EN
CONSTITUTION
VAN DE
CONGREGATIE VAN ROOSENDAAL.
door Pans LEO X bcvesligd voor dp DERDE ORDE VAN DEN H. FRANCISCUS
met de
door Paus L\'RBAiVUS VIII godgokeurd voor de
Religieussen Peiiitenten Reeollectinen dei- quot;Verg-aderiiig- van Limbvirg\'
Zuster» Penïteiiten Recolleotinen -van. de OnbevleUte Ontvang-eiiis van lt;lo Congveg-atie van Koosendaal,
ST. MICHIBLS-GESTEL,
TER SKELPEHSD RUKKER IJ VAN HET BISDOM VA.N \'s IjN HET INSTITUUT VOOR DOOFSTOMMEN,
18 8 3.
bij wijze van historisch verhaal.
De II. Franciscm van Assisië heeft drie Orden ingesteld en drie Regelen geschreven, een voor de Minderbroeders, een anderen voor de Clarissen en den Berden regel voor de Broeders en Zusters van de Orde van Penitentie. In de Apostolische Brieven waarin de Regel der Berde Orde wordt goedgekeurd, getuigen de Pausen, dat de H. Franciscus van Assisië een man was vervuld van den Heiligen Geest en van God geroepen om door zijne voorheelden en door zijne Or-
( VI )
dens-regelen aan de geloovigen den weg der zaligheid te toonen en gemakkelijk te maken.
Wij halen deze getuigenis aan, omdat zij zeer geschikt is om aan de Kinderen van den 11. Franciscus groeten eerbied en volledig vertromven in te boezemen voor hunnen li. Vader en voor den levensregel, welken hij hun gegeven heeft.
De Üerde lieg el, ivelke ook voor personen, die in de wereld leven, is ingericht , werd door Paus Nico-laus IV goedgekeurd met eene Apostolische Bulle, gegeven den 17 Augustus 12S9. Later heeft Paus Leo X uit den Regel van Nicolaus IV een anderen Regel woord voor woord overgenomen, daarlatende wat niet te pas kwam, en heeft denzelven met zijne Apostolische Bulle Inter coetera, gegeven den 20 Januari 15 21, goedgekeurd en bevestigd voor de Broeders en Zusters van de Berde Orde, die in kloosters te zamen leven onder de drie wezenlijke Beloften.
De Regel in het IVde en Vde Hoofdstuk laat toe aan de wettige Oversten, Constitutiën of Statuten te maken, welke dienen niet om den Regel te veranderen, maar om zaken, welke in den Regel niet genoeg bepaald zijn, nader te verklaren en namvkeurig te doen onderhouden. Hieruit komt het voort, dat er in de Derde Orde vele Congregatiën zijn, welke allen den
( VII )
goedgekeurden Hegel hehhen, maar door verschillende Constilutiën van elkander onderscheiden zijn. Op die wijze zijn ook de Beligieusen Penitenten Becollectinen begonnen eene bijzondere Congregatie uit te maken. Vit verlangen naar hoogere volmaaktheid heeft de TSer-waarde Moeder Joanna van Jesus met de medehulp van den godvruchtigen en geleerden Minderbroeder P. Petrus Marc hard bijzondere Constilutiën gemaakt om de drie Beloften, den Beg el en vooral het Slot strenger te onderhouden. Deze Constilutiën werden voorloo-pig ingevoerd in het klooster van de Berde Orde dat sedert lang bestond in de Stad Gend bij de Kerk van den li. Jacobus. In het jaar 1623 heeft de doorluchtige Vrouw, Francisca de Grave, Markgravin van Malaspina, uit godvruchtige toegenegenheid voor de Beligieusen Penitenten haar een huis gegeven in de Stad Limburg bij Luik, en naar den naam dezer Stad, waar het eerste huis gesticht is geiveest, kregen de Zusters den naam van Religieusen Penitenten Eecol-lectinen van de Vergadering van Limburg.
God zegende de opkomende Vergadering. Weldra werden er nieuwe huizen gesticht en ook reeds bestaande kloosters van de Berde Orde namen de Constilutiën der Penitenten aan en volgden hare strenqere levenswijze, zoodat de Vergadering in korten tijd zeer aan-
( VIII )
groeide. Hare Constitutiën werden te Rome in de H. Congregatie voor de zaken der Regulieren onderzocht en den 15 Juli 1634» door Paus Urbanus FIII bevestigd met Apostolische Breve, welke begint met de woorden : Exponi Nobis, die wij hier vertaald laten volgen.
van
ONZEN ALLERHE1LIGSTEN VADER ÜRBANÜS VIII
tot bevestiging van de voormalige Constitutiën.
Urbanus VIII tot toekomende gedachtenis.
Onze welbeminde dochter in Christo Jesu, Joanna van Jesus, Overste der Gereformeerde Eeligieu-sen van de Derde Orde van den H. Franciscus, gezegd der Penitentie, levende onder gedurig Slot, van de Vergadering van Limburg, in Nederland, heeft Ons deze dagen te kennen gegeven.; dat zij vóór tien jaren , met toelating van hare Oversten van de Orde van den H. Franciscus , genaamd Recollecterl, met eenige andere Religieusen van de voorzeide Vergadering, heeft begonnen in het Hertogdom van Lim burg, in het Bisdom van Luik, eene Reformatie van dezelfde Derde Orde, onder gedurig Slot, en Constitutiën, geapprobeerd van de voorzeide Oversten, welke Reformatie is verbreid in verscheidene plaatsen en kloosters. Voorts, gelijk dezelfde vertoonster daarbij voegde, uit vrees, dat in toekomende tijden deze Reformatie mocht komen te verflauwen, en tot eene gelukkigere besturing van deze Vergadering en vermeerdering der religie, de voorzeide .loanna, be-geerende zeer, dat de voornoemde Constitutiën wer-
( 10 )
den versterkt door de macht van Onze Apostolische bevestiging; Wij, willende, zooveel als Wij vermogen in den Heer, voldoen aan de godvruchtige begeerten van de voornoemde Joanna, en willende dezelve begiftigen met bijzondere gunsten en gratiën, ontbindende ook dezelve, uit kracht van deze tegenwoordige, en haar houdende voor ontbonden van allen Ban, Suspensie, Interdictie en andere Kerkelijke sententiën of straffen , uitgesproken, hetzij door het recht, hetzij door de menschen , om wat oorzaak of reden dat het zonde moge wezen, zoo zij misschien door eenige gebonden ware; en dat alleenlijk om te genieten het uitwerksel der tegenwoordige; genegen zijnde tot het verzoek hierover in haren naam aan Ons gedaan; met raad van Onze Waardige Broeders de Kardinalen van de H. Eoomsche Kerk, gesteld over de handeling der Regulieren, bevestigen Wij door Apostolische Autoriteit de voorgemelde Constitntiën, (voor zooveel nochtans als dezelve in het gebruik zijn geoorloofd en loffelijk, en niet zijn wederroepen of begrepen onder eenige wederroeping, en zij niet strijden tegen de H. Regels en wetten van het Concilie van Trente en Apostolische ordonnantiën) ordonneerende dat dezelfde Constitutiën en Breve zullen van nu af aan en in het toekomende zijn wettig , vast, en kracht hebbende , genieten hun vol en geheel uitwerksel, en moeten onderhouden worden van allen, die zij in het tegenwoordige of toekomende in eenige manier zullen raken of aangaan. En ingevolge, dat alle Rechters, zoo ordinaris als gedelegeerde, zelfs de Auditeurs van de zaken van het Apostolische Paleis, zullen moeten oordeelen en besluiten, volgens deze, verklarende nul en van geene waarde, al hetgene dat anders, van wien dat het zij,
( 11 )
en van wat autoriteit dat hij mocht wezen, wetende of onwetende, zal ondernomen worden; niettegenstaande al dat hiertegen zoude mogen ingediend wezen.
Gegeven te ROME, bij Sl. Maria Major, onder den ring des visschers, den 15 Juli 1634; in het elfde jaar zijns Pansdoms; en was onderteekend
M. A. Marai.düs.
Volgens den Regel en hare door Urbanus VIII goedgekeurde Constitutiën stonden de Heligieusen Penitenten, onder de besturing der Minderbroeders Eecollecten. Bij de drie wezenlijke beloften verbonden zij zich tot het strenge Slot, zij lazen de Kerkelijke Getijden volgens den Brevier van de Minderbroeders Recollecten, onderhielden het nachtkoor, binnen het Slot gingen zij blootvoets op patijnen, en behalve de vasten en onthoLiding.sdagen van den Derden Kegel, onderhielden zij uit devotie de vasten, die onze Heer met zijn heilig vasten geheiligd heeft, en die begint met Driekoningen en de veertig daaropvolgende dagen; welke vasten de H. Pran-ciscus aan de Minderbroeders heeft aangeraden met belofte, dat zij die deze vasten onderhouden, van den Heer zullen gezegend worden. Uit liefde voor de strenge armoede bezaten zij geene of weinige vaste en onroerende goederen, en hielden zich om de liefde Gods tevreden met redelijke lijfpensioeuen om door dit middel te voldoen aan de noodzakelijkheid des levens en het overige te verachten uit liefde tot Hem , die om onzent wille geen steen bezat om zijn hoofd te laten rusten. Zij hadden een zeker getal kweekelingen (Pensionnairen) binnen het Slot,
( 12 )
en ook dagscholen in plaatsen, waar dezelve tot groot nut en stichting dienden , en zonder te groo-ten last der Gemeente konden gehouden worden. Om zich meer van hare bloedverwanten te onthechten veranderden zij haren voornaam in den naam van •eenen Heilige of eene Heilige. Als onderscheidings-teeken van hare Vergadering droegen zij op de borst op het Schapulier de teekenen van het Lijden onzes Heeren Jesus Christus.
Toen de Constitutiën door Apostolische macht bekrachtigd waren, zond P. Petrus Marchant aan de Zusters Penitenten een zendbrief, bij vorm van onderwijzing , waarin hij onder anderen zegt: ,, Deze Apostolische approbatie zal U onder vele opzichten zeer voordeelig zijn. Zij zal U een steun en eene bescherming wezen tegen de verschillende gevoelens en oordeelen der menschen, die onder den schijn van goed, eenige punten uwer Constitutiën zouden afkeuren of willen veranderen; zij zal de kloosters van uwe Vergadering zoodanig vereenigen in eenen geest, dat de vijand, wanneer hij zou trachten verdeeldheid in te voeren en de gemoederen te verontrusten, geen overhand zal kunnen hebben. Zij zal eindelijk dienen om U voor de Constitutiën eene groote achting te geven, en U aanzetten om dezelve met vurigheid en devotie te onderhouden. De Constitutiën verbinden U niet op zonde, tenzij in die gevallen waartoe gij uit kracht der beloften of om andere redenen verbonden zijt. Zij zullen daarom niet min krachtig zijn. Immers gij zult bewijzen door eene nauwe onderhouding derzelve, dat gij God niet wilt dienen uit vrees van de zonde of straffen , maar enkel om zijne Liefde, Goedheid en Waarheid.quot; P. Petrus Marchant sluit zijn zendbrief zeg-
( 13 )
gende: „Uwe Congregatie is gegrond op de reinheid des harten, de armoede des geestes, de onderlinge liefde en de versterving des lichaams. De Con-stitutiën leeren Ü anders niet, en de teekenen van het bitter Lijden onzes Heeren, die gij op de borst draagtj noodigen U hiertoe uit.quot;
De Vergadering der Penitenten van Limburg telde op het einde der ISquot;10 eeuw een groot getal kloosters, wier Religieusen door haar streng en voorbeeldig leven tot stichting dienden aan de geloovigen, en velen onder haar zijn in geur van heiligheid gestorven.
Nadat wij den oorsprong en de stichtende levenswijze der voormalige Eeligieusen Penitenten hebben aangehaald , zullen wij verder aantoonen op welke wijze de Zusters Penitenten Recollectinen van de Congregatie van Roosendaal bij afstamming van het vroegere klooster der Religieusen Penitenten van Leuven wettig behooren tot de oorspronkelijke Vergadering van Limburg.
Toen op het einde der 1S11® eeuw door onrechtvaardig geweld der wereldlijke macht in Frankrijk en België de kloosters gesupprimeerd waren en de Religieusen onmenschelijk vervolgd werden, zijn ook de Religieuzen Penitenten te Leuven uit haar klooster verjaagd en van alles beroofd geworden. Terwijl de meesten, niet wetende wat aanvangen, naar hare familiën terugkeerden , hebben eenige ijverige Religieusen van het gesupprimeerde klooster van Leuven , opgewekt door eene inwendige stem, het edelmoedige besluit genomen, om even als de Patriarch Abraham uit haar Land te gaan, en elders gelegenheid te zoeken om in Gemeenschap het religieuse leven voort te zetten. Deze Religieusen waren: Maria Constantia van der Linden, eerste Meesteres der
Pensionnairen vóór de suppressie in het klooster te Leuven, Zuster Maria Coleta Koopmans en Zuster Maria Angelina Kerkhof, deze laatste keerde om ziekelijkheid terug naar haar vaderland. In hare plaats kwam Maria Francoise Timmermans, Augus-tinesse uit het gesupprimeerde klooster der Witte Vrouwen te Leuven zich bij de twee anderen vervoegen. Deze vrome zielen hebben na vele gebeden in het jaar 1 798 hare reis begonnen zonder tijdelijke middelen in groot gevaar van aangehouden te worden , enkel gesterkt door een onwrikbaar vertrouwen op de Goddelijke Voorzienigheid. Zij kwamen eerst in het dorp Bul-hoven in het Bisdom van \'s Bosch, waar zij bij den Eerwaarden Heer Pastoor voor een tijd schuilplaats vonden onder den titel van dienstmaagden. Van daar gingen zij naar Waalwijk met het inzicht om er eene school te beginnen. Zij kwamen daar aan tegen den winter en konden geene woning vinden , zoodat zij verplicht waren haren intrek te nemen in eene groote, ledige kamer met steenen vloer , waar zij noch tafel noch stoel noch eenigen huisraad vonden. Hier werd het klein gezelschap vermeerderd met Zuster Francisca Brok-kaers uit het gesupprimeerd klooster der Penitenten te Maastricht , en eene novice , die drie maanden vóór de suppressie te Leuven gekleed was. Zij leefden van het weinige, dat zij wonnen in de school, en van aalmoezen , die zij ontvingen. Zij waren welgemoed in hare armoede, en eensgezind onder elkander. Zij hadden aan de oudste gehoorzaamheid beloofd en onderhielden den Regel der Derde Orde en de Constitutiën der Penitenten met eene stichtende nauwkeurigheid. Na een paar jaren in vele beproevingen en ontberingen God gediend te heb-
{ 15 )
ben, vonden zij den 9 November 1S00 een huis te Dongen in liet Diocees van Breda en op den feestdag der 7 Weeën 26 Maart 1801 verlieten deze vijf kloeke Maagden Waalwijk en traden in het nieuwe Huis te Dongen met volle goedkeuring en onder de bescherming der Kerkelijke Overheid. De goede God, die met eene vaderlijke Voorzienigheid voor haar zorgde, begon klaarder bekend te maken in welken geest zij Hem moesten dienen en tot welke werken Hij haar verkozen had.
Om te voorzien in hare tijdelijke noodwendigheden en tegelijkertijd door Liefdewerken verdiensten te vergaderen voor den hemel, openden zij te Dongen eene school voor het onderwijs van meisjes, en waagden zij het om, ondanks de netelige tijdsomstandigheden, met raad en toestemming der Geestelijke Overheid ee-nige novicen te aanvaarden. De eerste novice, die reeds te Waalwijk aanvaard werd, was Maria Eaaijmakers, met kloosternaam Maria Joseph van Jesus, die twee jaren na hare kleeding, den 17 December 1801, te Dongen hare kloosterbeloften aflegde, in handen van den HoogEerw. Heer Ooinen , Pro-Vicaris van het Diocees. Deze waardige Keligieuse, die door een levend geloof de goddelijke Voorzienigheid in alles erkende en volgde, gevoelde van jongs af in hare ziel een buitengewonen ijver voor de uitbreiding van het kloosterleven en de bevordering van het godsdienstig onderwijs door het stichten van katholieke scholen, waaraan in deze landen destijds eene groote behoefte bestond. De goede God , die haar dezen ijver had ingestort om zijne inzichten over eene nieuwe Congregatie tot stand te brengen, bezorgde haar eindelijk de gelegenheid om haren ijver in het werk te stellen. In 1820 werd er van \'s lands re-
( 16 )
geeriiig een besluit genomen, dat alle Vergaderingen van godsdienstige personen meer dan twintig in getal bij elkander wonende, moesten gescheiden worden. Nu , in het klooster te Dongen waren er reeds meer in getal en dit gaf aanleiding tot uit breiding. Zuster Maria Joseph bood zich aan voor eene nieuwe stichting, nog vijf Zusters werden daarvoor aangewezen, en datzelfde jaar vertrokken zij onder goedkeuring der Geestelijke Overheid naar Etten in het Diocees van Breda, om daar een klooster met pensionnaat en scholen te beginnen. Later werd haar eene nieuwe stichting te Roosendaal in hetzelfde Diocees aangeboden. Moeielijkheden en tegenspraak ontbraken niet; maar God gaf zoo klare bewijzen van zijnen wil, dat er bij haar geen twijfel meer kon bestaan van hare zending, en op den 1 September van het jaar 1832, ondersteund door Joannes van Hooijdonk, Apostolischen Vicaris van Breda, en geholpen door de j)laatselijke Geestelijkheid , stichtte Maria Joseph te Eoosendaal , eene kloostergemeente met scholen en pensionnaat, gelijk-aan de vorige stichtingen. Deze laatste stichting kreeg al spoedig eene groote uitbreiding; vele nieuwelingen boden zich aan ; en in het jaar 1840 werd , om wijze redenen , besloten , dat al de Huizen , welke voortaan uit dit Huis zouden spruiten, onafscheidelijk met elkander zouden vereenigd blijven , en het Gesticht te Roosendaal als het Moederhuis zouden erkennen. God gaf wasdom aan de nieuwe Vergadering. In het jaar 1867, toen de Eerwaarde Stichteres Maria Joseph het loon van haren arbeid in den hemel ging ontvangen , waren er 390 Zusters , verspreid in 20 Huizen , waarvan 2 in de overzeesche Missiën in Curasao en in Suriname, en
( 17 )
die te zamen aan 102uö kinderen onderwijs gaven. Dit getal is met verloop van tijd nog aangegroeid, zoodat in het jaar 1882, dat is 50 jaren na de stichting van het klooster te Roosendaal, er 24 Huizen met het Moederhuis vereenigd waren, en de geheele Congregatie telde 580 Zusters, die in de scholen, welke zij bestuurden , aan 14400 kinderen eene christelijke opvoeding bezorgen.
God heeft aan den H. Vader Franciscus beloofd, dat zijne Orde zal voortduren tot het einde der wereld , en dat er altijd Religieusen zullen zijn , die bezield met den waren geest van de Orde, den Regel getrouw zullen onderhouden; en dat God, die uit steenen waarachtige kinderen van Abraham kan verwekken, altijd oprechte kinderen aan Franciscus zal bezorgen om zijne Orde tot het einde toe in stand te houden. Deze belofte is vervuld geworden ten voordeele van de Vergadering der Penitenten Recollectinen door de wonderbare opkomst en verspreiding van de Congregatie van Roosendaal. De Eerwaarde Moeder Maria Joseph was vast overtuigd, dat de stichting dezer Congregatie het werk is van Gods Voorzienigheid; zij heeft hare geestelijke dochters aanbevolen Gods Voorzienigheid in alles te erkennen , dezelve voor de bekomen gunsten te bedanken en er op te vertrouwen voor de toekomst. De Annalen van de opkomst en eersten voortgang der Congregatie, welke zij geschreven heeft, zijn een gedurig danklied aan de Goddelijke Voorzienigheid, wier minnelijke tusschenkomst zij in alle, ook de kleinste voorvallen , geloovig erkende. Wij kunnen niet nalaten hier tot stichting der Zusters aan te halen de godvruchtige woorden, welke zij weinig
2
( 18 )
tijds voor haar afsterven als voorrede in het begin der Annalen eigenhandig geschreven heeft. Ziehier hare woorden :
„ Dankbaar , o mijn God , voor zoovele en groote weldaden , die Gij over ons uwe onwaardige diena ressen hebt uitgestort, achten wij het onzen plicht tot uwe eer en tot aanmoediging van onze nakomelingen , eene beknopte aanteekening naar ons krank verinogen daar te stellen , van de eerste beginselen onzer dierbare Congregatie, waarvan de grondslag is gelegd in het begin dezer eeuw (1800). Nadat Gij, o mijn God, die zware beproeving van de generale suppressie der Eeligieusen in België en Frankrijk hadt toegelaten , hebt Gij uwe vaderlijke liefde niet vergeten. Immers uwe minnelijke Voorzienigheid bewaarde de ruïnen , en vergaderde dezelve in eene daarvoor bestemde plaats. Gij wist uit het kwade, het goede te doen geboren worden en door de verwoesting dier kloosters, in een ander land het H. Eeligieuse leven over te brengen. Trouwens de ruïnen van de algemeene verwoesting zijn in uwe almogende Hand geworden, de fondamenten van het Nieuwe Gebouw. Dit zal aan allen , die deze Annalen lezen, moeten dienen tot eeuwige dankbaarheid.quot;
Nu zullen wij ook nog Gods minnelijke tusschen-komst bemerken in de inrichting der Huizen bij wijze van Congregatie en het vervaardigen der Con-stitutiën. Voorheen waren de kloosters der Penitenten onafhankelijk van elkander, alhoewel zij onderling , liefde en vereeniging bewaarden. Maar na de oprichting van het klooster te Eoosendaal 3 waren de Oversten als het ware door den samenloop der zaken genoodzaakt, de Huizen , die voortaan
( 19 )
zouden gesticht worden, afhankelijk te maken van het Moederhuis, om door deze vereeniging en onderlinge hulp meer kracht te hebben , en meer middelen om liefdewerken te oefenen en de huizen en scholen te vermenigvuldigen. Deze vereeniging van al de Huizen onder eene Algemeene Overste ver-eischte nieuwe Regelen voor het algemeen bestuur en zulke regelen werden opgesteld en door den Bisschop van Breda goedgekeurd. Daarenboven , men ondervond weldra, dat de Zusters Penitenten dezer Congregatie ter oorzake van het aanhoudend en moeie-lijk werk in de scholen niet konden blijven onderhouden al de strengheden, welke voorheen de Penitenten oefenden , wanneer zij een contemplatief leven leidden. Daarom, op raad van wijze mannen, namen de Zusters hierin eenige wijzigingen aan , die noodig waren, maar zij bewaarden toch zorgvuldig van het oude, wat eenigszins kon bewaard blijven, en het is zonder twijfel eene schikking van God geweest , dat zij het goddelijk Officie en den Koordienst behouden hebben. De Zusters moeten als een groot geluk aanzien , dat aangaande dit gewichtig punt de geest en de roeping van de Orde van den H. Franciscus in hare Congregatie gebleven is. Onze H. Vader eerst en na hem alle ijverige Franciscanen hebben voor het godvruchtig psalmodiëeren van het goddelijk Officie in het Koor altijd den grootsten ijver getoond , en het is eene traditie in de Orde aangenomen dat God hieraan de gratie verbonden heeft, zoowel om den waren geest van den H. Ee-gel te bewaren als ook om vruchten voort te brengen in de werken van liefde, die zij tot meerdere eer van God en tot zaligheid der zielen ondernemen.
Toen de nieuwe noodzakelijke Regelen bij de oude
( 20 )
goedgekeurde Constitutiën gevoegd werden, liet God toe, dat eenige personen begonnen uit te strooien , dat de Zusters Penitenten van Roosendaal geen wettige kinderen van de Orde van den H. Franciscus waren, omdat zij niet stonden onder de gehoorzaamheid van de Provinciale Ministers, gelijk dit in den Regel van Leo X Hoofdstuk V is voorgeschreven, en dat zij zelfs geen deel hadden in de aflaten der Orde. Wij mogen gelooven, dat de goede God dit middel gebruikte om de Zusters al het ware te dwingen zich tot den H. Stoel te wenden, opdat de Constitutiën door de wijsheid en het oppergezag van den H. Stoel op den door God gestelden tijd zouden verbeterd en bekrachtigd worden. Inderdaad, de Zusters werden ongerust door deze uitgestrooide twijfels en de Eerwaarde Moeder Maria Joseph, Stichteres en Overste van het Moederhuis en van de Congregatie , zond een zeer ootmoedig vertoog aan Paus Gregorius XVI met verzoek deze zaak te willen regelen tot geruststelling der Zusters, üe H. Vader deed de zaak door zijn Nuntius in Holland onderzoeken en daarna werd de Generaal der Orde door de H. Vergadering tot Voortplanting des Geloofs belast, deze twijfels op eene klare wijze te beslissen. De ZeerEerw. Pater Generaal zond het volgende antwoord, waarbij iiij zijne macht delegeert aan de Bisschoppen.
Fr. ALOUISIUS A LAURETO
S. T. Lector Jubilaris Minister Generaal der geheele Orde der Minderbroeders van Onzen H. Vader Franciscus,
Commissaris Visitator en Reformator Apostoliek en nederige dienaar in den Heer.
Willende voldoen aan de godvruchtige verlangens
( 21 )
der Eeligieusen van de Derde Orde, in liet klooster te Roosendaal, zooals die ons door de H. Congregatie tot Voortplanting des Geloofs zijn bekend gemaakt , verleenen wij bij deze onze brieven, welke wij eigenhandig onderteekend en met ons groot zegel voorzien hebben , aan den Doorl: en Hoogw: Heer, den tijdelijken Vicarius Apostoliek van Breda, alle machten, welke aan onze Commissarissen Visitateurs van de Derde Orde gewoonlijk gegeven worden, daartoe, opdat Z. 1). H. door zich zei ven, of door andere door hem gedelegeerde wereldlijke of reguliere Priesters, in gemeld klooster te Koosendaal, of soortgelijke andere, welke in die streken opgericht zouden worden, de Religieusen tot de kleeding en professie van den Derden ftegel van O. H. Vader ÏVan-ciscus kunnen opnemen , besturen, visiteeren en reformeeren , overeenkomstig den Regel van de Derde Orde en de Pauselijke Constitutiën, en alzoo de genoemde Eeligieusen , alle privilegiën , gunsten , gratiën en aflaten kunnen genieten , welke zij genieten zonden , wanneer zij aan de Oversten van onze Orde onderworpen en door onze Broeders bestuurd werden , tot dat de meer genoemde Religieusen door den Apostolischen Stoel wederom gesteld zullen worden onder het beheer der Reguliere Oversten van de Orde.
Gegeven te Rome uit (het klooster) Ara Coeli, den 12 Juni 1845.
