-ocr page 1-

m\'

-

_ HANDLEIDING Vak 21

bij het

ONDERWIJS

in de

8IJBELSCHE GESCHIEDENIS

door

J. I. DOEDES.

Elfde drnk.

6

te UTRECHT, bij KEMINK amp; ZOON,

-ocr page 2-
-ocr page 3-

Vol 21

HANDLEIDING k

BIJ HET

ONDER W IJ S

IN DE

BIJBELSCHE GESCHIEDENIS^

DOOR

J. I. DOE DES.

te UTRECHT, bij KEMIXK amp; ZOON. 1883.

-ocr page 4-

Be eerste druk is verschenen in 1855.

-ocr page 5-

Aan de leerlingen, die deze Handleiding gebruiken.

Bedient u van deze Handleiding mei veel genoegen. Be vragen, die hier niet beantwoord zijn, zult gij doorgaans zonder veel moeite kimnen beantwoorden, als gy de plaatsen, welke achter die vragen opgeae-ven worden, in den Bijbel raadpleegt. Doet gij dit nauwgezet, dan wordt gij met vele bijzonderheden der Bijhelsche Geschiedenis nader bekend, terwijl gij u tevens oefent in het onderzoek van de Heilige Schriften.

Deze Handleiding moge u hij uw Bijbelonderzoek een goede leidsman zijn, en een der middelen, door welke gij gebracht wordt tot den goeden Herder, van wien de Heilige Schriften getuigen. Weet gij nog niet veel van de Bijbelsche Geschiedenis, dan doei gij tvel, als gij dit boekje eens geregeld dóórleest. Hebt gij u reeds eenigszins met haar bekend gemaakt, dan zult gij waarschijnlijk bij het gebruik van dit boekje weldra bemerken, dat hier en daar nog wel iets aan uwe aandacht ontsnapt was. Hoe weinig of hoe veel gij overigens ook van de Bijbelsche Geschiedenis weet, dit stemt gij zeker toe, dat er geen belangrijker, geen schooner, geen boeiender geschiedenis, dan de Bijbelsche Geschiedenis te vinden is.

Komt, ijverig aan het werk en onvermoeid in den arbeid!

-ocr page 6-

INHOUD.

El adz.

Inleiding.............5.

§ 1. Van den aanvang dezer wereld tot den zondvloed. 7. § 2. Van den zondvloed tot de roeping van Abraham. 10. § 3. Van de roeping van Abraham tot den uittocht

der Israëlieten uit Egypte.......1^.

§ 4. Van den uittocht der Israëlieten uit Egypte tot

koning Saul............26.

§ 5. Van koning Saul tot de scheiding der twee

rijken, Juda en Israël........39.

§ 6. Van de scheiding der twee rijken, Juda en

Israël, tot de Babylonische gevangenschap . 44.

a. Het rijk der tien stammen of van Israël. 45.

b. Het rijk der twee stummen of van Juda. 49. § 7. Van de Babylonische gevangenschap tot de

geboorte van den Heer Jezus......57.

§ 8. Van de geboorte des Heeren Jezus tot de

uitstorting van den Heiligen Geest .... 62. § 9, Van de uitstorting des Heiligen Geestes tot

de verwoesting van Jeruzalem......80.

-ocr page 7-

BIJBELSCHE GESCHIEDENIS.

INLEIDING.

1. De Bijbelsche Geschiedenis stelt onsvoor, hoe God zich van het begin geopenbaard heeft aan de menschen, later inzonderheid aan de Israëlieten, eindelijk door den Heer Jezus Christus tot heil der geheele wereld.

* Grescliiedenis. Algeraeene G3scliiedenis. Bijbelsche Geschiedenis.

2. Wij leeren .de Bijbelsche Geschiedenis vooral uit de geschiedboeken des Ouden en Nieuwen Verbonds kennen.

Tot de geschiedboeken des Ouden Verbonds worden gerekend: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri, Deute-ronomium, Jozua, Kicliteren, Ruth, 2 van Samuël, 2 der Koningen, 2 der Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther.

Op de historische boeken volgt dit vijftal: Job, Psalmen, Spreuken, Prediker, Hooglied.

^ Daarna de Profetische boeken: Jesaja, Jeremia, Klaagliederen van Jeremia, Ezeohiël, Daniël, IJozea, Joël, Amos, Obadja, Jona, Micha, Nahum, Habakuk, Zephanja, Haggai, Zacharia, Maleachi.

Te zamen 39 iu getal.

De geschiedboeken des Nieuwen Verbonds zijn: vier Evangeliën, 1 van Mattheus, 1 van Markus, 1 van Lukas, 1 van Johannes, en de Handelingen der Apostelen door Lukas.

Daarop volgen 21 brieven: 14 van Paulus, namelijk 1 aan de Romeinen, 2 aan de Korinthiërs, 1 aan de Galaten, 1 aan de Ephesiërs, 1 aan de Philippensen,

1 aan de Kolossensen, 2 aan de Thessalonicensen, 2 aan ïimotheus, 1 aan Titus, 1 aan Philémon, 1 aan de Hebreen; en 7 algemeene zendbrieven, 1 van Jakobus,

2 van Petrus, 3 van Johannes, 1 van Judas.

Eindelijk: de Openbaring van Johannes.

Te zamen 27 in getal.

-ocr page 8-

6

* Vindt men ook hot een en ander, dat tot de Bij-helsclie Geschiedenis behoort, of daarvoor belangrijk is, in de andere boeken des O. en N. V., behalve in de geschiedboeken ?

** Verklaring van de namen eu opgaaf van den inhoud der boeken des O en N. Verbonds.

**■* Taal, ouderdom, echtheid, ongeschondenheid, geloofwaardigheid, gezag van de boeken des O. eu N. V.

\'ó. Uit de hoeken des Ouden Verbonds leeren wij, hoe God zich vóór de komst van den Heer Jezus aan de menschen bekend heeft gemaakt, en wat Hij heeft gedaan, om zijne komst voor te bereiden.

4. Uit de boeken des Nieuwen Verbonds leeren wij, wat de Heer Jezus heeft gedaan om zondaren zalig te maken, en hoe wij door hem zalig kunnen worden.

5. Bij de behandeling van de Bijbelsche Geschie-denisgeve men afzonderlijk achtop hetgeen gebeurd is:

I. Van den aanvang dezer wereld tot denzond vloed,

II. Van den zondvloed tot de roeping van Abraham,

HL Van de roeping van Abraham tot den uittocht der Israëlieten uit Egypte,

IV. Van den uittocht der Israëlieten uit Egypte tot koning Saul,

V. Van koning Saul tot de scheiding der twee rijken, Juda en Israël,

VI. Van de scheiding der twee rijken, Juda en Israël, tot de Babylonische gevangenschap.

Vil. Van de Babylonische gevangenschap tot de

geboorte van den Heer Jezus,

VIII. Van de geboorte des Heeren Jezus tot de uitstorting van den Heiligen Geest,

IX. Van de uitstorting des Heiligen Geestes tot de verwoesting van Jeruzalem.

-«-t-

-ocr page 9-

VAN DEN AANVANG DJEZEH WEItELli TOT DEN ZONDVLOED.

(Gen. 1 : 1—7 : 24.)

1. Wanneer heeft God alles geschapen\'?

In liet begin schiep God den hemel en de aarde. Gen. 1:1.

2. Wat lezen wij het eerst van onze aarde!\' Wij lezen het eerst van onze aarde, dat zij woest

en ledig was, terwijl duisternis op haar heerschte, en dat God haar in zes dagen voor menschen eu dieren bewoonbaar gemaakt heeft.

a. Wat heeft God op elk van die zes dagen gedaan ?

Gen. 1 : 3—31.

h. Waartoe heeft God den zevenden dag bestemd? Gen. 2:2, 3.

3. Wie waren de eerste menschen?

De eerste menschen waren Adam en Eva, geschapen naar Gods beeld, naar zijne gelijkenis, en door Hem geplaatst in eenen hof in Eden, gelegen in Azië. u. Hoe is Adam geschapen, en wat had hij in den

hof Eden te doen? Gen. 2:7, 15.

h. Van waar was Eva, en waartoe was zij door God bestemd? Gen. 2: 18, enz.

c. Wat beteekent het, dat de mensch naar Gods beeld, naar Gods gelijkenis geschapen is? Vgl. Gen. 9 :6. Jak. 3 : 9.

d. Hoelang is het geitden, dat God, de eerste menschen geschapen heeft ?

4. W\'ireu Adam en Eva zondaars, zoo als wij zijn ? Adam en Eva waren eerst zonder zonde, maar

door de overtreding van Gods gebod zijn zij zondaars geworden.

-ocr page 10-

а. Welke macht en vrijheid gaf God aan den eersten mensch? Gen. 1:28—30.

б. Waaruit hlijkt, dat Adam en Eva eerst rein waren? Gron. 1 : 31. 2 : 25.

c. Welk gebod gaf God eerst aan den mensch ? Gen. 2 : 16, 17.

d. Met welk d,oel verbood God den mensch, te eten van den boom der kennis des goeds en des kwaads ?

5. Hoe zijn Adam en Eva tot overtreding van Gods gebod gekomen!\'

Eva heeft zich laten verleiden door de slang, en Adam door Eva, en zoo zijn beiden door zonde schuldig geworden.

a. Gesprek van de slang en Eva, en Eva\'s zonde. Grcn. 3:1.

b. Adams en Eva\'s verantwoording, Gen. 3:9—13.

c. Wie heeft Eva eigenlijk versacht en verleid ? Joh. 8 : 44. 1 Joh. 3 : 8. Openb. 12 : 9.

d. Waarom zijn Adam en Eva schuldig te noemen wegens hunne overtreding?

e. Het woord van God tot de slang. Gen. 3 ; 14, 15.

6. if elke gevolgen heeft de eerste zonde van Adam en Eva voor hen gehad?

Adam en Eva werden bevreesd en beschaamd, toen zij gezondigd hadden, verborgden zich voor God, zijn uit Eden gebannen, aan allerlei ellende onderworpen, en ten laatste gestorven. Gen. 3:7—24 Hom. 5: 12.

7. Welke kinderen hébben Adam en Eva gehad?

Adam en Eva hebben, nadat zij gezondigd hadden

en uit Eden verdreven waren, vele zonen en doch-teren gekregen, uit welke ons alleen Kain, Abel en Seth bij name, genoemd worden.

8. Wat lezen wij van Kain en Abel?

Kain was een landbouwer en Abel een schaapherder, die door zijnen broeder Kain uit nijd gedood is.

-ocr page 11-

9

a. Waarom benijdde Kain zijn hroeder? Gren. 4:3—5. 1 Joh. 3 ; 12.

h. Ia Kain niet door God gewaarschuwd, en hoe is hij door God bestraft en gestraft? Gen. 4 : 6, 7, 9—16.

c. Wat lezen tvij van Kains nakomeling Lantech ? Gen. 4 : 19—24.

9. Wat lezen wij van Scth ?

Aan Setli werd een zoon geboren, Enos genaamd, die de stamvader is van Noaclis geslacht, en in wiens dagen men God gemeenschappelijk begon te vereeren.

10. Waren de nakomelingen van Kain en Seth godvreezend ?

De nakomelingen van Kain hebben de nakomelingen van Seth tot allerlei goddeloosheid verleid, zoodat de hoosheid der menschen zich vermenigvuldigde op de aarde. Gen. 6 : 1—12.

11. Waren allen even goddeloos?

Wij lezen van Henoch, dat hij met God wandelde, en evenzoo van Noach, die rechtvaardig en oprecht was. Gen. o : 24. 6:9.

a. Geslachtsregister van Adam tot Noach. Gen. 5:1-32.

h. Hoe oud is Adam geworden ? Gen. 5 : 5.

c. Is Henoch ook gestorven, en tvas hij oud, toen hij de aarde verliet? Gen. 5:21—24. Hebr. 11:5.

d. Wie heeft het langst geleefd? Gen. 5:\'27.

e. Waartoe kon de hooge leeftijd der eerste menschen dienen ?

12. Waarmede is de goddeloosheid van hei eerste menschcngeslacht gestraft ?

God heeft een grooten watervloed over de aarde gebracht, om al wat op de aarde was den geest te doen geven.

a. Waarom wordt die groote watervloed gewoonlijk de zondvloed genoemd?

b. Hebben de tijdgenooten van Noach zich vóór den zondvloed kunnen bekeeren ? Gen. 6 : 3.

-ocr page 12-

10

13. Zijn allen in den zondvloed omgekomen? God gebood Noach, eene ark te bouwen, en

deed hem daarin gaan met zijne vrouw en zijne drie zonen, benevens hunne vrouwen.

a. Beschrijving van de Ark. Gen. 6 : 14—! 6. h. Gods helofte aan Noach. Gen. 6 : 18.

c. Beschrijving van den zondvloed. Gen. 7 : 10—24. Matth. 24:37—39.

d. Hoe oud ivaren Noach en zijne zonen tijdens den zondvloed? Gen. 5 : 32. 7 : 11.

14, Is al het gedierte in den zondvloed omgekomen? Noach heeft op Gods bevel van sommige dieren

zeven paar, en van andere één paar met zich in de ark genomen. Gen. 7 : 2—5.

a. Wanneer heeft de zondvloed allen, die niet met Noach in de ark waren, verzwolgen ?

VAN DEX ZONDVLOED TOT DE HOEPING VAN ABiiAHAM.

(Gen. 8; 1—11 : 29.)

1. Wie is de tweede stamvader van het mensche-lijk geslacht?

üe tweede stamvader van het menschelijk geslacht is Noach, die drie zonen had, Sem, Cham en Jafeth. Gen. 1U : 1, 32.

2. Hat beloofde God aan Noach, nadat hij de ark had verlaten?

Nadat Noach de ark had verlaten, beloofde God hem, dat zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht voortaan geregeld zouden terugkeeren. Gen. 8:21, 22.

-ocr page 13-

11

a. Hoelang is de zondvloed op de aarde geweest, hoe is deze van de wateren des zendvloeds bevrijd, en hoe veniam Noach, dat hij de ark kon verlaten ? Gen. 7 : 24. 8 : 1—19.

1. Wat deed Noach, toen hij de ark verlaten had? Gen. 8 : 20. 9 : 20.

3. Hebben wij voor eanen tweeden zondvloed te vreezen? God heeft gezegd, dat er geen watervloed meer

komen zal, om alle vleescli uit te roeien, en heeft tot teeken van deze belofte den regenboog gesteld. Gen. 8:21. 9 : 9—17.

4. Is de zonde door den zondvloed uiigeroeidf De zonde heeft zich ook na den zondvloed in

Noachs huis en geslacht vertoond.

a. Welke geboden ontving Noach na den zondvloed

van God? Gen. 9 4—6.

h. Welke zonden vinden wij in Noachs huis na den zondvloed bedreven ? Gen. 9 : 20—23.

c. Wat zeicle Noach tot zijne zonen? Gen. 9 : 24—27.

d. Hoe oud is Noach geworden? Gen. 9:28, 29.

5. Waaruit moeien wij verklaren, dat de zondvloed de zonde niet heeft uitgeroeid?

De zonde komt uit het hart des menschen voort, waarom God ook gezegd heeft, dat het gedichtsel van het hart des menschen boosisvanzijnejeugd. Gen.8:21.

6. Wat zou er waarschijnlijk gebeurd zijn, indien God de kennis van zijnen dienst niet onder de menschen had bewaard?

Waarschijnlijk zouden alle menschen , in allerlei goddeloosheid voortgaande, God onder beeldendienst en afgoderij geheel vergeten hebben, indien Hij het niet had verhinderd.

a. De hoovaardij der menschen uit de tij dm na den zondvloed. Gen. 11:4.

b. Sodom en Gomorra. Gen. 18 : 20. 19 : 24, 25, 28.

-ocr page 14-

12

7. Waarom zijn de nakomelingen van Noach in verschillende volken uit elkander gegaan?

Noachs nakom eliugen wilden eenen hoogen toren bouwen, om bij elkander te blijven; maar God heeft dit verhinderd, de spraak verward, en hen over de aarde verstrooid.

a. Spraken alle menschen vóór den torenbouw van Babel dezelfde taal? Gen. 11 : 1.

è. Is het verschil van talen een gevolg van de scheiding der volken ? Gen. 11 : 9.

c. Is het heilzaam geweest, dat er onderscheidene volken en talen zijn ontstaan ?

8. Wat heeft God na den torenbouw van Bahel gedaan, om de kennis van zijnen dienst onder de menschen te bewaren?

God heeft Abraham, uit het geslacht van Sem, geroepen, om de vader te worden van een volk, waardoor alle volken zouden gezegend worden.

a. Geslachtsregister van Sem tot Abraham. Gen. 11:11—27.

b. Nimrod uit het geslacht van Cham. Gen. 10 : 8—10.

* De geschiedenis van Job, zijne godsvrucht, beproevingen ni gemoedsstemming, Job 1 : 1—2 : 8, zijne huisvrouw, 2:9, 10, zijne vrienden Elifas, Bil-dad, Zofar en Elihu, 2:4—37:24, zijne herstelling en zijn geluk, 38 : 1—42 : 17.

§ 3.

VAN DE KOEi\'ING VAN ABRAHAM TOT DEN UITTOCHT DEU ISRAËLIETEN UIT EGYPTE.

(Gen. 11:31—Exod. 12:51.)

1. Wat heeft God eerst aan Abraham geboden? God heeft Abraham geboden, uit zijn land en

-ocr page 15-

13

zijne maagdschap en zijns vaders huis te gaan, naar het land, dat Hij hem wijzen zou. Gen. 12 : 1.

a. Wie was de vader en vAe waren de twee broeders van Abraham? Gron. 11:27.

h. Was Terah godvruchtig en is hij ook in Kanuan gekomen? Joz. 24:2. Gen. 11:32.

c. Ging Abraham rechtstreeks uit Ur der Chaldeën naar Kanadn ? Gen. 11:31. 12 : 5.

d. Hoevele jaren vóór de geboorte van onzen Heer heeft Abraham geleefd?

2. Wat is de eerste belofte, die Abraham van God ontving?

God zeide tot Abraham: Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen, en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden. Gen. 12:2, 3.

a. Hoe heetten Abraham en Sara eerst? Gou. 17 : 5, 6, 15, 10.

3. Hoe oud was Abraham, toen hij in het land Kanadn kwam?

Abraham was 75 jaren oud, toen hij in Kanaan kwam met zijne huisvrouw Sara en zijn neef Lot.

«. Waar ligt Kanadn?

b. Wiens zoon was Lot, en is hij in Kanaan bij Abraham gebleven? Gen. 11:27. 13: 5--13.

c. Wat overkwam Lot. nadat hij zich van Abraham had gescheiden? Gen. 14:12. 18:20. 19:30. Luk. 17 : 28, 29, 32.

d. Waartoe zonderde God Abraham van Lot af? Gen. 13 : 14—17.

4. Welke belofte ontving Abraham van God in Kanaan?

Abraham ontving in Kanaan van God de belofte, dat hij een zoon zou hebben, en dat diens nakomelingschap Kanaan zou bezitten.

a. Waarom heet deze nakomelingschap het volk der Hebreen? Gen. 14:13.

-ocr page 16-

14

5. Is Abraham gedurende zijn geheele leven in Kan aan geble ven ?

Abraham is voor een tijd naar Egypte getogen, omdat er een hongersnood in Kanaan was, en eenige jaren later naar Gerar bij Abimelech.

a. Wat overkwam Abraham in Egypte? Gen. 12:10-20.

h. Wat overkwam Abraham hj Abimelech? Gen. 20:1.

6. Heeft God Abraham zeeer gezegend?

Abraham was zeer rijk in vee, in zilver en in

goud, en zoo machtig, dat hij 318 gewapende man-men onder zijne dienstknechten had.

a. Hoe heeft Abraham zijne macht gebruikt ten behoeve van Lot? Gen. 14:12—lè, 21—24.

b. Welke ontmoeting had Abraham met Melchizedek, den koning van Salem? Gen. 14; 18—20.

7. Vervulde God al zijne beloften spoedig aan Abraham ?

Ofschoon God tot Abraham gezegd had, dat zijne nakomelingschap talrijk zijn zou als het stof dei-aarde en als de sterren des hemels, werd toch zijn huwelijk langen tijd niet met kinderen gezegend.

a. Waarom wachtte God langen tijd met de vervulling van zijne belofte?

b. Hoe icas Abraham er onder gestemd, dat hem geen zoon geboren werd? Gen. 15:2.

8. Wie was Abrahams oudste zoon ?

De oudste zoon van Abraham was Ismaël, hem geboren uit Hagar, de dienstmaagd van Sara, toen hij 86 jaren oud was.

a. Waarom was het niet goed te keuren, dat Sara hare dienstmaagd Hagar aan Abraham tot vrouw gaf?

