-ocr page 1-

ÜÜMÜ

.

-; \'V^ -v.\'o;--,\'^...-V ,-r,;quot;\'14\'

■ 1

■■■•.■

WËm§

-ocr page 2-

B. oct. 3003

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

(pj 3ólt;j3

IS \'T HUWELIJK E[NE [HOT?

EENE BEEKS VAJST INGEZONDEN BRIEVEN OVEE DEZE VEAAG, VEESCHENEN IN HET DAGBLAD «THE DAILY TELE-GEAPH» VEEZAMELD EN IN \'T LICHT GEGEVEN

DOOR

HAERY QÜILÏEE

kmm eene verhandeling over de PlilosopMe vaü tiet Huwelijk

DOOR

Mrs. LYHK LINTON,

GEVOLGD DOOR EEN OVERZICHT DER VOORNAAMSTE WETTEN OP HUWELIJK EN ECHTSCHEIDING IN VERSCHILLENDE LANDEN

DOOR

H. A. SMITH.

UIT HET ENGELSCH VERTAALD EN MET EEN VOORREDE VOORZIEN

DOOR

MEVR. ZWAARDEMAKER-VISSCHER,

UTRECHT.

- J. G. BROESE. J889.

-ocr page 6-

ZUID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ.

-ocr page 7-

INHOUD.

Ëladz.

Woord vooraf van Harry Quilter....................1

quot;Wat Mevr. Mona Caird betoogd heeft in de Westminster

Review................10

I. De getuigen voor..........................13

II. De getuigen tegen............35

III. Huwelijken in andere landen. ........ 7$.

IV. Curiosa................105

V. Mrs. Lynn Linton. De philosophic van het huwelijk. 124

VI. Oorzaken van welslagen en van mislukken.... 143

VII. Voorgestelde geneesmiddelen.........164

VUL Overzicht van de wetten op het huwelijk en de echtscheiding ...............135

IX. Inhoud der brieven............213

-ocr page 8-

ZÜID-HOLL. BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ.

-ocr page 9-

INHOUD.

Bladz.

Woord vooraf van Harry Quilter....................1

Wat Mevr. Mona Caird betoogd heeft in de Westminster

Review................10

I. De getuigen voor.............13

II. De getuigen tegen............35

III. Huwelijken in andere landen. 79.

IV. Curiosa................105

V. Mrs. Lynn Linton. De philosophie van het huwelijk. 124

VI. Oorzaken van welslagen en van mislukken.... 143

VII. Voorgestelde geneesmiddelen.........164

VIII. Overzicht van de wetten op het huwelijk en de echtscheiding ...............185

IX. Inhoud der brieven............213

-ocr page 10-
-ocr page 11-

VOORREDE VAX DE VERTAALSTER.

Dit is een opmerkelijk boek. Wij, deftige Hollanders, kennen wel den droog-komiek, die met een ernstig gelaat zijn hoorders aan \'t lachen maakt; hier vinden wij het tegendeel; dit boek brengt u, soms lachend, in eene ernstige en gemoedelijke stemming. Men leze het onbevooroordeeld, en dan kan \'t niet anders of men erkent met volle overtuiging: ja, \'t huwelijk , het wettige , heilige huwelijk is goed; \'t is de grondslag eener ordelijke maatschappij, de kweekplaats der zedelijkheid, de opvoedster van de hoop der toekomst.

Dit althans is de indruk geweest, dien al dit hoor en wederhoor op mij maakte, de slotsom van al de wijze en dwaze, grappige en ergerlijke, kinderachtige en verhevene invallen en uitingen, welke wjj hier in een kort bestek bijeenvinden. Wij allen vinden hier ook menigen wenk in den trant van Beecher Stowe\'s Kleine vossen.

Maar behalve de veelal amusante brieven worden hier ook zeer ernstige en diepzinnige opstellen ten beste gegeven. Het stuk van mevr. Caird wordt, onzes inziens, door \'t meerendeel der briefschrijvers verkeerd opgevat en beoordeeld; zij is eene idealiste en geen materialiste, doch haar ideaal staat te hoog voor de maatschappij , zooals deze thans is samengesteld uit niet ideaalgezinde menschen. Daarentegen komt het stuk van mevr. Lynn Linton mij voor te lijden aan overmaat van koel verstand; toen ik\'t vertaald had, gevoelde ik behoefte aan eenige muziek van Beethoven en Weber. Zou zij in ernst zijn met hare bewering, als zou de beschaving ooit zoo groote verandering in de menschelijke natuur te weeg kunnen brengen, dat zij den honger aan liefde geheel kan te niet doen, en een ander huwelijk, dat op louter wereld-sche gronden steunt, kan wettigen ? Zou die, overigens zoo logische, redeneering der schrijfster van Jozua Davids wellicht eene scherpe geeseling bedoelen van de kwalen der hedendaagsche maatschappij, die den Mammon tot haar afgod koos?

- -

-ocr page 12-

VI

Het Appendix van den Engelschen rechtsgeleerde, dat een beknopt overzicht bevat van de wetten op het huwelijk, welke geschiedenis en volkenkunde hem leerden kennen, doet den wensch opkomen, dat beschaafde landen, vooral thans bij het snel toenemend onderling verkeer, zic\'i richten mochten ter vereenvoudiging en vooral gelijkmaking hunner huwelijkswetten, welker groote en wonderlijke verschillen den onkundigen vaak schade, den advocaten veel werk, en den rechters veel moeite bezorgen. Aangezien de Engelsche rechtsgeleerde in dat algemeene overzicht natuurlijk geen bijzondere plaats kon inruimen aan ons vaderland, en wij allen, zoowel burgeressen als burgers, toch door de Wet gehouden zijn de wetten te kennen waaronder wij leven, dacht mij de Hollandsche uitgave van dit boek niet compleet, zonder nog eenige korte opmerkingen ter zake van de speciale Nederlandsche wetgeving ten opzichte van huwelijk en echtscheiding. Maar al te weinig zijn deze, zelfs de meest elementaire beginselen, bij ons publiek bekend, en menigeen moest deze onkunde met schade duur bekoopen.

Onze Burgerlijke wetgeving behoort tot die soort, welke in het Appendix aangeduid wordt als die, welke nog onder den invloed staat van het oude Romeinsche recht; de Code Napoleon, welke door Napoleon I voor zijn uitgebreid rijk uitgevaardigd werd, was op die leest geschoeid; natuurlijk werden wij in onze vernedering er ook mede begiftigd; \'t was een der goede gevolgen van den verschrikkelijken orkaan, waardoor Europa nu bjjkans eene eeuw geleden geteisterd werd. Tot 1838 bleef deze Code hier te lande van kracht en is in vele opzichten de leidende gedachte bij onze wetgeving gebleven. Men schijnt thans eene nieuwe herziening van het Burgerlijk Wetboek onderhanden te nemen; dus is \'t nog meer gewenscht, dat het volk kennis neme van de gebreken welke het thans bestaande aankleven, opdat ook de publieke opinie haar gewicht in de schaal legge, bij \'t wegen der beginselen, welke thans aan de meerdere ontwikkeling eigen zijn.

Wat de formaliteiten betreft, tot het aangaan van een huwelijk vereischt, deze zijn vrij wel bekend, en door den Engelschen rechtsgeleerde in het Appendix voor Frankrijk reeds uiteengezet. De toestemming der ouders, enz. is in onze wet zeer eenvoudig geregeld en toch zijn velen er vaak mede in de war. Zie hier de voorschriften saamgevat: Minderjarige kinderen hebben in de eerste plaats de toestemming noodig van den vader. Wel hebben zij ook die van hunne moeder te vragen, en moet de vader, indien de moeder in strijd met zijn gevoelen haar toestemming weigert, verklaren, dat de toestemming van de moeder is gevraagd, doch de toestemming van den vader alleen is voldoende.

Is de vader overleden of niet in staat zijn wil te verklaren

-ocr page 13-

vu

(krankzinnig, doodziek), dan is de toestemming van de moeder eerst noodig. Bij gebreke van ouders wordt vereischt de toestemming van den grootvader van vaders zijde, van dien van moeders zijde, van de grootmoeder van vaders zijde, van die van moeders zijde, in opvolging van den een bij gebreke van den ander. Ontbreken allen, dan is noodig toestemming van voogd en toe-zienden voogd. Weigering van deze beiden of van één hunner kan worden goedgemaakt door een verlof van den kantonrechter.

Meerderjarige kinderen hebben geen toestemming noodig, maar tot hun 30ste jaar zijn zij verplicht te verzoeken de toestemming van hun vader en bij gebreke van dien van hunne moeder. Wordt die toestemming geweigerd dan kunnen zij (de kinderen) de tus-schenkomst van den kantonrechter inroepen en zoo trouwen zonder toestemming. Deze formaliteit heeft thans de Fransche r acte van eerbiedquot; vervangen.

Trouwbeloften zijn ten onzent hoegenaamd niet bindend.

De vereischte leeftijd hier te lande is voor den man 18 en voor de vrouw IC jaar. (Volgens de gezondheidsleer is dit veel te jong in ons klimaat, waar de beste leeftijd, althans voor de volle kracht tot het ouderschap 27 en 24 jaar zijn zou. Ook zielkundig zou men den nog niet gevestigden leeftijd ongeschikt kunnen achten tot het aangaan van eene verbintenis voor \'t geheele leven).

Maar men zegt: de wet moet niet wijzer willen zijn dan de natuur. Er komen zelfs trouwlustigen op nog jeugdiger leeftijd voor, en de Koning kan ook hier om gewichtige redenen dispensatie van geven, \'t Huwelijk is verboden tusschen schoonbroederen zuster, oom of oudoom en nicht of achternicht, tusschen moei of oud-moei en neef of achterneef; dit is dus hetzelfde verbod, dat in Engeland zooveel verdriet geeft en ieder jaar in \'t Parlement ter afschaffing (tot dusver te vergeefs) voorgedragen wordt. Maar terwijl het ginds eene wet van Perzen en Meden is, drukt ze hier niet zoo, daar de Koning er dispensatie van kan geven, en die ook meestal op aanvrage gegeven wordt.

De vrouw volgt den staat van haren man. Trouwt eene Neder-landsche met een buitenlander, dan staat zij niet meer onder de bescherming van de Ned. wet. Weduwe\'geworden, en in \'t land wonende, kan zij aanzoek doen tot herstel van haar burgerschap.

Bij een huweljjk tusschen Nederlanders, of van een Nederl. man of vrouw in \'t buitenland gesloten, \'moet men in acht nemen de vormen gebruikelijk in het land waar men trouwt; de huwelijks-afkondigingen moeten hier te lande hebben plaats gehad en men mag niet handelen in strijd met de bepalingen onzer wet ten aanzien van de zoogenaamde inwendige vereischten, als leeftijd, enz. Zie artt. 138—139 B. W. Indien men dit verzuimt kan de geldigheid van \'t huwelijk betwist worden; er werden, wegens

-ocr page 14-

VIII

erfenissen, enz. processen over gevoerd, doch de Hooge Raad heeft, een acht jaren geleden, beslist dat wanneer er blijk is van goede trouw, de geldigheid erkend zal worden.

Een Nederlander, \'t zij man of vrouw, die in Amerika trouwde, doet wel deze plechtigheid hier te herhalen voor de Nederl. wet, of althans niet te verzuimen den bevoegden Nederl. ambtenaar in het nieuwe vaderland (gezant of consul) er in te kennen.

Men mag niet trouwen met den man of vrouw, met wien men door een vonnis overtuigd werd in overspel geleefd te hebben. — Anders en beter dan in Engeland, kunnen hier de kinderen uit ongehuwde ouders geboren, bij een daaropvolgend huwelijk van dezen gewettigd worden; zoodat \'t geen mevr. Lynn Linton hierover zoo menschkundig opmerkt, in ons land niet geheel van toepassing is.

Wat in den brief uit Oostenrijk vermeld wordt, over huwelijken in den militairen stand, is hier ook van toepassing op de militiens, die niet mogen trouwen zoolang zij feitelijk onder de wapens staan; voor de militairen van beroep, onderofficieren en soldaten, is de vergunning tot trouwen beperkt en aan regels gebonden; de officieren moesten tot voor eenige jaren, behalve de vergunning van hoogerhand, ook nog een borgtocht kunnen stellen; dit is later afgeschaft en zij hebben slechts eene bepaalde som voor een weduwfonds te storten.

Voor de Nederlanders in de Nederl. Koloniën gelden dezelfde wetten als hier. De inlanders huwen er, evenals in Britsch-Indië, volgens hunne eigene oorspronkelijke wetten. Er bestaan hier geen beperkingen omtrent huwelijken van Europeanen met Chineezen, Javanen, enz. Zoo ook kan een Nederlander zijn halfbloed kinderen wettigen. Er is eene weeskamer te Batavia, die de erfenissen voor weezen van in Indië overleden Nederlanders beheert; wat weleeiis tot eenigen last voor de familie aanleiding schijnt te geven.

Wat nu de onderlinge verhouding in \'t huwelijk zelve betreft, voor zoover de Wet deze regelde, mag hier in Nederland de man slechts ééne vrouw en de vrouw slechts cénen man hebben, en wordt het geacht voor levenslang gesloten te worden. De vrije toestemming van beiden wordt er toe vereischt. De echtgenooten zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd, en verbinden zich hunne kinderen te onderhouden en op te voeden. De man is \'t hoofd der echtvereeniging.

Ten opzichte van de vrouw heeft het den schijn als heerschte er in ons Burgerlijk Wetboek zekere tegenstrijdigheid. Artikel 2 zegt: allen die zich op \'t grondgebied van den staat bevinden zijn vrij, en bevoegd tot het genot der burgerlijke rechten. Slavernij en alle andere persoonlijke dienstbaarheden, van welken aard en onder welke benaming ook bekend, worden in het rijk niet geduld.

-ocr page 15-

— Volgt later art. 161. De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd. Zij is verplicht met hem samen te wonen, en hem overal te volgen waar hij dienstig oordeelt zijn verblijf te houden. — Dit alles klinkt evenwel krasser dan \'t misschien bedoeld werd, althans er bestaat geen rechtsmiddel, waarmede de man haar tot gehoorzaamheid kan dwingen, evenmin als hij haar dwingen kan bij hem te wonen en hem te volgen. De wetgever heeft gedacht: één moet het hoofd zijn en hjj koos daartoe den man.

Nochtans levert dergelijke daad van ongehoorzaamheid, buiten goedkeuring van den rechter bedreven, allicht grond tot verzoek om echtscheiding; of althans een grond voor den man, om de vrouw, die niet bij hem wil wonen of hem volgen, ook niet meer \'t levensonderhoud te verstrekken.

De gehuwde vrouw, (zelfs zij die onder huwelijksche voorwaarden is getrouwd), is in rechten bijkans gelijk gesteld met minderjarigen. De man kan de goederen der gemeenschap verkoopen zonder haar er in te kennen, maar de vrouw kan, zelfs al is zij buiten gemeenschap van goederen getrouwd , omtrent haar eigendom niets beschikken zonder den bijstand van haar man; zonder dien kan zij geene erfenis aanyaarden, zelve geen koophandel drijven, geen betalingen ontvangen , enz. Er zijn slechts enkele gevallen, waarin eene getrouwde vrouw als eene meerderjarige in rechten kan optreden: \'t is in het maken van een testament; wanneer zij echtscheiding , scheiding van tafel en bed of scheiding van goederen wil aanvragen, of tot ontkenning van de wettigheid van haar kind; en wanneer zij in strafzaken vervolgd wordt. Wanneer zij misdaan heeft en gestraft zal worden, beschouwt men haar als een zelfstandig mensch en schijnt hare „gehoorzaamheidquot; aan den man, welke haar misschien tot het vergrijp verplichtte, niet veel meer te gelden.

Wanneer zij zich overigens verzetten wil tegen willekeur van den man, kan dit niet anders dan door do hulp van den kantonrechter aan te vragen.

Vóór het sluiten van een huwelijk kan de vrouw, in beperkte mate, bij notariëele acte, (nooit ondershands), quot;zekere huwelijksvoorwaarden bedingen. Maar nimmer kan zij de voogdij van haren man ontgaan, anders dan door een geruchtmakend proces, slechts in te stellen wegens verregaande verkwisting.

In zake het vermogen der vrouw heeft men onlangs in Engeland eene uitstekende wet gemaakt; namelijk; dat de vrouw, waanneer zij trouwt, het recht zoude behouden haar eigen vermogen en eigen verdienste zelve te beheeren. In do zitting der Tweede Kamer van 2 Dec. 1886 heeft de heer Goeman Borgesius dit onderwerp ook hier te lande aangestipt; en den lOden Dcc. 1888 sprak de heer Hartogh, in dezelfde Vergadering o. a. het volgende:

-ocr page 16-

//

^ k

\'L

y

Hf

„Menige vrouw — zoido dio afgevaardigde — put zieh uit om voor haar liuisgezin te werken, maar de man verdrinkt het door haar zuur verdiende loon. Hij is volgens de wet zelfs gerechtigd van den werkgever te eischon, dat deze hem afgeve het loon, door zijne vrouw verdiend, ja hij heeft liet recht de kleederen van haar en van de kinderen, door baren arbeid aangeschaft, zich toe te eigenen, te gelde te maken en te verbrassen . .. Bij de thans ten onzent bestaande wetgeving is er nauwelijks een middel, om haar en de kinderen te beveiligen tegen haren gewetenloozen man.

„Scheiding van goederen! Ja, de wet staat die toe, maar de procedure daartoe is zóó omslachtig; aan de eischen door de wet gesteld, om scheiding te vorkrijgen, is zoo uiterst moeielijk te voldoen! en dan: scheiding van goederen — de uitdrukking zegt liet reeds — is geheel ingericht voor, heeft het oog op menschen, die goederen, die vermogen hebben, maar zij is voor de arbeidersvrouw niet geschreven.quot;

Nog eene opmerking omtrent de finantieële aangelegenheid. Men doet wel, spoedig na de voltrekking van \'t huwelijk een testament te maken, wanneer men wenscht, dat de overlevende echtgenoot in \'t bezit van \'t gemeenschappelijk vermogen zal blijven na \'t overlijden van den ander. Want, als er dan geen kinderen zijn, komt de helft der bezittingen aan de bloedverwanten aan de zijde vah den overledene, onverschillig van wien die afkomstig waren. Bij weinig bemiddelden toch zal dit meestal niet de bedoeling zijn, quot;en is deze berooving eene treurige zaak te meer voor den overblijvende. Nog beter is het, indien man en vrouw bij huwelijksche voorwaarden elkander kunnen benoemen tot erfgenaam van het beschikbare gedeelte hunner nalatenschap, omdat partijen hierop niet terug kunnen komen, terwijl een testament altijd herroepen kan worden. Als de kinderen in leven zijn en een der ouders sterft, behoudt de andere de helft van \'t gemeenschappelijk vermogen; men mag echter bij \'t leven bij testament eene bepaling maken, waarbij de/gxcrletUi»e nog een kindsgedeelte of een vierde van de helft der Kinderen behoudt.

Bij een tweede huwelijk quot;van den overlevende zijn do rechten van den tweeden (derden) man of vrouw, wanneer er voorkinderen zijn, zeer beperkt, onnauwkeurig omschreven. Ook mogen hem of haar geen meerdere voordeelen bij huwelijksche voorwaarden besproken worden; evenmin schenkingen gedurende het huwelijk.

Do schulden vóór het huwelijk door den man of do vrouw gemaakt komen ten laste der gemeenschap.

Er bestaat hier te lande drieërlei soort van scheiding. Scheiding van goederen; scheiding van tafel en bed; echtscheiding. Alle drie vereischen zij een vonnis van don rechter, die aan zeer nauwkeurige bepalingen door do Wet gebonden is; er bestaan

itll f

.kt ** \' -/// / ^ . \'

7

I

-ocr page 17-

XI

slechts weinige gronden waarop die aangevraagd mogen worden; de procedures zijn voor den eenigszins vermogende kostbaar, alleen voor den onvermogende pro Deo. Bovendien, en \'t is een gelukkig teeken, gaat er altijd hier te lande publiek schandaal mede gepaard.

Scheiding van goederen kan slechts aangevraagd worden op grond van verregaand wangedrag of spilzucht van den man Bij spilzucht der vrouw is deze procedure niet noodig, daar de man zich de nadeelige gevolgen harer dwaasheid bij eigen macht van den hals kan schuiven, door eene openlijke aankondiging.

Scheiding van tafel en bed ontheft van de verplichting om samen te wonen; zij kan behalve op dezelfde gronden, welke voor eene echtscheiding noodig zijn, ook aangevraagd worden wegens buitensporigheden, mishandelingen en grove beleedigingen. Zij kan ook door den rechter uitgesproken worden op het verzoek der beide echtgenooten te zamen, zonder opgave van redenen. Zij laat nog altijd de gelegenheid tot verzoening open; want het huwelijk is er niet door ontbonden en men mag derhalve ook geen nieuw aangaan. Na vijf jaren echter, als er geen verzoening binnen dien tijd heeft plaats gehad, en niet meer mogelijk blijkt, kan er op verzoek van een der echtgenooten, echtscheiding uitgesproken worden, doch alleen wanneer de wederpartij toestemt. Feitelijk hebben wij dus in onze wet echtscheiding met onderling goedvinden, zonder opgave van redenen. Is men 2 jaar getrouwd (eerder, zegt de wetgever, kent men elkander niet genoegzaam) dan kan scheiding van tafel en bed worden uitgesproken op het eenvoudig verzoek van man en vrouw. Vijf jaren daarna wordt evenzeer, met goedvinden van beide partijen, het huwelijk ontbonden.

De vier gronden voor de echtscheiding zijn de volgende: Elke daad van overspel. (In ons vorig Code Pénal was de vrouw strafbaar voor alle overspel, hoe en waar ook, mits op Idachte van den man; deze was alleen strafbaar zoo hij de echtelijke woning had geschonden. Deze onderscheiding verdween met het nieuwe wetboek van strafrecht.)

Eene kwaadwillige afwezigheid van 5 jaren. Wanneer de rechter oordeelt, dat er geen gegronde reden van verdenking van kwaadwillige verlating of dood bestaat, kan deze den termijn verlengen.

Een vonnis tot een vrijheidsstraf van vier jaren of langer kan de andere echtgenoot aanwenden tot quot;t vragen van echtscheiding. Ten slotte ook zware verwondingen, waardoor \'t leven in gevaar wordt gebracht.

Krankzinnigheid geeft geen grond tot scheiding. Aanhoudende dronkenschap wordt, volgens de jurisprudentie, geregeld gebracht

-ocr page 18-

xn

tot buitensporigheden en is als zoodanig mede oen reden tot scheiding van tafel en bed.

De rechtbank wijst gedurende liet geding op verzoek der vrouw deze eene veilige verblijfplaats aan; zij mag die zonder verlof van den rechter niet verlaten; door dit te doen kan zij alle aanspraak op eene uitkeering verliezen, en zelfs haar recht tot vordering der scheiding. De rechtbank kan gedurende het geding, en daarna, bepalen, aan wien der echtgenooten de kinderen zullen worden toevertrouwd. Bij gemis van huwelijksche voorwaarden zal aan ieder der echtgenooten de helft van den boedel worden toebedeeld, zonder aanzien der zijde waarvan die goederen zijn voortgekomen.

Personen, wier huwelijk door echtscheiding is ontbonden, kunnen later niet opnieuw met elkander trouwen.

Overigens hebben wij de brave echtelieden en overgevoelige gemoederen slechts te herinneren aan het bekende gezegde: dat de wetten slechts voor de slechten gemaakt zijn en niet voor de goeden, en ook, dat tegen .slechte menschen de beste wetten soms niet helpen kunnen. Doch de goeden leven niet afgescheiden van de kwaadwilligen en zwakken, en zoo komt hun de kennis aangaande het proza der wetten weieens voor hunne omgeving te pas. Ook leven de goeden niet altijd lang en brengt hun dood de goede familiebetrekkingen, ondanks haarzelf, in aanraking met dc wet. Over \'t geheel echter wenschen wij, dat de woorden van Vondel in \'t hart van alle gehuwden mogen weerklinken, bij de \'groene, de zilveren, de gouden bruiloft, ja, bij de laatste zeker nog met de meeste overtuiging:

Waar werd oprechter trouw

Dan tusschen man en vrouw

Ter wereld ooit gevonden!

Twee zielen gloeinde aaneen gesmeed ,

Fn lief en leed

Te zaam verbonden.

Vert.

-ocr page 19-

EEN WOORD VOORAF.

Is \' t h me el ijk eene fout?

Eenige maanden geleden verscheen erin het Engelsche tijdschrift: The Westminster Review een artikel van mevrouw Mona Caird, dat over het huwelijk handelde; zij tracht daarin te betoogen dat deze verbintenis, zooals zij thans door zeden en wetten geregeld is, eene mislukte zaak moet heeten, en zij poogde middelen aan de hand te doen om den band tusschen man en vrouw een in haar oog gewenschter vorm te geven. Dit artikel, dat in Engeland veel opzien baarde, gaf aan het dagblad The Daily Telegraph aanleiding om zijne kolommen voor het groote publiek open te stellen, voor iedereen, die lust had in het beantwoorden der vraag: is het huwelijk een fout? (a failure). Daardoor hoopte het aan het licht te brengen, hoe en wat „menquot; over de gestelde vraag denkt. Daarom werd de kwestie vragenderwijs en zoo kort mogelijk in enkele woorden saamgevat.

Voor de bedoeling van een Dagblad -was deze gekozen titel uitstekend, want daardoor werd de kwestie niet binnen de grenzen der bespiegeling gehouden, maar gaf ook voor de velen, die niet in staat zijn tot het vormen van abstracte denkbeelden, gelegenheid hun gevoelen mede te deelen. De meeste menschen toch kunnen zichzelf en hunne omgeving niet wegcijferen bij het denken , maar vermogen slechts te vatten wat hun door persoonlijke ondervinding en door voorbeelden duidelijk werd.

Voor hen is het succes of het mislukken van het huwelijk hetzelfde als de vraag, of het hun zelf geluk of ongeluk bracht, en zoo veranderde de zin: „Is \'t huwelijk eene fout!-quot;\' spoedig in: Is Thomas een goed echtgenoot? Is Mary een aardig vrouwtje? En aangezien er vele Thomassen waren, die niet geheel en al voldeden, en er waarschijnlijk ook wel enkele Mary\'s bestonden, die soms

1

-ocr page 20-

2

onaardig waren, zoo kwam er een overvloedig getal brieven in, die van ontevredenheid getuigden. Slechts een klein getal van de briefschrijvers legden zichzelf de vraag voor, wat toeh wel de ware inhoud kon zijn van het probleem, dat zij zoo overhaast poogden op te lossen bij \'t electrisch licht hunner eigen lotgevallen; de meesten wierpen zoo maar botweg hun eigen geluk of eigen droefenis neer in de voorgehouden weegschaal, totdat de schrijftafel van den redacteur bijna onder de stapels brieven bezweek.

Vrouwen en moeders en meisjes, oude vrijers en vrijsters, leeken en geestelijken en hotelhouders, vromen en zondaars, allen ontmoetten elkaar in die lawine van brieven met hunne smarten en vreugden en hun stelsels. Ter eere van den Engelschman zij \'t gezegd, dat de redacteur pal bleef staan bij den schok dier rollende lawine van zeven-en-twintig-duizend brieven. Hij had zelf den wind gezaaid en moest den dwarrelwind oogsten! Dag aan dag verschenen er drie kolommen met gedrukte brieven in zijn Blad; dag aan dag lazen wij van de verwoestingen, aangericht door de societeit, \'t slecht humeur, veronachtzaming; of vernamen wij de geheimen van huiselijk geluk of eenzaam leed. En intusschen brak de herfst aan; de aëronaut Baldwin viel uit de lucht. Edison\'s stem werd ons in een doos t\'huis bezorgd; Keizerlijke dagboeken werden gepubliceerd en verboden; de oogsttijd en de jachttijd kwamen op tijd; maar altijd door, met de gewisheid van \'t noodlot en de regelmatigheid van een uurwerk, werden de drie kolommen dooide klagers en de tevredenen in beslag genomen, en eischten zij de aandacht van \'t lezend publiek.

Ten slotte, toen \'t scheen dat die correspondentie even eindeloos lang zou worden als de A Ibany-straat, werd ze plotseling den 27sten September gesloten. Wellicht had de Eedacteur er een voorgevoel van, dat precies den volgenden dag de eerste moord in Whitechapel hem overvloed van nieuwe stof leveren zou.

Toen ik van den uitgever der Daily Telegraph verlof verkreeg om eene afzonderlijke uitgave van deze brieven te bezorgen, was er niet veel tijd noodig om tot het besef te komen, dat het èn onmogelijk èn onnoodig zijn zou om ze alle en bloc te laten drukken. \'t Bleek zaak te wezen, vooreerst om de vele uit te werpen, die slechts in herhaling vervielen van wat door anderen beter gezegd was; ook die welke bijna niets inhielden wat op de kwestie betrekking had. En verder moesten zij noodzakelijk geschift worden ten einde er de volgorde in te brengen, welke het overzicht mogelijk zou maken. Dit was geen gemakkelijke taak; doch naar mijn beste weten heb ik getracht die zoo onpartijdig mogelijk te vervullen en \'t evenwicht te bewaren tusschen de onderscheiden opinies van het totaal der schrijvers. Om hierin niet te kort te schieten moest ik soms vervelende brieven opnemen en andere, die

-ocr page 21-

3

aardiger waren, weglaten. Want men moet wel begrijpen dat het groote doel dezer verzameling is, om zooveel mogelijk op de kortste wijze, al de gevoelens weer te geven der ingekomen antwoorden.

En nu — hoe de brieven te rangschikken? Daarvoor waren wel vijftig methoden aan te geven: chronologisch, alphabetisch, enz.; zouden wij b. v. al de brieven van ongehuwde vrouwen tegenover die van oude vrijers plaatsen? Ongetwijfeld zouden er zeer pikante tegenstellingen te vinden zijn geweest. Hoe daarin te kiezen ?

Eenvoudig door mij tot het onderwerp zelf te bepalen; door niet de antwoorden, die vaak over dik en dun liepen, maar de gestelde vraag in \'t oog te vatten. En hierom zijn ze dan nu geclassificeerd , zooals het trouwens ook aan een oud-rechtsgeleerde past, eenigszins op de wijze, die bij \'t Hof gebruikelijk is. Eerst het woord aan den aanklager, dat is hier mevrouw Caird, die het huwelijk beticht van niet te deugen; daarna het woord aan de getuigen, die vóór de aanklacht, en die er tegen; dit zijn de briefschrijvers onder de rubrieken ja en neen. De lezers moeten de rechters zijn; en als douceur voor \'t harde werken om zich een oordeel te vormen over het voor en tegen, ontvangt mijne jurif dan nog een tal brieven, die wel interessante meedeelingen inhouden, maar minder rechtstreeks voor of\' tegen de zaak getuigen, of wel die een of ander geneesmiddel tegen de kwaal trachten aan te bevelen.

Hierbij maak ik aanspraak op de verdienste van bij deze noodzakelijke schifting der overtuigingen, door 27.000 personen geuit, alle partijen, voor en tegen , tot haar recht te hebben doen komen; ieder standpunt een plaats ingeruimd te hebben evenredig aan het getal stemmen, zoodat wij deze verzameling ten naastebij een weegschaal mogen achten voor al de opinies, die onder de middenstanden over het huwelijk heerschen. Uit dit oogpunt beschouwd hebben ook de uitweidingen, de afdwalingen van het onderwerp en de banaliteiten, die in sommige brieven voorkomen, hunne waarde, zoodat deze correspondentie, als een geheel, van veel grooter beteekenis is, dan men er bij een oppervlakkig inzien aan zou toekennen. Een der kenmerken ervan werd reeds door den Spectator opgemerkt, dat is, het zijn do eigen woorden, onuitstaanbare rechtvaardigheids-gezindheid, \'t betrekkelijk ontbreken van buitensporige beschouwingen , het solide, conventioneele, alledaag-sche, gematigde oogpunt, waaruit de schrijvers het onderwerp beschouwen. En de stand, waartoe zij bijna zonder uitzondering behooren, is mede opmerkelijk; \'tis die der middenklassen; uit de aristocratie kwam er geen enkele brief in , en uit den werkenden stand slechts een paar. Bij deze laatste is \'t eigenaardig, dat de schrijvers hun excuus maken voor hun vrijpostigheid, even alsof zij

-ocr page 22-

vergeving\' vroegen dat zij zich neerzetten bij hun meerderen. In \'t kort, het blijkt dat wij hier de overtuiging vinden van de burgerij , van mannen en vrouwen, die

„geboren werden in \'s wertsld\'s besten kring; beneden \'s werelds

jaloezie, en boven haar smaad.quot;

en welke om die reden de meeste waarde hoeft. Vroeger of later toch zal wat de dokter, de advocaat, de predikai. t, de schoolmeester, de koopman en de ambtenaar wenschen, ten uitvoer gebracht worden door den aristocraat en toegestemd worden door den proletariër. De hervorming der wetten komt nooit van boven of van omlaag, maar van hen, die ver genoeg van \'t gebrek verwijderd zijn om scherp te kunnen onderscheiden wat de kern moet zijn der maatschappelijke wetgeving, maar ook er niet ver genoeg af, om aan de gebreken dier wetgeving te ontkomen, welke door een meer weelderigen stand niet gevoeld of ter zij gesteld worden.

Terwijl ik, zooals ik zeide, de oplossing van het vraagstuk geheel over wil laten aan mijn lozers, zal men mij zeker wel willen toestaan er de juiste beteekenis van te bepalen. Zooals een der schrijvers in een der opgenomen brieven aanmerkt, gaan alle menschelijke instellingen in een of ander opzicht mank; maar \'t is niet ter ontkenning of bevestiging van een dergelijk axioma dat 27 duizend menschen een brief aan de courant richtten. Waarschijnlijk heeft niemand onder hen allen gemeend, dat het huwelijk eene uitzondering zou maken op de algemeene quot;Wet, die volkomenheid ontzegt aan al.wat menschelijk is, \'t zij gewoonten, personen of zaken. Het eigenlijke punt in kwestie is: wordt door het huwelijk het met die instelling beoogde doel vervuld, ja of neen. Is het gelijk aan een grap, die ons niet doet lachen, aan een treurspel, dat ons niet doet schreien, aan een natten zomer, een groene Kerstmis, een neergeslagen pudding, of gelijk een haard zonder vuur? Faalt het in de vervulling van de voorwaarden van zijn bestaan ?

Laat ons dan, eenvoudig en praktisch, zonder bijgedachten of eigen wenschen en gevoel er in te leggen, trachten te zien wat dan wel dit dool van het huwelijk is; want \'t is niet mogelijk anders juist te onderscheiden tusschen toevalligheden, triviale en onvermijdelijke gebreken, en een wezenlijke onvolkomenheid aan de instelling zelve eigen. Bovendien vereischt het woord huwelijk nog eene definitie. Gelukkig is de dame, die \'t vraagstuk opwierp, voor dezen keer nauwkeurig, want al denkt zij er niet over om iets zoo vervelends en manachtigs te doen als het juist bepalen van termen, zoo laat zij ons toch niet in twijfel omtrent \'t geen zij onder dat woord verstaat; en, dat is zooals het overal gewoonlijk begrepen wordt: de levenslange vereeniging van één man met ééne vrouw, welke slechts ontbonden kan wor-

-ocr page 23-

5

den door den dood of door de Wet zelve, en dit alleen nog maar in zekere zorgvuldig omschreven omstandigheden.

Blijft dus deze kwestie: beantwoordt de levenslange vereeniging van man en vrouw aan de hedoeli-Bg van hen , die er op ingaan, en aan de bedoeling van de maatschappij, waarin een wet daaromtrent bestaat ?

Welke is die bedoeling? En hier ontmoet de schrijver eene moeilijkheid, waarmede Engelsche schrijvers meer te worstelen hebben; de moeilijkheid om met ronde woorden te spreken zonder aanstoot te geven. En toch, indien wij de kwestie door en door zullen peilen, dan moet zij duidelijk gesteld worden; en hoewel \'t niet bevreemden kan, dat zoowel in \'t artikel van mevr. Caird als in de brieven, die er op volgden, de voornaamste beweegkracht tot het aangaan van een huwelijk verzwegen werd, zoo zoude zulk een hiaat hier niet gerechtvaardigd zijn. Om kort te gaan, de natuurlijke drang tot het huwelijk, het motief dat van oudsher en het duurzaamst er toe leidt, is de begeerte, die van den man uitgaat naar de vrouw, en van de vrouw naar den man.

Door alle tallooze verscheidenheden en overgangen heen, de rij doorloopende van de hoogste trap van geestelijke verrukking tot de laagste diepte van louter dierlijken hartstocht, is dit het eerste beginsel, het instinct waarop elke vereeniging van man en vrouw berust, en \'t welk, eenmaal opgewekt, machtig genoeg is om twee menschelijke wezens te zamen te brengen ondanks elke belemmering en alle slagboomen.

De minnenden willen en zullen elkander ontmoeten. Voor de maatschappij blijft de taak, daarbij voor de belangen van het algemeen te zorgen, en daartoe zich de vragen te stellen: welke bepalingen zullen hunne vereeniging voorkomen; welke die beschutten? De bescherming van de zwakkere sekse, \'t onderling welvaren van man en vrouw, de opvoeding en voogdij hunner kinderen, de noodzakelijke inachtneming hunner sociale en politieke plichten, deze en de daarmee samenhangende vragen van maatschappelijke zekerheid en vooruitgang, zijn de onderwerpen waarmede het huwelijk in \'t nauwste verband staat, en ter wille waarvan de instelling werd gegrondvest.

Hoe de kinderen op te voeden en het huisgezin in stand te houden; hoe de ontbinding van het contract om triviale, nietige redenen te voorkomen; hoe het best \'t eerste hartstochtelijke gevoel te helpen zich langzamerhand te ontwikkelen tot de meer kalmer en blijvende motieven van wederkeerigen plicht, onderlinge liefde en ouderlijke teederheid — dit zijn de problemen om welke op te lossen, bewust of onbewust, zich het huwelijk in den tegen-woordigen vorm gegoten heeft om te zijn wat het is.

Wij moeten er derhalve zorgvuldig voor waken niet in de veel

-ocr page 24-

6

gevolgde dwaling te vervallen, waarin de Westminster Reviewer zich hals over kop stortte. Wij hebben niet het minste recht om van het huwelijk te eischen, dat :t een hervormer van \'t sociale leven zou wezen, en het te beoordeelen naar zijn macht om den toestand voor man of vrouw te veredelen; wij hebben geen aanleiding om er van te eischen dat \'t een bepaald weldadige uitwerking hebben zal op het karakter van hen, die \'t verbindt. Niet dat wij loochenen willen , dat zulke gevolgen vaak zullen voortvloeien uit deze verbintenis, meer nog dan uit andere, die men-schen in onderling verkeer brengen; dat man en yrouw te zamen zouden kunnen leven zonder, ten goede of ten kwade, op elkan-der\'s karakter invloed uit te oefenen; dat geluk of ongeluk, naar gelang van omstandigheden en temperament, noodzakelijk moeten voortvloeien uit iederen mogelijken vorm van huwelijksvereeni-ging; dat alles is onbetwistbaar en geeft stof te over ter overweging. Maar dat is toch niet het punt in kwestie dat we hier te beschouwen hebben: dit is: of bij de tegenwoordige wet op \'t huwelijk de uitslag van de verbintenis van twee zijner leden, al of niet die is, welke voor de maatschappij wenscheljjk is.

Indien de hier verzamelde correspondentie bewjjzen mocht dat die goede uitslag bereikt wordt, dan moet onze titel ontkennend beantwoord worden , neen; dan is voor de maatschappij, voor ons allen te zamen als een geheel, de tegenwoordige wettige vorm van het huwelijk goed te keuren, al blijft \'t nog geoorloofd om dan verder te onderzoeken of er al dan niet te veel individueel geluk werd opgeofferd ten bate dier maatschappij.

\'t Zij mij veroorloofd te doen opmerken dat het artikel van mevr. Caird deze beide zeer verschillende kanten der zaak met elkaar verward heeft, en daardoor oorzaak is van vele afdwalingen in de brieven; zij heeft klaarblijkelijk niet ingezien, dat de huwelijkswet niet bestaat ter wille van het persoonlijk geluk van die er zich aan onderwerpen, maar ter wille van \'t welzijn der geheele maatschappij, en dat zoolang deze er zich wel bij bevindt, de instelling goed moet genoemd worden, ook al gevoelde iedere man en iedere vrouw er zich ongelukkig bij.

En het feit dat mvr. Caird\'s hoogste verontwaardiging wekt en de eigenlijke oorzaak van hare aanklacht is, namelijk de heerschappij (werkelijke of ingebeelde) van den man over de vrouw, kan men evenmin aan die wet wijten als b. v. hare mindere lichaamskracht. De overmacht van den sterkeren arm en het omvattender brein, welke gedurende eeuwen gegroeid is uit de oefening van lichaams- en denkkracht, van krachtige physieke organisatie, van opvoeding in den harden strijd om \'t bestaan, is een feit, dat buiten de macht staat van elke wetgeving. Al wat deze bij kan dragen, en al wat de zeden kunnen uitwerken is, dat de zwakkere

-ocr page 25-

sekse beschermd zal worden tegen mogelijk misbruik zijner voorrechten door de sterkere, dat er gewaakt worde voor de belangen der kinderen; dat er gezorgd worde voor het instandhouden van den familieband en men de ontbinding van \'t huwelijkscontract voorkomt en verbiedt, uitgenomen om hoogst gewichtige redenen, \'t Valt toch nauwelijks te loochenen, dat, in negen van de tien gevallen, \'t voor den Staat beter zal zijn, dat man en vrouw die eenmaal gekozen hebben, bij elkander zullen blijven voor \'t welzijn hunner kinderen en dat van andere kinderen, zoowel als ter wille van de behoorlijke uitoefening der burgerplichten, ook al is het dat zij zich inbeelden, of zelfs weten, dat hunne vereeni-ging een misslag was. Dit is dan ook door geen enkel argument, dat in dit boek voorkomt, weerlegd.

In een der romans van Wilkie Collins komt eene vermakelijke passage voor, die mij bij \'t lezen van mvr. Caird\'s artikel, weer te binnen schoot.

„Zou een man als ik zoolang gerookt kunnen hebben als ik rookte, zonder te ontdekken dat er op den bodem van zijn sigarenkist een geheel systeem te vinden is over de behandeling der vrouwen ? Gij kiest een sigaar, ge proeft die maar zij bevalt u niet. Wat doet ge dan ? Gij -werpt ze weg en beproeft eene andere. En let nu wel op de toepassing! Gij kiest eene vrouw, ge beproeft haar en zij breekt uw hart. Dwaas! leer uw les bij de sigarenkist. Werp haar weg en beproef eene andere!quot;

Ik schudde mijn hoofd bij die woorden, „\'tls snugger bedacht, zei ik zoo, maar mijn eigene ondervinding doet dat systeem te niet. Bij \'t leven van mijne vrouw, zei ik, had ik dikwijls grooten lust om uwe philosophie in toepassing te brengen, maar de wet, mijn vriend, staat erop dat ge uwe sigaar blijft rooken wanneer ge ze eenmaal uitgekozen hebt.quot; En ik gaf hem een knipoogje, dat hem in lachen deed uitbarsten.quot;

\'t Blijft de vraag, hoewel \'t bezijden de kwestie ligt, of het voorstel van mevrouw Caird, om aan man en vrouw toe te staan hunne menschelijke sigaren-eindjes weg te werpen, niet meer ten voordeele van de sterkere dan van de zwakkere sekse zoude strekken. In alle geval zouden er onaangenaam veel sigaren-eindjes rondzwerven en \'t is zeer waarschijnlijk dat de meerderheid er van niet tot \'t mannelijk geslacht zou behooren.

Maar om tot onze brieven terug te keeren.

Door en uit al deze onderscheidene blijken van zelfzuchtigen eigendunk, kribbebijterig humeur, edel geduld, hopelooze berusting , hervormingsijver, hartelooze aanmatiging, droefgeestige feme-larij, en van vermakelijke bijzaken en onbewuste zelf-openbaring,

-ocr page 26-

die de lading uitmaken van dit schip met brieven — door en uit dit alles verrijst voor ons een beeld, zooals het volk zich van \'t huwelijk gevormd heeft. Wij zien er in, min of meer duidelijk, wat het er in ziet van last en genot, deugden of gebreken, en van wat het er van behouden of veranderd wil zien. Hier is \'t meest ware plebiscite want \'t is een algemeen stemrecht, waarbij eigen ervaring en hartebloed zich uit. En zoo heeft zelfs de onnoozelste en de meest van \'t onderwerp afdwalende brief zijn beteekenis. De vrouw, die den wensch uit, dat een getrouwd man, op pjjne van gevangenisstraf, nooit zonder trouwring aan zijn vinger uit zou mogen gaan, en de nog dwazer gedachten van een geestelijke dat een seheidingswet gebaseerd moest zijn op: „transportatie, hard werken en hangenquot; ; de mijnheer, die alle oude vrijers eene belasting op wil leggen en zijn verontwaardigde bestrijder, die de dagen van weleer betreurt, toen de vrouwen de slavinnen van haar mannen waren — deze en meer curieuse recepten hebben in dit geschil hun nut, al is \'t alleen maar om de perken der dwaasheden te bepalen en een draad aan te geven, die leiden kan ter ontdekking van de ongezondheid van vele der klachten, die men tegen \'t huwelijk hoort inbrengen.

Laat mij nu verder verslag geven van de indeeling der voorhanden stof. Na de brieven dan geschift te hebben in die der getuigen voor en in die er tegen, verder in die welke betrekking hebben op huwelijken in andere landen, en dan tot variatie de meer curieuss epistels, heb ik ook nog getracht ze derwijze te rangschikken dat de mekaar beantwoordende contrasten, enz. elkander spoedig volgden. Ook heb ik het algemeene opschrift, „aan den Kedacteurquot; vervangen door een of andere kenmerkende uitdrukking in den brief zeiven, waardoor \'t mogelijk werd een Index aan \'t boek toe te voegen. Vooraan staat een uittreksel van het geruchtmakend artikel van Mrs Caird, de aanklaagster, dat de Brieven uitlokte; en tot tegenwicht hiervan nam ik een schitterend artikel op van Mrs Lynn Linton, (de schrijfster van Jozua Davids en vele romans) over „de philosophie van het huweljjk,quot; dat mogelijk dwaalt in het tegenovergestelde uiterste van practische en pessimistische opvatting, maar dat door het krachtig, gezond verstand, de afwezigheid van sentimentaliteit, en door de concentratie, als \'tware, van een uitgebreide ondervinding, onze nauwgezette aandacht ten zeerste verdient; bovendien eischt het als letterkundig stuk onze bewondering.

Ten slotte heb ik, om de waarde van dit boek voor de toekomst te verzekeren, van mijn vriend mr. H. Arthur Smith een beknopt en accuraat overzicht verkregen van de huwelijks- en scheidings-wetten zooals die historisch geworden zijn en zooals die heden ten dage in de voornaamste landen der beschaafde wereld bestaan;

-ocr page 27-

9

zoodat, indien er onder de lezers van dit boek zijn, die den weg trachten te leeren kennen om in of uit den gehuwden staat te geraken, zij dien hieruit te weten kunnen komen. Ik geloof te mogen zeggen, dat door dit meesterlijk bewerkte Appendix de waarde van dit werk zeer verhoogd is.

De Index aan \'t einde is voor \'t gemakkelijk weervinden van brieven, die om eene of andere reden, \'s lezers bijzondere belangstelling gaande maakten.

En nu rest mij nog de plicht een diepe buiging te maken voor mijne lezers, in \'t vertrouwen, dat hetzij men besluite dat het huwelijk goed is of kwaad, men dit niet doen zal alvorens het onderwerp door en door in deze bladzijden bestudeerd te hebben.

Harry Quilter.

-ocr page 28-

Kort begrip van wat mevrouw Caird betoogde.

\'t Is onze bedoeling niet in deze regelen commentaren te leveren op de denkbeelden van mevr. Caird omtrent hot huwelijk. Slechts een kort begrip willen wij geven van de stellingen en argumenten, die zij ons in haar opstel voorlegt. En \'t is noodzakelijk hierbij te voegen, dat indien deze inzichten, zooals die hier zijn, ontdaan van al hun sierend omhulsel en den boeienden samenhang, van weinig gewicht schijnen en slechts door zwakke bewijsgronden ondersteund , men dan niet denken moet dat wij getracht zouden hebben ze in een ongunstig licht te stellen.

Haar stuk is getiteld: „ huwelijkquot; en begint met de stelling, dat het Engelsche volk inschikkelijk en vrijgevig is op alle punten, uitgenomen die welke \'t maatschappelijk leven betrefi\'en. De wijsbegeerte van \'t sociale leven plaatst zich over \'t geheel op een valsch standpunt, en wel doordien zij onkundig is van het wezen der vrouwelijke natuur; zij vervalt tot ongerijmdheden zoodra ze dit onderwerp aanroert. quot;Wanneer eenig denker den vrouwenaard wil beschrijven, dan beuzelt hij als een nieuweling en blijkt hij eeuwen ten achter in kennis, als ware zijn verstand plotseling gekrenkt geworden, \'t Is een feit dat do vrouw buitengesloten wordt van de gewone denkbeelden over ontwikkeling (evolutie). Men redeneert dan aldus: Eeuwenlang werd zij in onderwerping gehouden; dus is zij niet geschikt voor de vrijheid; daarom moet ze voor immer onderworpen blijven. En uit \'s mans redeneering volgt dan zijn handelen. En dan wreekt de vrouw zich weer, onbewust, door hare kinderen een gebrekkig voorbeeld en verkeerde opvoeding te geven, en hun vooroordeelen in te planten in stede van denkbeelden.

Dit zou men de inleiding kunnen noemen, \'t Maakt het beginsel uit van haar protest tegen \'t heersehende begrip, dat de natuur der vrouwen eene andere zou zijn dan de natuur der mannen.

Nu volgt een vluchtige blik op de geschiedenis van \'t huwelijk. Natuurlijk worden er geen jaartallen genoemd, daar de auteur ons verwijst naar wat zij noemt: de moedereeuw, het matriarchale tijdperk, als het eerste dat haar onderwerp van nabij raakt.

In die periode was de moeder \'t hoofd der familie. Zij was

-ocr page 29-

11

tegelijk landbouwster, kruidkundige, priesteres, landbezitster en de overbrengster van den geslachtsnaam. Eerst vele eeuwen latei-begon de man aanspraak te maken op het gezag over de kinderen, \'t welk hij ten slotte met geweld veroverde. Doch reeds tijdens „do moedereeuwquot; maakten sommige mannen inbreuk op de zeden, en schaakten vrouwen bij naburige stammen. Hieruit ontstond ten laatste het nieuwe begrip van: de man eigenaar dei-vrouw. Die volgende periode, tot welker vorming eeuwen noo-dig waren, noemt de schrijfster: de vadereeuw, het patriarchale tijdperk. De sporen der lange worsteling vinden wij nog in oude legenden en zelfs in hier en daar thans nog bestaande gebruiken. Toen \'t Christendom zich verbreidde werd er aan den vrouwelijken invloed nieuwe perken gesteld (door PaulusPj. Maar uit deidealen der minnezangers en troubadours en ridders welde er een nieuw idee op omtrent de verhouding der seksen, die der romantische liefde. Dit, uitgewerkt en doorweven met moderne denkbeelden, vormt den grondslag voor het huwelijksideaal.

Jammer dat de Hervorming er de ontwikkeling van belette; door deze werd de vrouw nu het slachtoffer van den vampir: fatsoenlijkheid, die van toen af haar in zijn klauwen nam om haar \'t bartebloed uit te zuigen. De burgerij nam toe in voorspoed en macht; en het decorum, de ploertigheid, de zinnelijkheid en de huichelarij speelden de baas, en bouwden te zamen een eng huwelijks-systeem op.

Het daarop volgende gedeelte van \'t artikel bevat eene uiting van \'s schnjfster\'s tegenzin tegen de „ verwoestende leerstelling van Luther,quot; die het tot een plicht maakt een onbepaald getal kinderen te hebben. Luther vernederde de godsdienstige wijding van \'t huwelijk, verkeerde dit in een koopmanscontract, en vernederde de vrouw tot de laagste positie, waartoe \'i mogelijk is een menschelijk wezen te verwijzen.

Daaruit groeiden de tegenwoordige denkbeelden op omtrent den staat der getrouwde vrouw, in \'t bijzonder die over hare eer en kuischheid, die hun beginsel niet zoeken in haar gevoel van vrouwenwaarde maar in het feit van haar onderworpenheid aan den man.

Hiermeê kan men zeggen, eindigt \'t historisch\' gedeelte van haar artikel. Mevr. Caird weidt nu verder uit over het pijnlijke lijden waarvoor men die denkbeelden verantwoordelijk moet stellen en die oorzaak ervan zijn, dat der vrouw alleen de keuze overblijft tusschen een of meer minder vernederend huwelijk of een mededingen met den man in den strijd om \'t bestaan , waarin zij in den tegenwoor-digen staat van zaken de verliezende partij moet zijn. Ten bewijze van deze conclusie haalt mevr. Caird onderscheidene uitspraken aan van : Mrs. Augusta Webster, Longfellow, Bebel en Max O\'Rell, die zouden betoogen dat thans de vrouw het eigendom is van haren heer en meester, „dat haar de plichten zijn opgelegd van

-ocr page 30-

12

de keukenmeid, zonder de vrijheid om den dienst op te zeggen.quot; Mevr. Caird ontkent niet, dat er uitzonderingen bestaan, maar beweert dat in den regel de toestand is zooals zij dien omschrijft.

Na deze stellingen, bevestigd door de aanhalingen uit boyen-genoemde schrijvers, komt zij tot de slotsom, dat de tegenwoordige vorm van \'t huwelijk een ergerlijke misslag is en dat wij ons, in de plaats daarvan, een ideaal moeten vormen. Dit ideaal echter, waarover ten slotte gesproken wordt, is hoofdzakelijk eene negatie, eene ontkenning. Alle tusschenkomst van de wet of de maatschappij moet buitengesloten zijn. Do gedachte aan ,plichtquot; moet verbannen. Men moet het ten volle begrijpen dat de vrouw het recht heeft „zichzelve te bezitten naar lichaam en ziel, om zichzelve te geven of te weigeren, geheel naar eigen gezindheid.quot; De vrouw moet finantiëel onafhankelijk zijn; de industriëele organisatie moet verbeterd worden ten einde b. v. hare medewinst voor haar medewerken te verzekeren. Zoo zou de onafhankelijkheid der vrouw gevestigd zijn. Jongens en meisjes moeten te zamen worden opgevoed. Het „ gedrang om \'t bestaan zal dan verminderenquot;, de gansche aanleg der menschheid zal dan gelegenheid hebben zich te ontwikkelen. Wanneer deze veranderingen hebben plaats gehad, dan zal er eene algemeene vooruitgang volgen in lichamelijke en zedelijke gezondheid, en allerlei nieuwe en opwekkende invloeden zullen op de maatschappij inwerken.

De laatste bladzijde is gewijd aan „de beschouwing van de gevaren, die deze verbeteringen zullen vergezellen.quot; Zoo wordt er telkens gezegd, maar \'t is mij onmogelijk om in deze afdeeling eenige de minste vermelding te vinden, zelfs van de meest in \'t oog vallende schaduw. Wij vinden geen enkel woord omtrent de allerbelangrijkste kwestie van de kinderen uit oplosbare vereeni-gingen gesproten; geen woord over de verwarringen in den Burgerlijken Stand of die in de finantiën der familiën, welke er uit voort zouden spruiten; geen zinspeling hoegenaamd op de reli-gieuse zijde van het vraagstuk; geen schijn of schaduw der erkenning van de waarheid, dat in eene beschaafde maatschappij eenige beperking moet gesteld worden aan de door elkander menging van het gemeenschapsleven. Na hare idealen aldus vaag omschreven te hebben, en na de bestaande orde van zaken aldus te hebben aangeklaagd, laat mevr. Caird de kwestie aangaande de mogelijkheid en wenschelijkheid der voorgestelde hervormingen aan het publiek ter discussie over.

En hoe nu door het publiek de kwestie besproken werd, vindt de lezer in deze brieven; en welke gevolgtrekkingen daaruit afgeleid kunnen worden, zal hij zelf mogen uitmaken.

-ocr page 31-

EERSTE AFDEELING.

Is \'t huwelijk eene fout? Het antwoord, ja!

De getuigen voor den aanklager.

Onze hmvelijksicetten eene verzameling van onregelmatigheden.

Mijnheer! Do uitgebreide coi-respondentie, die in uwe kolommen gevoerd wordt, toont duidelijk aan, hoe gebrekkig de huwelijkswetten in Engeland zijn. Bij voorbeeld : is \'t geen averechtsche wet, die de eene partij verhindert om een einde aan het huwelijks-contract te maken, wanneer de andere partij voortdurend krankzinnig is of eene crimineele misdaad begaat? Want indien eene der partijen, \'t zij door ongeluk of door slecht gedrag, onbekwaam wordt voor de vervulling der huwelijksplichten, dan stemmen rede en recht overeen in den eisch, dat de eerste partij ontheven zal worden van \'t contract, indien hij dit wenscht. Het volgen van den wenk om het huwelijksverbond oplosbaar te maken bij onderlinge toestemming, zou tal van onoplosbare moeie-lijkheden medebrengen, en zoude zeker geen genade vinden in de oogen van geheel Europa; iets anders is \'t waarop ik de aandacht wensch te vestigen, namelijk de vele onregelriiatigheden en tegenstrijdigheden in onze tegenwoordige wetten daaromtrent.

De Roomsch-Katholieke kerk beschouwt het huwelijk als een sacrament, en als zoodanig kan \'t niet voltrokken worden zonder de hulp van een geordend priester: ipaar, hoewel het Engelsche Parlement bij de Reformatie dit leerstelsel afschafte, heerscht desniettemin nog altijd de meening, dat de ceremoniën die bij het trouwen een vereischte zijn, een soort van gewijd karakter dragen, en de Anglicaansche geestelijkheid is de voornaamste voortplant-ster vandeze dwaling, die terwijl zij den heiligen dienst verheerlijkt, vaak tot verkeerde gevolgtrekkingen leidt.

-ocr page 32-

14

Volgens mijne overtuiging ware het wenschelijk, dat overal de wetten dezelfde formaliteiten voorschreven voor het huwelijk en die zoo eenvoudig mogelijk, maar inplaats daarvan vinden wij, althans in Engeland, dat er evenveel verscheidenheid in godsdienstige ceremoniën bestaat als er door de tweehonderd en een verschillende godsdienstige secten worden voorgeschreven , uitgenomen nog de andere condities, zooals de tegenwoordigheid van den ambtenaar. Ook is het eene onvermijdelijke voorwaarde (met een enkele uitzondering) dat het kerkgebouw, waarin \'t huwelijk voltrokken werd, in de trouwacte vermeld zal staan; en zoo dit verzuimd werd kon zelfs de tegenwoordigheid van al de bisschoppen der Staatskerk niet kunnen bewerken dat het een wettig huwelijk is. Zoodoende zijn er voorbeelden van te vinden, hoe sommigen meenden goed en wel getrouwd te zijn, en zij het toch niet waren. Is dit geen bewjjs voor de noodzakelijkheid om één enkele wettige formaliteit voor te schrijven, die vervuld moet worden in de tegenwoordigheid yan een daartoe aangewezen Staatsambtenaar, waarbij dan de kerkelijke ceremonie aan de betrokken personen zelf overgelaten wordt, evengoed als het bruiloftsfeest ?

Ook de wet op de scheiding bevat tal van onregelmatigheden; om er slechts één te noemen, dat het zeer goed mogelijk is voor een man om twee wettige vrouwen te gelijk te hebben, de eene Zijn wettige vrouw in Engeland, de andere die in Schotland. Ondersteld een gehuwd paar, in Engeland geboren en daar getrouwd, verhuist .later naar Schotland. Indien dan de man zich misdraagt met de meid van zjjn vrouw dan kan zij van de Schot-sche gerechtshoven een acte van scheiding verkrijgen; maar deze acte is in Engeland niet geldig, omdat de Engelsche wet geen scheiding op dien grond alleen toestaat aan de vrouw. Niettemin is zij in Schotland volkomen geldig en als de man daar dan latei-gemelde dienstbode der dame huwt, dan is deze zijne wettige vrouw in Schotland, maar niet in Engeland, terwijl de eerste vrouw nog altijd zijn wettige huisvrouw is bezuiden de rivier de Tweed, maar niet benoorden die grens. Bovendien kon die man, wanneer hij in Engeland terugkeerde, vervolgd worden wegens bigamie. En is \'t geen dwaze staat van zaken, en wel geschikt om de wet in minachting te brengen, dat een man of eene vrouw in Engeland vervolgd kan worden voor eene daad, in een ander land bedreven, en die daar geheel en al wettig was?

Nog een punt: in eenige der Engelsche koloniën is \'t huwelijk met de zuster der overledene vrouw geoorloofd, maar als iemand, in Engeland wonend, naar die kolonie heenreisde en daar zijn schoonzuster huwde, dan zou dit geen geldig verbond zijn in Engeland. Ik heb nooit vernomen of zulk een huwelijk van twee

-ocr page 33-

inwoners dier koloniën, wanneer zij zich in Engeland vestigden, hier wettig geacht zou worden, al of niet, maar indien de gerechtshoven hierop ontkennend wilden beslissen, had men dezelfde tegenstrijdigheid als in het Schotsche geval.

Hoogachtend, heb ik de eer te zijn

University-club. A. B. Basset.

Be Krankzinnigheids-kwestie.

Mijnheer! Ik trouwde met de vrouw mijner keuze toen ik twee-en-twintig jaar was. Binnen drie jaren vertoonden zich bij mijne vrouw teekenen van krankzinnigheid, en spoedig daarna moest zij naar een gesticht. Zij herstelde ten halve en kwam weer t\'huis , maar langzamerhand werd het weer erger, en nu vijf jaren geleden moest zij wederom naar die inrichting. De doktoren zeggen dat haar ziekte ongeneeslijk is, en dat ik haar nooit weer t\'huis zal krijgen: en zoo sta ik hier nu, betrekkelijk nog een jong mensch, getrouwd maar zonder vrouw, met de zorg voor een klein kind, en veroordeeld tot het onaangename leven van een celibatair. Ik kwam in de verzoeking een los leven te gaan leiden, maar de liefde voor mijn kind hield mij staande. Zou \'t niet veel beter voor mij zijn, beter voor het kind en beter voor de maatschappij , indien men iemand in mijn toestand veroorloofde om weer wettig te hertrouwen?

Watford. R. Davis.

Moet de (jodsdienst de echtscheiding verbieden?

Mijnheer! Uw belangrijk Blad is dubbel belangrijk geworden sinds mevr. Mona Caird hare eerlijke en ware meeningen over de huwelijkskwestie ten beste gaf. Ik heb \'t genoegen niet de dame te kennen, anders dan door haar geschrift, maar in den geest geef ik haar de hand, en ik vind dat iedere vrouw, en vooral de ongelukkig gehuwde, in haar eene vriendin moet zien. Zij is niet bevreesd om dien erbarmlijken\' huwelijksband in al zijn dwaasheid ten toon te stellen, en zij beijvert zich om geluk en oprecht-

-ocr page 34-

16

heid bij hare sekse te bevorderen. In iederen regel spreekt zij de waarheid en ev is geen vrouw in Engeland of Ierland die niet in stilte met haar moet instemmen. Ik ben eene lersche, die veel in andere landen gereisd heeft, en ik weet bij ondervinding, dat de lijfeigenschap der vrouw in \'t huwelijk bitter en kwellend is over de gansche wereld. En dan komt de godsdienst er nog bij en noodzaakt eene ongelukkige vrouw om met een man te leven die haar teruggestooten en beleedigd heeft door zijn ontrouw en wreedheid. quot;Wat staat haar te doen? Een echtscheiding aanvragen; en wat zal haar dat helpen indien zij Katholiek is? \'t Is de ergste wreedheid om in naam van den godsdienst eene vrouw te noodzaken de rest van haar leven op te offeren, omdat het begin een misslag is geweest, en ik zeg, met mevr. Caird, dat er iets gedaan moet worden ter verkrijging van eene verbintenis die niet in slavernij ontaardt. Ik stem op alle punten met haar in. De vrouwen zijn bevreesd om voor zichzelve en hare rechten op te komen. Mevr. Caird heeft er eindelijk een begin mee gemaakt en ik hoop dat hare woorden goede vruchten mogen dragen, en strekken mogen om het huwelijk te maken tot \'t geen het zijn moest, een vrij contract.

Belfast. Edith Maxwell.

Sommigen geen oortje u-aard.

Mijnheer! Vergun mij mevr. Caird geluk te wenschen met haar gezond verstand! Want hoe eene schrandere vrouw er ooit toe komen kan om zich te verbeelden dat de huwelijksknoop haar lot zal verbeteren, dat begrijp ik niet. De hemel zegene de onschuld van die goede „Lady Patriciadie hare zusters aanspoort om den huwelijkenstaat in te treden en ons daarbij fraaien raad geeft om lief en inschikkelijk te zijn en geheel attentie voor de belangen van den heer gemaal. Ik wed, dat die schrijfster zich maar zoo voordoet en in werkelijkheid een man is, die gewoon is aan zijn vrouwtje „een onschuldig doetjequot; te vertellen, dat hij zich overwerkt heeft en zoo gekweld wordt door zijn bezigheden op \'t kantoor of in \'t parlement. Ik zie hem, dunkt me, na\'t middagmaal tegen zijn vrouw zeggen: lieve, blijf toch vooral niet opzitten om mij op te wachten van avond; ik zal wel stilletjes binnenkomen, hoor, en je niet wakker maken. Ik moet nu naar de sociëteit of misschien ga ik eens naar de comedie, want ik voel me zóó vermoeid en mijn geest is zoo gedrukt van al dat geharrewar in de wereld, dat ik bepaald behoefte heb aan eenige ont-

-ocr page 35-

17

spanning. En „doetjequot; kust haar heer en meester, overtuigt zich dat hij een warme jas aan heeft en geen kou behoeft te vatten, en zet zich dan neer om hahi/\'s kleertjes te naaien, en daarbij te denken, welk een goed en trouw echtvriend zij bezit. Onderwijl weegt zijn eed van trouw niet zwaar op zijn geweten, en doodbedaard steekt hij tegen twee uur in den nacht den huissleutel in de voordeur, gerust dat zij er niets van hoort, of hoeren mag. Waarlijk, meisje, wees wijs! Maak uzelve, zoo ge kunt, onafhankelijk, en in staat uw eigen brood te verdienen en den man te staan; anders moge de hemel u helpen als de dagen uwer jeugd voorbij zijn.

Ik, eene vrouw, acht sommige mannen geen oortje waard. Bijna nooit was er een groot man die niet beleed, dat hij zijn grootheid of deugd aan zijne moeder te danken had en niet aan zijn vader. „Benedickquot; mocht wel eens de „Koopman van Venetiëquot; opslaan en zien wat Portia tegen Nerissa zegt over de mannen. Misschien zou hij zijn eigen beeltenis in een van die vrijers herkennen. Ik smeek er u om, mijne zusters, wilt niet langer slavinnen zijn; en bedenkt u in alle geval ter dege vóór ge u aan banden legt, die voor u eindelooze ellende kunnen insluiten, vooral na eenige jaren, wanneer ge kinderen hebt en hulpeloos zijn zult in de hand van uw meesters.

Hammersmith. Eeke weddwe.

De dronken huisvrouw.

Mijnheer! In waarheid gelukkig noem ik man of vrouw, die genegenheid mogen koesteren voor hun echtgenoot en in duurzame liefde en harmonie leven mogen, elkanders leed balsemend en elkaar\'s geluk verdubbelend. Doch de droeve ondervinding heeft mij geleerd dat deze „ hemelen op aardequot; de minderheid uitmaken en dat het huwelijk, zoolang mannen en .vrouwen geen onderlinge verdraagzaamheid geleerd en den ergste der duivelen, de zelfzucht, uitgeroeid zullen hebben, in de meeste gevallen een ongeluk zal zijn. quot;Wanneer zal men \'t eindelijk eens inzien, dat de zucht om eigen lust bot te vieren, al vernietigt men daarmee ook anderer geluk, de rots is waarop menig gezin schipbreuk lijdt? Wanneer zal men de gulden les verstaan, dat de eenige weg om gelukkig te worden, die is van alles te doen wat quot;t geluk van anderen bevorderen kan ? Maar aangezien deze Utopische eeuw nog op verren afstand in een nevelachtig verschiet slechts schemert, en wij al te zeer overtuigd zijn van de menschehjke zwakheid om veel moeite te doen onze gebreken te overwinnen,

2

-ocr page 36-

18

zoo meen ik, evenals velen uwer correspondenten, dat de wetten op de echtscheiding verruimd moesten worden. De Staat geve daartoe vrijheid in veel meer gevallen dan tot nu toe, en ook al wordt die slechts door één der echtgenooten gevraagd; daarbij moest ook de procedure veel minder kostbaar zijn. Zoo menigeen is er die dagelijks bidt om verlossing uit een leven, dat erger is dan de dood, omdat eene wreede wet hem noodzaakt om met een echtgenoot te leven die, door verlagende hebbelijkheden, afkeer en walging wekt, en \'tis wreedaardig en onzinnig om tegen iemand, wiens vrouw of man alle echtelijke plichten overtreden heeft, te praten over de heiligheid van den echt. Neem dat geval van „den kantoorbediendequot; of mijn eigen geval — en ik geloof dat ge \'t ons ten goede zult houden dat wij zeer betwijfelen, dat de huwelijken in den hemel zouden gesloten zijn. Ik begon het gehuwde leven met een minnend hart, hooge verwachtingen, innige hoop, en vast besloten een goed huisvader te zijn; maar, helaas die zwakke menschelijke natuur! mijn verwachtingen werden spoedig vernietigd; mijn iuchtkasteelen, zoo genoeglijk opgebouwd, lagen weldra verwoest. Na twee gelukkige jaren bleek \'t mij dat mijne vrouw aan den drank verslaafd was. Ik hoopte nog, dat al mochten mijne ernstige vertoogen geen invloed hebben, hare goede opvoeding en \'t gevoel van eigenwaarde haar voor een geheel ver-•zinken zouden behoeden. Maar \'t mocht niet zoo zijn. Dronkenschap, en al de afschuwelijkheden, die daarmee gepaard gaan, maakten mijne w.oning tot een hel, ik moest vader en moeder te gelijk wezen voor mijne vier kleine kinderen; vuile taal en bank-van leening-briefjes waren overvloedig; de kinderen werden veronachtzaamd en wreed behandeld; en ook had ik voor mijzelf bewijzen genoog dat mijne vrouw ook in andere opzichten tegen mij zondigde. Na jaren van ellende, die mij ondragelijk toeschenen, heeft mijne vrouw eindelijk, op voorwaarde eener toelage, in eene onderlinge scheiding toegestemd — ik denk dat zij vreesde voor een gedwongen scheiding bij de wet — die echter niet mogelijk was. Integendeel zou deze mij genoodzaakt hebben met haar samen te leven, tot een welkome dood mij van mijn juk kwam verlossen.

Laten zij, die zeggen: wat God vereenigd heeft, zal de mensch niet scheiden, en die praten alsof \'t huwelijk heilig was, heengaan en zulk een tehuis? binnentreden: al bleven zij er dan onverschillig onder dat zulke lijders, man of vrouw, hun leven lang met dien molensteen om den hals moeten zwoegen, dan zullen zij toch stellig toestemmen, dat ter wille der onschuldige en hulp-looze kinderen een geheele herziening onzer wetten dringend vereischt wordt.

Cornubia.

Gospel Oak.

-ocr page 37-

19

Theorieën van een tooneeldichter.

Mijnheer! Uwe correspondenten, die tegen gemakkelijke wetten op de echtscheiding zijn, verkeeren allen in dezelfde dwaling; zij verbeelden zich, dat indien een scheiding meer onder ieders bereik ware gebracht, men er ook veel meer naar jagen zou. Dit is geheel strijdig met wat wij van \'t menschelijk karakter weten. Wij kennen immers allen de geschiedenis van dien ouden man, die nooit in al de tachtig jaren zijns levens, er naar taalde om buiten de wallen van zijn geboortestad te gaan, maar die \'t er niet langer in uithouden kon toen hij zich eene maand later tegenover anderen verbonden had om ook voor \'t vervolg nooit er buiten te komen, \'t Is de wetenschap, dat er aan den eens ge-knoopten band geen losmaken meer is , die den huwelijksknoop zoo knellen doet.

Ik ben geen advocaat voor de „vrije liefdequot;, ik geloof zelfs niet dat een onzer die in de praktijk wenschen zou al wil hij er wel over redeneeren — maar ik breng \'t volgende feit hier onder de aandacht, voor de waarheid waarvan ik kan instaan, ten bewijze van mijne stelling. Een heer van mijne kennis liep — \'t zal een jaar of zes geleden zijn — weg met eene dame, op wie hij hartstochtelijk verliefd was, evenals zij op hem, en naar\'ik veronderstel waren de haast en verwarring waarin zij verkeerden, de oorzaak dat zij de huwelijks-ceremoniën eenvoudig vergaten. Zij waren echter altijd van plan eenmaal die zaak in orde te maken, maar de tijd vloog om en zij leefden onderwijl zoo gelukkig samen als een paar verliefde luidjes. Doch in \'t vorige jaar lieten zij zich toch, volgens het principe; beter laat dan nooit, volgens de wet trouwen, en zie, zes maanden later vonden zij dat \'t zoo onmogelijk was samen onder één dak te wonen, dat zij van elkaar gescheiden zijn gaan leven, \'t Is de waarheid, mijnheer! Wij mannen en vrouwen zijn toch niets moer dan groote kinderen: wij verlangen naar iets zoolang wij \'t nog\' niet hebben, en de eenige weg om ons te doen zorgen het te behouden is te maken, dat wij \'t gemakkelijk weer verliezèn kunnen.

Uw dienaar

London. Jerome K. Jerome.

Woest door den drank.

Mijnheer! Heeft u nog ruimte voor een der vele oorzaken van \'t mislukken van \'t huwelijk? Hebben die gelukkigen, die zoo

-ocr page 38-

20

gemakkelijk weten te praten over de heiligheid er van, soms ook eenig idee over de heiligheid van een gedwongen en verlagend samenleven met een man, die door den drank een woesteling is geworden of verdierlijkt door een langzame verweeking der hersenen ? Stel u eens eene gevoelige, beschaafde, of enkel maar eene zedige vrouw voor, blootgesteld aan al de akeligheden van zulk een huwelijksband, en ik denk, dat al werd er slechts een honderdste deel van al haar martelingen verwezenlijkt, toch elk gevoelig hart geschokt zou worden en erkennen ja, een scheiding zou beter wezen voor deze vrouw en voor haar kinderen dan de instandhouding der heiligheid van zulk een echt onder zulke omstandigheden. \'t Verschrikkelijk aantal van dergelijke ongelukkige huwelijken, met hunne dientengevolge ongezellige huiskamers, en lichtzinnige zonen en slechte dochters — verkeerd opgevoed als zij zijn — dit aantal schreeuwt om een geneesmiddel. Hoe en wat dit geneesmiddel zijn kan, laat ik aan wijzer hoofden over. „\'t Vrije huwelijkquot; klinkt als een excuus voor losbandigheid; toch geloof ik in allen ernst, dat de kinderen uit een huwelijk, waarvan de éénige banden bestonden in liefde en eerbied, een zorgvuldiger opvoeding en betere verzorging genieten zouden, en beter burgers zouden worden, dan die uit een wettig huwelijk, waarin liefde en eerbied onmogelijk geworden zijn. Een man of eene vrouw, die een hebbelijke dronkaard, of een misdadiger, of wel imbeciel of waanzinnig geworden is, moest gescheiden worden van zjjn wederhelft. Zij hebben geen recht om ongelukkige, zieke kinderen in de wereld te brengen. En, wat er ook gezegd of gedaan moge worden, \'t is toch het opkomend geslacht waarom men in de eerste plaats denken moet. \'t Schijnt mij een stap in de goede richting om de meisjes te leeren haar eigen brood te verdienen. Helaas, het lijden van de mistrouwde vrouwen is groot. Wie zal ons recht verschaffen ?

Cohury Place. Eene mistrouwde vrouw.

Het enkele huwelijk eene moderne instelling.

Mijnheer! Met veel belangstelling heb ik de correspondentie in uw blad gevolgd, en nu voel ik mij gedrongen iets in \'t midden te brengen, niet over mijn eigene welgevestigde opinie omtrent \'t vraagstuk, maar ten einde \'t onderwerp zelf, waarover men redeneert , in een helderder licht te stellen.

Eenigen onder de briefschrijvers, en wel zij die beter moesten weten, geestelijken, hebben vooropgesteld dat het enkele huwelijk

-ocr page 39-

21

eene goddelijke instelling zijn zou. Zoo schrijft de „Presbyter Anglieanus: „mijn doel is te protesteeren tegen de bewering, dat het huwelijk eene menschelijke instelling zou wezen; het is eene heilige instelling uit den tijd van \'s menschen onschuld, welke door geene menschelijke wet veranderd of verjaard kan worden, uitgenomen in één geval, enz.quot; Welnu, indien deze stelling uitgesproken was door een leek, dan had men die kunnen laten voor \'t geen zij is, daar wij in een „vrij landquot; leven waar een ieder denken mag wat hij wil. Maar nu ze komt van iemand, die zich een geestelijke noemt, en daarmee waarschijnlijk een toon van gezag wil aanslaan, moet ik doen opmerken, dat hij geen volmacht hiertoe bezit wanneer hij voorgeeft dat zulk eene gevolgtrekking gemaakt kan worden uit de zedelijkheid, de gewoonten en de voorschriften van den Bijbel in zijn geheel.

