-ocr page 1-

1 ^ ,■ ■ /r

BEPALINGEN,

regelende het in werking treden van hot bij de wet van 3 Maart 1881 (Staatsblad n0. 35) vastgestelde

WETBOEK VAN STRAFRECHT

EN DEN OVERGANG VAN DE

OUDE TOT DE WEUWE STRAFWETÖEVIM,

alsmede om overeenstemming te brengen tnsschen de bestaande wetten en het

NIEUWE WETBOEK.

1 8 86.

P R TJ S ; 15 C E N ï.

Wot van 16 April 1886 (Slaalshlail nquot;. 64), gowüzigd bij de wot van 10 April 1886 (Skiulshlml nquot;. 92).

-ocr page 2-

BEPALINGEN,

regelende hot in werking\' treden van hot bij de wet van 3 Maart 1881 (Staatsblad if. 35) vastgestelde

WETBOEK yAX STRAFUECHT

KN DEN OVERGANG VAN DE

OUDE TOT DE WEUWE STRAFWETÖEVIM.

alsmede om overeenstemming te brengen tnsschen de bestaande wetten en liet

NIEUWE WETBOEK.

1\' U IJ s ; »5 tl E N T

Wot van 15 April 188G (Slaalsblad nquot;. Gl), gowü\'/.igil bij lie wot van 19 April 188(1 (Shiiilshluil nquot;. 02).

-ocr page 3-
-ocr page 4-

BEPALINGEN,

regelende het in werking treden van het bij de wet van 3 Maart 1881 (Staatsblad n0. 35) vastgestelde

WETBOEK VAN 8THAFHECHT

EN DEN OVERGANG VAN DE

OUDE TOT DE NIEUWE STRAFWETGEVING,

alsmede om overeenstemming te brengen tnsschen de bestaande wetten en het

N1EIJ WE WETBOEK.

i » au.

Wet van 15 April 1880 (Staatsblad n». 61), gewijzigd bij do wot van 19 April 1886 (Staalsblail n0. 92).

-ocr page 5-

GEDRUKT TER ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ.

-ocr page 6-

Algemeene bepalingen.

Artikel 1.

Do wetten van 10 Juni 1840 {Staatsblad nlt;\\ 20—26) zijn ingetrokken.

Arfikcl 2.

Hot bij do wet van 3 Maart 1881 {Staatsblad n°. 35) vastgestelde Wetboek van Strafrecht treedt in werking op den Isten September 1886.

§ n.

Bepalingen, houdende afschaffing, handhaving of wijziging van roetten die thans in werking zijn.

ArUkcI 3.

Op bet in art. 2 vermelde tijdstip zijn afgeschaft:

a. het Fransche Wetboek van Strafrecht (Code 1\'énal), voor zoover bet tbans nog hier te lande van kracht is;

h. bet besluit van den Souvereinen Vorst van 24 Januari 1814 {Staatsblad n0. 17), omtrent den boekhandel en den eigendom van lettorkundiga werken, voor zooverre dit besluit nog niet is afgeschaft;

c. de wetten van :

6 October 1791 , concernant les biens et usages ruraux et la police rurale;

28 September 1816 {Staatsblad nquot;. 51), »tot vaststelling van straffen voor hen, die vreemde Mogendheden beleedigenquot;;

12 December 1817 {Staatsblad n0. 33), »houdende straffen togen degenen , die , niet aan den militairen rechtsdwang onderworpen , de desertie van het krijgsvolk begunstigen

20 November 1818 {Staatsblad n0. 39), «houdende strafbepalingen om don slavenhandel te beteugelenquot;;

23 December 1824 {Staatsblad n0. 75), »houdende daar-stelling van nadere maatregelen tot wering en uitroeijing van den slavenhandelquot;;

16 Mei 1829 {Staatsblad n0. 34), «houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafrechtquot;;

-ocr page 7-

4

19 Mei 1829 {Staatsblad n0. 35), «strekkende ora de vermenging van vergiftige of andere schadelijke zelfstan-digheden iu eet- en drinkwaren te beteugelen quot; ;

1 Juni 1830 {Staatsblad n0. 15), » tot beteugeling van hoon en laster en andere vergrijpen tegen hot openbaar gezag en de algemeene rustquot; ;

24 April 1836 {Staatsblad n0. 13), «betrekkelijk de mis iaden van valsche munt en muntschennis quot; ;

10 Mei 1837 {Staatsblad n0. 21), «houdende tijdelijke aanvulling der bepalingen omtrent de enkeleen bedriegelijke bankbreuk quot; ;

3 Mei 1851 {Staatsblad n0. 44), «regelende de verjaring der straffen , uitgesproken wegens de misdrijven, vermeld in de wetten van 16 Mei 1829 {Staatsblad n0. 34) en 1 Juni 1830 {Staatsblad n0. 15)quot;;

28 Juni 1851 {Staatsblad nquot;. 68), «tot invoering van het stelsel van eenzame opsluiting ten aanzien van enkele op te leggen straffen quot; ;

3 Maart 1852 {Staatsblad n0. 20), «regelende de gevolgen van door den militairen strafregter uitgesproken veroordeelingen bij later gepleegde misdaad of wanbedrijfquot;;

29 Juni 1854 {Staatsblad n0. 102), «houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld quot; ;

3 Juni 1859 {Staatsblad n0. 4\'i), «houdende wijziging en aanvulling der wet van 12 December 1817 {Staatsblad n0. 33) , niet opzigt tot liet koopen , in pand of bewaring nemen , of ontvangen van militaire kleedingstukken enz.\';

25 December I860 [Staatsblad n0. 102), «houdende aanvulling van art. 10 der wet van 29 Juni 1854 {Staatsblad u0. 102), omtrent strafbare poging tot misdaadquot;;

22 April 1864 {Staatsblad n0. 29), «houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzakenquot; ;

17 September 1870 {Staatsblad n0. 162), «tot afschaffing der doodstrafquot;. De artt. 2 en 7 dezer wet blijven van kracht;

24 Juli 1871 {Staatsblad n0. 84), tot wijziging van art. 7 der wet van 29 Juni 1854 {Staatsblad n0. 102), «houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld\' ;

12 April 1872 {Staaiiblad n0. 23), «houdende bedreiging van straf tegen de vernieling en de onbruikbaarmaking van schepen en andere vaartuigen door andere dan de in artt. 434 en 435 van het Wetboek van Strafrecht genoemde middelen quot;;

-ocr page 8-

5

12 April 1872 [Slaatshlad n°. 24). »tot vervanging van ilo artt. 414, 415 en 416 van het Wetboek van Strafrecht door andere bepalingen ; quot;

31 December 1875 {Slaatshlad n0. 255), »tot toepnsaelijk-verklaring van art. 55 van bee Wetboek van Strafrecht, voor zooveel de aansprakelijkheid voor de gerechtskosten betreft op hen , die wegens ééue en dezelfde overtreding veroordeeld worden quot;;

d. do strafbepalingen alsmede alle bepalingen omtrent onderwerpen in de aciit eerste Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld, welke in andere dan de onder a, b en c genoemde wetten voorkomen , voor zoover die wetten vóór 1 Maart 1886 zijn in werking getreden en de bedoelde bepalingen niet in deze wet worden gehandhaafd.

Disciplinaire voorschriften worden niet als bepalingen beschouwd, onder letter cl bedoeld.

Arllkcl lt;1.

Op het in art. 2 vermelde tijdstip zijn mede afgeschaft:

1°. het avis du Conseil d\'Etat van 2\'s ^c,oljm 1^06 sur

20 iNovember

la eompétence en matière do délits commis a bord des vaisseaux neatres dans les ports et rades de France;

2°. de wet van 29 Juni 1854 [Staatsblad n0. 103), houdende » uitbreiding van de regtsmagt der kantonregters in strafzakenquot;.

Artikel 5.

Do bepalingen krachtens welke de Regeering vreemdelingen , wegens bedelarij of landlooperij veroordeeld, over de grenzen doet leiden, blijven van kracht.

Artikel O.

Blijven van kracht de bepalingen omtrent onderwerpen in de acht eerste Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld alsmede de strafbepalingen , welke voorkomen in verdragen met buitenlandsche Mogendheden.

Feiten , bij deze verdragen strafbaar gesteld , worden , voor zoover deze strafbaarstelling niet geschiedt door toe-passelijk verklaring van het nationale recht, beschouwd als overtredingen.

-ocr page 9-

ti

AiliKcl 7.

Blijven van kracht de bepalingen omtrent onderwerpen in de acht eerste Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld alsmede de strafbepalingen, welke voorkomen in wetten rakende zaken van Rijksbelastingen, met uitzondering van het tweede lid van art. 9, het vierde lid van art. 13 en art. 27 der wet van 18 September 1852 (Staatsblad nquot;. 178) » omtrent den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken

Het maximum der daarin bepaalde gevangenisstraffen wordt met de helft verminderd. De minima van het, Wetboek van Strafrecht zijn toepasselijk zoowel voor die straffen als voor de geldboeten, welke volgens de tegenwoordige belastingwetten, bij het bestaan van verzachtende omstandigheden , voor vermindering vatbaar zijn.

