-ocr page 1-

•Ir . \'

EE]ShNiEtJW^ METHem
VOEDINGSTOESTAND

VAN SCHOOLKINDEREN

---DOOR---

E. HJ. VAN DER HEIJDEN.

i-1 .nbsp;I \' -rï-

quot; quot; ^-

-ocr page 2-

A. qu.

192

-ocr page 3-

Uk:.\'

jl \' gt; .

(J\' ■ quot;
. . !.. ;

■ ■

•.•v.:

p-

\\ ■ f

\' ... • \'\'».i

I\' \' ■

v \'.i^-l\'

\\

- j. -quot;fir--

\'I

I.

..nbsp;■ ^ V. Vnbsp;\'ïi^^ï.-\'-Js

-ocr page 4-

( \' • \' \'Viir V\' .\'

• .V

gt; \'«k

. » \'

; •

\'* \' f

-ocr page 5-

EEN NIEUWE METHODE TER BEPALING
VAN DEN VOEDINGSTOESTAND
VAN SCHOOLKINDEREN

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

2299 391 3

J

-ocr page 7-

EEN NIEUWE METHODE
TER BEPALING VAN DEN
VOEDINGSTOESTAND
VAN SCHOOLKINDEREN

PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING
VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE
GENEESKUNDE AAN DE RIJKS-UNIVER-
SITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN
DENRECTOR-MAGNIFICUSDr. H.TH.
OBBINK, HOOGLEERAAR IN DE FACUL-
TEIT DER GODGELEERDHEID, VOLGENS
BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVER-
SITEIT TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE
VERDEDIGEN OP DINSDAG i6 OCTO-
BER 1928 DES NAMIDDAGS 4 UUR DOOR

EVERARDUS HENRICUS
JOHANNES VAN DER HEIJDEN,

geboren TE\'S-HERTOGENBOSCH.

MAASTRICHT
BOOSTEN amp; STOLS
1928

eiBUOTHEEK DER

rijksuniversiteit

i i ■ ■■nbsp;- , .

-ocr page 8-

•f

r .

- y

fM

y p V-

mquot;

■^(■y- i,

i:

fcVf,\',\'

■i-quot; ;

-ocr page 9-

AAN MIJN VROUW
EN KINDEREN

-ocr page 10-
-ocr page 11-

Het ware mij aangenamer geweest bij het voltooien van dit
proefschrift mijn dank te kunnen betuigen aan U allen. Hoog-
leeraren der medische en philosophische Faculteit der Utrecht-
sche Hoogeschool, voor hetgeen Gij voor mij tijdens mijne
studiejaren gedaan hebt.

Slechts tot enkelen Uwer kan ik nog mijn dankwoord richten,
want velen zijn reeds in den loop der jaren heengegaan. Hunne
nagedachtenis echter zal bij mij in dankbare herinnering bhjven.

Een woord van dank tot U, hooggeleerde BAART DE LA
FAILLE, die op mijn verzoek U terstond bereid verklaardet mijn
promotor te willen zijn. Erkentelijk blijf ik voor de moeite,
die Gij U voor mij getroost hebt.

Ook tot U, hooggeleerde van LEERSUM, een bijzonder
woord van dank voor Uw raad en steun, mij tijdens het onder-
zoek der kinderen en het bewerken van dit proefschrift gegeven.

Tenslotte dank ik U allen, die mij op eenigerlei wijze bij dit
werk behulpzaam geweest zijt.

-ocr page 12-

- •nbsp;v

•:•..■gt; \'to

;--tw...■■

-ocr page 13-

INHOUD

Inleiding................vj

HOOFDSTUK I........1

Schatting..................^nbsp;^

Formules..................................3

Het Onderzoek.................g

De Resultaten van het Onderzoek...........10

Lengtematen..................10

Gewichtsmaten.................

Zithoogten..................11

Toepassing der Formules..............I7

Formule van Schuckink Kool........! ! ! !nbsp;17

Formule van Tuxford...............I9

Formule van von Pirquet..............20

Tabellen van Dreij er ...

hoofdstuk ii . ......! ! ! !nbsp;24

Grondstofwisseling of Basal-Metabolisme........24

Het toestel..................25

Wijze van werken................29

De Normaallijn........../ß

hoofdstuk III......^

De formules getoetst aan de normaallijn.........53

Formule van Schuckink Kool............53

Formule van Tuxford...............56

Formule van Von Pirquet..............56

De gewichtscoefïicient..............59

Hoe bepale men in den vervolge den voedinestoestand ? ...nbsp;60

CONCLUSIES ..................61

Literatuur ..................63

Tabel 1.nbsp;De lengtematen der jongens en der meisjes . . Zienbsp;bijlage 1

2.nbsp;De gewichten der jongens en der meisjes . . „nbsp;„2

3.nbsp;De zithoogten der jongens en der meisjes . . „nbsp;„3

4.nbsp;De uitkomsten der formule van Schuckink Kool „nbsp;„ 4

5.nbsp;De uitkomsten der formule van Von Pirquet „nbsp;„ 5

6.nbsp;De uitkomsten der B.M. bepalingen (meisjes) . .nbsp;blz, 36

7.nbsp;De uitkomsten der B.M. bepalingen (jongens) . .nbsp;„38

8.nbsp;De uitkomsten der B.M. bepalingen van dezelfde
kinderen op denzelfden dag en op andere dagennbsp;„ 40

9.nbsp;De uitkomsten der B.M. bepalingen (MacLeod) . .nbsp;„42

-ocr page 14-

GRAFIEKEN

Grafiek 1. Uitkomsten der form. Schuckink Kool, Tuxford, Pirquet
en Dreijer van een der jongensscholen,
2. idem van een der meisjesscholen.

„ 3. Uitkomsten der formule van Schuckink Kool voor alle jon-
gens en voor alle meisjes.

„ 4. idem voor alle kinderen.

„ 5. Uitkomsten der formule van Tuxford voor alle jongens, alle
meisjes en alle kinderen.

„ 6. Uitkomsten der formule van Von Pirquet voor alle jongens
en alle meisjes.

„ 7. Idem voor alle kinderen.

„ 8. Verhouding van de zithoogte tot de lengte.

„ 9. Verhouding van het B.M. tot het gewicht.

„ 10. Verhouding van het B.M. tot het lichaamsoppervlak.

„ 11. Verhouding van het B.M. tot den leeftijd.

„ 12. Verhouding van het B.M. tot de lengte.

„ 13. Verhouding van lengte tot gewicht (jongens).

„ 14. Verhouding van lengte tot gewicht (meisjes).

„ 15. De normaallijn en de onderzoekingen te Maastricht en te
Amsterdam.

„ 16. De normaallijn en de onderzoekingen van Moquette.

„ 17. De normaallijn en de onderzoekingen van Vierordt, te Berlijn
en te München.

„ 18, Verhouding van lengte tot gewicht der jongens (Carnegie
Instistute),

„ 19. Idem der meisjes,

„ 20. Normaallijn van de geboorte af in verhouding tot lengte,
gewicht en B.M,

„ 21. Normaallijn met procentsgewijze verdeeling der naastliggende
zones.

-ocr page 15-

INLEIDING.

Het vraagstuk der ondervoeding, blijft, hoewel de crisis-jaren
reeds bijna vergeten zijn, toch steeds de aandacht trekken van
hen, die zich bezighouden met de Sociale Geneeskunde.

Niet alleen echter op het medisch terrein worden de belang-
stellenden voor dit vraagstuk gevonden. Overheid en Particulier
^n hebben open oog en oor voor hetgeen ten dezen opzichte
door de medische wereld gedaan wordt, want van het licht,
dat wij, geneeskundigen, op dit belangrijke vraagstuk zullen
werpen, zullen de daden, welke zij willen of moeten doen
voor een groot gedeelte afhankelijk zijn.

Aangezien de door de overheid of het particulier initiatief voor-
gestelde of voor te stellen maatregelen groote fïnanciëele offers
vragen, afgezien van het groote belang, dat er in gelegen is voor de
Maatschappij, om uit goed gevoede lidmaten te bestaan, eischt het
vraagstuk niet alleen onze bijzondere aandacht, doch legt ons den
plicht op alles te beproeven, te onderzoeken en te vermelden, wat
kan leiden tot een definitief antwoord op de vraag: „Wanneer is
een kind in een slechten voedingstoestand ?quot;

Het antwoord op deze vraag, die in alle beschaafde landen
IS gesteld en ook in al deze landen is beantwoord, is tot heden
^og onvoldoende geweest.

Wie zich neerzet, om de gegeven antwoorden aan het kind te
toetsen, zal spoedig ervaren, dat de werkehjkheid niet overeen-
stemt met hetgeen hij uit zijne berekeningen verwacht had.

Velen zijn op deze wijze teleurgesteld, doch, gelukkig, hebben
iiiet alle teleurstellingen de onderzoekers ontmoedigd en steeds
Werden nieuwe wegen gezocht, waarlangs men meende tot de
oplossing te zullen komen.

-ocr page 16-

Zoo ligt ook deze studie voor U, als een gevolg van eene
teleurstelling, doch tevens als een geheel nieuw antwoord op
de bovengestelde vraag.

Ingevolge een door den Gemeenteraad mij verstrekte op-
dracht, was ik verplicht een onderzoek in te stellen naar den
voedingstoestand der Maastrichtsche arbeiderskinderen.

Om dit te kunnen doen, moest eerst de vraag beantwoord
worden: op welke wijze kan men bepalen, of een kind in een
slechten voedingstoestand verkeert en
zoo ja, in welken graad
deze toestand van den normalen afwijkt.

Om dit te kunnen bepalen, zijn in de literatuur verschillende
werkwijzen aangegeven. Deze allen in toepassing te brengen,
haar onderling en aan het kind te toetsen, zoude te veel arbeid
vragen. Daarom heb ik er slechts eenige uitgezocht, bij welker
beoordeeling men, naar mijne meening, een voldoend inzicht
krijgt in de betrouwbaarheid, zoowel van de door mij toegepaste
werkwijzen, als van die, welke ik niet gevolgd heb.

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

schatting.

De schatting geschiedde geheel naar de willekeur van den
onderzoeker ofwel deze hield zich aan bepaalde criteria.

Zoo werd in 1916 te Amsterdam de schatting toegepast op
de volgende wijze : De kinderen werden, wat het bovenlichaam
betreft, ontkleed en nu „op het oogquot; geschat. Als criterium
diende het al of niet, en het meer of minder duidelijk zichtbaar
zijn der ribben en tusschen-ribruimten.

Waren de ribben niet zichtbaar, dan werd het kind „normaalquot;
genoemd, waren zij duidelijk zichtbaar, dan sprak men van
»matigquot; en waren behalve de ribben ook de tusschen-ribruimten
zichtbaar, dan werden de kinderen als „slechtquot; geschat.

Von Pirquet heeft een andere schattings-methode toe-
gepast.

Hij nam als criteria :

het bloedgehalte der huid van het geheele lichaam en
speciaal van de slijmvliezen, te bepalen door schatting
op het oog;

het vetgehalte van het onderhuidscheweefsel, door palpatie
van de subclaviculairmimte te bepalen ;
den turgor der huid, door palpatie van den bovenarm te
beoordeelen, en

\') Verslag omtrent een onderzoek naar den voedingstoestand van een
deel der schoolkinderen, ingesteld in Jan. 1916 te Amsterdam door het
GemeenteHjk Geneeskundig Schooltoezicht.

) System der Ernährung. 2er Teil von Dr. Cl. von Pirquet, Berlin, 1919.

-ocr page 18-

d. de sterkte der musculatuur, eveneens te bepalen door
palpatie van den bovenarm.

Van ieder criterium onderscheidde Von Pirquet vijf
graden.

De methode der schatting is eene zeer subjectieve en alleen,
wanneer een en dezelfde persoon alle schattingen verricht, kan
men aan de uitkomsten der schatting eenige waarde toekennen.

Om echter de verschillen in voedingstoestand te beoordeelen,
wanneer deze verschillen niet groot zijn, lijkt mij de schattings-
methode, hoe dan ook toegepast, niet voldoende betrouwbaar
om daaruit eene conclusie te trekken.

Vrijwel alle onderzoekers achtten dan ook deze wijze om den
voedingstoestand te bepalen onjuist en maakten daarom gebruik
van een der in den loop der jaren bedachte formules.

Ook bij mijn onderzoek heb ik mij niet bepaald tot de schat-
ting, doch ter vergelijking met de te gebruiken formules (want
omdat ik persoonüjk alle schattingen deed, behoefde ik aan de
schatting niet alle waarde te ontzeggen), heb ik deze niet achter-
wege gelaten.

Om mijne subjectieve inzichten, wat de schatting betreft,
niet den invloed te doen ondergaan van de kennis der lengte- en
gewichtsmaten van het te schatten kind, werden de uitkomsten
der schatting genoteerd, vooraleer tot het verder onderzoek
werd overgegaan.

De door mij bij de schatting gevolgde methode was eene
combinatie van de Amsterdamsche met die van
Von Pirquet
behalve dat op de bloedsvulling niet gelet werd.

De Idnderen werden door de schatting verdeeld in : slechte
of zeer matige, matige, goede, zeer goede en een groep genaamd
„even voldoendequot;, liggende tusschen de goede en matige in.

Het onderzoek strekte zich uit over 2899 kinderen, waarvan
1466 jongens en 1433 meisjes, van 6 tot 14 jaren oud.

De uitkomsten dezer schatting waren zoodanig, dat slechts

-ocr page 19-

45,08% het prasdicaat goed en zeer goed kon behalen. De groep

der even-voldoenden bedroeg 15,33%. Omdat juist in deze groep

de kmderen gevonden worden, die door de schatting niet op

hun juisten voedingstoestand geschat kunnen worden, doordat

iiier de klemere verschillen naast elkaar ligggen, zal men veilig

mogen aannemen, dat een deel dezer kinderen nog tot de goeden

en het overige deel nog tot de matigen zal gerekend kunnen
Worden.

Hieruit zou men de gevolgtrekking mogen maken, dat van
de Maastrichtsche arbeiders-kinderen ongeveer 50% onder
en boven de grens van het normale zou liggen.

Met de andere onderzoekers ben ook ik echter van meening,
clat eene schatting niet geschikt is om eenige zekerheid te geven
omtrent den voedingstoestand van een bepaald iemand, zeker
niet, wanneer in den voedingstoestand geen groote afwijking
van de norm bestaat.

Ook is deze methode niet geschikt om ter vergehjking te
lenen met kinderen, die door andere onderzoekers geschat
omdat de waarde der schatting daalt of stijgt met de in-
zichten van den schatter. Daarom heb ik daarbij mijn toevlucht
moeten nemen tot eene andere wijze van bepaling van den
voedingstoestand van het kind, n.1. het gebruiken van een der
in den loop der jaren gevonden formules.

formules.

Reeds in 1829 werd ter bepaling van den voedingstoestand
aoor
Buffon eene formule voorgesteld :

gewicht
Lengte^

Quetelet vond het beter deze formule te wijzigen in ;

Gewicht
Lengte^.ö

-ocr page 20-

daar volgens zijne meening het gewicht in de tweede en de lengte
in de vijfde macht toenam. Ook gebruikte men den gewichts-
coefïicient, d.i. het gewicht gedeeld door de lengte. Gedurende
een lange reeks van jaren werden deze formules gebruikt en
ondanks het feit, dat na 1886 nog verschillende andere formules
het licht zagen, hebben de eersten zich nog bij verschillende
onderzoekers kunnen handhaven.

Bornhardt publiceerde in 1886 de volgende formule:

Lengte X borstomvang ^ i^ht.
240nbsp;^

In 1899 verscheen de „Index PonderaHsquot; van Livi, welke
als volgt werd uitgedrukt:

100 X ^(gewicht)
Lengte

PiGNET vond in 1901 zijn „coefficient de robusticitéquot;, ge-
legen in de formule :
N(umerical index) = lengte — borstomvang gewicht.
rohrer\'s „Index für Körperfüllequot; werd gevonden in de for-
mule :

gewicht X
lengte®

Bobbitt gaf als index ;

lengte®
gewicht

Oeder meende den voedingstoestand te kunnen bepalen
door meting van eene huid-vet-plooi van het abdomen,
Broca zegt: Gewicht = lengte — 100.
Von Pirquet meende dat

^(10 X gewicht)
lt;nbsp;zithoogte

de juiste formule was.

-ocr page 21-

Tuxford geeft twee formules, een voor jongens :

gg^tcht 381—leeftijd in maanden ,
lengte ^nbsp;54-^^^^^

en een voor meisjes :

^wicht 384-leeftijd in maanden ,,,,

lei^ ^ --54-- 1000

Oppenheimer deelt 100 x omtrek bovenarm door den borst-
omvang bij diepe expiratie.

Roberston neemt:

lOOx-^(gewicht) ^^ 100 X gewicht
lengtenbsp;J^^

Macdonald gebruikt de formule :

100 X scl^lomtrek
lengte

Enklaar wil:nbsp;gebruikt zien.

Van der Loo gebruikt de formules :

G (130 — L) 0,4 = 25.5 voor lengten van 110—130 cM.
en G — (L — 130) 0,5 = 25.5 voor lengten van 130—150 cM.

Dreijer meent door vergelijking van de gewichten, be-
hoorende bij een normale zithoogte en die bij eene normalen
borstomvang, met de gevonden waarde den voedingstoestand
te kunnen bepalen en

ScHucKiNK Kool acht:

gewicht

lei^^tT - X ^^^ftijd = 100

een goeden maatstaf.

\') Neded. Tijdschr. v. Geneesk. 1919,1 bid. 976, 1922, 1 bid. 1613.

-ocr page 22-

Het zou mij te ver voeren een opsomming te geven van de
kritiek, welke op deze formules is geleverd. Mijne persoonlijke
meening is, dat eene machtsverheffing of worteltrekking van
lengte of gewicht noodzakelijk tengevolge moet hebben, dat
de nuanceeringen, welke er in de voedingstoestanden voorko-
men, juist omdat de voedingstoestand het meest bepaald wordt
door de lengte en het gewicht, door deze bewerking tot een
minimum worden teruggebracht, zoo zij al niet geheel verdwij-
nen.

Dat het ontoelaatbaar zoude zijn arithmetisch ongelijke
grootheden met elkaar in verband te brengen, werd mijns in-
ziens op afdoende wijze weerlegd door
Donle die de be-
weringen van
Pfaundler tegenover Oppenheimer over den
index van LIVI aan critiek onderwerpt en daarbij als voor-
beelden aanhaalt de formules :

„ ., weenbsp;, spanningsverschil

snelheid =nbsp;stroomsterkte = -2--

tijdnbsp;weerstand

enz.

Het meest aannemelijk leek mij de eenvoudige formule :
gewicht gedeeld door lengte, m.a.w. het bepalen van den
gewichtscoefficient of wel het gewicht per lengte-eenheid,
omdat naar mijne meening bij een normaal gebouwd persoon
op iederen leeftijd eene bepaalde verhouding behoort te be-
staan tusschen de lengte en het gewicht. Dit mijn gevoelen
wordt gesteund door de uitspraak van
Stratz die op grond
van veelvuldige en nauwkeurige gegevens aannam, dat er een
vaste regelmaat heerscht èn in lengtegroei,. èn in gewichts-
toename.

Om de verschillende factoren, in de onderscheidene formules

\') Müncheher Medizinische Wochenschrift, no. 13, Maart 1912, bid. 705.
2) Neded. Tijdschr. v. Geneesk. 1908, II bid. 1619.

-ocr page 23-

gebezigd, te kunnen bestudeeren, heb ik gebruik gemaakt van
de volgende vier formules :

a.nbsp;ScHucKiNK Kool.

b.nbsp;Tuxford.
Von Pirquet.

d. Dreijer.

In de formule van Schuckink Kool wordt het gewicht in
grammen, de lengte in centimeters en de leeftijd in jaargetal met
het aantal maanden in één decimaal uitgedrukt.

Schuckink Kool vond als voedingsgetal voor de te Amster-
dam als goed geschatte kinderen het cijfer 117i). Het grensgetal
iuü is een volgens Van der Hoeve vrij willekeurig getal,
gebaseerd op getallen, bereikt door kinderen, die volgens
indmdueele inzichten als normaal geschat zijn.

Zooals gemeld, geeft Tuxford twee formules, een voor jon-
gens en een voor meisjes. Indien de uitkomsten dezer for-
mules tussehen 950 en 1050 vallen, zouden de kinderen nor-
lïiaal zijn.

Von Pirquet gaat uit van de meening, dat een kubus met de
zithoogte als lengtemaat 10 normaal gebouwde personen kan
evatten, zoodat de derdemachtswortel uit tienmaal het gewicht,
gedeeld door de zithoogte gelijk is aan 100.

Dreijer 3) heeft geen bepaalde formule. Hij laat gebruik
l^aken van tabellen, waarop eenerzijds het normale gewicht
i] een bepaalde zithoogte, anderzijds het normale gewicht
1] een bepaalden borstomvang kan gelezen worden. Neemt
^en het gemiddelde van de gewichten, gevonden in deze ta-
ellen, als behoorende bij de gemeten zithoogte en borst-

2? lunbsp;Geneesk. 1917, X bid. 340 e. v.

) M. VAN der Hoeve. Beschouwingen over het bepalen van den voedings-
oestand van schoolkinderen. Amersfoort 1918.

) G. Dreijer. The Assessment of Physical Fitness. London 1920.

-ocr page 24-

omvang en vergelijkt men dit gemiddelde met het werkelijke
gewicht van den onderzochten persoon, dan kan men berekenen,
hoeveel procent dit gewicht afwijkt van het in de tabellen ge-
vonden gemiddelde.

De redenen, waarom ik deze formules gekozen heb, waren de
volgende: Vooreerst kreeg ik een inzicht in den gewichts-coeffi-
cient, daar de eerste bewerking der formules van
Schuckink
Kool
en Tuxford juist het bepalen van dezen coefficient is.

Ten tweede werden in beide zooeven genoemde formules
de leeftijden betrokken en werd door
Tuxford onderscheid
gemaakt in geslacht.

