ELFDE JAARGANG.
VIJFDE A FLEVKRTXG.
M-
\' !1 f .jiull:
! j I K ■ ;
\' l-;- ^ J
| Iv . • ZWOLLE,
Q||«^ i f. j-. quot;v^isr sdpijk;.
j i 1 j f ij
AGENT VOOR BELGIË CH. DE PAEUW, LAERLE-IIEUÏOG.
iu\'.;F
-Sr
Uitgave der Thomas a Kempis Vereeniging. 18SO.
IMPRIMATUK.
Datum Zatollae, 1 Mei 1880.
OTTO ANT. SPITZEN, Lihr. Cens.
Er zijn in het Zuiden vele winter-verblijven waar de Engelschen van den hoogeren stand hun toevlucht nemen, wanneer hunne zwakke gezondheid hen noodzaakt om het gure klimaat van hun mistig vaderland te verlaten en een zachter, fris-scher luchtstreek op te zoeken. Doch er zijn maar weinige winter-verblijven, die geschikter en aangenamer zijn dan Palermo. Deze stad en hare omstreken bieden hun alles aan, wat een vreemdeling maar verlangen kan: bezienswaardige kerken en andere gebouwen in menigte, heerlijke gezichtspunten, een schoon gebergte, en gelegenheid voor interessante tochtjes naar de binnenlanden van Sicilië. Men vindt er tevens — en dit vooral niet te vergeten — versterkende zeelucht en breeds inhammen of baaien met oevers van zand en schelpen, waar men waarachtig voor zijn genoegen uren wandelt. Ons reisgezelschap kwam daar nu een jaar of wat geleden, op een stormachtigen St. Elisabeths-dag in de maand November aan. \'t quot;VVas geen zaak voor hen om naar een hotel
6
te gaan, en daar met een zoo groote karavaan zijn optrek te nemen. Daarom werd er een villa niet ver buiten de stad, gehuurd. Deze villa -was zeer geschikt gelegen en had een goed aanzien; ze was in de buurt van de zoogenaamde Engel-
Ö O
sche parken en er hoorde een oranje-bosch bij, dat wèl een bosch mocht heeten. De tuin stond vol van aloës, cactussen, rozen en geurig struikgewas. Deze villa had eveneens dit voor zich, dat ze vlak in de nabijheid was van een klooster van Augustynessen, wier prachtige kerk van den vroegen morgen af open stond en aldus aan het volk uit den omtrek ruime gelegenheid tot veelvuldig kerkbezoek gaf.
De eerste dagen werden, zooals altoos, doorgebracht met de voornaamste bezienswaardigheden van de stad eens op te nemen en de straten als \'t ware plat te loopen. \'t Eerste merkwaardige gebouw, dat zij bezochten, was de kathedraal. Het is een ontzaggelijk groote tempel, van een bouwtrant uit verschillende tijden; de zeer schoone gevel die aan het groote Plein staat, is een prachtig mengsel van Normandischen en Moorschen bouwstijl. Het inwendige van de kerk was, in het oog van den kunstenaar, min of meer beschadigd door het overwitten van sommige muren en het aanbrengen van nieuwerwetsche versieringen. De kerk bevat echter nog zeer merkwaardige kunststukken, o. a. de drie keurige porfieren grafmonumenten van Eoger — den eersten uit Nor-
mandié afkomstigen koning van Sicilië, die in 1154 overleed — van zijn dochter en haar echtgenoot, en van hun zoon, keizer Frederik II. Ook ziet men hier schoone beeldengroepeu, op een vlakke plaat uitgesneden, zoogenaamde bas-reliefs, en groo-ter op zich zelf staande beelden, allen van wit marmer en gebeiteld door Antonio Gagini, die insgelijks de fijne wijwaterkommen, tegenover de Noorder- en de Zuider-deur, heeft gehouwen. De relikwiën van de H. Rosalia, patrones van Palermo, worden er in een fraaie zilveren reliek-kas bewaard, en driemaal in het jaar voor de vereering der geloovigen uitgesteld. Het tabernakel in de kapel van het Allerheiligste Sacrament is van louter lazuursteen en een kunststuk van bewerking. In een zijkapel, links van het hoogaltaar, staat een antiek kruisbeeld, dat op zeldzame wijze bewerkt is en oorspronkelijk eens uit Jerusalem werd meegebracht, maar evenals het nog meer vereerde crucifix in de kathedraal van de Spaansche stad Burgos, veel door het vervoer op reis en door den tijd heeft geleden. Beneden den vloer van de kathedraal is een onderaardsche kerk of crypta, die de graven der aartsbisschoppen bevat, o. a. van den stichter der kathedraal, Willem de Goede, een engelschman van afkomst, wiens nagedachtenis door de Sici-lianen thans nog zeer in eere wordt gehouden. Hier wordt elk jaar op Allerzielendag\' Mis gelezen. Sommige graftomben getuigen van veel kunst, / vooral die van den aartsbisschop Paterno, wiens
J
8
beeltenis naar \'t leven is geteekend en zoo sprekend als een portret op hem geleek. Het hoofd van \'t liggende beeld van den doode is een weinig, haast ongemerkt, op zij gebogen, en schijnt het hoofd te zijn van een levenden persoon, die in een diepen en rustigen slaap verzonken, op den grafsteen ligt.
Uit de bisschopskerk gingen onze reizigers naar de St. Simons-kerk, die ook wel de kerk van den admiraal genoemd wordt, omdat ze in de XII eeuw door den admiraal van de vloot van koning Roger werd gesticht. Wanneer men een kleine kapel — die eens (tijdens de regeering der Muzelmannen) een moskee was en nu weer door de Piëmonteesche regeering ontwijd en als postkantoor ingericht is, — niet meerekent, dan is genoemde kerk de oudste van Palermo. De oude mozaïeken op de muren en aan het gewelf boeien zeer de aandacht, en zien er nog wonderlijk frisch uit. De vloer is een keurig staaltje van Alexan-drijnsch inlegwerk. In eene kapel rechts treft men een zeldzame oude mozaïek aan, koning Roger voorstellende, die zijne kroon uit handen van onzen Heer Jesus Christus ontvangt. En in eene kapel links een dergelijke steenen schilderij, die den admiraal afbeeldt, terwijl hij voor de voeten der Allerheiligste Maagd neergeknield ligt. Het verklarende onderschrift is in \'t Grieksch. Ook de klokketoren is zeer antiek, met lijsten van mozaïek-werk, en met Moorsche ornamenten en galm-
9
gaten. Doch het schoonste en prachtigste van alle dergelijke gebouwen in Europa is wel de Capella Reale (koninklijke kapel), die koning Roger op de eerste verdieping van zijn paleis liet maken. De gedaante van deze kapel is die van een basiliek, waarin de Grieksche, de Moorsche en de Romaansche bouwstijl wonderlijk vermengd zijn. \'t Is een juweel van een kapel; geheel het inwendige bestaat uit het fijnste marmer en het fijnste mozaïek; geen minder materiaal mocht voor de wanden gebruikt worden. De muren zijn tot op zekere hoogte van het zuiverste witte marmer, afgedeeld in paneelen, die allen met banden of lijsten van het kunstigste mozaïek, naar de heerlijkste modellen, omringd zijn. Het gewelf is, —-evenals in de gerechtszaal van het door de Moo-ren in Spanje gebouwde Alhambra, — prachtig uitgetakt, met fraaie arabesken versierd, en met opschriften in \'t Arabisch overdekt. Het koor der kapel is vijf voet hooger dan het middelschip en daarvan gescheiden door een laag, maar prachtig doorgewerkt koorhek van wit marmer. De altaren, de predikstoel en de lezenaars, alsmede de lam-brizeeringen zijn allen van de zeldzaamste marmersoorten, meest van die soorten die thans niet meer bestaan. Kapitale blokken van rosso (een soort van rood marmer) en verdantique (een soort van groen marmer) en even groote blokken porfier, vormen de middelpunten dezer kunststukken, terwijl het geheel verder met zeer fijn mozaïek-werk
10
is afgezet. De wanden schijnen u van boven toe als ééne massa goud. \'t Is alles schilderwerk van mozaïek op gouden grond, voorstellende verscheiden tafereelen uit het Oud en het Nieuw Verhond, waarin de heelden van onzen Heer en Heiland, van de H. Maagd, van den H. Jozef en den H. Petrus uitmunten, te midden eener menigte figuren van andere heiligen, die elkander als \'t ware verdringen. Wanneer deze kapel, tijdens eene uitstelling van het Allerheiligste Sacrament, door eenige duizenden waskaarsen verlicht wordt, dan is de indruk op het oog en op het gemoed van den bezoeker onbeschrijfelijk. De vloer is gedeeltelijk van marmer en gedeeltelijk van Ale-xandrijnsch ingelegd werk. Aan deze kapel behoort nog een antieke, schoone, wit marmeren kandelaar, voor de paaschkaars bestemd; deze kandelaar rust op een voetstuk van liggende leeuwen, en is naar \'t zeggen, eens uit Konstantinopel hier heen gebracht. Op een hooger verdieping van het paleis bevindt zich een tweede juweel van een kapel, of liever, bidvertrek, ook door den »goeden ouden koningquot; Eoger gebouwd, en op dezelfde wijze met marmersoorten en mozaïeken, die bijna nergens anders te zien zijn, versierd. Dan, het tegenwoordige gouvernement heeft er een receptiekamer van gemaakt, en het prachtige altaar met zijn voor geen geld te krijgen mozaïeken, tot een schoorsteen-stuk laten vermetselen !
Van de 300 kerken, die er in de stad Palermo
11
zijn, wordt de Olivella (Olijfberg) het drukst bezocht. Zij behoort aan de orde der Oratorianen van den H. Filippus Nerius, die door hunne retraites voor het volk, hunne geregelde en veelvuldige Vasten- en Advent-predikatiën, door den luister en de stichting hunner vele godsdienstoefeningen, meer dan eenige andere kloosterorde er toe hebben bijgedragen om den geest van godsvrucht in de harten der Palermitanen levendig te houden. Hun kerk bezit o. a., wat kunststukken betreft, een onvergelijkelijk schoone schilderij van Rafael Sanzio, afbeeldende de Moeder Gods met het kindje Jesus. Het Professie-huis, waaruit de Jezuïeten ongelukkig verbannen zijn, bezit eveneens een schilderij van onschatbare waarde, een meesterstuk van Novelli, voorstellende St. Paulus de Eremiet; en is ook zeer rijk in marmer, mozaïek en fijn snijwerk. Dit laatste moet ook gezegd worden van de St.-Catharina-kerk, waar het zangkoor — allen nonnen — uit eerste zangeressen bestaat, wier stemmen een harmonie geven, die meer aan de lofliederen der hemelsche geesten dan aan aardsch gezang doet denken. En wat den rijkdom van zeldzame steensoorten aangaat, dienen insgelijks genoemd te worden de St.-Jozefs-kerk, met haar kolossale blinkende pilaren van marmer en haar bezienswaardige, aan de Hulp der Christenen toegewijde crypta — deze kerk behoort aan de orde der Theatijnen — en verder de kerken van St. Franciscus van Assisië,
12
St. Franciscus a Paulo, St. Dominicus en een menigte anderen.
Doch geen van die allen kan in schoonheid en pracht halen bij de kathedraal van Monreale, van denzelfden ouderdom en denzelfden bouwstijl als de koninklijke kapel en omstreeks 4 mijlen van Palermo gelegen op een verhevenheid, waar men al de omstreken overziet. Wanneer men de Nieuwe Poort uitgaat, het groote Armen-hotel passeert, en de lachende tuinen van den Valkensnavel links laat liggen, dan komt men op een slingerigen weg, die steil tegen den Spitsen Berg oploopt. Deze berg, die met de gewulven van zijn spelonken over den\' weg hangt, is op vele punten dik bezet met de stekelige struiken der Indiaansche vijg, die naast het brood de voornaamste kost van de mindere standen in Palermo is. Halfweg komt ge aan een van die kostelijke landschapjes van \'t Zuiden: in \'t midden een schilderachtige bronput, door cipressen overschaduwd, en aan weerskanten van uw pad groeien en bloeien de oranje-, citroen- en St.-Jansbroodboomen, die in de zonnestralen van het Zuiden blinkende, de lucht met hun balsemgeur vullen. De kathedraal werd door koning Willem II gesticht ten gevolge van een vizioen, waarin hem, toen hij na de jacht vermoeid zich ondereen boom te slapen gelegd had, de Moeder Gods verscheen, die hem beval om een kerk te laten bouwen op dezelfde plaats, waar hij hare verschijning zag. De koning deed wat hem in \'t vizioen gelast
13
■was en liet een kerk optrekken » waarvan de weerga, zeide paus Lucius III, nog door niemand is gebouwd, zelfs van de oudste tijden af gerekend.quot; Willem voegde aan zijn kathedraal een Benedictijner klooster toe. In dit heerlijk convent, met zijn kostbare bibliotheek en zijn vele gebouwen waar men haast in verdwaalt; met zijn keurige portalen en kapiteelen; zijn kolommen van mozaïek, in den vorm van een kolossale schroef, staat nog onbeschadigd overeind, om van de godsvrucht en de mildheid van den stichter te getuigen.
\'t Is totaal onmogelijk om, zonder den lezer te vermoeien, in bijzonderheden af te dalen bij de beschrijving van dezen glorierijken tempel. Wederom vinden wij hier, in de kathedraal van Monreale, muren van wit marmeren paneelen met uitgezocht lijstwerk van mozaïek, gelijk in de koninklijke kapel ; alsmede de niet minder schoone lezenaars, lam-brizeeringen, kandelaars en vloersteenen; verder de rijke, prachtige monumenten van den stichter en zijn zoon — en dat alles van \'t zelfde met geen geld te betalen materieel. Doch het kunstwonder der kathedraal ligt ongetwijfeld in de mozaïeken, die tachtig duizend vierkante voeten muur beslaan, en ja, bijkans alle tafereelen uit het Oude en het Nieuwe Testament vertoonen. Deze schilderstukken zijn op een gouden grond in den wel wat stijven Byzantischen stijl, maar niettemin fraai ge-teekend en uitgewerkt, met bijzondere kleur en gloed.
14
De kapel der Kruisiging en die van St. Bene-dictus zijn zeer rijk in houten beeldhouwwerk en marmeren bas-reliefs. Het uitzicht dat men heeft, als men boven op het gewulf der kathedraal zich bevindt, op Palermo en zijn golf, en de heele reeks van groene en roode bergen ter eener, de goudgele akkers ter anderer zijde, afgezet met kerkgebouwen, cipresboomen en villa\'s, dat alles, blinkende en fonkelende in den zonneschijn van een Itali-aanschen hemel, laat op iemands gemoed een indruk achter, die nooit weer wordt uitgewischt.
Met pauselijk verlof bezochten onze reizigers daarna het klooster en bleven o. a. geruimen tijd op de breede grijs marmeren trap staan, waar halfweg twee dure schilderstukken hangen; een meesterwerk van Pieter Novelli, met de afbeeldingen van St. Benedictus, St. Bruno en St. Gregorius de Groote, en een van den Spaanschen schilder Velasquez, waar koning Willem wordt voorgesteld op het oogenblik dat hij, door een openbaring, de schatten der kroon, die zijn vader verborgen had, weder ontdekt. In de boekerij zijn zeldzame handschriften waar iedereen wat aan heeft; de meeste aandacht verdienen de Regel van St. Benedictus, in zwarte oude letter op bladen van lijnwaad geschreven, en met gekleurde, geïllustreerde hoofdletters versierd, een boek uit de elfde eeuw; verder fraai geïllustreerde breviers; de eigenhandige schriften van koning Eoger en van de koningen Willem I en Willem II, met meer dan 600 kouink-
15
lijke besluiten van de eerste Siciliaansche vorsten.
Een morgen of wat later gingen onze reizigers den Pelgrims-Berg beklimmen. Zij reden in koetsen tot aan den voet van dezen grooten heuvel, waar de ezels gezadeld klaar stonden om hen naar den top te dragen. Tegen den schouder van den berg, niet ver van de kruin meer af, staat de St-Rosalia-kapel, gebouwd ter plaatse waar de reliquiën van deze heilige werden gevonden. Een kunststuk, een wit marmeren beeld van de heilige, die het hoofd op de eene hand laat leunen, is vlak boven de grot opgericht ter zelfder plaatse waar zij den geest gaf. Den 3. en 4. van elke Septem-ber-maand wordt hier in deze grot een godsdienstig feest gehouden, en dan komen onafzienbare menschen-massa\'s uit Palermo en alle omliggende dorpen de patrones hier in haar heiligdom vereeren. Een mijl verder op, voorbij den Valken-toren, staat een ander beeld der heilige, een zoo kolossaal beeld, dat het als een lichtbaak voor de zeelieden dient; want het overziet de geheele zeegolf, die 1500 voet lager ligt. Het uitzicht van het punt af, waar dit beeld opgericht is, mag wel heerlijk schoon genoemd worden. Al de bonte stranden van het eiland Sicilië zijn hier, als \'t ware, gelijk een ontrolde landkaart voor uwe voeten uitgeteekend, en de grootste zeeschepen lijken u toe als lichte stofjes op den glimmenden spiegel van het water. — Op een ander tochtje, dat de moeite waard was, trok het reisgezelschap naar
16
Baïda, een klooster en gasthuis, door de Franciscanen bediend, omstreeks op vijf mijlen afstands van de stad gelegen. Het bergpad slingert ongestadig over een steile helling, brengt u aan een zeer schilderachtige brug, die over een snellen, onstuimigen bergstroom als heen gegooid is, en door een net dorp, waar geen eind aan schijnt te komen, doordien de huizen elkaar schijnen te ontvluchten. Zoo leidt dat pad den toerist eindelijk naar den voet van den Scherpen Berg, waarvan de ruwe, met spelonken goed voorziene wanden dicht met cactus zijn bewassen, en waar tevens heele rijen van fraaie zwarte cipressen mooi afsteken tegen de bleeke rots en de helder blauwe lucht. De kloosterkerk was oorspronkelijk — men kan het nog zien — in den Byzantischen stijl, en bevat o. a. een schoon oud beeld van St. Joannes den üooper. De andere gebouwen zijn nog duidelijker uit den goeden ouden tijd. Op het terras, dat over de klip, waar het klooster op gebouwd is, heenhangt, is het uitzicht over den heerlijken omtrek zoodanig, dat men, ofschoon reeds gewoon aan Sicilië\'s frappante natuur, toch niet spoedig weggaat. Iets hooger op kan men een curieuze, door de natuur zelf gegraven grot gaan bezichtigen, waarvan het gewelf met druipsteen-figuren als met kristallen gaskronen io behangen. De reizigers trokken weer langs een ander pad naar beneden, door het dorp dat Altarello di Baida genoemd wordt en passeerden de bouwvallen van
17
een in zijn tijd allerfraaist paleis met kapel. Het werd gebouwd volgens den Moorschen stijl, met portalen in den vorm van een hoefijzer en vreemd bewerkt, zooals men die nog aan de Moorsche huizen van de Spaansche stad Grenada ziet. Men veronderstelt dat het \'t zomerpaleis van koning Roger was en derhalve van denzelfden ouden datum is als de koninklijke kapel.
