AKADEMISCH PROEFSCHRIFT
-ocr page 2-J
GKDEUKÏ lilJ GIKBKjN DUllONT , TE L\'TRIXHT
NA MAGTIGING VAN DEN RECTOR MAGNIFICUS,
GEWOON IIOOGLEERAAR IK UE GODGELEEKDHEID ,
MET TOESTEMMING VAN DEN AKADEMISCHEN SENAAT
VOLGENS BESLUIT VAN DE GENEESKUNDIGE FACULTEIT,
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
AAN DE HOOCESCHOOL TE UTRECHT.
TE VEKDBDIGEN
OP DEN 22 DECEMBER 1864, DES NAMIDDAGS TE 5i UREN
Geboren te Breukelen.
TI T ECHT,
8. J. DE GR A A FF.
]Sß4.
ft \'f.-^
- .quot;A
gt; .
\\ v-
.■ .IS. \' i. HP\'^^
; \'T\',1 « riiquot;? f\'s î.. î4\'::s4 ji i - ièn^ ^
^ . -- .....
-ocr page 5-AAN MIJNEN VADER.
-ocr page 6- -ocr page 7-T^e dag mn heden is mor miß een hoogst aangename,
^y doet mij niet alleen het gevorderde proefschrift leveren,
den lang gewenschten graad van Doctor in de Genees-
kunde te verkrijgen, waardoor i/c mijn doel zal hebben bereikt
aan het ziekbed te kunnen toepassen, 2oat ik aan Utrechts
hoogeschool heb geleerd; maar stelt mij ook in de gelegenheid
Van openlijk mijnen dank te betuigen aan allen, die het
^mne tot bereiking van dat doel hebben bijgedragen.
^, mijnen Geachten Vader, zeg ik in de eerste plaats
dank voor de moeite, zorgen en opofferingen, die gij U altijd
getroost hebt, om mij eene eervolle beirekking in de maat-
schappij te bezorgen. Steeds ml ik het gedachtig zijn.
U, Hooggeachte Hoogteer aar loncq, heb ik veel, zeer
veel te danken. Gij loaart mij steeds een vaderlijke vriend.
Heb ik dat mogen ondervinden hij het theoretische onderwijs,
niet minder aan het ziekbed. En nu, als mijn Promotor,
waart gij voor mij eene lichtgevende bron. ütoe zorgen,
uwe moeite hij het bewerken van het proefschrift waren
groot. Ontvang daarvoor bij dezen mijnen hartelijken dank.
Ook aan ü, Hooggeachte Hoogleer aar van goudoever,
heb ik veel verpligting. Gij hebt mij met broederlijke vriend-
schap onderwezen, zelfs met meer geduld dan een broeder,
wat moe leiding betreft in het theoretische en praktische
van de Heel- en Verloskunde. Daarvoor zij U bij dezen
mijn loelgemeende dank toegebragt. Ik beveel m.ij verder in
uwe loelwillendheid bij het voortzetten der studie in de door
U onderioezen vakken van wetenschap en kunst.
Aan V, Hooggeleerde donders en koster, ook aan U,
Hoogleer ar en der Wis- en Natuurkundige Faculteit, helutlt;J
1\'k mijne erhentelijkheid voor de wijze, waarop gij mijne
schreden rigttet op weienscho.ppelijk gebied.
Onder de Doctoren, die mij heJmlpzaam zijn geweest op
\'gt;nijne academische loopbaan, en wien ik bij dezen mijnen
fiank toebreng, bekleedt gij, Dr. j. w. gunning, de voor-
^^aamste plaats. Moogt gij in uwe nieuwe betrekking als
Hoogleeraar te Amsterdam de jongelieden, die uw onderioijs
bullen genieten, zoo aan U verbinden, als gij mij aan U
quot;herbonden hebt.
Vaartwel, Utrechtsche Academieburgers! Ik keer terug
waar ik gekomen ben. Bet is mij goed geweest mij
onder U te hebben mogen betoegen.
ÜTRECïiT, 22 December 1864.
-ocr page 10- -ocr page 11-Er zijn nog maar weinige jaren verloopen, sedert de
aandacht der Nederlandsche geneeskundigen gevestigd is
geworden op de Podophylline, eene hars uit eene Ameri-
caansche plant bereid, wier krachtige werking op het
^^enschelijke Organismus, ten deele als catharticum, ten
^eele als Cholagogum aan gene zijde van den Atlantischen
Oceaan reeds veel langer bekend Avas, en die dan ook
in verschillende ziektetoestanden door de Americaansche
gerieesheeren zeer dikwijls gebruikt werd. Bij vele kunst-
^®fenaars hier te lande is het middel zeker tegenwoordig
bekend. maar grooter nog, meenen wij, is het aantal
^®rgenen, die er of nimmer van gehoord hebben, of die
althans zelve nog niet hebben aangewend.
Het is mij daarom voorgekomen, dat het genoemde
^^idclel een geschikt onderwerp kon geacht worden voor
1
-ocr page 12-het Proefschrift, dat ik ter bekoming van den doctoralen
graad volgens de \'^ettelijke bepalingen op het Hooger
Onderwijs verpligt ben in het licht te geven en te ver-
dedigen. Moge de behandeling daarvan, in de volgende
bladzijden bevat, met welwillendheid beoordeeld worden!
Ik zal beginnen met de afkomst, de bereiding en de
physische en chemische eigenschappen van de Fodophylline
te beschrijven; daarna een en ander mededeelen van het
gebruik, dat men er in America en in Engeland van ge-
maakt heeft; vervolgens een kort verslag geven van de
proeven, die ik daarmede op dieren, op mij zeiven, op
twee mijner broeders en op eenen boerenjongen genomen
heb; dan de waarnemingen vermelden, die ik, onder de
leiding van mijnen vader, betrekkelijk den invloed der
Podophylline op zieken heb gedaan; en eindelijk, ten aan-
zien van de physiologische werking en het therapeutisch
gebruik van dat middel, uit het behandelde eenige ge-
volgtrekkingen afleiden.
OVER DE AFKOMST, DE BEREIDING EN DE PHYSISCHE EN
CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN DER PODOPHYLLINE.
De afkomst der Podophylline.
De Podophylline is eene hars, die bereid wordt uit den
tortel eener plant. Podophyllum peltalum geheeten, welke
Zoowel op de bergen van Midden-Azië als in de Ver-
®6öigde Staten van Noord-America groeit. In laatst-
genoemd werelddeel vindt men haar in schaduwrijke
^osschen en op vochtige gronden over eene groote uit-
gestrektheid, van Nieuw-Engeland af tot Carolina en
Georgia toe. Zij behoort tot de Polyandria monogynia
linnaeus en is door jussieu 1) tot de Banunculaceën
secundum ordines natu-
1) aï^t. laue, de jussietj, Genera plantarum se
disposita, Paris. 1789, p. 235.
gebragt. Latere botanici intusschen hebben gemeend haar
eene andere plaats in het natuurlijke plantenstelsel te
moeten aanwijzen. Zoo heeft adanson ze onder de Pa-
paveraceën gesteld, terwijl decandolle haar brengt tot
de door hem zoogenoemde orde der Fodophylleën, wier
karakter hij nog twijfelachtig noemt, daar zij aan de eene
zijde met de Banunculaceën en Berberideën, aan de andere
met de Papaveraceën en Nympliaeaceën overeenkomen, end-
lichem en met hem, naar het schijnt, de meeste voorname
kruidkundigen van den tegenwoordigen tijd rangschikken
het geslacht Podophyllum en dus ook de soort, die Podo-
phyllum peltatum genoemd wordt, onder de Berberideën.
BNDLICHER 1) geeft clc navolgcndc beschrijving van het
geslacht:
„Podophyllum,, Linn. Calyx triphyllus foliolis subherba-
„ceis deciduis. Corollae petala 6—9, hypogyna, uniseriae
„obovata, patentia, stamina hypogyna, nunc 6, petalis
„opposita, nunc 12—18; filamenta brevia, antherae ex-
„trorsae, biloculares, loculis adnatis, valvula hinc soluta,
„refiexa dehiscentibus. Ovarium ovatum uniloculare, ovulï^
„plurima, juxta placentam parietalem unilateralem adsceiv
„dentimpluriseriata,anatropa. Stigma subsessile, peltatum,
1) ENDLIOHEB, Genera plantarum secundum or dines generales disfosüd ■gt;
p. 852.
-ocr page 15-»margine crispatum. Bacca ovata, subcarnosa, unilocularis.
»Semina plurima, juxta parietem adscendentia, subellipsoi-
»dea, testa membranacea umbilico basilari, rhaphe lineari.
»Embryo in basi albuminis dense carnosi brevissimus;
»cotyledonibns semicylindricis. Radicula crassa infera.quot;
De soort, door linnaeüs 1) Podophyllum peltatmn, door
ïouRNEPOiiT 2) Anapoäopliyllon 3) canadense Morini genoemd,
^vordt door decandolle 4) aldus beschreven :
,,Podophyllum peltatmn. Radix horizontahs, repens, digiti
»crassitie. Gaulis teres, herbaceus, 4—5 pollices longus,
»glaber, simplex. Folia 2 ad apicem caulis opposita,
quot;longe petiolata, peltata, irregulariter partita, interdum
»fusco-punctata, glabra, partitionibus apice dentatis subin-
\'.cisis. Flos intra petiolorum dichotomiam ad apicem cauHs
»solitarius, pediculatus, patulus aut erectiusculus, pedi-
»culo tereti post anthesin inflexo. Calyx caducissimus.
\'\'Petala alba, calyce majora, obovata, caduca. Stamina
quot;Petalis dimidio breviora. Antherae lineares. Bacca ovata,
1)nbsp;cae. a linné, Syst. veget., Bd. léi^\', curante Jo. Andrea Murray,
P- 489.
2)nbsp;TOTJEîfEFORT, Inst. rei kerb., 1, I, p. 239, Edit. alt.
„Quasi planta, zegt totjeneï\'Oet, „cujus folia ad pedem Anatis
^^cedunt.quot;
4) Regni vegei. syst. nat. ami. aug. ptb. be candollb, 1, II, p. 84.
-ocr page 16-„carnoso-fibrosa, flavescens, primum nauseosa, sed matura
„subacida, magnitudine Pruni domesticae, stigmate per-
„sistente coronata.quot;
Eene afbeelding van de verschillende deelen der plant,
slechts niet van den vi\'ortel, heeft asa gray gegeven in
zijne Genera Florae Americae boreali-orientalis illustrata 1).