Ten derde bezigde ik twee formules, waarin geen gebruik
gemaakt werd van den gewichtscoefficient en eene verhouding
tot uiting kwam, eenerzijds tusschen gewicht en zithoogte,
anderzijds tusschen gewicht, zithoogte en borstomvang.

Tenslotte waren het a. het proefschrift van Van der Hoeve,
die daarin de formule van Schuckink Kool als bruikbaar be-
stempelde, en tevens het ontbreken van critiek op deze formule,
h. het experimenteel controleeren der formule van Tuxford,
waarvan slechts de toepassing op gemiddelden bekend was %
c. de door Van Leersum op eene vergadering der Nederlandsche
Schoolartsenvereeniging geuite meening : dat de formule van
Von Pirquet ook hier te lande diende gecontroleerd te worden,
nadat deze formule was toegepast op 400.000 Oostenrijksche
kinderen en
Benedict gewezen had op de verhouding, welke
zou bestaan tusschen het Basaal Metabolisme en de uitkomsten
der formule van
Von Pirquet, en d. tenslotte de gunstige critiek
over de tabellen van
Dreijer welke mede aanleiding waren
tot het bepalen mijner keuze.

M. van der Hoeve. bld. 66.

2) M. van der Hoeve. bld. 36.

») Medical Research Councib Special Report Series, no. 101, 1926,
bl.
53, 55.

-ocr page 25-

het onderzoek.

Het onderzoek geschiedde in de maanden Maart, April, Mei,
Juni en Juli 1927. De kinderen werden, na geheel ontkleed te zijn,
eerst geschat, de schattingswaarde werd genoteerd en daarna
werden zij gewogen. Vervolgens werd de lengte, de borstom-
vang en tenslotte de zithoogte bepaald. Alle bepalingen werden
door mij persoonlijk verricht. De lengte werd gemeten met een
breede vlakke metalen meetschaal, waarlangs een over groote
uitgestrektheid bevestigd plankje loodrecht verschoven kon
worden. Het kind nam den militairen stand in.

De weging geschiedde op eene tot op een tiende K.G. accu-
raat wegende bascule-weegschaal, die telkens voor het begin
van ieder onderzoek nauwkeurig werd gesteld.

De borstomvang werd gemeten bij diepen exspiratie- en
inspiratie-stand en op de wijze door
Dreijer aangegeven
Deze wenscht voor de bepaling van den borstomvang, dat
men het kind, terwijl men het meet, laat spreken, om zoodoende
een natuurUjken stand van de borst te verkrijgen. De omvang
werd gemeten in het horizontale vlak der tepels, zoo noodig
bij meisjes met te sterk ontwikkelde mammae, gecorrigeerd door
de uitkomst met 0.957 te vermenigvuldigen. Een en ander
zooals
Dreijer zulks aangeeft.

De zithoogte werd op twee wijzen bepaald. Von Pirquet laat
het kind eenvoudig op een bankje zitten, waarbij men heeft zorg
te dragen, dat de rug zooveel mogelijk langs de meetlat ge-
strekt wordt.

Dreijer laat de kinderen op een breed vlak plaatsnemen,
de handen steunende op dit vlak; daarop worden de eerst ge-
strekt liggende beenen in de knieën opgetrokken, totdat van het
sacrum af de geheele mg, uitgezonderd het halsgedeelte, tegen

\') G. Dreijer. The Assessment of Physical Fitness, 1920.

-ocr page 26-

de meetlat gedrukt is. Het hoofd wordt daarbij recht gehouden,
d.w.z. het kind kijkt recht vooruit. Het verschil tusschen deze
beide methodes was bij mijn onderzoek over het algemeen be-
trekicelijk klein en varieerde van O tot hoogstens 1 cM. De
meeste metingen gaven slechts een verschil van 0,1 tot 0,4 cM.

Bij de rangschikking der kinderen volgens hun leeftijd wer-
den als 7 jarigen beschouwd de kinderen van 6 jaar en 10
maanden af tot en met 7 jaar en 3 maanden, als 7j jarigen van
7 jaar en 4 maanden af tot en met 7 jaar en 9 maanden, enz.

de resultaten van het onderzoek.
lengtematen.

Tabel 1 geeft van de verschillende lengtematen het aantal
kinderen, gerangschikt volgens geslacht en leeftijd. De eerste
kolom zijn de jongens, de tweede de meisjes. Een enkele blik
op deze tabel doet reeds zien, dat er een groote variatie is in de
lengte der kinderen van denzelfden leeftijd.

Men kan nu voor iedere leeftijdsgroep het gemiddelde be-
palen. Dit gemiddelde mag echter niet beschouwd worden als
de normale lengte voor een kind van dien leeftijd. Door bepaling
van dit gemiddelde constateert men alleen het feit dan in 1927
te Maastricht het gemiddelde lengtegetal der jongens of meisjes
van den n. jarigen leeftijd was uitgedrukt door het getal m. en,
hoewel het veel gedaan wordt, heeft men niet het recht dit getal
als standaardmaat of als het normale te beschouwen.

Wanneer ik immers, in plaats van mij te beperken tot de
arbeiderskinderen, mijn onderzoek ook had uitgestrekt over de
beter gesitueerden, dan zoude mijn gemiddelde hooger ge-
weest zijn. Was dan dit laatste getal het normale ?

Wanneer ik van een bepaalde leeftijdsgroep de uitkomsten in
grafiek breng, zal deze grafiek, indien het aantal kinderen

-ocr page 27-

slechts groot genoeg is, de lijn van Gauss vertoonen, even als
dit bijv. van de Münchener kinderen door
Riedel zeer dui-
dehjk is aangetoond. Dit wil zeggen, dat de gewone toevals-
curve te voorschijn treedt met alle eigenschappen daaraan ver-
bonden. Juist omdat het een toevalscurve is, mag men aan het
gemiddelde niet de waarde van het normale of standaardtype
schenken. Te meer niet, omdat dezelfde leeftijdsgroep, op een
andere plaats of uit een ander sociaal milieu voortgekomen,
ook een ander gemiddelde zou gehad hebben

Daarom kan ook aan een dergelijk gemiddelde als vergelij-
kingsobject slechts een zeer kleine waarde gehecht worden.
Immers wij weten niet, welk gemiddelde het normale is of hoe-
veel een bepaald gemiddelde van het normale afwijkt.

Naar mijne meening kan men nimmer een bepaalde lengte
aanduiden als de normale lengte voor een bepaalde leeftijds-
groep en wat hetzelfde is, men mag een kind, dat meer of minder
van het gemiddelde van de leeftijdsgroep, waartoe het behoort,
afwijkt, niet om die reden, alleen meer of minder minderwaardig
beschouwen, daar de lengte niet van den leeftijd, maar veel-
meer van andere factoren als ras, nationaliteit, landstreek en
familiaire eigenschappen afhankehjk is, waarbij vooral de laatsten
een groote rol spelen.

Het zou te ver gaan een kind, uit korte ouders geboren, ab-
normaal of minderwaardig te noemen, omdat het daardoor
korter is dan het gemiddelde van zijn leeftijd.

Om het gemiddelde is, indien wij dit als het standaardtype
zouden willen bestempelen, een zekere variatie toelaatbaar.
Hoever deze variatie gaan mag, kan niet bepaald worden, zoo-
lang niet vaststaat, welk cijfer het normaalcijfer is.

\') Riedel. Die Körperlange von Münchener Schulkindern. München,
1914.

) Dikanski. Uber den Einflusz der Sociale Lage auf die Körpermaasse
von Schulkindern. München, 1914.

-ocr page 28-

Nemen wij echter toch eens het gemiddelde als het normaal-
cijfer aan en staan wij eene variatie toe, laat ons zeggen van 7 %,
dan zien wij uit onze tabel, dat eene strook van 14% breedte
van links en boven naar rechts en beneden verloopt door alle
op de tabel aangegeven leeftijdsgroepen. In het midden van
deze strook liggen dan de gemiddelden van iedere leeftijdsgroep.

Wij moeten dan opmerken, dat de lengtematen, welke voor
de eene leeftijdsgroep liggen in deze normaalzóne, ook tevens
liggen in de normaalzóne van de aangrenzende leeftijdsgroepen,
m.a.w. de verschillende leeftijden loopen in de normaalzóne
dooreen.

Pfaundler i) schrijft daaromtrent:

„Die enorme Variabilität unter der sich die individuelle
Entwicklung gesunder Schulkinder vollzieht, gibt nach
den anthropometrischen Untersuchungen van Otto Ran-
ke (München) einen Hinweis darauf, wie vorsichtig man
sein musz, wenn man aus absoluten Grössen irgendwelche
Schlüsse ziehen will.

Ranke erläutert dies durch Beispiele wie : Die Normale
Minima für die Körperlänge fallen bei den Knaben bis ins 11,
bei den Mädchen bis ins 10 Jahr innerhalb die Schwan
kungsbreite für 4 jährige Kinder (Material 2509 gesunde
Kinder). Nach Ranke wäre bei der Körperlänge von
gesunden 6—14 jährigen Kindern mit einer physiolo-
gischen Breite von mehr als 10% zu rechnen.quot;

Zal dit feit niet van invloed zijn op de resultaten, verkregen
uit de formules, waarbij de leeftijd gebezigd is?Is het juist een
bepaald gemiddelde als standaardtype te nemen voor een be-
paalden leeftijd? Onze leeftijdsindeeling is bovendien zeer
willekeurig ; men zou de kinderen evengoed kunnen verdeelen
in groepen met één maand leeftijdsverschil.

\') Münchener Medizinische Wochenschrift, 1912, blz. 258.

-ocr page 29-

Is de leeftijd op zich zelf wel een factor, die, verbonden met
de lengtemaat, mag gebruikt worden om den voedingstoestand j
te bepalen ? Neen, vooreerst staat het niet vast, dat de lengte-
groei verminderd wordt tengevolge van eenen slechten voedings-
toestand.
Aron, Freund, Camerer, Vierordt, Variot i) zijn
van gevoelen, dat zulks niet het geval is, terwijl
Birk een
tegenovergestelde meening heeft. Wie zal het uitmaken of
ondervoeding ofwel de meer van invloed zijnde ras- en/of familie- y
eigenschappen den groei van het kind hebben verlangzaamd? , /

Zeker is het, dat de voedingsstoornissen den groei der zuige- it
hngen niet doen stilstaan, dat rachitis geen verlangzaming ten- ■ li
gevolge behoeft te hebben en dat men door krachtige voeding ^
den lengtegroei niet kan doen toenemen.nbsp;\'\'

Bovendien, gesteld dat een kind tengevolge van een patho-
logisch proces in de prille jeugd belemmerd is geweest in zijn
groei en daardoor een belangrijke afwijking vertoont ten op-
zichte van het gemiddelde lengtecijfer van zijn leeftijd, mag dan
ook nog op lateren leeftijd, wanneer hetzelfde kind in geheel
anderen en beteren voedingstoestand verkeert, dit z
.g. tekort
aan lengte een factor zijn om den voedingstoestand, uitgedrukt
door een formule-cijfer in gunstigen of ongunstigen zin te
wijzigen ? En dit is het geval bij iedere formule, waarin èn
lengtemaat, èn leeftijd tegelijk als factoren voorkomen. Op deze
wijze zouden alle dwergen of reuzen, die volgens hun leeftijd
dus te kort of te lang zijn, alleen omdat zij korter of langer zijn,
onder- of overvoed zijn !

Is het voor zijn leeftijd lang opgeschoten kind van den ge-
goeden stand meer normaal dan het kortere arbeiderskind?

Royster geeft op de vraag : wat is normaal, het volgende
antwoord:

\') Münchener Medizinische Wochenschrift, 1912, bid. 257.

Berliner KHnische Wochenschrift, 1911, no. 27.

L. F. Royster. Nutrition and Development. 1927, bid. 90.

-ocr page 30-

„Tot op heden kunnen wij de maten van het normale kind
slechts benaderen. De basis, waarop de een zich plaatst, is
verschillend van die van een ander. De meeste publicaties
steunen op gemiddelden. Echter deze gemiddelden zijn
van kinderen, onder verschillende sociale omstandigheden
gegroeid ! Is dat goed ?quot;

„Zijn de kinderen, onder betere sociale omstandigheden
groeiende, werkelijk normaal? Mogen wij een kind slechts
normaal noemen als het onder „idealequot; omstandigheden
leeft, en welke zijn die ideale omstandigheden ? Zullen
de ideale omstandigheden, waaronder onze beter gesi-
tueerde kinderen leven of kunnen leven, niet later blijken
voor den groei enz. juist „niet ideaalquot; te zijn ? Zijn de
kinderen, die opgroeien in de open lucht met een voor
hen passend voedsel niet in de beste omstandigheden ?quot;

Ik zou hieraan willen toevoegen : Zou het kind uit den
gegoeden stand misschien gelijkwaardig geacht moeten worden
met de te hoog opgeschoten planten in de broeikassen en is
het kleinere arbeiderskind misschien te vergelijken met de in
het wild groeiende plant, die misschien juist tengevolge van
de nadeelige invloeden zijner omgeving krachtiger is opge-
groeid ?

Sprekende over den groei tijdens de schooljaren, zegt Elias

„Het overal, en ook ten onzent vastgestelde feit, dat
de kinderen uit de meergegoede, atqui ergo meergevoede,
gezinnen langer van gestalte zijn dan die uit de oecono-
misch zwakkere sociale kringen, behoeft dan ook geens-
zins voor de superioriteit van hun gezondheidstoestand
te pleiten.quot;

\') Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 1922, 1, bid. 1032.

-ocr page 31-

en iets verder:

„In dezen gedachtengang (dezelfde als die, welke schrij-
ver dezes zooeven uitte,) ben ik geneigd de lichaamsmaten
der kinderen uit de volksklassen als de normale, natuur-
lijke en aan het ras eigen te beschouwen. In elk geval mag
hun kleiner-van-stuk zijn niet zonder meer worden op-
vat als een physieke minderwaardigheid, noch als een
gevolg van geringere of onvoldoende voeding.quot;

Mijne conclusie is dan ook, dat aan een kind, dat korter is
dan het gemiddelde van zijn leeftijd, niet het adjectief minder-
waardig mag gegeven worden.

GEWICHTSMATEN.

Evenals ik zulks voor de lengtematen gedaan heb, rangschikte
Ik, ook wat betreft de gewichtsmaten, de kinderen volgens
leeftijdsgroepen in tabellen (tabel 2). Wat bij de lengtematen
terstond in het oog viel, n.1. de groote variatie bij kinderen
van den zelfden leeftijd, vindt men in deze tabel terug.

Eveneens zullen de leeftijdsgroepen ieder voor zich, wanneer
«et getal slechts groot genoeg is, in eene grafiek de lijn van

Auss of de toevalscurve vertoonen met zijn gemiddelde. Ook
hier zouden de groepen onder betere sociale omstandigheden eene
verschuiving van deze curve naar „beterquot; ten gevolge hebben,
zooals dit voor München door
Dikanski is aangetoond.

Ook hier moet de vraag gesteld worden : wat is het normale
gewicht voor een kind van een bepaalden leeftijd ? Wat ten de-
^en opzichte door mij geschreven is over het aannemen van
eene normale lengtemaat voor een bepaalden leeftijd, geldt even-
Zeer voor het aannemen van een normaal gewicht voor een
bepaalden leeftijd.

\') M. Dikanski. Ueber den Einfiusz der Socialen Lage auf die Körper-
quot;^aasse von Schulkindern. München, 1914.

-ocr page 32-

Wanneer wij immers als normaalgewicht het gemiddelde
van de bepaalde leeftijdsgroepen aannemen en wij laten, evenals
dit bij de lengte geschiedde, eene variatie toe van bijv. 7%, dan
zien wij ook hier, dat de normaalzóne van links en boven naar
rechts en beneden verloopt en dat de in deze normaalzóne ge-
legen gewichtsmaten van de eene leeftijdsgroep zich uitstrekken
ook over nabij gelegen leeftijdsgroepen. Ook hier vormt de
leeftijd geen scherpe grenzen.

Daarom zal iedere formule, waardoor de voedingstoestand
wordt uitgedrukt en waarin gebruik gemaakt wordt van lengte,
gewicht en leeftijd, kleinere of grootere fouten in de uitkomsten
aanwijzen, naar gelang de leeftijd als factor een kleinere of
grootere rol speelt.

Zoo kan ik mij niet vereenigen met bepaalde groeikrommen,
bijv. die van
Stratz omdat hij deze heeft samengesteld uit
gemiddelden van een bepaalden leeftijd en niet uit gemiddelden
zonder den ouderdom in aanmerking te nemen. Ik kan mij niet
voorstellen, dat een jongen van 13 jaar, die een voor den leeftijd
van 11 jaar als normaal aangegeven lengte bezit met een voor
den leeftijd van 11 jaar eveneens als normaal aangegeven ge-
wicht, alleen omdat hij 13 jaar is, ondervoed zou zijn ! Men
kan hoogstens zeggen : die jongen is korter, dan gewoonlijk
een jongen van zijn leeftijd is, maar hem daarom ondervoed of
minderwaardig te bestempelen, is absoluut foutief.

Wij hebben eenmaal rekening te houden met het feit, dat
onze Maatschappij is samengesteld uit verschillend aangeleg-
de individuen. Stellen wij het geval, dat op een school gevonden
werden 50% kleine, goed gevoede Japanneezen en 50% lange,
goed gevoede Amerikanen. Zou dan het gemiddelde cijfer voor
de leeftijdsgroepen (gesteld, dat zij ook in dit opzicht geUjke-
lijk verdeeld waren,) als het standaardtype of als het normale

Stratz. Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 1908, II, bid. 1618 e. v.

-ocr page 33-

mogen beschouwd worden ? Zouden dan de korte Japanners
allen minderwaardig en ondervoed moeten zijn ? En toch is
dit het geval als men vasthoudt aan de gemiddelden,vastgesteld
voor kinderen van bepaalde leeftijden.

zithoogte.

Ook voor de zithoogten is eene tabel (tabel 3) samengesteld
op dezelfde wijze, als zulks geschied is voor de lengte- en ge-
wichtsmaten, en alles, wat reeds geschreven is over de lengte-
maten, IS ook van toepassing op de cijfers, in deze tabel vastge-
gelegd.

Beschouwen wij de drie tabellen naast elkaar en letten wij

nog eens op de variatiebreedte van iedere leeftijdsgroep, dan

^en wij, dat deze variatiebreedte met den leeftijd toeneemt.

E)e variatiebreedte is de basis, waarop in eene grafiek de lijn

van Gauss zich verheft, en nu is het eigenaardige, dat volgens

de onderzoekingen van Dikanski, i) de grootste basis (d.i. de

grootste variatie) gevonden wordt bij de sociaal het best ge-
situeerden.

Hoe rijmt dit met de meening van hen, die beweren, dat een
kortere lichaamslengte (met als gevolg daarom ook een lager
gewicht), dan voor een bepaalde leeftijdsgroep als normaal is
aangegeven, een teeken van minderwaardigheid zoude zijn ?

toepassing der formules.

ScHucKiNK Kool. De uitkomsten dezer formule heb ik in
eene tabel en in grafieken vastgelegd. De tabel geeft deze uit-
komsten naar het geslacht en den leeftijd. Zij laat ook voor iede-

\') M. Dikanski. Ueber den Einflusz der Sozialen Lage auf die Körper-
quot;lasse von Schulkindern. 1914, bid. 16 en 17.

-ocr page 34-

ren leeftijdsgroep het gemiddelde cijfer en de variatiebreedte
zien. (Tabel 4).

De grafieken zijn de uitkomsten van twee scholen (de andere
zijn niet gepubliceerd) en de resultaten van alle jongens, alle
meisjes en van beide te zamen. Deze grafieken zijn aldus ge-
maakt. Op de horizontale lijn zijn de voedingsgetallen (uit-
komsten der formule) uitgezet; op de verticale lijn staan aan-
geven het aantal kinderen, dat een bepaald voedingsgetal
behaalde; het arithmetisch gemiddelde is aangegeven door een
pijlstreek naar boven, de 50%-as door een pijlstreep naar be-
neden gericht. (Grafieken 1, 2, 3 en 4.)

De grafiek van iedere school doet nog niet duidelijk het beeld
te voorschijn treden, dat de verzamelgrafieken der jongens,
der meisjes en die van beide geslachten te zamen vertoonen.
Deze geven zeer duidelijk weer de lijn van
Gauss of de z.g.
toevalscurve. Op deze grafieken zijn dus ook van toepassing
de eigenschappen, welke aan zulk een curve gesteld worden n.1.
het arithmetisch gemiddelde valt geheel of ongeveer samen
met de 50%-as ; om de 50 %-as rangschikt zich een groot aan-
tal gevallen; de grootste afwijking mag niet meer bedragen
dan vijfmaal de waarschijnlijke fout.

Het zijn deze eigenschappen geweest, welke Van der
Hoeve 1)\'
tot de conclusie bracht, dat de formule Schuckink
Kool een bruikbare index voor het bepalen van den voedings-
toestand zoude zijn. Hoewel de verzamelgrafieken van mijn
onderzoek werkelijk deze eigenschappen vertoonen, deed mij de
tabel der uitkomsten bij vergelijking met de tabellen der lengte
en gewichtsmaten en het feit, dat een bepaald kind het negatieve
cijfer — 3 behaalde, mij de kinderen na de toepassing der for-
mule nazien op de hun door mij toegekende schattingswaarde.

\') M. van der Hoeve. Beschouwingen over het bepalen van den voedings-
toestand van schoolkinderen. Amersfoort, 1918, bid. 60.

-ocr page 35-

Om eventueele schattingsfouten uit te sluiten, zocht ik slechts
die kmderen uit, welke volgens de schatting het pr^edicaat
Slecht of zeer matig en die, welke bij de schatting goed of zeer
goed behaald hadden. Liet ik deze kinderen de revue passeeren
lettende op het door hen behaalde voedingsgetal, zoo bleek mij
dat van de als slecht geschatte kinderen er 10,4%, en van de als
goed geschatte l,?«/« door de formule van Schuckink-Kool een
resp. goed en slecht cijfer gekregen hadden.

