-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

/e ? //r

t T?\',? / ^

HANDBOEXCJE

DE LEDEN VAN DE AARTSBROEDERSCHAP DE HEILIGE FAMILIE JEEUS. MARIA. MEF.

! ■

Waar er twee of drie ia mijnen naam vergaderd zijn, daar beo Ik in hun midden. Matïh. XV!rf. 20.

vef.htiexdk pkl\'k.

Lit o ■ .e Vcreer.iging Aartr-R1 CriT

Voignummcjr bibliotheek ÏIL13UEG,

Ter Drukkerij van liet B. K. Jongens-Weeshuis. 1880.

-ocr page 8-

GOEDGEKEURD.

f A. GODSCHALK,

Bisschop van \'s-Bosch.

s-Boscli, 1G Juni 1880.

-ocr page 9-

VOORREDE.

Immer was God gewoon in meer gevaarlijke tijden iets in het leven te roepen, dat den zwakken menscli tegen die gevaren zou wapenen. Werden er ooit meer dan gewone pogingen aangewend, om het menschdom naar den geest of naar het hart te bederven , dan zagen wij ook gewoonlijk door Gods Voorzienigheid iets tot stand komen, dat de kracht bezat, om aan die pogingen het hoofd te bieden. Wij zien dit bewaarheid in alle eeuwen; wij vinden hiervan een nieuw bewijs in de instelling van het Genootschap de Heilige Familie.

Wie toch is niet bekend met de bronnen van bederf, welke men in onze eeuw aantreft? Wat

-ocr page 10-

IV

wordt er niet gedaan , om het mensclidom van liet geloof en de deugd af te trekken ? Beschouwt hetgeen de wereld van zich laat zien en hooren : alles heeft klaarblijkelijk de strekking om het beginsel van geloof bij den mensch te verzwakken ; — alles heeft ten doel, de achting voor den godsdienst en voor alle godsdienstige kennis weg te nemen en door onverschilligheid te vervangen. En wie bespeurt niet, dat de pogingen, daartoe aangewend , maar al te zeer slagen ? Geen wonder dan ook, dat wij, dientengevolge, het zedenbederf in eene niet ge ringe mate zien toenemen.

Dan, tegen dezen stroom heeft God een dam opgeworpen door de instelling van het Genootschap de Ileiliye Familie. Wie toch ziet hierin niet duidelijk het werk der goddelijke Voorzienigheid?

Gelijk de meeste zaken, door God tot stand gebracht, was ook het Genootschap de Heilige Familie gering in zijne wording. Een officier der genie te Luik (1) wierp het nietig zaadje uit, dat nu tot zoo groot een boom is opgegroeid.

Zoo ijverig christen als verdienstelijk soldaat, zocht hij immer voor zich zeiven en den evenmensch

1

De Weledelgestrenge Heer Henricus Hubertus Bel-letable, geboren te Veulo 8 April 1813, later kapitein der genie en commandant te lïoei, waar bij 5 December 1855 overleed.

-ocr page 11-

I

et nut te stichten. Te dien einde vergaderde hij,

;u voor het eerst op Pinkstermaandag van het jaar 1844,

ft eenige Luikenaren in eene burgerwoning. Daar

m hielden zij zich bezig met eenige oefeningen van

ft godsvrucht, welke den aanwezigen zoodanig bevielen,

□r dat men besloot voortaan iedere week te vergaderen.

3r Een Pater Redemptorist trok zich het werk aan , en

vt nam de leiding der vergadering op zich. Wijl de

woning spoedig te klein was, om het aangroeiende ij) getal te bevatten, werd de vereeniging nog hetzelfde

e jaar, op den feestdag van Maria\'s Onbevlekte

Ontvangenis, naar de Kerk der Paters Redempto-m risten overgebracht.

tp De toenmalige Bisschop van Luik, Mgr. van

et Bommel, begreep, wat zegenrijke vruchten van

[ 1 deze vereeniging te wachten waren , en gaf haar

1(j zijne Bisschoppelijke goedkeuring, bij herderlijken

brief van 7 April 1845. Bovendien wilde hij ze S1. door Pauselijk gezag doen bekrachtigen. Op zijn

jj- verzoek en nevengaand verslag, over de vruchten,

welke de vereeniging reeds voortbracht, werd zij ; j door Z. H. Pius IX bij breve van 20 April 1847

•li goedgekeurd , aanbevolen , met talrijke aflaten be-

£ gunstigd, en drie dageu later, bij eene nieuwe j \\ breve, tot Aartsbroederschap verheven, er Maar de Broederschap, alzoo vormelijk in de

stad Luik opgericht, mocht niet binnen haren omtrek

a

-ocr page 12-

VI

beperkt blijven. God , die het zaadje had laten uitwerpen, gaf het een wasdom, die zichtbaar getuigt van zijne bijzondere bescherming.

De vruchten, welke men er van zag, en de aanbeveling der Kerkvoogden, spoorden weldra een groot getal ijverige herders aan, om die voordeelen ook aan hunne kudden te bezorgen. Met goedkeuring van de Kerkvoogden der Diocesen werd op ontelbare plaatsen de Vereeniging de Heilige Familie opgericht, en met de Aartsbroederschap te Luik vereenigd. Binnen weinige jaren had zij hare vertakkingen niet alleen door geheel België, maar ook in Frankrijk, Engeland en zelfs in Amerika. Vooral in Nederland vond zij eene gelukkige uitbreiding. Nauwelijks begon men ze te kennen, of vele steden en dorpen beijverden zich, om in het bezit eener Heilige Familie te komen. Achtervolgens zagen wij ze opgericht in Roermond, Maastricht , Helmond, Tilburg , Amsterdam , Veghel, \'s-Bosch , Oirschot, Gemert, Moergestel, Beek (bij Nijmegen) , Uden, Venlo, Horst, Oosterhout, \'s-Hage , Waalre , Schiedam , Breda , Sc/iijndel, Deurne , enz. En waarlijk , men behoeft slechts de voordeelen te kennen, die de Vereeniging voortbrengt, om uit te zien naar de gelegenheid van ze op te richten. Op alle plaatsen toch, waar zij bestaat, mag men er de schoonste vruchten van plukken.

-ocr page 13-

VII

1

en En wat kan men anders verwachten , als men

lar in aanmerking neemt, hoe in de Heilige Familie alles samenloopt, om hare leden tot het goede te

de brengen , en daarin te bevestigen 1 ,

en Beschouwt slechts het doel, dat de Vereeniging

en t} zich voorstelt, en gij zult aanstonds zien, dat zij

u- niet kan nalaten heilzaam te werken. Het doel

Dp toch der Vereeniging is: Jezus , Maria en Jozef

He te vereeren. (Art. 1.) Welnu, eene Vereeniging,

ik die de vereering van zoo waardige voorwerpen van

r- eeredienst en liefde zich ten doel stelt, moet nood-

ar zakelijk aanspraak hebben op hunne bijzondere be-

a. schernaing. Onder de bescherming van den Zoon

t- Gods, van zijne veelvermogende Moeder en van

i, - zijn II. Voedstervader, moet men zeker veiliger

in wandelen en weliger tieren. Dit is nog des te

r- meer waar, omdat men, de H. Familie vereerende,

s- ook streven zal om haar na te volgen. Gedurig

\', houdt men zijne oogen gevestigd op de voorbeel-

•k den, welke Zij ons heeft nagelaten, en welke voor

L, een ieder een toonbeeld zijn van alle deugden. Het

, leven toch van Jezus, Maria en Jozef, is eene

e leerschool voor iedere betrekking, voor iederen

leeftijd. Daarin leert de jeugd, wat haar betaamt p ^ en welke plichten op haar rusten. Daarin leeren t, de gehuwden , hoe zij jegens elkander en jegens

i. hunne kinderen zich moeten gedragen. Daarin

P

-ocr page 14-

vin

leert iedereen hoe men, ook zonder buitengewone zaken te verrichten, zijnen stand heiligen en groote verdiensten vergaderen kan.

Beschouwt, hierbij de oefeningen, welke men volgens de regels der Vereeniging verricht. Hoe zijn ze geschikt, om tijdens de gewone Vergadering op eene aangename wijze ons bezig te houden, terwijl wij in die oefeningen zeiven een krachtig wapen ter zaligheid vinden !

Denkt hier aan de gebeden, door de regels voorgeschreven. Moet men niet veel verdienen, als men volgens die regels dagelijks zijne werken aan Jezus, Maria eu Jozef opdraagt? Als men dagelijks zich aanbeveelt aan de bescherming van de H. Familie , en in \'t bijzonder van den Heilige , dien men voor het jaar tot Patroon heeft ontvangen ? enz. Moet het vooral niet krachtig werken , als men in de Vergadering, dan eens door gewone gebeden, dan weer door geestelijke gezangen, eenparig den bijstand des Hemels afsmeekt ? Immers, wil God altijd in het midden zijn van twee of drie, in zijnen naam vergaderd, dan moet men zeker God een onweerstaanbaar geweld aandoen door een eenparig gebed , uitgesproken door zooveel monden, als de Vereeniging leden telt.

Denkt aan het woord van God, dat men hoort verkondigen. De ondervinding leert, hoe heilzaam

-ocr page 15-

het is, de waarheden van den godsdienst grondig te kennen en levendig voor den geest te hebben-Ziet men sommigen onverschillig en buitensporig leven , het is veeltijds hieraan toe te schrijven, dat zij hunnen godsdienst niet genoegzaam kennen , of althans er niet aan denken. Door de onderrichting, welke in de Heilige Familie wordt gegeven, leert men zijnen godsdienst meer en meer kennen en hoogachten ; het geloof aan zijne verhevene waarheden wordt immer levendig gehouden , zoodat die waarheden kracht hebben , om op de handelingen der leden invloed uit te oefenen, en hen uit het geloof te doen leven.

En wat zullen wij zeggen van het veelvuldig gebruik der II. Sacramenten ? Immers het dikwijls naderen tot de H. Sacramenten ligt zoozeer in den geest der Vereeniging, en wordt zoo krachtig aangemoedigd door de menigvuldige aflaten , aan de Heilige Familie verleend , dat het zichtbaar toeueemt overal waar de Heilige Familie zich mag vestigen. En zou het wel mogelijk zijn, het gebruik der H. Sacramenten te zien toenemen , zonder tevens de heerlijkste uitwerksels daarvan te ondervinden 1

Niemand zal zich na dit alles nog verwonderen over de schoone vruchten, welke de Heilige Familie alom voortbrengt. Wie zal dan hierbij voor de

-ocr page 16-

eer van God en het welzijn van den naaste niet wenschen, dat de Vereeniging de Heilige Familie de meest mogelijke uitbreiding erlange ?

Moge dan ook dit Handboekje , door de medewerking van belangstellende vrienden zoo merkelijk verbeterd en met nieuwe gezangen verrijkt, aan dit doel bevorderlijk zijn! Moge het de Heilige Familie immer meer doen bloeien , . eu alzoo bijdragen tot Gods eer en veler zaligheid!

-ocr page 17-

VOOIRW^A-IRIDIEIsr TOT DE

OPNEMING U DE AARTSBROEDERSCHAP

DE HEILIGE FAMILIE.

Opdat eene bijzondere Congregatie of Vereeuiging in de Moeder-Congregatie van de Heilige Familie kunne opgenomen worden , en deel hebbe aan de aflaten en voorrechten, welke Z. H. Pius IX aan de Aartsbroederschap verleend heeft, moet zij het volgende nakomen.

1. De vereeniging moet door den Bisschop van het Diocees opgericht worden.

2. Moet men bij den Algemeenen Bestuurder der Aartsbroederschap, te Luik bij de Eerw. Paters Redemptoristen , of daar waar de zetel der Aartsbroederschap bij vergunning van Zijne Heiligheid zou verplaatst worden , de uitdrukkelijke aanvraag

-ocr page 18-

2

doen, om in gemelde Aartsbroederschap van de Heilige Familie opgenomen te worden. Op deze twee voorwaarden zendt de algemeene Bestuurder eenen brief van aan- of opneming, die aan de bijzondere Congregatie het recht toekent, om de aflaten en andere voorrechten te genieten.

§ H.

REGELS EN VEEORDEMNGEN.

Art. 1. Het doel der Vereeniging is: de H. Familie, bestaande uit Jezus Christus, den meusch-geworden Zoon Gods, zijne allerheiligste Moeder Maria en den H. Jozef, zijn Voedstervader, te vereeren, en aan de katholieken van beider geslacht , van allen leeftijd en stand, eene heilzame gelegenheid te verschaffen , om met zekerheid den weg van het goede en der deugd te bewandelen.

Art. 2. De middelen, bij de Vereeniging in gebruik , om haar edel en nuttig doel te bereiken , zijn: het gebed, het hooren der prediking van Gods woord en het dikwerf naderen tot de HH. Sacramenten.

-ocr page 19-

T

de Art. 3. De Vereeuiging is gesteld onder het leze gezag en de besclierming \\ au den Bisschop van der het Diocees , waar zij opgericht is.

de Art. 4. De Vereeniging wordt in het algemeen de bestuurd door den tijdelijken Pastoor der Parochie, iu welke zij is opgericht, of eenen door hem daartoe benoemden Priester.

Art. 5. Zij wordt verdeeld in afdeelingen van een bepaald getal leden. Iedere afdeeling wordt onder de bescherming gesteld van eenen Heilige. Aan het hoofd van iedere afdeeling staat een Prefect , door den Bestuurder gekozen. Den Prefect wordt de vervulling eeniger plichten van liefde en zorg opgelegd. Hem wordt toegevoegd een Onderprefect. Dezes plicht is, den Prefect bij te staan, en hem in geval van afwezigheid te vervangen.

Aut. C. De Bestuurder van de Vereeniging kiest daarenboven uit hare leden éénen of meer Secretarissen , alsook de andere beambten , aan welke de Congregatie behoefte mocht hebben. Hij kan hen naar goedvinden door anderen doen vervangen.

Art. 7. De leden der 11. Familie vergaderen eens in de week, op den dag door den Bestuurder bepaald. Deze vergaderingen worden toegewijd aan het gebed, het aanhooren van Gods woord en het zingen van godvruchtige liederen; zij zijn eene aangename afwisseling van het eene en het andere.

-ocr page 20-

4

Art. 8. Iedere afdeeling neemt in de kerk der Vereeniging de haar aangewezen plaats in, en ieder lid van de Congregatie beware het nummer van de afdeeling waarin hij geplaatst is, althans zoolang de Bestuurder hem geene andere plaats aanwijst.

Art. 9. De leden der Vereeniging overtuigen zich wel, dat zij alle kinderen zijn der Congregatie de Heilige Familie, en bijgevolg Broeders, in wier midden de hartelijkste liefde moet heer-schen. Zij moeten dus wel weten, dat er geen onderscheid bestaat tusschen de verschillende af-deelingen, waarin zij geplaatst zijn; de laatsten toch zijn zooveel als de eersten, en de eersten zooveel als de laatsten.

Men hechte aan deze rangschikking veel gewicht, dewijl zij eene noodzakelijke voorwaarde is tot de instandhouding der goede orde in eene talrijke Congregatie, die zonder dit middel aanleiding zou geven tot verwarring.

Art. 10. De oefeningen van godsvrucht, die in de bijeenkomsten gewoonlijk zullen gehouden worden, zijn : de aanroeping van den H. Geest, het gebed tot de H. Patronen , de Litanie van de H. Familie , het gebed Gedenk, enz., eene onderrichting , een gedeelte van den Rozenkrans, het onderzoek van geweten en de geestelijke Communie.

-ocr page 21-

Deze oefeuingen worden afgewisseld door gezangen en eindelijk worden de bijeenkomsten gesloten met den zegen van het Allerheiligste Sacrament.

Art. 11. Zonder voorloopige verwittiging van den Prefect pf Onderprefect, zal zich niemand aan de bijeenkomst mogen onttrekken.

Art. 12. Ieder Prefect, vergezeld van zijnen Onderprefect, zal ééns in de maand , op den hem bepaalden dag , aan den Bestuurder rekening afleggen van de afdeeling, aan zijne liefderijke zorgen toevertrouwd. Hij moet hem bekend maken , of en hoe dikwijls iemand , zonder reden en zonder voorkennis, van de bijeenkomsten afwezig zij geweest. Het wordt vervolgens aan het oordeel van den Bestuurder overgelaten , of men de in gebreke zijnde leden buiten de Vereeniging moet sluiten. De Secretarissen vervoegen zich insgelijks op eenen bepaalden dag van iedere week bij den Bestuurder. — Daarenboven vereenigen zich alle beambten der Congregatie viermaal in het jaar op een bepaald uur van den Zondag, onmiddellijk volgende op den Quatertemper, om gezamenlijk te bidden, en om van den Bestuurder onderrichtingen te ontvangen , geschikt om den ijver van de geheele Congregatie te onderhouden.

Art. 13. Die in de Vereeniging met eene bediening belast is , zal, indien hij de uitgestrektheid

-ocr page 22-

zijner plichten begrijpt, wel verre van hieruit eene !, digd. reden te nemen, om zich boven zijne medebroe- ^er 1 ders te verheffen, zich integendeel meer gedrongen voelen, om hen door een voorbeeldig leven, maar bijzonder door eeue stipte naleving der regels en verordeningen van de Congregatie te stichten.

Art. 14. Die in de Congregatie de Heilige Familie verlangt opgenomen te worden, moet zich door een lid van gezegde Vereeniging, of dooreen ander aanbevelenswaardig persoon doen voorstellen aan den Bestuurder , die , na zich vau zijne zeden, woonplaats en betrekking te hebben verzekerd, hem tot de beproeving zal kunnen toelaten. (1)

Art. 15. Na den proeftijd, die onbepaald zal duren en afhangen van het goed gedrag, alsook van den ijver, waarmede hij , die wenscht opgenomen te worden , de bijeenkomsten bijwoont, zal hij zijne plechtige intrede doen in de Broederschap door het ontvangen van de H. Sacramenten . en door de akte van opoffering of opdracht aan Jezus,

Maria en Jozef. Daarna wordt hem een diploom van aanneming tot lid der Broederschap overhan-

1

Nieuwe leden ia do Broederschap brengen, is zeker een bewijs van liefde en tocgenegenLeid voor haar ; nochtans is het ten sterkste af te raden , iemand voor te dragen, die niet genoegzaam bekend ia, of den ouderdom van IR jaren nog niet bereikt heeft; het is zeer lakenswaardig en der Vereeniging zeer schadelijk, iemand tot haar tc brengen,

van wien ze niets dan oneer cn verdriet tc wachten heeft.

-ocr page 23-

7

digd. Mede verkrijgt hij het recht tot het dragen der medalje, het onderscheidingsteeken der Broederschap.

Art. 16. De verplichtingen welke de leden der Vereeniging op zich nemen, zijn verplichtingen geheel van liefde. In het algemeen zijn zij gehouden te leven als goede Christenen, als voortreffelijke jonge lieden, als uitmuntende huisvaders. Immer zullen zij vermijden de gevaarlijke gezelschappen , het lezen van slechte boeken of dagbladen , de gevaarlijke speelplaatsen , in één woord alles, wat hen tot zonde zou brengen.

In het bijzonder zullen zij lederen dag, behalve het vervullen der plichten van een goed Christen, nog 1° \'s morgens de werken van den dag aan Jezus, Maria, Jozef opdragen, en deze opdracht door den dag nu en dan vernieuwen; 2° \'s avonds hun geweten onderzoeken en geestelijkerwijze communiceeren.

Art. 17. Als een der leden ziek wordt, zal hij den Bestuurder hiervan verwittigen (1), opdat deze dit ter kennisse brenge van de medebroeders, die allen steeds in elkanders lijden moeten deelnemen, en slechts één hart en ééne ziel uitmaken, gelijk de eerste Geloovigen der Kerk. Men moet hen door deze oprecht broederlijke liefde van anderen kunnen onderscheiden. En na elkander in het leven bemind te hebben, zullen zij nog na den dood elkander liefde

1

Door den Prefect of Onderprefect. f

-ocr page 24-

toedragen. Daarom zal de Vereeniging een lijk- _

dienst doen verachten voor ieder lid, dat tot aan 0 , den dood in de Congregatie zal hebben volhard.

Art. 18. De heilige Patronen van het jaar worden aan elk lid, in de bijeenkomst onmiddellijk den eersten ■ Januari voorafgaande , door het lot toegewezen. (1)

Art. 19. Het titelfeest der Heilige Familie, dat ook het Patroonfeest is van de Aartsbroederschap,

wordt gevierd op den eersten Zondag van Juli of op een anderen dag door den Kerkvoogd te bepalen.

(Breve van 23 Juni 1863.) Op dien feestdag heeft gewoonlijk plaats de algemeene Communie en de plechtige aanneming tot leden van de Broederschap,

door akte van opdracht aan Jezus, Maria, Jozef.

Art. 20. De overige feesten van de Aartsbroederschap zijn : Pinkstermaandag , feest van de oprichting der Congregatie (dezen dag vernieuwen de leden plechtig hunne Doopbeloften)— het feest van de Onbevlekte Ontvangenis , dag , waarop de Vereeniging van de plaats harer opkomst werd overgebracht naar de kerk van O. L. V. Onbevlekt Ontvangen — Zondag na den 7 April, feest van de kerkelijke oprichting der Vereeniging door Mgr. A. R. van Bommel, Bisschop van in het jaar 1845;

1

Ieder trachte zich de bescherming van zijn Patroonheilige waardig te maken, door dagelijks een Onze Vader en Wees gegroet te zijner eer te bidden, maar vooral door zijne deugden na te volgen.

-ocr page 25-

— de feesten van Kerstmis — Driekoningen — der Opdracht van Christus in den tempel — der Vlucht naar Egypte, 17 Februari — van Paschen — van O. H. Hemelvaart — van het Allerh. Sacrament — van het H. Hart, Vrijdags na het octaaf van H. Sacramentsdag — van den Allerh. Verlosser, 3en Zondag van Juli — van Kruisverheffing, 14 September — van Maria\'s Geboorte, Hemelvaart en O. L. V. der Zeven Smarten (Vrijdags na Passie-Zondag en 3en Zondag van September) — van den H. Jozef, 19 Maart, en de Bescherming van den H. Jozef, 3en Zondag na Paschen — van den H. Michaël, 29 September — van den H. Gabriël, 18 Maart — van de HH. Engelen-Bewaarders, 2 October — van de HH, Petrus en Paulus, 29 Juni — van den H. Alphon-sus de Liguori, 2 Augustus — van den H. Carolus Borromeüs, 4 November — van de H. Teresia, 15 October —van de H. Juliana van Cornillon, 5 April — van Alleheiligen en Allerzielen.

Ieder lid behoort ook de maand van Maria ijverig te vieren.

Eindelijk is de dag, aan ieders Patroonheilige toegewijd, voor elk lid in het bijzonder, en die van den beschermheilige der afdeeling, voor dezer leden in het algemeen, een feestdag.

Art. 21. De leden zullen op de verschillende feestdagen de oefeningen verrichten, bij de Veree-\' niging in gebruik. Evenwel rust op hen de verplichting niet, hunnen arbeid daarom te verzuimen.

.

-ocr page 26-

10

Art. 22. Ieder lid, welks gedrag berispelijk is en dat, niettegenstaande de herhaalde vermaningen van den geestelijken Bestuurder, zich niet wil beteren, wordt buiten de Vereeniging gesloten.

Art. 23. Indien in vervolg van tijd de ondervinding zou leeren, dat nog andere regels of verordeningen nuttig of noodzakelijk zijn, zullen deze bij wijze van bijvoegsel in het Handboekje worden opgenomen, evenwel onder voorwaarde, dat zij de goedkeuring van Zijne Doorl. Hoogw. wegdragen.

REGELS VOOR DEN PREFECT.

verzui

, De verplichtingen, welke een Prefect bij de te he:

aanvaarding zijner bediening op zich neemt, kun- 6.

nen naar den geest der statuten tot de volgende dige

gebracht worden. ambt

1. De Prefect wake zorgvuldig op de getrouwe afdee\' nakoming der regels in zijne afdeeling; hij trachte en d steeds hare leden daartoe op te wekken door een stipte voorzichtigen en liefdevollen ijver. 7.

