Q^ jsso.V, li
F M I E 8 L A N 1).
31 MAAKT 1580.
m
uitgegeven op het DERDE EEUWFEEST namens hkï comité
door
â–
â– bs;:^
I
P / .{V.
â–
Op een der vergaderingen van liet Comité, tot herdenking van de ve.stiijhig der Hervormde Godsdienst in Friesland, 31 Maart 1580, bestaande, behalve mij, uit de HH. Jhr. Mr. P. J. J. van Eysinga, te Leeuwarden, Voorzitter; Ds. J. B. Weerman, te Leeuwarden, Secretaris; Mr. A. J.Andre.®, te Kollum, Penningmeester; P. Lijcklama a Nijeholt , te Franeker; Jhr, Mr. J. H. F. K. van Swixderen , te Rjjs; Ds. B. Bolleman van der Veen, te Eernewonde, en Ds. G. IT. van Borssum Waalkes , te Hiuzum, werd besloten tot do uitgave van een kort geschrift, betreffende de geschiedenis en beteekenis van de zegepraal der Hervorming in dit gewest.
Namens genoemd Comité, en speciaal namens de Commissie , uit zijn midden benoemd, om voor de uitgave zorg te dragen, bestaande, behalve my, nit de twee laatstgenoemde leden , bied ik thans dit Gedenkschrift aan.
V O O R W O O R 1).
IV
H. J. ö. GUEEBE.
Hoe kort de aunstippiny ook moge zijn van liet gedenkwaardige dat met bedoelde vestiging in verband staat, heeft de aanbieding toch plaats met den wensch , dat zij iets moge bijdragen tot eene waardige viering van bet derde eeuwfeest en tot meerderen lust om de geschiedenis van het ontstaan der Hervormde Kerk in Friesland, te leeren kennen.
G r o u w , Maart 1880.
GEDENKSCHRIFT.
Onder de gewichtige besluiten die in vorige eeuwen, door de Staten van Friesland, genomen zijn. behoort ongetwijfeld dat van 31 Maart 1580.
Door dit besluit werd — zooals uit .het Aanhangselquot; blijkt — de Hervormde Godsdienst erkend als die van den Staat, en als zoodanig voor goed gevestigd.
\'t Was een gevolg van de volmacht, welke zij van den Friesclien landsdag ontvangen hadden om met dllcii ijver cndc veerslirheijf te procedeeren tot eene yroitdelljcke ende EvanyeUsche Hcformatie in zoeken van de ware IteJiyie.
Do invloed daardoor teweeg gebracht op godsdienstig , kerkelijk en maatschappelijk gebied, is te gewichtig, om liet derde eeuwfeest zonder openlijke herdenking te laten voorbijgaan.
\'t Betaamt den waardige zonen der Hervorming in Friesland kennis te hebben van den strijd die gestreden, \'t gebed dat gebeden, \'t kruis dat gedragen is moeten worden, om al die voorrechten, waarin zij zich verheugen, te kunnen genieten.
Maar dewijl van de Kerkhervorming der 10« eeuw in Friesland, ook het woord geldt, \'t welk de Hoogleeraar ter Haar heeft geschreven van de Kerkhervorming dier eeuw
8
in het algemeen, dat zij nl. „daar niet in de wereldgeschiedenis als een Colossus afgezonderd staat, door de stem van Luther , als met de tooverroede eens wigchelaars te voorschijn geroepen en uit den grond verrezenquot;, kan die herdenking niet geschieden, zonder te letten op hetgeen tot dat besluit der Staten geleid heeft.
Reeds in het eerste vierde gedeelte der I60 eeuw werd het merkbaar, dat hier in dit gewest ook behoefte gevoeld werd, niet alleen om de ondragelijke misbruiken in de kerk afgeschaft te zien, maar ook om Evangelische denkbeelden te verbreiden.
Blijft daarvoor tot een eerbiedwaardige getuige, de pastoor van Jelsum bij Leeuwarden, Gellius Fabek , die in zijne prediking ,klanken gaf aan het woord dat in veler hart te lezen stond,quot; — \'t bleek spoedig, dat men niet te vergeefs hier ook in Friesland het oor te luisteren had gelegd naar hetgeen gesproken en geleerd werd door Luther ; den man, die zelfs door den R. C. Hoogleeraar Döllinger genoemd is geworden „de grootste en scherpzinnigste Duitscher van zijn tijd, in wien het volk zijn\' Meester heeft moeten erkennen, en die daar staat als een Heros; in wien kracht en geest zich op de uitnemendste wijze hebben geopenbaard.quot;
En geen wonder! — Moest het grootsche werk dat Luther had aanvaard, vrijmaking des geestes van alle slaafsche banden ten gevolge hebben, de Fries, van oudsher bezield met een aangeboren vrijheids en godsdienstzin, moest sympathie gevoelen voor dat hervormingswerk.
\'t Kwam overeen met hetgeen sints eeuwen in dit opzicht door hem geopenbaard was geworden in zake godsdienst en kerk
Opdat die vrijheidszin niet verloren zou gaan, had men toch hier steeds het liefst Friezen tot priesters gehad. Men vertrouwde dat die nationale karaktertrek ook bij dezen aanwezig zou zijn; door hen zou worden versterkt, en zij zeiven zouden begrijpen, dat men hun evenmin macht zoude geven om over hunne gemeenten te\' heerschen , nis aan den Paus.