Bagaria was vervolgens de plaats, die het eerst op \'t programma der reistoertjes stond. De spoortrein bracht het gezelschap aldaar binnen een uur aan. Hun vriendelijke gids, pater C. had in de fraaie aan zijne familie behoorende villa, een uitgezocht diner laten bereiden, om hun eenige proefjes te geven van de wijnen en de gewone gerechten van die landstreek. Daarna ging hij met hen dwalen langs de paleisjes, te midden van tuinen in volle kleuren en geuren, die de wijd uit elkaar gebouwde stad omringen en de zomerverblijven van den Siciliaanschen adel zijn. De meest curieuze van al deze villa\'s was wel de villa Butera; het heerenhuis was, op last van den zonderlingen eigenaar, verbouwd als een nagemaakt klooster, opgevuld met wassen beelden, die monniken voorstelden en zoo sprekend geleken, dat men zou gezegd hebben dat ze leefden. Deze figuren van was stonden tof zaten in de verschillende cellen en zalen, en waren schijnbaar met verschillenden arbeid bezig; de een zat te lezen, een ander was in de keuken aan het werk, en zoo voort. Er lag
2
18
voor iemand, die het wist, in heel dit ding een gekke grap; want al die monniken-beelden waren de welgelijkende portretten van de vrienden van den rijken kwast. De villa Palagonia daarentegen stond zoo vol van allerzotste en allerakeligste steenen monsters, waarin de wansmaak in de kunst zijn hoogsten top bereikt had, dat men er even gauw weer uit zou gaan loopen als men er in gekomen was, doch men bleef onwillekeurig staan bij eene kostelijke verzameling van voor ons zeldzame bloemen, hier aangekweekt, die een aller-prachtigsten blik opleverden en alleen reeds de aandacht boeiden. Van af het zoogenaamde Telegraaf-punt heeft men een heerlijk vergezicht op Cefalu, de Liparische eilanden en de gebeele baai van Palermo, die als gesmolten goud flonkerde in de stralen der ondergaande zon.
Doch onze reizigers werden al spoedig gewaar, dat hun kleine expedities naar de binnenlanden in \'t vervolg beperkt moesten worden tot de dagen, waarop zij een gewapend geleide in dienst konden nemen. De onveiligheid van lijf en goed was toen juist in Palermo en omstreken ten hoogsten top gestegen; men hoorde van niets anders dan van roovers. Niemand zal willen ontkennen, dat er vele en groote misbruiken op Sicilië bestonden, tijdens de regeering der Bourbons. Maar het zoogenaamde tijdperk van vrijheid — dat daarop is gevolgd en door Garibaldi geopend werd, na zijn afgesproken »dapperenquot; strooptocht, waarbij \'tgeld aan de
19
verraders \'t voornaamste wapen was — dit tijdperk heeft een zoo groot ongeluk over Sicilië gebracht, dat dit eiland nog nooit, in heel zijn vroegere geschiedenis, zulk een ongelukkigen tijd als nu heeft gekend. De vrijheid, die de tegenwoordige regeering er bracht, is, om de woorden van den bekenden ouden franscben schrijver te gebruiken: Vrijheid om van honger te sterven. Broederschap in de misdaad. Gelijkheid in de ellende.
Het nieuwe gouvernement begon met Sicilië te »zuiverenquot; van alle Bourbonsche ambtenaars, gelijk men een vloer met een stalbezem schoon veegt, in éenen zwaai. De minste ambtenaar, wat nederig postje hij ook had, werd in een oogwenk aan den dijk gejaagd, en bevond zich eensklaps, na jaren van trouwen dienst, in de bitterste armoede. De een of twee professors aan de universiteit, wier uitstekende geleerdheid de regeering als \'t ware dwong om hen op hun post te behouden, werden als verraders, die men niet goed aandurft, behandeld. Zij werden met huiszoekingen zonder eind, lastig gevallen, al hun papieren werden in beslag genomen, en zij werden in den volsten zin des woords gevangenen in hun eigen woning. Een hunner, die het meest te verduren had, de uitstekend geleerde en bijzonder spraakzame huiskapelaan van den hertog van —, een groot kenner van de grondsoorten en beroemd taalkundige, vooral wat de Oos-tersche talen betreft, vertelde vaak aan de vreemdelingen lachende deze anecdote: Hij had eens
20
de gansche politie, commissarissen en alle agenten in de grootste opschudding en verlegenheid gebracht, zonder het te willen. Zij hadden onder zijne papieren zekere handschriften gevonden in een voor hen onbekende taal en schrift, die zij onverwijld in beslag namen als geheime brieven in cijferschrift. Nu hadden zij den verrader. Men kan begrijpen wat een zuur-zoet gezicht zij opzett\'en, toen het uitkwam dat de «verraderlijke correspondentiequot; een Hebreeuwsche lezing was, die de goede oude professor voor zijne studenten had klaar gemaakt. Zelfs de doorluchtige aartsbisschop, een grijsaard van over de tachtig, ontsnapte niet aan dezelfde inquisitie. Hij had een herderlijken brief uitgevaardigd, waarin hij de koninklijke rechten van den H. Vader uiteen zette en de noodzakelijkheid va,n de handhaving van het wereldlijk gebied des Pausen bewees. Dit mandement werd op last der regeering met beslag belegd. De archieven van het aartsbisschoppelijk paleis werden angstvallig nagesnuffeld. De geleerde en welsprekende kanunnik, pater T,, dien men vermoedde de hand gehad te hebben in het opstellen van dit herderlijk schrijven, was verplicht, ten einde aan gevangenschap te ontkomen, om voor een paar weken de wijk te nenen naar het kloooster van San Martino.
Het gevolg van deze onwijze behandeling van een land, dat de Piëmonteezen voor een wingewest schijnen aangezien te hebben, was: dat de taak der regeering voor hen daar onmogelijk werd.
21
Zij maakten zich alle burgers, zonder ondersclieid, tegen. De ouden en gebrekkigen onder de ontslagen lands- en gemeente-ambtenaren, die geen ambacht meer konden leeren en geen nieuw kantoorwerk vinden, trokken zich op vlieringen en in krotten terug, om daar van broodsgebrek en ellende te sterven, zij lieten hun huisgezinnen in de beklagenswaardigste omstandigheden achter. De jongere weggejaagde ambtenaars, tot razende wanhoop gedreven, »gingen de groote baan op,quot; zooals daar het zeggen was, vonden gezelschap bij alle schelmen en landloopers der streek, en werden de schrik van de nabuurschap. Een kleine courant, die alle dagen te Palermo uitkwam, was gewoon eiken morgen een lijst mede te deelen van de «strooptochten,quot; welke de »rooversquot; hielden, en wat voor goederen zij gestolen, wat voor personen zij gevangen genomen hadden. Nu eens was het een rijk Fransch heer, monsieur de S. die naar de bergen gesleept was en in de kou en de mist van een zeer gure Februari-maand met hen moest trekken en reizen, totdat zijne verschrikte vrouw de verbazend hooge som bij elkaar gescharreld had, die als losgeld geeischt werd. Op een anderen morgen was het een welbekende Engelsche bankier die in een open kales, met zijn dochter uit rijden gegaan, den weg naar Monreale op, plotseling op het steilste gedeelte van den heuvel werd aangehouden door twee man, die de paarden tot staan brachten en hem voor de leus een bedelbrief
22
toereikten. Doch al zeer spoedig gaven zij den Eno;elschman te verstaan, dat alle tegenweer nut-
O / o
teloos was, dat hij zijne dochter naaar alleen met het rijtuig weer naar huis moest sturen, en hij bij de bandieten moest blijven, totdat het losgeld zou zijn gekomen. Een nog brutaler geval gebeurde kort daarop. De jonge markies van — reed in zijn engelschen faëton op den kaarsrechten weg, die naar het Favorita-park (het Hyde Park van Palermo) leidt; \'t was half twee op den middag. Onverhoeds rijdt een bolderwagen, vol van gewapende stroopers, tegen hem in, en de voerman doet plotseling de paarden half wenden, zoodat zijn wagen dwars over den weg komt te staan en aldus den doortocht belet. Voor dat de jonge markies tijd hoeft om zijn eigen paarden te doen keeren, of zelfs om te overWijen wat hem nu te
7 O O
doen staat, zijn twee of drie der gewapenden van den bolderwagen gesprongen. Zij grijpen hem aan, dwingen hem uit zijn rijtuig te stappen en plaats te nemen op het hunne. Daarna zeggen zij heel. bedaard tot den koetsier, dat hij weer naar huis moet rijden, en den vader van den markies verwittigen, dat hij zijn zoon niet zou weerzien voor en aleer die en die som — vooral de cijfers goad te onthouden — zou uitbetaald zijn in huis No. zooveel, aan den voet van den berg zoo en zoo.
Om niet alle dagen vol schrik en angst te zitten over die roovergeschiedenissen, betaalden de rijke ingezetenen en vreemdelingen een soort van maan-
23
delijksche brandschatting aan de bandieten, om aldus de veiligheid niet alleen van hun eigen persoon, maar van hnnne geheele familie te verzekeren. Door dit bondgenootschap of liever door dit contract werden van zelf al le pogingen der regeering, om aan de rooverijen paal en perk te stellen, totaal verijdeld. En zelfs ondanks dit contract en alle genomen voorzorgen durfde de adei zich nooit een paar uur buiten de stad te wagen. Het Fa-vorita-park met zijne prachtige dreven en zijn magnifiek koninklijk paleis, was bijna altoos zonder wandelaars. De pas aangekomen vreemden werden, zoo zij ergens per paard of per as heen wilden, gewaarschuwd om nooit denzelfden weg terug te nemen, en nooit den huurkoetsier van te voren te laten weten, waar het tochtje naar toe zou; want de Siciliaansche voerlui stonden haast altijd in verstandhouding met de bandieten. Erger misdaden vermeerderden de vrees en ontzetting, die allen bevangen had. Op zekeren avond kwam de hertog van —, een weduwnaar met een eenige dochter, uit de opera te huis. Zijn woning staat in de deftigste buurt van de stad en er bevonden zich, naar men meende, genoeg huisbewaarders in. De huishoudster, een brave oude vrouw, die al bij zijne echtgenoote aan huis gediend had, en derhalve nog een model was van de levenslange dienstboden uit den goeden ouden tijd, alsmede een oppassende, even trouwe kok en palfrenier, waren binnen de deur gebleven. De andere dienstboden
24
woonden, zooals dat in Palermo gebruikelijk is, buitenshuis; de koetsier alleen was mee naar den schouwburg gegaan. Toen nu beiden, de hertog en zijn koetsier, al een tijd lang te vergeefs hadden gebeld en geklopt zonder dat er eenig gewag kwam, besloten zij ten laatste, wanhopig, den commissaris van politie te gaan halen. Deze liet de deur opensteken, en het eerste wat zij zagen — schrikkelijk tooneel —- was het bloedige lijk van de huishoudster, dat half op den drempel lag, en een weinig verder in den gang de doode lichamen der beide knechts; alle drie waren vermoord. De movers hadden ingebroken en alle geld, dat zij machtig konden worden, alsmede al het zilverwerk en de juweelen gestolen ; de trouwe dienstboden hadden klaarblijkelijk hun tegenstand met den dood moeten bekoopen.
Dan, men moet niet denken dat alle roovers zulke booswichten waren; daar waren er ook van gansch ander allooi! Men trof onder de bandieten nu en dan personen aan, die zelfs eene groote mate van hoffelijkheid aan den dag legden, en zich op treffende wijze erkentelijk toonden voor eenigen dienst vroeger aan hen bewezen. De hertogin van S., die in dezen tijd haar villa bij B. bewoonde, ging op een achtermiddag uit om eene zieke vrouw in een der dorpen, welke tot deze landelijke heerlijkheid behoorden, te bezoeken. Halfweg werd haar de baan versperd door een van top tot teen gewapenden bandiet, die, een be-
25
leefde buiging voor haar makende, haar verzocht weer naar huis terug te keeren. Zij zeide: » waarom zou ik teruggaan? Ik ben niet bang dat iemand mij zal lastig vallen, wanneer ik armenbezoek ga doen.quot; Hij antwoordde haar zeer gedienstig, dat men wel wist, wat voor een boodschap zij had, en dat zij niet den minsten last zou hebben van zijn bende, die haar kende en haar respecteerde; maar dat er nieuwelingen in de bende waren opgenomen, voor wie hij nog niet kon instaan. Hij volhardde daarom bij zijn dringend verzoek, dat zij zich niet verder op weg zoude begeven en voegde er bij: »Indien Hare Excellentie mij die mand wil toevertrouwen, dan zal ik zorgen dat de arme zieke vrouw krijgt, wat voor haar bestemd was.quot; De hertogin zag daar geen bezwaar in, reikte hem de mand over en bevond den volgenden dag, dat de boodschap prompt was gedaan. — Op een anderen keer overkwam een dito rooversgeschiedenis aan een Engelsche dame, die gewoon was om in zeer eenvoudige kleeding de zieke armen, met de zusters van liefde, te gaan troosten en helpen. Bij zekere gelegenheid, toen zij in een dorp, dat niet ver van de bergen lag, moesten zijn, had de Engelsche de liefdezuster in een der huizen achter gelaten, waar deze nog druk bezig was met het verbinden van de wonden van een kind, dat zich erg gebrand had. Zij was al vast alleen vooruit gegaan naar eene hut, die aan het eind van de
26
lange laan wat afgelegen stond, en waar zij vroeger reeds een armen koortslijder bezocht hadden. Nauwelijks had zij de lage deur open gestooten of zij stond eensklaps midden in een kring van tot aan de tanden gewapende roovers, die daar rustig in de rondte hadden gezeten om naar allen schijn een vergadering te houden en plannen te beramen. Bij haar aankomst waren allen opgesprongen en omringden haar als een muur. De Engelsche zich richtende tot een hunner, die de kapitein van de bende scheen te wezen, maakte een beleefd exkuus wegens hare onverwachte komst, die wel wat op indringen had kunnen gelijken, en gaf hun de geruststellende verklaring, dat zij alleen was gekomen om een armen zieke, die hard aan de koorts leed en gisteren in zeer bedenkelijken toestand verkeerde. De aanvoerder van den troep nam daarop zijn hoed met een sierlijken zwaai af, salueerde diep, en haar de plaats aanwijzende waar de zieke man lag, sprak hij : » Wij kennen u wel, mevrouw, al ziet gij er op \'t oogenblik wat minder deftig uit; maar gij behoeft nooit bang te zijn, dat iemand van ons u of uw kinderen zou willen mo-lesteeren of zelfs maar schrik aanjagen.quot;
Op een anderen tijd waren dezelfde ziekenbe-zoeksters in een ver verwijderd dorp, waar juist de kranke op het uiterste lag en waar zij dus bleven totdat de dood een einde aan ziekte en lijden had gemaakt. Toen zij ten laatste, na een en ander geregeld te hebben, aanstalten maakten
27
om te vertrekken, begon de avond al te vallen. Hun weg liep tusschen twee hooge muren, die tot beschutting van wijngaarden dienen, door. Op eens begon de Zuster van liefde, zonder iets te zeggen, hare schreden zoozeer te verhaasten, dat de Engelsche, die moê en bijna op was, en haar dus niet kon bijhouden, naar de reden van haar geweldige haast informeerde. Het eenig antwoord was: »Zie maar eens achterom.quot; De andere zag achterom en bespeurde nu een sterk gewapenden bandiet, die haar volgde en duidelijk genoeg beiden spoedig zou hebben ingehaald, hoe snel zij ook liepen. Inziende dat er toch geen kans was om te ontsnappen, maakte zij een kort en goed besluit, bleef staan en wachtte bedaard den roo-ver af met de vraag; » Wat hij moest.quot; De roover maakte een hoofsche buiging en antwoordde, dat het bij den donker niet veilig was voor de dames zoover van de stad en zonder geleide, dat hij dus was gekomen om haar tot aan de stad te geleiden. En op den toon van beleedigden trots voegde hij er bij: »Gij behoeft mij zoo vreemd niet aan te zien; ik zal Hare Excellentie vergezellen; ik zal op een afstand achter u aanwandelen, totdat gij beiden onder het licht van de stads-lantaarns zijt gekomen, dan zult gij geen gevaar meer hebben.quot; De beide vrouwen dankten hem met een paar erkentelijke woorden, en haar geleider, die zich zelf\' als zoodanig aangesteld had, vergezelde haar, prompt volgens zijn woord, tot aan de stadsmuren, waar
28
hij met een deftigen slinger zijn hoed afnam, diep boog en zijn afscheid nam met een zeer hoffelijke groet. — Menig geval van dezen aard zou hier nog verhaald kunnen worden, ten bewijze hoe gemakkelijk men dit volk door vriendelijke bejegening en door erkenning zijner rechten had kunnen winnen, en hoeveel zij dus te verantwoorden hebben, die dit volk door verstooting en uithongering tot zulk een desperate manier van kostwinning hebben gedreven.
Wij zeiden nog geen woord over de religieuze orden in Palermo; en toch hebben dezen een zeer beslissenden invloed op de maatschappelijke welvaart der gemeenten. Vooraan staat ook hier weer, gelijk elders, de groote instelling van den H. Vin-centius a Paulo, de orde der Zusters van liefde, \'t Is nog maar zes of zeven jaren geleden, dat de eerste Zusters hier verschenen, toen de goede oude hertog van — een geschikt kloostergebouw ter barer beschikking stelde. En nu reeds hadden zij onder haar beheer een weeshuis, druk bezochte dagscholen, een pensionaat voor meisjes uit den hoogeren stand, en een armen-apotheek. Al deze inrichtingen waren in dien korten tijd door de orde zelve gesticht. Zij hadden tevens een geregeld huisbezoek der zieke armen, in de stad zelf en in de omliggende dorpen, ingevoerd. Aan haar was letterlijk alles, wat degelijk onderwijs voor meisjes heeten mag, in de stad Palermo toevertrouwd, en vooral het practisch onderwijs, de vrouwelijke hand-
29
werken. De regeering heeft haar verzocht om ook de verpleging in de groote infirmerie op zich te nemen, die op heiligschendende wijze in de groote Dominicaner-kerk was gevestigd. Het middelschip, de zijbeuken en de kapellen stonden vol legersteden; alleen de kapel van het Allerheiligste Sacrament was gespaard gebleven. Geen eene god-delooze hand had daar eenige verandering in aangebracht, wijl die kapel zou dienen als bidvertrek voor de Zusters. De infirmerie was slecht van het noodige voorzien. Het gouvernement weigerde aan de religieuzen de billijke bijdragen voor een behoorlijke verzorging der zieken; en de apotheek, in plaats van ter beschikking der nonnen te staan, werd door een militairen dokter geregeerd. De religieuzen deden haar best om in de behoeften der 5 a 600 patienten te voorzien; maar zoo \'n werk was gelijk aan het rollen van een steen tegen een berg op. Ook wenschte de regeering nog, dat de nonnen de zorg voor het ziekenhuis der gemeente zouden aanvaarden. Deze inrichting was in een kolossaal, flink afgetimmerd gebouw gevestigd.
Een menigte van vaste dokters en zieken-oppas-sers werden er goed betaald. En toch werd deze inrichting allerellendigst verwaarloosd. Om een staaltje te geven. Op zekeren keer, toen een arme vrouw, die in een naburige straat gevallen was en den arm gebroken had, onverwachts er in werd opgenomen, was er niemand te krijgen die het gebroken lidmaat wilde afzetten, dan een apothekers-
30
bediende. En er was zelfs voor de geamputeerde nog geen glas water op te loopen, zonder eene fooi aan de ziekenoppaster. Buitendien was er geen zweem van orde of regelmaat te bespeuren, alles liep er in \'t honderd. De zusters hebben eindelijk toegestemd om ook het beheer over deze inrichting op zich te laden, doch slechts onder conditie, dat eerst de zaken op een anderen voet geregeld werden. De positie dezer nonnen was echter te Palermo eene zeer kommervolle en moeilijke positie. Het gesticht, waarin zij wonen, had verscheiden reparaties hard noodig. \'t Ontbrak er daarenboven aan de vereischte ruimte voor de scholen en andere zalen, de luchtververscbing liet veel te wen-schen over en de bedompte lucht der lokalen wai? van dien aard, dat de gezondheid van velen er zichtbaar onder leed. En toch kwam het den Sici-liaanschen adel niet in het hoofd om haar eenigen steun en onderstand van beteekenis te geven. Wel was die adel bijzonder op de diensten der religieuzen gesteld en scheen hij geen woorden genoeg te kunnen vinden om hare verdiensten te roemen; doch wat hadden de nonnen aan al die mooie praatjes! En wat haar nog meer griefde, die adel gaf haar nauwelijks een paar karige aalmoezen om den nood der arme zieken te lenigen.
