-ocr page 1-

I ógt;(P 4 tlTJt é ,

O V E KG KT) R U K T

UIT

VRAGEN DES TUDS.

-ocr page 2-
-ocr page 3-

BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER REGISTRATIEBELASTING.

T.

Quodsi inscitiao antlaciaovo a quibusdam condom-natus ero, hoe tanuüi Inetabor me doctiorum anlmos in rem peculiari cura dignissirnnm atquo immerito a plorisque nogloctain, convertisso.

S. VrssKuiNCJ. Quaesliones Flautinae. Tntroiïus.

Onder de belastingen, welke in do geschiedenis met eeno zwarte kool staan aangeteekend, behooren in de eerste plaats die, welke in Frankrijk geheven werden onder den naam van droit de controle et de centième denier, en waaruit onze tegenwoordige registratie-belasting is voortgekomen. Een van hare grootste gebreken was hare onzekerheid. Niemand kon goed te weten komen wat hij schuldig was, cn hiervan maakten de pachters der belastingen misbruik, door afpersing te plegen, onder voorgeven dat zo verschuldigde belasting inden.

Het liep zoo hoog dat, ruim eene eeuw geleden, la cour des aides, een aanzienlijk staatslichaam, hetwelk, in hot hoogste ressort, uitspraak deed over belastinggeschillen, do merkwaardige verklaring ntlcgde: „Tl est nécessaire de venir au ,/secours d\'un peuple, opprimé par cette monstruense régie.quot;

Alleen door het oog op dergelijke toestanden te vestigen, kan men het natuurlijk vinden dat Adam Smith onder de vereischten eener goede belasting opnoemde, dat het bedrag nauwkeurig bepaald en van willekeur onafhankelijk moet wezen, een vereischte dat zóó voor de hand ligt, dat het haast kinderachtig schijnt er over te spreken.

De latere staathuishoudkundigen hebben Smith\'s regel over-

-ocr page 4-

BIJ DRAGK TOT DE KENNIS DI4R REGI ST II ATI E B EL AST IN O

genomen, maar het is mij altijd voorgekomen dat zo zich zeer weinig hebben ingelaten met de vraag, of de tegenwoordige belastingen in het beschaafde Europa er mede in overeenstemming zijn. Het schijnt integendeel dat wij, naaide zienswijze van sommigen hunner, al lang in het land van belofte zijn aangekomen. Zoo zegt de onlangs overledene II. Passy dat er in landen, waar verlichte besturen aan \'t hoofd staan, maar zeer weinig belastingen meer zijn, die aanleiding geven tot verschil en tot beslissingen, waarin de billijkheid niet altijd in \'t oog wordt gehouden. 1

Zoodanig oordeel komt mij zeer vreemd voor, wanneer ik denk aan de registratiebelasting, waarmede do staathuishoudkundigen bijna allen slechts zeer oppervlakkig bekend zijn. Zij hebben zich druk gemaakt met do vragen of zij gedragen wordt door den kooper of door den verkooper, of zij het kapitaal treft of uit do inkomsten wordt gekweten, geoordeeld dat zij nuttige overgangen verhindert en veel te hoog is, on haar hierom, bijna met algeraeene stemmen, verworpen. Maar over hare onzekerheid, over de rol, die willekeur er bij speelt, daarover bewaren ze het stilzwijgen, tenzij ze, zooals Ran in zijne Finnnzwissenschaft, or in eeno noot ter loops melding van maken. 2

Hot is dan ook niet bij de staathuishoudkundigen, dat men wezen moet, om hare gebreken te loeren kennen. Men moet zich daartoe bij hen vervoegen, die getuigen zijn van \'t eoen er voorvalt tusschon den fiscus en hot publiek, als

o

zij hun geschil voor den rechter brengen.

O

Hooren wij b. v. Championnière en Rigaud, do geleerde en beroemde schrijvers van hot Traité des droit* d\'enreyistremmt en andere werken over deze belasting. Hun oordeel komt hierop neer. De registratiebelasting is op zich zelve verderfelijk, en de wijze waarop ze geïnd wordt, erbarmelijk. Hare toepassing is con toonbeeld van onbegrijpelijke verwarring. Geen twee ontvangers heffen naar denzelfdon regel; voor dezelfde akte wordt hier vast, daar evenredig recht betaald;

1

Dictionn. da Vvcononnc poUtique v«lii Coc|nolin ei» (jmllaumin, «trt. Impot.

-ocr page 5-

BI.imU(JK TOT l)K KKNNIS DHR KEfilSTIUTIRBKLASTING. 3

op hclzcll\'dd kantoor wordt lieden eene. andere heffing toegepast dan gisteren; niemand kan zeker zeggen wat er moet betaald worden, zelfs de ontvanger niet, want dikwijls heeft de inspectenr andere opvattingen dan hij.

Het lijdt geen tegenspraak dat er geene belasting bestaat, waarvan de heffing moer verward is en tot meer misbrniken aanleiding moet geven.

Voor de notarissen, die de juistheid dezer voorstelling beter dan anderen kunnen beoordeelen, is die verwarrinquot; eene onuitputtelijke bron van moeilijkheden, misrekeningen en processen, die meestal evenmin geweten kunnen worden aan den opsteller der akte als aan den ontvanger. \'

Tot zooverre onze schrijvers, wier oordeel mij, door ecno bijna vijfentwintigjarige ondervinding, gebleken is nagenoeg in alle opzichten juist en ook op Nederland toepasselijk te wezen. En hierin sta ik niet alleen; ambtenaren, die met de toepassing der registratiewet lange jaren zijn belast geweest, laten zich er even ongunstig over uit. Een inspectenr van het vak zeide mij onlangs; n\'i [s vreemd, die ontvangers zijn ,/allen hetzelfde; als ze niet weten wat ze nemen moeten, dan ,/nemen ze maar \'t meeste.quot; De officier bij de rechtbank te Groningen onderscheidt twee soorten van inenschen ino-e-

.. \'O

wijden en ,/niet-ingewijden in de finesses van de wetten op z/de registratie en hare toepassing.quot; 1

Een hooggeplaatst staatsambtenaar, voormalig ontvanger, antwoordde mij op mijne vraag, of de ontvanger de wet moet toepassen of de opvatting van hot bestuur volgen, wanneer die met de wet strijdt; ,/Bepaald zeggen; ,/ik kende de ziens-,/,/wijze van het bestuur, doch paste deze niet toe, omdat ik haar ,/,/in strijd acht met de wetkan de ontvanger niet. Hij moet //die zienswijze toepassen, doch heeft het recht zijne bezwaren ,/daartegen in te brengen. Ware het anders, dan zou /iet toch neen chaos worden, en ieder, geheel onafhankelijk van anderer ,/ziens wij ze, zijne heffingen doen.quot;

Dit is dus ook al geen lofrede wat de zekerheid betreft. De heer A. van Eek, thans hypotheekbewaardor te Leiden ,

1

Weekblad van het recht y n0. 4557,

-ocr page 6-

4 BIJDRAGE TOT DK KENNIS DEI! REG1ST11ATJEBELASTING

vroeger ontvanger der registratie, schreef voor eenige jaren: ,/I)e geheele geschiedenis der registratie is halen en trekken „wat men konde, en op dat gebied is men in Nederland zeer „sterk geweest. De leer, veel kleintjes maken een groote, is ,/daar dikwijls nageleefd, en voor 25 ü 30 jaren toegepast op „de vaste rechten, geheel en al in strijd met art. 11 van de „wet van 22 fritnaire an VII. De exceptioneele wijze van pro-„cedeeren, bij de registratie gebruikelijk, en die geen middel „van verhaal toelaat voor het honorair van den raadsman, deed, „om groote kosten te ontgaan , lang in de hoogst onbillijke „vordering berusten,quot; \'

Indien, in het algemeen, onzekerheid in belastingzaken eene ramp is, dan is dit dubbel bet geval bij de registratiebelasting, omdat het hier dikwijls evenredige rechten geldt. Hier is het niet de vraag, of gij een paar dozijn guldens meer betalen zult dan gij meent schuldig te wezen ; neen , hier komt de fiscus eenige honderden, eenige duizenden, een halve ton eischen, waarvan gij soms naar het oordeel des rechters of eene kleinigheid of in \'t geheel niets schuldig zijt. Zoo wees de dordtsche rechtbank den 22stl:u October 1879 vonnis in eene zaak, waarin het verschil liep over/2937,—-.Den 9llnn September 1879 deed de haarlemsche rechtbank uitspraak over eene vordering van het bestuur groot / 7554,—, en oordeelde dat het maar recht had op ruim ƒ 55,—Den 5de» Maart 1880 ontzegde de rechtbank van Groningen aan het bestuur eene vordering van ƒ 2890,—. De hooge raad bevestigde, bij arrest van 4 Juni 1880, een vonnis van de rechtbank te Arnhem, waarbij aan hot bestuur eene vordering van /21285,— werd toegewezen, op grond dat verkoop van erfrecht in zich sluit overdracht der onroerende, tot de erfenis behoorende goederen. Dezelfde rechtbank had vroeger het omgekeerde beslist bij vonnis van 2 December I 809. Toen liep de vordering over / 56811,— waarop het bestuur, volgens de rechtbank, geene aanspraak, had. Het zou niet veel

1 Regis ff el. Bijdragen, dl. XIX, all. 4.

-ocr page 7-

BIJDRAGE TOT DU KKNNIS DKK RK(11STI!ATI 1\',IIHLASTINO

moeite kosten dit lijstje, dat enkel gegevens inhoudt, die mij toevallig onder de oogen kwamen en van den laat,sten tijd dagteekenen, tot eene lange lijst uit te breiden, doch het is voldoende om te doen zien dat de beweerde onzekerheid geene kleinigheid is en dagelijks voorkomt; het is dns wel de moeite waard hare oorzaken na te gaan,

Championnière en Rigaud zoeken ze in den fiscalen geest van het bestuur, de zucht tot ontduiking bij het publiek, en het onnoemelijk getal rechterlijke uitspraken. 1

Over de ontduiking kan ik kort zijn; zoolang de belasting zoo hoog is, dat het de moeite loont, haar te ontduiken, zoolang zullen er ook gevonden worden, die elke gelegenheid daartoe aangrijpen. Op dezen grond keuren sommigen deze belasting dan ook onvoorwaardelijk af.

Wat langer zullen we ons hebben bezig te houden met den fiscalen geest van het bestuur, die ook hier to lande, al spoedig na de invoering der wet van frimaire, de aandacht trok.

Volgens Championnière en Rigaud geeft de aard der werkzaamheden van de ambtenaren dezer belasting aan de heffinquot;-

• \' o

eene richting, die haar ver buiten de wettelijke grenzen moet voeren. De beslissingen des bestuurs, zeggen ze, hebben tot beginsel, dat men de belasting zooveel mogelijk moet doen opbrengen. Vooral komt dit uit in de memoriën, waarin het bestuur de belangen der schatkist voor den rechter be])leit. De noodzakelijke gevolgen van dit beginsel zijn eene uitbreidende uitlegging der wet en eene menigte regelen, die in strijd zijn met den aard van belastingwetten, welke in een beperkten zin moeten uitgelegd worden. Zoo leert het bestuur, dat het gerechtigd is die belasting te nemen, welke voor de schatkist het voordeeligste is, waaruit wederom volgt dat men, om tot die hoogste belasting te komen, eene overeenkomst uit haar verband rukken of verdraaien maquot;-

o *

Zoo worden, dag aan dag, de heffingen, uitsluitend gegrond op het algemeene beginsel van art. 4 der wet van 22 frimaire, opgevat in dien zin, dat het evenredig recht eene belasting zou wezen, waaraan geene overeenkomst, geene overdracht ontkomen kan.

1

Traité. Introduction.

-ocr page 8-

6 BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER REGISTRATIEBELASTING.

Zoo stanl het ook, altijd volgens het bestuur, ami partijen niet vrij haar doel langs den goedkoopsten weg te bereiken; de duurste overeenkomst is eene noodzakelijkheid, waaraan men zich niet kan onttrekken, zonder verzaking zijner burgerplichten en verkorting van \'s lands rechten. Deze bewering is de vruchtbaarste bron van onwettige heffingen, omdat zij niet toegepast wordt op enkele gevallen, maar op geheele groepen van overeenkomsten. Ilel bestuur bepaalt zich er niet toe, datgene als ontduiking te behandelen, wat dikwijls niets anders is dan de uitoefening van een wettig recht; liet beschouwt alle overeenkomsten als verdacht, waarop een o-erinü: recht staat en welke tot hetzelfde doel leiden als

o O

andere, die zwaarder belast zijn , —- of welker vorm voor ontduiking zou kunnen dienen. Van dit standpunt gezien, gaan Chatnpionniere en Rigaud voort, is |do ,wetgeving spoedig geheel van aard veranderd ; zij roept geen last in het leven, waarvoor de toestemming noodig is van hem, wien hij opgelegd wordt en welke zijne toestemming onderstelt; zij is de regeling van een recht, dat van nature verschuldigd is, niet van hetgeen de burger betalen moet;, maar van hetgeen het bestuur hem wel wil laten houden. 1

Als de inhoud van het voorgaande in \'t kort wordt samengetrokken , dan komen de beschuldigingen tegen het bestuur hierop neer. liet neemt niet slechts do verschuldigde belasting, maar bovendien zooveel mogelijk wat niet verschuldigd is, voorgevende dat ook deze heffing op de wet steunt. Om aan dit voorgeven den schijn van waarheid bij te zetten , gebruikt het twee middelen; is de wet op het feit niet toepasselijk, dan verdraait het de wet of verminkt het de feiten. Als de twee slangen op Laocoön komen deze beide middelen op den ongelukkige los, die er aan moet:

illi agmine certo I.aocoóntn petunt.

