-ocr page 1-

.V , ,

-ocr page 2-
-ocr page 3-

/

-ocr page 4-
-ocr page 5-

UITGEGEVEN DOOK DE VEREENIGING TER BEVORDERING VAN CHRISTELIJKE LECTUUR.

-ocr page 6-

GUNNING 7^

cUt

THOMAS-KALENDER.

ópretilitn vCiOr eiken xlaó dei J\'aari,

THOMAS A KEMPIS\'

1 M

ITATIO CHRIS

T 1,

J. P. HASEBROEK.

BIBLIOTHEEK DER j

RIJKSUNIVERSITEIT

UTRECHT,

AMSTERDAM. — HÖVEKER amp; ZOON. —

iSSi.

-ocr page 7-

In ccn hoeksken Met een boeksken.

THOMAS A KEMPIS.

urch kleine und geringe Leute, durch kleine and geringe Biichlein thut Gott die gröszsten Wunder, damit der Rnhm ihm gegeben werde und keinem Menschen.

GERHARD TERSTEEGEN

Stoomdrukkerij Roeloffzen amp; Hiibner, Amsterdam.

-ocr page 8-

INLEIDING.

-ocr page 9-

8*

•gt;

i

-ocr page 10-

I.

Wat aan mijn geëerden lezer in de volgende bladen aangeboden wordt, het moge terecht den naam van een Nieuwjaarsgave kunnen dragen, een nieuwe gave is het, althans van mijn kant, niet.

Integendeel.

Het is nu reeds zeven en dertig jaren geleden, dat ik de eerste uitgave mijner vertolking van de Imitatio Christi ter perse gaf. Hier openbaart zich dus wel, om mij van een bekend vaderlandsch spreekwoord te bedienen, «eene oude liefde, die niet roest.» En het is ook eene liefde, waarover de intusschen mede oud geworden Thomasvriend zich niet schaamt; verre vandaar! Ik verheug mij, dat de leeraar van mijn jeugdiger en mannelijke jaren ook de metgezel van mijn ouderdom blijven wil. Ik begrijp het, dat onze onvergetelijke eerste Koning uit

. lt;amp;:

*gt;

-ocr page 11-

VIII

het dierbaar Oranjehuis, Willem de Eerste, hij den dood, die hem op hoogen leeftijd, maar toch blijkbaar onverwacht in zijn paleis te Berlijn overviel, op dien oogenblik gevonden werd met de Imitatio in de hand: op de grens des levens is Thomas geen onbegeerlijke gids.

Doch hoewel ik het ben, die den lezer deze lettergave toereik, mag ik mijzelven — eere, wien eere toekomt! — de vinding der goede gedachte niet toeschrijven, om haar in dezen vorm aan het godsdienstig publiek in handen te geven. Die inval kwam op in den geest der Bestuur-deren van de Vereeniging ter bevordering van Christelijke Lectuur. Zij besloten hunne uitgaven ten dienste van het Christelijk publiek met een Thomas-Kalender te vermeerderen. Zoo hoopte men er iets aan toe te brengen, niet alleen om Thomas meer bekend te doen worden — wat nauwelijks noodig is — maar inzonderheid ook zijnen geest meer algemeen te helpen maken ; en wie zal dit overbodig keuren ? Niemand, die zijnen tijd kent en verstaat. Wat toch in onze dagen algemeener, dan een geest van onrust, gejaagdheid, verstrooiing, winzucht, genotzucht, eerzucht en andere openbaringen der wereld-

-ocr page 12-

IX

liefde, waartegen onze Thomas met zooveel ijver te velde trekt? —zóo,zelfs, dat men zeggen kan, dat zijn gulden boekske, nevens de Heilige Schriften, daartegen een specificum aanbiedt dat, ofschoon reeds eeuwen oud, sedert op dit gebied niet overtroffen is geworden. Het is een gewone zaak, dat kloosterbroeders of zusters het geheim bezitten der vervaardiging van sommige geneesmiddelen, of ook van andere spijzen en dranken, die om hunne voortrefl\'o-lijkheid een zekere vermaardheid hebben verkregen; maar, waarlijk! beter medicijnmeester, beter artsenijmenger voor de vervaardiging van een geneesmiddel tegen de heerschende krankheid dezer eeuw, de kwaal der aardschgezind-heid en wereldliefde, een betere dan Thomas, zeg ik, is er sinds vier eeuwen in de vijf wereld-deelen niet onder de kinderen der menschen opgestaan.

Hoe ik mij nu van de opdracht gekweten heb, om uit de stofte der Imitalio zulk een Thomas-Kalender als uit te snijden en te fatsoeneeren, daarover mag on moet ik mijn ge-eerden lezer het oordeel overlaten. Mijne taak was eenvoudig: zij was die eens bloemlezers;

-ocr page 13-

X —

en aan zulk eenen wordt in den regel gaarne de vrijheid gegund, welke ieder wandelaar heeit, die uitgaat om een ruiker in een hof te plukken. Ik heb van die vrijheid gebruik gemaakt ; ik heb dus daarbij mijn eigen inzicht gevolgd, en ben als op mijn eigen gezicht, mijn eigen reuk en mijn eigen smaak afgegaan ; men gelieve die subjectiviteit in mij te dragen. Ik heb daarbij gepoogd er zooveel mogelijk voor te zorgen, dat elk gedachtenbundeltje een eenigszins volledig, klein geheel vormt: aan elk bloempje, dat ik afsnijd, zijn eigen steel, blad en knop!

Ook hiervoor heb ik trachten te waken, dat ik ïliomas woorden zooveel mogelijk letterlijk wedergaf. Geen andere wijziging veroorloofde ik mij, dan naar ik meende, door den nood gewettigd werd. Zoo vergunde ik mij nu en dan de invoeging der woorden; zeyl of spreekt de Heer. Dit geschiedde, als die aanwijzing onmisbaar scheen om den eigenaardigen toon des goddelijken sprekers te verklaren, die zich in de gekozen spreuk hooren liet. Hoe nu die term te verstaan zij, namelijk niet in dien zin, dat men hier een eigen woord der Heilige Schrift te hooren krijgt, maar enkel en alleen een ge-

-ocr page 14-

XI

gezegde, waarin de goddelijke persoon als sprekende in zijnen geest, wordt ingevoerd, —deze vraag zal voor den lezer, die eenigszins met den schrijftrant der mystieken bekend is, noch toelichting, noch opzettelijke verdedigingquot;vereischen en behoeft dus hier alleen voor kennisgeving te worden vermeld.

Maar nu is het mij, alsof ik hier toch nog de pen niet nederleggen kan. Bedrieg ik mij niet, dan verneem ik in de verte hier en daar nog een stem, die tegen deze uitgave bezwaar heeft: een stem, die ik niet alleen versta en begrijp, maar met welke ik tot op zekere hoogte instemmen kan, — want ik heb haar het eerstin mijn eigen binnenste voelen opkomen, en haar daar te woord gestaan, gelijk ik nu ook bereid ben dat bij mijn lezer te doen.

Een eerste bezwaar luidt:

«Hoe nu? — Een Thomas-Kalender uit de hand der Vcreeniging ter bevordering van[Christelijke Lectuur, wier leden uitsluitend [uit Protestanten bestaan en — Thomas was immers een Katholiek!____»

Voorzeker, ja! ofschoon ik er dadelijk bijvoeg, maar vergeet niet: hij is een Katholiek uit den tijd.

-ocr page 15-

XII —

•lie aaii de scheuring der beide helften van de toenmalige groote en ééne Westersche Kerk voorafging; een tijd, waarin beiden, het Concilie van Trente en de Kerkvergaderingen van Augsburg en Dordrecht nog verre, en zelfs niet eens te voorzien waren; een tijd, waarin de Christelijke letterkunde dier eeuwen — als ik dit woord gebruiken mag — een nog onverdeelden boedel vormde, uit welks schatten beiden, de oude en de jongere zoon des huizes, die later zouden uiteengaan, nog gelijkelijk putteden. Thomas is een Katholiek 1) in den vollen, letterlijken zin des woords; men vindt hij hem in de Inii-talio in\' den regel bij voorkeur het algemeen-Christelijke; men kan, eer men hem ter hand neemt, nog eens van goeder harte bij zich zeiven herhalen: «ik geloof een algemeene heilige Christelijke Kerk», een voorrecht, waarbij —ik laat mijn Lezer gaarne vrij — mij althans het harte warm wordt, en dat maakt, dat ik Thomas, eer ik hem ga lezen, eerst in den geest de hand druk met een gemeenzaam en hartelijk: Salve Frater! wees gegroet, broeder!

\'ll Katholiek beteekeut algemeen.

-ocr page 16-

— XIII

Maar... maar! de Katholiek komt toch hielen daar kennelijk genoeg te voorschijn, en gij, Eerwaarde Heer, Bedienaar der Nederduitsche Hervormde Kerk in Nederland! hadt gij hem niet — een streekje hier — een veegje daar — een sohrapje ginds — een weinigje, een wei-nigje maar! — als onder de hand kunnen pro-testantiseeren ?

Op deze inhoezeming antwoord ik terstond stellig en beslist: Neen! Dat heb ik niet kunnen doen, omdat ik het naar mijn inzien niet mag en ook niet wil. Ja, dat heb ik nooit gewild, en zal ik nimmer willen.

Niet, dat er van zulk een kunstbewerking geen voorbeelden bestaan, die ik had kunnen volgen. Naast mij ligt, terwijl ik dit schrijve, een Fransche uitgave der Imitatio, waarin men het bekende tra duttere trad ito re! niet, gelijk vaak geschiedt, onwetens en onwillens, maar opzettelijk heeft willen in praktijk brengen. Men heeft daar Thomas nu en dan, min of meer, een andere taal laten spreken, dan oorspronkelijk in zijn mond geweest is;\' men heeft hem gaandeweg geamendeerd. Een enkel voorbeeld tot opheldering. Als de

-ocr page 17-

i

*

XIV —

vertolker gedrongen is, eene uitspraak van Thomas omtrent een deugdzaam leven over te nomen, voegt hij aan Thomas\' bijvoegelijk naamwoord stillekens het zijne; Christelijk toe, om het aldus den lezer wel deugdelijk te laten gevoelen, dat alle echte Christendeugd in het Christelijk geloof en leven, als de plant in haren levensgrond wortelt. Den Franschen liroeder zijn recht en zijne vrijheid! maar ik kan hier met hem niet medegaan. Daarvoor heb ik voor een hoekske als dat van Thomas te veel eerbied: het is mij als een kostelijke, een zeldzame, een eenige reliek, die den vorm en \'het fatsoen van zijn tijd heeft. Zal ik nu daarop de hand leggen, om haar een andere gedaante te geven? Zult gij op een ander, op stoffelijk gebied, iets dergelijks met een gouden schaal of beker van een groot meester, met een kunstwerk van eenen Benvenuto Cellini doen bijvoorbeeld? Gij zult er wel op passen! Gij weet te goed, dat gij door aan het kostelijk antiek voorwerp te knutselen, er zijn eigenaardige waardij aan ontnemen zoudt.

En dit geldt te meer, mijn Lezer, omdat ik niet alleen allen eerbied voor Thomas, maar

tl

cl

-ocr page 18-

ook een goed gevoelen van u en de helderheid van uwen geest heb. Ontbreekt die u niet geheel bij de lezing, dan zult gij de enkele plaatsen, waarin bij Thomas de stem van den Katholiek te zeer naar uw gevoelen doorklinkt, wel zoo weten aan te vullen, te beperken of te wijzigen, dat gij er met uw nauwgezet Protestantsch geweten vrede meê hebben kunt. Mist gij de daartoe vereisehte ruimte, wijsheid, mildheid en frischheid van geest, dan heeft eenvoudig Thomas voor u niet geschreven, — dan kan hij, hoe ook vervormd en verminkt, nimmer de man voor u zijn, en gelijk Bismarck eens zeide; «niet naar Canossa!» moet gij niet naar het klooster van Sint-Agnes gaan!

Ik hoor nog een andere stem van bezwaar.

«Gij, waarde bewerker van Thomas! gij spreekt daar van «het klooster»: welnu, aan dien kant ligt de grief, die ik tegen uw Kalender heb. Wij Protestanten, wij zijn kinderen der vrijheid, en hebben uit dien hoofde bij onzen uitgang uit de Roomsche Kerk alle kloosters afgebroken en alle kloostertucht afgeschaft; en nu komt gij ons hier met een leermeester aan, wien het aan alles is aan te zien, dat hij zelf bij zijn

-ocr page 19-

XVI

leven niet alleen feitelijk een kloosterling, maar zelfs nog daarenboven een groot vriend en voorstander van het kloosterleven geweest is: is dit niet wat veel van ons gevergd? Gij wilt ons toch geen pij aantrekken?»

Zekerlijk niet, mijn lezer! evenmin als ik er voor mijzélvèn eene wensch aan te doen. Maar ook hier geldt de bekende regel: Wie wél onderscheidt, leert wél. Wil toch, bij uwe waardeering, liet verschil der tijden niet uit het oog verliezen. In de dagen, waarin Thomas leefde, was niets gewoner dan de meening, dat, wie een godsdienstig leven liefhad, goed deed zich daarbij van de hulp der afzondering in het een of ander klooster te bedienen. Die gestichten beschouwde men als vrijplaatsen, aan de hoornen van wier altaar men zoo niet uitsluitend, dan toch hij voorkeur den lieer, dien men zocht en liefhad, vinden kon. Gij, mijn l-ezer ! schijnt nog al tamelijk reformatorisch gezind? Luther is wellicht uw man!... Welnu! herinner u dan eens, wat Luther zelf, later de man der vrijheid bij uitnemendheid, deed. Hij begon ook, toen hem de vroomheid ernst werd, met in oen klooster te gaan. Erger u dus bij een middeleeuwsch schrij-

-ocr page 20-

— XVII

ver niet te erg aan zijn middeleeuwsch klooster-gewaad, even weinig als gij, bij het portret van uw bet-oucl-overgrootmoerler, u aan haar antiek, maar voor den smaak onzer dagen min behage-lijk, of zelfs min passend kostuum ergeren zult.

En ook hier gelde, wat vroeger op een ander punt gezegd werd. Zijn er uitspraken, waarin men den kloosterling Thomas hoort, dit laatste belet niet, dat daarin, als in de harde schaal van dien tijdelijken vorm, de kern eener groote waarheid ligt, die alleen eenige uitbreiding of wijziging behoeft, om algemeen toepasselijk te zijn. Ook hier geldt het bekende Apostolische woord: /l/.s tot ver standi (jen spreek ik; oordeelt wat ik zeg.

Nu nog een derde en laatste punt van door mij voorziene, mogelijke tegenwerping.

Ik noem ons boekske; Thomas-Kalender. Is het dan mijns inziens reeds uitgemaakt, dat Thomas en geen ander de schrijver der Imitatio is?

Helaas, neen! en, wat nog erger is, ik vrees wel eens, dat het misschien nooit zoover komen zal. Er zijn, ook op ander gebied in het rijk dei-letteren, beroemde werken, naar den naam van welker auteur sedert eeuwen tevergeefs gegist

-ocr page 21-

XV1I1

is en nu nog altijd tevergeefs gezocht wordt. En dat, ofschoon die werken van veel later Uagteekening zijn en de hulpmiddelen, om hier dc waarheid tc vinden veel overvloediger, dan bij Thomas uit den aard der zake, bij zoo grooten afstand van tijd, het geval moet wezen. Men moot zich hier dikwijls met eene waarschijnlijkheid, die der zekerheid nabijkomt, vergenoegen. Kn die hooge graad van waarschijnlijkheid is voor onpartijdigen, mijns inziens, bereikt. Als een zoo bevoegd man, als de hooggeleerde schrijver van het Klooster tc. Windesheim cn zijn invloed, de uitnemende discipel en geestverwant van den uitnemenden, en ook mij onvergetelij-ken Willem Moll, Prof. Dr. J. G. Acquoy, nog zeer onlangs in een heoordeeling van het belangrijke werk van den Hooggeleerden 0. A. Spitzen: Thomas a Kempis als Schrijver der Navolging van Christus gehandhaafd, het een «zijns inziens onloochenbaar feit» noemt, «dat Thomas a Kempis, en geen ander, de auteur der Imitatio is», dan neem ik de vrijheid mij voorshands bij dit resultaat neder te leggen en het voor mijzelven over te nemen.

Zonderling! De lievelingsspreuk van Thomas

-ocr page 22-

— XIX

was: Anta nesciri — Verkies liefst onbekend te blijven ! — en hij is meer genoemd en geroomd geworden, dan eenig auteur der latere eeuwen. Zoo zijn er ook tal van spreuken, wier zin hierop nederkorat — mij dunkt, ik hoor het hem zeggen; «Twist toch niet zoo ijverig over den naam van den Schrijver; doe liever uw voordeel met den inhoud van liet lioekl» En het strijdperk van den twist over den Auteur der Inütalio is — ik had haast geschreven: rood van der kampioenen bloed — maar neen, gelukkig niet! slechts zwart van der geleerden inkt! Laat ons dus op dit punt, om een bekend spreekwoord op mijn manier te kleuren, «zwart zwart» laten, en hebbe men, lot den opgang van later en beter licht, met mijn titel van Thomaa-Kalender, in Thomas\' naam vrede!

En hiermede heb Ik mijn kort Inleidingswoord voor den Thomas-Kalender gesproken. Want om nu hier ter plaatse water in de zee te dragen, «de lolie wit en de roos rood te maken,» door een honderd- en eenden lofzang op Thomas\' onvergelijkelijk boeksko te zingen — ik vind er

IT

-ocr page 23-

XX —

geen noodzaak voor en heb er geen lust toe. Kn dat te minder, omdat ik den lezer, die iets dergelijks verlangen mocht, elders te woord kan staan. Toen ik in ISM mijn Thomas-vertolking ter perse gaf, geschiedde dit op verzoek van mijn hooggeschatten vriend, den boekhandelaar Johannes Muller, onder wiens leiding en door wiens zorg dan ook toenmaals deze uitgave in het licht verscheen. Aan het hoofd van die eerste]uitgave —sedert werd een derde druk ver-eischt en bezorgd — vindt men een uitvoerige Inleiding van mijne hand, waarin ook Uhlmanns leven van Thomas uit zijn bekend werk Be-for mat oren vor die licj\'ormation is overgenome n. Ik neem de vrijheid, den onderzoeklievenden lezer daarheen te verwijzen. En nu ik eens den naam des eersten Uitgevers genoemd heb, zij het mij ook vergund, hier aan mijn geachten vriend, die thans aan liet hoofd dor firma staat, openlijk den dank te herhalen, dien ik hem voor zijne vrijgevigheid schuldig ben, om van de kopij mijner Thomas-bewerking hier tot mijn doel vrijelijk gebruik te maken. Indien nu deze bloemlezing uit Thomas\' rozengaard er iets toe mocht bijdragen, om mijne land- en geloofsgc-

-ocr page 24-

— XXI

iiooten tot oen bezoek aan den hof der volledige Imilalio uit te lokken en te nopen, — liet zou voor mij een reden te meer zijn om mij over de uitgave van deze verzameling te verheugen.

En hiermede ga deze bloemlezing, deze hloem-korf, deze bloemruiker, zooais ik haar boven noemde, zijnen weg. Vergezelle hem bij dien gang de onzichtbare en groote Hovenier, wiens geringe dienaar eens Thomas was, en ik nu eenigermate zou wenschen te zijn. Hij doe de zaden des levens, in Thomas\' geestes-bloemen besloten, vallen in menige ziel, en make die daar tot de kiem van een hooger, heiliger, he-melscher levensbeschouwing en levenspraktijk: de beschouwing en praktijk ter voorbereiding voor eene wereld, die 3 op des lleeren en op zijnen tijd don vrome le verschijnen staat, en dan te verschijnen op een plaats, waar geen tijd, maar dan ook geen tijdwijzer of handwijzer voor het rechte gebruik van den korten tijd onzes aardschen aanwezens meer noodig zijn zal. Het zal zoo zijn.

1-2 October 1881. J. P. Hasebroek.

-ocr page 25-

.

-ocr page 26-

KALENDER.

-ocr page 27-

I

_

-ocr page 28-

JANUARI

lllilïFT XXXI DAGEN

-ocr page 29-

Wie mij volgt, zal in du duisternis niet wandelen 1), zegt de Heer. Deze zijn de woorden van Christus, waarmede hij ons opwekt zijn leven en wandel na te volgen, voor zooveel wij waarlijk verlicht en van alle blindheid der ziel genezen willen worden. Daarom moet het onze voornaamste bezigheid zijn, het leven van Jezus Christus te bepeinzen.

1) Joh. VIII: 12.