Het vroegere gemeentebestuur had, toen het de Zusters uitnoodigde om voor de armen-apotheek op te komen, bepaald, dat er maandelijks zoo- en zooveel aan het klooster zou uitgekeerd worden
31
voor de gratis verstrekte geneesmiddelen. Het tegenwoordig gemeentebestuur weigerde deze schriele bijdrage voor de armenzorg verder uit te betalen en gelastte later, ahsof het een oude poort gold, dat de armen-apotheek moest gesloten worden! Daarbij komt nog, dat de buitensporige weelde, die onder de rijke lieden te Palermo heerscbt in equipages, toiletten en zoo voort, bijna al het geld, dat zij uitgeven, verslindt. Ook is \'t geen gewoonte onder de vrouwen van den hoogen stand om in persoon de armen te gaan bezoeken en eens te zien hoe dezen \'t maken, (met de zeldzame uitzondering van de hertogin van S. en eene of twee anderen). Zoo kan dus de bittere, haast onbeschrijfelijke armoede, waarvan de zusters en zij, die met haar dit vrome werk verrichten, dagelijks getuigen zijn, de harten der rijken niet roeren, de geldkisten niet treffen.
Het schoonste van alle bier bestaande gestichten is wel het heerlijke St. Catharina-klooster, dat toen omstreeks zeventig nonnen van de orde van den H. Dominicus binnen zijne muren telde. Al de notabele familiën van Sicilië hebben dochters of zusters in dit klooster. De regel der afsluiting van de buitenwereld is hier absoluut; maar een der dames van het reisgezelschap had de pauselijke vergunning verkregen om het gesticht te bezoeken. Zij kon bij hare terugkomst de ruime, nette en doelmatige inrichting der verschillende gebouwen en de vriendelijkheid der religieuzen niet genoeg
32
roemee. In het hoofdgebouw van het klooster bevindt zich een Kruisweg op een gaanderij rondom de kerk, waarvan de staties bewonderenswaardige fresco\'s of natte-kalk-schilderijen zijn. Bij een latere gelegenheid werd aan dezelde dame nogmaals toegestaan om op Goeden Vrijdag in de kloosterkapel de «Drie uren van den doodstrijdquot; bij te wonen, gevolgd door het zingen van de Stabat Mater. De heerlijke muziek van dezen onovertreffelijken treurzang en de stemmen der eerste zangeressen, die dit lijdenslied zongen, waren indrukwekkender en hartroerender dan de reizigster ooit van haar leven gehoord had. — Toen zij later de nonnen weer sprak, vernam zij, dat dezen wegens de tijdsomstandigheden in groote ongerustheid verkeerden; want juist was toen in het Parlement de wet onder behandeling, waarbij haar klooster, te gelijk met de andere religieuze inrichtingen, zou opgeheven worden. Velen hadden reeds als kinderen dit gesticht leeren kennen en liefhebben, toen zij hier hare opvoeding ontvingen, en hadden sinds dien tijd nooit weer de kloostermuren verlaten. Met wat recht, grondwettig of ander recht, of met wat schijn zelfs van rechtvaardigheid deze arme vrouwen de wijde wereld in kunnen gejaagd worden, — eene wereld, waarvan zij letterlijk: niets afweten, — en haar bezittingen haar ontnomen kunnen worden, is een vraag, waarop de liberalen toch nog eens, vroeg of laat, zullen te antwoorden hebben. (Een armzalige toelage van
33
tien stuivers per dag is al, wat de regeering aan de verjaagde kloosterlingen uitkeert, en zelfs dat weinige wordt maar zelden uitbetaald).
Niet zeer ver van dit gesticht, en naast de St. Simonskerk, waarvan in den aanvang sprake was, staat het klooster der Benedictijnen. Uit dit gebouw leidt een onderaardsche gang, een aanmer-kelijken afstand onder de straten door, naar hun zomerverblijf, waar het kloostergebouw, op last van den vriendelijken superior des avonds ter eere van de vreemdelingen werd geïllumineerd. Het uitzicht van af de omgangen der torens welke op dit klooster staan, over geheel de stad Palermo, is prachtig. ■— Een bezienswaardig klooster is dat der Capucijnen, wier werk voor een gedeelte bestaat in de spookachtige bezigheid van het balsemen van lijken, en het plaatsen dier gebalsemde lijken in nissen, rondom een soort van crypta, waar elke nis op een bordje den naam en den titel der overledenen aangeeft. Wel een treurige en haast te-rugstootende tentoonstelling der menschheid, en wel geschikt om ieder ijdel mensch in den grond te genezen, die trotsch mocht zijn op zijn afkomst, of op zijn stand, of op wat ook. Deze orde is bijzonder streng en bijzonder arm. Hun boete-ple-ging door zelf-kastijding is voorbeeldig. En hun vasten \'is niet minder hard. Alle Vrijdagen nemen zij hun middagmaal niet aan een tafel, maar van den vloer, en onafgebroken houden zij het geheele jaar door, «magerequot; dagen. — De Augustijnen
34
hebben een lichten kloosterregel, en nemen binnen hunne muren niet alleen schooljongens op, wier opvoeding zij behartigen, maar ook personen die men hier »afgezonderdeuquot; noemt, \'t Zijn namelijk personen, die zonder een bepaalde roeping voor het kloosterleven te hebben, hun God in rust en zonder verstrooiing, onder de bescherming van een kloosterdak, wenschen te dienen. Deze lieden betalen voor de tafel, die hun dagelijks verstrekt wordt, en wonen in eigen, afzonderlijke kleine vertrekken; zij behoeven zich alleen maar te regelen naar de vastgestelde uren der dagverdeeling en der geestelijke getijden. — Bijna elke bekende religieuze orde is te Palermo vertegenwoordigd; de stad is om zoo te zeggen, vol van kloosters. Daarenboven zijn vele personen, die door üunne maatschappelijke plichten belet worden kloostergeloften af te leggen, aan den een of anderen Derden Regel verbonden. Ze dragen de bijzondere kleeding dier orde en wijden zich aan werken van naastenliefde en godsvrucht toe, zonder daarom hunne huiselijke plichten te verwaarloozen. Zoodanig is b. v. de leefwijze van de gravin O., die een heerlijke huiskapel heeft laten bouwen, welke op de dagen, dat daar Lof gehouden wordt of het H. Sacrament blijft uitgesteld, steeds voor het publiek open staat. De gravin is uiterst streng\' van leven, en hare boetpleging doet voor die in een klooster niet onder. — Voorts is haar slaapvertrek een kleine cel die in de kapel uitziet, en
35
deze cel bevat geen andere meubelen dan een gewone plank, om op te liggen, met een blok hout als hoofdkussen. Aan den wand_ hangt een eenvoudig kruisbeeld van aanmerkelijke grootte. Bijna iedere adellijke dame te Palermo bezit een huiskapel, waar, met hooge kerkelijke vergunning, het H. Sacrament in het tabernakel verblijft. Er is geen keuriger en smaakvoller pracht denkbaar dan de versieringen en bloemen in deze kleine oratoriums, die als \'t ware elk Siciliaansch paleis heiligen.
Ondanks den toenemenden schrik, dieu de brutaliteit der roovers alom verspreidde, waren onze reizigers toch vast besloten om een tweetal tochtjes er niet aan te geven, waar zij zich al van hun aankomst op 1 !t eiland af op gespitst hadden. Het eene uitstapje was naar Cefalu; het andere naar het Benedictijner klooster van St. Mar-tino. Op een mooien morgen iu April vertrokken zij dan, na de vieruurs mis, met den spoortrein naar Trabea. Zij hadden van den gouverneur te Palermo de noodzakelijke wacht van militairen mee gekregen, en ook de vriendelijke, voorkomende kapitein, ridder L. B., had zich bij den stoet aangesloten. ïe Trabea, waar de reis per spoor niet doorgezet kon worden, en waar de gouverneur van Termini, — van zelf een man van gewicht, — veiligheidshalve zich bij het geleide vervoegde, namen zij rijtuigen om daarmee de rest van den weg naar Cefalu af te leggen. De baan
36
slingert onder langs grijze klippen van kalksteen, met cactussen en quot;wild gebloemte overdekt, en leidt over eene brug van één boog, welke met dien éénen machtigen boog de snelle rivier bij Termini overspant. Deze brug wordt als zoo\'n groot meesterstuk der waterbouwkunst aangemerkt, dat ze aanleiding heeft gegeven tot het vaak gehoorde Siciliaansche spreekwoord: Sicilië heeft maar im monte, un fonte ed tin ponte (één berg, één bron en één brug); die ééne brug is het stoute gevaarte, dat hier ligt. De stad Termini is gelegen op eene rotsachtige bergvlakte, die met een heerlijken achtergrond van hooge kruinen gestoffeerd is, en wier voet gewasschen wordt door de blauwe wateren van de Middellandsche Zee. Maar \'t is een heel armoedig plaatsje, ja, wel een heel armoedig plaatsje, wat men vooral gewaar wordt, als men er nader kennis mee maakt. De inwoners hebben schier geen ander bestaan dan de vischvangst, de vangst namelijk van sardienen en ansjovisch. En toch was Termini eens eene zeer vermaarde stad in lang vervlogen dagen, gelijk nog de bouwvallen der paleizen bij de minerale bronnen, de ruïnes van het amfitheater en de Romeinsche waterleiding getuigen. De baan loopt langs de zeekust voort en wordt gesneden door de mondingen van twee riviertjes, die door de vele buien van de regenachtige maand Maart bijna niet te passeeren waren. Al verder op, voorbij de ruïne van het oude
37
Hiinera, de stad van den Griekschen dichter Pindarus, de rijksstad die weleer wijd en zijd haar schepter zwaaide; — welke ruïne men links liet liggen — kwam ons reisgezelschap in een zeer schoone, bloeiende landstreek. Dit landschap is rijk in olijfboomen en wijngaarden, oranje- en ci-troenboomen, alsmede een bijzondere soort van beuk, welker bast de gom geeft, die hier manna genoemd wordt. Hier en daar wees de gouverneur hun met den vinger de spelonk of den berg aan, waar, een week van te voren, die en die roover-bende gevangen genomen of neer geschoten was, terwijl anderen weer ontsnapt waren naar de haast ontoegankelijke wildernissen van de bergketens, die daar in de verte zich opdeden. Om de twee of drie mijlen was een militaire wachtpost uitgezet ; men zag daar kleine groepen van soldaten, tot aan de tanden gewapend, op den uitkijk staan, om bij bet minste onraad alarmschoten te lossen. Doch er was geen roover te zien, en het land scheen hier als uitgestorven.
Eindelijk kwam het schoone, vierkante voorgebergte van Cefalu in \'t gezicht. De kunstrijke kathedraal, ~met hare twee schilderachtige torens, rijst trots boven de klip op en staat als op het randje van de landtong gebouwd, terwijl de stad, onder de vleugels van dat machtig gebouw weggedoken, beneden aan het strand zich aan de klippen vastklemt. Deze tempel werd ook gesticht door den goeden ouden koning Eoger, die op een terug-
38
reis van Napels naar Sicilië, door een zoo woedenden storm werd overvallen, dat hij, in gevaar van te vergaan, de belofte deed van eene kerk ter eere van God den Heer te zullen bouwen, wanneer hij gered werd. En die terstond te zulleu bouwen op dezelfde plaats, waar zijn vaartuig veilig aan wal zou komen, als eene blijvende dankzegging voor het behoud van zijn leven. Zijn gebed werd verhoord; en het gebeurde dat hij veilig aan strand kwam op het voorgebergte van Cefalu. En daar stichtte hij toen het onderpand zijner belofte, het ontzaggelijke kunststuk, de bewonderenswaardige kathedraal, die in bouwstijl en sieraden compleet op die van Monreale gelijkt. Rondom de westerdeur verheft zich een zeer schoon Normandisch voorportaal, met vele keurige bogen en beeldhouwwerk; de kolommen en kapiteelen zijn allen van het zuiverste witte marmer. De kerk is van binnen verdeeld in drie schepen, door zuilenrijen van grijs graniet gescheiden; het oosteinda is vijf treden boven de rest van het gebouw verheven, en eindigt, evenals in de kerk van Monreale, in drie gewelven. Het koor bestaat uit de kostelijkste marmersoorten, en de muren zijn, vijftien voet hoog, met het fijnste Alexandrijnsche mozaïek bedekt. Ook het gewulf is van mozaïek, op een gouden grond. In de zijkapellen vindt men zeer bezienswaardige oude graftombes, alsmede een antieke, cilindervormige doopvont van zwart marmer, die op vier leeuwen rust. In de sacristie wor-
♦
39
den eenige relikwien van bijzondere waarde aangetroffen, zoo ook een gedeelte van de koninklijke gewaden van den goedsn ouden Roger. — Zoo goed als naast de kerk staan de kloostergebouwen, die door monniken van de Augustijnerorde worden bewoond, en duidelijk genoeg uit denzelfden tijd dagteekenen, dezelfde pracht en kunst vertoonen. Ons reisgezelschap bezichtigde een en ander, om verder het paleis van den bisschop te bezoeken, waar de prelaat hen hartelijk en gastvrij ontving*, en er op stond, dat zij, naar Engelsche gewoonte, hun twaalf-uurtje op het terras van zijn tuin zouden gebruiken. Hij liet hun daarom wijn, vruchten en een goed geslaagde proeve van Siciliaansche keukenkunst, een excellente pastei aanbrengen. De pastei is een nationaal gerecht, dat bij de Sicilia-nen vaak de hoofdschotel is, gelijk bij de Engel-sohen de podding, \'t Was haast eeu zomersche dag\'. Het uitzicht naar alle zijden was verrukkelijk. De overvloed, de overdaad zou men haast zeggen, van rozen, die in alle geuren en kleuren een breed netwerk om de cipresboomen vlochten, bracht aan de meesten van het gezelschap de gelukkige uren in \'t geheugen terug, die zij te midden van gelijke natuurtooneelen gesleten hadden in de tuinen van de Villa d\'Este te Tivoli.
Na het twaalf-uurtje klouterden zij tegen den berg op, die uit een aanzienlijke hoogte op de stad neerkijkt; zij vonden er, zooals zij vooruit wioten, de bouwvallen van het oude Saraceensche
40
kasteel. En tevens, \'n weinig links af, een nog interessanter puinhoop, die verondersteld wordt een kleine portie te zijn van een oud Romeinsch paleis, met kapel en grafkelder, en als een der vroegste bouwwerken van dien aard, op liet eiland Sicilië, te boek staat. De weg naar huis terug, werd zonder eenige rooverhistorie, zonder ongelukkige of min plezierige lotgevallen volbracht; alleen had men een ordinaire ontmoeting, die toch treffend mocht heeten. Tegen zonsondergang kwam het gezelschap een ploeg spoor wegwerkers tegen, die eensklaps hun houweelen en schoppen op den grond legden en neerknielden om te bidden. Het klokje van den Angelus klepte op dien oogenblik uit de galmgaten van een naburigen toren ons te gemoet. Hoe vreemd zou zulk een handelwijze aan Engel-sche fabrieksgasten of polderjongens hebben toegeschenen !
Een paar dagen later ging men er nogmaals op uit, dit keer naar St. Martino. Een kleine compagnie jagers was vooruitgezondeu om den weg te verkennen en des noods schoon te vegen. Na het koninklijke park doorgetrokken te zijn, maakten onze toeristen kennis met het schilderachtig gelegen dorp Bocca di Falco (Valkensnavel), aan de opening van een bergkloof gebouwd. Hier heeft een bergstroom zich met geweld een doortocht gebaand door steile rotsmuren, die alleen door de hand der natuur zelve met kransen van wilde bloemen waren behangen. Niemand kan een rijker
41
en volder plantengroei uitdenken dan die welke rondom Palermo onnoemelijke geuren en kleuren uitspreidt. Geraniums zoo veel en zoo mooi als wij ze slechts in onze bloemisterijen kunnen op-kweeken, ontluiken hier in \'t wilde uit iedere spleet der rotsen, terwijl Banksia-rozen, en de licht paar-sche Wester ia, en de fijne klokjes der Bourgain-villier als klimop over elk huis een net breien en elke villa-muur opknappen. Van deze kloof af loopt de weg op langs een reeks van rotsachtige terrassen, totdat de briljante bloemenwereld der valleien allengs omgekeerd is in een kille, kale natuur van stugge bergen, wier toppen nog met sneeuw bedekt zijn. Een onverwachtsche draai van den weg zet u in eens vlak tegenover den breeden gevel van het St. Martino-klooster, dat evenals het Escorial bij Madrid, op een tafelberg staat, in het midden van een wilde woestenij. Dit convent heeft, volgens \'t zeggen, zijn stichting te danken aan Gregorius de Groote, en werd door Willem de Goede aan de kathedraal van Monreale geschonken. Het tegenwoordig nieuwe gebouw is van de vorige eeuw, en in Italiaanschen stijl opgetrokken. Men treedt binnen door een zeer frappante voorhalle, die op pilaren van louter marmer rust; in het midden staat een marmeren beeldengroep ; St. Martinus, die zijn ruitersmantel doorsnijdt en de helft aan een bedelaar geeft. De kostelijke wenteltrap, met balustrades van donker marmer, en een plafond dat prijkt met teekenin-
42
gen a la Eafael Sanzio, leidt u naar de kloostergangen, waar de cellen der monniken op uitkomen. De abt, een spraakzame en geleerde grijsaard, nam het gezelschap mee naar zijn eigene vertrekken, waar een paar zeer verdienstelijke schilderstukken hangen, met name een Afdoening van het Kruis, door Van Dijk; een Stal van Bethlehem, door Honthoorst, en een meesterlijk tafereel uit het Oude Testament, een Judith. In de zaal der novicen hangt een keurig schilderij van Novell!; met het jaartal 1634, en afbeeldende de H. Maagd met het goddelijk Kind, waarnaast St. Benedictus en St. Scholastica. Op dit schilderij moet men vooral de kleurenpracht en kleurengloed der Italiaansche meesterstukken bewonderen. Het plafond van \'t refter dat \'s zomers gebruikt wordt, is versierd door een fresco van Novelli: een Daniël in den leeuwenkuil.