2. Hij zorge ook voor de handhaving der een- gedra maal bepaalde rangschikking en plaatsing van de leden zijner afdeeling. Hij kan zonder uitdrukkelijk verlof van den Bestuurder hierin nimmer eene verandering maken. of ze

3. Den Prefect is tevens opgedragen eens nauw- aan keurige aanteekening te houden van de namen, zijnei vóórnamen, beroep en woonplaatsen der leden zijner

afdeeli de vei

4. len , toe in met o de wi woonc bijna

5.

meen den P

van kan ambt

-ocr page 27-

11

pelijk afdeeling, en den Bestuurder kennis te geven van erma- de verhuizingen, beroepsveranderingen, enz.

l niet 4. Mede wordt den Prefect dringend aanbevo-loten. len , met de meeste nauwgezetheid op eene daar-nder- toe ingerichte lijst aan te teekenen, wie der leden \' ver- met of zonder de voorkennis, waarvan in Art. 11, deze de wekelijksche bijeenkomsten niet heeft bijge-3rden woond, alsook wie zonder eenige gegronde redenen sij de bijna altijd den lijkdienst verzuimt.

agen. 5. Is de onderlinge liefde den Broeders algemeen voorgeschreven (Art 9), veel meer is zij het den Prefect jegens de leden zijner afdeeling; daarom verzuime hij niet hen gedurende het jaar nu en dan J de te bezoeken, vooral in ziekte en andere rampen, kun- 6. Wil de Prefect of Onderprefect op eene waar-[ende dige en voor den Hemel verdienstelijke wijze zijn ambt waarnemen, dan geve hij aan de leden zijner Juwe afdeeling het voorbeeld van een oprecht christelijk ichte en deugdzaam leven, in het bijzonder dat eener een stipte nakoming van de statuten der Broederschap.

7. Volgens Art. 5 is aan den Onderprefect opeen- gedragen, zijnen Prefect bij te staan en in geval i de van afwezigheid te vervangen. De Onderprefect ruk- kan dus zonder voorkennis van den Prefect nooit imer ambtshalve met de leden zijner afdeeling spreken of ze bezoeken. Evenwel is het den Prefect hoogst ■uw- aan te raden, zijnen medehelper in de vervulling ien, zijner plichten te doen deelen.

jner

-ocr page 28-

12

GOEDKEURING.

Bovenstaande regels worden door Ons bij dezen goedgekeurd en bekrachtigd , yoor alle parochiën, waar het Genootschap de Heilige Familie is opgericht of in het vervolg opgericht zal worden, zoo nochtans , dat wij Ons en onzen Opvolgers voorbehouden , daarin die wijzigingen of bijvoegingen te verordenen , als Ons, naar bevind van omstandigheden , doelmatig zal schijnen , om het einde der Broederschap te beter te bereiken.

De getrouwe naleving dezer regels wordt aan de leden door Ons ten zeerste aanbevolen.

Gegeven te Tilburg, den 15 Augustus 1862.

De Aartsbisschop van Utrecht, Apostolisch Administrator van \'s-Bosch.

-ocr page 29-

13

§ ni.

LIJST der AFLATEN en VOORRECHTEN

door Z. II. Pius IX verleend, aan de Aartsbroederschap van

de H. \'Familie Jezus, Maria, Jozef, canoniek opgericht

in de kerk van de E.E. P.P. Redemptoristen,

j onder den titel van O. I. V. Onbevlekt Ont-

dGzen *

vangen, te Luik in België, alsmede aan 611» de Broederschappen, die in deze

3pge- wettig zijn opgenomen,

, ZOO

§ I.

Voorafgaande bemerkingen.

I. Al de hier volgende Aflaten, zoo volle als gedeeltelijke, welke voor altijd zijn verleend, kunnen bij wijze van voorbidding aan de geloovige zielen des vagevnurs worden toegevoegd. (Breve 20 April 1847, en Eesoript van 13 en 21 Juli 1850.)quot;

II. Tot het verdienen der volle Aflaten, bij welke geene voorwaarden worden aangegeven, worden niet alleen vereischt eene waarlijk rouwmoedige Biecht, de H. Communie en godvruchtige gebeden voor de eendracht der christen vorsten, voor de uitroeiing der ketterijen en de verheffing van onze Moeder de H. Kerk, maar bovendien ook het bezoeken van de kerk, kapel of bidplaats der Broederschap. (Dezelfde Breve en Rescripten.)

III. De leden, die wettig belet zijn het voorgeschreven bezoek der kerk of bidplaats der Broeder-schap te doen, kunnen hunne Parochiekerk bezoeken, (Eesoript 13 Sept. 1850.)

IV. Volgens een algemeen Decreet van de H.

-ocr page 30-

14

Congreg. der Aflaten van 18 Sept. 1862, kunnen alle geloovigen, die eene bijblijvende of slepende ziekte hebben, of die om een voortdurend natuurlijk beletsel hun huis niet kunnen verlaten, uitgezonderd nochtans degenen, die in eene Communiteit verblijven, alle volle aflaten verdienen , die reeds verleend zijn of in liet vervolg verleend zullen worden, en die zij , waren zij niet in dien toestand, anders op de plaats liunner inwoning verdienen konden,— voor welker verkrijging namelijk is voorgesckreven de 11. Communie en het bezoek eener kerk of openbare bidplaats te dier plaatse; — mits zij waarlijk rouwmoedig biecliten, de overige opgelegde voorwaarden volbrengen, en, in plaats van de B. Communie en het kerkbezoek, andere godvruclitige werken door hun Bieclitvader voorgesclireven, nauwgezet verricliten.

V. Wanneer voor bet verdienen van volle Aflaten bet kerkbezoek vereischt wordt, kan dit ge-scbieden van de eerste Vespers tot aan zonsondergang van denzelfden feestdag. (Breve 20 April 1847 en Rescript 13 Juli 1850.)

Het bezoek nocbtans voor de Aflaten der Statiën, zoo volle als gedeeltelijke, vereisclit, kan alleen geschieden op de dagen zeiven dier Statiën.

Vr. De volle Aflaten kunnen door de leden verdiend worden of wel op de hieronder bepaalde dagen, of op één van de zeven onmiddellijk volgende dagen, daartoe door de leden voor zich uitgekozen, op voorwaarde nochtans, dat alle voorge-schrevene godvruchtige werken behoorlijk worden volbracht. (Breve 23 Juni 1863.)

VII. Zeven volle Aflaten, bij Uescript van 13

uli H e N0\'quot; oor d\' verdien waarde bare bi eenigei Heilig\' VI die all eischt, een rc

1.

gesla( door broed dig (Bre\\ 2. beid(

oomi doer van andc

3. Hee

4. O. ]

-ocr page 31-

15

in alle Juli 1850 verleend, en in § II aangegeven onder

te heb- de N0\'quot; 11, 21, 22, 24, 25 , 37 en 39 , kunnen ook

\'.n huis door de andere geloovigen, die geene leden zijn,

«, die verdiend worden, mits zij, na de overige voor-

srdie- -(vaarden bekoorlijk volbracht te hebben, eene open-

% ver- bare bidplaats der Broederschap bezoeken, en aldaar

et in eenigen tijd bidden volgens de meening van Zijne

)ning Heiligheid. (Eescr. 13 Juli 1850.)

lelijk VIII. Eindelijk voor de gedeeltelijke Aflaten, iener die alleen voor de leden gegeven zijn, wordt vermits eischt, dat de voorgeschreven werken minstens met gt;pge- een rouwmoedig hart nauwkeurig verricht worden. in de -

!tige § II.

ren, y

VOLLE AFLATBSr.

Ifla- 1. Op den dag waarop de geloovigen van beider ge- geslacht genoemde Broederschap intreden, en, Ier- door de akte van opdracht, leden van deze Aarts-pril broederschap worden, mits zij waarlijk rouwmoedig biechten en de H. Communie ontvangen, ën, (Breve 20 April 1847.)

sen 2. In het uur des doods, voor alle leden van beider geslacht, die na rouwmoedig gebiecht en gelen communiceerd te hebben, of, dit niet kunnende Ide doen, minstens met een rouwmoedig hart den naam m- van Jezus, zoo zij kunnen met den mond, of ;e- anders met het hart godvruchtig aanroepen. (Idem.) ;e- 8. Den 6 Januari, feest van de openbaring des

sn Heeren. (Idem.)

4. Den 2 Februari, feest der Zuivering van 13 \' O. L. V. (Idem.)

-ocr page 32-

16

5. Den 17 Februari, feest van de vlucht O. H. J. C. naar Egypte. (Idem.)

Dit feest, \'t welk eerst gesteld was op den vierden Zondag van April, is bij Decreet van de H. Congreg. der Eit. van 12 Juni 1856, vastgesteld op 17 Februari.

6. Den 18 Maart, feest van den H. Aartsengel Gabriël. (Breve 20 April 1847.)

7. Den 19 Maart, feest van den H. Jozef, Bruidegom der allerli. Maagd. (Idem.)

8. Vrijdag na Passiezondag, feest der Zeven Weeën van O. L. quot;V. (Idem.)

9. Den 5 April, feestdag der H. Juliana van Cornillon, Maagd. (Idem.)

10. Zondag na den 7 April, dag der canonieke oprichting van de Broederschap der H. Familie te Luik in 1845. (Idem.)

11. Den 23 April, wanneer de Broederschap der H. Familie, ten jare 1847, tot een Aartsbroederschap is verheven , (Bescript van 13 Juli 1850.— Ook voor andere geloovigen. Zie § 1. nquot; VII.)

12. Op het feest der Verrijzenis O. H. J. C. (Breve 20 April 1847.)

13. Den derden Zondag na Paschen, Bescherm-feest van den H. Jozef. (Idem.)

14. Het feest der Hemelvaart O. H. J. C. (Idem.)

15. Pinkstermaandag, wanneer de Broederschap der H. Familie gesticht is. (Idem.)

16. H. Sacramentsdag. (Idem.)

17. Vrijdag na de octaaf van het allerh. Sacrament , feest van het allerh. Hart van Jezus. (Idem.)

-ocr page 33-

17

18. Den 29 Juni, feestdag der HH. Apostelen Petms en Paulus. (Idem.)

19. Den eersten Zondag van Juli, hoofdfeest van de Aartsbroederschap. (Idem.)

Krachtens Breve van 23 Juni 1863 kan deze feestdag, te gelijk met den Aflaat, ook op een anderen dagnaar verkiezing van den Kerk-overste, worden gesteld.

20. Den derden Zondag van Juli, feest van den allerh. Verlosser. (Breve 20 April 1847.)

21. Den 26 Juli, feestdag van de H. Anna, Moeder van de allerh. Maagd. (Eescript 13 Juli 1850.— Ook voor andere geloovigen. Zie § 1. no VII.)

22. Den 2 Augustus, feestdag van den H. Al-phonsus de Liguori, Bisschop en Stichter van de Congreg. des Allerh. Verlossers. (Idem.)

23. Den 15 Augustus, feest van O. L. V. Hemelvaart. (Breve 20 April 1847.)

24. Zondag onder de octaaf van O. L. V. Hemelvaart, feestdag van den H. Joachim, Vader van O. L. V. (Eescript 13 Juli 1850. — Ook voor andere geloovigen. Zie § 1. n° VII.)

25. Zondag na de octaaf van O. L. V. Hemelvaaii, feest van het allerzuiverste Hart van Maria. (Idem.)

26. Den 8 September, feest van O. L. V. Geboorte. (Breve 20 April 1847.)

27. Den 14 September, feest van Kruisverheffing. (Idem.)

28. Den derden Zondag van September, feest der zeven Weeën van O. L. V. (Idem.)

29. Den 29 September, feest van den H. Aartsengel Michaël. (Idem.)

-ocr page 34-

18

30. Den 2 October, feest der HH. Engelenbe-waarders. (Idem.)

31. Den 1 November, feest van Allelieiligen. (Id.)

32. Den 2 November, Allerzielendag. (Idem.)

33. Den 8 December, feest der Onbevl. Ontvangenis van O. L. V. (Idem.)

34. Den 25 December, Kerstfeest. (Idem.)

35. Den feestdag van den jaarlijksclien Patroon van elk lid, voor ieder in \'t bijzonder. (Idem.)

36. Den feestdag van den H. Bescbermer van elke afdeeling, voor de gelieele afdeeling. (Idem.)

37. Den feestdag van den H. Patroon der plaats, waar de Broederschap is opgericht, voor alle leien en voor alle geloovigen van die plaats. (Keseript 13 Juli 1850.) -

38. De Aflaten van de Statiën te Home, uitgedrukt in het Decreet van de H. Congregatie der Aflaten van 9 Juli 1777, kunnen verdiend wordsn door alle leden, die op de hierna vermelde dagen, minstens met een rouwmoedig hart, eene openbare Bidplaats der Broederschap bezoeken, en aldaar eenigen tijd bidden volgens de meening van Zijne Heiligheid; doch voor de vier volle Aflaten is daarenboven de Biecht en Communie noodzakelijk.

(Eescript 24 Juli 1850.) (1). Zie bladz. 23.

39. Vollen Aflaat, jaarlijks op den dag, waarop, met behoorlijke vergunning, de plechtige Processie met het allerh. Sacrament wordt gehouden; — te verdienen door allen, zoo leden als andere geloovigen , die, na rouwmoedig gebiecht en gecommuniceerd te hebben, de openbare Bidplaats der Broederschap bezoeken, aldaar eenigen tijd bidder, ter

-ocr page 35-

19

intentie van Zijne Heiligheid, en bovendien de genoemde Processie volgen. (Eescript 13 Juli 1850.)

40. Ten slotte, elk lid behoort, volgens Art. 20 der Statuten, met godsvrucht de Maand van Maria te vieren. — Nu verleent een algemeen Decreet van de H. Congregatie der Aflaten van 18 Juni 1822, aan alle geloovigen, die in genoemde Maand de allerh. Maagd, \'t zij in \'t openbaar of in \'t bijzonder, door godvruchtige gebeden, door eenig bijzonder dienstbetoon of andere oefeningen van deugd zullen eeren, voor eiken dag een Aflaat van 300 dagen, en eens een vollen Aflaat, te verdienen op den dag, waarop zij, na eene rouwmoedige biecht, de H. Communie ontvangen en godvruchtig den Heer bidden voor onze Moeder de H. Kerk, enz. —En deze Aflaten, zoowel de volle als de gedeeltelijke, zijn toepasselijk aan de geloovige zielen des vagevuurs.

§ III.

Ciedeeltelijke Aflaten van lOO dagen.

I. Voor alle leden, zoo mannelijke als vrouwelijke, zoo dikwijls zij, minstens rouwmoedig, de godvruchtige Vereenigingen der Broederschap bijwonen. (Breve 20 April 1847.)

II. Eveneens voor alle leden van beider geslacht, zoo dikwijls zij minstens rouwmoedig een van die goede werken oefenen, welke bij de leden gebruikelijk zijn. (Idem.)

Deze Aflaten van 100 dagen kunnen derhalve verdienen:

-ocr page 36-

20

A. Alle leden der Broederschap:

1. Met eiken morgen de werken van den dag aan de H. Familie Jezus, Maria, Jozef op te dragen.

2. Met \'s morgens en \'s avonds drie Wees gegroet te bidden ter eere van de onbevlekte Maagd Maria; eene godsvmclit, die de H. Alphonsus dringend * aanbeveelt.

3. Met \'s morgens en \'s avonds een Onze Vader en Wees gegroet te bidden ter eere van den Patroonheilige des jaars.

4. Met eiken avond bun geweten te onderzoeken.

5. Met geestelijkerwijze te communiceeren.

6. Met de akte van opdraobt aan de H. Familie, of bet Memorare van O. L. V. of van den H. Jozef te bidden , of eenig ander gebed tot de H. Familie te doen.

7. Met op werkdagen de H. Mis bij te wonen.

8. Met gevangenen of zieken in een buis of in een hospitaal te bezoeken.

9. Met diegenen te helpen en te vergezellen, die in deze Broederschap wenscben opgenomen te worden.

10. Met zich zeiven of anderen te verwijderen van gevaarlijke gezelschappen, plaatsen en vermaken, alsook van het lezen van slechte boeken en dagbladen.

11. Met vijanden of twistenden te verzoenen, of daartoe te helpen.

12. Met vernederingen en beleedigingen, hun aangedaan, geduldig te verdragen.

13. Met het Allerh. Sacrament, wanneer het in processie rondgedragen of naar zieken gebracht wordt, te vergezellen.

14. Met godvruchtig te bidden voor de leden, die in doodsnood zijn.

-ocr page 37-

21

15. Met de lichamen der overledenen , zoo leden als andere geloovigen, ter begraafplaats te vergezellen en voor ten te bidden.

16. Met tegenwoordig te zijn bij den lijkdienst voor de overledene leden.

17. Met godvrnchtig liet Allerli. Sacrament te bezoeken, vooral in de kerken, waar ket bij het 40 nren-gebed is uitgesteld.

18. Met predikatiën, Tridunm\'s en Novenen bij te wonen.

19. Met de bijeenkomsten, ter aanleering der verschillende in de Broederschap gebruikelijke lofzangen en liederen, bij te wonen.

20. Met afgedwaalden op den goeden weg terug te brengen, of onwetenden de geboden Gods en de noodzakelijke punten des Geloofs te leeren, of hun best te doen om godslasteringen te beletten of uit te roeien.

21. Eindelijk met hetzij jegens de Broederschap , hetzij jegens de leden eenig ander werk van godsvrucht of liefde te oefenen.

Onderprefecten, Secreta-die eenige bediening in de Broeder-

-

H. De

rissen en anderen,

schap waarnemen :

1. Met de bijzondere vergaderingen bij te wonen, waarvan in Art. 12 der Statuten gesproken wordt.

2. Met de verschillende liefdeplichten te vervullen , hun door hunne bediening opgelegd.

3. Met de zieken hunner afdeeling te bezoeken.

4. Met de leden hunner afdeeling aan te moedigen tot het ontvangen der HH. Sacramenten op de feestdagen dezer Aartsbroederschap.

-ocr page 38-

22

§ IV.

Tergnnnlng van een Creprlvlleglëerd Altaar.

I. Bij rescript van de H. Congreg. der Aflaten van 9 Juli 1850 lieeft Z. H. Pius IX goedgunstig als dagelijks geprivilegiëerd (privilegiatum quoti-dianum) verklaard het altaar (altare unicum), dat zicli bevindt in de openbare Bidplaats van de Aarts-broedersoliap onder den titel van de H. Familie , te Luik in België , voor de Missen, welke daarop door iederen Priester worden opgedragen tot lafenis der overledene leden, zoowel van de Aartsbroederschap zelve, als ook van de Broedersobappen van denzelfden titel, welke in baar zijn opgenomen, mits deze canoniek zijn opgericht.

II. Bovendien heeft Z. H. Pius IX , bij Decreet van de H. Congregatie der Eitussen van 30 Juli 1863, goedgunstig een Altare privilegiatum verleend aan al de Broederschappen der H. Familie, welke vóór genoemd Decreet, dat is : tot den 30 Juli 1863, canoniek waren opgericht en met de Aartsbroederschap van Luik vereenigd; terwijl Z. H. tevens bepaalde , dat elke dusdanige Broederschap, die in het vervolg zou opgericht worden, indien zij dit bijzondere voorrecht wilde genieten, zich tot den H. Stoel moest wenden.

-ocr page 39-

(1) De Aflaten der Statiën, zoo volle als gedeeltelijke, uit liet Decreet van 9 Juli 1777 overgenomen, zijn de volgende:

1. In de Veertigdaagsclie Vasten: op Aseliwoens-dag en op den vierden Zondag, een Aflaat van 15 jaren en evenzoovele quadragenen.

Op Palmzondag, 25 jaren en evenzoovele qnadrag.

Op Witten Donderdag, volle Aflaat.

Op Goeden Vrijdag en Paasclizaterdag: 30 jaren en evenzoovele quadragenen.

Op de overige Zon- en werkdagen, 10 jaren en evenzoovele quadragenen.

2. Op liet feest der Verrijzenis O. H. J. C. \'s Zondags, volle Aflaat. Op de beide andere onmid-delijk volgende feestdagen en gedurende de ge-lieele octaaf tot aan Beloken Pasclien ingesloten: dagelijks 30 jaren en evenzoovele quadragenen.

3. Op Hemelvaartsdag, volle Aflaat.

4. Pinksteren; Zaterdag vóór Pinksteren, 10 jaren en evenzoovele quadragenen. Op den Zondag en de andere dagen ondevde octaaf tot Zaterdag ingesloten: dagelijks een Aflaat van ^0 jaren en evenzoovele quadragenen.

5. Op de Zondagen van don Advent; op den eersten, tweeden en vierden Zondag: 10 jaren en evenzoovele quadragenen. Op den derdon Zondag: 15 jaren en evenzoovele quadragenen.

6. Op liet Kerstfeest: Op de Vigilie, des naclits en bij de Mis van den dageraad: Aflaat van 15 jaren en evenzoovele quadragenen. — Op den dag, volle Aflaat. — Op de drie volgende feestdagen, alsmede

F \' 3

-ocr page 40-

24

op de feesten der Besnijdenis, en der Openbaring O. H., zoo ook op de Zondagen van Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima; Aflaat van 30 jaren en evetizoovele quadragenen.

7. Op de drie dagen der Quatertempertijden: 10 jaren en evenzoovele quadragenen.

8. Op den feestdag van den H. Marcus Evangelist en op de drie Kruisdagen: jaren en even-zoovele quadragenen.

GOEDKEUEING.

Cum praesens Indulgentiarum ac Privilegiorum Summarium a duotms ex Consultoribus Sacrae Congregationis Indulgentiarum revisum, uti authenticuin recognitum sit, typis im-primi ac publicari posse permittitur.

Datum Uomae ex Secretaria ejusdem Sacrae Cytnis, die 2 Novemiris 1863.

E. Ant. M. Card. Panebianco, Fraef.

Indnlgentias hoe llbello contentas ut autkenticas recogno-vimus, easque in loeis Jurisdietioni Nostrae subjectis pro-mulgari permlttimus.

Datum Buscoduci, 8 Julii 1878.

f A. GODSCHALK,

Episc. Busc.

-ocr page 41-

GODVRUCHTIGE OEFENINGEN

VOOR DE WEKELIJKSCHE BIJEENKOMST

DEK

----u/x/jn--

(Art. 7 es 10.)

1.

Het gebeil van den H. Rozenkrans geheel of gedeellelijk.

Aanroeping van den II. Geest.

Kom , heiige Geest! daal in dit uur In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur. 1.

Komt niet uw licht ons hart bestralen ,

Wij zagen \'t hemelpad niet meer ; quot;Wg bleven in de zonde dwalen ,

En zonken, zonder ü, in d\'eeuwgen afgrond neer.

Kom , heiige Geest! daal in dit uur In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.

-ocr page 42-

26 2.

Want onverpoosd hlijfl satan ons belagen ;

De wereld lokl alom en altoos aan , En zwaar is ook de last \\an \'t vleesch te dragen : Behoud ons toch , of wij , o Heer! Tergaan.

Kom , heiige Geest! daal in dit uur In onze harten neer , ontsteek ze in .liefdevuur.

3.

Komt gij ons met uw heilig licht bestralen ,

Dan duchten wij den helschen vijand niet, Dan doet geen vleesch, geen wereld ons verdwalen : Wij zien den Hemel in \'t verschiet.

Kom , heiige Geest ! daal in dit uur In onze harten neer , ontsteek ze in liefdevuur.

jf. Emitle spiritum gt;■. Zend uwen geest tuuni et creabuntur (1). uit en zij zullen geschapen worden. Et rénovabis — En gij zult het

facicm terrae. aanschijn der aarde ver

nieuwen.

1

In den FaascMijd (dat is: van Paascli-Zaterdag tot aan de eerste Vespers van het feest der H. Drievuldigheid) voege men Alleluja na ieder vers.

-ocr page 43-

27

Oreums.

Deus qui corda fide-lium Sancli Spiritus il-lustralione docuisli, da nobis in eodem Spirilu recta sapere et de ejus semper consolalione gau-dere. Per Christum Do-minum nostrum. Amen.

Laat ons bidden.

O God , die de harten der geloovigen dooide verlichting van den H. Geest hebt onderwezen , geef ons , dat wij in denzelf\'dcn Geest de ware wijsheid bezitten , en ons altijd over zijne vertroosting verblijden. Door Christus, onzen Heer. Amen.


3.

Gebed tot de Beschermbeiligen der Leden en der afdeelingen.

y. Bidt voor ons , Heilige Patronen van onze Congregatie.

ri). Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.

Laat ons bidden.