Werden deze foutieve uitkomsten nader onderzocht, zoo
werd het duidelijk, dat alleen en bijna uitsluitend door den leef-
tijdsfactor deze omwisseling had plaats gehad. Een en ander
zal later duidelijker gemaakt worden.

tgt;E FORMULE VAN TUXFORD.

Van deze formule zijn alleen de grafieken (grafieken 1, 2 en 5)
gepubhceerd. De tabel zoude hetzelfde beeld gegeven heb-
en, a s de tabel van de vorige formule. De uitkomsten dezer
tormule loopen n.1. met die van
Schuckink Kool nagenoeg
parallel. De beoordeeling dezer getallen is echter eenigszins
anders, omdat
Tuxford met grootere getallen rekent en de
uitslagen daardoor ook grooter kunnen zijn.

Bovendien verschillen de leeftijdsgrenzen eenigermate met
öie van
Schuckink Kool en daar juist deze leeftijdsgrenzen
^ooa s later duidelijker zal blijken , van grooten invloed zijn op
et al of met verkrijgen van een hooger of lager voedingsgetal,
i]ken er volgens
Tuxford nog kinderen in voldoenden voe-
^Jngstoestand te verkeeren, die volgens
Schuckink Kool reeds
eroordeeld zijn. In deze formule speelt dus de leeftijd een ietwat
Kool quot;quot;nbsp;rol, dan in de formule van Schuckink

iknbsp;formule dezelfde fouten en zoo vond

als absolute afwijkingen van de als goed geschatte en als slecht
geschatte kmderen respectievelijk 2,2% en 10%.

-ocr page 36-

Daarbij komt nog, dat het getal, dat de voedingswaarde be-
paalt voor de meisjes, beslist 100 te hoog is, ofwel (wat het-
zelfde resultaat heeft,) de normaalzóne van 950—1050 moet voor
de meisjes liggen tusschen 1050 en 1150.

De grafieken der twee gepubliceerde scholen, die der jongens,
der meisjes en van beide geslachten te zamen vertoonen het-
zelfde beeld, als de grafieken van
Schuckink Kool n.1. de
lijn van
Gauss, en bezitten eveneens de daarop toepasselijke
eigenschappen.

de formule van von pirquet.

Ook de uitkomsten dezer formule zijn in eene tabel (tabel 5)
en in grafieken (grafieken 1, 2, 6 en 7) vastgelegd. De tabel
geeft de voedingsgetallen voor de verschillende leeftijdsgroepen
en geslachten. Wat ons in deze tabel het meest treft, zijn de
groote uitslagen ten goede, welke uitslagen men niet zou ver-
wachten, als men de gewichts- en lengtematen-tabel met deze

tabel vergelijkt.

De grafieken zijn op dezelfde wijze gemaakt als die van
Schuckink Kool en Tuxford en vertoonen evenals deze
de lijn van
Gauss en de eigenschappen daarvan.

Een vergelijking met de schattingswaarden der goede en
slechte kinderen deed mij constateeren, dat door deze formule
resp. 6,5% en 14,8% foutief beoordeeld waren. Mijns inziens
kunnen deze fouten slechts twee oorzaken hebben. Ten eerste
het gebruik maken van een derdemachtswortel, waardoor,
zooals reeds vroeger gezegd is, de variaties in het gewicht tot
een minimum worden teruggebracht.

Ten tweede, het gebruiken der zithoogte. Het gewicht wordt
bepaald door het geheele lichaam, dus ook door de extremi-
teiten. Wanneer wij personen van eenzelfde lengte met elkaar
vergelijken, vinden wij verschillende verhoudingen tusschen
de grootte der zithoogte en die der extremiteiten. Indien

-ocr page 37-

nu de gewichten deze variaties in de verhoudingen niet volgen,
zoo geeft de formule niet den juisten toestand weer en zoo zij
deze wel mochten volgen, zoo wordt de nuanceering door den
derdemachtswortel aanmerkelijk verkleind.

Dat aan deze fomule fouten kleven, werd ook in Oostenrijk
door
Von Pirquet zelf geconstateerd. In de Mitteilungen i)
werd door inspecteur Martys op de fouten der formule van Von
iirquet de aandacht gevestigd en ten onrechte werden deze
touten aan het niet in aanmerking nemen van den leeftijd der
onderzochte kinderen toegeschreven.

Von Pirquet gaf deze fouten toe, zooals hij zulks ook deed in
een persoonhjk onderhoud, dat ik met hem mocht hebben. Ook
bi] de spijziging der Oostenrijksche jeugd werd met deze fouten
rekenmg gehouden, daar, behalve de kinderen, welke een slecht
voedmgsgetal behaalden, ook mochten deelnemen die, welke
ondanks een goed formule-getal, door de schatting als onder-
voed beoordeeld werden.

Bekijk ik de verschillende maten der foutief beoordeelde

kmderen wat nauwkeuriger, zoo blijkt mij, dat, indien het

kind een volgens zijn lengte „normalequot; zithoogte had gehad,

liet formule-cijfer den juisten toestand zou hebben weergegeven,

voor zoo verre dit door eene formule mogelijk is. Niet de leef-

ü)d, doch de variatie der zithoogten was de oorzaak der foutieve
uitkomst.

Wat is een „normalequot; zithoogte ?

Bij een onderzoek naar de verhouding der zithoogte tot de
lengte van een bepaald persoon kwam
Von Pirquet tot de vol-
gende formule:

Zithoogte = Lew ^ 5

) Mitteilungen des Generalkommissariates der Amerikanischen Kinder-
Wltsaction in Oesterreich.
1920 6-7, bld. 23 en 24.
) Id. id. 1921 29 en 32, bld. 139.

-ocr page 38-

Om de waarheid dezer formule ook aan de Maastrichtsche
jeugd te toetsen, heb ik een gedeelte dezer kinderen in een
grafiek uitgestippeld. Deze grafiek (grafiek 8) vertoont op de
horizontale lijn de grootte der zithoogte, op de verticale lijn
de lengte van het kind. Men kan nu op deze grafiek door een
lijn bovenstaande formule teekenen (op de grafiek aangegeven,
als de lijn van Von Pirquet). Een enkele blik op de grafiek doet
echter zien, dat deze lijn niet de juiste kan zijn en daarmede
was de formule veroordeeld. De ware verhouding tusschen
lengte en zithoogte was gemakkelijk te berekenen en open-
baarde zich in de berekende lijn, welke nader omschreven deze
eigenschap bezit:

Van de geboorte af groeit de zithoogte met 4,25 cM. bij
iedere toeneming van de lengte met 10 cM. Als gemakkelijk
te onthouden beginpunt kan men nemen een lengte van 60 cM.
met een zithoogte van 40 cM.

Daar er dus een bepaalde verhouding bestaat tusschen de
lengte en zithoogte van een
normaal gebouwd persoon, zou het
voor de toepassing der formule onnoodig zijn de zithoogte
te bezigen ; men zou evengoed de lengtemaat kunnen gebruiken.

Doordat de normale verhouding tusschen lengte en zithoogte
aan talrijke variaties onderhevig is bij personen van eenzelfde
lengte en eenzelfde gewicht, moeten de uitkomsten van
Pirquet\'s formule voor personen met hetzelfde gewicht en
dezelfde lengte ook talrijke variaties vertoonen. In werkelijk-
heid is dit ook zoo. Ook bhjkt, dat een enkele centimeter
variatie reeds een grooten na- of voordeeligen invloed heeft
op de uitkomsten der formule, mede als gevolg van het gebruik-
ken van den derdemachtswortel uit het gewicht.

Zoo zien wij, dat 1 cM. zithoogte-verschil bij eenzelfde
gewicht reeds een uitslag in het formule-cijfer tengevolge
heeft van 1,5. Dit is van grooten invloed bij het gebruik maken

-ocr page 39-

van eene formule, die op zichzelf reeds zoo weinig speling in
de uitkomsten toelaat.

En de fouten, medegedeeld in de reeds genoemde Mitteil-
iungen, én die, welke ik zelf mocht constateeren, hadden dan
ook als oorzaken de variaties in zithoogte, welke bij personen
van eenzelfde lengte voorkomen.

de tabellen van dreijer.

Deze tabellen zijn gebaseerd op borstomvang en zithoogte.

^eeds Van der Hoeve i) wees er op, dat het meten van den

borstomvang zoo buitengewoon onbetrouwbaar is, dat eene

herhaalde meting bij denzelfden persoon nooit dezelfde uitkom-
sten geeft.

Dit is ook door mij vastgesteld en vanzelf sprekend is het
aan aan den willekeur van den onderzoeker overgelaten , die
meting te gebruiken, welke hij als de beste acht. Bovendien is
de borstomvang ook van de eigenschappen der ribbenboogen,
kraakbeenstukken, enz. afhankelijk en eene in de prille jeugd
gevormde kleine of groote afwijking van de normale borstkas,
zou bij het gebruiken van deze tabellen steeds een ongunstigen
of gunstigen invloed kunnen hebben op de bepaling van den
voedingstoestand.

Wat de zithoogte betreft, verwijs ik naar hetgeen ik vermeld-
de bij de formule van
Von pirquet. Te verwachten was dan ook,
dat de door deze tabellen verkregen uitkomsten nog meer dan
die van de formule van
Von Pirquet van de werkehj kheid zouden

Volgens mijne bevindingen waren dan ook resp. 7,2% en
van de als goed en slecht geschatte kinderen foutief
door de tabellencijfers beoordeeld.

^ \') M. van der Hoeve. Beschouwingen over het bepalen van den voedings-
oestand van schoolkinderen. Amersfoort, 1918, bid. 27.

-ocr page 40-

HOOFDSTUK IL
grondstofwisseling of basaal-metabolisme.

Daar derhalve geen der gebruikte formules mij bevredigde
en het voor mij vaststond, dat de voedingstoestand van het
normale kind toch op een of andere wijze moest kunnen worden
vastgelegd, heb ik mijne onderzoekingen voortgezet, doch nu
in eene andere richting en op eene geheel andere wijze, n.1. door
bepaling van het
Basaal-Metabolisme. (Kortheidshalve zal
ik dit. woord afkorten tot de letters
B.M.)

Uitgaande van de wetenschap door andere onderzoekers
vastgesteld, dat bij een hongerlijdend individu het
B.M. ver-
laagd was, meende ik te mogen veronderstellen, dat het
B.M.
mij ook zou kunnen inlichten over den voedingstoestand van
onze schoolkinderen. Dat ik in deze meening niet alleen stond,
bewijst de uitspraak van
Benedict als hij zegt:

„Het is duidelijk, dat de tijd gekomen is, dat, om den
voedingstoestand der patienten te kunnen beoordeelen,
hun
B.M. zal moeten bepaald worden.quot;

Nadat ik mij in verbinding had gesteld met het Nederlandsche
Instituut voor Volksvoeding te Amsterdam, had ik het genoegen
van den Directeur, Prof.
Van Leersum, de meest mogelij ke mede-
werking te mogen ontvangen, waarvoor ik hem hier ten
zeerste mijnen dank betuig.

\') Lectures on Nutrition. A series of lectures given at the Mayo Foun-
dation and the Universities
of Wisconsin, Minesota, Nebraska, Iowa and
Washington. 1924-1925, bid. 55.

-ocr page 41-

Door het Instituut werd aangeschaft een verplaatsbaar
apparaat voor bepaling van het B.M., gemaakt volgens de op-
gaven van Prof.
Krogh te Kopenhagen. Dit toestel werd mij
tnet de grootste bereidwilligheid in bruikleen afgestaan.

het toestel.

Dit dient om door slechts korten-tijd-durende metingen
het B.M. te bepalen, door na te gaan hoeveel Liter zuurstof
door den proefpersoon in een bepaald tijdsverloop wordt
verbruikt.

Men is tot de overtuiging gekomen :

1- dat de kortdurende proeven volkomen betrouwbare
bepalingen van het B.M. geven;

2.nbsp;dat de zuurstofopneming bepaald kan worden door de
volumenvermindering te meten van een klein gesloten
apparaat, waaruit de proefpersoon respireert en waarin
het gevormde koolzuur geabsorbeerd wordt.

3.nbsp;dat eene vermeerdering van het procentgehalte aan zuur-
stof van de ingeademde lucht op de zuurstofopneming
niet van invloed is;

4.nbsp;dat de zuurstofopname alleen onder bepaalde voorwaar-
den een bruikbare maat is van het B.M.

Het is niet mijn taak hier te bewijzen, dat deze vier stellingen
juist zijn ; het zijn de uitkomsten , verkregen in physiologische
laboratoria, o.a. van
Benedict. Op grond van deze bevindingen
heeft men transportabele apparaten vervaardigd, het een al
eenvoudiger dan het andere en het is aan
Krogh te Kopenhagen

\') A. Krogh. Ein Respirationsapparat zur klinischen Bestimmung des
Energieumsatzes des Menschen. Wiener Klinische Wochenschrift, 1922,
no. 13.

-ocr page 42-

gelukt een apparaat te doen vervaardigen, dat aan eenvoud en
gemakkelijkheid niets te wenschen overlaat.

Het toestel zelf bestaat uit twee gedeelten: den spirometer
en het registreertoestel. De spirometer is een rechthoekige bak,
waarin zich een tweede rechthoekige bak bevindt, wiens wanden
ongeveer 2—5 cM. van die van den eersten verwijderd liggen.

De bodem is gemeenschappelijk. In den binnensten bak hangt
een derde bak, welke een bodem bezit van gaaswerk met ope-
ningen van ongeveer | cM. doorsnede. In dezen derden bak
wordt ongeveer 8 K.G. Natronkalk gedaan, welke moet dienen
om het gevormde koolzuur te absorbeeren. De ruimte tusschen
den eersten en den tweeden bak wordt gevuld met gedistilleerd
water tot een hoogte van ^ cM. van den bovenrand af (Zie figuur 1).

f\\

l T\\lt;twueii -I
quot;quot;5.....

Figuur 1.

-ocr page 43-

De tweede bak wordt aan de bovenzijde omvat door een
op de lengte-doorsnede als een wig geziene rechthoekige
aliminiumklok(l), die aan haar smalle zijde voorzien is van twee
naar buiten uitstekende metalen doppen, welke passen op twee
op de buitenzijde van den eersten bak geplaatste metalen pun-
ten. Door deze twee steunpunten, welke in een rechte lijn en in
een horizontaal vlak gelegen zijn, is de aliminium klok draai-
baar om zijn smalle zijde.

Aan deze smalle zijde bevindt zich in het midden een schuin
naar boven gerichte uitstekende schroef, waarover een contra-
gewicht (2) als een moer gedraaid kan worden en waardoor de
aluminium klok in iederen stand in evenwicht kan gebracht
worden.

Aldus wordt door de klok en den tweeden bak, waaromheen
het water tot afsluiting, een spirometer gevormd, die, bij zijn
op- en neer-bewegen door de ademhaling van den proefpersoon,
aan geen noemenswaardige wrijving is blootgesteld.

In den bodem van den tweeden bak bevindt zich eene
opening, welke van een T-stuk voorzien is (3). Aan dit T-stuk
Zit bevestigd de buis, welke leidt naar het ventiel A.; de andere
atm van het T-stuk is voorzien van een kraantje, dat opent of
afsluit de leiding van den zuurstofcylinder naar den spiro-
meter.

Tusschen den eersten en tweeden bak doorboort een metalen
buis eveneens den bodem .Deze buis reikt tot boven het water-
niveau en mondt uit onder de aluminium Hok. Aan de bodem-
^ijde der buis bevindt zich een T-stuk (4), welks eene arm gele-
genheid geeft tot bevestiging van een glazen reservoirtje, waarin
men bariet-water kan doen om de absorptie van het koolzuur
te kunnen controleeren (5), terwijl de andere arm naar het ven-
tiel A leidt.

Aan de breede zijde der aluminium klok bevindt zich een
over den spirometer heen reikende rechthoekig omgebogen

-ocr page 44-

aluminium beugel, waarin vrij naar beneden hangt eene alumi-
nium schrijfpen, draaibaar om eene horizontale as.

Het registreertoestel bestaat uit een draaibaren trommel, (6)
welke wordt gedraaid door een, op de loodrechte as daarvan
geplaatst, uurwerk (7). Om den draaibaren cyhnder wordt een
papierstrook bevestigd en de, aan de klok van den spirometer
bevestigde schrijfpen, raakt dit papier door den druk van zijn
eigen gewicht.

De beide buizen, welke van den bodem van den spirometer
uitgaan, worden ieder aan eene zijde van het ventiel A. be-
vestigd. Dit ventiel (Lovenventiel) bestaat uit twee, door een
T-stuk met elkaar verbonden cyhndervormige doozen. Deze
doozen bevatten ieder een over hun geheele oppervlakte uit-
gespreide membraan van guttapercha-papier, welke membraan
in de eene doos de verbindingsbuis der twee doozen, in de an-
dere doos de buis, komende van den spirometer afsluit. In
de buiten-zóne van deze membranen zijn een vijftal gaten ge-
brand van 7 mM. doorsnede.

Het T vormige verbindingsstuk der twee doozen voert naar
het gummi mondstuk, dat achter de lippen en tussclien de
tanden van den te onderzoeken persoon geplaatst wordt. De
ademhalingslucht wordt door het ventiel genoodzaakt steeds
dezelfde richting te nemen n.1. van den proefpersoon — door
de natronkalk — naar de ruimte onder de klok en van daar
naar den proefpersoon terug. Aldus wordt een luchtstroom
verkregen in een bepaalde richting, zonder gebruikmaking van
een motor, zooals deze voorkomt bij de meeste in Amerika
gebruik zijnde toestellen.

In het deksel der aluminium klok bevindt zich een buisje,
waarin een thermometer luchtdicht kan bevestigd worden.

-ocr page 45-

wijze van werken.

Eerst wordt de derde bak met natronkalk voorzien, Deze
Wordt bereid door gebrande kalk, door opdruppelen van water,
langzaam te blusschen tot een fijn poeder. Dit poeder wordt
door opdruppelen van 30 % natronloog en al roerende met
een houten spatel tot grove korrels ter grootte van een hazel-
noot gevormd: alleen de korrels kunnen na zeving gebruikt
worden. De hoeveelheid (8 K.G.) is voldoende voor ruim
100 bepalingen.

E)e ruimte tusschen den eersten en tweeden bak wordt met
gedistilleerd water gevuld. Door middel van de onder de pooten
van den
Spirometer zich bevindende stelschroeven wordt de
Spirometer zoodanig geplaatst, dat het wateroppervlak overal
denzelfden afstand heeft van den bovenrand.

De aluminium klok wordt op haar plaats gebracht. Verzwaard
met een klein gewicht, zal de klok zijn laagsten stand innemen
en nu wordt door verstellen van het contragewicht, nadat het
kleine gewicht is weggenomen, een evenwichtsstand gekozen
zóó, dat de schrijfpen ongeveer 2 cM. boven den onderrand van
het papier op den registreertrommel staat.

Nadat het ventiel van nieuwe membranen voorzien is, wor-
den de wijde gummibuizen op de juiste wijze aan den
Spiro-
meter bevestigd. Om eene goede afsluiting te verkrijgen,
smeert men een weinig glycerine aan de binnenzijde der buizen.

De registreertrommel met uurwerk wordt nu zoodanig aan
den daarvoor
bestemden poot van den Spirometer vastgemaakt
dat de as in de mediaanlij n ligt van het geheele toestel. Nadat
het uurwerk is opgewonden, de trommel van een papierstrook
en de pen van inkt voorzien is, worden het ventiel en de kraan
naar de zuurstofleiding afgesloten, nadat door druk op het
contragewicht de aluminium klok op zijn
hoogsten stand
gebracht is. De klok wordt nu met een klein looden gewichtje
bezwaard, de pen, welke door middel van een dunne draad van

-ocr page 46-

het papier werd afgehouden, wordt losgelaten, zoodat op den
draaienden trommel een horizontale lijn kan geschreven worden.
Aldus laat men het toestel eenigen tijd staan om te controleeren,
of bij iedere omwenteling van den trommel de pen steeds de-
zelfde lijn volgt. Indien dit niet het geval mocht zijn, zoo is er,
mits de temperatuur niet meer dan 1 graad verhoogd is, ergens
een lek, welke moet worden opgezocht.

Deze proef, dienende om na te gaan, of het toestel een lek
mocht hebben, moet herhaaldelijk geschieden, wil men zeker
zijn van zijn waarnemingen.

Het doel is proefnemingen, welke 10 minuten duren, te doen.
Het uurwerk is zoodanig ingesteld, dat gedurende juist 10 mi-
nuten op het papier een baan beschreven wordt van juist 20 cM.
lengte. Men kan nu tijdens de proef gebruik maken van een goed
werkend stop-watch ofwel op de geregistreerde curve eene
lengte van juist 20 cM. afpassen om den tijdsduur van 10 minu-
ten te hebben.

Heeft men het toestel gecontroleerd, wat lekkage betreft, zoo
kan met de proefnemingen begonnen worden. Voor het be-
palen van het B.M. worden van den kant van den proefpersoon
enkele voorwaarden vereischt, waaraan voldaan moet worden.
Deze voorwaarden zijn :

1. Algeheele lichaams- en geestesrust.

Om zeker te zijn van de lichaamsrust, moet de proefpersoon
geheel rusten. Hij wordt daarom in eene gemakkehjke houding
op een divan of ruststoel gelegd, welke zoo geplaatst is, dat
zonder eenige beweging van den proefpersoon deze verbonden
kan worden met het mondstuk, dat aan het ventiel verbonden is.

