-ocr page 1-

Vak 58

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

\'•\'quot;■K ^ Mo. yr

GEZANGENquot;

TEN GEBRÜIKE DER

Broederschap van den H. KRUISWEG,

in de Parochie-kerk van den

H, ANTON I US VAN PADUA,

OTHEEK DER UNIVERSITEIT

TRECHT

COLL. TH0MAA8SE

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

1939 5155

-ocr page 6-

Bi

-ocr page 7-

R If si\'# . * ^

GEZANGEN

TEN GEBRUIKE DER

Broederschap van den H. KRUISWEG,

in de Parochie-kerk van den

H. ANTON I US VAN PADUA,

ma

RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT

1939 5155

-ocr page 8-

IMPRIMATUR.

11 A li I,li MI, die 12 Oct. 1882.

J. A. van den Akker.

Lihr. Cans.

-ocr page 9-

Nquot;. 1. Aanroeping van den H. Geest.

Andante. Jos. Beltjens.

V__

1=

Üi

Heil\' - ge

m

Geest! kom laat uw stra - len, Uit den

he - mei op ons da - len, Die der

=1quot;

ar - men Va-der zijt, Die der ar-men Va-der

zijt: Kom, o Ge-ver al - Ier ga-ven! Kom de cresc. mf N

M O/ CoC»

\'t-

clroe - ve har - ten 1» - ven. Dat

-ocr page 10-

4

-J---f*---5—

-w}—!----[p----•—

.—1 # «

heil - licht hen ver h-A-ö

blijd\'. Dat uw 5

heil-licht hen ver-blijd\'!

Zoete Gastvriend onzer zielea, Levensbalsem voor wie vielen.

Rust bij \'t zwoegen vau den dag, [6is) Kom, o laafbron! \'t heete woelen Der ontgloeide drift verkoelen.

Troost in alle weegeklag. {his)

Zalig licht! o doe uw stralen Tn het diepst des harten dalen.

Van \'t geloof in U vervuld; {bis)

Komt uw kracht ons niet doordringen. Niets dan in ons, stervelingen,

Niets is zonder schade of schuld, {bis)

Wil in ons \'t onreine wisschen.

Wil \'t verdorde in ons verfrisschen, Heelen wat er wond ontving; {bis)

-ocr page 11-

5

Wil wat stug is in ons breken,

\'t Koude weer iu gloed ontsteken.

Richten wat het spoor ontging, [bis)

Geef wie trouw in U gelooven \'t Zeven ga vental van boven,

Dat hen sterke in alle deugd; (bis) Geef hun haar vergelding te erven,

Geef, o geef een zalig sterven,

Geef hun de eeuw\'ge hemelvreugd, (bis)

N0. 2. Dat Jesus leev\'!

Allegretto.

=V:

---N—

—V

\'i

Dat Je-sus leev\'! Dit is de kreet des

S-N-

-#—0—0-

harten. Dat Je-sus leev\'! de leer-aar al-Ier

m

mi

deugd, Naam, dieu ik nooit van mijn

-ocr page 12-

6

yr—^

F? ^ t 3^ ^ ^

4$—1—--

lip - pen laat

vloei - jen. Zou

- der de

N

---0-

-W \'

------

lief-de ia mijn

—1---/—

hart te doen

-y-- —

gloei - en.

V lt; \' A ^

-J ^

—«—i-.

Dat Je-sus leev\'! Dat Je-sus leev\'!

Dat Jesus leev\'!

Dit is de kreet der dapp\'ren,

Die \'t trouwe volk tot zijne vanen roept; Gij, Jesus, zijt al mijn schat al mijn leven; \'k Volg u, waarheen ge ook u moget begeven. Dat Jesus leev\'I {bis)

Dat Jesus leev\'!

Dit is de kreet der hope Voor \'t schuldig hart, dat zijne misdaad voelt. Hij zet den boetling meer moed bij en sterkte, Hij kroont het goed, dat zijn hulp in hem werkte. Dat Jesus leev\'! {bis)

-ocr page 13-

7

Dat Jesus leev\'!

Op dezen kreet der sterkte Vlucht ver van ons het helsche leger weg.

Jesus, uw naam, aan uw dienaars zoo teeder,

Ploft in den afgrond de duivelen neder.

Dat Jesus leev*! {bis)

Dat Jesus leev\' I 13it is de kreet der liefde.

God, die voor \'t oog slechts brood op \'t altaar zijt, \'k Weet, \'t is alleen om mijn liefde te winnen, \'k Wil van nu af U met warmte beminnen.

Dat Jesus leev\'! {bis)

Dat Jesus leev\'!

Zijn lieve Moeder leve!

Ze is Moeder ook van \'t uitverkoren volk.

Zoo ik haar min als een kind zijne Moeder,

Dan min ik Jesus, haar\' zoon, mijnen broeder. Dat Jesus leev\'! {bis)

Dat Jesus leev\'!

Triomf! dat zegepralend Die naam verwinn\' wat kwaad en boosheid heet. Wijl \'k door dien Naam eens den hemel moet erven. Zoo wil ik ook voor hem leven en sterven.

Dat Jesus leev\'! {bis)

-ocr page 14-

8

Nquot;. 3. Aan Jesus eer!

=1=

Aan Je-sus eer! Zoo stijgeons dank-baar

—J-ff-1---1—---#—#—

m ♦ 1 •- -1

—--»—

smee - ken. Aan Je-sus eer! door

—t—i—f

=1—M :

. t-m -r-

Of \'k voel te fel-Ier in lief-de m\'ontste - ken.

- -j-J

N

dquot;4111

r ^ :

-O--!- ■

Aan Je-sus eer! Aan Je-sus eer!

-ocr page 15-

9

Aan Jesus eer!

Is \'t lied der christen scharen,

Aan Jesus eer! Hem onzen God en Heer. Die al wie trouw om Hem henen vergaren, Trouw in den strijd voor zijn naam zal bewaren. Aan Jesus eer! {bis)

Aau Jesus eer!

Zoo mag de zondaar zuchten,

En tot zijn Heer ga hij rouwmoedig weer;

Geen boctling, neen! heeft zijn wrake te duchten: Hij heeft alleen in zijne armen te vluchten. Aan Jesus eer! (bis)

Aan Jesus eer !

Is \'t lied van \'t zielsvertrouwen, Aan Jesus eer! zoo roepen we immer weer; Hoe langer toch wij zijn wonden beschouwen, Hoe meer ons ook onze zonden berouwen. Aan Jesus eer! (bis)

Aan Jesus eer!

Is \'t lied der hemelzalen,

En de engleu vallen diep aanbiddend neer; Dat moet heel de aard met haar tongen en talen. Dat al wat is door alle eeuwen herhalen. Aan Jesus eer! (bis)

-ocr page 16-

10

Aan Jesus eer!

Nog eens het aangeheveD !

Aan Jesus eer! en immer, immer meer! Aan Hem alleen zij van nn af ons leven, Aan Hem geheel ons ten offer gegeven. Aan Jesus eer! (its)

Aan Jesus eer!

Zoo blijve ons danklied stroomen, Aan Jesns eer! voor eeuwig onze Heer. Hij, ja. Hij zelf is iu ons nu gekomen. Hij zelf heeft ons tot de zijnen genomen. Aan Jesus eer! (iis)

Nquot;. 4. Na de opdracht.

Andante,

—-J-0—®—-

tl

0 Je-sus!

wij zijn U-we

kind\'ren, Op het

kruis naamt gij ons aan; Zijn wij bij

-ocr page 17-

11

—9---r-c—^--N—

* » \'^=

i-v—\'—*—---

U, niets kan ons

hind\'-ren, En onz\'

i

har-ten zijn vol - daau! O Je - sus.

-y - N A ^

-- - , -i—

fn7 i r • V J

-P 1- gt; -

Al - len zijn we Uw kind\'-ren, O

Fine.

„ gt; -- -- -

(n- - t l—

_ \'-^r, |

; 4-^

------

Je - sus, Lach

l~ ^ - J—# 0-\\

ons als va - der

—---n

aan.

t#^ri

; . v.N

-• » - # # «

li- ^ J

h1- lr-^ / «d

O kruis, o hei-lig lief - de - teekeu. Voor ouszijt

Gij een troost in pijn en smart; Wij

-ocr page 18-

12

ko- men Ü om sterk-te smee-ken, Stort bal-sem

■f) •. _ N ■

—i—~0—g \' / /

0

van ver - troos -ting in ons hart.

O kruis, u prijzen alle tongen,

Geverfd door Jesus\' heilig, dierbaar bloed;

Gij hebt de macht der hel bedwongen; Gij zijt de rijkste bron van alle goed.

O Jesus! wij zijn Uwe kind\'ren, enz.

Niets, heilig kruis! niets zal ons beiden, In pijn en smart, iu droefheid en in nood,

In weelde of voorspoed kunnen scheiden, Getrouw steeds blijven wij tot in den dood.

O Jesus! wij zijn Uwe kind\'ren, enz.

Wij, kruiswegleden, zullen denken, \'t Geen gij, o lieve Jesus. voor ons deedt;

Wil ons dan ook Uw\' liefde schenken, Aan ons voor wie Gij zooveel smarten leedt.

O Jesus! wij zijn Uwe kind\'ren, enz.

-ocr page 19-

13

Nquot;. 5. Gedenklied aan \'s Heeren Lijden.

Andante.

