204
yW\'
U^0
,ugt;v
■ \\./gt;,;1 w^.
Schrijver van „Keizer Wilhelm ex zijne Reoeerixc»,quot; „Prins Bismarck,quot; enz.
W. GOSLER \'IE HAARLEM-.»; ^ 0if 1888.
:0\\
TYP. VAN H. C. A. TH1EME TE NIJMEGEN.
y O O RRE D E,
Be hladzyden, welle hier volgen en waarin getracht wordt de historische figuur van Keizer F r i: d e r i k te schetsen, zyn de vrucht onzer bijzondere belang stelling voor een Vorst, die aan allen sympathiek is geworden door zyn kar aid er en zijn rampspoed.
Zijne regeering heejt slechts geloopen over enkele maanden, maar als Kroonprins van Pruisen en van Bidtschland had hij, den troon beklimmende, een verleden van ruim een kwarteeuw achter zich, waarvan het groote publiek alleen de buitenzijden kent, terwijl zijn huiselijk en zijn geestesleven, zijn bij voortduw op het hoogere gerichte handel en wandel, kortom, al datgene wat den waren mensch stempelt, schier in het duister gehuld gebleven is.
En wie dit aantrekkelijk beeld aldus teekenen ivilde, zou onvolledig blijven, wanneer hij de edele vrouw veronacht-
zaamde, ivier gedachten en gevoelens zoo innig met die van haren gemaal overeenstemmen. Beider levens zijn inderdaad zoo nauw te zamen gevlochten, dat de geschiedschrijver der toekomst nooit van Frederik III zal hunnen verhalen of hij lascht er de lotgevallen van Victoria doorheen.
Be Tiwaal, die dezen heminnelijken souverein gedurende zijn laatste jaar teisterde, heeft zich eilaas! onverbiddelijk betoond. In de volle kracht van zijn iverkzaam, nog onnoemlijk veel belovend leven is hij bezweken. Het boek, dat zijne kortstondige regeering inleidde als eene schoone, verheffende bladzijde, is onvoltooid gebleven: moge zi/n zoon ons b[/ de lezing hetzelfde genot doen smaken, ten einde toe.
Sghr. en Vekt.
iis.
(1831-1858).
I.
I.
De jeugd van den prins tusschen twee Fransche revoluties. — De legithnistische geest te Berlijn. — De hertog van Orleans en koning Frederik-Willem III. — De ouders van prins Frederik-Willem. — Vrouwelijke leiding. — Militaire opleiding. — Systeem van opvoeding van de prinses van Pruisen. — De onderwijzers. — Brief van de prinses van Pruisen aan een speelmakker van haar zoon. — De revolutie te Berlijn van 1848. — Leven van afzondering van de vorstelijke familie. — Meerderjarigheid van den prins. — Zijn vader stelt hem als officier aan de troepen voor. — Toespraak van koning Frederik-Willem IV. — Eerste redevoeringen van den prins. — De prins wordt naar de universiteit te Bonn gezonden.
De jeugd van hem, wiens beeld wij met de hem kenmerkende trekken in dit boek wenschen te schetsen, wordt om zoo te zeggen begrensd door de twee Fransche revoluties van 1830 en van 1848. Beide hebben hare terugwerking gehad in Duitschland: de eene door het sinds 1815 onderdrukte en ingedommelde liberalisme op te wekken ; de andere door de
DR PRINS.
tronen te doen waggelen en de begeerte naar nationale eenheid als te belichamen.
De Juli-revolutie had zoowel de wettige souvereinen van den Bond als het Duitsche patriotisme verontrust: de Julimonarchie tastte het beginsel aan, waarop de rechten van de eersten rustten, en scheen te gelijker tijd, voor hare eigene bevestiging en om zich afleiding naar buiten te bezorgen, eene poging te moeten wagen om den Rijn, dien men ten gevolge van den val van het Napoleontische keizerrijk verloren had, als grens voor Frankrgk te herwinnen. In Berlijn bestond eene ultra-legitimistische oorlogspartij, welke krachtig werd gesteund door den kroonprins, die later koning is geworden onder den naam van Frederik-Willem IV. Deze partij zoude gaarne tegen de Pransche revolutie den degen getrokken hebben, en haar ongeduld kende geen grenzen meer, toen België, eenige maanden later, het voorbeeld van Frankrijk volgde. Al de bedaardheid en al de gematigdheid van koning Prederik-Willem III waren noodig geweest, om die geestdrift in toom te houden en zóó eene algemeene omwenteling te voorkomen. Zes jaar later maakte de hertog van Orleans den ouden koning geen ijdel compliment, toen hij hem zeide, dat zijn vader, de koning Lodewijk-Philip, hem in last had gegeven de hand te drukken van den man, die den vrede van Europa had weten te bewaren.
Korten tijd na deze beide revoluties werd de toekomstige erfgenaam van den troon van Pruisen geboren. Zijn vader was prins Willem — tweede zoon van Frederik-Willem III — die, daar het huwelijk van zijn ouderen broeder, den kroonprins, kinderloos scheen te zullen blijven, op dat tijdstip reeds als de vermoedelijke erfgenaam der kroon beschouwd werd. Prins Willem was den liquot;1quot;11 Juni 1829 in het huwelijk getreden met prinses Augusta, dochter van den groothertog Karei-
4
DE PRINS. 5
Frederik van Saksen-Weimar en, door hare moeder, kleindochter van Paul I, keizer van Rusland. Den 18dequot; October 1831, den jaardag van den slag bij Leipzig, verkondigde het kanon aan de inwoners van Berlgn de geboorte, in het Nieuwe Paleis van Potsdam, van een prins, die, den 13den November, bij zijn doop de namen Frederik-Willem-Nikolaas-Karei ontving. Het was eene blijde gebeurtenis voor de dynastie, welker erfopvolging op die manier voor twee geslachten verzekerd was ; ook de doopfeesten waren schitterend.
Onder de getuigen merkte men op den koning en al de prinsen en prinsessen der koninklijke familie ; onder de peten, die door hunne ambassadeurs werden vertegenwoordigd, keizer Nikolaas van Rusland, keizer Frans van Oostenrijk, de koningin der Nederlanden, den groot-hertog en de groot-hertogin van Saksen-Weimar en den groot-hertog van Mecklenburg. —
Zooals gewoonlijk sleet het prinsje zijne kinderjaren onder de vrouwelijke leiding en onder de oogen van de voortreffelijke prinses, wier ontwikkeling en begaafdheid den schadelijken invloed van het militaire rigorisme, dat aan het Pruis-sische hof den boventoon voerde, wisten te verijdelen. Gouvernante van den jongen prins werd mevrouw van Clausewitz, weduwe van den beroemden generaal en militairen schrijver; onder hare leiding gaf mevrouw Godet, eene onderwijzeres, uit Fransch-Zwitserland afkomstig, onderricht. — Met het jaar 1840 nam de vrouwelijke opvoeding een einde, en kwam de prins onder leiding VEin mannen. De jaarboeken van dien tijd deelen ons mede, dat prins Frederik-Willem op dat tijdstip schrijven en rekenen, Duitsch, Latijn en teekenen had geleerd. — Sinds dien tijd had hij tot gouverneur den kolonel van ünruh. Gelijk al de prinsen van de familie van Hohen-zollern moest hij zich voor het krijgsmansberoep voorbereiden. Aan di-ie onder-officieren van de garde te Berlijn en aan twee
DB PRINS.
onder-officieren te Potsdam werd opgedragen, hem het eerste onderricht in den wapenhandel te geven. Op dit tijdstip, den T13\'11 Juni 1840, stierf zijn grootvader, koning Prederik-Willem III; zijn oom, Prederik-Willem IV, beklom den troon en zijn vader nam, overeenkomstig de overlevering der dynastie, den titel van prins van Pruisen aan, waarop hij aanspraak had als vermoedelijke erfgenaam van de kroon. De jonge prins Pre-derik-Willem was eene sport nader gekomen aan den troon van Pruisen.
In het jaar 1841, op zijn tienden verjaardag, deelde hij in de voorrechten van al de Pruisische prinsen van zijn leeftijd. Zijn oom schonk hem de ridderorde van den Zwarten-Adelaar met de aanstelling tot tweeden-luitenant van de garde. Als zoodanig stond hij bij de groote voorj aars-revue aan het hoofd van zijne compagnie, toen deze vóór den koning defileerde. In andere landen geeft deze gewoonte bepaald aanstoot; maar dit is in Pruisen, de militaire monarchie, welke door de oorlogen en door krijgshaftige souvereinen is gevormd, niet het geval. De souverein zoekt zijn hechtsten steun in het leger ; de toekomstige koningen van Pruisen worden er reeds bijtijds aan gewend, het als hunne familie en de officieren als hunne makkers te beschouwen. De prins Prederik-Willem werd dus aan denzelfden regel onderworpen. Maar de verzachtende invloed werd door de moeder uitgeoefend. De prinses Augusta had de gebeurtenissen van Parijs en van Brussel, de oproeren in Italië, den opstand van Polen niet zien plaats grepen, zonder zich het hoofd te breken over de toekomst, welke voor de aanstaande regeering van haar zoon kon zijn weggelegd. Er waren andere tijden aangebroken, de geest dei-volken ging naar andere zaken uit, dan militaire ondernemingen ; voor den souverein deden zich regeerings-probleemen op, waarvan de kazerne en het slagveld geen oplossing gaven.
6
DE PRINS.
De tijden der patriarchale regeering waren voorbij; de volken verlangden deel te nemen aan de leiding hunner zaken : de souverein moest, om hen te regeeren, meer van nabij hunne behoeften en hunne belangen kennen. Iedereen voorzag de stormen der toekomst, en het oog der moeder was scherper dan eenig ander, om de roeping te overzien, welke haai- zoon eenmaal zou hebben te vervullen. —
Terwijl de prins van Pruisen er op bedacht was van zijn zoon een goed officier te maken, beijverde zich de prinses om hem tot een man te vormen, die in staat zou zijn de verstandelijke leiding van zijn volk op zich te nemen. Zij was het, die de onderwijzers en de leeraren koos. De predikant Godet van Neufchatel, zoon van de leermeesteres van den prins, werd opgevolgd door den taalgeleerde Curtius van Lubeck, als leermeester. De sommiteiten in de wetenschap werden geroepen, om den jongen prins onderwijs te geven in den godsdienst, de geschiedenis, de aardrijkskunde, de mathesis, het Pransch, het Engelsch, de muziek en den zang. Bovendien werden de lichaamsoefeningen, het schermen, de gymnastiek, het dansen en het paardrijden niet vergeten. Men voldeed zelfs aan eene oude overlevering der koninklijke fa-miliën, welke voorschreef, dat ieder harer leden een handwerk moest leeren, om op die wijze hulde te doen aan den handenarbeid. Prins Prederik-Willem werd schrijnwerker en boekbinder.
De beginselen, die de prinses van Pruisen bij de opvoeding harer kinderen bestuurden, zijn, zoowel als haar edel hart, aan het licht gekomen door een brief, welken zij den 30sten Augustus 1848 schreef aan een speelmakker van haar zoon, aan Rudolf van Zastrow, die op het punt stond zijn laatste examens af te leggen. — „Mijn waarde Eudolf,quot; luidde die, „ik schrijf u deze regelen den avond vóór den dag, waarop
8
„gij uw laatste examen gaat afleggen, en onder den indruk „van het pijnlijk voorgevoel der scheiding, een gevoel, dat „geworteld is in mijne moederlijke genegenheid voor u. Uwe „ouders hadden u aan onze zorgen toevertrouwd, en van het „eerste oogenblik af besefte ik de zware verantwoordelijkheid, „welke wij op ons genomen hadden, zoowel als de erkentelijkheid, welke wij uwen ouders verschuldigd zijn voor hun „vertrouwen in ons. Ik heb u altijd beschouwd en behandeld „als mijn eigen kind. God, die mijn hart doorgrondt, kent „mijne genegenheid en mijne bezorgdheid. Hij heeft zijn zegen „aan deze opvoeding geschonken, en het verheugt mij u te „kunnen zeggen, dat gij ons tot hiertoe niet dan reden tot „volkomene tevredenheid gegeven hebt. Ik dank u daarvoor, „en ik ben vol goeden moed voor de toekomst. En nu nog „een raad en eene bede. — Het leven, dat reeds eene zoo „ernstige zaak is, is evenwel slechts de doorgang en de voor-„ bereiding tot een ander, verhevener leven. Wij moeten dus „den tijd, welke ons wordt toegestaan, goed gebruiken. Het „leven brengt allerlei soort van moeielijkheden en verleidingen „met zich: wij moeten derhalve dagelijks van God kracht „vragen om ze te bestrijden, opdat wij trouw blijven aan „onze beginselen. De oppervlakkige zaken van het leven doen „dikwijls onzen smaak voor ernstiger bezigheid kwijnen ; wij „moeten ons herinneren, dat wij dagelijks hebben te leeren, „en dat wij zouden verliezen, wat wij geleerd hebben, zoo „wij nalieten onze kennis te vermeerderen. Wat gij vóór alles „hebt te begeeren, is de overeenstemming van karakter en „van hart. Gelukkig zij, wien God deze gaven heeft verleend! „Ik geloof, dat gij ze bezit. — Mijne bede is, dat gij altijd „voor mij een zoon blijft, en dat zelfs de verandering van „stand geen verwijdering tusschen ons doe ontstaan. Gij zult „in mij altijd eene vriendin, eene moeder vinden. Verder bid
DE PRINS. 9
„ik u, altijd een vriend, een broeder voor mijn zoon te blijven. „De vorsten hebben zelden ware vrienden. Zijn hart heeft „behoefte aan zoodanige vriendschap, en gij zult hem in ver-„schillende betrekkingen van dienst kunnen zijn. Gij hebt het „mij beloofd, en ik reken op uwe erkentelijkheid, zoowel als „op uw eerewoord. Vaarwel dus, mijn waarde Rudolf, maak „van de drie boeken, die ik u hierbij zend, gebruik over-„eenkomstig hunne verschillende strekking, en denk altijd „aan uwe tweede moeder, Augusta, prinses van Pruisen, „hertogin van Saksen.quot;
Te midden van deze studiën en van dit huiselijke leven kon de prins op zekeren dag den opstand aan de deuren van het vaderlijk paleis hooren tieren. Het is hier de plaats niet om de wisselingen van eene beweging te verhalen, welke tegen de overdrijving van het militaire staatsbestuur gericht was en zich concentreerde tegen den persoon van hem, die de belichaming van dat staatsbestuur was, zonder rechtstreeks deel te hebben aan de fouten en misslagen der bestuurders 1). Terwijl de prins van Pruisen tijdelijk een toevluchtsoord in Engeland ging zoeken, bleef zijne familie te Potsdam, waarheen koning Frederik Willem IV uit zijne hoofdstad, welke in ongenade was gevallen, zijn zetel had verlegd. Het prinselijk paleis te Berlijn ontsnapte aan eene plundering, dank zij het beslist optreden der gewapende corpsen burgers en studenten. Potsdam, goed bewaakt door de troepen, welke uit Berlijn teruggetrokken waren, bleef beveiligd voor de plagerijen van het volk. De koninklijke macht, welke een oogenblik was geschokt, herwon langzamerhand, zij het dan ook door groote concessies te doen aan de vrijzinnige denk-
\') Zie over de revolutie van Maart 1848: Simon, l\'Empereuv Guit-lauiiie et son règne. Paris 1887.
10
beelden, haar overwicht over de massa\'s. Den 6lt;len Juni keerde de prins in Berlijn terug, om zijne instemming te betuigen met de constitutioneele staatsinrichting, zonder dat het hem evenwel vergund werd zich met de leiding der zaken te bemoeien.
De tweede helft van het jaar 1848 ging voor den jongen prins in stilte voorbij. Tegen Kerstmis bracht hij een bezoek nan zijne grootouders te Weimar, waar hij voor het eerst de hertogin van Orleans ontmoette, die daar met hare twee zoons, den graaf van Parijs en den hertog van Chartres, verblijf hield. Uit de verte kon bij de toenemende botsing tus-schen de kroon en de Volksvertegenwoordiging, de breuk tus-schen de twee machten, de nederlaag der revolutionaire beweging gadeslaan. Met zijn vader bevond hij zich aan de zijde van den koning, toen deze, den 3den April 1849, in plechtige audiëntie, de keizerskroon van Duitschland van de hand wees, welke hem bij meerderheid van stemmen door het Parlement van Frankfort was aangeboden. Wellicht vernam hij onmiddellijk, dat de deputatie uit het Parlement, toen zij de koninklijke audiëntie verliet, troost gezocht en gevonden had bij de prinses van Pruisen. De militaire studiën van den prins hadden gelijken tred gehouden met zijn wetenschappelijk onderricht. Officieren van den generalen staf hadden hem ingewijd in de verschillende takken der krijgskunst. Zijn gouverneur, de generaal van Unruh, was, wegens ongesteldheid, vervangen geworden door den kolonel Fischer, een officier, die in het leger zeer gezien en uit Frankfort teruggekeerd was, waar hij van nabij de evoluties der naar eenheid strevende beweging had gadegeslagen. De prins had intusschen ten naasten bij den achttienjarigen leeftijd, het tijdstip dei-meerderjarigheid van de Pruisische prinsen, bereikt. De graad van officier, welke tot dat oogenblik een eeretitel is.
DE PRINS. 11
wordt dan voor hen eene werkelijkheid, en te gelijker tijd worden zij op plechtige wijze door het kapittel der orde van den Zwarten Adelaar daarin opgenomen.
Den 2,lci1 Mei stelde de prins van Pruisen zijn zoon als officier aan de keur-compagcie van het regiment der koninklijke garde voor.
„Mijn zoon,quot; zeide hij bij die gelegenheid tot de gezamenlijke officieren, „treedt tbans voor den geregelden dienst in „uwe gelederen. Ik hoop, dat hij zijn naam en zijnen voor-„ vaderen eer zal aandoen. Ik vertrouw het op grond van den „geest, dien God hem heeft geschonken, en niet wij. — En ,u, mijn zoon, wensch ik toe, dat gij eens moogt ervaren, wat „uw vader vóór dezen onder zijne makkers ervaren heeft. „Mijneheeren, de hoogste vreugde mijns levens is geweest „te zien, dat de getrouwheid en de genegenheid mijner on-„ dergeschikten zich in smartelijke dagen van vroeger of later „niet verloochend hebben. Dat is het wat ik ook u toewensch, „mijn zoon. En nu ga en doe uw plicht!quot;
Kort daarop vertrok de prins van Pruisen naar het zuiden van Duitschland, met den last daar den opstand van het groot-hertogdom Baden te onderdrukken. Zijn zoon vergezelde hem niet: aan het hof wilde men niet, dat de jonge prins deelnam aan het bloedige werk van den burgeroorlog. Hij bleef te Potsdam, waar den 18d™ October het feest zijner meerderjarigheid werd gevierd. Zijne installatie als ridder van den Zwarten Adelaar had in het Nieuwe Paleis te Potsdam plaats. Koning Prederik-Willem IV presideerde deze plechtigheid. Tegelijk met den prins werden de generaal graaf van Brandenburg en de generaal van Wrangel in de orde opgenomen: de een had de revolutionaire nationale Vergadering ontbonden ; de ander had bij die gelegenheid Berlijn bezet. De prinsen Albert en Prederik-Karel, zijne neven, waren de gevaders,
12
die den prins ter opname voorstelden, wien de koning den mantel en de halsketen der orde omhing, terwijl hij een toespraak tot hem hield, welke het kenmerk draagt van zijn mystieken geest en zijn geloof in het koningschap. —
„Op achttien jarigen leeftijd,quot; zeide de koning, „wordt gij „opgenomen in Pruisen\'s hoogste eeregenootschap. Bedenk, „wat dat zeggen wil. Wij gevoelen allen, en ik hoop, dat gij „het zelf gevoelt, dat het gevaar kan opleveren voor een „jeugdig gemoed, dat, terwijl het nog niet ingenomen is met „de dingen van hoogere orde, allicht naar ijdele eer zou jagen. „Onze voorvaderen hebben het niet zóó begrepen. Beschouw „deze zaal. Gg staat op de plaats, waar gij het sacrament „van den heiligen doop, als onderpand van de hoogste zalig-„heid, om niet ontvangen hebt. Ja, om niet: dit woord stemt „ons gansche hart tot nederigheid. Thans ontvangt gij nog-„maals om niet de eer van deze orde. Deze gedachte leert „u, hoe gij die eer op betamelijke en waardige wijze hebt te „aanvaarden. Maar dat zij, vooral op een tijdstip als het tegen-„woordige, dat, meer dan eenig ander, aanleiding geeft tot „het najagen van het ijdele en lage en tot trouweloosheid, u „ook aanspore om een waar toonbeeld te worden van chris-„telijke nederigheid, van ridderlijke dapperheid, van een verbeven geest, van onwankelbare getrouwheid. Op deze voor-„waarde alleen zult gij een sieraad zijn van onze ridderschap, „van ons uitstekend, getrouw en roemrijk leger en van onzen „naam. Dan zal deze plechtigheid u tot eene vertroosting zijn „in het moeielijke leven, dat ten allen tijde, maar vooral „tegenwoordig het deel is van nauwgezette souvereinen. Dat „God u daartoe kracht schenke!quot;
Minder plechtig, maar inniger was zijne aanneming tot lidmaat der kerk op het kasteel Babelsberg, de zomer-resi-dentie van den prins van Pruisen, in de omstreken van
DE PRIMS.
Potsdam. Daai- waren de ouders de eersten onder de belangstellenden in die plechtigheid. Het was een heerlijke dag voor de prinses Augusta, die de opvoeding van haar zoon had geleid, die een in alle opzichten voortreffelijk jongmensch was geworden. Door één der aanwezigen geluk gewenscht, antwoordde de prinses: „Ik heb mijn zoon opgevoed in de liefde «voor het vaderland, en ik hoop dat hij het zal toonen.quot; Bij die gelegenheid hield de jonge prins voor de eerste maal openbare receptie. Van alle zijden kwamen deputaties hem bare gelukwenschen aanbieden. Onder dezen bevond zich het gemeentebestuur van Potsdam, zijne gebooi\'testad. De prins antwoordde op de toespraak van deze corporatie, hoogst bescheiden : „Ik ben nog zeer jong; maar ik ga mij met ijver ,voor mijne hooge roeping voorbereiden, en ik zal al mijne „krachten inspannen om de plichten te vervullen, die mij „door God zullen worden opgelegd.quot; Desgelgks zeide hij tot den gemeenteraad van Brandenburg, dat „het voorbeeld van „zijne voorvaderen hem zou dringen, om, wanneer hij eenmaal „den schepter zou voeren, voor zijn volk een getrouw koning „te zijn.quot; —
Zijn studietijd was nog niet ten einde. De ouders van den prins verlangden, dat hij, ten einde de wijze van denken der bevolking te leeren kennen, een bepaalden tijd dezelfde wetenschappelijke opleiding als de Duitsche jongelingschap genieten, uit dezelfde bronnen en met dezelfde middelen als zijne land-genooten, zijne toekomstige onderdanen, zijn verstand verrijken zou. Met afwijking van de oude gebruiken werd voor de eerste maal een erfgenaam van den troon der Hohenzollerns naar eene inrichting van openbaar onderwijs gezonden, om zijne studiën te voltooien.
II.
Verblijf aan de universiteit te Bonn. — Het studieplan. — Do hoogleeraren. — Bezoeken aan het paleis te Coblentz. — Het hof van den prins en de prinses van Pruisen. — Eeis naar Londen. — Terug te Berlijn. — Reis naar Sint-Petersburg. — Zijn krijgsdienst. — Receptie als vrijmetselaar. — Redevoering bij die gelegenheid door den prins van Pruisen uitgesproken. — Reis naar Italië. — Bij Paus Pius IX. — Cavalerie-offioier. — De prinses van Pruisen en de kolonel. — Van Moltke, adjudant van den prins.
De Universiteit te Bonn, aan den Rijn, werd tot het voorgestelde doel gekozen : de prins moest er in de rechten stu-deeren. Den 7del1 November te Bonn aangekomen, woonde hij den volgenden dag reeds de lessen bij. Den eersten tijd studeerde hij nog onder leiding van zijn leermeester Curtius, die later naar Berlijn terugkeerde, om zijn academisch ambt weder op te vatten. Maar de smaak voor de classieke oudheid, welke den prins door dien geleerde was ingeboezemd, nam in den loop der jaren toe en had ten gevolge, dat er een geestelijke band bleef bestaan tusschen den leerling en den leermeester.
Het studieplan werd voor den prins als voor een gewoon student vastgesteld. Hij bleef te Bonn tot in de lente van 1852, en brak zijne studiën slechts eenmaal, gedurende zes maanden, af, om zijne militaire opleiding te voltooien. Hij
DE PRINS.
volgde de lessen in het Romeinsche recht, in de geschiedenis van het Komeinsche recht, in het kerkrecht, in het volkenrecht, in het Duitsche recht en in het lijfstraffelijke recht. De eerste sommiteiten der Duitsche wetenschap gaven toen onderwijs te Bonn. Verscheidene hoogleeraren van den prins, zooals Dahlman en Arndt, behoorden tot de liberale partij : onder • hunne leiding bestudeerde hij de geschiedenis en het staatsrecht. De Fransche en Engelsche letterkunde voltooiden dit plan.
Intusschen werd hij geen vreemdeling aan den huiselijken haard. De prins van Pruisen had, als gouverneur-generaal van de Rijnprovinciën, zijn hoofdkwartier op het kasteel van Coblentz gevestigd, en de prins Frederik-Willem kon dus gemakkelijk zijne ouders bezoeken. De richting der Pruisische staatkunde, welke, overeenkomstig haar weifelend karakter, er voortdurend op uit was op hare beloften en op de verplichtingen, welke zij tegenover de natie had aangegaan, terug te komen, viel weinig in den smaak van den prins en de prinses van Pruisen : voorgelicht door de gebeurtenissen van 1848, erkenden zij de noodzakelijkheid van eene vooruitstrevende politiek voor het binnen-, van eene krachtige en nationale politiek tegenover het buitenland. Zij vermeden zooveel mogelijk een verblijf in de hoofdstad, en vormden te Coblentz een hof, waar de persoonlijke vrienden van den prins van Pruisen en de hoofden der gematigd liberale partij elkander ontmoetten en waar men zich niet ontzag, critiek over de regeering te Berlijn uit te oefenen. —
Op die manier ontving de jonge prins zijn eerste onderricht in de practische staatkunde, zoowel in zijne omgeving aan de universiteit als aan het kleine hof zijner ouders. De gebeurtenissen van den dag waren voor hem de beste commentaren op de theorie. Hij hield zeer veel van reizen, eene
16 DE PRINS./
neiging, welke nimmer is verzwakt. Zijne eerste groote reis, in September 1850, bracht hem in Zwitserland, in boven-Italië, in het zuiden van Frankrijk, te Marseille en te Lyon. Het volgende jaar bezocht hij met zijne ouders Londen, waaide eerste algemeene tentoonstelling, welke door Prins Albert, den gemaal van de koningin van Engeland, was tot stand gebracht, stond geopend te worden. Dit bezoek scheen een oogen-blik eenigszins gewaagd. Op het vasteland was men niet zonder vrees voor de veiligheid der vorstelijke gasten, op grond van de aanwezigheid in Londen van tal van republikeinsche en socialistische vluchtelingen uit alle landen. De koning had zijn broeder eerst verboden de uitnoodiging der koningin aan te nemen, en de meest geruststellende rapporten van den Pruisischen ambassadeur, Bunsen, hadden hem niet tot andere gedachten kunnen brengen. Alleen de krachtige aandrang van den prins van Pruisen deed den koning eindelijk besluiten zijne toestemming te geven.
De jonge prins beviel zeer aan koningin Victoria, die hem — zij heeft het in haar journaal aangeteekend — ,zoo goed en zoo beminnelijkquot; vond. Bij deze gelegenheid maakte de prins kennis met de kroonprinses zijne toekomstige gade.
Na afloop der Tentoonstellings-feesten kwam de prins weder te Berlijn, en keerde vervolgens naar Bonn terug, om zijne studiën te eindigen. Toen hij met Paschen 1852 de universiteit verliet, was hij het voorwerp van talrijke ovatiën, niet alleen van de zijde zijner kameraden, maar ook van de geheele bevolking.
Hij moest naar Berlijn terugkeeren en opnieuw in de gelederen van het leger treden, waarbij hij den rang van kapitein verkregen had. In de eentonigheid van dezen dienst kwam eene aangename afwisseling, dank zij het bezoek van den
DE PRINS. 17
keizer Nicolaas en zijne gemalin, die den jongen prins uit-noodigden, met hen naar Sint-Petersburg te gaan. Bij zijne terugkomst van daar, nam hem de militaire dienst opnieuw en onafgebroken in beslag : \'s zomers de manoeuvres, \'s winters de voordrachten in de militaire school. Bij den dienst van het regiment kwam de inwijding in dien van den grooten generalen staf, waarbij de generaal Eeyher zijn leermeester was. De bevorderingen in rang volgden kort na elk zijner militaire veldtochten, ofschoon deze van vreedzamen aard waren. Van den anderen kant verloor men niet uit het oog, dat Prins Frederik-Willem eenmaal niet alleen kommandeeren, maar ook den Staat besturen moest. Te dien einde werd hem toegestaan deel te nemen aan de werkzaamheden van het opperbestuur over de provincie Brandenburg, en aan die van de Algemeene Rekenkamer. —
Omstreeks dezen tijd werd hij tot lid van de Groote Vrijmetselaarsloge van Berlijn aangenomen. De Vrijmetselarij in Duitschland draagt niet hetzelfde karakter als in de meeste Latijnsche landen; in deze dient zij maar al te dikwijls tot dekmantel van politieke woelingen, terwijl zij in de Germaansche landen, onafhankelijk van iedere godsdienstige belijdenis en van iedere staatkundige richting, over het algemeen eene humanizeerende zending beoogt. Niettemin vertegenwoordigt zij, zelfs ten aanzien van haar doel, altijd eene vereeniging, welke tegen de orthodoxie van het protestantisme is gekant. De Prins van Pruisen, die zelf vrijmetselaar was, en in 1840 de waardigheid van beschermheer van al de loges van Pruisen had aanvaard, installeerde zijn zoon, den 5\'len November 1853, in eene plechtige vergadering en in tegenwoordigheid van de vertegenwoordigers van de drie groote loges van Berlijn. „De toe-„komst van mijn zoon,quot; zeidede prins bij die gelegenheid, „zal, „zoo bij blijft leven, voor de Orde een waarborg van krachtige
18 DB PBINS.
„bescherming zijn, onder voorwaarde evenwel, dat gij voortgaat „ met getrouw de zuivere leer te handhaven.quot; — Verder voegde hij, op een toost antwoordende, er bij: „Volgaarne neem ik uwe „dankbetuigingen aan, want ik weet, dat, waar ik mijn zoon r aan uwe gewijde Orde verbind, deze Orde voor lange jaren „een hechten steun verkrijgt. Mocht gij allen, zoowel als al „degenen, die het doel van deze uwe plechtigheid nog niet „beseffen, doordrongen wezen van de overtuiging, dat mijn ,zoon de erfgenaam zal zijn van mijne gevoelens voor uwe , vereeniging, die immer de voordeelen zal genieten, welke uit „zulk eene vereeniging voortvloeien.quot; En zich tot zijn zoon wendende, zeide hij : „Er bestaat slechts één enkel punt van ., uitgang en slechts één enkel slot voor het leven van den mensch, „die het hoogste doel heeft leeren kennen. Onze Orde zal er „u toe leiden, dat doel, het eenige onmisbare, te leeren kennen, „zoo gij u altijd inspant, u de heilige leerstukken diep in te „prenten, zoo gij ze werkelijkheid doet worden. Er zijn buiten „de Orde schetterende stemmen te over, die zich beijveren „haar te bezwalken en haar in verdenking te brengen. Even-„min als ik hun, die de Orde niet kennen, het recht toeken „haar te beoordeelen, evenmin zal ik immer aan die stemmen „het oor leenen. Dat uw volgend leven het bewijs levere, dat „gij met onbevangen oog de Orde weet te beoordeelen en te „verdedigen! Men valt de Orde aan, omdat zij zich in geheimenissen hult, en omdat men de moeite niet wil nemen „zich te overtuigen, dat zulks ook heden nog noodig is. Het „ligt in den aard van hen, die willen vernielen, dat zij zich „tevreden stellen met slechts de oppervlakte der zaak te „beschouwen : ook in het onderhavige geval onderzoeken de „tegenstanders niet grondig, om niet aangaande hunne dwa-„ling ingelicht te worden. Wees derhalve voor de Orde een „krachtig beschermer; dan zal, wat u betreft, niet alleen
DE PRINS. 19
5 uwe toekomst verzekerd zijn; maar gij zult ook de overtui-„ging erlangen, dat gij u beijverd hebt in uwe omgeving te „verspreiden wat waar is en goed.quot; —
Tegen het einde van December 1853 ondernam de prins, in gezelschap van verscheidene officieren, eene reis van vier maanden naar Italië. Een Oostenrijksch oorlogsschip bracht hem van Triëst over naar Ancona, vanwaar hij zich naar Rome begaf. Pius IX, die toen op den Pauselijken troon zat, stond op den besten voet met koning Prederik-Willem IV. Deze souverein had, terstond na zijne troonsbeklimming in 1840, het geschil bijgelegd, dat er in 1836 tusschen den Staat en de Kerk was ontstaan. Bovendien had de Pruisische constitutie van 1850 aan de Katholieke Kerk eene zoo vol-komene vrijheid toegekend, als zij zelfs in verscheidene katholieke landen niet bezat. Deze omstandigheden, zoowel als de bij uitstek sympathieke persoonlijkheid van den jongen prins, bereidden hem van de zijde van Pius IX eene aller-hartelijkste ontvangst. Daar de Paus meester van Eome was, kon hij hem de Eeuwige Stad doen zien in al haar heerlijkheid als hoofdstad der katholieke wereld, en hem de onvergelijkelijke praal vertooning van het pontificaat laten bijwonen. De prins maakte er kennis met vele voorname personen, die later eene groote rol in de betrekkingen van het Vaticaan met het hof van Berlijn gespeeld hebben : onder anderen met den kardinaal Antonelli, secretaris van Staat, en met den kardinaal Pecci die tegenwoordig op den pauselijken troon zit als Leo XIII, en wien de Paus het purper verleende in het Consistorie van den 22sten December, tot bijwoning waarvan de prins werd uitgenoodigd.
De kunstgalerijen van het Vaticaan en de oudheidkundige schatten werden om deze officiëele recepties niet vergeten. De Paus droeg zorg, dat alom de deuren voor den prins
20 DE PRINS.
ontsloten werden, die alles met het oog van een waar kunstvriend beschouwde. De Romeinsche aristocratie overlaadde hem met beleefdheden.
Van Rome uit ging hij Zuid-Italië bezoeken: Gaëta en Caserta, waar hij door den koning ontvangen werd, die hem naar Napels vergezelde; vervolgens Palermo, Catania en Messina. Daarop keerde hij weder naar Rome, om er het Paaschfeest te vieren, en kwam tegen het einde van April 1854 te Berlijn terug, om zijn dienst bij het leger weder op te vatten.
Ten einde zijne militaire opleiding te voltooien, werd hij, xtls escadrons-chef, aan het regiment dragonders der garde toegevoegd, welks kolonel, van Griesheim, later, in zijne Gedenkschriften, eene audientie heeft geschetst, welke hij bij die gelegenheid bij de prinses van Pruisen had. „Prins Prederik-,Willemquot;, schrijft hij, „telde toen 23 jaren; het was een „jongeling met de aangenaamste vormen. Op het oogenblik „der benoeming van den prins, ontving ik van de prinses, „zijne moeder, eene uitnoodiging om op het paleis te komen. „De moeder had behoefte, om met den kommandant van „het regiment haars zoons te spreken. Ik moet der prin-„ses dit recht laten wedervaren, dat zij zich volstrekt niet „aanstelde als eene moeder, die zich bekommert over het „minder gemakkelijke leven van haar zoon, maar dat zij mij „integendeel verzocht, den prins niet te ontzien, en hem al „het gewichtige van den dienst te leeren kennen, opdat hij „volkomen in staat zou zijn het moeielijke van den arbeid, „welken de soldatenstand eischt, te beseffen. Zij verlangde „ook, dat men, zelfs buiten den dienst, geene al te groote „inschikkelijkheid voor hem zou hebben, aangezien zij ver-„ trouwde, dat èn ik èn de officieren die zaak met den noo-„digen tact zouden regelen. Ik moest niet vergeten, dat ik de
DE PRINS. 21
„militaire opleiding van mijn toekomstigen koning had te „voltooien: het was een heilige plicht, hem de zaken te laten „zien zooals zij waren, ten einde zijn oordeel te ontwikkelen. „De prinses had uitvoerig haar gevoelen over al deze punten „gezegd, toen de prins van Pruisen, zonder zich te laten „aandienen, de zaal binnentrad. „Ah! ik begrijp het,quot; zeidehij, „„de nieuwe kommandant ontvangt zijne instructies van de „„waarde mama.quot; Hij lachte en voegde er, mij vriendelijk de „hand toestekende, bij: „ik voor mij zal u geen instructies „„geven; ik weet, dat ik den prins aan goede handen toe-„„vertrouw: de lange tijd, dien ik u reeds ken, is er mij „„borg voor.quot; En daarop aan het oor der prinses sprekende, „zeide hij: „ik heb hem eerst zelf opgevoed, en nu voedt hij „„onzen zoon op.quot; quot;
En de kolonel van Griesheim vatte zijne taak volmaakt ernstig op. Allen, die zich verbeelden, dat de erfgenamen van eene kroon tegenwoordig een werkeloos leven leiden en de officiers-epauletten dragen zonder hun vak te kennen, zullen van hunne dwaling terug komen, als zij lezen, hoe de kolonel van Griesheim den jongen prins, gedurende den tijd dat deze bij zijn regiment geplaatst was, bezig hield. — De instructie zegt vooreerst: „Het eerste escadron van het regiment, waarbij de prins dienst zal doen, zal hem, met den staat van de manschappen en de paarden, het plan van werkzaamheden voor het jaar 1854/55 aanbieden. De prins zal tegenwoordig zijn bij de rijlessen van de manschappen, en, later, bij de rijoefeningen van de eerste klasse, vervolgens bij de lessen der tweede klasse. Hij zal zich bezig houden met de dressuur en de lessen over de theorie bijwonen. Op die manier,quot; heet het verder in de instructie van den kolonel, „zal de prins zich ten slotte een oordeel kunnen vormen over den cavalerie-dienst. Hy zal ook moeten bijwonen de lessen over het hoef-
22
beslag, die aan de soldatenscliool, het in elkander zetten en uit elkander nemen der vuurwapenen, de scherm-, zang- en voltigeerlessen; hij zal den stal- en kwartierdienst moeten kennen. Dit alles voor het winterseizoen; daarna zullen er andere voorschriften gegeven worden.quot; — En deze instructie werd zóó uitgevoerd, dat de kolonel den 14,len April het bevel over het escadron aan den prins kon toevertrouwen, die het veertien dagen later vóór den generaal van Waldersee liet defileeren en de volgende maand door den prins van Pruisen inspecteeren. Tegen het einde van den zomer werd den prins het kommando over het regiment opgedragen. Aan het einde van deze herinneringen verklaart van Gries-heim : „Het bijzonder talent, dat al den Hohenzollerns eigen „is, zich de personen te herinneren, die zij eenmaal ontmoet „hebben, bezat ook de jonge prins in hooge mate. Binnen „korten tijd kende hij de namen en ten deele de orastandig-„ heden van al de dragonders van zijn escadron.quot;
In hetzelfde jaar 1855 werd een man, die sedert beroemd is geworden, aan den persoon van den prins toegevoegd. Van Moltke, toen kolonel en chef van den generalen staf van het 4do arméé-corps, werd tot adjudant van den prins benoemd. Met hem deed de prins in de maand Juni eene rondreis van verscheidene weken door Oost-Pruisen. Deze reis werd, in September, gevolgd door eene andere, welke van beslissenden invloed op zijn leven geworden is.
III.
Huwelijksplan te Londen ontworpen. — De opvoeding van prinses Victoria. — Prins Frederik-Willem op Balmoral. — Huwelijks-aanzoek. — Trouw-belofte. — Toestemming der Engelsclie Ministers. — De opinie in Engeland tegen het huwelijk en tegen Pruisen gekant. — Vinnigheid van de Times. — Briefwisseling van prins Albert met prins Frederik-Willem over den toestand in Pruisen. — Eaad om te protesteeren. — Het hof der Tuileriën en het Engelsch-Pruisische huwelijk. — Onderhoud van Napoleon III met Lord Clarendon over deze zaak. — De keizer feliciteert koningin [Victoria. — Bevestiging van de pi\'inses als lidmaat der kerk. — De jonge prins tot Doctor in do rechten benoemd te Oxford. — De prins bij de kroning van Alexander II. — De prins bezoekt Parijs. — Oordeel van keizerin Eugenie over den prins en van Moltke. — Officiëele kennisgeving van het huwelijk.
Men heeft in het voorgaande gezien, dat prins Frederik-Willem in 1852, bij gelegenheid van de opening der algemeene tentoonstelling te Londen, de oudste dochter der koningin, prinses Victoria, had ontmoet, die toen twaalf jaar oud was. Misschien waren er op dat tijdstip tusschen de beide familiën reeds huwelijksplannen ontworpen geworden ; in 1855 begonnen die bevestiging te krijgen. Prins Albert en de prins van Pruisen waren in correspondentie met elkander en wisselden van gedachten over de staatkundige gebeurtenissen, waarbij de eerste zich niet ontzag een afkeurend oordeel uit te spre-
24 DE PRINS.
ken over het reactionnaire régime, dat toen te Berlijn de overhand had, terwijl de ander den gemaal van de koningin van Engeland op de hoogte hield van de bijzonderheden der staatkunde van de hoven op het vasteland.
De opvoeding van de jonge prinses Victoria was, onder leiding van haar vader, niet minder stelselmatig ingericht geworden, dan die van prins Frederik-Willem. ,Een der eerste „grondregels,quot; teekent de koningin in haar Journaal aan, „is, de kinderen zoo eenvoudig mogelijk op te voeden, daarbij „vooral op de ontwikkeling van het gemoedsleven te letten, „en hen, zooveel als dit zonder schade voor hunne lessen „kan, met hunne ouders te laten verkeeren, in wien zij gewoon „moeten zijn hun volle vertrouwen te stellen.quot; Onder den invloed van deze beginselen was de jonge prinses opgegroeid. Nergens heerschte meer familieleven en werd het meer gewaardeerd dan aan het Engelsche hof.
De reis van prins Frederik-Willem heette voor de intiemen eene verlovingsreis. Den 29sten Augustus schreef prins Albert aan zijne schoonmoeder, de hertogin van Kent: „Waarschijn-„lijk krijgen wij op Balmoral eenige dagen een bezoek van „ Frits van Pruisenquot; — in den vertrouwden familiekring werd de prins aldus genoemd; — „na zijn verblijf te Ostende „komt hij naar Engeland en zal ook Schotland bezoeken.quot; Den avond vóór dit bezoek deed hij dezelfde mededeeling aan zijn vriend, baron van Stockmar, die sedert lang den wensch had gekoesterd, de koninklijke familiën van de beide grootste protestantsche Staten aan elkander te verbinden. Inderdaad kwam de Pruisische prins, om, daartoe gemachtigd doorkoning Frederik-Willem en door zijne ouders, de hand dei-prinses te vragen.
De briefwisseling van prins Albert vergunt ons dit intieme familie-drama van nabij te leeren kennen. „En nu, het beste
25
voor het laatste,quot; schreef hij den 20stel1 September, „de zaak, „waar gij belang in stelt, is gisteren, na het ontbijt, eene „beslissende phase ingetreden. De jonge man heeft, met toe-, stemming van zijne ouders en van zijn koning, aanzoek bij „mij gedaan; wij van onze zijde hebben onze toestemming „gegeven, maar hem verzocht, met het antwoord van de be-„trokken partij te wachten tot na hare bevestiging als lid-„maat der kerk. Tot zoolang moet men den geest van het „jonge schepsel niet verontrusten. In de aanstaande lente „wenscht de jonge man bij haar zelve aanzoek te doen, en „misschien komt hij dan met zijne ouders en zijne zuster. „Wij moeten haar zeventienden verjaardag afwachten vóór „er aan een huwelijk valt te denken ; dat zou dus den volgenden herfst plaats kunnen hebben. Het zal tot zoolang zoo „goed mogelijk geheim gehouden moeten worden. Den ouders „en den koning zal terstond kennis gegeven worden, dat wij „en het jonge mensch het, voor zoover wij dat konden, met „elkander eens geworden zijn, maar dat het jonge meisje „eerst na hare bevestiging zal worden geraadpleegd. De prins „denkt den 28sten weder te vertrekken. Hij is mij zeer goed „bevallen. Groote oprechtheid, openhartigheid en eerlijkheid „zijn zijne kenmerkende eigenschappen. Hij schijnt onbevoor-„oordeeld en zeer welwillend te zijn; hij verklaart, dat hij „zich persoonlijk door Vicky (gemeenzame naam van de jonge „Victoria) aangetrokken gevoelt. Het komt mij waarschijnlijk „voor, dat zij geen bezwaren zal hebben.quot; — Den 29sten schreef prins Albert: „De prins is werkelijk verliefd, en de „de kleine doet haar best om hem te behagen; vandaag hebben „wij antwoord ontvangen uit Coblentz, de residentie van den „prins en de prinses van Pruisen. Men is daar in de wol-„ken, en de koning, die zich op den Stolzènfels bevindt, en „wien terstond is kennis gegeven, heeft de tijding met groote
DR PRINS.
„ingenomenheid ontvangen. — Lord Clarendon wenscht ons „geluk; hij heeft niets dan loftuitingen op den prins ge-,hoord. Lord Palmerston verklaart, dat deze vereeniging „heilzaam zal zijn voor de belangen van de beide landen en „van Europa in het algemeen.quot;
De genegenheid der beide jongelieden verijdelde al de plannen der ouders. De prinses vermoedde wel iets van hetgeen er gaande was; en, met onderling goedvinden, had de ontknooping plaats vóór het vertrek van den prins. Den 29stel1 September teekende de koningin, op Balmoral, in haar Journaal aan : „Heden is onze teerbeminde Victoria verloofd „ met prins Frederik-Willem van Pruisen, die sinds den 14den „bij ons is. Keeds den 20st,!n had hij aanzoek bij ons gedaan; „maar, op grond van hare prille jeugd, verkeerden wij in „het onzekere, of wij er nu reeds met haar over moesten „spreken, dan wel de terugkomst van den prins afwachten. „Eindelijk zijn wij tot het eerste besloten. En toen wij nu „dezen namiddag te paard den Craig-na-Ban opreden, heeft „de prins een takje witte heidebloemen (het zinnebeeld van „geluk) geplukt, het haar aangeboden, en daarna, onder het afda-„len, toespelingen gemaakt op zijne verwachtingen en wenschen, „welke onmiddellijk naar zijn begeerte zijn vervuld geworden.quot;
Langen tijd daarna bevestigde Prederik-Willem de wijze, waarop zijne verloving plaats had, toen hij te Berlijn eene deputatie van jonge meisjes uit Oost-Pruisen ontving en lachende tot haar zeide : „Ik heb mij, om de waarheid te „zeggen, te paard verloofdquot;
Het was voor de familie en voor het land eene gewichtige gebeurtenis. Prins Albert schreef den 2den October aan baron van Stockmar : „Prins Prederik-Willem heeft ons gisteren „verlaten. Vicky heeft zich werkelijk voortreffelijk gedragen, „zoowel bij de liefdesverklaring \'s Zaterdags, als in hare zelf-
27
„beheersching daarna en op het oogenblik van het afscheid. , Zij heeft tegenover den prins en tegenover ons bewijs ge-, geven van de grootste oprechtheid en van de schoonste „gevoelens. De jongelui zijn dol verliefd op elkander; en de , eerbaarheid, de onschuld en de belangeloosheid van den „jongen man zijn niet minder roerend geweest. Er hebben „tranen in overvloed gevloeid. In de harten der jongelieden „en der moeder greep zichtbaar eene groote verandering „plaats, welke hen diep ontroerde; mijn gevoel was veeleer „dat van kalme vreugde en van dankbaarheid aan God.quot;
Mochten de Engelsche ministers de koningin ook al geluk wenschen met dit huwelijksplan, de publieke opinie in Engeland was er minder gunstig omtrent gestemd. Men kende den jongen prins niet, men kon niet oordeelen over zijne persoonlijke hoedanigheden, en men zag in hem slechts een Pruisisch prins, den neef van den koning, die zich, in zijne binnenlandsche en buitenlandsche staatkunde, op het nauwst aan het Rusland van keizer Nicolaas had aangesloten. Men moet bedenken, dat de Krim-oorlog op dat tijdstip in vollen gang was, dat de operaties op sleeptouw gehouden werden en dat Pruisen, door Oostenrijk, dat op de hand van de westelijke mogendheden was, in zijne bewegingen te belemmeren, het Engelsche volk in de hoogste mate verbitterde, dat het beschuldigde Rusland in zijn verzet te steunen en dientengevolge den oorlog langer te doen duren.
