slechts een fijn precipitaat, in i % oplossing daartusschen echter
plaatselijk bol- en rupsvormige aggregaten van korte, bruine
naaldjes.

3°. Mercurichloride — In neutrale oplossing ontstaan dendrieten,
bij doorvallend licht bruin van kleur en in schijfvorm gerangschikt.
Deze reactie is niet fraai. In zure oplossing daarentegen is de reactie
zeer fraai en gevoelig tot in 0,1 % oplossing. De reactie gaat reeds
zonder verwarming. Evenals dit bij de mercurizouten van de alka-
loïden veel voorkomt kan men hier ook interferentiekleuren
waarnemen.

Het zijn prisma\'s, meest in stervorm, dicht opeen, welke meestal
scheef afgesneden zijn aan den top. Zij dooven recht uit en ver-
toonen additiekleur in lengterichting. De grootte varieert van
200
[x — 400 [x. Deze reactie werd reeds door Behrens^) be-
schreven. (Fig. 92).

4°. Katiumjerrocyanide — Met dit reagens ontstaat in zure

1)nbsp;Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 226.

2)nbsp;Behrens, Org. III, 1896, 66.

-ocr page 141-

oplossing een overvloedig kristallijn neerslag. De vorm der kris-
^llen is in de grootere verdunningen het best waar te nemen.
De reactie heeft reeds in de koude plaats. In o,i % oplossing is
de kristalvorm veel fraaier waar te nemen dan in i % oplossing.
Het zijn complexen van vleugelvormige kristallen, welke tot 300 [a
kunnen groeien. Zij zijn sterk dubbelbrekend. Na verwarming
kunnen hier en daar ruiten ontstaan, vooral in de meer gecon-
centreerde oplossingen, welke volgens de hoofddiagonaal uit-
dooven en additiekleur in lengterichting vertoonen. De reactie
\'^erd reeds door
H. Behrens^) beschreven, die deze kristal-
vorm terecht met de kristallen van ammoniumrriagnesiumphos-
Phaat vergelijkt. (Fig. 120)

5 . Kalhmiferricyanide — Deze reactie wordt eenigszins anders
door H.
Behrens^), niet door A. Grutterink, vermeld. In zure
oplossing, evenals in neutrale oplossing, ontstaan met dit reagens,
reeds in de koude, prisma\'s in bundels, welke vooral aan de uit-
einden vaak sterk struisveervormig vertakt zijn. Ook kan men
na Verwarming scherpe prisma\'s met scheeve eind vlakken aan
den top waarnemen. De grootte varieert van 100 {x — 400 [x.
Vele meten 200 fx. Zij zijn sterk dubbelbrekend, dooven recht uit
en Vertoonen additiekleur in de lengterichting. (Fig.
133).

In zure oplossing gaat de reactie tot in 0,5 % oplossing.

H. Stephenson^) vermeldt wel een reactie met dit reagens,
quot;baarbij echter volgens hem gelijksoortige kristallen gevormd
\'borden als met kaliumferrocyanide, hetgeen niet het geval is.

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen geen kristallijn
product, wel een sterk, bruin, onbruikbaar neerslag.

7°- Kaliumhydroxyde — In tegenstelling met H. Behrens^)
blijkt dit reagens geen amorph strychnine te geven, maar kristal-
liseert het alkaloïde zeer goed in prisma\'s uit, welke in gecon-
centreerde oplossingen tot 800 (x kunnen groeien. De eindvlakken
zijn vaak scheef afgesneden. Ze zijn sterk dubbelbrekend, dooven
recht uit en vertoonen additiekleur in lengterichting.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 226; Org. Behrens, III, 1896, 66.

Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 227; Org. Behrens, III, 1896, 67.

) H. Stephenson, 1921, 77.

H. Behrens—Kley, Mikr. An. 1922, 225; Org. III, 1896, 65.

-ocr page 142-

8°. Pikrolonzuur — Dit reagens geeft boomvormige vertak-
kingen van fijne naalden, vaak schoof- en waaiervormig gegroe-
peerd. Zij zijn dubbelbrekend en 50 [i, — 200 [j, groot. De
reactie
is echter niet karakteristiek, evenals dit het geval is bij vele
pikrolonaten.

Thebaïne

Uitgegaan werd van het zoutzure thebaïne „Merckquot;.

1°. Platinachloride — Behrens vermeldt deze reactie niet.
Stephenson^) vermeldt deze reactie als volgt:

,,The best crystals are obtained by using a very small amount
of this reagent and in the i : 50 solution only. They are fine
needles in rosettes or sheaves. In more dilute solutions crystal-
lisation is poor and the crystals are small and sphericalquot;.

Uit zwak zoutzure oplossing (niet uit neutrale), ontstaat een
geel, fijn precipitaat dat na verwarmen en staan gedeeltelijk uit-
kristalhseert in naaldrozetten, ± 50 [JL groot. Tevens kan men hier
en daar overelkander vergroeide, zeer
dunne, bijna kleurlooze
vierkanten waarnemen met zeer zwakke anisotropic.

Na ± 5 n^in. staan, neemt men geen naaldrozetten meer waar,
doch vele van deze complexen van vierkantjes. (Fig. 20).

De reactie gaat goed tot in een 0,5 % oplossing.

Toevoeging van natriumjodide geeft een fijn, zwart neerslag.

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een geelrood, amorph neerslag, dat door verwarming
weer amorph te voorschijn komt.

Natriumbromide kleurt het neerslag bruin.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat in beide oplossingen een
wit, amorph neerslag.

4°. Kaliumferrocyanide — Er ontstaat in zure oplossing een
wit, amorph neerslag. (Waar gesproken wordt bij Mercurichloride
en Kaliumferrocyanide van een wit, amorph neerslag, wordt
steeds bedoeld bij opvallend licht, daar bij doorvallend licht de
neerslagen min of meer bruin gekleurd zijn).

5°. Kaliumferricyanide — De proefdruppel blijft helder, ook
na verwarming treden geen kristallen op.

C. Stephenson, 1921, 78.

-ocr page 143-

6°. Dragendorff — Geeft in beide oplossingen een amorph,
bruin neerslag.

7 • Kaliumhydroxyde — Deze reactie werd het eerst door

ehrens^), daarna door Stephenson^) en M. Wagenaars) ver-
meld. Zij precipiteeren uit azijnzure oplossing.

Uit de neutrale zoutzure i % oplossing ontstaan reeds zonder
Verwarming vele rechthoekige kristalplaatjes, in rozetvorm ge-
rangschikt en slechts weinig tegen- en over elkander gegroeide
rechthoekjes. Door toevoegen van een druppel verdunden spiritus
9-an de i % oplossing verdwijnen vele dezer rozetten, om in de
rechthoekige, tegen- en overelkander gegroeide kristallen, welke
daardoor een geschubd uiterlijk kunnen krijgen, uit te kristal-
iseeren. Vele enkele vierhoekige kristalplaatjes treden nu tevens
op- De kristalrozetten meten 3° [J- — loo [x, de enkele kristal-
Plaatjes lo [x — 30 [x. Zij zijn dubbelbrekend en dooven recht
Uit. Zij vertoonen door hun dunheid, wit iste orde en geven dien-
tengevolge met het gipsplaat je sprekende additie- en substractie-
kleuren. De gevoeligheid gaat tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 178).

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat na toevoeging van het vaste
reagens en een druppel verdunden spiritus, een amorph neerslag.

Ten slotte zij hier nog een goede reactie vermeld, welke tot nu
de niet in de literatuur wordt vermeld en tot nadere bevestiging
Van dit alkaloïde kan dienen.

quot;^wmoniumhichrornaat — In neutrale oplossing ontstaat na toe-
Voeging van ammoniumbichromaat een geel amorph neerslag,
^3-t alleen door verwarmen en krassen fraai uitkristalliseert in
ol-, ster- en schoofvormig gegroepeerde naalden en prisma\'s
^elke veelal vertakt zijn en aan de uiteinden meestal nogmaals
penseelvormige vertakkingen vertoonen. Door nogmaals sterk
e Verwarmen en te krassen, ontstaan ook vele, enkele, recht
afgesneden prisma\'s, welke ook hier en daar afgerond zijn. Zij
zijn sterk dubbelbrekend,dooven recht uit. De reactie gaat zeer
goed in I en 0,5 % oplossing. In 0,2 % oplossing kan door
s erke verwarming tot gedeeltelijk indrogen van den druppel nog
een positief resultaat verkregen worden. Dit is een zeer fraaie reactie.

H. Behrens—Kley, An. 1922, 241.

) c. Steppienson 1921, 78.

) M. Wagenaar, Pharm, Weekbl. 20, 472 (1927).

-ocr page 144-

Theobromine

Uitgegaan werd van Theobromine dat voldoet aan de eischen
van de Pharm. Ed. V. De reacties werden uitgevoerd in een ver-
zadigde oplossing (i : 3300) en met het vaste theobromine.

1°. Platinachloride — In beide oplossingen ontstaat geen neerslag.
Toevoeging van natriumjodide geeft, zoo noodig na verwarming,
langs den rand, kleine, scheef afgesneden prisma\'s en zeshoekige
prisma\'s van wijnrood tot zwart. Deze reactie is praktisch van
weinig waarde.