De in zake van Rijksbelastingen thans geldende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten en gerechtskosten blijven van kracht.

Gevangenisstraf tot verhaal van geldboete of gerechtskosten of van beide wordt vervangen door hechtenis van gelijken duur doch den tijd van één jaar niet overschrijdende. Het algemeen minimum van het Wetboek van Strafrecht is pok voor deze hechtenis van toepassing.

Lijfsdwang tot verhaal van geldboete of gerechtskosten blijft bestaan in de gevallen waarin hij thans kan worden toegepast.

De lijfsdwang zal bij gebleken onvermogen nimmer den duur van zes maanden te boven gaan, behoudens hervatting indien de veroordeelde later in staat geraakt om het door hem verschuldigde te voldoen.

Ook bij in- of vervoer van goederen in strijd met de Rijksbelastingwetten door kinderen beneden den leeftijd van tien, of, indien niet blijkt, dat door hen met oordeel des onderscheids is gehandeld, beneden den leeftijd van zestien jaren, kan de rechter, in het twee ie lid van de artt. 38 en 39 van het Wetboek van Strafrecht aangewezen , oj) vordering van het bestuurder belastingen, de verbeurdverklaring der aangehaalde goederen uitspreken.

Do feiten , in het eerste lid van dit artikel bedoeld, worden beschouwd als misdrijven, behalve voor de toepassing van art. 62 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 8.

Artikel 26 van het Wetboek van Burgerlijke Regtsvor-dering wordt gelezen :

-ocr page 10-

7

» Wanneer de opschudding op de teregtzitting van eene arrondisseraents-regtbank, een geregtshof of don Hoogen Raad vergezeld is geweest van beleedigingen of bedreigingen jegens de regters of de regterlijke ambtenaren, welke bet kenmerk van misdrijf dragon, zullen de daders dadelijk op dezelfde teregtzitting, zonder eenige dagvaarding, kunnen worden teregtgesteld en , nadat de feiten tot klaarheid ge-bragt zijn, na verhoor van het openbaar ministerie kunnen worden veroordeeld.quot;

In het tweede lid van art. 13 der wet op de Regterlijke Organisatie en het beleid der justitie worden de woorden : » een bevel van dagvaarding in persoonquot;, vervangen door: »regtsingang zonder bevel van gevangenneming of gevangenhoudingquot;.

Art. lO van de wet van 15 Januari 1886 {Staatsblad n0. 5) ondergaat de volgende wijzigingen:

In het onder dat artikel voorkomende art. 88 worden de woorden: »of de in de artt. 390, 1°., 391quot; vervangen door: gt;of de in de artt. 390, 1°., 391, 1°.quot;;

aan de tweede zinsnede van het tweede lid van het onder voormeld art. 10 voorkomende art. 123^ wordt toegevoegd: »en indien het van die bevoegdheid gebruik gemaakt heeft, tot de beslissing daarover, mits binnen den daarvoor gesteldon tijd gegeveuquot;;

aan voormeld art. 10 wordt toegevoegd:

In art. 105 worden de woorden »deu cipierquot; vervangen door »het hoofdquot;.

Art. 13 van laatstgemelde wet ondergaat de volgende wijziging:

In het tweede lid van het onder dat artikel voorkomende art. 221» vervallen de slotwoorden: »en over de verwijzing in de kosten, door de beledigde partij gemaaktquot;.

Art. 20 van laatstgemelde wet ondergaat de volgende wijzigingen:

Het eerste lid van het onder dat artikel voorkomende art. 320 wordt gelezen :

»Zoodra de procureur-generaal voldoende aanwijzing heeft gekregen van een gepleegd misdrijf, als bij art. 315

-ocr page 11-

8

bedoeld eu van den persoon , die zich daaraan heeft schuldig-gemaakt en hij het verleenen van regtsingang noodig oordeelt, biedt hij de stukken met zijne daartoe strekkende vordering aan den hoogen raad aan.quot;

Het laatste lid van het onder voormeld art. 20 voorkomende art. 325 vervalt.

Artikel O.

De militaire strafwetten en de bepalingen van militair strafrecht , in andere wetten voorkomende , blijven van kracht, behoudens de hieronder volgende wijzigingen.

Ieder feit, strafbaar volgens die wetten en bepalingen, wordt, voor zoover het niet als disciplinair vergrijp te beschouwen is, beschouwd als misdrijf.

In art. 7 der wet van 17 September 1870 (Staatsblad n0,162), » tot afschaffing der doodstraf worden de woorden sgt; tuchthuisstraf van vijf tot vijf en twintig jarenquot; vervangen door: »militaire gevangenisstraf van ten hoogste twintig jarenquot;; en de woorden: »kruiwagenstraf van vijf tot vijftien jaren quot; door: » militaire gevangenisstraf van ten hoogste tien jarenquot;.

üe wetten van 14 November 1879 {fi/aatsMadnquot;. \\dl en n°. 193), tot «wijziging van het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te landequot; en tot »wijziging van het Crimineel Wetboek voor het Krijgsvolk te water ondergaan de navolgende wijzigingen ;

Het eerste lid van art. 2, in beide wetten, wordt vervangen door de navolgende bepaling:

» Bij veroordeeling tot eene gevangenisstraf van drie jaren of meer spreekt de militaire regter tevens de in art. 11 vermelde vervallenverklaring uit.quot;

In het tweede lid van art. 2 , in beide wetten , worden de woorden » Bij veroordeeling tot eene der andere straffen van het gemeene regtquot; vervangen door: » Bij veroordeeling tot gevangenisstraf van minder dan drie jarenquot;.

In het tweede lid van art. 3, in beide wetten, wordt het woord » gevangenisstrafquot; vervangen door: » hechtenis quot;.

Art. 4, II, 1°., in beide wetten, vervalt.

Het tweede en derde lid van art. 5 , in beide wetten, vervallen.

-ocr page 12-

9

Het eerste en tweede lid vnn art. S, in beide wetten, worden gelezen :

»Do militaire gevangenisstraf bestaat in opsluiting in eene strafgevangenis.

Haar duur is ten minste één dag en, behoudens de gevallen waarin zij de straf van den strop vervangt en die van strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven , ten hoogste vijftien achtereenvolgende jaren.

Bij strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven is zij ten hoogste twintig achtereenvolgende jaren.quot;

In het derde en tierde lid van art. 7, in beide wetten, wordt het woord » vijfquot; vervangen door: »driequot;.

In het vierde lid van art. ?, in beide wetten, worden de

woorden: «spreekt.... uitquot;, vervangen door: »kan.....

uitsprekenquot;.

Het vijfde en zesde lid van art. 7, in beide wetten , worden gelezen:

»Op deze militaire gevangenisstraf zijn toepasselijk do regelen , in het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht voor de gevangenisstraf geschreven.quot;

Art. 1« der wet van 14 November 1879 {Staatsblad n0. 191) en het eerste, vierde en vijfde lid van art.der wet van 14 November 1879 {Staatsblad n0. 193) worden gelezen :

»De straf van militaire detentie bestaat in opsluiting in een huis van bewaring, of, zoo de gelegenheid ontbreekt daarvan gebruik te maken, in een huis van provoost, voor den tijd van ton minste één dagen ten hoogste twee achtereenvolgende jaren , behoudens het gevul van strafverhooging ter zake van samenloop van misdrijven, in welk geval haar duur ten hoogste twee jaren en acht maanden is.

Op de militaire detentie zijn toepasselijk do regelen , in het eerste Boek van het Wetboek van \'Strafrecht voor de hechtenis geschreven.

Hot verzoek van den veroordeelde om de detentie in afzondering te ondergaan wordt alleen toegestaan zoo daartoe gelegenheid bestaat.quot;

In het derde lid van art. lO der wet van 14 November 1879 {Staatsblad n0. 193) vervallen de woorden: » of zelfs de verdere uitvoering geschorstquot;.

In het derde lid van art. 13 der wet van 14 November

-ocr page 13-

10

1879 {Slaatsllad n0. 191) en in het tweede lid van art. 13 der wet van 14 November 1879 (Staatsblad n0.193) worden de woorden » militaire detentie of tot correctioneele gevangenisstraf, wanneer quot; vervangen door: »militaire detentie, tot militaire gevangenisstraf, of tot gevangenisstraf, beide van minder dan drie jaren, vooi zoover de regter niet tevens de in art. 12 vermelde ontzegging heeft uitgesproken en.quot;

Het eerste, lid van art. 15 der wet van 14 November 1879 {Staatsblad n0. 191) en van art. der wet van 14 November 1879 [Staatsblad n0. 193) wordt gelezen:

»Wanneer een militair tot militaire gevangenisstraf of tot gevangenisstraf zonder de in art. 12 vermelde ontzeg-ging, tot hechtenis of tot militaire detentie is veroordeeld geweest, wordt de tijd zijner opsluiting, ook der preventieve, niet als diensttijd modegerekend.quot;

In het eerste lid van art. 10 der wet van 14 November 1879 [Staatsblad n0. 191) en van art. IJ der wet van 14 November 1879 [Staatsblad nquot;. 193) worden de woorden » wanneer tegen het voltooid misdrijf de doodstraf met eerloosverklaring of de tuchthuisstraf is bedreigdquot; vervangen door : » wanneer op het voltooid misdrijf door het Crimineel Wetboek de doodstraf met den strop werd gesteldquot;.