Het geheim der verloving was uitgelekt. Den 3den October nam de Times een allerheftigst artikel in hare kolommen op, dat in de scherpste bewoordingen vervat was en gelijken haat tegen de koningin, prins Albert, de jonge verloofden, de koninklijke familie van Pruisen en tegen Pruisen zelf ademde. Het dient opgemerkt, dat het hof van Windsor van zijn kant niet geheel vrij was van eene zekere verbittering
28 DE PR1SS.
tegen den koning van Pruisen, die voortdurend de Engelsche staatkunde tegenwerkte. Na de verloving schreef de koningin niet zelve aan den koning, maar droeg den prins van Pruisen op hem de noodige mededeelingen betreffende het huwelijk te doen, en zag er, om de openbare meening te ontzien, van af de voorgenomen vereeniging openlijk bekend te maken. Men was bovendien de bondgenoot van Frankrijk, en aan het keizerlijke hof beschouwde men dat huwelijk niet met een al te goed oog. Prins Albert schreef den 7\'len October aan baron van Stockmar: „De Times heeft, om de publieke opinie „te overprikkelen, een inderdaad schandelijk artikel openbaar „gemaakt, dat het landonteert; dan gelukkig heeft het artikel, „door zijne overdrijvingen en zijne onbeschoftheid, een alge-„meenen afkeer gewekt. Victoria heeft aan onzen bondgenoot „(Napoleon) geschreven, en, als bewijs van ons persoonlijk „vertrouwen, hem onze verwachtingen omtrent de toekomst „van Vicky medegedeeld, en ik twijfel geen oogenblik of hij „zal het zóó opvatten. Maar de welvoegelijkheid brengt in „zeker \'opzicht meê, de zaak vóór de bevestiging niet in het „openbaar te behandelen.quot;
Het artikel in de Times had gevoelig getroffen. Het sprak van die „verfoeielijke Pruisische dynastie, welke den val „van den Russischen invloed in Europa niet zou overleven,quot; zonder zich te herinneren, dat de prins van Pruisen en zijn zoon juist de besliste tegenstanders van de staatkunde van Prederik-Willem IV waren. Het blad van de City was geheel bezijden de waarheid, waar het van den jongen prins sprak als van iemand, „die bestemd was om, als officier, tegen-„woordig te zijn bij het lever van zijnen keizerlijken meester „(van Rusland), na zelf de voorrechten verloren te hebben, „welke aan zijne geboorte verbonden en aan ieder Duitscher „in Rusland ontzegd zijn.quot; Het artikel wekte het Engelsche
29
Volk op, de mogelijkheid te overwegen, dat zijne prinses er toe zou komen anti-engelsche gevoelens te koesteren, en „in , eene niet verre toekomst als bannelinge en voortvluchtige in , haar vaderland zou terugkeeren.quot;
Prins Albert, wien zijdelings de pijlen van de Times troffen, had die aanvallen volstrekt niet verdiend. In zijne briefwisseling met den prins van Pruisen had hij niet opgehouden voor Pruisen het volgen van eene vrijzinnige staatkunde tegelijk met het laten varen van eene buitenlandsche staatkunde, waardoor men zich bij Eusland aansloot, aangeraden. Den raad, welken hij voortdurend aan den koning en aan den prins van Pruisen gegeven had, onthield hij ook niet aan zijn aanstaanden schoonzoon. Deze laatste had tegenover hem al het hartzeer uitgestort, hetwelk hem de richting der regeering van zijn oom berokkende. In antwoord op dezen brief schreef prins Albert den 6lt;-len November 1855 : „De staat „van zaken van Pruisen, zooals gij dien afschildert, is zeer „ernstig, en plannen als die, welke de reactionaire partij .ontwerpt, doorgezet met behulp van middelen, als die bij „de laatste verkiezingen zijn aangewend geworden, kunnen „voor de monarchie de grootste gevaren doen ontstaan. Want „indien er een hoogste bestuur over deze wereld bestaat, ge-„lijk ik het geloof, dan kunnen verkeerde handelingen nim-„mer iets anders, dan verkeerde vruchten opleveren, welke „zich niet terstond openbaren, maar de volgende geslachten „treffen.quot; — „Wat moet derhalve de jonge prins doenquot; ? — Prins Albert beantwoordt deze vraag: „De zedeleer, het ge-,weten en de vaderlandsliefde bevelen hem, geen ongevoelig „toeschouwer van den moord van eene bezworene consti-„tutie te blijven. En wanneer ik mij afvraag, wat ik in de „gegeven omstandigheden zou doen, dan weet ik wel, dat ik „een ernstig protest tegen eene dergelijke handeling zou op-
SO DE PRINS.
„stellen, niet in den zin van een verzet tegen de regeerin^, „maar in den zin van een protest uit naam van hen, wier „rechten ik onafscheidelijk van de mijne achtte, dat wil zeg-„gen de rechten van mijne natie en van mijn volk, en in den „zin van een vrijbrief voor mijn geweten, dat ik niet hetge-„ringste aandeel aan dat verfoeielijke werk heb gehad. Maar „om aan dezen stap al den schijn te ontnemen, dat hij de „vracht zou zijn van eene neiging tot oppositie of van dorst „naar populariteit, zou ik van stonde aan hun, die op het „punt staan die ongerechtigheden te bedrijven, geheel in ver-„trouwen aanzeggen, dat ik, als de gelegenheid zich voor-„doet, mij genoodzaakt zou zien een dergelijken stap te doen, „en ik zou er tegenover mijne vrienden geen geheim van makken. Ik houd mij overtuigd, dat eene dergelijke houding „eenige vrees aan de kooplieden zou inboezemen en er toe „bijdragen, om bij de natie de hoop levendig te houden, welke „de wezenlijke grondslag is van bet geduld.quot; —
De jonge prins had aan zijne verloofde medegedeeld, welke werkzaamheden hij aan de verschillende ministeriën verrichtte, ten einde op de hoogte te komen van het raderwerk van het bestuur. Prins Albert, die min of meer sceptisch was ten opzichte van de zaken der bureaucratie, schreef: Wan-„neer gij eenigen tijd daarin gewerkt hebt, zult gij de waarheid erkennen van het woord van Oxenstiern : mijn zoon, „gij zult u verbazen, wanneer gij ziet, met boe weinig „wijsheid de wereld geregeerd wordt. ... Het zal intusschen „het voordeel hebben, dat bet u leert, den gang van zaken „grondig te kennen.quot; En terwijl zijn schoonzoon zich inspant om op de hoogte te komen van de bijzonderheden van het bestuur, is hij zelf voortdurend werkzaam, om de opvoeding van zijne dochter te voltooien. „ Vicky,quot; schrijft hij in denzelfden brief, „is insgelijks druk bezig. Zij heeft veel en ve-
31
„lerlei geleerd. Zij komt tegenwoordig iederen avond van zes „tot zeven uur bij mij, en dan houd ik eene soort van alge-„meene catechisatie met haar. Om eenige orde in dat alles „te houden, laat ik haar verschillende onderwerpen zonder „hulp uitwerken, en zij brengt mij haar werk ter correctie. „Op dit oogenblik stelt zij een beknopt overzicht van de Eo-„meinsche geschiedenis op.quot; —
Prins Albert had niet overdreven, toen hij van zekere prikkelbaarheid gewaagde, welke het huwelijksplan zou kunnen wekken in de Tuilerieën. De beide westelijke mogendheden gingen op dat tijdstip vrij wel hand aan hand; maar in den grond koesterden zij altijd eenig wantrouwen ten opzichte van de deugdelijkheid van haar bondgenootschap. De verhouding der beide hoven was uitmuntend, zelfs hartelijk. Men had wederzijdsche bezoeken afgelegd.
In den herfst van 1854 was prins Albert een bezoek gaan brengen aan den Keizer te Doulonje en had bij die gelegenheid den wensch der koningin uitgedrukt, den keizer en de keizerin op Windsor te ontvangen. Deze samenkomst had in April 1855 plaats. De koningin was, volgens de aanteekeningen in haar dagboek, in verrukking over hare gasten. Zij stelde hun den prins van Wallis voor, dien de keizer omhelsde, en „ Vicky, die, met een erg verlegen gelaat, zeer diep neeg.quot; In de maand Augustus, bracht de koninklijke familie, bij gelegenheid van de Tentoonstelling, een tegenbezoek te Parijs ; en bij de beide samenkomsten werden wederzijds de hartelijkste vriendschapsbetuigingen gegeven. Na de inneming van Sébastopol, begonnen de officiëele betrekkingen eenigszins gespannen te worden. De keizer had haast om den oorlog te eindigen, terwijl Engeland daarentegen geneigd scheen den vrede niet dan op harde voorwaarden voor Eusland te sluiten. Er werd geschreven en gewreven, en het Engelsch-
32
Pruisische huwelijk liet niet na in de Tuilerieën, ofschoon dan ook geheel ten onrechte, vermoedens te wekken. Prins Albert was de eerste, die zich streng getoond had tegenover Pruisen, op het oogenblik dat deze mogendheid vroeg om toegelaten te worden tot het Congres van Parijs, en de koningin deelde zijne meening op dit punt. Den dag vóór het Congres, den llden Maart 1856, had lord Clarendon eene audiëntie bij den keizer gehad, die, in den loop van het gesprek, te kennen gaf, dat Engeland er een veel grooter belang bij zou kunnen hebben zich aangenaam te maken aan Pruisen, dan hij. Toen lord Clarendon gevraagd had, welk dat belang kon wezen, noemde de keizer het huwelijk van prinses Victoria, dat de koningin moest dringen op een goeden voet met Pruisen te zijn. „Lord Clarendonquot; — hij zelf doet er verslag van aan de koningin — „heeft geantwoord, dat de „keizer zich zeer vergiste, zoo hij meende, dat de bijzondere „gevoelens van Uwe Majesteit van invloed konden zijn op „dat, wat Uwe Majesteit als nuttig beschouwde voor de eer „en de belangen van Engeland. Lord Clarendon wist, dat, „langen tijd vóór dat de keizer een besluit genomen had ten „opzichte van het Congres, Uwe Majesteit tot de overtuiging „was gekomen en volstrekt geen geheim van hare zienswijze „maakte, dat Pruisen toe te laten tot de vredesonderhande-„lingen, nadat zijne houding gedurende den ganschen oorlog „door de regeering van Uwe Majesteit veroordeeld was, „Engeland onwaardig zou zijn en het bewijs leveren, dat het „ onverschillig was omtrent politieke onzedelijkheid. De keizer „heeft geantwoord: „Dat is flink, het is mij aangenaam dat „te hoeren. Ik ben zeer blij, dat gij het mij gezegd hebt!quot;
Deze wolk dreef dus af. Den 12\',en April, na het teekenen van het verdrag van Parijs, schreef de Keizer, in een brief aan de Koningin : „Met het levendigst genoegen hebben wij
DE PEINS.
„vernomen, dat de oogmerken van Uwe Majesteit voor het „geluk van de Princess Boyal op het punt zijn van verwer-„kelijkt te worden. Wij vernemen zooveel goeds omti\'ent den „jongen prins Frederik-Willem, dat ik mij overtuigd houd, „dat Uwe beminnelijke dochter gelukkig zal zijn.quot;
Het tijdstip van de openlijke bekendmaking van het huwelijk naderde. Den 20sten Maart werd de jonge prinses bevestigd in de private kapel van Windsor. Daags te voren had men haar een examen afgenomen. Prins Albert schreef te dezer zake den 21sten Maart: „De plechtigheid is giste-„ren zeer goed afgeloopen. Het examen, dat den vorigen dag, „in onze tegenwoordigheid en die van mama en den aarts-„bisschop, door den deken van Windsor werd afgenomen, „was zeer bevredigend, en Vicky heeft zeer goed en met veel „oordeel geantwoord.quot; Bij de plechtigheid geleidde pirins Albert de prinses, die gevolgd werd door haar neef, den koning der Belgen, en door de Koningin. Al de leden der koninklijke familie, de ministers, de groot-waardigheidbekleeders, het hof en een groot aantal leden der aristocratie waren er bij tegenwoordig. De bisschop van Oxford en de aartsbisschop van Canterbury leidden de godsdienstoefening.
Den 21stequot; Mei kwam prins Frederik-Willem te Osborne, waar de koninklijke familie verblijf hield, aan. ,,Frits van „Pruisen,quot; schrijft prins Albert, „is hier gisteren aangeko-„men; hij ziet er goed en opgeruimd uit; hij is zeer gelttk-„kig, dat hij opnieuw met zijne verloofde vereenigd is.quot; In talrijke brieven deelt prins Albert al de bijzonderheden van het intieme leven der koninklijke familie mede aan zijn ouden vriend, den baron van Stockmar, die zelf een zeer hoog denkbeeld van de jonge prinses had. In één van zijne brieven zegt van Stockmar, van haar sprekende : „Van hare jeugd „af heb ik genegenheid voor haar opgevat, ik heb altijd
3
34 DB PEINS.
„groote verwacliting van haar gekoesterd, en heb steeds gebracht haar van nut te zijn. Ik houd haar voor buitenge-„woon begaafd, en zelfs, in vele zaken, voor geniaal.quot;
Gedurende dit bezoek aan Engeland benoemde de Universiteit van Oxford, bij gelegenheid van haar herinneringsfeest, prins Frederik-Willem tot doctor in de rechten honoris causa. Dit geschiedde met groote plechtigheid. De prins was vergezeld van prins Albert en den prins-regent van Baden, wien dezelfde eer te beurt viel. De graaf van Derby, kanselier der Universiteit, presideerde de ceremonie.
In de maand Augustus daaraan volgende werd de jonge prins voor het eerst met eene gewichtige vertegenwoordigende zending belast. Keizer Nicolaas was gestorven, en zijn zoon, Alexander II, die hem opvolgde, had besloten zich te Moskou de kroon op te zetten. Ingevolge bevel van den koning begaf de prins zich naar de oude hoofdstad van Rusland, vergezeld van den graaf van Moltke en van tal van officieren en dignitarissen van het Truisische hof. Hij maakte deze reis in gezelschap van zijne tante, de keizerin-weduwe, die, ofschoon ziek, van de baden van Schlangenbad was gekomen, om bij de kroning van haar zoon tegenwoordig te zijn. Hij verliet Sint-Petersburg den 12tlen September, en kwam den 17del1 te Berlijn terug. De generaal van Moltke, die deze reis beschreven heeft, zegt omtrent deze terugkeer: „Wij hebben ons van 2000 paarden bediend om te Warschau „te komen, en tot Berlijn zijn wij vijf dagen en zes nachten „niet uit onze kleêren geweest.quot;
Na een kort verblijf te Berlijn voor het huwelijk van zijne zuster met den groot-hertog van Baden, begaf de prins zich naar Breslau, om het kommando over een regiment infanterie op zich te nemen. Maar reeds korten tijd daarna, in November, vertrekt hij opnieuw naar Windsor, om — gelijk het
35
officiëele bulletin het verklaarde — „de Princess Boy al geluk te wenschen bij gelegenheid van haar geboortefeest.quot; Na daar eene maand vertoefd te hebben, begaf hij zich naar Parijs op verlangen van de Koningin, die den Keizer eene beleefdheid wilde bewijzen. Parijs was de eenige groote hoofdstad van Europa, welke de prins nog niet bezocht had. Hij werd er door het hof met beleefdheden overladen. De Keizer schreef den 21sten December aan de koningin : „Prins Frederik-Willem „heeft mij den brief overhandigd, welken Uwe Majesteit de „goedheid gehad heeft hem voor mij ter hand te stellen. De „prins is ons zeer bevallen, en ik twijfel volstrek niet, of „hij zal de prinses gelukkig maken; want hij komt mij voor „al de hoedanigheden te bezitten, welke aan zijn leeftijd en „aan zijn rang passen. Wij hebben ons best gedaan, zijn be-„zoek aan Parijs zoo aangenaam mogelijk te maken; maar „ik heb opgemerkt, dat zijne gedachten altijd te Osborne of „te Windsor waren.quot;
De Keizerin van haar kant had van den jongen prins een allergunstigsten indruk ontvangen. In een brief aan ééne barer vriendinnen schreef zij: „ De prins is een groot en „schoon jongeling, bijna een hoofd grooter dan de keizer, „slank, blond, met een strookleurigen knevel, een Germaan zooals Tacitus dien beschrgft, ridderlijk beleefd, met iets, dat „ aan Hamlet doet denken. Zijn metgezel, een zekere generaal „Moltke (of iets dergelijks), is een heer, die zeer karig met „zijne woorden, maar alles behalve een droomer is; altijd „aandacht schenkende en aandacht trekkende, verrast hij u „door de treffendste opmerkingen. Dat Duitsche ras is een „indrukmakend ras. Louis noemt het: het ras der toekomst. „Bah ! Zoover zijn wij nog niet!quot; —
Van Parijs keerde de prins naar zijn regiment te Breslau terug, waar hij bleef tot September 1857. Hij bewoonde er het
36
koninklijk slot, en verzamelde er de aristocratie, zoowel als de sommiteiten der militaire en administratieve macht van die groote provincie om zich. Den 1613™ Mei maakte de Staats-An-zeiger de verloving bekend. „Zijne Majesteit,quot; zeide het offici-eele blad, „heeft goedgevonden aan de koninklijke familie en aan „het hof kennis te geven, dat, met zijne toestemming en die van „Hare Majesteit de koningin van Groot-Brittanje en Ierland, de „verloving heeft plaats gehad van Z. K. H. prins Frede-„rik-Willem met H. K. H. Victoria Adelaide Maria Louise, „prinses van Groot-Brittanje en Ierland, hertogin van Sak-„sen.quot; —
IV.
Dotatie van de prinses door het Engolschc parlement. — Gewijzigde stemming in Engeland. — De prins ontvangt liet burgerrecht der City. — Ovaties te Manchester. — De prins neemt afscheid van zijn regiment te Breslau. — De huwelijksfeesten. — De vorstelijke gasten te Londen. — De koningin Victoria bewogen. — Aankomst van den prins te Londen. — De huweliiksgeschenken. — Overpeinzingen van koningin Victoria. — De huwelijksplechtigheid. — De bruiloftsstoet. — Na de plechtigheid. — De afscheidsfeesten. — De dag van het vertrek. — Smartelijke scheiding. — Inscheping te Gravesend. — Aankomst aan de grenzen van Pruisen. — Reis naar Berlijn. — Ontvangst te Potsdam. — Intrede te Berlijn. — Ontvangst door den koning van Pruisen. — De feesten. — Staatkundige toost van den prins van Pruisen. —
Den 19den Mei gaf het Engelsche gouvernement kennis aan het Parlement van het huwelijk van de Princess Royal door eene boodschap, waarin het zijn vertrouwen uitsprak, dat „het „Parlement aan Hare Majesteit de ondersteuning zou verlee-„nen, welke Haar noodig was, om voor hare oudste dochter, „bij dier aanstaand huwelijk, zóó te zorgen, als de waardigheid „der kroon en de eer des lands dat vorderden.quot; —
De boodschap werd door de openbare meening gunstig ontvangen. De uitvallen van de Times van 1855 waren vergeten, de verbittering tegen Pruisen was terstond na het
38 DE PEINS.
eindigen van den oorlog geweken, en de gunstige indruk, welken de jeugdige verloofde tijdens zijne bezoeken aan Engeland had gemaakt, was aan deze gewijzigde stemming niet vreemd geweest. Het Parlement liet er zich bij zijne besluiten door leiden. Op voorstel van het ministerie stond het Lagerhuis, met eene meerderheid van 328 tegen 14 stemmen, eene dotatie van 40,000 ponden-sterling, en een levenslang jaargeld van 8000 ponden-sterling toe. Volgens een gebruik van ouden datum betoogde de aanvoerder der oppositie, Disraëli, dat bij voorstellen de dynastie rakende er geen verschil van gevoelens in het Parlement bestond. „Het Huis,quot; zeide hij, „behoort de aanvraag om eene ondersteuning, welke niet „alleen noodzakelijk is, maar welke al zijne leden ook bereid „zijn met sympathie en met eerbiedige genegenheid toe te staan, in overweging te nemen.quot;
De openbare meening bekrachtigde dit besluit door eene reeks van manifestaties tijdens het bezoek, dat den jongen prins in Londen bracht. Den 13den Juli verleende de City van Londen hem het eereburgerschap, en overhandigde hem de akte daarvan in eene plechtige zitting in Guildhall, onder het voorzitterschap van den Lord-mayor, die den prins aan zijne rechter- en den hertog van Cambridge aan zijne linkerhand had. De thesaurier der City hield de begroetingsrede. „De „City,quot; zeide hij, „kan niet vergeten, dat de gast van Hare „Majesteit behoort tot het oude huis van Brandenburg.quot; Maar nog andere beweegredenen deden de City besluiten, den prins een blijk van hoogachting aan te bieden. „Zijne „Hoogheid staat op het punt een band van verwantschap „met ons land te sluiten, een der onzen te worden; aan Z. K. „H. zal door het volk eene zijner dierbaarste bezittingen „worden toevertrouwd, de hand van de oudste dochter van „Engeland, van de oudste dochter eener Koningin, wier geluk
DE PEINS. 39
li, „en wier belangen één zijn met die der natie. De konings-
n- „gezindheid is voor de Engelschen niet maar een gevoel, het
et „is een hartstocht, een deel van hunne nationaliteit, zoowel als
■n „de Engelsche trouwhartigheid, welke nooit een vriend heeft
r- „begeven, en zijn moed, welke nooit een vijand heeft geducht.quot;
je Vooraf had de prins de koningin en de koninklijke familie
,!•- vergezeld op een uitstapje naar Manchester, om de Tentoon-
m „ stelling van Schoone Kunsten te bezoeken. Op het stadhuis
li, bood het gemeentebestuur hem een adres aan, waarop hij
m moest antwoorden. „ Frits,quot; teekent de koningin in haar Jour-
ij, naai aan, „heeft zeer goed gesproken en heeft veel succes
et „gehad.quot;
id Den 14aeD Juli keerde de prins, verrukt over zijne ont-te vangst in Engeland, naar Berlijn terug. Aangaande dit bezoek schreef prins Albert aan den prins van Pruisen: ne „Het was ons hoogst aangenaam te vernemen, dat Frits en »Z00 tevreden was over zijn officieel verblijf in Engeland, Hij an „zal zich overtuigd hebben, dat het land de verbintenis, de „welke hij met onze familie aangaat, toejuicht, hem persoon-iet „lijk recht laat wedervaren, en hem als mensch en als prins ne „van Pruisen met welwillendheid ontvangt. Wij wisten wel, nd „dat dit het geval zou zijn; maar het is voor ons eene vol-De „doening geweest, dat vóór de gansche wereld bewezen en ire „door den prins zeiven erkend te zien. Hij heeft overal door r.quot; „zijne houding een uitmuntenden indruk gemaakt.quot; 3n, Het tijdstip van he^ huwelijk naderde; het was vastgesteld ne tegen het einde van Januari 1858. Het vooruitzicht der schei-ap ding van hare ouders en van haar land liet de prinses niet K. ongevoelig. In de maand October resideerde de koninklijke en familie op Balmoral in Schotland. „ Vicky,quot; schreef prins Alan bert aan de oude hertogin van Coburg, „lijdt onder het beuk „sef, dat zij al de plaatsen, welke zij gaat bezoeken en welke
40
„haar geboorteland zijn, voor de laatste maal zal begroeten. „Ik denk dikwijls aan Jeanne d\'Arc, afscheid nemende van „de haar dierbare landouwen, en dat te eerder omdat ik het „zelfde heb ondervonden.quot; —
De koninklijke familie bracht het eerste gedeelte van de maand Januari te Windsor door, en keerde vervolgens den 15Jen naar Londen terug. Alvorens Windsor te verlaten, doorwandelden de koningin en hare dochter nog eenmaal te za-men de kamers, waarin deze hare jeugd had gesleten.
„ Vicky,quot; teekent de koningin in haar Journaal aan, „is diep „getroffen door deze zoo gewichtige verandering in haar leven, „dit wezenlijk afscheid van haar jeugd. Voor de laatste maal „had zij met Alice in deze kamer geslapen. Thans is het uit!quot;
Gewichtige zaken namen prins Prederik-Willem geheel in beslag. Zijn huwelijk verplichtte hem Breslau te verlaten. Den 19den September 1857 nam hij afscheid van zijn regiment, waaraan hij zich gehecht had en waardoor hij bemind werd. Hij hield er eene laatste revue over en sprak de troepen toe: „Ik neem afscheid van u, maar kan dit niet doen zonder u „hartelijk dank te zeggen voor de getrouwheid en de gehoorzaamheid, waarvan gij onder mijn bevelhebberschap hebt „doen blijken. Alomme heb ik ijvel\' en opmerkzaamheid ont-„moet, van den eersten tot dezen laatsten dag toe. Het was „mijne grootste vreugde toen ik het regiment aan mijnen va-„der, den prins van Pruisen, heb kunnen voorstellen, en ik „zal er mij altijd over verheugen, zulke soldaten onder mijne „bevelen gehad te hebben. Ik zal noch dezen tijd, noch u ver-„ get en, en mijne vurigste begeerte, welker vervulling mij „eene groote vreugde zou bereiden, is, met u, die voor het „grootste gedeelte uit mijne school zijt, den vuurdoop tegen-„over eeu vijand te mogen ontvangen.quot; De prins, diede vermoeienissen der groote manoeuvres kloekmoedig met zijne soldaten
41
■n. gedeeld had, ontving den IS^11 October de aanstelling tot
an kommandant van eene brigade infanterie van de garde. Het
was de laatste belooning, welke hij van Frederik-Willem IV ontving, die eenige dagen later eene hersenaandoening kreeg de 611 ongeschikt werd om te regeeren. Zijn broeder, de prins
en van Pruisen, werd terstond geroepen om hem te vervangen,
)r. en vervolgens, een jaar later, om het Regentschap te aan-
a. vaarden (1). Den 23lt;len October teekende de koning, in tegen
woordigheid van de prinsen van Pruisen en van Prins Fre-Bp derik-Willem, het besluit tot plaatsvervanging.
int Het huwelijk was definitief vastgesteld geworden op 25
al Januari 1858. Men had het den 18ien Januari, den jaardag
1quot; van den eersten koning van Pruisen, willen doen plaats heb-
in ben ; maar de regeeringszaken beletten den prins van Pruisen
en zich vroeger uit Berlijn te verwijderen. — De vorstelijke
bruidegom vertrok den 21sten naar Ostende, waar het stoomjacht de Vivid hem aan boord ontving. Den 23sten kwam hij te e; Londen aan, waarheen de genoodigden sedert den 15den wa-u ren begonnen samen te stroomen. Onder dezen merkte men )r. op den prins en de prinses van Pruisen, de prinsen Prederik-bt Karei, Albert en Albrecht van Pruisen, den koning van Bel-t- gie, den hertog van Braband en den graaf van Vlaanderen, as den regeerenden hertog van Goburg, prins Willem van Baden, •a. den prins van Hohenzollern en vele anderen. „Het gansche ik huis is vol,quot; teekent de koningin in haar Journaal aan; Qe „welk eene drukte en welk eene beweging!quot; Dagelijks zaten .]•- er een 80 a 90 personen aan de koninklijke tafel. Den IS36quot; nj had er een groot diner plaats, gevolgd door eene soiree. „Na et het diner,quot; schrijft de koningin, „is er soiree en eene aardige n- _
16 (l) Zie „L\'empereur Gruillaume et son Eègne,quot; p. 49 vv. van den-
en zelfden schrijver. —
42 DE PRINS.
„danspartij geweest. Men was zeer opgewekt, al de prinsen „dansten; Albert heeft niet gewalst. Ernst (de hertog van „Coburg) zeide, dat bij meende te droomen, toen hij Vicky, „juist zooals mij vóór achttien jaren, als bruid zag dansen, „en toch, zeide hij, zag ik er nog zeer jong uit. In 1840 had „mijn lieve, goede papa (de oude hertog van Coburg) met „mij gedanst, zooals Ernst nu met Vicky.quot;
De koningin stond er op, dat het publiek zijn aandeel in de huwelijksfeesten zou hebben. Zij liet derhalve vier voorstellingen in Her Majesty\'s Theatre geven. De zaal was voorde gelegenheid schitterend versierd. Een geheele kant loges van den eersten rang was vertimmerd geworden tot ééne enkele loge voor de vorstelijke gasten. „Wij vormden,quot; zegt het Journaal van de koningin, „eene prachtige reeks van vor-„stelijke personen. Ik zat tusschen mijn waarden oom (den „koning van België) en den prins van Pruisen. De voor-„stelling eindigde met het God save the Queen!, dat bet „gansche publiek, met begeleiding van het orkest, staande „zong.quot; De bals en de diners volgden elkander dagelijks op. —
Op 23 Januari staat er in het Journaal der koningin aan-geteekend: „Mooi weder; vorst. Groote agitatie; maar ik „voel mij kalm. Een ontzettend rumoer, vragen kruisen el-„kander, Albert wordt overal geroepen. Later eene wandeling in „den tuin met Albert en ons dierbaar kind. Schoone dag. Al-„bert is om één uur vertrokken om Frits te ontvangen, die „om half elf is ontscheept, om half twee met een escorte is „aangekomen, en beneden door het gansche hof ontvangen „is geworden. Ik heb hem zeer hartelijk aan den voet van „de trap ontvangen; hij was bleek en zenuwachtig. Boven „aau de trap hebben Vicky en Alice hem opgewacht, en „daarop zijn wij in de audiëntiezaal gegaan.quot;
43
De koningin schrijft den 24sten Januari nog in haar Journaal: „Het is de laatste dag van de arme, kleine Vicky vóór „haar huwelijk. Gewichtige dag, welke mij zoozeer den mijne „herinnert. Na het ontbijt hebben wij de cadeaux (zeer schoone) „voor Vicky in de grcote drawing room op twee tafels ge-„rangschikt : die van mama en de onze op de eene; op de „andere, die van Frits, van den koning en de koningin van „Pruisen, van oom, van Ernst en van de hertogin van Co-„burg. De paarlen van Frits zijn de grootste, welke ik ooit „gezien heb, eene heele rij. Op eene derde tafel drie fraaie „kandelabers, ons cadeau. De prins en de prinses van Pruisen, „mama, al de prinsen en wij, wij hebben Frits en Vicky in de zaal „geleid. Zij was geheel buiten zich zelve. Frits was verrukt. Om „half één godsdienstoefening ; de bisschop van Oxford predikte. „Na het tweede ontbijt tweede bezoek aan de zaal met de „cadeaux, waar wij nog andere schoone geschenken gevonden „hebben, welke ten deele door dames waren gezonden, eene „menigte naaldwerk.... Ik had het zeer druk en werd ieder „oogenblik gestoord. Vóór de godsdienstoefening heeft de lieve „ Vicky mij eene zeer nette broche met haar haar geschonken; „zij heeft mij omhelsd en zeide: „Ik hoop, dat ik mij waar-„dig zal toonen uw kind te zijn. . . .quot; Toen wij de plichten „der gastvrijheid vervuld hadden, zijn wij met Vicky naar „haar kamer gegaan, hebben haar omhelsd en haar onzen ze-„gen gegeven; zij was geheel overstelpt. Ik heb haar in mijne „armen gesloten en zij heeft zich om den hals van haar aan-„ gebeden vader geworpen.quot;
Maandag 25 Januari was de trouwdag. De koningin teekent in haar Journaal aan : „Dit is de tweede hoogst ge-„wichtige dag van mijn leven. Ik had een gevoel alsof ik „voor de tweede maal moest trouwen. Maar ik was veel ze-„nuwachtiger; want ik had niet, zooals toen, de heerlijke ge-
44 DE PHINS.
„waarwording, welke verheft en steunt, dat ik mij voor het „leven gaf aan hem, dien ik beminde en aanbad, thans en „voor eeuwig. Ik ben opgestaan ; en terwijl ik mij kleedde, „is de dierbare Vicky gekomen; zij zag er goed en kalm „uit, en verkeerde in eene uitmuntende en rustige geestes-„ stemming. Zij had beter geslapen, dan sinds langen tijd. Dat „heeft mij veel verlicht. Ik heb haar een mooi boek gegeven, „dat tot titel had : „Geschenk voor de bruid.quot; quot; Op het oogen-blik, dat men zich naar de koninklijke kapel zou begeven, is eene daguerreotype gemaakt, op dezelfde plaat, van de koningin, de prinses en prins Frederik-Willem.
De koningin beschrijft den stoet uitvoerig. Zij spreekt van de dichte menigte van toeschouwers, van de fanfares en van het klokkengelui. „Albert en mijn oom in maarschalks-uniform, „hunne bevelstaven in de handen, en de beide oudste zonen „van de koningin hebben den stoet geopend; onze drie doch-„ters in rosekleurige satijnen japonnen met kanten bezet, Alice „met eene kroon van bloemen in het haar, de beide andere „zusters met bouquetten van koornbloemen, onze vier jongste „zonen in de kleederdracht van schotsche bergbewoners. De „klank der trompetten en de tallooze toejuichingen hebben „mij allen moed benomen. Vicky zat in mijn rijtuig tegen-„over mij. In het paleis van Saint James heb ik haar naar „eene zaal geleid, waar haar oom, Albert en de acht eere-„dames haar opwachtten. Wij zijn in de gereserveerde zaal „gegaan, waar zich mama bevond, die er in haar violetkleu-„rig fluweelen, met hermelijn omzet kleed goed uitzag. De „meesten van de overige prinsen en prinsessen waren reeds „in de kapel vereenigd. Daarna is de stoet geregeld volko-„men zooals bij mijn huwelijk. Vóór mij mama, vervolgens „Lord Palmerston met het Eijks-Zwaard, Bertie (de prins „van Wallis) en Alfred; ik, met de twee kleine jongens aan
45
,weerszijde en de drie meisjes achter mij. De aanblik was „zeer plechtig, toen wij, na de vertrekken doorgegaan te zijn, „de trap in de overdekte plaats afdaalden. Indrukwekkend „en schoon schouwspel, de kleine kapel met rijk gekleede „dames en mannen in uniformen bezet. Vóór het altaar stond „de aartsbisschop, de prinsen aan weerszijde. De tambours en „de muzikanten speelden marschen, het orgel deed zich hoo-„ren bij het naderen en bij het binnentreden van den stoet. „Frits zag er bleek en zenuwachtig uit; maar, zich bedwingende, heeft hij voor ons gebogen en knielde vervolgens eer-„biedig. — Daarop kwam de stoet van de bruid; onze lieve „bloem zag er aangrijpend, bevallig uit, met haar onsubuldi-„gen, vrijmoedigen, ernstigen blik, en met haar over de „schouders golvenden sluier. Zij liep tusschen haar dierbaren „vader en haar goeden oom Leopold, die ook bij haar doop en „bij hare bevestiging was tegenwoordig geweest. Mijne laatste „vrees, dat ik in de war zou raken, is geweken, op het zien „van de zoo kalme en stemmige houding van Vicky.... „Mijn beste Albert heeft haar bij de hand genomen, om haar „te geven. Hij zag er zeer aangedaan uit: het herinnerde mij, „dat ik ook aan zijne zijde op dezelfde manier en op dezelfde „plaats had neergeknield.quot;
De aartsbisschop van Canterbury deed, na eene korte toespraak, aan de verloofden de gebruikelijke vragen, waarop zij antwoordden met de woorden: „ik wil het!quot; De aartsbisschop vervolgde ; „Wie geeft deze vrouw aan dezen man „ten huwelijk?quot; Prins Albert trad vooruit en leidde de prinses naar den aartsbisschop, die den bruidegom uitnoodigde, om met zijne rechterhand de rechterhand der bruid te vatten. De prins zeide daarop : „Ik, Frederik Willem Nicolaas „Karei neem u, Victoria Adelheid Maria Louise, tot mijne „vrouw, om u te bezitten en te onderhouden van dezen dae
46 DE PRINS.
„af, in geluk en ongeluk, in rijkdom en armoede, in ziekte „en gezondheid, om u te beminnen en te achten, totdat de „dood ons scheidt naar den verborgen raad van God, en „daarop verpand ik u mijn oprecht woord.quot; De prinses sprak dezelfde belofte uit; de ringen werden gewisseld, en de aartsbisschop sprak den zegen uit over prins en prinses Prederik-Willem van Pruisen. Op hetzelfde oogenblik donderden de kanonnen te Berlijn en luidden de klokken van het kasteel van Charlottenburg, om de heuchelijke gebeurtenis aan de inwoners te verkondigen.
De koningin teekent nog in haar Journaal de roerende too-neelen aan, welke op de plechtigheid volgden: „Wij beiden „hebben Vicky hartelijk gekust, die geen traan heeft gelaten „ en daarop haar grootmama een kus heeft gegeven ; ik heb „Prits gekust. Zij is vervolgens naar hare nieuwe ouders ge-„gaan, en wg hebben ons insgelijks tot den waarden prins en „prinses van Pruisen begeven, die zeer aangedaan waren. Albert „heeft hun de hand gegeven, en ik heb hen gekust en hun de hand
„gedrukt. Mijn hart liep over.....Ik was zoo ontroerd, zoo
„blijde, en zoo opgewekt, dat ik de heele wereld had willen „omhelzen. Ik heb aan Clarendon en Palmerston eene hand „gegeven. Het jonge paar is naar het Buckingham Paleis te-„rugkeerd, en wij zijn hen gevolgd met oom en den prins van „Pruisen, dien ik verzocht heb mij te tutoyeeren. Op het pa-„leis teruggekomen, zijn wij met de pasgehuwden naar het „vermaarde venster (boven de groote hoofddeur) gegaan; „zij zijn buiten op het balkon getreden, om zich te vertoo-„nen.quot; —
Daarna ging men uit elkander. De jonggehuwden begaven zich naar Windsor. Voor de eerste maal, — de koningin teekent het aan in haar Journaal — ontbrak de oudste dochter aan het familiediner; het gemis werd door de moeder en den
DB PEINS. 47
vader levendig gevoeld, \'s Avonds werden zij weder vroolijker gestemd door de komst van een bode van Windsor, die een brief bracht van de prinses, waarin deze berichtte, dat de leerlingen van het gymnasium van Eton, aan het station van Windsor, de paarden van het rijtuig der vorstelijke personen gespannen en zich zeiven er vóór geplaatst en het naar het kasteel getrokken hadden. —
Den 27sten begaf zich het geheele hof naar Windsor, waaide koningin den volgenden dag een kapittel van de orde van den Kouseband hield, om prins Prederik-Willem daarin op te nemen. Een groot galadiner in de Waterloo-galerij besloot dezen dag. De meeste genoodigden verlieten Londen, en den 29sten was (jg koninklijke familie, bij een bezoek aan Her Majesty\'s Theatre, opnieuw het voorwerp van eene opgewon-dene ovatie. Men was en familie. Het publiek bereidde haar een warm onthaal ; het nationale lied werd gevraagd en tweemaal vóór en eens na de voorstelling gespeeld. —
Den SOsten gaven de jonggehuwden audiëntie aan talrijke deputaties van de groote steden, die hun adressen overhandigden en kostbare geschenken aanboden. Prins Albert somt in een brief aan zijne moeder, de hertogin-douairière van Co-burg, de lange reeks zijner bezigheden gedurende de huwelijksfeesten op; „Wij hadden vijfendertig prinsen te herbergen, hen „feestelijk te onthalen, hun Engeland te laten zien, de bruid „aan het volk en aan het gezelschap voor te stellen, den brui-„degom te ontvangen, hun verblijf voor de wittebroodsweek „op Windsor in orde te brengen, onzen schoonzoon in de
„orde van den Kouseband op te nemen, hier te verhuizen.....
„Ik ben nu werkelijk een schoonvader, en ons kind is werke-„lijk eene getrouwde vrouw. Dat ons dit een weinig vreemd „voorkomt, zult gij begrijpen, zoowel als dat de scheiding voor -„immer van onze lieve dochter van de overige familie ons hart
48
„allerpijnlijkst aandoet. Ik kan niet aan het oogenblik denken, „dat wij haar moeten verliezen. Het schijnt, dat men haar in „Duitschland met de grootste hartelijkheid zal ontvangen ; de „geestdrift van het volk hier is onmogelijk te beschrijven.quot;—
Intusschen denkt de koningin met schrik aan den Dinsdag der scheiding.... „De Dinsdag,quot; schrijft zij \'s Zondags in haar Journaal, „hangt als eene onweersbui boven onze hoofden; „maar God zal ze doen overwaaien, en wij zullen de voldoening „smaken, het lieve jonge paar volkomen gelukkig te zien.quot; \'s Maandags schrijft de koningin : „Het is heden de laatste dag, „dat ons dierbaar kind bij ons is, ik kan het niet gelooven, „en van tijd tot tijd maakt het mij rampzalig.quot; — Bij de jonge prinses was het opzien tegen de scheiding niet minder groot-alk geloof,quot; zeide zij, „dat het afscheid van mijn lieven papa „mij den dood zal aandoen.quot;
Dinsdag, 2 Februari, was het in den ochtend grauw en mistig. „Ik ben verdrietig opgestaan,quot; schrijft de koningin, „en ik ben naar de kamer van de lieve Vicky gegaan, om ze „voor de laatste maal op te zoeken. Ik streed met alle macht „tegen die droevige aandoeningen. Om kwart voor elf is Vicky „met een bedroefd gelaat in mijne kamer gekomen. Wij heb-„ben elkander hartelijk omhelsd, en onze tranen hebben ruim-„schoots gevloeid: daarna zijn wij tot kalmte gekomen. Albert „heeft ons opgezocht, en wij hebben ons moeite gegeven om „over wat anders te spreken.quot; De prinses deed haar reisgewaad aan. „Nu was het ontzettend oogenblik gekomen. Wij „zijn beiden de audiëntie-zaal binnengetreden, waar zich mama „en al de kinderen bevonden. Ik worstelde nog ; maar toen „ik de trap was genaderd, dreigde mijn hart te breken en ik „kon mijne tranen niet langer bedwingen. Mijn beste Albert „heeft mij deelnemend gezegd, dat het hem zeer speet, dat hy „mij in dit oogenblik moest verlaten. Ik heb vooruitgeloopen.
49
,gevolgd door Vicky en door Frits. De halle was gevuld met „onze geheele omgeving en ons geheele gevolg, alsmede met „lady Churchill en lord Sydney, die hen naar Berlijn verge-„ zeilen. Er waren ook vele dienstboden, en geen oog bleef „droog. Ik heb haar aan mijn hart gedrukt, heb haar mijn „zegen gegeven, en wist niet meer, wat ik haar zeggen zou. „Ik heb den goeden Frits een kus gegeven en hem de hand „gedrukt. Hij kon niet spreken, en zijne oogen waren met „tranen gevuld. Ik heb hen nog eens omhelsd bij het portier „van het rijtuig. Albert heeft met hen en Bertie in het open „rijtuig plaats genomen.. . . Een ontzettend oogenblik en een „ontzettende dag ! Ik voelde mij door en door ellendig, mijn „hart werd vaneengescheurd bij de gedachte, dat mgn lief „kind mij voor zoo langen tijd verliet en dat alles voorbij „was.....quot;
Prins Albert, die zijnen kinderen uitgeleide deed tot Gra-vesend, was niet minder aangedaan. Hij had gewacht tot de boot vertrok ; maar zijne dochter was niet op het dek gekomen. Den volgenden dag, 3 Februari, schreef hij haar zijn eersten brief: „Ik was verdrietig gisteren, toen gij uw voorhoofd tegen mijne borst druktet, om uwe tranen den vrijen „loop te laten. Ik ben geen persoon, die zijne gewaarwor-„dingen veel uit, en vandaar dat gij nauwelijks vermoedt, „hoe lief ik u altijd heb gehad, en welk een ledig gij in „tn^n hart hebt achtergelaten, en toch eigenlijk niet in „mijn hart, waarin gij altijd zult blijven leven, maar in het „dagelijksch leven, dat gedurig aan mijn hart uwe afwezig-„heid zal herinneren.quot;
Wij hebben bij al deze bijzonderheden van het huwelijk van prinses Victoria met prins Frederik-Willem wat langer stilgestaan, omdat zij ons de innerlijke kracht en het ware karakter van het familieleven, waarin de jonge prinses werd
DE PKINS.
50
opgevoed, doen kennen. Het gansche Engelsche volk deelde in de vreugde zoowel als in de smart der koningin. Zou de prinses in hare nieuwe familie vergoeding vinden van dat, wat zij zoo pas verloren had ?
Op de ovaties van de zijde van Engeland volgden die van de verwelkoming in Pruisen. Na te Ostende aan wal gestapt en over Brussel gereisd te zijn, overschreden de jonggehuwden den 4den Februari de Pruisische grenzen te Her-besthal, waar zy begroet werden door de militaire en burgerlijke overheden van de Rijn-Provincie. Te Aken wachtten hen de afgevaardigden van negentien groote steden uit deze Provincie op, die hun een album aanboden. — \'s Avonds 6 uur kwamen zij te Keulen aan, waar de Dom schitterend verlicht was. Den volgenden dag, 5 Februari, werd de reis voortgezet tot Maagdenburg ; overal onderweg snelden de autoriteiten en de bevolking naar de stations om den prins en de prinses te begroeten. Te Hannover werden zij door koning George feestelijk in zijn paleis ontvangen. De hertog van Brunswijk vergezelde hen van daar tot aan zijne hoofdstad. Eerst tegen middernacht kwamen zij te Maagdenburg aan, waar zij den nacht doorbrachten, om den volgenden dag om twaalf uur weder te vertrekken. Weldra kwamen de torens van Potsdam in het gezicht. Op het oogenblik dat de trein over de Havel-brug reed, werden uit de kanonnen op het plein van het kasteel saluutschoten gelost. In het station bevonden zich de prins van Pruisen en al de prinsen dei-koninklijke familie. De vertegenwoordigers van de stedelijke regeering verwelkomden hen. Een gala-rijtuig met zes paarden bespannen, geescorteerd door cavalerie, bracht het vorstelijke paar naar het slot. Aan den voet van de groote trap werd het ontvangen door de prinses van Pruisen en hare hofdames. De voorstelling van de hoofden der militaire en burger-
DE PRINS. 51
lijke autoriteiten besloot dezen dag. De volgende dag, een Zondag, werd, na de godsdienstoefening, gebruikt, om een bezoek aan het slot Babelsberg te brengen, waarin de prins zoovele jaren zijner jengd had gesleten.
Maandag, den 8sten Februari, had, volgens de oude gebruiken van de familie der Hohenzollerns, de plechtige intocht van de jonggehuwden in de Pruisische hoofdstad plaats. De stoet vertrok \'s morgens van Potsdam, om per rijtuig den afstand van zes en twintig kilometers, waarop deze stad van Berlijn ligt, af te leggen. Den geheelen weg langs hadden de dorpen eerebogen opgericht; boeren te paard sloten zich op verschillende plaatsen bij den stoet aan. Deze trok, aan den ingang van het groote park, dat de hoofdstad ten westen begrenst, het boseh door, om zich naar het kasteel Bellevue, het zomerverblijf, te begeven, waar de koning en de koningin het vorstelijk paar opwachtten. De ongelukkige, kranke vorst openbaarde in dit oogenblik eene kleine opflikkering van het verstand. „Dat is heerlijk,quot; riep hij, prinses Victoria omhelzende, uit, „dat gij daar eindelijk zijt!quot; Na een kort onderhoud verwijderde de koning zich, om naar Charlottenburg terug te keeren, terwijl de stoet zich in beweging zette, om van nu af een plechtig karakter aan te nemen. Men had van rijtuig verwisseld. De equipage, welke het jonge paar hierheen had gebracht, verdween, om plaats te maken voor de geheel vergulde, met kronen bezette, koninklijke gala-koets. Op een bepaalden afstand van de stad stelden veertig postiljons van den Staat en de corporaties der kooplieden en dei-slachters, gebruik makende van een traditioneel privilegie en vertegenwoordigd door een groot aantal van hare leden te paard, zich aan het hoofd van den stoet. Tegen twee uur bereikte men de Brandenburger poort, waar de autoriteiten van Berlijn hare eerbiedige opwachting maakten. Van daar
DE PRINS.
begaf de stoet zich langs de laan Onder de Linden, onder het gebulder van het kanon en het gelui der klokken, tus-schen de menigte van de ambachtsgilden door, welke met hunne vaandels en hunne onderscheidingsteekenen langs den weg geschaard stonden, zich naar het oude kasteel. Aan den voet van de eeretrap wachtte de prins van Pruisen, die zijne kinderen naar de koningin geleidde. Na de officiëele voorstellingen begaven zij zich op het balkon, om de bevolking te groeten en de corporaties te laten defileeren. Het gala-diner had plaats in de Witte-Zaal; de Koningin zat daaraan voor. Na den toost op de souvereinen, hief de prins van Pruisen zijn glas op „om te drinken op de gelukkige verzwagering „tusschen Groot-Brittanje en Pruisen en op het doorluchtige, „pas gehuwde paar!quot;
De feesten en de recepties namen de geheele week in beslag. De ontvangst was zeer warm geweest. De prinses van Hohenlohe-Langenburg, zuster van koningin Victoria, schreef aan deze den 17dlt;m Februari; „Gij zijt op de hoogte gebracht „geworden van alles, wat heeft plaats gehad, en gij weet, „hoezeer de prinses hier is bewonderd en verdient het te „worden. De geestdrift en de belangstelling, welke men haar „toont, gaan alle verbeelding te boven. Nooit is eene prinses „hier ontvangen geworden, zooals zij. Dat wijst aan, van wel-„ken kant hier de wind der sympathieën waait; voorzeker niet „van den kant van de Noordpool.quot; — De toost van den prins van Pruisen en deze brief duiden het staatkundig karakter van dit huwelijk aan.
(Ajr\'
(1858 - 1870).
%
II.
