-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

den a volgin g

II,SUS eillSf IS

THOMAS A KEMPIS.

Nieuwe verbeterde druk.

Met Oefeningen en Gebeden achter ieder Hoofd-stuK door den Eerw. Pater Gonnelieu S. J.

Met een bijvoegsel

\'sBosch, G. MOSMANS ZOON . Hïarlct A 14.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

VO O RREDE,

Het werkje, waavvan hier eeno nieuwe Jfederduit-sche uitgave wordt aangeboden, onder den titel van: Navolging van Jesies Christus, is aldus genoemd wegens deszelfs aanhef in het lst0 boek : die Mij navolgt (zegt de Heer) wandelt niet in de duisternis. (Joan.

vm. 12.)

Het bevat, hoezeer ook in den eenvoudigen stijl geschreven, de kern van het zuiverste en verhevenste onderricht. — Bij den eersten opslag treft het door zijne onvergelijkelijke eenvoudigheid. — Men vindt weinig aanlokkelijks in die reeks van spreuken, die daar zonder orde op het papier schijnen nedergeworpen. — Inderdaad heeft de spreukwijsheid van Thomas een zeer alledaagsch voorkomen. Hen meent dat men gemakkelijk hetzelfde , op dezelfde wijze, zou hebben kunnen zeggen. Zelfs ontsnapt dikwijls op het eerste gezicht het puntige, dat de eene gelijksoortige spreuk van de andere onderscheidt, aan het oog. — De spreuken van Thomas hebben den stillen glans van parels, waaraan zij , ook door hare opvolging aan het dikwijls verborgen snoer van des Schrijvers gedachte, niet kwalijk gelijken. Intusschen, liet duurt niet lang of men heeft ze als zoodanig herkend en geschat.— Men begint zich te verwonderen over ^ulk een\' diepen stroom van wijsheid , waaruit al die schatten zijn voortgekomen. — In dit opzicht vergelijkt men onwillekeurig den eenvoudigen Thomas a Kempis met den wijzen koning van Jerusalem. Ja , misschien bestaat er geen werk , dat, na de heilige Schrift, meer lezers gevonden heeft dan dit zelfde boekske: Over de Navolging van Christus. — Van het oorspronkelijke telt men meer dan twee duizend uitgaven. — De vertalingen, die er alleen in het ÏVansch van bestaan , gaan het getal van duizend te boven, en worden nog dagelijks met nieuwe vermeerderd.—-Er is geene bekende taal, waarin het niet is overgebracht. De lofspraken in zoo vele talen , aan dit

-ocr page 8-

VOOKBEDE.

kleine geschrift te beurt gevallen, zouden bijeenverzameld , een groot boekdeel vullen: ja, men heeft niet geaarzeld aan hetzelve een\' lof te geven, dien het met geen ander menschelijk geschrift deelt.

Immers, de vermaarde Fontenelle zegt er van : (1) quot; de JSTavolging van Christus is het schoonste boek , dat ooit uit menschen handen kwam , want het Evangelie is niet van monschelijke herkomst.quot;

Degroote Leibnitz drukt zich aldus uit: quot; De Navolging van J. C. is oen der voortref.ijkste werken, die ooit geschreven zijn. G-elukkig hij , die den inhoud niet alleen bewondert, maar er ook zijn leven naar richt.quot;

De kundige Perponcher laat zich in zijne voorrede over de ^Navolging niet minder gunstig uit: «het boek *\' zegt hij , / heeft genoeg eigenwaarde, om geen

• ander gezach of aanbeveling te behoeven. — Er // heerscht zoo veel kalmte in, zoo veel ervaringsvrucht, n zoo veel helderheid , zoo veel opbouwings- en voe-\'/ dingskracht; en is de inhoud zoo nuttig, zoo be-

• langrijk , eenvoudig , zacht, bescheiden en liefderijk //is de stijl; maar ook hoe kort, krachtig en verhe-// ven tevens. hoe wel naar den toon der ware wijs-// heid geschikt; hoe brandend in godsvrucht, hoe // geheel de zaligheid des hemels ademende!quot; (Nav. van Chr. voorr. xvni.)

Voegen wij hierbij nog de getuigenis van eenen schrijver die der Katholieke Kerk tot sieraad strekt, en bij haar zulke onwaardeerbare verdiensten heeft: het is die van den voortreflijken Bisschop van Regens-burg, Sailer. (2) Ik zocht eenen vriend,quot; zegt de waardige man, \'/dien ik te huis steeds bij mij koude // hebben en ook op de reis licht mee koude nemen, // zonder den voerlieden reden te geven, om zich // over een zwaar gepak te beklagen. — Ik zocht quot; eenen vriend, die mij in alle gevallen de waar-•/ heid durfde zeggen, mij overal op den afgrond der \'/ eigenliefde, en op mij zeiven opmerkzaam maakte ; // eenen vriend, die den trage aanspoorde, en den ijve-ji rige op het spoor hield ; die den treurige opbeurde , quot; en den blijmoedige betoomde, den dwalende bestraf-

(1) Vie du grand Corneille. (2) Lettr. p. 77.

G

-ocr page 9-

VOORREDE.

* te, en den afgematte verkwikte. —Wel is waar, ik // wist wel, dat buiten God, nergens zulk een alom-// tegenwoordigen vriend te vinden was. Maar juist // daarom had ik eenen tweeden zichtbaren vriend noo-// dig, die mij den alomtegenwoordigen, onzichtbaren // vriend herinnerde en tot hem henen dreef. En dezen // getrouwen zichtbaren vriend, die mij op God aan-// dachtig maakte, en tot God aanspoorde, vond ik in // het boek van de Navolging van Christus. Kiet eén-\'/ maal heb ik dezen vriend op vleierij kunnen betrap-// pen — Niet eenmaal voegde hij aan de eigenliefde // een gunstig woordje toe; overal vervolgde hij haar, // en rukte haar honderderlei maskers van het aange-// zicht, of joeg haar met een scherp indringende roede // uit de geheimste schuilhoeken, waarin zij zich ver-// borgen had, onbarmhartig weg. Niet éénmaal verde-// digde hij de begoochelende verbeeldingskracht tegen // de voorrechten van het heilig gebod in ons. Nietéen-// maal bracht hij aan de mode het offer, om door dunne // vernis der menschenliefde voor de goddelijke liefde // zelve te verkoopen; stout en koelbloedig noemde hij quot; zelfbedrog wat zelfbedrog, ijdelheid wat ijdelheid is. -Hij eerde mij de beste wenschen mijns harten be-»/ proeven, en zelfs de vroomste bewegingen van mij-// nen wil wantrouwen. Hij leerde mij droomen van // waarheid, en den vinger Gods onderscheiden van de // verborgene bedriegerijen der booze eigenliefde. Ge-// sterkt door dezen weldadigen invloed mijns vriends // op verstand en hart, kreeg ik hem meer en meer // lief, verstond ik hem beter en beter, en werd ik // eindelijk ook zijn vriend, zoo als hij lang de mijne // was geweest.quot;

Zoo spreekt Sailer, en in deze zijne taal stemmen zoo vele andere mannen mede, die door deugd en verstand zich eenen onsterflijken roem verworven hebben. Ja de Navolging bevat niet alleen aanmerkingen, welke geschikt zijn om de ziel te treffen , zij is daarenboven opgevuld met bewonderenswaardige raadgevingen in alle omstandigheden des levens. — In welk eene gesteldheid men zich ook bevinden moge, men leest ze nooit zonder vrucht. — De heer de la Harpe

7

-ocr page 10-

VOORREDE.

8

is een hieryan treffend voorbeeld; laat ons dezen eens hooren spreken: quot; Ik was in mijne gevangenis alleen in eene kleine kamer quot; zegt hij „ en diep bedroefd. quot; Sedert eenige dagen had ik de Psalmen, het Evan-quot; gelie en eenige goede boeken gelezen. Derzelver uit-// werking was schielijk, ofschoon trapsgewijze. Reeds * was ik aan het geloof teruggegeven. Ik zag een nieuw // licht; maar ik ontstelde en werd neerslachtig , daar «het mij eenen afgrond, namelijk dien van eene // veertigjarige afdwaling aanwees. Ik zag de geheele gt;\' kwaal, maar nog geen redmiddel. 2siets was er rond-» om mij, dat mij den bijstand van den godsdienst h aanbood. — Van de eene zijde was mijn leven in mij-// ne oogen, zoo als ik het bij het licht der hemelsche //waarheid zag, en van eene andere zijde de dood, // dien ik dagelijks verwachtte, zoo als men dien toen // ontving. De Priester verscheen niet meer op het // schavot, om dengene, die sterven moest, te vertroos-// ten; hij beklom het niet meer dan om zelf te sneven. // — Vol van deze treurige denkbeelden . was mijn \'/ hart verslagen, en wendde het zich tot God, dien ik u had weergevonden, en nognauwlijks kende. Ik zeide // tot hem : wat moet ik doen ? Wat zal er van mij wor-// den ? — Ik had op eene tafel het boekje der Navol-// ging. en men had mij gezegd, dat in dit uitmuntend //werkje, dikwerf het antwoord op mijne gedachten v zoude vinden. — Ik opende hetzelve onverschillig , // en mijne aandacht viel bij het openen op deze woor-// den : Zie mij hier, mijn zoon , ilc hom tot u , omdat quot; gij mij geroepen lieht. Ik las niet verder, want de // schielijke indruk dien ik ondervond, is boven alle i uitdrukking verheven; en het is mij even onmogelijk, // dien mede te deelen als te vergeten. — Ik viel met het » aangezicht ter aarde, en zwom in tranen, onder het // aanheffen van een luid geschreeuw, en het uitspreken // van afgebrokene woorden. Ik gevoelde dat mijn hart u verlicht en meer opgeruimd was, maar tevens als // ware het gereed te bersten. Overvallen door eene me-// nigte van denkbeelden en gevoelens , weende ik vrij // lang, zonder dat mij eenig aandenken van dien toe-« stand overbleef, dan dat mijn hart nooit iets sterker

-ocr page 11-

VOOEREDE.

tgt; en aangenamer gevoeld heeft; en dat de woorden : quot; Zie mij hier, mijn zoon , onophoudelijk in mijne ziel // weergalmden, en op eene krachtige wijze al hare // vermogens schokten. quot;

Hoe vele verborgene genaden moet dan niet het boek bevatten, waarvan eene enkele plaats, niet minder kort dan eenvoudig, eene ziel, die door filozofl-schen hoogmoed sedert langen tijd verhard was, heeft kunnen treffen I —

Dat men zich intusschen daarin niet bedriege. — Om die levendige en plotselinge indrukken, en zelfs een waarlijk heilzaam uitwerksel, voort te brengen, vereischt de Navolging een wèl bereid hart. Men kan er tot een zeker punt het bekoorlijke van gevoelen, men kan het bewonderen, zonder dat uit deze onvruchtbare bewondering eenige verandering in den wil of in het gedrag voortvloeit.

Niets is voor de zaligheid nuttiger, dan hetgeen op de ootmoedigheid berust: indien men niet ootmoedig is, of tenminste niet verlangt het te worden, zal het woord van God op de ziel vallen , gelijk de dauw op eene dorre zandwoestijn. Als de Zaligmaker zijnen Leerlingen den hemel wilde aanwijzen, wat deed hij dan? Jesus nam een klein kind, plaatste het in hun midden en zeide: -/ voorwaar, ik zeg u, indien gij niet wordt als kleine kinderen, zoo zult gij niet ingaan in het koningrijk der hemelen.quot; De man, die dit boekske schreef, had tot zinspreuk : Zoele onhekend te hlijven. (amo nescire.,(De strijd, die sedert eeuwen tot op dezen dag over den waren Schrijver van dit werkje gevoerd wordt, is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de nederigheid van den maker, die zich in zijne handschriften alleen als afschrijver (hie liber elt scriptu-manu et characteribus Thomce a Kempis) doet voorkomen. En nochtans heeft deze ootmoedige man door dit zelfde boek, dat op elke bladzijde den roem der menschen veracht en verwerpt, in de geheele Christelijke wereld, eenen naam verworven, die misschien alleen voor dien der Apostelen wijkt.—Ziedaar ons van het boek gekomen op den Schrijver, bij wien wij nog een oogenblik willen toeven. Het is bekend, dat er

9

-ocr page 12-

VOOEBEDE.

van vroeger tijd af over den vervaardiger van dit beroemde werk lievige gesel lillen gevoerd zijn. Ja wellicht is er geen werk, over welks Schrijver men meer getwist heeft, dan over dien van het boek van de Navolging van Christus. Meer dan twee eeuwen lang is men het daarover oneens geweest, en meer dan honderd boeken zijn daarover geschreven. Sommigen hebben den H. Kerkvader Bernardus als schrijver genoemd, doch zonder genoegzamen grond. Meer algemeen heeft men voor schrijver gehouden Joannes Q-erson, een vermaard leeraar en Kanselier der Universiteit van Parijs: terwijl weder anderen en wel de meesten als schrijver noemen Thomas van Kempen.— of gelijk hij schrijft Thomas JIamerlcen. (Malleolus.) Deze werd ten jare 1380 geboren in liet niet groote , maar in de uitgestrekte Rijnvlakte bij Keulen , bevallig gelegen stadje Kempen. Het is van dit plaatsje, dat hij naar de gewoonte der tijden, zijnen naam van Thomas van Kempen ontleent. Als kanunik regulier van de orde van den H. Augustinus leefde hij voorbeeldig, en is in het klooster van St Agnesberg, bij Zwolle, ten jare 14/1 in den geur van heiligheid overleden. Wellicht zou men thans (na de verhandeling van den Eerw. Zeer Gel. Heer J. B. Mallon, enz., enz., enz., (1) met meer zekerheid uitspraak kunnen doen : dan wij houden ons tevreden met het zoo schoone gezegde van den vromen schrijver, wie hij dan ook zij : onderzoeh niet, loie het gezegd heeft, maar letop het gene gezegd wordt.

Wij voegen hierbij den wensch, dat dit gulden boekske ook thans nog in ons Vaderland hetzelfde vriendelijk onthaal moge vinden , dat het sedert vier eeuwen alom mocht ontmoeten, en onder den zegen van G-od veler harten geleiden op den weg der Navolging van Christus.

(1) Kecherches historiques et critiques sur le veritable auteur du livre de 1\'Imitation de J. C. —Louvaiu 18i8.

10

-ocr page 13-

ONDEKEICHTING

betrekkelijk

HET HEILIG MISOFFER.

Het heilig Misoffer is eene offerimde, waarin Jesus Christus zich als slachtoffer voor ons opdraagt, door de bediening zijner Kerk, die zich aan het altaar, door den priester, zijn\' bedienaar, doet vertegenwoordigen. Jesns Christus heeft het heilig Misoffer ingesteld, om onder ons deze offerande te doen voortduren , welke hij aan het kruis, voor der menschen zaligheid heeft opgedragen, en om ons de genade toe te voegen , die hij daardoor verdiend heeft. Er is alleen verschil in de wijze, waarop JesusChristus, ons slachtoffer, zich voor ons aan God opdraagt : aan het kruis heeft Jesus Christus zich door zich-zeiven opgedragen en is bij op eene bloedige wijze geofferd; op onze altaren draagt hij zich op door de bediening zijner Kerk, vertegenwoordigd door den priester, en hij wordt op eene onbloedige wijze opgeofferd.

Deze offerande is een brandoffer, aan God opgedragen, om zijne goedheid en oppermacht over alle schepselen te erkennen; wij moeten die dan bijwonen, met de gevoelens eener diepe aanbidding en volmaakte onderwerping aan zynen god-delijken wil.

Het is een offerande van dankzegging, om God te bedanken voor de weldaden, waarmede

-ocr page 14-

ONDEUTUCHTIMG

hij ons overladen heeft: wij moeten dan, dezelve bijwonende, in levende gevoelens van dankbiar-heid en liefde treden.

liet is een zoenoffer, opgedragen voor de kwijt-selielding onzer zonden; niet ia dezen zin, dat het toereikend zoude z\'jn, het heilig Misoffer met geloof bij te woaea om kw^ïschelding onzer ongerechtigheden te bekomen, zonder dat het noodig ware onze toevlucht tot de biecht te nemen; maar omdat het een uitwerksel heeft om Gods verbolgenheid te stillen, hem te bevredigen en de genade en gesteltenis te bekomen, die onontbeerlijk zijn, om het Sacrament van boetvaardigheid met godsvrucht te ontvangen ; ten einde dit uitwerksel ten onzen opzichte te bekomen, moeten wij de heilige Mis hooren, met gevoelens van leedwezen, en met een vast voornemen van ons te beteren.

Het is eindelijk een verzoenoffer, dat is te zeggen, dat het Gode opgedragen wordt, om van hem al de tijdelijke on geestelijke hulp te verwerven, die ons noodig is; waaruit volgt, dat wij er met geloof, godsvrucht, ijver en vertrouwen bij moeten tegenwoordig zijn.

Alzoo vloeien de gesteltenissen, welke wij in deze verhevene offerande moeten besitten, voort, uit de inzichten zeiven, welke de Kerk heeft, wanneer zij die opdraagt.

Het wordt aan God alleen opgedragen, omdat het eene hulde is, die de oppermacht des Scheppers aanduidt: het aan anderen opdragen, zou een heiligschendende eeredienst zijn, afgoderij door God verworpen. Wanneer men alzoo spreekt van eene Mis, ter eere van de heilige Maagd , van de Engelen of de Heiligen, is dit niet te

73

-ocr page 15-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 13

zeggen, dat men hun de heilige offerande opdraagt, maar alleenlijk, dat men daarin de gedachtenis van hen houdt, om God te bedanken voor de genade, welke hij hun gedaan heeft; en men smeekt hunne tussohenkomst af, opdat zij, met ons, dit offer opdragen aan Hem, wien het behoort.

Deze offerande wordt God opgedragen voor alle levenden en dooden : hiervan komt de gedachtenis (Memento) der levenden en de gedachtenis der overledenen , welke wij houden, om beide den Heer aan te bevelen.

Voor de levenden: het is voor allen, dat het heilig offer wordt opgeofferd , zelfs voor de on-geloovigen , de Joden en ketters, de scheurmakers, die in den kerkban zijn, omdat God de zaligheid van allen verlangt. De Kerk treedt in hare inzichten, dagelijks hare offerande vernieuwende , die eens is opgedragen voor de zaligheid van geheel het menschelijk geslacht. Die alge-meene wenschen worden altoos uitgedrukt, wanneer wij aan het altaar zeggen : Geheiligd zij 2üo naam; onstoekome mo rijk. Uv: wil geschiede. Gebed, vol ijveren liefde, dat, uitgesproken in het midden onzer heilige geheimenissen , de vurige wenschen uitdrukt, welke wij vormen , opdat alle menschen tot de kennis der waarheid en het rijk Gods geraken. Het is daarom, dat de Kerk in het openbaar, en voornamelijk op goeden vrijdag, bidt voor de bekeering der Joden, onge-loovigen en anderen, die zich buiten den weg der zaligheid bevinden. Maar de levenden, voor welke zij bijzonder het heilig Misoffer opdraagt, zijn hare onderdanen en trouwe kinderen : voor deze is de bijzondere bede, welke de Priester

-ocr page 16-

ONDERRICHTING

hemelwaarts zendt, wanneer hij het vlekkelooze Lam, den eeuwigen Vader opdraagt : Ontvang, o heilige Vader! dit vlekkelooze en heilige slachtoffer, hetwelk wij U met alle getrouwe Christenen opdragen.

Voor de overledenen : de overledenen , voor welke wij de heilige offerande opdragen, zijn noch de Heiligen in den Herael, (deze hebben geene gebeden meer noodig) : noch de verdoemden, (voor hen is geene verlossing meer); maar het is voor de zielen, die, nog niet geheel aan de goddelijke rechtvaardigheid voldaan hebbende , in het Vagevuur, de plaats van zuivering, we-derhouden worden, tot dat zij gereinigd zijn van de lichte vlekken, waarmede zij uit dit leven gescheiden waren. Het is een punt des Goloots, dat zij geholpen, verlicht en zelfs verlost worden door de gebeden en het heilig Misoffer; iu alle tijden heeft de Kerk het voor de overledenen opgedragen.

Dewijl de heilige Mis opgedragen wordt voor allen, en voor in de goddelijke genade in den Heer ontslapenen, volgt hieruit, dat, wanneer de geloovigen den priester verzoeken de offerande des altaars voor eenen levende, welken zij aanduiden, of voor de overledenen, in het bijzonder op te dragen, de andere levenden en overledenen daarom niet zijn uitgesloten van de deelneming in de heilige geheimen; maar hierdoor wordt de priester verzocht God te bidden, dat hij zich in zijne groote barmhartigheid, gewaardige de vrucht der heilige offerande op eene bijzondere wijze toe te voegen aan de levenden of overledenen , welke hem in het bijzonder worden aanbevolen.

14

-ocr page 17-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER.

Over het altaar en zijn toebehooren.

De altaren der katholieke Kerk zijn van de vroegste tijden; zij klimmen op tot den tijd der Apostelen, zoo als wij zien in den brief\' van den heiligen Paulns aan de Hebreeuwen. (Hoofdstuk XIII, vers. 10.) Derzelver wijding of toeheiliging, is van do eerste eeuwen in gebruik geweest, en uithoofde van zich zei ven en alles wat er toe behoort, bieden zij den verlichten geest niets aan, dat zijnen godsdienst of zijne godsvrucht geen voedsel geeft. Inderdaad,het altaar op zichzelven genomen, brengt natuurlijk de herinnering bij, hetzij aan de heilige Tafel; aan welke Jesus Christus het laatste avondmaal met zijne Leerlingen nam, hetzij aan het kruis, aan hetwelk zyne liefde tot 0113 hem vasthechtte op den Calvarieberg, waar hij zijn leven voor de menschen en voor hunne zaligheid wel wilde opofferen. De Kerk heeft bevolen, dat de altaren van steen zouden zijn, omdat zij, in eenen geestelijkenen figuurlijken zin, bijzonderlijk Jesus Christus verbeelden, die in de heilige Schrift genoemd wordt de hoeksteen, uithoofde zijner goddelijke sterkte; en omdat hij de vaste band is, die de twee volkeren, Joden en Heidenen, door dezelfde middelen van zaligheid vereenigt, welke hij beiden aanbiedt. De Kerk wil insgelijks, dat men overblijfselen der Heiligen in de altaren zoude stellen, om ons hunne innige vereeniging voor te stellen met Jesus Christus, die door het altaar verbeeld wordt, en om alzoo te doen beseffen , hoe krachtig hunne voorspraak voor ons bij hem is. Dit gebruik is ook van de eerste tijden, en herinnert aan de dagen van vervolging,

15

-ocr page 18-

ONDERRICHTING

wanneer men zicli in de noodzakelijkheid bevond, van het heilig Misoffer in de onderaardsche plaatsen op de grafsteden der martelaren op te draden.

De doeken, waarmede het altaar overdekt is, verbeelden de linnen doeken, waarin het lichaam van Jesus gewikkeld was in het graf; het kruis, in het midden geplaatst, is een zegeteeken der overwinning, welke het goddelijk Lam over de geheele wereld, niet door het staal, maar door liet hout behaald heett, even als de Profeten zulks voorzegd hadden, door de verdiensten van zyn lijden en van zijnen dood op den galgenboom des kruises. De. brandende waskaarsen, die ter rechter- en ter linkerzijde flikkeren, zijn een zinnebeeld van dien glansrijken dag, die de Joden en Heidenen verlicht heeft, en die hen van de duisternissen tot het wonderbaar licht van het Evangelie heeft doen overgaan : zij beteekenen dat goddelijk licht, hetwelk alle menscJien verlicht, komende in deze wereld.

Over de Kelk en zijn toebehooren.

Wij zien in de oudheid kelken van hout, steen, glas, koper, tin, zilver en goud; maar sedert lang heeft de Kerk gewild, dat men geene andere dan gouden en zilveren keikeu zoude bezigen : eensdeels om de heiligschennissen of oneerbiedigheden te voorkomen, die door brooze stoffen konden veroorzaakt worden, en anderdeels voor den meerderen eerbied; tenminste moet de kuip van zulke stoffen zijn, en zoo zij van zilver is, moet zij van binnen verguld zijn; de kelk moet door den Bisschop of iemand, daartoe bijzonder

16

-ocr page 19-

«

BETRKKKELIJK HET H. MISOFFER. 17

geaachtigd, gewijd zijn ; hetzelfde heeft plaats omtrent de pateen, die een klein, plat, rond EchoteKje is, zonder boord, dienende om daarop het lichaam van Jesns Christus te doen rusten; zij moet, even als de kelk, tenminste van zilver zijn en de oppervlakte verguld.

Het Furijicatorium ■. is een linnen doekje, hetwelk men op den kelk legt, dienende om den-zelven af te droogen en te zuiveren.

De Pallas, een linnen doek, over een vierkant bordpapier gespannen, dient om den kelk gedurende het Misoffer te dekken , opdat er niets invalle.

Het Velum of de kelkdoek, is een stuk vau dezelfde stof, als het priesterlijk gewaad, om alles te dekken.

Eindelijk de Beurs, insgelijks van dezelfde stof en kleur, bevat eenen gewijden doek, Corporaal genaamd, die van lijnwaad gemaakt is, welken men onder den kelk openspreidt, om het lichaam van Jesus Christus, en de kleine gedeelten, welke zich van de heilige Hostie zouden kunnen afscheiden, onmiddelijk aan te raken.

De H. Bonaventura, in zijne uitlegging van de heilige Offerande der Mis, vindt in den kelk het afbeeldsel van het graf van Jesus Christus; in de Pateen den steen, die den ingang van hetzelve sloot; in den Corporaal de zweetdoeken, waarin zijn heilig lichaam gewonden werd; en in het Purificatorium, de spons met gal en azijn gevuld, welke men hem aanbood, om hem, door eenen brandenden dorst verslonden wordende, te laven; de KelMoek eindelijk, herinnerde hem de duisternissen, die zich bij den dood des Zaligmakers over de aarde verspreidden.

2

-ocr page 20-

OKDERUICHTING

Over het priesterlijk gewaad.

Heeft de burgerlijke maatscliappij verschillende kleederen voor de onderscheidene bedieningen der overheden, der legers, der pleitzalen, gerechtshoven, enz. ; — veranderen vorm en kleur volgens de plechtigheid der dagen , volgens de dagen van vrolijkheid en ro uv ; — zoo is het ook niet te verwonderen, dat de christelijke maatschappij onderscheidene gewaden bezigt voor het heilige aller geheimen : de zwakheid onzer zinnen vordert dien toestel, die den uiterlijken glans der goddelijke bedieningen verheft, zonder iets bij hare wezenlijke grootheid te voegen.

In het begin nochtans was dit gewaad gelijk aan de gewone kleedingstukken; om meer eerbied te betuigen, bediende men zicH in de kerk van kleederen, die zuiverder, kostelijker en uitsluitend voor den eeredienst bestemd waren. Men heeft den ouden vorm, nochtans met eenige veranderingen, behouden. Zij moeten gewijd worden, alvorens men die voor den dienst gebruikt, en terwijl de priester zich kleedt, zegt hij gebeden, toepasselijk op de geheimzinnige beteekenis van elk stuk , waarmede hij zich kleedt.

Deze kleedingstukken zijn:

1°. De Amict, het schouderkleed, of de witte doek, waarmede de geheiligde bedienaars hunne schouders en hunnen hals bedekken : dit is een teeken, dat den priester herinnert aan de zedigheid en den eerbied, met welke hij tot de heilige geheimen moet naderen. Dit gewaad — zegt Paus Innocentius III, —brengt ons te binnen, datJesus

18

-ocr page 21-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 19

Christus zijne godheid onder den sluier onzer natuur heeft verborgen, om onze zaligheid te bewerken.

2°. De Alhe, of het kleed van wit lijnwaad, hetwelk in het Roomsch Keizerrijk de personen van onderscheid droegen, heeft de Kerk behouden; omdat het door zijne witheid de volmaakte zuiverheid aanduidt, waarmede de priester tot het altaar moet naderen en aldaar het vlekke-looze Lam opofferen.

Het kan nns het witte kleed herinneren, waar-gt; mede Herodes den Zaligmaker uit spotternij deed omhangen, en leert ons, naar zijn roorbesld, met geduld de spot lt;jn beschimpingen verdragen, waarmede de menschen ons om onze deugd bejegenen.

3°. De Cingel oi\' gordel, dienende om de albe op te houden, is het teeken der kuischheid, die de eerste deugd des priesters moet wezen : hij kan ons ook aan de koorden herinneren, waarmede de Zaligmaker gedurende zijne geeseling aan de kolom werd gebonden.

4°. De Stool, fijn lijnwaad, welke de rijken gebruiken om hunne aangezichten af te vegen. Reeds in de zesde eeuw veranderde men haar gebruik en vorm: van dan at is zij van stof gemaakt in eeneu lang«n en smailen wimpel, zoo als nog heden, en zij werd eeu eerekleed en het zinnebeeld van de macht der priesterlijke waardigheid. Innocentius ITI beschouwt deze als het teeken van de gehoorzaamheid en dienstbaarheid, welke .Tesus Christus omhelsd heeft, om ons de vrijheid van Gods kinderen weder te geven. De priesters droegen het onder het heilig Mis-

-ocr page 22-

ONDEllKICHÏING

offer gekruist over de borst, om aan te duiden, dat hunne macht al deszelfs vermogen uit het kruis van Jesus Christus trgkt.

6°. De Manipel, voorheen een kleine doek, die de stool verving, toen deze niet meer dan een enkel versiersel geworden was, dienende alsdan, zoo ais vroeger de stool ., om het zweet van het gelaat te droogen. Sedert de twaalfde eeuw werd de manipel slechts een enkel versiersel, van stof gemaakt en aan den linker arm gedragen, maar behield zijne eerste beteekenis ; die van den evangelischen arbeid, zweet en tranen.

6°. De Kasuifel was voorheen een geheel ronde mantel, waarin de priester als gesloten was , en die slechts één opening had, om er het hoofd door te steken. Wanneer men iets te doen had, lichtte men dien op en plooide hem op de armen , hij was aan de twee zijden opgerold, hing voor en achter naar beneden en had bijna deu vorm van onze hedendaagsche kasuifels, waaruit men datgene heeft gesneden , hetwelk op de armen opgerold of gevouwen was. De dienaren, die den priester aan het altaar bijstonden, moesten dezen zwaren mantel ondersteunen bij de bewierookingen, aau de offerande en aan de opheffing; het is om aan dat oude gebruik te herinneren, dat men nog de kasuifel opheft bij die verschillende deelen der Mis. Dit kleed verbeeldt de liefde, die den priester geheel moet bezielen; en het liefelijke juk van Jesus Christus, hetwelk de offeraar met vreugde en bereidwilligheid moet dragen, wordt daarin aangeduid door het kruis, dat, er zich van achter op bevindt.

7°. De Dalmatica was voorheen een kleed, geschikt voor de dienaren, en is nu een gewaad

20

-ocr page 23-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFEK. 21

geworden, hetwelk de diakeu en sulidiaken boven de albe dragen, wanneer zij den priester aan het altaar bijstaan.

80. De Koorkap was voorheen een mantel, welke men gebruikte in de processiën, waaneer het regende, en dien men den naam gegeven had tlt;iu Pluviale; de schelp, die vau achter is, was een kap om het hoofd te dekken. Deze mantel is in bet vervolg een enkel versiersel gewordsu, voor de heilige plechtigheden bestemd, en kan, even als de kasuifel, de evangelische liefde be-teekeneu, die den bsdienaar der altaren als in een\' nieuwen mensch moet veranderen.

De inwendige gesteltenis der geloovigen moet gedeeltelijk met de deugden overHeukomen, eigen aan de otferaude, welke zij met Jesns Christus en met zijnen vertegenwoordiger opdragen. De Amict moet hen doen gedenken aan de zedigheid der kleederen, en aan de ingetosseuheid der stilzwijgendheid in Gods tempel; A^Alhe en de Cingel of Gordel aan de zuiverheid en ootmoedigheid ; de Manipel aan het vrome leven en de werken des geloois, welke zij methet heilig Slachtoffer moeten vereenigen; de Stool aan de waardigheid van hun ambt, hetwelk hen roept, om op aarde de offerande op te dragen , en in den hemel te heerschen ; de Kasuifel aan het Boete juk des geloofs , waaraan zq zich iu alle omstandigheden moeten onderwerpen : eindelijk moet die uiterlijke toestel tot de oogen, maar nog meer tot het hart spreken, om de grootheid der offerande, hei langdurig gevolg barer voorbereiding en een overvloed der vruchten, welke mea er uit mxit trekken, te verheffen.

Er blijft nog een woordje te zeggen, over de kleuren der heilige Misgewaden.

-ocr page 24-

ONUE It, RICHTING

Men bedient zich van Xxtttcit, voor de blijde en heerlijke geheimen, die tot Jcsus betrekking hebben, en voor de feesldagen der allerheiligste Maagd en der Heiligen, die geencmartelaren zijn. Deze kleur beteekent de blijdschap, den glans en de zuiverheid.

Het rood wordt gebruikt op Pinksterdag, en op de feestdagen der martelaren , en duidt den geest van opoffering, de bloedstorting sn de vurigheid der liefde aan.

Het yroL-n is voor de zondagen en de gewone dagen, op welke men de getijden van J\'eria of geen bijzonder feest heeft; van den feestdag der allerheiligste Drievuldigheid, van den Advent, en van Kersmis tot Septuagesima; dit is het zinnebeeld van de vruchtbaarheid der velden , en van de vruchtbaarheid der geestelijke werken.

Het purper, treurige kleur, zinnebeeld der boetvaardigheid, is voor den tijd van den Advent van septmgesima en van de veertigdaagsche vaste.

Het zwart dient voor den rouw der Kerk en van hare kinderen.

Men verstaat door de Mis van Requiem zulk eene, die in zwart gewaad gedaan wordt.

Er is hiervoor gezegd, dat het heilig Misoffer steeds te gelijk vooralle levenden en overledenen opgedragen wordt ; dat de priester het nochtans meer bijzonder opoffert voor eenen levende of eenen overledene, dien hij in zijne bedoeling aanduidt; hij kan aldus handelen, telken reize als hij de Mis opdraagt, welke dag\' en welk feest het ook zij, en de geloovigen zouden zich bedriegen, zoo zij meenden, dat een priester aan hunne nicening niet voldoet voor eenen overledene, dien z\\j hem bijzonder hebben

22

-ocr page 25-

BETREKKELIJK Htï H. MISOFFER, 23

aanbevolen, als hij niet in zwart leest; er zijn (lap:en, op welke de Kerk hem het gebruik van zwart gewaad niet toelaat, zoo als opeen groot getal feestdagen : het is de kleeding van deu priester aan het altaar niet, die de zielen in het vagevuur verlichting verschaft, het is de toevoeging der verdiensten van het lichaam en bloed van Jesus Christus.

Over de zegeniag van en de besproeiing met het wijwater.

Des zondags, vóór de Hoogmis, zegent de priester, met het heilig gewaad bekleed, uitgezonderd de kasuifel, met wijwater, om daarmede de vergadering te besproeien.

De zegening met wijwater, het gebruik van daarmede het volk te besproeien , van het bij \'t ingaan der kerk te nemen, om daarmede op zijn voorhoofd het teeken van den Christen te maken, dit alles wordt door de ongeloovigen voor belachelijke, bijgeloovige oefeningen en nieuwe uitvindingen gehouden , die door de onwetendheid ingeslopen zijn, en welke wij dwaas genoeg zijn om aan te nemen. Dit zijn even zoo vele lasteringen der ongodsdienstigheid, die, volgens den heiligen apostel Judas, datgene lastert, wat zij niet kent.

Het gebruik van het wijwater met het zout te zegenen, is van de eerste tijden. Baronius, schrijvende over het jaar 131 van J. C., bewijst, dat dit gebruik eene apostolische overlevering is; de oudste Kerkvaders spreken van dit wijwater. Wanneer men, zegt de H. Augustinus, een gebruik algemeen aangenomen ziet in de Kerk, dat gepleegd en onderhouden wordt bij al de volkeren die het geloof omhelsd hebben, en men

-ocr page 26-

ONDEEKICHTING

liet begin daarvan in den loop der eeuwen, die tusschen de Apostelen en ons zijn verloopen , niet kan aanduiden, kan men honden dat het tot de tgden der Apostelen opklimt. Dit algemeen grondbeginsel is op het gezegende water toepasselijk , waarvan men in de geheeie katholieke Kerk gebruik maakt. Ismendannietmeer dan vermetel, wanneer men voor bijgeloovige en bespottelijke oeleningen houdt dezulke, die eenen zoo eer-biedwaardigen oorsprong hebben? dezulke, welke de Kerk, door Jesns Christus ingegeven , onderhoudt en alzoo aanbeveelt? En door die achtingswaardige oudheid is de geheimrijke beteekenis, aan de zegening van en de besproeiing met het wijwater verknocht, reeds voldoende, om te bewijzen dat er niets bijgeloovigs in dit gebruik is.

De Kerk zegent het wijwater, opdat de duivelen , uit kracht der gebeden; welke zij hetzelve zegenende en bezwerende uitspreekt, geene macht zonden hebben op hetgeen door dit water aangeraakt wordt, maar de heilige Geest zjjne heilig-makende kracht er over zou uitstorten. Zij vermengt gezegend zout met het wijwater, omdat het zont het zinnebeeld der voorzichtigheid en wijsheid is, zoo als Jesus Christus leert, (Marc. IX. 48, 49.) en de kracht hebbende om van bederfenis te beveiligen , en duidt zijne vermenging met,het wijwater, het zinnebeeld der oprechtheid en zuiverheid, de heilzame uitwerkselen aan van Gods genade in onze zielen, de eenvoudigheid en zuiverheid der duif, de voorzichtigheid der slang, de ware wijsheid, die van het bederf der zonde behoedt.

Men besproeit met dit wijwater het altaar en het heiJigdom , om alles te verwijderen, wat de

24

-ocr page 27-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 25

aandacht eu ingetogenheid van den priester zou kunnen storen ; het vergaderde volk, om het tot de offerande voor te bereiden , en om in aller harten de gevoelens van boetvaardigheid op te wekken, uitgedrukt in den psalm ; ontferm TI mijner, o God! welke men gedurende de besproeiing leest.

Men plaats dit water aan den ingang der kerken, opdat de geloovigen, als zij het nemen, aan God de genade zouden vragen, om gereinigd te worden van hunne zonden, ten einde hunne gebeden zuiverder en krachtiger te maken.

Het is goed dit water te nemen, als men opstaat en slapen gaat, vóór dat men zijn gebed begint, wanneer men bekoord wordt, als er een on weder woedt, en er de zieken en de dooden mede te besproeien, tot verlichting hunner ziel, en alle plaatsen, alwaar men de listen des duivels vreest; deze gebruiken zijn alle door de Kerk van Jesus Christus goedgekeurd , en deze kan niets aanbevelen noch goedkeuren, dan hetgene heilig is.

Maar, opdat het gebruik van het gezegende water heilzaam zij , moet men er zich van bedienen met eenen geest van geloof en berouw over zijne zonden; omdat dit water niets door zich zelt, onafhankelijk van het geloof van hem die het gebruikt, gevoegd bij de gebeden der Kerk, uitwerkt. Men dient berouw te hebben , ten einde de genade te bekomen gereinigd te worden van zijne zonden , door zich met dit water te wasschen ; God schenkt nimmer den-gene de vergeving der zonden , welke niet van boetvaardigheid doordrongen zijn.

-ocr page 28-

ONDERRICHTING

Over de godsdienstige omgangen in het algemeen, en in het bijzonder over die, welke voor de parochiale Hoogmis geschiedt.

Het woord Processie (omgaug) komt van het latijn procedere, hetwelk beteekent: gaan, voortgaan; het is een tocht, welken de geestelijkheid en liet volk met eenig godsdienstig voorwerp , biddende doen.

Wij vinden de omgangen reeds vóór het christendom iü gebruik bij het Joodsche volk , zoo als wij op verscheidene plaatsen van de heilige Schrift lezen; de christelijke Kerk heeft deze heilige oefening van den eeredienbt reeds van de vierde eeuw aangenomen, zoodra zij, door het eindigen der eerste vervolgingen, den vrede eu de vrijheid begon te genieten.

Natuurlijke redenen hebben in den beginne aanleiding tot deze plechtigheid gegeven. Alzoo ging men, wanneer men overblijfselen der heilige martelaren vond op eene plaats, alwaar zij gedurende de vervolging verborgen waren geweest, deze met plechtigheid halen, en men bracht ze zegepralend in de kerk , terwijl men psalmen en lofzangen zong ; men deed hetzelfde, wanneer die overblijfselen van de eene plaats naar de andere werden overgebracht.

Daar het niet zelden gebeurde, dat de Bisschoppen het heilig Misoffer in andere kerken hunner bisschoppelijke stad , dan in de hoofdkerk , plechtiglijk gingen opdragen , vertrokken ze uit deze, vergezeld van de geestelijkheid en gevolgd door het volk, onder het zingen van psalmen en andere gebeden, en men begaf zich. alzoo naar de bedoelde kerk.

In openbare of algemeene noodwendighedea,

26

-ocr page 29-

BETREKKELIJK HET H. MISOFFER. 27

stortte men buitengewone gebeden; men giug in bedevaart naar de grafstede der heilige Martelaren, psalmen zingende, en men keerde op dezelfde wijze terug; de gezangen werden litanien, dat is smeekingen geheeten : hiervan komt de naam van litanie der Heiligen, welken naam men aan het gebed geeft, dat sedert geruimen tijd bij de wederinvoering der omgangen gezongen wordt.

Ziedaar, grootendeels den oorsprong der omgangen en hetgeen er aanleiding toe gegeven heeft. Later heeft men die ingevoerd, welke op de zon- en voornaamste feestdagen des jaars, vóór de paiochiale Hoogmis gehouden worden; diegene,, die plaats grijpen bij zekere bijzondere plechtigheden, altijd met een overeenkomstig doelwit; degene, die men doet rondom de steden en velden, zooals op de kruisdagen, om de goddelijke zegeningen voor de vruchten der aarde af te smeeken, en die in eenen geest van boetvaardigheid gedaan worden.

Die vóór de parochiale Hoogmis plaats hebben , werden voorheen rondom de kerk gedaan, of zelfs rondom de parochie, ten einde van God door de gebeden en het zingen der psalmen, het rijk zijner genade, zijne goddelijke bescherming over de gemeenten , de rusi der zielen van de afgestorvenen, wier stoflijke overblijfselen op de kerkhoven rusten, te verkrijgen; men droeg altoos gewijd water bij die omgangen , om de plaatsen ; waar men kwam , te besproeien , en die tegen de listen des duivels te beveiligen. Ten einde de goddelijke diensten te verkorten , heeft men zich later tevreden gehouden, die omgangen alleen binnen de kerken te doen.

Aan het hoofd van alle omgangen wordt het

-ocr page 30-

OSDERKICHTINö

kruis van Josas Christus gedragea, om aan te duiden, dat het de iceg en de geleider is der geloovigen , en dat allen zich onder den standaard der zaligheid moeten scharen. Da brandende fakkels ter rechter- en linkerzijde des kruises , zgn het ziuuebseld van Jesas Christus, die het licht der wereld is ; en die welke door de geestelijkheid en het volk gedragen worden, zijn eene getuigenis vau hun geloof in het geestelijke licht dat ons verlicht en geleidt.

De vaandels, op welk de lichamen van de heilige personen der Kerk afgeschilderd zijn, of hunne beelden, welke men in die omgangen ronddraagt, drukken het verlangen der geloo-vigen uit, om derzelver voorspraak bij God te verwerven.

De brandende wierook, die overal den goeden geur verspreidt, leert den geloovigen , dit zij , zoo als de H. Paulus zegt, overal den goeden geur vim Jesus Christus moeten verspreiden. Men brandt er eene grootere hoeveelheid in de omgangen, in welke Jesus Christus zelf, in zijn heilig Sacrament wordt omgedragen: dit is een tee-ken van aanbidding, aaar het voorbeeld der Wijzen, die hem in zijne krib kwamen aanbidden.

De geloovigen moeten zulke omgangen met diepe ingetogenheid vergezellen en trachten in dien geest te treden, die dezelve deed instellen. Zij zijn zeer geschikt, om ons te doen gevoelen , dat wij geene verblijfplaats op aarde hebben, dat wij onze toekomende woning opzoeken , dat de Christen een reiziger en billing in de wereld is, dat de Hemel het ware vaderland is, wer-waarts hij streeft, onder het geleide van Jesus Christus, onder de schaduw en bescherming van

28

-ocr page 31-

BETKÏ KKfLJJK HET H. MISOFFER.

de allerheiligste Maagd en der Heiligen , do^r de oefening des gebeds en der boetvaardigheid, om alzoo tot het altaar des hemels te geraken , waar ongestoorde rust en het eeuwig heil aangetroffen worden ; het is in deze godvruchtige gevoelens, dat de gelcovigen de omgangen moeten beschouwen en volgen.

Al deze omstandigheden, ic welke wij ihftns treden, bewijzen dan , dat er niets is van hct-gene de Kerk doet of bezigt in de plechtigheden van haren eeredienst, dat niet eerwaardig en hccgst geschikt is , om het geloof der Christenen op te wekken en hunne godsvrucht te voeden. Dat de Christen zich dan bevlijtige, om er den zin van te vatten, om in de heilige gesteltenissen te trtden, welke de Kerk hem, door het zien harer plechtigheden wil inboezemen. Dat degoddeloozen eindelijk schaamrood worden over hunne vermetelheid, door ze als bijgeloovige en belaclieiijke oefeningen te beschouwen , en ophouden van datgene te lasteren, wat zij niet kennen.