9. Wat heeft God voor al de nakomelingen van Abraham ingesteld ?

God heeft de besnijdenis ingesteld als het teeken van zijn verbond met Abraham en diens geslacht.

-ocr page 17-

15

a. Hoe oud rvas Abraham, toen hij met zijn huis besneden werd? Gen. 17:24—27.

b. Hoe vernam Abraham, dat God zijne beloften niet in Ismaël vervullen zou? Gen. 17 : 16—21.

10. /•? Hag ars zoon de vader geworden var het volk, dnt Kan aan beërven zou \'

De vader van het volk, dat Kanaan beërvec zou, is Izaiik geweest, de zoon van Sara, geboren, toen zij 90 jaren en Abraham 100 jaren oud was.

11. Wai is van Ismaiilgeworden na Izaciksgeboorte f

Ismaël heeft met zijne moeder Abrahams tenten

moeten verlaten. Gen. 21; 14—21.

a. Wat was de aanleiding tot de wegzending van Hagar en Ismaël, en waarom was deze ivegzen-ding noodig? Gen. 21:9—12.

h. Heeft God Ismaël ook gezegend? Gen. 17 :20. 21:13.

12. Wanneer is Abrahams geloof op de zwaarste ■proef gesteld\'

Abrahams geloof is op de zwaarste proef gesteld, toen God hem gebood, zijnen zoon Izaak tot een brandoffer te offeren. Gen. 22: 1, 2.

13. Beeft Abraham zijnen zoon Izaak tot een brandoffer geofferd?

Abraham nam zijnen zoon Izaiik, en was gereed, om hem aan God te offeren, toen God het verhinderde. Gen. 22 : 3—14.

a. Gods belofte aan Abraham na deze betooning van gehoorzaamheid. Gen. 22 : 15—18.

14. IJoo oud was Abraham, ioen hij stierf:\'

Abraham is in den ouderdom van 175 jaren gestorven, nadat hij eene begraafplaats in Kanaan gekocht, eene vrouw voor Izaiik gezocht en zich na Sara\'s dood met Ketura in den echt begeven had.

a. Wat heeft God tot Abraham gezegd aangaande dat gedeelte zijner nakomelingschap, dat Kanaan beërven zou? Gen. 15:13—16. Vgi. 17:16.

-ocr page 18-

16

l. Hoe oud teas Sara, toen zij stierf? Gen. 23:1.

c. Waarom kocht Abraham de begraafplaats Mach-

■pela ? Gren. 23:3—18. ^

d. Eliëzers tocht naar Bethuël. Gon. 24.

e. Hebben de zonen van Ketura ook met Izacik (je-

ërfd? Gen. 25: 5, 6. \' ^

f. Abrahams eeretitel. 2 Kron. 20:7. Eom. 4:11. i Jak. 2:23.

15. Is Izaaks huwelijk met kinderen gezegend?

Nadat Izaak 20 jaren met Eebekka gehuwd was d

geweest, werden hem op zestigjarigen leeftijd tweelingen geboren, Ezau en Jakoa.

16. Wat heeft God voor de geboorte van Ezav en Jakob van hen gezegd?

Reeds voordat Ezau en Jakob geboren waren, heeft God gezegd, dat de oudste den jongste zou dienen.

17. Heeft Izacik zijn zoon Jakob als den erfgenaam der belofte gezegend.\'

Izaak had Ezau lief, en wilde hem zegenen, maar door Rebekka is dit verhinderd, zoodat Jakob, 77 jaren oud, den aartsvaderlijken zegen heeft ontvangen.

a. Wat deed Eebekka, om te voorkomen, dat Ezau door Izacik werd gezegend? Gen. 27 :1—29.

b. Wat h ad Jakob gedaan, om de vervulling van Gods belofte in de hand te werken? Gen. 25 ; 29—34.

c. Hoe moeten wij over Ezau oordeelen? Gen. 26: 34, 35. 27 ; 41. Heb. 12 : 16, 17.

d. Beschuldigde Ezau zijnen broeder te recht, dat hij hem tweemalen bedrogen had? Gen. 27 : 36.

18. Is het gedrag van Rebekka en Jakob jegens Izacik goed te keuren ?

Rebekka\'s gedrag tot verkrijging van den zegen voor Jakob is evenmin goed te keuren, als dat Jakob zijnen vader misleid heeft.

a. Is er niets tot verschooning van liebekka en Jakob te zeggen?

r

-ocr page 19-

17

J). Heeft het misleiden van Izaak ook onaangename gevolgen voor Eebekka en Jakohgehad? Gen. 27:42-45.

19. Moe was Izacik tegen Jakoh gestemd, nadat hem gebleken was, dal hij misleid was?

Izaak heeft den zegen, dien hij aan Jakob gegeven had, bevestigd, en hem op aanraden van Eebekka naar haren broeder Laban gezonden. Gen. 28:1—5.

20. Wat beloofde God aan Izaak?

God herhaalde aan Izaak de belofte, die Hij aan Abraham gedaan had. Gen. 26:3 — 5, 24.

a. Bleef Izaak altijd in Kanaan woyien, en wat overkwam hem te Gerar? Gren. 26:7—23.

21. Heeft God den zegen, dien Jakoh zich van zijnen vader had toegeëigend, ook bevestigd?

God heeft den zegen, dien Jakob zich van zijnen vader toegeëigend had, bevestigd, door aan hem de beloften te vernieuwen, welke Hij aan Abraham en Izaak had gegeven. Gen. 28: 10—18. 35: 11, 12. a. Welke belofte deed Jakob, nadat God hem te Bethel verschenen i-vas? Gen. 28:20—22. 35:14, 15.

22. Hoe is het Jakoh bij Laban gegaan?

Jakob heeft Laban twintig jaren gediend, eerst

zijne oudste dochter Lea, vervolgens zijne tweede dochter Rachel tot vrouw bekomen, en zich groeten rijkdom verworven.

a. Heeft Laban Jakob eerlijk behandeld? Gen. 31:38-42.

b. Wat kon Jakob uit Labans bedriegelijke handelwijze voor zichzelven leereu?

c. Hoe heeten de twee bijwijven, die Jakoh behalve zijne beide vrouwen had? Gen. 35:25, 26.

d. Hoe was Laban bij het zien van Jakobs voorspoed jegens hem gezind? Gen. 31:2.

23. Waarom verliet Jakoh zijnen oom Laban? Na twintig jaren bij Laban gewoond te hebben,

beval God aan Jakob, terugtekeeren naar het land zijner vaderen en naar zijne maagschap. Gen. 31: 3.

2

-ocr page 20-

18

24. Is Jakob behouden in het land zijner vaderen teruggekomen ?

God heeft Jakob verlost uit de band van Labau, die hem vervolgde, en uit de hand van Ezau, die hem te gemoet trok. Gen. 33: 1H—20.

a. Is het goed te keuren, dat Jakob in stilte Laban ontvlood? Gen. 3i ; 17—22.

h. Wat deed God, om Jakob uit Labans hand te redden, en hoe zijn Laban en Jakob van elkander gescheiden? Gen. 31 : 23—55.

c. Hoe ivas Jakob gestemd bij de nadering van Ezau, en wat deed hij, om Ezau met zich te verzoenen ? Gen. 32 ; 1—23.

d. Hoe heeft Ezau Jakob ontvangen? Gen. 33:1-16.

e. Is Ezau in Kana (in blijven wonen, en welk volk is uit hem voortgekomen? Gen. 36:6—9.

f. Heeft Jakob zijnen vader Izaak nog weder gezien? Gen. 35:27—29.

25. Welken naam heeft God aan Jakob gegeven op zijnen terugtocht naar Kan aan 1

God heeft aan Jakob den naam gegeven van Israël, waardoor Jakobs nakomelingen Israëlieten heeten. Gen. 35:10.

a. Hoe is God aan Jakob verschenen in den nacht, in welken Hij Jakobs naam veranderde? Gen. 32:24-32.

26. Boevele kinderen heeft Jakob gehad?

Jakob heeft, behalve ééne dochter, twaalf zonen

gehad, namelijk: liuben, Simeon, Levi, Juda, Issa-schar, Zebulon, Dan, Nafthali, Gad, Aser, Jozef en Benjamin.

a. Wie van deze twaalf zonen waren uit Lea, xvie uit Rachel, wie uit Bilha, urn uit Zilpa geboren? (Gen. 35:23—26), en wie van hen was de stamvader van koning Davids geslacht ?

27. Waren de kinderen van Jakób hein altijd eene oorzaak van vreugde?

Jakob heeft veel verdriet gehad door hetgeen met

-ocr page 21-

19

zijne dochter Dina en zijnen zoon Jozef is gebeurd, zoowel als door hetgeen Ruben, Simeon en Levi hebben gedaan. Vgl. Gen. 34: 27—30.

28. JJit welken zoon van Jak oh is het volk voortgekomen , waardoor al de geslachten der aarde zouden gezegend worden?

Jakobs twaalf zonen zijn de stamvaders van het volk Israël.

29. Is Jakob met zijn huisgezin in Kanacin hlijven wonen ?

Jakob is met zijn huisgezin uit Kanaan vertrokken naar Egypte. Vgl. Gen. 15:13.

30. Wat heeft aan Jakob aanleiding gegeven, om. Egypte tot woonplaats te verkiezen?

De geschiedenis van Jozef is de aanleiding geweest, dat Jakob zich met zijn huisgezin in Egypte heeft gevestigd.

31. Wat is met Jozef gebeurd?

Jozef is door zijne broeders als slaaf verkocht, en daarna weggevoerd naar Egypte, waar hij eerst in vernedering is geweest, maar vervolgens tot hoog aanzien en groote macht is gekomen.

a. Hoe oud was Jozef, toen hij als slaaf verkocht werd? Gen. 37 : 2.

h. Bij welke gelegenheid en door wie werd hij als slaaf verkocht? Gen. 37 : 12—28.

c. Waarom werd Jozef door zijne broeders gehaat? Gen. 87:3—11.

d. Welke houding namen Jozefs broeders na zijne wegvoering tegenover hunnen vader Jakob aan ? Gen. 37 : 29—35.

e. Hoe ging het Jozef eerst in Egypte? Gen. 39:1—6.

f. Waardoor is Jozef in de Egyptische gevangenis gekomen? Gen. 39:19, 20.

g. Wat heeft Jozef door zijne wegvoering naar Egypte en uit zijne gevangenschap in dat land kunnen leer en?

-ocr page 22-

20

h. Hoe ging het Jozef in de gevangenis, nadat hij er onschtddig in gekomen was? Gen. 39 : 21—23.

32. Hoe heeft Jakoh door Jozef aanleiding gekregen , om naar Egypte te vertrekken ?

Nadat Jozef in Egypte tot hoog aanzien en groote macht gekomen was, liet hij zijnen vader door zijne broeders uitnoodigen om derwaarts te komen.

a. Hoe is Josef uit de gevangmis aan het hof van koning Pharao gekomen? Gen. 40:1—41:14.

1). Welke macht werd door den koning van Egypte aan Jozef gegeven, en hoe oud was hij, toen hij onderkoning van Egypte werd? Gen. 41:15—45. 42 :1—5.

c. Waardoor is Jozef het eerst iveder in aanraking met zijne broeders gekomen ? Gen. 42:1—5.

d. Hoe heeft Jozef zijne broeders, voordat hij zich aan hen hekend maakte, ontvangen? Gen. 42 : 6—44: 34.

e. Hoe ontdekte Jozef zich aan zijne broeders ? Gen. 45 :1—15.

f. Vond de koning van Egypte goed, dat Jozefs familie zich in Egypte zou neerzetten? Gen. 45 : 16—20.

g. Hoe heeten de beide zonen van Jozef, die hem, na zijne verheffinq tot onderkoninq, geboren werden? Gen. 41 : 50—52.

33. Hoe oud was Jakoh, toen hij naar Egypte toog?

Jakob was honderd en dertig jaren oud, toen hij

met zijn huisgezin naar Egypte toog, en heeft zeventien jaren in het land Gosen geleefd. Gen. 47 : 28.

«. Hoe ontving Jakoh het bericht, dat hem van Jozef gebracht werd? Gen. 45:21—28.

h. Had Jakob, toen hij naar Egypte trok, grond om te gelooven, dat dit naar Gods teil ivas? Gen. 46 :1—-4.

c. Hoe was de ontmoeting van Jakoh en zijnen zoon Jozef? Gen. 46 : 28—30.

d. Hoe is Jakob met de zijnen door den Egyptischen koning ontvangen? Gen. 47 :5—10.

e. Hoe heeft Jozef gedurende den hongersnood voor Egypte gezorgd? Gen. 47 : 12—26.

-ocr page 23-

21

34. Wat heeft Jakób merkwaardigs op het laatst van zijn leven gedaan?

Jakob heeft kort voor zijnen dood zijne twaalf zonen gezegend, nadat hij Jozefs beide zonen, Ma-nasse en Ephraim, in den\'rang zijner eigene zonen had opgenomen.

«. Wat gebeurde er merkwaardigs bij gelegenheid, dat Jakob Jozefs beide zonen zegende? Gen. 48:1—20.

b. TTrat heeft Jakob gezegd tot zijne tonen, torn hij hen zegende? Gen. 49:1—28.

c. Heeft Ruben den vollen zegen des eerstgeboren zoons ontvangen ?

d. Waar ivensehte Jakob begraven te worden ? Gen, 47 : 29—31. 49 : 29—32.

35. Waartoe heeft hei vertrek van Jakubs huisgezin uit Kanadn naar Egypte kunnen dienen?

Door het vertrek van Jakob uit Kanaan naar Egypte konden de kinderen Israels het land Kanaan later als een geschenk uit Gods hand ontvangen.

36. Hoe is het de zonen van Jakob gegaan in Egypte, gedurende Jozefs leven?

Daar Jozef alles aan zijne broeders vergeven had, konden zij in vrede leven, terwijl zij zich in Gosen zeer vermenigvuldigden, en er als bezitters in woonden. Gen. 47 : 27.

a. Wat zeiden Jozefs broeders, nadat Jakob begraven ivas? Gen. 50:15—18.

b. Wat verklaarde Jozef aan zijne broeders na Jakobs dood? Gen. 50:19—-21.

e. Hoe oud is Jozef geworden ? Gen. 50:22, 23,

d. Wat liet Jozef zijne broeders beloven, met betrekking tot zijn gebeente ? Gen. 50:24, 25.

37. JJoe is het de Israëlieten in Eyypte gegaan na den dood van Jozef en zijne broeders ?

De Israëlieten zijn na den dood van Jozef en

-ocr page 24-

22

ziine broeders meer en meer verdrukt geworden door de Egyptenaars.

a. Waarom was deze verdrukking heilzaam voor de Israëlieten.

38. Waarom verdrukten de Egyptenaars de Israëlieten ?

De koning van Egypte vreesde, dat de Israëlieten de bondgenooten zijner vijanden zouden worden en over Egypte zouden heerschen. Exod. 1: 6—11.

39. Waarin hestond de verdrukking der Israëlieten door de Egyptenaars?

DeEgyptenaars deden de Israëlieten dienen in allerlei zwaren dienst, zoodat zij hun het leven verbitterden.

40. Verminderde het getal der Israëlieten door de verdrukking der Egi/ptenaren?

Hoe meer de Israëlieten door de Egyptenaren verdrukt werden, des te meer vermeerderde hun getal, zoodat de verdrukkers er verdrietig over werden.

41. Welken maatregel nam de koning van Egypte, om de vermeerdering der Israëlieten tegentegaan ?

De koning van Egypte gebood, dat de Israëlitische kinderen van het mannelijk geslacht bij hunnegeboorte in de rivier zouden geworpen worpen. Exod. 1 : 22.

42. Is er geen einde gekomen aan de verdrukking van de Israëlieten door de Egyptenaren?

God heeft de Israëlieten eindelijk uit het land der dienstbaarheid uitgevoerd door Mozes.

43. Wie was Mozes?

Mozes, uit den stam van Levi, was de zoon van Amram en Jochebed, opgevoed aan het hof des konings van Egypte.

44. Hoe kwam Mozes aan het hof van den Egyp-tischen koning?

Mozes was eerst door zijne moeder drie maanden verborgen, maar daarna aan den oever der rivier

-ocr page 25-

23

nedergelegcl, waar hij gevonden is door des konings dochter, die hem tot haren zoon heeft aangenomen.

a. Hoe heeten Mazes\' zuster en broeder? Num. 26 :59.

h. Waarom en hoe legde Jochebed haar kind aan den oever der rivier, en hoe vond de dochter des konings het biezenkistje ? Exod. 2 ; 3—9.

c. Werd Mazes terstond aan het hof des konings opgenomen ? Exod. 2 :10.

d. Was het heilzaam voor Mozes, dat hij aan het hof des konings opgevoed werd ?

45. Is Mozes altijd aan Farads hof gebleven ?

Mozes moest op zijn veertigste jaar Egypte verlaten, omdat Pharao hem zocht te dooden , daar hij eenen Egyptenaar verslagen had. Exod. 2: 11—15.

a. Wat heivoog Mozes, den Egyptenaar te verslaan?

b. Wat kon Mozes leeren uit de gevolgen tan zijnen doodslag ?

46. Waar ging Mozes henen, toen hij Egypte verlaten moest?

Mozes vlood uit Egypte naar Midian, waar hij hij Jethro heeft gewoond, en zich met diens dochter Zippora in het huwelijk heeft begeven.

a. Welke ontmoeting had Mozes, toen hij in Midian kwam? Exod. 2:15—21.

b. Heeft Mozes ook kinderen uit zijn huwelijk met Zippora gehad? Exod. 18:3, 4.

47. Wat is mei Mozes gebeurd, nadat hij vele jaren in Midian had vertoefd?

Toen Mozes tachtig jaren oud was, verscheen de Engel des Heeren hem bij Horeb, in eenen brandenden braambosch, en zond hem naar Pharao, om de Israëlieten te verlossen.

o. Wat ivas het eerste, dat de Engel des Heeren uit den brandenden braambosch Mozes toeriep? Exod. 3:1-5.

b. Wat moest Mozes tot de Israëlieten omtrent God zeggen? Exod. 3:18—16.

-ocr page 26-

24

48. Was Mozes terstond bereid, om op Gods hevel naar den koning van Egypte te gaan?

Mozes zoclit eerst allerlei uitvluchten en voorwendsels, om zich te onttrekken aan den last, dien God hem opleide, maar heeft eindelijk toch gehoorzaamd.

a. Wat zeide Mozes om zich te onttrekken, en wat deed God om zijne bedenkingen wegtenemen? Exod. 3: 11—4: 17.

b. Waardoor stelde God Mozes gerust in Midian? Exod. 4:19.

49. Wat moest Mozes tot den koning van Egypte zeggen ?

Mozes moest tot den koning van Egypte zeggen: De Heer, de God der Hebreën, is ons ontmoet; zoo laat ons nu toch gaan den weg van drie dagenin de woestijn, opdat wij den Heer onzen God offeren. Exod. 3 : 18.

50. Voor wien mocht Mozes vergezeld worden, als hij naar Pharao ging?

Op Gods bevel werd Mozes vergezeld door zijnen broeder Aaron. Exod. 4 : 14—16, 27. 7:1, 2.

51. Hoe werden Mozes en Aar on door de Israëlietan en door den Koning van Egypte ontvangen1}

Mozes en Aaron vonden bij de Israëlieten geloof, maar geen gehoor bij den koning van Egypte. Exod. 4:31. 5:2.

«. Had God dit ook voorzegd? Exod. 3:18a, 19.

b. Wat was voor de Israëlieten het gevolg der zending van Mozes en Aaron tot den koning van Egypte? Exod. 5:6—19.

c. Hoe droegen de Israëlieten de verzwaarde verdrukking? Exod. 5:20, 21. 6:8.

d. Wat liet God tot de Israëlieten in deze verdrukking zeggen ? Exod. 6 : 5—7.

52. Zijn de Israëlieten eindelijk verlost geworden f

Nadat God 10 plagen over Egypte had doen komen,

liet de koning eindelijk de Israëlieten vertrekken.

-ocr page 27-

25

a. Welk teeken deden Mozes en Aüron voor den koning van Egypte, voord,at de tien plagen kwamen? Exod. 7:9—-13.

l. Hoe gedroegen de Egyptenaars zich jegens Mozes en de Israëlieten hij hunnen uittoc.ht? Éxod. 11:3. 12:33, 36.

e. Gingen de Israëlieten zonder eenige have uit Egypte? Exod. 3 : 21, 22. 12 : 35 , 36.