De leer van Christus overtreft al wat ooit door de heiligen geleerd is. Wie zijn geest bezat, zou er het verborgen manna in vinden. Men ziet wel, dat velen, die het Evangelie dagelijks hooren, er nochtans weinig smaak in vinden; maar dat komt dat zij den Geest van Christus niet hebben. Om de woorden van Christus goed te verstaan en te smaken, moet men hem in zijn geheele leven gelijkvormig zoeken te worden.

Wat baat het u, of gij met hooge wijsheid over de Drieëenheid kunt redekavelen, terwijl gij intusschen de nederigheid mist, zonder welke men aan de Drieëenheid niet behagen kan Waarlijk, het zijn niet de geleerde woorden, die den heiligen of rechtvaardigen man maken: een deugdzaam leven is het, dat ons Gode welbe-hagelijk maakt.

-ocr page 30-

Januari I.

Januari \'2.

Januari 3.

-ocr page 31-

Het is beter wezenlijk berouw te gevoelen, dan er de juiste beschrijving van te kunnen geven. Al kendet gij den geheelen Bijbel en al de beste wijsgeeren van buiten, wat zou het u baten zonder de liefde en de genade van God.\'

IJdelheid der ijdelhtden, het is alles ijdel-heid;\\) dit alleen uitgezonderd: God le vreezen en zijne yeboden te houden. 2) De hoogste wijsheid is, met verachting der wereld, naar het koninkrijk der hemelen te streven.

4) Fred. I; 2 2) Precl. XII : 13.

IJdelheid is het naar een lang leven te wen-schen zonder naar een deugdzaam leven te vragen. IJdelheid, alleen om het tegenwoordige leven te denken zonder voor het toekomende te zorgen. IJdelheid, zijn hart te hechten aan hetgeen ras voorbijgaat, en zichniet liever zelf derwaarts te spoeden, waar de vreugde eeuwig blijft.

-ocr page 32-

Januari 4.

l^hMj

Ut.

!

Januari 5.

Januari 0.

5

-ocr page 33-

Denk dikwijls aan deze spreuk: hel ooij wonll niet verzadigd van zien en het oor wordt niet vervuld van hoorenX): zoek dus uw hart van de zienlijke dingen af te trekken, om het over te brengen op hetgeen onzienlijk is. Want zij, die zich aan hunne zinnelijkheid overgeven, bevlekken hun geweten en verliezen de genade Gods.

1) Fred. I : 8.

Ieder mensch is van nature begeerig naar kennis; maar wat baat kennis zonder de vreeze Gods? Beter voorzeker is de eenvoudige landman, die God dient, dan de trotsche wijsgeer, die zijne ziel verwaarloost om den loop der hemelen na te sporen.

Wie zichzelven recht heeft leeren kennen, wordt klein in eigen oog en hecht weinig aan menschenlof. Al wist ik al wat er in de wereld is, en ik had de liefde niet, wat zou het mij baten voor God, die mij oordeelen zal naar hetgeen i k gedaa n heb ?

6

-ocr page 34-

Januari 7.

Januari H.

Januari 0.

J__

7

-ocr page 35-

Bedwing uw al te grooten weetlust, want daarin is veel afleiding en bedrog. Er zijn veel dingen, waarvan de kennis aan de ziel weinig of geen nut doet. Zoo is hij dan wel dwaas, die zich op iets anders toelegt dan op hetgeen dienstig is voor zijne zaligheid. Het is toch niet de menigte der woorden, die de ziel verzadigt; neen, het deugdzaam leven is het, dat den geest verkwikt, en een rein geweten bevordert het vertrouwen op God.

Hoe meer en hoe beter gij de dingen weet, zooveel te strenger zal uw oordeel zijn, zoo gij er niet te beter om leeft. Laat u dus niets voorstaan op uwe kundigheden of gaven ; zie veeleer in de u geschonken kennis een reden van vreeze.

Meent ge dat gij vele dingen weet en tamelijk goed verstaat, bedenk er bij, hoeveel meer er is, dat gij niet weet. Wees dan niet hooggevoelende, belijd liever uwe onkunde. Wat doet gij u boven een ander te verheffen zoolang er nog zoovelen zijn, die kundiger en geleerder in de Schrift zijn dan gij? Wilt gij iets leeren, dat wezenlijk nuttig is, leer dan dit: gaarne gering te worden geacht en onbekend te blijven.

8

-ocr page 36-

Januari iO.

Januari \'li.

A /t?Jl

ü

Januari i2.

-ocr page 37-

1

I

De hoogste en nuttigste les, die ik u geven kan, is deze: ken uzelven en acht uzelven gering. Van zichzelven laag, van anderen hoog en groot te denken, is een groote wijsheid en volmaaktheid.

Ziet gij iemand openlijk zondigen, ol\' zelfs zwaar misdoen, acht uzelven daarom nog niet heter dan hij, want wie zegt, hoelang gijzelf op den goeden weg staande zult blijven\'? Wij zijn allen zoo zwak! Maar gij, geloof dat niemand zwakker is dan gij!

Gelukkig hij, die door de waarheid zelve geleerd wordt, niet door beelden en klanken, die vervliegen, maar door haar zelve gelijk zij is. Wij worden zoo dikwijls door onze gedachten en zinnen misleid: zij zien niet verre!

10

I

-ocr page 38-

Januari 13.

Januari IA.

Januari io.

-ocr page 39-

Wat baat het over diepe en verborgen dingen te twisten, waarvan men onkundig zijn kan, zonder dat dit ons in het oordeel tot schuld zal worden aangerekend? Het is een groote dwaasheid, dat wij zoo vaak het nuttige en noodige verwaarloozen voor hetgeen niet alleen nutteloos, maar schadelijk is. Oogen hebbende, zien ivij niet! \'I).

•1) Jerem. V : 21.

Hij, tot wien het eeuwig Woord spreekt, wordt door allerlei wind van leering niet geslingerd. Uit éen Woord is alles ontstaan, éen Woord wordt door alles uitgesproken, en het is dat- Woord, dat van den beginne was, dat ook tot ons spreekt. Zonder het eeuwig Woord kan men niets recht verstaan, niets wel beoor-deeien.

Hij alleen, voor wien alles éen is, die alles tot één terugbrengt, en dat éene in alles ziet, kan ook eenparig van hart zijn en een vast rustpunt vinden in God.

!2

-ocr page 40-

Januari 16.

Januari 17.

Januari 18. ft. iV

13

-ocr page 41-

o God, die de waarheid zelve zijt, maak mij een met u door den band eener eeuwige liefde. Hoe verdriet het mij soms, zoo velerlei dingen te moeten lezen en hooren: in u is immers alles wat ik begeer en behoefquot;? Dat dan alle wijzen, dat alle schepselen zwijgen voor uw aangezicht en spreke niemand tot mij, dan Gij alleen!

Hoe meer iemand een met zichzelf vereenigd hart en een eenvoudigen geest bezit, des te meer zal hij in staat zijn de zwaarste en die\'pste dingen zonder moeite te verstaan; want dan ontvangt hij het licht der kennis van Boven!

Een eenvoudige, reine en vaste geest laat zich niet verstrooien, al heeft hij veel werk te doen; want hij doet alles ter eere Gods, en daar bij zich vrij zoekt te houden van alle zelfzucht, heeft hij voor zichzelven niets te doen. Wat toch geeft u meer moeite en zorg dan de neiging uws harten, die gij niet in tijdsbedwingt\'.\'

14

-ocr page 42-

Januari 10.

Januari quot;20.

Januari 37.

-ocr page 43-

Alle volmaaktheid gaat in dit leven met eenige onvolmaaktheid gepaard; geen enkele onzer begrippen is van alle duisterheid vrij. Daarom is de verootmoedigende kennis van uzelven een veel zekerder weg tot God, dan liet diepst wetenschappelijk onderzoek.

Waarlijk als de dag des oordeels komt, zal ons niet gevraagd worden, wat wij gelezen, maar wel wat wij gedaan, niet of wij schoon gesproken, maar wel of wij vroom geleefd hebben.

Hij alleen is groot, die veel liefheeft. Hij

alleen is groot, die klein is bij zichzelven, en

die de grootste eer, die hem kan te beurt vallen, voor niets rekent.

-ocr page 44-

Januari 33.

\'PéLy^s Cmv Jr. /i /(F/iT.

2

Januari 23

Januari 34.

17

-ocr page 45-

Zoek in de Heilige Schrift de waarheid, en niet de welsprekendheid. Lees de Heilige Schrift in den geest, waarin zij geschreven werd.

Lees in de Heilige Schrift even gaarne de eenvoudige en stichtelijke, als de verheven en diepzinnige boeken. Vraag niet wie het zegt, maar let alleen wat er gezegd wordt. De men schen gaan voorbij, maar de goddelijke waarheid blijft eeuwig.

Zoodra de mensch eenig ding onmatig begeert, terstond is zijn inwendige rust weg. Daarom, niet in de voldoening, maar in de bestrijding zijner driften is het, dat de ware vrede des gemoeds te vinden is.

18

-ocr page 46-

Januari 25.

Januari 36.

Januari 27.

-ocr page 47-

Bezit gij geld, roem er niet op, evenmin als op vrienden, wijl zij vermogend zijn; maar roem op God, die alles schenkt en boven alles nog zichzelven schenken wil. üehaag uzelven niet in uwe bekwaamheid of vernuft, want zoo zoudt gij mishagen aan God, wien gij alles, wat gij van nature goeds bezit, te danken hebt.

t

Wensch met niemand gemeenzaam te ver-keeren, dan met God en zijne engelen, en zoek niet bij de menschen bekend te worden. Liefde tnoet men hebben tot allen, maar gemeenzaamheid doet geen nut.

Vertrouw niet te veel op uw verstand, maar hoor ook het gevoelen van anderen. Ja, stel uw gevoelen is het bestg, indien gij het dan evenwel opgeeft, om een ander gevoelen te volgen, en dat ter liefde van God, gij zult uzelven het meest bevoordeeld hebben.

20

-ocr page 48-

Januari 28.

Januari 29.

Januari 30.

21

-ocr page 49-

Hoe mag het toch komen, dat wij zoo gaarne spreken en ons met elkander onderhouden, terwijl wij maar zelden ons gesprek eindigen, zonder ons geweten in een of ander opzicht te hebben bevlekt? Het is alleen onze kwade hebbelijkheid en traagheid in het goede, die maakt dat wij zoo slecht wacht houden over onze tong.

2-2

-ocr page 50-

Januari Si.

23

-ocr page 51-
-ocr page 52-

FEBRUARI

HEEFT XXIX DAGEN.

25

-ocr page 53-

De bijl aan den wortel gelegd, en onze driften uitgeroeid! Zoo zullen wij eerst onze ziel in vrede bezitten. Neem aan, dat wij alle jaar éene ondeugd uitroeiden, dan zouden wij toch ééns volmaakt zijn.

Het is goed, dat wij somtijds tegenspoeden en rampen hebben. Zij brengen den mensch tot zichzelven en tot zijn eigen hart terug, omdat zij hem leeren, dat hij hier in ballingschap leeft, en hem waarschuwen zijne hoop op niets, dat van deze wereld is te vestigen.

Niemand is zoo heilig en volmaakt, die niet somtijds in verzoeking valt. Ja, wij kunnen de verzoeking niet geheel ontberen. Al de heiligen hebben vele verzoekingen doorgestaan en hebben daaraan hunne vordering in heiligheid te danken gehad.

26

-ocr page 54-

Februari 1.

Febnairi 2.

Februari 3.

-ocr page 55-

Het ijzer wordt door vuur, de rechtvaardigen door verzoeking beproefd. Dikwijls weten wij zeiven niet, waartoe wij in staat zijn, maar de verzoeking brengt aan het licht, wat wij zijn.

Sommigen lijden de zwaarste verzoeking bij het begin hunner bekeering, anderen bij het einde. Sommigen hebben hun geheele leven lang te strijden, anderen worden maar licht verzocht. Alles naar den wijzen en rechtvaardigen raad van God, die de krachten en verdiensten der menschen weegt en alles voorbeschikt ter zaliging zijner uitverkorenen.

Geef alleen op uzelven acht en oordeel de daden van anderen niet. Hij, die anderen oordeelt doet een nutteloos werk, dwaalt dikwijls en zondigt licht; die zichzelven oordeelt en beproeft doet een werk, dat altijd vruchten draagt.

-ocr page 56-

Februari 4.

Februari 5.

Februari 6.

29

i

-ocr page 57-

Het is Gods wil, dat wij onszelven geheel en al aan hem onderwerpen, en dat de kracht en gloed der liefde onze eigen zienswijze tot zwijgen brenge.

Voor geen ding ter wereld, ja. ter liefde van geen .eenig mensch, mag men,\' ook zelfs het geringste kwaad doen. Maar om eenen behoeftige te helpen, moet men soms een goed werk laten liggen, of liever het door een nog beter vervangen.

Zonder liefde is geen uitwendige daad iets waard, maar wat uit liefde geschiedt, al is het in zichzelf nog zoo klein en nietig, brengt groote vrucht voort. Veel doet wie veel liefheeft.

30

-ocr page 58-

Februari 7. -f. ^Tw/- APrJ,

Februari 8.

Februari 0. fó- *6- AjrJ-er

31

-ocr page 59-

Dikwijls heeft iets den schijn van liefde, dat echter in den grond uit het vleesch vcortkomt, omdat de zinnelijkheid, de eigenliefde, de loonzucht en de eigenbaat zich zelden geheel laten buitensluiten.

Als iemand, eens of tweemaal vermaand zijnde, er niet naar luistert, twist niet met hem, maar geef hem over aan God, opdat zijn wil geschiede, enquot; hij in al zijne dienaren verheerlijkt worde. Hij toch kan het kwaad doen medewerken ten goede.

Beijver u om geduldig te zijn in het dragen van anderer zwakheden en gebreken, daar gij de uwe hebt, die anderen in u moeten dragen. Indien gij uzelven niet maken kunt tot dengene, dien gij wilt, hoe kunt gij dan verlangen dat een ander u in alles naar den zin zij ?

32

-ocr page 60-

Februari iO. c/* r. Rjcp* . lt;Ï/Ui^£ ddiv /(yl 3

Februari 11.

Februari 1~.

-ocr page 61-

Zie op het schitterend voorbeeld der heilige vaders, die uitblonken in godsvrucht en volmaaktheid, en gij zult zien, dat het weinig en bijna niets is, wat wij doen. Hun voorbeeld moet ons veelmeer aansporen tot gestadige vordering, dan de groote hoop der tragen en lauwen tot verslapping.

lederen dag moeten wij onze geloften vernieuwen en onzen ijver aanvuren, alsof het de eerste dag onzer bekeering ware, daarbij uitroepende; Help mij, Heere God, in mijn voornemen en in uw heiligen dienst, en geef dat ik nu een goed begin make ; want wat ik tot dusverre deed, is niets.

De vastheid van liet voornemen der god vruch-tigen hangt meer af van Gods genade dan van hun eigen wijsheid; daarom steunen zij ook op hem bij alles,\' wat zij ondernemen. Want de mensch wikt, maar God beschikt; \'s nieu-schen weg is met bij hemzelven. 1)

1) Jerem, X : 23.

3i

-ocr page 62-

I

Februari 13.

Februari 14

Februari /5, /./2^

35

-ocr page 63-

Kimt gij niet onophoudelijk met uzeiven bezig zijn, keer clan toch somwijlen tot uzeiven in, tenminste eenmaal \'s daags, \'s morgens of \'s avonds. Maak \'s morgens het plan, en houd \'s avonds het overzicht van uw gedrag.

Van den éenen feestdag tot den anderen moeten wij onze overdenkingen zoo inrichten, alsof wij op het eerstkomende feest deze wereld verlaten en tot de eeuwige feestviering komen zouden. En blijft dit nog uitgesteld, denken wij dan, dat wij nog niet genoeg voorbereid en dus nog onwaardig zijn, om de volle heerlijkheid te verwerven, die te bestemder tijd aan ons zal worden geopenbaard. ....................

Iemand heeft gezegd: «Zoo dikwijls ik mij onder de menschen begeven heb, ben ik altijd minder goed teruggekeerd.» 1) Het is gemakkelijker zich stil in huis te houden, dan zich daarbuiten voor alle kwaad te behoeden.

i) Seneca.

\'

|

T

36

-ocr page 64-

Februari IG.

Fehruari /7.

\'d.a~rCc. v. Sf-e*£C— A A /7^. A,

Fehruari 18.

37

-ocr page 65-

Niemand kan geruster in het openbaar verschijnen, dan hij, die zich gaarne verbergt. Niemand kan geruster spreken, dan hij, die gaarne zwijgt. Niemand kan geruster gebieden, dan hij, die geleerd heeft veel te gehoorzamen. Niemand kan zich geruster verblijden, dm die het getuigenis van een goed geweten in zich heeft.

In de stilte en rust maakt een godvreezende ziel de meeste vorderingen en leert de verborgenheden der Schrift kennen. Daar vindt zij stroomen van tranen, waarin zij zich alle nachten wascht en reinigt, met dit gevolg, dat zij gemeenzamer met haren Schepper wordt, naarmate zij zich verder van de wereld verwijdert.

De zinnelijke begeerte verlokt u om u in de wereld te begeven: maar breng er een uur door. wat neemt gij met u naar huis\'.\' Een verstrooid hart en een bevlekt geweten. Een vroolijk uitgaan geeft dikwijls een droeve tehuiskomst.

38

-ocr page 66-

Februari if).

Februari 20.

Februari 2i.

-ocr page 67-

Verwonderlijk is het, hoe een mensch in dit leven ooit recht vroolijk zijn kan, als die weet, dat hij een balling is op aarde, en ziet hoevele gevaren hem overal omringen. Er bestaat geen ware vrijheid, er bestaat geen rechte vroolijk-heid dan daar, waar de vreeze Gods in een rein geweten woont.

Wee hun, die hun eigen ellende niet kennen, en dubbel wee hun, die dit ellendig en verderfelijk leven liefhebben. Want sommigen zijn er zoo aan gehecht, schoon zij nauwelijks door werken en bedelen aan den kost kunnen komen, dat zij, mochten zij er maar altijd in leven, zich weinig om het koninkrijk der hemelen zouden hekommeren.

Zoo gij uzelven geen geweld doet, wordt gij uwe zonden nooit meester. Zoolang wij dit broze lichaam omdragen, kunnen wij even weinig zonder zonden zijn, als leven zonder verveling en verdriet.

40

-ocr page 68-

Februari y2u2.

Februari quot;23.

Februari 24.

-ocr page 69-

Ach! hoe groot is de menschelijke zwakheid, die altijd tot het kwade geneigd is. Heden belijdt gij uwe zonden, en morgen doet gij weer wat gij heden beleden hebt. Een oogênblik doet ons soms door onachtzaamheid verliezen, wat wij na veel arbeids eindelijk door de genade hadden gewonnen.

Een lang leven msakt den mensch niet altijd beter, maar vermeerdert dikwijls de schuld, o Mochten wij maar éen dag in ons leven wél hebben geleefd! Maar velen tellen reeds jaren sedert hunne bekeering, en hebben nog weinig vruchten der bekeering gedragen.

Heeft men vrees voor den dood, misschien is een lang leven nog veel meer te duchten. Gelukkig hij, die zijn sterfuur altijd voor oogen houdt en zich dagelijks voor den dood bereidt. Hoe gelukkig en wijs is hij, die bij zijn leven zoodanig zoekt te zijn, als hij wenscht bij zijn dood te worden bevonden!

42

-ocr page 70-

Februari 25.

fó:trC*r /JÜ\'■

Februari 2ö.

/J02.

Februari 27.

43

-ocr page 71-

Wee u, dat gij geen beter gebruik maakt van den tijd, waarin gij het goed moet opleggen, waarvan gij eeuwig leven moet. Verzamel u de schatten des hemels, terwijl gij nog tijd hebt.

Zoek nu zoo te leven, dat gij in de ure des doods meer reden hebt om blijde te zijn, dan om te vreezen. Leer nu de wereld afsterven, opdat gij dan beginnen moogt met Christus te leven.

44

-ocr page 72-

Februari 28.

Februari 29.

45

-ocr page 73-
-ocr page 74-

MAART

HEEFT XXXI DAGEN.

\'

47

-ocr page 75-

i

Een lijdzaam mensch bevindt zich reeds hier

in een sterk en heilzaam louteringsvuur • namelijk, wanneer hij bij het lijden van onrecht meer leed heeft over de verkeerdheden van zijn ; beleediger, dan over hel ongelijk hem aangedaan;

wanneer hij gaarne voor zijne tegenstrevers bidt I en hun hunne schuld van harte vergeeft; wanneer luj niet uitstelt anderen vergiffenis te vragen; wanneer hij lichter tot medelijden dan tot toorn overslaat.