(was get.) Fr. Alouishis a Lauketo, Minut: Gener: onder Op bevel van onzen Hoogw; Vader,
J. Fulgentius Taürinus, Secret; v. d. Orde. Plaats v. h. zegel.
( 22 )
Na het bekomen dezer delegatie bleven de Zus- j
ters zonder stoornis voortleven onder de jurisdictie der 2
Bisschoppen, en de oude Constitutiën werden door 1
nieuwe Regelen nog meer en meer gewijzigd, vol- c
geus dat de omstandigheden daartoe gelegenheid ga- lt;
ven. Eindelijk werden de nieuw bijgemaakte Rege- l
len opgezonden naar Rome aan de H. Congregatie (
de Propaganda Fide met aanbevelingsbrieven der t
Bisschoppen , in wier diocesen de Congregatie Hui- ]
zen had, en met het ootmoedig verzoek der Alge- lt;
meene Overste om de Apostolische goedkeuring te ]
Daarop ontvingen zij in het jaar 1869 het volgende 1
DECREET
van de H. Congregatie de Propaganda Pide.
Aangezien de Algemeene Overste van het godvruchtig Instituut der Zusters Penitenten van de Onbevlekte Ontvangenis van de Derde Orde van den H. Eranciscus, hetwelk over vele jaren op gezag van den Ordinaris in Holland is opgericht en waarvan het Moederhuis te Roosendaal, eene plaats in het Bisdom van Breda, gevestigd is, zich door Gods hulp zeer heeft uitgebreid en voor bijzonder doel heeft, dat de Zusters, behalve hare eigene heiligmaking te behartigen, ook zorg dragen om meisjes godvruchtig en godsdienstig te onderwijzen en op te voeden, en jongetjes onder de zeven jaren, aan de H. Congregatie met de uitbreiding van Christus Naam belast, heeft uitgelegd dat haar en de Zusters veel ontbreekt, zoo lang hare Instelling niet door den H. Stoel is bevestigd, en hare Constitutiën waarvan zij een exem-
( 23 )
plaar heeft overgelegd, zijn goedgekeurd; heeft dezelfde H. Congregatie in aene Algemeene Vergadering gehouden op 13 September van het jaar 1869, dit alles nauwkeurig onderzocht en overwogen, en dewijl haar uit dit onderzoek, en vooral uit de aanbevelingsbrieven der Bisschoppen van Breda en andere Bisdommen, in dewelke die godvruchtige Yer-eeniging, ter uitoefening van het bovengenoemde liefdewerk gevonden wordt, gebleken is, hoe verdienstelijk zich deze lofwaardige Zusters voor den Katholieken Godsdienst maken , en vertrouwende dat, wanneer de goedkeuring van den H. Stoel hieraan verleend werd, de Christenheid nog overvloediger vruchten van die godvruchtige Vergadering zou inzamelen , heeft de voorgenoemde H. Congregatie ver* meend, gemeld Instituut als eene Congregatie van enkele Geloften onder het bestuur eener Algemeene Overste, behoudens de jurisdictie der Ordinarissen volgens het voorschrift der H. Canons en Apostolische Constitutiën, te moeten goedkeuren. Doch wat aangaat de Constitutiën, heeft de H. Congregatie na eenige voorafgaande wijzigingen en bijvoegingen in bijzijnden brief aan den Bisschop aangewezen , dezelve voor tien jaren , bij wijze van proefneming goedgekeurd , en heeft zij tegelijkertijd Zijne Heiligheid willen verzoeken, om aan voormelde Zusters goedgunstig te verleenen al de gunsten en aflaten , welke de Broeders van de Derde Orde van den H.Franciscus bij Apostcdische vergunning genieten.
Toen de ondergeteekende Secretaris van dezelfde H. Congregatie, deze uitspraak in de audientie, gehouden den 19 September, aan den H. Vader door de Goddelijke Voorzienigheid Pius IX heeft overgebracht , heeft Zijne Heiligheid dezelve in alles goed-
gunstig goedgekeurd, de bovengemelde gunsten en aflaten toegestaan, en bevolen dit decreet dienaangaande spoedig af te zenden.
Gegeven te Rome , in het gebouw der H. Congregatie de Propaganda Pide, op den lstel1 October 1869.
(get:) Al. Card: Barnabo Pr: Joannes Simeoni Secr:
Deze goedkeuring in zoo verre zij de Constitutiën aangaat, was maar geldig voor tien jaren, en viel enkel op de nieuwe bijgemaakte Regelen betreffende vooral het algemeen Bestuur der Congregatie , en in artikel 45 las men , dat de manier om de religieuse volmaaktheid te oefenen , en andere plichten tot bereiking van het doel der Congregatie, zouden bepaald worden in bijzondere llegelen, welke door den Bisschop van het Moederhuis moesten goedgekeurd worden. Om zich hiernaar te voegen , maakten de Oversten der Congregatie een Handboek , inhoudende : Bijzondere Regelen, waarin grootendeels de oude Constitutiën door Paus Urbanus VIII voor de Re-ligieusen Penitenten goedgekeurd, waren overgenomen.
Toen de tien jaren der eerste goedkeuring waren verloopen, werden de Constitutiën, dat is de latei-gemaakte algemeene Regelen, op nieuw naar Rome gezonden, met ootmoedig verzoek van de definitieve goedkeuring te willen vergunnen. Hierop gaf de H. Congregatie de Propaganda Pide den 21 Maart 1881 een antwoord, dat begint met deze woorden :
„Ten opzichte van de definitieve goedkeuring der opgezonden Regelen en Constitutiën van de Zusters Penitenten van Roosendaal hebben hunne Emi-
( 25 )
nentiën de Kardinalen gemeend te moeten antwoorden, dat de goedkeuring uitgesteld is, en dat hun gevoelen is naar den Bisschop van Breda te schrijven , dat om aan deze zeer nuttige en godvruchtige Congregatie der Penitenten Eecollectinen eene betere en vastere inrichting te geven, en ook om voor de toekomst alle onduidelijkheden of verslappingen te voorkomen, het noodig is, vooraleer men kau overgaan tot de definitieve goedkeuring der Constitutiën, dat daarin sommige hoofdstukken beter bepaald en uitgelegd worden.quot; Daarbij waren gevoegd eene lange reeks van bepalingen en uitleggingen die moesten ingevoegd worden , en onder anderen werd aangemerkt, dat de Bijzondere Regelen voor hel religieus leven van de gansche Congregatie, willen zij voor altijd van kracht zijn, moeten in de Constitutiën inge-lascht worden.
De Oversten erkenden in dit antwoord der H. Congregatie eene schikking Gods en stemden aanstonds in met het gevoelen der Kardinalen , dat de voorgeschrevene omwerking der Constitutiën waarlijk en krachtdadig zoude helpen om aan hare Congregatie eene betere en vastere inrichting te geven, en tevens om voor de toekomst alle onduidelijkheden en verslappingen te voorkomen. Naar het voorbeeld van hare Stichteres, de Eerwaarde Moeder Maria Joseph , die voor alle gewichtige zaken hare toevlucht nam tot het gebed, begonnen zij ook vurig te bidden voor den goeden uitslag en met aanmoediging van Z. D. H. Henricus van Beek, Bisschop van Breda, en hulp van den Eerw. Pater Anselmus Knapen Minderbroeder was het opstel der Constitutiën volgens de aanwijzingen van de H. Congregatie weldra voltrokken.
1
( 26 )
De tegenwoordige Constitutiën zijn gelijk de Regel in tien Hoofdstukken verdeeld. De oude Constitutiën, goedgekeurd door Paus Urbanus VIII voor de Eeligieusen Penitenten Recollectinen van de Vergadering van Limburg, zijn meestal letterlijk overgenomen, hierbij zijn op de respectieve plaatsen ge- ( voegd de vereischte Regelen voor het algemeen Be- c stuur der Congregatie eu eenige punten uit het 1 voormalig handboek der Bijzondere Regelen. ] Aangaande de vastendagen en andere in den Re- 1 gel voorgeschrevene strengheden heeft men ten aan- ( zien van den moeielijken arbeid in de scholen eenige i verzachtingen in de tegenwoordige Constitutiën aan- ^ genomen, en de H. Stoel hierover geraadpleegd heeft c dezelve noodzakelijk geoordeeld en bevestigd. i In 1881 werden deze Constitutiën aan al de 1 Oversten, ter gelegenheid der retraite in het Moe- s derhuis vergaderd , voorgelezen , opdat zij vrijtdijk i hare aanmerkingen zouden maken, en na de lezing c waren allen tevreden, zeggende, dat nu in een boekje i verzameld waren al de oude Constitutiën en gebrui- f ken der Penitenten Recollectinen, die van het begin af in de Congregatie hooggeacht en onderhou- £ den geweest zijn. Deze Constitutiën werden met aan- c bevelingsbrief van den Bisschop van Breda naar Rome aan de H. Congregatie de Propaganda Fide £ opgezonden , en kort daarna, behoudens eenige wij- lt; zigingen, die reeds zijn ingelascht, kwam de lang gewenschte definitieve goedkeuring in het volgende ]
fc
I
( 27 )
van de H. Congregatie de Propaganda Fide.
Na verloop der tien jaren, voor welk tijdstip de Constitutiën en Regelen der Zusters Penitenten Ke-collectinen van Roosendaal ler proefneming goedgekeurd waren, bij Decreet der H. Congregatie de Propaganda Fide van I October 1869, hebben de Bisschop van Breda en de Algemeene Overste van dat Instituut dringend den Apostolisch en Stoel ver-zocht om gemelde Constitutiën en Regelen definitief goed te keuren. Hunne Eminentiën en Hoogwaardigste Vaders van genoemde Congregatie hebben in Algemeene Vergadering, den 5lt;ien Maart van het loopende jaar gehouden, nopens voornoemde Constitutiën een onderzoek ingesteld , en hebben gemeend Z. H. Paus Leo XIII te moeten verzoeken , om de definitieve goedkeuring welwillend te verlee-nen , behoudens eenige wijzigingen , die in bijgevoegd Schrijven te lezen staan.
Nadat de Hoogw: Vader Dominicus Jacobini het gevoelen der H. Congregatie aan onzen H. Vader den Paus had medegedeeld in audientie van den Hdcn derzelfde maand, heeft Z. H. aan alles zijne goedkeuring geschonken, en dit desbetreffende Decreet gelast te verzenden.
Gegeven te Rome , van uit de H. Congregatie de Propaganda Fide, den 20 April 1883.
(was get.) Joannes Card: Simeoni, Praefectus.
(L. S.) t D. Archief: Tyren. Secrim.
(1) Dit Decreet der definitieve goedkeuring is in den oorspronkelijken text achter de Constitutiën geplaatst.
( 28 )
De Oversten en de Zusters aanzagen deze goedkeuring als eene onschatbare gunst en met een tevreden hart bedankten zij Gods minnelijke Voorzienigheid. Gelijk Pater Marchant aan de Religieusen Penitenten de voordeelen der Pauselijke goedkeuring aanwees, zoo ook mogen wij zeggen dat de tegenwoordige Apostolische Approbatie onder vele opzichten aan de geheele Congregatie van Roosendaal, aan alle en aan elke Zuster voordeelig is: zij zal u een steun en eene bescherming zijn tegen de verschillende gevoelens der menschen , die onder den schijn van goed eenige punten der Constitutiën zouden afkeuren of willen veranderen. Wanneer zulke opwerpingen mochten voorkomen, dan hebben voortaan de Oversten of de Zusters eenvoudig te antwoorden, dat zij zich moeten houden aan hetgeen voorgeschreven is in de Constitutiën , die zonder tusschenkomst van den H. Stoel niet mogen veranderd worden. Zij zal de kloosters der Congregatie zoodanig vereenigen in eenen geest en al de Zusters van een en hetzelfde gevoelen maken , dat de vijand, wanneer hij zou trachten verdeeldheid in te voeren of de gemoederen te verontrusten, geen overhand zal kunnen hebben. Deze goedkeuring van den H. Stoel zal u verzekeren , welke opwerpingen er ook konden gemaakt worden , dat gij waarlijk behoort tot de Derde Orde van den H. Franciscus, en rechtstreeks afstamt van de voormalige Religieusen Penitenten Eecollectinen van de Vergadering van Limburg, dat gij met volle goedkeuring van den H. Stoel , den naam draagt van Zusters Penitenten Eecollectinen en deelachtig zijt aan al de gunsten en aflaten , welke de leden van de Derde Orde door vergunning van den Apos-tolischen Stoel genieten.
{ 39 )
Daarenboven zal de Apostolische Approbatie ook nog dienen om aan alle en aan elke Zuster eene groote achting voor de Congregatie zelve en voor hare Constitutiën in te boezemen , en daardoor zullen zij opgewekt worden om dezelve met vurigheid en devotie te onderhouden met het inzicht om God te dienen en hare ziel zalig te maken, volgens den geest en het doel der Congregatie.
„ Er zijn in den Regel en in de Constitutiën ee-nige zaken voorgeschreven of verboden op straf van zonden, zooals de drie beloften van Armoede, Zuiverheid en Gehoorzaamheid , alsook de overtredingen , welke geschieden uit verachting der Overheid of wanneer iemands overtredingen zoo aanhoudend zijn, dat zij tot groot nadeel dienen aan hare eigene ziel of aan die der anderen. Deze vrees der zonde «n der ijselijke straffen, die er op volgen moet dienen om de tragen van de overtredingen af te schrikken. Nochtans de slaafsche vrees der straffen moet de beweegreden niet zijn om de Zusters tot den dienst van God aan te sporen. Men moet beginnen met aan de Novicen en jonge Eeligieusen eene kinderlijke vreeze Gods in te boezemen, want zooals de H. Schrift getuigt, de vreeze Gods is het beginsel der wijsheid. Die kinderlijke vreeze om te mishagen aan de Goddelijke Majesteit en Goedheid moet de Zusters geheel haar leven lang een afschrik geven van alle vrijwillige en voorbedachte overtredingen en nalatigheden. Daarenboven deze kinderlijke vreeze Gods maakt de Zusters bekwaam om het goede dat in den Regel en in de Constitutiën wordt voorgeschreven nauwkeurig te oefenen met het zuiverste inzicht om God hier op aarde te dienen, dat is de wetten en den wil van God volbrengen om zijne
( 30 )
Liefde, Goedheid en Waarheid. Alhoewel wij hier op aarde God nog niet beschouwen, kunnen wij Hem nochtans om hemelsche en zeer zuivere beweegreden dienen, met behulp der drie ingestorte goddelijke deugden. Het geloof, dat steunt op de Waarheid Gods, moet ons verstand helpen om God en alle dingen buiten God naar waarde te beoordeelen en te achten. De Hoop, die steunt op de Goedheid Gods tot ons, moet ons versterken in het uitoefenen der deugd en de verlangens van ons hart naar de hemelsche zaken richten. Door de Liefde moeten wij ons zeiven en den evenmensch om God beminnen , dat is ons zeiven en anderen het ware goed doen en toewenschen ; en God beminnen bovenal om zijne oneindige volmaaktheden.
Gelukkig de Zuster, die gelijk hare Stichteres, de Eerwaarde Moeder Maria Joseph in alles de minnelijke Voorzienigheid van God weet te erkennen door het Geloof, er op weet te steunen door de Hoop en Gods geboden en beschikkingen volbrengt met Liefde en uit Liefde tot God. Daarin bestaat de zoete omgang van de ziel met God , waartoe volgens de getuigenis van onzen H. Vader Pranciscus de goede God alle Franciscanen roept, en dien wij boven alle andere dingen moeten verlangen en betrachten. Om hiertoe te komen, moeten de Zusters als Penitenten haar hart zuiveren van alle aardsche en verkeerde aangekleefdheden , en als liecollectinen haren geest vestigen op God en zijne heiligmakende werking in de ziel. Zoo doende zullen zij reeds hier op aarde altijd in Gods tegenwoordigheid blijven, tot dat zij eindelijk tot loon zullen opgenomen worden in den hemel, om God te zien en eeuwig in Hem en met Hem gelukkig te zijn.
( 31 )
Wij kunnen niet nalaten hierbij een uittreksel te voegen getrokken uit de schriften , welke de Eerwaarde Moeder Maria Joseph, Stichteres dezer Congregatie, heeft nagelaten tot onderrichting van al de Zusters zoowel Oversten als onderdanen, die tot deze Congregatie behooren of behooren zullen.
Zij heeft de eerste opkomst der Congregatie en den voortgang beschreven; zij heeft alle voorvallen aandachtig overwogen en in vele plaatsen harer schriften maakt zij bekend dat het hare vaste overtuiging is, dat de stichting van het klooster der Penitenten te Eoosendaal en van de geheele Congregatie een werk van God is, die haar en anderen daartoe gebruikt heeft, maar dat de eer en de vruchten alleen aan God toekomen. Zij hield niet op Gcd te bedanken en zij verzekert, dat al hare Medezusters God dankbaar moeten zijn voor alles wat zijne minnelijke Voorzienigheid voor de Congregatie gedaan heeft en gedurig doet.
Ten tweede, zij verzekert dat God aan deze Congregatie tot bijzonder doel heeft gegeven de H. Kindsheid van Jesus te vereeren door het stichten van vele scholen waar de Zusters aan de kinderen eene christelijke opvoeding bezorgen.
Ten derde, zij verzekert, dat de Heilige Geest over de Congregatie is nedergedaald om door eene zonderlinge werking de zielen der Zusters bekwaam te maken om het doel der Congregatie te bereiken, en tevens tot de volmaaktheid te komen , die aan de Derde Orde van den H. Vader Franciscus en aan de Vergadering der Religieusen Penitenten Recol-lectinen eigen is. Deze werking van den H. Geest brengt den geest voort, die eigen is aan deze Congregatie , en die bestaat, ten eerste uit het doel ,
( 32 )
dat God aan de Congregatie heeft gegeven en eenige deugden, welke de Zusters op eene bijzondere wijze moeten oefenen om dat doel te bereiken; ten tweede uit bijzondere gratiën, die God belooft en wil geven aan de leden der Congregatie om gemelde deugden volmaakt en gemnkkelijk te kunnen oefenen. Om hierop de aandacht wel te trekken voegde zij er deze woorden bij : „ De beloften die God doet, zijn uit dengene, die ze doet, altoos groot en onfeilbaar , maar van onzen kant beschouwd zijn zij onzeker, omdat zij afhangen van onze getrouwe medewerking. Derhalve ingezien onze nietigheid hebben wij reden om te vreezen van ongetrouw te worden en alzoo de hulp die God aan de Congregatie milddadig geeft , te verliezen. Maar ook wanneer wij oplettend zijn tegen alle verslapping en ons met moed tot den arbeid en de vereischte medewerking omgorden , dan moeten wij, ingezien de belofte van hulp, een onbepaald vertrouwen stellen op de goedheid en de macht van God en op zijne altoos minnelijke Voorzienigheid in het bestuur zijner uitverkorenen, en zelfs blijven vertrouwen al zien wij niet spoedig de uitkomst.quot;
Na deze ernstige vermaning tot de Zusters gericht te hebben, opdat zij de zonderlinge hulp, die God aan de Congregatie beloofd heeft, zouden hoogachten en zich wel wachten er beletsel aan te stellen , gaat zij voort met den geest der Congregatie , die door de werking van den H. Geest wordt voortgebracht meer in het bijzonder te verklaren. Zij neemt tot voorbeeld de zienlijke nederdaling van den H. Geest over de Apostelen en over de eerste christenen, en stelt de hoofddeugden voor, die de eerste christenen na het ontvangen van den H. Geest
( 33 )
op eene bijzondere wijze oefenden, en zij verzekert, dat de H. Geest zoo ook, maar op eene onzienlijke wijze is nedergedaald over deze Congregatie en in de Zusters werkt, opdat zij de bijzondere deugden, die de Apostelen en de eerste christenen oefenden , ook zouden trachten na te volgen om het doel der Congregatie te bereiken. Verder schrijft zij aan al de leden der Congregatie het aanhoudend gebed voor als middel om te bekomen, dat de H. Geest altijd in de Congregatie zoude blijven en krachtig werken in de zielen der Zusters. Ziehier hare eigene woorden :
„ Het apostoliek leven, zegt zij , begon met het volhardend gebed. Zij immers waren vereenigd en afgezonderd in het gebed , toen de H. Geest op eene zichtbare wijze op hen nederdaalde. Zij hebben op dat oogenblik den geest des gebeds zoo overvloedig ontvangen , dat zij voortaan onophoudelijk konden bidden. Al hunne handelingen steunden op het gebed en werden daardoor vruchtbaar. Daar wij geroepen zijn, om (in eenige manier) het voorbeeld der Apostelen en eerste christenen na te volgen , moeten wij ook onzen steun zoeken in het gebed Allen , (zieken en gezonden, geleerden en ougeleerden) kunnen alzoo voordeelig zijn aan de Congregatie en beantwoorden aan de hooge bedoeling, die God heeft om ons te ontvangen in deze Vereeniging , te weten : om onze ziel zalig te maken en tegelijk mede te werken tot de zaligheid van anderen.quot;
Uit het voorgaande trekt zij dit beknopt gevolg, dat wij letterlijk overschrijven.
„Door de oneindige goedheid Gods, zegt zij, is het kenbaar, dat het zijn uitdrukkelijke wil is, dat wij ons met geheel onze Congregatie toeleggen om
{ 34 )
de deugden en handelingen der eerste christenen na te volgen, en dat wij daartoe hunnen (/eest moeten vragen en zien te bekomen; dat wil zeggen , de mededeeling van den H. Geest, die de eerste geloo-vigen, nadat zij Hem ontvangen hadden, zoo zichtbaar geleidde en beweegde. Ten eerste , zij waren allen van een hart, dat wil zeggen, dat de Liefde, die zij door de mededeeling van den H. Geest ontvangen hadden , hen allen een van harte maakte. Deze liefde wil God aan deze Congregatie schenken om tot zijner eer de vruchten voort te brengen , welke Hij van de Congregatie verwacht. Deze onderlinge liefde moet het fondament zijn waarop geheel het gebouw dezer Congregatie steunt en het kenteeken harer Leden, gelijk zij het kenteeken bij de eerste christenen was , dat zij leerlingen waren van Jesus Christus. Deze liefde heeft volgens den Apostel zooveel beminnelijke hoedanigheden, dat zij aile moeielijkheden wegneemt. De christenen waren allen een hart, hoe groot hun getal was en hoe verspreid zij waren over geheel de wereld. Dit kon alleen de ingestorte liefde Gods te weeg brengen, en dit doet zij in eene Vergadering alwaar zij waarlijk heerseht. Zij spreidt haren sneeuwwitten mantel uit over de fouten van haren evenmensch, en zonder dat zij haren mantel vuil maakt, bedekt zij eene menigte gebreken in de anderen. Die liefde is mededeelzaam, zij maakt dat alles gemeen is, en doet in de samenleving een geluk vinden, dat menschen hart verkwikt. Zij denkt geen kwaad , zij is toegevend en genegen tot weldoen aan een ieder, maar zij is vijandin van baatzucht en jaloerschheid, integendeel zij maakt ons tot allen even genegen en behulpzaam om Christus\' wil.
( 35 )
De tweede eigenschap van den geest das Christendoms is eene ware christelijke Eenvoudigheid. Deze deugd moet volgens den wil van God, in deze Congregatie gestadig blijven bestaan en uitschijnen, als zijnde de geest van de H. Orde van onzen Heiligen Vader Franciscus. Zij is ook het sieraad van een ware Bruid van Christus en maakt haar eerbiedwaardig; zelfs aan de wereld is eene eenvoudige en zedige Religieuse beminnelijk, terwijl de gemaaktheid of wereldsche manieren haar doen verachten. In het spreken vooral moet de eenvoudigheid hare plaats hebben : geen geveinsdheid , dubbelheid of omwegen mogen in haar bemerkt worden, maar in al haar doen en laten, in geheel haren handel moet de Religieuse eenvoudig zijn. Hare eenige intentie moet zijn, het volbrengen van Gods H. wil. De De spotternijen der wereld, die aan de eenvoudige en godvruchtige menschen te beurt vallen, moeten op haar geen indruk maken , dewijl zij aan de wereld gestorven is.
De derde eigenschap der eerste christenen is : Vlijt en Werkzaamheid. In den dienst van God moet alles beantwoorden aan het verheven Doel. Dus niet uit nood of dwang , maar uit waren ijver, moeten de Zusters dezer Congregatie de werkzaamheid als een plicht aanzien, die de taak, welke haar is toevertrouwd vordert. De opvoeding der christelijke jeugd is in zich zelve eene zware zaak: het onderwijs , de gestadige waakzaamheid , die zoo noodzakelijk is, de omgang met allen, o hoe moeielijk kan dit alles voorkomen aan iemand, die liefhebster is van geraak en van ledigheid. De opgeruimde vlijt en werkzaamheid overwint dit alles uit liefde tot God. Daarbij het getrouw volbrengen van zijne
( 36 )
geestelijke oefeningen volgens den Eegel en de Con-stitutiën met al de andere plichten, die onze staat voorschrijft , en dan nog de gestadige afwisseling van bezigheden, die de liefde vordert, voor dit alles is de vlijtige werkzaamheid noodzakelijk. God heeft ons in die noodzakelijkheid gebracht om door dat middel penitentie te doen volgens onzen roep van Penitenten. Laten wij dan getrouw medewerken volgens den wil van God. De H. gehoorzaamheid geeft altijd de waarde aan het werk, en het is door de gehoorzaamheid, dat al onze werkzaamheden bestuurd worden.
üe vierde hoedanigheid van den geest der eerste christenen is, fa Onthechting. De geloovigen brachten al hunne bezittingen aan de voeten der Apostelen , en zij maakten zich van alles los. Deze onthechting moet het wezenlijke karakter zijn van deze Congregatie. Zij is het teeken van vernieuwing die God na de Suppressie van 1793 in den geest der Eeligieusen vereischt, en dien geest van onthechting geeft Hij aan de goede Eeligieusen, zooals men zichtbaar kan opmerken. De ontblooting van alles maakt de ziel bekwaam tot alle opofferingen , hoe zwaar zij ook schijnen ; zij verheft de ziel tot God en geeft haar vleugels om tot de Evangelische volmaaktheid te vliegen. Gelukkig die dit alles verstaan en beoefenen , zij zullen van God gezegend worden met duizend vruchten. Amen.quot;
VAN DE
DERDE ORDE VAN DEN H. VADER FRANCISCUS
GEZEGD DER PENITENTEN,
voor Mannen en quot;Vrouwen, levende in quot;Vergadering onder de drie wezenlijke Beloften;
bevestigd door paus leo x in zijne bulle , welke begint: INTER COETERA ; gegeven te kome, den 30sten Januari 1521.
LEO X,
Aan alle beminde kinderen, Broeders en Zusters, van de Derde Orde van den 11. Vader Francis-cus, in Vergadering levende onder de drie we-zetdijke Beloften.
Onder andere zaken, toebetrouwd aan Onze regeering , maken deze Ons bijzonder zorgvuldig, welke dienen om de begeerlijkheden der wereld en van het vleesch te overwinnen en den gerusten staat van on-noozelheid en vrede, waarin de Hemel den mensch in het begin geplaatst had, wederom te herstellen.