Over de beste wijze om het heilig Misoffer met vrucht te hooren.

De geschiktste wijze is, zich te vereenigen met de gebeden en plechtigheden der Kerk, door ons geere andere inzichten voor te stellen dan de hare, onzen geest te vestigen op de gedachten , waarmede zij wil dat wij ons zonden bezig honden ; en in ons geene andere gevoelens op te wekken, dan die, welke zij wenscht dat wij koesteren, om het voordeel te genieten van met haar te bidden en op te oftVren , en de vrucht niet

29

-ocr page 32-

30 ONDERR. BETREKKSL. HET H. MISOFFER.

te verliezen, die gehecht is aan den geest der woorden en plechtigheden vol beteekenis en geheimenis, welke zij in dit verhevene werk bezit. Tot dat einde gaan wij eene reeks van gebeden geven, betrekking hebbende op de woorden en verrichtingen des priesters aan het altaar, en zullen er eenige uitleggingen bijvoegen. Tot meerdere duidelijkheid, zullen wij de gebeden en plechtigheden van het heilig Misoffer in zes plechtige deelen verdeden , die zeer gemakkelijk te onderscheiden zijn.

Het eerste is : de openbare voorbereiding, die aan den voet des altaars gedaan wordt.

Het tweede begint aan den Introitui, en bevat de verrichtingen en gebeden , die aan het altaar geschieden tot na het Si/mholum of de geloofsbelijdenis; hetgene weleer de Mis van de leerlingen in den godsdienst of Catechumenen ge-heeten werd, welke men vóór de offerande wegzond, benevens de openbare boetelingen , al? nog niet waardig zijnde bij de voltrekking der heilige geheimen toegelaten te worden. Dit deed aan deze goddelijke verrichting den naam van Mis, van het latijnsche woord Missio, hetwelk wegzending beteekent, geven.

Het derde deel is de Offerande der Mis.

Het vierde is de Canon of de Consecratie.

Het vijfde begint aan den Pater noster en bevat de bereiding tot de Nuttiging en de nuttiging of Communie zelve.

Het zesde is, de dankzegging na de Mis.

-ocr page 33-

GEBE DEN

VÓOK EN ONDER HET HEILIGE

MISOFFER.

/

Met uitlegqinq van deszelfs pleclitiglieden.

Gebeden vóór de Mis.

Ik geloof vastelijk, o mijn God! dat de heilige. Mis het onbloedige offer is van het lichaam en bloed van Jesus Christus, uwen Zoon. Maak dat ik het heden met die aandacht, dien eerbied en die heilige vrees bijwone, welke zulke merkwaardige geheimen vorderen.

Ik vereenig mij met den priester en uwe Kerk, om U dit offer met dezelfde inzichten op te dragen, waarmede Jesus Christus het aan \'t kruis heeft opgedragen : ik draag het U op , om uwe oppermacht over mij en over alle schepselen te erkennen, en om U mjjne groote dankbaarheid te betuigen voor al de weldaden, welke G|j over mij hebt uitgestort.

Zoo gij de Mis bijwoont, met een bijzonder inzicht om God meer uitdrukkelijk te bedanken voor eene door zijne goedheid verworvene genade, zoo voeg er bij :

En namelijk, dat Gij mij dusdanige genade, om welke ik U smeekte, hebt vergund. Ik draag het. U op, om door de eindelooze verdiensten van het goddelijk Slachtoffer, dat op het altaar gaat

-ocr page 34-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

opgedragen worden, de vergiffenis van al de zonden te verwerven, waaraan ik het ongeluk heb gehad mij plichtig te maken. Laai niet toe dat ik de bruiloftszaal uws Zoons binnentrede, zonder met het bruiloftskleed versierd te zijn. Reinig van nu af mijne ziel. De heilige zaken zijn voor de Heiligen ; het is mij niet geoorloofd Ü zoo nabij te naderen, zonder mij, even als Mozes alvorens ontschoeid, dat is de aangeklnefd-heid aan de zonde uit mijn hart verbannen te heoben. Ik verfoei dan al mijne boosheden en ongerechtigheden; ik vraag Ü daarvoor vergeving en verzaak ze voor altoos.

Eindelijk draag ik U, met uwe Kerk, deze eerbiedwaardige offerande op, om van uwe goedheid al de genaden te verwerven, welke zij voor mij en voor al hare kinderen van U vraagt. Gij hebt mij, bij voorkeur boven zoo vele anderen, het geluk geschonken, in haren schoot geboren te worden en haar toe te behooren : verleen mij dooide verdiensten van Jesus Christus, uwen welbeminden Zoon , de noodige hulp om mijne heilige roeping door werken, den Christen waardig, te verzekeren; gewaardig U, om mijner zaligheids wille, al die genaden toe te staan, welke ik heden bijzonderlijk van ü verzoek.

Gewaardig U ook, mij gunstig aan te hooren voor allen , voor welke de rechtvaardigheid en de lielde het mij ten plicht maken te bidden.

11:dier. het uw voornemen is de heilige Mia te hooren , ten einde eenige bijzondere genade voor iemand te verwerven. zeg hier dan den persoon en de genade, welke gij voor hem verlangt te bekomen, en herinner u altoos, dat. zoo gij om eenig tijdelijk goed bidt, gij het voorwaardelijk moet vragen, voor zoo verre

32

-ocr page 35-

HET H. MISOFFEE.

die gunst met den goddelijken wil overeenkomstig en Toordeelig voor uwe zaligheid is, of voor die van dengene, voor wien gij bidt.

Ik verzaak, vooral, o mijn God! aan al de verstrooidheden die mijnen geest zullen komen overvallen; ik bid U, mij daarom te behoeden, opdat niets van het aardsche mij aan de liefderijke gemeenschap onttrekke , welke ik met U , o mijn Heer en mijn God! verlang te hebben. Amen.

In den naam des Vaders, en des Zoons, ei) des heiligen Geestes. Amen.

EERSTE DEEL DER HEILIGE P/IIS.

De openbare voorbereiding, die aan den voet des altaars gedaan wordt.

De aankomst Tan den priester aan het altaar, verbeeldt de komst van Jesus Christus in deze wereld, door de menschwording, en de priester, in zooverre hij rcensch en zondaar is, herinnert wonderbaar aan de vernietigingen van het vleeschgeworden Woord, dat de gedaante van eenen slaaf aangenomen , en zich met al onze ongerechtigheden beladen heeft; en in gele-zene Missen schijnen de vernedering en vermindering van Jesus nog meer uit, door de eenvoudige en zedige ireden van zijnen dienaar.

De priester begint met over zich op de uitgestrekt-ste wijze het heilig Kruisteeken te maken , hetwelk de aanwezenden gelijkelijk behooren te doen. Hst gebruik van dit teeken klimt tot de Apostelen op, en reeds spreekt Tertulianus in de tweede eeuw van het

3

33

-ocr page 36-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

teeken en zinnebeeld der Christenen, die daaraan bij het begin en het einde hunner voornaamste werken gebruik maakten.

De priester begint met liet teeken des kruises , omdat hij en het christenvolk aan de drie goddelijke Personen door het doopsel zijn toegewijd; den Vader, die hen heeft aangenomen roor zijne kinderen ; den Zoon , in wien wij zijn aangenomen; den heiligen Geest, door wien wij zijn aangenomen, in den heiligen Doop herboren wordende.

De psalm, welken de priester aanstonds zegt, is eene bereiding tot het heilige offer, door gevoelens van vrees, verlangen, vertrouwen en heilige vreugde.

Aan het Confiteor of schuldbelijdenis vouwt de priester zijne handen te zamen , blijft in eene nederige houding, die eenen zondaar past, en zich voor God beschuldigende, slaat hij op zijne borst, terwijl hij smeekt hem te reinigen, eer hij tot het altaar opklimt : ten dien einde biedt hij hem de verdiensten van Jesus Christus en van de Heiligen aan.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des heiligen Geestes. Amen.

De psalm Judioa.

Ik nader tot het altaar, Heer, Gij, die het licht zjjt van hen, die zich in duisternissen bevinden, en die mijne toevlucht zijt in al de rampen , welke mij omringen.

Gewaardig U mijne ziel te bezoeken, en mij de zaligheid aan te brengen, naar welke ik verzucht; wolken des hemels, zendt ons den Rechtvaardige , en dat de aarde den Zaligmaker voort-brenge.

Heilige Geest, teedere en edelmoedige Ver-

34

-ocr page 37-

HET H. MISOFFER.

trooster! boezem mg gebeden in , die waardig zjjn verhoord te worden ; bestier mij nen wil, versterk mijnen moed, opdat ik over de wereld en over mij zeiven moge zegepralen : maak dat ik steeds aan uwe inspraken onderdanig zij , maar vooral, dat ik U beminne !

Het Confiteor of de Seliuldbelijdenis.

Ofschoon Gij, o mijn God, om mijne zonden te kennen, mijne belijdenis niet behoeft , en Gij in mijn hart al mijne ongerechtigheden leest, belijd ik die echter voor het aanschijn van hemel en aarde; ik beken dat ik U door mijne gedachten , door mijne woorden en door mijne werken belee-digd heb. Ik beschuldig mij daarover, en bid U ootmoedig om vergeving. Heilige Maagd, Engelen des Hemels, Heiligen van het Paradijs! bidt voor ons, vraagt voor ons genade, terwijl wij in dit dal van tranen en ellende zuchten, en verwerft voor ons de vergeving onzer zonden.

Misereator.

o Jesus ! vergun ons de kostbare gave van het berouw en de vergiffenis, welke Gij zelfs aan de groote zondaars beloofd hebt, zoodra zij voor U hunne ongerechtigheden belijden en zuchten , omdat zij uwe eindelooze heiligheid beleedigd , uwe goedheid miskend, en uwe grenzelooze liefde veracht hebben.

De Priester klimt op het altaar.

Gelukkig hij, die in zijne zwakheid, door uwe

35

-ocr page 38-

GEBEDEN VOOB EN ONDER

genade ondersteund, waardig tot uwe altaren mag naderen!

Geef mij, Heer! die genade, door de verdiensten der Heiligen, die zoo veel deel hebben in uwe heerlijkheid.

Hij kust hat altaar.

De kus Tan den priester, op het altaar, wordt te gelijk aan Jesus Christus, door het altaar verbeeld, gegeven, en aan de Heiligen, wier overblijfselen in het altaar rusten, en met Jesus Christus één en hetzelfde altaar zijn. De priester k ust het altaar op dit oogenblik, om de hoop te betuigen, welke hij koestert van voor zich en voor zijne geloovigen de vergeving te verwerven, die hij zoo even aan den voet des altaars, door de verdiensten van Jesus Christus en door de voorspraak der Heiligen heeft gevraagd. Vereenigen wij ons thans met. hem, door een heilig vertrouwen , en zeggen wij :

En gewaardig ü ons, die de opvolgers van hun geloof en van hunne heilige verlangens zijn , de genade der verzoening te verleenen, die hier op aarde hat begin was van den vrede, welken zij nu in uwen schoot genieten.

Zooara de priester het altaar gekust heeft, bewierookt hij, in plechtige Missen , hetzelve : dit is om God te bidden, de gebeden des christenvolks aan te nemen, gelijk een wierook van goeden geur.

De priester, den wierook zegenende, zegt : wordt gezegend door hem, tot wiens eer gij gebrand wordt. Amen.

36

-ocr page 39-

HET H. MISOFFER.

TWEEDE DEEL DER HEILIGE IVilS.

Gebeden en Onderrichtingen, van het oogen-

blik dat de Priester het Altaar opgaat, tot aan de Offerande.

De Introïtus.

De priester leest, aau den kaut des Epistel», het begin Tan eenen psalm , weikeu men voorheen gaheel bad, ten einde den geest en de geuada des gebeds over zich in te roepen , die zoo noodig gedurende het heilig Misoffer zijn, als ook om den wensch en het verlangen uit te druken , waarmede oude patriarchen naar de komst ran den Messias haakten.

Gij zijt het, Heer! die dea Heiligen van het oude Testament zulke vurige verlangens ingeboezemd hebt, om uwen eenigen Zoon op aarde te zien nederdalen : deel mij iets van die heilige vurigheid mede, en maak dat ik ondanks de ellenden en moeielijkheden van dit leven in mij een heilig verlangen ontware, om mij door eene vurige liefde met U te vereenigen.

Het Kyrie eleison.

Deze twee grieksche woorden beteekenen : Reer, ontferm U onzer, en dia, welke volgen: Christus, ontferm U onzer. De P riester herhaalt die zoo dikwijls , om one te leeren, dat het alleen door het aanhoudende gebed is, dat wij des Heeren bijstand in onze noodwendigheden kunnen verwerven.

87

-ocr page 40-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

Heer! wij zouden uithoofde van de menigte onzer zonden, ninnmer genoeg tot U kunnen zeggen, ontferm U onzer. Wij smeelcen U om die genade, met liet geroep van den blinde van Jericho, met de volharding van de Cananeesche vrouw, met de drift van al degenen, welke Gij U gewaardigd helit te verhoeren, wanneer zij volhardend tot U roepen ; lieer, ontferm U onzer.

Het Gloria in Exeelsis.

Deze Lofzang, welks begin door de Engelen gemaakt en door hen, gedurende den Kersnacht, aan de men-sehen geleerd is. is eene reeks Tan loibctuigingen tot G-od en Jesns Christus. De priester heft, als hij den-zelren begint, de handen hemelwaarts, om aan te duiden , dat men de harten tot in liet hoogde des hemels moet verheffen, en hij vouwt die onmiddelijk daarna te samen, als reeds den vrede en den goeden wil bezittende, welke hij verworven en over de aarde ge-trolken heeft. Hij buigt zich daar, waar het gebed eene aanbidding, eene dankbetuiging wordt, of den naam des Zaligmakers herhaalt, en hij eindigt met het heilig Krnisteeken en met de aanroeping der allerheiligste Drievuldigheid. — Men zegt dezen Lofzang niet in tijden van boetpleging; hij is voor plechtigheden voorbehouden.

Glorie zij God in den hoogsten, en op aarde vrede aan de menschen , die van goeden wil z\\jn. Wij loven U, wij aanbidden U, wij verheerlijken U ; wij danken U om uwe overgroote heerlijkheid. Heer, God, hemelsche Koning! God, almogende Vader ! Heer, eeniggeboren Zoon, Jesus Christus! Heer God, Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontvang ons gebed; die zit aan de

38

-ocr page 41-

HET H. MISOFFEK.

rechterhand des Vaders, ontferm U onzer ; want Gij zijt alleen heilig, alleen de Heer, alleen de Allerhoogste, Jesus Christus, met den heiligen Geest, in de heerlijkheid des Vaders. Amen.

Onder de plechtige Missen, zou men de volgende uitbreiding van dien lofzang kunnen lezen, terwijl hij gezongen wordt.

Glorie in de hemelen aan God, die in dit groote geheim de wonderen zijner wisheid, barmhartigheid en macht op eene zoo onuitsprekelijke wijze heeft doen uitschitteren. Vrede aan de menschen op de aarde; het is de God des vredes zelf, die denzelven aan de wereld is komen brengen; heil den menschen van goeden wil, die hun hart voor dezen hemelschen en geheel goddelijken vrede openen, en die wel gesteld zullen zijn, om hem te ontvangen.

Groote God! God, eindeloos heilig, eindeloos goed! wat kunnen wij , op het zien van al de wonderen uwer teederheid doen, dan U onze lof-betuigingen, onze zegeningen, onze aanbiddingen en al de gevoelens onzer harten aanbieden ? Almogende God! Koning van hemel en aarde! wij doen U de dankbetuigingen, welke wij uwer heerlijkheid en liefde verschuldigd zijn; maar daar wij onbekwaam zijn om ü door ons zeiven waardige hulde aan te bieden, vereenigen wij ons met die, welke de Engelen en gelukzaligen U bewijzen in den Hemel.

O Jesus, eenige Zoon des hemelschen Vaders! Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm U onzer; o Gij, die in hoedanigheid van slachtoffer, reeds de zonden van het menschdom, in uwe tranen afwascht, en die dezelve eens door

89

-ocr page 42-

GEBEDEN VOOR EN ONDEE

uw bloed zult uitwisschen : gewaardig ü onze gebeden te verhooren; ofschoon in onze oogen yernietigd, zit Gij aan de rechterhand uws Vaders in den hemel; wij smeeken U, erbarm U onzer, en kom onze kwalen genezen, door die met ons te deelen.

Wij erkennen U, o geboren wordende God ! als alleen heilig, alleen ie Heer, alleen groot, en eindeloos verheven boven alle grootheid. Gij heerscht met den heiligen Geest, in de heerlijkheid van uwen hemelschen Vader ; kom als Opperherder in onze harten heersohen; wij wjjden ü die aan den voet van uwe kribbe toe, om U altoos toegenegen te blijven. Voor wien zouden wij voortaan zuchten kunnen lozen, tenzij voor U, onzen Zaligmaker, onzen Weldoener, den God vol minnelijkheid en goedheid! Wij willen U van ganscher harte beminnen in den tijd, om niet op te houden (J te bemianen in de eeuwigheid.

Dominus Vobiscum.

Door deze woorden, die beteekeuen: Be Keer zij met u, wenscht de priester aan het volk Gods zegen ; en het is daarom dat hij zich tot hetzelve wendt. Hij kust eerst het altaar, om te toonen dat hij, wensohende den vrede aan het volk te geven, denzelven eerst van Jeeus Christus, door het altaar verbeeld, moet ontvangen. Het volk antwoordt met hem: en hij zij met uwen geest; drukt alzoo deszelfs erkentenis uit jegens den priester, en den geest van liefde en eendracht, die onder hetzelve moet heerschen, om gezamenlijk te bidden , en God een hevig geweld aan te doen, door eene yereeniging van smeekingen.

Ja, wees met ons. Heer, en met uwen dienaar.

40

-ocr page 43-

HET H. MISOFFER.

opdat wij met godsvrucht mogen bidden , en Gij ons ter uwer verheerlijking en ter onzer zaligheid moget verhoeren.

Het Oremus.

De priester, aan den kant Tan den Epistel wedergekeerd zijnde, zegt : Oremus, dat is te zeggen : laaf ons lidden , en hij maakt eene lichte buiging met het hoofd naar het kruis, om aan te duiden, dat het door de verdiensten van Jesus Christus is - dat wij de genade kunnen verwerven, welke wij van God vragen; ook eindigt hij het gebed , met onzen godde-lijken Zaligmaker aan te roepen door de woorden : per Dominum nostrmn Jesurn Christum : door onzen Heer Jesus Christus. Hij zegt een of meerdere gebeden , volgens de dagen; de geloovigeu moeten de meening hebben, van met hem te vragen, hetgene hij van God verzoekt. Het volk antwoordt : Amen , om te kennen te geven dat het de woorden des priesters bekrachtigt.

Ontvang, Heer, de gebeden, die voor ons hemelwaarts gestierd worden; verleen ons de genade en de deugden, welke de heilige Kerk , door den priester voor ons vraagt. Wij bekennen , dat wij niet verdienen door U verhoord te worden; maar gewaardig ü echter in aaumer-king te nemen, dat wij ü al deze genaden vragen, door Jesus Gliristus uwen Zoon, die met U leeft en heerschappij voert, in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Geef mg, Heer, de heilige vermorzeling des harten, opdat ik, aan den voet uwer altaren, mijne langdurige afwijking en schuldige zwakheid beweene; omgeef mij met uwe sterkte, opdat de arbeid, de gevaren , de hinderpalen, de vervolgingen der menschen, of de kwade voorbeelden mij nimmer van U scheiden.

41

-ocr page 44-

GEBEDEN VOOR EN ONDEK

Ik smeek U om die genade, door de eindelooze verdiensten van Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.

De Epistel.

De Joden begonnen de v ergadering van den sab-batlidag, met de lezing van Mozes en de Profeten. De eerste Christenen volgden dit gebruik, in hunne vergaderingen op den zondag, en in al de eenwen der Kerk heeft men lezingen gedaan uit de heilige Schrift, genomen uit de boeken van het oude Testament of uit de werken en brieven der Apostelen, vooral uit die van den heiligen Paulus. De Kerk , vóór het Evangelie de schriften der Godsgezanten doende lezen, schijnt hot voorbeeld van Jesus Christus na te volgen, die eenige zijner Leerlingen voor hem uitzond, om de geesten en harten voor te bereiden in de plaatsen werwaarts hij zelf gaan wilde.

Ik beschouw dezen Epistel, o mijn God ! als eenen brief, die van den hemel komt, om mij uwen aanbiddelijken wil te doen kennen. Vergun mij, bid ik U, de noodige kracht, om datgene te volbrengen, wat Gij mij beveelt. Gij zgt het. Heer, die den Profeten en Apostelen ingegeven hebt, hetgene zij geschreven hebben ; verleen mij eenig deel in hunne verlichtingen, en laat tevens in mijn hart een vonkje dalen van dat heilige vuur , waardoor zij ontstoken waren, om U, gelijk zij, te beminnen en te dienen op aarde.

In de groote Missen, wanneer de Epistel gezongen wordt, kan men de volgende lezing er bij voegen:

Het is hoog tgd dat wij uit onzen slaap ontwaken , want de dag gaat voorbij, en de nacht des doods nadert, wanneer er geen tijd meer zal zjjn ,

42

-ocr page 45-

HET H. MISOFFER.

om aan onze zaligheid te werken. Laten wij dan de werken der duisternissen verwerpen, ons met Jesus Christus bekleeden, en de zinnelijkheden des vleesches niet meer volgen. Dat ons leven rein, onze godsvrucht levendig zij: wij verwachten onzen God en snellen hem te gemoet. De hemelen doen over de rechtvaardigen bij uitstekendheid den dauw hunner zegeningen nederdalen : dat ons hart zich eindelijk opene, als eene dorre grond voor het water, en al de christelijke deugden voortbrenge. Hechten wij ons aan het goede; onthouden wij ons zelfs van den schijn van het kwaad; dat de God des vredes ons in alles heilige, ten einde onze ziel onberispelijk bevonden worde voor zijn aanschijn. De gensde van God, onzen Zaligmaker, is sedert lang verschenen, en leert ons de goddeloosheid en den geest des tijds te vluchten : in deze wereld met matigheid, godsvruchten rechtvaardigheid te leven, alzoo de gelukzalige hoop en de toekomst der heerlijkheid van onzen Heiland te verbeiden, die zich geleverd heeft, om ons van alle ongerechtigheid vrij te koopen.

Het Graduaal.

TVa den Epistel leest de priester nog eenige woorden van de psalmen, zoo als aan het Intröiius, om het gebed of de loi\'betuiging te vereenigen met de onderrichting in den Epistel ontvangen. Die verzen noemde men Graduaal. omdat zij gelezen of gezongen werden op de trappen van de Jubé of het Icoor. Het woord A llelu.ia. dat in het Graduaal voorkomt, van Septuagesima tot den paaschtijd uitgezonderd , is een hebreeuwsch woord en het eekent: Loof God! en het drukt tevens een gevoel van verrukking, van

43

-ocr page 46-

GEBEDEN VOOR EN ONDEK

vreugde uit. Men behoort, gedurende dit gebed, zijn hart hemelwaarts te verheffen, zich bij de Engelen-kooren te voegen, en te trachten hunne blijdschap op het zien van Gods weldaden, na te volgen.

Uwe lessen onderwijzen en behagen mij, Heer ! zij verheugen mij, en doen mij de hoop koesteren ü eenmaal in den hemel, mijn Vaderland , te zullen zien.

Het overbrengen van het boek van de rechter-naar de linkerzijde des altaars.

Deze overbrenging doet ons zien, dat de Joden , geweigerd hebbende de Profeten en Apostelen aan te hooren, verlaten werden, en dat de Apostelen tot de Heidenen gegaan zijn, wien «ij het Evangelie gebracht hebben. Bidden wij Q-od, dat hij nimmer toelate, dat wij door onze zonden gelijk de Joden verdienen, dat zijn licht ons ontnomen worde, om aan andereu gegeven te worden. Q-edurende deze overbrenging van het boek, is de priester diep ne-dergebogen in het midden des altaars, en hij doet een vurig gebed, om zijn hart en zijne lippen te zuiveren, vóórdat hij het heilig Evangelie leest.

Maar om dit hemelsche Vaderland te verdienen, zuiver. Heer, dit hart, in hetwelk: Gij uw verblijf moet nemen; reinig mijne lippen met het gloeiende vuur der heilige liefde, dat Gij ge-bruiktet om die van uw profeet Isaïas te reinigen, opdat Gij mij, na waarlijk uwe heerlijkheid op aarde verkondigd te hebben, eens moget toelaten, om die in den hemel te vieren. O Algoede 1 behoed mij van de oageloovigheid, die haar venijn onder ons verspreidt, en straf mjj nimmer met mij de fakkel des geloofs te ontnemen.

44

-ocr page 47-

HET H. MISOFFER.

Dominus vobiscum, vóór het Efangelie.

Dce mij, Heer! uwen heiligen wil kennen : spreek , o mijn God ! uw dienaar hoort.

Het Evangelie

In de plechtige Missen wordt het boek der Evangeliën bewierookt, opdat de geur Tan den wierook het teek en zij van den goeden geur, welken God in die zielen verspreidt. welke zich door het heilige Evangelie doen kennen. Men draagt brandende waskaarsen ter rechter en ter linkerzijde van het boek , om ons te doen kennen, dat Jesus Christus het ware licht is, dat ons door Zijn evangelisch woord verlicht. Wij blijven staande , gedurende de lezing van het Evangelie, om aan te duiden; dat wij bereid zijn Jesus Christus te volgen, als den eenigen Meester, welken wij moeten aanhoo-ren, en dien wij voortaan willen gehoorzamen.

Beschouw het Evangelie, hetwelk gij gaat hooren , als het richtsnoer van uw leven en uwe zeden, een richtsnoer, hetwelk gij beloofd hebt te zullen volgen door de in het Doopsel aangegane verbindtenissen, en waarnaar gij strengelijk zult geoordeeld worden. Do priester maakt, vóór hij het Evangelie begint, een teekcn des kruises met den duim, op de eerste woorden van hetzelve, om te doen zien, dat de leer van Jeaua Christus in de wereld niets uitgewerkt heeft, dan door de verdiensten van zijn lijden en zijnen kruisdood.

De drie kruisteekens, welke de priester op het voorhoofd , den mond en de borst maakt, en welke wij gelijkelijk naar zijn voorbeeld maken, zijn de teekenen van drie plechtige heloofsbelijdenisaen. Wij maken het eerste op het voorhoofd , om aan te toonen dat wij ons voor het Evangelie niet schamen; het tweede op den mond , om te betuigen dat wij met den mond eene hemelsche leer willen belijden, welke wij in het hart bezitten, en het derde op de borst, om te toonen, dat

45

-ocr page 48-

gebeden voor en ondek

wij verlangen het kruis Tan Jesus Christus diep in ons hart te prenten , en onze aangekleefdheid aan het geloof door daden te willen bewijzen.

Men moet de wijsheid en de waarheid zelve aanbidden, in al de woorden van het Evangelie; Jesus Christus spreekt daar voor ons; en wien zouden wij aanhooren tenzij hem, die de woorden des eeuwigen levens bezit ? Na het lezen of zingen van het Evangelie, kussen de priester en de diaken het eerbljdiglijk , om hunne verknochtheid aan die hemelsche woorden te betuigeu.

Ik sta op , o opperste Wetgever, om te bstui-gen, dat ik bereid ben de eeuwige waarheden , die in liet heilig Evangelie besloten zijn, ten koste van mijn leven zelfs, te verdedigen. Gij leert ons, dat niet allen die zeggen : Heer, Heer ! (dat is die zich bevredigen uw Evangelie met den mond te belijden, zonder den vasten wil te hebben naar hetzelve te leven) het rijk der hemelen zullen binnen treden; maar dat alleen diegenen hetzelve zullen ingaan, die hunne werken volgens uwe geboden zullen verricht hebben.

Verleen mij dan de genade zoo veel getrouwheid te hebben in de vervulling van uw goddelijk woord, als Gij mij standvastigheid inboezemt in het te gelooven. Helaas! waartoe zou het mtj dienen, wanneer ik voor U zal verschijnen, het geloof te hebben gehad, zonder de verdiensten der liefde en der goede werken, tenzt) om mijne veroordeeling vreeselijker en m^jn eeuwig lot schrik-kelijker te maken ! O God der barmhartigheden ! oordeel mij niet naar de aanhoudende tegenstrijdigheid , welke ik tusschen uwe leer en mijn gedrag gesteld heb, en boezem mij den moed in, om te beoefenen hetgeen ik geloof. U, Heer ! zal al de roem daarvan toekomen.

46

-ocr page 49-

HET H. MISOFFER.

Wanneer het Evangelie in de plechtige Missen gezongen wordt. zon men intusschen de volgende lezing, uit de heilige Evangeliën getrokken, geheel of gedeeltelijk kunnen doen.

Zoo iemand mij bemint, zegt Jesus Christus, zal hij mijn woord bewaren, mijn Vader zal hem beminnen, wij zullen tot hem komen en iu hem onze woning vestigen. Bemin den Heer uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, ziedaar het eerste en grootste gebod. Het tweede is aan dit gelijk : gij zult uwen naaste beminnen gelijk u zeiven ; doe zulks en gij zult leven. De geheele wet en de profeten zyn in deze twee geboden besloten. God is een geest, en hij wil iu geest en waarheid aangebeden worden; want indien uwe rechtvaardigheid niet volmaakter is dan die der Pharizeën, zult gij het rijk der hemelen niet binnen gaan. Doe boetvaardigheid , want zoo gij geen boetvaardigheid doet, zult gij allen verloren gaan. Het rijk Gods nadert: de bijl is reeds aan den wortel van den boom gezet, en aan den kant, waar hij zal vallen, zal hij altoos blijven. Wees steeds bereid, want ik zal komen op het uur, waarop gij het niet verwacht. Heil hun, die van de goederen dezer wereld onthecht zjjn! Zalig zijn de zachtmoedigen , de vreedza-men, die rein van harte en barmhartig zijn: zalig degenen, die met gelatenheid lijden , die dorstig zjju naar de rechtvaardigheid, want het rijk der hemelen behoort hun toe. Wat baat het den menssh het heelal te winnen, zoo hij zijne ziel verliest ! Niemand kan twee meesters dienen , vergadert geene schatten voor de aarde, maar voor den hemel; zoekt voor alles het rijk

47

-ocr page 50-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

Gods, en zijne rechtvaardigheid, het overige zal u als toemaat gegeven worden. Komt tot mij ; mijn juk is zoet en mijn last is ligt : leert van mij dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte ben, en gij zult de rust uwer zielen smaken. Zoo iemand mij wil volgen, dat hij zich zeiven ver-loochene, dageljjks zijn kruis opneme en mij nakome. Bemint uwe vijanden ; vergeeft, ea men zal u vergeven , vraagt, en gij zult ontvangen. De weg des verderfs is breed; maar die tot het eeuwig leven leidt, is eng, en weinigen volgen hem. De hemel lijdt geweld , men moet strijden om hem te bekomen ; het is alleen door het lijden, dat ik tot de heerlijkheid gekomen ben, en er ia voor u geen andere weg, want de leerling is niet boven den Meester. Die zich verheft, zal vernederd , die zich vernedert, zal verheven worden. Die uit God is, hoort Gods woorden. Zoo gij mijne geboden onderhoudt, zult gij in mijne liefde verblijven , en gij zult daar zij n, waar ik zelf ben, waar ik u eene plaats ben gaan bereiden.

Deze zjjn de heilige woorden; dat onze zonden uitgewischt worden door de kracht van het Evangelie , met oprechtheid in oefening gebracht.

Het Credo.

Het Evangelie wordt op de Zou- en zekere feestdagen gevolgd door het Credo of de Geloofsbelijdenis, omdat het bijzonder op die plechtigheden is , dat de geloo-vigen vol van denzelfde geest voor de altaren; de aanbidding van onze heilige geheimen moeten vernieuwen, en een plechtig blijk moeten geven van hun volkomen geloof aan de waarheden des Evangelies, in bet kort bevat in het Symholum.

48

-ocr page 51-

het h. misoffer.

Ik geloof in éénen God, den Vader, almogenden Schepper van hemel en aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen; en in eenen Heer .Tesus Christus, den eeniggeboren Zoon Gods, die uit den Vader voor alle tijden geboren is : God van God, licht van licht, waarachtig God van den waarachtigen God; geboren en niet gemaakt; van één wezen met den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn; die om ons menschenen om onze zaligheid nedergedaald is uit den hemel, en is vleesch geworden doge den heiligen geest, uit de maagd maria; hij is mensch geworden; die ook gekruist is voor ons onder Pontius Pi-latus; hij is gestorven, begraven en den derden dag wederom opgestaan, volgens de Schriftuur; hij is opgeklommen ten hemel, zit ter rechterhand des Vaders, en zal wederkomen met heerlijkheid, om de levenden en dooden te oordeelen; wiens rijk geen einde zal hebben. En in den heiligen Geest, den Heer, die levend maakt; die van den Vader en den Zoon voortkomt; die met den Vader en den Zoon te gelijk aangebeden en verheerlijkt wordt; die door de Profeten gesproken heeft. En eene heilige, katholieke en apostolische Kerk. Ik belijd een Doopsel tot vergiffenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der dooden en het leven der toekomende eeuwen. Amen.

gebed.

jquot;; gedurende het zingen van den Credo.

Hoe zal ikU, o mijn God! waardig bedanken voor de kostbare gave des geloofs, waarmede Gij mij, bij voorkeur van zoo vele anderen, die zuchten in de duisternissen der dwaalleeren,

4

49

-ocr page 52-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

50

begunstigd hebt? Maak, Heer! dat zij mij steeds dierbaar zij, die wonderbare gaaf, boog verbeven boven de eer, de rijkdommen, de vermaken en ijdelheden dezer vergankelijke wereld. Geef mij ecne volmaakte neiging voor alles, wat het geloof mij leert, opdat ik met gelijken eerbied aanbidde, al wat ik niet begrijp in uwe onuitsprekelijke geheimen, en al w.-it mijne geestvermogens te bovengaat. Dewijl mijn verstaud zoo bekrompen is, dat ik mij zelven niet begrijp, besef ik, eindelooze God! dat liet noch billijk, noch mogelijk is, uwe goddelijke geheimen te doorgronden. Maar Gij hebt mij door uwe genade overtuigd van de kennis, getrouwheid en oprechtheid dergenen, door welke Gij uwe heilige aanspraken aan de wereld verkondigd hebt. De wereld heeft daaraan geloof gegeven; het zou het grootste der wonderwerken zijn, zoo zij zonder wonderwerken die had kunnen gelooven. En wenvaarts zou ik mij wenden, om meerdere zekerheid te verkrijgen? Indien ik mg bedrogen vondt, zoudt Gij het zelf zijn, die mij in dwaling gebracht hadt. Wanneer dan mijne zinnen en mijne verbeelding twijfelen, zullen echter mijne reden en mijnen wil nimmer twijfelen. Dat geloof, o Jeaus! dat geloof, hetwelk de Apostelen over de^eheele aarde verkondigd, en zoo vele duizende \'Martelaren met hun bloed bezegeld hebben; dat geloof, hetwelk zoo vele heilige leeraars, in hunne onsterflijke schriften, verdedigd hebbea, dat geloof van alle eeuwen, dat steeds den goeden geur zijner deugden over de wereld verspreid en den hemel met heiligen bevolkt heeft; dat geloof, dat nimmer het lijden zonder vertroosting, de kwalen zonder hulpmiddel gelaten heeft; dat verheVene geloof zal voor altoos

-ocr page 53-

HET H. MISOFFER.

het mijne zjjn. Voltrek dan in mij, smeek ik U , o mijn goede Zaligmaker! voltrek uw werk : niet alleen door in mijne ziel de fakkel des gebofs in al haren glans te behouden , maar ook, e n wel vooral, door hetzelve werken des lichts voor mijne eeuwige zaligheid te doen voortbrengen . Amen.

Dominus vobiseum.

Mijn God ! dat uwe genade met ons en met den priester, uwen bedienaar, zj], om U deze offerande waardig te kunnen opdragen.

O—«SS*-!!

DERDE DEEL DER HEILIGE MIS,

H ET BEGIN DER OFFERANDE OF DE OPDRACHT.

Het Offertorium.

Ontvang, o heilige Vader, eeuwige en almogende God, dit vlekkelooze offer, dat wij, hoe onwaardig wij ook zijn mogen, U opdragen: ik draag het U op, als mijnen levenden en waren God, voor mijne tallooze zonden , beleedigingen en nalatigheden; ik draag het U ook op, voor alle geloovige Cliristenen, levenden en overledenen; opdat het hun en mij ter zaligheid ver-strekke. Amen.

51

-ocr page 54-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

Wanneer de priester den wijn en het water in den kelk giet.

6 God, die door een vreemd uitwerksel uwer macht, den mensch in eenen verheven graad van voortreflijkheid en uitstekendheid geschapen hebt, en die door een nog bewonderenswaardiger wonder uwer goedheid, U gewaardigd hebt dit werk uwer handen na zijnen val te herstellen : verleen mij , door het geheim hetwelk de vermenging van het water met den wijn ons vertoont, de genade van te mogen deelen in de goedheid van Jesus Christus, uwen Zoon , die zich volgaarne met onze menschheid heeft willen bekleeden; Hij, die God zijnde, met ü, in de eenheid van den heiligen Geest, leeft en heerscht, in alle eeuwen. Amen.

De opdracht van den Kelk.

Ik draag U, Heer! met uwen bedienaar, den kelk der zaligheid op, en smeek uwe goedheid hem als een reukwerk van goeden geur te doen opstijgen tot den troon uwer goddelijke Majesteit, voor onze zaligheid en voor die van de geheele wereld.

Ik bied mij voor U aan. Heer! met eenen oot-moedigen geest en een rouwig hart; ontvang mij, bid ik U, en maak dat de offerande , welke ik U geheel uit eigenbeweging opdraag, in vereeniging met die van Jesus Christus, heden met U, op dusdanige wijze voltrokken worde, die U dezelve aangenaam kan maken, o Heer mijn God!

In de plechtige Missen bewierookt de priester het brood en den wijn, die opgedragen zijn geworden, zeggende : dat deze wierook, dien gij gezegend hebt,

53

-ocr page 55-

HET H. MISOFFER.

tot JJ opTclimme, Heer ! en uwe harmJiartigheid over ons nederdale ! Vervolgens bewierookt hij het altaar en zegt: dat mijn gebed , Heer ! tot U opTclimme gelijk deze wïerooTc; dat de opheffing mijner handen U aangenaam zij , gelijk de hrandofferande. Stel, Heer ! eene wacht aan mijnen mond, en de omzichtigheid op mijne lippen. Laat niet toe, dat mijn hart vervoerd worde tot kwaadwillige woorden, om mijne zonden te eer\' schoonen.

Terwijl hij liet wierookvat aan den diaken wedergeeft , zegt hij : Dat de Heer het vuur zijner liefde in ons ontsteke, en ons door eene eeuwige liefde doe branden, Amen.

Dat wij ons best doen , om in al die godvruchtige gevoelens te treden, en die heilige verlangens in ons te vormen.

Daarna bewierookt de diaken aanstonds den prie?-ter aan het altaar, Jesus Christus vertegenwoordigende, en in zijnen persoon liet heilige gili^im opdragende.

De Priester waseht zijne vingeren.

De priester, na zijne handen gewasschen te hebben, alvorens het heilig Misoffer te beginnen, wascht hier zijne vingeren, om in den geest van Jesus Christus te treden, die de voeten zijner Apostelen wiesch , vóór dat hij hun liet heilig Sacrament des Altaars toediende, ofschoon zij bevorens reeds zuiver waren. Dit toont ons, dat het niet genoeg is zuiver te zijn van gruweldaden, om aan de geheimen deelachtig te worden, maar dat men zich van de geringste vlekken der zonden moet zuiveren.

Miju God! gewaardig IJ rnijue ziel te vvasschen en te reinigen van alle vlekk en der zonden : vernietig in mij de minste onvolmaaktheden, en

53

-ocr page 56-

54 GEBEDEN VOOR EN ONDER

maak mijne ziel, door uwe genade, zoo zuiver als zij het onmiddelijk na het Doopsel was.

Vergun mij , Heer! de genade van de wereld te vergeten, die de strengheid uwer oordeelen moet ondergaan; van deze aarde te verachten, die ter prooi zal zijn aan uwe wraaknemingen, en van geene de minste aandacht te verleenen aan die ontwerpen, aan die listen, die slechts de duurzaamheid van eenen dag, van eene minuut, van eene seconde hebben; dat ik onder de voeten vertrede die eer, die verlangens, die gevaarlijke vermaken, die den geest verlagen en bedwelmen; die valsche goederen, die de ziel in het verderf storten; die valsche bekwaamheden, die vermaken, dien valschen uitwendi-gen schijn van achting en vriendschap, die zoo veel rampzalige slachtoffers maken; e;i dat de eerste, de ijverigste mijner zorgen zij, den dag uwer wraakneming te voorkomen, op welken Gjj eene vreeselijke rekening over uwe weldaden en gunsten zult vragen! Hierom smeek ik U, o mijn God! door de eindelooze verdiensten van Jesns Christus. Amen.

Het Or ate Fratros.

Dc priester, na zijne vingeren gewasschen te hebben, komt weder in het midden des altaars, en aldaar nedergebogen, doet hij eene nieuwe opdracht van de offerande, welke hij der heilige Drievuldigheid gaat aanbieden, ter gedachtenis van het lijden, den dood. de verrijzenis en de hemelvaart van onzen Heer Jesus Christus ; en om de genade te verwerven van dit waardiglijk te doen, keert hij zich tot de omstanders, zeggende : hult broeders, om hea te verwittigen, zich door hunne gebeden, met hem te

-ocr page 57-

HET H. MISOFFER.

vereenigen, ten einde de offerande, welke hij aan God voor zich en voor hen gaat opdragen, aan Hem aangenaam te maken.

Heer! verhoor de gebedeu van al uwe geloo-vigen, die vertenigd zijn om U dit verhevene offer op te dragen, hetwelk wij ü bidden aan te nemen, tot verheerlijking van uwen naam, tot ons bijzonder voordeel en tot welzgn van uwe geheele Kerk. Gewaardig U, in onze harten te sterten de noodige gesteltenissen, om met vrucht dit groote werk van onzen godsdienst bij te wonen : heilig den priester, die uwe heilige geheimen voltrekt., en reinig zjjne handen en zijn hart: opdat hij in staat zij uwe genade over zich en over ons te brengen.

De stille gebeden.

Ka het O ra fe /ra ires, keert de priester zich naar het altaar, en zegt in stilte een of meer gebeden, die volgens den dag veranderen, en deze worden stille gebeden genoemd, uithoofde hij die in stilte zegt : zij strekken bijna allen om aan God te vragen, dat hij de giften, die op het altaar zijn, goedgunstig aanlieme, en hij ons door zijne genade in staat zoude stellen , als eene hem aangename offerande, hem te worden aangeboden.

Verander, o mijn God ! deze offerande in uw lichaam en bloed, en herschep onze harten in U zeiven, door de kracht dezer aanbiddelijke geheimenis; dat uw heilig Woord op deze offerande, welke wij U opdragen , nederdale , opdat zij een heilzaam slachtoffer worde, dat uwer Majesteit aangenaam en uwen dienaren nuttig

65

-ocr page 58-

5C GEBEDEN VOOR EN ONDER

zjj, door de toepassing vau het bloed vau Je sus Christus.

Dat deze offerande overvloedige zegeningen over uwe geloovigen doe nederdalen, hu one harten verandere, de zonde en de aardsche geneigdheden daarin vernif.tige, en U aldaar een aaugenaam brandoffer eu eene bestendige woning bereide, in vereeniging met U , en door de verdiensten van Jesus Christus, uwen Zoon eu onzen Heer, die met ü leeft en heerschappij voert.

VIERDE DEEL DER HEILIGE MIS.

De Canon of Regel der Consecratie, voorafgegaan door de Prefatie.

Aan het einde der stille gebeden verheft de priester zijne stem, zeggende: in alle eeuioea der eeuioen , eene uitroeping, die de geloovigen uitnoodigt, om zicli met hem te vereenigen en hem te antwoorden : Amen. Men heeft dit antwoord steeds met vurigheid gegeven ; de heilige Hieronymus zegt, dat men dit woord Amen overal in de kerken als eenen donder hoorde weergalmen.

De geloovigen geven hierdoor hunne bewilliging , aan al hetgeen de priester, in het geheim, van God komt te vragen.

De Prefatie is eene inleiding tot de gebeden van den Canon, die bij uitstekendheid genoemd wordt het gehed. Zij is eene uitnoodiging om de harten tot G-od te verheffen, eu hem te danken voor het grootste wonderwerk, dat door de Consecratie uitgewerkt wordt.

-ocr page 59-

HET H. MI30FPEB.

Eeuwige Vader ! zie hier het oogenblik, waarop uw goddelijke Zoon, onze Zaligmaker Jesus Christus, uit den hemel op het altaar gaat nederdalen: niets, dat aardsch is, moet mij meer bezig houden; mijn hart moet niet meer verzuchten, dan naar zulk een zuiver offer, dat de zonden der wereld uitwischt; reinig het door het vuur uwer liefde, opdat het geenen smaak meer vinde, dan in de hemelsohe goederen. Door welke dankbaarheid zal ik immer al uwe weldaden kunnen erkennen, en voornamelijk die, van ons een verzoenoffor te geven, dat dagelijks en meermaals eiken dag, \\oor ons de offerande vernieuwt, welke het eens op den Calvarieberg heeft opgedragen, ten einde uwe barmhartigheid over ons te trekken. Het is, eeuwige Vader! door Jesus Christus, uwen welbeminden Zoon, dat al de Hemellingen ü verheerlijken en U hunne hulde aanbieden. Neem goedgunstig aan, Heer 1 dat zondaars zoo als wij, hunne zwakke lofbetuigingen met die der hemelsche geesten vervoegen, en dat wij ons allen , met hart en geest, met hen vereenigende, in eene verrukking van vreugd, liefde, dankbaarheid en verwondering uitroepen :

Sanetus.