Staatkundige strekking \\ an het huwelijk van prins Fre-derik-Willem. — Invloed van prins Albert. — Briefwisseling van prins Albert met zijne dochter. — Bezoek van prins Albert en koningin Victoria te Potsdam. — Overwegingen van koningin Victoria over de vereering van het verbond met Rusland. — Verheffing van den prins van Pruisen tot regent. — Geboorte van prins Willem. — Vreugde in Berlijn. — Eaadgovingen van prins Albert aan zijne dochter. — Betreffende het geheim van de Vrijmetselarij. — Prins Albert over de staatkunde van Frankrijk. — Prinses Victoria over de concordaten met den Paus. — Vertoog van de prinses over de ministeriëele verantwoordelijkheid. — De werken van kunst van de prinses. — Dood van prins Albei t. — Prins Frederik-Willem en het leger. Zijne bevorderingen in rang. —
Waar wij de verloving en het huwelijk van prins Frederik-Willem eenigszins uitvoerig hebben verhaald, daar is dat ge-
56
schied, omdat die gebeurtenis, behalve hare intieme zijde, welke wel in staat is sympathie te wekken, eene gewichtige phase in de staatkundige geschiedenis van Pruisen aangeeft. Zij valt toch inderdaad samen met de ziekte van den koning, en gaat vooraf aan eene wijziging van regeering, dat wil zeggen eene wijziging van staatkunde. — Frederik-Willem IV was innig met Eusland verbonden geweest; zijn broeder had voor zijn zoon eene verbintenis gekozen, welke, tijdelijk ten minste, Pruisen nader tot Engeland moest brengen. —
Prins Albert, de gemaal van koningin Victoria, was, sedert 1848, de vertrouwde van den prins van Pruisen, en zeer dikwijls zijn raadsman geweest. Deze betrekking is blijven bestaan tot den dood van den prins, die met zijne dochter eene geregelde briefwisseling onderhield, waarin alle onderwerpen behandeld werden. Van deze briefwisseling moet de geschiedschrijver onvermijdelijk inzage nemen; want zij stelt niet alleen de personen en hunne handelingen in een helder licht, maar doet ook tegelijkertijd de grootte van het verlies kennen, dat het nieuwe hof van Pruisen, tegen het einde van 1861, leed door den ontijdigen dood van den vader van prinses Victoria. —
De eerste brieven van prins Albert aan zijne dochter behelzen vooral raadgevingen, zooals een vader gewoon is die aan zijn kind te geven. Te Londen was men tot in de kleinste bijzonderheden ingelicht geworden omtrent het eerste optreden. De jonge prins had aan de koningin, zijne schoonmoeder, getelegrafeerd : „De geheele koninklijke familie was in verruk-„king over mijne vrouw.quot; Prins Albert wenschte zijne dochter daarmede geluk, en wekte haar op haar echtgenoot de behulpzame hand te bieden, om de genegenheid van zijne land-genooten te behouden. Later beginnen de staatkundige onderwerpen eene belangrijke plaats in de brieven, tusschen vader
DE KROONPRINS. 57
en dochter gewisseld, in te nemen. Prins Albert had overigens een zeer hoog denkbeeld van zijne dochter. „Zij bezit het ver-„stand van een man en het hart van een kind,quot; had hij eens gezegd. Bevoegde personen te Berlijn, die haar van nabij gadesloegen, aarzelden niet dat oordeel te bevestigen. „Zij ziet „verder en nauwkeuriger,quot; schreef men aan prins Albert, „dan „vele mannen, omdat haar scherpzinnig verstand, in verband „met een voortreffelijk hart, het woord: vooroordeel, niet „kent.quot;
Den 2den April schreef prins Albert aan zijn vriend van Stockmar : „Zij zal zeker eens een uitstekend mensch worden, „dien Pruisen reden zal hebben te zegenen. Ik schrijf haar el-„ken Woensdag, en ik ontvang hare brieven eiken Maandag. „Wij praten over allerlei onderwerpen van algemeenen aard, „daar zij aan hare moeder al de bijzonderheden van haar leven „schrijft.quot;
Den 10aen Maart schreef hij aan zijne dochter : „Het komt mij „voor, dat gij u met veel tact in uwe nieuwe omstandighe-„den hebt weten te schikken.quot; Eenige dagen later deelde hij haar reeds zijn plan mede, hun te Potsdam een intiem bezoek te brengen. Men sprak ook over het budget van het huishouden. De prinses had dit tot in de kleinste bijzonderheden aan haar vader medegedeeld, waarop deze haar schertsend den raad gaf, „er een aanmerkelijk cijfer voor den onvoorziene (onvoor-„ziene uitgaven) op uit te trekken, daar deze mijnheer de „duurste gast in het leven is, en wij een lang gezicht zouden „zetten, zoo wij hem niets aan te bieden hadden quot;
Den 4den Juni kwam prins Albert te Babelsberg. „De ver-„houding tusschen de jongelui,quot; schrijft hij aan de koningin, „is zoo goed als men die wenschen kan. Ik heb lange gesprek-„ken zoowel met ieder afzonderlijk als met beiden te zamen, „eu ik ben er uitermate over voldaan.quot; Den 6den, vóór zijn
56 de kroonprins.
schied, omdat die gebeurtenis, behalve hare intieme zijde, welke wel in staat is sympathie te wekken, eene gewichtige phase in de staatkundige geschiedenis van Pruisen aangeeft. Zij valt toch inderdaad samen met de ziekte van den koning, en gaat vooraf aan eene wijziging van regeering, dat wil zeggen eene wijziging van staatkunde. — Frederik-Willem IV was innig met Eusland verbonden geweest; zijn broeder had voor zijn zoon eene verbintenis gekozen, welke, tijdelijk ten minste, Pruisen nader tot Engeland moest brengen. —
Prins Albert, de gemaal van koningin Victoria, was, sedert 1848, de vertrouwde van den prins van Pruisen, en zeer dikwijls zijn raadsman geweest. Deze betrekking is blijven bestaan tot den dood van den prins, die met zijne dochter eene geregelde briefwisseling onderhield, waarin alle onderwerpen behandeld werden. Van deze briefwisseling moet de geschiedschrijver onvermijdelijk inzage nemen ; want zij stelt niet alleen de personen en hunne handelingen in een helder licht, maar doet ook tegelijkertijd de grootte van het verlies kennen, dat het nieuwe hof van Pruisen, tegen het einde van 1861, leed door den ontijdigen dood van den vader van prinses Victoria. —
De eerste brieven van prins Albert aan zijne dochter behelzen vooral raadgevingen, zooals een vader gewoon is die aan zijn kind te geven. Te Londen was men tot in de kleinste bijzonderheden ingelicht geworden omtrent het eerste optreden. De jonge prins had aan de koningin, zijne schoonmoeder, getelegrafeerd: „De geheele koninklijke familie was in verruk-„king over mijne vrouw.quot; Prins Albert wenschte zijne dochter daarmede geluk, en wekte haar op haar echtgenoot de behulpzame hand te bieden, om de genegenheid van zijne land-genooten te behouden. Later beginnen de staatkundige onderwerpen eene belangrijke plaats in de brieven, tusschen vader
I)E KROONPRINS. 57
en dochter gewisseld, in te nemen. Prins Albert had overigens een zeer hoog denkbeeld van zijne dochter. ,Zij bezit het ver-,stand van een man en het hart van een kind,quot; had hij eens gezegd. Bevoegde personen te Berlijn, die haar van nabij gadesloegen, aarzelden niet dat oordeel te bevestigen. „Zij ziet „verder en nauwkeuriger,quot; schreef men aan prins Albert, „dan „vele mannen, omdat haar scherpzinnig verstand, in verband „met een voortreffelijk hart, het woord: vooroordeel, niet „kent.quot;
Den 2(ien April schreef prins Albert aan zijn vriend van Stockmar: „Zij zal zeker eens een uitstekend mensch worden, „dien Pruisen reden zal hebben te zegenen. Ik schrijf haar el-„ken Woensdag, en ik ontvang hare brieven eiken Maandag. „Wij praten over allerlei onderwerpen van algemeenen aard, „daar zij aan hare moeder al de bijzonderheden van haar leven „schrijft.quot;
Den lO4®11 Maart schreef hij aan zijne dochter : „Het komt mij „voor, dat gij u met veel tact in uwe nieuwe omstandighe-„den hebt weten te schikken.quot; Eenige dagen later deelde hij haar reeds zijn plan mede, hun te Potsdam een intiem bezoek te brengen. Men sprak ook over het budget van het huishouden. De prinses had dit tot in de kleinste bijzonderheden aan haar vader medegedeeld, waarop deze haar schertsend den raad gaf, „er een aanmerkelijk cijfer voor den onvoorziene (onvoor-„ziene uitgaven) op uit te trekken, daar deze mijnheer de „duurste gast in het leven is, en wij een lang gezicht zouden „zetten, zoo wij hem niets aan te bieden hadden quot;
Den 4de11 Juni kwam prins Albert te Babelsberg. „De ver-,houding tusschen de jongelui,quot; schrijft hij aan de koningin, „is zoo goed als men die wenschen kan. Ik heb lange gesprek-„ken zoowel met ieder afzonderlijk als met beiden te zamen, „en ik ben er uitermate over voldaan.quot; Den 6aen, vóór zijn
58
vertrek, schrijft hij aan baron van Stockmar: „Ik ben hoogst „voldaan over mijn verblijf alhier. Het jonge paar leeft in de ,beste harmonie.quot; Dit korte uitstapje had ook ten doel het bezoek van koningin Victoria voor te bereiden, die brandde van ongeduld, om haar dochter in hare nieuwe omgeving te zien.
In de maand Augustus had deze reis plaats. Koningin Victoria heeft de bijzonderheden er van opgeteekeud in haar Journaal. Zjj was te Antwerpen aan wal gestapt, om verder den weg over Keulen te nemen. Te Aken werden de koningin en prins Albert opgewacht door den prins van Pruisen, die hen tot Potsdam vergezelde. Te Dusseldorf ontving prins Anton van Hohenzollern het koninklijke paar ; te Hannover werden zij begroet door den koning en zijn gansche hof. Geen enkele bijzonderheid ontsnapt aan de aandacht van de koninklijke reizigster. Zij houdt aanteekening van al de ovaties, van al de personen, die in haar smaak zijn gevallen. Zij vergeet bij liet passeeren van Hamm in Westfalen den priester „met „het dikke hoofdquot; niet, die een plechtige aanspraak tot haar hield, om haar te bedanken „voor het schoone cadeau,quot; dat zij aan Pruisen gedaan had door het Vicky af te staan. Te Bückebourg merkt zij, in het voorbijgaan, op de kaai hare oude onderwijzeres, de barones Lehzen, op, die haar, met den zakdoek wuivende, groet. Tegen den avond kwam zij te Maagdenburg aan, waar Frits, hoogst verblijd, haar opwachtte, „die bij „ons instapte en ons mededeelde, dat Vicky en vele officiëele .personen ons aan het station van het paleis te Potsdam op-„wachtten. Het hart klopt der moeder al sterker en sterker. „Van lieverlede begon het duister te worden, en de tijd scheen „ons, naai\'mate wij het doel van onze reis naderden, gaande-„weg langer te duren. Aan het station van het park stond „ons dierbaar kind, met een bouquet in de band; zij is bij
Igt;E KROONPRINS. 59
„ons ingestapt, en wij hebben elkander innig en lang om-„helsd, wij hadden elkander zooveel te zeggen, zooveel te verstellen, zooveel te vragen; zij was intusschen niet veranderd, „zij zag er goed uit, geheel de Vicky van vroeger. Het is een „gelukkig oogenblik geweest en ik dank er God voor 1 In enkele „minuten hebben wij het station van Potsdam bereikt, waar de „muziek en eene compagnie soldaten van de garde ons ontvin-„gen ; op den drempel stonden de waarde prinses van Prui-„sen en hare zuster, prinses Karei.quot; —
Men ging naar Babelsberg, dat fonkelde van het licht eener schitterende illuminatie. „Vele bekende gezichten, ik voelde „mij bijna thuis.quot; Den volgenden dag voegt de koningin, als zij de bekoorlijkheden van het landschap beschrijft, dat aan hare voeten ligt, er bij : „Vicky is naast mij komen zitten. „Het scheen mij toe, dat zij mij opnieuw toebehoorde.quot; Den 14den Augustus spreekt de koningin van verschillende personen, die haar voorgesteld waren geworden. Onder anderen van den maarschalk Wrangel, die „vol is van Vicky en van het „huwelijk. „Het is een engel,quot; zeide hij. Hij noemt mij: „ „mijn\' beste koningin,quot; en zegt tot mij: „gij ziet er uit „ „alsof gij naar het bal gaat.quot;quot; De minister Mant eufïel had niet de eer haar te bevallen ; prins Albert hield niet van dien staatsman, niettegenstaande hij gedurende den Krim-oorlog den Eussischen invloed nadrukkelijk had bestreden. Koningin Victoria bracht ook een bezoek aan Berlijn en aan zijn oud koninklijk kasteel, waar zij, met eenig hartzeer, „in de vertrekken van de koningin talrijke souvenirs opmerkte, welke „getuigden van eene oprechte vereering van keizer Nicolaas.quot; Denzelfden, klaarblijkelijk onaangenamen indruk ontving de koningin gedurende haar bezoek aan het paleis te Charlotten-burg. „De hulde,quot; zegt zij in haar Journaal, „welke men aan „de geheele Russische familie brengt, is zonderling en kunst-
è
60
„matig, omdat het land, alles wat Eussisch is, verfoeit.quot; Den 28sten Augustus nam de koningin afscheid van hare tinderen. „Het afscheid,quot; verklaart zij in haar Journaal, „is zeer pijnlijk „geweest. Onze tranen, zoowel als die van Vicky, hebben „ruimschoots gevloeid; maar onze laatste woorden zijn ge-„weest; tot weerziens! tot straks!quot; Dit bezoek aan het Pruisische hof werd evenwel door de koningin niet herhaald. Zij was er niet volkomen tevreden over geweest. De strenge etiquette van het Berlijnsche hof had geen rekening weten te houden met de bevoorrechte positie van prins Albert als gemaal van de koningin, en deze had zich daardoor diep gekrenkt gevoeld. —
Prins Prederik-Willem had, na zijn huwelijk, zijne militaire werkzaamheden weder opgevat. Hij had de eerste bevordering in rang van zijn vader ontvangen, die hem tot brigade-gene-raal had benoemd. Ernstige gebeurtenissen kwamen verandering brengen in zijne positie. Koning Prederik-Willem, die volstrekt buiten staat was om te regeeren, had den prins van Pruisen tot Regent benoemd. Den 20stel1 October legde deze vóór de Kamers den eed af, bij welke plechtige handeling prins Prederik-Willem tegenwoordig was. Eenige dagen latei-stelde de regent aan zijn zoon de nieuwe ministers voor, die het ministerie Manteuffel vervangen hadden.
Het waren gematigd liberalen, waarvan er verscheidenen vertrouwelijk met den regent hadden omgegaan in de dagen zijner afzondering te Coblentz ; de regent deelde over\'t geheel hunne denkbeelden, hoewel meer uit staatkunde, dan uit overtuiging. Prins Prederik-Willem daarentegen sympathiseerde van ganscher harte met hen, en nam een werkzaam aandeel in de beraadslagingen van den ministerraad. —
De dynastie stond op het punt met een nieuw lid vermeerderd te worden, wellicht met een erfgenaam in het derde
61
geslacht. Inderdaad bracht prinses Victoria den 27stctl Januari 1859 een zoon ter wereld, die, naar zijn grootvader, den Prins-Regent, den naam van Willem ontving. De geboorte had niet plaats gehad zonder levensgevaar voor de moeder. Aan het Londensche hof was de vreugde uitbundig. rEr heeft,quot; schrijft prins Albert aan koning Leopold, „voor de moeder en voor , het kind groot gevaar bestaan. De arme Frits en zijne ouders „moeten veel geleden hebben; zij hadden niet gerekend op „een levend kind, en hunne vreugde over een dikken, gezon-„den jongen is daarom des te levendiger. De vreugde, welke „de geboorte van een vermoedelijken erfgenaam van den troon „heeft gewekt, is te Berlijn buitengewoon groot, en zelfs hier „is de deelneming algemeen.quot; De koningin betreurde het, dat zij niet bij den doop tegenwoordig kon zijn. „Mijn waarde „oom,quot; schrijft zij aan den koning der Belgen, „dat ik bij den „doop van nnzen eersten kleinzoon niet tegenwoordig kan zijn, „rijt mij het hart schier vaneen. Nooit heb ik, geloof ik, zulk „eene bittere teleurstelling ondervonden. En het is zulk eene „gelukkige gebeurtenis voor de beide natiën, het brengt ze in „zoo nauwe betrekking tot elkander, dat het werkelijk te betreuren is, dat ik er niet bij kim zijn.quot; Lord Raglan en Lord de Ros werden naar Berlijn gezonden, om de koningin te vertegenwoordigen. „Ik houd mij overtuigd,quot; schrijft prins Albert den gden Maart aan zijne dochter, „dat de tegenwoordigheid van deze „twee heeren u genoegen zal doen. Wij voor ons zullen eerst „waarlijk genieten, wanneer zij terug zijn en wij hen kunnen ondervragen. Wat gij mij schrijft van de aanminnigheid van den „prins en van zijne liefdevolle oplettendheid voor u, maakt mij „gelukkig. Ook ik houd veel van hem, ik acht en waardeer hem „en ik verheug mij ook om hem, dat hij in u en in zijn „kind banden van huiselijk geluk gevonden heeft, welke hem „aan het huiselijke leven zullen binden, waarin men, op
DE KROONPRINS.
„den duur, uitsluitend zelfvoldoening voor liet leven vindt.quot;
Groot was de vreugde te Berlijn geweest, toen in den avond van den 29sten Januari de 101 voorgeschreven kanonschoten de geboorte van een zoon aangekondigd hadden. De prinsregent had in het ministerie vau buitenlandsche zaken een onderhoud met den minister van Schleinitz, toen graaf de Perponcher, de hof-maarschalk, eensklaps binnentrad, om hem de gelukkige gebeurtenis te berichten. Daar zijn rijtuig niet bij de hand was, sprong de prins in een fiacre, om zich naar het paleis van zijn zoon te begeven. Vader en zoon moesten op het balkon verschijnen, om zich aan de menigte te ver-toonen. Den volgenden morgen liet prins Frederik-Willem al zijne bedienden samenkomen, om hun zijn zoon, dien hij zelf op de armen droeg, voor te stellen. Daarna kwamen de ofE-ciëele deputaties. Tot de voorzitters der beide Kamers zeide de prins : „Zoo God mijn zoon in het leven bewaart, zal het „mijn schoonste taak zijn, hem op te voeden in de gezindhe-„den en gevoelens, welke mij aan het vaderland binden.quot; —
Tot dit tijdperk van het leven zijner dochter behooren talrijke brieven van prins Albert, welke beurtelings huiselijke raadgevingen en staatkundige, ja zelfs wgsgeerige overwegingen bevatten ; want deze vader sprak over alles met zijne dochter, wier hooge ontwikkeling de neteligste onderwerpen omvatte. Men kan er over oordeelen naar den brief, dien prins Albert haar den 16aen Maart, na de terugkomst van zijne
vertegenwoordigers bij den doop, schreef: ......Gij zijt nog
„maar achttien jaar oud, en gij zult nog vrij wat schokken „te doorstaan hebben; gij zult er ook ontvangen, waarop „gij niet rekendet. Gij moet er u op voorbereiden, evenals „Oostenrijk zich bereidt op den oorlog, welke zou kunnen „uitbreken ; zoo neen, gij zult bezwijken en slechts een suk-kelend leven leiden, dat voor u een ramp en voor den ar-
62
DE KROONPRINS. 63
„men Frits zijn leven lang een vreeselijke last zal zijn, terwijl „gij tegelijkertijd uwe roeping geheel zult missen en geen „uwer plichten zult kunnen vervullen.quot; —
Daarna, tot een ander onderwerp overgaande, vervolgt hij: „De reden, welke er u toe brengt de vrijmetselarij te kriti-„seeren (prins Frederik-Willem was, zooals wij gezien heb-„ben, vrijmetselaar), dat namelijk de mannen hun geheim „niet mogen vertellen aan hunne vrouwen, dit is juist eene „kostelijke zaak. Indien de gave van te kunnen zwijgen eene „der verhevenste deugden van den mensch is, dan is de proef, „waarop hij, juist tegenover het wezen voor hetwelk hij al-„tijd de grootste zwakheid toont, gesteld wordt, ook de zwaar-„ste en bijgevolg de waardigste; en de vrouw moest er zich „niet alleen in verheugen, hem eene dergelijke proef te zien „doorstaan, maar ook in deugd met hem wedijveren, door de „haar aangeboren nieuwsgierigheid, welke zij van hare eerste „moeder Eva geërfd heeft, te overwinnen.quot;
Eene andere keer schrijft de prins aan zijne dochter: „Vorstelijke personen, wien altijd diensten bewezen worden, verbeten, dat het van hen, die ze bewijzen, dikwijls offers eischt, „welke hun bespaard konden worden, zoo gene op dat kiesche „punt wilden letten; want juist de trouwste dienaren en de „kostelijkste vrienden zwijgen meestal over hunne eigene „zaken, en men moet ben uitvragen om de waarheid te „vernemen.quot;
Den 269ten Augustus 1859, zijn jaardag, schreef de prins aan zijne dochter, in antwoord op hare gelukwenschen; „Het „schoonste geschenk, dat gij mij zoudt kunnen aanbieden en „dat gij mij aangeboden hebt, is de verzekering, dat gij gelukkig zijt.quot;
De hoogere staatkunde werd in deze briefwisseling niet vergeten, en tal van adviezen aan het adres van den prins-regent
60
„matig, omdat het land, alles wat Russisch is, verfoeit.quot; Den 28sten Augustus nam de koningin afscheid van hare kinderen. „Het afscheid,quot; verklaart zij in haar Journaal, „is zeer pijnlijk „geweest. Onze tranen, zoowel als die van Vicky, hebben „ruimschoots gevloeid; maar onze laatste woorden zijn ge-„weest: tot weerziens! tot straks!quot; Dit bezoek aan het Pruisische hof werd evenwel door de koningin niet herhaald. Zij was er niet volkomen tevreden over geweest. De strenge etiquette van het Berlijnsche hof had geen rekening weten te houden met de bevoorrechte positie van prins Albert als gemaal van de koningin, en deze had zich daardoor diep gekrenkt gevoeld. —
Prins Frederik-Willem had, na zijn huwelijk, zijne militaire werkzaamheden weder opgevat. Hij had de eerste bevordering in rang van zijn vader ontvangen, die hem tot brigade-gene-raal had benoemd. Ernstige gebeurtenissen kwamen verandering brengen in zijne positie. Koning Frederik-Willem, die volstrekt buiten staat was om te regeeren, had den prins van Pruisen tot Regent benoemd. Den 20sten October legde deze vóór de Kamers den eed af, bij welke plechtige handeling prins Frederik-Willem tegenwoordig was. Eenige dagen latei-stelde de regent aan zijn zoon de nieuwe ministers voor, die het ministerie Manteuffel vervangen hadden.
Het waren gematigd liberalen, waarvan er verscheidenen vertrouwelijk met den regent hadden omgegaan in de dagen zijner afzondering te Coblentz ; de regent deelde over\'t geheel hunne denkbeelden, hoewel meer uit staatkunde, dan uit overtuiging. Prins Frederik-Willem daarentegen sympathiseerde van ganscher harte met hen, en nam een werkzaam aandeel in de beraadslagingen van den ministerraad. —
De dynastie stond op het punt met een nieuw lid vermeerderd te worden, wellicht met een erfgenaam in het derde
DB KROONPRINS. 61
geslacht. Inderdaad bracht prinses Victoria den 27sten Januari 1859 een zoon ter wereld, die, naar zijn grootvader, den Prins-Regent, den naam van Willem ontving. De geboorte had niet plaats gehad zonder levensgevaar voor de moeder. Aan het Londensche hof was de vreugde uitbundig. rEr heeft,\'\'schrijft prins Albert aan koning Leopold, „voor de moeder en voor „het kind groot gevaar bestaan. De arme Frits en zijne ouders „moeten veel geleden hebben ; zij hadden niet gerekend op „een levend kind, en hunne vreugde over een dikken, gezon-„den jongen is daarom des te levendiger. De vreugde, welke „de geboorte van een vermoedelijken erfgenaam van den troon „heeft gewekt, is te Berlijn buitengewoon groot, en zelfs hier „is de deelneming algemeen.quot; De koningin betreurde het, dat zij niet bij den doop tegenwoordig kon zijn. „Mijn waarde „oom,quot; schrijft zij aan den koning der Belgen, „dat ik bij den „doop van onzen eersten kleinzoon niet tegenwoordig kan zijn, „rijt mij het hart schier vaneen. Nooit heb ik, geloof ik, zulk „eene bittere teleurstelling ondervonden. En het is zulk eene „gelukkige gebeurtenis voor de beide natiën, het brengt ze in „zoo nauwe betrekking tot elkander, dat het werkelijk te betreuren is, dat ik er niet bij kan zijn.quot; Lord Raglan en Lord de Ros werden naar Berlijn gezonden, om de koningin te vertegenwoordigen. „Ik houd mij overtuigd,quot; schrijft prins Albert den gflen Maart aan zijne dochter, „dat de tegenwoordigheid van deze „twee heeren u genoegen zal doen. Wij voor ons zullen eerst „waarlijk genieten, wanneer zij terug zijn en wij hen kunnen ondervragen. Wat gij mij schrijft van de aanminnigheid van den „prins en van zijne liefdevolle oplettendheid voor u, maakt mij „gelukkig. Ook ik houd veel van hem, ik acht en waardeer hem „en ik verheug mij ook om hem, dat hij in u en in zijn „kind banden van huiselijk geluk gevonden heeft, welke hem „aan het huiselijke leven zullen binden, waarin men, op
DE KROONPRINS.
„den duur, uitsluitend zelfvoldoening voor het leven vindt.quot;
Groot was de vreugde te Berlijn geweest, toen in den avond van den 29stequot; Januari de 101 voorgeschreven kanonschoten de geboorte van een zoon aangekondigd hadden. De prinsregent had in het ministerie van buitenlandsche zaken een onderhoud met den minister van Schleinitz, toen graaf de Perponcher, de hof-maarschalk, eensklaps binnentrad, om hem de gelukkige gebeurtenis te berichten. Daar zijn rijtuig niet bij de hand was, sprong de prins in een fiacre, om zich naar het paleis van zijn zoon te begeven. Vader en zoon moesten op het balkon verschijnen, om zich aan de menigte te ver-toonen. Den volgenden morgen liet prins Prederik-Willem al zijne bedienden samenkomen, om hun zijn zoon, dien hij zelf op de armen droeg, voor te stellen. Daarna kwamen de offi-ciëele deputaties. Tot de voorzitters der beide Kamers zeide de prins : , Zoo God mijn zoon in het leven bewaart, zal het „mijn schoonste taak zijn, hem op te voeden in de gezindhe-„den en gevoelens, welke mij aan het vaderland binden.quot; —
Tot dit tijdperk van het leven zijner dochter behooren talrijke brieven van prins Albert, welke beurtelings huiselijke raadgevingen en staatkundige, ja zelfs wijsgeerige overwegingen bevatten ; want deze vader sprak over alles met zijne dochter, wier hooge ontwikkeling de neteligste onderwerpen omvatte. Men kan er over oordeelen naar den brief, dien prins Albert haar den 16den Maart, na de terugkomst van zijne
vertegenwoordigers bij den doop, schreef: ......Gij zijt nog
„maar achttien jaar oud, en gij zult nog vrij wat schokken „te doorstaan hebben; gij zult er ook ontvangen, waarop „gij niet rekendet. Gij moet er u op voorbereiden, evenals „Oostenrijk zich bereidt op den oorlog, welke zou kunnen „uitbreken ; zoo neen, gij zult bezwijken en slechts een suk-kelend leven leiden, dat voor u een ramp en voor den ar-
62
DE KROONPRINS. 63
„men Frits zijn leven lang een vreeselijke last zal zijn, terwijl „gij tegelijkertijd uwe roeping geheel zult missen en geen „uwer plichten zult kunnen vervullen.quot; —
Daarna, tot een ander onderwerp overgaande, vervolgt hij: „De reden, welke er u toe brengt de vrijmetselarij te kriti-„seeren (prins Frederik-Willem was, zooals wij gezien heb-„ben, vrijmetselaar), dat namelijk de mannen hun geheim „niet mogen vertellen aan hunne vrouwen, dit is juist eene „kostelijke zaak. Indien de gave van te kunnen zwijgen eene „der verhevenste deugden van den mensch is, dan is de proef\', „waarop hij, juist tegenover het wezen voor hetwelk hij al-„tijd de grootste zwakheid toont, gesteld wordt, ook de zwaar-„ste en bijgevolg de waardigste ; en de vrouw moest er zich „niet alleen in verheugen, hem eene dergelijke proef te zien „doorstaan, maar ook in deugd met hem wedijveren, door de „haar aangeboren nieuwsgierigheid, welke zij van hare eerste „moeder Eva geërfd heeft, te overwinnen.quot;
Eene andere keer schrijft de prins aan zijne dochter: „Vor-„stelijke personen, wien altijd diensten bewezen worden, ver-„geten, dat het van hen, die ze bewijzen, dikwijls offers eischt, „welke hun bespaard konden worden, zoo gene op dat kiesche „punt wilden letten; want juist de trouwste dienaren en de „kostelijkste vrienden zwijgen meestal over hunne eigene „zaken, en men moet ben uitvragen om de waarheid te „vernemen.quot;
Den 26stel, Augustus 1859, zijn jaardag, schreef de prins aan zijne dochter, in antwoord op hare gelukwenschen; „Het „schoonste geschenk, dat gij mij zoudt kunnen aanbieden en „dat gij mij aangeboden hebt, is de verzekering, dat gij gelukkig zijt.quot;
De hoogere staatkunde werd in deze briefwisseling niet vergeten, en tal van adviezen aan bet adres van den prins-regent
64
werden gegeven door tusschenkomst van prinses Victoria. Het jaar 1859 had den oorlog van Italië zien uitbreken, en de nationale aspiraties van dit land hadden die van Duitsch-land gewekt, terwijl de liberale partij den prins-regent van Pruisen verzocht, daaraan zijn steun te verleenen. Prins Al-bert begunstigde die pogingen, en onderhield er zich dikwijls met zijne dochter over. „Ik ben vóór de opperheerschappij „van Pruisen,quot; schreef hij haar den 13den September; „maar „Duitschland staat in mijn oog vooraan, Pruisen als zoodanig „komt eerst in de tweede plaats. Pruisen zal naar mijn oor-„deel de eerste plaats innemen, als het zich aan het hoofd „van Duitschland stelt: zoo het Duitschland tot zich wil doen „afdalen, zal het zichzelf niet verheffen. Het zal derhalve moed „moeten toonen, zich opofferen en geen begeerlijkheid laten „blijken ; dan zal het ontvangen en verkrijgen, wat het begeert.quot;
De prinses toonde belangstelling in de neteligste quaesties van het staatsrecht, waarnaar de vrouwelijke geest maar zelden uitgaat. In het begin van 1860 verneemt men uit een brief van prins Albert, dat het geschil met den Paus over de concordaten de prinses niet onverschillig liet. In Engeland had zij geen bijzonder gunstig oordeel omtrent de Catholieke Kerk opgedaan, en prins Albert koesterde ten opzichte van deze zaak ultra-protestantsche denkbeelden, in dien zin dat, volgens hem, de staat in ieder opzicht den voorrang moet hebben boven de Kerk. „Gij vraagt mij,quot; schrijft hij aan zijne dochter „of het goed en heilzaam is voor een Staat, concordaten te sluiten met den Paus ; ik antwoord daar op met „een allernadrukkelijkst neen.quot; Prins Albert had, dat schrijvende, de latere gebeurtenissen niet voorzien, welke de meest besliste voorstanders van de almacht van den Staat op kerkelijk gebied, tot andere gedachten moesten brengen.
Bij andere gelegenheden waren het de artikelen in de Times
DB KROONPRINS. 65
tegen Pruisen, welke de stof voor de brieven van prins Albert aan zijne dochter leverden. Bij de staatkundige bezwaren van het blad van de City was een incident met een Engelschman gekomen, die door een ambtenaar bij de spoorwegen in Duitsch-land onbeschoft behandeld was geworden. Prins Albert drong-
O O
er op aan, dat de regeering aan deze zaak een einde zou maken. „De gevoelens zijn de grondslag der handelingen, en niet de „argumenten. Dat zien wij in de zaak van Italië; de koning „moge in theorie ook grcot ongelijk hebben, men juicht hem „desniettemin toe. Het zou een groot ongeluk zijn, zoo men „de stemming tusschen Engeland en Pruisen verbitterde.quot;
Prinses Victoria bepaalde er zich niet toe, haren vader raad en voorlichting te vragen; als erkentelijke leerlinge zond zij hem ook haren arbeid. De werking der constitutioneele Staatsmachine te Berlijn was van zeer jongen datum en volstrekt nog niet geregeld. Onder Frederik-Willem IV had de regee-ving zich beijverd, om de macht der Kamers tot een minimum te herleiden en alles tot het feodale regime terug te brengen. Met het optreden van den Prins-Eegent had de liberale partij gehoopt, dat het constitutioneele régime eene werkelijkheid zou worden. De ministeriëele verantwoordelijkheid, één der wezenlijke beginselen van het parlementaire stelsel, was in de constitutie uitgesproken, maar zonder in eene organieke wet bekrachtigd te zijn geworden. Het was dus een vraagstuk, dat op het oogenblik algemeens belangstelling wekte, en het vermoeden ligt voor de hand, dat prinses Victoria, onder indruk van deze vooringenomenheid, en haar voordeel doende met de lessen in het constitutioneele recht, welke zij van haren vader had ontvangen, het plan opvatte eene memorie over ééne der ingewikkeldste vragen van het Staatsrecht op te stellen.
Deze memorie is nooit publiek gemaakt geworden ; alleen
66 DE KROONPRINS.
door een brief van prins Albert aan zijne dochter kan men zich een denkbeeld maken van hare redeneeringen en hare besluiten, alles in het belang van de ministeriëele verantwoordelijkheid. In dezen brief van den 18den November 1860 zegt de prins: „Deze memorie gaf mij groote vreugde; zij is zeer „helder en volledig ; zij strekt u tot groote eer. .. . Het denk-„beeld, dat de verantwoordelijkheid van de raadslieden der „kroon beleedigend zou zijn voor de waardigheid van den sou-„verein is eene dwaling. Hier hebben wij geen wet op de ver-„antwoordelijkheid, omdat wij zelfs geen geschreven constitu-„tie hebben; maar de verantwoordelijkheid vloeit als eene „logische noodwendigheid voort uit de waardigheid van de „kroon en den monarch (die geen fout kan begaan). Om \'t „even wie, ieder kan raad geven aan de kroon, maar wie „haar raad geeft is er verantwoordelijk voor tegenover het „land.quot; De prins neemt daaruit aanleiding om een geheel leerstelsel dit onderwerp betreffende te ontwikkelen en verbindt daaraan eene volledige les over de plichten en de roeping van den monarch in den Staat.
Ten opzichte van deze gewichtige zaak waren prins Albert en prinses Victoria, dank zij haar onderwijs, in lijnrechten strijd met de feodale partij in Pruisen.
Toen zijne dochter hem een artikel uit de Kreuz-Zeitung had medegedeeld, antwoordde de prins haar den 26sten December : „Dit artikel drukt helder het denkbeeld uit, dat de „monarchie voor die partij geen waarde heeft, dan voor zoo-„verre zij op willekeur rust; en zoo doende zijn die lui het „volmaakt eens met de roode democraten, voor wie de repu-nbliek insgelijks slechts de heerschappij van de willekeur is.quot; —
Die briefwisseling liep niet altijd over zulke ernstige onderwerpen. Bij herhaling gewaagt prins Albert in zijne brieven van de kunstvaardigheid der prinses, waarvan deze dikwijls pree-
67
ven aan hare ouders zond. „Uwe kunstproducten,quot; schrijft hij den 23sten Mei 1860, „zijn goed overgekomen, en wel, „o wonder! zonder breken. Ik bewonder ze zeer.quot; — Den 263ten Juni schrijft hij haar nogmaals; „Ontvang mijn innigen „dank voor uwen lieven brief en voor de photographieen „van uw boetseerwerk. Het is werkelijk goed gelukt, en ik „kan mij voorstellen, dat de schepping er van u vreugde en „zelfvoldoening bereid heeft. Na verloop van eenigen tijd „zult gij behoelte gevoelen u op de bouwkunst, als derde „volmakende, zoo niet de verhevenste kunst, toe te leggen. „Maar ik hoop, dat het vooreerst nog niet het geval zal „wezen, op grond dat de verwezenlijking van die begeerte „niet mogelijk is zonder de grootste kosten; zoo gij er de „middelen toe bezat, zoudt gij aan uw land vele goede diensten „kunnen bewijzen.quot;
Wij hebben aan deze briefwisseling tusschen prins Albert en zijne dochter zulk eene breede plaats ingeruimd, omdat zij eon machtigen invloed op het gedrag en de denkbeelden van prins Frederik-Willem en zijne vrouw heeft uitgeoefend; de dood van prins Albert maakte er vroeger een einde aan, dan zijne familie, op grond zijner schijnbare gezondheid, had kunnen verwachten.
Nadat prins Frederik-Willem zich een eigen huisehjken haard had bereid, werd zijn tijd geheel in beslag genomen door zijne militaire bezigheden, zonder dat hij daarom ophield de staatkundige beweging te volgen, waaraan hij niet dan zeer zijdelings deel kon nemen. — Leger en staatkunde waren overigens op dat tijdstip nauw met elkander verbonden. In het hevigst van den oorlog van Italië had de prins-regent de mobilisatie van bet Pruisische leger bevolen, om zijn gewicht in de schaal te werpen, misschien zelfs ten gunste van Oostenrijk, toen deze mogendheid eensklaps een einde aan
DE KROONPRINS.
den oorlog maakte door den vrede van Villafranca. Deze mobilisatie had, evenals die van 1850, gebreken aan het licht doen komen, welke de regent dacht te herstellen door eene spoedige en grondige reorganisatie, welke hij trouwens in zijn programma van 8 November 1858 reeds had aangekondigd. 1 rins Prederik-Willem werd aan de commissie van generaals toegevoegd, welke was benoemd om het nieuwe plan uit te werken. Het was duidelijk, dat de Regent zijn zoon zoo nauw mogelijk aan het leger wenschte te verbinden, in het v ooi uitzicht, dat de staatkundige probleemen van de dynastie van Hohenzollern door het leger zouden worden opgelost. Den 4\'len Juni droeg hij hem, bij eene revue te Koningsbergen, vóór de troepen het kommando over het lste regiment infanterie, het oudste van het Pruisische leger, op.__
Eenige weken later werd de prins benoemd tot divisie-generaal. Ernstige gebeurtenissen zouden weldra zijne aandacht op de staatkunde vestigen. —
11.
Dood an Frederik-Willem IV. — Prinses Victoria over dezen dood. Prins Frederik-Wiilem wordt kroonprins. De prins in de zitting van het hooggerechts-liof. — Brief aan den Gymnasten-Bond. — Kroning te Koningsbergen. De kroonprinses en de wijdingsplechtigheid. — Haar onderhoud met lord Clarendon. — Rapport van lord Clarendon aan koningin Victoria. — Laatste brieven van prins Albert aan zijne dochter. — Vers van de kroonprinses ter nagedachtenis van haar vader. — De kroonprins rector van de universiteit te Koningsbergen. — Zijne toespraak tot de professoren en studenten. — Opkomend conflict tusscheu den koning en de Kamers. — Moeielijke positie van den kroonprins. — De koning ontbiedt van Bismarck. — De koning, tegen het doen van concessies, wil liever abdiceeren. - De kroonprins weigert de macht te aanvaarden. — De prins en de prinses verlaten Berlijn. — Eeis naar Engeland en naar Italië. — De prins presideert de opening der Lon-densche \'I en toonstelling. — Be botsing wordt ernstiger te Berlijn. — Do verordening op de drukpers door den kroonprins afgekeurd. — Zijne redevoering te Dantzig. — Hij biedt aan zijne functies neder te leggen. — De verordening wordt ingetrokken. — Opkomend conflict met Oostenrijk. — Verzoenend advies van den kroonprins.— De oorlog met Denemarken. — De kroonprins aan het hoofdkwartier toegevoegd. — Het conflict met Oostenrijk komt weder op. Be kroonprins houdt zich op een afstand. Hij verklaart zich vóór eene vredelievende oplossing. Feesten te Straalsund. — Ongerustheid van den kroonprins en zijne gemalin over het Oostenrijksche conflict. — Oorlog met Oostenrijk. — De kroonprins kommandant van het leger. — Zijn militair succes. — Königgratz. Ontmoeting van den koning en den kroonprins op het slagi\'eld. —Buitengewone belooning van den piins. De koning schrijft hem een brief van dankbetuiging-
70 DE KKOONPRINS.
In den nacht van 31 December 1860 op 1 Januari 1861 stierf koning Frederik-Willem IV. De Prins-Eegent volgde hem op op den troon onder den naam van Willem I, en prins Frederik-Willem nam, als erfgenaam van den troon, den titel van kroonprins aan.
De indruk, welken deze gebeurtenis op de jonge kroonprinses maakte, is afgeschilderd in een brief, welken zij aan hare ouders schreef en waarvan de levensbeschrijver van prins Albert spreekt. „Het was voor de eerste maal, dat zij „den dood van nabij aanschouwde, en de indruk er van was „diep. Zij was tegenwoordig geweest bij den laatsten, zoo „aangrijpenden strijd van dat lichaam zonder bewustzijn. „Maar zij had ook den vreedzamen doodslaap gezien en ont-„dekt, dat, hetgeen zij tot nu toe niet dan met angst en „vrees had gadegeslagen, niet zoo ontzettend was.quot; — „De „prinses, thans kroonprinses,quot; schrijft prins Albert den 24steI1 Januari aan baron van Stockmar, „heeft zich weêr zeer flink „gehouden gedurende de ernstige dagen van Berlijn, en zij „wordt door de geheele wereld toegejuicht.quot;
Het was eene overoude gewoonte in het koninklijk huis van Pruisen, dat de erfgenaam van den troon bekleed werd met den post van stedehouder des konings in Pommeren. Koning Willem volgde die gewoonte, toen hij zijn zoon den 27sten Januari tot die waardigheid benoemde.
De prins gevoelde in zijne nieuwe hoedanigheid de noodzakelijkheid, dat hij zich in nauwere betrekking stelde met de burgerlijke besturen. Door deze gedachte klaarblijkelijk geleid, bracht hij den 27sten Mei een bezoek aan het hoog-gerechtshof, dat in plechtige zitting vergaderd was. — Na de zitting hield tij eene rede om uit te drukken, welk genoegen het hem verschaft had de beraadslagingen van het hoogste gerechtshof te kunnen bijwonen en zich overtuigen, dat de wetten met
71
onpartijdigheid werden toegepast. Hij voegde er, met betrekking tot zichzelven, bij, dat de wet zijn hoogste richtsnoer was, en dat alleen de meest onvoorwaardelijke eerbied voor de wet de grondslag voor een kraohtigen Staat kon zvjn. Uit dezen tijd dagteekent nog eene openbaring van zijn Duitsch patriotisme. Bij gelegenheid van het eerste feest der gymnasten, schreef hij uit Osborne, den llllen Augustus, aan het comité, dat hij dit feest beschouwde „als eene nieuwe „en gepaste gelegenheid, om kameraden van alle punten van „het Duitsche vaderland samen te brengen en eene kunst „te ontwikkelen, welker nuttige uitwerking door mij van „mijne vroegste jeugd af op prijs is gesteld geworden, en „die, waar zij thans met nieuwen en goed geleiden ijver weder „is opgevat, de zonen van het vaderland tot krachtige beschermers van haar bestaan zal vormen.quot;
Koning Willem had besloten, de oude plechtigheid dei-kroning te Koningsbergen, welke sedert 1701, den datum van de herschepping van het Keurvorstendom Brandenburg in het koninkrijk Pruisen, niet had plaats gehad, weder in het leven te roepen. Deze plechtigheid was, om de waarheid te zeggen, niet zeer populair. — Reeds waren er wolken tusschen den koning en de kamers opgerezen over de toepassing van het parlementaire régime. De liberale meening beschouwde de kroning als eene manifestatie van het koningschap naar goddelijk recht tegen de parlementaire macht. Te dezen opzichte bedroog zij zich niet: het was inderdaad het denkbeeld, waardoor koning Willem zich had laten leiden bij zijn besluit, dat hij op eigen initiatief zonder overleg met zijne ministers genomen had.
De kroning was bepaald op den 18den October 1861 te Koningsbergen, de hoofdstad van de provincie, welke aan het koninkrijk zijn naam heeft gegeven, en waar de eerste
72
koning, Prederik I, zich de kroon had opgezet. Er werden uitnoodigingen aan al de hoven gezonden, die er zich door afgezanten deden vertegenwoordigen. De beide wetgevende Kamers waren insgelijks te Koningsbergen samengeroepen, om den koning den eed af te nemen en bij de kroning tegenwoordig te zijn.
Den 14den October deden de koning en de koningin hunne plechtige intrede in de stad der wijding; aan de poort werden zij ontvangen door den kroonprins aan het hoofd van al de andere prinsen der koninklijke familie. Gedurende de plechtigheid hielp de prins zijn vader met het koninklijk purper bekleeden. Het hof van Engeland had er zich bij doen vertegenwoordigen door lord Clarendon, wiens rapporten, nog bevestigd door een brief van lord Granville, der koningin en prins Albert groote vreugde bereidden. „Het schoonste „oogenblik der plechtigheid,quot; schrijft de afgezant den 19dei\' October, „is geweest, toen de kroonprinses den koning hare „hulde bracht. Lord Clarendon zou geen woorden weten te „vinden, juist genoeg om voor Uwe Majesteit de volmaakte „bevalligheid en de diepe ontroering af te schilderen, waar-„mede Hare Koninklijke Hoogheid bij die gelegenheid uitdruk-„king gaf aan hare gevoelens. Verscheidene oudere en jongere „mannen, dan lord Clarendon, die niet hetzelfde belang als „hij in de kroonprinses stelden, konden evemin als hij hunne „aandoening bedwingen op het gezicht van hetgeen aandoenlijk „was, omdat het niet gemaakt, maar oprecht was.quot; Maar de loftuitingen van den engelschen minister bepaalden zich hiertoe niet; zij betroffen ook de meer ernstige hoedanigheden van de prinses. „Lord Clarendon,quot; gaat de minister van koningin Victoria voort, „heeft de eer van een zeer lang onderhoud „met Hare Koninklijke Hoogheid gehad, en hij heeft zic\'a „meer dan ooit verbaasd over den ruimen blik, een wezenlijk
DE KROONPRINS. 73
Staatsman waardig, welken zij op de binnen- en buitenlandsche „staatkunde van Pruisen en op de plichten van een consti-..tutioneel koning heeft. Lord Clarendon heeft zich niet alleen „verbaasd, maar werd ook zeer aangenaam aangedaan door „te zien, hoezeer alle klassen der bevolking hare Koninklijke „Hoogheid waardeeren en beminnen. Al de leden der konink-„lijke familie hebben over haar tot lord Clarendon met „woorden van bewondering gesproken, en hij heeft gelegen-,heid gehad om langs verschillende wegen te vernemen, hoe-„zeer het ontwikkelde en verlichte gedeelte der bevolking „aan Hare Koninklijke Hoogheid gehecht is. Allen doen zeer „juist uitkomen, dat ieder, die haar gisteren gezien heeft, ..haar nimmer zal vergeten.quot;
Dit was eene laatste zelfvoldoening, welke prins Albert ten deel viel. Zijne gezondheid was geschokt; hij scheen een voorgevoel van zgn naderend einde te hebben, toen hij aan zijne dochter — het was de voorlaatste brief, welken zij van hem ontving — den 19aen November 1861, haar geluk wenschende met haren verjaardag, schreef: „Moge uw leven, dat zoo goed „begonnen is, zich verder ontwikkelen tot welzijn van ande-„ ren en tot voldoening van uzelve! Het ware geluk wordt „ alleen gevonden in het bewustzijn, dat men zich heeft inge-„ spannen om nuttig te zijn. Het succes hangt af van den ze-„gen, welke het Code behaagt aan onze handelingen te ver-„leenen. Moge dat succes u niet ontbreken, en uw uitwendig „leven bewaard blijven voor de onweders, welke het beklemde „hart altijd sidderend voorziet I Maar gezondheid is de eerste „voorwaarde; zonder haar is het onmogelijk iets blijvends tot „stand te brengen. Het ontzettend ongeval van Portugal (de „dood van den koning en de koningin) plaatst zich met wreede „trekken vóór ons. Ontzie u dus zorgvuldig, ten einde op-„ nieuw te kunnen arbeiden.quot;
74
Ook hij ging, evenals zijn neef van Portugal, plotseling heen. Hij stierf den 14il-\'n December, op 42 jarigen leeftijd, na eene korte ongesteldheid. De kroonprinses heeft aan zijne nagedachtenis enkele eenvoudige, maar diep gevoelde versregels gewijd, waarvan de vertaling in proza hier volgt:
„Met God in het hart, vooruit ziende ; altijd zich opoffe-,rende, op Hem steunende ; naar een verheven doel strevende, „den geest en het weten van zijn tijd met zich opheffende, „heeft hij de eeuwigheid gediend.quot;
De kroonprins had, na zijn vader, ook zijne reizen naar Koningsbergen. Het rectoraat, dat de overleden koning had bekleed, verviel, na diens dood, aan den kroonprins, die zich den dag na den kroning, den purperen mantel, het teeken zijner waardigheid, omhing. In antwoord op de begroeting van den vice-rector, legde de prins getuigenis af van zijne liefde voor en zijne vereering van de wetenschappen. Eenige maanden later, in Juli 1862 kwam hij te Koningsbergen terug, om het nieuwe universiteitsgebouw in te wijden en zijne functies van rector te hervatten. Na herinnerd te hebben, wat zijne voorvaderen voor deze universiteit gedaan hadden, liet hij er op volgen : „Ik beschouw de ontvangen „erfenis als eene vernieuwde uitnoodiging, om de kunsten „en wetenschappen te ontwikkelen en te beschermen. Wat „mijne voorvaderen gesticht en in eere gehouden hebben, „zal ook mij, hun opvolger, heilig zijn, en ik beloof op mij-„ne beurt, het door alle middelen te zullen steunen. Ik „herinner nog de groots namen, welke deze universiteit tot „sieraad zijn geweest, en vóór allen dien van den man „(Kant), wiens leerstelsels zelfs tot over de grenzen van „het Duitsche vaderland zijn doorgedrongen en de gansc\'ae „wereld verlicht hebben. ... Ik richt mij eindelijk tot hen, „die aan deze hoogeschool als studenten verkeeren, om zich te
DE KROONPRINS.