Met de stelling: „ dat het huwelijk eene heilige instelling is uit den tijd van \'s menschen onschuldquot; bedoelt zijn Eerwaarde hoogstwaarschijnlijk dat het huwelijk tusschen één man en ééne vrouw ingesteld werd voor den „val,quot; te weten, toen de mensch in den tuin van Eden woonde. Zonder ons op te houden om de geloofwaardigheid van dit Bijbelsch verhaal te behandelen, zullen wij , ter wille van het betoog, aannemen dat het waar is en dan zien wat er overblijft, als men logisch en eerlijk een conclusie trekken zal uit \'t geen dit en andere deelen van den Bijbel op dit punt opleveren. Natuurlijk beweren de meeste theologen, dat zoowel het boek Genesis als het boek Deuteronomiura door Mozes geschreven werd, en ik durf aannemen dat „ Presbyter Anglieanusquot; tot dezen behoort. Welnu dan, indien Mozes de auteur is van Genesis, en in \'t verhaal omtrent Adam en Eva het type wil geven voor alle huwelijken, hoe kwam diezelfde Mozes er dan toe een geheel daarvan afwijkende wet in Deuteronomiura te geven ? Uit den Bijbel zelf kan het positief bewezen worden, dat de Hebreeërs van den tijd van Lamech af de veelwijverij veroorloofden of dat althans de grooto mannen uit dat geslacht herhaaldelijk het „ heilige mysterie quot; van het enkelvoudig huwelijk geschonden hebben door de eene vrouw na de andere te nemen, totdat de „ wijste der menschenquot;, Salomo, naar \'t Bijbelsch verhaal, niet minder dan 1000 vrouwen in zijn harem bezat. Zelfs David, „de man naar Gods hartquot; was heer over een aardig aantal dames, dat het dozijn te boven ging. En dit deden de vorsten uit dat volk niet alleen; Samuel\'s vader had twee vrouwen, en Samuel\'s vader was een Leviet! En zoo zou ik voort kunnen gaan met \'t aanhalen van voorbeelden , dat het uitverkoren volk het enkele huwelijk niet als een „ heilig mysteriequot; vereerde. En niet slechts was dit \'t geval toen hunne zonden door de Profeten bestraft moesten worden, neen. Abraham en Jacob hadden ook reeds meer dan eene vrouw.

-ocr page 40-

22

Mozes schijnt er slechts eone gehad te hebben maar waarschijnlijk was dit uit verkiezing, want nergens, geloof ik, wordt in het Oude Testament de leerstelling gevonden, dat de man „trouwquot; moet houden aan ééne vrouw, in den zin waarin wij dit bedoelen.

Ik wensch deze zaak niet verder uit te pluizen, maar indien er een priester is in de kerk van Engeland of in eenige andere kerk, die mij hierin wil tegenspreken, dan werp ik hem dadelijk den handschoen toe. Voorzeker, wie van ons de ongerijmde voorstellen van mevr. Mona Caird bestrijden wil, kan betere middelen daartoe vinden dan onhoudbare inzichten te berde te brengen, of uitleggingen van Bijbelsche teksten, die de echte geleerden stellig niet zullen beamen. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand, in \'t bezit der gave om logisch te redeneeren over zedelijke en wijs-geerige zaken, een enkel oogenblik werkelijk onderstellen kan, dat men het zonder éenige wet op het huwelijk zou kunnen stellen. Toch zjjn de huwelijkswetten menschehjke wetten en de kwestie bestaat eenig en alleen hierin: welke menschehjke wetten kunnen wij uitvinden om het recht in deze beter te dienen?

Bij geen enkel volk, welks geschiedenis ons werd overgeleverd, werd het enkelvoudige huwelijk door de meerderheid in acht genomen. Evenmin is het tegenwoordig in Engeland in zwang, \'t Zal tijds genoeg zijn om mevr. Caird\'s inzichten te bespreken wanneer vrouwen en mannen geestelijk en lichamelijk gelijker zullen zijn. De steeds wisselende maatschappelijke toestanden, en de toeneming der beschaving, die door de wetenschap heden ten dage zoozeer bevorderd wordt, zullen waarschijnlijk steeds kleine wijzigingen in de huwelijkswetten noodzakelijk maken. Doch de eerste verandering zal wel zeer ingrijpend moeten wezen; \'t gezond verstand van mannen en vrouwen beide moet hen doen inzien, dat de verbazende huichelarij, die wij heden ten dage preeken en in praktijk brengen, niet meer te dulden is. Zij mag de geestelijkheid dienen, maar niet den leeken.

Cambridge, Een Natuurkundige.

De grappige Schrijver.

Mijnheer! Met zeker genoegen zet ik mij om u mijne ervaring van het huwelijksleven mee te deelen. \'t Is precies drie jaren geleden dat ik trouwde. Sedert heb ik gedurende twee jaren en negen maanden een onafgebroken geluk gesmaakt. Ik heb de eer mij te noemen

Gipp.

P. S. Ik behoor er nog bij te voegen dat ik mij van mijn vrouw, drie maanden na onzen trouwdag, scheiden liet.

-ocr page 41-

23

H Bedrog der vrouwen.

Mijnheev! Na zorgvuldige overweging is \'t mij duidelijk geworden, dat het huwelijk niet slechts over \'t algemeen een misslag is, maar ook zeer dikwijls een weloverlegd bedrog van den kant der vrouw, die, ten einde een tehuis en levensonderhoud te verkrijgen, voorgeeft dat zij de liefde van den minnaar beantwoordt. Een liefdelooze vereeniging is er het gevolg van; want, al laat de minnaar zich blinddoeken, de man ziet wel spoedig dat hij de dupe is van eene gewetenlooze vrouw.

Zekere dame verried eens achteloos in mijn bijzijn het geheim der ongelukkige huwelijken. Zij had verscheiden dochters groot te brengen, en trachtte door eene vrijgevige opvoeding, haar ieder voor een passend beroep op te leiden. Doch eene der meisjes bleek niet tot het vinden van een vak in staat te zijn, en toen liet de moeder zich hierover wanhopig ontvallen: „wij zullen moeten zien dat we haar uithuwelijken, ze is nergens anders goed voor.quot;

Mij dunkt, dat er wel een remedie tegen deze ergernis te vinden is. Stel allo beroepen open voor de vrouw , geef haar een gelijke kans met do mannen in elk bedrijf dat zij uit kunnen oefenen, en dan zal \'t huwelijk haar niet zoo vaak de noodzakelijke voorwaarde zijn om te bestaan. Geef haar een hooger zedelijk standpunt, dat haar in staat stelt tot het besef, lioe eene vrouw, die zonder liefde trouwt, haar man onrecht aandoet cn zieh-zelve verlaagt; dan zouden de echtverbintenissen, die nog gesloten werden, een uitvloeisel zijn van ware liefde, en dan zullen zij gelukkig zijn.

Huil. Eex bitse oude vrijer.

De kunst in het toilet en de werkelijkheid.

...... Onder al de Brieven heb ik er geen een gevonden, die

den vinger legt op een der meest vruchtbare bronnen van teleurstelling in \'t huwelijk; geen woord over den physieken kant dei-kwestie. Yond men \'t soms een al te teer punt om te onderstellen, dat een getrouwd mensch een lichaam bezit even goed als een ziel — een uitwendigen vorm evengoed als neigingen en humeurtjes?

Laat ons niet vergeten, dat we in een tijd leven van snelle artistieke verfijning; er zijn er tegenwoordig slechts weinigen, zelfs onder de lagere standen, wier smaak niet geinfluenceerd werd

-ocr page 42-

24

door voorbeelden der Grieksche kunst. Onwillekeurig wordt door het herhaald aanschouwen dier typen van vrouwelijke bevalligheid en mannelijke schoonheid in onze ziel een beeld gevormd, dat, ons zei ven onbewust, invloed oefent op onze keuze van eene levensgezellin. De grootste aantrekkelijkheid der vrouw voor den man is haar schoonheid, althans is dit het eerste wat onze aandacht boeit, wat men ook zeggen moge van de hoedanigheden , die later ons mogen bekooren. Er zijn weinig mannen, die een aanzoek doen wanneer de dame niet in alles hen behaagt en aantrekt. Wij verlieven op wat wij zien of meenen te zien, en wanneer \'t verstand dan ook in andere opzichten de keuze wettigt, dan volgt gewoonlijk het aanzoek en het huwelijk.

Zoo gaat \'t in de meeste gevallen. Maar onderstel nu eens, dat de bruidegom bemerkt dat hij bedrogen is. Achterdochtig geworden gluurt hij naar haar gelaat en heeft een vermoeden omtrent wit en rood blanketsel, en nu en dan is hij er bijna zeker van dat er eene merkwaardige variatie is in de kleur van wenkbrauwen en oogharen. Ik vraag u, welk man van smaak zou die ontdekking doen zonder walging en afkeer te gevoelen? Welke kans bestaat daar nog op waar geluk? Is \'t wonder dat de dame zich bij haar moeder beklagen gaat over \'t onbegrijpelijk snauwerig humeur van manlief? Nietwaar, dit is een zeer slecht begin, maar in duizend gevallen gaat het op die manier. Wanneer de dame geen onechte bekoorlijkheden had ten toon gespreid waarin haar verloofde geloofde, maar zij deze in werkelijkheid bezeten had, dan kon er een gelukkig huwelijk gevolgd zijn; want, men moet \'t wel bedenken, \'t ligt in den aard van den man om eigenschappen te verdragen in eene vrouw die hij bewondert, welke hem ten zeerste tegen zouden staan in eene, die hij niet bewondert.

Ik ben mij wel bewust, welk een storm van verontwaardiging er op zal gaan in menige schoone — ik had bijna gezegd „ boezemquot; — ziel bij opmerkingen als deze, en ik bereid mij reeds voor op uitroepen als : „ Zijn wij dan niet allen zooals God ons gemaakt heeft?quot; Waarop ik antwoord: „Neen, lieve Jongedame, zeer weinigen onder u zijn zooals God u gemaakt heeft of zooals Hij u hebben wilde. Gij zult dit natuurlijk blasphemie noemen, en toch is \'t de zuivere waarheid; want door uwe lichamelijke ontwikkeling te veronachtzamen hebt ge Gods wetten overtreden, \'t Spijt me te moeten zeggen, dat de Kerk voor een groot deel schuld is aan de op dit punt heerschende onkunde. Zij spreekt zooveel over \'s menschen ziel, dat zij vergeet dat hij een lichaam heeft.

Indien \'t niet in mijn macht gestaan had om een geneesmiddel voor de schoone verwoeden aan de hand te doen, dan zou ik mijn mond gehouden hebben; maar ik weet er een dat de schoon-

-ocr page 43-

25

ste resultaten geeft. Aan u allen wordt een dagelijksche wandeling aangeraden; maar wandelen alleen is op zichzelf niet voldoende. Iedere spier van \'t menselielijk lichaam moet dagelijks geoefend worden en wel zoolang totdat er een aangename huiduitstraling door ontstaat, die een heilzame uitwerking heeft. Ik noem de gymnastiek als het groote schoonheidsmiddel. Wanneer de dames slechts een gedeelte van den tijd, dien zij nu verkwisten om gebrekkige gestalten door de kunstenarijen der kleeding op te lappen, wilden gebruiken om gymnastielessen te nemen, en zich in klassen te oefenen onder bekwame leiding, dan zouden zij spoedig al die middeltjes kunnen ontberen, waardoor zij thans ronding trachten te geven aan hoekige, platte, gebukte en engborstige figuren. Deze oefeningen (bovendien niet alleen het uiterlijk verbeteren, maar vooral ook voor de gezondheid van onschatbare waarde), zijn, ik houd het vol, de eenige goede voorbereiding voor den huwelijken staat. Kan er iets ergers bedacht worden in \'t huwelijk dan een pruilerig, kribbig, klagend en heftig temperament? De vrouw, die altijd op de vriendelijke vragen van haar man antwoorden moet: „ ik heb zoo\'n erge hoofdpijnis niet de beminnelijkste gezellin, \'t Mag ongevoelig schijnen om zoo over de vrouwenkwalen te spreken , maar ieder medicus weet dat zij voor een groot deel eigen schuld zijn , — in enkele gevallen zelfs voorgewend.

Door er op te wijzen dat gezondheid, beweging en gezonde schoonheid gewichtige factoren zijn ter verzekering van huwelijksgeluk, heb ik nog niet eens gesproken over het gezonder kroost van zulke moeders; maar we kunnen gerust verzekeren dat wij dan veel minder ziekelijke, bleeke, krombeenige en bijziende stumpertjes op ons pad zouden vinden — beter voor hen, dat zij nooit geboren waren.

En dit geldt meest voor den middenstand. Maar wat de lagere klassen betreft, \'t is hoog tijd dat de wetgeving zich er op toe-legge „hen van zichzelven te redden.quot; Want \'t is erbarmelijk om te zien hoe \'t physiek van die menschen in.Londen achteruitgaat en verzwakt. Onze wetgevers behooren den Britschen werkman voor vernietiging te bewaren.

Veroorloof mij ten slotte mijne opinie uit te spreken over het voorstel van mevr. Caird. Terwijl ik er voor zou zyn, dat er voor meer ergerlijke gevallen van huwelijks-ellende dan thans de scheiding mogelijk werd gemaakt, zoo zou ik overigens liever trachten de oude instelling te verbeteren dan een nieuwen staat van zaken voor te stellen.

Dit schrijven is niet van een nieuweling. Ik heb bijkans eene halve eeuw huwelijks-leven achter mij en ik kan eerlijk betuigen dat „ zoover als ik gekomen benquot; \'t voor mij wel eenigszins op

-ocr page 44-

26

een bankroet gelijkt, dat voor \'t grootste deel te wijten is aan de oorzaken, die ik de eer had voor uwe lezers bloot te leggen.

Bex ley Heath. Een ex-Koninklijk Britsch artist.

De kwestie der echtscheidiny.

M ! Ik trouwde in Amerika, en scheidde in Amerika. Maar de Engelsche wet erkent wel het huwelijk ginds gesloten maar niet de scheiding. Komt \'t u ook niet voor dat hier iets niet in den haak is? Waarom moet ik hier gebonden blijven aan eene trouwe-looze vrouw, wanneer haar eigen vaderland en zijne wetten, die ons verbonden, deze ook weer losgemaakt hebben ?

Fulham. Een zeeman.

lij heunhaust in liefhehherij-comedies.

M.! Met de meeste belangstelling heb ik de Brieven in uwe kolommen gevolgd en gaarne wil ik er mijne eigene ondervinding bijvoegen. Ik ben pas eenige maanden geleden getrouwd, en nu reeds begin ik er aan te twijfelen of die stap wel goed geweest is. Mijn man is lid van een cricket-club, die een groot deel van zijn tijd en zijn energie in beslag neemt; en ook beunhaast hij in liefhebberij-operettes en comedies, en komt hij op alle uren van den nacht thuis, niet altijd even nuchter. Met dit al leid ik een erg vervelend leven, en hij schijnt onwillig om alle of zelfs een enkele van deze uitspanningen, zooals hij ze noemt, af te schaffen, ten einde wat meer tijd aan zijn tehuis te besteden en mij wat op te beuren. Zulk een gedrag als \'t zijne doet mij denken, dat indien er meer mannen van zijn soort bestaan, \'t huwelijk wezenlijk niet aan te bevelen is, en ik wensch andere jonge meisjes, die ook dezen stap willen doen, bijtijds te waarschuwen, zoodat zij met hunne aanstaande echtgenooten eerst over dit kwaad spreken en onderhandelen, vóór zij zich voor \'t leven binden.

Kentish Town. J. F.

„ De Profundis

M.! Ik ben eene dergenen, die op de ongelukkigste wijze bevonden hebben dat het huwelijk een zeer droevige fout is. Getrouwd

-ocr page 45-

27

toen ik nog heel jong was, ben ik na weinige jaren eene weduwe gelijk; zijn woestheid noopte mij tot eene scheiding. Maar ik kon die niet verkrijgen voor en aleer hij mij een oog uit had geslagen, welk verlies ik dus wijten kan aan de genadige? wet die mij noodzaakte met een man te leven zoolang tot hij mij voor mjjn leven verminkt had. \'t Verwondert mij niets dat de vrouwen \'t huwelijk eene ellende vinden, indien hare ondervinding op eenigerlei wijze de mijne nabij komt. Gij moet mij niet verkeerd begrijpen; ik wil volstrekt geen partij trekken voor wat men „vrije liefdequot; noemt. Geene verstandige en zedige vrouw zou dit kunnen doen. Maar waarom moet het juk van den drank en der ruwheid bijkans onverbrekelijk vastgelegd worden op de schouders van eene lijdende vrouw en onschuldige kinderen ?

Bedfort Street. M. S.

„ A Is de andere uitverkorene elders is.quot;

M.! Mijns inziens is \'t volgen van het oude spreekwoord : haastig getrouwd, lang berouwd, oorzaak dat \'t huwelijk zoo dikwijls mislukt. Mijne vrouw en ik, we ontmoetten elkander voor \'t eerst op eene terugreis van New-York. Ik meende natuurlijk dat zij een engel was, en zonder twjjfel bekeek zij mij ook door een vergrootglas. Wij zijn nog niet lang vereenigd, „tot do dood ons zal scheidenmaar sedert leven wij niet gelukkig samen. Binnen twee maanden ontdekten wij, dat wij geen enkele neiging gemeen hadden. Wij vechten wel niet maar beiden vermaken wij ons \'t best, als de andere uitverkorene elders is. Zooals nu de wetten zijn, moeten wij ons leven lang blijven zooals wij zijn. En als een van ons beiden den verkeerden weg opgaat met het doel een scheiding te verkrijgen, dan zal waarschijnlijk de rechter tussehen beide komen en \'t niet toestaan; want wanneer beide partijen de scheiding wenschen, dan wil de wet die niet. Waarachtig, mijnheer, ik vind dat wanneer beiden \'t willen, er- een of andere methode moest bestaan om ze hun zin te geven. Mijne vrouw zegt, dat dit de eerste verstandige opmerking is, die ik in de twee laatste maanden gemaakt heb.

Silvertoicn. De Hond.

De echtscheiding is te duur.

M.! Ik was, wel is waar, niet te jong toen ik trouwde met den man van wien ik innig veel hield, toch moet ik tot mijn spijt

-ocr page 46-

28

getuigen, dat wij nog geen maand getrouwd waren, toen hij reeds zijn masker afwierp en ik tot mijn schrik ontdekken moest dat hij een dronkaard was. Een jaar lang beproefde ik het hem met zachtheid en smeeken te overreden om afschaffer te worden, maar hij wilde niet. Eindelijk brak mijn hart en geheel verlaten als ik was door mijn man, besloot ik ook zijn huis te verlaten. Zoo leven wij nu sedert tien jaren reeds afzonderlijk, maar nog altijd ben ik zijne vrouw, evengoed als toen wij pas trouwden. Ik weet dat hij met eene andere vrouw leeft, maar ik kan geen scheiding aanvragen, omdat ik de middelen er niet toe bezit. Ik gelijk op den vogel, die zijn vleugels tegen de tralies van zijn kooi slaat, maar er is geen ontvluchten mogelijk. Ware \'t mij slechts mogelijk om de scheiding te bekomen dan had ik er alles voor over. Doch hoe ellendig mijn eerste ondervinding ook geweest is, toch zou ik dan hertrouwen, daar ik geloof dat een goed huwelijk geen ongeluk kan zijn. Nu zijn er honderde ongelukkige vrouwen die als ik een eenzaam , ellendig leven voortslepen, omdat zij geen geld genoeg bezitten zich van haar banden te laten bevrijden. Be-stoni er maar eene scheidingswet, die voor de arme bereikbaar was! Zooals ik en zoovele mijner zusters nu leven moeten, is \'t geen leven.

Norwood. Eexe weekvroüw.

Lucretia\'s man.

M.! Ik moet u zeggen dat ik ook in de meening verkeer , dat de echtscheiding gemakkelijker kon gemaakt worden. Laat ik mijn eigen geval vertellen. Mijn man is een onverbeterlijke dronkaard. \'t Is waar, hij verdient een goed inkomen en laat mij in betrekkelijke weelde leven; maar is dat een voldoend tegenwicht voor het feit, dat ik vijf van de zeven nachten moet doorbrengen in \'t gezelschap van een dronken, verdwaasden man ?

Westhourne Park. Lucretia.

De geplaagde vrouw.

M.! Ik ben nu bijna zes jaar getrouwd. Ik hield verbazend veel van den man, dien ik trouwde, en \'t scheen dat wij op alle manieren goed bij elkander pasten voor \'t huwelijksbootje; behalve in

-ocr page 47-

29

een opzicht. Wij waren beiden driftig van humeur. Ik voor mij echter had \'t vaste voornemen eene goede vrouw voor hem te zijn in den volsten zin van \'t woord, en ik twijfel er ook niet aan of dat zou ik geweest zijn, indien hij mij maar halfweg tegemoet ware gekomen of me zelfs maar met de gewone vriendelijkheid en beleefdheid bejegend had. Maar iederen dag en ieder uur was ik \'t voorwerp van geringschatting en kleine beleedigingen. Van den dag af dat ik trouwde totdat ik mijn man verliet en naar mijne ouders de wijk nam, was mijn leven één martelaarschap, \'t Is waar, ik werd niet mishandeld in den gewonen zin van dat woord — ik werd niet geslagen en geknepen of op den grond geworpen of geschopt, maar voor een gevoelig schepsel zijn er erger wreedheden dan lichamelijk geweld. Werkelijk, in minder dan eene week wist ik, dat de man, die bezworen had dat hij mij lief had meer dan iets of iemand ter wereld, met mij gespeeld had als een kind met zijn pop; dat hij zijn speeltuig moede was en niet schroomde mij dit te laten voelen. Ik verdroeg het zoolang \'t mij mogelijk was en ging toen een tijdlang naar mijn ouderlijk huis, in de hoop dat de verwijdering hem misschien tot andere gevoelens zou brengen. Integendeel! \'t werd erger in plaats van beter. Zal ik \'t ooit vergeten kunnen, wat ik leed toen ik voelde dat ik hem nog altijd lief had, maar voor hem niets anders quot;was dan een belemmering, waarvan hij gaarne ontslagen zou zijn? En ik heb er nooit, tot op dezen dag, de reden van kunnen ontdekken, indien er al eene bestaat. Want ik was huishoudelijk en ik zag ook niet op tegen \'t werk, en ik was heel goed opgevoed. Daar ik mijn ouders niet tot last wilde zijn, verliet ik het ouderlijk huis om onder vreemden hard te gaan werken, totdat mijne gezondheid, door al de zorg en \'t verdriet ondermijnd, mij begaf; ik lag maanden lang hevig ziek en de dokters gaven geen hoop op herstel. Toen werd er om mijn man gezonden. Maar hij kwam niet, en wat hem betreft had ik onder vreemden mogen sterven; ja, hij zou er zelfs blijde om geweest zijn! Is quot;t te verwonderen dat alle genegenheid en achting voor hem in mij gedood werden en dat ik nu liever mijn brood zou\'gaan bedelen dan met hem weer te gaan leven ? Maar nu wordt het blaadje omgekeerd, nu wil hij dat ik terugkeer en hem het verledene vergeve — iets dat ik onmogelijk kan doen — om \'t nog eens te beproeven. Ik zou mijn halve leven er voo.r geven om weer vrij te zijn, maar dat kan niet, en zoo tracht ik maar in hard werken mijn gedachten te verzetten; \'t is mijn eenig hulpmiddel. Werkelijk, voor mij is \'t huwelijk een fout geweest, en \'k zal mijn ketenen dragen moeten tot aan mijn dood.

W.

Birmingham.

-ocr page 48-

30

Het eerste antwoord van mevrouw Caird.

Mijnheer! quot;Wanneer ik mjj thans neerzet om mijne inzichten eenigszins nader toe te lichten, die ik slechts in ruwe omtrekken in de Westminster Beoiew schetste, dan bedoel ik niet, daarmee eene uitvoerige verdediging te schrijven tegen de talrijke aanvallen , die ik van uwe correspondenten te verduren had; ik wensch slechts verklaringen te geven over de zaak, die zoovelen kwelt, naar aanleiding van eenige der interessantste brieven, die in uw Blad voorkwamen. Mij dunkt, wij kunnen de briefschrijvers in twee klassen verdeelen : zij die begrijpen wat ik bedoelde met mijn betoog, en die er \'t zij gedeeltelijk, \'t zij volstrekt niet mede instemmen (deze laatsten zijn \'t meerendeelj en zij die vurig en dapper te volde trekken tegen een strooien pop, welke natuurlijk even onderworpen is bij die aanvallen als Gruy Fawkes op den 5den November. Wat mijzelve betreft, schoon ik eenige gevoelige klappen ontvangen heb, is mijne overtuiging vrij wel ongeschokt gebleven. Ik pleit voor iets, maar wat door uwe schrijvers wordt aangevallen is een geheel ander iets; en \'t is niet alleen iets anders maar meestal juist het geheel tegenovergestelde. Ik heb wellicht bij \'t schrijven van mijn opstel te veel gerekend op den eerlijken en verstandigen lezer, aan wien de auteurs zich zoo vol vertrouwen aanbevelen. Waarschijnlijk bestaan er slechts weinig zulke lezers; men kan zich ook bezwaarlijk een mensch voorstellen, die bekwaam is over ieder onderwerp, waarop zijne aandacht gevestigd wordt, oprecht en verstandig te oordeelen; \'t is te veel geeischt van de menschelijke natuur. Nochtans zou deze mythische personage zeker ook wel zijne aanmerkingen gehad hebben op wat ik icerkelijk gezegd heb, maar niet op wat ik verondersteld word gezegd te hebben, of wat men mij, door de woorden uit hun samenhang te rukken, heeft laten zeggen. De meeste brieven zijn geschreven door lieden, die klaarblijkelijk het artikel in het tijdschrift niet gelezen hebben. De enkelen, die dit wel deden, moet ik mijn dank brengen voor hunne beleefde en belangrijke critiek; ofschoon eveneens vele van de opmerkingen, door hen gemaakt, dadelijk een antwoord zouden gevonden hebben in het artikel zelve, waarin klaarblijkelijk eenige passages geheel over \'t hoofd gezien werden.

Misschien is \'t wel de natuurlijke ingenomenheid met mijne eigene denkbeelden, dat ik er maar niet in slagen kan in te zien, hoe de bedoelde argumenten bewezen kunnen worden door vele der zeker zeer interessante details uit \'t familieleven, die door dit geschilpunt aan \'t licht werden gebracht; waaronder schilderachtige en bekoorlijke beschrijvingen van Engelsch huiselijk geluk en zelfs mededeelingen van liefhebbende ouders over de kleur

-ocr page 49-

31

van Tommy\'s oogen en Tommy\'s wel te vergeven voorliefde voor Jam. Men voelt zich inderdaad zeer tot \'t lieve kind aangetrokken (ik meen het ter goeder trouw); alleen maar, als ik van de beschouwing van Tommy tracht over te gaan tot het onderzoek van \'t huwelijk als maatschappelijke instelling, dan wordt mij de betrekking tusschen die beide onderwerpen alleronaangenaamst duister. Mijne stellingen mogen zoo slecht zijn als men gezegd heeft dat zij zjjn, doch louter losse beweringen en uitroepen overtuigen niet, en zelfs geen Tommy, (hoezeer hij me ook aantrekt) kan de leemte vergoeden van een rustige en verstandige redeneering , die immer de zekerste weg is om de valschheid eener stelling aan te toonen en \'t eenige waardige middel voor wie gevoelt dat recht en waarheid aan zijne zijde staan, \'t Valt gemakkelijk om eene leer te overschreeuwen, al zou \'t nog zoo moeielijk zijn om van diezelfde leer door kracht van redeneering te bewijzen, dat zij ongegrond is.

Aan mijne inzichten zjjn namen gegeven die met afschuw gepaard gaan, en geen woorden, van mij afkomstig, kunnen die nu van hunnen hatelijken klank ontdoen. Ofschoon, alles wel beschouwd, is dit misschien niet meer dan de bal, dien den kaatser terugge-worpen wordt; want mijne openlijke beschuldiging van het huwelijk , zooals het thans bestaat, is evenmin geschikt tot een vergelijk als een der harde woorden, die tegen mijne voorstellen kunnen worden ingebracht, of zelfs tegen de losbandigheid, die ik niet voorstel. Door „huwelijk zooals het thans bestaatquot; bedoel ik natuurlijk de gewone opvatting van dien term — al wat het algemeen daaronder verstaat en er mede bedoelt voor wie er zich door laat verbinden. Natuurlijk reken ik onder dit huwelijkstype niet de vereeniging, welke ook onder dien naam doorgaat, van twee personen die boven de wetten en de wettenniakende zeden van hunnen tijd staan en die door de edele opvatting hunner wederzijdsche plichten het vrijere huwelijk der toekomst voorbereiden. Indien dezen hun verbintenis vestigen op de beginselen van ware rechtvaardigheid, gelijkheid en vrijheid, dan begeven zij zich buiten de grenzen van \'t huwelijk, zooals het algemeen eri de wet die trekken, en handelen zij zelfs niet in den geest der wet. Want, men merke het wèl op, die instelling krijgt al den lof van een echt die goed uitvalt, niet ten gevolge van een goede wet, maar ten spijt van een slechte wet, dus een lof, die .haar niet toekomt, want dan hebben de echtgenooten hare voorschriften geheel over \'t hoofd gezien — totdat eenig hevig verschil het paar tot tegenstanders maakt, en zij dan plotseling gewaar worden wat het huwelijksverbond eigenlijk is, en op welke barbaarsche meeningen het gegrond is. Op de vraag: is het huwelijk eene maatschappelijke fout? moet het antwoord luiden: ja, tenzij man en vrouw over-

-ocr page 50-

32

eenkomen om hun huwelijk in bijkans alle opzichten hooger op te -vatten dan die instelling door de wetten van den Staat en der maatschappij wordt omschreven en begrensd en gewijzigd onder den invloed van de godsdienstige richting der eeuw.

Mogelijk dat het de zaak eenigszins duidelijker zal maken, indien ik de gedachten, die mij bezielden toen ik het veel gecritiseerde artikel schreef, nog eens nauwkeurig bepaal, \'t Was mijn wensch, de aandacht te vestigen op den historischen oorsprong van het huwelijk; aan te toonen hoe \'t ontstaan is onder den invloed der barbaarschheid, en hoe dit barbarisme, als \'t ware ingebalaemd, door de eeuwen heen tot ons is overgeleverd, wel in mildere vormen gehuld, naar gelang \'t redelijk gevoel der menschheid zich ontwikkelde, maar toch altijd, tot op dezen dag, grondgedachte blijvend voor ons huwelijk.

Ten tweede trachtte ik aan te toonen, hoe \'t geweld, huichelachtig geworden bij \'t ontwaken van het geweten, zichzelf kleedde in een schapenvacht, en zich voordeed als het Recht; hoe de slachtoffers onderwezen werden om zijn leerstellingen aan te nemen als de wet van God en menschen; en hoe de ideeën van goedheid en deugd op het oorspronkelijk barbaarsche begrip werden ingeënt, evenals de edeler en meer nieuwe begrippen van later tijd, ten einde de wreedheid, die er door vernieuwd en verfraaid werd te verzachten en nog eenigzins dragelijk te maken.

Het huwelijk, welks oorsprong in de tijden der barbaarschheid ligt, werd later gehandhaafd onder zekere vermomming en spookt nog in ,de wetten en bestuurt ons nog tot op dezen dag. \'t Is mijne overtuiging, dat thans de tijd gekomen is om dit barbaarsche element uit ons huwelijkssysteem uit te roeien, en ons te verheffen tot een minder tyrannieken vorm voor de onderlinge betrekking der beide seksen; in dien vorm moet wel het beginsel blijven heerschen van eene levenslange vereeniging tusschen man en vrouw , maar overigens blijf ik er op aandringen, ten eerste, dat de maatschappelijke verhoudingen toe zullen laten dat men zich vooraf een voldoend oordeel zal kunnen vormen van elkanders karakter, ten einde de vereeniging altijd op wederzijdsche sympathie gegrond zal zijn; en ten tweede, dat het paar zijn eigen contract zal opmaken en niet genoodzaakt blijve er een te teekenen, over welks voorwaarden zij niets te zeggen hadden. Mijns inziens moet de maatschappij bij het opstellen van de overeenkomst tusschen het aanstaande paar geheel en al er buiten blijven; eerst wanneer een der partijen inbreuk er op maakt begint haar taak. Doch hier komen wij op het gebied van de praktische bijzonderheden, die door de wetgevers der toekomst kunnen uitgewerkt worden, wanneer maar eerst het beginsel van een vrij contract vast is gesteld; hunne kennis van de eischen van hunnen tijd zal

-ocr page 51-

33

hun den weg wijzen om de dingen te regelen, die thans nog buiten onzen horizon liggen, \'t Is mogelijk dat het nog noodig ware eenige geringere beperkingen vast te stellen om te voorkomen, dat men in het ondershandsch contract al te nietige beuzelingen opnam als redenen om te kunnen scheiden.

In alle onderwerpen van wetgeving is het wenschelijk, dat het beginsel in acht gehouden wordt, de individueele vrijheid niet meer te belemmeren dan volstrekt noodig is voor de vrijheid der anderen en \'t geluk van allen. Onderwijl is het de persoonlijke plicht van ieder onzer, profeten te zijn van onze idealen der toekomst, en er naar te trachten deze door trapsgewijze hervormingen in de huwelijkswetten en in den algemeenen geest der samenleving naderbij te komen.

Mijn ideaal, goed beschouwd, is niets anders, dan de ontwikkeling van ons hedendaagsch begrip van het huwelijk, met uitroeiing van alle barbaarsche elementen, zoodat alleen de meer beschaafde en edeler denkbeelden, die er zich langzamerhand bij gevormd hebben, overblijven, en deze aangevuld met wat deze eeuw van groote ontwikkeling ons nog aan hoogere begrippen brengen zal — waarmede dan \'t edelste verkregen zal zijn, wat voor dit geslacht bere^fbaar is.

Bij den tegenwoordigen staat van zaken, zoude een zoogenaamd „vrij contractquot; slechts denkbeeldig vrij zijn, niet in werkelijkheid. Daarom moeten wij geduld oefenen, totdat de verbeterde positie der vrouw ons in staat stelt ons ideaal vruchtbaar in praktijk te brengen. quot;Wat de kwestie betreft van de kinderen van een gescheiden paar, natuurlijk zou hun lot vooraf in het ondershands-huwe-lijks-contract bepaald moeten worden; maar dit punt is te ingewikkeld om in deze korte ruimte behandeld te worden. Dat kan later besproken worden met meer andere hiermede samenhangende kwesties. Doch ik geloof vast, dat indien men \'t huwelijk veranderde in mijn geest, en in eene meer ontwikkelde maatschappij, dat dan het aantal echtscheidingen eer kleiner dan grooter zou worden. Ook de tegenwoordige echtscheiding heeft te rekenen met de kinderen, zoodat dit geen nieuw kwaad zou zijn, alleen aan mijn voorstel eigen. Wellicht dat ook velen mijner tegenstanders \'t inzicht deelen van den „ huis-geestelijke,quot; die schrijft dat mijn artikel „ op vermetele wijze eene zaak te berde brengt, die uit den aard der zaak nimmer opgewprpen mocht worden doch aangezien dit bondig gevoelen niet algemeen gedeeld zal worden, wensch ik de verstandiger verdedigers van de tegenwoordige instelling uit te noodigen om er een oogenblik over na te willen denken, of er niet hier of daar een of andere fout schuilen kan — eenig kwaad in die gewijde zaak, die den vijand noopt tot blasphemie? Wanneer er in naam van zedelijkheid en welvoege-

3

-ocr page 52-

34

lijkheid groote wreedheden worden bedreven, dan is \'t waarlijk tijd om dat van de daken te verkondigen. Laat men er aan denken, dat verkeerde dingen, die eenmaal bestaan, altijd met geduld verdragen worden — een verwonderlijk en akelig geduld — totdat de menschelijke lijdzaamheid is uitgeput. Niemand neemt uit eigen beweging als een tijdkorting ol\' een uitspanning de taak op zich, gevestigde kwalen der maatschappij aan te tasten; de aanval wordt steeds uitgesteld tot dat de nood op \'t hoogst is geklommen. Men behoorde \'t dus te begrijpen, dat mijn en anderer protest, hoe verkeerd onze inzichten dan ook zijn mochten, \'t gevolg is van veel in stilte gedragen leed: een lijden zoo pathetisch en even bedroevend aan te zien als de foltering van stomme dieren.

Laat mij \'t nog eens herhalen, dat \'t mijn doel is te trachten tot een edeler verhouding tusschen de beide seksen te komen, en daardoor ook tot een hooger sociaal standpunt en reiner gevoel: en dat, hoe ongegrond mijn verwachting dan ook zijn mocht om dit langs den door mij voorgestelden weg te bereiken, het dwaasheid is mij te betichten , als wilde ik de teugels vieren aan de dierlijke zijde der menschelijke natuur. Integendeel, \'t is mijn hoogste wensch, dat de vrouw niet langer haar hulpeloos en gehoorzaam slachtoffer mocht zijn.

Ten slotte wil ik u er opmerkzaam op maken, dat een wijs staatsman zelfs met de uitspattingen zijner vijanden rekening houdt en ze als zoovele waarschuwingen beschouwt, waardoor zijne aandacht vallen kan op gevaren, die hij nu vermijden kan, en op onrecht en wreedheid, die hij dan kan stuiten. Indien men alle aanvallen op de huwelijkswetten, die er reeds gewaagd werden, in dien zin had opgevat, dan ware er wellicht nu weinig meer over om nieuwe protesten uit te lokken, en zoude het fijne gevoel der „Britsche huisvrouwquot; nooit gewond zijn geworden.

Mosa Caird.

-ocr page 53-

AFDEELING 11.

Is \'t huwelijk eene fout? Het antwoord, neen!

Het huwelijk em zegen.

Mijnheer! Indien de instelling van het huwelijk werkelijk een fout was, zooals er dwaselijk gepraat en geschreven wordt, dan zouden wij hoogstwaarschijnlijk wel vijftigmaal zooveel kantonrechters behoeven als thans; dan zou de statistiek der onechte geboorten tot een onberekenbaar cijfer stijgen; terwijl de politie-bureau\'s van den morgen tot den avond belegerd zouden zijn door beleedigde vrouwen van hardwerkende mannen, die de ambtenaren kwamen smeeken niet meer hunne mannen te straften wegens mishandeling, maar om een rechterlijke scheiding met eene toelage tot onderhoud. Indien \'thuwelijk over \'t algemeen een fout moest heeten dan zou de schoone instelling, die de Franschen la familie noemen, en wij met ons „gezinquot;\' betitelen, onherstelbaar afgebroken worden. Mannen en vrouwen, die elkander haatten, of moede waren, of slechts onverschillig, zouden de gezegende gewoonte opgeven om met hunne kinderen en kindskinderen bij \'t Kerstfeest om den huiselijken haard te vergaderen; ook zou \'t een dwaasheid wezen aan kinderen den naam van hunnen vader te geven, wanneer het gedrocht, bekend als „ vrije liefdequot; of een vereeniging bij keuze voor \'t huwelijk in de plaats kwam. Dan zoude men gevoegelijk het doopen kunnen afschaffen, tegelijk met het erfrecht; en. wij zouden een volk van bastaards worden en erger. De auteur van \'t artikel in de West-minster Review is dan ook niet in staat geweest, of heeft \'t niet gedurfd uit schaamte, om haar denkbeeld — indien zij er werkelijk een op nahoudt — precies te definieeren en onder woorden te brengen, wat zij dan wel voor den wettigen echt in de plaats wil stellen. Zij is anders duidelijk genoeg , wanneer zij hare grieven tegen \'t huwelijk uitbrengt en wanneer zij dom en spjjtig uitvaart

-ocr page 54-

36

tegen een oud gelukkig echtpaar, dat elkaar zoolang lief had totdat hun gelaat ten laatste gelijke trekken vertoonde, en zoodoende dwaselijk den criticus prikkelt, wiens motto voor liefdesverbintenissen klaarblijkelijk is: weinig en vaak. Doch als \'t er op aan komt ons eenige middelen aan de hand te doen tot verbetering van de zoogenaamde fout van \'t huwelijk, dan heeft zij ons niets aan te bieden dan vage algemeenheden en versleten waarheden als koeien. Zij redeneert niet beter dan vele moderne philosophen van beider kunne hebben geredeneerd vóór haar. Zij spreiden groote kunde ten toon in het afbreken van bestaande opinies , maar als \'ter op aankomt om wederom op te bouwen, dan hebben zij weinig bij te brengen, en dat weinige is zwak en vaag. Dan hebben de Mormonen en de lieden van de „ vrije liefdequot; aan de Oneida Creek, en \'t volk van Agapemone ten minste nog den moed hunner overtuiging gehad; dezen trapten alles onder den yoet, wat vrij wel eenstemmig door de mensehen voor de zedelijke wet wordt gehouden, maar zij maakten een nieuwe wet voor zichzelf, die zeker afdoende en zelfs logisch was in de oprechtste losbandigheid.

Ik ben een eenvoudig man, met vijf-en-twintigjarige ondervinding in \'t huwelijksleven, en, mijnheer, ik ontken ten sterktste en met verontwaardiging, dat de instelling yan het huwelijk, volgens de Engelsche wet althans, eene fout zou zijn. Ik voel niet den minsten lust om die oude geheimzinnige geschriften — indien ze al bestaan — door te lezen, waarin onze Mona uit quot;Westminster gevonden lieeft, dat de moeder de priesteres was, en wat niet al; evenmin gaat \'t mij aan wat soort van huwelijken er al zoo op \'t vasteland van Europa of de Vereenigdc Staten bestaan; on-dertusschen wil ik wedden, dat er in dien laatstgenoemden Staat, niettegenstaande de onkostbaarheid der echtscheiding, vele millioe-nen gelukkige echtparen te vinden zijn, met kinderen gezegend, die opgroeien mot het heilzame voornemen om ook eenmaal te huwen of ten huwelijk gegeven te worden, juist zooals eenmaal hun vaders en moeders hebben gedaan. Ik voor mij heb met geen ander huwelijk te maken dan zooals ik \'tvind in mijn eigenland, en in den stand, waarin \'t God behaagd heeft mij te plaatsen. Ik weet ook niets af van alle kunstjes, die men er op bedacht heeft om den lust te hebben zonder den last. De lieden, met wie ik omga, zijn gewone bedrijvige menschen, sommigen zijn rijk , anderen hebben een middelmatig bestaan. Ik heb kennissen, die al dertig jaren getrouwd waren en anderen, die pas eenige maanden in hun huishouden zitten; en ik ben oprecht genoeg om toe te stemmen, dat ik in deze middelklasse een groot aantal huwelijken gezien heb, die in \'t oogvallend ongelukkig waren. Wanneer de schuld aan den man lag, dan kwam de ellende gewoonlijk daaruit

-ocr page 55-

37

voort, dat hij zich door ■weddenschappen of domme speculaties ruïneerde, of van zijn verslaafdheid aan den drank, of zijn onverbeterlijke ontrouw en verwaarloozing van vrouw en kinderen. Ook heb ik mannen gekend , die zichzelf en hunne gezinnen eenvoudig geruïneerd hebben door hun toegeven aan luiheid — die luiheid die met de laagste zelfzucht verbonden is en vaak gepaard gaat met cynische liefdeloosheid en onverholen wreedheid. Wanneer de schuld aan de vrouw lag, dan is het vaak, dat zij zich te veel opschikt; haar man in schulden brengt; dat zij een babbelkous en kwaadspreekster is; dat zij tot onmatigheid vervallen is; dat zij eene slechte huishoudster en eene zorgelooze moeder is, of dat zij een erg bitter en kijvend humeur heeft. Ook de jaloezie is een rots, waartegen ik menige Imwelijksboot heb zien stranden; en in meer dan één geval was het de religie, waardoor een vroeger gelukkig huisgezin geheel ellendig werd. ü zal hebben opgemerkt dat ik de ontrouw niet heb genoemd onder de gebreken van Engelsche vrouwen uit den middelstand, en ik heb dit gelaten , omdat ik zonder aarzelen aanneem dat do overgroote meerderheid onder haar zedig is.

Ik meen genoeg gezegd te hebben om te toonen, dat ik nu juist niet mijne medeburgers on burgeressen slechts een weinig minder dan de engelen acht. Ik weet, wat een ieder weet, dat er overvloed is van slecht gepaarde huwelijken, en vele daarvan door en door droevig en ellendig zijn; maar met evenveel recht zou men de beschaving zelve eene fout kunnen noemen, omdat er gisteren avond een vreedzaam jongmensch door een bende woestaards in Regent-Park ter dood toe verwond werd , alsdat men \'t zelfde brandmerk op \'t huwelijk wil toepassen, omdat mijnheer T. met eene buffetjuffrouw er van door is, of mevrouw B. zich aan whisky of chloral heeft verslaafd; omdat mijnheer C. zijn vrouw slaat, en mevrouw D. haar man afgrauwt; omdat mijnheer E. een mooie affaire te niet heeft doen gaan door losbandigheid of windhandel, of omdat mevrouw F. meer verspilt aan haar kleêren dan aan haar kinderen of aan de keuken. Er zijn wel vlekken op de zon, en er komen er vele op hot trouwkleed; maar de groote meederheid der Engelsche huwelijken geeft, naar \'t mij voorkomt, veel stof, zoo niet tot uitbundig geluk, dan toch tot vroolijke tevredenheid.

Toch valt \'tniet te ontkennen dat zoowel mannen als vrouwen hunne grieven kunnen hebben, waarvan er een of twee gemakkelijk door de wetgeving waren weg te nemen, \'t Komt mij voor, en \'t is vrij zeker, dat de wet op do echtscheiding te veel in \'t voordeel is van den man, en dat zijne herhaalde ontrouw, ook zonder dat daar verlating of wreedheid mee gepaard ging, de vrouw \'t recht moest geven om te scheiden; dat zou beter wezen dan het nu tus-schen hen bestaande geheel ongeêvenredigde recht op scheiding.

-ocr page 56-

38

En wederom zou ik er voor ziju, dat een man , die onder den last, beter gezegd, den vloek gebukt gaat van eene vrouw met een onverbeterlijk humeur, en een snibbige, honende tong, welke bitter en moedeloos of razend maakt, \'t recht verkreeg om te scheiden; en vice versa. Tijdelijke scheiding, zoo die toegestaan werd bij geheel onverzoenbare incomptabiliteit van humeur, zou reeds vele huiselijke „ scènesquot; voorkomen, ook talrijke gevallen van dronkenschap, en vele misdaden, en niet weinig moorden. Ten slotte zou ik de scheiding willen toestaan in geval van krankzinnigheid, en ook waar een der partijen een lijfstraffelijk vonnis ondergaat van meer dan vijf jaren.

Ik ben eenigszins huiverig om nog een ander en wel een zeer belangrijk onderdeel van het punt in kwestie aan te roeren, omdat ik zelf het getrouwde leven genoten heb en dus geen recht heb mij te bemoeien met de zaken van verloofden of een schaduw te werpen op de rozekleurige visioenen van jeugdige verliefden. AVaarschijnlijk zal men in den werkmans- en landarbeidersstand wel voortgaan met vroeg te trouwen en een nest vol kinderen te krijgen, die men met geen mogelijkheid goed kan voeden en liefderijk verplegen, en ik beeld mij niet in, dat cenigerlei vertoog over het verkeerde van vroege huwelijken dezen er van zou kunnen afhouden. Doch aan den anderen kant kom ik jaarlijks in aanraking met tal van jeugdige kantoorklerken, winkelbedienden en huns gelijken, en ik ken ook de klasse van eerbare jonge meisjes, die zij \'t hof maken, en die ze vaak tot een huwelijk overreden. Mij dunkt, dat ieder verstandig man en vrouw hun best moet doen om dergelijke huwelijken te voorkomen, \'t Meisje weet niets van de wereld, en de jongen niet veel meer. \'t Meisje verlaat vaak een gezellig tehuis, waar de weinige shillings per week, die zij met eenigen lichten arbeid verdient, haar \'t gewenschte zakgeld en kleedgeld verschaffen, om zich te geven, voor beter of slechter, aan een onervaren vlasbaard, die nauwelijks zichzelf onderhouden kan. veel minder nog een vrouw en \'t mogelijke kroost. En als die kleintjes dan komen, dan worden de moeiten oneindig meer dan de genoegens van \'t gezin door hun verschijnen veFmeer-derd. Ik ken menig getrouwd kantoorbediende, zelfs die nog kinderloos is, en die, behalve op Zondag, zelden een versterkend middagmaal geniet. Zij werken en sloven den ganschen dag in het middelpunt der stad, teren daar op een mager broodje, en keeren \'s avonds naar huis in oen der buitenwijken, om daar oen of andere hutspot te eten, waarin maar al te vaak hot vleesch zoek is. Onderwijl brongen do kinderen, die vaak met verontrustenden spoed komen opdagen, misschien vreugde in huis, maar stellig geen vuur op den haard en geen brood en vleesch in de kast. De arme, overwerkte, slechtgevoedo, en dikwijls ziekelijke

-ocr page 57-

39

vrouw valt haar man niet lastig om geld; inderdaad, hij bezit geen geld waarom zij hem manen kan, want hij geeft zijn vrouw alles wat hij verdient, uitgenomen zijn dagelijkschen stuiver voor den tram en zijn staande genuttigd broodje; en het uitgeputte vrouwtje \'t huis, naait en pijnt zich af en verteert zichzelve om do beide einden van \'t jaar te doen sluiten, en met ieder kind dat haar geboren wordt, en met ieder jaar dat aan zijn leeftijd wordt toegevoegd hoopt zich een nieuwe last van zorgen voor haar op. De kousjes van \'t kleinste spelen haar door quot;t hoofd en de schoenen van den oudsten jongen maken haar \'t leven zuur. Dit zijn de huwelijken, die in waarheid verwerpelijk zijn, en om hun ongeluk te beschrijven is er geen greintje inbeelding of sentimentaliteit noodig. Ik verklaar u dat ik vele zulke gezinnen ken, gezegend met twee tot zes kinderen, eerlijke, Goclvreezende, brave men-schen, die in nette kleine huisjes wonen, en knappe kleêren dragen , en die, ik verzeker \'t u, van nieuwjaarsdag tot oudejaarsavond, man, noch vrouw, noch kinderen, ooit genoog te eten krijgen. Indien zij slechts nog wat gewacht en eerst een sommetje bij de postspaarbank weggelegd hadden vóór zij in hunne blikken sloepjes de zee van \'t huwelijksleven gingen bevaren, dan kon hun huiselijk leven over \'t geheel gelukkig geweest zijn. Zooals \'t nu is, zou men niet naar waarheid kunnen zeggen dat hun huwelijk bankroet gemaakt heeft: \'t was eenvoudig een misgreep vooraf.

London. Een ixgexieük.

Zij zou liever met een Tartaar leren dan alleen.

M.! Ik heb mij, zoo vaag weg, een ideaal gevormd van den man, dien ik kiezen zou. Ik stel mij voor een ernstig, vriendelijk man, die door en door goed is en mij helpen wil om ook zoo goed te worden, en die mij innig liefheeft, en die alles bemint wat ik doe of zeg, die al mijn goede hoedanigheden waardeert en mijn tekortkomingen vergoelijkt, die nooit iets doet tegen mijn wensch en die roemt in mijn talenten, en die denkt dat ik zoo volmaakt ben als eene vrouw maar worden kan. Ziet u, dat is mijn ideaal. Naar alle waarschijnlijkheid zal ik dus wel verliefd raken op een man, die niets om godsdienst geeft, die in alles zijn eigen weg gaat, die even besliste opinies heeft als ik en juist de tegenovergestelde, die al mijn gebreken even duidelijk opmerkt als mijn deugden, en die er geen been in zal vinden om mij te vertellen, dat ik alles behalve een model ben. Nu is de vraag:

-ocr page 58-

40

zou \'t huwelijk verkeerd voor mij zijn onder die omstandigheden ? Neen, zeg ik, indien er slechts ware liefde tusschen ons bestaat. Ik zou liever met een Tartaar leven, dien ik beminde, dan in eenzame rust te leven. En ik zou al die ongetrooste oude vrijers, die zich nu bij u beklagen, in kennis kunnen brengen met vele goede, lieve, huiselijke en talentvolle meisjes. Al de meisjes uit onzen middelstand zijn tegenwoordig huishoudelijk, omdat niemand zich meer op de meiden kan verlaten. Verliefden moesten mekaar ook niet zoo verafgoden; dit is verkeerd en heeft altijd nadeelige gevolgen , wanneer zij dan later iederen dag weer iets vinden om te betreuren en misschien elkaar te vergeven. Met mijn dank voor de mij gegeven ruimte in uw Blad.

London. Pas vax schooi..

„ Toen had iedere jongen zijn meisje, quot;

M.! Wil u aan eene eenvoudige werkmansvrouw ook eens toestaan om een paar woorden in \'t midden te brengen ? U heeft de rijkelui laten zeggen wat zij te zeggen hadden. Maar zij maken met hun allen \'t geheele volk niet uit! En mij dunkt dat de schilderij van al de nationale gevoelens over \'t huwelijk gelijken zou op een emmer zonder bodem, indien de ambachtslui van buiten ook niet vertelden wat zij er van denken.

Zie, ik draag al veertig jaren \'t huwelijksjuk met eere, en dus mag ik wel aanspraak er op maken dat men naar mij luistert. Mijn uitspraak is: \'t huwelijk is geen fout — en \'k zal u zeggen waarom ik zoo denk.

Toen ik een leermeisje was van vijftien jaar raakten wij al verliefd op elkaar, ik en mijn oude man. Hij was nog een leerjongen op een ambacht en vier jaren ouder. Wij waren erg gelukkig, gelukkiger dan de fijnste jonker en freule die ooit vrijden, al had geen van ons beiden zijn ouders over de keus geraadpleegd, en wij vonden \'t prettig zoo in stilte te vrijen , en wij verlangden naar den tijd dat wij zouden kunnen trouwen. Zoo gauw als hij zijn jaren uitgeleerd had, bepaalden wij dat tijdstip en op zekeren mooien morgen namen wij ieder een dag vrijaf en wandelden naar de kerk, beiden met een kameraad van onzen winkel tot getuigen en bruiloftstoet, en wij werden vereenigd door een goedhartigen ouden dominee, die er plezier in scheen te hebben, dat hij zulk een knap jong paar tot man en vrouw kon maken. Mijn bruidschat was mijne liefde. Zijn inkomen was precies wat hij iederen dag als

-ocr page 59-

41

ambachtsgezel verdienen kon. Wij zetten ons huishouden op zonder spaarbankboekje, en louter met \'t minst onontbeerlijke huisraad, maar wij waren zoo gelukkig als maar mogelijk is. Binnen \'t jaar werd mijn eerste jongen geboren. Hij heeft acht broers en zusters en zeven van hen zijn getrouwd. En toch zijn wij nooit iets anders of meer geweest dan ambachtslui. Wij behooren niet tot den middelstand en wij verlangen er ook niet naar. Ondertusschen is ons leven heel gelukkig geweest; en omdat niemand meer verlangen kan dan gelukkig te zijn, zeg ik dat \'t huwelijk geen kwaad is. Hoe zou \'t dat kunnen zijn als \'t ons gelukkig heeft gemaakt ?

Ik denk er niet aan u te misleiden en u te doen gelooven dat alles altijd botertje tot den boom is geweest en alles maar voor den wind ging. Wij hebben ons deel gehad — harde tijden in werkelijkheid — en heel dikwijls geleken de huiselijke geschillen nu juist niet op duifjesgekir. Maar wat ik wou zeggen, is, dat \'t een bij \'t ander genomen, en de dingen goed optellende en wegende, dat dan ons huwelijksbootje waarlijk niet gestrand is, maar we een goede reis gemaakt hebben.

Waarom maakte de Hoer ons rnan en vrouw ? Duidelijk genoeg om echtgenooten te worden, tot hulp voor elkander en om te vermenigvuldigen. Wij zijn hier niet op de aarde geplaatst voor ons plezier, maar om te werken, \'t Werk voor de vrouw is om moeder te zijn en \'t gemoed van haar kinderen te vormen en hen op te voeden tot deugd. Maar terwijl zij deze plichten vervult, gevoelt zij wonderbare vreugden als zij een eerlijke vrouw is. Welk een grooteren prijs kan er in \'t leven gewonnen worden dan te ondervinden, wanneer \'t haar vergrijsd is en de stap zijn veerkracht verliest, dat de kinderen haar hare liefde honderdvoud teruggeven? Ik zou geen schooner kroon weten; en ik zou de liefde van mijn zoons en dochters, en \'t rustig hoekje van den haard, dat mij nu beschoren is op mijn zestigjarigen leeftijd, voor al de weelde van al de Eothschilds niet willen ruilen.

Maar deze tijd verschilt veel van toen ik jong was. Toen had iedere jongen zijn liefje, en ieder meisje haar schat. Nu lijkt het me alsof de jongens geen liefjes meer begeeren en de meisjes \'t zonder moeten stellen. Tegenover een jongeling, die \'t eerlijk meent om te trouwen, vindt ge er twintig wier verliefdheid louter spel is en die \'t niet schelen kan, hoeveel onrecht zij een meisje aandoen. De tijden zijn niet galant1 en hebben verbetering noodig.

Ik denk dat u \'t wel weten zal, mijnheer, wat de oorzaak van dezen slechten toestand is. Ik en meer andere moeders met huwbare dochters hebben er veel over nagedacht, en ik ben tot \'t inzicht gekomen, dat die lieden, die zooveel over beschaving en netheid snappen — en die evenveel verstand en hart schijnen te hebben als een gans — ten slotte alle huwelijksgeluk, en ge-

-ocr page 60-

42

zonde vreugde en onze flinke jeugd zullen doen verloren gaan. \'t Ploerterige fatsoen heeft ons zoo beet gepakt dat een eerlijk, door den hemel verordend gezellig verkeer tusschen jongelingen en meisjes bijna niet meer mogelijk is. Daarvan komt nu dat overgroot getal oude vrijsters, die God had bestemd om goede moeders te worden, en ook dat maar altijd aangroeiende getal van zelfzuchtige jonge grompotten, wier laag levensdoel het is om \'t hunne bij te dragen tot de ontaarding van \'t mRnschdom.

Op de houding afgaande van sommige dier groote lummels zou men moeten denken, dat het doel van alle zedelijke en maatschappelijke verordinaties, en van den godsdienst zelfs niets anders is als om \'t menschelijk ras zoo gauw mogelijk van de aarde uit te roeien. J.Iaar daar is niets van aan, hoor; en \'tis tijd, dat \'t volk van Engeland opstaat om te zorgen dat \'t zijn volle maat ontvangt van aardsch geluk en vreugde, voor zoover dat hier mogelijk is; en daar de volste maat van geluk in \'t huwelijk te vinden is, zoo moeten we uit al onze macht al dien nonsens en dat gewauwel tegenstaan. Laat ons op alle manieren voor huwelijken zorgen, hoe meer hoe liever.

Plymouth. Dk vrouw vak een ambachtsman.

De fouten van een jong vrouwtje.

M.! Als u \'tmij vergunnen wil zou ik gaarne eenige fouten uit \'t begin van mijn trouwen meêdeelen, ter waarschuwing; \'taan mijn man overlatende de zijne te vertellen. .Binnen eènige jaren hopen wij onze gouden bruiloft te vieren, als \'t God behaagt, en nog altjjd zijn we elkander niet moede. Maar ik heb menigen misslag begaan. 1. Kort na mijn trouwdag was ik zoo dwaas, ik was nog geen twintig, om eenige vergelijkingen te maken tusschen mijn vorig tehuis en \'t nieuwe, die in \'t nadeel uitvielen van het laatste. Dit kwam mijn man ter oore en maakte hem erg driftig. 2. Ik had een hekel aan sommige gewoonten, waar hij plezier in had; b. v. dat hij zijn hielen op de tafel of den schoorsteenmantel liet rusten als hij op een stoel bij den haard zat. Ik noemde die gewoonte met al te harde namen. 3. Ik bleef niet zoo zorgvuldig voor netheid in kleeding en tafel als ik vóór mijn huwelijk was geweest. 4. Ik liet weieens kleine rekeningen op-loopen en hield er niet van om boek te houden, en als men dan \'t geld kwam halen, dan scheen mijn man vaak erg uitzijn humeur. Geen wonder dat deze fouten mijn man er soms toe brachten om ander gezelschap te zoeken. Maar we genoten toch ook tal van

-ocr page 61-

43

gelukkige uren samen, en wij hadden ze dubbel zooveel kunnen hebben, indien ik vóór mijn trouwen iets meer geweten had van de plichten en gevaren, die eene jonge vrouw wachten.

Thans weet ik hoe ik met mijn man moet omgaan, en \'k heb geleerd zijn genoegens, die hij niet veel heeft, te vergrooten door ze met hem te deelen. Hij legt zijn hielen nu niet meer op den schoorsteenmantel, of loopt het huis meer uit om te drinken, te rooken of te spelen. Wij hebben nooit kunnen sparen, want we hebben een groot gezin; maar onze kinderen zijn ons tot troost en hulp en beter dan geld.

Beiden zijn wij overtuigd dat wij uit Eden twee gezegende instellingen hebben medegebracht, de sabbath en het huwelijk, en dat geen van die beiden ooit een fout zou kunnen zijn.

Swaffham. Winsy joses.

De roemende oude juffrouw.

M.! Er wordt tegenwoordig heel wat over do vrouw gesproken, \'t Schijnt mij toe, dat wij nu tot een overgangsperiode in haar toestand gekomen zijn. Mevrouw Mona Caird wil de gebruiken ten opzichte van het huwelijk veranderen, maar, zoover ik de zaak inzie, bepleit zij iets onwaardigs voor de vrouw. Zonder twijfel, er komt veel treurigs voort uit overhaaste en onvoorzichtige huwelijken, maar duizendmaal erger zouden de gevolgen zijn, wanneer men de heilige wet op het huwelijk wilde schenden. De hemel weet het, de vrouwen hebben genoeg te kampen onder de be-\' staande orde van zaken, maar slechts verlaging en onderdrukking-zou haar wachten indien men dit deed. Zooals het thans is zijn zij reeds genoeg belast in den strijd des levens. Er is eene wet voor den man, en er is eene andere wet voor de vrouw. De vrouw is het zwakkere vat, en die de macht had hoeft het recht gemaakt eeuwen lang; doch heden ten dage zijn enkele vrouwen begonnen zich een zelfstandig oordeel te vormen, en de dingen te bezien, niet zooals men \'t haar altijd geleerd had, maar zooals zij werkelijk zijn. Over \'t geheel, als klasse, worden de vrouwen onderdrukt, en de mannen zijn de onderdrukkers. Zeker schrijver maakte onlangs eene zinspeling op „ roemende of verheerlijkte oude vrijsters, als op een nieuw product dezer eeuw. Deze dame leest Spencer en Mill; zij verdient haar eigen brood; zij woont alleen op kamers; zij leeft eerzaam; kleedt zich eenvoudig; en daar zij haar genoegen in zichzelve moet zoeken en geen vermaken buitenaf geniet, werkt zij aan haar eigene ontwikkelingquot;. En zoo wilde hij met ons spotten!

-ocr page 62-

44

Maar waarlijk, \'t komt mij voor dat er op aarde geen meer eerbiedwaardige vrouw kan bestaan, dan zoo eene als daar door dien schrijver geteekcnd werd; eene vrouw die op zichzelve kan staan en haar eigen weg vinden in deze groote, sombere wereld. En dergelijke onafhankelijke, op zichzelf vertrouwende vrouwen zijn er tegenwoordig niet weinige. De mannen hebben een zekere mate van opwekkende middelen noodig om hen genoegen te doen nemen in \'t alledaagsche bestaan, societeit, rooken, drinken , eafé-concerts en dergelijke; maar de vrouw weet het zonder deze te stellen en zichzelve \'t leven dragelijk, ja zelfs gelukkig te maken. De vrouwen, die \'t huwelijk beschouwen als haar eenige bestemming en er dan niet in slagen een man te krijgen , worden gemelijk en kleingeestig en men zou lust krijgen te vragen waarom zij geschapen werden. Maar de vrouwen, die het leven breeder hebben opgevat, en haar werk gevonden hebben en dat trouw en eerlijk verrichten, en daarin volharden, deze zijn niet ongelukkig. Het huwelijk is geen noodzakelijk bestanddeel in het vrouwenleven. Daar zijn er duizenden, die een onafhankelijk en nuttig leven lijden en die eenige der hoogste genoegens des levens smaken zonder hulp van den hartstocht of van de liefde. Er bestaan twee momenten van geestverrukking — de eene wanneer de ziel den indruk ontvangt van een verwante ziel, — de andere wanneer de geest een vonk van de waarheid opvangt, \'t Is slechts weinige vrouwen gegeven om deze beide te genieten, want in de nabijheid van de verwante ziel vermoeien zij zich niet meer om naar het licht der kennis te zoeken; maar de vrouw wier ziel niet ingenomen wórdt door een ander mensch, mag de dingen onderzoeken en doorvorschen en haar ziel vermeldt zich in \'t ontdekken van nieuwe waarheden.

\'t Leven brengt zijn eigen schadeloosstellingen mede; wij kunnen niet te gelijk onderzoekende philosophen en gelukkige echtge-nooten zijn. Daarom, mijne zusters, laat ons dan althans philosophen zijn.

Heading. Eene roemende ongehuwde.

Wat de ^ingénue\'1 denkt.

M.! Mag ik ook eene stem uitbrengen? Welnu dan; \'t komt mij voor dat iedere fiere vrouw niet anders kan dan \'t huwelijk beschouwen als de bron van de grootste zegeningen, die hier voor ons vrouwen in dit kortstondig leven te genieten zijn, dat wil zeggen een huwelijk (zooals mijne grootmoeder zeggen zou) dat

-ocr page 63-

45

gegrond is op achting en genegenheid. Dit klinkt zeer oudervvetsch, en eener grootmoeder waardig. Niettemin, geloof ik, hebben de meeste meisjes diezelfde gedachte in \'thart, ergens in een hoekje verstopt. Wij zouden daarom willen vragen, wat is dan toch de eigenlijke beteekenis van die nieuwe beweging en al dat geschreeuw — vooral in Amerika — over de onafhankelijkheid der vrouw, hare bekwaamheid om voor zichzelve te zorgen, haar eisch om naast den man in dezelfde beroepen te mogen werken, in schoolcommissies, in winkels, in den handel?

Ik geloof dat het dit beteekent: Iedere vrouw moet iets hebben dat haar hart en gedachten vervult, \'t zij dit iets haar toegezonden wordt door den loop der gebeurtenissen, \'t zij dat zij dit door eigen wilskracht zoeken moet. Liefde en huwelijk kunnen zoo van zelve tot haar komen. Maar zij kunnen haar ook voorbijgaan; en dan kan zij deze niet zoeken of zelve tot zich roepen ; doch de ambitie is haar eigendom. Zij kan zelve haar cel en haar werk vinden naar eigen aanleg, misschien is het droog brood, misschien een kroon of laurieren — en hoe doornig de weg in vele opzichten ook zijn moge, — zij kan zich althans in Gods gave verheugen ; vrijheid in keuze van doen en laten. Nochtans is \'t mijne overtuiging, dat de meeste dezer dappere vrouwen toch gaarne haar positie, hoe goed die ook zijn mocht, zouden opofferen, om hare hand te schenken aan een, die haar hart gewonnen had.

Ik kan dit van mijzelve getuigen: ofschoon ik lid ben van een der voornaamste tooneel-gezelschappen in Amerika, en het tooneel mij zeer lief is, en schoon mijn vooruitzichten schitterend zijn, zoo zoude ik toch geen oogenblik aarzelen in de keus tusschen eene nederige woning met den man, dien ik beminde, en de hoogste plaats op den trap van den roem. De ware Jozef is nog niet tot mij gekomen, maar daar ik nog niet veel over de twintig bon zoo kan ik nog hopen dat hij komen kan, en dan zal hij mij bereid vinden om hem te volgen. Onderwijl zal ik al mijn krachten aan mijn beroep wijden en de laurieren in \'toog houden.

Nog een enkel woord aan hen, die de heiligheid van den huwelijksband minachten; welke, behalve dat ze werd ingesteld en gewijd door den Eenige, die de harten geheel kent, bovendien \'t cement is dat de maatschappij bijeenhoudt. Dat mevrouw Caird en anderen van haar opinie, eens het Kerstverhaal van Dickens lezen „The Chimes;quot; men kan het voor een penny koopen. Wanneer zij, na dat gelezen te hebben, nog volharden in hun denkbeelden dan staan zij verder van de Genade dan zij meenen.

Eene jokge Amerikaassche tooxeelspeelster.

-ocr page 64-

46

De leelijken zouden dan (jeen kans hebben.

M.! Uw briefschrijvers hebben allen een van de voorname bedenkingen tegen het „vrije huwelijkquot; vergeten, namelijk, dat onder een dergelijk systeem een man of vrouw, die verstoken is van een innemend uiterlijk, volstrekt geen kans zou hebben. Tegenwoordig hebben door de natuur misdeelde personen althans den troost te weten, dat niemand meer dan één eclitvriend of vriendin kan bezitten, zoodat wanneer alle knappe lieden verzegd zijn, de kans eindelijk voor hen mogelijk wordt. Doch bij \'t plan van mevr. Caird, kon een welgemaakt man, wiens vrouw hem verveelt, meteen eene andere wegkapen, vlak onder den neus van zijn niet-bevoorrechten, eenvoudigen broeder, die gehoopt had haar te winnen; en omgekeerd.

St. Peter\'s Park. Evacustüs.

Van eene jonge dame.

Mijn lieve mijnheer! Daar u zoo vriendelijk is aan iedereen een woordje te gunnen in uw Blad, verstout ik mij om ook mijn idee en dat van mijn vriendinnen meé te deelen, aangaande die voor ons ook zoo gewichtige kwestie over \'t huwelijk. Want u begrijpt wel dat wij juist de persoontjes zijn die \'t aangaat, en die evenals uw vriend de „verlegen oude vrijerquot; raad en voorlichting behoeven. U moet dan weten dat ik een meisje ben — men noemt mij gewoonlijk „jonge dame quot; en dat ben ik ook, maar daarom ben ik toch ook wel een meisje. Ik heb papa, een van de liefste en beste menschen die ooit leefden, hooren zeggen dat wij tot „ den deftigen standquot; behooren, en ik weet ook wel dat wij in zeer goeden doen zijn: want al de jongens, en er zijn er drie, studeerden te Oxford, en \'t gaat hun allen goed in de wereld, behalve Bob, die schulden heeft gemaakt; maar papa zal ze allen betalen, en dan zal Bob voortaan beter oppassen. En ik ben de jongste van vier zusters, do andere drie zijn alle reeds getrouwd en o, zoo gelukkig! behalve eene, de oudste, is weduwe, \'tarme kind, en woont nu weer bij ons in huis. Maar al spreekt zij niet dikwijls over hem, ik weet toch, uit de kleinigheden die zij wel eens vertelt als wij samen alleen zijn, dat zij hem innig lief heeft gehad en dat zij erg gelukkig met hem geweest is. Verder moet ik u zeggen, dat wij in onzen familiekring altijd werden opgevoed in de meening dat we te eeniger tijd — als de rechte Jozef kwam, zooals wij \'t noemden, zouden trouwen; en heusch . nooit voordat al dat akelige geschrijf begon, had ik er ooit over gedacht dat

-ocr page 65-

47

daar eenig kwaad in kou steken. Papa en mama zijn getrouwd evenals de prinsen en prinsessen en zooveel andere deftige lieden trouwen, en zooals de lieve menschen \'t in de boeken doen , behalve in de boeken met een droevig slot, en ik houd niet van droevige boeken. Bij alle drie zusters ben ik bruidsmeisje geweest; ze zeggen dat driemaal een ongelukkig voorteeken is, maar de eerste keer telt eigenlijk niet mee, want toen was ik nog maar een kleine hummel in korte rokjes met een grooten langen strik, en ik weet nog dat ik mijn bouquet op den grond liet vallen, — maar dat doet er nu niet toe. Ik wilde maar zeggen, dat ik nog heel goed weet, hoe mijn beide zwagers — beste, goede jongens, met veel smaak voor armbanden en zoo, en die altijd heel aardig voor me zijn om me mee te nemen naar de eomedie en zoo — toen zij mijn broers nog niet waren, ook al veel bij ons aan huis kwamen, en ons ook overal ontmoetten waar wij kwamen. Eens gebeurde \'t zelfs toen wij op reis waren, dat Jack eensklaps voor ons stond, juist halfweg op een berg in Zwitserland, en hoe verwonderd hij toen keek en ons verklaarde dat hij uit was om vlinders te zoeken, daar hij aan de botanie deed; en toen — nu, er is maar één goed woord voor, toen vrijde hij mijn jongste zuster, of maakte haar \'t hof, als u dit netter vindt, en niemand die er iets togen had. Niemand praatte over „wettenquot;, of „maatschappelijke vraagstukkenquot;, of „noodzakelijke herzieningquot;. Alles scheen in orde te zijn en prettig en vroolijk, en niemand was droevig of somber of schreide, behalve misschien mijn jongste zuster, maar ik geloof dat ze dat deed van puur geluk, \'t Ging alles zoo mooi, en nadat zij lang met papa in zijn studeerkamer gepraat hadden, kwamen zij met stralende gezichten weer binnen; en Jack bleef \'s middags eten en \'s avonds zei hij tegen me: „je weet immers wel dat je nu mijne kleine zusje wordt?quot; en ja, toen kuste hij me! En toen hij weg was ging ik met mijn zusters op haar kamer mee om over alles en alles nog eens te praten, totdat zij me wegstuurden omdat zij slaperig werden. Om kort te zijn — \'t orgel spoelde prachtig en \'t koor zong heerlijk in de kerk toen zij trouwden, en ik droeg een erg mooi costuum — en dan moet ik u ook nog even vertellen, dat ik nu al voor de tweede maal tante ben.

Vindt u \'t nu verkeerd van me, dat ik ook verwacht eens — niet gauw, maar toch eens, in do voetstappen te zullen treden van mama en mijn zusters? Ik zou er stellig nooit aan gedacht hebben, dat zoo iets verkeerd kon zijn, had ik niet toevallig die averechtsche ideeën van mevr. ilona Caird gelezen, zeker een erg ontevredene getrouwde dame. Ik heb niets geen lust om er mij door te laten ontmoedigen, ik wil ten minste altijd denken dat \'t getrouwde leven \'t beste en gelukkigste is, dat er zijn kan. Niet omdat ik \'t om een „ tehuisquot; behoef te doen, mijn

-ocr page 66-

48

leven, al bleef ik ongetrouwd, zal geen „ tredmolenquot; worden, want, ik weet het, wij krijgen allen een aardig fortuin — ik weet niet hoeveel, maar ik heb nog een voordeeltje extra ook. Toch schaam ik \'t mij niet om te zeggen dat ik hoop, en dat mijn familie het ook hoopt en denkt, dat ik wel den een of anderen dag trouwen zal, al ben ik op dit oogenblik, ik verzeker \'t u heilig, nog op niemand verliefd. Heeft u ook gelezen wat mevr. Augusta Webster hierover schrijft in haar stuk: „heerschende denkbeelden\'quot;? Ik zal \'t even voor u overschrijven; de menschen vinden eene vrouw, die niet wil trouwen, onvrouwelijk; de menschen vinden eene vrouw, die wel zou willen trouwen, niet zedig; de menschen vereenigen deze beide opinies, wanneer zij het niet velen kunnen als eene vrouw \'t huwelijk niet als haar eenige bestemming en quot;t eenig doel van haar leven beschouwt, terwijl zij haar uitlachen en veroordeelen als eene dame van hun kennis er naar mocht verlangen. Zij moeten wenschen, en niet wenschen; zij mogen volstrekt niet aanmoedigen, maar nog minder mogen zij die aanmoediging terughouden, en zoo gaat het verder, ieder voorschrift door \'t andere weer vernietigd.

Mevrouw Caird zegt hiervan — ik heb \'t geheele artikel tot het eind toe geleze*! — „er bestaan ook dwaze vooroordeelen in onze samenleving, die den man verstrikken door de jonge dames en hun vrienden te leeren hengelen naar een aanzoek; in plaats dat men de bewijzen van belangstelling en genegenheid uit een edeler oogpunt beschouwde.quot; quot;Wat beduidt dit ? Ik zou \'t wel eens willen weten. Ik heb heel veel goede, beste vrienden, quot;k zou ze kameraden kunnen noemen, en ik weet alles omtrent hun zaakjes, maar ik verwacht evenmin van hen een aanzoek als dat ik verwacht ooit een hertogin te worden; niet dat ik niet goed genoeg voor hertogin zou zijn, o neen, dat zou wel gaan , als de hertog maar een aardig man was, die veel van muziek hield en van lawn-tennis. Maar wat ik wilde vragen : wanneer quot;t een meisje overkomt dat een man haar liefkrijgt en zij ook zoo\'n beetje, weet u, enfin, zij ook zooiets voor hem begint te gevoelen, dan vraag ik: welk heilza)ner a.a,n-bod kan hij dan doen, dan haar te vragen zijn vrouw te worden!\'

Wij, mijne vriendinnen en ik, hebben straks eene vergadering gehouden bij de thee, om over het artikel, dat wij allen gelezen hebben, te beraadslagen, en al begrijpen wij alles niet precies, zoo verklaarden wij toch eenstemmig , dat wij vol verontwaardiging weigeren ooit eenig soort van aanzoek aan te nemen, behalve dat eene, dat goed genoeg is geweest voor onze wijze voorvaderen en hunne vrouwen. Dit mag dan den goeden „ verlegen vrijgezelquot; troosten, wiens brief wij allen met genoegen lazen.

Brighton. Een meisje dat zelve een ziel bezit.

-ocr page 67-

49

7 Huwelijk is een minnelijke schikking.

M.! Ik heb vele van de brieven gelezen, die trachten te betoo-gen, dat het huwelijk eene mislukte instelling is; maar bovenal hindert het mij, dat de talentvolle schrijfster van het artikel zelf, haar eigen fout niet heeft opgemerkt, en wel dat zij een ideaal verwezenlijkt wil zien in deze wereld der werkelijkheid, \'t Huwelijk immers is een menschelijke instelling, geene goddelijke; in den hemel, \'t werd ons verzekerd, zal men niet huwen noch ten huweljjk gegeven worden. Maar hier zijn wij menschen en is \'t huwelijk als eene minnelijke overeenkomst door en voor menschen ingesteld, en als zoodanig kan \'t nooit aan iedereen voldoen. Maar als de meerderheid het niet als een goede zaak beschouwd had, dan ware \'t nooit in een of anderen yorm over de geheele wereld aangenomen noch had \'t zoolang stand gehouden. Mannen en vrouwen, van ieder ras en elke kleur, trouwen; en de vrouwen zijn er zeker niet minder afkeerig van dan de mannen, hoewel mevrouw Caird meent, dat zij er den slechtsten koop bij sluiten. In die landen, wraar veelwijverij heerscht, toonen de vrouwen geen tegenzin er in om eene der vele te zijn. Daar waar het enkele huwelijk gebruik is wordt de meisjes ingeprent, -dat het huwelijk hare eenige bestemming is; en van al de lessen, die zij te leeren krijgen, leert zoowel de domste als de snuggerste deze met den minsten tegenzin.