Wel wist men tot in het begin der 10° eeuw te gehoorzamen in zake het geloof betreffende, omdat de denkbeelden dienaangaande dezelfde waren als overal elders; omdat men de kerk, als eene zorgzame Moeder voor hare kinderen, lief had, en in religiensiteit voor niemand onderdeed; maar die slaafsche gehoorzaamheid hield — zooals uit verscheidene voorvallen reeds vroeger gebleken was — op , waar een macht van buiten het beproefde, om op kerkelijk gebied tot iets te dwingen, wat niet het begrip van vrijheid en de leuze riucht en slkiclit in strijd was.
Toen Luthers geschriften evenwel meer en meer , tot zelfs in de kloosters, gelezen werden en een\' onuitwischbaren indruk achterlieten, om dat men moest getuigen: „hij bewijst sijn dijnghen so claerlick met dat Heijüghe Ewangelij ende met Paulus Epistolenquot;, toen was \'took, bij zeer velen, met de gehoorzaamheid in zake des geloofs, gedaan.
Wel ontbrak het Friesland aan uitstekende geleerden, die de hervormingsideën , waarvan men zwanger ging, op eene
10
„treffelicko manierequot; kouden te boek stellen of verklaren; ot die, door de macht der wetenschap gesterkt, zich aan het hoofd eener Reformatorische beweging konden plaatsen , maar spoedig wist men dat ontbrekende aan te vullen.
Zeer velen gingen naar Wittenberg om Luther zelf te hooren, en lieten zich daar als student inschrijven. Die begeerte openbaarde zich in alle rangen en standen en was zóó sterk, dat van 1522 — 1529 omstreeks 100 Friezen aldaar studeerden. Anderen gingen naar Groningen , om daar op de Maartensschool, onder de leiding van den beroemden Pu a e dim us, zich te oefenen in do Godgeleerde wetenschap.
Aldus spoedig verrijkt mot mannen die eene wetenscliap-pelijko opleiding genoten hadden, verbreidden zich de Evangelische denkbeelden dagelijks, zonder nog bepaald eene afscheiding van de oude Moederkerk ten gevolge te hebben. Do bezadigdheid waarmede men in dat opzicht te werk ging, heeft uitnemenden dienst gedaan aan de zaak der hervorming.
\'t Was er evenwel verre van af, dat de Evangelische denkbeelden , die noodzakelijk tot eene volslagen Hervorming dei-kerk moesten leiden, straffeloos werden uitgesproken en verbreid.
Gaf daartoe het eerste placcaat tegen de ketterij, door den landvoogd George Schenck , namens Karel V , in 152G , reeds gegronde vrees, spoedig werd die vrees maar al te zeer bewaarheid.
Wel zijn er , in evenredigheid met andere doelen van ons Vaderland, in Friesland niet zoovele martelaren om het ge-
11
loof geweest , maar hun getal is groot genoeg om aan het nageslaclit te blijven verkondigen ; Rome heeft ook hier, en vooral na 1550 , gesteund door de helsche inquisitie, gedaan wat het kon om het schrikwekkende van zijn macht te doen gevoelen.
Tusschen den eersten martelaar dos geloofs, Wibraxt Jansz. van Harïwkhd, te Leeuwarden, voor de kanselarij in 1530 verbrand, en den laatsten, HioxnniK Pruijt , die in 1574 nabij Workum, op zee in een schuitje is verbrand, staat een groot aantal bloedgetuigen, ook al letten we niet op zoovelen die gestraft zijn geworden met iiet steken van een ijzeren priem door de tong, om daarna meestal gegeeseld en verbannen te worden.
Aanleiding tot de meer gestrenge geloofsvervolgingen gaven helaas! de wederdoopers of Anabaptisten, door hunne dweepzucht. Daarin versterkt of aangevuurd door Mklchior Hofman en afgezanten van den beruchton Jan Matshijsz., werden zij spoedig een doorn in liet oog der Regeering, en hunne secte, van die zijde niet.zelden in officieele stukken genoemd „de verdoemde en vermaledijde secte der wederdoopers.quot;
Dubbele schade veroorzaakte deze secte. Zij verwekte vooreerst eene beroering onder de menigte, die onmogelijk tot eene ware Hervorming kon leiden, maar zij werd ook oorzaak, dat de Doopsgezinden op eene vreesselijke wijze de woede der geloofsvervolging moesten ondervinden, omdat deze van de zijde der Regeering, boe onrechtvaardig ook , door den schijn van overeenkomst, met haar werden verward.
Door die verwarring mochten nu ook voor een\' tijd de
12
vervolgingen tegen de andere Hervormden een weinig minder zijn, ze namen evenwel allengskens zóó in aantal en in hevigheid toe, dat de Staten zich reeds in 1559 verplicht gevoelden , den Stadhouder hunne grieven bekend te maken.
