----sf—-J»—■—
bij het treden in hooger beroep, ingediend bij de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk,
DOOR
JAKOB EIGEMAN,
Predikant in Dortlrecht.
Laat alle dingen eerlijk en niet onle geschieden.
Paulus.
H.
Te Dordueciit, bij
J. KO EB F^UGG E. 1880.
bij het treden in hooger beroep, ingediend bij de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk,
DOOR
.1 AKO H E 1 G E M A N,
Pvcdihunl te Donlvechl.
l.ant alle (linden eerlijk nu met orde Reselliedeii.
l\'An.rs.
Te Dordukciit, hij
H. J, KOE BRUGGE. 1880.
SNriLPKRSDIU\'KKKIUJ : H. W. VAN KI I.IKIIOV, DOKDRKCUT.
i
Omdat de zaak der Dordtsche kwestie de zaak der Gemeente is en alzoo een zaak van openbaarheid moet zijn, heb ik gemeend, (dien, die tot haar in betrekkimj staan of belamf in haar stellen, ook de gelegenheid te moeten geven, om kennis te maken met de Mi \'morie, door mij ingediend bij de Synode der Nederlandsc/ie Hervormde kerk, hij mijn treden in hooger beroep, ten einde verniet ig ing te erlangen van het vonnis — de schorsing voor een jaar — door de Synodus contracta over mij uitgesproken. Opdat ieder er des te gemakhei ijker over zou kunnen oor deelen, heb ik er het vonnis-zelf als Bijlage aan toegevoegd.
de Synode der Nederlandsche Hervormde kerk.
Ingevolge de akte van schorsing, mij den 28en Augustus j. I. van de zijde van de Synodus contracta geworden, en liet recht, mij, naar art. 33 van het Ueglement voor Kerkelijk opzicht en tucht verleend, heb ik den lieer Sekretaris Uwer vergadering binnen den gestelden termijn van 14 dagen te kennen gegeven, dat ik van de uitspraak der Synodus contracta in hooger beroep wenschte te treden, onder kennisgeving daarvan aan den lieer Voorzitter van laatstgemeld kollegie, en ouder overlegging aan den Heer Sekretaris voornoemd, 1° van de orgineele akte der schorsing, 2° van een door vijf aanzienlijke gemeenteleden, van verschillende godsdienstige richting, onderteekende verklaring van onvermogen, aan den voet waarvan door den Heer waarnemend Burgemeester van Dordrecht getesteerd is, dat bovengemelde Heeren allen als geaccrediteerde personen bij hem bekend staan.
Thands heb ik de eer, U, naar het recht, mij in art. 56 Reglement voor Kerkelijk opzicht en tucht verleend, door middel van de Memorie, behoorlijk door mij onderteekend, de gronden te kennen te geven, waarop mijn verzoek tot vernietiging van bovengemelde schorsing berust, Lopende, dat zij door ü der overweging waardig zullen worden gekeurd.
M IJ N A P P K L.
Met de meest-uiogolijke bescheidenheid neem ik al dadelijk de vrijheid, U te vragen, of wat door mij geschied is, inderdaad, naar art. 48 van het Reglement voor Kerkelijk opzicht en tucht, mag worden gerekend te behooren tot » d e geruchtmakende b e z w aren van e r g e r 1 ij ken aard;quot; met andere woorden: kan doorgaan voor immoraliteit, verzuimen vergrijp in de dienst, voortvloeiende uit onverschilligheid, willekeur, rustverstoring, onwettigheid, heerschzucht of andere onreine bronnen, in één woord: voor al wat den naam van wangedrag verdient?
Had de Synodus contractu, gelijk vroeger het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland, in deze niet moeten letten op het beginsel, dat in de Dordtsche kwestie overheerschend is, namelijk: verzet tegen art. 38 nieuw van het Reglement op hot godsdienstonderwijs; en dat, uit kracht van de Christelijke consciëntie, getoetst aan Gods Woord, en in verband met de Belijdenis onzer Kerk en art. 11 van het Algemeen Reglement?
Zijn alle handelingen van den ondergeteekende, die hij gemeen had met onderscheiden predikanten en kerkeraadsleden in ons Vaderland, inderdaad wel uit eenige andere bron voortgevloeid?
Was dat niet de eenige reden, waarom de ondergeteekende do schorsing der Ouderlingen niet erkende, vergadering met hen hield, lidmaten met hen aannam en inzegende, en bovendien de interveniëntio van hot Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland niet honoreerde, geen avondmaal houden kon met en geen attestation afgeven kon aan hen, die, naar zijn inzicht, op illegale wijze tot de gemeente waren toegetreden?