5-

« •-,

Gansch des Hee-ren aard-sche le - ven Was een

kruis en mar - te - ling: \'tVoegt zijn

11-

knecht, Hem na te stre-ven, Op den

I -é--

kruis - weg dien Hij ging. \'k Zal dan

al mijn le - vens -i r. ^ quot;LX

da - gen Den-ken

quot;ir*\'--1*—h—■

lt;—^ S é

aan \'tgeen Je - sus

deed, Den - ken

-ocr page 20-

14

Wat al lijden u doorgriefde,

Is \'t voor mij niet uitgestaan? O, hoe groot was uwe liefde. Die ten kruisdood u deed gaan.

\'k Zal uw kruis gedachtig blijven, Nagels, rietstaf, kroon en speer; In mijn hart uw wonden schrijven, Liefdeteek ens van den Heer.

\'k Zal aan spons en edik denken. Laafdrank van mijn bruidegom! Wat zal ik Hem wederschenken ?.... Vraagt uw smart geen smart weerom?

-ocr page 21-

15

„Zie Mij aan eu tel de wonden,

„Die ik voor mijn dienstknecht draag

„13oet in tranen dan uw zenden, „Zou \'t te veel zijn, wat Ik vraag?

„Wil dan \'s werelds vreugde derven, „Neem den rampspoed willig aan;

„Wil met Mij aan \'t kruishout sterven „Om mijn leven in te gaan.,,

O mijn hoop van \'t eeuwig leven! \'s Vaders glorieluister Gij;

Hoe ge U meer hebt weggegeven, Des te dierb\'rer zijt Ge ook mij.

Sehame \'t lid zich \'t aardsch verblijden, Als men \'t hoofd in doornen klonk,

\'s Levens Vorst den kelk van \'t lijden. Voor de zijnen ledig dronk.

Lof en glorie gansch ons leven Zij Maria\'s Zoon gebracht.

Voor zijn volk aan \'t kruis geheven, \'t Paaschlam voor hun schuld geslacht

-ocr page 22-

16

N0. 6. lofzang,

SALVE MUNDI SALUTARE.

Joh. v. Leeuwen.

:---:--:--N—

Andante. ji mf

i

ë\' é

Om U, s\'werelds Heil, te groe-ten, Stort ik,

i

Je - sus, voor uw voe-ten. Schrei-end

licht van uw ge - na - de, Mij-ner

._N

i—1=

- me ziel te sta - de, In haar

-ocr page 23-

17

tizzd:

kom - mer, smart en druk, In haar

--i—

____

- _ j|-

-i--JV--f\\-~p

1 V

^ ^ : -

- *• é-•—

kommer, smart en

druk.

---44.—

Heiige voeten, wreed geklonken.

Ik omhels ü, weggezonken

Aan het kruishout vau deu lieer; (bis) Ach, wie voelt er, bij \'t aanschouwen Van die foltring, \'t hart niet rouwen. En zinkt niet in \'t stof ter neer? [his)

Jesus, o, doe aan uwe voeten Mij de rust en vrede ontmoeten.

Waar geen wereld ooit mee streelt; (bis) En zij door deez\' gruwbre wouden Mij vergeving van mijn zonden Hier en eeuwig meegedeeld, {lis)

Zijt gegroet, o heiige handen.

Die geslaakt hebt de ijz\'ren banden.

Waar ons Satan mee omving; {bis)

Zijt gegroet, o liefdrijke armen. Toegestoken uit erbarmen.

Als de Godmensch stervend hing. [bis)

-ocr page 24-

18

Ja, mijn ziel brandt van verlangen , Om de kruisbanier te omvangen

Jlet den hcogsten liefdegloed; {hs) Ja, des Heeren haudewonden Houden eeuwig mij verbonden ,

Bloeden me eeuwig in \'t gemoed, {his)

In die handen rust ik veilig,

In die wonden blijft men heilig

Eu gestemd tot hemelvreugd; {hs) Jjaten mij die handen dekken,

Heere Jesus, en mij strekken

Tot een steun op \'tpad der deugd, {bis)

Wees gegroet o zijdewonde.

Bloedend voor des mensehdoms zonde,

üverkostbre levensvloed! (bis)

Moog\' uw kracht mij sterkte schenken, En mijn dorre ziele drenken,

Zijdewonde, wees gegroet! (bis)

Stort mij troost en vreugd in \'t harte, Xaafnis voor de bittre smarte,

Die dcez\' aard te lijden geeft; {bis) Doe mij hier vooraf reeds smaken, Wat mijn heil eens zal volmaken.

Waar de Christen eindloos leeft, {bis)

-ocr page 25-

19

Derwaarts streef ik, heiige wonde. Bloedend ook voor mijne zonde.

Heiige wonde in \'s Heeren zij; (3i.s) Met de handen, met de voeten, Kom ik mede u nedrig groeten: Heilig vijftal, zuiver mij ! (bis)

N0. 7. Lofzang.

VEXILLA REGIS PPODEUNT.

I

---

quot;j quot;I

4-1—

-é-

1-^-4--

Ont

-rol des Ko-nings

ze - gevaan , De kruis - ba-nier, het le-vens-

-t—---Ïr

tee-ken. Dat hel en dood te niet deed ojaan, Eu

■ V 5 gt; gt; n N

;

; \' \'—• -fctd

-• i—\'

licht in \'tduis-ter door deed bre-ken. En

fel

i

n 1

licht in \'t duister door deed breken.

-ocr page 26-

20

De wonde in des Verlossers zij.

Die bloed met water heeft doen vloeien, Was balsemdrupp\'lend ook voor mij.

Om de erfsmet uit de ziel te roeien, (bis)

Nn, David, is uw woord vervuld ,

Tot troost der volken, die het zagen: God heeft, in \'t aardsehe kleed gehuld. Op \'t hout zijn rijkstroon neergeslagen, (bis)

o. Kruisboom, schittrend sehoon van gloor, ilet Koningspurper opgeluisterd,

Hoe blinkt uw smaadheid heerlijk door, Hoe hebt ge alle aardsehe praal verduisterd! [bis)

Op u heeft \'s Heeren last gedrukt.

Om onze borst er van te ontheffen,

Aan u is \'t zegeloof geplukt,

En stierf de schuld, die ons moest treffen, (bis)

o. Kruisboom, teeken van gena.

Kom, bij \'t herinn\'ren van Gods lijden.

Ons met Geloof en Hoop te sta.

Opdat we in \'t hart de Liefde u wijden (bis)

Schenk, Bron van heil. Drievuldigheid, Dat ons, die lof eu eere IJ geven.

Het kruis de zege op aard bereid\'.

En we in zijn schaduw eeuwig leven. (b?s)

-ocr page 27-

21

N0, 8. Hulde aan het kruis.

Allegretto, Joh. v. Leeuwen.

=l=:

-r -i

: gt;

Jamp;Z J J

[_

1—1---

Je - sus stierf voor ous: welk een vriend!

i

Is Hij dus onz\' lief-de niet waar-dig?

é *\'\'

Meer dan Zich Iieeft Hij ous be - mind,

m

Daar-om stierf Hij zoo be-reid - vaar-dig.

------

---1—

(h = •

——

Christ\'-nen

zingt luid

hier hi God»

huis:

t- r

——#—

i-W--1—

Le - ve

Je - sus,

le - ve Zijn

kruis!

-ocr page 28-

22

iit 1quot;

A O» J :

A \\ \\ a P J

--!--»= -f-

-

— • f |-1--*-

Le - ve

Je - sus, le - ve Zijn

kruls.

Aan dit goddelijk kruis zij eer!

Sedert Jesus \'t zich heeft verkozen,

Is het kruis niet meer als weleer,

Iets dat ons doet huiv\'ren en blozen. Christ\'neu, enz.

Aan tlit goddelijk kruis zij eer!

Hoorn, wiens vrucht vol zoetheid en sterkte

\'t Kwaad verhielp dat \'t menschdom weleer. De eerste vader Adam bewerkte.

Chiist\'neu, enz.

Aan dit goddelijk kruis zij eer!

Vruchtbre bron van alle genaden,

Waarin \'t bloed van God, onzen Heer, Afwiesch \'s werelds zonden en kwaden. Christ\'uen, euz.

-ocr page 29-

23

Aan dit goddelijk kruis zij eer!

Leerstoel tot beschaming der wijzen.

Waar ik hem zijn goddelijke leer Zonder spreken hoor ouderwijzen.

Christenen, enz.

Aan dit goddelijk kruis zij eer!

\'k Wil de eer aan \'t hout zelf niet betoonen.

Maar \'k aanbid mijn Heiland en Heer, Dien ik op dat kruishout zie tronen. Christ\'nen, enz.

Nquot;. 9. Het kruisbeeld.

Andante.

—A---p--!--1—

i-^--1—

Acli!

-1-1---—

ziet gij ginds dat

kruisbeeld wel, Dat

—1----1—.

vleesch, ge - teis - terd wreed eu fel, Ge -

e^eeeée!

nen; Ge -

woud van hoofd tot

tee -

-ocr page 30-

24

4=q— • ï\' • \'

rt

ia

-H-j

wond van hoofd tot tee - - nen; Voor

^zz^zzzzzjn:

=1=

-0---

=amp;n=r=\'^

-F

u, mijn kind! leed Hij die smart, Een

=1:

quot;igt;, i—^

--#-#—1

traan in \'t oog, een zucht in \'t hart, Uw

Üs

il

P-

ziel moet met Hem wee - - nou, Lts

0 Jj, f 11 ,

—-^-7 -

ziel moet met Hem wee-nen.