In het tweede lid van laatstgernolde beide artikelen worden de woorden »tuchthuisstraf van vijf tot twintig jaren\'\' vervangen door : » militaire gevangenisstraf van ten hoogste dertien jarenquot;.

Het eerste lid van art. der wet van 14 November J879 [Staatsblad n0. ,191) en van art. der wet van 14 November 1879 [Staatsblad n0. 193) vervalt. Aan deze artikelen wordt als nieuw lid toegevoegd de navolgende bepaling:

» De betrekkelijke zwaarte van ongelijksoortige militaire lioofilstrad\'en wordt bepaald door de volgorde van art. 4; die van burgerlijke en militaire straffen door deze volgorde: doodstraf, gevangenisstraf, militaire gevangenisstraf, militaire detentie, hechtenis , geldboete , met dien verstande , dat de voorrang der gevangenisstraf boven de militaire gevan-geniss.t.raf en der militaire detentie boven de hechtenis eerst bij gelijke maxima der gestelde straffen in aanmerkingkomt.quot;

oArt. IS der wet van 14 November 1879 [Staatsblad n0. 191) en art. IO der wet van 14 November 1879 [Staatsblad n0. 193) worden vervangen door de volgende bepaling:

-ocr page 14-

11

»Het regt tot strafvordering wegens militaire misdrijven vervalt door verjaring:

1°. in zes jaren voor de misdrijven waarop militaire detentie of militaire gevangenisstraf van niet meer dan drie jaren is gesteld met uitzondering van het misdrijf van desertie;

2°. in achttien jaren voor de misdrijven waarop in het Crimineel Wetboek do doodstraf met den strop werd gesteld;

3°. in twaalf jaren voor het misdrijf van desertie en alle andere misdrijven niet in nos. 1 en 2 bedoeldquot;.

In het eerste lid van art. 1!gt; der wet van 14 November 1879 (Staatsblad n0. 191) en in het tweede lid van ait. 3« der wet van 14 Novemher 1879 {Staatsblad n0. 193) worden do woorden » met eerloosverklaringquot; vervangen door: »met de in art. 11 vermelde vervallenverklaringquot;.

In de beide voormelde artikelen en de door deze gewijzigde artikelen van de Crimineele Wetboeken te wateren te lande vervallen de minima van den duur der militaire gevangenisstraf en der militaire detentie.

De maxima van den duur der militaire gevangenisstraf krachtens een dier beide artikelen en de door deze gewijzigde artikelen van de Crimineele Wetboeken te water en te lande op te leggen, worden verminderd:

bijaldien meer dan tien jaren kon worden opgelegd, met vijf jaren ;

bijaldien tien jaren of minder kon worden opgelegd, tot de helft.

Art, 21 der wet van 14 November 1879 {Staatsblad n°. 193) vervalt.

Aidkel 1«.

De volgende strafbepalingen en bepalingen omtrent onderwerpen in de eerste acht Titels van het eerste Boek van liet Wetboek van Strafrecht behandeld blijven , behoudens -de in deze wet vermelde wijzigingen, van kracht.

1°. Art. 12 van de publicatie van 24 Februari 1806 , houdende bepalingen omtrent een algemeen rivier- of water-regt, art. 7 van Titel XXVIII en, voorzoover het hertogdom Limburg betreft, de artt, 42 , 43 en 44 van Titel XXVII van de Ordonnance des eaux. et forêts du mois d\'Aoüt 1669 ;

-ocr page 15-

12

de woorden, voorkomende in liet eersle lid van art. 12 voormeld »te verdeelen quot; tot en met de woorden »waar de contraventie is geschiedquot; alsmede de woorden in het tweede lid van dit artikel »op dubbel gewinquot; vervallen;

De in artt. 7 en 42, tweede lid, bepaalde geldboeten van 500 livres worden vervangen door geldboeten van ten hoogste honderd gulden. Overtreding van art. 42, eerste lid , wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. De in art. 44 bepaalde straf sd\'être punis comme usurpateursquot; wordt vervangen door eene geldboete van ten hoogste honderd gulden ;

2°. do artt. 1 en 5 van de wet van 22 Juli 1814 {Staatsbladn0. 86), houdende «verbod van alle vreemde of particuliere loterijenquot;;

in het tweede lid van art. 1 worden de woorden » van een honderd zilveren dukatonsquot; vervangen door: » van ten hoogste een honderd gulden quot;;

3°. de artt. G en 7 van de wet van 1 Maart 1815 [Staats-Had nquot;. 21), houdende » voorschriften ter viering derdngen aan den openbaren Christelijken Godsdienst toegewijdquot;;

4°. de artt. 9, 27, 36, 55, 56, 57, 58, GO, 61, 62, 70 en 71 van de wet van 11 April 1827 [Staatsblad n0.17), houdende »oprigting\' van schutterijen over de geheele uitgestrektheid des Rijks quot; ;

in art. 4 wordt na het woord »s(rafquot; ingevoegd: » of tot eene gevangenisstraf van een jaar of langerquot;;

in art. 60 vervallen do woorden «misdaden ofquot;;

5°. art. 22 van de wet van 9 Oct. 1841 [Staatsblad n0.42) betrekkelijk de regtsmngt dor hooge eu andere heemraadschappen , dijk- en polderbesturen ;

Aan dit artikel wordt als tweede lid toegevoegd;

» De opbrengst der boeten bij schikking opgelegd, komt ten bate van het waterschap quot; ;

G°. de artt. 5 , 20 , 24 , 26 , 28 , 30 , 32, 33 , 36 , 37, 38 , 40 , 42 , 43, 44 , 45 , 48 , 53 , 55 , 56 , 57, 64 , 66 en 69 van de wet van 9 Juli 1842 (Staatsblad nquot;. 20) op «het Notarisambtquot;, gewijzigd bij de wet van 6 Mei 1878 {Staatsblad n0. 29) en bij die van 2G April 1876 [Staatsblad u°. 85);

van art. 51 dezer wet vervalt het 1ste lid en in

-ocr page 16-

13

het tweede lid, gewijzigd bij art. 7 der wet van 6 Mei 1878 (Staatsblad nquot;. 29), vervallen het woord »correctionelequot; en de woorden: »inet uitzondering van de gevangenisstraf die do geldboete vervangtquot;;

in art. 54 worden de woorden :»correctionele zakenquot; vervangen door: «strafzaken ter kennisneming van de arrondissements-regtbankquot;, en de woorden: »van den 23sten enquot; door: »van den 8sten Titel, eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht en van denquot;;

7°. art. 1 :i van de wet van 28 Augustus 1843 (Staatsblad n°. 37), houdende » vaststelling eener algemeene bepaling en van den eersten Titel van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken quot; ;

in art. 19 dezer wet worden de woorden »als eene correctionele zaakquot; vervangen door: »al3 eene strafzaak ter kennisneming van de arrondissements-regtbankquot;; en de woorden » van den 23sten enquot; door: » van den achtsten Titel, eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht en van denquot;;

8°. a-.\'t. 7 der wet van 2-i Augustus 1843 (Staatsblad n°. 38), houdende »vastslelling van den tweeden Titel van het tarief van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken quot;;

9°. de artt. 25 en 2(5 van do wet van 12 April 1850 (Staatsblad n0. 15), tot «vaststelling van bet briefport en tot regeling der aangelegenheden van de brieven pesterij gewijzigd bij de wet van 5 Juli 1855 (Staatsblad n0: 61), en de artt 27 en 28 van eerstgenaelde wet;

in het eerste lid van art. 25 vermeld vervallui de woorden: »of wel, in geval van wanbetaling , op straf rener gevangenis van drie tot zeven dagen in het eerste en van zeven tot veertien dagen in het tweede g wal quot;;

10°. de artt. 9, 12 en 13 van de wet van 10 September 1853 (Staatsblad n0. 102), tot «regeling van het toezigt op de onderscheidene kerkgenootschappenquot;;

11°. de artt. 45, 57 en 58 van de wet van 21 December 1853 (Staatsblad n0. 128), houdende «bepalingen betrekkelijk liet bouwen , planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken van den Staat quot; ;

in de eerste zinsne.le van art. 57 vervallen de woorden : «of, bij wanbetaling, mot gevangenis van een tot drie dagen, met inachtneming van het bepaalde bij het tweede lid van art. 14quot;;