\'t Huwelijk — dat is te zeggen de vereeniging van één man en ééne vrouw onder de wederzijdsche en vrijwillige verplichting elkander levenslang toe te behooren, werd steeds beschouwd als \'t beste middel om dat in den mensch te onderdrukken, wat Fransche realistische schrijvers la héte noemen. Het doel voor de maatschappij was, eene der voornaamste oorzaken van twist en manslag weg te nemen, de ouders verantwoordelijk te stellen voor het onderhoud van hun kroost, en tusschen man en vrouw geregelde verbintenissen te bevorderen. Hoever men er in geslaagd is dit doel te bereiken? Mevr. Caird zegt, \'t is mislukt, ik voel me genoopt te zeggen, dat \'t is geslaagd. En dit is minder te danken aan den plechtigen eed, dien men zweren moet, dan wel aan den invloed van \'t gezond verstand der menschheid, waardoor mannen en vrouwen beiden begrijpen, dat \'t huwelijk een gezegende instelling is. Maar \'t is onmogelijk een vast richtsnoer aan te geven voor der menschen gedrag evenmin als voor hunne gedachten. Ieder van ons is een wereld op zich zelf. Yoor sommigen is \'t huwelijk gewenscht, zelfs noodzakelijk; anderen zijn geboren celibatairs, om zoo te zeggen, die, als zij mochten komen te trouwen, zichzelf en een ander ongelukkig maken. Ik ben vijftig jaren oud en daarvan heb ik er dertig goed rondge-

4

-ocr page 68-

50

keken in de wereld, te huis en op reis in vele landen van Europa; ik heb veel ontrouw opgemerkt; bij de mannen echter meer dan bij de vrouwen. Niets doen, ijdelheid en weelde waren de voornaamste oorzaken bij de vrouw, en ook bij den man. Zij zijn de ergste vijanden van echtelijke eensgezindheid en van huiselijke deugd en eer.

Hoe dit zijn moge, stellig is het huwelijk, met al waarin het te kort mag schieten, in zijn gevolgen verreweg te verkiezen boven vrije liefde, die door mevrouw Caird als een verbetering wordt aanbevolen. Zij noemt het „vrije huwelijk\'quot;, eene veree-niging gesloten door zielsverwantschap; maar dat is nonsens, eene contradictie! Hoe vrije liefde werkt als agent van zedelijk en physiek geluk, dat kan men zien in de straten der groote steden; \'t staat te lezen in de journalen der politie en der gasthuizen ; in de rapporten over zelfmoord, kindermoord, dronkenschap , en alle mogelijke misdaden. Nooit moest eene vrouw er toe komen om voor de vrije liefde te pleiten, die juist over de vrouw oneindig meer ellende en schande brengt dan aan den man; terwijl daarentegen \'t huwelijk haar eene eervolle positie en de achting der maatschappij doet genieten. Alleen reeds om deze reden , om niet van andere te spreken die zich eveneens aan \'t gezond verstand opdringen, noem ik mevr. Caird\'s wenschen onnatuurlijk en afkeurenswaard.

Is \'t huwelijk niet aan te bevelen? Als man op jaren meen ik vrij te zijn van vooroordeel, en ernstig \'t geluk mijner medemen-schen begeerende, zeg ik ja welzeker, en ik geloof dat de meeste vrouwen dit ook zeggen zullen. Zooals ik straks reeds te kennen gaf, ben ik in aanraking geweest met menig ongelukkig, slecht bij elkaar passend paar, ik zag menig verwoest gezin — wie deed dit niet? Maar ik heb tienmaal zooveel gelukkige gezinnen gekend, voorbeelden van goed gedrag, van eensgezindheid, weder-zijdsche achting, vertrouwen en sympathie, waardoor duizenden en duizenden mannen en vrouwen in vele landen elkanders geluk bevorderen. Deze gezinnen waren te danken aan de instelling van het huwelijk, zooals wij dat kennen; zij waren bestendig, welvarend en genoegelijk, zooals ik \'t nooit gevonden heb bij een der onregelmatige verbintenissen, welke onder mijn aandacht kwamen.

\'t Huwelijk is zeker geen volmaakte instelling, maar van welke raenschelijke zaak kan dit gezegd worden ? Zijn onze wetten, ons parlement, onze administratie, onzekoopmans-eerlijkheid modellen van perfectie? Ik geloof \'t niet; zij zijn zoo goed als wij verdienen dat zij zijn, en niet beter. Zoo is \'t ook met het huwelijk, \'t is het beste middel dat wij kennen tot dusver, om de natuurlijke betrekking tusschen de seksen te bevorderen en tegelijk te

-ocr page 69-

51

veredelen, om de familiegoederen te bewaren, en tevens de maatschappij voor menig ernstig kwaad te behoeden.

London. Gezond verstand.

IJ meelij k hij huurcontract.

M.! Binnenkort hoop ik een meisje naar het altaar te geleiden, van wie ik geloof dat zij zoo goed is als een sterveling slechts wezen kan. En nu heb ik behoefte \'t uit te spreken, dat ik het in mijne gemoedsstemming volstrekt niet begrijpen kan, hoe iemand, die ware liefde gevoelt, ooit zou kunnen denken aan vrije liefde of tijdelijk huwelijk of hoe men \'t noemen wil. Hoe zou zulk een man ooit zooiets durven voorstellen aan zijne bruid; en zou eene vrouw, die kalm naar een dergelijk voorstel kon luisteren, wel waard zijn bemind te worden ? En dan nog — wat zou er dan worden van die vrouwen, als zij een beetje oud en rimpelig geworden waren ? Verbeeld u een half dozijn mannen, die ongeduldig zitten te wachten op den afloop van het huurcontract met hun vrouwen, of die zelfs reeds vooraf op een ander contract bedacht zijn — hoe koddig zou dat wezen, indien \'t niet zoo akelig walgelijk was. Dat men de echtscheiding meer toegankelijk make, dit vind ik noodig en rechtvaardig — maar men moet de instelling zelve onaangetast laten. Al wie werkelijk liefheeft, wil levenslang verbonden worden; zoo is \'t altijd geweest, en zoolang wc onszelf als iets beters dan een dier respecteeren, zal \'t altijd zoo blijven. Mijns inziens is een huwelijk zonder liefde een onzedeljjk verbond en iedereen zal dat moeten toestemmen; maar indien er morgen een huwelijk op huur werd ingesteld, dan zou men zien dat overal, waar liefde tot \'t contract voerde, dit ingevuld zou worden met het beding: voor \'t geheele leven, tot den dood getrouw. — Waarom er dan verandering in gebracht?

Stamford. Een minnaar.

\'t Huwelijk werd ingesteld tot hescherming van de vrouw.

M.! \'t Komt mij voor, volgens de Brieven in uw Blad daaromtrent, dat de voorstanders van eene tijdelijke verbintenis twee kanten dei-zaak vergeten hebben te bezien. Mag ik die even te berde brengen ? 1. In de eerste plaats dat de natuur van den man niet afkeerig

-ocr page 70-

52

is van veelwijverij, maar de natuur van de vrouw overhelt tot het enkele huwelijk. Dit is dagelijks waar te nemen. Weinig mannen komen tot een trouwen zonder dat zij reeds herhaaldelijk verliefd zijn geweest. Iedereen kent de eerste verrukking van een pas verliefd jongmensch, en hoe spoedig hij zich, als hij teleurstelling vindt, door eene andere laat troosten. Ook kent men de weduw-naarspijn. Die liefde is daarom niet minder oprecht, maar zijn liefde is verplaatsbaar. Toen Shakespeare Romeo wanhopig wilde doen verlieven op Julia, liet hij hem daartoe eerst met eene andere vrouw beginnen, waardoor de hartstocht tot ontwikkeling kwam. Bij vrouwen is dat anders. Haar hartstocht is niet zoo spoedig genezen of verplaatst. Wij lachen om den afgewezen minnaar met zijn blauwen scheen, maar wij gevoelen \'t allen, dat bij een meisje zooiets te erg is om meê te spotten.

Ook is het steeds het doel der liefhebbende vrouw om dien hartstocht bij den man vast te houden, om ze te bestendigen; en ■wanneer eene vrouw hierin slaagt, en zij dit voor den man kan doen , dan verrijst, als gevolg daarvan, \'t schoone schouwspel van een gelukkig huiselijk leven. De man heeft dikwijls meer aanleg en bezit vaak meer intellectueële kracht, ruimer blik en grooter geestkracht; maar wat een werkelijk reine vrouw voor hem doen kan, ook zonder bijzondere talenten, als ze maar goed en verstandig is, dat is, zijn zinnelijke natuur te verfijnen en te veredelen. Daarin wordt zij feitelijk voor hem de goede engel, en daarin schuilt ook \'t geheim van den eerbied van den man voor de zwakkere sekse.

In alle andere dingen zijn de vrouwen do minderen. In muziek, schilderkunst, wetenschap, wat hebben vrouwen daarin gewrocht? Zoo goed als niets. Zij kunnen copyëeren, maar niets oorspronkelijks geven. Is \'t niet bekend, dat vrouwen zelden geduld hebben om iets grondig te doorvorschen, en daarin te volharden als de moeielijkheden komen? Is \'t verschijnen van een „babyquot; niet reeds voldoende om alle gedachten van de studie af te trekken bij negen van de tien jonge dames? En zou er eene vrouw te vinden zijn, die niet alle geleerdheid op zij wil zetten voor het recht om een gezin gelukkig te kunnen maken ? Op dit punt wordt zij zelfs bekrompen en zou zij, om zoo te zeggen, de eenige copy naar een handschrift van een der treurspelen van Aeschylus ton vure doemen, ten einde de karbonade voor haar man te bereiden!

2. Ten tweede, afgezien van contract en wettige wijding, \'t is aan de vrouwen opgelegd om de kinderen te baren en te voeden en te verzorgen tot zij opgroeien. En hiertoe heeft de natuur haar bedeeld met die instinctmatige en toch verhevene liefde voor kinderen, die zoo sterk bij haar ontwikkeld is. Zelfs voor \'tleelijkste

-ocr page 71-

53

schepseltje gevoelen zij teedere liefde, terwijl de man slechts aangetrokken wordt door de liefelijke vormen der jeugd.

Als wij deze beide waarheden goed in \'t oog vatten, dan wordt \'tons duidelijk dat, nu door de natuur aan de vrouw de zwaarste last is opgedragen, het huwelijk door de wet werd ingesteld om harentwille. De vrouwen zijn het die er rechtstreeks bjj winnen, terwijl het indirect een middel is om de zeden van denman te veredelen; en de vrouwen weten dit als bij instinct. AVant hoe komt het, dat de vrouwen veel strenger oordeelen over de zwakheid eener dwalende zuster dan de mannen? \'t Komt omdat die zuster de wet verbroken heeft van hare onderlinge overeenkomst tot zelfbehoud en veredeling; dat zij zich heeft overgegeven zonder de voorwaarde te stellen, die zij, in het belang van hare sekse, had behooren te stellen; omdat zij het doel vergeten heeft van haar bestaan, \'t Is hierom, en hierom alleen, dat zij terugge-stooten wordt. De geheele sekse lijdt een verlies door haar gedrag; \'t is hare gerechte censuur, die deze veroordeelt.

En nu verbeeld ik mij om de schoone lippen van mijne mannelijke lezeressen een spottend glimlachje te zien wegens deze ouderwetsche denkbeelden. Menige vrouw tracht heden ten dage \'t intellectuëele kleed van den man aan te doen, dat- zij echter noch met waardigheid , noch met gemak weet te dragen. Maar dat zal ons niet afschrikken; wij mannen weten, dat wat wij gezegd hebben, waar is. De meesten van ons hebben wel verkeerd met vrouwen in allerlei kringen; met edele en reine zoowel als met geminachte en vaak zeer slecht behandelde vrouwen. En wat we dan soms niet weten mochten — wij zijn in de meeste dingen, die de vrouwen betreffen, vaak heel dom — toch staat onze overtuiging in deze zeer vast: dat het enkele huwelijk ingesteld is ter bescherming van de vrouw, en als een middel om onze eigene lagere opvatting van de liefde te veredelen; en dat de vrouw eene gekkin is en de man een misdadiger, die aan eene instelling tracht te tornen, welke immer in de beste en roemrijkste eeuwen door de wereld heilig geacht werd.

London. X.

„De twee-een.quot;

M.! Daar ik reeds bijkans twintig getrouwde jaren achter den rug heb, meen ik ook wel een woordje mee te mogen spreken in de bewuste kwestie. Welnu, voordat ik ja of neen zeg, moet ik eerst vragen, wat beduidt eigenlijk dat woord huwelijk? Indien,

-ocr page 72-

54

zooals ik \'t begrijp, de beteekenis is: de vereeniging van twee harten, eerlijk verbonden, „voor beter, voor slechter,quot; die niet meer zichzelf zoeken maar slechts \'t geluk van de twee-een dan is er slechts één antwoord mogelijk: \'t is nooit een fout. Er zullen moeilijkheden komen, men zal weieens knorrig zijn, teleurstellingen bij de vleet, maar dit zijn dan alle louter schaduwen, die den zomer van het huwelijksleven des te schooner maken. Er zijn duizenden gelukkig gehuwde mannen en vrouwen, die getuigen kunnen, dat beproevingen en tegenspoeden juist strekten om hunne harten te nauwer en inniger te verbinden.

Maar beteekent van den anderen kant \'t woord huwelijk niets meer, dan dat een man en eene vrouw louter door de wet en niet door liefde verbonden werden, door een uiterlijken vorm en niet door sympathie, wel, dan kan er immers in dergelijk geval geen ander antwoord gegeven worden dan: \'t is een fout. Wij allen kennen van die paren, die geheel tegenovergestelde sympa-thiën, denkbeelden en liefhebberijen er op na houden, en dan de ceremonie van \'t huwelijk ondergaan en meenen gehuwd te zijn; doch in werkelijkheid blijven het twee afzonderlijke personen, van ziel gescheiden, evenals vóór die ceremonie. Vul een Hesch met water en olie, en schudt die zooveel ge wilt, en noem \'t dan een vermenging van vloeibare stoffen; maar dan leert de ondervinding ons wel dat die vermenging niet gelukt is, niet waar? Dus waar die twee niet één kunnen worden, is\'t eene fout.

London. E. W.

Een steun in H verdriet.

Jf.! Mag ik de slotsom meedeelen, waartoe eene ruim twintigjarige ondervinding mij geleid heeft? Ik heb \'t artikel van mevr. Caird niet gelezen. Mogelijk heeft haar eigen ondervinding haar tot een ongunstige slotsom gebracht, en misschien zijn er nog velen als zij, doch die de gave missen om hare gedachten zoo onder woorden te brengen. Maar mij schijnt \'t huwelijk geen kwade maar een goede instelling toe. en zelfs acht ik het eener vrouw onwTaardig om er zoo op af te geven. In alle nederigheid meen ik, dat het juist ter wille van \'t zwakkere deel der men-schen, voor de vrouwen en kinderen ingesteld werd, want \'t werkt meer in hun voordeel dan andersom. De mannen zouden zich wel weten te helpen met een systeem als dat van „\'t vrije huwelijk,quot; maar wanneer de liaison dan uit was zou de vrouw niet meer zijn dan de verstooten maitresse, misschien met een of

-ocr page 73-

55

twee kinderen te haren laste. Ja, ik vind ook dat de gehuwde vrouw in een toestand van onderworpenheid verkeert, soms zelfs van vernedering; maar zou dat nog niet dubbel zoo erg zijn onder een ander systeem ? Ik veronderstel dat \'t de bedoeling is, dat de vrouw onderdanig zijn zou, „hij zal over u heerschen,quot; was een deel van den vloek, die over de eerste der zondaren, Eva, werd uitgesproken, en wij mogen er bij denken, dat indien zij niet gevallen ware, zij gebleven zou zijn zooals zij geschapen was, de gelijke van haar man in alles.

Er was echter in de Engelsche wet (waarin deze werkelijk onrechtvaardiger is dan die in het Oosten) een groot gebrek, en wel dat de vrouw, behoudens huwelijksvoorwaarden slechts bij de rijken in gebruik, geen controle kan uitoefenen op haar eigendom, en dat zij voor de wet gelijk werd gesteld met een minderjarige, die nooit meerderjarig kon worden en met een krankzinnige. Gelukkig was de Married Women\'s Property Act, een paar jaren geleden hier in Engeland uitgevaardigd, een stap in de goede richting. Dat mijne sentimenteele zusters hier haar neusjes niet om optrekken, of mijne krachtige zusters mij er minachtend om aanzien, wanneer ik.beweer dat een verzekerd inkomen en vaste positie wel iets er toe kunnen bijdragen, om \'t lot der vrouw in een ongelukkig huwelijk te verzachten. Zoolang zij dan trouw blijft aan haar plicht en aan zichzelve, zal de man, hoe slecht ook, haar nu van dezen steun in \'t verdriet niet kunnen berooven; maar hoe zou die troost mogelijk zijn anders dan in een huwelijk volgens de wet \' De bijzit, die door haar meester verstooten is, wordt de meest hulpelooze van God\'s schepselen. Ik schrijf maar zooals eene vrouw denkt en schrijft, recht en slecht; maar al stem ik toe dat \'t huwelijk erg teleurstelt, vind ik dat het toch nooit geheel en al veroordeeld mag worden zoolang \'t ons kroost beschermt en de vrouw de waardigheid, de wijding bijna, geeft van huisvrouw en brave moeder. Nooit zal eene andere verhouding dit geven.

Er is zeker modern wijsgeer, die gezegd heeft: „\'t zij een mensch trouwt, \'tzij hij niet trouwt, altijd zal hij\'t betreuren.quot; Misschien is dit maar eene andere manier om te zeggen, dat geen mensch volkomen gelukkig is. — Altijd is er een of ander verkeerd in deze wereld, maar \'t kan slechts langzamerhand verbeterd worden.

Brighton.

Geloof en hoop.

-ocr page 74-

56

Een beredeneerd man.

M.! Indien de meeste huwelijken verkeerd uitkomen, dan komt dit door gebrek aan nadenken vóór men zich er in begeeft. De hartstocht werd opgewekt door een mooi gezicht of een elegant figuurtje, en dan gebeurt \'t dikwijls dat de verliefde man soms reeds in de wittebroodsweken begint te bemerken, dat het wezen dat hjj een engel meende te zijn, ten slotte niets anders is als een gedachtelooze, alledaagsche Eva\'s dochter, die niets bezit dan haar schoonheid en enkele aangeleerde talenten om zich te kunnen presenteeren. Die man heeft zijn gevoel gevolgd, maar zijn oordeel niet gebruikt; hij heeft een sprong in \'t donker gedaan, en al te laat begrijpt hij dat hij met zulk eene levensgezellin meer kans heeft op verdriet dan op geluk. De eenige remedie voor dergelijke teleurstelling is een langere kennismaking vooraf. Niemand moet zich in \'t huwelijk begeven voor hij \'t karakter van haar, die hij tot zijne vrouw wenscht te maken, evengoed kent als dat zijner moeder of zuster. Deze kennis verkrijgt men niet eensklaps, daar is tijd voor noodig; maar indien hij ten slotte, bij nauwkeurige waarneming, alles bevredigend vindt, dan heeft hij alle kansen voor zich dat zijn huwelijk geen fout zal zijn. Ik zelf ben voor de derde maal getrouwd, en kan dus uit ondervinding spreken. Den eersten keer was ik zeven-en-twintig jaar oud en ik had de dame en haar familie reeds vijf jaren van nabij gekend. Zij bleek te zijn, die ik dacht, eene lieve en liefhebbende vrouw; en toen zij stierf, tien jaar later, mij met vijf kinderen achterlatende, was dat een vreeselijke slag yoor mij. Ëenigen tijd na haren dood had ik gelegenheid voor eigen rekening een zaak te gaan drijven, maar weldra bemerkte ik dat, om te slagen, vrouwelijke steun onontbeerlijk zou zijn; toen vroeg ik een jonge dame, de intieme vriendin mijner eerste vrouw, en die ik bijgevolg zeer lang gekend hal; zij bleek ook weer te zijn wat ik verwachtte, eene uitstekende echtgenooto en eene lieve moeder voor mijn kinderen. Doch na veertien jaar bleef ik wederom als weduwnaar achter ; onderwijl was mijn gezin vergroot, en mijn zaken zeer toegenomen; en na eene mannehjken strijd en inspanning gedurende twaalf maanden vond ik mij in dezelfde noodzakelijkheid als vroeger en bleef mij niet anders over dan ten derden male eene vrouw te zoeken. Op nieuw behoefde ik gelukkig niet ver te gaan, want ook nu weer kende ik eene vriendin mijner tweede vrouw, die reeds in hare ziekte hare familie verlaten had om haar te verplegen en mijne kinderen te verzorgen. Zoo bood ik haar, na behoorlijken tijd, mijne hand aan, en zij vereerde mij door die aan te nemen schoon ik oud genoeg was om haar vader te kunnen zijn ; en nu zijn wij alreeds twintig

-ocr page 75-

57

jaren getrouwd, zonder een van beiden ooit reden gehad te hebben berouw er over te gevoelen.

Ik geloof, dat dit eenvoudig verhaal van mijn huwelijksleven zijne eigen moraal in zich sluit.

Bath. Driemaal getrouwd.

lt;1

li

„ De mannen zijn de kiezers.quot;

M.! Wanneer quot;t huwelijk ongelijk is dan ligt in de meeste gevallen de schuld aan den man. Tegenwoordig schijnt \'t wel zoo te behooren, dat een jongmensch , (of meest is hij tegenwoordig de jongelingsjaren al lang voorbij wanneer hij eene gezellin verlangt in zijn voor- en tegenspoed), zijn aandacht vestigt op een of ander meisje, van wie zijn meest onnadenkende vriend hem had kunnen vertellen, dat zij hem niet passen zou. Maar hij begiftigt haar met alle mogelijke bekoorlijkheden en goede hoedanigheden , trouwt haar na een engagement van een paar maanden, en ontwaakt ten slotte om te vinden, dat hij „bedrogenquot; werd. quot;Wie is hier de schuldige — de vrouw, of hij die haar vroeg om het te worden ? Dit is de wortel van het kwaad. Schoon ik nu wel niet geheel instem met dien schrijver, die wil dat men elkander zeven jaren lang voor het trouwen gekend moet hebben, zoo weet ik toch zeker dat \'t een eerste voorwaarde tot geluk is, dat men elkanders smaak en karakter vooraf door en door kent

De remedie ligt geheel en al in de hand van de sterkere sekse. Zij zijn de kiezers. Wij kunnen slechts afwachten. En een man met een gewoon gezond verstand kan toch waarlijk op den duur wel onderscheiden tusschen het goud en \'t klatergoud; hemelsche goedheid! er zijn er zoovele om uit te kiezen. En dan nog: goede mannen maken goede vrouwen. Doch wanneer de vrouw voor de oude vrienden wordt veronachtzaamd, en het tehuis en de kinderen niet gewaardeerd worden, dan wordt zij moedeloos, en verliest langzamerhand al haar schoonheid en haar energie. Er zijn ook vele goede huisvaders, die een deel van hun tijd voor de huiskamer besteden; zeg me, zijn dat niet juist over \'t algemeen de mannen, die \'t best over hun trouw tevreden kunnen zijn ?

In een der brieven komt een wenk voor, die mij toeschijnt veel waarheid te bevatten; die schrijver zegt, dat er iets in ons huwelijksleven niet goed is; wij hebben behoefte aan meer afwisseling in studie en kunst en gezellige spelen in onze huiskamer. En dit is iets dat ons allen aangaat en dat een ieder voor zich kan verbeteren. Ik voor mij ben geen „ teleurgestelde quot; en ook geen „ ver-

T

-ocr page 76-

58

ontwaardigdequot; zooals er onder uwe correspondenten zijn; eene „ wachtende quot; op den waren Jozef, met wieu ik „ zielsverwantschap quot; kan gevoelen, en als hij mij dan vraagt, waarom zou ik hem dan niet gelukkig maken! En als die goede man nu niet komt? Dan moet ik voor immer blij ven,

Liverpool. Een vergeten zegen.

Ook in Bohemia niet gevonden.

M.! in mijn bijzonderen werkkring heb ik ruimschoots gelegenheid gehad om de intiemste kennis te verkrijgen van een kring in onze maatschappij, waarin men zich bitter weinig om zeden en wetten bekreunt en waar de mannen veelal een bandeloos leven leiden en de vrouwen met open oogen en vrijwillig- hare eer en zedigheid, het eigen tehuis en de moedervreugde offeren op het altaar van eene bijna onbedwingbare ijdelheid. Daardoor ben ik in staat eenige der gevaren in \'t licht te stellen, die eene veronachtzaming van de heiligheid van \'t huwelijk vergezelt. Er is ergens in ons groote Londen een bekoorlijk land, Bohemia genaamd, een betooverend oord, waarheen dagelijks ernstige mannen en goede vrouwen hun schreden richten, een liefelijk paradijs dat, zoo men meent, den jongeling en \'t meisje gelegenheid geeft hunne energie en talenten te ontplooien, een vroolijke tuin, schoon van buiten maar van binnen gevuld met eene verderfelijke atmospheer. En hier, mijnheer, kan men al de ellende waarnemen, die \'t gevolg is wanneer de man zijn lager instinct bot viert eü de vrouw niet hare huwelijksremedie hiertegen aanwendt.

Jk zou eene onwaarheid spreken en mijne oogen moedwillig gesloten hebben indien ik niet erkende ook daar edele, zelfverloochenende en hoogst achtenswaardige menschen opgemerkt te hebben , die ook hier het wettige huwelijk in eere wisten te houden. Zeker, de echte inboorlingen van Bohemia, zij die op dien grond geboren en getogen werden en die hart en hand samenvoegden met den wensch de oude tradities, het welzijn en de waardigheid van hun stand op te houden — hun leven is even rein en vlekkeloos als dat van de eerzame burgers. Zij volgden \'t voorbeeld van hunne ouders en daar zij van jongs af in den vergiftigden dampkring leefden, schijnen zij veilig te zijn voor de vele moerasmicroben van het klimaat. Maar sedert eenige jaren heeft Bohemia zijn deur voor landverhuizers open gezet — mannen en vrouwen, vreemd aan de gewoonten daar binnen, jongelingen in de gevaarlijkste jaren van hun leven, meisjes, wier hoofdje op hol is en

-ocr page 77-

59

die in den regel de bescherming van den godsdienst missen; mannen die naar Bohemia de wijk nemen als een laatste totvluoht na herhaalde fouten, vrouwen die er de teleurstelling en de bitterheid van een verongelukt leven zoeken te begraven. Maar wie zal de som optellen van ellende en wanhoop, die daar \'t gevolg is van de vrije liefde, de ontrouw, de schoonschijnende vormen van bedrog, die daar beoefend worden? Hoewel dit alles weliswaar daar niet met geheel open vizier, in al zijn onbeschaamdheid gedreven wordt, en er een zeker waas van voegzaamheid bewaard wordt onder deze zwervers in tenten, die wel bewonderd en gevierd worden door de voorname lieden en soms zelfs in trotsche woningen te gast genoodigd, maar ten slotte toch veracht worden — \'t is toch zeker waar, dat daar een soort van morganatisch huwelijk inheemsch is \'t welk \'t gevoel van eerbaarheid in den burgerstand ten zeerste kwetsen zou.

En wat is \'t gevolg ? Getrouwd of niet getrouwd, wettig en in de kerk vereenigd of slechts onder den mirthestruik: verbonden door den godsdienst en de wet, of louter door \'t eergevoel, toch wordt de bandelooze man er weieens getemd, onderworpen en bevredigd door de vrouw met haar instinct voor \'t enkele huwelijk. Zooals de dichter zingt: „Voor iedere eenzame ziel in .deze zonderlinge wereld leeft er ergens eene andere eenzame ziel, zij helpen elkander door menig droevig uur om samen te eindigen in \'t zelfde graf.quot;

Hiervan weet ik een voorbeeld te vertellen, een geval dat overal onmogelijk geweest zou zijn behalve in Bohemia, waar men het fatsoen schimpend bespot. Een man met een edelmoedig en buitengewoon warm hart, die in zijn manieren iets had dat voor vrouwen onweerstaanbaar mocht heeten, begaf zich vrij jong in \'t huwelijk, en deze vereeniging bleek een misgreep te zijn. Zijn levendig temperament en zijn vele schitterende hoedanigheden stonden tegenover een zwijgende, stuursche, indolente en onaangename persoonljjkheid. Iedere impulsie tot het goede dat in hem was, bevroor daarbij. Het tehuis, dat een .hemel had kunnen zijn, werd een hel. Liever dan hier in het „fatsoen\'quot; vernietigd te worden, maakte hij zich los, en in een onbewaakt oogenblik betrad hij het nevelige en bedriegelijke land Bohemia. Hier, of-. schoon hij in andere opzichten zijn plicht bleef betrachten jegens zijn vorig gezin, begon hij een ongebonden leven en werd even onverschillig als een der anderen. Zijn begaafde, innemende, be-koorende persoonlijkheid maakte hem tot een koning in dit zonderlinge land; bijkans iederen appel dien hij aanraakte viel voor zijn voeten. Naar \'t uiterlijk had hij \'t grootste succes en werd hij dan ook niet weinig benijd, doch in zijn hart was hij in dit land der vrije liefde even ongelukkig als hij \'t in zijn huwelijk geweest

-ocr page 78-

60

Was. Hij genoot geen liefde; zijn ziel was ontwijd en zijn hart koud. Eensklaps, op zekeren dag, ontmoet hij, aan den zoom van \'t bedorven land, de eenige vrouw die zijn leven weer terecht kan brengen. Een hun nog onbekende, magnetische invloed wordt door beiden ondervonden, en voert hen te zaraen door eenen voor henzei ven mysterieusen drang.

Eene geheel nieuwe gewaarwording vervulde hem; hij werd als verjongd, de rimpels in zijn voorhoofd verdwenen, \'t hart verloor zijn bitterheid. Zijn goede natuur kwam weer boven, en \'t leven, dat hopeloos verloren scheen, werd van den rand des afgronds gered. Ten slotte werd hij van den strik van zijn eerste huwelijk verlost, niet door de wet, maar door den dood. Toen trouwde het nieuwe paar voor de wet, en ik ken in den kring mijner bekenden geen beter paar dan dit. Zij leven voor elkaar; zij zijn één in gedachten, hart en sympathie; zij zijn niet gelukkig dan in elkanders bijzijn. Beiden hebben meer verdriet en teleurstelling gekend dan aan de meeste mannen en vrouwen te beurt valt, toen zij beiden nog afzonderlijk wanhopige jaren beleefden. Wat men ook zeggen en preeken moge, ik heb het hart niet om mijne vrienden te veroordeelen, die thans zich meer en meer herstellen van den schok, die een onvoorzichtig huwelijk hun had toegebracht en die hun \'t evenwicht deed verliezen. Dagelijks danken zij God voor hun gelukkige vereeniging, die door hen onuitsprekelijk hoog wordt gewaardeerd. Haar zij hebben Bohemia den rug toegekeerd, waar de bloemen in hunne hand verdorden, en de vruchten bitter werden in hunnen mond.

London. Een oud-Bghemiër.

„De Schrift zeijt.quot;

M.! \'t Verwondert en grieft mij dat er door geen uwer briefschrijvers gedacht schijnt te worden aan het Woord van God. En toch, wat zegt de Schrift?

Ik wil mijne opmerkingen bepalen tot één punt; ik zou wen-schen dat men de scheiding van woning meer toestond en gemakkelijker maakte bij de wet, maar dan ook niet verder ging; nooit geheele scheiding, zoodat men op nieuw kon trouwen. Want dit laatste is verboden, zie Mattheus XIX vers 9.

H. C. M.

Rotherhithe.

-ocr page 79-

61

Des zeeman\'s ster.

M.! Eenige dagen geleden werd er in een der brieven erg en erg op de zeelui afgegeven en dat wekte mijn ergenis en verontwaardiging op; en mijn hart ging open toen ik eergisteren dien anderen brief las, waarin een oud-zeeman met een hartig woordje daar tegen op kwam. \'t Is al meer dan tien jaren geleden dat ik mijn lot verbond aan zulk een zwalker op de baren, maar ik kan u verzekeren dat mij tot nog toe bij iedere reis dat hij terugkeert, gebleken is, welk een goed, best, hartelijk man hij is, een model-man! En ik vind \'t prettig om te denken, dat de gedachte aan vrouw en kind Jack helpt om ook ver weg aan vreemde stranden \'t roer recht te houden, precies op dezelfde manier als de herinnering aan de gevaren en ontberingen, die hij doorstaat, mij tehuis bewaart voor iedere verkeerde gedachte. Ik weet het wel, ook door mijn man\'s eigen bekentenis, dat vaak zware verzoekingen hun pad kruisen; maar ook dat er zelfs onder zeelieden zooiets bestaat als de kracht om te wederstaan. Ik ken ook een aardig lied dat zij wel zingen; ziehier eenige regels ervan tot besluit:

Ja, makker, het is wel goed

Voor vleeseh en bloed Om een meisje te lieven, dat ook u mint:

Want dan, \'t zjj noord- of zuidenwind.

De ruwste dag, of donkerste nacht,

Haar liefde de ster is die ons leidt.

London. Jack\'s vrouw.

Eenige alyemeene opmerkingen.

M. ! De inhoud van een groot deel uwer\'brieven herinnert mij aan een welbekenden zin in Edmund Burke\'s lieflertions on the French Bevolution, waarin hij waarschuwt, dat men om de weinige mmoermakers de vele tevredenen en rustigen niet over \'t hoofd moet zien. Hoe vele briefschrijvers, die om een of andere reden \'t huwelijk eene fout achten; dat zijn de rumoermakers; terwijl er waarschijnlijk een oneindig grooter aantal gehuwden bestaat van stillen in den lande, die, gelukkig of niet, er het zwijgen toe doen. Maar \'t is een nutteloos werk om aan de mannen, en nog nutteloozer om aan de vrouwen te vertellen, dat, indien zij ongelukkig zijn, dit bijna altijd hun eigen schuld is; ten eerste omdat zij van \'t huwelijk meer verwacht hebben dan dit of eenige

-ocr page 80-

62

andere menschelijke instelling ooit geven kan; en ten tweede, omdat zij zich er in begeven hebben voor en aleer zij de inborst goed bestudeerd hadden van den lotgenoot, met wien zij in een dubbel kuras samen wilden gaan, totdat de dood hen scheidt. Mijne ondervinding gedurende de laatste vijftig jaar is, dat een alledaagsch man en een dito vrouw vrij zeker er van kunnen zijn, dat zij tevreden zullen zijn in hun huwelijk, uitgenomen wanneer zij te jong trouwen en geheel zonder middel van bestaan. Zoo hebt ge, b. v. een jong man, bediende in een bankzaak of groot magazijn; hij verdient twaalf gulden of iets meer per week, en hij vindt zijn avonden akelig, eenzaam en vervelend. Hij is verheven boven de gewone koffiehuis-amusementen, en boven de genoegens van „\'t schellinkjequot; in den schouwburg, welnu, dan gaat zijne verbeelding te gast op de geneuchten van een eigen zoet tehuis, waarin een schoone geest de teugels houdt. Dan gaat hij Zondags met en meisje uit wandelen, en op vacantiedagen maken zij een heerlijk uitstapje „naar buitenquot;. Hun zielen smelten ras te zamen in den kus der lippen, en met vreugde in \'t hart besluiten zij samen den oceaan van \'t huwelijk te gaan bevaren Er zijn er slechts weinigen onder deze klasse , die vooraf begrepen dat hun echt, vooral wanneer zij „gezegendquot; wordt met kinderen, niet anders in zal hebben dan levenslange zelfverloochening voor beiden, en dat deze slechts te verduren is onder voorwaarde van eene goede gezondheid en een opgeruimd humeur van vader, moeder en kinderen. En wij weten allen, dat helaas, deze voorwaarden vaker afwezig dan aanwezig zijn in een armoedige, eentonige woning; en dat hier geen zegen gesmaakt kan worden zoo niet man en vrouw beiden zich opmaken\' om „te lijden en sterk te zjjn.quot; Maar ja, ik heb er gezien, zulke gelukkige paren, die met 100 pond sterling \'s jaars aan hunne kinderen eene bewonderenswaardige opvoeding gegeven hebben; voor dezulken zong de dichter Whittier:

Een treurig land zou deez\' aarde zijn quot;Ware er geen klein volkje op;

En \'t levenslied verloor zijn vreugd Als \'t kindje \'t niet begon.

Enz.

Het sta mij vrij nog eene opmerking hierbij te voegen, en wel dat er meer dergelijke gelukkige huwelijken voorkomen onder de arme Duitschers dan onder ons Engelschen, en dit schrijf ik toe aan de grootere zuinigheid, die zij in \'t vaderland kunnen beoefenen en daar gewoonte is en ook aan de meerdere genoegens, die onder hen voor beide seksen toegankeljjk zijn. Londen, dat de grootste stad is, kon ook eene van de aangenaamste der wereld

-ocr page 81-

63

worden ook voor de mindere klassen, voornamelijk die dor bedienden en hunne vrouwen, indien er eenige goede gelegenheden in de voorsteden bestonden tot goedkoop amusement, zooals goede muziek in de open lucht en een stuivers-pintje bier daarbij. Te vergeefs echter zoeken wij hier wat men overal in Berlijn, Leipzig, Weenen, Keulen, enz. vindt, die goedkoope biertuinen, terwijl deze toch reeds met \'t grootste succes in New-York, Chicago, enz. werden opgericht. En in de wintermaanden konden openbare leesbibliotheken boeken en couranten verspreiden in de nederige woningen — een der beste middelen tot volksbeschaving en tijdverdrijf, zooals er eveneens bestaan in alle groote steden, die ik opnoemde. Niemand behoeft meer onwetend te blijven in dezen tijd van goedkoope lectuur.

Een tehuis met vrouw en kinderen, dat is het beste houvast voor een man; want Cobbett (die, ondanks zijn gebreken toch een uitstekend huisvader was) zegt: een eenzaam, zelfzuchtig, ongehuwd man heeft niemand om goeden dag te wenschen als hij uit gaat; geen prettige avondjes t\'huis; niemand die in zijn verdriet en zijn vreugde deelt, geen ziel, die belang in hem stelt, enz. Als geneesheer heb ik steeds bevonden, dat ongehuwden meer genaakbaar voor ziekten en moeielijker te genezen waren dan géhuwden en hunne kinderen. Niemand heeft beter over \'t huwelijksgeluk geschreven dan Robert Burton in zijn vreemdsoortig boek over: de ontleding der zwaarmoedigheid. „Bezit gij middelen? Als ge ongetrouwd zijt hebt ge niemand om ze te bewaren en te vermeerderen. Eezit ge geen geld? Als ge getrouwd zijt hebt ge iemand om u te helpen het te verwerven. Zijt ge voorspoedig? Uw genoegen wordt verdubbeld met eene vrouw. Hebt ge tegenspoed? Zij zal u troosten en bijstaan. Zjjt ge t\'huis? Zij zal de zwaarmoedigheid verdrijven. Zijt ge van huis? Zij zal naar u verlangen en u vroolijk verwelkomen bij uw terugkeer. Niets is zoo goed als gezelschap, en geen gezelschap zoo zoet als van vrouw en kinderen.quot;

Mevr. Mona Caird heeft onbewust een grooten dienst aan de samenleving bewezen door de gevaarlijke en bedriegelijke banleider „vrjje liefdequot; omhoog te heffen, want zij geeft ons daarmede eene aanleiding om \'t luide te getuigen: het huwelijk is de eenige veilige en standvastige betrekking hier op aarde tusschen man en vrouw, en \'t is mijn welgemeende raad aan jongelieden om er zich met ernst op voor te bereiden. Het toont meer waren moed, trouw en eerlijk de eenvoudige plichten te vervullen, die iedere dag u oplegt, dan als leider op te treden van eene verloren bende.

May fair.

Een rustend geneesheer.

-ocr page 82-

64

Achting zoowel als genegenheid.

M.! \'t Heeft mij verwonderd dat niemand geschreven heeft over \'t geen mij toeschijnt de eenige weg te zijn om gelukkig in \'t huwelijk te wezen. Die weg wordt gewoonlijk genoemd : weder-keerige achting. Toen ik jong was prees men mij als een aardig, mooi meisje, en ik had minnaars in overvloed. Eenigen van hen bewonderde ik, en ik mocht hen allen wel lijden maar mijn ideaal was er niet onder. Dat vond ik in een man uit de provincie, uit het Noorden. Hij quot;was niet zoo rijk, zoo knap van uiterlijk en had ook niet zulk eene goede positie als mijn familie wel voor mij gewenscht had; hij danste niet en was geen man van de wereld. Toch moest ik hem, na een korte kennismaking, reeds achten en vereeren als een man van eer en uitmuntende reputatie, als een goed zoon, en trouw en standvastig. Men vond mij \'t huis hopeloos extravagant, te hoofdig, om geen erger woord te noemen , te vlug met mijn mondje, en o, nog zooveel gebreken meer heette ik te bezitten. Daarbij begreep ik zelve heel goed, dat mijn leven niet altijd rozegeur en maneschijn zou wezen met een man, die weinig of geen inschikkelijkheid zou toonen voor eenige zwakheid, welke ook, die gewoon was zijn eigen weg te gaan, welke soms van den gewonen afweek, en met een hoog denkbeeld van wat eene huisvrouw behoort te wezen. Toch was ik er trotsch op dat ik gekozen werd door zulk een braaf man, en ik wilde er uit alle macht naar streven om aan \'t volkomen vertrouwen, dat hij in mij stelde, te beantwoorden. Op den avond van mijn huwelijk legde ik mijzelve dan ook drie geloften af. Zij waren deze : hem nooit te verdenken; nooit een geheim voor hem te hebben ; en nooit door eenige zelfzuchtige of gedachtelooze daad zijn taak voor ons onderhoud te verzwaren — Vijftien jaren later vertelde ik hem van deze drie geloften; en schoon ik nu al sedert tien jaren weduwe ben, zou nog dit papier nat van tranen worden, zoo ik trachtte de woorden van liefde en teederheid weer te geven, welke hij mij ten antwoord gaf.

Ik hoop, dat de jongelieden, die dit lezen mochten, zullen begrijpen wat ik in \'t licht wilde stellen; namelijk, dat er geene moeilijkheden in \'t huwelijk voor kunnen komen, welke niet te overwinnen zouden zijn, indien \'t gesloten wordt uit achting zoowel als genegenheid. Negen en negentig van de honderd mannen zullen naar rede luisteren als men hun die op de goede manier voorhoudt. Zij zijn niet zulke tyrannen als mevr. Caird ons wil doen gelooven. Wanneer een man zijne vrouw gelukkig ziet, en weet dat zij hem eert als haar Jupiter, en als zij geen dwaze vergelijkingen maakt tusschen haar eigen lot en dat van mevrouw A. en mevrouw B. dan, weest er verzekerd van, zal hij

-ocr page 83-

G5

zichzelf ook meer en meer die eer w aardig willen maken ; en \'t zal een gelukkig huwelijk zijn.

Lincoln. Eexe, die gelooft ix ue heiligheid vax des echt.

Klacht van een elleridder.

M.! U heeft nog betrekkelijk weinig brieven van mijn vakge-nooten ontvangen. Over \'t geheel zijn wij dan ook uitgesloten bij de kans op een goed huwelijk. In de eerste plaats, ziet u, valt \'t zeer moeielijk jonge dames te vinden, die ons lot willen deelen. \'t Is een feit, dat in Londen en andere groote steden, een overvloed van meisjes is, die even geschikt zouden zijn om te vliegen als om huisvrouw te zijn; en een ander deel is letterlijk bedorven door \'t lezen van romans. De eersten genoten geen huiselijke opvoeding en leerden niet anders dan zich opschikken en zich vermaken op kosten van een armen duivel, in ruil voor een beetje vrijerij. De laatsten hebben zulke hoogvliegende ideeën ingedronken over \'t mooie inkomen dat er noodig is, dat zij, in plaats van een man te zoeken om zijne goede hoedanigheden, letterlijk hengelen naar den hoogsten bieder. Aan den anderen kant zitten wij op groote lasten, wij moeten altijd in vol tenue zijn, waardoor wij verhinderd worden om zoo zuinig te zijn als een jongmensch, die over trouwen denkt, past. Toch ben ik overtuigd, dat de meer gelukkigen onder ons, die niet al te jong trouwden , voor \'t meerendeel het huwelijk een zegen noemen.

Brixton. Elleridder.

Wat moet er van de vrouw icorden.

M.! \'t Zou mij niets verwonderen, indien de meeste antwoorden, die bij uw Blad inkomen, \'t met mevrouw Caird eens zijn; dat wil dan in vele gevallen zeggen, dat het huwelijk van die schrijvers zelf ongelukkig is gebleken en zij dan alles maar over één kam scheren. Dan stemmen .zij in met \'t welbekende advies van Punch aan hen die trouwen willen : „ doe \'t niet.quot; Dan zijn zij het eens met de gevoelens van een Montaigne, John Webster, Sir John Davis, Emerson, en meer andere schrijvers, die op verschillende wijzen betoogden, dat \'t huwelijk is een spel, een forteres, eene kooi, waar „zij, die er buiten staan, verlangen binnen te komen, en zij, die er in zijn, gaarne weer uit zouden

5

-ocr page 84-

66

gaan.quot; Misschien werd er geen maatschappelijke instelling meer aangevochten dan die van het huwelijk, en is er geen waarover meer menschen een woordje meespreken om er veranderingen in voor te stellen.

Maar hoe moet \'t dan voortaan zijn? Met Hamlet bevelen : wij willen geen huwelijken meer toestaan? Moet ieder dan maar doen zooals hij wil ? \'t Zou een vreemde wereld worden ! Jonge mannen en vrouwen zouden dan maar een soort van verdrag op eigen houtje opmaken, zonder de lastige en „impertinentequot; tusschen-komst van de wet of de maatschappij ; zij zouden overeenkomen zoolang samen te leven als \'t hun behaagt en niet langer, en alle voorwaarden schikken naar eigen goed of kwaaddunken, \'t Is al voldoende zooiets neer te schrijven om er de overgroote ongerijmdheid van in te zien. quot;Wat, in \'s hemels naam, zou er toch bij zulk een „vrij huwelijkquot; worden van de kinderen, als die er zjjn? Wat zal er van de vrouw worden? Zal zij terugkeeren tot haar ouders, die al blij waren dat zij haar voor goed kwijt waren ? Moet de man met wien zij zoo „vrij gehuwdquot; was, haar eene toelage geven, en hoe kan hij daartoe gedwongen worden ? Moet de wet hier dan tusschenbeide komen, nadat men haar als lastig en „impertinentquot; bij het leggen van den knoop heeft geweerd? Of hoe anders zal de „vrijequot; vrouw dan leven? Dit zijn kwesties waarover mevr. Caird zich maar liefst niet verontrust, maar, ik verzeker u, dat zij anderen zeer zullen verontrusten. Ik voor mij acht het louter tijdverlies om ons in zulk een toestand van „vrij huwelijkquot; in te denken, \'t Is zoo geheel strijdig met alle gevoelens van welvoegelijkheid en zedelijkheid, dat ieder weldenkende \'t oogenblikkelijk veroordeelt. Neen, het huwelijk mag zijn lasten en moeiten hebben, zijn onspoed en lijden, zijn tegenstrijdigheden en onrechtvaardigheden; maar deze kwalen zullen niet genezen worden door zulk een averechts panacee als \'t „vrije huwelijkquot;. Dat zou zijn den pannekoek de pan uit en in \'t vuur te gooien!

Ik voor mij stem dan ook volstrekt niet toe dat „ de tegenwoordige vorm van \'t huwelijkquot; een fout zou zijn, niettegenstaande het onbetwiste feit dat er een aantal zijn, die \'t meer of min teleurstelt in de gevolgen. Doch welke menschelijke instelling zou dan niet als een fout bestempeld moeten worden enkel omdat ze dikwijls faalt? Zoo doen de prikkelbare en hartstochtelijke menschen, die in hun ongeduld het kind met het badwater zouden wegwerpen. Zoo heeft immers ook zulk een „ menschenvriendquot; uitgeroepen : onze beschaving is eene fout! Zoo redeneert mevr. Caird: huwelijken blijken ongelukkig, daarom is de instelling zelve eene ergernis. Maar laat ons toch ons gezond verstand gebruiken ! Zeker, de ondervinding leert ons allen, dat er vele slecht gepaarde huwelijken zijn en weinige die volkomen gelukkig

-ocr page 85-

67

mogen heeten. Maar wat zou dat! Is er een levenstoestand die volkomen gelukkig is? Ik denk, dat een groot deel van de ongetrouwde mannen en vrouwen ook zouden willen verklaren, dat \'t ongehuwde leven eene fout is. En onze ziel wijkt van afgrijzen terug als wij bedenken wat \'t antwoord zou moeten zijn, indien mevr. Caird haar zin kreeg-, op de vraag: is het „ vrije huwelijkquot; eene fout?

Nogmaals, ik stem toe, dat er veel getrouwden zijn, die wensehten dat zij nog alleen waren gebleven ; ik spreek nu niet van de buitengewone gevallen, als die met wreedheid gepaard gaan, die van zeer slechte mannen en zeer slechte vrouwen. Hiervoor heeft de wet dan ook eene uitzondering gemaakt door in enkele gevallen eene scheiding toe te staan. Maar ik bedoel, wat mevr. Caird zeker ook doet, die gevallen, waarin verschil van temperament en neiging, helaas te laat! ontdekt wordt, dat onderlinge misverstand, die jalousie en verdenking waardoor echtgenooten gescheiden kunnen zijn, die wanklanken, die gebroken snaren, die toetsen die niet aanslaan, zoodat \'t instrument geen geluid meer geeft. Twee menschen hebben zich verbonden, en nadat de eerste hartstocht voorbij is, bevinden zij dat er niets anders meer is dat hen ver-eenigt. \'t Is mogelijk, dat \'t dezen beter ware indien zij wederom alleen hun weg konden gaan. In enkele gevallen zou dit ook gaan zonder dat de maatschappij er onder leed; doch bjj de groote meerderheid zouden er vele en groote moeielijkheden uit voortkomen. Het zou ook uiterst moeieljjk, bijna onmogelijk zijn dooide wet te bepalen welke graad van disharmonie eene scheiding zou rechtvaardigen. Dan zijn er nog de tijdelijke goederen en de wereldsche omstandigheden — en do vragen: wat moet er van de vrouw worden? — en wat van de belangen der kinderen?

Alles welbeschouwd blijft er slechts een veilig tegenmiddel voor eon ongelukkig huwelijk — dat is: te dragen en te verdragen, \'t Leven is vol leed, in iedere betrekking, en in elke omstandigheid moet er een zeker bedrag van moeite en smart worden verduurd, in den gehuwden staat niet meer of minder dan in eenigen anderen staat — misschien wel minder, ja waarlijk! want het lijden waarvan ik spreek is meer naar den geest of in \'t hart dan lichamelijk, en dus tot op zekere hoogte onder controle van den wil. De helft van \'t toevallige leed in \'t huwelijk is een zaak van gevoel, hartstocht, denkwijze en zoo meer, en veel daarvan zou genezen kunnen worden, althans verlicht, door zelfbeheer-sching, tact en moed. Dit wordt te veel over \'t hoofd gezien door de vrouwen, die klagen dat zij „ niet begrepenquot; worden of „verwaarloosdquot;. Zij vergeten wat Swift zeide: de oorzaak dat er slechts zoo weinig gelukkige huwelijken zijn, is dat de jonge dames haar tijd verspillen met netten te knoopen en niet met

-ocr page 86-

fiS

kooitjes te maken. Indien men alle huiselijke oneenigheden tot haar oorsprong terugbracht, dan geloof ik dat men bevinden zou hoe men de meeste wijten moet aan gebrek aan hart en bescheidenheid van den kant der dame, die ongelukkig de kunst niet geleerd heeft: „hoe hom te houdenquot;. Dit is de eenvoudige reden waarom \'t dikwijls niet goed gaat, zoodat dan onbedachtzame en kleingeestige zielen tot de conclusie komen, dat de fout aan de instelling van \'t huwelijk zelve ligt.

London. Eoi eenvoudig man.

Gezond verstand en onafhankelijkheid.

M.! Ik heb in uwe kolommen nog geen enkelen brief opgemerkt afkomstig van een man uit den werkmansstand, en toch behooren de meeste getrouwde lieden tot dezen stand. Ook is voor hen de vraag, of het huwelijk geluk dan wel ongeluk brengt, van het allermeeste gewicht, daar wij meer dan anderen, wegens onze zuinige beurs, ons vergenoegen moeten met wat het tehuis ons geeft. Hoe kan \'t huwelijk voor hen \'t meest gelukkige loven worden? Die vraag durf ik wel te beantwoorden uit mijne eigene ondervinding. Ik trouwde toen ik 24 jaar was, na vijf jaren van verkeering. Ik bezat juist genoeg geld om te kunnen trouwen en verdiende toen ter tijd ƒ 18 per week. Langzamerhand eerst konden wrij ons wat in de meubeltjes zetten, maar wij kochten alles contant, en daardoor voor den goedkoopsten prijs. Wij zijn nu vijf jaren getrouwd en hebben twee kinderen. Nooit hadden wij een stuiver schuld, zoodat wij in waarheid rijk waren, immers het spreekwoord zegt: rijk is hij die geen schulden heeft. Deze roemrijke onafhankelijkheid is eene der oorzaken van ons succes in \'t huwelijk, daarbij komt dat wij geen geheimen voor elkaar hebben; maar \'t voornaamste is, dat wij elkaar hartelijk liefhebben. \'t Is bepaald walgelijk om zoovelen uwer correspondenten te hooren klagen, dat zij onmogelijk van f 2-iOO per jaar leven kunnen, \'t Leven, getrouwd of ongetrouwd, moet altijd ongelukkig zijn zoolang men die dwaze zucht om meer te schijnen dan men is niet overwint. Wij doen daar niet aan meê maar leven eerlijk en eenvoudig in den stand, waarin de Heer ons plaatste.

Peterhorouyh.

Een waarlijk gelukkig huisvader.

-ocr page 87-

(19

„ Totdat de dood hen scheidtquot;.

M.! V oor mij en andoren, die in Turkije, China, Indië, enz. geweest zijn, is \'t een reden voor do hoogst mogelijke verbazing, hier te hooren, dat er Engelsche dames zouden zijn, die zich zoover konden vergeten om er con oogenblik zelfs aan te denken, dat hare conditie beter zoude zjjn zonder don huwelijksband. Waarlijk, mijnheer, wie in do üostorsche landen geweest is, zooals ik, weet dat de Christelijke leer van ééno vrouw te huwen, tot de dood hen scheidt, meer gedaan hooft om \'t menschdom te verheften, in \'t bijzonder de vrouwelijke helft, dan al de andere hulpmiddelen voor beschaving te zamon; \'t zou ook waarlijk niet lang duren of de geheole sekse zou zulk eono verandering inzak en assche betreuren. Gelukkig is \'t zeer onwaarschijnlijk dat die zal plaats hebben. Afgezonderd van \'t zelf gelooven in \'t Christendom , zullen toch immer de vrouwen uit eiken stand, en gehuwd of ongehuwd, hare hoop op geluk gronden moeten op de aanneming door \'t gehcele menschdom van do zuivere en verhevene leerstellingen, ook van\'t huwelijk, die\'t Christendom predikt.

London. Archibald.

Een nadrulckelijk: neen!

M.! Ik ben nu omstreeks zes jaren getrouwd on ik houd tegen iedereen nadrukkelijk vol. Ja, \'t huwelijk is aan te bevelen; noen, \'t is geen fout, behalve voor hen, die \'t ziehzelven tot een fout maken. Veroorloof mij u mee te doelen, hoe \'t voor mij geen fout is geworden. Ik koos mijne vrouw uit mijn eigen stand. Wij kenden elkander reeds eer ik nog nauwelijks mij zelf kon onderhouden. Wij waren jaren lang verloofd, totdat ik zeker was dat ik mijne vrouw eene positie kon verschaffen, niet beneden die waarin zij was opgevoed. Voor onzen trouwdag had ik overvloedig gelegenheid om haar in allerlei bezigheden, die eene vrouw in onzen stand passen, gade te slaan; ik zag haar in de mangelkamer, aan de handwerken, aan.de piano, in alles was zij tehuis. Zij is nu juist niet wat velen „ mooiquot; noemen, maar zij heeft toch een aangenaam uiterlijk, is lief van aard, en sterk en go-zond, en welopgevoed.

Ik beschouw het huwelijk als eene goddelijke instelling en op don morgen van mijn trouwdag bad ik ernstig tot God, die \'t had verordineerd, dat Hij mij helpen mocht om de beloften trouw te houden welke ik dien dag beloven zou, en dat Hij onze ver-

-ocr page 88-

70

eeniging mocht zegenen. Ik heb dat gebed sedert iedereu dag herhaald, en \'t is overvloediglijk verhoord. Ik heb de omstandigheden in \'t huwelijksleven zeer productief gevonden aan oorzaken tot vrijving en verbittering zelfs, waardoor aan beide kanten zelfverloochening geeischt wordt. Wij hebben twee kinderen, wier bezit ons veel vreugde aanbrengt, maar ook veel zorgen, die wij to zamen dragen. Ik heb menig goede kennis van vroeger en menige uitspanning op moeten geven, maar die zelfverloochening die ik mij zelf moest opleggen ter bevordering van \'t geluk en welzijn eener andere, hebben een heilzamen en veredelenden invloed op mij gehad, en ik geloof dat ik in vele opzichten een beter mensch geworden ben doordien ik getrouwd ben. Het middelpunt van al mijn denken is mijn huis, en de ziel daarin is mijne vrouw. Zij is nu voor enkele weken met de kinderen afwezig , naar buiten; maar ofschoon ik vele belangstellende vrienden heb, die hun gezelschap waard zijn en met wie ik mijn avonden kan doorbrengen om de eentonigheid van onze vrijwillige scheiding te breken, zoo vind ik hierin toch allerminst eene vergoeding voor den glimlach en \'t hartelijk „welkomquot; mijner vrouw, en de vroolijke drukte en blijdschap mijner kinderen als ik mijn woning binnentreed.

Ik ben nog een jonggehuwd man en voel behoefte om andere jonge mannen den raad te geven: trouw niet, voor ge niet werkelijk in staat zijt een huisgezin te onderhouden. Trouw geen popje, alleen met een mooi gezichtje en een net costuum, maar trouw eene echte vrouw, en zorg dat zij een echten man krijgt. Trouw niet om \'t geld, maar uit liefde; maak u op om geheel voor haar te leven, en zij zal voor u leven, want in velt opzichten zal uwe vrouw zijn wat ge van haar maakt.

Battersea Park. Een gelukkig getrouwd man.

Daar is yeen wonderkracht in H huwelijk.

M.! De welbekende onpartijdigheid waarmee u de kolommen van uw Blad voor een ieder openstelt, geeft mij den moed, al ben ik, om zoo te zeggen, maar een gewoon werkman, ook eens de opinie van ons soort menschen mee te deelen. Waarlijk, mijnheer, de vraag of \'t huwelijk aan te bevelen is en goed of kwaad moet heeten, is in onzen stand nog vrij wat gewichtiger dan in den uwen. Praktisch gesproken, wij zijn veel meer altijd samen en wonen in een klein bestek, om zoo te zeggen. De rijke mijnheer, al is hij een goed mensch en een liefhebbend echtge-

-ocr page 89-

71

noot, mag misschien \'t huwelijksjuk in den beginne een beetje kwellend vinden, maar hij kan er langzamerhand aan gewennen. Hij \'behoeft niet altijd t\'huis te zijn, hij heeft zijn sociëteit en zijn café, zonder dat iemand \'t in zijn hoofd zal krijgen te zeggen dat hij te veel uitgaat; hij heeft vrijaf voor zaken, die zijn vrouw niet kan nagaan en voor allerlei vergaderingen, die nuttig heeten maar eigenl.jk pleziertjes zijn, terwijl zijn vrouw haar familie en vriendinnen heeft, zoodat zij zich daarom nog niet in eenzaamheid behoeft te verpijnen. Maar in onzen werkliedenstand maakt het huwelijk ons één in alle plannen en bedoelingen, en van den trouwdag af is ons leven onafscheidelijk. De twee zijn zelden afzonderlijk, alleen voor zoolang de man naar zijn werkplaats is. Morgen, middag en nacht, en den geheelen Zondag, zijn zij te zamen en hun kans op huiselijk geluk hangt geheel af van hun gewilligheid om elkanders zwakheden en luimen te verdragen en zich in alles naar elkaar te schikken

Mij dunkt dus, dat wij het \'t best zouden kunnen beoordeelen of \'t huwelijk goed is, of dat het afgeschaft moest worden, maar Joost mag weten welk systeem er dan voor in de\' plaats moest komen, want iets, mijnheer, moet er toch verordineerd worden, nietwaar, opdat de heele wereld niet in \'t honderd loopt. Nu, dat mogen de geleerden uitmaken. Maar wat ons werklui met ons slechte verstand betreft, ik durf wedden, dat als men die zaak eens aan een algemeen stemrecht onderwierp, dat er dan honderd tegen een zouden stemmen voor \'t behoud van de ceremonie. Ik, een man, ,die \'t heele jaar rond zeventig uren in de week werk voor ƒ 21.60 en die eene vrouw en zeven kinderen heb, waarvan er nog maar twee zelf iets verdienen, meen althans te mogen zeggen, dat ik er ook iets van weet. Ik kan echter niet beweren, dat ik ooit eene studie gemaakt heb van de philosophie van het vraagstuk, zooals ze, quot;t geloof ik, noemen; ik wist dan ook niet dat dit behoorde tot mijn plichten als huisvader. Maar mijn gedachten erover, zonder nu den godsdienst er bij te halen, maar zoo dagelijks weg, zijn altijd geweest dit: dat als een man en eene vrouw, oud genoeg om te weten wat zij doen, en vrij om te kiezen, en na een ruimen tijd van vrijaadje, er toe overgaan om samen zee te kiezen in de huwelijksboot, dat zij dan evengoed ruw weder moeten verwachten ais mooi weer, en dat, \'t zij dat zij een half dozijn of maar twee jongmaatjes aan boord krijgen, zij zorgen moeten in harmonie te varen; al is \'t alleen maar opdat de boot niet omsla, maar de reis zoo genoegelijk wordt als mogelijk is.

Er is geen wonderkracht in \'t huwelijk. Geen man en vrouw, die hun gezond verstand gebruiken in de keus van een lotgenoot, en die, als zij de handen in elkaar slaan „voor beter, voor slech-

-ocr page 90-

72

terquot;\', zich vast voornemen om eerlijk, vriendelijk en oprecht met elkander te leven, behoeven vrees te koesteren dat \'t niet goed zal gaan. Maar mogelijk dat een eenvoudig menscli als ik \'t mis heb. Ik ken quot;t stuk van die mevrouw maar uit de tweede hand, want \'t is mij te duur om dat tijdschrift zelf aan te schaffen; maar volgens uw eigen hoofdartikel zegt deze dame: er zijn maar weinig dingen die iemand zoo uit zijn humeur kunnen brengen als het zien van een „ nauw-vereenigdquot; paar. \'t Hoofd draait mij om als ik raden wil wat dat beteekent! Bestaat er ook een mijnheer Caird? Nu, dan zal hij ook wel van opinie zijn, dat \'t huwelijk een misslag is, hoewel op eenigszins andere gronden dan zijne schoone wederhelft.

Natuurlijk zou \'t dwaasheid zijn te beweren, dat \'t huwelijk immer en altijd tot geluk moet leiden. Er is ellende in dien levensstaat evenals in eiken anderen, maar dat komt door de zonden van de menschen zelf en niet door de instelling; ook is \'t in veel gevallen te wijten aan do onbezonnen wijze, waarop velen zich er in storten. Neen, \'t valt wel moeielijk een oordeel over \'t geluk van buren en kennissen te vellen, \'t zou oppervlakkig zijn om niet te bedenken „ schijn bedriegtmaar in onze kringen is dit toch lang zoo erg niet als in de uwe, mijnheer de redacteur, wij winden er gewoonlijk zooveel doekjes niet om! En als ik dan eens goed rondkijk, dan zeg ik dat \'t nonsens is \'t huwelijk eene fout te noemen. Neem mijn eigen geval. Sedert vijftien jaren zijn wij getrouwd en beiden zijn we nu nog in de kracht van \'t leven, ik een-en-veertig, zij acht-en-dertig. Wij hebben acht kinderen gehad en een verloren Wij hadden onze zorgen ; een klein meisje kreeg een ongeluk en werd kreupel, en ik zelf lag een paar keeren lang genoeg in \'t gasthuis. Toen wij trouwden verdiende ik f 18 per week en nooit heb ik meer dan f 24,60 verdiend. Met zooveel hongerige magen om te vullen, en de huur die betaald moet worden, en de kleeren die gekocht moesten worden heb ik nooit meer op kunnen sparen dan f 60. Maar toch niettemin bezit ik een zoet tehuis, een gezond troepje kinderen, en mijn vrouw is mij zoo lief als mijn eigen leven, \'t Is wel mogelijk dat mevrouw Caird haar een afgesloofd en ontaard schepsel zou noemen; maar ik kan niet gelooven dat ik meer van haar houden zou als zij bij geval er ook pretenties op na ging houden over de rechten en de miskenning van hare sekse.

Maar vraagt u mij , of ik dan geen mannen en vrouwen ken, die ontevreden zijn met hun staat, en die wel zouden willen veranderen, als de wet het toestond, o jawel! Ik heb quot;t getal gehuwde paren , die ik heel van nabij ken, eens opgeteld — \'t zijn meest allen werkezels als ikzelf en allen ook met verscheidene kinderen, — en ik telde er een dozijn. De helft van hen verdient

-ocr page 91-

73

misschien minder dan ik, zoodat de vrouwen er nog bij moeten verdienen; en zij zijn ook allen geen afschaffers; en die hebben \'t dan ook niet zoo goed bij hen thuis als ik het heb, want ik proef dat vocht nooit. Maar zoover ik weten kan, zijn er negen van \'t dozijn even gelukkig als wij. Ik geloof dat \'t een kwaad ding zou wezen om hen te willen overtuigen ieder voor zich, man en vrouw, dat \'t huwelijk eene verkeerde zaak was; ik zou althans niet graag de man zijn die hen vertelde dat „vrije liefdequot; beter zou zijn; als ik ze alle negen rond moest gaan, dan vrees ik, dat de laatste zeven of acht bezoeken met een kreupel been en een verbonden hoofd moesten worden afgelegd.

Wat de drie anderen van \'t dozijn betreft, die hebben \'t niet zoo goed; de een heeft eeno vrouw die meer drinkt dan goed voor haar en haar huishouden is, en de beide anderen zijn ellendig door hun eigen dwaasheid. Zij boeten voor de in onzen stand zoo veel voorkomende domheid van te jong te trouwen, letterlijk nog als kinderen. Dat een gezin niet gelukkig is, dat bijkans geen huisraad heeft en al een half dozijn ziekelijke kinderen vóór nog de moeder zeven-en-twintig jaren telt, dat kon iedereen die zijn gezond verstand gebruikte, wel voorspellen. En dit is een algemeen kwaad; maar \'t bewijst toch immers niet dat de instelling van \'t huwelijk in \'t algemeen niet deugtXeen; waren alle menschen wijs, dan was ook quot;t huwelijk een paradijs!

East End. Een bontwerker.

Heeft hij gelijk ?

! Wij, werklieden, hebben druk geredeneerd over dat onderwerp van \'t huwelijk, dat nu in uw Blad besproken wordt. Gisteren , onder anderen, had ik \'t er weer over met mijn kameraden, die evenals ik maar /12 per week verdienen; en op één na bevestigden allen mijn gevoelen dat wij \'t beter hebben, getrouwd, dan vroeger, met datzelfde loon, toen wij jonggezel waren. Sommigen vinden \'t dwaas om op zoo weinig te trouwen, maar wanneer er nu toch maar geen kans is op meer verdiensten, en de jongelui passen voor elkander, waarom mogen zij dan niet gelukkig zijn, evengoed als hun rijkere buren? Ik verklaar u, dat ik wel eens opzichters over ons gekend heb, die \'t dubbele loon hadden en die toch nog geld van ons moesten ter leen vragen. Er zijn enkele vrouwen die meer met één gulden kunnen doen dan eene andere met twee. En dan nóg een voornaam ding, weet u, is dit; wij jonge werklieden hebben geen aangenaam leven in een kosthuis;

-ocr page 92-

74

dat is duur en ongezellig, want wij zijn er als vreemden gauw in den weg; dan zijn we wel genoodzaakt onze toevlucht in de kroeg te zoeken. Daardoor komt het ook al, dat wij liever vroeg trouwen en dit dan ook beter is.

Dartford. T. F.

Wat de aartsdeken Blunt er van denkt.

De Eerwaarde aartsdeken Blunt, predikant te Scarborough, en hoogwaardigheidsbekleeder in de Anglicaansche kerk, preekte den vorigen Zondag voor een duizend toehoorders. Deze preek was de derde en laatste van eene reeks preeken tot onderwerp hebbende het huwelijksleven. In den loop zijner welsprekende en machtige rede zinspeelde hij op \'t heerschend vraagstuk: Is \'t huwelijk eene fout ? De menschen, zeide hij, beraadslagen tegenwoordig over \'t huwelijk, of dat eene goede instelling is dan wel eene verkeerde, \'t Maakt iemand droef te moede en ziek bijna, te zien welken nonsens daarover wordt uitgekraamd, welke lage, wereldsche gezichtspunten daarbij zijn voorop gesteld ; welke ongodsdienstige denkbeelden bij velen gewild zijn, en welke ver-foeielijke ingevingen door velen werden geopenbaard; ingevingen, zoo afschuwelijk, zoo schaamteloos, dat men de beschaving van Engeland daarmede, indien deze aangenomen werden, verlagen zoude tot lager dan die in eenigen Negerstaat van Midden-Afrika, lager dan zij geweest is onder onze oude Saxische voorvaderen, met al hunne afgoderij.

B.

Hoe het Blad „The Teleyraphquot; de correspondentie inleidde.

Is het huwelijk eene maatschappelijke fout? Door deze vraag worden wij opgeschrikt door een artikel in de Westminster Review. En daar het niemand, die tevreden is met den bestaanden toestand, in de gedachten komt, er eene gedachten wisseling over te openen, zoo behoeven wij nauwelijks te zeggen, dat de auteur van het artikel zelve die vraag in bevestigenden zin beantwoordt, \'t Huwelijk, zooals het thans bestaat, is volgens mevr. Mona Caird, eene ergerlijke fout. Het is dit, omdat het gegrond is op eene theorie omtrent de verhouding der beide seksen die gansch en al

-ocr page 93-

75

in strijd is met de geschiedenis, de natuurkunde en de zedeleer; en welke onrechtvaardig is jegens de vrouw, den man demoraliseert en beiden onwaardig is.

Men ziet, dat dit een vrij krasse beschuldiging heeten mag tegen eene instelling die, volgens de eigen bijzondere chronologie van mevr. Caird, van eerbiedvvaardigen ouderdom is, en onder welker invloed een groot aantal generaties geboren zijn, geleefd hebben en stierven, zonder tot de ontdekking te komen dat die geheele zaak eene slechte en onduldbare dwaasheid is. Toch, zoo kras als de beschuldiging luidt, zoo wordt zij toch met den grootsten ernst gesteld, en wij moeten er bijvoegen, ook met veel bekwaamheid en scherpzinnigheid en niet weinig echt vrouwelijke scherts en ironie toegelicht. quot;Wat in hoofdzaak der schrijfsters verontwaardiging opwekt is de bewering van hen, die de „ natuur der vrouw quot; als oorzaak opgeven van hare onderworpenheid. Zij geeft daarvoor deze gelijkenis: wij leggen een hond aan de ketting opdat hij onze woning bewaken zal; wij onthouden hem de vrijheid en soms zelfs, helaas, gunt men hem juist even genoeg beweging als noodig is om zijn spieren lenig en zijn lichaam gezond te houden. Hij wordt dan laf en loom; hij ziet er slecht en mismoedig uit; en bij de minste kans, die hij er toe vindt, loopt hij weg en doet hij kwaad. Hij was niet gewend aan vrijheid en geluk en is er dus niet tegen bestand. Indien men zijn baas vraagt: waarom hij het dier zoo vastlegt dan heet het: hij is er aan gewoon; \'t behoort zoo dat hij aan de ketting ligt; en zoo wordt de hond niet de ketting gestraft, omdat hij \'t ongeluk had altijd vastgelegd geweest te zijn tot de dood hem verlost.quot; En dit is de parabel, volgens haar lezing, van de geschiedenis der menschheid, van het lot der vrouw. „quot;Wij ketenen de vrouwen omdat wij haar geketend hebbenquot;, en de schrijfster bedoelt daar natuurlijk mede, dat er eenmaal een tijd was, waarin zij vrij geschapen en niet geketend was. quot;Waar de meeste mensehen door de geschiedenis der beschaving een merkbaren draad zien loopen van trapsgewijze emancipatie der vrouw, daar ontdekt mevr. Caird juist het tegenovergestelde. Zij ziet, dat de vrouw eerst vrij was en later slavin werd. Vrij was zij in die voorhistorische tijden toen zij quot;t hoofd dei-familie was, de priesteres , enz. Zij erkent evenwel, dat deze gouden eeuw zeer kort duurde. Somnjige mannen werden jagers, en die moesten, om zich eene vrouw te verschaffen, deze schaken van naburige stammen, en dit was de oorsprong van onze ideeën over „ het bezittenquot; van eene vrouw.

De vrouw werd het eigendom van den man, zijn eigen bij recht van verovering. En thans is do vrouw zijn eigendom bij do wet. En zoo ging \'t van kwaad tot erger tot in de middeleeuwen, waarvan mevr. Caird, bijkans met tegenzin, erkent dat zij iets

-ocr page 94-

76

hebben gedaan voor de verheffing der vrouw. Doch de ontwikkeling dezer meer ridderlijke opvatting werd gestremd, schoon niet vernietigd, door de Hervorming, en de overgang van de rondborstige vrije verhouding tussehen de seksen uit den riddertijd tot het decorum van den kleinburgerlijken geest was slechts een verandering in den trant der bandeloosheid, volstrekt geen verbetering van \'t kwade tot het goede. De huichelarij werd de huisgod; de echte hartstocht werd onttroond en daarmede de poëzie; de koopmansgeest, stemmig en nuchter, begon zijn langdurige loopbaan onder ons en regelde voortaan de verhoudingen. De vrouwen werden gekocht en verkocht als ware het vee, en werden opgevoed tot: „zedigheid en plichtsbetrachtingquot; en Griselda-achtig geduld onder de doodelijkste beleedigingen. \'t Is van deze periode af dat mevr. Caird de gestadige verlaging der vrouwenwaarde constateert. ,,Luther, zegt zij, de vertolker van wat genoemd is „de gezonde zinnelijkheid der middeleeuwen,quot; grondvestte ter wille van de zinnelijkheid en de fatsoenlijkheid een strikt huwelijks-systeem en predikte eveneens de verwoestende leer, die quot;t noodig maakt om een onbepaald getal kinderen te hebben. Door aldus de „religieuse heiligheid van \'t huwelijkquot; te vernietigen, verwoestte hij te gelijk de idee van een geestelijke vereeniging, die de rolifïieiise opvatting inhield, en de arme man wordt dus verantwoordelijk gesteld voor al de misbruiken, die opwiesen onder het v/cow-systeem dat hij invoerde; voor do koop-huwelijken, voor de overtalrijke gezinnen, voor de prostitutie, voor het onevenredig moreel standpunt voor de beide seksen, en voor de onderdrukking der vrouw.quot; Dan wordt de tegenwoordige toestand door den auteur in donkere kleuren geschilderd. „De vrouwen zijn de slavin harer mannen, de mannen zijn belast met hun vrouwen. Hij verliest zijne vrijheid; zjj verwisselt den eenen voogd voor den andere. Natuurlijk zijn er gunstige uitzonderingen op deze schilderij, maar met uitzonderingen behoeven wij ons niet op te houden. In de meeste gevallen schaaft de huwelijksketen de huid, als zij geen ernstiger wond doet ontstaan. Wanneer daar geluk is, dan is het duur gekocht, en van eene mindere soort. Dan gaan man en vrouw gewoonlijk op in de enge en kleingeestige belangen van hun gezin en worden zij niet veel meer dan elkanders echo\'s. Er zijn weinig dingen, die meer ergeren dan het zien van een nauw-vereenigd paar.quot;

Zoo zien wij dat \'t huwelijk, zelfs wanneer het goed slaagt, wederom een soort fout is, en wij worden dientengevolge nog ongeduldiger om te vernemen welk systeem er voor in de plaats zal gesteld worden. Hoe zal \'t huwelijk gered worden van de koopschande, en van de omarming der „fatsoenlijkheidquot; (deze laatste schijnt in \'t bijzonder de verontwaardiging der schrijfster op te wekken), hoe zal \'t ingericht worden, zoodat het niet lan-

-ocr page 95-

77

ger eon beleediging- zij van de monschenwaarde ? „ In de eerste plaats dan, moet het ideale huwelijk, in spijt van alle gevaren en moeielijkheden, „vrij zijn.quot; Do bedoeling hiervan schijnt, als wij alles wat nu volgt en wat minder duidelijk dan \'t voorafgaande wordt gezegd, samen vatten, deze te zijn: dat \'t huwelijk worden moet een zuiver eigenwillig contract, dat dooiden wil van ieder der partijen geëindigd kan worden, zoodra de genegenheid van den een of van de andere bekoeld zal zijn. „Zoo lang als liefde, vertrouwen en vriendschap standhouden, zijn er geen andere banden noodig (wordt ons ietwat onnoodig verteld); dan zou \'t leven afzonderlijk, leeg en kleurloos schijnen; maar wanneer deze verdwijnen dan wordt de verhouding valsch en onrechtvaardig; en dan moest niemand de macht hebben om het bijeenblijven te kunnen eischen.quot; Die zaak, zegt mevr. Caird op be-slissenden toon, is zeer teeder van aard zoodat iedere tusschenkomst van de wet of van do maatschappij eene onbeschaamdheid is.quot; Derhalve zouden wet noch maatschappij eenig recht hebben ook een woord mee te spreken over de verantwoordelijkheid voor do opvoeding van het kroost uit de ontbonden vereeniging gesproten?