Want voor zijn liefde niet genoeg, Dat Hij op aard\' als mensch verdroeg

Een hoogst armoedig leven; (iis) Dat Hij door drie en dertig jaar, In stillen kring, in \'t openbaar,

Uampzaalgen troost kwam geven, (iis)

-ocr page 31-

Waut voor zijn liefde niet genoeg. Die brandend Hem door ad\'ren joeg,

In altoos hooger gloeien, (iis)

Dat IIij bereid voor vloek en straf, Aau helschen nijd zich overgaf,

Zieli kluistren liet en boeien, {bis)

Dat Hij gesleept langs straat en gracht, Onschuldig voor gerecht gebracht.

Zijn rug vol geeselstriemen, (bis) Zoo willig bood zijn heilig hoofd,

Door smaad van \'t vorig schoon beroofd, Met doornen liet doorpriemeu. (bis)

Maar tot den dood toe, zonder troost. Moest Hij voor \'t schuldig Adamskroost

De zaligheid verwerven; {bis)

Want nooit zegt liefde: \'t is genoeg. Ziedaar, waarom Hij dringend vroeg: Gekruist deu dood tc sterven, {bis)

Maar liefde nu vraagt liefde weêr: Schonk Hij u altoos meer en meer.

Niet altijd tranen plengen, {bis)

Maar geest en hart en ziel, mijn kind! Al wat gij maar te geven vindt,

Moet gij ten offer brengen, {bis)

-ocr page 32-

Nquot;. 10. Jesu dulcis memoria.

Joh. v. Leeuwen.

Allegretto, mf

5S

Aan Je - sus den-ken is reeds zoet,\'t Geeft

i

3_1-1-

A-

-ö-r-

wa - re blijd-schap aan \'tge - moed: Maar,

=1=1 | J -4-

Je - sus • zoe - te bij - zijn gaat Voor

ho-ning en al wat be - staat, Voor

ii

: |

A *

ho-ning en al wat be - staat.

Niets zoeters brengt een zangtoon voort. Niets streelenders wordt ooit gehoord, Aanminnigers wordt niet gedacht Dan Jesus, door God voortgebracht, {bis)

-ocr page 33-

27

O Jesus! hoop voor al wie boet,

Wat zijt Gij voor den smeek\'ling goed, Voor wie U zoekt hoe teêrgezind,

Maar wat voor hem wel die U vindt, {bis)

Geen tong neen spreekt het immer uit, Geen letter die het ooit beduidt; Wie \'tsmaakte dit geheimenis,

Hij weet wat Jesus minnen is. {bis)

Wees Jesus onze zielevreugd.

Die \'tloon eens wezen zult der deugd;

Zij onze roem in U alleen ,

Door al der eeuwen eeuwen heen. (bis)

Nquot;. 11. Aan het Allerheiligste.

Andante. Joh. van Leeuwen.

U, Je - sus eer, om ons zoo diep ver-

-ocr page 34-

28

T-*«.

tijd van d\'a-vond tot den mor-gen, Eu

\'tt

— 1 -

—r-

u [1,

l

IT

0-

trekt om ons uw glo - rie-stra-len , Solo.

P \'

in. Mijn God en Ko - ning! Mijn

op - per - heer!

■ Koor.

0

wo-ning, U Je - sus, dank en eer! Mijn

U, in Uw

-ocr page 35-

29

■ ---1-J—

God en

Ko - ningl Mijn op - per-

ter* t ^ i

heer!

\\ É J * * i

# r ^ i

U, in Uw wo-ning, U,

3

1 \'i^ % quot;N \\

I_

-----d—#—

---

Je - sus, dank en eer!

U dank en eer van alle tong en talen,

Van wat op aarde en in den hemel leeft;

Ten boete blijv\' heel \'t wereldkoor herhalen:

Aan Jesus eer! die ons zich zelv\' hier geeft,

Mijn God en Koning! enz.

U dank en eer, maar ach, die zwakke klanken

Zij kunnen U, die in ons midden troont.

Voor zulk een gunst, zoo eind\'loos groot, niet danken. Veel minder nog, als Ge in ons binnenöt woont. Mijn God en Koning! enz.

-ocr page 36-

30

O geven wij voor liefde liefde weder;

Zij trekke ons hier naar Jesus tempelkoor. Daar werpen we ons ten dankbaar offer neder, Dat onverdeeld en eeuwig Hem behoor\'.

Mijn Ood en Koning!

Dan vieren wij In \'s hemels woning Uw eind\'loos lofgetij.

—Ni

Nquot;. 12. Loflied aan Jesus Christus.

Adagio, mf

ipg

Als\'t eer-ste duis-ter breekt. Ontwaakt mijn

- ,• --1 -fv _1

hart en spreekt: Geloofd, ge-loofd zij Je-sus

tr^-i * J 7\' s i ■

- é\' é é l SV

^ V

Chris-tus! 13r

—#—*— al wat

ik be-gin,

-S-izK--N--

^ * 7 r. r ü—

----L-

Hoep ik met

-----/gt;■—v—

hart en zin: Ge-loofii, ge-

-ocr page 37-

31

dz=^zzs=l—===

-N--N-

m

werk ook zij, Ik zeg er vroolijk bij;

^TZZ===±==

*

s

Ge - loofd, ge - loofd zij Je - sus

/C-t? ii—J—

r gt; ^

y—v-

Chris-tus! Zingt, mensehen-kin-d\'ren, luid, __ƒ

• »»gt;*\' »

—I/ I

Zingt ju - be - lend het uit: Ge-loofd, ge-

loofd zij Je - sus Chris-tus!

-ocr page 38-

32

Heel \'t aardrijk in het rond Weerlclinke te eiken stond; Geloofd zij Jesus Christus!

Als \'t licht ten einde spoedt. Zij dit de laatste groet:

Geloofd zij Jesus Christus!

In nood en bittre smart Roep ik met mond en hart: Geloofd zij Jesus Christus!

Zingt hemel aarde en zee.

Zingt al wat ademt mee ; Geloofd zij Jesus Christus!

Als treurigheid mij plaagt. Dan roep ik onversaagd:

Geloofd zij Jesus Christus!

Bij \'s levens zielsverdriet Vind ik mijn troost in \'t lied: Geloofd zij Jesus Christus!

Ja, nog mijn ziele spreekt. Als reeds mij \'t harte breekt: Geloofd zij Jesus Christus! Weerklinke wijd en luid Voor Hem, eeuw in, eeuw uit: Geloofd zij Jesus Christus!

-ocr page 39-

33

T. 13. Litanie van het H. Kruis.

Allegretto.

p Eenigen.

14=

\' * i

Ont - ferm U ƒ Allen.

o - ver ons, o Heer! p Eenigen.


:rgt;quot;

quot;CJ

Ky-ri-e, e - lei - sou. Zie guu-stig oi) ons

Allen. Eenigen.

P

-Xi

—ï

■■ t ëif

Ül

smee-ken netr. Ky - ri - e, e - lei - sou. Zie

m

Je-sus, ous bij \'t kruis - hout staan, Hoor

ƒ Allen.

ous nu kruis-weg - le - den aan, Ky-ri - e,

Ky - ri - e, Ky-ri - e, e - lei - sou.

3

-ocr page 40-

34

----—!—

:c=*E^E

Ky - ri - e, Ky - ri - c, Ky - ri - e, e

i=i=^

lei - sou.

God, Vader! iu des hemels woon, Kyrie eleison. AVij knielen neder voor uw troon. Kyrie eleison. God, Zoon! die met uw kostbaar bloed Voor \'s werelds schulden hebt geboet.

Kyrie, Kyrie, Kyrie, eleison. (2)

God, Heil\'ge Geest! die trooster zijt.

En met uw gaven ons verblijdt.

Drieëenig, eeuwig Opperheer!

TJ geven aarde en hemel eer.

O heilig Kruis! van ons gegroet,

Bepurperd met het kostbaarst bloed.

Wij groeten u, o, ed\'le stam!

Gij, altaar van het godd\'lijk Lam.

O levensboom, wiens vrucht ons voedt En voor den eeuw\'gen dood behoedt. O zegeteeken van den Held,

Die dood en heimacht heeft geveld.

-ocr page 41-

35

Die ons ook ter verwinning wenkt, O heilbanier! die vrede schenkt; O sterfbed van des menschen Zoon! Een offer- en een glorietroon.

O zoete troost in \'s levens smart! Verkwikking voor \'t gebroken hart. O trouwe leerstoel aller deugd, En milde bron van zielevreugd.

O gids op onze pelgrimsbaan! Gij wijst den weg ten Hemel aan. Gij wolk bij dag, gij licht bij nacht, Die onzen pelgrimstocht verzacht.

O alverwervend zoenaltaar!

Gij hoop en heil der Christenschaar, Ik sla mijn blikken naar omhoog: Gij staat in glorie voor mijn oog.

Gij zijt der zaalgen zielsgenengt, Gij aller Eng\'len eenw\'ge vreugd. Gij \'t reddingsteeken na den val. Voorspeld van \'t oud Profeten tal.

O schepter van den Middelaar! O heilstaf der Apostelschaar! Der Martelaren kracht en kroon. Hun luister en onsterflijk loon.

-ocr page 42-

3fi

O vreugde van het Paradijs!

Gij der Belijd\'ren roem en prijs.

Die \'t Maagdeukoor in \'t blanke kleed Haar Bruidegom steeds volgen deedt.

O rijksbanier van \'shemels heer! Eu aller Heil\'gen lof en eer,

U zweren wij voor immer trouw, Eu roepen, aeh! vol zielsberouw:

O god\'lijk Lam 1 dat voor ons stierf. Ons \'t leven aan het kruis verwierf. Wanneer mijn stervensuur zal slaan, laat dan mijn ziel in vrede gaan.