-ocr page 17-

14

in de tweede zinsnede van art. 57 vervallen de woorden : »of, bij wanbetaling, rnet gevangenis van drie tot zeven dagen, mede met inachtneming van het bepaal Ie bij het tweede lid van art. 14quot;;

12°. de artt. 11 , eerste lid, en 12, eerste en tweede lid, van de wet van 28 Juni 1854 (Staatsblad n0. 100), tot kregeling van liet armbestuur gewijzigd door de wet van 1 Juni 1870 (Staatsblad ii0. 85);

13°. art. 23 van do wet van ^2 April 1855 (Staatsblad n0. 32), tot » regeling en beperking der uitoefening van het regt van vereeniging en vergaderingquot; voor zooveel betreft de verwijzing naar de artt. 16, 18, 20 en 21;

in voormeld artikel worden de woorden : «gulden enquot; vervangen door: »gulden ofquot; en vervallen de woorden: «gezamenlijk of afzonderlijkquot;;

14°. de artt. 20, 40, 41, 42, 44 en 45 van de wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad n0. 87), tot ^regeling der jagt en visscherij quot; ;

aan art. 14 wordt een nieuwe littera ƒ toegevoegd, luidende: «personen die tot eene gevangenisstraf van drie jaar of langer zijn veroordeeld , indien nog geen vijf jaren zijn verloopen na het ondergaan der strafquot; ;

in art. 39 , tweede lid, worden de woorden »de gevallen en op de wijze, in artt. 51 en 52 quot; vervangen door: »in het geval en op de wijze in art. 74 van het Wetboek van Strafrecht quot; ;

in den aanhef van de artt. 41 en 42 worden de woorden »met of zonderquot; vervangen door »ofquot;;

de artt. 43 en 58 vervallen ;

in art. 47, derde lid, worden de woorden »is art. 22 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad u0. 102) van toepassingquot; vervangen door: »is het onder art. 12 der wet van 15 Januari 1886 (Staatsblad n0. 5) voorkomende art. 221 ee van toepassingquot;;

15°. o art. 11 van de wet van 20 Augustus 1859 (Staatsblad n. 93), houdende «bepalingen op de loodsdienst voor zeeschepenquot;, art. 8 van de wet van 30 December 1865 (Staatsblad n0. 173), tot »regeling van het loods- en bakenwezen op eenige wateren en stroomenquot;, en art. 2 van de wet van 22 December 1807 (Staatsblad n0. 158),

-ocr page 18-

15

houdende »aanvulling der regeling- van het loods- en bakeuwezen op eonige wateren en stroomenquot; ;

art. 12 der wet van 20 Augustus 1859 {Staatsblad n0. 93) vervalt;

16°. art. 23 van do wet van 1 Juni 1801 [Staatsblad n0. 53), houdende » bepalingen omtrent den doortogt en het vervoer van landverhuizersquot;, gewijzigd bij de wet van 15 Juli 18(59 (Staatsblad u0. 124);

17°. de ortt. 141 , 183 , 18i en 187 aanhef en 1°. en 2°. van de wet van 19 Augustus 18(31 (Staatsblad n0. 72), «betrekkelijk de nationale militiequot;, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 24 April 1884 (Staatsblad u0. 70);

in art. 24, 1stelid, wordt 1 usschen »weldadigheidquot; en »enquot; gevoegd: »vau Uijkswerkinrigtingen;

in art. 24, 2de lid, wordt het woord »misdrijfquot; vervangen door «strafbaar feitquot;;

aan art. 55 wordt een nieuw nummer toegevoegd, luidende :

»3°. die tot eene gevangenisstraf van één jaar of langer onherroepelijk is veroordeeldquot;;

in art. 56, nquot;. 2, wordt het woord «wanbedrijfquot; vervangen door: »een strafbaar feitquot;;

in art. 181, 1stelid, wordt het woord «misdrijvenquot; vervangen door: «strafbare feitenquot;;

in de artt. 56, 1ste en 2de, en 181, 2delid, wordt het woord «hechtenisquot; vervangen door: «verzekerde bewaringquot;;

in art. 184 vervallen de woorden: «te zamen of afzonderlijkquot; en wordt het woord »enquot; vervangen door: »ofquot;;

18°. het eerste en tweede lid van art. 19 van de wet van 1 Juni 1865 (Staatsblad n0. 60), regelende »de uitoefening der geneeskunstquot;, aangevuld door de wet van 23 April 1880 (Staatsblad n0. 65);

in voormeld tweede lid worden de woorden »en daarenbovenquot; vervangen door »ofquot;;

19°. art. 31, eerste en tweede lid, en art. 32, eerste, tweede en de/de. lid, van de wet van 1 Juni 1865 (Staats-

i

-ocr page 19-

IG

Had n0. 61), regelende »cle uitoefening der artsenijbereld-kuustquot; ■

in het eerste lid van art. 31 wordt achter de woorden »dezer wetquot; gevoegd: «behalve die van art. 1, die van art. 12, tweede lid, voor zoover afschriften door regterlijke of geneeskundige ambtenaren gevraagd worden, die van art, 19 en die van art. 25quot; en in het tweede lid van voormeld artikel worden de woorden » en daarenbovenquot; vervangen door »ofquot;;

in bet dertle lid van art. 32 worden de woorden »en kan hen daarenboven quot; vervangen door » of quot; en vervallen de woorden; » worden opgelegdquot;;

20°. art. 41 en hot tweede lid van art. 44 van de wet van 14 September 186G (Staatsbladn0.138), houdende «bepalingen betrekkelijk de inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, en de transporten en leverantiën voor \'sKonings \'legers of vestingen gevorderdquot;, gewijzigd bij de wet van 2(J Maart 1877 {Staatsblad n0. 53);

in de artt. 42, 2de lid, en 44, 21e lid van eerst-gemelde wet worden do woorden »raistrijfquot; en «misdrijvenquot; vervangen door: «strafbaar feitquot; en «strafbare feiten quot;;

21°. art. 3 van de wet van 0 April 18G9 (Staatsblad, n0. 39) , houdende «intrekking der wetten van 29 Floréal jaav X en 7 Ventöse jaar XII (Vervoer van vrachten op de landwegen) quot; ;

22°. art. 28 aanhef en n0. 1 , artt. 29 tot en met 35 van de wet van 7 April 18(59 (Staatsblad n0. 57), gewijzigd bij do wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad n0. 96), betreffende «de maten, gewigten, weegwerktuigen en gasmetersquot;;

in den aanhef van art. 28 wordt het woord « enquot; vervangen door » ofquot; en vervallen de woorden «te zamen of afzonderlijkquot;;

in art. 34 worden de woorden «constateren eener overtreding of van een zwaarder misdrijfquot; vervangen door: « constateren van een strafbaar feitquot;;

23°. art. 40 , aanhef en 1°. en 2°., art. 41, aanhef en nos. 1, 2, 3 , 4, 5 , 6 , 7 , 8 , 9 , 10 en 11 , art. 42 en art. 43, aanhef en nos. 2. 3, 4 en 7 van de wet van 10 April 18C9 (Staatsblad n0. 65), tot « vaststelling van be-

-ocr page 20-

17

palingen betrekkelijk het begraven van lijken , do begraafplaatsen en de begrafenisregtenquot;;

in art. 39 wordt het woord » misdrijven quot; vervangen door: »feitenquot;;

in art. 42 worden do woorden »het 3Je lid van art. 27 van het Burgerlijk Wetboekquot; vervangen door; » artikel 466 van het Wetboek van Strafrechtquot; ;

in den aanhef van art. 40 wordt het woord »pn quot;, waar dit de tweede maal voorkomt, en in den aanhef van de artt. 41 en 43 wordt dat woord vervangen door »ofquot;, en vervallende woorden »te zamen ofafzonderlijkquot;;

24°. de artt. 19 en 20 van do wet van 28 Mei 1869 {Staatsblad n0. 96), betrekkelijk «de afgifte van zeebrie-ven en vergunningen tot het voeren der Nederlandsche vlagquot;;

25°. art. 24, aanhef en litt. a, e cn !i, artt. 26 en 27 van de wet van 28 Mei 1869 {Staatsblad n0. 97), regelende » het toezigt op hot gebruik van stoomtoestellenquot;;

in de artt. 26 en 29 wordt liet woord » misdrijvenquot; vervangen door; «strafbare feitenquot;;

in de litt. a en h van art. 24 worden de woorden » twee honderd quot; vervangen door ; » drie honderd quot; en hot woord » en quot; door »ofquot;, en vervallen de woorden » te zamen of afzonderlijk quot; ;

26°. de artt. 35, 36, 37, 38, 39, 1ste en 2de lid van do wet van 20 Juli 1870 [Staatsblad nquot;. 131), tot »regeling van het veeartsenijkundig Staatstoezigt en de veeartsenijkundige politie quot;, aangevuld en gewijzigd door de wetten van 2 Juni 1875 {Staatsblad nquot;. 94), 8 Augustus 1878 {Staatsblad n°. 115) en 1 Augustus 1880 {Staatsblad n0. 123);

in art. 27, 2ile lid, van eerstgemelde wet wordt het woord »misdrijvenquot; vervangen door: «strafbare feiten