Heilig, eindeloos heilig, alleen waarlijk heilig is de Heer, onze God! het heelal is vol van zqne heerlijkheid! Dat de gelukzaligen hem zegenen in den hemel , terwijl wfl op de aarde Dengene aanbidden, die nederdaalt in den naam des Hee-ren, aan wien eer en heerlijkheid in alle eeuwen z|j toegekend.

57

-ocr page 60-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

Na den Sanetus, aan den Canon.

De Prefatie wordt gevolgd door den Canon, dat in het grietsch orde of regel beteekent. Men heeft dezen naam gegeven aan de gebeden , die de Consecratie voorafgaan, vergezellen en onmiddelijk volgen, omdat zij in alle Missen dezelfde zijn: zoodat de regel daarvan bestendig, en de orde onveranderlijk is.

De voorschriften dezer gebeden zijn zeer oud en vol van de grootste gevoelens van godsvrucht; men ziet er al de vragen , welke de Kerk door de verdiensten van Jesus Christus doet, terwijl de voorspraak der heilige Apostelen en Martelaren er ook zeer bepaald in uitgedrukt is.

Dit deel der heilige Mis wordt in stilte gezegd, omdat het bestemd is voor een meer aandachtig en uitwendig gebed. Ofschoon ieder in het geheim bidt, moet men daarom niet nalaten, zich in den geest met elkander en met den Priester te vereenigen, die altijd in den naam van allen tot God spreekt. De Priester maakt dikwijls het teeken des kruises over zich en over het opgedragene; want, wat is er natuurlijker dan dat men den gekruisigden Jesus dikwerf verbeeldt, in een werk , dat een aandenken is van zijnen smartelijken dood, en waarin hij zichzelven aan ons geeft, om onophoudelijk zijne offerande te vernieuwen.

Ziehier de letterlijke vertaling van die gebeden, tot aan de Consecratie: laten wij die, met den priester, in den naam der Kerk , godvruchtiglijk lezen.

Te Igitur.

Wij bidden U dan, o allerbarmhartigste Vader! en smeeken U, door onzen Heer Jesus Christua, uwen Zoon, deze giften, deze offerande, dit rein en vlekkeloos offer aan te nemen en te zegenen,

58

-ocr page 61-

HET H. MIS01TER.

hetwelk wij U voor uwe heilige Kerk opdrageu, opdat het U behage haar den vrede te schenken, haar te bewaren, in de eenheid te behouden, en haar over de geheele aarde te besturen, en met haar uwen dienaar N. onzen Paus, onzen Bisschop N.; eindelijk alle rechtgeloovigen, die belijdenis doen van het roomsch katholieke en apostolische geloof.

DE GEDACHTENIS DER LEVENDEN.

Memento.

De priester bidt hier voor het geheele genootschap der in leven zijnde geloovigen, en bijzonder voor die, welke hem verzocht hebben het heilig Misoffer tot hunne meening op te dragen. Laat ons , van onzen, kant, in dit oogenblik bijzonderlijk aan God diegenen onzer levende broeders aanbevelen, aan welke wij verlangen, dat de vruchten der heilige Offerande, door de goddelijke barmhartigheid, meer bijzonderlijk toegevoegd worden.

Wees uwe dienaren en dienaressen N. en N. indachtig, Heer! en allen die hier tegenwoordig zijn, wier geloof en godsvrucht U bekend zijn , voor welke wij U deze offerande van lof opdragen, of die haar, zoo voor zich als voor hen aan welke wij verbonden zijn, opdragen voor de verlossing hunner zielen, voorde hoop hunner zaligheid en behoudenis, en oxn U hunne hulde, als aan den eeuwigen, levenden en waren God, aan te bieden.

59

-ocr page 62-

GEBEDEN VOOft EN ONDER

GEDACHTENIS DER HEILIGEN.

Communicantes.

In gemBeuschap vereenigd zijnde met al uwe Heiligen, eeren wjj de gedachtenis, eersten? van de verheerlijkte Maagd Maria, Moeder van God, Jesus Ctiristus, onzen Heer, en van uwe gelukzalige Apostelen en Martelaren, Petrus en Paulus , Andreas, Jacobus, Joannes, Thomas, Piiilippus , Bartholomeus, Mattheus, Simon en Thadseas , Linus: Cletus, Syxtas, Oaraelius, Cyprianas , Laurentius, Clirysogonus, Joannes en Paulus, Cosmas eu Damianus, en van al uwe Heiligen, door wier verdiensten en gebeden wij U smeeken , ons in alles de hulp uwer bescherming te verlee-nen : dit is hetgeen wij U vragen, door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.

VERTROUWEN IN DE OFFERANDE.

Hane Igitur.

Hier strekt de priester de handen uit over de giften , die geheiligd worden; en door de oplegging der handen . als lid der Kerk, vereenigt hij zich met het offer , om met hetzelve opgedragen en opgeofferd te worden , en als bedienaar der Kerk en priester van den Aller-hoogsten neemt en stelt hij zich, als het ware , in den naam en door het gezag van God, in bezit des slachtoffers , in zoo verre het de plaats der menschen genomen heeft, die het slachtoffer van G-ods verbolgenheid en rechtvaardigheid moesten zijn. Het is uit dezen staat van goddelijke veroordeeling, dat wij getrokken worden door de opoffering, welke Gods Zoon van zich zeiven aan zijnen Vader gedaan heeft, om de straf te

60

-ocr page 63-

HET H. MISCri\'ES.

dragen , ■well\'e wij door onze zonden verdiend hadden, en om hem eene genoegzame yoldoening te geren, waartoe wij tuiten staat waren.

Deze plichtpleging, welke de priester hier doet, met de handen OTer het op te diagene slaehtcffer uit te strekken , is eene navolging van hetgene Mozes van wege God aan de prieelers der oude Wet voorschreef. Wanneer men, zegt hij, eene offerande voor de zonde zal opdragen, zal de Trieiier de hand over het hoofd des i lach/offirs uiMeTcen; cn alsdan zal het gunstig aanqencmen tvorden en tot loete der zovdtn rersJreklcen. ( Levit. ch. 1,4.)

TVij siretkeii U dan , Beer! de hu\'de gi.nstig aan te nemen , welke wij U bewijzen dcor deze opdracht, on welke ook die van uwe geheele Kerk is : verleen ons, tijdens de dagen van dit sterfelijke leven, den vrede, die van U komt; behoed ons van de eeuwige yerwerping, en stel ers onder het gefal uwer uitverkorenen; door enzen Heer Jesus Christus. Amen.

Quam Oblationem.

Wij bidden U dan , Heer ! deze Cfferande te zegenen, haar te stellen erderhet getal van dio, welke Gij goedkeurt, haar aan te nemen, een waardig offer er van te maken, waardoor wij U een redelijamp;e en geestelijke eeredienst bewijzen ; zoo dat zij voor ons worde het lichaam en het bloed van uwen welbeminden Zoon , onzen Heer Jesus Christus. Amen.

Vcor or.s, dat is te zeggen , om ons de gaven mede te deelen , welke Hg dcor de rpoffering van zijn lichaam en bloed verdiend heeft, de gens de van de giheele vergiffenis onzer zorden

61

-ocr page 64-

62 GEBEDEN VOOR EN ONDER

en van al de hulp, die ons noodig is, om het werk onzer zaligheid te voltrekken.

Bij de Consecratie.

Dat de hemel zich opeue, en de Rechtvaardige op de aarde nederdale, en dat de zondaren de vertroosting genieten van aldaar hur .-en Verlosser te zien. Kom Heer, kom liefdet^ ? Hersteller der wereld! kom een geheim voltrekken, dat als het kort begrip van al uwe wonderdaden is; kom eene verandering uitwerken, welke wonderbaarder is dan de schepping van het heelal.

Bij de Opheffing.

Nadat Jesus Christus zich , volgens zijne belofte tegenwoordig gesteld heeft, aanbidt hem de priester met eene kniebuiging, en heft hem op, om hem aan het volk te toonen, en door hetzelve aangebeden te worsen.

vereenig in dit eerbiedwaardig oogenblik al uwe krachten, om in de verhevene gevoelens vau aanbidding te treden, waarin zich de hemelsche Q-eesten bevinden , die het altaar omringen , en zich voor den Opperheer van hemel en aarde vernietigen. Zie hen, met de oogen des geloofs, door eene heilige siddering bevangen, en te gelijk verslonden door de vlammen der vurigste liefde voor den heiligen, oneindig bemin-neuswaardiger! God, zoo mild in weldaden; denk , dat zoo hij wel van den troon zijner heerlijkheid wil nederdalen, zulks is, om u de schatten zijner genade te brengen. O, ontvang zijn weldoend bezoek niet vruchteloos ; eenmaal zoudt gij het vragen, gij zoudt er naar verlangen, en welligt zou het te vergeefs zijn ! Aanbidding,jberouw, liefde, dankbaarheid, onder-

-ocr page 65-

HET H, MISOFFER.

werping, hoop ; ziedaar, wat gij op dit oogenblik uwen goddelijken Verlosser moet aanbieden, die vol zachtmoedigheid en met de belofte zijner eindelooze barmhartigheid tot li komt. Zondaren, wie gij ook wezen moogt, komt uwen Q-od , uwen Zaligmaker te gemoet!

O salutaris Hostia... O slachtoffer der zaligheid, dat ons den hemel opent ; de geest der duisternissen levert ons eenen geweldigen strijd; versterk ons tegen zijne aanvallen.

Eccepanis Angelorum... Zie het brood der Engelen, dat het voedsel der raenschen is geworden; het is waarlijk het brood der kinderen, dat den dieren niet moet toegeworpen worden.

Bone Pastor... Goede Herder! waarachtig Brood! Jesus, ontferm ü onzer. Wees ons voedsel en onze steun: doe ons de ware goederen genieten in het land der levenden. Wees onze geleider tot dat hemelsche Vaderland ; toon ons steeds den weg aan , die naar hetzelve geleidt; breng ons op het rechte spoor, zoodra wij er van afwijken; houd ons op dat heilige pad, tot dat wij in de haven komen , waar Gij de belooning uwer trouwe schapen zijt.

Vervolg van den Canon na de Opheffing.

Zoodra de priester den kelk , na de opheffing. weder op het altaar gesteld heeft, bedekt hij dien, en maakt uit eerbied eene kniebuiging ; hij herhaalt dit tot aan de Nuttiging, telken reize dat hij den kelk ontdekt of dekt. Terwijl hij, om zoo te spreken, Jesus Christus tusachen zijne handen heeft, bidt hij God zijnen Vader , voor de levenden en overledenen, vol vertrouwen

63

-ocr page 66-

64 GEBEDEN VOOR EN ONDER

op de tegenwoordigheid vaaJeaus , die voor ons spreekt, en onze gebeden allerkrachtigst maakt.

Letterlijke vertaling van het vervolg van den Canon tot aan den Pater Noster.

Unde et memores.

Kadat de priester, na de woorden der Consecratie van den kelk , het bevel, door Jeaus Christus gegeven , toen Hij zijn eigen lichaam en bloed geconsacreerd had: zoo menigwerf gij dit zidt doen, zult gij het doen ter mijner gedacJitenis, uitgesproken lieeft, vervolgt hij met deze woorden :

Het is liierom, Heer ! dat wij, uwe dienaren , en met ons, uw heilig volk, ons herinnerde aan het gelukzalig lijden van uwen Zoon, Jesus Christus, onzen Heer, aan zijne opstanding uit het graf, over de hel zegepralende, en aan zijne heerlijke opstanding ten hemel, uwe onvergelijkelijke Majesteit opdragen hetgeen de gift zelve is, welke wij van U ontvangen hebben ; het zuivere offer, het heilige offer, het vlekkelooze offer, het heilige Brood des levens, dat geen einde zal hebben, en den kelk der eeuwige zaligheid.

Supra quae.

Gewaardig U , Heer 1 gunstig neder te zien op de opdracht, welke wij U van de heilige offerande, van dit vlekkelooze Slachtoffer dosn; gewaardig U die aan te nemen, gelijk het U behaagd heeft de geschenken van den rechtvaardigen Abel , uwen dienaar , de offerande van onzen Aartsvader Abraham, en die van Melchi-sedech, uw\' opperpriester, aan te nemen.

-ocr page 67-

HET H. MISOFFER.

Supliees te rogamus.

De priester buigt zich diep neder, om zich voor God te Terootmoedigen, en hem de vurigheid van zijn gebed betuigende, zegt hij het volgende;

Wij smeeken U, o almogende God! te bevelen, dat deze geschenken door de liauden van uwen heiligen Engel op uw verheven altaar gedragen worden, in de tegenwoordigheid uwer goddelijke Majesteit, opdat wij allen, wie wij ook zijn, die aan dit altaar deelaehtig geworden zijnde, het Lichaam en Bloed van uwen Zoon zullen genuttigd hebben, vervuld worden met al uwe zegeningen en al de genaden des hemels : door onzen Heer Jesus Christus. Amen.

Gedachtenis der Overledenen.

Memento.

Wees ook, Heer ! gedachtig uwe dienaren en dienaressen N. en N., die geteekend met het teeken des Geloofs, hun sterfelijk leven voor ons hebben geëindigd, om in den slaap des vredes te rusten.

Hier blijft de priester een weinig stil, om in het bijzonder aan God de overledenen aan te bevelen, voor welke hij wil bidden, en voornamelijk dengene, voor wien hij het heilig Misoffer moet opdragen. Daarna gaat hij voort:

Wij smeeken U, Heer! hun door uwe barmhartigheid, en aan allen die in Jesus Christus rusten , de plaats van verkoeling, licht en vrede te verleenen; door denzelfden Jesus Christus, onzen Keer.

65

5

-ocr page 68-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

Nobis quoque peooatoribus.

De priester zegt deze drie woorden op eeuen hoo-gereu toon, opdat de omstanders dezelve zouden kunnen liooren, zich met hem yereenigen. en gezamenlijk de goddelijke barmhartigheid afsmeeken.

Ook ons, zondaars, die uwe dienaren zijn en op uwe groote barmhartigheid hopen, ge-waardig U ons ook deel te geven iu het hemel-sche erfdeel, met uwe heilige Apostelen en Martelaren, met Joannes, Stephaiuis , Matthias , Barnabas, Ignatius, Alexander, Marcellinus, Petrus, Eelicitas, Perpetua, Agatha, Lucia, Agnes, Cecilia, Anastasia, en met al uwe Heiligen. Gelief ons iu hun heilig gezelschap aan te nemen, en geen acht te geven op onze verdiensten , maar toegevend te zijn jegens ons, door onzen Heer Jesus Christus, door wien Gij, Heer! deze goederen steeds voortbrengt, heiligt, levend maakt, zegent en ons geeft. Dat TJ door hem, met Hem en in Hem, alle eer en glorie gegeven worde , o God, almogende Vader! in de eenheid van den heiligen Geest.

Deze laatste woorden : door hem , met hem en in hem , enz. zeggende, maakt de priester driemaal het teeken des kruises met de heilige Hostie over den kelk, om aau te toonen, dat Q-od alleen, door de kracht der offerande, welke Jesus Christus aan het kruis heeft opgedragen, vereerd wordt. Vervolgens maakt hij er twee over het altaar , om aan te duiden , dat het door het kruis is (waarvan het altaar een afbeeldsel is, omdat gelijkelijk de offerande daarop voltrokken is) dat de heilige Drievuldigheid, die hier genoemd wordt, alle eer en glorie ontvangen beeft.

66

-ocr page 69-

HET II. MISOFFEIl.

Deze wooi-den : TX alle eer en glorie gegeven worde uitsprekende, lieft de priester deu Kolk en de heilige Hostie een weinig omhoog. Voor de twaalfde eeuw, was er in de Mis geene andere opheffing van het Lichaam en .Bloed van Jesus Christus , dan deze. Alstoen verhief de priester dezelve hoog genoeg, dat het volk Jesus Christus konde zien en aanbidden , door Wien de heilige Drievuldigheid alle eer en heerlijkheid bewezen werd. Deze kleine opheffing is nog een voetspoor en overblijfsel van het oude gebruik.

jN\'a dit laatste gebed van den Canon geëindigd te hebben, spreekt de priester een weinig luider , om het volk zijne toestemming te vragen, in al hetgene hij in hunnen naam tot God zoo even heeft gezegd.

Vers. In alle eeuwen der eeuwen.

Antic. Amen.

=—

VIJFDE DEEL DER HEILIGE MIS,

De bereiding tot de Nuttiging-.

Voorrede, van het Gehed des Heeren. Oremus.

Door de heilzame voorscliriften vau Jesns Christus opgewekt, en door de goddelijke leering onderwezen , durven wij zeggen :

Pater Noster.

Onze Vader, die in de hemelen zijt; geheiligd zij nw naam. Ons toekome uw rijk. Uw wil

67

-ocr page 70-

GEBEDEN VOiVR RN ONDER

geschiede op cle aarde, als in den hemel. Geef ons lieden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden , gelijk wij vergeven onzen schuideuaren. Ea leid ons niet in bekoring, maar verlos ons van het kwaad. Amen.

In de plechtige llissen zou men tijdens het zingen van het Fater Nosier de uitbreiding van hot Gebed des Heeren kunnen lezen. (Zie de Inhoudstafel.)

Libera nos.

De priester. met eene stille stem Amen antwoordende. wil hierdoor zeggen ; Ja , mijn God! ik vraag V, in den naam der gelieele vergadering, dat Gij ons ran alle kiraad gelieft te verschoonen; en hij breidt daarna deze vraag uit, door een gebed , gedurende hetwelk men zal kunnen zeggen ;

Libera nos.

Mijn God! verlos mij van de zonden van raiju voorgaand leven, en waarvan ik aan uwe rechtvaardigheid rekening most geven ; onttrek mij aan mijne kwade gewoonten, en aan mijne altoos voortdurende ongeregelde geneigdheden, die mij tot het kwaad uitlokken. Eindelijk, mijn Gnd! verlos mij van den duivel, van de wereld, van hel. vleesch en van den eeuwigen dood.

De priester eindigt dit korte gebed, makende met de Fateen het teeken des kruises over zich; daarna kust hij dezelve, dit is, omdat de laatste woorden eene vraag bevatten, waardoor hij G-ode den vrede vraagt, waarvan de Fateen het werktuig of zinnebeeld is, en wij dezen vrede, de vriendschap des Heeren niet knnnen bezitten, dan door de verdiensten vaa

68

-ocr page 71-

HET H. MISOFFF.H.

het kruis. De Pateen is het zinnebeeld van dien vrede , omdat ze het schoteltje is . waarop men het Lichaam vanJesus Christus zet, dat tot teeken van vrede en verzoening moet uitgedeeld worden.

!Nquot;a het teeken des kruises en den kus der Pateen, breekt de Priester de heilige Hostie, om Jesus Christus na te volgen, die het heilige brood brak . vóóv dat hij het aan zijne Apostelen ronddeelde; hij laat een klein gedeelte in den kelk vallen, om de vereeniging van het Lichaam en Bloed vanJesus, in zijne heerlijke opstanding aan te duiden.

Vervolgens de oogen op de gedaante van het brood vestigende , drukt hij . terwijl hij op zijne borst slaat, op het zien van Jesus Christus , tot driemaal toe, de gevoelens uit die den H. Joannes den dooper bezielden, toen hij den Zoon Grods zag: Lam Gods, dat de zonden der -wereld wegneemt, ontferm U onzer !

Het Agnus Dei.

Mijn Zaligmaker, Jesus Christus! Gij zijt bet ware Lam Gods , opgeofferd om ouze zonden uit te wisschen : maak dat wij, door uwe genade , na de vergeving onzer zonden bekomen te hebben , een nieuw leven leiden, en verleen ons de liefde tot, en den vrede met onzen evennaaste, welken Gij zoo zeer aanbevolen hebt en die zoo noodzakelijk is, om deelgenoot te worden van de uitwerkselen der heilige Communie.

Na driemaal het Agnus Dei gezegd te hebben, stiert de priester, diep nedergebogen, een gebed tot G-od, om hem te smeeken zijnen vrede aan de Kerk te vergunnen, en eene ware eendracht tusschen al hare leden daar te stellen : eene vereeniging van den geest en het hart; die liefde, waarvan Jesus Christus gezegd heeft, dat het door haar is, dat men zijne ware leerlingen zal kennen,.

-ocr page 72-

GEBEDEN VOOll EN ONDER

In do plechtige Missen, staat de Priester, na het altaar gekust te hebben, recht op en wenscht den vrede aan den Diaken, en door dezen aan de Greestelijkheid en het aanwezende volk. Hij kust het altaar, om aan te duiden . dat hij den vrede niet kan geven, dan na dien alvorens zelf van Jesus Christus, die door het altaar afgebeeld wordt, ontvangen te hebben. Gedurende den vredekus moeten de aanwezenden vragen, om met een ieder in vrede televen , en nimmer door hunne schuld de eendracht te verbroken, die onder de Christenen , welke allen broeders en in Christus ingelijfd zijn, moot hoerschon.

Het gebed voor den vrede is gevolgd door twee andere, door welke de priester van God de vrucht der Offerande en Communie afsmeekt.

Om in dit oogenblik volmaaktelijk in den geest der Kerk te treden, en zich inniger met don Priester te vereenigen, zoude het te wenschen zijn, dat al de aanwezenden rein genoeg waren, om werkelijk tot de heilige Tafel te naderen. Laat ons, zoo wij dit geluk niet hebben, Jesus Christus smeekon, dat Hij hot ons ten spoedigste verleene, en ons zeiven teedere genegenheden tot hem , oen diep berouw over onze misdrijven, en een levend verlangen om hom te ontvangen, inboezemen; om alzoo tenminste geestelijk te commu-niceeren. Jesus Christus vergunt dikwijls, aan eene welgedane geestelijke communie, dezelfde genade, welke Hij aan eene werkelijke communie zou geven.

Het Domine non sum dignus en de ÜSTuttiging.

Wanneer do priester gaat nuttigen, zegt hij driemaal met een diep gevoel zijnor onwaardigheid: Heer! iJc hen niet waardig dat Gij komt onder mijn dak, maar spreek slechts één woord, en mijne ziel zal gezond worden. Deze woorden zijn die van den hoofdman des Evangelies nagevolgd , en passen volmaaktelijk den Christen, die, steeds der mededeelingen en genade van eene God onwaardig, geene andere aanspraak daarop

70

-ocr page 73-

KET II. MISOÏTER. 71

heeft, clan door zijne overgroote barmhartigheid; dat hij dan, door zijne ootmoedigheid en heilige gesteltenissen . traehte God te bewegen van op zijn gebed met de jtroostTolle woorden te antwoorden, die eertijds denmelaatschen de gezondheid wedergaven: Ik wil het, wees gezond.

Gebed voor de geestelijke Communie.

Heer Jesus! ik beken, dat Gij het ware levend Erood zijt, van den hemel nedergedaald, en dat Gij met ziel en lichaam en met uwe Godheid, door eene bewonderenswaardige goedheid, eeue hartroerende barmhartigheid en wonderbare macht, wezenlijk tegenwoordig zijt onder deze gedaanten van brood en wijn, om ons met U zeiven te voeden. Ik aanbid U aldus uit al de oprechtheid van mijn hart.

Ik geloof, dat Gij in dit aanbiddelijk Sacrament eindelooze schatten en hemelsche genaden besluit, waaraan mijne behoeftige en ellendige ziel vuriglijk verlangt deel te hebben.

Ik geloof aan de woorden, welke Gij gesproken hebt : wie \'mijn Vleesch eet, en mijn Bloed drinH, die blijft in Mij en Ik in hem... hij zal in eeuwigheid leven. Zie mij hier, o levend Brood! ellendig en kwijnend van honger en dorst, aan eindelooze zwakheden onderworpen. O, hoezeer verlang ik U te nuttigen, opdat ik met U, opperste Geneesheer onzer zielen, ver-eenigd zijnde, geheel en waarlijk door uw leven moge leven.

Ik beken nu, met schaamte overdekt en met een diep leedwezen over mijne zonden, dat ik niet waardig ben, dat Gij in mijne woning komt;

-ocr page 74-

72 GEBEDEN TOOK EN ONDER

ik durf U dan mijne ziel niet laten binnentreden, om U aldaar te huisvesten, door werkelijk uw heilig lichaam te ontvangen; maar ik weet en geloof, met den hoofdman van het Evangelie, dat ofschoon Gij afwezend zijt, dat is te zeggen : ofschoon ik de heilige Communie niet ontvang, Gij echter met een enkel woord mijne ziel kunt reinigen van al wat haar onwaardig maakt om U te ontvangen.

Ach! gewaardig U dit woord van sterkte en heiligmaking uit te spreken; genees, door de almogende zalving uwer genade, mijne kranke ziel, en haast U uw verblijf in haar te komen vestigen, om hanr in haren honger te voeden en in hare uiterste zwakheid te versterken. Gij, die volgens den wil uws Vaders en de werking des heiligen Geestes, door uwen dood het leven aan de wereld hebt gegeven : voed mij, m^ak mij levend, heilig mij door uw gezegend Lichaam en Bloed.

6 Beminnenswaardige God! Gij , wien ik voortaan boven alles wil beminnen : maak dat ik U nooit meer beleedige; vergun mij uwe genade om deze en die zonde te vluchten, aan welke ik mij zoo gemakkelijk , zoo dikwijls plichtig maak ; hecht mij aan U door de banden der vurigste liefde, en verzeker mijne getrouwheid hier op aarde, opdat ik het onuitsprekelijke gelnk moge smaken U in de eeuwigheid te beminnen en te bezitten.

Deze oefening van eene geestelijke Communie kan ook dienen voor de bezoeken aan het allerheiligste Sacrament, gedurende den dag, bij voorbeeld, gedurende het Lof.

-ocr page 75-

HET H. MISOrFF.E.

Beknopt voorschrift door Fénélon.

Heer! ofschoon ik , door mijne zonden en trouwloosheden , onwaardig ben tot uw altaar te naderen, en U door de heilige Communie te ontvangen, durf ik U nochtans smeeken mij eenig deel in uwe barmhartigheden te vergunnen. Ge-waardig U, mij de genade te verleenen van deelachtig te worden aan de verdiensten uwer offerande; verlicht mijnen geest, versterk mijnen wil, en reinig mijn hart, opdat ik niet meer dan aan U denke, niets meer dan U alleen, uit liefde tot U beminne; maak, door uwe genade, dat ik niets meer verlange, dan voor U te leven, te lijden en te sterven.

ZESDE EN LAATSTE DEEL DER H. MiS.

BEVATTENDE DK DANKZEGGING.

De Huttiging wordt gevolgd door twee afwasaohin-gen, uit eerbied voor het Lichaam en Bloed van Jesus Christus: de eerste, opdat er niets in den mond des priesters van overblijve; de tweede. opdat er niets blijve van de heilige gedaanten in deu kelk of aan zijne vingeren. Terwijl hij de afwassehing nuttigt, vraagt hij nogmaals de vergeving dor zonden, de genade van een heilig leven en den prijs des eeuwigen levens. De gebeden, welke hij daarna zegt, zijn eene dankzegging, om God te bedanken voor de groote weldaad, welke hij hem en het christene volk daar even heeft bewezen, en tevens eene nieuwe betuiging van trouwheid. Al de aanwezenden moeten zich dan met den priester vereenigen, om hunne dankbaarheid te bewijzen, en hun oprecht voornemen te betuigen van voortaan een christelijk leven te leiden.

73

-ocr page 76-

GEBEDEN VOOR EN ONDER

De laatste Gebeden.

Wat zal ik U wedergeven, Heer! voor al de weldaden waarmede Gij mij overladen hebt ? Hoe zal ik Ü immer de dankbaarheid kunnen bewijzen , welke ik U voor zoo veel goedheid , voor zoo veel liefde verscbuldigd ben? Ontvang, bid ik U, om in mijne onmacht te voorzien, de lotbetni-gingen der rechtvaardigen op aarde, van de allerzaligste Maria, de zuiverste der maagden, van al uwe Engelen en Heiligen in den Hemel.

Ik ga heen, zoo ik hoop, gezuiverd door uwe heilige geheimen, door uwe genade geholpen, zat ik trachten mij te beveiligen tegen al datgene, wat mij op nieuw zou kunnen bezoedelen; ik zal over mijne zinnen waken, opdat de dood, door de zonde, geenen ingang meer in mijne ziel vinde, en ik zal niet ophouden U ootmoedig en vurig te bidden, ten einde Gij mij, tot mijnen laatsten zucht, tegen de vijanden mijner zaligheid verdedigdet. Maak mij getrouw aan deze heilige voornemens, welke Gij, o mijn God! o mijn Vader! mij hebt ingegeven; ik smeek U hierom, door Jesus Christus , uwen Zoon , onzen Heer.

Het Ite Missa est.

Nadat de gebeden gedaan zijn, keert, de priester zich weder naar het midden des altaars; hij kust de plaats waar de overblijfselen der Heiligen rusten, keert zich om naar het volk, en na het de goddelijke gaven toegewenscht te hebben, door de woorden: Dominus vobiscum, zendt hij het weg, zeggende; Gaat, de mis is geëindigd ; en het volk dankt öod, door deze woorden ; Deo gratias : Gode zij dank.

74

-ocr page 77-

HET H. MISOFFER.

Do priester, zich daarna weder naar het altaar om-koerende , buigt zich diep neder en stiert een laatste gebod tot de heilige Drievuldigheid, waarin hij haar op nieuw het iverfc hij uitsteicendheid, hetwelk hij zoo even heeft voltrokken, aanbiedt, terwijl hij haar vraagt, dat hot onderpand zijner zaligheid en van die van liet goloovige volk moge wezen. Vervolgens het altaar kussende, om zelf de zegening van Jesus Christus, door het altaar afgebeeld , te ontvangen, heft hij de handen hemelwaarts, om te toonen dat het aan dezen Opperpriester, die in den Hemel aan do rechterhand van den troon der opperste Majesteit gezeten is, toekomt, het geloovige volk, door de verdiensten van zijne geheimen en van zijn kruis, voor de eeuwigheid te zogenen. Hij koert zich daarna om tot het volk, en zegent hot in den naam van de drie personen dor allerheiligste Drievuldigheid, terwijl hij er hot kruistoeken over maakt, om te leeren, dat het slechts door liet kruis is , dat wij in de he-melscho zegeningen kunnen deel hebben.

In do Missen, waarin de Gloria in excelsis niet is gezegd geworden, zegt de priester, in plaats van ite missa est, naar het altaar gekeerd:

Vers : Laat ons den Heer zegenen; waarop het volk, even als op ite missa est, antwoordt: Gode zij dank.

Terwijl de.priester den zegen geeft, behoort het volk zich onder do hand des Hoeren te verootmoedigen, en hem te smeoken, om het door de bediening des priesters te zegenen.

De godsvrucht der laatste eeuwen heeft het gebruik ingevoerd, hetgene door Paus Pius V. in eene wet is veranderd, van aan het altaar het begin dos Evangelies van den H. Joannes te lezen, waarin de Grod-heid van Jesus Christus in de grootheid der eeuwige raadsbesluiten, die den Zoon Gods op de^ardt^ligb-ben doen nederdalen, in zulke vorhepfS^ie Qtérwv kingon vermeld zijn. De gehoele godsd^st-is ^

woorden besloten. Het volk moet; lip tóelve reet 15 staande en met eerbied aanhooren , oJi Je^us Chri3tu)sf . vragen, dat hij ons de genade vorloMiö, \\van tot deiv^

wr#quot;

75

-ocr page 78-

76 GEBEDEN ONDER HET H. MISOFFER.

dood toe de hoedanigheid van kinderen G-ods te behouden , welke Hij ons door zijne Menachwording , zijnen Dood, zijne Opstanding en Hemelvaart verdiend heeft.

Gebed hetwelk de priester in het midden des altaars

nedergebogen bidt, vóór dat hij den zegen geeft.

ö Mijn God! geef geen acht op mijne omvaar-digheid; maar niets inziende dan uwe onuitputbare barmhartigheden en de verdiensten van het goddelijke Lam , dat opgeofferd is geworden om de zonden der wereld uit te wissehen, doe over mij den invloed uwer zegeningen nederdalen.

Gebed gedurende het laatste Evangelie.

Eeuwig Woord, waardoor alles is gemaakt, en dat, in de volheid des tijds voor ons Vleesch geworden zijnde, deze eerbiedwaardige en verhevene offerande ingesteld hebt : wij bedanken U hiervoor met den diepsteu ootmoed. Dat alle Engelen en Heiligen des hemels U daarom loven, en maak dat wij zei ven beginnen U te zegenen op de aarde , door ons gedurende dezen dag en al den tijd, welken Gij ons nog in de wereld vergunnen wilt, op zoodanige wijze te gedragen als onze goddelijke aanneming waardig is.

Blijf na de Mis nog eenige oogenblikken overwegen , alvorens de kerk te verlaten; bedank God en vraag, dat het bijwonen des heiligen Misoffers voor u niet vruchteloos zij. Tot dankzegging kunt gij het Te Beunt lezen. Zie Godvruchtige oefeningen voor den Zondag.

-ocr page 79-

EERSTE BOEK.

Nuttige lessen voor het geestelijk leven.

EEESTE HOOFDSTUK.

Over de navolging van Christus en de verachting van alle wereldsch.e ijdelheden.

1. TTie mij volgt, wandelt niet in de duisternis, zegt de Heer. (Joan 8.) Dit zijn de woorden van Christus, waardoor Hij ons vermaant zijn leven en gedrag na te volgen, willen wij waarlijk verlicht en van alle blindheid des harten verlost worden.

Onze voornaamste bezigheid zij dus over het leven van Jesus Christus na te denken.

-ocr page 80-

78 DE NAVOLGING VAN JESCS CHRISTUS.

2. De leer van Christus overtreft al de leeringen der Heiligen. Wie zijn geest bezit, moet daarin een verborgen liemelspijze vinden.

Maar velen, na liet Evangelie dikwijls gehoord te hebben, gevoelen er geen groot verlangen naar, omdat zij den geest van Christus niet bezitten.

Wie dan de woorden van Christus ten volle wil verstaan en smaken , traehte zijn geheel leven Hem gelijkvormig te maken.

3. Wat baat het u diepzinnig over de Drie-ëenheid te twisten, zoo het u aan ootmoed ontbreekt, en gij dus der Drieëenheid mishaagt?

Waarlijk, verheven woorden maken den heilige en rechtvaardige niet, maar een deugdzaam leven maakt behaaglijk aan God.

Ik wensch. liever berouw te gevoelen, dan daarvan de beschrijving te kunnen geven.

Al wist gij den ganschen Bijbel van huiten met al de gezegden der wijsgeeren, wat zou u dit alles baten zonder de liefde en genade Gods?

IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid, (Eccl. 1) behalve God te beminnen en Hem alleen te dienen.

De hoogste wijsheid is deze; door de verachting der wereld naar het rijk des hemels te streven.

4. Het is dus ijdelheid vergankelijke rijkdommen te zoeken en daarop te vertrouwen.

Ook is het ijdelheid eergierig te zijn en zich tot eenen hoogen staat te verheffen.

IJdelheid is het de lusten des vleesches te volgen en datgene te verlangen wat eens zwaar moet worden gestraft.

Het is ijdelheid een lang leven te wenschen en zich weinig om een goed leven te bekommeren.

-ocr page 81-

EERSTE BOEK.

IJdelheid is het alleen te letten op het tegenwoordige leven en niet te voorzien wat er op volgen moet.

Het is ijdelheid zich te hechten aan hetgeen zoo haastig voorbijgaat, en zich niet derwaarts te spoeden , waar de vreugde eeuwig blijft.

5. Denk dikwijls aan deze spreuk : hei on ff wordt niet verzadigd van zien, noch het oor van hooren. (Eccl. 1.)

Tracht dan uw hart van de liefde tot het zichtbare af te trekken, om het te keeren tot het onzichtbare.

Want die hunne zinnelijkheid opvolgen , bevlekken hun geweten en verliezen de genade Gods.

OEFENING.

Om Jesus Christus volmaakt te vereerea, en door de eer, die men Hem bewijst, den plicht van een oprecht Christen te vervullen, moet men zich bevlijtigen om Hem te kennen, te beminnen en na te volgen : dit is volstrekt noodzakelijk tot het eeuwige heil van al de Christenen, die slechts Christen zijn door de kennis, door de liefde en de navolging van onzen Zaligmaker. Zich laten voorstaan van den Heer behaaglijk te zijn door de verhevene kennissen , welke men van zijne Godheid heeft, zonder te trachten zijn voorbeelden te volgen en te leven zoo als Hij geleefd heeft, dat is de gevaarlijkste aller ijdelheden.

GEBED.

Dierbare Heiland ! eenige weg tot waarheid en tot leven ! getrouwe leidsman op het pad der deugd ! aangenaam is mij uwe uitnoodiging. Ja

79

-ocr page 82-

80 1)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

ik wil U volgen en zal dus niet in liet duistere dwalen. Uwe leer zal mij een fakkel, uw voorbeeld een gids zijn. Geene wereldsche ijdel-heid zal mijn bart meer boeien. Ik zal het daarboven tracliten te verheffen, om het vrijer aan den heilzamen invloed uwer voorschriften over te geven. Zegen dit mijn besluit en help het volbrengen.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Owr de geringacMing van zichzelven.

1. Ieder meusch is van nature begeerig naar kennis ; maar wat baat de wetenschap zonder de vreeze Gods ?

Beter voorwaar is een nederig landman die God dient, dan een hoogmoedig wijsgeer die, terwijl hij zichzelf vergeet, den loop der sterren naspoort.

Wie zichzelven recht kent, wordt gering in zijn eigen oogen en vindt geen vermaak in den lof der menschen.

Al wist ik alles wat er in de wereld is, en ik had de liefde niet; wat zou \'t mij baten voor God, die mij oordeelen zal naar mijne daden ?

2. Ontdoe u van een te grooten weetlust ; want daarin wordt groote verstrooiing en bedrog gevonden.

Die veel weet wil gaarne verstandig schgnen en heeten. Er is zooveel, waarvan de kennis weinig of geen nut aan de ziel toebrengt.

En hij is wel zeer onverstandig die zich op iets anders toelegt, dan op hetgeen zijne zaligheid bevordert..

-ocr page 83-

EERSTK BOEK.

Yele woorden verzadigen de ziel niet; maar een goed leven verkwikt den geest, en een rein geweten geeft een grnot vertrouwen op God.

3. Hoe meer en beter gij weet, hoe strenger gij er naar geoordeeld zult worden , zoo gij niet heiliger geleefd hebt.

Verhef u alzoo niet op eenige gave of wetenschap ; maar vrees liever wegens de u geschonken kennis.

Meent gij veel te weten en vrij wel te verstaan; denk dat er nog veel meer is, dat gij niet weet.

Heb derhalve geen hoog gevoelen; maar erken liever uwe onwetendheid.

Waarom wilt gij u iemand voortrekken, daar er velen gevonden worden geleerder en in Gods wet ervarener dan gij?

Wilt gij iets nuttigs weten en leeren, leer onbekend te zijn en voor niets geacht te worden.

4. De hoogste wetenschap en de nuttigste les is, zichzelven wel te kennen en niets te achten.

Van zichzelven niets te maken, en van anderen steeds wel en gunstig te denken, is eene groote wijsheid en volmaaktheid.

Zoo gij iemand openlijk zaagt zondigen of zwaar misdoen, behoordet gij n daarom niet beter te achten : want gij weet niet, hoe lang gijzelf in het goede kunt staande blijven.

Wij allen zijn zwak; maar gij, houd niemami voor zwakker dan uzelf.

OEFENING.

\'s Menschen wetenschappen , zegt de Heilige Schrift, zijn ijdel en nutteloos, zoo hij zich niet toelegt God te kennen en te beminnen, en

6

81

-ocr page 84-

82 DE KAVOLQING VAN JESUS CHRISTUS.

om zichzelven te verbeten ea te liaten. Het eenvoudige en levendige geloof van een menscli, die zonder aarzelen en zonder te onderzoeken, al datgene gelooit wat God wil daf wij ge-looven, en die in zijn hart alzoo gesteld is om alles te doen, wat God wil dat wij voor onze zaligheid zouden verrichten, dit geloof, zeg ik, is verkieslijk boven de goddelijke en mensehelijke kennissen, die, zonder dit levend geloof, den geest verhoovaardigen, het hart verdorren, en die tevens vruchteloos voor het eeuwige heil eens Christens zijn.

GEBED.

Ja, mijn God, nederig van mijzelven te gevoelen, houde ik voor plicht. Al mgn weten is eigenlijk een niet weten. En wat baat voor u ook de diepste kennis, zoo mijn wandel u mishaagt? Gij toch zult mij naar mijne daden oor-deelen. Laat dan nimmer eenige zelfverheffing bij mij huisvesten : maar doe mij, van mijne zwakheid bewust, steeds in ootmoed voor U wandelen, mijne daden naar mijne kennis inrichten, en toegeeflijk omtrent anderen zijn.

DERDE HOOFDSTUK.

Over de leer der waarheid.

1. Gelukkig hij, dien de waarheid door zich-zelve onderwijst, niet door beelden noch voorbijvliegende woorden, maar zoo als zij is !

Onze meening en onze zinnen bedriegen ons vaak; zg zien niet verre.

Wat baat veel twistens over verborgen en dnis-

-ocr page 85-

EERSTE BOEK,

tere zakeu , welke niet geweten te hebben ons in het oordeel tot geen verwijt zal strekken.

\'t Is eene groote dwaasheid het nuttige en noodige te verzuimen, om zich te meer met het nuttelooze en schadelijke op te houden. Wij hebben oogen, en zien niet!

2. Wat vermoeien wij ons met spitsvondige wijsgeerige vraagstukken ?

Hij, tot wien het eeuwige Woord spreekt, wordt uit eeue menigte gevoelens ontward.

Alles is uit dit éene Woord, alles spreekt daarvan. Het is het beginsel, dat tot ons spreekt; zonder dat verstaat niemand iets wèl of oordeelt juist.

Hij, voor wien dit éene alles is, die alles tot dit éene terugbrengt, en alles in dit éene ziet, die kan standvastig van harte zijn eu in God bestendige rust genieten.

O God ! Gij, die de waarheid zelve zijt 1 maak mij éen met U door eeuwige liefde !

Het verveelt mij dikwijls veel te lezeu eu te hooren; in U is nlles wat ik wil eu wenseh.

Dat alle leeraars zwijgen, dat alle schepselen voor uw aanschijn verstommen! spreek Gij alleen tot mij.

3. Hoe meer iemand ingetogen en eenvoudig van harte is, te meer en verhevener zaken zal hij zonder moeite verstaan : want van boven zal hij het licht des verstands ontvangen.

Eene zuivere, eenvoudige en standvastige ziel zal zich niet in veel arbeids verstrooien , omdat zij alles doet ter eere Gods en zich van alle zelfzucht tracht vrij te houden.

Wat hindert en bezwaart U meer dan de onbedwongen neigingen uws harten?\'

83

-ocr page 86-

84 DE KAVOLGtIKG VAN JESUS CHKISTUS.

Een vroom en godvruchtig msnsch beschikt eerst bij zichzelven alles, wat hij uitwendig moet doen.

Hij laat zich bij zijne daden niet ten welge-valle zijner bedorven neigingen wegsleepen; maar hij schikt die naar de inspraak van het gezond verstand.

quot;W ie heeft eeu harder strijd dan hij, die tracht zichzelven te overwinnen?

En nochtans moest, dit ons voornaamste werk zijn : onszelven te overwinnen, dagelijks in krachten over onszelven toe te nemen en in het goede eenigzins te vorderen.

4. Alle volmaaktheid in dit leven gaat van cenige onvolmaaktheid vergezeld , en geen onzer beschouwingen is van alle duisterheid vrij.

Eene nederige zelfkennis is een zekerder weg tot God, dau de diepste nasporing eener wetenschap.

Daarom is niet de wetenschap, of elke eenvoudige kennis eener zaak te laken; zij is op zich zelve beschouwd goed en door God verordend; maar een goed geweten en eeu deugdzame wandel zijn steeds daarboven te achten.

Omdat nu de meesten meer haken naar kennis dan naar een deugdzaam leven, daarom dwalen zij zoo dikwijls en brengen geene of weinige vruchten voort.

5. O, dat zij denzelfden ijver hadden om gebreken uit te roeien en deugden in te planten, ais om twistvragen op te werpen! dan zou er niet zoo veel kwaads en aanstootelijks onder het volk, geene zoo groote losbandigheid in de kloosters zijn.

Waarlijk, wanneer de oordeelsdag komt, zal

-ocr page 87-

EEKSTE BOEK.

men ons niet vragen, wat wij gelezen, maar wat wij gedaan, niet 6t\' wij wèl gesproken, maar of wij godvruchtig geleefd hebben.

Zegt mij : waar zjjn nu al die heeren en meesters, die gij zoo wel hebt gekend, toen zij nog leefden en door hunne wetenschap beroemd waren ?

Hunne plaatsen zijn nn door anderen bezet , en ik weet niet ol dezen wel eens aan hen denken. Bij hun leven schenen zij iets te zgn ; en nu zwijgt men van hen.