Waarin de mensch het zwaarst gezondigd heeft, z;il hij het zwaarst worden gestraft. Ginds zullen de tragen met gloeiende prikkels worden voortgedreven en de gulzigaard met een vree-selijken honger en dorst worden gekweld. Er zal geene ondeugd zijn, die niet haar eigen foltering heeft.

Wees nu bekommerd en bedroefd over uwe zonden, opdat gij in den oordeelsdag gerust moogt staan onder de rechtvaardigen. Dan zal elke godvruchtige juichen, en elke goddelooze weenen. Dan zul het gekruisigde vleesch zich meer verheugen, dan of het zich hier altijd in lusten had gebaad.

1-----

48

-ocr page 76-

Maart i.

Ma art 2. fan*

Maart 3.

1 4 l

49

4

-ocr page 77-

Gij kunt geen twee hemelen hebben: eerst u verlustigen in de wereld en daarna gaan neer-schen met Christus. Wanneer jaj tot op den dag van heden altijd in eere en wellust geleefd hadt, wat zou het u baten, zoo gij op het oogenblik sterven moest? Alles is dus ijdelheid behalve dit éene: God lief te hebben en hem alleen te dienen.

Jaag naar de volmaking, want gij zult het loon van uwen arbeid ras ontvangen; dan zal er vrees noch smart meer omtrent uzijn. Door nu een weinig werks te doen, zult gij dan een groote rust, ja, een eeuwige vreugde vinden.

Twee dingen voornamelijk brengen veel toe tot de ware verbetering: namelijk, met de meeste kracht te strijden tegen het kwaad, waartoe de bedorven natuur het meest geneigd is, en met den meesten ijver te jagen naar dat goede, dat ons het meest ontbreekt.

50

-ocr page 78-

i

Maart 4.

«•

Maart 3.

Maart 6.

51

-ocr page 79-

Merkt gij iets berispelijks op, wacht u hetzelfde te doen; cf hebt gij het wel eens gedaan, zoek het terstond af te wenden. Zooals uw oog anderen aanziet, wordt gij op uwe beurt door anderen aangezien.

Ach, hoe moet gij blozen, als gij u het leven van Jezus Christus voor den geest brengt, dat gij nog niet meer aan hem gelijkt, schoon gij reeds zoolang in den weg Gods zijt. O zoo maar de gekruiste Jezus in ons hart zijn intrek nam. hoe spoedig zouden wij volleerd zijn!

Wanneer de mensch eens zoover gekomen zal zijn, om bij geen schepsel meer zijn troost te zoeken, dan zal hij eerst recht beginnen de zoetheid van God geheel te smaken, dan zal hij tevreden zijn met alles wat hem overkomt.

-ocr page 80-

Maart 7.

Maart S.

Maart 0.

-ocr page 81-

Het kost meer moeite zijne gebreken en driften weêrstand te bieden, dan in liet zweet zijns aanschijns te arbeiden. Gij zult altoos iu het goede toenemen naar gelang van het geweld, dat gij uzelven aandoet.

Leer het uitwendige versmaden, u op het inwendige toeleggen, en gij zult het rijk vau God in u zien komen. Want het koninkrijk Gods is vrede en blijdschap door den Heiligen Geest.\\)

1) Rom. XIV; 17.

Tot u zal Christus komen en zijne vertroostingen doen smaken, zoodra gij hem in uw hart eene woning zijner waardig zult hebben toebereid. Maak dus plaats^voor Jezus en sluit al het overige buiten.

-ocr page 82-

Maarl iO.

a^t .

Maarl 11.

Maart 12.

-ocr page 83-

Stel geen groot vertrouwen op een brozen en sterfelijken mensch, al is hij u nog zoo nuttig en geliefd. Die heden met u zijn, kunnen morgen tegen u wezen en dikwijls veranderen zij ten uwen opzichte als de wind.

De mensch wordt juist zooveel afgetrokken en gestoord,; als l\'ij zich de uitwendige dingen aantrekt. Niets bevlekt en kluistert het hart der menschen meer dan de onreine liefde tot het schepsel. Zoekt gij uw troost niet in de uitwendige genoegens, dan kunt gij u in de hemelsche dingen verlustigen en zult dikwijls inwendig juichen.

Laat er u niet aan gelegen zijn, wie voor of wie tegen u is; maar streef daarnaar, dat God met u zij in alles wat gij doet. Heb een goed geweten en God zal u beschermen.

50

-ocr page 84-

Maart 13.

t

it $-C\' ^ .

Maart 14.

Maart 15,

01

-ocr page 85-

God beschermt en bevrijdt de nederigen; de nederigen bemint en vertroost hij; tot de nederigen buigt hij zich neder; den nederige schenkt hij overvloed van genade, en na zijne vernedering neemt hij hem op in zijne heerlijkheid. Zoo meen dan niet, dat gij iets gevorderd zijt, zoolang gij u niet geringer gevoelt dan alle anderen.

Die met zichzelven in vrede is, verdenkt niemand; maar de onvergenoegde en lichtgeraakte rust evenmin zelf, als hij anderen rust laat.

Met goeden en zachtmoedigen om te gaan heteekent niet veel, daarin vindt ieder vanzelf behagen. Maar met harde en bnoze, met ondeugende en vijandige menschen in vrede te kunnen leven, dat is mannenwerk, dat lof verdient!

58

-ocr page 86-

Maart iO.

Maart 17.

Maart IS.

-ocr page 87-

Wat is al onze vrede in dit ellendige leven\'? Wij moeten hem meer zoeken in het lijdzaam dragen, dan in het niet ontmoeten van tegenstand, Die het best weet te lijden, zal ook den meesten vrede hebben. Hij is de overwinnaar van zichzelven, de heer der wereld, de vriend van Christus en de erfgenaam des hemels.

Op twee vleugelen verheft zich de mensch van\' de aarde, te weten: reinheid en oprechtheid. Er moet oprechtheid in de bedoeling, reinheid in de neiging bestaan.

Was uw hart gesteld zooals het behoorde, dan zou elk schepsel u een spiegel van levenswijsheid en een boek vol heilige leering zijn. Geen sciiepsel is er zoo klein en nietig, dat het u de goedheid Gods niet afspiegelt.

00

i

-ocr page 88-

Maart 19.

Maart \'20.

Maart 31.

61

-ocr page 89-

Is er eenige vreugde in de wereld te smaken, dan zeker smaakt_ haar de reine van harte. Gelijk het ijzer, in het vuur gelegd, zijn roest verliest en geheel en al blinkend wordt, zoo wordt de mensch, die zich volkomen en oprecht tot God bekeert, van alle traagheid ontdaan en in een nieuwen mensch veranderd.

Wij moeten onszelven niet te veel vertrouwen, daar het ons dikwijls aan genade en het recht verstand ontbreekt. Het licht toch, dat in ons schijnt, is luttel, en dan laten wij het nog dikwijls uitgaan door onze onachtzaamheid.

Wat wij van anderen lijden, gevoelen wij terstond en tillen het zwaar; wat anderen van ons te lijden hebben, merken wij niet eens op. Die eerst behoorlijk zijn eigen verkeerdheden nawoog, zou geen reden vinden om anderen zoo hard te vallen.

-ocr page 90-

Maart 22.

Maart 53.

Maart -24.

63

-ocr page 91-

Als gij u geheel met uzelven en met God bezighoudt, zal al wat gij daarbuiten ziet, u weinig treffen. Waar toch zijt gij, als gij niet nabij uzelven zijt? En als gij alles door-loopen en daarbij uzelven vergeten hebt, wat hebt gij gewonnen?

Gij zijt er niet heiliger om, of men u prijst, en. niet slechter, of men u laakt. Wat gij zijt, dat zijt gij, en gij wordt door het zeggen van anderen niets grooter, dan gij zijt in het oog van God.

Welgelukzalig hij, die weet wat het is, .(ezus lief te hebben en zichzelven gering te achten om Jezus\' wil. Wie aan het schepsel hangt, valt als het schepsel valt; wie Jezus omhelst, staat vast voor eeuwig.

6\'(r

-ocr page 92-

Maart 25.

Maart W.

Maart 27.

-ocr page 93-

Zoekt gij Jezus in alles, gij zult overal Jezus vinden; maar zoekt gij uzelven, ook uzelven zult gij vinden, maar tot uw eigen verderf. Want een mensch, die Jezus niet zoekt, doel zichzelven meer schade, dan de geheele wereld en al zijne vijanden te zamen.

Is Jezus ons nabij, dan is alles goed en niets valt ons zwaar; maar is Jezus verre, dan valt alles hard. De armste is hij, die zonder Jezus leeft en de rijkste liij, die wel met Jezus staat.

Heb allen lief om Jezus wil, maar heb Jezus lief om hemzelven. Ja, om hem en door hem moeten zoowel vrienden als vijanden u dierbaar zijn, en voor deze allen moet gij hem bidden, dat zij hem allen kennen en liefhebben.

65

-ocr page 94-

Maar I 28.

Maart -29.

Maart 30.

-ocr page 95-

Hij wordt zacht genoeg gedragen, dien Gods genade draagt. En wat wonder, indien hij zijn last niet voelt, die gedragen wordt door den Almachtige en geleid wordt door den oppei sten Leidsman?

68

-ocr page 96-

Maart 31.

-ocr page 97-
-ocr page 98-

APRIL

HEEFT XXX DAGEN

71

-ocr page 99-

Wordt u de vertroosting Gods ontnomen, wanhoop niet terstond, maar wacht met ootmoed en geduld op een nieuw bezoek van Goit, omdat God in staat is u nog rijkere vertroosting te schenken. Ook de grootste heiligen en de oude profeten hebben zulk eene afwisseling ondervonden.

Waarop zal ik hopen ei) waarop moet ik mijn vertrouwen stellen, dan alleen op de groote barmhartigheid Gods en op de hope der liemel-sche genade\'? Want al omgaven mij deugdzame menschen, of godvruchtige broeders, of getrouwe vrienden, of heilige boeken, of schoone verhandelingen, of liefelijke liederen en gezangen, dat alles baat mij weinig en smaakt mij weinig, zoolang ik door de goddelijke genade verlaten en aan mijn eigen armoede overgegeven ben.

Geen heilige werd ooit zoo hoog opgevoerd en met hemelsche verlichting bestraald, die vroeger of later niet verzocht werd. Want niemand is waardig God te zien, die niet door lijden ter liefde Gods is geoefend geworden.

72

-ocr page 100-

April 1.

April 2.

April 3.

-ocr page 101-

God bewijst den mensch eene weldaad, als hij hem zijne genade en vertroosting schenkt; maar daarom handelt de mensch kwalijk, als hij hem de eer daarvan niet vol dankzegging wedergeeft. En vandaar dat de genadegaven in ons niet rijker vloeien kunnen, omdat wij ondankbaar zijn aan den Gever, en ze niet geheel tot de oorspronkelijke Bron doen terugkeeren.

Wees dankbaar voor het kleinste, en gij zult waardig zijn het grootste te ontvangen. Als gij op de waardigheid van den Gever let, zal geene gift u klein of gemeen voorkomen. Want niets is klein, dat door den allerhoogsten God gegeven wordt.

Zalig zijn de ooren, die het gefluister van den goddelijken Geest vernemen, maar niets hooren van de influisteringen dezer wereld. Ja, driewerf zalig de ooren, die niet hooren naar de stem, die buiten klinkt, jiiaar alleen naar de stem der waarheid, die onderwijs geeft in het binnenste.

-ocr page 102-

April 4.

JA4L.

\'iPfy

April 5.

April G.

75

-ocr page 103-

Laat al het vergankelijke varen en zoek het eeuwige. Wat is al het tijdelijke dan een strik van verleiding? Wat baten u alle schepselen, wanneer de Schepper u verlaat\'?

Weleer zeiden de kinderen Israels tot Mozes; Spreek gij met ons en wij zullen hooren, maar dat God met ons niet spreke, opdat ivij niet sterven, i) Niet alzoo, Heer, zal ik spreken; veeleer bid ik met den profeet Samuel nederig en vurig: Spreek, Heer! want uw knecht hoort. 2)

1) Exod. XX : 19.

2) \'/ Samuel III : 10.

Niet Mozes, niet een der profeten spreke tot mij, maar \'spreek gijzelf liever, Heere God, die aan al de profeten uw licht en uwe ingeving schenkt; immers gij alleen kunt zonder hen mij volkomen onderrichten, terwijl zij niets vermogen zonder u. Hunne woorden klinken wel in mijn oor, maar zij brengen den Geest niet in mijn hart.

76

-ocr page 104-

April 7.

f CtyieX ■ /tyo

April 8.

April 0.

I

-ocr page 105-

Wat de wereld belooft, is tijdelijk en nietig, en toch dient men haar met brandenden ijver. Wat Ik beloof, zegt de Heer, is het hoogste, het eeuwige goed, en toch blijven de harten der menschen koel.

Voor een gering loon loopt men een langen weg; voor het eeuwige leven licht men nauwe-ijks\' den voet op. Bloos dus, gij luie en ontevreden dienstknecht, daar de wereldlingen zooveel ijveriger loopen ten verderve, dan gij ten eeuwigen leven, en meer vreugde scheppen in de ijdelheid, dan gij in het ware goed.

Gedenk uwer barmhartigheid, Heere mijn God, en vervul mijn hart met uwe genade, daar gij uwe werken niet ledig laten wilt. Hoe zou ik het toch uithouden in dit ellendige leven, als uwe barmhartigheid en genade mij niet sterkt?

-ocr page 106-

I

April 10.

April 11.

April 12.

79

-ocr page 107-

Niets is er, waarop gij met reden roemen kunt, en hoeveel waarover gij u behoort te schamen; want gij zijt nog veel gebrekkiger dan gij recht begrijpen kunt. Veracht mets, vrees niets zoozeer als uw eigen zonden en gebreken; daarvan moet gij meer afkeer hebben dan van alle ander kwaad, wat het ook zij.

Bij sommigen bestaat de godsvrucht alleen in hunne boeken, bij anderen in hunne heiligenbeelden, bij anderen wederom in uitwendige teekenen en vormen. Sommigen hebben wel zeer veel in den mond, maar weinig in het hart.

De liefde Gods is iets groots, ja een onwaardeerbaar goed, omdat zij alleen het zware licht en al het ongelijke effen maakt; want zij draagt den last, zoodat hij geen last meer is, en maakt al het bittere smakelijk en zoet.

80

-ocr page 108-

April 13.

!

T

April 14.

April 15.

81

-ocr page 109-

Die liefheeft loopt en vliegt en is blijde; hij is geheel vrij, niets houdt hem terug. Het eene is hem even goed als het andere en hij bezit alles in alles, omdat hij boven alles zijne rust zoekt in dat Hoogste goed, waaruit alle goed voortvloeit eh afdaalt.

De liefde kent dikwijls geen maat. maar is-branJende boven alle mate. Als een brandende vlam en als een ontstoken fakkel streeft zij immer naar boven en breekt door alles heen.

Mocht ik het lied der liefde zingen: mocht ik u volgen, o mijn Geliefde! mocht mijne van liefde juichende ziel bezwijken bij uwen lof; mocht ik u liefhebben meer dan mijzelven en mijzelven niet liefhebben dan om u; mocht ik om u allen liefhebben, die u liefhebben, naaide wet der liefde, die van u is afgedaald.

8-2

-ocr page 110-

April JO.

/(P4/ *

April 11.

April IS.

83

-ocr page 111-

De liefde is onderdanig, gehoorzaam aan hen, die hoven haar gesteld zijn, klein en veracht in eigen oogen, dankbaar en toegewijd aan God, altijd op hem vertrouwende en hopende, ook dan, als zij de nabijheid van God niet gevoelt; want zonder smart leeft men in de liefde niet.

Wie beproefd is in de liefde, ziet niet zoozeer op de .gave des Geliefden, als op de liefde des Gevers. Hij hecht meer aan het hart dan aan het geschenk, en stelt alle gaven beneden den Gever.

Denk niet, dat het enkel verbeelding geweest is, als gij somtijds in een staat van verrukking verkeerdet, en straks weder tot de gewone dwaasheden uws harten vervielt. Want dat laatste ondergaat gij meer tegen uw wil, dan dat gij het zelf bewerkt.

84

-ocr page 112-

April 19.

April 20.

April 31.

-ocr page 113-

Het is beiden nuttiger en veiliger voor u, de genadegaven der godsvrucht te verbergen, dan u daarop te verheffen, er veel van te spreken en er stout op te stoffen. Acht uzelven liever gering, uit vrees dat zij aan een onwaardige geschonken zijn.

Men mag niet te veel hechten aan eene gemoedsgesteldheid, die zoo spoedig tot liet omgekeerde kan overslaan. Bedenk bij het genot der genade, hoe ellendig en arm gij zonder de genade zijt.

Er zijn velen, die zoodra alles niet naar wensch gaat, terstond ongeduldig worden of traag. Maar gij weet immers, dat bij den memch zijn weg niet is, 1) maar dat het Gode toekomt te troosten en te geven, wanneer hij wil, en zooveel hij wil, en aan wien hij wil, zooals het hem behaagt en niet meer.

*1) Jerem. X : 23,

86

-ocr page 114-

April 99.

April 93.

April 94.

-ocr page 115-

Zelden zijn zij, die wijs zijn in eigen oogen, nederig genoeg om zich door anderen te laten raden. Daarom is het beter weinig te weten in nederigheid en armoede des geestes, dan schatten van wijsheid te bezitten in hoogmoedig zelfbehagen.

Wie in vredestijd al te gerust geweest is, zal dikwijls in oorlogstijd al te vreesachtig zijn. Een goede raad is deze, dat gij in tijden van geestelijke opwekking en ijver bedenkt, hoe het met u zijn zal, als dit licht zich weder verbergt.

Niet daarnaar moet men iemands verdiensten schatten, of hij vele openbaringen en vertroostingen ontvangt, of hij ervaren is in de Schrift, of hij in een hoogen rang wordt geplaatst; maar of hij in de ware nederigheid staat en van goddelijke liefde vervuld is, of hij altijd en zuiver de eer van God zoekt, of hij zichzelven gering schat, ja, in oprechtheid voor niets acht; vooral ook, of hij door anderen liever vernederd en gering geacht, dan geëerd en verheven wil worden.

-ocr page 116-

I

April 23.

April 26.

April 27.

eU~(h*^

89

-ocr page 117-

Zoo ik mijzelven verhef, o Heer! zie, gij stelt u tegen mij en ook getuigen mijne zonden tegen mij, zonder dat ik haar wederspreken kan. Maar zoo ik mijzelven vernederd en vernietigd en mij van alle zelfverheffing ontdaan heb, ja, mij tot stof gelijk ik ben voor u gemaakt heb, dan zal uwe genade bij mij zijn en uw licht over mijn hart opgaan.

Door mijzelven buitensporig te beminnen, heb ik mijzelven verloren: maar door u te zoeken, u lief te hebben met een ongeveinsde liefde, heb ik tegelijk u en mijzelven gevonden.

Wilt gij waarlijk gelukkig worden, zegt de Heer, Ik moet uw laatst en hoogst doelwit zijn. Want zoodra gij in iets uzelven zoekt, terstond zult gij u inwendig kwijnend en dor gevoelen.

90

-ocr page 118-

April 28.

-

I

April 99.

April 30.

!gt;1

-ocr page 119-

-

T

-ocr page 120-

M E I

HEEFT XXXI DAGEN.

93

-ocr page 121-

Uit mij putten, zegt de Heer, als uit een levende Bron klein en groot, arm en rijk, levend water, en zij, die mij gewillig en uit liefde dienen, ontvangen genade voor genade.

Schrijf uzelven niets goeds toe, evenmin als gij aan iemand, wie hij zij, de deugden toeschrijft, die hij bezit; maar geef van alles de eer aan uwen God, zonder wien de mensch niets bezit.

Hebben eens de hemelsche genade en de waarachtige liefde haar intrek genomen in ons hart, dan zal daarin verder geen bekrompen baatzucht of nijd wonen. Want de goddelijke liefde overwint alles en zet al de krachten der ziel uit.

94

-ocr page 122-

Mei 1.

Mei \'2.

Mei 3.

95

-ocr page 123-

Indien gij wijs zijt, zult gij u alleen in mij-verlustigen, zegt de Heer, tlleen op Mij hopen; want niemand is goed dan éen, namelijk God, 1) die boven allen te prijzen en in slles te verheerlijken is.

1) Luk. XVIII: 19.

Onuitsprekelijk zijn de liefelijkheden van uw aanschijn, o Heer! die gij te genieten geeft aan hen, die u liefhebten. Daarin vooral hebt gij mij de grootheid uwer liefde getoond^ dat gij mij geschapen hebt, toen ik niet was; dat gij mij teruggel rrcht hebt, toen ik van uafdoolde; dat gij mij gedrongen heht u te dienen, geleerd « lief te hebben.