( 38 )
§ 1. Waarom Nicolaus IV, Onze Voorzaat, over lang heeft goedgekeurd en bevestigd den Derden Eegel van den H. Franciscus, denwelken hij noemt der Penitentie, waardoor de H. Belijder, vervuld van den geest Gods, de christene geloovigen van beide de geslachten getracht heeft te brengen tot hunne zaligheid.
§ 2. Maar aangezien met verloop des tijds, door het ingeven des H. Geestes, niet alleen gehuwde personen in de wereld blijvende, voor welke de voor-zeide Regel door den H. Franciscus gemaakt was , maar ook ontelbare menigten van Maagden zich aan het juk van den Regel onderworpen hebben, voegende bij denzelven de drie wezenlijke Beloften, en sommigen met Onze vergunning ook die van het Slot, en een groot getal kloosters opgericht hebben, niet zonder vrucht en stichting der Strijdende Kerk.
§ 3. En omdat in denzelfden Eegel begrepen zijn eenige zaken, zoo eigen aan personen, die in den huwelijken staat zijn, dat zij geenszins passen aan degenen, die in den maagdelijken staat, of anderszins buiten het huwelijk, onder denzelfden Derden Regel den Heer willen dienen, waarom de goede genegenheid der reine zielen om in deze Orde te gaan , somtijds mocht belet worden, daarom is het, dat Wij naar den Wil Gods het kostelijke van het slechte onderscheidende, denzelfden Derden Eegel, op de volgende manier verdeeld, op nieuw bevestigen en aan U. L. en alle nakomelingen overzenden om te onderhouden.
De inhoud van denzelven is als volgt:
( 39 )
De Broeders en Zusters, die in deze Orde zullen ontvangen worden, moeten zijn Katholiek van geloof, niet verdacht van eenige ketterij, vast in de gehoorzaamheid der heilige Katholieke Keik, niet gebonden door het huwelijk, ontlast van schulden , gezond van lichaam, vlijtig van geest, met geenen openbaren kwaden naam of faam besmet, met hunnen evennaaste verzoend. En omtrent dit alles moeten zij, eer zij aanvaard worden, naarstig ondervraagd worden door dengene, die macht heeft om aan te nemen.
Van hetgene de Broeders en Zusters moeten beloven in de Professie van dezen Derden Regel.
De Broeders en Zusters een geheel jaar tijds gedragen hebbende het proefkleed, (hetwelk moet zijn van slecht laken , naar het oordeel van den Visitator) indien hun gedrag in het klooster loffelijk geweest is, zullen tot de Professie der Orde ontvangen worden naar het oordeel van de gemeente. In de Professie zullen zij beloven te onderhouden de Geboden Gods en van te voldoen, als zij daartoe van de Overste verzocht worden, voor de overtredingen in dewelke zij zouden in den toekomenden tijd mogen vallen, tegen voorzeiden Derden Regel, en van te leven in gehoorzaamheid, in armoede en dn zuiverheid.
( 40 )
Van de Vastedagen en de manier van Vasten.
De Broeders en Zusters zullen geen vleesch eten Maandags, Woensdags, Vrijdags en Zaterdags, uitgenomen den feestdag der Geboorte onzes Heeren. i Zij zullen gehouden zijn te vasten alle Woensdagen en Vrijdagen van Allerheiligen af tot de Verrijzenis onzes Heeren, en alle Vrijdagen des jaars. Insgelijks s van St. Marten tot Kerstmis toe zullen zij alle dagen vasten, alsook de Vasten van de H. Kerk tot Paschen toe, dewelke zij nochtans moeten beginnen van den Zondag genaamd Quinquagesima. Maar op de dagen , dat men niet vast, zullen zij maar tweemaal daags eten, behalve dat degenen, die grooten, moeielijken arbeid doen, driemaal zullen mogen eten van Paschen tot de maand October, uitnemende altijd de Vastedagen. De reizenden, zieken of kran-ken zullen mogen eten in den tijd des noods.
Van den Goddelijken Dienst en het Gebed.
De Broeders en Zusters zullen de stilzwijgendheid onderhouden in de kerk, vooral als men daar mis doet of predikt. Op andere plaatsen zullen zij het stilzwijgen onderhouden , gelijk het door de Oversten zal voorgeschreven zijn. Zij moeten ook dagelijks \'s avonds tusschen zich zeiven en God overdenken, wat zij gedaan , gesproken of gedacht hebben j en indien zij gemakkelijk kunnen, moeten zij alle dagen mis hooren. Zij moeten ook bezorgd zijn te hebben een geeste-lijk man , die op zekere dagen hun zal het woord
Gods prediken en vermanen tot penitentie en andere deugden. Degenen, welke bij zich zeiven zullen kunnen lezen de Kerkelijke Getijden, moeten die lezen, naar het gebruik van deH. Roomsche Kerk. Maar die deze Getijden niet kunnen lezen, zullen zeggen twaalf Pater Hosier voor de Metten, voor elk van de andere Getijden zeven, voegende Gloria Patri op het einde van elk Pater Noster; en in het begin der Prirnen, het einde der Completen , het Credo en den psalm Miserere mei Deus. Die deze gebeden niet zal weten, moet voor zijne penitentie zeggen driemaal Pater noster. En zoo dikwijls als zij \'s noens en \'s avonds eten, moeten zij God loven. Aangaande de Sacramenteele Biecht en de H. Communie, zullen zij het voorschrift volgen van den Paus Nicolaus IV , inhoudende dat zij driemaal \'s jaars zullen te biechten en te Communie gaan, of anderszins zullen zij de Constitutiën onderhouden, welke hieromtrent door de Oversten gemaakt zijn.
Van de Instelling der Oversten en van de Bedieningen.
Elk huis zal hebben eenen Overste van deze Broederschap; indien het een mansklooster is, zal de Overste genoemd worden : de Minister der plaats; indien het een vrouwenklooster is, zal de Overste Moeder genoemd worden. Zij zullen gekozen worden door de gemeente of ingesteld door den Provincialen Overste of den Visitator-Generaal •, nochtans in zul-ker voege, dat niemand van hen voor altijd, maar alleen voor zekeren tijd gesteld worde. Deze Mini-
( 42 )
sters en Moeders, zoolang zij in bediening zijn, zullen in alle zaken , welke dezen tegeuwoordigen Regel aangaan, gehoorzaam zijn aan de Provinciale Ministers der Minderbroeders van St. Franciscus\' Orde en aan den Visitator, door de Ministers gezonden. Aangaande de andere bedieningen binnen het huis, zullen zij hunne :Statuten onderhouden. (*)
Van de manier om inwendig en uitwendig te verkeeren.
Aangezien de Broeders eu Zusters van deze Vergadering tot penitentie geroepen zijn, zullen zij zich onthouden van alle gezochtheid, zoowel in kleeren, als in andere dingen. En , naar den apostolijken en zaligen raad van den Prins der Apostelen, St. Petrus, hebbende afgelegd alle ijdele sieraden dezer wereld, moeten zij geen ander habijt of kleed dragen , dan dat ootmoedig is, en noodig tot deksel huns lichaams. Zij moetpn zich ten eenemaal wachten van te verkeeren in hoven der Prinsen, Heeren of Jonkvrouwen, in dewelke (naar de getuigenis des Heeren) de genoegten dezer wereld gevonden worden. Zij moeten ook nimmer meer zijn in dansen, spelen, lichtvaardigheden of andere ijdelheden van goochelaars. Zij moeten spaarzaam zijn in woorden, en samenspraken , dewelke zelden zonder zonden vermenigvuldigd worden. En bovenal moeten zij zicli wachten van leugentaal en allerhanden eed, volgende het gebod des Heeren; tenzij eed doen noodig wa-re
(*) Aakmf.rkikg. Hetgeen in het vijfde en achtste Hoofdstuk van den Regel gezegd wordt, aangaande het gezag van de Provinciale Ministers der Minderbroeders, moet verstaan worden, volgens de verklaring in het vijfde eu achtste Hoofdstuk der Constitutiën van deze Vergadering.
( 43 )
om den vrede te bewaren, valsche beschuldiging of ongelijk te doen ophouden of om getuigenis te geven. En dagelijks \'s avonds moeten zij zich zeiven onder andere dingen onderzoeken, of zij in eenige leugen of eed vervallen zijn, en voor elke fout van dien aard zullen zij zeggen driemaal Pater nosier.
Van de Bezoeking en Zorg der Zieken.
Indien iemand der Broeders of Zusters dezer Broe-schap in ziekte valt, zal de Minister van het huis, of de Moeder, gehouden zijn denzelven eens daags te bezoeken, door zich zeiven of door eenen anderen persoon, en zij zullen hem van het gemeen goed naarstiglijk in al zijne noodzakelijkheden bezorgen.
Zij zullen ook gehouden zijn de zieken te vermanen tot penitentie en eene waarachtige bekeering tot God, hun voorhoudende den aankomenden dood en de strengheid van het Goddelijk oordeel, alsook de Goddelijke barmhartigheid.
Van de Visitatie, welke de Prelaten doen moeten onder de Zusters en Broeders.
Oe Minister Provinciaal der Minderbroeders of de Visitator van dezelfde Orde, aan denwelken hij last gegeven zal hebben, zullen alle jaren elk huis visiteeren en dat in de tegenwoordigheid van de ouderlingen. En de visitatie gedaan zijnde, moet de Visitator niet gaan binnen de werkplaatsen of andere inwendige vertrekken der Zusters, of hij zal
( 44 )
nimmer alleen met eenige Zuster , gescheiden van de anderen, blijven. De Ministers der plaats en de Moeders moeten aan den Visitator te kennen geven de fouten welke verbetering van doen hebben. Desgelijks moeten ook doen andere Broeders en Zusters. En indien daar eenige van de Broeders of Zusters waren, welke naar het oordeel van de Discreten onverbeterlijk zouden zijn, al zulke zal men als schurftige schapen uit de Vergadering wegzenden.
Van de Diensten voor de Overledenen.
Als eenige Broeder of Zuster zal overleden zijn, zal de Minister of de Moeder zorg dragen, dat de uitvaart solemneel gedaan wordt. In dewelke alle Broeders of Zusters van het huis , waar hij of zij overleden zal wezen, moeten in persoon tegenwoordig zijn , en zij zullen niet mogen vertrekken , voor dat het lichaam begraven is. En elke Priester zal voor de ziel van eiken overledenen of overledene, binnen den tijd van acht dagen gehouden zijn eene Mis te doen. En die den Psalter kunnen, moeten lezen vijftig psalmen. Maar die het Psalter niet kunnen , moeten zeggen vijftig Fater noster en op het einde van elk Requiem. (Bternam. En op het einde van elk jaar of binnen het jaar, zal elk van de Priesters gehouden zijn drie Missen te lezen voor de overledenen. En die het Psalter kunnen , zullen lezen elk een geheel Psalter. Maar die het Psalter niet kunnen, zullen zeggen honderd Pater noster, en Requiem ftternam op het einde van eiken. Aangaande de gezegde Diensten voor de overledenen en andere
( 45 )
Goddelijke Diensten , bij dezeu Eegel gevoegd, worden de Ministers en Moeders belast, om dezelve getrouwelijk te doen volbrengen.
Vau de Verbintenis der dingen in den Regel begrepen.
Alle en elk van de dingen, in den tegenwoordi-gen Eegel begrepen, zijn raden om diegenen, die wandelen in de pelgrimsreis dezer wereld , te helpen hunne zielen gemakkelijk zalig te maken , en geene dezer dingen verbinden op doodzonde of dagelijksche zonde , ten ware dat anderszins iemand door men-schelijk of Goddelijk gebod , daartoe verbonden zoude zijn. Nochtans de Broeders en Zusters zijn gehouden te volbrengen de penitentie, hun door de Oversten gesteld , als zij dit verzocht zijn. Zij zijn ook gebonden aan de drie Beloften , te weten : Armoede, om niets in het bijzonder te hebben. Zuiverheid, want na de Beloften mogen zij niet trouwen, noch zonder zonde tegen deze Belofte, eenige vleeschelijke werken oefenen; en Gehoorzaamheid aangaande de zaken, zonder welke deze Broederschap niet kan in stand gehouden worden. Ook degenen, die uitdrukkelijk belofte van het Slot gedaan hebben, zijn gehouden die getrouwelijk te volbrengen. Welk Slot wij toelaten en verleenen aan alle en elk convent, zoo nochtans , dat de liefdewerken , welke zij gewoon zijn te doen aan de zieken, daardoor geenszins beschadigd worden.
Gegeven te Rome bij St. Pieter, ouder den Visscliers-riug, den twintigsten van Januari in het jaar duizend vijf honderd een en twintig, in het achtste jaar onzes Pausdoms.
DOEL m DE ZUSTERS PEMTE\\TE.\\ RECOLLECTIE
van de CONGREGATIE van ROOSENDAAL.
De Zusters , die door de genade Gods in deze Congregatie zijn aangenomen , zullen zich ten allen tijde toeleggen om den geest van hunnen Stichter, den H. Franciscns, en van de Seraphiensche Orde te bewaren en het stichtende leven trachten na te volgen der voormalige Religieusen Penitenten Hecollectinen, van wie zij door onafgebroken ojivolging afstammen, zijnde deze Congregatie gesproten uit het oud klooster der Penitenten Eecollectinen van Leuven in België.
Zij zullen de heiligmaking harer ziel als haar voornaamste doel beschouwen, zich herinnerende, dat zij verplicht zijn naar de volmaaktheid te streven door de onderhouding van den Regel door Paus Leo X goedgekeurd en van de bijzondere Constitutiën dezer Congregatie, welke dienen om den Eegel te verklaren en de Zusters te onderrichten in het beoefenen der religieuse deugden en der werken van barmhartigheid eigen aan deze Congregatie.
Wijl de Regel aan de Leden der Derde Orde de liefdewerken aanbeveelt, zullen de Zusters dezer Congregatie zich toewijden aan de opvoeding van meisjes , zonder onderscheid van rang of natie, zoociat de behoeftigen evenveel aanspraak op hare zorg en liefde zullen hebben als de bemiddelden. De Zusters zullen echter nimmer kinderen opnemen beneder. de twee jaren, en nooit zullen zij het bestuur over personen van het andere geslacht in weeshuizen of andere gestichten mogen aanvaarden.
Over het Aannemen en de Inkleeding der Novicen.
1. Het Noviciaat dezer Congregatie is gevestigd iu het Moederhuis te Eoosendaal in het Bisdom van Breda.
2. De Algemeene Overste alleen heeft de macht om de Postulanten aan te nemen met toestemming harer Discreten. Zij zullen onderzocht worden over de hoedanigheden , voorgeschreven in het eerste Hoofdstuk des Eegels. Zij moeten behoorlijk onderwezen zijn, vooral wat de godsdienst betreft. Zij, die niet uit een wettig huwelijk gesproten zijn, kunnen niet aangenomen worden; in dit punt wordt in geen geval gedispenseerd. Ofschoon het Concilie van Trente (Sess. 25. cap. 17. de Reg.) toestaat om aan Postulanten, die 12 jaar oud zijn, het Habijt te geven, zal men er evenwel geene aannemen beneden de 16 noch boven de 45 jaren, noch geene, die het Habijt in eene andere Congregatie hebben gedragen, tenzij de Bisschop om goede reden door de Algemeene Overste voorgesteld, in dit laatste of in den ouderdom dispenseerde.
( 48 )
3. De Overste zal met allen ernst de Postulante voorhouden, dat zij verplicht is te zeggen, of er geen krankzinnigen \' zijn in hare familie, en of zij zelve niet onderhevig is aan vallende ziekte of aan verborgen of geheime kwalen, of hare ouders niet zoo behoeftig zijn, dat zij verplicht is ze te ondersteunen; of zij in de wereld geene andere verbintenissen heeft, die hare aanneming zouden kunnen beletten. Vervolgens zal zij er bijvoegen, dat, als zij hierin de Oversten bedriegt, zij uit het Noviciaat zal weggezonden worden.
4. De Postulante moet haar doopextract overleggen. Indien zij niet gevormd is, zal men zorgen, dat zij dit Sacrament ontvange, ten minste vóór de Professie.
5. De Oversten moeten meer letten op de bovennatuurlijke roeping der Postulanten en hare persoonlijke hoedanigheden, dan op hare tijdelijke middelen. Evenwel zal de Algemeene Overste it overleg met hare Discreten, de gewone dote aan de Postulanten vragen. Om goede reden kan de Bisschop geheel of gedeeltelijk in de dote dispenseeren. Volgens de voorschriften van het Concilie van ïrente (Sess. 25. cap. 16. de Ref. Peg.) zullen de Oversten de dote niet aannemen gedurende het noviciaat. Evenwel zullen zij voorzorgen nemen, opdat de dote gereed zij, en alle bepalingen volbracht of wettig gemaakt zijn vóór de Professie.
6. Men zal geen geschenken van de Novicen mogen aannemen gedurende het noviciaat, maar alleen het benoodigde voor hare kleeding, voedsel en onderhoud, voor zoo lang zij in het klooster zal blijven vóór hare Professie. Uitgenomen het kost-
( 49 )
geld, zal men aan eene novice, die weggaat, alles teruggeven, wat zij heeft medegebracht.
7. Om beter de roeping en geschiktheid der Postulante te kennen, zal men alvorens haar de volle verzekering van hare aanneming tot de kleed ing te geven , haar ongeveer twee maanden in hare wereldlijke kleeding. in het klooster houden om als Postulante zorgvuldig beproefd te worden.
8. Als de Postulante bij het einde van het Postulaat aan de Algemeene Overste en de Discreten geschikt voorkomt, zal men haar schriftelijk aan den Bisschop of aan zijn gedeputeerde aanbieden. Na het bekomen van zijne toestemming zal men de stemmen der gemeente vragen, die zullen ontvangen worden door de Algemeene Overste ; de Moeder Vicaris en eene der Wee Discreten zullen als getuigen tegenwoordig zijn.
Als de Postulante de meerderheid der stemmen bekomen heeft, zal zij geknield aan de gemeente de gunst vragen om ontvangen te worden , en men zal den dag der kleeding bepalen.
9. Zij zal zich door eene retraite van eenige dagen daartoe voorbereiden, gedurende dewelke zij op twee verschillende niet achtereenvolgende dagen, door de Overste aangewezen, voor de in den refter vergaderde religieuzen zal verschijnen, om het Habijt te vragen in dezer voege:
Eerwaarde Moeder en Zusters in den Heer, ik bid u om de liefde van onzen Verlosser Jesus Christus en van zijne heilige Moeder, de Maagd Maria, van onzen H. Vader Franciscus en van alle Heiligen des hemels, dat gij mij wilt verlee-nen het proefkleed van uwe heilige religie, om
4
( 30 )
penitentie te doen en mijn wereldsch leven te beteren.
De Overste zal haar over het gewichtige van haar verzoek onderhouden en haar in vrede wegzenden.
10. De kleeding zal geschieden volgens de gewoonte der Orde, voorgeschreven in het Ceremoniëel. In de kleeding zal men de novicen het haar niet afsnijden, opdat zij vrijer zouden zijn om weg te gaan, ingeval zij zich niet bekwaam gevoelen om den last van het religieuse leven te dragen.
11. ]STa de kleeding zal men in een daartoe bestemd register den dag en het jaar der kleeding aan-teekenen, alsmede den naam en den voornaam van de novice en van hare ouders, hare geboorteplaats en ouderdom.
12. Wij verbieden strengelijk, dat de Zusters bij gelegenheid eener kleeding buitengewone maaltijden in het klooster zouden houden, of aan de bloedverwanten zouden geven, zoowel op den dag zeiven van de kleeding, als voor of na dien dag, om den wille dier plechtigheid. Ingeval de vrienden eenige ververschingen aan de Zusters aanbieden , zullen zij deze als eene aalmoes aannemen, en zich daarvan bedienen bij haar gewoon middagmaal , zonder over vloed. Wij wenschen veeleer , dat de Zusters die dagen doorbrengen in dankzegging en gebed voor de volmaakte verbetering en volharding der nieuw gekleede. Dit is ook van toepassing op de feesten bij gelegenheid van professie, Jubile en andere dergelijke plechtigheden.
13. De voornaam der novicen zal veranderd worden in den naam van een of eene Heilige, opdat de Zusters zich leeren onthechten van hare familie en voor God alleen leven.
( 51 )
14. De Zusters zullen een grof zwart merinossen kleed dragen van maquot;!gen prijs. De geprofeste religieusen eene zwarte voile en boven het habijt een schapulier van zwart laken, geteekend op de borst met een kruis en de werktuigen van het Lijden onzes Heeren. Deze teekenen van het Lijden zijn het onderscheidingsteeken van de Congregatie der Eeligieusen Penitenten en eene herinnering voor de Zusters, om altijd de gedachte aan het lijden in haar hart geprent te houden en de versterving en zelfverloochening te oefenen. Hare gordels zullen zijn van grof en gemeen koord met drie kaoopen; zij zullen lederen schoenen dragen en wollen onderkleederen; de zieken en zwakken zullen in dit laatste volgens hare behoefte en de bescheidenheid der Oversten worden voorzien.
15. De novicen dragen eene witte voile en een kort schapulier zonder Passie; in plaats van een koord, dragen zij een grijs lint.
16. De H. Congregatie de Propaganda Fide heeft toegestaan, dat de leekezusters de zwarte voile zullen mogen dragen, zoodat de kleeding der geprofeste leekezusters gelijk is aan die der Koorzusters , bohalvü do Inngo achapulioi\'.
17. Geeue der Zusters mag ooit iets veranderen noch aan het Habijt of andere kleederen, noch aan de wijze om ze te dragen.
( 53 )
Over het Noviciaat, de professie en de H. Beloften.
Over het Noviciaat en de Professie.
18. Het Noviciaat zal twee jaren duren. Gedurende het Noviciaat zullen de novicen niet naar een ander huis gezonden worden.
De Meesteres zal aan de novicen uitleggen de verplichtingen der H. Beloften, de voorschriften van den Eegel en van de Constitutiën, de uitwendige manieren, ceremoniën en loffelijke gewoonten der Orde; zoo ook de wijze om het officie te bidden en de meditatie te doen. Zij zaJ. haar duidelijk leeren op welke wijze zij de deugden moeten in oefeuing brengen, en vooral zal zij haar oefenen in de versterving van de zinnen, van de natuurlijke neigingen en van den eigen wil. De voormalige Penitenten geleidden vooral langs dezen weg hare novicen tot de volmaaktheid. Zij zal haar alle noodige vertroosting bezorgen , vooral ten tijde van bekoring.
19. De vertrekken der novicen zullen van die dei-geprofeste Zusters gescheiden zijn.
Gedurende het proefjaar zullen de novicen niet afzonderlijk mogen spreken met de geprofeste Zusters , tenzij met de Oversten of met uitdrukkelijke toelating der novicenmeesteres.
Als eene novice voor de spreekkamer geroepen wordt en de Overste goed vindt haar te laten gaan, zal de Meesteres of eene andere religieuse haar
( 53 )
vergezellen, tenzij de Overste om gegronde redenen haar alleen late gaan, om haar vrijelijk met hare Ouders of naaste bloedverwanten te laten spreken. ), De achtste, zestiende en twee en twintigste maand van het noviciaat zal men de stemmen der gemeente vragen. De Overste zal eenige dagen te voren de gemeente daarvan verwittigen met te zeggen, dat de Zusters, die gebreken in de eene of andere novice hebben opgemerkt of haar voor de Congregatie ongeschikt oordeelen, hetzij om geene genoegzame gezondheid of om andere redenen , verplicht zijn, zulks aan de Oversten te komen kenbaar maken. Op den bepaalden dag zal de Overste de Discreten vergaderen, haar mede-deelen hetgeen de Zusters haar hebben bekend gemaakt, en vervolgens zullen zij te zamen de hoedanigheden der novicen besprekeu. Als de novice voor het religieuse leven ongeschikt geoordeeld wordt, zal zij door het Discretorie naar de wereld teruggezonden worden , zonder uitstel en zonder de stemmen der gemeente te vragen. Maalais de gebreken van de novice zoo groot niet zijn, en deze verbeterd kunnen worden, zal de Overste haar eene penitentie opleggen en haar vermanen zich te verbeteren, op straf van weggezonden te zullen worden.
. Ingeval de uitslag van het onderzoek gunstig is , zal men de stemmen der gemeente vragen, die door de Algemeene Overste zullen opgenomen worden, bijgestaan door de Moeder\'Vicaris en eene der éwee Discreten als getuigen.
Is eene novice de Zuster of de nicht van eene der Discreten, dan zal deze het Discretorie verlaten, zoolang men over die novice onderhandelt.
( 54 )
en zij zal bij het opnemen der stemmen niet als getuige mogen dienen.
22. De Zusters zullen hare stem geven voor die novicen , welke zij in geweten voor het religieuse leven geschikt oordeelen, en zullen die weigeren aan haar, welke zij daartoe onbekwaam achten.
23. Zoowel de Overste als de getuigen moeten zich herinneren, dat de Kerkelijke wetten zeer streng verbieden, van ooit den naam bekend te maken van de Zusters, die vóór of tegen de novice gestemd hebben. Zij, die dit verbod zou overtreden , zal buiten het Discretorie gesloten worden.
24. Al de Koorzusters, die zes maanden geprofest zijn en ten minste zes maanden in het Huis wonen, waar het Noviciaat gevestigd is, zijn stemgerechtigd voor de aanneming der novicen, zoowel voor de kleeding als voor de professie.
25. Als het grootste gedeelte der stemgerechtigde Zusters hare stem aan de novice weigert, zal men haar zonder uitstel, maar met beleefdheid en liefde wegzenden. Ingeval de novice wel de meerderheid der stemmen bekomen heeft, maar zoodanig, dat meer dan een derde der stemmen tegen haar zijn, zal de aanneming twijfelachtig en onzeker wezen ; men zal den Bisschop hiervan kennis geven, die volgens zijn goeddunken zal beslissen.
26. Als de novice het voorgeschreven aantal stemmen- bekomen heeft, zal men haar daarvan verwittigen , en zal het haar vrijstaan om over hare goederen te beschikken. Volgens de uitspraak van het Concilie van ïrente, zullen de novicen geen beschikkingen mqgen maken, dan met toestemming van den Bisschop en niet dan in de
( 55 )
twee laatste maanden , die de Professie voorafgaan , en zullen deze beschikkingen eerst na de Professie van kracht zijn.
27. De geprofeste Zusters zullen den blooten eigendom hafer goederen mogen behouden, maar zoolang zij in de Congregatie blijven, is haar het beheer, het vruchtgebruik en het gebruik daarvan volstrekkelijk verboden. Bij gevolg moeten zij vóór hare professie, zelfs door eene onder-handsche akte, het beheer, het vruchtgebruik en het gebruik daarvan afstaan aan wie zij willen , ook aan hare Congregatie, indien zij dit verkiezen. De akte van afstand mag de bepaling inhouden, dat die afstand wederroepelijk kan zijn, volgens het goedvinden der Zuster; maalf^eene geprofeste Zuster mag in geweten geen gebruik maken van de bevoegdheid om den afstand te herroepen zonder de toestemming van den H. Stoel te hebben bekomen. Op dezelfde wijze zullen zij afstand doen van de goederen , die de Zusters bekomen na de Professie, bij wijze van erfenis. Wat den blooten eigendom aangaat, hierover kunnen de Zusters beschikken, hetzij bij testament of bij gift, maar alleen met toestemming van de Al-gemeene Overste der Congregatie. Evenwel zullen de Zusters niet kunnen beschikken over de dote, die zij aan de Congregatie gegeven hebben.