O God, die ons ieder jaar eenigen uwer Hemelingen tot Patronen schenkt, geef genadiglijk , dat wij en al onze naastbestaanden, vrienden en vijanden, door tusschenkomst der

-ocr page 44-

28

Heiligen, welke wij dit jaar van uwe goedertierenheid tot Patronen ontvangen hebben , voor het tegenwoordige den bijstand uwer genade mogen gevoelen , opdat wij, door de hulp van die zelfde genade versterkt, de deugden mogen beoefenen , welke zij ons door hunne voorbeelden geleerd hebben.

Wij sraeeken u , o Heer , dat al uwe Heiligen ons overal bijstaan , opdat wij hunne voorbidding mogen gevoelen , terwijl wij hunne verdiensten vereeren. Door Christus, onzen Heer. Amen. f. Heilige Patronen van onze Congregatie, fi. Bidt voor ons.

LITANIE VAN DE HEILIGE FAMILIE.

Heer, ontferm u onzer.

Christus , ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus , hoor ons.

Christus , verhoor ons.

God hemelsche Vader , ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld , ontf. u onzer.

-ocr page 45-

29

God Heilige Geest, ontferm u onzer.

Heilige Drievuldigheid, één God , ontferm \\ onzer.

Jezus , Maria , Jozef, wij nemen allen onze loc

■vlucht tot u.

Jezus, Maria , Jozef, waardige voorwerpen

van eeredienst en liefde ,

Jezus, Maria , Jozef, die door de taal aller

eeuwen de Fleilige Familie genoemd wordt, ^ Jezus , Maria , Jozef, voor altijd gezegende D namen van den Vader, van de Moeder g en van het Kind , welke de Heilige Fa- 0 milie uitmaken , Ë:

\' _ O

Jezus , Maria , Jozef, nieuwe Bruidegom , 3 nieuwe Bruid, nieuw Kind, die de Fami- g lie , welke vóór het Christendom vervallen ^

O

was , hersteld hebt, 2

Jezus, Maria, Jozef, afbeeldsel der aanbid-

delijke Drievuldigheid op aarde ,

Heilige Familie , wier zuivere verbintenis 2. voorbereid werd door eene onschuldige en r deugdzame jeugd ,

Heilige Familie, beproefd door de grootste wederwaardigheden ,

-ocr page 46-

30

Heilige Familie , beproefd op uwe reis naar Beth

Hei

lehem , wij nemen allen onze toevlucht tot

u.

1

Heilige Familie, Tan iedereen verstoolen en

r

genoodzaakt in eenen stal te gaan her

Hei

bergen ,

i

Heilige Familie , begroet door hel gezang dei-

Engelen ,

He

Heilige Familie , bezocht door arme herders ,

3

Heilige Familie, vereerd door de drie Ko

3

He

ningen ,

CD

3

Heilige Familie , hooggeprezen door den hei

CD

P

He

ligen grijsaard Simeon ,

5L

CD

Heilige Familie, vervolgd en naar een vreemd

3

He

land verbannen ,

O

a

N

1

Heilige Familie, verborgen en onbekend te

CD

He

Nazareth ,

O

CD

Heilige Familie, zeer getrouw aan tie wet

cquot;

O

He

des Heeren ,

er1

Heilige Familie, voorbeeld der Chrislelijke

O

c-t-

La

familie,

3

Heilige Familie, waarin vrede en eendracht

La

heerschlen,

J

Heilige Familie, waarvan het hoofd is een

\\ ^

voorbeeld van vaderlyke waakzaamheid ,

-ocr page 47-

31

Heilige Familie , waarvan de Bruid is een voorbeeld van moederlijke zorgvuldigheid , wij nemen allen onze loevlucht lot u.

Heilige Familie, waarvan het Kind is een voorbeeld Tan gehoorzaamheid en kinder- ^ lijke liefde , g

Heilige Familie, die een arm , werkzaam | en boetvaardig leven hebt geleid , ^

Heilige Familie, die uw brood hebt gewon- ^ nen in het zweet des aanschijns, 0

Heilige Familie , arm in aardsche , maar rijk | in hemelsche goederen , g-

Heilige Familie , versmaad bij de menschcn ,

maar groot in de oogen van God , g-

Heilige Familie, onze steun gedurende het

leven en onze hoop in het uur des doods , quot; Heilige Familie, die onze Vergadering beschermt ,

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,

spaar ons , Heer.

Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld,

verhoor ons , Heer.

Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer.

-ocr page 48-

32

Christus , hoor ons.

Christus , verhoor ons.

GEBED.

God van goedheid en barmhartigheid, die u gewaardigd hebt ons te roepen tot deze godvruchtige vergadering van de Heilige Familie, verleen ons de gratie van Jezus, Maria en Jozef altijd te vereeren en na te volgen , opdat wij , na hun aangenaam te zgn geweest op aarde , hunne tegemvoordigheid mogen genieten in den Hemel. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.

MEMORARE VAN DE H. MAAGD.

Gedenk — o goedertierenste Maagd — dat het nooit gehoord is — dat iemand — die lot u zijne toevlucht nam — uwen bijstand verzocht — of uwe voorspraak inriep — door u verlaten is. — Bemoedigd door dit vertrouwen — snel ik tot u — o Maagd der maagden — en zuchtend onder het gewicht mijner zonden —

-ocr page 49-

33

werp ik mij rouwmoedig voor uwe voeten neder ;

— o Moeder des Eeuwigen Woords — versmaad mijne gebeden niet — maar neem die gunstig aan — en gewaardig u die te verhooren. — Amen.

Memorare van den H. Jozef.

Herinner u — o beste — beminnelijkste — zoetste en barmhartigste vader — heilige Jozef

— dat de groote heilige Teresia verzekert — dat zij nooit hare toevlucht tot uwe bescherming genomen heeft, — zonder verhoord te zijn geworden. — Aangemoedigd door dal zelfde betrouwen — o mijn zeer beminde Heilige Jozef — kom ik en neem ik tot u mijne toevlucht — en zuchtend onder hel zwaar gewicht van myne menigvuldige zonden — werp ik mij voor uwe voeten neder; — o allermeedoogendste vader

— verwerp myne arme en zwakke gebeden niet — maar hoor ze gunstig aan — en ge-waardig u die te verhooren. — Amen.

_ V G-

■n 1,

— | Één Onze Vader en Wees gegroet voor onze weldoeners.

-ocr page 50-

34

Één Wees gegroet om de gratie te verkrijgen van veel vrucht te trekken uit de Conferentie.

I

kra

T.

Gezang van een geestelyk lied, door den Eerw. Bestuurder aan te wijzen.

8.

Aankondiging der Patroonheiligen , die in den loop der week gevierd worden , en aan de leden of afdeelingen der Broederschap ter bijzondere vereericg door hel lot zijn aangewezen. (Art. 18.) Ook kunnen hier gevoegiyk die aanmerkingen of verordeningen gemaakt worden, welke de Eerw. Bestuurder voor de Broederschap nood- ^ zakelijk of nutlig oordeelt.

O. I gC!

De Conferentie. (

Het onderwerp der Conferenlicn is: de gods- , j mel dienst beschouwd in zijne leerstellingen, zedenleer

en eeredienst; heel het leven , het lijden en al J de deugden van den Heer; het leven en de H

voorbeelden van de allerheiligste Maagd Maria , !

van den H. Jozef en van andere Heiligen , enz. r Ye

mij

-ocr page 51-

35

10.

Hel bidden van eon gcdeelle van den Rozenkrans.

11.

Onderzoek van geweien.

IS.

Aanroeping van Jezns, Maria, Jozef.

Jezus, Maria, Jozef — ik geef u mijn harl — mijn geesl en mijn leven.

Jezus, Maria , Jozef — slaal mij bij in mijnen doodslrijd.

Jezus, Maria , Jozef — geeft dat ik in uw gezelschap in vrede slerve.

(300 dagen aflaat voor iederen keer, en dezen aflaat kan men aan de geloovige zielen toevoegen. Pius VII. 1807.)

13.

Creestelflke Communie.

Kom — Heere Jezus — ik bemin u — ik verlang naar u — kom in mijn liarl — ik

I

-ocr page 52-

36

verbind mij mei u — ik vereenig mij met u — wil nooil van mij scheiden.

OF ALDUS:

Mijn lieve Jezus — ik geloof — dat gij in « dit Allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt. — Ik bemin u boven al — ik wensch u in myn hart te ontvangen — maar dewijl dit thans niet werkelijk geschieden kan — kom dan ten minste geestelijker wijze in mij — ik vereenig mij met u alsof gij werkelyk in mijne ziel waart gedaald — laat toch niet toe — mijn Jezus — dat ik ooit van u scheide. Amen. (77. Al-phonsus de Liguori.)

14.

Gezang van een lied, door den Eerw. Bestuurder aan te wijzen.

15.

De zegen met liet Allerheiligste Sacrament.

Tantum ergo Sacramen tum

Eeren wij dan diep gebogen

Een zoo heilig Sacra- \' ment;

De oude schaduw is vervlogen 1

Veneremur cernui,

Et antiquum documen-tum

-ocr page 53-

37

Novo ccdat ritui;

Praeslet fides supple-

menlum Sensuum defectui.

Genitori Genitoque

Laus el jubilalio;

Salus, honor, virtus

quoque Sit et benediclio; Procedenli ab ulroque

Compar sit laudatio.

Amen.

f. Panem dc coelo prae-stitisti cis. (1)

r). Omne delcctamen-tum in se habentem.

Oremus.

Deus, qui nobis sub Sacramento mirabili, passionis tuae memori-am reliquisti; tribue

En in \'t nieuw Geheim

voleind;

Steun\' \'t geloof het zin-

vermogen ,

Dat niet zelf dit wonder kent.

Aan den Vader lof en

jubel,

Lof en jubel aan den Zoon;

Heil en eer, en kracht

en glorie.

Dankgebed en zegetoon! Hem die voortkomt van

hen beiden,

D\'eigen lofzang aange-boón.

Gij hebt hun brood ■van den Hemel gegeven.

Dat alle zoetigheid in zich bevat.

Laat ons bidden. O God, die ons onder dit wonderbare Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagela-


1

In den Paaschtijd voege men er bij: Alleluja.

-ocr page 54-

38

I

quaesumus, ila nos corporis et sanguinis lui sacra mysteria venerari, ut redemplionis luae fruclum in nobis jugi-ter senliamus. Qui vivis et regnas in saecula saeculorum. Amen.

ten, wij bidden u, geef ons, dat wij de heilige geheimen van uw lichaam en bloed zoo eerbiedig vereeren, dat wij de vrucht uwer verlossing gedurig in ons mogen gevoelen. Die leeft en heerscht door alle eeuwen der eeuwen. Am.


PSALM CXYI (1).

Laudale Dominum , Looft den Heer, alle

omnesgentes; * laudale natiën, looft Hem, alle

eum , omnes populi. volken.

Quoniam confirmata Want zijne barmhar-

est super nos misericor- ligheid is over ons be-

dia ejus: * et Veritas vestigd, en de waarheid

Domini manel in aeter- des Heeren blijft in eeu-

num. wigheid.

Gloria Patri, et Filio,* Glorie zij den Vader ,

et Spiritui Sancto. cn den Zoon , en den heiligen Geest.

Sicut erat in principio, Gelijk het was in den

et nunc, et semper,* el beginne, en nu en al-

in saecula saeculorum. lijd , en in de\' eeuwen

Amen. der eeuwen. Amen,

1

Ue * beduiden de rustteekens, welke men ia het zingen moet in acht nemen.

-ocr page 55-

39

LITANIE

ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.

Kyrie, eleison.

Christe , eleison.

Kyrie , eleison.

Ghrisle , audi nos.

Christe, exaudi nos.

Paler de coelis, Deus, miserere nobis.

Fili, Redetnplor mundi, Deus, miserere nobis.

Spiritus Sancle , Deus , miserere nobis.

Sancta Trinitas, unus Deus, miserere nobis.

Sancta Maria , ora pro nobis.

Sancta Dei genitrix ,

Sancta Virgo virgi- O num ,

Mater Christi, \'g

Mater divinac gratiae, B

O

cr

Mater purissima , Maler caslissima ,

Heer, ontferm u onzer.

Christus , ontferm u onzer.

Heer , ontferm u onzer.

Christus , hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vader , ontferm u onzer.

God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. u onzer.

God H. Geest , ontferm onzer.

H. Drievuldigheid , één God, ontferm u onzer.

H. Maria , bid voor ons.

H. Moeder Gods, H. Maagd der maagden ,

Moeder van Christus, Moeder der goddelijke gratie, Allerreinste Moeder , Allerzuiverste Moeder ,


4

-ocr page 56-

40

Maler inviolala, ora pro

nobis.

Maler intemerala ,

Mater amabilis ,

Maler admirabilis, Maler Crealoris,

Maler Salvaloris,

Virgo prudenlissima,

Virgo veneranda , P

Virgo praedicanda , p

Virgo polens, quot;g

Virgo clemens, B

Virgo fidelis, g.

Speculum jusliliae , .s\'

Sedes sapienliae,

Causa noslrae laeliliac,

Vas spirituale , Vas honorabile , Vas insigne devolionis,

Rosa myslica ,

Tunis Da\\idica ,

Tunis eburnea ,

Domus aurea ,

Foederis area ,

Ongeschonden Moeder,

bid voor ons. Onbevlekle Moeder, Beminnelijke Moeder, Wonderlijke Moeder, Moeder des Scheppers ,

Moeder des Zaligmakers , Allervoorzichligsle

Maagd ,

Eerwaardige Maagd, Lofwaardige Maagd, Machlige Maagd , Goederlierene Maagd, Getrouwe Maagd , Spiegel der rechtvaardigheid ,

Sloel der wijsheid , Oorzaak onzer blijdschap ,

Geestelijk val, Eerwaardig val, Uitmuntend vat van

devotie ,

Geestelijke roos ,

Toren van David , Ivoren toren ,

Gulden huis,

Arke des verbonds ,

w

lt;i o

O

1 -i


i

-ocr page 57-

41

Janua coeli, ora pro

nobis.

Stella malufina,

Salus infirmorum, Refugium peccatorum, Consolalrix aflliclorum,

Auxilium Chrisliano-

rum,

Regina Angelorum,

Regina Palriarcha- p rum, 12

Regina Prophetarum, „ Regina Aposlolorum, g,

Regina Martyrum,

1

Regina Confessorum, Regina Virginum, Regina Sanctorum

omnium ,

Regina sine lalie con-

cepta,

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, paree nobis, Domine.

Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, ex-audi nos, Domine.

Deur des Hemels, bid

voor ons.

Morgenster,

Behoudenis derkranken, Toevlucht der zondaren, Troosteres der bedrukten ,

Hulp der Christenen,

Koningin der Engelen , gj Koningin der Patri- SI archen, g Koningin der Profeten S Koningin der Aposte- g len, •quot; Koningin der Martelaren ,

Koningin der Belijders, Koningin der Maagden, Koningin van alle Heiligen ,

Koningin zonder vlek

ontvangen,

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, Heer. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons, Heer.

|


-ocr page 58-

42

Agnus Dei, qui tollis peccala mundi, miserere nobis.

Chrisle, audi nos. Christe, exaudi nos.

Ora pro nobis, Sancta Dei Genitrix,

Utdigniefficiamur promissionibus Chrisli.

Oremus.

Defende, quaesumus Domine, beala Maria semper Virgine intercedente, islam ab omni adversilale familiam, et toto corde libi proslra-tam ab hoslium propi-tius tuêre elemenler in-sidiis: per Christum Do-minum nostrum. Amen.

Lam Gods, dal wegneemt de zonden der wereld, ontferm u onzer. Christus, hoor ons. Christus, verhoor ons.

jfr. Bid voor ons, heilige Moeder Gods,

Sj. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.

Laat ons bidden.

Wij bidden U, Heer, door de voorspraak der H. Maagd Maria, behoed deze Heilige Familie van eiken tegenspoed, en gewaardig die te bevrijden van alle hinderlagen harer vijanden. Door Christus onzen Heer Amen.


-ocr page 59-

43

OEFENINGEN VOOR DE ALGEMEENE COMMUNIE.

1. Eene aanroeping van den H. Geest tot aan liet Evangelie.

2. De preek en voorbereiding tot de heilige Communie.

3. Onder de Commnnie het Magnificat of een ander gezang.

4. Na de H. Communie dankzegging en een kort woord van opwekking lol volharding.

5. De zegen met het Allerheiligste Sacrament.

6. Een gezang.

OEFENINGEN VOOR DE PLECHTIGE OPDRACHT DER LEDEN.

1. Het gebed van den Rozenkrans als naar gewoonte.

2. Het Veni Creator (geheel of gedeeltelik) met de gebeden , bladz. 62.

3. De Litanie der H. Familie met de gewone gebeden , bladz. 28 (tj.

4. Een gezang , bijv. : O Godsgezin , N0 33.

5. De toespraak, waarna de plechtige opdracht en aanneming der leden (2).

(1) Als de plechtigheid te lang zou duren, kan men gebeden achterlaten.

(2) Deze akte van opdracht wordt van den predikstoel langzaam voorgelezen, en te gelijker tijd door ieder lid met luider stemme medegebeden.

-ocr page 60-

44

AMe van OMracM.

O JEZUS ! MARIA ! JOZEF !

Ik........(1)

in de tegenwoordigheid — van geheel het hemelsch Hof — kies u op dezen dag — vol vertrouwen tot mijne Beschermers ; — ik offer u op — en heilig u plechtig in deze Congregatie toe — mijn lichaam en mijne ziel — alles wat ik heb — en alles mat ik ben; — ik maak het vaste besluit — als een goed christen te zullen leven — om als een uit-yerkorene te kunnen sterven. — Welk een 4 geluk voor mij — eens , na een trouw vereerder — en navolger — van Jezus, Maria, Jozef — te zijn geweest op aarde — in hun heilig gezelschap — opgenomen te worden in den Hemel — en dat voor eene eeuwigheid ! — Dit hoop ik. — Amen.

6. Onmiddellijk na deze akte, leest of zingt deEerw. Bestuurder de volgende formule van aanneming: ^

Et ego , in nomine En ik , in naam der Sanctissimae Trinitatis, Allerheiligste Drieëen-

1

Ieder lid noeme hier zijn naam en voornaam.

-ocr page 61-

45

et ex facultale mihi con-eessa, vos omnes adscribo Archisodalitali (vel So-dalitali) Sanclae Fami-liae Jesu, Mariae, Joseph, in hac nostra Ecclesia canonice ereclac, \\osque participes dcclaro omnium graliarum et Indul-genliarum quae Archisodalitali ejusdem Sanctae Familiae Leodii, in Ecclesia B. M. V. Imma-culatae , a Sancta Sede Apostolica similiter erec-tae, a Summo Ponlifice Pio Papa IX concessae sunt: Deum acDominum nostrum Jesum Christum enixe deprecans , ut vos in sancto Dei servitio confortare, in pace mu-tuaque charilate conser-vare , et perseverantiam in fide operibusque bonis concedere dignelur.

heid, en door de mij ; verleende macht, neem u allen aan in de Aartsbroederschap (of Broe-1 derschap) der heilige Familie Jezus , Maria , Jozef, in deze onze kerk wettig opgericht, en verklaar u deelachtig aan alle gunsten en aflaten, welke door Zijne Heiligheid Paus Pius IX verleend zijn aan dezelfde Aartsbroederschap der H. Familie te Luik, door den heiligen Apostoli-schen Stoel in de kerk van de heilige en Onbevlekte Maagd Maria, insgelijks opgericht: onzen Heer en God Jezus Christus vurig smeeken-de, dat Hij gelieve u in den heiligen dienst van God tc sterken, onderling in vrede en liefde te bewaren, en u de volharding in het geloof en in goede werken te i verleenen.


-ocr page 62-

46

Daarna besproeit Zijn Eerw. de leden met wijwater , zeggende:

In nomine Palris el In den naam des Vaders Filiigt;J-lt;et Spiritus sancli. en des Zoons en des Amen. Heiligen Geestes. Amen.

7. De zegening en uitdeeling der Medaljes en Diplomeu.

Gebed ter zegening:.

Adjutorium nostrum % Onze hulp is in den

?•

%

in nomine Domini.

Qui fecit coelum el terra m.

% Dominus vobiscum. Et cum spiritu luo.

Oremus. Omnipotens sempi-

naani des Heeren

Die hemel en aarde gemaakt heeft.

De Heer zij met u. En met uwen geest. Laat ons bidden.

Almachtige en eeuwi-terne Deus, qui Sane- ge God, die het maken lorum imagines sculpi of schilderen van afbeel-aut pingi non reprobas, dingen der Heiligen niet ut quoties illas oculis , verbiedt, opdat zoo dik-

corpons intuemur , to-ties eorum actus et sanc-lilatem ad imitandum , memoriae oculis medi-temur ; has quaesumus imagines in honorem el memoriam unigenili Filii tui Domini nostri Jesu Cbristi, Beatissimae Vir-

werf wij die met de oogen des lichaams beschouwen, wij de navolging hunner daden en heiligheid met de oogen des geestes zouden overwegen ; wij bidden u, gewaardig deze afbeeldingen , ter eere en ter

-ocr page 63-

47

ginis Mariae el Beali Josephi adaptatas, be-ne^dicere el sanclivj-i ficare digneris, et prae-sla; ut quicumque coram illis unigenilum Filium tuum, Bealissimam Vir-ginem , et gloiiosum Josephum suppliciler co-lere, et honorare stu-duerit, illorum merilis el obtcntu, a te graliam in praesenti, el aeler-nam gloriam oblineat in fuluro. Per cumdem Christum Dominum nostrum. Amen.

gedachtenis van uwen eeniggeboren Zoon onzen Heer Jezus Christus, van de allerzaligste Maagd Maria en van den heiligen Jozef vervaardigd , te zeggenen en te hei^ligen, en verleen : dal allen die vóór dezelve uwen eenigen Zoon, de allerzaligste Maagd en den heiligen Jozef ootmoediglijk zullen trachten te vereeren, door hunne verdiensten voor het tegenwoordige uwe genade en voor de toekomst de eeuw ige ver-hceilyking mogen genieten. Door denzelfden Christus onzen Heer. A.


De Medaljes , na met wijwater besproeid te zijn , worden te gelijk met de Diplomen uitgedeeld (1).

8. Een kort woord van gelukwenschiug, indien de tijd het toelaat.

9. De sluiting der plechtigheid met den zegen van het Allerheiligste Sacrament,

1

Terwijl de nieuw aangenomea leden zich naar het altaar begeven, kan het Koor eenige gezangen aanheffen.

-ocr page 64-

48

OEFEmUGrEIsT ElsT CS-EBEIDEKT

GEDURENDE

de Zieleinis yoor onze overledene Broeders.

Sancta et salubris est cogitatio pro defimetis exorare, ut a peccatis solvantur. (II Machab. XII. 46.)

1. Bij het begin der H. Mis heft de zangers-afdeeling den psalm ; Miserere aan , die vervolgd wordt tot aan de Consecratie.

PSALM L.

Miserere mei Deus, * secundum magnam misericordiam luam.

Et secundum multitudinem miserationum tu-arum : * dele iniquilalem meam.

Amplius lava me ab iniquitate moa : * et a peccato meo munda me.

Quoniam iniquitalem meam ego cognosco : * et peccatum meum contra me est semper.

Tibi soli peccavi et malum coram te feci : * ut juslificeris in sermonibus tuis , et vincas cum judicaris.

-ocr page 65-

49

PSALM L.

Ontferm u mijner, o God, volgens uwe groote barmhartigheid.

En volgens de menigte uwer erbarmingen, wisch mijne boosheid uit.

Wasch mij meer en meer van mijne ongerechtigheid , en reinig mij van mijne zonde.

Want ik beken mijne boosheid, en mgne zonde is altijd voor mijne oogen.

Voor u alleen heb ik gezondigd , en kwaad voor uw aanschijn gedaan, opdat gij gerechtvaardigd wordet in uwe woorden , en verwinnet als gij geoordeeld wordt.

-ocr page 66-

50

Eece enim in iniquitatibus conceplus sum : * el in peccalis concepit me maler mea.

Ecce enim veritalem dilexisli: * incerla et occulta sapienliae luae manifeslasti mihi.

Asperges me hyssopo , et mundabor, * lavabis me , et super nivem dealbabor.

Audilui meo dabis gaudium et laetiliam ; * et exullabunt ossa humiliata.

Averte faciem luam a peccalis meis : * et omnes iniquilales meas dele.

Cor mundum crea in me , Deus , * el spiri-tum rectum innova in visceribus meis.

Ne projicias me a facie tua ; * et Spirilum Sanctum tuum ne auferas a me.

Redde mihi laetiliam salutaris tui; * el spi-ritu principali confirma me.