Het museum van \'t klooster bezit zeer zeldzame oudheidkundige schatten : kleine ivoren kasten met fijn en kunstig snijwerk; Saraceensche schotels en kommen; bekers van agaat uit Catania en andere plaatsen van het eiland; een kleine zwarte bokaal, die verondersteld wordt dezelfde beker te zijn, waaruit Socrates, toen hij ^ot den gifbeker veroordeeld was, de dolle kervel dronk; de schrijfpen van den H. Gregorius de Groote, in een koker van Saraceensch maaksel; kopstukken van gebakken aarde; staaltjes van Moorsche potten en pannen, in gedaante en kleur zeer fraai;
43
een komieke pruik van gesponnen glas — ziedaar de voornaamste merkwaardigheden, die \'t eerst den blik trekken. Uit het museum nam de abt hen mee naar de bibliotheek, die in een soort van voorkamer is aangelegd, en waar al wederom een meesterstuk van Novelli tegen den wand hangt, een voorstelling\' van de Boodschap aan de H. Maagd. De boekerij zelf telt meer dan 20000 boekdeelen, en eenige zeer belangrijke handschriften, waaronder een bijbel, in 1174 geschreven en kunstig* geïllustreerd ; het brevier van paus Pius V; verscheidene even verdienstelijk geïllustreerde missalen, met name een uit de 15. eeuw, en sommige zeldzame uitgaven van klassieke werken. Uit het klooster werden onze reizigers naar de kerk geleid, waar men o. a. twee kostelijke schilderstukken : een St. Jan de Dooper en een Be-nedictus, alsmede in het koor excellent snijwerk in hout van den walnootenboom, aantreft. Doch de roem dezer kerk is haar orgel, een van de vier schoonste en volste orgels van Europa, en waarop de dienstvaardige organist bijkans een uur lang speelde, om den gasten een klein idee te geven van hetgeen in dit kolossaal muziek-instrument gelegd is. In de sacristie worden sommige reliekkassen en kruisbeelden van beeldhouwwerk in den trant der 5. eeuw, bewaard, alsook eenige gewaden van oogverblindende pracht, zijnde geschenken van een bey of Turksch gouverneur van Tunis, voorts een aanzienlijk groot gedeelte van het ware
44
kruis en andere belangwekkende relikwien. Hier bevindt zich tevens een juweeltje van schilderkunst: een Madonna met het goddelijk Kind; dit kleine schilderij is van de hand van Hannibal Carracci. In de crypta onder den kerkvloer worden de lijken der kloosterheeren op dezelfde wijze bijgezet als in het Capucijner convent te Palermo. Na het gebruik van een twaalf-uurtje, waar ook de monniken bij aanschikten en al het mogelijke bijdroegen tot een aangenaam en gezellig tafelgesprek — terwijl zij de gasten tevens van zeer smakelijk brood en uitmuntenden wijn voorzagen — werd het reisgezelschap in den hof genoodigd. Deze is een wilde maar schoone plek, die op korten afstand beneden de oppervlakte ligt, waarin de fundamenten van het gebouw gelegd zijn, en op dit oogenblik vol van lentebloemen stond Vervolgens bezochten zij de landbouwschool, die tot het klooster behoort, en waar de monniken het opzicht houden over ongeveer zeventig weesjongens, aan wie zij huisvesting en kost verschaffen, en die zij onderwijzen en verder opleiden tot verschillende ambachten en beroepen, zoowel buitens- als binnenshuis. Er waren te dier tijde vier en twintig monniken in het klooster, allen van hoogen huize en door de fortuin rijk bedeeld. Zij houden zich hoofdzakelijk met letterkundigen arbeid bezig; een hunner was juist druk met de uitgave van een prachtwerk: een beschrijving van de kathedraal van Monreale, met platen in kleu-
45
rendruk van de verschillende fresco\'s en mozaïeken, allen met bewonderenswaardige kunstvaardigheid en talent geteekend.
Op hun terug weg brachten de toeristen een bezoek aan de grootere landbouwschool even buiten het Favorita-park. \'t Is een zeer verdienstelijke inrichting, in 1848 door Ruggiero Settimo (Roger VII) begonnen. De superior, professor Inzegna is iemand van meer dan gewone geleerdheid en een groot plantenkenner. Hij heeft een zeer curieuze verzameling van al de houtsoorten op Sicilië, bijeen gebracht, en de blokjes hout, die aan de eene zijde glad geschaafd zijn, staan als boeken op de planken van verschillende kasten gerangschikt. Sommige dezer houtsoorten waren bijzonder vreemd en verrassend in doorsnede. Op deze school laat men een zeker getal jongens van minvermogende ouders toe, die geen cent voor het onderricht behoeven te betalen. De overigen geven honderd dukaten in \'tjaar, en daarvoor wordt dan ook ia heel hun onderhoud voorzien, terwijl zij niet alleen lessen in de landbouwkunde, maar in alle gewone vakken van onderwijs ontvangen. Hun slaap-en eetzalen zagen er bijzonder licht en luchtig en gezond uit. Deze inrichting gebruikt omstreeks 1000 roeden lands; o. a. wordt hier katoen verbouwd, dat even fijn en goed van kwaliteit is als het beste katoen, dat Engeland uit zijne kolonies haalt, en waarvoor zij dan ook een even hoogen prijs op de markten kunnen bedingen. De
46
recreatie-zaal, de boekerij, de kapel, kortom alle localiteiten zien er zeer goed uit; doch het getal leerlingen was zeer klein, in verhouding tot den omvang van dit op zoo groote schaal aangelegde instituut.
Een week later richtte het reisgezelschap, tengevolge van een belofte aan een stervend en inmiddels overleden meisje, zijne schreden naar een kerkhof, om daar een rustplaats voor de doode uit te zoeken. En wel naar het heerlijke kerkhof van S. Maria di Gesu (der H. Moeder Gods), dat op circa 4 mijlen afstands van Palermo ligt. Onder weg hielden zij halt om La Zisa te bezichtigen, een prachtig antiek Saraceensch ofMoorscli paleis, met een vrij hoogen, gelen toren, die eeu der voornaamste bezienswaardigheden is, welke in reisgidsen over Palermo staan aangeteekend. Nadat zij langs een wenteltrap, die buiten om den toren loopt, waren opgeklommen, daalden zij weer af naar een magnifieke hal met een fontein als middelstuk. Het plafond van deze hal is uitgebeiteld en opgesierd, even als de gewulven in het Spaansche Alhambra, met peuterig en grillig honigraat-werk ; de wanden zijn met mozaïken op gouden grond en Oostersche inscripties bedekt. Wederom bestegen zij \'n honderd en zestien trappen tot aan de spits, en daar werd hun moeite beloond door een zoo verrukkelijk uitzicht op de stad en de Couca d\'Oro (de Gulden Schulp), dat het Spaansche opschrift boven het portaal er niet te veel
47
van zegt: » Europa is het puik der werelddeelen; Italië het juweel van Europa; Sicilië is een Italië in \'t klein; en van Italië in \'t klein is dit uitzicht het schoonste.quot; Als gij de stad langs dezen kant verlaat, dan komt gij onder de brug- van den Admiraal door — aldus genoemd, omdat ze gebouwd werd door den stichter der ook naar hem benaamde kerk, en eens het tooneel van een der meest beslissende overwinningen! in den eersten Punischen oorlog tusschen Rome en Carthago. En dan wordt u, als gij rechts afslaat, door een steil maar fraai bergpad de weg gewezen naar \'t kerkhof van het Franciscaner klooster. Deze godsakker ligt op de lagere schuin ten van den Monte GrifFone, en wordt overschaduwd door eene statige dreef van cipressen, terwijl in den omtrek oranje- en citroenbosschen geuren, \'t Is onmogelijk een heerlijker plek zich voor den geest te halen, dan deze vlakte, met bundels van steenpijnboomen en dadelpalmen afgezet, en bekroond door de overhangende, roode, rotsachtige klippen, die met heldere scharlaken-roode cactussen zijn begroeid. De blik over de baai van Palermo, en over de golvende velden, die aan uwe voeten liggen uitgestrekt, moet, vooral bij zonsondergang, niet beschreven maar gezien worden. Zelf moet men zijn oogen over dat schoone landschap hebben laten dwalen, om een voldoend idee er van te krijgen. De kerk, door de Franciscanen bediend, is uit de 15. eeuw, en bevat voor den kunstkenner weinig merkwaardigs dan twee of
48
drie goede fresco\'s. In het midden van het kerkplein rijst een flinke fontein in de hoogte, en rondom het tempelgebouw de verschillende localiteiten van een in Normandischen stijl opgetrokken klooster. De graven worden door de vlijtige monniken zeer ordelijk en zorgvuldig onderhouden. Ze worden rondom het plein in kringen afgeperkt. Zooals wij reeds zeiden, was het kiezen van eene laatste rustplaats voor het pas overleden kind van een dokter uit Palermo, het doel geweest van het tochtje van dezen dag. De keuze bleef eindelijk bepaald op een punt in de nabijheid van het graf van een der Liefdezusters, die onlangs hare zelfopoffering bij de verpleging der zieke militairen met den dood had bekocht. De avond van eergisteren was getuige geweest van het onverwachte sluiten der korte aardsche loopbaan van een kind, dat zoovele heldere vooruitzichten had in deze wereld, en op wie de ouders misschien reeds zoovele plannen hadden gebouwd. En de dag van morgen zou het lijk van dat kind, met blanke, glanzende bloemen getooid, zien wegdragen naar den kerkhof-heuvel, naar het graf, door een barer vriendinnetjes voor de jonge doode uitgezocht. Zoo maait de dood oud en jong, gelukkigen en ongelukkigen, weg. Eu toch, men zou haast wenschen, als eens die tijd ook voor ons aanbreekt, begraven te liggen in zoo heerlijk een landschap; want van alle door vreemdelingen steeds opgezochte kerkhoven is dit een der schoonste.
49
Den volgenden Zondag was er in de stad een »volks-demonstratiequot; gaande, d. w. z. er was een vuil en haveloos volk uit de achterbuurten op de been, zoo wat \'n drie éi vier duizend personen. Deze trokken in lange rijen de straten door en zwaaiden met kleurige lappen, vlaggen genoemd, waarop de woorden : » dood aan de priestersquot; te lezen stonden. Tevens maakte dit janhagel parade met verscheidene een-twee-drie gemaakte wimpels, die niets anders waren dan in bloed gedoopte zakdoeken, boven op een lange lat gestoken. Heel die bende was aanhoudend aan \'t gillen en tieren; \'t was éen schreeuw, al schreeuw : Viva Garibaldi! De provinciale en de stedelijke regeering staken geen hand uit om de orde te herstellen. Het gemeen had vooral wraak gezworen tegen een, door het grauw met name genoemden priester, die alom bekend was wegens zijn heilig leven en zijn godsdienstigen moed. Want steeds had hij onverschrokken, geen enkel gevaar ontziende, de openbare verdediging van de rechten des Pausen op zich genomen.
Hij zou dien dag in het klooster van Valverde preek en; en wilde hij daarheen, dan moest hij dwars door de gewapende massa, die al beraamd had, hoe zij hem van kant zouden maken. Hij ontving echter nog tijdig, juist toen hij de deurknop van de pastorie al in de hand had om uit te gaan, eene waarschuwing. Men verwittigde hem van het groote gevaar, dat hem boven het
50
hoofd hing. Hij liet zich overreden om toch zoo\'n kostbaar leven als het zijne niet te wagen. Wie weet of de straatloopers hun bedreiging eens niet uitvoerden, als hij hun onder handen kwam! — Iedereen overigens, die niet in \'t publiek verklaren wilde, dat hij tot de partij der Garibaldisten behoorde, was er zeker van, dat hij aanstonds een verdacht persoon werd. De meesten uit den adel van Palermo hadden de stad verlaten, en zij, die nog achter gebleven waren, hielden zich met bijna niemand op en staken haast nooit de neus buiten deur. Zij weigerden volstrekt om op de feesten en partijtjes ten huize van den gouverneur, waartoe zij uitgenoodigd werden, te verschijnen. De Pië-monteesche officiers klaagden er bitter over, dat zij behandeld werden juist zooals de Lombardiërs de Oostenrijksche officiers te Milaan hadden behandeld. Zij morden er dag aan dag over, dat niemand hen aan huis wilde toelaten, en er nog veel minder aan dacht hen eens te verzoeken; dat insgelijks niemand hen in de koffiehuizen of op straat wilde toespreken, ja, zelfs niet eens aankijken. Neutraal te blijven in zoo\'n toestand, zonder er last van te hebben, was voor iederen bewoner van Palermo een jodentoer. Zoo er iemand was, die dat op erge manier ondervond, dan was het wel prinses C—. Deze had gedaan wat zij kon om op den verst mogelijken afstand te blijven van alle politieke partijen. En toch zag zij op zekeren keer haar paleis in de stad door de
51
geregelde troepeu gebombardeerd, en hare villa door de Garibaldisten leeg geplunderd, en wel zoo radicaal, dat er geen stuk in bleef. Buitendien werd haar rijk kasteel, meer binnenwaarts op het eiland gelegen, door de regeering in beslag genomen en als een militaire gevangenis ingericht.
Zelfs een Eogelsche dame kwam, zonder het te weten, op de lijst der verdachten te staan. Zij had een kapitale woning gehuurd, waarvan de eigenaar toevallig een bekende leider van de partij der Bourbons was, die, naar men beweerde, zijn paleis nooit te voren verhuurd had. Derhalve werd er vermoed, ja, het stond voor sommigen reeds vast, dat hij een bepaald doel daarmee gehad moest hebben. De vreemde dame was in hun oogen met een politieke zending belast, en wel geen mindere zending dan het bewerken van een revolutie ten gunste van de Bourbons. En of nu al de vrienden en bekenden dezer zeer stil levende weduwe in \'t midden brachten, dat zoo\'n vermoeden eene groote dwaasheid was, \'t hielp niets. Of zij al zeiden, dat die weduwe toch een zeer rustijr, or-
7 O \'
dinair leven leidde, weinig menschen bezocht en ontving, \'t baatte niets. Daar werd steeds op geantwoord: «Wel, dat \'s juist het bewijs. Wat kan zij, zoo stil levende, anders doen dan een samenzwering op touw zetten.quot; Toen zij een spijs-kokerij voor arme menschen liet oprichten en ook op andere wijze trachtte om de ellende in de stad een weinig te verzachten, deugde het al even-
52
min. \'t Was duidelijk, zoo werd er gezegd, da »zij populair wilde worden bij de mindere standen.quot; \'t Kwam echter niet tot huiszoekingen. Daar scheen men, tegenover eene vreemdelinge, niet toe te durven overgaan. Doch men betaalde spionnen, die haar aanhoudend moesten bespieden; en al hare brieven werden aan het postkantoor open gebroken en gelezen. Ze bleven daar soms zoolang slingeren, dat zij eindelijk een briefje naar den directeur van het postkantoor stuurde met de kennisgeving »dat zij er niet tegen was om met hem briefwisseling te blijven houden, mits hij haar de brieven het eerst liet lezen.quot; Doch weldra begonnen haar die kleingeestige plagerijen te vervelen, en zij brak met haar huishouden op vóór den tijd, dien zij anders bepaald had. Een paar dagen na Paschen zeilden zij en hare kinderen uit de haven van Palermo weg, en zeiden de stad vaarwel, waar velen, arm en rijk, hen reeds als goede bekenden groetten. Zij vertrokken met de duistere hoop, dat toch eindelijk de dag eens mocht aanbreken, waarop vrede en goed bestuur de plaats zouden innemen van de thans hopelooze regeering-loosheid en wanorde.
Iedereen, die zelf niet ver de wijde wereld is in geweest, en de Middellandsche Zee alleen van
53
een plaatje kent, zal meenen, dat Let een soort van Zwitsersch meer is. Al wie wel eens opgetogen heeft gestaan voor een prachtig zeestuk van Stanfield, Richardson of een anderen schilder, mag tot nu toe gedacht hebben, dat de Middellandsche Zee een bijzonder schoon en stil meer is. Een kalme zee, bij dag blauw als het azuur des hemels, bij zons-ondergang verguld door het glimmen van de golven, en mischien nog aantrekkelijker, wanneer de koude, blonde maneschijn ieder golfje even op den kop schijnt te tikken en pikdonkere schaduwen werpt tusschen de witte zeilen der zeebooten. Heel anders zijn meestal de herinneringen aan de Middellandsche Zee bij hen, die, vooral gedurende den wintertijd, de baren gekliefd hebben van dit stormachtig water.
Deze zee verdient meer dan eenige andere zee, den bijnaam, dien de bekende oude Fransche schrijver er aan gaf, den bijnaam van »verraderlijk element.quot; De bekrompen kajuiten der passagiersbooten en de ongeriefelijke inrichting aan boord brengen weinig verlichting in hetgeen de passagiers al zoo moeten doorstaan, zoolang zij op de woedende baren dezer zee rondzwalken. Zoo ondervond het ook ons reisgezelschap, toen de omstandigheden er hen toe brachten om dit erbarmelijk middel van vervoer tusschen Palermo en Messina te kiezen, \'t Was dus met niet weinig genoegen, dat zij de Faro Punt omvoeren en eindelijk de vroolijke en blinkende stad Messina in
54
\'t geziclit kregen. Zij staarden blijde op Messina, dat daar pronkt met zijn kostelijke haven, zijn drukke reede, zijn bouwvallen van forten, en zijn kapitalen achtergrond van bergen. Daar boven uit, ofschoon op 50 mijlen afstands, verheft zich duidelijk de berg Etna, als de grootste onder de domtorens met zijn glinsterenden kap van sneeuw. De Faro Punt strekt zich zoover oostwaarts uit, dat deze landtong schijnbaar het tegenover liggende strand van Italië\'s vaste land nadert. Daar geeft de onafzienbare bergreeks der Appenijnen, met hun kale maar forsche wanden, een frappant voorkomen aan de anders niet zeer interessante Ca-labrische kusten.
Terwijl ons reisgezelschap het dienst-personeel liet zorgen voor het klaarmaken van het ontbijt in \'t roezemoezig hotel, gingen zij,] kort nadat zij aan wal gestapt waren, \'t eerst naar de kathedraal. Deze kerk is een van de weinige gebouwen, die ontsnapt zijn aan de verwoestingen der schrikkelijke aardbevingen, die het grootste gedeelte van deze antieke stad voor den grond geworpen en in diepen rouw gedompeld hebben. De ligging van Messina, tusschen de Etna ter eener, en de Stromboli en de Vesuvius ter andere zijde, is er naar om op bijzondere wijze aan die geweldige omwentelingen van den aardbodem onderhevig te zijn. De inwoners van Messina zeggen, dat de kathedraal behouden bleef door de rechtstreeksche tusschenkomst der Allerzaligste Maagd, wier mi-
55
raculeus schilderij, door den H. Lucas gemaakt, boven het prachtig hoogaltaar hangt. Dit altaar is een meesterstuk van ingelegd werk en een der schoonste stalen van Florentijnsch mozaïek. Achter de tombe van het altaar wordt de gedenkwaardige brief bewaard, die verondersteld wordt door de H. Maagd zelve aan de geloovigen van Messina geschreven te zijn, nadat zij door de pre-dikino- van den H. Paulus bekeerd waren. In dat schrijven worden aan die geloovigen hare voorspraak en hare bescherming toegezegd. De kathedraal werd door den goeden ouden graaf Robert gesticht, maar heeft door reparaties, in verschillende tijden aangebracht, veel van haar oorspronkelijke pracht verloren. Zij bevat echter nog eenige zeer merkwaardige overblijfsels van de ori-gineele kunstwerken. Zooals b. v. het gewelf van het koor der kerk, en het gewelf van de kapel van het Allerheiligste Sacrament, bijzonder rijk aan mozaïken, evenals die van Monreale. Alsmede de keurige oude granieten pilaren in het middelschip; een antieke doopvont van wit marmer, met een breeden band van mozaïek schilderwerk omringd; een lezenaar die op vier leeuwen steunt; een fraaie paaschkandelaar van jaspis.