Art. 35, eerste lid, wordt gelezen als volgt:

» Belemmering of verhindering\' van hetgeen geschiedt tot uitvoering van deze wet of van Onze krachtens de

-ocr page 21-

48

artt. 15, 31 en 34 te geven voorschriften, het geheel of gedeeltelijk opgraven van begraven vee, vleesch, beenderen of overblijfselen daarvan , het vervoer van een of meer der in art. 29 bedoelde voorwerpen , in strijd met dat artikel, of met den algemeenen maatregel van inwendig bestuur in art. 34 bedoeld, naar of uit het in een afgesloten kring gelegen terrein ; het opzettelijk in verdachten toestand brengen of doen brongen van vee; het zonder voorafgaande ontsmetting van kleederen verlaten van dat terrein, overtreding der artt. 14 , 21 en 32dezer wet, en van hetgeen door Ons krachtens de artt. 15, 31 en 34 wordt vastgesteld, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste éénjiiar of geldboete van ton hoogste vijf honderd guldenquot;;

in art 3 , 2de lid, van de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad nquot;. 94), wordt het woord «misdrijfquot; vervangen door: «strafbaar feitquot;;

27°. art. 30, aanhef en nos. 2 en 3, en art. 31, aanhef en nc. 2 van de wet van 4 December 1872 (Staatsblad n0. 134), tot »voorziening tegen besmettelijke ziekten quot;, aangevuld en gewijzigd bij de wetten van 3 December 1874 (Staatsblad n0. 188) en 28 Maart 1877 (Staatsblad n0. 3G);

in art. 19 van eerstgemelde wet quot;wordt achter het woord » gevangenissenquot; ingevoegd : » van Rijksopvoedingsgestichten, van Llijkswerkinrigtingen quot; ;

in den aanhef van de artt. 30 en 31 van eerstgemelde wet wordt het woord «enquot; vervangen door »ofquot; en vervallen de woorden »te zamen of afzonderlijkquot;;

28°. art. 12, 2de en 3de lid van de wet van 8 Juli 1874 (Staatsblad n0. 98), tot «regeling van de uitoefening der veeartsenij kunstquot;, gewijzigd door de wet van 4 April 1875 (Staatsblad n0. 37);

in het voormeld tweede lid vervallen de woorden: »en weigering door de veeartsen om den districtsveearts in hunne woning toe te latenquot; ;

in voormeld derde lid worden de woorden »en daarenbovenquot; vervangen door »ofquot;;

-ocr page 22-

19

29°. art. 4 van de wet van 19 September 1874 {S\'taats-hlad n0.130), houdende «maatregelen tot het tegengaan van overmatigen arbeid en verwaarloozing van kinderenquot;;

in het eerste lid van voormeld artikel wordt bet woord »euquot; vervangen door »ofquot; eu vervallen de woorden »to zamen of afzonderlijkquot;;

30°. de artt. 53, 54, tweede lid, van de wet van 9 April 1875 [Staatsblad n0. 67), tot «regeling van do dienst en bet gebruik der spoorwegenquot;, art. 56, aanbefen 2de lid, met uitzondering der strafbaarstelling van het niet voldoen aan een krachtens art. 22 gegeven bevel of verbod; art. 56, 3de en 4de lid; artt. 58 eu 63 dier wet;

in bet eerste lid van art. 63 wordt het woord » honderd quot; vervangen door » twee honderd quot; eu vervallen de woorden » te zamen of afzonderlijkquot; ;

in art. 71 wordt bet woord » misdrijvenquot; vervangen door » strafbare feiten quot; ;

31°. art. 22 , met uitzondering van bet voorlaatste lid , en art. 29 , voor zooveel betreft do toepasselijk verklaring van art. 22, van de wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad n0. 95), tot «regeling van bet toezigt bij het oprigten van inrigtingen , welke gevaar, schade of binder kunnen veroorzakenquot;;

in art. 22 , laatste lid , wordt bet woord » wanbedrijven quot; vervangen door: «strafbare feitenquot;;

in het eerste lid van voormeld art. 22 vervallen sub a en b de woorden »te zamen of afzonderlijkquot; en wordt het woord »enquot;, sub a waar het de eerste maal en sub b waar het de tweede maal voorkomt, vervangen door: »ofquot;;

32°. art. 6, met uitzondering van het 5de lid , art. 7, 2de lid van de wet van 5 Juni 1875 [Staatsblad u0. 110), tot «vaststelling van bepalingen bij het voorkomen van hondsdolheidquot; en art. 8 dezer wet doch alleen voor zoover bet de strafbaarstelling betreft van het verzuim der kennisgeving beloeld bij art. 1;

m voormeld art. 8 wordt bet woord »enquot; waar bet de derde maal voorkomt, vervangen door «of en vervallen do woorden »te zamen of afzonderlijkquot;.

33°. art. 2 van de wet van 5 Juni 1875 [Staatsblad u0 113)

-ocr page 23-

20

betrekkelijk »liet nemen van maatregelen tegen overbrenging van den Colorado-keverquot; ;

in de 1ste alinea van voormeld artikel vervallen de woorden »te zamen of afzonderlijkquot; en wordt het woord »enquot; vervangen door »ofquot;;

34°. de iirtt. 65 en 102, eerste lid, van de wet van 28 April 187() (Staatsblad u0. 102), tot «regeling van het hooger onderwijs quot;, gewijzigd bij de wetten van 7 Mei 1878 {Staatsblad n0. 33), van 28 Juni 1881 (Staatsblad\\\\0.1^1), van 15 Juni 1883 (Staatsblad n0. 75) en van 23 Juli 1885 {Staatsblad nquot;. 141);

35°. art. 9, tweede lid, van de wet van 24 Juni 187G (Staatsblad n0. 117), houdende »regeling van de voorwaarden tot verkrijging der afzonderlijke bevoegdheid tot uitoefening der tandheelkunst en van de uitoefening dier kunst quot; ;

36». art. 2, 2de en 3de lid, van de wet van 28 Juni 1876 (Staatsblad n0. 150), houdende «maatregelen tegen het gevaar, hetwelk door den in-, door- en vervoer van vergiftige stoffen kan ontstaanquot;;

in art. 2, 2de en 3de lid, wordt het woord «misdrijfquot; en «misdrijvenquot; vervangen door: «strafbaar feitquot; en «strafbare feitenquot;;

in art. 2, 2delid, wordt het woord «enquot; vervangen door «ofquot; en vervallen de woorden «gezamenlijk of afzonderlijk quot; ;

37°. art. 22, met uitzondering van het laatste lid, van de wet van 17 November 18/(1 (Staatsblad n^. 227), tot «regeling dor coöperatieve vereenigingen quot;;

38°. art. 19 van de wet van 28 Maart 1877 (Staatsblad n0. 35), tot «wering van besmetting door uit zee aankomende schepen quot;;

in art. 19 wordt het woord «enquot;, waar dit de tweede maal voorkomt, vervangen door «ofquot; en vervallende woorden «te zamen of afzonderlijk\' ;

39°. art. 10 van de wet van 28 Maart 1877 (Staatsblad n0. 43), tot «vervanging der koperen door bronzen pasmuntquot;;

40°. art. 9, 1ste lid, van de wet van 17 Angus-

-ocr page 24-

21

tus 1878 (Staalshlad n0. 127), tot «regeling van het lager onderwijsquot;, gewijzigd door de wetten van 27 Juli 1882 (Staatsblad n0. UV), :3 Januari 1884 {Staatsblad n0. 2) en 11 Juli 1884 (Staatsblad n0 123);

in het eerste lid van art. 9 vervallen de woorden: »zonder daartoe bevoegd te zijn lager onderwijs geeft ofquot;, wordt bet woord »enquot;, waar dit de tweede maal voorkomt, vervangen door »ofquot; en vervallen de woorden »te zamen of afzonderlijkquot;;

art. 10 5 der eerstgenoemde wet wordt gelezen:»tot eene der straffen omschreven in art. \'lt;.8 iios. 4 en 5 van bet Wetboek van Strafrechtquot;;

41°. art. !), met uitzondering van het voorlaatste liJ , van de wet van 23 April 188Ü (Staatsblad n0. (57), betreffende s de openbare middelen van vervoer, mot uitzondering der spoorwegdiensten quot;;

42°. art. 6 van de wet van 25 Mei 1880 (Staatsblad n0. 89), tot » bescherming van diersoorten, nuttig voor landbouw of houtteeltquot;;

in het tweede lid van voormeld artikel worden de woorden: » sinds do schuldige krachtens dezelfde strafbepaling werd veroordeeldquot; vervangen door: «sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens overtreding van hetzelfde artikel dezer wet onherroepelijk is geworden quot;;