DE KROONPRINS. 75
,bekwamen voor den dienst van den Staat of het onderwijs. „Ik voor mij ben ook kweekeling van eene universiteit gedweest, en ik ken den geest, dien haar bezielt. Wat hier „wordt onderwezen en geleerd, is veel; die taak der univer-„siteiten, welker roeping het is den geest en de vastheid van „karakter te ontwikkelen, die roeping te vervullen, niet alleen „voor de wetenschap, maar ook voor den Staat, is eene „edele taak. Dank zij den geest, die onze Duitschejongeling-„schap bezielt, mag ik aannemen, dar, de studenten het ver-„hevene van die roeping zullen erkennen en waardeeren. De „drie eeuwen, welke deze universiteit heeft bestaan, zijn mij „borg, dat haar toekomst niet minder roemrijk zal wezen.quot;
De i-edevoeringen van den koning vóór en na de kroning hadden de vrijzinnige partij ontgoocheld. Het ministerie bewimpelde in zijne houding, overeenkomstig den wil des ko-nings, zijn opzet niet, om van het gezag des monarchs niets af te staan ten bate van de parlementaire macht. De oppositie van de Kamer der afgevaardigden tegen de nieuwe militaire organisatie, de pogingen, welke zij aanwendde, om met den koning betreffende de verlangde medewerking tot een vergelijk te komen, deden het conflict ontstaan, dat weldra groote afmetingen aannam. In dezen toestand moest de kroonprins zich in verlegenheid gevoelen door den strijd tus-schen zijne ingenomenheid met het constitutioneel régime en zijne plichten als erfgenaam van de kroon. De koning, die weinig sympathie gevoelde voor het parlementarisme, had er zich naar gevoegd, in de hoop, dat het vrijzinnige ministerie, dat hij bij zijn optreden als regent had benoemd, hem eene meerderheid zou bezorgen, welke vóór zijne militaire plannen was. Toen hij deze hoop verijdeld zag, besloot hij het te ontbinden, om mannen te nemen, die tot de feodale partij be-
76 DE KROONPRINS.
hoorden. Met dat doel werd van Bismarck, toen gezant te Parijs, ontboden, om als president van den ministerraad op te treden. De koning was besloten, de kroonprins weifelde. Willem I verklaarde, dat hij liever wilde aftreden, dan zijn werk tot reorganisatie van het leger te vernietigen. Zoo er concessies gedaan moesten worden, dan liet hij het aan zijn opvolger, die in alle opzichten vrij was, over die te doen. De kroonprins had tot op dat oogenblik van Bismarck slechts eenmaal ontmoet, op het kasteel Babelsberg, in de dagen van Maart 1848; de toekomstige minister legde toen een bezoek af bij de prinses van Pruisen, wier gemaal naar Engeland de wijk bad genomen. De denkbeelden van van Bismarck over de binnenlandsche en constitutioneele staatkunde stemden niet overeen met die van den kroonprins, die hem den 20 September 1862, den avond vóór zijne benoeming tot president van den ministerraad, in audiëntie ontving. Het belang van Staat overwon ten slotte zijne constitutioneele bezwaren. Met betrekking tot de militaire quaestie had hij zich tot bevoegde personen gewend. Deze deden hem opmerken, dat een koning van Pruisen, die zijne regeering begon met de organisatie van het leger te belemmeren en het effectief er van te verminderen, zoolang hij op den troon zat, in eene allermoeie-lijkste positie zou verkeeren. Op grond van dit advies verklaarde de prins, de macht, welke zijn vader gedacht had op hem over te dragen, niet te kunnen aanvaarden.
Het is niet minder zeker, dat hij met smart en niet zonder vrees aan het conflict dacht, dat zich weldra met groote onstuimigheid openbaarde. Hij en de prinses verlieten Berlijn om verscheidene reizen te maken, en hij voldeed op die manier zoowel aan zijn hem aangeboren zin voor reizen, als aan zijne begeerte, om geen getuige te zijn van handelingen, welke hij niet kon overeenbrengen met zijne vrijzinnige nei-
77
gingen. In de maand Mei begaf de prins zich naar Engeland, om de koningin, die hefc rouwkleed droeg, te vertegenwoordigen bij de opening der tentoonstelling. Hij sprak daarbij eene redevoering uit. waarin hij hulde bracht aan wijlen prins Albert, den schepper van de eerste groote tentoonstelling. In antwoord op de loftuitingen, welke aan de voortbrengselen van de Duitsche kunst gegeven werden, zeide hij: „Ik ben „er trotsch op, dat de kroonprinses zich onder de uitstekende „vertegenwoordigers der Engelsche kunst in mijn land be-„ vindt. U nogmaals dank zeggende voor uw onthaal, kan ik „er alleen de hoop bij uitspreken, dat het een nieuwe band „zal zijn, waardoor de sympathie verhoogd wordt, welke ik „altijd voor uw groot land gekoesterd heb; en welke, naar „ik hoop, ook in Pruisen en in het groote Duitsche vaderhand zal blijven bestaan.quot;
In de maand October trokken de prins en de prinses weder naar het Zuiden. Zij doorreisden Zwitserland, kwamen te Marseille aan, waar de prins van Wallis zich bij hen aansloot, en vertrokken met dezen te scheep naar Palermo. Van daar begaven zij zich naar Tunis, brachten een bezoek aan den Bey, en vertrokken weder naar Malta. Zij zetten vervolgens koers naar Napels, maar bleven aan boord van hun jacht, om geen gebruik te moeten maken van de gastvrijheid van den koning. De quaestie van de eenheid van Italië was toen te veel aan de orde. De vereeniging van Napels met het rijk van Victor-Immanuel was juist door Pruisen erkend; maar op dat oogenblik moest men Oostenrijk nog ontzien. Op hun terugweg naar Duitschland reisden zij over Florence en Milaan, waar zij zich eenigen tijd ophielden, om een uitstapje naar Verona te maken, daar de prins eene uitnoodiging tot het bijwonen eener Oostenrijksche revue had aangenomen, welke door den generaal Benedek
78 DE KROONPRINS.
werd gecommandeerd. Over Venetië en Weenen kwamen zij den avond vóór Kerstmis in Berlijn terug.
Gedurende de afwezigheid van den kroonprins, had het conflict tusschen de kroon en de Kamer van afgevaardigden, tusschen deze en van Bismarck steeds grooter en gevaarlijker verhoudingen aangenomen. Wegens gebrek aan samenwerking had de regeering de zitting gesloten. Daarop had de koning, daalde vrijzinnige pers niet ophield de inconstitutioneele handelingen van het ministerie aan te vallen, den 16d(m Juni een verordening uitgevaardigd, welke geheel geschoeid was op de leest van het Fransche decreet van 1852. Deze maatregel, waardoor een openbare aanval op de wetgamp;vende macht der Kamers werd gedaan, werd het voorwerp van eene afkeuring, waarbij de kroonprins zich aansloot. Acht jaren vroeger, had hij zich bij zijn vader aangesloten, toen deze de staatkunde van Frederik-Willem IV afkeurde; thans protesteerde hij tegen die van zijn vader. Van de prinses vergezeld, bevond hij zich op dat oogenblik op eene inspectie-reis in Oost-Pruisen. Toen hij den 5del1 Juni te Dantzig door den burgemeester werd begroet, drukte hij zijn spijt uit, dat hij op een oogenblik was gekomen, dat er zich een ernstig verschil tusschen de regeering en het volk had opgedaan. „Ik heb,quot; zeide hij. „niets geweten, van de bevelschriften, welke mij „onbekend waren. Ik was afwezig, en ik heb volstrekt geen „deel genomen aan de beraadslagingen, waaraan zij haar ont-„staan te danken hebben. Maar wij allen, en ik, die de edele „bedoelingen van den koning ken, in de eerste plaats, wij „vertrouwen, dat onder zijn schepter, Pruisen vooruit zal „streven tot de grootheid, waartoe de Voorzienigheid het heeft „bestemdquot;
De prins, die de gemoederen tot bedaren zocht te brengen, had niet willen openbaren, welke rol hij sinds het opkomen
DE KROONPRINS. 79
van dit nieuwe conflict had gespeeld. De zaak der verordeningen was in den ministerraad ter tafel gebracht vóór zijn vertrek, en de prins had niet geaarzeld, het onwettig en gevaarlijk karakter ervan aan te wijzen. Op reis had hij het bericht van de publicatie der verordenhrgen ontvangen. Zich den. raad herinnerende, welken prins Albert hem en zijn vader in 1855 had gegeven, schreef hij onmiddellijk aan van Bismarck, om te protesteeren tegen den maatregel als inconstitutioneel en gevaarlijk, en vooruit alle verantwoordelijkheid er voor van zich af te werpen. Koning Willem was op het punt van onderwerping van de leden zijner familie minder verdraagzaam, dan\' zijn broeder Prederik-Willem IV. De brief van den kroonprins en zijne toespraak te Dantzig vertoornden den souverein hooge-lijk, zoodat deze er eerst aan dacht, zijn zoon naar de regels der krijgstucht te behandelen : er was sprake van hem zgn commando te ontnemen. Later diende de koning, van inzicht veranderende, hem eene ernstige berisping toe. De prins, verre van toe te geven, verklaarde, dat bij in zijne wijze van zien volhardde, dat hij bereid was er de gevolgen van te dragen en van al zijne functies afstand te doen ; hij verzocht den koning, hem de plaats zijner ballingschap aan te wijzen, of hem die zelf te laten kiezen. De zaak bleef daarbij : de koning achtte het niet dienstig, er gevolg aan te geven. Wat meer zegt, toen, bij de opening der zitting, de Kamer van afgevaardigden geweigerd had haar te bekrachtigen, werd de verordening op de drukpers door de regeering ingetrokken.
De buitenlandsche staatkunde veroorzaakte op dit oogenblik ernstig hoofdbreken. Oostenrijk deed eene laatste poging om zich het bezit van het bestuur over den Duitschen quot;Bond te verzekeren, dat van Bismarck op het punt stond hem te ontnemen. Keizer Frans-Jozef riep tegen de maand Augustus een
80 DE KROONPRINS.
congres van de Duitsche souvereinen te Frankfort samen, met het doel om over een plan van bonds-hervorming te beraadslagen, dat aan Oostenrgk de eerste plaats toewees. De keizer had er koning Willem, die te Gastein de baden gebruikte, mondeling toe uitgenoodigd. Op de dringende vertoogen van van Bismarck weigerde de koning (\'), na eerst geaarzeld te hebben, zich naar Frankfort te begeven. Bij die gelegenheid deed er zich nieuwe verdeeldheid op in den boezem der koninklijke familie. Door den koning naar Gastein ontboden, had de kroonprins geadviseerd, dat Pruisen niet voorzichtig zou handelen, zoo het aan eene bijeenkomst der Duitsche souvereinen geen deel nam ; de koningin Augusta en de kroonprinses stemden met dit advies in, dat, na den koning een oogenblik aan het weifelen te hebben gebracht, ten slotte werd verworpen.
Het Duitsche conflict werd tijdelijk gesust, tengevolge van den dood van den koning van Denemarken (15 November 1863). De oorlog in de Hertogdommen, welke spoedig daarna uitbrak, vereenigde de legers van Oostenrijk en Pruisen. Voor den kroonprins moesten de staatkundige overwegingen wijken voor de militaire plichten. Men had het evenwel te Berlijn niet raadzaam geoordeeld, hem een commando in het opera-tie-leger te geven. De Oostenrijksch-Pruisische strijdkrachten stonden onder de bevelen van den Pruisischen maarschalk van Wrangel; aan het hoofdkwartier van dezen krijgsman werd de prins toegevoegd. Hij kwam er den ;31sten Januari aan. Zijne opdracht, welke veeleer een diplomatiek karakter had, was, de botsingen en geschillen, welke maar zelden in het kamp van verbondene legers ontbreken, bij te leggen en, zoo
(1) Zie „1\'Empereur Guillaume et son règne,quot; p. 75. vv., en ,. 1quot; 11 is „ to ire du Prince de Bismarckquot; p. 54 vv.
DE KROONPRINS. 81
noodig, te beslechten. Zijn verzoenend karakter en zijne onpartijdigheid, waardoor hij aller harten voor zich won, vonden in dezen veldtocht bij herhaling gelegenheid, zich te openbaren. Daar het staatkiindig doel, wat de quaestie van Sleeswijk-Holstein betreft, van Weenen en van Berlijn niet hetzelfde was, werden de militaire operaties van tijd tot tijd bemoeie-lijkt, zoo niet verhinderd door staatkundige overwegingen. Deze moeielijkheden gold de opdracht van den kroonprins. Naarmate de verbondene legers meer de eigenlijk gezegde Deensche grenzen naderden, scheen zijne taak voortdurend gewichtiger te worden. Het opperbevelhebberschap van maarschalk van Wrangel werd, bij slot van rekening, geregeld door de bevelen uit Berlijn, waarvan de kroonprins de van volmacht voorziene uitvoerder was. Hij kweet zich van deze opdracht zoo uitmuntend, dat den 30sten Maart een order van den koning de officieuse positie van den prins in eene offici-eele veranderde. De koning gaf aan maarschalk van Wrangel zijne tevredenheid er over te kennen, dat hij zijn zoon in de zaken had ingewijd, en hij besliste, dat voortaan het aandeel, dat deze in het beleid had, overwegende zou zijn. Men moest den prins al de rapporten mededeelen, en de maarschalk moest hem niets verbergen, noch een order uitvaardigen of een telegram afzenden, zonder er hem vooraf over geraadpleegd te hebben. „De ondervinding,quot; luidt de koninklijke order, „welke „mijn zoon op die manier onder uwe leiding opdoet, zal vrucht--baar zijn voor zijne militaire opleiding.quot;
De oorlog met Denemarken eindigde weldra, om het oude geschil tusschen Berlijn en Weenen te doen herleven. Van dit diplomatieke geharrewar hield de kroonprins zich op een afstand. Wanneer men evenwel in de kritiekste oogenblikken zijn advies vroeg, sprak hij, zoowel als de kroonprinses en de twee koninginnen van Pruisen, zich in verzoenenden geest uit.
82
Overigens deed deze invloed, welke het oog van het publiek ontging, zich zeer bescheiden gelden, daar het karakter van den koning en het temperament van van Bismarck volstrekt geen inmenging duldden, van hoe hoog geplaatste personen die ook komen mocht. In die jaren van 1865/66, gedurende welke de toekomst van Pruisen op het spel stond, schijnt de staatkundige werkzaamheid van den kroonprins van geener waarde te zijn. Omtrent zijne verknochtheid aan de nationale Duitsche zaak en aan de grootheid van zijn eigen huis bestaat evenwel niet de geringste twijfel; alleen de middelen, waardoor de koning en zijn eerste minister die beide belangen besloten te dienen, droegen niet altijd zijne goedkeuring weg.
Den 8sten Juni 1865 vond hij gelegenheid, om van zijne Duitschgezinde gevoelens getuigenis te geven. Op dien datum sprak hij te Straalsund den koning toe, bij gelegenheid van de feesten ter viering van den vijftigsten jaardag der inlijving van dit gedeelte van Pommeren bij Pruisen. In die rede deed hij recht wedervaren aan Zweden, dat eertijds deze provincie met zachtheid en wijsheid had bestuurd ; maar tegelijkertijd verzekerde hij, dat de bevolking hare hereeniging met Pruisen en daardoor met het groote Duitsche vaderland met vreugde had begroet.
Gedurende de maanden, welke den zomer van 1866 voorafgingen, namen de kroonprins en zijne gemalin de vroegere omzichtigheid en onthouding weder in acht.
Het onweder, dat zich aankondigde, baarde hun, zoowel als aan de geheele koninklijke familie, ernstige bekommering. De koning zelf was niet zonder vrees; hij wist, dat zijne kroon en die van zijn zoon op het spel stond. De prins deelde, ten opzichte van de vredebreuk met Oostenrijk, de algemeen heerschende opinie in Pruisen, welke tegen een oorlog met de tweede groote Daitsche mogendheid gekant was, en wan-
DE KROONPRINS. 83
trouwen koesterde ten aanzien van de staatkunde van van Bismarck. Maar toen eenmaal tot den oorlog was besloten, kon de erfgenaam van den troon niet aarzelen zijn plicht te doen; het zou de eerste maal geweest zijn, dat een Pruisische prins verwijderd bleef van het tooneel van een oorlog, waardoor over het lot van de dynastie beslist werd.
Het was voor hem weggelegd een gewichtige rol in dezen oorlog te vervullen. Reeds terstond na de mobilisatie van het leger was hij tot kommandant benoemd van het tweede armeecorps, dat in Silezië samengetrokken en bestemd was om den linker vleugel van het operatie-leger te vormen. Terzelfder tijd was hij, voor den duur van den staat van mobilisatie, tot militaire gouverneur van Silezië benoemd. Een uitstekend officier, de generaal van Blumenthal, werd hem als chef van den generalen staf toegevoegd. Uit zijn hoofdkwartier te Neisze vaardigde hij zijne eerste dagorde uit, waarin hij zijne soldaten herinnerde, dat het Pruisische leger voor de eerste maal sedert vijftig jaren zich in tegenwoordigheid bevond van een tegenstander, die zijns „gelijkequot; was ; hij herinnerde bovendien zijne hoedanigheid van „eersten steunquot; van zijn koninklijken vader. Hij voegde er bij, dat het gold denzelfden vijand te overwinnen, dien Prederik de Groote eertijds met een aanmerkelijk kleiner leger overwonnen had. Den 22sten Juni, toen de koning het oppercommando over het gansche leger had aanvaard, ontving de kroonprins bevel Bohemen binnen te rukken en zich met het eerste leger, onder commando van prins Frederik-Karel, te vereenigen. Aan al de verschillende gevechten, welke door het leger van den kroonprins geleverd werden, werd de kroon opgezet door den veldslag van den 4den Juli bij Königgratz of, zooals men hem ook genoemd heeft, bij Sadowa. Na in den nacht van den 2den het bevel ontvangen te hebben, de Oostenrijkers met alle krachten aan
DE KROONPRINS.
te vallen, rukte de kroonprins voorwaarts en slaagde er in het slagveld tijdig genoeg te bereiken, om de overwinning te beslissen. In den avond ontmoetten vader en zoon elkander. De koning schrijft hieromtrent aan de koningin : „Eindelijk, reeds „laat, om acht uur, heb ik Frits met zijn staf ontmoet. Welk „een oogenblik na zulk een dag ! Ik heb hem zelf de orde „pour le mérite overhandigd ; hij stortte tranen, want hij had „mijn telegram, dat hem deze onderscheiding berichtte, niet „ontvangen. Het was dus eene ware verrassing.quot; Omtrent hetzelfde voorval heeft de kroonprins het volgende in zijn Journaal aangeteekend: „Eindelijk, door te zoeken en te vragen, „ontmoetten wij den koning. .. Ik heb hem bericht, dat mijn „leger op het slagveld was, ik heb hem de hand gekust, en „hij heeft mij omhelsd. Wij waren beiden een oogenblik niet „in staat een woord uit te brengen. Eindelijk zeide hij tot „mg, dat hij zich verheugde, dat ik tot hiertoe geluk gehad, „en getoond had geschiktheid te hebben voor het commando. „Hij had mij, zooals ik dat door zijn telegram zou vernomen „hebben, de orde pour le mérite verleend. Ik had dat tele-„gi\'am niet ontvangen, zoodat mijn vader en koning mij on-„ze hoogste militaire orde ter hand stelde op het slagveld, „waarop ik de overwinning had helpen beslissen. Ik was er „diep door geroerd, en de omstanders deelden mijne ontroe-„ring.quot;
Eene tweede onderscheiding wachtte den kroonprins eenige maanden later, bij den terugkeer der troepen in Berlijn. Den 10den September schreef de koning hem een brief, om hem te bedanken voor zijn beleid aan het hoofd van een der legers, welke in den oorlog betrokken waren. — „Een eervolle vrede,quot; verklaarde de koning, „bereidt Pruisen en Duitschland eene ,toekomst, welke gij eenmaal geroepen zult zijn, met Gods „hulp, te ontwikkelen en te voltooien.quot; — Als belooning
85
zond de koning hem de ster, met medaillon van Pre-derik den Grooten, met het daarbij behoorende kruis van pour le mérite; eene bijzondere en zeldzaam verleende onderscheiding.
III.
Resultaten van den oorlog van 1866. — De kroonprins en zijne gemalin en de annexaties. — Opdracht aan den kroonprins de bevolking van het Zuiden te verzoenen met de oppermacht van Pruisen. — Zijne nieuwe reizen. — Bezoek aan de Tentoonstelling te Parijs. — Reis naar het Oosten. — De kroonprins is tegenwoordig bij de plechtige opening van het kanaal van Suez. — Bezoek aan de Tuileriën. — Vredelievende gevoelens van den prins. — Hij bestrijdt, in 1867, het denkbeeld van een oorlog met Frankrijk. — De oorlog van 1870. — De kroonprins kom-mandant van de contingenten van het Zuiden. — Zijne populariteit. — „Onze Frits.quot; — De kroonprins tot Veldmaarschalk benoemd. — Zijne gematigdheid in het vijandelijke land. — Zijn ingetogen leven te Versailles. — Zijne verzoenende bemiddeling. — Hij verzacht de gestrengheid van het beleg. — Hij voorkomt het aanrichten van schade in het Museum van Versailles. — Dank zij hem blijft het Museum ongeschonden. — Hij verlaat Versailles zonder gerucht. — De oorlog neemt den geest van den prins niet geheel in beslag. — Bezoek aan Reims. — Hij wordt bemind door de Beieren. — Tengevolge van de schepping van het keizerrijk, neemt de kroonprins den titel van Kroonprins van het Duitsche Rijk aan.
De oorlog van 1866 had tot resultaat de vergrooting van het grondgebied van Pruisen, tot schade van verscheidene Duitsche souvereinen ; hij had ook tengevolge de ontbinding van den Duitschen Bond, de oprichting van den Noord-Duit-schen Bond onder het opperbestuur van Pruisen, en eindelijk de aaneensluiting der Staten van het Zuiden door middel van de militaire verdragen, welke den koning van Pruisen tot militairen souverein van deze landen verhieven. De annexa-
DE KROONPRINS.
ties, vooral die van Hannover, werden door den kroonprins niet met levendige ingenomenheid begroet. De kroonprinses van haar kant kon niet vergeten, dat koning George nauw verwant was aan hare familie. Insgelijks zag de prins niet zonder weerzin den hertog van Augustenburg, den schoonbroeder van de prinses, beroofd van zijne aanspraken op den troon van Sleeswijk-Holstein. Hij kon volstrekt geen invloed op de regeling van deze verschillende quaesties uitoefenen, waarin koning Willem niet de minste tusschenkomst duldde.
Daarentegen leende hij zich tot de rol, welke zoo goed met zijn karakter strookte, namelijk dien van bemiddelaar tusschen Pruisen aan den eenen, en de veroverde provinciën, zoowel als Zuid-Duitschland aan den anderen kant. Hij doorreisde, nu eens met den koning, dan weder alleen, de nieuwe gewesten, overal woorden van verzoening sprekende, en den wrok tegen Pruisen zoekende te verdrijven door de gedachte aan de nationale en naar eenheid strevende verheffing van Duitschland. Daarna nam de lust in reizen nogmaals de overhand. Men vindt den prins, in de maand November 1866, te Sint-Petersburg, om den koning te vertegenwoordigen bij het huwelijk van den Czarowitz (sinds Keizer Alexander III) met de prinses van Denemarken. Men ziet hem, met de prinses, in 1867, bij gelegenheid van de Tentoonstelling, te Parijs, waar zij de gasten van de Tuileriën waren. — De populariteit, welke hij zelf in Zuid-Duitschland verworven had, maakte dat hij tot vele plechtige feesten werd genoodigd, welke in dien tijd zeer talrijk waren en bijna alle een meer bijzonder nationaal-Duitsch karakter hadden. Daartoe behoorden de onthulling, in 1868, van het standbeeld van Luther te Worms, en het feest, dat, in de maand November van hetzelfde jaar, gegeven werd door de stad Berlijn, ter herdenking van de honderdste verjaring van den geboortedag van den predikant
88
Schleiermaclier. De prins heeft bij deze feestelijkheden minder een oog voor het godsdienstige en protestantsche element, dan wel voor de verdiensten van deze beide mannen, die driehonderd jaren na elkander hadden geleefd, ten opzichte van de ontwikkeling van den nationalen geest.
In de maand October 1869 riep de opening van het kanaal van Suez hem naar het Oosten; een talrijk gevolg van officieren en van geleerden vergezelde hem op deze reis, waarvan Constantinopel de eerste groote pleisterplaats was, waar hij de gast was van den Sultan. Van daar ging hij scheep naar Jaffa, om van daar uit Jeruzalem te bezoeken. De Heilige Stad, met hare godsdienstige herinneringen, maakte een levendigen indruk op den prins, die daarvan getuigenis geeft in zijn reisjournaal. „Op zulk eene plaats,quot; verklaart hij, „de „schoonste gedeelten van het Evangelie te herlezen, is een „heilige plicht.quot; Te Jaffa teruggekeerd, ging hij scheep naar Beijrouth, bezocht de dalen van den Libanon en Damascus, en kwam den lö\'11-\'quot; November te Port-Saïd, de plaats van samenkomst van de genoodigden van den Kedive Ismaël aan. — Hij ontmoette er den keizer van Oostenrijk, de keizerin der Franschen, en de prinsen van de meeste vorstelijke families. Na de feesten der plechtige opening, maakte hij nog een uitstap naar den Nijl tot voorbij den eersten waterval, scheepte zich den 9dl!U December in naar Napels, en ijlde van daar naar Cannes tot de kroonprinses en zijn jongsten zoon, den prins Waldemar, die ernstig ongesteld was. Den 26sten begaven zij zich naar Parijs, waar zij opnieuw vriendschappelijk werden ontvangen door den keizer en de keizerin, die zij in Frankrijk niet meer zouden terugzien. Den oudejaarsavond waren zij te Potsdam terug.
Geheel Europa verkeerde bij den aanvang van het jaar 1870 onder den druk van eene bekommering, welke ook de
DE KROONPRINS. 89
wijziging van het binnenlandsch regime in Frankrijk niet had weggenomen. De officiëele betrekkingen tusschen Frankrijk en Pruisen lieten niets te wenschen overig; maar iedereen gevoelde, dat het geringste voorval voldoende zou zijn, om den algemeenen brand te doen uitbarsten, welke sinds 1866 dreigde. Duitschland had, in het vooruitzicht van den oorlog, zich op breede schaal toegerust. De naar eenheid strevende partij, maar weinig voldaan met het tractaat van Praag, dat Duitschland in tweeën had gedeeld, wachtte de eenheid van Duitschland slechts van een oorlog met Frankrijk. De natio-naal-liberale partij wedijverde in geestdrift voor den oorlog met de chefs van het Pruisische leger, die zich ongeduldig toonden, om zich met het Pransche leger te meten.
De kroonprins had zich, te midden van den heeten dampkring van Berlijn, altijd vredelievend getoond. Hij voegde zich naar de eischen zijner positie, naar zijne plichten als prins; hij was met zijne omgeving militair, uitsluitend militair. Maar zijn geest was met de mannen der wetenschap en dei-kunst, met de mannen van den arbeid, en zijn hart had een afkeer van de ellenden, welke onafscheidelijk zijn van den oorlog.
In 1867, toen de quaestie van Luxemburg al de nationaal-liberalen in beroering bracht, sprak hij verstandige taal zelfs tot hen, wier verstand zich verloor in toevalligheden. „Indien „Frankrijk en Holland,quot; zeide de president van de volksvertegenwoordiging tot hem, „hun zaak ten einde gebracht heb-„ben, dan hebben wij oorlog.quot; Verontwaardigd antwoordde de kroonprins : „ Gij hebt den oorlog niet gezien ; want zoo „gij hem gezien hadt, zoudt gij die woorden niet zoo kalm „uitspreken. Ik, die den oorlog van nabij gezien heb, ik moet „u zeggen, dat de hoogste plicht is, hem, zoo het mogelijk „is, te vermijden. Inderdaad, wie oorlog voert, neemt eene
DE KROONPRISS.
,ontzettende verantwoordelijkheid op zich. Een staatsman, , zelfs als hij de noodzakelijkheid van een oorlog voorziet, „moet hem niet kunstmatig uitlokken, tenzij hij een genie en „zeker van de fortuin is. Zoo neen, dan is het God verzoe-„ken. Den oorlog daarentegen kloekmoedig afwachten, en „hem, zoo hij onvermijdelijk is, voeren, dat is mannenplicht. „In dat geval zullen de openbare meening en de Hemel met „ons zijnquot;.
Uit het voorgaande kan men gemakkelijk opmaken, in welke gemoedsstemming de kroonprins in 1870 tegen Frankrijk ten strijde trok. Keizer Napoleon had den oorlog verklaard ; hij moest hem aanvaarden en zijne plichten als prins en patriot vervullen. De kroonprins wei\'d tot opperbevelhebber van de derde armée benoemd, welke, met de Pruisische corpsen, uit die van de Zuidelijke Staten was samengesteld. Men had hem nogmaals gekozen voor eene betrekking, waarbij het er op aankwam meer of min wederspannige of tegenstrevende elementen met Pruisen te verzoenen. De souvereinen van het Zuiden, getrouw aan de tractaten, plaatsten zich onder de opperste leiding van koning Willem; maar hunne onderdanen en hunne troepen toonden, waar zij tot de nationale beweging toetraden, zich wantrouwend. Zij moesten gewonnen, medegesleept worden. De invloed van den kroonprins volbracht deze taak. Hij had de Beiersche, Wurtem-bergsche en Badensche contingenten onder zijne bevelen. Hij wist zich bij hen bemind te maken door hunne plaatselijke eigenliefde te vleien, door zijne ingenomenheid er mede te betuigen, dat hij de contingenten van het Zuiden commandeerde, door belangstelling in hun welzijn te toonen, door niet het. belang van Pruisen, maar dat van Duitschland op den voorgrond te plaatsen. „Ik ben er trotsch opquot;, verklaarde hij in zijne dagorde van den 30st™ Juli, „aan het hoofd van de
91
,kinderen van al de pi\'ovinciën van het vaderland geplaatst „te zijn, tegen den vijand op te trekken voor de algemeene nationale zaak.quot;
Wij behoeven hier den oorlog van 1870 met al de rampen, welke hij over Frankrijk bracht, niet te beschrijven. De geschiedenis van dezen oorlog leert de rol kennen, welke er de kroonprins van Pruisen in vervuld heeft. De telegrammen van koning Willem aan de koningin vermelden het aandeel van den prins in de verschillende veldslagen. De prins was getuige van de capitulatie van Sédan en groette den ramp-spoedigen souverein, van wien hij zes maanden te voren de gevierde gast geweest was. Van dezen veldtocht dateert het populaire gebruik van den naam „Fritsquot;, den naam waarmede hem vóór dien tijd alleen zijne ouders aangesproken hadden, en die in de taal van het volk overging, toen de telegrammen van den koning aan de koningin openbaar gemaakt werden.
Het leger van den kroonprins was het eerste, dat te Versailles aankwam. De prins vestigde daar zijn hoofdkwartier, en bleef er tot het einde van den oorlog. Na de overgave, van Metz benoemde de koning zijn zoon en zijn neef, prins Frede-rik-Karel, tot Veld-Maarschalken van het leger. Nog nooit was deze waardigheid aan een Pruisisch prins verleend geworden. In zijne legerorder van den 28sten October zeide de koning, na al de oorlogsfeiten opgesomd te hebben, tot zijn zoon: „Dat alles duldt den grooten en gelukkigen veldheer aan. Gij „hebt dus aanspraak op de hoogste militaire waardigheid.quot;
In het land, dat hij had bestreden, bij de bevolking, aan welke hij den oorlog met zijne jammeren en verschrikkingen bracht, heeft de kroonprins de herinnering van talrijke trekken van goedheid en menschlievendheid achtergelaten. Waar hij tegenwoordig was, daar bleef geen daad van geweld ongestraft,
92
daar werd geen plundering geduld. Geen enkel menschenle-ven werd nutteloos of lichtvaardig opgeofferd, geen enkele onderdrukking werd toegelaten. Hij betoonde zelf eerbied voor den overwonnenen en ongelukkigen vijand, en deed dien door zijne onderhebbende betoonen, en bracht hulde aan zijne dapperheid. Hij liet zich te Versailles niet in met de, nu en dan lichtzinnige, drukte, welke daar tal van officieren maakten, die tot de regeerende huizen behoorden en aan het oorlogsbedrijf uit liefhebberij deelnamen. Hij kweet zich altijd bescheiden van zijn plicht, en vermeed eenig opzien te wekken. Aan hem heeft Versailles grootendeels de goede orde gedurende de bezetting, en vooral het ongeschonden behoud van al zijne openbare kunstgewrochten te danken.
Bij zijne aankomst te Versailles was hij, van de zijde der Fransche bevolking, het voorwerp van eene in den aanvang geenszins welwillende nieuwsgierigheid. Weldra hadden de inwoners en vooral de gemeente-overheden gelegenheid den weldadigen invloed van den prins op te merken. Na de eerste dagen zag men hem de ambulance in het kasteel bezoeken, en later deze bezoeken dikwijls herhalen, waarbij hij dan met de gewonden, Franschen of Duitschers, met eene ongedwon-gene hartelijkheid sprak. „Hij legde deze bezoekenquot;, verklaart een Fransch schrijver, „met den grootsten eenvoud af. Hij „scheen overigens met opzet alles te vermijden, wat aan eti-„quette deed denken; zeer dikwijls wandelde hij alleen door „de stad, zonder dat het mogelijk was hem van ieder ander „officier te onderscheiden.quot;
Verscheidene malen wendde de stedelijke regeering van Versailles, waar zij zich blootgesteld zag aan plagerijen, waar zij werd gekweld door onrechtvaardige requisities, bedreigd met willekeurige boeten, om kort te gaan, waar zij had te worstelen met al die jammeren, welke de vreemde vijandelijke
DE KROONPRINS. 9S
inval na zich sleept, zich tot den kroonprins, en vond meestal bij hem een welwillend onthaal en een krachtdadigen steun. Maar dat, waardoor hri Versailles en men kan zeggen Frankrijk vooral van dienst is geweest, is de bescherming, welke hij aan de kunstschatten van het kasteel verleende.
Na de komst van het Duitsche leger, grepen er in het Museum onmiddellijk wanordelijkheden plaats, welke de conservator zich haastte ter kennis van den kroonprins te brengen. Het betrof eenige daden van wandalisme, zelfs enkele diefstallen van zeker aanbelang. Daar de bewakers van het Museum ten deele opgeëischt waren voor den dienst der ambulancen, hadden deze wandaden ongestraft bedreven kunnen worden ; andere handelingen van dezelfde soort waren te vreezen. Toen de prins er van onderricht was geworden, haastte hij zich er orde op te stellen door de bewaking te regelen.
Men had vóór den intocht der Duitschers de twee groote doeken van Horace Vernet weggenomen. De prins liet den conservator verzoeken, — onder bijvoeging, dat het geen bevel was, dat bij hem gaf, — ze weder op hunne gewone plaatsen te hangen. Men voldeed aan dit verlangen, en had geen reden zich er over te beklagen; de schilderijen zijn ongeschonden gebleven.
,Getrouw aan de hem eigene eenvoudigheid,quot; verklaart de schrijver, die gedurende de bezetting te Versailles heeft gewoond (1). „verliet de kroonprins Versailles den T\'1quot;quot; Maart, ,\'s morgens 6 uur, zonder eenige praalvertooning. Het ware „te wenschen geweest, dat al onze vijanden den geest van ge-„matigdheid en van edelmoedigheid van den prins bezeten „hadden. Laat ons ook met dezelfde rondborstigheid verklaren, „dat, dank zij den kroonprins, het Museum, dat gewijd is
„Versailles pendant roccnpation\'\' par E. Delerot. Versailles 1873,
94 DB KROONPRINS.
„aan den roem van Frankrijk, den 7del1 Maart, 1871, op „kleine uitzonderingen na, in denzelfden toestand was als „die, waarin het den 19de,, September 1870 verkeerde. En toch „waren er in die historische galerijen verscheidene doeken, „welke wel in staat waren den Germaanschen trotsch te „kwetsen; maar men had ze beschermd en ontzien, zoowel „als de andere. Dat is eene daad van gematigdheid en van „wijsheid, welke in de geschiedenis van dezen oorlog een „wettige eeretitel zal blijven voor den kroonprins.quot;
Wat den kroonprins onder zoovele generaals onderscheidde, is dat hij nooit zoo geheel in zijne militaire plichten opging, dat hij daardoor die van het maatschappelijke, geestelijke en zelfs van het practische leven vergat. De sociale en economische vraagstukken en de belangen der kunst hielden hem zoowel in den oorlog als op zijne reizen bezig. De behoefte om kennis te verzamelen verliet hem nooit. Den 5den September bezoekt hij, in zijn hoofdkwartier van Warmérinville, de groote spinnerijen der plaats, de talrijke inrichtingen, welke er deel van uitmaken, en inzonderheid de arbeiderswoningen, waarvan hij zich de inrichting laat uitleggen. Den volgenden dag ziet men hem te Eeims, volstrekt niet vreesachtig te midden van eene vijandelijke bevolking, te voet en zonder escorte door de straten wandelen en daarna de cathe-draal, waarin de koningen van Frankrijk gezalfd werden, bezoeken. Uit Reims doet hij ook een beroep op de edelmoedigheid zijner landgenooten tot stichting van eene inrichting voor invaliden, om daarin hun, die hun bloed voor het vaderland gestort hebben, een toevluchtsoord te verschaffen.
Hij maakte zich bemind bij zijne soldaten van het Zuiden, door zich rechtvaardig en welwillend te\' betoonen ook jegens den gewonen soldaat. Een Beiersch officier getuigde van hem in een brief. „Ook de gewone soldaat is voor hem een kame-
T
u
95
„raad in leven en in sterven ; hij spreekt hem niet toe met „eere vriendelijke hooghartigheid, maar met de uitdrukking „van het persoonlijk belang, dat hij in hem stelt, en met eene „opgewektheid, welke de menschen verrukken, „Het is hem „overkomen, dat hij, een dappere, dien hij eene buitengewone „onderscheiding overhandigde, in zijne vreugde bij het hoofd „vatte om hem te kussen. Het is een man met een edel hart, „die door zijne kalmte en zijne vastberadenheid een grooten „invloed in de beraadslagingen der oudsten heeft verworven.quot;
Toen hij, na zijne benoeming tot Veld-Maarschalk, door den ouden maarschalk Wrangel per telegram was gelukgewenscht, bedankt hij dezen in een brief als „collegaquot;, en voegt er bij, dat, waar hij de nieuwe waardigheid, welke rechtens aan zoovele anderen zou toekomen, aanvaart, hij dat vooral doet, omdat de koning haar heeft omschreven als eene onderscheiding, welke wordt verleend aan het dappere leger, waarover hij het bevel voert.
De proclamatie van het Duitsche keizerrijk bracht naar Versailles eene deputatie uit de Volksvertegenwoordiging van het Noorden. Na de audiëntie bij den koning, maakten de afgevaardigden hunne opwachting bij den kroonprins, die, te rekenen van den 18dequot; Januari 1871, den dag, waarop het keizerrijk plechtig werd ingewijd, den titel van keizerlijken prins of, juister gezegd. Kroonprins van het Duitsche Eijk en van Pruisen aannam.
•Ie amp;k)onphi\\\'s van het
^UiTSOHE luK.
(1871-1888).
7
III.
DE KROONPRINS VAN HET DU1TSGHE RIJK.
Terugkomst van den kroonprins te Berlijn. — Hij is liet voorwerp van talrijke ovaties. — Militaire inspecties in liet Zuiden. — De prins en de prinses wijden zich aan de geestelijke zaken. — De beide echtgenooten vullen elkander aan door hunne verschillende opvoeding. — De omgevingen, waarin zij opgevoed zijn geworden. — De prinses had een vreemd element in de familie Hohenzol-lern gebracht. — Men schrijft haar begrippen van vrijzinnige oppositie toe. — De prinses raakt niet dan langzaam vertrouwd met de ideeën, welke aan het Pruisische hof overheerschende zijn. — De koning houdt zijn zoon op een afstand van de leiding der zaken. — Huiselijk leven van het vorstelijk paar. — Moderne opvoeding van hunne kinderen. — De jonge prinsen op het lyceum te Cassel.— Belangstelling in de ontwikkeling der schoone-kunsten en der nijverheidskunsten. — Plichten van den prins als vertegenwoordiger. — Inwijdingsfeesten en reizen. — Bezoeken te Stockholm en te Kopenhagen. — Te Sint-Petersburg. — Inwijding van het Herinnerings-monu-ment. — Vriendschapsbetrekkingen met den kroonprins en de kroonprinses van Italië en met prins Alphonsus van Spanje. — De kroonprins stelt prins Willem aan het leger voor. — Hij laat prins Hendrik in dienst treden bij de marine.
Den 7dequot; Maart 1871 verliet de kroonprins van het Duit-sche Eijk Versailles. Den 14d(!I1 nam hij afscheid van zijn leger
100 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHB RIJK.
met eene dagorde, gedateerd van Nancy, en kwam den l?4®11 te Berlijn terug, waar hem talrijke ovaties wachtten. Duitsch-land had zulk een snel en zulk een schitterend succes niet verwacht, en evenmin, dat zijne nationale éénheid zoo spoedig tot stand zou komen. De prins drukt dit gevoel van verrassing in zijne toespraken uit, en ontboezemt tegelijkertijd vurige wenschen voor het behoud van de zegeningen des vredes. Den 21st(!n was hij tegenwoordig bij de opening van den eersten Duitschen Rijksdag. Eenige maanden later, na het teekenen van het vredesverdrag van Frankfort, begon liij zijne rondreizen door de verschillende deelen van het keizerrijk. Als inspecteur-generaal van het leger rustte op hem de taak, de contingenten van de Zuidelijke Staten te inspecteeren : er kon geen betere keus gedaan zijn om de staatkunde van het nieuwe keizerrijk te dienen, daar zóó de positie van den koning van Pruisen, die keizer geworden was, tegenover de sou-vereinen en de bevolkingen van Zuid-Duitschland werd versterkt.
Na een bezoek, dat hij met de prinses aan koningin Victoria bracht, begaf de prins zich naar Munchen, waar hij dooide bevolking, welke gunstig voor hem gestemd was tengevolge van de verhalen der Beiersche soldaten, die onder zijne bevelen hadden gediend, op schitterende wijze werd ontvangen.
Nu de oorlog was geëindigd, namen de huiselijke haard en de kunsten des vredes in het leven van den prins en van zijne gemalin hunne plaats weder in. De opvoeding der twee echtgenooten heeft dit punt van overeenkomst, dat beiden eenvoudig en in volkomene onverschilligheid voor uitwendige praal waren grootgebracht. Van den anderen kant valt het gemakkelijk punten van verschil tusschen beider opvoeding op te merken, welke in verband staan met de verschillende omgeving, waarin zij zijn opgegroeid. Eén der leermeesters, die de studiën van
DE KROOSPRINS VAN HET DCITSCHE RIJK. 101
de kinderen van den prins en ten deele hunne jeugd hebben geleid, heel\'t deze punten van uitgang en hun invloed op de prinselijke huishouding kunnen kenschetsen. De opvoeding van den prins had plaats gehad te midden van dat militaire Pruisen, dat „altijd op schildwachtquot;\' staat, zooals Frederik de Groote reeds zeide. daar het zich omringd voelt door vijanden en zich gereed maakt om hen te bestrijden. Prederik-Willem IV, de minst oorlogzuchtige van zijne koningen, had geweigerd zijn land met eene constitutie, in den modernen zin van het woord, te begiftigen, om reden, onder andere, dat Pruisen als het ware een militair kamp was, dat het commando van een enkele behoefde. In deze ideeën werd het geslacht, dat tijdgenoot van den kroonprins was, grootgebracht en werd deze zelf opgevoed. Was het niet natuurlijk, dat, van het oogen-blik pf dat het soldatenbedrijf het onontbeerlijkste werd geacht, hij, die het uitoefende, werd bevoorrecht, dat hem meer eer, meer achting werd bewezen, dan aan ieder ander burger; en dat, daar de militaire opleiding van alles den voorrang had, de militaire belangen vóór al de andere gingen ?
Dat men deze omgeving vergelijke met die, waarin prinses Victoria haar kindsheid en jeugd had doorgebracht. Engeland, beschermd door zijn „zilveren gordelquot;, zooals het den oceaan noemt, welke het bespoelt, ziet met een minachtend zelfvertrouwen op de Staten van het vasteland neder, die altijd in angst over hunne veiligheid verkeeren, altijd in twist zijn over de grenzen. — Vrij van die bekommeringen, kan het zich wijden aan de ontwikkeling van zijne nijverheid en van zijn handel, en behoeft die slechts te beschermen door vrije instellingen, welke de vrije beweging van het individu verzekeren. — „In „de oogen van de jonge prinses,quot; heeft de schrijver, die van nabij het innerlijk leven van het vorstelijk paleis te Berlijn heeft kunnen gadeslaan, gezegd: „is de roeping van eene
102
„beschaafde natie geene andere, dan de intelleofcuëele voort-„brengselen der volken en der voorgeslachten te beoefenen, „en ze te vermeerderen door den arbeid van ieder in het bij-,zonder ; hare meening was ook, dat eigen ontwikkeling de „eerste plicht was van ieder individu tegenover zichzelven „en tegenover de geheele maatschappij.quot;
Deze twee stelsels bevatten al de elementen, welke de ver-eeniging van twee wezens, die beiden liefde voor een ideaal hebben opgevat, volkomen kannen maken. Dat was het juist, wat het gemeenschappelijke leven van die twee personages uitmaakte. De prins, geheel doordrongen van de noodwendigheid, dat Pruisen als een militaire Staat georganiseerd moet zijn, eindigde met de erkenning van die andere noodwendigheid, dat het harde en prikkelende van eene dergelijke inrichting verzacht moest worden door maatschappelgke instellingen. Het kan noodig zijn veldslagen te leveren, maar moet men na den veldslag de wonden niet verbinden ?
Van den aanvang af waren de gevoelens ten opzichte van het huwelijk van den kroonprins in Pruisen zeer verdeeld geweest. Nog nooit, sedert de verheffing van het huis Hohen-zollern, hadden de souvereinen niet-Duitsche prinsessen naast zich doen plaats nemen. In het eerst beschouwde de Pruisische aristocratie deze vereeniging niet met een gunstig oog; het was een vreemd element, dat in de koninklijke familie werd gebracht, en, wat meer zegt, een Engelsch element, dat, door zijne beginselen en zijne allures, zulk een scherp contrast vormde met het stelsel der Pruisische feodaliteit. Dit element was het tegenovergestelde van het Russische element, en de feodale partij te Berlijn was Rusland geheel toegedaan. Zij ging zelfs zoover, dat zij het huwelijk van prins Frederik-Willem als eene manifestatie tegen die macht beschouwde, en het was niet de zwakste beweegreden van haar verzet tegen
DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHB RIJK. 103
het regentschap van den prins van Pruisen, die dat huwelijk had begunstigd en doen gelukken. Daarentegen was de vrijzinnige partij met het Engelsohe huwelijk hoogelijk ingenomen ; hare organen verkondigden dit luide, en hare vertegenwoordigers toonden het door hunne demonstraties. Deze laatste indruk was ook die van de groote menigte, en hieraan is het te danken, dat de eerste ontvangst, der prinses bereid, zoo allerwarmst was geweest.
Het prinselijk huishouden was in alle opzichten gelukkig. De beide echtgenooten hadden iets aan elkander te ontleenen: dit was eene uitstekende voorwaarde,, om eenstemmigheid tusschen hen te doen heerschen. Een tegenovergestelde toestand baart onverschilligheid, zoo geen tweedracht. De babbelarij, welke in Pruisen, gelijk in zoovele andere plaatsen, haren invloed uitoefent, heeft gedurende lange jaren aan het prinselijke hof gevoelens van staatkundige oppositie toegedicht. Dat is het deel van al de erfgenamen van een troon. Allen, die ontevreden zijn met het bestaande regime zetten de erfgenamen voorop, om hen te vereenzelvigen met de verwezen-lijking van hunne eigene begeerten.
De kroonprins en zijne gemalin, jong als zij waren, dachten en voelden zeker eenstemmig met de jongelieden van hun land ; maar de gewoonte zich te onderwerpen aan de militaire tucht, waarin de prins was opgevoed geworden, kreeg weldra de overhand en legde aan beiden eene reserve op, welke zij nimmermeer afgelegd hebben. Deze reserve, welke voor hen een onvermijdelijke gedragsregel werd, strekt hun tot eere : zij was somtijds moeielijk in toepassing te brengen, en dat is het juist, wat er de verdienste van uitmaakt.