6. Hoe ras gaat de heerlijkheid der wereld voorbij! Mocht hun leven aan hunne kennis beantwoord hebben, dan zouden zij met vrucht gelezen en zich geoefend hebben.

Hoe veleu gaan in de wereld niet verloren door hunne ijdele wetenschap, dewijl zij zich weinig bekommeren om den dienst van God!

En omdat zij liever groot dan nederig willen zijn, daarom worden zij verijdeld in hunne over-leggingen.

Waarlijk groot is hij, die eene groote liefde bezit.

Waarlijk groot is hij, die klein is bij zich-zelven en den hoogsten trap van eer als niets acht.

Waarlijk wijs is hij die al het aardsche acht als vuiligheid, om Christus tewinnen. (Philipp. 8.)

En hij is waarlijk wèl geleerd, die Gods wil doet en zijn eigen wil verzaakt.

OEFENING.

De waarheden bestuderen , niet zoozeer om ze te kennen, dan wel om ze te beoefenen; het eeuwige woord aanhooren , hetwelk meer tot het hart dan tot den geest spreekt, weten hetgene ter

85

-ocr page 88-

86 DE NAVOLGING VAN JE3US CHRISTUS.

zaligheid is, en het doen, ziedaar wat de wetenschap van den Christen moet uitmaken.

De bespiegelende kennis moede, die de nieuwsgierigheid van mijnen geest streelt, en die mijn hart noch treft noch verandert, verveelt het mij zoo vele dingen te weten , en zoo veel te hooren zeggen over de eeuwige waarheden en over mijne zaligheid, en zoo weinig te doen ter bewerking van mijn eeuwig heil.

GEBED.

Eeuwige Waarheid! aanbiddelijk Woord! waardoor alles het aanzijn heeft: maar al te zeer gevoel ik behoefte aan eene hooge verlichting. Zonder uwe inspraak baten mij de verheveuste lessen niet, is alles bij mij duister. Spreek Gij dan tot mij en houd mij met uwe leering bezig. Zoo zal een hemelsch licht mij op alle mijne wegen bestralen, mij ware grootheid en wijsheid leeren, en de edelste deugden zullen daarvan te wachten zjjn.

VIEEDE HOOFDSTUK.

Over een voorzichtig gedrag,

1. Men mag niet alle woord noch alle ingeving gelooven; maar men moet een zaak voorzichtig en bedaard volgens God overwegen.

Helaas! dikwijls gelooft en zegt men van een ander eer het kwade dan het goede; zoo zwak zijn wij !

Maar volmaakte me.nschen gelooven niet licht elk verhaal: want zij weten dat de raenscheljj-ke zwakheid ten kwade overhelt en licht in woorden zondigt.

-ocr page 89-

EERSTE BOEK.

3. Het is eene groote wijsheid niet overijld te werk te gaan en niet hardnekkig zjjn eigen hoofd te volgen.

Hiertoe behoort ook, dat men niet al de gezegden der menschen geloof geeft, en hetgeen men hoort of gelooft, niet aanstonds aan het oor van anderen overbrengt.

Pleeg raad met een verstandig en nauwgezet man, en zoek liever door eenen betere onderricht te worden, dan uw eigen hoofd te volgen.

Een deugdzaam leven maakt den mensch wijs voor God en in vele opzichten ervaren.

Hoe nederiger iemand bij zichzelven is, en hoe meer onderworpen aan God, hoe verstandiger en rustiger hij in alles zal zijn.

OEFENING.

Niets is tegenstrijdiger aan de liefde en rampzaliger aan de zaligheid, dan de echte of valsche aanbrengingen van den eenen aan den anderen ; dewijl deze de gemoederen verbitteren, de harten ontroeren , de oneenigheden voeden, enden haat vermeerderen, en men daarover de vergeving van den Heer niet kan bekomen, zoo men in de biecht niet vast besloten heeit, het toegebrachte kwaad te herstellen en de personen te verzoenen , tusschen welke men tweedracht heeft verwekt. Men moet derhalve geene dingen overdragen of aan de aanbrengingen geen geloof slaan; en zoo men iets tegen den naaste gehoord heeft, moet men dit bij zich honden, en er aan niemand iets van zeggen.

GEBED.

Voorzichtig te zijn bij al mijne daden, is voor

87

-ocr page 90-

88 DE NAVOLGING VAN JiSSUS CHRISTUS.

mij, o God! een gewichtige plicht. Hoe dikwijls moest ik de nadeelige gevolgen van een onbezonnen gedrag ondervinden! Doe mij dan in alles voorzichtig te werk gaan. Eegel mijne keus in het verkiezen eens, vriends , wien ik al mijn vertrouwen scheuken mag. Verstandig zij hij om mij raad te geven, deugdzaam om mij voor te lichten. Dat ik hem iu eere houde, zijnen raad opvolge en daardoor mijn geluk be-vordere.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Ovtr het lezen der Heilige Schrift.

1. Waarheid , geen welsprekendheid moet men in de Heilige Schriften zoeken.

Men moet de geheele Heilige Schrift lezen met denzelfden geest, in welken zij gesteld is.

Wij moeten in de Heilige Schrift meer trachten naar geestelijk voordeel dan sierlijkheid van taal.

Wij moeten even gaarne godvruchtige eu eenvoudige boeken lezen als verhevene en diepzinnige.

Houd u niet op bij liet gezach van den schrijver , of hij van kleine of groote geleerdheid zij ; maar liefde tot de zuivere waarheid zette u tot lezen aan.

Vraag niet wie dit gezegd liebbe , maar let op hetgeen gezegd wordt.

2. De menschen gaan voorbij; maar des Hee-ren waarheid blijft eeuwig.

Zonder aanzien van personen spreekt God tot ons op velerlei wyze.

Bij het lezen der Schriften hindert ons dik-

-ocr page 91-

EEBSTE BOEK.

wij Is onze nieuwsgierigheid, daar wij bevatten en beredeneenm willen wat wij eenvoudig moesten voorbijgaan.

Wilt gij er voordeel uit trekken, lees nederig, eenvoudig en geloovig, en beoog nooit den naam van den geleerde.

Ondervraag gaarne , en hoor stilzwijgend de woorden der Heiligen, en dat de spreuken der Ouden u niet mishagen ; niet te vergeefs toch worden zij bijeengebracht.

OEFENING.

Lees de Heilige Schrift en de godvruchtige boeken met denzelfden geest, in welken zij geschreven zijn; lees ze , om er de waarheid in op te sporen, om u te onderrichten, u te stichten, en om in u een oprecht christelijk leven te vormen. Lees de Heilige Schrift met geloof, ootmoed, eerbied en onderwerping ; bid daartoe den heiligen Geest, die ze heeft ingegeven, van ze te mogen verstaan, daarin smaak te vinden en ze in het werk te stellen.

GEBED.

Dierbaar, o God! is mij uw woord. Het is mij het kostbaarste geschenk dat ik van uwe hand ontving, eene rijke brou van troost, eene fakkel op de paden mijns levens. Laat geen onverschilligheid my deze gunst onwaardig maken ; vervul mij met eerbied voor uw woord. Verlicht mijn verstand zoo dikwerf ik het leze ; schenk mij den geest van nederigheid en godsvrucht, en laat den invloed van uw woord blijkbaar zijn uit mijn gedrag.

59

-ocr page 92-

90 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

ZESDE HOOPDSTTJK.

Over de ongeregelde hartstochten.

1. Zoodra een mensch iets ongeregeld begeert, wordt hij aanstonds bij zichzelf onrustig.

De hoogmoedige en gierige rusten nooit, maar de arme en nederige van geest hebben overvloed van vrede.

De mensch die zichzelf nog niet volmaakt is afgestorven, wordt ras bekoord en door de kleinste, ja nietigste zaken overwonnen.

De zwakke naar den geest en die nog eeni-germate vleeschelijk is en tot het zinnelijke overhelt, kan zich moeilijk van de aardsche begeerlijkheden geheel losmaken.

Daarom heeft hij dikwijls droefheid, als hij zich daaraan onttrekt; ook wordt hij licht toornig, als iemand hem tegenstreeft.

2. En heeft hij verkregen wat hij begeert; terstond wordt hij bezwaard door het verwijt van zijn geweten, omdat hij zijner drift opgevolgd is; want dit brengt niets toe tot de bevrediging die hij zocht.

Door de driften alzoo te wederstaan , wordt de ware vrede des harten gevonden, niet door ze in te volgen.

Er is dus geen vrede in het hart van den vleeschelijken mensch, noch in dengene die aan het uiterlijke is overgegeven, maar bij den ijverige en geestelijk gezinde.

OEFENING.

Na de genade Gods is de vrede des harten het grootste aller goederen, en niets mogen wij sparen, om dien in ons te onderhouden. Doch wij kunnen

-ocr page 93-

EERSTE BOEK.

dien vrede der ziel niet vinden, noch hem behouden, dan met aan onze hartstochten en ongeregelde verlangens wederstand te bieden; want ■hoe meer wij die willen bevredigen, des te minder znllen wij vergenoegd zijn; hoe meer wij die bestrijden, des te minder zij ons lastig zullen vallen; hoe meer wederstand wij haar zullen bieden; hoe meer zij ons in vrede zullen laten.

GEBED.

Hoe belangrijk, o God! moet mij deze herinnering zijn ! Geen rust voor mij, geen ware vrede , zoo lang de driften in mij woelen en ik harer heerschappij onderworpen ben. Meer dan ooit zie ik de verplichting in om die te wederstreven en mijzelven af te sterven, wil ik deugdzaam worden en zachte kalmte genieten. Dit zal van heden af mijn ernstig voornemen zijn ; zegen het, o mijn God! Ondersteun mij in den strijd; stil de stormen mijner driften ; dat zij de inspraak mijner rede gehoor geven.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Vlucht de ijdele hoop en den hoogmoed.

1. IJdel ia hij, die zijne hoop op menschen of schepselen stelt.

Schaam u niet, uit liefde voor Jesus Christus, anderen te dienen en in deze wereld arm te schijnen.

Sta niet op uzelven, maar vestig uwe hoop op God.

Doe wat in u is, en God zal uwen goeden wil ondersteunen.

2. Vertrouw niet op uwe wetenschap , noch

91

-ocr page 94-

93 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

op de doorslepeuheid van eenig sterveling, maar liever op ds genade van God, die de nederigen. helpt en de vermetelen vernedert.

Koem niet op de rijkdommen, zoo gij ze bezit. noch op uwe vrienden, omdat zij vermogend zijn ; maar op God, die alles geeft en ziehzelven boven alles wenseht te schenken.

Verhef u niet op de grootte of schoonheid des lichaams ; want de geringste ongesteldheid kar; die verminken of misvormen.

Heb geen zeltbehagen wegens uwe bekwaamheid of verstand, opdat gij niet mishaagt aan God, wien alles toebehoort wat gij van nature goeds bezit.

3. Acht u niet beter, dan een ander, opdat gij niet slechter bevonden wordt voor God, die weet wat in den mensch is.

Verhef u niet op goede werken ; want de oor-deelen Gods zijn anders dan die der menseheu. Hem mishaagt dikwijls, wat den menschen behaagt.

Hebt gij iets goeds, denk van anderen beter , om den ootmoed te bewaren.

Het schaadt niet als gij u beneden allen stelt; maar zeer veel schaadt het, zoo gij u boven een eenigen stelt.

liij den nederige is duurzame vrede, maar in het hart des hoogmoedigen dikwijls ijverzucht en toorn.

OEFENING.

Steun slechts op datgene, wat onwankelbaar is, namelijk op God , op wien men alleen kan staat maken; immers niets is zwakker, onzekerder en onstandvastiger dan de mensch, die slechts dedwa-

-ocr page 95-

EEKSTE BOEK.

ling, de arjrlist en de leugen ten aandeel heeft. Verhoop derhalve alles van God, en verwacht niets van u zeiven noch van anderen. Beroem u niet over uwe goede werken, noch over uwe kunde; maar geef in en van alle dingen de glorie aan God, aan wien zij alleen toekomt.

G E B E 1).

Ja, op U alleen, o God ! moeten wij in alle gevallen ons vertrouwen stellen. Alle schepsel is zwak, onstandvastig, der verandering onderhevig ; en wij gevoelen te zeer ouze eigene onmacht, dan dat wij ons op onszei ven zouden kunnen verlaten. Boezem ons dan steeds een onwankelbaar vertrouwen op Ü in ; laat dit dat der menschen vervangen, en alle ijdel zelfvertrouwen verbannen. Van alles wat wij goeds bezitten , zij niet aan ons, maar ü alleen de eer , U dank in eeuwigheid !

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Over eene te groote gemeenzaamheid.

1. Leg uw hart niet voor iedereen hloot; maar spreek over uwe zaken met den wijze en godvruchtige.

Wees zelden met jongelieden en vreemdelin-

sen-

Vlei de rijken niet en verschijn niet gaarne voor de grooten.

Voeg n bij de nederigen en eenvoudigen, bij de godvruchtigen en vromen, en spreek over hetgeen stichtelijk is.

Wees met geene vrouw gemeenzaam ; maar

93

-ocr page 96-

94 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

beveel alle goede vrouwen in liet alge meen aan God.

Wensch met God alleen en zijne Engelen gemeenzaam om te gaan; ontwijk de aandacht der menschen.

2. Liefde moet men voor allen hebben; maar gemeenzaamheid doet geen nut.

Somtijds gebeurt het dat een onbekend persoon door zijn goeden naam schittert, wiens tegenwoordigheid nochtans de oogen der aan-schouwers benevelt.

Wij denken somtijds anderen te behagen door onzen omgang, en wij beginnen eer te mishagen door de verkeerdheid van zeden, in ons opgemerkt.

OEFENING.

Vlied de wereldsche gezelschappen, de nutte-looze gesprekken, de uitstorting en de genegenheden des harten, die door Gods liefde noch geregeld, noch beheerscht zijn : want dit alles verstrooit eene ziel, verwijdert haar van God, onttrekt haar de ingetogenheid en den imierlijken geest, die zoo noodzakelijk ter zaligheid is, werpt haar in gevaarlijke gelegenheden van te zondigen , en leidt haar langzamerhand in de ongeregeldheid. Dat uwe vrienden personen zijn, die een godvreezend, geregeld en onberispelijk leven leiden, ten einde hun voorbeeld u tot de deugd brenge, en u van het pad der ondeugd ver-wijdere. Gelukkig is de Christen, die zich aan zijnen Zaligmaker, aan z^ne plichten en aan zijne zaligheid gekleefd houdt, en die slechts van en voor God levende, hier reeds op aarde datgene begint te doen, wat hij in de eeuwigheid zal voortzetten.

-ocr page 97-

EERSTE BOEK.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Over de gehoorzaamheid en onderwerping.

1. Het is een zeer groot iets onder arehoor-zaamheid te staan, onder een overste te leven en niet zijn. eigen meester te zjjn.

Het is veel veiliger onderhoorige dan overste te zijn.

Velen zijn onder gelioorzaamlieid meer uit dwang dan uit liefde; ook hebben zij moeilijkheid en morren licht.

Zij zullen de vrijheid des geestes niet verkrijgen, voor zij zich om Gods wille van ganscher harte onderwerpen.

Loop ginds en herwaarts, gij zult geen rust vinden, tenzij in eene nederige onderwerping aan het bestuur van uw overste.

De verbeelding dat het hun door verandering van plaats beter zou gaan, heeft velen bedrogen.

2. Het is waar dat elk gaarne naar zijn eigen gevoelen handelt en dengenen meer genegen is , die van zijn gevoelen zgu.

Maar zalGodinons wonen, dan moeten wij ook somtijds om vredes wille ons gevoelen opgeven.

Wie is zoo wjjs dat hij alles volkomen weet?

Vertrouw dan niet te veel op uw eigen gevoelen ; maar wil ook gaarne het gevoelen van. anderen hooren.

Is uw gevoelen goed, en geett gij het echter om Godswille op, om dat van een ander te volgen , gij zult daarvoor te meer voortgang maken.

3. Want ik heb meermalen hooren zeggen, dat het veiliger is raad te hooren en aai; te nemen dan te geven.

95

-ocr page 98-

96. DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Het kan zijn dat het gevoelen van ieder goed is; mair naar anderen niet te willen luisteren, r)s de rede of de zaak het vordert, is een teeken van hoogmoed en halstarrigheid.

OEFENING.

Welk geluk, niet af ta hangen dan van God, iu den persoon der oversten, die zijne plaats bekleeden ! Hoe verdienstelijk is de volstandige oefening der gehoorzaamheid, aangezien zij een aanhoudend werk van verloochening, van verzaking aan zichzelven en van de volmaaktste liefde Gods is! Het is de gehoorzaamheid, die de uitmuntendheid, het geluk en de verdienste van het christelijk en kloosterlijk leven uitmaakt, en die God volkomen meester en eigenaar van onze harten maakt. Maar hiertoe wordt vereischt, dat de geest, het hart en de werken zamenspan-nen , om ons de gehoorzaamheid te doen oefenen ; de geest om ze goed te keuren, het hart om ze te beminnen, en de werken om ze spoedig , edelmoedig en standvastig te oefenen.

GEBED.

Ook ik , o God ! moet gehoorzaam en aan anderen onderworpen zijn. Als mensch, als burger , vooral als Christen, gevoel ik het billijke van dezen plicht. Geene samenleving zonder orde, geen orde zonder onderwerping. Laat mij steeds dit bewustzijn behouden en daarmede overeenkomstig handelen. Het voorbeeld van uw Zoon zij mij daartoe eene krachtige aansporing. De knecht is niet meer dan zijn heer, de leerling niet beter dan de meester.

-ocr page 99-

EEKSTE BOEK.

TIENDE HOOFDSTUK.

Over het vermijden van nidtelooze gesprekken.

1. Mijd, zoo veel gij kunt, liet gewoel der menschen : want het behandelen van wereldsche zaken hindert grootelijks, al geschiedt het met een zuiver oogmerk.

Wij worden zoo ras door de ijdelheid besmet en gevangen !

Ik wenschte dat ik meer gezwegen en niet onder de menschen verkeerd hadde.

Maar waarom spreken wij en onderhouden wij elkander zoo gaarne, daar wij zoo zelden zonder kwetsing des gewetens tot het stilzwijgen wederkeereu ?

Daarom spreken wij zoo gaarne , omdat wij door onderlinge gesprekken troost bij elkander zoeken, en \'t door velerlei gedachten bezwaarde hart wenschen op te beuren.

Ook spreken en denken wij zeer gaarne over hetgeen w^ zeer beminnen of begeeren, of over hetgeen ons tegenstaat.

2. Maar helaas! dikwijls zonder nut en te vergeefs : want die uitwendige troost doet niet weinig hinder aan den inwendigen en godde-lijken troost.

Daarom waak en bid, opdat de tijd niet ledig voorbij ga.

Staat het vrij en komt het te pas te spreken, spreek over iets stichtelijks.

Een kwade gewoonte en veronachtzaming van onzen voortgang zijn veelal oorzaak, dat wij geen wacht houden over onzen mond.

Echter bevordert niet weinig onzen geestelijken

7

97

-ocr page 100-

98 DE NAVOLÖINfi VAN JESUS CHEHTUS.

voortgang een godvruchtig gesprek over geestelijke onderwerpen, vooral wanneer zieli daartoe in God vereenigen personen, die ééns van hart en ziel zijn.

OEFENING.

Waken en bidden is het eenige raiddel, hetwelk Jesus Christus in het Evangelie aan eenen Christen geeft, om de zonde te vluchten, om aan de bekoring te wederstaan en zijne zaligheid te verzekereu. Weinig tot de schepselen en veel tot God spreken, de onnoodige en nieuwsgierige gesprekken vermijden, zijne tong niet gebruikeu dan om goede en nuttige dingen te zeggen, is een voortreffelijk middel om eenen inwendigen mensch te worden , om de zuiverheid des harten en den vrede des gewetens te behouden, en om zich innig met God te vereenigen. Eene ziel, die te veel met de menschen omgaat, die gansch wereldsgezind is en zich met beuzelarijen ophoudt, vindt niet veel smaak in God, houdt zich niet veel met het gebed bezig, en oefent weinig de overweging (meditatie); zaken, die nochtans tot de zaligheid der Christenen nuttig en zoo noodzakelijk zijn. Wat doet gij, verstrooide en dolende ziel, zegt de heilige Augustinus, wanneer gy u door geschapene voorwerpen, vergankelijke vermaken en tijdelijke goederen tracht te bevredigen ? Zoek in uzelven, door de overweging, het ware en het opperste goed, hetwel k in u is en hetgeen alleen u kan bevredigen.

GEBED.

Ook ik, o God I wenschte dikwijls wat minder onder de menschen geweest te zijn, wat min-

-ocr page 101-

EERSTE BOEK.

der gesproken te hebben. Te vaak moest ik van mijnen omgang lieillooze gevolgen ontwaren. Te vaak ging ik mij in gesprekken te buiten , en zondigde tegen Ü of tegen mijnen broeder. Dat geen ijdel geklap mij langer vermake ! Dat ik leere mijne tong bedwingen; de lof van U, de stichting van mijzelven en mijne broeders , zij het eenigste doel bij mijne gesprekken.

ELFDE HOOFDSTUK.

Over de middelen tot vrede, en den ijver tot voortgang.

1. Veel rust en vrede konden wij hebben, wilden wij ons niet bemoeien met de woorden en daden van anderen, welke ons niet aangaan.

Hoe kan hij lang in vrede blijven, die zich met eens anders zaken bemoeit, die steeds buiten zichzelven gelegenheden tot bekommering zoekt, en weinig of zelden tot zichzelven terugkeert ?

Gelukzalig de eenvoudigen, want zij zullen overvloedigen vrede hebben.

3. Waarom zijn sommige Heiligen tot zulk eene volmaaktheid en hooge bespiegeling gestegen ?

Omdat zij getracht hebben alle aardsche begeerlijkheden af te sterven. Daarom konden zij met geheel hun hart Gode aanhangen, en zich vrij met zichzelven ophouden.

Wij houden ons te zeer met onze eigene driften op, en ontrusten ons te veel over hetgene voorbijsnelt.

Zelden ook overwinnen wij een eenig gebrek geheel, en wij worden niet tot dagelijkschen

99

-ocr page 102-

100 DE NAVOLGING VAN JESUS CKHTSTUS.

voortgang aangevuurd : daarom blijven wij koud en lauw.

3. Waren wij ouszelven volkomen afgestorven en van binnen niet iu verwarring, dan konden wij ook ket goddelijke smaken en iets van de heroelsclie bespiegeling ondervinden.

Het grootste, ja eenige beletsel is , dat wij niet vrij zijn van driften en begeerlijkheden , en dat wij niet trachtea den volmaakten weg der Heiligen in te slaan.

Als ons ook de geringste tegenstand ontmoet, zijn wij aanstonds terneergeslagen en wenden wij ons tot den troost der menschen.

4. Deden wij ons best om als dappere mannen in den strijd te staan, voorwaar wij zouden des Heeren hulp van den hemel over ons zien neerkomen.

Hij toch is bereid die strijden en op zijne genade hopen te helpen. Hij geeft ons gelegenheid tot strijden , opdat wij overwinnen.

Stellen wij onzen voortgang in \'t goede alleen in uiterlijke oefeningen, onze godsvrucht zal dra een einde nemen.

Laat ons de bijl aan den wortel leggen en onze ongeregelde driften uitroeien, opdat wij een rustig gemoed mogen bezitten.

5. Mochten wij elk jaarésne ondeugd uitroeien, wij zoudeu spoedig volmaakte mannen zijn.

Maar nu ontwaren wij dikwijls het tegendeel en bevinden dat wij in het begin van onze bekeering beter en zuiverder waren, dan wij nu na vele jaren zijn.

Dagelijks moesten onze ijver en voortgang toenemen , en nu schijnt het al veel, als iemand van zyn eersten ijver een gedeelte kan behouden.

-ocr page 103-

EERSTE BOEK.

Deden wij ons in den beginne slechts een weinig gewekls, wij zouden daarna alles met gemak en vreuade kunnen doen.

6. Zwaar valt het eene gewoonte af\' te leggen; maar het is nog zwaarder tegen zijn eigen wil te handelen.

Zoo gij nu het kleine en lichte niet overwint, hoe zult gij het zwaardere te boven komen?

Wedersta in den beginne uwe neiging en ontdoe u van eene shchte gewoonte , opdat zij u niet allengskens in grootere zwarigheid brenge.

O, zoo gij beseftet, welke rust gij uzelven en welk genoegen gij anderen veroorzaakt door u wèl te gedragen! Ik geloof dat gij voor uw geestelijken voortgang meer bezorgd zoudt zijn.

OEFENING.

Even als er niets tegenstrijdiger is aan den waren vrede, aan het geluk en de rust des levens, dan zich aan zijne ongeregelde lusten over te geven en zich derzelver slaaf en slachtoffer te maken, alzoo is er niets geschikter om in ons eene ware gewetensrust voort te brengen , om het geluk van dit leven uit te maken, en onze \'zaligheid te verzekeren , dan onophoudelijk onze booze neigingen te bestrijden en te overwinnen , en in alle gelegenheden wederstand te bieden aan de ongeregelde begeerten van ons hart. Leg u dan ernstig toe om u te versterven, om datgene wat u tegenstrijdt te overwinnen, om aan de hevigheid uwer lusten te wederataan en om in alles aan uwen wil te verzaken. En die oplettendheid, die zorg, en dat heilig geweld, zoo volstrekt noodig tot uwe zaligheid, zal u in den tijd en in de eeuwigheid gelukkig maken, aangezien er

101.

-ocr page 104-

102 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTUS.

geen ware vrede des gewetens, uoch eenige verdienste te vinden is, dan in hetgeen men voor God, en tegen ziehzelven doet.

GEBED.

Welke tevredenheid, o God! welke zielskalm-te zoude ik smaken, bijaldien ik mij met anderen wat minder bemoeide, en met miju eigen hart en zijn verzedelijking wat meer ophield! De heilrijkste gevolgen daarvan zouden zich in mijnen wandel vertoonen, en ik een hoogen trap van volmaaktheid bestijgen. Doe mij den eenigen weg daartoe inslaan. Leer mij de noo-dige middelen bezigen, mijzelven overwinnen en volkomen meester blijven.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Over hei nut der tegenspoeden,

1. Het is ons goed dat wij somtijds eenige moeielijkheden en tegenspoeden hebben.

Dikwijls roepen zij den mensch in zijn binnenste terug, inzooverre hij gevoelt dat hij in ballingschap is en zijne hoop op niets ter wereld stellen moet.

Het is goed dat wij somtijds tegenspraak ontmoeten , en dat men kwaad en ongunstig van ons denkt, zelfs als wij wel doen en het wèl meenen; dit bevordert dikwijls den ootmoed en bewaart ons voor ijdele roemzucht.

Want dan, als wij van buiten door de men-schen veracht of niet wèl beoordeeld worden , zoeken wij beter God, als onzen inwendigen getuige.

-ocr page 105-

EERSTE BOEK.

2. Daarom moest de mensch zich zoo geheel in God vestigen, dat hij niet noodig had veel menschelgken troost te zoeken.

Wordt een welgezind mensch bedrukt, bekoord of door kwade gedachten gekweld, dan gevoelt hij dat hij God het meest noodig heeft, zonder wien hij ziet dat hij niets goeds vermag.

Dan ook treurt hij, en zucht en bidt, over de rampen die hij lijdt.

Dan verdriet het hem langer te leven, en wenscht hij dat de dood kome, opdat hij moge ontbonden worden en met Christus zijn.

Dan ook ontwaart hij recht dat er op de wereld noch volkomen veiligheid, noch volle vrede kan bestaan.

OEFENING.

Men moet den tegenspoed beschouwen als beproevingen der liefde, die haar zuiveren en bovennatuurlijk in ons doen worden. Indien een ieder de achting en het ontzag voor ons had, welke onze eigenliefde verlangt, en welke zij ons dikwijls wijs maakt te verdienen , zouden wij voor den evenmensch slechts eene vtrkeering hebben, die ons zou lastig vallen, als eene menschelijke erkentenis en een geheim welbehagen jegens ons zeiven. Maar God wil, dat wij overal tegenspaak, onverwachte toevallen en wederstand ontmoeten en lijden van degenen met welke w|i leven, opdat wij hen alleen ten aanzien van Hem zouden beminnen, en omdat Hij het gebiedt. Gelukkig is een hart, hetwelk door tegenspoed beproefd en door bekoringen gezuiverd wordt, zoo als het goud door het vuur beproefd en gezuiverd wordt. Het is hierdoor, zegt de Wijze-man, dat het

103

-ocr page 106-

104 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTXIS.

waardig wordt met God te zijn, en bekwaam om volgens zijn hart te wezen.

GEBED.

Hoeveel mijne zinlijkheid daartegen bebbe, ik zie, o God! meer dan ooit dat tegenspoeden mij nuttig zijn en mijn heil bevorderen. Zij zijn de middelen, door U aangewend, om mij godsdienst en deugd beminnelijk, en voor hunnen troost vatbaar te makeu. Laat dan nimmer toe, dat ik mij tegen uwe wijze oogmerken verzette of onder den last bezwijke, dien Gij op mijne schouders legt. Alles zij mij lief en welkom van uwe hand, in alles worde uwe goedheid geprezen!

iZV-S DERTIENDE HOOFDSTUK.

Over het weerstaan der hekoringan.

1. Zoolang wij in de wereld leven, kunnen wij niet zonder kwelling en bekoring zijn.

Daarom staat er bij Job: \'smenschen leven op aarde is een strijd. (Job. 7.)

Daarom moest ieder bij zijne bekoringen op zijne hoede ziju, waken en bidden, opdat de dnivel geene gelegenheid vinde tot verleiding : want die slaapt nooit, maar gaat rond, zoekende wien hij kan verslinden. (1. Petr. 5.)

Niemand is zoo -volmaakt en heilig, dat hij niet somtjjds bekoringen heeft; zelfs kunnen wij die niet geheel ontberen.

2. Hoe lastig en moeilijk de bekoringen ook vallen, zij zijn dikwijls den mensch zeer nuttig, omdat hij daardoor vernederd, gereinigd en onderwezen wordt.

-ocr page 107-

EERSTE BOEK.

Alle Heiligen zijn vele verdrukkingen en bekoringen doorgegaan, en aldus volmaakt geworden.

Maar zij die de bekoringen niet konden doorstaan, zijn bezweken en verworpen geworden.

Geen stand is er zoo heilig, geen plaats zoo verborgen , waar geen bekoringen of wederwaardigheden zijn.

3. Zoolang de mensch leeft is hij niet geheel veilig tegen de bekoring : want de bron der bekoring is in onszelven , daar wij met begeerlijkheden geboren worden.

Wijkt de eene bekoring of moeilijkheid, de andere is daar; en altoos zullen wij iets moeten lijden , daar wij het goed van ons eerste geluk verloren hebben.

Velen trachten de bekoringen te ontvl achten en vallen daarin te dieper.

Door de vlucht alleen kunnen wij niet overwinnen, maar door geduld en waren ootmoed worden wij sterker dan al onze vijanden.

4. Wie slechts van buiten ontwijkt en niet den wortel uitrukt, zal weinig vorderen: ja te eer zullen de bekoringen tot hem wederkeeren, en zal hij zich te erger bevinden.

Allengskens en door geduld en lankmoedigheid zult gij ze met Gods hulp beter overwinnen, dan door een hardnekkig en lastig tegenstreven.

Neem dikwijls raad bij de bekoring, en wil den bekoorde niet hard behandelen; maar bied hem troost, zooals gg wenschen zoudt dat men u deed.

5. Onbestendigheid van geest en gering vertrouwen op God zijn de bron van alle kwade bekoringen.

105

-ocr page 108-

106 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Want gelijk een schip zonder stuurman door de haren heen en weer geslingerd wordt ; zoo wordt een kleinmoedig mensch, die van zijn voornemens afwijkt, op velerlei wjjze bekoord.

Het vuur beproeft het ijzer, de bekoring den rechtvaardigen mensch.

Dikwijls weten wij niet wat wij kunnen, maar de bekoring toont wat wij zijn.

6. Nochtans moet men waken, vooral bij den aanvang eener bekoring : want lichter wordt de vijand overwonnen, als men niet duldt dat hij de ziel binnentreedt, maar hem, zoodra hij aanklopt, aan den drempel weert.

Daarom heeft iemand gezegd : icedersta het begin: te laat komt de artsenij, wanneer het kwaad door te lang verzuim de overhand heeft gekregen.

Want eerst vertoont zich aan de ziel de enkele gedachte, dan eene sterke verbeelding, vervolgens het welbehagen, de kwade beweging en de toestemming.

Zoo treedt de booze vijand allengskens geheel binnen , als men hem niet in den beginne tegenstand biedt.

En hoe langer iemand wacht met weerstand bieden, hoe zwakker hij dagelijks in zichzelven wordt en hoe sterker tegen hem de vijand.

7. Sommigen lijden zwaardere bekoringen in het begin hunner bekeering , anderen op het einde.

Sommigen worden gekweld schier hun leven lang, anderen slechts licht bekoord, volgens de wijze en billijke schikkingen Gods, die den staat en de verdiensten der menschen weegt, en alles tot heil zijner uitverkorenen voorbeschikt.

S. Daarom moeten wij, wanneer wij bekoord

-ocr page 109-

EERSTE BOEK.

worden, niet wanhopen, maar te vuriger God bidden, dat Hij ons in alle wederwaardigheid gelieve bij te staan : Hij toch zal, volgens het gezegde van Paulus, met de bekoring ook de uitkomst geven om ze te kunnen verdragen.

Buigen wij dan bij alle bekoring en wederwaardigheid onze zielen onder de hand van God : want Hij zal de nederigen van geest redden en verheffen.

9. Welken voortgang de mensch gemaakt heeft, blijkt bij bekoringen en ongevallen. Ook dan neemt de verdienste toe en komt de deugd meer uit.

Het is niets groots dat een mensch godvruchtig en ijverig is, als hij niets zwaars gevoelt; maar wanneer hij ten tijde van tegenspoed het geduldig uithoudt, dan is er hoop op groeten voortgang.

Sommigen worden voor zware bekoringen bewaard en dikwijls in kleine, dagelijksche overwonnen ; opdat zij, vernederd, in het groote nooit te veel op zichzelven mochten vertrouwen , daar zij in het kleine zoo zwak zijn geweest.

OEFENING,

De bekoringen dienen om ons te zuiveren van de geheime verkleefdheid, welke wij tot de ij delheid en de eigenliefde hebben, als ook van het vertrouwen, hetwelk wij in onszelven hebben , met ons het gewicht onzer ellenden te doen gevoelen , met ons van de voldoening eenen afkeer te geven, en met ons te verplichten op God alleen te vertouwen. Zij dienen daarenboven nog om ons te verootmoedigen, door de ondervinding onzer zwakheden, en door het gevoel van

107

-ocr page 110-

108 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

den wortel van verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Zij dienen, ten laatste, om ons te onderrichten over onze machteloosheid van iets goeds ter zaligheid te doen, or om ons van de zonde te bevrijden, zonder Gods hulp.

GEBED.

Dat de mensch aan veelvuldige bekoringen is blootgesteld, o God ! ondervind ik genoeg. Van alle kanten doen zich vijanden op en moet ik mjj ten strijde gereedhouden. Doch, wel verre van deswegens ontevreden te zijn, eerbiedig ik ook hierin uwen heiligen wil. Ja de bekoringen zijn mij nuttig; want zij oefenen mijne deugd. Gelukkig zij, zoo zij de proef uithoudt: Geef mij hiertoe uwe genade , o God ! waardoor ik alles vermag; help mij strijden en overwinnen.

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

Over de lichtvaardige oordeelvellingen.

1. Sla uw oogen op uzelven en wacht u de daden van anderen te beoordeelen.

Wie anderen beoordeelt werkt vergeefs, dwaalt veel en zondigt licht.

Maar wie zichzelven beoordeelt en beproeft , werkt altoos met vrucht.

Zooals eene zaak ons ter harte gaat, oordee-len wij veeltijds daarover : want door onze eigenliefde wijkt ons oordeel licht van de waarheid af.

Ware God altoos het eenige doel onzer begeerten , wij zouden zoo licht niet ontroerd worden als men onzen zin weerstaat.

2. Maar dikwijls schuilt er van binnen iets

-ocr page 111-

EERSTE BOEK.

of doet zich iets van buiten op , dat or.s nog medesleept.

Velen zoeken in hetgeen zij doen heimelijk zichzelven, en weten het niet.

Ook schijnen zij in goeden vrede gevestigd , als de zaken naar hun wensch en zin gaan; maar valt iets tegen hun wensch uit, terstond zijn zij ontroerd en droevig.

Uit het verschil van meeuing en gevoelen ontstaat dikwijls genoeg tweedracht tusschen vrienden en medeburgers, tusschen geestelijke en godvruchtige personen.

3. Eene oude gewoonte laat zich moeilijk afleggen; en niemand wordt gaarne van zijn eigen zienswijze afgebracht.

Indien gij meer steunt op eigen doorzicht of kloekheid, dan op dc kracht uwer onderwerping aan Jesus Christus, gij zult zelden en laat een verlicht man worden.

Immers God wil dat wij ons volkomen aan Hem onderwerpen, en dat wij door eene brandende liefde alle redeneering tebovenstijgen.

OEFENING.

Wij oordeelen veeleer door de neiging van ons hart, dan door het licht van onzen geest. Onze eigenliefde brengt gewoonlijk te weeg, dat wij in onszelven goedkeuren, wat wij in anderen ver-oordeelen, en wij zijn zooveel te scherpzinniger op de gebreken van den naaste, als wij te verblind zijn op de onze. Een geest, die zich gestadig met God bezig houdt, en eene ziel, die getrouw is aan de beweging zgner genade , eene ziel, die alzoo met God bezig en aan Hem gehecht is, houdt zich in haarzelve niet op dau

109

-ocr page 112-

110 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTUS.

met God, en met haar in God; en daar zij haar hart tracht te bewaren , vergeeft zij niets aan zichzelven en vergeeft alles aan anderen.

GEBED.

Mocht, o God! deze overweging op mijn hart van een weldadigen invloed zijn , mijn oog zich op ü gevestigd houden en uw wil mij steeds voor den geest zweven! dan zoude ik mij in vele opzichten voorzichtiger gedragen, en niet zoo vaak over mijn broeder een lichtvaardig oordeel vellen. Doe mij wijzer worden. Dat ik mij bezig-houde met mij zeiven, zonder mij met anderen te bemoeien. U alleen te beminnen, te behagen zij mijn doel; mijn eigen heil te bevorderen, mijne hoofdbezigheid!

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

Over de werken wit liefde verricht.

1. Om niets ter wereld en ter liefde van geen eenig mensch mag men iets kwaads doen.

Nochtans mag men vrij, ten nutte van hem die het noodig heeft, somtijds eenig goed werk uitstellen of liever door een beter vervangen.

Op deze wijze toch gaat het goede werk niet verloren, maar in een beter over.

Zonder liefde kan een uitwendig werk niets baten.

Maar alles wat uit liefde geschiedt, hoe gering en ongeacht het zij, wordt geheel vruchtbaar.

Want God weegt meer waarom iemand handelt, dan de daad die hij verricht.

2. Hg doet veel, die veel liefheeft. Ook doet hij veel, die iets wèl doet.

-ocr page 113-

eekste boek.

Hij doet wèl, die meer het algemeen belang dan zijn eigen wil dient.

Dikwijls schQnt iets liefde te zijn eu is eerder zinlijkheid : want zelden laten natuurlqke neiging, eigen wil, hoop op vergelding, baatzucht zich buitensluiten.

3. Wie eene ware en volmaakte liefde bezit, zoekt in niets ziohselven, maar wenscht dat de eer van God alleen in alles bevordert worde.

Ook benijdt hij niemand, omdat hij geen vreugd bemint die hij alleen geniet.

Niet in zichzelven wil hij zich verheugen , maar in God wenscht hij boven alle goederen zijne gelukzaligheid te vinden.

Aan niemand schrijft hij iets goeds toe, maar brengt het geheel terug tot God, uit wien als uit eene bron alles voortvloeit, en in wien als hun laatste einde alle Heiligen zalig rusten.

O! wie een vonkje der ware liefde bezat, hij zou in waarheid gevoelen dat al het aardsche vol ijdelheid is.

oefening

Men kan niet genoeg de woorden van den schrijver herhalen, die zegt, dat God zoo zeer niet aanziet hoeveel men doet, als uit hoe groote liefde het werk voortkomt, en dat men veel doet, als men veel bemint; dat is, dat onze woorden aan God waarlijk niet behagen, dan voor zooveel zij bezield zijn door het verlangen van aan Hem aangenaam te wezen en zij door het zegel der liefde gestempeld zijn. Doet, zest de heilige Pau-lus, al wat gg doet, door ingeving en beweging van de liefde Gods. Het is die levende en werkende liefde, wanneer zij menigwerf herhaald

Ill

-ocr page 114-

112 DB KAVOLGINS VAN JESUS CHRISTUS.

ivordt, die de verdiensten van onze goede werken uitmaakt; en het geloof zelfs is zwak en kwijnend in ons, indien het door de liefde en door eene godvruchtige geneigdheid niet bezield is tot God, die ons deszelfs waarheden veropenbaard heeft. Laat ons dan trachten den Heer te beminnen in alles wat wij doen, en alles doen mei God te beminnen. Heer! alles voor U en iu U! Ziedaar hetgeen ons hart moet zeggen en onophoudelijk doen, om een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven te leiden, en om in deu tijd te beginnen, hetgene wij in de eeuwigheid zullen voortzetten.

GEBED.

God der liefde! bron der zuiverste liefde! van wiens liefde alles wat aanzijn heeft getuigt, en die door liefde uwe redelijke schepselen ten hoogsten trap van volmaaktheid brengt, vervul mijn hart met zulk edel gevoel. Geef dat ik U boven alles, en mijnen naaste liefhebbe als mij-zeiven. Zonder liefde kan ik U nimmer behagen, geen leerling van Jesuszijn; zonder liefde is alles ijdel, en mijn Christendom eene hersenschim.

ZESTIENDE HOOFDSTUK.

Over het verdragen der gebreken van anderen.

1. Wat de mensch in zichzelven of in anderen niet kan verbeteren, dat moet hij geduldig verdragen, totdat God het anders beschikke.

Denk dat het zoo wellicht beter is om u te beproeven en in lijdzaamheid te oefenen, zonder welke al onze verdiensten niet veel te achten zQn.

-ocr page 115-

EERSTE BOEK.

Nochtans moet g;ij bjj zulke bezwaren bidden dat God u te hulp kome, opdat ^ij ze goedwillig moogt verdragen.

2. Indien iemand, eens of tweemaal vermaand, niet luistert, wil niet met hem twisten; maar geef het alles aan God over, opdat zijn wil geschiede en Hij in al zijne dienaren verheerlijkt worde: Hij toch weet wel het kwade in het goede te verkeeren.

Beijver u geduldig te zijn in het verdragen van de gebreken .en allerlei zwakheden van anderen, daar ook gij veel hebt, dat anderen verdragen moeten.

Kunt gij uzelven niet zoo maken als gij wenscht, hoe kunt gjj dan een ander naar uwen zin hebben?

3. Wij willen gaarne anderen volmaakt hebben , en wij verbeteren onze eigen gebreken niet.

Wij willen dat anderen streng bestraft worden, en wij willen niet dat men ons bestralfe.

Veel toegevendheid voor anderen mishaagt ons, en nochtans willen wij niet dat men ons wei a ere hetgeen wij vragen.

Wij willen dat anderen door regels in toom gehouden worden, maar zeiven willen wij in niets bedwongen zijn.

Dus blijkt het hoe zelden wij onzen naaste als onazelven achten.

Waren allen volmaakt, wat zouden wij dan van anderen om Godswil te verdragen hebben ?

4. Maar nu heeft God het zoo geschikt, opdat wij leeren elkanders lasten te dragen.

Want er is niemand zonder gebrek, niemand zonder last, niemand zichzelven genoegzaam, niemand voor zichzelven wijs genoeg.

Daarom moeten wij elkander verdragen, elk-

8

113

-ocr page 116-

114 DE NAVOLGING VAN JESTJS CHRISTUS.

ander troosten, gelijk ook helpen, onderwijzen en vermanen.

Hoe groot dan de deugd van iemand zij, blijkt best ten tijde van tegenspoed.

Want niet de gelegenheden maken den mensch zwak, zij toonen wat hij is.

OEFENING.

Hoe heiligmakend is de oefening, en welk voortreffelijk middel om ons den hemel te doen bekomen is de beoefening van liefde, namelijk, van in ons en in anderen de zwakheden te verdragen, welke wij niet kunnen verbeteren! Want er is niets bekwamer om ons te verootmoedigen en ons voor God te vernederen, dan het gevoel van onze ellenden; en niets is rechtvaardiger, dan van anderen te verdragen, hetgene men wil dat men van ons verdrage. Wij moeten dus alles , wat uit de gesteltenis van den naaste voortkomt, geduldig verdragen, en niemand iets door onze gesteltenis doen lijden. Het is alzoo, volgons den H. Paulus, dat wij elkanders last dragen en de wet van Christus volbrengen zullen, die de wet van liefde, van zoetheid en van geduld is.

GEBED.

Hoe verre nog, o God ! ben ik van den geest dezer lessen verwijderd! Eigenliefde belet mij doorgaans mijne eigene gebreken te zien, en ik wil mij nochtans als verbeteraar mijns broeders opwerpen! Hoe strijdig is dit gedrag met de liefderijke voorschriften van het heilig Evangelie ! Laat toch deze voorschriften meer i ndruk op mij maken; leer mij anderen verdragen, gelijk zij mij verdragen moeten, overeenkomstig

-ocr page 117-

EERSTE BOEK.