2°. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat geen neerslag.
Voegt men natriumbromide toe en verwarmt nu, dan ontstaan
na gedeeltelijk indrogen (het reactieproduct is goed oplosbaar), het
beste in neutrale oplossing, boomvormige vertakkingen, veelal in
schoof- en waaiervorm gegroepeerd, van fijne naalden, welke sterk
dubbelbrekend zijn en recht uitdooven. Zij groeien over het geheele
gezichtsveld, na staan bij 60 x vergrooting. Zij kunnen een zwak
dichroïsme van geel naar oranjerood vertoonen. Waar zij dicht opeen
gegroepeerd zijn neemt men een polarisatiekruis waar. (Fig. 70).

3°. Mercurichloride — Dit geeft na verwarming, het beste
in zure oplossing, na krassen naaldjes, ± 30 pi, welke recht uit-
dooven. Deze reactie heeft praktisch geen waarde.

4°. Kaliumferrocyanide — De zure oplossing blijft helder.

5°. Kaliumferricyanide — De zure oplossing blijft helder.

6°. Dragendorff — In neutrale oplossing ontstaat een amorph
neerslag. In zure oplossing is deze reactie zeer fraai.

Na verwarming ontstaan schijnbaar naalden, meerdere in
schoofvorm, ± 200 [x groot, met sterke dubbelbreking. Zij ver-
toonen een polarisatiekruis. Hiertusschen ontstaan vierkantjes,
vaak vergroeid, oranje van kleur, welke bij gekruiste niçois
granaatrood gekleurd zijn. Vooral na i 3 min. staan is deze
reactie zeer fraai. Schijnbaar zijn er twee kristalvormen. Inderdaad
is dit niet het geval. De grondvorm is een ruit, met typisch af-
gesneden toppen. De kristallen vormen composities, welke plat
of op hun kant kunnen liggen. Deze laatsten zijn de schijnbare
naalden. ,(Fig. 160).

7°. Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur — Er heeft geen kristallisatie plaats.

-ocr page 145-

Theophylline (Theocine)

Theocine is synthetisch Theophylhne.

Uitgegaan werd van Theophylhne „Merckquot;. Tevens werd uit-
pgaan van Theocine „Bayerquot;. Beide geven, zooals te verwachten
IS, dezelfde reacties.

1nbsp;■ Platinachloride — De beide oplossingen blijven helder na toe-
voeging van dit reagens. Voegt men nu, na verwarming, natrium-
lodide toe, dan ontstaan, na zoo noodig nogmaals even verwarmen,
Vele prisma\'s, in ster- en kruisvorm gegroepeerd, meestal twee of

^le tegen elkander vergroeid, waardoor een trapsgewijze bouw
lt;^ntstaat. De grootte varieert van 30 [x — 100 (x.

I^e gevoehgheid gaat tot in 0,2 % oplossing. (Fig. 39).

2nbsp;. Goudchloride — In de zure oplossing ontstaat een amorph
neerslag, de neutrale oplossing blijft helder na toevoeging van dit
reagens. Voegt men nu, na verwarming, aan de neutrale oplossing
natriumbromide toe en ent warm door (wegens de oplosbaar-

eid van het reactieproduct), dan ontstaan fraaie, dichroitische,

^geel tot roodbruin) zeshoekige, rhombische prisma\'s (30 [x_

loo li.) niet sterke dubbelbreking. (Fig. 71).

Ook hier zij erop gewezen, evenals bij de analoge verbinding
\'^an Coffeine, dat te veel goudchloride de reactie verhindert,
^odat men slechts een spoortje goudchloride mag toevoegen.

®egt men te veel van de beide reagentia toe, dan krijgt men
sterk dubbelbrekende naalden in ster- en schoofvorm, evenals dit
^n zure oplossing het geval is. Zooals reeds boven vermeld werd,
Ontstaat in zure oplossing een neerslag met goudchloride. Voegt
^en nu na verwarming natriumbromide toe. waarna wederom
Verwarmd wordt, dan ontstaan fijne, sterk dubbelbrekende naalden,
^n ster-, schoof- en waaiervorm, welke gemiddeld 100 (x —400 jx
groot zijn. Men kan een polarisatiekruis waarnemen. Bij opvallend
^eht zijn zij oranje, bij doorvallend licht grijsbruin van kleur.

staan kan men boomvormig vertakte naalden over \'t geheele
gezichtsveld veelal waarnemen.

I^e gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. De contactdruppel-
methode geeft ook een fraaie kristallisatie, als volgt:

In de neutrale oplossing: (i : 200) — a. aan den kant van over-
gaat reagens ontstaan de naaldcomplexen, waarvan de naalden

-ocr page 146-

minder fijn zijn dan bij theobromine, h. aan den kant van weinig
reagens ontstaan de veel grootere dichroïtische kristallen van
geelbruin tot roodbruin.

In de zure oplossing i : 200 ontstaan dezelfde kristaUen, met
dit onderscheid dat bij
a. de naalden langer zijn, bij h. de rood-
bruine kristaUen daarentegen korter.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat geen neerslag na toevoeging
van dit reagens in beide oplossingen. Na staan, vooral na even ver-
warmen en krassen, treden hier en daar in neutrale oplossingen
spheroUeten (10 fx — 100 [x) op, met zwakke dubbelbreking. De
gevoehgheid gaat tot in 0,2 % oplossing.

Wegens het sporadisch optreden van deze kristaUen, heeft deze
reactie praktisch geen waarde.

In zure oplossing, ontstaan na verwarming en krassen, recht-
hoekige prisma\'s, welke tot 200 {x kunnen groeien, vaak schoof-
vormig gegroepeerd, welke recht uitdooven, additiekleur ver-
toonen en sterk dubbelbrekend zijn. Ook deze reactie is
niet
typisch ofschoon zelfs in 0,1 % oplossing nog enkele van zulke
prisma\'s optreden.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure oplossing blijft de druppel
helder.

5°. Kaliumferricyanide — In zure oplossing blijft de druppel
helder.

6°. Dragendorff — AUeen in zure oplossing ontstaat een goed
kristaUijn reactieproduct. Na toevoeging van dit reagens ontstaat
een fijn neerslag, dat door verwarming fraai uitkristaUiseert in
sterk dubbelbrekende, zeshoekige prisma\'s, welke recht uitdooven
daarnaast ontstaan rechthoekige prisma\'s en aan de uiteinden
knotsvormig vertakte prisma\'s. Zij zijn 10 [x — 30 [x groot. Zij zijn
dichroïtisch van bruin tot geelbruin, (Fig. 162).

De gevoeligheid, vooral na even goed verwarmen, gaat tot in
0,1 % oplossing.

7°. Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan geen kristaUen en geen amorph
neerslag, ook niet na toevoeging van een druppel verdunden
spiritus.

-ocr page 147-

Tropacocaïne.

Uitgegaan werd van Tropacocaïne „Merckquot;.
Dit alkaloïde werd reeds zeer uitvoering door A. Grutterink^)
ehandeld, behalve de reacties met kahumferrocyanide en
Dragendorff.

I ■ Platinachloride — Zoowel in neutrale als in i % zure op-
lossing ontstaat een sterk geel, kristallijn precipitaat. Het zijn
ichtgeel gekleurde kristalskeletten, welke veervormig vertakt
zijn en X-vormige kristalvergroeiingen. De grootte is meestal
00 (i -, 300 ^ 2ij zijn zwak dubbelbrekend (bijna gesloten
lafragma) en dooven recht uit. Zij vertoonen substractiekleur
de lengterichting. In grootere verdunningen treden ook veer-
quot;^ormig vertakte naalden op (in 0,1 % oplossing). Deze kunnen
nieerdere mm. lang worden. (Fig. 21). Toevoeging van natrium-
jodide kleurt de kristallen zwart.

^ Met de contactdruppelmethode ontstaan speciaal in de neutrale
oplossing dunne, doorschijnende kristalskeletten met een zeer
yzonder dichroïsme in opvallende kleuren; n.1. van leigrijs tot
is^rf^^^^^quot; ^^ oplossing zijn dezelfde kristallen dikker en
s daardoor het dichroïsme minder opvallend. Aan deze reactie
s tropacocaïne reeds onmiddellijk herkenbaar. Tevens ontstaan
alknbsp;natriumjodide, indien nog een overmaat

aloide in de oplossing aanwezig is, sterk dubbelbrekende, veelal
^^adachtig uitgegroeide prisma\'s, met rechte uitdooving en a\'dditie-
^ eur in lengterichting, evenals dit het geval is na toevoeging
^an natriumbromide aan de vooraf met goudchloride bedeelde
P ossing, mits een overmaat alkaloïde aanwezig is. Daar deze
^ristallen zeer dun en sterk dubbelbrekend zijn, vindt men hen
e beste door het preparaat met gekruiste niçois te bezien.
2
. Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een sterk
geel neerslag, waartusschen vele kristallen. Het zijn rastervormig
ertakte naalden, 100 [i — 300 [i groot, welke hoeken vormen van
^
50 met elkaar (zie Grutterink^). Tevens ontstaan X-vormige

istallen. Zij zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht uit.
br reactie gaat nog zeer fraai in o, i % oplossing. Door natrium-
omide kleuren de kristallen bruin. Voor de reactie met goud-

) A. Grutterink, Diss. Bern, 1910, 83.

-ocr page 148-

chloride evenals voor de reactie met platinachloride krijgt men in
0,2 % oplossing de fraaiste kristallen. (Fig. 57).