Nquot;. 14. Aan liet Allerh. Hart van Jesus.

Moderato.

^ _____

Komt, la - ten wij ons ne - der - bni - gen.

En wer-pen w\'ons in \'tstof ter neer.

-ocr page 43-

37

_•?—q--—.m

id;J

13=

Ami \'t Hart van Je - sus, on - zen Heer.

izk

PEJZ-«-/—^---

O le - vensbron , o hoog - ste schat,

--3—

iszr-J!-1—#-

-ocr page 44-

38

O Hart van Jesus vol van liefde.

Dat eens aan \'t kruis ons harte wou, Toen 13 het schriklijkst leed doorgriefde,

Dat ooit een sterv\'ling lijden kon. O Hart dat door een lans geopend.

Nog altijd voor ons openstaat, Eu steeds voor allen op U hopend, Een steun zijt en een toeverlaat.

O Hart zoo minzaam en zoo teeder.

Zoo ued\'rig en oneindig groot,

O zie met mededoogen neder

Op ons zoo arm en zoo ontbloot. Wil toch ons hart naar \'t Uwe vormen.

\'t Volmaakste toonbeeld van de deugd, Om eens met U na \'s levens stormen Vereend te zijn in hooger vreugd!

Nquot;. 15. Bij het Beeld van het H. Hart

van Jesus.

Andante. Jos. Beltjens.

-ocr page 45-

39

blik wat lief - de en smart! Zacht schijnt

lief - de wil Hij vra - gen. Oog en

-ocr page 46-

40

--\\ —

--|V--

-É-

0--0

._o--

—#—

--H---—---

Hart uaar mij ge - wend. Oog en

Ziet hoe gloriestralen glanzen,

Om dat Hart in gouden gloed;

Wreede doornen het omkransen.

Rood gekleurd in \'tgod\'lijk bloed;

Ziet dat reddend kruishout, boven Op het vlammend Hart geplant.

In de vlam door niets te dooven, Van ziju feilen liefdebrand, {bis)

Uit die breede wond ter zijde,

Druipt de laatste droppel bloed;

O, dat aller hart zich wijde Aan Uw Hart, o Jesus zoet!

Ach, mij dunkt, ik hoor Ü spreken: Zie mijn Hart dat zoo bemint,

En toch, hoe ik moge smeekeu ,

Veel te weinig liefde wint. (foV

-ocr page 47-

41

Godd\'lijk Hart, vol liefde en smarte,

Ik begrijp wat Gij begeert:

]k zal ijv\'ren dat Uw Harte

Word\' gekend, bemind, geëerd. Harten ga ik voor U winnen,

]Jv\'ren voor Üw liefde en eer; Mochten allen U bemiunen, U vereeren meer en meer. {his)

Dat mijn lof-stem

K°. 16. Lofzauff tot liet fl. Hart van Jesus.

Allegretto, mf

-0-

It

Voor \'t hart van Je - sus zin - ge Mijn

--T-r-t-i

hart op blij-deu toon.

Mi

drin - o-e Tot in de iïe - mei - woon ! O

Hart vau Je - sus zoet! Zij lief - de - vol ge-

-ocr page 48-

42

groet, Ge-groet vau op deez\' aar - de, Ge-

»»

1 V quot;1

r 5 \' •i

T

groet in eeu - wig-heid.

O Hart! voor mij gebroken Op \'t kruis iu diepen druk,

.Met een lans doorstoken Voor mijn zwaar zondeujuk.

O Hart enz.

O Hart! laat mijn hart gloeien Van zuiver liefdevuur!

Wil \'t aan \'t Uwe boeien Tot in het stervensuur!

O Hart enz.

Wil \'t mijn naar \'t Uwe vormen , O toonbeeld aller deugd!

Om na \'s levens stormen,

Met U te zijn in vreugd!

O Hart enz.

-ocr page 49-

43

F\'. 17. Voor de H. Communie.

Andante. „

— _

zlz

Jos. Beltjens. Je - sus, menschge -wor-den

v

tibiÈ:

God , Die niet in uw woord kunt

=T-^—^

Ü

y~9m-ad-

fa - len, Gij rust hier in \'t Sa - era -

s!d£g-=L—tz

ment, Gij rust hier in \'t Sa - era-

m

—itrd

it

mm

ment; Kan\'tinijn geest niet ach - ter-

^kt:iizï=i—2=*j=.tiz

*

~m--i—

iD=:t=

ha - leu, God der waar-lieid \'k tuia: het

-ocr page 50-

4i

r-r:

ik ge - loof in IJ.

God van almacht, liefde en trouw,

\'k lien beschaamd om al mijn zonden; Maar Gij, Heer, hebt ze uitgewischt {bis)

In het bloed van zooveel wonden. Vol betrouwen kom ik nu,

Goede Jesus, \'k hoop op U. [bis)

God van liefde en opperst goed,

Gij wilt spijzen ons en drenken, In \'t geheim der hoogste min {bis)

Heel U zeiven aan ons schenken.

Liefste Jesus, kom, kom nu.

Ach! mijn ziel verzucht naar U. {bis)

\'k Ben niet waardig, groote God ,

Dat Gij ingaat in mijn harte;

Spreek, Heer! spreek een enkel woord, {bis)

En, doorwond van liefdesmarte,

Schrei ik: Jesus! kom toch nu.

Kom, o kom, ik smacht naar U! {bis)

-ocr page 51-

45

\'k Zal clan aan deu heil\'gen disch

U, mijn Jesus, gaan ontvangen; U, mijn\' God, mijn grooten God, {bis)

Aan mijn zalig harte prangen.

Goede Jesus! kom toch nu.

Kom, o kom, ik snel tot U! (bis)

ïT. 18. Na de H. Communie.

Andantino.

siËlÊSIM

=1-

Na heeft mija lie - ve Je - sus

iï;

■I?—c:

dan. Zich mij tot spijs ge - ge

ven, Die mijn ver - kwik - te ziel be -

.

|

i

r i

--!—1

waar\', In

\'t ein - de

[..-S2--#-|

loo - ze

le -

-es-

ven. Ach!

-ocr page 52-

46

HF: quot; I

- Q 0

--cd—

-p—«-•—

---i

goe - de

God! U

smee-ken

wij:

Blijf

3

ons nu

-i -i q J -1 H -i ^ ■

_ — -li

ecu-wig, ecu- wig bij.

Zoo is dan waarlijk \'s Vaders Zoon

Tot mijne ziel gekomen,

En heeft zijn zetel in mijn hart,

Mijn zondig hart, genomen. Ach God, ach God, U snieeken wij: Blijf ons nu eeuwig, eeuwig bij.

O, dat ik al de steoirnen had, Uie opgaan van deze aarde, En \'t nimmer zwijgend hemelkoor

Zich aan mijn loflied paarde! U God! II God! aanbidden wij,

Blijf ons nu eeuwig, eeuwig bij.

\'k Aanbid, ik loof, ik dank U, God!

Ach, zie mijn tranen beven; Wat zal ik, goede Jesus, U Voor zooveel liefde geven?

Ü God! U God! U danken wij.

Blijf ons nu eeuwig, eeuwig bij.

-ocr page 53-

47

Ik wil, mijn Jesus, wat ik beu.

Mijn hart, mijn vreugd en lijden. Mijn leven eu miju stervensuur

Ten offerand Ü wijden.

U God! ü God! beminnen wij.

Blijf ons nn eeuwig, eeuwig bij.

Maar zwak is onze ziel, o Heer,

Als \'t licht bewogen riet.

Almachtig God ! wij srneeken U,

Verlaat, verlaat ons niet.

Nog eens, nog eens dau srneeken wij: Blijf ons toch eeuwig, eeuwig bij!

F\'. 19. Kerstlied.

Moderato.

i==dr

-»-*»—

lp —

Her - ders! hoe! ont-waakt gij niet?

\'»f

m. -

Wat is op dit uur geschied? Ee - ne

-ocr page 54-

48

/--1--1--(--x----1---------1——

—j—-*-1-^-j-*-•—

stem van he - me - liu - gen, Klonk door

ƒ

rltrqrpc

zin

m-

»\'ƒ

d\'on-ge - me-ten krin-gen: Glo-ri - a!

zJizzuzii

amp;=.tr-

Glo - ri - al O wat won - der mag deez\'

nacht Op den aard - bol zijn vol

glans, Straal-de van den he - mei-trans.

-ocr page 55-

49

Ach! ik hoorde een Eng\'lenstem, Zij riep ons naar Bethlehem: Van een maagd door God verkoren, Is daar \'t heilig Kind geboren.

Gloria!

Gloria!

O, de Schepper van \'t Heelal Ligt daar in een beestenstal;

Laat ons spoeden naar dat Kind, Toonen dat ons hart Het mint.

Wat geschenken neem ik mee? Denk toch aan geen offervee; Gij moet een goed hart opdragen, Dit kan \'t goddelijk Kind behagen. Gloria!

Gloria!

Ach, welk een offer is te groot Voor dat Kind, dat God ons bood! Komt laat ons te zamen gaan, Biddend voor zijn wiegje staan.

Welkom, Kindje! wees gegroet. Daar Ge uw liefde ons blijken doet Welkom, dierbaar Kind, in \'t leven! Mogen we U ons harten geven! Godd\'lijk Kind,

Dat ons mint,

4

-ocr page 56-

50

Voor ons vloeit uw eerste traan, Neem onz\' harten gunstig aan, Voor uw krib, o Opperheer!