De bloem heeft daar 6 petala en 12 stamina. Bij de be-
schrijving van het genus heeft gray medegedeeld 2), dat
de soort, die op het Himalaya-gebergte groeit, evenveel
stamina als petala heeft, terwijl bij die van Noord-America
het getal stamina tweemaal zoo groot is.
Meer dan een eeuw geleden werd deze plant reeds in
den Koninklijken kruidtuin van K.eio gekweekt, en tegen-
woordig vindt men haar ook in zeer vele botanische tuinen
van het vasteland. In den hortus academicus van Utrecht
valt de bloem volgens het zeggen van den hortulanus ge-
woonlijk af, zonder vrucht te vormen. Eenmaal slechts
heeft hij de plant vrucht zien dragen.
De vrucht, even als de plant zelve in America May-
apple 3), Wild-lemon, MandraJce oi Baccoon-berry genoemd,
1)nbsp;Vol I, plaat 35 en 36; uitgegeven te Boston in 1848.
2)nbsp;BI. 87 van het aangehaalde werk.
3)nbsp;Volgens catesby, The nat. Md. of Carolina, Florida and tt\'\'^
Bahama Islands, Vol I, p. 24, omdat de vrucht in Mei rijp is. ^laiiquot;
heeft volgens Dr. grifpith 1) in smaak en uiterlijk voor-
komen veel overeenkomst met die van Passijlora eduUs
en kan, volgens de meeste schrijvers, zonder nadeel ge-
geten worden. Bij wilh. reil 2) intusschen vinden wij
opgeteekend, dat kinderen er buikloop van krijgen. Uit
Welke bron hij die kennis geput heeft, wordt niet ver-
meld. Ook in een werk, diOOY „the American Chemical In-
stitute\' in 1855 onder den titel van „Positive Medical
Agentsquot; uitgegeven, lezen wij, dat de rijpe vrucht, in
Wat groote hoeveelheden gebruikt, eene ligte purgerende
Werking heeft. De bladen worden gezegd sterke narco-
tische, werkelijk vergiftige eigenschappen te bezitten. De
Wortel schijnt al vóór zeer langen tijd een volksmiddel
^ij de Arnericanen geweest te zijn om den stoelgang te
bevorderen. En dat ook de geneesheeren er sedert eene
ïquot;eeks van jaren gebruik van hebben gemaakt, blijkt daar-
^^ getiiigeais van liedendaagsclie schrijvers is dat echter niet het
geval, maar bloeit de plant, al naarmate hare groeiplaats noorde-
lijker of zuidelijker gelegen is, in April, Mei of Junij , in de Midden-
Staten van America gewoonlijk in Mei, terwijl de vrucht eerst in
\'\'^^lij, Augustus, September of October rijp wordt.
1)nbsp;Zie GEAT, 1. L, p. 88.
2)nbsp;wilh. reil, Maieria Medica der reinen chemischen Pflamendoffe,
P- 252.
uit, dat zij opgenomen is in de eerste Nationale Ameri-
caansche Pharmacopoe, welke in 1820 is uitgegeven 1).
Volgens Prof. bigelow 2), is de gedroogde wortel van
PodopJiyllum peltalum bros en gemakkelijk tot poeder te
brengen, is de smaak er van onaangenaam, en, na eenigen
tijd gekaauwd te zijn, zeer bitter; welke bitterheid door
water en alcohol er aan onttrokken wordt. De scheikun-
dige bestanddeelen zijn volgens denzelfden schrijver deze:
, hars, zetmeel, bittere extractiefstof en eene gomachtige
zelfstandigheid; volgens john. r. lewis, die in 1847 eene
inaugurale dissertatie over dien wortel geschreven heeft:
planten-eiwit, gom, zetmeel, galnotenzuur, eene vaste en
vlugtige olie en eene bijzondere harsachtige zelfstandig-
heid, welke door aether in twee deelen gescheiden kan
worden, weinig oplosbaar in kokend water, geheel oplos-
baar in sterken alcohol is en in droegen staat het aan-
zien van looistof heeft; die in bijtende potasch oplost,
waaruit zij door zuren weder gepraecipiteerd wordt; als-
mede oplosbaar is in carbonas natricus en kalicus, en
1)nbsp;The Pharmacopoeia of the United States of America, Boston, Dec.
1820, p. 43.
2)nbsp;A treatise on the Materia Medica, intended as a sequel to the
Pharmacopoeia of the United States, bj jacob bigelow, M. D., Boston
1822, p. 295 en volg.
die zeer bitter smaakt. Hij verkreeg ze in ondoorschij-
nende schubben, en het is aan deze stof dat de werk-
zame eigenschappen van den wortel volgens lbwis moeten
Worden toegeschreven 1). De kleur van den gedroogden
Wortel is, volgens de onlangs uitgekomen British Phar-
nacopoeia, van buiten donker roodachtig bruin, van binnen
wit; het poeder heeft eene geelachtig grijze kleur, eenen
eenigzins zoeten reuk en eenen bitteren min of meer scher-
pen en walgelijken smaak 1). bigelow noemt dien wortel
een van de zekerste en krachtigste cathartica uit het plan-
tenrijk, het meest overeenkomende met jalappe; maar aan
den eenen kant wat langzamer en aan den anderen wat
langduriger van werking. In prikkelbare magen gebragt,
zegt hij, ontstaat er somtijds misselijkheid door.
Tien greinen des avonds genomen, geven den volgen-
den morgen eenen ruimen stoelgang, twintig veroorzaken
1) Tijdsctirift voor WetenscJiappelijteeFTiarmacie, Derde Serie, Tweede
jaargang, p. 82. Met de opgave van dat tijdschrift, ontleend aan
de Proceedings of the American Pharmaceutical Association at the seventh
annual meeting, en aan büohïteb\'s Neues Repertorium, stemt niet geheel
Overeen die van Prof. king, in the American Dispensatory,
1864, p. 732, die met aanhaling van het Amer. Journ. Pharm., XIX,
P- 165, vermeldt, dat, volgens lewis, de bedoelde wortel eene hars
bevat in alcohol of aether oplosbaar, en eene, die wel in alcohol,
iQaar niet in aether oplost, verder ook in potasch en kalkzouten.
eene zeer sterke ontlasting uit het darmkanaal. De ver-
binding met calomel werkt spoediger en met minder
knijpingen in het onderlijf, catesby verhaalt, dat de be-
doelde wortel in Carolina als een emeticum gebruikt werd
en aldaar den naam Ipecaouana droeg. Dit berigt heeft
betrekking op het midden der vorige eeuw. De getui-
genis van Dr. king te Cincinnati, reeds vóór eenige jaren
gegeven, en ook in de onlangs uitgekomen zesde uitgave
van zijn werk herhaald, komt in de hoofdzaken met het
bovenstaande overeen. Hij noemt den wortel, wanneer
hij versch is, een irriterend vergift, veroorzakende hyper-
catharsis, hyperemesis, knijpingen en andere onaangename
verschijnselen. De hevigheid van zijne werking intusschen,
zegt hij, worit veel gewijzigd door het droogen en lang
bewaren. Hef is nog een hevig catharticum en emeticum
in doses van 30—60 grein. Kleine giften, na korte
tusschenpoozen herhaald, veroorzaken, volgens denzelfden
schrijver, bij vele personen speekselvloed, terwijl ook de
galafscheiding er sterk door wordt aangezet 2).
1)nbsp;Brit. Pharmacop., Loudon 1864, p. 115.
2)nbsp;The American Dispensatory, by john kiïtg, M. D., Cincinnati
1864, p. 732 en volg.
De bereiding der Fodophylline.
De Podophylline is eene van de zoogenaamde Concen-
trated preparations, welke aan de Eclectic School haren oor-
sprong te danken hebben. Naar de mededeeling van
John king in The American Eclectic Dispensatory, in 1845
te Cincinnati uitgegeven, alsmede in de onlangs ver-
schenen zesde uitgave van dat werk bevat, wordt zij op
de volgende wijze bereid. De wortel van Podophyllum
pellatum, tot een grof poeder gestampt, wordt door door-
ï^ijging met alcohol getrokken, totdat hij uitgeput is. De
verzadigde tinctuur wordt in een distilleertoestel geplaatst
en verdampt, totdat eene oplossing overblijft, die eene
donkere kleur en de vastheid van stroop heeft. Deze wordt,
terwijl zij heet is, langzaam bij drie deelen koud water
gegoten, en gedurende de behandeling sterk geroerd. Dit
Hengsel laat men 24 uren staan. Daarna wordt bij de
bovendrijvende vloeistof eenig zoutzuur gevoegd, het-
quot;^velk de nederploffing volkomen maakt. Het praecipitaat
\'^ordt dan op een linnen filtreerdoek geplaatst, en her-
haaldelijk met koud water afgewasschen; vervolgens tus-
schen vloeipapier gedroogd bij eene temperatuur tusschen
en 90° Fahr., waardoor het eene geelachtig witte
kleur bekomt. Droogt men het bij eene hoogere tem-
peratuiir, clan krijgt het eene donkere kleur. Er komt
ook in den handel Fodophylline voor, die eene olijfgroene
tint bezit, welke men zegt ontstaan te zijn, doordat men
in plaats van water aluin gebruikt heeft om de neder-
plofling te veroorzaken 1).
In 1859 heeft john w. cadbury eene bereidingswijze voor
de Podophylline medegedeeld. Deze komt in de hoofdzaak
met de hierboven opgegevene overeen; doch hij gebruikt
geen zoutzuur om de nederploffing te bespoedigen. Hij geeft
ook nog eene bereiding op van Podophylline door middel
van aether. Heeft men den wortel daarmede uitgetrokken,
dan blijft er na de verdamping een harsachtig overschot
terug. Lost men dit in alcohol op, en zuivert men de
oplossing door dierlijke kool, zoo bekomt men bij ver-
damping de hars nu eens in schubben, dan eens in kor-
rels. Deze hars moet intusschen op verre na niet de wer-
king van het bovengenoemde praeparaat bezitten 2).
Om zich te overtuigen, of koud water iets van het werk-
1)nbsp;Zie het Tijdschrift voor Tfetenschappelijhe Pharmacie, geredigeerd
door V. i. haaxman, Serie, Jaargang, p. 28. The Lancet,
1862, Vol. I, p. 209; en The American Dispensatory john kiNGj
1864, p. 733 en volg.