3°. Mercurichloride — In neutrale zoowel als in zure oplossing
ontstaan, reeds zonder verwarming, in i % oplossing, om de kon ei-
tjes reagens, bladachtig uitgegroeide, dunne prisma\'s, welke aan
den top recht afgesneden zijn. Zij kunnen tot 600 [x groeien. In
neutrale oplossing ontstaan echter kleinere en meer enkelvoudige
zuilen. (Fig. 95). In meer verdunde oplossingen, (neutrale op\'
lossingen verdienen de voorkeur) onstaan kleine kristallen,
20 [JL —^ 40 [X groot, welke veelal vergroeid zijn tot complexen.

In 0,1 % oplossing blijven de kristallen uit, doch kunnen door
natriumbromide ontstaan, daar dit de gevoeligheid verhoogt
wegens het ontstaan van het meer onoplosbare bromomercuraat.

4°. Kaliumferrocyanide — Geeft in zure oplossing een wit
neerslag (bij opvallend licht), dat uit sterk dubbelbrekende,
scheefhoekige kristalskeletten bestaat, welke tot 600 [x kunnen
groeien. Zij zijn gedeeltelijk scheef, gedeeltelijk rechthoekig met
elkaar in weinig strahge sterren gegroepeerd, terwijl tegen de
stralen van de ster weer kleine prisma\'s vergroeid zijn. In meer
verdunde oplossingen ontstaan ook vele enkele prisma\'s met
rechte uitdooying, veelal aan de korte zijden zwaluwstaartvormig
ingesneden.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 121).

5°. Kaliumferricyanide — Er ontstaat in i % zure oplossing
een geel neerslag dat uit dunne ruiten en vergroeiïngen van ruiten
bestaat. De grootte van deze kristallen varieert van 100 (x — 300 (a
Zij zijn sterk dubbelbrekend en vertoonen additiekleurin delengte-
richting. In 0,5 % oplossing is de reactie nog fraai (zoo noodig na
even verwarmen en krassen). Op deze\'manier kan men in 0,2 %
oplossing nog een resultaat verkrijgen; in grootere verdunningen
blijft de reactie uit. (Fig. 135).

6°. Dragendorff — Er ontstaan na verwarming fijne boomvormig
vertakte naalden, in stervorm gegroepeerd, 50 fx — 100 [x groot,
welke dubbelbrekend zijn. In 0,1 % oplossing kan, na goed ver-
warmen, deze reactie nog optreden. Er ontstaat ook in i % op-
lossing, haast veel onbruikbaar neerslag, hier en daar slechts een
groepje van deze stervormen. (Fig. 161).

. 7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag van drup-

-ocr page 149-

pels, dat niet tot kristallisatie is te brengen (mogelijk na zeer
3-ng staan, volgens A. Grutterink^) na ± 2 uur).

8 • Pikrolonzuur — Er ontstaan, na toevoeging van het vaste
reagens en een druppeltje verdunden spiritus, scheef afgesneden
Pnsma\'s om de korreltjes reagens, welke zoo goed als kleurloos
^ijn, sterk dubbelbreken, scheef uitdooven en substractiekleur
jn lengterichting vertoonen, 50 [Jt —
100 [x groot. In 0,2 % op-
ossing is deze reactie positief na lang staan. In
0,1 % oplossing
Wijft zij veelal uit. (Fig. 194).

Tutocaïne

Platinachloride — Met dit reagens ontstaat geen neerslag in
eide oplossingen. In zure oplossing treden, na staan, kristal-
sterren langs den rand op (zoo noodig verwarmen), welke meestal
tot
200 [X groeien. Na krassen ontstaan vele van zulke sterren, uit
naalden en prisma\'s opgebouwd. Ook treden dan niet gegroepeerde
pnsma\'s op. Alle prisma\'s zijn toegespitst aan den top. Zij zijn
sterk dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen additiekleur
in lengterichting. Deze reactie is zeer specifiek en gaat tot in 0,1 %

oplossing. In neutrale oplossing blijft de reactie uit. Door
natriumjodide ontstaat een amorph, zwart neerslag, waarbij in
^ % oplossing de kristalstergroepen, somtijds dichroïsme vertoonen
^an rose naar zwart. Deze laatste reactie verandert slechts de
^leur, niet den kristalhabitus. (Fig.
22).

2 . Goudchloride — In beide oplossingen ontstaat een geel
neerslag, dat amorph is. In zure oplossing treedt, na even voor-
zichtig verwarmen tot gedeeltelijke oplossing, na staan, tusschen
^et fijne neerslag, een fraaie kristallisatie op, hier en daar van denne-
^•kvormige naalden en prisma\'s, veelal in stervorm gegroepeerd,
^elke meestal
± 200 [x groot zijn, doch na staan in i % oplossing
^ot
800 (X kunnen groeien. Zij zijn sterk dubbelbrekend en ver-
^oonen een polarisatiekruis. Zij vertoonen additiekleur in lengte-
richting. De vertakte prisma\'s dooven recht uit. (Fig. 56). Door
oevoeging van natriumbromide aan deze zure oplossing ontstaat
®en bruin neerslag, waarin na verwarming vele druppels ontstaan
n tevens rozetvormen van plaatjes, soms rechthoekig van vorm,
^elke sterk dubbelbrekend zijn. De laatste reactie met natrium-
) ■^• Grutterink, Diss. Bern, 1910, 83.

-ocr page 150-

bromide is noch fraai noch typisch, maar wordt volledigheidshalve
vermeld. De neutrale oplossing geeft in beide gevallen na ver-
warming slechts druppels.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat zoo goed als geen wit neer-
slag. Wel ontstaan, vooral na verwarming, druppels.

4°. Kaliumferrocyanide — De druppel blijft helder.

5°. Kaliumferricyanide — De druppel blijft helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een onbruik-
baar neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat uit
druppels bestaat.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en
een druppel verdunden spiritus ontstaat een neerslag, maar
tevens, zoo noodig na verwarmen, zwak dubbelbrekende globu-
lieten. Deze reactie is niet karakteristiek en van geen waarde.

Urotropine

Uitgegaan werd van Urotropine ,,Scheringquot;.

C. Romijn^) publiceerde reeds in 1895 enkele dezer reacties.

1°. Platinachloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
ontstaat een lichtgeel, kristallijn neerslag, dat uit oktaëders be-
staat, welke 6 [Jl — 30 [x groot zijn. In de zure i % oplossing gaat
de reactie fraaier dan in de neutrale oplossing. In beide oplossingen
gaat de reactie tot in 0,1 % oplossing. (Fig. 23).

Natriumjodide kleurt vooral na verwarming in zure oplossing
de kristallen zwart.

2°. Goudchloride — In neutrale oplossing ontstaat een geel
neerslag, dat bij doorvallend licht bruin van kleur is en uit zeer
dicht opeen gerangschikte naalden in stervorm bestaat, welke
veelal vertakt en
i 100 (jl groot zijn, ook komen enkelvoudige kristal-
len voor. Zij zijn dubbelbrekend, dooven recht uit en vertoonen
additiekleur in lengterichting. In meer verdunde oplossingen,
0,2 % en 0,1 %, ziet men enkele zeer fijne naalden in rastervorm.
(Fig. 49). Voegt men nu natriumbromide toe en verwarmt, dan
ontstaan in alle neutrale oplossingen sterk dubbelbrekende, meest
rechthoekige prisma\'s, ± 20 [x groot, tevens ruiten, 10 (x — 200 [x

1) C. Romijn, Tijdschrift Pharm. Chem. en Tox. 7, 174—175 {1895).

-ocr page 151-

groot, welke recht uitdooven (de ruiten volgens de hoofddiagonaal)
en substractiekleur in lengterichting vertoonen. De ruiten
Vertoonen dichroïsme van geel naar bruin. De korte, veelal
rechthoekige prisma\'s, zijn, bij gekruiste niçois, robijnrood en
dooven recht uit.

In zure oplossing ontstaan naalden en prisma\'s, veelal in ster-
vorm, met scheef afgesneden eindvlakken. Zij zijn sterk dubbel-
brekend en dooven recht uit. De sterren zijn na krassen ±
200 [x
groot. Zij zijn ongelijkmatig, maar groeien na enkele minuten tot
I niM., tevens ontstaan rasters van fijne naalden en prisma\'s
Welke alle loodrecht op elkaar staan en veelal stervormig zijn
gegroepeerd.

Het bromo-auraat is vooral uit de HCl oplossing veel forscher
pbouwd. Het zijn typische groeivormen van veelal vier ruiten
m vierhoeksvorm..Zij vertoonen dichroïsme van oranjebruin tot
granaatrood.

De gevoeligheid gaat tot in 0,1 % oplossing.

3°. Mercurichloride — Zoowel in neutrale als in zure oplossing
gaat de gevoeligheid tot in
0,1 % oplossing. De reactie in zure
oplossing is het meest aan te bevelen wegens de fraaie ruiten
Welke kunnen optreden. Zij vertoonen hier en daar een duidelijke
dikte.

Aan de o,5N.zure oplossing voegt menquot; het vaste reagens toe.
Er ontstaat nu een wit neerslag. Het zijn kristalcomplexen, welke
rastervormig vertakt zijn,
± 200 jx groot; in de omgeving van het
reagens tevens veel onbruikbaar neerslag. Indien nu noch ver-
warmd noch gekrast wordt, ontstaan na ± 5 min. langs den rand
nieestal vergroeiingen van ruiten. Indien deze zijn ontstaan,
krast men daar voorzichtig en ontstaan vele goed gevormde
rniten met hoeken van resp:
126° en 54°, welke 20 (x — 400 (x
groot zijn. Vele zijn ±
200 [x groot. Zij dooven volgens de korte
diagonaal uit en zijn dubbelbrekend.