Hoe weinig hot openharen dier grieven hielp , bleek uit de overige lijdensjaren die nog volgden, als ook, van do zijde dor Hervormden , uit de herhaalde beden om verzachting of opheffing der gehate inquisitie ; uit den beeldstorm ; uit de toetreding van vele Friesche Edelen tot het „ Verhond der Nederlandsche Edelenquot;; en uit liet verzet dat zich bij aanzienlijken en geringen, bij priesters en geestelijken openbaarde, toen bij een Pauselijke bulle van 12 Mei 1559 veertien nieuwe Bisdommen in Nederland werden opgericht, en men Friesland ook een Bisschop wilde opdringen , waaraan echter 10 jaren lang het hoofd geboden werd.
Ondanks alle vervolgingen en verdrukkingen, bleek het evenwel ook hier in Friesland , dat het overbekende woord : „het hloed der martelaren is het zaad der kerkquot;, waarheid was, en dat Prins Willem van Oranje ; bij het vernemen dier vervolgingen in geheel Nederland, zeer juist had gsschreven:
„ Dwang heeft niet aan \'t gemoed. Bat is de aardt der ketterije; rust ze, zoo roest ze. Hij wet haar, die haar wrijft.quot;
Menig priester kwam tot nadenken, \'t Was alsof men instinctmatig begon te begrijpen, dat een kerk, die, ondanks de beweging der geesten , welke zich op grond van het Evangelie overal openbaart, steeds stationnair blijft in
hare leerstelsels en deze alleei), door overinaclit, als de al-leenzaligmakendcn wil aangenomen zien , niet meer voldoen kan aan de hoogste en heiligste behoeften van den ernstig-nadenkenden raenscli.
Steeds nam dan ook het aantal van zulken toe , die zich wel niet van de kerk afscheidden, maar , van de beginselen der hervorming uitgaande, tegen het onware in hunne eigene kerk begonnen te prediken en de denkbeelden der Hervormden aanbevalen.
Reeds vóór 1550 telde men 50 parochiepriesters op dorpen, die de Godsdienst niet meer hielden „na olde ghewoonte.quot;
Na het jaar 1550 nam de afscheiding meer en meer toe, en kwamen er zelfs Hervormde Gemeenten tot stand.
Zoo vinden we in 1562 reeds eene gemeente te Dockum ; in 1566 te Leeuwarden, Sneek en Franeker ; terwijl reeds in 1559, uit Einden, in Oost-Friesland — zoo beroemd geworden door het opnemen van vluchtelingen en bannelingen ter wille van het geloof, en daarom genoemd ,die Herharg van Godts yemeinequot; — eenige predikanten naar Leeuwarden waren gezonden „om de broederen aldaar te versterken en te vertroosten.quot;
Wel werd het jaar 1567 een jaar waarin het geloof der Hervormden op eene zware proef werd gesteld, omdat de Stadhouder Aremberg uit Overijssel in Friesland terugkeerde, en zich te Bergum, in het aldaar aanwezige klooster aan het hoofd van een groote krijgsmacht vestigde. Van daaruit verspreidde hij vrees en beving door zijne bevelen om de Hervormde predikanten te verdrjjven; de kerken, in dienst bij de Her-
14
vormden, weder geheel aan do lloomsclien af te staan; alle nieuwigheden in de godsdienst te staken; do oude godsdienstplechtigheden als vroeger waar te nemen, zonder in het openbaar of in het geheim andere godsdienstoefeningen te houden; — maar zag men zich ook gedwongen voor de overmacht te bukken, uit dien ramspoed werd toch weder zegen geboren.
De verbanning van vele predikanten en priesters, en het vluchten van tal van personen uit de hoogste standen; die allen, voor een groot deel hun toevluchtsoord in Emden zochten , hadden gezegende gevolgen. Zij werden aldaar wetenschappelijk ontwikkeld; meer versterkt in het geloof; meer bekend met de inrichting een er goed georganiseerde gemeente; bekwamer gemaakt om, ter geschikter tijd , het gestaakte werk der Hervorming voort te zetten, ja ook in staat gesteld, om door briefwisseling met, en het ontvangen van bezoeken van achtergebleven vrienden der Hervorming, dezen tot standvastigheid aan te sporen. En dat er aansporing noodig was, bleek spoedig maar al te wel.
Kwam er ook eenige verademing in 1508 , zoodat we een jaar later in Leeuwarden en Franeker zelfs weder een vasten leeraar vinden; en de predikdienst in het geheim hier en daar weder werd voortgezet; toch bleef de toestand der Hervormden in het algemeen, tot aan het jaar 1576 ; treurig.
Met het toetreden van Friesland, aanvankelijk op den Gen Dec. 1570 en geheel op 12 Maart 1577, tot de I\'acificatie van O\'ent , waardoor het zich, evenals de andere Provinciën , verbond , om o. a. de staatkundige vrijheid te helpen verdedigen en alle godsdienstige vervolgingen te doen ophouden, brak het morgenrood aan van een\' nieuwen dag.
Do komst van den graaf van Uenn\'knbkiu) — later helaas ! berucht geworden door /,ijii overgang tot do Spaansche zijde — de vlucht van don bisschop Cükkrus Petri; de afzetting van den president en eenige andere leden van het llof van Friesland, omdat deze geweigerd hadden te laten afkondigen , dat .Iran van Oostenrijk, beschouwd werd als vijand van het land; en de terugkeer van vele ballingen verlevendigden de hoop, dat de dag, waarvan het morgenrood reeds gezien was, spoedig zou doorbreken.