53. IVelke tien plagen heeft God over Egypte doen komen ?

God heeft de volgende 10 plagen over Egypte doen komen: 1. het water der rivier werd in bloed veranderd: 2. er kwam eene menigte kikvorschen;

3. het stof werd in eene menigte muggen veranderd;

4. er ontstond eene menigte van ongedierte; 5. er ontstond eene zeer zware pest; 6. menschen en beesten werden met booze zweren bezocht; 7. het land werd met hagel en bliksem geplaagd; 8. er kwam eene menigte sprinkhanen; 9. er was drie dagen lang eene dikke duisternis; 10. alle eerstgeborenen in de huizen en van het vee der Egyptenaren stierven.

Aanmerking. Ouze Staten-vertaling spreekt bij de derde plaag van „luizen/\' Het Hebreeuwsche woord doet echter denken aan muggen of eene soort van stekende vliegen. Zoo is die plaag ook nog veel grooter.

a. Wat deden de Egyptische toovenaars hij de twee eerste plagen en ivat hij de derde plaag? Exod. 7: 22. 8:7, 18, 19.

h. Hebben de Israëlieten ook van die plagen te lijden gehad? Exod. 8:22, 23. 9:4, 6, 26. 10:23. 11 : 5—7.

c. Verhinderden de Egyptenaars den uittocht der Israëlieten, zoo als hun koning? Exod. 10:7.

54. Wat gebood God de Israëlieten, voordat de tiende plaag kwam?

De Israëlieten moesten, voordat de tiende plaag kwam, voor ieder huisgezin een lam nemen, het

-ocr page 28-

26

slachten, en het bloed strijken aan den bovendorpel en de zijposten van het huis, waarin het zou gegeten worden.

«. De instelling en de beteekenis van het Pascha. Exod. 12:1—27, 41—49. 13:5—10. (Vergelijk 1 Kor. 5:7.)

55. JJoe groot was het rjetnl der Isradheten, dat uit Egypte trok?

De Israëlieten waren omtrent zes honderd duizend mannen, behalve de kinderen, toon zij met veel vermengd volk en schapenenrunderenuitEgypte trokken.

öè. Hoe vele jaren waren hij den wttocfit uit Egypte verhopen, sedert Jakob in Egypte gekomen was?

Sedert Jakobs komst in Egypte waren, bij den uittocht uit Egypte, 430 jaren verloopen. Exod. 12: 40.

57. Hoe moest Israël zich altijd beschouwen?

Israël moest zich altijd beschouwen als een volk, verlost door den Heer. Deut. 33: 29.

-----c,-------

§ 4.

VAN DEN UITTOCHT DEK ISRAËLIETEN UIT EGYPTE TOT KONING SAUL.

Tot het jaar 1085 vóór Christus.

(Exod. 13: 17—1 Sam. 8:4.)

1. Zijn de Israëlieten langs den koristen weg uit Egypte naar Kanacin getrokken?

God heeft de Israëlieten niet langs den kortsten weg, maar door de Iloode zee, naar Kanaan doen trekken.

ff. Waciroiïi voerde God de Israëlieten niet langs den koristen weg? Exod. 13:17.

6. Hoe wees God aan de Israëlieten den weg, dien zij gaan motsten? Exod. 13:21, 22. 40:34 38.

2. Hebben de Israëlieten op hunnen tocht geen overlast van de Egyptenaars gehad?

De koning van Egypte joeg de Israëlieten achterna,

-ocr page 29-

27

maar is met zijn leger in de Roocle zee omgekomen, nadat de Israëlieten er behouden waren doorgekomen.

a. Hoe zijn de Israëlieten door de Tloode Zee qeko-nien? Exod. 14:13—22.

b. Welk lied zongen Mozes en de kinderen Israels tot eer van God na hunne verlossing? Exod. 15:1-19.

3. TVaarvoor verklaarde God Israël te houden?

God zeide tot Israël, dat het zijn eigendom uit

alle volken zijn zou, Hem tot een priesterlijk koninkrijk en tot een heilig volk. Exod. 19:5, 6.

4. ^A\'aar kwamen de Israëlieten, toen zij door de Boode zee gegaan waren?

_ Na den doortocht door deRoodezee kwamen de Israëlieten in Arabië, daarna aan de zuidzijde vanKanaan.

5. Hoe heeft God voor het levensonderhoud der Israëlieten in de ivoestijn gezorgd!\'

God heeft de Israëlieten in de woestijn gevoed met manna, en hen ook, als zij het noodig hadden, van water voorzien.

а. Van waar hadden de Israëlieten het manna ? Exod. 16:4—26, 31—35. (Vers. hierbij Joh. 6:29—35, 41, 47-59.)

6. Van waar hadden de Israëlieten het water in de woestijn? Exod. 15 : 24. 17:2. Num. 20 : 11. (Yerg. hierbij Joh. 4:10—14.)

б. iVaren de Israëlieten dankbaar voor de zorg, waarmede God hen leidde?

De Israëlieten hebben op velerlei wijze gezondigd tegen God, op hunnen tocht naar het beloofde land, en zich daardoor velerlei ellende op den hals gehaald.

a. Exod. 15:24. 16:2. 17:2. Num. 11:1—34. 14:1—10, 39—45. 16:1—35, 41—49. 20:1—12. 21:4—9. 25:1.

i, Waarmede zijn de Israëlieten door God in de woestijn vereerd geworden?

God heeft met de Israëlieten een verbond gemaakt

-ocr page 30-

28

bij den berg Sinaï, en bun zijne wet gegeven, opdat zij baar zouden onderbonden en gezegend worden.

a. Waarin bestond dit verhond? Deut. 26:17, 18. (Verg. hierbij Hebr. 7 : 22. 8 : 6—13.)

8. Wanneer heeft God zijne wat aan Israël gegeven?

God beeft de wet der 10 geboden aan Israël gegeven op den SO611 dag na bunnen uittocbt uit Egypte.

a. Hoe moest Israël zich voorbereiden voor het ontvangen van de icet? Exod. 19:10—14.

b. Onder welke teeltenen gaf God de wet dar 10 geboden aan Israël? Exod. 19 : 16—18.

9. Welke zijn de tien geboden der wet, die God aan Israel gegeven heeft?

De tien geboden der wet, die God aan Israël gegeven beeft, zijn de volgende:

1. Gij zult geen andere goden ooor mijn aangezichl heiben.

2. Gij zult u geen gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder QJ) de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen. Want ik, de Heer uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid der genen, die mij haten, en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die mij liefhebben en mijne geboden onderhouden. ..........t

3. Gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdelijk gebruiken, want de Heer zal niet onschuldig houden, die zijnen naam ijdelijk gebruikt.

4. Gedenkt den sabbatdag, dal gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sa^\' bat des Heeren, uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uwe dochtert noch uio dienstknecht, noch uwe dienst\' maagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uwe poorten is. Want in zes dagen heeft de \'lieer den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage. Daarom zegende de Heer den sabbatdag en heiligde hem.

5. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden in het land, dat de Heer, uw God, u geeft.

6. Gij zult niet doodslaan»

7. Gij zult niet echtbreken*

8. Gij zult niet stelen

9. Gij zult geen valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste.

10. Gij zult niet begeereu uws naasten huis; gij zult niet hegeeren

-ocr page 31-

29

uws naasten vrouw, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaand noch zijnen os, noch zijnon ezel, noch iets, dat uws naasten is\'.

a. Waar vinden wij de wet der tien neboden ? Exorl\' 20:3—17. Deut. 5:7—21.

h. Hoe is het oude Verbond na de wetgeving op Sinaï ingewijd? Exod. 24:4—8. (Vgl, Hebr. 9:11,12.)

c. Mochten de Israëlieten zich met ecne uitwendige vervulling van deze ivet te vrede stellen? Deut. 10 :12-16

d. Wat is het hoofdgebod der Wet ? Deut. 6: 5. Lev. 19 : 18. (Verg. hierbij Matth. 22 : 35—40 en Joh. 13 : 34.)

e. Hoe kon de Wet dienen tot voorbereiding voor de komst van onzen Heer Jezus Christus?

10. Hadden do Israëlieten geen andere geladen dan deze tien, te onderhouden?

Mozes heett op Gods bevel ciaii Israël eene rne-nigte geboden en instellingen gegeven, die met de wet der tien geboden in nauw verband stonden.

11. Hébben do Israëlieten, nadat zij de wet der tien geboden ontvangen hadden, haar gehoorzaamd?

Reeds kort, nadat de Israëlieten de wet der tien geboden ontvangen hadden, maakten zij zich aan beeldendienst schuldig, en ook later hebben zij Gods wet dikwijls overtreden. Deut. 9 : 7.

a. Hoe zijn de Israëlieten tot de vereerinq van het gouden kalf gekomen? Exod. 32:1—6.

b. Hoe zijn zij voor hunnen beeldendienst in de woestijn gestraft ? Exod. 32 : 7—35.

12. Waarom heeft God juist de Israëlieten gemaakt tot een volk, waardoor Hij alle volken zou zegenend

God heeft zich de Israëlieten tot een heilig volk verkoren, om zijne genade en getrouwheid te verheerlijken. Deut. 7 : 6—8. 9 : 6.

a. Hoe moest Israël, als het in Kanaün gekomen was, Godsgenctdeengetrouwheidgedmken? Deut. 26:1-11.

13. Heeft, God ook bepaald, hoe de Israëlieten Hem openlijk moesten vereeren?

-ocr page 32-

30

God heeft den tabernakel aangewezen als de plaats, waar Hij openlijk vereerd moest worden door de Israëlieten, en heeft den offerdienst onder hen ingesteld naar vaste wetten.

14. Hoe ivas de tabernakel ingericht?

De tabernakel was verdeeld in twee deelen, het heilige en het heilige der heiligen, omringd door eene open ruimte, die het voorhof genaamd werd.

a. Beschrijving van den tabernakel, Exod. 26:1-33. 27 : 9—18.

b. Wie hebben den tabernakel gtmaaU, en van waar verkreeg men de bouwstoffen er voor? Exod. 31: 2—6. \'35 : 4—36 : 8.

c. Had ieder den vrijen toegang tot het heilige en het heilige der heiligen?

15. Welke voorwerpen trekken in den tabernakel

vooral onze aandacht?

In den voorhof: het brandoffer-altaar en het koperen waschvat. In het heilige; het gouden reukaltaar, de kandelaar met cle zeven lampen en de tafel der toonbrooden. In het heilige der heiligen: de ark des verbonds met het verzoendeksel, en in de ark de tafelen der wet.

a. Het brandoffer-altaar, Exod. 27 ; 1—8; het koperen waschvat, Exod. 30: 18 21.

amp;. Het reukaltaar, Exod. 30:1 — 10; de kandelaar-met de zeven lampen, Exod. 25 : 31—-39; de tafel der toonbrooden, Exod. 25:23 30.

c. De ark des verbonds, Exod. 25 :10 16, het verzoendeksel, Exod. 25:16 22.

16. Hoe vele soorten van offers waren er in den

Mozaischen offerdienst?

Er waren in den Mozaischen offerdienst drie soorten van offers: brandoffers, zoenoffers en dankoffers.

a. Kan men de offers ook op eene andere wijze in soorten verdeden?

-ocr page 33-

31

17. JVLocJitBn a lie Tsvüëlictoti met hunne offers vrij tot God gaan\'!

Geen Israëliet mocht met offeranden tot God naderen zonder bemiddeling der priesters.

18. Wie waren als priesters aangewezen?

God heeft het geslacht van Aaron afgezonderd als het priesterlijk geslacht, en de overige nakomelingen van Levi als de dienaren en helpers der priesters.

a. Depriesters. Num. 3 : 10. 17:2.

b. De Levieten. Num. 3 :50—53. 3: 6—8, 11—13, 45.

19. Wie was onder de priesters de eerste in rang?

Aan het hoofd der priesters stond de Hoogepriester.

a. Beschrijving van de Meeding des Hoogepriesters.

Exod. 28 : 4—39.

h. Wie is de eerste Hoogepriester geweest? Exod. 28:1.

20. Welke waren de hoogste feesten onder Israël?

De drie hoogste feesten voor Israël waren het

Paaschfeest, het Pinksterfeest en het Loofhuttenfeest. Exod. 23:14—17. Deut. 16:1—17.

«. Waren er nog andere feestdagen vastgesteld?

21. H\'elko dag des jaars was de belangrijkste voor Israël?

De belangrijkste dag des jaars voor Israël was de groote verzoendag, als de Hoogepriester verzoening deed van de zonden des geheelen volks.

a. Het offer des groot en eerzoendags. Lev. 16:2—34.

^ 22. Zijn de Israëlieten kort na den uittocht uit Egygte in Kanaiin gekomen?

ioen de Israëlieten na eenen tocht van bijna twee jaren bij Kanaan kwamen, wilden zij het niet binnentrekken , waarom zij tot hunne straf nog 38 jaren in de woestijn hebben moeten rondzwerven.

a, Wa,t ■ moest Mozes doen, toen de Israëlieten hij Kanaan kwamen? Num. 13:1—20.

h. Met welk bericht kwamen de mannen, die Kanaiin verspied hadden, terug? Num. 13:21—33.

-ocr page 34-

32

c. Wat deden Jozua en Kaleb, om de Israëlieten van wederspannigheid aftehouden? Num. 14:6-9.

d. Wie zouden naar Gods oordeel Kanaamp;n niet binnentrekken? Num. 14:22—35. Deut. 2:14.

23. Waartoe heeft het verlengde verblijf de Israëlieten in de woestijn kunnen dienen ?

Door het verlengde verblijf in de woestijn hebben de Israëlieten kunnen leeren, zich voor God te verootmoedigen en het rustig bezit van het beloofde land op den rechten prijs te stellen.

a Heeft God de Israëlieten nog bij voortduring gezegend? Num. 21-24. 31:1-12, 48-54. Deut. 29: 5, 6. h. Wie was Bileam, en wie verhinderde hem, Israël te vervloeken? Num. 22 : 7. Joz. 13 : 22. 24 :10.

c. Welken strik heeft Bileam voor de Israëlieten gespannen? Num. 31:16, vgl. vs. 8.

24. Heeft Mozes tie Israëlieten in Kanaan binnengeleid?

Mozes moest sterven, vóórdat de Israëlieten bezit namen van het beloofde land. _

a Waarom mocht \'Mozes de Israëlieten niet in Kanaan brengen? Num. 20 : 7—12. Deut. 32 : 48—52. h. Waarom is Aaron ook in de woestijn gestorven?

Num. 20 : 23—29, vgl. vs. 7—12.

c Heeft Mozes niets van het land Kanaan gezien ? Num. 27 : 12—14. Deut. 34 :1—5.

d. Zou Mozes gaarne met de Israëlieten in Kanaan zijn getrokken ? Deut. 3 : 23 28.

e. Hoe oud was Mozes, toen hij stierf? Deut. 34 : 7.

25. Hoelang heeft Mozes aan het hoofd der Israëlieten gestaan ? , . 1

Mozes heeft de Israëlieten 40 jaren lang geleid, en in dien tijd eeu leven gehad vol moeilijkbeden en bewijzen van Gods genade, macbt en getioudheid. a. Mozes\' herinneringen van den geheelen tocht door de woestijn. Deut. 1 : 3—4 : 40 enz.

-ocr page 35-

33

h. Wat lezen wij Num. 12 ;3 van Mozes? c. Is er na Mozes onder Israël ooit een profeet opgestaan , hem gelijk? Deut. 34:10.

rif. Wat leest gij Deut. 16 : 15 ?

26. Onder wiens aanvoering zijn de Israëlieten in Kanadn gekomen?

Jozua, de zoon van Nun, uit den stam van Ephraïm, heeft de Israëlieten in Kanaan geleid.

a. Wie van degenen, die uit Egypte getrokken waren, zijn in Kanadn gekomen? Num. 26:64, 65. Joz. 5:6. h. Waren de Israëlieten talrijk hij hunnen intocht in Kanaan ? Deut. 10 : 22.

c. Is Jozua door God zeiven aangesteld tot opvolger van Mozes, en welk hevel en welke helofte ontving hij van God? Num. 27:15—23. Joz. 1:1—9.

d. Welke verklareng legde het volk voor Jozua af9 Joz. 1: 16—18.

e. Is het gezag, dat Jozua hij de Israëlieten had, gelijk geweest aan dat van Mozes? Joz. 3:7. 4 :14.

27. Van loelke zijde zijn de Israëlieten in Kanadn gekomen?

De Israëlieten zijn van de oostzijde in Kanaiia gekomen, de rivier de Jordaan doorgegaan, en allereerst tegen Jericho opgetrokken.

a. Was Kanaan een goed land? Deut. 8:7—9. h. Hoe heeft Jozua de stad Jericho laten verspieden, en wat is er met de verspieders gebeurd? Joz. 2 :1—24. e. Hoe zijn de Israëlieten door de Jordaan getrokken?

Joz. 3:1—17. 4:10, 11, 15—18.

d. Welke gedenkt eekenen heeft Jozua ter gedachtenis van den doortocht door de Jordaan moeten oprichten? Joz. 4 : 1—9, 20—24.

28. IJeeft het den Israëlieten veel moeite gekost, Jericho inienemen ?

God heelt de stad Jericho aan de Israëlieten in

3

-ocr page 36-

34

luuuTcu gGgGV6ii, zonder damp;t zij 6r vooi liebben behoeven te strijden.

a. Welke verschijning viel aan Jozua te leurt, vóórdat hij tegen Jericho optrok? Joz. 5:13 15. 6:2 5. è. Hoe is Jericho den Israëlieten in handen gevallen? Joz. 6 : 6—21, 24.

c. Is niemand onder Jericho\'s inwoners m het leven gespaard? Joz. 6:22—25.

d. Aan welke zonde heeft Achan zich schuldig gemankt bij de inneming van Jericho, en hoe is hij qestraft? Joz. 7:1—26. T -

e. Welken indruk maakte de verschijning der Israëlieten in Kanaan op de inwoners des lands ? Joz. 2 : 9—11. 5 : 1.

29. Zijn de Israëlieten verder voorspoedig geweest in het innemen van ii anaan ?

God heeft aan de Israëlieten onder Jozua de overwinning gegeven over hunue vijanden. Joz. 10:42. 12:24. 21 :44, 45.

a. Hoe hebben de Israëlieten de overwinning behaald over den Koning van Ai, Joz. 8:1 29, en ovet Adoni-Zedek met zijne bondgenooten, Joz. 10:1 —28?

30. Moe moesten de Israëlieten met de inwoners des lands en met den buit handelen ?

De Israëlieten moesten de inwoners des lands doo-den en deu buit afzonderen voor den dienst van God.

a. Waarom moesten de Israëlieten de inwoners van Kanaan uitroeien? Exod. 23 ; 32, 33. Num. 33:55.

b. Wat deden de Gibeonieten, om gespaard te worden.-Joz. 9 ; 3—27.

31. Wat heeft Jozua gedaan, om de Israëlieten in Kanaan met de wet des Heer en bekend te maken?

Jozua heeft, overeenkomstig het bevel van God, de geheele wet aan de Israëlieten voorgelezen bij de bergen Ebal en Gerizim. Joz. 8 : 33—35.

-ocr page 37-

35

32. Hoe is Kanaiin onder de stammen Israels verdeeld?

Het laud ten oosten der Jordaan ia gegeven aan

de stammen van Ruben en Gad en aan den halven stam van Manasse, en het land aan de westzijde der Jordaan aan de overige stammen, behalve Levi.

a. Waarom hotiwden de stammen van het Overjordaan-sche een altaar aan de Jordaan ? Joz. 22:10, 24, 25.

h. Wat kreeg de stam van Levi? Num. 18:24. 35:2.

33. Waar is de tabernakel geplaatst\'

De tabernakel is geplaatst te Silo. Joz. 18 : 1.

34. Hoe oud is Jnzua geworden?

Jozua is in den ouderdom van 110 jaren gestorven, nadat hij den laatsten tijd zijns levens met de Israëlieten in rust had doorgebracht. Joz. 23:1—24:29.

35. Hoe heeft Israël zich in de eerste tijden na den dood van Jozua gedragen ?

Israël diende God al de dagen der oudsten, die na Jozua leefden, en het werk gezien hadden, dat God aan Israël gedaan had. Joz. 24:31.

36. Zijn de Israëlieten na Jozua\'s dood altijd getroiav gebleven in den diëtist van God?

Toen er een ander geslacht was opgestaan, dat Gods werk aan Israël niet kende, keerden de Israëlieten zich tot den afgodendienst. Richt. 2:8—11.

37. Waarmede strafte God den afgodendienst der Israëlieten ?

God strafte den afgodendi-enst der Israëlieten met verdrukking door middel van hunne vijanden.

38. Verloste God de Israëlieten niet uit de hand hunner vijanden?

God verwekte mannen, die de Israëlieten uit de hand hunner vijanden verlosten, en onder den naam van Richteren bekend zijn.