Roothly en Sandifort hebben aangetoond, dat het voldoen-
de is, dat de proefpersoon 20 tot 30 minuten volslagen stil ligt^,
om de noodige lichaamsrust en verslapping der spieren te
verkrijgen. Ik heb bij mijne proefobjecten niet de minste moeite

-ocr page 47-

gehad om deze Hchaamsmst te verkrijgen. Of men zeker kan
zijn van de geestesrust is niet gemakkehjk te constateeren, doch
bij een normaal gezond kind wordt ook deze bereikt, uitgezon-
derd gedurende de eerste vijf tot tien minuten, wanneer het nog
een weinig door hetgeen gebeuren gaat, geagiteerd is. Ik heb
daarom steeds de kinderen tevoren gewezen op wat geschieden
zou; ik heb hun eerst het mondstuk in den mond en de neusklem
op den neus geplaatst en hen zoo eenigen tijd laten ademhalen
om te gewennen aan hetgeen komen zou.

De meeste kinderen, een enkel slechts uitgezonderd, toonden
in hunne normale polsslagen, dat zij ook innerlijk tot rust
gekomen waren. Al geeft
Benedict aan i), dat een kleine,
zelfs regelmatig terugkeerende beweging van arm of been geen
noemenswaardig verschil in de uitkomsten teweeg brengt,
heb ik toch er steeds voor gezorgd, dat niet de minste uitwendig
zichtbare beweging tijdens de rust en de proefneming ge-
schiedde.

2. De post-absorptieve toestand.

Hieronder verstaat men dien toestand van het lichaam, waarin
bet, wat de voedselvertering betreft, geen werkzaamheden te
Verrichten heeft. Dit wordt bereikt door de proefpersoon ge-
durende minstens 12 uur niets te laten eten of drinken. Daar ik
ïnijn proefobjecten genomen had uit eene inrichting (weezen,
voogdijkinderen), kon ik er zeker van zijn, dat hieraan streng
de hand gehouden werd.

Ondanks de door Benedict gepubliceerde toelating van
een bepaald ontbijt, bestaande uit caffeinevrije koffie, sacharine,
room en aardappelpurée, heb ik mij gehouden aan den absoluut
nuchteren toestand. Zooveel het eenigszins mogelijk was,

\') Lectures on Nutrition, bid. 30 e. v.
ld., bl2. 36.

-ocr page 48-

werden de kmderen daags tevoren (de proefnemingen ge-
schiedden in de vroege morgenuren) op een diëet geplaatst,
dat zoo min mogelijk eiwitstoffen bevatte.

3. Normale lichaamstemperatuur.

Ook hieraan werd de noodige aandacht geschonken en geen
kinderen werden onderzocht, die aan een of andere ziekelijke
stoornis onderhevig waren, welke temperatuursverhooging
tengevolge had of kon hebben.

Het toestel was geplaatst in een kamer, gelegen op de eerste
verdieping, geheel vrij van stoornissen en matig verwarmd.
Daar mijn woning op een hooger gelegen gedeelte der stad
gebouwd is en in het lager gedeelte der stad gevestigd is de
meteorologische onderzoekingstoren, als waarnemingspost voor
het Meteorologisch Instituut te De Bilt, en iederen morgen
ambtelijk de barometerstand aldaar opgenomen werd juist op
het uur van mijn proefnemingen, was ik in de gelegenheid
den juisten barometerstand tijdens de proeven te weten, welke
barometerstand mij iederen morgen welwillend telephonisch
werd medegedeeld.

Nadat het proefobject door gedurende 30 minuten te liggen
in een volslagen rusttoestand gekomen was, werd de Spirometer
in zijn laagsten stand gebracht, de zuurstof toegelaten en op-
nieuw door neerdrukken van de klok verwijderd. Zoodoende
werd de gewone
kamerlucht in den Spirometer zooveel mogelijk
door zuurstof vervangen.

De trommel was reeds voorzien van een papier, de pen
gevuld en door deze pen werd nu bij den laagsten stand der
spirometerklok op de papierstrook een horizontale hjn of
nullijn afgeteekend.

Nadat daarna de klok gevuld was met zuurstof, werd den
proefpersoon het mondstuk in den mond geplaatst en de neus-
klem op den neus. De pen werd van het papier afgehouden.

-ocr page 49-

Den proefpersoon werd eerst tijd gelaten zich, wat de adem-
haling betreft, geheel en al aan te passen aan den nieuwen
toestand. Daarna werd op hetzelfde oogenblik èn de pen los-
gelaten, èn de chronometer in werking gesteld. Tegelijker tijd
quot;Werd door een helpster (verpleegster) de pols gecontroleerd
en de temperatuur van den spirometer afgelezen.

Na vijf minuten werden opnieuw pols en temperatuur op-
genomen en evenzoo na negen minuten. Juist op het moment
dat de chronometer de 10 minuten aanwees, werd de pen van
het papier afgetrokken en was de proef geeindigd. Het proef-
object bleef gedurende deze 10 minuten onder voortdurende
controle om te trachten, iedere spierbeweging te voorkomen.

Gedurende de proefneming had de pen op het papier op en
neer gaande Hjnen geschreven, welker toppen bijna allen in
eene rechtverloopende Ujn gelegen zijn. Deze toppen geven
de exspiratie-standen aan, terwijl de punten aan de basis de
inspiratie-bewegingen registreerden, die bij hetzelfde individu
en bij de verschillende proefpersonen verschillende standen
aangaven, naar gelang de diepte der ademhalingen (figuur 2).

-ocr page 50-

Wanneer de proef geëindigd was, werd het papier van den
trommel genomen; op de nullijn werden nu twee loodlijnen
opgericht, welke juist verliepen door de punten aangevende het
begin en het einde der proef. De afstand dezer loodlijnen was
juist 20 cM., overeenkomende met een tijdsduur van 10 minuten.

Langs de toppen der op en neergaande lijnen werd een dunne
rechte lijn getrokken en met behulp van een bij het toestel
geleverden geeikten maatstaf werd bepaald, hoe groot het verschil
in lengte was van de verticale lijnen, aan het begin en het einde
het einde der proef op de nullijn opgericht, vanaf deze nullijn
tot de snijpunten dezer verticale lijnen met de langs de toppen
getrokken lijn.

Het verschil in lengte, aangegeven op den geeikten maatstaf,
gaf direct aan het aantal verbruikte Liter zuurstof gedurende
10 minuten.

Om zekerheid bij mijne bepalingen te hebben, deed ik meer-
dere malen de lekproef en heb ik bij enkele kinderen meerdere
proeven genomen, nu eens op een anderen dag, dan weer op
denzelfden dag korten tijd na elkaar. De uitkomsten, in de
tabellen vermeld, doen zien, dat ik tenvolle op de resultaten
mijner proefnemingen vertrouwen kan.

Door middel van de bij het toestel gevoegde tabellen van
Dubois en Benedict-Harris werd, met inachtneming van den
barometerstand en de temperatuur, berekend, hoeveel caloriën
per minuut overeenkwamen met de gebruikte zuurstof, en deze
weer tot caloriën per 24 uur en tot caloriën per 24 uur per K.G.
lichaamsgewicht. Door middel van de kaart van
Dubois
werd uit de lengte en het gewicht van het kind de lichaams-
oppervlakte berekend en daarna bepaald het aantal caloriën
per uur per M^ lichaamsoppervlakte.

\') Du Bois. Basal Metabolism in Health and Disease. New-York, 1924,
bid. 142 en 143.

-ocr page 51-

De resultaten dezer onderzoekingen zijn te vinden in de ta-
bellen 6 en 7, terwijl de tabel 8 enkele proefnemingen laat
zien, genomen bij hetzelfde kind korten tijd na elkaar en op
een anderen dag.

Naast de uitkomsten der M.B. bepalingen vindt men in deze
tabellen vermeld de leeftijd, de lengte, het gewicht, de zit-
hoogte, de borstomvang, de schattingswaarde en de uitkomsten
der formules van
Schuckink Kool, Tuxford, von Pirquet
en Dreijer.

Het was mij niet mogelijk uit mijne bevindingen eenige con-
clusie te trekken ten opzichte der uitkomsten der
M.B. bepa-
lingen en den voedingstoestand der kinderen. Om echter meer
materiaal voor het onderzoek in deze richting te hebben, maakte
ik gebruik van de door MacLeod in haar proefschrift gepu-
bliceerde cijfers. Op haar tabel plaatste ik eveneens de formule-
cijfers. Deze gaven mij echter ook geen reden om eenige con-
clusie te vormen. De schatting van haar proefobjecten miste ik,
maar onderstaand staatje geeft reeds voldoende weer, dat een
onderscheid in voedingstoestand van de door haar onderzoch-
te kinderen door het
B.M. niet tot uiting komt.

Lengte Gewicht Calor.p. 24 uur Cal. p. 24. u. p. M^

155.5nbsp;38,4nbsp;1355nbsp;1020

155,8 41,5nbsp;1446nbsp;1056

155.8nbsp;44,1nbsp;1387nbsp;984

155.9nbsp;44,9nbsp;1293nbsp;912

155.6nbsp;44,9nbsp;1388nbsp;977

155.6nbsp;45,6nbsp;1558nbsp;1082 \'

155.7nbsp;45,7nbsp;1200nbsp;900

155,5nbsp;48,1nbsp;1254nbsp;854

155,4nbsp;54,9nbsp;1350nbsp;876

\') MacLeod. Studies of the Normal Basal Energy Requirement. New-
Yorkcity, 1924, bid. 18 en 19.

-ocr page 52-

tObOfcOtObJlsPH^hiquot;

►-HI—I^H-lt;)—(^I\'SK\'^h-II—lir\'Si\'S i—if\'Snbsp;^ h-i

HHh-HHH-^l-Hr^HH^HHMI^I—(I—II—IH-I^

Volgno.

p
a-

H)
lt;:

No.

M lt; ^ X X lt;

WtOlOtOtOtsStObJH\',

MCSQO«! «.MMOOM

^^ h^ h^

O O O

co CD CD co

m cl m ■ 00 m t-*

^ ^ C55

Oud

Gewicht

(T)

i—\' ■

C/3

(T)quot;

tO tO 00

pCNONrfNOJCocobccotoojj^NCotoojfcOH\'to

O

en

ts2

Lengte

oototocococDrooiODcDrfïs

Oi

col GO

oooolt;xgt;cntn^lt;ncTcooocn#s

-.1 CR I co ^ C5 C5

O -O

ai ^ O)
bï óo

■O -lt;1nbsp;-a ■lt;]

03 Ol O OJ co
Cn ^ \'l

Zithoogte

GO

C^ 05 Oti c^
O to 00 O

Borstomvang


Oi

coc3boco#s| bjtp^hp^oii I I j^ootohp^rocoi toooicico

CD O itN 00 co H» CD
ts3 O CO CO CD

O CD co
O 00 CO

O O O
O O co O

H»nbsp;H\'

cocoH^\'toh^ococo

Schuckink Kool

gt;CNCocootocn-cicDUTOoocoaxitgt;oo

ft- -nbsp;—^ tv v ---- ^^^ w * kj^ \'w\'nbsp;w \\ h*^nbsp;—-jnbsp;—i-

0JCJ^Hgt;■C000agt;COC0tOCJ^tOh^C^^^!^^CD^C^C0 00C»^^gt;Q0Hgt;•a^C04^gt;

h»nbsp;h» h»

O co O bO
-j ^ co c:) co ^

O O O

co

Tuxford

COOOOOCOOOCDOOCO

CD \'l ^ CO 05

CDCOCOCOCOCDCDCOCD
H^tsSCnbOCOtsSH\'tOl^

co CO co co CO
O co 05 bo

co

von Pirquet

^co^^cocoboi^co^cof^

I tfN 05 to

I

. . . , M I.....

cooo^h^pjpNK\'Coopai^cowo

^NSCO^CriCOÖ^tsSCOCO

^^ ^^nbsp;^o

I

O co

Dreyer

hp^osoioscocooióicoóicnóo

^ ^^nbsp;^o -^O -^Onbsp;v^o

o^ o^ o^ ©^ o^ o^ o^ o^ o^ o^ o^

. o

O^ O^ O^ O^ O^ O

O ^o
o^

lt;1

05 tn

lo

co ^ to p p j-^
^ ö ro Ó5 00 ö

pissoocopppj-^^
óoisJÓD^bibjCD^J^

^ ^ O ^ ^ lt;1 lt;1

Cn Cjx CTT Oi C73 en en
\' \' \' O cn co

Barometer

00 O 00

In5 00 co P -J
4N ^ 00 GO \'l

p ^ p

-ocr page 53-

c
igt;

3
3

1

w
3

^

-i-i

vf
lt;M

3

M

u

3
^

1

3

3

vf

d.
r h

N

Ó-,

O

ti

§

lt;M

§

■«H

iS

V-l

W

M

u
dl

1

lt;u
a,

1)
a,

ü

Cu

I)

Oi

d.

cn
g

M

O

-a

3

3

CLi

-i
u

u

3

88-88-88

1.60 Lit.

4.48

0.716

1031.04

0.70

60.2

61.2

1472

96-90-90

1.60 Lit.

4.51

0.724

1098.24

0.79

56.0

57.8

1390

88-88-88

1.84 Lit.

4.52

0.831

1196.64

0.815

58.0

61.1

1468

102-102-102

1.55 Lit.

4.54

0.703

1013.32

0.855

44.4

49.3

1185

88-88-88

1.30 Lit.

4.48

0.582

838.65

0.89

34.6

39.2

942

96-96-96

1.54 Lit.

4.48

0.689

1093.48

0.93

44.8

48.9

1175

100-100-100

1.55 Lit.

4.52

0.700

1008.86

0.84

48.7

50.0

1201

^8-100-104

1.45 Lit.

4.62

0.669

964.65

0.795

50.2

50.5

1213

ioo-ioo_ioo

1.90 Lit.

4.38

0.832

1198.08

0.915

50.7

54.5

1309

84-84-84

1.72 Lit.

4.52

0.777

1118.88

0.87

48.8

53.5

1266

92-92-92

1.90 Lit.

4.51

0.856

1233.93

0.97

47.2

53.0

1272

96-96-96

1.65 Lit.

4.62

0.762

1097.71

1.07

37.9

42.6

1025

80-80-80

2.03 Lit.

4.38

0.889

1280.16

0.982

47.2

54.2

1303

80-80-80

1.50 Lit.

4.62

0.693

997.92

0.958

40.0

43.3

1041

100-100-100

2.00 Lit.

4.54

0.908

1307.52

1.12

43.4

48.6

1167

96-96-96

1.88 Lit.

4.57

0.871

1254.47

1.12

39.9

46.6

1120

84-84-84

2.16 Lit.

4.42

0.954

1373.76

1.083

45.7

52.8

1268

88-88-88

1.90 Lit.

4.51

0.856

1233.93

1.09

39.0

47.1

1132

88-88-88

1.95 Lit.

4.42

0.861

1239.84

0.975

45.0

52.9

1271

80-80-80

1.50 Lit.

4.62

0.693

997.92

1.14

30.2

36.4

875

84-84-88

2.22 Lit.

4.52

1.003

1444.32

1.17

40.3

51.4

1234

loo-ioo-ioo

2.15 Lit.

4.62

0.993

1410.35

1.075

48.3

54.6

1312

80-88-88

2.20 Lit.

4.48

1.075

1548.86

1.23

40.5

52.4

1259

92-92-92

1.85 Lit.

4.57

0.845

1217.44

1.16

36.8

43.3

1040

100-100-100

2.18 Lit.

4.62

1.007

1450.20

1.20

43.9

50.3

1208

Schatting

goed

even voldoende
goed

zeer goed
zeer goed
even voldoende
even voldoende
matig

even voldoende

zeer goed

even voldoende

matig

goed

matig

zeer matig

even voldoende

matig

goed

zeer goed
goed

zeer goed
matig
zeer goed
even voldoende
zeer matig

-ocr page 54-

tOtObOtOtOlOh-^k^
Ul^COlsSt^OCOOO

h» k»

^ 03 Cn co to

O

X
lt; lt;

I M
gt;lt;j X X

lt;1

M lt; lt;

^ W

XQQlt;XX

k^ kn ^nbsp;i—i i—( (

I—I Mnbsp;I—I I—I K^

I—I hH HHnbsp;HH t—( KS

H

O-

ro
lt;

Volgno.

No,

Hi.

Oud

m bs w

O
crq

O)

cn

Gewicht

K»nbsp;h^

Lengte

Cl bO
\'l quot;l

p

\'l ^ co O

00 co co
■| \'l en co

^ ^ ^ \'l Ol co quot;i quot;i co

K-nbsp;hi- ^ ^^

I cooitocsco\'i Cicgt;óoui

■^ICSO^CTiCnCTOi

Zithoogte

co to bO co co ÓJ óo

rfN fcO 1

^ quot;l co ^

H\'^j^COtOCniO^OJOi

ostocntococnco\'i ósóoco\'i öióoóoóo\'i \'i ró\'i Üp^Üs\'

Borstomvang

co
co

h^ H»

Schuckink Kool

co ^ O ^
UI 00 cn O «O O

•lt;i^itgt;OKgt;a50ocDtooocoo5fP^cocncococrjco

■ — — «^^^^^^ooococooococococo

I \'l c: ö ö CT) ^ \'i

conbsp;Onbsp;conbsp;co 00

00nbsp;C71nbsp;cn cn
ts3nbsp;pnbsp;tJnbsp;OOnbsp;P p2

1nbsp;00nbsp;\'inbsp;isnbsp;co \'i \'i to io \'i rfN UI in CT* \'| is

O co

O

co co co co co

Tuxford

cocococococoocococoooco

cocococococococococococo

■^i^^ai^cscococncocji^oicoocoi co

von Pirquet

to co ^ co bJ LO ^ I

I ll.l ( l l (

-^^OCOCDOOtfsOOSCOO^

O

^ c

O v^o V,

o^ o^ O

co
co cj^

Dreyer

I

fcO
■ O^ O

I

o^ o^ o

co

co

óo hgt;

to Ö5

^ ^ vO ^

o^ o^ o^ o

hi»

to

Ó UI

i
^ co
ö

I I

^ LO
^
ui ^

Vp

o^ o^ o^

— ppCTipo-iOObOOCn

^ ^ ^ ^
^ ^nbsp;^ 05

O Oi 05 -J

w co p ^ O O
co co bi co rfs co

Barometer

tsS js5

p p p p p p
co co co 05 ^

to to to lo
CK O O O co co

O lt;==gt;=gt;=. O

t-iH^V^V-i\'Wv^tOVsD

C^ CO CO^nbsp;Cß Cßnbsp;fg^

-ocr page 55-

«

c

u

-M

1
O

lt;u

Oh

cn

O

ti

ë
xt

3
quot;i

w
a,

u

3
3

cq

u
o,

3

S

t
lt;u
a,
a,
O

u
3
3
vf
(M

d,

ü

W

d,

3

m
3
3

Ul

u

a,

co
^

Ul

(L)
CU

quot;rt
U

u

3
3
vdquot;
ca

d(

S
d.

3

Schatting

88-88-88

1.64 Lit.

4.51

0.7396

1065.08

0.78

53.7

56.8

1365

goed

80-80-80

1.70 Lit.

4.44

0.7548

1068.91

0.84

51.7

53.8

1293

even voldoende

84-84-84

1.50 Lit.

4.51

0.6765

974.16

0.87

42.3

46.6

1119

goed

84-84-84

1.80 Lit.

4.55

O^SIOO

1179.36

0.91

48.5

54.-

1296

goed

96-96-96

2.16 Lit.

4.44

0.9590

1381.01

1.07

46.8

53.7

1290

matig

72-72-72

2.00 Lit.

4.51

0.9020

1298.88

1.02

44.7

53.0

1273

goed

88-88-88

1.75 Lit.

4.55

0.7962

1146.70

0.97

42.9

49.2

1182

goed

80-80-80

2.09 Lit.

4.51

0.9425

1357.32

1.01

49.0

55.9

1343

even voldoende

92-84-84

2.00 Lit.

4.37

0.8740

1258.56

1.02

43.8

51.4

1234

goed

96-96-96

2.05 Lit.

4.37

0.8958

1289.02

1.09

41.1

50.3

1209

goed

^04-96-92

2.25 Lit.

4.49

0.0102

1454.76

1.03

49.1

58.8

1412

goed

80-76-72

2.05 Lit.

4.49

0.9084

1308.16

1.12

41.7

48.6

1168

matig

80-76-76

2.10 Lit.

4.53

0.9513

1369.87

0.99

49.7

57.6

1383

goed

80-80-80

1.90 Lit.

4.58

0.8702

1243.08

1.14

37.1

47.9

1151

even voldoende

80-80-80

1.95 Lit.

4.58

0.8931

1286.06

1.08

43.0

49.5

1190

even voldoende

84-84-76

1.90 Lit.

4.46

0.8477

1220.25

1.09

38.9

46.6

1119

goed

80-80-80

2.05 Lit.

4.49

0.9204

1325.44

0.98

44.3

56.2

1351

zeer goed

80-80-80

1.40 Lit.

4.49

0.6286

905.18

1.15

27.0

32.4

787

goed

72-72-72

2.44 Lit.

4.46

1.0882

1567.06

1.25

41.1

52.2

1253

goed

92-92-92

2.20 Lit.

4.52

0.9944

1431.93

1.17

41.8

50.9

1223

goed

92-92-92

2.00 Lit.

4.52

0.904

1301.76

1.03

47.1

52.6

1263

matig

92-92-92

2.20 Lit.

4.52

0.9944

1431.93

1.17

43.6

50.9

1223

matig

80-76-80

2.15 Lit.

4.53

0.9739

1402.48

0.98

51.7

59.5

1431

even voldoende

84-104-104

2.50 Lit.

4.62

1.155

1663.20

1.09

50.8

63.6

1526

zeer goed

76-76-76

2.10 Lit.

4.62

0.9702

1397.08

1.18

41.3

49.3

1183

even voldoende.