Die hoop werd niet beschaamd!
De volle vrijheid van godsdienstoefening, waarom men tot dusverre te vergeefs gevraagd, gebeden, gesmeekt had, werd, mede door den invloed van Prins Willem van Oranje, in 1578, door den Aartshertog Matthias van Oostenrijk , toegestaan.
De (jodsdienslcrede kwam tot staiul; waardoor aan Roomsch en onroonisch , volgens daartoe gemaakte bepalingen, vrijheid des gewetens en zelfstandigheid werden toegekend.
Daar door dien „vredequot; evenwel geen vrede tot stand kwam, en van beide zijden , vooral ook van die der Hervormden , hier en daar zelfs op eene onwaardige wijze gestreden werd, trachtten deze laatstbedoelden door het besef hunner meerderheid daartoe aangespoord, het daarheen te leiden, dat zij alleen recht van bestaan in Friesland zouden hebben.
Twee zaken begunstigden dat streven.
o o
De toetreding van geheel Friesland, in .luni en Augustus 1579, tot de Unie van Utrecht en de afval van den graaf van Rennenberg, op den S»\'11 Maart 1580 te Groningen, waardoor hij openlijk tot de Spaansche zijde overging.
Die afval besliste ten laatste geheel.
1(5
Van de verontwaardiging, die zij bij alle Hervormden opwekte , werd aanstonds gebruik gemaakt. Men gevoelde zicli nu door niets meer verhinderd om de Roomsclie godsdienst geheel af te schaffen, en de Hervormde te doen erkennen als die van den Staat.
Met algemeeue stemmen werd daartoe dan ook besloten op den landsdag, eenige dagen later gehouden, en — 31 Maart 15S0 staat in de geschiedenis der Friesche kerk aangeteekend als de dag, waarop de vestiging der Hervormde Godsdienst, door de uitvaardiging van de merkwaardige Resolutie der Staten, voor goed plaats greep.
Die vestiging, gedurende tal van jaren , het hoopvol streven van zoovelen, maar telkens tegengehouden of geweerd door tijrannieke en wreede middelen van de zijde der overheerschers, geschiedde nu dan ook door diep ingrijpende maatregelen, zooals uit genoemde Resolutie blijkt.
Tot deze behoorde o. a. de bepaling, dat de uitoefening der Roomsche eeredienst geheel moest ophouden; dat do priesters zouden worden afgezet; dat de kerken moesten worden gereinigd en gezuiverd van alle altaren en beelden en alles wat tot de Roomsche ceremonien en afgoderij gediend had.
Men verwondere zich niet over die gestrengheid !
Aan een compromis viel niet te denken. De zoogenaamde ^godsdienstvredequot;, waaraan we herinnerd hebben, had het op een droevige wijze getoond, dat er van een broederlijk samenwonen geen sprake kon zijn. \'t Was thans „/e zijn of niet te zijnquot;.
17
En vvio, die zich in dien tijd weet te verplaatsen, zal het den Hervormden tot een verwijt kunnen maken , dat zij, die zulk een tal van jaren gezucht hadden onder het ijzeren juk der over-heersching, terwijl het Evangelie hun de eenige kenbron en toetsteen der waarheid was geworden; nu ook alleen dat Evangelie wilden hooren of laten verkondigen, ontdaan van alle wanbegrippen der Roomsche kerk ?
Hoe hard het ook menigen priester gevallen moet zijn, zich zoo plotseling uit zijn ambt ontzet te zien, en zijne woning — wellicht ook hem dierbaar — onmiddelijk te moeten verlaten, men vergete niet, dat nooit eene hervorming tot stand is gekomen, zonder met onvermijdelijke schokken gepaard te gaan.
En Rome heeft dien schok , die zoo gevoelig moest zijn, niet trachten te voorkomen of te verzachten. De jaren, waarin sints 1521, de Evangelische denkbeelden meer en meer veld wonnen, heeft het laten voorbijgaan zonder iets te doen om gegronde bezwaren tegen het bestaande, op te lossen of te verminderen ; het heeft integendeel alles, wat tot hervorming leiden moest, als ketterij veroordeeld en gebrandmerkt.
\'t Wilde niet inzien ,dat het geheele kerkwezen een zielloos samenstel van conventioneele gebruiken en formulen was, met miskenning en ten verderve van het inwendig rein geestelijk karakter van de godsdienstquot;. —
Dat zoo ook, op bevel, de kerken gereinigd en gezuiverd moesten worden van de beelden en altaren en alles wat nog een heenwijzing kon blijven naar de Roomsche eeredienst , was een natuurlijk uitvloeisel van het standpunt der Hervor-
18
ming zelve. Op dat standpunt behoorde er in de kerk geen altaar of\' beeld. Dat standpunt — \'t welk niets van dat alles toeliet — was het zuiver Christelijke , als een gevolg van het welbegrepen diepzinnige en veelbeteekenende: Aanbidt God ni geest en in waarheid, hhi zij het ook, dat die zuivering of wegneming hier en daar heeft plaats gegrepen op eene onbetamelijke, ruwe wijze; men velt een onrechtvaardig vonnis, als men alles , wat in naam der Hervorming bedreven is, aan de Hervorming zelve toerekent.