Had de Synodus contracta daarmede geen rekening moeten houden, bij het toepassen van een tuchtmiddel; en niet een weg moeten inslaan, die niet slechts méér den toets der humaniteit Icon doorstaan, maar waarop u meer do geest der liberaliteit tegonademde: dor liberaliteit, die—gelijk men nu eenmaal in onze Hervormde kerk wil — niemands godsdienstige overtuiging aan banden verkiest te leggen?
Heeft de ondergeteekende zich nóóit •— hetzij met ootmoedige dankzegging aan God betuigd — op maatschappelijk of kerkelijk gebied, als
O
M ij N A i\' i\' i; i
herder of leeraar, ecnige straffe waardig gemaakt in dc vier gemeenten, die hij achtereenvolgens gedurende zijn bijna 21jarigen Evangeliearbeid lieeft gediend; de vraag is: heeft hij zich die dan nu waardig gemaakt? Of was het vergrijp, dat hij, naar liet oordeel van het 1 [ooger kerkbestuur pleegde, maar niet louter in zijn kwaliteit als lid en Voorzitter des kerkeraads, en betrof het alzoo, niet de plichten aan ziju Evangeliedienst verbonden, maar blootelijk vermeende overtreding van eene of andere reglementaire bepaling in zake van orde en rusty
Is dit alzoo; mag men dan op hem — verondersteld, dat hij zich zelfs in het vuur van den strijd ware te buiten gegaan — een straf toepassen, die het naast grenst aan de zóó onteerende straf der afzetting, en zijn talrijk gezin — als ware hij een groot onverlaat voor God en menschen — tot de diepste diepte doen afdalen, eeniglijk, omdat hij naar de stem zijner consciëntie, in verband met Gods Woord en de Belijdenis der Kerk, meende te handelen?
Wat zoudt Gij, HoogEerwaarde Heeren! er wel van zeggen, als wij, die Gods Woord en do Belijdenis der Kerk liefhebben, maar nu eenmaal voor iiliberaal doorgaan, ons zóó plaatsten tegenover alles wat onder onze macht stond, maar er in tegenspraak mee handelde?
Hebt de goedheid, en herleest onder anderen deze considerans en de daaruit „voortvloeiendequot; conclusie van het vonnis eens: „Overwegende, dat do Heer Eigeman, gewezen op de verwarring en wanorde door hem aangerigt of, waar die reeds bestond, veeleer door hem in de hand gewerkt dan tegengegaan ......niet tot erkentenis van het verkeerde zijner handelingen is gehragt, daar elke vermaning en terechtwijzing in den geest der broederlijke liefde afstuitte op een beroep op zijne consciëntie, die hij in overeenstemming verklaarde te wezen met Gods Woord en de Belijdenis der Kerk, verklaart den Heer Jakob Eigeman, Predikant bij deNederduit-sche Hervormde gemeente te Dordrecht, schuldig aan verstoring van orde en rust,quot; enz.; met andere woorden: omdat do Heer Jakob Eigeman, naar zijne consciëntie, in overeenstemming met GodsWoord
7
M IJ N A 1gt; P K T..
en de Belijdenis der Kerk gemeend heeft te handelen, wordt hij schuldig verklaard aan verstoring van orde en rust, voor een jaar tot werkeloosheid gedoemd en in al zijne kerkelijke betrekkingen geschorst, zonder dat hem eenig middel van bestaan overgelaten, ja! zonder dat zelfs één motief aangegeven wordt, tot staving van het recht, om dit laatste aan de reeds op zich zelf zóó zware straf te verbinden.
En dat, waar in ons kerkgenootschap ergerlijke zonden, tegen Gods Woord en de consciëntie in, gepleegd, of oogluikend toegelaten 5f met de ügtst-mogelijke straffe gestraft worden!
\'t Is waar, de o11dergeteekende heeft gezondigd tegen de reglementen der Kerk, maar - om geen andere reden, dan de ze, dat hij niet meende te mogen zondigen tegen de verklaring, door hem afgelegd, naar art. 2G van het Reglement op het examen ter toelating tot de Evangeliebediening, waarop zich de Synodus contracta beroept.
\'t Is waar, hij heeft gezondigd tegen de reglementen der Kerk, maar juist, omdat hij „oprechtelijk, naar het grondbeginsel der Christelijke kerk in het algemeen en der Hervormde kerk in het bijzonder, Gods Heilig Woord, in do Schriften des Ouden en Nieuwen Verbouds vervat, van gantscher harte aannemen en oj(rechtelijk gdooven bleef, en des zins en willens, den geest en de hoofdzaak der leer, welke in de aangenomen formulieren van Eenigheid der Nederlandsche Hervormde kerk begrepen is, getrouw te blijven handhaven, den gantschen raad Gods, inzonderheid Zijne genade in Jezus Ciiuistus, als den eenigen grond der zaligheid, ernstig en van harte, naar de gave, hem geschonken, aan de gemeente wenschte te blijven verkondigen.quot;
Hij heeft, gelijk vele kerkeraadsleden en predikanten, gezondigd tegen art. 38 nieuw, omdat hij getrouw wenschte te blijven aan art. !38 oud, in verband met het reeds aangehaalde art. 11 van het Algemeen reglement, waarop hij zijne heerlijke amptsbediening méde aanvaardde, en waarin nog immer sprake is van .,de handhaving der leer.quot;
Dat de ondergeteekende, naar luid van de akte der schorsing, op min
8
II l.i N A P i\' Ê I,.