-ocr page 56-

H

p

cr

rt)

H- O

■Sh

bJ quot;Tl

co co

ÏO

co • O

naam en datum

Oud

f

?

co

I

I

I

to

cn

ts3

to

lO

co

co
CO

to
to

Gewicht

to
O

00

co

to
to

Lengte

cn
05

05
bi

O)
crgt;
to

Ol
CT)

\'cd

cn

CO
CTgt;

CTi
CT)

O

00

Zithoogte

O

UI

cn
CTi

05

cn

co

•cn
»0

Borst

Schuckink Kool

O

ÜJ

CO

00
co

er*

O

co

O
•Cl

O
to
co

00
CO

00

Tuxford

co

O

co
O
is5

CO

CO
ö

co
O

von Pirquet

Dreyer

to

O

^nbsp;«O ^ ^ »O ■lt;!

05 CTinbsp;CT) 05 cn Oi CT)

^ ^nbsp;^ ^ ^ Ol CJT

W W Ol Oi co --a \'--a

^ ^

«J ^
p p ^

\'--a quot;-J

Ol cn

^ itN

CO co

Barometer

OiOiOiCiCTSCTlCTi quot;O -lt;1
bo 03 bi
\'»Sïs rfrs quot;-j Vci cgt;3 \'-a

-ocr page 57-

«I

3

H
2

1

ja

0
1)
-M

3

0

■»H

gt;-l
U
CL,

M

0

•w

u

t-M

4-3

0
3

U

3

M

H.
u

u
3

3

vr
(M

M
lt;U

a,

3

-M

.S

gt;

lt;u
0-

3
3

(M
ä

d
à,
3

5

3

u

(U

Ol

ca

5

w

u

6

-i
u

u
3
3

Vf

c^

(i
M

S
ô,

3

19.50

92-92-84

1.65 Lit.

4.55

0.75075

1081.08

0.875

48.9

51.4

1235

200

84-88-72

1.70 Lit.

4.52

0.76840

1106.49

50.0

,52.6

1264

20quot;

96-96-104

1.70 Lit.

4.52

0.76840

1106.49

50.0

52.6

1264

200

96-88-96

1.35 Lit.

4.52

0.61020

878.68

0.795

45.5

46.0

1105

200

8amp;-88-88

1.35 Lit.

4.52

0.61020

sism

45.5

46.0

1105

19.50

80-72-72

1.50 Lit.

4.55

0.68250

982.80

50.9

51.5

1236

190

64-64-64

1.80 Lit.

4.51

0.81180

1168.99

1.06

39.3

45.9

1102

190

64-60-64

1.75 Lit.

4.51

0.78925

1136.52

38.2

44.6

1072

200

68-68-64

1.95 Lit.

4.50

0.87750

1263.60

42.5

49.1

1192

200

64-68-68

2.00 Lit.

4.50

0.90000

1296.00

43.6

50.9

1222

I8.50

68-64-68

1.70 Lit.

4.50

0.76500

1101.60

37.0

43.3

1039

210

68-64-64

1.75 Lit.

4.48

0.78050

1123.92

37.8

44.4

1060

210

64-68-64

1.70 Lit.

4.46

0.75820

1091.80

36.7

42.9

1030

190

80-68-72

1.80 Lit.

4.51

0.81180

1168.99

0.86

53.1 .

56.6

1359

190

70-70-68

1.80 Lit.

4.51

0.81180

1168.99

53.1

56.6

1359

21.50

72-76-76

1.70 Lit.

4.41

0.74970

1079.56

49.0

52.2

1255

190

76-80-76

1.80 Lit.

4.50

0.81000

1166.40

53.0

56.2

1350

190

76-84-80

1.75 Lit.

4.50

0.78750

1134.00

51.5

54.9

1318

19.50

76-76-76

1.75 Lit.

4.49

0.78575

1131.40

51.4

54.7

1315

19.50

72-76-76

1.75 Lit.

4.49

0.78575

1131.40

51.3

54.7

1315

170

72-76-76

1.70 Lit.

4.48

0.76160

1096.70

0.83

51.0

55.0

1321

170

76-76-76

1.70 Lit.

4.48

0.76160

1096.70

51.0

55.0

1321

-ocr page 58-

Tabel IX.

42

lt;u
f
N

1 D
gt;

u
lt;u
CU

Cl,

0

d

s

2 Ö
3 fl(
3

N

O. g
ö vr

\'C

O

5

3

u, 3

S 0
Ö
W

n

3

Ö S

O, u
O

3

U

Oi lt;M

:S 1
\'Ö quot;

S

u

1

C/3

^

•M

V

u
gt;

1.43

185

1286

27.6

37.5

900

184

1528

-.—

1.36

177

1229

27.9

37.7

905

177

1502

__

-.—

1.37

175

1217

27.5

37.0

888

179

1497

-.—

1.36

166

1153

26.3

35.3

847

177

1492

__

-.—

1.22

152

1057

29.9

36.1

866

126

1216

___

-.—

1.25

175

1217

32.7

40.6

974

133

1258

__ __

-.—

1.29

196

1178

30.8

38.1

914

134

1263

__

-.—

1.32

171

1192

30.5

37.7

905

137

1289

—.-

-.-

1.36

196

1361

31.1

41.8

1003

170

1435

-.-

1.37

200

1392

31.6

42.3

1015

167

1425

___

84.7

1.52

200

1394

27.5

38.2

917

189

1540

93.4

—.-

1.17

165

1145

33.6

40.8

979

129

1193

—.-

1.17

128

893

26.4

31.8

763

115

1155

___

80.0

1.42

186

1293

28.2

38.0

912

165

1411

95.6

79.7

1.41

199

1387

30.8

41.0

984

160

1386

95.5

75.7

1.29

199

1386

34.3

44.8

1075

148

1325

96.9

77.4

1.32

189

1316

31.9

41.5

996

143

1305

94.1

—.-

1.37

181

1261

28.4

38.4

922

168

1425

—.-

1.38

167

1164

26.1

35.2

845

175

1435

__

—.-

1.34

200

1391

34.3

43.3

1039

131

1224

___

80.3

1.38

222

1545

34.3

46.7

1121

168

1421

94.7

80.5

1.38

205

1428

31.7

43.1

1034

168

1421

94.5

—.-

1.02

159

1108

41.0

45.3

1087

76

960

—.-

1.02

157

1089

40.5

44.5

1068

77

970

_

—.-

1.53

203

1412

29.3

38.5

924

140

1363

81.4

1.37

208

1446

34.1

44.0

1056

148

1330

91.6

78.9

1.22

194

1351

39.2

46.2

1109

106

1125

88.1

77.5

1.34

216

1501

37.0

46.7

1121

134

1259

94.8

77.6

1.34

195

1355

33.5

42.2

1013

134

1259

94.7

82.3

1.42

197

1372

31.9

40.3

967

135

1275

91.-

81.0

1.30

214

1490

37.7

47.8

1147

138

1290

89.6

83.0

1.32

137

956

23.7

30.2

725

135

1260

88.3

—.-

1.28

194

1348

35.5

43.9

1054

129

1244

1.31

142

987

25.4

31.4

754

131

1240

__

72.3

1.12

178

1237

37.7

46.0

1104

112

1146

94.5

73.0

1.14

132

1222

35.9

44.7

1073

117

1176

94.7

1.37

207

1442

31.4

43.9

1054

189

1550

1.38

169

1177

25.4

35.5

852

188

1525

a

O

$

lt;u

u

•W

3

W)

a

(U

0

0

H-1

11 jaren

11-1

45.7

155.7

10-10

43.2

149.7

10-11

43.4

150.3

11-0

43.0

149.7

10-10

34.5

147.3

10-11

36.3

146.6

10-11

37.3

153.0

11-1

38.2

154.0

12 jaren

11-9

42.9

149.0

11-10

43.1

151.1

11-11

49.8

161.6

11-7

33.2

141.5

11-8

32.9

142.2

12-4

44.9

155.9

12-4

44.1

155.8

11-9

39.5

148.5

11-10

40.4

150.4

11-9

43.5

152.2

11-11

43.7

153.4

12-5

39.6

154.8

12-3

44.1

151.8

12-4

44.1

151.8

11-8

26.1

135.3

11-9

26.0

134.0

12-5

47.3

166,5

11-8

41.5

155.8

11-11

33.6

148.8

12-4

39.7

154.0

12-4

39.6

154.0

12-0

42.1

160.6

11-7

38.4

151.3

11-9

39.5

152.5

11-7

37.1

151.7

11-9

38.0

153.0

12-3

31.9

135.8

12-4

33.1

137.8

11-7

45.0

147.8

11-9

45.5

149.0

-ocr page 59-

s

o

w

d
0

4-J

u
^

o
W)

a

m
J

1)

bO
O

1
N

lU
^

V-l

U

CU
CU

o

d

^ a

« lt;u

N

u U
JJ 3

CU 3
a sdi
JO cq
\'w

o

3

U

Oi IM

•S quot;

. cu

c3 ^

^ 1
u 3 1

a. u i
a ^

r

U

0) ^
D. lt;N
u
d quot;

a

C

o
0
M

o
^

3

H

tJ
gt;

13 jaren

90.2

12-8

33.7

147.5

77.1

1.21

174

1209

34.9

41.7

1001

102

1094

12-8

52.4

164.6

86.7

1.58

219

1523

28.5

40.2

965

192

1526

—.-

13-1

54.4

165.6

86.9

1.61

207

1443

26.1

37.4

898

197

1574

—.-

13-2

48.0

164.7

85.3

1.52

235

1635

33.4

44.9

1078

167

1395

91.^

13-4

47.9

166.0

85.5

1.53

188

1311

26.2

35.7

857

155

1324

91.5

12-8

41.1

150.4

78.4

1.32

193

1346

32.1

42.5

1020

147

1310

94.8

12-11

40.3

150.8

78.4

1.32

163

1133

27.5

35.8

859

138

1254

94.3

12-10

36.4

140.6

1.21

181

1262

33.8

43.5

1044

130

1212

—.-

12-11

36.3

145.2

1.23

195

1357

36.5

46.0

1104

121

1175

—.-

12-9

47.2

157.3

82.3

1.46

198

1375

28.6

39.2

941

173

1410

94.6

12-8

44.3

154.7

81.3

1.41

208

1445

32.0

42.7

1025

160

1352

93.7

12-9

44.9

155.6

82.0

1.42

199

1388

30.3

40.7

977

162

1358

93.3

12-11

38.4

155.5

1.33

195

1355

34.5

42.5

1020

113

1128

—.-

13-0

38.3

157.0

1.34

239

1662

42.4

51.7

1241

113

1142

13-0

47.1

169.6

1.54

188

1310

27.3

35.5

852

147

1301

—.-

12-10

30.9

140.7

1.17

171

1191

37.5

42.4

1018

91

1029

—.-

13-1

31.9

140.8

—.—

1.14

141

981

29.9

35.9

862

96

1052

—.-

13-1

56.9

161.6

85.8

1.62

208

1451

25.1

37.3

895

222

1654

—.-

12-8

29.2

138.0

72.9

1.09

164

1143

38.0

43.7

1049

85

1012

92.3

12-10

29.4

139.2

73.2

1.09

150

1064

34.5

40.0

960

83

991

90.8

13-1

54.9

155.4

82.0

1.54

194

1350

24.2

36.5

876

223

1659

12-11

55.6

159.5

1.57

216

1503

26.6

39.9

958

219

1635

—.-

12-10

50.5

153.5

82.5

1.48

245

1703

33.1

48.0

1152

200

1541

12-11

51.8

153.7

81.8

1.49

241

1674

31.8

46.9

1126

207

1579

—.-

13-5

53.8

156.2

83.7

1.53

218

1517

27.7

41.3

991

210

1582

—.-

12-11

48.1

155.5

82.3

1.47

180

1254

25.6

35.6

854

180

1452

95.2

13-1

43.5

165.9

85.4

1.47

186

1296

29.2

36.7

881

125

1198

88.7

12-7

45.6

155.6

84.5

1.44

224

1558

33.5

45.1

1082

168

1406

91.0

13-0

47.8

157.3

85.6

1.47

231

1609

33.0

45.6

1094

173

1424

91.3

13-0

47.8

156.9

85.0

1.46

199

1383

28.4

39.5

948

174

1428

91.9

13-2

43.5

146.7

1.34

182

1269

28.6

39.5

948

165

1391

—.-

13-5

47.1

148.7

1.42

176

1223

25.5

35.9

862

182

1453

—.-

12-11

39.1

150.0

79.8

1.30

185

1289

32.2

41.4

994

131

1222

91.6

12-11

39.4

151.0

79.7

1.31

179

1242

30.8

39.5

948

131

1220

91.9

13-4

42.5

153.7

81.9

1.40

182

1267

29.2

37.7

905

143

1269

91.8

13-4

43.1

153.2

81.9

1.38

184

1280

29.1

38.7

929

148

1292

92.2

12-8

39.6

157.2

80.6

1.36

208

1448

35.8

44.3

1063

125

1204

91.1

13-3

36.8

145.7

77.0

1.24

207

1440

38.2

48.4

1162

121

1163

93.0

-ocr page 60-

Waar hier bij eenzeJfde lengte de gewichten varieeren van
38,4 K.G. tot 54,9 K.G., zien wij echter in het aantal caloriën
per 24 uur en per M^ lichaamsoppervlakte geen variatie hier-
mede overeenstemmende.

Dat wij bij onze B.M. bepalingen de verschillende voedings-
toestanden niet tot uiting zien komen, kan een voor de hand
liggende oorzaak hebben.

De voedingstoestand onzer kinderen wordt in de eerste plaats
bepaald door de dikte van het onderhuidsche vetdepôt. Eerst
wanneer door een onvoldoende voeding dit depót verbruikt is,
worden de andere organen aangetast. Een zoodanige toestand
van honger lijden komt niet meer voor en was onder onze
schoolkinderen niet te constateeren.

Volgens de Amerikaansche B.M. bepalers o.a. Benedict i)
moet het in depót liggende vet van het menschelijk lichaam
beschouwd worden als niet deel te nemen aan de warmtepro-
ductie,zooals deze zich bij de B.M. bepalingen doet gelden.
Indien dus het verschil in gewicht tusschen kinderen van
eenzelfde lengte gelegen is in het meer of mindere vetdepót,
zal dit verschil in gewicht niet tot uiting komen in de uit-
komsten van het B.M.

Alleen bij werkelijk hongerlijden, wanneer de voor het B.M.
actieve weefsels worden aangetast, zal dit in de uitkomsten
zichtbaar zijn.

Rekenen wij daarbij nog op verschillende andere, ons nog
onbekende, doch zeer zeker op de warmteproductie van in-
vloed zijnde factoren, bijv. de interne secretie, zoo is het moge-
hjk, dat kleinere verschillen, welke zich volgens den voedings-
toestand hadden moeten openbaren, worden
weggenomen.
Bedenken wij dan nog, dat bij eenzelfden persoon de B.M.
bepalingen lichte variaties, bijv. tot 10% vertoonen, dan wordt

4

\') Lectures on Nutrition, bld. 22.

-ocr page 61-

verklaarbaar, dat de bepalingen van het B.M. mij niet die
resultaten gaven, welke ik hoopte te vinden.

Toch heeft het onderzoek naar het B.M. mij gegevens ver-
strekt, die mij voor de bepaling van den voedingstoestand
van groot belang voorkomen. In het reeds genoemde proef-
schrift van
MacLeod vond ik verschillende grafieken, door
Benedict en Talbot gemaakt, betreffende de B.M. bepalingen.
Deze grafieken waren door
MacLeod in haar proefschrift
aangevuld met de door haar gedane waarnemingen.

Ik ben zoo vrij geweest deze grafieken over te nemen en ook
mijne resultaten daarop te plaatsen. (Grafieken Nos. 9,
10, 11
en 12.) De toevoegingen, zoowel die van MacLeod als die
van mijzelven, hebben op de door
Benedict en Talbot in
hunne grafieken getrokken lijnen een zoodanigen invloed,
dat een wijziging dezer lijnen voor sommigen zeer zeker
noodig is.

Deze lijnen gaven aan de gemiddelden der resultaten door het
B.M. verkregen. Ook MacLeod was overtuigd, dat eene
wijziging dezer lijnen noodig was. De lijnen, welke vooral
verandering behoeven, zijn die, welke op de grafieken de ver-
houdingen aangeven tusschen het
B.M. en de leeftijden.

Geen verandering behoefde de lijn in grafiek No. 9, waarop
de verhouding staat van het
B.M. tot het gewicht, en eene kleine
wijziging is noodig voor de lijn in grafiek Nquot;
10, welke de
verhouding geeft van het
B.M. ten opzichte van het lichaams-
oppervlak. Deze wijziging is door mij op de grafiek door een
stippellijn aangegeven. Omtrent deze beide laatst genoemde
grafieken (nos
9 en 10) schrijft MacLeod het volgende :

„Benedict and Talbot have suggested that, with
certain cautions in mind, the curve which they obtained

\') MacLeod, bid. 21, 27 en 32.
2) Id. bid. 30.

-ocr page 62-

by plotting the basal heat production for 24 hours against
body-weight may be used for predicting the basal-
metabolism.

Wherever possible the probable basal-metabolism of
each subject of this study was predicted from this curve
and also from the Benedict- and Talbot-curve for the
Calories for 24 hours referred to body-surface, although
this latter curve was not suggested as a mean of predic-
tion by these authors.quot;

Niet minder belangrijk voor mijne onderzoekingen is gra-
fiek N»
12 door MacLeod zelve gemaakt uit de gegevens van
Benedict, Talbot, Emmes, Bedale en anderen, aangevuld
door de hare, welke grafiek het
B.M. geeft in verhouding tot
de lichaamslengte. Ook deze grafiek heb ik overgenomen en
aangevuld met mijne resultaten en daardoor onderschrijf ik,
wat
MacLeod omtrent deze grafiek vermeldde: i)

„These curves (basal heat production against height)
indicate that the basal heat production per 24 hours bears
a more nearly straight-line relationship to body-surface
and to height, than it does to age or body-weight. Bene-
bict has recently noted this apparendy closer relation-
ship for his subjects between the basal heat for 24 hours
and height than between the former and body-weightquot;

Tijdelijk verlaat ik nu het terrein van het B.M. om terug
te keeren tot mijn onderzoekingen naar het bepalen van den
voedingstoestand gebaseerd op de maten, genomen bij ongeveer
3000 schoolkinderen.

de normaallijn.

Overtuigd, dat er eene verhouding moest bestaan tusschen
de lengte en het gewicht van normaal gebouwde kinderen,

\') MacLeod, bid. 31.

-ocr page 63-

plaatste ik de kinderen in eene grafiek, aangevende de ver-
houding van de lengte tot het gewicht. Ieder kind werd met
een zijn leeftijd weergevend teeken aangeduid. De jongens en
de meisjes werden in eene afzonderlijke grafiek geplaatst. (Gra-
fiek no. 13 voor de jongens, grafiek no. 14 voor de meisjes).

Uit deze grafieken bleek duidelijk, dat de verschillende
leeftijden vloeiend dooreen liepen, eene bevestiging dus van het-
geen reeds daaromtrent door mij was medegedeeld. Een grens
tusschen de verschillende leeftijdsgroepen was niet te trekken.

Ten tweede bleek mij, dat, toen ik in de grafiek voor de jon-
gens voor de verschillende punten van lengte- of gewichtsmaten
de gemiddelden berekende — deze gemiddelden waren dus
gemiddelden van eenzelfde lengte met bijbehoorend gewicht
of van eenzelfde gewicht met bij behoorende lengte, zonder
in achtneming van den leeftijd — en deze gemiddelden door een
vloeiende lijn verbond, deze vloeiende lijn
slechts een mini-
male wijziging behoefde om tot een zuivere gebogen lijn gefor-
meerd te worden.

Deze laatste lijn, welke dus de verhouding aangaf tusschen
lengte- en gewichtsmaten, was eene zoodanige, dat de volgende
verhouding tusschen lengte en gewicht tot uiting kwam:
Beginnende bij het gemiddelde gewicht (15,50 K.G.) van de
lengtemaat 100, nam het gewicht bij iedere lengtegroei van
10 cM. toe volgens een zuivere reeks, en wel:

Bij een lengte 100 was het gewicht 15,50 K.G.
id. 110 id. 18,50 „
ld.nbsp;i^Unbsp;ld.nbsp;22,50 „

id. 130 id. 27,50 „
id\'nbsp;id.nbsp;33,50 „

id-nbsp;id.nbsp;40,50 „

Het gewicht nam dus bij iedere 10 cM. lengte toe in de ver-
houdingen : 3, 4, 5, 6, 7 enz.

-ocr page 64-

Mij de schattingswaarden der jongens in het geheugen terug-
roepende, welke schatting aangaf, dat 50% normaal en 50%
niet normaal zoude zijn, vroeg ik mij af, of deze door mij ge-
vonden lijn weer kon geven de normale verhouding tusschen
de lengte- en gewichtsmaten bij normaal gebouwde en ge-
gegroeide menschen.

Om dit te kunnen beoordeelen, stelde ik mij de vraag, of
deze Hjn iets specifieks was voor de Maastrichtsche jongens,
dan wel of ook de jeugd van andere gemeenten en landen in
hun normalen groei deze lijn zou volgen.

Zooveel mij eenigszins mogelijk was, heb ik aan de mij ten
dienste staande gegevens deze lijn getoetst. Vooreerst aan de
tabellen van
Baldwin i), die voor iederen leeftijd de gewichten,
behoorende bij een bepaalde lengte, aangaven. Daarna aan de
tabellen van
Royster, 2) welke alleen vermelden de bij een
bepaalde lengte behoorende gewichten. De resultaten dezer
onderzoekingen waren alleszins gunstig voor het aannemen van
de door mij gevonden lijn als normaallijn.

De Amsterdamsche gegevens van 1916, welke de gemid-
delde lengte- en gewichtsmaten gaven, werden door mij in
grafiek gebracht (grafiek no. 15) en zooals deze grafiek laat zien
volgen deze gemiddelden de door mij gevonden lijn.

De gegevens van Moquette over de Utrechtsche jeugd
werden eveneens grafisch voorgesteld en een enkele bHk op
de grafiek doet zien, dat deze de normaallijn bijna dekken.
(Grafiek no. 16.)