De gevel heeft in sommige opzichten veel weg van dien van de kathedraal te Siena; breede banden van rood en wit marmer, met mozaïken daar tusschen, loopen over het muurwerk. De deuren in Normandischen stijl zijn overvloedig afgezet met
56
beeldhouwwerk en andere ornamenten. Bij den ingang van de sacristie staat een zeer mooie wij water-kom in heel ouden Normandischen trant, en gedragen door een omgekeerde halve kolom van marmer, met klassieke opschriften in \'t Grieksch. De sacristie zelf is om zoo te zeggen vol van zilveren kerksieraden en reliekkassen, allen in den stijl der 5. eeuw vervaardigd. De monumenten, die men in het gebouw vindt, zijn zeer bezienswaardig, vooral de graftombe van een Griekschen bisschop uit de eerste tijden en die van een Spaansch aartsbisschop uit Cordova. Beneden den vloer van de kathedraal bevindt zich de crypta in Normandischen bouwstijl, met lage marmeren pilaren, By-zantijnsch schilderwerk en een uitgetakt gewulf. Een der dames van het reisgezelschap begaf zich later achter het hoogaltaar der kerk om eens te zien of zij ook de nis van den overleden monnik kon vinden, waarvan sprake is in de geschiedenis van de geestverschijning te Messina, een verhaal dat indertijd alom verspreid werd. Doch het bei-telwerk in bout, dat het priesterkoor versiert, heeft de veronderstelde plaats der verschijning heel en al aan het oog onttrokken. Voor diegenen onzer lezers, die dit volksverhaal nog nooit gehoord hebben, schrijven wij het hier op, zooals het van mond tot mond is gegaan.
\'tWas in den jare 1784. Een vreeselijke aardbeving had Messina geteisterd. Huizen werden in menigte neergeworpen, verscheiden menschenlevens
57
waren te betreuren, de graven der dooden zelfs gingen open. Het eenige gebouw, dat volkomen ongedeerd bleef staan, was de kathedraal; en het volk schreef die bescherming te midden van de al-gemeene verwoesting-, aan een mirakel toe. Een paar jaar na deze gebeurtenis bezocht baron —, iemand van Franschen adel, wiens eene broeder een vermaard hoofd-offlcier, en wiens andere broeder gezant te Berlijn was, de stad Messina. Hij was gekomen met het doel om het tooneel der aardbeving eens op te nemen, en tusschen de monumenten en puinhoopen zijne wetenschappelijke nasporingen te doen. Hij behoorde tot de orde dei-ridders van Malta, en was priester. Hij was nog een man uit den goeden ouden tijd, met een ijzervast karakter, een zeer ontwikhelden g-eest. een buitengewonen moed en een verbazend sterk gestel. Hij kwam op een zomerschen dag te Messina aan. De sleutels van de kathedraal — want het was na Vespertijd — haalde hij bij den koster aan huis, en begon toen met het overschrijven van de grafschriften en andere inscripties, en het onderzoeken van de verdere merkwaardigheden der kerk. Zijne studiën als oudheidkenner en bouwkundige hielden hem zoo druk bezig, dat hij niet eens bemerkte, dat het al begon te schemeren. Toen hij eindelijk besloot om heen te gaan door de deur, waardoor hij binnen gekomen was, vond hij die op slot. Hij rammelde nu beurt voor beurt aan de andere deuren; maar alle uitgangen waren gesloten.
58
De koster die hem, uren geleden, ingelaten had, meende dat de vreemde bezoeker al lang weer weg moest zijn, en had daarom de kerk gesloten en was naar huis gegaan. De vreemdeling riep te vergeefs; de aardbeving had alle huizen, die dicht hij de kathedraal hadden gestaan, vernield. Niemand kon zijn herhaald geroep vernemen. Hem bleef dus geene andere keuze over, dan zich aan zijn lot te onderwerpen, en te besluiten den nacht in de kathedraal door te brengen. Hij zag nu eens rond, of er ook een geschikte plaats was, waar hij zijn kwartier kon opslaan, \'t Was alles marmer en marmer wat hij zag, behalve de biechtstoelen, en in een dezer vond hij een tamelijk ruimen leunstoel, waarop hij, zonder langer zoeken, plaats nam. Hij gaf nu zijn hoofd een goeden steun en deed zijn oogen dicht, in afwachting van den tijd, dat hij daar misschien den slaap zon kunnen vatten. Maar slapen was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het vreemde van zijn geval, de dikke duisternis in het holle gebouw, en die kille huivering, waartegen niemand, ook de sterkste mensch niet, zich in zulke omstandigheden kan verzetten, waren oorzaak dat hij geen wenk in de oogen kreeg. In den toren van de kathedraal hing een groote klok, waarvan de slagen harder en plechtiger klonken in de kerk dan daar buiten. De Maltheezer ridder hoorde, ja luisterde zelfs met dat fijn gehoor en die gespannen aandacht, welke de slapeloosheid geeft, naar iederen klokslag. Eerst sloeg het tien uur, hij telde de
59
slagen: en lano-zaam en langzaam sloegen vervol-
O gt; O O O
gens de kwartieren en het half. \'t Sloeg elf uur, en wederom — \'t scheen zoo\'n langen tijd — de kwartieren en het half. \'t Sloeg twaalf uur. Toen de laatste slag van twaalven wegstierf, bespeurde hij plotseling een duidelijk licht, dat op het hoogaltaar flikkerde. De kandelaren op het altaar schenen eensklaps allen aangestoken te worden. Een gedaante in de pij en den kap van een monnik verscheen in een nis achter het altaar, verliet die nis en wandelde de kerk in. Vlak voor het altaar gekomen, keerde de gedaante zich om en riep met een plechtige stem, die klonk alsof ze uit een grafkelder kwam; «Is hier geen enkele priester, die een Mis wil lezen voor de rust van mijne ziel?quot; Er volgde geen antwoord. De monnik wandelde toen langzaam de kerk verder in, voorbij den biechtstoel, waarin de ridder zat. Toen de geestverschijning voorhij ging, bleven de oogen van den ridder onwillekeurig vlak en onbewegelijk op die gedaante staren; hij zag, dat het gelaat onder den monnikskap een doodshoofd was. Daarop volgde weer compleete duisternis, compleete stilte. Doch toen de klok — na een half uur, dat den ridder o, zoo lang toescheen — eindelijk half een sloeg, kwam de geestverschijning weer. Hetzelfde plotselinge licht verscheen op het altaar, dezelfde gedaante kwam weer uit de nis vandaan gelijk straks; dezelfde vraag werd gedaan. Andermaal volgde er geen antwoord. En dezelfde monnik, verlicht door den-
60
zelfden bovennatuurlijken glans, wandelde langzaam de kerk door.
. Nu, de ridder was, zooals wij zeiden, een stoutmoedig man; hij nam het besluit om, als hetzelfde over een half uur nog eens gebeurde, op de vraag te antwoorden en de Mis te lezen. Toen de klok eindelijk éen uur sloeg, begonnen de kaarsen op het altaar nogmaals te branden, verscheen de monnik nogmaals. En toen deze voor den derden keer uitriep: »ls hier geen enkele priester, die een Mis wil lezen voor de rust van mijne ziel stapte de priester onvervaard uit den biechtstoel en antwoordde met een vaste stem ; »Ik!quot; Hij ging vervolgens naar het altaar, waar hij alles voor de opdracht van het H. Offer gereed vond: en al den moed, dien hij bezat, te hulp roepende, las hij de H. Mis. Toen de Mis ten einde was, sprak de monnik hem als volgt toe: «Honderd en veertig jaren lang heb ik eiken nacht deze vraag gedaan, en tot dezen nacht toe, altoos te vergeefs. Gij hebt mij een onschatbare weldaad bewezen. Er is niets wat ik niet ten uwen beste zou willen doen, uit dankbaarheid ; doch slechts éene zaak staat in mijn macht, en wel: ik zal u komen waarschuwen, wanneer-het uur van uw eigen dood aanstaande zal zijn.quot;
De priester hoorde niets meer. Hij viel bewusteloos neer, en werd den volgenden morgen, zeer vroeg, door den koster aan den voet van het altaar gevonden. Na eenigen tijd kwam hij alsdan weder bij, en ging heen. Hij keerde naar Venetië
61
terug^, waar destijds zijn verblijfplaats was, en schreef de hier verhaalde omstandigheden op, die hij ook aan verscheidene zijner beste vrienden mededeelde. Hij bevestigde gedurig, dat hij nooit van zijn leven wakkerder was, nooit beter in het volle besef van zijn doen en laten, dan dien nacht. Hij was toen volkomen helder van geest gebleven tot op het oogenblik, dat de monnik gezegd had wat hij te zeggen had en daarop zweeg.
Drie jaar daarna verzocht hij zijn vrienden bij elkander en nam afscheid van hen. Zij vroegen hem, of hij soms op reis moest. »Ja, antwoordde hij, en wel eene reis, waarvan men niet terug keert.quot; Hij verhaalde hun nu, dat den vorigen nacht de monnik van Messina hem verschenen was en hem had aangekondigd, dat hij binnen drie dagen zou sterven. Zijn vrienden lachten er eerst mee, en merkten hem op, — wat ook waar was — dat hij er gezonder dan ooit uitzag. Doch hij bleef bij hetgeen hij gezegd had, bereidde zich in alle opzichten tot zijn aanstaand uiteinde voor, en den derden dag vindt men hem \'s morgens dood. Deze geschiedenis was tot in de bijzonderheden toe aan al zijn vrienden en kennissen zeer goed bekend. En opvallend genoeg, toen de kathedraal van Messina eenige jaren later gerestaureerd werd, vond men het geraamte van een monnik, nog in de pij en den kap gekleed, en in een gemetselde nis achter het altaar. En wel juist op dezelfde plek, die de ridder van Malta steeds zoo nauw-
62
keurig beschreven had als de eigenlijke plaats,, waar de geestverschijning was te voorschijn getreden.
In hun hotel terug gekeerd, troffen onze reizigers daar den spraakzamen en dienstvaardigen gouverneur, graaf Z—, aan, die hen opwachtte om hun de Marina en de heerlijke wandelpaden aldaar te laten zien. En om daar eens de kostbare en fraaie fontein te bewonderen, en eens een paar woorden te wisselen met de vroolijke groepen van visscherlieden. Vervolgens bezochten zij de St. Gregorius-kerk, op eene verhevenheid die de stad overziet, en van waar het uitzicht op de verschillende bochten der zeeëngte, op de stad en de haven, meer dan de moeite waard is.
De Zusters van liefde hebben ook hier, evenals te Palermo, de zorg over liet hospitaal; de reizigers gingen \'s avonds het Lof in haar gesticht bijwonen; het koor voerde de zangstukken met bijzonder veel talent en kunst uit. De volgelingen van St. Franciscus hebben te Messina een zeer merkwaardige kleine kerk, indertijd door een vermogend en braaf koopman in de 16. eeuw gesticht, en daarom nog soms »het oratorium van den koopmanquot; genaamd. De muren van dezen kleinen maar schoonen tempel zija met fresco\'s en gewoon schilderwerk overdekt, waarop de treffendste gebeurtenissen uit het leven van den stich-ter^-dezer kloosterorde staan afgebeeld. Het breede altaarstuk, dat den dood des heiligen voorstelt,
63
wordt als het beste meesterstuk van Schidoni beschouwd. De kerken over \'t algemeen en de universiteit bezitten ongewoon vele stukken van de schilderschool van Messina; doch ze zijn maar zelden van meer dan ordinaire verdienste. De volgende dag zag ons reisgezelschap de route nemen naar Catania. Zij hadden afgesproken om een langen morgen te Taormina te hebben, en vertrokken dus direct na de zesuurs-mis.
Te Messina is het, evenals in Spanje, de gewoonte dat alle vrouwen met een zwarten langen sluier ter kerk gaan. Een der Engelsche dames, die dezen morgen het altaar naderde om te com-municeeren en het gewone hoofddeksel, een hoedje, op had, werd door den koster met beleefde woorden er op gewezen, dat zij niet zóó aan de communiebank mocht gaan aanzitten. Zij moest eerst een sluier om hebben, de eenig passende dracht volgens de aldaar heerschende zienswijze. Gelukkig was zij in staat om terstond aan dat verzoek te voldoen, doordien een andere dame van het gezelschap haar haren sluier leende.
Nadat men de stad door de Porta Ciera verlaten had, daalde men over lichte glooiingen met moerbezie-struiken en wijnstokken bewassen, naar het strand af, en kwam zoo bij Kaap Scaletta, met haren half vervallen wachttoren en hare voor een schilder bijzonder merkwaardige rotsen. Het schoone St. Pancratius-klooster der Benedictijnen, in Italiaanschen stijl gebouwd, schijnt daar boven,
64
hoog in de bergen, in een breede kloof te hangen. Van Kaap Scaletta, of de Trap-Kaap af, loopt de weg over een fraaie, wilde brug, die een diepen hollen weg overspant, en slingert vervolgens om een ander voorgebergte heen, de Breede Kaap genaamd. Dit voorgebergte en de Kaap aan de tegenover liggende kust van Italië\'s vaste land, wijzen den ingang van de Straat van Messina aan. Deze zee-straat heeft op sommige plaatsen veel weg van de straat der Dardanellen. En het heele natuurtooneel hier herinnerde de reizig-ers sterk aan zekere gezichtspunten uit den nauwen ingang der Zee van Marmora. Hier ligt het dorp Ali, beroemd om zijn zeer gezochte minerale wateren, en het gewone toevluchtsoord van menig Siciliaan gedurende de snikheete zomermaanden. Ons gezelschap zat in twee licht en dicht gebouwde rijtuigen, elk met een vierspan er voor, zoodat zij snel over de prachtige baan voort snorden. In zeer korten tijd dan ook bevonden zij zich bij Kaap St. Andreas, waar een rijpad links afslaat, en langzaam kronkelende, naar Taormina voert. Op den top van dit voorgebergte zagen zij neer op twee, als voor een landschapschilder gemaakte, kleine baaien. Deze beide inhammen zijn docr steile rotsen van marmer ingesloten; deze rotsen steken ver in zee uit, en in hunne wanden waren door het zoute, altoos klotsende water reusachtige spelonken uitgehold, die vol zeevogels zaten. Die rotsen, die holen, die fladderende, ontelbare menigte
65
van zeevogels deden de herinnering aan het prachtige Schotsche eiland Handa weer opkomen. Uit bijna iedere nis en iedere scheur der schoone rotsen van glimmende leisteen en marmersteen groeiden en bloeiden de heerlijkste planten : cactussen, aloe\'s, St.-Jans-broodboomen en een massa andere bloemenrijke gewassen. Die magnifieke rotsen hin-gen den heelen weg over. Het gezelschap moest nu de groote baan verlaten en het steile pad van een heuvel beklimmen en kwam ten laatste bezweet en buiten adem, aan de kleine St. Pancra-tius-kerk, die op de fundamenten van een geru-ineerden Griekschen tempel g-ebouwd is. Deze kerk staat even buiten de poort, die toegang tot het stadje verleent. Taormina zelf is een arm en morsig plaatsje, doch op een allerheerlijkst punt gelegen, op eene rotsachtige bergvlakte, die alle valleien beneden overziet. Het heeft ook een soort van vestingwerken. Hier en daar ten minste staan — door een Moorschen vestingmuur verbonden — lompe vierkante torens als verdwaald; naar men zegt, heeft Karei V daar zijn kunst eens op getoond. Ook vindt men er nog eenige zeer vreemde en voor den oudheidkenner interessante overblijfsels van de oude Siciliaansch-gothische paleizen. De reizigers lieten hun paarden en rijtuigen in de armzalige herberg achter, welk logement tot nog toe de eenige poging is, die er gedaan werd om de vele vreemde bezoekers van deze schoone streek eens confortable te ontvangen. Toen trokken zij,
66
ten spijte van de gloeiende zon, al weer verder, en klonterden met veel inspanning tegen een hard en hobbelig bergpad op, dat echter niet heel en al kaal was, maar met wilde geurige rozen en met Indiaansche vijgenstruiken was omzoomd. Eindelijk en ten laatste hadden zij den vermaarden schouwburg van Taormina bereikt. Dit amphitheater leunt tegen de hellingen van een heuvel; de zitplaatsen zijn in de rotsen uitgehouwen; en weer en wind, alsook de tand des tijds hebben op die blokken weinig of geen invloed gehad. Maar de beroemdheid van deze plek ligt niet in dezen open schouwburg, maar in het prachtig vergezicht, waarbij misschien geen ander vergezicht in Europa mag vergeleken worden. Aan den eenen kant verheugt zich uw blik in de onnoemelijke verscheidenheid van de stranden des eilands, die zulke verrassende bochten langs de blinkende blauwe zee maken. Aan den anderen kant gaan uw oogen over de reeks van bergen, waarboven de Etna zoo fier en zoo dreigend uit steekt, de berg Etna, die op dit oogenblik stralen van vuur en rook uit zijn krater schiet. Hetgeen tegen den avond een feilen don-kerrooden gloed, als van een hevigen brand, over de omliggende landstreek doet schijnen. Terwijl halfweg, tusschen die beide panorama\'s van berg en zee in, fraaie tuinen en oranjewouden, bosch-jes van steenpijnboomen en cipressen, schilderachtige dorpen, prachtige kerken en kloosters, een briljante bloemenwereld, een mengsel van schitte-
67
rende en altoos weer nieuwe kleuren, zich aan het oog vertoonen. Daarenboven doet een stralende, kristalheldere lucht dit alles scherp onderscheiden. Dit heerlijk perspectief moet een schilder wel wanhopend zijn palet en penseel doen wegsmijten, door de pure onmogelijkheid om zelfs in geringe mate een flauwe schets te geven van de schoonheid van bet origineel. En wel mag Faher in een zijner kostelijke boeken uitroepen: Somtijds ontmoeten wij in een schoon klimaat eensklaps een natuurtooneel, dat door zijn alles overtreffende schoonheid, zoozeer onzen geest, ons hart en ons gemoed bevredigt, dat wij geheel opgetogen blijven staan. Zoo opgetogen, dat wij het zien zonder er iets van te begrijpen, zonder er zelfs bij te denken. Wij blijven verslonden in het aanschouwen alleen van al dien luister. Zoo kan iemand voor een geruimen tijd zich nederzetten te midden van de bergkloven der Etna of op de wonderlijke bergvlakte van Ta-ormina, en gedachteloos op dat tooneel blijven turen. Alles waartoe bosschen en wateren, rots en berg, oogverblindende hemel en als kristal doorschijnende lucht in staat zijn, bevindt zich hier vereenigd. Buitendien geven de oude monumenten in dit panorama, aan dit schitterend schoone landschap iets antieks, \'t Kan niet worden beschreven of uitgelegd. Wij staan als betooverd, roerloos en als aan den grond genageld, te turen en te staren. En alleen de herinnering er aan is later nog eene gedachtelooze vreugde, uren lang.