2)nbsp;Tijdschrift voor Wetenschappelijke Pharmacie, Bquot;!® Serie, l^\'e Jaar-
gang, p. 157.
zame bestanddeel van den wortel uittrok; om de schei-
kundige eigenschappen te bepalen, en tevens te onder-
zoeken, of er een alcaloid in den wortel aanwezig was,
heeft CADBüRY den tot poeder gebragten wortel met koud
water, dat met azijnzuur even was aangezuurd, uitge-
trokken, en het uittreksel bij matige warmte tot pillen-
consistentie verdampt. Hij nam van dit extract 56 gr.
binnen 5 uren in, zonder eenige werking er van waar te
nemen, waaruit hij besloot, dat het in koud water en
zeer verdund azijnzuur oplosbare deel onwerkzaam is.
Het poeder van den w^ortel werd na de behandeling
niet water gedroogd, in een deplaceertoestel gebragt en
niet alcohol van 95\'^ uitgetrokken. De verkregene tinctuur
Was lichtbruin en walgelijk bitter, terwijl de wortel na
deze behandeling geen smaak meer bezat. Zij werd nu
door dierlijke kool gefiltreerd en in een waterbad tot
droogheid gebragt. Onder de verdamping des alcohols
zonderde zich eene rijkelijke hoeveelheid van eene geel-
achtige hars zonder kristallijn aanzien af. Deze zelfstan-
digheid werd op nieuw in sterken alcohol opgelost en ter
Verdamping in dunne lagen in schalen gegoten; waardoor
de \'Podophylline in geelachtige schubben verkregen werd 1).
1) Tijdschrift voor Wetenschappelijke Pharmacie, Serie, .Jaar-
ïng, p. 83 en volg.
In de Brit. Pharmacop. van 1864, p. 299, vindt men
de bereiding van Podophylline, aldaar Podophylli resina,
Besin of Podophyllum genoemd, voorgeschreven, als volgt:
„Neem van Podophyllum 1), tot een grof poeder ge-
bragt, 1 pond;
„Spir. rectificatus 3 pinten of zooveel als genoeg is;
„Gedistilleerd water, zooveel als genoeg is;
„Acidum hydrochloricum, zooveel als genoeg is.
„Trek den wortel met spiritus uit, door middel van
„doorzijging; plaats de tinctuur in een distilleertoestel
„en trek den spiritus af. Maak het water met ac. hydro-
„chloricum, en wel met een twintigste deel zijner hoe-
„veelheid, zuur, en giet, onder gestadig roeren, de vloei-
„stof, die overblijft na de destillatie van de tinctuur, in
„driemaal zooveel van het zuur gemaakte water. Laat bet
„mengsel gedurende 24 uren staan, om de hars te laten
„zakken. Wasch de hars op een filtrum met gedestil-
„leerd water af, en droog haar daarna in eene stoof.quot;
De mede in dit jaar verschenen vierde herziening der
Pharmacopoeia of the United States bevat het volgende voor-
schrift van Podophylline, onder den naam van Eesina
Podophylli, Besin of May-apple ■.
1) quot;Waardoor volgens p. 115 der genoemde Pharmacopoe verstaan
wordt de wortel van Podophyllum Teltatum.
„Take of May apple, in fine powder, sixteen
troyounces;
„Alcohol,
„Water, each a sufficient quantity.
„Moisten the May apple 1) with four fluid ounces of
..Alcohol, pack it firmly in a cylindrical percolator, and
»gradually pour Alcohol upon it, until four pints have
jj passed, or until the filtered liquid ceases to occasion
»turbidness, when dropped into water. Reduce the tinc-
»ture to half a pint by distilling off the alcohol, mix the
„residue with four pints of water, separate the precipitate
»formed, wash it thoroughly with water and dry it with
»a gentle heat.quot;
Door tusschenkomst van den Hortulanus onzer hooge-
school, eenige exemplaren van Podophyllum pellatum uit
J^elyie bekomen hebbende, ben ik in staat gesteld ge-
Worden om met behulp van mijnen broeder, med. cand.,
de Podophylline zelf uit het rhizoma der genoemde plant
te bereiden. Wij hebben zoowel de bereidingswijze van
JOHN w. cadbury, als die, welke in de Brit. Phannac.
Vermeld staat, gevolgd. In de kleur van het praecipi-
taat, en in de wijze zijner afscheiding van de vloeistof
1) quot;Waardoor volgens p. 43 van gemelde Pharmacopoe de wortel
Verstaan wordt van PodopJiylhim Peltatmn.
was verschil. Volgens de bereiding van cadbury was het
praecipitaat lichtgeel en scheidde het zich moeijelijk af,
terwijl het volgens de Britsche pharmacopoe eene donker-
gele kleur bezat, vlokkig van aanzien was, en zich ter-
stond afscheidde.
De phpisclie en chemische eigenschappen der Podophylline.
De Podophylline is een harsachtig poeder, dat versch
bereid, als men de methode van cadbury gevolgd heeft,
gelijk wij reeds met een woord vermeld hebben, eene
lichtgele kleur bezit, eene donkergele daarentegen, wan-
neer het voorschrift der Pharniacopoeia Brittannica gevolgd
is. Door het bewaren wordt, gelijk mij gebleken is, de
kleur donkerder, en wel groenachtig bruin. Zij riekt niet
of bijna niet, maar heeft eenen bitteren smaak. In aether
is zij maar gedeeltelijk, in alcohol, ook in potassa cau-
stica, geheel oplosbaar. Door acid. sulph. dil. bij de op-
lossing te voegen, kreeg ik een bruinachtig vlokkig prae-
cipitaat. Met carb. natricus en carb. kahcus heeft er
verzeeping plaats.
OVER HET GEBRUIK, DAT MEN IN AMERICA EN IN ENGELAND
VAN DE PODOPHYLLINE GEMAAKT HEEFT.
In de Pharmacopoeia of the United States van 1820,
vindt men een Rvtractum Podophylli vermeld, dat op
dezelfde wijze met alcohol bereid moest worden als Bx-
tractum Jalapae. Hetzelfde praeparaat is in de volgende
uitgaven der genoemde Pharmacopoe opgenomen • ook in
de laatste, waarin tevens, gelijk wij in het vorige hoofd-
stuk hebben opgeteekend, een voorschrift voor het be-
reiden der Podophylline of Mesina Podophylli gegeven is.
Reeds vóór het bekend worden der Podophylline alzoo
heeft men in America eene geconcentreerde bereiding van
de Madix Podophylli peltati gebruikt. De Podophylline, in
1835 het eerst bereid door Dr. king van Cincinnati, en
door dezen toen en later in verschillende ziektetoestanden
aangewend, is eerst sedert 1847 in de Vereenigde Staten
in zwang gekomen, ofschoon king reeds in 1844 in jU
New-York Philosophical Medical Journar de aandacht zijner
kunstbroeders op de belangrijke eigenschappen van die
hars gevestigd had 1). Uitgegaan van de zoogenaamde
,,Eclectic Schoor van geneeskundigen, waartoe ookDr. king
behoort, is het gebruik van dat middel door haren invloed
vooral algemeen geworden, en het zijn de in ons eerste
hoofdstuk reeds aangehaalde werken,,The American Eclectic
Dispensatory:\' in 1854 uitgegeven, en de „Positive Medical
Agents;\' die in 1855 het licht hebben gezien, welke
daartoe krachtig hebben medegewerkt.
In Engeland schijnt het middel het eerst gebruikt te
zijn in 1856, en wel door Dr. Gardner, naar aanleiding
eener aanbeveling van Dr. glover van Massachusetts.
gardner is het sedert blijven gebruiken, maar en vogue
is het middel daar pas gekomen in het jaar 1861, gelijk
verscheidene artikels in „The Lancef\' van 1862, onder
het opschrift van „Description of new Remedies introduced
into the practice of Medicine T bewijzen.
Op grond eener negenjarige ondervinding heeft Dr. kin(ï
in 1844 de Podophylline aanbevolen bij leverziekten, bij
scrophulosis, bij waterzucht, bij leucorrhoea, bij syphilis,
bij gonorrhoea, bij amenorrhoea. Ook in de onlangs door
1) Zie The American Dispensatory, 1864, p. 784,
-ocr page 29-hem uitgegeven „American Dispensatory\' heeft hij die aan-
beveling herhaald, en bovendien nog melding gemaakt van
Rheumatismus, van pas ontstane ziekten 1) der prostata,
Van diarrhoe, dysenterie, gal- en tusschenpoozende koort-
sen, febris puerperalis, febris typhoidea en phrenitis, als
Van even zoovele ziekten of ziektevormen, waarin het ge-
doemde middel eenen gunstigen invloed kan uitoefenen.
De getuigenis van wijlen Prof. t. v. morrow, wiens
Woorden door king worden aangehaald, komt, met be-
trekking tot de geneeskrachtige eigenschappen der Dodo-
P^lline, in de hoofdzaken met die van zijnen ambtgenoot
overeen, en de ervaring van een aantal Engelsche artsen:
lt;gt;ardner, ansell, ward, williamson, ramskill, hynes,
sisson en anderen, schijnt er de waarheid van, althans in
^ele opzigten, te bevestigen.
Een oppervlakkige blik op de namen der ziekten of
Ziektevormen, waarin ons middel is aanbevolen, zoude aan
overdrijving doen denken; terwijl, zonder nadere inlich-
tingen, niemand natuurlijk begrijpen kan, hoe Podophyl-
^^^e bij ziektetoestanden van zoo verschillenden aard nuttig
^^^ zijn. Let men intusschen op hetgeen king en andere
^^chrijvers over de zoogenaamde physiologische werking der
^^dophylline hebben medegedeeld, als welke, naargelang
D Zonder te bepalen, welke.
-ocr page 30-van de hoeveelheid waarin zij gebruikt wordt, matigen
of zeer overvloedigen stoelgang en braking verwekt, de
galafscheiding verhoogt, de huiduitwaseming bevordert
en speekselvloed ten gevolge heeft, dan kan men zich,
al mogen ook de aanbevelingen niet vrij van overdrijving
zijn, toch zeer goed voorstellen, dat het genoemde middel
door zuivering der eerste wegen, door ontlediging der
galbuizen, door afleiding van den bloedstroom naar het
darmkanaal, door onttrekking van water aan het bloed, en
wat dies meer zij, op verschillende der bovenvermelde
ziektetoestanden eenen gunstigen invloed kan uitoefenen.
Wij willen een paar gevallen vermelden, die tot bewijs
van dien invloed in het meer genoemde Engelsche Tijd-
schrift „The Lancef\' zijn opgenomen, met bijvoeging
nogthans, dat, wegens het zamengestelde der gebezigde
behandeling, op de bewijskracht onzes inziens wel wat
valt af te dingen. Het eerste is van Dr. ramskill, het
laatste van Dr. williamson.