Op deze wijze uitgevoerd is de reactie zeer bruikbaar tot in

% oplossing.

In neutrale oplossing ontstaan zonder verwarming vergroeiingen
^3-n meest rechthoekige prisma\'s tegen elkander, welke van de
korreltjes reagens uitgaan en tot i mM. groeien. Zij zijn sterk
dubbelbrekend. dooven recht uit en vertoonen substractiekleur

-ocr page 152-

in lengterichting. Wegens de minder fraaie kristallen is de zure
oplossing te verkiezen boven de neutrale, ofschoon de reactie
ook hier tot in o,i % oplossing gaat. (Fig. 96).
. 4°.
Kaliumferrocyanide — De druppel blijft helder.

5°. Kaliumferricyanide — Met dit reagens ontstaan in zure
oplossing^ na toevoeging van het reagens, vele oktaëdrische
■kristallen, 10 [ji— 40 (x groot, maar daarnaast ontstaan binnen
enkele minuten sterk dubbelbrekende, meest schuin afgesneden
prisma\'s (100 [x — 400 y.) en boomvormig vertakte prisma\'s langs
den rand. Verwarmt men direct na toevoeging van het reagens,
dan ontstaan hoofdzakelijk deze boomvormig vertakte prisma\'s
langs den rand, welke gemakkelijk tot
I mM. groeien. Na krassen
ontstaan nu vele prisma\'s in ster- en schoofvorm.

De regulaire kristallen treden dan zoo goed als niet meer op.

De prisma\'s dooven recht uit en vertoonen additiekleur in
lengterichting. In de meer verdunde oplossingen blijven de regu-
laire kristallen eveneens uit. De gevoeligheid gaat tot in 0,1 %
oplossing, hoewel dan weinig kristallen ontstaan. (Fig. 127).

6°. Dragendorff — In zure oplossing het fraaist, ofschoon ook
in neutrale oplossing na verwarming, ontstaan vele geel tot kleur-
looze hexagonale plaatjes. Tevens kunnen in de meer geconcen-
treerde oplossingen enkele rechthoekige, roodbruine zuiltjes op-
treden, 10 [JL — 30 [JL groot, waarvan de hoeken scheef afgesneden
kunnen zijn. Deze zijn sterk dubbelbrekend en dooven recht uit.
De gevoehgheid gaat tot in 0,1 % oplossing, ofschoon dan enkel
de lichtgele hexagonale plaatjes ontstaan.

7°. Kaliumhydroxyde — De druppel blijft helder.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaan na verwarmen zoowel fijn
vertakte naaldjes, welke niet karakteristiek zijn, als rechthoekige
prisma\'s, 50 [x — 100 (x groot, met sterke dubbelbreking. Deze
reactie is echter van weinig waarde. (Fig. 195).

Veratrine

Uitgegaan werd van Veratrine ,,Merckquot; in o,5N. zoutzuur.

1°. Platinachloride — De druppel blijft helder, na verwarming
ontstaat een zeer zwak neerslag; met natriumjodide ontstaat een
zwart, amorph neerslag.nbsp;.nbsp;\' .j

-ocr page 153-

2°. Goudchloride — Er ontstaat met dit reagens een geel
amorph neerslag, dat door natriumbromide bruin gekleurd wordt.

3°. Mercurichloride — Er ontstaat met dit reagens een wit,
amorph neerslag.

4nbsp;• Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaat een wit,
amorph neerslag.

5nbsp;• Kaliumferricyanide—Er ontstaat een zeer zwak geel neerslag.

6°. Dragendorff — Na toevoeging ontstaat een zwaar, bruin,

amorph neerslag.

7 . Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit, onbruikbaar
neerslag.

8°. Pikrolonzuur — Na toevoeging van het vaste reagens en
^en druppel verdunden spiritus ontstaat een zwaar, geel, amorph
neerslag. Door afdampen met zoutzuur ontstaat een roode vlek
daaraan dit alkaloïde\'onmiddellijk herkenbaar is.

De microchemische kristalreacties^) welke tot nu toe gepubli-
ceerd zijn hebben geen praktische waarde.

Yohimbine

Uitgegaan werd van het zoutzure zout van Yohimbine ,,Spiegelquot;
en waar noodig aangezuurd tot
± 6,5 N.HCl., daar in een 0,5 N.
Zuur het zoutzure Yohimbine uitgezouten wordt.

I • Platinachloride — Hiermede ontstaat, het sterkst in neutrale
oplossing, een lichtgeel precipitaat, dat amorph is en na verwar-
quot;^ing amorph blijft.

In zure oplossing kunnen,\' indien men vervolgens natrium-
lodide toevoegt en sterk verwarmt, hier en daar langs den rand
grootere prisma\'s optreden,
200 (xgroot, (van het reagens afkomstig),
niaar tevens bij nauwkeurige beschouwing, vooral na staan,
zwarte, niet gegroepeerde vierkanten, meestal slechts enkele [
jl [x
Sroot. Dit kan tot in 0,1 % oplossing het geval zijn en deze reactie
eeft slechts in zooverre waarde, dat zij een aanwijzing kan zijn
op Yohimbine.

\\

Behrens, Org. Ill, 1896, geeft aan:

1.nbsp;jodoplatinaatnbsp;microkristallijn (onbruikbaar)

2.nbsp;Dragendorff

3-nbsp;pikraat

4-nbsp;chromaat of bichromaat „nbsp;„

-ocr page 154-

2°. Goudchloride — Zoowel in neutrale, als in zure, oplossing
ontstaat een sterk rood-oranje neerslag, dat door
verwarmen
weder amorph te voorschijn komt. Heeft men, vooral aan de
neutrale oplossing, slechts weinig reagens toegevoegd, zoodat er
nog een overmaat alkaloïde-zout in de oplossing is, dan kan door
natriumbromide een kristallijn neerslag met dit alkaloïde ontstaan.

Het zijn rozetten van plaatjes en spherolieten.

Natriumbromide — Dit is het eenige door mij gevonden reagens
op dit alkaloïde, dat een fraai kristallijn precipitaat geeft. Er
ontstaat, het fraaist in neutrale oplossing, een zwaar, wit,
amorph
neerslag, dat vooral door verwarming goed uitkristalliseert. Op
de vloeistof drijven spherolieten, vele lo [jl — 15 ^ji groot, zwak
dubbelbrekend. Bij lager instellen ziet men zoowel enkele recht-
hoekige plaatjes als groepjes van deze o verelkander liggende
plaatjes in rozetvorm en willekeurig gerangschikt, welke, wat hun
vorm betreft, sterk doen denken aan santonine kristallen, echter
hier vooral van verschillen door hun sterke dubbelbreking. Zij
dooven ook recht uit. De grootte varieert van 10 [x — 40 (x.
(Fig. 202).

De gevoehgheid van deze reactie gaat tot in 0,1 % oplossing,
na verwarming.

3°. Mercurichloride — Geeft na toevoeging geen neerslag, na
verwarming ontstaan druppels.

4°. Kaliumferrocyanide — In zure oplossing ontstaat een
amorph neerslag, dat door verwarming gedeeltelijk oplost en
weer amorph te voorschijn komt.

5°. Kaliumferricyanide — In zure oplossing\' blijft de druppel
helder.

6°. Dragendorff — Er ontstaat in beide oplossingen een amorph
neerslag.

7°. Kaliumhydroxyde — Er ontstaat een wit neerslag, dat in
een i % en een 0,5 % oplossing, na slechts
even verwarmen (men
mag het neerslag niet geheel zien oplossen), hier en daar kristallijn
te voorschijn komt als prisma\'s, zeer dicht opeen, in stervorm,
30 (X — 60 [X groot, sterk dubbelbrekend, welke een polarisatie-
kruis vertoonen. Zij vertoonen additiekleur in lengterichting.

Deze groepjes liggen tusschen veel amorph neerslag. Ook ziet
men hier en daar spherolieten, welke zwak dubbelbreken en

-ocr page 155-

10 (i. — 20 [L groot zijn. Deze zijn moeilijk te vinden. In 0,2 % op-
lossing blijft de reactie uit. Deze reactie is van weinig waarde. Met
spiritus van 50 % ontstaan uit het amorph neerslag eveneens
spheroHeten, welke dikwijls bestaan uit twee aaneengehechte
halve bollen.

8°. Pikrolonzuur — Er ontstaat geen kristallijn neerslag,
Wel na toevoeging van een druppel spiritus een fijn onbruikbaar
precipitaat.

Stephenson^) geeft een microchemische reactie met KCN op,
Welke praktisch van geen waarde blijkt te zijn, wegens de slechte
Vorming van een kristallijn neerslag, waarbij in geconcentreerde
oplossing de weinige kristallen, welke optreden, geen typische
vorm hebben (schijven). Hij schrijft van deze reactie:

Rosettes of crystals of good size are formed from the amor-
phous precipitates but they form very slowly and in the i : 200
solution only.

Verder vond ik in de literatuur geen kristalreacties vermeld.