Zoo min eenig waardig Protestant, den boerenkrijg van 1525 , of\' de onzedelijke handelingen der Munstersche weder-doopers, of\' de woede der beeldstormers van 15G6, in bescherming zal nemen; zoo min zal iemand aan het ruwe geweld , dat bij de zuivering der kerken hier in Friesland soms heeft plaats gegrepen , zijne goedkeuring schenken.
Men wijte het ook niet aan de Staten , op wier bevel die zuivering moest geschieden. Door geen enkel artikel van de genoemde Resolutie hebben zij daartoe aanleiding gegeven. Maar men bedenke, dat een volk, lang verdrukt in zijn heiligste belangen, en ten bloede toe gemarteld en vervolgd, als het eens de lang begeerde vrijheid heeft verkregen , zich — vooral in zijn onderste lagen — in zijn ruwe kracht openbaart. Doch — aan wien in zulk een geval de schuld ?
En zij , die zich hier in Friesland aan zulke veroordeelens-waardige handelingen schuldig maakten, waren geboren en opgevoed in eene kerk, die het zich tot eenen plicht rekende, de ketters te pijnigen en ten doode toe te vervolgen. Wat was de vernieling van een beeld in vergelijking met het
1!)
vermoorden van een menscli! Ging één menscli tocli in waarde niet vele beelden te boven ?
Maar boe gestreng de genomen maatregelen ton deele ook waren, een iegelijk die zich de moeite getroost de Resolutie nauwkeurig te lezen , zal moeten erkennen, dat de geest der gematigdheid niet uitgesloten was.
We lezen tocli o. a:
Afgezette priesters konden gekozen worden tot Gereformeerde predikanten als zij een goed examen aflegden.
Goedgezinde priesters, die vreedzaam leefden, en niet genoeg bezaten om in hun eigen onderhoud te voorzie)), zouden levenslang een jaargeld, of een zekere soni in eens ontvangen.
En dat bet met die gematigdheid ernst was en bleef, blijkt, om slechts één voorbeeld te noemen , uit bet volgende :
Toen Prins Willem van Oranje, 5 April 1581 , in zijn provisioneel Reglement op het stuk van Regeering in Frieslandquot;, ter zake van de Religie bepaald had: „dat gheen exercitie van eenighe andere Religie binnen desen Lande ge-bruijckt zal worden , dan van de Gherefonneerde , bij allen den Provintien, onder de naeder unie staende aenghenoemenquot; voegden de Staten als hun advies er aan toe :
„Fiat; Mits dat sijn Exellencie dijenstelijck gebeeden wordt, \'t ordonneeren regardt te neemen, op den personen, Geeste-liek geweest zijnde, ende Iran in stilte onder de Gemeente gedragen hebbende, on) denselven, zonder affectie of te passie, een eerlick onderholt en de competentie te geeve))\'quot;.
Wel een bewijs, om geen meerdere te noemen, dat de geschiedenis van de vestiging der Hervormde godsdienst alhier.
20
geen bladzijde in Fries lands historie beslaat, waarvoor de Hervormde van onzen tijd zou moeten blozen.
Dat die vestiging dan nu ook, na een tijdsverloop van 300 jaren , dankbaar wordt herdacht, zal niet bevreemden.
Afgezien van enkele buitensporigheden, door sommigen bedreven, blijft zij een bewijs van krachtigen wil, volhardenden moed, heilige bezieling en innig geloof.
Friesland mag er trotsch op zijn.
\'t Heeft reden om die stoere voorvaderen, wier leuze het ook was : De Friesen hnibhelje allinne foar God , dank te zeggen.
Niet, dat het bereiken van hunnen innigsten wensch, onmid-delijk een «feofrf-toestand geboren deed worden. Schreven we eene kerkgeschiedenis van Friesland, we zouden op zeer veel moeten wijzen, wat eenen geheel anderen indruk zou achterlaten.
Dan zouden we o. a. er uitvoerig op moeten wijzen , hoe de eerstvolgende 14 jaren nog steeds zorg verwekten of het den vijand ook zou gelukken , de Roomsche godsdienst weder haar vorige plaatst te doen innemen; — hoe treurig de toestand der Hervormde gemeenten in de eerste jaren was door het gering aantal predikanten en do treurige prediking van vele onbekwame predikanten; — hoe het onder de Hervormden zeiven bleek, dat men spoediger van (jeloof clan van zin verandert; hoe verschil in geloofsstellingen of in leerstukken , de eensgezindheid verstoorde, en twist en tweedracht in het leven riep; hoe zij, die zeiven zeer vele jaren verdrukt waren geweest om des geloofs wille, nu, op hunne beurt verdrukkers der Doopsgezinden werden.