Ook de lijn der Münchener schoolkinderen en die der Ber-

\') Journal of the American Medical Association. Vol. 82 Jan. 1924.

L. F. Royster. Nutrition and Development, 1927.

Verslag omtrent een onderzoek naar den voedingstoestand van een
deel der schoolbevolking, ingesteld te Amsterdam in 1916, bld. 14,15 en 16.

J. Moquette. Onderzoekingen over volksvoeding in de gemeente
Utrecht. Utrecht 1907, bld. 176.

-ocr page 65-

lijnsche gymnasiasten volgen meer of minder de normaallijn.
Zelfs de gemiddelden van het groote materiaal van
Vierordt, i)
omvattende
127,000 kinderen, waarvan 82,000 jongens en 45,000
meisjes, bleken met de normaallijn parallel te loopen en saam
te vallen. (Zie grafiek no.
17).

Deze gemiddelden vormen geen vloeiende lijnen, omdat
zij zijn gevormd uit de lengte- en gewichtsmaten voor de
verschillende leeftijdsgroepen.

VergeHjken wij tenslotte de door het Carnegie-Instituut
gepubliceerde grafieken welke de verhouding weergeven
tusschen de lengte- en gewichtsmaten, zonder in achtneming
van den leeftijd, zoo zien wij, dat ook de lijnen dezer grafieken
de
normaallijn naderen, en dat zelfs de curve der meisjes
de
normaallijn als het ware dekt. (Grafieken 18 en 19.)

De waarschijnlijkheid, dat deze lijn de normale verhouding
weergeeft tusschen lengte en gewicht bij een normaal mensch,
werd steeds grooter.

Als een normaal mensch moet men beschouwen een persoon
met de voor zijn lengte noodige spiermassa en organen, be-
nevens een geringe hoeveelheid vet als reserve. Indien nu deze
normaallijn de verhouding weergeeft tusschen de lengte en het
gewicht van den normalen mensch, zoo zullen de uitkomsten
der Metabolisme bepalingen, welke, zooals wij zagen, even-
eens gebaseerd zijn op eene normale hoeveelheid spiermassa
en de organen van een normaal mensch, met deze
lijn in nauwe
betrekking moeten staan.

Keeren wij daarom nog eens terug naar de grafieken, welke
een beeld gaven van het B.M. ten opzichte der lengte en ge-
wichtsmaten. Beschouwen wij eerst grafiek no.
9 welke de

•) Münchener Medizinische Wochenschrift. 1912, bid. 706.

2) L. f. royster. Nutaition and Development.

\') Mac Leod. Studies of the Normal Basal Energy Requirement, blz. 24.

-ocr page 66-

door Benedict ontworpen lijn vertoont, die aangeeft de ver-
houding tusschen het
B.M. en het lichaamsgewicht. Plaatsen
wij daarnaast de grafiek, door
MacLeod gemaakt % welke
grafiek de verhouding geeft tusschen het
B.M. en de lichaams-
lengte. (Grafiek no. 12.)

Indien wij de getallen der ordinaat van grafiek no. 9, welke
getallen het aantal caloriën per 24 uur aanwijzen, vervangen
door de cijfers der lengtematen, welke volgens grafiek no. 12
met het zelfde aantal caloriën per 24 uur overeenkomen, zoo
ontstaat eene grafiek met als ordinaat de lengtematen en met
abscis de gewichtsmaten en aangevende de verhouding van het
B.M. tot de lengte- en gewichtsmaten.

De lijn, door Benedict op deze grafiek getrokken en aange-
vende het B.M. voor den normalen mensch, is nu precies
dezelfde als de Hjn, welke ik op eene andere wijze in grafiek
no. 13 gevonden heb en die ik beschouwde als te zijn de Nor-
maallijn. Met andere woorden het Basaal-Metabolisme dekt
deze lijn volkomen.

Ook bij Dubois vind ik steun voor de bewering dat het B.M.
de normaallijn dekt. Immers hij blijft vasthouden aan het
lichaams oppervlak als index voor het B.M. Het lichaams-
oppervlak wordt berekend uit lichaamslengte en lichaams-
gewicht. Deze twee grootheden worden tot elkaar gebracht
in eene vaste verhouding. Het B.M. geeft in.zijne verhouding
tot de lengtematen eene rechte lijn (grafiek no. 12) en tot de
gewichtsmaten eene loromme (grafiek no. 9.)

Breng ik deze rechte lijn en deze kromme met elkaar in
verband, zooals zulks geschiedt bij het berekenen van het
lichaamsoppervlak, dan is het resultaat eene flauw gebogen lijn.
(Grafiek no. 10.)

\') MacLeod. Studies of the Normal Basal Energy Requirement, biz. 32.
2) E. Du Bois. Basal Metabolism in Health and Disease. Chapter VIL

-ocr page 67-

Onbewust geeft Dubois eene bevestiging mijner meening,
als hij zegt:

„While the level of Basal-Metabolism may very well
be caused by some other factor, which is proportional
to surface-area, this other factor is uncertain and cannot
be measured directly. Therefore it seems advisable to
use the surface as a standard for our measurementsquot;.

Zegt hij hiermede niet, dat het lichaamsoppervlak niet de
juiste index is voor de normaallijn van het
B.M. ? Er moet een
andere factor zijn, evenredig met de lichaamsoppervlakte en
niet direct te meten. Komt de door mij gevonden lijn niet juist
overeen met hetgeen door hem hier bedoeld wordt ?

Ga ik aan de hand van de in de literatuur bekend zijnde
gegevens het verloop der door mij gevonden lijn na tot aan de
geboorte, zoo zie ik, dat ook op den zeer jeugdigen leeftijd deze
lijn gedekt wordt door het
B.M. Zulks zou men niet verwach-
ten, gezien de door
Talbot en door Dubois gepubHceerde
grafieken van het
B.M. volgens den leeftijd. Immers daarop
vertoonen de lijnen aan het einde van het eerste jaar en ge-
durende het tweede jaar een top. Deze top is echter niet te zien
op de grafiek door
Benedict gegeven, welke de verhouding
weergeeft tusschen
B.M. en gewichten. (Grafiek no. 9.)

Op de grafiek no. 12 zien wij wel, dat de uitkomsten der
B.M. bepalingen bij de lengtematen 70 en 80 ietwat hooger
gelegen zijn. Dit zijn juist de bepalingen gedaan bij kinderen
van 1 en 2 jaar. Ter verklaring van dezen top schrijft Dubois :

„We must remember however, that on account of the
necessity of food the figures are somewhat above the basal.
They estimate an mcrease of
8 or 15 percent but this may

1)nbsp;E. Dubois. Basal Metabolism in Health and Disease, bid 114

2)nbsp;Id. id., bid. 119.

-ocr page 68-

perhaps be considered a Httle high in the light of some
recent work on the specific dynamic action of small meals.quot;

Zeker is het, dat het bepalen van het B.M. op dien leeftijd
buitengewoon moeilijk is door de onrust van het proefobject,
zoo zelfs, dat
Krogh het voorstel deed aan deze kinderen het
een of ander narcotcum te geven om ze rustig te houden, i)

Het verloop der normaallijn is op jeugdigen leeftijd eenvou-
diger en bijna recht. Van de geboorte af verloopt deze lijn zooda-
nig, dat bij iedere 10 cM. lengtegroei van de geboorte af (deze
gerekend op 50 cM. lengte en 3 K.G. gewicht) de gewichten
toenemen met de volgende reeks getallen:

2,3(5), 2,3(8), 2,4(5), 2,5(7), 2,75, 3, 4, 5, 6, 7, 8, enz. (Gra-
fiek no. 20.) Van de tusschen haakjes geplaatste cijfers bestaat
geen absolute zekerheid !

De onderzoekers van het B.M. (Harris and Benedict,
MacLeod
) nemen als variatie mogehjkheden aan, zonder tot
het abnormale te komen, een grootte van 7,3%. De onder-
zoekers naar den voedingstoestand van kinderen achtten even-
eens eene afwijking van 7% als physiologisch toelaatbaar.

Baldwin zegt: „The Normal is not a line but a zonequot;. Ik
zou willen beweren : Het normale is een lijn, het toelaatbare
een zóne, en ik zou deze zóne willen afgrenzen door langs de
normaalhjn lijnen te trekken op een afstand van 7% van de
gewichten op ieder punt der normaalhjn. Aldus wordt eene
strook gevormd met den lengtegroei geleidelijk breeder
wordende, welke strook ik de normaalzóne zou wenschen
te noemen.

Toetsen wij nu de formules aan deze normaalhjn en normaal-
zóne.

\') Wiener KHnische Wochenschrift, 1921, no. 13.

2) Medical Research Council. Special Reports Series, no. 101. bid. 54.

-ocr page 69-

HOOFDSTUK III.

DE FORMULE VAN SCHUCKINK KOOL.

Van ieder kind, aangegeven door zijn leeftijdsteeken op gra-
fiek no. 13 en 14 kunnen wij de uitkomst der formuJe van
Schuckink Kool berekenen. Daar de leeftijdsgroepen slechts
6
maanden verschillen en voor de berekening der formule uit
de grafiek van het gemiddelde van deze 6 maanden wordt ge-
bruik gemaakt, kan de variatie van den leeftijd bij deze bere-
kening slechts een verschil van 3 punten hoogstens geven,
welk verschil wij dus gevoeglijk buiten beschouwing kunnen
laten.

Wij kunnen echter ook aldus te werk gaan, dat wij op de
grafiek de lijn trekken, welke voor een bepaalde leeftijdsgroep
aangeeft de voedingsgetallen 100. Zoo zien wij op grafiek no. 13
een lijn AB getrokken voor den 9 jarigen leeftijd. De kinderen
nu, welke links van deze hjn geplaatst zijn en 9 jaar oud, krijgen
een
voedingsgetal beneden 100; die, welke rechts van de lijn
liggen, een voedingsgetal boven 100. (Deze Hjn noem ik de
„scheidingsHjnquot; voor dien leeftijd.)

Nu liggen er links van de hjn kinderen van 9 jaar in de nor-
maalzóne en evenzoo vinden wij rechts van de lijn kinderen
buiten de normaalzóne aan den negatieven kant (rechtsboven).

Deze groepen worden dus volgens de normaaHijn, wat de
eerste betreft, als normaal gevoed, de laatste als slecht gevoed
aangewezen. De formule van
Schuckink Kool geeft aan deze
kinderen juist de tegenovergestelde waarden. Ziedaar een bron

van fouten.

-ocr page 70-

Een andere bron van fouten is het feit, dat het kind volgens
deze formule een voedingsgetal verkrijgt, dat afhangt niet van
den afstand van het kind van de normaallijn, doch van de lijn,
welke voor zijn leeftijd de grens aangeeft tusschen normaal en
niet normaal. Hoe meer het kind zich van deze grenslijn naar
rechts verschuift op en langs de normaallijn en dus volgens deze
normaallijn steeds hetzelfde voedingsgetal behoorde te hebben,
— immers het kind blijft normaal, — des te grooter is het
voedingsgetal, dat het kind volgens de formule verkrijgt door
het grooter worden van de waarde van den gewichtscoefficient
(zie later), waarvan de leeftijd, dus steeds hetzelfde getal, wordt
afgetrokken.

Hoe hooger de leeftijd der onderzochte kinderen, hoe meer
dus de scheidingslijnen zich naar rechts verplaatsen, hoe meer
de kinderen in de lengte- en gewichtsmaten variaties vertoonen,
des te meer zullen de uitkomsten der formule foutief blijken
te zijn.

De door Schuckink Kool aangegeven verbetering der
Utrechtsche jeugd, welke door hem op de wijze van
Moquette
onderzocht werd, blijkt slechts een schijnbare te zijn. Immers
zijn onderzoek gaf aan, dat de gemiddelde lengten en de daarbij
behoorende gemiddelde gewichten verhoogd waren of, wat
hetzelfde is, dat de lijnen van
Moquette (zie grafiek no. 16) zich
langs de normaalhjn verschoven hadden, terwijl de leeftijdslijn
denzelfden stand behield. Hierdoor kregen de kinderen een
hooger voedingsgetal, zonder dat zij een betere positie ten
opzichte der normaallijn innamen.

Bezien wij nu de lijnen van Moquette op grafiek no. 16 nog
eens nauwkeurig in verband met zijne bewering, dat de kinde-
ren der arme scliolen ondervoed waren en die der rijkere scholen
niet aan dit euvel leden, omdat de gemiddelde lengtematen en

\') Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 1917 M, bid. 343.

-ocr page 71-

gewichten der laatsten hooger waren dan die der eersten, zoo
zien wij, dat
Moquette zich vergiste. Immers de kinderen der
4e en 5e soort waren slechts langs de normaallijn verschoven,
zonder ten opzichte van deze lijn in een betere positie te komen,
dan die der Ie en 2e soort.

Hierdoor komt ook de bewering van Polak en Sajet i) in /
een ander licht te staan, als zij meenen, dat een kleiner blijven in
lengte en dus ook een achterbhjven in gewicht van de kinderen
der arme scholen een teeken zou zijn van standvastige onder-
voeding. Dit achterblijven is niets anders, dan eene lengtegroei-
kwestie, veroorzaakt door familie-, ras-, streek- en nationaliteits-
eigenschappen en het allerminst door ondervoeding.

Ook kan ik mij niet vereenigen met Van der Hoeve %
als hij eene stijging van het voedingsgetal volgens de formule
van
Schuckink Kool wil beschouwen als eene verbetering
in den voedingstoestand. Deze zou toch alleen reeds veroor-
zaakt kunnen zijn door eene verschuiving langs, en op den zelf-
den afstand blijvende van, de normaallijn.

Lubsen^) merkte bij zijn onderzoek der Amsterdamsche
kinderen zeer terecht op, dat de arme kinderen weliswaar
kleiner ter schole komen, hetgeen door verschillende onder-
zoekers als een teeken van ondervoeding wordt beschouwd,
welke meening door hem niet geaccepteerd wordt, — met
welke zienswijze ik het volmaakt eens ben, — doch\'hij kon
onder de verschillende welstandsgroepen niet bemerken, dat
de
voedingstoestand der ärmeren slechter was, dan die der
minder slecht bedeelden.

1)nbsp;Nederl. Tijdschr. v. Geneesk. 1917 II, bld. 727.

2)nbsp;ld. 1919 I, no. 22. Ondervoeding?

3)nbsp;ld. 1927 II, bld. 1877.

-ocr page 72-

DE FORMULE VAN TUXFORD.

Deze formule heeft dezelfde fouten als die van Schuckink
Kool
. De scheidingslijnen der verschillende leeftijdsgroepen
tussehen normaal en niet normaal staan echter volgens deze
formule op andere plaatsen, dan die van
Schuckink Kool.
Zoo geeft grafiek no. 13 voor de 11 jarige jongens de lijn A\' B\'
volgens Schuckink Kool en de lijn Aquot; Bquot; voor denzelfden
leeftijd volgens
Tuxford.

Trekken wij in grafiek no. 14 deze scheidingslijnen ook voor
de meisjes van 9 jaar, dan zien wij een groot verschil in plaat-
sing van deze lijnen; vandaar het groote verschil in getallen
voor de meisjes bij die voor de jongens. Overigens vinden wij
dezelfde bronnen van fouten, als aangegeven bij het bespreken
der formule van
Schuckink Kool.

DE FORMULE VAN VON PIRQUET.

Nu wij gevonden hebben, hoe de verhouding is van de zit-
hoogte ten opzichte der lengte en nu wij weten, hoe de ver-
houding is der lengtematen ten opzichte der gewichten, valt
het ons gemakkelijk op grafiek no. 20 de zithoogten bij hun
respectieve lengtematen te plaatsen. De normaallijn geeft dan
de verhouding aan van de zithoogten tot de gewichten. Voor
ieder punt der normaallijn kan men nu de formule van
Von
Pirquet
berekenen.

Zulks is op deze grafiek voor verschillende punten gedaan
en wij constateeren, dat de normaallijn niet overal hetzelfde
formulecijfer aanwijst. Wij zien, dat, beginnende bij de lengte-
maat 100 met een zithoogte van 57 en een daarbij behoorend
gewicht van 15,50
K.G. en verder opklimmend met telkens
10 cM.. in lengte, de formule-uitkomsten langs de normaalHjn
als volgt zich gedragen: 94,2, 93,2, 92,8, 93,2, 93,8, 94,5 enz.
Eerst een langzame daling, daarna wederom een stijging.

-ocr page 73-

Von Pirquet deelde in de reeds meermalen genoemde Mit-
teilungen mede, dat de kinderen in een beteren voedings-
toestand ter schole komen, omdat de zwakkere kinderen door
de ouders nog eenigen tijd worden thuis gehouden. Hier te
lande is zulks door de leerplichtwet niet mogelijk en zoo wij
hier alleen zouden afgaan op de cijfers, welke deze voor-het-
eerst-naar-school-gaande kinderen zouden verkrijgen volgens
de
Pirquet\'s formule, zoo kwamen wij misschien toch tot
een zelfde
meening. Een blik op de langs de normaallijn
geplaatste
Pirquet-cijfers doet de oorzaak van de meening
van
Von Pirquet ten duidelijkste zien. Niet de voedingstoe-
stand der kinderen, doch de wisselende uitkomsten der formule
langs de normaalhjn is de reden. Deze wisseling in uitkomsten
komt nog sterker uit, als wij de normaalhjn in de richting der
geboorte vervolgen. Wij zien dan bij de lengtematen 90,80,70
en 60
respectievehjk als formulecijfers: 95,3, 96,3, 96,1 en 93,3.

Er bhjkt uit al deze uitkomsten, dat de formule van von
Pirquet (afgezien van de reeds vroeger gemelde aanmerkingen)
bijna aan den eisch voldoet, dat eene formule op alle punten
der normaalhjn een en dezelfde uitkomst moet hebben. Dit
wordt
veroorzaakt door de derdemachtsworteltrekking, waar-
door zooals reeds gezegd is, de nuanceeringen tot een mini-
mum\'worden teruggebracht.

Stellen wij echter het geval, dat deze uitkomsten werkelijk
voor alle punten der normaallijn dezelfde waren, dan zou ver-
klaarbaar zijn de meenmg van
Benedict, als hij het volgende
zegt: O

„Het is duidelijk, dat er een groote moeilijkheid be-
staat om zich eene uniformiteit te verzekeren in de

«) Mitteilungen des Generalkomnüssariates der Amerikanische Kinder-
hilfaction in Oesterreich, no.
29-32, bid. 132.

2) Lectures on Nutrition. bid. 55.

-ocr page 74-

methode van het bepalen van den voedingstoestand.
The Nutrition Laboratory is genegen Pirquet\'s Peledisi,
als een van de beste indices aan te nemen, daarbij aan den
medicus overlatende de waarde van zijn waarnemingen
betreffende turgor, vetlaag en bloedsvulling der huid.

Het is gebleken, dat, wanneer men de 24 uur caloriën
van het basaal-metabohsme deelt door de peledisi der
proefobjecten, er een rechte hjn ontstaat vanaf drie maan-
den tot den volwassen leeftijd.

Het zou aldus blijken, dat de verschillende variaties
bij het bepalen van het metaboHsme verdwijnen, als de
voedingstoestand in aanmerking genomen werd.quot;

Indien n.1. alle punten der normaallijn eenzelfde uitkomst-
cijfer van Pirquet\'s formule zouden geven en buiten deze lijn
deze uitkomsten niet gevonden zouden worden, dan gaven
deze cijfers niets anders weer dan het verloop der normaallijn

Deze normaallijn was, zooals wij zagen, het resultaat van de
verhouding tusschen het basaal-metabolisme en de gewichten
terwijl de verhouding van het basaal-metabohsme tot de lengte
een rechtlijnige verhouding gaf.

Het is dus verklaarbaar, dat de lijn, aangevende de verhouding
tusschen het basaal-metabolisme en de lengte en het gewicht
(grafiek No. 20) gedeeld door zich zelve (n.1. de uitkomsten
der formule van Von Pirquet gesteld, dat deze juist ware)
eene rechte lijn moet vormen.

Jammer echter, dat de normaallijn niet op alle punten dezelfde
uitkomsten van de formule van Von Pirquet vertoont. Daarom
zal de meening van Benedict bij eene nauwkeurige berekening
blijken niet geheél juist te zijn.

Daar op de normaallijn verschillende uitkomsten der formule
van Von Pirquet voorkomen, is het ondoenlijk deze formule
te bezigen als middel tot het bepalen van den voedingstoestand

-ocr page 75-

Immers een kind met een uitkomstgetal 92,8 kan op de normaal-
lijn liggen, maar ook daarbuiten. Hetzelfde geldt ook voor
andere uitkomstgetallen, liggende in de variatiebreedte der
getallen op de normaallijn, n.1. van 96,3 tot 100.

DE GEWICHTSCOEFFICIENT.

Hiermede meen ik voldoende uiteen gezet te hebben de
gebreken, welke aan de door mij gebruikte formules kleven.
Maar ook blijkt nu, dat de gewichtscoefficient niet als factor
voor
eenige formule mag gebezigd worden.

Deze toch is op alle punten van de normaaUijn niet dezelfde,
doch
neemt van de geboorte af in grootte toe.

Neemt men den leeftijd niet in acht, zoo is het niet mogelijk
kinderen, gelegen op de normaalhjn, met elkaar te vergehjken,
want de cijfers der normaalhjn zijn zoo wisselend, tussehen
14,16 en 27,00, dat ik niet kan beoordeelen of een kind b.v.
met het getal 20 op of naast de normaalhjn zal liggen. Dat men
den leeftijd niet als factor mag gebruiken, meen ik reeds vol-
doende bewezen te hebben.

Nemen wij als voorbeeld den gewichtscoefficient 15,50,
zijnde de
coëfficiënt voor een normaal kind van 100 c.M.
lengte. Welke kinderen met een andere lengtemaat hebben even-
eens een gewichtscoefficient van 15,50 ?
Dit zijn bijvoorbeeld
de kinderen met de lengtematen : 110,109,108, 107,106, 105,
104, 103, 102, 101,
100, 99, 98, 97, 96, 95, enz. met de ge-
wichten xespectievehjk van: 17,15, 1699, 16,84, 16,68, 16,53,
16,37,
16,22, 15,99, 15,81, 15,65, 15,50, 15,34, 15,19, 15,03,
14,88, 14,72 K.G. enz.