3*

-ocr page 38-

36

39. Boevele TlicMeren heeft God onder Israël verwekt? Veertien Richteren lieeft God verwekt onder Israël,

namelijk: , n

1. Othniël. 6. Thola. 11. Abtion.

2. Ehud. 7. Jair. 12. Simson.

3. Samgar. 8. Jeftha. 13. Eli.

4. Debora. 9. Ebzan. 14. Samuèl.

5. Gideon. 10. Elon.

40. Wat deden Othniël en Ehud?

Othniël verloste Israël van de overheersching des konings van Mesopotamië, en Ehud doodde Eglon, den koning der iloabieten. Richt 3:8—30. a. Hoe verloste Samgar zijn volk* Kiclit. ó.ói..

41. Wat deed Debora?

Debora, eene profetes, liet haren krijgsoverste Barak optrekken tegen Sisera, Jabins krijgsoverste, die geheel verslagen werd. Richt. 4:2—24.

a. Welk lied is van Debora iewaard? Licht. 5:1.

42. Wat deed Gideon?

Gideon versloeg de Midianieten met eene kleine bende van 300 mannen. Richt. 7: 9—22. 8 : 2b.

a Hoe verdrukten de Midianieten de kinderen Israels; hoe is Gideon tot het rechteramU geroepen, en van waar had hij den naam van Jerubbaalt

Eicht. 6:2—6, 11—32. t i tn it -i

h. Waardoor werd aan Gideon verzekenl,dat (xoalsrael door zijne h and verlossen zou , en waaromgebruikte Gideon slechts 300 mannend Richt. 6:36—40. 7 :2—7.

c. Wat wilden de Israëlieten uit dankbaarheid jegens Gideon doen en hoe gedroeg Gideon zich daarbij.

Eicht. 8:22—27.

d. Wat heeft Abimelech, de soon van Gideon., gedaan? Eicht. 9. -.aio

e. Wat lezen wij van Thola? Riclit. 10: 1,

f. Wat lezen tvij van Jair? Eicht 10:3 5.

-ocr page 39-

37

43. Wit deed Jeftha ?

Jeftlia verloste Israël uit de hand der Ammonieten.

a. Hoe is Jeftha aan het hoofd der Israëlieten gekomen? Eiclit. 11 : 1—11.

amp; Welke gelofte deed hij? Richt. 11 :30, 31. c. Wat wordt verhaald van zijne dochter? Richt. J1 : 34—40.

44. Waardoor is Simson vermaard?

Simson is vermaard door zijne groote lichaamskracht, met welke hij de Pliiiistijnen bij herhaling groote schade en menige nederlaag heeft toegebracht. a. Wat voorzeide een engel vóór zijne qeboorte van

hem ? Richt. 13:5.

h. Wat heeft Simson tegen de Philistijnen ondernomen en volbracht, en hoe is hij eindelijk voor hen bezweken? Richt. 14—16.

welken toestand verkeerde Israël ten laatste in de dagen der Richter ent

Lr heerschte ten laatste in de dagen der liichteren regeringloosheid en wanorde onder de Israëlieten. Richt. 17:6. 21: 25.

46. Wat is ons van Eli heleend?

Eli heeft niet voor Gods eer geijverd, zoo als het behoorde, daar hij zijne goddelooze zonen, die priesters waren, niet streng bestrafte, om welke reden hij door God gestraft is. 1 Sam. 3 : 13. a. Wie waren de zonen van Eli, en waaraan maakten

zij zich schuldig? 1 Sam. 13. 2: 12—17. h. Wat liet God aan EU ziggen? 1 Sam. 2 : 27—36.

c. Wat is er, onder Eli en na zijn dood., met de arke Gods gebeurd? 1 Sam. 4 : 1—11. 5 : 1—6 : 21.

d. Hoe is Eli gestorven? 1 Sam. 4 : 12—18.

47. H ic was de laatste der liichteren van Israël ? De laatste der liichteren van Israël was Samuel,

de zoon van Elkana en Hanna.

-ocr page 40-

38

a. Welke belofte deed Ha una, voordat Samuel gelorm was, en tvaaris Samuel opgevoed? 1 Sam. 1 • 11 gt; ^ v\'lf-h Wat wordt van den jongeling Samuil getuigd.

1 Sam. 2 : 26. 3 :19.

c. Hoe is hij door God tot profeet geroepen? 1 Sam.

48. Waartoe heeft Samuel Israel opgewekt? Samuël wekte de Israëlieten op, om de vreemde goden uit hun midden weg te doen en God alleen

te dienen. I Sam. 7:3.

a. Welke verlossing werd door God aan Israel ondei Samuël geschonken, en waar woonde hij? 1 bam.

7 . 7_14. 17.

I). Had het volk reden, om over Samuël tevreden te zijn? 1 Sam. 12:4.

49. Waarom is er na Samuël geen richter meer

^ Daar de Israëlieten gelijk wilden zijn aan de hen omringende volken, begeerden zij, dat een koning over hen zou worden aangesteld.

a. Waarmede drongen zij hun verzoek om (tenen

koning bij Samuél aan? 1 Sam. 8 ; 5. amp; Hoe nam Samuël dit op? 1 Sam. 8:6.

50. Was het goed, dat dc Israëlieten emen koning

^Het was eene groote zonde der Israëlieten gt; dat zij eenen koning begeerden, hetgeen zij later ook

zeiven erkend hebben. 1 Sam. 12: IJ.

а. Wat zeide God van den tvensch der IsraeUeten, om eenen koning te hebben? 1 Sam. 8:7— .

б. Wat moest Samuël tot Israel zeggen, voordat ei-een koning gekozen werd? 1 Sam. 10 18.

c. Heeft God deze zonde der Israëlieten met voor

hen tot een zegen doen zijn?

d. Hoevele jaren zijn er gedurende den Ajd Richter en verhopen?

-ocr page 41-

39

§ 5-

VAN KONING SAUL TOT DE SCHEIDING DEB TWEE KIJKEN VAN JUDA EN ISEAËL.

1085—9S5 vóór Chr. (1 Sam. 9:1—1 Kon. 11:43. Vgl. 1 Kron. 10: 1—2 Kron. 9: 31.)

1. Wie is de eerste koning van Israel geweest? Saul, de zoon vau Kis, uit den stam van

Benjamin, is het eerst door Samuël tot koning over Israël gezalfd. 1 Sarn. 10: 1.

a. Hoe is Saul met Samuel in aanraking gekomen

en tot koning verkoren? 1 Sam. 9 : 10. h. Welken raad gaf Samuel aan het volk ? 1 Sam.

12 : 20—25, vgl. 13—15.

c. Waren alle Isruéliettn tevreden over de keus van Said tot koning? 1 Sam. 10:26, 27.

2. Hoe heeft Saul zich als koning gedragen ? Eerst was Saul nederig en zachtmoedig, maar

later werd hij hoogmoedig en achterdochtig, zoodat hij van een gelukkig een ongelukkig koning werd.

a. Wat was de eerste overwinning, die Saul als koning behaalde? 1 Sam. 11 ; 1—11, vgl. vs. 15. h. Welk hewijs van edelmoedigheid ga f Saul na deze

overwinning? 1 Sam. 11:12, 13.

e. Aan welke ongehoorzaamheid jegens God maakte Said zich eerst schuldig? 1 Sam. 13:7—14.

d. Wat deed Saul daarna tegen het gebod des Heer en ? 1 Sam. 15:1—26.

e. Waardoor werd Saids leven later verbitterd? 1 Sam. 16 : 14.

3. Wat is voor Saul de straf zijner ongehoorzaamheid (jeweesi ?

-ocr page 42-

40

God heeft Samuël geboden, een opvolger van Saul uit een ander geslacht tot koning te zalven.

a. Hoe heette de zoon van Saul, die hem als honing sou opgevolgd zijn? 1 Sara. 14 : 49. 20:30, 31.

5. Wien heeft Samuël tot opvolger van Saul moe-ten zalven?

David, een zoon van Isaï, uit den stam van Juda , is op Gods bevel door Samuël gezalfd tot Sauls opvolger.

a. De gesehiedenis van Ruth, eene der voorouders van David. Hare gehechtheid aan hare schoonmoeder en aan het volk Israël. Haar huwelijk met Boas. Euth. 1 : 1—2 : 23. 4 : 9—11, 16--22.

h. Hoe wordt David, 1 Sam. 13:14, genoemd?

c. Wat deed David in zijne jeugd? 1 Sara. 16 : 11. 17 : 34, 35.

d. Wut is gebeurd hij Davids zalving? 1 Sam. 16:2-19.

e. Hoe was Samuel er onder gestemd, dat God Saul venvorpen en een ander in zijne plaats tot koning over Israël verkozen had ? 1 Sam. 15 : 34—16 :1.

5. Hoe was Saul jegens David gezind?

Eerst was Saul goed gezind jegens David, maar later, door naijver verteerd, kon hij den dapperen eu bij het volk geëerden David niet verdragen, dien hij daarom overal vervolgde.

a. Waardoor is David aan het hof van Saul gekomen? 1 Sam. 16 : 14—23.

i. Door welke heldendaad is David eerst in Israël beroemd geworden? 1 Sam. 17.

c. Wie was Davids meest geliefde vriend aan Sauls hof? 1 Sam. 18:1, 3. 20:3, 17.

d. Wat ergerde Saul vooral in David en tvelke l\'igen legde hij hem? 1 Sam. 18:15—30. 19:11—18.

e. Waarhenen is David gevlucht, om Saul te ontkomen? 1 Sara. 20—23.

f. Wat is er tusschen David, Nabal en Abigail voorgevallen ? 1 Sam. 25 : 2—42.

-ocr page 43-

41

g. Wat is David met hctrekkinr/ tot Ziklag overkomen ? 1 Sam. 30.

h. Hoe gedroeg David, zich jegens Saul ? 1 Sam. 24—26. 6. Wat is het levenseinde van Said geweest ? Na David vruchteloos vervolgd te hebben, heeft

Saul eindelijk in eenen slag tegen de Philistijuen deu dood gevonden in zijn eigen zwaard. 1 Kron. 10: 1-14. a. Bij wie zocht Saul ten laatste raad in zijnen-

angst ? 1 Sam. 28 : 7.

I). Heeft Jonathan zijnen vader overleefd? 1 Sam. 31:2. c. Juichte David over Sauls dood? 2 Sam. 1 :11, 17.

t. Is David terstond, na Sauls dood in het rustig bezit van den troon gekomen ?

Zeven en een half jaar is David alleen over Juda koning geweest, terwijl Isbozeth, Sauls zoon, koning was over de andere stammen.

a. Door wien werd Ishozeth op den troon gebracht ?

2 Sam. 2 ; 8 , 9.

lgt;. Hoe is Abner van het leven beroofd, en verblijdde David zichniet over zijnen dood ? 2 Sam. 3: 27—39.

8. Wanneer is David koning over geheel Israël geworden ?

Toen Isbozeth vermoord was, hebben al de stammen Israëls zich aan David onderworpen. 2 Sam. 5:1—3.

a. Door wie is Ishozeth vermoord ? 2 Sam. 4 : ] —7.

b. Verhlijdde David zich over Isbozeths dood ? 2 Sam. 4:8—12.

c. Hoe gedroeg David zich tegen de overgeblevenen van Sauls huis? 2 Sam. 9: 1 —13.

9. Hoelang heeft David als koning geregeerd? • David heeft veertig jaren als koning geregeerd,

de eerste zeven en een halfjaar te Hebron, de overige jaren te Jeruzalem. 2 Sam. 5:4, 5.

10. Heeft David ook voor den dienst van God gezord ?

-ocr page 44-

42

David heeft de arke Gods naar Jeruzalem gebracht, zangers voor den dienst van God aangesteld, en ook eenen tempel ■billen bouwen.

a. Waarom heeft David zijn voornemen, ow «oor God eenen tempel te houwen, niet ten uitvoer gébracht? 2 Sam. 7 :1—15.

amp;. Wat heeft David ter voorbereiding van den tempelbouw gedaan? 1 Kron. 22:1. 28:11. 29:1.

c. Wat deed David als dichter voor den godsdienst? 2 Sam. 23 : 1. {Davids Psalmen.\')

11. Welke belofte gaf God aan Bavid met he-trekking iot zijnen troon ?

God\'beloofde David, dat zijn geslacht den troon van Israël erfelijk zou bezitten. 2 Sam. 7 :16.

a. Wat zeide David, toen God hem dit beloofd had? 2 Sam. 7 : 18—29.

b. Wie is de groote koning Israels, die uit Davids geslacht is voortgekomen? Joh. 1 : 50.

12. Is de binnenlandsche vrede onder David niet verstoord ?

Behalve den krijg, dien David eerst tegen Isbozeth te voeren had, moest hij later strijden tegen zijnen zoon Absalom, die tegen hem opstond, maar verslagen werd.

a. Wie waren Davids kinderen? 1 Kron. 3:1.

b. Op welke wijze verzamelde Absalom veel velks achter zich? 2 Sara. 15: 1—6.

c. Aan welke misdaad had Absalom zich vroeger schuldig gemaakt en hoe heeft hij den dood gevonden? 2 Sam. 13:28, 29. 18:1—18.

d. Hoe gedroeg David zich gedurende A bsaloms opstand, en hoe was hij gestemd na het vern emen vanAbsaloms dood? 2 Sam. 15 : 13—30. 16 : 5—14. 18 : 19-33.

e. Welke zoon van David heeft later nog te vergeefs eene poging gewaagd, om koning in zijns vaders plaats te tvorden? 1 Kon. 1 : 5. 2:23—25.

f. Wie waren de voornaamste veldoversten, die onder David dienden? 2 Sam. 2:18. 23 :8.1 Kron. 11:10.

-ocr page 45-

43

g. Welk lied zong David, toen God hem van al zijne vijanden verlost had ? 2 Sam. 22.

13. Heeft David altijd nauwgezet naar Gods geboden geleefd ?

Ofschoon David zeer godvruchtig was, heeft hij grootelijks gezondigd door overspel en hoogmoed.

a. Hoe iverd David door den profeet Nathan over zijn overspel met Bathseha hestraft? 2 Sam. 12 : 1—12.

b. Wat zeide David, nadat hij op zijne zonde opmerkzaam was geworden? Ps. 51: 3—21. 2 Sam. 12 : 13. 24 : 10.

c. Door wien icerd David gewaarschuwd tegen de volkstelling ? 2 Sam. 24 ; 2—4.

d. Waarmede is David gestraft voor zijn overspel en zijnen hoogmoed? 2 Saw. 12: 10. 24 ; 11—15.

14. Wie is na Davids dood koning over Israël geworden ?

Salomo, de zoon van David en Bathseba, is nog bij het leven zijns vaders aangewezen als diens opvolger, en na zijns vaders dood koning geworden. 1 Kon. 1 : 28—40.

a. Welken raad gaf David vóór zijn sterven aan Salomo? 1 Kon. 2:1—4.

15. Was Salomo een wijs en godvruchtig koning?

Salomo had God lief, en is, zoowel door zijne groote

wijsheid als door zijnen rijkdom en zijne macht, zeer beroemd geworden. 1 Kon. 4:29—34. 10:23, 24.

a. Welke bede zond Salomo tot God op? 1 Kon. 3; 5-10.

b. Wat qaf God aan Salomo, behalve wijsheid? 1 Kon. 3:11—14.

c. Welk bewijs gaf Salomo van zijn verstand in gerichtszaken ? 1 Kon. 3:16—28.

d. Wat lezen wij van het bezoek, dat de koningin van Scheba aan Salomo bracht? 1 Kon. 10 : 1-13.

e. Was Salomo\'s regeering gezegend? 1 Kon. 4: 24, 25. 10:27.

-ocr page 46-

44

16. Watheeft Salomo voor den dien A van God gedaan? Salomo heeft den prachtigen tempel te Jeruzalem

gebouwd. 1 Kon. 5:1—18. 6:37, 38.

a. Wat beloofde God aan Salomo onder en na den

tempelbouw? 1 Kon. 6:12, 13. 9:1—9.

h. Hoe was de tempel ingericht?

c. Hoe is de tempel ingewijd? 1 Kon. 8.

17. Hoe lang heeft Salomo over Israël geregeerd? Salomo is veertig jaren lang koning over Israël

geweest.

a. Welke geschriften bezitten ivij van hem?

18. Is Salomo altijd getrouw gebleven aan den dienst van God?

Salomo heeft zich door zijne heidensche vrouwen laten verleiden tot afgoderij, voor welke zonde hij gestraft is met de scheuring van zijn konintójk in

twee deelen. 1 Kon. 11 : 1—13,

§ 6-

VAN DE SCHEIDING DER TWEE RIJKEN, JÜDA EN ISBAËL, TOT DE BABYLONISCHE GEVANGENSCHAP.

985—586 vóór Chr.

(1 Kon. 12: 1—2 Kon. 25:30. Vgl. 2 Kron. 10: 1—36: 21.)

1. Is de opvolger van Salomo koning geworden over geheel Israël?

Rehaheam, de zoon van Salomo, is koning geworden over de stammen van Juda en Benjamin, maar Jerobeam is door de tien andere stammen gekozen.

a. Hoe heeft God Jerobeam tot koning over een deel van Israel geroepen? 1 Kon. 11:29—39.

b. Hoe had Salomo zich jegens Jerobeam gedragen ? 1 Kon. 11: 40, vgl. vs. 28.

-ocr page 47-

45

2. Waarom kozen de tien siamm.enJcrobeam totJconing? Rehabeam weigerde de gevraagde verlichting van

lasten te geven, en daarom weigerde men hem als koning te erkennen. 1 Kon. 12 : 1—5.

3. Hoe heeten de heide rijken, die alzoo ontstonden? Het rijk der twee stammen wordt gewoonlijk het rijk

van Jnda genoemd, en het rijk der tien stammen gewoonlijk het rijk van Israël of Efraim geheeten.

4. Welk van deze rijken heeft het langst lestaani Het rijk van Juda heeft ongeveer 134 jaren

langer bestaan, dan dat van Israël.

A.

HET EIXK DEE TIEN STAMMEN GE VAN ISRAËL.

5. Hoevele koningen hebben geregeerd over het rijk der tien stammen of van Israël?

Negentien koningen hebben over het rijk der tien stammen ^ of van Israël, geregeerd.

6. Wven de koningen van Israël allen uit heizelfde vorstenhuis?

Uit vijf verschillende vorstenhuizen hebben koningen op den troon van het rijk der tien stammen gezeten.

7. Wat deed Jerobeam, om zijn koninkrijk te bevestigen f

Door de oprichting van twee gouden kalveren, een te Bethel en een te Dan, zocht Jerobeam zijn volk van den Jeruzalemschen tempel af te honden. 1 Kon. 12:26—33.

a. Wat liet God Jerobeam aanzeggen door een profeet uit Juda? 1 Kon. 13:1—10.

h. Wat gebeurde er met den profeet uit Juda, die tot Jerobeam was gekomen? 1 Kon. 13:11—32.

-ocr page 48-

46

c. Wélk lot trof de priesters en Levieten, die in Israel waren? 2 Kron. 11:13, 14.

d. Wat zeide de profeet Ahia van Joroheam, zijn koninkrijk en zijnen zoon Ahia? 1 Kon. 14:1—-18.

e. Leefden Jeroheam en Behabeam in vrede met elkander? 1 Kon. 15:6.

8. Voor wien is Jeroheam opgevolgd F

Nadab, de zoon van Jerobeam, is zijnen vader opgevolgd, en gedood door Baësa, die opgevolgd is door zijnen zoon Ela.

a. Leefde Baësa in vrede met den koning van Juda ?

1 Kon. 15 : 32.

h. Wat moest de profeet Jehu tot Baësa zeggen? 1 Kon. 16 : 1—4.

c. Wat deed Zimri aan het geheele huis van Baësa? 1 Kon. 16 : 12, 13.

d. Hoe is Zimri omgekomen? 1 Kon. 16 :15—19.

e. Wat is na Zimri\'\'s dood gebeurd? 1 Kon. 16 : 21, 22.

f. Welke stad heeft Omri gebouwd? 1 Kon. 16 : 24.

9. It\'te was Achab?

Achab, de zoon en opvolger van Omri, heeft zeer gruwelijk geleefd in afgoderij en zondedienst, opgehitst door zijne goddelooze vrouw Izebel. 1 Kon. 16:29—33. 21:25, 26.

10. Welke beroemde prof cel heeft in Achahs dagen onder Israël gewerkt!\'

In de dagen van Achab heeft God den profeet Elia gezonden, om hem te bestraffen en den godsdienst te herstellen.

a. Welke plaag moest Elia den Koning Aehc.h aankondigen? 1 Kon. 17 : 1.

h. Wat gebeurde met Elia aan de heek Krith, wat deed hij te Zarfath, welke ontmoeting had hij met Obadja? 1 Kon. 17:2—18:15.

c. Wat deed Elia tot herstelling van den dienst van God onder Israël? 1 Kon. 18:17—40.