21
Maar ondanks al dat onvolkomene bleek hot, ook hier, dat door die zegepraal der Hervorming, een .grootsche macht geboren was op godsdienstig, zedelijk en maatschappelijk gebied; dat zij oorzaak werd, dat het passieve, waartoe bet Katholicisme, door zijn stelsel, den menscb noodzakelijk voert op godsdienstig gebied, veranderde in eene gezegende activiteit, tengevolge van het beginsel aan het Protestantisme eigen; dat zij de geboorte gaf aan eene nieuwe wereld van denkbeelden, die eenen uitgebreiden invloed op de beschaving en ontwikkeling moest uitoefenen, omdat zij de keten verbrak, waardoor de geesten zoolang in boeijen geslagen waren geweest; — dat zij de heerschappij van tallooze bizondere belangen fnuikte , om de belangen van het algemeen tot bun volkomen recht te laten komen.
Voor het een en ander blijft tocb o. a. kraebtig getuigen:
De stichting der Friesche Hoogeschool teFranekerin 1585, voortgekomen uit de overtuiging dat „ sonder gheleertheijt geen gemeenbest of te republijcke souden mogen staenquot;.
De erkenning van gewetensvrijheid in zake des geloofs, ontsproten uit het denkbeeld: Geen priester tusschen God en ons hart.
De aanbeveling en verspreiding des Bijbels als \'t fondament van het Christelijk geloof, gebouwd op de innige verzekering; Dat fondament verduurt de eeuwen.
De aanwending van velerlei middelen om door Godsdienstonderwijs en Evangelieprediking, kennis te verspreiden , geboren uit het geloof: kennis is macht, ook op godsdienstig gebied.
22
De uitvaardiging van placcaten tegen losbandigheid en onzedelijkheid , gevolg van het bewustzijn : De Hervormde moet ook hervormd zijn van hart.
De waakzaamheid tegen het insluipen der Jesuiten, die ook hier toegang zochten te verkrijgen; vrucht van de hittere ervaring: hun toegang bereidt den ondergang van zedelijkheid en maatschappij.
Met het oog op dat alles , en zoo oneindig veel meer, kunnen we, aan het einde onzer beschouwing zeggen: Friesland heeft getoond, dat het heilige ernst was met de Hervorming der kerk. — \'t Is in den loop der drie vervlogen eeuwen gezien geworden, dat de vestiging der Hervormde godsdienst, Friesland tot zegen is geweest; en hetgeen nog gezien wordt, doet de verwachting koesteren, dat het met zinspeling op vrijheid en godsdienst — steeds de leuze der Friezen zal blijven:
HANG TUEMUR; HAG N1T1MUII. (1)
Haar beschermen wij; op baar steunen wij.
SInnIj onaf d.
llEöoïutic op jjcf ötnft lgt;lt;in bc 25encfiticn/ fie^ignaticn/ uiculuc Clecticn/
üuiicn/ cn üCecncn rtocbmn in ©cie^Ianb.
HDcn 31 jlP.anrt 1580.
SCrt. %
ïgt;at ccrgt cnbc lioor all alle ^nciiteró cnbc tinbcce oPrcfï\' tdicfic jJcnJoncn / 30 maufï aïp\' liroulncn ycicïoaucn/ gullen a if ij 011 ben Uan nlïc IDaiióefiicliL- ocUiocntïijcftc ccrcmonicn/ bicnptcii/ cnbc ooeft Ijacrc prcbicaticn/ 50c Uicï int Ijcpine-licit a(ö int opcnliacc/ fin bcröcurtc lian Ijarcn pensioen/ cnbc Uooitö aröitraïicftcn pccarriiTccrt tc Vuocbcn.
5Ctt. m.
©at oorlf ten anberen bic inatituticn cnbc pïaccttcn ban öcn Raptoren/ IPicaripfcti/ ^rclicnbaripiécn/ cnbc allen anberen öencficicn cnbc lecncn/ jfïonbec cenigc biiitinctic/ bact-lieften pullen luorben acccliotcrtt/ occaéfccrt cnbc toe uncte oebacii; Ijicc onbeu tnebe fiearencn bic Ca^tccicn/ cnbc bat
26
Siiïmibcn ijic |junpen/ Odjocrcnhc acn ben leenen/ öaetlycUen önffen Itecïncten.
bie ^5ebfenacrjS ban bien gt;val luoiben sjeorbincert bie jfelbe in cantinenti nlicc te ïelieren/ efej; in Ijanben ban Ijaeeen ^eietnian/ bie Inelcfte Ijij mittee baet oberócljidten
$n\\\'
€nbe bij fanlte ban bien sij bie ^elbiijlje nyet obeilebe-ren/ gullen bie ^nctjalnnben baetlicïien ben üiiUnitiijen aff-nemen/ enbe uedi nieebe bic jetbige tot Ijaecen coaten bin nen Xeeuluarben ober^eynben.
lt;Dat aneïf mebe bic in mora liliben om puïtf te ïeberen/ pullen mocoen acnieten bie yen,«ie/ luace aff ijier nae ije-cominiteert luorbt.
5l\'rt. IVC.
3?at oocli gereboceert sijnbe bie yïacetten/ bie ljuyringe enbe bcrljuyringe luarbe ceacljt boot ijerepcinbecrt/ gecaé^ seert enbe te nyctc gebaen/ mit^ nodjtanp bat bie^uirber? ofte fadjtenaexp boor bit ïonycube jaer Ijnn ïyiyre gullen moeoen continueren/ ïjier onber nocQtan^ niet Degreyen luiend Ijuyringc nu eeriat beginnen pullen.