Die middelen, soms beide vereenigd, treffen meestal doel, en zoo kan men ook hier zeggen;

Een apotheker, die aardig is,

Maakt van een stuiver wat een daalder waardig is.

1

Traité. Introduction. § $ 4—7.

-ocr page 9-

lil.I l)RA-(; I \'l\'O\'r |) 14 K ENN IN DER li li( 1 IS\'I\'R ATI KliKLASTlNU. 7

111.

Moe is hol in Nederland gesteld? Misschien is er deze of gene, die zich verwondert over de onderstelling van de mogelijkheid, dat do toestand in Nederland, zelfs maar in de verte, eenigszins op dien in Frankrijk zou kunnen gelijken; in Nederland , dat zich er altijd op beroemd hoeft op den ladder der eerlijkheid een sport hoogor te staan dan andere lauden ; in Nederland, waar ambtenaren der registratie als motto voor hun boeken schrijven: //hot gold der belastingen ,/is het bloed der ingezetenen; mochten alle ambtenaren dit wgeen oogenblik vergeten.quot; 1

Indien iemand weten wil hoe hier te lande do fiscus te werk gaat, dan raadplege hij hot Periodiek Woordenboek der reyistratie.

Voor het bestuur in Nederland is dit boek, wat voor een militair zijn gedragslijst is. Getrouw vermeldt het hoe het bestuur den onverlaat vervolgd heeft, die de wettelijke belasting zocht te ontduiken, en hem, met kracht van wapenen, liet verschuldigde ontrukt heeft. Maar naast dergelijke schitterende wapenfeiten leest men ook maar al te dikwijls, hoe liet bestuur bevonden is in eene jagende houding met eene valsche jachtakte, op gronden waar het geen recht of vergunning had, en hoe oen wakkere veldwachter het, met de eene hand aan den kraag on de andere aan de broek, heeft opgebracht.

Het zon van den lezer wat voel gevergd ziju, met hem dat lijvige werk te doorsnuffelou. Championnière en Rigaud meenen, dat de notarissen moer dan anderen bevoegd zijn om over don stand van zaken te oordeolen; niemand kan het dus aanmatigend van mij vindon , wanneer ik mij grooten-doels op mijne eigen ondervinding beroep tot staving mijner bewering, dat het in Nederland niet veel beter is gesteld dan iu Frankrijk, en hier zoo een en ander volgen laat van \'t geen ik heb bijgewoond of gelezen. Indien mijne ambt-

1

Haur.ior, Volledig wetboek op de mjistratie. \'s llago ISW,

-ocr page 10-

8 BIJDRAGE TOT IJK, KliNNIS UEU RUGISTRATIEBKLASTING.

genooten ook Ininne ervaringen wilden openbaar maken, dan zou er, vertrouw ik, heel wat aan den dag komen.

Art. 4 der wet van frimaire bepaalt dat het evenredig recht is ingesteld voor schuldverbintenissen, bevrijdingen, veroordeelingen , rangregelingen of vereffeningen van sommen of waarden, en voor eiken overgang in eigendom, vruchtgebruik of genot, van roerende en onroerende goederen. Voor de grootte der belasting verwijst het artikel uitdrukkelijk naar een tarief, dat in een ander artikel voorkomt.

//Art. 4 is zuiver leerstellig, heeft geenerlei practisch gevolg; ,/het bevat enkel een beginsel, dat de wetgever zich voor-,/stelde bij de tarieven uit te werken, maar waarop geene ,/heffing kan worden gebouwd, welke niet bij de tarieven ,/uitdrukkelijk is voorgeschreven.quot;

Dit is het oordeel van den heer Bartstra in zijn werk over de registratie \', en dit heet ook de leer van het bestuur, dat echter evenredig recht hief op hypotheekstellingen tot zekerheid van het beheer van rekenplichtigen, ofschoon het tarief die akten nergens noemt.

Bij arrest van den hoogen raad van l November 1855 1 werd deze heffing voor onwettig verklaard, op grond dat het tarief hypotheekstellingen niet aan evenredig recht onderwerpt. Wel beweerde het bestuur dat deze akten daarin voorkwamen onder den naam van caufionnements, maar de hooge raad achtte deze opvatting ongegrond, omdat, naar het gemeen burgerlijk recht, borgtocht eene persoonlijke verbintenis is en door het stollen van hypotheek niet de persoon maar de zaak verbonden wordt. Het bestuur ging intusschen dapper voort met evenredig recht te heffen. Op nieuw kwam de zaak voor den hoogen raad, die, bij het nagenoeg gelijkluidend arrest van 1 November 1861 , besliste als in 1855. Het bestuur deed intusschen alsof er niets gebeurd was, en liet zich steeds betalen wat niet verschuldigd was. In 1864 werd iemand benoemd tot polderontvanger, en stelde tot zekerheid van zijn beheer hypotheek op zijn eigen goed, voor zoover dat toe-

1

Period. Woordenboek, n0.

-ocr page 11-

BIJUKAdK TOT DU KKNNIS DKH U HOISTI! ATI KHKLASTlN(i.

reikend was; voor het overige stelde zijn vader hypotheek. Natuurlijk moest er onverschuldigd evenredig recht betaald worden. Nadat het bestuur was gedagvaard, verklaarde het zich bereid terug te geven wat geheven was op de door den vader gestelde hypotheek, maar hield vol dat het andere verschuldigd was. De rechtbank te Arnhem besliste ten nadeele van het bestuur, dat in cassatie kwam, voorgevende dat ,/de «vraag, welke zich in casio voordoet, niet behandeld is.quot; Er is landelijke eenvoudigheid noodig om zoo iets te beweren , cn de procureur-generaal vond dan ook, dat het een uit de lucht gegrepen voorwendsel was. Voor de derde maal was de hooge raad verstokt genoeg om niet te gelooven, dat iemand borg wordt door zijn goed te verbinden, alweder op grond van zijne oude overwegingen, en voegde er nu, voor zekere raenschen, die oostindisch doof waren, bij „dat het geen ,/Onderscheid maakt of de hypotheek gesteld is door derden z/dan wel door den ontvanger zelf.quot; Deze uitspraak is van 24 Maart 18G4. 1

In Frankrijk had men deze heffing uitdrukkelijk laten varen voor hypotheek, gesteld door rekenplichtigen zeiven , en ingewikkeld ook voor die, welke door derden gesteld werd, maar algemeen werd toch nog, zoowel op de eeue als op de andere soort, het evenredig recht geheven „dans le ,/silence des bureaux et a l\'abri de l\'ignorance du public,quot; zooals Championnière en Rigaud zeer fraai zeggen; alias in \'t geniep. *

Twee arresten van den hoogen raad waren nog niet voldoende oin ons van eene heffing te verlossen, waartoe geen recht bestond, en tot welker verdediging eene leer voorgedragen werd, waardoor de grondbeginselen van het fiscaal en van het burgerlijk recht evenzeer miskend werden.2 Aan dit geval kan men zien dat de aardige apotheker, die mijnen polderontvanger, in plaats van ƒ 1,105, zeven-en-tachtig maal zooveel, /9(5,60, wilde afnemen, voor zijne fransche kameraden niet behoefde onder te doen. Toen de zaak ten derden male

1

Period. Woordenboek, i\\n. 4440.

2

- Traitéy nft. 1808.

-ocr page 12-

10 BUDRAGK TOT DE KKNNIS DER UKG1STRAT1 KliHI.ASTINd

voor den hoogen raad kwam, moest het bestuur zich mot eeu verzinsel behelpen, waarvan het zelf bezwaarlijk iets kon gelooven. Tot zijn eer moet ik er evenwel bijvoegen dat het, na het derde arrest, de gehoele heffing uitdrukkelijk afgeschaft heeft, hoewel niet zonder de hartroerendste klachten over de onkunde van den hoogen raad. Van geniepige afwijkingen is, voor zoover mij bekend, nooit gebleken.

Maar, zoo ik aan den eenen kant het bestuur prijzen moet dat het, na slechts drie arresten, niet meer dan het verschuldigde nam, aan den anderen kant mag ik de lichtvaardigheid niet onopgemerkt laten, waarmede hier ,/het bloed der inge-//zetenenquot; aan processen werd vermorst.

In de eerste twee gevallen was de hypotheek gesteld voor den rekenplichtige; in het laatste geval voor en door hein; in zooverre waren de feiten niet gelijk, maar was dat een grond om cassatie te vragen ? Had de hooge raad niet, reeds in het eerste arrest, uitdrukkelijk gezegd //dat hypotheek-//stelling, ofschoon voor de schuld van ecu derde, aan geen //evenredig recht is onderworpen?quot; Was daarmede dan al niet reeds in de eerste plaats beslist , dat dit beginsel gold voor alle hypotheken zonder onderscheid?

Dezelfde averechtsche uitlegging^, welke nooclig was om van hypotheekstellingen evenredig recht te kunnen nemen, was ook noodig om er erfdienstbaarheden mede te bezwaren. Ook deze ontbreken in het tarief, hetgeen, zoo min hier als in Frankrijk, het bestuur weerhouden kon van het onverschuldigde te laten betalen. De wet van 16 Juni 1832 (Stbl. nquot;. 29) heeft aan die onwettigheid een einde gemaakt. \'

IV.

Er is, in de geheele registratiewet, geen enkel artikel, waarop het haal- en trekstelsel zoo veelvuldig is toegepast als op art. 11. ,/Wanneer,quot; zegt dit artikel, //in eene akte //Onderscheidene bepalingen voorkomen, onafhankelijk van

1 Traité, nquot;. 358*2 en volgg. Period. IVoordenhoek gnd. n0. 1quot;) on 10;

183v2, Ie geti. o]) hol woord „lOrrilionsUbaiuliedenquot;.

-ocr page 13-

BMDRAUB TOT DK KKNNIS UUR l!H(ilSTIiATlEI!KI.ASTIN(i. 1 I

,/elkander, of niet noodweinlig tuf elkander voortvloeiende, ,/dan is wegens elke bepaling een afzonderlijk recht verselinl-iidigd,quot; De bevoegdheid om de akte met meer dan één recht te belasten, bestaat dns slechts waar de onderdeelen der akte in geen verband tot elkander staan , of het eene niet een noodzakelijk gevolg is van het andere. Wanneer dit laatste het geval is, zal dikwijls [hoogst bezwaarlijk zijn nit te maken , en art. II is dan ook, op dit punt, zeer vrnclitbaar in rechtsgedingen geweest. Minder onbepaald is het andere vereischte, de onafhankelijkheid, en over hare kenmerken is men het vrij wel eens, namelijk in theorie.

Men neemt aan dat twee verschillende bepalingen dan afhankelijk van elkander zijn, wanneer de toestemming van A in het eene de voorwaarde is van IVs toestemming in het andere. Uitgaande van de natuurlijke meening dat, wanneer men eene overeenkomst aangaat, men daarin alles begrijpt wat men aangaande het onderwerp der overeenkomst wil vaststellen, begreep men dat alles wat betrekkelijk eene zeilde zaak in dezelfde akte voorkomt, niet dan als ééne enkele overeenkomst kan beschouwd worden. Men ging zelfs verder en breidde het begrip nit tot al datgene, wat op denzeltden dag was bepaald, en leerde dat twee dergelijke overeenkomsten met het oog op elkander gemaakt waren en gerekend moesten worden een geheel nit te maken.

Anderen gingen nog verder, en oordeelden dat , zelfs door eene tussehenruimte van weinige dagen, de eenheid nog geen gevaar liep. Championnière en lligaud stellen dan ook als regel, dat het voorkomen in verschillende akten de eenheid nog niet verbreekt en de onafhankelijkheid niet bewijst. 1Volgens het uitstekende werk van den heer Bartstra, getiteld „de wetgeving op de registratiequot;, moet men die bepalingen voor athankelijk van elkander houden ,/w//we/Zï.\' uit de uitdrukkuKjen der akte Ij !ij kt, dat partijen zc hebben beschouwd ats stee hts een geheet vormende en welke men niet run etkander scheiden kun, quot;under den zin, de opvatting, de beteekenis der akte te verstoren (sans détmire Ie sens de

1

Dumoulin, § 78. gl. 1. nquot;. 57, Traité, nquot;. 13lil.

-ocr page 14-

12 ÜMDKAGE TOT Dli K HNNIS DISK U K( i IST li AT I EB KI lt; ASTIN( i

1\'acte.) \' Deze opvatting is algemeen aangenomen , eene andere bestaat er niet, en , naar de verzekering van den heer Bartstra, wordt ze ook door het bestuur gedeeld. Het bestuur heet dus zuiver in de leer, maar lioe is het met do toepassing? In het algemeen genomen ellendig.