of meer onbestemde wijze beschuldigd wordt, dat hij anderen opgewekt heeft, om hem in ■zijn verzet tegen de kerkelijke reglementen en verordeningen te steunen, kun en mag hij niet toestemmen; wèl heeft hij steun gezocht en tot op zekere hoogte gevonden bij hen, die, op grond van Gods Woord, niets anders dan hij, verlangden; maar — nóóit heeft hij dit langs den onheiligen weg van »proselietenmakerijquot; gedaan: Scriba, kerkeraads- en gemeenteleden zijn, door niets anders dan door eigen overtuiging geleid, den weg van verzet met hem opgegaan.
Als de ondergeteekende de schare niet veeleer neergezet, en aangetoond had, dat zij en hij de Machten, naar Gods Woord over hen gesteld, te eerbiedigen hadden, zou hij zich, al dadelijk mi zijne provisioneele schorsing, door een ontelbare volksmenigte naar den kansel in ééu der kerken hebben laten leiden, niet vóór ééne kerkelijke rechtbank verschenen zijn, zich zelfs niet voor de geringste saraenspreking met het Hooger kerkbestuur hebben laten vinden, enz., enz.
hiii toen van de zijde van de Kommissie der Synodus contractu de eindvraag ter ure des verlioors lot den ondergeteekende kwam , of hij van plan was, zich verder tegen de kerkelijke reglementen en verordeningen te verzetten, luidde immers zijn andwoord in dien zin ontkeunend, dat hij op den ingeslagen weg van verzet wèl zou willen, maarniet kon voortgaan, onder anderen, aangezien hij thands voor de overmacht bukken moest.
Jviet eéu weldenkend man — ook Gij niet, HoogEerwaarde Heeren ! — kan hem ten kwade duiden, dat hij dit laatste onmiddellijk aan zijn andwoord toevoegde, aangezien hij liever zóó niet zou gesproken hebben, maar, door den drang der noodzakelijkheid daartoe gedrongen, zóó spreken moest: immers, indien hij er dit niet — hoe vermetel het ook scheen !— aan toegevoegd had, zou hij ten onrechte het bewijs geleverd of althands den schijn op zich geladen hebben, dat hij óf eensklaps van beginsel veranderd was of nóóit een beginsel gehad had?
/ooals Gij dus bespeurt, heeft hij zich, zonder nogthands onbescheiden te willen zijn, eerlijk uitgesproken.
m ij n a p j? è l.
En, gebiedt nu eene gezonde jurisprudentie ter eener zijde, dat de Overheid zorgvuldig het oog gericht houdt op hem, die, alleen door den drang der noodzakelijkheid gedrongen, voor vermeend kwaad bewaard wordt; eene gezonde jurisprudentie verbiedt ter anderer zijde ook, dat men hem castigeert voor wat hij •— zonder het feitelijk te hebben gedaan — zou doen, als het in zijn macht was.
En toch, de Synodus contracta heeft zóóveel gewicht gehecht aan laatstgemelde verklaring van den bezwaarde, dat zij, ten gevolge daarvan, niet geaarzeld heeft, zijn straf ongemeen te verzwaren.
Hoe, vraag ik U, HoogEerwaarde Heeren! had men — de zaak uit dat oogpunt beschouwd — dan wel moeten handelen met Dr. A. 15. van deii Vies, predikant bij de Waalsch-Hervormde gemeente te Breda en negen zijner geestverwanten, wier woorden reeds tot daden zijn gegroeid ?
Wat schreef gemelde predikant met ronde woorden in zijn „Openbare brief,quot; aan U gericht?
»Ik acht mij verplicht, U mede te doelen, dat ik mijn non-possumus-verklaring nog volledig handhaaf, en met betrekking tot de drie punten, welke ik hierboven besproken heb, mij zeiven die vrijheid toeken, welke wij (modernen!) te vergeefs van U hebben gevraagd. Daar ik de bepaling van art. 11 Algemeen reglement, betrekking hebbende op de handhaving der leer, strijdig .acht met het Christelijk-Hervormd karakter der Kerk, beschouw ik haar voortaan als niet geschreven. Wat de verklaring in art. 27 Reglement op het examen betreft, hoewel nog niet bewust, aan haar ontrouw te zijn geworden naar den zin, welken ik destijds gemeend heb aan haar te mogen hechten, wraak ik elke supranaturalistische interpretatie dier formule, en wijs elk vermoeden, alsof ik haar in zulk een zin zou willen onderteekenen, beslist af. Eindelijk verklaar ik, dat ik, na in 1877, onder afwachting van de beslissing der Synode van dat jaar, geen lidmaten te hebben aangenomen, sedert weer, in overleg met den kcrkeraad mijner gemeente, lidmaten heb aangenomen en bevestigd.