\'t Komt ons voor, dat wij reeds vroeger dergelijke voorstellen hebben ontmoet. En wij meenen zelfs, dat er op ditzelfde oogenblik, op het meer ondernemende halfrond, en in eene maatschappij , welke niet zoo despotisch door het fatsoen beheerscht wordt, reeds pogingen werden aangewend om ze in praktijk te brengen. Misschien ware het nuttig indien onze hervormster eerst den uitslag van deze proeven, in Amerika genomen, bestudeerde, vóór zjj er een herhaling van aanbeval in onze landstreek. Doch wij moeten te harer rechtvaardiging zeggen, dat zij toch nop: altijd zekere eischen wil stellen van voorafgaande proefnemingen, zoodat wij haar niet mogen beschuldigen van onberaden overhaasting. Want naar \'t schijnt stelt de schrijfster de finantiëelc onafhankelijkheid der vrouw als eerste voorwaarde voor „het vrije huwelijkquot;; en zij stemt toe dat deze niet vervuld kan worden, zoolang het systeem van mededinging, concurrentie, (inden loop van ontelbare eeuwen gegroeid, voegen wij er bij) niet ver-vervangen is door een of anderen vorm van samenwerking, co-operatie. Indien dus dat nieuwe huwelijk niet ingesteld zal worden voordat het individualisme en het socialisme hunnen strijd hebben uitgestreden, dan zullen wij nog tjjd te over hebben om goed te onderzoeken.

Dit achten wij eene zeer gelukkige omstandigheid, want wij gelooven niet dat de tijd rijp is voor de oplossing van zulk een uiterst moeielijk en oud probleem, dat mevr. Caird meent zoo gemakkelijk op te kunnen lossen. Wij durven zelfs den twijfel te opperen, of er wel eenigen koninklijken weg gevonden zal kunnen

-ocr page 96-

78

worden waarlangs , de gebreken die den tegenwoordigen huwelijksvorm aankleven, zooals de minderheid der vrouw, de hardheid, zelfzucht en onverschilligheid van den man\'\' ooit geweerd kunnen worden. Vooreerst zou er tegen al die kwalen zoo min één algemeen geneesmiddel te vinden zjjn als tegen al de ziekten van het lichaam, en voor alle gestellen gezamenlijk. Het is eene zeer ondoordachte diagnose, die zich tevreden stelt met te zeggen: „zoolang als liefde, vertrouwen en vriendschap stand houdenquot; zal het echt zijn, maar zoodra deze gevoelens wijken moet de scheiding dadelijk volgen, \'t Enkele woord liefde is op zichzelf reeds een valstrik vol dubbelzinnigheid. Want de onderlinge genegenheid van den bejaarden John Anderson en zijne wederhelft, is zeker niet precies dezelfde, schoon ze er een natuurlijk gevolg van is, als het gevoel, dat hunne harten bezielde in de wittebroodsweken, toen de jonge mijnheer Anderson ravenzwart haar bezat, in plaats van \'t grijze van heden. En toch bestaat voorzeker het gehecle geheim van een goed-geslaagd huwelijk juist in den waarborg, dien de wettelijke echt geeft voor de geleidelijke ontwikkeling van het eerste gevoel in het laatste; en dat geheim moet ieder man en vrouw voor zichzelf oplossen. Geen „systeemquot; kan dit voor hen doen, minst van al een systeem dat er op berekend is om vrij spel te geven aan de lagere instincten der menschelijke natuur, en de werking van al de hoogere te belemmeren.

-ocr page 97-

AFDEELING III.

Huwelijken in andere landen.

De gelukkige vrouw van een geacht Amerikaan.

Mijnheer! Ik heb drie zomers doorgebracht in \'t verkeer met de beste kringen uit het West-End van London; en ik ben tot de conclusie gekomen, dat er in Engeland veel meer ongelukkige huwelijken voorkomen, dan aan deze zijde van den Oceaan; en wel om de eenvoudige reden, dat de Engelsche vrouwen,de kunst niet verstaan om met hare mannen goed om te gaan. Maar \'t is mogelijk dat mijne inzichten niet geheel strooken met die welke aan gindsche zijde heerschen, daar Amerika zulk een paradijs is voor vrouwen in \'t algemeen en vooral voor die met een goed uiterlijk; toch wil ik u zeggen wat ik er werkelijk over denk. In de Vereenigde Staten erkent men geen meerderen in stand of rang, en daar de menschelijke natuur toch geneigd is iets te vereeren, zoo idealiseert men daar de beminnelijke vrouwen. Ik moet erkennen , dat de uiterlijke eer die de vleiers hier mijne sekse bewijzen,, niet zoo vereerend is als de volkomen vereeniging van hart en ziel, die er somtijds bestaat tusschen welgepaarde echtgenooten in Engeland; maar hoeveel vindt men er van zulke in de hoogere standen bij u? Uw huiselijke onspoed — en nergens vindt men die meer dan bij u — komt klaarblijkelijk voort uit het feit dat de mannen de vrouwen niet vertrouwen en de vrouwen wederom de mannen niet. De algebeele vrijheid, welke aan de vrouwen in de Vereenigde Staten wordt toegestaan, werkt in \'talgemeen gunstig terug op haar karakter, want aangezien de echtgenoot haar zjjn vertrouwen schenkt, zou zij \'t slecht vinden hem te bedriegen. Zelfs een Franschman, maar \'t was dan ook de menschenkenner Molière, zeide in VEcole des Maris: \'t is het veiligst om vertrouwen aan de vrouw te schenken. In New-York kennen onze welopgevoede dames de welbekende toespraak van Lisette van. buiten, waarin zij tot Sganarelle zegt:

-ocr page 98-

80

En effet, tout ses soins sont des choses infiimes:

Sommes-nous chez les Turcs, pour enfermer les femmes ? . ..

Notre honneur est, monsieur, bien sujet a faiblesse,

S\'il faut qu\'il ait besoin qu\'on le garde sans cesse.

Pensez-vous, après tout, que ces precautions

Servent de quelque obstacle a nos intentions?

Et quand nous nous niettons quelque chose a la tóte,

Que rhomme le plus fin ne soit pas une béte?

Toutes ces gardes-la sont visions de fous:

Le plus sur est, ma foi, de se fier en nous.

Deze regels werden door Dr. Crauford Tait Eamage, wiens heerlijke boeken ik overal meeneem, aldus weergegeven: Inderdaad, al die voorzorgen zijn verachtelijk. Leven wij onder de Turken, die hunne vrouwen opsluiten? ünze deugd, mijnheer, zou al te zwak zijn, indien \'t noodig was ons altijd te bewaken. En denkt gij , dat al die voorzorgen iets in den weg leggen aan onze plannen, of dat wij den wijsten man niet tot een dwaas zouden maken als wij ons eens iets in \'t hoofd hebben gezet? Neen, al die voorzorgen zijn gekkewerk; op mijn woord, \'t zekerste is om ons geheel te vertrouwen.

Laat mij de bedoeling dezer wijze woorden toelichten door een kleine schets te geven van mijn eigen gehuwd leven. Ik trouwde nu vijf jaar geleden en ik houd innig veel van mijn man, en hij, geloof ik, van mij. Als alle Amerikanen is hij, hoewel rijk, zeer werkzaam, en ik zie hem na \'t ontbijt nooit eer dan bij \'t middagmaal terug, indien hij dan althans t\'huis komt, wat ook weieens niet gebeurt. Wij wonen in een pension-hotel, en daar ik dus weinig te doen heb, maak ik mijne eigene schikkingen voor den loop van den dag, onafhankelijk van die van mijn man, en zoo doet hij ook. Soms komt hij juist t\'huis als ik bezig ben mij te kleeden voor den schouwburg, een bal of eene partij. Ik vertel hem altijd waar ik heenga en hoe laat hij best doet om mij af te halen, en dan voeg ik er bij: of als \'t je lastig is dan zal ik wel iemand anders vinden om mij t\'huis te brengen. In \'t kort, wij verstaan elkander best, en niet de minste achterdocht komt er bij een van ons beiden op. \'t Gebeurt zelden dat mijn man — die naast mij zit, terwijl ik dit schrijf — in gebreke blijft mij af te halen, en als dit een enkelen keer gebeurt dan is hij heel tevreden dat een ander mij t\'huis brengt. Hij weet alles wat ik doe, als hij tijd heeft om naar mij te luisteren, en als hij dit niet heeft, vertrouwt hij mij volkomen.

Hoe ganscli anders is het leven van eene gehuwde Engelsche dame in de hoogere standen! In den regel ondervraagt en examineert zij haar man wanneer hij vermoeid t\'huis komt van de wet-

-ocr page 99-

81

gevende Vergadering, of van de wedrennen, of van het kantoor; en vroeger of later neemt hij zij n toevlucht, daar haar vragen hem vervelen, tot een ontwijkend of onjuist antwoord. Zij vindt dan spoedig uit dat hij een of ander achterhoudt en begint hem te wantrouwen. Zoo ontstaat er misverstand en jaloezie tusschen hen. Ik zoude onder mijn eigen bekenden een tiental gevallen kunnen aantoonen, waarin \'t huwelijksgeluk vernietigd werd door den man, die altijd weten wilde wat zijne vrouw gedaan, of gezegd, of gedacht had terwijl hij uit was, en de vrouw eveneens. Enkele gevallen van dien aard heb ik ook hier gekend, waar de vrouwen \'t voorbeeld harer Engelsche zusters wilden volgen. Maar bij de Engelsche heeren ligt de schuld hieraan, dat zij als zij rijk zijn niet genoeg omhanden hebben, en dan altijd door en om het huis zwerven, totdat hun gezelschap en altijddurend bijzijn de vrouw ten slotte doodelijk verveelt.

Volgens mijn opinie kan geen woning altijd aangenaam zijn, wanneer niet de man iederen dag eenige uren afwezig is, of althans in een afzonderlijke localiteit drukke bezigheden heeft. Hier in Noord-Amerika kennen wij geen mannen, die niets uitvoeren. En ook onze dames kunnen zoo moeielijk dienstboden vinden, dat zij er vaak de voorkeur aan geven om in een hotel of boarding-house te wonen, \'t Gevolg is dat zij veel vrijen tijd hebben en de man vindt het de natuurlijkste zaak ter wereld dat zij dien gebruiken zooals zij zelve verkiezen. Een der meest achtenswaardige Amerikanen, generaal Sherman, gaf onlangs als zijne meening te kennen , dat er nergens zooveel huwelijken gelukkig waren als in de Vereenigde Staten; en hij heeft gelijk, want nergens wordt over en weer zooveel vertrouwen geschonken als hier. In Amerika kent de vrouw geen teugels en geen banden, en zij legt ze haren man ook niet aan. Zoo groot is de achting, die men aan de vrouwen daar bewijst, dat ook de jongste en mooiste overal alleen kunnen gaan. In London is dit geheel anders, en zoolang men zulks daar in de hoogere standen niet verbetert, zal er altijd stof tot schandalen en echtscheidingen voorhanden zijn. Dit is althans \'t gevoelen van

Tromille. Di: vrouw van een Knickerbocker.

Denkheelden van Emile Zola.

Onze Parijsche correspondent telegrapheert ons: De naam van Zola als de nauwgezette ontleder van de moderne Fransche mensch-heid, is zoo bekend dat ik meende uwen lezers aangenaam te

6

-ocr page 100-

82

zijn, indien ik zijn gevoelen kon uitlokken naar aanleiding van het opstel van mevr. Caird. Do bekende romanschrijver echter had zijne woning te Parijs in de me Bal Ine juist verlaten en zich naar zijn zomerverblijf begeven te Médan, zoodat ik hem eerst schriftelijk mijne vraag heb overgebracht. Zijn eveneens schriftelijk antwoord luidde: rlk houd er geenerlei opinie op na, over dat huwelijks-vraagstuk, dat gij mij voorlegt. De menschelijke hartstochten hebben mij altijd meer belangstelling ingeboezemd dan de sociale kwestie\'s. Den mensch te bestudeeren, dat is de taak van den auteur, en ik laat het aan den wetgever over om de wetten te hervormen.quot;

Sedert echter mocht ik de eer genieten bij den romanschrijver een bezoek af te leggen op zijne bekoorlijke villa aan de oevers der Seine, en ik had \'t genoegen een langdurig onderhoud met hem te hebben over verschillende onderwerpen, maar meest omtrent het huwelijk.

r Ik moet belijdenquot; zeide hij, terwijl hij mij een fauteuil aanwees en zelf zich op den divan zette, „dat deze kwestie mij weinig interesseert. Zij kan echter wel in den smaak vallen van Dumas of Renan, of zelfs van Daudet. Dumas, in \'t bijzonder, heeft die kwestie lang en breed behandeld. Wat mij betreft, als ge mij naar mijne opinie vraagt, uit een Fransch oogpunt, — ik weet bitter weinig van Engeland daar ik er nooit geweest ben, — geloof ik, dat het huwelijk, evenals de kerk, eene verouderde en foutieve instelling is. \'t Zal zoolang bestaan totdat men iets beters uitgevonden heeft om het te vervangen.quot;

„Wat dunkt u, mr. Zolaquot;, vroeg ik, „van het principe van het „vrije huwelijkquot; zooals dat door mevr. Caird wordt voorgesteld in plaats van het tegenwoordige systeem, „voor beter en slechterquot; en „totdat de dood ons scheidtquot;, enz.?quot;

„Wel. ik denk,quot; gaf hij ten antwoord, „ dat het collage-systeem, zooals men het in Frankrijk noemt, evengoed kan zijn als het wettelijke, met dien verstande, dat de partijen goed overeenstemmen. Ik heb dergelijke paren gekend, die dertig jaren lang in collage geleefd hebben, en die nog evengoed vereenigd leven als waren zij wettig verbonden, \'t Hangt alles van de menschen zelf af. Wie is, bij voorbeeld, mevrouw Caird? Is zij oud? Is zij gelukkig?quot;

Doch hier moet ik een sluier werpen over de vragen en opmerkingen van den heer Zola, die op zijne gewone wijze van ontleding tot in de kleinste bijzonderheden, ook hier „menschelijke documentenquot; wenschte te verkrijgen, die ik tot mijn leedwezen hem niet verschaffen kon.

Na nog eenigen tijd gesproken te hebben over den wensch, dien men thans in Frankrijk zoo levendig openbaarde, dat de

-ocr page 101-

83

echtscheiding in enkele gevallen toegestaan worde, en waaraan door de wetgeving te gemoet gekomen is, besloot de heer Zola met deze woorden;

„Maar in elk geval, het huwelijk zooals het thans in Frankrijk bestaat, is eene fout en eene grieve. En zoo is \'t met alles in onzen modernen Staat. quot;Wij vervallen allen tot eene universeele verrotting. Ik heb \'t onderwerp voor do Fransche huwelijken reeds in mijn boek Pot Boiiille aangeraakt, doch, zooals ik u in mijn brief reeds schreef, \'t is niet mijne zaak verbeteringen aan de hand te doen. Ik en mijn vrienden zijn artisten, kunstenaars, romanciers, realisten of naturalisten, hoe men ons noemen wil; en wij schilderen de dingen zooals wij ze zien , in al hun afschuwelijke laagheid en vuilheid. Wij beschrijven tot in de kleinste bijzonderheden de sociale zworen en uitwassen en ziekten, en wij laten aan den wetgever de taak om ze te verdrijven. Dit is alles wat ik over de kwestie te zeggen heb.quot;

Militaire huwelijken in Oostenrijk.

M.! Ik schrijf uit de hoofdkwartieren der absolute monarchie en van het oostelijk centrum van het zuidelijk Katholicisme. Hier in Oostenrijk is het systeem van den algemeenen en niet afkoop-baren dienstplicht afkeerig van het huwelijk. Onze Hans mag niet trouwen tijdens zijn drie volle dienstjaren, doch gewoonlijk kan hij na afloop van deze, als hij \'t vraagt, wel de vergunning daartoe verkrijgen, hoewel hij nog gehouden blijft, als reservesoldaat , ieder jaar eenige weken onder de wapenen te komen ter oefening. Met zijn 24:sto jaar wordt hij meerderjarig, en van zijn 18de tot 22ste jaar moest hij dienen. Maar nu komt onze Hans, die tot eene fatsoenlijke maar onvermogende familie behoort en vóór zijn diensttijd employe in den handel is geweest, thuis; zijn patroon, die bij ondervinding weet, dat een goed soldaat een slecht kantoorklerk geeft en ook reeds lang diens plaats door een ander bezet heeft, neemt hem nu niet terug, en de arme, maar gelukkig flinke jongen, heeft veel te tobben eer hij eindelijk weer eene betrekking vindt. Nu wordt hij verliefd; hij ontmoet op een bal een meisje van zijn eigen stand en die huishoudelijk opgevoed, werkelijk eene goede vrouw voor hem zou kunnen zijn. Zij is een echte Oostenrijksohe, kan koken en naaien en als Weenerin verstaat zij ook de kunst om zich bevallig te kleeden, bijna voor niets. Maar haar vader is een onbemiddeld ambtenaar, met eene talrijke familie, en niet in staat om Mizzie een uitzet te geven. Er zit niets anders voor hen op dan te wach-

-ocr page 102-

84

ten. Haar krijgshaftige neef, luitenant Dingsda, wacht ook, en zoo doet ook de boezemvriend van haar broeder, de Oberlieute-nant Haudegen van de Huzaren. Hans en Mizzi wachten totdat Hans, op dertigjarigen leeftijd, het betrekkelijk ruime inkomen heeft van omtrent 1800 gulden \'s jaars.

Lieutenant Dingsda, Mizzi\'s neef, heeft zich met de weduwe van een kapitein verloofd. Deze dame had, toen zij met wijlen den kapitein trouwde, zekere som, het zoogenaamde weduwen-goed of huwelijksgift in de Bank moeten beleggen, waarvan haar evenwel de renten werden uitbetaald; en na zijn dood ontvangt zij ook een pensioen van den Staat. Wanneer zij nu hertrouwt dan verliest zij haar pensioen. Maar in de opvoeding van de kinderen van haar eersten man, den kapitein, wordt zij geholpen. De jongens gaan naar de militaire school te Wienerneustadt, en ten behoeve van de meisjes wordt per rekest de goedheid afgesmeekt van H. M. de Keizerin , die haar op de school laat plaatsen , welke H. M. uit eigen middelen voor onbemiddelde officiersdochters heeft opgericht. Xu zou de weduwe den lieutenant Dingsda gelukkig kunnen maken, en zij is ook bereid wederom haar weduwengoed bij de Bank te storten — edoch, lieutenant Dingsda staat de zevende op de lijst, dat wil zeggen dat er zes officieren hem voorgaan voor \'t verkrijgen der toestemming van de regeering; want slechts een beperkt aantal officieren mag in Oostenrijk getrouwd zijn. Men stookt hem op om een audiëntie bij den Keizer aan te vragen. De audiëntie wordt ingewilligd en Z. M. ontvangt hem met een vriendelijk „ neen!quot;

\'t Is waar, dat de vriend van Mizzi\'s broeder, de Oberlieute-nant Haudegen, no. 1 staat op de lijst van de officieren, wien \'t vergund kan worden te huwen, maar \'t is ook waar, dat noch hij, noch zijne verloofde de geëischte waarborgsom of \'t zoogenaamd weduwengeld kan storten, en al wat zij doen kunnen is te bidden om den dood van zijne stokoude tante, terwijl hij al zijn spaarpenningen in de Keizerlijk-Koninklijke loterij verspeelt.

Eenige dagen geleden begaf ik mij naar de villa, in een dei-voorsteden, van baron Donnerwetter von Blitztausend, waar ik op eene soiree genoodigd was. Do baron, een hooggeplaatst raadsheer in ruste, heeft eene zeer beminnelijke en ontwikkelde dochter, die op alle bals der haute voice heeft gedanst en ook op minstens een zestal Carnevals, maar die, tot ieders verwondering, nog steeds haren meisjesnaam draagt.

\'t Is bij ons eene erkende regel, dat eene jonge dame nimmer op een bal verschijnt dan gechaperonneerd door eene oudere verwante; en nooit behoort zij een tête-a-tête gesprek met een man te voeren, wanneer zij niet bewijzen kan dat hij haar neef is, \'t doet er niet toe in den hoeveelsten graad. Toen ik op de

-ocr page 103-

85

villa aankwam, bleek ik te vroeg te zijn en vond ik de jonkvrouw nog in de oranjerie bezig bloemen voor de tafel te plukken. Zij was tegen mij zeer spraakzaam en in den loop van \'t gesprek zeide zij eensklaps op levendigen toon: „o, wat hebben wij ons geamuseerd met \'t nommer dat ge ons van de Daily Telegraph gezonden hebt. Onder die brieven waren er zeker wel, die gij Engelsehen „shockingquot; noemen, en toch, als wij er goed over nadenken, dan geloof ik niet dat do Engelsche meisjes reden hebben om zich zoo te beklagen over de slechte kans, die zij hebben tot trouwen. Wij zijn er veel erger aan toe. Ja, waarlijk , dat zijn we. Hebt ge \'t niet opgemerkt, dat wij onze aanbidders nooit leeren kennen vóór wij getrouwd zijn en het te laat is ? En wij mogen ook niet weer scheiden zooals de Protestanten; ja, \'t eenige middel zou zijn om dan zelve Protestantsch te worden, maar dat zou toch geen eerlijk middel zijn voor een braaf meisje en :t zou de Heilige Maagd ook vertoornen. Maar denkt u, dat ik hier bij u alleen zou durven blijven, indien ge geen Engelschman waart ? Wel, als u een Oostenrijker was, dan zou iedereen als wij straks naar binnen gaan, naar mijn vingers kijken om den verlovingsring te zoeken, \'t Is al te gek, en toch is het zoo. Ja, ik benijd de vrijheid die de Engelsche meisjes genieten; zij mogen alleen uitgaan. Nu ik kan u verzekeren, dat ik noch eene van mijn vriendinnen, zelfs de stilste straat ooit doorgewandeld ben zonder de hoede van een oudere dame. Ik kan mij zelfs niet voorstellen, dat ik \'t zou durven doen; wat zou ik mij vreemd gevoelen! Ik zou den weg ook niet weten en doodsbenauwd zijnquot;.

De Oostenrijkers zijn wel gezellige menschen, maar men kan hen toch niet gastvrij noemen, zooals b. v. hunne naburen, de Hongaren. Diners zijn er niet en cotjue. Men wordt genoodigd op een champagne-feest en in den Carnevalstijd geven de familie\'s die ontvangen, (in de middenklasse zijn er slechts weinige) één souper. En jongelui met een beperkt inkomen zijn niet eens gesteld op die invitaties; ze kosten hun een fiacre, een fooi aan den tafelbediende, of ?t kamermeisje, en dat behoort minstens een florijn te zijn; dan volgt de man die u op de trap voorlicht, en dan weer de portier, die ook wat bobben moeten. Ten slotte eischt de concierge van je eigen woning ook nog een douceur, omdat hij van zijn bed opstond om u in te laten, \'t Is dus vrij wat goedkooper eenvoudig met zijn vrienden in de gewone restauratie te gaan soupeeren, dan ontloopt hij meteen de dwaze spijt, dat hij een gek geweest is die alleen met de oudere dames heeft kunnen praten omdat de jonge meisjes te schuw waren om den vreemden heer eenig antwoord te geven.

In Oostenrijk houdt men de pic-nies niet over dag en buiten.

-ocr page 104-

8G

zooals in Engeland, maar \'s avonds cn in huis; \'t is hier eene soiree dansante. Zij hebben meest plaats gedurende het Carnaval, wanneer zich verscheiden families vereenigen die elkander, of de een de anderen, een bal geven in een of andere gehuurde zaal; de wijn en de versnaperingen worden door de verschillende families bezorgd, of door den zaalverhuurder geleverd. Ook heeft men er nog \'t echt Duitsche amusement, het Kranzchen, dat ook eenig-zins op den picnic gelijkt, maar waar de honneurs waargenomen worden door bepaalde clubs en vereenigingen. Dit is een der zeldzame gelegenheden, waarbij een jongmensch jonge dames kan ontmoeten. Wanneer hij aanzoek wil doen, kleedt hij zich in gala, en rijdt naar de woning der uitverkorene: waar de concierge en de buren van haar soort hem dan naoogen als hij de trappen opstijgt en elkander toeroepen: ach, lieve hemel, dat komt zeker wel om fraülein Olga, op de derde étage, No. 19! enz. Onze minnaar wordt bij don heer papa in de studeerkamer gelaten, en daar geëxamineerd over zijn positie in de maatschappij , zijn tegenwoordig inkomen en zijn vooruitzichten. Indien deze den ouden heer voldoende voorkomen dan omhelzen de heeren elkander, Frau mamma en fraülein Olga worden binnengeroepen en er volgt een algemeene omhelzing. Den volgenden dag reeds staat het verlo-vingsbericht in de courant en worden door de post de verlovingskaarten wijd en zijd naar vrienden en bekenden verspreid.

De Carnavalstijd kan wel als de jaarlijksche huwelijksmarkt beschouwd worden; daar buiten is er niet veel kans, tenzij des zomers op de ■ Kurhaus-bals. Somtijds neemt men zijn toevlucht tot de makelarij van derden en zelfs heb ik goedgeslaagde huwelijken gekend op advertentiën in de courant.

De omstandigheden in aanmerking genomen, dat wij hier leven onder een absoluut gouvernement en in een verarmd land, is het huwelijk, in doorsnede genomen, hier niet minder gelukkig of ongelukkig dan elders.

Weenen. Eex Exoelsch-Oosïexkuker.

Het Japansche oogpunt.

M.! Een uwer correspondenten beweert, dat de kwade gevolgen die het „vrije huwelijkquot; mee zou brengen „iedereen die de kwestie namvgezet bestudeert, duidelijk in \'t oog springen.quot; \'t Is waarschijnlijk dat deze schrijver zijne studies gemaakt hoeft, niet bij eene natie, waar hot vrije huwelijk eene geëerde instelling is.

-ocr page 105-

87

maar bij den zoomkant eener maatschappij, waarin het enkele huwelijk door wetten en zeden streng geeischt wordt.

Laat hij dan ook eens zien, welke „kwade gevolgenquot; het vrijste van alle vrije huwelijken en den vrijen omgang der ongehuwden heeft in het verwijderde keizerrijk van de rijzende zon, Dai-Nijpon.

Ginds mogen wij een veel oudere beschaving bestudeeren dan de onze; door tientallen van eeuwen van voorspoed heeft zij zich langzaam ontwikkeld; de onafgebroken ontwikkeling van hare kunst en litteratuur, haar staatkundig en maatschappelijk systeem was ons tot voor weinige jaren even onbekend als dat van de planeet Mars (indien daar zoo iets bestaat) het is tot op den hui-digen dag. Wat is dan nu, na 2000 jaren van vrije liefde, de toestand, dien wij vinden in dien Staat en bij dat volk ? Wij vinden weinig misdaden, de gevangenissen leèg, huiselijke tragedies bijna onbekend, echtbreuk ongewoon, zeer weinig vondelingen of kinderen ten laste der publieke liefdadigheid, daar al de kinderen ten laste van den vader komen. Daar bestaat geen godsdienstige huwelijks-ceremonie; enkele woorden door den man geschreven, zijn genoeg voor een wettige scheiding; ieder claimio mag vier bijwijven hebben, ieder sumario twee; en toch is er ggen land ter wereld waar de staatkundige en maatschappelijke orde beter verzekerd is; nergens vindt men, naar \'t schijnt, zooveel levenslange echtelijke trouw, en nergens misschien zooveel huwelijksgeluk als in dat land, waar quot;t huwelijk niet in boeien geslagen is. Daar is geen pauperisme en reizigers en vreemde inwoners stemmen allen overeen dat zindelijkheid, tevredenheid, opgeruimdheid en beleefdheid tot de meest in \'t oog vallende karaktertrekken behooren van alle klassen van het Japansche volk.

Het Engelsche gouvernement maakt het zich tegenwoordig druk om den Mikado en zijn hof tc Europeïseere \'; hem in rok en broek te steken en een hoogen hoed op te zetten; hem te onderwijzen in de stoom-werktuigkunde en de vernielende oorlogsmiddelen. Maar zouden wij wederkeerig hun niet een lesje kunnen leeren in praktisch huiselijk geluk? Voorzeker, de dag kan niet ver meer af zijn, waarop menig versleten begrip over zedelijkheid en menig afgeleefd dogma verwezen zal worden naar den neveli-gen achtergrond der geschiedenis.

Grosvenor hotel. Kioto.

Monsieur Dumas in \'t nauw gebracht.

Waarde Heer! \'t Is mij niet duidelijk, wat mevr. Caird eigenlijk

-ocr page 106-

wenscht. Ik kan mij voorstellen dat men het publiek eene vraag-voorlegt, en daarover redeneert, als deze: moet men voortgaan de belastingen te betalen, waarmede men ons in de beschaafde landen overlaadt ? Of: moet men voortgaan zich te onderwerpen aan den militairen dienst en zich laten dooden ter wille van redenen die men niet kent, en die men in de meeste gevallen dwaas en onrechtvaardig zou vinden, indien men zo wel kende ?

Want dat zijn verplichte diensten, ingesteld door de wet en door de Macht gehandhaaft, waaraan niemand zich onttrekken kan. Een opstand tegen die beide werkelijk kwellende instellingen zou zijn reden van bestaan hebben, en hij die er mede begon zou eenige kans hebben gehoord te worden door de gevoelens, die men reeds lang in \'t geheim koesterde, nadat men hem in \'t openbaar zou hebben gehoond.

Maar waar is de politie en waar zijn de gendarmes die de mannen en vrouwen noodzaken om te trouwen ? Er bestaat zelfs geen wet, die een verleider gebiedt om het meisje dat hij verleidde te trouwen, noch om het kind te erkennen, dat hij bij haar heeft.

De kwestie van mevr. Mona Caird, kan een ieder derhalve voor zichzelf oplossen. Daar \'t huwelijk eene daad is, die geheel en al van den wil van het individu afhangt — welnu, dat wie trouwen wil, trouwe, en wie niet trouwen wil, niet trouwe. En dat zij die ondanks hun wil gehuwd zijn en er ongelukkig mede zijn, zich laten scheiden door den magistraat of door de Kerk. Hoe eenvoudig! Ik voor mij weet geen ander antwoord aan mevr. Caird tè geven.

Le Ptuj. Alexander Dumas j fils.

7 Gevoelen van een Italiaan.

Ik ben een Italiaan van geboorte, die naar \'t vrije Engeland ontvluchtte toen mijn land nog in slavernij verzonken lag. Na eenigen tijd vond ik eene betrekking bij een correspondent van een Engelsch koopman in Spanje, waar ik ook eenige jaren bleef en bekend raakte met het huiselijk leven der Spanjaarden. Toen grepen de politieke veranderingen in Italië plaats, en begaf ik mij weer naar mijn vaderland, waar \'t mij evenwel niet zooveel beter dan vroeger beviel; in \'t kort, do vrijheid, zooals de En-gelschen die verstaan, is die welke mijn hart en verstand \'t best voldoet. Ik had \'t geluk, een goede gelegenheid te vinden om mij te London te vestigen, waar ik nu reeds lang gewoond heb en waar ik hoop te sterven.

-ocr page 107-

89

Ik vertel u dit alles, ten bewijze dat ik werkelijk meen te mogen oordeelen over de wijze, waarop de huwelijksinstelling werkt in Italië en in Spanje. Vraagt men mij of \'t daar goed werkt, dan moet ik zeggen, uit een Engelsch oogpunt beschouwd, neen! Bij ons, en bij de Spanjaarden evenmin, geeft het huwelijk niet wat de Engelsehman noemt een „te huisquot;. In de hoogere kringen drijft het man en vrouw uiteen. Er zijn twee oorzaken, die daartoe meewerken: dc wijze waarop de huwelijken gesloten worden en de godsdienstige inmenging, \'t Is niet te sterk gezegd, dat de huwelijken uit liefde, zooals die in do Noordelijke landen bestaan, in Italië en Spanje niet gevonden worden. Bij het Latijn-sche ras regelt men zelfs onder den boeren- en arbeidersstand de vereeniging der kinderen als eene handelszaak; men dingt over de voorwaarden soms wel maanden lang tot de een wat afslaat en do ander wat bijdoet. Ik heb zulke onderhandelingen gekend, die te niet gingen om de waarde van 50 lire (25 ets.) of om een stel goedkoope ornamentjes, of om een ouden ezel, welken de vader van het meisje niet af wilde staan aan den jongen man, die houthakker van beroep was en den ezel begeerde voor het trekken van zijn vrachtjes.

In de deftiger kringen worden de onderhandelingen door den rechtsgeleerde gevoerd of wel door eene oudere dame, die met beide families bevriend is. „Wat wilt ge geven?quot; vraagt zij de eene partij; „wat wilt ge hebben?quot; vraagt zij de andere partij, en dan brengt zij op diplomatische wijze de antwoorden naar de ouders aan weerskanten over, terwijl de jonge lieden zelve soms geheel en al onkundig van alles blijven, totdat de transactie gesloten is. In al deze gevallen is er geen kwestie van liefde, of \'t mocht een enkele maal zoo gelukkig treffen, dat de jonggehuwden elkander toevallig lief krijgen. Tien keer van de twaalf echter, keert de jonge man terug tot zijne geliefde van vroeger, en de jonge vrouw wordt gewoonlijk getroost door een vriend van haar echtgenoot, \'t Gevolg is een ménage a trois, dat de regel is in de hoogere Italiaansche en Spaansche kringen. Die derde persoon in deze onheilige triniteit staat altijd op den besten voet met den man, dien hij ontlast van allo vervelende plichten, zooals om haar naar het theater en partijen te geleiden, haar bouquetten te bezorgen , haar kinderen te vertroetelen, en bovenal, haar in een goed humeur te houden. De wereld eischt ook van haar, dat zij trouw is aan den minnaar, niet aan haar man. \'t Is niet lang geleden , dat zulk een erkend cavalier van zekere aanzienlijke Italiaansche dame, als officier verplicht was met zijn regiment naar Massowah te trekken. Kort na zijn afreis schafte de markiezin zich een anderen „lievelingquot; aan, zooals gewoonlijk, een boezemvriend van haar man. Toen hoorde ik eene andere Italiaansche

-ocr page 108-

90

dame hierover klagen: „is \'t niet wreed, niet sehaamteloos, vree-selijk ? Daar is die arme Giovannino nu ver weg, in een ongezond klimaat, misschien vloeit zijn bloed daar voor \'t vaderland en toont hij zich een held, en toch heeft Agostino al hare plechtige eeden aan hem verbroken!quot; Dat was het inzicht dat zij, eene vrouw en moeder, in die zaak had. Zij dacht geen oogenblik aan den echtgenoot, maar beklaagde den bedrogen en verlaten minnaar. Wat den markies betreft, voor wien de liefdezaken van zijne vrouw geen geheimen waren, hij bekreunde zich noch om Giovannino\'s rampspoed, noch om diens opvolger; hij had zijn eigen liaison, die hem meer interesseerde.

Een andere oorzaak, die \'t huwelijk volgens de Engelsche opvatting mislukken doet, is, zooals ik reeds opmerkte, de inmenging van de Kerk. Ge weet dat de Italiaansche en Spaansche vrouwen zoogenaamd religieus zijn, terwijl de groote meerderheid der mannen zoogenaamd ongeloovigen zijn, die niet biechten en iiiet ter mis gaan. De vrouwen doen het beide, en verkeeren (iaardoor op vertrouwelijken voet met de priesters, aan wie zij al baar pekelzonden vertellen, en die haar niet alleen daarvan absolutie geven, maar ook trouw haar geheimen bewaren, zooals hun plicht \'t hun oplegt. Deze heeren — ik wil niet zeggen dat \'t hun schuld is of dat zij er iets aan kunnen verhelpen — zijn dus de vrienden van de vrouwen en de vijanden van de mannen. Van hier den bitteren haat, dien de leeken in ganseh Italië der geestelijkheid toedragen. Ieder man, die een zoogenaamd vrijdenker is, en de verhouding is stellig als vijf tot een, voelt dat de biechtvader van zijne vrouw de partij voor haar opneemt, zoo te zeggen, tegen hem, dat hij haar schending der huwelijkstrouw te niet doet, dat hij\' hare zonden kent, en, door haar niet te veroordeelen en aan te klagen, deze praktisch tolereert. Deze staat van zaken, die onvermijdelijk schijnt, is een vreeselijk struikelblok op den weg van \'t huiselijk geluk. De vrouw doet verkeerd — en biecht dit — misschien berouwvol, misschien omdat het zoo behoort — aan haren biechtvader. Deze leest haar natuurlijk de les, legt haar eene boete op, vermaant haar om niet weer te zondigen, en geeft haar dan absolutie. Maar zij weet maar al te goed, dat indien zij zich op nieuw schuldig maakt, alles weer op nieuw dezelfde formaliteit zal doorloopen en \'t einde weer op nieuw de absolutie zal zijn; en zoo gaat dat voort, zeventig en zevenmaal. Bovendien is zij zich bewust, dat haar man door de Kerk als een verdoemde, een heiden, een atheist wordt beschouwd rimproverato cVIddio. Een trouwbreuk jegens hem schijnt haar nauwelijks iets verkeerds toe; te minder omdat naar alle waarschijnlijkheid zijn eigen gedrag ook ver van onberispelijk is, wat haar ijverig overgebracht werd door haar cavalier en hare vriendinnen. Doch haar

-ocr page 109-

91

cavalier is van \'t zelfde gehalte als haar man, — daarom draagt zij dan diens zonden zoo als hare eigene, zooals de dame, die door haar man begunstigd wordt, die van dezen draagt. Beide dames, even ijverig in hare godsdienstplichten, beide even voorbeeldig vroom, zijn verzekerd van de bescherming der Kerk en zoo is haar die last ook niet al te zwaar.

Hoe fataal dit geheele systeem werkt, zag ik eerst goed in toen ik vergelijkingen maken kon met de huwelijken in Engeland. Onder deze omstandigheden kan men elkander niet liefhebben dan bij louter toeval; ook kan de man zooveel hart niet hebben voor de kinderen uit een dergelijk huwelijk, als een Britsche paterfamilias voor zijn authentiek kroost. En zoo zijn wij, \'t nageslacht der Latijnen, een beklagenswaardig traag, zorgeloos, onverschillig geslacht. Wij lozen zeer weinig, en wat wij lezen zijn meest prullen. Onze couranten zijn hot doorkijken niet waard; onze belletristischc lectuur is frivool on losbandig; wij apen de Franschen na, ofschoon wij niet van hen houden, en zien in onze traagheid verachtelijk neer op de Engelschen en Duitschors, die \'t beter ware , dat wij navolgden. Er zijn weinige Italianen, die boeken koopon of verzamelen; oene welvoorziene bibliotheek in eene private woning is er nog zeldzamer dan een stortbad of een goedgestemde piano. Mijn landgenooten hobbon geen zin voor leerzame werken; non diverte, dat is niet amusant, zoo klinkt \'t veroordeolond vonnis, dat door hen gevold wordt over menig boek dat duizenden en duizenden Engelschen en Duitschers ten zeerste zou interesseeren.

Is het te verwonderen, dat bij deze karaktertrekken — en ieder nadenkend Italiaan weet helaas, dat zij zoo bestaan — het huwelijk, zooals gij Engelschen dat begrijpt, eene mislukking is? En in Spanje heeft het geen beter succes, waar de cortejo dezelfde rol spoelt als de cavaliere servente in mijn vaderland.

London. Eex zoox van Italië.

Een ander Amerikaamch inzicht.

M.! \'t Is mij niet mogelijk om don brief van mijne schoone, jeugdige landgenoote, „de vrouw van een Knickerbockerquot;, zoo maar te laten gaan zonder een krachtig protest. Men mocht anders eens denken dat hot de gelukkigste huwelijken zijn, wanneer man en vrouw elkander nooit ontmoeten, nooit samen uitgaan, en geen enkele gedachte of genoegen gemeen hobbon. Ik ben veel ouder dan die dame en roods vijfendertig jaren getrouwd

-ocr page 110-

92

geweest tegenover hare vijf jaren. Zij zal ook wel anders gaan denken wanneer zij niet meer jong en mooi zal zijn. In plaats van zich erover te verheugen, zooals zij doet, dat zoovele Ameri-kaansche vrouwen in hotels en boardinc/houses wonen, zal zij ten slotte zien, zooals ik, hoe in duizende gevallen het ontbreken van een eigen tehuis met zijn dagelijksche plichten de vrouwtjes onbekwaam maakte om de genegenheid van haar man te behouden, ook als do jaren rimpels in het voorhoofd plooiden van man en vrouw beiden. Van welke stof moet een man wel gemaakt zijn, die zich er moe tevreden stelt, om avond op avond thuis te komen en dan te vinden dat zijne vrouw uitgegaan is naar eene partij of oen bal, zonder zijn gezelschap en bescherming? In mijn oog is zulk eene verhouding, waarop do dame zich zoozeer verheft, eene bespotting van het huwelijk, \'t Is werkelijk eene ergernis voor eene vrouw, die zichzelve en haar man respecteert, om te zien welke airs dergelijke jonge en mooie mevrouwtjes aannemen tegenover hooggeplaatste en beroemde mannen. Ik heb in mijn jeugd eene dergelijke gevierde schoonheid gekend, en het einde van haar huwelijksleven was ellendig. En op dit oogenblik is er geen enkele groote stad, Weenen, Buda-Pesth en Bucharest zelfs niet uitgezonderd, waar men zooveel onwaardige vrouwen vindt als te Chicago. Doch geene getrouwde vrouw kan lang gelukkig en achtenswaardig zijn indien zij niet de bestendige gezellin is van haar man, wien zij alles in alles is. Al die ledige uren, die de vrouwen in de hotels doorbrengen, maken haar geschikt tot het luisteren, naar de complimenten van jonge leegloopers — en daarvan zijn er meer in de Vereenigde Staten dan de jonge vrouw van een Knickerbocker schijnt te gelooven.

Dat er vele gelukkige huwelijken in Noord-Amerika zijn, kan ik niet loochenen, maar zij zijn gewoonlijk daar, waar men in een eigen woning huist. Zoo algemeen heerscht de overtuiging, dat \'t gebrek aan bezigheid in de hotels en hoarding houses eene groote verzoeking meebrengt, dat ik vaders gekend heb, die weigeren hunne dochters uit te huwelijken, indien men haar geen eigen huishouding kan of wil aanbieden. Nergens ter wereld zijn zooveel huwelijken gelukkig als in Duitschland, waar de meisjes van jongs af onderwezen worden om ieder uur van den dag\' met huiselijke bezigheden door te brengen. Maar in Engeland en Amerika verlangen tegenwoordig vele ouders niets meer van hun dochters dan dat zij wat piano kunnen spelen, of viool zooals nu in de mode is, en zich naar de laatste Parijsche mode weten te kleeden. En vergeet daarbij niet, dat in beide landen de meeste jonggetrouwden arm beginnen, en dat alles op do vrouw aankomt om het tehuis zuinig en toch gezellig in te richten. Schuld, dit is de ergste verzoeking waaraan eene jonge vrouw blootgesteld

-ocr page 111-

93

kan worden, is meestal ook de reden dat er thans zooveel maris complaisanfs gevonden worden in deze beide groote Anglo-Saxische landen. Zonder eene radicale verandering in de opvoeding der jonge meisjes, zal het huwelijk in de meeste gevallen een mislukking bljjken en tot den schoonvader van een jongman die zich bij hem komt beklagen, zou ik willen zeggen: „tu l\'as voulu, George Dandinquot;.

Eene andere Amerikaansciie.

Gegevens omtrent het liuweiijk in Ierland.

M.! In Ierland heeft men ook met groote belangstelling dag uit dag in den pennestrijd in de kolommen van de Daily Telegraj)}^ gevolgd over het voor en tegen van do huwelijks-instelling, en men is er over verwonderd, dat er van onze zijde zoo weinig bijdragen toe geleverd werden, schoon \'t onderwerp op aller lippen is. Gisterenavond bracht ik door in een groot gezelschap, waaronder menig welbekend man en vrouw; wij belegden als \'t ware eene raadsvergadering, en hielden eene ernstige gedachtenwisse-ling over de kwestie, welke verscheidene uren duurde. Ofschoon er eene groote verscheidenheid van overtuigingen in den loop dei-geanimeerde discussie aan \'t licht kwam, en de redeneeringen van een gehalte waren \'t welk een wetenschappelijk congres geen oneer zou aandoen, zoo kwamen wij toch ten slotte tot het vaststellen van een slotsom, en de vraag: is hot huwelijk eene fout? werd uit een lersch oogpunt beantwoord met een nadrukkelijk : „ Neenquot;.

Dit is niet het eenige voorbeeld, hoe door ons zekere maatschappelijke vraagstukken werden besproken en voor onszelf althans werden opgelost. Ik herinner mij meer van die avonden, waarop het debat, aan de eettafel begonnen, allengs warmer werd en de heeren lang bij hun wijn terughield, terwijl do vrouwelijke forum, in het salon, bij \'t bespreken derzelfde kwestie, evenals de heeren, den tijd vergat; wanneer men dan ten slotte weer tc samen kwam, was men in staat de denkbeelden met elkander te vergelijken met een bekwaamheid en beslistheid, welke de som onzer intellectueelo kennis tot een hoogeren graad deed rijzen.

Wellicht zal men mij veroorlooven eenige der belangrijkste punten van een dergelijk debat aan te stippen, vooral daar zij niet slechts eene individueele opinie weergeven maar die eener vrij talrijke vergadering, welke geacht mag worden de opinies van een nog veel talrijker publiek te vertegenwoordigen, zoodat

-ocr page 112-

94

het de boste gelegenheid goeft om een eerlijk en billijk oordeel te vormen. Ten eerste werd het zonder veel weifeling aangenomen, dat over \'t algemeen genomen, de huwelijken in Ierland gelukkig zijn, zoowel die van de bewoners van kasteelen als van die van hutjes. Ik durf u niet te plagen met dorre vergelijkende statistieken; slechts zal ik ter opheldering verklaren, dat wij het jaarlijkseh verslag van Dr. Grimshaw raadpleegden over huwelijken, geboorten enz., dat juist cenige dagen te voren was uitgekomen. Wij zagen dat er gedurende het jaar 1877, op oen bevolking van 4,837,313 zielen, 20,945 huwelijken waren ingeschreven, welk getal beneden het gemiddelde staat der voorafgaande tien jaren. Wij bemerkten vorder, dat de percentage der personen, die hier zeer jong trouwden, veel lager is dan dat getal in Engeland en Schotland; en wij leidden hieruit en uit andere gegevens af, dat in de meeste gevallen het huwelijk in Ierland weloverwogen wordt eer het wordt aangegaan. In den deftigen middelstand duren de engagementen lang, en iedereen, die weet wat er bij de gerechtshoven omgaat, weet ook dat een geding over het verbreken der huwelijksbelofte zelden voorkomt. Wat den boerenstand betreft, daar is het huwelijkscontract gewoonlijk eene zaak waarover lang onderhandeld wordt, en heden ten dage is \'t nauwelijks noodig om, wat \'t lerscho volk aangaat, te spreken over de onverbeterlijkheid en reinheid waarmee \'t verbond door de religie beschermd wordt. In dit opzicht staat do invloed der Koomsch-Katholieke en der Protestantsehe Kerk gelijk, en do hooge zedelijke standaard van het volk is voor oen groot deel aan hot onderwijs van priesters en predikanten te danken. Do ondervinding van den landheer, die bekend is mot het huiselijk leven zijner pachters, en die der geestelijkheid en van den predikant op \'t platte land, stemt hierin overeen, dat het huwelijk in ons land allerminst eene fout is of wat daarmee gelijk gesteld kan worden. De kennis, waarover dezen te beschikken hebben komt frisch uit de bron, waaruit de statisticus niet kan putten. Ik aarzel derhalve niet, met vertrouwen vast te stellen, dat het lerscho volk niet slechts het „ hardst werkende, en meest theedrinkendequot; volk der aarde is, maar ook hot meest huiselijke.

Als \'t mij vergund wordt nog eenigszins dieper op de kwestie in te gaan, dan zoude ik als verklarende oorzaak van dit moreele standpunt mijner landgenooten — \'t welk, het zij gezegd zonder de bedoeling van te beleedigen, gunstig afsteekt bij dat der naburen in de zusterlanden -—■ eene onderstelling willen opperen en wel deze: dat het niet bestaan van een Gerechtshof voor echtscheidingen , met de daaruit noodzakelijk voortvlooienden verderfelijken invloed en gevolg van vergiftigde lectuur, een negatief bolwerk mag genoemd worden tegen de verspreiding van het kwaad. Er

-ocr page 113-

95

bestaat alleen eene Afdeeling van onderzoek in huwelijkszaken, die slechts eene judicial separation kan verleenen en niets meer, terwijl de gevallen die het te behandelen heeft zoo weinig in getal zijn, dat dit geen noemenswaard percentage uitmaakt op de lersche bevolking. Indien \'t huwelijk eene fout was, hoe zou die verhouding dan wel wezen?

Er is nog een andere en zeer belangrijke oorzaak waardoor onze huwelijken geen fouten zijn, en ook in do toekomst waarschijnlijk niet zullen worden. Deze ligt in hot feit, dat de rijkere middelstanden en die van een lageren graad, welke zich „fatsoenlijk quot; noemen, de weelderige en wilde levenswijze hunner voorvaderen hebben opgegeven. Er zijn op dit oogenblik families in Ierland, in de oogen der wereld welgesteld, maar die in werkelijkheid arm zijn, eenvoudig omdat zij er nog niet in geslaagd zijn al de verteringen en gastmalen hunner zwierende grootvaders af te betalen , wier rijden en rossen en geld opnemen in „ den goeden ouden tijdquot; een schuldenlast als een molensteen om den nek hunner matige nazaten gebonden heeft. Maar al die goede-siermakerij is nu voorbij. Wij zijn een neerslachtiger en matiger ras. De wekelijksche uitgaven zijn tot over de helft ingekrompen, terwijl er in de huisgezinnen van den middelstand geen verkwisting meer heerscht. Natuurlijk is er ook hier geen regel zonder uitzondering, maar heden ten dage zijn eenvoudiger zeden dc over-heerschende, en onze vermaken zijn zoqjvel goedkooper als minder veelvuldig. Vele gelukkige gezinnen in Dublin en over geheel Ierland bestaan fatsoenlijk van een tiende deel der uitgaven, die zelfs een middelmatige huishouding in Engeland van haar kostwinner eischt; en hier geldt een gezin als eene vreugde, eene zegening. Nu \'t niet langer een stremmende, lastige weelde, maar een bescherming en eene besparing is, kan hot lersche volk het huwelijk niet als eene fout beschouwen.

Duhlin. Anna Liffly.

H Huiselijk leven in Duitschland.

M.! Een zeer na aan mij Verwant jongmensch staat op \'t punt zich hier te Berlijn in \'t huwelijk te begeven. Hij en ik volgden dus met te meer belangstelling de briefwisseling in uwe kolommen ; ik, voorzien met mijne ondervinding van vele jaren, hij met de onbekende, geheimzinnige toekomst voor zich. Alle verstandige Duitschers, die ik over dit onderwerp ondervroeg, gaven vrij wel hetzelfde bescheid als men waarschijnlijk in Engeland zou

-ocr page 114-

96

ontvangen: „ \'t huwelijk is eene loterij; enkelen trekken prijzen, eenigen trekken een niet; sommigen worden gelukkig, anderen diep ellendig.quot; Doch \'t komt mij voor, dat hier in Duitschland, niettegenstaande echtscheiding er zeer gemakkelijk te verkrijgen is, niet meer ongelukkige huwelijken gesloten worden dan elders; indien er al eenig verschil mocht bestaan, dan zou de schaal juist ten gunste van dit land overslaan. Eenige dagen geleden schreef een uwer correspondenten, die zichzelf „Anglo-Celtquot; noemt: , \'t is geen wonder dat de huishouding naargeestig is en \'t huwelijk oen droevige fout, wanneer de man zich geene moeite geeft om zijn vrouw te vermaken en te verheffen.quot; Dit klinkt wel zeer aannemelijk, maar wij moeten deze uitspraak bij \'t lezen in verbinding brengen met het feit, dat in elk land, het karakter der vrouw zich tracht te vormen naar het type, dat \'t meest door de mannen van dat land bewonderd wordt. Welnu, hier in Xoord-Duitschland, waar toch het huwelijk over \'t algemeen goede resultaten brengt, geeft de man zich niet de minste moeite om zijn vrouw tc amuseeren of te ontwikkelen.

De Duitsche vrouwen hebben de reputatie, dat zij model-huishoudsters zijn. Zij zijn het dan ook zeker in dien zin, dat zij \'t grootste deel van haar tijd met de meid in de keuken of met de kindermeid op de kinderkamer doorbrengen. Zij beschouwen dit als haar plicht, daar zij beweren dat de dienstboden niet bekwaam zijn om zelfstandig te werken Zeker is het, dat do Duitscher dit medewerken met de dienstboden ook van zijne vrouw verwacht. Hoewel de meeste Germaansche meisjes vertroeteld worden terwijl zij verloofd zijn, en hoewel zij dan ook veel-eischend zijn en zijn tijd in beslag nemen vóór dat de burgerlijke en kerkelijke knoop tusschen hen is gelegd — al deze poëzie en sentimentaliteit is voorbij wanneer zij na de wittebroodsweken \'t huisbestier aanvaardt. Toch is het de Duitsche sentimentaliteit, die haar door een leven van huishoudelijke eentonigheid heenhelpt zonder dat haar karakter hierdoor bedorven wordt. Maar in geen enkelen stand verwacht do Duitsche vrouw, dat zij deelen zal in de aestethische en intellectuëele genoegens en in de amusementen, waarnaar de beschaafde vrouwen in andere landen haken. Zij is de meesteres in huis; ja, maar haar macht is beperkt. Men beschouwt hier de vrouw als de mindere van den man; zij is niet zijne gezellin, zijn kameraad, deelgenoote in zijn weik en denkbeelden en pogen en voldoening naar den geest. Zij is zijne huishoudster, zijn dienstbode, zijne slavin, als ge wilt. En zij vraagt ook niet meer. Zij overdrijft hare toewijding aan de huishouding en daardoor maakt zij zich onbekwaam om de positie in te nemen van de gelijke van haar man in hun gemeenschappelijke woning. Zij eischt dit recht niet; want \'t komt niet in haar op er naar te ver-

-ocr page 115-

97

langen. En dit is juist het gedrag, dat haar man van haar verwacht en dat hij in haar bewondert.

Hoe men hier ook over moge denken, \'t is zeker, dat onbemiddelde Engelsehe jonge dames nog wel iets van deze Duitsche vrouwen zouden kunnen leeren.

Nog een enkel woord over den leeftijd, waarop men over \'t algemeen in Duitschland huwt. Onder den arbeidenden stand zijn, jammer genoeg, do vroege huwelijken in zwang, hoewel niet zoo sterk als in Engeland. Men kent echter hier ook jongens beneden de twintig jaren die reeds getrouwd zijn. Maar wat betreft de kooplieden , officieren, geleerden, ambtenaren, enz. hunne neiging tot het oprichten van een huisgezin wordt door velerlei invloeden tegengewerkt. De gedwongen dienstplicht, die met het twintigste jaar aanvangt, werpt menig jongmensch in den strijd om \'t bestaan eenige jaren achteruit; do ouders hebben over \'t algemeen geen groot inkomen, zoodat, zoolang deze leven, Bruid noch Bruidegom veel geldelijken bijstand van hen verwachten kunnen. Er moeten eenige jaren verloopen, zoowel hier als elders, voordat een gestudeerd jongmensch genoeg verdient om een huisgezin te onderhouden. Officieren mogen niet trouwen indien zij niet een zeker bedrag als eigen inkomen kunnen aanwijzen. Deze bezwaren behoeden onze jonge heeren en dames evenwel niet voor den invloed van den god der liefde — een bewijs dat \'t huwelijk in Duitschland niet als eene fout beschouwd wordt. Zij engageeren zich soms vroeg genoeg, en de engagementen duren hier langer dan in Engeland, zoodat de jonge lieden elkander ook beter leeren kennen. Aan \'t verloofde paar wordt bovendien genoegzame vrijheid gelaten, zij mogen arm in arm gaan wandelen en hun vrijen tijd bij elkander doorbrengen.

Doch \'t grootste bewijs dat in Duitschland het huwelijk een zegen en geen fout is, levert de viering van het Kerstfeest. Niettegenstaande de eigenaardigheden, die ik in grove trekken schetste, en die een Engelschman minder aangenaam treffen, is over \'t algemeen de verhouding in de gezinnen zeer voldoende. Wie ooit het Kerstfeest doorbracht in een Duitsch gezin, en al de huiselijke toebereidselen heeft gezien, die zoovele blijken waren der genegenheid van man, vrouw, ouders en kinderen, die werd door hunne onderlinge liefde verwarmd en gevoelt het diep , dat het huwelijk daar, over \'t algemeen, goed is en dat niet velen onder hen het anders noemen zouden.

Berlin.

Axglo-Gterman.

-ocr page 116-

98

I)i Britsch-Jndië.

M. ! Vergun mij als getuige op te treden in deze huwelijkskwestie , en wel in twee hoedanigheden: als een Engel sch-Indiër, die van der jeugd af quot;t grootste deel van zijn leven in Indië doorbracht, en ook als gehuwd Engelschman, die vaak door zijne Indische carrière genoodzaakt was jaren achtereen van vrouw en kinderen gescheiden te leven. Ik heb namelijk in Britsch-Indië vele der proeven in werking gezien, welke eenige onzer tijdge-nooten thans in Europa zouden willen beproeven, als panacees voor onze huwelijks-instelling. De „vrije liefdequot; heb ik bijgewoond onder de Kartabhajas en andere secten van Vishnu, in het Oosten van Indië , die opgestaan zijn tegen de groote gestrengheid van het orthodoxe Hindoeïsme. „ Liefde, zegt sir AV. W. Hunter, is de grondslag van hun geloof, zoodat zij elkander als dadas en didis (broeders en zusters) beschouwenquot;. Op de groote wegen in Bengalen zult ge menig vaisnav en vaisnavi ontmoeten, beiden met geschoren kruin, die door geen anderen ritus saam verbonden werden dan door eigen onderlinge toestemming, en die vrij zijn om weer te scheiden zoodra de luim hun daartoe aanwaait of een ander lotgenoot hun beter aanstaat. quot;Wederom zag ik onder de Manipurus en andere half-Hindoesche stammen van het Noord-Westen van Indië, jonge meisjes wie een tijdlang den vrijen omgang veroorloofd werd met de jongelingen van haar dorp, op eene wijze dat zelfs eene Amerikaansche moeder er van schrikken zou. En toch is er geen ras dat de ontrouw in \'t huwelijk harder straft dan dit. Nog weer zult ge in de vruchtbare vallei van Assam eene wijziging vinden van het Hindoesche systeem der kinder-huwelijken , en wel de verloving der jonge kinderen, waardoor dat volk hun althans overvloedig gelegenheid geeft om elkander te leeren kennen voor het te laat is. Indien een gemakkelijke echtscheiding uw wensch en uw doel is, dan vindt ge het, althans wat den man betreft, bij de Muzelmansche onderdanen; onder hen is \'t genoeg dat de man het woord talak driemaal achter elkander uitspreekt om zich te scheiden van eene trouwe-looze, twistzieke of kinderlooze vrouw, behoudens de teruggave van haar huwelijksgift. Ik heb in den open hof jonge Muzelmansche vrouwen, ten aanhoore van Hindoes, voor wie zulk eene belijdenis nog ergerlijker moet zijn dan voor ons, hooren vertellen dat zij met de «e/irt-ceremonie getrouwd en wel drie of vier keeren gescheiden waren.

En ten slotte, want \'t zou te veel van uw ruimte innemen indien ik alle verscheidenheden aanstipte, zijn daar de strenge wetten van den Hindoeschen godsdienst, die den jongen en \'t meisje reeds vroeg ten huwelijk geven, en die geen scheiding toelaten,

-ocr page 117-

99

zelfs geen tweede huwelijk nadatTde dood, voor deze wereld althans, man en vrouw gescheiden heeft.

Onder al deze huwelijken (de meeste met geoorloofde veelwijverij) heb ik menig gelukkig paar ontmoet, menig hartelijk en zelfopofferend oudrenpaar; maar toch ben ik verplicht te zeggen, dat zoover ik kan oordeelen, er meer gelukkige huwelijken voorkomen onder de Hindoes, die weten dat er niets anders opzit dan wat vaak slecht is zooveel mogelijk ten goede te koeren, dan onder de sekten die de echtscheiding en het tweede huwelijk veroorloven En ik denk dat de meeste Europeanen, die do Indische zeden opmerkzaam gadesloegen, mijn gevoelen zullen deelen.

quot;Wat mijn tweede ondervinding betreft, die van een Engelsch-man , door den aard zijner betrekking vaak van vrouw en kinderen gescheiden, ik weet dat deze beproeving niet noodzakelijk tot een ongelukkig huwelijk behoeft te leiden. Sommige uwer meer cynische briefschrijvers wilden zelfs beweren, dat die gedwongen afwezigheid en het daarna volgend wederzien juist gunstig zouden werken, maar ongelukkigerwijs moeten de verslagen van het Hof voor de echtscheiding hier iets gansch anders van verhalen. Doch ik mag verklaren , dat waar gezond verstand en onderlinge achting gevonden worden, al die wederwaardigheden, zooals afwezigheid, tegenspoed, armoede, talrijkheid van gezin en dergelijke. juist strekken kunnen om de vriendschap en aanhankelijkheid in het huwelijk te versterken en te verhoogen. Indien man of vrouw onstandvastig en zwak van karakter zijn, dan is de afwezigheid eene aanleiding tot zonde. Indien zij standvastig van aard zijn en zichzelf weten te beheerschen dan zal de afwezigheid hunne vereeniging te inniger maken.

Ik twijfel er zelfs aan of ook bij de ernstiger hinderpalen voor huwelijksgeluk, ooit de gelegenheid tot scheiden en hertrouwen een goed geneesmiddel kan zijn. In negen-en-negentig van de honderd gevallen komt het ongeluk niet door de Wet en het systeem, maar door de menschen zelf, die te laken zijn, en deze lieden zouden juist de personen er voor zijn om bij een ruimer systeem misslagen te herhalen. Zoo er eenige veranderingen te maken zijn, laten het dan niet zulke zijn, die de jeugd, welke toch reeds vaardig genoeg is om zijn neiging en hartstocht in te willigen, een verdediging aan de hand doen voor eene onverstandige keus, op grond dat zij niet onherroepelijk zou zijn.

Geef aan mannen en vrouwen de gelegenheid tot scheiden bij dronkenschap, krankzinnigheid of zware misdaad, maar geef hun geen gelegenheid om te hertrouwen; wanneer zij eenmaal ondervonden hebben dat hun huwelijk een misslag was, dan moeten zij er tevreden mee zijn dat zij er van ontslagen zijn.

London, 6 Sept. B. C. S.

-ocr page 118-

100

Een andere lezing over het lot der Hindoesche vrouw.

In Amerika zag men in \'t vorige jaar eene vrouw uit Hindo-stan optreden, de eerste van haar geslacht in Hindostan, die zich een anderen weg wist te banen dan den eenen, welke eeuwen en eeuwen lang haar geslacht aangewezen was. Zij is niet alleen Christin geworden en als eene onzer met een vrijen wil, zij heeft zich zelfs weten te bekwamen tot doctor in de medicijnen, waardoor zij in staat is de vrouwen van haar geslacht, bij wie geen mannelijke dokter toegelaten wordt, te kunnen helpen. Sinds jaren ijvert zij ook voor de verstandelijke en zedelijke verheffing harer zusters, en wijdt haar leven aan wat Max Muller wenschte, toon hij schreef; de wedergeboorte van Indië hangt af van de wedergeboorte van Indië\'s vrouwen.

Deze Hindostansche heet: Pandita Eamabai Sarasvati. Zij heeft medegedeeld, dat in Hindostan de vader het meisje op haar 7de of 9de jaar uithuwelijkt, vaak aan een vreemde, mijlen ver uit zijn buurt. Daar is het kind bij hare schoonmoeder aan de meest geestverdoovende tucht onderworpen; zij mag niet luid praten, en lt;le mannelijke betrekkingen van haar echtgenoot nooit toespreken dan op bevel. „Meermalen, schrijft Eamabai, heb ik een jong vrouwtje door haar jeugdigen echtvriend schandelijk zien mishandelen; zoo werd een kind van 13 jaar in mijn tegenwoordigheid door haar man geslagen, omdat zij de eenvoudige waarheid vertelde, dat zij liever in haar huis was dan in het zijne.

\'t Verschrikkelijkst echter is het lot der weduwe en vooral der kinderlooze weduwe. Vroeger kon zij aan dit lot ontkomen door zich met het lijk van haar echtgenoot te laten verbranden; maar dit is thans door de Engelsche heerschers verboden. Onder sommige Brahmanen mogen zij niet anders dan een grof gewaad dragen , nooit aan familiefeesten deelnemen, enz.

Veet.

Hoe \'t hij andere naties is ingericht.

M. ! Reeds werd er door enkele uwer correspondenten op gewezen , dat men in Frankrijk zorg draagt, dat de dochters een dot medebrengen ton huwelijk, \'t Komt mij noodzakelijk voor om dit nog eens ernstiger onder de aandacht uwer lezers te brengen. Deze gewoonte bepaalt zich niet alleen tot Frankrijk, maar heerseht in een of anderen vorm bijkans over \'t geheele vasteland, terwijl men in Engeland, behalve in de zeer rijke standen, volstrekt aan

-ocr page 119-

101

zooiets niet denkt. Wij beroemen ons gaarne op onzen praktischen zin, in werkelijkheid zijn wij echter \'t meest sentimenteele volk van den ganschen aardbodem; want \'t lijdt geen twijfel of onze zorgeloosheid omtrent een uitzet voor onze meisjes spruit voort uit de heimelijke overtuiging, dat ware liefde de eenige beweegreden tot een aanzoek wezen mag, en dat hebzucht den onwaardige teekent. Dat is een dier Engelsche begrippen, waarin ik,. ofschoon ik zulk een echte Brit bon, als er ooit een roast-beef boven een soujje maigre verkoos, niet kan instemmen. Ik vind \'t goed en wel dat men zijn jongens niet verzorge, behalve door eene echt degelijke opvoeding. Wanneer zij tot mannen zijn opgegroeid moeten zij voor zichzelf rondzien en de bui aandurven. Meisjes echter zijn de „zwakkere vatenquot;; zij hebben hulp en ondersteuning noodig en zien voor beide natuurlijk uit naar \'t huwelijk. Heden ten dage zijn de mannen, die meer dan vroeger een harden strijd hebben om voor zichzelf liet onderhoud te verdienen, minder dan ooit genegen om eene dubbele verantwoordelijkheid op zich te laden, zonder hun inkomen te verdubbelen. Bij gevolg is het de plicht der ouders hunne dochters nog iets meer solieds mede ten huwelijk te geven dan haar goed uiterlijk en eenige oppervlakkige kundigheden.

In Frankrijk, ik spreek in \'t bijzonder van den burger- en boerenstand , begint men reeds, zoodra \'t kind kinkhoest en mazelen doorgemaakt heeft, voor zeker uitzet te sparen tegen dat zij de zestien bereikt zal hebben. Een gedeelte wordt dan gewoonlijk de jonge vrouw meegegeven in geld, een ander deel in huisraad, linnen en dergelijke. In Italië, Spanje en Portugal doet men iets dergelijks. De Duitschers en Scandinaviërs nemen vaak voor hun dochters deel in een verzekerings-maatschappij , die haar clan op haar een-en-twintigste jaar, getrouwd of ongetrouwd, zekere som moet uitbetalen. In de landen, waar de Gfrieksche Kerk heerscht bestaat het uitzet vaak in lijfsieraden, die dan van geslacht op geslacht overgaan en in de familie blijven. In \'t kort, er is geen land in Europa, behalve Groot-Brittan je, waar ik geweest ben, of de ouders achten het hun plicht in zekere mate voor een uitzet hunner dochters te zorgen, overtuigd dat de jonge man reeds genoeg heeft aan den last om in haar dagelijksch onderhoud en dat der kinderen te voorzien. Waarlijk, geen ander Christenvolk bestaat er, dat zoo weinig zorgzaam is, \'t zij voor zijn publieke, \'t zij voor zijn private zaken als het Engelsche. Zij alleen veronachtzamen stelselmatig de belangen hunner dochters, zoowel als die van hun leger en vloot, en stellen hun meisjes en liun kusten onnoodig aan gevaren bloot.

Een bereisd Exoelschjiax.

-ocr page 120-

102

Uit Schotland.

M.! Vergun mij, als de vrouw van een Schotsch koopman, u ook eenige gegevens te verschaffen aangaande \'t belangrijke onderwerp , dat in uw veelgelezen blad thans zoozeer de aandacht trekt. Met schaamte moet ik bekennen, dat \'t huwelijk bijna even vaak eene fout blijkt te zijn boven de rivier De Tweed als daar beneden. Voor het hof te Edinburgh hadden tusschen den 27 Oct. \'80 en den 17 Aug. \'87 niet minder dan 126 echtscheidingen plaats en 27 scheidingen van tafel en bed: een treurig teeken voor de hoofdstad van een land met nog geen vier millioen inwoners. Mijn Schotsche medeburgers zijn wat men met een gemeen-zamen term noemt „inhaligquot;, zeer gevat waar \'t hun eigenbelang geldt, en ik schrijf het ongeluk van vele huwelijken toe aan finantiëelen druk. De meesten hebben binnen een jaar of zes drie of vier kinderen te verzorgen, wat hun dikwijls zwaar valt. Monsieur Taine, de beroemde Fransche criticus, die in 1871 ons land bezocht, zegt, dat de Schotsche mannen zelfzuchtiger zijn clan de Engelschen en Ieren, en dat hun vaderlijk instinct veel minder ontwikkeld is.

liet doel van mijn schrijven is mijne landgenooten onder\'t oog te brengen, welk een onschatbare zegen het voor de Schotsche meisjes in de middel en lagere standen zijn zou, indien men ze voorzag van oen uitzet, of zooals de Franschen \'t noemen, een dot. Als een Schotsch meisje, wat zelden gebeurt, eene huwelijksgift mede kan brengen, dan weet zij wel, evengoed als andere meisjes in de wijde wereld, er do beste rekening meê te maken, en geeft zij hare hand niet dan aan een knap jongman, die haar zelf minstens eene goede positie aan kan bieden. Maar als zij niets bezit, dan neemt zij gewoonlijk maar wie zjj krijgen kan, hij mag oud wezen of jong, knap of leelijk, matig of aan den drank verslaafd. Soms neemt zij wel iemand, die haar vader kon zijn, misschien wel met het doel dat Burns eene jonge maagd in den mond legt: „ Ik zal hem dwingen en kwellen totdat hem het hart breekt, en dan zal zijn oude spaarpot mij een nieuwen vent koopen.quot;

Hoe anders gaat het in Frankrijk toe. Daar zal niemand een meisje ten huwelijk vragen, voordat hij eerst met den vader gesproken heeft en diens toestemming verkreeg. Tn den roman van Balzac, Eugenie Grandet, plant do vader zijner heldin, op den dag harer geboorte, vijftig jonge populieren, opdat de opbrengst dier boomen haar bij haar huwelijk een dot zal verschaffen, \'t Is de gewoonte van Engelsche schrijvers om de Fransche mariayes de convenance in een bespottelijk licht te stellen; maar in Engeland en Schotland eindigen de huwelijken uit liefde vaak in oneenigheid.

-ocr page 121-

103

terwijl de door de ouders beschikte in Frankrijk gewoonlijk in harmonie eindigen. In Frankrijk wordt de huwelijksgift, die de vrouw meebrengt, aan de zorg van derden toevertrouwd, die er verantwoordelijk voor blijven, en alleen de rente aan \'t gezin uitbetalen. Dit inkomen strekt dan meest tot speldegeld voor de vrouw, waarvan zij zichzelve en de kinderen kleedt. Haar fortuin is dus een fonds, dat onafhankelijk blijft van de finantiëele wederwaardigheden van den man.

Daarentegen blijft de Schotsehe vrouw, die niets meebracht, ook geheel onkundig van de zaken van haar man. Of hij speculeert, of huizen bouwt of koopt, \'t is haar zaak niet, en zoo overvalt haar soms do armoede zonder dat zij de nadering van zijn ondergang zelfs bespeurd heeft. Zij is niet meer dan eene huishoudster en heeft zich met niets anders bezig te houden. En wanneer dan de man onverwachts komt te sterven, weet zij niets van de zaken af en is volkomen onbekwaam om aan \'t hoofd dei-familie te staan.

Indien ik er de macht toe bezat, dan zoude ik twee bevelen uitvaardigen; ten eerste, dat geen Schotsch meisje zou mogen trouwen zonder een uitzet, hoe klein ook: en ten tweede, dat er in iedere stad en ieder dorp eene inrichting zon zijn, waar meisjes onderricht ontvingen in de eerste beginselen van naaien, koken, kleeding en verdere huishoudelijke kundigheden; en dat geen meisje zou mogen trouwen zonder een getuigschrift van deze inrichting. Zoo als quot;t nu gaat is \'t bedroevend; ik ken honderd Schotsche vrouwen, die de kleertjes voor haar kinderen zelve niet kunnen maken en wier geheele kookkunst bestaat in \'t bereiden van een hutspot en \'t kooken van een ketelkoek.

Mijn wenschen zullen echter wel niet spoedig vervuld worden. Schotland is altijd een land geweest waar men zeer vrij met het huwelijk omsprong. Mrs. Caird zou hier wel eenige ondervinding kunnen opdoen, die haar van inzicht veranderen deed. Hier is \'t huwelijk niet slechts een louter burgerlijk contract, maar \'t is even vrij als ieder ander contract, dat niets eischt dan de weder-keerige toestemming. Wij verdeelen de huwelijken in geregelde en ongeregelde; de eerste worden eerst gesloten na afkondiging-van de geboden in de kerk, en onder eenige religieuse ceremoniën van den predikant; of, indien beide partijen dit wenschen, is \'t voldoende dat zij in de kerk\' of in huis verklaren in \'t bijzijn van een geestelijke, dat zij elkander tot man en vrouw nemen. Voor de „ongeregeldequot; huwelijken is \'t genoeg-, wanneer een man op eene vrouw wijst en in tegenwoordigheid van twee getuigen zegt: „dit is mijne vrouwquot;, liet gevolg van deze vrijheden is dat twee personen soms niet eens weten te zeggen of zij wettig gehuwd zijn, al of niet, en dan kan dat punt niet opgehelderd

-ocr page 122-

104

worden zonder een kostbaar rechtsgeding, zooals in de beruchte zaak „Telverton v. Yelvertonquot; gebeurde.

Is het dan te verwonderen dat de huwelijken hier vaak ongelukkig uitvallen? En toch zou \'t overigens geheel strooken met onzen Schotschen landaard, indien wij de meisjes van eene bruidsgift voorzagen. Daardoor zou de positie der vrouwen hier ook gunstiger en meer geëerd worden En wanneer zij dan ook beter bekwaam waren gemaakt voor hare taak als huishoudster en opvoedster , welk een goed voorbeeld zouden zij dan wederom voor hare dochters zijn; zij konden dan worden wat onze dominee noemt: „geheiligde moedersquot;.

De vrouw van een Schot.

-ocr page 123-

AFDEELING IV.

Curiosa.

Mijn man loopt de yal over.

M.! Voor mij zou \'t een ware uitkomst zijn indien mevr. Mona Caird, of iemand anders, ons, die ongelukkig zijn in \'t huwelijk, een fatsoenlijken weg wist te wijzen om er uit te geraken; o, wat zou ik haar dankbaar zijn! Verbeeld u, hoe ongelukkig ik ben, eenvoudig doordien mijn man en ik volstrekt niet bij elkander passen; al deze veertien jaren zijn wij bijna dagelijks aan het twisten en harrewarren. Wij zijn beiden te strijdlustig om samen te gaan; en er is geen onderwerp ter wereld waarover wij het eens kunnen worden. Ik verzeker u dat wij er genoeg van hebben. Mijn man loopt de gal over, en ik heb er zwakke zenuwen van gekregen; dat is, ik ben er zeker van, \'t gevolg van onze slechte keuze. Beiden hebben wij iederen eed dien wij elkaar zwoeren bij ons huwelijk verbroken, behalve één, en daar wij beiden zeer zedelijk leven, zoo moeten wij altijd dit juk blijven torschen, onze dagen in bitterheid doorbrengen en de jeugd onzer kinderen vergallen door dit liefdeloos en vreugdeloos tehuis.

Ik weet, dat ik toen ik trouwde, plan had eene model-vrouw te worden. Ik had hooge aspiraties over toewijding en zelfopoffering; \'t is waar, de omstandigheden gaven mij ruimschoots gelegenheid om deze te beoefenen; maar ik ontdekte spoedig, dat, zooals de Ier zeide, de „wederkeerighéid slechts aan ééne zijde was.quot; Ik geloof, dat tal van jonge vrouwen zichzelve stelselmatig uithongeren om haar man toch maar alle genoegens te laten genieten, waaraan hij in zijn vrijgezel\'s leven gewend was. Ik ken er verscheidene die dag aan dag heldhaftig kampen met eene toelage — en die nog slechts bij tusschenpoozen gegeven wordt — welke, na aftrek van al wat de man voor zich begeert, niet genoeg oplevert om ook slechts een hongerige vlieg te voeden, \'t Is dan ook geen wonder, dat er zoovele vrouwen bleek en mager en prikkelbaar worden en haar toevlucht tot iets opwekkends nemen.

Felpham. Eese vermoeide vrouw.