Zoo ia er een tijd geweest dat afzonderlijk belast werden do bepalingen in hypotheekakten, waarbij de onherroepelijke volmacht tot verkoop werd bedongen , de schuldenaar beperkt werd in het recht van verhuren ofde zuivering werd uitgesloten. Er werd afzonderlijk recht geheven op de bepaling in huurcontracten, waarbij de huurder afzag van vermindering vau den huurprijs bij mislukking van den oogst, op den afstand van het voorrecht van uitwinning bij borgtochten.1 Als men die zonderlinge beslissingen in het Periodiek Woordenboek leest, verbeeldt men zich van Bingen naar Coblenz te varen, waar bijna elke borg gekroond is met de bouwvallen van een roofslot-2 Later is daarin verandering gekomen en er bestaat eene lange reeks van beslissingen, waarbij art. 11 zeer eerlijk wordt toegepast. In al deze gevallen heeft hot bestuur slechts gevraagd wat de bedoeling was en aan den inhoud der akten eenen uitleg gegeven, die geen zweem vertoont van het haal- en trekstelsel, of van do schaamtelooze verdraaiing der wet en de verminking der overeenkomsten van liet vroegere tijdvak. Hadden partijen het eene doel der akte tot oen beding van het andere gemaakt, en daardoor uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het eene van het andere afhankelijk was, dan begreep hot bestuur dat er in \'t go-heel geen grond was om naar de bedoeling te vragen. Men paste toe wat ook nu nog wordt geleerd, o. a. door Vroom. ,/Zoo dikwijls,quot; zegt deze, ,/bepalingen voorkomen «als bediny der overeenkomst, zoo dikwijls blijkt dat par-,/tijon, zonder de eene of andere bepaling, de overeen-,/komst niet zouden hebben aangegaan, is die bepaling een //beditu/, maakt zij dus een integreerend deel der overoenkomst

1

3 Regtskutidig tijdschrift voor hel Notarisambt, dl. V. hl. 111. Drie antwoorden op

een prijsvraag over dn wetgeving op de, registratie. Al rist. Ih53. bl. 182.

2

l\'eriod. Woordenboek. n«. 17(5, 230, *2775, 3(334, 4398, 4399, 4679, 4807.

-ocr page 15-

BIJURACK TOT 015 KHNNIS DKR RKUIHTRVCIKBEI.ASTING. 18

,/uit en is daarvoor geen afzonderlijk recht vorderbaar.quot; 1

Dit is zoo natuurlijk, dat men zich er ten hoogste over verwonderen moet, dat het ooit uit het oog is kunnen verloren worden cn hot bestuur in zoo talrijke beslissingen do door ontvangers begane afwijkingen er van heeft moeten afkeuren. Die beslissingen zijn den toeumaligen minister van financien in de pen gegeven dooreen rechtschapen man, bij wien nunimi posf virtutem golden.

Die schoone tijd is voorbij.

Wat in de akte duidelijk eu ondubbelzinnig geschreven staat, is iets wat bij de heffing niet in de verte in aanmerking komt.

Dat do wet uitdrukkelijk verbiedt door uitlegging af te wijken van de bewoordingen cener overeenkomst, wanneer deze duidelijk zijn, is niet geschreven voor het bestuur der registratie. Dat staat boven de wet; dat trekt bij besluit de wet in en schrijft daarvoor wat anders in de plaats, hetwelk juist hot omgekeerde van de wet is.

Ik beroep mij alweder op mijne eigene ondervinding. Den ll(1equot; Januari 1868 werden de nalatenschappen van twee personen door hunne kinderen verdeeld. Daaronder was een zoon, die niet zeifin zijn onderhoud kon voorzien; om hierin te gemoet te komen, had zijn vader hem het vruchtgebruik van eenig vast goed vermaakt. Hij de verdeeling bleek dat de inkomsten van dit goed en van zijn erfdeel nog onvoldoende waren voor zijn onderhoud, en werd de verdeeling zoo geregeld, dat drie deelgenooten, die het vaste goed kregen, waarop zij eeue gemeenschappelijke veehouderij uitoefenden , zoodat zij de geschiktste gelegenheid hadden om den hulpbehoeftige te huisvesten en te verplegen, zich hiermede belastten , tegen genot van al zijne inkomsten. In de scheidingsakte komt dit aldus voor; //partijen gaven te kennen ,/dat deze scheiding eu deeling was aangegaan ouder de ,/volgende bepalingen en voorwaarden: de deelgenooten E. ,/H. en K. v. K. hebben zich, als hoofdelijke schuldenaren, ,/verbonden om den deelgenoot J. v. K., zijn leven lang

1

J)e wetgeving op de registratie, nü. 100.

-ocr page 16-

14 BIJDRAGE TOT UK KKNNIS UUR R KC ■ 1 ST HAT t H15 H L AS\'IM N G.

,/gedurende, bij zich te laten inwonen, hem van . . . en //van al hetgeen lüj verder mocht behoeven te voorzien . , . v waarvoor zij gerechtigd zullen wezen niet alleen tot het genot „der vruchten cn opkomsten van (ie hem ten deel gevallen ,//\'1500, maar ook van de hem gelegateerde onroerende „goederen.quot;

Den 30\' n September 1867 werd eene akte verleden, waarbij ecu arbeider een stuk gronds huurde onder anderen onder voorwaarde, dat de huurder van de verhuurders f 200,— zon ter leen ontvangen tegen zekere rente, welke som hij erkende ontvangen te hebben.

Ofschoon in beide gevallen, zoo duidelijk als zulks in onze taal geschieden kan, bleek dat er maar eene enkele overeenkomst was, vond de ontvanger toch goed op de eerste akte, behalve het recht van scheiding, nog een afzonderlijk recht wegens overeenkomst tot onderhoud te heften, terwijl op do tweede een afzonderlijk recht van schuldbekentenis werd genomen.

Op een verzoek om teruggave ontving ik een antwoord, dat te merkwaardig is om het den lezer te onthouden. De minister grondde zijne weigering op de volgende overweging; „dat van twee overeenkomsten, bij eene akte tusschen dezelfde „partijen aangegaan, de eene alleen dan kan gezegd worden „eene van de andere afhankelijke beschikking te zijn , wanneer „in de akte duidelijk de bedoeling van partijen doorstraalt, „om de beide overeenkomsten zoo nauw aan elkander te ver-„binden, dat door de ontbinding der eene hot bestaan der „andere tevens ophoudt; dat die bedoeling uit de akten „hierboven omschreven, geenszins blijkt, enz.quot;

Niet zonder reden noemde ik deze overweging merkwaardig. Men kende toen in den Haag overeenkomsten, die zoo nauw aan elkander verbonden zijn, dat de eene van de andere eene afhankelijke beschikking is. Zulke overeenkomsten hebben in geen enkel land ooit bestaan. Men heeft het nergens verder kunnen brengen dan tot verschillende bepalingen, die van elkander afhankelijk zijn en te zaïnen maar eene overeenkomst uitmaken. Voor een bestuur der registratie is de mate van rechtskennis, welke uit dit stuk

-ocr page 17-

BIjmiAOU TOT DE KKNN1S DEK H EG 1 ST RAT I KB EI .AST ING. 15

blijkt, wol wat heel mager. Ik heb vele ontvangers gekend, maar geen enkelen , die deze beslissing zou hebben kunnen lezen met den eerbied, waarmede het een jong ambtenaar betaamt kennis te nemen van de wijsheid zijner meerderen, die trouwens niet altijd zijne meerderen in wijsheid zijn.

Maar deze kleinigheid is nog niet liet ergste.

Terwijl de wet eenvoudig zegt dat alleen onafhankelijke bepalingen ieder afzonderlijk belastbaar zijn, vindt hier het bestuur goed, die onafhankelijkheid alleen daaraan te nemen, waar de ontbinding der eone overeenkomst de andere doet ophouden. Ik ken wel overeenkomsten die ontbonden worden door den rechter, maar overeenkomsten die ophouden doordat eene geheel andere overeenkomst wordt ontbonden, zooals de muren van Jericho omvielen op het bazuingeluid van de Israëlieten, zijn mij te kras. Als we het bestuur met een beetje goeden wil te hulp komen, dan kunnen we evenwel ten naastenbij gissen, wat het met deze wonderlijke uitdrukkingen heeft willen zeggen, liet bedoelde dat alleen dan bepalingen afhankelijk van elkander zijn, wanneer de ontbinding der overeenkomst, waartoe ze behooren, tengevolge, heeft dat ze krachteloos worden. Zeer stellig is dit een der kenmerken van afhankelijkheid, maar het is bloot willekour te zeggen, dat alleen in dit geval te denken is aan afhankelijkheid.

Algemeen, zonder uitzondering was, tot aan deze uitvinding, aangenomen dat er maar eene overeenkomst was, waar de eene bepaling voorkwam als voonoaardu of bccHiu/ der andere. En dat was hier het geval. Daarmede was, zoo duidelijk als het mogelijk is, uitdrukkelijk verklaard, dat de toestemming van de eene zijde in het eene afhankelijk was gesteld van de toestemming van de andere zijde, in het andere. Maar in den Haag wisten ze het beteren schreven : udut die bedoeltN(j uit de adelen yeenszins blij/clquot;. Was men er vroeger oostindisch doof geweest, nu was men er oost-indisch blind.

Nadat het bestuur alzoo begrepen had, dat de bedoeling niet geweest was slechts eene, ondeelbare overeenkomst aan te gaan, verklaarde het wat de bedoeling eigenlijk wel was

-ocr page 18-

10 lil.) DRAGK TOT DE KUNNIS DEU KEOISTHATI KHHI.ASTING.

geweest. Het had ontdekt //dat de partijen de beide overeen-,/komsten (sic) in \'t wezen der zaak van elkander hebben ,/losgemaakt, door niet den prijs der overbedeeling, maar alleen f/de renten dezer som en de vruchten van twee, niet in de ver-,/deeling begrepen perceelen land tot equivalent van het onder-,/houd te maken; dal alzoo elke overeenkumsl op zichzelve slaal.quot;

Waarlijk, indien de taal- en rechtskennis, waarover liet bestuur destijds te beschikken had, bedroevend klein was, het was meester in de kunst die ook in Frankrijk, volgens Championnière en Rigaud, zoo vlijtig beoefend werd; het zal niet licht overtroffen worden in het uiteenrukken en verdraaien van de eenvoudigste overeenkomst. Sanchez Escobar en Busenbaum zullen het niet verbeteren.

Maar in buitengewone omstandigheden zijn buitengewone middelen noodig. Artikel 11 moest voor goed onschadelijk gemaakt worden. Er was maar al te zeer gebleken hoeveel de schatkist gebaat zou wezen, wanneer dat malle artikel niet bestond. Dan kon men naar hartelust elke overeenkomst tot zooveel zelfstandige bepalingen uitpluizen , als in de goede dagen van olim. En om die onschadelijkheid te verkrijgen, moest voortaan dat artikel geheel iets anders zeggen dan er tot nog toe in gelezen was door allo uitleggers en geleerd door allo besturen, ook door die, welke sterker waren in het geloof dan in de werken.

Naar aanleiding van de door mij ingediende verzoekschriften werd eene nieuwe leer afgekondigd in hot Periodiek JFoor-denhoek. De talrijke beslissingen, daarin voorkomende, dat alle vraag naar de bedoeling verviel, zoo dikwijls er sprake was in do akte van bsdincj of voorwaarde, werden op de volgende wijze te niet gedaan: //De omstandigheid dat par-,/tijen eene overeenkomst de voorwaarde der andere (sic) noe-//men, bewijst op zich zelve nog niet dat het hare bedoeling „was beide overeenkomsten (sic) zoo nauw aan elkander te ,/verbinden , dat de niet-nakoming der eene de ontbinding ook //der andere zou meebrengen.quot; Ferm zoo! spijkers met koppen! De wet zegt nergens hoe de afhankelijkheid blijken moet; de rechter mag die uit alles alleiden, als ze niet uitdrukkelijk is te kennen gegeven.

-ocr page 19-

BIJDRAGE TOT DE KENNIS DKR RKGISTRATIRBELASTING. 17

Maar wat geeft dat voor de schatkist? \'t Is niets waard. Aldus zal voortaan de volgende leer gelden:

De al Imnkelijkheid mag alleen worden aangenomen „wan-wneer in do akte duidelijk de bedoeling van partijen dour-„straalt r

„Die bedoeling behoort uit eene uitdrukkelijke en in „duidelijke bewoordim/en vervatte bepaling te blijken.quot;

Ik zet liet u, lezer, om u zeiven zoo tegen te spreken als hier het bestuur in zijn hervormingsdecreet. \'

quot;■ \' \'o( 18 voldoende dat de bedoeling duidelijk doorstraalt.

b. Duidelijke doorstraling doet hoegenaamd niets af; duidelijk a en uitdrukkelijke bewoordingen zijn onvermijdelijk.

c. Beding en voorwaarde zijn tot nog toe voor de duidelijkste en uitdrukkelijkste bewoordingen gehouden. Van nu af zijn dat woorden zonder zin of beteekenis.

Mn dat onderteekende op den l^1\'1\'11 September 1868 een nederlandsch minister van financien!

Ik geloof stellig dat de geestige ontvanger, die het „alphabet der registratiequot; gemaakt heeft, deze beslissing op het oog had toen hij schreef: „S. is de soep, die men leest in \'t t\'. W.quot; en dat alleen gebrek aan doorstraliruj, waaruit alle kwalen kunnen voortkomen, de oorzaak van zulke redeneeringen kan wezen.

Maar het doel is bereikt. Geen enkel ontvanger behoeft zich meer gebonden te achten door artikel II, en evenmin door artikel 2, volgens hetwelk men, naar Bartstra (en alle andere uitleggers zonder onderscheid) zich streng houden moet aan de akte, want „om den aard eener akte te bepalen, „mag men niet buiten haren inhoud gaan, moet men de akte „nemen zooals zij ligt en luidt.quot;

Ieder ontvanger is nu gemachtigd om, met toepassing van den regel dat tic taal geschapen is om \'s menschen gedachten te verbergen, rechten te heffen, niet op de overeenkomst, die in goed liollandsch, zwart op wit staat, maar op die, welke nooit is aangegaan en alleen bestaat in zijn eigen brein. In de uitlegging wordt hij door niets meer beperkt;

1

Period. fKoordenboek, nquot;. 5411.