Wat zegt het of ik u dien, o Heer! daar alle ^schepsel gehouden is u te dienen? Neen, ik moet er geen waarde in stellen, dat ik u dien; veeleer moet mij dit groot en wonderbaar voorkomen, dat gij een zoo arme en onwaardige tot uw dienstknecht aannemen en hem plaats onder uwe geliefde knechten geven wilt.

90

-ocr page 124-

Mei 4.

Mei 5.

Mei G.

-ocr page 125-

Zie, alles is uwe, o Heer! alles wat ik heb, evenzeer als alles, waarmede ik u dienen kan. Maar inderdaad, omgekeerd dient gij mij meer, dan ik u dien.

Zie, de hemel en de aarde, die gij geschapen hebt, o Heer! wachlen allen op uw wenk om eiken dag te doen, wat gij hun ten dienste der menschen gebiedt. En wat dat alles nog overtreft, is, dat gijzell\' u verwaardigd hebt den mensch te dienen en hem beloofd hebt uzelven aan hem te schenken.

Och of ik u dienen kon, o Heer! al de dagen mijns levens. Of ik maar éen dag in staat ware u gelijk het behoort te dienen. Want inderdaad, gij zijt allen dienst, alle eer en eeuwigen lof waardig.

Ü8

-ocr page 126-

/cflZiP

Me i 7

Mei 8.

Mei O.

-ocr page 127-

Zij, die ter liefde van u, oHeer! alle vleosclie-lijk genot hebben verzaakt, zullen de zoetste vertroostingen des Heiligen Geestes smaken. Zij, die om uwentwil denengen weg zijn ingeslagen, en alle zorgen hebben laten varen, zullen een grooten zegen van innerlijke vrijheid genieten.

0 zalige en liefelijke dienst van God, die den inenscli eerst waarlijk vrij en goed maakt 1 ü heilige staat der godvruchtige dienstbaarheid, die den mensch gelijk aan de engelen, aangenaam bij God, geducht voor den Satan en bij alle menschen geliefd doet zijn!

Dikwijls zetten uwe neigingen, zegt de Heer, u in gloed en jagen u driftig voort; maar bedenk eerst, of mijne eer, dan wel of uw eigen voordeel de drijfveêr is, die u aanspoort. Ben ik de oorzaak, dan moet gij ook tevreden zijn, hoe ik het maak. Schuilt er echter eenig zelf-bejag onder, welnu, dat is het dan, dat u zoo bezwaart en kwelt.

100

-ocr page 128-

Mei JO.

Mei II.

Mei 13.

101

-ocr page 129-

Zorg dat gij uw hurt niet te sterk hecht aan eene of andere begeerte, die gij hebt opgevat, zonder er mij in te kennen, zegt de Heer; anders zou u later mishagen of berouwen, wat u eerst aanstond, en waarvoor gij, als ware \'t het beste van alle dingen, geijverd hebt.

Het is soms nuttig, zichzelven ook in betamelijke begeerten en neigingen te bedwingen ■want hoe licht kunnen ook deze u door overdrijving doen dwalen, u door ongehoorzaamheid anderen tot een aanstoot maken, en bij den tegenstand, dien gij misschien bij anderen vindt, u in moeite en zelfs in het verderf brengen!

Somtijds moet men zichzelven geweld doen en de zinnelijke neiging mannelijk wederstaan, zonder te vragen wat het vleesch wil; alleen daarvoor zorgende, dat het zelfs tegen wil en dank den geest gehoorzaam zij.

102

-ocr page 130-

Mei i3.

/iPÓ2.

Mei 14.

Mei iö.

-ocr page 131-

Ik wenschte, zegt de Heer, dat gij niet zocht naar eene rust, die van alle verzoekingen vrij en van alle bezwaren ontheven is. Houd heter liever voor, dat gij eerst dan de ware rust zult gevonden hebben, als gij door vele verzoekingen geoefend en door vele beproevingen gelouterd zult zijn.

Van twee kwaden moet men het kleinste kiezen. Wilt gij de strali\'en der toekomende eeuw ontgaan, tracht de rampen des tegenwoordigen levens, ter liefde Gods, met gelijkmoedigheid te dragen.

Meent gij, dat de dienaars der wereld niets of weinig te lijden hebben? Gij zult bevinden, dat het tegendeel waar is, zelfs al ware het, dat gij haar geliefdste troetelkinderen vraagt. Uit dezelfde dingen, waarin zij hun genot zoeken, vloeit ook dikwijls allerlei bitterheid voort.

104

I

-ocr page 132-

Md 10.

Mei 17.

Hei 18.

-ocr page 133-

Hoe meer gij u aan den troost van het schepsel onttrekt, zegt de Heer, des te zoeter en krachtiger vertroosting zult gij in mij vinden. Wel zult gij in den beginne daartoe niet komen, zonder u eenige droefheid en strijd te berokkenen. De ingewortelde gewoonte zal zich verzetten, maar zij zal eindelijk voor de betere gewoonte onderdoen.

De vijand van buiten wordt gemakkelijk genoeg overwonnen, als de inwendige mensch maar niet reeds het onderspit heeft gedolven. Er is geen erger en lastiger vijand voor de ziel, dan gijzelf, wanneer gij u niet [.naar de wet des geestes schikt.

Gij moet volstrekt leeren, uzelven gering, ja, niets te achten, eer gij vleesch en bloed overwinnen kunt. Het is alleen uw buitensporige zelfliefde, die maakt dat gij zoo traag zijt om u naar den wil van anderen te schikken.

106

-ocr page 134-

Mei It).

Mei 20.

Mei n.

-ocr page 135-

Nietig stof, leer gehoorzamen! Asch en slijk, leer u vernederen en u onder ieders wet te krommen! Leer uwen wil breken en u buigen tot alle onderdanigheid 1

Ik sta ontroerd bij de gedachte, o Heer, dat ook de hemelen niet zuiver zijn in uwe oogen. 1) Indien gij in de Engelen feilen vindt, i) en ook hen niet hebt gespaard, wat zal er van mij worden? Sterren vielen uit den hemel, en wat zal ik, nietig stof, mij laten voorstaan?

•1) Joh XV ; 15. 2) Jo6 IV : 18.

Hen, die eens het brood der Engelen aten, o Heer, heb ik zien baden in zwijnendraf. Geen heiligheid kan dus bestaan, als gij uwe hand onttrekt.

108

I

-ocr page 136-

Mei 22.

Mei 23.

Me i 21

109

-ocr page 137-

Geene wijsheid baat, o Heer, als gij ophoudt aan het roer te staan. Geene kracht helpt, indien gij nalaat haar te sterken. Geene kuischheid is veilig, als gij, o Heilige! geen wacht houdt.

Door ü verlaten, o Heer! verzinken en vergaan wij; door u geholpen, verrijzen wij weder en leven. Want wij zijn onstandvastig, maar worden vastgesteld door u; wij zijn lauw, maar worden door u verwarmd en ontvlamd.

Hoe diep moet ik mij vernederen onder uwe ondoorgrondelijke oordeelen, o Heer! terwijl ik in mijzelven niets vinde dan niets en nogmaals niets! O onberekenbaar zwaar gewicht! O ondoorwaadbare zee, waarin ik van mijzelven niets terugvinde, dan een niet, dat in het al verzinkt. Waar schuilt dan nu mijn roem ?

110

-ocr page 138-

«1

Mei 35.

/Ji

7-

/•

Mei -20.

Mei -27.

111

1

-ocr page 139-

Hoe zal hij, wiens hart zich waarlijk aan God onderworpen heeft, zich nog door ijdele vleiers laten in de hoogte steken\'? Want immers ook zij, die aldus spreken, zijn zei ven niets; zij gaan voorbij met den klank hunner woorden. Maar de waarheid des Heeren is in eeuwigheid. 1)

1) Fs. CXVII: 2.

Heer! zoo gij weet en ziet, dat iets mij nuttig en noodig is, geef het mij om het te gebruiken tot uwe eer. Maar weet gij, dat het mij schadelijk of voor de zaligheid van mijne ziel nadeelig zijn zou, neem dan zulk eer. wensch van mij weg.

Het is moeielijk met juistheid te beoordeelen, of deze of gene wensch door een goeden, dan wel door een boezen, of door uw eigen geest is ingegeven. Velen, die meenden door een goeden geest gedreven te zijn, zijn aan het einde bedrogen uitgekomen.

112

-ocr page 140-

Mei 28.

Mei 29.

Mei 30.

-ocr page 141-

Zoo dikwijls u iets wenscheiljks voorkomt, bid en begeer het .van God, maar in de vreeze Gods en met diepen ootmoed des harten. Zorg vooral, met verloochening van uzelven, alles aan mij over te geven, zegt de Heer, en te zeggen: lieer, gij weet wat best is; doe dit of dat naar uw welbehagen.

114

-ocr page 142-

I_

Mei 31.

115

-ocr page 143-
-ocr page 144-

J UN!

*quot;

HEEFT XXX DAGEN.

117

1

-ocr page 145-

Zoo dikwijls u iets wenschelijks voorkomt, bid en begeer het ,van God, maar in de vreeze Gods en met diepen ootmoed des harten. Zorg vooral, met verloochening van uzelven, alles aan mij over te geven, zegt de Heer, en te zeggen: Heer, gij weet wat best is; doe dit of dat naar uw welbehagen.

114

-ocr page 146-

115

-ocr page 147-
-ocr page 148-
-ocr page 149-

Geef mij, o Heer, wat gij wilt en wanneer gij wilt. Handel met mij naar uwen raad, zooals het u meest behaagt en meest strekt tot uwe heerlijkheid. Ja, ik begeer niet te leven voor mij, maar voor u. o God, dat ik het geheel en uwer waardig doen kon!

Geef mij, o Heer, dat ik altoos wille en be-geere, wat u aangenaam en welgevallig is. Uw wil zij mijn wil; mijn wil volge niet alleen altijd den uwen, matir kome daarmede ook in alles overeen. Laat mij altijd willen en niet willen, wat gij wilt en niet wilt; ja, geef dat ik niet anders willen en niet willen kan, dan wat gij wilt of niet wilt.

Geef mij, o Heer, alles af te sterven, wat in de wereld is, ja, gaarne veracht en onbekend in deze eeuw te blijven om uwentwil. Geef mij, dat ik bij al wat ik wensch, ruste in u, en dat mijn hart bij u in vrede zij. Gij toch zijt de vrede mijns harten en mijn eeuwige ware rust; alles is onrust en moeite buiten u.

118

-ocr page 150-

Juni 1.

Juni ?.

Juni 3.

119

-ocr page 151-

Alles, wat ik tot mijn (roost verlangen of bedenken kan, wacht ik niet hier, maar hiernamaals. Want al kon ik alleen al de vertroostingen en al de wellusten der wereld genieten, toch zou dit zeker zijn: zij kunnen niet lang duren. Wacht dus nog een weinig, mijne ziel!

Wacht op de beloften van God, en gij zult overvloed van alle goederen hebben in den hemel. Neem het tijdelijke goed voor uw gebruik, neem het eeuwige goed voor uwe wenschen.

Geen tijdelijk goed kan u ooit verzadigen; want gij zijt niet geschapen voor zijn genot. Al bezat gij al de geschapen goederen, gij zoudt daardoor niet gelukkig, niet zalig zijn; maar al uw geluk, al uwe zaligheid bestaat in God, die alles geschapen heeft.

120

-ocr page 152-

Juni 4-

\\

Juni 5.

Juni 6.

121

-ocr page 153-

Mijn troost zij. o Heer! allen mensclielijken troost gemakkelijk te kunnen ontberen. En als mij soms uwe vertroosting ontbreekt, laat dan het eerbiedigen van uw wil en het dragen van uw rechtvaardige beproeving mijn grootste troost wezen.

Laat \'mij. zegt de Heer, met u doen, zooals ik wil. Ik weet wat u nut is. Gij denkt als een mensch, gij gevoelt in de meeste dingen zooals de menschelijke genegenheid het medebrengt.

Wat gij over mij beschikt moogt hebben, o Heer, het kan niet dan goed zijn. Is het uw wil, dat ik in de duisternis blijve, wees gezegend ! Wilt gij, dat ik in het licht wandel, wees gezegend! Verwaardigt gij mij te troosten, wees gezegend ! Wilt gij, dat ik verdrukt worde, wees evenzeer te allen tijde gezegend!

-ocr page 154-

Juni 7,

m

Juni 8.

Juni 0.

-ocr page 155-

Gelijkelijk wil ik uit uwe hand, o Heer! het goede en het kwade, het zoete en het bittere, bet blijde en het droevige ontvangen, en voor alles, wat mij wedervaart, u danken. Verwerp mij slechts niet in de eeuwigheid, en delg mijn naam niet uit het boek des levens; wat leed mij dan ook overkome, niets zal mij schaden.

Wat gij lijdt is nog weinig, in vergelijking met hen, die zooveel hebben geleden, zoovele verdrukkingen en verzoekingen en louteringen ondergaan. Gij moest dus denken, hoeveel zwaarder de lasten van anderen zijn geweest, zoo zoudt gij uw kleineren last wat lichter dragen.

Schijnt uw last u misschien niet licht toe? Ga dan na, of dit niet voortkomt uit uw onwil om te lijden. Maar groot of klein, zorg altijd al wat u opgelegd is met geduld te dragen.

1-24

-ocr page 156-

Juni 10.

Juni il.

Juni i\'2.

125

-ocr page 157-

Hoe meer gij u schikt in uw lijden, hoe verstandiger gij handelt, en hoe grooter loon gij u verwerft: ook zal alles u lichter vallen, hoe meer gij door voornemen en gewoonte u er op hebt voorbereid.

1

Wie niets lijden wil, dan zooveel hem goeddunkt en van wien het hem behaagt, mag den naarri van lijdzaam niet dragen. Integendeel, de ware lijdzame, onverschillig van wien, hoeveel en hoe dikwijls hem onrecht worde aangedaan, ontvangt het alles even dankbaar als uit de hand van God.

Wilt gij de zege behalen, houd u immer gereed tot den strijd. Wie niet lijden wil, wil niet gekroond worden. Zonder arbeid komt men niet tot rust, zonder strijd niet tot overwinning.

126

-ocr page 158-

Juni 13.

l-gt;7

Juni 14.

Juni 15.

-ocr page 159-

Heer! maak mij mogelijk door de genade, wal mij onmogelijk scliijht door de natuur. Geef dat iedere les in de oefenschool der beproeving ter liefde van u mij aangenaam en genoegelijk zij ; want voor u te lijden en verdrukt te worden is allerheilzaamst voor mijne ziel.

Somtijds is \'t het allerellendigst ding, dat

V *• \'■

mij verzoeking baart. En als ik mij- somtijds- al vrij veilig acht, omdat ik geen gevaar zie, ondervond ik later, dat het minste windje mij omver blaast. Zie dan neder, o lieer, op mijne nietigheid en broosheid, die gij zoo wel krnt. Ontferm u mijner en hef mij uit het slijk, i) dat ik er niet in verzinke en geheel in bedolven blij ve. 1) Ps. LXIX: 15.

Dat is bet, wat mij zoo vaak ter nederslaat en voor u beschaamt, o Heer, dat ik zoo licht struikel en in het bestrijden van mijne driften zoo ■zwak ben. O sterke God Jakobs, die zoo ijverig strijdt voor de zielen der geloovigen! zie neder op de moeite en smarten van uwen knecht, en sta hem op al zijne wegen bij!

1-28

-ocr page 160-

Juni iO.

Juni \'11

?[jUteelt;^r ^hcd-j

Juni IS.

-129

y

-ocr page 161-

Hoe kan men nog zoo verliefd zijn op een leven, dat zooveel bitters bevat en zoovele rampen en ellenden oplevert! Ja, hoe kan men het nog een leven noemen, daar het zooveel dood en verderf teelt?

Gedurig beschuldigt men de wereld, dat zij bedriegelijk en ijdel is, en toch men verlaat haar niet; de begeerlijkheden des vleesches hebben te zeer de overhand. Wat ons haar doet liefhebben zijn de begeerlijkheid des vleesches en de hegeerlijkheid der oogen en de grootschheid des levens, 1) en het zijn juist de ellenden en straffen, die daarop naar recht volgen, waaruit onze afkeer en walging voortkomen.

1) 1 Joh II: 16.

Aan hen, die de wereld ten eenenmale versmaden en in een heilige tucht voor God zoeken te leven, zijn de liefelijkheden des hemels, die beloofde vruchten eener oprechte zelfverloochening, niet onbekend; zij weten te beter, hoe jammerlijk de wereld dwaalt en hoe deerlijk zij zichzelve bedriegt.

130

-ocr page 162-

Juni 10.

■Juni W.

Juni lH.

131

-ocr page 163-

O mijne ziel! zoek boven alles altijd uwe rust in God; hij is de eeuwige rust der heiligen. Mijn hart kan niet^waarlijk rusten, niet volkomen tevreden zijn, zoolang het zich niet boven alle goed en boven-alle schepsel verheft, om te rusten in u!

Hoelang toeft mijn Heer te komen? Hij kome toch tot zijn armen knecht en verblijde hem. Kom toch, Heer! kom! want zonder u heb ik geen dag, geen uur rust; gij zijt mijne vreugde, en zonder u is mijne tafel ledig.

Laten anderen u zoeken, om hetgeen zij willen, ik wil niets en zal nooit iets willen dan u, o mijn God, o mijne hoop, o mijn eeuwig heil! Ik zal niet eerder zwijgen, niet eerder ophouden met spreken, totdat uwe genade tot mij wederkeert, en gij wederom spreekt tot mijn hart.

132

-ocr page 164-

Juni 32.

Juni 53.

Juni 24.

hyf/b~

133

-ocr page 165-

1

Heer! tot u heb ik geroepen, naar u heb ik gesmacht, bereid om alles te versmaden voor u. Want gij hebt mij het eerst opgewekt om u te zoeken. Wees dus gezegend, Heer, dat gij deze weldadigheid bewezen hebt aan uwen knecht, naar den rijkdom uwer barmhartigheid.

Ontvangt de eene meer, de andere minder, Heer, alles komt toch van u en zonder u bezit niemand het geringste. Die meer ontvangen heeft kan niet roemen op verdienste; hij kan zich niet verhellen hoven anderen, noch op hem, die minder heeft, laag nederzien.

Wie zich geringer schat dan alles en zich alles onwaardig noemt, is juist het best geschikt om het meerdere en groote te ontvangen.-Wie evenwel minder ontvangt, moet daarover niet bedroefd zijn of zich moeielijk maken en den meer beweldadigde benijden; dat hij liever op u zie. Heer! en uwe goedertierenheid verheer-lijke, dat gij uwe gaven zoo mild, zoo gewillig, ja, om niet en zonder aanzien des persoons verleent.

134

-ocr page 166-

Juni So.

Juni 96.

Juni 27.

135

-ocr page 167-

Gij, Heer! weet aan ieder te schenken wat hem dient; aan u alleen en niet aan ons is het te beslissen, waarom deze meer en die minder heeft, daar gij weet, wat ieder waardig is.

Heere God! ik beschouw het als een groote weldaad, niet veel te bezitten, dat uitwendig en in het oog der menschen tot lof en eer verstrekt. Ja, niemand moest, bij de beschouwing van zijne geringheid of armoede, deswege bezwaar of verslagenheid of droefheid gevoelen, maar veeleer vertroosting en grootere vreugde, daar gij, o God, de armen en geringen en verachten naar de wereld uzelven tot dienstknechten hebt uitverkoren.

Niets moest hem, die u bemint en uwe weldaden bezit. Heer! zoozeer verheugen, als de vervulling van uwen wil over hem naar het welbehagen van uw eeuwigen raad. Daarmede moest hij zoo vergenoegd en blijde zijn, dat hij even gaarne de minste moest willen zijn, als een ander verlangt de meeste te wezen.

136

1

-ocr page 168-

Juni 28.

Juni W.

Juni 30.

-ocr page 169-

1

-ocr page 170-

JULI

!

HEEFT XXXI DAGEN\'.

139

-ocr page 171-

Heer! Uw welbehagen en de ijver voor uwe eer moeten boven alles gaan en hem, die u bemint, meer verheugen dan al de weldaden, die gij hem ooit geschonken hebt, of schenken zult.

Leg er u op toe liever den wil van een ander, dan den uwen te doen. Begeer liever minder, dan meer te hebben. Zoek altijd de laatste plaats; wees gaarne allen onderdanig.

Bid en smeek steeds, dat de wille Gods in alles over u geschiede. Want weet, dat zulk een man de landpalen des vredes en der ruste binnentreedt.