Deze kinderen loopen door de gemiddelden van vier leef-
tijdsgroepen : 6, 5, 4 en 3 jarigen en van de minus-zijde der
normaalHjn naar de plus-zijde dezer Hjn. Duidelijk zal het dus
zijn, dat de gewichtscoefficient geen factor kan zijn om den

-ocr page 76-

voedingstoestand van een kind te bepalen, onverschillig in
welken vorm dan ook.

Van der Hoeve meent bij het bepalen van den voeding-
toestand rekening te moeten houden met seizoenschommeling
enz. Naar mijne meening heeft men hiermede geen rekening
te houden, noch met toestanden als eerste of tweede Fülle of
Streckung, noch met groeiversnellingen of groeivertragingen.

Of het kind op het oogenbhk van het onderzoek in eene
zoodanige periode verkeert, doet niets ter zake, omdat ieder
kind op ieder oogenblik van zijn leven in de normaalzóne
behoort te liggen. Iets anders is het, indien wij de oorzaken
van een minder gunstigen voedingstoestand moeten op-
zoeken. Of dan rekening met seizoenschommelingen enz.
moet gehouden worden, dient nog nader te worden onderzocht
en ligt buiten het terrein van deze studie.

HOE BEPALE MEN IN DEN VERVOLGE DEN VOEDINGS-
TOESTAND ?

Wanneer men op eene grafiek, waarop de beschreven nor-
maallijn getrokken is, lijnen trekt op een afstand van 1, 2, 3, 4,
5, 6, enz., procent der gewichten van ieder punt der normaallijn
in beide richtingen vanaf de lijn, zoo wordt de plaats, welke
een kind inneemt volgens zijn lengte-en gewichtsmaten, direct
aangeduid door aan het kind het procentcijfer te geven van de
strook, waarin het ligt, voorzien van een plus of minteeken, naar
gelang het kind geplaatst moet worden aan de plus-of minus-
zijde der normaallijn, (grafiek 21).

Voor een latere waarneming is dus niets anders noodig, dan
na te gaan of dit cijfer in gunstigen of ongunstigen zin is
veranderd. Voor groepsvergeHjkingen neme men het gemid-
delde cijfer van alle kinderen dezer groepen.

-ocr page 77-

CONCLUSIES.

Resumeerende kom ik tot de volgende conclusies :

1.

De voedingstoestand van een nor??iaal kind wordt weer-
gegeven
door. een lijn, welke in een bepaalde verhouding staat
tot de lengte- en gewichtsmaten en die in dit werk nader om-
schreven is.

II.

De voedingstoestand van een kind kan worden uitgedrukt
door een cijfer, dat aangeeft, hoeveel gewiclitsprocenten het kind
van
de genoemde lijn afwijkt in negatieven of in positieven zin.

III.

Bij het bepalen van den voedingtoestand mag de leeftijd niet
in aanmerking genomen worden.

IV.

De gewichtscoefficient is een onbruikbare factor, zoowel
op zichzelf, als gebruikt in eenige formule.

V.

De door mij toegepaste formules van Schuckink Kool,
Tuxford, Von Pirquet en Dreijer zijn geen bruikbare indices
om den voedingstoestand te bepalen.

-ocr page 78-

62
VI.

Er bestaat bij normale personen een vaste verhouding tusschen
lengte en zithoogte.

VIL

Er is eene recht evenredige verhouding tusschen het Basaal-
Metabohsme en de lengte van den onderzochten persoon.

VIII.

Het Basaal-Metabolisme van een normaal persoon wordt
uitgedrukt door dezelfde lijn, welke den voedingstoestand van
dezen persoon aangeeft.

-ocr page 79-

LITERATUUR.

Aron. Münchener Medizinische Wochenschrift. 1912, No. 5.
Baldwin
. Journal of the American Medical Association 1924
Vol 82.

Benedict. Lectures on Nutrition. A Series of lectures given
at the Mayo Foundation and the Universities of
Winconson, Minnesota, Nebraska, Jowa and Was-
hington.
1924—25.
Birk
. Berliner Klinische Wochenschrift. 1911 No. 27.
Camerer
. Münchener Medizinische Wochenschrift 1912 No. 5.
Donle
. Münchener Medizinische Wochenschrift 1912 No. 13.
Dreijer
. The Assessment of Physical Fitness. 1920.
Dubois
. Basal Metabohsm m Health and Disease. 1924.
Elias
. Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde. 1922 1.
Freund
. Münchener Medizinische Wochenschrift. 1912 No. 5.
Van der Hoeve
. Beschouwingen over het bepalen van. den
Voedingstoestand van Schoolkinderen. Amers-
foort.
1918.

Nederl. Tijdschrift voor Geneeskunde. 1919 1.
Krogh. Wiener Klinische Wochenschrift. 1922 No. 13.
V.D.Loo.Nederh Tijdschr. v. Geneesk. 1919. L No. 6, IL No. 14.

1920.1. No. 20.
1922. L No. 16.
Lubsen. Nederl. Tijdschr. v. Geneeskunde. 1917 IL

Bijlage Verslag omtrent een onderzoek naar den
Voedingstoestand van een Deel der Schoolbevolking.
Amsterdam 1917.

-ocr page 80-

Mebical kesbarch council. Special Reports Series No. 101

1926.

MacLeob. Studies of the Normal Basal Energ, Requirement
Moquette. Onderzoekingen overnbsp;• j

te Utrechtl907.nbsp;m de gemeen-

Oppenheimek. Münchener Medizinische Wochenschrift 1912
JNo. 13.

Pfaundler. Körpermassstudien an Kindern 1916

Münchener Medizinische Wochenschrift 1912
JNo. 0.

Von prrquet. System der Ernährung. 2er Teil 1919

Mitteilungen des Generalkommissarktes der
quot;nbsp;- Oesterreich

Polak. Nederl. Tijdschr. v. Geneeskunde 1917 II
Riedel. Die Körperlänge von Münchener Schulkindern 1913
Royster
. Nutrition and Development 1927
Sajet
. Nederl Tijdschr. v. Geneeskunde 1917 II
Schuckink Kool Nederl. Tijdschr. v. Geneeskunde 1917 II
SKiBiHSKi.Das^ Korpergewicht von Münchener Schulkindern

Stratz. Nederl. Tijdschr. v. Geneeskunde 1908 II
Variot. Mtochener Medizinische Wochenschrift 1912 No 5
vierordt.
Münchener Medizinische Wochenschrift 1912No\' 5
Verslag omtrent een onderzoek naar den Voedingstoestand
van een deel der schoolbevolking. Amsterdam 1916

-ocr page 81-

STELLINGEN.

I

Van Rijkswege worde het geneeskundig schooltoezicht voor
alle Lagere
scholen, zoowel voor leerlingen als onderwijzend
npMonp^^l vpmlicht e^esteld.

personeel verplicht gesteld

2.

t-i;

In het lesrooster der hoogere klassen der Lagere- MULO
en
U.L.O.-scholen behoort minstens één lesuur per week te
worden
opgenomen voor het onderwijs in de grondbeginselen
der gezondheidsleer door daartoe bevoegde leerkrachten

3.

4.

De openluchtschool is de school vno^ oii^ 1 • j

voor de zwakke, met door tuberml^cnbsp;^^^n speciaal

tuberculose aangetaste kinderen.

5.

Vacantie-kolonies zijn voor t^f^ tr.^ . ■
slechts hpmiddden.nbsp;mtge.onden kinderen

-ocr page 82-

Het door de Gemeentebesturen krachtens de wet of veror-
dening heffen van gelden als bijdrage in of vergoeding van de
kosten voor afzondering, onderzoek of ontsmetting bij besmet-
tehjke ziekten, in de wet genoemd of daarmee gelijkgesteld,
is niet in het belang der volksgezondheid,

7.

De Rijksverzekeringsbank is, als meest belanghebbende,
geroepen het geven van Eerste-Hulp-Cursussen zoo krachtig
mogelijk te steunen.

8.

Het is gewenscht, dat aan onze Universiteiten ten spoedigste
worden ingevoerd cursussen in eerste-hulp-verleening voor
studenten in de geneeskunde.

9.

Levertraan emulsies, zooals Emulsio olei jecoris aselli com-
positum, en samenstellingen van levertraan, zooals Oleum
jecoris aselli cum benzoate ferrico of Oleum jecoris aselli cum
jodeto ferroso, behooren uit de pharmacopee geschrapt te
worden.

10.

Indien de interne behandeling van de Pylorusstenose bij de
zuigeling niet zeer spoedig, b.v, na een week, verbetering
brengt, passe men de chirurgische behandeling toe.

-ocr page 83-

Bij de therapie der acute pancreatitis late men de cholecyst-
ectomie achterwege.

12.

Bij empyeem worde steeds begonnen met drainage volgens
Bülau. Ribresectie zij een ultimum refugium.

13.

De operatie van Alexander-Adam bij retroflexio uteri be-
hoort niet meer te worden toegepast.

14.

Als het eene oog door een ongeval in den zin der wet bhjvend
gelaedeerd is, moet bij vermindering van het gezichtsvermogen
van het andere oog, hetzij door ziekte, hetzij door eenig ongeval
niet in den zm der wet ontstaan, de rente herzien worden ten
gunste van den getroffene.

15.

Van de operaties na loslating van het netvhes geeft de cal-
motage tot dusver alleen uitzicht op verbetering.

16.

De synthaline is in geenen deele gelijkwaardig met de insuline:
geeft dieet alleen geen voldoende resultaat, dan bezige men
slechts insuline bij den diabeticus.

-ocr page 84-

Tabel I.

Lengte van de jongens (eerste kolom) en de meisjes (tweede kolom)

der Maastrichtsche Scholen.

-ocr page 85-

Gewichten van de jongens (eerste kolom) en de meisjes (tweede kolom)

der Maastrichtsche Scholen.

Tabel IL

jaar V,„ Vj,, = 7 jaar.

19.5—20.4 K.G. = 20 K.G.

leeftijd :

872

9V2

6V2

10

IIV2

10\'/,

12

I2V2

11

13

13V2

14

• t
i. m.

K.G.

13

14

15

16

17

18
19

21
22

23

24

25

26

27

28

29

30

31

32

33

34

35

36

37

38

39

40

41

42

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52.-1

53

54

55

]. m.

]. m.

j. m.

]. m.

). m.

m.

m.

j. m.

]. m.

J. m.

). m.

). m.

]. m.

). m.

m.

m.

—nbsp;1

—nbsp;3

3nbsp;10

11nbsp;17

13nbsp;15

16nbsp;27

1
1

5
16
10

—nbsp;1

4nbsp;3

7nbsp;9

11nbsp;12

19nbsp;27

-20nbsp;17

1
6
7
11

—nbsp;1

1nbsp;3

1nbsp;2

1nbsp;6

9nbsp;8
10
10

4nbsp;1
3 3

5nbsp;7

12_9_

19

20

20

15

14

21

18

7

12

7

11

11

7

5

8

6

8

2

4

2

1

3

1

1

3

1

4

— 1

1 1
— 1

1

4
3

1 —
1 —

1nbsp;3

4nbsp;—

1nbsp;5

6nbsp;10

7nbsp;13
13nbsp;13
16nbsp;14
9nbsp;14

8nbsp;11
8nbsp;10
6nbsp;2

22nbsp;29

22nbsp;12

14nbsp;10

10nbsp;7

5nbsp;3

1nbsp;2

2nbsp;—

—nbsp;1

1nbsp;—

1

— 11
— 1

._7nbsp;15

11nbsp;13

15nbsp;12

16nbsp;10
10nbsp;10

6nbsp;8

1nbsp;4

1nbsp;5

7nbsp;8

12nbsp;14

12nbsp;11

12nbsp;16

11nbsp;9

23nbsp;18

4nbsp;5

5nbsp;7

4nbsp;7

6nbsp;11
11nbsp;12
13nbsp;11
9nbsp;14
13nbsp;13
13nbsp;10
10nbsp;5

5nbsp;6

12nbsp;7

11nbsp;5

1nbsp;2

2nbsp;1

—nbsp;1

1nbsp;—

1nbsp;—

9
9

10 18
13 13

—nbsp;7

4nbsp;7

6nbsp;6

12nbsp;10

8nbsp;13

12nbsp;11

16nbsp;15

16nbsp;8

6nbsp;11

1

3
3
2
7
7

9 13
8 12

1

2

4

5
9
4
13

1

2
2
2
4

3
2

4
6

4
2

3

5
2

4
2
2
4

- 2
1 —

12
10

12nbsp;13

15nbsp;9

11nbsp;8

14nbsp;10

7nbsp;10

8nbsp;9
8nbsp;3

3nbsp;5

4nbsp;2
2nbsp;2
1nbsp;—
3nbsp;1
3nbsp;1

—nbsp;1

—nbsp;1

2
3
3
3
10
10
10

15

5

6
4
1
2
1
1

6
5

3
1
2
1

2

4
2

3

4
6

3
2

4
4
1

4
6
1
2
3

2
2
4
3
2
2
1
3
2
1

3
2
2
2

9 15
13 7
12 12

11
6
4
3
3
1
1

14
7
9
7
5
2
2

2 —

1

10

5
3
1
7

3

4

5
4
3

1 —
2 2

1 —

1nbsp;—

•— 3
— 1

2nbsp;1

2 —

— 1

— 1

— 3

— 1
— 1

— 1

— 1

— 1

94 96 103 113
43 48 41 50
23 23 23 19
30.84 31.15 31.80 31.90

aantal :
max. gew.:
min. gew.:
gem. gew.:

12 27
22 20
17 14
18.64 17.71

85 97
27 25
16 14
19.55 18.66

119 129
28 33
15 14
20.26 19.73

125 128
27 28
16 15
20.60 20.14

88 69
30 34
17 17
20.43 21.94

86 85
29 31
18 16
23.17 21.83

82 88
32 30
18 16
24.34 23.57

86 103
33 35
18 17
24.10 23.91

115 107
38 35
20 17
26.42 25.25

105 109
35 48
21 19
27.11 26.29

109 102
37 41
23 22

114 90
39 41
21 20

85 60
46 45
23 14
33.48 33.89

52 35
42 50
25 25
34.92 34.13

5 5
46 49
22 39

28.29 27.5029.49 29.46

-ocr page 86-

Zithoogte van de jongens (eerste kolom) en de meisjes (tweede kolom)

der Maastrichtsche Scholen.

Tabel III.

jaar 7,„ V/,, = 7 jaar.

60.4 = 60 cM., 60.5 = 61 cM.

leeftijd :

9V2

872

772

6\'/.

10

107^

117,

11

12

1272

1372

13

14

j. m.

cM.

46

47

48

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

60
61
62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

74

75

76

77

78

79

80

81.
82

83

84

85

86
87

m.

]. m.

m.

). m.

m.

m.

]. m.

m.

). m.

m.

]. m.

]. m.

]. m.

). m.

). m.

). m.

— 1

— 1

1

— 1

— 1

—nbsp;3

—nbsp;2
— 2

2
6
4
1
2

2
4

4

5
12
16

— I

— 1

4
6
6
19

—nbsp;2

3nbsp;3
2nbsp;7
6nbsp;8

4nbsp;10
11nbsp;20
15nbsp;16
20nbsp;16
24nbsp;14
10nbsp;9

1

1
1

4
10
9
11

1
2
7
3
12
13

— 1

— 1

—nbsp;I

—nbsp;1
—nbsp;2

1nbsp;3

2nbsp;4
1nbsp;8
9nbsp;13
18nbsp;16
10nbsp;8
22nbsp;II
10nbsp;15

11 20
17 12

12nbsp;20

12nbsp;15
17nbsp;16
22nbsp;11

13nbsp;12
7nbsp;8

1

5
3

7

13 8
16 13

8nbsp;5

9nbsp;II

1

2
4

4

5
5

13 8
20 9
II 16

4
4
I
12
13
10

2

5

6
3
19

— I

— 2
— 1
I I

18
6
7
7
5
1
1

1

2
2
I
3
6
10
17

1 —

18 11
12 11

6
6

I 13
10 12
15 12

13nbsp;16

14nbsp;9
13 10

2nbsp;3

5nbsp;3

2nbsp;8

8nbsp;16

11nbsp;15

12nbsp;13

16nbsp;9
18nbsp;14

17nbsp;7
8nbsp;3
4

2nbsp;2

2nbsp;4

6nbsp;10

17nbsp;10

12nbsp;14

10nbsp;13

14nbsp;12

6nbsp;2

1

2
6
3

5 8
21 5
14 10
11 18

— 1

1 1

10
3
2
3
1

14
7
5
2
1

II

3

4
2
I
1
1

3

1

2
3
9

14
13
10
9
11
6
1
1
1

2
1

3

4

3

5
5
5

4
3
8

5
3
3

1
1

3

5
7
2

6
6

4

5
4

3
3

10
5
4
4

—nbsp;12

9nbsp;8

18nbsp;11

19nbsp;12

18nbsp;15

1

4
1
2

4

5
1
5
2
1
1
2
2
1

15
9
9
6
I
1
I

13nbsp;14

15nbsp;11

16nbsp;12
9nbsp;9

1 —

9
10
5

10
7
3
5
1

5

7
13
4
4
3
3
2
1

6
4
4
1
2
3

6
10

8
4
6

11
7

6

3
2

4

5

1nbsp;—

1nbsp;—

—nbsp;1

—nbsp;2

1.nbsp;—

1nbsp;l

1 —

1 —

— 1

1 1

— 1

1 1

aantal
maxim,
minim,
gemidd.

12nbsp;27

65nbsp;69

59nbsp;46

61.8nbsp;58.-

85 97
69 69
56 53
61.8 61.3

119 129
71 71

54 50
62.2 62.1

125 128
72 71
58 52
64.5 62.9

88 69
73 73
59 52
65.7 64.9

86 85
72 75
59 59
65.7 64.6

82 88
77 72
61 53
67.4 66.2

86 103
74 73
62 57
68.2 67.0

115 107
77 79
63 56
68.3 68.2

105 109
76 81
63 61
70.3 68.9

109 102
79 79
64 62
71.1 69.9

114 90
80 80
64 64
71.8 70.1

94 96
79 81
66 64
71.6 71.9

103 113
84 85
65 60
73.6 72.8

85nbsp;60

84nbsp;87

68nbsp;57

74.4nbsp;75.0

52nbsp;35

81nbsp;86

66nbsp;66

74.2nbsp;75.5

5 5
81 81
71 74
76.6 75.6

-ocr page 87-

Uitkomsten der Formule van Scliuckink Kool
voor de jongens (eerste kolom) en voor de meisjes (tweede kolom)

der Maastrichtsche Scholen.

Tabel IV.

G^o/^, jaar 7,„77j, = 7 jaar.

Leeftijd :

6V2

7\'/2

8V2

972

10

IOV2

12 V2

11

1172

12

13

1372

14

]. m.

m.

m.

]. m.

m.

m.

]. m.

). m.

J. m,

m.

]. m.

1-

m.

1-

m.

m.

m.

(-3)1

J. m.

). m.

0—4
5—9
10—14
15—19
20—24
25—29
30—34
35—39
40—44
45—49
50—54
55—59
60—64
65—69
70—74
75—79
80—84
85—89
90—94
95—99
100—104
105—109
110—114
115—119
120—124
125—129
130—134
135—139
140—144
145—149
150—154
155—159
160—164
165—169
170—174
175—179
180—184
185—189
190—194
195—199
200—204
205—209
210—214
215—219
220—224
225—229
230—234
235—239
240—244
245—249
250—254
255—259
260—264
265—269
270—274

— 1

— 1

1 —

— 1
— 1

2 —
— 1

—nbsp;1

—nbsp;2

3nbsp;4
5nbsp;2
7nbsp;3

4nbsp;7
7nbsp;7
10nbsp;8

10nbsp;7
14nbsp;12

11nbsp;10

—nbsp;1

—nbsp;2

—nbsp;6

3nbsp;4

6nbsp;7
5nbsp;8
9nbsp;16

7nbsp;13
11nbsp;14
15nbsp;8
10nbsp;10
13nbsp;12

1
1

3

7

8
7
12

—nbsp;2

4nbsp;4

3nbsp;2

4nbsp;5
8nbsp;9

8nbsp;15
6nbsp;12

9nbsp;6
14nbsp;16

1

I
1

4
6
4
3
14

1

2
2
6
2
4
6

12
6
7
7
7
10
3
3
2
2
1
1
1

3
5
11
11

1

5

3

5

5

4

5

6

5

7

17

14

17

13

13

20

18

14

23

11

16

8

5

18

15

4

14

9

7

8

8

1

8

5

4

2

1

1

1

1

— 1

1

1

1

2

1

5

6

2

3

4

5

17

9

14

14

10

15

12

11

11

8

6

10

9

6

10

14

6

3

3

5

1

2

4

1

2

5

3

2

1

2
5
5

5
16
10 12
8 14

13 6

6nbsp;8
5 6

— 3
5 1

4
6

4

5

18 16
11 9

6 6

5nbsp;11
12 15

6nbsp;9
4 8

11
14
11
10
6
1
2
1
3
1

3

5
3

3

6

4
3
2
2

5
5
2
3
1
2

5
4
2

6
2
2
3

- 3
2 —

1 —

— 1

9 19

11nbsp;14

16nbsp;15

18nbsp;17

10nbsp;15

17nbsp;11

9 12
6 10

17nbsp;10

15nbsp;9

10nbsp;16

5

3
2
2
2
1
2

4
1
1
1

8 13
10 9

15
15
8
7
7
2
3
3
2

7
6
2
4
2
2

3
1

1 1

1 —

6
5
7
7
1
2

12

8
9
7
6
2

14
9
4
6

2
1

15
13

5
3
3
2

7
1

3
1

4
1

- 1
1

13
6

5
3

6
5
2
1

7
5

4

5
2
1
1
1

13

8
5
3

9
4
3
2

- 1

1 —

7
10
5
2

3 —

I 1

1 —

3

4
3
1

— 2
— 1

— 1
2 2
— 1

1 —

— 2
— 1

— 1

1 —

— 1

1 —

1 1
1 —
1 2

— 1

— 1

— 1

— 1

— 2
— 1

1 —

12

27

85

97

130/

Isi

115/
/119

150/
/54

135/^

95/
199

80/
Isi

70/
hi

40/

/39

109.4 97.3

94 96

103 113

85 60

175/
/79

215/
/l9

155/
159

225/
129

155/ 165/
159 ƒ69

60/
/C4

quot;764

65/
169

35/
139

30/ /
ISi 73

105.0

106.-

102.6

101.-

105.9 105.5

52

35

5

5

145/
/49

185/
IS9

260/
lei

45/
/49

50/
/54

100/
liüi

104.2 104.6

aantal
maxim,
minim,
gemidd.