(!e les van uwen Zoon : al wat gij wilt dat stilleren u doen, doe hnn desgelijks.

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.

Over het kloosterleven,

1. Gij moet uzelven in vele opzicliteu leerea buigen, wilt gij vrede en eendracht met anderen behouden.

Het is geen kleinigheid in een klooster of in een vereeniging te wonen, aldaar zonder klaohte te verkeeren en getrouw te volharden tot aan den dood.

Gelukzalig hij, die een vroom leven gelukkig voltrokken heeft!

Wilt gij behoorlijk volharden en voortgang maken , beschouw u als een balling en vreemdeling op aarde.

Om Christus\' wil moet gij als een dwaas willen beschouwd worden , zoo gij een godvruchtig leven wilt leiden.

2. Kap en kruin doen er weinig toe ; maar verandering van zeden en volkomen versterving der driften maken den waren kloosterling.

Wie iets anders zoekt dan God alleen eu het heil zijner ziele, zal niets dan kwelling en smart vinden.

Ook kan hy er niet lang in vrede blijven, die niet tracht de geringste te zijn eu aan allen onderworpen.

3. Gij zijt gekomen om te dienen , niet om te heerschen.

Weet dat gij geroepen zijt om te lijden eu te werken, niet om ledig te loopen of te klappen.

Hier dus worden de menschen beproefd, gelijk het goud in den oven.

115

-ocr page 118-

116 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Hier kau niemand het uithouden, tenzij hij zich van gansoher harte ter liefde Gods wil vernederen.

OEFENING.

Men moet veel vermogen op zichzelven hebben, zich kunnen inhouden en zich in verscheidene gelegenheden kunnen overwinnen, om gelukkig te leven en aldaar krachtdadig aan zijne volmaaktheid en zijne zaligheid te werken. Even als de inborst van dengene, met wien men leeft, dikwijls met den onzen niet overeenkomt, moet de genade den vrede en de liefde onderhouden, door de sterkte die zij geeft, om de tegenstrijdigheid van inborst te lijden en te verdragen, even gelijk de natuur den vrede in de wereld door de tegenstrijdigheid der elementen onderhoudt. Zoo dat gij noch ware gewetensrust, noch verzekering der zaligheid zult vinden dan in de inwendige versterving, die u aanzet om u in alles te overwinnen, die u in de ware ootmoedigheid des harten aanmoedigt om alles te verdragen.

GEBED.

Ook voor mg, o God! schoon in de wereld levende, heeft deze les haar nut. In elke staat toch kan ik U dienen , en moet ik op het heil mijner ziel aandachtig zijn. Waar ik mij ook bevinde, ootmoed, godsvrucht en zelfbeheer-sching blijven voor mij gewichtige verplichtingen. Leer mij die meer kennen, en geef mij kracht om ze getrouw en standvastig ten uitvoer te brengen. Dat de wereld mij bespotte, zoo veel zij wil; ik heb aan uw welbehagen genoeg.

-ocr page 119-

EERSTE BOEK.

ACHTTIENDE HOOFDSTUK.

Over het voorbeeld der heilige Vaders.

1. Vestig het oog op de levendige voorbeelden der heilige Vaders , die uitblonken ia de ware volmaaktheid en godsvrucht, en gg zult zien hoe gering het is, ja bijkans niets v.rat wij doen.

Ach ! wat is ous leven bij het hunne vergeleken ?

De Heiligen en vrienden van Christus hebben den Heere gediend in honger en dorst, in koude en naaktheid, in arbeid en vermoeienis, in waken en vasten, in gebeden en heilige overdenkingen, in velerlei smaad eu vervolgingen.

2. Hoe vele en zware verdrukkingen hebben niet ondergaan de Apostelen, de Martelaars, de Belijders, de Maagden en al de overigen, die de voetstappen van Christus hebben willen volgen !

Want zij hebben in deze wereld hunne zielen gehaat, om die voor het eeuwige leven te behouden.

Welk een streng en verstervend leven hebben de heilige Vaders in de woestijn geleid! Wat langdurige en zware bekoringen hebben zij doorgestaan ! Hoe menigmaal werden zij door den vijand gekweld! Wat menigvuldige en vurige gebeden hebben zij Gode opgedragen, welke strenge onthoudingen uitgeoefend !

Hoe groot was hun jjver en vurigheid tot geestelijken voortgang 1 Welken harden strijd voerden zij bij het beteugelen hunner gebrekeu !

117

-ocr page 120-

lis DE NAVOLGING VAN JF.SUS ClIHISTUS.

Hoe zuiver en oprecht was hunne bedoeling tot God gericht!

Des daags arbeidden zij, en den nacht brachten zij met lange gebeden door, schoon zij onder den arbeid niet ophielden met den geest te bidden.

3. Al hun tijd besteedden zij nuttig. Elk uur scheen hun te kort in den omgang, met God doorgebracht.

Ja, het lieflijke der bespiegeling deed hen de behoefte der lichamelijke verkwikking vergeten.

Van alle rijkdommen, waardigheden, eer, vrienden en bloedverwanten deden zij afstand : zij begeerden niets van de wereld te bezitten.

Nauwlijks namen zij \'s levens nooddruft; de verzorging des liehaams, zelfs in \'t noodzakelijke, viel hun lastig.

4. Zij waren dus arm in aardsche goederen , maar zeer rijk in genade en deugden.

Tanbuiten hadden zij gebrek, maar vanbinnen werden zij door de genade en den goddelijker! troost verkwikt.

Der wereld waren zij vreemd, maar Gode zeer nabij en vertrouwelijke vrienden.

In hun eigen oogen waren zij niets en bij de menschen veracht, maar in de oogen van God waren zij dierbaar en uitverkoren.

Zij volhardden in waren ootmoed; ztj leefden in eenvoudige onderwerping; zij wandelden in liefde en lijdzaamheid.

En daarom vorderden zij dagelijks in het geestelijk leven en verkregen van God groote genade.

Zjj zijn aan alle kloosterlingen tot voorbeeld gegeven , en zij moeten ons sterker aansporen

-ocr page 121-

EERSTE BOEK.

tot gestadigen voortgang, dan de menigte lau-wen tot verslapping.

5. Hoe groot was de ijver aller kloosterlingen bij den aanvang hunner heilige instelling! Hot groot hunne godsvrucht bij het gebed ! Hoe groot hun naijver tot deugd! Welke strenge tucht onderhielden zij! Hoe bloeiden, bij allen, eerbied en onderwerping aan de voorschriften huns Meesters !

Nog heden getuigen de nagelaten sporen, dat zij waarlijk heilige en volmaakte mannen geweest zijn, die zoo dapper strijdende de wereld onder den voet gebracht hebben.

Eu nu wordt hij groot geacht die geen overtreder is, die hetgeen hij op zich genomen heeft, geduldig kan dragen.

6. O lauwheid en nalatigheid van onzen stand , dat wij van den eersten ijver zoo spoedig afwijken , ja wegens vermoeiing en traagheid het leven moede worden!

O, dat toch de zucht tot geestelijken voortgang niet geheel in u mocht slapen, die dikwijls zoo vele voorbeelden van godvruchtigen onder het oog gehad hebt?

OEFENING.

Niets is bekwamer om ons tot een deugdzaam leven aan te moedigen, dan het voorbeeld van hen die wel geleefd hebben. Dit voorbeeld maakt ons de deugd mogelijk, gevoelig en gemakkelijk , en de voorstelling in anderen die ze reeds geoefend hebben, toont ons haar gebruik aan; want wij moeten tot onszelven zeggen, wanneer wij de levensbeschrijvingen der Heiligen lezen of hunne voorbeelden aanschouwen : ziedaar wat

119

-ocr page 122-

120 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

meusohea, als wy, gedaan, verdragen en verlaten hebben om den hemel te verdienen, welken wij hopen. En wij, wat hebben wij tot dusverre gedaan ? Waarom zouden wij niet doen hetgene zij gedaan hebben , om dezelfde vergelding te verdienen ? Helaas ! hoe zeer moet ik niet vreezen, wanneer ik voor God zal verschijnen, dat Hg mij van den eeuen kant mijn geloof, mijn godsdienst, en de voorbeelden der deugdzame menschen, die in deazelfden staat als ik geleefd hebben, zal toonen, en tot mij zal zeggen, wanneer Hij mij met deze getuigen zal vergelijken : ziedaar wat gij moest gedaan hebben, en zie wat gij gedaan hebt : oordeel zelf, wat verdient gij?

GEBED.

Schaamrood word ik, o God! als ik mij de voorbeelden uwer heilige vrienden herinner, en mijn wandel daartegen overstel. Zoo niet in alles, toch in vele opzichten konde ik hen navolgen, al ware het alleen door zuivere godsvrucht en liefde tot deugd in mijn hart te kweeken. Maar ach ! hoe verre ben ik daarvan verwijderd ! Wek dan bij mij den lust tot navolging op, ondersteun mg met uwe genade en help mjj alle beletselen overwinnen.

NEGENTIENDE HOOFDSTUK.

Over de oefeningen van den waren kloostegt;-liny.

1. Het leven eens waren kloosterlings moet in allerlei deugden uitschitteren, opdat hij inwendig zij zooals hij uitwendig den menschen voortkomt.

-ocr page 123-

EERSTE BOEK.

Ja, inwendig moet hij veel meer ziju dan men uitwendig aan hem bespeurt.

Want die in ons binnenste ziet, is God, dien wij, waar wij ons bevinden, ten hoogste moeten eerbiedigen, en voor wiens aangezicht wij zuiver als Engelen moeten wandelen.

Elkeu dag moeten wy ons voornemen vernieuwen en ons tot ijver opwekkeu , als waren wij eerst heden tot bekeering gekomen.

Wij moeten zeggen: help mij, Heere God, in mijn goed voornemen en in uwen heiligen dienst. Geef dat ik heden eens recht beginne; want, wat ik tot nu toe deed is niets.

2. Gelijk ons voornemen, zoo is de gang on- * zer vordering. En die wèl wil vorderen , moet groote vlijt aanwenden.

Want als hij die ernstig voorneemt dikwijls verflauwt, wat dan hij die zelden of min ernstig iets voorneemt ?

Nochtans geschiedt het verlaten van ons voornemen op velerlei wijze , en ook het geringste verzuim in onze oefeningen heeft nauwelijks plaats zonder eenig nadeel.

Der rechtvaardigen voornemen hangt meer af van de genade Gods dan van eigen wijsheid ; wat zij ook ondernemen , op Hem vertrouwen zij steeds.

Want de mensch wikt, maar God beschikt, en \'s menschen weg is niet in zijn eigen macht.

3. Indien uit godsvrucht of om het nut eens broeders somtijds eene gewone oefening nagelaten wordt, zoo kan dit naderhand licht hersteld worden.

Maar indien men ze te licht uit tegenzin of onachtzaamheid verzuimt, zoo is dat zeer te be-

121

-ocr page 124-

122 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

rispeu, en meu zal het schadelijke ervan ontwaren.

Doen wij ons best, zooveel wij kunnen : nog in vele dingen zullen wij licht te kort schieten.

Desuietteinin moeten wij altoos iets zekers voornemen, vooral tegen hetgeen ons het meest hindert.

Wij moeten zoowel het uitwendige als het inwendige onderzoeken en regelen : want beiden helpen tot voortgang.

4. Kunt gij niet aanhoudend tot uzelven terug-keeren, doe het evenwel somtijds , ten minste tweemaal daags, des morgens en des avonds.

\'s Morgens maak uw voornemen ; \'s avonds onderzoek uw gedrag, hoa gij dien dag geweest zyt in gedachten, woorden en werken; misschien hebt gö daardoor dikwijls God en den naaste beleedigd.

Omgord u als een man tegen de listen der duivels.

Bedwing de onmatigheid, en gij zult te lichter al de neigingen van het vleesch beteugelen.

Wees nooit geheel ledig, maar altoos bezig met lezen of schrijven, of met bidden of overdenken, of met iets nuttigs voor het algemeen te doen.

Lichamelijke oefeningen nochthans moeten met omzichtigheid geschieden: zij zqn niet voor allen even dienstig.

5. Wat niet aan allen gemeen is , moet niet in hel openbaar vertoond worden : want de bijzondere oefeningen geschieden veiligst verborgen.

Wacht u intussehen van traag voor het algemeen , en ijveriger voor het bijzondere te zjjn.

-ocr page 125-

EERSTE BOEK.

Maar nadat gij liet veractuldigde en opgelegde geheel en getrouw verricht hebt, en u blijft nog tijd over, geef u aan uzelven terug volgens het verlangen uwer godsvrucht.

Niet allen kunnen dezelfde oefening hebben , maar den eene dient deze meer , gene eene andere.

Naar den eisch der tijden behaagt verschil van oefeningen ; want deze zullen op de feest-andere op de gewone dagen meer bevallen ; sommige hebben wij noodig ten tijde der bekoring, andere ten tijde van rust en vrede. Deze gedachten behagen wanneer wij droevig zijn, gene als wij ons in den Heer verheugen.

6. Tegen de voorname feestdagen moeten nuttige oefeningen vernieuwd en der Heiligen voorspraak te ijveriger afgesmeekt worden.

Van den eenen feestdag tot den anderen moeten wij ons voorstellen, alsof wij dan uit deze wereld verhuizen en tot het eeuwige feest overgaan zuilen.

Daarom ook moeten wij ons op die tijden van godsvrucht zorgvuldig voorbereiden, god-vruchtiger wandelen en te stipter al onze verplichtingen nakomen, alsof wij eerlang het loon onzes arbeids van God stonden te ontvangen.

7. En wordt dit uitgesteld , denken wij dan dat wij dan nog niet genoeg zijn voorbereid, en nog niet waardig die groote heerlijkheid, welke ons ten bestemden tijde zal worden geopenbaard , en trachten wij ons beter tot dien overgang voor te bereiden.

Gelukkig die knecht, staat er bij den Evangelist Lucas, dien zijn Heer hij zijne kemist wakend zal vinden ! Ik zeg u voorwaar , Hij zal hem stellen over al zijne goederen.

123

-ocr page 126-

124 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING.

O ! welk een ^root vermogen hebben op ons tie levende, krachtdadige en volstandige verlangens van onszelven te versterven, en in en voor God te leven, en dit om ons op te wekken om hetzelve in het werk te stellen; want men doet altijd wat men waarlijk wil; maar ons ongeluk is, dat wij dikwijls niet dan zwakke en krachte-looze verlangens hebben om God te bevredigen , terwijl wij er zulke levende en krachtdadige vormen om onszelven te voldoen. Hierdoor geschiedt het, dat de nutteloosheid onzer wenschen en verlangens en groot beletsel tot onze volmaaktheid en tot onze zaligheid is. Men moet zich wel geheel aan God willen overgeven, maar men wil dit niet volstrekt; men wil dit ten tijde van het gebed en van de communie, en men wil dit niet meer in andere omstandigheden. Men wil zich niet dan gedeeltelijk en voor eenigen tijd van zijne plichten kwijten, hetgeen zooveel te weeg brengt, dat ons leven niets is dan eene aaneenschakeling van goede verlangens en slechte uitwerkselen, van beloften eu ougetrouwheden. Indien men zoo leeft, is dit krachtdadig aan zijne zaligheid werken ?

GEBED.

Ook voor mij, o God! moet deze overweging belangrijk zijn. Als mensch en Christen heb ik de verhevenste bestemming. Wee mij, als ik in dit opzicht nalatig ben, en in deugd geenen of weinigen voortgang maak! Open mijn hart voor den invloed dier heilige leeringen, en laat mijn gedrag daarvan blijken dragen. Dan zal ik geen

-ocr page 127-

EERSTE BOÊK.

dood behoeven te vreezen; in het zalig bewustzijn van steeds wakend bevonden te worden en het toegezegde loon te zullen ontvangen.

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Ovtr de liefde tot eenzaamheid en dilztcijytnd-heid.

1. Kies een gesehikten tijd uit om met uzel-ven bezig te zijn, en overdenk dikwijls de weldaden Gods.

Laat daar hetgeen voor de nieuwsgierigheid is; lees zulke stoffen welke meer het hart roeren dan den geest bezighouden.

Zoo gij u onttrekt aan overtollige gesprekken en ledig rondloopen, aan het hoeren naar nieuwigheden en geruchten; gij zult genoeg en bekwamen tijd vinden om u aan heilzame betrachtingen over te geven.

De grootste Heiligen, zooveel zij konden, vermeden den omgang met menschen en verkozen liever God in de eenzaamheid te dienen.

8. Iemand heeft gezegd : „ zoo dikwerf ik onder de menschen geweest ben, keerde ik minder merseh terug. quot; Dit ontwaren wij dikwijls , wanneer wij lang met elkander praten.

Het valt lichter geheel te zwijgen, dan in woorden zich niet te buiten te gaan.

Het valt lichter in huis te blijven , dan zich buitenshuis in acht te nemen.

Wie alzoo tot het inwendige en geestelijke komen wil, moet zich met Jesus van de menigte afzonderen.

Niemand verschijnt veilig in het openbaar dan hij, die zich gaarne verbergt.

125

-ocr page 128-

126 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Niemand spreekt veilig dan hij, die gaarne zwijgt.

Niemand is veilig overste dan hij, die gaarne onderdanig is.

Niemand gebiedt veilig dan hij, die wèl geleerd heeft te gehoorzamen.

3. Niemand verheugt zich veilig dan hij, die de getuigenis van een goed geweten in zich heeft.

Met dat al was der Heiligen gerustheid altoos gepaard met de vreeze Gods.

Eu zij waren daarom niet minder bezorgd en nederig, omdat zij in groote deugd en genade uitschitterden.

De gerustheid der boozen daarentegen komt van hoogmoed en vermetelheid voort, en gaat eindelijk in zelfbedrog over.

Beloof u nimmer genistheid in dit leven , al schijnt gij een goed kloosterling of godvruchtig kluizenaar te zijn.

4. Zij die in het oog der menschen zeer heilig waren, liepen dikwijls te grooter gevaar wegens hun te groot vertrouwen.

Daarom is het velen nuttiger dat zjj niet geheel zonder bekoringen blijven, maar dikwijls bevochten worden; opdat zij niet te gerust zijn , zich niet tot hoogmoed laten vervoeren, ook niet te licht tot uitwendigen troost hun toevlucht nemen.

Welk een goed geweten zoude hij hebben , dien ooit naar eene voorbijgaande vreugde zocht, die zich nooit met de wereld ophield!

Welk een grooten vrede en rust zoude hjj bezitten, die alle ij dele zorg afsneed, om slechts te denken aan God en zijne zaligheid, en zijne hoop te vestigen op God alleen.

-ocr page 129-

EERSTE BOEK.

5. Niemand is den hemelschen troost waardig gt; tenzij hij zich ijverig in een heilig berouw beoefend hebbe.

Wilt gij hartelijk geroerd worden, treed in uwe kamer en sluit het gedruisch der wereld buiten, gelijk er geschreven staat: hebt \'heroum op uwe legerstede. (Ps. 4.)

In uwe cel zult gij vinden wat gij dikwijls daarbuiten zoudt verliezen.

Veel bewoond, wordt de cel steeds aangenaam, maar slecht bewaard , baart zij verveling.

Hebt gij haar in het begin uwer bekeering wèl bewoond en gehouden, zg zal u daarna eene geliefde vriendin en zeer dierbare troosteres worden.

6. In de stilte en rust maakt eene godvruchtige ziel voortgang, en leert de geheimen der Schriften kennen.

Daar vindt zij stroomen van tranen, waarin zij zich alle nachten wascht en reinigt, opdat zij met haren Schepper te gemeenzamer worde, hoe meer zij zich van al het gewoel der wereld verwijdert.

Wie zich alzoo van zijne vrienden en bekenden afzondert, dien nadert God met zijne heilige Engelen.

Het is beter verborgen te blijven en voor zich te zorgen, dan wonderen te doen en zich te verwaarloozen.

7. Het is loffelijk in een kloosterling dat hij zelden uitgaat, vermijdt gezien te worden, ja de menschen niet wil zien.

Waarom zoudt gij willen zien hetgeen gij niet moogt bezitten? Be wereld gaat voorbij en hare begeerlijkheid. (Joan. 2.)

127

-ocr page 130-

12 S BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

De trek der zinnelijkheid Jokt u tot uitgaan; maar wanneer het uur voorbij is, wat anders brengt gij terug dan een bezwaard geweten en een verstrooid hart ?

Een vroolijk uitgaan baart dikwijls een treurig thuiskomen. En een vroolijke late avond maakt een droeven morgen.

Zoo treedt alle zinnelijk vermaak aangenaam binnen, maar op het einde kwetst en doodt het.

8. Wat kunt g^j elders zien dat gij hier niet ziet? ziedaar den hemel en de aarde en al de hoofdstoffen : daaruit is toch alles samengesteld.

Wat kunt gij ergens zien, dat onder de zon lang kan staande blijven ?

Gij denkt misschien u te kunnen verzadigen, maar daartoe kunt gij niet komen.

En al zaagt gij ook alles voor uw ongen, wat zoude het anders dan een ijdel gezicht zijn?

Hef uwe oogen tot God in de hoogte, en bid voor uwe zonden en nalatigheden.

9. Laat den ijdele het ijdele en let gij slechts op hetgene God u gebiedt.

Sluit uwe deur achter u en roep tot Jesus , uwen geliefde.

Blijf met Hem in uwe cel : want nergens zult gij zooveel rust vinden.

Waart gij niet uitgegaan, noch hadt gjj naar geruchten geluisterd, gij zoudt beter in goede rust gebleven zijn.

Tan het oogenblik dat gij vermaak hebt om somtijds iets nieuws te hooren, moet gij ook daarvan de kwelling des harten dragen.

OEFENING.

Igt;e uiterlijke eenzaamheid is niet toereikend om

-ocr page 131-

EERSTE BOEK.

129

een hart bezig te houden en te bevredigen, dat zich alleen van de schepselen zou ontmaken, om met zich zelf bezig te zijn ; neen , men moet er de inwendige eenzaamheid bijvoegen, welke in heilige overdenkingen en in het gebed gelegen is. Eene ziel, die van alle zinlijke vermaken is afgescheiden, zoekt en vindt in God die vol-komene voldoening, welke zij in geen schepsel kan aantreffen. De geest van dusdanigen persoon houdt zich gedurig bezig met een eerbiedig aandenken aan de tegenwoordigheid van zijnen God; zijn hart is bezield door een levendig en vurig verlangen om Hem te behagen eu zijne liefde waardig te worden. De ziel bekommert zich niet dan met Hem alleen, en al het overige is niets voor haar. In hare aangename eenzaamheid geeft zij zich geheel aan God over, en is geheel in Hem verslonden. Zij is door zijne liefde vervuld ; zjj vergeet alles, om steeds aan Hem te denken ; zij zucht gedurig in de tegenwoordigheid van haren God, geheel doordrongen van droefheid over hare ongetrouwheden; zij haakt onophoudelijk naar het geluk om Hem te zien , te beminnen en Hem in den hemel te bezitten ; zij voedt zich met het lezen der heilige boeken en met de oefening des gebeds; zij heeft geen verdriet, wanneer zij met God over de zaken harer zaligheid spreekt, of wel zij verdraagt ootmoedig het verdriet, dat zij in die handelingen heeft; en om zijne opperste heerschappij te eeren door de vernietiging der zonde in zich , ziet zij gaarne af van haar eigen vergenoegen, om Hem te bevredigen.

9

-ocr page 132-

130 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

GEBED.

Mocht, o goede Vader ! deze overweging voor mij heilzaam ziju, en ik in een stil, ingetogen, ja souitijds afgetrokken leven behagen vinden ! Ook midden in de wereld zoude ik mij onbesmet bewaren en het heil mgner ziel als mijn hoogste doel betrachten kunnen. Uw bijzijn zoude mij alle opoffering vergoeden, en een blik op eene zalige toekomst alles verzachten. Geef mij hiertoe uwe genade, en doe op mijnen wensch uw zegen rusten.

EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over het herowc des harten.

1. Wilt gij eenigen voortgang maken, bewaar u in de vreeze Gods, wees niet te vrij , maar houd al uwe zinnen onder tucht en geef u niet aan dwaze vreugde over; schik u tot een hartelijk berouw, en gij zult de godsvrucht vinden.

Het berouw geeft toegang tot veel goeds, dat door uitgelatenheid doorgaans dra verloren gaat.

Het is te verwonderen, dat een mensch ooit in dit leven recht vroolijk kan zijn, als hij zijne ballingschap en zoo vele gevaren zijner ziele gedenkt en overweegt.

2. De lichtzinnigheid des harten eu de onoplettendheid op onze gebreken zijn oorzaak dat wy de smarten onzer ziel niet ontwaren ; dikwijls lachen wij dwaselijk, daar wij met reden moesten weenen !

Er is geene ware vrijheid noch rechte vreugde , tenzij in de vreeze Gods en in eeu goed geweten.

-ocr page 133-

EEKSTE BOEK,

Gelukkig hij , die alle verstrooiende hindernis afwerpen en de krachten zijner , ziel tot een heilig berouw verzamelen kan !

Gelukkig hij, die alles wegwerpt wat zijn geweten kan bevlekken of bezwaren.

Strijd moedig 1 eeue gewoonte wordt door eene gewoonte overwonnen.

Kunt gij u ontdoen van de menschen, ook zij zullen u uw werk laten doen.

3. Trek u de zakeu van anderen niet aan, noch meng u in de aangelegenheden der grooten.

Heb voor alles steeds het oog op uzelven, en vermaan uzelven bijzonder boven al uwe vrienden.

Hebt gij de gunst der menschen niet, wees daarover niet bedroefd; maar dit vallo u zwaar, dat gij u zoo wèl en omzichtig niet gedraagt, als een dienaar Gods en vromen kloosterling betaamt.

Dikwijls is het nuttiger en veiliger dat de mensch in dit leven niet veel vertroostingen hebbe, vooral naar den vleesche.

Nochtans dat wij geen goddelijken troost ontvangen of zelden dien ontwaren, is onze schuld; omdat wij het berouw des harten niet zoeken en den ijdelen uiterlijken troost niet geheel verwerpen.

4. Erken dat gij den goddelijken troost onwaardig en eerder velerlei kwellingen waardig zijt.

Wanneer een mensch waarachtig berouw heeft, dan valt hem de geheele wereld zwaar en bitter.

Een rechtschapen mensch vindt stofs genoeg om bedroefd te zijn en te weenen.

Want hetzij hij ziehzelven beschouwt, hetzij over zijnen naaste nadenkt, hij weet dat hier niemand leeft zonder smart, en hoe nauwken-

131

-ocr page 134-

132 DE NAVOLGING VA.K JESUS CHRISTUS,

riger hij zichzelven gadeslaat, hoe bedroefder hij is.

Stoffen eener rechtmatige droefheid en van een innerlijk berouw zijn onze zonden en ondeugden , waarin wij zoo verstrikt liggen, dat wij zelden hexnelsche dingen kunnen beschouwen.

5. Indien gij meer aan uwen dood dan aan een lang leven dacht, ongetwijfeld zoudt gij met meer ijver u verbeteren.

Zoo gij ook de toekomende straffen der helle of van het vagevuur ernstig overwoogt, dan , geloof ik , zoudt gij arbeid en smart gewillig verdragen e,n geene gestrengheid vreezen.

Maar omdat dit niet tot het hart doordringt, en wij nog gehecht zijn aan \'t geen ons streelt, daarom blijven wij koud en zeer traag.

6. Het is dikwijls bij gebrek aan geesteskracht, dat het ellendige lichaam zoo lichtelijk klaagt.

Bid dan ootmoedig tot God dat Hij u den geest van berouw geve en zeg met den Profeet : Spijs mij, o Heer ! met tranenhrood, en laat mij in overvloed tranen drinken. (Ps. 79.)

OEFENING.

Kunnen wij onze ellende gevoelen zonder ze te beweenen, zonder ons daarover voor God te vernederen en zonder onophoudelijk tot Hem onze toevlucht te nemen, opdat Hij ons ondersteune, en bevrijde van Hem te vergrammen ? Het is dit gevoelen van ootmoedigheid en die toevlucht vol vertrouwen tot God, die den geest van berouw uitmaken, waarover de schrijver in dit hoofdstuk spreekt. Hoe is het mogelijk een oogenblik van blijdschap in dit leven te genieten, waarin men altijd lijdt, altijd zondigt, waarin men als ban-

-ocr page 135-

HEKSTE BOEK.

neling van hfit Paradijs leeft? Ach met hoe groote reden heeft de H. Augustinus gezegd, dat een ware Christen het leven verdraagt en naar den dood verlangt, die een einde aan de zonde zal stellen en hem voor altijd aan zijnen God zal onderwerpen. Hoe verdrietig is het, te gevoelen , dat men altijd geneigd is om God te vergrammen, eu altijd in gevaar van verloren te gaan! O leven I hoe zeer strekt gij tot last aan eene ziel, die waarlijk haren God bemint, en die verdriet vindt in gescheiden van Hem en als uit het Paradijs gebannen te zijn. O dood! hoe aangenaam zyt gij voor eene ziel, die niet dan naar God verzucht, en die niet meer wil leven zonder Hem te bezitten 1

GEBED.

Mocht ik, o God! den toestand mijns harten kennen en tegelijk de misdaden overwegen die het bevlekken , met de menigvuldige gebreken die daarin als ingeworteld zijn ; tranen van berouw zouden mijn aangezicht bedekken, en meer dan ooit zoude ik de verbetering mijns wandels ter harte nemen. Doe mij voor deze zelfkennis vatbaar worden ; geef mij een berouwhebbend hart, vervul het met eene heilige vrees en verban daaruit alle aardsche gezindheden.

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Beschouwing der menschelijke ellende.

1. Waar gij ook zijt en werwaarts gij u wendt, zoo gij u niet tot God keert, gg zult ellendig zjjn.

Waarom wordt gij ontsteld, wanneer het u niet gaat naar wil en wensch ?

133

-ocr page 136-

184 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Wie is hij die alles naar zijnen wil heeft ? Noch gij, noch ik, noch eenig mensch op aarde.

Er is niemand ter wereld zonder eenigen druk of kwelling, hy zij koning of paus.

En wie is er het beste aan? Voorzeker, die iets voor God kan lijden.

3. Yele onverstandigen en zwakken zeggen : wat heeft die mensch een goed leven! hoe rijk is hij ! hoe groot! hoe machtig! hoe verheven!

Maar let op de goederen des hemels, en gij zult zien dat al deze tijdelijke niets zijn, maar zeer onzeker en eer tot last, omdat men die nimmer zonder zorg ea vrees kan bezitten.

\'s Menschen geluk bestaat niet in overvloed van tijdelijke goederen te hebben ; de middelmaat is hem genoeg.

In waarheid , het is eene ellende op aarde te leven.

Hoe meer de mensch naar het geestelijke tracht, hoe bitterder hem het tegenwoordige leven wordt : want te meer gevoelt hij en te klaarder ziet hij het gebrekkige zgner bedorven natuur.

Want eten, drinken, waken, slapen, rusten, arbeiden, en al de andere behoeften der natuur onderhevig te zijn , is waarlijk osne groote ellende en droefheid vóór den godvruchtigen mcnsch, die zoo gaarne van dat alles ontheven en vrij van alle zonde wezen zou.

3. Inderdaad de inwendige mensch wordt ia dezii wereld door de lichamelijke behoeften zwaar gedrukt.

Daarom bidt dc Profeet vurig om daarvan bevrijd te mogen worden, zeggende: Heer! red mij uit mijne nooden. (Ps. 24.)

-ocr page 137-

EEllSTE BOEK,

Maar wee liun, die hunne ellende niet kennen! En nog meer wee hun, die dit ellendig en vergankelijk leven beminnen!

tV ant sommigen zijn daaraan zoo gehecht, schoon zij nauwelijks door arbeid of bedelen het noodige hebben, dat zij, mochteD zij hier altoos leven , zich om het rijk van God niet zouden bekommeren.

4. o Dwazen en ongeloovigen van harte, die zoo diep in het aardsche liggen, dat zij in niet dan in het vleescbelijke smaak hebben!

Maar die ongelukkigen zullen tot hunne smart op het einde ontwaren, hoe laag en nietig het was wat zij bemind hebben.

De Heiligen Gods daarentegen en alle getrouwe vrienden van Christus gaven geen acht op hetgeen het vleesch behaagde, noch op hetgeen in deze eeuw in aanzien was; maar al hun hopen en begeeren haakte naar de eeuwige goederen.

Al hun verlangen streefde naar boven, naar het duurzame en onzichtbare, opdat zij niet door liefde tot het zichtbare naar de laagte mochten getrokken worden.

5. O Broeder! verlies toch nooit het vertrouwen op voortgang in het geestelijke : gij hebt nu nog tijd en gelegenheid.

Waarom wilt gij uw voornemen tot morgen uitstellen? Sta op, begin oogenblikkelijk en zeg : nu is het tijd om te werken, nu is het tijd om te strijden; nu is het de bekwame tijd om mij te verbeteren.

Wanneer gij het kwalijk hebt en gedrukt wordt, dan is het tijd om te verdienen.

Gij moet eerst door vuur en water gaan, voordat gij tot verkwikking komt.

13B

-ocr page 138-

136 DE NAVOLGING VAN JBSUS CHRISTUS.

Zoo gij u geen geweld aandoet, zult gij de ondeugd niet meester worden.

Zoolang wij dit brooze lichaam omdragen, kunnen wij evenmin zonder zonde wezen , als leven zonder verdriet en smart.

Gaarne zouden wij van alle ellende bevrijd zijn, maar dewijl wij door de zonde de onschuld verloren hebben, is ook het ware geluk voor ons verbeurd.

Daarom moeten wij geduld hebben en Gods barmhartigheid afwachten, totdat de ongerechtigheid voorbijga en het sterflijke verslonden worde door het leven.

6. Ach! hoe groot is de menschelijke zwakheid, altoos overhellende tot ondeugd !

Heden beljjdt gij uwe zonden, en morgen doet gij opnieuw wat gij gebiecht hebt.

Nu neemt gij voor u te wachten, en een uur daarna gedraagt gij u als hadt gij u niets voorgenomen.

Met recht dan kunnen wij ons verootmoedigen en nooit eenig hoog gevoelen van onszelven hebben, daar wij zoo broos en onstandvastig zijn.

Ook kan spoedig door onachtzaamheid verloren gaan, wat wij eindelek na veel arbeids en door de genade nauwelijks gewonnen hadden.

7. Wat zal er nog op het einde van oas worden, die reeds zoo vroeg lauw zijn.

Wee ons, indien wij nu al zoeken te rusten, als ware er nu reeds vrede en veiligheid , daar er zich noch geen spoor van ware heiligheid in onzen wandel vertoont!

Het ware wel noodig dat wij ons , als goede beginners, vannieuvvs tot betere zedequot; lieten

-ocr page 139-

EERSTE BOEK.

opleiden , of er nog hoop mocht zijn op eeni-ge toekomende verbetering en grooteveu voortgang in de deugd.

OEFENING.

Welk geluk en welke verdienste, het hart van eenen barrahartigen God te mogen zoeken en te kunnen vinden, om daarin al zijne ellenden af te leggen en er als van ontslagen te worden! En hoe gelukkig is men, wanneer men begrijpt en smaakt, dat het ware geluk, en als het aardsche paradijs, bestaat in voor God te lijden, en onder alle kwellingen diegene het liefste te verdragen, welke ons het meeste tegenstrijdt en verootmoedigt! Want er is niets dan de liefde Gods, die ons kan aanmoedigen om die te verdragen. Hoe ongelukkig is het, de ellenden dezes levens niet te kennen of ze niet te beminnen, en niet onophoudelijk naar het ware geluk van het toekomende leven te zuchten ! Met reden heeft de heilige Gregorius gezegd, dat men den honger en zijn ongeluk bemint, en dat men zjjne verzadiging en zijn geluk niet zoekt. Is het mogelijk , steeds de onstandvastigheid en zwakheid zijns harten te gevoelen, hetwelk zoo gemakkelijk zijne\\goede voornemens vergeet, en bijna niets doet van hetgeen het aan God beloofd heeft, zonder zich in zijne tegenwoordigheid te verootmoedigen , en Hem, in de gelegenheid zelve, even als Judith te bidden om ons te versterken en ons getrouw te maken ?

O E B B D.

Ja, mijn God ! dit leven is aan velerlei ellende onderhevig. Er is niemand of hij heeft

137

-ocr page 140-

13S DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

zijne kwelling, van welken rang of stand hij zij. En nochtans zijn wij aan dit leven zoo zeer verslaafd, dat wij het overmatig beminnen, ja vaak tot ons hoofddoel maken. Leer ons toch dit leven uit het ware oogpunt beschouwen, als eene voorbereiding tot een beter; dat het gevoel onzer ellende ons losmake van hetaardsehe, en het verlangen naar het hemelsche opwekke.

DE.IE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Overdenking des doods.

1. Hier zal het weldra met u gedaan zijn; zie maar hoe het met u gesteld is : heden is de mensch, en morgen verschijnt hij niet meer. En is hij eens uit de oogen, dra is hij ook uit de gedachte.

o Blindheid en versteendheid van het men-schelijk hart, dat men slechts aan het tegenwoordige denkt en het toekomende niet meer vooruitziet!

Gij moest u bij al uw doen en denken zóó gedragen, als moest gij heden sterven.

Hadt gij een goed geweten, gij zoudt den dood niet \\eel vreezen.

Het ware beter de zonden te vermijden dan den dood te ontvluchten.

Zijt gij heden niet bereid, hoe zult gij het morgen zijn ? Morgen is een onzekere dag, en hoe weet gij of gij den dag van morgen hebben zult ?

2. Wat baat het lang te leven, als wij ons zoo weinig verbeteren.

Ach! een lang leven maakt niet altoos beter, mB?.r vermeerdert dikwijls dc schuld.

-ocr page 141-

EEKSÏE BOEK.

O, mochten wij ook maar een dag in deze wereld wel geleefd hebben!

Velen tellen de jaren sedert hunne bekee-ring; maar dikwijls is de vrucht van verbetering gering.

Is het verschrikkelijk te sterven, het zal wellicht gevaarlijker zijn langer te leven.

Gelukkig hij, die het uur zijns doods steeds voor oogen houdt en zich dagelijks tot sterven bereidt.

Zaagt gij ooit een mensch sterven, denk dat ook gij denzelfden weg gaan zult.

3. Eijst de morgenstond, denk dat gij den avond niet halen zult; en is de avond daar, durf u den dag van morgen niet beloven.

Wees dus altoos gereed, en leef zoo dat de dood u nimmer onbereid vinde.

Velen sterven schielijk en onverwachts : want des menschen zoon zal komen op een uur, als men het niet denkt. (Luc. 12)

En als dat laatste uur zal gekomen zijn, zult gij over geheel uw vorig leven anders beginnen te denken, en u zeer beklagen dat gij zoo traag en onachtzaam geweest zgt.

4. Hoe gelukkig en wijs is hij, die nu by zijn leven zoo tracht te zijn, als hij bij zijnen dood wenscht bevonden te worden !

Want een groot vertrouwen op een gelukkigen dood geven een volkomen verachting der wereld , een brandende ijver om in de deugd voort te gaan, liefde tot tucht, strenge boetedoening, vaardige gehoorzaamheid, zelfverloochening, en het geduldig dragen van allerlei rampspoed uit liefde tot Christus.

Veel goeds kunt gij doen terwijl gij gezond

189

-ocr page 142-

140 DE NAVOLGING VAN JESU3 CUEISTUS.

zjjt; maar wat gij ziek zijnde zult kunnen, weet ik niet.

Weinigen worden door ziekte verbeterd, gelijk zij die veel bedevaarten doen , zelden heiliger worden.

5. Vertrouw niet op uwe vrienden en bekenden , noch stel uw heil tot in de toekomst uit: want de menschen zullen u spoediger vergeten dan gij deukt.

Beter is het nu bijtijds te voorzien en eenig goeds vooruit te zenden, dan op de hulp van anderen te hopen.

Indien gij nu omtrent uzelven niet bezorgd zijt, wie zal in het vervolg voor u bezorgd zijn?

Nu is het een kostbare tijd, nu zijn het de dagen des heils, nu is het een aangename tijd.

Maar ach! dat gij dien niet beter besteedt, daar hij u toch gegeven is om een eeuwig leven te kunnen verdienen.

Eens zal de tijd komen, dat gij éen dag, ja éen uur ter verbetering zult terugwenschen, en ik weet niet of gij het verwerven zult.

6. Ach, zeergeliei\'de! uit hoe groot gevaar kunt gij u redden en van hoe groote vrees u bevrijden, zoo gij nu altoos in vrees en op den dood bedacht zijt.

Tracht nu zoo te leven , dat gij in het uur des doods u meer verheugen dan ontrusten moogt.

Leer nu der wereld afsterven , opdat gij dan moogt beginnen met Christus te leven.

Leer nu alles versmaden, om dan vrij tot Christus te kunnen gaan.

Tuchtig nu uw lichaam door boetvaardigheid, opdat gij dan een vast vertrouwen moogt hebben.

-ocr page 143-

EERSTE BOEK.

7. ö Dwaas I waarom denkt gij lang te zullen leven, daar gij van niet éenen dag zeker zijt?

Hoe velen worden bedrogen en onverwaclits uit het lichaam gerukt!

Hoe dikwijls hobt gij niet hooren zeggen : „ deze viel door het zwaard, die is verdronken ; „ deze viel van eene hoogte en brak den nek , „gene stikte in het eten, deze vond zijn eind

onder het spel 1quot;

De eene kwam om door het vuur, een ander door het staal, een ander door de pest, een ander door strnikroovers. En zoo is het einde van allen de dood , en \'s menschen leven gaat als eene schaduw schielijk voorbij.

8. Wie zal uwer na uwen dood gedenken en wie zal voor u bidden?

Doe dan, zeergeliefde! doe nu al wat gij doen kunt; dewijl gij niet weet, wanneer gij sterven zult, en evenmin wat er na den dood volgen zal.

Terwijl gij nog tijd hebt, vergader u onvergankelijke schatten.

Denk aan niets dan aan uwe zaligheid; behartig slechts hetgeen Godes is.

Maak u nu vrienden door Gods Heiligen te vereeren en hun daden na te volgen , opdat zij u, wanneer gij uit dit leven scheiden zult, in de eeuwige woonsteden opnemen.

9. Houd u steeds als een reiziger en vreemdeling op aarde, wien de dingen dezer wereld niet aangaan.

Houd uw hart vrjj en gericht naar boven tot God : want gij hebt hier geen duurzaam verblijf. (Hebr. 13.)

Richt daarheen dagelijks uw gebeden, uw zuchten en tranen, opdat na uw dood uwe ziel

141

-ocr page 144-

142 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS,

waardig zij een gelukkigen overgang tot den Heer. Amen.

OEFENING.

Den dood vreezen, zonder de zoude te sclui-weu, die alleen hern voor ons rampzalig kan maken, is den dood vruchteloos ter zaligheid vreezen; want als men dien als een Christen vreest, dan maakt men van de vrees des doods den regel eu de beweegredenen van een vroom leven. Het groote geheim en de beste oefening om wèl te sterven, is, in dien staat te leven, waarin men wenscht in het uur des doods te wezen, en waarin men wenscht dat God ons zou vinden. Men moet dan alle goed doen eu alle deugden oefenen, geljjk wij in het uur des doods zouden wenschen gedaan te hebben. Tracht u dagelijks in iets te versterven van hetgene gij in het uur des doods zult moeten verlaten. Heil dien Christen, wiens hart voor dat lichaam sterft! Zijn dood zal heilig en dierbaar in de oogen des Heeren wezen.

GEBED.

Niets zekerder, o God I dan dat ik eeus zal sterven, niets onzekerder dan wanneer dat oogen-blik zjjn zal. Aan ü alleen is het bekend ; heil mij, wanneer ik hieraan dikwijls denk en mij bijtijds tot mijnen overgang voorbereid ! Dan heeft de dood niets verschrikkelijks. Hij is mij een vriend en leidsman tot een beter leven. Geef mij, o God! daartoe uwe genade, en doe mij steeds zoo handelen, als ik bij mijnen dood wenschen zal gehandeld te hebben.

-ocr page 145-

KEUSTE BOEK.

VIER ENquot; TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over het oordeel en de straffen der zonden.

1. In alle zaken zie op het einde en hoe gg voor den strengen Rechter verschijnen znlt, wien niets verborgen is ; die door geen geschenken bevredigd wordt, noch verontsctmldigiugen aanneemt , maar die oordeelt volgens hetgene recht is.

ö Ellendige en dwaze zondaar! wat znlt gg antwoorden aan een God, die al uwe verkeerdheden kent, gij die soms het aanschijn ducht van een toornig mensch ?

Waarom gebruikt gij geen voorzorg tegen den oordeelsdag, wanneer niemand door een ander zal kunnen verontschuldigd of verdedigd worden , maar eenieder zichzelven tot last genoeg zal zijn.

Nu kan uw werk noch vrucht dragen, uw geween aangenomen, uw zuchten verhoord worden, uwe droefheid tot voldoening en reiniging strekken.

3. Een groot en heilzaam vagevuur heeft een geduldig mensch die, beleedigingen ontvangende , meer de verkeerdheid van een ander dan het hem aangedane ongelijk betreurt; die gaarne voor zijne wederstrevers bidt en van harte het leed vergeeft; die zelt niet aarzelt anderen vergiffenis te vragen; die lichter tot ontferming dan tot toorn overgaat; die zichzelven dikwijls geweld aandoet en het vleesch geheel aan den geest tracht te onderwerpen.

Het is beter zich nu te reinigen van de zou-

143

-ocr page 146-

144 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

den en de ondeugden uit te roeien, dan ze voor de toekomstige reiniging te bewaren.