H. Stephenson, 1921, 83.

-ocr page 156-

TOEPASSINGEN OP GRONDSTOFFEN EN
PREPARATEN

Alvorens tot de bespreking van enkele reacties op de grond-
stoffen over, te gaan, zij er op gewezen, dat de reacties in vele ge-
vallen minder fraai zijn dan met de zuivere alkaloïden, wat te
wijten is, niet alleen aan de begeleiding van de bijalkaloïden,
maar ook aan colloïdachtige stoffen, welke moeilijk geheel te ver-
wijderen zijn. Tevens wil ik er op wijzen dat de sublimatieproef
bij het onderzoek goede diensten kan bewijzen (b.v. gelsemium-
zuur uit gelsemiumtinctuur, waarvan het sublimaat bevochtigt
met
NH4OH sterk-blauwgroen fluoresceert en het ammoniumzout
nu uitkristalliseert in sterk anisotrope, recht uitdoovende prisma\'s,
20 [i,—40 (X groot). Galnooten en galnootentinctuur geven een
subhmaat, dat, na beademen, in sterk dubbelbrekende naalden in
stervorm sublimeert. Het sublimaat van granaatwortelbast-
poeder opgenomen in verdund zoutzuur geeft- met een korreltje
mercurichloride isotrope vierkanten.

Aconitum Napellus Linn.

Door mij werden meerdere Aconitum-tincturen onderzocht.
Op de bekende wijze wordt het alkaloïde afgescheiden, de alkaloïde-
vlek wordt bedeeld met een druppeltje 4N
.HNO3 en daarna een
spoortje vast zilvernitraat toegevoegd.

Nadat de druppel gedeeltelijk ingedroogd is aan de lucht,
ontstaan de kristallen van het zilverdubbelzout. Door reductie
zijn deze zwart gekleurd. Zij zijn smaller, dan indien men van het
gezuiverde aconitine uitgaat.

-ocr page 157-

Atropa Belladonna Linn.

Nadat op de gebruikelijke wijze, zoowel uit de bladen als uit
het extract en de tinctuur, de alkaloïden in vrijheid gesteld zijn,
quot;^oegt men aan de alkaloïdevlek een druppel verdund zoutzuur
toe, daarna een druppeltje joodwaterstofzuur (1,7). Er ontstaan
dan de fraaie sphenoïdvormige kristallen. (Fig. 164). Deze zijn
6 ■—15 [X groot. Joodwaterstofzuur^) verdient de voorkeur.
Men verwarme niet. Indien Dragendorff of Joodjoodkah gebruikt
Wordt, verwarme men na toevoeging van het reagens
even zacht
plaatselijk. Na ± 5 min. staan heeft kristallisatie plaats. Deze
laatste reagentia geven echter, indien niet juist verwarmd wordt,
veelal druppels.

CoNiuM Maculatum Linn,

Eenige coniumvruchtjes worden fijn gestampt en op een voor-
quot;^erpglaasje gebracht. Hierop zet men een glazen ring ± i cM.
hoog, welke vooraf aan beide zijden is ingevet met een weinig
vaseline, beter kranen vet.

Op

een tweede voorwerpglas brengt men een druppeltje
4N.zoutzuur, waarin men een overmaat vast ferrocyaankalium
brengt, zoodat niet alles is opgelost. Men voegt nu aan het Conium-
Poeder twee druppeltjes natronloog 4N. toe en legt het voor-
werpglas, voorzien met het druppeltje reagens, op den ring. Nu
Wordt boven een micro vlammetje verwarmd tot nevels opstijgen,
^a ± 5 min. is de druppel met kaliumferrocyanide troebel en
Indien nu bekeken wordt, ziet men fraaie rechthoekige prisma\'s,
i 200 jx lang, met zeer zwakke dubbelbreking. In tegenstelling
quot;^et de korte, sterk dubbelbrekende prisma\'s van het reagens.

105).

Ook de reactie met goudchloride, op deze wijze uitgevoerd,
IS positief, hoewel niet zoo fraai. Met tetrachloorchinon kan op
deze wijze een enkele maal kristallisatie intreden. Het zijn dan
ellipsvormige groene kristaliétjes.

De reactie met K4FeCy6 op Coniumvruchtjes en Extractum
Ooniï uit den handel mislukte meermalen. Meerdere preparaten
^it het Pharm. Lab. te A\'dam gaven alle deze reactie. Men kan
dns bij een positieve reactie op een Coniumpreparaat besluiten.

Het Joodwaterstofzuur moet vrij jodium bevatten.

-ocr page 158-

Datura Stramonium Linn.

Nadat op de gebruikelijke wijze het alkaloïde in vrijheid ge-
steld is, brengt men een druppel verdund zoutzuur op de helgroene
alkaloïdevlek. (Steeds zorge men met de glasstaaf het residu niet
aan te raken). Het joodwaterstofzuur (1
,7) is hier weder het aan-
gewezen reagens. Na toevoeging van een druppeltje van het rea-
gens ontstaan na ± 5 min. (niet verwarmen of krassen) zeshoekige,
anisotrope prisma\'s, welke recht uitdooven. Somtijds ontstaat
de reactie eerst na
± 15 min. en komen ook vele zeer kleine
prisma\'s voor. De grootte varieert van
5 (x — 50 [x. Dragendorff
is hier nog minder aan te bevelen dan bij Atropa Belladonna,
daar bijna steeds druppels ontstaan. De kristallen dienen in beide
gevallen eerst met de zwakke vergrooting gezocht, daarna bij
± 300 X vergrooting bekeken te worden. (Fig. 163).

Punica Granatum Linn.

Voor de identificatie van den wortelbast en zijne preparaten
is mercurichloride het aangewezen reagens, daar dit dezelfde
isotrope kristallen geeft met de verschillende alkaloïden, welke
hierin voorkomen.

Wegens het hooge looistofgehalte verdient het de voorkeur,
hoewel het niet noodzakelijk is, het poeder of een zijner prepa-
raten eerst met een weinig versch gebluschte kalk te mengen,
om de looistoffen te binden en vervolgens zooveel speksteenpoeder
en ammonia toe te voegen tot het spoeder samenbalt. Na extractie
met chloroform, voegt men een druppeltje
4N.HCI toe en ver-
volgens een korreltje HgCla. Er ontstaan nu, zoo noodig na ver-
warming, langs den rand, isotrope kristallen. Men neemt nu
praktisch geen oktaëders waar, doch hoofdzakelijk vierkantjes.
(Fig.
89).-

Blauwkleuring van het poeder door ferrichloride kan als voor-
proef goeden dienst doen.

Ook is het mogelijk door sublimatie de alkaloïden af te zonderen.
Men voert de reactie dan uit op het sublimaat.

Physostigma Venenosum Balf.

Nadat op de gebruikelijke wijze het alkaloïde uit het vooraf
ontvette poeder is afgescheiden, voegt men aan de alkaloïdevlek

-ocr page 159-

een druppel verdund zoutzuur toe en goudchloride. Na verwar-
nung voegt men natriumbromide toe en verwarmt nogmaals
sterk. Indien na ± lo min. geen kristallisatie is opgetreden, voegt
nien een druppel water toe en verwarmt nogmaals sterk. Er
ontstaan de in het schema geteekende fraaie, gekromde, donker-
roode kristallen. (Zie figuur 67).

Strychnos Nux Vomica Linn.

De identificatie van de Strychnos-alkaloïden is reeds door
A.
Grutterink uitvoerig bestudeerd. Ik wil hier echter twee
reacties aan toe voegen, waarvan vooral de reactie met K4FeCy6
zeer aan te bevelen is:

PtCl^. Men voegt aan de alkaloïdevlek een druppel water
toe, verwarmt nu en na afkoehng brengt men een weinig PtClj
aan den rand in den druppel. Door hierna, met een platinanaald,
een spoortje verdund zoutzuur in den druppel te brengen ont-
staan schooven van gele, dubbelbrekende naalden, veelal waaier-
vormig uitloopend. De grootte varieert van 25 (x — 50 [x. Deze
reactie kan echter somtijds uitblijven.

KiFeCye. Na toevoeging van een druppel verdund zoutzuur
een overmaat vast reagens aan eene zijde van den druppel.
Ontstaat reeds onmiddellijk een kristallisatie van bladvormige
kristallen in stervorm en sierlijke boomvormig vertakte dubbel-
brekende kristallen, welke tot 400 {x kunnen groeien. (Fig. 100).
Indien men deze reacties op het poeder wil uitvoeren verdient
het de voorkeur, dit eerst met petroleumaether te ontvetten.

-ocr page 160-

CONCLUSIES

Het is mogelijk volgens voorgaand schema de alkaloïden te
identificeeren, mits slechts één alkaloïde aanwezig is.

Bij een mengsel van alkaloïden is in het algemeen noodig deze
eerst te scheiden, hetzij door de organische uitschudmethode,
hetzij door precipitatie bij verschillende p«, hetzij door subhmatie,
anders bestaat de mogelijkheid dat zij storend op elkander
kunnen werken.

Het gecombineèrde reagens van Bouchardat en dragendorff
blijkt microchemisch vele voordeelen te hebben boven de afzonder-
lijke reagentia.

Pikrolonzuur, hoewel in het schema opgenomen, is niet nood-
zakelijk om een alkaloïde volgens het schema te identificeeren,
maar het bewijst goede diensten bij narcotine en codeïne.

In toxicologische gevallen kan de reactie met kaliumferro-
cyanide, indien deze positief uitvalt, op een vergiftiging met
Conium maculatum of een preparaat daarvan, doen besluiten.