5Crt. ^gt;125.
^Pat bie peïbige boer bic naeboïgcnbc jaren tot mccöte nut oerbaer enbe yroffijt/ pnllen berljuijrt Uiorben bij ben gljctnen/ luacr aff nae gemcntioncert Inorbt.
SCrt.
T\'at bic yrofyten enbe oycomy^ten ban bie boor^. {een-
27
ijarbcrcii jiullen Uinrhcn geconlicrtccit cnlic ntcHcEit tot anbci-ljoubiiiflc li.ni ccrlidk cubc ticoclicftc Pucöicantcn/ Jidjodmcc^tcrp/ cubc nlnncittntirn cnbc oubiTljoiidfnijafc lian ben .JSaobbcuffirieu/ rnbc lt;ib alias 3,1 iaa raupa^ fionbei-bat bic sdblflc in j-iriliatmn eubc jScL\'uïarein «nillen Uiovbm Ocbi^triïtuecrt
SPat uni be bao^. lierljtijiiviiioc cnlie biiituilmtic tc boen/ bie nataüdötc pcrsaneii in cïelk IDurye/ sijnbc ijoebe tiiaren enbe lieffljeDljer^ ban be ^eeefanneecbc fieliijie/ fiij be «öciiieciitc baeu toe pullen Inotben ijecomiiiittcert/ lueïefte bie aM\'ietplunben puilen sijn aijteaüen.
©ie oodf aïie jaeren gejjoiihcii pullen 31)11/ ba et a ff jjoebe pertinente reïienpeïjap enbe reïiriua te boen in prepentie ban ben jjeenen bie baee toe becoKbinecrt luotben/initteinjJriet-nian?S cube ^eccetat^pen; Uicfelic a3tiëtpluiibeii bic pcllic reftciiinoe int net oeptelt jijnbc/ mit plot ban bien/ sullen Uiotben cibeegciSonbcii aan mijn Qceren *j3cticyiitectben cube ben ï)obe ban IDtieplant/ om baee aff bic Ucnnipfc tc Ijeliljeu.
5lft: %%
4Enbc flnKen bic ^elbigc öcljouben p\'i\'jn bic boocp^. abmi niiniptratic jionber eeninc tccnpatic rnbc uiitffucljt aen tc nemen/ cnbc tc üebicnen ten minpten ben tijbt liau een. jacc.
5gt;al iiocrjtanp b.e redjtclicït Ijcïtlicn jup yatronatn?/ na-yeubc bic pclbictc opeonuipten cnbc bic te biptritmeren ten
28
fine lioarpcrclnni/ sac jWj \'t pclUiöc baac ^abt cube Ijacre canpcientie/ cube tec cere ban te oemeenc ^accfien/ ^uïïen Öefifien te öefenberen cube te betantlnaatbcn/ bodj in caé ban bijScaubie enbc nii^Bruicft/ bat bie pneeïte éaï ptacn tat ftenni^fe ban be ïjacijc lt;i?gt;beridjent ban beu ïaube bau ©eie^ïanbt.
(©at 50e berrc eenige ^ciester^/ ynófibereube ïceneu tj: ju^e yat?anatii^/ Ojj ücïiebtn/ ban sijn reeïjte collecteui^/ uiaegen in Ijare pojSfepfie gecoutinueert taorbeu/ uiitp bat bic ^clbioe in alle? gullen oyljaïben ban [um ^aupclicïie bicn^ten; acannabcrenbc nodjtanö ö\'^-\'re bienóten tot \'t jje^ 111 eenc Dcét/ 5ac uuet at^ ^ercfai-uieeube Jprcbicanten, ren minsten innneca alfï pcljcicitncy^ter^/ bavdj ljun gelben ofte ueuiant anber^/ naebeiuad uuet en Bctaemt bic Celeëuia-^icn in alle^ bcroecff^ te gcDniidteu enbc te öcuietcn.
5Crt. :01P.
(Dat aoeft ecu j,te0eïidt a3einccutc in ïjacren iPorpe fïal luorben georbannccft/ te yroccbeten tot nneuluc electie ban bequanie eedfefte ^eceffleineerbe pre bicanten/ îrractp/ cube ^cgocïiucc^tcrp.
2Crt.
3!n lucïdien boeubc/ tlncc/ bcie/ bier ofte meer dorpen/ nacc bet pïaetöeu enbc ^aecftcu geïeocutriept/ ïicn sulïen unicren enbc \'t sacincn boegen/ mitd coutriöucreube Ijct obcr^cljat ten fiuc boor^./ cube bat fty abbuS ban beu O^rietnUiiiben/ ofte aube^intf/ be^ noot jijnbe/ ban ben ^cbeyiitecrtien ban beu 3Canbc.
29
vlit. ^1^3!.
3?at nocli bic afgezette Ipricóccró jjcentiiiu; Uitamp;euainnic jWhni mococii occaopeu cnbc aciiocnocinen luorbcn/ ten luacrc bie ^Eïbigc/ na öeljaarlitl\'fe e^aminatic cnbc onbciv ?acUiiigc naeUalgenbc bic inftciictic/ Dij ben Jpccbicanten bacc aff ocmaelit enbc nacf) te inaedicn/ bij mijn ÜJeeten ban Ueu Qalie/ dJebcyntceibcn enbe i^aoffben bei* Con^i^ tonen/ Uequaem bebonben biarben.