Waarlijk wij bedriegen onszelven door de ongeregelde liefde, welke wij tot het vleesch hebben.

5. Wat toch anders zal dat vuur verslinden dan uwe zonden ?

Hoe meer gij nu uzelven spaart en uwe zinnelijke lusten opvolgt, hoe zwaarder gij hierna zult gestraft worden en hoe meer stof gij bewaart voor het vuur.

Waarin de mensch gezondigd heeft, daarin zal hij het zwaarst gestraft worden.

quot;Daar zullen de tragen met groote prikkels gestoken , en de gulzigen met grooten honger en dorst gekweld worden.

Daar zullen de wellustigen en ontuchtigen met brandend pik en stinkende zwavel overstort worden, terwijl de nijdigen als woedende honden zullen huilen van smart.

4. Ja geen ondeugd zal er zijn , die niet hare eigene foltering hebbe.

Daar zullen de hoograoedigen met allerlei smaad overdekt, en de gierigaards door het grootste gebrek benauwd worden.

Daar zal een uur strafs zwaarder zijn dan hier honderd jaren in de strengste boetedoening.

Daar zal geen rust, geen troost voor de veroordeelden zijn; terwijl men hier soms van zijnen arbeid uitrust en den troost van zijne vrienden geniet.

Wees dan hier bekommerd en bedroefd over uwe zonden , opdat gij ten oordeelsdage met de gelukzaligen moogt veilig zijn.

Want dan zullen de rechtvaardigen met groote

-ocr page 147-

EERSTE BOEK.

vrijraoedigJieid optreden tegen degenen, die hen heangstigd en verdrukt hellen. (Sap. 5.)

Dan zal hij die zich hier aan het oordeel der menschen nederig onderwierp, zelf opstaan om te oordeelen.

Dan zal de arme en nederige een groot vertrouwen hebben, terwijl de hoogmoedige van alle kant zal beven.

5. Dan ziil het blijken dat hij in deze wereld wijs was, die geleerd heeft om Christus\' wil dwaas en veracht te zijn.

Dan zal elke geduldig verdragen wederwaardigheid vreugde geven, en alle boosheid de mond gestopt worden.

Dim zal elk godvruchtige juichen en elk ongodsdienstige treuren.

Dan zal het gekruisigde vlcesch zich meer verheugen, dan wanneer het steeds in liefde-was gekoesterd geweest.

Dan zal het grove kleed schitteren , en het fijne gewaad z\\jn glans verliezen.

Dan zal de armoedige stulp boven het vergulde paleis geacht worden.

Dan zal standvastige lijdzaamheid meer baten dan alle aardsche macht.

Dan zal de eenvoudige gehoorzaamheid verheven worden boven alle wereldsche sluwheid.

6. Dan zal een rein en goed geweten meer vreugde geven dan eene groote geleerdheid.

Dan zal de verachting van rijkdommen zwaarder wegen dan de schatten der menschen.

Dan zal een godvruchtig gebed u meer troost geven dan de smakelijkste maaltijd.

Dan zult gij u meer verheugen over het be-waaide stilzwijgen dan over een lang gesprek.

10

quot;145

-ocr page 148-

146 DE NAVOLGING VAN JE3Ü3 CiIttlSTCS

Dan zulleu heilige werken meer gelden dan vele achüoue woorden.

Dau zal een streng leven en zware boetpleging meer behagen dan alle aardsche vermaken.

Leer derhalve nu een weinig verdragen, om dan het zwaardere te kunnen ontgaan.

Beproef hier eerst wat gij naderhand zult kunnen.

Kunt gij nu zoo weinig verdragen, hoe zult gij dan de eeuwige pijnen kunnen doorstaan?

Indien een gering lijden u thans zoo ongeduldig maakf, wat zal dan de hel doeu?

Zie in waarheid, twreederlij vreugde kunt gij niet hebben : hier in de wereld u vermaken, en naderhand met Christus heerschen.

En hadt gij eens tot den huidigen dag steeds in aanzien en wellust geleefd, wat zoude u dat alles baten zoo gij op het oogenblik moest sterven ?

Alles is dus ijdelheid, behalve God lief te hebben en Hem alleen te dienen.

Hij toch, die God van ganscher harte liefheeft, vreest noch dood noch straf, noch oordeel noch hel, dewijl eeae volmaakte liefde eenen veiligen toegang tot God geeft.

Maar die nog vermaak in de zonde vindt, wat wonder zoo hij den nood en het oordeel vreest P

Intusschen is het goed dat, zoo de liefde u van het kwade nog niet terughoudt, ten minste de vrees voor de hel u beteugele.

Maar wie de vreeze Gods terzijdestelt kan niet lang in bet goede staande blijven, maar zal welhaast in de strikken des duivels vallen.

-ocr page 149-

I

EEKSTE BOEK. 147

OEFENING.

Hoe bekwaam is het aauschouwen en de vrees van Gods oordeeleu en van eeue ongelukkige eeuwigheid, om onze driften te beteugelen, om de gramstoiigheidvan onzen inborst tegen te houden, en om ons te dwingen de vermaken en aanlok-selen der zonde van ons te verwijderen! Waartoe (zouden wjj somtijds moeten zeggen,) waartoe zal het zondige vermaak van die wraak, van die onkuischheid , van die gramstorigheid, van die onrechtvaardigheid en van die kwaadsprekendheid dienen ? Alleen om mij een oogenblik te bevredigen. Eu wanneer ik sterf, na mij hieraan overgegeven te hebben, en dit zonder Sacramenten of zonder bekeering, zoo als dit geschieden kan, en zoo als het aan vele stervelingen is geschied, waarop zal die voldoening der zonde dan uitkomen ? Op eene ongelukkige eeuwigheid !

Een oogenblik van voldoening, — eene eeuwige pijn! Neen, ik zal mij niet blootstellen, om voor een kortstondig vermaak voor altijd ongelukkig te zijn. Ach ! het is maar al te waar, hetgeue de Wljzeman zegt, namelijk: dat, om niet te zondigen, ten minste uil gewoonte, men alleen de uitersten van den mensch behoort indachtig te wezen. Want als men dikwijls en innig overdenkt, dat men eens rekening zal moeten geven over den staat van ons geweten, over onze levenswijze, en over al onze zonden, en dit aan eenen Hechter die alles kent en niets vergeet, wie is er dan die, over dit oordeel en over die geduchte rekening verschrikt zijnde, op zichzelven niet zal waken en zijn leven verbeteren ? Wij moeten dan overtuigd zijn, dat het ware middel om in

-ocr page 150-

14S DE NAVOLGING VAN JESUS CHKI3TTJS.

liet andere leven niet veroordeeld te wordcu , is : onszelven hier te oordeelen en te straffen.

G E B B ».

Op den dood volgt het Oordeel, loon of straf; dit is eene waarheid waaraan niet valt te twijfelen. Gij, o Jesus ! zult de Eechter zijn en eenieder loon naar werken doen toekomen. Welk een gewichtig oogenblik, waarvan ons lot voor eene eeuwigheid afhangt ! Laat deze gedaehte bij mij steeds levendig blijven en mij van het kwade afhouden; en wanneer dat oogenblik genaakt^ wees mij een Heiland, Gij, die onder ons vtrsehenen zijt ora zondaren te behouden cn uw bloed voor hen deedt stroomen.

VTJl? EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de ijverige verbetering omes levens.

1. Wees waakzaam en vlijtig in den dienst van God en denk dikwijls ; waartoe zijt gij hier gekomen, waarom hebt gij de wereld verlaten? Was het niet om voor God te leven en een geestelijk mensch te worden ?

W ees dus vurig om voort te gaan; want spoedig zult gij het loon van uw arbeid ontvangen, en dan zullen vrees en smart u niet meer kunnen naderen.

Gij hebt nog een weinig te arbeiden, en zult eene groote rust, ja eeuwige blijdschap vinden.

Blijft gij getrouw en ijverig in wel te doen , God zal ongetwijfeld getrouw en overvloedig in vergelding wezen.

3. Gij moet steeds de goede hoop koesteren dat gij de kroon verkrijgen zult; maar gij moogt

-ocr page 151-

EERSTE BOEK.

u daarvan niet verzekerd houden, om niet te verflauwen nnch hoogmoedig te worden.

Iemand beangstigd en dikwerf tusschen vrees en hoop dobberende, op zekeren tijd door droefheid overmard, wierp zich in de kerk vooreen altaar biddend neder , bij ziehzelven denkende en zeggende ; o I mocht ik weten dat ik zoude „ volharden.quot; En terstond hoorde hij van bin-„ nen dit goddelijk antwoord : „ zoo gij uit wist, „ wat zoudt gij willen doen ? — Doe nn het-„ geen gij dan zoudt willen doen, en gij zult „ zeker genoeg zijn. quot;

En aanstonds vertroost en versterkt, gaf hij zich aan den wil van God over, en—zijn angstig dobberen hield op.

Eu hij wilde niet meer nieuwsgierig onderzoeken om te weten, wat hem overkomen zoude; maar beijverde zich te meer om te wetenl welke de welbchagelijke en volkomen wil van God zij, om alle goed werk te beginnen en te voleinden.

3. Vertrouw op dm Hear, en doe het goede , zegt de Profeet, en gij zult de aarde bewonen , en gevoed worden met haren rijkdom. ( Ps. 86.)

Iets is er dat velen terughoudt van voortgang en ijverige verbetering : de vrees voor moeielijkheden of de last van den strijd.

Inderdaad maken zij boven anderen in de deugd den meesten voortgang die, wat huu het zwaarste is en meest tegenstaat, te ijveriger pogen te overwinnen.

Want daar vordert de mensch meer en verdient hij overvloediger genade, waar hij ziehzelven meer overwint en naar den geest afsterft.

4. Niet allen hebben evenveel te overwinuen en af le sterven.

149

-ocr page 152-

150 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Maar altoos zal een ijverig strever, al heeft hij ook meer driften, beter in staat zijn tot voortgang, dan een ander die, ofschoon van goede zeden, echter minder ijver heeft voor de deugd.

Twee dingen vooral helpen zeer tot verbetering, te weten, zich met geweld aan datgene te onttrekken, waartoe de bedorven natuur overhelt, en ijverig te streven naar dat goede, wat ons het meest ontbreekt.

Zoek ook datgene het meest te vermijden eu te overwinnen, wat u in anderen het meest mishaagt.

6. Beoog in alles uwen voortgang. Ziet of hoort gö goede voorbeelden, word ter navolging ontstoken.

Merkt gij daarentegen iets berispelijks op, wacht u hetzelfde te doen; of hebt gij het somtijds gedaan, tracht u ten spoedigste te verbeteren.

Gelijk uw oog anderen beschouwt, zoo wordt gij ook van anderen opgemerkt.

Hoe aangenaam en Hefdergk is het broeders te zien, alle ijverig en godvruchtig, en even rein van zeden als gehoorzaam aan de tucht!

Hoe bedroevend en smartelijk er te zien van een ongeregelden wandel, die niet volbrengen waartoe zij geroepen zijn!

Hoe schadelijk is het niet \'t oogmerk zijner roeping te verwaarloozen, en de zinnen te stellen op datgene waarmede men niet belast is !

6. Wees uw genomen besluit steeds gedachtig en stel u het beeld van den Gekruiste voor.

Gij moet wel blozen, wanneer gij het leven van Jesus Christus overweegt, dewijl gij u nog

-ocr page 153-

EEKSTE BOEK.

niel meet beijverd hebt om Hem gelijkvormig te worden, ofscboon gij reeds laug op den weg van God geweest zijt.

De kloosterling, die zich aandachtig en godvruchtig met het allerheiligst leven en lijden des Heeren bezighoudt, zal daar alles wat hem noodig en nuttig is in overvloed vinden, en behoeft buiten Jesus niets beters te zoeken.

O, mocht de gekruiste Jesus in ons hart komen,, hoe spoedig en voldoende onderwezen zouden wij zijn !

7. Een ijverig kloosterling draagt wèl en neemt alles aan wat hem opgelegd wordt.

Een nalatig en lauw kloosterling heeft kwelling op kwelling en vindt zich van alle zijden benauwd, omdat hij den inwendigen troost mist, terwijl hem belet wordt den uitwendigen te zoeken.

Een kloosterling die zich aan de tucht onttrekt, stelt zich bloot aan zwaren val.

Wie gemak en toegevendheid zoekt zal altoos in het nauw zijn ; want of het eene of het andere zal hem mishagen.

8. Hoe maken het zoo vele andere kloosterlingen , die onder kloosterzucht vrij streng ge -bonden zijn ?

Zij gaan zelden uit, zij leven afgetrokken ; zij eten zeer schraal, gaan grof gekleed; zij arbeiden veel, spreken weinig, waken lang, staan vroeg op, doen lange gebeden, lezen veel en onderhouden in alles den regel.

Let op de Karthuizers, op de Bernardijnen , op de broeders en zusters van verscheidene orden, hoe zij alle nachten opstaan om den Heer te loven.

151

-ocr page 154-

152 DE NAVOLGING VAN JESUS CH-IISTUS.

Het zoude dus wel schandelijk zijn, zoo gij zulk heilig werk traag verriohtet, als zulke groote menigte kloosterlingen Gods lof begint te zingen.

9. O, mocht gij niets anders te doen hebben dan ouzen Heer en God met geheel uw hart en mond te loven!

O, dat gij niet behoef Jet te eten, noch te drinken, noch te slapeu; maar altoos God kon-det loven, en u alleen met geestelijke oefeningen bezighouden , dan zoudt gij veel gelukkiger zijn dan nu, daar gij het lichaam in allerlei behoeften dient.

Ach! bestonden die behoeften niet, maar slechts geestelijke verkwikkingen der ziele, welke wij helaas ! zelden genoeg smaken.

10. Wanneer de mensch zoo ver gekomen is dat hij zijnen troost bij geenerlei schepsel meer zoekt, dan eerst begint hij God volkomen te smaken, en dan zal hij weltevreden zijn met ailes wat gebeurt.

Dan zal hij zich over het groote niet verblijden noch over het kleine bedroeven, maar hij zal zich geheel en met vertrouwen stellen in de hand van God, die hem alles in alles is; voor wien niets sterft of vergaat, maar voor wien alles leeft en aan wiens wenk alles onverwijld gehoorzaamt.

11. Denk altoos aan uw einde en dat de verloren tijd niet wederkeert.

Zonder zorg en vlijt, zult gij nooit deugden bekomen.

Zoodra gjj begint te verflauwen zult gij be-giunen het kwalijk te hebben; maar geeft gij u aan uwen ijver over, gij zult grooten vrede vinden ea den arbeid lichter gevoelen, wegens de genade Gods en de liefde tot de deugd.

-ocr page 155-

EEKSTE BOEK.

Een ijveris; eu vlijtig meusch is tot alles gereed.

Het is grooter arbeid ondeugden eu driften te wederstaan, dan onder lichamelijk werk te zweeten.

Wie kleine gebreken niet vermijdt zal alleiigs-kens tot grootere vervallen.

Gij zult u altoos des avonds verheugen, als gij den dag met vrucht besteed hebt.

Waak over uzelven , spoor uzelven aan, vermaan uzelven, eu wat er ook van anderen zij , verwaarloos gij uzelven niet.

Naarmate gij uzelven geweld aandoet zal ook uw voortgang zijn.

OEFENING.

Volgens den ijver, dien men heeft voor zijnen voortgang, trekt men voordeel uit al hetgene men ziet dat goed is, om hetzelve iu het werk te stellen en zich tot God te begeven. Om voortgang in de deugd te maken, moet men zich zeiven overwinnen, aan alles verzaken en aan de geneigdheden zijns harten versterven; het is zeker, dat men in den dienst van God niet vordert, dan voor zooveel men zich geweld aandoet. Laat ons dus de ongeregelde genegenheden bestrijden en overwinnen; die ons tot kwaad of tot verslapping brengen ; hierdoor zullen wij onze zaligheid verzekeren. Een levend, volstandig en edelmoedig geweld, dat men aanwendt om zich zeiven te overwinnen, doet eene ziel op den weg der zaligheid en volmaaktheid meer voortgang maken , dan honderd ijdele verlangens eener ziel, die zich geheel aan God zou willen overgsven , en die niets doet van hetgene zij zou willen ver-

153

-ocr page 156-

154 DE NAVOLGING VAN JESUS CHUISTUS.

richten. Hoe meer men zichzelven versterft, hoe meer men voor God leeft; en hoe meer voldoening men aan ziehzelven ontzegt, des te meer men aan God geeft. Gelukkig, als men zijn leven doorbrengt, zonder zichzelven te bevredigen, en God in alles voldoet. Hoe zeker is men hierdoor van eene gelukkige eeuwigheid te bekomen!

G E B E D,

quot;Welk een schat van nuttige lessen bevat o God! voor mij deze overweging! Mocht ze op mijn hart van gewenschte werking zijn ! Mocht ik met ijver de handen aan het werk slaan, op den weg der deugd voortgang maken en ten einde toe volharden! Dat het met dien wensch tot vervulling kome! Ondersteun mijne zwakheid ; leer mij gebreken uitroeien en in hunne plaats deugden aankweeken, opdat ik alzoo het doel mijner bestemming nadere, heilig en zalig worde. Amen.

-ocr page 157-

aiiit gaajitit.

TWEEDE BOEK.

Vermaningen die tot het inwendige werken.

EEESTE HOOFDSTUK.

Over den omgang met zichzelven.

1. Het rijk Gods is hinnen u, zegt de Heer. (Luc. 17) Wend u van gansclier harte tot den Heer, en laat deze ellendige wereld daar, en uwe ziel zal rust vinden.

Leer het uitwendige, versmaden en u aan het inwendige overgeven, en gij zult het rijk Gods l/n/u zien komen.

TFint het rijk Gods is vrede en vreugde in den H. Geest, (Kom. 14) en dat wordt den godde-loozen niet geschonken.

Christus zal tot u komen en u zijnen troost schenken , zoo gij Hem van binnen eene waardige woonplaats bereidt.

Al zijne heerlijkheid en schoonheid is van binnen en daar vindt Hij welbehagen.

-ocr page 158-

156 DE NAVOLGING VAN JESÜ3 CHRISTUS.

Dikwijls bezoekt Hij den inwendigen menscli ; liefelijk is zijn onderhoud, verkwikkend zijn troost, overvloedig zijn vrede en zijn gemeenzaamheid bij uitstek groot.

2. Welaan dan, getrouwe ziel ! bereid uw hart voor dezen bruidrgom, dewijl Hjj zich verwaardigt tot u te komen cn by u te wonen.

Dus toch spreekt hij: zco iemand Mij liefheeft, hij zal mijn woord onderhouden, en mijn Vader zal hem liefhebhen; en tcij zullen tot hem komen en eene woning lij hem maken. (Joan. 14)

Maak dan plaats voor Christus, en weiger al het overige toegang.

Wanneer gij Christus bezit, dan zijt gij rijk, en Hij is u genoeg.

Hij zal u voorzien en getrouw verzorgen in alles, zoodat gij niet noodig hebt op menschen te hopen.

Dra toch veranderen de menschi-n en ontvallen spoedig; maar Christus blijft in eeuwigheid en is een sterke steun ten einde toe.

3. Er is geen groot vertrouwen te stellen op een broos en sterfelijk menach, al is hij nog zoo nuttig en geliefd.

Ook mag men zich niet te zeer bedroeven , zoo hij soms tegenwerkt of tegenspreekt. Die heden met u zijn, kunnen morgen tegen u wezen, en omgekeerd; want dikwijls draaien zij als de wind.

Vestig uw geheel vertrouwen op God; Hij zij het voorwerp uwer vrees en liefde. Hij zal voor u verantwoorden en alles wèl beschikken, zooals het best zal zyn.

Gij hebt hier geene blijvende stad; (Hebr. 13) en waar gij zijn moogt, gij zijt een vreemdeling

-ocr page 159-

TWEEDE KOEK.

en pelgrim cn zult nergens rust hebben, tenzij gij met Christus inniglijk vereenigd zijt.

4. Wat ziet gij hier rond, daar dit de plaats uwer rust niet is ?

In den hemel moet uwe woning zijn; al het aardsche moet, als in het voorbijgaan, beschouwd worden.

Alles gaat voorbij, en gij tevens daarmede. Zorg dat gij u daaraan niet hecht, opdat gij niet gevangen wordt, en u in het verderf stort.

Uw gedachte zij bij den Allerhoogste, en uw gebed onophoudelijk tot Christus gericht.

Kunt gij nog niet hooge en hemelsche dingen beschouwen, blijf bij het lijdeu van Christus, en houd u gaarne bij zijne wonden op.

Want zoo gij godvruchtig tot de wonden en kostbare lidteekenen van Jesus uw toevlucht neemt, zult gij eene groote kracht bij wederwaardigheid ontwaren, en u weinig aan de verachting der menschen storen, ja lasterende woorden licht verdragen.

5. Ook Christus werd op de wereld door de menschen veracht, en in den grootsten nood door bekenden en vrienden te midden der verguizing verlaten.

Christus heeft willen lijden en veracht worden, en gij durft over iets klagen ?

Christus heeft vijanden en tegensprekers gehad, en gij wilt allen tot vrienden en weldoeners hebben?

Vanwaar zal uw geduld gekroond worden, zoo gij geen tegenspoed ontmoet ?

En zoo gij geen tegenstand wilt lijden , hoe zult gij een vriend van Christus zijn ?

157

-ocr page 160-

158 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Verdraag met Christus en voor Christus, zoo gij met Christus wilt heerschen.

6. Waart gij eens volkomeu (loorgedrougen tot het hart van Jesus en hadt gij een weinig van zijne braadende liefde geproefd, dan zoudt gij u over eigen voordeel noch nadeel bekommeren , maar veeleer u over den aangedanen smaad verblijden; want de liefde tot Jesus maakt dat de mensch zichzelven versmaadt.

Wie Jesus en de waarheid liefheeft, wie waarlijk inwendig en vrij van ongeregelde neigingen is, die kan zich vrij tot God wenden, zich in den geest boven zichzelven verheffen eu ge-noegelijk rusten.

7. Hij die alles waardeert naar hetgeen het is, niet naar hetgeen men er van denkt of zegt, is waarlijk wjjs en onderwezen meer door God dan door de menschen.

Hij die weet met zichzelven om te gaan en hetgeen buiten hem is gering te schatten, ziet niet om naar plaatsen noch wacht op tijden om met godvruchtige oefeningen bezig te zijn.

Ben inwendig mensch is ras tot zichzelven teruggekeerd, dewijl hij zich nooit geheel naar buiten uitstort.

Geen uitwendige arbeid, noch van tijd tot tijd noodzakelijke bezigheid hindert hem; hij schikt zich naar alles zoo als het komt.

Wie inwendig wèl gesteld en geregeld is, stoort zich niet aan de wonderlijke en verkeerde handelingen der menschen.

Iemand wordt gehinderd en verstrooid naarmate hij zich de zaken aantrekt.

8. Waart gij wél gesteld eu wél gereinigd ,

-ocr page 161-

TWEEDE BOEK.

alles zoude zich ten uwen beste en tot uwen voortgang schikken.

Veel toch mishaagt u en ontroert u vaak, omdat gij uzelven nog niet volkomen afgestorven zijt en niet geheel aan al het aardsche onthecht.

Niets bevlekt en hindert zoo \'s menschen hart als eene onreine liefde tot de schepselen.

Ziet gij ai\' van de uitwendige vertroostingen, dan kunt gij het hemelsche beschouwen en dikwerf inwendig juichen.

OEÏENINa.

Deze woorden van den schrijver : Open uw hart voor Jezus Christus, en sluit het voor al het overige; laat de uitwendige zaken dddr, en houd u met de inwendige hezig: deze woorden, zeg ik, toonen ons dat het ware geluk eu de ware verdiensten dezes levens gelegen zijn, in zich te keeren tot zijn gemoed en zich tot God te begeven , door een eerbiedig aandenken aan zijne tegenwoordigheid, en door eene gedurige verheffing zijns harten tot Hem. Een ingekeerde geest en een getrouw hart, ziedaar het kentee-ken vau eenen inwendigen persoon, eu van een Christen die den Heer in geest en in waarheid aanbidt; dat is te zeggen, die Hem die inwendige dienst bewijst, welke men aan zijne opperste goedheid verschuldigd is, en die zoo noodzakelijk is voor eene ziel, die al wat zij is, niet is dan om uit liefde voor God te leven. Het is de woning van God in de ziel, die vaste woning van de ziel in God, door verheffing des harten, door smeekingen, door zuchten, door overgevingen van zichzelven aan Hem, die haar door een inwendig, bovennatuurlijk en verdienstelijk

159

-ocr page 162-

160 DH NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

leven doet leven, die haar als een parades op deze wereld doet leven, en die voor haar als eer.e voorafgaande bezitting van liet hart en van liet geluk van God zeiven is. Mijn v-ior-nemen is : mijne zinnen te versterven, mijnen geest met geene ijdele en nuttelooze gedachten op te houden, en over mijn hart te waken, om er niets in te laten binnenkomen , dan hetgene mij opwekt om Jesus Christus te vreezen of te beminnen. Al het overige zal voor mij wezen als of het niet aanwezig ware; en voornamelijk wil ik mij bevlijtigen om Jesus Christus te kennen , te beminnen en na te volgen, tevreden zijnde om alles voor Hem en gelijk Hij te lijden , om eens met Hem te heerschen. O mijne ziel! haak niet dan naar zijne liefde, leef niet dan voor Hem , en verlang niet dan het geluk van Hem te bezitten.

GEBED.

Mocht ik, o God ! de kunst verstaan om mij met U en met mijzelven bezig te houden , hoe zegenrijk zonden daarvan de gevolgen zijn! Gij-zelf zoudt bij mij uwen intrek nemen en mjj met uwen hemelschen troost verkwikken. Maar ach! mijn hart is nog te zeer gehecht aan het aardsche en laat zich niet dan bezwaarlijk daarvan losrukken. Verander dan dat vleeschelijke hart, maak het gevoelig voor zijne ware belangen , doe het vatbaar worden voor uwe zegeningen.

-ocr page 163-

TWEEDE BOEK.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Over de nederige onderwerping.

1. Geef er weinig om wie voor u of tegen u zij; maar doe zoo en zorg dat God met u zjj iu alles wat gij doet.

Heb een goed geweten, en God zal u wel beschermen.

Want wien God wil bijstaan, dien kan nie-mands boosheid schaden.

Weet gij te zwijgen en te lijden, dan zult gij ongetwijfeld \'s Beeren bijstand ontwaren.

Hij weet den tyd en de wijze om u te verlossen , en daarom moet gij u aan Hem overgeven.

Het komt God toe u te helpen en u van alle schande te bevrijden.

Dikwijls is het zeer nuttig, om ons in te grooter ootmoed te houden , dat anderen onze gebreken weten en bestraffen.

2. Als een mensch zich over zijn gebreken vernedert, dan bevredigt hij licht anderen en voldoet zonder moeite die op hem vertoornd waren.

God beschermt en bevrijdt den nederige. Den nederige heeft Hij lief en vertroost Hij. Tot den nederige buigt Hij zich neder, aan den nederige schenkt Hg groote genade en verheft hem na zijne verdrukking tot heerlijkheid.

Een nederige openbaart Hij zijne geheimen en trekt hem zachtelijk en noodigt hem tot zich.

De nederige, al wordt hij versmaad, bljjft vast gevestigd in vrede : want hij steunt op God en niet op de wereld.

161

11

-ocr page 164-

162 DE NAVOLGING VAN JKSU3 CHRISTUS.

Denk niet dat gij iets gevorderd zijt, tenzij gij u beneden allen aclit.

OEFENING.

Wanneer men van een ieder geacht en geprezen wordt, dan is liet gemakkelijk te zeggen, dat men die eer niet waardig is en men niet dan smaad verdient. Om te weten of men de waarheid zegt, moet men inzien of men het in de versmading zegt. Mijn voornemen op dit punt is, om al het kwaad, dat men van mij zal zeggen of mij zal aandoen, van de hand Gods te aanvaarden, als iets dat ik verdiend heb; en verre van daarover te morren, zal ik de Heer zegenen, dat Hij gedoogt dat men mij rechtvaardigheid doe, om mij barmhartigheid te kunnen bewijzen. Ik zal mij gelukkig achten iu den geest der men-schen te sterven en uitgedoofd te worden, en slechts in den geest van God te leven, door de versmading in dank aan te nemen, en in Zijn hart, door de oefening der ware ootmoedigheid.

GEBED.

Mocht, o goede Vader! deze les mij wèl ter harte gaan en by mij gevoelens van gelatenheid en ootmoed teweegbrengen 1 Te zeer toch liet ik mij aan de gevoelens der menschen gelegen zijn , te zeer stoorde ik mij aan hunne oordeelvellingen. Dat het voortaan mijn hoofddoel zij U alleen te behagen. Leer mij zwijgen en verdragen. Dat ik mij wegens mijne gebreken verootmoedige en met ijver aan mijne verbetering arbeide.

-ocr page 165-

TWEEDE BOEK.

DERDE HOOFDSTUK.

De yoedf vreedzame mensch.

1. Houd pj u eerst in vrede, en dan zult gij anderen kunnen bevredigen.

Een vredelievend mensch is nuttiger dan een zeer geleerde

Een hartstochtelijk mensch hoort zelfs het goede in het kwade en gelooft licht het kwade.

Een goed vredelievend mensch keert alles ten goede.

Die in den vrede wel gevestigd is voedt van niemand argwaan ; maar die onvergenoegd en licht geraakt is, wordt door allerlei argwaan rondgedreven ; hij heeft zelf geen rust en laat anderen niet rusten.

Dikwijls zegt hij wat hij niet moest zeggen, en doet hij wat hij niet behoorde te doen.

Hij gaat na wat anderen moeten doen, en verzuimt wat hij moest doen.

IJ ver dan eerst voor uzelven, en dan zult gij terecht ook voor uv en naaste kunnen ijveren.

2. Uw eigen daden weet gij wel te verontschuldigen en te verbloemen, en de verontschuldigingen van anderen wilt gij niet aannemen.

Het ware billijker uzelven te beschuldigen en uw broeder te verschoouen.

Wilt gij dat men u verdrage, verdraag ook een ander.

Zie, hoe verre gij nog verwijdert zijt van de ware liefde en van de nederigheid, die zich vertoornen of verontwaardigen kan over niemand dan over ziohzelve.

3. Het is niets groots met goede en zacht-

163

-ocr page 166-

164 DE NAVOLGING YAN JFSXJS CHRISTUS.

moedige menschen te verkeeren, want dit behaagt natuurlijk aan allen; ook leeft elk gaarne in vrede, en heeft hen het meest lief die van zijn gevoelen zijn. •

Maar met stuursche en booze 3 met ongeregelde en ons wederstrevende menschen vreedzaam te kunnen leven is eene groote genade , eene zeer roemwaardige manhaftige zaak.

Daar zijn er die zichzelven in vrede houden, en ook met anderen vrede hebben.

Daar zijn er ook die noch vrede hebben; noch anderen met vrede laten; zij vallen anderen lastig, maar zichzelven altoos lastiger.

Eindelijk zijn er die zichzelven in vrede houden, en anderen tot vrede terugbrengen.

Nochtans is onze geheele vrede in dit ellendige leven eerder te stellen in een nederig verdragen, dan in \'t niet gevoelen van wederwaardigheden.

Wie \'t best weet te lijden zal den meesten vrede hebben. Hij is de overwinnaar van zichzelven en de heer der wereld, de vriend van Christus en de erfgenaam des hemels.

OEFENING.

Wanneer men dien grondregel van den schrijver aanneemt, namelijk, dat de ware vrede veeleer bestaat in de grootmoedige onderwerping aan wat ons tegenstaat, dan in niets te vinden hetgene ons tegenstrijdt, dan moeten wij besluiten den vrede te zoeken in de tegenspraak, en de rust in de onheilen; met al het kwaad dat men ons zou kunnen aandoen of van ons zou kunnen zeggen, met zulk een geduld en eene zoetaardigheid te verdragen, die alle vervolgin-

-ocr page 167-

TWEEDE BOEK.

gen overwint. Bene ziel die waarlijk ootmoedig is, weet op niemand iets te zeggen dan op zich zelve; zij legt zich toe om andereu te verontschuldigen en zichzelve te beschuldigen, en is nooit vergramd dnn op zichzelve. Mijn voornemeti is dan, in vrede met God te leven en Hem in alles gehoorzaam te wezen ; jegens mijnen naaste : om het gedrag van niemand te berispen, mij met de zaken vau een ander niet te bemoeien ; en jegens mijzelvi.n ; om in alle gelegenheden de neigingen en tegenstrijdigheden mgns harten te bevechten en te overwinnen.

GEBED.

Vrede, o God! ja vrede, is een behoefte voor mijn hart. Vrede met U, vrede met mjjzelven, vrede met mijnen evenmensch, wat kan ervoor mij heilzamer zijn? Intusschen ben ik nog verre van zulken toestand. Ik wederstreel uwen wil, volg mijne neigingen op, weet mijnen broeder niet het minst toe te geven; en hoe zoude dan bij mij vrede kunnen wonen ! God des vredes I boezem mij audere gevoelens in, en duurzame kalmte zal iu mijne ziel heerscheu.

VIEKDE HOOFDSTUK.

Over de reinheid des harten en eenvoudigheid in bedoeling.

1. Op twee wieken verheft zich de menscli boven het aardsche, te weten : eenvoudigheid en reinheid.

Eenvoudigheid moet in de bedoeling, reinheid in de neiging zijn. Eenvoudigheid zoekt God, de reinheid vindt en smaakt Hem.

165

-ocr page 168-

166 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Geen goede daad zal u hinderen, zoo gij inwendig van ongeregelde neiging vrij zjjt.

En zoo gij niets anders bedoelt en zoekt dan Gods welbehagen en uws naasten nut, gij zult de innerlijke vrijheid genieten.

Ware uw hart oprecht, alle schepsel zoude li een levensspiegel zijn en een boek van heilige leering.

Geen schepsel is er zoo gering en ongeacht, dat Gods goedheid niet vertoont.

3. Waart gjj inwendig goed en rein, gij zoudt alles onbelemmerd zien en recht vatten.

Een rein hart dringt door hemel en hel.

Zooals een ieder inwendig is, zoo beoordeelt h^j het uitwendige.

Is er vreugde in de wereld, haar bezit voorzeker de man van reinen harte.

En is er ergens smart en angst, oen kwaad geweten kent ze het best.

Gelijk het ijzer in het vuur gelegd zijn roest verliest en gansch gloeiend wordt; dus wordt ook de mensch, die zich geheel tot God keert, van traagheid ontdaan en in een nieuwen mensch veranderd.

3. Wanneer de mensch begint te verflauwen, dan vreest hij den geringsten arbeid en ontvangt gaarne uitwendigen troost.

Maar heeft hij begennen zichzelven te overwinnen en moedig op den weg Gods te wandelen , hij acht gering wat hij te voren bevond zwaar te zijn.

OEFENING.

De zuiverheid des harten bestaat in eene afgescheidenheid van alles wat het zou kunnen

-ocr page 169-

TWEEDE BOEK.

bevlekken. Eene vrijwillige ontrouw, eene zonde door het gezicht bedreven , eene afgekeerdheid van God, prenten in de ziel eene vlek, die hare schoonheid verduistert en haar voor de oogen van God mismaakt doet worden. Zalig zijn degenen gt; zegt Jesus Christus, die zuiver van harte zijn, want zij zullen God zien. Zij zullen Hem door een levend geloof in dit leven kennen , hetwelk hun, gelijk van Mozes gezegd is, het gezicht van den Onzichtbaren zal doen verdragen, alsof zij Hem met hunne oogen aanschouwden, en zij zullen Hem in het andere leven door het licht der glorie aanschouwen. Men moet dan op dit punt een besluit nemen , van zoomin mogelijk zonde te bedrijven , of tenminste er geen gewoonte van aannemen, vermits zij de zuiverheid eener ziel verdooft, haar tot slaaf van hare eigenliefde maakt, haar aan de vermaken der zinnen vasthecht en ongeschikt maakt om zich tot God te verheffen. Om die zuiverheid des harten te bekomen, moet men ze daarenboven onophoudelijk aan God vragen, en Hem mot den koninklijken Profeet bidden ; schep in mij, o mijn God! een zuiver hart, en hernieuw in hel binnenste mijner ziel eenen oprechten geest en eene zuivere meening, die niets anders zoekt dan U in alles en boven alles te behagen. Eindelijk, men moet zich aan niets dan aan God en aan zijnen wil hechten; want alle verkleefdheid aau het schepsel besmeurt eene ziel en maakt haar onbekwaam en onwaardig om met God vereenigd te worden.

GEBED.

Schep in mij, o God! een rein hart en ver-

167

-ocr page 170-

168 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

nieuw den rechten geest in mijn binnenste, zoo, o Vader! mag ook ik ü bidden. Mocliten mijne gevoelens steeds zuiver zijn, mijne bedoelingen eenvoudig op U gericht blijven, om U te beminnen en U alleen te bezitten ! Mocht mijn hart, vrij van alle onedele neigingen , alleen voor U, mijn hoogste goed , kloppen! dan gewis zoude ik mij boven f.1 het aardsche hemelwaarts verheffen, en niets mijne vlucht hinderen. Geef, o God! mij daartoe uwen zegen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Over de beschouwing van zichzelven.

1. Wij mogen onszelven niet te veel gelooven, dewijl het ons dikwijls aan genade en verstand ontbreekt.

Een zwak lichtje is in ons, en dit verliezen wij spoedig door onachtzaamheid.

Ook merken wij veeltijds niet dat wg inwen-ditc zoo blind zijn.

Dikwijls doen wij kwaad, en maken het, door verschooning, nog erger.

Somtijds spoort de drift ons aan en wij nemen het voor ijver.

Het geringe berispen wij in anderen, en het grootere bij ons gaan wij voorbij.

Has genoeg gevoelen en wegen wij hetgeen wij van anderen verdragen, doch wij letten niet hoeveel anderen van ons verdragen moeten.

Wie zijn eigen daden wèl en recht overweegt, zal geen reden hebben om over een ander streng te oordeelen.

2. Een inwendig mensch stelt de zorg over zichzelven boven alle andere zorgen; en die vlij-

-ocr page 171-

TWEEDE BOEK.

tig op zichzelven let, zwijgt liclit vau auderea.

Nooit zult gij inwendig en godsruchtig zija , tenzij gij van anderen zwijgt en bijzonder op uzelven let.

Zoo gij ii geheel met uzelven en met God bezighoudt, zal u weinig treffen hetgeen gij buiten opmerkt.

Waar zijt gij, als gij niet bij uzelven zijt? En wanneer gij alles doorloopsn, maar uzelven voorbijgezien hebt, wat hebt gij gewonnen?

Als gij waren vrede wilt hebben en met God vereenigd zijn , moet gij al het overige terzijde-stellen en uzelven alleen voor oogen houden.

3. Gij zult alzoo grooten voortgang maken als gij u vrijhoudt van alle tijdelijke zorg; maar gij zult zaer achteruitgaan, zoo gij iets tijdelijks acht.

Niets zij u groot; niets verheven, niets aangenaam, niets genoegelijk , tenzij God alleen of wat God betreft.

Houd al hetgeen troostelijks van eenig schepsel komt voor enkele ijdelheid.

Eene ziel die God liefheeft, stelt alles ber.e-den God.

God alleen, de eeuwige en oneindige , de alies vervullende, is de troost der ziele en de ware vreugde des harten.

OEFENING.

De onnoodige bemerkingen op onszelven en op de uitwendige voorwerpen doen ons veel tijd, genade en verdiensten verliezen. Indien wij ons best deden om de eerbiedige gedachte aan God te stellen in de plaats van die qdele en moeielijke gedachten jegens onszelven en jegens de schep-

169

-ocr page 172-

170 BE NAVOLGING VAN JESDS CH1USÏÜS.

selen, dan zouden wij altijd heilig bezig zijn. God in zichzelven aanschouwen en zichzelven aanschouwen in God; onder de oogen des Zaligmakers leven door de betrachting; tusschen zijne handen , door de onderwerping aan zijnen wil; aan zjjne voeten, door ootmoedigheid en de oprechtebelijdenis onzer ellenden; ziedaar wat wij moeten doen om als ware Christenen te leven, die niet zijn al wat wr zijn, dan door de ver-eenigiug met Jesus Christus. Waarom zich dan zoo sterk en zoo menigmaal bezig houden met nieuwstijdingen, met nieuwsgierigheden en ijdel-heden, en zich zoo weinig en zeldzaam ophouden met zijnen God , met zijne plichten en met zijne zaligheid ? Het is, omdat men onverschillig is voor de zaken der eeuwigheid, en te zeer verkleefd aan het tijdelijke. Laat ons dan beginnen met te zjjn hetgene wij eens zullen wezen, dat is, alleen bezig met, voor en in God.

GEBED.

Niets is heilzamer voor mij, o God , dan mij-zelven gade te slaan en mij in zelfkennis te oefenen. Mocht ik steeds dit bewustzijn hebben , welken voortgang zoude ik maken ! Veel zoude ik te verbeteren vinden en, genoeg met mijzel-ven hebbende te doen, zoude ik aan alles (vat buiten mij is vreemd worden en mij zalig achten U met een rein hart te mogen bezitten. Stort dan , bid ik U , mij zulk eene neiging in en maak mij meer en meer los van het zinnelgke.

-ocr page 173-

TWEEDE BOEK.

ZESDE HOOFDSTUK.

Over de vreugde van een goed geweten.

1. De roem van een goed mensch is de getuigenis van een goed geweten.

Hfeb een goed geweten en gij zult altoos vreugde hebben.

Een goed geweten kan zeer veel dragen en is zeer blijde in tegenspoed.

Een kwaad geweten is altoos vreesachtig en ongerust.

Liefelijk zal uwe rust zijn, zoo uw hart u niets verwijt.

Verheug u niet tenzij wanneer gij wèl gedaan hebt.

De boozeu hebben nooit ware vreugde, noch gevoelen den inwendigen vrede; want er is geen vrede voor de goddeloozen, zegt de Heer. (Is. 57.)

En zeggen zij : wij zijn in vrede, geen kwaad zal ons treffen en wie zoude ons durven schaden ? geloof hun niet : want eensklaps zal Gods toorn zich verheffen, al hunne daden zullen tot niets gebracht en hunne gedachten verijdeld worden.

3. Hem die liefheeft, valt het niet zwaar in de verdrukking te roemea : want zoo te roemen is te roemen in het Kruis des Heeren.

Kortstondig is de roem die van menschen gegeven en ontvangen wordt.

De roem der wereld is steeds van treurigheid vergezeld.

Der braven roem is in hun geweten en niet in den mond der menschen.

171

-ocr page 174-

173 DE NAVOLGING VAN JESUS CHWSTÜS.

De vreugde der reclitvaardigéu is van God eu in God, en hun vermaak in ds waarheid.

Wie na ir deu waren en eeuwigen roeiu verlangt ; acht deu tijdaüjkeu niet.

En wie naar tijdelijken roem verlangt, of dien niet van harte versmaadt, bewijst dat hij den hemelschen weinig bemint.

Hij bezit eene groote rust des harten, die\' zich om der menschen lof aoch blaam bekommerd.

3. Licht zal hij tevreden eu gerust zijn wiens geweten rein is.

Gij zijt niet heiliger omdat men u roemt, noch slechter omdat men u laakt.

Wat gij zijt, zijt gij; en grooter moogl gij niet genoemd worden, dan gij zijt voor God.

Wauneer gij let op hetgeen gij inwendig bij uzelven z;jt, dan zult gij er u niet aan storen wat de menschen van n zeggen.

Be mensch ziet hetgeen in het oog valt, maar God ziet in het hart. (I Reg. 16.) De mensch ziet op de daden, maar God weegt de bedoelingen.

Altoos wèl te doen en zichzelvcn weinig te achten kenmerkt een nederig gemoed.

Geen troost van eenig schepsel te willen is het teeken van groote reinheid en inwendig vertrouwen.

4. Wie voor zich geene getuigenis van buiten zoekt, toont dat hij zich geheel aan God heeft overgegeven.

Want, gelijk de H. Paulus zegt, niet hij die zichzelven aanprijst, maar dien de Heer aanprijst , is beproefd. (2 Oor. 10.)

Inwendig met God te verkeeren en uitwendig door geene geneigdheid gebonden te zijn. is du staat van den iawendigen mensch.

-ocr page 175-

TWflEDE BOEK, 173

OEFENING.

De vrede van een goed geweten neemt niet altijd de ongerustheden weg, die de bekoringen en inwendige kwellingen in den geest veroorzaken; manr hij brengt zooveel voort, dat onder al de beroerten, die hierin ontstaan, het hart onderworpen en getrouw is aan zijnen God; onderworpen om de kwelling te lijden , en getrouw om ze niet in te volgen, maar om te wederstaan , om te strijden en om niets uit kracht van de kwelling te veronachtzamen. Het is alzoo, dat eenc bedroefde en onderworpene ziel, volgens den koninklijken Profeet, een aangenaam slachtoffer is voor God, die nooit een vermorzeld en verootmoedigd hart verwerpt; — verootmoedigd van zich onderworpen te zien aan het gevoelen zijner ellenden , en vermorzeld over de gelegenheid, aan God gegeven , van ze hem te doen gevoelen. Laat ons daarom een vast en volstandig besluit nemen, nooit door onzen val, noch door onze kwellingen, noch door ondervinding onzer ellenden den moed te laten zinken; maar van ons voor God te verootmoedigen, dat wij zoo ellendig zijn; van Hem vergiffenis te vragen over de zonden die wjj bedreven hebben met geenen wederstand te bieden, zoo als wij dit moesten doen, tegen de aanvallen van de vijanden onzer zaligheid ; van er ons zoo aanstonds over te straffen, met ons eenige voldoening te ontzeggen. Laat ons daarna in vrede zijn; want het gerust geweten is zulk een , dat vrij van zordc is door de getrouwheid , of dat door de boetvaardigheid gezuiverd is.