-ocr page 20-

18 BUDUAC !■, TOT DB KKNNIS DKR BBG1 STRATIEBRI1A8TING.

van de handen der wet heeft een ministerieel besluit hein vrij gemaakt. Ter aanmoediging heeft het bestuur zelf een voorbeeld gegeven in de uitlegging van de bovenstaande scheiding. Die uitlegging berust overigens op geen nieuwe grondslagen, liet zijn die, welke le Sage\'s helden (in den Gil Bias de Santillaue) in staat stelden om een bekeerden Israëliet te overtuigen dat hij, ofschoon gedoopt, toch altijd Israëliet was gebleven. Als dienaren der inquisitie verkleed treden ze binnen om zijn knecht te verhooren. Bet hoofd der bende vraagt:

,/Eet gij wel eens varkensvleesch?quot;

,/Ik geloof niet,quot; is het antwoord, ,/dat wij het tweemaal gegeten hebben, gedurende het jaar, dat ik hier woon.quot;

,/Bcst, griffier, schrijf dat er bij Samuel Simon nooit varkensvleesch gegeten wordt.quot;

„Is hij nog al aanhalig voor kleine kinderen?quot;

,/Ja, als \'t aardige jongens zijn , dan haalt hij ze nog al eens aan.quot;

„Griffier, schrijf dat hij sterk verdacht wordt van christenkinderen tot zich te lokken om ze te slachten.quot;

„Is het niet waar, dat hij eenen dag in de week volstrekt niets uitvoert?quot;

„Neen,quot; zegt Gaspard, „dat heb ik nooit opgemerkt, maar ik weet wel dat hij zich soms heel lang in zijne kamer opsluit.quot;

„Daar heb je \'t al; hij houdt sabbath, zoo waar als ik inquisiteur ben. Teeken op, griffier, dat hij met de uiterste nauwgezetheid, op sabbathen, vast. Zoo\'n afschuwelijk man! Ik behoef nog maar één ding te vragen; praat hij ook niet over Jerusalem?quot;

„Ja, gedurig,quot; zegt de knecht, „hij vertelt ons de geschiedenis der Israëlieten en hoe de tempel van Jerusalem verwoest werd.quot;

„Juist,quot; zegt de gewaande inquisiteur, „griffier, vergeet dit punt vooral niet; schrijf met dikke letters, dat Samuel Simon aan niets denkt dan aan den herbouw van den tempel en dat. hij dag en naeht de hereeniging van zijn volk bepeinst.quot;

Misschien gaat de lezer nog verder en vindt hij niet slechts

-ocr page 21-

BIJDRAGE TOT UU KENNIS DKII REGISTRATIEBELASTING. 19

gelijkenis Uissolioii de beide wijzen van iemands woorden uit. te leggen, maar ook tusschen de Joden en de belastingschuldigen.

V.

Aan dit fraaie stolsel is het bestuur getrouw gebleven zoo dikwijls er wat mee te trekken en te halen viel. Talrijk zijn in mijn protocol de akten, waarin hetgeen er als bediny of voorwaarde in voorkomt, eenvoudig beschouwd is als iets geheel op zichzelf staands, dat met de rest niets ter wereld heeft uit te staan. Misschien zou het mij, na eenig zoeken, nog gelukken, er een paar te vinden, waarin die uitdrukkingen nog in hunne vroegere beteekenis zijn opgevat. Totnogtoe had ik mij altijd verbeeld in staat te zijn, wel is waar zeer gewoon, maar toch duidelijk, ondubbelzinnig hollandsch te schrijven; langzamerhand ben ik er aan gaan twijfelen, en omdat er mij in mijne betrekkinquot;-veel aan gelegen ligt te weten welken indruk woorden van zooveel gewicht op anderen maken, heb ik een taai-dokter geraadpleegd. Ik schreef aan professor Kern te Leiden, een man die in de taalkunde eenigen naam hoeft (misschien heeft de lezer hem meer hooren noemen), en deze antwoordde mij:

w Wanneer er cene overeenkomst wordt aangegaan onder ii/jadinij, dan kan zulks taalkundig onmogelijk iets anders be-z/teekenen dan dat, zonder de gestelde voorwaarde, er geene overeenkomst is. Klke andere uitlegging is onaannemelijk, //even onaannemelijk als het wezen zou te beweren, dat een j/koop afgescheiden zou kunnen gedacht worden van den prijs.

,/Beding beteekent cene uitdrukkelijke gestelde voor-,/waarde.quot;

Deze verklaring heeft mij weder gerustgesteld en de overtuiging geschonken dat de uitlegging van het bestuur cene uitvinding is die, vroeger of later, denzelfden weg zal gaan als andere uitvindingen van goudmakers uit vorige eeuwen.

Tn 1879 had cene weduwe, met twee gehuwde dochters, de tusschen haar bestaande gemeenschap te verdeelen. De

-ocr page 22-

BIJDRAGH TOT DE KENNIS DER K K( i 1ST li AT IEBEL ASTINO.

gemeenschappelijke boedel bestond uit ƒ\'8000 vast en / 4449 roerend goed. Voorloopig hadden zo een plan onlworpen, waarbij aan elke der dochters de helft van het onroerend goed zou ten deel vallen, terwijl de rest dan zou worden verdeeld zooals zou blijken \'t best uit te komen. Over dit plan kwamen zij mij raadplegen. Ik antwoordde dat het zeer eenvoudig en uitvoerbaar, maar wegens de overbedeeling nog al kostbaar zou worden. Daar hadden ze in \'t geheel niet aan gedacht en vroegen mij of ze niet zonder zoo groote kosten op eene andere wijze uit elkander konden komen. Ik gaf haar eene verdeeliug aan de hand , waarbij het vast goed in vruchtgebruik werd toegedeeld aan de moeder en in blooten eigendom aan de dochters, elk voor de helft. Van dit plan beviel haar alles uitnemend, behalve het plan zelf; als vruchtgebruikster kon de weduwe het goed, dat de gehuwde dochters zelve wenschten te gebruiken, aan anderen verhuren; wegens dat vruchtgebruik was de eigendom zooveel minder waard, dat geld opnemen en verkoopen er zeer door belemmerd werden. Om het eerste bezwaar op te heften , stelde ik voor dat de scheiding niet zou plaats hebben, dan met de bepaling dat de dochters er als huursters gedurende het vruchtgebruik zouden kunnen blijven wonen; ik moest echter erkennen het tweede bezwaar niet te kunnen wegnemen. Nadat de zaak lang en breed was besproken en overwogen, werd het, ter vermijding der aan het eerst ontworpen plan gepaarde hooge rechten, goedgekeurd , en niettegenstaande het eerste haar overigens nog altijd beter bleef bevallen, werd de scheiding geteekend.

In die akte komt de getroffen schikking op de volgende wijze voor; //partijen verklaarden deze gemeenschap cu uala-z/tenschap te hebben verdeeld onder de navolgende bedingen: ,/de deelgenooten W. en 1). v. d. R. zullen de haar toege-v deel de onroerende goederen, gedurende het vruchtgebruik, //waaraan die onderworpen zijn, in huur houden tegen oenen //jaarlijkschen huurprijs van ƒ 200 voor elk haror, enz.quot;

Aangezien het woord bedinfj, krachtens het aangehaalde ministerieel besluit, eene zinledige uitdrukking geworden was, vond het bestuur vrijheid, behalve do werkelijk ver-

20

-ocr page 23-

BIJDRAGE TOT DU KENNIS DHR R15GISTRATIEUELAST1NG. 21

schuldigde /3,31% nog /\'248,40 te vorderen, een bedrag dat voor vuenscheii, zooals het hier gold, gelijk staat met vele maanden arbeid. Niettegenstaande de reeds bij herhaling opgedane ondervinding, verzocht ik bij verzoekschrift het onverschuldigd betaalde terug, daarbij overleggende eene ministe-rieelo beslissing inhoudende bevel tot teruggave van /695,32, geheven voor levenslange huur op de bepaling in eene koopakte van den volgenden inhoud:

//Partijen verklaarden dat de koop en verkoop gesloten quot;was onder de volgende bedingen: de verkooper zal voor-//inelde boerenhofstede, tot wederopzeggens toe, als puck Ier quot;blijven bewonen en gebruiken tegen eenen pac/ifprm van uf 3(50 \'s jaars, enz.quot;

T)c teruggave was gegrond op eene beslissing uit den tijd , toen bedimj noch iets beteekende. liet bestuur redeneerde toen: „De verkooper heeft het recht van huur bij den koop „bedovyen. Hoezeer dat beding, op zich zelf beschouwd, huur //on \\eihuui daarstelt, is het niettemin eene voor waarde van //den koop. Hieruit volgó dat casu quo de wanpraestatie zicli //in eene yntbinding van de overeenkomst van verkoop zou //oplossen. Dit zoo zijnde, is hier de rede van eene van de //overeenkomst van koop en verkoop afhankelijke en daaruit //noodzakelijk voortvloeiende beschikking, niet van eene op zich //zelf staande overeenkomst van huur en verhuur.quot; (Do cursieve woorden zijn in het Periodiek IVoordenboek ook onderstreept.)1bovendien legde ik over eene scheidingsakte van 23 October 1865, waarop ook niets meer dan het recht van scheiding geheven was, ofschoon daarin voorkwam:

//de deelgenoote ter andere zijde zal het aan de deolgc-//noote ter eerste zijde in vruchtgebruik toegedeelde onroe-//rend goed voortaan in huur hebben tegen eenen huurprijs „van honderd gulden \'s jaars, enz.quot;

Ik ondervond bij deze gelegenheid opnieuw de juistheid van hot gezegde van Championnière en lligaud, dat geen twee ontvangers dezelfde akte tegen \'t zelfde recht registreeren, dat aan t zeilde kantoor dezelfde akte nu eens vast, dan

1

Period. Woordenboek, nü. 2775.

-ocr page 24-

.32 lil,I DRAG K TOT DE KKNN1S DEK K EG I ST 11 AT lEBEL ASTI N(l.

evenredig recht betaalt, on dat die verwarring eene bron is van tallooze misrekeningen en processen. De afwijzende beschikking, die mij gewerd, past volkomen in hot stelsel dat den 121\'1\'11 September 18(58 is ingevoerd. Als eene gewichtige bijdrage tot de geschiedenis van de belasting hier te lande mag ik haar niet achterhouden. Zij luidt aldus:

„Overwegende dat in casu wel vaststaat dat er twee over-,/eenküinsten zijn tot stand gekomen, nl. eene scheiding en „eene verhuring, doch geenszins blijkt van der partijen be-,/doeling om beiden tot eene ondeelbare handeling aan elkander „te verbinden;

„dat toch de omstandigheid dat partijen de bepalingen omtrent „de huur en verhuur hebben opgenomen onder de bedingen „der verdeeling, op zich zelf die bedoeling niet in het licht „stelt, terwijl veeleer juist het bezigen der uitdrukkingen huur „en huurpenningen het aangaan vaneen van de scheiding geheel „onafhankelijk koutrakt bewijzen, vermits toch huurpenningen „alleen verschuldigd knnuen worden door en ten gevolge van „de in art. 1584 burgerlijk wetboek gedefinieerde overeen-„komst en dus, waar van huur en huurpenningen sprake is, „noodwendig moet kunnen worden aangewezen een persoon „door wien is verhuurd;

„dat nu deze persoon in casu niemand anders kan zijn dan „de vruchtgebruikster, welke evenwel deze hare hoedanig-„heid, waarin zij alleen kon verhuren, eerst ontleeneu moest „aan de overeenkomst van scheiding, die dus noodzakelijk „aan de verhuring moet zijn voorafgegaan, hetgeen de 011-„derlinge onafhankelijkheid der beide overeenkomsten miiii-„toont, enz.quot;

Hoe het gebruik der uitdrukkingen huur en limrpennin-nen de onafhankelijkheid kan bewijzen, zal wel voor ieder een raadsel blijven; zij hadden vroeger het bestuur nooit weerhouden, om huur, bij verkoop bedongen, als vrij van recht te beschouwen, ofschoon dezelfde redeneering er op toepasselijk was, en het is mij gebleken dat ook later liet gebruik dier uitdrukkingen, in dit, géval, volkomen onscha-delijk was; dat de viTichtgebruikster alleen als zoodanig verlm-reu kon , is eene volstrekte onwaarheid , en do gevolgtrekking,

-ocr page 25-

lil.l DKACiK TOT DU KKNNIS Dp;li RH(iISTR/VTIKBIiLASTINti. 23

dat lt;l(! schoiding aan do huur moest voorafgegaan zijn, wordt weersproken door de akte. Maar liet opmerkelijkst is, dat men vergeet te zeggen wat hier beding dan wel beteekent; daar heeft men zich nog nooit aan gewaagd.

Wanneer men deze beslissing vergelijkt met andere, welke ik heb meegedeeld, dan zou men bijna in verzoeking komen om te denken dat het bestuur zelf niet voel geloofde van hetgeen het zeide. Maar dat zou hoogst voorbarig wezen. Of is er niet in Nederland eens een bestuur van de registratie ee-

O O

weest, \'t welk geoordeeld heeft dat aan geen koop en verkoop van een huis kon gedacht worden, ofschoon de kooper het nl lang betaald en betrokken had, omdat in de koopakte eene vergissing in het kadasternommer had plaats gehad en partijen het dus over de zaak niet eens waren?

Wij hebben dus volstrekt nog niet aan de goede trouw te twijfelen, hoezeer ik toegeef dat er bijna bovenmensche-lijke inspanning noodig is om er aan te gclooven, vooral als men ontdekt dat de avondredeneu van het bestuur niet nl te best met zijne morgenredenen overeenstemmen. Er is namelijk voor de zutphensche rechtbank eene geschiedenis voorgevaren, die stof geeft tot nadenken.