10
11
zonder gebruik te maken van de vragen, voorgeschreven iu art. 3 0 Reglement op liet godsdienstonderwijs, en ook in liet vervolg mij die vrijheid zal blijven veroorloven. »Ik beu mij bewust, M. H.! (zóó eindigt Dr. vax men Vies /.ijn openhartig schrijven) dat deze verklaring, evenals een soortgelijke van een negental mijner geestverwanten , aan allerlei critiek zal blootstann, en ik durf zelfs niet gissen hoe zij door U zal worden beoordeeld. Men heeft haar als een daad van revolutie gequalificeerd. Welnu, het zij revolutie! Maar —- revolutie tegen halfslachtigheid, tegen onwaarheid, tegen den Catholieken zuurdeesem in onze Nederland?che Hervormde kerk. In dien zin ben ik er trotsch op, mij aan de zijde der revolutie te scharen.quot;
Eu, HoogEerwaarde Heeren! ofschoon hij cn anderen zóó schreven, spraken en handelden, werd hun nogthaids tot op den huidigen dag toe vergund, ongestoord hun weg te vervolgen.
En nu de ondergeteekende aanvankelijk de vrijheid heeft genomen, die hem dan ook trouwens Uw rechtsgevoel toekennen zal, om op daden te wijzen, wil hij als ter loops nog een enkel ander voorbeeld aanhalen.
In den jare 1878, toen de welbekende Belijdenisvragen ter sprake kwamen, verklaarden al de moderne predikanten op de Klassikale vergadering, te Alkmaar gehouden, als een éénig man, dat ze voormelde vragen nóóit gedaan hadden en nimmer zouden doen, terwijl, staande do vergadering, daarvan aan de Synode der Ncderlandsche Hervormde kerk vruchteloos bericht werd gezonden.
In den jare 1870 klaagde de kerkeraad van Alkmaar dien van Oudorp aan, omdat deze zeven leden uit eerstgemelde gemeente aangenomen had, wel niet zonder dat hun het gewone bewijs van goed gedrag geworden was, maar — zonder dat hun de voorgeschreven vragen gedaan waren.
En toen de kerkeraad van Alkmaar in deze als aanklager optrad, werd hij zelfs tot in het hoogste ressort niet ontfaukelijk verklaard.
Nog een feit, dat zeer onlangs plaats had, worde hieraan toegevoegd. Ds. J. Hei,deb, predikant te Wijnaldum, Klassis Franeker, nam
12
vier personen uit de gemeente Tzunnnariim tot lidmaten aan, waaronder één, die nog niet gedoopt was, maar tot voorwaarde stelde, dat hij wel aangenomen maar niet gedoopt wensehte te worden, wat door ge-molden predikant, in strijd met de bepalingen der Kerk, toegestaan werd.
De rechters, in het Klassikaal bestuur van Franeker gezeten, gingen te rade met de betrekkelijke wetteloosheid, waarin onze Nederlandsche Hervormde kerk verkeert, en lieten den irreglementairen prediker den vrijen loop.
En waar zouden we eindigen, HoogEerwaarde Heeren! als we U gingen wijzen op alle mogelijke ingrijpende wetsovertredingen, niet alleen van formeelen, maar ook van materiëelen aard, die,\'ofschoon ze ook U bekend zijn, straffeloos toegelaten worden.
Dit zij echter zóó, maar — waartoe dan geduld, dat de ondergetee-kende zóó streng gevonnisd wordt: hij zondigde immers hoogstens tegen den vorm, en niet tegen het materieele beginsel der Nederlandsche Hervormde kerk; niet tegen ,,de belijdenis van Gods volstrekte opperheerschappij, inzonderheid van Zijne vrije genade Vquot;
Nog eens: waartoe geduld, dat de ondergeteekende, die, wat hij ook moge verricht hebben, als in strijd met enkele bepalingen van formeelen aard, bovendien toch ook de laatst-gehouden kerkeraadsvergadering, waarop door het Hooger kerkbestuur zóóveel gewicht gelegd wordt, niet voor
O o o O
officieel heeft laten doorgaan, tengevolge van de houding, die do Ouderlingen meenden te moeten aannemen; nog eens: waartoe geduld, dat hij, ondergeteekende! nu juist zóó streng gestraft wordt?