I. „B_____ 52 jaren oud, van beroep letterzetter,
„kwam in Augustus in het Londensche hospitaal. Hi,i
„was lang, mager, met een bleek, uitgeteerd gelaat,
„hangende wangen, uitgeteerde ledematen en gezwollen
„buik. Hij klaagde over groote zwakte en onw^elzijn,
„ten gevolge van zijnen uitgezetten buik, eenige mis-
„selijkheid in den morgenstond en eene korte drooge
hoest. Door auscultatie kon rnen geene longaandoening
»ontdekken; de hartstoonen waren gezond; de urien was
»tamelijk overvloedig en natuurlijk; de huid over den
»buik was zacht en week; somtijds was zij heet en bran-
»dend. ïlr was kennelijk eene groote hoeveelheid vocht
»in den buik. De lever kon duidelijk gevoeld worden,
»grooter dan gewoonlijk, maar niet merkbaar knobbelig.
De lijder had onmatig geleefd en veel sterken drank
»gebruikt. Hij werd op de gewone wijze behandeld met
»pillen van calomel, squilla en digitalis des avonds en
sdnet zouten, waaronder jodetum kahcum, gedurende den
»dag. Na 14 dagen toonde zijn tandvleesch den invloed
»Van het kwik, maar nogthans waren er geen gekleurde
»faeces. De buik was in omvang iets afgenomen. De
»eetlust was beter en de kracht van den lijder toegenomen,
»Waarschijnlijk door de lange rust en onthouding van zij-
»nen gewonen prikkel, de opwekkende oorzaak der ziekte.
»Uit eigen beweging verliet hij het hospitaal.
„Na drie weken kwam hij terug om als loopende patient
»behandeld te worden, in alle opzigten verergerd. Bij de
»bovengenoemde verschijnselen, die toegenomen waren,
quot;Was oedema van de enkels gekomen. Hem werd voor-
quot;geschreven Podophylline en \'Extractmn Cannabis Indicae
»van ieder een half grein, intenemen te zes uur en te
=\'berhalen tegen den tijd, waarop hij zich ter ruste zoude
„begeven, en, zoo de eerste twee pillen niet werkten,
„den volgenden avond nogmaals, 10 gr. Sesquicarbonatis
„sodae en 3 gr. sesquicarbonatis ammoniac werden 2 ra.
„d. in aq. menth. crisp, gegeven.
„Den Januarij kwam de lijder terug en vertelde,
„dat hij van de 2 eerste pillen vijfmaal den eersten dag,
„en tweemaal den tweeden dag ontlasting gehad had.
„De eerste drie ontlastingen waren van eene gewone,
„kleiachtige consistentie en verschrikkelijk stinkend, daarna
„bestonden zij in eene dikke gele vloeistof. Hij had
„geene knijpingen of misselijkheid gehad, en gevoelde zich
„ligter en beter. De buik was minder uitgezet; het oedema
„der enkels weg; de eetlust teruggekeerd. De lever werd
„bevonden duidelijk kleiner te zijn, de wanden van den
„buik zacht en slap, minder ascites, de urien zeer over-
„vloedig. Er werd bevolen eenmaal in de week dezelfde
„pillen in te nemen, en tweemaal daags de mixtuur, met
„bijvoeging van jodetum kalicum.
„24 Januarij. De patient is in eenen veel beteren toe-
„stand dan Dr. eamskill zich herinnert ooit iemand ge-
„zien te hebben, die zich in eenen gelijken ziektetoestand
„bevond, waaraan hij den naam van cirrhosis hepatis had
„gegeven; de ascites naauwelijks merkbaar.quot;
11. ;/Mr. H . . . . vervoegde zich bij Dr. williamson,
-ocr page 33-„lijdende aan een dofl^ pijn en zwaarte in de leverstreek,
»pijn tusschen de schouderbladen en tragen stoelgang.
»Hij had eene smerige tong, drooge gele huid, gele con-
jjjunctiva, weinig eetlust en algemeene loomheid. Hem
»werden eerst vijf grein calomel met zes grein extr. colo-
»cynth. gegeven, opgevolgd door een half ons sulph. magn.
»en een drachma carbonatis magnesiae. Twee of driemaal
»kreeg hij daarvan ontlasting, maar zonder eenige ver-
»ligting van de algemeene ziekteverschijnselen.
„Den volgenden dag werd hem één grein Podophylline
»gegeven, waarop hij 24maal ontlasting kreeg!! Elke
»ontlasting was geheel galachtig. Alle symptomen waren
»verbeterd. Om den anderen avond werd hem nu voor-
»geschreven een half grein Podophylline en driemaal daags
quot;20 druppels acid. nitric, dil. en binnen eene week was
»hij geheel gezond.quot;
Een correspondent van een Americaansch dagblad
quot;Verzekert, dat hij met goeden uitslag 120 gevallen van
syphilis met dit geneesmiddel alleen heeft behandeld 1).
8ton(j die verzekering op zich zelve, wij zouden er,
donder den man te kennen, die ze gedaan heeft, moei-
jelijk geloof aan kunnen hechten. Maar ook king en
ónderen Schijnen het nut van Podophylline bij syphilis
1) The Lancet, 1862, p. 120.
-ocr page 34-ondervonden te hebben. Dr. sisson deelt ons het vol-
gende geval mede :
„J. A . . . anders eene goede gezondheid hebbende,
„leed gedurende vier jaren aan secundaire syphilis. De
„verschijnselen verdwenen gedurende eenen korten tijd
„bij het gebruik van kwikpraeparaten en jodur. potassae.
„Den 26®*\'®quot; Februarij zag sisson hem voor het eerst.
„Hij had conjunctivitis, drie secundaire ulcera op de
„glans penis, en een huiduitslag op de dijën en op de
„borst.
Er werd voorgeschreven:
Podophyll. gr. j.
Extr. cann. ind. gr. ij.
ut fiant pil. N». vj.
d. s. 3 m. d. een.
„2 Maart. De conjunctivitis verbetert, de ulcera heelen,
„het huiduitslag vermindert.
„6 Maart. De conjunctivitis is genezen, de ulcera bijna
„ook, het huiduitslag minder duidelijk. De pillen worden
„voortgebruikt, welke vijf- tot zesmaal per dag ontlasting
„bewerken zonder knijping of ander ongemak.
„10 Maart. De zweren zijn genezen, het huiduitslag
„is naauwelijks merkbaar. De pillen worden ter zijde
„gesteld, die nu zes- tot achtmaal per dag ontlasting
„bewerkten.
„Weinige dagen later vond sisson den man vol-
komen wel.quot;
Het komt ons voor, dat meerdere waarnemingen noodig
zijn om te kunnen beoordeelen, of men door Podophyl-
line werkelijk syphilis genezen kan.
„As a remedy in puerperal fever,quot; zegt een geneesheer,
wiens woorden door king worden aangehaald, zonder zijnen
naam te noemen l), „I consider the Podophyllin almost
»a specific. I prescribe it in one-fourth to one half grain
»doses with half a drachm of cream of tartar, to be re-
»peated every two hours, until it produces free purging,
»and in no instance have I had any trouble with the
»case after its operation.quot; Ook king beveelt het mid-
del, gelijk wij gezien hebben, in febris puerperalis aan.
Jammer inderdaad, dat er geen gevallen tot opbeldequot;
rmg of liever tot bewijs worden medegedeeld. Ook om
te kunnen zien, of onder den naam van febris puerpe-
ï\'ahs door die heeren dezelfde ziektetoestand verstaan
Wordt, dien wij daarmede plegen te bestempelen, ware
dit zeer wenschelijk geweest.
Met betrekking tot de wijze van toediening, vestigen
de Americaansche schrijvers in de eerste plaats onze aan-
dacht op de noodzakelijkheid om de \'Podophylline zeer fijn
1) The American Dispensatory, p. 737,
-ocr page 36-te pulveriseren. Bijzonder wordt aanbevolen haar lang te
wrijven met melksuiker, als waardoor hare werking ge-
zegd wordt versterkt te worden, waarschijnlijk omdat dit
de oplossing, en daardoor de opneming in het bloed ge-
makkelijker maakt. Men geeft het middel overigens, hetzij
in den vorm van poeders, of in dien van pillen, of in
een drankje, of in een stroopje. De dosis voor eenen vol-
wassen mensch is meestal van i tot i gr. na twee, drie
of meer uren eens of meermalen te herhalen, naarmate
van het doel, dat men zich voorstelt, en naarmate van
de bekende of met grond veronderstelde gevoehgheid van
den persoon, wien men het bedoelde geneesmiddel toe-
dient. Men geeft intusschen ook wel 1 of H, ja 2 a 3
greinen te gelijk 1).
Soms wordt de Podophylline in America alleen, meestal
echter, inzonderheid door de Eclectici, in verbinding met
andere „Positive Medical Agentsquot; dat zijn, alcaloiden of
harsachtige beginselen uit andere planten, vooral Caulo-
phylline uit den wortel van Caulophyllum thalictroides,
Leptandrine uit dien van Leptandra Virginica, Xanthoxy-
line uit Xanthoxylum fraxineuni, Irisine uit de Iris Ver-
sicolor en Capsicine uit Capsicum baccatum gebruikt. „Daar
is geen beter Cholagogum,quot; zegt king, „dan de verbin-
1) The American Dispensatory, p. 735 en volg.
-ocr page 37-ding van Podophylline en Leptandrine.quot; In Engeland wordt
de Podophylline als catharticnm dikwijls verbonden met
Bitartras potassae, ter gifte van 20 a 30 grein; als Cho-
lagogum of uit een ander gezigtspunt gegeven , met kleine
dosis van Extractum Hyoscyami, Bdladonnae of Cannabis
Indicae.
VERSLAG VAN DE PROEVEN MET PODOPHYLLINE DOOR DEN
SCHRIJVER DEZER VERHANDELING OP DIEREN EN OP
GEZONDE MENSCHEN GENOMEN.
Proeven op dieren.
I. Aan een konijn werden op den 20®\'®quot; September
1864, des avonds te 8 ure, 20 grein Podophylline
diend; den 21®\'^®quot; September, des morgens te 10 ure,
30 gr.; dennbsp;September, des morgens te 11 ure,
40 gr.; in tiet geheel dus 90 grein, waarop het in den
nacht van den 23®\'«quot; September gestorven is. Den eersten
dag werd het konijn het voedsel onthouden, doch den
tweeden werd het weder voedsel voorgezet, hetwelk tot
den dood toe werd volgehouden. Het goed gevoede dier
vermagerde spoedig. De faeces waren in den beginne
hard, keutelvormig, doch werden langzamerhand zachter
en vertoonden zich eindehjk in eenen half vloeibaren toe-
stand. Het konijn scheen pijn te hebben, welke zich door
trekkingen te kennen gaf, die aan zulk een dier vreemd
zijn. Op het einde van den laatsten dag kon het de
onderste ledematen niet meer willekeurig bewegen.