68
Ons reisgezelschap bereidde een landelijke tafel voor het twaalf-uurtje, in de schaduw van eenige gebroken theater-kolommen. Een van het gezelschap beproefde nog eene schets van het landschap te maken, maar wierp het resultaat van die poging spijtig weg. Zij bezochten daarna het zoogenaamde Naumachia, waarvan alleen de buitenmuren, in Romeinscheu trant opgetrokken, zijn staande gebleven, en keerden toen weer met loome schreden, langs denzelfden weg, naar de oude stad teriiir. üe kathedraal heeft een keurig1 Siciliaansch-Gotliisch portaal, met kleine paneelen van wit marmer en zwarte lava, en kunstige kanteelen. In het midden van de stad staat op eene verhevenheid een oud Moorsch kasteel, alsmede een kapel, die op den top van de rots gebouwd is en de kapel van O. L. V. van de Rots genoemd wordt. Achter tegen dezen berg ligt eene schil-achtige oude abdij, waarvan de vensters nog met allerfijnst uitgetakte looden raampjes gevuld zijn. Besloten om niets ongezien te laten liggen, spraken de waaghalzen van het gezelschap met elkaar af, om, ondanks de brandende hitte, naar het dorpje Mola te klauteren. Dit dorpje is gebouwd op een hooge bergkruin, die boven de stad schijnt te zweven, \'t Was langs \'t zelfde pad, waarop zij nu voort sukkelden, dat Dionysius van Syracuse eens op zekeren nacht naar boven klom, toen de dikke sneeuw den grond tamelijk effen gemaakt had. Het garnizoen vermoedde niets van de komst
69
zijner troepen en kon er ook niets van hoeren ; het werd overrompeld. Van uit liet portaal der oude kerk van Mola, met zijn rood marmeren pilaren en zijn fraaie cirkelronde bogen, genoten de klimmers andermaal een heerlijk uitzicht, dat hen voor al den last van het opstijg-en meer dan schadeloos stelde.
Nadat zij Taormina eindelijk vaarwel gezegd hadden en weer naar de heerhaan waren terug gestrompeld, kwamen zij aan Capo Schiso en het dorp Naxos, de eerste Grieksche kolonie op dit eiland. Hier hebben de inwoners nog, evenals in het dorp Del Greco hij Palermo, de Grieksche kleederdracht behouden, die zij echter alleen op feestdagen en bij feestelijke gelegenheden dragen. En wat meer zegt, zij spreken nog de Grieksche taal. Op het strand nabij dit dorp, staat een kunstrijk beeld van den H. Pancratius, den eersten bisschop van Sicilië, die in het jaar 40 door den H. Petrus werd gewijd, en de apostel van Sicilië wordt genoemd, als zijnde de eerste, die deze eilanders in massa tot het Christendom bekeerde. Onze toeristen zet-t\'en hun weg voort over verscheidene bergstroomen die elkaar bijna geregeld opvolgen, met elkaar in snelheid wedijveren, en door de sneeuw van de Etna gevoed worden. Middelerwijl dreunden hun de uitbarstingen van den vuurspuwenden berg in de ooren. Het vreeselijk geluid scheen heel dicht bij. Dag en nacht had de berg al gebulderd, alsof er geheele batterijen geschut losgebrand
70
werden. Zij reden nu door een buitengewoon vruchtbare streek, die granen en wijnen van alle soorten in ruimen overloed geeft. Rechts van de baan zagen zij het vermaarde bosch van steendennen en kastanjes, waarvan de kastanjeboomen de grootsten zijn, die er op de wereld bestaan; sommige van deze kolossale boomstammen zijn 60 a 70 voet in omtrek. Iets verder ligt een kleine woestijn van lava, de overblijfsels van vroegere uitbarstingen. Het strand wordt hier in eens eene aaneenschakeling van forsche en ruwe steenklippen van gestolde lava, die aantoo-neu waar de gloeiende lavastroom door de koele zeegolven in zijn loop gestuit werd. Vuur en water begonnen een vreeselijk gevecht, waarvan hier de sporen nog over gebleven zijn. Het koele zeewater heeft, toen het loopende vuur van den berg eindelijk in zee sprong, eensklaps de lava doen stollen en ze tot de vreemdste en zonderlingste figuren verwrongen. Het heeft in die lava-blokken tevens talrijke grotten uitgehold, gelijk de holen in de JReuzengrot van Fingal of langs de kust van het eiland Portland. Deze rij van grotten hebben min of meer het voorkomen van spoorwegbruggen, die gesteund worden door enorme bruggenhoofden en pijlers, welke de natuur hier onverwachts bouwde, en waarvan men maar moei-lijk gelooven kan, dat ze niet door menschen-handen zijn gemaakt. Dit eigenaardig natuurtafereel strekt zich tot vlak voor de poorten van Catania uit, voor welke stad onze toeristen
71
kort nadat de avond gevallen was, arriveerden.
Aardbevingen en uitbarstingen van vuurspuwende bergen hebben samengespannen om deze lachende en fraaie stad het onderste boven te kee-ren en te verdelgen : maar niettemin rijst zij telkens weer uit hare puinhoopen op, en is thans een der zindelijkste en vroolijkste steden van Sicilië. Een flinke stad, waar handel en fabriekwezen bijzonder druk tieren en waar men zeer beschaafde en prettige vereenigingen en vriendenkringen, met aangename conversatie vindt. De burgers van Catania hebben o. a. dit tot spreekwoord: »Had Catania maar een haven, dan was Palermo, al lang begraven.quot;
Laat dat zijn zooals het wil, de blinkend witte huizen, die zoo frisch afsteken tegen de zwarte hoopen van lava, waardoor de stad omringd is, en de vele torens en palmboomen, die zoo mooi tegen den helder blauwen hemel uitkomen, geven aan Catania het eifyenaardioquot; voorkomen van eene
O O
Oostersche stad. Zoo\'n Oostersche stad op een eiland, dat anders alles behalve Oostersch is, is al een van de verrassendste dingen, die men ontmoeten kan. Het eerste gezicht is bepaald treffend. Ook een aparte nationale kleederdracht is aan deze stad eigen. De kleeding\' der vrouwen van Catania onderscheidt zich door een grooten breeden zwart zijden sluier, die nog ruimer en langer is dan de Spaansche mantilje, en door veelkleurige japonnen, hoog van kleur, gelijk de vrou-
72
wen van Kaïro die dragen. Hare voornaamste sieraden bestaan in rijke halssnoeren van parelen of koralen.
Op den morgen na hun aankomst waren sommigen van het reisgezelschap al zeer vroeg in de ruime kerk van het magnifieke Benedictijner klooster, dat gezegd wordt het grootste kloostergebouw te zijn, dat in Europa bestaat. De superior? abt D., iemand van zeer hooge afkomst, een geleerde van den eersten rang-, en ook bekend wegens zijn bijzonder heilig leven, ontving zijn Engel-sche gasten met de meeste welwillendheid en gulheid. Hij is in Catania algemeen gerespecteerd en bemind. En daar de bisschoppelijke zetel juist ledig stond, waren verscheiden verzoekschriften naar Rome opgezonden, om te verkrijgen, dat \'s Pausen keuze van een opvolger op den hoog ge-achten abt mocht vallen. Doch, hoezeer ook zijne verdiensten door Paus en kardinalen erkend werden, de Italiaansche regeering, die tevens zijn niet verborgen gehechtheid aan den H. Stoel kende, heeft allerlei zwarigheden niet alleen tegen zijn, maar tegen elke benoeming in den weg geworpen.
Nadat de Mis en de Benedictie geëindigd waren — welke laatste door eerste zangers, gesteund door kunstvolle muziek, met veel talent uitgevoerd werd, — verzocht de abt den organist, prins C—, om ten genoege van de vreemdelingen, nog een tijd lang het orgel te blijven bespelen. Deze had, naar het scheen, dat verzoek zelfs niet noo-
73
dig gehad, en speelde nog- bijna een vol uur de meest verschillende partijen, om aan de gasten een klein denkbeeld te geven van den rijkdom van het instrument, dat hij zoo meesterlijk wist te behandelen. Men kan zich moeilijk een aangrijpender en krachtiger muziek denken, dan uit dit orgel nu eens geweldig dreunde, dan weer zacht lispelde. Dit orgel wordt dan ook voor het beste en rijkste in geheel Europa gehouden; en zeker is het, dat het \'t beroemde orgel te Haarlem en het eveneens beroemde orgel te Freiburg, in melodieusheid van tonen en in kracht der pijpen overtreft. Toen deze wondervolle klanken eindelijk wegstierven, nam de superior de vreemde bezoekers mede naar de sacristie, waar een schoone schilderij, een meesterstuk van Novelli, hangt: een Tobias door den engel geleid; en waar zeer kostbare relikwiën bewaard worden, met name een der nagelen van het H. Kruis, die in een keurig bewerkte reliekkas uit de 15. eeuw, geplaatst is. Van de sacristie begaf het gezelschap zich met pauselijke vergunning, naar de abdij, wandelde door de verschillende kloosterzalen, en beklom den prachtigen wenteltrap, die toegang geeft tot de gangen, waarop de cellen en het refter uitkomen. Doch het vermaarde punt van dit klooster is zijn tuin, met de heerlijkste terrassen en fonteinen, de fleurigste mirtestruiken en oleanders, oranjeboomen en cypressen, en de zeldzaamste, uitgezochtste bloemen. De monniken mochten wel beducht zijn voor de aanne-
74
ming van de wet op de opheffing der kloosters, die hen uit dit aardsche paradijs zou verjagen. Deze kloosterlingen behooren allen tot adellijke familiën, en waren te dier tijde nog geen vijftig in getal. Zij bezitten een museum, dat hoofdzakelijk uit Si-ciliaansche oudheden en voorwerpen der natuurlijke historie bestaat, alsmede een merkwaardige bibliotheek. Deze boekerij bevat zeer vele kunstig geschreven oude handschriften, waaronder een curieuze kopie van een van Cesars boeken, een psalmboek uit de 13. eeuw, een met prachtige hoofdletters en vinjetten versierden bijbel uit de 15 eeuw, en eenige met buitengewone kunst en geduld geschreven brevieren en geschiedenissen van martelaren. De abt verzocht daarna de reizigers op het ontbijt, in zijn eigen vertrekken, die er vroolijk uitzagen en waar vroolijke gesprekken licht van stapel liepen. \'t Is hier ook, dat hij gewoonlijk audientie verleende en inderdaad reeds de meeste werkzaamheden van het bestuur van \'t diocees afhandelde.
Met zijn gewone vriendelijkheid bood hij, na \'t bezichtigen der kloosterlokalen, het gezelschap aan, hun geleider te zijn naar den »heiligen kerker,quot; waar de heilige Agatha gevangen gehouden werd en eindelijk den marteldood stierf. De kerk, die daar over heen gebouwd is, heeft, wat stijl aangaat, niets merkwaardigs aan zich dan een schoon portaal in Normandischen trant, dat oorspronkelijk tot de kathedraal behoorde en hier heen is gebracht. De gevangenis-cel van de heilige martelares be-
75
vindt zich in de kleine kapel, rechts van het hoogaltaar. De H. Ag;atha werd in hare jeugdige jaren, tijdens de kerkvervolging door Decius, tot eene gruwelijke foltering\' veroordeeld door den toenma-ligen gouverneur van Sicilië die haar ten huwelijk gevraagd had. Woedend over haar standvastig weigeren vaardigde hij de wreedste bevelen tegen haar uit; maar God genas oogenblikkelijk de vreeselijke wonden, die de beulen haar toegebracht hadden. De onmenschelijke rechter, die haar gezond en ongedeerd in de gevangenis aantrof en door dit mirakel nog niet bekeerd werd, beval toen, dat zij denzelfden marteldood zou ondergaan als eens de H. Laurentius te Rome, d. w. z. dat zij verbrand zou worden, niet op den brandstapel, maar op een rooster, waaronder een langzaam vuur aangestoken werd. Onder deze marteling gaf de heilige den geest. De juiste plaats van haar lijden en dood staat nog aangeteekend. — Aran daar nam onze aht de reizigers mede naar de kerk en het klooster van St. Placida, een zeer bezienswaardig gesticht, waar de Benedictijnessen het gezelschap heel voorkomend ontvingen en hun de kunstschatten van het convent toonden. Ten slotte werden de reizigers daar onthaald op ijs en vruchten, voor de vreemdelingen bestemd. — De kathedraal is een gebouw, dat het oog van den kunstenaar niet trekt; door aardbevingen vaak ten deele verwoest, mochten de reparaties wel zoo zijn, en is er althans de hand niet aan gehouden. Deze eens zoo
76
luisterrijke tempel, door graaf Hoger gesticht, heeft in den loop der eeuwen, door eene reeks van aardbevingen, eindelijk al zijne vroegere pracht verloren, en bevat thans niets meer dat de aandacht van den kunstkenner boeit, dan de zilveren reliekkas, waarin de overblijfselen van St. Agatha bewaard worden. Deze reliekkas bevindt zich in een zijkapel, aan die heilige toegewijd, en wordt van daar uit, elk jaar op den feestdag van haar marteldood, in processie rond gedragen.
Het reisgezelschap bracht vervolgens een bezoek aan het museum Biscari, dat de rijkste collectie van Siciliaansche oudheden bezit, alsmede eenige kunstige vazen van gebakken aarde. Catania is nog altoos trots op de brokstukken van een in zijn tijd zeer kolossaal en prachtig amfitheater, en van andere steenen gevaarten uit de oudheid, die eens gevaarten waren, doch door achtereenvolgende aardbevingen bijna compleet begraven zijn. Men bracht den avond door met luisteren naar het zeer goed uitgevoerd concert van een militair muziekkorps, en ouder het gebruiken van ijs op het Domplein, dat een Europeesche vermaardheid bezit. Geen een toerist, die deze streken uitkomt, of hij roemt dit Domplein, \'t Gezelschap werd inmiddels over sommige andere merkwaardigheden der stsd ingelicht door een hunner Duitsche vrienden, kolonel C—, aan wien zij ten overvloede aanbevelingsbrieven bij zich hadden. In het midden van het plein staat de beroemde fontein van den olifant (de oli-
77
fant is meteen liet stadswapen), en achter aan verheft zich een obelisk, die duidelijk genoeg- uit Egypte vandaan komt en, naar men zegt, indertijd door de kruisvaarders uit het Oosten mee gebracht is. Dit schoone plein ligt in het centrum van de stad, en wijl de hoofdstraten er allen in een kring op uitloopen, is het uitzicht naar alle zijden even frappant.
Daar sommip-e En^elsche vrienden en bekenden
O O
den volgenden dag in hun jacht te Catania landden, kon het reisgezelschap, na dringend verzoek, moeilijk nalaten om eens de haven door te zeilen, die overigens niet zeer groot is en alleen schepen van weinig ton toelaat. Deze kleine zeehaven is schilderachtig- overhangen met oude vervallen mu-
O O
ren en poorten, die volgens zeggen, eens op last van Karei V aangelegd zijn. De kaai heeft men later in een wandelplaats veranderd, met alleeën van acacia\'s en marmeren zitbanken, \'t Is daar frisch en aangenaam wandelen; en vooral tegen den avond wordt er druk gebruik van gemaakt door hen, die gedurende den dag in de brandende zon, die hier zoo ongenadig in de straten kan schijnen, gewerkt hebben. De prins en prinses van R—• kwamen denzelfden dag ook nog met de laatste tijdingen uit Bome aan, eu vonden goed onze karavaan naar Nicolosite vergezellen, waarheen men, op aanraden van den gouverneur, besloten had in den achtermiddag te vertrekken, ten einde aanstalten te maken voor eene beklimming van de Etna.
78
Toeristen, die er op uit willen om de Etna te beklimmen, verlaten Catania door de lange lijnrechte straat, die op liet Zonne-plein uitloopt. Dadelijk gaat daar de weg reeds de hoogte in. Aan weerskanten van de baan wisselen dichte bosschen van oranje-, citroen-, amandel- en St-Jansbrood-boomen af met wijngaarden en korenakkers, die een overvloedigen oogst beloven. En toch groeit hier alles op de lava; \'t is éen lava, al lava wat men ziet. De muren langs den weg begroeid met slingers en kransen van de prachtigste bloemen — waaronder de keurige Bourgainvillier, de passiebloem en de heerlijke gele roos — zijn van lava. De kleine en nette heerenhuizen der villa\'s zijn van lava. De vroolijke boerenhuizen zijn van lava. De schuren en loodsen in de wijnbergen zijn van lava. Alles met éen woord is hier van lava gebouwd. En de straten door de dorpen zijn mét lava geplaveid. Dit gezicht geeft gemakkelijk aanleiding tot allerlei beeldspraak, en een dichter zou hier heel wat van kunnen maken. De lava, de groote vijand van allen, is op zijn beurt overwonnen; men heeft hem nu onder den voet. Die vijand wordt tevens gedwongen om de vreeselijke verwoesting, die hij aangericht heeft, weer goed te maken; het vernielende vuur is bouwmateriaal geworden. Terwijl de weg al hooger en hooger op-
79
loopt vermindert de plantengroei, en gij komt ten laatste in een wilde eenzaamheid., te midden van rotsen, die hier en daar bewassen zijn met die heideplanten, waarvan men bezems maakt, en met eiken akkermaalshout. Een rit van 12 Engelsche mijlen bracht onze reizigers te Nicolosi, waar hun eerste visite werd afgelegd bij den vriendelijken, ouden professor en aardrijkskundige, dr. Gemme-laro, van wien men raad en daad, bij het bestijgen van den berg zoo hard noodig, verkrijgen kan. Deze oude professor ziet niets liever dan dat men zijn berg, zijn thuis, in grooten getale met een bezoek komt vereeren. De berg Etna en hij zijn oude bekenden. Wie den berg Etna bezoekt, bezoekt hem, en omgekeerd. Hij is een zeer spraakzame en gedienstige grijsaard, wiens heele leven van studie aan de juiste kennis van dezen vuur-spuwenden berg gewijd is, en wiens grootste genoegen hierin schijnt te bestaan, als hij anderen van de wetenschap, die hij hier opgedaan heeft, eens verhalen kan. Zijn huis is letterlijk een museum van curiositeiten, en bevat een zorgvuldig gerangschikte verzameling van alle grondsoorten en verschijnselen, die op verschillende tijden door dezen vulkanischen grond opgeleverd werden. Onder de vele vreemde dingen liat hij aan zijn bezoekers een niesvogel zien, die zittende door den gloeienden lavastroom verrast was en terstond, voor dat hij een poging kon doen om weg te vliegen, versteend was, gelijk weleer de vrouw van Loth
80
in een pilaar van zout veranderde. — Het dorp Nicolosi bestaat heel en al uit lage woningen, die als de verspreide stukken op een schaakbord, langs een soort van eindelooze straat gebouwd zijn. In de kom van het dorp staat echter, wat men in Italië vaak vindt, een kerkgebouw zoo schoon als men hier niet verwacht had. De dag, waarop de reizigers in deze kleine gemeente arriveerden, was toevallig juist een dag van volksvermaak; er was harddraverij. Er heerschte een groote drukte en vroolijkheid; allen waren op de been, en allen waren op hun Zondagsch; daar was bepaald geen oude vrouw achter \'t spinnewiel gebleven. Men had werk, dat men de straten doorkwam; want er zijn — behalve de straat zonder eind — ook nog zijstraten. De paarden draafden, evenals in de dagen van het carnaval op liet Corso te Rome, zonder ruiters er op. De beesten galloppeerden in dolle vaart en dreigden ieder oogenblik op hol te slaan. Ze werden opgejaagd door het geroep en geschreeuw van de eigenaars, en door kleine stangetjes met kakelbonte vlaggetjes er aan, die men in \'t voorbij vliegen den paarden in den rug stak. Na een poosje dezen voor Engelschen zeer vreemden wedren afgezien te hebben, keerde ons gezelschap naar de woning van den gastvrijen professor terug. Deze had intusschen met de gidsen, die men bij het beklimmen van den vulkaan niet missen kan, \'t een en ander overlegd. Hij ried hun echter aan om hun expeditie nog een dag of twee,
81
drie, uit te stellen, en dus te ■wachten totdat de sneeuw boven wat meer gesmolten was; alle teekenen toch waren er naar, dat het weêr zachter zou worden en blijven. Ook waren er op \'t oogen-blik geen muilezels genoeg voorhanden voor zoo\'n groote karavaan; inmiddels zouden de gidsen daar wel aan zien te komen. En tevens was het noodzakelijk, dat er eerst iemand vooruit gestuurd werd om de sneeuw uit het zoogenaamde »Engelsche huisquot; weg te scheppen; dit is een huisje om te schuilen, dat de professor op den top van de Etna heeft laten bouwen, vlak aan den voet van den kegel, waarin zich de krater bevindt. Hier kunnen de berg-beklimmers dan wat uitrusten, wanneer zij wachten willen om er de zon te zien opgaan, of voordat zij aan het laatste en lastigste gedeelte van hun expeditie beginnen: het opstijgen namelijk naar den mond van den vuurspu-wenden berg. Een van \'s mans grootste zorgen was om dit huis wat ruimer en steviger gebouwd te krijgen en wat beter van onmisbare meubels voorzien. Hij poogde dan ook de belangstelling zijner Engelsche gasten genoegzaam op te wekken, om hen te bewegen bij de Engelsche regeering de noodige stappen te doen voor subsidie tot vergrooting en verbetering van het Engelsche huis. Toen nu alles met hem afgesproken was, keerde ons gezelschap op zijn schreden terug om nog voor den avond in Catania te wezen. Er was besloten eerst Syracuse te bezoeken en dan op den terugweg de Etna te bestijgen.