140

-ocr page 172-

1

Juli i.

Juli 2.

Juli 3.

141

-ocr page 173-

Verlicht mij, lieve Heer Jezus! met de stralen van het imvendig licht, en verdrijf alle duisternis uit de woning van mijn hart. Beteugel mijne gedurige afzwervingen en roei al de verzoekingen uit, die mijner ziele geweld doen.

Strijd krachtig voor mij, Heer! en breng die wilde dieren, ik bedoel de verlokkende begeerten, ten onder, opdat de vrede\'Jterugkeere door uwe kracht en opdat uw lof overvloedig weêr-galme in den heiligen tempel, 1) ik bedoel, in het zuiver geweten.

1) Fs. CXXII : 7. {Vu/ff.).

Bestraf den wind en de stormen, Heer! zeg tot de zee; Zwijg! tot den wind: Wees stil! 1) en er zal groote stilte zijn. Zend uw licht en uwe waarheid, 2) dat zij schijnen over den aardbodem; want ik ben als de aarde woest e-% ledig,\'i) totdat uw licht mij bestraalt.

1) Mark. IV: 39. 2) Fs. XLI1I: 3.

3) Gen. 1: 2.

142

-ocr page 174-

Juli 4.

Juli 5.

Csfófedtf amp;. \'/yU-tL-e //C^rtZyh ,

Juli 6.

143

I

-ocr page 175-

Stort uwe genade uit over mij, Heer! doortrek mijn hart met uwen hemelschen dauw. Giet het water der godsvrucht uit, om het aardrijk te besproeien, opdat het goede en schoone vruchten drage.

Hef mijnen geest op, die door het gewicht der zonden is neêrgehogen en hecht al mijne begeerten aan den hemel, opdat ik, bij het smaken van de liefelijkheden der hemelsche zaligheid, geen lust meer hebbe aan het aardsche te gedenken.

Voer mij op tot u, Heer! en ontruk mij aan al het vergankelijk genot, dat het schepsel geeft; want niets, dat geschapen is, is in staat, mijne begeerte geheel te vervullen en te voldoen. Hecht mij dan aan u door den onverbreekbaren band der liefde; want gij alleen kunt het liefhebbend hart voldoen, en zonder u is alles een ijdel niet.

144

-ocr page 176-

■hili 7.

.lull 8.

Jidi I).

-ocr page 177-

Wees niet nieuwsgierig en kwel u met geen ijdele zorgen. Wat gaat dit of dat waan? Voir/ gij mij! 1)

1) JoA. XXI; £2.

Wat raakt het u, of deze dus of zoo zij, of gene dus of zoo zegge of doe ? Gij behoeft voor geen ander te verantwoorden, maar zult alleen rekenschap geven voor uzelven.

Waarmede laat gij u in? Weet toch, ik ken alle menschen, zegt de Heer; ik zie al wat onder de zon gebeurt, en ik weet, hoe het met een ieder staat, wat hij denkt, wat hij wil en wat hij bedoelt. Laat dus alles aan mij over.

H6

-ocr page 178-

JuU 10.

Juli II.

Juli hl.

147

-ocr page 179-

Houd uzelven in rust, en laat den onrustige; woelen, zooveel hij wil. Wat liij ook zegge ol\' doe, het zal op hem tehuis komen; want mij kan hij niet bedriegen.

Bekommer u niet om de schaduw van een groeten naam te hekomen, vele vrienden te hezitten en bij de menschen in hooge gunst te staan. Want daaruit ontstaat allerlei afleiding, en dikwijls zelfs groote donkerheid der ziel.

Gaarne, zegt de Heer, zou ik mijn woord tot u richten en u mijne geheimen openharen, zoo gij zorgvuldig acht gaaft op mijne komst, en de deur van uw hart opendet voor mij. Wees dan omzichtig. Waak in den gebede. Verneder u in alles.

ifei

I

-ocr page 180-

Juli I:}. 9rïCx?c*. ,

Juli 14.

Juli 75.

^kctst-

-ocr page 181-

Ik heb gezegd, spreekt de lieer, vrede laai ik u, mijnen vrede geef ik u, niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef ik hem u. 1) Vrede nu begeert een ieder, maar niet ieder neemt ter harte, wat tot ilen waren vrede dient. 2) Mijn vrede is met de nederigen en zachtmoedigen van harte.

1) Joh. XIV : 27. 2) Luk. XIX : 42.

Oordeel niet lichtvaardig over het zeggen of doen van anderen; laat u niet in met zaken, die aan u niet zijn opgedragen, zoo is het mogelijk, dat uwe rust slechts zelden gestoord wordt. Want nooit eenige stoornis te ondervinden, nooiteenige lichaams- of zielskwelling\'te lijden, past niet voor dezen tijd, maar behoort in het Vaderland der eeuwige rust tehuis.

Denk niet, dat gij den waren vrede gevonden hebt, als gij geen druk in het geheel gevoelt, of dat gij volmaakt goed zijt, wanneer zich niemand meer tegen uverzet, of da Talles volmaakt is, wanneer alles gaat naar uwen wensch Denk niet dat gij iets groots, een uitverkorene zijt, als gij u eens zeer godsdienstig gesteld gevoelt, of een groote zielsverrukking ondervindt.

150

-ocr page 182-

Juli \'10.

\'ü--*-* l i n t. y

Juli n.

Juli 18.

•MMSU C-SU^UJ

151

I

-ocr page 183-

De ware vordering en volmaking dos men-sclien, zegt de Heer, bestaat daarin, dat gij u/,el-ven van gansclier harte aan mij overgeeft; dat gij niets zoekt voor uzelven, noch in het groote, noch in het kleine, noch in den tijd, nocli in de eeuwigheid; maar dat gij, alles op de rechte schaal wegende, met hetzelfde gelaat mij blijft danken, hetzij het u goed of kwalijk ga.

Indien gij zoo vast en volhardende zijt in de hope, zegt de Heer, dat gij bij het gemis van alle inwendige vertroostingen, uw hart voorbereidt om nog erger te dragen; indien gij daaronder uzelven niet zoekt te rechtvaardigen, alsof gij zooveel niet behoordet uit te staan, maar in alle beschikkingen over u mij gerechtigheid bewijst en mij prijst, dan wandelt gij op den waren en rechten weg des vredes; dan kunt gij zeker zijn in de hoop, dat gij mijn aangezicht ras weder aanschouwen zult met vreugde.

Zijt gij zoo ver gekomen, zegt de Heer, dat gij uzelven geheel verloochent, zoo weet, dat gij zulk een overvloed van vrede genieten zult, als maar eenigszins met uwen tegenwoordigen staat van vreemdelingschap kan bestaan.

15-2

I

-ocr page 184-

Juli

l.Vi

Juli ■gt;().

Juli -21.

-ocr page 185-

Heer, ik zie, wat liet werk van een volmaakten geloovige is; zijn hart nooit van de beschouwing der hemelsche dingen af te trekken, zoodat hij door vele zorgen onbezorgd doorga. Eu dit niet uit dofTe traagheid, maar tengevolge van een vrijen en van alle buitensporige liefde tot het schepsel vrijgemaakten geest.

LT, mijn God, smeek ik : bescherm mij tegen de zorgen dezes levens, dat ik er niet al te diep iu verward rake; tegen de behoeften des lichaams, dat ik geen slaaf der wellusten ^zij; tegen alle hindernissen der ziel, dat ik niet onder haren last bezwijke.

O mijn God, Bron van onuitsprekelijke liefelijkheden, verander voor mij alle vleeschelijk genot in bitterheid, eer het mijn hart van de liefde tot de dingen des hemels aftrekt en door de bekoring der zinnelijke genieting verlokt.

15i

-ocr page 186-

Juli -M.

U. fy/ty* ■

Juli 23.

Juli f24.

-ocr page 187-

Oeel\' mij, o Heer, moed om te wederstaan, geduld om te lijden, standvastigheid om te volharden. Geef mij, in plaats van alle genoegens der wereld, de liefelijke zalving vanmven Geest, en stort mij, in plaats van alle vleeschelijke, genegenheden, de liefde tot uwen naam in.

Gij, lieer, weet: spijs, drank, kleederen en de overige benoodigdheden tot onderhoud des levens zijn voor eene naar den hemel smachtende ziel tot last. Geef dus, dat ik al die middelen van verkwikking en streeling met matigheid gebruike, zonder ze vurig te begeeren.

Geheel mag ik de benoodigdheden tot onderhond des levens niet verwerpen, omdat de natuur versterking eischt. Maar het overtollige en al te weelderige te begeeren verbiedt uw heilige wet, opdat het vleesch niet oproerig worde tegen den geest. Onder dit alles bid ik u. Heer! geleid mij door uwe hand, en leer mij in alles iiet overtollige mijden.

-ocr page 188-

Juli 25.

Juli 30.

Juli 37.

-ocr page 189-

Om mij geheel te bezitten, zegt de Heer, moet gij wederkeerig uzelven geheel aan mij geven, en in niets uws zelfs eigen zijn. Weet, dat geen ding ii nadeeliger is, dan de liefde tot uzelven.

Naarmate gij een ding vuriger liefhebt, zal het meer of minder over u heerschen. is uwe liefde zuiver, eenvoudig en weibestuurd, dan zult gij aan niets verslaafd wezen.

Vreemd, zegt de Heer, dat gij u niet met al wat gij bezit of verlangt te bezitten, geheel en van ganscher harte overgeeft aan mij. Waarom verteert gij uzelven in nutteloozen kommer? Waarom vermoeit gij u met onnoodige zorgen ? Houd u slechts aan mijn welbehagen, en gij zult er niet kwalijk bij staan.

158

-ocr page 190-

.hili W.

!

Juli ü).

Juli M.

159

-ocr page 191-

Wanneer gij altijd tilt of dat zoekt, hier of daar wilt zijn, om uw eigen zin en lust te lieh-Ijen, dan zult gij nooit zonder kommer wezen. Want ieder ding heeft zijn gebrek, en overal zult gij tegenstand ontmoeten.

KiO

-ocr page 192-

Juli 31.

/

-1G1

-ocr page 193-
-ocr page 194-
-ocr page 195-

Gij wint er niet bij, of gij al meer tijdelijk goed verkrijgt, of het verkregene vermeerdert. Integendeel; vaarbij gij winnen zult, is, dat gij alles gering acht en zelfs de begeerte er naar geheel uitroeit uit uw hart.

Geen sterkte kan ons beveiligen, zoolang ons ■inwendig de ware ijver ontbreekt. Geen uitwendige vrede kan bestaan, zoolang ons hart niet op den waren grondslag steunt, dat is op, mij gegrondvest ris, zegt de Heer; buiten dat moogt gij uw slaat kunnen veranderen, verbeteren niet.

Laat niet toe, o Heer, dat de ijdele begeerte naar eenig ding, hetzij groot of klein, mijn hart verlokke, maar geef, dat ik alledingenbeschouwe als voorbijgaande en mijzelven als die\'met hen voorbijgaan zal. Want er is niets bestendigs onder de zon, maar alles is ijdelheid en kwelling des geestes. 0 hoe wijs is hij, die het dus mag inzien!

!0i

-ocr page 196-

Auyustits 1.

Auguslus 2.

Aufiuslus 3. f. . /c?}- J

-ocr page 197-

Geef mij, Heer, wijsheid van boven, oprlat ik leere u boven alles te zoeken en te vinden, boven alles te begeeren en lief te hebben, en al het andere zoo te beschouwen, als het naar de verordening uwer wijsheid waarlijk is.

Geef mij. Heer! dat ik den vleier voorzichtig moge afwijzen, en den tegenspreker geduldig dragen. Want het is een groote wijsheid, zich niet door den wind van allerlei woorden te laten medevoeren, en naar geen verlokkend sirenengezang te luisteren; zoo wandelt men eerst veilig op den rechten weg.

Het verdriete u niet, als iemand van u iets kwaads denkt of zegt, dat gij r.iet gaarne hoort. Gij moet nog slechter van uzelven denken en gelooven, dat niemand gebrekkiger is dan gij.

166

-ocr page 198-

Augustus 4.

Augustus 5.

Augustus G.

167

-ocr page 199-

Indien gij inwendig naar den geest leeft, zult gij weinig letten op woorden, die in de lucht vervliegen. Er behoort niet weinig wijsheid toe, om te zwijgen in den dag des kwaads, en u inwendig tot mij te keeren, zonder door het oordeel der menschen te worden geschokt.

Maak uwe rust niet afhankelijk van der menschen mond; of\' zij u goed of kwaad beoor-deelen, dit maakt u geen ander mensch. Waar is de ware vrede en de ware eer? Is het niet bij mij, zegt de Heer.

Waarlijk, hij, die niet meer wenscht den menschen te behagen, ja, zelfs niet schroomt hun te mishagen, hij geniet de meeste rust. Het is alleen de buitensporige liefde en de ijdele vrees voor menschen, waaruit alle onrust des harten en alle verstrooiing der zinnen ontstaan.

168

i

-ocr page 200-

Augustus 7.

*\'

ff

«

Aufjuslus S.

Augustus 0.

109

-ocr page 201-

Heer! im ben ik in druk, en het is mijn hart niet wel temoede. En nu, wat zal ik tot deze dingen zeggen? — Heer, uw wil geschiede! Wet heb ik verdiend beproefd en verzocht te worden. Het betaamt mij dus alleszins te lijden, en oei»! mocht het zijn met geduld, totdat de storm voorbijga en het wederom beter worde.

Als het u niet welgaat, zegt de Heer, kom tot mij. Wat u de vertroosting des hemels doet .missen, is, dat gij u te laat in den gebede tot mij wendt; want alvorens gij mij ernstig aanroept, hebt gij eerst reeds herhaaldelijk elders, naar troost uitgezien, en bij de wereld, die u omringt, verkwikking gezocht.

Wat u kwelt, is slechts eenebeproeving; wat u verschrikt, is slechts een ijdele vreeze. Wat toch brengt uwe bezorgdheid voor hetgeen in de toekomst gebeuren kan u op? Leed op leed. Het is even nutteloos als dwaas, zich te bedroeven of te verheugen over iets, dat nog komen moet en misschien nooit komen zal. En toch is liet den mensch eigen, de speelbal van zulke inbeeldingen te zijn.

-170

-ocr page 202-

Aurjuslus iO.

Auriuslits i l.

Augustus 1l2.

171

-ocr page 203-

Het is een bewijs van de zwakheid van quot;s men-schen geest, dat hij zich zoo licht door de ingevingen des vijands vervoeren laat. Want dezen is liet om \'t even of datgene, waarmede hij de mensdien begoochelt of verleidt, leugen of waarheid is. Uw hart worde niet ontroerd en zij niet versaagd 1). Geloof in mij 2), en vertrouw op mijne barmhartigheid.

•1) Joh. XIV; 27. 2) Joh. XIV : i.

Als gij meent dat alles verloren is, zegt de Heer, is misschien het oogenblik van de grootste winst daar. Denk niet, dat gij geheel en al verlaten zijt, al zend ik u een tijdelijke beproeving toe, of al houd ik een afgebeden vertroosting terug; want dat is de weg naar het koninkrijk der hemelen.

Zonder twijfel is het voor u en voor al mijn overige dienaars beter, door lijden geoefend te worden, dan in alles uwen wensch te hebben. Wat ik geef, kan ik nemen, en wat ik neem, kan ik wedergeven, als het mij behaagt, zegt de Heer.

172

-ocr page 204-

I

Augustus i3.

Aucjuslus 14.

AucjusIks 15.

173

1

-ocr page 205-

Geef ik, liet blijft het mijne, spreekt de. Heer; neem ik, ik neem het uwe niet, want ik ben rechtvaardig en zeer te prijzen, wanneer ik aldus met u doe. Alle goede gave en volmaakte gift komt af van mij 1).

•1) Jak. 1: 17.

Gelijk de Vader mij liefgehad heeft, alzoo héb ik ook u liefgehad 1), zegt de Heer. Dus sprak ik tot mijn geliefde leerlingen, die ik voorwaar niet uitzond om vreugde te hebben in de wereld, maar om den goeden strijd te strijden; niet om eer te behalen, maar om de schande te dragen; niet tot lediggang, maar tot arbeid; niet tot rust, maar tot het dragen van vele vruchten der lijdzaamheid.

•1) Joh. XV ; 9.

Wat is er rustiger dan een eenvoudig oog? En wat vrijer, dan iemand, die niets begeert op aarde? Zoo moet men dan alle schepsel laten varen; ook zichzelven moet men geheel verlaten.

174

-ocr page 206-

Aiujutitiis 16.

Augustus 17.

Auyustus IS.

I

-ocr page 207-

Leer mij beseffen o Heer, Schepper van alles, dat uwe schepselen in niets met u gelijkvormig zijn. Niemand, die zich van de zienlijke dingen niet weet los te maken, kan vrij en onbelemmerd naar het onzienlijke streven.

Zoolang iemand niet in den geest naar boven opgeheven, van alle schepselen vrijgemaakt en met God geheel vereenigd is, is al wat hij weet en bezit, niet veel waardig. Zeker zal hij altoos klein zijn en op aarde blijven kruipen, die nog. iets groot acht buiten het eenige, groote, eeuwige Goed.

Velen verlangen wel naar de aanschouwing der goddelijke waarheid, maar slechts weinigen leggen zich toe op hetgeen zij vordert. De groote hinderpaal is, dat men te veel aan de uitwendige en zinnelijke dingen hecht en te weinig op de volkomen verloochening des harten let.

170

-ocr page 208-

-r

12

Aufjiishis ii).

AmjiislKs 20.

Auyiislus 21.

177

-ocr page 209-

I

Oaar onze geheele inwendige wil bedorven is, moet immers de daaruit voortkomende daad, als aanwijzende het gemis van inwendig leven, mede verdorven zijn? Alleen uit een rein hart kan de zucht naar een rein leven voortkomen.

Wat men ïvraagt is: wat heelt hij gedaan ? maar uit welk beginsel hij hel gedaan hebba, daarop wordt zoo nauw niet gelet. De natuur ziet in den mensch alleen aan wat voor ooijen is, de genade ziet het hart aan 1). De eerste bedriegt zich gedurig; de laatste, die het oog houdt op Cod, bedriegt zich nooit.

!) 1 Samuel XVT : 7,

Xooit kunt gij in het bezit der ware vrijheid geraken, wanneer gij uzelven niet geheel verzaakt. Gekluisterd blijven alle eigenbatigen, alle zelfzuebtigen, alle hebzuchtigen, alle nieuwsgierigen, alle woelgeesten, alle wellustelingen, ilie meer vragen naar betgeen bet vleesih streelt, dan naar Jezus Christus, hun hart en hool\'d stellende op luchtkasteelen, die niet bestaan.

178

-ocr page 210-

5

Augiisliis ^quot;2.

Autjnslus *23.

AiKjuslny, quot;24.

-ocr page 211-

Houd u aan dit goede en beproefde woord : Verlaat alles, en alles zal u ten deel vallen. Verzaak alle hegeerlijkheden, en gij zult de rust verwerven.

Ik rade u, dal gij van mij koopt goud, beproefd komende uit het vuur, opdat gij rijk nwogt worden 1), spreekt de Heer. Ik hedoel de wijsheid des hemels, die al het aardsche onder de voeten treedt. Wel hem, die voor haar alle aardsche wijsheid en alle menschen- enzellhe-hagen achterstelt!

1) Openb. Ill: quot;W.

T

Koop hetgeen gering is bij de menschen voor hetgeen het grootst en kostelijkst is in hunne schatting. Gering toch en nietig, ja, verachtelijk tot vergeten-wordens toe schijnt de hemelsche wijsheid, die niet hoog denkt van zichzelve en geene eere zoekt op aarde. En toch is zij de werkelijke parel, de schat voor zoovelen verborgen !

180

-ocr page 212-

Aucjustus 55.

Aiumstna quot;21).

AkcjuhIUS quot;21. yf* -/1 u. ^yi^A..

J? ~ (?. tl*- / quot; S\'

181

-ocr page 213-

Bouw niet te veel op de stemming uws ge-moeds. De stemming, waarin gij u nu bevindt, maakt straks weder plaats voor een andere. Maar boven al die verandering verheven is hij, die waarlijk wijs en door den Geest geleerd is.

Wie waarlijk wijs is, vraagt niet, hoe hij zich inwendig gestemd voelt, of uit welken hoek de wind der onbestendigheid waait; zijn eeuige vraag is, of zijn geest eeniglijk gericht is naar dat hoogste en beste doel, dat hem is voorgesteld.

Hoe zuiverder het oog van iemands bedoelingen is, des te onwrikbaarder staat hij onder alle stormen. Bij velen echter is het oog hunner bedoeling niet rein en met een nevel overto-gen, daar het zich terstond vestigt op alles, wat linn begeerlijk voorkomt.