Leggen wij deez\' giften neer.

Lieve Moeder van dit Wicht, Dat in \'t arme wiegje ligt.

Boven allen uitgelezen.

Moest gij Jesus\' Moeder wezen; Zuiv\'re Maagd, Moeder-Maagd!

Als ge in liefd\' gevoel verrukt, \'t Lieve Kind aan \'t harte drukt, Bied Het dan de harten aan. Die voor Ü en Jesus slaan!

Nquot;. 20. Maria, onbevlekt ontvangen.

Allegretto.

mf

zsii-:

Laat ons, moe - der van deu Heer

irö-

-D-\'

• »

lÉüliS

Laat ons om uw ze - tel drin-gen.

-ocr page 57-

51

lt;—4---g,—g—P—r

-d—

-=?=3=i^t:i3=:c=i

_czi—

\'quot;i/

\'t Ziel - ver - ruk kend feest-lied zin-gen,

=2=3=i

Z~LZ

\'t Moet weer - klin - ken luid en blij ;

;—-H-J—3—11

-ft0

ip=J:=±:^=!

—0—*—Z\\.Z _

zc—.:

on - be - vlekt zijt gij!

der

Moe

ie-^s^gügÉfell

Moe - der on - be - vlekt zijt gij!

-ocr page 58-

52

\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond En herscheppend overldonken

\'t Woord door Pins\' mond verkond; En uw kind\'ren vreugdedroDken Jub\'len op uw feestgetij:

Moeder, onbevlekt zijt gij!

Meen, dat loflied zwijgt niet meer; Tot aan \'s werelds verste palen

Zullen niet het hemelseh heer Al uw kind\'ren luid herhalen \'t Woord van \'t zalig Jubeltij; quot;)

f ms-

Moeder, onbevlekt zyt gij! )

En we voegen dank en bef;

Aan de blijde feestgezangen;

Wie, wie dankt niet met ons meê Voor al \'t heil door u ontvangen In het zalig Jubeltij; ^ ^

Moeder, onbevlekt zijt gij! j

Zouuezniv\'re Moedermaagd !

Om de glorie n gegeven,

Hoor ook wat ons hart u vraagt: Dat we na een schuldloos leven Eeuwig jub\'len aan uw zij; quot;) ^ Moeder, onbevlekt zijt gij! )

-ocr page 59-

53

Nquot;. 21. Maria leve!

Andantino.

N-

zfcM*z

tz-Z.z

——ï------^

leev\'! de ko - ning - in der En - g\'len,

(-•j^ m. m-—-|——S-\\--1--\\ --N:~-

De inoe-der-maa^d aan \'t hoofd der maaa:-den-

h ---

—j—i—f—i—

F^—j—?-

■ r • s ■

rw.

1

ft P

rij. Ma - ri - a le - - ve!

-ocr page 60-

54

0

ri - a, Die ons als moe-der mint.

Maria leev\'! komt laat ons voor haar knielen,

Ze is dochter Gods, Gods moeder, Godes bruid; Maria leev\'! ze is \'t heilverbond der zielen.

Door hare hand stort God zijn gunsten uit.

Maria leve, enz.

Maria leev\'! zou \'k immer haar verlaten?

\'k Was liever dood en lag in \'t duister graf; Want, zonder haar, wat zou mij \'t leven buten? Neen, God, breek eer den draad mijns levens af. Maria leve, enz.

Maria leev\'! laat me in haar liefde leven,

Met haar vereend vrees ik noch dood noch pijn; De laatste zucht, die op mijn lip zal zweven. Zal liefdezucht voor U, Maria, zijn.

Maria leve, enz.

-ocr page 61-

55

Nquot;. 22. Avondgroet tot Maria.

Allegretto. quot;\'f

--iirrt

Ma - ri - a\'s beeld te mid - dea van

^r=t-

\'

zt-t=*z

cdzzq

=c

vroo-lijk schitt\'reud licht, Noodt ons te komen

•e*e?e*:

rpi

---

:•

bid - den, liij \'tal-taar, haar ge-sticht. Komt, sr^—

mm

laat ons tot haar ij - len, Een klei-ne poos daar

^üül

wij - len. Ma - ri - a, Ma - ri

izit:

Moe - der, ze - gen ons.

-ocr page 62-

56

Wij vallen aan uw voeten.

Neem ons genadig aan; Ontvang onz\' laatste groeten,

Voordat wij huiswaarts gaan. Dan gaan wij blij te moede, Vertrouwend op uw hoede. Maria, (óis) enz.

Wij wijden u onz\' harten.

Voor \'t goede dat ge ons doet Jn blijdschap en in smarten,

In voor- en tegenspoed.

Steeds willen wc u verceren. En uwen roem verineeren. Maria, (6is) enz.

O stort met moederhanden Uw zegen op ons neer. Verbreek des zondaars banden

En breng tot God hem weer. Dan ziet ge ons morgen weder, o Moeder, goed en teederl Maria, (fii\'s) enz.

-ocr page 63-

57

F\'. 23. Opdracht aan het H. Hart van Maria i

Moderato. ./

^^--

EEEE-HE

O Maaard. o schoon-heid nooit vol-

1

pre - zen, o Moe-der van \'ton-ein-dig

®e:ib=;:

o, ^

We-zen. Wat luis - ter sehit - tert van uw -t-----—

-N--\\--

ZMlZf-

troon! De Se - raf, aan zich - zelv\' out-

to - gen, Juicht, voor uw groot-heid neêr-ge-^--\\i--

»*»

bo - gen: O Ko-ning- iu, wat zijt gij

-s--/~h——?-y-

--/—J

- iu, wat zijt gij

choon!

-ocr page 64-

58

Al mist, Maria, \'t aardsche duister Het schouwspel van uw grootscheu luister,

Ons koestert toch uw liefdegloed.

Ja, de Engel roeme uw heerlijkheden, Wij juichen, jub\'len hier beneden:

o Moedermaagd, wat zijt gij goed! (bis)

Dank, dank voor zoo veel liefdedaden. Voor zooveel duizenden genaden,

Gevloeid door uwe liefdeband!

Ontvang voor al die zegeningen,

Maria, van uw lievelingen

Hun hart tot eeuwig onderpand, {öis)

o Moeder, altoos even teeder,

o Zie met welbehagen neder

Op \'t offer van uw dierbaar kroost! Schrijf in uw hand ons aller namen,

Neem in uw hart onz\' harten samen. Dan, Moederlief, zijn wij getroost! {bis)

Dan mogen vrij de winden tieren. De bliksems door het luchtruim gieren.

En monsters jagen door de zee; Vergeefsch hun razen, hunue woede. Wij zeilen onder uwe hoede,

Beveiligd naar de hemelreê. {bis)

-ocr page 65-

59

Daar zal geen vrees ous hart meer klemmeu, Daar zingen wij met blijder stemmen,

Geschaard om uwen zegentroon,

Uw naam tot lof en God ter eere:

Maria, Moeder van den Heere,

Wat zijt gij goed! Wat zijt gij schoon! {bis)

Nquot;. 24. Maria troost ons.

Andantino.

-1-

-V :T , .

%iJ 1

TT 1

--f=2-0

P t

lloe - der des Ilee - reu, \'k Wil U ver -

—lt;z=i-

ee - ren, O troost voor \'t hart in smart.

-Pi-

Hes - te der moed\' - ren, Schenk me al - 1c

51===^^

-S-

?i.i soed En

goed\' - ren. Wat zijt gij

-ocr page 66-

CO

l\'Clll. — —

quot; — — -

Fine.

Jr-----1—

; f= 1

---0

__^7 di

\'m/ ~ -| ^

=n

-C3-

zoet! Wat zijt gij goed en zoet! /«/•Eenigen.____^ _

Gij schenkt troost aan \'t be-draefd ge - wc-ten,

Gij komt tot ons in angst en nood.

:p-3 tr3==3=Sr=tïz*=z^—3

Gij slaakt des zon - daars ijz\' - ren ke - ten,

i: z±rz=trd—p—

En redt hem dus van d\'eeuw\'sren dood.

Uw zoete hand droogt af onz\' tranen,

Uw naam, zoo zacht, geneest ons wee, Ja zelfs nw ijv\'rige onderdanen

Doen blij op \'t kerkhof hunne beê. Moeder des Heeren, enz.

-ocr page 67-

61

Uw teecTre ziel kau \'t geenszins lijden,

Dat iemand hier ellendis: zij;

Gij komt met ons in \'t sterfuur strijden, En voert tot God ons naast uw zij. Moeder des Heeren, enz.

ü wijd ik dus, wat me ooit moog\' kwellen,

U draag ik al mijn kruisen op;

\'k Weet, dat mij niets dan kan ontstellen. Wijl \'k zoo de bron van weemoed stop. Moeder des Heeren, enz.

V. 25. Lofprijzing aan Maria.

Andante.

m /\'_

m--9m—1—•-—m---m—4-----\\

idzi;

Won-der van glo - rie-pracht! Won-der van ---v

Hi *1i]

moe - dermacht! LiefJ\'rijke aan - min - ni - ge.

4

-J--1—

--9-

---

d d d d -#-0-0-H

he - mei - sche vrouw!

Wie ik ten

-ocr page 68-

C2

gi=iaz:3

P-•-•--]—#--*--0--1

eenw\'-gen tijd, Uit heel mijn hart mij wijd,

□i r

wat

Al

lïe - ven,

Wil ik u

;n-zti

=p:

[j-eef ik ü nu. \'k Geef het vol

Zi=f=Z -p—1:~

—=1-

3=i 0--=/--

heb en ben,

--

vreug- de, Ma - ri-a! aan TI.