Docebo iniquos vias tuas: * el impii ad te convertentur.

Libera me de sanguinibus Deus, Deus salu-

-ocr page 67-

51

Want zie, in ongerecliligheden ben ik voortgebracht, en in zonden heeft mij mijne moeder ontvangen.

Want zie, gij hebt de waarheid bemind; de onbekende en verborgene geheimen uwer wisheid hebt gij mij geopenbaard.

Gij zult mg besproeien met hyzoop en ik zal gezuiverd worden: gij zult mij wasschen en ik zal witter worden dan sneeuw.

Gij zult aan mijn gehoor vreugde en blijdschap geven, en mijne vernederde gebeenten zullen juichen.

Keer uw aangezicht af van mijne zonden, en wisch al mijne ongerechtigheden uit.

Schep in mij, o God, een zuiver hart, en vernieuw den rechten geest in mijn binnenste.

Verwerp mij niet van uw aanschijn, en neem uwen Heiligen Geest van mij niet weg.

Geef mij weder de blgdschap uws heils, en versterk mg met den verwinnenden geest.

Ik zal den boozen uwe wegen leeren, en de goddeloozen zullen zich tot u wenden.

Verlos mg van de bloedschuld, o God, God

-ocr page 68-

52

lis meae: * et exullabil lingua mea jusliliam tuam.

Domine, labia mea aperies; * et os meum annunliabit laudem tuam.

Quoniam si voluisses sacrificium, dedissem utique: * holocaustis non delectaberis.

Sacrificium Deo spiritus contribulatus; * cor contrilum et humiliatum Deus non despicies.

Benigne fac Domine in bona voluntate lua Sion: * ut aedilicenUir muri Jerusalem.

Tune acceptabis sacrificium justitiae, obla-tiones, et holocausta: * tunc imponent super altare tuum vitulos.

ji\'. Requiem aeternam * dona eis Domine.

iij. Et lux perpetua * luceat eis.

2. Na de Consecratie.

JESÜ SALVATOR.

Jesu, Salvator mundi, exaudi preces sup-plicum.

-ocr page 69-

53

mgns heils, en mijne long zal uwe rechtvaardigheid loven.

Heer, gij zult mijne lippen opendoen, en mijn mond zal uwen lof verkondigen.

Want hadt gij offeranden gewild, ik zou ze zeker gegeven hebben; in brandoffers zult gij geen behagen vinden.

Een bedrukte geest is eene offerande voor God; een vermorzeld en veroolmoedigd hart zult gij, o God, niet versmaden.

Doe wel. Heer, volgens uwe goedgunstigheid aan Sion, opdat de muren van Jeruzalem opgebouwd worden.

Dan zult gij de offerande van rechtvaardigheid , en dank- en brandoffers aannemen; dan zullen zii kalveren op uw altaar leggen.

f. Heer, geef hun de eeuwige rust.

it;. En het eeuwige licht verlichte hen.

JESU SALVATOR.

Jezus, Verlosser der wereld, verhoor de beden van die u nederig smeeken.

-ocr page 70-

54

Miseremini mei, miseremini mei, sallem vos I Ont

amici mei, quia manus Domini teligit me. minsU

Heere

Pelli meae , consumptis carnibus, alt;lhaesil os jyijj

meum. mijn

Miseremini, etc. On

Quare persequimini me sicut Deus , et carni- ^

bus meis saluramini ? verzai

Miseremini , etc. On

OF

Pie Jesu Domine , dona eis requiem. y,

(Dit zingt men driemaal; men voegt er ten slotte rust. bij: sempitemam. J 3. Na de Nuttiging.

PSALM CXXIX.

De profundis clamavi ad te , Domine ; * Do- Ui

mine exaudi voeem meatn. Heei

Fiant aures tuae intendentes, * in vocem Li

deprecationis meae. mijn

Si iniquitates observaveris, Domine, * Do- It

mine , quis sustinebit ? Hee

Quia apud le propitialio est; * el propter lü

legem tuam suslinui te, Domine. , ik i

-ocr page 71-

00

11 vos Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, ten minste gij, mijne vrienden , want de hand des Heeren heeft mij getroffen.

sit os Mijn vleesch is verteerd, mijn vel kleeft aan mijn gebeente.

Ontfermt u mijner, enz.

arm- Waarom vervolgt gij mij, gelijk God , en verzadigt gij u met mijn vleesch ?

Ontfermt u mijner, enz.

OF

Liefderijke Heer Jezus , geef hun de eeuwige •lotte rust.

PSALM CXXIX.

Uit de diepten heb ik tot u geroepen , o Heer ; Heer! verhoor mijne stem.

Laat toch uwe ooren luisteren naar de stem myner smeeking.

Indien Gij de ongerechtigheden gadeslaat, Heer, Heer, wie zal dan bestaan ?

Maar bij u is genade , en om uwe wet heb ik u , o Heer, verbeid.

F 5

-ocr page 72-

56

Suslinuit anima mea in verbo ejus, * spe-ravit anima mea in Domino.

A cuslodia malutina usque ad noctem, * speret Israël ia Domino.

Quia a pud Dominum misericordia , * et co-piosa apud eum redemplio.

El ipse redimet Israël, * ex omnibus ini-quitalibus ejus.

Requiem aeternam * dona eis Domine. El lux perpetua * luceat eis.

4. Na de H. Mis bij de lijkbaar of aan deu voet des Altaars.

Paler nosier, elc.

jt\'. El ne nos inducas in lentalionem.

n). Sed libera nos a malo.

jK A porla inferi.

Erue , Domine , animas eorum. f. Requiescanl in pace.

Amen.

Domine , exaudi oralionem meam.

El clamor meus ad le venial.

jfr. Dominus vobiscum.

Et cum spiritu luo.

-ocr page 73-

57

Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht; mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Van den morgenstond tot aan den nacht, hope Israël op den Heer.

Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.

En Hij zal Israël verlossen uil al zijne ongerechtigheden.

f. Heer, geef hun de eeuwige rust.

En het eeuwige licht verlichte hen.

Onze Vader , enz.

jL En leid ons niet in bekoring.

Maar verlos ons van den kwade, j^. Van de poorten der hel. li). Verlos , Heer , hunne zielen. Dat zij rusten in vrede.

Amen.

jfr. Heer, verhoor mijn gebed, s En mijn geroep kome lol u. f. De Heer zij met u.

En met uwen geest.

-ocr page 74-

58

Oremns.

Absolve , quaesumus Domine , animam famuli lui N. ab omni vinculo delictorum, ut defunc-tus saeculo libi vivat; el quae per fragilitalem carnis humana conversatione commisit , tu ve-nia misericordissimae pietatis absterge.

Deus, veniae largitor et humanae salulis amator , quaesumus olementiam luam, ut nostrae Congregationis fralres, propinquos et benefac-tores, qui ex hoc saeculo transierunt, beata Maria semper Virgine intercedente cum omnibus Sanctis tuis, ad perpetuae beatitudinis consortium pervenire concedas. Per Christum Dominum do.s\'rum.

Amen.

Requiem aeternam dona eis, Domine.

Et lux perpetua luceat eis.

f. Requiescant in pace.

Amen.

-ocr page 75-

59

n

Laat ons bidden.

luli Verlos, bidden wij u, Heer, de ziel Tan uwen

nc- dienaar N. van alle banden der zonde, opdat em hij, uil deze wereld gescheiden, \\oor u leve; ve- en wat hij door de zwakheid des vleesches in hel menschelijk verkeer misdreef, wisch gij dat door de vergeving uwer allerbarmharligsle goe-derlierenheid uil.

ulis O God, die den zondaar vergiffenis schenkt,

rae «n de zaligheid der menschen bemint, wg \'ac- ! smeeken uwe genadige goedertierenheid, dat gij uia de broeders, naaslbestaanden en weldoeners van nc- onze Congregatie, die uil deze wereld overge-um gaan zGngt; door de voorspraak van de zalige um Maria altijd Maagd en van al uwe Heiligen, lol hel deelgenootschap der eeuwige zaligheid wilt laten geraken. Door Christus, onzen Heer.

Amen.

Heer, geef hun de eeuwige rusl.

En bet eeuwige licht verlichte hen.

f. Dal zij rusten in vrede.

Amen.

t

-ocr page 76-

Ja hij ruste, rusle in vrede!

Zijne woon zij Sions slede!

\'s Heeren Englen voeren hem In het blij Jeruzalem!

Broeder! doorgestaan is \'l lijden;

Rust van \'t zwoegen , rust van \'t strijden! Geve u God \'t verdiende loon!

Siere uw hoofd zijn gloriekroon!

Trouwe vriend, ons voorgetreden , Zie, we volgen uwe schreden;

Eenmaal zien we elkander weer. Eeuwig—eeuwig—bij den Heer! Dan geen droevig scheiden meer! Eeuwig — samen—bij den Heer!

{*) Drukl

-ocr page 77-

GEZANGEN

IN GEBRUIK BIJ

DE HEILIGE FAMILIE.

Onderhoudt elkander met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen ; zingt en looft den Heer in uwe harten. Ephes. V. 19.

-ocr page 78-

62

Nquot; 1.

Lofzang tot deu H. Geest.

1.

Veui, Creator Spiritus , Mantes tuorum visita ,

Imple superna gratia ,

Quae tu creasti, pectora.

2.

Qui diceris Paraclitus, Altissimi donum Dei,

Pons vivus , ignis , cliaritas , Et spiritalis uuctio.

3.

Tu septiformis munere , Digitus paternae dexterae, Tu rite promissum Patris , Sermone ditans guttura.

4.

Accende lumen sensibus; Infunde amorem cordibus, Infirma uostri corporis Virtute firmans perpeti.

-ocr page 79-

63

Veni Creator.

1.

Kom , Schepper , Heiige Geest, daal neer Bezoek gij de uwen heden weer,

Vervul van boven met uw kracht De harten, door u voortgebracht.

2.

Gij , die de Trooster wordt genoemd , Als gaaf des Hoogsten steeds geroemd , Als levensbron , vuur , liefdegloed En zalving , voor den geest zoo zoet.

3.

Uw zeven gaven roemen wij;

De vinger van Gods hand zijt gij;

Als gift des Vaders gij geëerd,

Die uw getrouwen \'t spreken leert.

4.

Ontsteek uw licht in ons verstand, Dat ons \'t gemoed van liefde brand\' , En dat uw kracht ten allen tijd Sterke onze zwakheid in den strijd.

-ocr page 80-

64

5.

Hostem repellas longius , Pacemque dones protinus , Ductore sic te praevio Vitemus omne noxium.

6.

Per te sciamus da Patrem, Noscamus atque Filium ; Teque utriusque Spiritum Credamus omni tempore.

7.

Deo Patri sit gloria,

Et Filio, qui a mortuis Surrexit, ac Paraclito , Ia saeculorum saecula. Amen.

IV0 3.

Lofzang tot den H. Geest.

Veni Sancte Spiritus, Et emitte coelitus Lucis tuae radium.

-ocr page 81-

65

5.

Drijf satan verre op onze beê , Verleen ons uwen zoeten vree; Ga steeds ons voor door uwen raad , Opdat wij mijden alle kwaad.

6.

Leer gij ons kennen hier beneêu Den Vader en den Zoon meteen : Geef, dat wij u, hun beider Geest, Belijden immer onbevreesd.

7.

Aan God den Vader eeuwig eer ,

Zijn eengen Zoon ook, onzeu Heer, En God den Trooster zij bereid Dezelfde lof in eeuwigheid.

4.

Veni Saucte Spiritus.

Kom, o kom, o Heiige Geest,

Zend , gelijk op \'t Pinksterfeest, Van uw bemelsch licht een straal.

-ocr page 82-

66

Veni Pater pauperum,

Veni dalor munerum,

Veni lumen cordium. Consolator optime,

Dulcis hospes animae;

Dulce refrigerium.

Ia labore requies,

In aestu temperies,

In fletu solatium.

O lux beatissima,

Reple cordis intima Tuorum fidelium.

Sine tuo numine,

Nihil est in homine.

Nihil est innoxium.

Lava, quod est sordidum: Riga, quod est aridum:

Sana, quod est saucium. Flecte, quod est rigidum;

Fove, quod est frigidum;

j quod est devium. Da tuis fidelibus In te confidentibus

Sacrum septenarium. Da virtutis meritum;

Da salutis exitum:

Da perenne gaudium. Amen.

-ocr page 83-

67

Vader , kom , van \'t arm gemoed ,

Gever , kom , van alle goed ,

Kom , o licht der harten , daal.

Beste Trooster , kom gij nu ;

Zoete gast, wij nooden ïi ;

Milde koelte, blaas ons aan.

Ruste van des arbeids leed,

Van de hitte droogt gij \'t zweet, Ook der droeven stillen traan. Kom , o allerheiligst licht,

Dat het laatste duister zwicht\'

In uw trouwen , op hun beê.

Zonder dat gij hulpe biedt,

Is er in de wereld niet

Ééne ziele zonder wee.

Reinig, wat ge vindt besmeurd , Drenk, al wat van dorheid treurt,

Heel, al wat gij ziet gewond.

Buig , wat zich in \'t booze stijft, Koester, wat te koud u blijft,

Breng wat dwaalt, op veilgen grond. Zij aan al uw trouwen saam , Die steeds hopen in uw naam ,

\'t Heilig zevental bereid.

Geef der deugd \'t verdiende loon ,

Geef een dood, die \'t al bekroon\' Met een eeuwge zaligheid.

-ocr page 84-

68

No S.

Ter eere van het H. Sacrament.

1.

Adoro te supplex , latens Deitas , Quae sub his figuris yere latitas: ïibi se cor meum totum subjicit; Quia te contemplans totum deficit.

2.

Visus, gustus, tactus in te falïitur, Sad auditu solo tuto creditur;

Credo quidquid dixit Dei Filius, Nil hoc verbo veritatis verius.

3.

In Cruce latebat sola Deitas,

Sed hie latet simul et humauitas; Ambo tameu credens atque confitens, Peto quod petivit latro poeuitens.

4.

Plagas sicut Thomas non intueor, Deum tarnen meum te confiteor. Fac me tibi semper magis credere. In te spem habere, te diligere.

-ocr page 85-

69

e.

A dor o te.

1.

O miju God ! \'k aanbid u met ontzag vervuld, JU, die hier -waarachtig in deez\' schijn u hult; Zie hoe \'t dankend harte tot zijn Heer u kiest; Wijl het, u heschouwend , zich in u verliest.

2.

Oog, gevoel en tonge stelt mij hier te loor,

Maar \'t geloof vertrouwt slechts veilig op \'t gehoor : Vast geloof ik, al wat Gods Zoon heeft gezeid; Niets toch overtreft hem in waarachtigheid.

3.

Mocht aan \'t kruis uw Godheid slui\'ren zich alleen , Hier verschuilt uw menschheid voor mijn oogmeteen; Beide toch geloovend, als zag ik ze klaar ,

Bid ik , wat iu rouwe bad de moordenaar.

4.

Mag ik niet, als Thomas, uwe wonden zien, quot;kWil als mijnen God toch u mijn hulde biên. Geef, o dat ik altijd meer geloove in u, In u hope, u minne, ja veel meer dan nu.

-ocr page 86-

70

O memoriale mortis Domiui!

Panis vivus vitam praestans homini, Praesta meae menti de te vivere , Teque illi semper dulce sapere.

6.

Pie Pelicane , Jesu Domine , Me immundum rrmnda tuo saaguine, Cujus una stilla salvum facere Totum mundum quit ab omui scelere.

7.

Jesu, quem velatum uuuc aspicio , Oro , fiat istud , quod tam sitio ,

üt te revelata cernens facie ,

Visu sim beatus tuae gloriae.

Ave Jesu , Pastor fidelium ,

Adauge fidem omnium In te credentium.

IV° V.

Adoremus in aeternum Sanctissimum Sacramen-tum.

-ocr page 87-

71

5.

gedachtenisse van des Heereu dood,

levend en den mensch ook leven schenkend brood; (eef, dat mijne ziele door u leven mag In uw zoetheid proeve tot mijn jongsten dag.

6.

Pelikaan vol liefde, Jezus, gij zoo goed,

leinig mijne onreinheid in uw heilig bloed, Dat, was \'took één druppel, de aarde gansch en al aalgen kan van gruwlen, gruwlan zonder tal.

7.

Jezus, wien gesluierd ik mijn hulde bracht,

\'tBid u, moog\' geschieden, waar ik zoo naar smacht: Dat gij eens den sluier voor mij openspreidt, Zaalgend mij door d\'aanblik van uw heerlijkheid.

ü, Jezus, eer! o Herder zoet en teer! Op uwer trouwen bee vermeer \'t Geloof in u, o Heer!

men- Liiat ons in eeuwigheid het Allerheiligste Sacrament aanbidden!

f i

6

-ocr page 88-

No 8.

Lofzang ter eere van liet Allerh. Sacrament.

Ecce panis Angelorutn Factus cibus viatorum.

Vare panis filiorum,

Non mittendus canibus.

In figuris praesignatur;

Cum Isaac immolatur,

Agnus Paschae deputatur,

Datur manna patribus.

Bone pastor, panis vare,

Jesu nostri miserere:

Tu nos pasce, nos tuere:

Tu nos bona fac videre In terra viventium.

Tu, qui cuncta seis et vales. Qui nos pascis hic moitales;

ïuos ibi commensales,

Cohaeredes et sodales Fac sanctorum civium.

-ocr page 89-

73

No O.

Ëcce panis.

Zie het brood van die ginds tronen Toegedeeld aan die hier wonen : \'t Echte brood der trouwe zonen , Brood , voor honden veel te waard.

\'t Was in beelden reeds beschreven , Toen de vrome Izaak moest sneven , \'t Paaschlam werd ten zoen gegeven , \'t Zoeta manna werd gegaard.

Goede herder, wil ons hoeden , Van Gods toorn weerhoud de roeden, Wil ons bijstaan , wil ons voeden , Laat ons zien , wat gij den goeden In den Hemel hebt bereid.

Gij , dien wij almogend prijzen, Die ons hier zoo mild komt spijzen , Wil ons daar , na blij verrijzen , Aan uw disch een plaats aanwijzen Bij uw feestkring ingeleid.

-ocr page 90-

74

No lO.

Ter eere van liet H. Sacrament» 1.

D

Als Als En E Voo Hel Wa l

Loof, o Sion ! uw Vriend en Behoeder, ; Mog Uw Verlosser, uw Leidsman en Voeder;

Loof uw Leeraar , uw Schepper eu Broeder,

En verneder voor hem u in \'t stof.

Looft hem , broeders, wilt dankbaar hem prijzei^ Hem voor eeuwig uw liefde bewijzen ;

Hij , die zelf met zijn Vleesch ons komt spijzen

Overtreft aller schepselen lof.

Welk een goedheid ! de machtigste Koning Nam voor altijd bij ons zijne woning,

En verzocht ons als gunst en belooning.

Hem te nadren als Broeder en Vrind.

Groote God, wees voor eeuwig geprezen;

\'t Is uw vreugd, in ons midden te wezen,

Ons naar lichaam en ziel te genezen ,

Te bewijzen hoezeer gij ons mint.

Allen willen we u dikwijls begroeten,

En eerbiedig geknield aan uw voeten ,

Willen wij de onverschilligheid boeten ,

Die ge op aarde zoo vaak ondervindt.

2.

Jezus , voedsel voor \'t eeuwige leven ,

Die de noodige kracht ons wilt geven.

Zie o Vc Gij 1 Onze

-ocr page 91-

75

Zie ons hier , door verlangen gedreven ,

Voor uw heiligdom nedergeknield.

Gij wilt gaarne onze ellende verschoonen ,

Onze nedrige harten bewonen ;

Moge ons leven aan allen ook toonen, ; Dat gij , Jezus, alleen ons bezielt.

;der, Als de ziekte aan het sterfbed ons kluistert, Als ons oog door den dood reeds verduistert, prijzen; En ons oor naar geen aardsche meer luistert,

Dan vergeet, dan verlaat gij ons niet.

ipijzen. Voor de menschen van liefde verslonden,

Hebt ge , o Jezus ! een middel gevonden , ng Waardoor ge ons in de bangste der stonden , Uwe hulp en uw bijstand nog biedt.

Opdat zelfs ons geen dood zou verschrikken , En de duivel ons niet zou verstrikken ,

Komt gij zelf in dat uur ons verkwikken , Waarin eeuwig deze aarde ons ontvliedt.

3.

Hoe dus pijnen en ziekte ons ook kwellen , Nooit zal lijden of dood ons ontstellen ,

Wijl gij , Jezus, ons wilt vergezellen

Als van de aarde onze ziel eenmaal scheidt. Aan uw hand gaan wij moedig vertrekken , Met de hoop, dat ge ons eens zult verwekken Uit het stof, dat onz\' beendren zal dekken, Tot de kroon der onsterfelijkheid.

f

-ocr page 92-

76

Lieve Jezus, die hier zijt vevborgen , Wil, ach wil voor ons allen toch zorgen , lieid ons eens tot dien zaligen morgen , Welke nimmer een avond meer heeft. Als wij eenmaal met al uw getrouwen Ij van aanschijn tot aanschijn aanschouwen , Dan zult ge ons ook dat wonder ontvouwen,

Waardoor ge u als een voedsel ons geeft. Ach , verhoor onze nedrige zangen , Eu vervul ons zoo vurig verlangen ,

Laat ons steeds u zoo waardig ontvangen , D-it gij , Jezus, alleen in ons leeft

3V0 11.

Schoon lied ran liet Allerheiligste Sacrament.

O Christen ! sterk t Geloof en merk Dit liefdewerk,

Waar God algoed Met Vleesch en Bloed Hij zelf u voedt.

Allen.

Wees, o Jesu ! Die ons steeds nu Hier in \'t vleesch u Bezitten doet, O Jesu zoet!

Wees, wees gegroet.


-ocr page 93-

77

4.

Eene stem.

Daar iu dien krans Der Remonstrans Is Christus gansch : Van brood en wijn Daar enkel zijn ^Gedaante en scliiju.

Allen.

Wees , o Jesu !

Die ons steeds nu Hier in \'t vleesch u Bezitten doet,

O Jesu zoet I Wees, wees gegroet.

3.

Eene stem.

De Hostie daar , De schijn voorwaar Van brood is \'t maar : \'t Blijkt wel gewis \'t Geheimenis Dat Jezus \'t is.

Allen.

Wees , o Jesu ! Die ons steeds nu Hier in \'t vleesch u Bezitten doet,

O Jesu zoet!

Wees, wees gegroet.

wen, ;eft.

u

Eene stem.

Kniel, kniel dan neer Voor d\'Opperheer , En vraag niet meer, Hoe dat geschiedt; Ziet \'t oog het niet, \'t Geloof \'t wel ziet.

Allen.

Wees , o Jesu ! Die ons steeds nu Hier in \'t vleesch u Bezitten doet,

O Jesu zoet!

Wees , wees gegroet.

5.

Eene stem.

Met Cherubien En Serafien Wil hulde bièu : Val voor hem neer. Geef, geef hem eer, Uw God en Heer. Allen.

Wees, o Jesu! Die ons steeds nu Hier in quot;t vleesch u Bezitten doet,

O Jesu zoet!

Wees, wees gegroet.


t.

-ocr page 94-

78

6.

stem.

Allen.

Ach , by mijn dood Wees, q Jesu \'

En jongsten uood, Die ons steeds nu Wees, hemelsch Brood! Hier in \'t vleesch u

Mijn zielespijs Bezitten doet.

Op mijne reis _ O Jesu zoet!

ar t Paradijs. Wees , wees gegroet.

IN\'-\' 1«.

Vóór de H. Communie.

1.

Jezus ! menschgeworden God , Die niet in mv woord kunt falen ,

Gij rust hier in \'t Sacrament;

Kan \'t mijn geest niet achterhalen , Toch betuig ik weder nu ;

Jezus ! ik geloof iu u.

3.

God van almacht, liefde en trouw! kBen beschaamd om al mijn zonden;

Maar gij, Heer, hebt ze uitgewischt Iu het bloed van zóóveel wonden; Vol betrouwen kom ik nu.

Goede Jezus! \'k hoop in u.

-ocr page 95-

God van liefde en opperst Goed! Gij wilt spijzen ons en drenken, In \'t geheim der hoogste min Heel u zeiven aan ons schenken;

Liefste Jezus! kom gij nu ,

Ach , mijn ziel verzucht naar u.