Voor de identificatie van Lobeha-alkaloïden is natriumbromide
het aangewezen reagens, daarna a.anthrachinonmonosulfonzure
kalium. «

Een spoortje vast alkaloïdezout is in vele gevallen een krachtige
prikkel voor het optreden van microkristallijne reactieproducten.

-ocr page 161-

Joodwaterstofzuur (1,7) is het aangewezen reagens voor de
Identificatie van foHa Belladonnae en foha Stramoniï en
hunne
preparaten.

De identificatie van Tinctura Gelsemiï is slechts mogelijk door
subhmatie van gelsemiumzuur.

Cantharidine vormt geen amideachtige verbinding door ver-
warmen met ammonia boven 50° C., zooals ten onrechte door

Masing beweerd wordt.

Het extractieglas kan in vele gevallen goede diensten bewijzen
voor de extractie van alkaloïden uit grondstoffen en preparaten,
indien slechts weinig stof voorhanden is.

Van santonine bestaan twee modificaties.

Enten met homoeopatische verwrijvingen, kan in meerdere
gevallen als bevestigingsreactie goede diensten bewijzen.

-ocr page 162- -ocr page 163-

LITERATUUR

Ambronn, Polarisations Mikroskop Leipzig 1892.
Behrens (H.) Organische Mikrochemische Analyse III 1896.
Behrens—Kley. Organische Mikrochemische Analyse 1922 Leipzig.
Bertran. Dissert. Jena 1893. (Pikrolonzuur).

lum. Ein Beitrag zur Kenntnis des Cantharidins Dorpat 1865.
Bran. Dissert. Jena 1899. (Pikrolonzuur).
Boehringer. Brit. Patent 145 6 21 (Lobeline).
Boehringer. Pharm. Zeitung. Berlin 58, 612 (1921) Lobeline.

\'nbsp;Journal de Pharm, et de Chim. 7, 24, 480 (1921).

Bolland. Monatshefte für Chem. 32, 117 (1910).

Cordier (V.). Monatshefte für Chem. 43,477(1922). (Overchloorzuur als reaeens
op Alkaloïden).

Cailla amp; Viel. C. R. 176, 1156 (1924) (Kaliumjodostibiaat als reagens).

attelain. Journal de Pharm, et de Chim. [8] 4, 397 (1926).
Cunning amp; Brown. Pharm. Journ. 115, 140 (1926), Ferro-en Ferricyaankalium
als reagens.

Cole. Philipp, j. Science. 23, 97—104 (1923) K^FeCyg als reagens op alkaloïden

Ragendorff. Ermittelung von Giften. 4te Aufl., 155, 1895 Göttingen
^ckstein. Zeitschrift für Kinderheilkunde. 28, 218 (1921) Lobeline.

(R.). Uber die Sublimation von Alkaloïden im Luftverdünnten Raum
Schweiz. Woch. 51,
242—254. (1913).

quot;tterink (A.). Beiträge zur Mikrochemische Analyse einiger Alkaloïden und
Drogen. Dissert. Bern.
1910.
UY. Over Sublimatietemperaturen. Pharm. Journ. 8 en 9, 1867—68—78—79
^ischer. Die neueren Arzneimittel, 1889.
eiduschka und Meisner. Beiträge zur Mikrochemie der Alkaloïde; Arch d

Pharm. 261, 102—117 (1913).
Elwig (A.). Das Mikroskop in der Toxicologie. Mainz 1865,
ELWig (A.). Die Sublimation der Alkaloïde und ihre mikroskopische Verwertung
fur die differentielle Diagnose derselben. Zeitschrift An. Chem. 3 4^—c8 fiRß,^
^^noRR. (L.). B.B. 37. 3527 (Pikrolonzuur)nbsp;1 4}-

B.B. 32, 734—754
B.B. 34, 3484—3493

-ocr page 164-

Knorr. (L.). B-B- 31, 1902 (Pikrolonzuur).

- B.B. 30, 913—917

Kraut. Ann. d. Chem. 210, 310 (1881).

Lefebvre. Etude historique et critique aux principaux réactifs généraux et de

quelques réactions particulières d\'alcaloïdes. Thèse, Paris 1912.
Leersum v. Pharm. Weekbl. 42, 432—435 (1905).
Lewis. Pharm. Journal and Trans. London, 561 (1878).
Lloyd. Drugs and Medecins of North America II, Cincinnati (1886—87).
Lloyd. Sur la lobéline et I\'inflatine. Journal de Pharm. et de Chim. 5, 16, 375.
Lloyd. Pharm. Journal 375 (1887).
Lestra. Bull, de Sciences Pharmacologiques 16 (1926).
Leffmann. American Journal of Pharm. Vol. 98, 12, 637 (1926).
Molisch (H.). Mikrochemie der Pflanzen. Jena 1913.

Matthes amp; Rammstedt. Anh. der Pharm. 245, 112—132 (1907) (Pikrolonzuur)

----Zeits. f. Anal. Ch. 46, 565—574. (1907).

Masing. Die Verbindungen des Cantharidins mit Anorg. Basen. Dissert. Dorpat

[1867].

Merck\'s Jahresberichte 191, 1907 — 104, 1917.

PicTET (A.). Die Pflanzenalkaloïde und ihre chemische Konstitution. 1891, Berlin-
Procter. Pharm. Journal and Trans. 10, 456 (Lobeline).
Procter. American Journ. Pharm. 98, (1838) i, (1841).

Paselkis et Smiter. Journal de .Pharm, et de Chim. 3e serie 22 II, 19 1894.

--Pharm. Post 33, 371 (1890). Uber das Lobeline.

Otto. Anleitung zur Ausmittelung der Gifte. 1884.

Romijn. Tijdschrift voor Pharm. Chem. en Toxicologie, 174—175 (1895) (Urotropine.)
Rinne. Einführung in die Kristallographische Formenlehre und elementare An-
leitung zur Kristallographischen-optischen sowie röntgenographischen Unter-
suchungen. Leipzig
1922.
Rosenthaler (L.). Pharm. Zentralhalle 23, 353 (1926). Das phytomikrochemische
Praktikum.

Rosenthaler (L.). Schweiz. Apoth. Zeit. 911 (1924).

--Chemische Karakterisierung von Drogen.

--Pharm. Acta Helvetica 72—79 (1926).

--Zeitschrift f. anal. Chem. 49, 343 (1910) (Nitrophenole als

Alkaloidfällungsmittel)

--Schweiz Apoth. Zeit. 61, 118 (1923) koper-lood-nitriet reagens

--di-amino-tetra-nitro-kobaltikalium als reagens.

--en Adelmann. B. B. 33 186 (1924) Xanthinebasen.

Zeitschrift f. Mikrochemie 5—6. Heft i.
Rammstedt. Dissert. Jena. 1907. Pikrolonzuur.

- B. B. 191, (1907)

- Archiv, de Pharm. 112 (1907)

Stenzel. Pharm. Zentralblatt 65, 730—31 (1924). (Lobelia).

- Pharm. Zeit 514 (1925)

- Pharm. Zentral Halle 67, No. 51.

- Journal de Pharm, de Belg. 488 (1925)

-ocr page 165-

SCHOEPP. Dissert. Utrecht (1896).

schoepp. Tijdschrift v. Pharm. Chem. en Toxicologie 167—171 {1897).
Stephenson and Parker. Some Micro-chemical Tests on Alkaloids. 1921.
London.

Sohn. Dictionary of the active principles of Plants. 1894. London.
Schoorl. Organische Chemie II, 19.

■ Mikrochemische reacties opcholine. Pharm. Weekblad 13,364_369 (1918)

• - Tropine reactie Pharm. Weekbld. 208, 1901.

La CristaUisation provoquée en Microchimie, Mikrochimie 4 103_108

(1926).

SCHMIDT. B. B. 37 66 (1903)
C. 104 I (1904)

siang and Brown. Journal Americ. Pharm. Ass. 16 294 (1927)
Tunmann (O.) Apoth. Zeit. 30, 678—679. 686—688 (1915)

--Apoth. Zeit. 23, 22 (1918)

Pflanzenmikrochemie Berlin 1913.

Schweiz. Woch. f. Chem. und Pharm., Pilocarpine 47 177.
Undem. Arch. d. Pharm. 126 (1906) Ca en Ba kwikjodide in 30—40 0/ choral-
hydrat als alkoloid reagens.

--Pharm. Zeit. 512 (1906)

^interstein (E.). Die Alkaloïde 1910.

Wolfenstein (R.). Pflanzenalkaloïde 1922,

\'Wagenaar. Pharm.Weekbl.43, 1088; 45, 1119 (1927)

^ ■nbsp;quot;nbsp;.. 15, 354; 20, 472; 27, 671 (1927)

Warren amp; Weiss. J. biol. ehem., 3, 327—338 door C 1907, II, 1345.

Wieland. B. B. 1784—88 (1921) Lobeline.

—— Bull. d. Sciences Chim. 142—163 (1922)

J. de Pharm, et de Chim. 7e série 24, 480 (1921)

- Arch, de Pharm. 79, 95 (1915)

■nbsp;Liebig\'s An. 40—68 (1925)

von. Répert. de Pharm. [2] 2, 335 (1874) Reagens van Dragendorff
-^
eine. Dissert. Jena 1906 (Pikrolonzuur)
— B.B.
30, 917.

v. Microchemische bijdrage betreffende Santonine en Herapathiet Pharm
Weekblad
64, 278 (1927)

-ocr page 166-

■»IMnbsp;.