43°. de artt. 14, 15, 16, 17 en 18 van de wet van 21 Juni 1881 {Staatsblad n0. 76), houdende «bepalingen omtrent de zeevisscherijenquot;, aangevuld bij de wet van 7 October 1884 {Staatsblad n0. 211);

44°. de artt. 16, 17, aanhef en n0. 2, 18, 23 en 27 van de wet van 28 Juni 1881 {Staatsblad u0. 97), houdende » wettelijke bepalingen tot regeling van den kleinhandel in sterken drank en tot beteugeling van openbare dronkenschap\'\', gewijzigd bij de wetten van 23 April 1884 {Staatsblad n0. 54) en 16 April 1885 {Staatsblad n0. 78);

n0. 4 van art. 3 wordt gelezen: «Wanneer de verzoeker binnen de laatste twee jaren tweemaal wegens overtreding van eene strafbepaling dezer wet, met uitzondering van die van art. 23 , of wegens een der feiten omschreven in art. 184 , voor het geval het feit betrekking heeft op een bevel of eene vordering , krachtens deze wet of de bij deze wet bedoelde plaatse-

-ocr page 25-

22

lijke vfirordeningon gedaan, of in de artt. 252, 426, 453 en 454 vau liet Wetboek van Strafrecht onherroepelijk is veroordeeld of wanneer hij van de uitoefening van zijn beroep is ontzet, zoolang die ontzetting voortduurtquot; ;

in art. 18 worden de woorden: «artikel 19quot; vervangen door: » artikel 252, 2°. en 3°, van het Wetboek van Strafrecht

45°. do artt. (i, 7 en 8 van do wet 7 December 1883 {Staatshlud n0. 202), »ter uitvoering van de op G Mei 1882 te \'s Gravenbage gesloten internationale overeenkomst tot regeling van de politie op de visscberij in de Noordzee buiten do territoriale wateren quot;;

46c,. de artt. 36, aanhef en 3°., 37 , met uitzondering van het laatste lid, en 38 van de wet van 27 April 1884 {Staatsblad n0. 96), tot «regeling van bet Staatstoezicht op krankzinnigenquot;;

het 2de en 3de lid van art. 18 worden vervangen door de navolgende bepaling: » Ingeval de rechter oor-deelende in strafzaken , met toepassing van bet 2de lid van art. 37 van bet Wetboek van Strafrecht, heeft bevolen , dat iemand in een krankzinnigengesticht zal worden geplaatst, geschiedt de opneming van zoo-danigen persoon tegen overlegging van een uittreksel uit de onherroepelijk geworden uitspraak, die de plaatsing beveeltquot; ;

47°. de artt. li, 15 en 19 van de wet van 23 Juli 1885 {Staatsblad n0. 142), tot «regeling der Staatsloterijquot;;

in bet tweede lid van de voormelde artikelen worden de woorden «sedert de schuldige wegens dergelijk feit onherroepelijk is veroordeeldquot; vervangen door «sedert eeno vroegere veroordeeling van den schuldige wegens dergelijk feit onherroepelijk is geworden

Ardkcl IJL.

De feiten in het vorig artikel bedoeld, worden beschouwd als overtredingen. Zij worden als zoodanig berecht voor zoover niet in do bijzondere wet uitdrukkelijk het tegendeel bepaald is.

De in de wetten in het vorig artikel bedoeld met name genoemde poging blijft als zelfstandige overtreding strafbaar.

De op in bet vorig artikel bedoelde leiten gestelde gevangenisstraf wordt vervangen door hechtenis met een

-ocr page 26-

23

maximum van gelijken duur doch den tijd van een jaar niet overschrijdende en met een minimum van één dag.

Het minimum der geldboete wordt gesteld op of verminderd tot vijftig cents.

Wanneer op herhaling van overtreding zwaardere straf is gesteld, zonder vermelding van eenig tijdvak , binnen hetwelk die herhaling moet hebben plaats gehad, is die bepaling slechts dan van kracht wanneer tijdens het plegen van do overtreding nog geen vijf jaren zijn verloopen sedert de vroegere veroordeeling van den schuldige onherroepelijk is geworden of\' de op de overtreding gestelde geldboete vrijwillig is betaald.

Waar een andere aanvangstijd van den termijn voor de herhaling vastgesteld, is bepaald, wordt de in het vorige lid bedoelde tijd van aanvang daarvoor in de plaats gesteld.

Artikel 12

Blijven van kracht:

1°. art. 39, 3do lid, van do wet van 20 Juli 1870 {Staatsblad n0. 131), tot »regeling van het veeartsenijkun-dig Staatstoezicht en de veeartsenijkundige politioquot;, aangevuld door de wetten van 2 Juni 1875 {Staatsbladn°. 94), 8 Augustus 1878 {Staatsblad n°. 115) en 1 Augustus 1880 (Staatsblad nquot;. 123);

in voormeld artikel worden do woorden : »l)e artt. 142 en 143 van het Strafwetboek, het laatste in verband met art. 5 dor wet van 2$ inmlüo\'-t {Staatsblad n0. 102), zijn toepasselijk opquot; vervangen door: »Wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaarquot;;

2°. art. 17 van de wet van 23 Juli 1885 {Staatsblad n0. 142), tot «regeling der Staatsloterijquot;.

De feiten in dit artikel bedoeld, worden beschouwd als misdrijven.

AHikel 13.

I

De bij bijzondere wetten en verordeningen verleende bevoegdheid tot het opsporen van strafbare feiten blijft ga-handhaafd , ook voorzoover tegen die feiten thans in het Wetboek van Strafrecht is voorzien.

Artikel 14

In art. 10 der wet van 30 April 1815 {Staatsblad nquot;. 33

-ocr page 27-

24

«houdende instelling van de Militaire Willemsordequot; en in nrt. 12 der wet van 29 September 1815 {Staatsllad n0.47) shoudende instelling van de orde van den Nederlandschen Leeuwquot;, worden de woorden: »eeu onteerend vonnis^ vervangen door: »eene onherroepelijke veroordeeling tot gevangenisstraf van drie jaren of tot zwaardere strafquot;.

ArOkcl 15.

In art. 27 der wet van 9 Mei 1846 [Staatsllad n0. 24). »betreffende de burgerlijke pensioenenquot;, laatstelijk gewijzigd bij die van 21 Mei 1H73 (Slaalshlad n0. 64), in art. 71 der wet van 28 Augustus 1851 {Staatsllad n0. 127) »tot regeling der militaire pensioenen bij dezeemagtquot;, art. 70 der wet van 28 Augustus 1851 (Staatsllad n0. 129). »tot regeling der militaire pensioenen bij de landmagtquot; , art. 43 der wet van 24 Juni 1854 [StaatsMad n0. 92) » betreffende bet verleenen van pensioen aan mindere geëmployeerden , werklieden en bediendenquot;, en art. 21 der wet van 20 Augustus 1859 (Staatsllad n0. 94), laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 April 1876 (Staatsllad n0.92), »betreffende bet verleenen van pensioen en onderstand aan .schippers, loodsen, loodskweekelingen en hulploodsen bij de loodsdienst voor zeeschepenquot;, worden de woorden »lijf-of onteerendequot; vervangen door; »gevangenisstraf van drie jaren of zwaarderequot;, en de woorden »tot \'op de rehabilitatiequot; of » tot aan de rehabilitatie quot; door : » gedurende een door den regter bij hot vonnis te bepalen tijd quot;.

Arükcl IC.

Art. 28 van de wet van 7 Mei 1856 (Staatsllad nquot;. 32) •gt;gt; houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepenquot; wordt gelezen:

» Bij de monstering worden de artt. 5—9 , 17, 20, 21, 23, 24 en 26 dezer wet en de artt. 391—401, 406 en 408 Wetboek van Strafrecht aan de schepelingen voorgelezen.quot;

ArUlicl 17.

Art. 7 van de wet van 2 Mei 1863 [Staatsllad n0. 50), gewijzigd door de wetten van 28 Juni 1876 (Staatsllad n0. 143) en van 25 April 1879 (Staatsllad n0. 87) «houdende regeling van het middelbaar onderwijsquot;, vervalt.

Art. 8, eerste lid l, van eerstgenoemde wet wordt gelezen : »tot eene der straffen omschreven in art- 28, nos. 4 en 5, van het Wetboek van Strafrechtquot;.

-ocr page 28-

Artikel 18.