4.

quot;kBen niet waardig, groote God! Dat gij ingaat in mijn harte;

Spreek, Heer! spreek een enkel woord. En, doorwond van liefdesmarte,

Schrei ik: Jezus! kom toch nu. Kom, o kom! ik smacht naar u.

5.

\'k Zal dan aan den heilgen disch U, mijn Jezus! gaan ontvangen,

U, mijn God, mijn grooten God Aan mijn zalig harte prangen;

Goede Jezus! kom toch nu.

Kom, o kom! ik snel tot u.

-ocr page 96-

80

IVTo 13-Tot dankzegging.

Laudate pueri Dominum: quot;laudate nomen Domini. Loo

Heere

Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc nunc De et usque in saeculum. : tot it

A solis ortu usque ad occasum , * laudabile no- Vai men Domini. naain

Excelsus super omnes gentes Dominus, * et super Ho

coelos gloria ejus. h,

Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis \\V

habitat, * et humilia respicit in coelo et in terra? hoog\'

Hem

Suseitans a terra inopem, * et de stercore arigeus Di

pauperem. het .

Ut collocet eum cum principibus, * cum priu- O

cipibus populi sui. de A

Qui habitare facit sterilem in domo, * matrem D

filiorum laetantem. a|s \'

Gloria Patri, et Filio, * et Spiritui Sancto. G

Hei

Sicut erat in principio, et nunc, et semper, * G

et in saecula saeculorum. Amen. en

■\'WVWwv

-ocr page 97-

81

PSALM CXII. Laudate pueri.

Looft, kinderen , den Heer ; looft den naam des Heeren.

De naam des Heeren zij gezegend van nu af tot in eeuwigheid.

Van zonne-opgang tot zonne-ondergang , zij de naam des Heeren geloofd.

Hoog boven alle wolken is de Heer, en boven de hemelen zijne glorie.

Wie is gelijk de Heer onze God, die in de hoogte woont en het nederige aanziet, in den Hemel en op aarde ?

Die den behoeftige opricht uit het stof, en uit het slijk den arme verheft.

Opdat hij hem plaatse naast de Vorsten , naast de Vorsten zijns volks.

Die de onvruchtbare wonen doet in het huis, als blijde moeder van kinderen.

Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest.

Gelijk het was in den beginne , en nu en altijd en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

CSi

■\'\'lörë quot;li

1 ■

ii

f | I

-ocr page 98-

82

IVTo 14.

Na de H. Commnnie.

1.

Welkom geheeten,

Mijn Jezus! in mijn hart O blij

geweten !

O zoete liefdesmart!

Dw met uw vleesch mij;voedt, 00r 11 mij leven doet,

Ik zal u nooit vergeten;

Nog eens u , Jezus zoet,

Welkom geheeten !

2.

k Zal dank hem zingen ,

Zijn bloed was mij ten drank;

Grij, hemelingen !

zegt gij met mij hem dank, Die om zijn zetel zweeft. Hem eeuwig glorie geeft.

Nu hier mij komt omringen,

Daar Jezus in mij leeft;

k Zal dank hem zingen.

-ocr page 99-

83

3.

Aan Jezus geven Zal ik mijn hart en ziel.

Voor heel mijn leven !

Wat mij ten deele viel Bevat geen aardsch verstand : \'tls door een mensclienliaud Nog nimmer c eergeschreven ;

\'k Wil hart en ziel ten pand Aan Jezus geven.

Nquot; IS.

Jesu dulcis memoria.

(Den H. Bertiardiis toegeschreven.)

1.

Aan Jezus denken is reeds zoet; \'tls reine weelde voor \'t gemoed;

Maar ver gaat \'t boven alle goed , Wat Jezus vriendlijk bijzijn doet.

2.

Niets zoeter dat de tonge kweelt,

Niets zoeter dat ooit de ooren streelt, Niets zoeter dat \'t verstand zich beeldt Dan Jezus, Godes eigen teelt.

-ocr page 100-

84

3.

O hoop van die in boete klaagt, O Jezus, mild voor die u vraagt,

Goed voor die zoekend naar u jaagt! Maar wat voor die in \'t hart u draagt ?

4.

O Jezus , bron die eeuwig leeft, \'t Verstand verlicht, \'t hart zoetheid geeft Die alle heil te boven streeft.

Wat ooit de mensch gezonnen heeft.

5.

Geen tonge, die het ooit vertelt.

Geen stifte die \'t in letters spelt ; Het minnend hart Iaat onvermeld Hoe zoet \'t van Jezus liefde zwelt.

6.

k Zoek Jezus hier in de eenzaamheid, In mijn gesloten hart bereid;

k Zoek Jezus , waar Gods hand mij leid* , quot;Wat lot mij in de wereld beid\'.

-ocr page 101-

85

No 16.

Aan Jezus eer.

1.

Aan Jezus eer!

Zoo stijge ous dankbaar smeeken;

Aan Jezus eer! door aarde en hemelheir ! O zoete naam, dien ik nimmer kan spreken. Of \'kvoel te feller in liefde ms ontsteken: Aan Jezus eer!

3.

Aan Jezus eer!

Is quot;tlied der clu\'istcnscharen,

Aan Jezus eer! hem, onzen God en Heer, Die al wie trouw om hem henen vergareu.

Trouw in den strijd voor zijn naam zal bewaren: Aan Jezus eer!

3.

Aan Jezus eer!

Zoo mag de zondaar zuchten,

En tot zijn Heer ga hij rouwmoedig weer; Geen boetling, neen! heeft zijn wrake te duchten, Hij heeft alleen in zijne armen te vluchten : Aan Jezus eer!

-ocr page 102-

86

4.

Aan Jezus eer!

Is \'tlied vau \'t zielsvertrouweu, Aan Jezus eer! zoo roepen we immer weer; Hoe langer toch wij zijn wouden beschouwen, Hoe meer ons ook onze zouden berouwen: Aan Jezus eer!

5.

Aan Jezus eer!

Is \'t lied der hemelzalen,

En de Englen vallen diep aanbiddend neer; Dat moet heel de aard met haar tongen en talen Dat al wat is door alle eeuwen herhalen: Aan Jezus eer!

6.

Aan Jezus eer!

Nog eens het aangeheven!

Aan Jezus eer! en immer, immer meer! Aan hem alléén zij van nu af ons leven, Aan hem geheel ons ten offer gegeven! Aan Jezus eer!

7.

Aan Jezus eer!

Zoo blij va ons danklied stroomen; Aan Jezus eer! voor eeuwig onzen Heer! Hij, ja, liij \'zelf is in ons nu gekomen.

Hij zelf heeft ons tot de zijnen genomen: Aan Jezus eer!

-ocr page 103-

87

TSTo ir.

Geloofd zij Jezns Christus.

1.

1.

Als \'t eerste duister breekt, Ontwaakt mijn hart en spreekt Geloofd zij Jezus Christus!

2.

De heiige feestklok luidt En roept het plechtig uit: Geloofd zij Jezus Christus !

3.

Wat is de schoonste klank ? De zoetste toon van dank? -Geloofd zij Jezus Christus !

4.

In \'sHeeren heilig huis Is \'teerste beêgesuis-:

Geloofd zij Jezus Christus !

5.

In mijn gelukkigst uur Zing ik met liefdevuur : Geloofd zij Jezus Christus !

-ocr page 104-

6.

Bij al wat ik begin.

Roep ik met hart en zin : Geloofd zij Jezus Christus 7.

En wat mijn werk ook zij, Ik zeg er vroolijk bij : Geloofd zij Jezus Christus !

II.

1.

De schoonste vruchten kweek Het hart, dat aldus spreekt : Geloofd zij Jezus Christus! 2.

Bij spijzen en bij drank, Is dit mijn vrome dank: Geloofd zij Jezus Christus !

3.

Zoo zing ik vroeg en spa , Als k bid of werken ga : Geloofd zij Jezus Christus !

4.

En nooit verveelt de groet, Zoo schoon , zoo wonderzoet: Geloofd zij Jezus Christus!

-ocr page 105-

89

5.

Als treurigheid mij plaagt, Dan roep ik onversaagd: Geloofd zij Jezus Christus!

6.

Bij \'s levens zielsverdriet Vind ik mijn troost in \'t lied: Geloofd zij Jezus Christus!

7.

In nood en hittre smart Roep ik met mond en hart: Geloofd zij Jezus Christus!

8.

Droef om mijn schuld te moê, Zucht ik mijn Jezus toe : Geloofd zij Jezus Christus!

9.

De macht der helle vliedt Voor dit mijn zoete lied: Geloofd zij Jezus Christus!

m.

i.

De liefelijkste lof Is ook in \'s Hemels hof: Geloofd zij Jezus Christus!

-ocr page 106-

90

2.

Des Vaders eeuwig woord Klinkt daar en eeuwig voort: Geloofd zij Jezus Christus!

3.

Zingt, mensclienkindren, luid, ^ingt jubelend het uit:

Geloofd zij Jezus Christus!

4. .

Heel \'t aardrijk in het rond Weerklinke telken stond:

Geloofd zij Jezus Christus!

5.

Als \'t licht ten einde spoedt, Zij dit de laatste groet:

Geloofd zij Jezus Christus!

6.

De duisternis wordt dag,

Voor wie slechts zingen mag: Geloofd zij Jezus Christus!

7.

Mijn hart houdt sluimrend wacht, \'t Zingt iu den stillen nacht: Geloofd zij Jezus Christus!

-ocr page 107-

91

8.

Ja, nog mijn ziele spreekt, Als reeds mij \'t harte breekt; Geloofd zij Jezus Cliristus!

9.

Zingt, Hemel, aarde , zee ! Zingt, al wat ademt, mee : Geloofd zij Jezus Christus !

10.

\'tWeerklinke wijd en luid Voor Hem eeuw in eeuw uit : Geloofd zij Jezus Christus!

Nquot; IS-

In den Advent.

Rorate coeli desuper , Dauwt, Hemelen, van boet nubes pluant justum. ven, en laat de wolken den Rechtvaardige regenen.

]V° lO.

Ter eere der Mensclmording.

(Creator alme siderum.)

1.

Gij , die de zonne hebt gesticht,

Der zielen eeuwig koestrend licht, O Christus, die de wereld redt!

Aanhoor ons nederig gebed.

-ocr page 108-

92

2.

Gij zaagt het menschdom in den nood , Ter prooi van satan en den dood: En, met zijn droevig lot begaan, Bracht gij den zondaar redding aan.

3.

Uit t heiligdom der zuivre Maagd

SÜ gt; Verlosser, opgedaagd.

Om aan het kruis, als ons rantsoen , Aan uwen Vader te voldoen.

4.

Voor uwe sterkte, voor uw macht Buigt thans de knieën elk geslacht, Ia aarde en Heemlen buigt het al Wat is, en was en komen zal.

5.

Gij, die met vreeselijk gezag Zult komen in den jongsten dag,

O keer aan deze zij van \'t graf Des duivels pijlen van ons af.

6.

Lof, kracht en glorie, te allen tijd Den Vader en den Zoon gewijd!

En ook den Trooster, hun gelijk, In s Heeren Gods oneindig rijk !

-ocr page 109-

93

isr» so.

Kerstlied.

1.

Grlorie, glorie zij aan God!

Aan God in d\'allerlioogsten! En op aarde een vreedzaam lot

Zal goede wil steeds oogsten!

Koorrefrein.

Spoedt u, komt spoedt u naar \'t goddelijk Kind Groet \'et en zegt \'et, dat gij \'et bemint!

3.

Ziet, een lieldre hemelgloor

Verlicht het nachtlijk duister En een bode uit \'t hemelkoor

Zweeft neder in dien luister.

3.

Vreest niet, herders, (zoo zingt hij)

Van God beu ik gezonden; En gewis zijt ge allen blij

Om \'t geen ik ga verkonden.

4.

\'s Werelds heil, (zoo juicht zijn stem)

De Christus is geboren!

Gaat naar \'t stadjen Bethlehem:

Dat heeft hij zich verkoren.

-ocr page 110-

94

o.

Dit zij t teekeu, u bereid:

i _ zult een Kindjen vinden,

quot;t Kindjen in een krib geleid,

Met doekjes, die \'t omwinden.

6.

En nauw vliedt bet laatste woord.

Of duizenden van Englen Hoort men in het zoetst akkoord

Hun schoonste tonen raenglen.

7.

In den hoogsten, glorie God!

(Hoort, duizend snaren trillen) Eu op aarde een vreedzaam lot

Den meuschen, die goed willen!

8.

En, toen zwevend in het rond

Het koor was opgestegen, Xlonk het uit der herdren mond

Elkander blijde tegen.

9.

Blij om \'t teeken, hun bereid,

, , Gaan zij op weg en vinden

t Kindjen in een krib geleid.

Met doekjes, die \'tomwinden.

Ziet d Voelt

Kind Ach

quot;Wie quot;t 0lt;

Chr Jezi

En Zie

-ocr page 111-

95 10.

Ziet den Schepper vau \'t heelal:

Op stroo strekt hij zijn leden ! Voelt ge, o mensch , hier in deez\' stal

Niet uwen trots vertreden ?

11.

Kindjen vol aanminlijkheên,

Van koude schier bevrozen ! Ach , gij hebt uit liefde alleen

Deze armoe u gekozen !

12.

Wie aanschouwt dat lieve quot;Wicht,

En durft zich nog beklagen, \'t Oog op \'t Kindeken gericht,

Als nood of koude plagen ?

13.

Christen ! zult gij vroolijkheid

En weelde slechts begeeren ? Jezus , in een krib geleid ,

Komt u versterving leeren.

14.

En gij die de zonde mint,

Gods eere hebt geschonden, Ziet en hoort het godlijk Kind;

Het weent om uwe zonden.

-ocr page 112-

96

15.

Glorie, glorie zij aan God !

Aan God in d allerlioogsten ! En op aarde een vreedzaam lot

Zal goede wil steeds oogsten.

IV» 21.

Het arm Kindeken ran Bethlehem.

1.

Een Kindeken is ons geboren!

Aanbidt met ons, o Euglenkoren I

Dat kind is Meester van \'t heelal! De liefde ontdeed liem van zijn luister, En midden van het nachtlijk duister Verschool hij zich in Bethlem\'s stal.

Koorrefrein.

O zoete Jezus ! nood en smart,

Dat was de keuze van uw hart, Hoe armer we u zien , godlijk Kind , Hoe meer gij onze liefde wint.

2.

Een arme maagd is zijne moeder;

Een arme werkman zijn behoeder;

Arm zijn ze, die hij \'t meeste mint.

-ocr page 113-

97

Met arme doekjes slechts omwonden;

Door arme herders \'t eerst gevonden : O ja, hij is der armen vrind.

3.

Ach, ziet hier in gebrek en pijnen Het schuldloos Kindeken verkwijnen

Ter boete van ons zingenot I Ach, zullen wij dan bitter klagen , Om \'t leed , dat wij soms moeten dragen Tot delging onzer schuld bij God ?

4.

Krib, windsels, stroo — \'t zijn zooveel monden, Die, ons ten troost, zoo luid verkonden , Dat armoê \'t best ten Hemel leidt: — Arm werd hij , om ons te verrijken ,

Om met een kroon ons te doen prijken , Die niet vergaat in eeuwigheid.

5.

Dank , Jezus! dat gij hebt verkoren Te worden als een Kind geboren ,

Zoo arm in \'t nedrig Bethlehem ! Wij willen gaarne met u lijden ,

Om eens met u ons te verblijden In \'themelsche Jeruzalem.

-ocr page 114-

98

IVo SS. De leerschool van Nazareth.

1.

^alt u de arbeid zwaar temet. Vrienden , denkt aan Nazai\'eth; Dan begrijpt gij wis uw plicht, Eu het werken wordt u licht.

2.

Hij , die Heemlen scheppen kan , Werkt als nedrig timmerman: AiVie, die Jezus werken ziet. Vindt in d\' arbeid nog verdriet ?

3.

Onder menschelijk bevel Werkt hij als een jong gezel;

Ziet hoe naarstig en oprecht Jezus doet, wat Jozef zegt.

4.

Jozef! wat een zalig lot!

Werken moogt gij met uw God! Huisvest God in ons gemoed, O, dan is het werken zoet.

-ocr page 115-

99

5.

Jozef werkt voor Vrouw en Zoou, Jezus schenkt ook blij zijn loon: Ouderliefde en kindermin Zijn de steun van \'thuisgezin.

6.

Maar zij werken ook voor God, \'t Is hun heiligste gebod:

Daarom laat ons allen saam Werken steeds in Godes naam.

7.

Valt u de arbeid zwaar temet. Vrienden, denkt aan Nazareth; Dan begrijpt gij wis uw plicht. En het werken wordt u licht.

S3.

Het verloren schaapje.

1.

Van verborgen hoogten dalend. Kwam, o wonder! of hij \'t dwalend Schaapje wedervinden mocht. Op zijn smartelijken tocht,

-ocr page 116-

100

Nu de Herder dalwaarts neder, Zoekt het onverpoosd er weder: ZondaarI gij, zoo ciuui. gekocht, Zijt het schaapje, dat hij zocht.

2.

Daarom in een stal geboren.

Heeft hij krib en stroo verkoren. Hebben herders in dien nacht d\'Eersten welkomstgroet gebracht. 2oo, zoo voegde \'t, zijn verloren Dolend schaapjeu op te sporen: Zondaar! gij, zoo duur gekocht, Zijt het schaapje, dat hij zocht.

3.

Elfmaal negen schaapjes bleven Op zijn schoone hemeldreven;

Om het ééne, dat er faalt.

Heeft hij rustloos rondgedwaald; Wondt zijn voeten, waagt zijn leven. Wil zijn laatsten bloeddrop geven: Zondaar! gij, zoo duur gekocht,

Zijt het schaapje, dat hij zocht.

4.

Eindlijk, o wat blij verrukken!

Mocht hij \'taan zijn boezem drukken, Eegt het op zijn schoudren neer. Draagt het naar zijn kudde weer,

-ocr page 117-

101

Daar \'t Gods Engleu vreugdedrouken Uit de Hemelen belonken :

Zondaar ! gij , zoo duur gekocht,

Zijt het schaapje , dat hij zocht.

N» M i.

lu de Vasten.

Paree, Domine, paree Spaar, Heer, spaar uw jpopulo tuo: ne in aeter- volk, en wees niet in uum irascaris nobis. i eeuwigheid op ons verbolgen.

£2S.

Lijden en dood des Zaligmakers.

1.

Reeds in den hof, gebukt in \'tstof.

Werd Jezus\' hart bestreden Door zieleleed; een bloedig zweet

Vloeit neder van zijn leden :

Spaar , Vader, mij dien kelk , roept hij : Mag ik hem niet ontvlieden,

Laat dan uw wil geschieden.

-ocr page 118-

102

2.

O Jezus , laat, als \'t doodsuur slaat Eu mij de vrees doet beven,

Mij iu mijn lot den wil van God,

Mijn Schepper, niet weerstreven.

Laat mijn gemoed , naar \'t geen gij doet, In de uiterste oogenblikken Zich lijdzaam , nedrig schikken.

3.

O valsche kus! moet Jezus dus Door Judas zijn verraden ?

Gevangen staat hij voor den raad , Met moedwil overladen ;

Daar haat en nijd zijn val bereidt,

Blijft Jezus , hoe onschuldig ,

Bij al dien hoon geduldig.

4.

Wanneer op \'t eind mijn uur verschijnt, Mij \'t wakende geweten

Ter vierschaar daagt en mij verklaagt, Om mijner zonden keten :

Als mij de macht der helle wacht,

Laat, Jezus, door de vruchten Uws lijdens mij niet duchten.

-ocr page 119-

103

Pilatus roemt ziju onschuld, doemt

Hem nochtans tot de roede:

Nu viert het rot zijn wreedheid bot,

Eu slaat met dubble woede ,

Dat \'t bloed hem uit de wonden spuit: Dau Jezus leed die pijneu Gewillig voor de zijnen.

6.

Mijn hart krimpt saam; wie is bekwaam

Die liefde te beseffeu ?

Als ziekte en kwaal, ten laatsten maal,

Mij op het sterfbed treffen;

O Jezus, voed mij dan met moed,

Laat mij , wat ik moet lijden .

Aan uwe liefde wijden.

7.

O overmaat van euveldaad !

Was Jezus\' stam niet edel ?

Dan tot meer hoon , drukt men een kroon

Van doornen op zijn schedel;

Voor schepter biedt men hem een riet; Met \'t purperkleed omhangen ,

Moet hij hun smaad ontvangen.

F 8

-ocr page 120-

104 8.

Zoo wildet gij mijn hoovaardij ,

Miskende Jezus, boeten;

Mijn goed , mijn eer zal mij ook weer,

Op \'t eind, ontvallen moeten. O Heere, geef, dat ik niet kleev\' Aan de aarde; haar verzake Eu naar den Hemel liake.

Kruis liem ! kruis liem ! is aller stem;

Niets kan den moord vertragen : Een woest gespuis dwingt hem, zijn kruis

Ter strafplaats zelf te dragen.

Dan Jezus zwicht, en men verplicht Een Simon van Cireue ,

Dat hij hem hulp verleene.

10.

Mijn zondeulast, o Jezus, was \'t,

Die uwe schouders drukte , En afgemat, u op het pad

Der smarte nederrukte.

Ach, \'kbid u, duld niet, dat de schuld Op \'t laatst mij mag bezwaren;

Wil me om uw lijden sparen.

-ocr page 121-

105

11.

Helaas! aanschouwt, lioe aau het hout

Genageld en geheven Op Golgotha, nu Jezus na

Veel angst eu smart moest sneven. Hij sterft: — \'t heelal betreurt zijn val; O Offer, voor de zonden Van Adam\'s kroost, verslonden!

12.

Wat troost, wat hoop! ach, als de loop

Mijns levens eens zal sluiten,

\'t Gezicht bezwijkt, \'t gehoor me ontwijkt.

En ik geen woord kan uiten;

Dan blijve toch, o Jezus, nog Uw naam in mijn gedachten.

En sterk\' hierdoor mijn krachten! Amen.

ISTo S6.

Gedeuklied aau \'s Heeren lijden.

1.

Gansch des Heeren aardsche leven

Was een kruis en marteling:

\'t Voegt zijn knecht, hem na te streven Op den kruisweg, dien hij ging.

-ocr page 122-

106

2.

\'k Zal dan al mijn levensdagen

Denken aan \'t geen Jezus deed.

Denken aan de wreede slagen,

Die mijn lieve Jezus leed.

3.

Wat al lijden u doorgriefde,

Is \'t voor mij niet uitgestaan ?

O hoe groot was uwe liefde.

Die ten kruisdood u deed gaan.

4.

\'k Zal uw kruis gedachtig blijven,

Nagels, rietstaf, kroon en speer; In mijn hart uw wonden schrijven, Liefdeteekens van den Heer.

5.

\'k Zal aan spons en edik denken, Laafdrank van mijn bruidegom! Wat zal ik hem wederschenken?...

Vraagt uw smart geen smart weerom?

6.

„ Zie mij aan en tel de wonden,

„Die ik voor mijn dienstknecht draag: „ Boet in tranen uwe zonden;

„ Zou\'t te veel zijn wat ik vraag?quot;

-ocr page 123-

107

7.

„ Wil dan \'s werelds vreugde derven, „ Neem den rampspoed willig aan;

„ Wil met mij aan \'t kruishout sterven, „ Om mijn leven in te gaan.quot;

8.

O mijn hoop van \'t eeuwig leven ! \'sVaders glorieluister, gij;

Hoe ge u meer hebt weggegeven Des te dierbrer zijt ge ook mij.

9.

Schame \'t lid zich \'t aardsch verblijden , Als men \'t hoofd in doornen klonk,

\'s Levens Vorst den kelk van \'t lijden Voor de zijnen ledig dronk.

10.

Lof en glorie ganseh ons leven Zij Maria\'s Zoon gebracht,

Voor zijn volk aan \'t kruis geheven, \'t Paaschlam voor hun schuld geslacht!

-ocr page 124-

108

No Sr.

Het lied des Krnises.

(Vexilla Regis.)

1.

De koninklijke vaan treedt voor;

\'t Geheim des kruises spreidt zijn gloor, Waaraan het Leven ging ten dood , En door zijn dood het leven bood.

2.

Van bloed en water droop hij gansch, Gewond door \'t spits der wreede laas, Om ons , door zondendraf bespat, Te wasschen in dat heilig bad.

3.

Vervuld is , wat eens David\'s tong Op zijn gewijde harpe zong;

Den volken toen voorspelde hij :

Van \'t hout voert God zijn heerschappij.