De Dordtsche kwestie gaf aanleiding tot een menigte in regiem en tan-feiten, wier getal geen einde heeft: de eerste wettige Maandvoor/.itter des kerkeraads, bijvoorbeeld, verzuimde al dadelijk den kerkeraad op offi-ciëele wijze bekend te maken met de schorsing der Ouderlingen; andere predikanten lieten en laten zich herhaaldelijk assisteeren bij het inschrijven en afgeven van attestatiën, bij het houden van kommissoriale vergaderingen, ter ure van avondmaalsviering en huwelijksinzegening, door ge-
MIJN A PP KL. 13
schorste Ouclerliugeu; leden van hot Provinciaal kerkbestuur van Zuitl-Holland, te Dordrecht verschenen, om langs reglementairen Aveg te doen wat des kerkeraads was, hielpen, in spijt van art, 38 nieuw, nieuwe leden aannemen op art. 3 8 oud, terwijl zelfs voor eenigeu, die van buiten af aangenomen werden, het vereischte bewijs van goed gedrag niet eens scheen noodig gekeurd te worden; en, om nog van den laatsten tijd te spreken, de bij huishoudelijk reglement bepaalde stemming van leden voor het kies-kollegie te Dordrecht en de daaraan voorafgaande voorbereidende maatregelen niet plaats haddon: eenvoudig, omdat ze, in spijt van de rechten der gemeente, in gemeenschap niet gemeld Hooger kerkbestuur, a fg e s t e m d werden.
I )och even straffeloos als het vermeende kwaad plaats had, begaan door die leden van liet Provinciaal kerkbestuur van Gelderland, die wingerden de Minute, behelzende de schorsing der Ouderlingen, te teekenen; even straffeloos als de Dordtsche Ouder]iugcu immer voortgaan bleven op den weg van verzet; even straffeloos hadden al de genoemde feiten plaats, ofschoon het nu en dan niet minder dan onwettelijkheden waren, die dieper dan ooit ingrepen in het hart onzer Nederlaudsche Hervormde kerk.
Maar wie werd gestraft, strenger dan iemand gestraft; en dat, naar Uw eigeu rechtsgevoel U zeggen zal, om veel ondergeschikter zaken V
De ondergeteekende.
Werd zijn amptgenoot, die toch, evenals hij, vrijwillig en geheel uit eigen beweging, den weg van verzet met hem opging, slechts voor een maand geschorst; hij voor een jaar.
En, ofschoon ter eener zijde waar is, dat de vermeende zonde van het Scribaat mogelijk werd gemaakt door de vermeende zonde van het Praesidium , toch ook ter anderer zijde, dat.de vermeende zonde van het Prae-sidium mogelijk werd gemaakt door de vermeende zonde van liet Scribaat: want hoe zou de Voorzitter vergadering hebben kunnen houden, indiende noodige bescheiden van de zijde van den Scriba niet ter zijner beschikking waren gesteld?
M IJ N A 1\' 1» È I„
De schorsing van don ondergeteekende — en vergunt mij, Hoog-Eerwaarde Heeren! ook dit ia het midden te brengen — is bovendien ingeleid of, zoo ge anders wilt, voorafgegaan door een straf, die wèl provisioneel heet, maar inderdaad voor »definitiefquot; kan doorgaan: immers, reeds van 3 Augustus j. 1. af is de ondergeteekende van zijn amp-telijk werk, en de gemeente, die hij dient, van zijn amptelijke diensten verstoken ?
De bezwaarde neemt voorts nog de vrijheid, onder Uwe aandacht te brengen, dat hij, ten gevolge van de »Dordtsche troebelenquot;, niet weinig verkort is in zijn rechten.
Wat toch zegt liet Reglement voor Kerkelijk opzicht en tucht?
Art. 42a, dat «bezwaren, ingebracht tegen predikanten.....voor-
loopig door den Kerke ra ad onderzocht worden, uiterlijk binnen vier weken na bekomen kennisgeving. Oordeelt hij, bij meerderheid van stemmen, die bezwaren gewichtig genoeg en niet van grond ontbloot, dan zendt hij ze met alle daartoe betrekkelijk ingekomen stukken en zijne eigene consideration aan het Classikaal bestuur, onder hetwelk de gemeente behoort. Indien de bezwaren den predikant of één der predikanten van de gemeente betreffen, wordt voor de verzending aan het Classikaal bestuur de meerderheid van twee derde der stemmen gevorderd, onverminderd de bevoegdheid van dit Bestuur, om te handelen, gelijk in art. 27 wordt voorgeschreven. Binnen 14 dagen na het genomen besluit bericht de Ker-keraad aan hem, die het bezwaarschrift heeft ingediend, of het ter zijde is gelegd, of in nadere behandeling zal genomen worden.quot;
Niets van dat alles is geschied; eenvoudig, omdat te Dordrecht, naar de overtuiging van het Hooger kerkbestuur geen kerkeraad bestond.