De autopsie, den 23®^®quot; September gedaan, leverde
het volgende op:
Bij het openen van de borst en buikholte zag men de
bloedvaten sterk gevuld, en alle deelen oppervlakkig geel-
achtig gekleurd. De longen waren weinig ingevallen, hy-
peraemisch, en vertoonden donkere gedeelten, die gehe-
patiseerd waren. De maag was uitwendig hyperaemisch. In
de cardiastreek waren kleine, zwart doorschijnende plek-
ken, beantwoordende aan de mucosa, waarop stukjes Fodo-
phylline zaten; zij was vol spijsbrij. Het darmkanaal was
zoo goed als ledig, behalve het coecum, dat zeer gevuld
was, en van buiten gezien ontstoken scheen. De mucosa
was rood, de inhoud faecale stof. De lever hyperaemisch
en donker van kleur; de galblaas d= 4maal meer dan ge-
woonlijk gevuld en donkerbruin. In den uterus bevonden
zich doode vruchten, wier bloedvaten, even als die van
den uterus, sterk opgespoten waren.
II. Aan een konijn werden den 28®^«quot; September, des
morgens te 10 ure, 10 gr. PodophyUme gegeven; den
29sten en den Sölten September wederom, 10 grein; den
pteir^nbsp;en October, 20 gr. Den 5\'^®quot; Octo-
ber werd het dier op den gewonen tijd uit het hok
gehaald. Levend kwam het er uit, en kreeg wederom
20 gr., doch in het hok teruggebragt zijnde, stierf het
spoedig, waarom dan ook deze laatste 20 gr. niet bij
de hoeveelheid opgenomen moeten worden, als heb-
bende hnnne werking niet verrigt. In het geheel waren
dus 110 grein gebruikt. Zoolang het konijn dagelijks
10 grein nam, kon men geene verandering bij hetzelve
bemerken, om welke reden wij overgingen tot 20 gr.
Den 2\'\'®° October werd de eetlust minder. De faeees,
die onder het gebruik van 10 gr. keutelvormig hard ble-
ven, werden later zachter, en gingen, als bij Nquot;. I, in
eenen half vloeibaren toestand over. Het konijn verma-
gerde hierna spoedig, en scheen ook, even als het andere,
pijn gehad te hebben. Ik had de Podophylline in dit
geval eerst goed gewreven om na te gaan, of men dan
toch dusdanige plekken, als bij N«. I, zoude verkrijgen.
De lijkopening, zeven uren na den dood verrigt, leerde
het volgende:
De borst en buikholte geopend zijnde, vielen de longen
weinig zamen; de bloedvaten waren, even als bij Nquot;. I,
sterk gevuld; de deelen hadden eene minder geelachtige
tint. De longen waren zeer hyperaemisch, doch zonder
gehepatiseerde deelen. De maag was vol spijsbrij, maar
vertoonde geen uit- of inwendige plekken, zooals bij N®. I;
de bloedvaten waren uitwendig sterk gevuld, de mucosa
rood. Het darmkanaal was grootendeels ledig. Alleen het
coecum was tamelijk gevuld met eene zeer slijmige, licht-
groene stof. Het duodenum, jejunum en ileum bevat-
teden eenen zeer geringen, slijmigen, zeer lichtgroenen
inhoud. Al de darmen waren zeer hyperaemisch, en in
den omtrek van de galblaas gekleurd. De lever was don-
kerbruin, hyperaemisch, bij de galblaas door gal ge-
kleurd ; de galblaas, tot berstens toe gevuld, bevattede
vijfmaal zooveel gal als in den normalen toestand.
Hl. Aan een derde konijn werd, op dezelfde dagen en
uren als aan N^. H, Fodophylline toegediend, maar slechts
de helft van de hoeveelheid, die N\'\'. H kreeg. Vier en
twintig uren na de laatste gift werd het dier gedood. De
eetlust was tot het laatste oogenblik goed gebleven, do
faeces steeds keutelvormig. Ik kon geen verschil in ma-
gerheid waarnemen.
De longen vielen na de opening van de borstkas zamen,
doch niet zooals bij gezonden. De longvaten waren met
bloed overvuld en, even als bij de andere konijnen, ook
de overige vaten, vooral die van het mesenterium. De
gevulde maag zag er van buiten uit als die van Nquot;. I;
het cardiagedeelte vertoonde kleine witte vlekken, die
aan zwarte vlekjes der mucosa beantwoordden. Deze zwarte
vlekjes konden met de mucosa verwijderd worden, doch
de witte vlekjes bleven uitwendig zigtbaar. De mucosa
was hyperaemisch. Het duodenum was geheel gevuld met
gal en slijm zonder andere bijgemengde stolfen; het jeju-
num en ileum bevatteden, behalve andere stoffen, ook
zeer veel gal; het coecum en het begin van het colon eene
dunne massa van eene gewone galachtige faecaal kleur.
Het overige deel van het colon en het rectum bevatteden
enkele harde keutels. De lever was hyperaemisch en don-
ker van kleur; de galblaas overvuld; de kleur der gal
sterk groen, in tegenoverstelling van gezonde konijnen,
waarbij zij eene meer donkere, groenachtig bruine kleur
heeft.
Tot vergelijking hebben wij het noodig geacht ook een
konijn, dat geen Vodophylline gebruikt had, te openen.
Bij de opening der borstkas vielen de longen zeer goed
zamen en waren in alle opzigten normaal. Evenzoo de
maag, de darmen en de lever. De galblaas was weinig
gevuld en klein, de gal had een groenachtig bruine kleur.
IV. Een hond, aan wien op den October, des
morgens te 9 ure, 1 gr. Podophylline in pillenvorm werd
toegediend, braakte des middags te een ure, welk braak-
sei spijzen bevatte de. Té half twee braakte hij weder,
doch weinig eten en veel slijm. Te twee ure werd er op
nieuw gebraakt en was het braaksel enkel slijm. Te 2i
ure hadden er looze brakingen plaats. Des avonds te
10 ure was er gewone ontlasting, doch den volgenden
morgen, omstreeks 9 uur, waren de faeees waterig dun.
Zoowel de brakingen als de ontlastingen gingen met ge-
schreeuw vergezeld, dat op pijn scheen te duiden.
V. Aan een\' anderen hond werd des morgens, te 10^
nre, 1 gr. Podophylline in pillenvorm gegeven. Hij braakte
eenmaal. De ontlasting was den volgenden morgen dun,
niaar weinig.
Proeven op gezonde menschen.
Ik heb het middel zoowel aan mij zeiven, als aan twee
mijner broeders toegediend. De werking was bij allen
dezelfde, en wel die van een tamelijk sterk buikzuive-
rend middel, ongeveer 16 uren na het gebruik, zonder
eenig benaauwd of misselijk gevoel; ter gifte van ^ gr.
\'^et weinig, van 1 gr. met meerdere knijpingen en rom-
ßielingen. Er volgden twee a drie ontlastingen, met on-
geveer een uur tusschenruimte; waarvan de eerste van
eene meer vaste consistentie, de andere dun en zwart-
achtig, zonder eenige nawerking.
Den October nam ik des morgens, te 9} ure, 1
gr. Podophylline. Ongeveer te a 8 ure des avonds
kreeg ik een min of meer misselijk gevoel; te 8 ure 20
min. kwam er ontlasting van eene dikke en dunne stof;
te 9 ure 15 min., van eene meer dunne stof, en te 10
ure, voor de derde maal alzoo, van eene zeer liquide,
donkere stof. Deze ontlastingen werden door snijdingen
voorafgegaan. Ik bespeurde volstrekt geene nawerking.
Dennbsp;October nam ik des morgens te 9| ure, U
gr. Podophylline. De werking begon vroeger dan de hier-
boven beschrevene. Er was erge misselijkheid. Er kwam
ongeveer te 3| ure voor de eerste maal ontlasting; te 4
ure voor de tweede maal; te 4 ure 20 min. voor de derde
maal; te 5 ure 30 min. voor de vierde maal. De eerste
was van eene dikke en dunne stof. De dikke stof werd
langzamerhand minder en ging in dunne stof over, zoo-
dat de laatste ontlasting zeer vloeibaar was. Knijpingen,
erger dan die van den 18\'\'®quot;, gaven het voorteeken der ont-
lasting, welke spoed vereischte. Van 4|- tot 5 ure waren
er wel buikpijnen, doch er volgde geen ontlasting. Het
misselijk gevoel week na het middagmaal, dat te 5 ure
plaats had. Des avonds te 8 ure kwamen er wederom
hevige romaielingen, waarop dunne ontlasting volgde;
insgelijks ook ongeveer te 11 ure, hetwelk zich des mor-
gens van den 22®quot;=quot; October te 6 ure tweemaal herhaalde,
ongeveer een half uur na elkander. Te 1 ure was er we-
derom dunne ontlasting, zonder knijping, en de stof was
harder dan de voorgaande.
Bij eenen boerenjongen van 12 jaren werd een zalf, be-
staande uit 10 gr. Podophylline en 2 drachmen Axungia
porei, bij kleine gedeelten ingewreven op de huid van
zijn bovenbeen. Drie a vier dagen daarna vertoonde zich
een uitslag. Eerst ontstonden roode stipjes, welke groo-
ter wordende van lieverlede de grootte van eene linze
aannamen, en langzamerhand vlakke, naauwkeurig be-
grensde puisten vormden. Deze puisten waren door eenen
kleinen rooden omtrek omgeven, en in den beginne zelve
rood; maar vulden zich langzamerhand met etter, en
Waren voorzien met eenen navel of del, waarom eene witte
streep gezien werd (etter). Zij vloeiden, hoe digt ook
bij elkander, niet te zamen (pustulae discretae), en ver-
oorzaakten jeuking en pijn.
WAARNEMINGEN VAN DEN INVLOED DER PODOPHYLLINE OP ZIEKEN
DOOR DEN SCHRIJVER DEZER VERHANDELING GEDAAN.