Iemand verkocht een in aanbouw zijnd huis; in de koopakte kwam voor dat de koop geschiedde op de volgende voorwaarden: //do verkoopor neemt aan het geheele huis af //te werken voor /\' 700.quot; Hier ontstond de vraag of er ééne overeenkomst was dan wel twee. Mot bestuur der registratie zag er maar ééne enkele in en voerde aan; „dat men hier „slechts aan ééne overeenkomst kan denken, omdat hot eene ,/gedeelte van het contract mot het andere zoodanig samen-//hangt, dat het niet mogelijk is iedere beschikking of bopa-(/ling op zichzelf te; boschouwen, zonder do zaken geheel en al „uit haar verband te rukken... Verder zegt do opposant, „dat de bepaling omtrent de voltooiing van het huis niet is ,/eene voorwaarde van den verkoop en do akte als voorwaarde (/(pialificeert wat goene voorwaarde is. Doch waaruit moot „men den wil van partijen loeren kennen? Zeker toch uit „de akte, die hare overeenkomst constateert. En die akte „zegt uitdrukkelijk dat de verkoop is gesloten op de volgende

-ocr page 26-

BIJDRAGE TOT UK KENNIS DEK BEGISTE ATI EB BLASTING.

//voorwaarden, enz., waarop het beding omtrent de afwerking «van het liuis volgt. De tusschen partijen aangegane overeen-z/komst strekt hun tot wet, en nu gaat het niet aan te zeg-z/gen, gelijk opposant doet, dat eene door partijen uitdrukkelijk ,/gestelde voorwaarde geene voorwaarde is. W/j hebben hier „luidens de duidelijke woorden der akte eene voorwaarde, die iiiuel de yeheele overeenkomst samenhangt en daarmede staat no/ valt.

//Om te bewijzen dat er slechts een enkelvoudig kontrakt z/is gesloten heeft het bestuur gewezen op den band , die uhet bedim/ omtrent de afwerking van het huis aan de overige ,/bepalingen van de overeenkomst verbindt, met andere woor-//deu op de duidelijke en o n du h bel zin ni(je ivoorden , die partijen, nbeziffden, nl. dat de overeenkomst is r/esloten op t/de vol jen de if voorwaarden.

//Voorwaarde wordt genoemd elk beding, waardoor eene ,/regtshandeling nader bepaald wordt. Hier is slechts de feite-//lijke vraag te behandelen of naar do wilsverklaring van par-z/tijen, iu de akte uitgedrukt, do bepaling omtrent de afwer-,/kiiig van liet huis is een zelfstandig kontrakt dan wel een //aan dit laatste toegevoegd en daarmede een geheel uitmakeud //beding. Dit moet uit de akte blijken, en aamjezien nu daarin umet zoovele ivoorden iiezet/d ivordt dat de overeenkomst is t/e-\\i sloten op voorwaarde, d.i. onder beding dat enz., zoo kan het uantwoord op de gestelde vraag onmogelijk twijfelaehtig zijn.quot; 1

Als ik deze overtuiging van het bestuur leg naast de mij geworden afwijzende beschikkingen, die volmaakt liet omgekeerde inhouden, dan behoef ik nog niet terstond te denken aan verdraaien en dergelijke leelijke dingen; we hebben hier denkelijk te doen met eene zekere onvastheid van beginselen , die telkens eene nieuwe overtuiging ten gevolge heeft. Zie maar eens hier:

Voor 1840. Trekken en halen zonder zich te storen aan wet of recht. Leer van het bestuur: eene overeenkomst is

24

1

Memorien van het bestuur, aan Berotul Stoltenberg botcekoiul den 22 April en den 27 Juni \'187(1, in de zaak waarin de rechtbank te Zutphon uitspraak gedaan heoft bij vonnis van 7 Sept. IH70, te vinden iu Weekblad van het Regl nu. 4035. Do memorien zelve zijn tijdelijk in mijn bezit.

-ocr page 27-

BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER REGISTIUTIKBEDASTING.

cciii poliep, hak zo in zooveel stukkon als gij wilt, en ieder brok wordt eene zelfstandige bepaling. Later: zoodra eene bepaling voorkomt als bedinrj of voorwaarde, dan is daardoor duidelijk en omvederlegbaar bewezen dat liet een van het ander afhankelijk is en or eene, ondeelbare overeenkomst bestaat.

/// IS()7. Een beding of voorwaarde heeft geen zier te beteekenen; de bedoeling moet doorstralen, dan is het voldoende., maar dan is het toeh ook weer niet voldoende, want zonder dat de bedoeling in uitdrukkelijke en duidelijke bewoordingen is te kennen gegeven, moet men aan de afhankelijkheid niet gelooven.

liet bestuur had belang bij de onafhankelijkheid en zijne tegenpartij leidde de eenheid uit hot beding af. In 187(5. Beding of voorwaarde doet alles af; men heeft alleen maar te vragen, wat in de akte staat, en daarmee uit. Het bestuur had belang bij de afhankelijkheid en leidde de eenheid uit het beding af.

in 1880. Beding of voorwaarde zijn zinledige uitdrukkingen. Wat in de akte staat is volmaakt onversehillig. De inhoud der akte moet, om registrabel te worden, eerst aan eene kunstbewerking worden onderworpen.

Het bestuur had belang bij de onafhankelijkheid en zijne tegenpartij leidde de eenheid uit het beding af. liet eenige wat in deze zaak ten nadeele van het bestuur pleit, is dat de overtuiging van het bestuur altijd in overeenstemming was met het belang van de schatkist. Ergden-kende lieden zouden er aanleiding in vinden om te gelooven dat het bestuur er twee stelsels op na houdt, om die naar gelang van omstandigheden te gebruiken, evenals de schutters van //de Schoolmeesterquot;, die eene witte broek dragen bij mooi weer en een blauwe als de lucht is betrokken.

Doch dit is zonder grond. Er is veeleer aanleiding voor teleologische beschouwingen wegens de omstandigheid, dat overtuiging en belang altijd overeenkomen, evenals de schooljongen daartoe gedrongen werd door de opmerking, dat in de geheele schepping de rivieren langs de groote steden gelegd waren.

Ik ben nog niet aan het eind. In L872 verhuurde iemand

-ocr page 28-

20 BIJDRAGE TOT OK KENNIS OKI! U KG IST li AT IK B KI gt; A STING.

eonig vast goed, onder bepaling dat do huurder, als liij behoorlijk al zijne verplichtingen naleefde, bij het einde der huur de overdracht in eigendom van liet gehuurde zo u kunnen vorderen, in welk geval de betaalde huur als koopsom zou gelden. Het bestuur eischtc recht van verkoop en weigerde mij het terug te geven , op grond dat partijen het eens waren over de zaak en den prijs en er dus verkoop bestond. Dat het nog 15 jaren zou duren eer de huurder besluiten moest of hij al of niet kooper wilde worden, dat was eene kleinigheid, die in de oogen van het bestuur al heel weinig om \'t lijf had.

Na vele processen is aan dit misbruik een einde gemaakt tengevolge van uitspraken van verschillende rechtbanken en van den hoogen raad.

Wat zou Passy wol gezegd hebben, als hij eens behoorlijk op do hoogte was geweest van de zaken, waarover hij schreef? Zon hij dan nog hebben durven beweren, dat er in beschaafde landen maar weinig meer te klagen valt over onzekerheid der belastingen?

Indien de hoer van Eek hem indertijd gezegd had: //De ,/geheele geschiedenis der registratie is halen en trekken wat //inen konde, en op dat gebied is men in Nederland zeer sterk //geweestquot;, dan had hij waarschijnlijk geantwoord : ,/accoord , //op het laatste woord na.quot;

VI.

//Tont homme, qui rec;oil un pouvoir sur un autre, tend ,/!i en abuser.quot; In deze woorden drukken Chainpionnière en lligaud hun oordeel uit over den natuurlijken aanleg van den mensch, waaruit zij de neiging verklaren van bijna alle belastingambtenaren om meer te doen dan de wet vordert en meer te vorderen dan de wet doet. 1 Zij meenen dat het hierom juist onmogelijk wezen zal om de knevelarij bij inning van belastingen geheel te weren.

Het komt mij voor dat deze schildering, die mogelijk op fransche ambtenaren past, volstrekt niet doorgaat voor

1 Traité. Introduction, § 7.

-ocr page 29-

HMDUAUK TOT DK KUNNIS OKI! I! I\'\',(; ISTH ATI KUl\'M,\\ST1 N(i. 27

nedcrlandsclK; ontvangers 011 inspecteurs der registmtie. Voor zooverre ik, gedurende bijna vijfentwintig jaren, met hen te doen had, heb ik zeer weinige bewijzen van fiscaliteit gevonden, maar des te meer van inschikkelijkheid, voorkomendheid en beleefdheid. Tegen hen heb ik geene andere grieven dan dat zij, ten gevolge van de bepaalde ricliting Imnner opleiding en van de hnn gegeven voorschriften , meest altijd de voorkeur geven aan de beslissingen van het bestuur boven de wet. Maar al te dikwijls heb ik ondervonden dat mijne akten daarnaar belast werden, ook dan zelfs, wanneer het hnn niet mogelijk was mij aan te; toonen dat die beslissingen niet in lijnrechten strijd waren met de wet.

Wanneer ik dus van het bestuur spreek, dan zijn daarmede noch ontvangers, noch inspecteurs bedoeld.

Mot hoofd van liet bestuur is de minister en als zoodanig is hij voor alle handelingen van het bestuur verantwoorde-lijk. Hij is strafbaar voor de beschikkingen en bevelen, waardoor de bepalingen van wetten worden geschonden. Znlke beschikkingen zijn in menigte te vinden in het Periodiek Woordenboek der registratie, doch ik twijfel er aan of er eene enkele bij is, waarvoor men den minister strafbaar zou kunnen achten, omdat dergelijke beslissingen wel meest altijd worden onderteckend zonder dat de ministers de zaak grondig kunnen kennen. Een minister van financiën, wiens ge-heele tijd in beslag genomen wordt door het ontwerpen van nieuwe en het afschaffen van oude wetten, door beraadslagingen met de kamers enz., kan zich persoonlijk onmogelijk bezig houden met onderdeden van de inning, verschillen over de uitlegging van enkele bepalingen en dergelijke bijzonderheden. Dat moe! hij aan anderen overlaten. En nergens doet zich deze noodzakelijkheid sterker gevoelen dan juist bij de registratie, waar de oplossing van zwarigheden moeilijker is dan bij andere belastingen, omdat daar, zooals we gezien hebben, alleen dit vaststaat, dat alles in de lucht hangt. Bovendien zouden de ministers tot eene persoonlijke beoor-deeling alleen dan in staat wezen, indien zij de noodige kennis van \'t vak bezaten, wat zelden het geval is. Er blijft hun dus niets anders over dan grifweg te onderteekenen

-ocr page 30-

28 mJDEAGK TOT OK KENNIS DEK HEGISTRATIEBKLASTING.

wat hun voorgelegd wordt door ambtenaren, aan wie zij de beslissing opdragen. In de keuze van deze personen zijn zij evenwel dikwijls zeer ongelukkig geweest, en dat is alweer verklaarbaar door de omstandigheid, dat een hoofdambtenaar allicht een balf dozijn ministers verslijt. Hij blijft, de minister treedt af. Van hier dat de richting, die het bestuur dei-registratie eenmaal heeft, zelden of nooit eenige wijziging ondergaat door het optreden van een anderen minister. Als men de janmierlijkstc beslissingen, die het Periodiek Woordenboek bevat, naast elkander legt, dan zal men zien dat die zijn onderteekend door ministers van zeer uiteenloopende richtniff

i H ui mg*

Het eenige wat men den ministers terecht zon kunnen verwijten , is dat zij niet altijd genoeg hebben onderzocht of do personen, wien zij hun vertrouwen schonken, dat ook verdienden. Was dat altijd geschied, dan hadden er nooit zulke schandelijke dingen kunnen gebeuren, als er nu in de geschiedenis van ons belastingwezen maar al te veel voorkomen.

Welke de gevolgen van zulk eene verkeerde regeling moeten wezen, laat zich gemakkelijk raden. De leiding van zaken berust in naam bij den verantwoordelijken minister, feitelijk bij zijne ambtenaren, die voor niets verantwoordelijk zijn.

De verkeerdheden, die er bij de registratie bijna altijd hebben plaats gehad, moet men noch aan de ministers, noch aan do inspecteurs, noch aan de ontvangers toeschrijven; wie er aan schuldig zijn doet weinig af, daar liet mij niet zoozeer te doen is om de schuldigen op te sporen, als wel om hen tegen verdenking te behoeden, die in. i. geheel of bijna geheel van schuld vrij zijn. Alleen wil ik het vermoeden uitspreken, dat het kwaad minder bij hoor/ere dan bij lafjere ambtenaren gezocht moet worden. Tot het opstellen van zulke onzinnigheden als die, welke voorkomen in sommige der medegedeelde beslissingen, zijn geene hoofdambtenaren in staat.

Beklaagt zich nu het publiek bij den minister over de handelingen van eenen ontvanger, die meestal de getrouwe opvolger is vnn de voorschriften van het bestuur, dan komt het bij den duivel te biecht, want de minister stelt de

-ocr page 31-

BUmUGK TOT 1)K KKNNIS |)|!R imUSTlUTJKBELASTING. .^S1

zaak in handen van het bostuur, dat alzoo rechter in zijne eigen zaak wordt en don minister laat antwoorden dat de klager groot onrecht heeft. De minister zelf wordt zoodoende geheel onbereikbaar. T)e eenige kans om zijne aandacht te vestigen op hot een of ander dat men in strijd met de wet acht, bestaat hierin dat men zijne brieven, pakjes en boodschappen ter bezorging opdraagt aan de koningin der aarde.