-ocr page 49-

47

d. Waarhenen moest Elia voor Izebel vluchten, en wat ovenkwam hem op den iveg? 1 Kon. 19 :1—18.

11. K \'at is het eindt van Ackab en Izebel geweest? Achab is gedood op liet slagveld, in den strijd

tegen de Syriërs, en Izebel is door de honden gegeten.

a. Welke gruweldaad bedreef Izebel tegen Naboth? 1 Kon.\' 21 : 1—16.

b. Wat moest Elia tot Achvhzeggenieegensdezemisdaad en welken indruk maakte het ojo hem? lKon.21:18-29.

c. Welke bijzonderheid valt er bij den dood van Achab op te mei-ken, en hoe is Isebel omgekomen ?

1 Kon. 22:29-38. 2 Kon. 9:30—37.

d. Wat had de. pro feet Mi cha voorspeld? 1 Kon.22:5-28.

e. Wie tverd koning na Achab? 1 Kon. 21; 52—54.

f. Wat ondernam Ahazm tegen Elia? 2 Kon. 1: 2—17.

g. Wie werd koning na Ahazia? 2 Kon. 1 : 17.

h. Was Joram even goddeloos als Achab en Izebel?

2 Kon. 3:2, 3.

i. Welke overwinninq heeft Joram behaald? 2 Kon.

3 :5—24.

12. Hoe is Mi a van de aarde gegaan^

Elia is met een onweder ten hemel gevaren. 2 Kon. 2:1—11, 16—1b.

13. Wie is in Elia s plaats als profeet onder Israël opgetreden ?

In plaats van Elia is Elisa opgetreden als profeet onder Israël.

a. Hoe was Elisa door Elia geroepen? 1 Kon. 19 :19-21.

b. Hoe bleek terstond na Elia\'s heengaan, dat zijn geest op Elisa was gekomen ? 2 Kon. 2 ; 12—15,19—24.

c. Wat deed Elisa voor de weduive, die hare schulden niet betalen kon, voor de Sunamitische, en te Gilgal? 2 Kon. 4.

d. Wat deed Elisa voor Ncuhnan den Syriër, en hoe gedroeg Gehazi zich daarbij ? 2 Kon. 5.

e. Wat deed Elisa bij de Jordaan, te Dothan, te Samaria en te Damaskus? 2 Kon. 6:1—8:7.

-ocr page 50-

48

14. Wie was Jehu?

Jehu is door God geroepen, om het geslacht van Achab uit te roeien, en koning van Israël geworden in plaats van Joram. 2 Kon. 10:11, 17.

15. Wat heeft Jehu voor den dienst van God gedaan? Jehu heeft den Baalsdienst in Israël uitgeroeid ,

maar de twee gouden kalveren, die Jerobeam opgericht had, laten staan. 2 Kon. 10: 18—-22, 31.

a. Welke belofte ontving Jehu van God? 2 Kon. 10:30.

16. Welke \'koningen van Israël waren uit Jehu\'s geslacht ?

Uit het geslacht van Jehu waren Joahas, Joas, Jerobeam de tweede en Zacharia, die ieder op hunne beurt hunnen vader opgevolgd zijn.

«. Wat lezen wij van Joahas? 2 Kon. 13:2—5, 22 , 23.

b. Wat heeft Elisu tot Joas gezegd? 2 Kon. 13 14—19.

c. Wat lezen wij van Elia\'sgebeente? 2 Kon. 13 : 21.

d. Wat lezen ivij van den strijd tusschen Joas en Amazia, den koning van Juda? 2 Kon. 14 ; 8—14.

e. Wat deed God door Jerobeam II? 2 Kou. 14: 26,27.

17. Wie zijn de vijf laatste koningen van Israël? De vijf laatste koningen van Israël zijn Sallum,

Menahem, Pekahia, Pekah, Hosea.

a. Welke profetie is aan Zacharia vervuld geworden? 2 Kon. 15 : 10, 12, vgl. 10:30.

b. Waardoor zocht Megt;iahetn zich op den troon te handhaven? 2 Kon. 15; 19, 20.

c. Wat is in de dagen van Fekah gebeurd ? 2 Kon. 15 : 25, 29.

18. Hoe is de regeering van llozea en de geschiedenis van zijn koninkrijk geëindigd?

Salmanezer, de koning van Assyrië, heeft Hozea gevangen genomen, Samaria overweldigd en Israël gevankelijk naar Assyrië weggevoerd.

-ocr page 51-

49

a. Waarom nam de koning van Assyrië Hosea gevangen? 2 Kon. 17:4.

h. Wie regeerde in Ju da, toeti het iioninkrijk van Israël vernietigd werd? 2 Kon. 18: 1.

19. Bleef het land der tien stammen na hunne ivegvoering onhewoond?

De koning van Assyrië liet Heidenen uit zijn land in de steden van Samarië wonen, en hen op hun verzoek door eenen Israëlitischen priester in den dienst van God onderwijzen. 2 Kon. 17 : 24—32.

B.

HET RIJK DER ÏW-EE STAMMEN 01\' VAN JÜDA.

20. \'H.oevele koningen hellen over het rinlc der twee stammen geregeerd?

Negentien koningen en ééne koningin hebben geregeerd over het rijk der twee stammen of van Juda.

21. Waren de koningen van Juda allen tnt het geslaehi van llehabcam ?

Allo koningen van Jnda zijn uit Rehabeams eu derhalve uit Davids geslacht geweest.

22. Wat deed Rehaheam, om de tien stammen, die zich afgeseheiden hadden, iveder aan zich te onderwerpen ?

Rehabeam maakte zich gereed tot den oorlog tegen de tien stammen, maar God verbood hem dit.

a. Wat deed God den koning Rehaheam aanzeqqen ? 1 Kon. 12 : 22—24.

h. Had Juda vrede onder Rehabeams regeerinq? 1 Kon. 14 ; 25—30.

e. Hoe gedroeg Rehabeam zich jegens God? 2 Kron 12 : 1—4.

2o. Hoe u-as het mei den godsdienst gesteld onder li euaieam ?

-ocr page 52-

50

Juda zondigde onder Rehabeam door beeldendienst en heidensclie gruwelen. 1 Kon. 14 : 22—24.

24. Door wien is Bfihabna/n opgevolgd?

Na Rehabeams dood is zijn zoon Abia koning-geworden , die eene overwinning op Jerobeam behaald heeft.

o. Abia\'s woord tot Israël. 2 Kron. 13: 4—18.

25. Door wien is Abia opgevolgd ?

Na Abia\'s dood is zijn zoon Asa koning geworden, die voor den dienst van God heeft geijverd, hem in Juda heeft hersteld, en de overwinning heeft behaald over zijne vijanden.

«. ^sa\'s gebed, toen Mj zich tot den strijd tegen Zerah gereed maakte. 2 Kron. 14:11.

b. De hervorming, door hem in Juda ingevoerd. 2 Kron. 15:1, enz.

c. Hoe werd Asa bestraft over zijn verbond met-den koning van Syrië, en hoe nam hij dit op? 2 Kron. 16 ; 7—10.

d. yLsa\'s ziekte en vertrouwen op zijne geneesheer en. 2 Kron. 16 : 12.

26. Door wien is Asa opgevolgd?

Na Asa\'s dood is zijn zoon Josafat koning geworden, die vrede maakte met den koning van Israël en den dienst van God liefhad.

a. Hoe is Josafat bestraft over zijn verbond met Aehab en met Ahazia? 2 Kron. 19:2, 3, vel. 18: 1. 2 Kron. 20:35—37.

b. Josafatfi zorg voorde rechtspleging. 2 Kron. 19:4-11.

c. Hoe bad Josafat, toen de Moabieten en Ammonieten tegen hem optrokken, en hoe behaalde hij de overwinning op hen? 2 Kron. 20: 1—26.

d. Wtts Juda volkomen tot God bekeerd onder Jo-safats regeering ? 2 Kron. 20 : 33.

27. Door wien is Josafat opgevolgd?

Na Josafats dood is zijn zoon Joram koning ge-

-ocr page 53-

51

worden, die Achabs dochter Athalia tot vrouw nam en met het huis van Achab zondigde. 2 Kon. 8 : 18\'

a. Hoe heette de broeder van Athalia, die Achab in Israël opvolgde? 2 Kon. 8:16.

h. Wat deed Jorani aan zijne broeders? 2 Kron. 21:4.

c. Elia^s woord tot Joram, en Jorams dood. 2 Kron. 21: 12—20.

28. Door wien is Joram opgevolgd ?

Na Jorams dood is zijn zoon Ahazia koning geworden, die met Achabs huis zondigde en door Jehu gedood is.

a. Invloed van Athalia op Ahazia. 2 Kron. 22 :3 , 4.

h. Ahazia\'\'s dood. 2 Kron. 22 : 8, 9.

29. Boor wien is Ahazia opgevolgd?

Na Ahazia\'s dood heeft zijne moeder Athalia het koninklijk geslacht gedood, en zich van den troon meester gemaakt. 2 Kron. 22 : 10.

30. Is niemand van het koninklijk geslacht aan Athalia\'s hand ontkomen ?

Alleen Joas, de zoon van Ahazia, is door zijne tante Joseba gered, voor Athalia verborgen, en zes jaren in den tempel bewaard. 2 Kon. 11:2, o.

31. Hoe is Aihaluis leven geëindigd?

Athalia is gedood op bevel van den hoogepriester Jojada, die den zevenjarigen Joas tot koning deed uitroepen. 2 Kon. 11:4—16.

a. Wat deed Jojada tot hervorming van Juda en hoe was het volk gestemd over de verheffing van Joas? 2 Kon. 11 : 17—20.

32. Hoe regeerde Joas, nadat hij zijne grootmoeder Athalia opgevolgd was?

Joas regeerde naar Gods woord, zoolang Jojada leefde, maar week later van God af, en is door zijne hovelingen gedood. 2 Kron. 24:2, 17, 18, 25.

4*

-ocr page 54-

52

a. Stond Jojada ook in familiebetrekking tot Joas? 2 Kron. \'22 : 11.

1). Hoe behandelde Joas den zoon van Jojada ? 2 Kron. 24 : 18—22.

33. Door wicn is Joas opgevolgd?

Nadat Joas gedood was, is zijn zoon Amazia koning geworden, die in de voetstappen zijns vaders gewandeld heeft en gedood is. 2 Kon. 14:3, 19.

a. Wat deed Amazia aan degenen, die zijnen vader gedood hadden? 2 Kon. 14:5, 6.

amp;. Wat lezen wij 2 Kron. 25:5—28 van Amazia?

34. Door wien is Amazia opgevolgd?

Nadat Amazia gedood was, is Azaria of Uzzia koning geworden, die om zijnen hoogmoed en zijne aanmatiging melaatsch geworden en in afzondering gestorven is.

a. Waardoor is Uzzia verleid, om zich tegen God te verheffen? 2 Kron. 26:5, 16.

h. Waarom werd Uzzia met melaatsehheid geslagen? 2 Kron. 26: 16—21.

35. Door wicn is Uzzia opgevolgd?

Reeds bij Uzzia\'s leven bestuurde zijn zoon Jotham het land, en is na zijns vaders dood koning geworden

36. Door unen is Joiham opgevolgd?

Na Jothams dood is Achas koning geworden, de meest goddelooze van Juda\'s koningen, na wiens dood de vrome Hiskia den troon beklom.

a. Welkegruwélenhedreef Achas? 2 Kon. 16.2 Kron.28.

37. Wat heeft Hizkia terstond na zijne troonsbeklimming gedaan?

Zoodra Hizkia koning was geworden, herstelde hij in zijn koninkrijk den dienst van God, die jammerlijk vervallen was.

a. Wat deed Hizkia voor de herstelling van den godsdienst in Juda? 2 Kron. 29:3—36. 30:1—27.

-ocr page 55-

53

h. Wat lezen wij 2 Kon. 18 : 5, 6. 2 Kron. 31; 20, 21 ?

38. Wat is er merkwaardigs met Hizkia gebeurd!\' Hizkia is door God gered uit de hand des konings

van Assyrië, en uit het gevaar eener zware ziekte.

a. Wat is onder Hizkia\'\'s regeering met het rijk der tien stammen gebeurd? 2 Kon. 18: 9\'—11.

b. Hoe gedroeg Hizkia zich, toen hij door den koning van Assyriehenauwdwerd? 2Kon. 19:1.2Kron. 32:6.

c. Hoe verloste God hem van het leger der Assyriërs ? 2 Kon. 19 : 35. Jes. 37 : 36.

d. Hoe bad hij, toen hij ziek was, en hoe verhoorde God zijn gebed? 2 Kon. 20:2, enz. Jes. 38:4.

e. Aan tv elke zonde maakte Hizkia zich schuldig, toen hij gezond geworden was, en hoe iverd hij gestraft ? 2 Kon. 20 : 12—18. 2 Kron. 32 : 25. Jes. 39.

39. Door luien is Uizkia opgevolgd?

Na Hizkia is eerst Manasse, vervolgens Amon, daarna Josia koning van Juda geworden.

a. Manassé\'s goddeloosheid. 2 Kon. 21 : 2—7 , 16. Gods bedreiging, vs. 11—15, en Manassé\'s bekeering, 3 Kron. 33:12, 13.

b. Anions goddeloosheid en dood. 2 Kon. 21: 20—23.

40. Hoe regeerde Josia?

Josia was een godvruchtig koning, die zich verbond tot den dienst van God, en eene groote hervorming in Juda bewerkte.

«. Was Josia reeds in zijne jeugd godvruchtig ? 2 Kron. 34 : 3.

b. Voorlezing van de wet. 2 Kon. 23 : 2, 3.

c. Wat heeft God door de profetes Hiilda aan Josia doen zeggen? 2 Kron. 34:22—28.

d. Wat staat van Josia geschreven, 2 Kon. 33; 25. 2 Kron. 34:30—33?

e. Josia\'s dood. 2 Kon. 23:29,30. 2 Kron. 35 :20—24.

41. Door wien is Josia opgevolgd?

Na Josia hebben over Juda geregeerd zijne zonen Joahaz en Eljakim (of Jojakim), diens zoon Jojachin

-ocr page 56-

54

(of Jechonia), en ten laatste Zedekia, broeder van de beide eerstgenoemden. (\')

Door wien is Jodhaz afgezet en zijn oudere hroeder Eljakim koning gemaakt? 2 Kron. 36:1-4.

a.

LIJST DER ISRAËL (985—719 v. Chr.) 1. Jerobeam,

KONINGEN VAN en JUDA.

(985—586 v. Chr.)

1. Rehabeam.

2. Abia.

3. Asa.

(1)


2. Nadab.

3. Baëza.

4. Ela.

5. Z i in ri. G. Omri. 7. Achab.

4. Josafat.

8. Aliazia.

9. Jorain.

5. Joram.

6. Ahazia.

7. Athalia.

8. Joas.

9. Amazia. 10. Uzzia.

10. Jehu.

1J. Joahaz.

12. Joas.

13. Jerobeam II.

14. Zacharia.

15. Sallum.

16. Me ii all em.

17. Pekabia.

18. Pekah.

11. Jotham.

12. Achas.

13. Hizkia.

14. Manasse.

15. Amon.

16. Josia.

17. Joahaz.

18. Eljakim.

19. Jojacbiu.

20. Zedekia.

19. Hosea.

-ocr page 57-

55

42. Waren Josias opvolgers godvruchtige koning enquot;? De opvolgers van Josia waren allen goddeloos,

en brachten het koninkrijk van Juda ten val.

43. Waarmede is de geschiedenis van hei koninkrijk van Juda geëindigd?

Nadat het koninkrijk van Juda reeds veel had geleden van Egypte, is het onder Jojachiu en Zedekia door Nebukadnezar, den koning vanBabel, vernietigd.

a. Wat deed Jojakiru aan den prof eet Uria? Jerem. 26 ; 20—23.

b. Hoe gedroeg Jojakim zich tegenover het ivoord van God? Jerem. 36:22—26.

c. Wie iverden onder Jojachins regeering gevankelijk naar Bahel weggevoerd, en waar moesten de weggevoerden zich nederzetten? 2 Kon. 24:10—16.

d. Door wien is Zedekia koning geworden? 2Kon. 24:17.

e. Wat is onder Zedekia1 s regeering met Hananja gebeurd en wat deed hij aan den profeet Jerem ia? Jerem. 28. 32:2, 3. 37:11—21. 38:1—28.

44. Wat heeft Nebukadnezar aan het koninkrijk van Juda gedaan?

Nebukadnezar heeft Zedekia en het aanzienlijkste deel zijns volks gevankelijk naar Babel gevoerd, den tempel van alles beroofd en Jeruzalem verwoest. a. Welk lot trof Zedekia te liihla? 2 Kon. 25:7.

Jerem. 39:5—8. Ezech. 12:13.

h. Hoe moeten loij over Zedekia oor deelen? 2 Ki,on.36:13_

45. IVat is van de achtergeblevenen in Juda geworden* De koning van Babel stelde Gedalia over de

achtergeblevenen in Juda als landvoogd aan, onder wien zij rust hadden kunnen hebben, indien men hem niet vermoord had.

a. Hoe werd Jeremia door Nebukadnezar behandeld ? Jerem. 39:11—14.

b. Door wien is Gedalia gedood? Jerem. 40:7—41:15.

-ocr page 58-

56

c. Welken raad gaf Jeremia na Gedalia\'s dood, en wat deed men daarop? Jer. 42:1—22. 43:7.

4b. Waardoor hébben de koninkrijken van Israël en Juda zich hunnen ondergang voornamelijk op den hals gehaald?

De ondergang der koninkrijken van Israël en Juda is de straf geweest voor hunnen afval van God.

47. Ueefi God Israël en Juda niet laten waar-sclmwen ?

God heeft onderscheidene profeten als buitengewone gezanten tot zijn volk gezonden, om het te bestraffen, te waarschuwen en tot bekeering optewekken.

48. Welke profeten hebben onder anderen in hei rijk de?- tien stammen gewerkt?

In het rijk der tien stammen zijn, behalve Elia en Elisa, onder anderen Jona, Amos en Hosea als profeten opgetreden.

«. Welke merkwaardige lotgevallen worden ons van Jona verhaald?

49. Tf elke \'profeten zijn onder anderen in het rijk der twee stammen vóór de Babylonische gevangenschap opgetreden ?

In het rijk der twee stammen zijn vóór de Babylonische gevangenschap onder anderen opgetreden Joel, Jesaja, Micha, Zephanja, Habakuk, Jeremia.

50. Heeft God na de wegvoering van het rijk der twee stammen geen prof eet meer tot zijn volk gezonden ?

Onder de achtergeblevenen in Juda heeft Jeremia gewerkt, onder de Joden in Babel Ezechiël en Daniël, bij het opbouwen van Jeruzalem Haggaï en Zacharia, en later nog Meleachi.

a. Waardoor waren de door God gezonden profeten onderscheiden van de priesters?

-ocr page 59-

57

h. Van wélke beroemde profeten zijn geen geschriften

tot ons gekomen?

■------—

§ 7.

VAN DE BABYLONISCHE GEVANGENSCHAP TOT DB GEBOOETE VAN DEN HEER JEZUS.

Van 586 vóór Chr.

(Vgl. Dan. 1—-10, Ezra, Nehemia, Esther, le Boek der Makkabeën.)

1. Zijn de Joden in Babel zwaar verdrukt?

De toestand der Joden in Babel was geenszins ondragelijk, ofschoon zij ballingen waren en God niet naar hunne wet konden vereeren.

a. Van waar is de naam van Joden?

h. Welk gemis moest den Joden in Balei het smartelijkst vallen?

2. Werden de Joden in liahel als gevangenen behandeld ?

De Joden konden zich in Babel op de hun aangewezen plaatsen als inwoners neerzetten, en zagen sommigen uit hun midden zeer geëerd aan het hof des konings; zoo als Daniël, Hananja, Misaël en Asarja.

a. Welke eer viel Daniël en zijnen vrienden te beurt ? Dan. 1 ; 1—21.

b. In welke groote verzoeking kwamen Hananja , Misaël en Asarja, hoe gedroegen zij zich, en uit welk doodsgevaar zijn zij gered? Dan. 3.

c. Welke droomen van Nebukadnezar heeft Daniël uitgelegd, en wat is er met Nebukadnezar gebeurd \'? Dan. 2 , 4.

d. Wat is er voorgevallen hij het groote feestmaal van Belsazar? Dan. 5.

e. In ivelk gevaar is Daniël gekomen onder de regeering van Darius den Meder? Dan. 6.

-ocr page 60-

58

f. Blijkt het ook, dat er welvaart geheerscht heeft onder de Joden in Bahel? Ezra 2; 65—67, 69.