28. Met verlof der Algemeene Overste mogen de geprofeste Zusters de formaliteiten vervullen, door de burgelijke wetten voorgeschreven, met betrekking tot de tijdelijke goederen.
29. Dat de Zusters wel op hare hoede zijn tegen de gevaarlijke verstrooiingen en andere bekoringen, welke zouden kunnen ontstaan door eene al te
( 56 )
groote bezorgdheid voor de tijdelijke goederen.
30. De Overste zal te gelijkertijd de bloederwanten waarschuwen om de dote gereed te maken, opdat de Congregatie bij de Professie der novice daarvan alle zekerheid hebbe. Om zich naar de voorschriften van het Concilie van Trente te voegen, zal zij den Bisschop verzoeken het onderzoek der novice te willen doen en de professie toe te laten.
31. In dit onderzoek zullen de novicen openhartig antwoorden op de vragen, welke de Bisschop of zijn gedelegeerde haar zal voorstellen , bijv. : of zij uit vrijen wil en niet uit dwang professie willen doen, en of zij de verplichtingen kennen van de Beloften, die zij gaan uitspreken.
32. De Algemeene Overste zal, even als voor de kleeding, iedere novice ondervragen betrekkelijk de hoedanigheden, die voor de Professie vereischt worden, er bijvoegende, dat als zij de gemeente hierin bedriegt, men tegen haar op de meest strenge wijze zal te werk gaan, zelfs na de Professie. Daarenboven zal de Algemeene Overste in het kort de novicen ondervragen, om zich te verzekeren of zij eeue voldoende kennis hebben van den Regel en de Constitutiën.
33. De novicen zullen zich tot de professie voorbereiden door eene retraite van acht of tien dagen, gedurende dewelke zij, even als vóór de kleeding, eene generale biecht zullen doen, tenzij de Biechtvader anders oordeelde.
34. Op den bepaalden dag zal de professie plaats hebben in tegenwoordigheid van den Bisschop of zijn gedelegeerde en van de Algemeene Overste. Voor de ceremoniën bij de professie zal men Let Ceremoniëel volgen.
( 57 )
35. Zij doen de drie enkele Beloften, welke eeuwigdurend zijn en aan den H. Stoel voorbehouden. De formule der H. Professie is als volgt:
In den Naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen.
Ik Zuster Maria N. beloof aan God Almachtig, aan de gebenedijde Maagd Maria, aan onzen H. Vader Franciscus en aan alle Heiligen des hemels, voor U, Hoogwaardigste Vader en aan U Eerwaardige Moeder, al de dagen mijns levens in Gehoorzaamheid, Armoede en Zuiverheid te zullen leven, volgens den Regel van Penitentie en volgens de goedgekeurde Constitutiën van deze Vergadering en volgens hunne verbintenissen. Ook zal ik het Slot bewaren, zooals het door onze Constitutiën is voorgeschreven. Amen.
Die de Professie ontvangt zal haar zeggen: Indien gij al deze dingen onderhoudt, beloof ik U van Gods wege het eeuwige leven. Amen, Vervolgens zal hij haar de zwarte voile, het schapulier en de koord geven.
36. Na de professie zal men in een daarvoor bestemd register aanteekenen den naam van de geprofeste Zuster, zoo ook den dag en het jaar der professie. De Algemeene Overste en eene der Discre-ten zullen dit met de nieuw geprofeste onderteekenen. Dit register zal in de archieven van het klooster bewaard blijven.
37. De drie eerste maanden na de professie zal zij niet toegelaten worden op het Kapittel der geprofeste Zusters, maar als zij hare schuld gezegd heeft, zal zij met de novicen uitgaan. Zij zal nog twee jaren onder de leiding der novicenmeesteres blijveu. Als het getal novicen te groot zou zijn.
( 58 )
zal men voor de jong geprofesten eene afzonderlijke meesteres aanwijzen.
38. Om een tweede noviciaat op te richten, behalve dat van het Moederhuis, gevestigd in het Bisdom van Breda, meet men de toestemming van den H. Stoel bekomen. De Overste van dat Noviciaat moet onderhouden al wat in de Constitutiën voorgeschreven is voor het aannemen der Postulanten tot de inkleeding en de professie. Zij zal de Al-gemeene Overste, aan wie de aanneming is voorbehouden, van alles onderrichten. De novicen-meesteres van dat noviciaat zal door de Alge-meene Overste en hare Discreten benoemd worden , en zij zal voor de opleiding der novicen de Constitutiën moeten volgen.
Verklaring der Beloften.
Over de Armoede en het gebruik der noodzakelijke dingen.
39. De Zusters zullen zich niets toeeigeneu, en zij gullen geene zaken, zelfs niet de minste, tot haar bijzonder gebruik mogen hebben zonder de toelating der Overste.
40. De cellen zullen niets bevatten dan eene bedstede met gordijnen, een stroozak, een kussen met wol gevuld ep de noodige dekking; een stoel, een kastje, een kruisbeeld en vijf geplakte godvruchtige prenten.
41. De noodzakelijke dingen, zooals inkt, pennen, papier, boeken voor studie en geestelijke lezing,
( 59 )
verder alle andere dingen, die noodig zijn voor het werk, voor liet naaien, enz. zullen van het algemeen gegeven worden. De Overste zal in liare cel eenige prentjes of andere godvruchtige voorwerpen mogen bewaren om ze aan de bloedverwanten der Zusters of aan godvruchtige personen te kunnen aanbieden.
42. Al wat de Zusters gebruiken, zal van hout, aarde of gemeene stof wezen. De potten en ketels en andere keukengereedschappen zullen zijn van ijzer of koper.
Zij zullen trachten de armoede in al haren luister te doen uitkomen, en allen overvloed, bijzonderheid en kostelijkheid in alle zaken, die zij gebruiken, vermijden. Zij zullen zich niet van tafellakens bedienen, maar ieder zal haar servet hebben. De gebouwen zullen eenvoudig en arm zijn, doelmatig voor het gebruik , zonder eenige pracht.
43. De Zusters zullen noch van vreemdelingen, noch van hare leerlingen ^iets aannemen voor haar persoonlijk gebruik , en zij zullen haar niets geven zonder verlof der Overste, aan wie zij ter hand stellen hetgeen zij ontvangen, opdat deze er mede handele naar goedvinden. Als eene Zuster van hare bloedverwanten of andere personen iets ontvangt om de gemeente te onthalen, zal men zulks beschouwen als aan de gemeente gegeven, even als iedere aalmoes, en de Zuster zal zulks eenvoudiglijk aan de Overste geven, om het te gpbruiken zooals deze goedvindt. Geene Zuster heeft persoonlijk het minste recht op het gebruik van dusdanige geschenken.
44. In geval eene Zuster bevonden werd iets te bezitten of uit te dealen zonder verlof der Overste,
( 60 )
zal zij gestraft worden , volgens de mate harer overtreding van de H. Armoede.
45. De Zusters zouden tegen de armoede kunnen misdoen, als zij zich hechten aan de voorwerpen, die voor haar gebruik gegeven zijn. De Overste mag altijd de cel, den brevier en alle andere zaken , die aan eene Zuster in gebruik zijn gegeven, veranderen of verwisselen.
46. De Overste moet vrijgevig zijn om aan de Zusters alles te bezorgen wat zij noodig hebben.
47. Volgens de vermaning van den H. Vader Fran-ciscns moeten de Zusters zich altijd herinneren , vooral in moeielijke zaken, zooals: veranderen van huis, van officie en andere dergelijke, dat zij belofte van gehoorzaamheid hebben afgelegd, en ter liefde Gods afstand hebben gedaan van haren eigen wil.
48. De Zusters zijn verplicht aan hare Overste te gehoorzamen, in alles wat niet strijdt tegen de geboden Gods, den Eegel en de Constitutiën.
49. De Zusters, die tegen de gehoorzaamheid of tegen den aan de Overste verschuldigden eerbied misdoen, zullen door de Overste berispt en zelfs, zoo noodig, gestraft worden. Zij, die de bijzondere berisping niet goed aannemen, zullen gestraft worden , zelfs in het openbaar. Als de fout groot en openbaar geweest is, zal haar voor penitentie opgelegd worden eens ter aarde te eten, in tegenwoordigheid der geheele gemeente, en alvorens te commiceeren zal zij zich over den beganen
( 61 )
misslag onderzoeken en haar geweten in orde stellen.
50. Wij vermanen al diegenen, die, op welke wijze ook, aan den eerbied jegens de Overste ontbroken of tegen de gehoorzaamheid misdaan hebben, om zonder uitstel tot betere gevoelens terug te komen, en ootmoediglijk haar schuld aan de Overste te zeggen en haar eene boete te verzoeken.
51. Het is niet tegen de gehoorzaamheid, als eene Zuster hare bezwaren over een gegeven bevel aan de Overste te kennen geeft, mits zij het doe met eerbied en met eene volkomene onderwerping aan het oordeel der Overste.
§. 4.
Over de belofte van Zuiverheid.
52. Zij, die deze belofte getrouw onderhouden, zullen bijzondere genaden hier beneden en eene groote belooning in den hemel verkrijgen. Dat de Zusters zich ook herinneren, dat zij, die tegen deze belofte misdoen, twee zonden bedrijven, de eene tegen het gebod van God, de andere tegen hare belofte vau zuiverheid.
53. Dat zij dus met zorg waken om niets te doen in gedachten , woorden of werken, tegenstrijdig aan deze engelachtige deugd. Uit liefde voor deze deugd zullen zij hare oogen versterven , de zedigheid in acht nemen, geen liefkozingen toelaten en haar hart voor natuurlijke vriendschappen gesloten houden.
54. Als iemand haar vleiende of weinig stichtende woorden zou toevoegen, zullen zij zich houden, als of zij ze niet gehoord hadden en van ern-
( 63 )
stige zaken spreken, of wel het gesprek afbreken en heengaan.
55. Zij zullen hare twijfels betrekkelijk deze belofte openhartig aan den Biechtvader bekend maken en zijnen raad volgen.
§• 5.
Over de Vernieuwing der Beloften.
56. Het is eene heilzame oefening dikwijls in het bijzonder zijne professie te vernieuwen, om zich daardoor op te wekken de beloften, die men aan God gedaan heeft, getrouw te onderhouden.
57. Alle jaren, den 16 April, op welken dag de H. Pranciscus zijne beloften heeft uitgesproken, zullen al de Zusters hare Professie vernieuwen, om zich met een nieuwen ijver te bezielen, en om den vollen aflaat te verdienen, dien de H. Stoel verleent aan al de kinderen van den H. Pranciscus, die op dien dag te communie gaan en hunne beloften vernieuwen.
58. Deze vernieuwing is eene bevestiging van de eerste professie en legt geene nieuwe verplichtingen op. De plechtigheid zal geschieden zooals in het Ceremonieel dezer Congregatie is voorgeschreven.
Over het Vasten en de Versterving.
59. Op de dagen, dat de Eegel het vasten en de onthouding voorschrijft s zoo ook de veertig dagen na Driekoningen, zal de gemeente den Psalm Miserere bidden na het avondmaal en de Zusters zullen die dagen in vereeniging met de geheele
( 63 )
Orde iu den geest vau versterving doorbrengen..
Deze wijziging van de Vasten des Regels is door de H. Congregatie goedgekeurd, uit aanmerking van den vermoeienden arbeid, dien de Zusters bij het onderwijs te dragen hebben.
60. De Zusters zullen vleesch derven op Vrijdag en Zaterdag van iedere week, den feestdag van Kerstmis uitgezonderd. Do undoro dagen des jaars zul- ^ Ion aij daarvan gebruik mogen maken alloon bij hot middagmaal. Zij zullen vasten op den vooravond van het feest van den H. Vader Francis-cus, Stichter der Orde; behalve deze zijn er geen andere vasten- of onthoudingsdagen vastgesteld, dan die door de H. Kerk zijn voorgeschreven.
61. Ingeval eenige Zusters zich tot buitengewone penitentiën mochten getrokken gevoelen, zullen zij hierin bet voorzichtig oordeel van den Biechtvader en van de Overste volgen.
62. Wij vermanen de Zusters, die den naam van Penitenten dragen, andere zeer nuttige verstervingen te doen , bijv. te nemen wat voorgesteld wordt zonder de beste stukjes te kiezen ; het voorgeschreven stilzwijgen nauwkeurig te onderhouden ; de onbescheiden nieuwsgierigheid te bedwingen ; de koude, de hitte en andere ongemakken van het weder, de vermoeienis van den arbeid, van den koordienst en andere kloosterlijke oefeningen, hoe zwaar zij ook mochten vallen, in den geest van boetvaardigheid aan te nemen en zich daaraan gaarne te onderwerpen; de pijnlijkheden en ziekten met geduld te verdragen ; er zich niet over bekommeren als zij meenen niet geteld , vernederd of vervolgd te worden, en naar het voorbeeld van den H. Franciscus haar geestelijk
( 64 )
voordeel zoeken in het kruis met onzen Heer Jesus Christus te dragen.
63. Zij zullen zorg dragen hare verstervingen niet uit gewoonte maar met eene zuivere meening te oefenen ^ zooals om voor hare zonden te voldoen, om hare hartstochten te overwinnen, om uit hare geestelijke traagheid op te staan, om eene deugd of eene bijzondere genade te bekomen, om het voorbeeld der Heiligen na te volgen, om een grooter deel te hebben hierbeneden in het lijden van Jesus Christus en hierna in zijne glorie.
Over liet Goddelijk Officie, het inwendige gebed, de H. Communie, de Biecht en het Onderzoek van geweten.
64. De Koorzusters zullen het Goddelijk Officie bidden naar de orde der H. Eoomsche Kerk, en volgens den Brevier der Minderbroeders Observanten Eecollecten. Het Officie zal niet gezongen, maar op een statigen en duidelijken toon gelezen worden.
65. De leekezusters zullen gezamentlijk en op gestelde uren het Officie bidden zooals het in het 4dt\' Hoofdstuk des Regels is voorgeschreven, te weten: Voor de Metten 13 maal en voor ieder ander uur van het officie 7 maal het Onze Vader met Glorie zij den Vader; in het begin der Pri-men en aan het einde der Completen het Geloof
( 65 )
en den Psalm Miserere, en in het begin der Completen liet Confiteor.
66. Opdat overal alles geregeld ga, zal deAlgemeene Overste met hare Discreten den tijd bepalen voor de H. Mis, voor de verschillende gedeelten van het Officie en de andere oefeningen der gemeente. Om tijd tot samenkomen te geven, en op de gestelde ure te kunnen beginnen, zal men bellen vijf minuten te voren.
67. Op het teeken der klok zullen al de Zusters hare bezigheden daarlaten , en zich in stilte en met eerbied naar de goddelijke diensten begeven en haar hart met diepe ingekeerdheid tot het gebed bereiden.
68. Die te laat in het Officie komt, zal na het Officie hiervan reden geven aan de Overste, en deze zal haar eene penitentie opleggen , indien zij schuld heeft. Zij, die aan hare bediening als versiculiere enz. te kort komt, of eenige fout begaat, zal hare schuld zeggen. Niemand mag uit het goddelijk Officie wegblijven, tenz.ij ingeval van onpasselijkheid of wettig beletsel en met goedvinden der Overste.
69. De Overste kan voor de zieken en zwakke Zusters in het goddelijk Officie dispenseeren of andere gebeden in de plaats voorschrijven , en om goede reden kan zij ook aan de Koorzusters toestaan het Officie in OnzeVaders, gelijk de leeke-zusters te bidden.
70. Het inwendige gebed is het voedsel der ziel en
5
( 66 )
de school der deugden. Ofschoon haar geheele leven een voortdurend gebed en eene offerande in Gods tegenwoordigheid behoort te zijn, zullen de Zusters evenwel de volgende uren bijzonder aan het inwendige gebed toewijden ; namelijk : een half uur voor de H. Mis en een half uur \'s avonds na de metten.
71. Eene Zuster zal de stof voor de meditatie uit een geestelijk boek, door de Overste aangewezen, voorlezen. Na de lezing zullen de Zusters geknield op hare plaats blijven, zonder zich over te geven aan vrijwillige verstrooidheden of aan slaperachtigheid. Zij zullen zich bezig houden met godvruchtige overwegingen, met korte en vurige schietgebeden, met akten van berouw over hare zonden, en goede voornemens maken overeenkomstig het onderwerp der meditatie. Op het einde zullen zij een kort en vurig gebed doen tot God, tot de H. Maagd of tot den een of anderen Heilige, om de genade te bekomen hare voornemens getrouw na te komen.
72. Als het gebed \'s avonds na de Metten geëindigd is, zal de Overste het teeken geven om het avondgebed te doen, waarbij het gewetens onderzoek gevoegd wordt. Daarna mogen de Zusters in stilte weggaan, zorg dragende niet spoedig de vruchten van het gebed te verliezen.
73. Al de Zusters zullen op de voorzeide tijden het inwendige gebed moeten bijwonen. Zij, die om gewichtige reden verhinderd zijn, zullen de meditatie cp een anderen tijd inhalen.
( 67 )
Ik. Alle jaren zullen de Zusters van iedere gemeente de jaarlijksche retraite houden, gewoonlijk gedurende de vacantia der kinderen.
75. Zij zullen de verschillende oefeningen der retraite met ijver bijwonen, en die dagen overbrengen in stilzwijgendheid, in den geest van boetvaardigheid en in heilige overwegingen.
76. De Alffemeene, Overste met de Discreten van het Moederhuis en de plaatselijke Oversten in Europa zullen zich alle jaren in het Moederhuis vereenigen , op den door de Algemeene Overste te voren bepaalden tijd, ten einde gezamentlijk de jaarlijksche retraite te houden, en na de retraite zullen zij met elkander over J. belangen der Congregatie kunnen handelen.
De Oversten der Gestichten buiten Europa zullen de jaarlijksche retraite met hare gemeente doen, of wel afzonderlijk, zooals r;ij dit het beste zullen oordeelen.
77. De Novicen zullen de jaarlijksche retraite niet houden met de geprofeste Zusters. De oefeningen zullen voor haar alleen, afzonderlijk gegeven worden , om haar beter te kunnen onderrichten over het groote gewicht van hare heilige roeping en in de plichten van het religieuse leven.
78. Daarenboven zullen al de Religieusen maandelijks een dag van retraite houden , gedurende dewelke men alleen de noodzakelijke bezigheden zal doen , voor een anderen dag latende die, welke niet volstrekt noodzakelijk zijn.
79. De Zusters zullen het als eene groote genada
( 68 }
beschouwen, de retraite te mogen houden. Voor het begin der jaarlijksche retraite zullen zij ge-zamentlijk den zegen aan de Overste vragen, en na het eindigen der oefeningen zullen zij haar
voor de genotene gunst bedanken.
§•
80. De Zusters communiceeren behalve op de zonen feestdagen van verplichting, op Dingsdag, Donderdag en Yrijdag van elke week; op de met vollen aflaat verrijkte feesten der Orde, om aan deze te kunnen deelachtig worden, op het feest van den H.Joseph, op Allerzielendag, op den verjaardag harer professie, op het Patroonfeest der Algemeene en der plaatselijke Overste.
De novicen mogen wekelijks driemaal communiceeren , en ook op zekere feestdagen.
De Biechtvader kan de communiedagen voor bijzondere Zusters verminderen.
81. Als eene Zuster niet tot de H. Tafel nadert, om welke reden ook, zal zij het verlof daarvoor niet aan de Overste behoeven te vragen. Ingeval eene Zuster in een ondergeschikt Huis zich dikwijls aan de H. Communie zou onttrekken, zal de plaatselijke Overste daarvan kennis geven, hetzij aan den Biechtvader, hetzij aan de Algemeene Overste.
82. De Zusters zullen ordelijk en op haren rang naar de communiebank gaan.
( 69 )
§. 5.
83. De Zusters zullen gewoonlijk eens per week bij den gewonen Biechtvader biechten. Om dik-wijler te biechten zal de Zuster het verlof van den Biechtvader vragen.
84. Tot vrijheid van geweten zal er viermaal \'s jaars een buitengewonen biechtvader komen, bij wien al de Zusters zullen moeten biechten of ten minste zich aanbieden om zijne vermaning en zegen te ontvangen. Als een der Zusters buiten de gestelde tijden bij den buitengewonen Biechtvader zou wenschen te biechten, zal de Overste daarin voorzien volgens de verordeningen van denBisschop.
85. Ingevolge het voorschrift der Constitutie Fas-toralis Curae van Benedictus XIV, zullen de gewone en buitengewone Biechtvaders voor ieder Huis benoemd worden door den Bisschop van het Diocees.
86. Het is de Zusters streng verboden om elkander te spreken over den biechtvader of over do biecht.
87. De Zusters zuilen trachten kort en eenvoudig te biechten, vermijdende alle overtollige woorden , die dikwijls het berouw doen verloren gaan. Als zij eenigen raad te vragen hebben , zullen zij de zaak openhartig en in zijn geheel blootleggen en zich volkomen aan het oordeel van den biechtvader onderwerpen.
88. De Zusters moeten zich overtuigd houden, dat deze voorschriften met betrekking tot de biecht voor haar welzijn gegeven zijn. De ondervinding heeft bewezen, dat eene algeheele vrijheid een afgrond is, waarin veel zielen zijn verloren ge-
( 70 )
gaan, omdat God door een rechtvaardig oordeel dikwijls toelaat, dat zij in duisternissen en gevaarlijke dwalingen vallen, als straf van het involgen barer eigenliefde en van de gehechtheid aan haar eigen oordeel.
89. De Zusters zullen zorg dragen , om volgens de gestelde orde te biechten te gaan , om den biechtvader niet te laten wachten.
90. De biechtstoel behoort in de kapel op een zichtbare plaats gesteld te zijn.
Over het onderzoek vau geweten.
91. Ingevolge het voorschrift van het vierde en het zesde Hoofdstuk des Regels moeten al de Zusters zich \'s avonds naarstig onderzoeken over de fouten, die zij door gedachten, woorden of werken mochten bedreven hebben. Voor groote fouten , vooral voor kwaadspreken, driftige woorden of leugentaal zullen zij zich eene penitentie opleggen en het voornemen maken om zich te beteren.
92. Zij zullen ook een kort bijzonder onderzoek doen, hetzij om haar heerschenden hartstocht of een bijzonder gebrek te verbeteren, of om de volmaaktere oefening van deze of gene deugd te bekomen.
§• 7.
Over de dagelijksche gebeden der G-emeente.
93. Js Morgens vóór de Prituen wordt het morgengebed in de moedertaal gebeden met de opoffering van de werken en de goede voornemens van
( 71 )
den dag. De leekezusters doen dit insgelijks vóór zij haar Officie beginnen.
94. Na de dankzegging van het middagmaal zullen de Zusters een kruisgebed bidden van zes maal het Onze Vader, Wees gegroet en Gloria , om de menigvuldige aflaten te verdienen , die de Pausen aan de Franciscanen voor die oefening verleend hebben.
95. 13e Zusters zullen in den dag een bezoek doen bij het H. Sacrament. Het Rozenhoedje met de Litanie van O. L. Vrouw en de gebruikelijke gebeden zullen in den namiddag gezamentlijk gebeden worden.
96. De sufl\'ragiën vóór en na het Officie en de andere gewone gebeden zijn in het Ceremoniëel aangewezen. Geene Overste zal deze suffragiën mogen verminderen of vermeerderen, zonder de toestemming van de Algemeene Overste en hare Disc re ten.
V, HOOFDSTUK.
Over het Bestuur dezer Congregatie. Over de ver-eeniglcg en vermenigvuldiging der Gestichten. Over de aanstelling der Oversten en over de plichten van haar, die In bediening zijn.
Over de vereeniging en vermenigvuldiging der Gestichten dezer Congregatie.
97. Deze Congregatie, welke van de Religieusen Penitenten Recollectinen van de Congregatie van Limburg afstamt, heeft haar Moederhuis geves-
( 72 )
tigd te Roosendaal in het Bisdom van Breda.
98. Al de andere Huizen zullen aan het Moederhuis te Roosendaal ondergeschikt zijn; zij vormen hiermede slechts ééne enkele Congregatie en momogen er niet van gescheiden worden.
99. Indien de Algemeene Overste met hare üiscre-ten het tegenwoordige Moederhuis ooit zouden willen verplaatsen, zullen zij de vergunning daarvoor van den H. Stoel moeten bekomen.
100. De Oversten zullen trachten eene volmaakte gelijkvormigheid en vereeniging in de Huizen en onder de Zusters dezer Congregatie te bewaren. Niemand der Zusters moet denken, dat zij professie gedaan heeft voor een bijzonder Huis, want de Algemeene Overste met raad van hare Discre-ten kan haar te allen tijde naar een ander Gesticht verplaatsen.
101. Wat de Gestichten buiten Europa aangaat, de Zusters, die zich voor dit sacrificie getrokken gevoelen, mogen zich aan de Algemeene Overste aanbieden, die met raad van hare Discreten de vergunning daartoe zal verleenen aan haar, die de vereischte gesteltenissen en bekwaamheden bezitten.
102. De Zusters der Ondergeschikte Huizen moeten zich goed overtuigd houden, dat zij met hart en ziel aan het Moederhuis als aan haar middenpunt moeten gehecht zijn, opdat de eenheid, die de kracht der Congregatie uitmaakt. bewaard , sn de ware religieuse geest ongeschonden blijve.
103. Er zullen geen nieuwe Huizen opgericht noch aangenomen worden , zonder dat de Algemeene Overste met hare Discreten nauwkeurig onderzocht hebben of de plaats zoodanig is, dat er ten minste twaalf geprofeste Zusters , koor- en
( 73 )
leekezusters te zamen genomen, kunnen wonen, dadelijk of wel na korten tijd, opdat het getal genoegzaam zij om den koordienst en de door den Kegel en de Constitutiën voorgeschrevene oefeningen te zamen met de bezigheden van het onderwijs te kunnen volbrengen. Ook dat er zoo mogelijk een tuin bij zij, opdat de Zusters, die nooit uitgaan, en die verscheidene uren in de scholen doorbrengen, wat lucht kunnen nemen.
104. Als de Zusters geroepen worden om het bestuur te aanvaarden over eene school, een weeshuis of welke inrichting van onderwijs ook, die niet het eigendom der Zusters is, zal men vooraf eene akte opmaken, waarin de voorwaarden en de wederzijdsche verplichtingen van de Congregatie met het bevoegde bestuur duidelijk worden erkend , en waarin aan de Zusters de vrije onderhouding van haren Eegil en van hare Constitutiën verzekerd wordt.