-ocr page 176-

174 DE NAVOLGING VAN JE9US CHRISTUS.

GEBED.

Een rein geweten, o God , is een groote scliat en eene onuitputbare bron van troost. Wat toch zal mij hinderen, als mijn geweten zich in eenen goeden staat bevindt? Menschen mogen mij ver-oordeelen, lasteren en verrolgen, geen nood, zoolang ik de getuigenis van een rein geweten \'bezit. Gerust zal ik het hoofd mogen opheffen tot Ü, die mijne onschuld kent en aan het licht zult brengen. Doe dit bewustzijn steeds in mij leven en laat mij den troost daarvan ondervinden.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Over de alles overtreffende liefde tot Jems.

1. Gelukkig hij die weet wat het is Jesus te beminnen, en zichzelven te versmaden om Jesus wille.

Men moet al wat men bemint voor dezen Beminde verlaten : want Jesus wil alleen boven alles bemind worden.

De liefde eens schepsels is bedriegelgk en onbestendig; maar de liefde van Jesus getrouw en bestendig.

Wie zich aan het schepsel hecht valt met het zwakke schepsel; maar wie Jesus omhelst staat eeuwig onbewegelijk.

Bemin Hera en boud Hem tot uwen vriend die, als alles u begeeft, u niet zal verlaten, noch dulden dat gij op het einde verloren gaat.

Hetzij gij wilt of niet, gij moet eens van alles gescheiden worden.

2. Houd u aan Jesus bij leven en dood, en

-ocr page 177-

TWREDR BOKK.

geef u aan de trouw van Hem over die, wanneer alles u verlaat, u alleen kan helpen.

Uw beminde is van dien aard, dat Hij geen anderen naast zich duldt; maar hij wil uw hart alleen bezitten en er zetelen als een koning op zijn eigen troon.

Wist gij u van alle schepsel recht te ontledi-digen, Jesus zoude gaarne bq u willen wonen.

Gij zult alles bijkans geheel als verloren bevinden , wat gij buiten Jesus bij de menschen zoekt.

Vertrouw noch. steun op een riet, dat door den wind bewogen wordt. Want alle vleesch is gras, en al zijne heerlijkheid valt af ah de veld-hloem. (Is. 40.)

3. Dra zult gij bedrogen worden, zoo gij alleen het uitwendig voorkomen der mensehen aanschouwt.

Want zoo gij uw troost en voordeel bij anderen zoekt zult gij dikwerf schade vinden.

Zoekt gij in alles Jesus, gij zult Hem gewis vinden.

Maar zoekt gij uzelven, gij zult ook uzelven vinden, maar tot uw verderf.

OEFENING.

Leg geheel uwen geest toe om Jesus Christus te kennen, geheel uw hart om Hem te beminnen , en al uwe zorg om Hem na te volgen, daar het hiertoe alleen is dat gij Christen zgt. Welke moeite zult gij vinden in onzen God-mensch te beminnen, die alles wat Hij is, niet is dan om u te beminnen en u zalig te maken ? Maak dan bet voornemen, u met Hem bezig te houden , Hem in al zjjne werken te be-

175

-ocr page 178-

17 fi DE NAVOLGIKG VAN JESCS CHB1STTJS.

studeeren, zijne inzichten te doordringen, en de gevcelecs en den geest zijner geheimen te omhelzen , en tracht even als Hij te wandelen , te lijden en te leven ; want al de verdiensten van den Christen in dit leven bestaan in de gelijkvormigheid , welke hij met Jesus Christus moet hebben; en het is deze, welke zijn geluk in het andere leven zal uitmaken. Zoo hij in Zijn ootmoedig en lijdend leven tracht deel te nemen, zal hij ook aan zijn glorierijk en onsterfelijk leven deelachtig worden.

GEBED.

Ja wel gelukkig hg, mijn Heiland! die weet Wr.i het zij U boven alles lief te hebben, alles aar. uwe liefde op te offeren, alles om U te verdragen! Zalig in alle opzichten mag men zijnen totstand noemen, boven alles wat de wereld bezit of geven kan. Maak mij vatbaar voor die zalige genoegens. Trek mij meer en meer af van het zwakke en onbestendige schepsel; dat ik U in alles zoeke en vinde; dat ik niets be-ooge dan het bevorderen van uwe eer.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Ovtr den vertromcelyken omgang met Jems.

Als Jesus tegenwoordig is, dan is alles wél en niets schijnt moeielijk ; maar is Jesus niet tegenwoordig, alles valt zwaar.

Als Jesus van binnen niet spreekt, alle troost is niets; maar spreekt Jesus slechts éen woord, men gevoelt een grooten troost.

Bees Maria niet aanstonds op van de plaats, waar zij weende, toen Martha tot haar zeide :

-ocr page 179-

TWEKDE BOEK.

de Mteder is daar, en Hij roept u. (Joau. 11.)

Gelukkige stond, wanneer Jesus van het wee-neu tot de vreugde des geestes roept!

Hoe dor eu ongevoelig zijt gij zonder Jesus! Hoe dwaas eu ijdel, zoo gij iets buiten Jesus verlangt!

Is dit geene grootere schade dan de geheele wereld te verliezen ?

2. Wat kan u de wereld geven zonder Jesus?

Zonder Jesus te zijn, is eene ondragelijke hel;

met Jesus te zijn, een genoegelijk paradijs.

Wanneer Jesus met u is, geen vijand kan u schaden.

Wie Jesus vindt, vindt een goeden schat, ja een goed boven alle goed.

Maar wie Jesus verliest, verliest Dovenmate veel, ja meer dan de gansche wereld.

Wie zonder Jesus leei\'t is zeer arm; die wèl met Jesus staat is zeer rijk.

3. Het is een groote kunst met Jesus weten om te gaan, en Jesus te kunnen bij zich houden eene groote voorzichtigheid.

Wees nederig en vreedzaam, en Jesus zal met a zijn.

Wees godvruchtig en rustig, en Jesus zal bij u blijven.

Gij kunt Jesus ras verwijderen en zijne genade verliezen, zoo gij u tot het uitwendige wilt keeren.

Eu hebt gij Hem verwijderden verloren, tot wien zult gij uwe toevlucht nemen en wien tot vriebd kiezen ?

Zonder vriend kant gij niet wel leven. Maar zoo Jesus niet boven allen uw vriend is, hoe bedroefd en verlaten zult gij zijn!

Dwaas handelt gij dus, zoo gij in iemand anders vertrouwen of vreugde stelt.

177

12

-ocr page 180-

17S TVE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Het ware rerkieslijker de gansohe wereld teojen te hebben dan Jesus te beleedigen.

Ouder al uwe geliefden dan zij .Tesus alinea uw bijzonder geliefde.

4. quot;Dat allen bemind worden om Jesus\' wil; maar Jesus om Hemzelveu.

Jesus Christus alleen verdient bijzonder bemind te worden, omdat Hij alleen boveu alle vrienden goed en getrouw bevonden wordt.

Om Hem en iu Hem behooren, zoo vijauden als vrienden, u lief te zijn: en voor allen moet gij bidden, opdat allen Hem kennen en liefhebben.

Verlang nooit b^j uitsluiting geprezen of bemind te worden ; want dit komt Gode alleen toe, die zijns gelijke niet heeft.

Begeer ook niet dat iemand zijn hart met u vervnlle, en gij, laat uw hart niet met liefde voor iemand vervuld worden; maar Jesus zij in u en in elk goed mensch.

5. Wees rein en vrij vanbinnen, zonder gehechtheid aan eenig schepsel.

Gij moet ontbloot zijn van alles en een rein hart tot God brengen, indien gij inwendig wilt rusten en zien hoe goed de Heer is.

fi. Doch inderdaad zult gij niet daartoe geraken , tenzij gij door zijne genade wordt voorgekomen en getrokken, zoodat gij, met terzijdestellen en verwijdering van alles, met Hem alleen vereenigd wordt.

Want wanneer Gods genade tot den mensch komt, dan wordt hij tot alles bekwaam; maar wijkt die, hij is arm en zwak, en als alleen tot slagen overgelaten.

In dezen moet hij niet moedeloos worden

-ocr page 181-

TWEEDE BOEK.

noch wanhopen, maar zich welgemoed naar den wille Gods schikken, en alles wat hem overkomt ter eere van Jesus Christus lijden; want op den winter volgt de zomer, op den nacht volgrt de dag en op den storm groote kalmte.

OEFENING.

Het is moeielijk te leven , zonder iemand te hebben aan wien men zijn hart kan openen en zijne geheimen toevertrouwen. Xn, aan wien kunt gij beter uw hart openen dan aan .Tesu?, die van al de vrienden, welke gij ouder de stervelingen kunt aantreffen, de getrouwsteen stand-vastigste is, en die het meest uw vertrouwen verdient ? Zoek dan uwen troost en uwen vrede niet dan in hem; stort onophoudelijk uw hart in zijne tegenwoordigheid uit : neem uwe toevlucht tot Hem in al uwe wederwaardigheden; laat den moed niet zinken om zijne schijnbare verstootingen, die niets dan uitwerkselen zijner liefde tot u, en beproevingen uwer getrouwheid tot Hem zijn. Bid, verzoek , smeek zijne goedheid om u te hulp te komen , en wees verzekerd dat Hij u vroeg of laat de uitwerkselen zijner goedheid zal doen gevoelen. Maar houd uw hart vrij en onthecht van alle schepselen ; bemin niets dan Hem, uit liefde tot Hem. en bemin niets dan hetgene u opwekt om Hem te beminnen. Dat de wederwaardigheden het ongeluk , de droefheden en verootmoedigingen de heerschende voorwerpen van uw hart worden , gelijk zij het van het hart van Jesus geweest zijn. Dat de achting en lof der menschen voor u een voorwerp van schrik en versmading worden, daar zij het ook voor Jesus geweest zijn.

179

-ocr page 182-

ISO DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Eindelijk, span alles ia om Hem te kennen , om met Hem te spreken, om Hem te beminnen en aan H om te heilagen, opdat, aldus in de heilige oefening der liefde van Jesus levende, de laatste beweging uws harten eene oefening van zijne liefde moge wezen.

GEBED.

Zonder U, o Jesus! heb ik niets, met U alles. Gij zijt mijn beste vriend eu hebt mij het tref-fendbt bewijs van uwe liefde gegeven door uw leven voor mijn heil op te offeren. Wat is er billijker dan dat ik U mijne wederliefde toone ? Ik geef U dan mijn hart; het zij U boven alles gewijd, maak het tot eene U waardige woning. Heerfch daarin als op uwen troon ; beschik daarover geheel; dat ik voor U leve, door ü leve, eeuwig met U leve.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Over het mksen van allen troost.

Het valt niet zwaar menschel ij ken troost te versmaden, als de goddelijke daar is.

Maar het is groot en zeer groot zoowel ilea mebschelijken als goddelijken troost te kunnen ontberen, en tot Gods eere de ballingschap des harten gewillig te verdragen, in niets zichzelven te zoeken, noch op eigene verdienste te zien.

Wat groots is erin gelegen opgeruimd en godvruchtig te zyn, als de genade komt ? Voor allen is die stond wenschelijk.

Hij rijdt vrij gemakkelijk vvien fiods genade draagt.

En nat wornhr dat hij den last niet gevoelt,

-ocr page 183-

TWEEDE HOEK.

die dcor lt;!e.u Almaclitige gedragen cu door den opperstrn Leidsman gelei,! wordt?

2. Gaarne hebben wij iets tot onzen troost , en bezwaarlijk ontdoet d- menseli zicli van zicli-zelven.

De liei\'.ige martelaar Laurentius nochtans heeft de wereld en zijnen priester overwonnen; want hij versmaadde alles wat in de wereld genoeglijk scheen, en duldde zelfs gaarne, ter liefde van Christus, dat Gods Opperpriester Sixtus dien hij hnrtelgk liefhad, van hein weggenomen wierd.

Door liefde tot den Schepper overwon hij de lieide tot den mensch, en verkoos Gods welbehagen boven den menschelijken troost.

Leer gij dus ook een noodzakelijken en geliefden vriend ter liefde Gods verlaten.

En laat het u ook niet te zeer tretfen, als gij van een vriend verlaten wordt, wetende dat wij allen eens van elkander moeten scheiden.

8. Veel en lang moet de mensch in zichzelven strijden, eer hij leere zichzelven volkomen te overwinnen en zijne geheele liefde tot God o^er te brengen.

Zoolang de mensch nog op zichzelven steunt zal hij licht vervallen tot den troost der menschen.

Maar de ware vriend van Christus en ijverige deugdbetrachter valt niet op vertroostingen, noch zoekt zulke zinnelijke genoegens, maar veeleer moeielijke oefeningen en zware beproevingen om Christus\' wille door te staan.

4. Wordt u dan geestelijke troost van God geschonken, neem dien met dankzegging aan ; maar weet dat het een geschenk van God is , en niet uwe verdienste.

Wil u niet verheffen , wil u niet te veel ver-

181

-ocr page 184-

182 UË NAVOLGING VAN JJiSUS CHRISTUS.

heugen nocli iets jjclelijk laten voorstaan; maar wees wegens die gift te nederiger en te omzichtiger en behoedzamer in al uwe daden : want deze stond zal voorbijgaau en de bekoring volgen.

Als de troost ontnomen is geef den moed niet aanstonds op; maar wacht met nederigheid en geuuld het bezoek des Hemels af; want God is machtig om u een overvloediger troost terug te geven.

5. Dit is niet nieuw noch vreemd voor de in Gods wegen ervarenen : want ook de grootste Heiligen en aloude Profeten hebben dikwijls zulke afwisseling ondergaan.

Daarom sprak een hlinner, als de genade bij hem was : Ik zeide in mijnen overvloed in eeuwigheid zal ik niet wankelen.

Maar als de genade week, voegde hij er bij wat hij ondervond, en zeide : Maar toen Gij uw aangezicht van mij afwenddet, icerd ik ontroerd.

Intusschen verloor hij den moed niet, maar bad te vuriger tot den Heer en zeide : Tot U, o Heer! zal ik roepen, en mijnen God zal ik hidden.

Daarop verhaalt hij de vrucht van zijn gebed en getuigt dat hij verhoord werd, zeggende : De Heer heeft mij verhoord, en zich mijner ontfermd; de Heer is mijn helper geworden.

Maar waarin? Gij heht, zegt hij, mijne klachten veranderd in gejuich, en mij met vreugde omgeven. (Ps. 29)

Is aldus met groote Heiligen gehandeld, dan mogen wij, zwakken cn ellendigen, niet wanhopen, als w\\j ons nu ijverig, clan weder koud bevinden ; want de Geest komt en vertrekt volgens zijn welbehagen.

-ocr page 185-

ÏAVfiEUE BOEK.

Daarom zegt de heilige Job : Gij hezoekt den nensch in dm morgenstond; maar spoedig oe-})roeft gij hem weder. (Job. 7.)

6. Waarop kan ik dan hopen, waarop moet ik vertrouwen, tenzij op Gods groote barmhartigheid en op de hoop der hemelscLe genade alleen ?

Want hetzij ik bij mij hebbe deugdzame tnen-schen of godvruchtige broeders, of getrouwe vrienden of heilige boeken, ot schoone verhandelingen of liefelijke gezangen en liederen ; dit alles baat weinig, smaakt weinig, als ik van de genade verlaten en aan eigene armoede overgelaten ben.

Dan is er geen beter middel dan geduld en zellonderwerping aan den wil Gods.

7. Xooit vond ik iemand zoo vroom en godvruchtig, die niet nu en dan onttrekking der genade had of geene vermindering van ijvergevoelde.

Nooit was er een Heilige zoo hoog vervoerd en verlicht, die niet te voren of daarna in bekoring viel.

Hij toch is de hooge aanschouwing van God niet waardig, die niet om Godswil door eenig leed geoefend werd.

Want eene voorafgaande bekoring is doorgaans het teeken eener volgende vertroosting.

Ook wordt aan die door de bekoring beproefd zijn de hemelsche troost toegezegd : Wie overwint, zegt de Heer, «7- zal hem geven dat hij ete van den boom des levens. (Openb. 2.)

8. De Goddelijke troost nu wordt gegeven , opdat de mcnsch te sterker zij tot het doorstaan van tegenspoed.

Ook volgt de bekoring, opdat hij zich over het goede niet verheft\'e.

183

-ocr page 186-

184 DE NAVOLGING TAM JE3CS CHIITSTUS.

De duivel slaapt niet, en liet vleeseli is no» piec dood. Daarom houd niet op u tot deu \'strijd te bereiden : want aan uwe rechter- ea linkerhand staan vijanden die nimmer rusten.

OEFENING.

Even als men door het, geloof, en niet door de zinnen, tot God nadert, en dat het geloof uit zichzelven dor en duister is, moeten wij niet verwonderd zijn, dat wij ons nu eens dor en mistroostig eu dan weder in vertroosting en blijdschap gevoelen. Alles bestaat iu dea troost met ootmoedigheid te ontvangen, in ds mistroostigheid kloekmoedig te verdragen. Het goud en zilver, zegt de Wijze-man, zuivert men door het vuur, cn de ziel -n die zich waardig maken in het hart van Jesus aangenomen te worden, worden door de moeielijkste en vernederendste kwellingen gezuiverd en beproefd, en die door de onderwerping, met welke men zo verdraagt, zoo veel uitwerken, dat God ons zijner waardig maakt en vindt. Verneder dan uw hart onder de almogende hand Gods, en doorsta met geduld de beproevingen des Heeren, die u door het bevechten der bekoringen ootmoedig, klein en van Hem afhankelijk maakt, en die wil dat gij Hem, volgens het voorbeeld der heilige Martelaars , al lijdende bemint, en dat gü , met Hem te beminnen, lijdt, en gij Zijne grootheid eert door de vernietiging van geheel uzelven.

GEBED.

Dierbaar, o Vader! is mij uw troost, hij is de grootste verkwikking voor mijn hart. Niet dan met droefheid ontwaar ik zijn gemis. Doch

-ocr page 187-

TWEEDE BOEK.

zoude ik flaarom den moad opa:ev.!ii? D.in zoude ik IT niet om uzelven, m:iar om uwe weldaden beminnen. Niet mijn wil, o Vader, maar de Uwe geschiede ! Wilt Gij mij troost schenken , ik zal die weldaad waardeeren. Wilt Gij mij dien onttrekken, ook hierin zal ik berusten en uwen wil eerbiedigen.

TIENDE HOOFDSTUK.

Oour de dankbaarheid voor de genade Gods.

1. Waarom zoekt gij rust daar gij geboren zijt om te arbeiden.

Zet n meer tot geduld dan tot troost, en meer tot het dragen van het kruis dan tot blijdschap.

Welk wereldsch meuoch toch zoude niet gaarne geestelijke troo=t eu vreugde ontvangen, zoo hij die altoos konde bekomen ?

Want de geestelijke vertroostingen overtreffen alle wereldsche vermaken en wellusten des vlee-sches.

Al de wereldsche vermaken toch zijn of ijdel of\' schandelijk; de geestelijke genoegens alleen zijn aangenaam en eerlijk; zij vloeien voort uit de deugd en worden door God den reinen van harte ingestort.

Maar niemand kan deze goddelijke vertroostingen altijd naar zijn welgevallen genieten, omdat de tijd van bekoring niet lang uitblijft.

3. Hetgeen nu het hemelsche bezoek vee! tegenwerkt is eene valsche vrijheid des geestes en een groot zelfvertrouwen.

God bewijst eene weldaad wanneer Hij de genade der vertroosting schenkt; maar de mensch

185

-ocr page 188-

ISO DE NAVOLGING VAN JESÜS CHK1SÏCS.

haudelt kwalijk, als hjj niet alles tot God. met dankzegging terugbrengt.

En daarom kunnen de genadegaven op ons niet vloeien, omdat wij jegens den Sclieuker ondankbaar zijn en niet alles tot de oorspronkelijke bron terugbrengen.

Want altoos wordt de genade geschonken aan hem die behoorlijk dankbaar is, en aan den trotsche wordt ontnomen hetgeen den nederige pleegt gegeven te worden.

3. Ik wil geen troost die mij het berouw ontneemt, nceh zoek die hooge aanschouwing welke tot zelfverheffing voert.

Want niet al het verhevene is heilig, noch al het wenschelijke rein, noch al het dierbare Gode aangenaam.

Gaarne ontvang ik eene genade, waardoor ik steeds nederiger en godvreezender en gereeder tot zelfverzaking worde.

Wie door de gave der genade geleerd en door den geesel harer onttrekking onderwezen is, die zal zichzelf niets goeds durven toeschrijven , maar liever bekennen dat hij arm is en ontbloot van alles.

Geef Gode wat Gods is, en schrijf u toe wat het uwe is, dat wil zeggen : dank God voor de genade, en erken dat de zonde u alleen toebe-hcoit en de rechtvaardige straf der zonde.

4. Stel u altoos op de laagste plaats en meu zal u de hoogste geven; want het hooge bestaat niet zonder het lage.

De grootste Heiligen bij God zijn bij zich-zelven de geringsten, en hoe meer verheerlijkt hoe nederiger in zichzelven.

Vervuld van de waarheid en hemelsche heer-

-ocr page 189-

TWEEDE BOEK.

lijkheid zijn zij niet begeerig naar ijdelen roem.

In God gezegend en gevestigd kunnen zij op geenerlei wijze hoogmoedig zijn.

En die Gode alles toeschrijven wat zy goeds ontvangen hebben, zoeken geen roem bij elkander , maar willen slechts den roem die van God komt, en wenschen dat God in hen en in alle Heiligen boven alles geprezen worde, en hiernaar is voortdurend hun streven gericht.

5. W ees dankbaar voor het geringste en gij zult waardig zijr. het grootere te ontvangen.

Het geringste zij u a!s het grootste, en het meest verachtelijke eene bijzondere gunst.

Als de waardigheid van den Gever overwogen wordt, zal geeue gave gering noch te verachtelijk schijnen : want niets is gering wat van den allerhoogsten God komt.

Ja al zond Hij kastijdingen en plagen , het zoude ons moeten aangenaam zijn; want Hij bedoelt altoos ons heil in alles wat Hij ons laat overkomen.

Wie Gcds genade wenseht te behouden, zij dankbaar voor de ontvangene genade en geduldig bij de onttrekking; hij smeeke dat zij we-derkome, en zij behoedzaam en nederig, opdat hij ze niet verlieze.

o F. r E quot;N I N G.

Berotm u nooit over Gods gaven, die dikwijls gevolgen van uwe zwakheid, altijd uitwerkselen van zijne goedheid, en gewoonlijk boven uwe verdiensten zijn. Wanneer gij nu , na God vergramd te hebben, gevoelt dat uw hart over uwe ondankbaarheid en uwe onge-trouwheid geraakt is, moet gij u voor God ver-

187

-ocr page 190-

188 DE NAVOLGING VAX JE3US CHRISTUS.

ned iren en verootmoedigen, omdat gij u zoo vol gosdheid an uielveu zoo vol boosheid ziet. Doordrongen van droefheid, van het hart eens Zaligmakers ge.wond te hebben, die u zelfs opwekt als gij Hem vlucht, en die u met zijne genade vervult, als gij u die onwaardig maakt, keer tot Hem terug door eene ware boetvaardigheid, vraag Hfiin vergiffenis over uwe zonden, en d^nk niet meer dan om Hem te wreken ea uzelven te straffen.

G E B ^ T).

Hoe groot, o God! zijn de vertroostingen door U den reinen van hart:; ingestort! Maar zoo groot die weldand is, 7,00 groot is ook d: verplichting welke op mij rust. Ik moet 11 dankbaar zijn, en omdat ik mij van deze, verplichting niet genoeg kwijt, daarvoor blijf ik vaak van uwe weldaden verstoken. Ik wil U voortaan seven wat U toekomt, dankbaar zijn voor de ge-rinsste zoowel als voor de grootste gunst; (Tij zult mij dan uwe milde hand niet onttrekken.

ELPDE HOOFDSTUK.

Over de weinige vrienden van •Temf Kruis.

1. Jesus hoeft thans wel vele beminnaars van zijn hemelsch rijk , maar weinige dragers van zijn kruis.

Velen heeft Hij die naar troost, maar weinigen die naar lijden verlangen.

Velen vindt Hij die aan zijne tafel, maar weinigen die aan zijn vasten deelnemen.

-ocr page 191-

\'JLWKEDE BOEK.

Allen willen zich met Hem verlieugen, weinigen willen voor Hem iets liJdeD.

Velen volgen Jt sus tot aan het breken des broods, maar weinigen tot, iian het drinken van den lijdensbeker.

Velen eerbiedigen zijne wonderdaden, weinigen volgen den smaad zijns kruises.

Velen hebben Jesus lief zoolang hun niets ongunstigs bejegent.

Velen loven en prijzen Hein zoolang zq eeiii-gen troost van Hem ontvangen; maar verbergt zich Jesus en verlaat Hij hen een oogenblik, dan vervallen zij of tot geklag of tot groote moedeloosheid.

2. Zij die Jesus om Jesus liefhebben en niet om eenigen eigen troost, prijzen Hem in allerlei tegenspoed en zielsangst zoowel als bij den grootsten troost.

Ja, al wilde Hij hen nooit troost geven, evenwel zonden zijHem altoos dank willen toebrengen.

3. O, hoeveel vermag eene reine liefde tot Jesus, met geen eigenbaat of eigenliefde vermengd !

Zijn zij niet allen huurlingen te noemen die altijd troost zoeken ?

Betoenen zij zich niet meer beminnaars van zichzelven dan van Christus, die altoos aan eigen gemak en voordeel denken?

Waar vindt men hem die God om niet wil dienen ?

4. Zelden vindt men een zoo geestelijk mensch dat ontbloot van alles is.

Waar toch vindt men den waren arme van geest en los van alle schepsel ? Verre en op de uiterste grenzen is die schat te zoeken.

189

-ocr page 192-

190 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Al gaf de menscli zijn gelieel vermogen weg , het is nog niets.

En al deed hij groote boetvaardigheid, het is nog weinig.

En al verkreeg hij alle wetenschap, het is er rog verre af\'.

Én al bezat hij groote deugd en de braudend-ste godsvrucht, nog ontbreekt hem veel, te weten , het eenige wat hij Let meest behoeft.

En dat is F Dat hij, alles verzaakt hebbende, zichzelven verzake en geheel uit zichzelven uitga , niets van zijne eigenliefde overhoude, en dat hij, alles gedaan hebbende wat hij meende te moeten doen, gevoelde niets gedaan te hebben.

Dat hij het niet veel rekene wat veel konde geacht worden, maar zich in waarheid een onnutten knecht noeme, gelijk de Waarheid zegt : Wanneer gij zult gedaan hebhen, al hetgeen u hevolen is, zoo zegt; toij zijn onnutte knechten , en hebhen slecMs gedaan wat mij schuldig waren te doen. (Luc. 17.)

Alsdan zal hij waarlijk ontbloot van alles en arm van geest kunnen zijn en met den Profeet zeggen ; Ik ben eenzaam en behoeftig. (Ps. 34.)

En nochtans is er niemand rijker, niemand machtiger, niemand vrijer dan hij, die zichzelven en alles weet te verzaken en zich op de laagste plaats te stellen.

OEFENING.

Hoe vele Christenen zijner, die Jesus Christus arm in zijne krib, en lijdende op het kruis aanbidden, en die zeiven niets willen lyden noch aan iets gebrek hebben! En echter is Hij in armoede en pijnen geboren; Hij heeft geleefd en

-ocr page 193-

TWEEDE BOEK.

is gestorven , om ons de ontblooting\' van alles en het geduld in druk en lijden te leeren; om ons noodzakelijke deugden der zaligheid te leeren; om ons die door zijne woorden en voorbeelden te leeren, en om er ons de oefening door zijne genade van te verdienen. Wat baat het u, Jesus Christus, uwen Zaligmaker en uw voorbeeld te aanbidden, indien gij Hem niet navolgt en geheel uw vertrouwen in Hem niet stelt? Maak dan het voornemen, de ontbering van alles te oefenen, door aan uwe zinnen de gevaarlijkeen nuttelooze vermaken te ontzeggen; door aan uwen geest alle ijdelheid en vrijwillig welbehagen over ziehzelven in alle gelegenheden te onttrekken. Zet zelfs die inwendige armoede en ontblooting zoo verre voort; door in alles aan uwen eigen wil te verzaken, om niet dan dien van God te verlangen en te volbrengen. Het is aldus, met in alle gevallen u aan God te onderwerpen , dat gij Hem als den meester en eigenaar van uw hart zult aanstellen , en door de oefening dier gestadige ontblooting, God zeiven in eeuwigheid tot aandeel zult hebben.

GEBED.

Ja, Jesus! ook ik erken mijne schuld; ook ik behoor onder die loontrekkende dienaren, die meer ziehzelven dan U liefhebben. In dagen van voorspoed roemde ik een leerling van U te zijn; maar weldra sluipten ontrouw en moedeloosheid in mijn hart, als gij mijne liefde door tegenspoed beproefdet! Meer dan ooit verfoei ik dit gedrag, voortaan wil ik U getrouw blijven ook in de donkerste dagen en dan vooral toonen dat ik U om Uzelven liefheb.

191

-ocr page 194-

195 Dü NAVOLGING VAN JESUS CEKI81US.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Over dm koninklijken zeeg des heiligen krnisen.

1. Velen schijnt dit gezegde hard : Verloochen vzelven, neem me kruis op envolg Jzsus. (Matth. 16)

Maar veel harder zal het zijn dit laatste woord te hoeren : Gaat Keg van mij, gij vervloekten ! in het i-euwige vuur. (Matth. 25)

Zij toch die thans gaarne het woord des kruisen hooren en volgen, zullen dan niet te vreezeu hebben voor het woord der eeuwige verdoemenis.

Dit teeken van het kruis zal aan den hemel zijn, wanneer de Heer ten oordeele komt.

Dan zullen al de dienaren des kruisen , die zich in hun leven den Gekruiste hebben gelijkvormig gemaakt, tot Cliristus, den Keehter, met groot vertrouwen naderen.

2. Wat vreest gij dan het kruis op te nemen, daar het ten rijkszetel voert ?

Ie het kruis is heil, in het kruis het leven, in het kruis bescherming tegen de vijanden, in het kruis overvloed van lumelschen troost, in het kruis zielskracht, in het kruis geestesvreugde, it. het kruis het toppunt der deugd , in het kruis , dc volmaking der heiligheid.

Er is geen heil voor de ziel noch hoop op het eeuwig leven, dan in het kruis.

Neem dan uw kruis op en volg Jesus, en gij zult tot het eeuwige leven gaan.

\' Hij ging voor , torsende zijn kruis, en is voor u aan het kruis gestorven, opdat ook gij uw kruis zoudt dragen en trachten aan het kruis te sterven.

Want zijt gjj met Hem gestorven, gg zult

-ocr page 195-

TWEEDE BOEK.

ook met Hem leven, en zijt gij deelgenoot geweest van zijn lijden, gij zult het ook van zijne heerlijkheid wezen.

8. Zie, alles is in het kruis opgesloten en alles bestaat in het sterven.

Er is geen andere weg tot het leven en tot den waren inwendigen vrede, dan de weg van het heilige kruis en eener dagelijksohe verster-ving.

Ga werwaarta gij wilt, zoek wat gü wilt, gij znlt boven u geen hoogeren, noch beneden u eenen veiliger weg vinden, dan dien van het heilige kruis.

Beschik en regel alles naar uwen wil en goeddunken , en gij zult bevinden dat gij altoos willens of onwillens iets moet lijden, en dus zult gy immer een kruis aantreffen.

Of gij zult in het lichaam smart gevoelen, ot naar de ziel geesteskwelling lijden.

4. Somtijds zult gij van God verlaten, somtijds door uwen naaste geplaagd worden, en wat nog erger is, gij zult dikwijls uzelven tot last zijn.

Nochtans zult gij door geenerlei middel noch troost kunnen verlost of verlicht worden, maar zoolang God het wil, zult gij het moeten dragen.

Want God wil dat gij smart zonder troost leert Igden, en dat gij u geheel aan Hem onderwerpt , en dat gij door lijden nederiger wordt.

Niemand gevoelt zoo hartelijk het lijden van Christus, als hij wien het te beurt viel iets dergelijks te lijden.

Er is alzoo altoos een kluis gereed en het wacht u overal op.

Gij knnt het niet ontvluchten werwaarts gij

13

193

-ocr page 196-

194 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

loopt; want waar gij komt gij draagt uzelven mede en vindt uzelven overal.

Wend u naar boven, wend u naar beneden, wend u naar buiten; wend u naar binnen, overal vindt gij het kruis en overal moet gij geduld oefenen, wilt gij innerlijk vrede hebben en de eeuwige kroon verdieuen.

5. Zoo gij uw kruis gewillig draagt, het zal ook u dragen en ten gewensohten einde brengen, waar namelijk het lijden eindigen zal, ofschoon het niet hier zal wezen.

Draagt gij het onwillig, gij maakt u eenen last en bezwaart uzelven te meer, en toch moet gij het dragen.

Werpt gij een kruis van u af, gij zult ongetwijfeld een ander en wellicht zwaarder vinden.

6. Denkt gij te ontwijken wat geen sterveling heeft kunnen ontgaan?

Welk heilige is op aarde zonder kruis en lijden geweest ?

Zelfs immers is Jesus Christus, onze Heer, zoolang hij leefde, geen uur zonder lijdenssmart geweest. De Christus moest lijden zeide Hij, en van de dooden opstaan en alzoo ingaan in zijne heerlijkheid. (Luc. 24)

Hoe zoekt gij dan eenen anderen weg, dan dezen koninklijken weg, den weg des heiligen kruisen ?

7. Het geheele leven van Christus was kruis en marteling, en gij zoekt voor u rust en vreugde?

Gij dwaalt, gij dwaalt, zoo gij iets anders zoekt dan tegenspoed te lijden: want dit geheele sterfelijk leven is vol ellenden en met kruisen omringd.

En hoe meer iemand in het geestelijk leven

-ocr page 197-

TWEEDE BOÈK.

gevorderd is, hoe zwaarder krniscu hij dikwijls vindt ; want de ellende zijner ballingschap neemt toe naar zijne liefde.

Nochtans is deze zoo veel geplaagde niet zonder opbeurenden troost; want naarmate hij zijn kruis draagt, gevoelt hij de heerlijkste rruch-ten ervan toenemen.

Want daar hij zich gewiliisf daaraan onderwerpt , gaat ook al de last des lijdens in vertrouwen op den goddelijken troost over.

En hoe meer het vleesch door het lijden verzwakt wordt, te meer wordt de geest door de inwendige genade versterkt.

• Ja somtijds wordt men door den lust tot ramp en tegenspoed, uit zucht naar gelijkvor-misrheid aan het kruis van Christus zoodanig versterkt, dat men niet zonder smart of lijden zoude willen leven ; daar men gelooft dat reen zich te meer bij God aangenaam maakt, hoe me°rder en zwaarder last men om zijnentwil kan dragen.

Dit is niet het werk des raenschen maar der genade van Christus, die op het booze vleesch zoo veel vermag en uitwerkt, dat het met ijver des geestes aangrijpt en bemint, heteeen \'t van nature altoos haat en vlucht.

9. Het is den raensch niet eigen het kruis te dragen, het kruis te beminnen, het lichaam te tuchtigen en dienstbaar te maken, de eer te vlieden, den smaad gewillig te verdragen, zich-zel ven te verachten en gaarne veracht te willen worden, allerlei tegenheden en verliezen te lijden , en naar geenerlei voorspoed op deze wereld te verlangen.

195

-ocr page 198-

196 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Indien gij op u zeiven ziet, zult gij niets van dat alles vermogen.

Maar vertrouwt gij op den Heer, dan zal u de sterkte van boven gegeven en wereld en vleesch aan uw gebied onderworpen worden.

Zelfs den vijand, den duivel, zult gü niet vreezen, zoo gij met het geloof gewapend , en met het kruis van Christus geteekend zijt.

10. Bereid u dan, als een goed en getrouw dienaar van Christus, om het kruis uws Hee-ren, uit liefde voor u gekruist, moedig te dra-gen.

Bereid u om in dit ellendige leven velerlei tegenheden en allerhande ongemakken te verdragen : want waar gij ook zijt, dat zal uw lot wezen, en gij zult het dus in waarheid bevinden waar gij u ook verschuilt.

Het moet zoo zijn ; en er is geen middel om den druk der rampen en smarten te ontgaan dan die te verdragen.

Drink met blijdschap den kelk des Heeren, indien gij zijn vriend wilt zijn en deel met Hem hebben.

Laat het troosten aan God over; Hij doe daarmede zooals Hem behaagt.

11. Wat u betreft, zet u tot het verdragen van tegenheden en stel daarin uwen grootsten troost; want het lijden vnn dezen tijd is niet te achten om te verdienen de toekomende heerlijkheid, welke aan ons zal worden geopenbaard, (2. Cor. 12) al kondet gij het ook alles alleen verdragen.

Wanneer gij zoo ver gekomen zijt dat de tegenspoed ii zoet is en om Christus wil wél smaakt, denk dan dat het met u wel is; want gij hebt op aarde een paradijs gevonden.

-ocr page 199-

TWEEDE BOEK.

12. Zoolang het lijden u zwaar valt en gij het traclit te ontgaan, zoolang zal het met u kwalijk: zijn , en het lijden dat gij vlucht zul u overal volgm.

Schikt gij ii, waartoe gij verplicht zijt, te weten, tot lijden en zelfversterving, zoo zal het ras beter worden en gij zult vrede vinden.

Al waart gij met Paulus tot in den derden hemel opgevoerd, gij zoudt daarom niet verzekerd zijn van niets tegenstrijdigs te lijden. Ik zal hem, zegt Jesus, toonen hoeveel hij om mijnen naam moet lijden. (Act. 9.)

Lijden moet gij dus zoo gij Jesus beminnen en Hem voor altoos dienen wilt.

13.0, mocht gij waardig zij n iets voor den naam van Jesus te lijden ! Welk eene groote glorie zoude u wachten, welke vreugde zoude het voor alle Gods Heiligen en welk eene stichting voor uw evenmensch zijn!

Maar allen prijzen de lijdzaamheid aan, ofschoon weinigen slechts willen lijden.

Terecht behoordet gij voor Christus een weinig te lijden, daar zoo velen voor de wereld wel meer verdragen.

14. Houd het voor zeker dat gij een stervend leven leiden moet; en hoe meer iemand zich afsterft, te meer begint hij voor God te leven.

Niemand is bekwaam om het hemelsche te bevatten, tenzij hij zich onderwerpe aan het dragen van rampen om Christus\' wille.

Niets is aangenamer aan God , niets u heilzamer op deze wereld dan gewillig voor Christus te lijden.

Ja zoo gij te kiezen hadt, moest gij liever

197

-ocr page 200-

198 DK NAVOLGING VAN JI\'.SUS CHKISTÜS.

wenschen voor Christus rampen te lijden, dan door velerlei troost verkwikt te worden ; want zoo zoudt gij meer gelijk aan Christus en meer gelijkvormig aan al de Heiligen zijn.

Want onze verdienste en de voortgang van onzen staat zijn niet in veel genoegens en troost gelegen, maar eerder in het dragen van groote moeielijkheden en rampen.

15. Ware er iets beters en lieilzamers voor den meuscli dan te lijden, zeker zoude Christus dat door leer en voorbeeld aangewezen hebben.

Maar Hij vermaant zijne leerlingen die Hem volgden, en allen die Hem willen volgen, uitdrukkelijk om hun kruis te dragen zeggende ; Zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochenezich-zelveu, neme zijn Jcruis op en volge Mij. (Matth. 16.)

Na alles dan wèl doorlezen en onderzocht te hebben zij dit eindelijk het besluit: Wij moeten door vele verdrukkingen ingaan in het rijk Gods. (Act. 14.)

OEPJ5NING

Kan men de wonderbare voordeden van het kruis en de groote verdiensten van den druk en het lijden, die de schrijver hier aanhaalt, lezen, gelooven en doordringen , zonder opgewekt te worden om de wederwaardigheden van de [hand en het hart van Jesus Christus te ontvangen, en zich te onderwerpen om te lijden al wat Hij zal willen en zooveel Hij zal willen? Veel lijden en wél lijden is trouwens een volstrekt noodzakelijk middel om zalig te worden, en het gevoeligste en krachtigste uitwerksel vau Gods goedheid jegens u, die ons de tijdelijke kwellingen overzendt, om ons van de eeuwige

-ocr page 201-

TWEEDE BOEK.

te bevrijden! Het is, volgens den H. Paulus, een zichtbaar kenteeken van eenen voorbeschikte , gelijkvoimig aan Jesus Christus te wezen, dat is te zeggen, aan eenen verootmoedigden, vervolgden en lijdenden God ; het is zich zijn glorierijk leven waardig maken, met deel te nemen in zijn lijdend leven; het is de pijn, welke men voor zijne zonden schuldig is, uit-wisschen, door eene volmaakte oefening van boetvaardigheid; het is het hart van Jesus Christus winnen , zijne liefde verdienen, Hem wreken en ons straffen. Hem eeren door onze vernedering , en zijn welbehagen voor onze voldoening stellen. Is dit alles niet geschikt om den Christen in zijne kwellingen te troosten en hem aan te moedigen teel te lijden? Zeg dan lijdende, om icd te mogen lijden: de hel, die ik verdiend heb , is sclirikkelijker dan al wat ik kan lijden; mijii Zaligmaker heeft veel meer dan ik geleden, en het Paradijs is zeker wel eenig lijden waard.

GEBED.

Tot hiertoe, o God ! ik moet het bekennen, verklaarde ik mjj als vijand van het kruis. Het had voor mij iets verschrikkelijks ; daarom wilde ik het ontvluchten, en ik ellendige zag daardoor den last meer en meer toenemen. Doe mij verstandiger worden. Neen, er is geen andere weg des heils voor mij, dan die des kruisen. Laat mij dien weg dan moedig betreden en uwen Zoon, mijnen grooten Meester navolgen, die voor mij aan het kruis gestorven is. Amen.

199

-ocr page 202-

y/m iiüi ©üiiifii,

DERDE BOEK.

Over de inwendige vertroosting.

EERSTE HOOFDSTUK.

Over het inwendige onderhoud van Christus met de geloovige ziel.

1. De Geloovige. Ik zal hoor en, naar hetgeen de Heere God in mij spreken zal (Pa. 84.)

De Heek. Zalig; de ziel die naar den Heere hoort als hij in haar spreekt, en uit Zijn mond het woord van troost ontvangt!

Zalig de ooren die het gefluister van het goddelijk woord opvangen en van de inflnistering dezer wereld niets vernemen !

.Ta wel zalig de ooren die niet luisteren naar de stem welke daar buiten klinkt, maar naar de waarheid die van binnen leert!

Zalig zijn de oogen die voor het uitwendige gesloten, maar op het inwendige gevestigd zijn !

-ocr page 203-

derde boek.

Zalig zij die tot het binnenste doordringen en zich, door dagelijksche oefeningen, meer en meer trachten bekwaam te maken tot het bevatten der hemelsche verborgenheden !

Zalig zij die vurig verlangen met God om te gaan en zich van alle hindernis der wereld ontdoen !

2. De GklooviijE. Let hierop, m|jne ziel\' en sluit de deuren uwer zinnelijkheid; opdat gij hooren moogt naar hetgeen de Heer uw God in u spreekt.

De Heer. Dit ?egt uw Geliefde : Ik ben uw heil, uw vrede en uw leven.

Houd n aan Mij en gij zult vrede vinden.

Laat al het vergankelijke daar, zoek het eeuwige.

Wat is al het tijdelijke tenzij verleiding ? En wal baten al de schepselen, zoo gij van den Schepper verlaten zijt ?

A-lles dan verlatende, maak u behagelijk en getrouw aan uwen Schepper; opdat gij het ware geluk moogt verwerven.

OEFENING.

De ziel bereidt zich wel om te aanhooren, het-gene den Heer haar inwendig zegt, als zij in de eenzaamheid, in stilzwijgendheid en gebed leeft, niet meer verlangt dan alleen met haren God te wezen, en als zij Hem in zich door een levend en eerbiedig geloof zoekt; als zij anndnch-tig en getrouw is aan de bewegingen zijner genaden , aan den indruk zijner tegenwoordigheid , en aan de betrachting zijner liefde. Derhalve, eenen aandachtigen geest hebbende en eeue getrouwe liefde, den geest aandachtig op hetgene

201

-ocr page 204-

302 DE NAVOLGING TAN JESUS CHRISTUS,

God van ons begeert, en het besluit in het hart van hetzelve te doen , dit is zich krachtdadig voorbereiden om God te aanhooreu, eu om die in de innigste mededeeling van zijnen geest te ontvangen. God spreekt onophoudelijk tot ons door zijne ingevingen en de heilige voornemens , die Hij ons geeft om onszelven te versterven en voor Hem alleen te doen leven. Maar wij luisteren naar Hem niet, of wij luisteren alleen in het voorbijgaan : en onze ziel, geheel door de zinnen verslonden, areheel door hare driften ontroerd en met uitwendige zaken bezig, maakt zich ongeschikt gn onwaardig om de inwendige werkingen van God te gevoelen. Men moet dan den geest een besluit doen nemen , van weinig aan de schepselen te denken en van hen te spreken, van het stilzwijgen en de eenzaamheid te beminnen, van onze ziel met de tegenwoordigheid Gods, en ons hart met zjjne liefde te voeden, en van in alles voor Hem en onder Zijne oogen te werken, om een inwendigen mensch te worden, die uit en voor God leeft, gelijk ieder Christen moet doen om zalig te worden.