3. Waartoe heeft de Jtahi/lonische gevangenschap de Joden kunnen- dienen?

Door het gemis van hunne burgerlijke en godsdienstige vrijheid in Babel hebben de Joden het genot van hunne voorvaderlijke voorrechten en vrijheden kunnen leeren op prijs stellen.

a. Waarom moesten zij op prijs leeren stellen wat zij \'verloren hadden ?

4. Is er geen einde aan de Babylonische gevangenschap gekomen?

Van den Perzischen koning Cyrus ontvingen de Joden verlof, om naar hun vaderland terug te keeren en Jeruzalem en den tempel weder op te bouwen. Ezra 1:1—4.

a. Val der Babylonische en omvang der Perzische heerschappij onder Cyrus.

5. Hebben alle Joden Babel verlaten, nadat hun door Cyrus de vrijheid daartoe verleend ivas?

Onder Zembbabel trokken meer dan 40,000 Joden naar hun vaderland, terwijl velen in Babel terugbleven.

a. Vit wiens geslacht -was Zeruhbabel?

h. Waarom bleven vele Joden in Babel terug?

c. Hoevele jaren zijn van Jeruzalems verwoesting tot den terugkeer der Joden onder Zeruhbabel verhopen?

8, Zijn de naar Palestina teruggekeerde Joden voorspoedig geweest in de herstelling van Jeruzalem en den tempel\'/

De Joden vonden eerst in hun vaderland veel tegenwerking van de Samaritanen.

a. Wie waren de Samaritanen? vgl. bl. 49. Antw. 19.

7. Wilarom werden de Joden door de Samaritanen tegengewerkt ?

-ocr page 61-

59

De Samaritanen wenschten deel te nemen aan de opbouwing van den Jeruzalemschen tempel, hetgeen hun door Zerubbabei stellig werd geweigerd. Ezra 4 : 1—6.

a, Is die weigering goedtfkeuren, en hoe hebben de Samaritanen haar opgenomen?

h. Is de tempel eindelijk voltooid geworden? Ezra 6 :14—22.

8. Welke twee godvreezende Joden hebben zich vooral verdienstelijk gemaakt jegens de teruggekeerden uit Bdbel?

Het zijn vooral Ezra en Nehemia, die het opbouwen van Jeruzalem krachtig hebben bevorderd, en de orde in den Staat en in den godsdienst hebben gehandhaafd.

9. Wat deed Ezra?

Ezra is ongeveer 50 jaren, nadat de tempel opgericht was, naar Jeruzalem gekomen, en heeft er eene geheele hervorming in den Staat tot stand gebracht.

«. Kwam Ezra alleen uit Perzië? Ezra 7 ; 6—10.

10- Wat hadden de Joden aan Nehemia te danken?

Nehemia, eenige jaren na Ezra als landvoogd te Jeruzalem gekomen, bevorderde de voltooiing van den muur der stad, zonder zich door de tegenwerking der Samaritanen te laten ontmoedigen.

a. Wat gaf aanleiding, dat Nehemia naar zijn vaderland ging? Neli. 1:1—-4. 2:1—6.

11. Zag Nehemia goede vruchten van zijn werkt

Zoolang Nehemia te Jeruzalem bleef, werd veel

verbeterd, maar toen hij weer naar het Perzische hof teruggekeerd was, volgde een groot verval in alles.

a. Bleef Nehemia, nadat hij zijn vaderland verlaten had, in Perzië?

12. Hebben de Joden zich na de Babylonisehe

-ocr page 62-

60

gevangcnschaj) weer aan heelclendiemt en afgoderij schuldig gemaakts\'

. \'\'C Babylonische gevangenschap zijn de Joden niet weer tot beeldendienst en afgoderij vervallen.

13. In welk groot gevaar zijn de Joden, die in Ferzié gebleven waren, onder Ahasveros of Xerxes gekomen ?

De goddelooze Hainan wist van den koning te ver-dat alle Joden, die zich iu zijn rijk bevonden, op éénen dag zouden gedood worden. Esth. 3:6—15.

a. Waarom haatte Hainan de Joden? Esth. 3 : 1—6.

h. Wie was Mordechaï? Esth. 2:5—7, 21_23.

14. Gelukte het Haman, de Joden te verdelgen?

Het gelukte de koningin Esther, die eene Jodin

was, het gevaar, waarmede de Joden bedreigd werden, van hen af te wenden.

a. Hoe was Esther koningin geworden? Esth. 1 • 10-12 16—22. 2; 1—10, 16 -18.

h. Wat deed Mordechaï voor zijn volk? Esth. 4:13-17 10 ; 1—3.

c. Hoe is Haman ontmaskerd en vernederd? Esth. 5 : 1—7 : 10.

d. Welke vrijheid ontvingen de Joden, en op welk feest ■vieren zij nog \'jaarlijks gedachtenis van hunne verlossing uit Hamans geweld? Esth. 9 : 22—32.

15. Is het Joodsche volk na den terugkeer uit Babel weder een onafhankelijk volk geworden?

Na de Babylonische gevangenschap zijn de Joden meestal onderworpen geweest aan vreemde over-heersching.

16. Aan wie zijn de Joden onderworpen geweest, nadat de Perzische heerschappij vernietigd was?

Behalve aan de Perzen, zijn de Joden onderworpen

-ocr page 63-

61

geweest aan de Macedoniërs, aan de Egyptenaars, en aan de Syriërs, van wier overheerscliing zij zich vrijgevochten hebhen.

17. JFie waren de aanvoerders der Joden iegen de Syriërs?

De Joden hebben zich van de Syriërs vrij gevochten onder de leiding van den priester Mattathias en zijne zonen, gewoonlijk de Makkabeën genoemd.

18. Hoe heeien de zonen van Mattathias?

De zonen van Mattathias heeten Johannes, Simon , Judas, Eleazar en Jonathan.

a. Welken bijnaam droeg Judas, de zoon van Mattathias ?

19. Wanneer zijn de Joden door de Syriërs vrij verklaard?

De Joden zijn van de Syrische heerschappij vrij verklaard onder Simon, den opvolger van Jonathan, die Judas opgevolgd was.

20. Hoelang heeft het geslacht der Makkabeën aan het hoofd des Joodschen volks gestaan?

Het geslacht der Makkabeën heeft ruim honderd jaren lang aan het hoofd des Joodschen volks gestaan.

21. Wie was Johannes Hyrkanus ?

Johannes Hyrkanus, de zoon van Simon, heeft na zijns vaders dood, gedurende ongeveer 30 jaren, voorspoedig en onafhankelijk over Judea, Samaria en Galilea geregeerd.

22. Zijn de Joden onafhankelijk gebleven ?

De Joden zijn later gekomen onder de heerschappij der Romeinen, die ter hulp geroepen waren door Aristobulus II, den kleinzoon van Johannes Hyrkanus, in een twist met zijnen broeder.

a. Wie waren de Romeinen ?

-ocr page 64-

62

23. Wanneer zijn de Joden onder de heerschappij der Romeinen gekomen ?

In het jaar 63 vóór Christus zijn de Joden gekomen onder de heerschappij der Romeinen, die later Herodes, eenen Idumeër van afkomst, tot „koning der Jodenquot; hebben aangesteld.

24. Wat is er merkwaardigs onder de regeering van Her odes gebeurd?

Nadat Herodes, die de Groote genoemd wordt, ruim 35 jaren geregeerd had, is onder zijne regeering de beloofde Verlosser Israels, onze Heer Jezus, geboren.

25. Waarom is de oude geschiedenis van Israël hijzonder belangrijk voor ons?

De oude geschiedenis van Israël is bijzonder belangrijk, als geschiedenis van het volk, -.vaarin God alle geslachten der aarde gezegend heeft, en omdat men naar waarheid kan zeggen: de zaligheid is uit de Joden.

§ 8.

VAN DB GEBÜOKTE VAN DEN HEER JEZUS ÏOT DE U1TSTOBÏING YAN DEN HEILIGEN GEEST.

(De vier Evangeliën.)

1. Is de komst van den Meer Jezus in de wereld behoorlijk voorbereid ?

De oude geschiedenis van Israël, zoowel als die der oude Heidensche volken, is de voorbereiding geweest voor de komst van den Verlosser der wereld. a. Hoe was het tijdens de geboorte van den Heer Jezus met de meest bekende Heidensche volken gesteld, en in welken toestand verkeerde toen liet Joodsche volk ?

-ocr page 65-

63

b. Hadden de Heidensche volken gedurende de vorige eeuwen ook iets van den éénen waren God kunnen vernemen?

c. Wie noemt het tijdstip, waarop de Heer Jezus geboren werd,de volheid d,es tijds? G;il. 4:4.

2. Waren er reeds eenige bijzonderheden aangaande den beloofden Ferlosser Israels bekend gemankt, voordat hij geboren werd?

God lieeftaangaande den beloofden Verlosser Israëls doen bekend maken, dat hij zou zijn uit Davids geslacht, op eene wondervolle wijze, te Bethlehem, geboren zou worden, en dat Hij zou lijden en sterven.

a. Waar vinden wij die bijzonderheden in de pro-fetiën van Jesaja en Micha ?

b. Waarom had God dit vooraf laten bekend maken?

c. Zijn er nog andere bijzonderheden van den beloofden Verlosser Israëls voorzegd?

3. Hoelang is het geleden , dat Jezus geboren ivcrd?

Ruim 1880 jaren geleden is Jezus geboren te

Bethlehem, in Palestina.

a. Waar ligt Palestina, en heeft dit land\' ook nog een1 anderen naam ?

b. Hoe was dat land bij Jezus geboorte verdeeld, en aan ivie tvas het onderworpen? Luk. 3 :1, ygi. 2 :1.

c. Wanneer vieren wij het feest der geboorte van Jezus ?

4. Wie waren de ouders van Jezus?

Jezus is geboren uit Maria, de verloofde van Jozet, eenen timmerman uit Nazareth, door de kracht des Heiligen Geestes.

«. Wisten Maria en Jozef vóór de geboorte van Jezus, dat zij de moeder van den Messias zou worden? Luk. 1:26—33. Matth. 1:20, 21.

b. Waar om reisde Jozef met Maria naar Bethlehem ? Luk. 2 : 1 —4.

c. Waar is Jezus te Bethlehem geboren? Luk. 2:7.

5. IVat is er merkwaardigs bij de geboorte van Jezus gebeurd?

-ocr page 66-

64

De geboorte van Jezus is door eenen engel bekend gemaakt aan eenige herders bij Bethlehem, waarna eene menigte engelen daar een lofzang tot eer van God hebben gezongen. Luk. 2:8—17.

а. Wat gebeurde er met Jezus, toen hij acht dagen oud ivas, waarom werd hij Jezus genoemd, en wat heteekent deze naam? Matth. 1: 21.

h. Is Jezus uit Davids geslacht en waarom heet hij de Christus? Matth. 1: 1—16, 20. Luk. 4\': 23—38;, vgl. 1:32, 38.

e. Wat gebeurde met Jezus, toen hij veertig dagen oud rvas? Luk. 2 : 22, 25—38.

d. Heeft Maria, later uit haar huwelijk met Jozef hinderen gehad? Matth. 13:55, 56.

c. Heeft Jezus zijne moeder en broeders ooit hoven anderen voorgetrokken ? Matth. 12 : 46—50.

б. Is Jezus te Bethlehem gebleven?

Jozef en Maria moesten, kort na de geboorte van Jezus, het joodsche land verlaten, en naar Egypte vluchten, omdat Herodes het kind wilde dooden_

a. Wie was deze Herodes? Vgl. § 7. Antw. 23,24.

b. Hoe had Herodes iets van de geboorte onses Heeren vernomen? Matth. 2:1—8.

c. TT- aaroni wilde Herodes Jezus dooden, en waarom gelukte het hem niet? Matth. 2:9—16.

7. Is Jezus in Egypte opgevoed!\'

Op Gods bevel is Jozef met Maria en Jezus uit Egypte vertrokken naar Nazareth in Galilea. Matth. 2 : 19—23.

a. Was Nazareth eene aanzienlijke stad?

8. Zijn ons vele \'bijzonderheden uit de eerste levensjaren onzes Heeren bekend?

Van de eerste levensjaren onzes Heeren, totdat hij in het openbaar als leeraar onder zijn volk optrad, is ons zeer weinig bekend.

-ocr page 67-

65

a. Wat is ons hekend van \'s Heer en vroegste jeugd?

Luk. 2 : 40, 52.

h. Wat wordt ons van den twaalfjarigen Jezus verhaald ? Luk. 2 :42—50.

c. Zou Jezus met zijn pleegvader als timmerman werkzaam geweest zijn ? Mark. 6 : 3.

9. Hoe gedroeg Jezus zich in zijne jeugd jegens Jozef en Maria*

Jezus was in zijne jeugd zijnen ouders onderdanig. Luk. 2:51«.

10. Is Jezus onverwachts onder zijn volk opgetreden t

God heeft Johannes den Dooper gezonden, om het

Joodsche volk op de verschijning van den Messias voortebereiden.

a. Wie waren de ouders van Johannes den Dooper, en ivat zeide de engel vóór zijne gehoorte tot zijnen vader ? Luk. 1 : 5—20.

h. Was Johannes de Dooper een profeet, en werd. hij er voor gehouden? Luk. 3 : 3. Matth. 14 : 5. 21 : 26.

11. Wat deed Johannes de Dooper als iveghe-reider van den Messias?

Johannes de Dooper wekte het volk op tot he-keering, en doopte in de Jordaan allen, die met berouw over hunne zonden tot hem kwamen.

a. Hoe predikte Johannes? Mattli. 3:6-12. Luk. 3:7-18.

I). Vond hij veel gehoor hij het volk? Matth. 3:5, 6.

c. Deed hij ook wonderen ? Joh. 10 : 41.

d. Wat getuigde Johannes van Jezus? Matth. 3:11,12. Joh. 1:26—34.

e. Wat zeide de schare later van de getuigenis des doopers aangaande Jezus? Joh. 10:41.

12. Hoe is het leven van Johannes den Dooper geëindigd ?

Johannes de Dooper is door Herodes, den viervorst vau Galilea, in de gevangenis geworpen en onthoofd.

-ocr page 68-

66

a. Wie ivas deze Herodes?

h. Waarom werd Johannes de Dooper in de gevangenis geworpen en hij welke gelegenheid verloor hij het leven? Matth. 14:3—12.

c. Zag hij in zijne gevangenschap ook naar Jezus om? Matth. 11 : 2—6.\'

d. Wat zeide Jezus van Johannes den Dooper? Matth. 11 : 9—14. 17 ; 10—13.

13. Hoe oud was Jezus, toen hij in het openhaar onder zijn volk optrad?

Jezus was dertig jaren oud, toen hij, door Johannes den Dooper gedoopt, als leeraar onder zijn volk optrad.

14. Wat is bij den doop van Jezus gebeurd?

Toen Jezus gedoopt was, daalde de Heilige Geest

op hem neder, en werd eene stem uit den hemel gehoord, die zeide: Deze is mijn geliefde Zoon, in wien ik mijn welbehagen heb. Matth. 3 : lö, 17.

a. Verwonderde Johannes er zich niet over, dat Jezus door hem wilde gedoopt worden ? Matth. 3:13—15.

b. Is zulk eene stem uit den hemel later meer gehoord? Matth. 17:1—8, vgl. Joh. 12:28b.

15. Is Jezus terstond, nadat hij gedoopt was, in het openhaar opgetreden?

Jezus heeft zich, na gedoopt te zijn, veertig dagen in de woestijn afgezonderd en is aan het einde daarvan verzocht geworden door den duivel, zonder zich tot eenige zonde te laten verleiden.

a. Wat wilde de duivel, dat Jezus doen zou? Matth. 4:1—11. Luk. 4:1—13.

16. Heeft Jezus ooit gezondigd?

Jezus heeft nimmer gezondigd.

17. W«s Jezus een mensch, zooals wij zijn.

Als mensch was Jezus ons in alles gelijk, uitgenomen de zonde.

-ocr page 69-

67

18. Waarvoor wilde Jezus erkend worden?

Jezus wilde erkend worden voor den Zoon van God,

den beloofden Messias, den Zaligmaker der wereld.

19. Waartoe is Jezus in de wereld gekomen? Jezus is in de wereld gekomen, om zondaren te

behouden.

20. Is Jezus niet alleen voor de Joden in de wereld gekomen?

Jezus is door God in de wereld gezonden, opdat ieder, die in hem gelooft, het eeuwige leven hebbe. Joh. 3:16.

«. Was Jezus gekomen, om zelf onder de heidenen te arbeiden?

21. Waar heeft Jezus zich meest opgehouden, nadat hij in het openbaar was opgetreden?

Jezus heeft zich doorgaans in Galilea en Judea opgehouden, en veel in de stad Kapernaüm vertoefd. a. Kwam Jezus ook in het Overjordaanscke en in Samaria ?

h. Hoe was men te Nazareth jegens hem gezind?

Luk. 4:16—30.

c. Wanneer bevond hij zich hij voorkeur te Jeruzalem? ü2. Hoe is Jezus door zijn volk ontvangen? Velen kwamen vol vertrouwen tot Jezus, terwijl anderen zich weldra als zijne tegenstanders deden kennen,

23. Wie kwamen bij voorkeur tot Jezus?

Jezus werd vooral gaarne gehoord en gevolgd door

armen en eenvoudigen, door allen, die de waarheid liefhadden en berouw over hunne zonden gevoelden.

24. Wie trekken onder degenen, die Jezus volgden, het meest onze aandacht?

De twaalf discipelen van Jezus, die hij tot zijne apostelen of gezanten had verkozen, trekken onder zijne volgelingen het meest onze aandacht.

5*

-ocr page 70-

68

25. Hoe heeten de twaalf discipelen van Jezus?

De twaalf discipelen van Jezus heeten; Simon Petrus

en Andreas, Jakobus en Johannes, Philippus en Bartholomeus, Thomas en Mattheus, Jacobus, de zoon van Alfeus, en Judas of Thaddeus, Simon de Kananieter en Judas Iskariot.

a. Wie was Cephas (1 Kor. 15; 7), Nathanaël (Joh. 1:46), Levi (Luk. 5:27) en Lebheus (Matth. 10:3)?

h. Wat lezen wij van zeventig discipelen? Luk. 10:1.

26. Waartoe bestemde Jezus zijne twaalf discipelen?

Jezus wilde, dat zijne twaalf discipelen later als

zijne getuigen zouden optreden en het Evangelie der zaligheid zouden verkondigen.

a. Welk beroep oefenden zij uit?

h. Waarom zon Jezus juist hen gekozen hebben?

27. Wat deed Jezus, om zijne twaalf discipelen ie vormen tot zijne getuigen en gezanten?

Jezus ging vertrouwelijk met zijne twaalf discipelen om, hield hen bij zich als een kring van vrienden, en leerde hun wat zij moesten weten, om later het Evangelie te kunnen prediken.

a. Welke, drie discipelen vergezelden den Heer het meest? Matth. 17:1.

b. Bij welke gelegenheid leerde Jezus hen bidden? Luk. 11:1.

28. Waarop drong Jezus vooral aan hij zijne discipelen ?

Jezus drong bij zijne discipelen vooral aan op nederigheid, oprechtheid, waakzaamheid en zeifver-loocheuing.

29. Waartegen heeft Jezus zijne discipelen vooral gewaarschuwd ?

Jezus heeft zijne discipelen vooral gewaarschuwd tegen hoogmoed, geveinsdheid, zorgeloosheid en traagheid.

-ocr page 71-

69

30. Waardoor trok Jezus velen tot zich?

Jezus trok velen tot zich door de lieflijkheid zijner

prediking en door de heerlijkheid zijner wonderen.

31. Wat zeide men van de \'prediking omes Heer en? Men verbaasde zich over de leer van onzen Heer,

was opgetogen over zijn onderwijs, en verklaarde, dat niemand ooit zoo gesproken had. Matth. 7:28, 29. 13:54.

«. Waar predikte Jezus meestal ?

32. Heeft Jezus zich hij zijn onderwijs niet dikwijls van gelijkenissen bediend?

Jezus heeft zich bij zijn ouderwijs dikwijls bediend van gelijkenissen.

33. Waartoe dienen de gelijkenissen van Jezus? De gelijkenissen van Jezus leeren ons den aard

van het koninkrijk der hemelen kennen, en wat er te doen, te vermijden en te verwachten is voor allen, die er deel aan hebben.

«. Gelijkenissen van Jezus:

Do zaaier, Matth. 13:3—8, 13—23.

Het onkruid onder de tarwe, Matth. 13 : 21—30, 37—43.

Het vischnet, Matth. 13 : 47—50.

Het. mostaardzaad, Matth. 13:31, 32.

Het zuurdeesem , Matth. 13 : 33.

Het opschietende zaad, Mark. 4: 26— 29.