-ocr page 69-

63

SchulcTloos geborene, Eeuig-verkorene,

Gij, tot Gods Dochter en Moeder eu Bruid! lu al de maagdenrij,

Blonk uiet de reinste als Gij ;

Zelf koos de Heer U ten tempel zich uit; Gij, vlekkelooze,

Lelie en roze.

Pronk dezer aarde en der hemelen kroon! Hemel en aard\' biên Ü hulde op uw troou.

Gij, trouw-geblevene, En hoog-verhevene.

Gij, onze Leid-sterI gij licht op ous ueGr; Glories omwemelen Hoog in de hemelen U als het naast bij den troou van uw Heer; Gij door uw zoetheid.

Toonbeeld van goedheid,

„Moeder der liefde en genadequot; is uw lof: Zóó groet U de aarde en het hemelschc hof.

Gij, uw God barende,

Voedend, bewarende.

Moeder in vreugden en smarten zoo rijk. Was er ooit schuldige,

U, zoo geduldige Schuld\'looze Moeder! in lijden gelijk V

-ocr page 70-

64

Gij, uitgelezen,

Zalig geprezen Moeder en Maagd! geheel zuiver van smet, Gij zijt de Moeder, die zondaren redt.

Altijd zachtmoedige,

Minlijke en goedige.

Moeder van God! van geuade vervuld: Wil ach ons, zondigen,

Wil ons verkondigen,

Namens uw Zoon, de vergeving der schuld; Wil bij \'t verscheideu,

Wil ons geleiden;

Pleit bij des Rechters zoo vreeslijken troon. Pleit voor ons. Moeder! bij Jesus, uw Zoon.

1°. 26. Ter eere van Maria.

Allegretto.

2$ ^

d \' quot; 3^

—;

O beeld van \'t rein-ste le - ven. Ma-

ri - a, Jo-sefs bruid! Zoo wij ons hart U

-ocr page 71-

C5

f i

n i

—i—_ » j

-amp;k9--#-0—

yz—i----L—j

--]

ge - ven, Gij deelt uw guns-ten uit. Ach,

-d—i

i

\' » «

---1—

dat ik IT be - min - ne, in blijdschaj) en in

i

-P-/_

smart; Druk diep, mijn Ko-nin - gin - ne! Uw

-7-T

rfcit

heelt\' - nis in mijn hart.

O Josefs bruid, mijn Moeder!

Mijn trouwe toeverlaat!

Werd niet uw Zoon mijn Broeder,

Die nooit uw bee versmaadt? Ach, dat ik u beminne, enz.

Ach, was ik rein van zonden,

O vlekkelooze Maagd!

Ik zou uw lof verkonden,

Gelijk het u behaagt.

Ach, dat ik u beminne, enz.

5

-ocr page 72-

66

\'k Zou met uw trouwe scharen Eu \'t juichend hemelheer Mijn dankbaar lollied paren,

En jub\'len u ter eer. Ach, dat ik u beminne, enz.

Helaas! hoe moet ik klagen, Dat ik, onwaardig mensch, ü zoo niet kan behagen,

Als ik het vurig wensch. Ach, dat ik u beminne, enz.

Maar \'k wil mij alle dagen, Mijn Moeder! u ter eer, Godvruchtiger gedragen,

En dienen mijnen Heer. Ach, dat ik u beminne, enz.

FJ. 27. Toewijding aan Maria.

Andante. Joh. v. Leeuwen.

ƒ

Ik ben aan U! Ik ben

rquot;\'f_

4SJ2-4-

mmmm

Reeds ou - der \'t kruis, waar-aan de lust uws

-ocr page 73-

67

-4-F-S—3

r4=

har-ten, Uw Je - sus \'t grie-vendst leed duor-

mmimm

stond. Sprak Hij met bleek be - stor- ven ^----

ZfSZ=Z\'ZZl

-i=.

mond; „Zie - daar uw kind, o Vrouw van ƒ

-C~A

Ik

smai* - te!\':

U,

Ik ben aan li

—^ 7

1

ben aan

Ik ben aan TJ! ik ben aan U!

Heeds in den schoot van mijne lieve moeder, Maria, werd ik U gewijd;

Reeds toen bevaalt gij voor altijd Mij zelf, uw kind, aan d\' Albehoeder: Ik ben aan U! ik ben aan U!

U!

-ocr page 74-

68

Ik ben aan ü! Ik ben aan U!

Reeds van dien stond, toen mijne kinderlippen Zich \'t eerst ontsloten voor de spraak,

Maria! was \'t mijn zoetst vermaak,

Uw naam mijn mond te doen ontglippen.

Ik ben aan U! ik ben aan 17!

Ik ben aan U! ik ben aan U!

Ach, in dat uur, toen \'k aan \'t banket der Englen Voor de eerste maal mij heb gevoed,

quot;Wat was \'t mij toen, Maria ! zoet,

Uw naam met Jesus\' naam te meng\'len!

Ik ben aan U, ik ben aan U!

Ik ben aan U! ik ben aan U!

En sinds dien dag, boe menig duizend malen Mocht ik die opdracht van mijn hart, O Moedermaagd! in vreugde en smart.

Voor uwe beeltenis herhalen!

Ik ben aan Ü! ik ben aan U!

Ik ben aan Ü! ik ben aan ü!

Ach, Moeder! neen, doe mij mijn schuld niet boeten. Verstoot, verstoot uw kind toch niet,

Dat u een hart vol rouwe biedt En weenend neerknielt aan uw voeten.

Ik ben aan TJ! ik ben aan UI

-ocr page 75-

G(J

Ik beu aan U! ik ben aan U!

Ik geef ü thans mijn hart en ziel en zinnen. Wat mij ook op deze aarde beid\',

Niets, dat mij van uw liefde scheidt,

Neen, eeuwig wil ik U beminnen:

Ik ben aan Ü! ik ben aan U!

Nquot;. 28. Smeekgebed aaa den U. Josef.

-ocr page 76-

70

te

m

wij

mind, Ou - uit - spreek\' - lijk hebt be-ÜLf

m

miud. Heil\' - ge Jo - sef! vraag dat dun.

Hem be - min - neu, zoo als

m

~cd

S

Ittrrg.

mmm

gij. Heil\'-ge Jo-sef! vraat? dat wij Hem be-

-—■nzzzzjn

Hem be-

als

gij,

min - uen. zoo

dim.

i

:=!=

min - uen zoo als gij.

-ocr page 77-

71

HeiPge Josef! die uw Jesus

In uw stulpje met u hadt,

Vaak vau d\' arbeid tot Hem opziend. Stil en innig Hem aanbadt. (bis) Heil\'ge Josef! vraag dat wij }

Jesus dieuen zoo als gij. ƒ

Heil\'ge Josef! door Gods Zone

In uw ned\'rig werk verlicht,

Daar Maria \'t oog vol liefde

Op haar Kind en Bruigom richt; (bis) Vraag, dat in hun aanschijn wij

Ons verblijden zoo als gij.

Heil\'ge Josef! die in de armen

Van uw Bruid en Pleegkind stierf. En voor uw getrouwe liefde

\'t Jioou der eeuwigheid verwierf; {bis) Heil\'ge Josef! vraag dat wij ^

Zalig sterven zoo als gij. )

JS70. 29. St. Josef, voedstervader.

I

Leev Jo- sef, voed-ster - va - der Van

-ocr page 78-

72

\\»

0

Je-sus on-zen Heer, Wij tre-den bid-deud

na - der. En knie-len voor u neer. Gij

-ri2=4=^=^.

13—^— \'v\'i

liÉEij

draagt op va-der - ar - men, liet God\'-lijk Je-sus

zwzz: -ï— er- bar - men, O

. J __N

--é—«-^

:rt__

kind. AYil on - zer

dier-bre zie-lcn- vrind. Wil on - zer u er-

bar - men, O dier - bre zie-lcn- vrind.

-ocr page 79-

Richt, Josef! onze dageu

En schik ods verder lot Naar Jesus welbehagen En Godes heilgebod. Wil door uw zorg ons geven,

o Zeek\'re toeverlaat.

Dat we onzen roep beleven En heil\'gen onzen staat.

Wij snieeken u te gader,

Patroon van Nederland, Blijf, Josef! ons tot vader,

Bewaak \'t u dierbaar pand. Blijf altoos ons behoeder,

Eu toevlucht in den nood. Met Jesus en Zijn Moeder, Van nu tot in den dood. J

30. ïer eere van den H. Franciscus.

decus 310rum.

Andante molto. mf

5-:

i *

i

Frau-cis-cus, al - Ier deug-deu glans, Der

-ocr page 80-

74

: :=t=ti=|:zizrt=3

z\'hz slri

\'-ï—

Minil\'-ren lioofd, ge - niet ziju loon: In

^•EÉ^ö

U, o wijn-stok, leeft hij thans, Ver-

sld2:t:=fz

los- ser, Chris-tus, Go-des Zoou.

9

Verheugt u, broeders! Vader troont Als lid van \'s hemels burg\'reurij,

\'t Geween houde op, uw vreugd getoond.

De hemel stetnm\' zijn melodij.

Dat hij van de aard ten hemel ging,

Bewijzen wond\'ren veel en schoon;

Eu dus hij leeft, waut hij ontving Van Christus de eeuw\'ge lauwerkroon.