De wet vun 6 April 1875 [SladtshUul ii0. 06) »tot rogeliiig* der algemeene voorwaarden , op welke, ten aanzien \'van de uitleve.-ing van vreemdelingen, verdragen met vreemde Mogendheden kunnen worden gesloten quot; , blijft van kracht, behoudens de navolgende wijzigingen.

i)e navolgende nummers van art. 2 dier wet worden gelezen als volgt:

1°. a. aanslag, ondernomen met het oogmerk om den Koning, de regerende Koningin, den Regent of een ander hoofd van een bevrienden Staat van het leven of de vrijheid te beroo?eu of tot regeren ongeschikt te maken;

b. aanslag op het leven of de vrijheid van de niet-regerende Vorstin, van den Troonopvolger of van een lid van het Vorstelijk Huis;

\'■i . douüslag of moord , kinderdoodslag of kindermoord ;

3°. bedreigingen strafbaar gesteld bij het tweede lid van art. 285 van het Wetboek van Strafrecht;

4°. het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving of den dood der vrucht van eene vrouw door haar zelve of door anderen;

5°. mishandeling die zwaar ligchamelijk leisel of den dood ten gevolge heeft, mishandeling met voorbedachten rade of zware mishandeling;

0°. verkrachting of een der misdrijven tegen de zeden strafbaar gesteld bij de artt. 243 tot \'en mei\' 247 van het Wetboek van Strafrecht;

7°. koppelarij;

11°. het namaken of vervalschen, met het in art. 208 van liet Wetboek van Strafrecht omschreven oogmerk , van muntspeciën of muntpapier of liet opzettelijk in omloop brengen van valsche ot vervalsclite muntspeciën of muntpiipier ;

r2J. valschheid in zegels en merken strafbaar gesteld bij de artikelen 210 en 217 van het Wetboek van Strafrecht;

13°. valschheid in geschriften, strafbaar gesteld bij de artt. 225 tot en met 227 van bet Wetboek van Straf-rechx, benevens het in voorraad hebben of invoeren van billetten eener krachtens wettige verordeningen van den

-ocr page 29-

20

Staat opgerigte circulatiebank, waarvan de valschheid of vervalsching den dader toen hij ze ontving bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalscht uit te geven ;

14°. meineed ;

15°. omkooping van ambtenaren strafbaar gesteld bij de artt. 178, 363 en 364 van bet Wetboek van Strafrecht, knevelarij, verduistering door ambtenaren of daarmede gelijk gestelden;

16°. brandstichting in de in art. 157 en art. 328 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde gevallen;

17°. opzettelijke en wederregtelijke vernieling van een gebouw strafbaar gesteld bij art. 352 van het Wetboek van Strafrecht of van een gebouw of getimmerte in de in art. 170 van voormeld Wetboek strafbaar gestelde gevallen;

18°. openlijk geweld met vereenigde krachten tegen personen of goederen, omschreven in art. 141 van het Wetboek van Strafrecht;

19°. het in de in art. 168 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde gevallen opzettelijk en wederregtelijk doen zinken of stranden , vernielen, onbruikbaar maken of beschadigen van vaartuigen;

25°. verduistering.

In de artikelen 6 en 7 wordt het woord » misdrijfquot; vervangen door: »straf baar feitquot; en in artikel 10 het woord » hechtenisquot; door: » verzekerde bewaringquot;.

§ in.

Bepalingen omtrent overtredingen van Algemecne Maatregelen

van \'inwendig bestuur, van Provinciale verordeningen, reglementen en reglementaire voorschriften, van gemeenteverordeningen en van politieverordeningen of keuren van waterschappen.

Artikel IO.

Blijven van kracht, voor zoover ■ betreft feiten waartegen in eenige andere wet niet is voorzien, de bepalingen omtrent onderwerpen in de acht eerste Titels van het eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht behandeld, alsmede de strafbepalingen, bij eenige bijzondere wet vastgesteld ten op-

-ocr page 30-

27

ziclite van overtreding van eenigen algemeenen maatregel van inwendig bestuur tot uitvoering dier wet uitgevaardigd.

Art. 11 dezer wet is daarbij van toepassing.

De bepalingen voorkomende in de wetten bedoeld in liet eerste lid van dit artikel omtrent solidariteit bij veroordeeling tot boete, voorziening in geval van wanbetaling van boete, bestemming van boete en van verbeurdverklaarde, niet vernietigde of onbruikbaar gemaakte voorwerpen, verval van liet recht van strafvordering door traiiteactie of door vrijwillige betaling vnn liet maximum der boete, alsmede omtrent verzachtende omstandigheden blijven of zijn ingetrokken.

In art. 2, 1ste lid, van de wet van 28 Juni 1876 (Sluats-hlad n0. 150), houdende »maatregelen tegen het gevaar, hetwelk door den in-, door- en vervoer van vergiftige stofl\'en kan ontstaanquot;, wordt het woord » enquot; vervangen door » ofquot; en vervallen de woorden »te /.amen of afzonderlijkquot;.

In art. 3 van de wet van 26 April 1884 (Staatshlad n0. 80) »houdende buitengewone maatregelen tot afwending van eenige besmettelijke ziekten en tot wering barer uitbreiding en gevolgenquot; en in art. 6 van de wet van 26 Apiil 1884 {Staatshlad n0.81) «houdende nadere bepalingen omtrent het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontvlambare of ontplofbare stoffenquot; worden de woorden «sedert de schuldige wegens betzelfde feit onherroepelijk is vero irdeeldquot; vervangen door: »sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijk feit onherroepelijk is gewordenquot;.

Arllkel \'O.

Waar in do thans bestaande wetten het geven van nadere voorschriften aan algemeene maatregelen van inwendig bestuur is overgelaten , zonder bepaling van straf tegen de overtreding van voorschriften bij die algemeene maatregelen van inwendig bestuur gegeven , zal die overtreding-gestraft worden met hechtenis van ten hoogste veertien dagen of geldboete van ton hoogste honderd gulden.

Ariikcl 31.

Hij die het reglement betrekkelijk de ontginning van steenkolenmijnen, behoorende bijOns besluit van 28 Juni 1877 [Staatsblad n0.155), overtreedt, wordt gestraft niet hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ton hoogste driehonderd gulden.

-ocr page 31-

Artikel 22.

Onverminderd de bepalingen van de drie voorgaande artikelen blijft art. 1 van de wet van (i Maart 1818 (Slaais-llacl n°. 12) tot den Isten September 1888 van kracht

In vooimeld jxrtikel worden de woorden: »met eene boete van ten minste tien en ten hoogste honderd gulden, of eene gevangenis van ten minste één en ten langste veertien dagen , of met boete en gevangenis te zamen , mits binnen de eveng-enoemde beperkingen respectivelijk begrepen zijnde\' vervangen door ; » met hechtenis van een tot veertien dagen of geldboete van vijftig cents tot honderd gulden

Artikel 2;i.

Art. 74 der wet van 6 Juli 1850 {StaaisMadv0. 39), rege-lende » de zamenstelling en magt van de Provinciale Statenquot; blijft van kracht.

Art. 1 der wet van 25 Mei 1880 [Staatsblad no. 86)»tot herziening der wet van G Maart 1818 {Staatsblad nquot;. 12) omtrent de straffen tegen overtreders van algemeene verordeningen , enz.quot; blijft van kracht.

In het eerste lid van voormeld artikel worden de woorden » geldboete van één tot vijf en zeventig gulden en gevangenisstraf van een tot zeven dagen, te zamen of afzonderlijkquot; vervangen door: «hechtenis van ten hoogste twaalf dagen of geldboete van ten hoogste vijf en zeventig1 gulden quot;.

Aan voormeld artikel wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

»De duur der vervangende hechtenis is in geval het maximum der bepaalde boete zestig gulden te bovengaat, ten hoogste twaalf dagen.quot;

Artikel 21.

Art. 47 van de wet van 29 Juni 1851 {Staatsblad n0.Hh), regelende »de zamenstelling , inrigting on bevoegdheid der gemeentebesturenquot;, blijft van kracht.

13e artt. 161 —165 van voormelde wet worden vervangen door de twee navolgende bepalingen:

Art. 161. »I)e raad kan op overtreding zijner verorde-

-ocr page 32-

\'20

nhigen, voor zooveel daartegen niet bij eene wet, eenen alge-meeneii maatregel van inwendig bestuur of eene provinciale verordening is voorzien, hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden stellen , alsmede verbeurdverklaring van de voorwerpen door middel van de overtreding verkregen of waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren.quot;

Art. 162. »Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of daarvoor vrijwillig de geldboete is betaald , kan de regter geldboete of hechtenis tot het dubbel van het voor elk gesteld maximum uitspreken.quot;

ArUkcl SS.

De artt. 271, 272, 274-282 der in het vorig artikel bedoelde wet blijven van kracht.

Art. 273 van voormelde wet wordt gelezen: »Voor de strafbaarheid der in art. 271 bedoelde poging en raedeplig-tigheid gelden de eischen, in de artt. 45 en 48 van liet Wetboek van Strafrecht voor strafbare poging tot eu mede-pligtigheid aan misdrijf gesteld.quot;

In de artt. 272, 274-, 275 en 277 van voormelde wet wordt het woord » misdrijven quot; vervangen door: «overtredingenquot;.

In de artt. 274 en 275 van voormelde wet worden de woorden »de artikelen270 enquot; vervangen door :» artikelquot;.

ArdUel 30.