-182

-ocr page 214-

I

Auguslus 2S.

Augustus SO.

Auguslus 30.

Cx.

r

183

-ocr page 215-

Hoe zelden vindt men iemand, die geheel en al van alle nevenbedoeling vrij is! Zoo kwamen eenmaal de Joden te Bethanië tot Maria en Martha, niet alleen om Jezus, maar ook om Lazarus te zien. Het oog der bedoeling moet dus gereinigd worden, zoodat liet, eenvoudig en eenparig, boven en buiten alle andere voorwerpen alleen op mij gevestigd blijft, zegt de Heer.

-ocr page 216-
-ocr page 217-
-ocr page 218-

SEPTEMBER

HEEFT XXX DAG EX.

-ocr page 219-

Zie, God is mijn, en met hem alles ; wat wil ik meer\'? Wat kan ik zaliger begeeren? — O zoet en liefelijk woord! maar alleen voor hem, die het Woord liefheeft, en niet de wereld, noch hrlrjeen in lt;le wereld ia! 1)

11 I Jo/i. JI; 15.

God is mijn, en met hem alles. Voor hem, die ooren heeft, is dit genoeg gezegd, en o! hoe zalig is het voor hem, die liefheeft, dit woord te herhalen. Als gij bij mij zijt, o God 1 dan is alles zoet; staat gij van verre, dan is mij alles tot last.

Zonder u, o Heer! kan niets mij duurzaam behagen. Maar zoo het mij recht behagen en smaken zal, moet uwe genade er bij komen en liet zont van uwe wijsheid moet het doorzouten.

IK8

-ocr page 220-

September i.

Septemher

fa** /^u^u-Uf 6?trtgt; .

Septemher 3.

189

-ocr page 221-

Bij uwe wijsheid schieten de wijzen der we-rel:l en allen, die de wijsheid desvleesches najagen, verre tekort; want de wereld isijdeiheid en liet vleesch baart den dood. Maar zij, die. met versmading der wereld en met dooding des vleesehes u volgen, zullen blijken de ware wijzen te zijn.

q Eeuwig licht, dat alle geschapen licht doet tanen! schiet gij uit de hoogte uw bliksemen-den glans neder, dat hij doordringe in het binnenste van mijn hart! Verlicht,vervroolijk,verlevendig mijn seest en al wat in hem is, om zich in juichende verrukking te vereenigen met n.

Nog leeft in mij, helaas! de oude mensch; nog is hij niet geheel gestorven; nog begeert hij geweldig tegen den geest; nog verwekt hij inwendig onophoudelijke oorlogen en laat niet toe, dat het vrede zij in bet rijk mijner ziele. Maar gij, die heerscht over de verbolgenheid der zee, die hare baren stilt als zij zich verheffen, sta op, help mij, verstrooi de benden, die den krijg willen: verpletter ze in uwe mogendheid!

liK)

-ocr page 222-

Sepl ember 4.

csrfsr- 0* /f\' Jfa*SL .

Septeniher •quot;gt;.

ScpteHibei\' (}.

I1M

I

-ocr page 223-

Jn dit leven zijt gij nooit veilig, maar zoolang gij leeft hebt gij de geestelijke wapenen van nüoüe. Gij bevindt u onder enkel vijandige machten en wordt ter rechter-en linkerzijde bestookt. Wanneer gij u dus niet aan alle kanten niet het schild der lijdzaamheid dekt, zult gij niet lang ongewond blijven.

Gij moet u mannelijk door alles heenslaan en hetgeen u tegen is bestrijden met een krachtigen arm. De overwinnaar zal hel verhorrjen hemelsch iimnna ontvangen I); voor den trage blijft niets over dan ellende en rampzaligheid.

11 Openh. II : 17.

Zoekt gij rust in dit leven, eilievel hoe zult gij dan tot de eeuwige rust geraken\'/ Stel u niet voor veel te rusten, maar veel te lijden.

-ocr page 224-

September 7. r/kJrt-tb\'

September 8.

September 0. A AjTr.

103

13

I

-ocr page 225-

Zoek den waren vrede niet op aarde, niet in den hemel, niet bij menschen, maar bij God en bij hem alleen. Ter liefde van God moet gij alles gewillig ondergaan; arbeid, moeite, verzoeking, kwelling, benauwdheid, gebrek, krankheid, beleediging, tegenspraak, berisping, vernedering, beschaming, bestraffing, versmading.

Meent gij, dat gij altijd zoovele geestelijke vertroostingen genieten zult als gij wilt, zegt de Heer. Mijne heiligen hebben itie niet altijd genoten, maar integendeel veel moeite en verzoeking en vertwijfeling doorgestaan. Wilt gij van stonden aan bezitten, wat zoovelen alleen na veel arbeid en tranen nog slechts ter nauwer-nood hebben verkregen? Wacht op den Heer, houd u kloek en wees sterk.

Stel uw hart vast op tien Heer en vrees het oordeel der menschen niet, wanneer uw geweten u rein en onschuldig verklaart. Het is goed en zalig aldus te lijden; ook kan het niet al te zwaar vallen voor een ootmoedig hart, dat meer op God , dan op zichzelf vertrouwt.

1Ü4

-ocr page 226-

•195

-ocr page 227-

Velen spreken veel en verdienen daarom weinig geloof. Maar ook is het onmogelijk aan allen te voldoen. Ofschoon Paulus zocht aan allen te behagen in den lieer en allen alles iverd, aclüle hij het toch voor het minste, van manschen te worden geoordeeld. 1)

i) 1 Oor. IX : 22 ; IV : 3.

■ Wie zijt gij, dat gij vreest voor den mensc/i, die sterven zal 9 1) Heden is hij en morgen ziet gij hem niet meer. Vrees God, en gij zult geen menschen vreezen.

-1) Jes. LI : 12.

Wat kunnen iemands woorden of schimpredenen u schaden? Hij schaadt zichzelven meer dan u. Wie hij ook zij, hij zal Gods oordeel niet kunnen ontvlieden.

•190

-ocr page 228-

I

September 13.

September 14.

quot;^T7

U)7

September Jü.

-ocr page 229-

Schijnt gij voor liet tegenwoordige al te bezwijken en eene beschaming te lijden, die gij niet hebt verdiend, vertoorn n daar niet over, en verbeur door ongeduld uwe kroon niet. Zie liever hemelwaarts op naar mij, zegt de Heer, die in staat ben u boven ullc beschaming en onrecht te verheffen, en die een iegelijk vergelden zal naar zijn werk.

\' Verzaak uzelven, en gij zult mij vinden, zegt de Heer. Heb eigen wil noch keus, en gij zult altijd gewinnen. Want zoodra gij u zonder terug te treden verzaakt, terstond wordt u grootere genade toegevoegd.

Altijd en te aller uren moet gij uzelven verzaken in alles, zoowel groot als klein. Ik zonder niets uit; ik wil, wanneer ik tot u kom, dat gij van alles los zijt, zegt de Heer. Hoe eerder gij u van allen eigen wil, zoo uit- als inwendig ontdoet, des te beter zult gij het hebben, en hoe volko-mener en oprechter, des te meer zult gij mij be. hagen, des te grooter voordeel znlt gij uzelven doen.

198

-ocr page 230-

September 10.

September 17.

J W££\'J

September IS.

•109

I

-ocr page 231-

\\_____

Sommigen verzaken zichzelven, maar met deze of gene uitzondering; zij vertrouwen niet ten volle op God; daarom willen zij eenigszins voor zichzelven zorgen. Anderen bieden eerst het al aan, maar zoo ras de verzoeking aanklopt, nemen zij het aangebodene weer terug. Vandaar maken zij weinig vorderingen in de deugd.

Verzaak uzelven, geef uzelven over en gij zult inwendig een groote rust smaken. Geef het al voor het al; vraag niets, eisch niets terug, geef uzelven en zonder weifelen aan mij over, en gij zult mij bezitten, spreekt de Heer.

Naar éen ding moet gij vooral staan; namelijk, dat gij op alle plaatsen en bij alle verrichtingen inwendig vrij en meester van uzelven blijft; dat alles aan u en gij aan niets onderworpen zijt; dat gij de heer en de meester, en niet de knecht en de slaaf van uwe daden zijt, maar integendeel als een ware en vrije Hebreër deel hebt aan het lot en aan de vrijheid dei-kinderen Gods.

I r

200

-ocr page 232-

September \'10.

September \'20.

September 21.

201

-ocr page 233-

Wanneer gij in alle dingen niet zoozeer aan den uiterlijken schijn blijft hangen, en al wat gij ziet of hoort niet met een bloot menschelijk oog overweegt; maar wanneer gij integendeel hij ieder voorkomend geval terstond met Mozes ingaat in den tabernakel om den Heer te raadplegen, dan zult gij somtijds het goddelijk antwoord vernemen, en daarvan wèl onderwezen terugkeeren.

Mozes nam altijd zijne toevlucht tot den tabernakel, zoodra er een moeielijk vraagstuk moest worden opgelost; altijd nam hij het gebed ter hulp, als er gevaren of vervolgingen van men-schen moesten worden afgewend. Welnu, zoo moet ook gij uwe toevlucht nemen tot den tabernakel van uw hart, om aldaar de uitspraak der goddelijke wijsheid met allen aandrang in te roepen.

Betrouw mij altijd uwe zaak toe, spreekt de Heer, en ik zal haar ten beste schikken op haren tijd. Verbeid mijne beschikking, en gij zult er u wel bij bevinden.

\'202

-ocr page 234-

September 2?.

■ SfZy

September quot;■?•\').

September 24.

-ocr page 235-

Dikwijls jaagt de mensch met vuur naar eene zaak, die hij begeert; maar zoo ras liij haar verkregen heeft, begint hij anders te denken, omdat zijne driften zich nooit op een vast punt bepalen, maar hem van het eene punt naar het andere drijven.

Wat heeft de mensch verdiend om uwe genade te ontvangen\'? Dit ten minste kan ik met waarheid denken en zeggen: Heer, ik ben niets en kan niets, ik bezit niets goeds in mijzelven, in alles schiet ik tekort, en zelfs datgene, waarnaar ik onophoudelijk streef, is niets. Als gij mij niet tehulp komt en mij inwendig geheel herschept, ben ik niets dan lauwheid en zonde.

Ik altijd wankelende^ en, helaas! veelmeer overhellende tot teruggang, ik blijf niet lang in denzelfden staat. Maar zoodra het u behaagt, en gij reikt de hand ter hulpe, terstond wordt het beter, omdat gij alleen, ook zonder men-scbelijke tusschenkomst, mij helpen kunt.

204

i

-ocr page 236-

September 25.

Sepleniber 20.

September 27.

. \'U.

Cfat.; 6-^ /1 \' /c / quot;itAC S*~ OLZ*

\'205

-ocr page 237-

o Gij van wien alles toekomt, wat mij ten goede gedijt! ik dank u, o Heer! want ik ben enkel ijdelheid en geheel niets voor u, ik zwakke, broze mensch! Waarop zou ik roemen? Waarover zou ik geroemd willen zijn? Over mijn niets? Maar wat dwaasheid zou dat wezen?

IJdele roem is de grootste van alle ijdelheden, een booze pest, die ons den waren roem ontneemt en ons van de hemelsche genade berooft. Immers wanneer de mensch ziehzelvén behaagt, mishaagt hij aan u; terwijl hij jaagt naar valschen roem bij menschen, laat hij zich de ware deugd ontgaan.

De ware roem en blijdschap bestaan hierin, Heer! dat men zich beroemt op u en niet op zichzelven; dat men zich verheugt in u en in uwen naam en niet in eigen deugd; dat men in geen schepsel behagen vindt, dan ter liefde van u.

-ocr page 238-

September \'28.

^y u*\'i b a/. S-\'f/s*, /f .^ \'j/,\'}£• sty •

September 2\'J. Af- oF. $•- /jeySKO— .

September SÜ.

207

-ocr page 239-
-ocr page 240-

OCTOBER

UIlEFT XXX ( DAGEN.

-ocr page 241-

Uw naam, o Heer, en niet ite mijne worde geprezen, uw werk en niet het mijne worde verheerlijkt, uw heilige naam worde gezegend, maar aan mij valle van der tnenschen lof geen stip ten deel. Gij zijt mijn roem en mijns harten vreugd, in u zal ik roemen en mij verblijden den ganschen dag; van mijzelven echter zal ik niet roemen, dan in mijne zwakheden. 1) 1) 2 Cor. XII : 5.

\\

Ik zoek geene eere dan die uit God is. Alle menschelijke eere toch, alle tijdelijke roem, alle wereldsche grootheid, vergeleken bij uw eeuwige heerlijkheid, o Heer, is dwaasheid en ijdelheid.

Trek het u niet aan, als gij anderen vereerd en verhoogd, maar uzelven veracht en vernederd ziet. Verhef uw hart tot mij in den hemel, zegt de Heer, en de verachting der menschen zal ii niet meer krenken.

210

-ocr page 242-

October I.

Oclolu\'i\'

Oclolwr

211

-ocr page 243-

Heer! hoe blind zijn wij, en hoe laten wij ons door de ijdelheid misleiden! Indien ik mij zeiven recht beschouw, dan is mij nooit door eenii; schepsel ongelijk gedaan, zoodat ik geen reden heb om mij hij u te beklagen. Maar omdat ik dikwijls en zwaar tegen u gezondigd heb, verdien ik, dat ieder schepsel tegen mij gewapend worde.

Zoolang gij uw vi\'edr zoekt in ccnigen mensch, met u overeenkomende in denk- en levenswijs, zult gij niets dan onstandvastigheid en teleiu--stelling ontmoeten. Maar zoodra gij uwe toevlucht neemt tot de eeuwig levende en blijvende Waarheid, zal geen dood of scheiding van een vriend u meer kunnen bedroeven.

Om mijnentwil moet gij hem beminnen, die ii goed en lief schijnt in dit leven. Zonder mij kan geen oprechte of bestendige vriendschap bestaan. Er is geen ware en zuivere liefde, waar ik den knoop niet gelegd heli.

-ocr page 244-

Oclohcr

Oct oh cv ■quot;).

Oc(ober O\'.

•21

-ocr page 245-

i

Zoozeer moet gij alle verkleefdheid uan uwe geliefden onder de menschen afgestorven zijn, dat gij, wat u betreft, zonder eenigen omgang met menschen zoudt willen zijn. Hoe meer de mensch zich van alle aardsche vertroosting verwijdert, hoe nader hij komt tot God.

Indien gij uzelven geheel kondt vernietigen en van alle liefde tot het schepsel losmaken, zou ik, zegt de Heer, met mijne genade overvloeiend in u nederdalen. Zoolang gij nog op het schepsel ziet, blijft het aanschijn van den Schepper voor u verborgen.

Lees het Woord nimmer, om daardoor geleerder of wijzer te schijnen. Leg u toe op de dooding uwer zonden; dit zal u meer nut doen, dan de kennis van allerlei moeielijke vraagstukken.

214

-ocr page 246-

October 7.

.

t

October 8.

October 0.

\'215

-ocr page 247-

w ee hun, die zich in allerlei mensohelijke onderzoekingen verdiepen, om hunne nieuwsgierigheid te voldoen, maar niet vragen naar den weg om mij te dienen, spreekt de Heer. Er zal een tijd komen, wanneer de Meester aller meesters, Christus, de Heer der engelen, verschijnen zal om ieders les te overhooren, dat is, om ieders geweten te onderzoeken.

Ik ben het, zegt de Heer, die in éen oogwenk den nederigen geest zoo hoog ophef, dat hij meer van de gronden der waarheid verstaat, dan of iemand tien jaren in de scholen geleerd hadde. Er zijn geweest, die door mij innig lief te hebben, de goddelijke geheimen hebben leeren verstaan en de groote werken Gods uitspreken.

Do stem van mijn Woord klinkt wel voor allen gelijk, maar niet allen worden op gelijke wijze geleerd. Want ik ben de Leeraar der waarheid in het binnenste, de Proever der harten, de Kenner der gedachten en de Bewerker der daden, uitdeelende aan een iegelijk naarmate ik hem waardig acht.

(

-ocr page 248-

Oc lobar 10.

!.

/JJj.

Octohc.r 11.

Ociohcr i\'2.

217

-ocr page 249-

I

Omtrent vele dingen moet gij onwetend blijven, en uzelven beschouwen als een doode op aarde, voor wien de geheele wereld gekruisigd is. Ook moet gij veel met doove ooren laten voorbijgaan, om inmiddels liever te denken aan hetgeen tot uwen vrede dient.

Het is beter van hetgeen ons ergert de oogen af te wenden en ieder zijn eigen gevoelen te laten, dan zich in twistredenen te begeven. Zoo gij maar wèl staat hij God en alleen op zijn oordeel ziet, zult gij het u gemakkelijk getroosten, dat men u voor overwonnen boudt.

Zie, men treurt om tijdelijke rampen, men zwoegt en draaft om een kleine winst, en men vergeet de schade aan de ziel geleden, zonden-er eens ernstig over te denkeu. Zoo geeft zich de mensch geheel aan de uitwendige dingen over; Ja, indien hij niet spoedig tot betere gedachten komt, wordt hij er welhaast geheel onder bedolven.

*21X

-ocr page 250-

I

Oclobcr i:i.

Oclober l-\'i.

Oclobcr i\'gt;.

\'21!)

-ocr page 251-

Geef mij uwe hulp uitde benauwdheid, o Heer, ■want \'s menschen heil is ijdelheid 1). Hoe dikwijls toch vond ik geen trouw, waai\' ik haar dacht te vinden! Hoe dikwijls heb ik haar gevonden, waar ik haar niet verwachtte! Zoo is dan alle hoop op menschen ijdel; neen, het heil dei-rechtvaardigen is in u, o God !

I) Fs. LX : 13.

Ken trouw vriend, die onder al de verdrukkingen van zijn vriend standvastig blij l\'t, is eene zeldzaamheid. Gij alleen, Heer, zijl getrouw in alles en buiten u is er geen vriend, gelijk gij.

Wie is in staat alles te voorzien? Wie vermag toekomende rampen te voorkomen? Aan wien zal ik geloof slaan, Heer? Aan wien dan aan u! Gij zijt de waarheid, die nooit bedriegt en niet bedrogen worden kan.

\'2-211

I

-ocr page 252-

October 10.

October /7.

October iS.

-ocr page 253-

Wees voorzichtig, zegt men, wees voorzichtig en houd voor u wat ik zeg. Maar terwijl ik liet zwijg en voor mij houd, kan liijzell\' niet zwijgen, wat ik naar zijn verlangen zwijgen moet, maar hij verraadt zichzelven en mij en gaat heen. Bewaar mij. Heer! voor zulk gesnap, voor zulke onvoorzichtige menschen, opdat ik niet in linnne handen gerake en in hetzelfde kwaad vervulle.

lloevelen is liet tot nadeel geweest, dat linn deugd bekend en ontijdig geprezen wierd. Kn lior nuttig daarentegen, dat men de ontvangen genade in stilte verbergt in dit leven, dat niets anders is dan een gestadige verzoeking en strijd.

lilijf standvastig en hoop op mij, spreekt de lieer. Wat zijn woorden, dan woorden? Immers enkel slagen in de lucht, die de rots niet treilen! Zijt gij schuldig, denk na, hoe gij u beteren zult. Zijl gij uzelven geens dings bewust, denk na, of gij dit ongelijk niet gaarne lijden wilt ter liefde van (!od.

-ocr page 254-

October JO.

PtrHlt; (s. J: fZyt/ü2^ .

Oclobc.r £0. Jf. hyVeshnJ /3ft) ■

October \'U.

\'gt;•23

-ocr page 255-

Is het tc veel, dat gij somtijds eens overlast vun woorden lijdt, zoolang gij nog geen zwaarder slagen dragen kunt? lui waarom treffen zulke kleinigheden u zoo diep, dan omdat gij nog geheel vleeschelijk zijt en u meer aan de menscheli laat gelegen zijn dan betaamt\'.\'

Hoor mijn woord, zegt de Heer, en gij zult u aan geen tienduizend woorden van menschen storen. Hij, die op mij betrouwt en niet op zijn eigen oordeel steunt, zal do menschen niet vreezen. Want ik ben de Heer, zoowel als de Rechter van alles wat verborgen is.

Gij, die de broosheid en de boosheid der menschen kent. Heer! wees mijne kracht en mijn eenig vertrouwen; want de getuigenis mijns gewetens is mij niet genoeg. Gij weet wat ik niet weet, en daarom moest ik onder elke berisping het hoofd buigen met zachtmoedigheid. Vergeef mij genadig, zoo dikwijls ik aldus niet mocht gehandeld hebben, en schenk mij genade en meer lijdzaamheid.

quot;22 i

-ocr page 256-

October 93.