Voor al wat hij hier had beloofd Geniet hij nu de heerlijkheid,

Waar Gij met eer eu glaus zijn hoofd Bekroont, God van barmhartigheid.

-ocr page 81-

75

Schaart ii bij hem, betreedt zijn spoo:*.

Gij, die Egyptelaud ontwijkt.

Wijl, is hij gids, met uieuwen gloor Des Konings zegestaudaard prijkt.

Des Koniugs teeken siert dien gids

Zoo waardig hand en zijde eu voet: De nacht verdwijnt, door feller flits Wordt \'t licht der morgenster begroet.

Als trouwe gids, als sterrslicht

Geleidt, verlicht hij ons, en toont Het dwaalspoor, waarop onschnld zwicht. En waar de zaal\'ge vreugde woont.

Geleid uw kudde tot Gods stad.

Verdelg hun vijand, sluw en gram,

Geleid ons langs het smalle pad

Ten maaltijd van het godlijk Lam. Amen,

Nquot;. 31. ïer eere van den H. Antonius.

EN GRATULKMUK.

Andante. Joh. v. Leeuwen.

Ü

Komt, zin - gen wij met blij - den

-ocr page 82-

76

■H—

=1=

4 4

■ 1 -J—L -

- é

—:

die

lof Den God • mensch.

-V J

i:

3=

Ko-nin^ troont, In wiens ver - he - ven

=r

-

—1—1 i -

- r r-

—f-#—

glo - rie - hof An - to gt;1 3

-é^---

jui - chend woont.

Zijns Vaders spoor verlaat hij niet.

Maar streeft in al Franeisciis na, Om, als een heek haar bron ontvliedt. Te spreiden \'t water der genii.

Hij stroomt in \'t wijde en breede voort, Eq wie ten dood van dorst versmacht. Herstelt hij, door het zaalgend woord En \'s hemels dauw, in \'s levens kracht.

-ocr page 83-

77

Als zoou is hem een steuu, zeer hecht. Zijn vader, die de wonden draagt,

Die zich vertoont aan \'t kruis gehecht, Wanneer zijn zoon van \'t kruis gewaagt.

lu \'t strijdperk onder zulk een held Verwon hij zich, werd niet gedeerd;

Is nu, door geenen strijd gekweld. Als strijder met zijn hoofd vereerd.

Dat wij, die nog in \'t oorlogsland Steeds ijv\'ren om der vad\'reu kroon,

Getrouw aan onzen naam en stand. Met eer verwinnen smaad en hoon.

Dat dit de Vader ons verleen,,

Des Vaders Zoon, de HeiFge Geest,

De trooster met hun beiden een,

Die ons ten schepper is geweest.

F. 32. H. Antonius als Patroon.

Moderato. Jos. Beltjens.

quot;T-1 :

--1--V--

...

—^-fÊ. 0-J_

—d;--r—1-d—

An - to - ui-us Tan Pa - du-a! Zoo

-ocr page 84-

hei-lig en zoo goed, Wij lo-venGoil, Die

Fine.

door uw hand Zoo ve - le wond\'reu doet. V

Geen geur en kleur Vau bloe- men is Zoo mf

i

aan-ge-naam en fijn, Als voor een ziel Die

-mm

De liefde Gods En Godes eer Bewogen uwe tong,

Waardoor berouw En zaal\'ge vrees In alle harten drong.

Antonius van Padua, enz.

God be-miut. Uw sehoo-ne deug-den zijn.

I

=1=

# \'

-^=i=i

-ocr page 85-

79

Gij waart eeu schild, En zijt het nog,

quot;Voor de onschuld in gevaar; Al wie u bidt.

Wordt uwe hulp In eiken nood gewaar.

Antonius van Padua, enz.

Antonius,

Gij, menschenvriend, En vriend van God den lieer, Beschermer van Hem, die U smeekt, Zie gunstig op ons neer. Antonius van Padua, enz.

Al komen wij Ook telkens weer Voor vijand of voor vriend Of voor ons zelv\'.

Toon dat men u Niet vruchtloos eert en dient. Antonius van Padua, enz.

-ocr page 86-

80

Jïquot;. 33. Jubellied.

AAN DE HH. MARTELAREN VAN GORKUM.

Joh. v. Leeuwen. ƒ Allen.

Moderato.

i

PT-\'—

Tot u, o

.y, - - - - - - (

7 J J

Gor- kum\'s Hel - deu - tal! Weer -kliu - ke

3==£--

-J-

luid mijn lof - ge- schal; Tot u, door

i

wie mijn ziel ont-gloeit. Van dank-Vren Fine. 3

i

ja - hel o - ver vloeit. p Eenigen.

lê:

Ge - denk ik, hoe ge op on - zen grond, U -

-ocr page 87-

81

fiSn -r~i 1

y. j. h

■ - , j -

juich als ge in den dood niet buigt. Maar

gt; ^ H- -J

»• « J •

quot;TO- quot; -*-

r . —i—

trouw voor \'t Hoofd der

Kerk ge - tuigt. Dat P

V , —r 4—J -

.

-W i- S—- *

I-V-—!--/---

Pi - us, die u

hei - lig roemt. Ook G

h-e----j---i—I--1----N--:---—

-ocr page 88-

82

1

Ik juich gt; als gij zoo onversaagd Maria Moeder prijst en Maagd, En onze en \'s Hemelseh Koningin; Verrukt stemt heel mijn ziel liet in! Maar sterft gij voor \'t Geheimenis, Waar Jesus zelf ons voedsel is. Dan naamloos is mijn ziel verblijd. Dat ik het ook met n belijd.

Tot u, o Gorkum\'s Heldental! enz.

Dat ik met u één God, één Heer, Eén Geest, één lichaam, doop en leer In d\'ééne Moederkerk beken. En onverdiend haar kind ook ben.

Drie eeuwen vloden sedert heen, En ons en uw geloof is één.

O voer\' het, bij één hoop, één min. Ook ons uw Kerk der gloire in ! Tot u, o Gorkum\'s Heldental! enz.

-ocr page 89-

88

Nquot;. 34. Voor de overlecleneii.

Joh. v. Leeuwen.

Andante. _V__

HS—

«-1-

-A-

ü

Heil\' - ü:e Va - der! u - we kin-d\'reu

zizz

-i=\\-

A—----

-•±=^izz£zr:

Zuch - ten thans in \'t va - ge- vuur:

=i=!=tr-

Wil hun sinar - ten toch ver - min-d\'ren,

ij—-1--0-

5—\'J-—ÏZ----•-

Schenk ver - ge - ving in dit uur.

-b-H-

Ach! ont - ferm U; wees ge - na - dig;

0 ik i x

frf\\ P—Ir----i-\'----^—

-\\(y—12* -•-1---1--

i- ra

Red - diug, Heer! maar niet te laat;

-ocr page 90-

84

stzjiz

=1=

It

Zij ver- zuch - ten ook ge - sta - dig

fi -J

•N i

fr\\- i

-*—!—j_n

*/

Ach! ver-zacht ons lij - dens- staat.

Goede Vader, wij verlangen

En wij smeeken onvermoeid,

Om decz\' éene gunst te ontvangen:

Breek de kluister die hen boeit. Wij, wij willen hen bevrijden;

Om het bloed van Uwen Zoon, Om zijn dood en bitter lijden,

Vader, voer hen naar uw troon.

\'t Zijn uw dienaars, \'t zijn uw kind\'ren,

Die Gij, goede God! kastijdt;

Wat toch kan huu smart vermind\'ren?

Onze harten zijn bereid!

Zie op Jesus nogmaals neder;

O! die naam is Ü zoo zoet;

\'t Klinkt ook voor uw hart zoo teeder: Jesus\' wonden, Jesus» bloed.

-ocr page 91-

85

O Maria! hoor ouz* zangen,

Hoor ons smcekeu gunstig aau.

Gij vervult steeds ons verlangen, Doe wat ge altijd hebt gedaan.

\'t Zijn uw kind\'ren, die Ü smeeken Voor uw kind\'ren, heilige Maagd;

Wil hun boeien toch verbreken,

Schenk hun. wat ons hart U vraagt.

Gij, Maria! zijt vermogend Bij uw Jesusquot;, onzen Heer!

Jesus! zie ook mededoogend Op die arme zielen neer.

Heilige Vader! schenk haar vrede, Schenk haar Jesus, schenk haar ü:

Dit zij onze laatste bede.

Ach, verhoor, verhoor ons nu.

F. 35. Te Deum

Maestoso.

rfa-A-A-----N--\\--- 1---ï

-*■ \'


Groo - te God! U lo-ven wij, Ou - be-

bz

j»aald is uw ver - mo - gen:

-ocr page 92-

8G

\'t aard - rijk op - ge - to - gen;

*

=P=!

v—s—•«-5—

Gij bestoudt vóór al - len tijd, Blij- Ten-

fr)ï # \' T éf

----1—=—*-#—a--

: », j—7 ^ h \'

1.^2---L--

stoudt vóór al - len tijd. Blij - ven-

-é-i—ö— ■

de eeu - wig, wat gij zijt.

- - i

-ocr page 93-

87

Alles heft een lollied aan !

Cherubijnen, Seraphijueu,

Daizendc engelen, die staan Kond uw troon, om U te dienen.

Alles roept U, nimmer moê.

Heilig, heilig, heilig toe.

Al wat op uw vruchtbaar woord, Groote G od der legerscharen ,

Uit het niet sprong dankend voort, Alle schepselen , die ooit waren ;

Hemel, aarde en oceaan.

Alles heft eeu danklied aan.