I. Eene vrouw van 24 jaren, voor de derde maal
zwanger, tusschen de eerste en tweede zwangerschap
abortus, en nu tweemaal retentio mensmm gehad heb-
bende , gevoelde zich benaauwd, klaagde over pijn in de
lendenen, was misselijk en had in geen vijf dagen ont-
lasting gehad. Overigens waren alle verrigtingen goed.
Haar werd voorgeschreven :
Podophyllin. gr. iij.
Extr. Liquir. q. s.
ut fiant pil. aeq. vj.
d. s. 2 m. d. een.
De twee eerste dagen volgde er geen ontlasting. Toen
kreeg de vrouw 4 m. d. een pil. Hierop is ontlasting
gevolgd, doch naar haar gevoel niet voldoende, daar zi]
nog altijd spanning in den bovenbuik hield. Zij heelt
volstrekt geen rommeling of misselijk gevoel gehad. Met
het gebruik van de pillen werd voortgegaan in grootere
dosis. Hierop is ruime ontlasting gevolgd, waarna de
gezondheid hersteld was.
II. Eene vrouw van 25 jaren, 4 maanden zwanger,
leed gedurende 24 uren aan pijn in de miltstreek, welke
haar hinderde bij ademhaling en andere bewegingen. Men
legde pappen op de gevoelige plaats en gaf dezen drank:
ïV Sulph. magn. dr. ij.
Syr. senn. u. j.
Extr. hyoseyam. gr. xv.
Aq. depur. u. vj
d. s. a. u. 1 lepel.
Op het gebruik van het drankje was een weinig ont-
lasting gevolgd, hetwelk ten gevolge had, dat de pijn in
de zijde zoo goed als opgeheven was; doch zij werd
opgevolgd door pijn in den onderbuik boven de regio
pubis, welke bij drukking op de regio ovarii sinistri ver-
\'Ueerderde. Daar de vrouw altijd moeijelijke ontlasting
had, werd haar voorgeschreven:
% Podophyllin. gr. iij.
Extr. Liquir. q. s.
ut fiant pil. aeq. vj.
d. s. 2 m. d. een, 6 uren na elkander.
Den eersten dag volgde niet meer dan gewone ont-
lasting; den tweeden dag was er eene zeer ruime ont-
lasting, voorafgegaan door snijdende pijnen in den buik,
en gevolgd door opheffing van de pijnlijke spanning en
drukking in het onderste gedeelte, maar door terugkeer
der gevoeligheid in de miltstreek, welke gevoeligheid
bij voortgezette onderhouding van den stoelgang, door
\'s avonds | gr. PodophjUine te geven, allengs vermin-
derd is.
II. Een meisje, 1.2 jaren oud, lijdende aan eene
eenvoudige gastrische aandoening, had, hoewel zij syr.
senn., extr. gram. en sulph. magn. dagelijks gebruikte,
in 8 dagen tijds slechts eenmaal, en nog maar weinig
ontlasting gehad. Haar werd voorgeschreven:
Podophvllin. gr. v.
Extr. Liquir. gr. xx.
m. f. pil. aeq. xx.
d. s. bij behoefte 2 pillen.
De eerste 2 pillen had zij gebruikt vóór het eten, en
vóór den nacht had zij reeds tweemaal ruime ontlasting
gehad, zonder dat zij over het een of ander onaangenaam
gevoel geklaagd had. Den volgenden dag was op het her-
haald gebruik andermaal ruime ontlasting gevolgd. De eet-
lust was daarna goed, en het meisje verder volkomen wel
IV. Aan eene vrouw, 60 jaren oud, lijdende aan in-
suffieientia valvulae mitralis, gepaard met gebrekkige
urienafscheiding en tragen stoelgang, waarvoor zij reeds
verscheidene jaren purgantia, en zelfs drastica, b. v.
gummi guttae noodig had gehad, werd voorgeschreven;
IV Podophyllin. gr. v.
Extr. Liquir. q. s.
ut fiant pil. Nquot;. x.
d. s. nu en dan 2 pillen.
Reeds denzelfden dag en ook den volgenden had zij
eenige malen eene zeer ruime ontlasting met algemeene
verligting, en meerdere urienloozing, waarvoor zij reeds
eenige dagen, zonder vrucht, diuretica, onder anderen
scilla, gebruikt had. Gedurende de nu volgende behan-
deling onder voortgezet gebruik van de Podophylline kreeg
zij eene ruime diuresis.
V. De man der zoo even vermelde lijderes, een oude
asthmatische epicurist, die dagelijks purgantia moest ge-
bruiken, verlangde ook de pillen van zijne vrouw te
mogen nemen, hetwelk hem werd toegestaan. Één grein
slechts was voldoende om na 6 uren ééne zeer ruime
ontlasting te veroorzaken, geheel anders dan van de tot
hiertoe gebruikte middelen. De man had slechts een
oogenblik kramp in den buik, die zeer spoedig ophield.
Hij verlangde het middel niet meer te gebruiken, daar
de werking hem te snel was.
VI. Een vijfjarig kind, dat reeds sedert eenige maanden
zeker, een taenia solium bij zich droeg, overigens gezond
was, en vele geledingen kwi.it raakte, kreeg des avonds,
als voorbereidend middel voor het eigenlijke anthelmin-
ticum, Podophylline: met dat gevolg, dat na het gebruik
van 1 gr. daarvan, in kleine verdeelde giften en wel in
pillenvorm toegediend, des nachts en des morgens vroeg
eerst eene ruime, dikke, breijige, daarna eene dunne,
zwartachtige ontlasting plaats had met vijf geledingen van
den lintworm. Kort voor en na de ontlasting was er
klagte over pijn in den buik en misselijkheid, doch daar-
na was het kind weder gaan slapen. In den morgenstond,
nuchter zijnde, werd haar het anthelminticum, namelijk
een dec. cort. rad. granat., gegeven. Eenige uren later
kreeg het kind een kop koffij met ol. ricini dr. iij, het-
welk na korten tijd werd uitgebraakt. Later werd een
gedeelte van de taenia ontlast, maar het bleef een eind
uit den anus hangen, en trok eindelijk weder terug in
het intestinum. Vieren twintig uren daarna werd de kuur
herhaald. Des avonds werd weder aangevangen met | gr.
Podophylline in syr. althaeae, in twee giften met twee
uren tusschentijd, en wel met hetzelfde gevolg als bij de
eerste toediening. Des morgens werd het anthehninticnm ,
uit tiores kousso bestaande, gegeven, waarvan de helft
werd uitgebraakt. Daar het middel des middags nog
zonder uitwerking was, werd ook nu weder ol. ricini
gegeven, dat ook weder werd uitgebraakt, en eerst op
den namiddag verscheen de worm zeer langzaam en
levend, de lengte hebbende van 12 oude ellen.
VIL Een man van 78 jaren, die zijn geheele leven op
een kantoor werkzaam geweest was, en vóór 8 a 10 jaren
aan Icterus scheen geleden te hebben, werd in het begin
van Mei onverwachts aangedaan door eene met koude
beginnende koorts, die, na eenen dag te zijn weggeble-
ven , zich herhaalde met braking. Daarna ontstonden apo-
plectische verschijnselen, waarom bij de nalating, 16 uren
na het begin van den aanval, toen het stadium sudoris
begon, groote giften sulphas chinini werden toegediend,
zoodat in 48 uren 40 gr. daarvan gebruikt werden. De
koorts herhaalde zich niet, een algemeen zweet bleef, en
de geheele toestand werd beter. Alleen klaagde de lijder
over pijn in de regter zijde, ongeveer tegenover het ach-
terste gedeelte van de lever. De urien was vuil, galach-
tig. Den vijfden dag vertoonden zich icterische verschijn-
selen. Bij het in kleine dosis voortgezet gebruik van sulph.
chin. werd voor ontlasting gezorgd door een dec. rhamni
frang., waarna de patient herstelde. In de laatste dagen
van Julij intusschen ontstond wederom koorts, en twee
dagen later kwamen er op nieuw icterische verschijnse-
len. Dezelfde behandeling werd gevolgd, doch als pur-
gans de Podophylline beproefd, en wel:
Podophyllin. gr. v.
Extr. Liquir. dr. ß.
m. f. pil. aeq. xx.
d. s. dagelijks 2 pillen.
Den volgenden morgen had er met vele snijdingen eene
zeer ruime ontlasting plaats; zoo ook de daaropvolgende
dagen, en de gestoorde galsecretie werd opgeheven. De
patient herstelde en verklaarde later na het gebruik van
zijnen gewonen drank, dec. rhamni frang., of van andere
cathartica, zich niet zoo goed gevoeld te hebben.
VIII. Een landbouwer, 40 jaren oud, was sedert twee
jaren lijdende aan hyperaemische aandoeningen van het
slijmvhes der luchtwegen, waarvoor verschillende midde-
len gedurende dien tijd gebruikt zijn geworden, en waar-
bij steeds gedacht moest worden aan het bevorderen van
den stoelgang. Bij de gewone afscheiding der genoemde
mucosa had hij in Augustus dezes jaars een absces aan
zijne kaak ten gevolge van eenen carieerenden tand, was
koortsig en gevoelde zich zeer onwel, terwijl hij gebrek
had aan ontlasting. Hem werd de Podophylline toe-
gediend :
Rp Podophylhn. gr. x.
Extr. Liquir. scr. j.
m. f. pil. XXX.
d. s. des avonds 2 pillen.
Noch twee, noch vier pillen deden eenige uitwerking;
maar, na vijf pillen tegelijk genomen te hebben, ontstond
eene ruime, gezonde ontlasting. De patiënt gevoelde zich
hierna veel beter, waarop iederen avond 1 gr. Podophyl-
line genomen werd. Dit had ten gevolge, dat de patiënt
dagelijks ruime ontlasting had, hetgeen te vergeefs met
andere purgantia beproefd was; ook dat er eene ruimere
afscheiding van het slijmvlies der ademhalingswerktuigen
ontstond, waardoor de man zich veel ruimer in zijn voor-
hoofd, neus en borst gevoelde. De verbetering was duidelijk
waar te nemen, en daarom werd aanbevolen met het
dagelijksch gebruik van de Podophylline voort te gaan,
in kleine dosis van gr. of in grootere van 1 gr., al naar
mate van de blijkbare behoefte.
Onder steeds toenemende verbetering van den hyper-
aemischen toestand der mucosa wordt die behandeling
steeds voortgezet.