105. Na deze vereischte inlichtingen zal de Alge-meene Overste zich vervoegen tot den Bisschop der plaats, alwaar het huis zich bevindt, om zijne toestemming te vragen, zonder welke men geen huizen mag oprichten.
106. Ofschoon Paus Leo X de Zusters, die den door Hem goedgekeurden Regel volgen , onder de gehoorzaamheid van de Provinciale Ministers der Minderbroeders gesteld heeft, en de Religieusen Penitenten God -eeuwen lang onder die bestiering gediend hebben, evenwel krachtens de tegenwoor-
( 74 )
dige verordeningen van den H. Stoel staan thans de Huizen dezer Congregatie onder de jurisdictie der plaatselijke Bisschoppen, die ze besturen volgens de regels van het Kerkelijk recht en van de Apostolische Constitutiën.
107. De Oversten moeten zich tot hare Kerkoversten wenden :
Voor de kleeding en de professie der novicen.
Voor de benoeming van den gewonen en den buitengewonen Biechtvader.
Om de verkiezing van de Algemeene Overste en hare Discreten voor te zitten en te bekrachtigen.
Om buitengewone uitgaven te doen, welke de som van 500 gulden te boven gaan.
Zij zullen Hem ook de rekening laten zien van de Huizen in zijn Bisdom gevestigd, als hij zulks verzoekt gedurende de visitatie en ook buiten dien tijd, als hij zulks verlangt.
Om nieuwe stichtingen te beginnen.
Alvorens met de burgerlijke Overheid in eenige onderhandeling te treden.
Om zijn raad te vragen en zijn gezag in te roepen voor onverbeterlijke Zusters, en in andere gewichtige voorvallen.
108. De Zusters zullen intusschen eene bijzondere godsvrucht blijven voeden voor den H. Francis-cus, hun Insteller; zij zullen grooten eerbied hebben voor de Orde der Minderbroeders, en eene geestelijke vereeniging van gebeden en goade werken met hen onderhouden. Het is ook wen-schelijk, dat de retraite van tijd tot tijd door een Minderbroeder gegeven worde, of dat deze haar bij zekere gelegenheden het woord Gods konde verkondigen , om haar tot boetvaardigheid
( 75 )
en andere deugden op te wekken, zooals in het vierde Hoofdstuk des Regels is voorgeschreven,
opdat daardoor de geest der Seraphiensche Orde in hare Congregatie bewaard blijve.
§• 3.
Over het Bestuur der Congregatie ec de verkiezing der Oversten.
109. De geheele Congregatie wordt bestuurd door de Overste van het Moederhuis, die den naam zal dragen van Algemeene Overste ; zij zal in het bestuur van het Moederhuis en van de Congregatie worden bijgestaan door de, Moeder-Vicaris, d-o Moo^toros dor novicen en 4w^T)iscreten, die te zamen het Discretorie uitnaaKen en in het Moederhuis zullen wonen.
110. Eerst zal de Algemeene Overste alleen, daarna de Moeder-Vicaris ook alleen en eindelijk drie Discreten gezamentlijk op een stembriefje allen voor zes jaren met volstrekte meerderheid van stemmen gekozen worden door het Algemeen Kapittel, dat alle zes jaren zal bijeengeroepen worden.
111. De stemgerechtigde Zusters in het algemeen Kapittel zijn : De tegenwoordige Algemeene 0-verste, de Discreten van het Moederhuis, de-^\'quot;quot;
4^x4^«loud Algemeene Overste, de plaatselijke Oversten en eene gedeputeerde Zuster uit ieder Bisdom waar de Congregatie ten minste één groot Huis heeft. Die Zuster wordt met geheime stembriefjes en eene betrekkelijke meerderheid gekozen door de Koorzusters in dat Bisdom, die twee jaren geprofest zijn. De stembriefjes van deze verkiezingen moeten gesloten aan de Algemeene Overste
( 76 )
gezonden worden en zullen in de Vergadering der Discreten geopend worden , en men zal den naam van de gekozene Zuster bekend maken.
•112. Om de vrijheid der stemgerechtigde Zusters bij de algemeene verkiezingen te waarborgen , zullen de stemmen in het geheim met geschreven en gesloten briefjes gegeven worden. De verkiezing zal in het Moederhuis plaats hebben, en voorgezeten en bevestigd worden door den Bisschop als Delegaat van den H. Stoel. Hij mag zich door een ander laten vervangen. Deze Gedelegeerde zal de verkiezing mogen bevestigen, tenzij de Bisschoi) zich zulks uitdrukkelijk voorbehoude. Twee door den Voorzitter aangewezen leden van het Kapittel zullen helpen om de stemmen te tellen, en het is voor deze eene strenge verplichting het geheim daarvan te bewaren.
Alvorens de kiezing te beginnen, zal de Algemeene Overste, in tegenwoordigheid der Zusters van het Kapittel, voor den Bisschop of zijn gedelegeerde komen neerknielen om hem de sleutels te overhandigen en haar ontslag aan te bieden.
113. De Algemeene Overste mag een tweeden keer gekozen worden, voor den derden keer zal de toestemming van den H. Stoel noodzakelijk zijn.
Ingeval de Algemeene Overste of de andere leden van het Discretorie niet voor dezelfde bediening worden herkozen, mogen zij onmidde-lijk daarna voor eene andere bediening gekozen of benoemd worden, en na zes jaren op nieuw tot de vorige bediening.
114. Om zich naar de voorschriften van het Concilie van Trente te gedragen, zullen voor de bediening van Algemeene Overste diegenen alleen kiesbaar
( 77 )
zijn, die den ouderdom van veertig jaren bereikt hebben , en die na hare professie, gedurende acht jaren zich loffelijk gedragen hebben. Als de Overste, die de verkiezing voorzit, van oordeel is, dat deze bepaling van leeftijd de keus onmogelijk of moeieiijk zou maken, mag hij toelaten, dat men eene Algemeene Overste kieze onder de Zusters, die dertig jaren oud zijn, en ten minste vijf jaren geprofest.
De Discreten moeten ten minste dertig jaren oud en vijf jaren geprofest zijn.
Men zal acht geven om de Algemeene Overste en de leden van het Discretorie te kiezen onder de Zusters van een voorbeeldig gedrag en met eene genoegzame bekwaamheid voor hare respectieve bediening.
115. Wij vermanen de Zusters volgens den ouden grondregel van het kloosterlijk leven geen bediening te vragen of te weigeren. Indien iemand zoo vermetel ware om het verlangen uit te drukken om in eene bediening te komen of er in te blijven , zal men haar tot die bediening onwaardig oordeelen. Van den anderen kant zullen zij, die tot eene bediening gekozen of benoemd worden , haar met de verdiensten der gehoorzaamheid aannemen , zonder zich te verzetten, en ze met vertrouwen op God vlijtig uitoefenen.
Ingeval eene Zuster groote onbekende redenen heeft tegen het aanvaarden van eene bediening, mag zij deze ootmoedig voorstellen, maar daarna is zij verplicht om zich aan de beslissing der Oversten te onderwerpen.
116. De Zusters moeten indachtig zijn, dat van damp; keus der Oversten grootendeels den bloei der Con-
( 78 )
gatie afhangt, en zij over het geven van hare stem voor God zullen verantwoorden. Zij mogen hare stem niet geven of weigeren uit menschelijk opzicht, veel minder nog uit persoonlijke vriendschap of afgekeerdheid , maar zij moeten diegenen kiezen, welke zij voor God de bekwaamste en waardigste oordeelen. Zij, die voor of na de verkiezing hare stem zouden bekend maken, zouden zich grootelijks plichtig maken, en zware straffen verdienen; zoo ook zij, die op eeniger-lei wijze verdeeldheid of partijschap onder de kiezende Zusters zouden stoken.
117. Als de Algemeens Overste de vergunning van den Bisschop heeft bekomen om de verkiezingen te houden, zal zij ten minste veertien dagen te voren in al de Huizen der Congregatie gebeden voor den goeden uitslag voorschrijven; zoo als: het Yeni Creator met de gebeden van den H. Geest, van de Onbevlekte Ontvangenis en van den H. TVanciscus.
118. In de eerstvolgende zitting van het nieuw gekozen Discretorie zal de Algemeene Overste met hare Discreten o/k ^ ctei, »
119. Als eene Algemeene Overste uithoofde van hare slechte gezondheid of om haren ouderdom of cm andere goede reden meent verplicht te zijn tot glorie van God en het welzijn der Congregatie hare bediening neêr te leggen, zal zij haar ontslag aan de H. Congregatie verzoeken.
De Algemeene Overste mag uit hare bediening
( 79 )
niet afgesteld worden dan om gewichtige reden, erkend en goedgekeurd door dezelfde H. Congregatie.
120. Als de bediening van Algemeene Overste openvalt door overlijden of anderszins, zal de Moeder Vicaris voorloopig met deze bediening belast worden. Zij zal niets buitengewoons beginnen en geen veranderingen inbrengen. Zij zal zich met den Bisschop van het Moederhuis verstaan , om zoo spoedig mogelijk de plaatselijke Oversten in Europa voor de jaarlijksche retraite bijeen te roepen en terzelfder tijd eene nieuwe Algemeene O-verste te kiezen, die met de in bediening zijnde Discreten de Congregatie zal besturen tot den gewonen tijd van het Algemeen Kapittel. Als bij die gelegenheid eene Discreet tot Algemeene 0-verste gekozen wordt, zullen de stemgerechtigden eene andere Discreet in hare plaats kiezen.
§■ 4.
121. De Algemeene Overste zal alle maanden hare Discreten vergaderen om haar over alle zaken van gewicht te raadplegen. Zij kan haar ook buiten den gestelden tijd bijeenroepen, als zij voor onvoorziene voorvallen oogenblikkelijk haren raad wil inwinnen.
122. Na het gebed zal de Algemeene Overste de zaken voorstellen , die behandeld moeten worden. De Discreten zullen vrijmoedig, maar zonder eigenzinnigheid haar gevoelen zeggen , en met liefde en bescheidenheid aan de Algemeene Overste voorstellen, hetgeen zij voor het geestelijk en tijde-
( 80 )
lijk welzijn der Congregatie en der gemeente het beste oordeelen.
In geval de gevoelens der vergaderde leden over eene gewichtige aangelegenheid verdeeld zijn , kan de Algemeene Overste de stemmen vragen. Indien de stemmen voor en tegen gelijk zijn, kan de Algemeene Overste de zaak zoo laten, of wel zij kan gedurende de zitting verklaren, welk besluit zij zal volgen.
123. In zeer gewichtige zaken moet de Algemeene Overste niet alleen den raad vragen, maar ook de toestemming bekomen van de grootste helft harer Discreten, alvorens te kunnen handelen. Zulke gevallen zijn voornamelijk de volgende:
De aanneming van postulanten ; het wegzenden van novicen , zonder dat de stemmen der gemeente gevraagd zijn; het benoemen en afstellen dei-plaatselijke Oversten; om groote uitgaven te doen voor bouwen, koopen of anderszins; om schulden te maken; gestichten beginnen of opheffen en andere dergelijke gewichtige gevallen, waarvan gewoonlijk in den Kegel en in de Constitu-tiën gezegd wordt, dat de Algemeene Overste niet alleen den raad maar ook de toestemming van hare Discreten moet hebben. Daarenboven gelijk gezegd is in het Vae Hoofdstuk N0. 107, moet zij in sommige gevallen de goedkeuring der Kerkelijke Overheid bekomen, alvorens te kunnen handelen.
124. Als de door de Algemeene Overste voorgestelde zaken in de zitting zijn afgehandeld, zal zij vragen of iemand nog iets heeft op te merken, en zal zij vrijheid geven om dit voor te stellen.
125. Beslissingen van bijzonder aanbelang zullen in
( 81 )
st het kort in een daarvoor bestemd boek worden aangeteekend en door al de aanwezige leden on-
n derteekend worden.
, 126. De leden van het Discretorie moeten geheim
i. houden wat men haar toevertrouwt, vooral datgene
n wat bijzondere Zusters aangaat; zij mogen daar-
1 over niet spreken met anderen, noch lichtvaardig
met elkander buiten de vergadering. Zij, die hiertegen misdoet, zal door de Algemeene Overste streng berispt worden in het bijzonder of in de volgende vergadering. Als iemand der üiscreten een zeer aanmerkelijke fout mocht bedreven hebben , zal zij buiten het Discretorie gesloten worden voor eenigen tijd of tot het volgende Kapittel, volgens het oordeel der andere Discreten en met goedkeuring van den Bisschop. Bij het eerstvolgende Kapittel zal men rekening geven van dezen maatregel.
De beslissingen van het Discretorie zullen dooide Algemeene Overste en niet door de Discreten aan de gemeente worden bekend gemaakt.
137. Als eene plaats in het Discretorie open valt, hetzij door overlijden of anderszins en de eerstvolgende verkiezing zou eerst na een jaar geschieden , zullen de overblijvende leden van het Discretorie eene andere Zuster kiezen om in dien tusschentijd de plaats aan te vullen. Als de tijdruimte minder zou zijn dan een jaar, zal men de plaats openlaten tot de algemeene verkiezing.
§. 5.
Over het beheer van de tijdelijke goederen.
128. De middelen van bestaan van deze Congrega-
i
( 82 )
tie zijn de volgende: het kostgeld der novicen; de doten der Zusters; de opbrengst van den arbeid der Eeligieuzen in de Pensionaten en in de-scholen ; de aalmoezen, hetzij zij gegeven worden aan eene bijzondere gemeente of aan eene Zuster; de offergiften in hare kapellen, hetzij deze publiek of niet publiek zijn ; de roerende en onroerende goederen, aan de Congregatie gegeven, hetzij door de Zusters bij de beschikking harer goederen , hetzij door weldoeners bij akte in leven of bij testament.
Al die goederen zijn gemeenschappelijke goederen der Congregatie en blijven haar eigendom , dan zelfs als de Zusters de plaats waar zich de goederen bevinden , zouden verlaten , uitgenomen als er door de stichters en de gevers andere beschikkingen gemaakt zijn.
Als de Zusters giften of aalmoezen ontvangen , moeten zij letten op de intentie der weldoeners. Hetgeen aan de Zusters gegeven wordt voor de kloostergemeente, behoort aan de Congregatie, maar hetgeen gegeven wordt ten voordeele van eene school of van eene plaatselijke inrichting, blijft aan die inrichting toebehooren. De Zusters moeten dus dit verschil van intentie aangaande giften of goederen in het oog houden , dezelve duidelijk aan-teekenen, rekening geven aan wie zulks toekomt, en in geval zij de plaats verlaten , is het haar niet geoorloofd zich iets toe te eigenen van hetgeen aan eene plaatselijke inrichting toebehoort.
1^9. De Algemeene Overste en hare vier Discreten zijn de bewaarders van de gemeenschappelijke goederen der Congregatie en hebben daarvan het algemeen bestuur. Zij moeten de noodige voorzor-
( 83 )
gen nemen, opdat het eigendomsrecht geldig zij volgens de wetten van het land, waar de goederen gelegen zijn.
130. Als er gehandeld wordt om de Zusters het be^ stuur toe te vertrouwen van een weeshuis, eene school of eene inrichting voor onderwijs, welke op eenigerlei wijze van eene Parochie of van eene andere administratie afhangen, zal de Algemeene Overste met hare Discreten de voorwaarden bepalen of aannemen, die betrekking hebben op de woning der Zusters, het daarstellen en het in orde houden der gebouwen, het onderhoud en de vergoeding der Zusters en andere dergelijken. Zij zal ook moeten onderzoeken of de Zusters er den Regel en de Constitutiën kunnen onderhouden, zooals in n0 104 is gezegd. De plaatselijke Oversten zullen in deze overeenkomst niets mogen veranderen.
Eveneens is het de Algemeene Overste met hare Discreten voorbehouden om de legaten of giften aan te nemen, die ten voordeele der Congregatie of van een harer Huizen of van de goede werken, aan de Zusters toevertrouwd, geschonken worden, hetzij bij akte in leven of bij testament. Zij zal zorgen, dat de daarbij gevoegde voorwaarden volbracht worden ; mochten deze voorwaarden echter te lastig of tegen den Regel en de Constitutiën zijn, zal zij de giften weigeren.
131. De plaatselijke Oversten zijn belast met de administratie over het tijdelijke van hare gemeenten , in afhankelijkheid van de Algemeene Overste, zooals zulks in de Constitutiën is voorgeschreven.
132. Iedere Overste mag de gewone uitgaven doen voor het behoorlijk onderhoud der Zusters, voor de
( 84 )
kapel, de reparatie der gebouwen en de instandhouding der scholen. Om buitengewone uitgaven te doen voor te bouwen, aankoop van een meubel , een huis of een stuk grond of diergelijken, welke de som van vijftig gulden te boven gaan, moet zij de toestemming van de Algemeene Overste bekomen, die in dergelijke gevallen hare Discre-ten moet raadplegen. Om schulden te maken , welke in den loop van het jaar niet vereffend kunnen worden , moeten de plaatselijke Oversten insgelijks de goedkeuring van de Algemeene Overste bekomen , die zelf ook de toe?temming harer üiscreten moet hebben alvorens te kunnen handelen.
133. Iedere Overste zal zelve of door eene harer Eaadzusters een register houden, waarin de ontvangsten en uitgaven der gemeente ordelijk en zonder eenig verzuim geboekt worden.
De onderwijzeressen , die het schoolgeld, ontvangen , zullen zulks bij de Overste brengen. De Portieres zal zorgvuldig hare uitgaven optee-kenen , en iedere week zal zij haar boekje aan de Overste geven om die uitgaven op haar grootboek over te schrijven.
134. Voor 1quot; Februari van ieder jaar zullen de plaatselijke Oversten eene nauwkeurige rekening van ontvangsten en uitgaven aan de Algemeene Overste zenden. Die rekening zal opgenmakt en geteekend worden door de Overste en hare Eaad-zusters.
135. De rekeningen zoowel van het Moederhuis als van al de Huizen der Congregatie zullen jaarlijks opgemaakt en nagezien worden door de Algemeene Overste en hare Discreten , en ook ten tijde van het algemeen Kapittel.
( 85 )
136. Gedurende de Visitatie of ook buiten dien tijd, als de Bisschop zulks vraagt, zal men Hem de rekening laten zien van de Huizen in zijn diocees gevestigd.
1 37. Om onroerende goederen of roerende van waarde te verkoopen zal men de toestemming van den H. Stoel vragen voor de gevallen, door de Kerkelijke wetten voorgeschreven.
138. Alle zes jaren zal een verslag van den staat der Congregatie aan de H. Congregatie de Propaganda Fide gezonden worden.
139. De administratie van het tijdelijke van de Congregatie en van het Moederhuis zal door een der Discreten worden waargenomen. Zij zal in het grootboek in het kort de door de plaatselijke Oversten ingezonden rekeningen aanteekenen ; de dote, die iedere Zuster in de Congregatie inbrengt duidelijk opschrijven, en het origineel of de authentieke copie der eigendomsbewijzen en der contraeten van aanbelang van al de Huizen
der Congregatie bewaren.
§• ^
Over het Bestuur der Ondergeschikte Hulzen.
140. Ieder Huis zal eene Overste hebben, die Soeur Supérieure zal genoemd worden.
De plaatselijke Oversten worden voor drie jaren door de Algemeene Overste met den raad en de toestemming harer Discreten benoemd. Zij kunnen in hare bediening herbenoemd worden , maar ook om wettige redenen vóór het eindigen der drie jaren worden verwisseld of afgezet.
141. De Algemeene Overste zal aan de plaatselijke
( 86 ]
Overste een of twee Eaadzusters toevoegen volgens het getal Zusters der gemeente.
Indien er Huizen zijn te ver afgelegen van bet Moederhuis, mag de Algemeene Overste met toestemming harer Discreten eene Provinciale Overste kiezen voor drie jaren , die in afhankelijkheid van de Algemeene Overste en met een Discretorie van ten minste twee assistanten, die Huizen volgens de Constitutie zal besturen.
143. Ten minste eenmaal in de maand zal de Overste hare Eaadzusters vergaderen om haar over alle zaken van eenig gewicht te raadplegen. De Eaadzusters zullen in de vergadering bedaard haar gevoelen zeggen, zonder ontevredenheid te too-nen , als de Overste niet volgens haar gevoelen handelt. Zij zullen zorgvuldig geheim houden wat haar wordt toevertrouwd , er nooit met de andere Zusters over spreken , en er niet lichtvaardig onderling op terugkomen buiten de vergadering.
§. 7.
Regels voor de Algemeene Overste.
143. De Algemeene Overste zal de macht hebben om het Moederhuis en de geheele Congregatie te besturen.
144. Al de Zusters, ook de leden van het Discretorie , de plaatselijke Oversten en de anderen, die in bediening zijn , zijn gehouden haar te gehoorzamen en te eerbiedigen.
145. Behalve de bedieningen, die door de algemeene verkiezingen gegeven worden, verdeelt zij de andere, of wel alleen of wel met den raad of
( 87 )
■de toestemming barer Discreten. Evenwel zal zij gewoonlijk aan de plaatselijke Oversten toelaten om de Zusters aan te stellen of te veranderen, die eenigen post in hare respectieve gemeenten waarnemen, zooals in n0 165 gezegd is.
146. Zij zal de visitatie doen in de Huizen der Congregatie, zooals zulks in het achtste. Hoofdstuk is voorgeschreven.
147. Zeer zelden zal zij op gehoorzaamheid bevelen of penitentie op straf van zonde opleggen, ofschoon de Regel, volgens de echte verklaring, haar die macht toekent. Als zij om zwaarwichtige reden van die macht gebruik maakt, zal zij hare meening in duidelijke woorden uitdrukken.
148. Zij zal door haar voorbeeldig gedrag de Zusters tot het beoefenen der deugd aanmoedigen en haar best doen om in allen den eerbied voor de Oversten, de liefde onder elkander, den geest van eenheid en hoogachting voor de Congregatie te bewaren en te vermeerderen , even als den ijver voor de onderhouding van den Eegel en de Constitutiën. Zij zal eene ware Moeder zijn voor allen , zonder nochtans te vergeten, dat zij ook Overste is, en voor God verplicht is, om de fouten te verbeteren en te bestraffen van al de Zusters, zoowel van haar, die in bediening zijn als van de anderen. Zij zal ook acht geven of de leekezusters, onder voorwendsel van arbeid, niet dikwijls uit de godvruchtige oefeningen der gemeente wegblijven.
149. Zij kan zich door hare Discreten laten helpen voor het schrijven van brieven en andere bezigheden.
150. Om beter de algemeene belangen te kunnen waarnemen, kan zij het bestuur van het Moeder-
( 88 )
huis geheel of gedeeltelijk aan de Moeder vicaris toevertrouwen.
151. Zoolang de Algemeene Overste in bediening is, zal zij de eerste plaats bekleeden in al de Huizen der Congregatie. Als zij geen Algemeene Overste meer is, en niet tot lid van het Discreto-rie gekozen is, zal zij plaats nemen na de Discre-ten van het Moederhuis en na de plaatselijke Overste van het Huis, waar zij verblijft; zij zal stemgerechtigd zijn bij de algemeene verkiezingen.
Rfigels voor de Moeder Vicaris.
152. De Moeder Vicaris bekleedt de eerste plaats na de Algemeene Overste. Zij zal in de gemeente voorzitten , als de Algemeene Overste afwezig of belet is. Ingeval het beletsel of de afwezigheid van langen duur mocht zijn, kan de Algemeene Overste haar aanstellen om in hare plaats de Congregatie te besturen ; zij kan haar ook het geheele of gedeeltelijke bestuur van het Moederhuis toevertrouwen, zooals hiervoren reeds is gezegd.
153. Als de bediening van Algemeene Overste door overlijden of anderszins openvalt, zal de Moeder Vicaris voorloopig daarmede belast worden, ZOO\' als in n0 1 £0 is aangewezen.
154. De Moeder Vicaris als helpster der Algameene Overste zal zich jegens haar met alle liefde, eerbied en getrouwheid gedragen, en den Regelen de Constitutiën alsook de bevelen der Algemeene Overste naarstig onderhouden. In tegenwoordigheid der Algemeene Overste zal zij niemand berispen of vermanen noch de Zusters aanhooren.
( 89 )
die tegen de Algemeene Overste murmureeren. Als zij de Algemeene Overste vervangt, zal zij de fouten der Zusters liefderijk verbeteren en bestraffen , en deze zullen verplicht zijn haar te gehoorzamen en te eerbiedigen.
§. 9.
Regels vonr de Meesteres der Novicen.
155. De Zuster, die tot Meesteres der novicen zal worden benoemd , moet den ouderdom van 30 jaren bereikt hebben en ten minste vijf jaren geprofest zijn. Zij moet met een grooten ijver bezield zijn voor de vervulling der plichten van hare bediening, zeer voorbeeldig zijn in het onderhouden der Constitutiën en gebruiken der Congregatie en bekwaam om de novicen te onderwijzen , te vermanen en te vormen.
Behalve hetgeen in het 2de Hoofdstuk omtrent de onderrichtingen en beproevingen der novicen is voorgeschreven , zal zij groote zorg aan den dag leggen om de novicen grondig te leeren kennen. Zij zal goed opletten of zij God oprecht en nit geheel haar hart willen dienen, of zij naarstig zijn in h#t gebed , nauwkeurig in den Goddelijken Dienst, vlijtig om te gehoorzamen, geduldig en ootmoedig in de bestraffingen , berispingen en tegenspraak. Zij zal hare natuurlijke neigingen trachten te kennen , ook of zij geen zwakke geestvermogens of lichamelijke krankheden hebben.
156. Zij zal zich wachten om iemand in tegenwoordigheid der Oversten te berispen of eenige publieke penitentie op te leggen, tenzij zulks ge-
( 90 )
schiede inden refter der novicen of in haar kapittel.
Zij zal de gebreken en onvolmaaktheden der novicen bestraffen in haar bijzonder kapittel, waarop zij de novicen en de jonge religieusen eens per week zal roepen. De andere dagen der week zal zij haar vergaderen om haar de onderrichtingen te geven, waarvan in het 2de Hoofdstuk nquot; 18 is gesproken. De novicen zullen hare schuld zeggen , zooals in het Kapittel der Overste en zich wachten te spreken, zonder ondervraagd te zijn.
d57. De Meesteres zal geene bijzonderheden aan de jonge religieusen toelaten zonder eerst de Alge-meene Overste te raadplegen. Zij zal geen nieuwe gebruiken invoeren, maar de Constitutiën en ceremoniën ootmoedig volgen en met eenvoudigheid onderwijzen. Zij zal de novicen en de jonge religieusen eene groote achting inboezemen voor de Orde, die zij hebben omhelsd , een heiligen eerbied voor de Oversten, en een vurigen ijver voor het onderwijs der kinderen. Zonder uitdrukkelijke toelating der Algemeene Overste, zal zij zich niet inlaten met de tijdelijke goederen der novicen.
158. De Discreten zullen zich in de vergadering van het Discretorie gedragen, zooals in paragraaf 4 van dit Hoofdstuk gezegd is.