Dat onder zulke omstandigheden de nebnn0quot; dor o\'ezalt;r-

l l i i O o O O

hebbenden om hnnnc macht drukkend te doen gevoelen aan hen, die er mede in aanraking komen, zich sterk openbaart in de grootste willekeur, is niet meer dan natuurlijk. Eene van nature slechte belastingwet door eene verstandige en redelijke toepassing zoo dragelijk mogelijk te maken, is alleen te verwachten van mnnnen, die vrij zijn van de bekrompen opvatting, welke meest alle besturen in alle landen heeft gekonrnorkt. Trekken en halen is het wat overal vooropstaat. En hiervoor is een vast beginsel het alleronbruikbaarste ding onder de zon. Met twee tegenovergestelde beginsels, die naar gelang van omstandigheden worden toegepast, komt men veel verder; met de allei\'dwaaste schijngronden verdedigt men eene leer, die in strijd is met alle schrijvers zonder onderscheid en met eene lange reeks van eigen beslissingen, om het beweerde, zoodra er wat mee te trokken en te halen is, op te geven en voor de grootste ongerijmdheid te verklaren, on om, wanneer de een of ander het met deze nieuwe zienswijze eens is, de oude weer uit het slijk te halen.

Ongelukkig leent zich (ot zoo\'n rijkdom van beginselen geene enkele wet zoo goed als de registratiewet. Waar de grondslag der belasting een feit is, waarover niet te twisten valt, daar is voor willekeur weinig speling. Geen ambtenaar zal voor oen kanarievogel belasting eischen, onder voorwendsel dat bet een huisknecht of een koetspaard is; maar waar de grondslag bestaat in oen rechtsbegrip, daar laat zich alles beweren , ook al is het nog zoo ongerijmd. Zoo is beweerd dat een huurcontract als koop moet belast worden, dat eeno hypothcekstelling een borgtocht is, dat het, ophouden in veiling van vast goed, om het tegen zeker bedrag zich te

-ocr page 32-

30 Bl.TOlUGG TOT l)K KHNNIS DUR li KlilSTRATI KBICI.ASTIN(i

latcn toescheidcn. koop is, dat tsotio huur, bij scheiding bedongen, niets ter wereld heeft te maken met de scheiding.

Alle onzekerheid , welke het burgerlijk recht onafscheidelijk aankleeft, komt in nog hoogcrc mate voor in de registratie-wet, omdat deze bovendien hare eigene zwarigheden als wet medebrengt. Hieruit alleen is het te verklaren dat over de kleine wet zulke kolossale werken geschreven zijn als die van Chanipionuière en Rigaud.

De misbruiken waartoe de wet zelve, volslagen gemis van verantwoordelijkheid, gebrek aan toezicht, bekrompenheid en de slechte neigingen van den mensch aanleiding geven, zouden niet zoo groot kunnen wezen als ze; bijna onafgebroken en overal geweest zijn, indien het publiek daartegen bescherming vond in eene goede procesorde.

Maar ongelukkig is deze zoodanig, dat ze als de voornaamste oorzaak moet worden beschouwd van (\'(: meer dan gepaste vrijmoedigheid, waarmede met de toepassing van de wet is geleefd. Onzinniger wijze van procedeeren is er nauwelijks denkbaar. Met is, alsof de wetgever, onder den schijn van recht te doen, het, publiek weerloos heeft willen overleveren aan de hebzucht van vogel Grijp.

Pleidooien worden niet toegelaten; hooger beroep is volstrekt uitgesloten, hoe hoog ook het bedrag, waarover verschil is, moge gaan, terwijl het, in gewone zaken, is toegelaten ; van vonnissen van kantonrechters voor bedragen boven ƒ 50,—, en van rechtbanken voor bedragen hooger dan ƒ 400,—.

In gewone gevallen betaalt de verliezende partij ook de rekening van den advocaat, dien men noodig had om recht tegen haar te bekomen; in registratiezaken moet men zelf zijn raadsman betalen, ook al wint men het proces. Men mag vragen:

Is eene mondelinge toelichting, waaraan in ons recht zooveel gewicht gehecht wordt, hier overtollig?

Zijn de rechters, wier inzichten boven de ƒ 400,— aan bedenking onderhevig kunnen zijn, onfeilbaar waar het meer dan eene halve ton, waar het zooals \'t geval geweest is f 82,800 geldt?

-ocr page 33-

BI.IDKAGE TOT DE KENNIS DKR REGISTllATlEBEliAST1NG.

/ijii de nederlamlscho rechters soms zoo bijzonder knudig in zaken, waarin huiuic fransche collega\'s zoo bijzonder zwak zijn gebleken?

Is soms een daghuurder in staat zijne eigene verdediging op te stellen in registratiezaken, zoodat een advocaat voor hem niets is dan overtollige weelde?

Of beeft men soms, zooals Champioiinière en Rigaud verzekeren, om snel en goed recht te bekomen , begrepen mannen die kennis van wet en recht hebben, buiten de zaak te moeten houden? 1

Ik weet het niet, maar den invloed van die ellendige regeling heb ik te dikwijls zelf ondervonden om er hier van te zwijgen. Art. ()5 van onze wet zegt: „De in het on-w gel ijk gestelde partij zal geene andere kosten behoeven te «dragen dan die van het gezegeld papier, van de beteekening (/en van de registratierechten op de vonnissen.quot; Iliervan is het noodzakelijk gevolg dat, wanneer men een proces tegen de registratie voert, dat geld kost, onverschillig of men het wint of verliest.

Staan die onverhaalbare kosten gelijk met het te veel betaalde, dan geeft een gewonnen proces niets dan moeite en last, buiten het gevaar van het proces te verliezen; hot te veel betaalde moet dns zoo aanzienlijk zijn, dat die kosten er at kunnen, als het de moeite waard zal wezen een proces te voeren. Hierom liob ik zeer dikwijls voor mijne clienten den buit in handen van den fiscus moeten laten.

In welken toestand bevindt zich iemand, die tegen het bestuur procedeert? Hij moet eene dagvaarding opstellen of, als hij zelf gedagvaard is, eene memorie van verzet. Mij heeft, in Ü.J van de 100 gevallen van t een zoomin eeuig begrip als van \'t ander, en gaat naar een advocaat, die het stuk voor hem opstelt en hem vraagt waar hij woonplaats kiest in de gemeente, waar de rechtbank zitting houdt. Maar onze lijder kenl daar niemand, en laat het aan zijn raadsman over, die woonplaats voor hem kiest ten kantore van een collegn of een procureur. Deze zendl de te zijnen huize beleekende

1

TraUr. I ntroiluction, § 17.

-ocr page 34-

32 BUI)RAGK TOT DE KENNIS UER HEGISTIIATIEBELASTING.

stukken weer aan den raadsman, cn ontvangt andere schrifturen, om die te bekwamer tijd ter griffie te brengen. Maar nu gebeurt het ook dikwijls dat do lijder geen advocaat in de buurt heeft. Hij gaat dan naar den naasten notaris en deze behandelt, zoo hij zich zeiven niet in staat rekent om de memorie te stellen, de zaak schriftelijk met den advocaat. Die woont inde plaats waar de rechtbank zitting houdt, heeft maar één helper noodig, die er buiten woont kan het zonder twee of drie niet af.

Voor het advies, het opstellen van twee of drie stukken, briefwisseling, bezorging van de stukken ter griffie, heen- en weerzending enz. is dus al gauw ƒ 50 weg.

Wint men het proces, dan is men deze kosten altijd kwijt; heeft men ƒ 60 te veel betaald, en zijn de onverhaalbare kosten ƒ 50 , dan moet men , om / 10 van den buit weerom te krijgen, een proces voeren. Niemand is zoo dwaas; ieder doet wat ik zoo vaak moest doen; hij berust in het onvermijdelijke en verwenscht den wetgever, die in zijne hooge wijsheid zulk «snel en goedkoopquot; recht heeft besteld.

Op dit punt werd reeds gewezen door Jousselin, toen over de wet van frimaire beraadslaagd werd. Als lid van den raad der ouden zeide hij: ;/art. 65 lid 2 en 3 maken de vorde-f/ring tot teruggave onmogelijk voor het meérendeel der wplattelandbewoners en onbemiddelde stedelingen, zoomede ,/voor allen, voor geringe sommen.quot; In Frankrijk en Nederland is bij herhaling gewezen op de overeenstemming dezer voorspelling met de uitkomsten der ervaring;\' de heer van Eek schrijft er de onwettige heffingen en //de zucht tot „vexatiequot; aan toe, en wat deed de nederlandsche wetgever? Hij vergenoegde zich niet met den kanker op ééne plaats; hij dacht; alle goede dingen zijn drie, en entte er ook de zegel- en successiewet mee in. Waar het bekend is dat vrees voor schade moet terughouden van recht zoeken, waar men ongeloofelijk vruchtbaar is in het verzinnen van allerlei uitvluchten, onvoorwaardelijk bereid om van daag als waarheid te verkondigen wat men gisteren als dwaling tentoonstelde,

1 JJrie antwoorden, bl. 42.

-ocr page 35-

HIJ DRAG li TOT UK KENNIS DER REGISTRATIEBELASTING. 38

waar men voor geenc enkele daad verantwoordelijk is en verbazend onbeschroomd in het gebruik van elk middel, daar moet wel eene procesorde, waaraan eene poena juste liU-yantimu verhouden is, tot allerlei vorderingen aanleiding geven , waarvan de wettigheid bij het bestuur zelf wordt betwijfeld of de onwettigheid geen geheim is. Daar daalt belasting heften af tot ,/trekken en halenquot;. Zulk een toestand geeft den treurigen moed om, na twee arresten van den hoogen raad, met eene als onwettig veroordeelde hefting voort te gaan, onder het opgeraapte voorwendsel dat die uitspraken niet op het geval toepasselijk zijn; den moed om door eene onzinnige wetsverdraaiing eene samenhangende overeenkomst te ontleden in een willekeurig getal zelfstandige bepalingen; den moed om onder de gezochtste schijngronden de teruggave te weigeren van onwettig geheven sommen. Hoeveel ,/bloed der ingezetenenquot; de schatkist daardoor genoten heeft, boven het als belasting verschuldigde, hoeveel rechtmatige vorderingen daardoor onmogelijk geworden zijn, kan niemand zeggen.

Die misbruiken hebben meestal plaats, zonder dat het publiek er iets van verneemt; slechts nu en dan komen ze aan het licht, wanneer de zaak voor den rechter wordt gebracht. Dan is goede raad soms duur en onze apotheker, die dan al heel onaardig wordt, neemt dikwijls de toevlucht tot middelen van zeer verdacht allooi. Onder die middelen reken ik dat het bestuur, waar bij scheiding een der deel-genooten het verdeelde in huur houdt tegen betaling van /««ypeuni ngen , uit de uitdrukkingen huur en h uurpen n in gen wil afleiden dat ^noodwendicj iemand moet kunnen worden //aangewezen, door wien is verhuurd,quot; niettegenstaande het zoodanig beding beschouwt als een voorbehoud van genot tegen ,/eene schadeloosstelling, die door partijen oneiyeuljk uhuurprijs wordt genoemd.quot;

Onder die middelen reken ik dat het bestuur, t )t staving van zijn recht, zich voor de rechtbank op een vonnis beroept, en bemerkende dat dit beroep nadeelig is geweest, in cassatie vertelt //dat dit vonnis met de ingestelde vordering //niets gemeen heeftquot;. \'

\' An\\ 11. li, (1,(1. Tt Mei 187(1. Periodiek Woordenboek 18711, 11, 4r)().

-ocr page 36-

34 BIJDRAGE TOT 1)15 KKNNIS I) K R RKG1STR iVT 1K B Hl j AST IN (}.

Ouder die uiiddelen reken ik, dat het bestuur eeue rechtbank beschuldigt van zijn systeem ten eenemuale verkeerd voor te stellen en deze beschuldiging grondt op \'t geen door den procureur-generaal en den hoogen raad zeiven bevonden wordt niets anders te zijn dan aeae schrijffout. 1

Daartoe reken ik het dat, wanneer het de vraag is of\' de kantonrechter of de griffier eene akte van bevestiging in de voogdij of van eedsaflegging opmaakt, het bestuur schrijft: z/De kantonrechter richt de akte mede op on is verantwoordelijk ,/Voor den inhoud, maar de griffier is uit den aard zijner //betrekking verantwoordelijk voor den vorm en alzoo ook „voor het gebruik van het zegel. Bij art. b is die ouder-//scheiding duidelijk in het, oog gehouden. Terwijl het eeiVte //lid van dat artikel den rechter verbiedt om vonnis te wijzen //op ongezegelde stukken, bepaalt het tweede lid dat de ^7/-ujler geene akte mag opmaken krachtens,quot; enz. Nu zal iedereen hieruit verstaan, dat de beide ambtenaren in dit artikel togen-over elkander gesteld worden als vonnis wijzende tegenover akten opmakende, doch die voorstelling is volmaakt valsch, want art. 8 verbiedt het vonnissen wel alleen aan den rechter, maar het opmaken van akten aan rechters en (/riffiers. Alleen door het woord rechters te verdonkermanen, kan men de tegenstelling krijgen, waarop \'t bestuur zich beroept.