-ocr page 124-

106

Kene verontwaardigde Hele.

M.! De klacht van een uwer briefschrijvers, dat hij door de heerschende etikette in de deftige standen in de onmogelijkheid is om met deugdelijker meisjes in aanraking te komen dan „butfet-jutfrouwen en dat soortquot; heeft mijne verontwaardiging gaande gemaakt. Wat denkt die man wel, om zoo verachtelijk over ons te durven schrijven? Wat hebben wij misdaan? \'t Is de noodzakelijkheid, die mij en andere fatsoenlijke meisjes er toe bracht, blijde te zijn met eeue betrekking als buffet-juffrouw. Op welk peil van ontwikkeling staat die mijnheer wel, dat hij over ons den staf mag breken? Misschien is \'t er wel een, zooals ik eu anderen er dagelijks moeten bedienen, een uit het troepje ingebeelde eu eigenwijze heertjes, wier onkunde en lompheid hen geheel buitensluit van de kans om ooit een meisje te trouwen, dat zichzelve respecteert. Hun eenige roem is met hunne zoogenaamde meerderheid te pronken tegenover mij en mijns gelijken, en weinig gissen zij daarbij, hoe walgelijk wij hunne manier van doeu vinden. Als deze heeren eens wilden bedenken dat fijne veeren nog geen fijne vogels maken, maar wel goede manieren den man, dan zouden zij spoedig andere broodjes bakken, en niet meer meenen, dat zij in de tegenwoordigheid van eene buffetjuffrouw alles maar mogen doen en zeggen, wat zij in ander gezelschap wel zullen laten.

Keuninjton. Eexe buffetjuffrouw uit London.

Wat eene „oude vrijster\'\'\'\' denkt.

M.! Daar ik eene vrouw bon van veel ondervinding in de droevigste gesteldheden van het leven, in gasthuizen, krankzinnigengestichten en werkhuizen, zoo wil ik het wagen, ook iets in \'t midden te brengen over \'t belangrijk onderwerp, dat het publiek thans bezighoudt. Mijn loopbaan bracht mij in aanraking met een menigte menschen, voor wie \'t huwelijk uiterst ongelukkig was geweest. In de meeste gevallen geloof Ik, dat :t hun eigen schuld was, en niet die van de instelling zelve. De drank, die kanker der maatschappij, was dikwijls de oorzaak, vereenigd, zooals veelal, met armoede en een te talrijk gezin; ook ziekte van een of van beiden; te jong trouwen, en, dit niet \'t minst, eene verkeerde keuze van een echtgenoot. Die keuze staat aan den man , die, ik geeft het toe, hem toekomt als de meerdere, maar die maar al te vaak blijkt blind te zijn wanneer hij eene hulpe voor

-ocr page 125-

107

zichzelf zal kiezen. Maar ook zijn er te veel vrouwen, die maar trouwen om een eigen tehuis te hebben, of uit vrees dat men haar eene „oude vrijsterquot; zal noemen, en die vergeten zich af te vragen of zij wel geschikt zijn, bekwaam en goed om vrouw en moeder te worden, of die geen onderzoek doen naar het karakter van hem, aan wien zij zich verbinden: voor heter, voor slechter.

Ik ben zelve eene oude vrijster, ofschoon ik eene aantrekkelijke, opgeruimde, verstandige en huiselijke vrouw ben. (Ik mag mijn eigen lof wel eens uitbazuinen, niet waar, daar ik onder een pseudoniem schrijf?) Dit is voornamelijk zoo gekomen. omdat ik mij in mijn jeugd voornam niet te trouwen met iemand die zeer arm was, ot\' die dronk of zedeloos was, of in wiens familie een of andere erfelijke kwaal voorkwam, zooals krankzinnigheid of tering, of die op eenigerlei wijze beneden mij stond in opvoeding en ontwikkeling. Eene vrouw behoort tegen haren heer en meester op te kunnen zien, want waar geen achting is daar kan geen duurzame liefde zijn. Ik heb dit besluit nimmer betreurd, ofschoon ik toch eerlijk bekennen moet, dat er wel een natuurlijk verlangen in mij woont, dat iemand mij „lief mocht hebben en koesterenquot;, wien ik dan wederkeerig zou „beminnen, eeren en gehoorzamenquot;. Doch de personen, voor wie ik sympathie kon gevoelen waren, of reeds getrouwd, of verloofd, of er was iets anders in den weg, of de „wederkeerigheid kwam maar van één kantquot;, zooals de Ier zich uitdrukte.

Mijn opinie over \'t huwelijk is, dat wanneer het goed is, \'t zeer goed is, maar wanneer het slecht is, \'t vreeselijk is. En ook dat \'t een slechte dag voor mijne medeburgeressen zijn zou, wanneer in \'t geding tusschen: „huwelijk contra vrije liefde,quot; de uitspraak ten gunste van de laatste viel. Wat zou er worden van sommige vrouwen boven de veertig, weggeworpen als gebroken speelgoed? Zij zouden verdrongen worden, evenals in den strijd om het bestaan, door de jongere vrouwen. En wat zou er van de kinderen worden? De meeste menschen zullen wel toestemmen, dat er in onze huwelijkswetten, een en ander verbeterd moet worden, maar men verandere ze toch niet te veel! Men make de echtscheiding even toegankelijk voor de vrouw als voor den man, voor den arme als voor den rijke. Men schaffe ook hier in Engeland de vervolgingen af tegen \'t verbreken der huwelijksbelofte, behalve in geval van verleiding. Men late de etikette wat varen; de angstige vraag, „wat zou „menquot; er wel van zeggen?quot; heeft menig jeugdig paar verhinderd om elkander bijtijds goed te leeren kennen.

Ten slotte, wanneer alle vereerders van Hymen de te vroege huwelijken willen vermijden en de te korte engagementen; indien zij allen vooraf goed overwegen en zich voornemen „elkan-

-ocr page 126-

108

ders lasten te dragenquot;, en trouw te houden tot het einde, dan, meen ik, zullen wij minder hooren van ongelukkige huwelijken. Zij, die lichtzinnig hun gang willen gaan, moeten niet de wetten, \'t zij mensehelijke of goddelijke, aanklagen voor de gevolgen, maar alleen zichzelf.

London. Eene pleegzuster.

Men stelt zijne verwachting te hoog.

M. 1 Ik meen in den naam van duizenden vrouwen te spreken, wanneer ik hier onzen dank betuig, aan den „rustenden geneesheerquot;, die de vorige week eenige behartigenswaardige „algemeene opmerkingenquot; ten beste gaf. Ik ben er van overtuigd, dat de fout hierin schuilt, dat mannen en vrouwen beiden te veel van elkander verwachten. Zij meenen, dat men dien heiligen staat slechts behoeft in te treden, om het geheele verdere leven in een onafgebroken staat van tevredenheid en geluk door te brengen.

Laat man en vrouw tot het inzicht komen dat trouwen betee-kent: zichzelf meer plichten , meer zorgen , meer lijden op te leggen, zoowel als meer vreugde te verschaffen; dan zullen zij gewapend zijn tegen de onvermijdelijke beproevingen in \'t echtelijk leven. Een man roept om andere wetten, opdat hij zich kunne ontslaan van eene vrouw, die om haar humeur of haar oppervlakkigheid hem onverdragelijk is geworden, en diezelfde man zou toch jaren lang met eene moeder of zuster, die met dezelfde gebreken behept is, doorbrengen, zonder ooit hare rechten op zjjn verdraagzaamheid en goedheid te loochenen. De eerste vrouw, die God den man gaf, bracht hem moeite en last. Zet iemand uit deze 19de eeuw in Adam\'s plaats -— wat zou er van de arme Eva worden?

Ik zelve ben eene verlaten vrouw, en mijn echtgenoot heeft mij met, gelukkig zeldzame, minachting en hardheid bejegend, maar ik ben er trotsch op te getuigen, dat mijn eerbied voor de heiligheid van den huweljjkseed zoo groot is, dat ik morgen aan den dag tot hem terug zou keeren indien hjj mij tot zich riep. Ik zou gaan, en met een krachtigen wil en vriendelijke gezindheid trachten wederom mijn plicht jegens hem te vervullen.

Worthing.

Eene koopmansvrouw.

-ocr page 127-

109

Ik maak er mij niet droevig over.

M! Ik ben tien jaren lang geëngageerd geweest met een joug-mensch, die eene goede positie bekleedt, en wij zijn nog even ver van het trouwen af als ooit. Maar ik maak er mij niet droevig om. Ik heb wel zooveel gezien van \'t huwelijk bij mijn getrouwde vrienden en familie, dat ik tot de conclusie gekomen ben, dat het eene fout is. En de briefwisseling in uwe kolommen heeft mijn verloofde zulk een schok gegeven, en maakte hem zóó angstig, dat hij nu ook meende, dat \'t maar beter was onze verloving af te breken.

Notting HUL Ee.ne die in den steek gelaten is.

Zij trouwde zonder mijne toestemming.

M! Ik behoor tot degenen, die gelooven dat het huwelijk over \'t geheel een zegen kan genoemd worden. Maar uit mijn ondervinding als vader acht ik mij verplicht, de jonge meisjes eene waarschuwing toe te roepen.

Mijne dochter heeft een man getrouwd zonder mijne toestemming; zij bezat omstreeks /\'24.000 van haar zelve. Toen zij meerderjarig werd nam zij eene vigilante, reed er mede naar eene kerk, en liet zich trouwen. Zij had mij niet eens goeden dag gezegd, en dat na al mijne zorgen en opofferingen voor hare opvoeding. Die man was ouder clan zij en een kantoorbediende, die door ziekelijkheid spoedig zijne betrekking verloor. En nu? Zij hebben al wat zij bezat verbruikt, hun meubels zelfs zijn verkocht; zij wonen op eene gemeubileerde kamer, en zonder eene wekelijksche toelage van haar medelijdenden broeder zou zij naar het werkhuis moeten gaan. Stel u eens voor, wat ik bij zulk een toestand gevoelen moet En dan nog heeft zij zich dit alles zoo roekeloos op den hals gehaald, niet uit liefde voor dien man, maar uit spijt en om een ander, die zich teruggetrokken had, te trotseeren. \'t Gevolg is ellende voor haar zelve en voor

London. haak vadei:.

Acht vergeten schutjes.

M! Veroorloof aan een buitenmeisje om ook een enkel woordje te zeggen. Met veel sympathie heb ik de brieven gelezen van de

-ocr page 128-

no

lieeren, die zich beklaagden, dat zij niet in de gelegenheid waren met jonge dames in kennis te komen; ik ben \'t met hen eens, dat \'t zoo prettig zijn zou indien jonge mannen en meisjes onge-dwongener met elkander mochten omgaan, zoodat zij niet door al die stijve vormen verhinderd werden elkaar te leeren kennen. Welnu, let nu eens op in welk geval mijne zusters en ik ver-keeren. Mijn vader is de gelukkige bezitter van acht vergeten schatjes, die, ik kan \'t naar waarheid getuigen, er allen goed uitzien en goed en huishoudelijk opgevoed werden; de meesten van ons zijn muzikaal en zelfs zijn er enkele, die in staat zouden zijn haar eigen weg in de wereld te banen, t\' Huis hebben wij alles wat voor het gezellig verkeer en voor een vrijer ge-wenscht kan zijn; wandelingen in \'t bosch, lawn-tennis, muziek en zoo meer. Indien u nu slechts een enkele van die losse heeren, die zoo gaarne een huishouden zouden oprichten als zij maar wisten met wie, eens beduiden wilde om hier een bezoek te komen brengen, hoe welkom zouden zij ons misschien zijn!

En behalve ons, zijn er nog zoovele knappe, lieve, welopgevoede dochters van pachters en heereboeren, en dominee\'s en notarissen, enfin, nog heel wat bloemen op \'t platte land, die overwaard zijn geplukt te worden. Maar die heeren zijn te lui om verder te kijken dan naar de buitenvensters in de stad. Onderwijl gevoel ik volstrekt geene roeping om eene „roemende oude vrijsterquot; te worden; en zal ik mijn dagelijksche plichten maar geduldig blijven vervullen in de hoop, dat er op een mooien dag iemand om mij komen mag. Eenigen troost put ik uit de mede-deeling in een uwer brieven van eene dame, dat zij niet minder dan veertien huwelijks-aanzoeken heeft gehad! Misschien komt er voor mij dan toch wel één opdagen.

Goiidhurst. Een meisje uit Kent.

Ons schoone huwelijks-formulier.

M.! Onder de Brieven, die u worden toegezonden, vind ik er, waarin men lamenteert over de „onvoegzamequot; woorden, die het bruidje tot haar „vernederingquot; moet aanhooren, zooals: hem lief te hebben, te eeren, en vooral „hem te gehoorzamen.quot; Ik voor mij geloof, dat er nog nooit een aardige deern door vernederd werd, want zij hebben \'t veel te druk met aan andere dingen, het feest, het toilet, de vriendinnen, te denken, dan dat zij een woord van de geheele toespraak zouden verstaan; evenmin doet de bruigom dit, die geheel in de war is, omdat hij zichzelf

-ocr page 129-

Ill

op (lat oogenblik zoo bespottelijk vindt, zulk een lijdzaam lam in rok en witten das, die een pantomime speelt ten genoege van de toeschouwers. En ik vraag u, hoe komt het, indien die „vernederingquot; waarover men klaagt, zoo groot is, dat er zooveel meisjes naar haken om „vernederdquot; te worden ? Ik voor mij vind, wat goed genoeg was voor onze voorouders, ook goed genoeg voor ons, vooral wanneer \'t formulier spreekt yan de vrouw als het „zwakkere vatquot;, wat wij immers weten , dat van de schepping af de waarheid is geweest.

Guernseji. Een conservatief.

De predikant, die zichzelf heheersc/it.

M. ! Er is iemand onder uwe Briefschrijvers, die zich ergert aan de lichtzinnigheid van arme predikanten , die er een groot huisgezin op na houden, dat dikwijls ten laste komt van hun bloedverwanten of waarover gemeenteleden zich ontfermen moeten. Indien u !t volgende wil laten drukken, dan zal hij althans zien, dat er een is, die niet zoo doet. Ik ben predikant, 30 jaar oud, ik ben omringd van jonge, schoone en begaafde dames, waaronder er zijn die ik gaarne, indien zij mij wildon hebben, voor het altaar zou geleiden; maar mijn inkomen is gering, en ik beheersch mijn gevoel, want ik meen, dat de voorganger der gemeente ook in dit opzicht een voorbeeld moet geven.

Cheltenham. Een predikant , die wel gaarne zou trouwen.

Eene dame-kantoorklerk.

M.! Ik vertrouw, dat gij mij eene kleine ruimte zult toestaan om mijne lotgenooten te verdedigen tegen de onridderlijke aanvallen , die wij in uwe kolommen moesten verduren. Ik werk negen uren, en soms langer op een kantoor, maar juist daardoor hecht ik des te, meer aan mijn\' tehuis en de huiselijke plichten en genoegens. Men leert waardeeren, wat men veel moet ontberen. Bovendien komt het mij voor, dat eene vrouw die bij eigen ondervinding weet, hoevele moeiten, zorgen en verzoekingen den man in zijn carrière bejegenen, ook de beste gezellin voor hem zijn zal. Zal zij, die achter de schermen gezien heeft, niet de meest geschikte zijn om hem te troosten en te raden? Zij weet wat het

-ocr page 130-

112

is, om door alle weêr en wind, gezond of lialfziek, dezelfde dage-lijksche , eentonige taak op zich te nemen, en zij weet het, helaas, soms door geheele ontbering, hoe heerlijk het is \'s avonds in een gezellig huisvertrek te mogen rusten van den arbeid. Ook schijnt \'t mij toe — misschien heb ik \'t mis — dat de gewoonte van volhardend, nauwkeurig en zorgvuldig te werken eene goede voorbereiding mag heeten voor de plichten van huisvrouw, vooral daar, waar overleg en zuinigheid vereischt worden. Ik ben de eenige dame op ons kantoor, en de heeren collega\'s zeggen, dat ik eene goede boekhouder ben, maar toch hoop ik eenmaal ook eene uitmuntende huisvrouw te worden.

Bayswater. Lehtea.

y,Stille waters hebben diepe yvondenquot;.

M! Ik geloof, dat de hoofdoorzaak van teleurstelling in\'t huwelijk daarin bestaat, dat beide partijen elkaar niet genoeg kenden voor zij trouwden. Er is een tijd geweest, toen een geëngageerd paar niet eens alleen mocht gaan wandelen; hierin is nu gelukkig verbetering gekomen ; maar nog heerscht er te veel afscheiding tusschen de beide seksen; vóór men den bijna beslissenden stap van een publiek engagement waagt, heeft men bijkans geene gelegenheid de uitverkorene nader te leeren kennen. Wordt een jongman wat vaak in de nabijheid eener jonge dame gezien, dan steken allen de hoofden reeds bij elkander om er over te praten, en als eene jonge dame, die niet dadelijk in elk mannelijk persoon een mogelijken aanbidder ziet, hen als goede vrienden bejegent, dan wordt zij dadelijk voor eene coquette uitgekreten of als verloofd beschouwd. Deze bekrompenheid heeft reeds menig ongelukkig huwelijk ten gevolge gehad, en maakt ook dat vele jonge lieden liefst geen kennis niet dames zoeken. In Amerika is de verhouding der beide seksen veel eenvoudiger en natuurlijker dan hier, en wat is er het gevolg van? Eene zoo groote achting, dat eene dame er alleen reizen mag van het eene eind van Amerika naar het andere zonder den minsten overlast te lijden; terwijl gelukkige huwelijken er regel, ongelukkige er uitzondering zijn. Ook is het eene groote fout, dat de jongelieden op denzelfden voet willen beginnen, als waarop hun ouders eindigden en dat men een schijn van welvaart op wil houden, die er nog niet is; dan wordt het leven één langdurige, afmattende worsteling. Maar zelfs waar er geld genoeg is, knaagt er vaak een worm aan den wortel van \'t geluk. Angelina vergeet maar al te spoedig, dat al heeft zij Edwin gewonnen, zij hem

-ocr page 131-

113

ook behouden moet; en als hij dan \'s avonds thuis komt, vermoeid van al de drukte en het getob in \'t dagelijksch bedrijf, dan wordt hij ontvangen met klachten over de meiden en de kinderen, of een verzoek om nog uit te gaan naar een of ander amusement, in plaats dat hij oens gezellig in zijn hoekje aan den haard mag uitrusten. En hoe dikwijls zijn niet de vrouwtjes jaloersch op de vrienden , die haar man reeds voor zijn huwelijk bezat; zij ontvangen hen dan met alle deftigheid als vreemden, en de vrienden verstaan den wenk en blijven voortaan weg. Och, en dan later zou zij hen wel terug willen roepen als zij maar kon, wanneer manlief zijn hoed heeft opgezet en uitgaat om hen elders te ontmoeten.

Doch al de schuld ligt niet aan de vrouwen. Bedenken de mannen wel altijd genoeg, hoeveel behoefte eene vrouw aan liefde heeft? Men zou \'t niet denken als men let op de koele manier waarop vele mannen haar behandelen , zelfs terwijl zij haar wezenlijk zeer liefhebben Wij Engelschen beroemen er ons op, dat wij van al dien „uitdouwquot; niet houden, en dat bij onze karakters het spreekwoord geldt; ^stille waters hebben diepe grondenquot;; maar eilieve, hoeveel geluk kan soms niet een onkel woord van lof of liefde of teederheid schenken ? Men heeft er over geklaagd, dat de vrouwen vaak zoo weinig zorg meer aan haar toilet besteden na haar trouwen; kan dit niet dikwijls zoo komen doordien zij gevoelen dat \'t haar man onverschillig is geworden, hoe zij er uitziet? Ik geloof, dat wanneer men de jonge lieden\'goed onderwees in den werkelijken aard van \'t huwelijkslevenquot;; indien men hen deed gevoelen, dat het niet het einddoel van het leven is, schoon \'t een der grootste zegeningen wezen kan; en als men hen leerde, dat \'t niet het middel mag zijn om tot eene positie, tot invloed en rijkdom te geraken, maar dat het een welberaden keuze moet zijn van welwillende karakters, en een levenslange vereeniging van hart en ziel, — ik geloof, dat wij dan minder hooren zouden van mislukking.

St. Johti\'s- Wood. Eeke verloofde.

„Het hoofd zijner vrouwquot;.

M.! Ik ben al dertig jaren getrouwd en heb niets te zeggen tegen \'t huwelijk op zichzelf; maar wel tegen ons huwelijksformulier. \'t Vernedert de vrouw. Haren man zal zij eeren! Kan er ooit een dwazer voorschrift gegeven worden! Wel, als een mensch eer en achting waard is, dan wordt hij geëerd, en anders niet. Eerbied noch liefde kunnen op commando ontstaan. Dat formulier

8

-ocr page 132-

114

verlaagt de vrouw en zet den man op een voetstuk; wat lang niet goed voor hem is, daar het hem op \'t denkbeeld brengt dat hij de baas moet spelen, wat veel verdriet te weeg brengt, \'t Is niet te verwonderen, dat als een man zich hoort noemen: „het hoofd zijner vrouw zooals Christus het hoofd der Kerk isquot;, dat hij dan op haar neer gaat zien als op zijn paard of zijn hond, of wat hem anders toebehooren mag. Waarom moet een oude vrijer als de H. Paulus nog invloed uitoefenen op de ceremoniën in de 19e eeuw?

Nottingham. Caroline.

De „arme\'\'\' Schotsche weduwe.

M.! quot;Volgens het voorbeeld van zoovelen, die in plaats van de kwestie in zijn geheel op te vatten, met hunne eigene particuliere bezwaren voor den dag komen, zou ik ook wel graag eene vraag willen doen. Waarom moet eene vrouw, wie haar man op den trouwdag voor de getuigen „tot deelgenoote gemaakt heeft van al zijn wereldsche goederenquot;, wanneer zij weduwe wordt (en er zijn geen kinderen) de helft van wat hij naliet aan anderen afstaan? \'t Komt mij voor, dat het ontbreken van een testament geen genoegzame grond is voor de bestaande wet op deze zaak. Waarom moet de wet de macht hebben om de helft van wat de man nalaat, nadat deze zijne wettige vrouw er alreeds voor de wet mede begiftigd heeft, aan haar te ontnemen? Ik ken menig slachtoffer van deze tegenstrijdigheid.

Mijn man en ik waren samen gelukkig; maar daar wij slechts kort in Engeland woonden en nooit getwijfeld hadden aan de rechtmatigheid van ons eigen gezamenlijk bezit, waren wij ons niet bewust dat een testament tot de noodzakelijke dingen behoorde. Mijn man stierf; de helft van zijn „wereldsche goederenquot; werd aan mij gegeven, de andere helft verdeeld onder talrijke broeders en zusters, die nooit iets verwacht hadden en, zoover ik weet, er ook niet beter aan toe zijn met hun klein aandeeltje, terwijl \'t geheel voor mij een groot verschil in mijne omstandigheden gegeven zou hebben. Nu mag men mij, in onzen stand, verwijten, dat wij dit hadden moeten weten en door een testament voorkomen — maar hoe weinige, vrouwen althans, zijn er bekend met de wetten; vooral in den minderen stand, waar ik nu van hoor, dat door inhalige bloedverwanten wel eens een deel der meubeltjes werd weggehaald, voor dat het lijk van den man nog koud was.

Bedford. Eene schotsche weduwe.

-ocr page 133-

115

Een lastiije papa.

M! Ik ben nu reeds eenige maanden geëngageerd met een lief kind, de oudste van drie zusters, \'t Zijn beschaafde meisjes, die door haar moeder goed zijn opgevoed, zij kunnen koken en naaien zoowel als piano spelen, zingen, enz; bovendien zit de familie er warmpjes in. Maar de vader, een koopman, is een bullebak; zij durven hem niet te vertellen dat ik aanzoek gedaan heb; ik durf mij ook niet onder zijn oogen vertoonen. De familie woont in een der fashionable voorsteden en papa is den geheelen dag in de city op zijn kantoor. Dan komt hij \'s avonds t\'huis ; de meisjes, wel wetende dat papa niet van naairominel houdt, hebben alles netjes aan kant gemaakt en zitten in een of ander klassiek werk te lezen. Papa kust zijn dochters, en indien de zaken dien dag niet naar zijn zin zijn gegaan, zegt hij op sarcastischen toon tegen de moeder, „dat de kinderen al haar tijd met lezen zoekbrengen,quot; enz. De moeder geeft dan natuurlijk de verzekering, dat de meisjes den geheelen dag nuttig bezig zijn geweest Dan volgt er eene stilte, waai in de meisjes wenschen dat zij, om zoo te zeggen, maar nooit ter wereld waren gekomen. Den volgenden avond komt \'t naaige-reedschap op \'t tapijt, enz. waarop de vader dan zegt: „Jelui hadt op den dag wel tijd kunnen vinden om zulk werk te doen.quot; Ik vraag u, is het te verwonderen, als zulke meisjes het eerste het beste huwelijksaanzoek aannemen om maar uit \'t bereik van haar vaders tong te komen ? Wie is dan de schuldige, als zulk een huwelijk niet goed gaat ? Mij dunkt, dat is de vade\'1.

London. Een minnaar.

Het kind, de buffetjuffrouw, de erfgename, \'t is alles mis.

M! Driemalen ben ik in den echt Verbonden geweest. Toen ik twintig was maakte ik kennis met eene buitengewoon bekoorlijke buffetjuffrouw, aan een groot station in Schotland. Ik trouwde haar in eene hartstochtelijke bui; niet lang echter duurde het, of ik ontdekte dat zij aan den drank verslaafd was; in een aanval van krankzinnigheid wierp zij zich het raam uit, wat haar dood ten gevolge had. Dit gebeurde in Buda-Pesth. Ruim een jaar na deze tragische gebeurtenis maakte ik het hof aan eene zeer rijke dame. Zij was veel ouder dan ik, maar mijne financiëele omstandigheden waren verre van schitterend , en ik won haar hand en haar fortuin. Ik koesterde oprechte achting en vriendschap voor haar, maar geene liefde, welk eene brave en goede vrouw zij ook was; onze

-ocr page 134-

116

gewoonten en onze smaak bleken weinig overeen te stemmen, en gelukkig gevoelden wij ons niet te zamen. Na tien jaren getrouwd te zijn geweest stierf zij. Op mijn ouden dag ontmoette ik een jong meisje — zoo jong, dat zij mijne dochter had kunnen zijn. Ik heb nooit iets anders voor haar gevoeld dan een soort van medelijden en de toegenegenheid van een beschermer, en heb bevonden dat dit niet voldoende was tot echtelijk geluk. De slotsom, waartoe dit alles mij bracht, is de overtuiging: ten eerste, dat alleen hartstocht, of belangstelling, of vriendschap, niet bij machte zijn om \'t huwelijk te doen slagen; ten tweede, dat het noodig is dat het geheimzinnig mengsel van hartstocht en sympathie , dat men „liefdequot; noemt, van beide kanten innig gevoeld moet worden, en ten derde, dat wanneer alleen het verstand en ook niet het hart spreekt bij \'t aangaan van een huwelijk, het dan inderdaad een droevige fout zal blijken.

Perth. Oud ex eenzaam.

Waarom niet adverteeren?

Wat is de reden, dat patroons eene advertentie plaatsen wanneer zij een deelgenoot of een bediende zoeken, en dat men adverteert voor huishoudsters, enz.!\' Dit is, omdat zij daardoor een ruimere keuze zullen hebben, dan wanneer men zich verlaat op toevallig hooren door vrienden en bekenden Hoeveel noodiger is het dan, om eene ruime keuze te hebben bij het zoeken naar een deelgenoot voor het leven. Ik voor mij vind het niet raadzaam voor eene vrouw om dit te doen, maar indien een man zulk eene advertentie geplaatst heeft, dan zie ik geenerlei zedelijke hinderpaal voor haar om daarop te schrijven. De noodige informatiën kunnen dan toch altijd nog genomen worden, even goed als bij eene introductie langs den gewonen weg.

Camden Town. J. N. O. C. E.

Bij de Kwakers.

M.! Men heeft in uwe kolommen geklaagd over de grove, kwetsende termen, welke in de Anglicaansche en andere kerkelijke genootschappen bij do huwelijks-inzegening in het formulier voorkomen; \'t is waar, zij zijn verouderd. Maar niemand heeft er nog

-ocr page 135-

117

op gewezen, dat er een genootschap in ons midden bestaat, waarin een andere vorm gebruikt wordt; \'t is wel een klein getal burgers dat er toe behoort, nochtans oefent het een grooten, stillen invloed uit, en niettegenstaande het vaak bespot wordt, neigen zoo langzamerhand vele andere kerkelijke genootschappen over tot hare eenvoudige grondstellingen. Ik bedoel de Vereeni-ging der vrienden of de Kwakers, de eenigen die door de wet vrijgesteld zijn van het eedzweren, en die het toegestaan werd, volgens hun eigen gebruiken het huwelijk te voltrekken, zonder de hulp van een geestelijke of eenig ander ambtenaar. Ik laat hier den bij hen gebruikelijken vorm volgen, \'t Is de eenvoud zelf, maar de voorwaarden zijn veiliger, en de plechtigheid verreweg indrukwekkender. En ik vraag: hoort men ooit van echtscheidingen onder de Kwakers; kwamen zij ooit voor bij het gerechtshof; hoort men van twist in hunne gezinnen; worden zij ook zoo gekweld als andere echtgenooten ? Waarom mogen wij op al deze vragen „neenquot; ten antwoord geven?

Wanneer de jongelieden overeengekomen zjjn om te huwen T dan doen zij hiervan kond aan de gemeente, waartoe zij behooren; zij verklaren daarbij vrij te zijn van eene andere verbintenis, en dat hunne ouders of voogden hunne toestemming verleend hebben. Hun voornemen wordt dan afgekondigd in de vergadering, en er wordt gelegenheid gegeven aan allen, die er bezwaar tegen mochten hebben, dit te opperen. Wordt er geen bezwaar gemaakt, dan krijgen de jongelui verlof hun huwelijk in te wijden onder de broeders-en zusters en om van de secretarie een bewijs van inschrijving op de registers te gaan ontvangen. Dan heeft de wijding plaats in eene volgende bijeenkomst. Na eene wijle van stil gebed staan beiden op, nemen elkaar bij de hand, en spreken onder eene plechtige stilte de volgende woorden: „vrienden, ik neem deze mijne vriendin, C. D. tot mijne vrouw, en ik beloof dat ik, onder-inwachting van Hoogere hulp, voor haar een liefhebbend en trouw echtgenoot zijn zal, totdat het den Heer behaagt ons door den dood te scheiden.quot; Daarna spreekt de vrouw dezelfde woorden, met verandering van den naam in dien van den man, en daarop wordt, er eene verklaring geteekend, dat zij gehuwd zijn met toestemming,-van de ouders en van de vergadering.

Laat mij ook voor uw lezers de raadgevingen afschrijven, die door de „vriendenquot; over dit\' onderwerp gegeven zijn. „Bij het beramen van een huwelijk moet gij in de eerste plaats in \'t oog-houden , wat u dienstig kan zijn op uwe reis hemelwaarts. Schenk kinderlijke aandacht aan het oordeel uwer ouders. Houd vast aan de overtuiging van het groote gewicht, dat erbij zulk eene vereeniging. gehecht moet worden aan overeenstemming in godsdienstig geloof en werken.quot; Zoo doet men bij de kwakers, lieden die zich niet

-ocr page 136-

118

opdringen aan de opmerkzaamheid van het publiek, maar in wier Christelijke vrijheid menigeen zich zou verheugen, wanneer men hen beter kende, en in wier eenvoudig geloof, vrij van alle priesterleer, men het zuivere Christendom terug zou vinden, waarnaar zoo menigeen een dringend verlangen koestert. Over een en ander kan men naslaan het boek der Kwakers: Christian Discipline of the Society of Friends.

Hertford. H. W.

„Wacht niet op hetere tijden.\'\'\'\'

M! Ik wensch te protesteeren tegen de onrechtvaardigheid, die men pleegt jegens mijne sekse; \'tzijn voornamelijk de ongetrouwde heeren, die er zich aan schuldig maken en daarin eene verontschuldiging zoeken voor hun ongehuwd blijven. Ik erken dat er dwaze, beuzelachtige schepseltjes bestaan; maar alle meisjes zijn niet gelijk. Mijne ondervinding heeft mij geleerd, dat de ijdelste vrouwen gewoonlijk die zijn, welke door de natuur misdeeld werden en dat zij, die er aardig uitzien, meestal ook de bestgehumeurde en liefste zijn. De mannen verkeeren in de dwaling, dat als een meisje er keurig netjes uitziet, zij dan al den tijd verspilt aan opschik. Laat ik u dan verzekeren, dat er velen zijn, die men bij den dans en op concerten altijd keurig gekleed ziet, en die dat mooie toiletje zelve vervaardigden uit oud mousselien, gewasschen lintjes, enz. en die den geheelen dag bezig zijn geweest met huishoudelijk werk. Wie een meisje oprecht bemint, en weet dat zij zijn vertrouwen waardig is, moet niet op betere tijden wachten om haar te vragen. Indien zjj eene vrouw is in den edelsten zin van het woord, dan zal zij u helpen, en niet hinderen; zij zal altijd meer dan haar best doen om met alle liefde en toewijding die in haar is, te beantwoorden aan uw vertrouwen in haar, dat gij haar waardig hebt geacht om de stormen en kalmten die u bejegenen op de levenszee met u te deelen. \'t Kon zijn, indien gij nog langer uitstelt, dat zij meent dat gij niets om haar geeft, en dan trouwt zij misschien iemand anders, die haar ook bemint; want de arme vrouw is zoo afhankelijk en zoo dankbaar voor eenige liefde, zelfs al komt die niet van hem, dien .zij zou hebben uitverkoren.

.StocJiicell.

Eex Britsch meisje.

-ocr page 137-

119

De vpro Deo\'\'\'\' echtscheiding.

M.! Men heeft in uw Blad er over geklaagd, dat de echtscheiding te duur is om door eene arme vrouw uit den arbeidenden stand betaald te kunnen worden. Ik wil hiermede er aan herinneren , dat indien men minder dan 25 pond sterling in de wereld bezit, men dan als Bonvermogendequot; alles kosteloos gedaan kan krijgen, namelijk als er termen tot scheiding bestaan. Alle rechtsgeleerden weten dit natuurlijk, maar \'t schijnt dat het niet algemeen bekend is. Wat mij zeiven betreft, stel ik op \'t oogen-blik geen belang in die kwesties. daar ik pas acht maanden getrouwd ben en de wittebroodsweken nog niet voorbij zijn.

Eastbourne. Fred. A. Str.

Hoe zij hem terugwon.

M.! Vergun mij ook mijne opinie te geven. Ik had met mijn man voor ons huwelijk drie jaren verkeerd en wij meenden, dat wij elkander genoeg hadden leeren kennen om samen gelukkig te kunnen leven. Maar wij waren nog niet vele maanden getrouwd toen hij mij begon te veronachtzamen, \'t Scheen dat hij zich alleen in Londen, waar hij dagelijks voor zijn kantoor wezen moest, gelukkig kon gevoelen. Hij bleef soms wel den nacht over uit, terwijl ik met angst in \'t hart stil thuis zat. Er waren vrienden die mij zeiden: „als hij zijn eigen weg gaat dan kunt gij den uwen gaanquot;. Maar ik wist wel dat ik hem zoo niet terug zou winnen. Ik droeg het geduldig drie jaren lang; toen maakte ik mij op en beraamde een vast plan. Ik moest het zuinig overleggen , maar toch vroeg ik een paar keeren in de week een dei-beste zijner vrienden ten eten; dit hielp al; verder ging ik hem Zaterdags zelve van London halen eii zorgde dat er t\'huis een of andere tractatie gereed was; en zoo, langzamerhand, gelukte het mij hem van slecht gezelschap af te houden; thans is hij het allerliefst thuis en zegt weieens, dat hij dankbaar is thans de verleidingen, welke dagelijks zijn pad kruisen, te kunnen weerstaan.

En nu denk ik, dat er minder uithuizige mannen en meer gelukkige vrouwen zouden zijn, indien deze laatsten wat meer geduld wilden oefenen, en vooral niet aan anderen haar verdriet gingen verklappen en dwazen raad aannemen.

Croydon.

Eeke burgervrouw.

-ocr page 138-

120

Eene geboren celibataire.

M.! Allereerst wil ik mijn innigen dank betuigen, dat u deze kwestie omtrent het huwelijk aan het oordeel van het publiek heeft onderworpen. Ik vertrouw dat er iets goeds uit voort zal komen, b. \\. eene vereeniging, die eene hervorming der tegenwoordige huwelijkswetten voorbereidt, \'t Komt mij voor, dat de echtscheiding, ook zonder schande en zonde, mogelijk moet worden voor onvereenigbaarheid van constitutie en gezindheid Ontrouw is vaak slechts eene tijdelijke afdwaling der zinnen, die meestal bitterlijk beweend wordt; en wederom, vele echtgenooten dalen ten grave, gelukkig onbewust dat er ooit dergelijke ontrouw geweest is; maar ongelijkheid van temperament is een dagelijksche kwelling, een nooit ophoudende prikkeling, die de gezondheid ondermijnt, hart en geest verbittert en menige ziel verdooft.

Ik ben het eens met hen, die verlangen dat erfelijke en aanhoudende krankzinnigheid, onverbeterlyke drankzucht, enz. toegelaten zullen worden als oorzaken voor scheiding. Maar ik wensch er nog eene bij te voegen.

Er bestaan menschen, die een uwer correspondenten, „geboren celibatairsquot; heeft genoemd, en in dat geval verkeer ikzelve. Ik trouwde op mijn 19de jaar, om dezelfde reden als vele andere meisjes; mijn vader had een talrijk gezin en nog al moeite om ons allen te onderhouden; ik was de oudste van veel zusters, bijzonder mooi, en bij de heeren gezien, zoodat ik niet minder dan dertig aanzoeken had. Mijn ouders drongen mij om eene keus te doen, en ik nam dengeen die mij de beste van allen dacht. Maar ik was nog geen week getrouwd of ik begreep, dat ik volstrekt ongeschikt was voor \'t huwelijk. Ik voelde een onoverko-melijken tegenzin. In latere jaren hoorde ik meer van dergelijke gevallen. Mijn echtgenoot en ik lijden er beiden onder. Wij kibbelen niet, maar er is een totaal gebrek aan sympathie, er bestaat antipathie zelfs in gevoelen en denken, in hopen en wenschen; wij zijn als twee polen. Waarlijk, wanneer twee menschen beiden overtuigd zijn, dat zij afzonderlijk een beter leven zouden hebben, en als zij niet van zins zijn die vrijheid te verwerven door te zondigen, dan moet de wet die vrijheid mogelijk maken zonder de zonde.

Overigens geloof ik niet, dat de wereld reeds ontwikkeld en beschaafd genoeg is om het huwelijk bij de wet af te schaffen; maar mevr. Caird bedoelt stellig niet dat, wat men gewoonlijk „vrije liefdequot; noemt. Ik meen te begrijpen dat hare bedoeling is, dat zedelijke banden, liefde, achting, sympathie, ik voeg er bij , éénheid, voldoende moesten zijn; en dat wanneer de menschen wetten als ketens noodig hebben om bij elkander te blijven liet

-ocr page 139-

121

verreweg beter voor hen zou zijn uiteen te gaan. Dit is in werkelijkheid de hoogste zedelijkheid.

Ik ben overtuigd, dat het huwelijk vaak eene fout is door de zelfzucht van den man, en \'t denkbeeld dat velen van hen koesteren , als zouden de zielen der vrouwen allen naar één model geknipt moeten zijn en allen in één en dezelfde richting geleid moeten worden. Terwijl toch geest en temperament beide onder haar even verscheiden zijn als onder de mannen! Daar zijn onder de vrouwen geboren auteurs , dichteressen, staatslieden , musici leeraars, geleerden, enz. evengoed als geboren huishoudsters en lieve, huiselijke schepseltjes, wier eenige gedachten gewijd zijn aan baby en het diner. Ook houdt het denkbeeld, dat door velen gekoesterd wordt, geen steek, als zoude do meerdere ontwikkeling der vrouw, de aanmoediging die zij thans begint te genieten om hare talenten te oefenen en te leeren zichzelve een weg in de wereld te banen, haar verhinderen eene goede huismoeder te worden, indien zij verkoos te trouwen. Ik kan mij niet voorstellen , dat eene betere opvoeding en zelfstandige zin op \'t huiselijk leven, anders dan ten goede, kan inwerken. Zulk eene vrouw weet althans beter hoe alles in te richten en te doen, en zeker ook hoe de kinderen op te voeden, dan zij diè het tegenbeeld van haar is. Maar wanneer eene intellectueële vrouw huwt, dan verlangt zjj iets meer om haar leven te vullen; het woord „t\'huisquot; is een heerlijk woord; maar zeer jonge kinderen, meiden, en de-provisiekast zijn niet altijd voldoende voor de behoefte van den menschelijken geest, en de heeren echtgenooten moesten dit wat meer bedenken. Zelve eene liefhebster van studie en eene schrijfster, ben ik toch tegelijkertijd eene goede kookster en huishoudster, en ben daar zelfs eenigszins trotsch op; maar toch vind ik die bezigheden niet precies wat men „verheffendquot; noemt, en soms, wanneer mijne hersenen bijzonder werkzaam zijn en ik, ja, hoe liet te noemen ? als \'t ware eene ingeving krijg — dan kunnen de kleine huiselijke besognes mijn zenuwen en mijn ziel op een zware proef stellen en als een koud stortbad op mijne verbeeldingskracht werken. Doch ik zou dit nog meer gevoelen, wanneer ik niets had waar mijn hart op rusten kon; en ik geloof, dat er minder ongelukkige, afgetobde en uitgeputte vrouwen zouden zijn indien de mannen haar wat meer genoegens en bezigheden wilden toestaan nevens den huiselijken werkkring, welke dan als uitspanning en opwekking voor ziel en lichaam beide zouden strekken. Tennyson vergelijkt een gelukkig huwelijk bij een lied „een volmaakt lied (de vrouw) gezet op verheven woorden (de man)quot; De mannen verwachten altijd de muziek, maar laten de verheven woorden vaak achterwege. Zij verwachten van de vrouw de beoefening van alle Christelijke deugden, maar denken er niet aan dit zelf te

-ocr page 140-

122

■doen. Ik herinner mij eene prediking, die ik bijwoonde, van den bisschop van Winchester, Samuel Wilberforce; hij maakte de opmerking, dat naar de wijze waarop de mannen praatten en leefden, \'t wel scheen alsof zij meenden dat de Bijbel alleen voor de vrouwen geschreven was, voor de mannen niet. In die geheele toespraak, die zeer streng was voor de heeren der schepping, vervolgde hij met op te merken, dat de mannen zoo ingenomen schenen te zijn tegen eene betere opvoeding en hooger streven der vrouw. Hij zeide: „de reden hiervan is, dat gij weet, hoe gij, wanneer zij vooruitgaan, betere rechters zult krijgen, zij zullen u oordeelen, zij zullen uwe waarde in de schaal wegen en zien dat gij te licht weegt, zij zullen u er aan indachtig maken, dat de eenige ware meerderheid bestaat in zedelijke meerderheid, en dan zullen zij die bij u zoeken en ze niet vinden. En denk er aan, mijne vrienden , dat gij haar niet kunt keeren; deze beweging is Vooruitgang en kan niet gekeerd worden. Uw werk zal het voortaan zijn, om haar vooruit te blijven; als zij edeler, beter, wijzer, reiner worden, zorgt dan dat gijlieden ook edeler, beter, wijzer en reiner wordt. Laat niet aan haar alleen de beoefening over van zelfverloochening, geloof, zedelijkheid, reinheid en zelfbeheersching.\'? De bisschop zeide nog veel meer, en vele zijner uitspraken waren profetiën, (\'t is achttien jaren geleden, en veel er van is waarheid geworden) maar ik vrees te veel van uwe ruimte te vergen.

Een andere misslag is, dat de Engelsche mannen zoo ongaarne zien, dat\' hunne vrouwen onafhankelijk van hen zijn in finantieële zaken. Weinig mannen stellen zich voor den geest, hoe vernederend het is om iederen stuiver te moeten vragen. Dit geldt evenzeer voor de vaders, die dochters bezitten, als voor de echtge-nooten. De vaders geven alles voor hun zoons; de Amerikaansche vaders verzorgen eerst hunne dochters. Mij dunkt dat de vader, die zijne dochter geen behoorlijke toelage zal kunnen geven, althans zorgen moest dat zij bekwaam werd voor eene eigene carrière, zoodat zij, desverkiezende, ongehuwd zou kunnen blijven, (zooals er zoovelen thans doen) zonder dan ten laste van haar ouders te blijven. Weer eene andere oorzaak is: te veel kinderen; en dit niet alleen in bekrompen omstandigheden, ook bij ruimer middelen , want het is te afmattend voor de vrouw. Een beroemd geneesheer in Duitschland, en twee van de voornaamste in Parijs, spraken hierover met mij op den meest beslisten toon; zij zeiden, dat geene vrouw behoorde te huwen vóór haar drie-en twintigste jaar. Nog weer eene oorzaak, die verkeerd kan werken, is, niet de schoonmoeder, maar de eigen moeder.

Geen wet of redeneering kan den man tot den meerdere dei-vrouw maken, wanneer de natuur hem tot haar mindere heeft gemaakt. En hoewel er duizenden mannen bestaan, die vele vrouwen

-ocr page 141-

123

overtreffen, zoo bestaan er ook duizenden vrouwen, die vele manner, overtreffen. Terwijl het soort dat door Carlyle betiteld werd met „meerendeels gekkengelijk is in beide seksen. Ik geloof in gelijke rechten, en in gelijke plichten tot dragon en verdragen.

Kent. Eest verloren leven.

De yoede basis.

Mijne vrouw en ik zetten ons huishouden op, vervuld van hooge idealen; wij trouwden op een inkomen van f 1800. Dat is tien jaren geleden, en nu is mijn inkomen verdubbeld. Intusschen zijn onze hooge verwachtingen en schoone plannen een voor een in duigen gevallen, tegenover de eischen van het leven in deftigen kring. Wij trouwden op te weinig inkomen, en wij moeten onze kinderen grootbrengen en een opvoeding geven met te weinig inkomen. Zou men iemand vóór het huwelijk aan \'t verstand kunnen brengen, zou hij het kunnen gelooven, welke zorgen en angsten het deel zijn van twee gevoelige menschen, die onder zulke omstandigheden een gezin moeten verzorgen en een stand ophouden? \'t Is mooi en wel om te praten over het geluk in een Christelijk huisgezin; maar ik voor mij geloof, dat de grondslag van dat geluk rusten moet op een redelijken toevoer van \'t noodige om het te onderhouden.

Balham. Een ongefortuneerd huisvader.

Statistiek ten opzichte van misdaad en hnwelijk.

M.! Vergun mij eene korte maar belangrijke bijdrage te leveren voor de belangwekkende correspondentie in uw Blad. \'t Is een merkwaardig feit, dat het huwelijk een stremmenden invloed uitoefent op de misdaden. Dit blijkt o. a. uit een officieel rapport van New South Wales, waarin geconstateerd wordt, dat van de 3859 personen, welke gedurende zes jaar wegens misdaad in de gevangenis kwamen, er 2779, of 72 percent ongetrouwd waren. Opmerkelijk genoeg levert de statistiek over bekende dronkaards juist dezelfde verhouding op van gehuwden en ongehuwden, ten gunste dor eersten.

J. M. E.

Gerrard\'S Cross.

-ocr page 142-

AFDEELING V.

De philosojahie van het huwelijk.

De eerste beginselen van eene geordende maatschappij liggen in de vrijwillige bepaling van het huwelijk , tegenover eene vermenging in het wilde, evenals de eerste beginselen van een politieken Staat liggen in de vrijwillige onderwerping van een stam aan één hoofd r tegenover de persoonlijke onafhankelijkheid. Hetzij de wijze om zich van eene vrouw te voorzien, die is van roof of van koop; hetzij zij er eene moest zijn uit den eigen stam of wel eene bedroefde Sabine bij overmacht van verre gehaald, hetzij de vrouw nooit den naam van haar man uitsprak of dat zij haar eigen naam in den zijnen verliest — niets van dit al maakt het wezen uit der zaak in kwestie. Polygamie zelfs en polyandry is niets meer dan eene fraiye, eene bijzaak. Het wezen dei\' zaak is dit, dat man en vrouw zich vereenigen onder medeweten en met toestemming van de maatschappij waarin zij leven, en ■ dat de kinderen, welke uit dit wettig huweljjk geboren worden, toebehooren aan die maatschappij.

Bij de primitieve volken , bij \'t leven in een louteren natuurstaat, daar is \'t huwelijk ongedwongen genoeg; de jeugdige dappere vraagt aan hen, die \'t recht bezitten haar te verkoopen, de jonge dochter die zjjn zinnen bekoord heeft; er wordt eene nieuwe hut van klei opgericht, of er wordt nog eene houten tent bevestigd en met een paar huiden en kalabassen voorzien; hij gaat op de jacht en de vischvangst, en zij kookt het vleesch dat hij t\'huis-brengt; hij verovert schedels en zij bewaakt de kinderen; hij helpt \'t getal der vijanden verminderen, en zij vermeerdert de getalssterkte van den eigen stam. Dit is de oorspronkelijke aard der zaak, de kiem waaruit al het overige ontspringt. Zoo lang hij met ijver die drie function vervult van jager, krijgsman en vader, heeft zij niet te klagen — en zij doet dit ook niet. De geheele zaak gaat even instinctmatig als bij de vogels en de dieren, en het levensdoel staat ook niet veel hooger.

In een beschaafden Staat is dit tafereel veel breeder geworden, de kiem is tot een veelvertakten boom ontwikkeld met ontelbare twijgjes en bladeren. De oneindige verscheidenheid van het indi-vidueele temperament, en de duizend kleine graden en nuances

-ocr page 143-

125

van maatschappelijke omstandigheden — de zenuwen die de plaats innemen van den hartstocht zooals de sympathie die van het instinct — dit alles maakt de kwestie ingewikkelder, zoodat het oorspronkelijke beginsel niet meer te onderkennen is door de veelheid der bijkomende omhulsels, welke ieder op zichzelf even werkelijk bestaande zijn als dat beginsel zelf. En zooals er meer toe noodig is om eene ommelette te bakken dan alleen het breken van eieren, zooveel meer eischen stelt het moderne huwelijk dan alleen persoonlijke begeerte of de instandhouding van het geslacht, \'t Heeft opgehouden een enkelvoudige kiem te zijn, \'t is een veeltakkige boom geworden. Zelfs wanneer het gegrond werd op wat men liefde noemt, en de maatschappelijke eischen op den achtergrond staan, zelfs dan is er in die liefde zelve minder onbewust instinct dan wel zorgvuldige uitverkiezing; want de gekozen persoon is omringd met een aureool van poëtische schoonheid en gewijd door ideale deugden. De ziel ziet wat zij zelve aanbrengt en zij doet dat nooit sterker, dan wanneer zij bemint. Sir Lancelot was niet voor Isolde wat hij was voor Genoveva, en Genoveva was niet voor Tristram wat zij was voor koning Arthur. De poëtische hartstocht, welke een uitspruitsel is van \'t instinct — het borduursel dat opvoeding en beschaving\' op de oorspronkelijke stof bewerkte — de veredeling van de dierlijke energie — deze dichterlijke passie kleurt alles naar zichzelve, en kroont de geliefde met zijn eigen rozen. Waar nog louter het instinct als beweegkracht geldt, bijkans zooals onder de wilden, daar vergooit zich de dochter aan haar vader\'s stalknecht en loopt de meesteres des huizes weg met den lakei.

Heden ten dage heerschen er twee beginselen waarop de huwelijken berusten, en waardoor zij verschillend van aard zijn. Het eene beginsel is liefde en persoonlijke harmonie; het andere is de maatschappelijke gesteldheid en de nauwkeurige regeling dei-stoffelijke belangen. Welk van beide behoort het heerschende motief te zijn — persoonlijk verlangen of maatschappelijke welvaart? De Franschen verkiezen het laatste. Wij Engelschen hebben aan het eerste vastgehouden tot onlangs, toen er plotseling een geweldige ommekeer is gekomen en wij \'t beginsel van den nabuur zoozeer hebben overdreven, dat het er volstrekt niets meer op gelijkt. Tot dusver was het gevolg bij ons geweest: een schooner ras; bij hen: meer gelijkheid in de omstandigheden. Onze prachtige jongens en meisjes, echte kinderen der liefde als zij veelal zijn, hebben de schoonheid der moeder geërfd en de mannelijke onafhankelijkheid, zelfgenoegzaamheid en volharding van den vader. Doch zij moeten bijtijds \'t ouderlijk dak vaarwel zeggen om hun eigen brood te zoeken, dat dikwijls bitter is, soms zeer zuinig, en niet zelden vergiftigd. Daarentegen blijft

-ocr page 144-

126

het Pransche gezin a Vabri, \'t niet talrijke gezin bij elkaar ? niet beangstigd door de vreezen en wederwaardigheden van een verstrooid Engelsch gezin. Daar is de zoon niet zoo goed als verloren in de verre koloniën of door wilden gedood in de vlakte; daar loopt de dochter niet alleen op alle uren van den dag over straat aan velerlei soort van gevaar, zedelijk zoowel als lichameljjk, blootgesteld, maar blijft zij dicht aan moeders zijde, totdat het huwelijk haar de gouden poort der vrijheid opent, welke vaak leidt tot de verzoeking en het zoete berouw over zondige liefde.

\'t Is de Fransche moeder, die dat huwelijk klaar maakt voor hare dochters, en aan deze slechts in geringe mate eenig recht tot weigeren toekent. In vervlogen dagen beteekende zulk weigeren \'t klooster, toen was er slechts een van beide mogelijk, dien man trouwen of non worden. Thans is \'t iets beter, en zelfs vrome moeders zijn niet meer zoo geneigd als voorheen om hare dochters tot Bruiden van Christus te maken; want het nonnendom is wel niet vernietigd, zooals de Bastille, maar toch veel achteruit gegaan, ook in macht. Jammer voor de werkelijke mannelijkheid der geheele natie, maakt de moeder ook voor den zoon het huwelijk klaar; en de zoon onderwerpt zich, uithoofde van die noodlottige vrouwenregeering, welke over alle maatschappelijke en huiselijke zaken aan de andere zijde van het Kanaal heerscht. In den regel — er zijn natuurlijk uitzonderingen — houdt de Fransche moeder in zooverre rekening met de zwakheid van het door haar opgevoede vleesch, met zenuwen en idealen begaafd, dat zij hare dochter niet verkoopt aan een bepaald afzichtelijk kooper, alleen om zijn geld. Aan den anderen kant stoort zij zich ook niet veel aan den adel der wenschen van den bedoelden schoonzoon, indien slechts zijne familie, zijn tegenwoordig fortuin en zijne vooruitzichten evenredig zijn aan de hare. In deze onderhandelingen heerscht een zekere handelseerlijkheid, die, hoewel zij een klein bedriegerijtje toelaat, bij wijze van een schermutseling van geestigheden, toch geen grove listen gedoogt •— geen onzedelijke en overgroote oneenigheden. Ieder heeft een equivalent te geven voor wat hij ontvangt, zoodat de balans van trots en van achting gelijk kan blijven. En om rechtvaardig te zijn voegen wij hierbij, dat de Fransche moeder niet dikwijls de schoonheid, jeugd en maagdelijke onschuld van hare dochter als evenwicht in de schaal legt voor getitelde verdorvenheid of vergulde woestheid. Zij geeft de voorkeur aan iets dat meer gelijk is en meer harmonieert; zij gelooft ook in zooverre aan het oorspronkelijke instinct, dat zjj meent dat een meisje, \'t welk steeds zorgvuldig behoed werd voor elke romaneske ontmoeting op eigen houtje, den man van haar eigen stand, die

-ocr page 145-

127

tamelijk beminnelijk zich voordoet en geen hatelijke persoonlijkheid is, en die haar den staat en de vrijheid eener getrouwde vrouw verschaft, ook wel beminnen zal vóór de wittebroodsweken ten einde zijn. En indien al \'t ergste gebeurt, indien zij hem niet leerde beminnen, welnu, dan zijn daar de kinderen, die zooveel toebrengen tot het geluk der Fransche gezinnen. Zij weet, dat na eenigen tijd de persoonlijke hartstocht, zelfs al is die niet van de sterkste, ondergaat in de kalmte der vriendschap, of gedood wordt door den afkeer. Maar stoffelijke goederen blijven. Zij weet dat het gehuwde leven niet louter uit rozengeur en maneschijn bestaat; en dat niemand lang onder zulk een hoogen druk kan leven; maar dat, wanneer de wittebroodsweken voorbij zijn, de dagelijksche plichten van het beroep en het huishouden vervuld moeten worden; dat het ontbreken van kwellende zorgen, bij wederkeerige achting en gemeenschappelijke belangen, een grond is voor duurzaam geluk r en dat deze even zeker volgen zullen zonder als met het voorspel van don hartstocht. Daarom draagt zij zorg, dat de stoffelijke belangen goed onderlegd zijn; en verder hoopt zij op wat de toekomst brengen zal, zooals wij allen ons meer of minder moeten overgeven aan de blinde werking van toeval en geluk, en meer nog vertrouwt zij op de leidende kracht van het gezond verstand; En \'t Fransche gezin is over \'t algemeen genomen even gelukkig-als het Engelsche; en de Fransche moeder kent de menschelijke natuur, wanneer zij hare dochter van de kloosterschool neemt en haar uithuwelijkt aan een praktisch man, wiens fortuin bij \'t hare past, wiens zeden niet hopeloos slecht zijn, en wiens uiterlijk niet afschrikkend is.

En er is één ding, dat de Fransche moeder niet gedogen zou f om alles niet, — zij zou meenen voor tijd en eeuwigheid verdoemd te zijn indien zij het toestond — en dit is , dat hare dochters zelve naar een echtgenoot zochten, dat haar kind haar \'t recht zou ontzeggen om tusschen beide te treden in haar minnehandel, of dat zij zichzelve, uit hartstocht, verloren zou geven.

Deze wijze van doen, die de Fransche moeder baar plicht acht, staat lijnrecht tegenover wat men in Engeland goedkeurt. Eene moeder, die haar dochters aan den man brengt, is hier niet gezien, zulk een bijvoegsel klinkt als een verwijt, zooals men spreken zou van een afzetter of valschen kaartspeler, \'t Behoort tot onzen Britschen trots om geen vinger uit te steken ten einde eene ontwakende liefde wat voort te helpen, \'t behoort tot onze Britsche preutschheid om de geheime vrijerijtjes onzer dochters niet te zien, zoolang ze niet te ver uit den band springen; en \'t behoort tot onze gezegende vrijheid, dat men \'t aan de wijsheid dier kinderen van achttien of negentien jaren overlaat om in deze zaken zelve te beslissen. Indien er eene enkele moeder gevonden wordt, die

-ocr page 146-

128

hare oogen wijd open houdt en haar hand vastlegt op den schouder harer dochter, tot dat zij geleerd heeft alleen te loopen, dan is deze nog ouderwetsch , en volgt zij het fatsoen van hare gepoederde grootmoeders in hoepelrokken. Voor \'t grootste deel drijven de Engelsche meisjes de zaak op eigen hand, en ook de jonge mannen aouden geene inmenging van ouders dulden. En toch zou de moeder, als zij eenig verstand bezit en geen waggelende gans is, een beter oordeel over het passende der verbintenis kunnen vellen dan een jong schepseltje, dat nog geen ondervinding van \'t leven heeft en bovendien nog verblind is door een romaneske liefde of hartstocht. Wanneer Ethel, die gaarne mooi gekleed gaat en van haar gemak houdt, en die geen hand weet uit te steken voor eenig nuttig of ruw werk, en eigenlijk niet meer nog dan een kind is, wat haar karaktervorming betreft, verliefd wordt op Charlie, (die te kiezen heeft tusschen een zuinig bestaan in \'t vaderland of het ruwe leven van een landverhuizer) weet hare moeder dan niet, dat indien haar kind hem huwt, zij zichzelve tot de meest droevige ellende doemt? \'t Is ijdel werk haar te waarschuwen. Ethel bemint hem. Zij zegt dat zij sterven zal, als zij niet met Charlie trouwt op zijn 200 pond als kantoorbediende, of op wat hij nog mag opkrabbelen uit de wildernissen in de koloniën. Zij weet zeker dat zulk een voortdurende pic-nic allergenoegelijkst zal zijn; en zij weet dat zij liever voor Charlie in de wildernis eigenhandig \'t brood zal bakken en den vloer schrobben, dan eene millionaire te zijn in Engeland met een ander tot man. En zij haat dien anderen, dien mijnheer Smith, met al zijn geld! Doch demoeder weet, dat als zij met mr. Smith trouwde, een goed, vriendelijk, geduldig, achtingswaardig mannetje, deze haar eene gezellige woning zou verschaffen, en haar in alles zou toegeven, en dat zij dan óéne week zou pruilen om daarna gelukkig te zijn. In de aangename bezigheden van een weeldeiig bestaan, in eene goede maatschappelijke positie, met zooveel nieuwe toiletjes als zij bij mogelijkheid wenscheu kon, als de zorg voor de kinderen dadelijk bij de geboorte van haar afgenomen was, bij al die gemakken, die quot;t best met haar gestel zouden strooken — zou zij den roman harer jeugd spoedig vergeten en zichzelve gelukkig vinden in de werkelijkheid. Of zij zoude, wat veie vrouwen nog hooger schatten, dat romannetje als een poëtischen achtergrond bewaren om zich daarin te verdiepen, wanneer de zenuwen van streek zijn of de digestie verstoord is; dan zou zij aan Charlie, ginds in de wildernis, denken en zich voorstellen, hoe geheel anders alles geweest zou zijn, indien zij hem getrouwd had in plaats van dat akelige mannetje, wiens eenige misdaad hierin bestaat, dat hij haar lief heeft en zij hem niet, en zij kon zichzelve naar hartelust beklagen als eene martelares. Doch, zooals \'t nu is, trouwt zij met Charlie om enkele

-ocr page 147-

129

maanden van nameloos geluk te smaken en dan weldra te verzinken in huiselijke kwellingen, en ten slotte een zichzelf verwaarloozend sloofje te worden; die doen moet wat zij niet geleerd heeft en waarvoor hare krachten niet berekend zijn, gansch en al onbekwaam om in een enkel opzicht van den nood eene deugd te maken. Of misschien ook sterft zij spoedig ten gevolge van ontbering en uitputting.

\'t Is voor dit soort van huwelijken, dat de Fransche moeder zulk een afschrik heeft. En \'t is uit angst voor de mogelijkheid, dat haar dochter met zulke romantische denkbeelden aangestoken kon worden, dat zij het gezelschap van Engelsche jonge dames voor haar vreest. Zij verdenkt deze niet van minder goede zeden, maar zij gelooft in haar idealisme en haar voorkeur voor persoonlijke liefde boven eene maatschappelijke positie , \'t geen in de weegschaal harer wereldkennis even zwaar weegt als wat men onder slechte zeden verstaat.

Evenwel, in dezen laatsten tijd heerscht dit idealisme of romantisme niet meer zoo triumphantelijk als voorheen in de dagen van Lydia Languish of toen do „Lady of Lyonsquot; het publiek in tranen deed smelten. Onze rozen en leliën moeten thans verguld worden in plaats van geparfumeerd, en voor dauwdruppels verlangt men nu diamanten, en veel diamanten. Huwelijken om geld, en om geld alleen, zonder eenige consideratie voor de geschiktheid zelfs van den persoon, komen verreweg meer voor in Engeland dan in Frankrijk, want een mariage de raison of de convenance is niet hetzelfde als een om geld. \'t Is geen openlijk en erkend verkoopen van zichzelve, zooals wij dit in Engeland zien, en ook de wijze van behandeling verschilt — in Engeland geven de meisjes zichzelve, in Frankrijk worden zij door de ouders gegeven; dat is het verschil tusschen den dader en den wellicht onwilligen medeplichtige — tusschen een vrijwillige gift en een gedwongen ofl\'er. .Meer dan ooit is \'t geld thans noodig; en de sterke levenskracht der Engelsche natuur — die machtige vezel welke zoowel tot overdrijving leidt als tot grootmoedigheid - - is oorzaak, dat de Engelsche mannen en vrouwen zelfs den schijn van gepastheid overboord werpen, wanneer zij \'t ondernemen zichzelf te verkoopen. Het schoonste Engelsche meisje zal zichzelve aan den naarsten ploert koppelen, zoo hij maar de vereischte duizenden aan de Bank bezit. En er zijn jonge mannen, die zich in dierzelfde voege schikken. Iedereen kan van het beste koopen op de publieke markt; want geld is macht, en de oude kernspreuk, als zou kennis dit zijn, is al even rococo als die omtrent liefde in een hut van klei of \'t leven van rozengeur en maneschijn. Laat dat zijn voor wat het is. Wij verkoopen onze energie, ons brein, onzen tijd, onze gezondheid en kracht voor gemunt goud. Wij verkoopen somtijds ons geweten

9

-ocr page 148-

130

en dat iets — dat soort van een iets — dat wij onze ziel noemen. quot;Waarom dan ons lichaam niet eyen goed? In de straten noemt men dat met een schandelijken naam; maar in de maatschappij en in de Kerk noemt men dat huwelijk, en de maatschappij en de Kerk moeten het \'t beste weten, \'t Is alles slechts eene kwestie van fierheid , eerbied voor zichzelf, gevoel van eer, of van toegeven aan onze zinnelijke natuur. Indien wij ons zelve niet te goed achten om ons te verkoopen, als we niet zoo hoog staan om er ons door vernederd te gevoelen, dan zijn wij in ons recht den duursten koop te sluiten dien wij bedingen kunnen, en \'t hangt slechts af van den prijs, waarop wij ons zelf schatten, of wij vroeger of later de markt kunnen verlaten.

Ondersteld dat wij verkrijgen wat wij begeeren, dan is er niemand meê geschaad (behalve wij zelve), indien wij slechts ons aandeel in den gesloten koop gestand doen. De kooper geeft den bedongen prijs. Het inkomen is er; de vrijwaring van alle geldelijke zorgen; de maatschappelijke stand is geleverd. Alles eerlijk en trouw. De gekochte heeft ook aangenomen iets te geven — een uiterlijken schijn van voorkomendheid en achting, al bleef hot hart ook koud en ledig. Zoo de overeenkomst trouw wordt nagekomen dan is het een droevig welslagen, en niemand heeft er iets op aan te merken. Maar zoo niet, dan is het een schandelijk bedrog, en noch de Kerk .noch de maatschappij kan dat huwelijk verheffen boven het peil van geauthoriseerde prostitutie — of er iets anders van maken dan eene afzetterij door middel van valsche dobbelsteen en of valsche kaarten. Wanneer eene vrouw iemand, van wien zij een afkeer heeft, trouwt ter wille van zijn geld of zijn rang, dan eischt de eerlijkheid van haar, wel niet om hartstocht of vergoding te veinzen, maar wel om haar afkeer te verbloemen, haar verachting te verhelen, en haar man, al ware hij van het apensoort, te bejegenen als een man. Zij nam hem op deze voorwaarde; zij moet die vervullen. Als zij hem beschimpt en bespot, en gelijk la femme u Giac zichzelve bitterlijk vernedert, opdat zij hem te meer vernederen zou — als zij hare eigene meerderheid meent te bewijzen door de flikkeringen van haren spot op zijne minderheid te doen lichten — dan is zij niets meer dan eene uitgeefster van valsche munt, die goed geld tegen kwaad geld inwisselt. De overeenkomst wordt dan slechts van één kant gehouden, en de andere profiteert er van zonder het bepaalde aandeel te leveren.

Zoo is \'t ook met den man. Indien hij eene vrouw trouwt, die hij niet bemint, en hij laat haar gevoelen dat hij haar niet bemint; als hij alles neemt en niets teruggeeft; als hij zijn gewoonten van jonggezel aanhoudt, en tegelijk les benefices du mar lage, et toutes les douceurs de la liberie wil genieten, gelijk Ohnet\'s beau yargon a la barhe rf\'or, dan is die man eveneens een valsche

-ocr page 149-

131

munter, en een valsche speler. En dezelfde schande ligt op beider hoofd, zoo dik als de modder op een kleiweg in den regentijd. Doch wanneer hij de dankbaarheid en de zorgen van een goed metgezel, en zooveel trouw als door het uiterlijke achtingsbetoon gevergd wordt, in ruil geeft voor de gift aan liefde en geld, dan is hij gerechtvaardigd en de wereld heeft niets op hem aan te merken. Disraëli\'s huwelijk was van dezen aard, en wij kunnen er meerdere noemen, waarover de menschen eerst vol verontwaardiging spraken, maar die, door de getrouwe vervulling der wederzijdsche plichten, zichzelf gerechtvaardigd hebben.

Ieder huwelijk, hoewel op andere motieven dan dat van persoonlijke liefde aangegaan, maar waarin de voorwaarden, die er toe leidden, vervuld worden, is zoo goed geslaagd als men maar verlangen kan. Laat het een huwelijk zijn, waar haar geld opweegt tegen zijn titel en waar van liefde geen sprake is; ieder ontvangt wat hij bedongen heeft; en indien er een greintje gezond verstand bij hen huist, van waar gevoel, en van begrip van wel-voegelijkheid dan zal ieder den bepaalden prijs betalen van beleefdheid en schijnbare eenstemmigheid. In \'t geheim mag dan ieder voor zich zoover er buiten gaan als voor de wet op\' de echtscheiding bestaanbaar is. Geen enkel punt der overeenkomst is verbroken, zoolang het decorum wordt opgehouden en men het publiek niet achter de schermen laat zien. Daar geldt het geen liefde aan de eene zijde, die de schoone geliefde met zijn goud heeft gekocht; \'t is de ontmoeting tusschen twee handelaars, die een parel tegen een diamant willen ruilen een titel voor een inkomen, een rang voor rijkdom. Of als men een naam najaagt, en het begeeren eener vrouw meer uitgaat naar roem dan naar rang; of indien een paar verstandsmenschen of geleerde breinen zich ook lichamelijk vereenigen willen — dit is ook een koopcontract waar niets tegen te zeggen valt, mits het eerlijk wordt nageleefd Doch er wordt zekere mate van geschiktheid toe vereischt om een dergelijke verbintenis- wel te doen slagen Wanneer eene jonge vrouw met sappige roode lippen en oogen vol hartstocht huwt, ter wille van zijn geld, met een droogstoppel , dan kan \'t ons niet verwonderen, indien het stroo van die echtelijke kroon vlam vat en in lichtelaaie vervliegt. Als Mei verkiest om met Januari te gaan leven, dan moet zij hare lippen droog en hare oogen onbewegelijk houden, anders liggen alle regels van haar verbond binnen \'t jaar in pastei, en al wat haar overblijft is eene verbroken wet, die zich vreeselijk wreekt door hare immerdurende ongenade. Er is een bijzonder soort van jeugdige vrouwelijkheid noodig, om bekwaam te wezen met den ouderdom te leven. Zij moet zelve reeds tot het ras der droogstoppels behooren, of eene vrouw zijn, wier kinderlijke gevoelens

-ocr page 150-

132

die der echtelijke en moederlijke overtreffen. Toch zijn er van alle soorten en voor alle kiezers, en zelfs zijn er onder de rozen ook andere dan roode te vinden.

Indien de huwelijken om geld of uit ambitie hunnen gevaarlijken kant hebben, het trouwen van de vrouw uit goedheid en edelmoedigheid voor den man , brengt een nog veel grooter gevaar met zich. Geene vrouw kan een erger misslag begaan dan den trouwring te willen slaan uit de goudstof van het medelijden. De man van de gewone soort kan het niet verdragen aan zijne vrouw het levensonderhoud verschuldigd te zijn. Er behoort eone zeer buitengewone edelmoedigheid toe, om op edele wijze edelmoedigheid aan te nemen zonder daarbij een gevoel van vernedering te gevoelen, dat in ondankbaarheid verkeert. De vrouw, die beneden zich trouwt in opvoeding en beschaving, geeft zichzelve meestal een brutalen tyran, geen toegewijd minnaar; de vrouw die tot een armoedig man gaat om hem te helpen en te begiftigen, geeft zichzelve een bitteren vijand en geen dankbaren vriend. Deze wreedheid der ondankbaarheid heeft zijn oorzaak in het overgeërfde begrip van meerdere kracht, welke de meeste mannen, vooral de meeste Engelschen, ook in werkelijkheid bezitten; het begrip, dat het do plicht van den man is om te beschermen en te verzorgen, en niet die der vrouw om zijn schild en horen des overvloeds te zijn. Zulk een omkeer van functiën verzuurt het gemoed van den man, en tenzij hij van zijne zijde jeugd hebbe medegebracht, wat iets ter verzachting\'aanbrengt, voelt hij zich beleedigd door de edelmoedigheid zelve, waardoor zijn fortuin hersteld en zijn huis weer opgebouwd wordt.

Dit is liet eenige punt in de romans van Balzac , dat nooit de sympathie der Engelsche lezers zal winnen. Zijne de Kastignacs, de Marsays, en andere jonge avonturiers zijn, de een voor den ander, mannen die onderhouden worden door hunne maitressen, wat een groot verschil maakt met de hulp der vrouw in een huwelijk. En geen enkele onder hen schijnt iets van die vernedering zijner mannelijkheid te gevoelen, waarbij dan nog soms de schande komt, dat de schroef door hen wordt aangezet wanneer de onderstand te kort schiet, en de doorbrenger opspeelt als de voorraad uitgeput is. Somwijlen wordt er over dergelijke dingen wel in de Engelsche kringen gefluisterd, wanneer deze in zedelijk opzicht iti onze schatting gelijk staan met misdaad; schoon de wet ze niet als zoodanig erkent; want de minnaar die zichzelf verrijkt heeft door den hartstocht eener vrouw of die haar stoffelijke weldaden door bedreiging van verraad heeft afgepersd, zou evengoed in staat zijn iemand de keel af te snijden of een wissel te vervalschen, voor welke misdaden hij zijn leven lang geminacht zou zijn.

-ocr page 151-

133

Even groote misslag als het is wanneer eene vrouw uit medelijden of goedheid trouwt, is het ook wanneer een man zijne gewezen minnares huwt. Indien zijzelve getrouwd was of hij, of beiden, zoodat een wettige vereeniging voor hen tot de onmogelijkheden behoorde, en er slechts een onwettige liefde over bleef — behalve een geheel afstand doen, waarvan in deze beschouwing van liet onderwerp geen sprake kan zijn — dan staan beiden op een anderen voet tot elkaar, en is een huwelijk, zoodra zij vrij zijn, wijs en prijzenswaard. Het vernietigt wel niet het overspel dat voorafging, maar het rechtvaardigt hun later samenleven.

Docli eene vrouw, die vrij was, terwijl ook de man in dezelfde positie verkeerde, die eerst de minnares is geweest en moeder is van onwettige kinderen, zal eer wel dan niet \'t den man doen berouwen, dat hij zoo laat eerst er toe overging om „eene eerlijke vroirwquot; van haar te maken. Indien bij het latere huwelijk de kinderen konden en mochten gewettigd worden, zooals in andere landen, dan ware alles goed en in orde. Maar daar dit in Engeland niet kan en niet mag, zal de vrouw steeds die niet te beantwoorden en niet eindigende verwijten op hare lippen hebben: „waarom hebt ge niet vroeger gedaan en dadelijk in quot;t begin, wat ge nu veel te l iat nog dcedt? Dit huwelijk kan mijn naam niet herstellen, noch mijn kinderen tot uwe erfgenamen maken. Gij, gijzelf hebt den naam uwer vrouw bezoedeld, en ik wraak uwe lafheid, uw gebrek aan vertrouwen in mij , uw gebrek aan eerbied cn ware liefde en den grooten misslag, dien \'t van het begin tot hot einde geweest isquot;. Dan zou het beter geweest zijn maar tot het einde te vervolgen zooals men begonnen is. Men zou die huishouding in de voorstad verdacht vinden, maar \'t zou niet openlijk erkend worden en deugdzame vrouwen en mannen van vaste beginselen en eer niet in do oogen steken. Als de jongens en meisjes plotseling voor den dag gebracht worden als bastaards, die evengoed wettige kinderen hadden kunnen zijn, dan wordt de wereld geschokt en niemand er door gebaat. De nieuwe vrouw en vorige minnares — steeds uit een lageren stand afkomstig — is in eene valsehe positie, en de kinderen varen er niets te beter om. De een draagt een vlek, welke door geen tooverwoorden of verlate inzegening uitgewischt kan worden: de laatsten zijn in zekere zaken buitengesloten en in rechten onbekwaam, en er hangt een donkere wolk boven hunne hoofden, welke alleen door hun eigen later succes verdreven kan worden. En allen die er bij betrokken zijn gevoelen, dat deze verlate wettiging van eene onwettige vereeniging, meer eene concessie geweest is aan het vooroordeel dan aan een edel grondbeginsel, en dat het wanstaltig gevolg niets is dan onnoodige publiciteit en vermeerdering der schande. Zooals éune maas meer of minder in een net niet telt, zoo doet eene

-ocr page 152-

134

misleiding meer of minder in omstandigheden, die door en door op valschheid en bedrog gevestigd zijn, niet heel veel af. De zedige sluier van „mijn meestgeliefd nichtjequot; en „mijn liefste neefquot; welken zondige priesters werpen over de levende bewijzen hunner menschelijke zwakheid, is verstandiger dan zulk een ontmaskerde en schaamtelooze waarheid, die wel de persoonlijke vernedering , maar niet de zedelijke reiniging van een openbare boetedoening medebrengt. Welken weg men ook er mee wil inslaan , niemand kan den gekromden weg recht maken en geen der kunstigste penseelstreken ter wereld kan die oorspronkelijke vlek onzichtbaar maken. Op zjjn best kan ze die vermengen, verduisteren en wijzigen. Wat de groote massa der mcnschen betreft, deze schenkt meer aandacht aan de vuile vlek dan zij anders zou gedaan hebben.