IX. Eene boerendochter, 26 jaren oud^ reconvalescente
-ocr page 54-van haematemesis, klaagde van tijd tot tijd geneigdheid
te hebben tot braking, met pijn in de maag na het eten,
en steeds zwakker te worden. Vooral dan vertoonden
zich de genoemde verschijnselen, als aan hare moeijelijke
ontlasting, die zelden dagelijks plaats had, niet te gemoet
gekomen werd. Wij gaven haar des avonds f gr. Fodo-
phyllme. Den eersten en tweeden dag had zij daarop veel
ontlasting met misselijkheid, en een benaauwd, pijnlijk
gevoel in de maag, hetwelk den derden dag beter was.
Bij het voortgezet gebruik der Podophylline, | gr. daags,
volgde ook dagelijks, eerst een zwarte pekachtige, daarna
eene goed gekleurde, en later eene meer galachtige, slij-
mige ontlasting.
De eetlust verminderde daarbij niet, en de toestand,
vooral wat de aanvallen van misselijkheid of neiging tot
braking betreft, werd dagelijks beter. Onder het voort-
gebruiken der Podophylline, hetzij eiken avond of om den
anderen avond, al naardat de meid behoefte gevoelde aan
ontlasting, vermeerderde de eetlust en verbeterde de spijs-
vertering, zoodat zij, onder aanbeveling van een zacht
voedend diëet, uit de behandeling ontslagen werd. Tevens
werd haar aangeraden om van tijd tot tijd, bij moeijelijke
ontlasting of bij volkomen gebrek daaraan, de pillen met
Podophylline te gebruiken.
X.nbsp;Eene oude, 60jarige vrouw, die vroeger aan haema-
temesis, en nu eenige weken aan cardialgie geleden had,
had gedurende de laatste drie dagen van tijd tot tijd gal
gebraakt, en wel, nadat zij voedsel genomen had, terwijl
de stoelgang buitengewoon moeijelijk was. Haar werd
dagelijks | gr. Podophylline in drie doses voorgeschreven.
Daarop volgden eerst den tweeden dag eene goede en
gemakkelijke ontlasting, en was de maagpijn en neiging
tot braking minder, waarom verder met het gebruik van
Podopjhylline werd voortgegaan. Eetlust en spijsvertering
verbeterden. Als huismiddel werd haar daarom 1 gr.
Podophylline pro dosi voorgeschreven.
XI.nbsp;Een goed gevoed, vijfjarig meisje werd den IS\'^«quot;
Augustus 1864 ziek. Zij klaagde over pijn in de keel,
was algemeen rood en had koorts, 2 a 3 dagen duurde
het, voordat de ziekte als scarlatina herkend werd. Het
beloop was regelmatig, de desquamatio volkomen, en men
waande het kind hersteld. Den September, des avonds,
werd zij gevonden in een staat van benaauwdheid, met
neiging tot braken, zeer snellen pols, snelle ademhaling,
opgezet aangezicht, gezwollen handen en voeten, welke
toestand, minder hevig, reeds drie avonden als koorts,
die tegen den avond ontstond, was opgemerkt. Er werd
voorgeschreven :
IV Podophyllin. gr. j.
Extr. hyoseyam. gr. vj.
Pulv. g. arab.
Syr. althaeae ää n. ß.
Aq. depur. u. ij/?,
d. s. a. 2 u. \\ lepel met een weinig koud water
toe te geven.
9nbsp;September. De toestand was beter, de pols en adem-
haling, hoewel nog snel, toch minder menigvuldig. Er
waren drie ontlastingen geweest van eene slijmige, gal-
achtige stof, waarbij ook steeds, doch weinig geuri-
neerd was.
Des avonds. Het meisje lag in eenen rüstigen slaap,
met minder menigvuldige ademhaling, minder snellen
pols en zacht warme huid. Het oedema van het aange-
zicht was merkelijk minder. Er was gedurende den dag
zeer dikwijls geurineerd. Ook had eenige malen galachtige
ontlasting pkats gehad.
10nbsp;September. De nacht was vrij rustig geweest. Alleen
was de slaap van tijd tot tijd gestoord door hoesten. Er wa-
ren in den tijd van 12 uren vele kleine, vuile, galachtige
ontlastingen geweest, telkens met urienloozing gepaard.
Eenmaal was enkel urien geloosd, waarvan de moeder
zeide, dat zij helderder was dan vroeger. In het uiterlijk
voorkomen was weinig abnormaals meer op te merken. De
tong was zuiver, de pols niet te snel, en het nemen van
voedsel ging goed. De eerste drank gebruikt zijnde, werd
dezelfde nog eens voorgeschreven, doch nu met grootere
tusschenruimten in te geven.
12 September. De nachtrust was ongestoord geweest.
Het kind had dennbsp;drie a viermaal kleine ontlas-
tingen gehad, en de urienloozing bleef goed; de eetlust
als vroeger. Het kind was vrolijk, en het voorkomen
goed. De behandeling werd geëindigd met aanbeveling
van een goed régime.
XII. Eene vrouw 54 jaren oud, moeder van 8 kin-
deren, was weinig ziek geweest, het laatst 3 jaren ge-
leden. Zij had toen eene buikziekte gehad, gepaard of
gekenmerkt door hevige krampen (colica a calculo felleo?)
Haar mager, vuil, wankleurig voorkomen gaf mij in den
laatsten tijd, toen ik haar leerde kennen, den indruk,
dat er lijden van de digestieorganen bestond.
Nadat er reeds eenige dagen een status biliosus scheen
geweest te zijn, ontstond den 27®\'®quot; October koorts met
koude, braking en pijn in de regter zijde, gevolgd door
brandende hitte en weinig zweet. In dien toestand haar
bezoekende, verhaalde zij mij: dat het gebraakte bittere
slijm was, dat de stoelgang als naar gewoonte in de laatste
dagen zeer traag was, en zij in alles eenen tegenzin had.
De tong was wit, wolaclitig beslagen. Ik gaf limonade
en pnlv. aërophor.
28nbsp;October. Andermaal koortsaanval op den dag met
koude gedurende één uur en gastrische verschijnselen;
geen stoelgang, spaarzame, donkerkleurige urienloozing.
Er werd voorgeschreven infuso-decoct. tamar. et senn.
29nbsp;October. Onrustige nacht. Weder koorts op den-
zelfden tijd en met dezelfde verschijnselen; ruime faecale
ontlasting. Toegevende aan het verlangen om de koorts
te onderdrukken, liet ik in den vrijen tijd om de 2 uren
2 gr. sulph chin, geven.
30nbsp;October. De koortsverheffing was niet als die van
de vorige dagen, des middags ten 12 ure, maar des avonds
ten 7 ure, en had met minder pijn door geheel de lever-
streek plaats, maar met meerdere spanning en pijn ter
plaatse van de galblaas. De huid-, darm- en nierverrig-
tingen waren traag. Er waren 20 gr. sulph. chin, ge-
bruikt. Het middel werd niet herhaald, maar vervangen
door dec. tamarind.
31nbsp;October. De algemeene toestand, vooral des nachts,
bleef onrustig. De koorts was weder ontstaan vóór den
middag, met vermeerdering van pijn in de regter zijde;
had eene duur van 8 uren, en eindigde met weinig zweet.
Er was geen ontlasting geweest; weinig donker gele urien,
en algemeene icterische verschijnselen. Er werd voorge-
schreven dec. tamar. cum manna, en uitwendig een warme
pap op de pijnhjke plaats.
1nbsp;November. Den voortdurenden status biliosus, ge-
paard met koorts, geelzucht en pijnlijke spanning, vooral
bij drukking op de plaats der galblaas , als verschijnselen
van galophooping in die galblaas, aannemende, wilde ik
den invloed der Podophylline als cholagogum beproeven
en gaf om de 4 uren | gr. in pillenvorm; als drinken
een inf. tamarind, e dr. iij in de 24 uren.
2nbsp;November. Dezelfde onrustige, benaauwde toestand
en koortsverheffing. 20 uren na de eerste gift Podophyl-
line was er een weinig bruinachtig geel gekleurde stof
ontlast en weinig donkerbruine urien. Ik schreef voor f
gr. Podophylline om de 6 uren.
3nbsp;November. Dezelfde toestand. Tweemaal ontlasting,
de hoeveelheid van eenen lepel vol, van slijm met wit ge-
kleurde faecesbrokjes; arien donkerbruin , troebel. Ik gaf
Wederom Podophylline, en wel om de 8 uren één grein,
4nbsp;November. De toestand kalmer, algemeen zweet,
blinder spanning van de leverstreek; eene matige druk-
king wordt daar goed vei-dragen. Er had driemaal ont-
lasting plaats gehad van één, twee en drie medicinale
^ncen: de eerste was slijm met donker zwarte streepen;
de tweede meer gelijkmatig donkerbruin gekleurd en olie-
achtig spiegelende; de derde was groenachtig zwart, ge-
lijk aan den inhoud van het duodenum bij het konijn, dat
gedood is geworden na het gebruik van de Podophylline.
Ik ging voort als den vorigen dag, en gaf als drinken
dee. hordei en bouillon.
5nbsp;November. Voor het eerst was er gedurende den
nacht van tijd tot tijd geslapen, onder voortdurend zacht
zweeten, zonder koortsverheffing. Er was een algemeen
beter gevoel, geen pijn, noch in de zijde, noch in den
rug meer; ook de spanning in de maagstreek was weg,
maar de vrouw verklaarde zeer flaauw te zijn, en nog een
onaangenaam gevoel in den buik te hebben. Er waren nog
tweemaal galachtige ontlastingen geweest, te zamen ± 4
medicinale oneen. De urien was nog zeer donker en spaar-
zaam. Aan het verlangen naar brood met gerookt vleesch
werd voldaan; verder een zacht diëet, te weten rijste-
soep, voorgeschreven. De Podophylline werd niet herhaald.
6nbsp;November. De vrouw is veel beter. De verschijn-
selen van galophooping, en de daarmede in verband staande
koorts, zijn opgehouden; de kleur van de conjunctiva is
minder geel; geen ontlasting, meerdere urienloozing; de
urien nog donkerbruin. Er werd voorgeschreven:
ï^ Vin. amar. dr. ij.
Syr. rhei. u. ft.
Aq. depur. u. vj.
d. s. a. 2 u. i 1.
ir
7nbsp;November. De nacht was weder meer rustig; er
Was ruim gezweet. De gele kleur van de conjunctiva en
van de huid was verminderd, de tong zuiver. Eenmaal
zeer weinig, gebonden, donker gekleurde ontlasting. De
urien nog donker, doch meer bezonken.
Zachte voeding, hetzelfde geneesmiddel.
8nbsp;November. Als gisteren rustige nacht, ruim zweet,
eenmaal een weinig ontlasting; urien met minder bezink-
sel, algemeene vermindering van de gele kleur, klagte
over zwakte en lusteloosheid.