SCct. ^103131.
©at jae beure nopenbe öie clectien eenipe oneptie cnbc bi^entie polbe mocflen balïcn/ baei* affüeljooclijcfte reinon^ pttantic enbc obceficcibinge acn ben Qobc enbc ^cbeyu tcccben bi) ben a5tiet?luuben jjcbaen ?al Umtben.
2Crt.
©at aatft bic (önetjSïuyben pulïcn luaebcn Dclact/ cïd: int sijne/ bic l\'icrcli in continenti/ gunbee eeniclj bei\'tredi ofte bilati/ te boen eennigen enbc ^nyberen ban ben becl^ ben/ altaren/ cnbc aïlcj. Uiat battee tottei* i^ooniGCljec ccl^ numien enbc affgobecie gebient Ijecft.
5frt. %%%
€nbc boei* 30c bcle acngact bc onbciijoïbingc bcr flffgc-fette 3?ric?tcr?7 i^ bic resolutie/ batter ccnige jijn bic luelcUe tnmclifrcften ban Ijaer eygen goeberen enbc bic jij ban bic üenificien berobert Ijcbftcn/ ljun fiunncn onbcrljalben/ bic luciciic jij bcfótaen bat nijet öeljaort gepaspeert teluorbcn.
3Irt. m-
(j?cïijcVt mcebe eenigc jijn openbare bianben ban bc öc^ inccne faccfte/ üao? enbc arclj ban ïeben/ tot alien tluiót
30
ciibL- oncniiijcyt geucacii/ öcnluclcficii mebc niet öeljoorü geaccaibccrt tc luarben.
j.Waci: beu anbcmi/ synbc ban üctet ïclicn/ cube bie Ij-ieu lirebelicuen/ üoeotïijdien/ enbe cerïijcUen peljanben enbc aebi-aegen Ijeöüenbe/ oal men een taiiieïijcHen pensioen moeoen eerlijcften ab liitam gcüen/ ofte eenjf lioui* aï seecUeve gDmnic üetafen/ tot bi^ceetie Uan beu jjeeneu/ bie totten leeugoebemi abminiateatie gullen gcanniuitteert luorben alji Uoecen.
gullen uodi bie Uoorjis. Gemeente eeuige clercUeu/ Ijeli^ Deube brije SCeenen ofte prebeuben/ bie fellie inoegcn cou-tiuueten/ oft oacU baee aff/ ?oe lieere bic poafcgfcui-jS luccL\'bielj cube nobiclj Delioubcn luocben/ enbe gccujnnjï aubcciV eenigc tainciicuc yen^ie jaeeïjj^ accotbei-eu/ bodj in aKe gebaUe nyet laagec ban rotten oibetbom liau bijff enbc tluiiiticl) jaeten.
©at oocli bie bourps. PeicsitetjS ofte Clcïdïeu/ bie Dooi-03. yeufiiocncii tc aafigncreue/ pullen genieten enbc gclmiicHcn/ 300 lange 31) Ijaec iu fjace Icben cube conbctjiatic cecliclicu Ijoiben enbc beaegcu/ brcbclijdt cube borgeiijjdicn/ bodj Icbeubc anbcciiin?/ fuiteu fij baec aff bci^tccdieu lucejien.
Sift. ICjCKE».
©at ood( alle ^rietjfïuybcn fal Inoibcn Odapt/ om aïïc -t gecnc Iiool\'?3. bolcoemelicü te boen effcctuccen/ Ijacc\' autljorlteyt te iutecyonereu/ enbc bie Ijanbt bact* acn tc
31
Ijolbcn/ üi^onbcLlingc 311e cnöc luaiinctr si) bacc toe licc-lacjjr luovbcu/ laiitici\' lian jtiilcjc te 5ijn in cciiiijc mora afte lucygcrinoc; cnbc bit nf(cd ïiij ytoliijfic tot bat luictbcr cube anber^ in bit faccfte ocbi\'iyonceit sal luotbcn,
^Ibnii rtebacn öinncn aCccnUiaubcu/ in bic licrgabccingc ban bic ^cbcpntcccbc cnbc gccoininittcctbc DoimaLijtcn Uan (©cjitcrooc/ IPcstci\'ijoc/ ^oclicnluolbcn cnbc ^tcbcn/ ben lekten 415art 11/ 5t\'nna 1680. (*)
(*) ©c a5i\'öc}.nitccrcicit üinrcii:
.ticipio linn Jicrlicma 1 liictuli nan Cammingfja f }i\'m}vcUe Mnjot jW\'W.
Hancfic ban ©finp j l1gt;in tocgigt; XlacsS ban Ctoinicma \\ liDc^tctoo.
.tgt;nl)rcn 7 toege
\'Knch ^öe.sisoon ) 2cUcntoolti«n.
tïclle Pijbes\' 1 nan uicijc ©ontoc lum ièirm.i j tic ^tcöcn.
Leeuwarden. — Coöperatieve Handelsdrukkerij.