Het begin was lastig voor de prinses. Het viel haar moeielijk, zich naar de wgze van denken en zijn der Pruisische samenleving te schikken; en deze toonde zich weinig geneigd
104
iets toe te geven ten behoeve der vreemde prinses. Van beide zijden begreep men elkander niet; kwetsingen waren biervan het gevolg. „Van beide zijden,quot; schrijft een vriend des huizes, „heeft men weinig welwillend over elkander geoordeeld, en „bet wederkeerig misverstand is ongelukkig zóó op den voor-„grond getreden, dat het hun zelfs tegenwoordig, na vijf en „twintig jaren met elkander in betrekking te hebben gestaan, „moeielijk valt billik ten opzichte van elkander te zijn.quot;
Voegt men hierbij het feit, dat wij vroeger hebben vermeld, dat koning Willem als beginsel had aangenomen, zijn zoon geen aandeel in de leiding der zaken te geven, dan laat het zich verklaren, dat het vorstelijk paar er gaandeweg toe gebracht werd, op het gebied der wetenschap, der kunsten en der maatschappelijke huishoudkunde bevrediging te zoeken voor zijne behoefte om te handelen en nuttig te zijn, te zelfder tijd dat het met zorg de opvoeding zijner kinderen behartigde. De prinses wijdde zich aan deze taak met al de volharding van hare natuur en al de begaafdheid van haar grooten geest. De talrijke platen, welke haar voorstellen als huismoeder in de kinderkamer, zijn niet het werk van pluimstrijkerij; zij geven de werkelijkheid weêr. Zij begreep het gewicht barer roeping, om hare kinderen zóó op te voeden, dat zij de hooge positie waardig werden, welke zij eenmaal aan het hoofd van hun land moesten innemen. Zij stelde er prijs op hen te gewennen, dikwijls de niet-bevoorrechte standen te bezoeken, ten einde hun oordeel te vormen en hen tegen vooroordeel te behoeden. Op hun landgoed te Bornstedt, in de nabijheid van Potsdam, speelden de vorstelijke kinderen met de kinderen van het dorp ; er werden prijzen uitgeloofd voor de licbaamsspelen en oefeningen, welke de kroonprins uitreikte.
Later werden de jonge prinsen, toen zij den leeftijd daarvoor hadden bereikt, naar het gymnasium gezonden: dit was
105
eene groote nieuwigheid aan het Pruisische hof, waar de prinsen altijd in het paleis onderwezen waren, hoogstens in gezelschap van eenige kinderen van aanzienlijke adellijke families. De prinsen Willem en Hendrik bezochten het gymnasium te Cassel en legden er de door het reglement voorgeschreven examens af. Maar, terwijl de beide echtgenooten er in bewilligden zich van hunne kinderen te scheiden, wanneer hunne opvoeding het eischte, stelden zij, met den goeden burger huisvader, er prijs op hen zooveel mogelijk bij zich te hebben. Behalve de dagen, dat er vreemdelingen genoodigd waren, gebruikten de ouders het middagmaal gemeenschappelijk met hunne kinderen. En deze maaltijden waren eenvoudiger, dan die van de meesten der rijke burgers Men gewende de jonge prinsen aan eene sobere levenswijze. Te dezen opzichte schrijft men aan den kroonprins een karakteristiek woord toe. Op zekeren morgen bracht men den gouverneur van één der prinsen, onder de les, een warm ontbijt, terwijl men den leerling een mengsel van aardappelen met brood voorzette. Daar de jongen begeerige blikken op den schotel van zijn onderwijzer had geworpen, haastte deze zich, zijne portie met hem te deelen. De kroonprins, die op dat oogen-blik was binnengetreden, bemerkt wat er gebeurt, zonder eenige aanmerking te maken. Eenige dagen later, dat hij zich met den leermeester alleen bevond, zeide hij glimlachend tot hem: „Mijn beste mijnheer, zoo ik aan mijne kinderen een „warm ontbijt wilde geven, zou ik het kunnen doen, want „mijne middelen veroorloven het mij. Maar, zooals gij weet, „wensch ik mijne jongens zóó op te voeden, dat er voor hen „in alles climax in het leven mogelijk blijft, en nu kan men „juist ten opzichte van de voeding de jongelieden niet aan „te groote eenvoudigheid gewennen.quot;-
Naast deze huiselijke bezigheden wijdden de kroonprins en
106 DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK.
zijne gemalin hun tijd en hunne zorg aan de kunst en aan de werken van algemeen nut. Zij waren daarmede onmiddellijk na hun huwelijk begonnen, om het met grooten ijver na den oorlog van 1870 voor te zetten. De prinses, bezield door het voorbeeld van haar vader, prins Albert, stelde levendig belang in de ontwikkeling der nijverheidskunsten. Dank zij harer bescherming werd het museum der decoratie-kunsten één dei-rijkste van de wereld, en, wat meer zegt, één der nuttigste voor de vlucht van Duitschland op nijverheidsgebied. Ook de schoone-kunsten, welke in Pruisen eenigszins veronachtzaamd waren onder een regime, dat uitsluitend al zijne aandacht wijdde aan de militaire belangen, vonden een toevluchtsoord in het prinselijk paleis, waar de kunstenaars en de geleerden als welkome gasten werden bejegend. In deze intieme bijeenkomsten ontmoetten de mannen van allerlei richting elkander, en werden alle quaesties, behalve die over de staatkunde van den dag, volkomen ongedwongen besproken. De prins en de prinses bezochten alle openbare nuttige instellingen, scholen, hospitalen, inrichtingen van weldadigheid, werkplaatsen, moedigden overal door hun woord en ook door stoffelijke middelen hulp aan, en sleepten door hun voorbeeld de weerbarstige of trage geesten met zich mede.
Na den oorlog van 1870, droeg keizer Willem, die er niet van hield zijne macht met iemand te deelen, zijn zoon gaarne op, hem bij verschillende gelegenheden te vertegenwoordigen, welk gedeelte van de dagelijksche taak van den souverein, na de schepping van het keizerrijk, eene zeer groote uitbreiding had gekregen. Den 9den Juli 1872 is hij tegenwoordig bij de onthulling van het standbeeld van Stein, den grooten hervormer van Pruisen na den slag bij Jena; vervolgens stelt hij te Augsburg de Beiersche bevolking gerust omtrent de handhaving van hunne plaatselijke en zelfstandige instellingen
DB KROONPRINS VAN HET DÜITSOHE RTJK. 107
onder het nieuwe keizerrijk. Den 83t\'m September komt hij te Berlijn, om tegenwoordig te zijn bij de samenkomst der drie keizers, en biedt hun schitterende feesten aan in het paleis te Potsdam. Eenige dagen later is hij op het oude slot van de Teutonische Orde te Mariënburg, de hoofdplaats van dat gedeelte van het eigenlijk gezegde Pruisen, dat Frederik de Groote, eene eeuw te voren, als zijn aandeel in de verdeelin g van Polen ontvangen had.
Het jaar 1873 wordt ook nog geheel door reizen ingenomen. Den Isten Tyjgj (jg kroonprins en zijne gemalin tegenwoordig bij de opening van de Algemeene Tentoonstelling te Weenen. Van daar gaan zij Italië bezoeken, en ontvangen te Venetië een bezoek van den kroonprins Humbert en van den hertog van Aosta. Te Berlijn teruggekeerd ontvangen zij den Shah van Perzië, en vertrekken daarna naar de zeebaden van Föhr aan de Noord-zee, waar zij later scheep gaan naar Zweden. Te Venetië werden de bakens uitgezet voor een toekomstig verbond met Italië; te Stockholm en te Christiania bereidde men eene toenadering der beide dynastiën voor. Vervolgens brengt eene uitnoodiging van den koning van Denemarken, welke de Prins ontvangt, als hij te Malmö op het punt staat zich naar Duitschland in te schepen, hem naar Kopenhagen. Sinds lange jaren hadden de koninklijke fami-liën van Denemarken en Pruisen elkander geen enkel bezoek gebrachtquot;. Deze reis van den Duitschen Kroonprins had dus uit staatkundig oogpunt hare beteekenis. In September keert de prins naar Berlijn terug, waar koning Victor-Immanuel aan keizer Willem een bezoek komt brengen. Eenige dagen daarna zijn de prins en de prinses te Stettin, waar deze laatste voorzit bij den doop van een gepanserd fregat.
In de maand Januari begeven zij zich naar Sint-Petersburg, om tegenwoordig te zijn bij het huwelijk van de dochter van
108 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK.
Alexander II met den hertog van Edinburg. Toen bij die gelegenheid eene deputatie van de Duitsche volkplanting in de Russische hoofdstad den Kroonprins een adres had aangeboden, wees hij, in zijn antwoord, op „de warme sympathiequot;, welke de Czaar altijd getoond had voor Duitschland te koesteren. De maand Augustus brengt hij in Engeland door; daarna komt hij, tegen het einde van September, te Berlijn terug, om den jongen prins Alphonsus van Spanje te ontvangen, wiens troon weldra hersteld zou worden. Het kabinet van Berlijn had toch de Spaanscbe republiek van den maarschalk Serrano erkend, ten einde zóó mede te werken tot het in het leven rojpen van eene geregelde orde van zaken, als voorspel van het herstel van de monarchie.
De lente van 1875 is nog gekenmerkt door reizen endoor de ontvangst van vorstelijke gasten te Berlijn. Na een kort verblijf in Italië, komt de kroonprins te Potsdam terug, om keizer Alexander II en later den koning van Zweden te ontvangen. De 18ai\' Juni, de tweehonderdste jaardag van de overwinning van Fehrbellin, op de Zweden behaald, brengt den prins in deze stad, waar hij den eersten steen van een herinneringsmonument legt. Den 5den Juli vertegenwoordigt hij te Weenen keizer quot;Willem bij de begrafenis van keizer Ferdinand, den voorganger van Frans Jozef; en den 16del1 Augustus is hij, aan de zijde van zijn vader, te Detmold bij de inwijding van het standbeeld van Hermann, den held der Germaansche legende, die beurtelings de Romeinen versloeg en door hen verslagen werd. Den 2aen September houdt hij te Augsburg eene lofrede op koning Lodewijk, die den eersten stap gedaan had ter vernieuwing van de keizerlijke waardigheid. Overal spreekt de prins vaderlandsgezinde redevoeringen uit, welke tegelijkertijd de plaatselijke vaderlandsliefde dei-bevolkingen van het Zuiden streelen.
DE KROOJfPMSS VAN HET Ul\'ITSCHE RIJK. 109
Het jaar 1877 brengt een voorhal met zich, dat gewichtig is voor de familie van den Duitschen kroonprins en voor de dynastie: de meerderjarigheid namelijk van zijn oudsten zoon, prins Willem. — Voor dezen jongen prins wordt de ceremonie van de intrede in het leger herhaald, met welke zijn vader 28 jaren te voren was ingelijfd. Prins Willem werd officier in hetzelfde regiment en bij dezelfde compagnie, waarin zijn vader zijn militairen loopbaan begonnen was. En evenals koning Willem den kroonprins had voorgesteld, zóó stelde deze ook zijn zoon aan de officieren en soldaten van zijne compagnie voor. Eenige maanden later begaf hij zich naar Kiel, om zijn tweeden zoon, prins Hendrik, bij de marine in te lijven.
II.
De Duitsohe kroonprins bij de begrafenis van Vietor-Immanuel. — Demonstratie ten gunste der dynastie. — Aanslagen tegen keizer Willem. — De Duitsche socialisten van Londen bedreigen den prins. — Adres der verknochte werklieden. — De kroonprins geroepen den keizer te vervangen. — Moeielijkheden van het voorloo-pig bewind. — De prins weerstaat den reactionnairen stroom. — Zijne verzoenende houding tegenover de wet tegen de socialisten. — Hij neemt de wijzigingen aan, welke door het parlement zijn goedgekeurd. — De prins schrijft aan den Paus. — Verzoenende staatkunde ten opzichte van het Vaticaan. — De kroonprins en het Ber-lijnsche Congres. — Zijne vredelievende redevoeringen. — Zuiver en practisch vsrzoenehd karakter van de voor-loopige regeering van den kroonprins. — Zijn brief aan den gemeenteraad van Berlijn. —
Het jaar 1878 is gekenmerkt door gebeurtenissen, die den kroonprins op bet staatkundig tooneel brengen. In de eerste maanden, eenige weken na elkander, stierven koning Victor-Immanuel en Paus Pius IX. Het kabinet van Berlijn had sedert vele jaren zijne betrekkingen met bet Vaticaan verbroken, en de Kulturkampf bad zijn toppunt bereikt. Daarentegen waren de betrekkingen met bet Quirinaal boe langer hoe inniger geworden, en de persoonlijke vriendschap tusscben de beide kroonprinsen bad de staatkunde van den rijkskanselier niet weinig in de hand gewerkt. De kroonprins kwam den 14:,ien Januari te Eome, om keizer Willem te vertegen-woordigen bij de begrafenis van den Koning van Italië, en tegelijkertijd koning Humbert geluk te wenschen met zijne troonsbeklimming. De bevolking van Eome juichte den prins
\' DE KKOOKPRINS VAN HET DÜITSCHE RUK 111
met een geestdrift toe, die wel den vriend van den nieuwen koning, maar grootendeels ook den vertegenwoordiger eener regeering gold, welke met het Pausdom in strijd was. „Duitsch-„land,quot; zeide de kroonprins tot den prins van Carignan, die hem aan het station ontving, „Duitschland deelt in de smart „van Italië. De dood van koning Victor-Immanuel heeft mijn „vader zoowel als de keizerlijke familie, de regeering en de „geheele natie diep getroffen.quot; Na de begrafenis woonde de prins nog de eedsaflegging van koning Humbert bij, welke plechtigheid aanleiding gaf tot een incident, dat later druk besproken is geworden. Nadat de koning en de koningin het gebouw der volksvertegenwoordiging verlaten hadden en op het Quirinaal teruggekomen waren, moesten zij zich, op verlangen der juichende bevolking, op het balkon vertoonen. Daar het gejuich aanhield, vertoonde het koninklijk echtpaar zich opnieuw, maar ditmaal met den kleinen prins van Napels, dien de Duitsche kroonprins aan de hand had en een oogen-blik optilde, om hem aan de menigte te toonen. Dit tooneel lokte van de zijde der Italianen eene nieuwe, luide betuiging van gehechtheid aan hunne dynastie en van hunne sympathie voor Duitschland uit. Onder deze omstandigheden, en met het oog op den oorlogstoestand tusschen het kabinet van Berlijn en het Vaticaan, verliet de kroonprins Eome zonder den Paus gezien te hebben, bij wien hij vroeger een zeer gevierd gast geweest was. Het was echter voor den prins weggelegd eenige maanden later in rechtstreeksche betrekking met den pauselijken opvolger te komen.
In de maanden Mei en Juni waren er aanslagen gepleegd op het leven van keizer Willem. Sinds eenigen tijd scheen er over Europa een wind te waaien, welke koningsmoord ademde. Den lldequot; Mei had een werkman, die tot eene dei-heftigste groepen van de socialistische partij behoorde, twee
112
revolver-schoten op den keizer gelost, zonder hem te treffen. Nog onder den indruk van dezen aanslag, vertrok de kroonprins naar Engeland, om de prinses af te halen, die daar by hare moeder, de koningin, vertoefde. In Londen leefde eene talrijke kolonie van Duitsehe handvverks- en ambachtslieden. Velen hunner kwamen, den 25sten Mei, bijeen, om een adres van verknochtheid aan den keizerlijken prins op te stellen en eene deputatie te benoemen, om het hem te overhandigen. In die vergadering waren ook andere Duitsehe handwerkslieden heimelijk binnengeslopen, die tot de socialistische en de anarchistische partij behoorden; deze beproefden het adres te doen afstemmen. Er ontstonden heftige tooneelen, vechtpartijen, waaraan de politie een einde maakte door de uitdrijving der onruststokers. De onderhandeling eindigde eerst in den nacht. De deputatie, saamgesteld uit dertig werklieden van verschillende bedrijven, moest zich \'s Zondags in den namiddag naar het Duitsehe gezantschap begeven, waar de prins beloofd had hen te ontvangen. De socialisten hadden zich naar de straat begeven, welke naar de ambassade leidde, met het oogmerk een vergadering in de open lucht te houden; daar zij er niet in slaagden zich te doen verstaan, begonnen zij te schreeuwen: „Weg met den kroonprins!quot;, en de Marseillaise te zingen. Middelerwijl was de deputatie naar binnengegaan en las haar adres voor. De prins antwoordde met eene vooraf opgestelde rede, waarin hij de werklieden bedankte en hen opwekte, een voorbeeld te nemen aan hetgeen Engeland hun te aanschouwen gaf, vrij en welvarend als dat land was, dank zij zijner groote bedrijvigheid. Gedurende dezen tijd gingen de socialisten, die tevergeefs beproefd hadden in het hotel der ambassade door te dringen, voort met onder de vensters te schreeuwen en te fluiten. Op het oogenblik dat de deputatie naar buiten kwam, bereikte
BE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK. 113
het rumoer zijn toppunt; de politie moest nogmaals tusschen-beide komen, ten einde ernstige ongeregeldheden te voorkomen.
Dit voorval had op het vasteland het gerucht doen ont-staan, dat er te Londen op den kroonprins een aanslag was gepleegd. Er was evenwel niets van aan. Daarentegen werd eenige dagen later geheel Europa in opschudding gebracht door de tijding, dat er een tweede aanslag was gedaan op keizer Willem, die ditmaal gevaarlijk was gewond. De kroonprins logeerde op het kasteel van den markies van Salisbury, toen zijn adjudant hem deze tijding kwam mededeelen. Onmiddellijk begaf hij zich met de prinses op reis en kwam den 3den Juni te Berlijn terug.
De talrijke wonden, welke de keizer ontvangen had, deden eene langdurige ziekte en een langzaam herstel vreezen. Men diende dus maatregelen te nemen voor den geregelden gang van zaken. Den volgenden dag, den 4den Juni, vaardigde dan ook de keizer reeds eene ordonnantie uit, welke dus luidt: „Ten „gevolge van mijne wonden buiten staat zijnde, de noodige „handteekeningen te stellen, wat meer is, ingevolge de voor-„schriften der geneesheeren, verplicht zijnde, ten einde de „genezing niet te vertragen, mij van afdoening van zaken te „onthouden, wil ik Uwe Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid „opdragen, mij, gedurende mijne ontstentenis, te vervangen „in de opperste leiding der regeering, en verzoek ik Uwe Hoog-„heid diensvolgens, daartoe de noodige maatregelen te treffen.quot; De keizer had dit besluit niet kunnen teekenen; de hoofden van zijn kabinet moesten getuigen, dat de souverein den inhoud er van had bekrachtigd en de uitvoering er van opgedragen aan den Rijks-kanselier, die bij de voorlezing tegenwoordig was.
Het tijdperk, gedurende hetwelk de kroonprins zijn vader verving, is één der belangrijksten voor de buitenlandsche en
114 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK
binnenlandsche staatkunde van Duitschland en Pruisen geweest. De taak, welke de prins toen te vervullen had, was zeer moeielijk en van groote verantwoordelijkheid. Men kon noch den duur van het voorloopig bewind, noch zelfs den afloop der ziekte bepalen; een oogenblik vreesde men voor het leven van den tachtigjarigen monarch, wiens lichaam door verscheidene projectielen was beleedigd.
Binnenslands stond men tegenover eene revolutionaire partij, welke wel is waar niet groot, maar zeer stoutmoedig was ; bovendien was de inwendige vrede verstoord door den strijd tusschen den Staat en de catholieke Kerk. In het buitenland eindelijk deed zich de oostersche quaestie gelden. De oorlog tusschen Rusland en Turkijë was geschorst; een Europeesch Congres was tot herstel van den vrede tegen den IS4™ Juni bijeengeroepen te Berlijn, en het voorzitterschap er van opgedragen aan de Duitsche regeering. Zoodanig waren de omstandigheden, waaronder de kroonprins de leiding der zaken op zich nam.
Het gebeurt bijna altijd, en het is vrij natuurlijk, dat, ten gevolge van aanslagen als die, waarvan keizer Willem het voorwerp was, de bewindhebbers, onder den invloed der verbittering, welke zij gevoelen, zich laten vervoeren om de perken der gematigheid te overschrijden. Medegesleept door hunne verontwaardiging, stellen zij alle schuld of alle medeplichtigheid op eene lijn, zonder onderscheid te maken tusschen hetgeen tijdelijk en hetgeen blijvend in de oorzaken van den aanslag is; vandaar de gelegenheids- en dwangwetten, welke voor de onschuldige meerderheid en de schuldige minderheid dezelfde bepalingen doen gelden. Wegens het misdrijf van enkelen tast men de vrijheid van velen aan. In Berlijn schenen de zaken dien loop te moeten hebben : de liefde voor den keizer schokte vele ge-
115
moederen en verschafte aan de tegenstanders van elk vrijzinnig regime een voorwendsel, om een geheele reeks van reactionaire maatregelen te eischen en luide aan te bevelen
De kroonprins leende zich niet tot deze overdrijvingen; zijn gezond verstand en zijn heldere geest deden hem elke gedachte aan reactie verwerpen. De schuldigen straffen, de woelingen, welke in hare uiterste consequenties tot moord voeren, beteugelen, dat was de taak, welke hij zichzelven stelde en welke hij hoopte te volbrengen met de hulp van het Parlement. Men kan zich, als staatkundige gedachte, moeielijk iets verstandigers en verheveners denken, dan het antwoord, dat hij gaf aan de vertegenwoordigers van den Berlijnschen gemeenteraad, die hunne opwachting bij hem kwamen maken. E-eeds vooraf had hij in een rescript, dat openbaar gemaakt werd, verklaard, dat het den keizer, hoe ernstig zijne wonden ook mochten zijn, innig leed deed te zien, dat dergelijke wandaden in het gemoed van Duitsche onderdanen konden rijpen. Verder zeide hij, dat van den anderen kant de algemeene bewijzen van genegenheid en verknochtheid in den geest des keizers geen twijfel achterlieten omtrent de getrouwheid van het Duitsche volk; dat de keizer overtuigd was, dat de verderfelijke kiemen, welke de aanslagen hadden voortgebracht, geen vruchtbaren bodem in de vaderlandsliefde der natie zouden vinden. De woorden, welke hij tot de overheid dei-hoofdstad richtte, waren nog duidelijker. „Weest er van „overtuigd, mijne heeren,quot; zeide hij tot hen, „dat ik ^den ernst van het tegenwoordige oogenblik volkomen r besef, en dat ik doordrongen ben van den omvang der „plichten, welke mij zijn opgelegd tegenover het vaderland. „Maar weest ook verzekerd, dat mijn geloof in den goeden „geest van ons volk niet is geschokt, en door geen enkele „macht ter wereld vernietigd zou kunnen worden. Ik weet,
DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK.
„dat de overgroote meerderheid der natie trouw gehecht is „aan haar koning, en die aan gene zijde der grenzen van ons bij-,zonder vaderland aan haren keizer ; in mijn vast vertrouwen „op het gezonde deel van het volk zal ik de kracht en den „moed weten te vinden tot de vervulling der plichten, welke „mij zijn voorgeschreven.quot; Hij deed ten slotte een beroep op de verlichting en de geestkracht der middenklassen, om het verdoolde deel der bevolking, dat door zijne onkunde niet in staat was de vreeselijke gevolgen van de leer zijner verleiders te overzien, voor te lichten en terug te brengen.
Ten gevolge van den eersten aanslag tegen den keizer, had de Duitsche regeering bij de Volksvertegenwoordiging een ontwerp van wet tegen de socialisten ingediend ; maar dit ontwerp had door de al te draconische bepalingen de goedkeuring der meerderheid niet verkregen. Deze vreesde, op grond van den zwevenden vorm van dit ontwerp, dat de beperkingen, welke daarin opgenomen waren tegen de revolutionaire vereenigin-gen of dagbladen, ook op de andere partijen toegepast zouden worden. De verwerping der wet had de ontbinding der Kamer ten gevolge, een maatregel, welke door den Rijkskanselier werd geëischt en dien de kroonprins, in zijne tijdelijke positie van regent, niet kon afwgzen. De prins daarentegen wilde, dat de wet op de socialisten, met goedvinden van de volksvertegenwoordiging, en zooveel mogelijk naar de denkbeelden der meerderheid, zou omgewerkt worden. Er verhieven zich stemmen, welke hem aanspoorden het parlementte trotseeren, op gevaar af een conflict in het leven te roepen, zooals dat, hetwelk Pruisen van 1863 tot 1866 had geteisterd. De kroonprins bleef doof voor deze aanhitsingen. Hij nam de wijzigingen door de vertegenwoordiging voorgesteld aan en verkreeg zóó eene gunstige eindstemming, welke een einde aan de crisis maakte.
116
DE KROOKPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK. 117
De voorloopige regeering van den kroonprins werd ook gekenmerkt door eene wijziging in de kerkelijke politiek van het Berlijnsche kabinet. Verschillende omstandigheden werkten daartoe mede. Sinds zes jaren waren de officiëele betrekkingen tusschen het Vaticaan en het hof van Berlijn afgebroken; Pruisen had, ten gevolge van eene eenigszins heftige redevoering van Paus Pius IX, zijn vertegenwoordiger bij den Heiligen Stoel teruggeroepen. Na den dood van dezen opperpriester had zijn opvolger, Leo XIII, bij gelegenheid van zijne verheffing, een zeer vredelievend schrijven tot den keizer gericht, waarop deze in denzelfden verzoenenden geest had geantwoord. Een nieuwe brief van den Paus, waarin de grondslagen van eene schikking werden aangegeven, was nog niet beantwoord op het oogenblik, dat de tweede aanslag, die van Nobiling, werd gepleegd. Daar de Paus bij deze gelegenheid den keizer zijne deelneming betuigd had, voegde de kroonprins bij zijne dankbetuiging het antwoord op de eerste stappen door den Paus gedaamp;n, om den Kulturkampf tot een einde te brengen. De Opperpriester, door den keizer aangezocht, om aan de geestelijkheid te bevelen, dat zij zouden gehoorzamen aan de wetten van den Staat, had doen opmerken, dat die gehoorzaamheid zich niet kon uitstrekken tot de wetten, welke kerkelijke zaken buiten den Heiligen Stoel om en tegen diens wil regelden. De kroonprins weerlegde de zienswijze van den Paus niet; hij gaf evenmin die van den staat prijs; maar hij zette uiteen, dat, daar die oude strijd van beginselen niet opgeheven kon worden, hij „volkomen bereid was, die bezwaren te overwegen met den „geest van vredelievendheid en verzoening, welke de vrucht „is van mijn christelijk geloof. En,quot; voegde hij er aan het slot bij, „daar men het niet eens kan worden over het beginsel, zouden eenige verstandige middelen tot verzoening.
118
„welke elders met goed gevolg zijn aangewend, ook in Prui-„ sen toegepast kunnen worden, ten einde zóó tot herstel van „den vrede te komen.quot;
Deze brief, gecontrasigneerd door prins van Bismarck, werd het uitgangspunt van onderhandelingen, welke spoedig daarna te Kissingen geopend werden tusschen den kanselier en den Pauselijken nuntius. Te Berlijn had men reeds sedert eenigen tijd de overtuiging gekregen, dat de voorvechters in den Kulturkampf een verkeerden weg ingeslagen waren. De maatregelen tegen de katholieke geestelijkheid en de wetten, welke schier het karakter van eene geloofsvervolging droegen, hadden de bevolking ernstig in gisting gebracht en een nadee-ligen invloed op den parlementairen toestand uitgeoefend. Vóór de aanslagen had keizer Willem reeds erkend, dat de tijd voor eene wijziging was gekomen. — Wat de ministers betreft, door hen zou de verantwoordelijkheid voor de Mei-wetten gedragen moeten worden (1). Na de aanslagen deed zich de noodzakelijkheid gevoelen, dat er aan het conflict een einde moest komen. De keizer sprak zich stellig in dien geest uit, en zgn zoon was de beste, dien hij vinden kon, om met die staatkunde van verzoening een begin te maken. De naam van den kroonprins blijft alzoo met deze gewichtige phase der Duitsche staatkunde verbonden.
Gelijk wij vroeger medegedeeld hebben, zetelde het Euro-peesche Congres, dat samengekomen was om den vrede tusschen Eusland en Turkije te herstellen, te Berlijn, gedurende de ziekte van den keizer. De kroonprins zag zich dus geroepen de vertegenwoordigers der groote mogendheden te ontvangen en hun de officiëele honneurs te bewijzen. Men
Zie .,1\'Empereur Guillaumequot; p. 392 vv., en ..Histoire du Prince de Bismarck,quot; p. 381 vv.
DE KROONPRIN S VAN HET DUITSCHB RIJ IC. 119
moet niet vergeten, dat hij op den loop der beraadslagingen volstrekt geen beslissenden invloed had uit te oefenen. De punten waren reeds vastgesteld vóór de opening van het Congres. Engeland had als prealable quaestie gesteld eene regeling met Rusland van de punten, waarbij het meer van nabij belang had; het ondersteunde bovendien de aanspraken van Oostenrijk. Keizer Willem, die zeer gunstig voor Rusland gestemd was, had, op raad van vorst van Bismarck, eene verzoenende staatkunde tus-schen Rusland en Oostenrijk aangenomen. De kroonprins kon, hoe groot ook zijne sympathie voor Engeland was, niets veranderen aan deze staatkunde, welke door den kanselier, in zijne hoedanigheid van president, tot het einde van het Congres werd gevolgd. De prins vereenigde de gevolmachtigden, behalve bij de recepties in het Nieuwe Paleis te Potsdam, tweemaal, na de opening en bij de sluiting van het Congres, aan een banket op het kasteel te Berlijn. Aan het eerste sprak hij, hen bedankende voor de blijken van deelneming, welke zij zijn kranken vader gegeven hadden, den wensch uit, dat hunne vredelievende pogingen met een goeden uitslag mochten worden bekroond. Aan het tweede, op den 13den Juli, constateert hij, dat zijne hoop is verwezenlijkt, daar het werk des vredes door het tractaat, dat op denzelfden dag is geteekend geworden, is bekrachtigd. Hij gaf zijne tevredenheid over deze gelukkige oplossing te kennen, en verzekerde, dat men op de medewerking van Duitschland kon rekenen bij iedere poging, welke de handhaving van de weldaden des vredes voor Europa bedoelde.
Het voorloopig bewind van den kroonprins kenmerkte zich tot het einde toe door een stipt handhaven van de staatkunde van keizer Willem, maar tegelijk ook door eene verzoenende, vrijzinnige, constitutioneele toepassing er van. De populariteit van den prins werd er door verhoogd:
120
zijne regeering van zes maanden bevestigde alles, wat de openbare meening van het verstand en den vrijzinnigen geest van den toekomstigen souverein verwachtte. Er ontstond langzamerhand een zeker wederzijdsch vertrouwen tusschen hem en de bevolking. „Zoo het mij gelukt is,quot; schrijft hij den 18ien October, in antwoord op een adres van ge-lukwensching van den Berlijnschen gemeenteraad, „in een „moeielijken toestand het bestuur des lands, overeenkomstig „den wil van mijnen vader en in zijnen geest te voeren, dan „dank ik dat vooral aan het vertrouwen, dat ik alomme gebonden heb, en waaraan ik in denzelfden geest heb kunnen „beantwoorden. Evenals ik tijdens de droevige gebeurtenissen „in de lente geen oogenblik getwijfeld heb aan de getrouwheid en aan het gezond verstand van ons volk, zoo koester „ik ook thans nog de vaste overtuiging, dat de woelingen „van eene hartstochtelijke en verblinde partij er nimmer in „zullen slagen de hoogste goederen der menschelijke bescha-„ving en de grondslagen zelve van ons bestaan te vernie-„tigen.quot;
Den 5den December 1878 nam keizer Willem de teugels van het bewind weder in handen, na vooraf een openbaar adres van dankzegging aan zijn zoon gericht te hebben.
III.
Dood van prins Waldemar. — Bezoek van den koning van Denemarken te Berlijn. — De quaestio van den hertog van Cumberland. — Reis van den prins naar Italië. — Huwelijk van prins Willem met de dochter van den hertog van Augustenburg. — De moord van Alexander II. — Reis van den prins naar Sint-Petersburg. — De angst van zijne familie. — Hartelijke ontvangst aan het Russische hof. — De prins bij de samenkomst te Dantzig. — Inwendige conflicten te Berlijn. — Herhaalde afwezigheid van den prins. — Plan van zijne benoeming tot gouverneur van Elzas-Lotharingen. — Onderhoud met van Bismarck over de economische en sociale wetten. — G-ereserveerde houding van den prins. — De kroonprins wordt grootvader. — Feesten bij den doop. —
Het jaar 1879 was een jaar van rouw voor den prins : bij verloor één van zijne zonen, den prins Waldemar, die op elfjarigen leeftijd, twee jaren na zijn broeder Sigismond, stierf. — De beide echtgenooten brachten een groot gedeelte van den herfst te Pegli, in de nabijheid van Genua, door om niet vóór het einde van November naar Berlijn terug te keeren, bij gelegenheid van het bezoek van den koning en de koningin van Denemarken. De prins had, door zijn bezoek aan Kopenhagen, dat van koning Christiaan, die nooit als koning te Berlijn was geweest, voorbereid. Zijne troonsbeklimming, in 1863, had het sein tot den oorlog gegeven, en dientengevolge waren de betrekkingen tusschen de beide hoven zeer koel gebleven, ja zelfs van tijd tot tijd gespannen geworden.
122 DB KHOONPIUN\'S VAN HET DUITSCHE KIJK.
De koning van Denemarken had ééne zijner dochters uitgehuwelijkt aan den hertog van Cumberland, zoon van den koning van Hannover, wiens koninkrijk Pruisen in 1866 geannexeerd had. De hertog was de wettige erfgenaam van den troon van Brunswijk, welke op dat oogenblik nog niet vacant was, maar welks zeer bejaarde titularis geen kinderen had. Het bezoek van den koning van Denemarken had ten doel, zijn schoonzoon de eventuëele opvolging in Brunswijk te verzekeren, welke het hof van Berlijn scheen besloten te zijn niet te gedogen, dan onder voorwaarde, dat de hertog van Cumberland afstand deed van al zijne aanspraken op Hannover. Koning Christiaan slaagde er, trots den steun van den kroonprins, niet in de zwarigheden te overwinnen, welke van beide zijden werden geopperd.
Voor de staatkunde van Duitschland was het jaar 1879 hoogst belangrijk geweest. Ten gevolge van het Congres van Berlijn hadden de betrekkingen tusschen de hoven van Sint-Petersburg en Berlijn voor den vrede een dreigend karakter aangenomen. Om de gevaren van een mogelijken oorlog met Rusland af te wenden, had vorst van Bismarck zich in de maand September naar Weenen begeven, ten einde over een alliantie-tractaat met Oostenrijk-Hongarije te onderhandelen: dit tractaat werd eenige maanden later gesloten en den 15den October door Keizer Willem bekrachtigd. Men zeide terstond, dat vorst van Bismarck zich voorstelde zijn alliantie-stelsel te voltooien door de toevoeging van Italië, en men bracht met dit plan de reis van den kroonprins naar Italië in verband. De officiëele dagbladen ontzeiden aan de reis een dergelijk karakter, door op te merken, dat de prins eenvoudig zijne gemalin en zijne kinderen, die zich te Pegli ophielden, was gaan bezoeken. Het publiek hield zich niettemin overtuigd, dat de hartelijke vriendschap van den kroonprins en
DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RUK. 123
de kroonprinses mefc het koninklijk echtpaar van Italië een gunstigen invloed op de staatkundige toenadering der beide landen uitoefende. —
Eene familiegebeurtenis, waaraan de staatkunde niet geheel vreemd was, was het huwelijk van prins Willem, den oudsten zoon van den kroonprins, met de prinses Victoria, dochter van wijlen den hertog Frederik van Augustenburg. Deze vorst was in het begin van 1880 gestorven, na zgne aanspraken op den troon van Sleeswijk-Holstein door de staatkunde van vorst van Bismarck te hebben zien vernietigen. Het Engelsche hof trok zich het lot van den hertog, die een nabestaande van de koningin was, ernstig aan ; en de kroonprins van zijn kant had de aanspraken van hertog Frederik voortdurend, maar tevergeefs met zijn invloed gesteund. Dank zij dezer dubbele bescherming van Londen en van Berlijn werd tot de vereeniging van beide families besloten, maar niet voordat de oom en de broeder der jonge prinses vooraf de akte hadden vernieuwd, welke door hertog Frederik vóór zijn dood behoorlijk was opgesteld, en waarbij het huis van Augustenburg afstand deed van zijne aanspraken op den troon der Hertogdommen. Daarentegen vergoedde keizer Willem deze soort van abdicatie door geschenken en materiëele teruggiften ten gunste van den jongen hertog Gonthier, broeder der bruid van prins Willem. Dit huwelijk was beklonken geworden door het hof van Engeland en den kroonprins buiten vorst van Bismarck om, die tot vóór korten tijd een beslist tegenstander van den hertog van Augustenburg was. De kanselier verleende niettemin, daar er zich geene staatkundige bezwaren opdeden, zijne medewerking tot het treffen der noodige schikkingen ; en was, wat vreemd is in den man, die de ceremonies vermeed, bij de verloving eu ook, den 223ten Februari 1881, bij het huwelijk van het jonge vorstelijke paar
124 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK.
tegenwoordig, dat bestemd was om eens den troon te beklimmen.
Op bet zoo kalme jaar 1880, vol jubel- en kunstenaarsfeesten, welke door den kroonprins werden gepresideerd, volgde een jaar van verschrikkingen en staatkundige woelingen. Het blij gedruisch van het huwelijk van prins Willem was nauwelijks verstomd, toen uit Sint-Petersburg de tijding kwam van den moord van den Czaar Alexander II, den besten vriend van keizer Willem, door de nihilisten.
Er werd besloten, dat de kroonprins naar Sint-Petersburg zou gaan, om bij de begrafenis van den Czaar tegenwoordig te zijn. Aan bedenkingen tegen deze reis had het niet ontbroken. Er waren zeer verontrustende berichten te Berlijn ontvangen geworden ; men vreesde voor de veiligheid van den prins. Het gerucht liep, dat er een nieuwe nihilistiscbe aanslag ontdekt was. Men zeide, dat deze misdadige secte bare spionnen tot in de omgeving van het hof had; men beweerde, dat de kerk van het kasteel Sint-Petrus en Sint-Paulus, waarin de plechtigheden van den lijkdienst moesten plaats hebben, was aangewezen, om het tooneel van de eene of andere nieuwe onderneming der moordenaarsbende te zijn. Aan het hoofd der Berlijnsche politie, die zijne vrees had te kennen gegeven, had koning Willem geantwoord, dat de familieplicht boven iedere andere overweging ging. Het is niet minder waar, dat men zich te Berlijn verlicht gevoelde, toen men een telegram ontving, hetwelk berichtte, dat alles goed was at\'geloopen en dat de kroonprins terugkeerde. Den vorigen dag, den jaardag van den dood van prins Waldemar, had de kroonprinses nog een anonymen brief ontvangen, waarin haar bericht werd, dat haar gemaal door de nihilisten ten doode was gedoemd, en dat het vonnis zou voltrokken worden op den dag der begrafenis van den Czaar.
125
De nieuwe keizer van Rusland had zijne levendige ingenomenheid met de tegenwoordigheid van den kroonprins betuigd : bij stelde er klaarblijkelijk prijs op de bekommering te verdrijven, waarmede men sinds lang zijne mogelijke troonsbeklimming in Europa te gemoet zag. Men beschouwde hem als een vijand van Duitsohland en van de staatkunde van vorst van Bismarck, en men hield zich overtuigd, dat hij, eenmaal keizer geworden, onmiddellijk met de staatkunde van zijn vader zou breken. Voor het oogenblik bevestigde Alexander III deze voorbarige beoordeelingen niet. Hij overlaadde den kroonprins met beleefdheden ; de ontvangst van den prins, bij zijne aankomst aan het station, had eenigszins het karakter van een demonstratie. De Czaar stond er op, dat de prins zijn bezoek een dag zou verlengen, en had herhaaldelijk een lang onderhoud met hem ; hij gaf zijne begeerte te kennen, den aanstaanden zomer keizer Willem te ontmoeten. Inderdaad had deze samenkomst, welke in Europa groot opzien baarde, in de maand September te Dantzig plaats; de souvereinen waren vergezeld van hunne eerste ministers, en de kroonprins zoowel als de beide broeders van den Czaar waren er bij tegenwoordig.
Middelerwijl had er zich eene inwendige crisis in de offici-eele wereld te Berlijn geopenbaard. Vorst van Bismarck maakte eene reeks wetten gereed, welke betrekking hadden op het commerciëele, financiëele en sociale stelsel en eene geheele wijziging op het economisch gebied van Pruisen en van geheel Duitschland teweegbrachten. Hij ontmoette zwarigheden bij eenigen zijne?.* collega\'s, zoowel als bij verschillende partijen der volksvertegenwoordiging. In deze omstandigheden merkte men op, dat de kanselier weder meer eene toenadering met den kroonprins zocht, die, meer dan zijne positie en zijn leeftijd het raadzaam deden schijnen, buiten de hooge lei-
126 DE KROOSPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK.
ding der zaken was gehouden geworden. Verschil van gevoelen omtrent gewichtige punten der binnenlandsche staatkunde bestond er zonder twijfel tusschen den prins en den kanselier ; maar het openbaar gerucht overdreef het. Wat zeker was, is dat de erfgenaam van den troon zich niet op zijn gemak gevoelde in zijne staatkundig niets beduidende positie. Hij bleef nooit lang in Berlijn, en voor een oogenblik liep het gerucht, dat voor hem de betrekking van plaatsvervanger des keizers in Elzas-Lotharingen, met verblijf te Straatsburg, zou gecreëerd zijn, waar dan de prins en zijne gemalin een soort van hofhouding zouden vormen. Dit plan liet men spoedig varen: er deden zich groote moeielijkheden op om voor dat plaatsvervangerschap den geschikten en met de hooge positie van den prins overeenkomenden vorm te vinden. Misschien had deze alle reden om zich gelukkig te achten, dat dit plan in duigen viel. Vóór hem hadden de groot-hertog Constantijn te Warschau, de aartshertog Maximiliaan te Venetië soortgelijke betrekkingen bekleed, zonder het goede te kunnen doen, dat zij wilden, dat wil zeggen, met succes de taak van verzoening vervullen, waartoe zij op die, ten gevolge van de vijandschap tusschen de overwonnenen en de overwinnaars, hachelijke en moeitevolle posten gezonden waren. — De kanselier stelde er prijs op, zich van de instemming van den erfgenaam van den troon met zijne financiëele en economische hervormingen te verzekeren vóór de parlementaire crisis, welke zij uit moesten lokken. De verkiezingen van 1881 hadden aan de regeering geene besliste meerderheid bezorgd. De ontwerpen van den kanselier werden heftig aangevallen door de liberalen en de catholieken : door de eersten, omdat zij de werkzaamheid van den Staat te veel in de plaats van de vrijheid van het individu stelden ; door de laatsten, omdat, daar de vrede met de Kerk nog altijd op
DE KROONPRINS VAN HET DUITSOME RIJK. 127
zich liet wachten, zij er belang bij hadden hunne medewerking den kanselier zoo duur mogelijk te verkoopen. —
Algemeen oordeelde men, dat keizer Willem de plannen van Staats-socialisme, zooals die door vorst van Bismarck ontworpen waren, niet dan met een gevoel van twijfel bekrachtigd had, en dat hij er geen overgroot gewicht aan hechtte. De kanselier werd er zóó toe geleid, den persoon van den souverein in het debat te brengen, dat weldra geopend werd. en er ook den kroonprins aan te verbinden. — Dat is de reden, waarom men in dien tijd opmerkte, dat van Bismarck den kroonprins drukker bezocht. Hij had een onderhoud met hem gehad, daags vóór de inzending der keizerlijke boodschap van den IJden November, waarin de monarch verklaart zich te vereenigen met de wetsontwerpen van den kanselier. Verlaten door de liberalen, wanhopende om met hen en de gematigde conservatieven eene meerderheid te vormen, wendde hij zich weder tot de catholieken, die hij door belangrijke concessies op kerkelijk gebied wilde winnen. Te dien einde had hij den 28sten November een langdurig onderhoud met den kroonprins, wien hij zijn plan uiteenzette en wiens instemming er mede hij, naar het scheen, verkreeg. De prins moest die zwenking recht bejammeren, welke zijne vrienden van de vrijzinnige partij opnieuw naar de oppositie verwees; maar van den anderen kant erkende hij de opportuniteit van eene verzoening met de catholieke partij, als de meest aaneengeslotene van de verschillende parlementaire groepen. De kanselier betoogde den prins, dat er hoogst noodig een einde moest worden gemaakt aan den Kulturkampf; hij verloochende, gelijk hij het reeds in de Volksvertegenwoordiging gedaan had, het vaderschap van dezen strijd, waarvan hij de verantwoordelijkheid op den minister van eeredienst, Falk schoof. Hij verwierp de scheiding van Kerk en Staat, van de School en de
128
Kerk, zooals de geavanceerd-liberalen die vroegen : hij zocht eenvoudig den Staat tegen de aanmatigingen der Kerk te verdedigen. — Den 17dun December had er een nieuw onderhoud tnsschen den prins en den kanselier plaats. Deze bereidt den prins voor op de keizerlijke boodschap van den Januari daaraanvolgende, welke voor de regeering het recht revindiceert invloed uit te oefenen op de verkiezingen, of daarbij ten minste van voorlichting te dienen, terwijl zij tegelijkertijd het beginsel uitspreekt, dat de ambtenaren gehouden zijn de regeering bij de kiesbeweging te steunen.
Omtrent de wijze, waarop de prins deze verschillende uiteenzettingen van den kanselier ontving, kan de geschiedschrijver nog niet meer dan vermoedens opperen. Het kan zijn dat het Staatsbelang in hem strijd voerde met zijne vrijzinnige gevoelens. — Maar sedert langen tijd had hij als beginsel aangenomen, de inzichten van den keizer niet tegen te werken door zijne oppositie, en „de kringenquot; van vorst van Bismarck niet te „storen.quot;
Eene gelukkige gebeurtenis kenmerkte de lente van het jaar 1882. Den 5den Mei werd prins Willem een zoon, den kroonprins een kleinzoon geboren. De oude keizer juichte van vreugde. De geïllustreerde dagbladen gaven weldra vier portretten te aanschouwen, welke even zoovele geslachten van keizers voorstelden.
Op den dag der geboorte van zijn achter-kleinzoon begaf de keizer zich in eene galakoets naar den Dom, en eenige weken daarna hield hij dezen toekomstigen keizer en koning ten doop. Die doop had te Postdam met eene ongewone praal plaats. Prins Willem bad verlangd, dat al de vorsten, die getuigen van zijn huwelijk geweest waren, ook bij den doop van zijn eerstgeborene tegenwoordig zouden zijn. Men zag er alzoo den koning van Saksen, den hertog van Aosta, den
DE KROONPUINS VAN HET DÜITSCHE RIJK. 129
hertog Christiaan van Sleeswijk-Holstein, den groot-hertog van Saksen-Weimar, den aartshertog Eudolf van Oostenrijk, den groot-hertog Sergius van Rusland ; bovendien lieten verscheidene souvereinen zich er bij vertegenwoordigen door buitengewone gezanten. Verder maakten de geaccrediteerde gezanten en hoofden van missiën, alsmede de ministers en hoogwaardigheidsbekleeders van den Staat deel uit van het gezelschap, dat zich in de zoogenoemde Jaspis-galerij, welke in eene kapel herschapen was, vereenigd had. Boven het altaar verhief zich, volgens traditioneel gebruik, een rijke troonhemel, welks achtergrond versierd was met een zijden tapijtwerk, voorstellende den Christus van Correggio. Het vaatwerk van massief Silezisch goud, dat bij de plechtigheid gebruikt werd, was hetzelfde, dat reeds bij den doop van den kroonsprins had dienst gedaan. Aan de deur der kapel overhandigde de groot-meesteres het kind aan de jonge prinses Victoria, die het naar den keizer droeg. Deze hield het gedurende de geheele plechtigheid vast, om het vervolgens aan zijne kleindochter te overhandigen, die het nu naar zijne moeder droeg: aldus wil het het oude ceremonieel, dat dooiden eersten koning van Pruisen is vastgesteld. —
IV.
De vrienden van den kroonprins tegenstanders van van Bismarck. — De prins prijst het gemeentebestuur van Berlijn. — Vrijzinnige redevoering van den Prins in de Vrijmetselaars-loge. — Zijne godsdienstige verdraagzaamheid. — Tegenstander van de Protestantsche orthodoxie. — Hij veroordeelt de anti-semitische beweging. — Adres van de Israëlieten van Londen. — Zending naar Spanje. — Oordeel van den kroonprins over den jongen prins Alphonsus. — Eerste bezoek van dezen prins aan Berlijn. — Koning Alphonsus bij de manoeuvres van Homburg. — Hoedanigheden van dezen souverein. — Koning Alphonsus benoemd tot kolonel van een Ulanen-regiment. — Oorzaak van deze benoeming. — Manifestatie te Parijs. — De kroonprins begeeft zich naar Madrid. — Gunstig oordeel van den kroonprins over Frankrijk en het Fransche volk. — Hij is genoodzaakt zijn weg ovelzee te nemen. — Zijn verblijf te Madrid. — Correspon-deerend lid van de Academie van rechtsgeleerdheid. — Hij ontvangt bevel een bezoek aan den koning van Italië en aan den Paus te brengen. — Voorwaarden van zijn bezoek aan het Vaticaan. — Zijn onderhoud met Leo XIII. — Staatkundige beteekenis van deze reis. — Uitsluiting van den kroonprins van het staatkundig gebied. — Wijze onthouding van den prins en zijne gemalin. — De kroonprins president van den Raad van State. — Hij presideert de feesten der letterkundigen en kunstenaars. — Zijne vredelievende bedoelingen komen er gedurig bij aan het licht. — Zijne redevoeringen bij die gelegenheden. — Het honderdjarig feest van Heidelberg. De prins geeft wijzen raad aan het Duitsche volk. Hoffelijkheid jegens de souvereinen van Zuid-Duitschland.
DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK. 131
Het jaar 1883 begon onder vrij gunstige voorteekenen voor den vrede, ten minste wat den buitenlandschen toestand betreft. — Maar binnenslands, te Berlijn, scheen de overeenstemming tusschen den kanselier en de volksvertegenwoordiging nog niet spoeidig hersteld te zullen worden. De economische quaesties waren nog altijd de oorzaak van oneenigheid tusschen de meerderheid en de regeering. Op de banken dei-liberale oppositie zetelden verscheidene vrienden van den kroonprins, en somtijds troffen de pijlen, welke de kanselier tegen zijne tegenstanders afzond, zijdelings hem, die geacht werd op verschillende punten hunne gevoelens te deelen. — De Berlijnsche gemeenteraad, waarvan de eerste burgemeester ■ en verscheidene leden zitting hadden in de volksvertegenwoordiging, was inzonderheid in ongenade bij den kanselier.
In het jaar 1881 had de kanselier, bij een debat over de belastingen, de gelegenheid aangegrepen om zich met heftigheid ongunstig uit te laten over het stedelijk bestuur van Berlijn. ,Het is eene bekende zaak,quot; zeide hij, „dat in Berlijn de rpi-ogressistische partij aan het roer is, en dat een progres-,sistische ring de stad bestuurt. Hoe zou eene andere partij „tegen dezen staat van zaken kunnen worstelen\'? Zou dat de „belangen der stad bevorderen, indien, zooals ik er reeds dik-„wijls over gedacht heb, de volksvertegenwoordiging en de „hoogste autoriteiten in eene andere, minder bevolkte stad, „hunnen zetel hadden?quot;
De kroonprins trok zich dezen twist niet aan, eu hij gaf er bewijs van bij gelegenheid van den nieuwjaarsdag van het jaar 1882. In antwoord op een adres van het gemeentebestuur, getuigde hij juist het tegendeel van hetgeen de kanselier had gesproken: „Ik kan mij niet weêrhouden,quot; zeide hij, „het bij deze gelegenheid uit te spreken, dat ik volko-„men recht laat wedervaren aan het stedelijk bestuur voor
132 DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK.
, zijne verstandige en ordelijke zorg, wellie het. wijdt a,an het „stoffelijk welzijn zoowel als aan de verstandelijke en zedelijke „ontwikkeling der bevolking. Zoo dikwijls ik gemeentelijke „instellingen kon bezoeken, heb ik vruchten opgemerkt, welke „mij volkomen bevredigd hebben.quot;
De prins legde nog eene vi-ijzinnige geloofsbelijdenis af bij eene maconnieke plechtigheid, den 20sten Januari 1883. In zijne redevoering verzette hij zich met nadruk tegen de reac-tionnaire richting van zekere loges. „Gij weet,quot; zeide hij, „dat ik mijne krachten van harte gewijd heb aan het edele „doel der vrijmetselarij, en dat ik daarmede zal voortgaan, „zoolang de vereeniging getrouw blijft aan haar grondwet. „In den loop der vijf en twintig jaren, sedert ik als onkun-„dige in uwe gelederen trad, ben ik tot de overtuiging „gekomen, dat, waar de tijd, waarin wij leven, licht vraagt, „de vrijmetselarij die richting niet moet volgen. Wij, vrij-„metselaars, wij moeten niet ophouden te zoeken en te onderzoeken. Wij moeten ons aan de overgeleverde begrippen „niet vastklemmen, zelfs niet al zouden zij ons dierbaar „zijn geworden, eenvoudig omdat zij ons overgeleverd en wij „er aan gewoon geraakt zijn. Ook onze zinspreuk moet het „wezen: niet stilstaan, maar vooruitgaan!quot;
Deze vooruitgang bestaat voor den kroonprins op godsdienstig gebied in eene mildelijk toegepaste verdraagzaamheid. Hij is geen orthodox protestant: niet dat hij een vrijdenker of een onverschillige is, maar omdat de orthodoxe partij tegelijkertijd vóór den achteruitgang in de staatkunde is, en zij hen vervolgt, die niet van haar gevoelen zijn. — Tegen deze partij verzet hij zich nog met de woorden, welke hij den 12den September 1883 sprak, bij gelegenheid van de Luther-feesten te Wittenberg. — Wij hebben vroeger gezegd, dat Luther in de oogen van een groot gedeelte van Duitsch-
DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK. 133
land evenzeer een nationaal herschepper als een godsdienstig hervormer is. De orthodoxe partij heeft een soort Paus van hem gemaakt; en, na het leerstuk van de pauselijke onfeilbaarheid verworpen te hebben, neemt zij schier de onfeilbaarheid der Luthersche godgeleerden aan. De kroonprins legt in zijne redevoering meer in \'t bijzonder den nadruk op de verdiensten van Luther op het gebied van het nationale leven. Hij wekt de toehoorders op, ten allen tijde, naast het Evangelisch geloof, de vrijheid van geweten en de verdraagzaamheid te verdedigen. — „Herinneren wij ons altijd,quot; zegt hij aan het slot, „dat de kracht en het wezen van het Pro-„testantisme niet gelegen zijn in de letter noch in eene strenge „formule, maar in het innig verlangen om de Christelijke „waarheid te kennen.quot;
Tegen de zucht der orthodoxie tot vervolging verheft hij nog zijne stem bij gelegenheid van de anti-semitische beweging, welke te Berlijn en in eenige andere Duitsche steden ontstond onder leiding van een predikant van het hof en van eenige leden van den protestantschen adel. Deze beweging is gericht tegen de Israëlieten, wier aantal, wat men niet mag vergeten, in de streken, welke aan Polen en-Eusland grenzen, aanmerkelijk grooter is, dan in de andere landen van Europa. Zij nemen er bijgevolg een belangrijker plaats in het maatschappelijke leven in en stellen door hun fortuin de burgers van Germaanschen oorsprong dikwijls in de schaduw. De anti-semitische beweging gaf voor, niet gericht te zijn tegen den godsdienst van Mozes, maar tegen de uitbreiding en den invloed van zijne aanhangers ; zij openbaarde zich door aanhitsing van de volksklassen tegen de Joden, en ontwierp zelfs eene herziening van die artikelen der constitutie, waarin de staatkundige en burgerlijke gelijkheid van alle belijdenissen is uitgesproken. Deze beweging, welke zich met
134
kracht openbaarde, gaf aanleiding tot talrijke ongeregeldheden en dreigde voor den openbaren vrede verontrustende afmetingen aan te nemen. — De autoriteiten hechtten er in den aanvang geen groot gewicht aan : zij aarzelden ook tegen de leiders, die zich op hunne hooge bescherming lieten voorstaan, strenge maatregelen te nemen. De kroonprins en zijne gemalin wezen nadrukkelijk alle gemeenschap met de aan-leggers van deze volksbeweging af. Toen de prins zich, bij eens plechtige gelegenheid, met een aanzienlijk Israëliet, die ook lid van den Berlijnschen gemeenteraad was, onderhield, schroomde hij niet te verklaren, dat de anti-semitische beweging, welke zich ook christelijk-sociale noemde, „eene „schande voor Duitschland is.quot; De houding van den prins droeg er niet weinig toe bij, om de beweging in de achting der openbare meening te doen dalen, en rechtvaardigde volkomen het adres, dat eenige jaren later de afgevaardigden van verscheidene Israëlietische corporaties in Londen den prins en der prinses aanboden. „Wij grijpen deze gelegenheid aanquot; — zeide het adres — „om u te verzekeren, hoe hoog wij de „edele wijze waai\'deeren, waarop Uwe Hoogheden de zaak „der godsdienstige verdraagzaamheid hebben gesteund op een „tijdstip, dat er onrechtvaardige en heftige vooroordeelen „tegen onze geloofsgenooten zijn opgewekt geworden.quot;
Op het einde van den herfst van 1883 zag de kroonprins zich belast met eene zending van hooge staatkundige betee-kenis.
De koning Alphonsus van Spanje was, op eene reis door hem buiten de grenzen van zijn koninkrijk ondernomen, na een bezoek aan Weenen gebracht te hebben en alvorens naar zijne Staten terug te keeren, keizer Willem gaan begroeten, die, op het einde van September, te Homburg, zijn hoofdkwartier, verblijf hield, van waar uit hij de groote manoeu-
DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHB RIJK. 135
vres van zijn leger bestuurde. Koning Alphonsus was geen vreemdeling aan het bof van Berlijn ; ten minste bij kende van ouden datum den kroonprins. Het oordeel, dat deze laatste over den jongen koning, die zoo ontijdig gestorven is, velde, werd uitgesproken bij gelegenheid van een onderhoud van den prins met een publicist, die hem, in 1883, op zijne reis naar Spanje vergezelde. „Hij is misschien,quot; zeide de kroonprins, „de ,merkwaardigste vorst, waarmede ik sinds twintig jaren kennis „gemaakt heb. Van de eerste ontmoeting af, welke ik met den „jongen prins Alphonsus gehad heb, heeft hij mij getroffen ; „het was te Ween en, waar hij aan de ïheresianische Acade-„mie studeerde. De prins sprak vloeiend vijf talen. Zelfs in „onze tegenwoordigheid wilde hij zich niet onttrekken aan de -tucht der Academie, en bedankte daarom voor de sigaren, „welke wij hem aanboden.quot; De tweede ontmoeting met den kroonprins had plaats gehad in 1874. De jonge prins van Asturië was op eene vacantie-reis naar Berlijn gekomen onder den naam van markies van Covadonga. Het was de 14lt;le September. Op datzelfde oogenblik had de maarschalk Serrano, de regent van Spanje, de gezanten van Duitschland en van Oostenrijk-Hongarije in audiëntie ontvangen. Het kabinet van Berlijn had de Spaanscbe republiek erkend, hetzij om haar zijn steun te verleenen tegen de Carlisten, hetzij dat het de regeering van Serrano als een zekeren overgang tot bet herstel van de monarchie beschouwde. De prins van Asturië was niet onbekend raet dezen staat van zaken, gelijk hij zich dan ook voor zijne aanstaande komst op den troon bekwaamde. Tijdens zijn bezoek aan Berlijn was de keizer niet in de residentie, de kroonprins en zijne gemalin, die insgelijks op reis waren, keerden weldra te Postdam terug, waar prins Alphonsus hun een bezoek ging brengen. Hij werd er allervriendelijkst ontvangen. Hij zelf voelde zich getrokken tot de
136
Duitsche regeering, welke den Carlisten vijandig was, die veel gevaarlijker vijanden voor zijne zaak waren, dan de regeerende republikeinen. Op die wijze was er eene zekere intimiteit ontstaan en sinds levendig gehouden. Men bereidde hem dus een uitmuntend onthaal te Homburg. „Te Homburg,quot; verklaart de kroonprins nog, 1) „had ik gelegenheid koning Alphonsus „van meer nabij te leeren kennen; in ernst zoowel als in „korstwijl bewoog hij zich geheel ongedwongen en openbaarde „eene wezenlijke vastheid van karakter. Koning Alphonsus „heeft in zich de gegevens, om de hervormer van Spanje te „worden. Ik vroeg hem, waarom hij ons geen bezoek had ge-„ bracht, toen hij voor de eerste maal te Berlijn was geko-„men. „Ik wilde ü niet in verlegenheid brengen,quot; zeide hij ; „„koning Amedeus regeerde op dat oogenblik in Spanje, en „„ik ging in mijn land voor een rebel door.quot; Koning Alphon-„sus weet, wat hij wil. Hij is aan eigene krachten overgelaten ; „maar hij braveert al de moeielijkheden met eene onverschrok-„kene stoutmoedigheid. Hij kiest met vastberadenheid de man-„nen, die geschikt zijn voor hem en voor den toestand, en „hij is gelukkig in zijne keuzen. Bovenal, hij bezit een inder-„daad koninklijken moed. Dat heeft hij bewezen bijdenjong-„sten militairen opstand, toen hij zijn leven niet heeft ontzien. „Hij zeide zijne officieren ruw de waarheid, want in Spanje, in „de pronunciamientos, denkt de officier meestal in de eerste „plaats slechts aan zijne bevordering. „Gij moet Uw plicht „„doen,quot; zeide de koning tot de officieren, op wie deze woor-„den indruk maakten. Dat de koning zich geen vrees laat „aanjagen, bewijst ook die reis naar Duitschland, welke men „wel had willen beletten. Het is een uitstekend monarch, en
) „Voyages du prince imperial en Espagne et a Romequot; par M. F. Dernburg. —
DE KROONPRINS VAN HET DUTTSCRE RIJK. 137
„ik vind het recht aangenaam hem een bezoek te brengen, „zoowel wegens persoonlijke genegenheid, als in het belang „ van het monarchaal beginsel, dat ik door mijne reis hoop te „versterken. Overigens is deze reis naar Spanje voor mij als „een droom. Sinds mijne kindsheid was mijn verlangen een-„maal dat land te zien. Maar hoe er te komen ? Thans heeft „de zaak mij verrast. Te Wiesbaden, waar ik nog gedurende „eenige weken dacht uit te rusten, heb ik het eerste woord „er over vernomen ; en daarop is alles in haast gegaan.quot;
Inderdaad was de prins aan zijn leven op het land in den herfst ontrukt door een telegram uit Berlijn. Koning Al-phonsus was, bij zijn vertrek uit Homburg, door keizer Willem benoemd tot kolonel van een regiment Ulanen, in garnizoen te Straatsburg. Het is een oud gebruik onder bevriende souvereinen, elkander alsmede aan de leden van hunne fami-liën den titel van kolonel van een zeker regiment te verlee-nen. De souvereinen van Rusland, van Duitschland en van Oostenrijk, de groot-hertogen van Rusland en de aarts-hertogen van Oostenrijk, de Pruisische, Engelsche, Italiaansche en vele andere prinsen verkeeren in dat geval. Koning Alphonsus had den grijzen keizer te kennen gegeven, dat hij ook eene dergelijke benoeming wenschte, en deze, die genegenheid voor den koning had opgevat, haastte zich aan dien wensch te voldoen, ofschoon het niet geheel met zijne plannen strookte. De kroonprins vertelt in een onderhoud met den publicist, dien wij zooeven aangehaald hebben, de aanleiding tot die benoeming aldus : „De koning,quot; zeide hij, „zou gaarne „een regiment huzaren gehad hebben. Allen willen een „regiment huzaren hebben, maar daar wij er geen beschik-„baar hadden, koos de koning uit de regimenten Ulanen de „gele Ulanen, om reden deze kleur hem zeer goed staat. Hij „ziet er werkelijk in die uniform zeer goed uit; de kroon-
138 DE KROONPRINS VAN HET DÜITSOHB RIJK.
„prinses heeft zelve voor hem de muts nog een weinig vernauwd, „Niemand ter wereld heeft er aan gedacht eene politieke be-, teekenis in die zaak te leggen, en wij hebben ons verbaasd „over de drukte, welke men daarvan in Frankrijk heeft ge-„ maakt.quot;
Zóó kwam het gesprek op Frankrijk, en dan verklaart de schrijver verder: ,De prins deed volkomen recht wedervaren „aan de goede zijden van het Fransche karakter; hij vertelde „uit den tijd van den Franschen veldtocht verscheidene karak-„teristieke trekken, welke het Fransche leger en der Fransche „bevolking grootelijks eer aandoen. „Ik zou er volstrekt geen „„bezwaar in hebben,quot; zeide de prins, „thans door Frankrijk „„te reizenquot;quot;
Te Berlijn had men anders besloten. Toen koning Alphon-sus door Frankrijk naar Spanje terugkeerde, werd hij te Parijs beleedigd door een troep onruststokers, die er op uit waren het ministerie Ferry in moeielijkheden te brengen. Eenige dagbladen hadden ongelukkigerwijze een voorwendsel aan de hand gedaan : de benoeming van koning Alphonsus tot Duitsch kolonel, ja, wat meer zeide, van een regiment Ulanen, die tijdens den vijandelijken inval bijzonder slecht gezien waren; en, wat wel het meest bezwarend was, van een regiment, dat te Straatsburg in garnizoen lag. De verklaringen van den kroonprins bewijzen, dat er geen zweem van eene uitdaging bij deze zaak in het spel was geweest. Maar de veldtocht der dagbladen had indruk gemaakt. De mannen van de wanorde dekten zich met de vlag der vaderlandsliefde: onder voorwendsel eene ingebeelde beleediging te wreken, maakte men openlijk inbreuk op het volkenrecht, riep men een voorval in het leven, dat zonder de koelbloedigheid en de gematigdheid van koning Alphonsus, noodlottige afmetingen had kunnen aannemen. Dit gevaar werd gelukkig bezworen, en de koning
BE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE lU.TK. 139
werd bij zijne terugkomst in Madrid met geestdrift door de bevolking toegejuiclit.
Hij kwam er evenwel midden in eene ernstige regeerings-crisis aan. De onlangs plaats gehad hebbende militaire opstand, de oneenigheid quot;:usschen de dynastiën en hare partijen, de woelingen der republikeinsche partij, welke het hoofd weder opstak, waren wel geëigend om den koning bekommerd te doen zijn. Te Berlijn had men zich beleedigd gevoeld door hetgeen er te Parijs was voorgevallen. De koning zag in den smaad, den koning Alphonsus aangedaan, eene demonstratie tegen hem ; van den anderen kant beschouwde hij zichzelven als de onwillekeurige oorzaak der onaangenaamheden, welke de koning had moeten ondervinden ; ten slotte oordeelde hij, dat, zoo Duitschland den jeugdigen souverein een zedelijken steun verleende, deze zijne positie tegenover de partijen zou versterken. Het bezoek van den koning te Homburg zou, volgens de etiquette der boven, geëischt hebben, dat de keizer zelf korten tijd daarna een tegenbezoek bracht.
Daar de hooge leeftijd van Willem I het hem onmogelijk maakte zulk een lange reis te ondernemen, ontving de kroonprins de opdracht naar Madrid te gaan, en, met het oog op het voorgevallene te Parijs en op de staatkundige crisis in Spanje, de reis zoo spoedig mogelijk te aanvaarden. Dat was dan ook de reden, waarom de kroonprins tot zijne groote spijt, zooals hij het zelf gezegd heeft, vermeed zijn weg regelrecht door Frankrijk te nemen, om den omweg door Italië en over zee te maken.
Den 17\'ten November van Berlijn vertrokken,- begafhijzich naar Genua, waar hij den 19(lei1 aan boord ging van één dei-drie Duitsche oorlogsbodems, welke voor het gegeven geval een klein eere-eskader vormden. Er woedde gedurende twee dagen een hevige storm, en eerst na een zeer bezwaarlijken
140 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK.
overtocht van twee en zeventig uren landde de prins den 22st;en November te Valencia, waar terstond de officiëele ontvangsten door de Spaansche autoriteiten begonnen. Gedurende veertien dagen was de prins de gast van den koning te Madrid. Onder de talrijke plechtigheden en feesten, welke bij die gelegenheid georganiseerd werden, dragen twee vooral een bijzonder karakter van hoffelijkheid van de zijde der Spanjaarden.
De eerste had plaats bij gelegenheid van het bezoek, dat de prins met den koning bracht aan de Academie der rechtswetenschap, welke hare jaarlijksche openings-zitting hield. Toen de president der Academie aan het einde zijner toespraak den prins begroet had, hield koning Alphonsus op zijne beurt eene rede, waarin hij herinnerde, dat het den pi-ins vergund was geweest geregeld te studeeren en den graad van doctor te verwerven. „Ik,quot; zeide hij, „ben niet zoo gelukkig geweest; „onvoorziene omstandigheden hebben mij aan mijne rustige „studiën ontrukt en mij de taak opgelegd, de orde in het „verwoeste Spanje te herstellen.quot; Acht dagen later benoemde dezelfde Academie den prins tot correspondeerend lid en stelde hem tegelijkertijd eene gouden medaille met een album voor de kroonprinses ter hand. „De studie van het recht,quot; zeide hij in zijn antwoord, „is voor mij voortdurend eene lievelingsbe-„zigheid geweest, sedert ik mijne academische loopbaan te „Bonn geëindigd heb.quot; Vervolgens van het werk der codificatie in Duitschland sprekende, voegde hij er bij : „de vooi-„name taak van den wetgever blijft altijd, in mijne oogen, „een gelijk recht voor allen vast te stellen.quot;
Na eene toer door het zuiden, ging de prins den 14den December te Barcelona weder scheep, om zich opnieuw naar Genua te begeven. Zijn verblijf in Spanje had aan de zaak der behoudsmannen voordeel gedaan, en eene hevige crisis voorkomen. Men moet evenwel niet vergeten dat na zijn ver-
BB KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE RIJK. 141
trek de staatkundige vruchten van de reis spoedig weder verloren gingen. — Twee jaar later pleegde de bevolking van Madrid ernstig geweld tegen de Duitsche ambassade ; zij dacht niet meer aan den kroonprins, en verhief zich met verwoedheid tegen Duitschland, dat beproefd had bezit te nemen van de Carolinen-eilanden. De minister Posada-Herrera had zich een oogenblik bezwaard gevoeld door het bericht van het voorgenomen bezoek van den kroonprins ; hij vreesde de gevoeligheid van Frankrijk weder op te wekken, waar de openbare meening nog altijd onder den indruk van het voorval van Homburg verkeerde ; doch toen hij bemerkte, dat de prins niet de geringste bijzondere en staatkundige zending had te vervullen, verzoende hij zich met het bezoek en zocht hij het zelfs allen mogelijken luister bij te zetten. —
Op het oogenblik, dat de prins Madrid zou verlaten, om het Zuiden van Spanje te gaan bezoeken, ontving hij een telegram van keizer Willem, waarin deze hem uitnoodigde naar Rome te gaan, om den koning van Italië te bedanken voor de gastvrijheid, welke hij van dezen genoten had bij zijne reis over Genua. Er werd toen beweerd, dat het bezoek aan koning Hum-bert bijzaak en dat, hetwelk de keizer zijn zoon bevolen had aan den Paus te brengen, hoofdzaak was. Maar deze voorstelling is niet juist. De staatkundige banden tusschen Duitschland en Italië waren nauwer toegehaald, en het hof van Berlijn wenschte aan deze betrekkingen een openbaar karakter te geven. Van den anderen kant werd de vrede met de Kerk vurig begeerd door den keizer, en men wilde Leo XIII met toegevendheid behandelen, die aan Pruisen talrijke blijken van verzoeningsgezindheid had gegeven. Bovendien had het Vaticaan, ingelicht omtrent het plan van eene reis naar Rome, door den nuntius te Madrid gesprekken doen aanknoopen over een bezoek van den prins aan den Paus. Te Sevilla ontving de prins
142 DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHE 1UJK.
bevel deze hoffelijkheid aan den Opperpriester te bewijzen.
Den 15aen December kwam de prins te Genua aan en twee dagen later te Eome, waar hem van de zijde der bevolking eene opgewondene ontvangst bereid werd. De netelige quaestie van het bezoek aan het Vaticaan was nog niet volkomen geregeld. Van beide zijden werden de bijzonderheden der etiquette als eene wezenlijke Staatszaak behandeld. De prins had de gastvrijheid van koning Humbert op het paleis van het Quirinaal aangenomen. Nog nooit hadden, noch Pius IX noch Leo XITI, een souverein of een prins ontvangen, die uit het Quirinaal, de oude residentie der Pausen, kwam. Aan deze omstandigheid had het hof van Italië zijne afzondering in de Eeuwige Stad sinds veertien jaren te danken. De catholieke souvereinen konden het geen bezoek brengen zonder naar het Vaticaan te gaan, dat intusschen voor hen zijne poorten sloot. De keizer van Oostenrijk had om die reden geen bezoek aan Rome kunnen brengen, in antwoord op het bezoek, dat Victor Immanuel hem in 1873 teWeeneii gebracht had. De Paus oordeelde van den regel te kunnen afwijken ter wille van een Protestantschen prins ; hij begeerde bovendien dat bezoek en moest zich dientengevolge eenige toegevendheid getroosten. De prins bewoonde eene kleine villa, welke naast het Quirinaal door den overleden koning was gebouwd. Naar de letter kon deze bijzonderheid reeds voor eene verzachtende omstandigheid doorgaan, daar de villa niet van pauselijken oorsprong was, en ook geen deel uitmaakte van het paleis, dat eertijds door de Pausen was bewoond. Van den anderen kant eischte de Opperpriester, dat de prins niet regelrecht van de koninklijke woning naar het Vaticaan zou komen. Om zich naar dezen wensch te schikken, begaf de prins zich van het Quirinaal naar de Duitsche ambassade op het Capitool, en van daar naar het Pruisische
DE KBOONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK. 143
gezantschap in de nabijheid van den Pauselijken Zetel. — Daar keerden de koninklijke koetsen terug om plaats te maken voor andere, niet met wapens voorziene rijtuigen, met koetsiers en lakeien in het zwart, die de Pruisische kokarde droegen. Den vorigen dag had, op verzoek van den Pruisischen gezant, de Kardinaal Staats-Secretaris den prins een bezoek gebracht aan het gezantschaps-hotel, door er zijn kaartje af te geven.
De kroonprins was bij zijn bezoek vergezeld van den Pruisischen gezant en van de otFieieren van zijn gevolg. Het onderhoud, dat bijna een uur duurde, had zonder getuigen plaats; aan het einde er van werden de personen van het gevolg geroepen, om aan den Paus voorgesteld te worden. Het gesprek werd op een zeer vriendschappelijken toon geopend. Leo XIII herinnerde, dat hij dertig jaar geleden tot kardinaal gewijd was gedurende bet verblijf van den prins te Eome. Pius IX had den nieuwen kardinaal gevraagd, of hij den prins Frederik-Willem gezien had : „ Het is een aardige jongen,quot; had hij gezegd, „een zeer aardige jongen 1quot;
Men heeft later, door eene mededeeling, welke uit het kanaal van den prins kwam, eenige bijzonderheden omtrent dit onderhoud vernomen. De Paus begon met zijn bezoeker te begroeten, door te kennen te geven welk een genoegen het liem verschafte, den zoon van een doorluchtig souverein, en zelf een prins uitmuntende in den oorlog zoowel als ia den vrede, bij zich te ontvangen. De prins, de gevoeligheid van ■het Quirinaal niet willende prikkelen, antwoordde, dat hij, „naar Rome gekomen zijnde als gast van den koning van „Italië, gemeend had niet te moeten verzuimen, door het „brengen van een bezoek ook bij Zijne Heiligheid zijne opwachting te maken.quot; Het gesprek liep vervolgens over onverschillige onderwerpen, over de reis van den prins naar Spanje, over de vroegere reizen van den prins naar Italië,
144 DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHB RIJK.
over het verblijf van den Paus te Brussel, waar hij als nuntius had gewoond. Eindelijk vroeg Leo XIII of Zijne Keizerlijke Hoogheid hem geene enkele mededeeling had te doen. De prins antwoordde, dat hij, daar hij uitsluitend naar Rome was gekomen, om den koning van Italië te bedanken voor de talrijke bewijzen van gastvrijheid, welke hij van hem ontvangen had, met geen enkele opdracht belast kon zijn, en dat te minder, daar er eerst vóór acht dagen tot zijne reis naar Rome besloten was, eene omstandigheid, welke de mogelijkheid uitsloot van hetgeen Zijne Heiligheid zooeven te kennen gaf. De Paus hernam daarop het woord om te verklaren, dat hij den keizer zeer dankbaar was daarvoor, dat hij den bisschop van Limburg weder in zijn ambt had hersteld, daar dat eene daad was, welke getuigde van eenen verzoenenden geest. De prins antwoordde, dat hij, ten gevolge van zijne langdurige afwezigheid uit Berlijn, niet op de hoogte was van de bijzonderheden dezer quaestie. De Opperpriester, op dit punt doorgaande, drukte de hoop uit, dat hij den keizer zijne vredelievende inzichten verder zou zien openbaren, door ook de aartsbisschoppen van Keulen en van Posen in hunne waardigheden te herstellen. De prins verzekerde opnieuw, dat het doel van zijne reis ieder denkbeeld van eene zending uitsloot, en dat hij bovendien den stand dier quaesties niet kende. De Paus maakte daarop eenige algemeene opmerkingen over de oneenigheden, welke er tusschen de Pruisische regeering en de Kerk bestonden: één zijner vurigste wenschen was den vrede hersteld te zien, en hij koesterde de overtuiging, dat het bezoek van den prins, den toekomstigen souverein van zijn land, zeker tot verwezenlijking van dien wensch zou medewerken. De prins maakte een einde aan het onderhoud door te beloven, dat hij die woorden aan zijn vader zou mededeelen, die, zeide hij, een vorst des vredes was.
DE KROONPRINS VAN HET DÜITSCHB RIJK. 145
De kroonprins had, door zijne tactvolle en inschikkelijke houding, de beide partijen kunnen tevredenstellen. Alvorens zich naar het Vaticaan te begeven, was hij naar het Pantheon gegaan, om eene krans op het graf van Victor-Im-manuel neder te leggen. Tegenover den Paus had hij zich aan al de regels der etiquette, welke op het Vaticaan gevolgd werden, onderworpen. Bij de ontvangst van eene deputatie van de Duitsche kolonie zeide hij, na van de uitmuntende ontvangst gesproken te hebben, welke hem in Spanje was ten deel gevallen : „Thans, gast van den koning van Italië, „heb ik een bezoek aan den Paus kunnen brengen. Dit zijn „twee feiten van het hoogste gewicht, welke het vaderland, „ten goede zullen komen.quot;
De prins kwam den 23s,;en December, hoogst tevreden over zijne reis, te Berlijn terug. Hij drukte deze zijne tevredenheid uit in zijn antwoord op de wenschen van den Berlijnschen ge-meeriteraad, bij gelegenheid van den Nieuwjaarsdag. In dit stuk, evenals in alle dergelijke stukken van den prins, is altijd de vredelievende en de verzoenende toon de overheer-schende. In dat van den 2dequot; Januari 1884 zinspeelt de kroonprins op de inwendige verdeeldheden, waarvan de parlementaire tribune voortdurend weergalmde. „Zoo ik meen,quot; schrijft de prins aan de overheidspersonen van de stad Berlijn, „met „ware zelfvoldoening op mijne jongste reis in het Zuiden te „kunnen terugzien, dan voel ik mij daartoe gerechtigd door „de overtuiging, dat de versterking van onze vriendschappe-„lijke betrekkingen met de landen, welke ik bezocht heb, bij „hen evenals hier beschouwd wordt als een nieuwe waarborg voor de handhaving van den vrede.quot; Tot de inwendige zaken overgaande, drukt de prins den wensch uit, dat het nieuwe jaar ook de bijlegging moge brengen van de geschillen, welke de natie verdrieten. —
10
146 DE KROOSPRINS VAN HET DUITSCHE RUK.
Men zal in den loop van dit verhaal opgemerkt hebben, dat in den grond de staatkundige werkzaamheid van den kroonprins zich bepaalde tot het wekken van wenschen, tot het maken van bescheidene toespelingen in zijne toespraken, en tot het uitvoeren van vertegenwoordigende zendingen, om staatkundige handelingen te bekrachtigen, waaraan hij geen deel genomen had. Keizer Willem was, na, vóór 1848, den ministerraad van zijn broeder, den koning, gepresideerd te hebben, sedert verplicht geworden op den achtergrond te treden voor de constitutioneele ministers van de korte parlementaire periode, en voor het reactionnaire regime, waarbij hij zich te dier tijd niet had willen aansluiten. — Op den troon gekomen, had Willem I van Bismarck tot zijn medewerker gekozen, wiens werkzaamheid alles verzwolg, wat de koning niet ter beslissing aan zich hield. De eenige plaats van den erfgenaam van de kroon zou die van vertrouwd raadsman van den souverein zijn geweest, waardoor hij tot op zekere hoogte den invloed met den keizer of met den kanselier zou hebben gedeeld; maar noch het temperament van den een, noch dat van den ander was geëigend tot zulk eene deeling. Bovendien hadden er zich in den loop der jaren zoovele quaesties opgedaan, ten opzichte waarvan het inzicht van den kroonprins zoozeer van dat van de twee personages verschilde, dat zijne tegenstrgdige raadgevingen of adviezen bezwaarlijk den loop der zaken zouden gewijzigd hebben, terwijl het toch tegelijkertijd het publiek zou zijn voorgekomen, dat h:j er aan medegewerkt had. Het tijdperk van onthouding, waartoe de vader gedurende zes jaren was veroordeeld geweest, moest voor den zoon langer dan een kwart eeuw duren. —
Het is zeer waarschijnlijk, dat de keizer en de kanselier nu en dan zelve al het moeielijke gevoelden, dat deze positie van
DE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE KIJK. 147
den prins had. De keizer kon zicb herinneren, wat hij geleden had, toen hij zich van de beraadslagingen zijns broeders zag uitgesloten op een leeftijd, waarop bet inenschelijk leven reeds begint af te nemen. De kanselier kon denken aan de aanstaande regeering van den prins, waarvan zijne staatkunde de toekomst bebeerscbte, en dien hij liever mede aansprakelijk moest hebben gesteld voor die staatkunde. Gedurende dit lange tijdperk gaven de kroonprins en zijne gemalin, door hunne houding, een grootscb voorbeeld van een behoorlijk gedrag, dat in dergelijke omstandigheden zeldzaam is. Deze terughouding was niet gemakkelijk gedurende zoovele jaren, waarin de staatkundige en godsdienstige oneenigheden alle klassen der Duitsche natie aantastten. Desniettegenstaande banden zij de staatkunde uit hunne salons, om zich te bepalen tot de rol van aandachtige opmerkers. De aansporingen, welke hun niet gespaard werden, om hen te bewegen partij te kiezen, vonden hen onverzettelijk ; zij lieten geen invloed op zich uitoefenen, en poogden dien evenmin uit te oefenen.
In den loop van het jaar 1884 werd er een maatregel genomen met het doel, den kroonprins aan de openbare zaken te doen deelnemen In de maand Juni riep een koninklijk besluit, in Pruisen, den Eaad van State in het leven, en benoemde den prins tot president en den kanselier tot vice-president er van. Eigenlijk gezegd was het eene herleving. De Eaad van State vóór 1848 verving in zeker opzicht de instelling van eene wetgevende Kamer. Geen enkele wet kon uitgevaardigd worden, zonder te zijn besproken sn goedgekeurd door den Raad van State, waaraan men ook, bij wijze van raadpleging, de bijzonder gewichtige staatkundige quaes-ties ter beoordeeling onderwierp. De revolutie van 1848 had deze inrichting, welker samenstelling volstrekt niet overeenstemde met de parlementaire instellingen, voor het oogenblik
148
afgeschaft. Daarna had men in Pruisen, evenals elders, ontdekt, dat de Kamers, welke door het algemeen stemrecht zijn samengesteld, niet altijd goed werk leveren op wetgevend gebied ; dat de wetten, welke vruchten zijn van de parlementaire debatten, — waaruit zij soms te voorschijn komen geamendeerd op eene wijze, dat daardoor dikwijls de economie der geheele wet is verbroken, — onzeker en moeielijk van toepassing worden voor de rechters zoowel als voor de handhaving van het recht. Ten einde aan deze zwarigheden te gemoet te komen, besloot men den Raad van State weder in werking te stellen, en men dacht de eigenliefde van den kroonprins te vleien, door hem het voorzitterschap er van op te dragen. Den 25sten October opende de prins deze vergadering met eene redevoering, waarin hij de roeping van den Raad schetste : al de wetsontwerpen, welke in de verschillende ministeriën samengesteld waren, zouden aan zijn onderzoek onderworpen worden, alvorens zij naar de Pruisische Kamers gezonden werden ; dit zou insgelijks het geval zijn met de wetsontwerpen, welke het Pruisische gouvernement zich voorstelde bij den Bondsraad van het keizerrijk in te dienen. Alles, wat op de politiek betrekking had, moest buiten de overleggingen van den Raad blijven, en zijne wetgevende werkzaamheid is, naar het schijnt, van weinig beteekenis geweest. Hij bestond niet krachtens een constitutioneel voorschrift; zijne samenstelling was bij geen enkele wet geregeld. Men hoorde er niet veel meer van spreken na de openingszitting.
De werkzaamheid van den kroonprins bleef voor en na bepaald tot zijne militaire bezigheden als inspecteur-generaal dei-legers van het Zuiden, en tot de vertegenwoordiging bij groote feesten van intellectueele strekking der natie. Hij beschouwde de eerste als een plicht, dien hij moest vervullen, en de tweede als eene gelegenheid, om zich op de hoogte te stellen van het
149
vreedzaam en beschavend streven der natie. Hij beijverde zich altijd om die tweeërlei zaken te vereenigen en vooral, om zich niet te laten beheerscben door de eene ten koste van de andere. —
Men ziet hem, den 4den Juni 1885, te Koningsbergen den 25stel1 jaardag van zijne benoeming tot kolonel van het l8\'1quot; regiment grenadiers vieren, maar, na den dag met de officieren doorgebracht te hebben, begeeft hij zich \'s avonds onder de studenten der universiteit, die hem uitgenoodigd hadden om hunne plechtige reünie bij te wonen. Hij is veld-maarschalk van het leger; maar hij vergeet niet, dat hij ook rector dei-universiteit is, en zijne toespraak tot de studenten kenmerkt den man, die op geen enkel gebied van het intellectueelé leven vreemdeling is. Men zal zich herinneren, dat hij in die stad sprak van Kant „dien grooten denker, wiens stelsel der „wijsbegeerte nieuwe wegen heeft gebaand.quot; Hij noemt ook dien anderen national en wijsgeer, Fichte, die zijn volk „sterk „van wapenen en diep van gedachtenquot; wenschte te zien. Hij drukt de hoop uit, dat er eene lange reeks jaren van vrede zal volgen, en zelfs als hij de studenten opwekt om te helpen aan de voltooiing van het werk der vereeniging, dat door het oude geslacht is tot stand gebracht, vergeet hij niet erbij te voegen, dat het werk voltooid zal moeten worden „in de vreeze des Heeren en in den geest van edele huma-„niteit.quot;
Men ziet hem den 4llen Juli daaraanvolgende nog te Aken, bij het uitreiken van vaandels, eene proeve geven van hoogen staatkundigen tact. Waar andere generaals niet nagelaten zouden hebben te spreken van de verdediging der grenzen, herinnert hij den soldaten de eer, welke hun is ten deel gevallen, het graf van Karei den Grooten te bewaken.
Hij schijnt het volgende jaar, den 24sten Mei 1886, geheel
150
in zijn element bij de viering van het honderdjarig feest der kunst-tentoonstellingen te Berlijn. Als president van het comité spreekt hij den keizer aan en wijst daarbij op den invloed, welken deze tentoonstellingen op den geest en den intellectueelen smaak der natiën hebben. Hij herinnert de revolutionaire stormen en de Napoleontische verwoestingen, om er op te wijzen, dat deze groote gebeurtenissen nieuw leven aan de kunsten hebben geschonken; hij schetst het streven der verschillende, classieke en romantische, scholen, hare worstelingen en hare werken; en eindigt met een blik te werpen op „dien alouden tempel, welks nabootsing de groote „aantrekkelijkheid van de Tentoonstelling uitmaakt, en van „waar uit Jupiter aan zijne voeten de volken van den nieuwen „tijd eikanderen de lauweren ziet betwisten van den vreed-„zamen worstelstrijd.quot;
De schoone kunsten en de wetenschappen beslaan eene gelijke plaats in zijn geest. Tn de maand Augustus is hij hel; weêr, wien keizer Willem opdraagt hem te vertegenwoordigen bij de feesten van het vijfhonderdjarig jubilé der universiteit te Heidelberg, welke niet het geringste militaire karakter dragen. Zijne beide daar gehouden toespraken, \'s morgens bij de plechtigheid in de groote zaal van het universiteitsgebouw en \'s avonds aan den feestmaaltijd, openbaren die idealistische natuur, dien geest altijd vol menschlievende aspiraties, welke tegelijk verbazen en bekooren in een man, die geroepen is één van de machtigste rijken der wereld te regeeren. Nadat hij de verdiensten van de jubileerende universiteit voor de intellectueele vereeniging van Noord- en Zuid-Duitschland met lof heeft vermeld, neemt hij terstond eene hoogere vlucht op het gebied van de beschavende beweging. Hij verheugt zich met zijne landgenooten in de staatkundige eenheid van het vaderland; maar hij haast zich hun te herinneren, dat die
BE KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK. 151
eenheid geen einddoel mag zijn, maar bet middel moet wezen om een hoogeren trap van beschaving te bereiken, tot welzijn van de ganscbe menschheid.
„Het vaderland en de academische burgerij,quot; zegt hij, „zul-„len alleen dan op elkander een zegenrijken invloed kunnen „uitoefenen, als zij zich in hunne handelingen door dezelfde „deugden laten leiden. Hoe hooger men stijgt op den berg „der wetenschap en van het historische leven, hoe verhevener „het doel zal zijn, waarnaar men streeft, hoe meer wijsheid „en zelfverloochening men zal behoeven. Wat ik heden der „universiteit toewensch, valt samen met de uitnoodiging, welke „ik tot de professoren en de studenten richt, dat zij zich den „plicht herinneren, welke ons wordt opgelegd in het volle ge-„voel van ons succes, dien namelijk van getrouw te blijven, in „de wetenschap zoowel als in het leven, aan de waarheid en „aan de gestrengheid van de intellectueele tucht, aan de ont-„wikkeling der verbroedering tusschen de kameraden, opdat „uit den geest van oprechtheid en van de liefde tot den vrede „de kracht voortkome, om het werk van de ontwikkeling der „vormen van het nationale leven te voltooien.quot; \'s Avonds, aan den feestmaaltijd, bracht hij, met groote gevatheid, hulde aan de souvereinen van het Zuiden, aan den groothertog van Baden en aan den koning van Beieren, die vóór enkele jaren den eersten stap hadden gedaan tot den maatregel, waardoor de kroon van het Duitsche keizerrijk is overgedragen aan het huis van Hohenzollern. „Mijn huis,quot; zeide hij, zinspelende op den jongen koning van Beieren en op diens tragischen dood, „zal zich ten eeuwigen dage verplicht gevoelen aan de Duit-„sche vorsten, die, door een mond, welke voor eeuwig geslo-„ten is, aan ons huis de keizerlijke waardigheid aangeboden „hebben.quot; Dit is de laatste plechtigheid, waarbij het den kroonprins vergund is geweest in het openbaar te spreken. — De
DB KROONPRINS VANquot; HET DÜITSCHE EIJK
152
redevoeringen van Heidelberg sluiten eenigermate de openbare loopbaan van den prins, die weldra en toen hij nog maar weinige schreden van het toppunt van macht verwijderd was, zware en vreeselijke beproevingen moest doorstaan. —
\'HVEIZER. (1888).
|
f |
1. | |
|
■ | ||
^üi^l
IV.
De kroonprins bij het militaire jubilé van keizer Willem. — Zijne bezielde toespraken vol vredelievende gevoelens. — Negentigste verjaardag van den Keizer. — Eerste ziekteverschijnselen van den kroonprins. — Kuur te Ems. — De openbare meening in Europa maakt zich ongerust. — Onbescheidenheid van de pers. — Duitsehe en Engelsche geneesheeren. — Eeis naar Londen. — Het ernstige der kwaal. — Verblijf teSanRemo. — Moed en vertrouwen van den prins. — Brieven dienaangaande van den prins en de prinses. — Plannen om den prins te doen abdiceeren. — Prins Willem. — Keizerlijke ordonnantie, welke den prins het recht van teekenen verleent. — Verergering van de kwaal. — Prins Willem te San Kemo. — Dood van keizer Willem.
Het jaar 1887 scheen onder de beste voorteekenen voor het huis Hohenzollern aan te vangen. Den Istquot;quot; Januari van dat jaar vierde keizer Willem den 80sten jaardag zijner inschrijving op de staten van het leger. Aan het hoofd der generaals, die gekomen waren om den grazen vorst geluk te vrenschen, marcheerde, in zijne betrekking van oudste veldmaarschalk, de kroonprins. — De toespraak van den prins, bij gelegenheid van deze zuiver militaire gebeur-
156 DE KEIZER.
tenis, ademde niets van die oorlogzuchtige geestdrift, welke in een dergelijk geval niemand zou gehinderd hebben ; zij is integendeel bezield door dien geest des vredes en door die begeerte om te bedaren, welke sinds jaren al de openbare redevoeringen van den erfgenaam der kroon kenmerkten.
„Op dezen plechtigen dag,quot; zeide hij, „slaat uwe Majesteit „zijne blikken achterwaarts op de zestien jaren, welke de „vrede mildelijk gezegend heeft, en welke vóór alles zijn ge-„wijd geweest aan de kalme ontwikkeling en aan de vermeer-„dering der krachten van het Keizerrijk, dat na zoovele jaren „van verbeiden en worstelen is hersteld.quot; — Na de verdienste van den keizer, wat betreft de reorganisatie van het leger, met lof vermeld te hebben, laat hij er op volgen : „dat het „volk hem met een blijmoedig vertrouwen als den verdediger „van den vrede beschouwt.quot;
Den 22stim Maart daaraanvolgende trad keizer Willem zijn 91ste levensjaar in. Bij die gelegenheid hadden de souverei-nen van Europa zich in persoon naar Berlijn begeven, of er prinsen uit hunne familiën heengezonden, of ook wel buitengewone gezantschappen afgevaardigd, om den negentigjarigen keizer, wiens jeugd niet zulk een hoogen ouderdom scheen te doen verwachten, geluk te wenschen. Over de recepties en de schitterende feesten van het hof lag op dit oogenblik eene schaduw, welke de aanwezenden somber stemde. Men zeide dat de prins, door eene hardnekkige heeschheid aangetast, zich bij herhaling wegens zijne afwezigheid had moeten laten verontschuldigen. Eenige dagen na de feesten vernam men, dat de geneesheeren den prins eene badkuur te Ems hadden aangeraden, om zijne keelaandoening te doen verdwijnen.
Den 14\'u\'n April begaf hij zich naar Ems en kwam eene maand later te Potsdam terug, zonder aan die badplaats de
BE KEIZER. 157
gehoopte genezing gevonden te hebben. Sinds dat oogenblik werd de ziekte reeds ernstig genoeg geacht, dat men, op raad van de gewone geneesheeren, een Engelschen specialist ontbood. Sinds hebben de Duitsche dagbladen, en, in navolging van deze, de Europeesche pers, zich met de ziekte van den kroonprins ingelaten op eene wijze, welke, in weerwil van de deelnemende bedoelingen van de meesten dezer organen, desniettemin een pijnlijk schouwspel opleverde ten aanzien van de tegenstrijdige berichten, welke men wereldkundig maakte, en van den pijnlijken indruk, welken de lezing van die berichten onvermijdelijk op den kranken prins moest maken. Bij den overvloed van berichten, door de dagbladen verspreid, kwam weldra het verschil van gevoelen tusschen de geneeskundige specialisten van de verschillende Duitsche faculteiten, en vooral tusschen dezen en de Engelsche specialisten. De geneeskundige bladen mengden zich in den strijd ; de toestand van den prins werd behandeld in de openbare voorlezingen en in de zalen der cliniek.
Het officiëele blad van Berlijn beijverde zich, de gemoederen tot bedaren te brengen door geruststellende bulletins. Het publiek toonde zich ongeloovig, en geloofde veeleer hen, die het kwaadaardige van de kwaal bekrachtigden. In de maand Juni was er quaestie van eene operatie, welke dooide Duitsche heelkundigen werd aangeraden, maar de Engelsche specialist ging die tegen door te verzekeren, dat de afloop er van nootlottig zou kunnen zijn, en dat in het gunstigste geval de prins voor immer het gebruik van de stem zou verliezen.
Daarop werd besloten tot eene reis van den prins naar Engeland. De feesten van de vijftigste verjaring der troonsbeklimming van koningin Victoria waren op handen; de tegenwoordigheid van den kroonprins, haar oudsten schoon-
DE KEIZER.
zoon, scheen volstrekt noodzatelijk. Geïnstalleerd in een rustig gedeelte van eene voorstad van Londen, volgde de prins de behandeling van zijn Engelschen geneesheer. Hij nam nog deel aan de koninklijke feesten ; maar weldra daarop verwisselde hij van woonplaats. Na een kort verblijf op het eiland Wight, begaf hij zich naar Schotland, op het koninklijk slot van Balmoral. De Engelsche geneesheeren drukten de zekere hoop op eene spoedige en volkomene genezing uit.
Het officiëele bulletin van den lsten September staafde de aanmerkelijke verbetering in den toestand van den prins, er bijvoegende, dat de eenige voorzorg, welke de prins moest nemen, was het matig gebruik van de stem en het verblijf in een land, dat noch vochtig noch koud was. Wat dit laatste betreft, liepen de adviezen nogal dikwijls uit elkander. Na uit Engeland vertrokken te zijn, begaven de prins en zijne familie zich naar ïoblach, in Tyrol. Men ontdekte weldra de scha-delijke gevolgen van dit verblijf, en men koos Venetië, dat de prins evenwel na tien dagen verliet, om zich voor korten tijd te vestigen te Baveno aan het Lago Maggiore, en zich van daar naar San Eemo te begeven, dat ten slotte tot winterverblijf was gekozen.
Gedurende dezen tijd was het getwist opnieuw begonnen. De nationale eigenliefde scheen zich in den strijd te mengen. De geneeskundige wereld van Berlijn zag met een wantrouwend oog een Engelsch specialist, met uitsluiting van de vertegenwoordigers der Duitsche wetenschap, de behandeling leiden ; de dagbladen brachten deze klachten onder woorden, welke weerklank vonden bij de bevolking. Hand aan hand met dezen pennestrijd deden verhalen van de geringste bijzonderheden der ziekte de ronde ; bijna alle betoogden, dat zij ongeneeslijk was, en dat eene noodlottige ontknooping binnen korten termijn was te voorzien.