/Onbsp;■

\'lU\':. _

:.\'v ....

i \' , i

.il.-:-

-ocr page 167-

AFBEELDINGEN

r\\

-ocr page 168-

Platinajodide

26nbsp;27

-ocr page 169-

Platinajodide

-ocr page 170-

Goudchloride

Hexamethyleen-
tetramine

Goudbromide

60nbsp;61

-ocr page 171-

Goudchloride

Goudbromide

64nbsp;65

Coniv

bij-alkaloïdennbsp;Nicotine

71

-ocr page 172-

Mercurichloride

0

Atropine
80

Pseudopelleterine

Pelleterine
Methylpelleterine

Pyramidoi*

D

y.Lobelin®
a. A

a.Lobeline
a.A

ß.Lobeline
a.A

a.Lobeline
NaHCoa

-ocr page 173-

Mercurichloride

F

E

Lobelanidine

HCl.

-ocr page 174-

Ferrocyaankalium

99

Scopolamine

Püocarpinenbsp;Stypticine

Ferricyaankalium

98

-ocr page 175-

Ferrocyaankalium

Ferricyaankalium

136nbsp;127

-ocr page 176-

Dragendorff

-ocr page 177-

Dragendorff

142nbsp;143

165

0

Paracodine

-ocr page 178-

Kaliumhydroxyde

i68nbsp;169

197

Natriumbromide

198nbsp;199

Pikrolonzuur

-ocr page 179-

Kaliumhydroxyde

173

Pikrolonzuur

185nbsp;186

Natriumbromide

202nbsp;203

-ocr page 180-

VERKLARING DER TEEKENS IN DE TABELLEN.

Neu

traal

Zuur

Neutraal

Zuur

Neu-
traal

Zuur

Zuur

Zuur

Zuur

Neu-
traal

Neu-
traal

PtCl,

PtL

PtCl,

PtJ4

AuCla

AuBrg

AuClg

AuBrj

HgCL

HgCls

k4fe
Cye

kgfe
Cye

Dragen-
dorff

KOH

Pikro-
lonzuur

1

Acetanilide .......

25K

137K

167K

-

2

Aconitine.........

a (zw)

3,

a

a

Q

a

K = Kristallijn neerslag. Het nummer bij de K of een hoofd-

lt;X

d

a

a

a

a

letter ( ) verwijst naar de teekening van het kristallijn-

3

iK

K.

a

41K

K

K

K

(K)

K

122K

I38K

K

a

a

reactieproduct.

4

Antipyrine .......

a

cl

26K

a

a

99K

K

cV

a

a

a

-

a

a

(K) = Kristallijnreactieproduct dat veelal uitblijft of van geen

5

Apomorphine .....

a

a

58K

K

K

K

a

a

a

a

a

a

_

waarde is.

6

Arecoline ........

a

a

0

a

(K)

K

K

139K

180K

ugt;

a

K(e) = Kristallijnreactieproduct dat alleen door enten met zeker-

7

a

a.

K(e)

K(e)

42K(e)

K

K

72 K

98K

140K
K

K(e)

181K

/

—\'

heid ontstaat.

8

Berberine ........

3.

a

a

a

0

a

73 K

K

K

a

K

u.

cl

tX

a

K = Kristallijnreactieproduct, waardoor het alkaloïde met

q

(K)

K

(K)

27K

K

K

K

59/^

K

K

141K
K

zekerheid geïdentificeerd kan worden, dus een voorkeur-

10

11

Brucine.........

2K

K

K

K

n

K

K

123K

i68K(s)

reactie.

Cantharidine .....

cV

fX

a

a = Amorph neerslag. Dit teeken wordt eenvoudigheidshalve

12

Chinine ......

a

a

a

0

a

a

43K

K

Zlebeschr.
a

K

loiK

124K

a

tevens voor micro-kristallijn neerslag en oliedruppels

Chinidine ....

Clgt;

a

gebezigd.

13

a

a

a

a

K

K

44/v:

K

K

K

104 KC)
geel
102K
geel
103K
geel

a

K

—■ = Praktisch geen neerslag. Zw. = Zwak neerslag. N =;

14

K

K

K

28K

a

a

a

a

K

K

125K

a

K

Neutraal. Z. = Zuur.

15

Cinchonidine

3K

K

3^

K

a

a

a

a

a

K

126K

a

169K

aA = a.Anthrachinonmonosulfonzure kalium

i6

Choline .....

K

29K

K

K

ll

1 quot;quot;

K

K

60K

a

K

142K

K

pA = p ,, natrium.

17

Cocaïne.....

4^

a

K

a

47/^

K

K

K

a

a

106K

K

a

a

i8

a

a

a

a

a

a

a

a

K

77K

a

K(K)

182K

diA = Anthrachinondisulfonzure natrium.

19

K

30K

(K)

6iK

45K

K

76K

(K)

143K

K

Bij Pikrolonzuur werd wegens de onbelangrijkheid van dit

20

Colchicine ...

a

a

a

a

a

a

a

a(geel)

a

a

reagens slechts kristallisatie aangegeven, amorphe neerslagen

21

Coniïne i ..

a

a

a

a

a

a

a

K

K

_

144K

a

183K

echter niet vermeld.

Coniïne (bij-alkaloiden)

22

a

K

K

K

K

K

K

105K

a

a

i84K

23

Cotarnine ...

iqK

K

K

K

K

K

K

K

94K

94 K

116K

K

a

K

K

24

Cytisine.....

5K

K

K

31K

K

K

46K

62 K

geel
78K

geel
K

107K

145K

185K

25

Daturine ...

a

a

a

a

K(e)

K(e)

K(e)

K

79K

(K)

146K

a

Specifieke
Reacties

AgNO,

iso-nitroso-
antipyrine

HNO,

NaBr HNO,

Sublimaat

Herapatiet

oxalaat

....... Acetanilide

........ Aconitine

..........Alypine

....... Antipyrine

..... Apomorphine

.........Arecoline

......... Atropine

.........Berberine

.......... Betïvïne

..........Brucinc

......Cantharidine

.......... Chinine

.........Chinidine

....... Cinchonine

......Cinchonidine

.......... Choline

..........Cocaïne

..........Codeïne

..........Coffeine

.........Colchicine

......... Coniïne i

Coniïne (bij-alcaloïclcn)

........ Cotarnine

..........Cytisine

..........Datiirine

-ocr page 181-

VERKLARING DER TEEKENS IN DE TABELLEN.

K = Kristallijn neerslag. Het nummer bij de K of een hoofd-
letter () verwijst naar de teekening van het kristallijn-
reactieproduct.

(K) = Kristallijnreactieproduct dat veelal uitblijft of van geen
waarde is.

K(e) = Kristallijnreactieproduct dat alleen door enten met zeker-
heid ontstaat.

K = Kristallijnreactieproduct, waardoor het alkoloïde met
zekerheid geïdentificeerd kan worden, dus een voorkeur-
reactie.

a = Amorph neerslag. Dit teeken wordt eenvoudigheidshalve
tevens voor micro-kristallijn neerslag en oliedruppels
gebezigd.

— = Praktisch geen neerslag. Zw. = Zwak neerslag. N. =
Neutraal. Z. = Zuur.

aA = a.Anthrachinonmonosulfonzure kalium.

pA = pnbsp;,,nbsp;natrium.

diA = Anthrachinondisulfonzure natrium.

Bij Pikrolonzuur werd wegens de onbelangrijkheid van dit
reagens slechts kristallisatie aangegeven, amorphe neerslagen
echter niet vermeld.

....... Dicodide

........Dionine

......Duboïsine

......Ephedrine

.....Ephetonine

.....Eucaïne (ß)

......Euphylline

........Heroïne

____Homatropine

.., Hydrochinine

......Holocaïne

..... Hydrastine

... Hydrastinine
. .. Hyoscyamine
... Isololx;lanine

........Leucine

......a.Lobeline

......ß.Lobeline

......Y-Lobeline

.... Lobelanidine

...... Mescaline

Methylpelleterine

...... Morphine

....... Narceïne

...... Narcotine

Dicodide .........

Dionine..........

Duboïsine........

Ephedrine........

Ephetonine.......

Eucaïne (ß).......

Euphylline........

Heroïne..........

Homatropine......

Hydrochinine.....

Holocaïne........

Hydrastine .......

Hydrastinine .....

Hyoscyamine .....

Isolobelanine .....

Leucine..........

a.Lobeline........

ß.Lobeline........

y.Lobeline........

Lobelanidine......

Mescaline ........

Methylpelletierine..

Morphine ........

Narceïne .........

Narcotine ........

r.leucine K.