Ook is het een psychologisch feit, dat menig man een hartelijk eigenaar-minnaar is, die onmogelijk wordt als echtgenoot, en ook zijn er vrouwen, die de bekoorlijkste en inschikkelijkste maitressen zijn, doch getrouwd, zich veranderen in Xantippen. Wanneer een man geen gezellin verlangt in de vrouw met wie hij leeft, en aan wie hij de rechten van eene echtgenoote niet gunt, dan past voor hem juist die verhouding waarin zijn eigen wil de eenige band is; zulk een man heeft behoefte aan een huis dat zjjn troonzaal is, waar hij absoluut regeert. Indien hij vol zelfbehagen is en zijnijdelheid zelfs op zijn zeden invloed uitoefent, dan is\'t een dagelijksch genot voor hem om als een pauw met zijne eigene edelmoedigheid te pronken, en mét zijn willekeurige getrouwheid en zijn grootheid van ziel. Met een enkel woord kon hij zich deze vrouw van den hals schuiven — en hij houdt haar. Hij kijkt in den spiegel zijner eigenliefde en denkt, wat een best mensch hij toch is, die geen misbruik maakt van zijn vrijheid, en dat gevoel van vrijheid is hem toch zoo lief. Niet gebonden, zooals anderen, die dwaas genoeg waren om hun nek in den strik te laten vangen, acht hij zich dubbele achting waard en nog standvastiger dan zij, en deze gedachte doet zijne neusvleugels zwellen. Bovendien smaakt hij het genoegen van geheele vrijheid in \'t maatschappelijk verkeer. Menig man vindt het gedwongen bijzijn van zijne vrouw op diners en soirees en dergelijke een groote last. De man, die er ongetrouwd eene vrouw op nahoudt, behoudt zijn vrijheid; en zjjn vrouw kent hem slechts als den goedgeluimden, vrijwilligen, gezel. Kwam hij er toe haar te huwen, dan zou hij onuitstaanbaar worden , en zou hij zijn vrouw te huis laten, of zou hij haar tot een last worden door zijn ongemanierdheid op weg naar het feest.

Zoo kan \'t ook zijn met de vrouw. Er zijn enkele karakters, die men uit eigenbelang in onderwerping moet houden. Zij worden onverdragelijk als zij vrij zijn om te heerschen. De vrouw

-ocr page 153-

135

die cle man, zoolang hij de koorden der beurs in de hand houdt , slechts kent als lief en voorkomend, zal door den echtgenoot, die haar toekomst verzekerd heeft, bevonden worden eene Megera te zijn, eene stekende brandnetel van de ergste soort. De zekerheid ontwikkelt hare slechtste hoedanigheden en wanneer die niet onderdrukt worden is zij uiterst tyranniek. \'t Is de oude geschiedenis van den lafaard en ploert, die plotseling rijk is geworden , van het niet dat tot iet is gekomen. Ieder, die de mensohe-lijke natuur bestudeerd heeft, moet deze beide karakters opgemerkt hebben; de man, die van edelmoedig en vriendelijk „vrijwilligquot; bezitter, hatelijk wordt onder wettelijke verplichtingen; en de vrouw, die van eene voorkomende en bekoorlijke minnares, even hatelijk wordt in haar gedrag, zoodra zij de zekerheid van den trouwdag bereikt heeft.

De mannelijke tyrannic legt lasten op; vrouwelijke heerschzucht maakt beperkingen. De een zegt: „gij zult\'\'; de andere: „gij zult nietquot;. Ware vrijheidsliefde zegt: „doe zooals ge wilt en \'t best oordeelt, zoolang als ge anderen er niet mede hindert.quot; De wet bestaat dikwijls in den geest der vrouwelijke heerschzucht, b. v. waar zij hier in Engeland zegt: gij zult niet trouwen met de zuster uwer overleden vrouw; terwijl in andere landen hiervoor dispensatie gegeven wordt, wanneer de gegevens er toe aanleiding geven. De absolute weigering: gjj zult niet, drukt het hardst op de armen, die geen geld bezitten om in \'t buitenland te gaan trouwen en daardoor de blaam te ontgaan van te „zondigenquot;. Zoo doet de Grieksche kerk, die alleen voor haar priesters het bevel der Schrift handhaaft, dat dezen slechts eenmaal mogen trouwen, en de Roomsche kerk, die \'t huwelijk geheel en al aan hare priesters verbiedt, om hare hiërarchie beter van de wereld afgezonderd te houden; zoo de Ritualisten, die indien zij de macht hadden, \'t hertrouwen verbieden zouden; de Roomsche kerk, die nimmer eene scheiding wil toestaan, zelfs bij dc ergste misdaad — allen belichamen dat vrouwelijke element van beperking, allen zeggen: „gij zult niet doen wat gij wilt doëu, omdat, ofschoon het niemand hinderen zoude, het mijn persoonlijken smaak belee-digt, met mijn eigenaardig bijgeloof niet strookt, en omdat ik het niet verkiesquot;. En overal is het degeen, die de minste behoefte heeft, die de grootere beperken wil — evenals of do persoon met weinig eetlust de hoeveelheid voorschreef voor dien met grooten honger, en de man met warm bloed de thermometer wilde regelen voor den koudbloedige. Wie geen behoefte gevoelt om zijn schoonzuster te huwen, verbiedt dit aan hem die er wel behoefte aan heeft, en hij die zich bij eene warmte van 58° behagelijk gevoelt, dooft het vuur uit voor wie \'t nog koud heeft onder de 68 graden.

Over dit onderwerp zou nog veel gezegd kunnen worden, wat

-ocr page 154-

136

de wereld misschien niet gaarne hooren zoude. De gewone oorzaak van het ongeluk in het huwelijk is de ongelijkheid van temperament, \'t Ontbreken van harmonie in smaak en neigingen geldt veel, maar ongelijkheid van temperament is nog erger. Een schitterend physiek, dat overvloeit van energie in elk opzicht, vereenigd met een zwak schepseltje, dat juist levenskracht genoeg bezit om te leven — niet meer — welk geluk kan dat geven ? Beperkingen, die zoo goed zijn als uithongeren voorden een, zijn reeds doodelijk bijna voor den ander; en de zwakkere, die de menschheid in \'t algemeen afmeet naar zijn eigen nauwen tweevoe-tigen regel, meent dat zijn standaard de absolute is, en dat, wat daar buiten gaat, alles overdreven en zondig is. De vrouwelijke richting welke dezer dagen heerscht — en in donkere hoeken eenige snippertjes van de mannelijke richting — gaat naar het ascetisme toe en leidt tot minachting van de breedere lijnen en de meer gebiedende behoeften van de kloekeren en sterkeren. Voor vele vrouwen van dezen tijd is het huwelijk en het moederschap misschien een noodzakelijk kwaad, maar hoe noodzakelijk ook, het blijft een kwaad, en wel van een zeer verfoeielijk soort. Hieruit smeden zij eene rechtvaardiging voor haarzelve, als zij weigeren zich aan de voorwaarden voor beide te onderwerpen, zelfs wanneer zij \'t ondernomen hebben de rol te spelen van echtgenoote en moeder. Die warme, rijpe, edelmoedige gemoedsgesteldheid, die zich er niet over schaamt den man te zien in den echtgenoot, en hem daardoor mint in vroolijke harmonie en wederkeerige tevredenheid , en die niet licht zich door de verbeelding tot een andere neiging zou laten vervoeren — deze edelmoedigheid is ouderwetsch geworden. De nieuwe ziekelijke poëten en droefgeestige artisten vergoden heliotropen en lelien, en zuchten naar de onbereikbare sterren. Die richting meent dat het leven zelf, zooals de natuur, \'t instinct, en de noodzakelijkheid het maakte, eene even groote fout is als het huwelijk, en wel hoofdzakelijk van wege dat huwelijk , en zij heft haar striem op tegen den gekoppelden man, — denjagenden, moedigen, vrouwenlievenden, in \'t huwelijksgareel gespannen man, wiens bloed snel door zijn aderen bruist en wiens oogen niet blind zijn voor een schoon gelaat en een welgemaakten enkel, maar wiens wandel met dat al rein is en achtenswaard. De verfijnde hartstocht, zoo dierbaar aan poëten en artisten, vindt den man in zulk een echtgenoot onuitstaanbaar. Zij zouden evenzeer de vrouwen onuitstaanbaar achten, indien zij huwen moesten met een prachtige, rondarmige dochter der goden, die geen gevaren kent, verrukt is over beweging in open lucht, die \'t leven genieten wil, van kinderen houdt en een kusje in eer en deugd verkiest boven een overzoet sonnet, en een hartelijke omhelzing boven een weenende, schichtige en half-melancholicke liefkozing.

-ocr page 155-

137

In deze gansch en al tegenovergestelde temperamenten, en in de ideeën van gehuwde vrouwen, die beter gedaan hadden kuische maagden te blijven, ligt de diepste, de meest onherstelbare, en do meest verderfelijke oorzaak der ongelukkige huwelijken.

De kwestie der echtscheiding is eene der meest samengestelde en ontegenzeggelijk moeielijkste van al onze maatschappelijke schikkingen. Tusschen het onoplosbare sacrement der Roomsohe kerk en den lossen band in enkele der Amerikaansche Staten vindt men vele trappen van verschil. Wij in Engeland, die\'teen punt van eer en zedigheid achten om hot instinctmatige van de liefde, als eene beleediging der maagdelijke zedigheid, te loochenen en tegelijk als eene schande voor den beschaafden man; wij staan de echtscheiding toe bij den óónigen misstap, die juist uit dit instinct voortvloeit. Wij zeggen nog steeds, dat de eer van den man bevlekt wordt door de ontrouw van zijne vrouw, zoo als de eer van een dappere bevlekt wordt door lafheid — ofschoon wij do identiteit der beide gevallen zouden ontkennen. Maar wij hebben een ernstiger reden om de echtscheiding toe te staan op grond, dat de vrouw valsche erfgenamen in de familie brengt, die do goederen van den echtgenoot zouden erven. Toch zou dit thans zoo juiste en logische pleit niet meer stook houden, wanneer de erfenis dor goederen naar den kant der vrouw plaats had. En zoodra dit ooit mocht gebeuren, dat de vrouw de besturende macht werd, dan zou het gevaar juist naar do andere zijde overslaan.

In de theorie geldt de groote beperking der echtscheiding, als bescherming der vrouwen tegen den vluchtigen hartstocht der mannen. In werkelijkheid dient zij ter beveiliging tegen haar eigen prikkelbare zenuwen en gevoelige persoonlijkheid. In do landen, waar de echtscheiding wegens incompatibiliteit van humeur wordt toegestaan, komen verreweg de meeste aanvragen van do vrouwen. Hoe zou het ook anders kunnen zijn? Do poëzie in \'t leven der vrouw is haar liefdesroman, en deze is uit als zij trouwt. Wij spreken nu van strikt deugdzame vrouwen, niet van die welke een onbemind echtgenoot door een geheimen minnaar vervangen. Eene vrouw, die eerlijk hare belofte houdt en te kuisch is om die te breken , heeft geen vrijerij moor in den maneschijn , geen geliefkoosde angsten meer van den twijfel, geen hoop , geen vrees , geen onzekere verwachtingen moor. De lichte druk van de hand, do aarzelende en verlegen liefkozing , de blik die de hoop opwekt en tegelijk hot verlangen bevredigt, het bewustzijn van vergood te worden en do uitdeelster te zijn van blijdschap of droefheid voor wie haar bemint en dien zij bemint, zij hoeft nu niets meer van dit alles. Haar man is haar bezitter, en de dagen, dat hij om haar vrijdde, zijn voorbij. Die van ontgoocheling zijn begonnen. Hij heeft nu geen reden meer om haar te smeeken — geen

-ocr page 156-

138

begeerte meer om haar te vleien. Hij is te huis, en verschijnt en déshahülé naar ziel en lichaam. Mogelijk laat hij haar gevoelen dat zij hem een beetje verveelt, en vindt hij soms wel dat zij zooiets is als een molensteen om zijn nek, misschien wat gemakkelijker te torschen maar toch een molensteen. Maar zijn bezigheden en amusementen heeft hij buiten\'shuis en het temperament van alle mannen is niet dat van een monogamist, evenmin als vogels en dieren dit zijn, en ten spijt van de kracht der wet, der maatschappelijke verplichtingen en overgeërfde gewoonten, zijn er toch velen, die niet van \'t begin tot het einde de trouw aan hunne vrouw houden. Indien hij zich weet te vrijwaren voor een ernstigen hartstocht en zich tevreden stelt met kleine cmourettes dan is er kans, dat hij zich beter voegen kan in de huiselijke sleur dan zijne vrouw, daar hij er minder onder lijdt en eenige kleine vergoedingen heeft, die zij niet kent. Do angel steekt haar scherper dan hem; en wat daar bestaan mag van onbestaanbaarheid van humeur moet haar het meest steken, wegens haar gestel en de omstandigheden beide. Van daar, dat zij vuriger naar de scheiding verlangt dan hij. Zij heeft geen rozig gekleurde uurtjes die haar grijze dagen ophelderen; en door een ongelijk huwelijk te ontbinden verschaft zij zichzelve de kans op een beter. Hij heeft integendeel de moeite naar eene opvolgster uit te zien, die allicht niet beter zal voldoen dan haar voorgangster. Zooals hij nu zijn leven had ingericht, was de vrouw die hij had, goed genoeg. Hij was er nu eenmaal aan gewend; al knelde hem zijn laars, de gewoonte helpt veel. Bovendien is eene vrouw toch ook altijd de huismoeder, de meesteres des huizes en de moeder der kinderen, en hij heeft er volstrekt geen behoefte aan om de kleur van zijn huwelijksjuk te veranderen. Hij heeft de hoeken zoo goed gevoerd, dat ze hem niet zoo erg meer schaven. Zij daarentegen heeft geene kussentjes om het juk te voeren, en het schaaft haar zeer. En wij moeten er altijd bij bedenken, dat wanneer de man \'t een foltering vindt om drie honderd vijf en zestig keer per jaar dezelfde vrouw aan de ontbijttafel te ontmoeten, diezelfde man voor de vrouw geen Proteus blijft van vreugde en romantische liefde; er bestaat dan veel kans, dat hij haar evenzeer verveelt als zij hem. En hieraan is de nauwe aansluiting, het chair-a-chair leven in het Engelsche gezin, grootendeels schuld; bovendien heeft de romantische dweperij van het Engelsche meisje over eeuwige en zelfgenoegzame liefde mede eenig aandeel er in. \'t Is een veel verschrikkelijker gebeurtenis, wanneer een monument van een voetstuk afvalt dan wel van den beganen grond.

Men heeft de vraag gesteld: is het huwelijk eene goedgeslaagde instelling? Het antwoord is te vinden in de verhouding tusschen de echtverbintenissen cn de echtscheidingen. Die knellende laars

-ocr page 157-

139

kan vrij algemeen voorkomen, maar wij dragen ze en werpen ze niet weg zoolang zij niet al te pijnlijk knelt. Er is nog geen tooverspreuk gevonden om het succes van het huwelijk voor altijd te verzekeren, welken vorm van vrijen en trouwen men ook gevolgd hoeft. Ook een ongedwongener verkeer vooraf verzekert geen meer volkomen overeenstemming daarna; want quot;t huwelijk doet vaak het karakter veranderen en brengt naar de oppervlakte, wat te voren achterlijk en ontwikkeld gebleven was. üus kan niemand voorspellen of het heerschend gevoel de liefde is, die duurzaam blijft, of wel de hartstocht, die zichzelf verteren zal. Zeker vermogen de smettelooze Genoveva\'s dit niet, bij wie alle krachten van ziel en zinnen in trilling zijn. Zelfs vrouwen van ondervinding, die eene groote verbeeldingskracht bezitten, bedriegen zichzelve, zooals George Sand, en meenen ieder keer op nieuw, dat dit nu de belangelooze liefde wezen zal — dat dit de ware en de laatste is. Wat de mannen betreft, hetzjj zij zichzelf kennen of niet, bij hen is de hartstocht gemeenlijk te groot om voorzichtig te zijn en zij huwen de vrouw, die hun bloed in vuur gezet heeft, ook al koesteren zij geen eerbied voor haar en beminnen zij haar in werkeljjkheid niet; zelfs schoon zij w.eten, dat zij binnen een jaar tijds gereed zullen zijn zich in wanhoop den hals af te snijden wegens de ellende, waarin zij zichzelf gebracht hebben. Bij de meerderheid evenwel, moet de zaak zich-zelve uitwijzen en men gelooft in het voortdurende geluk, omdat de moeielijkheden, oneenigheden en ook de inkomsten niet te voorzien zijn. En toch , hoe vele zaken komen er om dat gedroomde geluk te ondermijnen — dat geluk, \'t welk door onze verfijning, onze opvoeding, onze verwende physiek, zooveel dieper en inniger wordt gevoeld wanneer wij het bezitten, maar dat door diezelfde beschaving ons ook zooveel zeldzamer ten deel valt. Stel u iemand voor met opgewekte zenuwen, een lichte slaper en een prikkelbaar gestel, met een wederhelft in de echtkoets die luid snorkt, of die rusteloos woelt, of die eveneens spoedig wakker wordt en dan bij nacht en ontijd opstaat, het licht aansteekt, de vlam laat flikkeren voor de half gesloten oogen van den pas indomnielenden metgezel; denk u eene vermoeide vrouw, wier man zelfs midden in den nacht rookt, of haar wekt om hem iets voor te lezen tot hij in slaap valt; of iemand die overdreven zindelijk is met een die — nu, die dit niet in \'t overdrevene is; of met een onverbeterlijk en meestal ongelukkig speler. Moesten wij niet erkennen, dat het eenvoudig kleingeestigheid is, die een man of eene vrouw blijft koppelen aan een van deze laatsten — een onverbeterlijken dronkaard, een krankzinnige, een speler, die het fortuin ten gronde richt en de kinderen tot bedelaars maakt ter wille van zijn hartstocht voor \'t spel, wedden of speculeeren? Wanneer het innerlijk

-ocr page 158-

140

wezen en doel van het huwelijk , het welzijn van \'t gezin en het persoonlijk geluk verloren is, dan mag de uitwendige vorm ook wel verdwijnen; en dan geeft eene scheiding een beteren staat van zaken dan huiselijk: ongeluk, waarin de hartstochten alle vrij spel hebben, en de waardigheid van het menschelijk karakter verloren gaat in de onrust en \'t verdriet der oneenigheid. Ook geeft eene eerlijke echtscheiding meer orde en rust dan eene (voor-loopige) rechterlijke scheiding, wat eene zinnelooze en wreede schikking is. Zonder te verlangen, dat men de echtscheiding al te gemakkelijk make, schijnt \'t 7nij toch wenschelijk toe, die te verleenen wanneer, door welke oorzaak ook, het huwelijk een duidelijk aangewezen misslag en een onhoudbare toestand blijkt te zijn; en wanneer het welzijn der kinderen op \'t spel staat.

Natuurlijk ligt de kern van \'t geheele vraagstuk in de kinderen. Zooals wij met dezen begonnen moeten wij ook met hen eindigen, \'t Huwelijk zou geen meer bindend verdrag zijn dan elke andere vrijwillig aangegane verbintenis, indien quot;t niet wai\'e om deze hulpelooze leden der maatschappij, wier toekomstig welzijn die maatschappij heilig moest wezen; die niet vertegenwoordigde burgers, die de ouders tijdelijk in leen hebben maar voor wie zij verantwoordelijk zijn aan den Staat; ofschoon de Staat zeer weinig belangstelling voor hen toont, vertrouwende dat, over \'t geheel , het ouderlijk instinct en de ouderliefde het \'t beste weten zullen. Do onschendbaarheid, de heiligheid van het huisgezin ligt op den bodem van elke duurzame en welingerichte maatschappij; en oprecht gesproken, het persoonlijk geluk van dezen of genen man of vrouw, die slecht gepaard is, mag voor geen haarbreedte meetellen , waar \'t geldt de stabiliteit van de maatschappij en het welzijn der familiën. Doch wederom ontmoeten wij hier die schommeling, die onpartijdigheid van de weegschaal, waardoor de gansche kwestie op nieuw onbeslisd blijft. Want zekerlijk kan er niets verderfelijker op de zedelijke ontwikkeling der kinderen inwerken, dan dat zij opgevoed worden in eene atmospheer van oneenigheid, ouderlingen haat, wederkeerige beschuldiging en minachting tussehen vader en moeder — waarin zij gedwongen zijn ook partij te kiezen. Men heeft ouders van dit ellendige soort hooren zeggen: „o, zij is mijn kindquot;, of „zij is \'t kind van haar moeder, niet van mij !quot; en dit omdat de sympathie van het kind zich voor de tegenpartij verklaard had. En wij kennen de onoordeelkundige voorkeur en vertroeteling, of de wreede onrechtvaardigheid, welke uit zulke partijdigheid voortvloeit — opzichzelve voldoende om het karakter van \'t kind in den grond te bederven. Waar \'t aldus toegaat, waar de hartstochten krachtiger werken dan de ouderlijke liefde; waar \'t gevoel van eigenwaarde, zelfbeheersching en ontzag voor \'t kind voor

-ocr page 159-

141

niet gelden tegenover \'t woeste genot van de tweedracht, daar mag men als zeker aannemen, dat die kinderen eene betere opvoeding genieten zouden onder den enkelen invloed van één der ouders dan in een gezin, waar de beide hoofden niet anders zijn dan twee vijandige krachten. Hoe de kinderen te verdeelen werd natuurlijk een werk voor scheidsrechters en onderlinge schikking; maar het zou, zooals het trouwens altijd reeds is, groote moeielijkheid opleveren om ze te verdeelen en daarbij volle recht te doen aan hun eigen welzijn, en tevens de rechten van ieder der ouders het hunne te geven. Niets kan verkeerder zijn dan dat de moeder alleen de zorg heeft voor hare jongens, wanneer deze de kindsheid ontwassen zijn, en toch staat het geheel uitwisschen van haren invloed gelijk met zooveel minder toekomstige goede gezindheid. Ook past het niet, dat een vader de dochters op zou voeden terwijl de moeder leeft, en er niets ergers dan de fout van een onmogelijk humeur togen haar ingebracht kan worden. Doch de invloed van den vader op zijn dochters is evenveel waard als die eener moeder op haar zoons. Zoo blijft de balans zweven, en de moeielijkheid en twijfel maken het bijkans onmogelijk om te beslissen, welke kant de zwaarste weegt.

Ofschoon men naar waarheid zeggen kan, dat somtijds de moeder juist de meest ongeschikte persoon ter wereld is om haar eigen kinderen groot te brengen, zoo is toch dit „somtijdsquot;\' eene uitzondering en niet de regel, en \'t blijft de breede, groote, algemeen erkende wret, overal in \'t menschelijk bestaan, dat de vader de beste beschermer is voor zijn kinderen, en de moeder de beste verzorgster, hun beste zedelijke gids en onderwijzeres. Bijkans alle groote mannen hadden aan hunne moeder veel te danken — velen ook aan hun vader. quot;Wanneer wij ooit tot zulk een staat van zaken mochten geraken, als enkelen thans welbe-hagelijk zich reeds veroorloven — indien de Staat geroepen werd vader en moeder te zijn voor de kinderen en de familiebanden dus opgelost werden als gelei in water — dan\'zou het huwelijk, in elke beteekenis, ophouden eene instelling te zijn, en zouden wij in de praktijk teruggaan tot een gemengd samenleven. Waarom niet? Het plezier van het individu zou dan het eeniggewensehte zijn, en onzedelijkheid zou het niet zijn omdat, waar het gezin heeft opgehouden te bestaan, er ook geen beperkingen meer noodig zjjn. Met den vader ware het huiselijk koninkrijk uitgewischt en zou het woord „wettig kindquot;, geenerlei beteekenis meer hebben; en de afstammelingen van Messalina zouden veiliger zijn dan hunne voorvaders in die beruchte tuinen waar hare zonden gestraft werden, \'t Zou een gansch andere staat van zaken worden, een zoo geheel verschillende dat het zou zijn, alsof wij zelf in eigen persoon „anthropophagen geworden waren, men-

-ocr page 160-

142

schen wier hoofd onder hunne schouders gegroeid was.quot; Neen, wij moeten niet uitzien naar een dergelijken radicalen omkeer. Wij moeten ons tevreden stellen met kleinere proefnemingen en maatregelen, veranderingen in de wetgeving bij kleinere beetjes — hier een vergelijk toegestaan en daar iets vastgehouden, zooals toch reeds vaak onze onlogische en conservatieve manier van doen is — meer dan yeranderingen in het groot.

Misschien komt er een dag, dat zij, die geen behoefte gevoelen om de zuster eener overleden vrouw te trouwen, dit zullen toestaan aan hen die dit wel gevoelen; dat zjj die gelukkig zijn in hun eigen huwelijk en voor wie de dood gelijk zou staan met altijddurende weduwschap, wettelijk medelijden zullen hebben met hen, die ongelukkig zijn en voor wie de dood een gezegende verlossing zou brengen. Misschien zal de maatschappij eenmaal tot het inzicht konion, dat onze ingewikkelde en haastige en geslepen beschaving de oorspronkelijke denkbeelden eenigszins gewijzigd heeft, en aan het aartsvaderlijk begrip van huwelijk iets heeft toegevoegd; en dat zekere maatschappelijke zonden als dronkenschap en ingekankerde speelzucht, even verderfelijk zijn voor de noodzakelijke voorwaarden van bestaan als die ééne zonde van ontrouw. Dit wil niet zeggen, dat ontrouw iets van zijn gewicht als zonde verloren heeft, maar wel dat er andere van gelijken rang naast verrezen zijn in den tegenwoor-digen toestand der samenleving; evenals krankzinnigheid en crimi-neele misdaden , met hunne gevolgen van gevangenstelling voor vele jaren, alle even goede gronden voor eene echtscheiding zijn als die waarop deze wegens zekere lichamelijke ongeschiktheid hier in Engeland reeds wordt toegestaan; doch, \'t zij ter loops gezegd, welke laatste door de menschen kwalijk wordt opgevat, wanneer men er gebruik van maakt.

In alle gevallen zou het geluk der ouders van ondergeschikt belang moeten zijn bij het welzijn der kinderen; het individu moet lijden voor het behoud der maatschappij. Indien het bijgeloof is, zich te blijven hechten aan de harde en rechte regels van een primitieven tijd, het is een zelfmoord om met alle regels te gelijk te breken. Tusschen deze beide uitersten houdt het juste milieu de koninklijke plaats; en gezond verstand, zelfbeheersching en een minimum van goede principes bezitten in zichzelf de kracht, om de meeste maatschappelijke en persoonlijke moeielijkheden op te lossen. Ongetwijfeld is, zooals wij thans bestaan, de wet te eng; en de veranderde omstandigheden, waarin de maatschappij verkeert, moeten evenzeer in \'t oog gehouden worden als haar behoud. Wellicht zijn deze beide eischen een en dezelfde.

E. Lyxx Lixtos.

-ocr page 161-

AFDEELING VI.

Oorzaken van welslagen en van mislukken.

Mannen en vrouwen volvoeren niet, wat zij heloofd hebben.

Mijnheer! Ik ben het eens met een groot aantal uwer brief-schrijvers, dat het onmogelijk is een algemeen besluit te trekken uit een beperkt getal voorbeelden, maar toch heeft eene ruime ondervinding mij doen vermoeden, dat huiselijk ongeluk algemeeher is dan wel openlijk bekend is. Indien deze briefwisseling eenige waarde zal hebben, dan zal men de oorzaken van dat ongeluk ernstig moeten onderzoeken en er de diepte van peilen. Dit geeft ons aanleiding om na te gaan, wat het huwelijk in werkelijkheid is en wat het moet zijn. Men zal toestemmen, dat over \'t algemeen de man de vrouw kiest, en niet de vrouw den man. Hij kiest haar welberaden om zijne gezellin te zijn — de deelgenoote van zijn tehuis en de draagster van zijn kroost. De aard en de ernst zelve van deze keuze duldt geene voorstelling als zou zij slechts voor een korter tijdperk geschieden, en evenmin kan de vrouw, met het oog op haar bestaan, gestel en welzijn, zulk een zwaar waagstuk voor de toekomst ondernemen, zonder eenig onderpand dat de verbintenis duurzaam zal zijn. Het karakter zelf der ver-eeniging, zoowel als de bijkomstige voorwaarden, leggen eene toewijding op, die duurzaam is en een trouw die tot het laatste stand houdt, \'t Zou eene onmogelijkheid zijn voor een man, die eene vrouw in waarheid lief heeft, om in \'t huwelijk te treden met de gedachte aan eene spoedige ontbinding, en zoo ooit mogelijk, meer dan ondragelijk voor een rein gezind meisje, om een man te huwen met het vooruitzicht voor eene andere verlaten te zullen worden. Het vader en moederschap voegt aan dien band van het huwelijk, daarmede wordt het tijdelijke ideaal verwezenlijkt.

Doch vele mannen en vrouwen huwen zonder zich voldoende rekenschap te geven van de betrekking, welke tusschen hen in \'t huwelijk bestaat. Als geestelijke, wiens lot het is geweest om

-ocr page 162-

140

wezen en doel van het huwelijk , het welzijn van \'t gezin en het persoonlijk geluk verloren is, dan mag de uitwendige vorm ook wel verdwijnen; en dan geeft eene scheiding een beteren staat van zaken dan huiselijk ongeluk, waarin de hartstochten alle vrij spel hebben, en de waardigheid van het menschelijk karakter verloren gaat in de onrust en \'t verdriet der oneenigheid. Ook geeft eene eerlijke echtscheiding meer orde en rust dan eene (voor-loopige) rechterlijke scheiding, wat eene zinnelooze en wreede schikking is. Zonder te verlangen, dat men de echtscheiding al te gemakkelijk make, schijnt \'t mij toch wenschelijk toe, die te verleenen wanneer, door welke oorzaak ook, het huwelijk een duidelijk aangewezen misslag en een onhoudbare toestand blijkt te zijn; en wanneer het welzijn der kinderen op \'t spel staat.

Natuurlijk ligt de kern van \'t geheele vraagstuk in de kinderen. Zooals wij met dezen begonnen moeten wij ook met hen eindigen, \'t Huwelijk zou geen meer bindend verdrag zijn dan elke andere vrijwillig aangegane verbintenis, indien quot;t niet ware om deze hulpelooze leden der maatschappij, wier toekomstig welzijn die maatschappij heilig moest wezen; die niet vertegenwoordigde burgers, die de ouders tijdelijk in leen hebben maar voor wie zij verantwoordelijk zijn aan den Staat; ofschoon de Staat zeer weinig belangstelling voor hen toont, vertrouwende dat, over \'t geheel , het ouderlijk instinct en de ouderliefde het \'t beste weten zullen. Do onschendbaarheid, de heiligheid van het huisgezin ligt op den bodem van elke duurzame en welingerichte maatschappij; en oprecht gesproken, het persoonlijk geluk van dezen of genen man of vrouw, die slecht gepaard is, mag voor geen haarbreedte meetellen , waar \'t geldt de stabiliteit van de maatschappij en het welzijn der familiën. Doch wederom ontmoeten wij hier die schommeling, die onpartijdigheid van de weegschaal, waardoor de gansche kwestie op nieuw onbeslisd blijft. Want zekerlijk kan er niets verderfelijker op de zedelijke ontwikkeling der kinderen inwerken, dan dat zij opgevoed worden in eene atmospheer van oneenigheid, onderlingen haat, wederkeerige beschuldiging en minachting tusschen vader en moeder — waarin zij gedwongen zijn ook partij te kiezen. Men heeft ouders van dit ellendige soort hooren zeggen: „o, zij is mijn kindquot;, of „zij is \'t kind van haar moeder, niet van mij !quot; en dit omdat de sympathie van het kind zich voor de tegenpartij verklaard had. En wij kennen de onoordeelkundige voorkeur en vertroeteling, of de wreede onrechtvaardigheid, welke uit zulke partijdigheid voortvloeit — opzichzelve voldoende om het karakter van \'t kind in den grond te bederven. Waar \'t aldus toegaat, waar de hartstochten krachtiger werken dan de ouderlijke liefde; waar\'t gevoel van eigenwaarde, zelfbeheersching en ontzag voor \'t kind voor

-ocr page 163-

141

niet gelden tegenover \'t woeste genot van de tweedracht, daar mag men als zeker aannemen , dat die kinderen eene betere opvoeding genieten zouden onder den enkelen invloed van één der ouders dan in een gezin, waar de beide hoofden niet anders zijn dan twee vijandige krachten. Hoe de kinderen te verdeelen werd natuurlijk een werk roor scheidsrechters en onderlinge schikking; maar het zou, zooals het trouwens altijd reeds is, groote moeielijkheid opleveren om ze te verdeelen en daarbij volle recht te doen aan hun eigen welzijn, en tevens de rechten van ieder der ouders het hunne te geven. Niets kan verkeerder zijn dan dat de moeder alleen de zorg heeft voor hare jongens, wanneer deze de kindsheid ontwassen zijn, en toch staat het geheel uitwisschen van haren invloed gelijk met zooveel minder toekomstige goede gezindheid. Ook past het niet, dat een vader de dochters op zou voeden terwijl de moeder leeft, en er niets ergers dan de fout van een onmogelijk humeur tegen haar ingebracht kan worden. Doch de invloed van den vader op zijn dochters is evenveel waard als die eener moeder op haar zoons. Zoo blijft de balans zweven, en de moeielijkheid en twijfel maken het bijkans onmogelijk om te beslissen, welke kant de zwaarste weegt.

Ofschoon men naar waarheid zeggen kan, dat somtijds de moeder juist de meest ongeschikte persoon ter wereld is om haar eigen kinderen groot te brengen, zoo is toch dit ^somtijdsquot; eene uitzondering en niet de regel, en \'t blijft de breede, groote, algemeen erkende wet. overal in \'t menschelijk bestaan, dat de vader de beste beschermer is voor zijn kinderen, en de moeder de beste verzorgster, hun beste zedelijke gids en onderwijzeres. Bijkans alle groote mannen hadden aan hunne moeder veel te danken — velen ook aan hun vader. Wanneer wij ooit tot zulk een staat van zaken mochten geraken, als enkelen thans welbe-hagelijk zich reeds veroorloven — indien de Staat geroepen werd vader en moeder te zijn voor de kinderen en de familiebanden dus opgelost werden als gelei in water — dan\'zou het huwelijk, in elke beteekenis, ophouden eene instelling te zijn, en zouden wij in de praktijk teruggaan tot een gemengd samenleven. Waarom niet? Het plezier van het individu zou dan het eenig gewenschte zijn, en onzedelijkheid zou het niet zijn omdat, waar het gezin heeft opgehouden te bestaan, er ook geen beperkingen meer noodig zijn. Met den vader ware het huiselijk koninkrijk uitgewischt en zou het woord „wettig kindquot;, geenerlei beteekenis meer hebben ; en de afstammelingen van Messalina zouden veiliger zijn dan hunne voorvaders in die beruchte tuinen waar hare zonden gestraft werden, \'t Zou een gansch andere staat van zaken worden, een zoo geheel verschillende dat het zou zijn, alsof wij zelf in eigen persoon „anthropophagen geworden waren, men-

-ocr page 164-

142

schen wier hoofd onder hunne schouders gegroeid was.quot; Neen, wij moeten niet uitzien naar een dergelijken radicalen omkeer. Wij moeten ons tevreden stellen met kleinere proefnemingen en maatregelen, veranderingen in de wetgeving bij kleinere beetjes — hier een vergelijk toegestaan en daar iets vastgehouden, zooals toch reeds vaak onze onlogische en conservatieve manier van doen is — meer dan veranderingen in het groot.

Misschien komt er een dag, dat zij , die geen behoefte gevoelen om de zuster eener overleden vrouw te trouwen, dit zullen toestaan aan hen die dit wel gevoelen; dat zij die gelukkig zijn in hun eigen huwelijk en voor wie de dood gelijk zou staan met altijddurende weduwschap, wettelijk medelijden zullen hebben met hen, die ongelukkig zijn en voor wie de dood een gezegende verlossing zou brengen. Misschien zal de maatschappij eenmaal tot het inzicht komen, dat onze ingewikkelde en haastige en geslepen beschaving de oorspronkelijke denkbeelden eenigszins gewijzigd heeft, en aan het aartsvaderlijk begrip van huwelijk iets heeft toegevoegd; en dat zekere maatschappelijke zonden als dronkenschap en ingekankerde speelzucht, even verderfelijk zijn voor de noodzakelijke voorwaarden van bestaan als die éóne zonde van ontrouw. Dit wil niet zeggen, dat ontrouw iets van zijn gewicht als zonde verloren heeft, maar wel dat er andere van gelijken rang naast verrezen zijn in den tegenwoor-digen toestand der samenleving; evenals krankzinnigheid en crimi-neele misdaden , met hunne gevolgen van gevangenstelling voor vele jaren, alle even goede gronden voor eene echtscheiding zijn als die waarop deze wegens zekere lichamelijke ongeschiktheid hier in Engeland reeds wordt toegestaan; doch, \'t zij ter loops gezegd, welke laatste door de menschen kwalijk wordt opgevat, wanneer men er gebruik van maakt.

In alle gevallen zou het geluk der ouders van ondergeschikt belang moeten zijn bij het welzijn der kinderen; het individu moet lijden voor het behoud der maatschappij. Indien het bijgeloof is, zich te blijven hechten aan de harde en rechte regels van een primitieven tijd, het is een zelfmoord om met alle regels te gelijk te breken. Tusschen deze beide uitersten houdt het juste milieu de koninklijke plaats; en gezond verstand, zelfbeheersching en een minimum van goede principes bezitten in zichzelf de kracht, om de meeste maatschappelijke en persoonlijke moeielijkheden op te lossen. Ongetwijfeld is, zooals wij thans bestaan, de wet te eng; en de veranderde omstandigheden, waarin de maatschappij verkeert, moeten evenzeer in \'t oog gehouden worden als haar behoud. Wellicht zijn deze beide eischen een en dezelfde.

E. Lynn Linton.

-ocr page 165-

AFDEELING VI.

Oorzaken van welslagen en van mislukken.

Mannen en vromven volvoeren niet, wat zij beloofd hebben.

Mijnlieer! Ik ben het eens met een groot aantal uwer brief-sehrijYers, dat het onmogelijk is een algemeen besluit te trekken uit een beperkt getal voorbeelden, maar toch heeft eene ruime ondervinding mij doen vermoeden, dat huiselijk ongeluk algemeener is dan wel openlijk bekend is. Indien deze briefwisseling eenige waarde zal hebben, dan zal men de oorzaken van dat ongeluk ernstig moeten onderzoeken en er de diepte van peilen. Dit geeft ons aanleiding om na te gaan, wat het huwelijk in werkelijkheid is en wat het moet zijn. Men zal toestemmen, dat over \'t algemeen de man de vrouw kiest, en niet de vrouw den man. Hij kiest haar welberaden om zijne gezellin te zijn — de deelgenoote van zijn tehuis en de draagster van zijn kroost. De aard en de ernst zelve van deze keuze duldt geene voorstelling als zou zij slechts voor een korter tijdperk geschieden, en evenmin kan de vrouw, met het oog op haar bestaan, gestel en welzijn, zulk een zwaar waagstuk voor de toekomst ondernemen, zonder eenig onderpand dat de verbintenis duurzaam zal zijn. Het karakter zelf der ver-eeniging, zoowel als de bijkomstige voorwaarden, leggen eene toewijding op, die duurzaam is en een trouw die tot het laatste stand houdt, \'t Zou eene onmogelijkheid zijn voor een man, die eene vrouw in waarheid lief heeft, om in \'t huwelijk te treden met de gedachte aan eene spoedige ontbinding, en zoo ooit mogelijk, meer dan ondragelijk voor een rein gezind meisje, om een man te huwen met het vooruitzicht voor eene andere verlaten te zullen worden. Het vader en moederschap voegt aan dien band van het huwelijk, daarmede wordt het tijdelijke ideaal verwezenlijkt.

Doch vele mannen en vrouwen huwen zonder zich voldoende rekenschap te geven van de betrekking, welke tusschen hen in \'t huwelijk bestaat. Als geestelijke, wiens lot het is geweest om

-ocr page 166-

144

velen van allerlei rang en stand in \'t huwelijk te verbinden en dit laatstelijk in een der armste gedeelten van Zuid-London, moet ik getuigen, dat slechts enkele paren cenig besef hebben van den stap dien zij doen. Het onderricht, \'t welk de Kerk hun op den trouwdag geeft, is meestal \'t eenige dat zij er ooit over ontvingen, en de vraag doet zich voor, of die les al of niet bindend kan zijn en een gids voor hun toekomstig huwelijksleven.

Dit onderricht verklaart duidelijk de betrekking die er tusschen hen bestaan zal als man en vrouw. De plaats van den man als de kiezer van zijne vrouw wordt uiteengezet — als die van hem, die haar onderhouden zal en liefhebben, \'t Is duidelijk, dat indien een man niet bereid is dit te doen, hij geen recht heeft om te trouwen, of indien hij getrouwd is zonder genoegzaam acht te slaan op deze voorwaarde, dat hij dan geen recht heeft zich te beklagen, wanneer het contract wordt geschonden. Geheel afgescheiden van elke andere kwestie, zooals de meerderheid van den man naar lichaam of geest of zedelijkheid, draagt de Kerk aan den man bij de huwelijksinzegening den plicht op om zijn vrouw lief te hebben, te vertroosten, te eeren en haar bij zich te houden hij ziekte en in gezondheid. En geen man heeft eenig recht om over het mislukken van zijn huwelijk klachten te uiten, wanneer hij niet trouw is gebleven aan zijn eigen verdrag. Aan de vrouw wordt de plicht opgelegd van te gehoorzamen, te dienen, lief te hebben, en te eeren. De vrouw neemt den man na rijp beraad of uit vrijen wil, nadat hij zijn plichtmatige belofte heeft afgelegd, en zij ook heeft geen recht zich te beklagen over het mislukken van haar huwelijk, indien zij ontrouw geworden is aan de overeenkomst.

Ik schrijf dit in de hoop enkelen onder de ongelukkig gehuwden aan hun huwelijks-overeenkomst te herinneren; en met geen ander doel. Er zijn velerlei bronnen van verdriet in \'t huwelijk, maar in eene zeer uitgebreide klasse van menschen ontspringen die uit nalatigheid in het trouw naleven van \'t verdrag, dat zij op den trouwdag gesloten hebben. De man zorgt niet voor vrouw en kinderen; hij is ontrouw, of bemint en verzorgt de vrouw zijner keuze niet in alle oprechtheid. Of ook, zooals mijne ondervinding mij noodzaakt te getuigen, zeer dikwijls doet de vrouw den man schande aan, is hem ongehoorzaam —- bemint hem niet, \'t Is niet te verwonderen, dat zulk een huwelijk eene ellende is.

Ik aarzel bijna om te zinspelen op een algemeene ondervinding van \'t menschdom omtrent de vergiften in \'t huwelijk — de schoonmoeder en de tusschenkomst van goede vrienden. La helle-mère voila Vennemie is spreekwoordelijk. De schoonmoeder is, hoewel ik uitzonderingen gekend heb, vaak de wigge die zich tusschen man en vrouw wringt. Zij begint met niets te verlangen en eindigt met alles te verlangen. Zij begint met hare toewijding

-ocr page 167-

145

aan den schoonzoon te betuigen, zij eindigt met misbruik van hem te maken, of zelfs hem te verwenschen. Dan groeit er eene antipathie tusschen de echtgenooten op, die \'t leven tot een vree-selijken last maakt, tenzij de vrouw zich met dubbele liefde aan den man hecht.

Ik zou uit mijne uitgebreide ondervinding menig verhaal kunnen bijbrengen, omtrent dien verderfelijken invloed der schoonmoeder in het jonge gezin.

De tusschenkomst van vrienden — en vooral die van geestelijken, misschien de meest ondragelijke van alle — is oen onuitputtelijke bron van ongeluk. Ik weet nauwelijks woorden te kiezen, om den geestelijken vriend te schetsen en te noemen, die thans zoo snel in de mode komt, en wiens positie \'t midden houdt tusschen die van een ongehuwd Roomsch-Katholiek priester en die van den directeur van een instituut.

Eene vrouw om eene andere reden te verstoeten dan wegens ontrouw, stuit ons tegen de borst. Misschien dat dronkenschap eene tijdelijke verwijdering verdient. Bijkans elke vereeniging kan dragelijk gemaakt worden, wanneer man en vrouw eenige inschikkelijkheid willen oefenen tegenover de zwakheden der mensche-lijke natuur, en beiden hun gezamenlijken plicht, elkander gelukkig te maken, in \'t oog willen houden.

De voorwaarden ter vervulling van de huwelijksbelofte berusten geheel op de volkomen trouw en toewijding aan elkander\'s ware belangen. De vrouwen zijn spreekwoordelijk stijfhoofdig, doch zij zijn eveneens spreekwoordelijk veranderlijk. Zij eindigen vaak met te beminnen, wie zij eerst niet lijden mochten; en krijgen een tegenzin in hen, die zij liefhadden. Het berouw eener vrouw is meermalen hare te late liefde voor den veronachtzaamden echtgenoot. Menig huwelijk, dat ongelukkig begon, is gelukkig geëindigd.

Ik ben ouderwetsch genoeg te gelooven, dat wanneer de man zijne vrouw liefheeft, en wanneer de vrouw haren man slechts wil eeren en dienen, zulk een huwelijk geene fout zoude zijn.

Uit de City. Een predikaxt.

„Laat de vrouw eeniye uren voor zichzelce hehhen.quot;

M.! Ik ben hotelhouder. In mijn hotel hebben vele jonggehuwde paren uit allerlei standen gelogeerd, en er van twee tot zes weken doorgebracht, \'t Heeft mij dikwijls getroffen, dat in de meeste gevallen de vrouw haar man te veel ziet, en beiden dus reeds genoeg van elkander hebben eer nog de wittebroods-

10

-ocr page 168-

146

■weken om zijn. Als de man verstandig is, dan zal hij zijne vrouw drie of vier uren per dag voor ziehzelve gunnen. Ook zijn er enkele jonge mannen met zeer geringe verdiensten, die zichzelf en hunne vrouw gedurende die eerste weken niets ontzeggen, zoodat zij het later des te harder vinden om tot hun armoedige levenswijze terug te keeren. Dit schijnt nu wel eene kleinigheid, maar zij brengt toch in vele gevallen het hare toe tot het mislukken van het huwelijk.

London. E. S. T.

Eene gelukkige familie.

M.! Ik ben een van acht kinderen, en mijn vader en moeder zullen, als \'t God behaagt, weldra hun gouden bruiloft vieren. Vijf mijner broeders en twee zusters zijn allen gelukkig gehuwd en ik ben de tante van een twintigtal veelbelovende nichtjes en neefjes; een van ben, zeven jaren oud, is op dit oogenblik bezig aan mijne tafel met \'t overschrijven van een muziekstukje Mijne ondervinding is, dat van deze acht huwelijken, die ik van zeer nabij heb kunnen gadeslaan, er geen enkele eene fout is maar juist het tegendeel; en ik ben er van verzekerd, dat wij ons familiegeluk te danken hebben aan de heiligheid van den huwelijksband.

Wij met ons achten werden opgevoed in eene atmospheer van reinheid en onschuld, en daardoor traden mijn broeders en zusters de wereld in, volkomen geschikt om zelf op hunne beurt reine en gewijde huisgezinnen te vormen, en hunne kinderen op te voeden zooals zij zelf waren grootgebracht. Ik voor mij geloof, dat de meeste ellende veroorzaakt wordt door eene verkeerde opvoeding. Aan de meisjes en jongens wordt niet geleerd wat het huwelijk werkelijk is — een wederzijdsch contract, niet voor \'t lagere instinct alleen maar tot wederkeerige hulp in dit leven. Een groot deel nonsens wordt er over de liefde verteld, door menschen, die niet weten wat liefde is. quot;Wanneer de ware bedoeling der echte liefde, dit wil zeggen, zelfopoffering, onderwezen en verklaard wordt, dan zullen wij niet meer van zulke pijnlijke geschiedenissen hooren, als er in uwe kolommen voorkwamen. Werden de banden, die thans het huwelijk heiligen, losser gemaakt, dan zoude men de samenleving ontbinden en mannen en vrouwen terugzetten tot liet peil van de dieren des velds.

Rijde. C. J. S.

-ocr page 169-

147

De Engelsche keuken — afschuwelijk!!!

M.! Ik vrees dat de jonge dame, die zich hedenmorgen in uwe kolommen zoo verontwaardigd uitliet, de ware bedoeling miskent van de heeren, hare vrienden, die beweren, dat goed koken en huishouden eene der noodzakelijke eigenschappen is, die zij in hunne aanstaande vrouwen wenschen. Daarmede bedoelen zij nog niet de intellectueele hoedanigheden te miskennen of te verkleinen in hare waarde; evenmin als de wensch, dat de vrouw die trouwt, gezond moet wezen, iets beleedigends bedoelt voor eene dier ontwikkelde en achtenswaardige dames, die van \'t huwelijk uitgesloten zijn door eene zwakke gezondheid en door niets anders. Eene grondige kennis van huishouden en een goede methode van koken is een vereischte in de meesteres des huizes, waar het inkomen niet groot genoeg is om er een Franschen kok op na te houden. Zij behoeft zelve wel niet de dingen te doen, maar zij behoort bekwaam te zijn om er het oog op te houden en de dienstbode te onderwijzen. Goede koks en dienstmeisjes kunnen slechts opgeleid worden, waar de meesteres het toezicht weet te houden op het koken en op al het werk, waar zij ook de kas houdt, de inkoopen doet, en persoonlijk alle maaltijden regelt, \'t Is inzonderheid van belang, dat jonge meisjes, die aan een huwelijk denken, door en door de scheikunde van het voedsel leeren, en zij zich bekwamen in \'t regelen van een goed verteerbaar maal; zij moeten eveneens zich oefenen in het doen van de inkoopen, in het onderscheiden van jong, malsch vleesch en gevogelte van het oude en taaie, in het keuren van visch, groenten en fruit. Eene jeugdige vrouw kan geen grooter feil begaan dan een blind vertrouwen te stellen in den leverancier.

Waar de man iemand is, die met het hoofd werkt en zich verdiepen moet in geleerde onderzoekingen, daar wordt een goede keuken van dubbel belang, omdat het zittende leven, het ontbreken van de noodige lichaamsbeweging, dat met de meeste geestes-bezigheden gepaard gaat, het van \'t hoogste gewicht doet zijn, dat al het voedsel van eerste kwaliteit is en in de perfectie gekookt wordt. De meest begaafde man houdt op intellectueel te zijn, wanneer een paar pond van een of ander slecht voedsel in zijn maag niet verteerd maar verduwd moet worden. Is het ideaal van die jonge dame, om den man dien zij lief heeft altijd vroolijk en vriendelijk, altijd verstandig en beminnelijk te zien, en hem even sterk en gezond, zelfs opgeruimder en gezelliger te vinden op zijn zestigste of zeventigste jaar dan toen hij er vierentwintig telde? Ik houd het er stellig voor, dat dit haar ideaal wel is. Welnu, laat zij hem dan de kans verschaffen om dit ideaal te verwezenlijken, door hare uiterste opmerkzaamheid aan zijn maaltij-

-ocr page 170-

148

den te scheuken, zoodat liet voedsel, dat hij gebruikt, in zijne maag zoo licht als een veder moge zijn in plaats van als lood. Wenscht zij evenwel hem te doen ontaarden in een kwaadgeluimden, veeleisohenden knorrepot nog eer hij een veertiger is, of in een man die liever buitenshuis gaat eten dan bij haar thuis, dat zij zich dan geheel wijde aan het salon, en de keuken en eetkamer o verlate aan de gehuurde dienstboden. Goede keukenmeiden veranderen zeer spoedig in slechte, wanneer de meesteres het persoonlijk toezicht verzuimt, en juist evenlang als de dames hare ziel te verheven zullen achten voor de kookkunst, zullen kwade luim en dyspepsie, met al hunne gevolgen van ziekten en ongemakken , de regel zijn en niet de uitzondering in de woningen van den Engelschen middelstand. Wij zijn een groot volk , zonder twijfel, maar enkele dingen worden elders beter gedaan; en het Engelsche voedsel verdient volkomen de veroordeeling, die eene Fransche dame er eens over uitsprak toen zij riep; „Ah, cuisine anglaise! Execrable!!!

IJ lack friars. J. D.

\'t Voornaamste wapen der vrouw.

M.! Niemand\'heeft nog, in deze belangwekkende briefwisseling, gewezen op een der ergste tekortkomingen der schoone sekse na de voltrekking van het huwelijk, namelijk het veronachtzamen der kleeding. De mannen over \'t geheel zijn misschien niet altijd op dit punt zonder blaam, maar de vrouwen maken er zich \'t meest aan schuldig; en in den gewonen loop der dingen overkomt het een man allicht, dat het keurige, vroolijke, kleine vrouwtje, dat zijn hart won door haar persoonlijke bekoorlijkheid, binnen weinige maanden verandert in een slordig, morsig schepsel, zoodat het niet te verwonderen is, dat hij dien galanten eerbied en bewondering voor haar verliest, welke in de gelukkige dagen van vroeger bestond. Ieder man bewondert gaarne zijne vrouw en ziet gaarne dat men haar bewondert, en \'t is zeker, dat eene vrouw haar voornaamste wapen tot behoud van haar man\'s liefde overgeeft , wanneer zij hare kleeding en uiterlijke verschijning begint te verwaarloozen, en al die kleine aardigheden en ijdelheden in haar costuum veronachtzaamt, welke altijd de heeren der schepping zoo bekoord hebben. Eene vrouw, die zooveel gezond verstand en goeden smaak bezit om zichzelve ten allen tijde aantrekkeljjk voor haar man te maken, zal zich zelden te beklagen hebben over gebrek aan oplettendheid van zijn kant; en dat zoo menige vrouw \'t goed

-ocr page 171-

149

kan vinden te ontaarden tot een slordig sloofje, verklaart genoegzaam de voorliefde van vele getrouwde mannen voor uithuizige genoegens; en is een bron van voortdurende verwondering van

Mark Lane. Een oplettend bewonderaar.

Stellig onnauwkeurig.

M.! Dit belangwekkend geschil heeft den sleutel gegeven ter verklaring van vele oneenigheden; want bij nauwkeurig onderzoek zal het blijken, dat de helft van het ongeluk in \'t huwelijk voortvloeit uit het verlies van stoffelijken rijkdom.

Streatham. A. R.

Helaas! Zoo zwak van karakter!

M.! De helft van het ongeluk in \'t huwelijk vindt zijn oorsprong in het feit, dat de contracteerende partijen geen jota om elkander geven, terwijl zij soms toevallig wel van iemand anders houden. Dit laatste is veelal \'t geval bij de vrouw. Zij wordt door onverstandige ouders er tegen gewaarschuwd, haar hand niet te geven aan dengeen, wien zij onherroepelijk haar hart geschonken heeft; indien zij nu nog vatbaar is voor overreding, dan wordt zij aangespoord om de eerste goede partij aan te nemen, die zich aanbiedt. Zulke ouders meenen, dat armoede grooter hinderpaal is tegen \'t geluk dan de afwezigheid der liefde zijn zal. Ongelukkig blijven zulke ouders zelf ongestraft en sterven zij in hunne dwaling, terwijl de kinderen hun trots en dwaasheid duur moeten bekoopen. Ik beweer, dat de ouders \'t recht niet hebben bij het huwelijk van hun kinderen tusschenbeide te komen, mits zij kennis dragen van iets dat geheel verkeerd is, moreel of physiek. \'t Komt aan het jonge paar toe, dat het zelf beslist of hunne onderlinge genegenheid groot genoeg is öm het gemis aan wereldsche dingen te vergoeden, en gelukkig te zijn onder uiterlijke ongunstige omstandigheden.

Ik trouwde, onbedacht, een man dien ik niet beminde. Ik dfeht dat ik hem misschien wel lief zou krijgen, maar dit gebeurde niet. De eerste maanden ging het nog al vrij goed. Toen ontdekte ik de zwakheid van zijn karakter, \'t welk zich in ontelbare geringe maar verbitterende kleinigheden toonde, en er was

-ocr page 172-

150

geen liefde om mij te helpen, die over \'t hoofd te zien. Hij had geen groote ondeugden; dus kon ik, al had ik het gewild, geen scheiding aanvragen, en al had ik kunnen scheiden dan zou de wereld er toch allicht schande over geroepen hebben. Ik wensch dit ook niet te doen. Ik wil mijn plicht vervullen. Daar ik zijne vrouw ben, beschouw ik \'t als mijn plicht bij hem te blijven, doch mijn gansche ziel komt er tegen op, dat ik gekoppeld ben aan een man, voor wien ik geen greintje liefde gevoel, en die in neiging, smaak en karakter mijn tegenvoeter kon heeten. Ik ge-gevoel het, hoe mijn karakter dagelijks achteruitgaat, en ik kan \'t niet nalaten met misnoegen te overwegen, hoe veel betere vrouw ik geworden zou zijn, als niet de plicht maar de liefde mij had beheerscht. Ik ben begeerig mijne ongetrouwde zusters te waarschuwen togen zulk eene dwaasheid, neen, tegen de snoodheid om te huwen daar, waar zij niet waarlijk liefhebben, hoe verstandig en goed \'t overigens schijnen moge.

Norwood. Eene op avontuur getrouwde.

Twee gelakkiye geleerden.

M.! Ik voor mij geloof, dat de oorzaak van dat groote getal der ongelukkige huwelijken, gelegen is in het feit, dat (over \'t algemeen gesproken) de jonge lieden van beiderlei sekse zoo laf en beuzelachtig zijn. Zij denken om niets dan om pleziertjes, en als die er niet zijn, of als het verlangen er naar begint te verflauwen, dan hebben zij niets meer met elkander gemeen en kunnen geen gezelschap meer voor elkander zijn. In vele gevallen (soms door een ingeboren zucht om iets meer te zijn dan een vlinder, of door zekeren graad van kennis in \'t verkeer met de wereld opgedaan) staat de man in algemeene kennis en weetgierigheid boven de vrouw. Hij verlangt naar gelijkgeaard gezelschap, maar vindt dit niet bij zijne vrouw, die verreweg meer belang stelt in het eerste verschijnen der tandjes bij hare kleine, dan in al de wetenschappen te zamen. \'t Gelukkigst huwelijk dat ik ooit gekend heb, was dit, waar beiden eene warme belangstelling koesterden voor de Botanie. Ik bedoel niet, dat zij eenvoudig maar liefhebberij hadden in \'t planten van sleutelbloemen of \'t wieden van onkruid, zij waren echte wetenschappelijke waarnemers en geleerden. Ware \'t niet wegens de vulgaire praalzucht en beuzelachtigheid, dan zouden velen onder ons \'t best met de helft van hun inkomen kunnen stellen.

Wanneer ik in deze richten mocht, dan zoude ik de uitspraak

-ocr page 173-

151

doen: het huwelijk is even vaak een ongeluk als \'t dit niet is. Een ding is zeker, en wel dit, dat nog meer kinderen te brengen in een land met 30 millioen inwoners op slechts een vierde der oppervlakte van geheel Frankrijk, zeer veel gelijkenis heeft met het plegen van een misdaad.

Shaftesbury. James E. Venning.

Wat rnoeielijk uit te voeren.

M.! Daar ik eene rijke ondervinding in mijn herderlijk leven in London en Bath heb opgedaan, aangaande het onderwerp dat door u op het tapijt werd gebracht, kan ik ton volle beseffen hoe dankbaar wij u voor het te berde brengen daarvan moeten zijn; en koester ik den vurigen wensch, dat daardoor althans velen weerhouden zullen worden om die vroege en onvoorzichtige huwelijken aan te gaan, welke tot mijne blijdschap ook door de meeste uwer inzenders veroordeeld worden, en waardoor zooveel ellende ontstaat. Ik zoude vele bladzijden kunnen vullen met voorbeelden dienaangaande, die in mijne hoedanigheid van predikant te mijner kennis kwamen.

In zoover als ik zelve in de kwestie betrokken ben, mag ik dankbaar op uwe vraag: is het huwelijk een fout? in ontkennenden zin antwoord geven. Ik huwde toen ik acht-en-twintig jaar oud was, op een klein maar voldoend inkomen en een aardig sommetje in de bank, en ik schrijf het geluk, dat ik in die twaalf jaren (onder God\'s zegen) mocht smaken, toe aan de volgende redenen:

1. Onderlinge sympathie en verdraagzaamheid in plichten en handelingen en herhaalde samensprekingen daarover.

2. Geene tusschenkomst in huiselijke zaken.

3. Een inkomen evenredig aan de uitgaven, en eene vaste som, regelmatig betaald aan mijne vrouw voor de huishouding en ook voor haar eigen persoonlijke uitgaven.

4. Een gemiddeld getal kinderen (drie in twaalf jaren) en dezen onderwezen in \'t eerbiedigen en gehoorzamen van hunne ouders.

5. Geen twisten of schermutselingen over kleinigheden, al bestond er uu en dan verschil van gevoelen en werd er soms gedisputeerd over belangrijke zaken.

6. Onderlinge liefde en liefderijke attenties voor elkander, waartoe drukke briefwisseling bij afwezigheid behoort, kleine geschenken op verjaardagen, enz.

7. Beiden onze afzonderlijke en genoegzame bezigheden, zaaweï ten eigen nutte als ten behoeve van anderen.

-ocr page 174-

152

8. \'t Zorgvuldig weren van die „Platonischequot; vriendschap buitenshuis, waardoor zoo dikwijls oneenigheid ontstaat.

Bath. Een diesaak der kerk.

Hoe met den man om te gaan.

M.! Ik geloof niet, dat er een enkele reden is waarom \'t huwelijk eene fout zou moeten zijn. Dat mengsel van zwakke sterfelijkheid, dat men een mensch noemt, heeft veel gelijkenis met eene loterij, doch van mijn vrouwelijk standpunt is dit toch niet zoo geheel en al waar. Ik voor mij zeg: meisjes, wacht een beetje, eer ge u inscheept in de huwelijkboot, en bestudeert de mannen eerst, zoowel de enkele, als hun geheele geslacht. Bestudeert hunne gewoonten, hunne zeden (indien zij er bezitten), hun aanleg, neiging en gevoelens, en dan zult gij den aard van het beestje beter kennen. Ziet om u heen en weest opmerkzaam. Geen twee zijn er aan elkander gelijk in de wereld behalve in één opzicht, allen hebben een zwak puntje of koesteren eene bijzondere soort van ijdelheid. Vindt uit welke dit is en maak een wijs gebruik van uwe wetenschap. Indien gij eene gevoelige, verstandige en diplomatische vrouw zijt, en ge niet al te hooge verwachtingen van uw man koestert, dan zult ge, in den regel, eene gelukkige vrouw worden. Dezelfde wijze van behandeling voor de geheele sekse zou niet voor allen voldoen, denkt daaraan! Wat voor den een goed is, is \'t nog niet voor den ander. De eene man houdt van vrouwelijke zachtheid en onderworpenheid aan zijn wil; bij een ander is \'t noodig, dat hij getyranniseerd wordt en dan is hij uw slaaf en schept vermaak in zijn gevangenschap; bij een ander moet zijne ijdelheid gevleid worden; weer een ander kan door middel van tranen tot onderwerping gebracht worden; terwijl een vijfde behoefte heeft aan verstandelijke sympathie en dus kameraadschap bij zijne vrouw zoekt. Doch denkt er aan, dat ge de vleierij of de tyrannie niet overdrijft; weest niet al te onderdanig, zoodat ge veracht wordt; spaart uwe tranen, opdat zij hunne uitwerking niet missen bij een te overvloedig gebruik; en past wel op, wanneer ge uw geestvermogens ontwikkelt ten einde goed op de hoogte te zijn der onderwerpen, waarin uw man belangstelt, dat ge zorg draagt hierbij zijn lichamelijke verzorging niet te vergeten, vooral niet zijn diner. Over \'t algemeen is de kortste weg naar \'t hart van een man die via zijn maag. Gebruikt zelf goed uwe oordeelskracht voor de behandeling van het bijzondere (jenus homo, op wien gij uwe genegenheid geves-

-ocr page 175-

153

tigd hebt. Herinnert u bovenal, dat er aan beide zijden steeds wat door de vingers moet gezien worden, draagt dus en verdraagt; en als gij een geschikt mensoh tot echtgenoot kreegt, dan zal hij u, als gij zoo doet, er om liefhebben, achten en waardeeren. Wanneer ge bemerkt dat uw man nog al gezind is tot omdwalen, geeft hem dan een huissleutel en hij zal gauw genoeg hebben van eene vrijheid, die hem niet betwist wordt. Blijft niet voor hem opzitten; gaat tevreden ter ruste, en begroet hem weer met een vriendelijk, onergdenkend lachje, en doel geen lastige vragen na zijn terugkomst in \'t korte morgenuur. Slechts een weinigje belangstelling in \'t geen er op de Vergadering behandeld is of in de „nachtelijke zitting van het Parlementquot; zou niet geheel misplaatst zijn. In dat geval zal uw man er volstrekt geen vermaak meer in scheppen, en ik sta er u borg voor, dat hij binnen eene maand \'s avonds op geregelden en fatsoenlijken tijd te huis zal komen, \'t Hangt voor een groot deel van uzelve af of uw huwelijk eene fout zal wezen, al of niet.

London. Emily Coffin.

Luther\'s geheel.

M.! Vergun mij enkele woorden van Luther onder de aandacht uwer lezers te brengen, die een gebed inhouden voor gehuwden en voor ongehuwden. „De eerste liefde is hevig, ze bedwelmt ons, en beneemt ons de rede. Wanneer die opwinding voorbij is gegaan, dan behouden welopgevoede en vrome zielen het achtenswaardige deel der liefde; de verdorvene behoudt niets.—-Genadige God! indien het Uw wil is, dat ik zonder vrouw zal leven, behoed mij tegen de verleiding; maar wanneer het Uw wil is, dat ik trouwen zal, schenk mij een goede en vrome echtgenoote, met wie ik mijne dagen in vrede en geluk mag slijten , die ik kan liefhebben en die mij zal liefhebben.quot;

Victoria Street. C. H. Coblette.

Verwaarloosde meisjes.

M.! Daar ik veel ondervinding heb opgedaan, wilt ge zeker wel zoo vriendelijk zijn een paar woorden op te nemen, over \'t geen ik als den wortel van het kwaad in \'t huwelijk beschouw. Ik geloof

-ocr page 176-

154

dat het eenvoudig dit is, dat de meisjes er bijna nooit goed voor worden opgeleid. Zie, bij voorbeeld, eene huishouding uit den deftigen middelstand, met twee jongens en twee meisjes. De jongens worden gewoonlijk naar een goede dagschool gestuurd. De meisjes hebben gewoonlijk eene gouvernante, van wie men verwacht dat zij Fransch, Duitsch, Engelsch en muziek zal onderwijzen. Wanneer zij den leeftijd van zeventien, achttien jaar bereiken wordt de gouvernante afgedankt en de meisjes komen tot vrijheid. Zij hebben zich nooit in huishoudelijke zaken geoefend. De moeder, die haar dochters gaarne goed getrouwd wil zien, spant zich in om zich op deftigen voet in te richten, zoodat zij veel uit kunnen gaan en ook op hare beurt ontvangen. Meestal is een huwelijk \'t doel, en alles wordt daarop ingericht, zoodat zij \'t beste deel van haar tijd in een rusteloozen kring van amusementen verspillen. Heel aardig, natuurlijk , maar alleen werkelijke ondervinding in de huishouding kan de noodige bekwaamheid verschaffen, die vereischt wordt om het huiselijk leven in waarheid gelukkig te doen zijn. Daarom houd ik vol, dat aan het schoolonderwijs een cursus van echt huishoudelijk onderricht verbonden moet worden, en dat men hierop moet aandringen net zoolang, tot die gewenschte hervorming in de opleiding wordt aangebracht. Dan zoude een meisje moeielijk meer onoordeelkundig in \'t huwelijk stappen; en als zij bij ongeluk dit gedaan had, dan zou zij een middel bezitten om er het beste van te maken wat mogelijk was en althans de huiselijke machine in uitmuntende orde kunnen houden.

Ondervinding.

Gemakkelijk te doen ?

M.! Laat geen man, en ook geene vrouw, een echtgenoot nemen met eenig in \'t oog vallend gebrek aan zijn persoon, karakter of zeden, noch ook met iemand die eene erfelijke ziekte in zijn familie heeft, wanneer dit althans duidelijk vast te stellen is. En wanneer zij getrouwd zijn, laat dan beiden trachten harde opmerkingen terug; te houden — welke vaak uit zenuwachtige spanning en prikkelbaarheid voortkomen en niet ernstig gemeend zijn — of eenmaal geuit, die niet nog door napluizen ver-grooten en dieper doen worden. Geeft minder uit dan gij verdient, want niets verzuurt het gemoed meer dan schulden en verbintenissen, waaraan men niet kan voldoen. En ten slotte, met de woorden van Paulus: „Weest tevreden met hetgeen gij

Richmond.

-ocr page 177-

155

hebt.quot; En ik denk, dat gij zoodoende, en indien uwe keuze goed en verstandig geweest is, in zult stemmen met hen, die het huwelijk niet alleen geene fout achten, maar zelfs eene der beste aardsche zegeningen.

Preston. Eex getrouwd dokter.

Dochters uit den werkenden stand.

M.! De rots, waarop zoo menig jong huwelijk schipbreuk lijdt, schijnt de huiselijke inrichting te zijn. Dit is ook waarlijk geen wonder, want ik moet zeggen, dat \'t in deze I9e eeuw groote moeite in heeft, eene jonge vrouw te vinden in onzen middelstand , die door en door verstand van de huishouding heeft. Een der groote nadeelen is het dagelijks vermeerderend getal van dames-klerken, enz., die opgebracht zijn voor het doel, om aan den lessenaar in een of ander kantoor te werken, in plaats dat zij het nuttiger (schoon voor haar misschien vernederende) beroep van huishoudster leerden, \'t Is mijne overtuiging, dat heden ten dage jonge mannen, die verlangen een huishouden op te zetten en daarbij goede waarborgen voor hun toekomstig geluk zoeken te stellen, wel zouden doen met een trapje lager op de maatschappelijke ladder te gaan zoeken; want ik houd mij verzekerd dat de tijd is gekomen, waarin de beste vrouw gevonden zal worden onder de eerbare dochters uit den knappen werkmansstand, die mij in degelijkheid van opvoeding niet zoo ver ten achter bleken te staan bij onze jonge dame van de kostschool, al zijn zij wellicht niet zoo beschaafd in manieren en voorkomen. Natuurlijk zal zulk een afdalen een onaangenamen indruk maken bij zekere klasse van menschen, en vooral bij zulke .ouders, die hunne zoons immer en altijd trachten te overreden om „ hooger opquot; te zoeken naar een vrouw, terwijl zij terzelfdertijd zeer goed weten, dat dezen niet in staat zijn zulk eene dame te onderhouden zooals zij \'t gewend is. Ik vermeen, dat er geen vierde van de ongelukkige huwelijken gevonden zou worden, als de jonge mannen naar goeden, grondigen en verstandigen raad wilden luisteren, in plaats van naar het gepraat van zoogenaamde vrienden. Voor mij zelf heb ik tot levensgezellin eene der dochters van een arm maar zeer achtenswaardig werkman gekozen, en ik vertrouw op een goeden uitslag. Zonder twijfel zal men mij met den rug er om aanzien, dat ik een weinig beneden mijn stand ga, maar ik weet hoe of ik doen moet om mij eene gelukkige toekomst te verzekeren. Wat de denkbeelden van mevr. Caird

-ocr page 178-

156

betreft over „ vrije liefde ik zal er niets anders over zeggen, dan dat het mij smarten zou indien ik den dag moest beleven, waarop „old Englandquot; zich zóó zou verlagen.

Preston. Een jiikkaar, die goed kond heeft gezien.

Geen clubs voor getrouwden.

M.! De question hrulante, welke in uwe kolommen besproken wordt, kan spoedig beantwoord worden door een vermoeid, bezorgd en bezwaard hart. In zeer veel gevallen werd \'t huiselijk geluk verstoord, en de toekomst van vrouw en kinderen vernietigd door clubs en societeiten, eene dor ergste rampen yoor onze verlichte landstreek. De mannen brengen daar niet alleen hunne avonden door, maar zij verliezen er hun geld met weddenschappen en kaartspelen, terwijl het vaak te huis zoo droevig van noode is. Ik geloof dat menige brief, in uw Blad voorkomende, doel getroffen zal hebben, meer dan mijn man erkennen wil, die er minachtend van spreekt als „ zulke schaapachtigheidquot; maar die , ik ben er zeker van, menige schildering welke er in voorkomt, zeer goed herkent. Elke verdrukte en veronachtzaamde vrouw \'moet God danken voor zulk een medium, als deze correspondentie, om hare grieven te uiten.

Derby. Anti-Club.

De zachtmoedige vrouw.

M.! Het onderwerp, dat thans in uwe kolommen behandeld wordt, trekt het meest de aandacht der ongelukkigen. De gelukkig gehuwden zien op de ongelukkige huwelijken met minachting neer en schrijven de schuld meestal toe aan do vrouw. Volgens mijn gevoelen is de ware oorzaak van ongeluk in \'t huwelijk, zonder twijfel in de meeste gevallen een onaangenaam humeur en ik beweer dat dit dan meerendeels gevonden wordt bij den man. Ik werd opgevoed in het oude, conventioneels denkbeeld, dat de man de wijste is; dat het de plicht der vrouw is hem in alle redelijke dingen te gehoorzamen; maar hoevele jaren heb ik er naar gestreefd, alles verdragend en verkroppend, met een zacht antwoord dat den toorn afweert, altijd hopende door vriendelijke terechtwijzing in kalme oogenblikken den duivel van

-ocr page 179-

157

\'t kwaad humeur te zullen verdrijven, waardoor, buiten mijne schuld, onze woning een hatelijk tehuis is geworden.

Ik ben nu tot den middelbaren leeftijd genaderd, en daar ik veel gereisd heb en in aanraking ben geweest met menschen van verschillenden stand, had ik gelegenheid, dezelfde geschiedenis tot in het oneindige herhaald te zien. Is dat rechtvaardig ? Mag \'t leven der vrouw zoo geofferd worden op het altaar van quot;s mans zelfzucht ? Met nadruk antwoord ik : „Neen!quot; Hoevele vrouwen zullen deze woorden lezen en ze beamen! Indien zij allen wilden spreken, wat zouden zij verhalen kunnen van bedekte vervolging, vuile taal en misbruik. Ik heb opgemerkt dat het dikwijls de „gezelligequot; man in gezelschap, de „goede, edelmoedige vriendquot; onder zijne kameraden is, de man die de beste sigaren rookt en den fijnsten wijn drinkt, die t\'huis de ruwste is, en vrouw, kinderen en dienstboden uitscheldt , terwijl deze met bestorven gelaat naar zijn heftige taal moeten luisteren. Er bestaan natuurlijk zelfzuchtige en kwaad-gehumeurde vrouwen, doch er zijn er niet zoovele onder haar in eene positie waarin zij haar luimen kunnen botvieren en de tyran-nen harer omgeving kunnen zijn. Hoe bitter moest ik glimlachen toen ik voortdurend las , dat eene vrouw haar geesi ontwikkelen en de huiselijke zaken ordelijk besturen moet, opdat zij zichzelve bekwaam make tot eene ware gezellin voor haar man. Helaas, dit baat niets; want zulk een man als ik daar beschreven heb, ziet geenerlei verdienste in deze deugden, en ik weet zeker dat de meerderheid der mannen met jaloerschen spot op de ontwikkelde vrouw neerziet. Hun eigen zoo geroemde hoogere verstandsgaven vinden hun oorsprong in het verschil, dat gewonnen wordt door het ontkennen en uitwisschen van die der vrouw.

„Vrije liefdequot; kan het huwelijk niet vervangen; maar zoude het huwelijk niet dragelijker gemaakt kunnen worden, door wettelijk en maatschappelijk te erkennen, dat beide seksen gelijke rechten bezitten ? Als we allen wijs genoeg waren ons gezin te beperken tot het getal, dat wij verzorgen kunnen, en wanneer men niet zoo jong en onvoorbereid meer trouwt; wanneer beiden hun deel aanbrengen tot het opzetten van het huishouden, en het publiek niet langer de grootste schuld van het ongeluk in \'t huwelijk op de vrouw werpt; wanneer dezelfde standaard van zedelijke reinheid van den man gevergd zal worden als van de vrouw, en de schande zoowel op hem als op haar zal drukken bij eenigerlei mangel aan deugd; wanneer de vrouwen niet langer \'t huwelijk zullen beschouwen als het eenig en laatste doel van haar bestaan, maar het blijde aannemen, wanneer zij \'t op haar weg ontmoeten, en dan tevens besluiten om den eerbied en de gewone hoffelijkheid van den man te blijven eischen — dan, hoop ik, zal \'t huwelijk meer dan thans, niet een sacrament

-ocr page 180-

158

worden door den hemel verordend, maar eene vereeniging op aarde aangegaan, om elkander wederkeerige liefde en vriendschap te bewijzen en trouw te houden, niet slechts voor eigen geluk, maar ook voor het toekomstige welzijn der menschheid. Een der eerste hervormingen moest hierin bestaan, dat men aan slecht gepaar-den toestond, onder de noodige beperkingen, hun huwelijk met wederzijdsch goedvinden te ontbinden, zonder blaam voor een van beiden; in plaats dat zij gedwongen worden, zooals nu, om hun keten van ellende \'t geheele leven lang meê te slepen.

Balham. Een slachtoffer van kwaad humeur.

De ongehuwde tante.

M.! Onder mijne vele bloedverwanten is ook eene tante, die zeer godsdienstig is. Deze goede dame koestert eenige eigenaardige denkbeelden, en is er bijzonder op gesteld zich met eens anders zaken te bemoeien. Ik was geëngageerd met een lieve jonge dame, en alles ging als van een leien dakje, totdat mijne waardige tante op een goeden dag alles ten onderste boven keerde. Nu is \'t mijne volle overtuiging, dat indien de bloedverwanten zich maar niet wilden mengen in \'t geen hun niet aangaat, er veel minder mislukte huweljjken zouden zijn. Ik vraag u, wat heeft de keuze eener vrouw voor mijzei ven, met hun bestaan te maken ? Zijn zij de menschen die er zich bij verbinden; zullen zij er de slachtoffers van zijn als \'t niet goed mocht gaan ? Ik moet met mijn eigen oogen uitkijken, en als ik dit niet met de noodige voorzichtigheid doe, wel, dan moet ik zelf \'de gevolgen dragen. Eenigen onder uwe correspondenten vinden de woorden, die bij de huwelijksplechtigheid gebruikt worden, niet goed, maar ik begrijp niet wat dit met de zaak te maken heeft, \'t Ligt aan de menschen zelf als \'t verkeerd gaat, maar dit willen zij liefst niet erkennen.