9nbsp;November. Er is weder gedurende den nacht sterk
gezweet, de kleur van de conjunctiva zoowel als van de
huid verschilt weinig van de zoogenaamde gezonde kleur
lt;ier vrouw. Er was eenmaal ontlasting geweest van eene
dunne, breiachtige stof, die den wand van eenen witten
pot geel kleurde; ook in de urien, die helder, zonder
sediment was, werd wit papier nog geel gekleurd. Er
Werd toegestaan meer voedsel te nemen.
Een paar dagen later waren alle ziekteverschijnselen
Verdwenen. en de herstelling volgde spoedig.
XIII. Eene boerendochter was reeds lang lijdende aan
^Reumatische aandoening van de spieren der dij e, waar-
tegen zij pijnstillende oliën, b. v. ol. hjoscjam., had
\'Aangewend, ook derivantia, waaronder ol. croton. tiglii;
4*
-ocr page 62-een en ander wel met eenige verligting, maar dio kort
van duur was. Om die reden werd als huidprikkel be-
proefd eene inwrijving van 30 gr. Podophylline op 1 ons
axungia porei. Daarop ontstond al spoedig het boven-
beschreven huiduitslag. Maar, daar dit pijnlijker was,
dan wat zij vroeger van dien aard gehad had, zette de
meid, totdat het uitslag weder weg was, de zalf ter zijde.
Zij herhaalde de applicatie, toen zij weder rheumatische
pijn gevoelde, en handelde zoo gedurende eene maand,
toen zij mij verhaalde, dat zij nooit zoolang zonder pijn
geweest was.
GEVOLGTREKKINGEN UIT HET BEHANDELDE TEN AANZIEN VAN
DE PHYSIOLOGISCHE WERKING EN HET THERAPEUTISCH
GEBRUIK DER PODOPHYLLINE.
Be physiologische werking der Podophylline.
Uit de boven beschreven proeven, op dieren genomen,
is vooreerst gebleken, dat honden veel gevoeliger zijn
Voor den invloed der Podophylline dan konijnen, daar één
grein reeds voldoende was om hen bij herhaling te doen
braken en hun dunne ontlasting te bezorgen, terwijl bij
konijnen eene veel grootere hoeveelheid gevorderd werd
om eenen kennelijken invloed uit te oefenen. De laatsten
braakten er niet door, gelijk zij dat nimmer doen, maar
kregen ruimere, eerst gewone, daarna dunnere, eindelijk
geheel vloeibare darm ontlasting, met veel gal er in, terwijl
de sterk gevulde galblaas, die bij de door Podophylline
vergiftigde dieren na den dood gevonden werd, mede
bewees, dat die harsachtige zelfstandigheid de galaf-
scheiding had aangezet. De ongewone trekkingen, die
wij bij de genoemde dieren waarnamen, schenen ons toe
op pijn in de darmen te duiden, terwijl de vermagering
bewees, dat de voeding niet naar behooren geschiedde.
Of het ophouden der willekeurige beweging van de ach-
terste ledematen, dat wij in één geval kort vóór den
dood hebben opgemerkt, alleen aan zwakte, door gebrek
aan voeding, of aan eene andere ziekelijke aandoening
van het ruggemerg moest worden toegeschreven, laten
wij in het midden, daar wij tot ons leedwezen verzuimd
hebben het ruggemerg te onderzoeken. Met betrekking
tot de waarneembare veranderingen der organen herin-
neren wij aan de door ons gevondene abnormale rood-
heid, van overvulling der bloedvaten van het slijmvlies
der darmen afhankelijk, en aan de zwarte, schijnbaar
gangreneuse plekken in de maag op plaatsen, waar de
Podophylline was blijven zitten.
Ten aanzien van den invloed der Podophylline op ge-
zonde menschen is ons gebleken, dat zij, bij inwendig
gebruik, in de betrekkelijk kleine giften van 1-, 1 of
li grein, rommelingen, buikpijn, namelijk voorbijgaande
knijpingen, en donker gekleurde, eerst natuurlijke, daarna
breijige, en eindelijk dunne, meer of minder dikwerf
herhaalde ontlastingen te weeg brengt, zonder nawerking,
wanneer de ontlastingen hebben opgehouden; dat | gr.
geen, 1 gr. een weinig, gr. erge misselijkheid op-
wekt, voor zooveel wij namelijk uit het door ons waar-
genomene tot de werking op gezonde menschen in het
algemeen mogen besluiten. Het spreekt toch van zelf ,
dat de meerdere of mindere gevoeligheid van maag en
darmkanaal, die men bij verschillende constitutiën aan-
treft, die werking in meerdere of in mindere mate zal
wijzigen. Door inwrijving op de huid ontstaat, gelijk wij
gezien hebben, een puistvormig uitslag, veel overeenko-
mende met dat, hetwelk door oleum crotonis of tartarus
emeticus wordt teweeg gebragt. Eenen kennelijken invloed
op den bloedsomloop, op de afscheiding der nieren of
op andere verrigtingen hebben we, immers bij gezonde
individu\'s, niet waargenomen.
Het therapeutisch gehmih der Podophylline.
De gunstige invloed, dien wij van de Podophylline bij
zieken hebben waargenomen, was, bij inwendig gebruik,
of toe te schrijven aan de daardoor opgewekte peristal-
tische bewegingen der darmen; öf aan de vermeerde-
ring der afscheidingen van het sHjmvhes dier deelen; öf
aan de herstelling van de gestoorde galexcretie; of ein-
delijk aan de bevordering der nierfunctie. Bij uitwendig
gebruik lag de grond van den weldadigen invloed des
genoemden middels in de daardoor veroorzaakte hyper-
aernie der huid met hare gevolgen.
Zijn de overige der door ons genoemde uitwerkselen van
de Podophylline zoo blijkbaar geweest, dat niemand ze met
grond betwijfelen kan, niet alzoo — wij geven het toe —■
de herstelling van de gestoorde galexcretie in de twee door
ons vermelde gevallen van icterus. Ofschoon het zeker is,
dat, na de toediening der Podophylline, in betrekkelijk kor-
ten tijd de teruggehouden gal wederom in het darmkanaal
is uitgestort, volgt daaruit nog niet, dat zulks aan de Podo-
phylline was toe te schrijven. Met het oog intusschen
op de eenstemmigheid der Americaansche en Engelsche
geneesheeren betrekkelijk de vis cholagoga van ons mid-
del; op de door ons genomen proeven op konijnen, wier
galblaas tot berstens toe gevuld was, en op den aard
der ontlastingen, die wij in al de door ons waargenomen
gevallen gezien hebben, meenen wij het er voor te mogen
houden, dat de Podophylline bij die 2 icterische personen
de galsecretie sterk heeft aangezet, en dat door die steeds
voortgaande afscheiding de gal, in de galbuizen aan-
wezig, het beletsel der excretie overwonnen heeft.
Als slotsom schijnen wij daarom geregtigd te zijn aan
te nemen: lquot;. dat de Fodophylline voor inwendig gebruik
aanbeveling verdient bij icterus, die niet aan een stellig
onveranderlijke oorzaak is toe te schrijven; 2°. dat zij
als catharticum, om hare zekere en niet bijzonder on-
aangename werking in betrekkelijk kleine gift, boven de
meeste andere middelen van dien aard te verkiezen is;
dat zij als afleidend middel, als hydragogum en als
dmreticum zeer nuttig kan zijn in hydropische en in hy-
peraemische toestanden van verschillende organen, slechts
met, zoo als van zelf spreekt, van de maag, van de
darmen en van het systema uropoieticum; 4°. dat zij uit-
wendig, in den vorm van zalf, in alle die gevallen nuttig
kan zijn, waarin men inwrijvingen van oleum crotonis,
van unguentum Autenriethii en dergelijke pleegt te
bezigen.
a
-ocr page 69-STELLINGEN.
I.
De Spirometer van hüïchinson is voor de diagnose der
verschillende longziekten niet geschikt.
II.
De Sphygmograaf is voor de diagnose van sommige
organische hartziekten van groote waarde.
III.
Voor de werking der meeste geneesmiddelen is het
opnemen in den bloedstroom noodzakelijk.
IV.
Hysterie is eene zoogenaamde dynamische, dat is, op
-ocr page 70-geen waarneembare organische veranderingen berustende
ziektetoestand van het zenuwstelsel der vrouw, door het
niet voldoen aan de geslachtsbehoeften in den ruimeren
zin des woords te weeg gebragt.
V.
Er bestaat geen bepaald onderscheid tusschen een
voedingsmiddel, een geneesmiddel en een vergift.
VI.
IJzerpraeparaten moeten slechts in kleine giften wor-
den toegediend.
VII.
Op welke wijze de slijmhoudende middelen, inwendig
gebruikt, bij urethritis werken, is niet bekend.
VIII.
De raad van leberï om aan kinderen, die pneumonie
hebben met stuipen verbonden, aether of valeriaan te
geven, schijnt in de meeste gevallen verwerpelijk.
IX.
Het gebruik van chinine, op welke wijze ook toege-
diend, waarborgt niet tegen recidieven van koorts.
X.
Pijn is van de meeste ontstekingsziekten het voor-
naamste symptoma.
XI.
Teregt zegt lebert, waar hij op de noodzakelijkheid
aandringt van een naauwkeurig onderzoek der borst bij
zieke kinderen: „Wer im Schreien der Kinder ein Hin-
»derniss der Pflichterfüllung findet, ist nicht ein zärtli-
»cher, sondern ein gewissenloser Kinderarzt.quot;
Angina diphtherina is niet in elk geval het gevolg eener
primaire bloedinfectie.
XII.
De ophthalmia gonorrhoica is het gevolg van directe
overplanting van smetstof.
XIV.
Teregt zegt RüETE, als hij over verschillende soorten
Van oogspiegels spreekt: „Es kommt hierbei weniger auf
»das Instrument, als auf die Fähigkeit des Beobach-
»ters an.quot;
XV.
Bij Cataracta congenita is iridodectomie aan te bevelen.
XVI.
Waar men niet met een catheter het bestaan van cal-
culi vesicae kan diagnosticeren, is het ontlast worden
van kleine stukjes het eenige zekere teeken.
De baarmoedersonde is als middel om de verschillende
gezwellen in den uterus van elkander te onderscheiden
van geen waarde.
XVIII.
De oorzaken der dwarse ligging van een voldragen
vrucht moeten gezocht worden in verslapping van de baar-
moeder.
XIX.
Knoopen in de navelstreng verhinderen de circulatie niet.