De schat in den akker, Matth. 13 : 44.

De koopman in paarlen, Matth. 13 : 45, 46.

De verontschuldigingen, Luk. 14: 16—24.

De goddelooze landlieden, Matth. 21 : 33—43. Luk. 20 : 9.

Het koninklijk hruiloftsmaal, Matth. 22:3—14.

De wijze en dwaze maagden, Matth. 25: 1—12.

De onTruchtbare Tijgeboom, Luk. 13:6—9.

De gehoorzame en de ongehoorzame zoon, Matth. 21:28—31.

De Terloven zoon, Luk. 15 : 11—32, Tg]. 4—10.

De twee schuldenaars, Luk. 7 : 41, 42.

De onbarmhartige dienstknecht, Matth. 18:23—35.

De barmhartige Samaritaan, Luk. 10:30—37.

Oe talenten, Matth. 25 : 14—30.

De tien ponden, Luk. 19: 12—27.

-ocr page 72-

70

De arbeiders in den wijngaard, Matth. 20: 1—15.

De onrechtvaardige rentmeester, Lult. 16: 1—8.

T)e rijke man en de arme Lazarus, Luk. 16 : 19—31

De rijke dwaas. Luk. 12 : 16—20.

De Pharizeer en de tollenaar, Luk. 18 : 10—14.

De onrechtvaardige rechter, Luk. 18:2—7.

h. Waarom bediende Jezus zich van gelijkenissen?

c. In welk Evangelie vinden wij geen gelijkenissen van den Heer?

34. Heeft Jezus vele wonderen gedaan?

Jezus heeft zeer vele wonderen gedaan, die evenzeer van zijne groute genade, als van zijne goddelijke macht getuigen.

a. Wat lezen wij Hand. 10 ; 38 ?

35. Waartoe moesten de wonderen van Jezus dienen?

De wonderen van Jezus moesten dienen, om het

ongeloof te beschamen en het geloof in hem te versterken, om zijne vijanden tot hem te brengen en zijne vrienden inniger aan hem te verbinden. Joh. 5:36.

36. Welke wonderen heeft Jezus gedaan?

Jezus heeft vele kranken en lijdenden genezen,

ook dooden opgewekt, en meer dan eens getoond, goddelijke macht over de natuur te bezitten.

a. Wonderen va7i Jezus:

Genezing Tnn de schoonmoeder van Petrus, Matth. 8:14, 15; Tan den zoon des hovelings te Kapernaum, Joh. 4:46; van den knecht des hoofdmans te Kapernaum, Luk. 7:2; van den kranke te Betheada, .loh. 5:5; van den waterzuchtige, Luk. 14:2, Tgl. Matth. 4:24;

van de tien melaatscheu , Luk. 17:12; van den melf.atschen

man, Matth. 8 : 2—4;

van een verlamde, Matth. 9:1—7, (Luk. 5:18,) Matth.

12: 10—13; van. de kromme vrouw, Luk. 13: 11;

van de twee blinden, Matth. 9:27—31; van den blindgeborene, Joh. 9:1; van den blinde te Bethsaïda, Mark. 8:22-—26; van Bartimeus, Luk. 18:35;

van den doofstomme. Mark. 7 : 32—37; van den bezetene, die blind en stom was, Matth. 12:22, die maanziek was, Matth. 17:14—18;

-ocr page 73-

71

yan de dochter der Kananeesche vrouw, Matth. 15:22—28; van de bezetenen in het land der Gaciarenen, Matth. 8 : 28; vgl. Matth. 8 : 16; 15 : 30, 31;

van het oor Tan Malohus, Luk. 22 : 50, 51.

Opwekking Tan het dochtertje Tan Jaïrus, Luk. 8: 41, Tan den jongeling te Naïn, Luk. 7:11; Tan Lazarus, Joh. 11:43. Wonderimre spijziging Tan de 5000 met 5 brooden en twee Tisschen, Matth. 14 : 15 — 21, Tan de 4000 met 7 brooden en eenige Tisschen, Matth. 15:32—38; verandering Tan water in wijn. Joh. 2: ]; wonderbare visehvangst. Luk. 5:4, Joh. 21:4; het wandelen op de zee, Matth. 14:22—33, Joh. fgt;:16; het stillen Tan den storm op zee, Matth. 8 : 23—26; de verdorde Tijgehoom , Matth. 21: 18, 19.

h. Welken indruk maakten de wonderen van Jezus op het volk? Matth. 12:23, 24. Joh. 11:45, 46, 53. c. Zocht Jezus door zijne wonderen opzien te vertrekken? Matth. 9:30. 12:16.

37. Hoe ontving Jezus gewoonlijk degenen, die tot hem kwamen!\'

Jezus ontving allen, die tot hem kwamen, met

zachtmoedigheid en goedertierenheid, zonder echter

hen, die bestraffing verdienden, te ontzien.

De zondares bij Simou den Pharizeër, Luk. 7 : 37. De overspelige vrouw, Joh. 8 : 3.

De moeders met hare kinderen. Matth. 19:13—15.

Maria en Martha, Luk. 10:38.

De moeder van Jakobus en Johannes, Matth. 20 : 20—28.

Zacheus, Luk. 19 : 2.

Nikodemus, Joh. 3:1.

De tollenaars , Matth. 9 : 10—13.

De Wetgeleerde, Mark. 12:28—34.

De rijke jongeling, Matth. 19:16—22, vgl. 23—27.

De Pharizeër en de Wetgeleerde, Luk. 11: 37—52.

De discipelen Tan Johannes den Dooper, Matth. 9:14—17.

De geldgierige. Luk. 12:13.

De Pharizeën met den penning, Matth. 22:15—22. De Pharizeën en de Sadduceën, Matth. 16: 1—4. De Schriftgeleerden, Matth. 15:1—11, 18—20. De Samaritaansche vrouw, Joh. 4:7.

38. Bij wien vond Jezus veel tegenstand?

Jezus vond veel tegenstand bij de aanzienlijksten

-ocr page 74-

72

des volks, bij de Overpriesters en Schriftgeleerden, bij de Pharizeën en Sadduceën, die zich meer en meer als zijne vijanden gedroegen.

o. Wie waren de Pharizeën en Sadduceën?

h. Hoe waren de broeders van Jezus jegens hem gezind? Joh. 7:5.

c. Welke houding nam Herodes, die Johannes den Doo-per gedood had, tegenover Jezus aan? Luk. 13:31.

39. Waarin toonden de tegenstanders van Jezus hunne vijandige gezindheid jegens hem?

De tegenstanders van Jezus toonden hunne vijandige gezindheid jegens hem in beleedigingen, listige aanslagen en vervolgingen van hem.

40. W aaruit is de vijandige gezindheid der tegenstanders van Jezus vooral te verklaren?

Men was vijandig gezind tegen Jezus uit haat tegen God en uit afkeer van verootmoediging, uit vijandschap tegen de waarheid en uit liefde tot de zonde.

41. Wat was er in Jezus, dat zijne vijanden vooral ergerde ^

De vijanden van Jezus ergerden zich vooral aan hetgeen hij van zichzelven zeide als Gods Zoon, en aan hetgeen hij als zoodanig deed, zonder hen eenigszins te vreezen.

42. Is de tegenstand, dien Jezus vond, niet uit misverstand te verklaren?

De tegenstand, dien Jezus vond, is niet uit misverstand te verklaren, omdat hij zeide wie h;j was, omdat hij de goddelijkheid zijner zending duidelijk bewees. eu zijne vijanden toonden hem te begrijpen.

a. Waaruit verklaarde Jezus den tegenstand zijner vijanden tegen hem? Joh. 5:40—47.

h. Hoe bewezen de vijanden van Jezus hunnen onwil en kwade trouw jegens hem? Matth. 21:23—27.

-ocr page 75-

73

43. Ontzag Jezus zijne vijanden niet om hen te winnen ?

In plaats van zijne vijanden te ontzien, zeide Jezus hun vrijmoedig de waarheid, ofschoon hij niets deed om hen te verbitteren.

44. Waarom zocht Jezus zijne vijanden niet te behagen?

Jezus was niet gekomen, om zijne eigene eer te zoeken, maar om den wil zijns Vaders te volbrengen.

45. Wat heliben de vijanden des Heer en eindelijk weten te bewerken?

De vijanden des Heeren hebben eindelijk weten te bewerken, dat hij gevangen is genomen, als godslasteraar ter dood is veroordeeld, en als oproermaker is gekruisigd.

46. Verwachtte Jezus, dat hij in de handen zijner vijanden zou vallen?

Jezus heeft voorzegd, dat hij zou lijden en sterven, en wist wat hem overkomen en wie hem verraden zou. Matth. 16 : 2JL; 26 : 20—25. Vgl. Joh. 6 : 64b.

a. Hoe werd de voorzegging van zvjn lijden en sterven door zijne discipelen opgenomen? Matth. 16:22, 23; 17 : 23b.

h. Heeft Jezus meer voorzegd, dan dat hij lijden en sterven zou? Matth. 24. Luk. 21 : 5.

c. Wat wist Jezus behalve de toekomende dingen meer, zonder dat men het hem bekendmaakte? Joh. 2:24,25.

47. Wat deed de vijanden van Jezus eindelijk het besluit nemen, om zich van hem meester té maken?

Daar het getal van hen, die Jezus volgden, al grooter en grooter werd, besloten zijne vijanden hem uit den weg te ruimen. Joh. 11:47.

a. Wie drong onder de vijanden van Jezus vooral op zijn dood aan? Joh. 11:49, 50.

-ocr page 76-

74

}), Welk plan maakten de vijanden van Jezus eerst, om hem ter dood te brengen? Matth. 26:3—5.

c. Wat is er met den Heer kort voor zijnen dood gebeurd te Bethanië? Joh. 12:1-8. Matth. 26:12,13.

d. Jfraf lezen wij van den luistervollen intocht des Heer en in Jeruzalem? Luk. 19:28—40.

48. yVaardoor is het aan de vijanden van Jezus gelukt, hem in hunne macht te hijgen?

Het is aan de vijanden des Heeren gelukt, hem in hunne macht te krijgen, door dat, hij zich niet aan hen onttrok, maar vrijwillig liet gevangen nemen.

49. Wat deed Jezus den avond, voordat hij gevangen genomen werd?

Jezus heeft, den avond voor zijne gevangenneming, het Pascha met zijne discipelen gegeten, het Avondmaal ingesteld en nog zeer veel tot hen gesproken.

a. Wat is er vóór en aan den Paaschmaaltijd gebeurd? Luk. 22:7-13. Joh. 13:3-17. vgl. Luie. 22:24-30.

b. Hoe is het Avondmaal ingesteld? Matth. 26:26-28.

c. Wat heeft Jezus na de instelling van het Avondmaal nog tot zijne discipelen gezegd? Joh. 14—16.

d. Welk gebed heeft de Heer daaroplatenvolgen? Joh. 17.

50. Waar is Jezus gevangen genomen?

Jezus is gevangen genomen in den hof Gethse-mane, nadat hij daar eene groote benauwdheid der ziel had doorgestaan.

a. Ging Jezus alleen naar en in den hof Gethsemam? Matth. 26 : 36 , 37.

b. Wat voorspelde Jezus op den weg naar Gethtsemane aan Petrus? Matth. 26:30—35.

e. Wat lezen wij van de zielsbenauwdheid onzes Heeren in Gethsemane ? Matth. 26:38-45. Luk. 22:40-44.

51. Door wie is Jezus gevangen genomen?

Jezus is gevangen genomen door eene bende,

welke zijne vijanden op hem hadden afgezonden, en die geleid werd door Judas Iskariot.

-ocr page 77-

75

a. Voor hoeveel had Judas aangenomen, den Heer aan zijnevijandenoverteleve\'ren?ïjvk.22:3-ü.\'M.aXt\\\\.2()-.lb.

h. Heeft Judas ook berouw c/ehad over zijne miudaad? Matth. 27 : 3—10. Hand. 1 : 18, 19.

c. Wat zou Judas bewogen hebben, den Heer aan zijne vijanden te verraden ?

d. Hoe ontving Jezus de bende, die op hem afgezonden was? Joh. 18:4—9. Matth. 26:55. Luk. 22:52, 53.

e. Wie heeft in Gethsemane eene poging gedaan, om Jezus te verdedigen? Joh. 18 : 10.

ƒ. Wat zeide Jezus, toen Petrus zijn zwaard had getrokken? Joh. 18:11. Matth. 26:52—54.

52. Waarheen heeft wen Jezus gebracht, nadat hij gevangen was genotnen ?

Jezus is voor den Joodschen raad gebracht, daar valsch beschuldigd, als godslasteraar ter dood veroordeeld en schandelijk mishandeld.

a. Wat vroeg men den Heer in den Joodschen raad, waarvan beschuldigde men hem, en wat antwoordde hij? Joh. 18:12—14, 19—24. Matth. 26:59—64.

b. Waarom noemde men Jezus een godslasteraar? Matth. 26 : 63—66.

c. Aan ivelke mishandeling stond Jezus bloot voor den Joodschen raad? Matth. 26:67, 68.

d. Hoe gedroeg Petrus zich, terwijl Jezus door den Joodschen raad verhoord werd? Matth. 26;69—75, vgl. Joh. 18:15—18, 25—27.

53. Heeft de Joodsche raad het doodvonnis aan den Heer Jezus voltrokken ?

Daar de Joden aan de Romeinen onderworpen waren, is Jezusgebrachtvoor denrechterstoel van den Romein-schen Landvoogd Pontius Pilatus. Job. 18:28—32.

54. Wat is met Jezus gebeurd voor den rechterstoel van Pilatus ?

Jezus is bij Pilatus door de Joden beschuldigd als oproermaker, maar door den Romeinschen Landvoogd meer dan eens voor niet schuldig verklaard.

-ocr page 78-

76

a. Welk gesprek hield Pilafus eerst met Jezus?

Joh. 18 : 33—38.

i. Tot wien zond Pilatus den Heer? Luk. 23:5-12.

55. Heeft Pilatus den Heer vrijgesproken!\' Ofschoon Pilatus verklaarde, geen schuld in Jezus

te vinden, heeft hij hem toch laten geeselen en daarna ter kruisiging overgegeven.

a. Deed Pilatus niets, om Jezus in vrijheid te stellen? Luk. 23:13—16. Matth. 27:15—23. Joh. 19; 1—5.

b. Aan welke mishandeling stond Jezus hij Pilatus Moot? Matth. 27 : 27—30.

c. Waarom ontsloeg Pilatus den Heer niet? Joh. 19:12. Mark. 15:15.

d. Zou de Heer den Romeinschen landvoogd zonder veel moeitt hébben kunnen bewegen, om hem los te laten? Joh. 19:6—11.

e. Wit hebben de, Joden en wat heeft Pilatus verklaard met betrekking tot den dood van Jezus? Matth. 27:24,25.

56. Waar is Jezus gekruisigd ?

Jezus is gekruisigd op den heuvel Golgotha, oij Jeruzalem, tusschen twee boosdoeners.

«. Wat is het eigenaardige van de kruis straf.

b. Wat heeft Jezus gezegd en wat is met hem gebeurd op den weg naar Golgotha ? Luk. 23:26—28.

c. Wat bood men Jezus op Golgotha aan? Matth. 27 :33, 34.

d. Wat deed men met de kleederen van Jezus? Matth. 27 : 35.

e. Welk opschrift stond amp;p het kruis van Jezus ? Joh. 19 :19—22.

57. Heeft Jezus nog iets gezegd, terwijl hij aan het kruis hing?

Jezus heeft, terwijl hij aan het kruis hing, zevenmaal gesproken.

a. De zeven kruiswoorden:

1. Vader, rergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. Luk. 23 : 34.

-ocr page 79-

77

2. (Tot Maria:) Vrouw, zie, uw zoon; (tot Johannes0 Zie uwe moeder. Joh. 19:26, 27. \'

3. Voorwaar zeg ik u, heden zult gij met mij in het Paradijs zijn. Luk. 23: 43. J

4. Mijn G-od, mijn God, wirnrom hebt gij mij verlateu3 Matth. 27 ; 46.

5. Mij dorst. Joh. 19:28.

6. Het is volbracht. Joh. 19:30.

7. Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest. Luk. 23:46.

58. Heeft Jezus veel moeten lijden op Golgotha?

Behalve de smarten van het kruislijden, heeft Jezus

op Golgotha veel smaad, hoon en bespotting van zijne vijanden moeten verdragen. Matth. 27:39_43.

59. Heeft Jezus mets gedaan, om aan den dood ie ontkomen!\'

Jezus heeft evenmin voor den Joodschen raad als in Gethsemane, evenmin op Golgotha als bij Pilatus, iets gedaan om zich te verlossen.

60. Is het van groot belang voor ons, dat Jezus zich niet aan het lijden en sterven heeft onttrohlcen ?

Indien Jezus zich aan het lijden en sterven onttrokken had, zou hij den wil zijn Vaders niet hebben volbracht, en nu niet de Zaligmaker van zondaars zijn.

bl. Hoelang heeft Jezus aan het kruis geleden?

Jezus heeft van des morgens negen uur tot ruim drie uur des namiddags aan het kruis geleden, totdat hij stierf.

a. Wat is gebeurd, toen Jezus den geest aaf? Matth. 27 ; 51—54. Luk. 23 : 47 , 48.

h. Op weihen dag is Jezus gestorven, en welke dag is thans gewijd aan de gedachtenis van zijnen dood?

62. Hoe heeft Jezus zich onder al zijn lijden gedragen?

Jezus heeft al zijn lijden doorgestaan met volkomen zelfverloochening, zachtmoedigheid en geduld, altijd volmaakt in het doen van den wil zijns Vaders.

-ocr page 80-

78

a. Waartoe is Jezus gestorven? Matth 26:28. Ro^:25-h. Wat is voor ons te leeren uit wjse, wa i

Jezus geleden heeft? 1 Petr. 2:21—23. 63. Wrf heeft men met den Heer Jezus gedaan,

nadat Hij gestorven was ? , ,, .

Nadat onze Heer gestorven was , hebben twee

van ziine vrienden hem, met toestemming van i ,

afgenomen van het kruis en in een faf f lef quot;

1 ZouJezusioelimarlijkgestorvenzvn? Joh. 19_3l-3o.

6. Door wie is Jezus hegraven? Matth. 27 . 57 60.

c. Wat hébben de vijanden van Jezus aan zijn g-) af gedaan? Matth. 27:62 66.

64 Is Jezus in het graf gebleven!\'

Nadat Jezus des vrijdags avonds begraven was,ishij, des zondagsmorgens vroeg, opgestaan uit dea dooc.

a. Wat is er merkwaardigs bij de opstanding va Jezus gebeurd? Matth. 28:2 4. g

b. Wie vernamen het eerst, dat Jezus opgestaan was. AT ffh 28 * 1 5_8, Luk. 24 11—l\'J*

C. Wanneer vieren wij heffeest van1 s Heer en opstanding?

65. Wie hebben Jezus na zijne opstanding levend

tip\'y\'i P}\\ ^ • •

Jezus is na zijne opstanding verschenen aan zijne

elf discipelen en aan anderen onder zijne volgelingen.

a Verschijningen van Jezus na zijne opstanding: Aan Maria Magdalen*, Joh. 20:1-18. eu aan de yrouweu,

Matth. 28 : 9, 10. ,. .

Aan Petrus, Luk. 24 : 34 1 Kor. la: o.

Aan de Emmaüsgangers Luk. 24 r ,i4 . 36__45.

Aan de tien discipelen, Joh. 20.1» ^

Aan de elf discipelen. Joh. 20:24 2J.

Aan de zeven discipelen bij de zee van libena ,

Aan\'dt\' discipelen\' in Gaülea, Matth. 23:16-18. Mark.

16: 16—18. Vgl. 1 Kor. 15:6.

Aan Jakobus, 1 Kor. la:?.

-ocr page 81-

79

h. Had Jezus voorzegd, dat hij uit den dood zou opstaan?

e. Hebben de vrienden van Jezus verwacht, dat hij zou opstaan uit den dood, en geloofden zij terstond, dat hij opgestaan was?

d. Waarom is Jezus niet aan zijne vijanden verschenen?

e. Welk gerucht hebben de vijanden van Jezus na zijne opstanding verspreid? Matth. 28:11—15.

66. Hoelang heeft Jezus na zijne opstanding nog op deze aarde vertoefd?

Jezus is op den veertigsten dag na zijne opstanding ten hemel gevaren, voor de oogen van zijne elf discipelen, op den Olijfberg bij Jeruzalem. Hand. 1:3—11.

67. Wat heeft Jezus aan zijne discipelen in last gegeven, voordat hij de aarde verliet?

Jezus heeft vóór zijne hemelvaart zijne discipelen geboden, het Evangelie aan alle volken te prediken, en den doop ingesteld voor allen, die belijden zouden in Hem te gelooven. Mark. 16:15. Matth. 28:19.