Een ander voorbeeld levert een proces, dat onlangs voor de zwolsche rechtbank gevoerd werd naar aaideiding van de voormelde scheiding onder boding van huur. Het bestuur beweerde dat de huur onmogelijk tegelijk met de scheiding kon ontstaan zijn, en leidde in strijd met den klaren inhoud der akte hieruit af, dat de eene na de andere moest zijn tot stand gekomen. 2

Mijne clienten maakten deze aanmerking: //Gesteld al eens //dat de weduwe tot verhuren niet anders dan als vrucht-//gebruikster recht had. Nemen wij evenwel eens aan dat //werkelijk de weduwe ook de terugwerkende kracht der //scheiding niet voor zich had, als dat noodig was, wat zou „dan volgen uit de gelijktijdigheid van scheiding en huur!J

1 V, (I. llonert. 7,c(jcl, rcrjhtr., en snee. TH. nquot;. 118.

- Op ilil proces hoop ik later terug te komen.

-ocr page 37-

BIJDRAGIi TOT DU KENNIS DER RKOI ST RAT IK B li 11AST1N G.

wieder zal antwoorden, dat er dan eene onbestaanbare over-,/eenkorast zou gesloten zijn.quot; Nu zal er onder mijne lezers wel niemand zijn die niet inziet, dat aan de bestaanbaarheid zoo stellig mogelijk vastgehouden wordt. Wat maakt het bestuur ervan? Dat zijne tegenpartij zich verdedigt ,/door ;/zich er op te beroepen dat de huur wel onbevoegdelijk //kan zijn gesloten door de weduwe! Om dus de bedoeling ,/van partijen te verklaren is zoodanig beroep noodig.quot; Weet de minister Vissering dat dit geschied is met zijne toestemming, uit zijnen naam?

Is het aan zijne excellentie bekend dat dezelfde ambtenaar over de kracht van beding of voorwaarde, ten opzichte van de eenheid der overeenkomst, schreef:

35

in hel proces van 1870:

//Om te bewijzen dat er ,/slechts een enkelvoudig kou-,/trakt is gesloten, heeft hot z/geopposeerde bestuur gewe-,/zen op den band, die het ,/beding aan de overige be-//palingen van de overeen-//komst verbindt, met andere ,/woorden, op de duidelijke a an ondubbelzinnige bcwoor-//dingen, die partijen bezig-z/den, n.l. dat de overeen-,/konist is gesloten op de avoljende voorwaarden.\'\'

in hel proces van 1880:

r/Voor hen (de tegenpartij //van het bestuur) is het alles //afdoende dat partijen in de //akte van scheiding de huur //een beding van de scheiding //hebben genoemd, en daar-//inede achten zij de bedoeling //van partijen om slechts eene //enkele ondeelbare handeling //tot stand te brengen, on-//wederlcgbaar bewezen.quot;

//Er is iets oppervlakkigs //in die meening, maar de //onjuistheid daarvan behoeft //geen breed betoog.quot;

//Als die leer der eenheid //Opging, dan was het met de //opbrengst der registratie-//belasting gedaan.quot;


Weet mr. Vissering dat, toen in 1880 het bestuur werd herinnerd aan zijne overtuiging, in 1870 uitgesproken, die

-ocr page 38-

30 BIJDRAGE TOT DK KENNIS DER RF.GISTRATIEBEIiASTING.

volmaakt dezelfde was als die van zijne tegenpartij, het bestuur zich veroorloofde zijne aangehaalde woorden te hestempelen met den naam van: weenige niets ter zake afdoende (/zinsnedenquot;? Acht ook do minister het niets ter zake afdoende, dat het bestuur draait als een weerhaan?

Neen, de minister heeft van dit alles nooit iets geweten; anders had dit alles niet kunnen geschieden. Do minister zou met verontwaardiging het voorstel tot zulke middelen, als nu in zijnen naam gebezigd zijn, hebben verworpen.

Welken invloed het bezigen van afkeurenswaardige middelen door hoogere ambtenaren op lagere ambtenaren moet uitoefenen, is gemakkelijk na te gaan. Wat moet oen ontvanger denken van zijn directeur, die er eene dubbele overtuiging op na houdt; van een bestuur, dat voor elk geval eene bijzondere overtuiging heeft?

Wat moeten ontvangers, inspecteurs, directeurs en anderen denken van een bestuur, dat van daag als onfeilbare waarheid verkondigt, wat het morgen als het toppunt van onzin zegt te beschouwen? Kan het een ander gevolg hebben bij mensehen van gevatheid, kennis en weinig geweten, dan dat zij het als eene groote overwinning beschouwen een armen drommel door sophismen een paar dozijn guldens afhandig te maken, die niet als belasting verschuldigd zijn?

De wijze, waarop de heer van Eek zich uitlaat over „zucht tot vexatiequot; geeft zeer juist den maatstaf aan de hand van do achting, die een bestuur zich verwerft door onzedelijke handelingen.

VIL

Behalve dit aanstekelijk voorbeeld, werkt nog iets anders slecht op de met do inning belaste ambtenaren. //Als ze //niet weten wat zo nemen zullen, dan nemen ze maar ,/het meeste,quot; zeide mij een inspecteur der registratie.

Dit is wol in lijnrochten strijd met den regel in belastingzaken , dat in twijfelachtige gevallen tegen de schatkist beslist worden moet, maar oen onvermijdelijk gevolg van de regeling der geldelijke bolooning naar evenredigheid van de ont-

-ocr page 39-

lil.IDR/VUK TOT UK KENNIS DRH REG 1STRATIKBKLASTING. 87

vangst. Zijn geldelijk Ijclang moet don ontvanger wol aansporen om hot hoogste te nemen; „dans lo donte, il aura ,/raisonzeggen Championnière en Rigaud, „ot Dien sait „jusqn\'on le douto, bien dirigé, peut s\'étendro.quot; \' Dit kan hem in groote moeielijkheden brengen.

Onderstel 1). v. dat een ontvanger eono akte krijgt, waarvoor, naar zijne overtuiging, niet zooveel recht verschuldigd is als de voorschriften van het bestuur zeggen. Wat zal hij dan doen? Neemt hij recht volgons die voorschriften, dan stelt hij zich bloot aan vervolging wegens knevelarij, op grond van art. 174 van het wetboek van strafrecht. Neemt hij het niet, dan is het voor hem zeiven minder voordeelie terwijl hij zich bovendien nog blootstelt aan berisping wegens het verwaarloozen van zijn plicht.

Een en ander moet medewerken tot vergrooting van hetgeen onverschuldigd in de schatkist komt, en dnt dit geen bloot vermoeden is kan men nagaan uit het gezegde van den inspecteur: Experio crede Roberto.

Indien wij Championnière en Rigaud mogen gelooven , dan zou het bezwaarlijk vallen zelfs maar eeno enkele onwettige heffing van hot voormalige fransche belastingstelsel, waaruit onze registratie wet is voortgekomen, aan te wijzen, dio niet ook onder deze wet toegepast of althans beproefd is. 1 Aan de wet zelve wijten zij ten dooie dat insluipen van oude misbruiken, maar wat hun terugkeer onvermijdelijk maken moest, is het geldelijk belang bij de opbrengst van de ontvangers, die zich meermalen tot deze schrijvers hebben go-wend met verzoek om de aandacht op deze verkeerdheid te vestigen. Zij bestrijden haar op de volgende, ook voor ons land zeer afdoende gronden. Indien het bestuur zonder geldo-lijkon prikkel geen vertrouwen genoeg stelt in de ambtenaren, hoe kan het publiek dan vertrouwen in hen stellen? Op grond van do zwakheid van hot menschelijk hart is in rechtsgedingen zelfs van zijdelingsch belang eeno reden gemaakt om don rechtschapensten rechter te wraken, maar

1

- Traité. Introduction, nn. K.

-ocr page 40-

UIJDHAGE TOT DE KENNIS DER REGISTRATIEBELASTING.

bij de belasting-ambtenaren, die de wet als eerste rechters aanstelt bij verschillen welke nagenoeg bij elke heffing ontstaan, komt deze grond tot wraking steeds voor, zonder dat men zich er op mag beroepen.

Met deze bezwaren ben ik hot geheel eens en zonder twijfel zullen de ontvangers er ook zoo over denken.

Heeft men aan den eenen kant, door geldelijk belang aan

te wenden, partij getrokken van \'s menschen zucht om zijn

eio-en voordeel te behartigen en hem daardoor tusschen twee f ...

vuren geplaatst, aan den anderen kant is de bedreiging van

geldelijke schado een middel, dat onwettige heffingen moet

veroorzaken.

Art. 12 van de algemeene instructie voor de ontvangers stelt lien //aansprakelijk voor alle nadeelen, voortspruitende „uit hetgeen zij, door onoplettendheid of achteloosheid, in „strijd met de wetten, instructiën en voorschriften, hebben „verricht of nagelaten.quot; Deze nadeelen komen eerst aan \'t licht, wanneer de inspecteur het werk van den ontvanger onderzoekt. Geschiedt dit tijdig, dan kan de ontvanger het te min gohevene nog hij vorderen van de belastingschuldigen, mits deze niet zijn vertrokken, onvermogend geworden of uit anderen hoofde het recht onverhaalbaar geworden zij , maar het gebeurt dikwijls dat het onderzoek van den inspecteur het nadeel eerst aan \'t licht brengt als het recht verjaard is; dan is alle verhaal onmogelijk en de ontvanger gehouden tot schadevergoeding, dikwijls voor dat hij heeft kunnen weten dat zijne verrichtingen in strijd waren met de wetten, instructiën en voorschriften, volgens de opvaitiny van het bestuur.

Dat dit eene krachtige aansporing is „om maar \'t meeste „te nemenquot; zal wel geen betoog behoeven. Die \'t niet inziet kan het leeren uit bet volgende voorbeeld. Een ontvanger ontving eene aangifte voor het recht van successie, berekende daarop hot recht en ontving het. Nadat alles was afgeloopon, kwam het bestuur op de zaak terug, beweerde dat de aangifte gebrekkig was, hierom door den ontvanger niet had moeten worden aangenomen en als niet ingeleverd beschouwd worden moest. De rechtbank begreep dat er wel degelijk

38

-ocr page 41-

BIJDRAGE TOT DE KENNIS 1)EH REGISTRATIEBKJ./VSTINO. 3(J

ccno aangifte gedaan was, zonder het gebrek dat het bestuur had gemeend er in te zien, dat dit oen verkeerd middel had aangewend, terwijl inmiddels de rechte middelen waren verjaard, en stelde het in \'t ongelijk.

Dit. belette het bestuur evenwel niet op den ontvanger de op de erfgenamen quot;tmverhaalbare f 2622 te verhalen, op grond dat hij dc aangifte had aangenomen in plaats van haar te weigeren. Zulke zaken behooren niet tot dc groote zeldzaamheden. \'

Om den ontvangers alle zelfstandigheid in de toepassing der wet te ontnemen, schrijft art. 11 der algemcene instructie voor, dat zij zich hebben te gedragen naar de hun van boven verstrekte voorschriften, ook dan wanneer die hun voorkomen niet de wet te strijden. In dit geval kunnen zij hunne bezwaren kenbaar maken, mits na de uitvoering. Zij zijn geen ambtenaren, die geroepen worden om de wet toe te passen; alleen op de hun verstrekte voorschriften komt het aan; dc verantwoordelijkheid voor de overeenstemming tusschen beide neemt het bestuur voor zijne rekening. Zij zweren dan ook , dat ze het hun opgedragen ambt met getrouwheid zullen waarnemen, niet dat zij de wetten eerlijk zullen toepassen.

De grond van deze verkeerdheid ligt voor de hand. De registratiebelasting is uit haar aard zoo onzeker, dat dc toepassing van de wet niet aan het oordeel en de kennis der ontvangers kan worden toevertrouwd, al zijn deze voor hun vak ook bijzonder opgeleid; voor het bewaren van eenheid zijn zelfstandig handelende ambtenaren niet te gebruiken; de inning van de belasting zou ,/een chaosquot; worden.

Waar het er op toegelegd schijnt te zijn om door sterk werkende middelen de fiscaliteit aan te kweeken, in plaats van te verdelgen, zal men Championnière cn Rigaud ook wel toestemmen dat het hoog noodig is een kwaad te stuiten, dat alle dagen aangroeit en onophoudelijk verbittering zaai! tusschen de burgers cn de ambtenaren. 1

1

: Traité. Introduction, nü. 5.

-ocr page 42-

40 BIJDKAGE TOT DE KENNIS DER REGISTRATIEBELASTING.

VIII.

Indien do gebreken der registratiebelasting zoo groot zijn , dan moet men zicli er, naar het schijnt, over verwonderen dat er niet meer over geklaagd wordt, Het is waar, de land-bonwvcreenigingen hebben er herhaaldelijk met kracht op aangedrongen dat de tarieven zouden verlaagd worden en het recht op de oVerbedeeling afgeschaft, maar het is niet minder waar dat, behalve de klachten, welke tot den minister go-richt werden, er noch over den verkeerden procesvorm, noch over de onzekerheid van do belasting, noch over de verkeerdheden in hot bestuur door hot pubiek we/geklaagd is, ofschoon do laatste in verschillende geschriften moormalon besproken werden. \'

Hiervoor bestaan goede redenen. De voornaamste is, dat het publiek bijna nooit inct de ambtenaren in onmiddellijke aanraking komt. De moeste belasting wordt ontvangen door tusschonkomst van griffiers, notarissen en dergelijke tusschen-personen, die zo als voorschot terugvorderen van hunne clionten. Nu ligt liet in don aard van de zaak, dat deze personen niet altijd lust on tijd hebben om de gedane heffing na te rekenen , dio hun dan eigenlijk ook volstrekt niot aangaat. Bovendien hebben die tussehenpersonen ook genoeg kennis van zaken om te weten, dat oen proces tegen het bestuur eene zeer grooto weelde is, die men zich alleen veroorloven mag, als het eene zaak is die over eene aanzienlijke som loopt; vertelden zij hunnen clionten dat men hun te veel heeft afgenomen, dan zouden zij hun bovendien nog moeten uiteenzetten , dat het maar raadzaam is rustig voor de overmacht te bukken.