159. Zij zullen zich geen ander gezag aanmatigen dan dat hetwelk haar door de Overste en de Constitutiën gegeven is. Zij zullen zich voorzichtig en voorbeeldig als ware Discreten gedragen, bezorgd zijn voor de kloosterlijke tucht, om met
( 91 )
alle oprechtheid de Algemeene Overste ia haar bestuur bij te staan, haar goeden raad te geven, en haar met voorzichtigheid kenbaar te maken, wat zij voor het welzijn van het huis noodig oor-deelen. Als haar raad gevraagd wordt, zullen zij dien geven met ootmoedigheid en eerbied volgens God en haar geweten.
160. Eene der Discreten zal zorg dragen voor de archieven, bestaande uit de papieren en bescheiden , die de Congregatie aangaan ; het origineel of de copie der akten en belangrijke papieren van de Ondergeschikte Huizen, de registers van de novicen, de geprofeste en overledene Zusters; zoo ook het register met de besluiten van het Discre-torie. Zij zal ook geregeld aanteekening houden in welk Huis de Zusters zich bevinden, en van alles wat tot de geschiedenis der Congregatie betrekking heeft.
Regels voor de Oversten der ODdergeschikte Hulzen.
161. Door hare aanstelling verkrijgt de Overste het noodige gezag om hare gemeente te besturen, en de Zusters, die onder hare bestiering zijn, zijn verplicht haar te gehoorzamen en te eerbiedigen.
162. Zij moet zich beijveren om de Zusters door haar voorbeeldig en stichtend gedrag tot de deugd aan te moedigen. Zij zal haar best doen om aan al de Zusters den eerbied voor de Oversten van het Moederhuis en eene groote achting voor de Congregatie in te boezemen. Zij zal al hare krachten inspannen om de eenheid en de liefde onder de
( 92 )
Zusters te bewaren en te vermeerderen, en groo-ten ijver hebben voor de onderhouding van den Eegel, de Constitutiën en loffelijke gebruiken der Congregatie.
163. Zij zal zich eene ware Moeder toonen voor allen , maar zij zal ook niet vergeten , dat zij als Overste voor God verplicht is hare ondergeschikte Zusters te vermanen en te berispen en hare fouten te bestraffen.
164. Zij zal zelden en alleen om groote reden penitentie op straf van zonde opleggen , of gebieden uit kracht van gehoorzaamheid. Indien er geen haast bij is, zal zij eerst de Algemeene Overste raadplegen. Als zij van die macht gebruik maakt, zal zij hare meening in duidelijke woorden uitdrukken.
165. Zij zal de verschillende werkzaamheden in hare gemeente verdeelen , tenzij de Algemeene Overste eene of andere Zuster voor eene bijzondere bediening zendt of aanstelt.
166. Zij zal toezien, dat de leekezusters, onder voorwendsel van arbeid, niet dikwijls van de godvruchtige oefeningen der gemeente afwezig zijn.
167. Zooals reeds gezegd is in paragraaf 7, moeten de Oversten en de Zusters der Ondergeschikte Huizen aan de Algemeene Overste gehoorzamen, in alles wat haar persoon en hare bediening betreft.
De Oversten der Huizen in de verschillende Bisdommen moeten indachtig wezen, dat elke Bisschop over de Huizen in zijn Bisdom jurisdictie uitoefent, volgens de Kerkelijke wetten en de Apostolische Constitutiën.
168. Ieder Ondergeschikt Huis zal zich houden aan het doel bij zijne oprichting overeengekomen en
( 93 )
bepaald, en de plaatselijke Overste zal geeu ver-anderiDgeu mogen maken met betrekking tot de opvoeding, het onderwijs der kinderen, noch andere bezigheden aannemen of beginnen , zonder voorkennis en goedkeuring der Algemeene Overste. In allen ernst waarschuwen wij de Oversten dei-Ondergeschikte Huizen om van dit voorschrift onder geen voorwendsel noch in eenig geval af te wijken.
169. De Oversten zullen alle zes maanden een omstandig en onpartijdig verslag van de gedane werkzaamheden en van het gedrag en de gezondheid der Zusters barer gemeente aan de Algemeene Overste zenden; ook van de dispensatiën van eenigen duur, die zij gemeend hebben gedurende de laatste zes maanden aan eene bijzondere Zuster of aan de geheele gemeente te moeten geven, en vervolgens alles wat de Algemeene Overste behoort te weten, ter bevordering van het geestelijk en tijdelijk welzijn van hare gemeenten. Men zal zorg dragen , dat de goede naam dei-Zusters , die men heeft moeten aanklagen , daardoor niet benadeeld worde in de gemeente.
170. Alle jaren voor 1° Jauuari zullen zij eeu statistiek van hare scholen aan de Algemeene Overste zenden.
Regels voor de Raadzusters in de Ondergeschikte Huizen,
171. De Raadzusters der Ondergeschikte Huizen geven alle zes maanden aan de Algemeene Overste een onpartijdig verslag van de wijze, waarop de
( 94 )
orde en kloosterlijke tucht in de gemeente worden onderhouden. Bij dat verslag voegen zij al wat zij voor God oordeelen nuttig te zijn om ter kennis der Algemeene Overste te brengen.
172. In geval van overlijden of afwezigheid der plaatselijke Overste zal de eerste Eaadzuster voorloopig met hare bediening belast worden. Evenwel zal zij geen Kapittel houden, geen veranderingen in de voorschriften harer Overste brengen en zooveel mogelijk derzelver wijze van bestuur volgen.
173. De Eaadzusters zullen zich geen ander gezag aanmatigen , dan dat wat haar gegeven is. Wij vermanen haar ten strengste zich altijd zeer eerbiedig jegens de Overste te gedragen, in geest en handelen geheel met haar vereenigd te zijn, aan de andere Zusters ten voorbeeld te dienen door eene ootmoedige onderwerping aan haren wil en eene nauwgezette onderhouding van den Kegel, de Constitutiën en wettig aangenomen gebruiken.
•174. De Dispensieres zal belast zijn en de zorg dragen voor alles wat de keuken betreft.
17o. Buiten de maaltijden zal zij noch spijs noch drank aan de Zusters geven , zonder verlof der Overste; maar als iemand haar iets met het ver-eischte verlof komt vragen, zal zij zulks met vriendelijke bereidwilligheid geven.
176. Zij zal bezorgd zijn om alles tot voldoening der gemeente te regelen; en om niet tegen de armoede te misdoen, zal zij zorgvuldig toezien
( 95 )
opdat door hare nalatigheid niets bederve of verloren ga.
177. Als de Dispensieres koorzuster is, zal zij tot den koordienst gehouden zijn, tenzij de Overste haar daarin gedeeltelijk mocht dispenseeren.
§■ 14.
178. De Portieres moet zoetaardig en vriendelijk zijn, bescheiden en voorzichtig, zooals het behoort. Zij moet getrouwelijk al de brieven cn boodschappen aan de Overste brengen, voor zij er aan de Zusters over spreke. Zij mag geen boodschappen voor de religieusen doen aan personen buiten Js huis en niemand naar de spreekkamer roepen zonder weten en verlof der Overste.
179. Zij moet niet vergeten dat zij tegen de wet van God kan misdoen, als zij geheime zaken van het klooster of van de Zusters bekend maakt. Als zij hierin zou misdoen, zal zij gestraft of afgezet worden naar de mate harer overtreding.
180. Zij mag zich niet lichtelijk storen, als zij dikwijls voor kleinigheden aan de bel geroepen wordt, maar zij moet steeds het geduld en de zedigheid bewaren, vriendelijk zijn jegens iedereen, maar vooral jegens de armen, hun met liefde de aalmoezen uitreiken, welke zij met verlof der Overste volgens de middelen der gemeente mag geven. Als zij niets te geven heeft, zal zij hen ten minste met een goed woord troosten.
181. Zij mag geene bijzondere vriendschap met personen van buiten houden. Zij moet spaarzaam zijn in woorden, en naar geen wereldsche zaken vra-
( 96 )
gen of luisteren. Zij moet zicli wel wachten van zulke dingen aan de religieusen te vertellen.
182. Zij moet niet traag zijn om voor te komen, ten einde de menschen niet te laten wachten; zij moet de deur zachtjes open en toedoen , en zich wachten van buiten de deur te zien wat er op straat gebeurt. Zij moet zich gewoon maken om zacht te spreken, opdat hare stem niet in het klooster gehoord worde. Zij mag de religieusen niet luidop roepen , maar zij moet bij haar gaan , waar zij zijn.
183\'. Zij zal de menschen beleefdelijk de spreekkamer wijzen, hun naam vragen en de Overste verwittigen. Als de Overste het bezoek weigert , zal de Portieres zulks den bezoeker in de spreekkamer beleefdelijk mededeelen, zonder er iets van aan de gevraagde Zuster te zeggen.
§• 15.
Regels voor de Korlste en de Bibliothecaris
184. Er zal eene religieuse zijn, die voor de Breviers en voor alles wat den goddelijken dienst in het koor betreft, zal zorgen.
185. Zij zal alle vrijdagen des morgeus, de tafel der Officianten van het Koor voor de volgende week opmaken, te weten: de Hebdomadaria, de Cantersen, de Versiculieren en Antiphonieien. Als de Overste, ter gelegenheid van een bijzonder feest, het Officie van Hebdomadaria waarneemt, zal de Koriste eene bijzondere tafel voor dien dag schrijven, en zal zij die daags te voren in den refter na het middagmaal laten aflezen.
186. Er zal ook eene religieuze zijn, die voor de
( 97 )
boeken der gemeente zal zorgen, opdat zij niet zouden bederven of verloren gaan. Zij zal aan de Zusters de boeken geven, die ze haar met verlof der Overste komen vragen. Zij zal een Catalogus hebben van al de boeken der Bibliotheek.
187. De kosteres zal godvruchtig zijn, en bezorgen al wat er noodig is voor het altaar en de goddelijke diensten, zooals lampen, kaarsen , enz.
188. Het linnen, de kasuifels, en de altaardwalen zullen altijd zeer zindelijk wezen, en in alles zal de netheid uitschijnen. Zij mag niets uitleeuen, zonder verlof der Overste.
189. Zij zal zich ootmoedig en eerbiedig jegens de priesters gedragen, en hun alles geven wat noodig is voor de kapel en het altaar.
190. Al wat zij in de kapel of in de sacristie te doen heeft, zal zij in stilzwijgen en zonder gerucht verrichten; als het volstrekt noodig is, dat zij spreke, moet zij dit met stille stem doen.
191. Als er priesters in de sacristie zijn, moet zij er niet blijven ; en moet zij er zijn om iets te geven, er niet langer blijven dan noodig is, cn ook niet meer spreken, dan de beleefdheid vordert.
192. Tweemaal per week zal zij de kapel en het koor vegen, en indien hare bezigheden te menigvuldig zijn, zal de Overste haar een of meer Zusters tot onderstand toevoegen.
193. Zij ontvangt de aalmoezen voor de kapel, maar geeft die aan de Overste , welke ze afzonderlijk
7
( 98 )
bewaart voor het onderhoud van de kapel en den goddelijken dienst.
§ 17.
194. De Eefectores zal vlijtig zijn om den refter zindelijk in orde te houden tot troost der religieuzen. Zij zal voor al het huisraad van den refter zorgen en het zorgvuldig bewaren.
195. Ongeveer een half uur voor de maaltijden zal zij de tafels bereiden, en zorg dragen, dat alles op den bepaalden tijd in orde zij; vervolgens zal zij vragen aan de Dispensieres of zij gereed is, en de refterbei luiden.
196. Ten minste tweemaal in de week, zal zij de messen slijpen en den refter vegen. Zij zal de tassen wasschen enz. en alles doen wat de zindelijkheid vereischt.
197. Eene Zuster zal voor het wasschen van het lijnwaad zorgen, op den door de Overste aangewezen tijd.
198. Het zal aan niemand toegelaten zijn in het bijzonder te wasschen.
199. De Zusters zullen het gebruikte lijnwaad op de aangewezen plaats brengen en niets in hare cellen bewaren.
200. Eene Zuster zal op den bepaalden tijd schoone servetten voor den refter geven, en schoone handdoeken.
( 99 )
201. Voor het overige zullen deze Zusters zich in hare bediening en in het geven van het benoo-digde moeten gedragen naar de beschikkingen der Overste, die er voor zorgen moet, dat de Zusters met eene Franciscaansche matigheid van het noodzakelijke worden voorzien.
Regels voor de Onderwijzeressen.
§ 19.
202. Zooals in het begin gezegd is, zullen de Koorzusters dezer Congregatie zich toewijden aan de opvoeding en het onderwijs van meisjes. De Oversten zullen daarom veel werk maken van de opleiding en vorming der onderwijzeressen om hare harten in de deugd te vestigen en die bekwaamheden in haar te ontwikkelen, welke vereischt worden om kinderen van de verschillende standen der maatschappij te kunnen onderwijzen.
203. De Zusters zullen zich toeleggen om door ernstige studie de vereischte bekwaamheden te bekomen, zonder zich door de moeielijkheden te laten afschrikken.
204. Zij zullen de kinderen zorgvuldig onderwijzen in den godsdienst en in hare christelijke plichten; zonder de nuttige kundigheden te veronachtzamen.
205. Zonder de toelating der Overste zullen zij noch de methode van onderwijs noch de boeken noch het reglement der dagelijksche oefeningen mogen veranderen.
206. Men zal zooveel mogelijk het bezoek van vreemdelingen gedurende de schooluren vermijden. Het is de Zusters streng verboden persoonlijke bezoeken in de school te ontvangen; deze moeten naar
( 100 )
de spreekkamer verwezen worden.
207. De onderwijzeressen moeten zich steeds herinneren , dat het onderwijs haar een middel is, om zielen voor den goddelijken Meester te winnen. Om de scholen der Congregatie in achting te brengen, zullen de onderwijzeressen zich toeleggen om grondig onderwijs te geven, en terzelfder tijd zullen zij trachten voor hare leerlingen een voorbeeld van deugd en welvoegelijkheid te zijn. Zij moeten de deugd beminnelijk maken en zich gelukkig toonen te midden harer leerlingen. Zij zullen evenzeer eene te groote gemeenzaamheid en eene overdrevene strengheid vermijden , welke den eerbied en het vertrouwen der kinderen zouden kunnen verminderen. Dat zij zich zorgvuldig wachten om uitingen van gevoelige vriendschap te geven of te ontvangen.
208. Voor zoover het mogelijk is, zal er in ieder huis dezer Congregatie eene school zijn voor de arme kinderen, en de Zusters, aan wie dit werk van zuivere liefde wordt opgedragen, zullen het als een geluk beschouwen, zich zeiven voor de arme ledematen van Jesus Christus te mogen opofferen.
209. De Zusters, die met de opvoeding en het onderwijs der pensionnairen en weezen belast zijn, zullen niet alleen zorg dragen voor de wetenschappelijke opleiding dier kinderen, maar ook acht geven op datgene wat aan de gezondheid voor-deelig kan zijn. Zij zullen niet vergeten, dat zij zich vooral moeten toeleggen om het hart en het karakter dier kinderen te vormen , met haar te helpen , haar van hare fouten te verbeteren en de deugd volgens haren leeftijd te beoefenen.
( 101 )
210. Om goed te kunnen slagen in de moeielijke taak om meisjes zóó op te voeden , dat zij ook later godvruchtig en voorbeeldig in de wereld wouden leven, zullen de Zusters veel voor hare leerlingen bidden, en in hare begeerte om aan het heil der zielen mede te werken, haren Heiligen Vader Franciscus navolgen, die dagelijks zijne ziel en zijn lichaam als twee offergiften den Heer aanbood om daarvoor de zaligheid der zielen te koopen. Zij ook zullen haar lichaam door dezen inspannenden arbeid en hare ziel door de ingekeerdheid en het gebed voor de zaligheid der zielen aan God opofferen.
211. De Oversten zullen toezien, dat de kinderen ten allen tijde behoorlijk bewaakt worden , en dat de pensionnairen en de weezen nimmer alleen zijn, noch des daags noch des nachts. Zij zullen ook waken, dat geen verboden boeken of zangstukken het huis binnensluipen. De brieven, die de inwonende kindereu verzenden of ontvangen, worden gelezen en gesloten door de Overste.
212. Elk jaar zullen de pensionnairen en de weezen eenige dagen retraite doen. Gedurende de retraite en nog tweemaal in het jaar, zal haar de gelegenheid gegeven worden om bij een buitengewonen Biechtvader te biechten; zelfs zullen zij dit meermalen mogen doen, als zij dit mochten verlangen.
213. De onderwijzeressen zullen op hare hoede zijn tegen de gevaarlijke bekoring om zich over hare kundigheden en den goeden uitslag in de scholen te verhoovaardigen, of zich te ontmoedigen als de uitslag niet aan hare pogingen beantwoordt. Zij moeten zich niet aan ongeduld overgeven, als
( 102 )
zij van school of klas veranderd worden, of als zij hare zienswijze moeten laten varen; maar zij moeten met een ootmoedig gevoelen van zich zeiven hare plichten voor God volbrengen, en in alles gehoorzaam en onderworpen blijven aan hare Oversten.
214. Volgens de beschikking der Overste zullen al de onderwijzeressen, ook zij , die zich voor het examen voorbereiden, behulpzaam zijn in de huiselijke bezigheden. Zij zullen zich uit eigen beweging daarvoor aanbieden, vooral in de vacantie en op de dagen, dat er geen school is.
215. De Overste en eenige meesteressen zullen zich, zooveel mogelijk, alle weken vereenigen om met elkander te bespreken al hetgeen betrekking heeft op het onderwijs en de opvoeding der kinderen. In die bijeenkomsten zal men de moeielijkheien behandelen, die zich hebben voorgedaan , en men zal te zamen overleggen op welke wijze de kinderen van hare fouten kunnen verbeterd worden en vorderingen maken in de studie.
216. De Oversten zullen zorg dragen, dat de meesteressen niet met schoolwerk overladen worden , en zij gewoonlijk het Officie, de meditatie en de andere geestelijke oefeningen der gemeente kunnen bijwonen.
Regels voor de jonge Religieusen en Novicen.
217. De jonge geprofeste Zusters zullen zich wachten op straf van groote penitentie aan andere religieuzen te zeggen, wat er op het Kapittel der novicenmeesteres gebeurt.
( 103 )
218. Zij zullen niets bijzonders doen zonder er haar of te voren of daarna kennis van te geven. Zij zullen niet te gemeenzaam zijn met de andere religieusen of met de ouderlingen, maar zich te haren opzichte met eerbied en ootmoedigheid gedragen.
319. Als de jonge Eeligieusen of de novicen de cel van de Overste, van de quot;Vicaris of van de No-vicenmeesteres binnengaan, of wanneer deze in hare cel zouden komen, moeten zij knielende de benedictie vragen, en geknield blijven, tot dat men haar doe opstaan. Als zij berispt worden, zullen zij neerknielen en met diep gebogen hoofd luisteren; zij zullen hare schuld bekennen en de aarde kussen voor zij opstaan.
220. De oefeningen van ootmoedigheid, die bij de novicen in gebruik zijn, zooals alle dagen in den refter de gunst vragen om op tijd tot de professie aangenomen te worden, om in deze heilige Orde te leven en te sterven, deze en andere dergelijke oefeningen zullen onderhouden en gehandhaafd worden. Zoo ook zullen in den refter der novicen al de gebruiken onderhouden worden, die de geprofeste Zusters in haar refter gewoon zijn te oefenen.
221. Als de novicen en de jonge geprofesten zich met elkander mogen onderhouden, zullen zij beleefd en vriendelijk spreken over de deugd, over de verschillende wijzen van zich zeiven te verloochenen en andere stichtende onderwerpen, en in haren omgang de manier van spreken der we-reldlingen, welke in het klooster niet te pas komt, trachten te vergeten.
( 104 )
222. De leekezusters zullen alle dagen tegenwoordig zijn in het morgen- en avondgebed , in de meditatie , de H. Mis, het Lof en den Rozenkrans. Zij zullen gezamentlijk op den bepaalden tijd haar officie bidden , uitgenomen zij , die om eenigen buitengewonen arbeid verlof heeft bekomen om het alleen te bidden.
223. Onder haren arbeid zullen zij dikwijls bidden of zich met godvruchtige gedachten over het lijden onzes Heeren en de oefening der deugden bezig houden en dikwijls schietgebeden doen.
224. Zij zullen met ootmoedigheid en eenvoudigheid het werk aannemen , dat de Overste haar zal opleggen, en zulks getrouwelijk volbrengen uit liefde tot God en met de hoop op de eeuwige belooning.
225. Zij zullen zich in acht nemen om niet tegen de belofte van armoede te misdoen, met door hare schuld of nalatigheid oorzaak te zijn, dat iets gebroken, verloren of bedorven worde.
226. Zij zullen zich wachten van onmatig lachen, veel en hard te spreken , alsook om gedurende den arbeid hare kleederen, voile of mouwen onbehoorlijk te schikken, vooral als zij voor de gemeente moeten verschijnen , en nog meer als zij in tegenwoordigheid zijn van dienstboden of andere vreemden , of in plaatsen , waar zij van-vreemden kunnen gezien worden.
227. Uit plicht van haren kloosterlijken staat, zijn\' zij streng verbonden om zich zooveel mogelijk vau alle werklieden en vreemden verwijderd te
( 105 )
houden j en als zij door de noodzakelijkheid gedwongen zijn , zich somtijds bij zulke personen te bevinden , zullen zij hare oogen zedig bewaren en slechts het noodzakelijke, en dit nog in weinige woorden, met hen bespreken, en zich zoodra mogelijk verwijderen. De Oversten zijn belast met de zorg om dit voorschrift stipt te doen onderhouden.
228. Zij zullen de koorzusters eerbied toedragen, en wanneer zij daaraan zijn te kort gebleven, zullen zij gestraft worden volgens de grootte van haren misslag.
229. Ofschoon de leekezusters voornamelijk voor de werkzaamheden bestemd zijn en de koorzusters voor het onderwijs en den koordienst, zoo zullen deze haar toch als hare medezusters met liefde bejegenen.
280. Zij zullen geen stem hebben noch in de verkiezing der Oversten noch in het aannemen der novicen.
Eene leekezuster zal nooit aanspraak kunnen maken op den rang van koorzuster om welke reden of onder welk voorwendsel. Iedere Zuster zal zich na hare professie trachten te heiligen in den rang, dien de Goddelijke Voorzienigheid haar in de Congregatie heeft aangewezen.
231. De hovenierster moet naarstig zijn om den tuin te bezorgen voor het gebruik van de keuken.
232. Zij mag niet gierig zijn, maar zij moet mil-delijk uitdeelen of toonen aan de dispensieres,
{ 106 )
wat zij voor de keuken en de gemeente zal kunnen gebruiken.
233. Zij mag geen heggen of boomen uitdoen, zonder de Overste te hebben geraadpleegd.
234. Ingeval de hovenierster koorzuster is, zal zij tot den koordienst gehouden zijn, tenzij de Overste haar gedeeltelijk daarvan dispenseerde.
235. Zij zal met geen werklieden of arbeiders spre-ken, dan voor zooveel hare bediening dit ver-eischt, en niet meer dan het hoog noodzakelijke; voor het overige zal zij zich van hen verwijderd houden.
§. 23.
236. Zonder voorkennis en toestemming der Alge-meene Overste, zal men in geen huis vaste dienstboden hebben.
237. Zij zullen niet in het Gesticht mogen overnachten ; tenzij in eene geschikte en geheel afgezonderde plaats.
238. Men zal letten op hun ouderdom, zedelijk gedrag en manieren.
239. Men moet hen met voorzichtigheid waarschuwen , dat zij geen boodschappen mogen aannemen , van eene bijzondere Zuster noch van de learlin-
gen. Zij moeten weten op welke uur zij moeten binnen zijn, en wanneer zij de deuren moeten sluiten, in welke plaatsen van het Gesticht zij mogen komen, met wie zij mogen spreken, en wat zij moeten doen voor den dienst en het voordeel van het huis. gt;v
( 107 )
§. 24.
240. De Algemeene Overste bekleedt de eerste plaats in al de Gestichten der Congregatie, daarna volgen de Moeder-Vicaris en de novioenmeesteres ; vervolgens de Discreten van het Moederhui^cle? ptaatselijke Oversten en de Koorzusters , allen volgens den ouderdom harer professie ; eindelijk de Koornovicen , de geprofeste leekezusters en de novicen leekezusters volgens den tijd harer aanneming in de Congregatie. De plaatselijke Overste bekleedt altijd de eerste plaats in hare gemeente,
behalve als de Algemeene Overste tegenwoordig is, of eene Zuster, die haar voor de visitatie vervangt. De Raadzusters volgen op de Overste in hare respectieve gemeenten.
Over de wijze hoe men zich binnen eu buiten het Klooster zal gedragen.
i I
241. Ingevolge hetgeen de Zusters in hare Professie beloven, zullen zij liet Slot stiptelijk onderhouden zooals de Constitutiën het voorschrijven.
Zij zullen voor het Slot de grootste achting hebben , en hetzelve beschouwen als het sieraad harer Congregatie en als eene der grootste hulpmiddelen om den geest van gebed en ingekeerdheid te bewaren.
( 108 )
242. De Zusters zullen nooit uitgaan. Evenwel mogen zij de Parochiedienstén bijwonen in die plaatsen, waar nog geen huiskapel is, of waar de dienst tijdelijk onderbroken mocht zijn.
De noodzakelijke reizen voor de belangen der Congregatie mogen gedaan worden , maar niet zonder de toelating der Algemeene Overste.
Op reis zijnde zullen de Zusters niet uitgaan of van haren weg afwijken om bloedverwanten, kennissen of bijzondere zaken te gaan zien , en zij zullen niet langer uitblijven dan noodig is om het voorschrift van de Overste te volbrengen.
243. De Zusters zullen nooit bezoeken mogen afleggen of feesten of maaltijden bijwonen, bij welke gelegenheid of onder welk voorwendsel het moge zijn, noch in de plaats waar zij wonen noch elders.
244. Om reden al de Huizen dezer Congregatie school-inrichtingen zijn, is het geoorloofd ze aan belanghebbenden te laten bezichtigen ; maar men zal zich bepalen bij de kapel, den tuin en de localen der leerlingen, en altijd onder behoorlijk geleide.
245. Op de cellen of dormters, in den refter, de werkkamer, keuken en ziekenkamer wordt nooit aan iemand de ingang veroorloofd, dan alleen aan de noodige werklieden, en in de ziekenkamer bij geval van zware ziekte, aan den Biechtvader, de geneesheeren en de naaste bloedverwanten der zieke. Bij zulke bezoeken zal de Overste of eene der Zusters tegenwoordig zijn, uitgenomen wanneer de Biechtvader het Sacrament der Biecht toedient.