4.

O boom zoo schoon, met glans omstraald, Die met des Konings purper praalt, Verkoren gij , uit allen één ,

Te raken zulke heiige leên.

-ocr page 125-

109

5.

O zalige, aan wiens armen hing De prijs der wereld: ik bezing U, weegschaal van \'t geslachte Lam, Dat aan de hel haar buit ontnam.

6.

Gegroet, o Kruis, onze ééne hoop! In dezer dagen zaalgen loop Schenk meer genu aan \'trein gemoed: Vergeef hem die zijn misdaad boet.

7.

U, bron des heils. Drievuldigheid, Zij aller geesten lof bereid;

De zege door het kruis geeft gij,

Voeg ook het eeuwig loon daarbij. -■-

PSTquot; SS.

Akte van Geloof.

1.

Broeders, welk geloof hebt gij?

Zegt uw Credo; antwoordt mij. Koor.

Credo \'t Evangelie Gods Met de vastheid van de rots. Credo! Credo!

-ocr page 126-

110

2.

Zegt mij dan op welk gezag Zulk een vastheid steunen mag.

Koor.

Op mijns Gods waarachtigheid, Die niet faalt en niet misleidt.

Credo! Credo!

3.

Maar van waar, uit weikeu mond Weet gij, wat God heeft verkend?

Koor.

Uit den mond van Jezus\' Bruid, Die zich mild voor mij ontsluit.

Credo! Credo!

4.

Ja, maar wijst de bron mij dan,

Waar de Kerk uit putten kan.

Koor.

\'t Woord van God, dat God haar liet,, \'t Zij \'t geschreven staat of niet.

Credo! Credo!

5.

Maar wat baatte nog die bron.

Zoo de Kerk eens falen kon?

-ocr page 127-

Ill

Koor.

Jezus\' woord blijft eeuwig waar. Dat hij altijd is met haar.

Credo ! Credo !

6.

Zal uw Credo van dit uur , Broeders, zijn van langen duur ?

Koor.

En in voorspoed , en in nood Credo ! Credo ! tot den dood ! Credo ! Credo !

Slotzang.

Laat ons, God , eens zien bij u, Wat wij hier gelooven nu!

Credo ! Credo !

3V0 SO.

Akte Tan Hoop.

1.

Ik hoop , mijn God ! en deze hoop Werd door de waatren van den Doop Mij reeds in \'t hart geleid ;

-ocr page 128-

113

Die hoop hebt gij mij ingeprent, In \'t leven mijner ziel geënt:

U daarvoor dank gezeid!

2.

Ik hoop vergiffnis van mijn kwaad ; In twijfel hoop ik licht en raad;

\'k Hoop bijstand in den strijd: Ik hoop, dat ik mijn wankle schreên, Steeds zetten mag ten Hemel heen, En komen waar gij zijt.

3.

Ik hoop , — maar niet van eigen kracht, Dat ik, o God , mijn heil verwacht,

Verblind door euvelmoed ; —

\'k Hoop om uw goedheid zonder naam, Uw macht, belofte en trouw te zaam , Ik hoop, door Jezus\' bloed.

4.

Ik hoop, al dwaalde ik van u af,

\'t Zij verre — lang ook •—■ tot bij \'t graf:

O God ! verhoed het toch !

Maar als het eens gebeuren zou,

Ja, half reeds onder satans klauw,

Mijn God ! dan hoop ik nog !

-ocr page 129-

113

5.

Zoo hoop ik , God ! — maak aiet te scliand De hoop , door u mij ingeplant:

Ik bid \'t u , God , verhoor !

Geef eeus, wat gij mij hebt bereid :

\'k Zal zingen uw barmhartigheid Der eeuwen eeuwen door.

N- 30.

Akte ran Liefdei 1.

Mijn Heer ! mijn God ! ik wil u minnen, Niet met de blinde drift der zinnen ,

Maar met dit hart, dat gij mij schonkt. Heb dank ! bij d\'uchtend van mijn leven Kwaamt ge over mijne ziele zweven , En hebt uw liefde in mij ontvonkt.

2.

Ik min u boven \'t goud der aarde,

Meer dan gezondheid , hoog van waarde ,

Meer dan een onbevlekten naam.

\'k Mag veel van dierbre panden houên, Hen meer dan eigen bloed beschouwen , \'k Min u toch boven allen saam.

-ocr page 130-

114

3.

Gij hebt het leven mij ontsloten ;

Uw bloed voor mij aan \'t kruis vergoten;

Hoe schoon de Hemel, dien gij biedt! Maar hebt gij met zooveel genaden Gansch onverdiend mij overladen ,

Daarom alleen min ik u niet.

4.

Ik min u om uw eigen goedheid ,

Om de almacht, wijsheid , luister, zoetheid

Vau uw onmeetbre majesteit;

Maar wie gaat uwe schoonheid roemen ? quot;VVat sterveling waagt het te noemen Wat gij bevat, Oneindigheid?

5.

Hoe boos , dwaas , ongelukkig tevens , Die slechts een oogenblik huns levens

U niet beminnen, lieve Heer.

Ach, \'k hoor \'t verwijt van mijn geweten: Ook ik , God! heb u ooit vergeten. ... Ach, dat die droeve tijd nooit keer\' !

6.

Wat lot me op aarde moog\' verbeiden,

Niets zal mij van uw liefde scheiden,

Mijn God en al! o Jezus mijn !

-ocr page 131-

115

Ik wil in uwe liefde leven, U minnende den geest eeus geven. Om eeuwig dan bij u te zijn.

ISIo 31.

Akte van Berouw.

1.

Zie mij, Godl liet hoofd gebogen, Gansch met schaamrood overtogeu ,

Sla ik rouwig op de borst; Zie, mijn hoogmoed ligt gewroken: \'t Hart is mij door spijt gebroken, \'t Hart, dat u eens smaden dorst.

Koorrefrein.

O mijn God! weerhoud uw arm! God, genade! God, erbarm! \'tHart, in rouw tot u gekeerd, Hebt gij nimmer afgeweerd: God , genade! God, erbarm!

2.

Groote God! ik schond uw wetten; \'k Dorst mij tegen u verzetten;

Ach, wat kwaad heb ik gedaan I \'kZie de zonden van mijn leven, Voor uw aanschijn eens bedreven, Altoos voor mijn oogen staan.

-ocr page 132-

116

3.

Goede God.! wil u erbarmen!

Open uwe vaderarmen

Voor een zoon, die wederkeert: quot;tZondig liart, vermurwd, vernederd; Heeft u steeds \'t gemoed verteederd; Nimmer hebt gij \'t afgeweerd.

4.

Ach , wat spijt, dat ik uw liefde Al te dikwijls bitter griefde!

Ach , mijn God! heb medelij! Haten, schuwen wil \'k de boosheid; Neen, geen nieuwe trouweloosheid

Scheide u. God, nog eens van mij. ---

IV» 3«.

Ctebed om vergevlug.

1.

quot;Wij zondaars, voor u neergeknield. Het hart van waar berouw doordrongen

Door u met zoete hoop bezield. En als tot wedermin gedwongen; Wij bidden u, zie toch, o Heer! Met mededoogen op ons neer.

-ocr page 133-

117

2.

Gij kwaamt, o Redder onzer ziel, Het menschdom van het smartlijkst lijden ,

Waarin \'t door Adam\'s seliuld verviel, Ten koste van uw bloed bevrijden.

Wij bidden u, enz.

3.

Toen onze ziel door \'t snood bestaan Van satan lag bedekt met wonden ,

Hebt ge ons, als de Samaritaan,

Gezalfd en liefderijk verbonden.

Wij bidden u, enz.

4.

Het schaap , van \'t heilspoor afgedwaald , Hebt gij zoo minzaam en zoo teeder

Alom gezocht en achterhaald; — Gij bracht het op uw schoudren weder.

Wij bidden u , enz.

5.

Gij wilt den dood des zondaars niet, Maar dat hij , wars van \'t zondig streven,

quot;t Genot, dat hem de zonde biedt Verzake, en inga tot het leven.

Wij bidden u, enz.

-ocr page 134-

118

N» 33.

lied onzer Broederscliap.

1.

O Godsgezin, o drietal Leden ,

Die aller heilig toonbeeld zijt,

Wij komen weer tot u getreden , Die allen u zijn toegewijd.

Vergun, dat we op uw schuldloos leven Eerbiedig onze blikken slaan ,

Om stil de deugden na te streven Waarin gij ons zijt voorgegaan.

2.

Wat reinheid , wat een hemelvrede ! Wat zachte rust van zaligheid !

Gedurig gaan èn oog èn bede

Omhoog naar de Oppermajesteit.

Wat ijver in uw plichtbetrachten , Van d\'eersten tot den laatsten stond!

Op God alleen zijn uw gedachten,

Nooit wijkt zijn lof uit hart of mond.

3.

O, dat wij dan , tot lid verheven Van \'t Allerheiligst Huisgezin ,

Naar hun drievoudig toonbeeld streven, Van vader — moeder — kindermin !

-ocr page 135-

119

Onze arbeid ook zij God geheiligd,

Op God zij altoos hart ea oog; De beê, die ons voor ,\'t kwaad beveiligt. Ga met hun lofgebed omhoog.

4.

O Jezus, God en mensch te gader!

Maria, reine Moedermaagd!

O Jozef, \'sHeeren Voedstervader!

Hoort, wat dit broedrental u vraagt: Laat ons u stil en trouw beminnen,

Geliefde Vader, Moeder, Zoon!

Dat we eens met onze huisgezinnen U eeuwig zien in \'s Hemels woon.

-«=-=e5%gs^==-

isr° 34.

De H. Familie Jezus, Maria, Jozef*

1.

U, Jozef! wijd ik mijnen zang,

Maria zing ik levenslang;

U, Jezus! mijnen God en Heer,

Geve aarde en Hemel eindlooze eer. O heilig Huisgezin!

Ik eer er Jozef in,

Ik eer Maria, Moedermaagd; F 9

-ocr page 136-

120

Ik aanbid uw Kind, Dat ons teêr bemint. En enkel wederliefde vraagt.

Was ooit gezin zoo goed en groot, En tevens in zoo diep een nood,

Als \'t Allerheiligst Huisgezin ? Dat storte ons troost bij \'t lijden in. O heilig Huisgezin! enz.

3.

Was ooit gezin op heel deze aard Zoo heilig, zoo vereerenswaard? Het hoofd gebogen in het stof.

Zing ik het Heilig Drietal lof. O heilig Huisgezin! enz.

4.

Was ooit op aard een huisgezin Zoo mild en vol van menschenmin? Ik werp mij dan, mijn God en Heer! Voor u ten dankbaar offer neer. O heilig Huisgezin! enz.

-ocr page 137-

121

No 3S,.

Toewijding aan den Heer.

1.

O groote God , wat zijn uw tabernakels Voor mijne ziel verrukkelijk en schoon !

Daar openbaart gij ons uw heilorakels,

Daar heft geloof, daar liefde zich ten troon.

3.

Gelukkig hij , die u daar mag beschouwen , En aan den voet van uwe altaren smacht!

Wat is eene eeuw iu aardsche praalgebouwen Bij \'t oogenblik , met u hier doorgebracht ?

3.

Ik baad als in een zee van zaligheden,

Eu mijne ziel geniet al \'t hemelheil.

O goede God, hoe voeren zwakke beden

Voor mij den stroom van gunsten boven peil!

4.

Ja, de Almacht tart, door duizend zegeningen , Die zij mij schenkt, de wenschen mijner ziel;

Ik voel het vuur der liefde mij doordringen, Terwijl ik hier in zuchten nederkniel.

-ocr page 138-

122

5.

Een talloos heir \\an Englen , die me omringen ,

Bewondren stil Gods tegenwoordigheid In mijne ziel, terwijl er duizend zingen , Het hoofd gebukt voor de Oppermajesteit.

6.

En zou een goed dat vlucht, mijn hart bskoren , Mijn hart, dat thans den Godmensch in zich draagt? Neen , neen , mijn God ! ik zal u gansch behoorenJ Zoo uwe kracht mijn zwakheid onderschraagt.

7.

Heersch over mij , als Heer van dood en leven,

Heersch over mij, vooral door \'tliefderecht. Wijk, wereld, wijk, die mij geen heil kunt geven :

Mijn hart blijft steeds aan Jezus vastgehecht. ---

ISfo 36.

Aanroeping van Jezus, Maria, Jozef.

Gegroet te zamen ,

Geprezen namen :

Jezus! Maria! Jozef!

Bij de Euglenscharen ,

Nu opgevaren ,

Jezus! Maria Jozef!

-ocr page 139-

123

Wie hier op aarde Roemt u naar waarde 1 Jezus 1 Maria! Jozef!

Gij troost bij smarts \'t Vertrouwend harte, Jezus ! Maria ! Jozef!

Gij delgt de zonden En heelt heur wonden , Jezus ! Maria ! Jozef!

Op u mijn hope, Hoe \'t ook mij loope , Jezus! Maria! Jozef!

\'k Stel in uw handen Mijn beste panden , Jezus ! Maria ! Jozef!

Bedauwt mijn wegen Met uwen zegen ,

Jezus! Maria! Jozef!

Staat mij ter zijden In \'t lange strijden , Jezus! Maria! Jozef!

Doet mij bij \'t sterven De kroon verwerven, Jezus! Maria! Jozef!

-ocr page 140-

124

Zij mij gegeven Het eeuwig leven,

Jezus! Maria! Jozef!

Om u ginds boven Daarvoor te loven,

Jezus ! Maria ! Jozef! --—-

ÜVquot; S\'T. Ter eere rau Maria.

1.

Maria! wil gedoogen Dat ik u zing een lied,

Terwijl gij uit den lioogen Mij voor u knielen ziet.

2.

\'k Wil eeuwig u beminnen , \'k Beloof u dit vandaag ;

Ontvang mijn liart en zinnen Die \'k u ten offer draag.

3.

O , bad ik zooveel monden , Als starren \'t firmament;

Ik zou uw lof verkouden Tot \'s werelds uiterst end.

-ocr page 141-

125

4.

O, liad ik zóóveel zielen

Als korrels zijn op \'t strand. Als immer druppels vielen;

\'k Schonk ze u met milde hand.

5.

Hoe moet ik mij beklagen.

Daar ik, armzalig mensoli, U zoo niet kan behagen Gelijk ik \'t vurig wensch.

6.

Ik zal mij alle dagen

Tot uwe vreugd en eer, Godvruchtige!- gedragen, En dienen mijnen Heer.

IST» 3S.

De boodschap van Maria.

1.

De Vrouw, die stout den voet zal zetten Op satans kop, en hem verpletten Ter wraak van zijn gevloekt bedrog;

-ocr page 142-

126

O, die Heldin, door \'t Alvermogen Met onverwinbre kracht omtogen. Die sterke Vrouw, wie is zij toch?

2.

Die Maagd, die is gesteld ten teeken. Die de orde der natuur zal breken,

Zal moeder ziju en Maagd te zaam. Wie is zij toch? wie zal u \'tleven. Emmanuël, zoo wonder geven?

Die Moedermaagd, hoe is heur naam?

3.

Daar schiet een Engel uit den Hemel Met arendsvlucht door \'t stargewemel,

Naar de aard, naar \'tneedrig Nazareth; En dringt een schamel huisje binnen, En treft, onttogen aan heur zinnen.

Een Maagd, daar gloeiend in \'t gebed. -

4.

,, O, wees gegroet, vol van genade, Des Heeren oog beschermt uw paden, „Gezegendste uit der vrouwen rij! „Ja, zonder \'tminst uw schat te krenken „Zult gij een Jezus \'tleven schenken, ,, Een vorst van eeuwge heerschappij!quot;

-ocr page 143-

127

o.

O zuivre Maagd, door \'t Opperwezen Uit alle Maagden uitgelezen;

O Vrouw, die neerknakt satans trots! O, wees gegroet! miljoenen malen Wil ik die groetenis herhalen!

Gegroet, Maria! Moeder Gods!

TSi» 30.

Maria, wees gegroet.

Maria, wees gegroet. Kom nog een tweede maal, Kom nog een honderdmaal: Maria, wees gegroet.

Welaan nog duizendmaal, Neen , zonder eind of paal; Maria, wees gegroet.

Van eiken Serafijn , Van eiken Cherubijn : Maria, wees gegroet.

-ocr page 144-

128

\'t Klink\' gansch den Hemel door, Van heel het englenkoor;

Maria, wees gegroet.

Van iedren steen , hoe klein , Van ieder korengrein :

Maria, wees gegroet.

Van \'t bloempje langs den stroom, Van \'t blaadjen op den boom : Maria, wees gegroet.

Van \'t kleinste spiertje gras , Van \'t diertje uit \'t kleinste ras : Maria, wees gegroet.

Van ganscb het vooglenheer , Van \'t kleinste vischje in \'t meer ; Maria, wees gegroet.

Van ieder aardsche vrucht, Van water, vuur en lucht;

Maria, wees gegroet.

Kortom , van al wat leeft, Van alles wat er zweeft:

Maria, wees gegroet.

-ocr page 145-

129

Geheel mijn leven lang Blijve u gewijd mijn. zang: Maria, wees gegroet.

Dan lioop ik na mijn dood Te zingen in uw sclioot: Maria, wees gegroet.

Kquot;» 40.

Alma Kedemptoris Mater.

Verheven Moeder, uit wier schoot Ons aller Zaligmaker sproot; Gij , hemelpoort! die open staat; Gij , zeester ! die ons niet verlaat:

Breng \'t vallend volk, dat op wil staan , Breng gij het uwen bijstand aan; Die, waar natuur verbaasd op staart, Uw heilgen Schepper hebt gebaard; Gij , Maagd zoo vóór als na dieu stond Neem \'t Ave uit des Engels mond , En zie, o Moeder van den Heer! Ontfermend op ons , zondaars, neer.

-ocr page 146-

130

N0 41.

Lofzang tot de Kt Maagd.

1.

Ave , maris stella , Dei mater alma,

Atque semper Virgo, Felix coeli porta.

2.

Surnens illud Ave, Gabriëlis ore,

Funda nos in pace, Mvitans Evae nomen.

3.

Solve vincla reis,

Profer lumen caecis, Mala nostra pelle,

Bona cuncta posce.

4.

Monstra te esse matrem, Sumat per te preees, Qui pro nobis natus, Tulit esse tuus.

-ocr page 147-

131

ISfo 4S.

Aye maris Stella.

1.

Ave , star der zeeë ,

Gods verheven Moeder En toch altijd Maged,

Zaalge deur des Hemels.

2.

Luistrend naar dit Ave, Ons geleerd door d\'Engel, Vestig ons in vrede .

Keerend Eva\'s name.

3.

Maak de boei der schuld los, Geef den blinden \'t licht weer , Hoed ons tegen rampspoed , Smeek af al wat goed is.

4.

Toon u onze moeder,

Bied hem onze beden, Die voor ons geboren De uwe wilde wezen.

-ocr page 148-

132

o.

Virgo singularis,

Inter omnes mitis,

Nos culpis solutos Mites fac et castos.

6.

Vitam praesta puram ,

Iter para tutum ,

Ut videntes Jesum Semper collaetemur.

7.

Sit laus Deo Patri,

Summo Christo decus,

Spiritui Sancto,

Tribus honor unus.

-■WUWVA/v..

No 43.

Gebed tot de H. Maagd,

O sauctissima, o piissima, o dulcis Virgo Maria.

Mater amata, intemerata, ora pro nobis.

-ocr page 149-

133

o.

Wonderbare Maged,

Vreedzaam onder allen,

Delg gij onze scliuldeu.

Maak ons kuisch en vreedzaam.

6.

Geef een vlekloos leven,

Maak den weg ons veilig, Dat we eens Jezus ziende Ons met u verblijden.

7.

Lof zij God den Vader,

Eer en lof den Christus En den heiligen Geeste, Den Drieëenen glorie.

0 Sauctissiuia.

O allerheiligste, o goedertierenste, o zoete Maagd Maria.

Beminde, oiigeschondene Moeder, bid voor ons.

-ocr page 150-

134

Nquot; 44.

Lofzang aau Maria.

Magnificat * anima njea Domiimm.

Et exultavit spiritus meus * in Deo salutari meo. Quia respexit liumilitatem ancillae suae: * ecce enim ex hoe beatam ine dicent omnes generationes.

Df

de i Ei

Quia fecit mihi magua qui potens est, * et sanctum nomen ejus.

Et misericordia ejus a progenie in progenies, timentibus eum. gesla

Fecit poteutiam in brachio suo: * dispersit superbos mente cordis sui.

moec verst M gerii N en r H geko hart

(lt; met G G

en i

Deposuit potentes de sede, * et exaltavit humiles.

Esurientes implevit bonis: * et divites dimisit inanes.

Suscepit Israël puerum suum, * recordatus mi-sericordiae suae.

Sicut locutus est ad patres nostros, * Abraham, et semini ejus in saecula.

Gloria Patri, et Filio, * et Spiritui Sancto.

Sicut erat in principio, et nunc, et semper, * et in saecula saeculorum. Amen.

Mi En Oi

diens

-ocr page 151-

135

Magnificat.

Mijne ziel verheft den Heer,

En mijn geest juicht in God, mijn Zaligmaker! Omdat hij nederzag op de geringheid van zijne dienstmaagd; want, zie , van nu af zullen alle geslachten my zalig noemen.

Dewijl hij groote dingen aan mij gedaan heeft, de Machtige, en heilig is zijn naam;

En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslachte voor degenen , die hem vreezen.

persit Kracht heeft hij geoefend door zijn arm: hoog-moedigen in de gedachten huns harten heeft hij verstrooid:

unies.; Machtigen heeft hij afgezet van den troon , en

geringen heeft hij verheven;

imisit Nooddruftigen heeft hij met goederen overladen,

en rijken heeft hij ledig weggezonden! s mi- Hij is Israël, zijnen dienstknecht, te hulp gekomen, en hij is indachtig geweest zijner barmhartigheid.

ham (Gelijk hij gesproken had tot onze vaderen) met Abraham en zyn zaad in eeuwigheid.

Glorie zij den Vader, den Zoon, en den H. Geest. Gelijk het was in het begin ^ en nu, en altijd , en in de eeuwen der eeuwen. Amen.

i meo, * ecce

* et

10

-ocr page 152-

136

IV» 4S.

Klaagzang.

Stabat Mater dolorosa Juxta crucem lacrymosa , Dum pendebat Filius;

Cujus animam gementem, Contristatam et dolentem Pertransivit gladius.

O quam tristis et afflicta Fuit illa benedicta Mater unigeniti;

Quae moerebat, et dolebat, Pia Mater, dum videbat Nati poenas iuclyti.

Quis est homo, qui non fleret, Matrem Cbristi si \\ideret In tanto supplicio 1

Quis non posset contristari , Christi Matrem contemplari Dolentem cum Filio ?

-ocr page 153-

137

No its.

Stabat Mater.

Naast het kruis, met schreiende oogen, Stond de Moeder, diep bewogen.

Daar de Zoon te sterven hing.

En haar door het zuchtend harte. Overstelpt van wee en smarte, \'t Zevenvoudig slagzwaard ging.

O hoe droef, hoe vol van rouwe Was die zegenrijkste vrouwe Om Gods ééngeboren Zoon.

Ach, hoe streed zij ! ach hoe kreet zij En wat folteringen leed zij

Bij \'t aanschouwen van dien hoon!

Wie, die hier niet schreien zoude, Die het grievend leed aanschouwde Dat Maria\'s ziel verscheurt?

Wie kan , zonder mee te weenen, Christus\' Moeder hooren stenen ,

Daar zij met haar Zoon hier treurt?

-ocr page 154-

138

Pro peccatis suae gentis

Vidit Jesum in tormentis Et flagellis subditum;

Vidit suum dulcem Natum

Moriendo desolatum , Dum emisit spiritum.

Eja Mater , fons amoris ,

Me sen tire vim doloris Fac , ut tecum lugeam :

Fac ut ardeat cor meum

In amando Christum Deum. Ut sibi complaceam.

Sancta Mater , istud agas ,

Crucifixi fige plagas Cordi meo valide;

Tui Nati vulnerati,

Tam dignati pro me pati Poenas mecum divide.

Fac me tecum pie flere.

Crucifixo condolere,

Donee ego vixero.

-ocr page 155-

139

Voor de zonden van de zijnen Zag zij Jeïus zoo in pijnen En in wreede geeselstraf;

Zag haar lieven Zoon zoo lijden, Heel alleen den doodkamp strijden Tot hy zijnen geest hergaf.