Van hier dat onafgebroken een niet onaanzienlijk bedrag, dat onverschuldigd is, als registratierecht ontvangen wordt. Ik maak mij sterk om binnen een uur een paar dozijn akten uit mijn protocol te zoeken, waarop meer dan het verschuldigde betaald is.

1 Weekhl. v. h. liegt N0. 357, 021, 1702.

-ocr page 43-

BIJDRAGE TOT DK KHNN1S HKR RKGIST RATI K B EL A ST IN G

Eene andere reden is te zoeken in i)ijzondero tijdsonistan-diglieden. Bij de invoering der belasting is zij blootgesteld geweest aan heftige, niet altijd billijke veroordeeling. In plaats van te onderzoeken welke gebreken do ondervinding aan het licht gebracht had, maakte men het zich druk met allerlei onheilen te voorspellen, waarvan de ervaring nog niet had getuigd. Wat heeft men niet eene beweging gemaakt over het openbaar worden van familiegeheimen! \'t Was alsof elk ontvanger zijn kantoortijd besteedde om alles na te snuffelen en zijn vrijen tijd om het gevondene rond te babbelen. Op dit punt heeft de ondervinding het ongegronde van do voorspelling voldoende bewezen. Indien er, wat wel \'t geval kan wezen, nu of dan eene onbescheidenheid wordt gepleegd, dan is dat eene groote zeldzaamheid.

Bij de invoering der registratiebelasting zag hot er in Nederland treurig uit. Handel en nijverheid waren onbeduidend; de engelsche koornwetten hielden den landbouw hier nog onder den duim; oorlog had het land verarmd. Maar weldra braken betere tijden aan, en de bloei is tot voor korte jaren steeds toegenomen. Het is bekend dat landerijen , bij eiken overgang, zoo in waarde gestegen waren, dat de overgangsrechten uit de grootere opbrengst gemakkelijk konden gekweten worden , en er veelal nog wat overschoot. Geen land heeft die zware rechten met noo weinig inspanning kunnen dragen, als Nederland ze sedert eene lange reeks van jaren gedragen heeft. Maar voor sommige streken , b. v. de Ve-luwe, is die goede tijd voorbij. De lage koornprijzen en de hooge prijzen van hooi, lijn- en raapkoeken, die van elders aangevoerd moeten worden, hebben, in het onvruchtbaarste gedeelte van dit gewest, al sedert gernimen tijd eene daling in de waarde van de eigendonnnen teweeggebracht. Hier en daar, b. v. onder Putten, worden boerenwoningen afgebroken en bouwlanden tot bosch aangelegd. Groote erven met veel bouwland worden voor geringen prijs verkocht, om het bedrijf op een klein erfje voort te zetten. Erven, welke anders aan oen der deelgenooten tegen uitkeering zouden zijn toegewezen, worden nu gesplitst, en waar vroeger twee paarden werden gehouden, is er thans maar één nicer, of vindt men een os voor kar en ploeg.

41

-ocr page 44-

42 BIJDRAGE TOT DE KENNIS DEU REGISTRATIEBELASTING.

Voor zulke streken, en die zijn er meer, is de registratiebelasting eene plaag, die de algemeene verarming verhaast.

IX.

liet is een feit dat het bestuur der registratie niet heffingen blijft voortgaan, die door den hoogen raad bij herhaling zijn veroordeeld, onder het voorwendsel, dat het gevallen van anderen aard betrof of wel dat de hooge raad dit of dat beginsel niet textueel heeft uitgesproken. Men heeft in vele gevallen maar een beroep te doen op den rechter, om het onverschuldigde terug te krijgen, want het spreekt van zelf dat in dergelijke gevallen do kansen van het bestuur voor de rechtbank zeer slecht staan. Ieder, die gewoon is kennis te nemen van de rechtspraak, weet dat het bestuur meer processen verliest dan wint. Maar voor lezers, die zich hiervan niet zelf overtuigd hebben, is eene kleine toelichting van dit punt niet onnoodig. De ellendige procesorde, die voor de registratiewet geldt, is ook ingevoerd voor zegel- en successiebelasting; ook hier heeft de wetgever ons de zegeningen van snel en goedkoop recht deelachtig gemaakt. Nu bestaat er eene verzameling van arresten van den hoogen raad, uitgegeven door van den Honert en later door anderen ver-

o n

volgd, waarin geene andere dan zegel-, registratie- en suc-cessiezaken voorkomen. Al deze belastingen staan onder hetzelfde bestuur, on als men deze arresten door elkander neemt, dan kan men daaruit met veel juistheid afleiden in welken geest dat bestuur gevoerd is. Ik heb mij de moeite gegeven om de vijf deelen, die ik van deze verzameling heb kunnen raadplegen , door te zoeken, en heb daaruit de volgende gegevens verzameld:

-ocr page 45-

BIJDRAOK TOT DE KENNIS DKR 11 EG I ST RAT IE B E L AST 1N G

Aantal processen voor den hoogen raad, door het bestuur

QKWONNKN.

VFHLOKKN

1 deel, van (J Januari I83i) tot 25 Juni 184(1

4

17

211\'\' deel, van 17 December 1840 tot 24 Do-

ceinbor 1846 ..........

11

17

8ll\'! deel, van 8 Januari 1847 tot 21 Octo

ber 1853 ...........

9

19

4\'\'|: deel, van 17 Maart 1854 tot 23 Decem

ber 1859 ...........

12

14

5\'1\'\' deel, van 2 November 18(50 tot 20 De

cember 1872 ..........

14

31

Totaal . . .

50

98.

De slotsom van deze gegevens is dat, dooreen genomen, het bestuur van de drie processen er twee verloren heeft. Mij dunkt dat er geen afdoender bewijs is te leveren voor mijne bewering dat liet bestuur van do registratie in Nederland , met uitzondering van sommige betere tijden, steeds een slecht bestuur is geweest.

Mijn betoog is geëindigd; wat ik mij voorstelde te bewijzen, heb ik, naar ik meen, overtuigend aangetoond. Uit het aangevoerde volgt, mijns inziens, dat de registratiebelasting in do hoogste mate onzeker is en dat de bijzondere aard dezer belasting, in verband met eene onzinnige procesorde , voor het zwakke vleesch zooveel verleiding oplevert om den rechten weg te verlaten, dat een goed bestuur overal on altijd tot de uitzonderingen zal behooren.

En nu de conclusie.

Zo ligt, dunkt mij, voor do hand. Algeheelo afschaffing van eene belasting, die, ook in don best mogelijken vorm, alle onzekerheid meebrengt, welke eigen is aan rechtsbo-grippen, is oen doel waarnaar elke rogooring in de eerste plaats moet streven. Gaarne neem ik aan, dat hiertoe bij ons te lando, in de gegeven omstandigheden, zoo maar niet dadelijk kan worden overgegaan, en dat wij ons nog eenigon tijd in het onvermijdelijke zullen moeten schikken. Maar er kan althans iets gedaan worden om voor \'t vervolg

43

-ocr page 46-

44 BIJDRA.GK TOT DK K RN NIS DHR K HG 1ST RAT IK15 KL ASTING.

de misbruiken to voorkomen, waarover geklaagd is. Vooreerst zou ik wensclieu verlost te worden van do zegeningen van het snelle en goedkoope recht, door afscliaffing van de bijzondere procesorde voor zegel-, registratie- en successiezaken. In deze zaken moet do winnende partij alle kosten kunnen verhalen en moeten rechtbanken niot langer over een bedrag van ƒ 80,000 oordeelen zonder hooger beroep. Ten anderen moot do mondelinge toelichting door advocaten mogelijk zijn; in dit opzicht vereenig ik mij gohoel mot hot oordeel van de door mij zoo dikwijls aangehaalde schrijvers Championnière en Rigaud.

Dat alles behoeft niet vool omslag of moeite te kosten. Eene wet, waarvan hot eerste artikel hot bestaande procesrecht afschaft en het tweede het gewone invoert, is voldoende.

Eindelijk moeten de ontvangers door geen geldelijk belang moor gedreven worden om maar het moeste te nemen, als ze niet weten wat zo nomen zullen.

Maar dit is niet alles. Indien men de wet al verandert, dan is daarmede nog niet alios gewonnen. Wij mogen als zeker aannemen dat, ook bij eene nieuwe wet, do oude geest zal voortloven. Wanneer de goschiodonis leert dat het bestuur, door eene voorbooldeloozo beginselloosheid, waar het aankomt op de toepassing van do wet en eono even voorboeldolooze beginselvastheid waar hot om //trokken en halen te doen is, do onzekerheid die do wet zelve medebrengt, zooveel doenlijk vermeerderd hooft, dan moeten er waarborgen worden gegeven tegen don fiscalen geest, hn die waarborgen levert het opperbestuur van eenon minister van financiën nooit o]), omdat diens oppertoezicht, zooals ik meen aangetoond te hebben, uit don aard der zaak, in registratiezaken nooit anders dan een wassen neus kan wezen. Het publiek staat tegenover don fiscus eonigormate als minderjarigen en dergelijke hulpbehoevende personen tegenover meerderjarigen , doch mot dit onderscheid dat het geen voogd of toozienden voogd hoeft. Zou het niet goed wezen het bestuur van de registratie het procodoeren geheel te verbieden, zonder dat de minister vooraf hot gevoelen had geraadpleegd van oen bekwaam en onzijdig persoon, b. v. don landsadvocaat?

-ocr page 47-

IU.1 Dll.VfiH TOT l)K KKNNIS DKI! liKCilSTK ATI KliKI.ASTlNG. 45

Te» slotte weiisch ik nog met een enkel woord de dooiden minister van tinanciën voorgestelde wetsverandering te bespreken.

Hoezeer ik mij van harte er over verheug, dat men de rechten op overbedeeling wil afschaffen, heeft het ontwerp mij overigens zeer teleurgesteld. De door mij ontwikkelde grieven zijn in. i. veel zwaarder dan die tegen dit ééne pnnt. Waarom heeft de minister zich bepaald tot een enkel bezwaar, waaier zoovelen zijn die even gemakkelijk weg te nemen waren? Stellig niet omdat de gebreken der procesorde bij het bestnur onbekend zijn. liet is te hopen dat de tweede kamer aanvulle wat verzuimd is, en zich niet late verleiden om , zonder die aanvulling, het ontwerp aan te nemen, door het onlangs geopend vooruitzicht op eene geheel nieuwe registratiewet. Ik zou deze als eene groote ramp beschouwen, want zij zou ons berooven van alle voordeden, welke wij te danken hebben aan eene jurisprudentie, die licht heeft gebracht in de duisternis, vastheid aan \'t geen wankelde en daardoor althans cenigszins de onzekerheid verminderd. Die voordeden ontvallen ons bij eene nieuwe wet, en van voren af aan zullen wij gekweld worden door haarkloverijen en geschillen, zooals ei-maar al te veel in de geschiedenis der registratie voorkomen. Ik behoef maar te herinneren aan het „pourvu quil c// soit ujmtifie\', aan de vraag wat men te verstaan heeft onder beschikkingen die van elkander afhankelijk zijn of noodzakelijk uit elkander voortvloeien, aan het verschil over de „ac/e en consequencequot; en „acle en ver faquot;, om niets meer te noemen, en iederen deskundige staan daarbij terstond die lange reeksen van verwarde beslissingen en tegenstrijdige vonnissen voor den geest, die het geduldige publiek heeft moeten betalen (het betaalt ze natuurh|k alle, zonder onderscheid of het bestuur wint of verliest), voordat zich uit de moerassen der onzekerheid hier en daar een stukje drooo-Imul verhief.

Mijns inziens zal ook de beste nieuwe wet nog slechter zijn dan de tegenwoordige. De tarieven kan men quot;verlagen, enkele hinderlijke bepalingen wegnemen, maar zoolang0wij eene registratiewetgeving, dat is eene belasting niet op stof-

-ocr page 48-

46 BIJDRAGE TOT DE KENNIS DER REOISTKATlKBKLASTINCi

felijko feiten maar op rechtsbetrekkingen moeten hebben, zal men wel doen de oude wet overigens in haar geheel te laten. Bovendien zou het jammer wezen zoo\'n fraaie, gloednieuwe wet, die veel moeite zou gekost hebben, zoo maar weer te niet te doen, wanneer do omstandigheden het eens mogelijk maakten de geheele registratiebelasting te missen. Wij hebben nu de wet zoolang om do opbrengst moeten dulden; we zouden ons dan misschien het opbrengen om de fraaie wet moeten getroosten. Eene nieuwe wet zou de eerste stap wezen om te komen tot bestendiging van hetgeen, zoodra het mogelijk is, opgeruimd dient te worden. We hebben nu de ondervinding van de werking der wet over een tijdvak van ruim 80 jaar voor ons, en met volle overtuiging zullen degenen, die haar in hare werking kennen, de ontvangers, inspecteurs, directeurs (die met eene dubbele overtuiging zelfs niet uitgezonderd), het met mij eens zijn wanneer ik nu do noodzakelijkheid om afdoende maatregelen in het belang van het publiek te nemen, even groot acht als toen in 1775 la cour des aides tot den koning denzelfden wensch richtte met de woorden:

//II est nécessaire de venir au secours d\'un peuple opprirné //par cette monstrueuse régie.quot;

Nijkkkk, Docomber 1880.

11. A. .1. COLENBRANDUR.

-ocr page 49-

quot; - •

i : \'

_

__