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

200 NaBr aA(E)

Sublimaat

203 Cu zout
197 NaBr aA(A)
NaHCOalB)
198 NaBr aA(C)

aA(D)NH,OH

199 NaBr

HCI. (F)

Neutraal

Zuur

Neutraal

Zuur

Neu-
traal

Zuur

Zuur

Zuur

Zuur

Neu-
traal

Neu-
traal

PtCl4

PtJ,

PtCl,

PtJ,

AuClj

AuBrj

AuCls

AuBrj

HgClj

HgClj

KiFe

Cgt;-6

KsFe

Cye

Dragen-
dorff

KOH

Pikro-
lonzuur

a

a

a

40K

a

a

a

a

a

K(e)

a

136K

a

a

a (zw)

a

a

a

a

a

a

a

?,oK

K

a

a

a

a

a

a

K

K

K

K

K

Si/i-

108K

147K

a

K

K

K

K

32K

a

a

a

a

148K

a

K

K

K

33K

a

K

a

K

149K

a

186K

6K

K

K

K

a

a

a

a

K

K

109K

a

a

7K

K

K

K

a

K

K

K

a

K

K

150K

K

8K

K

K

K

a

a

a

a

82K

K

a(zw)

a

a (zw)

a

a (zw)

a

K

K

50K

K

a

K

112K

(K)

152K

172K

K

a

a

a

a

a

a

a

a

84K

84K

K

129K

a

a

K

34K

K

K

a

a

a

a

a

a

(K)

a

(a)

a

a

9K
a

a
K
a

a

9K

a

a
?,5K
a

a
a

42K(e)

a
a
K(e)

a
a

K(e)

a
a
K(e)

a
K
K

a
K

83/^

iioK

iiiK
geel
113K

a

Sielgroen
128K

a
a

151K

170K
171K
a

K
K

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

K

K

a

K

a

a

a

(-)\')
a

a

a

a

a

a

a

a

a

-(z)

a(N)
a

K

_

a

a

a

a

a

• a

a

a

K

K

(K)

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

(K)

K

a

K

loK

K

loK

K

a

a

a

a

a

a

a

a

iiK

K

K

K

(A\')

(K)

(K)

a

K

153 K(n)

a

187K

a

a

a

a

a

a

a

a

SGAT

K

a

a(zw)

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

85ür

K

154 K(n)

188K

K

K

12K

K

a

a

a

a

a

a

a

155 K(N)

K

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

173K

189K

Specifieke
Reacties

Bouchardat.
Zie tekst.

-ocr page 182-

VERKLARING DER TEEKENS IN DE TABELLEN,

K = Kristallijn neerslag. Het nummer bij de K of een hoofd-
letter () verwijst naar de teekening van het kristallijn-
reactieproduct.

(K) = Kristallijnreactieproduct dat veelal uitblijft of van geen
waarde is.

K(e) = Kristallijnreactieproduct dat alleen door enten met zeker-
heid ontstaat.

K = Kristallijnreactieproduct, waardoor het alkoloïde met
zekerheid geïdentificeerd kan worden, dus een voorkeur-
reactie.

a = Amorph neerslag. Dit teeken wordt eenvoudigheidshalve
tevens voor micro-kristallijn neerslag en oliedruppels
gebezigd.

— = Praktisch geen neerslag. Zw. = Zwak neerslag. N. =
Neutraal. Z. = Zuur.

aA = « Anthrachinonmonosulfonzure kalium.

pA = Pnbsp;^^nbsp;natrium.

diA = Anthrachinondisulfonzure natrium.

Bij Pikrolonzuur werd wegens de onbelangrijkheid van dit
reagens slechts kristallisatie aangegeven, amorphe neerslagen
echter niet vermeld.

Nicotine .........

Novocaïne........

Papaverine.......

Paracodine ......

Pelletierine........

Peronine .........

Phenacetine......

Physostigmine----

Pilocarpine .......

Pseudopelletierine. .

Pyramidon .......

Santonine........

Scopolamine......

Sparteïne ........

Stovaïne .........

Strychnine .......

Thebaïne.........

Theobromine .....

Theocine .........

Tropacocaïne......

Tutocaïne.........

Urotropine .......

Veratrine ........

Yohimbine .......

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

Neutraal

Zuur

Neutraal

zuur

Neu-
traal

ZuuR

ZuUR

ZuuR

Zuur

Neu-
traal

Neu-
traal

Specifieke

PtCl^

PtJ,

PtCl4

PtJ,

AuClj

AuBrj

AuClg

AuBrs

HgCla

HgCl^

k4fe
Cye

ksfe

Cy«

Dragen-
dorff

KOH

Pikro-
lonzuur

Reacties

13K

36K

K

K

K

K

64Ä\'

88K

131K

156K

a

51

I4K

K

a

a

a

a

K

65K

a

87K

114K

130K

a

a

190K

52

17K

K

K

K

(K)

(K)

{K)

(K)

90 K

a

132K

a

175K

K

53

a

a

a

a

a

a

K

97K

a

165K

a

54

a

a

a

a

K

K

K

K

89K

K

a

a

a

a

55

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

a

177K

K

201 NaBrNaJ

56

38K

K

66K

158K

176K

57

a

a

a

a

a

67K

(K)

a

a

.... Physostigmine

58

16K

37K

K

K

53^

K

K

K

a

a

115K

a

192K

59

K

K

K

K

K

52 K

K

SgK

K

K

K

157K

K

191K

.. Pseudopelleterine

60

a

a

a

paars-
blauw

K

(K)

(K)

91K

K

a

a

174 K

(K)

61

a

I

a

K

48K

69K

a

K

117K

K

K
159K

193K

HJ Sublimaat
Joodjoodkalium

62

63

a

a

a

K

68K

K

K

93 K

119K

134K

a

a

K

64

a

a

a

a

55K

K

K

K

a

a

118K

K

a

a

K

65

18K

K

K

K

K

K

54 K

K

K

92/vr

120K

133K

a

K

K

66

a

a

20 K

a

a

a

a

a

a

a

a

a

178K

67

(K)

(K)

70K

K

K

K

160K

--

.... Tlieobromiue

68

39K

K

71K

a

K

(K)

K

162K

69.

21K

K

K

K

57K

K

K

K

95K

K

121K

135K

161K

a

194K

70

a

22K

K

a

a

56K

K

a

a

a

a

K

71

K

K

23K

K

49^

K

K

K

K

gQK

127K

K

195K

72

a

a
a

a

a

(K)

a

a

a
a

a
a

a

a
a

a
a

a (zw)

a
a

a

179K

HCl afdampen

roodkleuring
202 NaBr

73

74

-ocr page 183-

STELLINGEN

I

wolffenstein eil keitmann bestrijden ten onrechte de
symmetrische
Sparteïne-formule van Moureu en Valeur.
Biochem. Zeits. 186, 269—277, (1927)-

II

De pubhcatie van Pfeiffer noch die van Van den Driessen
Mareeuw
bewijzen dat Veramon een chemische verbinding is.
Zeits. für physiol. chem. Bd.
146, 98, (1925).
Pharm. Weekbh 30, 753- (1927)-

III

De methode Frost, zooals deze gewijzigd is door Clarenburg,
verdient de voorkeur boven de andere methoden ter bepaUng
van het aantal bakteriën in melk.

Clarenburg, Dissert. 1925, Utrecht. „Een systematisch
onderzoek naar de waarde der kleine-plaat-culturen
volgens Frost, voor de bepaling van het aantal levende
bacteriën in de melk.quot;

IV

Umbelliferae, Anacardiaceae en Burseraceae bevatten geen melk
sap, zooals ten onrechte in de Pharmacopee
Ed. V vermeld wordt.

V

In verband met het veelvuldig inwendig gebruik van te-
trachloorkoolstof in Ned. Indië, zou het gewenscht zijn de reactie
op de schadelijke verontreiniging met zwavelkoolstof, zooals
deze is opgenomen in de Ed. V van de Pharmacopee te vervangen
door de reactie van
Perkins.

PERKIN.S, Pharm. Journ. 113, loi. (1924)-

-ocr page 184-

JKjt,
ï \'-l- ■

.•I

.........\'

il ir^iquot;\'\'.•/;• ,

: ■ ^

- xU . ,

lt. : ,

-ocr page 185-

Als looistofhoudende grondstof kan de radix Tormentillae
met succes den radix Ratanhiae vervangen.

VII

In art. 13. sub. 7. van het meelbesluit dient „na de schimmel-
proef mogen zij noch schimmehg, noch op andere wijze bedorven
of ontleed zijn/\' uit praktische overwegingen gewijzigd te

worden.

VIII

In het Waschmiddelenbesluit dient de methode sub. 5b. in
dien zin gewijzigd en aangevuld te worden, dat zoowel het oplos-
bare als het onoplosbare kiezelzuur bepaald wordt.

In het Jam- en Limonadebesluit dient onder de methoden van
onderzoek op schadelijke metalen sub. 16 voor donker gekleurde
oplossingen de hoeveelheid, waar men van uitgaat, mplaats van
2 gram, 50 c.c. te bedragen.

X

Naast een morphologische identificatie van een plantenpoeder
n^ag een microchemische identificatie, waar mogelijk, met ont-
breken.

XI

De decocta, zooals deze in de Ed. IV van de Pharmacopee
bereid werden, verdienen de voorkeur boven de verlengde mtusa,
zooals deze zijn opgenomen in de Ed. V van de Pharmacopee.

XII

Zoolang geen veeartsen aan de Keuringsdiensten van Waren
verbonden zijn, is het niet mogelijk aan de voornaamste eischen
van art. 20 in het melkbesluit te voldoen.

XIII

Onder „Medicamenta Sterilisataquot; in de Ed. V van de Phar-
macopee, had men met minder methoden kunnen volstaan.

-ocr page 186-

• • .\'I ■

r.

f

.yn

W

/\'il

■■•.-ï^,. r

\' quot; \'M

-ocr page 187-

..■•■.•m i ■
^

■m

-ocr page 188-

; - ;

. ■

■ ■ ■. \' ■■--

mmmym^mm

gt; .....

■/rV

-ocr page 189-
-ocr page 190-

1

Ui