Geef, o Moeder! bron van liefde. Dat ik voele wat u griefde,

Dat ik met u medeklaag:

Dat my \'t hart ontgloei van binnen In mijn God en Heer te minnen, Dat ik hem alleen behaag.

Heiige Moeder! wil mij hooren Met de wonden mij doorboren, Die hij aan het kruishout leed;

Ach, dat ik die pijn gevoelde, Die uw lieven Zoon doorwoelde, Toen hij stervend voor mij streed.

Mocht ik klagen al mijn dagen En sdjn plagen waarlijk dragen, Tot mijn jongste stervenssmart.

-ocr page 156-

140

Juxta crucem tecum stare, Et me tibi sociare In planctu desidero.

Virgo Virginum praeclara, Mihi jam non sis amara , Fac me tecum plangere :

Fac ut portem Christi mortem, Passionis fac consortem , Et plagas recolere.

Fac me plagis vulnerari, Fac me cruce inebriari, Et cruore Filii.

Flammis ne urar succensus, Per te, Virgo , sim defensus In die judicii.

Christe , cum sit hinc exire, Da per Matrem me venire Ad palmam victoriae.

Quando corpus morietur, Fac ut animae donetur Paradisi gloria. Amen.

-ocr page 157-

141

Met u onder\'t kruis te weenen, Met uw rouwe mij vereenen,

Dat verlangt mijn weenend hart.

Maagd der maagden ! nooit volprezen , quot;Wil nu niet mij tegen wezen ,

Laat mij treuren aan uw zij ;

Laat mij al de wreede plagen En den dood van Christus dragen , Laat mij sterven zooals hij.

Laat mij , in zijn kruis verslonden , Laat zijn wonden mij doorwonden , Om de liefde van uw Zoon.

Dan , in wederliefde ontstoken ,

quot;Worde ik door u voorgesproken , Moeder, voor zijn rechtertroon.

Maak, dat mij het kruis beware, Dat dan Christus\' dood mij spare , Dat hij mij gena bewijz\' ;

En als \'t lichaam eens zal sterven , Doe mij dan de glorie erven

Van het hemelsch Paradijs. Amen.

-ocr page 158-

i4a

N» tr.

Antiphoon Tan de H. Maagd.

Salve, Regina , Mater misericordiae ; vita, dul eedo et spes nostra, salve.

Ad te clamamus, exules filii Evae.

Ad te suspiramus, gementes et fleates in hac lacrymarum valle.

Eja ergo, Advocata nostra, illos tuos miseri-cordes oculos ad nos converte.

Et Jesum benedictum fructum ventris tui, nobis post hoe exiliura ostende.

O clemens, o pia, o dulcis Virgo Maria!

Wees Wees Wij, Roepi

Gy »

Toon Toon Goed

-ocr page 159-

143

N» 48.

Salre Begina.

Wees gegroet, o Koninginne ,

Moeder van barmhartigheid!

Wees gegroet, die hoop en leven ,

hemelwellust ons bereidt. Wij , verbannen om de zonde ,

voortgebracht uit Adams val, Roepen u , en smeeken schreiend ,

droef van uit dit tranendal. Gy , de voorspraak van den zondaar,

zend uw blik meedoogend neer. Toon ons na dit ballingsleven,

Moeder des gekruisten Heer, Toon ons Jezus na \'t volstrijden,

Ials ons de eeuwge morgen daagt, Goedertieren Vrouw Maria,als ons de eeuwge morgen daagt, Goedertieren Vrouw Maria,

Onbevlekte Moedermaagd!

dul

i hac

tiobis

-ocr page 160-

144

ÜV0 tsgt;.

Hnlde en opdracht aan de H. Maagrd.

1.

O Maagd! o schoonheid nooit volprezen, Bij God door God zoo hoog gerezen!

Wat luister schittert van. uw troon! De Seraf, aan zich zelf onttogen.

Juicht, voor uw grootheid neergebogen; „O Koningin! wat zijt gij schoon!quot;

2.

Al mist, o Starre, \'taardsche duister. Het schouwspel van uw grootschen luister;

Ons koestert toch uw liefdegloed;

Ja, de Engel roeme uw heerlijkheden. Wij juichen, juublen hier beneden: „O Moeder! o, wat zijt gij goed!quot;

3.

Want wie telt uwe liefdedaden. Wie zooveel duizenden genaden,

Uit God gevloeid, maar door uw hand? Ten dank voor zooveel zegeningen Ontvang van uwe lievelingen

Hun harten, één door broederband.

-ocr page 161-

145

4.

Die harten , sluit ze in \'t uwe samen , Terwijl voor eeuwig ge onze namen

Bij die van uw verkoornen schrijft: Wij hopen \'t, Moeder, neen we weten Dat gij ons nimmer zult vergeten, Ons steeds een teedre Moeder blijft.

5.

Uw mantel over allen spreidend ,

En aan uw hand ons steeds geleidend ,

Voert ge eenmaal ons ter hemelwoon , Om daar met de Englen mee te zingen : „ O Moeder , vreugd der hemelingen ! ); Wat zijt ge goed , wat zijt ge schoon

rsr» so.

Julbellied aan Maria, onbevlekt ontvangen 1.

Lieve Moeder van den Heer !

Laat ons om uw zetel dringen,

Laat uw kindren u ter eer \'t Zielverrukkend feestlied zingen , \'t Moet weerklinken luid en blij : Moeder, onbevlekt zijt gij !

-ocr page 162-

146

2.

\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond En herscheppend overklonken

\'tWoord, door Pius\' mond verkond: En uw kindren , vreugdedronken , Juublen op uw feestgetij:

Moeder, onbevlekt zijt gij !

3.

Neen, dat loflied zwijgt niet meer; Tot aan \'s werelds verste palen,

Zullen met het hemelsch heir Al uw kindren \'t luid herhalen, \'t Woord van \'t zalig jubeltjj: Moeder, onbevlekt zyt gij !

4.

En we voegen dank en beê Aan de blijde feestgezangen;

Wie, wie dankt niet met ons mee Voor al \'t heil door u ontvangen In het zalig jubeltij ?

Moeder, onbevlekt zijt gij !

5.

Zonnezuivre Moedermaagd!

Om de glorie u gegeven,

Hoor ook wat ons hart u vraagt:

-ocr page 163-

147

Dat we na een schuldloos leven Eeuwig juublen aan uw zij: Moeder , onbevlekt zijt gij !

N° «1.

Gegroet zjjt gö, Maria.

1.

O hemelkoningin I Ik zing uit kindermin:

Gegroet zijt gij, Maria.

2.

Wat heil heeft niet voor de aard Dat hemelsch woord gebaard: Gegroet zijt gij, Maria.

3.

De heimacht stond ontsteld, Toen u Gods Engel meld\'; Gegroet zyt gij, Maria.

4.

Die groet had het begin Van \'s werelds redding in : Gegroet zyt gij, Maria.

-ocr page 164-

148

5.

Daarom zong wijd en zijd

De Kerk ten allen tijd: Gegroet zijt gij, Maria.

6.

Nóg zingt in vreugd en smart

Elk dankbaar kinderhart: Gegroet zijt gij, Maria.

7.

Ja, Moeder van Gods Zoon!

Wie juicht niet op dien toon: Gegroet zijt gij, Maria.

8.

De Hemel gaat ons voor;

Daar zingt heel \'t Englenkoor: Gegroet zijt gij, Maria.

9.

En wij, in \'t aardsche stof.

Wij zingen tot uw lof:

Gegroet zijt gij, Maria.

10.

Als satan ons bekoort,

Wij spreken \'t machtig woord: Gegroet zijt gij, Maria.

-ocr page 165-

149

11.

Wij roepeu in den nood, En nu en in den dood: Gegroet zijt gij , Maria.

12.

En eens in \'s Hemels steê , Dan juichen we eeuwig mee : Gegroet zijt gij , Maria.

TV» ÖS5.

Litanie.

1.

Uwer waardig,

Immer vaardig Wandlen op het pad der deugd, Zij ons streven,

Zij ons leven ,

O Maria , bid voor ons !

2.

Alle dagen Ons gedragen ,

Zooals \'t ware Christnen past, Zij ons streven , enz.

-ocr page 166-

150

Vast gelooven,

Wat van boven Eens uw Zoon ons heeft geleerd. Zij ons streven, enz.

4.

Op hem bouwen En vertrouwen,

Die ons aller Vader is,

Zij ons streven, enz.

5.

Rein van zinnen God beminnen ,

Zoo in voorspoed als in nood , Zij ons streven , enz.

6.

Zich erbarmen Over de armen, Hen vertroosten in hun lot, Zij ons streven , enz.

7.

Moedig strijden Bij al \'t lijden ,

Dat ons treft in \'t tranendal. Zij ons streven , enz.

-ocr page 167-

151

8.

Ongeschonden,

Vrij van zonden,

Ons bewaren in \'t gevaar ,

Zij ons streven , enz.

9.

In Jt verrichten Onzer plichten Blij ven tot den dood getrouw, Zij ous streven , enz.

10.

Eeus daar boven Met u loven Onzen Heiland , uwen Zoon , Zij, voor \'tstreven In dit leven ,

Door uw voorspraak ons ten looa. ---

rsfo S3.

Maria hnlp der Christeueiii

1.

O koningin van \'t Hemelhof!

O koningin , o koningin ! Wij buigen voor uw troon in \'tamp;tof, O koningin Maria!

11

-ocr page 168-

152

2.

Tot hulp der uwen steeds bereid , 0 koningin , o koningin !

Bescherm de gansche Christenheid , O koningin Maria!

3.

13id, dat ons God genadig zij , O koningin , o koningin !

Dat hij ons maak\' van zonden vrij , O koningin Maria !

4.

Bid God voor ons om hulp en kracht, O koningin , o koningin !

Dat ons gelei\' zijn Englenwacht, O koningin Maria!

5.

Bid voor den Oppervorst der Kerk , O koningin , o koningin !

Dat God hem steeds verlichte en sterk\' O koningin Maria !

6.

Bestuur ook onzes konings hand, O koningin , o koningin !

En weer den vijand van ons land , O koningin Maria!

-ocr page 169-

153

7.

Keer noodweer, hagel, duurten af,

O koningin , o koningin !

Keer ziekten, pest en andre seraf, O koningin Maria!

8.

Sta ons dan bij in allen nood ,

O koningin , o koningin !

Eu bid voor ons tot in den dood , O koningin Maria !

N» *54.

Ave Eegina Coelorum.

Gegroet, o hemelkoningin !

Gegroet, der Engelen Vorstin !

Heil u! o spruit! o zaalge Schoot! Waaruit der wereld \'t licht ontsproot. Wees , glorierijke Maagd , verblijd , Die onder allen \'t schoonste zijt; Gegroet, o gij , zoo vol van eer! En bid voor ons bij onzen Heer.

-ocr page 170-

154

No SS.

Toevlncht der zondaren, bid Toor ons!

1.

Nimmer nog , o Moedermaagd ! Is vergeefs uw hulp gevraagd: Hoe dan zouden wij nu vreezen , Dat de beê werde afgewezen ,

Die voor zondaars op zal gaan ? Hoor dan , hoor uw kindrcn aan. Tiefugium peccatorum ! or a pro nobis.

2.

Ach! \'trampzalig zondekwaad Rukt alom uit eiken staat Ziel bij ziel naar d\'afgrond henen , Om eens eeuwig daar te weenen.... Moeder, Moeder ! smeeke uw beê Met ons voor de zondaars mee. Refugium peccatorum ! ara pro nobis.

3.

Had niet voor hun eeuwig heil Eens uw Zoon zijn leven veil ? \'t Kostbaar bloed, voor hen vergoten. Was \'t niet aan uw hart ontsproten ?

-ocr page 171-

155

Heb dan , Moeder ! medelij : Ach ! voor zondaars bidden wij. Refugium peccatorum ! ora pro nobis.

4.

Klaar , o Starre , hun den nacht, Die verbergt wat lot lien waclit: Vóór hen —- graf en afgrond gapend.. . Boven hen — hun God gewapend. . . Moeder ! ach , dat uw gebed Nog den armen zondaar redd\'! Refugium peccatorum ! ora pro nobie.

5.

Zeg hem, dat ook \'t schuldigst kind Toevlucht bij zijn moeder vindt; Ja, hij zal, door Jezus\' sterven. Op uw beê gena verwerven;

Voer, o Moeder van den Heer !

Voer hem tot uw Jezus weer. Refugium peccatorum ! ora pro nobis.

-ocr page 172-

166 No 56.

DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZENKRANS.

Koor.

Koor.

De Tijf blijde geheimen.

Gods vaderoog sloeg de aarde ga , Een Engel daalt met spoed:

„ Wees — sprak hij — o gij vol gena, Maria ! wees gegroet.quot;

Koor. Maria koninginne!

O gij vol moederminne,

Sta ons bij in allen nood ,

In den dood , Maria !

1.

Nauw heeft ze uit Gods gezant gehoord, Wat \'s Heeren wil behaagt;

Of zij stemt in — en \'t eeuwig Woord Nam \'t vleesch aan uit de Maagd.

Koor. Maria koninginne ! enz.

2.

En zij , die \'s werelds Schepper droeg , Is tot haar nicht gegaan ,

Om dienend , waar de nood het vroeg , Aan hare zij te staan.

Koor. Maria koninginne ! enz.

-ocr page 173-

157

Zij trekt naar David\'s kleine stad,

Daar baart zij \'tgodlijk Kind; Dat met haar \'t Hemelsch heir aanbad, En zij iu doeken windt.

Koor. Maria koninginne! enz.

4.

Zij bood het God ten offer weer

In Salem\'s tempelstee:

„Laat uu — sprak Simeon — o Heer! „ Uw dienaar gaan in vreê.quot;

Koor. Maria koninginne! enz,

5.

Wat blijdschap voelde uw moederhart

Maria! nu ge uw Kind,

Zoolang gezocht met zooveel smart, In \'s Heeren tempel vindt.

,.,1 Koor. Maria koninginne\' enz.

IVquot; sr.

Dc T\\jf droevige gehcinien.

Wie is er. Moeder! die het meldt,

Hoe u het harte brak ,

Toen \'t zwaard , van Simeon voorspeld U zevenwerf doorstak.

Koor. Maria koninginne ! enz.

-ocr page 174-

158

1.

Gij zaagt den Heev , Gethseraaue !

Bedroefd tot in den dood;

Hoe \'t bloed, dat de angst hem storten dee, Op de aarde nedervloot.

Koor. Maria Koninginne ! enz.

Koor.

Koor-

Koor.

Mijn Jezus , ach , wat foltering !. . .. \'k Zie diepe wond bij wond ,

De striemen van de geeseling,

Die gij voor ons doorstondt.

Koor. Maria koninginne! enz.

3.

Nu mengt de moedwil piju en hoon Wreedaardig ondereen :

Ruw vlecht de beul een doornenkroon Om \'s Heeren hoofd nog heen !

Koor. Maria koninginne ! enz.

4.

Mijn Jezus sleept, bedekt met bloed, Zijn kruis naar Golgotha;

Wie onzer draagt niet welgemoed Voortaan zijn kruis hem na?

Koor. Maria koninginne ! enz.

Koor.

-ocr page 175-

159 5.

Hij sterft, aan \'tsmartlijk kruis gelieclit:

Zijn moeder ziet liet aan;

Ach, toen is \'tzwaard, zoolang voorzegd, ^ee\' Diep door haar ziel gegaan!

Koor. Maria koninginne ! enz.

Nquot; 58.

De Tijf glorierijke geheimen.

Juich , Moeder ! juich , uw Zoon regeert

In opperheerschappij ;

Uw droefheid is in vreugd verkeerd, Gij heerscht nu aan zijn zij.

Koor. Maria koninginne ! enz.

1.

De Heer, de Heer is opgestaan,

En leefc nu voor altijd!

O dood! gij jaagt geen vrees meer aan : Uw prikkel gingt ge kwijt.

Koor. Maria koninginne! enz.

2.

Daar klimt hij door de sterrenbaan —

Een Englenpaar daalt neer, En kondigt d\'elf Apostlen aan ; „ Zóó keert hij eenmaal weer.quot;

Koor. Maria koninginne! enz.

-ocr page 176-

160

3.

Hij zendt hun d\'afgebeden Geest,

Die licht en krachten geeft: De Apostlen tuigen \'t onbevreesd , Dat Jezus weder leeft.

Koor. Maria koninginue! enz.

4.

Toen gij, o Maagd! van liefde stierft.

Schonk hij u \'t rijksgebied,

Dat ge in uw martlaarschap verwierft, En thans met hem geniet.

Koor. Maria koninginne! euz.

5.

Daar werdt gij door uw eigen Zoon

Gekroond tot koningin.

En schittert naast zijn glorietroon Voor uwe moedermin.

Koor. Maria koninginne! enz.

No SO.

De Meimaand.

1,

De akelige winterdagen

Gode lof! ze zijn voorbij.

En van sneeuw- en storremvlagen Maakt ons weer de lente vrij.

-ocr page 177-

161

Zie de dagtoorts hooger zweven , Schittrend langs haar gouden baan :

Als ontwaakt tot blijder leven ,

Trekt natuur den feestdos aan.

2.

Wie begroet niet vreugdedronken Scboone Mei! uw aanblik weer ?

Vader heeft ons u geschonken Als een krans tot moeders eer.

Ja , Maria ! opgetogen

Komen we u deez\' maandkring biên :

Moeder ! wil met minnende oogen Op ons offer nederzien.

3.

Duizend bollen aan den hemel Prijzen u , o star der zee !

En met \'t mischend stargewemel Kabblen zacht de golfjes mee;

Met den harpslag van uw Englen

Smelt de zang van \'t vooglenkoor ; —

Met dien lof mijn klanken menglen , Mochte ik dat al de eeuwen door!

4.

Bloemenheir ! wie maalt uw kleuren ? O , wat schoonheên al bijeen !

En wat wolk van zoete geuren quot;Wasemt zaalgend om mij heen !

-ocr page 178-

162

O Maria ! iu die bloemen

Lees \'keen lofspraak van uw deugd; Door dien prachtgloed hoor ik roemen Eu uw grootheid en uw vreugd.

5.

Met het puik dier bloemwarande Bied ik u mijn hart te zaam : Dat het steeds van liefde brande

Voor den luister van uw naam ! Mogen welig in mij tieren

Bloempjes, die gij vindt zoo schoon ! Kleur en geuren zal ik stieren Als een offer tot uw troon.

JNquot; 60.

De Maand van Maria.

1.

Zie ons , Moeder ! opgetogen

Heden voor uw troon geschaard !

Sla op ons uw zaalgende oogeu ,

Zijn wij ook die gunst uiet waard.

Hoor ons juichen ; ue Albehoeder

Kwam ons nieuwe gunsten biên : \'t Is weer Mei! Wat schoonheên , Moeder ! Lusthof is \'t al wat wij zien \'!

-ocr page 179-

163

2.

God riep weer uw beeld in \'t leven : In dien overschoonen hof,

Die in \'t Hooglied staat beschreven , Lezen we uw verdienden lof.

Nooit gaaft ge onkruid uit te rukken Immer bood uw rijke grond

Schooner bloem en vrucht te plukken, Dan God ooit op aarde vond.

8.

Dan , natuur roept ook ons tegen ; „ Moet ge zelf geen hofjen zijn ?

,, Schonk u God geen zaad en regen, „ Malschen dauw en zonneschijn ?

„ Bij wat vruchten , bij wat bloemen , „ Ziet, hoe \'t onkruid welig schiet!

„ Kunt gij op uw hofjen roemen ? „ Neen , Maria , volgt ge niet.quot; — 4.

Ja , \'t is waarheid ; ■—- zie , we vallen , Moeder! rouwig voor u neer :

Bid voor ons, en in ons allen Bloeie een eeuwge lente weer !

Laat uw geest ons hart doordringen; \'t Worde zoo een schoone hof;

Bloemen, vruchten zullen zingen Jezus\' en Maria\'s lof.

-ocr page 180-

164

jXquot; ei.

Avondbode tot onze lieve H. Moeder

1.

Komt, nog een groet en bede

Maria toegebracht,

En dan in \'s Heeren vrede

Den slaap weer ingewacht ! Gerust en wel te moede, Vertrouwen we op uw hoede : Maria , Maria , Moeder ! zegen ons.

2.

In \'t beeld, omgloord van stralen

Met dat gelaat zoo zacht,

Zien we u in \'s Hemels zalen, Vanwaar ge ons tegenlacht, Ons, die hier aan uw voeten U , lieve Moeder ! groeten :

Maria , Maria , Moeder ! zegen ons.

3.

Maria zoo vermogend,

Bid gij voor ons den Heer; Ach Moeder! zie meedoogenci Op d\'armen zondaar neer;

-ocr page 181-

165

Geleid der zwakken schreden !

Hoor aller vrome beden,

Maria , Maria , Moeder ! hid voor ons.

4.

Wij bidden u te gader

Bij \'t einde van deez\' dag :

Vraag , Moeder ! onzen Vader , Wiens wakend oog ous zag , Dat hij ons kwaad versclioone, Het goede ons eenmaal loone, Maria , Maria , Moeder ! bid voor ons.

5.

Beveilig uwe kindren ,

Waak , Moeder ! dezen nacht; Dan zal geen ramp ons hindren ,

Dan is ons slapen zacht;

Dan ziet ge ous morgen weder , O Moeder goed en teeder!

Maria , Maria , Moeder ! ivees gegroet.

6.

Gegroet, gij vol genade !

Gij , Moeder van den Heer! Het klinke — wie u smade — Te luider u ter eer.

-ocr page 182-

166

O , wil met de Englenzaugeu Ook onzen groet ontvangeu:

Maria , Maria , Ave , wees gegroet. --

isT° es.

Bede aan den H. Jozef.

1.

O Jozef! Voedstervader

Van Jezus , onzen Heer , Wij treden biddend nader , En knielen voor u neer; Want in uw vaderarmen

Draagt gij het godlijk Kind ; \'t Zal onzer zich erbarmen , Wijl \'t uw gebed bemint.

2.

Wil, Jozef! voor ons vragen ,

Dat wij in \'s levens lot Ons naar zijn wil gedragen ,

Getrouw aan zijn gebod. Wil door uw beê verwerven .

O trouwe toeverlaat! Dat wij den Hemel erven , Als eens ons sterfuur slaat

-ocr page 183-

167

3.

Wij smeeken u te gader,

Patroon van Nederland!

Blijf, Jozef! ons ten vader,

Bescherm \'t u dierbaar pand Vraag ons met Jezus\' Moeder

Zijn hulp in allen nood ,

En blijf ons trouw ten hoeder

Van nu tot in den dood. -*—* —*

No 03.

Loflied ter eere ran den H. Jozef.

1.

O Jozef! hoor ze, duizend monden , Ja meer nog, hoor ze uw lof verkonden

Die geesten zwevend om uw troon; Zoo wij , o Jozef! ook wat staamlen , O , zult ge iets van die klanken zaamleu Al zijn ze oneindig minder schoon ?

2.

Een God wil als ons zoenlam sneven; Dan, \'t sterflijk hulsel moet hem geven (Zoo is \'t voorspeld) een Moedermaagd F 12

-ocr page 184-

168

Wie zal liuu beider schutsheer wezen ? Wat Cherub wordt hun uitgelezen ? . . . O zie, de zuivre Jozef daagt! !

3.

Wat melodie klinkt u in de ooren ,

Als de Eeuwge zelf uw lof laat hooren :

Als Jezus u als Vader groet!

Gij \'t Kiudjen op uw arm ontvangen , Eu dan aan \'t gloeiend hart Het prangen, O Jozef! wat een wellustvloed! I

4.

Van Zoon en Gade steeds omgeven,

Leeft gij op aarde een hemelsch leven,

O hoofd van \'t wondervol Gezin ! En lacht de jongste stond u tegen , In beider armen neergezegen ,

Slaapt gij den slaap der Heilgen in.

5.

Hoe groot uw macht nu iu den hoogen ! Een God gehoorzaamde aan uwe oogen , Toen hij zich voordeed als uw Zoon. Of zijn die banden losgesprongen 1 Of is die macht uw baud ontwrongen , Omdat de Hemel is uw woon ?

-ocr page 185-

169

6.

O groote Jozef, hoor mijn beden!

Ach , Jezus\' Leidsman ! leid mijn schreden;

\'k Wil opwaarts naar mijn Vaderland. En naakt voor mij de bange stonde , O , daal met de uwen bij mijn sponde, En vang mijn geest op in uw hand.