Art. 47c van voornoemd Reglement zegti »Indien bij het voorloopig onderzoek of gedurende de behandeling der zaak blijkt, dat de bezwaren... aanleiding zouden kunnen geven tot ontzetting uit eene kerkelijke bediening, verzendt het Classikaal bestuur al de bescheiden, tot de zaak
14
M IJ N A P P È 1,.
betrekkelijk, met de noodige inlichtingen aan hot Provinciaal kerkbestuur, en geeft, binnen 14 dagen na dagteekening van liet hiertoe genomen besluit, daarvan kennis aan den bezwaarde.quot;
Niets van dat alles is geschied; eenvoudig, omdat hot Klassikaal bestuur van Dordrecht, bij wijze van straf, het opgelegd door het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland, ontslagen was van alle bemoeiingen in zake van de Dordtsche kwestie.
Dien ten gevolge is de zaak des ondeigeteekenden, tegen het recht in, dat de wet hem in gewone omstandigheden toekent, al dadelijk vóór de rechtbank van het Provinciaal kerkbestuur van Zuid-Holland gebracht.
Ziedaar, HoogEerwaarde Heeren! een en ander, dat ik meende onder Uwe aandacht te mogen en moeten brengen.
U verschooning vragende voor het omslachtige dezer Memorie, waartoe het gecompliceerde der Dordtsche kwestie mij tegen wil en dank noopte, besluit ik dit mijn schrijven, voor het aangezicht van God een beroep doende op Uw billijkheids- en rechtsgevoel, en van IJ vragende — omdat ik van Godswege verplicht ben, zoolang ik de Nederlandsche IIer-vormde kerk dien, U te erkennen als een Macht, door Hem over mij gesteld — om, op grond van Gods Woord, de Belijdenis van do Kerk Uwer en mijner Vaderen, en den zóó vaak door U uitgesproken afkeer van allen consciëntiedwang, mijn rechtszaak zóó te beslechten, dat het over mij uitgesproken vonnis opgeheven, en ik wedergegeven worde aan de gemeente, die mij dierbaar is en den gezegenden arbeid, mij in haar midden op de hand gesteld.
Ik weet en gevoel het, door dien stap te doen, laadt Ge allicht den schijn op II, dat Ge do Synodus contractu in het aangezicht slaat, doch hiertegenover staat niet alléén, dat zij-zelf volmondig erkennen zal, niet onfeilbaar in hare uitspraken te zijn, maar óók, dat door de provisioneele schorsing op zich-zelf reeds zwaar genoeg geboet is voor de vermeende overtreding, terwijl — wat hot voornaamste is Uwe
15
M IJ N A 1\' 1\' È L.
onpartijdige handelwijze in deze, niet weinigen in onze Vaderlandsche Kerk, van wélke richting ook, eerbied afdwingen zal.
Met verschuldigde hoogachting en toebidding van den (ieest der wijsheid, die van Boven is.
I i oogEer waarde 11 eeren, Uw Dw. .Dienaar
DoiiDiuiCHT, J A l\\ 01) E I G E M A N,
den 8en Oktober 1880. 1\'re dik: nul.
16
])o Algemene Synode der Ncdcrlnudsclu! IJcrvonnde Kerk, nnnr art. 15 al. 5 van liet Algemeen lleglement voor de Hervormde Kerk in liet Koninkrijk der Nederlanden, uitgeloot op de helft harer leden.
Ontvangen hebbende bij missive van 3 Augustus 1880 van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland, in dezen overeenkomstig zijn besluit van 5 April 1880, goedgekeurd door de Algemeene Synode dd. 28 April 1880, in de plaats van het Classicaal Bestuur van Dordreeht, doende wat des Classiealeu Besluurs is, afschrift van een besluit in zake van den lieer Jakoii Eighman, Predikant bij de Nedeiduitsehe Hervormde (xemeente te Dordreeht, genomen iu de buitengewone vergadering van dat kerkbestuur te s Gravenhage op 28 Julij 1^80, waarbij over genoemden lieer Jakoii Eigejian de provisionele schorsing wordt uitgesproken, bedoeld in art. 48 van het lleglement voor kerkelijk opzigt en tucht, ingaande den 3eu Augustus 1880 en voorts naar art. 17 van genoemd lleglement deze gansche zaak, niet al de stukken daartoe betrekkelijk, aan de Algemeene Synode wordt verzonden, opdat zij daarover uitspraak doe;
Overwegende, dat het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-llolland, na als Classicaal Bestuur deze zaak te hebben ter hand genomen en nu oordeelende dat de zaak tot ontzetting van den bezwaarde uit zijne kerkelijke bedieningen en ambten zou kunnen leiden, handelende naar art. 1-7 al. 3 van het lleglement voor kerkelijk op-
M IJ N A. P 1\' ÏO L.