DE KEIZER. 159
Inderdaad nam de kwaal toe. De Engelsche geneeslieer vroeg, tegenover de aanvallen van de Duitsohe pers, zelf de toevoeging van Duitsche specialisten. Een consult, dat dientengevolge den 12\'len November plaats had, deed de alge-meene onrust slechts toenemen. Overal, in Duitschland evenals in den vreemde, openbaarde zich de sympathie voor den prins met eene warmte, die in een dergelijk geval maar zelden is waargenomen. Zelfs in Frankrijk zweeg de nationale wrok tegenover den rampspoed van een prins, wiens verheven karakter en humane gevoelens de geheele wereld waardeerde.
De prins zelf toonde in deze vreeselijke crisis een moed en eene koelbloedigheid, welke de algemeene bewonderingquot; wekten. Hij kwam op tegen de pessimistische berichten dei-dagbladen, en verdedigde nadrukkelijk zijn Engelschen geneesheer. Den 4ai,n December schreef hij aan den ouden leermeester van zijne zonen een langen brief, waarin hij verslag gaf van eenige operaties, welke hij had doorgestaan en waaronder hij zeer welvarend was gebleven, terwijl hij een goeden eetlust behield, en al de personen, welke hij ontmoette, verbaasde door zijn „bloeiend uiterlijk.quot; — De verhalen der dagbladen beschuldigde hij van overdrijving, en scheert den gek met hen, die niet aan eene gunstige wending der ziekte ge-looven; de menschen, die, buiten en behalve de zorgen van de kroonprinses, hem verplegen, bezitten zijn geheele vertrouwen „in spijt van de aanvallen, waaraan zij blootstaan.quot; „Ik wanhoop volstrekt niet,quot; schrijft hij, „en ik hoop in , allen gevalle, na eene langere rust, opnieuw mijne krachten „als vroeger te kunnen wijden aan het vaderland. Diep ge-„ troffen door de talrijke bewijzen van belangstelling, welke ik „uit het gansche Keizerrijk, evenals uit den vreemde, ont\\ang, „zie ik met oprechte erkentelijkheid, dat men vertrouwen in
160 DB KEIZEK.
„mij stelt en dat men rekent op mijn karakter. Dergelijke „blijken in zulke onstandigheden zijn voor mij een ware „schat, dien ik mijn gansche leven in eere zal houden.quot;
Gelijke gevoelens zijn uitgedrukt in een brief van de kroonprinses. „Wij doorleven,quot; schrijft zij den 7den December, „een „tijdperk van in alle opzichten ernstige beproevingen. Maar „te weten, dat de natie ons niet vergeet, dat zij hoopt en voelt „ met ons, is een oneindig vertroostend bewustzijn, dat ons „steunt en ons geluikig maakt. Zoo God het wil, zal dat. „vertrouwen den kroonprins als een kostbaar goed bijblijven, „en hem de beste steun wezen om zijn doel te bereiken. „Hoeveel tijd zal hem nog beschikbaar zijn? Wie kan het „weten? Maar wanneer men hem zoo gezond en zoo bloeiend „ziet, moet men zich verlaten op zijne krachten en op zijn „goed lichaamsgestel, en hopen, dat hij steeds de noodige ge-„zondheid zal bezitten om zijne plichten te verrichten, al „ware het dan ook, in het allerongunstigste geval, dat hij ge-„ drongen zou zijn zich langen tijd te ontzien en maar weinig „van zijne stem gebruik kon maken.quot;
De prins was misschien niet altijd vast overtuigd van de gegrondheid van zijne verwachtingen ; want op hetzelfde tijdstip schreef hij aan één van zijne vrienden, om hem het ernstige van zijne kwaal te doen kennen, en voegde daarbij, dat zijne hoop alleen op God gevestigd was.
Terwijl de prins dus, ten gevolge van zijne ziekte, van den zetel der regeering verwijderd was, werd de keizer zelf, gelijk dit reeds eenige jaren \'s winters het geval was geweest, door eene zware ongesteldheid aangetast, welke, met het oog op zijnen hoogen leeftijd, reden tot ernstige bezorgdheid gaf. — Men verontrustte er zich in de hoogere kringen van de regeering en van het hof over. Onder de regeerende personen hadden enkelen, gehoorzamende aan overwegingen van
161
verschillenden aard, den toestand willen vereenvoudigen, dooiden kroonprins te bewegen, tijdelijk of voorgoed afstand te doen van zijne rechten als erfgenaam van de kroon ; zoo de prins zich tot deze plannen had geleend, zou zijn oudste zoon, prins Willem, zijne plaats ingenomen hebben, eerst als medehelper van den zieken keizer, vervolgens, zoo de omstandigheden het mochten eischen, als regent, zoo niet als souverein. De jonge prins, die in hooge gunst bij zijn keizerlijken grootvader stond, was, volgens het openbaar gerucht, niet tegen dit plan gekant, mits de kroonprins er zijne toestemming toe gaf. Te dien einde was bevolen geworden, dat er in November een groot consult van geneesheeren te San JRemo zou plaats hebben, en waren er van uit Berlijn bij den kranken prins stappen gedaan, om zijne bewilliging te erlangen. De brieven van den prins en de prinses, waaruit wij gedeelten aangehaald hebben, geven getuigenis van eene geestesstemming, welke niet te zeer beantwoordde aan de denkbeelden te Berlijn gekoesterd. Welk een krachtigen aandrang men bij den prins schijnt aangewend te hebben, blijkt uit de woorden van den brief der prinses, waar zij spreekt van de „in alle „opzichtenquot; zware beproevingen, welke zij ondergingen. Deze brief bevestigt ook hetgeen het gerucht beweerde omtrent het besluit van den prins, om namelijk zijne positie, met al de rechten daaraan verbonden, te handhaven. Deze gedachte spreekt insgelijks uit al zijne antwoorden aan den Eijks-dag, aan de Kamers en op de talrijke adressen, welke de hartelijkste wenschen voor zijn herstel bevatten. Nog in de maand Januari 1888, verklaarde hij, antwoordende op een adres van den gemeenteraad van Berlijn, de bezorgdheid, welke men omtrent zijn toestand koesterde, niet te deelen, en bad hij zijne vrienden te Berlijn, aan de verzekeringen, welke hij hun gaf, geloof te schenken; tegelijkertijd drong
162
hij er op aan, dat Berlijn niets zou veranderen in hare feesten van het seizoen en vermijden den handel der hoofdstad te benadeelen.
Er was intusschen door keizer Willem, in de maand November, tijdens zijne ongesteldheid, een stap gedaan geworden, ten einde te voorzien in alle voorkomende gevallen. Den 17den November had de keizer eene ordonnantie uitgevaardigd, gecontrasigneerd door vorst van Bismarck, waarbij hij prins Willem opdroeg hem, ingeval van verhindering van den keizer en op grond van de afwezigheid van den kroonprins, te vervangen voor de afdoening van de loopende regeeringszaken en voornamelijk voor de koninklijke handteekening. Men moet hierbij in het oog houden, dat deze ordonnantie den jongen prins geen enkele gouvernementeele macht verleende : hierin verschilde zij van de plaatsvervanging, welke in 1857 door Frederik-Willem IV ten gunste van zijn broeder werd ingesteld. Bovendien werd de ordonnantie des keizers niet openbaar gemaakt vóór den 7den Maart daaraanvolgende, toen de bejaarde souverein weder geheel hersteld was. Men zal weldra zien onder welke omstandigheden de openbaarmaking plaats had.
De hoop van den kroonprins op verbetering van zijn toestand werd niet verwezenlijkt. Den 9den Februari werd eene belangrijke heelkundige operatie noodig ; zij had de verwachte uitkomst, zonder den aard der kwaal zeiven te wijzigen. Opnieuw verspreidden zich de meest verontrustende geruchten door Europa, en men deelde de algemeene ontsteltenis van Duitschland. Men was er aan gewoon geraakt den prins als een vredestichter en een bemiddelaar te beschouwen, en, behalve het zuiver menschelijk medelijden, dat men gevoelde met zijn lot, dat hij met waren heldenmoed droeg, verent-rustte men zich op de gedachte, hem te zien verdwijnen vóór den tijd en vóór hij de hoop, welke men op zijne komst tot den troon had gebouwd, verwezenlijkt bad.
BE KEIZER. 163
In den loop van Februari deed het bericht de ronde, dat keizer Willem van plan was zelf naar San Eemo te gaan, om zijn zoon terug te zien, zich van den staat zijner gezondheid te overtuigen, de geneesheeren te raadplegen, misschien ook met het doel om de quaesties van regentschap of van regeering te regelen. De gestrengheid van het jaargetijde dwong den keizer van zijn plan af te zien, ten minste het uit te stellen. In zijne plaats ging prins Willem, den 7den Maart, een bezoek aan zijn vader brengen, bij wien prins Hendrik, de tweede zoon van den kroonprins, zich met de overige leden der familie reeds bevond. De toestand van den keizer, welke op het oogenblik van het vertrek van den prins weinig bevredigend was, werd eensklaps ernstiger, en wel zóó, dat het noodig was, dat deze onmiddellijk naar Berlijn terugkeerde. Den 9aen Maart, veertien dagen vóór zijn één en negentigsten verjaardag, stierf Willem I.
162
hij er op aan, dat Berlijn niets zou veranderen in hare feesten van het seizoen en vermijden den handel der hoofdstad te benadeelen.
Er was intusschen door keizer Willem, in de maand November, tijdens zijne ongesteldheid, een stap gedaan geworden, ten einde te voorzien in alle voorkomende gevallen. Den 17dequot; November had de keizer eene ordonnantie uitgevaardigd, gecontrasigneerd door vorst van Bismarck, waarbij hij prins Willem opdroeg hem, ingeval van verhindering van den keizer en op grond van de afwezigheid van den kroonprins, te vervangen voor de afdoening van de loopende regeeringszaken en voornamelijk voor de koninklijke handteekening. Men moet hierbij in het oog houden, dat deze ordonnantie den jongen prins geen enkele gouvernementeele macht verleende : hierin verschilde zij van de plaatsvervanging, welke in 1857 door Frederik-Willem IV ten gunste van zijn broeder werd ingesteld. Bovendien werd de ordonnantie des keizers niet openbaar gemaakt vóór den 7dei1 Maart daaraanvolgende, toen de bejaarde souverein weder geheel hersteld was. Men zal weldra zien onder welke omstandigheden de openbaarmaking plaats had.
De hoop van den kroonprins op verbetering van zijn toestand werd niet verwezenlijkt. Den 9den Februari werd eene belangrijke heelkundige operatie noodig ; zij had de verwachte uitkomst, zonder den aard der kwaal zeiven te wijzigen. Opnieuw verspreidden zich de meest verontrustende geruchten door Europa, en men deelde de algemeene ontsteltenis van Duitschland. Men was er aan gewoon geraakt den prins als een vredestichter en een bemiddelaar te beschouwen, en, behalve het zuiver menschelijk medelijden, dat men gevoelde met zijn lot, dat hij met waren heldenmoed droeg, verontrustte men zich op de gedachte, hem te zien verdwijnen vóór den tijd en vóór hij de hoop, welke men op zijne komst tot den troon had gebouwd, verwezenlijkt had.
DE KEIZER. 163
In den loop van Februari deed het bericht de ronde, dat keizer Willem van plan was zelf naar San Remo te gaan, om zijn zoon terug te zien, zich van den staat zijner gezondheid te overtuigen, de geneesheeren te raadplegen, misschien ook met het doel om de quaesties van regentschap of van regeering te regelen. De gestrengheid van het jaargetijde dwong den keizer van zijn plan af te zien, ten minste het uit te stellen. In zijne plaats ging prins Willem, den 74en Maart, een bezoek aan zijn vader brengen, bij wien prins Hendrik, de tweede zoon van den kroonprins, zich met de overige leden der familie reeds bevond. De toestand van den keizer, welke op het oogenblik van het vertrek van den prins weinig bevredigend was, werd eensklaps ernstiger, en wel zóó, dat het noodig was, dat deze onmiddellijk naar Berlijn terugkeerde. Den O36quot; Maart, veertien dagen vóór zijn ééu en negentigsten verjaardag, stierf Willem I.
II.
Do toestand van den kroonprins verbetert tijdens den dood van keizer Willem. — Hij vertrekt naar Berlijn. Ontmoeting met den koning van Italië. — De ministers te Leipzig ontboden. — De nieuwe keizer heeft zijne manifesten gereedgemaakt, welke hij aan den kanselier mededeelt. — Proclamatie aan het volk. — Verschil van stelsel met dat van de vorige regeering. — Rescript aan den kanselier. — Programma van de nieuwe regeering. — De keizer behandelt er al de groote staatkundige en sociale quaesties in. — Vredensgezindheid. — Het programma beantwoordt aan de verwachting van de liberale partij. — Aankomst van keizer Frederik op het kasteel te Charlottenburg. — Boodschappen aan de Pruisische Kamers en aan den Duitschen Rijksdag. — Proclamatie aan de inwoners van Elzas-Lotharingen. —
De eerste dagen van de maand Maart 1888 kenmerkten zich door een groot en onverwacht contrast: terwijl keizer Willem te Berlijn met den dood worstelde, herstelde zich de de zieke van San Remo van de gevolgen der operatie. De Engelsche en Duitsche geneesheeren verklaarden dit den 6den Maart in een bulletin, dat door allen onderteekend was. Zij ontkenden alle verschil van gevoelen onder elkander, en verzochten de dagbladen, met hunne verhalen en hunne waardeeringen de gematigdheid in acht te nemen. Zij constateerden deze verbetering van toestand nogmaals in hunne bulletins van den 8sten en den 9den. Het telegram, dat in den morgen van laatstgenoemden dag kwam en de tijding van den dood van keizer Willem bracht, bereidde den prins eene levendige en langdurige ontroering, zonder hem evenwel een oogenblik te doen weifelen in zijn besluit. Hij telegrafeerde terstond
DE KEIZER.
aan vorst van Bismavck, om dezen en met bem de overige ministers uit te noodigen, hem hunne medewerking te blijven verleenen, en berichtte, dat hij den volgenden dag, den lO11811, San Eemo zou verlaten, om zich naar Berlijn te begeven. Dit eerste stuk van den nieuwen keizer was geteekend met den naam „Frederikquot;, en al spoedig was het verbreid, dat de kroonprins Prederik-Willem als koning van Pruisen den naam van Frederik III zou dragen, en alzoo de reeks der Prede-riks voortzetten, waarvan Prederik, bijgenaamd de Groote, de laatste was geweest.
Zaterdagmorgen begaf keizer Prederik, zooals hij het had aangekondigd, zich met de zijnen op reis, toegejuicht door de bevolking van San Eemo, en langs den geheelen weg door Italië begroet door de bewoners. Aan het station van San Pier d\'Arena wachtte koning Humbert van Italië met zijn eersten minister, Crispi, den keizer op. ,Gg hebt uw vader ver-gloren,quot; zeide hij tot hem, „ik ben u te gemoet gereisd, om u „te verzekeren, dat ik met mijn volk hartelijk deelneem in „uwe smart, en om de eerste te zijn, die u persoonlijk geluk-„wenscht met uwe troonsbeklimming.quot; De keizer, verhinderd zich van zijne stem te bedienen, schreef op een stuk papier uit zijn zakboekje: „Ik zie in deze uwe handelwijze een „nieuw bewijs van uwe vriendschap, welke, zoo God mij „bijstaat en mij genezing schenkt, tusschen ons, onze dynas-„tiën en onze volken nog steeds hechter zal worden.quot; Te Milaan had er eene officiëele receptie plaats, de laatste op vreemd grondgebied. De keizerlijke trein liep over Brescia en Verona, vervolgens door de Oostenrijksche landen, en kwam Zondag, den lldim, te Munchen aan, waar de prinsregent van Beieren den keizer te gemoet ging.
De keizer had prins van Bismarck en de andere leden van het ministerie uitgenoodigd, hem te gemoet te reizen tot
165
Leipzig, waar de trein tegen den avond aankwam. Na de voorstelling van al deze personages aan de beide souvereinen, bleef de kanselier bij den keizei-, om met de afdoening dei-dringende zaken een aanvang te maken. G-edurende de reis deed de souverein vorst van Bismarck kennis nemen van zijne manifesten, welke hij reeds had opgesteld, en waartegen de kanselier geene enkele bedenking vond in te brengen.
Het eerste manifest was gericht aan het volk. De keizer schetste daarin het roemrijke leven van den overleden keizer, wiens streven Duitschland vereenigd en het keizerrijk op hechte grondslagen gevestigd had. Keizer Frederik stelt zich voor het werk in denzelfden geest voort te zetten als hij, die het gesticht had: „Duitschland in overeenstemming met de ver-„bondene regeeringen, tot een haard des vredes te maken, en „te arbeiden, met de constitutioneele organen van het Keizer-, rijk en van Pruisen, tot welzijn van het Duitsche vaderland.quot;
In dit document, dat uit \'s keizers eigene pen is gevloeid, schijnt de souverein de schakeering aan te geven, waardoor zijne regeering van die van zijnen voorganger zal verschillen. Deze heeft het keizerrijk gegrondvest door de militaire overwinningen, en het indrukwekkende leger, den bewaker van den vrede, geschapen. Daar het werk van den oorlog voltooid is, komt het er nu op aan de instellingen, het zedelijk en stoffelijk welzijn der natie te ontwikkelen, het harde van het regime van gezag te verzachten, ten einde, eenstemmig met de constitutioneele organen, het goede tot stand te brengen. Dit manifest spreekt tot het hart, richt zich tot het gevoel dei-natie. Een rescript, aan den kanselier, vorst van Bismarck gericht, doet nog beter de bedoeling van den keizer kennen : het is een wezenlijk regeerings-program.
Na den kanselier eene warme hulde gebracht te hebben, voor de groote en vele diensten aan den overleden keizer en
DE KEIZER.
167
aan het vaderland bewezen, zet Frederik III hem, in bijzonderheden, zijne denkbeelden over do toekomstige leiding der zaken van den Staat uiteen. Evenals in zijn manifest aan het volk, zet de keizer op den voorgrond de bevestiging van de constitutioneele instellingen van het keizerrijk en van Pruisen. Hij zinspeelt op de verschillende pogingen, om de parlementaire instellingen in rugwaartschen zin te wijzigen, om te verklaren, dat men te menigvuldige wijzigingen der organieke wetten moet mijden ; de regeering moet haar taak volbrengen, zonder aan de grondslagen der bestaande instellingen te raken. Men moet dus in Pruisen al de verkregen rechten, en in het keizerrijk, dat een bond van Staten is, de rechten der verbondene regeeringen en van den Eijksdag eerbiedigen; omgekeerd moeten de regeerders en het Parlement ook die van den keizer eerbiedigen. Daarenboven moeten de rechten der beide partijen niet gebruikt worden, dan tot bevordering van het algemeen welzijn, dat het hoogste doel is ; men moet ook bevrediging schenken aan de nationale wenschen, welke zich op eene stellige wijze zullen openbaren.
Als deze constitutioneele grondslag gelegd is, behandelt de keizer de verschillende punten van zijn programma. Hij is niet voornemens iets te doen aan de organisatie van het leger, dat hij handhaaft gelijk het is, samengesteld en versterkt dooide onlangs aangenomen wetten. Maar zoo het leger ook al ééne der groote zuilen van het gebouw is, er bestaat nog eene andere, welke niet minder onmisbaar is om het staande te houden. Het leger is de stoffelijke kracht, de wet is de zedelijke kracht. De inzettingen van het keizerrijk en van Pruisen zullen stipt nageleefd moeten worden : zij zijn niet de vrucht van eene koninklijke gril of van eenige doordrijverij van de groote massa. De keizer schijnt te willen herinneren, na welke vreeselijke stormen en na welke inwendige crisissen die instellin-
168
gen door zijne voorgangers zijn toegestaan en tot stand gekomen.
De godsdienstige quaestie is van het hoogste belang in een staat als Pruisen, waarin de menschen tot één der twee groote kerken behooren; in een rijk als Duitschland, waarvan verscheidene Staten, met de meerderheid van hunne inwoners, een anderen godsdienst belijden dan de keizerlijke dynastie. Men moet groote inschikkelijkheid gebruiken in het algemeen belang, rechten eerbiedigen in het belang van den openbaren vrede.
De Pruisische regeering is altijd ongelukkig geweest, zoo dikwijls zij ten strijde is getrokken tegen de catholieke Kerk. De catholieke bevolking van Silezië, van de Eijn-Provinciën en van Posen wordt onder de getrouwsten en de geloovigsten der catholieke wereld geteld. Eene Protestantsche regeering krijgt niet gemakkelijk vat op zulk eene bevolking. Prederik-Willem III, medegesleept door onvoorzichtige raadgevers, heeft het einde van het conflict met zijne bisschoppen niet gezien. Prederik-Willem IV had, terstond na zijne troonsbeklimming, vóór alles zgne zorgen te wijden aan het herstel van den vrede door het doen van belangrijke concessies. Willem I had het conflict weder laten opflikkeren, en van Bismarck had zijne kracht beproefd op de catholieke Kerk ; keizer en minister, afgemat door een strijd van zes jaren, waren geëindigd met de wapens neder te leggen. Keizer Frederik heeft meer willen doen, dan een wapenstilstand sluiten ; hij heeft het tijdperk van vrede geproclameerd, door het voorbeeld te herinneren van zijne voorvaderen in de ver-loopene eeuwen, die de godsdienstige verdraagzaamheid aan het hoofd van hunne landswetten hadden geschreven, en die aan de toepassing van dit beginsel den oorsprong van de stoffelijke welvaart van Pruisen te danken hebben. In zijn manifest drukt keizer Frederik zijn wil uit, dat al zijne onderdanen de weldaad van deze verdraagzaamheid genieten:
DE KEIZER. 169
hij geeft daardoor zijn voornemen te kennen, voorgoed een einde te maken aan het conflict tusschen den Staat en de Kerk. Hij vestigt ook het oog op de anti-semitische beweging, waarover in dit boek reeds is gesproken, en welke terstond bij haar ontstaan door hem, toen nog kroonprins, ten strengste was veroordeeld geworden.
Na de godsdienstige quaestie, zijn de sociale en economi-mische quaesties aan de orde. — De keizer bevindt zich daarbij op een gebied, waarop hij zich thuis gevoelt en dat hij in alle richtingen heeft onderzocht, zoowel uit een wetenschappelijk oogpunt, als met de ervaring van een man, die de zaken van nabij heeft gezien. Geen enkele beweging op het gebied van het sociale leven vond een aandachtiger en tegelijk welwillender waarnemer, dan de kroonprins. Ook daar is hij tegenstander van alle vooringenomenheid. In zijn rescript aan den kanselier verklaart hij, dat hij al de pogingen wil steunen en aanmoedigen, welke ten doel hebben de kwalen te genezen, de strijdige belangen te verzoenen. Wat hij niet wil, is het geloof wortel te laten schieten, dat de Staat, door zijne tusschenkomst, al de kwalen der maatschappij kan doen ophouden. Hij verwerpt de wetgevende maatregelen niet, welke onder de voorgaande regeering te dier zake genomen zijn ; maar hij geeft zijn voornemen te kennen, om niet overmatig te ontwikkelen, wat men genoemd heeft het socialisme van den Staat. Vervolgens gaat hij, in logische volgorde, van dit onderwerp over tot de quaestie van het onderwijs. Het onderwijs onder de massa\'s verspreiden, is ongetwijfeld de plicht van eene verlichte regeering. Maar is het van den anderen kant goed de hoofden met eene menigte wetenschappelijke onderwerpen vol te proppen, zoolang zij nog niet voldoende voorbereid zijn om ze te begrijpen, en wijs toe te passen, wat men hen onderwezen heeft? Is
170
het goed, in naam van den Staat, uitgebreider onderwijs te geven aan individu\'s, wier bestaan over het algemeen gewijd zal zijn aan de nederige, maar nuttige bezigheden van het practische leven ? Wie zou het willen verzekeren tegenover die groote menigte uit hun stand gerukte schepsels, die ongeschikt zijn der maatschappij van dienst te wezen, maar deze verantwoordelijk stellen voor hun onvermogen en voor hunne teleurstellingen, den Staat zelfs vervloekende, die hen onderwezen heeft ? De keizer bespreekt in zijn rescript deze ziekte van onze maatschappij. Hij roept, ter harer bestrijding, de hulp in van de huiselijke opvoeding, welke te veel is veronachtzaamd ten bate van het onderwijs ; die opvoeding, welke de jongelieden leert hunne hartstochten en vooral hunne eischen van het leven te bedwingen, en zich te sterken tegen de karigheid van het lot, doordien zij den toestand van hun stoffelijk bestaan weten te beheerschen door eenvoudige zeden en spaarzaamheid.
Met groote geestverheffing spreekt het keizerlijk rescript aan het slot van het verzoenend en bevredigend karakter, dat Frederik III aan zijne regeering denkt te geven.
Daarvan verwacht hij de kalme ontwikkeling van zijn rijk: na den oorlog van nabij gezien en er zijn leven in gewaagd te hebben, verwerpt hij hem als middel om den roem van zijn naam te verboogen, om, met het oog op de geschiedenis, naar geen anderen lof van zijne regeering te streven, dan deze, dat zij weldadig en nuttig is geweest voor al de klassen van zijn volk.
Aldus waren de manifesten van Frederik III bij zijne troonsbeklimming. Opgesteld in de afzondering van San Eemo, ver van den staatkundigen maalstroom der hoofdstad en buiten iederen partijdigen invloed, zullen zij de bevolking van Duitsch-land, en misschien ook daar buiten, treffen door de sober-
DE KEIZER. 171
heid der uitdrukkingen zoowel als door de diepte der gedachten. Zij beantwoordden ruimschoots aan de verwachtingen, welke men sedert lang aan die troonsbeklimming verbonden had, en rechtvaardigden te meer de sympathie van Europa.
De op handen zgnde aankomst van den nieuwen keizer was door den kanselier medegedeeld aan den Kijksdag, in zijne zitting van den Q11™ Maart. De souverein en keizerin Victoria, zijne gemalin, kwamen in den avond van den li\'1quot;1 op het kasteel van Charlottenburg, de zomer-residentie van de koningen van Pruisen, op twee uur afstands van Berlijn, aan. De spanning was groot geweest: men vreesde voor den keizer, die vóór korten tijd nog zoo lijdende was, de vermoeienissen van de lange reis en de uitwerking van de plotselinge verandering van klimaat. Deze bezorgdheid week, toen men den 12den vernam, dat de. souverein zich betrekkelijk wel gevoelde en de leiding der zaken ter hand genomen had.
Na de begrafenis van keizer Willem, welke den 16den plaats had, moesten de constitutioneele quaesties betreffende de verwisseling der regeering geregeld worden. De Pruisische grondwet schrijft voor, dat de nieuwe keizer bij zijne troonsbeklimming den eed op de constitutie moet afleggen vóór de beide Kamers vereenigd. Bij den gezondheidstoestand, waarin de keizer verkeerde, moest men van eene dergelijke plechtigheid afzien. Dientengevolge zond de souverein den IQ4™ in de vergadering van de beide vereenigde Kamers van den Landdag van Pruisen eene boodschap in, waarin hij, met verwijzing naar zijn manifest aan het volk, verklaarde zich volkomen bewust te zijn van de plichten, welke de constitutie hem oplegt. Dat hij evenwel, zoo voegde hij er bij, daar de staat van zijne gezondheid hem voor \'t oogenblik niet veroorloofde, de voorgeschrevene plechtigheid van den eed te vervullen, zich verbond „de constitutie van het koninkrijk stand-
172
„vastig en nauwgezet te eerbiedigen, en overeenkomstig haar „en de wetten te regeeren.quot; De vergadering stelde onmiddellijk een adres, in antwoord op deze boodschap, vast, om den souverein te berichten, dat men zijne belofte had ontvangen, en hem te bedanken, dat hg, hoewel krank, was toegesneld om de teugels van het bewind in handen te nemen.
De keizer richtte denzelfden dag eene boodschap aan den Rijksdag van het keizerrijk. De keizerlijke constitutie bevat geene enkele bepaling omtrent de verwisseling van regeering : zij verklaart eenvoudig, dat de keizerlijke waardigheid toekomt aan den koning van Pruisen. Bijgevolg wordt de wettige opvolger van den overleden koning, wanneer hij bezit neemt van zijn troon, tegelijkertijd keizer van Duitschland. De keizerlijke boodschap bepaalde zich dus tot de kennisgeving aan den Rijksdag van de troonsbeklimming van Prederik, terwijl hij beloofde de constitutie van het keizerrijk na te leven, en nogmaals de Vergadering in naam van wijlen den keizer bedankte, dat zij met eenparige stemmen de nieuwe legerwet had aangenomen. De Rijksdag antwoordde op de boodschap met een adres, dat in zeer warme bewoordingen was opgesteld.
Een ander keizerlijk manifest werd gericht aan de bevolking van Elzas-Lotharingen, „het Rijksland,quot; dat onder de directe bevelen van den keizer staat, die er al de voorrechten der souvereiniteit uitoefent.
Dit document bekrachtigde den wil van Duitschland, om geen afstand te doen van zijne verovering van 1870 en provinciën te behouden, welke het verklaart heroverd te hebben op Prankrijk, dat, onder Lodewijk XIV, ze aan het Duitsche keizerrijk ontnomen had. Het keizerlijk manifest noodigde de bevolking van Elzas-Lotharingen uit, zich aan de nieuwe orde van zaken te onderwerpen, en belooft haar wederkeerig bescherming en beschutting van hunne rechten en hunne belangen.
III.
Einde van het verhaal. — Onaangename ervaringen van Frederik III en van de keizerin. — Aanval van de dagbladen tegen den keizer en de keizerin. —Verandering van meening van de liberalen. — Hoedanigheden van geest en hart van keizerin Victoria — Koelheid van de aristocratie. — Populariteit van keizer Frederik in Zuid-Duitschland. — De voorstanders van het parlementaire regime hebben hunne hoop op hem gevestigd. — De troonsbeklimming van Frederik III brengt de staatkundige wereld in verlegenheid. — Sympathie van Europa voor Frederik III. — Woord van Bossuet omtrent het ware doel der staatkunde.
Wij zijn aan het einde van ons verhaal gekomen. Wij kennen de voorrede van de geschiedenis der regeering van Frederik III, maar wij weten niet hoe het „morgenquot; van deze geschiedenis van gisteren en heden zal wezen. De wegen der koningen zijn, meer dan die der eenvoudige stervelingen, met doornen en distelen, en zelfs met tranen bezaaid. Deze laatste wijden de regeering van Frederik in. Onaangename ervaringen wachtten den keizer en de keizerin van de eerste dagen van hunne terugkomst in hunne Staten af. De dagbladen en onder deze eenige organen van welke men vermoedde, dat zij der regeering toegedaan waven, bemoeiden zich met de intieme zaken der keizerlijke familie ; zij hekelden, naar aanleiding van slecht gestaafde geruchten, de souvereinen, en vooral de keizerin Victoria. Deze had reeds de wuftheid van de openbare meening leeren kennen. Haar huwelijk was in 1858, gelijk wij vroeger gezien hebben, door de midden- en volks-
17-4 DE KEIZER.
klassen met ingenomenheid begroet. Aan het hof van Frede-rik-Willem IV daarentegen, dat Eusland en keizer Nicolaas volkomen was toegedaan, dweepte men volstrekt niet met een huwelijk van den erfgenaam van den troon met eene prinses, die tot eene natie behoorde, welke de mededingster van Eusland was. Bovendien vertegenwoordigde Engeland het constitutioneele regime, waartegen het Pruisische hof en de feodale partij zich in dien tijd met al hunne krachten verzetten. Dit waren voor de midden- en volksklassen evenzoo-vele redenen, om eene vereeniging, welke in de toekomst zooveel beloofde voor de vrijmaking van Pruisen van de Russische voogdij, met vreugde te begroeten. Ten gevolge daarvan kozen de vrijzinnige dagbladen, welke deze zienswijze vertegenwoordigden, en de hoofden der gematigd vrijzinnige partij, die deze bladen inspireerden, partij voor den kroonprins en zijne gemalin tegen de reactionnaire partij, gelijk zij het vroeger gedaan hadden vóór den prins van Pruisen in het tijdperk, dat zijne troonsbestijging voorafging. — Prinses Victoria plaatste zich niet op den voorgrond en zocht de populariteit niet. Met haar ernstigen en idealistischen geest spande zij zich in om de sympathie te verdienen, welke hare oorsprong als vrijzinnige Engelsche haar hooger had doen schatten, door nuttig te zijn in den betrekkelijk beperkten kring van eene prinses, die aan eene strenge tucht van familie en hof onderworpen is. Zij hield zich ijverig bezig npet al die werken, welke betrekking hadden op de stoffelijke ver-heffing der volksklassen, en moedigde de stichting en de ontwikkeling aan van instellingen, welke naar de bereiking van dat doel streefden. Zij en haar gemaal vulden, door de wereld der kunstenaars en geleerden tot zich te trekken, door beiden te prikkelen, door hen in hunne omgeving de plaats te geven, waarop hun talent en hunne werken hun aanspraak
DB KEIZER. 175
gaven, eene gaping in het keizerlijk hof aan, waar de hoogere staatkunde en de liefde voor het krijgswezen de vrije letteren en kunsten eenigszins hadden doen veronachtzamen. Prinses Victoria stelde inzonderheid belang in de verheffing der nijverheidskunsten, in het onderricht der kunstenaars, en in de volmaking van alles wat handenarbeid heet. Dergelijke bezigheden bewijzen groote diensten aan de natie, maar schenken de populariteit niet, welke aan eene geruchtmakende werkzaamheid verbonden is. De groote menigte kende haar weinig; eene groote partij aan het hof had hare vooringenomenheid niet afgelegd tegen het Engelsche element, dat was ingeënt geworden op het element, dat meer Pruisisch dan Duitsch, en meer Brandenburgsch dan Pruisisch was. De kroonprins deelde tot op zekere hoogte in de vrucht van die onverschilligheid of van dat gebrek aan welwillendheid. Geheel in strijd met de historische overleveringen, kende en waardeerde men den Pruisischen Prins beter in het Zuiden, dan in het Noorden van Duitschland. Eenige vrijzinnige bladen prezen hem wel, bij gelegenheid van zijne verjaardagen, noemden hem zelfs den „lievelingquot; van het volk ; maar dat was alles. Munchen, Stuttgart, Carlsruhe, Frankfort daarentegen juichten hern toe, als hij er zich vertoonde, en bewezen hem eene standvastige genegenheid, als iemand op wien zij hoopten voor de toekomst.
De staatsbeambten van liberale richting en de parlements-gezinden, in het Zuiden zoowel als in het Noorden, schaarden zich evenwel eenparig aan zijne zijde. Hoe groot vertrouwen zij ook stellen mochten in het genie van vorst van Bismarck en vooral in zijn talent, om de buitenlandsche staatkunde van het keizerrijk te leiden, zijne methode van regeeren met dien gebiedenden toon, welke aan alle groote staatslieden, hetzij zij Richelieu, Mazarin, Pitt, Guizot, Thiers of Bismarck heeten eigen is,
176 DE KEIZER.
verdroegen zij niettemin met zeker ongeduld. Verandering, verbetering van deze methode verwachtten de vrijzinnigen van de troonsbeklimming van den kroonprins, wiens vrijzinnige geest, toegankelijk als die was voor de moderne ideeën, sympathiseerde met het parlementaire regime, waaronder de prinses, zijne gemalin, opgevoed, en waarvan deze geheel doordrongen was.
In deze gemoedsstemming had hen de ziekte van den kroonprins verrast. Aan hem, die de zaken uit de verte beschouwd, en vroeger de verkleefdheid van de vrijzinnigen aan den Prins niet opgemerkt had, dringt zich thans, zoo hij getuige was van hunne koelheid, de gedachte op, dat zij, naarmate de kwaal verergerde en een verontrustend karakter aannam, een snellen afloop voorzagen, welke hen van een machtigen steun zou berooven. Zij schenen zich het hoofd te breken met de gedachte aan de mogelijkheid, dat de hoogbejaarde keizer zijn zoon overleefde, en dat het dezen niet gegeven zou zijn, hunne zaak te dienen.
Ziedaar onder welke voorteekenen keizer Prederik den troon beklommen had. Het geval bracht de staatkundigen en zelfs de staatsmannen in verlegenheid. Men zou gezegd hebben, dat zij allen de treden tot den troon gereed gemaakt en misschien het regeeringspersoneel samengesteld hadden voor een opvolger, wat, naar hetgeen zij ten slotte geloofden, de kroonprins Prederik-Willem niet zou zijn. Zij herstelden zich niet van hunne verbazing, toen zij eensklaps zagen, dat die kranke souverein, vermoeienissen en smarten trotseerende, in de hoofdstad was gekomen, om bezit te nemen van den vacan-ten troon, met eene wakkere gezellin aan zijne zijde, die hem trouw bewaakt bad te San Eemo, hem met hare tee-derste zorgen omringende, en zich begverende om hem te helpen en te steunen.
DE KEIZER, 177
De verwarring in de gemoederen was nog vermeerderd door den pennestrijd, welke in de dagbladen opnieuw geopend was over de behandeling der ziekte van den souverein. — Eene nieuwe crisis in dsn toestand van den keizer, welke zich na eenigen tijd opdeed, deed een noodlottigen afloop vreezen; zij ging evenwel gelukkig voorbij, en had ten minste deze zegenrijke uitwerking, dat er een einde kwam aan dat ergerlijk getwist, waarvan de echo in de kamer van den keizerlijken zieke had kunnen doordringen, om zóó aan de lichaamssmart de zedelijke smart te paren. — Dan, helaas 1 hoe boven verwachting deze crisis ook afliep, eene wederinstorting moest beslissend zijn. De meest ontwikkelde geneeskunst heeft niet kunnen verhoeden, dat deze schoone vrucht ter aarde viel; dat deze bladzijde, welk een zoo schitterend boek voorspelde, te vroeg, onder de oogen van een om zoo te zeggen herlevend volk, verscheurd werd.
Op het kasteel Friedrichskron te Potsdam, waarheen de keizer vóór korten tijd was verhuisd, is de dood hem, na nog enkele opflikkeringen, komen verrassen. Den ISquot;5quot;quot; Juni is hij, \'s morgens 11 uur, kalm, zonder strijd ontslapen.
Europa heeft niet opgehouden en zal niet ophouden sympathie te betuigen voor keizer Frederik, gelijk hij die verdient als de rechtschapen man, als de held in het lijden en als de souverein, wiens schoon manifest de woorden van Bossuet herinnert, waarmede bij het ware doel der staatkunde omschrijft : „het leven aangenaam en de volken gelukkig te , maken.quot;
Moge zijn zoon, de jeugdige keizer Willem II, de voetstappen van zijn edelen vader blijven drukken, zooals hij het deed tot dusverre 1
12
Documenten betreffende de troonsbeklimming van Keizer Frederik.
Aan zijne Koninklijke Hoogheid Prins Willem.
Met het oog op de veranderingen, welke er zich in mijne gezondheid kunnen opdoen en mij tijdelijk beletten mij met de zaken bezig te houden, en met het oog op de ongesteldheid en voortdurende afwezigheid van mijn zoon, den kroonprins van het Duitsche Rijk, draag ik Uwer Koninklijke Hoogheid op mij te vervangen in al de gevallen, waarin ik zal meenen vervangen te moeten worden voor de loopende zaken der regeering, bijzonder voor de onderteekening der orders, en dat zonder dat er eene afzonderlijke machtiging noodig is voor ieder bijzonder geval.
Berlijn, 17 November 1887.
Geteekend : Willem.
Gecontrasigneerd : Bismarck.
De Reiclis-Anzeiger heeft bekend gemaakt, dat de kanselier het volgende telegram uit San Remo heeft ontvangen:
179
„Op het oogenblik, dat ik de diepste smart gevoel over den dood van den keizer en koning, mijn welbeminden vader, breng ik u, evenals het ministerie van Staat, mijn dank voor de getrouwheid, waarmede gij hem altijd hebt gediend. Ik reken op u aller steun bij de zware taak, welke er op mijne schouders is gelegd. Ik vertrek den 10den Maart \'s morgens naar Berlijn.quot;
Frederik.
De Iteichs-Anzeiger maakt het volgende telegram openbaar, dat de keizer en koning heeft gericht aan den minister van Staat:\'
„Omtrent den nationalen rouw, welke tot hiertoe gebruikelijk is geweest, willen wij niets bepalen. Wij verkiezen ieder Duitscher vrij te laten in de wijze, waarop hij zijne smart over den dood des keizers wenscht te openbaren, en den tijd, welken hij met het oog op de omstandigheden voegzaam zal achten, te bepalen, gedurende welken hij zich van het deelnemen aan openbare vermakelijkheden behoort te onthouden.quot;
Frederik.
4.
Adres van den gemeenteraad van Berlijn.
Groot en machtig Keizer!
Allergenadigste Koning!
De grondlegger van het Duitsche keizerrijk is de eeuwige rust ingegaan. Stervende beschermde hij nog den vrede zijner volken. Zijn dood heeft de wereld in rouw gedompeld; zijn volk beweent hem; zijne erkentelijke keizersstad stort heete tranen over hem.
Onuitwischbaar zijn zijne woorden in onze harten gegriffeld: „Gesteund door mijn vast vertrouwen op God, bedoe-
aanhangsel.
180
len al mijne pogingen, mijne voortdurende zorgen alleen het welzijn van mijn volk.quot; Deze woorden had de heden overleden keizer de goedheid ons op den jongsten Nieuwjaarsdag te schrijven ; het zijn de laatste, welke hij aan ons gericht heeft. Zijne pen was de graveernaald der geschiedenis.
Allergenadigste Keizer, met Uwe Majesteit gevoelen wij de smart van den zoon, die het vaarwel zijns vaders leest op diens kalm gelaat; gevoelen wij de droefheid van het legerhoofd, die de zegepalmen neerlegt op de lijkkist van den grooten veldheer ; voelen wij den rouw van den Hohenzollern over den grooten Hohenzollernschen Keizer.
Wij bidden U eerbiedig, de eenvoudige uitdrukking van onze innigste gevoelens te ontvangen.
Met bewondering zien wij in u de zielskracht, welke, geleid door den plicht, het diepste leed overwint.
De liefde, welke uw volk sinds langen tijd voor u koestert, vergezelde Uwe Majesteit toen zij hare woning weder betrad.
De troon van Uwe Majesteit staat in eene stad vol dankbaarheid. Ons aller harten beloven u onwankelbare trouw ; zij zenden een vurig gebed op voor Uwe gezondheid; zijdanken eerbiedig de trouwe en onvermoeide gezellin van Uwe Majesteit; zij koesteren den wensch, dat Uwe Majesteit, getroost over zijne tegenwoordige droefheid, vele gelukkige dagen moge regeeren, als de machtige verdediger van het vaderland, als de wijze bestuurder van hare indrukwekkende strijdkrachten, als de genadige beschermer van hare vreedzame ontwikkeling.
Van Uwe Keizerlijke en Koninklijke Majesteit de zeer onderdanige en zeer getrouwe magistraat.
Geteekend: Porckenbeck.
De zeer onderdanige en zeer getrouwe gemeenteraadsleden.
Geteekend; Stryck.
181
De Keizer heeft zijn geschreven antwoord aan den Heer van Forckenbeck ter hand gesteld, met verzoek er ook voorlezing van te doen ; het luidt aldus :
Daar ik tot mijne groote spijt nog niet geheel in staat ben te spreken, zie ik mij in de noodzakelijkheid van dit middel gebruik te maken, om u en de vertegenwoordigers van mijne hoofdstad mijn dank te betuigen voor het blijk van sympathie, dat de inwoners van Berlijn mij in dit uur van droefheid doen toekomen.
„Te midden van de smart, welke ons allen vervult, denk „ik allereerst aan de groote gebeurtenissen, waaraan de over-„leden Keizer, gedurende een zoolang tijdperk van zijn leven\' „onder u, heeft deelgenomen; verder vestig ik mijne blikken „op de talrijke getuigen van zijne welwillendheid, van het „levendig belang, dat bij in Berlijn stelde, welker ontwikkeling „hem gedurende de laatste jaren van zijn leven zooveel vreugde „heeft verschaft. Evenals hij, heb ik tot hiertoe van nabij de „ontwikkeling der hoofdstad gevolgd, welker bloei mij altijd „ter harte heeft gegaan, en welke ik het mij altijd tot een „plicht zal rekenen te begunstigen, mij altijd de oprechte „sympathie herinnerende, welke de inwoners niet opgehouden „hebben mij in de gelukkige en ongelukkige dagen van mijn „leven te bewijzen.quot;
PROCLAMATIE VAN KEIZER FREDERIK.
„Aan mijn volk!
„De Keizer heeft zijn roemrijk leven geëindigd.
„In mijn veelgeliefden vader, dien ik beween, en om wiens verlies mijn koninklijk huis, met mij, in diepe smart is ge-
182
dompeld, heeft het trouwe volk van Pruisen zijn met roem gekroonden koning, de Duitsche natie den grondvester van hare eenheid, het herrezen keizerrijk den eersten Duitschen keizer verloren. Zijn roemrijke naam zal onafscheidelijk verbonden blijven met de grootheid van het Duitsche vaderland, van dat vaderland in welks herstelling de volhardende arbeid van bet volk en van de Pruisische vorsten zijne schoonste belooning gevonden heeft.
„Door met vaderlijke en nooit vermoeibare zorg het Pruisische leger tot de hoogte van zijne gewichtige roeping op te voeren, heeft Keizer Willem den hechten grondslag gelegd voor de overwinningen, welke onder zijne leiding de Duitsche wapenen hebben behaald, en waaruit de nationale eenheid is voortgekomen. Daardoor heeft hij aan het keizerrijk eene machtige positie verzekerd, gelijk die tot toen ieder Duitsch hart had verlangd, zonder er op te durven hopen. En wat hij in den beeten en in offers zoo rijken strijd voor zijn volk had verkregen, dat is het hem gegeven geweest te bevestigen en zegenrijk te maken, dank zij den arbeid der lange jaren, gedurende welke hij in vrede heeft kunnen regeeren.
„Zeker, zich verlatende op zijne eigene kracht, staat Duitsch-land, geacht in den raad der volken, en niets begeerende, dan in vreedzame ontwikkeling te genieten van hetgeen het verworven heeft. Dat dit zóó is, danken wij aan Keizer Willem, aan de onwankelbare getrouwheid aan zijn plicht, aan zijne onvermoeibare, alleen aan het welzijn van het vaderland gewijde werkzaamheid, daarin gesteund door de belangeloosheid en den geest van offervaardigheid, waarvan het Pruisische volk onverflauwd heeft blijken gegeven, en waaraan al de Duitsche nationaliteiten deel hebben genomen.
„Op mij zijn nu al de rechten en al de plichten overgegaan, welke met de kroon van mgn huis verbonden zijn, en die ik,
183
den tijd, welken naar Gods wil mijne regeering zal duren, besloten ben getrouw te bandhaven en te vervullen. Doordrongen van de grootte van mijne taak, zal mijn gansche streven daarop gericht zijn, het werk in denzelfden geest voort te zetten, waarin het tot stand gebracht werd : Duitscbland tot een haard des vredes te maken en, in overeenstemming met de verbondene regeeringen, zoowel als met constutioneele organen van het keizerrijk en van Pruisen, de welvaart van het Duitsche land te bevorderen.
„Ik stel mijn volle vertrouwen op mijn getrouw volk, dat, gedurende eene eeuwenlange geschiedenis, in goede en kwade dagen mijn huis op zijde heeft gestaan. Want ik ben overtuigd, dat op den gronslag der onverbreekbare vereeniging van vorst en volk, welke, onafhankelijk van iedere verandering in het leven der staten, het onvergankelijk erfdeel van den Hohenzollernschen stam uitmaakt, mijne kroon ten allen tijde even zeker rust, als het welzijn van het land, tot welks regeering ik thans geroepen ben, en waarvoor ik beloof een rechtvaardig en in lief en in leed een getrouw koning te zijn.
„God moge mij Zijnen zegen en kracht verleenen tot dit werk, waaraan voortaan mijn leven gewijd is !quot;
Berlijn, den 12 Maart 1888.
Geteekend: Frederik.
RESCRIPT VAN ZIJNE MAJESTEIT DEN KEIZER EN KONING AAN DEN RIJKSKANSELIER EN PRESIDENT VAN HET STAATS-MINISTERIE.
Mijn lieve Vorst!
Bij de aanvaarding mijner regeering is het mij eene behoefte, mij tot u, den veeljarigen, welbeproefden eersten dienaar van mijn in God ontslapen vader, te wenden.
184 AANHANGSEL
Gij zijt de trouwe en moedige raadsman geweest, die aan het doel zijner staatkunde den vorm gegeven en de zegenrijke uitvoering ervan verzekerd hebt. Ik en mijn huis, wij zijn u grooten dank verschuldigd. Gij hebt daarom het recht vóór allen te weten, welke de gezichtspunten zijn, waarnaar mijne regeering zich zal hebben te richten.
De Staats- en Eechtswetten van het keizerrijk en van Pruisen moeten vóór alles gegrond zijn op den eerbied voor en in de zeden van de natie. De schokken, waartoe de herhaalde wijzigingen der Staats-instellingen en wetten aanleiding geven, moeten derhalve zooveel mogelijk vermeden worden.
De keizerlijke regeering moet bij de vervulling van haar taak de vaste grondslagen, waarop de Pruisische staat tot hiertoe veilig gerust heeft, onaangeroerd laten. Door het keizerrijk moeten de constitutioneele rechten der verbondene regeeringen even nauwgezet geëerbiedigd worden, als die van den Rijksdag; maar van beiden moet gelijke eerbied voor de rechten van den Keizer geëischt worden.