De artt. 1 tot 5 der wet van 12 Juli 1855 {Staatsblad n0. 102) »tot voorloopige voorziening in sommige waterstaatsbelangenquot; worden vervangen door de twee volgende bepalingen:

Art. 1. »De besturen van waterschappen kunnen op overtreding der keuren of verordeningen van politie, door hen krachtens de hun toegekende of tot hiertoe wettig uitgeoefende bevoegdheid gemaakt of te maken, en van daarmede gelijkstaande voorschriften , voor zooveel daartegen niet bij eene wet of wettelijke verordening is voorzien , hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden stellen.quot;

Art. 2. »Indien tijdens het plegen van de overtreding

-ocr page 33-

30

nog geen jaar is verloopen, sedert eeue vroegere veroor-deeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of daarvoor vrijwillig de geldboete is betaald , kan de regter geldboete of hechtenis tot het dubbel van het gesteld maximum uitspreken.quot;

Artikel 37.

In de bestaande provinciale, gemeente- of waterschapsverordeningen , reglementen, reglementaire voorschriften of keuren wordt de gevangenisstraf vervangen door hechtenis, het minimum der hechtenis op één dag en dat der geldboete op vijftig cents gesteld.

quot;Wanneer gevangenisstraf en geldboete te zamen of afzonderlijk op het feit zijn gesteld, kan de rechter slechts één van beide opleggen.

Behoudens het bij dit artikel bepaalde blijft art. 3 van de wet van 23 Mei 1880 {Staatsblad n0. 86) van kracht.

Artikel 28.

De strafbare feiten, bedoeld in de artt. 20—27, worden beschouwd als overtredingen.

§ IV.

Altjemecne bepaling omtrent herhaling van strafbare feiten.

Arfikcl 39.

De bepalingen van het Wetboek van Strafrecht omtrent strafverzwaring , in geval van herhaling van strafbare feiten, worden toegepast ook indien de vroegere veroordeeling wegens soortgelijk feit of de vrijwillige betaling van de boete onder de heerschappij der oude wetgeving plaats had, zelfs wanneer in die wetgeving aan het eerste feit «ene andere qualiflcatie werd gegeven.

§ V.

Bepalingen betreffende strafbare feiten vóór 1 September 1886 gepleegd en op of na dien dag te berechten.

Artikel 31gt;.

ïer bepaling van de bevoegdheid van den rechter en de wijze van rechtspleging, wordt uitsluitend de wetgeving toegepast in werking op het tijdstip waarop rechtsingang werd verleend of, voor de eerste maal, rauwelijks voor de openbare terechtzitting gedagvaard.

-ocr page 34-

31

Artikel 31

In alle zaken waariu vóór 1 September 188G reeds , al ware het bij verstek, een eindvonnis gewezen is, worden, ook na verzet of na gebruik van liet middel van hooger beroep of van cassatie, uitsluitend do oude strafrechtelijke bepaling-en toegepast.

Indien daarentegen wegens een feit vóór 1 September 1886 geploegd, eerst op of na dien dag het eerste eindvonnis gewezen wordt, gelden de bepalingen der vijftien volgende artikelen en van art. 48.

Arlikcl 38.

Indien in de oude wetgeving levenslange tuchthuisstraf is gesteld, treedt daarvoor levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren in de plaats.

Artikel 33.

Indien in de oude wetgeving vijf tot vijf en twintigjarige tuchthuisstraf is gesteld, treedt daarvoor gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren in de plaats.

Ariiltcl 3 I

Indien in de oude wetgeving vijf tot twintigjarige tuchthuisstraf is gesteld, treedt daarvoor gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren in de plaats.

Artikel 35.

Indien in de oude wetgeving vijf tot vijftienjarige tuchthuisstraf of deportatie is gesteld , treedt daarvoor gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren in de plaats.

Artikel 3(i

Indien in de oude wetgeving vijf tot tienjarige tuchthuisstraf is gesteld , treedt daarvoor gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren in de plaats.

Artikel 37.

Indien in de oude wetgeving verbanning is gesteld ,

-ocr page 35-

treedt daarvoor gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden in de plaats.

Artikel .\'IS.

In de gevallen in de artt. 32—37 bedoeld is de rechter bevoegd, ontzetting uit te spreken van de in art. 28, n0. 1 , 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten , benevens van voogdij en curateele over eigen kinderen , voor den duur in artikel 31 van dat Wetboek aangewezen.

Arükcl 3».

Indien in de oude wetgeving correctioneele gevangenisstraf is gesteld , treedt daarvoor in de plaats gevangenisstraf waarvan het maximum wordt verminderd tot de helft.

Artikel lO

Indien naar de oude wetgeving ontzetting had kunnen worden uitgesproken van al de in art. 8 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n0. 102) vermelde rechten, treedt daarvoor \'s rechters bevoeglheid tot ontzetting van de in art. 28, n0. I , 2, 3 en 4 van het Wetboek van Strafrecht vermelde rechten, benevens van voogdij en curateele over eigen kinderen, in de plaats.

Artikel 41.

Indien naar de oude wetgeving ontzetting had kunnen worden uitgesproken van sommige der in art. 8 der wet van 29 Juni 1854 [Staatsblad n0. 102) vermelde rechten , kan die ontzetting slechts plaats hebben in zoover die rechten ook in art. 28 vaa het Wetboek van Strafrecht vermeld zijn.

Het laatste lid van voormeld art. 8 blijft buiten toepassing.

Artikel 43.

Indien in de oude wetgeving politiegevangenisstraf ia gesteld, treedt daarvoor hechtenis van gelijken duur in de plaats.

-ocr page 36-

33

Artikel 43.

Ten aanzien van het minimum der gevangenisstraf, hechtenis cn geldboete, gelden de bepalingen der artt. 10, 18 en 23 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 14.

Indien de strafbepalingen der nieuwe wetgeving vour den schuldige minder ongunstig mochten zijn dan die van do oude wetgeving na de verwisseling in de artt. 32—37, 39 en 42 dezer wet voorgeschreven, worden alleen do bepalingen der nieuwe wetgeving toegepast.

Alleen de maxima der gestelde straffen worden in vergelijking gebracht.

Bij cumulatieve of alternatieve strafbedreiging worden alleen de zwaarste straffen in vergelijking gebracht.

Bijkomende straffen worden niet in vergelijking gebracht.

Voor zooveel geldboeten betreft, wordt alleen het bedrag der boeten , niet de duur der subsidiaire gevangenisstraf of hechtenis in vergelijking gebracht.

Artikel 43.

Opzending van bedelaars of landloopers naar een bedelaarsgesticht of werkhuis, kan slechts worden gelast voor zoover krachtens de nieuwe wetgeving veroordeeling tot plaatsing in eene Rijkswerkinrichting zou kunnen worden •uitgesproken.

De opzending is in geen geval verplichtend.

Artikel 40.

Indien hetzij naar de oude , hetzij naar de nieuwe wetgeving , het feit alleen op klachte vervolgbaar is, wordt de strafvordering niet ontvankelijk verklaard tenzij de klacht is gedaan.

De in art. 66 van het Wetboek van Strafrecht vastgestelde termijn vangt aan op den dag in art. 2 dezer wet bedoeld.

Ten aanzien van klachten vóór dien dag ingediend vangt op dien dag de termijn aan bedoeld in art. 67 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 4*.

Do artt. 63—67 der wet van 28 Juui 1854 {Slaatshlad

-ocr page 37-

34

ii0. 100) »tüt regeling\' van hot armbestuurquot;, gewijzigd bij de wet van 1 Juni 1870 {Staatsblad nquot;. 85), blijven gelden voor hen wier overbrenging krachtens rechterlijk vonnis, gewezen vóór het in werking treden van deze wet, zal zijn geschied , zoolang zij in zoodanig gesticht verblijven.

De in het eerste lid vermelde artikelen zijn afgeschaft zoodra de laatste landlooper of bedelaar uit de bedelaarsgestichten is ontslagen.

Artikel 4».

Alle bepalingen in het Wetboek van Strafrecht gemaakt, betrekkelijk den ingang, de wijze en de kosten van tenuitvoerlegging van straffen , daaronder begrepen do bepalingen betrekkelijk de bestemming van boete en van verbeurdverklaarde voorwerpen en de straffen die, bij gebreke van voldoening aan de rechterlijke uitspraak, daarvoor in de plaats treden , zijn toepasselijk.

§ VI.

Bepaling omtrent straffen vóór 1 September 1886 opgelegd.

Artikel 49.

Art. 35 van het Wetboek van Strafrecht is niet van toepassing op straffen, die ten uitvoer worden gelegd krachtens vonnissen vóór 1 September 1886 gewezen.

Slotbepaling.

Artikel 50.

Deze wet treedt in werking op den Isten September 1886.

-ocr page 38-

MM fcf x #• gt; « ■ . — J? ^ABJ

\'■ ■

.

\'

-

-

-ocr page 39-

I

I

I

I

I

-ocr page 40-
-ocr page 41-