Op verrukkelijken toon Zingt het heer der uitverkoren, Neergebogen voor uw troon,

ilartelaa rs , Apostelkorcn,

Alles juicht in lofgeschal: quot;) ^ Opperkoniug aan \'t heelal. )

Grondkracht, waarop \'t aardrijk draait, Door wiens hand ontelbre zonnen

Zijn door \'t maatloos ruim gezaaid, Hoort Ge uw lof, o Onbegonnen,

Een\'ge Vader vau \'t bestaan.

Door de Christ\'nvn citer slaan ?

his.

-ocr page 94-

88

Lof \'t Drievuldig in persoon, \'t Ecnig onbesefbaar Wezen,

Tiof U, \'s Vaders ecu\'geu Zoon, Op den zelfden toon geprezen;

Lof U, Geest! die \'t al vervult, Waart en- zijt en wezen zult. ƒ

Gij, des Vaders eeuwig Woord,

En fe Bethlehem geboren.

Gij, dien eene Maagd bracht voort, Door U zelv\' daartoe verkoren , Gij vergoot uw dierbaar bloed, Jin verwierft ons \'t hoogste soed. ) 1 \'

Aan des Vaders rcchlerhand Zijt Ge in heerlijkheid gezeten,

In ontzaggelijken stand Zult Gij, Rechter, ons geweten, Na het laatst trompetgeschal, ^ Openbaren aaa \'t heelal. ƒ

bis.

Sta dan uwe dienaars bij, Die voor ü en met ü strijden,

Die Gij met uw bloed kocht vrij Toen U Golgotha zag lijden;

Stel ons na dit tranendal Onder \'t juichend Eng\'lental

-ocr page 95-

89

Zie uw volk genadig aan,

Help het; zegen, Heer! uw erve.

Leid ons op de rechte baan, Dat geen vijand ons verderve;

Open ons de gloriezaal, ^ ^ Wij zijn uwe zegepraal. )

Alle dageu zullen wij Uwe wondere goedheid prijzen,

Aan uwe opperheerschappij Eindeloozeu dank bewijzen.

Help in d\'allerlaatsten strijd. \\^-s Wie uw heil\'geu Naam belijdt. J

Zoete Jesus, ouze Heer,

Stort meedoogend uwen zegen Op de christenvolkren neer. Zie. ons hart klopt onverlegen;

Op ü, Jesus, hopen wij. ) ^ Dat die hoop nooit ij del zij ! ƒ

GKLOOFD ZIJ JESUS CHRISTUS.

-ocr page 96-

90

Tantum-Ergo, Nquot;. 1. (geegoriaansch.)

-ocr page 97-

91

Genitori Genitoque Laus et jubilatio,

Salus, honor, virtus quoque Sit et benedietio,

Procedenti ab utroque Compar sit laudatio. Amen.

Ve -

Ïantum-Ergo, Isquot;. 2.

Moderato.

Tan-turn - Er - go Sa - era - men-turn.

EP

ne - re - raur eer- nu - i,

idzznr H H ~ir:

-i j I •-i-«

Et an - ti - quum do - eu - men-turn,

-ocr page 98-

93

-----V ......

No - vo ce - dat

n - tu - i,

\'Ê

it=:

l\'raes- tet fi - des sup - pie - men- tuin,

9—*-\'\'

Ken - su - urn de - fee - tu

i

Sen - su - um de - fee - tu - i.

ïautum-Ërgo, F. 3.

Moderato.

^ÊÈrnÊmmmm

Tan-turn-Ei* - go Sa - era - men-tam,

=t

-ocr page 99-

93

--:---;^s--;--J

P

9 \'■ m F

vviy 1

v # 1

Ve

ne

re

- mur

eer

nu - i.

fP—J. jr—** \'^xjE^EE^

El an - ti - quum do - cu - men-turn,

gt; , i ----------.

#

--W-\' J ^ r

-t=4f—r——-

No - vo ce - dat ri - tu - i,

-ir-t—s--^—fc—^1-1—

- ——l__lj==

(nf ■ \'-P- ^ 3 \'

-0-^,-s--

Praes-tet fi - des

sup - pie - men - turn,

:^=É==j=zzlE^^j^fc—«---

Sen - su - urn de - fee - tu - i.

-ocr page 100-

94

Tantum-Ergo, F. 4.

Joh. v. Leeuwen

Andantino.

JP_

=1:

---T-

4=

3^

Tan- turn - Er - go Sa - era - men-tum.

m=.

=\\==-

*9-*-

nc - re - rnur eer - uu - i,

Ve

■quot;Tj- .

r quot;^r-:

_

i^\'o - vo - ee - dat ri - tu - i,

Eenigen.

V

,=±=t==j=

-ItI-

ir:—__

=i---1-

Praes-tet fi - des snp-ple - men-tum.

-ocr page 101-

95

=1=:=^=

—0____Sicl__

Sen - su - um de - fee - tu - i, Allen.

==!=]=:

=1=

Praes- tet fi - des sup - pie - nieu-tuni,

i

Sen - su - um de - fee - tu - i.

Tantum-Ergo, Nquot;. 5.

Joh. v. Leeuwen.

Tan - tuin - Er - uro Sa - era - men - turn.

=p=ï=-=3=

Ve - ne - re - mur eer - nu - i,

-ocr page 102-

96

fj 5

lit

II\' I

----

---—

- - O l-S^-

Et an - ti - quum do - cu - meu - tum,

Allen.

ro — ^

: H 4-

J J

Praes - tet

4.—lt;=— fi - des

4—1---

sup - pie

-

men- tum.

4L? -

\\--1—i-

i

fa -t ■=

—lt;=!-c-.-

--- • —

Sen - su -

um de -

fec - tu

i.

-ocr page 103-

97

Tantum-Ergo, N0. ö.

Joh. v. Leeuwen.

mf

Tan - turn - Er - go Sa - era - men-tum.

=t=;

Et au - ti - quum do - cu - meu -turn,

y ,quot;quot;quot; quot; .....

quot;tin

------

mv——r—

-vJi--1---

—i—

■ 1—H-

k

No- vo ee - dat ri - tu - i,

fa • J

E

1

lL. 111

^ -4 -j

\\w

iW

n- ^

Praes-tet fi - des suji-ple - men-tum,

7

-ocr page 104-

98

=±1

=i==t:

Sen - su - um de

Sen - su - um de - fee - tu - i.

LOFZANG.

Htiibat Mater I.

fee - tu - i,

—|--j---1

-i—

1 \' S - , ■ 11

1 gt; gt;-. . 1

W # • . •

......-

*:

Als haar Zoon daar ster - vend hing j

-ocr page 105-

99

Eu haar door het zuchtend harte, Overstelpt van wee eu smarte,

\'t Scherpe zwaard der droefheid gin

Is \'t niet droevig te aanschouwen De gezegendste aller vrouwen.

Moeder van Gods eeuig kind? Die vol droefheid, \'t hart benepen. Bevend Hem zag aangegrepen.

Dien haar hart zoo schuldloos vind

Wie der menschen zou niet weenen. Die deez\' Moederborst hoort stenen,

In dit grievend zielsverdriet\'? Is \'t wel inooglijk zonder snikken Zulk een Moeder aan te blikken? Leed zij ook niet Jesus niet?

Voor de zonden van de Zijnen Zag zij Jesus in de pijnen,

Onder felle geeselstraf;

Zag haar lieven Zoon hier lijden, Gansch verlaten, stervend strijden, Totdat Hem de geest begaf.

Geef, o Moeder! bron van liefde, Dat ik voel, wat leed u griefde, Dat ik weenend met u klaag;

-ocr page 106-

100

Dat mij \'t hart ontbrand\' van binnen, Door mijn Christus te beminnen,

Opdat ik aan Hem behaag.

Heilige Moeder, druk de wonden Des Gekruisten voor mijn zonden,

Druk ze mij diep in het hart:

Moge ik recht het lot beseffen,

Dat uw Zoon voor ons moest treffen. Moge ik deelen in Zijn smart.

Laat de droefheid om uw lijden.

Om de smarten van U beiden,

Mij verzeilen, waar ik ga.

Laat ik op den Kruisdood staren En diens indruk wel bewaren,

Waar ook ik mijn\' oogen sla.

Maagd der Maagden, hoog verheven. Wil mij thans niet tegenstreven,

Laat mij met u droevig zijn.

Laat mij Christus\' Kruisdood dragen. Overwegen al Zijn slagen,

Al Zijn lijden en Zijn pijn.

Laat mij voelen Zijne Wonden lu Zijn Kruisdood zijn verslonden, Om de liefde van uw Zoon.

-ocr page 107-

101

Gauscli ontvlamd, in liefde outstokeu, Worde ik door u voorgesproken Voor des strengen Rechters troon.

Dat het Kruis mijn schild mag wezen, Christus\' dood mij niets doe vreezen,

Maar van Zijn genadetroon,

Als de tijd komt van te sterven,

Mijne ziel alsdan mag erven

L)e Hemelvreugd tot eeuwig loon.

Stabat Mater 11.

i, i_mL___

lt;1—J 1-4—1

Naast \'t kruis met wee - nende^oo-gen.

I

Stond de Moe - der diep be - wo - gen,

=1=

A.ls haar Zoon daar ster- vend hing;

-ocr page 108-

102

m Stabat Mater III.

FV---------.=T-------O* \'

Stond de Moe-der diep be - wo - gen,

A M E N.

-ocr page 109-
-ocr page 110-
-ocr page 111-
-ocr page 112-
-ocr page 113-