6
82
Den volgenden morgen dus, zooals men overeen gekomen was, vertrok men reeds om half 4 naar Syracuse, om daar onder dak te zijn, voordat de verschroeiende hitte van den vollen middag begon, en ook om er nog bij tijds te wezen ten einde Mis te kunnen hooren. Een lange moerassige vlakte was alles, wat zij bij het eerste begin van hun route onder de oogen kregen. Daarna begon \'t er geheel anders uit te zien; de baan slingerde nu langs rotsen van kalksteen en akkers in den heerlijksten bloei, totdat zij het schoone dorp Lentini bereikten. Het meer van Lentini is het grootste op heel het eiland Sicilië, en beroemd om zijn massa wild gevogelte, waar hier een excellente jacht op te maken is; maar. ook berucht om de dampen, die er boven hangen en iemand de koorts op het lijf jagen. Als men bij het hooggebouwde Capucijner-klooster van het dorp Lentini staat, dan geniet men een wonderlijk gezicht op het prachtig gelegen dorp, dat wel een kleine stad mag heeten, en tusschen klippen met hoog geboomte bewassen, en diepe bergengten verscholen is. De natuurtooneelen worden hoe langer hoe fraaier, naarmate men dichter bij Syracuse komt. Nu eens daalt de weg af in zeer diepe valleien of in holle wegen, die vol staan met kurkeboomen (waarvan de bast, zooals men weet, de fleschstoppen levert), met mirteboschjes, oleanders en een rijke verscheidenheid van welriekende struiken. Dan weer klimt hij over rotsachtige heuvels, beladen met thijm en
83
allerlei soort van wilde bloemen, die de lucht en den wind met balsemgeuren opvullen. Hier komt de delicieuse Hybla-honig vandaan, die gerust met de beroemde honing van den Griekschen berg Hymettus kan concurreeren. Ver over de wijde duinen, die zeewaarts zich uitstrekken, bespeurde men de schilderachtig gelegen stad Syracuse, de stad van keizerin Augusta. Zij is als een vuurtoren op een hoog punt, op eene aanzienlijke verhevenheid gebouwd, juist daar waar de breede zanderige baai steil oploopt.
Onze reizigers hadden flinke paarden, en zoo was het nog maar even half elf geslagen, toen zij de poorten van Syracuse binnen trokken, en zich kort daarop in het kleine, maar confortabele hotel aan de haven, hun kamers lieten wijzen. Een der dames van het gezelschap ging terstond de stad in — \'t was in de week — om te zien of zij ook nog ergens een Mis kon bijwonen. De goede burgers van Syracuse zijn echter vroege opstaners, de gewone tijd der H. Diensten was al lang voorbij. Te vergeefs wandelde de dame de halve stad door, totdat zij eindelij k vond wat zij zocht, in het heerlijke St. Philippus-kerkje, waar op dien dag juist het Allerheiligste ter aanbidding uitgesteld was, en den heelen morgen H. Missen gelezen werden. Toen zij het hotel teruggevonden had, vernam zij dat de vicaris-generaal van den aartsbisschop door Mgr., een zeer voorkomenden prelaat, uitgezonden was om aan de reizigers de merkwaardigheden
84
van de stad te laten zien. Hij bracht hen het eerst aan een vroegeren heidenschen tempel, die voor den eeredienst van de jacht was bestemd geweest, en nu tot een kapitaal heerenhuis verbouwd was. Van al wat er eertijds aan op te merken viel, was niets over gebleven dan een paar zeer antieke Dorische kolommen. Van daar reed men naar de fontein van Syracuse, die de heele wereld door bekend was, en waar men in de dagen van het heidendom zoo druk heen trok. De waterstraal van deze bron verheft zich uit een met beeldhouwwerk versierden boog van de rots, en is door een soort van bolwerk tegen de zee, die geheel ander water geeft, beveiligd. De papierplant groeit hier zoo goed als in Egypte en wordt hier even groot. Het gezelschap nam eenige bladeren als een aandenken en tevens als een zeldzaamheid mede, nadat allen eerst —• zooals ieder toerist doet, men weet zelf niet waarom — van het bronwater gedronken hadden, waaraan eens zoo groote kracht werd toegedicht. Men stapte weer in de rijtuigen, en hun spraakzame gids, die bijzonder goed van alles op de hoogte bleek te zijn, geleidde hen nu buiten de stadsmuren naar de belangrijke kerk en crypta van St. Martianus. Deze is de eerste kerk die op Sicilië gebouwd werd, en wel ter plaatse, waar de H. Pau-lus, gedurende zijn driedaagsch verblijf in Syracuse, predikte. Het is een eenvoudig, maar massief gebouw in den vorm van een Grieksch kruis (waarvan, zooals men weet, de vier armen even lang
85
zijn) eo bevat nog1 den bisschops-stoel van St. Martianus. Ook bevindt zich hier de graftombe van dien heilige, die de eerste bloedgetuige der Kerk van Sicilië was. Dicht bij dit graf staat het ruwe steenen altaar, waaraan de H. Paul us Mis heeft gelezen. Een zuil van grijs graniet wordt u aangewezen als zijnde de kolom, waaraan de H. Martianus werd vast gebonden, toen hij gegeeseld werd, voordat de heidenen hem ter dood brachten. Nog ziet men op deze kolom vele sporen van bloeddruppelen en bloedstralen. De crypta van de kerk is een nog gedenkwaardiger en heiliger plek. Hier kwamen de apostelen Petrus en Paulus, alsmede de evangelisten Marcus en Lucas, tijdens hunne achtereenvolgende bezoeken aan den heiligen bisschop Martianus. Hier is ook de plaats, waar volgens de overlevering, in deze gewesten bewaard, de H. Marcus den marteldood stierf. De merkwaardige antieke doopvont, die thans in de kathedraal staat — waarheen zij indertijd overgebracht is — werd in deze crypta gevonden en diende allerwaarschijnlijkst voor het toedienen van het H. Doopsel aan de talrijke heidensche bekeerlingen uit de eerste tijden. Vlak naast de plek, waar de oude doopvont gevonden werd, wordt nog de plaats aangewezen, waar St. Martianus de kroon der martelaren ontving. De kerk zelve is om zoo te zeggen op de fundamenten van een ouden tempel van Bachus gebouwd. Wanneer men een der zijdeuren uitgaat, komt men aan den ingang der catacom-
84
van de stad te laten zien. Hij bracht hen het eerst aan een vroegeren heidenschen tempel, die voor den eeredienst van de jacht was bestemd geweest, en nu tot een kapitaal heerenhuis verbouwd was. Van al wat er eertijds aan op te merken viel, was niets over gebleven dan een paar zeer antieke Dorische kolommen. Van daar reed men naar de fontein van Syracuse, die de heele wereld door bekend was, en waar men in de dagen van het heidendom zoo druk heen trok. De waterstraal van deze bron verheft zich uit een met beeldhouwwerk versierden boog van de rots, en is door een soort van bolwerk tegen de zee, die geheel ander water geeft, beveiligd. De papierplant groeit hier zoo goed als in Egypte en wordt hier even groot. Het gezelschap nam eenige bladeren als een aandenken en tevens als een zeldzaamheid mede, nadat allen eerst —■ zooals ieder toerist doet, men weet zelf niet waarom — van het bronwater gedronken hadden, waaraan eens zoo groote kracht werd toegedicht. Men stapte weer in de rijtuigen, en hun spraakzame gids, die bijzonder goed van alles op de hoogte bleek te zijn, geleidde hen nu buiten de stadomu-ren naar de belangrijke kerk en crypta van St. Martianus. Deze is de eerste kerk die op Sicilië gebouwd werd, en wel ter plaatse, waar de H. Pau-lus, gedurende zijn driedaagsch verblijf in Syracuse, predikte. Het is een eenvoudig, maar massief gebouw in den vorm van een Grieksch kruis (waarvan, zooals men weet, de vier armen even lang
85
zijn) en bevat nog den bisschops-stoel van St. Martianus. Ook bevindt zich hier de graftombe van dien heilige, die de eerste bloedgetuige der Kerk van Sicilië was. Dicht bij dit graf staat het ruwe steenen altaar, waaraan de H. Paulus Mis heeft gelezen. Een zuil van grijs graniet wordt u aangewezen als zijnde de kolom, waaraan de H, Martianus werd vast gebonden, toen hij gegeeseld werd, voordat de heidenen hem ter dood brachten. Nog ziet men op deze kolom vele sporen van bloeddruppelen en bloedstralen. De crypta van de kerk is een nog gedenkwaardiger en heiliger plek. Hier kwamen de apostelen Petrus en Paulus, alsmede de evangelisten Marcus en Lucas, tijdens hunne achtereenvolgende bezoeken aan den heiligen bisschop Martianus. Hier is ook de plaats, waar volgens de overlevering, in deze gewesten bewaard, de H. Marcus den marteldood stierf. De merkwaardige antieke doopvont, die thans in de kathedraal staat — waarheen zij indertijd overgebracht is — werd in deze crypta gevonden en diende allerwaarschijnlijkst voor het toedienen van het H, Doopsel aan de talrijke heidensche bekeerlingen uit de eerste tijden. Vlak naast de plek, waar de oude doopvont gevonden werd, wordt nog de plaats aangewezen, waar St. Martianus de kroon der martelaren ontving. De kerk zelve is om zoo te zeggen op de fundamenten van een ouden tempel van Bachus gebouwd. Wanneer men een der zijdeuren uitgaat, komt men aan den ingang der catacom-
86
ben, die nog uitgestrekter zijn dan de catacomben van Eome of van Napels, eu als \'t ware overvloeien van nog bewaard gebleven christelijke zinnebeelden : kruizen, palmtakken, duiven en andere katholieke symbolen. In al deze onderaardscbe gangen, die zeer wijd zijn, vindt men ze op iederen boog en naast iedere nis gebeiteld, ruw wel is waar, maar toch duidelijk afgebeeld. Ook treft men hier en daar een natte-kalkschilderij uit de eerste christen tijden aan, gewoonlijk de H. Maagd met het Kindje Jesus voorstellende; soms ontmoet men een of ander Grieksch opschrift.
Toen onze reizigers de catacomben weer verlieten, staken zij dwars het kerkplein over, waar u de weg letterlijk versperd wordt door antieke zuilen, sarkofagen of lijkbussen, en ruïnes van oud-Grieksche en oud-Romeinsche gebouwen. (1) Als men zich daar eindelijk met veel moeite een weg door heen gebaand heeft, dan staat men voor de deur van de kleine St. Nicolaas-kerk. Voor een gedeelte onder deze kerk ligt nog een enorm on-deraardscb waterbekken of groote vergaarbak, van waar uit een waterleiding, zooals de Romeinen die wisten aan te leggen, naar het oude amphitheater loopt. Dit amphitheater is het voornaamste monu-
(1) Gelijk men weet, was Sicilië oudtijds een Grieksclie kolonie, en was de Grieksclie bouwkunst er al lang bekend, toen de Eomeinen er veroveringen kwamen maken en er tevens de Grieksche kunst voor \'t eerst leerden.
87
ment van oud-Eomeiusche kunst, dat in Syracuse is bewaard gebleven. Het werd zoo goed door den tijd en de menschen gespaard, dat het er bijna even gaaf uitziet, als ware pas gister de laatste steen gelegd. De opgravingen, die men nog niet zoo lang geleden deed. Lebben de geheele ruimte weer aan \'t licht gebracht, zoodat het gansche renperk en al de zitplaatsen duidelijk te onderscheiden zijn.
Uit dezen kolossalen open circus brengt een wandeling van vijf minuten u aan de Groeve van \'t Paradijs, een steengroeve die u, — wanneer gij er u ten minste zoo ver mogelijk in waagt, — eindelijk den toegang wijst tot het fameuze Oor van Dionysius, waarmee deze steenmijn sluit. Het Oor van Dionysius is een grot, in den vorm van een menschenoor uitgehouwen, en wel zoo kunstmatig, dat het zachtste gefluister ergens in een der gangen en hoeken van deze grot, duidelijk als een harde stem vernomen wordt in de kamer, die vlak boven deze grot werd uitgegraven. Op last van Dionysius, tiran van Syracuse, werd dit hol aldus klaar gemaakt en daarna door hem tot gevangenis van politieke misdadigers bestemd. Alle burgers, die dezen tiran der oude tijden in den weg stonden, of tegen wie hij vermoedens had, noemde hij politieke misdadigers. Wie dus niet bij hem in gunst stond, werd in het Oor opgesloten. En dan ging Dionysius naar de gesprekken der gevangenen zitten luisteren in de kamer boven de grot. Daar is geen twijfel aan, dat vooral in zijn geval
88
het spreekwoord waarheid werd: wie luistert aan een anders wand, die hoort zijn eigen schand. De steengroeve van Dionysius is thans een wonderlijk schilderachtig tooneel. De zijwanden van deze steenmijn zijn keurig met vruchtboomen en hloemen-struiken afgezet, waar tusschen vreemde, bonte varens en andere slingerplanten door kruipen. En als een soort van mozaïek liggen daar massa\'s afge-hrokkelden rotssteen eu stukken muur van het alleroudste metselwerk, kris en kras doorheen. De gidsen schoten pistolen af, om het gezelschap eens te laten ondervinden, wat voor een donderende echo hier is. Het dreunt en davert iemand door de ooren, alsof de heele boel wil instorten. In den uitersten hoek van de grot springt zeer diep uit den bodem een heldere bron op, en rondom deze fontein groeien en bloeien de heerlijkste en fijnste varens en ander slingerkruid. Niet ver van dit punt, haast pal er aan, vertoont zich het oude Grieksche theater, de grootste schouwburg uit de dagen der oudheid, die op Sicilië te vinden is, en geheel uit de rots uitgehouwen. Wat een kolossaal gevaarte het is, kan men hieruit afleiden, dat het, als \'t er op aan kwam, meer dan 20.000 toeschouwers kon bergen.
De reizigers dachten er nu aan, om eens even aan hun hotel af te stappen, ten einde het twaalf-uurtje, waar de Engelschen slecht buiten kunnen, niet te verzuimen. Onderweg gingen zij bij het gesticht der zusters van liefde aan, die in een
89
der praclitige middeleeuwsche paleizen van Syracuse haar optrek genomen hebben. Doch het vroegere paleis bezat van zijn vorige pracht alleen nog maar de keurig gebeitelde ramen en portalen; buitendien had het op verscheidene plaatsen reparaties hard van noode. Ook was het alles behalve geschikt ingericht voor het nieuwe doel, waartoe het nu bestemd was. Het gesticht werd de zusters al te klein, daar zij eene groote menigte weesmeisjes tot haar last hadden. Er waren slechts zes of zeven zusters in dit gesticht. De moeder-overste is een zeer dienstvaardige en voor hare taak uitnemend berekende persoon, — en zoo het nog noodig ware er op te wijzen in deze wondervolle orde van St. Vincentius — wederom een toonbeeld van wat geestkracht, ijver en vooral eene vurige naastenliefde vermogen. Deze eerw. moeder wist daarmede zelfs de ongemakken van haar zwak gestel en hare gedurige ziekelijkheid geheel en al te boven te komen.
Onze reizigers brachten vervolgans een bezoek aan mgr. B.—, die zich in de kathedraal bevond. Deze ligt eveneens om zoo te zeggen op de grondslagen van een heidenschen tempel en schijnt eens zeer schoon geweest te zijn. Er zijn echter moderne architecten aan bezig geweest, die in plaats van de middeleeuwsche kunststukken weer voor den dag te brengen, als ambtenaars van den waterstaat te werk zijn gegaan, en alles met stukadoorwerk hebben? bestreken, waar maar plaats
90
was voor een witkwast. Twee zijkapellen zijn in-tusschen nog niet op die manier beschadigd; de eene is de kapel van het Allerheiligste Sacrament, de andere is de St. Lucia-kapel, waarin een groot zilveren beeld der patroonheilige, zeer antiek. De doopvont, waarvan wij reeds gewag maakten, is van marmer; de pedestal bestaat uit zeven prachtige bronzen leeuwen, die het bekken dragen. De sacristie-deur is in den stijl van den nieuweren tijd, maar toch zeer schoon. In het Lof met gezongen Litanie onderscheidden zich weer de Italiaansche zangers door hun uitstekende kennis van de muziek. Na het Lof werden de relikwiën en kerksieraden in oogenschouw genomen; de aandacht werd vooral getrokken door een schoo-nen kelk van amber uit één stuk, en een bisiïchops-ring van buitengewone waarde en grootte, die wel zwaar aan de hand moet geweest zijn. Op het plein voor de kathedraal staan nog 14 fijn bewerkte kolommen van Cipollino-marmer overeind; naar men veronderstelt hebben ze eens het dak helpen dragen van den een of anderen afgodstempel. De oude Grieken en Romeinen hadden afgoden bij de vleet, zooals bekend is. De dag werd door het gezelschap besloten met een kort Lof in het liefdegesticht, waarin het geheela weeshuis tegenwoordig was en andermaal de Italiaansche zangkunst haar roem handhaafde.
Den volgenden morgen heel vroeg, na de eerste Mis in de kathedraal, gin§^ iemand van ons ge-
91
zeischap bij den aartsbisschop ontbijten en bezichtigde daarna het paleis en de tuinen, die o. a. de grootste citroenen opleveren, die ergens te vinden zijn en haast den omvang hebben van de bommen van oranje-appels, die te Jaffa groeien.
De vriendelijke gouverneur stond er op dat geheel de karavaan met zijn rijtuigen de omstreken eens zou doorrijden, \'t Eerst kwam men aan het St. Lucia-klooster van de orde van den H. Fran-ciscus, met een merkwaardige Normandische kerk, die boven de plaats van den marteldood der heilige gesticht is.
Een granieten zuil wijst nog de juiste plek aan en haar grafmonument is in de rots, achter het altaar, uitgehouwen.