246. Bloedverwanten of vrienden, die de Zusters komen bezoeken, zullen nooit in het Gesticht mogen vernachten. Als de Overste het voorzichtig
( 109 )
oordeelt, zal zij eene uitzondering mogen maken voor de Jonge Juffrouwen, die hare opvoeding in het Gesticht ontvangen hebben , en voor de Postulanten, die zich komen aanbieden. Geestelijken , die in het Gesticht komen om eenigen dienst te verrichten, zullen mogen vernachten, indien daarvoor eene geschikte en teenemaal van de gemeente afgezonderde plaats kan gevonden worden.
§• 2-
247. De spreekkamer moet zindelijk en eenvoudig zijn.
248. De Zusters zullen zich wachten om naar de spreekkamer te gaan, zonder bevel of toelating der Overste. Zonder wettige reden zal de Overste die toelating niet geven gedurende de H. Mis, het Officie of de Meditatie. In den Advent en de Vasten zullen geen bezoeken worden ontvangen, tenzij in buitengewone gevallen. De Overste zal zorgen, dat de Zusters in de spreekkamer behoorlijk vergezeld zijn.
249. Het is de Zusters niet toegelaten in de spreekkamer te eten of te drinken. De Zusters zullen hare ouders of bloedverwanten niet uitnoodigen om een tweeden dag te blijven.
250. De Zusters, die belast zijn om de vreemdelingen in de spreekkamer te ontvangen, en zij, die er geroepen worden, zullen eene stichtende zedigheid bewaren in hare oogen, in hare woorden en in al hare manieren. Zij zullen zich wachten van iets te zeggen wat den goeden naam der
Zusters of der gemeente zoude kunnen benadee-len, en niet nieuwsgierig naar wereldsche zaken vragen. Zij moeten ook trachten haar hart vrij te houden van alle bekommering aangaande den voorspoed of tegenspoed harer bloedverwanten. Als zij dergelijke zaken vernemen, moeten zij zich bij eenige woorden van troost bepalen , en hare gebeden beloven.
251. Niemand zal langer in de spreekkamer vertoeven , dan de noodzakelijkheid vereischt, en als het teeken gegeven wordt voor de oefeningen der gemeente, zullen zij een einde aan het gesprek trachten te maken en beleefd weggaan. Deze nauwkeurigheid kan niet anders dan stichting geven.
252. De Zusters, die in de spreekkamer geweest zijn, zullen trachten te vergeten, alles wat zij daar gezien of gehoord hebben , en zoo spoedig mogelijk hare gewone ingekeerdheid hernemen.
253. Als eene Zuster een bezoek van hare bloedverwanten ontvangt, zullen de andere Zusters de gelegenheid niet zoeken om met hen in aanraking te komen. Als zij hen mochten ontmoeten, zullen zij slechts zooveel spreken, als de welvoe-gelijkheid het vordert.
254. Geene Zuster mag aan de deur van de spreekkamer kloppen om, hetzij aan de Overste of aan eene Zuster, die er zich bevindt, iets te zeggen; zij zal aan de portieres verzoeken haar te willen roepen.
255. De religieusen Penitenten, die haar familienaam in dien van een Heilige veranderd hebben , die God in de eenzaamheid van het Slot willen dienen , die weten dat in de bezoeken der bloedverwanten de geest van ingekeerdheid, die de geest
( 111 )
der Eecollectinen is, gevaar loopt, zullen zich zeker wel wachten om hare bloedverwanten of kennissen uit te noodigen, of valschelijk te ge-looven, dat er een recht bestaat voor de Zusters om dikwijls of alle jaren dergelijke bezoeken te ontvangen. Integendeel, om zooveel mogelijk de strenge voorschriften na te volgen, die de oude Penitenten aangaande de spreekkamer onderhielden, waar zij niet dan achter met gordijnen bedekte traliën spraken, zullen de Zusters nu ook van de middelen gebruik maken om slechts zelden door hare bloedverwanten en kennissen te worden gezien en bezocht. De Oversten zijn derhalve belast door haar voorbeeld en hare vermaningen dien geest van onthechting en ingekeerdheid in de Congregatie te bewaren, en de Zusters niet toelaten dikwijls en lang om dergelijke bezoeken in de spreekkamer te verblijven,
§• 3.
256. De Oversten zullen toezien, dat de Zusters hare cellen zindelijk onderhouden. Voor half negen \'s morgens zal er alles in orde zijn.
De dormter zal ten minste eenmaal in de week geveegd worden.
257. Niemand mag in de cel van een ander gaan, zonder bijzondere toelating der Overste. Alleen de cel van de Overste mag met een sleutel gesloten kunnen worden.
258. De Zusters zullen zedig gekleed, met schapulier en koord slapen.
{ 112 )
§• 4.
^59. Als het belt voor het eten, zullen de Zusters alle andere bezigheden laten staan om zich naar den refter te begeven. Zij zullen daar op hare plaats staande, het teeken van de Overste afwachten. De Hebdomadaria zal het Benedicite beginnen volgens den Romeinschen brevier.
260. Zij, die door hare schuld te laat komen, zullen het de Profundis geknield en met de armen kruisgewijze, voor de tafel bidden.
261. Niemand mag zonder verlof der Overste den refter verlaten, voordat de dankzegging geëindigd is.
262. Volgens het oud en loffelijk gebruik der Re-ligieusen Penitenten zal het lezen aan tafel het geheele jaar door onderhouden worden, uitgenomen eenige dagen in het jaar, waarop de Overste aan het middag- en avondmaal de lezing mag verkorten en de Zusters toestaan op eene zedige wijze met elkander te spreken, zooals verder in paragraaf 9 is aangewezen.
263. De Overste zal de leesboeken voor den refter aanwijzen, tenzij de Algemeene Overste, om meerdere gelijkvormigheid in alle huizen te bewaren, mocht goedvinden zelve die aanwijzing te doen.
264. Eene der jongste Zusters zal de lezing beginnen; op het teeken van de Overste zal zij het boek aan de volgende overgeven, en zoo vervolgens tot aan het einde van den maaltijd,
265. Al wat de Zusters in den refter gebruiken , zal zijn van hout of aarde en niet van tin. Zoutvaten en ander tafelgerief zullen zonder overvloed op tafel geplaatst worden.
( 113 )
266. De Oversten zullen zorgen, dat de Zusters van gezond en genoegzaam voedsel voorzien worden, zoo nochtans, dat de Franciscaansche armoede zelfs op de feestdagen , zoowel wat de hoedanigheid der spijzen als het aantal gerechten aangaat, onderhouden worde, zooals dit in het Moederhuis in gebruik is.
267. De Zusters zullen aan tafel de versterving eu de zedigheid oefenen en niet rond zien, zich herinnerende, dat onze Zaligmaker gal en azijn heeft willen smaken om onze zinnelijkheid te veroor-deelen.
268. Al de Zusters zullen in den refter eten op de gestelde tijden en het zal niemand geoorloofd zijn in de keuken, in hare cel of elders iets te gebruiken. Ingeval de Overste aan eene Zuster toelaat om, uit hoofde van zwakte of andere wettige reden , iets buiten den gestelden tijd te gebruiken , zal zij dit in den refter doen , behalve de zieken, die volgens het oordeel van de Overste daar niet kunnen komen. Zij die verdunning hebben om iets buitentijds te gebruiken, moeten het zittende doen, in stilzwijgendheid en met welgemanierdheid.
269. Wat de wijze van schuld zeggen en andere gebruiken betreft, welke in den refter van ouds onderhouden worden, hierin zal men het Ceremn-niëel volgen.
270. Als de maaltijd geëindigd is, zal de Overste teeken geven, en zullen de leekezusters en jonge religieusen opstaan, om het tafelgerief weg te brengen en de tafel schoon te maken.
271. Vervolgens op het laatste teeken van de Overste*
( 114 )
zullen al de Zusters op hare plaats voor de tafel, de dankzegging doen, zooals in den Brevier is voorgeschreven, en vervolgens processiesgewijze naar de kapel gaan onder het bidden van het Miserere, gevolgd van het kruisgebed.
§- 5.
272. De Zusters, die geen andere bezigheden hebben , zullen naar de werkkamer komen \'s morgens om half negen en \'s namiddags om twee ure. Alvorens haar werk te beginnen, zullen zij het Veni Creator bidden, en het loffelijk gebruik om den rozenkrans en ander gewone gebeden te bidden, onderhouden. Voor en na den middag zal er eene korte geestelijke lezing gedaan worden.
273. Al de religieusen zullen zich bezig houden met het werk der gehoorzaamheid en het zal niemand geoorloofd zijn, voor zich zelve in het bijzonder te werken.
274. De Zuster, die de kleederen maakt of anderen, die het opzicht over het werk hebben, zullen niet als meesteressen hare medezusters gebieden , maar zij zullen het werk met zachte woorden uitdeelen, aanwijzende hoe het moet gedaan worden. De Zusters zullen evenwel de presidente gehoorzamen in datgene wat hare bediening aangaat, en het werk aannemen zonder tegenspreken of zonder het beter te willen weten. Zij , die belast is om de habijten te maken, zal vlijtig zijn om de kleeren der Keligieusen te verstellen. Zij zal niet wachten tot dat de religieusen haar die brengen , maar zich aanbieden om ze
( 115 )
te maken. Zij zal zich wachten van alle bijzonderheden in de kleeren, en zal geen nieuwe maken, noch iets buitengewoons doen, zonder de toestemming van de Overste.
275. Ten minste tweemaal in de week zal de werkkamer geveegd worden.
276. De keuken moet net en zindelijk zijn.
277^ IVieraaiid mag in de keuken komen zonder goede reden noch daar iets gebruiken noch er zonder noodzakelijkheid spreken.
278. Als de Overste zulks verzoekt, zullen al de Zusters zich bereid toonen, de schotels te helpen wasschen; niemand zal zich daarvan verschoonen, maar iedereen zal zich met devotie daartoe begeven , volgens het oud gebruik der Orde van onzen H. Vader Franciscus.
279. Terwijl zij de schotels wasschen, zullen de Zusters het Miserere en het De Profundis bidden. Vervolgens zullen zij zich met goede gedachten bezig houden, wenschende dat hare ziel in het dierbaar Bloed van onzen Heer Jesus Christus mocht worden gereinigd.
280. Zij zullen alles ordelijk op zijne plaats brengen , zich wachtende om niet tegen de heilige armoede te misdoen met iets te breken. Zij, die iets gebroken hebben, zullen hare schuld aan de Overste zeggen, en daarna in het kapittel of in de gemeente.
( 116 )
§• 7-
281. De Overste zal alle veertien dagen de Zusters in het Kapittel vergaderen.
282. Na de gebruikelijke gebeden en aanbevelingen zullen de novicen het eerst hare schuld zeggen, en vervolgens de vermaning en de penitentie van de Overste ontvangen. Daarna, als de novicen zijn uitgegaan, zal iedere geprofeste Zuster zich in het bijzonder beschuldigen van hare uitwendige fouten tegen den H. Regel en de Constitu-tiën, op de wijze, zooals zulks in het Ceremo-niëel is voorgeschreven.
283. Als iemand de Overste zou durven tegenspreken of eenig ongeduld toonen , zal zij tot straf eenmaal in den refter ter aarde eten of op eene andere wijze gestraft worden. Evenwel als zij meent ten onrechte berispt te zijn , mag zij na het Kapittel met allen eerbied de Overste verzoeken om haar te spreken en haar hare onschuld kenbaar maken.
284. Om met voorzichtigheid te handelen zal de Overste acht geven om niemand te berispen of te straffen zonder eerst wel de zaak te kennen. Zij mag niet lichtvaardig iets aannemen; als de de waarheid haar niet duidelijk voorkomt, moet zij wachten, of wel, zij moet den raad van hare Discreten of Eaadzusters inroepen, alvorens zij tot handelen overgaat. Zij moet de geheime fouten in het geheim bestraffen , en de openbare of die, welke door velen gekend zijn, openbaar, tenzij eene Zuster, die in het bijzonder berispt is, die geheime penitentie niet goed zcu aannemen, want
( 117 )
alsdan zou zij verdienen in het openbaar gestraft te worden.
285. De Overste zal trachten in de Kapittels, die zij houden zal, de Zusters altijd tot de volmaaktheid aan te wakkeren. In de berispingen, die zij doen moet, zal zij zich wachten van gramschap, scherpe woorden of verwijtingen ; maar dat de zachtmoedigheid en goedheid altijd de bitterheid overwinnen, want zooals onze H. Vader Francis-cus zegt: „ Toorn en gramschap beletten de liefde in haar en in de anderen.quot;
286. Zij, die in het Kapittel tegenwoordig zijn, zullen zich wel wachten van aan iemand, die niet in het Kapittel geweest is, mede te deelen wat er is voorgevallen. Zij zullen er na het Kapittel zelfs niet onderling over spreken , op straf van hare schuld te zeggen.
287. Op Kerstavond zal de Overste om de nederigheid van het Kindje Jesus na te volgen, alleen hare schuld voor de religieusen belijden, na eerst eene kleine aanspraak over de geboorte van onzen Heer Jesus Christus te hebben gehouden. Terwijl zij hare schuld zegt, zullen de Zusters met het hoofd ter aarde gebogen neerknielen , tot dst de Overste haar zal doen opstaan.
§• 8.
Over den omgang der Zusters met elkander.
288. In het VI Hoofdstuk van den Jiegel wekt onze H. Vader Franciscus de Zusters op tot eene ware eenvoudigheid in kleederen , in manieren, in woorden en in werken.
289. De Zusters zullen zich wachten van de aan-
( 118 )
dacht van anderen op zich te trekken door bijzonderheden in het beoefenen der deugden of op andere manieren. Maar als God haar door eene bijzondere genade tot grootere volmaaktheid roept, moeten zij indachtig zijn om eerst de gewone oefeningen goed te doen, en daarna raad vragen voor de andere, in alles de gehoorzaamheid aan hare Oversten volgende.
290. De Overste moet onpartijdig zijn, zich herinnerende , dat zij de Overste is zoowel van de zwakken en kranken, als van de sterken , en de onderdanen mogen niet vergeten, dat zij de Overste moeten eerbiedigen en beminnen en haar uit deugdelijke beweegredenen gehoorzamen ; want zooals de H. Bonaventura heeft gezegd : „ de eerbied zonder liefde is slaafsch, en de liefde zonder eerbied is kinderachtig.quot;
291. De Zusters zullen elkander eerbiedigen volgens de bediening, die zij uitoefenen , en den ouderdom van professie in de Congregatie.
292. Om de onderlinge liefde te oefenen en te bewaren , zullen zij dikwijls overwegen, dat zij Zusters zijn van eene en dezelfde Congregatie, gelijk kinderen van eene en dezelfde moeder, en dat zij, bij gevolg, slechts één hart en ééne ziel moeten uitmaken. Zij moeten elkander eerbied en eene rechtzinnige liefde toedragen, en helpen waar zij kunnen, elkanders zwakheden verdragen en zich wachten van bijzondere vriendschappen en persoonlijke afgekcerdheden.
293. Zij zullen de kloosterlijke welgemanierdheid in woorden en daden onderhouden, en zich wachten voor driftige woorden, vleierij, leugentaal en afgunst. Zij zullen niemand lichtvaardig beoordee-
len, maar volgens den raad van den H. ^/ader Eranciscus, moet men slechts zich zelve beoor-deelen en verachten. Als zij geprezen worden, zullen zij niet of zeer weinig antwoorden, de glorie aan God geven en aan hare eigene fouten denkeu.
£94. Als eene Zuster door woorden of werken eene medezuster mocht beleedigd hebben, zal zij ootmoedig vergiffenis vragen , zeggende: Ter liefde Gods, patientie .... De andere Zuster zal antwoorden: Ter liefde Gods patientie, dat ik U gelegenheid heb gegeven, zonder er meer bij te voegen. Zij zal dit zoo spoedig mogelijk doen, in ieder geval voor het slapen gaan of ten minste voor de H. Communie.
295. Al wie de liefde of den algemeenen vrede zou storen door kwaadspreken , morren , verwijtingen , spijtige woorden of onbetamelijken twist, zal in de gemeente op de plaats der novicen gesteld, of op eene andere wijze gestraft worden, volgens de grootte van haren misslag.
§ 9.
Over het Stilzwijgen en de Recreatie.
296. De stilzwijgendheid is volgens de leering der Heiligen het kenmerk van een welgeregeld klooster. Zij helpt ons om onze aandacht te vestigen op God en op de oefening der deugden.
£97. De regel vermaant de Zusters om spaarzaam te zijn in woorden en samenspraken, die zelden zonder zonden vermenigvuldigd worden.
£98. In den tijd der groote silentie raag niemand spreken, tenzij om iets volstrekt noodzakelijks te zeggen , dat niet kan uitgesteld worden. Dit be-
( 120 )
gint \'s avonds na de recreatie en duurt tot \'s morgens na de H. Mis. Daarenboven zal de groo-te silentie altijd onderhouden worden in de kapel , op de cellen en op den dormter.
299. De gewone silentie zal behalve in de recreatietijden , den geheelen dag onderhouden worden. Dit stilzwijgen zal zelfs onder de recreatie onderhouden worden op de trappen, in de binnengan-gen en in al de plaatsen, die de Overste zal aanwijzen.
300. Na de dankzegging van het middagmaal en 5s avonds na het avondmaal zuilen de Zusters ongeveer drie kwartier recreatie mogen hebben, \'s Morgens voor het begin der scholen en in den namiddag tusschen de schooltijden mogen de Zusters ongeveer een half uur spreken om met elkander het werk en de bezigheden in de scholen te kunnen overleggen.
301. Op de feestdagen onzes Heeren , van onze Lieve Vrouw en van de Orde !8te en 2quot;quot; Classe met octaaf en nog op eenige andere dagen, door het Discretorie aangewezen, mag de Overste na eene korte lezing aan tafel laten spreken. Op diezelfde dagen mogen de Zusters, uitgenomen de uren van gebed, te zamen spreken, zonder inbreuk te maken op hare schoolplichten en andere bezigheden. De gewone recreatie na het avondmaal zal niet mogen verlengd worden.
Als de Kerkoverste visitatie houdt, mag mert een of twee spreekdagen vragen. Voor het overige zullen er geen buitengewone recreatiëu verleend worden , zonder de voorafgaande vergunning der Algemeene Overste.
303. De recreatie dient om den geest te ontspan-
( 121 )
nen en nieuwe krachten te geven , zoowel voor de geestelijke oefeningen als voor den arbeid. Zij draagt ook veel bij om de eenheid en de onderlinge liefde te bewaren.
303. De Zusters zullen de recreatie als eene oefening der gemeente uit gehoorzaamheid en met eene zuivere meening bijwonen. Zonder wettig en gekend beletsel of zonder verlof der Overste mag niemand uit de recreatie weg blijven. Het zou geen goed teeken zijn, als zulk verlof dikwijls en om niets beduidende voorwendsels gevraagd werd.
304. Onder de recreatie zal men zoowel eene dwaze uitgestortheid als eene koude onverschilligheid vermijden. Nochtans zullen de oudere en meer bedaarde Zusters de levendige vroolijkheid der jongere niet te spoedig afkeuren. Allen moeten zich in den Heer verheugen met een oprecht hart en eene Franciscaansche eenvoudigheid.
805. Het zal aan niemand der Religieusen toegelaten zijn eene geregelde briefwisseling te houden, zonder verlof der xAlgemeene Overste.
306. Geene Zuster zal een brief schrijven zonder verlof der Overste. Al de brieven moeten bij de Overste gebracht worden, die het recht heeft ze te lezen. De brieven der Zusters moeten door de Overste dicht gemaakt, en zoo noodig voorzien worden met het zegel der Congregatie, bestaande uit de zinnebeelden der Passie met den H. Naam Jesus aan den voet.
307. Het is de Zusters streng verboden boodschap\'
( 122 )
pen te laten doen zonder verlof der Overste, hetzij om iets te laten halen of wegbrengen, om het even of zulks mondeling of schriftelijk zou geschieden.
308. Al de Zusters, in welk gesticht zij zich mochten bevinden, hebben de vrijheid om aan den Bisschop en aan de Algemeene Overste te schrijven , als zij zulks noodig of nuttig oordeelen voor het welzijn van hare gemeente of van hare persoon.
309. In dit geval zal de plaatselijke Overste het recht niet hebben om deze brieven te lezen noch derzelver wegzending te weigeren of te vertragen. Zij mag zelfs niet naar den inhoud van die brieven vragen of er zich over bekommeren.
310. Indien het mocht gebeuren, dat eene Zuster om niets beduidende redenen van dit recht zoude gebruik maken , zal de Algemeene Overste haar daarover vermanen.
311. De brieven van den Bisschop en van de Algemeene Overste, die aan eene Zuster geadresseerd zijn moeten haar gesloten overhandigd worden.
312. De Zusters zullen zich onthouden van dikwijls brieven te schrijven, en er niet opgesteld zijn dikwijls tijdingen te ontvangen. Het is beter zich met God te onderhouden en aan zijne zaligheid te dénken, dan over beuzelingen aan de schepselen te schrijven. Zij zullen zoodanige uitdrukkingen gebruiken , dat de brieven een goeden indruk op de lezers maken en de achting voor het kloosterleven er door vermeerderd Worde. Ten tijde van den Advent en de Vasten zal men het schrijven van brieven vermijden.
( 123 )
Hoe de Zusters op reis zijnde zich buiten het Klooster moeten gedragen.
313. Als de Zusters met verlof der x\\lgemeene Overste op reis gaan , zullen zij altijd met Iwee of meer te zamen gaan; de oudste zal Presidente zijn. Zij zullen zich met groote zedigheid gedragen en zich met God vereenigd houden. Als zij alleen zijn, zullen zij een weinig met elkander mogen spreken, maar in gezelschap van vreemden, moeten zij het stilzwijgen bewaren. Als men haar aanspreekt, zullen zij zich bij eenige weinige beleefde woorden bepalen, en den aanspreker naar de oudste verwijzen.
Als zij over straat gaan, zullen zij de oogen zedig neerslaan en het stilzwijgen bewaren.
314. Op lange reizen zullen zij zooveel mogelijk in kloosters overnachten. Als zij verplicht zijn, om in wereldlijke huizen te verblijven , zullen zij zooveel mogelijk bij elkander blijven, de regelen der zedigheid nauwkeurig onderhouden en een behoorlijken tijd in het gebed doorbrengen.
315. Om geen reden hoegenaamd zal het de Zusters , die op reis zijn, geoorloofd wezen van den voorgeschreven weg af te wijken, zooals in dit Hoofdstuk nquot;. 242 gezegd is.
( 124 )
Over het bezoeken en verzorgen der zieken.
§• 1-
316. In alle huizen zal zooveel mogelijk ten minste een ziekenkamer zijn voor de zieke Zusters en eene Zuster om ze te dienen.
317. Ofschoon men overal de armoede moet in acht nemen , zullen de Oversten evenwel zorg dragen , dat de ziekenkamer van het noodige voorzien zij , zooals lijnwaad, onderkleederen, kussens , matrassen enz.
318. Niemand mag eenig huisraad uit de ziekenkamer weghalen, zelfs dan niet als er voor het oogenblik geen zieken zouden zijn.
Over de zorg voor de Zieken en regels voor de Ziekenmeesteres.
319. Volgens het voorschrift van den Regel in dit Hoofdstuk , zal de Overste de zieke Zusters dagelijks of ten minste van tijd tot tijd bezoeken, en haar met liefderijke woorden opwekken, om de pijnen en ongemakken der ziekte in den geest van boetvaardigheid, met onderwerping aan Gods wil en in vereeniging met de bittere smarten van den stervenden Jesus te lijden. Als de ziekte gevaarlijk wordt, zal zij haar zachtjes bereiden tot een zaligen dood.
320. Zij zal zorg dragen, dat de zieke bij tijds door
( 125 )
den gewonen geneesheer bezocht wordt, en dat de geneesmiddelen , het voedsel en de andere voor-geschrevene verzachtingen tot troost en verkwikking der zieken behoorlijk worden toegediend.
321. Voor het overige mag de Overste zich in de verzorging der zieken door de zieken meesteres laten vervangen. Als de ziekenmeesteres te veel werk heeft of hare gezondheid door langdurig waken zoude verzwakken, zal de Overste een of meer Zusters belasten haar te helpen.
322. De ziekenmeesteres zal zich jegens de zieken met alle liefde en geduld gedragen. Zij zal in hare zieke medezusters den lijdenden Zaligmaker beschouwen , en met dat inzicht haar al de opbeuring en troost verschaffen , die in haar vermogen zijn.
323. Zonder het verlof der Overste, zal zij niemand in de ziekenkamer brengen. Zij zal ook zorg dragen voor haar, die niet ziek genoeg zijn om in de ziekenkamer te blijven ; zij zal in al hare behoeften voorzien hetzij in de gemeente of in hare cellen, volgens de toelating der Overste.
■324. x\\ls de toestand van de zieke het veroorlooft, zal de ziekenmeesteres haar helpen om het morgen- en avondgebed te bidden, en zal zij haar van tijd tot tijd iets godvruchtigs voorlezen.
•325. De Zusters, die gezond zijn, zullen medelijden toonen jegens hare zieke medezusters, die zij mogen bezoeken, maar niet zonder vergunning der Overste, welke den tijd voor die bezoeken zal aanwijzen. Zij zullen zich in acht nemen , om de zieken niet te verstrooien of door nuttelooze gesprekken te vermoeien, maar zij zullen haar iets godvruchtigs zeggen, dat haren geest en haar hart
( 126 )
opbeurt en haar goede gedachten geeft.
326. De zieke en zwakke Zusters zullen hare ongemakken openhartig aan de Overste bekend maken; zij zullen met dankbare onderwerping de geneesmiddelen en verzachtingen aannemen, welke de Overste met voorzichtige liefde haar bezorgt. Nochtans als arme dochters van den H. Francis-cus en als ware Penitenten, zullen zij zich niet door de zinnelijkheid laten bedriegen, en geen dispensatiën of verzachtingen zonder gegronde reden vragen, noch daarvan langer gebruik maken dan noodig is.
327. Als de Zusters van de ziekte hersteld zijn, zullen zij met blijdschap den dag te gemoet zien , waarop zij in alles, zonder eenige uitzondering, de oefeningen der gemeente zullen mogen volgen.
328. Wanneer eene Zuster gevaarlijk ziek wordt, zal de ziekenmeesteres de Overste bij tijds waarschuwen, opdat deze voor de toediening der HH. Sacramenten kunne zorgen. Bij de bediening en uitvaart der Zusters zal men het Ceremonieel volgen.
Over de Visitatie der Kerkelijke Overheid.
329. Wanneer de Kerkelijke Overste goedvindt de visitatie te houden, zullen de Zusters de voorbereidende gebeden, welke Hij voor den goeden uitslag mocht voorschrijven, godvruchtig volbrengen.
330. Bij zijne aankomst zullen zij den Visitator met
( I-quot; )
eerbied vragen of hij de visitatie in de kapel wil openen. In dit geval zal men een superplis met stool gereed leggen , alsmede een boek voor het Veni Creator en alles wat de Visitator noodig heeft. Op het bepaalde, uur zullen al de Zusters zich in de kapel vergaderen, om bij de gebeden tegenwoordig te zijn , en zijne aanspraak te hooren.