London. J. W. J. H.

7 Slachtoffer van de modiste.

M.! Geen uwer inzenders heeft den spijker op den kop geslagen. \'t Is buiten kijf, dat er vele voorbeelden van zijn, dat \'t huwelijk eene fout is — maar het waarom? Cherchez la femme.

-ocr page 181-

159

De nieuwerwetsche slang is de manufacturier en de modiste, en de Eva\'sappel bestaat in velerhande soorten van opschik. Hiervoor zou de dwaze vrouw zich naar ziel en lichaam verkoopen, en ook haar man en ook haar kinderen. De drank is een kwaad, maar nietig en onschuldig in vergelijking met opschik. Laat mij een voorbeeld aanhalen. Ik weet van een achtenswaardig geestelijke, die tweemaal op gerechtelijk bevel gedagvaard is door de leveranciers van zijne vrouw, en dat alleen, omdat hij zulk een Don Quichot was haar schulden voor de zijne te erkennen. Zij beloonden zijn overdreven eerlijkheid door pogingen aan te wenden tot zijne gijzeling, nadat hij reeds drie vierde betaald had van de schuld, die hij van zich af had kunnen werpen. En ten slotte verleidde eene andere groote firma zijne dwaze vrouw tot inkoo-pen, welker som zijn geheele jaarlijksche inkomen overtrof. De stumper werd eindelijk ferm en weigerde ze te betalen. Hij was in zijn wettig recht, daar de firma zorgvuldig de goederen en rekeningen aan \'t adres van zijn vrouw had gezonden en niet aan \'t zijne. En nu nog de climax. De chef der firma bracht een bezoek aan den ongelukkige en gaf hem op beleefden toon te verstaan, dat indien hij de rekeningen niet honoreerde, men een gerechtelijk bevel tegen mevrouw zou uitlokken, wegens \'t zich toeeigenen van goederen onder valsche voorwendsels. Hij viel door de ben; en hij had ook geen keus; want geen fatsoenlijk predikant zou zulk een schande kunnen verdragen.

Hatuurlijk kan er, waar de vrouw met deze koopmanie behept is, geen sprake zijn van een gelukkig huwelijk. Maar ik zou gaarne eens vernemen, hoe \'t komt, dat de leverancier, die de bekende ijdelheid der vrouw zoo wist aan te vuren tot eigen voordeel, den man, dien hij onkundig van al die inkoopen liet, wegens niet-betaling vervolgen kan. Wij straffen de afzetters met geese-ling; ik zou dezelfde straf willen toepassen , wanneer door de leveranciers gespeculeerd wordt op de manie der vrouw, zonder voorkennis van haren man. Indien zij wisten, dat zij in zulk een geval geen betaling eischen konden, dan zoude er mner vrede in vele woningen zijn dan thans.

Hereford. Niet ik.

Arme Mary-June!

M.! Tot mijne groote verwondering heeft nog niemand den vinger gelegd op een groot maatschappelijk kwaad, een der over-vloedigste bronnen van onaangenaamheden in \'t huwelijksleven

-ocr page 182-

160

van den middelstand. Ik bedoel de meidenkwestie. Ons gemak en genoegen is grootendeels afhankelijk van de genade dezer klasse van onbevoegden, en er bestaat groote behoefte aan eene betere verstandhouding en regeling tusschen de meesteressen. Ik ben overtuigd, dat zelfs de oneerlijkste, slordigste en leugenachtigste dienstbode gemakkelijk en herhaaldelijk een nieuwen dienst kan vinden, doordien de dames bang zjjn, of te goedig, om naar waarheid getuigenis te geven. Dat getuigen geven van vreemden aan vreemden is verkeerd; er moest meer gemeenschap van belangen in dit opzicht tusschen de dames bestaan.

Homerton. E. L.

Bestudeer hare familie.

M.! Onlangs werd in een der brieven gewezen op \'t verkeerde van kunstmatige schoonheid en \'t wenschelijke van een gezond uiterlijk. Dit onderwerp verdient, mijns inziens, de hoogste belangstelling. Ik hecht volkomen geloof aan do wet der erfelijkheid, en wensch er opmerkzaam op te maken, dat men veel meer acht moest slaan op de naaste betrekkingen van eene aanstaande echt-genoote. Hoe zou \'t een man kunnen verwonderen, dat de schoonheid zijner vrouw spoedig verwelkt, wanneer zij daardoor slechts meer konit te gelijken op hare leelijke en gerimpelde moeder? Of wie kan er zich over verbazen, dat zijn kinderen leelijk opgroeien, wanneer zijne vrouw de eenige schoonheid is in hare familie ? In mijn oog zijn flinke en welgemaakte ouders en broers een aanmerkelijke schat en een groot voordeel voor eene jonge dame. Wij zien zulke schromelijke lichtzinnigheid ten opzichte van deze toch zoo eenvoudige en natuurlijke aangelegenheid, dat wij zelfs, alles nog breeder opgevat en nauwkeuriger beschouwd, bijna wenschen zouden, dat er een medisch attest vereischt werd tot het aangaan van een huwelijk.

Leijtonstone. Wetenschap.

Wijze ivoorden van Carli/le.

M.! Hoor wat Carlyle geschreven heeft over het onderwerp: de duurzame verbintenis tegenover de tijdelijke. Wat hij in zijn Past and Present zegt, komt mij voor ook toepasselijk te zijn op \'t

-ocr page 183-

161

probleem, dat thans in uwe kolommen besproken wordt. In Hoofdstuk V zegt Carlyle: „laat ons hier eenvoudig acht slaan op een der meest omvattende grondstellingen , als de basis, het fundament , waarop alle geregelde toestanden onder de menschen opgebouwd zijn, en waarop deze voortaan gevestigd moeten worden; de grondstelling van het duurzame contract, in tegenstelling met een tijdelijk.....Duurzaamheid, volharding, \'t is de eerste voorwaarde van welslagen in \'t menschelijk bestaan. De neiging om te volharden, in spijt van hindernissen, ontmoediging en „onmogelijkhedenquot;, deze is het in alles, wat het krachtige karakter van het zwakke onderscheidt; den beschaafden burger van den nomade, de bijzondere soort mensch van het geslacht aap. De nomade heeft zelfs zijne woning op wielen gezet. De wilde , en nog meer de aap, zijn voor „vrijheidquot;. Zij kunnen het privilege van onophoudelijk zwerven niet ontberen. De beschaafde mensch woont niet in een huis op wielen. Hij maakt een levenslang huwelijkscontract... Levenslange huwelijksverbintenissen! Hoe verkieselijk zouden die van een jaar lang of een maandlang gevonden worden door den nomade of den aap! Is het duurzaam, dan scheldt ge niet op de eerste moeielijkheid, welke zich op uw pad voordoet, om het laf en met walging te verlaten; gij overweegt, dat gij het pad niet verlaten kunt, dat de moeielijkheid overwonnen, dat er een verstandige maatregel of schikking getroffen moet worden. Grij, dwaas getrouwd paar, dat getwist hebt, in wie de kwade geest tweedracht en bitterheid gezaaid heeft, zoodat incomptabiliteit nabij schijnt, desniettemin blijft gij toch het paar, dat door langdurige gewoonte, ware \'t ook door niets anders, \'t best onder allen voor elkaar geschikt zijt. \'t Is voor u, dwaas paar, om niet te spreken van de kinderen, de familie en \'t publiek in \'t algemeen, oorbaar dat ge op nieuw tot overeenstemming komt, den kwaden geest uitdrijft en van beide zijden wijselijk streeft naar de leiding van een goeden geest.quot;

Hoeveel schrander gezond verstand ligt ei- in deze woorden, welk een uitmuntend advies. Maak de echtscheiding al te gemakkelijk, vergun aan man en vrouw hun eigen scheidingswet te maken en toe te passen op hunne eigene bijzondere overeenkomst omtrent „doen en latenquot;, dan kunt ge quot;t nauwelijks een huwelijk noemen en ge zult feitelijk eene premie gesteld hebben op hun getwist met de eerste moeielijkheid, welke zich op hun pad voordoetquot;. Carlyle leert ons dat de grondstelling: „quot;t grootste gelukquot; niet deugt, \'t Is de grondstelling; „de grootste zielenadelquot;, weiketen slotte \'t best loonen zal.

Reform Club, Pall Mall.

Van het soort „man\'

11

-ocr page 184-

162

Une vieille histoire.

M.! Ik ben er van overtuigd, dat de echtscheiding gemakkelijker moest gemaakt worden, en dat aanhoudende dronkenschap een voldoende reden er toe zijn moest. Neem mijn eigen geval. Ik trouwde toen ik zelf zeven-en-twintig jaar oud was en mijne vrouw een-en-twintig. Ons werden vijf kinderen geboren; een is er dood en ?t jongste is twaalf jaar oud. Tot omstreeks twee jaren na ons trouwen waren er nog geen teekenen van onmatigheid, maar ik wil u niet verhalen, wat al ellende er gevolgd is gedurende zestien jaren lang; en met ieder jaar wordt het erger. Mijne vrouw heeft meermalen de boete moeten betalen , en ik zit door haar toedoen in schulden. Er is geen uitkomst in zicht voor dat „de dood ons scheidtquot;.

quot;Wat kan ik er aan doen? Daar ik mijn huis \'s morgens om negen uur verlaten moet om er eerst \'s avonds zeven uur weer in terug te keeren, heeft zij den ganschen dag gelegenheid drank te bekomen. Ik tracht haar \'s morgens, eer ik wegga, te bepraten om het niet te doen, maar dit baat weinig. Meermalen is zij reeds om tien uur in het pandjeshuis te vinden, en bij vijven heeft zij twee of drie halve pintjes spiritualia gebruikt. Er bestaat van buitenaf geenerlei aanleiding toe; geen zwakte of zorgen. De echtscheiding zou die kwaal niet genezen . maar mogelijk dat de vrees er voor sommigen terughield. In alle geval is het wreed, dat iemands leven zoo verbitterd kan worden door eene dergelijke halsstarrigheid. Mijne vrouw kent hare positie en zegt dikwijls: „ik ga uit wanneer ik wil, en kom terug wanneer ik wil, en gij kunt mij niet vasthoudenquot;. Zij heeft gelijk; maar is het rechtvaardig, dat dit zoo is?

London. Stads-ambtenaar.

De Hmcelijks-plichten.

M.! Ik geloof dat, over \'t algemeen, de vrouw te jong trouwt om de volle beteekenis te begrijpen van \'t geen zij doet. Zij is veelal onontwikkeld en onrijp naar ziel en lichaam beide, en wordt weldra ongevoelig en onverschillig, zoo al niet afkeerig van den physieken kant van \'thuwelijk. Bij gevolg ontwaakt er, na enkele jaren, als zij tot rijpheid is gekomen, misschien liefde voor een ander dan haar echtgenoot, en het slot is óf een leven vol onnatuurlijke terughouding, of een open trotseeren van alle wetten der maatschappij, of intrige op intrige. Menig huwelijk

-ocr page 185-

163

zou veel meer kansen op gelukkig slagen aanbieden, indien de vrouw wachten wilde tot zij de vijf-en-twintig bereikt heeft en bekwaam zou zijn zich een oordeel te vormen over de gevoelens, die zij den man dien zij kiest toedraagt. De moeders moesten hare dochters ook beter voor het huwelijk opvoeden en haar al de plichten ervan uitleggen, en beide, zoons en dochters, leeren, dat ware liefde werkelijk bestaat en te vinden is; dat zij levenslang duurt; iedere gedachte en elke handeling veredelt; ieder genot kroont; sympathie schenkt in iedere droefheid, en den ouderdom met een aureool kroont. Dan zal \'t mogelijk worden, dat eene nieuwe generatie mannen en vrouwen, verzekerd van sympathie in neiging en smaak, tot het besluit komt, dat onder deze omstandigheden het huwelijk geene fout is.

Mavoukxeen.

Cockspur Street.

-ocr page 186-

AFDEELING VII.

Voorgestelde geneesmiddelen.

Denkbeelden van George Hennj Lewes.

(Ofschoon deze brief meer de bijzonderheden der Engelsche wet behandelt dan van de onze. hebben wij dien toch niet overgeslagen, zooals wij deden met enkele andere van dien aard, omdat er een algemeen grondbeginsel in besproken wordt).

M.! Wil u mij veroorloven, niet mijne eigene denkbeelden liier neer te schrijven, maar de denkbeelden van een welbekend Engelsch advokaat, welke deze bekwame man uitgedrukt heeft in een artikel van de Fortnightly Review van het Mei-nummer 1885? Wij lozen daar o. a.:

„ Eene der\' groote fouten van de Engelsche wetgeving is deze, dat zij er naar streeft ook den last op hare schouders te nemen dei-wetten van zedelijkheid in \'t maatschappelijk verkeer. Zij tracht de echtscheiding te schandvlekken als wangedrag, terwijl het wereldkundig is, dat bij de helft der echtscheidingsprocessen, die voor ons Hof gevoerd worden, de opgeroepene even verlangend is, dat zij toegestaan worde, als de aanvrager. Eene andere misvatting van deze wetgeving is het beginsel waarvan de scheidings-acte uitgaat, als zou overspel de eenige beleediging van beteekenis in \'t huwelijk zijn; terwijl, zooals mr. Gladstone herhaaldelijk bepleitte, het wreede geweld, door den man in de gemeenschappelijke woning op zijn vrouw uitgeoefend een erger beleediging wezen kan dan zelfs herhaalde daden van kortstondige ontrouw. De wet spreidt in dit opzicht zelfs eene blinde onwetendheid ten toon van de huiselijke tragedies, waarmede toch ieder praktizijn voldoende bekend is. Zij werd geïnspireerd door een geest van mannen-achterdocht en willekeur, met \'t zelfzuchtig doel haar dienstbaar te maken aan zijn ergsten naijver, zonder zelfs een enkel oogenblik er aan te denken der vrouw gelijke rechten te geven op de trouw van haar man.

-ocr page 187-

165

Er wordt gezegd, dat indien men aan de vrouw dezelfde rechten verleende bij de ontrouw van den man, of bij wreedheid of verlating zijnerzijds, geen huisgezin meer veilig wezen zoude, dat er kinderen onbezorgd zouden achterblijven en dat wij gelijk zouden worden aan Noord-Duitschland ten opzichte van losse huiselijke banden, \'t Is gemakkelijk zooiets te beweren, maar moeielijker het te bewijzen, want Schotland is daar als een bewijs voor het tegendeel. Waar geen kinderen zijn in \'t gezin, welke grond bestaat daar om de scheiding te weigeren aan eene vrouw, die een overspeligen of wreeden man heeft? Leidt men in onzen arbeidersstand nooit aan dit euvel ? Is \'t gelukkig voor ben, dat de ouderwetsche inrichting en de dure procedure van ons Gerechtshof voor de echtscheiding niet binnen hun bereik valt?

Het humanisme, dat wij heden ten dage prediken, is valsch tot in merg en been, zoolang de wetgeving zulke misbruiken blijft toelaten, zoolang de vrouw ongelijk bezwaard wordt door de wet, en zoolang de Staat zichzelve de taak oplegt van zoogenaamde straffen op te leggen, die voor de schuldige partij gelijk staan met goede gaven. Wij worden in Engeland meer en meer verdorven door deze valsche wet der zedelijkheid, waarvan ons Burgerlijk Wetboek de verkondiger is. Wanneer men man en vrouw gelijk stelde voor de wet, zoude dit, in stede van meer echtscheidingen te veroorzaken en den eerbied voor \'t huwelijk en de banden in ;t gezin te verzwakken, juist deze deugd voor bezoedeling vrijwaren. Geen vrouw zal lichtvaardig haar tehuis opbreken. Een gelijke wet zou haar een wapen in de hand geven, dat zij evenwel onwillig zou zijn om te gebruiken. Iedere vrouw zou \'t geneesmiddel in eigen hand hebben in plaats van, zooals thans hare rechten zijn, op haren trouwdag een stuk „huisraadquot; te worden, toegevoegd aan de „havequot; van den man.

De wet behoorde haar nog de volgende rechten tot scheiding te verleenen:

1. Wegens wreedheid, of wreedheid die\'t leven in gevaar brengt.

2. Wegens verlating zonder behoorlijke reden gedurende twee jaren en langer.

3. Wegens overspel door den man in hare woning bedreven, of onder vernederende en verzwarende omstandigheden.

4. Wegens overtuiging en veroordeeling van den man wegens misdaad tot eene gevangenisstraf van vijf jaren en meer.

Beide partijen moesten gerechtigd worden tot scheiding bij geval van ongeneeselijke krankzinnigheid, die twee jaren bestaan heeft, bij een hunner.

Onze scheidingswet is tot op heden eene even barbaarsche en wreede instelling, uit een zedelijk oogpunt beschouwd, als eertijds het tentoonstellen van de vastgespijkerde hoofden der mis-

-ocr page 188-

166

dadigers op de London Bridge. Gij hebt de eene afschuwelijkheid afgeschaft; wordt het nu, in deze 19e eeuw, geen tijd dat ge de andere afschaft?

London. Hervormer. .

Nieuwe yehoden voor gehuwden.

M.! Aangenomen dat \'t huwelijk ingesteld en geheiligd is dooide natuur en de Heilige Schrift beide, hoe vreemd en droevig moeten wij \'t dan achten dat de vraag oprijzen kon: „is het eene fout?quot; Indien het in vele gevallen eene fout blijkt, dan moet dio fout niet in de instelling zelve liggen, maar bij de weder-zijdsche partijen of bij omringende invloeden. Ik veronderstel, dat het geluk in \'t huwelijk in rechtstreeksche verhouding staat tot de geaardheid van de gehuwden. Bij ons te lande zijn de arbeidende standen, naar ik meen, nog \'t meest vrij van het vernis en de vervalsching hunner zoogenaamde „meerderenquot;.\'t Gevolg hiervan is, dat over \'t geheel (ondanks enkele in \'t oogvallende uitzonderingen) de hoeveelheid der gelukkige vereenigingen onder hen grooter is dan onder de middel- en hoogere standen. Ik denk hier aan eene provinciestad, die naar mij dunkt wel tot type gesteld kan worden. Hoe is \'t daar met de meisjes der hoogere standen gesteld ? IJdeltuitig, gedachteloos, opgeschikt, doodt de meerderheid haren tijd met ingebeelde amusementen; zij weten zoo goed als niets van huiselijke plichten en van verantwoordelijkheid ; en hare praatjes, schoon deze mannen even dwaas als zijzelf zijn mogen boeien, vervelen en walgen ieder ernstig mensch. Hare wereldbeschouwing is even eng en smal als hare middeltjes. Wat is hiervan \'t natuurlijk gevolg? De jonge mannen verachten haar en blijven alleen totdat zij een goed meisje uitvinden , of indien zij eene dier ijdeltuitige meisjes trouwen, behandelen zij haar als een stuk speelgoed, niet als eene gezellin en gelijke. En op wien rust dan de blaam ? Natuurlijk is ook het blaadje aan den anderen kant niet schoon — de man is niet altijd onschuldig. Gedragen op de vleugelen van den hartstocht, — welken hij al te vaak met liefde verwart — bejegent hij zijne geliefde als eene afgod. Na het huwelijk vermindert de hartstocht en ruimt die weer plaats in voor de zelfzucht en al de lage tyrannieke plagerijen, die eeu enghartig man zoo goed weet te verzinnen; de vrouw, eerst een afgod, wordt vernederd tot eene slavin, en beide deelgenooten, bij wie de sympathie verstorven is, zijn gemelijk en stug, of versuft en van hartzeer gebroken. Geen

-ocr page 189-

167

wonder, dat in dergelijke gevallen het huwelijk eene fout is. Overhaast trouwen beschouw ik als een geducht kwaad. Over \'t algemeen wordt aan jonge vrouwen geleerd, dat het huwelijk het einde is en niet \'t begin van \'t leven, en dat zij hare bekoorlijkheden aan moeten wenden om een echtgenoot te vangen, niet te winnen. Wat kan er anders uit volgen als ellende ? Wees verzekerd dat onkunde, zelfzucht en bemoeizieke tusschenkomst vele ongelukkige huwelijken op hare rekening hebben. Laat men, voor men gaat kwakzalverei! met \'t huwelijk, de volgende eenvoudige geneesmiddelen eerst beproeven. Vóór \'t huwelijk: 1°. Geef iedere jonge vrouw eene nuttige, praktische zoowel als beschaafde opvoeding. 2quot;. Dat degenen, die aan een huwelijk denken, goed uitkijken eer zij den sprong wagen. 3°. Laat \'t geen iemand is, niet wat iemand heeft, \'t voornaamste punt van overweging uitmaken. 4°. Laat men ook zorgen andere hoedanigheden, dan alleen die van gelaat en gestalte te bezitten. 5C. Dat men het systeem van huwelijks-makelarij late yaren. — Na het huwelijk; 1°. Dat de man van zijne vrouw eene gezellin en vertrouwde make, en dat de vrouw zich dat voorrecht waardig toone. 2°. Laat de vrouw de koningin des huizes zijn, en de man dat huis beschouwen als \'t centrum van zijn geluk en vreugde. 3°. Dat er eene omheining getrokken worde, die alle tusschenkomst van vrienden en betrekkingen afweert. 4°. ïen slotte, dat orde en regel de noordstar zij van het gehuwde leven. Dit zijn eenvoudige raadgevingen, die elkeen kan opvolgen; en indien zij opgevolgd werden zouden er minder ongelukkige huwelijken zijn, minder gebroken harten en bijgevolg ook minder van die ellendige schipbreukelingen, die in zoo groote menigte ronddolen langs de kusten van de maatschappij.

Llanelly. A. B. P. M.

Nederigheid van cjelcerde vrouwen.

M.! Wij lijden nog aan de gevolgen van de „ fatsoenlijke kostscholenquot; welke een vijftien jaren geleden in de mode waren, en waar als \'t eenige doel de scholieren voorgehouden werd, dat zij damesachtig moesten zijn — geen dames ; beschaafd — niet ontwikkeld. Ik spreek uit ondervinding. Ik zal nooit de schimpwoorden vergeten die de andere meisjes mij toevoegden, toen\'t bekend werd dat ik thuis onze eenige dienstbode met eenig licht werk, zooals stof afnemen, bedden opmaken, helpen moest. Er heeft thans eene verandering ten goede plaats in de publieke opinie.

-ocr page 190-

168

Ik kan er bijvoegen, dat mijne medescholieren, die in deze dubbel gedistilleerde fatsoenlijkheid opgevoed werden, geen betere posities, eer minder goede posities bereikten dan ik. Een andere groote misslag is het te meenen, dat een meisje met aanleg voor meer quot;wetenschappelijke kennis, geene goede eehtgenoote zou kunnen zijn. Schrijvers vinden er vaak genoegen in om op allerlei wijzen de blauwkousen te karakteriseeren; maar hoe dieper hare geleerdheid gaat, des te grooter is hare nederigheid. Een schitterend meisje van vijftien jaar hoopt altijd de wereld te kunnen hervormen , maar hetzelfde meisje van vijf-en-twintig zal \'t weten, dat indien zij er in slaagt haar dagelijkschen plicht goed te vervullen, dit alles is, wat zij hopen kan te kunnen verrichten.

Ik geloof, dat vele vrouwen, die zeer geschikt zijn voor \'t vervullen der plichten van vrouw en moeder, juist die zijn welke God, in zijne Voorzienigheid, tot een eenzaam bestaan bestemd heeft. En er zijn vele vrouwen, die in staat haar eigen brood te verdienen en verheven boven het sarcasme van kou ld-be vernuften, zich weinig bekommeren om den titel van „oude vrijstersquot;, rustig haren weg bewandelen, zonder ontevreden en stuursch te worden, en zonder zich belachelijk te maken door de manieren eener zestienjarige aan te nemen.

Laten de jonge mannen zichzelve herzien, en wanneer zij volmaakt zijn, dan zal het tijd genoeg wezen om de schuld op ons hoofd te laten stapelen, van alles wat er in de wereld verkeerd gaat.

London. M. A. C.

P. S. De brieven over een eentonig leven in huis zijn wel de aandacht waard. Sommige waardige lieden schijnen te denken, dat kerkgang en Zondagschoolhouden voldoende uitspanning is voor jonge vrouwen. Ik ben zoo vrij met hen van gevoelen te verschillen.

Waarom het schuldelooze kind gebrandmerkt?

M.! Gij hebt het publiek een goeden dienst gedaan door uwe kolommen open te stellen voor deze correspondentie; maar vergeef \'t mij, indien ik ronduit als mijn gevoelen uitspreek, dat als \'t bij brieven alleen blijft er nog niets is uitgevoerd. De geheele kwestie schijnt mij toe hierop neer te komen — bestaan er werkelijk misbruiken, die verbetering behoeven ? Indien wij dit beiimen, dat men dan in \'s hemelsnaam de koe bij de horens pakke, en er spoedig eene wet worde uitgevaardigd, welke aan die grieven te

-ocr page 191-

169

gemoet komt! Hoe interressant vele der brieven ook mogen zijnr toch bestaat er groot gevaar, juist door de menigte en verscheidenheid der geuite opinies, dat wij de weinige en eenvoudige punten, waaromtrent herstel mogelijk is, voorbijzien, zooals men door de boomen vaak \'t bosch niet ziet. Ik wensch nu slechts één dier punten te bespreken, en laat de wenschelijkheid, dat er echtscheiding worde toegestaan in gevallen van hopelooze dronkenschap, krankzinnigheid, enz. ter zijde. Ik bedoel een anderezaak, die, wellicht omdat het een bijzonder teer punt is, misschien ook omdat gewoonte en wetten de oogen van overigens goede menschen voor eene wreede onrechtvaardigheid blinddoeken, door uwe correspondenten slechts oppervlakkig werd aangeroerd. Laat mij enkele zinsneden aanhalen uit een populair handboek voor de wetten, en dan zal \'t u duidelijk worden, welk punt ik bedoel. „Voor de wet is een onwettig kind, het kind van niemand, en kan het vóór zijn huwelijk geen wettige betrekkingen bezitten. Een onwettig kind bezit, voor de wet, geen naam; wat door hemzelf verworven eigendom betreft, daartoe is hij gerechtigd op zijn ge-registreerden naam, indien deze beschreven is. Indien een onwettig persoon, zonder vrouw of kinderen na te laten zonder testament sterft, dan vervalt zijn eigendom aan de Kroon.quot; En verder lezen wij: „onwettigheid belet alle aanspraak bij wetten op verdeeling.quot; Zie hier de wet, gemaakt ter bevordering van \'t echte huwelijk en ter bestrijding van het kwaad, welke op de pijnlijkste wijze straft, niet den slechtaard, niet den ongehuwde, maar het volstrekt onschuldige kroost. De monsterachtige onbillijkheid van deze beschikkingen moet elk niet-rechtsgeleerd weldenkende in \'t oog vallen; en onze Engelsche wet is nog ongenadiger dan de Schotsche, die althans gelegenheid geeft, bij een opvolgend huwelijk de vroeger geboren kinderen te wettigen; maar hier in Engeland blijft een filius nullius dit tot het einde van zijn leven, en draagt hij op zijne schouders de straf voor anderer zonde, als een hulpeloos en ongelukkig slachtoffer van eene barbsiarsche wetgeving. Ik bedoel volstrekt niet iets in \'t midden te brengen, dat strekken kan om de ondeugd te vergoêlijken; maar dit brandmerken van den schuldelooze met een wettig en maatschappelijk kenmerk is iets, waartegen ons gevoel voor rechtvaardigheid en van barmhartigheid zich gelijkelijk verzet. Hoe uiterst dwaas is de tegenwoordige bepaling, dat vijf shillings het maximum is, ter betaling waarvan een man gedwongen kan worden voor het onderhoud van zijn onwettig kind! Vijf shillings per week voor een rijk en voorspoedig man — en zelfs deze uitkeering kan door den vader vermeden worden, indien hij zich twaalf maanden buitenslands begeeft, zoodat er geen proces tegen hem ingesteld kan worden. Ik leg mijn denkbeeldige rechtbank, uit goedgezinde mannen en vrouwen

-ocr page 192-

170

bestaande, de vraag voor, of een vader, hij zij getrouwd of niet, niet verplicht is het kind, voor welks geboorte hij aansprakelijk is, volgens zijn eigen stand op te voeden? Waarom zouden de „vondelingenquot; van rijke menschen ten laste komen van de kas van \'t algemeen? Waarom moet zelfs die aalmoes van vijf shil-lini/s per week ophouden, wanneer \'t kind 13 jaar, of hoogstens 16 jaar geworden is? Er behoorde dadelijk eene wet gemaakt te worden, kortweg, waarbij den rechters de macht gegeven werd, bij dagvaardingen te dier zake, de moeder eene wekeljjksche som toe te leggen uit den zak van den vader, evenredig aan zijn eigen inkomen, en voldoende om het volgens diens eigen stand in de maatschappij op te voeden. Laat het kind ook den naam van zijn vader dragen, niet dien zijner moeder, geef het ook rechten op de ouderlijke nalatenschap, ook bij \'t ontbreken van een testament — want een onwettig kind is toch altijd op zijn minst een „arm bloedverwantquot;, en behoorde behandeld te worden als een lid der familie.

Maar laat ons, in alle geval, een of ander praktisch resultaat zien van deze gedachtenwisseling. Laat \'t niet bij praten blijven en het doel te veel verbrokkeld worden. Er bestaan grieven die roepen om een geneesmiddel, en ik voor mij ken geen waardiger werk voor een onafhankelijk en menschlievend parlementslid, dan dat hij het opneemt voor de rechten van hulpelooze vrouwen en mannen, en van onschuldige en verongelijkte babies.

The Temple. Eex rechtsgeleerde.

Eene kookschool en minnaars.\'

M.! Op een schoenen achtermiddag, onder een kopje thee, hebben mijne vriendinnen en ik (zes lieve jonge dames, niet al te mooi) de kwestie bepraat, of \'t huwelijk eene fout is? Wij voelden veel sympathie voor den brief van „ Xoch Eiusamquot; dien wij heden in uwe kolommen lazen. Wij zijn \'t volkomen met hem eens, dat er meer gelegenheden moesten bestaan, waardoor Jonge menschen van beider sekse elkaar konden leeren kennen. Wat zou u denken van een kookschool, door dames bestuurd, waarbij gelegenheid gegeven werd tot dineeren, met muziek, enz. en waartoe men edele, ontwikkelde heeren uitnoodigde? Geen van ons allen heeft nog ondervinding in \'t huwelijk opgedaan; \'twas niet omdat wij er geene gelegenheid toe hadden, maar wij vonden de verwante ziel nog niet in wie wij gelooven konden als in een goedgehumeurd, braaf, eerlijk, teeder en getrouw mensch. Och,

-ocr page 193-

171

indien \'t ons maar gelukken moclit zulk een te ontmoeten als „Noch einsamquot; ons beschrijft, dan zouden wij slechts al te blijde zijn die kans aan te grijpen en aan \'t lokaas te bijten.

London. Clear Gkit.

Een brutaal man.

M.! Al ben ik maar een werkman, zoo heb ik toch de brieven die thans in uw Blad verschijnen, met veel belangstelling gelezen en heb ik bovendien ingespannen er over nagedacht, of er geen middel te vinden ware enkele der ergste onrechtvaardigheden weg te nemen, welke zoo dikwijls in mijn eigen stand voorkomen. Wat het huwelijks-ritueel betreft, \'t komt mij belachelijk voor te beweren, dat dit op eenigerlei wijze voor het kwaad verantwoordelijk te stellen zou zijn, en ik vraag of er ooit iemand gehoord of gezien heeft, dat \'t in een huwelijk niet goed ging, waar beiden, man en vrouw, de woorden van den dienst ter harte namen. Ik geloof juist het tegendeel, en ik waag het te verzekeren, dat alleen eene verbetering van de menschelijke natuur zelve \'t beste behoedmiddel kan wezen voor een ongelukkig huwelijk. Het eenige wat wij doen kunnen is, dat wij de middelen ter verbetering der rnenschheid, die nu slechts onder \'t bereik zijn der meer vermogende standen, onder alle man\'s bereik brengen. Ik wil even een voorbeeld meedeelen van eene ergernis, welke eiken dag onder mijne oogen plaats heeft. Een ellendige huichelaar wist \'t vertrouwen en de genegenheid te winnen van eene vrouw, die eerlijk en zeer ijverig is, en in alle opzichten onze achting verdient. Reeds kort na den trouwdag kwam zijn onbeschaamdheid reeds in hare ware kleuren te voorschijn en nu twintig jaren later, heeft hij er letterlijk eene wetenschap van gemaakt, hoe zijne vrouw het best te martelen. Reeds gedurende jaren heeft hij zelfs niet genoeg verdiend om de tabak te koopen die hij rookt, terwijl zijne vrouw geregeld werkt van den morgen tot den avond en soms wel den nacht over; onderwijl zit hij te drinken in \'t bed, dat hij vaak een geheele week lang, dag noch nacht, verlaat. Hij zendt zijn kinderen naar de fabriek, nog eer \'t hun wettig veroorloofd is de school te verlaten, ten einde hun loon voor zijn slechte gewoonten te kunnen gebruiken. Nu is er geen andere uitkomst van dat vreeselijk bestaan voor die vrouw dan to scheiden. doch dit mag niet voordat zij lichamelijk wreed gewond werd, misschien voor levenslang verminkt. Maar dit weet de man zeer goed en hij heeft er zich op toegelegd, om zelfs in

-ocr page 194-

172

zijn doldriftigste buien hieraan te denken; en zoo zorgt hij er voor, dat er geen teekenen van kneuzingen of wonden op haar lichaam zichtbaar blijven, die haar tot bewijs van eene slechte behandeling dienen konden.

Ik zou meer dergelijke gevallen kunnen meedeelen. Nu dunkt \'t mij toch niet onredelijk, dat zulk een man door de bevoegde macht van zijn vrouw gescheiden zou worden en dat hem tevens verboden werd te hertrouwen, op boete van gevangenisstraf. Ook zou ik wenschen, dat de schande en de publiciteit bij de procedures om echtscheiding ter zijde gesteld werden; want menigeen, die reeds lang in stilte soms ongeloofelijk leed gedragen heeft, schrikt er voor terug, hare ellende voor de oogen eener onverschillige wereld bloot te leggen. Ik herhaal nog eens, dat ons ritueel onveranderd kan blijven ; tegenover het: lieven, eeren en gehoorzamen der vrouw staat het: lieven en verzorgen van den man. Doch wel is \'t noodig; dat de echtscheiding eenvoudiger en goedkooper en dat ze niet meer in \'t openbaar behandeld wordt, en indien men het hertrouwen dan ook verbiedt aan den man of de vrouw, tegen wien \'t proces ingesteld werd, dan zal onze maatschappij langzamerhand zichzelve reinigen en zullen sommige der ergste ongerechtigheden van Gods aardbodem verdwijnen.

Leicester. Geschokte zenuwen.

Kies (jeene vrouw om hare kookkunst.

M.! \'t Verbaast mij dikwijls welopgevoede en gegoede heeren te hooren beweren, dat het meisje hunner keuze eene goede kookster en huishoudster zal moeten zijn, alsof dit het ééne noodige ware. Zulke gevoelens passen wel voor een werkman, en voor hem is \'t de grootste zegen, indien zijne vrouw deze bekwaamheden bezit; maar wanneer ik mannen uit den ontwikkelden stand zoo hoor praten, dan denk ik bij mijzelf, dat \'t beter was, indien deze heeren eene advertentie plaatsten om eene knappe huishoudster te zoeken; zij zouden dan alles vinden wat zij verlangen, eene juffrouw, die haar handwerk verstaat en er reeds jarenlang ondervinding in opdeed. En ik meen, dat indien zulke heeren een lief jong meisje trouwen, er veel kans bestaat dat hun huwelijk zal bljjken eene fout te zijn. Niet dat ik op huishoudelijke bezigheden neerzie, ik ben er zelve goed in bedreven, doch \'t ware beter, indien een ontwikkeld man nolt;? iets meer in zijne vrouw wenschte te zien. Verbeeld u, dat de jonge dames plotseling den eisch aan hare aanstaande mannen stelden, dat deze goede tuiniers

-ocr page 195-

173

zouden zijn, opdat zij hare planten en bloemen tot haar nut en genoegen konden kweeken — dit zou toch niets onvoegzamer zijn dan dat die heeren van haar eischen, dat zij \'t werk zal doen der keukenmeid. Ik ben niet geëngageerd, maar ik hoop dat \'t noodlot mij bewaren zal voor een man, die meent dat een goed diner de gewichtigste zaak ter wereld is.

Plaistow. Een joxg meisje.

H Vrije huwelijk in de praktijk.

M.! Wij behoeven niet naar Amerika of Japan te gaan om het systeem van „\'t vrije huwelijkquot; in de praktijk te bestudeeren. Waar de vrouwen bekwaam zijn en de gelegenheid vinden zichzelve te onderhouden, daar kan het uitgeoefend worden, mits de publieke opinie het gedoogt. De vrouw is dan niet door de noodzakelijkheid aan den man , als haar kostwinner, gebonden , en indien de huiselijke banden te knellend zijn kunnen ze door beide partijen afgeschud worden, zonder dat de vrouw te zware lasten worden opgelegd.

In Lancashire vinden wij zulk een toestand, waardoor de vrouwen uit den arbeidenden stand praktisch onafhankelijk zijn van hare mannen, \'t Is een fabrieks-district; jongens en meisjes werken gezamenlijk in de fabrieken, waar de mannen wel \'t meest, maar de vrouwen toch ook een tamelijk loon verdienen. Er wordt daar jong getrouwd, en gewoonlijk blijven beiden aan \'t werk, terwijl de kinderen tijdens de werkuren bij eene verwante of eene buurvrouw „bewaardquot; worden. Isatuurlijk sterven er vele jonge kinderen onder deze omstandigheden; en de gezinnen zijn er bijgevolg niet talrijk.

\'t Is duidelijk, dat de vrouw hier alleen aan den man gebonden is door genegenheid en door den huwelijks-eed. Zij kan \'t bijna even goed zonder hem als met hem stellen. Doch het instinct van \'t huwelijk is sterk bij den mensch en wordt door een louter samenwonen niet bevredigd: bijgevolg trouwen vaak beide partijen van zulk een paar op nieuw met anderén, en wordt de ceremonie dan zelfs plichtmatig in de kerk voltrokken. Dit is dan eigenlijk bigamie, maar slechts een van de honderd gevallen vindt zijn weg naar \'t gerechtshof. Wanneer een man zijne vrouw vrijwillig verlaten heeft, kan hij moeielijk meer haar later gedrag bemoeielij-ken, terwijl de vrouw zelden meer zich met zijn zaken bemoeit. Ik kende eens drie mannen, die samen vriendschappelijk de begrafenis eener vrouw bijwoonden, met wie zij allen eens getrouwd

-ocr page 196-

174

waren geweest; en ik heb een meisje gekend, dat in driejaren twee keeren getrouwd was, wier tweede man bereids eene vrouw met kinderen had.

Ik wil niet beweren , dat de katoenwevers over \'t algemeen het „vrije huwelijkquot; zijn toegedaan, maar de praktijk is er zeer gewoon. In enkele buurten zou men gemakkelijk in iedere straat van hutjes er twee of drie voorbeelden van kunnen vinden. Deze menschen staan zoowat in zedelijk gehalte tusschen de werkelijk knappe en brave lieden en tusschen de verwaarloosden in, en daar zij zich stil gedragen, zoo gelooft men aan hunne goede bedoelingen en laat ze met rust.

Indien mevr. Caird weten wil, hoe \'t vrije huwelijk op groote schaal werkt, dan kan zij eenige gegevens verzamelen in Lancashire. Zij zal dan bevinden, dat het enkele rampen voorkomt of herstelt, en dat het andere rampen verergert, dat het een uitkomst geeft aan de slachtoffers van al te vroege huwelijken, maar dat het aan den anderen kant den wispelturigen man of de be-driegelijke vrouw gelegenheid geeft vele levens te ruïneeren in plaats van een.

Streatham Hill. R.

Een mcrkteeJien voor den getrouwden man.

M.! Waarom zoude een getrouwd man niet even goed een ring aan zijn vinger dragen als zijne vrouw? Indien men dit als gebruik aannam, dan zou daardoor, ik houd er mij verzekerd van, veel misverstand en veel kwaad voorkomen worden. Zooals \'t nu is, gebeurt het maar al te vaak, dat getrouwde mannen zich voor ongetrouwd laten doorgaan; zij zouden dit zelfs nog wel blijven doen al werd het dragen van den trouwring als gewoonte aangenomen , maar daarom zoude ik er dan ook eene boete op gesteld willen zien; den eersten keer eene kleine boete, maar bij veelvuldig overtreden moest er gevangenisstraf op volgen. Vele vreemdelingen, met name de Duitschers, dragen een trouwring, en ik heb eens gelezen, dat enkele onzer koninklijke prinsen een uitmuntend voorbeeld in deze gegeven hebben. Indien men eenige gegronde tegenwerpingen omtrent dit voorstel bij kan brengen, zal \'t mij aangenaam zijn die te vernemen; maar ik ben er van overtuigd , dat ik mijne eigene sekse aan mijne zijde zal hebben. Ik kan uit eigen ondervinding oordeelen over de noodzakelijkheid van dezen maatregel; ik heb drie mannen gekend , die zich als ongetrouwd voordeden , louter met het oogmerk zich te amuseeren.

-ocr page 197-

175

en zonder zich een oogenblik te bekommeren over de teleurstelling en bet ongeluk van anderen, dat zij er mede aanricbtten.

Dorset. Eexe oxgehüwde.

De rechte nog niet gevonden.

M.! Ik durf verzekeren. dat \'t velen onder uwe lezers als mij gegaan is; en dat er meer gelukkige huwelijken gevonden zouden worden, indien er slechts meer gelegenheid bestond voor jongelieden van beider sekse om elkaar te leeren kennen. Hoe vele jonge mannen zijn er, die evenmin als ik, hoe gewillig om er eene te zoeken, een meisje vinden kunnen met wie zij genoegzaam sympathiseeren om te zamen gelukkig door \'t leven te gaan, en in wie zij genoeg vertrouwen stellen om haar do opvoeding hunner kinderen toe te vertrouwen. Wij bekleeden eene vrij goede positie in de maatschappij, maar wij hebben nog nooit een meisje ontmoet, dat ons lijkt, ik zelf bezit geene zuster en ben ook ver van mijne familie, en heb dus ook weinig kans in \'t vervolg. Menigeen, die in mijn geval verkeert, trouwt dan maar met de eerste de beste die hem te voren komt — het instinct drijft hem in \'t huwelijk; \'t verveelt hem alleen te zijn, alleen te dineeren — hij heeft behoefte aan iemand, die hij lief kan hebben en die hem bemint. Zoo waagt hij dan eene kans, en maar al te vaak trekt hij eene niet. Blijft ons dan niets anders over dan zulk een waagstuk te ondernemen, of anders alleen te blijven ? Ik zou zoo gaarne weten of er dan geen beter middel bestond (\'t kan mij niet schelen hoe of wat) waardoor ik een lief, gezond meisje kon vinden, met een ruimen blik en een edelmoedig hart, een beschaafd en ontwikkeld meisje en van nature eene edele vrouw in den waren zin van \'t woord: Clear grit, zooals de Yankees zeggen. Als zij muzikaal is en de kunst bemint, zooveel te beter, maar dit is niet volstrekt noodig. Indien zij zelve een klein inkomen had — als een appeltje voor den dorst — voor haar speldegeld of voor een betere opvoeding der kinderen dan ik verschaffen kon, alweer des te beter. Maar dit alles is geen vereischte, indien zij zelve slechts tevreden is, en al bezat zij niets, dan is zij toch welkom. Want zulk eene opgeruimde, ontwikkelde en goedhartige vrouw is op zichzelve reeds van onschatbare waarde. Ik geloof, dat er vele mannen zijn als ik, die zulk een schat zich zouden wenschen; maar ik vrees, dat er niet veel zulke vrouwtjes te vinden zijn, en dat dikwijls nog de beste, door die tegenstrijdigheid welke in deze wereld heerscht, al te veel haar hart wegwerpen

-ocr page 198-

176

aan een of anderen nietswaardige, zonder eer, beginsels en werkkracht. Eveneens heb ik gelezen en gehoord van menig schitterend begaafd, edel en goed man, die aan eene Megera gekoppeld •was, welke hem \'t leven tot een hel maakte. Hoe kan men hiervoor herstel vindon?

Weymouth. Noch einsam.

l)e stem der ondervinding.

M.! Gedurende de tien jaren van mijn huwelijksleven heb ik ontdekt, langs den weg der intuïtie en der opmerkzaamheid, dat het vooral in de hand der vrouw ligt het geluk in \'t huwelijk te kweeken of te verjagen. Hoe hartelijk wenschte ik, dat alle vrouwen zoo gelukkig in \'t huwelijk mochten zijn als ik was! \'t Is toch werkelijk zoo eenvoudig en gemakkelijk.

1. Gij moet altijd opgeruimd zijn. Geef u veel moeite om zelve altijd netjes voor den dag te komen, uwe kleeding, uwe vertrekken en alles wat u aangaat, altijd vrooljjk en gezellig te doen zijn.

2. Wees vriendelijk en hartelijk jegens de vrienden van uw man. Gjj zult hem daardoor zeer behagen.

3. Wees verdraagzaam voor zijn gebreken en tracht die niet op eens te verbeteren. 4

4. Laat hem nooit op zijn maaltijden wachten. Zorg dat het ■voedsel goed gekookt en smakelijk opgedischt op tafel komt.

4. Indien \'t mogelijk is, houdt dan afzonderlijk boek,

6. Zorg dat ge er even goed uitziet en even netjes gekleed zijt als vóór uw trouwen.

7. Wanneer hij over zijn werk en zijn moeiten tegen u spreekt, luister dan met aandacht en deelneming. Tracht zijne belangen tot de uwe te maken en zijne liefhebberijen eveneens. Alle mannen hebben behoefte aan sympathie, en wanneer zij die niet bij hunne vrouwen vinden, zoeken zij die elders. Wanneer de vrouw niet meer met hem sympathiseert is de helft van de bekoring van eigen haard voor hem verloren.

8. Laat hem op zijn eigen manier gelukkig zijn en niet op de uwe. Dwarsboom hem niet in zijn liefhebberijen.

9. Laat het niet toe, dat uwe kinderen zich tusschen u beiden stellen, \'t Is hard voor den man of voor de vrouw wanneer zij zien moeten, dat de liefde en de toewijding die zijzelf genoten, van hen weggenomen wordt en overdadig geschonken aan opgroeiende zoons of dochters.

Bunton. Eene dokter\'s weduwe.

-ocr page 199-

177

Eeniye voorzorgen en beperkingen.

M.! Men is het er algemeen over eens, „dat er iets rot is in den Staatquot; en de beteekenis van dit feit wordt niet verminderd door de lofspraken van enkele op zichzelf staande paren. Monogamie is volstrekt geen „goddelijkerquot; instelling dan polygamie of een vrij-contract, een axioma dat zelfs door een supernatura-listisch Christen niet weersproken kan worden, wanneer hij de bladen van het Oude Testament openslaat, \'t Huwelijksverdrag schijnt zijn oorsprong te ontleencn aan het zelfzuchtig monopolie van den man op zijn geroofde vrouw, ten tijde van de steen-en bronsperioden. Inderdaad leert de sociologie ons het huwelijk kennen als een eenvoudig burgerlijk contract, op zelfzucht gegrond, en de vraag, die wij ons voor te leggen hebben, is eenvoudig deze : hoe kunnen wij het thans bestaande half-barbaarsche contract in overeenstemming brengen met de behoeften van dezen tijd? Vrije liefde schijnt niet dienstig te zijn, vooral wegens de verwikkelingen welke het onderhoud der kinderen zou meebrengen, en omdat de Staat dan waarschijnlijk zijn plichten tot het onderhouden van kindergestichten op kolossale schaal zou moeten uitbreiden. Terugkeerende tot de oorspronkelijke kwestie, kunnen wij de voorgestelde verbeteringen der huwelijkswet onder twee hoofdpunten vereenigen. 1. Wettelijke, bevattende («) bepalingen die, gelijk in Frankrijk, den leeftijd aangeven waaronder men niet mag huwen; (amp;) voorzorgen omtrent het overbrengen van ziekten op het nageslacht; (c) het toegankelijker maken van echtscheiding bij schennis van het door de partijen eigengemaakte contract, enz.

Onder het tweede hoofd groepeer ik de belangrijke opvoedkundige voorschriften, welke men bij de opvoeding van jonge mannen in acht moet nemen. Deze moeten de gedachten vertolken, die twee groote denkers, Mill en Fawcett, met volharding verkondigd hebben. Het Malthusianisme van Mill is werkelijk de eenige remedie om in de toekomst die verschrikkelijke ramp, overbevolking, te bestrijden. Drie vierde der ellende, welke de Euro-peesche beschaving schandvlekt, is aan dit euvel te wijten. Het is, zooals alle beoefenaars der volkshuishoudkunde weten, de voornaamste oorzaak dat het vrijhandels-systeem belet heeft duurzaam den toestand der volksklasse te verbeteren, daar de loonen bepaald worden naar de mate van vraag en aanbod, naar de evenredigheid van kapitaal en arbeid, \'t Spijt mij te moeten zeggen, dat mijne eigene familie bezwaard is door een enkel lid, een predikant, wiens gezin wel 15 leden telt, bij een geheel onge-ëvenredigd inkomen.

Devon. Een oude vrijer.

12

-ocr page 200-

178

Eeniye zachtzinnige yeneesmiddelen.

51.! U zal mij verplichten met de volgende regelen van mijne hand in uwe kolommen op te nemen. Ik ken slechts één geneesmiddel, het eenige dat negen-tiende van de moeielijkheden zal oplossen. Ik ben het volkomen met mevr. Caird eens, dat indien een man niet tot overeenstemming met de vrouw zijner keuzo komen kan, hij dan van haar scheiden moet. Ik verschil met haar alleen in de keus der middelen, welke men aanwenden moet om dat doel te hereiken.

Bij voorbeeld, wanneer een man niet gelukkig met de vrouw zijner keuze leven kan, omdat hij een slecht humeur heeft en ty-ranniek is, of omdat hij een dronkaard is of ontrouw, dan zou ik hem van haar bijzijn willen bevrijden. In het eerste geval zou ik hem willen bevrijden door hem zwaar werk in eene gevangenis te laten doen, totdat zijn humeur zich gebeterd had; in het andere door deportatie, en in het derde door hem op te hangen; ik zou hem althans nooit weer gelegenheid geven om \'t geluk van nog meer onschuldige menschen en kinderen te verstoren. Hij zou er weldra genoeg van hebben. Hierin ligt de misvatting van mevr. Caird. Geen wonder, dat een groot aantal Blaauwbaards die gelegenheid hebben aangegrepen, om naar aanleiding van haar artikel, te pleiten voor de vrijheid om hun verwoestend werk op nog ruimer schaal voort te zetten. Ik heb u den goeden weg aangewezen tot hupne bevrijding, en laat het aan anderen over een middel aan de hand te doen ter oplossing van het overblijvende tiende deel der moeielijkheid, namelijk, wat er gedaan moet worden met eene vrouw, die volhardt in \'t overheerschen -van een zwak en onderdanig echtgenoot.

Haverfordwest, Joh. O. Harris, Rector.

Weg met de dandys!

M.! Ik wenschte wel, dat mevr. Mona Caird hare bekwaamheid in het hanteeren der pen wilde aanwenden om der menschheid te onderwijzen, hoe men het huwelijk de geheele wereld over tot een succes konde maken. Laat zij onze lieve Engelsche meisjes overreden tot een kruistocht tegen de leegloopers, die men dandys noemt, jongens met een lorgnet in \'t ééne oog, een overvloedig tooisel van goedkoope juweelen, zonder manieren en met nog minder hart. Laat haar aan de meisjes leeren, dat zij hare mannen kiezen uit de goeden, de braven en de eerlijken. Er zijn

-ocr page 201-

179

nog genoeg van deze flinke, eenvoudige en edelmoedige jonge mannen, zoodat de meisjes \'t zeer goed kunnen stellen zonder die schreeuwerige pronkers. Dezen mogen dan trouwen met de hun verwante nuffen, en ik durf voorspellen dat hun ras dan spoedig zal uitsterven. Ik geloof in het overleven van den bekwaamste en beste.

Spurstowe Road. Mater.

De vrouw moest ook haar aandeel heialen.

M.! Eenige der brieven, die bij u inkwamen, zijn zeer amusant. Bij voorbeeld, die van de „ oude vrijsterdie de gehuwde mannen gevangen gezet wil hebben als zij den trouwring niet dragen. Misschien zou zij den man, wanneer hij trouwt, wel met een brandmerk willen teekenen, zooals men \'t wel de eavalleriepaar-den doet. Waarom zou men dan ook de gehuwde vrouwen maar niet met hetzelfde teeken aanwijzen ? Een ander schrijver, dio zichzelf E. W. quot;W. noemt, eischt op gezaghebbenden toon, dat men allen ouden vrijers eene zware belasting op zal leggen. Maar, lieve hemel, waarom zou men dat doen? Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat \'t een krankzinnige is, die zoo iets dwaas en onrechtvaardigs kan bedenken. Men kon even goed een man eene belasting opleggen, omdat hij er geen paard of geen eigen huis op na hield. De mannen worden wars van \'t huwelijk, nu alle wetten in \'t voordeel van de vrouw gemaakt worden, zoodat wanneer er iets verkeerd gaat — zelfs als \'t de schuld is van de vrouw — de zak van den man er voor boeten moet. Zoodoende is \'t contract niet gelijk voor beide partijen. Mannen, die hard werken en een goed inkomen verdienen, hebben geen lust om zich de gevolgen van vrouwelijke luimigheid op den hals te halen, wanneer de vrouw zelve onbemiddeld is. Iemand te beboeten omdat hij weigert zijn eigen persoon te binden en zijn wettige have en goed te laten confisqueeren, dat is al te gek. Ik begrijp niet, hoe \'t mogelijk is, dat zoovelen uwer mannelijke correspondenten zich ten gunste van den huwelijksband kunnen verklaren. In vroeger tijden, toen de vrouwen de slavinnen bleven harer mannen, was \'t heel natuurlijk dat men ze onderhield. Maar thans, nu zij zich allerlei airs geven tegenover hare vaak veel oudere mannen, nu zij de leiding der maatschappij willen aanvaarden, nu zij verwachten , dat men Laar in alles vieren zal en haar opwachten als onderdanige dienaars, terwijl zij ons als de „leelijke seksequot; betitelen ter belooning van al onze moeite, nu moest men haar de

-ocr page 202-

180

verplichting- opleggen haar eigen aandeel in de huishouding te betalen. Aangezien or door vele dames in uwe kolommen onaardige dingen tegen de mannen gezegd zijn, zoo hoop ik dat u niet zal aarzelen ook deze regelen op te nemen.

Devonshire. W. G. Fauntox.

Al te veel in elkaar\'s nabijheid.

M.! Vergun mij eene enkele opmerking, betreffende eene invloedrijke oorzaak van \'t verkeeren van den zegen der eerste liefde, in de ellende der latere jaren. Dit is de gestadige en al te nauw aaneengesloten samenleving van man en vrouw, waarin, volgens de gewoonte in ons land, de paren verkeeren. Dit is onnatuurlijk, ongezond, en als men \'t goed beziet, zal\'t duidelijk in \'t oog vallen, hoe vernielend dit werkt op dat fijne gevoel van eerbied en achting, dat den grondslag vormt van alle waar geluk, \'t Is de waarheid, dat de methode van \'t huwelijksleven hier geen gelijken tred heeft gehouden met de beschaving; \'t verkeert nog in een barbaarschen toestand, alleen de Esquimaux of eenig ander onbeschaafd ras waardig. Deze gewoonte van voortdurend contact, van aanhoudende aanraking, zooals men \'t noemen kan, kan slechts uit voorhistorische tijden voortkomen, toen de hut van den Wilde weinig gerief aanbood. In onze moderne woningen is er geen excuus meer voor te vinden.

Southampton. Hosi soit qui mal y pense.

„Neem toch de kinderen daar wey.quot;

M.! Met den wensch bezield, dat er eenig praktisch nut uit deze correspondentie mocht voortvloeien , geef ik drie denkbeelden aan om tot aanvulling te strekken van onze wetten. Ten eerste, dat aanhoudende krankzinnigheid, aanhoudende dronkenschap of wreedheid aan een der beide zijden, voldoende moesten zijn tot echtscheiding; ten tweede, dat het aan geen ouder of voogd, die een misdaad heeft gepleegd of met een der eerstgenoemde gebreken behept is, vergund zou zijn kinderen op te voeden, maar dat zij verplicht moesten zijn geldelijk bij te dragen voor de opvoeding, die de Staat die kinderen geeft.

St. JoVn Wood. Dadex , geen woorden.

-ocr page 203-

181

De Staat moest het Veto uitspreken.

M.! Mevr. Caird heeft gelijk in hare bewering, dat de meeste brieven door lieden geschreven werden, die blijkbaar haar opstel niet gelezen hadden. Maar \'t is ook duidelijk, dat de meesten dit ook niet noodig gevonden hebben; de vraag: is \'t huwelijk eene fout, gaf gelegenheid tot eene zeer breede beschouwing evenzeer als tot een afdalen tot de kleinste bijzonderheden, en er was volstrekt geen reden om de bespreking van \'t onderwerp binnen de grenzen te houden die de auteur in haar opstel bepaalde. Een ding heeft mij echter zeer getroffen , namelijk, dat er nog niemand opgekomen is voor de rechten van den Staat in zaken, die zoo gewichtig voor een rijk zijn als de verhouding der seksen en de getalsterkte der bevolking. Bijkans alle brieyen gaan uit van \'t standpunt van \'t geluk der afzonderlijke personen, zonder acht te slaan op het welzijn van \'t algemeen; wat natuurlijk wel liet eerste in zich sluit, maar toch ook nog menige zaak daarnevens.

Van uit een persoonlijk oogpunt beschouwd, zijn er natuurlijk vele vereenigingen, waarbij \'t voor de deelgenooten zelve beter ware dat zij weer uit elkander konden gaan; de echtscheiding kon ook wel iets gemakkelijker gemaakt worden, maar niet al te veel, daar de noodzakelijkheid van ;t bijeenblijven beide partijen er toe bewegen kan hun best te doen en de verhouding te verbeteren. Maar de grootste moeieljjkheid zullen altijd de kinderen opleveren.

Van een algemeen standpunt bekeken, het welzijn van den Staat, acht ik de vele huwelijken werkelijk eene fout. Zouden wij dit kunnen ontkennen, waar het de wereld vult met kinderen, die nooit geboren moesten zijn, die door hunne ouders niet gevoed en niet opgevoed kunnen worden en die zichzelf niet onderhouden kunnen als zij groot geworden zjjn; waardoor stad en land overbevolkt wordt, als \'t ware overstroomd met menschen die te veel zijn ?

Daarom zou ik willen voorstellen dat de Staat:

1. de macht had, bij elk voornemen tot een huwelijk de toestemming of weigering aan zich te houden.

2. den leeftijd, waarop men een huwelijk kan aangaan, hooger stelde.

3. aan misdadigers en aan ziekelijken \'t huwelijk verbood.

4. zich zooveel mogelijk verzekeren zou, dat alle voorwaarden tot een voldoend bestaan aanwezig zijn, zoodat de kinderen die uit het huwelijk geboren kunnen worden ook verzorgd zullen zijn.

Grove Boad.

Een predikant.

-ocr page 204-

182

Baron Humboldt\'\'s opinie.

M.! Ik hoop, dat u mij, eer u deze correspondentie sluit, nog vergunnen wil een enkelen zin aan te halen van baron Wilhelm von Humboldt, die evenals mevr. Caird in \'t vrije huwelijk gelooft. Deze beroemde Duitsche diplomaat schrijft in zijn Sphere and Duties of\' Government, op \'t stuk van contracten, het volgende : „quot;Wanneer er eene persoonlijke betrekking door het contract ontstaat, waardoor niet slechts enkele daden worden bepaald, maar, in den striksten zin, de geheele persoonlijkheid en de gan-sche wijze van bestaan wordt aangedaan en veranderd; waar hetgeen gedaan of nagelaten wordt in de nauwste betrekking staat tot de innerlijke gevoelens, daar behoorde de keuze om al of niet te scheiden steeds vrij te blijven, en die stap zelve zou geen verontschuldigingen noodig hebben. Zulk eene betrekking is het huwelijk.quot;

Reeds vroeger deed ik het voorstel, dat alle kinderen, wier namen op dien van hun vader en moeder geboekt werden, als wettig door den Staat zouden erkend worden. Ik heb nog niet bespeurd dat men eenige bedenkingen hiertegen wist in te brengen; en ik onderwerp dit nogmaals aan ieders aandacht, als het eenige middel, dat voldoen zou aan de eischen van hen, die ter goeder trouw gelooven in het vrije huwelijk, en dit in praktijk wenschen te brengen. Dit zoude eene concessie te hunnen behoeve zijn, waardoor de tegenwoordige wet op de burgerlijke huwelijken nog onaangeroerd bleef.

Westminster. ■ Hervormer.

Zes noodzakelijke wijziginjen.

M.! Ik hoop dat deze zeer belangwekkende en nuttige correspondentie niet gesloten zal worden, zonder dat er in werkelijkheid eene krachtige poging aangewend is, om eenige der gedane voorstellen in praktijk te brengen. Ik zou wenschen, dat er eene vereeniging opgericht word met het doel om bij het publiek propaganda te maken voor de volgende wijzigingen in ons huwelijkssysteem en dat daarover een rekest bij het huis der Lords werd ingediend; te weten:

1. Geen man mag beneden den leeftijd van vijf en twintig jaren, en geene vrouw beneden dien van twintig jaren trouwen.

2. Men zou vóór het huwelijk een geboortebewijs moeten toonen en een getuigschrift van een dokter, waaruit bleek, dat men naar ziel en lichaam gezond is en geschikt voor den gehuwden staat.

-ocr page 205-

183

3. Indien na de voltrekking bevonden wordt, dat een van beide partijen lijdende is aan eenige erfelijke kwaal of aan krankzinnigheid of onverbeterlijke dronkenschap, moet de vereeniging dadelijk zonder vorm van proces nietig verklaard worden, en de bedriegende partij gestraft met de gevangenis.

4. Eene veroordeeling tot gevangenisstraf moest dadelijk het huwelijk ontbinden.

5. De wettige scheiding moest goedkooper en gemakkelijker gemaakt worden

6. Het huwelijksformulier moest herzien worden.

Jjorset Square. Een Conservatief.

Twaalf maanden op proef.

M.! Ik wensch voor te stellen, dat het trouwen bij de wet verboden zal worden vóór den leeftijd van een en twintig jaar, of van een en twintig voor den man en van negentien voor de vrouw. Verder, dat dezelfde wet eischen zal, dat men een certificaat overlegge, waaruit blijkt dat de partijen elkander gedurende de laatste twaalf maanden van zeer nabij hebben gekend. Gedurende dezen tijd zouden zij \'t volle recht hebben het verkeer af te breken, zonder dat er een proces kon volgen wegens schending der trouwbelofte, en zonder dat de wereld zich er mede bemoeide; maar indien men na die twaalf maanden besluit elkander trouw te blijven, dat er dan ook eene plechtige verloving volge en de vaste belofte op den bepaalden datum te huwen; en deze verloving mocht dan niet verbroken worden zonder zware straffen.

Wat hen betreft, die er in faalden gedurende de hun toegekende twaalf maanden elkander\'s gewoonten en karakter voldoende te be-studeeren en dit te laat gewaar worden, geef hun de vrijheid ieder alleen te gaan leven, dit is beter dan samen een ellendig leven te leiden of terug te keeren tot het „vrije huwelijkquot; van wilden en heidenen.

Bromleij. Een verstandig leeraar.

Wat rechter Hannen denkt.

M.! \'t Is merkwaardig, hoe alle uwe correspondenten ééne zaak vergeten. Zij redeneeren over de toevallige bijomstandigheden van

-ocr page 206-

184

de bijzondere huwelijken, maar geen van alleu heeft zelfs gezinspeeld op het eerste beginsel der instelling. Vrijwillige samenwoning is mogelijk onder andere systemen; maar het eerste en laatste beginsel van het huwelijk is de gedwongen samenleving levenslang; daarom treedt de huwelijkswet eerst in werking, wanneer die dwang er bij te pas komt. De schrijvers, die zoo uitweiden over hun echtelijk geluk, zullen misschien vreemd opkijken als zij hooren, dat zij in de praktijk eigenlijk in „vrije liefdequot; leven; maar dit is toch werkelijk een droevig feit. De instelling van het huwelijk heeft met hun geluk niets te maken, \'t Is eerst wanneer een paar niet gelukkig samen is, en wanneer \'t hun niet veroorloofd is te scheiden, dat de machinerie van het huwelijk in werking treedt. Wie de vrije liefde met losbandigheid verwarren, behoorden toe te luisteren in plaats van te spreken. Zij hebben niets te onderwijzen, maar moeten alles nog leeren. Ieder atoom van geluk dat zij aan \'t huwelijk toeschrijven, is eenig en uitsluitend \'t gevolg der vrije liefde.

„Op mijn woordquot;, merkte rechter Hannen op in de zaak Willis v. Willis, 7 Dec. 1882 — „\'t verwondert mij geenszins, wanneer een rechtsgeleerde eene vrouw wil bijstaan, die tegen deze rechtspleging opkomt, welke alleen hier bestaat en welke ik wenschte dat hier niet bestond; namelijk, de macht om eene vrouw naar de gevangenis te verwijzen, omdat zij niet samen wil wonen met een man dien zij niet lief heeftquot;. Met andere woorden, herleid het huwelijk tot zijn logische bestanddeelen, en dan is het iets zoo onuitsprekelijk stuitends, dat het zelfs een rechter Hannen van zijn rechtsgeleerd standpunt afstoot.

De vraag „is het huwelijk eene fout?quot; is door de gebeurtenissen zelve beantwoord. Het beginsel der echtscheiding is kortaf onbestaanbaar met het beginsel van het huwelijk. Met het toestaan eener scheiding werd feitelijk beleden, dat het huwelijk eene fout is.

Een treurigcn indruk gaf deze correspondentie, wat betreft de blufferige zelfzucht, welke bijna door allen ten toon gespreid werd, die zich beroemden op een gelukkig huwelijk en hunne ongevoelige, in sommige gevallen onbeschaamde onverschilligheid voor het lot van hen, die minder gelukkig waren. Zij zullen de chariteit wol nooit leeren, -want die is het kind der smart, maar dat zij zich ton minste onthouden van hun klinkende schel te doen luiden in de ooren van wijzer menschen.

Cnmae.

De Sibylle.

-ocr page 207-

AFDEELING VIII.

Appendix.

Overzicht van de wetten op het huwelijk en de echtscheiding.

Wij onderstellen, dat er nog nimmer zulk een voorraad van bewijzen, aangaande het ■wel- of nietslagen van het huwelijk als sociale instelling, aan het onderzoek ten beste is gegeven als in dit werkje. Het is stellig de aandacht en de ernstige betrachting-waard van allen, die in de studie der sociologie betrokken zijn of belangstellen in het welzijn der maatschappij. Doch ook zal het de aandacht gaande maken van velen. die minder ambitieus zijn in hun verstandsoefeningen en aangezien wij bekend staan als een practisch volk, zullen deze lezers waarschijnlijk wel verwachten , dat al deze bewijzen voor en tegen gevolgd zullen worden door een vertrouwbaar overzicht van de onderscheidene wijzen, waarop men in of uit het huwelijk kan treden, volgens de wetten van verschillende volken. In den loop der briefwisseling zelf werden er reeds toevallige zinspelingen op gemaakt en wie deze goed gelezen heeft kan nauwelijks meer behoefte hebben aan eene nadere toelichting van onze eigen wetten op liet stuk van het huwelijk; maar eene meer speciale behandeling der wetten in andere landen kan allicht voor meer weetgierige of meer ondernemende lezers gewenscht zijn.

Eene geschiedenis der wet op het huwelijk zoude wellicht meer dan eenig ander onderwerp van wetgeving geschikt zijn, om de belangstelling van het groote publiek te trekken; eene uitvoerige ontleding en vergelijkende voorstelling van de verschillende huwelijkswetten , welke tegenwoordig onder de beschaafde volken van kracht zijn, kon misschien eene nuttige bijdrage leveren tot de wetenschap der volkshuishoudkunde; doch natuurlijk kunnen wij hier noch het een noch het ander beproeven. De perken, aan dit werkje gesteld, veroorlooven slechts een kort overzicht van de hier aangestipte punten.

Men kan moeielijk in eenigerlei opzicht de wetten behandelen zonder min of meer terug te gaan tot de beroemde Romeinsche

-ocr page 208-

186

rechtsgeleerdheid, welke een overheerschenden invloed heeft uitgeoefend op de wetten van alle westersehe volken, en die de grond en oorsprong is van \'t grootste gedeelte der wetten op het vasteland. Uit deze bron ter eene en uit den Christelijken godsdienst ter andere zijde ontsprong bijna elke wet en elk gebruik betrekkelijk \'t huwelijk, voor zooveel de praktijk in Engeland betreft. En ofschoon zij gelijktijdig en met menig oponthoud en tegenwerking hun invloed deden gelden, blijft deze toch betrekkelijk gemakkelijk te onderkennen. En \'t is langs dezen weg, dat wij \'t best in staat zullen zijn de wetten van het moderne Europa te klassificeeren.

Aan de Eomeinsche rechtsgeleerdheid ontleenen wij die opvatting van het huwelijk, welke nu nog in \'t bijzonder de Schotsche wet onderscheidt, en ook die der natiën op het Vasteland, welke in meerdere of mindere mate het Code Napoleon hebben aangenomen. Hieraan ligt de beschouwing ten grondslag, als zoude het huwelijk een burgerlijk contract tot zinnelijke gemeenschap zijn. Het is waar, dat deze opvatting van de Romeinsche rechtsgeleerden, het resultaat was van de beschouwing der historische ontwikkeling en dat zij vastgesteld werd na eene zeer uitgebreide en zeer veelvuldige geleerde gedachtenwisseling. Op de eerste trappen der beschaving, toen deze zich nog onderscheidde door de strenge leerstelsels van de vaderlijke macht en de minderjarigheid dei-vrouw, was er zeker zeer weinig van den aard van een verdrag in te erkennen.

Er was een tijd, toen de verliefde bruidegom, al te overhaast om vooraf voorbeelden te verzamelen en daaruit een besluit te trekken omtrent de kwestie, of \'t huwelijk eene fout is, ja of neen, zichzelf maar eenvoudig in \'t bezit stelde van de dame zijner keuze, door middel van \'t korte en bondige proces der schaking , anders gezegd, door haar te stelen. En zoolang deze handelwijze stand hield en in meerdere of mindere mate gevolgd werd, classificeerden de geleerden ze onder het hoofdstuk van vervoering en overdrag, en niet onder dat van overeenkomsten of verdragen.

Men zou \'t nauwelijks gelooven, dat er onder ons nog steeds een reliek gevonden kon worden van dit primitieve huwelijksproces ; maar oude gebruiken bevatten dikwijls, zooals Sir Henry-Maine ons heeft aangetoond, curieuse versteende fragmenten van de geschiedenis der oudheid; en \'t is zeer wel mogelijk, dat het, bij ons door den tijd gewijde, gebruik, van \'t den jonggehuwden achternawerpen van oude schoenen en ander huisraad, dat thans voor een vriendelijkheid doorgaat, aan een geheel ander motief zijn oorsprong verschuldigd is; dat wij er namelijk een symbolisch overblijfsel in terugvinden van de woede der bedrogen en beroofde ouders, en van eene poging tot vervolging.

-ocr page 209-

187

Doch de dagen van de schaking der Sabijnsche maagden liggen thans in het nevelig verleden; en in de vroegste tijden van de vertrouwbare en Eomeinsche historie hadden de handelingen bij \'t sluiten van \'t huwelijk meer den aard van een contract. Die soort van overeenkomst echter werd toen gesloten, niet tusschen den bruidegom en de bruid, maar was een koopverdrag tusschen hem en den vader der bruid, en de uitkomst was de overdracht van de dochter uit de voogdijschap van den vader in die van den echtgenoot. Er waren, feitelijk, nog twee andere soorten van huwelijken in gebruik, gelijktijdig met deze co-emptio, of koop en verkoop. De ceremonie van confarreatio was eene godsdienstige plechtigheid, waarvan de aanbieding van eenig meel een bestanddeel uitmaakte; wat wellicht in Engeland bjj \'t huwelijk en bij \'t Eoomsche car-neval nog voortleeft in de gewoonte van rijst te offeren. Bij \'t meer onder de Plebeërs gebruikelijke huwelijk door usus, werd het bezit der vrouw aan den man overgedragen door een soort van acte, of werd zij zijn eigendom door \'t ongestoord bezit van een jaar lang. Doch al deze drie methoden leverden ongeveer dezelfde uitkomst op, wat den staat der vrouw betreft; in elk dier gevallen werd zij in de praktijk der wet zooveel als de dochter vaiï haaiman. Door trapsgewijze vooruitgang, en onder verschillende invloeden die wij hier niet behoeven na te speuren, geraakten al deze drie soorten van burgerlijk huwelijk in onbruik; en in de laatste tijden der republiek, werd er een vorm voor \'t huwelijk aangenomen , waarbij de vrouw lid bleef van haar vaders familie, en alleen aan de vaderlijke familieregels onderdanig. Het gevolg hiervan was, dat het karakter van stelen, schaken en toeeigenen van deze handeling meer en meer vervloeide, en er iets van den aard van een persoonlijk verdrag voor in de plaats kwam.

De verslapping van \'t eenmaal zoo drukkende leerstelsel van \'t familierecht had bij deze latere huwelijken tot natuurlijk gevolg, dat de Romeinsche matronen eene buitengewone mate van vrijheid, zoowel voor haar persoon als haar eigendom genoten. En ook was het ontbinden van dergelijke huwelijken bijkans even gemakkelijk als het aangaan der verbintenis. Voor zoover de wet althans betreft, was eene eenvoudige toestemming reeds voldoende voor de echtscheiding; neen, zelfs nog minder dan dit; bij den wil, alleen van den man, kon de betrekking reeds ontbonden worden; en zoolang deze wettige macht nog niet bedwongen werd door buitengewone wetten, bestond er voorzeker weinig onderscheid tusschen deze huwelijken en wat men thans concubinage noemt. Juvenalis getuigt van het feit, dat men, ten minste in zijn tijd, zeer geneigd was alle voordeel te trekken van de vrijheid, welke deze wet veroorloofde (Sat. 16, 228).

In eene latere periode werd evenwel de goede naam van \'t

-ocr page 210-

188

huwelijk weer eenigszins hersteld door de omstandigheid, dat meer en meer zedelijke schande het deel werd van wie uit wreedheid of grilligheid tot eene scheiding overging. quot;Wat de Praetoren niet hadden kunnen voorkomen, werd door de Censoren in werkelijkheid onderdrukt. Hunne tusschenkomst was bovendien veel machtiger en invloedrijker dan thans het fronsen en hoofdschudden van de moderne Mrs. Grundy (het publiek „menquot;). Zij bezaten de macht, en oefenden die ook uit, om straffen op te leggen, zelfs aan de Senatoren, die zich berispelijk gedroegen bij het toepassen der wetten.

\'t Kan geen verwondering baren, dat toen de invloed van een ascetisch Christendom zich gevoelen deed, dit een krachtigen stoot gaf aan quot;t zedelijk gevoel, ten gunste van de bestendigheid van den huwelijksband, en ter beperking van de overgroote mate van persoonlijke vrijheid, welke de gehuwde vrouwen genoten. De vroegere macht der familie kon evenwel niet hersteld worden; maar de geestelijke wet slaagde erin, aan don man in zijn hoedanigheid een recht toe te kennen, dat slechts weinig minder was dan \'t recht, dat hij zich in vroegeren tijd bij den koop veroverd had. Onder denzelfden invloed werd de vrijheid tot scheiden door bijzondere wetten bepaald en vervangen. Eonige van deze wetten zijn reeds opmerkelijk genoeg op zichzelf, maar meer nog door \'t licht, dat zij op de zeden van dien tijd werpen. Onder Constantijn, bijvoorbeeld, mocht men van zijne vrouw scheiden op drie gronden: overspel, het bereiden van vergif, en het optreden als koppelaarster. Eveneens waren er drie gronden tegen den man geldig: zijn veroordeeling wegens moord, \'t bereiden van vergif, en, vreemd om te hooren, het berooven van graven. Ten tijde van Justinianus was deze wet aanmerkelijk veranderd en uitgebreid. Onder zijne Code mocht men van een man scheiden wegens conspiratie tegen het Rijk, een aanslag tegen \'t leven zijner vrouw, \'t dwingen zijner vrouw tot overspel, \'t hiervan haar valschelijk beschuldigen, en om \'t nemen van eene bijzit in de gemeenschappelijke woning. Tegen de vrouw werd de eisch tot scheiden geldig, op grond van \'t verhelen van samenspanningen tegen het Kijk, overspel, aanslag tegen \'t leven van haar man, \'t bezoeken van baden en gastmalen met andere mannen, wegblijven uit de gemeenschappelijke woning tegen den wensch van haar man, en ten laatste, wegens \'t bezoeken van een theater of circus zonder zijne toestemming!