Van hier leidt eene nauwe laan tusschen de twee muren door, die de wijngaarden beschutten, naar het klooster van Santa Maria di Gesu , verder komt men voorbij een nog goed in wezen gebleven waterleiding en een rij van grafsteden, in de klippen uitgehouwen, aan het Capucijner klooster. Dit gebouw is van buiten nog een compleet fort, met gracht en ophaalbrug en valdeur, met kanteelen en schietgaten. Een zijpoortje bracht hen in de steengroeven, waaruit al het materiaal werd gehaald, waarmee de stad van lieverlede gebouwd is. Een der schoonste gezichtspunten uit de environs van Syracuse is alhier, namelijk een honderd voet diepe kom, verscheiden roeden in omtrek en vol met oranje-, citroen-, granaat-, cipres-,
92
en vijgeboomen, aan wier voeten wilde rozenr rietgewas, beereklauw, varens en slingerplanten van allerlei soort groeien, terwijl boomen, struiken en bloemen op hun beurt weer met klimop en wilde wijnstok-blaren bewassen zijn. De heele binnenzij van dit bassin bestaat uit logge, grauwe klippen die ook met slingerkruid overdekt zijn, en uit het midden van deze bloemen-wildernis, deze bonte en overdadige planten-massa rijzen twee hooge rotsen als eenzame torens op. In een van die rotsen is tot boven aan de kruin toe een trap uitgehouwen, die echter door den tijd versleten is. De klippen zijn met zorg uitgehold; in een dezer ruime grotten of liever hallen had de gouverneur eens een partij gegeven ter eere van den Engelschen prins Alfred, toen deze voor \'t eerst te Syracuse landde. De goedhartige oude monnik, die het gezelschap rondleidde, bracht hun fruit, brood en wijn, en lang bleef men in dezen onafzienbaren, lommerrijken tuin, praten over het Heilige Land, waar hij lange jaren geweest was, en waaraan de reizigers nog versche herinneringen hadden. Hier en daar zijn te dezer plaatse sporen van oude grafschriften tegen de wanden van de kom te ontdekken, en zelfs bewezen een paar eveneens in de klippen uitgehouwen letters, dat er Protestanten begraven lagen, en deze steengroeven dus nog in de laatste tijden voor begraafplaats gediend hadden.
Eindelijk verlieten zij met weerzin deze streek. Na op dringend verzoek van den goeden ouden
93
monnik eenige minuten in de kloosterkerk gebeden te hebben voor de missie van het H. Land, gingen onze reizigers nog een paar antikiteiten in de buurt in ooorenschouw nemen. O. a. de zoogenaamde begrafenis-weg, tueschen loodrechte klippen door, waar zeer regelmatig nis aan nis is uitgehouwen voor de ontvangst van lijkbussen; de graven van Archimedes, den beroemden werkuig-kundige, van wien \'t vermaarde gezegde is: » Geef mij een steunpunt buiten de aarde en ik zal de aarde verzetten.quot;), zoomede van den bekenden staatsman Timoleon. Vervolgens trokken zij weer stadwaarts.
Zij bezochten er de bibliotheek van Cavaliere Lan-dolina, waar o. m. een zeldzame copie van \'t Evangelie van St. Joannes, uit de 12. eeuw te bewonderen valt, zoomede een boek in Aziatisch spijkerschrift, de tegenhanger van het «blokboekquot; in de Wilton library. Ook ligt er een koran, van \'t jaar 1199, door lord Nelson uit Egypte medegebracht en ten geschenke gegeven aan baron Landolina, den stichter dezer boekerij.
De inwoners van Syracuse zijn de gastvrijheid zelve. Iedereen uit de hoogere standen bood aan het Engelsch reisgezelschap zijn equipage ten gebruik aan en ook hun paleizen stelden zij niet alleen, met de gewone beleefdheids-woorden, doch inderdaad ter onzer beschikking. Enkele der paleizen, zuiver middeleeuwsch gebleven, boeien den vreemdeling zeer, vooral het Palazzo Montalto, anno 1397, met zijn tinnen en kanteelen en punt-
94
torentjes, met zijn spitsbogenvensters; de gevel draagt verscheiden Gothische opschriften, gelijk de huizen in de Spaansche stad Avila.
Twee personen van het gezelschap lieten zich van Syracuse naar de bron of fontein van de Cy-ane roeien, de eenige plek in Europa, waar de papyrus nog in het wilde groeit. De boorden van de rivier Anapus, welke naar het stroompje de Cyane leidt, zijn reeds dicht bewassen met suikerriet, acanthussen, irissen en andere waterplanten ; doch de Cyane is zoo overdekt met gewassen, dat de boot er nauwelijks door kon. Eiier bloeit de papyrus in zijn- vollen rijkdom te midden van reukolie houdende planten, die den weg versperren. De papyrus, uit Egypte door Ptolo-meus aan koning Hieronymus II gezonden en hier gekweekt, is later zonder zorg daar altoos blijvsn tieren. Het schuitje naderde eindelijk de Fontein, een heerlijk cirkelvormig bekken, omzoomd met papyrussen en purperen irisbloemen; het diepe en kristalheldere water wemelt van visch. In overoude tijden was dit de vermaarde »donkerblauwe bronquot;, waar de heidenen jaarlijks feest vierden ter eere van Ceres. Niet ver van daar liggen nog twee zuilen, alles wat er is overgebleven van den tempel van Jupiter Olympus. Eenzaam en verlaten is nu deze vroeger zoo gezochte bron; slechts zelden dringt een jager zoover door om zijn wei-tasch te vullen met de snippen en andere watervogels, die er krioelen in den drassigen omtrek.
95
De volgende ochtend vond een dame van \'t gezelschap, een weduwe die veel bad voor de bekeering van haren zoon, zeer vroegtijdig in het klooster der Benedictijnen, waar de superior haar verrasten met het diploma van opname in den Derden Eegel dier Orde, dat hij voor haar van Monte Cassino had verkregen; hij schonk haar tevens een portret van St. Benedictus en de miraculeuse medalje of \'t kruis van Benedictus, waarop de letters C. S. S. M. L. (crux sacra sit miki luw.) Het H. Kruis zij mij een licht, een medalje, die St. Vincentius a Paulo altijd aan een nieuwe zuster van Liefde gaf om haar te behoeden voor de vele gevaren van \'t dagelijksch leven, \'t Was de feestdag van de H. Monica, steeds zoo dierbaar aan ieder in we-duwrouw verkeerend moederhart en de medelijden-dende abt fluisterde haar, terwijl zij neerknielde om de vroegmis bij te wonen, toe: «Mijn kind, de gebeden en communiën van het klooster worden vandaag voor U opgedragen, opdat gij de voetstappen van St. Monica moogt volgen en eindelijk ook verkrijgen wat haar ten deel viel.quot;
Te 7 uren vertrok het reisgezelschap andermaal naar Nicolosi, om thans den berg Etna te bestijgen. Na een rit van 4 uren, kwamen zij aan de woning van hun ouden vriend professor Gem-mellaro en bevonden, dat hij alles voor de beklimming in orde had laten brengen. Een uur verliep met het pakken van de zadels, het medenemen van proviand en de contracten met de gidsen,
96
welke met hun muilezels klaar stonden. Eenige (Engelsche) mijlen ver liep de weg bergopwaarts over een veld van gestolde lava met hier en daar wat heidekruid, dat als een verloren bezem op den valen grond afstak. Toen zij een koestal, genaamd de Casa di Renazzi, hadden bereikt, waar een schilderachtig boschje van dwerggeiren, gelijk de zoom van een Engelsch park zich uitstrekt, werd de baan gemakkelijk en aangenaam tot aan de Casa del Bosco. Ons gezelschap begon reeds te meenen, dat de moeilijkheden der beklimming onbeduidend zouden zijn, vooral voor hen, die reeds den berg Libanon in dikke sneeuw waren overgetrokken. In de Casa del Bosco werd gerust en stalde men de muilezels, die moede waren. Er werd een kop thee gezet, een verfrissching, die straks vooral welkom zoude worden. Doch het gezelschap had geen idee van de aanstaande zwarigheden en de raad der gidsen om zooveel overkleederen aan te doen als men maar om zich heen pakken kon en toch vooral wmter-handschoenen aan te trekken, werd al zeer lichtvaardig opgenomen. In de buurt waren verscheiden boeren aan \'t werk met het verzamelen van sneeuw in de ijskelders van de grot «der geitenquot;. De hier bewaarde sneeuw wordt beneden op de vlakte zeer gezocht; de banketbakkers van Catania kunnen geen ander ijs verkrijgen dan deze gestampte sneeuw.
De rechte beklimming, \'t harde werk begint eigenlijk eerst hier voor wie den tocht naar de
97
kruin wil ondernemen. Nog slechts 9 mijlen scheiden u van den top, maar deze negen zijn zeer teleurstellend en vallen uiterst zwaar. Niet alleen omdat de helling zoo steil wordt, doch ook wegens de gesteldheid van den bodem. De grond bestaat hier uit losse zwarte asch, waaruit van tijd tot tijd scherpe punten lava steken; op sommige plekken liggen rotsplaten en rotsblokken van lava, waarover gij strompelt en struikelt, terwijl het u is, alsof gij iedere schrede een stap vooruit, en twee stappen achteruit doet. Hooger op verbergt wel de sneeuw de oneffenheden van het pad; \'t wordt er echter wegens de gladheid niet beter op en de vermoeienis neemt nog toe. De koude wordt ook ieder oogenblik gestrenger en het speet onze reizigers geducht, dat zij niet gehoorzamer naar hun gidsen geluisterd hadden, toen deze aanrieden er zich zoo warm mogelijk in te stoppen. Na twee uren aldus voortgesukkeld te zijn, kwamen zij aan een heuvel van lava, die den halven afstand tusschen de Casa del Bosco en de Casa Ingleamp;e aanteekent. De sneeuw lag hier veel dikker; de ijlheid van de lucht werd pijnlijk, terwijl de zwaveldampen, die als wolken van zwavel uit den krater, die aan de andere zijde van den berg nog altoos werkte, door den wind in hun gezichten gejaagd werd, sommigen van het gezelschap zoo misselijk maakten, dat zij niet dan met groote inspanning verder konden. De vinnige koude werd weldra schier onuitstaanbaar. De muilezel van een der dames
98
zonk weg in een opgewaaiden sneeuwhoop, rolde naar beneden en bleef halfweg een afgrond hangen ; zij was daardoor genoodzaakt de rest van de baan te voet af te leggen, doch hare handen en voeten waren zoo verkleumd en later bijna op \'t punt van te bevriezen, dat zij zich alleen nog maar kon voortsleepen. Eindelijk werd het »En-gelsche Huisquot; bereikt, \'t Is een laag gebouwtje van steen, opgetrokken boven de Piano del Lago, een bevroren klein meer, 10000 voet boven de oppervlakte der zee. Ondanks de orders die de professor gegeven had, lag het nog half vol sneeuw, toen hij met zijn gezelschap aankwam. De sneeuw moest eerst opgeruimd worden en een tijd lang schenen al die volwassen menschen bezig met sneeuwpoppen te maken. Toen konden de half bevroren reizigers binnen treden en pogen een vuurtje aan te leggen met het hout, dat zij medegenomen hadden. De gidsen waren bij de hand geweest om de reizigers, welke op haar muilezels waren blijven zitten, te helpen heel voorzichtig en langzaam af te stijgen, daar zij in den half bevroren toestand waarin zij verkeerden, bij den minsten misstap of ook maar wanneer zij uitgleden, een arm of been konden breken. Een persoon van het gezelschap was zoozeer door de kou bevangen, dat zij met vereende krachten van den muilezel moest getild worden en op eenige plaids bij het vuur gelegd, dat ten lange leste begon te branden; toen haar aangezicht en handen met sneeuw
99
gewasschen waren, kwam zij weder bij. Er was nu vlam aan den haard, maar er was nog meer rook; het woord haard toch is hier figuurlijk gebruikt, want er was niet eens een schoorsteen; de dikke walm moest door de deur naar buiten, en zoo was de remedie bijna nog erger dan de kwaal. Gedurende al dien tijd dreunden aanhoudend met vol geweld de losbarstingen van den krater hun in de ooren: \'t was een onverpoosd ontzettend gerucht om. er doof van te worden. Nu en dan bulderden de slagen of liever de schoten als een volle laag uit een groote batterij geschut. Alles wat zij medegenomen hadden, was bevroren, zelfs de melk die zij te Nicolosi in flesschen hadden opgedaan; men was verplicht de flesschen stuk te breken en den inhoud te laten ontdooien, voor er iets van gebruikt kon worden in de thee.
\'t Was avond geworden; zij die den voornacht niet wakende wilden doorbrengen, begaven zich ter ruste, waarvoor beter gelegenheid was in de Casa luglese dan voor het aanleggen van een kachel. Wel is waar moesten zij zich op stroo behelpen, doch vermoeienis rust goed.
Te 3 uren in den morgen stond het gezelschap weder reisvaardig; de beklimming van den bergkegel, den hoogsten top moest nu geschieden, wilde men den zons-opgang van het hoogste punt af beschouwen. De afstand is kort, maar de weg uiterst steil, bij wijlen is het als klautert iemand tegen den gevel van een huis of den binnenkant
100
van een schoorsteen op. De baan wordt er hier buitendien nog lastiger op, doordat de losse asch, welke hier opgehoopt ligt, u bij iedere schrede doet wegzinken, terwijl heete dampen van zwa-velachtigen rook, uit alle zijden van den kegel uitwasemende, u bijna doen stikken. Slechts een gedeelte van het reisgezelschap, waarbij een Fransche geoloog en twee Italiaansche professoren, behalve hun ouden geleerden gids zich aangesloten hadden, volhardden tot aan de kruin van de Etna. De overigen moesten tegen wil en dank achter blijven; afgematheid en hevige hoofdpijn, met misselijkheid gepaard, dwongen hen op hunne schreden terug te keeren.
Toen de volhardende partij eindelijk den oppersten krater bereikt had, zagen zij in den eerste niets anders dan een diepe wijd gapende kloof vol van dikken rook, die hun aanhoudend in het gezicht blies. De krater, welke thans aan \'t vuur-spuwen was en welks uitbarsting, nu aan het bedaren, door een hunner, twee maanden te voren, in al zijn verschrikkelijkheid gezien was, bevond zich op een afstand van ettelijke mijlen en aan die helling van den berg, waar Taormina ligt.
Terwijl het langzaam begon te dagen, ontrolde zich geheel het wonderbaar en overheerlijk too-neel voor hun verbaasde, opgetogen blikken. De berg Etna staat, in dit opzicht ongelijk aan de andere bergen, volkomen alleen en op zich zelf; hij rijst steil en fier, door geen bergketens in zijn
101
vaart bedwongen, op van uit de vlakte; geen enkele mededinger betwist hem zijn geweldige hoogte of onderschept een deel van het heerlijk uitzicht naar beneden. Geheel het eiland Sicilië ligt aan uwe voeten uitgestrekt; niets dat ergens den blik verhindert; de heuvelen en hoogten daar beneden hebben het voorkomen van de verhevenheden op een landkaart voor blinden. Het panorama is onvergelijkelijk in rijkdom en luister; de pen van Gladstone heeft beproefd er een schilderij van te geven; na die beproeving waagt niemand er zich meer aan.
Laat het voldoende zijn te verzekeren dat de rondblik van de kruin der Etna af, bij het opgaan der zon, al de wederwaardigheden en naweeën der beklimming koninklijk vergoedt. Een bijzonder atmosferisch natuurverschijnsel, aan den berg Etna alleen eigen, willen wij niettemin beschrijven. Terwijl de zon langzaam aan de kimmen rijst en de Calabrische kust allengs met een breede streep van licht omzoomt, verschijnt een zeer duidelijk en de minste hoeken en punten aangevend beeld van den kegel des bergs aan den horizon beneden, eene reusachtige weerkaatsing even klaar en scherp als op het laken van een tooverlantaarn. Van lieverlede zinkt de weerkaatste verschijning van den berg al dieper en dieper weg, naarmate de zonneschijn feller wordt en verdwijnt ten slotte geheel. Wijl \'t nog vroeg in het seizoen was, lag de sneeuw nog ongesmolten over de gansche uit-
102
gestrektheid van de zoogenaamde «woeste streekquot; des bergs, terwijl de bosschen aan den voet een breede groene zoom schenen, aan den onmetelijk witten mantel gezet. Het overschoone effect van geheel het vergezicht werd daardoor nog verhoogd.
Moe en mat, maar toch blijde gestemd daalden onze reizigers weder van den top af en vervoegden zich weder bij hunne gezellen in de Casa In-glese, die zich hadden moeten vergenoegen met de zon te zien opgaan van de kruin van een groen heuveltje vlak nabij het rustoord.
Er werd besloten om op den terugweg een weinig af te dwalen ten einde in \'t voorbijgaan de Val del Bove te bezoeken, die spookachtige bergklove, dien heksenafgrond, waarvan de aanblik hen zoo diep aangegrepen had, toen zij er van boven van de bergkruin in neerzagen. Dikwijls in de sneeuw uitglijdende, welke aan deze zijde der helling veel dieper lag, terwijl de telkens wegzakkende en weer opstrom pelende muilezels, die nog gebruikt werden, aanhoudend de rijders en de rijderessen van het gezelschap in een hoop sneeuw wierpen, terwijl er geen denken aan was om de vele gebroken zadelriemen te repareeren, geraakte het gezelschap aan den rand van dit ontzettend, maar schoon amphitheater. Deze bergkloof is onmetelijk wijd en wordt ingesloten door afgronden 3000 voet diep; ze is gevuld met kolossale lavarotsen, waarvan sommigen de grilligste en akeligste gedaanten hebben. Enkelen ervan staan
103
naast elkander geschaard als koeien in een land, wanneer er storm aan de lucht is; vandaar ook de naam aan deze spelonk gegeven. De door niets gestoorde stilte Tan deze plek herinnert aan eene Egyptische doodenstad. Rookwolken, uitbarstingen van tijd tot tijd, druipende ijskegels of hruischende bergstroomen toonen de aanwezigheid aan der andere uitgedoofde kraters op dezen wonderlijken berg; in dezen uitgebranden krater alleen is alles doodsch en stil als in het graf. Stom en star als de vloek van Kehama ligt hier deze afgrond en \'t is alsof de lava in zijn tijd door een buitengewone omwenteling in de natuur is uitgeworpen in de zonderlinge gedaanten, welke men thans nog ziet en het uitgespogen vuur op denzelfden oogen-blik is versteend. Lang bleven onze reizigers toeven aan den rand van deze aardkloof, te vergeefs wenschende om eens te kannen afdalen in deze «betooverde vallei,quot; totdat zij eindelijk als met weerzin de koppen hunner muilezels in de richting van Nicolosi teugelden.
Het naar beneden gaan was niet minder inspannend dan de beklimming en na langer dan 8 uren in den zadel geweest te zijn, kwam het gezelschap meer dood dan levend aan het huis van den ouden, gedienstigen professor Gemmellaro. Een paar uur later bevonden zij zich andermaal in de brandende zon te Catania, waar de thermometer in de schaduw 86 graden teekende, terwijl hij op den berg 27 graden had aangewezen — een verschil
104
m éea dag van 59 graden temperatuur. Geen moeie-liikheden moeten echter een enkelen reiziger van de beklimming der Etna terughouden; tis waard dat men er alleen om uit Engeland naar Sicilië reist
E\'enige dagen nadien bevond ons reisgezelschap zich op dek van de „Vatican Steamerquot; op weg naar Napels, dankbare en tot meer vriendelijkheid stemmende herinneringen met zich nemende.
Deze bibliotheek versclnjnt geregeld in het begin ? elke maand, in afleveringen van 5 vol drnks of 80 b| zijden, eebter zoo, dat men minstens 1000 bladzijden;; jaar ontvangt. De inteekonprijs voor den geheolen jtl gang is ƒ2.50, (franco per post /S.—) Voor Bolgi franken 50 centimes. Men teekent in bij alle boekl:-il laren, postdirecteuren en bij den uitgever.
i