zigt en lucht, zelf niet verder bevoegd was dan tot liet uitspreken van eene provisionele schorsing van den Heer Jakoü Eioeman, en alzoo teregt de verdere behandeling dezer zaak een het in rang opvolgend Collegie, de Algemeene Synode, heeft overgedragen, opdat dit, doende wat des Provincialen Kerkbestuurs is, in dezen tor eersten aanleg uitspraak doe;
Gelezen al de tot deze zaak betrekkelijke stukken; Gezien het proces-verbaal van een verhoor van den Heer Jakoü Eiouman, ingesteld door eene uit de Synodus contracta to dozer zake benoemde Commissie;
Overwegende, wat de feiten aangaat;
dat uit do stukkon voldoende gebleken is:
lo. dat de bezwaarde, voor do maand Julij 11. als Praeses van den Kerkeraad to Dordrecht opgetreden, tegen don Ion dier maand tot eene te houden Kerkeraads-vorgadering hoeft opgeroepen, behalve do overige predikanten van Dordrecht, de ouderlingen die door het Provinciaal Kerkbestuur van Gelderland bij eindbeslissing van den 2!) Januarij 1.1., in hunne bediening zijn geschorst;
2o. dat hij die alzoo onwettig zamengesteldo vergadering als Praeses geleid heeft, bijgestaan door den Hoer K. A. G. van 1 looiikn\'iiri.i/.K, Predikant te Dordrecht, als Scriba, in welke vergadering de overige Predikanten, schoon opgoroopon, niet tegenwoordig waren;
3o. dat hij in dio vergadering hot voorstel gedaan hoeft om al de personen, die onder medewerking van gecommitteerden des Provincialen Kerkbestuuis \\iin Zuid-Holland tot lidmaten der gemeente aangenomen zijn, to verbieden aan het H. Avondmaal deel te nemen, wolk voorstel echter door do geschorste ouderlingen niet is aangenomen;
\'lo. dat hij daarop don 3cn Julij in do voorbereidingsbenrt predikende, \\oi-klaard heeft, don daaraan volgenden Zondag, don 4en Julij, geen Avondmaal to zullen bedienen, en dan ook op dien dag wel gepredikt, maar goon Avondmaal bediend hooft, zooals, volgens do bestaande bepalingen, door hem had moeten geschieden ;
ao. dat hij als Praeses des Korkeraads schriftelijk, met mede-ondortoekening van don Hoer E. A. G. van Hoogeniiui.izk, Scriba dos Korkeraads, on van eon der geschorste ouderlingen, don Heer A. Kkmp, geweigerd heeft opgevraagde attestation af te geven aan lidmaten, die onder medewerking van het Provinciaal Keik-bestuur van Zuid-Holland zijn aangenomen, onder beweren, dat do namen dier poi-
18
MIJN A 1\' 1\' i; 1.
sonen „wel op eene bijlijst genoteerd staanquot; maar „niet langa den weg van orde en regt ingeschreven zijn in het olfioiëele lidmatenboek;quot;
Overwegende in regten:
dat de genoemde wel gestaafde feiten, door ieder van welke de Heer Eiokjiax met de daad in verzet is gekomen tegen de cindheslissing dos Provincialen Kerk-bestnnrs van Gelderland dd. 3!) Jannarij 1880 en de Kerk-rcgterlijke gevolgen van die, door het Provinciaal Kerkbestuur van Zniil-Holland teregt gekwalificeerd zijn als dragende het kenmerk van „verstoring van orde en rustquot; en van „verzuimquot; zoowel als „vergrijp in de uitoefening van kerkelijke betrekkingenquot;;
Overwegende verder, dat de irccr Ekikmax, in het persoonlijk verhoor, verklaard heeft, bij het oproepen van de geschorste ouderlingen en bij hetgeen verder dien ten gevolge door hem gedaan is, zich wel bewust te zijn geweest, dat hij in strijd handelde met de Kerkelijke reglementen, door welke verklaring de qualificatie van zijne daden door het Provinciaal Kerkbestuur van Znid-llolland als; moedwillige „verstoring van orde en rust, enz., geregtvaardigd wordt, niettegenstaande de lieer Iwchman aan deze verklaring deed voorafgaan, dat het eene krenking van zijne consciëntie zou geweest zijn, indien hij anders gehandeld had;
Overwegende, dat de lieer Kkikman niet alleen zelfs zich verzet liecft tegen de kerkelijke reglementen en verordeningen, maar ook door anderen op te wekken, hein in dat verzet te steunen, zijne schuld heeft verzwaard;
Overwegende, dat al wat de lieer Kior.man in gemeld verhoor met miskenning van het in art. 0 van het Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht voorgeschrevcnc tot regtvaardiging van zijn gehouden gedrag aanvoerde, namelijk dat iiij de eindbeslissing van het Provinciaal Kerkbestuur van (irlderland niet als wettig erkent, mitsdien de geschorste ouderlingen niet als geschorst, de onder medewerking van hot Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland aangenomen lidmaten niet als wettige lidmaten beschouwt , slechts te meer liet willekeurige van zijn verzet tegen de kerkelijke verordeningen in het licht doet komen;
Overwegende, dat de lieer Krn kji.vx, gewezen op de verwarring en wanorde door hem aangerigt of, waar die reeds bestond, veeleer in de hand gewerkt dan tegengegaan cn op de verderfelijke gevolgen die een verder voortgaan op den door hem betreden weg noodwendig moest na zich slepen, niet tot erkentenis van het verkeerde zijner handelingen is gebragt, daar elke vermaning en teregtwijzing, in den geest der
10
M IJ N A 1\' 1\' K I..