68. Is Jezus niet te vroeg van deze aarde weggegaan?

Toen Jezus ten hemel voer, had hij volkomen

volbracht al wat de Vader hem op aarde te doeu gegeven had.

69. Moeten wij ons verblijden over de hemelvaart van onzen Heer?

De hemelvaart van onzen Heer is zijne verhooging in heerlijkheid, tot heil van zondaars.

«. Zou het niet beter zijn geweest, dat Jezus op aarde was gebleven? Joh. 16:7. Matth. 28:18, 20.

b. Waarmede mogen zij, die in den Heer Jezus gelooven , zich vertroosten, als zij aan zijne hemelvaart denken? Joh. 14:3. 17:24.

70. Is er na Jezus geen meer volkomen Zaligmaker voor zondaren te verwachten?

Jezus is de eenige en volkomen Zaligmaker van

-ocr page 82-

80

zondaars. Die in Hem gelooft zal zalig worden.

Hand. 16:31. 1 Tim. 2:5b.

------

§ 9.

VAN DE UITSTOETINGt DES HEILIGEN GEESÏES TOT DE VERWOESTING VAN JEKUZALEM.

(Tot het jaar 70 na Christus.)

(De Handelingen der Apostelen.)

1. Wat is er gebeurd op den tienden dag na de hemélvaari van Jezus!\'

Op den tienden dag na de hemelvaart van Jezus is de Heilige Geest te Jeruzalem uitgestort op de apostelen.

a. Waarom bevonden de apostelen zich op den tienden dag na de hemelvaart van Jezus te Jeruzalem? Hand. 1:4, vgl. Luk. 24 : 49.

h. Door welke teekenen werd de uitstorting van den H. Geest vergezeld ? Hand. 2 : 2—4.

c. Wie was in de plaats van Judas Iskariot tot apostel gekozen? Hand. 1 : 15.

d. Op welk feest der Joden is de H. Geest uitgestort, en wanneer vieren wij het feest van die uitstorting?

e. Wie waren het eerst getuigen van de werking des H. Geestes in de apostelen, en welken indruk maakte zij ? Hand. 2 ; 5—13.

2. Waren de Apostelen voorbereid op de uitstorting van den Heiligen Geest?

De Heer Jezus heeft vóór zijnen dood de komst des Heiligen Geestes beloofd aan zijne discipelen. Joh. 14:16, 17, 26. 16:7. Hand. 1:5, 8.

3. Waar is het Evangelie gepredikt na de uitstorting van den Heiligen Geest.\'\'

Na de uitstorting van den Heiligen Geest is het

-ocr page 83-

81

Evangelie gepredikt eerst onrler rle Joden, daarna onder de Heidenen.

a. Wat heteekent het woord Evangelie?

b. Wie heeft na de uitstorting van den H. Geest het eerst te Jeruzalem het Evangelie gepredikt? Hand. 2:14—36, 38—40.

4. Werd er spoedig eenn Christelijke gemeente te Jeruzalem gevestigd!\'

Op den dag der uitstorting van den Heiligen Geest werden velen te Jeruzalem gebracht tot het geloof in den Heer Jezus, en binnen kort was daar eene bloeiende gemeente. Hand. 2:\'61, 41—47. 6:7.

a. Wat lezen wij van den eersten toestand der Je-ruzalemsche gemeente? Hand. 4:32—35.

b. Wat is er gebeurd met Ananias en Saffira ? Hand. 5 : 1 —11.

c. Wanneer en waarom zijn de eerste diakenen verkozen? Hand. 6:1—6.

5. Deden de apostelen ook wonderen ?

De apostelen deden vele teekenen en wonderen, zoodat zij in groote eer waren bij het volk. Hand. 5 : 1\'2 —16.

a. Welk wonder heeft Petrus aan een kreupelen man te Jeruzalem gedaan? Hand. 3: 1—8.

b. Wat is op dit iconder gevolgd? Haud. 3:9—26.

6. Vond de Evangelieprediking geen tegenstand onder de Joden ?

Vele Joden geloofden in den Heer Jezus, maaide Joodsche raad vervolgde spoedig de Apostelen.

a. Wat overkwam Petrus m Johannes? Hand. 4 :1—7.

h. Wat overkwam al de Apostelen ? Hand. 5 : 17—28.

7. Werden de apostelen bevreesd, toen zij vervolgd werden ?

De apostelen hebben met vrijmoedigheid en standvastigheid de tegenstanders huns Heeren wederstaan,

6

-ocr page 84-

82

en God meer gehoorzaamd dan de menschen. Hand. 4 : 8—20. 5 : 29—32 , 41, 42.

a. Wat zeide Gamaliel tot de vervolgers der apostelen? Hand. 5:33—40.

8. Wie werd het eerst ter dood gebracht om zijne ielijdenis van Jezus?

Stephanus, een der eerste diakenen te Jeruzalem, is door de Joden gesteenigd om zijne belijdenis van Jezus, en alzoo de eerste Christenmartelaar geworden.

a. Waarvan is Stephanus hesclmldigd, wat zeide hij ter zijner verdediging, en hoe is hij in den dood gegaan ? Hand. 6:8—7 : 60.

9. Stond de Jeruzalemsche gemeente ook aan vervolging Noot!\'

Kort na den dood van Stephanus ontstond eene groote vervolging tegen de Christenen te Jeruzalem, zoodat zij door Juclea en Samaria verstrooid werden. Hand. 8 :1.

10. Leed de gemeente des Hceren niet veel schade door de vervolging der Jeruzalemsche Christenen?

Daar de Christenen, die door de vervolging verstrooid werden, het Evangelie buiten Judea en buiten Palestina verkondigden, was die vervolging voor-deelig voor de uitbreiding der gemeente. Hand. 8:4.

11. Door ivien is het Evangelie gepredikt onder de Samaritanen?

Het Evangelie is in Samaria gepredikt door Phi-lippus, een der eerste Jeruzalemscbe diakenen, en elders onder de Samaritanen door Petrus en Johannes. Hand. 8:5, 14, 15, 25.

a. Wat is te Samaria voorgevallen met zekeren Simon? Hand. 8:9—-13, 18—24.

h. Wat wordt ons bericht van zekeren hofheamlte der Ethiopische koningin Candace ? Hand. 8 : 26—39.

-ocr page 85-

83

c. \' Werden er eerlang vele Christelijke gemeenten in het Joodsche land gevonden? Hand. 9:31.

12. Door wien is het Evangelie het eerst onder de Heidenen verkondigd ?

Petrus heeft het eerst het Evangelie onder de Heidenen verkondigd, en wel aan denRomeinschen hoofdman Cornelius te Cesarea, door wien hij daartoe was aangezocht.

a. Wat is met dezen Cornelius uebeurd\'4 Hand. 10: 1—8.

h. Zou Petrus uit zichzélven tot de Heidenen ge-qaan zijn met de vredïkinq van het Evangelie? Hand. 10:9—16.

c. Hoe ontving Petrus het aanzoek van Cornelius? Hand. 10 : 17—23.

d. Wat heeft Petrus te Cesarea gedaan? Hand. 10 : 24—48.

e. Wat had Petrus te Joppe gedaan? Hand. 9 : 36—43.

13. Welken indruk maakte het op de Christenen te Jeruzalem, dat Petrus het Evangelie aan de Heidenen had gepredikt!\'

Toen Petrus aan de Christenen te Jeruzalem verhaald had, wat met Cornelius te Cesarea voorgevallen was, verheerlijkten zij er God om. Hand. 11: 1, 18.

14. Wie heeft vooral als apostel der heidenen gewerkt ?

Een der hevigste vervolgers van de eerste Christenen, Saulus genaamd, is door den Heer Jezus tot de prediking van het Evangelie onder de Heidenen geroepen.

a. Waar was Saulus geboren en opgevoed ? Hand. 22:3, vgl. 26—28. Kom. 11:1.

h. Bij welke gelegenheid vinden wij het eerst melding van hem gemaakt? Hand. 7:58b. 8:1.

-ocr page 86-

84

c. Hoe hewees hij vóór zijne bekeering zijne vijandschap tegen de Christenen? Hand. 8:3. 9:1.

d. Hoe spreekt Paulus, de apostel over den tijd, die aan zijne bekeering vooraf was gegaan? Gal. 1:13, 14. 1 Kor. 15:9. 1 Tim. 1:13.

15. // aar is Saulus bekeerd geworden ?

Saulus is bekeerd geworden op den weg naar Da-

maskus, en daarna onder den naam van Paulus vele jaren iu den dienst des Heeren werkzaam geweest als apostel der Heidenen.

a. Waarom ging Saulus naar Damaskus? Hand. 9:1,2.

b. Wat overkwam hem op den weg naar Damaskus, hoe gedroeg hij zich daarbij, en tot wien heeft hij zich moeten hegeven in die stad? Hand. 9: 3—19, vgl. 22:6—16.

c. Waar heeft hij het eerst Christus gepredikt? Hand. 9 : 20—22.

d. Aan welk gevaar is hij te Damaskus ontkomen ? Hand. 9:23—25, vgl. 2 Kor. 11:32, 33.

e. Welken indr uk maakte de bekeering van Saulus op de Christenen? Hand. 9 : 21, 26—28. Gal. 1:22—24.

f. Van wien heeft Paulus den inhoud zijner prediking ontvangen? Gal. 1:11, 12.

16. Wat heeft Paulus voor de uitbreiding van het koninkrijk Gods gedaan ?

Paulus heeft, zoowel op groote reizen, als door brieven aan Christelijke gemeenten, veel in den dienst van het Evangelie gearbeid.

a. Hoevele groote reizen heeft hij ten dienste der Evantjelieprediking ondernomen? Hand. 13 : 1. 15:3\'6. 18:23.

b. Welke brieven zijn ons van Paulus bewaard gebleven ?

17. IVaar heeft Paulus het Evangelie buiten Palestina gepredikt ?

-ocr page 87-

Paulus heeft vooral in Klein-Azië, Macedonië eu Griekenland, het Evangelie gepredikt,

a. Wat deed hij te Antiochiêin Pisidië, Hand. 13:14» en wat wedervoer hem te Lystre? Hand. 14 :8—20-

h. Wat bewoog hem, naar Macedonië te gaan? Handle : 8—10.

e. Waar heeft hij het eerst in Europa het Evangelie gepredikt? Hand. 16 : 12.

d. Wat wedervoer Paulus en Silas te Philippi ? Hand. 16 : 14—40.

e. Hoe werden Patdus en Silas te Thessalonika en Berea ontvangen? Hand. 17 : 1—14.

f. Wat deed Paulus te Athene, Hand. 17 : 15—34, te Korinthe, 18 : 1—18, te Efeze, 19 : 1—20: 1, te Troas, 20:7—12, ie Milete, 20:17—38?

18. Wds er geen gemeente van Christenen uit de Heidenen, voordat Paulus onder de Heidenen werkte!\'

Te Antiochië in Syrië was eene gemeente van Christenen, voornamelijk uit de Heidenen, gesticht door sommigen van de verstrooiden uit Jeruzalem. Hand. 11 : 19—2b.

a. Waar zijn de belijders van Jezus het eerst Christenen genaamd? Hand. 11 : 26.

19. Waarom weidde Paulus zich niet aan de Evangelieprediking over de Joden?

Paulus zou zich gaarne aan de Evangelieprediking onder zijn volk gewijd hebben, maar de Heer wilde, dat hij tot de Heidenen zou gaan.

a. Wat is tusschen den Heer Jezus en Paulus voorgevallen met betrekking tot deze zaak ? Hand. 22 : 17—22.

h. Smartte het Paulus niet, dat de meeste Joden den Heer Jezus hieven verwerpen? Kom. 9:1—3. 10:1.

20. Heeft Paulus zich in het geheel niet tot de Joden gewend met de prediking van het Evangelie ?

-ocr page 88-

86

Paulus wendde zich doorgaans heteersttotde Joden, maar zij hebben hem meestal tegengestaan en vervolgd.

a. Wanneer is de vervolging der Joden tegen Paulus begonnen ? Hand. 9 : 23.

I). Wat zeiden Paulus en Barnabas tot de Joden te Antiochië? Hand. 13:46, 47.

c. Wat zeiden de Joden van Paulus, Hand. 24:5, en tcat zeide Paulus van de Joden, Rom. 10: 2, 3?

21. Wie zijn inzonderheid als medearbeiders van Paulus beroemd?

Ouder de medearbeiders van Paulus verdienen vooral Barnabas, Silas,Tiniotheus enTitus genoemd te worden.

a. Wat is ons bekend van Johannes Markus en Lukas?

22. IFai was de hoofdinhoud der prediking van Paulus^

De hoofdinhoud der prediking van Paulus was de rechtvaardiging uit het geloof in den Heer Jezus en niet uit de werken der wet.

23. Is Paulus altijd aan de vervolging zijner vijanden ontkomen ?

Paulus is eindelijk te Jeruzalem in de handen dei-Joden gevallen, en zou door hen gedood zijn, indien hij niet door de Romeinen gered en naar Cesarea gevoerd was.

a. Wie had aan Paulus voorspeld, dat hij te Jeruzalem cjebonden zou worden? Hand. 21 : 10, 11.

b. Aarzelde, Paulus niet, naar Jeruzalem te gaan ? Hand. 21 : 12—14.

c. Wat deed hij na zijne aankomst te Jeruzalem? Hand. 21 : 17—26.

d. Waarmede is de vervolging der Joden tegen Paulus te Jeruzalem begonnen en waartoe leiide zij? Hand. 21 : 27—39.

e. Wat heeft Paulus ter zijner verdediging gezegd tot de Jeruzalemsche Joden, Hand. 22 : 1, en in den Joodschen raad, Hand. 23 : 1—10?

-ocr page 89-

87

f. Hoe versterkte en vertroostte de Heer Jezus den apostel te midden der verdrukking, waarin hij zich te Jeruzalem bevond? Hand. 23:11.

g. Welke samenzwering maakten de Joden tegen Paulus en hoe ontkwam hij het gevaar? Hand. 23:12—35.

24. Is Paulus te Cesarea in vrijheid gesteld?

Paulus is te Cesarea twee jaren gevangen gebleven,

daar verhoord door de Romeinsche landvoogden Felix en Festus, en ten laatste naar Eome opgezonden.

a. Wat is te Cesarea met Paulus gebeurd bij het eerste verhoor, Hand. 24 : 1—23, daarna voor den rechterstoel van Felix. 24—27, vervolgens onder FesUis en in tegenwoordigheid van koning Agrippa, 25 :1—26 ; 3i ?

b. Waarom is Paulus niet vrijgesproken, maar naar Rome gezonden? Hand. 26:32; vgl. 25:9—12.

25. Hoe is het Paulus te Rome gegaan?

Paulus bleef te Rome in verzekerde bewaring,

arbeidde er naar zijn vermogen tot uitbreiding van het Koninkrijk Gods, en is er later onthoofd.

a. Wat is Paulus op zijne reis van Cesarea naar Home wedervaren? Hand. 27 : 1—28 : 15.

h. Wat onderrond en tvat deed hij te Rome? Hand. 28: 16—31.

c. Welke brieven heeft hij uit Rome geschreven?

26. Verhief Pavlus zich niet op hetgeen hij als apostel des Heer en was en deed?

Paulus noemde zich den minste der Apostelen, en verklaarde, dat hij al wat hij was te danken had aan Gods genade. 1 Kor. 15:9, 10.

a. Hoe werd Paulus door den Heer beschut tegen zelfverheffing ? 2 Kor. 12 : 1—10.

27. ïï\'as er eensgezindheid tusschen Paulus en de andere apostelen?

Paulus en de andere apostelen hebben met elkander in eenheid des geestes en der liefde gearbeid. Gal. 2:9.

-ocr page 90-

88

-

a. Wat is er voorgevallen tusschen Paulus en Petrus te Aniiochië? Gal. 2 : 11—14.

28. Weten wij veel van de lotgevallen dor twaalf apostelen na de viistortivg van den Heiligen Geest!\'

Van Petrus, Johannes en Jakobus weten wij zeer weinig, van de overigen wordt ons in de Handelingen der apostelen niets bericht.

a. Wat weten wij van Petrtis en Johannes? Vgl. vraag 6. Hand. 12 : 3—12. 15; 7. 1 Petr. 5 :13. Openb. 1; 9.

b. Wat weten wij van Jakobus, den zoon van Zebe-deus? Hand. 12:1, 2.

c. Wat wordt ons verhaalt van Jakobus, den broeder des Heer en ? Hand. 15:13. 21; 18. Gal. 2:9.

d. Van wie zijn de zoogenaamde algemeens zendbrieven afkomstig ?

29. Welke waren de twee aanzienlijkste Christelijke gemeenten in de dagen der apostelen?

In de dagen der apostelen waren de gemeenten te Jeruzalem en te Antiochië in Syrië de twee aanzienlijkste gemeenten.

30- aar door heeft de Jeruzalemsehe gemeente opgehouden te bestaan\'/

De Jeruzalemsehe gemeente hield op te bestaan bij de belegering en verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen, ia het 7Ue jaar onzer jaartelling.

31. H\'as de verwoesting van Jeruzalem iets onverwachts voor de Christenen ?

De Heer Jezus had voorzegd, dat Jeruzalem zou verwoest worden. Luk. 19:41—44. 21:20—22. Matth. 24:20—52.

32. Wat is er nan de Joden geworden na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen?

Na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen ziju de Joden verspreid over de geheele aarde, tot straf voor hunne verwerping van den Messias.

Iff\'

ïl

-ocr page 91-

89

33. Hoe is het gegaan met de Christenen, na de verwoesting van Jeruzalem?

Na de verwoesting van Jeruzalem zijn de Christenen vermenigvuldigd onder de Heidenen, ofschoon zij eerst nog langen tijd zeer door hen verdrukt zijn geworden.

34. Welken dag de?- week hebben de Christenen reeds vroeg afgezonderd tot christelijken rustdag?

Reeds zeer vroeg is de eerste dag der week dooide Christenen als rustdag afgezonderd. Joh. 20 : \'26. Hand. 20:7. 1 Kor. 1G; 2. vgl. Openb. 1:10.

a. Waarom is de Zondag daartoe gekozen?

35. Is het niet te vreezen, dat de Christenen eens van de aarde zullen worden uitgeroeid dooi- de vijanden des Heer en?

De Heer Jezus heeft alle macht in hemel en op aarde, en draagt als het hoofd zijner gemeente zorg, dat zij bloeit en zich al meer en meer uitbreidt.

36. Welke geschiedenis moet als het vervolg van de liijbelsche geschiedenis beschouwd worden ?

De geschiedenis der Christelijke Kerk op aarde moet beschouwd worden als het vervolg van de Bij-belsche geschiedenis.

«. Waarom is de geschiedenis der Christelijke Kerk op aarde voor ons zoo hoogst belangrijk?

b. Hoelang bestaat de Christelijke Kerk nu reeds, wat tv eet gij van hare geschiedenis te verhalen, in hoeveel tijdvakken wordt die geschiedenis verdeeld , welk gedeelte van de geschiedenis der Christelijke Kerk boezemt u het meeste belang in?

ei-le, as.

-C-3-0-----

-ocr page 92-

PSALM 22: lé.

Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond.

Haast wendt het zich tot God met hart en mond, En waar men ooit de wildste volken vond,

Zal God ontvangen Aanbidding, oer en dankbre lofgezangen;

Want Hij regeert en zal zijne almacht toonen. Hij heerscht, zoover de blindste heidnen wonen, Tot hem bekeerd.

GEZANG 155 : 2, 3.

Jezus wil zijn roem verhoogen,

Jezus, Gods en \'s menschen Zoon. In zijn hand is alvermogen,

Menschenliefde omringt zijn troon. Welk een stof tot lof en vreugd! Hemel, aarde, weest verheugd!

Ja, wij zien ontelbre scharen

Luistren naar zijn liefdestem;

Hier beschaafden, daar barbaren,

Vrijen, slaven, dienen Hem.

Dalen rijst, zinkt, bergen, neer! Baant den weg voor onzen Heer!

--=0lt;gt;C=--

-ocr page 93-
-ocr page 94-

Bij (if Uitgevers dezes is van den zelf a tn Schrijver mede uitgegeven:

gt; DE LEER DER ZALIGHEID.

LIilIDDR_A.AU bij katechetisch onderwijs en onderzoek der christelijke waarheid.

f 0.20.

1)E LEEE DEE ZALIGHEID.

Veramp;orte luciddraad

VOOE KATECHETISCH ONDEE.WXTS,

TEN BEHOEVE M iINGEOEFEHOEN.

/0.121.

VERKORTE

HANDLEIDING BIJ HET ONDERWIJS

IN DE

BIJBELSCHE GESCHIEDENIS.

f 0.15.