331. In de kamer, waar de Visitator de Zusters afzonderlijk wil hooren, zal men op eene tafel een Crucifix , den Eegel en de Constitutiën plaatsen , benevens eene lijst van al degenen , die door den Visitator moeten gehoord worden , en het noodige schrijfgereedschap.
332. De koor- en leekezusters, ook de novicen, zullen op orde, zooals de Visitator haar roept, een voor een bij Hem komen, en bij het binnen komen en weggaan op hare knieën zijnen zegen vragen. Verder zullen zij hem in alle vertrouwen en duidelijk, maar zonder overdrijving, datgene mededeelen, wat zij noodig of nuttig achten voor hare eigene zaligheid of het welzijn der gemeente, en op zijne vragen, welke de orde, de geregeldheid en de kloosterlijke tucht van het huis aangaan , zullen zij volgens geweten antwoorden.
333. Daarna zullen de Oversten, als de Visitator zulks verlangt, de rekening der ontvangsten en uitgaven van het huis brengen , opdat Hij dezelve kunne nazien, en naar zijn oordeel goedkeuren en met zijne handteekening bekrachtigen. Zoo ook zullen zij Hem op zijn verzoek de boeken laten zien, waarin de kleeding en de professie der Zusters zijn aangeteekend.
334. Als de Visitator verlangt het huis te bezoeken, zal Hij door de Overste en een of twee
( 128 )
Discreten vergezeld worden.
335. Om de visitatie te sluiten zullen de Zusters in de kapel of in eene andere plaats, volgens de aanwijzing van den Visitator te zamen komen , om zijne vermaning te aanhooren, waarna zij mogen verzoeken om van Hem, volgens het gebruik der Orde van den H. Franciscus, de generale absolutie en den zegen met het Allerheiligste Sacrament te ontvangen. Met goedvinden van den Visitator mag men ook nog het Te Deum bidden of zingen.
336. Indien de Bisschop of de Visitator in of na de visitatie eenige voorschriften voor het welzijn der gemeente geeft, zullen al de Zusters deze met eene eerbiedige onderdanigheid ontvangen.
337. De Zusters zullen het diepste geheim bewaren over alles, wat zij den Visitator hebben medegedeeld , en wat hij haar heeft gezegd.
Over de Visitatie der Algemeene Overste.
338. Alle jaren of ten minste alle twee jaren, en buitendien om bijzondere en gewichtige redenen zal de Algemeene Overste Visitatie houden zoowel in het Moederhuis als in de Ondergeschikte Huizen, om alles behoorlijk op te nemen en om te verbeteren wat noodig is. In de Visitatie der Ondergeschikte Huizen, zal zij zich doen vergezellen door een harer Discreten of door eene andere door haar gekozene Zuster.
^39. Zij zal iedere Zuster afzonderlijk bij zich roepen om haar te ondervragen, te onderrichten en hare bemerkingen aan te hooren. Voor het ove-
( 129 )
rige zal zij, voor :?oo ver haar dit aangaat, de Visitatie houden op de wijze, in de voorgaande paragraaf voorgeschreven.
340. Zij mag zich voor de Visitatie van eenige of van al de Huizen door eene harer Discreten laten vervangen , die een volledig en getrouw verslag daarvan aan de Algemeene Overste zal doen, opdat deze de fouten zoude kunnen verbeteren en het goede aanmoedigen.
341. Om de innige vereeniging met het Moederhuis staande te houden, zullen al de Zusters der vreemde missiën alle jarèn vóór of na de jaar-lijksche retraite met gesloten brieven , een getrouw verslag aan de Algemeene Overste zenden van alles, wat zij voor haar eigen persoon of voor hare gemeente nuttig oordeelen. De Plaatselijke Overste zal zorg dragen voor de onmiddellijke verzending dier brieven.
Als het noodig is, zal de Algemeene Overste eene bekwame Zuster zenden om in hare plaats de Visitatie der Huizen buiten Europa te doen , volgens de wijze voorgeschreven in nü 338—340.
§• 3.
Over de Visitatie en het Overzicht der Plaatselijke Oversten.
342. Onze H. Vader Franciscus vermaant al de Oversten op de dringendste wijze, om dikwijls Visitatie te houden, dat wil zeggen, dikwijls de cellen en al de plaatsen van het klooster te bezoeken , om overal de goede orde te bewaren , weg te nemen wat te veel, en te verbeteren wat
9
( 130 )
noodig is , alsook om na te zie» en te weten hoe de Zusters zich van hare werkzaamheden en geestelijke oefeningen kwijten, om haar met goede woorden aan te moedigen en diegenen , die het verdienen, te berispen en te bestraffen niet uit drift of grammoedigheid, maar uit liefde voor de kloosterlijke regeltucht en de zaligheid der Zusters.
343. Zonder deze gedurige Visitatie der Oversteiv blijven de beste regelen en Constitutiën eene doode letter. He overtredingen worden eene gewoonte,, de Zusters vallen bijna zonder het te weten in eene betreurenswaardige lauwheid en verslapping tot groot nadeel van hare zaligheid, waarvoor de nalatige Oversten voor God te verantwoorden zullen hebben.
S-lquot;!. Om de Zusters zooveel mogelijk te helpen , zullen de Oversten in den geest van liefde iedere Zuster in het bijzonder vier maal \'s jaars bij zich roepen, en haar vertrouwelijk ondervragen over de onderhouding der Constitutiën, hare bezigheden , hare gezondheid en hare noodwendigheden.
345. Op het einde van dit Hoofdstuk schrijft de regel voor, dat onverbeterlijke Zusters als schurfte schapen uit de Congregatie moeten weggezonden worden.
346. Indien zulk eene onverbeterlijke Zuster , wat God verhoede, in het eene of andere Huis der Cengregatie mocht zijn , zullen de Oversten op de eerste plaats voorzorgen nemen , dat de andere Zusters door haar slecht en ongeregeld gedrag niet verergerd noch bedorven worden. Daarenboven zullen de Oversten niet verzuimen j die Zuster op gepaste tijden te vermanen en te straffen , om haar tot verbetering te brengen , maar als alles vruchteloos zou blijven , zal de Alge-
( ^31 )
meene Overste met rand harer Discreten liet slecht gedrag dezer onverbeterlijke Zuster aan den Bisschop bekend maken , Hera verslag gevende van alles wat tot hare verbetering is aangewend. Vervolgens zal men aan den H. Stoel het ontslag van hare Beloften vragen , waarna zij verplicht zal zijn het religieuse kleed af te leggen , en , beroofd van alle geestelijke voordeelen der Orde, naar de wereld terug te keeren, zonder hoop van nog ooit weer in de Congregatie te worden ontvangen.
347. De Overste zullen haar de dote, die zij heeft medegebracht, zonder interest teruggeven. Men zal niet gehouden zijn, aalmoezen of giften, die zij zelve of anderen om harentwille uit vrije verkiezing aan de gemeente gegeven hebben , terug te geven , minder nog om haar vergoeding te geven voor haren arbeid.
Over den Dienst en de Gebeden voor de Overledenen.
348. Zoodra eene Zuster overleden is, zal de Al-gemeene Overste zoo spoedig mogelijk door brieven aan al de Huizen der Congregatie daarvan kennis geven, en de voorgeschrevene gebeden en suffragiën verzoeken.
349. In het Huis waar de Zuster overleden is, zal de Overste zorgen , dat de Vigilie van negen lessen en de I itvaart zoo plechtig mogelijk gedaan worden. De Zusters der gemeente zullen er bij tegenwoordig zijn , en het lijk vergezellen , indien het kerkhof binnen het Slot is. In het
( 132 )
tegenovergestelde geval, zullen de Zusters het lijk tot aan de buitendeur van het Gesticht vergezellen, en het daar aan de dragers overgeven.
De Overste zal dertig H. Missen voor de ziele-rust der overledene Zuster laten opdragen.
350. In al de Huizen der Congregatie zal voor iedere afgestorvene Medezuster eene Vigilie van negen lessen worden gelezen. Daarenboven zullen al ap Koorzusters eu de Leekezusters 50 maal het Onze Vader bidden met Requiem aeternam, en 5 maal de H. Mis en de H. Communie tot die intentie opdragen. De drie eerste dagen na het overlijden zal de gemeente \'s avonds na het Officie het De Profundis met het gebed bidden, en gedurende dertig dagen na de dankzegging van het middagmaal het Miserere en het De Profundis met het gebed Q.uaesumus en het kruisgebed. Als er meer overledenen tegelijkertijd zijn, zal het gebed in het meervoud gedaan worden.
Daarenboven zal alle maanden, zooveel mogelijk op den eersten Dinsdag, in het Moederhuis eene H. Mis worden opgedragen voor de overledene Zusters der Congregatie.
351. Voor overledene Religieusen van ande?e Congregatiën , zal men, als zij aanbevolen worden , een De Profundis bidden.
-352. Bij het overlijden van naaste bloedverwanten (Ouders, Broeders en Zusters) der Religieusen, zullen de Zusters van het Huis waar de Zuster bloedverwante van den of de overledene woont, tot lafenis der ziel, de Vigilie van drie lessen en het De Profundis in het koor bidden, en eenmaal tot die intentie de H. Communie opdragen.
353. Viermaal \'s jaars zal eene Vigilie van negen
( 133 )
lessen op het koor gebeden worden voor de weldoeners en de overledene Ouders van de Zusters der Congregatie.
354. Op Allerzielendag zullen na de Vespers van den dag, de Vespers der Overledenen worden gebeden en na de Laudes van den dag, het Officie der Overledenen van negen lessen.
355. In plaats van den Psalter waarvan de regel in het TX\'\'\'1 Hoofdstuk spreekt, zal men op het einde des jaars Ojj den in het Directorium der Orde aangewezen dag, de Vespers en de Vigilie van negen lessen in het koor bidden voor de overledenen der drie Orden van den H. Vader Franciscus. De Koorzusters, die op dien dng het Officie der Overledenen niet in het koor kunnen bijwonen, mogen dit alleen bidden op denzelfden dag of op een anderen.
356. De Leekezusters bidden voor eene Vigilie van negen lessen 24- maal het Onze Vader met Requiem seteniam en voor eene Vigilie van drie lessen 12 maal.
Met verlof der Overste mogen de Koorzusters in plaats van het Officie der Overledenen, de Pater Nosters bidden zooals de Leekezusters.
357. In elk Huis zal een register zijn , waarin de namen van de overledene Zusters der Congregatie zullen geschreven worden, met den dag en het jaar van haar overlijden. Men zal er ook de namen van bijzondere weldoeners in aanteekenen.
Eene Zuster zal in het Kapittel de namen lezen , wier sterfdag een der volgende veertien dagen invalt, en die daardoor in de gebeden dei-gemeente bijzonder zijn aanbevolen.
358. Wij raden de Zusters aan de zielen der over-
( 134 )
ledene geloovigen dikwijls indachtig te zijn, vooral hare Oversten , bloedverwanten en Medezusters ; voor haar te bidden, H. Missen te hoeren , hare gewone Communiën voor haar op te offeren en haaide aflaten toe te voegen, vooral van den H.Kruisweg.
Over de Verbinteiils van den Regel en de Constltutlën.
359. In dit Hoofdstuk van den Regel wordt verklaard , dat de voorschriften van den Regel en bijgevolg ook de Constitutiën, slechts raden zijn om de Zusters te helpen, gemakkelijker hare ziel zalig te maken, en dat zij niet verplichten op doodzonde of dagelijksche zonde, uitgenomen de drie Beloften van Armoede, Zuiverheid en Gehoorzaamheid , en de andere punten, waartoe de Zusters tegelijkertijd verbonden zijn door de geboden van God en van de H. Kerk.
360. Het is een groote troost voor de Zusters, dat zij groote verdiensten voor den hemel kunnen verkrijgen, door de getrouwe onderhouding van den Regel en de Constitutiën, hoewel het mees-tendeel der voorgeschrevene /.aken niet op straf van zonde verplichten.
361. De drie Beloften van Gehoorzaamheid , Armoede en Zuiverheid verbinden op zonde, en de Zusters die ze overtreden , maken zich schuldig aan heiligschennis en ongetrouwheid jegens God. Daarenboven, zooals in het V11® Hoofdstuk nquot;. 147 en nu. !64 is gezegd, verplichten de bevelen der Oversten op strat van zonde, als zij uitdruk-
( 135 )
kelijk verklaart uit kracht der heilige gehoorzaamheid te gebieden of als zij zich van andere uitdrukkingen bedient, welke dezelfde kracht hebben. Die zonden zijn grooter of kleiner naarmate de stof van de overtreding en van de voorbedachte en vrije toestemming.
36 2. Ofschoon de Constitutiën niet op straf van zonde verbinden, zijn nochtans al de Zusters dezer Congregatie verplicht , voor zooveel het een ieder aangaat, de Constitutiën en de Regelen ge-strengelijk te onderhouden, en zij zouden zich schuldig maken, zelfs aan groote zonde, ingeval de overtreding geschiedde uit formeele verachting of uit gewoonte , als zulke gewoonte van overtreding aanleiding geeft tot eigen verslapping en vermindering van den ijver der andere Zusters.
•363. De Zusters moeten ook aanmerken, dat verscheidene punten van den Regel en de Constitutiën , tegelijkertijd voorgeschreven zijn door de geboden van God of van de H. Kerk, en eene Zuster, die zulke voorschriften zou overtreden, wordt plichtig aan zonde , in zooverre zij tegen het gebod van God en de H. Kerk misdoet.
364. Hierop moeten zij wel letten, die dikwijls en uit gewoonte den Regel en de Constitutiën overtreden; omdat zulke herhaalde en vrijwillige overtredingen dikwijls voorkomen uit ongeregelde beweegreden en driften, welke strijden tegen de christelijke deugden en tegen de wet Gods.
365. Daarenboven, eene Zuster, die zich schuldig maakt aan gedurige overtredingen, valt gewoonlijk in lauwheid, die niet zelden eindigt met een afkeer voor den kloosterlijken Staat en de wegzending uit de Congregatie.
( 136 )
366. De Oversten zijn verplicht de onderhouding van den Kegel en de Constitutiën te handhaven j en de Zusters zullen het zich tot een plicht rekenen , den last en de verantwoordelijkheid der Oversten door hare ootmoedige onderdanigheid te verminderen.
367. De Oversten en zij, die haar vervangen, hebben de macht om hare onderhoorigen tijdelijk en om wettige redenen in een of ander voorschrift van den Eegel of de Constitutiën te dispenseeren.
368. Wij smeeken al de Zusters het vaste voornemen te maken den Eegel en de Constitutiën stip-telijk te onderhouden , voor zooverre de mensche-lijke krankheid het toelaat. Dit voornemen moet niet zoo zeer steunen op de vrees voor de zonden of de straffen, dan wel op het verlangen om hare ziel zalig te maken en te beantwoorden aan de genade van hare roeping, die God haar in zijne goedheid geschonken heeft.
369. Zij moeten zich het voorbeeld van zoovele Heiligen van onze Orde voor oogen stellen, die door de onderhouding van den Regel tot de volmaaktheid zijn gekomen, en die nu de glorie van onze Orde en onze voorsprekers in den hemel zijn.
370. Dat zij zich dikwijls tot nieuwen ijver opwekken , zich herinnerende de troostelijke belofte, die zij op den dag harer Professie ontvangen hebben, toen de Bisschop haar zeide : „ Mijne Zuster, indien gij deze dingen onderhoudt , beloof ik U van Gods wege het eeuwige leven.quot;
371. Het Ceremoniëel zal inhouden de Ceremoniën en Rubrieken, die men moet in acht nemen in den goddelijken Dienst. Men mag er de Ceremoniën voor de Kleeding en Professie bijvoegen, de
( 137 )
gewone gebeden en suffragiën , alsook de loffelijke gebruiken der Orde en der Congregatie. Het Ceremoniëel zal door den Bisschop van het Moederhuis worden goedgekeurd.
372. De Zusters zullen de Ceremoniën en gebruiken , voorgeschreven in het Ceremoniëel, eerbiedigen en onderhouden. Niemand zal de oude gebruiken mogen afschaffen noch nieuwe mogen invoeren , zonder rijp overleg en goedkeuring van de Algemeene Overste en hare Discreten.
373. De Regel en de goedgekeurde Constitutiën mogen niet veranderd worden , zonder verlof van den H. Stoel.
374. Eenmaal in de week zal in den refter onder het avondmaal, een gedeelte van den Eegel en de Constitutiën gelezen worden.
Op het einde zullen al de Zusters met de handen te zamen luisteren , terwijl de Overste de Benedictie en de vermaning van onzen H. Vader Pranciscus leest.
ZEGEN van onzen H. Vader Franciscus.
En al wie deze dingen zal onderhouden hebben, dat hij vervuld worde in den hemel met den zegen van den Allerhoogsten Vader, op de aarde met den zegen van zijnen Zoon, van den H. Geest den Vertrooster en van al de machten des Hemels en van alle Heiligen. En ik , Broeder Franciscus , uw geringe dienaar, bevestig U van binnen en van buiten zooveel ik kan, deze allerheiligste benedictie. Amen.
( 138 )
VERMANING van onzen1 H. Vader Franciscus.
O beminde en in der eeuwigheid gezegende Kinderen , aanhoort mij, aanhoort de stem van uwen Vader: Wij hebben groote dingen beloofd;
Maar grootere zijn ons beloofd.
Laat ons de beloften volbrengen , En verlangen naar hetgeen ons beloofd is. Het genoegen (der zonde) is kortstondig; De straf is eeuwig.
Het lijden (van een boetvaardig leven) is gering; De glorie is oneindig.
Velen zijn geroepen;
Weinigen uitverkoren.
Voor alle dingen (goed en kwaad) is vergelding. Amen.
{ 139 )
Elapso decennio ad quod per Decretum S. Con-gnis de Propaganda Fide diei I Octobris 18H9 , Constitutiones et Eegulae Sororum Poenitentium Re-collectaruiu de Roosendaal adprobatae fuerant in experimentum, Episcopus Bredanus et Superiorissa Generalis ejusdem Instituti enixe postulavit nb Aplca Sede ut Constitutiones et Regulae de quibus supra definitive adprobarentur. Gum vero Eini ac Rmi Patres laudatae S. Congnis in generalibus Gomitiis ha-bitis die 5 mensis Martii vertentis anni , suprarae-moratarura Constitutiouum examen instituerint, cen-suerunt supplicandura SSmo D. N. Leoni PP. XIII ut definitivam approbationem beuigne concederet cutn nonnullis tarnen modificationibus quae in adnexo folio perleguntur.
Hanc vero S. Gongnis sentenliain cum R. 1\'. D. Dominicus Jacobini ejusdem Secrius Bmo Patri re-tulisset in audientia diei 11 , ejusdem mensis, Sanc-titas Sua in omnibus ratam habuit probavitque ac praesens in re Decretum expediri mandavit.
Dat. Romae ex aed. S. C. de Pnda Eide , die ^0 Aprilis 1883.
(L. S.) fget.) Joannes Card. Simeoni, Praefectus.
f D. Archief. Tyren. Secrius.
( 140 )
Wij bevestigen door deze de echtheid van het vorenstaande Decreet, alsmede de nauwkeurige vertaling zoowel van het Decreet als van de Constitu-tiën, en Wij geven onze toestemming om dezelven te laten drukken.
En wijl Wij de vaste overtuiging hebben , dat de bloei en het voortbestaan eener Congregatie, zoowel als de vrede en het geluk van iedere Eeligieuse in het bijzonder, onafscheidbaar verbonden zijn aan eene getrouwe naleving der Regelen, zoo is het, dat Wij aan alle de Zusters der Congregatie dringend aanbevelen , om deze Constitutiën nauwkeurig en standvastig te onderhouden, en dat wij hierop de woorden van den Apostel Paulus toepassen : „ Zoo velen dezen Regel opvolgen zullen, vrede over hen.quot;
Gegeven te Breda, den 6 Juli 1883.
De Bisschop van Breda, (get.) f H. van Beek.
Ingevolge een besluit van de li. Congregatie de Propaganda Tide .N0. 1059 in dato 17 Juli 18S9 is de volgende wijziging gebracht in de Gonstitutiën;
]\\To. 109. De Algemeene Overste wordt bijgestaan door de Moeder \\icaris en drie Discreten.
INT0. 118. De Algemeene Overste zal met bare Discreten de Meesteres der Novicen kiezen, die niet tevens de betrekking van Vicaris of van Discreet mag bekleeden.
A llerlieühjste Vader,
De Algemeene; Overste van de Congregatie dei-Zusters van de derde Orde van den II. Franciscus, welke Congregatie haar Moederhuis heeft te Rozen-daal in bet Bisdom van Breda en die met hare Constitutiëu door den 11. Stoel is goedgekeurd, geeft met verschuldigden eerbied te kennen;
Paus Gregorins XVI lieeft den 19cn Augustus 1838 bij Indult toegestaan, dat de Zusters in liet Bisdom van Breda voor liet verdienen van Aflaten, waarvoor het bezoek der Parochie-kerk vereiseht wordt, volstaan kunnen met hare eigen Kapel te bezoeken, /i. H. Paus Leo XIII (God spare Hem nog lang in het leven) heeft op den 2Cquot; Juni 1889 voorzegd Indult uitgestrekt zoowel tot de religieuse gemeenten, na het jaar 1838 opgericht, als tot de personen, die in de huizen der Zusters verblijven.
Bovengenoemde Overste vraagt ootmoedig voorzegd Indult te willen uitstrekken ook tot de huizen van hare Congregatie, welke buiten het Bisdom van Jircda gelegen zijn.
Bij audientie van Z. 11. dato 30 Mei 1890.
Onze Allerheiligste Vader Leo XIII, door de Goddelijke Voorzienigheid Paus, heeft op mededee-ling van mij, ondergeteekenden Aartsbisschop van Tyrene en Secretaris van de H. Congregatie tot Voortplanting des Geloofs, goedgunstig de gevraagde uitbreiding willen toestaan.
Gegeven te Rome van uit de voornoemde II. Congregatie, op dag en jaar als boven.
{Was gel.) f B. Akchiep. Tyre*., Secret.
Coucordcudiam cum onginali atiestamur. Bükd.e, die 21 Jalii 1890.
(// as get.) f P. LEYTEN, Epus. Bred.
Voorrede . ■ • ■ ..........
Bulk van Pans Leo ..........
Hoofdst.
I. Van het Inkomen der Novicen.....
II. Van hetgeen de Broeders en Zusters beloven in
de Professie van den Berden Regel . . ■
III. Van de Vastendagen en de manier van vasten .
IV. Van den Goddelijken Dienst en het gebed . .
V. Van de Instelling der Oversten en van de bedie-
ningen ...........
VI. Van de manier om inwendig en uitwendig te
verkeeren ...........
VII. Van de Bezoeking en Zorg der Zieken . . .
VIII. Van de Visitatie, welke de Prelaten doen moe
ten onder de Zusters en Broeders . . .
IX. Van de Diensten voor de Overledenen . . .
X. Van de Verbintenis der dingen, in den Regel
begrepen............
Doel der Congregatie..........
Over het Aannemen en de Kleeding der Novicen . .
( 11 )
li HOOFDSTUK.
Over het Noviciaat, de Professie en de Beloften.
§ 1. Over het Noviciaat en de Professie . . . 52 § 2. Over de verklaring der Beloften. Over de Armoede en het gebruik der noodzakelijke dingen. 58
§ 3. Over de Gehoorzaamheid.......60
§ 4. Over de Belofte van Zuiverheid,.....61
§ 5. Over de Vernieuwing der Beloften .... 62
III HOOFDSTUK.
Over het Vasten en de Versterving......62
IV HOOFDSTUK.
Over het Goddelijk Officie, het Inwendig Gebed, de H. Communie, de Biecht en het Onderzoek van geweten.
§ 1. Over het goddelijk Officie......64
§ 2. Over het Imcendig Gebed.......65
§ 3. Over de Retraite.........67
§ 4. Over de H. Communie.......68
§ 5. Over de Biecht..........69
§ 6. Over het Onderzoek van geweten . . . . 70 § 7. Over de dagelijksche gebeden der Gemeente . 7 0\'
V HOOFDSTUK.
Over het Bestuur dezer Congregatie, de vereeniging en de vermenigvuldiging der Gestichten , de verkiezing der Oversten en over de plichten van haar, die in liediening zijn.
§ 1. Over de vereenujing en vermenigvuldiging der
Gestichten dezer Congregatie......71
( Iquot; )
5 2. Over de Kerkelijke Overheid......73
§ 3. Over het Bestuur der Congregatie en de verkiezing der Oversten.........7 igt;
§ 4. Over het Discretorie........7amp;
§ 5. Over de Administratie van het tijdelijke . . 81
§ 6. Over het Beduur der Ondergeschikte Huizen . 85
§ 7. Regels voor de Atg erne ene Overste .... 86
§ 8. Regels voor de Moeder Vicaris.....88
§ 9. Regels voor de Meesteres der Novicen . . . 8!)
§ 10. Regels voor de Discreten.......90
§ 11. Regels voor de Oversten der Ondergeschikte
§13. Regels voor de Raadzusters der Ondergeschikte
§ 13. Regels voor de Dispensieres......94
§ 14. Regels voor de Portieres.......95
§ 15. Regels voor de Korkte en de Bibliothecaris . 96
§ 16. Regels voor de Sacristine.......97
§ 17. Regels voor de Refeciores......98
§18. Regeh voor de Wasscheres......98
§ 19. Regels voor de Onderwijzeressen . . . . 99
§ 20. Regels voor de jonge Religieusen en Novicen . 102
§ 21. Regels voor de Leekezusters......104
§ 22. Regels voor de Hovenierster......105
§ 23. Regels voor de Dienstboden......106
§ 24. Rang der Zusters.........107
VI HOOFDSTUK.
Over de wijze om zich binnen en buiten liet, Klooster te gedragen.
\\ 1. Over het Slot..........107
§ 2. Over de Spreekkamer
§ 3. Over den Dormter .
§ 4. Over den Refter.
§ 5. Over de Werkkamer
§ 6. Over de Keuken .
§ 7. Over het Kapittel.........116
§ 8. Over den omgang der Ziuters met elkander . 117 § 9. Over het Stilzwijgen en de Recreatie . . .119
§ 10. Over de Brieven.........121
§11. Hoe de Zusters, die op reis zijn, zich buiten
het Klooster moeten gedragen......123
VII HOOFDSTUK.
Over het Bezoeken en Verzorgen der Zieken.
§ 1. Over de Ziekenkamer........124
§ 2. Over de Zorg voor de Zieken en Regels voor
de Ziekenmeesteres.........134
Over de Visitatie.
§ 1. Over de Visitatie der Kerkelijke Overheid . 120 § 3. Over de Visitatie der Algemeene Overste. . 128 § 3. Over de Visitatie en het Overzicht der Haat-
selijke Overste..........129
Over den Dienst en de Gebeden voor de Overledenen 131
. 109 . 111 . 112 . 114 . 115
Over de Verbintenis van den Regel en de Constitution. 134
139
Decreet