Ociohcr 23.

October ?4.

-ocr page 257-

Zucht, zwijg, bid, verdraag den tegenspoed met geduld; het eeuwig leven is dit alles, en nog wel grooter strijd waardig. Op een dag, die den Heere bekend is, zal er vrede komen; het zal geen dag of nacht zijn, zooals de dagen of nachten van dezen tijd, maar het zal een eeuwig licht, een oneindige heerlijkheid en een stoorlooze rust wezen.

O, zoo gij de onvergankelijke kronen der heiligen in den hemel gezien hadt, hoe zij zich nu verheugen in heerlijkheid, die tevoren in deze wereld met verachting aangezien en zelfs het leven onwaardig gerekend werden; voorzeker, gij zoudt u terstond ter aarde toe vernederen, en liever wenschen aller dienstknecht te zijn, dan over een enkele te heerschen.

O heerlijke dag der eeuwigheid, door geen nacht verdonkerd, door de hoogste waarheid bestraald! uw licht schijnt wel voor de heiligen in eeuwig helderen glans, maar voor hen, die vreemdelingen en bijwoners op aarde zijn, niet dan uit de verte en als in een spiegel weerkaatst. Lieve Jezus! wanneer zal ik de heer- \' Ujkheid van uw rijk aanschouwen?

226

I

-ocr page 258-

October 2ö.

Oclohi\'f 3G.

Octobcr i?7.

I

\'227

-ocr page 259-

Ik begeer u te genieten in mijn hart, Heer, maar de dingen des tijds en de nog niet gc-doode driften trekken mij neder. Zoo strijd ik, ellendig mensch, met mijzelven, en ik lien mij-zelven tot last geworden, daar mijn geest naar boven en mijn vleesch naar beneden wil. Kom mij tehulp, o eeuwige Waarheid, opdat geen IJdelheid mij vange!

Vergeef mij en zie mij met barmhartigheid aan, o Heer, zoo dikwijls ik in het gebed aan iets buiten u gedenke. Ik belijd het in oprechtheid voor u, dat ik dikwijls zeer verstrooid pleeg te wezen. Het gaat mij dan, zooals gij, o eeuwige Waarheid, terecht gezegd hebt; waar uw schat is, daar zal ouk uw hart zijn. 1) 1) Matth. VI ; 21.

Gelukkig de man, die ter liefde vanu, oGod! aan alle schepselen vaarwel zegt; die der natuur geweld doet en de begeerlijkheden des vleesches door den ijver des geestes kruisigt, zoodat hij met een kalm en helder geweten u het offer van een rein gebed kan aanbieden, om in- en uitwendig van al het aardsche verwijderd, waardig zijne plaats te bekleeden in de rijen der engelen!

228

I

-ocr page 260-

October 38.

October 29.

Ocloher 30.

229

-ocr page 261-

Breng uw vurigsten dank toe aan de hoogste Goedheid, die u zoo uitnemend verwaardigt, zoo genadig hezoekt, zoo levendig ojiwekt, zoo machtig verheit, dat gij door uw eigen zwaarte niet weder naar de aarde zinkt. Want niet aan uw eigen beleid, of aan uw eigen streven hebt gij het te danken, maar alleen aan de gunst der hemelsche genade, waarmede God u heeft aangezien.

■230

I

-ocr page 262-
-ocr page 263-
-ocr page 264-

NOVEMBER

HEEFT XXX DAGEN.

233

-ocr page 265-

Dikwijls brandt het vuur, en toch stijgt de vlam niet op zonder rook. Zoo ontgloeien ook velen in verlangen naar den hemel, en zijn toch niet vrij van de smet van vleeschelijke begeerten. Niets is zuiver en volmaakt, dat met den minsten zweem van eigenliefde bevlekt is.

Gij zoudt wenschen nu reeds in de heerlijkheid der vrijheid der kinderen Gods te dee-len. Maar die ure is nog niet gekomen. Nog is het voor u een andere tijd, namelijk een tijd van oorlog, een tijd van arbeid en strijd. Ik leef, wacht op mij, zegt de Heer, totdat het koninkrijk Gods voor u kome.

Gij moet den nieuwen mensch aandoen en in een geheel verschillend wezen veranderen. Dikwijls moet gij doen wat gij niet wilt, en nalaten wat gij wilt. Maar leg daartegen in de schaal de vrucht van dezen arbeid, het spoedige einde en het overgroote loon, zoo zal het niet meer zoo zwaar voorkomen.

234

-ocr page 266-

iVocem/w /.

November 2.

^ November 3.

* ^ . lt; is- et,

-ocr page 267-

I quot;

Voor het kleine ofl\'er en de bereidwillige overgave van uwen wil, zult gij in de hemelen altijd uwen wil hebben. Want daar zult gij alles vinden wat gij wilt en wat gij verlangen kunt. Daar zal uw wil altijd éen met den mijnen, zegt de Heer, niets anders, niets eigens begeeren.

s

Laat de een dit, de ander wat anders zoeken; laat deze zich op dit, die zich op dat verhellen en duizendmaal duizend keeren worden geprezen. Doch gij, verhef u noch op dit, noch op dat, maar verheug u alleen in de geringschatting van uzelven en in het welbehagen en de eer van mij alleen, zegt de Heer.

Wat gij wilt, doet gij. Heer! en wat gij doet is goed. Dat uw knecht zich verblijde in u, en niet in zichzelven of iemand anders; want gij zijt de ware blijdschap, gij mijn hoop en mijn kroon, gij mijn vreugde en mijn eer, o Heer! Wat toch heeft uw knecht, dat hij niet van u ontvangen heeft, en wel tegen verdienste?

I

-ocr page 268-

I

November 4.

November 5.

November 6.

237

-ocr page 269-

Het is mij goed, dat de schaamte mijn aangezicht bedekt heeft, opdat ik mijnen troost liever hij u, dan hij de menschen zoeke. Ook heb ik hieruit geleerd voor uw ondoorgrondelijke oor-deelen te vreezen, waardoor gij den rechtvaardige met den goddelooze bezoekt, maar niet zonder billijkheid en rechtvaardigheid.

Ik dank u, dat gij mij geene rampen hebt gespaard, maar mij met scherpe roeden geslagen, dat gij smarten en benauwdheden over mij gebracht hebt. Uwe tucht, als zij over mij komt, en uwe roede, als zij over mij wordt opgeheven, zullen mij leeren en onderrichten.

Zie, geliefde Vader! ik ben in uwe handen; ik buig mij onder de roede uwer bestraffing. Sla gij mij op den rug en op den schouder, opdat ik mijne verkeerdheid buige onder uwen wil. Het is beter hier bestraft te worden dan hiernamaals.

238

-ocr page 270-

November 7.

^ /i?2s

November 8.

November 0.

239

-ocr page 271-

i

Gij, Heer, weet wat nuttig is tot mijne vordering en hoe heilzaam liet vuur der beproeving is, om den roest mijner zonden weg te nemen. Verwerp mij niet om mijn zondig leven, dat niemand beter en vollediger kent, dan gij.

De zinnen der menschen feilen vaak in hun oordeel; ook de dienaars der wereld bedriegen \'zich, omdat zij alleen de zinnelijke dingen liefhebben. Wat is een mensch er beter om, dat hij door een mensch voor groot gehouden wordt ?

Gij kunt niet altijd op den bovensten trap van godsdienstige beschouwing blijven staan, maar uithoofde van uwe oorspronkelijke verdorvenheid moet gij somtijds weder naar beneden dalen, en den last van dit vergankelijk leven, schoon ilan ook tegen wil en dank, met verdriet dragen. Alsdan moet gij uwe toevlucht nemen tot geringe en uitwendige werkzaamheden en u ontspannen door het doen van goede werken.

240

-ocr page 272-

November 10.

November H

frv^^r

**y

November 1-2.

-ocr page 273-

Heer! ik ben uwe vertroosting en uwe geestelijke bezoeking onwaardig, daarom handelt gij met mij naar recht, wanneer gij mij arm en eenzaam laat. Want al kon ik eene zee van tranen vergieten, nog zou ik uwe vertroosting niet waardig zijn. Maar gij, o goedertieren en barmhartig God, verwaardig u uwen knecht, hoewel onverdiend en boven alle menschelljke macht te vertroosten.

Uit de ware verootmoediging en verbrijzeling des harten wordt de hoop op vergeving geboren, het ontrust geweten wordt bevredi gd, de verlorene genade keert terug, demensch wordt behouden van den toekomenden toorn en als in een heilige omarming ontmoeten elkander God en de berouwhebbende ziel.

Zoo gij de gaven mijner genade ontvangen wilt, zegt de Heer, moet gij wegwerpen al wat de genade weerstaat. Acht de geheele wereld voor niets, stel den omgang met God boven alle andere dingen. Want gij kunt niet met mij verkeeren en tegelijk lust vinden in de dingen, die voorbijgaan.

2fc2

-ocr page 274-

Noueniher IS.

November 14.

November 15.

-ocr page 275-

Indien gij eens uzelven volkomen overwonnen hebt, zult gij al het andere gemakkelijk ten onderbrengen. De grootste overwinning is zich-zelven te overwinnen. Want wie zichzelven in zulk een onderwerping weet te houden, dat de zinnelijkheid aan de rede, en de rede in alles aan mij gehoorzaamt, die is waarlijk overwinnaar van zichzelven en van de wereld, zegt de Heer.

Aan deze éene zonde, dat de mensch zichzelven te zeer bemint, hangt meestal al het andere, dat met wortel en tak uitgeroeid moet worden; dus eerst dan, als dit kwaad overwonnen en ten ondergebracht is, kan bestendige rust en vrede bestaan.

De natuur is arglistig en verleidt en verstrikt en bedriegt er velen, terwijl zij zichzelve bedoelt. Maar de genade wandelt in eenvoudigheid, vermijdt allen schijn des kwaads, en zoekt geen bedriegelijke voorwendsels: zij doet alles alleen ter liefde Gods, in wien zij haar rustpunt vindt.

241

-ocr page 276-

November l(gt;.

November 17.

November 18.

*s_.-

-ocr page 277-

De genade is een bovennatuurlijk licht en een bijzonder yeschenk van God. Zij is het kenmerkend zegel der uitverkorenen, en liet onderpand der eeuwige zaligheid; zij is he(, die de genegenheden des menschen van het aardsche tot het hemelsohe opheft.

De weinige kracht, die nog in ons is overgebleven, is als een goede vonk onder de asch verborgen. De vonk is de natuurlijke rede, die met groote duisternis omgeven, het onderscheid tusschen goed en kwaad, tusschen waar en valsch wel kent, maar nochtans onvermogend is te volbrengen wa t zij als goed erkent. 0 hoe volstrekt noodig is mij uwe genade. Heer, om het goede te beginnen, voort te zetten en te voleindigen!

Geen kunsten, geen rijkdommen, geen schoonheid of dapperheid, geen [vernuft of welsprekendheid gelden iets bij u, o God! zonderjfile genade. Want de fgaven der natuur|zijn aan goeden en kwaden gemeen. Maar uwe genade en liefde is een gave, alleen den-uitverkorenen eigen.

240

I

-ocr page 278-

■ November i9.

November 30.

November 21.

247

1

-ocr page 279-

O zalige genade, die den arme van geest rijk in deugden en den rijke in goederen nederig van harte maakt! Kom, daal in mij neder, vervul mij reeds in den morgenstond met uwe vreugde, opdat mijne ziel niet bezwijke door de matheid en dorheid mijns geestes. Uwe genade is mij genoeg, al verkrijg ik ook al dat overige niet, waarnaar de natuur verlangt.

I

Wat ben ik zonder uwe genade, dan een dor hout en een verdorde stam, tot niets nut dan om in het vuur geworpen te worden ? Zoo ga dan, o Heer! uwe genade voor mij henen en volge mij. Zij geve mij de begeerte en den toeleg tot alle goede werken door Jezus Christus uwen Zoon!

Hoe meer gij uit uzelven uitgaat, hoe meer gij in mij leven zult, zegt de Heer. Zooals de inwendige vrede daaruit ontstaat, dat men niets uitwendigs begeert, zoo maakt de inwendige verzaking van ziehzelven, dat men met God vereenigd wordt.

24«

-ocr page 280-

Nooemher \'22.

November 23.

November \'24.

-ocr page 281-

Volg mij zegt de Heer: Ik hen de weg, de waarheid en het leven l). Zonder dien weg kan men niet gaan; zonder de waarheid kan men niet kennen: zonder het leven kan men niet bestaan. Ik ben de onveranderlijke weg, de onfeilbare waarheid, het eeuwige leven.

1) Joh. XIV : G.

Ik, zegt de lieer, ben de rechte weg, de hoogste waarheid, het ware, zalige, ongeschapene leven. Indien gij in dezen weg blijft, zult gij de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrij maken 1), en gij zult het eeuwige leven beërven.

-1) Joh. VIII ; 32.

Waarom bedroeft gij u over een nietig woord tegen u gezegd? Al ware het iets grooter geweest, nog moest het u niet ter neder slaan. Neen, laat dit liever voorbijgaan ; het is niet voor het eerst, noch iets nieuws, en het zal voor het laatst niet zijn, wanneer gij nog langer leeft. Kunt gij het niet blijmoedig dragen, draag het ten minste met geduld.

250

-ocr page 282-

November \'25.

Nov ember 20.

^ gt; /^ngt; •

-ocr page 283-

Alles is niet verloren, al voelt gij u somtijds beproefd of zwaar verzocht; gij zijt een mensch en geen God ; gij zijt vleesch en geen engel. Hoe zondt gij altijd op denzelfden trap van deugd kunnen staan, terwijl zelfs de engel in den hemel en de eerste mensch in het paradijs niet staande gebleven zijn ?

Wat zou er van mij worden in mijnen druk en mijne benauwdheid, indien ik mij niet mot uwe redenen versterken kon ? Och, als ik slechts de haven der zaligheid mag binnenzeilen, wat gaat het mij dan aan, wat en hoeveel ik geleden heb?

Wacht u van te redetwisten over de hooge wegen en diepe oordeelen Gods: waarom de eene zoo geheel verlaten blijft en de andere aldus in genade wordt aangenomen? Waarom de eene zoo diep vernederd, de andere zoo uitnemend verhoogd werd ? Mijne oordeelen moet men vreezen en er niet over twisten, omdat zij ondoorgrondelijk zijn voor liet menschelijk verstand.

252

-ocr page 284-

Novei)ibar 28.

Novembe)\' \'29.

ir.

November 0().

\'gt;.gt;i

-ocr page 285-

1

1

-ocr page 286-

DECEMBER

lllir.l\'T XXXI DAGEN.

-ocr page 287-

I

-ocr page 288-

DECEMBER

III;EFT XX.X.I DAGEN.

-ocr page 289-

Velen vragen, wie do grootste is in liet rijk van God, en zij weten niet of zij waardig zullen zijn niet den kleinste vergeleken te worden. Het is groot, zelfs, do kleinste te zijn in den liernel, waar allen groot zijn, want allen zullen Gods kinderen genaamd worden en zijn.

Toon mijne leerlingen vroegen, zegt de Heer, wie de grootste is in hot rijk dor hemelen, ontvingen zij ten antwoord: Indien gij u niet verandert en wordl gelijk de kinderkens, zult gij in het koninkrijk der h emelen niet ingaan . Zoo wie dan zich:elven zal vernederen gelijk dit kindeke, deze is de meeste in hel koninkrijk der hemelen \\).

I) Matth. XVIII: 3, 4.

Heer! wat is mijn vertrouwen in dit leven? 01 wat is mijn grootste troost te midden van alles, dat onder den hemel bestaat? Zijt gij het niet. Heer mijn God, wiens barmhartigheden zijn zonder getal? Ik ben liever arm om uwentwil, dan rijk zonder n. Waar gij zijt, daar is de hemel, en waar gij niet zijt, de dood en de hel.

2r)lgt;

-ocr page 290-

TJecemhei\' 1.

December L2.

fJeceiuiey

-ocr page 291-

Wijze raadslieden zullen mij geen afdoend antwoord kunnen geven; de schriften der geleerden zullen mij niet troosten; het kostelijk metaal zal mij niet bevrijden; geen verborgen plaats of besloten hof zal mij beveiligen, indien gijzelt\', Heer, mij niet bijstaat, helpt, versterkt, vertroost, onderwijst en bewaakt.

Wie ben ik, lieer, om tot u te durven naderen? U vreezen de engelen en aartsengelen; voor u gevoelen de heiligen en rechtvaardigen diep ontzag, en gij zegt: Komt allen tol mij! I) Hadt gij het zelf niet gezegd, o Heer! wie zou het voor waarheid houden? En zoo gij het niet ge-boodt, wie zou durven naderen \'!

•I) Mat//,. XI: 28.

Op uwe goedheid en op uwe groote barmhartigheid vertrouwende, o Heer, nader ik als een kranke tot den Verlosser, als een hongerige en dorstende tot de Bron des levens, als een arme tot den Koning des hemels, alseendienst-knecht tot zijn Heer, als een schepsel tot den Schepper, als een bedroefde tot zijn liefdevollen Vertrooster.

-ocr page 292-

December A.

December o.

December 0.

-ocr page 293-

Uit zichzelven zijn uwe uitverkorenen, Heer, koud, hard en ongodsdienstig; maar aan uwen invloed hebben zij het te danken, indien zij vurig van geest, ijverig en godvruchtig zijn. Want wie nadert een fontein van zoetheid, en draagt er niet een enkelen zoeten teug van weg\'.\' UI wie staat hij een brandend vuur, en wordt er niet een weinig door verwarmdNu, gij zijl een voile en altijd overvloeiende Fontein! Gij zljt een brandend en nooit uitgebluscht Vuur!

TT

Ik arbeid in het zweet mijns aanschijns. Ziele-smart pijnigt, zonden beladen, verzoekingen ontrusten, booze driften verstikken en benauwen mij. En ik, ik heb niemand, die mij helpt, niemand, die mij bevrijdt en verlost, dan u, Heere God, mijn Verlosser!

Bedenk ik, o Heer! uwe waardigheid en mijne nietigheid, dan overvalt mij een siddering en ik word ontroerd in mijzelven. Want nader ik niet tot u, dan vlied ik het leven, en gedraag ik mij bij u niet op de réchte w ijze, dan belee-dig ik u. Wat dus te doen, o mijn God, mijn Raadgever en Helper in nood.\' Leer gij mijden rechten weg!

2(50

-ocr page 294-

December \'i. /? ScS7,

Vecember S.

December U.

201

-ocr page 295-

Onderzoek uw geweten nauw; reinig en zuiver het zooveel mogelijk door ootmoedige belijdenis en waarachtig berouw, totdat er met uw weten niets overblijft, dat u bezwaart en wroeging baart en u den vrijmoedigen toegang tot God beneemt.

Wanneer de mensch gedaan heeft wat in iiem is en oprecht berouw getoond beeft, zoo dikwijls hij tot mij om vergeving en genade komt, zoo waarachtig als ik leef, spreekt de Heer, zoo ik lust heb in den dood des zondaars, maar daarin heb ik lust, dat de goddeloozezichbekeere van zijnen weg en leve, en zijne overtredingen zullen hem niet gedacht worden 1).

•1) Ezech. XXXIII : 11; XVIII : 22.

De vrijwillige overgave van uzelven in de handen van God, moet voor al uwe overige goede werken gaan, indien gij de vrijheid en genade verwerven wilt. Het is mijne onveranderlijke leuze: Wie niet verlaat alles wat hij heeft, die kan mijn discipel niet zijn. 1)

1) Luk. XIV; 33.

262

-ocr page 296-

December 10.

December 11.

December 12.

-ocr page 297-

Heer! Alles is het uwe, wat er in den hemel en op aarde bestaat. Ook ik wil mijzelven vrijwillig aan u opdragen, om in eeuwigheid de uwe te zijn. lieer! in oprechtheid mijns harten draag ik mij heden voor altoos aan n op tot uw gehoorzamen knecht en tot een eeuwigdurend dankoffer.

Gij zijt mijn getuige, o God, dat niets mij troosten, dat geen schepsel mij rust geven kan dan gij alleen, mijn God, dien ik eenmaal eindeloos wensch te aanschouwen. Maar dit is niet mogelijk zoolang de verderfelijkheid in mij woont. Daarom moet ik mijzelven schikken tot groote lijdzaamheid en mij en al mijne wenschen aan u onderwerpen.

Ik begeer een rein hart, spreekt de Heer, en dat alleen is de plaats mijner ruste. Wilt gij dat ik tot u komen en bij u woningen maken zal, zuiver dan den ouden zuurdeesem uit I) en reinig de woning van uw hart.

1) 1 Cor. V : 7.