Men moet daarbij in het oog houden, dat deze wederkeerige rechten alleen dienen moeten tot bevordering van de openbare welvaart, welke de hoogste wet blijft; en dat aan nieuwe ontwijfelbaar nationale behoeften, welke zich mochten opdoen, volkomene bevrediging moet geschonken worden. Den \'nood-zakelijksten en zekersten waarborg voor de geleidelijke vervulling van deze taak zie ik in het onverzwakt behoud van de verdedigingskrachten van het land, van mijn beproefd leger en van de zich onwikkelende marine, aan welke laatste door de aanwinst van overzeesche bezittingen gewichtige plichten zijn opgelegd. Leger en marine moeten altijd op de hoogte der krijgswetenschap en der volmaakte organisaiie gehouden worden, welke hun roem gevestigd heeft en hunne deugdelijkheid in de toekomst verzekert.
AANHANGSEL. 185
Ik ben besloten in het keizerrijk en Pruisen te regeeren met nauwgezette inachtneming van de voorschriften van de constitutiën van het Rijk en van den Staat. Die voorschriften zijn door mijne voorgangers op den troon met wijze kennis van de onbetwistbare behoeften en ter oplossing van de moeielijke vraagstukken van het maatschappelijke en staatkundige leven bekrachtigd geworden, en moeten in alle opzichten geëerbiedigd worden, opdat zij hunne kracht en zegenrijke werking kunnen openbaren.
Ik wil, dat het sinds eeuwen in mijn Huis heilig gehouden beginsel van godsdienstige verdraagzaamheid ook verder mijne onderdanen, tot welk kerkgenootschap zij ookbehooren of welke belijdenis zij aanhangen mogen, gelijkelijk bescherme. Ieder van hen ligt mij even na aan het hart — want allen hebben immers in de dagen van gevaar blijken van volko-mene toewijding gegeven.
In overeenstemming met de denkbeelden van mijnen vader, den keizer, zal ik met, warmte al de pogingen steunen, welke de strekking hebben de economische welvaart van de verschillende klassen der maatschappij te bevorderen, met elkander strijdende belangen te verzoenen en verkeerde verhoudingen, welke niet te vermijden zijn, te lenigen; zonder daarom de hoop te willen wekken, dat het mogelijk zou zijn, door de tusschenkomst van den Staat al de kwalen der maatschappij een einde te doen nemen.
Ik meen, dat de quaestie van de zorg, welke gewijd moet worden aan de opvoeding der jeugd, nauw samenhangt met de sociale quaesties. Eene hoogere ontwikkeling moet onder het bereik van steeds ruimere kringen vallen; maar men zal moeten voorkomen, dat door eene halve-ontwikkeling groote gevaren geboren worden; dat zij geen oorzaak worde, dat aan het leven eischen worden gesteld, welke de economische
186 AASNHASGSEL.
krachten der natie niet kunnen bevredigen. Men moet evenzeer vermijden, dat door uitsluitend naar vermeerdering van kennis te streven, de zaak der opvoeding op den achtergrond geschoven worde. Alleen een geslacht, dat is opgevoed in de gezonde beginselen van Godsvrucht en in eenvoudige zeden, zal voldoend weerstandsvermogen bezitten, om de gevaren te overwinnen, welke, in onzen tijd van eene krachtige beweging op economisch gebied, door de voorbeelden van tot het uiterste opgedreven levensgenot door enkelen gegeven, voor het geheel ontstaan.
Het is mijn wil, dat geene enkele gelegenheid verzuimd worde, om het in den openbaren dienst daarheen te richten, dat de verzoeking tot buitensporige uitgaven tegengegaan worde. Mijn onpartijdig onderzoek is verzekerd aan alle voorstellen tot financiëele hervormingen, zoo de vanouds in Pruisen geheerscht hebbende zuinigheid het opleggen van nieuwe belastingen niet ontgaan kan of eene verlaging van de thans gestelde eischen onmogelijk blijkt.
Het aan grootere en kleinere vereenigingen in den Staat verleende recht van zelfregeering acht ik prijzenswaardig. Ik betwijfel evenwel, of het recht om belastingen te heffen, een recht, dat zij uitoefenen zonder voldoende rekening te houden met de belastingen, welke tegelijkertijd opgelegd zijn door het keizerrijk en door iederen Staat, niet ten gevolge zal hebben, dat hun een last worde opgelegd, welke niet geëvenredigd is aan hunne middelen. Insgelijks zal onderzocht moeten worden, of er in de rangsopvolging der ambtenare?i geen vereenvoudiging te brengen zou zijn, zoodat het door vermindering van het getal der ambtenaren, mogelijk werd de traktementen te verhoogen.
Gelukt het ons de grondslagen van het staatkundige en maatschappelijke leven stevig te doen zijn, zoo zou het mij
aanhangsel. 187
eene bijzondere zelfvoldoening verschaffen, aan den bloei der Duitsche wetenschap en kunst, welke in het gansche keizerrijk reeds zoo heerlijk ontloken zijn, hare volkomene ontwikkeling te schenken.
Voor de verwezenlijking van deze oogmerken reken ik op de toewijding, waarvan gij zoovele proeven gegeven hebt, en op den steun van uwe rijke ervaring. Moge het mij, door de eendrachtige samenwerking van de organen van het keizerrijk, door de toewijdende werkzaamheid van de volksvertegenwoordiging en van de ambtenaren, door de vertrouwende medewerking van al de klassen der bevolking, gegeven worden Duitschland en Pruisen, langs den weg van vreedzame ontwikkeling, tot nieuwe glorie op te voeren. Mij weinig bekommerende om den roem van groote daden, zal ik tevreden zijn, wanneer men later van mijne regeering zegt, dat zij weldadig voor mijn volk, nuttig voor mijn land, en een zegen voor het keizerrijk is geweest.
Berlijn, den 12aen Maart 1888.
Uw toegenegen Frederik.
7.
BOODSCHAP AAN DEN PEUISISCHEN LANDDAG.
Wij Prederik, bij de gratie Gods koning van Pruisen, geven te verstaan en doen weten door deze boodschap het volgende :
Daar het Gode behaagd heeft, na het afsterven van Zijne Majesteit den keizer en koning Willenij onzen welbeminden heer en vader, ons op den troon onzer voorvaderen tot de kroon te roepen, brengen wij den Landdag van onze monarchie, door deze boodschap, onzen groet.
De gevoelens en voornemens, waarmede wij de regeering
188
aanvaard hebben, de beginselen, waarnaar wij ons van onzen koninklijken plicht wenschen te kwijten, hebben wij aan ons dierbaar en getrouw volk te kennen gegeven.
Wandelende in de wegen van onzen roemrijken heer en vader, zullen wij geen ander doel voor ons streven kennen, dan het geluk en den voorspoed van het vaderland.
Door de nauwgezette naleving van de constitutie, welke gelijken tred houdt met de handhaving van de macht dei-kroon, door vertrouwelijke samenwerking met de vertegenwoordiging des lands, hopen wij dat doel, met de hulp van God, te bereiken, tot welzijn van het vaderland.
Wij zijn ons van de plichten, welke er krachtens Art. 54 der Constitutie op ons rusten, volkomen bewust. Daar evenwel de staat van onze gezondheid ons op dit oogenblik niet toelaat, die verplichting persoonlijk na te leven, en wij de noodzakelijkheid gevoelen onverwijld onze, overigens aan geen twijfel onderhevige verhouding tegenover de voorschriften der Constitutie aan de vertegenwoordiging van het land te doen kennen, zoo verbinden wij ons reeds nu, bij deze boodschap, de Constitutie van ons koninkrijk standvastig en nauwgezet na te leven, en overeenkomstig haar en de wetten te regeeren.
Geteekend: Frederik.
Gecontrasigneerd : Prins vas quot;Bismarck, van
Pl\'TTKAMER, VAN MAYBACH, LÜCIUS, VON PRIED-BERG, VON BOETTICHER, VON GoSSI/ER, VON ScHOLZ, BkONSART VON ScUELLENDORFF.
BOODSCHAP AAN DEN DUITSCHEN RIJKSDAG.
Wij Frederik, bij de gratie Gods Keizer van Duitschland,
AANHANGSEL. 189
Koning van Pruisen enz., geven te verstaan en doen weten door deze boodschap het volgende :
„Ten gevolge van den dood van onzen welbeminden Heer en vader, welke heeft plaats gehad naar den wil van God, is de keizerlijke waardigheid met de kroon van Pruisen op ons overgedragen geworden.
, Wij hebben de rechten en plichten, welke aan deze waardigheid verbonden zijn, aanvaard, met het ernstige voornemen, de constitutie van het Keizerrijk nauwgezet na te leven, haar te handhaven, en bijgevolg de constitutioneele rechten der verbondene Staten en die van den Rijksdag met nauwgezetheid te beschermen.
„In bet bewustzijn van de gewichtige taak, welke met de keizerlijke waardigheid op onze schouders is gelegd, gedachtig aan het voorbeeld, ons door onzen onvergetelijken vader gegeven, zullen wij in overeenstemming met de vorsten en de vrije steden, die onze bondgenooten zijn, en onder de constitutioneele leiding van den Eijksdag, ons ten allen tijde beijveren het recht en de gerechtigheid, de vrijheid en de orde in het vaderland te beschermen, voor de eer van het keizerrijk te waken, den vrede in het binnen- en het buitenland te handhaven, en te arbeiden aan de welvaart dei-natie.
„Waar wijlen de Keizer de laatste dagen van zijn leven nog is verheugd en verkwikt door de welwillende eenstemmigheid, waarmede de Rijksdag de voorstellen der verbondene regeeringen omtrent de versterking der strijdkrachten van het vaderland, met het oog op de zekerheid van het keizerrijk, heeft goedgekeurd, zoo is het Zijner Majesteit niet meer gegeven geworden, den Rijksdag zijne keizerlijke dankbaarheid voor die beslissing te betuigen.
„Des te meer gevoelen wij behoefte deze erfenis, welke ons
190 aanhangsel.
de keizerlijke souverein, die rust in Gods schoot, heeft vermaakt, aan den Eijksdag over te brengen, en hem te gelijkertijd onze erkentelijkheid voor en onze waardeering van de vaderlandslievende verknochtheid uit te drukken, welke hij bij die gelegenheid wederom heeft getoond.
„In het onwankelbaar vertrouwen, welke ons die verknochtheid en de vaderlandsliefde, van de gansche natie en van hare vertegenwoordigers ondervonden, inboezemen, stellen wij de toekomst van het keizerrijk in Gods handen.quot;
„Gedaan te Charlottenburg, den 15den Maart 1888.
„Geteekend; Fbederik.
„Gecontrasigneerd: Bismarck.quot;
9.
PEOCLAMATIE AAN ELZAS-LOTHARINGEK
De volgende proclamatie van den Keizer is den 19aen Maart te Straatsburg afgekondigd.
Wij, Frederik, bij de gratie Gods, Duitsch keizer en koning van Pruisen, geven door deze te verstaan en doen weten het volgende :
Naardien Zijne Majesteit wijlen Keizer Willem, onze welbeminde heer en vader, naar den raad van God deze aarde heeft verlaten, zijn de waardigheid van Duitsch keizer en met haar, overeenkomstig de wetten van het keizerrgk, het bestuur over het Eijksland op ons overgedragen. Wij hebben er bezit van genomen in naam van het keizerrgk, vast besloten om de rechten van het keizerrijk op zijn Duitsch grondgebied, dat, na een lang tijdsverloop, opnieuw is ver-eenigd met het vaderland, te beschermen.
Wij zijn ons bewust van de taak, welke er op ons rust,
191
in dit land het Duitsche gevoel en de Duitsche zeden te onderhouden, het recht en de gerechtigheid te beschermen, en te arbeiden aan de welvaart en aan het geluk van zijne bewoners.
Bij ons streven om deze taak te vervullen, rekenen wij op het vertrouwen en de verknochtheid van zijne bevolking, zoowel als op de rechtschapenheid en op de getrouwheid aan hun plicht van al de autoriteiten en ambtenaren. Wij vragen en wij verwachten nauwgezetten eerbied voor de wet. Van onze zijde zullen wij ook onze keizerlijke bescherming ver-leenen aan de rechten van elk en een ieder.
Door eene onpartijdige rechtvaardigheid en door een welwillend en een voorzichtig bestuur, dat de wet eerbiedigt, maar met vaste hand wordt gevoerd, zal de onverjaarbare vereeniging van Elzas-Lotharingen met het Duitsche keizerrijk even innig worden, als zij dat ten tijde onzer voorvaderen is geweest, vóórdat deze Duitsche landen losgescheurd zijn geworden van hunne oude en roemrijke vereeniging met de volken van hetzelfde ras, hunne landgenooten.
Wij gelasten, dat deze proclamatie afgekondigd worde in de Verzameling der wetten.
Gedaan te Charlottenburg, den 15den Maart 1888.
Geteekend : Fredekik.
Gecontrasigneerd: Prins von Hohenlohb.
ADRES VAN DEN RIJKSDAG.
Allerverhevenste, allergrootste en allermachtigste Keizer en Koning!
Allergenadigste Keizer, Koning en meester!
192 AANHANGSEL.
Met den diepsten eerbied heeft de Duitsche Rijksdag de boodschap van Uwe keizerlijke en koninklijke Majesteit aangehoord. Wij zijn doordrongen van erkentelijkheid daarvoor, dat Uwe Majesteit, na het overlijden van Zijne Majesteit onzen keizer, die rust in Gods schoot, al de bezwaren overwinnende, zonder verwijl al de rechten en al de plichten, verbonden aan de waardigheid van keizer van het Duitsche Rijk, heeft op zich genomen, met het voornemen de constitutie van het keizerrijk standvastig en ongeschonden te handhaven en te eerbiedigen, en dientengevolge de constitutioneele rechten der verbondene Staten en van den Rijksdag nauwgezet te eerbiedigen en te beschermen.
Met Uwe Majesteit en het keizerlijke huis draagt gansch Duitschland, doordrongen van een gevoel van bittere smart, rouw over den grooten souverein, wien Duitschland zijne vereeniging dankt; wiens leven gewijd was aan het bevestigen van de verhevene positie, welke hij voor Duitschland veroverd had, en het zóó een waarborg voor den vrede te doen zgn, aan het versterken van de banden, waarmede hij de Duitsche stammen aan elkander had verbonden, en die zich tot zijn einde beijverd heeft om te waken voor het welzijn van alle klassen van ons volk.
De Rijksdag is besloten van zijne zijde te arbeiden aan de vervulling van de taak, welke Keizer Willem zich gesteld had, en welke hij als eene erfenis heeft overgedragen aan het Duitsche volk; de Rijksdag arbeidt er aan met een gevoel van onwankelbare getrouwheid aan den keizer en aan hes keizerrijk, en van onvergankelijke verknochtheid aan Uwe Majesteit en aan zijn keizerlijk huis. Uwe Majesteit heeft doen verstaan, dat zij besloten is het recht en de gerechtigheid, de orde en de vrijheid in het vaderland te beschermen, de eer van het keizerrijk te beschermen, den vrede in het
193
binnen- en buitenland te handhciven, en het welzijn van het volk te ontwikkelen.
De Eijksdag is bereid Uwe Majesteit met alle krachten bij de uitvoering van zijn voornemen te steunen. De Eijksdag heeft met algemeene stemmen toegestaan, wat noodig was voor de instandhouding van de gewapende macht van Duitseh-land, in de vaste hoop, dat men zóó een bolwerk schiep, dat, indien God het wil, den vrede van Europa zal bewaren. Wij zijn overtuigd, dat het Duitsche volk, vast vereenigd met zijn keizer en de regeeringen der Duitsche Staten, eene gelukkige toekomst tegengaat, en dat het al de aanvallen, welkè er op haar gedaan mochten worden, zegevierend zal weerstaan. Dat de zegen van God ruste op Uwe keizerlijke en koninklijke Majesteit, gelijk op ons vaderland! De Duitsche Rijksdag volhardt in zijne gevoelens van den diepsten eerbied voor Uwe keizerlijke en koninklijke Majesteit.
ADRES VAN DE PRUISISCHE KAMERS.
Allerverhevenste en Allermachtigste Keizer en Koning!
Allergenadigste Keizer, Koning en meester!
Uwe Keizerlijke en Koninklijke Majesteit heeft den Landdag der monarchie de boodschap doen toekomen, houdende dat de gezondheidstoestand van Uwe Majesteit haar voor het het oogenblik niet veroorlooft, U te gedragen overeenkomstig de voorschriften van Art. 54 der Constitutie, maar dat Uwe Majesteit behoefte gevoelt, tegenover de vertegenwoordigers des volks, de houding te doen kennen, welke zij aanneemt ten opzichte van de constitutie en het gevestigd régime. Te-gelijkeitijd heeft Lwe Majesteit nu reeds den eed afgelegd, dat
13
194
zij de constitutie van het koninkrijk krachtig en ongeschonden zal eerbiedigen, en overeenkomstig die constitutie en de wetten zal regeeren. Wij danken Uwe Majesteit alleronder-danigst voor die mededeeling, en wij bidden God, dat Hij Uwer Majesteit de volle en volmaakte gezondheid teruggeve, en Uwe regeering overvloediglijk zegene.
Met Uwe Majesteit betreurt het Pruisische volk den dood van zijn keizer en koning, die gedragen werd door de liefde van allen en die nu rust in God ; het volk beseft de droefheid in al haar volheid, welke de zoon gevoelt bij den dood van zijn vader, dien de kinderen van het land van Pruisen gewoon waren als hun vader te vereeren. In het hart van het Pruisische volk is met onuitwischbare trekken het aandenken gegrifd van dien koning, grondvrester van dit Duit-sche keizerrijk, dat de waarborg is geworden voor de vreedzame ontwikkeling van geheel Europa, bewaarder en beschermer van het geluk en het welzijn van het vaderland, van dat geluk en dat welzijn, welke het doel van het voortdurend streven van zjjne roemrijke regeering geweest zijn. Uwe Majesteit is de erfgenaam van de liefde en de vereering, welke het gansche volk den overleden keizer en koning, uit erkentelijkheid voor zijne weldaden, toedroeg.
Het hart der natie richt zich met vertrouwen tot Uwe Majesteit, aan wie zij reeds verknocht was, toen Uwe Majesteit nog kroonprins van het Duitsche Eijk en van het koninkrijk Pruisen was. Met den gver om zijn plicht te vervullen, welke den Hohenzollerns eigen is, is Uwe Majesteit tot zrn trouw volk gesneld. Dat God, in Zijne oneindige genade, Uwer Majesteit de kracht verleene om den schepter te voeren, zooals het welwillende en vaderlijke hart van Uwe Majesteit dat wenscht en wil. Het Pruisische volk dankt den verheven staatkundigen rang, welken het inneemt, aan de Hohenzollerns,
195
die zijn lot met krachtige hand hebben geleid, en het schaart zich met gevoelens van verknochte getrouwheid en van blijmoedige gehoorzaamheid om Uwe Majesteit.
Van Uwe Keizerlijke en Koninklijke Majesteit de alleron-derdanigste en allergehoorzaamste dienaren.
AMNESTIE-DECRETEN.
I. Wij, Erederik, bij de gratie Gods, koning van Pruisen enz., onze troonsbeklimming door eene gewichtige acte van gratie willende kenmerken, schelden het overige van\' hunne straf kwijt aan alien, die tot gevangenis of boete veroordeeld zijn geworden bij vonnis van eene correctioneele rechtbank-wegens beleedigingen Zijner Majesteit of een van de leden der koninklijke familie aangedaan (Art. 95 en 97 van het Code penal) ; wegens misdrijf of vergrijp in de uitoefening der burgerlijke rechten (Artt. 105 en 109 van het Code penal) ; wegens een der misdrijven of vergrijpen, aangeduid in de Artt. 110 en 116, en de Artt. 123, 130 en 131 van het Code penal, wegens verzet tegen het openbaar gezag of wegens misdrijven en vergrijpen tegen de openbare orde; wegens beleedigingen, voorzien in de Artt. 196 en 197 van het Code penal; wegens de overtredingen en vergrijpen begaan door de pers, of wel wegens de overtredingen en vergrijpen voorzien in de wet van het keizerrijk van 7 Mei 1874 op de pers (Verzameling der Wetten van het Keizerrijk, p. 65), wegens misdadige handelingen volgens de wet van 11 Maart 1850, betreffende het recht van vergadering (Verzameling der Wetten van het Keizerrijk, pag. 277). Wij schelden hun de proceskosten kwijt, welke nog niet zijn betaald. Wij herstellen hen
aanhangsel.
m hunne burgerlijke en staatkundige rechten, en wij vernietigen de uitspraken, waarbij zij, na het ondergaan der straf, on er het toezicht van de hooge politie zxjn gesteld
Ingeval iemand door verscheidene afzonderlijke daden ver-sc eidene misdrijven of vergrijpen, of verscheidene malen hetze fde misdrijf of vergrijp mocht begaan hebben en tot eene totale straf is veroordeeld geworden, zal het gedeelte van deze straf, dat hem voor de eerste daad werd opgelegd, beschouwd moeten worden kwijtgescholden te zijn, als de zwaar-ste straf vertegenwoordigende, welke beloopen werd, naar ait. a, of eene vermeerdering van deze straf.
Ingeval van twijfel, zal de minister van justitie ons daarvan verslag doen.
. ^ WaCh,ten 00k de voorstellen in, welke de minister van justitie ambtshalve doen zal, met betrekking tot de veroor-eelmgen welke eerst na heden rechtsgeldig zullen worden maar welke uitgesproken zijn geworden over eene strafschuldige daad gepleegd vóór de afkondiging van dit decreet
II. Bovendien schelden wij kwijt de gevangenisstraffen var minder dan zes weken en de boeten van minder dan 150 mark of zelfs de beide straffen te zamen, opgelegd door eene correctioneele rechtbank van Pruisen wegens overtredingen, alsmede de nog niet betaalde proceskosten.
Wat het toebrengen van lichamelijk nadeel en het aandoen van voorbedachte beleedigingen betreft, zal de gratie niet toegepast worden, tenzij de veroordeelde eene verklaring kan toonen van den benadeelden of beleedigden persoon, dat hij met verlangt, dat de schuldige verder gestraft worde
Van de acte van gratie zijn uitgesloten de veroordêelinaen tot detensie, voor zooverre daarbij ook sprake is van verwij-zing van de veroordeelden naar de politie.
Zoo het vonnis eene veroordeeling wegens verscheidene
aanhangsel, 197
strafbare daden heeft uitgesproken, zal de gratie niet verleend worden, tenzij de geheeie straf het boven aangegeven bedrag niet overschrijde.
III. Ingeval, gelijk bij overtredingen van de wetten op het boschwezen of bij diefstallen ten nadeele van gemeenten of van particulieren, het vonnis rechten aan derden voorbehoudt (Art. 34 van de wet van 13 April 1878, Verzameling der Wetten, p. 222), zal daaraan niets veranderd worden.
IV. De kwijtschelding zal toegepast worden op straffen uitgesproken door een der correctioneele algemeene rechtbanken van Heiningen of Rudolstadt of door een der algemeene gerechtshoven van Heiningen en van Gera, voor zooverre als het recht van gratie ons is toegekend in de conventies, welke met de betrokkene regeeringen zijn gesloten.
Onze minister van Staat is met de uitvoering van dit decreet belast.
Gedaan te Charlottenburg, den 31 Haart 1888.
Frederik.
Von Bismarck, Vos Friedberg, Von Soholz, Von Haybach, Von Boetticher, Luctcs, Von Gossler, Bronsart von Schellendorff.
AHNESTIE-DECEEET VOOR ELZAS-LOTHARINGEN.
Wij, Frederik, bij de gratie Gods, keizer van Duitschland, koning van Pruisen enz., onze verheffing tot het bestuur over Elzas-Lotharingen willende kenmerken door eene acte van gratie van verre strekking:
I. Schelden het overige van hunne straf kwijt aan allen, die veroordeeld zijn geworden tot gevangenis of boete bij vonnis van eene correctioneele rechtbank van Elzas-Lotharingen :
198 AANHANGSEL.
Wegens beleedigingen Zijner Majesteit of een der leden vau het koninklijk huis van Pruisen aangedaan (Artt, 95 en 97 van het Code penal) ;
Wegens misdrijf of vergrijp in de uitoefening der burgerlijke rechten (Artt. 105 tot 109 van het Code penal) ;
Wegens een der misdrijven of vergrijpen, aangeduid in de Artt. 110, 112 tot 116 en de Artt. 122, 130, a en 131 van het Code penal wegens .verzet tegen het openbaar gezag, of wegens misdrijven en vergrijpen tegen de openbare orde;
Wegens beleedigingen voorzien in de Artt. 196 en 197 van het Code penal;
Wegens de overtredingen en vergrijpen begaan door de -pers, of wel wegens de overtredingen en de vergrijpen voorzien in Art. 8 van de wet van 25 Maart 1822 en Art. 6 van het decreet van 11 Augustus 1848 ;
Wegens misdadige handelingen begaan door overtreding der wetten op het recht van vergadering en vereeniging (Artt. 291—294 van het Code Penal, Wet van 10 April 1834, Wet van 5 tot 10 Juni 1868).
Wij schelden hun de proceskosten kwijt, welke nog niet zijn betaald, en wij vernietigen de uitspraken tegen hen, waarbij zij, na het ondergaan der straf, onder het toezicht der hooge politie zijn gesteld.
Ingeval iemand, door verscheidene afzonderlijke daden, verscheidene misdrijven of vergrijpen, of verscheidene malen hetzelfde misdrijf of vergrijp mocht begaan hebben, en tot eene totale straf is veroordeeld geworden, zal het gedeelte van deze straf, dat hem voor de eerste daad werd opgelegd, beschouwd moeten worden kwijtgescholden te zijn, als vertegenwoordigende de zwaarste straf, welke beloopen werd, naar Art. 74, of eene vermeerdering van deze straf. Ingeval van twijfel, zal de Stadhouder van Elzas-Lotharingen ons daarvan verslag doen.
aanhangsel. 199
Wij wachten ook de voorstellen in, welke onze Stadhouder ambtshalve zal doen met betrekking tot de veroordeelingen, welke eerst na heden rechtsgeldig zullen worden, maar welke zullen zijn uitgesproken of welke uitgesproken zijn geworden wegens eene strafschuldige daad, gepleegd vóór de afkondiging van dit decreet.
II. Bovendien schelden wij kwijt, voor zooverre zij nog niet ondergaan zijn, de gevangenisstraffen van minder dan zes weken en de boeten van minder dan 150 mark, of zelfs de twee straffen te zamen, welke tot op dezen dag zijn opgelegd door eene rechtbank van Elzas-Lotharingen wegens overtredingen, alsmede de nog niet betaalde proceskosten.
Wat het toebrengen van lichamelijk nadeel en het aandoen van voorbedachte beleedigingen betreft, zal de gratie niet toegepast worden, tenzij de veroordeelde eene verklaring kan tooneu van den benadeelden of beleedigden persoon, dat hij niet verlangt, dat de schuldige verder gestraft worde.
Van de acte van gratie zijn uitgesloten de veroordeelingen tot detensie, voor zooverre daarbij ook sprake is van verwijzing van de veroordeelden naar de politie.
Indien het vonnis eene veroordeeling wegens verscheidene strafbare daden heeft uitgesproken, zal de gratie niet verleend worden, tenzij de totale straf het boven aangegeven bedrag niet overschrijde.
Onzen Stadhouder van Elzas-Lotharingen is opgedragen, voor de spoedige af kondiging en uitvoering van dit decreet te waken.
Gedaan te Charlottenburg, den 9den April 1888.
Fredbbik.
Hohenloiie.
AANHANGSEL.
13.
RESCRIPT AAN DEN KROONPRINS VAN HET DUITSCHE RIJK.
De lieichs-Anseiger mankt het volgende rescript bekend, den 21i\'ten Maart door den keizer gericht aan den kroonprins.
„Ik verlang, dat Uwe Keizerlijke Hoogheid zich op de hoogte stelle van de Staatszaken, door er onmiddellijk deel aan te nemen. Om die reden draag ik aan Uwe Keizerlijke Hoogheid het onderzoek en de afdoening van die Staatszaken op, welke aan mijne beslissing zijn onderworpen, welke ik aan Uwe Keizerlijke Hoogheid zal aanwijzen. Uwe Keizerlijke Hoogheid wordt gemachtigd in mijnen naam de gewenschte handteekeningen te doen, zonder dat er eene afzonderlijke machtiging noodig is voor ieder bijzonder geval.
„Dit rescript zal opgenomen worden in de Verzameling der Wetten van het keizerrijk en in die van het koninkrijk Pruisen.quot;
14.
RESCRIPT VAN DANKBETUIGING.
Het overlijden van mijn wei-beminden vader, wijlen Z. M. keizer en koning Willem, heeft aanleiding gegeven tot groot-sche manifestaties, zooals men er misschien nog nooit gezien had. De gansche Duitsche natie beweent eendrachtig zgn roemruchtigen keizer, in wiens persoon het een zachtmoedig rechtvaardig souverein, den wijzen en krachtigen beschermer van haar bestaan, den grondvester van hare eenheid verloren
200
AANHANGSEL. 201
heeft. Schier al de vreemde natiën, in de geheele wereld, nemen deel in het verlies van een vorst, in wien zij een zekeren beschermer van den vrede erkenden. Deze bewijzen van sympathie zijn zoo talrijk en zoo veelvuldig geweest, dat het nu eerst, na weken, mogelijk is den overvloed van offers, welke zijn ontvangen, te overzien. In alle deelen van Duitsch-land, in geheel Europa, in al de landen der wereld, waar Duitsche harten kloppen, heeft men gewedijverd in hartelijken spoed, om wijlen mijn wei-beminden vader de laatste hulde der liefde en vereering te brengen, gelijk hem die zoo menigmaal in zijn leven gebracht werden. Een grootsch monument is er gevormd door de verzameling van prachtige palmtakken, bloemen en kransen, welke eene welsprekende versiering van de lijkkist uitmaakt in de cathedraal, en op dit oogenblik uitmaken in het praalgraf. De maatschappijen, de gemeenteraden en de gemeenten, de corporaties, de instellingen voor wetenschap en kunst, de gezelschappen en gilden hebben alle uitdrukking gegeven aan hun gevoel van smart door de zending van kunstvaardig versierde adressen. De betuigingen van rouwbeklag in den vorm van brieven, gedichten, telegrammen vloeien nog steeds toe.
Dergelijke bewijzen van oprechten rouw en hartelijke sympathie zijn treffend en aandoenlijk voor het bedroefde hart van den zoon, wien zij eene vertroosting en eene opbeuring zijn in zijne diepe smart. En zij moedigen mij ook aan, om mij met vertrouwen aan de moeielijke taak mijner roeping als erfgenaam van de kroon te wijden, en, terwijl ik deze erfenis van mijnen vader, wiens gedachtenis onvergankelijk is, aanvaard, om voort te gaan met al mijne krachten, naar zijn voorbeeld, te arbeiden aan het welzijn van het Duitsche volk. —
Het is in deze stemming, dat ik mijn oprechtsten en har-
202 aanhangsel.
telijksten dank uitdruk aan allen, die door deze aandoenlijke manifestaties de nagedachtenis van mijn overleden vader hebben geëerd.
Ik draag u op, dit rescript ter algemeene kennis te brengen.
Charlottenburg, den 4dl!n April 1888. —
Feed brik.
15.
De Norddeutsche Allgcmeine Zeitung bericht, dat Keizer Frederik Zondag 7 April zelf aan Dokter Mackenzie het kommandeurs-kruis der Hohenzollernsche orde met de ster heeft overhandigd.
„Toen gij tot mij zijt gekomen, om mij te behandelenquot;, heeft hij tot hem gezegd, „stelde ik reeds vertrouwen in u, omdat gij mij aanbevolen waart door mijne Duitsche geneesheeren; maar ik heb al zeer spoedig door eigen ervaring u leeren waardeeren; met groot genoegen overhandig ik u dan ook deze orde, uit erkentelijkheid voor uwe onschatbare diensten en ter herinnering aan mijne troonsbeklimming.quot;
ANTWOORD VAN DE KEIZERIN AAN DE DAMES VAN BERLIJN.
Het adres der dames van Berlijn heeft mij zeer verheugd. Ik dank haar hartelijk voor de gevoelens van getrouwheid en van sympathie, welke de dood van onzen grooten, wei-beminden keizer, welke en voor ons buis en voor de natie een zoo smartelijke slag is geweest, bij haar heeft gewekt. Met
AANHANGSEL. 203
haar bid ik God en hoop ik, dat de keizer, mijn gemaal, van de ziekte, welke hem getroffen heeft, herstellen moge. Ik dank haar ook voor het vertrouwen, dat zij stellen in mijn streven voor het algemeen, een vertrouwen, dat zij in zoo warme bewoordingen uitdrukken. — Sinds tal van jaren reeds is het mij gegeven geweest, met de dames van Berlijn, te arbeiden aan de verbetering van het lot der vrouwen, aan hare opvoeding, aan de leniging van hare stoffelijke en zedelijke ellende. Er zijn reeds uitkomsten verkregen, dank zij der verstandige en trouwe medewerking, welke ik heb mogen ondervinden ; maar er blijft nog veel te doen overig. Met oprechte genegenheid en vurige geestdrift stel ik al mijne kracht ten dienste van mijn volk.
Na de talrijke blijken van sympathie, welke mij zoowel van de zijde der Berlijnsclae, als van andere Duitsche dames ten deel gevallen zijn, heb ik de zekerheid, dat zij zullen voortgaan met mij te arbeiden aan de vervulling der groote plichten, welke op de vrouwen rusten : de ellende en het lijden te verzachten, reine vreugde te bereiden, en door goed begrepen zorg voor de kindsheid en jeugd, den hechten grondslag te leggen voor alle waarlijk menschelijke deugden.
BRIEF VAN PAUS LEO XIII.
Aan den doorluchtigen en Allermachtigsten Vorst Fre-derik III, Keizer van Duitschland, voortreffelijk Koning van Pruisen.
De treurige tijding van den dood van den roemruchtigen vader van Uwe Majesteit heeft ons hart pijnlijk aangedaan. Inderdaad, Wij hebben talrijke en belangrijke blijken ontvan-
204 aanhangsel.
gen van zijne goede gezindheid jegens Ons, en Wij verwachtten er niet minder groote in de toekomst.
Wij denken aan de innige smart van üwe Majesteit, en het zal Ons tot eene groote vertroosting en tot eens rust zijn, indien de brief, welken Wij U zenden, ü eenigszins vermag te troosten. —
Deze taak volbracht zijnde, bieden Wij Uwer Majesteit Onze gelukwensohen aan met Zijne komst aan het hoofd van zulk een beroemd en machtig rijk, en Wij koesteren het vertrouwen, dat Wij in ü ten opzichte van Ons dezelfde welwillende gezindheid zullen vinden, welke Wij ervaren hebben van Uwen vader, waarvan wij de herinnering zullen bewaren. —
Moge nu Uwe gezondheidstoestand verbeteren, opdat Gij zoolang mogelijk geniet van het leven tot welzijn van Uwe onderdanen ! Dat bidden Wij vurig van den Almachtigen God, en Wij nemen ook tot Zijne goedheid de toevlucht, opdat hij Ons, Ons en Uwe Majesteit, genadig vereenige door de banden eener volmaakte liefde.
Gedaan te Rome, den IS3611 Maart van het jaar 1888, het elfde van Ons Pontificaat. —
Leo xiii. Paus. —
BERICHTEN VAN DE GEBOORTE EN HET OVERLIJDEN VAN KEIZER FREDERIK.
I. Den 18\'len October 1831 bevatte de Reichs-Anzeiger het volgende bericht:
Hedenmorgen te 10 ure is H. K. H. de Prinses, gemalin van prins Willem van Pruisen, zoon van Zijne Majesteit, tot vreugde van Zijne Majesteit en van geheel het Koninklijke
AANHANGSEL. 205
Huis, in het nieuwe paleis bjj Potsdam, voorspoedig bevallen van een Prins. Deze blijde gebeurtenis is aan de inwoners dezer stad door kanonvuur bekend gemaakt. De hooge kraamvrouw en de pasgeborene zijn beiden zeer welvarend. —
II. Den ló*1™ Juni 1888 maakte genoemd blad het overlijden van Keizer Prederik op de volgende wijze bekend :
De Koninklijke lijder is niet meer.
Naar Gods raadsbesluit is Zijne Majesteit de Keizer en Koning Prederik, onze Allergenadigste Heer, na een langdurig, ernstig, met bewonderenswaardige standvastigheid en berusting in den goddelijken wil gedragen lijden, hedenmorgen even na 11 ure de eeuwige rust ingegaan.
Diep betreuren het Koninklijk Huis en ons in zoo korten tijd ten tweede male verweesd volk het al te vroeg ontslapen van den veelgeliefden monarch.
Het Staats-ministerie.
19.
De Keizerin-weduwe Victoria heeft in de volgende bewoordingen aan de Keizerin-weduwe Augusta kennis gegeven van des Keizers overlijden :
„Om Uwen eenigen zoon schreit zij, die zoo trotsch en gelukkig was zijne vrouw te wezen, met U mede, arme moeder! Geen moeder bezat ooit zulk een zoon! Wees kloek en sterk in uw leed. Hij heeft ü nog heden morgen laten groeten.quot; —
EERSTE HOOFDSTUK.
DE PEINS.
Blz
I. De jeugd van den prins tusschen twee Fransche revoluties. — De legitünistische geest te Berlijn. — De hertog-van Orleans en koning Frederik-Willem III. — De ouders van prins Frederik-Willem. — Vrouwelijke leiding. — Militaire opleiding. — Systeem van opvoeding van de prinses van Pruisen. — De onderwijzers. — Brief van de prinses van Pruisen aan een speelmakker van haar zoon. — De revolutie te Berlijn van 1848. — Leven van afzondering van de vorstelijke familie. —Meerderjarigheid van den prins.—
Zijn vader stelt hem als officier aan de troepen voor. — Toespraak van koning Frederik-Willem IV. — Eerste redevoeringen van den prins. — De prins wordt naar de universiteit te Bonn gezonden...........3
II. Verblijf aan de universiteit te Bonn. — Het studieplan. — De hoogleeraren. — Bezoeken aan het paleis te Coblentz. — Het hof van den prins en de priases van Pruisen. — Reis naar Londen. — Terug te Berlijn. —
EERSTE HOOFDSTUK.
Bk
I. De jeugd van den prins tusschen twee Fransche revoluties. — De legitimistische geest te Berlijn. — De hertog van Orleans en koning Frederik-Willem III. — De ouders van prins Frederik-Willem. —Vrouwelijke leiding. — Militaire opleiding. — Systeem van opvoeding van de prinses van Pruisen. — De onderwijzers. — Brief van de prinses van Pruisen aan een speelmakker van haar zoon. — De revolutie te Berlijn van 1848. — Leven van afzondering van de vorstelijke familie. —Meerderjarigheid van den prins.—
Zijn vader stelt hem als officier aan de troepen voor. — Toespraak van koning Frederik-Willem IV. — Eerste redevoeringen van den prins. —■ De prins wordt naar de universiteit te Bonn gezonden...........3
II. Verblijf aan de universiteit te Bonn. — Het studieplan. — De hoogleeraren. — Bezoeken aan het paleis te Coblentz. — Het hof van den prins en de priases van Pruisen. — Reis naar Londen. — Terug te Berlijn. —
II I N H O ü D.
Biz.
Reis naar Sint-Petersburg. — Zijn krijgsdienst. — Receptie als vrijmetselaar. — Redevoering bij die gelegenheid door den Prins van Pruisen uitgesproken. — Reis naar Italië. — Bij Paus Pius IX. — Cavalerie-officier. — De prinses van Pruisen en de kolonel. — Van Moltke adjudant van den prins.............14
III. Huwelijksplan te Londen ontworpen. — De opvoeding van Prinses Victoria. — Prins Frederik-Willem op Balmoral. — Huwelijks-aanzoek. — Trouw-belofte. — Toestemming der Engelsche Ministers. — De opinie in Engeland tegen het huwelijk en tegen Pruisen gekant. — Vinnigheid van de Times. — Briefwisseling van prins Albert met prins Frederik-Willem over den toestand in Pruisen. — Raad om te protesteeren. — Het hof der Tuilerieën en het Engelsch-Pruisische huwelijk. — Onderhoud van Napoleon HI met Lord Clarendon over deze zaak. — De keizer feliciteert koningin Victoria. — Bevestiging van de prinses als lidmaat der kerk. — De jonge prins tot Doctor in de rechten benoemd te Oxford. — De prins bij de kroning van Alexander 11. — De prins bezoekt Parijs. — Oordeel van keizerin Eugenie over den prins en van Moltke. — Officiëele kennisgeving van
het huwelijk................28
IV. Dotatie van de prinses door het Engelsche parlement. — Gewijzigde stemming in Engeland — De prins ontvangt het burgerrecht der City. — Ovaties te Manchester. — De prins neemt afscheid van zijn regiment te Breslau. — De huwelijksfeesten. — De vorstelijke gasten te Londen. — De koningin Victoria bewogen. — Aankomst van den prins te Londen. De huwelijksgeschenken. ■— Overpeinzingen van koningin Victoria. — De
INHOUD.
Biz.
huwelijksplechtigheid. — De bruiloftsstoet. — Na de plechtigheid. — De afscheidsfeesten. — De dag van het vertrek. — Smartelijke scheiding. — Inscheping te Gra-vesend. — Aankomst aan de grenzen van Pruisen. —
Eeis naar Berlijn. — Ontvangst te Potsdam. — Intrede te Berlijn. — Ontvangst door den koning van Pruisen. — De feesten. — Staatkundige toost van den prins van Pruisen.................37
TWEEDE HOOFDSTUK.
DE KROONPRINS.
I. Staatkundige strekking van het huwelijk van prins Prederik-Willem. — Invloed van prins Albert. — Briefwisseling van prins Albert met zijne dochter. — Bezoek van prins Albert en koningin Victoria te Potsdam. — Overwegingen van koningin Victoria over de vereering van het verbond met Rusland. — Verheffing van den prins van Pruisen tot regent. — Geboorte van prins Willem. - Vreugde in Berlijn. — Raadgevingen van prins Albert aan zijne dochter. — Betreffende het geheim van de Vrijinetselarij. — Prins Albert over de staatkunde van Frankrijk. — Prinses Victoria over de concordaten met den Paus. Vertoog van de prinses over de ministeri-eele verantwoordelijkheid. — De werken van kunst van de prinses. — Dood van prins Albert. — Prins Prederik-Willem en het leger. — Zijne bevorderingen in rang . 55
II. Dood van Prederik-Willem IV. — Prinses Victoria over dezen dood. — Prins Prederik-Willem wordt kroon-
14
IV
prins. — De prins in de zitting van het hoog gerechtshof. — Brief aan den Gymnastenbond. — Kroning te Koningsbergen. ■—• De kroonprinses en de wijdingsplechtigheid. — Haar onderhoud met lord Clarendon. — Rapport van lord Clarendon aan koningin Victoria. — Laatste brieven van prins Albert aan zijne dochter. Vers van de kroonprinses ter nagedachtenis van haar vader. — De kroonprins rector van de universiteit te Koningsbergen. — Zijne toespraak tot de professoren en studenten. — Opkomend conflict tusschen den koning en de Kamers. — Moeielijke positie van den kroonprins. — De koning ontbiedt van Bismarck. — De koning, tegen het doen van concessies, wil liever abdiceeren. — De kroonprins weigert de macht te aanvaarden. — De prins en de prinses verlaten Berlijn. — Reis naar Engeland en naar Italië. — De prins presideert de opening der Londensche Tentoonstelling. — De botsing wordt ernstiger te Berlijn. — De verordening op de drukpers door den kroonprins afgekeurd. — Zijne redevoering te Dantzig. — Hij biedt aan zijne functies neder te leggen. — De verordening wordt ingetrokken. — Opkomend conflict met Oostenrijk. — Verzoenend advies van den kroonprins. — De oorlog met Denemarken. — De kroonprins aan het hoofdkwartier toegevoegd. — Het conflict met Oostenrijk komt weder op. — De kroonprins houdt zich op een afstand. — Hij verklaart zich vóór eene vredelievende oplossing. — Feesten te Straalsund. — Ongerustheid van den kroonprins en zijne gemalin over het Oostenrijksche conflict. — Oorlog met Oostenrijk. — De kroonprins kommandant van het leger. — Zijn militair succès. — Königgratz. —-Ontmoeting van den koning en den kroonprins op het
INHOUD.
Biz.
slagveld. — Buitengewone belooning van den prins. — De koning schrijft hem een brief van dankbetuiging. . 69
III. Resultaten van den oorlog van 1866. — De kroonprins en zijne gemalin en de annexaties. — Opdracht aan den kroonprins de bevolking van het Zuiden te verzoenen met de oppermacht van Pruisen. -- Zijne nieuwe reizen. — Bezoek aan de Tentoonstelling te Parijs. —
Reis naar het Oosten. — De kroonprins is tegenwoordig bij de plechtige opening van het kanaal van Suez, — Bezoek aan de Tuilerieën. — Vredelievende gevoelens van den prins. — Hij bestrijdt, in 1867, het denkbeeld van een oorlog met Frankrijk. — De oorlog van 1870. — De kroonprins kommandant van de contingenten van het Zuiden. — Zijne populariteit. — „Onze Frits.quot; — De kroonprins tot veldmaarschalk benoemd. — Zijne gematigdheid in het vijandelijke land. — Zijn ingetogen leven te Versailles. — Zijne verzoenende bemiddeling. — Hij verzacht de gestrengheid van het beleg. — Hij voorkomt het aanrichten van schade in het Museum van Versailles. — Dank zij hem blijft het Museum ongeschonden. — Hij verlaat Versailles zonder gerucht. — De oorlog neemt den geest van den prins niet geheel in beslag. — Bezoek aau Reims. — Hij wordt bemind door de Beieren. — Tengevolge van de schepping van het keizerrijk, neemt de kroonprins den titel van Kroonprins van het Duitsche Rijk aan.................86
V
INHOUD.
Biz.
Berlijn. — Vrijzinnige redevoering van den Prins in de Vrijmetselaars-loge. — Zijne godsdienstige verdraagzaamheid. — Tegenstanders van de Protestantsche orthodoxie. — Hij veroordeelt de anti-semitische beweging. — Adres van de Israëlieten van Londen. — Zending naar Spanje. — Oordeel van den kroonprins over den jongen prins Alphonsus. — Eerste bezoek van dezen prins aan Berlijn. — Koning Alphonsus bij de manoeuvres van Homburg. — Hoedanigheden van dezen souverein. — Koning Alphonsus benoemd tot kolonel van een Ulanenregiment.— Oorzaak van deze benoeming.—-Manifestatie te Parijs.— De kroonprins begeeft zich naar Madrid. — Gunstig oordeel van den kroonprins over Frankrijk en het Fransche volk. — Hij is genoodzaakt zijn weg over zee te nemen. —
Zijn verblijf te Madrid. — Correspondeerend lid van de Academie van rechtsgeleerdheid. — Hij ontvangt bevel een bezoek aan den koning van Italië en aan den Paus te brengen. — Voorwaarden van zijn bezoek aan het Vati-caan. — Zijn onderhoud met Leo XIII. — Staatkundige beteekenis van deze reis. — Uitsluiting van den kroonprins van het staatkundig gebied. — Wijze onthouding van den prins en zijne gemalin. — De kroonprins president van den Eaad van State. — Hij presideert de feesten der letterkundigen en kunstenaars. — Zijne vredelievende bedoelingen komen er gedurig bij aan het licht. — Zijne redevoeringen bij die gelegenheden. — Het honderjarig feest van Heidelberg. — De prins geeft wijzen raad aan het Duitsche volk. — Hoffelijkheid jegens de souvereinen van Zuid-Duitschland............130
VIII
INHOUD.
VIERDE HOOFDSTUK.
DE KEIZER.
I. De kroonprins bij het militaire jubilé van keizer Willem. — Zijne bezielde toespraken vol vredelievende gevoelens. — Negentigste verjaardag van den keizer. — Eerste ziekteverschijnselen van den kroonprins. — Kuur te Ems. — De openbare meening in Europa maakt zich ongerust. — Onbescheidenheid van de pers. — Duitsche en Engelsche geneesheeren. — Reis naar Londen. — Het ernstige der kwaal. — Verblijf te San Remo. — Moed en vertrouwen van den Prins. — Brieven dienaangaande van den prins en de prinses. — Plannen om den prins te doen abdiceeren. — Prins Willem. — Keizerlijke ordonnantie, welke den prins het recht van teekenen verleent.—Verergering van de kwaal. — Prins Willem te San Remo. — Dood van keizer Willem...........
II. De toestand van den kroonprins verbetert tijdens den dood van keizer Willem. — Hij vertrekt naar Berlijn. — Ontmoeting met den koning van Italië. — De ministers te Leipzig ontboden. — De nieuwe keizer heeft zijne manifesten gereedgemaakt, welke hij aan den kanselier mededeelt. — Proclamatie aan het volk.—Verschil van stelsel met dat van de vorige regeering. — Rescript aan den kanselier. — Programma van de nieuwe regeering. — De keizer behandelt er al de groote staatkun dige en sociale quaesties in. — Vredensgezindbeid. — Het
X
programma beantwoordt aan de verwachting van de liberale partij. — Aankomst van keizer Frederik op het kasteel te Oharlottenburg. — Boodschappen aan de Pruisische Kamers en aan den Duitschen Rijksdag. — Proclamatie aan de inwoners van Elzas-Lotharingen. . . .
III. Einde van het verhaal. — Onaangename ervaringen van Frederik III en van de keizerin. — Aanval van de dagbladen tegen den keizer en de keizerin. — Verandering van meening van de liberalen. — Hoedanigheden var geest en hart van keizerin Victoria. — Koelheid van d aristocratie. — Populariteit van keizer Frederik in Zuicquot; Duitschland. — De voorstanders van het parlementaii regime hebben hunne hoop op tem gevestigd. — E ti\'oonsbeklimming van Frederik III brengt de staatkuu dige wereld in verlegenheid. — Sympathie van Europ voor Frederik III. — Woord van Bossuet omtrent hei ware doel der staatkunde. — Dood van keizer Frederik. 1
Aanhangsel...... ........1