119 129

125 128

88nbsp;69

130/nbsp;170/

/34nbsp;/74

70/nbsp;70/

/74nbsp;/74

101.5nbsp;103.-

86 85

135/ 150/
139 I

82nbsp;88

150/nbsp;130/
/54 /34

70/ 60/
/74 /64

104.2 99.1

86 103

145/ 150/
149 /54

115 107

165/ 185/
/69 /l89

70/ 55/ \'
/74 /59

105.7 96.6

105 109

145/ 215/
/49 /219

70/ 55/
/74
159

103.6 97.8

109 102

114nbsp;90

155/nbsp;170/
159 hi

65/nbsp;30/
/69
l3i

104.8nbsp;100.2

145

■I 150/
/49 /54

150/nbsp;135/

/54nbsp;139

70/nbsp;50/

hinbsp;/54

103.7nbsp;98.4

150/ 190/
/54 I

54

194

80/ 35/
/84 /39

107.2 100.7

75/ 60/
/79 lei

103.8 97.1

65/ 45/
169 Ii9

99.3 96.0

70/ 55/
/74
159

107.6 100.6

103.3 97.3

145.0 140.0

-ocr page 88-

Uitkomsten der Formule van Von Pirquet
voor de jongens (eerste kolom) en voor de meisjes (tweede kolom)

der Maastrichtsche Scholen.

Tabel V.

G\'Vi2 jaar 7,„ l\'j,, =--7 jaar.

Leeftijd : j 6

9V2

8V2

10

IOV2

I2V2

TU

IIV2

12

13

13\'/,

11

14

672

j. m.

m.

m.

m.

m.

m.

j. m.

m.

m.

]. m.

m.

m.

j. m.

). m.

m.

m.

]. m.

80
81
82

83

84

85

86

87

88

89

90

91nbsp;-

92

93

94

95nbsp;I

96

97nbsp;:

98nbsp;^

99nbsp;!

100nbsp;I

101nbsp;j
102 i

103nbsp;i

104nbsp;I

105nbsp;^

106

107

108

109

110
111
112

113

114

115

116

117

118

119

120
121
122

1

—nbsp;1

—nbsp;1

2nbsp;3

5nbsp;6

9nbsp;5

15nbsp;11

21nbsp;18

23nbsp;18

21nbsp;15

9nbsp;8

1

3

4

5

6

1
6
3
8

3nbsp;1

1nbsp;2

2nbsp;6

8nbsp;4

18nbsp;12

21nbsp;9

19nbsp;15

11nbsp;10

10nbsp;11

12nbsp;3

2nbsp;11

3nbsp;1

2nbsp;2

1

2

9
9

10nbsp;8
17nbsp;13
9nbsp;10
11nbsp;10
6nbsp;11

1nbsp;.9
3nbsp;5

2nbsp;4

1nbsp;—

1nbsp;3

1nbsp;.3

6nbsp;1

8nbsp;11

9nbsp;6

14nbsp;10

—nbsp;1

1nbsp;—

5nbsp;3

9nbsp;1

15nbsp;12

11nbsp;20

13nbsp;15

14nbsp;15
12nbsp;8

5nbsp;1

—nbsp;5
1nbsp;2

—nbsp;1

1

1

I

4

1

3

2

2

1

5

5

7

2

12

4

14

16

19

17

11

8

13

17

16

7

25

15

7

7

13

24

11

17

9

14

5

12

9

11

2

6

7

7

3

4

2

5

3

4

1

4

3

2nbsp;1

4nbsp;1
8nbsp;2

12nbsp;11

10nbsp;14

28nbsp;20

21nbsp;15

16nbsp;19

14nbsp;14

5nbsp;11
3nbsp;9

—nbsp;6

1nbsp;1

—nbsp;1

2nbsp;3

3nbsp;5
2nbsp;8
12nbsp;7
19nbsp;13
8nbsp;13
16nbsp;15

2

3

4

3
2

3

4
3
6
3

5
3

2
4

9

10
17

4
11

15nbsp;6

15nbsp;6

20nbsp;18

6nbsp;13

10nbsp;12

11nbsp;15

2nbsp;11

1nbsp;4

—nbsp;3
_nbsp;3

—nbsp;2

15nbsp;11

20nbsp;13

21nbsp;18
13nbsp;16
12nbsp;13

6nbsp;7

2nbsp;3

2nbsp;1

—nbsp;3

—nbsp;1
—nbsp;1

19nbsp;16

20nbsp;18
18nbsp;9
10nbsp;10

11nbsp;12

18nbsp;16

22nbsp;15

15nbsp;12

9nbsp;19

9nbsp;5

8nbsp;4

—nbsp;3

—nbsp;3
inbsp;2

—nbsp;2

1 —
1 —
1 1

22 11

9 8

14
16
9
4
1
1

3
10
5
3
5
3
1
1

16
5
2

2
1

9
11
2
4
2
2

20
2
5
2
2
1

5nbsp;5

2nbsp;5

2nbsp;4

1nbsp;—

—nbsp;3

1 2

— 2

— 2
1 1

— 1

1 —

1

— 1

— 1

aantal i

1

12 27

85 97

maxim.

95 115

105 104

minim.

89 89

86 86

gemidd.

1

92.2 95.9

91.9 93.1

86 103 115 107

82 88
101 104
86 85
91.3 92.5

86nbsp;85
97 98

87nbsp;86
91.5 92.2

105 109
97 120
86 85
91.7 92.2

109 102
99 105
86 86
91.7 92.0

114 90
103 107
86 80
92.9 92.1

94 96
99 113
87 87
92.3 92.0

119 129
105 115
87 80
91.9 92.1

125 128
98 110
85 86
91.3 92.9

88 69
98 100
87 87
91.3 92.2

103 113
99 102
83 85
92.1 92.2

85nbsp;60
98 102

86nbsp;80
92.4 91.8

52 35
100 102
88 87
93.6 91.9

5 5
102 98
90 94
92.4 96.8

I

96 99
86 86
91.0 91.5

98 106
87 81
91.5 91.0

-ocr page 89-

amp;CHUCKIf1K- KOOL
GEMIODEUD-VOEDIHGSGCTM.quot; 105- 50%-Wa.
onOER 80 :
iA LEERL • 6.0 %.
OUDER 90 : Ao quot; =17.0%
OMDCR-IOO : 95 quot; \'AOSquot;/»
QflDER : 25 quot; =10.7%.

BUZONDERE - JQIMt^ENIgsrHQOL- CAPUCUNENGANG

AANTAL-LEERUdGEn -ZSO- 1LEERL=0.ii37o

TU)^FORD
GEMlDOELD VOEDirttSGETAL- 950 - 507o=960
OKDER 900 •• ■\'(8 LEERL •ao.6%
OfiOER 910 : 55 » =£26%
TU5SCHEn-900-950 : M quot;
TÜSSCHEn-950-1050 : lOt quot;
=AiS%
OMDER 870 : £7 ••

PIRQUET

GEMlODELO-VOeOICtöSeETAL- 91.A • 50\')\'o-91
OMDER 90 : b7 LEERL «15.9%
OflDER M19 quot; -51.1%

SCHATTine

SLECHT

: aa LEERL

- lt;)A%

2EERMAT1G

: 27 »

\' 11.6%

nATIG

: 65 -

-27.9%

EVEM-VOLOOEnDE

; ••

• 17.2%

VOCDOEnOE

; 73 quot;

= 31.5%

ZEEROOEO

: S ••

Grafiek 1.

Uitkomsten der formule Schuckink Kool, Tuxford, Pirquet en Dreijer

van een der jongensscholen.

-ocr page 90-

b\'jzondere - meisjesschool - st-angela - scharnerweg

lATITAL - UEERLinaEn - 259. — A ■ LEERU MG - 0. i8 %

DREYER
GEWICMTamp;\'TE KORT
5% 0^ntER;1^.6 LEERL = 51.i7.
10% Of MEtR ■■\'46» = 17.1 %.
15% OF - heer : 16 . 5 7%

achattins

SliCHT •• SLEERL »nbsp;50%

ZLEER MATIG ^ bo - »nbsp;11gt;i7o

MATIG . 06 .. •nbsp;15.0 7a

E.VEn WÜWEnDE; sa .. =nbsp;li 67a

irOLOOEMOE.; 111 » =nbsp;^12.17.
ZEER GOED 1 8 .

iM

ta
ao

■18
Ah

li
■10
8
S
Ji

■■■ A A A

\'\' 9 S 10 « jfi IS iï

Grafiek 2.

Uitkomsten der formule Schuckink Kool. Tuxford, Pirquet en Dreijer

van een der meisjesscholen.

-ocr page 91-

totaal-aantal-jongens •• 1^66. - i leerling = 0.068%.

§CHUCKinK-KOOL.

6E.M1DDELD-VOEDIMGamp;GEITAL - 102gt;3 - 50% •
OnDE.R -80 : HO LEERLinGETI = %
OnOER-90 ■■ 267 quot;nbsp;«10.1%

OMDER -100 : 579 quot;nbsp;« 59

= \\\\bZ%.

e50 täO va

OMDER - 8ii ^^^

n_A—T_r-------1-r—

éonbsp;ÄTOnbsp;Ï8Önbsp;«Onbsp;200nbsp;tlOnbsp;itonbsp;ZV)nbsp;2A0

w
56
5a
US
Oi4

Ho
Vs

tB

IJi

Zo
^

s

K
O

totaal-aantal-meisjes - 1^33 - 1 leerling = 0.069%.

GEMIODEID VOEDIMOamp;GETAL 100. 50 % = Q9.
OMDER-80 ■■ gt;t87 LEERL °nbsp;■

OMDER -90 : iiZ^ » •nbsp;.

60
5amp;
M
ka

ax

jjo

li
Ü
ik
iO
V)
AZ
8
«I
O

OMDER-100 ■■ 7U7 quot; ■- SISVo.

\\ \' ^-j-II--.-r-\'^---^^---1--—T--r--p-

^ièonbsp;Wnbsp;2.00nbsp;ZiO ütonbsp;ZV) Mnbsp;ifO £öO J,rj

A_____A-

h 10

Grafiek 3.

Uitkomsten der formule van Schuckink Kool voor alle jongens en voor alle meisjes.

nnbsp;n _IL

-ocr page 92-

totaal aarital ueeruhoeji ■ £89lt;3 - a leerun6 = o 05a7o
gem10de.ld ïoeoinotjoetal 102 solimol
onoer 80 w7lcerl\' lo olquot;/»
omoêr-lt;xgt;:

60
7b
11
ba

ÖO

lt;52

kit
uo

hZ

zs
zu

iO

At
ö

O

«00

■K

schuckink - kool

. «^5.08%
\' OMOER 82..\'bfa1 •• --MZlX

A n n_A r\\,__c\\

eio

w iSö iSo 210

15b ëïö ë5ö ibo ^iö\'

Grafiek 4.

Uitkomsten der formule van Schuckink Kool voor alle kinderen.

-ocr page 93-

tuxford

jongens

MnlAL •LEERunöE.n - Ü(Ö6 1 LEERLinü-\' O 0667o

GEMIOOELD V0E0inQamp;GETAL-957 tgt;0% quot;\'%7o
OnDER 900 : aqs l.EERl.= 2.0.1%
OnOER lt;3i0 1 Wfa gt;. = IM \'I\'
TUbSCHEh lt;300 -950- b10

■RjsscHErt-Qio-ioso; bv^ quot; --■^^p %
OfiDER 870 ; 156 »

68

M
to
66
52

jüs

Ib

28
SM
U
-Ib
ij;
8
M.
O

meisjes

AJVlTAU-LEERLinöEn-iifii-lLEERL- 0.009%
GEMIDDELD VOEDinOamp;QETAL\' 1076 50 7o • \'\'°\'\'°Ao70

OM OER - 900
0/ider • 910
TUSSCHEM 900 950
TUamp;iCHm-950l050
OflDER 970

LEERL-- il7o
116 quot; -- 80 7«
93 .. . 6.7%
quot; »KVi 7o

ilt I. : w.5 %

At__mA\'_r—nbsp;Aam_«. rn .

640nbsp;700nbsp;800nbsp;q 00 1000nbsp;1100 lüjOO lioo lioo föOO l600 1700

80
76
7t

se
bquot;
60
6lt;gt;
5i
gt;(8
hu
Ho
IS
hl
tA
21
iO
■(6
a
8
ti

Itu

120

na
\'08

10O

96
U

■ 1^1%
\' V.97.

Grafiek 5.

Uitkomsten der formule van Tuxford voor alle jongens, alle meisjes en alle kinderen.

-ocr page 94-

pirquet.

210

meisjes.

AAHAL- LEERLIMGEH - W

1 LtERL=0,0elt;9%
GETIIODEUD-VOEDIMQamp;GETAL\' 91.9
50% •= 9a

OnOER- 90 : ai9 LEERLinGEf1M5.1%

jongens

AAttTAL - L£ERLinlt;3EM - 1Afa6

1- LEE!?L=0,0SS%
GEAIDOELO ■ VOEDIflGèOETAL 91.8
50 % = 9Z

OnOER- 90 ; atS-LEERLIMGEM-1^,07»

2.00

100

180

OnOER 9a ; 656

= 38,7%

OnOER - 92 ; 502

170

160

150

130

120

110

^^ K /

80 BI Sil 86 8

8 90 9

t 9k 36 9S W) AÓ2 «li 106 HÓ Iii lilt -quot;S

90
60
70
60
50

V)

zo

10
5
O

go sa ait

Grafiek 6.

Uitkomsten der formule van Von Pirquet voor alle\'jongens en alle meisjes.

-ocr page 95-

pirquet

Grafiek 7.

Uitkomsten der formule van Von Pirquet voor alle kinderèn.

-ocr page 96-

ré p

7V

S-o

Si

S9

S6

%

m

/Oi

\'YAJtA^

l\'k

t \'

/ 4

d ^nbsp;O\' ^ j

Aé inbsp;\'\' ^ ^

//O.

//z
//i.

m.

njL
MV

/sa.

/3X.
/Si

^Sé

JÈ8

/quot;/O..

m

/vé

/VS.
/Sd.
Jfl.

/SS
/éo.
/ét.

/fo

e *

O O

. f ^

yi

\'A ^ ^ -

1 gt;

Bd

S. B

\\ ^

D
n

a

a.
06

A

/y

4

\' 1 \\

«w c

^ J

*

gt;

a

80

HB^Onbsp;S2:isnbsp;éllf

%

100

fio

r.®

lio

f3ó

m

/fo

léo
-J

H.tSui..

(S.fo

7s,is

V

di.so

«MM. t^AU^cj^vHA/ vcx/vv \\0nbsp;O^bOX dU. ijJdljrtOi^U l^ut H t^M:».

Grafiek 8.

Verhouding van de zithoogte tot de lengte.

-ocr page 97-

30

Grafiek 9.

n

on

ZD
3

Meisjes
y Jongens

^ Benedict,Emmes et al
• Benedict et Talbot
A Benedict!Gislscouts)
p Bedale
o MacLeod

X id.

lt;
O

66 kg

-ocr page 98-

1900
1800
1700

leoo

1500
1^00
1300
1200
1100
1000
900
800
700
600
500
^00
300
200
100

%
O

O O

cr

D
3

^y c^V-\'^ xc ^

OJ

CC
LU

a.

er

O
■—j

lt;

O

1,0

Grafiek 10.

19 ^0

Ci2 0,6

Voor verklaring der teekens zie Grafiek 9.

-ocr page 99-

d:nbsp;.

•nbsp;o:

onnbsp;3

Onbsp;Z)

lt;nbsp;=3quot;
O

O
O

7 9
Grafiek 11.

Voor verklaring der teekens zie Grafiek 9.

jaar:

-ocr page 100-

O V

if

a:

3
3

CM

O

JJnbsp;\' H O quot;

JJnbsp;\' H O quot;

a:

ÜJ

CL

on

O
lt;

O

\'X\'

CM,

70

50

. • /..
• : V.:.

»

150 170

90 110 130
Grafiek 12.

Voor verklaring der teekens zie Grafiek 9.

1900
1800
1700
1600
1500
14100
1300
1200
1100
1000
900
800
7 00
600
500
^00
300
200
100

-ocr page 101-

ö

y
y

quot;öi\'Tnbsp;J*?quot;nbsp;J/ Ty 3jnbsp;yynbsp;yj ^^nbsp;^^^ J^ Jynbsp;Xi

Grafiek 13.

Verhouding van lengte tot gewicht (jongens).

iéo
/f2
isC
is-i
in

Iii

m
m

/Jo

fJA
/^ia

nc
//i
//
f/ó
/as
/-óé
/O^
/aZ
/axf

P

p

_L

// /ƒ■ if ^^

/ ^ ^^
4 Ck

• l\'/i. py

e 1 ..
X
% u

t 11

6 r^k^*^

^ \'quot;/TT

V

^ 11 ^IXhil^

z^

-ocr page 102-

071 ftU^.

U
Uo
js.
jsi.

19\'i.
/SX
no

fiB

/vé,
m,

/9X

/to
/M
/3é
/if
J3Z

/50
/ZS
/Zé

jjy
m

JZO
j/8,
///.

//-?
//a


/oé
/ay,

/oo.
fV

r ^

A

Jr

Grafiek 14.

Verhouding van lengte tot gewicht (meisjes).

• /

»

/y

Vnbsp;ygt;nbsp;Jj

/gt; //nbsp;V/ /j ^v z\'^nbsp;fö y/ j\'i yj y^nbsp;J)nbsp;^^ ^^^

/ (0 Ijy^yrv
0

• 1 ^ ^OA*^«^
A g\'t

l. ) I ^^

X IS ^^

-ocr page 103-

cM
ISO

I\'S,

fiJO

135,

130

125

120.

115.

110

105,

Grafiek 15.

De normaallijn en de onderzoekingen te Maastricht en te Amsterdam.

-ocr page 104-

cM.

iso

IU5

100

135

130

125,

120,

iis

ien1e arme scholen.
iteny r-jke scholen.

110

105

iOoL

Grafiek 16.

De normaallijn en de onderzoekingen van Moquette.

-ocr page 105-

Grafiek 17.

De normaallijn en de onderzoekingen van Vierordt te Berlijn en te München.

-ocr page 106-

Height referred to Weight

cM

170.

boys

150

130

no

B. and T

90

70

B.and T. private schools
- Normaallun

50

18 22 26 30
Grafiek 18.

w

38 ^2 KG,

10

-ocr page 107-

Height referred to Weight

girls

10

B and T

bandt private5ch00l5

30 3M 38

10 m

18 22 26
Grafiek 19.

90

70

50

-ocr page 108-

Ost

r)

3
CvJ

NORMAALLIJN vanaf de

GEBOORTE.

LUnbsp;CD

^nbsp;CD

g CDnbsp;O

Snbsp;X

lt; ujnbsp;t:

ü -J

1950-150-78.25

pira:94^ ^0.50kg.

ms

^23.20 pira93.8 33,50 kgk

1230-1^0-7/}\'

135

21.10 PIRQ; 93,2

27.50 kg.

1110-130-69.75-

25

^\\87s piro\'. 92,8

22.50 kg.

990-120-65.50

870-110-61.25

PI RQ: 9 3,2

18,50 kg.

105

15,50 pirq^9h2

5,50 kg.

750-100- 57.-.

95

m.lG PIRQ: 95,3

12,75 kg.

630-90-52.75.

85

^:I272 PlRa\'.96.-

10,18 kg.

510-80-^8.50.

75

7,73 kg./ f-wph pira:96,l

390-70-

g5

5,35 kg. / ^\'.8,91 pirq: 9 3,9

270-60-^0.-.

Grafiek 20.

55

^150-50-35.75.
K.G.: 0

Normaallijn van de geboorte af in verhouding tot lengte, gewicht en B.M.

2 3 a—5 6 7 8 9 10 li 13 15 16 quot;t? 18 20 21 22 23 2H 25 26 27 28 29 30 31 32 33 35 36 37 38 39 ^

-ocr page 109-

Grafiek 21.

Normaallijn met procentsgewijze verdeeling der naastliggende zones.

-ocr page 110-

-A,

■■iïïï/:-«.\':.--\':.

KVquot;\': ■

■ ■/

. ; ■■ ;

A \' vV\'^

►ÏN\' ■i\'

.cl.-\'quot;quot;\'

\'.r .

-ocr page 111-

■ ■ • . 1 . ■•nbsp;■■ -Anbsp;\'..\'vi

:

• ^

v, - ■ •

Ifquot;nbsp;- • ■ - ■

-ocr page 112-

j yy

^ • /

- . ; : \' \'\' \'

v.

quot;\'fi\'\'/

■ ■-•• V

/■V

\'Uii\'-\',-

\'■yr

k\' \' \' ■■

- . V

.. :. t

1.1

!

■N ,

m

\'nbsp;,\'v

f ■

■ y

.v.:

-ocr page 113-

■ ,7 ■

-ocr page 114-

MPt:\'

■•tóv.

\'t

l\'.u