broederlijke liefde liem gegeven, afstuitte op een beroep op zijne coiiseiöntie, die hij in overeenstemming verklaarde te zijn met Gods Woord en de Belijdenis der Kerk;
Overwegende, dat op de vraag tot dei; bezwaarde gerigt, of hij van plan was ook verder zich tegen do Kerkelijke reglementen on verordeningen te verzetten, het antwoord wel ontkennend luidde, maar door de bijvoeging, dat hij op den ingeslagen weg van verzet wel zou willen maar nu niet kon voortgaan, aangezien hij bij de geschorste ouderlingen niet den noodigen en verwaehten stenn had gevonden en thans moest bukken voor overmagt, eveneens getuigt dat bezwaarde niet tot erkentenis van het verkeerde zijner handelingen is gekomen;
Overwegende, dat, ofschoon de gebleken verkeerdheden en overtredingen aanleiding zouden kunnen geven tot ontzetting uit Kerkelijke bedieningen en ambten , toch het beginsel, waarvan in de Nederlandsche Hervormde Kerk de uitoefening van Kerkelijke tucht uitgaat, in dezen de toepassing van een minder zwaar tuchtmiddel veroorlooft;
Gezien artt. 51, 52 van het Algemeen Reglement, Art. 38 van het Reglement voor de Kerkeraden, art. 37 van het Reglement op het examen ter toelating tot de Evangeliebediening, artt. I, 2, 3, 1, 6, 7, 21, 22, 50, 51, 03 van het Reglement voor kerkelijk opzigt en tucht;
liegt sprekende in eersten aanleg.
Verklaart den Heer Jakojs Eioeman, Predikant bij do Nedérdnitsehe Hervormde gemeente te Dordrecht, schuldig aan verstoring van orde en rust en aan verzuim en vergrijp in de uitoefening van Kerkelijke betrekkingen;
Schorst hem in de waarneming van zijne kerkelijke bedieningen en ambten voor den tijd van cén jaar, met geheel verlies van tractement;
Bepaalt, dat de schorsing zal ingaan op den dag waarop deze beslissing kracht van gewijsde zal verkregen hebben;
Bepaald, dat deze uitspraak, nadat zij kracht van gewijsde zal hebben ontvangen, zal openbaar gemaakt worden in het kerkelijk orgaan;
Afschrift dezer zal gezonden worden aan hot Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland, aan het Classicaal Bestuur van Dordrecht, aan den Kerkeraad der Nedcr-dnitsche Hervormde gemeente te Dordrecht en aan den Heer Jakob Eigemax, Predikant.
Aldus gedaan in de vergadering van den 20en Augustus 1880. Tegenwoordig waren de Heereu li. A. Overman, president, E. H. Lasonder, pracadviserend lid,
20
M 1,1 N A 1\' P K I..
S. P, van Hasselt, secretaris, J. 1\'. \'Biu ixwot,!) Kfkdht,, (i. I\'m na, J. Douwes, J. van Dun, Veen, J. F. 0. kabxenheiio, A. II. van der Hoeve, (i. van Or hi, GWzn., A. G. Jans en J, Alingii Prtns.
(was oet.) 1!. A. OVERMAN,
1 \'resident. » » E. II, LASONDEli,
i.\'rueadvisei\'Ciul lid. » » S. 1\'. VAN HASSELT,
Secretaris.
.1. 1\'. l\'.IUJINWOLD IIIEDEIJ. » » (!. BRUNA. » » .1. DOUWES.
» » -T. v. d. VEEN A/,.
• 1. I\'. KI!()NENüE!».(!. A. II. VAN DEli HOEVE. » (!. I AN DUIJli GVV/.n. » » A. (i. JAN.S. » » -I. AlilXGli I\'K\'IXS.
Voor eensluidend afsehtdf\'t, /A\' Secvefdi\'it* dee Alijetneeni\' Si/node, VAN HASSELT.
. - \' vV\'