\'2(1 i

-ocr page 298-

I

Dccenibc.r 13

■2(15

December J\'i.

December lö.

-ocr page 299-

Wanneer ik u de genade der godsvruclil schenk, breng mij dan uwen dank, niet wegens uwe verdiensten, maar omdat ik mij over u ontfermd heb, spreekt de Heer. Wanneer gij die genade niet bezit en u zeiven weer dor gevoelt, houd aan in den gebede, wacht en smeek en klop aan de deur, zonder ophouden, totdat gij verwaardigd wordt met een kruimpje of dropje genade te worden begunstigd. Gij hebt mij noodig, niet ik u.

Wacht u voor ijdel geklap, blijf in de eenzaamheid en geniet daar uwen God ; hij immers, die de geheele wereld u niet ontnemen kan, is de uwe. Ik ben het, aan wien gij u geheel moet overgeven, spreekt de Heer, zoodat gij niet meer in uzelven, maar [in \'mij leeft zonder door eenige ongerustheid te worden gekweld.

Ach, Heere God, wanneer zal ik geheel met u vereenigd zijn, dat ik mijzelven geheel en al vergeten kunne? Gij in mij en ik in u, o geef, dat wij beiden tezamen tot éen worden mogen!

200

-ocr page 300-

December iO.

December 11.

December 18.

^67

-ocr page 301-

Waarlijk, gij zijt mijn Vredebrenger, o Heer, in wien ik mijn hoogste rust en waren vrede vinde, en bulten wien alles moeite en smarten eindelooze ellende is.

() onuitsprekelijke genade! 0 bewonderenswaardige nederbuiging! 0 oneindige liefde,aan den mensch bij uitnemendheid betoond! Wat zal ik dan, Heer, voor al die genade, voor die alleruitnemendste liefde vergelden? Niets aan-genamers kan ik aanbieden, dan dat ik mijn hart geheel toewijd aan God en mij ton innigste aan hem verbind. Verwaardig gij u slechts, o Heer, met mij te blijven; ik wil gaarne met u zijn; mijn eenige begeerte is, dat mijn hart met n vereenigd zij!

Uwe barmhartigheid is in staat mij de verzochte genade te schenken, o Heer, en mij, als de dag uws welbehagens gekomen zal zijn, in uwe lankmoedigheid met den geest der liefde en des ijvers te bezoeken.

\'2(18

-ocr page 302-

December i(J.

, /lP^o

December quot;20.

December ^l.

es. ,

-ocr page 303-

Gij moet Ue genade der godsvrucht met allen aandrang zoeken, met hartelijkheid afbidden, in vertrouwen verwachten, met dankbaarheid aannemen, in ootmoed bewaren, vol ijver met haar medewerken, en aan God overlaten op welken tijd en wijze hij u met zijn hemelsch bezoek verwaardigen wil, totdat hij komt.

Gij moet uzelven verootmoedigen, als gij inwendig weinig of in het geheel geene godsvrucht ontwaart, zonder daardoor nochtans al te diep verslagen of al te onmatig- bedroefd te worden. God schenkt dikwijls op een oogen-blik wat hij lang geweigerd heeft. Ook schenkt hij soms op het einde des gebeds, wat hij in het begin onthield.

Wanneer de genade altoos terstond geschonken en op den eersten wensch werd verleend, zon de zwakke mensch haar niet kunnen dragen. Daarom moet men de genade der godsvrucht in goede hope en nederige lijdzaamheid afwachten.

•270

-ocr page 304-

Decenibef ~?i. N

Dcccmhev £3.

•ydCjStsiJ 71 /r. ■ /tPyy.

fieceDibor quot;2-1.

\'271

-ocr page 305-

O lieer, mijn God, mijn Schepper en mijn Verlosser! heden hegeer Ik u met zulk een aandoening, eerbied, roem en prijs, met zulk een dankbaarheid, eerbewijzing en liefde, met zulk een geloof, hoop en reinheid te ontvangen, als waarmede eenmaal uw heilige moeder, de hooggeprezen maagd Maria was bezield, toen zij aan den engel, die haar de blijmare der menschwording aankondigde, nederig en godvruchtig ten antwoord gaf: Zit\' de dienstmaagd des Heeren; mij geschiede naar uw woord! 1) •1) Luk. I: 38.

Ik ben van den hemel nedergedaald, zegt de Heer, om u zalig te maken; ik heb uwe ellende op mij genomen, niet door nood, maar door liefde gedrongen, opdat gij ook lijdzaamheid leeren eu de ellende dezes tijds zonder morren dragen zoudt. Want van het uur mijner geboorte lot aan mijn uiteinde aan het kruis heb ik niet opgehouden allerlei lijden te dragen.

Tri

-ocr page 306-

I

December 20.

December 2G.

-ocr page 307-

Verkwik, o Heer, uwen hongerigen knecht, ontvlam mijne koude met liet vuur uwer liefde. Verlicht mijne blindheid met den glans uwer tegenwoordigheid. Doe mij in al het aardsche bitterheid vinden, onder alle bezwaren en tegenspoeden lijdzaam zijn, en al wat louter slijk en schepsel is vergeten en verachten. Hef mijn hart tot u op in den hemel, en laat mij niet langer buiten u omzwerven op aarde.

Geef mij, o Heer, uwe zoetheid te smaken van nu aan tot in eeuwigheid; want gij alleen zijt mijn spijze en mijn drank, mijne liefde en mijne vreugde, al mijn goed en al mijn zoet.

Duld niet, o Heer, dat ik ledig en dor van u ga, maar werk genadig met mij mede, zooals gij dikwijls met uwe heiligen op de bewonderenswaardigste wijze medegewerkt hebt. Wat wonder, wanneer ik, in mijzelven geheel en al verteerd, mijne levensvlam alleen vind in u. ^Vant gij zijt een altijd brandend en nooit uit-gebluscht vuur, een zon der liefde, die de harten loutert, terwijl gij het verstand met licht bestraalt.

274

-ocr page 308-

December 27.

December 38.

December 20.

-ocr page 309-

Ontvang mijne geloften, lleere mijn God, met de uitdrukking van mijne begeerte om u to prijzen zonder einde en u te zegenen zonder maat en grens; al hetwelk u naar den onuit-sprekelijken rijkdom uwer grootheid en heiligheid met alle recht toekomt.

!

Geef een goed einde, o Heer! geef mij een gelukkigen overgang uit dit leven; gedenk mijner, o mijn God, en leid mij langs den rechten weg naar uw koninkrijk, Amen.

27(1

-ocr page 310-

December 30.

December 31.

277

-ocr page 311-

1

\\i

-ocr page 312-

BIJ HET KRUIS.

Een dertigtal Spreuken

TEN GEBRUIKE VOOR DE DAGEN, TOEGEWIJD AAN DE GEDACHTENIS VA.N DES HEEREN LIJDEN, DOOD EN OPSTANDING.

-ocr page 313-

I

IJ

I

-ocr page 314-

BIJ HET KRUIS.

Onder bovenstaanden titel ontvangt de lezer als toegift een dertigtal uittreksels uit de Imitatio, allen betrekking hebbende tot het kruislijden en den dood dos Heeren. Dit geschiedt ten behoeve van hen, die in den loop der zoogenaamde passieweken liever een dagspreuk lezen, die op het kruis en het kruislijden van Jezus betrekking heeft, dan een andere, die een meer algemeen onderwerp bespreekt. Men kan nu in dezen naar vrije keuze en indruk te werk gaan. Er zijn opzettelijk dertig zulke kruisbepeinzingen hier samengebracht, als zijnde juist het vereischte getal om voor een geheele maand te kunnen dienen.

Men vergunne ons echter daarbij een enkele

ï

281

-ocr page 315-

opmerking, betreffende den inhoud der tot dit doel gekozen dagspreuken.

De Christelijke lezer houde bij hare lezing in het oog, dat het altijd Thomas is, die spreekt: Thomas, die zijn eigen blik op bet Kruis heeft en, althans in de Imitatio dit meer als de bron en den steun der heiligmaking, dan als het altaar van \'s menschen verzoening met God beschouwt. Voer den niet te eng gezinden Protestantschen Christen zal dit echter geen beletsel zijn, om zich ook bij het kruis des Heeren door Thomas te laten leeren en stichten; en te minder, omdat, indien er in deze zijne wijze van beschouwing en opvatting iets eenzijdigs ligt, zij toch op zichzelve waarheid bevat, en tegelijk aan de bij vele Protestanten beer-schende, eveneens eenzijdige richting aan den anderen kant, een niet ongewenscht of onwelkom tegenwicht aanbiedt. Slechts bij Eenen is de volheid, waaruit hij, bij gedeelten genade voor genade, de eene genadegave na de andere, of ook tegenover de andere, schenkt!

r

282

-ocr page 316-

EERSTE DACi.

Kunt gij u niet opliefl\'en tot de hoogte der hemelen? Houd u dan bij het lijden van Christus en vestig onafgebroken uw blik op zijne wonden.

TWEEDE DAG.

Als gij tot de heilzame wonden en striemen van uwen Heer uw toevlucht neemt, zult gij een grooten troost in uw lijden smaken; gij zult u aan den smaad der menschen niet kreunen en de lasteringen der menschen gemakkelijker dragen.

283

-ocr page 317-

DERDE DAG.

Christus wilde wel lijden en veracht worden ; en gij, durft gij over iets klagen? Christus had vele tegensprekers en tegenstanders; en gij, wilt gij alleen weldoeners en vrienden hebben? Indien u iiier geen lijden treft, hoe zult gij de kroon der lijdzaamheid behalen?

VIERDE DAG.

Ik ben van den hemel nedergedaald, zegt de Heer, om u zalig te maken; ik heb uwe ellende op mij genomen, niet door nood, maar door liefde gedrongen, opdat gij ook lijdzaamheid leeren en de ellende dezes tijds zonder morren dragen zoudt; want van het uur mijner geboorte tot aan mijn uiteinde aan het kruis heeft het mij nooit aan allerlei lijden ontbroken. O Heer! hoeveel dank ben ik u niet schuldig, dat gij u verwaardigd hebt aan mij en aan alle geloovigen den waren en rechten weg naar uw koninkrijk te wijzen!

VIJFDE DAG.

Jezus heeft thans wel vele beminnaars van zijn hemelsch koninkrijk, maar weinige dragers

-ocr page 318-

van zijn kruis. Velen volgen Jezus tot de breking des broods, maar weinigen tot het drinken van den beker des lijdens.

ZESDE DAG.

Velen scbijnt dit woord bard: Verloochen meiven, neem uio kruis op en vair/ mij 1). Maar hel zal veel harder zijn, dat andere laatste woord te booren: Gaat iceg van mij, gij vervloekten, in het eeuwirje vuAir 2). Want wie het woord des kruises gaarne booren en volgen, zullen dan niet vreezen voor bet woord dei-eeuwige veroordeeling; want het teeken van het kruis zal aan den hemel staan, wanneerde Heer ten oordeel komt.

-1) MattA. XVI: 24. 2) Matth. XXV; 41.

ZEVENDE DAG.

Wat zijt gij bevreesd het kruis op u te nemen, waardoor gij tot den troon komt\'? In het kruis is do zaligheid, in hel kruis bet leven: het kruis beschermt tegen alle vijanden; van het kruis vloeien allerlei hemelscbe liefelijkheden af; het kruis geeft kracht aan de ziel; het

285

-ocr page 319-

I

kruis geeft vreugde aan den geest; het kruis is liet toppunt der deugd en het kruis is de volmaking der heiligheid. Neen, er is geen heil voor de ziel, geen hope des levens, dan in het kruis.

ACHTSTE DAG.

Zie, hoe alles aan het kruis hangt, alles in het sterven ligt. Er is geen andere weg ten leven en tot waren zielevrede, dan de weg des heiligen kruises en de dagelljksche dooding des vleesohes.

NEGENDE DAG.

Ga waarheen gij wilt en zoek al wat gij kunt; nergens, hoven noch beneden, zult gij een veiliger weg vinden dan dien van het heilige kruis. Schik en bestel alles naar uwen zin en wil, nog zult gij altijd, hetzij willens, hetzij onwillens, iets te lijden hebben, overal zult gij het kruis wedervinden.

TIENDE DAG.

-Niemand heeft zulk een levendig gevoel van hetgeen Christus voor ons geleden heeft als hij,

286

-ocr page 320-

wiens lot hel wordt mede den lijdensweg te betreden. Daarom ligt het kruis altijd voor ons gereed en verwacht ons alom.

ELFDE DAG.

Als gij uw kruis gewillig draagt, zal het u dragen en u naar den gewenschten eindpaal leiden, daar namelijk, waar het lijden een einde neemt; maar dat zal hier niet zijn.

TWAALFDE DAG.

Wat zoekt gij een anderen weg, dan dezen koninklijken, die de weg is van het heilige kruis? Het geheele leven van Christus was éen kruis en éen martelaarschap, en gij, gij zoekt hier rust en vreugde!

DERTIENDE DAG.

Wie wat verder in het geestelijke leven vervorderd is, gevoelt wat heerlijke vruchten het torsen van zijn kruis draagt. Want terwijl hij zich daaraan vrijwillig onderwerpt, verandert voor hem de gansche lijdenslast in een zoet vertrouwen op de goddelijke vertroosting. En hoe meer het vleesch door het lijden wordt

287

-ocr page 321-

verteerd, hoe meer de geest door de inwendige genade wordt versterkt.

VEERTIENDE DAG.

Somtijds groeide voor den meer gevorderden Christen zijne kracht onder het lijden van leed en druk tot zulk een hoogte aan, dat hij, uit zucht om Christus als kruisdrager gelijkvormig te zijn, niet zonder smart en lijden zou willen wezen, daar hij weet, dat hij Gode wel-gevalliger is, naarmate hij voor hem meer en zwaarder lijden gedragen heeft. Evenwel het is niet de deugd des menschen, het is de genade van Christus, die zooveel vermag en zooveel werkt in het broze vleesch, dat het met al hef vuur der ziel omhelst en liefheeft, wat het anders van nature haat en vliedt.

VIJFTIENDE DAG.

Gij zult zelfs den duivel niet vreezen, als gij door het geloof gewapend en met het kruis van Christus geteekend zijt. Bereid u dan als een goed en getrouw dienstknecht van Christus om ter liefde van den Gekruiste, des Heeren kruis blijmoedig te dragen.

-ocr page 322-

ZESTIENDE DAG.

Drink des Heeren drinkbeker met liefde, zoo gij zijn vriend wilt zijn en deel aan hem hebben wilt. Bereid u tot het dragen der beproeving en zoek daarin uw grootsten troost.

ZEVENTIENDE DAC1.

Ik gevoel in dit leven vooral behoefte aan twee dingen, zonder welke dit ellendig bestaan mij ondragelijk zijn zou: twee dingen, die ik bekennen moet dat mij onontbeerlijk zijn, zoolang ik nog in den kerker van dit lichaam gevangen ben. namelijk licht en spijs. Daarom geelt gij mij, zwakke, uw lichaam tot een spijze voor lichaam en ziel; daarom geeft gij mij uw Woord tot een lamp voor mijn voet 1); zonder die kan ik niet leven; want het Woord van God is het licht mijner ziel, uw avondmaal het brood des levens.

1) Psalm (,\'X1X: 105.

ACHTTIENDE DAG.

Ik zal, zegt Jezus aangaande l\'aulus, hem toonen, hoeveel hij lijden moet om mijn naam . I)

-1) Hand. IX; 10. ---------

28!) 19

-ocr page 323-

Lijden moet gij dus, zoo gij Jezus liefhebben en hem bestendig dienen wilt. Gave tiod, dat gij verwaardigd wierdt, iets voor den naam van .lezus te lijden; welk een heerlijkheid zou dat voor u zijn! Welk een vreugde voor alle Gods heiligen! Welk een stichting ook voor den naaste!

NEGENTIENDE DAG,

Hoe gaarne moest gij een weinig lijden voor Christus, terwijl er zoovelen zijn, die veel meer lijden voor de wereld! Houd toch voor zeker, dat uw leven een bestendig sterven zijn moet; want hoe meer iemand zichzelven afsterft, des\' te meer begint hij voor God te leven.

TWINTIGSTE DAG.

Stond de keuze aan u, gij moest liever wen-schen velé beproevingen voor Christus te ondergaan, dan door vele vei\'trooslingen te worden verkwikt; immers door het eerste zoudt gij meer gelijkvormig aan Christus eu al de heiligen zijn. Was er iets beters, iets, dat de zaligheid meer bevordert dan lijden, gewis, Christus zou het ons door woord en voorbeeld hebben getoond.

2! tO

-ocr page 324-

Maar nu roept hij zijne discipelen en allen, die hem volgen willen, tot het dragen van het kruis en zegt: Indien iemand achter mij wil komen, die verloochcne zichzelven en neme zijn kruis O)) en volge mij 1).

•1) Lid-, IX; 23.

EEN EX TWINTIGSTE DAG.

leder godvruchtige kan eiken dag en elk uur ongestoord en met vrucht in den geest met Christus avondmaal houden. Want zoo menigmaal hij het geheim der mensch wording en van het lijden van Christus gedenkt, zoo menigmaal viert hij avondmaal in den geest en wordt op een onzichtbare wijze versterkt

TWEE EN TWINTIGSTE DAG.

lieer! ik droeg aan u op al mijne zonden en misdrijven, die ik begaan heb voor uw aangezicht en voor het aangezicht tier engelen, van dien dag af, dat ik voor de eerste maal gezondigd heli tot op dit uur. Wat toch kan ik doen voor mijne zonden, dan ze ootmoedig voor u belijden en betreuren en daarover uwe vergeving drin-

291

-ocr page 325-

genei afroepen? Ik bid u; verhoor mij genadiglijk, terwijl ik voor uw aangezicht sta,o mijn God!

DRIE EX TWINTIGSTE DAG.

Zie, zegt de Heer, ik heb mijzelven geheel aan den Vader overgegeven ter liefde van u; ook geef ik u geheel mijn lichaam en bloed tot spijze, opdat ik geheel de uwe zij en gij geheel de mijne blijven moogt. Maar indien gij aan uzelven blijft vasthouden, en u niet geheel en al aan mij overgeeft, zal het geen volmaakt offer zijn, dan zal ook tie vereeniging tusschen ons niet volmaakt wezen.

VIER EN TWINTIGSTE DAG.

Wilt gij met mij heerschen, zegt de Heer, draag mij het kruis achterna; want alleen de dienaars des kruises vinden den weg der gelukzaligheid en des waarachtigen lichts Heere Jezus! dewijl uw weg zoo eng en veracht bij de wereld is, geef mij, niet verachting der wereld, u te volgen.

I

292

-ocr page 326-

I

VIJF EN TWINTIGSTE DAG.

Wie mijne geboden heeft en ze bewaart, die is het, die mij liefheeft; ik zal hem liefhebben, en ik zal mijzei ven aan hem openbaren, zegt de Heer. Gelijk gij gezegd en beloofd hebt, Heer! zoo geschiede het! En dat het ook mij gebeuren moge, die genade te verwerven. Ik heb het kruis opgenomen; van uwe hand heb ik het opgenomen; ik zal het dragen, dragen zal ik het tot aan mijn dood, zooals gij het mij hebt opgelegd.

ZES EN TWINTIGSTE D.-VG.

Niemand deinze terug voor verdrukking. Laat ons gereed zijn om heldhaftig te sterven in den strijd. Laat ons op onzen roem die smet niet doen kleven, dat wij liet kruis zouden verlaten.

ZEVEN EN TWINTIGSTE DAG.

Gaan wij tezamen voorwaarts, Jezus zal met ons zijn. Ter liefde van .Tezus hebben wij dit kruis op ons genomen, ter liefde van Jezus zullen wij bij dit kruis volharden, ilij, die onze voorganger is, zal ook onze helper zijn..

•293

-ocr page 327-

ACHT EN TWINTIGSTE DAG.

Jezus is voorgegaan, zijn kruis dragende, en nu is op het kruis ook gestorven ; zoo draag ook gij uw kruis en zoek u zeiven af te sterven op liet kruis.

negen en twintigste dag

Zoo gij met Christus gestorven zijt, zult gij met hem leven. En indien gij gedeeld hebt in zijn lijden, zult gij ook deelen in zijne heerlijkheid.

dertigste dag,

Jezus Christus, onze lieer; is geen uur geweest zonder te lijden. De Christus, zeide hij, moet veel lijden en van de dooden opstaan \'I i en alzoo in zijne heerlijkheid ingaan 2).

1) Int. XXIV : 4G. 2) Luk. XXJY ; 2G.

294

-ocr page 328-
-ocr page 329-
-ocr page 330-
-ocr page 331-

__

-ocr page 332-
-ocr page 333-