\'t Is onmogelijk hier in bijzonderheden het langdurige conflict te schetsen tusschen den kerkelijken canon en de geleerden in \'t burgerlijk recht, waarvan de sporen nog heden duidelijk genoeg aanwezig zijn. Afgescheiden van het theologisch verschil, hetwelk ontstond over het sacramenteel karakter van de ceremonie, waarover zoo aanstonds meer, zien wij hoe do tijdelijke wetten van

-ocr page 211-

189

zuiver maatschappelijk recht in hare afwisselingen gelijken tred houden met den meerderen of minderen invloed der canonisten. Waar dezen de overhand hadden , daar werd de toestand der vrouw geheel en al een staat van verregaande ondergeschiktheid. De Engelsche Burgerlijke Wet ontleent, betreffende dit onderwerp, hieraan de meerderheid harer grondslagen; en nergens werden de wreede logische consequenties van het echtelijk recht van den man met meer gestrengheid doorgevoerd dan in onze Engelsche gerechtshoven, zoolang zij den invloed nog niet ondergaan hadden der rechtvaardigheid en der nieuwere wetgeving. Daarentegen hadden de edelmoediger principes van de Komeinsche wereldlijke juristen over \'t geheel de overhand op het vasteland van Europa, om ten slotte hun tolk te vinden in het Code Napoleon en andere wetboeken, die hierop gebaseerd zijn.

In andere streken, zooals Denemarken en Zweden, die tot een betrekkelijk laat tijdstip buiten den invloed der Europeesche beschaving bleven, leidden de aartsvaderlijke instellingen op \'t stuk der vrouwelijke onderdanigheid tot een uitkomst, welke eenige gelijkenis heeft met de onze, die \'t gevolg was van den invloed der canonieke wet. Ook in Schotland, niettegenstaande den grooten eerbied, dien men er de Romeinsche rechtsgeleerden toedroeg, bleef de onmacht en onbekwaamheid der vrouw voor de wet in volle kracht. Alzoo kwam het, schoon niet ovei-al langs denzelfden weg, dat de ruwere vormen van het huwelijksrecht, in de middeleeuwen, meer zichtbaar bleven in Noordelijk dan in Zuidelijk Europa, en het contrast, hoe ook voortdurend verzacht door herstellende en weldadige wetgeving, is nog steeds ver van uitgewischt.

Doch om van het antiquarisch gezichtspunt af te stappen — \'t is duidelijk genoeg, dat heden ten dage, nu de vrouwen zeker niet straffeloos zullen dulden dat men haar als roerende have en goed zal beschouwen of behandelen, het huwelijk, wat het overigens ook zijn moge, ontegensprekelijk een contract is. Op het vasteland , inderdaad, is de oude Romeinsche manier om liet meer als een koop tusschen twee families te behandelen dan tusschen twee personen, steeds nog aan te wijzen, maar toch berust deze instelling thans op den grondslag van eene vrijwillige en gelijke overeenkomst tusschen de hoofdpersonen en hunne ouders. Daarnevens doen zich evenwel zeer gewichtige overwegingen voor, wanneer men zich de vraag stelt of het, schoon in zekeren zin een contract zijnde, niet terzelfder tijd nog iets meer is dan louter een contract. Hier verrijst de kwestie van het sacrament, met het gevolg dat men op nieuw de Europeesche huwelijkswetten in twee onderscheiden systemen verdeelen moet. Wij bespraken hierboven de wetten, in zoover deze rechten op persoon en eigendom tusschen man en vrouw betreffen; het punt in kw estie, dat zich nu

-ocr page 212-

190

voordoet is het ethisch (zedelijk) karakter van hunne verbintenis. Waar de geestelijkheid haar zin kreeg en haar eisch konde doorzetten, dat het een Christelijk Sacrament zou wezen, daar werd het huwelijk op een hooger voetstuk geplaatst dan dat van een burgerlijke wet. Er werd een goddelijk element aan toegeschreven en de verstandige redeneeringen van aardschgezinde juristen werden met meer of minder succes op een afstand gehouden door eene macht, die op hooger autoriteit dan de hunne aanspraak maakt. Deze macht achtte de wijding der Kerk noodzakelijk, nevens de toestemming van de wederzijdsche partijen; en , was eenmaal \'t huwelijk voltrokken, dan was de verbintenis onverbreekbaar verklaard. „Wat God vereenigd heeft, zal de mensch niet scheidenquot;, klonk het beslissende antwoord aan hen, die te laat berouw gevoelden over eene ongelukkige verbintenis. Aan den anderen kant, waar de tusschenkomst van de godgeleerden minder uitwerkte, werd eene eenvoudige toestemming van weerszijden, met meer of minder betrouwbare getuigen, alles wat noodig was tot het sluiten van een geldig huwelijk. Nochtans werd in geen der beschaafde landen, de enkele overeenkomst tusschen beide partijen voldoende geacht om het contract weer te ontbinden. De macht tot het toestaan van zulk een belangrijke daad werd altijd door den Staat aan zich gehouden. Doch terwijl in die landen, waar de geestelijke autoriteit overheerschend was, de onoplosbaarheid van \'t huwelijk \'t punt van uitgang is voor de ontwikkeling van de wet op de echtscheiding, zoo werd daar, waar het zuiver wereldsche oogpunt de overhand behield, steeds de macht tot ontbinding van \'t huwelijk erkend; en al wat de hervormers der wetten te doen hadden was het bepalen der voorwaarden en der wijze van rechtspleging, waarop de scheiding kon plaats hebben.

Wij kunnen Frankrijk en Schotland aannemen als tvpen voor de contrasten in deze aangelegenheid, \'t Is welbekend, dat de Franschen, niettegenstaande hunne regeering in godsdienstige zaken afvallig is, liet voorrecht bezitten van menige beveiligende bepaling tegen overhaaste ondernemingen in zake \'t huwelijk, welke onder ons Engelschen geheel onbekend zijn, hoe voorzichtig men ons soms ook noemen moge. Bij voorbeeld, in de eerste plaats kan \'t huwelijk daar niet wettig voltrokken worden, aleer de wederzijdsche partijen den leeftijd van achttien en vijftien jaar bereikt hebben. Hier werd de leeftijd, zeer onoordeelkundig, volgens de wetten onder eene geheel andere hemelbreedte zoo bespottelijk laag gesteld als veertien en twaalf. Eveneens is de Franschman een „kindquot; tot op vijfentwintigjarigen leeftijd, en voor dien tijd mag hij niet huwen zonder de formeele toestemming zijner ouders, of, indien dezen reeds dood zijn, die hunner grootouders of van den „familieraadquot;. Zoolang hij nog tusschen de

-ocr page 213-

191

25 en 30 is mag hij niet „van staat veranderenquot; voordat hij tweemaal, bij tusschenpoozen van een maand, formeel den eerbiedwaardigen raad zijner ouders of grootouders of den familieraad heeft aangevraagd. Zelfs boven den wel reeds ietwat rijpen leeftijd van dertig blijft zulk eene „acte van eerbiedquot; nog noodig. Voor de vrouw is het maximum bepaald op 21 en 25 jaar. Verder moet de identiteit van beide personen ten volle bewezen worden voor een ambtenaar van den Staat; aan de voorgenomen verbintenis moet tweemaal publiek kennis gegeven worden van het Gemeentehuis uit; en al behaagt het hun al of niet bovendien de hulp van een geestelijke in te roepen, toch zijn zij verplicht de drooge formaliteit te ondergaan van het contract, in de tegenwoordigheid van twee notarissen en twee getuigen te teekenen. In Italië en Spanje is in de praktijk deze zaak op dezelfde leest geschoeid. Bovendien heeft een niet vervullen van een dezer ver-eischten, over \'t algemeen, veel gewichtiger gevolgen dan de nalatigheid in een der Engelsche gebruiken hier heeft. In Engeland doet eene openbare kennisgeving onder valschen naam , wanneer dit met goedkeuring van beide deelgenooten geschied is, geen afbreuk aan de wettigheid der verbintenis; en de Engelsche wetten bekommeren zich bitter weinig om de gevoelens van de ouders en de familie. Doch wee der Fransche dame, indien niet iedere tittel en jota van al de verordeningen vervuld werd, zelfs wanneer haar huwelijk in Engeland, geheel volgens de daar geldende wetten, voltrokken werd. Menigeen heeft zich, door eenig verzuim wegens onbekendheid of onoplettendheid met de wetten, onbewust geplaatst gezien in den toestand eener heldin van een treurspel, dat betiteld kon worden: „gehuwde vrouw, ja of neen?quot;

En waar de wetten voor de vereeniging zoo nauwkeurig bepaald zijn , is het niet te verwonderen, dat het ontbinden van wat met zooveel moeite bijeengebracht was, in evenredigheid moeielijk is gemaakt. Tot aan \'t jaar 1792 had de teleurgestelde inari of mariée de gelegenheid tot berouwen zoo lang het ellendig leven duurde; de Heilige Kerk had haar Quos Deus, etc. gesproken en er bleef hun geen andere hulp over dan de dood. Onder het revolutionaire gouvernement en \'t eerste Keizerrijk werd de echtscheiding op zeer gemakkelijke voorwaarden verkregen; de formeele verklaring van beide partijen was voldoende voor \'t gerechtshof om het contract te niet te doen. In 1816 was deze machtiging weer teruggenomen, maar men kon toch eene gerechtelijke scheiding verkrijgen op zekere voorwaarden, die voorloopig de toepassing van het krachtiger geneesmiddel verzekerden. In den laatsten tijd is de gelegenheid voor eene echtscheiding wederom hersteld; nu mag een man deze eischen op grond van overspel der vrouw; en de vrouw op denzelfden grond, al of niet verzwaard door het

-ocr page 214-

192

brengen van zijne bijzit in de gemeenschappelijke woning, welke laatste omstandigheid vroeger den eisch tegenover den man eerst geldig maakte. Beiden mogen de ontheffing verzoeken, op grond van buitensporig gedrag of slechte behandeling of op grond van injure, een woord dat moeilijk voor vertaling vatbaar en van zeer elastieke beteekenis is, welke althans nog niet gezegd kan -worden reeds vastgesteld te zijn. Eindelijk mogen zij de echtscheiding ook inroepen bij wederkeerige toestemming en die der nog in leven zijnde ouders, en mits \'t huwelijk niet langer dan twintig jaren bestaan heeft. De wetten in Italië en Spanje laten geene echtscheiding toe, maar alleen eene gerechtelijke scheiding, praktisch om dezelfde redenen als die, welke in Frankrijk golden voor het laatste dekreet op de echtscheiding. fn Ierland is er voor de vrouw geen scheiding te bekomen en voor den man alleen door middel van een ingewikkelde serie van processen, besloten door de kostbare weelde van een Act of Parliament.

Nu mogen wij ons naar Schotland wenden, om een voorbeeld voor een huwelijkswet die in hare uiterste vrijgevigheid een merkwaardig contrast met het vorenstaande levert. De Schotsche wet erkent drie verschillende wijzen van voltrekking van een huwelijk, de eene noemt men de „ regelmatigede twee andere „ onregelmatigequot;. Van de regelmatige behoeven wij hier niet in \'t breede te spreken. Iedereen in Engeland is bekend met de publieke afkondiging en de hier en ginds bijkans eenzelfde, eentonige formaliteit; \'t, eenige punt van verschil met de onze is, dat de bloote tegenwoordigheid van een bedienaar van den godsdienst genoegzaam geacht wordt, om \'t huwelijk het karakter bij te zetten van in facie ecclesiae voltrokken te zijn, waar en wanneer dit ook moge plaats gehad hebben; en feitelijk worden dan ook veelal de huwelijken in de particuliere woning voltrokken. De toestemming yan ouders of voogden is er niet bij noodig, zelfs niet voor de minderjarigen.

Het zijn de „ onregelmatige huwelijkenquot; die de faam van het Schotsche huwelijk zoo verbreid hebben. Deze zijn het die ten volle den grondregel erkennen, dat „ de toestemming het huwelijk maaktquot;. „Geen vormen of ceremonie, burgerlijk noch godsdienstig, geen aankondiging aan het publiek vooraf of naderhand, geen voltrekking of samenwonen, geen brieven, geen getuigen zelfs zijn er noodig bij het sluiten van de gewichtigste verbintenis, waartoe twee personen kunnen overgaan quot;. Zoo luiden de woorden van Lord Deas in zijn vonnis in Leslie v. Leslie (Court of Session Report, 2nd Series, XXII, p. 993). De toepassing van dezen ruimen grondregel heeft \'t aanzjjn gegeven aan tweeërlei vorm voor de onregelmatige huwelijken; ten eerste, Per verba deprae-senti, dat is, de wederkeerige toestemming van twee tegenwoor-

-ocr page 215-

193

dige personen om onmiddeljk en voortaan man en vrouw te zijn. Zulk eene overeenkomst in \'t publiek of in stilte, hetzij deze daarna openbaar erkend wordt of niet, hetzij deze gevolgd wordt door \'t vervullen der echtelijke plichten of niet, is een wettig huwelijk. De tweede soort bestaat in eene belofte tot een toekomstig huwelijk, gevolgd door echtelijke gemeenschap; doch om een dergelijk huwelijk van kracht te doen zijn, moet de belofte bevestigd worden door eene onderteekening van den naam of door een eed. Over \'t algemeen was men ook van meening, dat een huwelijk reeds gesloten was door gewoonte of gerucht, of door den schijn bij vrienden en bekenden wegens \'t samenwonen als man en vrouw. Doch zulk eene bekendheid, zonder voorafgaande belofte of uitspraak, veroorzaakt slechts een vermoeden of aannemelijke waarschijnlijkheid ten gunste van een huwelijk. In zichzelf heeft het niet de kracht eener verbindende betrekking tusschen de beide partijen.

Deze toestand der wetten verleende gedurende geruimen tijd zooveel ruchtbaarheid aan den smid van Gretna Green, een per-sonaadje, dat in de dagen, toen do romanlezers en schouwburgbezoekers meer belang stelden in het zweren dan in het verbreken van den echtelijken eed, van onberekenbaar nut was voor auteurs van romans en drama\'s en dergelijke. Zijn winstgevend beroep werd droevig benadeeld door de uitvaardiging der Lord Brougham Act, in 1855, waarbij vastgesteld werd, dat voortaan geen onregelmatig huwelijk geldig zijn zou, mits van dien datum af een der beide partijen zijn vaste woonplaats in Schotland zou hebben, of er minstens gedurende 21 dagen vóór het huwelijk gewoond had. De weldaad (of andersom) dier Schotsche inschikkelijkheid was derhalve van toen af verloren voor ongeduldige vluchtelingen uit Engeland; doch ofschoon men kortelings het „geregeldequot; huwelijk door enkele vereenvoudigingen heeft trachten aan te moedigen, is toch het Schotsche beginsel van \'t huwelijk, louter bij toestemming , nog in volle kracht en gebruik gebleven.

Onder deze omstandigheden is \'t niet te verwonderen, dat de Schotsche roch.tsgeleerden, bij de kwestie der echtscheiding, bleken minder door den invloed der godgeleerden bevangen te zijn dan hunne collega\'s in andere landen, waar de geestelijkheid meer gezag had. Er worden in Schotland twee gronden tot scheiden erkend — overspel en verlating; en deze zijn van gelijk gewicht tegenover den man zoowel als de vrouw, wat een verschil maakt met Engeland. Bij voorbeeld, reeds enkel overspel, zonder meer, van den man is genoeg voor de vrouw om echtscheiding a vinculo te mogen vragen. Zij behoeft haar toevlucht niet te nemen tot zulk een halven maatregel als eene judicial separation. Bovendien is kwaadwillige verlating gedurende vier jaren, non-adherance, als do

13

-ocr page 216-

194

Schotten het noemen, per se een grond voor geheele vernietiging der verbintenis. Daarentegen is wreedheid, zoolang er adherance (aanhankelijkheid) is, van geene waarde in \'t pleit, \'t Is opmerkelijk , dat terwijl een verblijf van drie weken voldoende is om iemand de privileges der Schotsche huwelijkswet te verschaffen, die der echtscheidingswet niet worden toegestaan alvorens het verblijf het tijdstip van veertig dagen overtreft. Aldus kunnen onze Engelsche lezers, die lust mochten gevoelen hun fortuin in een Sehotsch huwelijk te beproeven, er verzekerd van zijn, dat zij althans negentien dagen getrouwd zouden blijven.

Waar er dergelijke treffende verschillen bestaan in de huwelijkswetten tusschen twee natiën, die zoo nauw verbonden zijn en in onophoudelijk verkeer met elkander staan als het Engelsche en het Schotsche, daar kunnen herhaalde moeielijkheden als gevolg daarvan niet uitblijven. Het is dwaas, om geen erger woord te gebruiken, dat men aan de eene zijde van den weg gehuwd kan zijn en aan de andere een Benedict is; dat uwe kinderen daar wettig en hier onwettig kunnen zijn, en dit te eer daar een later huwelijk in Schotland de kinderen, die voor \'t huwelijk geboren werden, wettigt, en dit in Engeland niet zulk een menschlievend gevolg heeft. Doch weinigen waren zoo zeer \'t slachtoffer van deze tegenstrijdigheid in de wetten als eenmaal Lolley, nu een zeventig jaren geleden. Deze ongelukkige, na eerst gehuwd te zijn in Engeland, vond deze handeling in zoo verre eene fout, dat hij kort daarna zich gedwongen zag een decreet van absolute scheiding te ondergaan op grond van eigen overspel. Toen hij gescheiden was, en natuurlijk in de meening verkeerde dat hij nu in elk vrij land op nieuw trouwen mocht, deed hij dit weer in Engeland — waarop eene vervolging tegen hem ingesteld werd wegens bigamie. Overspel alleen was geen overtuigende grond tot scheiding in de Engelsche wet, en men hield zich er toen aan die ook niet te erkennen, wanneer zij volgens andere wetten was uitgesproken. Zoo bleef het eerste huwelijk in Engeland gelden en eene gevangenisstraf van eenige jaren was de boete voor zijne onvoldoende kennis van eene ingewikkelde afdeeling der wet. Met voldoening kunnen wij aanstippen, dat een zeer onlangs genomen besluit van het Huis der Lords thans het tegenovergesteld vastgesteld heeft, waarbij eene scheiding voor elke bevoegde rechtbank ook hier geldig zijn zal, wanneer de partijen, onder de jurisdictie van die rechtbank behoorende, te goeder trouw, hona-fide, zijn geweest. (Harvie v. Farnie, 8 App., c. 43). De voorwaarde, dat men onder de jurisdictie van die rechtbank wonen zal, heeft tot doel te voorkomen, dat men een zesweeksch reisje maken gaat om zulk een rechtbank te vinden, maar het redt den hona-fide inwoner uit eene nauwe engte, als die waarin de arme Lolley verstikt werd.

-ocr page 217-

195

Maar indien \'t niet altijd onverstandig is zich te beklagen over de onaangenaamheden, die men soms lijden moet wegens \'t verschil tusschen de Engelsche en Schotsche huwelijken, wat kan er dan niet gezegd worden van de moeielijkheden, waarmede hij of zij te kampen heeft, die zich in Amerika in \'t huwelijk begeeft? Voor wie altijd tehuis zit en zich niet met de zaken van zijn buurman bemoeit is alles gemakkelijk genoeg. Maar stel u den zielstoestand eens voor van een man of eene vrouw, wier lot het geweest is door alle Staten van Noord-Amerika rond te gaan en die weetgierig genoeg is om feitelijk te onderzoeken, hoe en wat de huwelijksrechten en verplichtingen wel mogen zijn hier en daar en ginds. Quol homines tot sententiae; quot civiiates tot hyes,. In geen twee Staten van al de veertig, of daaromtrent, zijn de wetten dezelfde, \'t Is onmogelijk er hier alles van te vertellen, wij bepalen ons derhalve tot eene algemeene toelichting van de verwarring welke daar bestaat. Een geheel boekdeel zou nauwelijks voldoende zijn om de details dier verordeningen in \'t licht te stellen.

Wat, bij voorbeeld, den leeftijd betreft waarop men een huwelijk mag aangaan: in eene der Staten geldt de bepaling van Oud-Enge-land van 14 en 12 jaar; in eene andere wordt dit verlaat op 16 en 14; in weer eene andere moet de man minstens de 17 bereikt hebben; in weer eene andere 18 en 15; terwijl in Washington de grenzen zoo buitengewoon hoog zijn als 22 en 18. Somwijlen is de toestemming der ouders een vereischte, min of meer de nauwkeurigheid der Fransche wet nabij komend; somwijlen wordt den ouders even weinig eerbied waardig gekeurd als in Engeland.

Wat betreft de graden van bloedverwantschap of aanverwantschap, welke een huwelijk kunnen verhinderen, \'t zou langwijlig worden al de verschillende denkbeelden daaromtrent op te sommen, \'t Is, naar wij meenen, aan de arme zuster der eerste vrouw overal geoorloofd haren schoonbroeder te troosten, indien zij hem er toe brengen kan dit zelf ook te wenschen; doch in New Hampshire, Ohio en Indiana mogen volle neef- en nicht niet samen huwen; in Nevada en Washington geen nadere bloedverwanten dan achterneef en nicht, In verscheidene Staten wordt alleen \'t huwelijk in de opgaande en nedergaande linie van bloedverwanten verboden, terwijl in Vermont en elders eenige zeer behoedzame juristen \'t der moeite waard geacht hebben plechtig vast te stellen, dat een man niet met zijne schoonmoeder zal mogen trouwen. Wij kunnen ons wel voorstellen, hoe een Yankee eens verwonderd uitriep: Great Scott, ik weet zeker, dat ik nooit over zoo iets gedacht zou hebben!

Groote ontsteltenis en verlegenheid kan er ontstaan, wanneer er twee personen van verschillend ras op elkaar verlieven. Zoo bijvoorbeeld in Nevada en Arizona, waar een huwelijk met een

-ocr page 218-

196

volbloed Chinees onwettig is; in Indiana en Oregon strekt deze onmacht zich uit tot een halfbloed Chinees, terwijl in Oregon zelfs eene vermenging met een vierendeels Chineesch bloed een hinderpaal is. In vele Zuidelijke fetaten verkeeren de Negers in dezelfde omstandigheid als de Chineezen in Nevada, doch hier ook weer niet overal in dezelfde mate. Aan de eene zijde eener rivier mag een man eene zwarte trouwen, zoo hjj er eene naar zijn smaak vinden kan; aan de andere zijde dierzelfde rivier is zelfs een achtste deel van negerbloed genoeg om elke wettige vereeniging te verbieden. En daar de negers en Chineezen niet zeer precies zijn in het bijhouden van hun geslachtsregister en familie-wapens — en \'t bestaan van half-, vierde en achtste bloed, en meer andere combinaties, (slechts te noemen met vulgaire uitdrukkingen , alleen gebruikelijk in eene maatschappij waar onwettige huwelijken tusschen zwarten en blanken inheemsch zijn) buiten de wet omgaat zoo ontstaan daar tallooze moeielijkheden in \'t opsporen van iemands afstamming, zoodat men zich wel eenig denkbeeld er van vormen kan , indien althans Cupido nog evenveel streken uitvoert als van ouds, hoe vele slachtoffers er in de strikken der wet vallen. Voornamelijk wanneer wij er nog bijvoegen, als voorbeeld van nog meer verscheidenheid, dat men soms een straf ondergaan moet wegens het trouwen met een neger of negerin , terwijl de kwestie over een wettige ontbinding van dat huwelijk, wanneer men daarop ingaat ter ontbinding van de straf, geheel onbeslist gebleven is.

Onlangs meldden de couranten, dat er in Kentucky een wetsontwerp in de maak is, waarbij het huwelijk verboden wordt aan idioten, onnoozelen, krankzinnigen, vagebonden, dieven en andere misdadigers.

Een der grootste bijzonderheden echter in de huwelijkswet is de wet, welke in Pennsylvaniö en Tenessee heerscht in \'t geval van afwezigheid; de geschiedenis, onder anderen, die aan ïennysson Enoch Arden in de pen gaf. Bij geval van \'t verdwijnen van een der echtgenooten gedurende twee jaren, mag de verlaten echtgenoot, die hona fide (te goeder trouw) den dood van den afwezige gelooft, een nieuw huwelijk aangaan. Voor zooverre, kan men hierin , al is de tijd ook wat kort genomen, een goedwillige poging zien om een hard lot te verzachten. Maar \'t is jammer, dat Tennyson , de gelauwerde dichter, niet met de wet in deze Staten bekend is geweest; wat had hij dan een geheel ander slot aan zijn gedicht kunnen geven! AVant in die beide Staten van Noord-Amerika heeft men goed geoordeeld, aan den afwezigen vorigen man (of vrouw), bij eene onverhoopte terugkomst, \'t recht te verleenen tot de keuze tusschen het terug nemen van de vorige echtgenoot of wel deze in \'t gelukkig bezit te laten van den

-ocr page 219-

197

nieuwen echtvriend. Men zoude waarlijk eene aanvechting krijgen om voor Enoch Arden eene alleenspraak te dichten, waarin hij het voor en tegen in deze aangelegenheid wikt en weegt.

Denk u eene vrouw, die een penchant heeft voor mannen en tegelijk voor \'t verwisselen van woning en landstreek, het is klaar en duidelijk, dat zij in Noord-Amerika, tijdens een gemiddelden levensduur, even veel echtgenooten kon hebben als de Samaritaansche, en allen even wettig en zonder de hulp van den Dood, en dat zij ten slotte nog gelegenheid zou kunnen vinden om tot hare eerste keuze terug te keeren. De familiebetrekkingen , die uit een dergelijken levensloop ontstaan zouden, konden eene waardige stof leveren voor een grappig negerlied.

Natuurlijk zijn de inzichten omtrent de geschikte viering van de huwelijksverbintenis even verscheiden als die over andere gewichtige voorvallen in \'t leven. Over \'t algemeen wordt het in Noord-Amerika slechts als een burgerlijk contract behandeld en in Georgië, Californië en elders bestaat er bijna dezelfde vrijheid als in Schotland. Doch wij moeten dengene, die plan mocht hebben zijne indrukken over deze zaak in praktijk te brengen, aanraden vooraf den raad van een deskundige in te roepen.

Dergelijke contrasten van de wetten op de voltrekking van quot;t huwelijk zijn reeds zonderling genoeg; maar wanneer wij het glaasje van de tooverlantaarn omkeeren om eens te onderzoeken, hoe \'t met de wetten op de ontbinding dier zijden koorden staat, dan wordt de verwarring nog grooter.

\'t Is vertroostend te vernemen dat, met uitzondering van Zuid-Carolina, overal, om de een of andere reden en bij eei. of ander proces, een voorloopige scheiding bij rechterlijk vonnis te verkrijgen is. En zelfs in die eene behoudende Staat heeft men \'t goed geoordeeld voorzorgen te nemen tegen \'t misbruiken dooiden ontrouwen man van zijn goederen. Over \'t algemeen is de knoop daar gemakkelijker door te hakken dan aan deze zijde van den Oceaan. In de groote meerderheid der Staten bestaan er zes verschillende gronden, waarop een man of vrouw, wier eigen gedrag onaangevochten is, algeheele echtscheiding kunnen aanvragen. Overspel is natuurlijk de gewichtigste; physieke onbekwaamheid tot \'t vervullen der echtelijke plichten; verlating, met verschillende tijdsbepalingen, enz.; verder; wreedheid, in Florida is zelfs een zeer kwaad humeur een voldoende grond; maar vooral merkwaardig is het, dat dronkenschap overal, afgescheiden van wreedheid, reeds op zichzelf een voldoenden grond oplevert voor echtscheiding. De wetten der verschillende Staten onderscheiden zich ook hierin wel van elkander door min of meer strengere bepalingen en andere bewoordingen, maar de veroordeeling van de dronkenschap als vernietigster van\'t huiselijk geluk

-ocr page 220-

198

is eenstemmig. Wederom wordt er door de meeste in voorzien, dat een crimineele straf een grond wezen kan ter ontbinding van \'t huwelijk, maar in de details heerscht groote verscheidenheid. Sommige vereischen eene levenslange veroordeeling, andere trekken de lijn op drie, zelfs op één jaar; en in Minnesota schjjnt elk vonnis voldoende te zijn. Wisconsin en Nebraska genieten een zeer goedkoope wijze van procedeeren; een vonnis van drie jaren gevangenisstraf is reeds op zichzelf, zonder meer, voldoende ipso facto als een vonnis voor echtscheiding; enz

Deze zes algemeene gronden zijn, zooals wij zeiden, min of meer en in een of anderen vorm overal geldig in al de Staten; maar daarenboven doen zich nog eenige belangwekkende vergelijkingen aan ons voor, die zeer veel waarde hebben wegens \'t licht, dat zij werpen op de origine van deze oude koloniën. De grond, die behalve de genoemde, \'t meest algemeen erkend wordt, is de onwil van den man om, ofschoon hij er de middelen wel toe bezit, zijne vrouw \'t behoorlijke onderhoud te verschaffen; en in enkele Staten is \'t reeds genoeg, wanneer de vrouw aan kan toov nen dat \'t gebrek aan middelen bij den man veroorzaakt wordt door zijn eigen spilzucht of luiheid. In Californië en Dakota is opzettelijke veronachtzaming, in Missouri en Wyoming is reeds een zwervend leven van den man voldoende. In enkele Staten mag de eene echtgenoot scheiding aanvragen, indien de andere zich schaart bij een der soi-disant godsdienstige sekten, de Shakers, b. v. die gelooven, dat het huwelijk ongeoorloofd is; een verlof dat misschien wél strekken kon om \'t maken van proselieten door deze sekten te bevorderen.

In de andere Staten leeft nog de geest der Puriteinen, die zich er \'t eerst vestigden, voort in eenige bepalingen omtrent de ontbindbaarheid van het huwelijk zoodra \'t den man, die haar in goed geloof huwde, blijken mocht, dat de vrouw voor hij haar kende een onzedelijk leven geleid heeft; zelfs is deze reden in West-Virginia ook van kracht tegenover den man.

Bij zoovele gelegenheden om uit de huwelijksboot te stappen, zoude men denken dat \'t getrouwde leven reeds onzeker genoeg kon zijn; toch hebben de wetgevers in Connecticut, Wisconsin, Washington en Arizone \'t dienstig geacht de deuren nog wijder open te zetten. In deze Staten is aan die wetten nog een soort van algemeene clausule toegevoegd, waarin den rechter de macht wordt toegekend om naar eigen overtuiging, wegens elke reden, die hem persoonlijk voldoende toeschijnt, iedere verbintenis te ontbinden.

En desalniettemin en evenwel nochtans liggen er vele voetangels en klemmen op den weg van hem, die in Noord-Amerika scheiden wil. Want niet alleen zijn er velerlei verschillende wetten, maar

-ocr page 221-

199

er zijn ook vele versehillencle wijzen van procedeeren. Doch in deze kwesties kunnen wij niet verder treden, \'t Zij genoeg om de tallooze conflicten der wetten in \'t licht te stellen door de opmerking, dat \'t door de vingers zien van eene echtelijke belee-diging, wanneer die aangedaan wordt, of latere vergiffenis, niet altijd voldoende is om de scheiding te verhinderen, \'t Zelfde kan gezegd worden van eene tegenbeschuldiging of het terugwerpen der schuld op den aanklager. Er bestaan verschillende bepalingen omtrent den tijd, waarin het proces ingesteld moet worden na de ontdekking der beleediging; er bestaan allerlei soorten van strijdige bepalingen omtrent de noodzakelijkheid van het wonen in den Staat, bij welken men ontheffing aanvraagt, en omtrent de locus in quo waar de bedoelde beleediging gepleegd werd; terwijl wij van de voorschriften over de waarschijnlijkheid en het bewijs niets anders behoeven te zeggen, dan dat zij volstrekt niet eenvoudiger zijn dan die, bij welker toepassing de leek in Engeland zoo verwonderd opkeek, toen de beslissing aangenomen werd, dat C schuldig was aan overspel met D, maar dat D onschuldig was en deze het gerechtshof sans peur et nans reproche mocht verlaten.

Verder moet men rekening houden met de tegenovergestelde wetten, wat betreft de gevolgen van het vonnis, nadat men dit met meer of mindere moeite verkregen heeft. Over \'t algemeen is \'t veroorloofd te hertrouwen na zeker tijdsverloop, dat verschilt tusschen zes maanden en vijf jaren. Doch in New-York en Dakota bestaan andere bepalingen en weer andere in Missouri, Minnesota, enz.; nogmaals andere in Louisiana, enz. Wij behooren hier nog bij te voegen, dat in al de Staten de voorloopige scheiding bij rechterlijk vonnis, op een of anderen grond toegestaan wordt en dat hieromtrent minder talrijke en opmerkelijke afwijkingen gevonden worden.

Op den achtergrond van dit alles staat het ingewikkelde vraagstuk , een punt van veel rechtsgeleerde discussie, of eene echtscheiding, welke in den eenen Staat uitgesproken werd, al of niet behoort erkend te worden in een anderen, waarin de gronden waarop ze uitgesproken werd niet geldig zouden geweest zijn. \'t Werd boven reeds vermeld, dat deze vraag juist onlangs, wat Engeland betreft, bevestigend beantwoord is. De wet in Massa-chusets, Maine, Indiana en Delaware is in denzelfden geest; doch elders bestaat nog onzekerheid op dit punt, en ook daar kan een Lolley, evenals bij ons ecnige jaren geleden, op de eene helling van den heuvel overtuigd worden van bigamie , nadat hij op de andere volkomen wettig hertrouwd is; of een zoon kan er op 40° hemelsbreedte als wettige erfgenaam optreden terwijl hij op SO5 en 51° een filius nullius is. Doch wij durven niet

-ocr page 222-

200

dieper ingaan in de taak, om al de mogelijkheden en moeielijk-heden uit te werken, welke de gevolgen kunnen zijn van den chaos van wetten, waarvan wij getracht hebben eene ruwe schets te geven. De verbeeldingskracht vau een Gaboriau zou er toe vereischt worden om het webbe te weven, waarin zich daarginds een Amerikaansche Don Juan verstrikken kon, en \'t zou zijn lezers van vermoeienis uitputten als zij \'t poogden te ontrafelen. Wij verlaten dit onderwerp met den wenk, dat onze lezers hielde stof kunnen zamelen voor het uitvinden van problemen , waarbij het mat zetten in vijf zetten en de sehaakkunde van een Morphy kinderwerk zou zijn.

Wat de echt Britsche koloniën betreft, daar is de Engelsche wet zooveel mogelijk ingeplant op den nieuwen grond; en zelfs waar de groote ontwikkeling dier nieuwe Staten, zooals die in Australië en Canada, geleid heeft tot een meer zelfstandig bestuur, werd toch in denzelfden geest voortgewerkt. Eén groot verschil met de Engelsche wet levert de vrijheid op, die daar verleend wordt om met de zuster der overleden vrouw te huwen, waartoe na langdurigen wederstand in 1870 door de Kroon de toestemming gegeven werd voor Zuid-Australië, naar wij meenen; en toen eenmaal de sluitboom opgeheven was, volgden spoedig al de andere koloniën. Een ander punt, dat door onbekendheid met de wetten van de koloniën in verband met die in \'t moederland vele misrekeningen heeft veroorzaakt, is een verschil in rechten op de vaste familie-goederen, in Engeland gelegen. Zoo kan het komen dat de vróuw, in de koloniën getrouwd, bij den dood van haaiman haar kinderen beroofd ziet van landgoederen, waarop allen, ook de man, als erfenis van de kinderen gerekend hadden; omdat de Engelsche wet aan het huwelijk, alleen volgens koloniale wetten gesloten, niet de volle wettigheid toekent.

Overigens heerschen er in de koloniën, welke vroeger aan andere Europeesche natiën behoorden, nog steeds de wetten van deze. Zoo geldt in Ceylon, Britsch Guiana en aan de Kaap de Goede Hoop nog de Nederlandsche wetgeving; in Mauritius en Beneden-Canada de Fransche: in eenige West-Indiën de Spaan-sche wet.

Ten slotte leveren de Indische koloniën en de Oostersche landen nog eene geheele nieuwe studie op; wetten, talen, gewoonten en al de verschijnselen van \'t maatschappelijk leven bieden er nog veel overvloediger stof ter behandeling aan dan wij bij het overzicht van Europa en Amerika vonden. De Europeanen, die geroepen worden om daar recht te spreken, moeten dit ondei-geheel verschillende omstandigheden doen en zich naar eene geheel anderen gedachtenloop richten als waaronder wij verkeeren.

Wij kunnen natuurlijk hier niet meer dan ter loops een blik

-ocr page 223-

201

werpen op de Oostersche wetten op huwelijk en echtscheiding. Wij moeten de vele locale gewoonten , welke een reeks van overgangen vormen tusschen de grofste polyandry en de zuiverste monogamy, ter zijde laten liggen; maar zullen ons bepalen tot die, waarmede wij \'t meest in aanraking komen: de gebruiken bij de Hindoe\'s en de Mohamedanen , in onze Indische koloniën, die van de Chineezen en die van de Israëlieten.

Bij de beschouwing der Hindoe-wet, valt het ons duidelijk in \'t oog, dat men hier weder te doen heeft met een sacrament, eene godsdienstige opvatting van het huwelijk. Daar het bezit van één wettigen zoon, op zijn minst, voor den Hindoe eene voorwaarde is om te kunnen ontsnappen aan de folteringen der hel oï put, kan \'t ons niet verwonderen, dat eene ceremonie, welker voltrekking de eerste stap is voor \'t voldoen aan deze voorwaarde, de plechtigheid geacht wordt van de tien sanskars of mysteries. Inderdaad wordt er zulk een groot gewicht aan gehecht, dat \'t voor de ouders wenschelijk geacht wordt reeds in de eerste levensperiode van hun kind hierin te voorzien. Wel gaan er bij enkele kasten nog andere ceremoniën vooraf, die \'t huwelijk dan doen uitstellen tot den leeftijd van acht, tien of twaalf jarigen ouderdom; maar \'t gewicht dezer voorbereidende plechtigheden is den laatsten tijd veel verminderd, zoodat er nu geen kind meer te jong is om uitgehuwelijkt te worden. Onder den leeftijd van vijftien mag geen Hindoe zelf de zaak in handen nemen en zelfs daarna doet hij dit zelden. Dit zijn voldoende gegevens om te veronderstellen, dat de oude wet in Indië afkomstig is van de aartsvaderlijke familie-regeering en \'i huwelijk een familiebelang is. Hiermede stemt ook de wetgeving ginds overeen; \'t huwelijk is feitelijk eene gift of de verkoop van de bruid aan den bruidegom. Geheel passend bij deze opvatting, dat het eene familie-aangelegenheid is, zijn de vele persoonlijke beperkingen, \'t Zij voldoende er hier enkele aan te stippen. Bloedverwantschap tot in den zesden graad geldt als een beletsel, maar de berekening dier graden is geen gemakkelijke zaak. Aanverwantschap is nooit quot;eene verhindering, schoon \'t dikwijls voorkomt dat de veelvuldige kruising der families een beletsel in den weg legt in dezelfde gevallen van aanverwantschap, die \'t huwelijk in Europa verbieden. Een belangrijke en karakteristieke Oostersche regel is die, welke \'t den jongeren broeder of zuster verbiedt eerder te huwen dan een oudere — een regel waarvan Jacob in de tenten van Laban al de nadeelen ondervond. Er schijnen geen wetten te bestaan tegen het hertrouwen van eene weduwe, maar als wij ons herinneren hoe onuitroeibaar bijkans de vooroordeekm in \'t Oosten bleken te zijn en dat in 1829 de weduwen nog aangemoedigd, zoo niet gelast werden, zich met het lijk van haar overleden echtgenoot te laten

-ocr page 224-

202

verbranden, kunnen wij ■wel begrijpen dat zulk een hertrouwen er geheel onbekend is. Bovendien is het eene vaste gewoonte, dat de vrouw jonger moet zijn dan de man, en dit alleen reeds zou de mogelijkheid op een tweede huwelijk voor de vrouw uitsluiten , in een land waar \'t de veronderstelde plicht van den man is jong te trouwen.

Wij zullen onzen lezers de namen en beschrijvingen sparen van de acht verschillende vormen, die er in de praktijk nog bestaan, ofschoon zij van groot archaeologisch belang zijn, wegens \'t licht, dat zij werpen op de ontwikkelingsperioden van dat volk. Genoeg zij het te vermelden, dat de eervolste vorm bestaat in de gift van de bruid aan den man, uitgedrukt in gewijde formules, die meer doen dan alleen ons te herinneren aan de vroegste vormen in Rome; dat in andere vormen de handeling gelijkt op een verkoop, in andere op eene schaking met geweld, in andere op verleiding door bedrog. De nieuwe richting gaat natuurlijk den kant uit naar de eenvoudigste ceremonie.

Doch niettemin zoude zelfs deze nog met recht ons quot;Westersch ongeduld gaande maken. Eerst heeft men de viering der verloving, waarbij de voornaamste plechtigheid deze schijnt te zijn, dat bruid en bruidegom zeven stappen doen met de handen ineengesloten onder \'t zingen van een gewijd lied. Juristen hebben er over getwist of deze ceremonie op zichzelf reeds een wettig huweljjk vestigt; maar \'t schijnt toch slechts een voorloopige overeenkomst te beteekenen. Voor \'t ritueel van \'t huwelijk zelve zijn niet minder dan drie volle dagen noodig; \'t begint met een plechtig baden van de bruid, waarbij zekere hymnen gezongen worden, die wij \'t niet zullen wagen hier weer te geven; maar als wij dan denken aan eenige woorden van onze eigen Anglikaansche huwelijks-inzegening en ons die woorden voorstellen in klassieke dichtmaat gezet — dan zullen wij ons wel wachten den eersten steen op die Hindoe-liederen te werpen. Dan komt de optocht van den bruidegom naar de woning, waar de bruid vertoeft; hem wordt waschwater aangeboden en een gewijd maal van koeken met boter en honig. De handen van \'t jeugdige paar worden dan in elkaar gelegd en er wordt eene zeer schoone hymne gereciteerd; ook worden de zoomen van beider kleederen samengebonden en eene koe gebonden en dan weer losgelaten. Den volgenden dag wordt het huwelijks vuur aangestoken en worden offeranden daarop neergelegd; dan worden de zeven stappen weer uitgevoerd, evenals bij de verloving; en bij den zevenden stap is \'t huwelijk voltrokken; maar dan volgen er nog meer wasschingen en liederen, en men wijst de bruid de poolster aan den hemel aan, als \'t zinnebeeld der bestendigheid; ten slotte volgt de optocht naar \'t huis van den bruidegom en een feest, waarbij brood gebroken wordt.

-ocr page 225-

203

wat ons op nieuw doet denken aan de Homeinsche confurreatio.

De historische studie van deze symbolen en hunne oude betee-kenis is hoogst belangwekkend, te meer daar men thans er toe neigt ze te bekorten en de minder gewichtige allengs zullen verdwijnen.

Wij bemerken overal, dat hoe nauwkeuriger de bepalingen zijn omtrent de huwelijksvoltrekking, het des te minder gemakkelijk is gemaakt om weer te scheiden, indien dit al mogelijk is. De Hindoes verschillen hierin van de Mahomedanen, dat zij geen tjjdsbepaling kennen voor \'t huwelijk. In de theorie is \'t bij hen altijd voor levenslang, en ofschoon er, zooals wij zien zullen, wel zekere tegemoetkoming aan deze behoefte te vinden is, zoo kent de Hindoesche wet onze echtscheiding toch niet. Het feit dat de veelwijverij, schoon zeer in minachting, toch niet onwettig geoordeeld wordt, brengt er veel toe bij, dat althans de man \'t wel zonder echtscheiding weet te stellen, terwijl wegens het sterke vooroordeel tegen het hertrouwen der vrouw, ook deze er minder door gebaat zou zijn. Bovendien mag een man zijne vrouw onder zekere voorwaarden ontslaan, of haar verzoek om heen te gaan toestaan , maar de vrouw kan er hem nooit toe dwingen. In enkele gevallen kan zij hem echter verlaten. Alleen het verzaken van den Hindoeschen godsdienst heeft echtscheiding ten gevolge, zoowel voor man als vrouw, daar dit gelijk wordt geacht met sterven.

Dit zijn de meest sprekende trekken van de huwelijkswet, waaraan verreweg de meeste volken in Indië onderworpen zijn. De ruimte ontbreekt ons hier eenig beeld te schetsen van de ontelbare plaatselijke gebruiken, of van een dev andere systemen, die bij minder invloedrijke sekten heerschen. Evenmin kunnen wij hier iets invoegen over de ingewikkelde bepalingen omtrent de uit \'t huwelijk voortvloeiende rechten op eigendom, enz.

Wij moeten nochtans eene uitzondering hierop maken voor de Mahomedaansche inzichten over dit onderwerp, voornamelijk wanneer wij bedenken, welk een wijd uitgebreid gebied ook door deze beheerscht worden. Vergeleken mot de Hindoesche mogen wij die wet eenvoudig noemen. Men behoeft \'t nauwelijks te vermelden, dat de praktijk der veelwijverij hier het belangrijkste kenmerk is.

De Mahomedaan beschouwt het huwelijk als alleen ingesteld om de vereeniging der seksen wettig te maken; aan het gewinnen van kinderen wordt niet zooveel gewicht gehecht als dit wel gedaan werd in oude rechtsgeleerde stelsels. De jaren van onderscheid moeten bereikt zijn alvorens de vereeniging gesloten kan worden, die als een vrij contract wordt beschouwd. De ceremoniën hij de voltrekking zijn niet vastgesteld en passen meer bij den aard van een vrij contract dan van eene godsdienstige plechtigheid.

-ocr page 226-

204

Het wettelijk gevolg is, dat de heerschappij over de vrouw aan den man overgedragen wordt, voor zoolang het contract in stand blijft. Er wordt veel meer vrijheid gelaten tot het huwen met bloedverwanten en betrekkingen dan onder andere Oosterlingen gebruikelijk is; doch 7t is opmerkelijk dat, hoewel een vrij man wettig bezitter kan zijn van vier vrouwen en eene slavin, \'t huwelijk met twee vrouwen van dezelfde familie niet geoorloofd is. Hoe hoog men er ook de Joodsche aartsvaders vereeren moge, toch zou men er \'t voorbeeld van vader Jacob niet wettig volgen mogen. Geen duidelijker bewijs kan men leveren voor de losheid van den huwelijksband dan de vermelding van \'t feit, dat de man de onbeperkte macht bezit om zijne vrouw te verstooten naar eigen willekeur; en dat de vrouw, indien zij er de middelen toe bezit, zich loskoopen kan. Men kan zich nauwelijks grooter contrast denken dan dat tusschen de vormelijkheid en strengheid van de wet der Hindoes en de slappe voorschriften der Mahomedanen, die in hunne onmiddelijke nabijheid met en onder hen leven.

Meer dan eens hebben wij in dit overzicht de aandacht gevestigd op de versteende historie, die te vinden is onder de oude en nieuwe huwelijksgebruiken. Nergens zijn deze sporen duidelijker te vinden dan in China; reeds hierom alleen zouden wij ze niet kunnen voorbjjgaan. Doch nog te minder, omdat wij daardoor een geheele vierdedeel der gansche bevolking van den aardbodem zouden vergeten. Een vierde der menschheid — herhaal dit zooveel ge wilt, het zal lang duren eer wij ons van deze verhouding eene juiste voorstelling kunnen maken. En niettegenstaande men zich dus kon inbeelden, dat er reeds genoeg Chineezen bestaan, is toch nergens \'t geloof zoo algemeen ingeworteld als daar, dat kinderen, althans mannelijke kinderen, de grootste zegen des levens zijn. Het gebod dat Noach ontving, van vruchtbaar te zijn en de aarde te vervullen, schijnt tot onder de verst verspreide volken der oudheid weerklonken te hebben, en tot in de latere historie hooren wij er nog de echo van. De Hebreeuwsche psalmisten gaven het weer in hunne liederen en ook in de vroegste wetten van het Westen vinden wij diezelfde invloedrijke gedachte. Hierin, zooals in menig opzicht, bleven de Oostersche volken steeds oud. \'t Zal eene geweldige revolutie moeten zijn, welke aan \'t Malthusianisme den weg openen zoude in die gewesten. Waar ginds de nood gevoeld wordt der overbevolking, daar heeft men een tegenwicht voor \'t huwelijk gezocht in den kindermoord; en, in zoover het de vrouwelijke kinderen betreft, is men niet zuinig er mede geweest dit middel toe te passen.

Chineesche ouders beginnen, evenals de Hindoesche, vroeg met de beschikkingen voor \'t huwelijk hunner kinderen en dit is bij hen klaarblijkelijk nog in hoogere mate eene familiezaak dan bij

-ocr page 227-

205

dezen. De bezorgdheid der ouders, om die aangelegenheid dan ook met den meesten spoed en \'t meeste voordeel tot stand te brengen, heeft in China een bloeiend beroep d oen ontstaan. dat het, ofschoon \'t naar wij meenen, overal wel uitgeoefend wordt, nergens anders , zoover wij weten, tot een erkend afzonderlijk beroep heeft gebracht. In China hebben de huwelijks-makelaars hun zaak geheel ingericht volgens de handels-methode; er worden aantee-keningen gehouden van de huwbaren van beide seksen, waarbij alle noodige informatiën geboekt staan, zoodat men de ouders dadelijk de volledigste inlichtingen verschaften kan. Wanneer de eerste onderhandelingen geopend zijn, gaat men een sterre-wichelaar raadplegen, die na eenige overdenking de toekomst van het jonge paartje voorspelt; welk hulpmiddel ook veel in Indië, vooral onder de Perzen wordt aangewend. Indien de sterren gunstig advies geven dan worden er kaarten uitgewisseld tusschen de beide families, waarop zinnebeeldige voorstellingen van de getrouwheid, een draak en een pheniks; deze kaarten worden ten laatste met reode zijde aan elkander genaaid onder \'t accompagnement van eene zachte muziek; deze verrichting is in een curieus lied bezongen, dat, jammer genoeg, te lang is om hier in te lasschen. Na de uitwisseling van geschenken volgt de ceremonie, welke bijna universeel is in het Oosten, nameljjk eene plechtige processie. De bruid, dicht gesluierd, wordt door hare vrienden op den weg naar \'t huis van den bruidegom geleid, en halverwege aan de zorg van hem en zijn gevolg overgegeven. Dit deel der handeling geschiedt niet overal op dezelfde manier, maar meer of minder stelt het toch het primitieve huwelijk door schaking voor. Soms zitten bruid en bruidegom samen op een paard, en verbeeldt het dus eene vervolging en gevangenneming. In enkele minder beschaafde streken wordt de bruid in haars vaders tent ergens verborgen en moet de bruigom haar zoeken, terwijl haar vrienden hem om den tuin trachten te leiden; maar de grondgedachte is overal dezelfde.

Wanneer de woning van den bruidegom bereikt is, volgt er eene bijzonder grappige scène, \'t Gelukkige paar, in japonnen gekleed, tracht, onder het strikste zwijgen, op een stuk van elkanders kleed te gaan zitten. Mun veronderstelt, dat de gelukkige, die quot;t best slaagt in deze proeve van behendigheid, voortaan den scepter in huis voeren zal. Wanneer dit uitgemaakt is, wij hopen voor altijd — de Christenen zijn gewoon dit spel, en vooral niet zwijgend, tot ver in \'t huwelijk voort te zetten — dan verzamelen de vrienden zich om het familie-altaar ter vereering van hemel en aarde en van hunne voorouders. Tot aan dit uur heeft de bruidegom gewoonlijk nog nooit het gelaat zijner dame aanschouwd; maar nu, wij zouden meenen dat \'t niet te vroeg was

-ocr page 228-

206

om zekere natuurlijke nieuwsgierigheid te voldoen, wordt de sluier opgeheven, en het trouwfeest eindigt met feestelijkheid en in vreugde.

Het religieuse element staat hier veel minder op den voorgrond dan bij de Hindoesche plechtigheid, en, overeenkomstig met den algemeenen regel, wordt bij de Chineezen dan ook veel minder gehecht aan de hechtheid en duurzaamheid der huwelijksbetrekking. Althans de veelwijverij wordt onder de hoogere standen veel gepleegd, de mandarijnen bezitten veelal welvoorziene harems; en, zooals meestal in die omstandigheden, is de macht van deu man om eene vrouw te verstoeten, zoo goed als niet beperkt. Wat den man betreft, geeft de wet op de echtscheiding ruimte aan bijkans allo grillen. Voor de vrouw bestaat er geenerlei middel tot verlichting of vrijmaking.

Doch dit onderwerp der Oostersche gebruiken is bijna onuitputtelijk, en wij mogen niet toegeven aan de verzoeking er langer over uit te wijden, daar wij terug moeten gaan naar streken, die meer in onze buurt liggen. Er is misschien geen eigenaardiger schakel tusschen oud en nieuw. Oost en West te vinden, dan het overal-tegenwoordige ras der Joden. Toen wij den invloed schetsten, welke de Romeinsche juristen en de Christengeleerden gezamenlijk op de wetten van Europa uitoefenden, hadden wij er wel een woord bij mogen voegen betreffende den invloed der Hebreeuwsche oudheid op deze laatsten. Doch de Joodsche wet bestaat nog steeds als een levend systeem, evenzeer als het gediend heeft tot vorming der Christelijke denkbeelden, en als zoodanig verdient zij meer dan eene zijdelingsche vermelding.

Als wij spreken van de Joodsche wet als van een levend systeem , dan moet men dit natuurlijk zoo verstaan, dat het in zijn werkzaamheid onderworpen is aan de overheerschende macht van de wetten des lands, waar de Israëliet vertoeft. Een Jood in Engeland mag koning Salomo niet nastreven in al de glorie van zijn huiselijke inrichting, evenmin mag hij zich de weelde veroorloven van eene overspelige vrouw te steenigen. In juristischen zin is de term „wettenquot;, op de Hebreeuwsche voorschriften dus wel niet toepasselijk; zij zijn niet meer dan godsdienstige regels voor de praktijk, in werking onder de goedkeurende bekrachtiging der burgerlijke autoriteit. Derhalve, waar er een conflict mocht bestaan tusschen de plaatselijke verordeningen en de godsdienstige voorschriften, zijn zij, die zich aan de laatste gebonden achten, feitelijk onderworpen aan een dubbel stel voorschriften; aan het eene moeten zij om des gewetenswille gehoorzamen; aan het andere wordt kracht bijgezet door de algemeene sanctie van henzelf en van hunne heidensche medeburgers.

Bij voorbeeld: aangaande de voortgezette graden van bloed- en

-ocr page 229-

207

aanverwantschap verkeert de Engelsche Jood onder eene dubbele beperking. Ter eene zijde verbiedt de Engelsche wet hem het huwelijk met zijne schoonzuster of nicht, welke vereeniging Mozes, volgens hunne uitlegging, niet verbiedt. Aan de andere zijde worden hem door zijn godsdienst, vooral als hij de eer of het ongeluk heeft tot de rechtstreeksche afstammelingen van Aiiron te behoo-ren, verbintenissen verboden, die hem onze wet wel wil toestaan. In de praktijk kunnen de religieuse voorschriften dus slechts in werking treden, voor zoover zij het ritueel en de ceremonies bij de voltrekking van \'t huwelijk betreffen. In Engeland zijn de Israëlieten en de Kwakers de eenigen, die ontheven werden van de algemeene voorschriften op dit punt, uitgenomen de verplichte inschrijving in de registers van den Burgerlijken stand. Hunne wijze van \'t huwelijk te sluiten heeft dus de toestemming van onze wet, altijd in de onderstelling dat er niets in strijd is met de eischen omtrent bloedverwantschap en dat beide partijen tot het Joodsche volk behooren.

De ceremonie in haar nieuweren vorm draagt een eenvoudig karakter en is met weinige woorden te beschrijven. Het wisselen der ringen, als symbool der vereeniging, ook bij vele Christenen in gebruik , is van de Joodsche ceremonie afkomstig. Bij dezen gaat dit vergezeld van de woorden, uitgesproken in \'t Hebreeuwsch: „ gij zijt aan mij getrouwd door dezen ring, overeenkomstig de wet van Mozes en Israëlquot;.

Hierop volgt het sluiten van het huwelijkscontract en daarop de inzegening door den dienstdoenden rabbi, met zinspeling op Genesis XXIV: 60 en Ruth IV: 12. Ten slotte volgt de publieke afkondiging van het gesloten verbond, eene handeling waarvan in Tobit Vil : 13, 14, verslag wordt gegeven. Eene tweede en laatste symbolische handeling bestaat in het breken van een glas, naar men veronderstelt, het teeken van de vergankelijkheid van het menschelijk geluk.

Onder de Christenen is deze handeling ook niet gansch en al onbekend, maar wordt verricht eenigen tijd na den trouwdag, en weieens met allerhande huisraad en dan trouwens minder als een symbool, dan wel als een bewijs dierzelfde waarheid.

Indien de Joden vrij waren hier naar eigen hartelust te leven, dan zoude de echtscheiding gemakkelijker voor hen te verkrijgen zijn dan zij nu weieens moeten ondervinden. Volgens Deutero-nomium XXIV : 1, zoude hunne wet eene scheiding toestaan op grond van louter onderlingen afkeer of incomptabiliteit van humeur, doch met dien verstande, dat alleen de man deze eischen kon. Het proces, waardoor de vrouw verstoeten werd, zou eenvoudig hierin bestaan, dat de man een geschrift opstelde en ondertee-kende, in tegenwoordigheid van twee getuigen, waarbij de gees-

-ocr page 230-

208

telijke overheid had toe te zien dat alles in behoorlijken vorm geschiedde. Dus is men, zooals -wij zagen, in de Christelijke staten op dit punt moeieljjker te spreken, terwijl daar bovendien nauwkeurige bepalingen bestaan omtrent de eigendomsrechten en de verplichting tot wederkeerig levensonderhoud.

Indien het onze taak ware een completen cn universeelen gids te leveren voor de huwelijks- en echtscheidingswetten over de geheele wereld, dan zouden wij nog zeer verre van ons doel afstaan. \'t Is geen kleinigheid om van Dan naar Barseba te reizen in deze wereld van menigvuldige gebruiken en denkbeelden, en om zelfs maar \'t geringste onderwerp van publiek belang uit te putten. Doch als het een onderwerp betreft, waarmede geslachten van rechtsgeleerden en geslachten van priesters zich hebben vermeid, om er valputten in uit te hollen, elfen plaatsen ruw te maken en rechte plaatsen krom en zoodoende „naar hunne gewoontequot; den weg voor den duivel bereid hebben, dan is \'t eene hope-looze bezigheid , zelfs om eene poging te wagen er eene schets van op \'t papier te werpen, waarop het publiek zich verlaten kan; semper iibiqite et ah omnibus. De tourist moet zich persoonlijk laten leiden, in ieder land dat hij bezoekt, door deskundigen in dat land zelf. Het uiterste wat wij hier vermochten te doen, is \'t ontwerpen van eene globe op kleine schaal, waarbij een ruim gebruik is gemaakt van het voorrecht van den geograaf om \'t woord „onbekend landquot; te schrijven of uit te laten, overal waar de berichten hem ontbreken.

Wij moeten echter nog even melding maken van de wetten op \'t gegeven onderwerp in Pruisen; in zekeren zin thans de vertegenwoordiger van Duitsehland, ofschoon nog niet alle • Staten van dit rijk in al die wetten overeenkomen. Ginds is de echtscheiding zeer gemakkelijk gemaakt, de poort om uit de huwelijksvesting te deserteeren staat er vrij ver open. Voor wie de geschiedenis nagaat, lijdt het geen twijfel, of de strenge veroordeeling door Luther van het overspel, eene overtreding die hij en Calvin met den dood gestraft wilden hebben, heeft er veel toe bijgedragen om de publieke opinie voor eene krachtige en haastige wet op de echtscheiding te stemmen. Doch ofschoon dientengevolge, geheel tegenovergesteld aan het non possumus der Roomsch-Katho-Heke opvatting aangaande de onoplosbaarheid van het Sacrament, er in Duitsehland reeds vele redenen tot echtscheiding erkend waren, werden eerst onder het vrijdenkers-régime van Frederik den Groote de grootste stappen gedaan in de richting van de zeer gemakkelijke ontbinding van \'t verbond, waardoor aan de Duitsche huwelijken het karakter van groote onvastheid gegeven werd, waartegen Savigny en andere juristen te vergeefs geprotesteerd hebben.

De gronden, welke in Pruisen, recht geven op scheiding wor-

-ocr page 231-

209

den in drie rubrieken gerangschikt; ten eerste, die welke de fouten van een der beide partijen betreffen; ten tweede, die welke uit Yerschillende bijkomende omstandigheden ontstonden, waardoor de voortzetting der vereeniging uit \'t oogpunt der wet minder gewenscht is geworden, en, ten derde, die welke eene onderlinge overeenkomst tot scheiding bevestigen en tot wettige daad kunnen maken.

Bij deze talrijke gelegenheden , die men er kan aangrijpen om tot ontbinding van \'t huwelijk te komen, strekt het \'t Duitsche volk tot eer, dat er betrekkelijk zoo weinig gebruik van wordt gemaakt, en dit is een feit, dat wel in aanmerking genomen mag worden, wanneer men het voor en tegen van soortgelijke wetten overweegt. Er bestaat een vrij talrijke school van sociale en politieke hervormers, die schijnt te veronderstellen, dat al het kwaad en alle kwellingen, die de menschheid plagen en verderven, vatbaar zijn voor verbetering, zelfs voor een volkomen herstel, door oordeelkundige aanwending der wetgeving; die beweert, dat bij deze of gene hervorming van wettelijke grondstellingen en handelwijzen, de weg geopend zou worden tot het land van belofte; en wat nog meer is, dat het volk gewillig zou bevonden worden daarbinnen te treden. Telkens op nieuw hebben juristen ennveten-schappelijke beoefenaars der volkshuishoudkunde, van grondige studie, aangetoond en bewezen, zoowel door redeneering als door voorbeelden, hoe uiterst eng de grenzen zijn, waarbinnen, door deze middelen, werkelijke veranderingen te weeg gebracht kunnen worden. De statuten van onze en andere landen zijn vol voorbeelden van verordeningen, om welke te verwerven een tijdlang een groot geschreeuw werd aangeheven en waarvan men allerlei prachtige gevolgen voorspelde, doch welke in de praktijk spoedig óf krachteloos, of vruchtbaar in nieuw en onverwacht kwaad, gebleken zjjn. En toch, hoe vaak zich dit verschijnsel reeds hebbe voorgedaan en hoe dikwijls men reeds gewaarschuwd werd, het ongeduld van den enthousiast leidt er hem steeds op nieuw weer toe, zijn hoop te bouwen op even verraderlijke gronden als die, welke in \'t verleden te zwak bevonden zijn. Ook in de correspondentie, welke de grootste inhoud van dit boek geleverd heeft, vindt men vele blijken van nog steeds heerschend geloof in deze oude, bedriegelijke hoop.

Terwijl nu zulk een geneesmiddelals de wetgeving aanbiedt, steeds vatbaar is voor overschatting, en wij ons reeds ten opzichte van elk onderwerp onthouden moeten van al te groote verwachting, wanneer wij er onze toevlucht toe nemen — zoo behooren wij bijzonder voorzichtig te zijn, wanneer wij te doen hebben met eene zaak, als die van \'t huwelijk, die vele der beste en slechtste eigenschappen der menschelijke natuur omvat, waarvan de ge-

14

-ocr page 232-

210

volgen tot in de wortels zelf der maatschappij doordringen, en waardoor eeuwenlang gekoesterde en vastgegroeide denkbeelden en gevoelens worden aangetast. Bijkans alle voortreffelijklieden, en bijna alle nadeelen, die \'t huwelijk als maatschappelijke instelling aankleven, ontspruiten uit diep ingewortelde gewoonten van denken en doen, waarop de pogingen der wetgeving slechts, binnen zeker tijdsverloop, een zeer geringen en oppervlakkigen invloed uit kunnen oefenen. Natuurlijk werken de zeden en de wetten tot zekere hoogte op elkander in; maar niettemin zou er geen grooter dwaasheid zijn dan te trachten de eerste door de laatste in een of andere richting te sturen. De pogingen, welke aangewend zijn, om tusschenbeide te komen in de verdeeling door de natuur van de fauna en de flora der aarde, hebben negen voorbeelden opgeleverd van dwaze en vergeefsche moeite, tegen een van wijsheid; en wij verwachten niet veel grooter resultaat van eene uitgezochte poging om wettige instellingen, die plaatselijk nut opleveren, te verplanten naar luchtstreken met een zeer verschillende zedeljjke atmospheer.

Wij gaven overvloedige voorbeelden ter illustratie van de groote verscheidenheid in de heerschende huwelijkswetten; en \'t zoude even gemakkelijk zijn om aan te toonen dat al die verschillen hun grond vinden in zedelijke verscheidenheid. Om niet verder te gaan, tot voorbeeld, eene vergelijking van de Engelsche wet met de Fransche — \'t valt een ieder in \'t oog, dat de gewichtigste tegenstelling tusschen die beide systemen voortvloeit uit de verschillende oogpunten, waaruit men \'t onderwerp beziet. Bij de Engelschen is de grondgedachte, alle onregelmatige verbintenissen tusschen man en vrouw tegen te werken, te ontmoedigen en te straffen. Het persoonlijke, zedelijke kwaad van losbandige gemeenschap wordt zoo gevreesd en verafschuwd, dat men geneigd is alle aanmoediging te geven aan hen, die hunne vereeniging door \'t huwelijk willen wettigen. Vandaar dat de Engelsche wet den geoorloofden leeftijd zoo laag stelde en zoo weinig invloed toekent aan de wenschen van ouders en familie. Van daar de harde bepalingen omtrent onwettige kinderen en de weigering om hen bij een volgend huwelijk der ouders te wettigen. Als gevolg van de inschikkelijkheid onzer huwelijkswet, bestaat er een daaraan evenredige drang om eene remedie te vinden voor ongelukkige huwelijken in middelen ter echtscheiding. Dat het ietwat lang duurde, eer die remedie op de hoogte van den tegenwoordigen tijd is gekomen en dat zij daarin ten achteren komt bij vele der ons omringende natiën, is een feit, dat zich gemakkelijk uit historische gegevens verklaren laat.

In Frankrijk daarentegen is \'t groote doel, dat de maatschappij met de voorschriften op \'t huwelijk beoogt, la consercntion de la

-ocr page 233-

211

familie. Indien, zooals mr. Emile Girardin, zelf een dier onge-lukkigen, ons zegt, \'t getal der onwettige kinderen in Frankrijk wel een vijfde van de geheele bevolking bedraagt, dan zou men geneigd zijn te twijfelen aan de wijsheid dier beperkingen, welke men er \'t huwelijk in den weg legt en zou men willen vragen of men er \'t behoud der familie-autoriteit niet tot een te hoogen prijs koopt. Hoe dit zij, \'t is vrij zeker, dat eene proefneming om Engelsohe wetten in Frankrijk, of Fransche in Engeland over te planten, weinig kans van slagen zou hebben. Er bestaan gebreken aan beide kanten; maar als wij ze willen bestrijden, dan moeten wij dit doen door de zedelijke denkbeelden te zuiveren, niet door eene poging om ze door wettige beletselen tegen te werken. Sommigen zullen er wellicht aan twijfelen, of \'t wel de hoopvolste weg is, ter aanmoeding van zedelijke hervorming, al de wonden der maatschappij aan \'t licht te brengen, onder \'t oog van het geen onderscheid makend publiek, oud en jong.

Maar het zedepreeken behoort niet tot ons métier , en wij moeten de verleiding weerstaan om onze taak zoover te buiten te gaan. De lezer heeft hier overvloedige bewijzen en feiten; wij hebben getracht ze aan te vullen door er eenige feiten, in zake de wetgeving , bij te voegen. Indien de uitslag mocht wezen, dat zijn hopen eu vreezen omtrent \'t huwelijksgeluk er nog te verwarder door geworden is, des te jammerder. Doch als er één ding is, waar wij zeker van kunnen zijn, dan is het dit, dat noch de menigte bewijzen, noch de nauwkeurige kennis van zaken, in \'t minst de plannen zullen veranderen van hen, die hunne zeilen reeds hebben geheschen om de onzekere zee te gaan bevaren. Een afgezaagde gelijkenis, zal men zeggen, waartoe wij hier vervallen zijn. Doch de uitnemende toepasselijkheid zal de herhaling doen vergeven, \'t Huwelijk is werkelijk gelijk aan eene zee — soms lachend, effen en onweerstaanbaar verleidelijk; soms boos en vernielend zonder genade; altijd onderhevig aan storing en verandering; waarop enkelen zich ziek gevoelen en anderen ellendig ; maar over \'t geheel toch gezondraakend en schoon, versterkend en schitterend. Deze gelijkenis geeft gelegenheid tot eene andere, welke mogelijk aan een enkele eenigen troost brengen kan, die zich vroolijk heeft ingescheept maar zich teleurgesteld vindt in zijn maat, of die misschien, met een droevig gelaat, de uitverkorene in eens anders boot zag wegvaren, „de jeugd aan den voorsteven, \'t genot aan \'t roerquot;. Laat hem eene wijle geduld hebben en eene verandering in het tafereel zal hem weldra doen juichen, omdat hij de vervulling van zijn wensch moest missen; zoodat hij met een anderen schipbreukeling op de levenszee uit kan roepen:

-ocr page 234-

212

Me tabula sacer Votiva paries indicat uvida,

Suspendisse potenti Vestimeuta maris deo.

Voor wien de troostredenen van Hovatius onbereikbaar zijn, kennen wij geen krachtiger raad dan dezen, van een andere der Ouden, die veel gereisd en menschen en dingen bekeken had: „Zijt gij aan eene vrouw gebonden? Tracht den band niet te verbreken. Zijt gij los van eene vrouw? Zoek er geene.quot;

-ocr page 235-

INHOUD DER BRIEVEN.

AFDEELINGr I.

I

Getuujen voor.

Blad/.

„Als do andere uitverkorene elders is.quot; De Hond.....27

\'t Bedrog der vrouwen.....B i t s e o u d e v r ij e r . 23

De dronken huisvrouw . . . . .Cornubia.....17

De echtscheiding is te duur . . . Een e werkvrouw . 27

De geplaagde vrouw......W........* 28

„De Profundis.quot;.......M. S........26

De grappige schrijver.....Gipp.......22

Het enkele huwelijk, eene moderne

instelling.........Natuurkundige. . 20

„Hij beunhaast in liefhebberjj-

oomedies.quot;........J. F........26

De krankzinnigheids-kwestie . . . Da vies......15

De kunst in het toilet, enz. . . .Ex-Artist . . . . 23

De kwestie der echtscheiding. . . Een zeeman. . . . 26

Lucretia\'s man........Lucretia.....28

Moet de godsdienst de echtscheiding

verbieden?........Edith Maxwell . . 15

Onze huwelijkswetten een verzameling van onregelmatigheden. . .Basset......13

„Sommigen geen oortje waard.quot;. . Eene weduwe . . . 16

Theorieën van een tooneeldichter .Jerome......19

Woest door den drank.....Mistrouwde vrouw. 19

AFDEELING H.

Getuigen tegen.

Achting zoowel als genegenheid. . Die gelooft, enz.. . 64 Algemeene opmerkingen . . . . Rustend ge neesheer 61

-ocr page 236-

II

Bladz.

Daar is geen wonderkracht in . .Een bontwerker. . 70 De fouten van een jong yrouwtje . Winny Jones . . . 42 De leelijken zouden geen kans hebben Evacustus . . . . 46 De mannen zijn de kiezers

De roemende oude juffrouw De Schrift zegt. . . . Des zeeman\'s ster. . . De Twee-een .... Een beredeneerd man . Een nadrukkelijk „neen\'

Een vergeten zegen 57

Eene ongehuwde . 43

H. C. M......60

Jack\'s vrouw ... 61

E. W.......53

Driemaal getrouwd 56

X

. Gelukkig getrouwd

man......69

Een steun in \'t verdriet . . . . Geloof en hoop . . 54 Gezond verstand en onafhankelijkheid Een gelukkig huisvader .....68

Het huwelijk een zegen.....Een Ingenieur . . 35

Heeft hij gelijk?.......T. Fr.......73

Hoe „The Telegraphquot; de corresp. inleidde ...................74

, \'t Huwelijk bij huurcontract . . .Eenminnaar . . . 51

Ingesteld ter bescherming der vrouw X.........51

\'t Is eene minnelijke schikking . .Gezond verstand . 49 Klacht van een elleridder . . . .Elle ridder. . . . 65 Ook in Bohemia niet gevonden . .Oud-Bohemier . . 58 „Toen had iedere jongen zijn meisjequot;. Vrouw van een ambachtsman ... 40 Totdat de dood hen scheidt . . . Archibald M. . . . 69

Van eene jonge dame.....Dieeenzielbezit. 46

Wat de „ingénuequot; denkt . . . . Tooneelspeeelster. 44

Wat de aartsdeken Blunt denkt. . B.........74

Wat moet er van de vrouw worden? Eenvoudigman. . 65

Zij zou liever met een Tartaar leven. Pas van school . . 39

AFDEELENG III.

Huwelijken in andere landen.

De vrouw van een Amerikaan .

V r o u w v.

e. K n i c k e r-

boeker

79

Denkbeelden van Emile Zola . . .

Zola. .

.....

81

Een ander Amerikaansch inzicht. .

E e n A m e r

ikaansche

91

\'t Gevoelen van een Italiaan . . .

Een zoon

van Italië

88

Het Japansche oogpunt.....

Kioto .

.....

86

Hoe \'t bij andere naties is ingericht.

Bereisd

E n g e 1 s e h-

man .

100

-ocr page 237-

Ill

Bladz.

\'t Huiselijk leven in Duitschland . Anglo-Germ aan. . 95

\'t Huwelijk in Ierland.....Anna-Lifley . . . 93

In Britsch-Indië.......B. C. S.......98

Militaire huwelijken in Oostenrijk . A ng-1 o-Oos ten rijker 83

ifonsieur Dumas in\'t nauw gebracht. Dumas......87

Uit Schotland........Devrouwv. e. Schot 102

AFDEELING IV.

Curiosa.

Acht vergeten schatjes.....Een meisje uit Kent 109

Bij de Kwakers.......H. W.......116

De „armequot; Schotsche weduwe . .Weduwe.....114

De dame-kantoorklerk.....Lethea . . • . .111

De goede basis.......Ongefortuneerd

huisvader. . . .123 De predikant, die zichzelf beheerscht. Maardiewelgaarne

wilde huwen . . 111 De pro-Deo echtscheiding .... Fred. A. Str. . . . 119 Eene geboren celibataire . . . .Eenverlorenlevenl20

Een lastige papa.......Een minnaar . . .115

Eene verontwaardigde Hebe . . .Buffetjuffrouw . .106 „Het hoofd zijner vrouwquot;. . . .Caroline.....113

Het kind, de buffetjuffrouw en de

erfgename........Ouden eenzaam. .115

Hoe zij hem terugwon.....Eene burgervrouw 119

Ik maak mij er niet droevig over . In den steek gelaten 109 Men stelt zijne verwachting te hoog. De vrouw v. e. koopman ......108

Mijn man loopt de gal over . . .Eene vermoeide

vrouw.....105

Ons schoone huwelijks-formulier. . Een conservatief . 110

Statistiek..........J. M. E.. •.....123

Stille waters hebben diepe gronden. Eene verloofde . . 112 Waarom niet ad verteeren ?. . . . J. N. O. C. E. . . .116

Wacht niet op betere tijden . . . Een Britsch meisje 118

Wat eene „oude vrijsterquot; denkt. .Pleegzuster . . . 106

Zij trouwde zonder mijne toestemming Haar vader. . . . 109

APDEELINGr VI.

Oorzaken van welslagen en van mislukken.

Arme Mary-Jane.......E. L........159

-ocr page 238-

IV

Blari/.

Bestudeer hare familie.....Wetenschap . . .160

EeEngelschekeuken—afschuwelijk! J. D........147

De huwelijks-plichten.....Mavourneen . . . 162

De ongehuwde tante......J. W. J. II.....158

De zachtmoedige vrouw.....Een slachtoffer. .156

Dochters uit den werkenden stand .Een minnaar, die

goed rond heeft

gezien.....155

Eene gelukkige familie.....C. J. S.......146

Eenige uren voor zichzelve . . . R. S. T.......145

Geen clubs voor getrouwden . . .Anti-club . . .156

Gemakkelijk te doen?.....Getrouwd dokter .154

Helaas! zoo zwak van karakter . . Eene op avontuur

getrouwde . . . 149 Hoe met den man om te gaan . . Emily Coffin . . .152

Luther\'s gebed........C. 11. Coblette. . .153

Men volvoert niet wat men beloofd

heeft..........Een predikant . . 143

Moeielijk uit te voeren.....Een dienaar d. Kerk 151

\'t Slachtoffer van de modiste. . . Niet ik.....158

Stellig onnauwkeurig......A. R........149

Twee gelukkige geleerden . . . . James E. Venning. 150

Une vieille histoire......Stads-Ambtenaar. 162

Verwaarloosde meisjes.....Ondervinding. . . 153

\'t Voornaamste wapen der vrouw . Oplettend bewonderaar .....148

Wijze woorden van Carlyle . . . Van het soort ^manquot; 160

AFDEELING VII.

Voorgestelde geneesmiddelen.

Al te veel in eikaars nabijheid . . Honi soit qui mal y

pense.....180

Baron v. Humboldt\'s opinie . . .Hervormer . . . . 182 Denkbeelden v. Henri George Lewes. Hervormer . . . .164 De rechte weg niet gevonden. . .Nocheinsam . . .175 De Staat moest het veto uitspreken. Een predikant . . 181 De stem der ondervinding. . . .Eenedokter\'swe-

d u w e.....176

De vrouw moest haar aandeel betalen. W. G. F aunt on . .179

Een brutaal man.......Geschokte zenuwen 171

Een kookschool en minnaars . . .Clear Grit. . . .170 Eenige voorzorgen en beperkingen . Een oude vrijer . . 177

-ocr page 239-

V

Bladz.

Eenige zachtzinnige geneesmiddolen. John O. Harris . .178 Een merkteeken v. d. getrouwden man E e n e o n g e li u w d e . 174 Kies geene vrouw om hare kookkunst. E;6 n jong meisje. . 172

Nederigheid der geleerde vrouwen . M. A. C......1G7

Neem toch de kinderen daar weg . Daden, geen woorden 180

Nieuwe geboden voor gehuwden . A. B. P. M.....160

Twaalf maanden op proef . . . Een verstandig

] eer aar.....183

\'t Vrije huwelijk in do praktijk. .li.........173

quot;Waarom \'t schuldeloozo kind gebrandmerkt?........ Eenrechtsgeleerdel68

Wat rechter Hannen denkt . . . De Sibyllo . . . .188

Weg met de dandy\'s......Mater......178

Zes noodzakelijke wijzigingen . . Een conservatief .182

-ocr page 240-

VJ-

(5,

-ocr page 241-
-ocr page 242-
-ocr page 243-