-a/wvvWw

Aan deu H. Jozef.

1.

Heiige Jozef! trouwe Hoeder

Van uw godlijk Voedsterkind;

Die uw Jezus heel uw leven Onuitspreeklijk hebt bemind ;

Heiige Jozef! vraag dat wij Hem beminnen zooals gij.

2.

Heiige Jozef! die uw Jezus

In uw stulpje met u hadt,

Vaak van d\'arbeid tot hem opziend ,

Stil en innig hem aanbadt;

Heiige Jozef! vraag dat wij Jezus dienen zooals gij.

-ocr page 186-

170

3.

Heiige Jozef! door Gods Zone

In uw needrig werk verlicht,

Daar Maria \'t oog vol liefde

Op haar Kind en Bruigom richt: Vraag, dat in hun aanschijn wij Ons verblijden zooals gij.

4.

Heiige Jozef! die in de armen

Van uw Bruid en Pleegkind stierft, En voor uw getrouwe liefde

\'t Loon der eeuwigheid verwierft; Heiige Jozef! vraag dat wij Zalig sterven zooals gij.

N» 6S.

De vlucht naar Egypte.

1.

,, Jozef, spoed u , trouwe Hoeder , „ Neem het Kind en zijne Moeder „ En vlucht naar Egypte heen.quot; De Engel spreekt — en de eigen stonde Rijst de brave van zijn sponde,

Gaat en wekt zijn bruid meteen.

-ocr page 187-

171

2.

Maar, o Jozef, hoe zoo spoedig?

Waarom vraagt gij niet deemoedig Uitleg van zoo\'n vreemd bestel?

Waarom zou uw Jezus vluchten ?

Is hij God, wat kan hij duchten Van eens stervlings wreed bevel ?

3.

In den nacht! hoeveel bezwaren !

Wie zal leiden ? wie bewaren ?

Waarom toch in aller ijl ?

Ga en groet eerst vriend en magen ,

Wil hun raad en hulpe vragen , Bid den Engel om verwijl.

4.

Neen , volmaakte deugd op aarde

Kent, waar God zijn wil verklaarde, Geen verwijl of tegenreên ;

De Engel spreekt — de trouwe Hoeder

Neemt het Kind en zijne. Moeder, En vlucht naar Egypte heen.

5.

Heilig voorbeeld voor den Christen ,

O, dat wij toch immer wisten U te volgen in uw deugd 1

-ocr page 188-

172

Help ons, Jozef, en wij zullen Trouwer onzen plicht vervullen

Tot ons heil en uwe vreugd.

-——--

IV» 66.

Aan den H. Joannes den Dooper.

1.

Uitverkoren bloedverwant

Van \'t Gezin des Heeren , U , verheven boetgezant!

Moet ons loflied eeren.

2.

Grooter bracht geen vrouw ooit voort,

Naar het woord des Heeren :

U, die onze beden hoort,

Moet ons danklied eeren.

3.

Gij , die \'t Godslam van nabij

Ons hebt aangewezen ,

Wees door onze broederrei,

Heilheraut! geprezen.

-ocr page 189-

173

4.

Ledeu wij van \'t Godsgeziu ,

Dat we eenparig eeren ,

Roepen we ook uw voorspraak in , Bloedverwant des Heeren!

5.

Hoor de bede gunstig aan,

Die wij op doen rijzen:

Wil ook ons op \'s levens baan \'t Godslam altoos wijzen.

tv» ey.

De H. Joannes de Dooper, boetgezant.

1.

Van de rotsen der woestijne,

Waar de voetzool gloeit in \'tzand, Waar geen dauw des hemels druppelt.

Waar de heete trekwind brandt, Deed Joannes \'troepwoord schallen; Doet boetvaardigheid , gij allen !

2.

Naar de waatren des Jordaanstrooms Trok des Heeren boetgezant,

-ocr page 190-

174

Dat hij hem den weg bereide.

Hem verkonde aan heel het land; Dat de zondaar schuld betuige,

Eu de trotsche knieën buige.

3.

Doet boetvaardigheid , gij allen 1

Boete, riep hij , is de baan ,

De eenge baan , waarop de zondaar Naar den Hemel heen kan gaan,

Voor geen goud der aard te koopen, Voor den boeteling slechts open.

4.

Op die woorden , scherpe schichten,

Scheurde er menig zondig hart. Sprongen in die zandwoestijne Bronnen op van boetesmart; quot;t Stroomend doopsel ruischt van \'tleven Dat zijns Meesters doop zal geven.

5.

Als een rotsmuur stond Joannes,

En roept allen tot berouw;

Predikt vorsten, predikt knechten.

Immer aan zijn God getrouw:

Doet, doet boete ! riep hij , aller., Tot het zwaard zijn hoofd deed vallen.

-ocr page 191-

175

N» 6S.

Loflied aau de H. Moeder Anna.

1.

Moeder Auna! luid en blij Moet ook u mijn loflied rijzen;

Moeder van Gods Moeder, gij,

quot;k Moet uw nieuwe glorie prijzen:

Straalt er op de dochter eer,

\'t Schittert op de moeder weer.

2.

Waar de zon haar stralen schiet,

Vloeit van duizend dankbre tongen

\'t Nauw-verkondigd zegelied:

\'t Wordt door de Englen meegezongen, \'t Godlijk-stil geheimenis.

Dat in u voltrokken is.

3.

Wonder zonder wederga!

Vlekloos hebt gij haar ontvangen

Door uws Heeren heilgena,

\'t Kind, dat ge aan uw hart mocht prangen

Anna! ja alleen uw kind . Is aldus door God bemind!

-ocr page 192-

176 4.

En ik zou niet luid en blij U in uwe dochter prijzen?

Moet niet aller eeuwen rij \'t Loflied voor u op doen rijzen? Wie is als uw vlekloos kind, Wie ooit heeft, als zij , bemind ?

5.

Van uw docliter zonder smet Straalt de weerglans op u neder;

Keert, o Anna! uw gebed Tot haar Zoon ooit vruchtloos weder Moeder van Gods Moeder, gij. Bid dan, Anna! bid voor mij.

N» lt;!Sgt;.

Smeeklied aan den H. Willibrordns,

Apostel en Patroon der Nederlanden.

1.

O Willibrord! die van omhoog Ons gaslaat met beschermend oog. Hoor \'t nageslacht der vadren aan, Met wie gij zelf hebt omgegaan.

-ocr page 193-

177

2.

Zie Neerland aan , uw roem en kroon , Gij onze Apostel en Patroon!

Hier hebt gij , moedig Godsgezant,

Hier Jezus\' heilbanier geplant.

3.

Hier half een eeuw zijn naam verbreid , Zijn bruid een zetel toebereid ;

Hier door uw ijver en gebed Mijn vadren uit den dood gered.

4.

Ach! elfmaal ging een eeuwkring rond, Sinds gij hier satans rijk verwont ; En nu ! ach meer dan \'t half geslacht — Het zonk terug in \'s vijands macht.

5.

Geliefde Vader en Patroon !

Zie Neerland aan , uw roem en kroon ; Bid, Willibrord ! bid bij den Heer , Dat alwie doolt, eens wederkeer\'.

6.

Ach , voer hen met uw trouw gezin , Ach , voer ook hen uw glorie in :

O gij , die \'t kruis hier hebt geplant Bid voor uw dierbaar Nederland!

-ocr page 194-

178

No TO.

De Sint-Pieterspenning.

1.

\'t Ongeloof smeedt helsche plannen , Om door smaad, geweld en spot Uit der menschen hart te bannen Met hun Christus ook hun God.

Koor.

Om dien satan te beschamen Vloei uit duizend oorden samen, Penning van het echt Geloof!

Toon dat, trots de hellemachten ,

Jezus\' Kerk, steeds jong in krachten , Geen verbastring kent of kloof!!

2.

Zie \'t geweld zich de eerkroon vlechten;

Valschheid voert de heerschappij : Roof, maar geen verdrag geeft rechten, Trouw wacht dood of slavernij.

Koor.

Om dien gruwel te vervloeken,

Daag uit \'s werelds verste hoeken, Penning , die het recht bevest!

-ocr page 195-

179

Zooveel munten , zooveel talen; Ja , vernieuw miljoenen malen Tegen \'t onrecht uw protest!!

3.

Zie, het hoofd der Kerk, in smarte ,

Vraagt den leden heul en troost, Zie , een Vader , droef in \'t harte , Roept om redding tot zijn kroost.

Koor.

Ga hem troosten , kleeden , voeden , Hem voor grooter onheil hoeden ,

Liefdepenning , spoed u heen ! Wil der gausche wereld toonen , Dat hij telt miljoenen zonen ,

Door de liefde met hem één !

Spoed u , balsem veler weeën ,

Spoed u, over berg en zeeën ,

Penning , ga, verzacht zijn lot! Zeg hem , dat wij met hem lijden , Voor hem bidden , voor hem strijden , Met de hoop alleen op God!!

-ocr page 196-

180

ISf»

Onze troost.

1.

Nu vroolijk eens gezongen ,

Bij \'t volgen van mijn pliclit:

Dit schenkt een rein genoegen , En maakt den arbeid licht.

\'t Is waar , wij hebben zorgen ; Doch wie bleef hiervan vrij ?

De rijke met zijn schatten Lijdt meerder soms dan wij.

2.

quot;k Ben met mijn lot tevreden , \'k Benijd den rijke niet,

En zie reeds blijder dagen In \'t allerschoonst verschiet.

Na kort en weinig lijden , Is \'t hier op aard gedaan ;

Dan komt een eind aan \'t werken, Eu de eeuwge rust vangt aan.

3.

Wat baten ons dan schatten En al de glans der aard ?

Wat zijn ons eer en rijkdom In \'t uur vau sterven waard ?

-ocr page 197-

181

Wat baten toch den rijke

Zijn eer en aardsche pracht, Daar hem ook bij zijn sterven Niets dau een grafkuil wacht ?

4.

Bij God is rijke en arme

En knecht en heer gelijk;

Geen goud of eer of schatten

Gaan mee naar \'t doodenrijk. De deugd slechts kan ons volgen

Tot voor Gods glorietroon: Zij zal voor ons verwerven Een eeuwigdurend loon.

——wWUWAV^—

ISTo Tti. Tevrodenlieid.

1.

\'k Leef hier steeds tevreden ,

\'t Ga gelijk het wil;

\'k Slijt mijn levensdagen

Opgeruimd en stil. Menigeen heeft alles ,

Wat hij wenscht op aard , Doch ik kan ontberen : Dat is schatten waard.

-ocr page 198-

182

\'k Spoed mij \'s morgeus \\roolijk

Biddend naar mijn werk; God , die d\'arbeid zegent,

Houdt mij kloek en sterk, \'t Werk , hem opgedragen , Vindt een dubbel loon :

Hier genoeg voor \'t leven , Boven de eerekroon.

3.

Woon ik wat vergeten In een needrig buis ,

Sieren mij geen titels,

Ordelint of kruis;

\'k Draag in \'s Heeren tem nel

\'t Heilig eermetaal Van ons scboon Genootschap , Waar ik trotscb mee praal.

4.

Wordt mijn koud gebeente

Door geen eerewacbt En geen stoet van grooteu Naar zijn rust gebracht; Mijne medebroeders

Volgen mij naar \'tgraf, En Gods Englen wachten Me in den Hemel af.

-ocr page 199-

183

Jezus, en Maria

Met haar bruidegom Wenschen mij daar \'tzalig,

\'t Eeuwig wellekom. \'kZing daar in gezelschap

Van het Hemelhof, Met mijn medebroeders, Eeuwig \'s Heeren lof.

INquot; YÏS.

IJ d e 1 h e i (L

1.

IJdelheid der ijdelheden Is toch al wat hier beneden

Door zijn glans ons oog verleidt; Ook wat rijkdom, pracht en weelde Voor den mensch ooit de aarde teelde Alles is toch ijdelheid.

2.

Grootheid voelt zich zelve nietig; Weelde maakt het hart verdrietig: Wellust baart dra walg en pijn; F 13

-ocr page 200-

184

Rijkdom speurt nog steeds gebreken; Grijpt men rozen , doornen steken ; In liet zoete schuilt venijn.

3.

En dan nog ; de menscli moet sterven , Moet eens al dat schijngoed derven :

\'t Is de wet voor arm eu rijk; Koningen en bedelaren Maakt de dood na korte jaren Met een enklen slag gelijk.

4.

IJdelheid der ijdelheden Is dan al wat hier beneden

Door zijn glans ons oog verleidt; Maar zijn God oprecht beminnen Dienen hem met hart en zinnen, Dit slechts is geen ij delheid.

5.

Al is zijne woon niet prachtig , Waarlijk groot toch , rijk en machtig

Is hij , die zijn God trouw dient; Moet hij \'t brood der armoe eten, \'t Zoetste gastmaal is \'t geweten , Dat met God zich voelt bevriend.

-ocr page 201-

185

6.

Laat cms dus verstandig wezen;

Niets hier zoeken, niets hier vreezen

Dan alleen den goeden God : Hem hier dienen, hem hier minnen , Zoo den schoonen Hemel winnen Is ons aller zaligst lot.

IV» \'7\'4.

De dood.

1.

Bij den dood ontzinkt ons de aarde;

Geen genoegen vleit ons meer;

Goud of zilver heeft geen waarde;

TJdle rook is \'s werelds eer.

Vriend en maag, de dierste panden,

Rondom ons in droef geween. Drukken ons voor \'t laatst de handen, Ja, wij moeten van hen heen.

2.

O, wat angst zal hem ontrusten,

Die, gehecht aan \'t aardsche goed. Niet bedwong zijn booze lusten,

Niet zijn zonden heeft geboet!

-ocr page 202-

186

quot;Wee dan hem, die in zijn leven

Gods geboden laeeft veracht:

\'t Stervend oog ziet reeds geschreven \'t Vreeslijk vonnis , dat hem wacht!

3.

Maar welzalig dan de christen,

Die zijn hart niet hechtte aan de aard\' En ten spijt van satans listen

Zich van zonden heeft bewaard; Of, mocht hij door zwakheid falen.

Dra tot God gekeerd in rouw,

Weer herstelde \'t vroeger dwalen Door oprechte boete en trouw.

4.

Neen, des braven zalig sterven

Is geen rampspoed, maar gewin; \'tls na d\'arbeid \'tloon verwerven;

Stervend gaat hij \'t leven iu.

Mocht mijn ziel zoo de aarde ontwijken,

Als Gods vrienden, even zacht!

Mocht mijn einde \'thun gelijken!

Hope , die mij tegenlacht!

5.

Ja , mijn God, \'t zij vroeg of spade , In uw keuze is uur en dag:

-ocr page 203-

187

Maar, o, schenk mij deez\' genade:

Dat ik zalig sterven mag!

Heiige Jozef, trouwe hoeder.

Help mij in den laatsten nood! O Maria, mijne Moeder,

Bid voor mij een goeden dood!

VS,

Het oordeel.

1.

Slaat gij \'s menschen boosheid gade, Groote God! wie vindt genade

In uw oog, dat alles ziet!

Vindt ge in de Englen zelfs nog vlekken, Ach, wat zal uw blik ontdekken,

Die in \'t diepst mijns harten schiet?

2.

Ach, hoe zal mijn ziele beven,

Groote God! als na dit leven

Voor uw rechtstoel zij zal staan!

Arme ziel, bedekt met wonden.

Druipend van het slijk der zonden, Met zoovele schuld belaan!

-ocr page 204-

188

3.

Ach, mijn God! wat zal ik zeggen. Als gij \'t boek zult openleggen,

Waarin \'tal geschreven is? Strenge Rechter, spaar mij arme. Dat uw goedheid zich erbarme! Ach, mijn God, vergiffenis!

4.

\'k Wil mij zelf ten oordeel dagen, Strenge reekning van mij vragen.

Vóór gij roept, o Majesteit!

Zelf wil ik mijn zonden wreken, In de hoop, dat gij zult spreken \'t Oordeel van barmhartigheid.

5.

Ja, mijn God! het is mijn hopen. Gunstige uitspraak zoo te koopen

Door den prijs van Jezus\' Bloed. Hoop is meer dan vreeze waardig: Wis, o Heer, gij zijt rechtvaardig; Maar, ja, ook oneindig goed.

-ocr page 205-

189

No ^e.

De hel.

1.

Zie dien vuurpoel zonder dammen , Hoe hij steigren doet zijn vlammen ,

Aangeblazen door Gods wraak ! Zie , hoeveel miljoenen zielen , Ver van God in d\'afgrond vielen , Englen van den helschen draak.

2.

Hoelang branden nog die vuren 1 Hoelang zal Gods wrake duren ?

Eeuwig , eeuwig is de hel:

Nooit zal zij haar offers lozen,

Nooit verkwikken , nooit verpoozen , Altoos, altoos even fel.

3.

En dat vreeslijk lot van velen Kon ik ook sinds lang reeds deelen, O gelukkige als ik ben!

-ocr page 206-

190

Ach, mijn God! ik mag nog leven: Toch heb ik meer kwaad bedreven Dan zoo menige onder hen.

4.

Dat ik God mijn dank betale, Zoolang als ik ademhale;

Want door hem bleef ik gered. Ik ga boeten voor mijn zouden ; Van dit uur heb \'k mij verbonden, God te volgen en zijn wet.

5.

Eu wat offer gij moogt vragen, Ach , mijn God ! ik wil \'t u dragen ;

Zie , mijn hart is gansch bereid. Brand mij hier, wil hier mij kerven , Laat mij duizend dooden sterven: Maar spaar mij in de eeuwigheid !!

-ocr page 207-

191

No \'r-r.

De Hemel.

1.

Hoe heerlijk ginds de woon van vrede! Hoe schoon \'t taafreel dier heiige Stede

Door Patmos\' Aadlaar gepenseeld ! Wat rijkdom , weelde , pracht en luister ! Hoe zinkt daarbij al \'t aardsche in \'t duister ! En nog is \'t slechts een schaduwbeeld.

2.

Geen Englen, die het ooit vertelden ,

Geen Paulus, die het konde melden ,

Wat hij daar in den hooge zag;

Wat heil de deugd zich moog\' beloven, \'t Is luttel bij wat zij daarboven Van God tot loon verhopen mag.

3.

Ginds in dat eeuwig blqeiend Eden Verwekt de bron van zaligheden

Verzading noch vermoeienis:

Laat eeuw aan eeuw elkaar verdringen,

Geen wissling stoort de heiige kringen, Alwaar geen dood of scheiden is.

-ocr page 208-

192

4.

Hoe lacht hier bij zooveel ellende De hoop ons toe, dat ons bij \'t ende Een woon bereid is in Gods Stad ! Wie onzer toch zou niet verlangen , Een schoonen Hemel eens te ontvangen ? Maar weet, God vergt iets meer dan dat.

5.

Gaf God ons zonder ons het leven ,

Toch zonder ons zal hij niet geven

Den Hemel, dien hij allen biedt: Na trouwen arbeid volgt belooning;

Slechts d\'overwinnaar wacht bekroning !

Voor niets geeft God zijn Hemel niet.

C.

Wie zal dau niet de zonden vluchten ? Als \'t grootste kwaad \'t gevaar niet duchten ,

Dat kan ontrooven zulk een heil ?

Zal ik nog weigren iets te lijden ?

Zou \'k niet tot \'t laatst kloekmoedig strijden ? \'k Heb voor den Hemel alles veil!

-ocr page 209-

BLADWIJZER.

1

2 10 12

§ III. Aflaten, vergtmd door Zijne Heiligheid Pius IX aan de Aartsbroederschap de

H. Familie. Volle aflaten.....13

Gedeeltelijke aflaten........18

„ „ der statiën van Rome. 21

Geprivilegieerd altaar van de H. Familie. 22

23

GodTinchtlge oefeningen voor de bijeenkomst «Ier Broederscliap.

Aanroeping van den E. Geest........25

Gebed tot de beschermheiligen der leden en der

af deelingen.............27

Litanie van de H. Familie.........28

BLADZ.

Voorrede.

§ I. Voorwaarden tot de opneming in de Aartsbroederschap de H. Familie . . .

§ II. Regels en verordeningen......

„ voor den Prefect......

-ocr page 210-

—«SS®—

BLA.DZ.

Memorare van de H. Maagd........32

„ „ den //. Jozef........33

Aanroeping van Jezus, Maria, Jozef.....35

Geestelijke Communie ...........—

De zegen met het Allerheiligste Sacrament. ... 36

Psalm Laudate Dominum omnes gentes.....88

Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria ... 39

Oefeningen voor de algemeene Communie .... 43

Oefeningen voor de plechtige opdracht der leden . —

Akte van opdracht............44

Formule van aanneming..........—

Gebed ter zegening der Medaljes en Diplomen . . 46

Gebeden voor onze oyerledene Broeders.

Psalm Miserere.............48

Jesu Salvator.............52

Pie Jesu...............54

Psalm Be profutidis...........—

Gebeden voor de overledene leden.......56

Gezang: Hij ruste in vrede........60

Gezangen in gebrnik bjj de H. Familie.

1. Lofzang tot den H. Geest........62

2. Veni Creator............63

3. Lofzang tot den H. Geest........64

4. Veni Sancte Spiritus.........65

5. Ter eere van het H. Sacrament......68

6. Adoro te..............69

7. Adorerms.............70

-ocr page 211-

8. Lofzang ter eere van het Allerh. Sacrament. . 72

9. Ecce panis.............73

10. Ter eere van het 11. Sacrament......74

11. Schoon lied van het Allerheiligste Sacrament. 76

12. Voor de H. Communie.........78

13. Tot dankzegging. Laudate pueri.....80

14. Na de II. Communie..........82

15. Jesu dulcis memoria....... . . .83

16. Aan Jezus eer............85

, I. ... 87

17. Geloofd zij Jezus Christus. II. ... 88

I III. ... 89

18. In den Advent. Rorate coeli......91

19. Ter eere der Menschcording......., —

20. Kerstlied..............93

21. Het arm kindeken van Bethlehem.....96

22. De leerschool van Nazareth.......98

23. liet verloren schaapje.........99

24. In de Fasten. Paree Bomine......101

25. Lijden en dood des Zaligmakers......—

26. Oedenklied aan \'s Heeren lijden..... 105

27. Het lied des Kruises........ . 108

28. Akte van geloof...........109

29. „ „ hoop............111

30. „ „ liefde...........113

31. „ „ berouw...........115

32. Gehed om vergeving..........116

33. Lied onzer Broederschap........118

34. Be H. Familie Jezus , Maria, Jozef. , . . 119

-ocr page 212-

—®»—

BLADZ.

35. Toewijding aan den Beer........121

36. Aanroeping tot Jezus, Maria, Jozef. . . . 122

37. Ter eere van Maria..........124

38. De boodschap van Maria........125

39. Maria, wees gegroet..........127

40. Alma liedemptoris Mater........129

41. Lofzang tot de H. Maagd.......130

42. Ave Maris stella...........131

43. O sanciissima............132

44. Lofzang van Maria. Magnificat.....134

45. Klaagzang.............136

46. Stabat Mater............137

47. Antiphoon van de H. Maagd......142

48. Salve Regina............143

49. Hulde en opdracht aan de H. Maagd. . . . 144

50. Jubellied aan Maria, onbevlekt ontvangen. . 145

51. Gegroet zijt gij, Maria........147

52. Litanie..............149

53. Maria, hulp der Christenen.......151

54. Ave Regina Coelorum.........153

55. Toevlucht der zondaren! bid voor ons. , . . 154

56. De vijftien geheimen van den Rozenkrans.

De vijf blijde geheimen.........156

57. De vijf droevige geheimen........157

58. De vijf glorierijke geheimen.......159

59. De Meimaand............160

60. De maand van Maria.........162

61. Avondbede tot onze lieve Moeder.....164

62. Bede aan den H. Jozef........166

-ocr page 213-

——

BLADZ.

63. Loflied ter eere van den Tl. Jozef. .... 167

64. Aan den H. Jozef..........169

65. De vlucht naar Egypte.........170

66. Aan den II. Joannes den Dooper.....172

67. De H. Joannes de Dooper, loetgezant. . . 173

68. Loflied aan de U. Moeder Anna.....175

69. Smeeklied aan den H. Willibrordns. . . .176

70. De Sint-Pieterspenning........178

71. Onze troost.............180

72. Tevredenheid............181

73. IJdelheid..............183

74. De dood..............185

75. Het oordeel.............187

76. De hel...............189

77. De Hemel.............191

-ocr page 214-
-ocr page 215-
-ocr page 216-
-ocr page 217-