GEBED.

Ja wel gelukkig hij, mijn God! die zijn hart voor den zaligen invloed uwer goddelijke inspraak open houdt! Gelukkig hij, die naar uwe stem hoort en de leiding uwer genade volgt! Hoe veel bezit zulk een, waarvan hij de waarde nimmer beseffen kan! Niets van al het aardsche is daarbij iets te achten. Laat ook mij dat geluk ontwaren. Woon Gij bij mij, en maak mijn hart vatbaar voor den invloed van uwe ver-

-ocr page 205-

DEKTJE BOEK.

troostende stem. Gij zijt miju heil, vrede ea leven.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Dc WaarJieid spreekt in ons zonder geluid van Koorden.

1. De G kloovige. Spreek, o Heer! uw dienaar hoort. (1 Heg. 3.) Ik hen uk dienaar ; geef mij verstand, opdat ik uwe getuigenissen kenne. (Pa. 118.)

Neig mijn hart tot de woorden uws monds; (Ib.-) dat uwe rede als de morgendauw vloeie.

Weleer zeiden Israëls kinderen tot Mozes : spreek (jij tot ons, en wij zidlen hoeren; maar dat God tot ons niet spreke opdat icij niet sterven. (Exod. 20.)

Niet alzoo, o Heer! niet alzoo bid ik; liever smeek ik met den Proleet Samuël ootmoedig en vurig : spreek, o Heer ! want uw dienaar hoort.

Dat niet Mozes noch een der Profeten tot mij spreke, maar spreek Gij liever, Heere God! ingever en verlichter van al de Proleten ; want Gij alleen kunt mij zonder hen volkomen onderrichten, terwijl zij zonder U niets vermogen.

2. Woorden kunnen zg wel doen klinken; maar den geest scheuken zij niet.

Zij spreken voortreffelijk; maar zwijgt Gij, zij ontvlammen het hart niet.

Zij geven letters, maar Gg ontvouwt den zin.

Zij dragen geheimenissen voor, maar Gij doet de beteekenis van het beteckende vatten.

Zij maken de geboden bekend, maar Gij helpt die volbrengen.

203

-ocr page 206-

204 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.

Zij wijzen den weg, maar Gij sterkt o:n dien te bewandelen.

Zij werken slechts van buiten, maar Gij onderricht en verlicht het hart.

Zij begieten uitwendig, maar Gij geeft de vruchtbaarheid.

Zij sproken luid door woorden, maar Gij geeft aan het gehoor het begrip.

3. Dat dan niet Mozes tot mij spreke, maar Gij, Heere mijn God! de eeuwige waarheid, opdat ik niet sterve en zonder vrucht blijvc, als ik slechts uitwendig gewaarschuwd ben en niet inwendig ontvlamd.

Opdat het mij niet ten oordeel strekke het woord gehoord en niet gedaan, gekend en niet bemind, geloofd en niet onderhouden te hebben.

Spreek Gij dan, o Heer! want uw dienaar hoort, en Gij hebt de woorden des eeuwigen levens. ( Joan. 6.)

Spreek Gij tot mij tot eenigen troost mijner ziele en ter verbetering van mijnen geheelen wandel, U tot lof en roem en eeuwige eer.

OEFENING.

God spreekt tot den geest door zijn licht, en tot het hart door zijne ingevingen. Alles , wat ons de Profeten zeggen door het lezen van de Heilige Schrift, en de predikers door dc waarheden, welke zij ons verkondigen, dit alles overtuigt geenen geest, noch raakt een hart, indien God niet tevens door zijne genade tot liem spreekt. Men moet dan den Heer bidden dat Hij tot ons inwendig spreke, als wij uitwendig de heilige waarheden hooren verkondigen of ze lezen : uit vrees van voor zijne oogen nog plich-

-ocr page 207-

derdr boek.

tiger te worden, indieu wij het woord Gods aan-hooren , zonder het te onderhcuden ; als wij de waarheden kennen, zonder ze te volgen ; als wij zijnen wil kennen, zonder dien te volbrengen.

GEBED.

Ja spreek Gij tot mij, o God! en dat alle schepselen zwjjgen! Spreek tot mijne ziel : maak haar uwen heiligen wil bekend en geef haar de kracht om dien te volbrengen. Wat toch baat mij uwe Heilige Schrift, zoo Gjj mij niet daarvan den zin opent? Gij, Gij alleen onderricht den geest, ontvlamt het harten sterkt den gang. Daarom spreek Gij, o Heer ! uw dienaar hoort. Gij hebt de woorden des eeuwigen levens ; Gij zijt mijn licht en sterkte.

DEEDE HOOFDSTUK.

liet Koord Gods moet met ootmoed geJioord korden: velen nemen het niet ter harte.

1. De Heee. Mijn zoon 1 hoor naar mijne woorden; woorden vol lieflijkheid en verheven boven al de wetenschap der geleerden en wijzen dezer wereld.

Mijne woorden zijn geest en leven (Joan. 6), en mogen niet geschat worden naar het gevoelen der menschen.

Ook msg men daarin geen ijdel behagen zoeken , maar men moet ze in stilte aanhooren eu met allen ootmoed en groote liefde opnemen.

2. De Geloovige. Gelukkig is hij, o Heer ! dien Gij onderricht en wee wet leert om hem in bange dagen te verkwiJcJcen (Ps. 93). en opdat hij niet op aarde verlaten zij.

205

-ocr page 208-

206 be navolging van jesus christus.

3. De Heer. Ik heb van den beginne af de Profeten onderwezen en tot nu toe houde ik niet op tot allen te spreken, maar velen zijn doof voor mijne stem en verhard.

Velen hooren liever de wereld dan God, en volgen liever de lusten huns vleesches dan het welbehagen Gods.

De wereld belooft het tijdelijke en geringe en wordt met grooten ijver gsdiend : ik beloof het hoogste en eeuwige, en der stervelingen hart blijft koud.

Wie dient en gehoorzaamt Mij in alles met die zorg, waarmede men de wereld en hare hee-ren dient ?

Bloos, o Sidon ! zegt de zee. (Is. 33.) En vraagt gij de reden, hoor, zij is deze :

Om een gering inkomen legt men een grooten weg af; voor het eeuwige leven willen velen nauwlijks een voet van den grond oplichten.

Men streeft naar een slecht gewin; om een stuk gelds wordt somtijds schandelijk getwist; om een ijdel ding en eene beuzelachtige belofte aarzelt men niet zich dag en nacht te vermoeien.

4. Maar, o schande! voor een onvergankelijk goed, voor een onwaardeerbaren prijs, voor de hoogste eer en eindelooze heerlijkheid is men traag de minste moeite te doen!

Bloos dan, traag en klaagziek dienstknecht! daar genen ijveriger tot hun verderf dan gij teu leven bevonden wordt.

Zij smaken meer vreugde bij de ijdelheid dan gij bij de waarheid.

En toch worden zij somtijds in hunne hoop bedrogen, terwijl mijne belofte niemand bedriegt, noch die op Mij betrouwen ledig wegzendt.

-ocr page 209-

DERDE BOEK.

Wat Ik beloofd heb zal Ik geven, wat Ik gezegd heb zal Ik nakomen, mits men in mijne liefde getrouw blijve ten einde toe.

Ik ben liet die alle braven beloon, Ik, die de vromen sterk beproef.

B. Schrijf mijne woorden in uw hart en overweeg ze vlijtig; want ten tijde der bekoring zullen zij zeer noodzakelijk zijn.

Wat gij bij het lezen niet verstaat, zult gij begrijpen ten dage van mijn bezoek.

Ik pleeg mijn uitverkorenen op tweederlei wijze te bezoeken, door beproeving namelijk en vertroosting.

Twee lessen ook lees ik hun dadelijks, de eene door hun gebreken te berispen , de andere door hen op te wekken tot voortgang in de deugd.

W ie mijne woorden hoort en ze versmaadt, heeft een\' die hem vonnissen zal ten jongsten dsge.

6. De Geloovige. Heere mijn God! al mijn goed zijt Gij. En wie ben ik dat ik tot U durf spreken ? Ik ben uw armste dienstknecht en een nietig aardworm , veel armer en verachtelijker dan ik weet of zeggen durf.

Gedenk toch, o Heer! dat ik niets ben, niets heb en niets vermag.

Gij alleen zijt goed, rechtvaardig en heilig. Gij vermoogt alles, Gij geeft alles. Gij vervult alles, den zondaar alleen ledig latende.

Gedenk uwer ontfermingen en vervul miju hart met uwe genade; Gij die uwe werken niet ledig wilt laten.

7. Hoe zal ik in dit ellendig leven den last van mijzelven dragen, als uwe ontferming en genade mij niet ondersteunen ?

207

-ocr page 210-

308 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Wend uw aanschijn niet van mij af; wil uw bezoek niet uitstellen; wil mg uwen troost niet onttrekken, opdat mijne ziel voor U niet worde als een land zonder Kater. (Ps. 142)

Heer! leer mij uwen wil doen, (Ib.) leer mij voor U waardig en in ootmoed wandelen.

Gij toch zijt mijne wijsheid, die mij in waarheid kent en reeds gekend hebt, voordat de wereld was en voordat ik in de wereld geboren werd.

OEFENING.

Het is verwonderlijk te zien, hoe veel eene ijdele en bedrieglijke hoop aan de menschen voor een tijdelijk en vergankelijk goed doet ondernemen, en het weinige dat eene vaste en zekere hoop, gegrond op het woord van God zeiven, aan de Christenen voor een geestelijk eeuwig goed doet ondernemen. Het vooruitzicht van eenig belang, en de hoop van eenige goederen te winnen, hoe onzeker ook, moedigt alle harten aan, behaagt ons zeer, droogt alle tranen af en ondersteunt ons in alle moeilijkheden; en men acht zich voor zijnen arbeid wel beloond, als men de eer behaald, het vermaak genoten of het goed bekomen heeft, hetwelk men verlangde. Er is niets dan de hoop op het paradijs eu het vooruitzicht van een eeuwig geluk, hetwelk door het geduld en door de goede werken kan verdiend worden, hetgeen niemand aanmoedigt, ondersteunt, noch troost; en men is alzoo neerslachtig eu moedeloos op het aanzien van den hemel, dien men kan winnen met te trachten wel te Ijjden, alsof de hemel niets ware. Hoe komt dit? Het is, omdat men te veel verkleefd-

-ocr page 211-

derde boek.

heid voor de tegenwoordige zaken, en te veel onverschilligheid voor de toekomende heeft: en die zwakheid van onze hoop komt uit de kwij» ning van ons geloof voort.

GEBED.

Beschameud, o God! is voor mij deze overweging. Een verkeerde geest die mij zoo vaak bezielt , belet uwe woorden toegang tot mijn hart, dat zich ook meer genegen toont om der wereld gehoor te geven en zich aan haar te verbinden. Mocht deze verblindheid ophouden, en ik mijn zelfbedrog ontwaren ! Doe mij de wereld in hare ware gedaante beschouwen. Dit zal genoeg zijn om haar mijn hart te ontrukken en het tot U over te brengen, die alleen het kimt bevredigen.

VIEEDE HOOFDSTUK.

Mtn moet in waarheid en ootmoed voor God , wandelen.

1. De Heeb. Zcon! wandel voor Mij in waarheid en zoek mij altoos in de eenvoudigheid uws harten.

Wie voor Mij in waarheid wandelt zal tegen booze aanvallen beveiligd zijn, en de waarheid zal hem bevrijden van de verleiders en van den laster der kwandwilligen.

Heeft de waarheid u bevrijd, dan zult gij waarlijk vrij zijn en op de ijdele woorden der menschen geen acht geven.

2. De Gïloovige. Heer! het is gelijk Gij zegt; dat, bid ik, mij dus geschiede; dat uwe

14

209

-ocr page 212-

210 de navolging van jesus chbistu3.

waarheid mij leere, dat zij mij beware en tot een heilzaam einde behoude.

üat zij mij vrij make van alle kwade neiging en ongeregelde verkleefdheid; dan zal ik met ü in groote vrijheid des harten wandelen.

3. De Heer. Ik, zegt de Waarheid, zal u leeren wat recht en mij behagelijk is.

Overweeg met een groot mishagen en droefheid uwe zonden, en acht u nooit iets te zijn om uwe goede werken.

Inderdaad, gij zijt een zondaar, aan vele driften onderworpen en daarin verward.

Uit uzelven helt gij altoos over tot het niet; spoedig valt gij, spoedig wordt gij overwonnen, spoedig ontrust, spoedig ontmoedigt.

Niets hebt gij waarop gij kunt roemen, maar veel waarover gij u moet vernederen : want gij zijt veel zwakker dan gij bevatten kunt.

4. Van alles dan wat gij doet, schijne u niets groot : houd niets als groot, niets als kostbaar, bewonderens- of roemenswaardig; want niets is verheven, niets waarlijk prijzenswaardig en begeerlijk dan hetgeen eeuwig is.

Dat de eeuwige waarheid u boven alles be-hage, uwe overgroote onwaardigheid u steeds mishage.

Vrees, veracht en vlucht niets zoo zeer als uwe gebreken en zonden, waarvan gij meer afkeer moet hebben dan van aller zaken verlies.

Sommigen wandelen voor Mij niet oprecht; maar, door zekere nieuwsgierigheid en vermetelheid gedreven, willen zij mijue verborgenheden kennen en de diepte Gods peilen, terwijl aij zichzelven en hun heil verwaarloozen.

Dezen, daar Ik Mij tegen hen stel, vallen

-ocr page 213-

DERDE BOEK.

dikwijls door hoogmoed en nieuwsgierigheid in groote bekoringen en zonden.

5. Gg, vrees Grods oordeelen, sidder voor den toorn des Alrnachtigen.

Wil niet, de werken des Allerhoogsten b?oor-deelen ; maar doorzoek mve ongerechtigheden , in hoeveel gij misdaan, en hoeveel goeds gij verzuimd hebt.

Sommigen stellen hunne godsvrucht alleen in boeken, sommigen in beelden, anderen in uitwendige teek enen en vormen.

Sommigen hebben Mij in den mond, maar weinigen in het hart.

Er zijn anderen die, van verstand verlicht en van harte gereinigd, altoos naar het eeuwige hijgen : zij willen nauwelijks van het aardsche hooren en voldoen met weerzin aan de behoeften der natuur.

En deze gevoelen wat de geest der waarheid in hen spreekt.

Want hjj leert hen \'t aardsche versmaden en. \'t hemelsche beminnen, de wereld veronachtzamen en dag en nacht onophoudelijk naar den hemel verlangen.

OEFENING.

Niets zal u beter doen beseffen wat Gij zijt, dan het gevoelen uwer ellenden. Even als gij niets dan neiging tot het kwaad gevoelt, zoo moet gij u door geene gevoelens van ijdelheid of welbehagen verheffen. Gelukkig eeneziel, die zich tracht te kennen, en weet te zuchten over al de zwakheden, ellenden en ongeregelde neigingen, die zij in zich vindt! Want dit is het, wat haar aan God onderwerpt, wat haar dringt dik-

211

-ocr page 214-

212 de NAVOLGING van jesus chmstüs.

T\\ijls tot Hem hare toevlucht te nemen en zich onder zijne almogende hand te vernederen. Het is dat onophoudelijk gevaar, waarin zij zich bevindt, van ouder de bekoringen te bezwijken , hetgene zooveel voortbrengt, dat zij , ten opzichte var. God zich in eenen staat van gedurige afhankelijkheid en van eene oprechte en volstandige ontblooting behoudt. Maak van nu af het voornemen, alle beproevingen, welke Hij u zal overzenden, van Gods hand te aanvaarden, zijne inzichten te volbrengen, en u aan zijn welbehagen te onderwerpen.

GEBED.

Dierbare Heiland ! Vriend der oprechten en eenvoudiger van harte ! mocht ik zoo gelukkig zijn ouder het aantal dezer uwer uitverkorenen te behooren, en mijn hart de krachtige inspraak uwer eeuwige wSarheid gevoelen ! Dan zoude ik mij licht boven al het zinnelijke, kunnen verheffen, mijn hart beter leeren kennen en mij mijne verbetering meer aantrekken. Dat het toch eens daartoe kome. Uwe waarheid zij mijne geleidster, zij brenge mij tot een eeuwig zalig leven !

VIJFDE HOOFDSTUK.

Over de wonderbare werking der goddelijke liefde.

1. De Geloovige. Ik zegen U, o hemelache Vader! Vader van mijnen fleer Jesus Christus ! dat Gij U verwaardigd hebt mij arme te gedenken. ■ ■

-ocr page 215-

DEK DE boek.

o Vailer der barmhartigheid en God aller vertroosting! U zij dank dut Gij mij, allen troost onwaardige, nu en dau met uwen troost verkwikt.

U zegen ik en verheerlijk u met uwen eenig-geboren Zoon en den Heiligen Geest, den Trooster, in de eeuwen der eeuwen.

o Heere God! mijn heilige minnaar! wanneer Gij komt iu mijn hart, dan zal alles wat in mij is zich verheugen.

Gij zijt mijn roem en de vreugde mijns harten; Gij zijt mijn hoop en toevlucht ten tijde mijner benauwdheid.

3. Maar omdat ik in de liefde nog zwak ben en in de deugd onvolmaakt, daarom behoef ik volstrekt door U versterkt en getroost te worden.

Bezoek mij dan dikwijls en onderwijs mij in uwe heilige lesringen.

Bevrijd mij van kwade driften en genees mijn hart van alle ongeregelde neigingen; opdat ik, van binnen genezen en wel gereinigd, bekwaam worde om Ü te beminnen, sterk om te lijden en standvastig om te volharden.

3. Dr Heer. de liefde is iets groots, een zeer groot goed.

Zij allen maakt licht al wat zwaar is , en draagt al het ongelijke gelijkelijk.

Want zij draagt den last zonder last, en maakt al het bittere zoet en smakelijk.

De liefde tot Jesus is edelmoedig, drijft tot groote daden aan en wekt steeds dc begeerte tot het volmaaktere op.

De liefde streeft naar boven en laat zich door niets laags wederhouden.

De liefde wil vrij zijn en van alle wersldseUe

313

-ocr page 216-

214 D±. NAVOLGING VAN JESUS CHEI81US.

gthechtheid ontheven, opdat haar innerlijke blik niet verhinderd worde, opdat zij om gee-uerlei tijdelijk belang in verlegenheid kome noch negens ongeval bezwgke.

Er is niets zoeter dan de liefde, niets krachtiger, uiets verhevener, niets uitgebreider, niets genoegelijker, niets vollediger, niets beter in hemel en op aarde.

W ant, de liefde is uit God geboren en kan niet dan in God boven al het geschapene rusten.

4. Wie bemint, loopt, vliegt en is verheugd; hij is vrij en wordt niet wederhouden.

Hij geeft alles voor alles en heeft alles in alles, dewijl hij boven alles in het eenige hoogste rust, uit hetwelk alle goed vloeit en voortkomt.

Hij ziet niet op giften, maar wendt zich boven alle goederen , tot den gever.

De liefde kent dikwijls geenc maat, maar brandt bove alle mate.

De liefde gevoelt geen last, zij acht geen arbeid; zij tracht naar meer dan zij vermag, zij wendt nooit onmogelijkheid voor, omdat zij meent dat haar alles mogelijk en geoorloofd is.

Zij is dus tot alles in staat; zy volbrengt veel en voert uit, waar hij die niet bemint, te kort schiet en bezwijkt.

5. De liefde waakt en slapende sluimert zij niet.

Vermoeid, is zij niet afgemat; geprangd, wordt zij riet ingedrukt; verschrikt, ontsteld zij zich niet; maar gelijk een levende vlam en brandende toorts breekt zij uit naar boven en dringt ongehinderd door.

Wie bemint weet wat deze stem roept. Ook is het een sterk geroep in het oor van God,

-ocr page 217-

derde boek.

wanneer eene van liefde brandende ziel uitroept : Mijn God! mijne liefde! Gij geheel de mijne, ik geheel de uwe.

6. De geloovige. Bereid in mg de liefde uit, opdat ik met den inwendigen mond des harten leere smaken, hoe zoet het zij te beminnen en in liefde te smelten en te zwemmen!

Mocht ik door liefde zoo bevangen worden , dat ik door haar gloed en overmaat boven mij-zelven vervoerd werd!

Mocht ik het lied der liefde zingen en U , mijn Geliefde! in de hoogte volgen; mocht mijne van liefde juichende ziel onder uwen lof bezwijken!

Mrcht ik U meer dan mijzelven beminnen en mijzelven alleen om U, en in U allen die U waarlijk beminnen, gelijk de wet der liefde van U afkomstig, gebiedt!

7. De Heek. De liefde is vlug, ongeveinsd, vroom, bevallig en aangenaam, sterk, geduldig, getrouw, voorzichtig , lankmoedig , manhaftig en nooit zichzelve zoekende , want waar iemand zichzelven zoekt daar valt de liefde weg.

De liefde is omzichtig, nederig en oprecht, niet lafhartig, niet lichtzinnig noch opijdelheden bedacht, ingetogen, kuisch, bestendig , bedaard en wachthoudende over alle zinnen.

De liefde is onderworpen en gehoorzaam aan de oversten, in haar eigen oog gering en ongeacht, Gode gewijd en dankbaar, altoos hopende en vertrouwende op Hem , ook als zij voor God geen smaak gevoelt: want zonder smart leeft men in de liefde niet.

8. Wie niet gereed is om alles te lijden en zich naar den wil zijns geliefden te schikken , verdient den naam van minnaar niet.

215

-ocr page 218-

216 DE NAVOLGING VAN JBSÜS CHRISTUS.

Een minnaar behoort zich gaarne om zijnen geliefde al het harde en bittere te getroosten, en door geene voorvallende tegenheden van hem te laten aftrekken.

OEFENING.

„Wie zal ooit de wonderbare uitwerkingen der liefde Gods in eene ziel, die aan hare indrukken en beproevina;en getrouw is , kunnen begrijpen en uitleggen? Het is beter ze te gevoelen dan te bespreken, en het is volmaakter ze in het werk te stellen dan die te gevoelen. Wat werkt de liefde Gods niet uit, als zij levend, sterk en volledig is in eene ziel, die door de schoonheden en goedheden van haren Schepper is ingenomen , en door de vurigheid van zijne heilige liefde bezield? Zij denkt dikwijls aan Hem, want men kan niet vergeten wat men bemint; zij onderneemt alles om Hem te behagen; zij verdraagt alles om zijne liefde, zij vermijdt zorgvuldig de lichte onvrijwillige gebreken : want hoe kan men God beminnen en Hem willen mishagen ? Zij wenscht den Heere alle goed wat hij bezit en wat hij is; zij zou willen, dat al de harten der menschen maar een hart waren, en dat dit éene hart van eenen seraf ware; zij verblijdt zich over al den lof en de eer, die Hfm in den hemel en op de aarde gegeven wordt; zij noodigt alle schepselen uit om Hem te beminnen en te loven, zij zou Hem met verlies van haar leven, en van haar wezen zelfs, eene vermeerdering vau geluk der voldoening willen bezorgen, indien dit konde wezen; zij kan zich over Zijn verlies niet tnos-ten; zij zucht onophoudelijk naar het geluk van Hem te aanschouwen ; zij aanziet het leven als

-ocr page 219-

DERDE BOEK.

eene ballingschap, welke de wil alleen vaa haren Go:l voor haar verdraaglijk maakt; zij aanziet met vreugd den dood als het eenig middel om Hem te bezitten en Hem nooit meer te vergrammen ; zij brandt door een geheim, hevig en gloeiend vuur, dat haar in Gods tegenwoordigheid , in en voor God verteert; zij behoort aan zich zelve niet meer, msar aan Hem dien zij meer dan zichzelve bemint ; zij zoekt, zij vindt, zij ziet overal haren God; hare vreugde en haar geluk in deze wereld is : te lijden, zich te vernederen, zichzelve te verzaken, zich te versterven, eu aan alles wat zinnelijk is te sterven , om het hart van haren God te winnen. Zij gelooft, zij hoopt, zij bemint ten hoogste, door den eerbied, de achting en verkleefdheid, die zij voor den bewerker van haar geloof, van hare hoop en van hare liefde heeft. God bestaat, zegt zij, en dat is genoeg voor mijn geluk, voor mijnen troost, en voor mijne blijdschap. God verdient dat men Hem diene; Hij wil dat ik dit of dat voor Hem doe en lijde; Jesus Christus heeft het wel voor mij gedaan en geleden : ziedaar de beweegredenen, die haar doet werken en lijden. Zij houdt zich niet tevreden met zich in alles aan Gods geboden te onderwerpen, maar volgt nog zijne genegenheden in, eu rekeat het zich tot eene wet zijn welbehaoren te volbrengen. Kortom. eene ziel, die haren God bemint, leeft niet meer, maar God leeft in haar.

GEBED.

Kan ik U, o God der liefde! wel te dikwijls om liefde bidden, daar van haar mijne volmaaktheid en zaligheid afhangen ? Mocht ik zoo gelukkig

217

-ocr page 220-

218 be navolging van jesus christus.

zijn de ware liefde te kennen en haren kraoh-tigen invloed te ontwaren ! Mochten de echte kenmerken daarvan zich meer en meer bij my vertoonen; welk een groot, onwaardeerbaar goed zoude ik bezitten ! God der liefde! stort mij eene reine , alles overtreffende liefde in. Wees Gij de mijne, en ik zij de uwe, eeuwig de uwe , alleen de uwe.

ZESDE HOOEDSTUK.

Oetr den toetssteen der ware liefde.

1. De Heer. Mjjn zoon! gij zijt nog geen sterk en welberaden minnaar.

2. De Geloovige. Waarom, Heer?

3. De He kr. Omdat gij wegens eene geringe tegenheid uw opzet laat varen en te gretig naar vertroosting omziet.

Een sterk minnaar staat pal bij de bekoringen en slaat aan des vijands listige ingevingen geen geloof. Gelijk Ik hem behaag in voorspoed, zoo mishaag Ik hem niet in tegenspoed.

4. Een welberaden minnaar ziet niet zoo zeer op des geliefden gifte als op des gevers liefde.

Hij hecht meer aan het hart dan aan het geschenk, en hij stelt al de gaven beneden den beminde.

Een edelmoedig minnaar berust niet in het geschenk, maar in Mij boven alle geschenken.

5. Daarom is alles niet verloren, al gevoelt gij u eens jegens Mij of mijne Heiligen minder welgezind dan gij wenschtet.

Die goede en liefelijke gesteldheid, welke gij somtijds ontwaart, is het uitwerksel der aanwezige genade en zekere voorsmaak van het

-ocr page 221-

DERDE BOEK.

hemelsch vaderland, doch waarop gij niet te vee! mcogt steunen : want zij gaat, en zij komt.

Maar te strijden tegen de invallende kwade bewegingen des harten , en de ingevingen des Satans te verachten, is een teeken van deugd en groote verdienste.

6. Laat u dan niet ontrusten door vreemde voorstellingen, omtrent welke zaak ook ontstaan.

Houd u standvastig bij uw voornemen en uw oogmerk tot God gericht.

Ook is het geen bedrog, als gij soms schielijk in verrukking wordt opgevoerd en aanstonds tot de gewone ongerijmdheden des harten wederkeert : want dezen lijdt gij meer tegen uwen zin dan dat gij ze bewerkt. En zoo lang zij u mishagen en gij tegenstreeft, strekken ze u tot verdienste en niet tot schade.

7. Weet dat de oude vijand op allerlei wijze tracht uw verlangen ten goede te verhinderen en u van elke godvruchtige oefening af te trekken ; namelijk van de vereering der Heiligen , van de zalige overweging mijns lijdens, van de zoo nuttige herinnering uwer zonden, van de werkzaamheden over uw eigen hart en van het vast voornemen om in de deugd voort te gaan.

Daarom dringt hij u vele kwade gedachten op om u verdriet en afgrijzen te veroorzaken, ten einde u van het gebed en het godvruchtig lezen af te leiden.

Ook mishaagt hem eene ootmoedige schuldbelijdenis. Ja indien hij konde, hij zoude u van \'s Heeren tafel afhouden.

Geloof hem niet noch stoor u aan hem, hoe dikwijls ook hij u zijne bedriegelijke strikken spanne.

219

-ocr page 222-

220 DE NAVOLGING TAN JESUS CHRISTUS.

Werp ze liem met verachting; terug als liij u

kwade en onreine gedachten ingeeft, en zeg tot hem : „Weg onreine geest! bloos, rampzalige! gij zijt wel zeer onrein, om mij znlke dingen in het oor te blazen.quot;

„Wijk van mij, snoodste verleider! gij zult geen deel aan mij hebben; maar Jesus zal als een krachtig strijder met mij zijn, en gij zult bescha itnd staan. quot;

„ Liever wil ik sterven en alle smart lijden dan met u instemmen.quot;

„ Zwijg en verstom ! Ik zal uiet meer naar u hooren , hoeveal moeielijkheden ook gij mij aandoet. De Heer is mijn licht en mijn heil, wien zoude ik vreezen ? Be Heer is mijne levenskracht: voor wien zoude ik sidderen ? Al stonden er ook legers tegen mij op. mijn hart zonde niet vreezen. De Heer u mijn helper en mjn verlosser. (Ps. 16.)

8. Strijd dan als een goe.d krijgsknecht, en valt gij soms uit zwakheid, herneem den moed meer dan te voren en vertrouw op mijne overvloediger genade, lüaar wacht u zeer voor ijdel zelfbehagen en hoogmoed.

Daardoor toch worden velen in dwaling gebracht ea vervallen somtijds tot eene ongeneeslijke blindheid.

Dat de val dier hoogmoedigen, die zich dwaselijk zooveel verbeelden, u tot behoedzaamheid en steeds tot ootmoed strakke.

OEFENING.

Ik begrijp, dat de ware lietde voor God meer kan bestaan, in voor Hem de dorheid des geestes , de smakeloosheden en lastige bekoringen te verduren , zonder ze nochtans te volgen, dan in het

-ocr page 223-

DBRDE BOEK.

221

onuaiigeii Tan den inwendigen snaak, de zoetheid en Teitroostingen ; waut in deze laatste ontvangt men veel van zijnen God, maar in de eerste geeft men Hem veel. In de eene«bemint men de gavin Gods, en in de andere bemint men Htm zeiven en zijnen heiligen wil, bij voorkeur van al zijne gaven; en de liefde, die ons God doet beminnen voor hetgene Hij is, is volmaakter dan die, welke ons Hem doet beminnen voor hetgene Hij ons geeft. O, welk groot vermaak schept God in het aanschouwen van tene ziel, die altijd op zichzelve waakt, om haar hart van de minste gebreken te bevrijden ; die zich altjjd met bare plichten bezig houdt, uit eerbied voor zijne geboden en door verkleefdheid aan zijnen heiligen wil; en die allijd edelmoedig is om al de ongeregelde bewegingen te bestrijden, welke hare begeerlijkheid en de. bekoringen dis duivels in haar doen oprijzen ! Eeoe ziel, die aan zichzelve niets toelaat of zich niets virgeeft; die haar htst doet om te, beantwoorden aan de inzichten, die God over haar heeft, om zich in al wat. menschelijk is te vernietigen , en in zich het rijk der eigenliefde uit te roeien, zulk eene ziel neemt tol regel vau haar gedragdeze grondstelling van de ware liefde : ATlts om aan God ie heho.gtn, tn niets om mijzelve Ie voldoen. Waar wat het hart van God verrukt, is, te zien, dat. die ziel, waarlijk door de sterkte en de genade van zijnen geest bekleed , in den strijd tegen hare driften , niets kan verdragen wat aan het welbehagen van God zou sujjdig wezen ; van te zien , zeg ik, dat. zjj ^eenen troost noch eenigo zichtbare hulp vraagt, zoekt oi ontvangt, en haar vermaak stelt in het genoegen, dat God neemt van haar te zien lijden, zonder

-ocr page 224-

222 de navolging van jesu3 christus.

zelfs verzekerd te wezeu dat Hij er vermaak\' ia neemt. Hare onderwerping en vergeving zjjn haar trooat en hare hulp; zij acht zich gelukkig , een slachtoffer voor de liefde van haren God te wezen.

g e b e b.

Ja , myn God ! nog veal heb ik te leeren, eer mijne liefde gezegd kan worden de proef te hebben doorgestaan. Nog in vele opzichten moet ik haar gebrekkig noemen. Ik heb U lief, maar is het niet veelal om uwe gaven, om eenig voordeel? De minste bekoring, het minste ongeval doet mij wankelen. Wil mij in uwe liefde sterker maken en vau eigenliefde zuiveren; dat ik U liefhebbe om Uzelven, dat niets in staat zij mij van U af te trekken !

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Dat inen de genade onder de hoede der nederigheid moet verbergen.

1. De Heer. Mijn zoon! het is voor u nuttiger en veiliger de genade der godsvrucht te verbergen, u daarop niet te verheffen noch veel daarvan te spreken en u niet te veel te achten , maar eer uzelven te verachten en te vreezeu dat zij eenen onwaardige gegeven is.

Men mag niet te veel hechten aan eene gesteltenis, welke zoo ras tot het tegendeel kan overslaan.

Bedenk bij het genot der genade hoe ellendig en beroofd gij zonder de genade pleegt te zijn.

Noch ligt de voortgang van het geestelijke

-ocr page 225-

DERDE BOEK.

leven alleen daarin, dat gij de genade der vertroosting bezit; maar daarin dat gij met ootmoedige zelfverzaking en geduld hare onthouding verdraagt; zoodat gij dan niet in het ge-gebed vertraagt; noch uwe overige gewone oefeningen geheel terzijdestelt; maar dat gij volgens uw best vermogen en doorzicht gewillig doet wat gjj kunt en u wegens de dorheid of benauwdheid, welke uwe ziel ontwaart, niet geheel verwaarloost.

2. Velen toch zijn er die, zoodra het huu niet naar wensch gaat, terstond ongeduldig en traag worden.

\'s Menschen weg is immers niet altoos iu zijne macht; maar het komt God toe te geven en te troosten , wanneer Hij wil en zooveel Hij wil en wieu Hij wil, volgens zijn welbehagen en niet meer.

Kenige onvoorzichtigen hebben zich wegens de genade der godsvrucht in het verderf gestort , omdat zij meer wilden doen dan zij vermochten ; geen acht gevende op de mate hunner geringheid, maar liever de neiging des harten volgende dan het oordeel des verstands.

En daar zij meer ondernamen dan Gode be-hagelijk was, daarom hebben zij de genade spoedig verloren.

Aldus werden zij die in den hemel wilden nestelen, beroofd en aan hunne nietigheid overgelaten, opdat zij, verarmd, leeren mochten niet op eigen wieken te vliegen maar onder mijne vleugelen te schuilen.

3. Zij die in den weg des Heeren nog nieuwelingen en onervaren zijn, kunnen licht bedrogen en teleurgesteld worden, tenzij zij zich door den raad van verstandigen laten leiden.

223

-ocr page 226-

22-i 1)£ NAVOLGING VAN JESUS CHUISTOS.

Of willen zij liever hun eigen zin volgen dan meer ervarenen geloof geven, dan zal liun einde gevaarlijk zijn, zoo zij namelijk van bun eigen begrip niet willen terugkomen.

Zij die zichzelven wijs genoeg zijn, laten zich zelden nederig door anderen geleiden.

Beter is weinig kennis en een gering verstand met- ootmoed , dan groote schatten van geleerdheid met ijdel zelfbehagen.

Beter is weinig te hebben, dan veel waarover gij u kondet verhoovaardigen.

Hij handelt niet voorzichtig genoeg die zich geheel aan de vreugde overgeeft : vergetende zijn\'- vorige armoede en de ingetogene vreeze des Heereu, welke steeds beducht is de aangeboden genaden te verliezen.

En ïiij is ook niet sterk genoeg van geest di zich, ten tijde van tegenspoed en het geringste ongeval, te wanhopig gedraagt en minder vertrouwelijk dan het behoort omtrent Mq denkt en gevoelt.

amp;. Wie in vredestijd te gerust heeft willen ziji , zal dikwijls in oorlogstijd te neerslachtig en te vreesachtig bevonden worden.

Wist gij altoos nederig en bij uzelven klein te zijn, en uwen geest wèl te regelen en te be-smren, gij zoudt u zoo licht niet aan gevaar blootstellen noch aanstoot vinden.

Het is een goede raad : ontwaart gij in u dea geest van godsvrucht, overweeg hoe het zal zijn als dat licht u verlaten heeft.

Er. gebeurt dit, denk dat het licht dra kau wederkomen , hetwelk Ik u voor een tijd ontnomen heb tot uwe behoedzaamheid en mijne Teiheerlijking.

-ocr page 227-

DEBDE BOEK.

5. Eene zoodanige beproeving is dikwijls nuttiger dan dat het u altoos wélga naar uwen wensch.

Want de verdiensten zijn niet daarnaar te meten, of iemand velerlei openbaringen en vertroostingen hebbe , noch of hij bedreven in de Schriften zij of in een hoogen rang geplaatst; maar of hij in waren ootmoed gevestigd zij en met de liefde Gods vervuld; of hij de eer van God altoos zuiver en volkomen beooge, ot hij zichzelven niets achte en waarlijk versmade, en meer behagen vinde in van anderen veracht en vernederd dan geëerd te worden.

OEFENING.

In den staat van onschuld, zou de mensch God met gewilligheid, gemak en volheid zijner liefde gediend hebben, omdat alles in hem zonder liefde aan zijne geboden zou onderworpen geweest zijn; maar in den staat van zonde, waarin wij zijn, kunnen wij God bijna niet dienen dan met on-ophoudelijk tegen onszelven te strijden: noch Hem beminnen zonder onszelven te haten : en wij doen bflna niets voor Hem, dan dit, hetwelk wij tegen ons doen. Derhalve moeten wij ons ootmoedig aan de smakeloosheden, aan de dorheid en aan het verdriet, dat wij in onze oefeningen van godsvrucht ontmoeten, onderwerpen : wij moeten in de inzichten van God treden, en ons eene verdienste maken van Hem zoeken te behagen , zonder onszelven te bevredigen; en als slachtoffers zijner liefde, onze vernietiging aanvaarden , om Hem te eeren; wij moeten gelgk zijn aan de lamp, die voor het allerheiligste Sacrament brandt, en aan de kaars gedurende het

15

225

-ocr page 228-

226 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

heilige misoffer, die door het vuur allengs vernietigd wordt, om de vernietiging van den Zaligmaker op het Altaar te eeren. Indien eene oprechtChristene ziel kende, hoe zeer een bedrukte staat een heilige en zaligmakende staat kan wezen , een staat van zuivere en beproefde liefde voor God, eindelijk een staat, waarin men zich zeiven noch zoekt, noch zich in iets vindt, en waarin men alleen God zoekt en vindt, welke achting zou zij voor zulk eenen staat niet hebben ! Welke zorg zou zij niet dragen om er nut uit te trekken, dat wil zeggen, om met geduld te lijden, om met kloekmoedigheid den Heer te verdragen , en om niets uit kracht van kwellingen na te laten! Indien meu wel overtuigd en doordrongen ware van de voortdurende verdiensten van den staat van dorheid, als men dien zonder morren verdraagt, dan zou men ongetwijfeld trachten aan de inzichten van God te beantwoorden, die ons hierdoor wil brengen om ons zeiven menschelijker wijze in iets te zoeken, om Hem in alles te bevredigen en ons eene ware verdienste van ziju welbehagen te maken. Men zou zich gelukkig achten de voldoening vau zijn hart voor die van het hart van God op te offeren, van voor Hem te wijken, en zich van zijne plichten te kwijten, zonder het vermaak te genieten van te weten dat men Hem behaagt.

GEBED,

Ook ik, o God! mag mij niet verheffen op een voorrecht dat ik zoo spoedig kan verliezen, op eene gesteltenis welke zoo ras voorbij kan zijn. Welke groote gunsten mij ook te beurt vallenik behoor mij ootmoedig te gedragen en

-ocr page 229-

dt5kde boek.

het geringste van mijzelven te denken. Zulk een gemoedsgesteldheid is U aangenaam en verzekert mij van uwe goedgunstigheid. Dat zij mij dan steeds onderscheide; dat ik in ootmoed wan-dele en daarin gevestigd blijve !

ACHTSTE HOOFDSTUK.

yHoe gering men zich moet achten in het oog •eau God.

1. De Geloovige. Ik zal spreJcen tot mijnen Heere! hoewel ik stof e.n asch ben. (Gen. IS)

Zoo ik mij voor iets meer acht, zie, Gij stelt U tegen mij, en mijne overtredingen geven eene ware getuigenis die ik niet weerleggen kan.

Maar verneder ik mij, eu maak ik mij tot niets; leg ik alle zelfverbeelding af en breng ik mij tot stof, gelijk ik ben, dan zal uwe genade mij gunstig en uw licht mijn hart nabij zijn.

Eu dan zal alle zelfverbeelding , hoe gering ook,, in de diepte mijner nietigheid verzwolgen worden en voor eeuwig vergaan.

Daar vertoont gij mij aan mijzelven, wat ik ben, wat ik was en waartoe ik gekomen ben : want ik ben niets, en ik wist het niet!

Worde ik aan mijzelven overgelaten, zie, dan ben ik niets en geheel zwakheid; maar werpt Gij spoedig weder een blik op mij, dau wordt ik aanstonds sterk en met nieuwe vreugde vervuld.

En hoe wonderbaar dat ik zoo aanstonds weder worde opgebeurd en zoo vriendelijk door u ontvangen, ik, die door eigene zwaarte steeds naar beneden hel.

227

-ocr page 230-

238 de navolging van jesbs ch11istus.

2. Dit is het werk uwer liefde , die mg onverdiend voorkomt en in zoo vele noodwendigheden bijstand biedt, die mij ook voor groote gevaren behoedt, ja om de waarheid te zeggen, aan ontelbare rampen ontrukt.

Want door mijzelven verkeerdelijk te beminnen heb ik mijzelven verloren, maar door U alleen te zoeken en oprecht te beminnen, heb ik mijzelven en tevens n gevonden, en ben door üefde in mijne nietigheid nog dieper gezonken, omdat Gij, o Beminnenswaardigste! aan mij weldoet boven alle verdienste, ja boven hetgeen ik zoude durven hopen of begeeren.

8. Wees dan gezegend, o mijn God! dat, hoezeer ik al uwe weldaden onwaardig ben, uwe edelmoedigheid en oneindige goedheid toch nimmer ophouden wel te doen, zelfs aan ondankbaren en verre van U afgewekenen.

Doe ons tot U wederkeeren, opdat wij dankbaar , nederig en ü toegewijd mogen zijn ; want Gij zijt ons heil, onze kracht en sterkte.

oefening.

Wanneer men eenige gevoelens van ijdelheid of welbehagen jegens zichzelven ontwaart, moet men slechts een oogenblik den onuitputtelijken grond zijner bedorvenheid aanmerken en als den afgrond zgner ellenden peilen, om die beweging van hoovaardigheid van het begin af uit te doo-vce. Immers, hoe zou men zich dit algemeene onvermogen, hetwelk men voor het bovennatuurlijke goed gevoelt, kunnen voorstellen, die ongeregelde neiging en helling tot het kwaad, die verblindheid van onzen geest, die boosheid van ons hart, die woede der driften welke altijd

-ocr page 231-

DERDE BOEK.

tegen de rede opstaan ; kortom , hoe zou men zich kunuen voorstellen wat meu is, en wat men gevoelt te zijn , zonder zichzelven klein te achten en onder alle schepselen te verootmoedigen ? Maar als men zich beschouwt ten opzichte van God, indien men denkt op hetgeue Hij is, en wij voor zijne oogen zijn , namelijk een niet, zondaars, maar zondaars met duizende schelmstukken beladen, die wij wel weten bedreven te hebben, maar die wij niet weten of ze ons vergeven zijn geweest, zwakke en brooze schepselen, die zoo ongestadig in het goede en zoo gestadig in het kwaad zijn; helaas! misschien stervelingen, die voor de oogen van God leven en sterven in den staat van zoude, eu verdienen het voorwerp van zgnen eeuwigen haat te wezaa : toe is het mogelijk, wanneer wij dit overwegen , dat wij aan eene gedachte van ijdelheid kuuuen toegeven? Ach! het is maar al te waar, dat als men voor zichzclveu eenige achting heeft, men zichzelven miskent eu vergeet.

GEBED.

God! ook ik mag vragen : wie ben ik om met U te spreken? Ik, stof en asch. Ja ik gevoel mijne nietigheid eu erken het openlijk dat mijne lippen niet rein genoeg zijn om uwen heiligen naam te noemen. Maar zul dit bewustzijn mij ternederslaan ? Neen ! Gij zijt mijn Vader eu houdt niet op mij wèl te doen. Dat dit gevoel mij steeds beziele, en ik oubi^rispelijk voor U wandele. Dan zal ik onbeschroomd mogen naderen en U met recht Vader mogen uoemcn.

239

-ocr page 232-

230 be navolging van jjisos chkistds,

NEGENDE HOOFDSTUK.

Dat men alles tot God, als het laatste einde moet terugbrengen.

1. De Heek. Miju zoon! ik moet uw hoogste en laatste einde wezen, zoo gij waarlijk gelukkig wilt worden.

Door deze bedoeling zullen uwe neigingen gezuiverd worden, die zich vaak verkeerd tot uzelven en de schepselen nederbuigen.

Want zoodra gij in iets uzelven zoekt verkwijnt gij en verdort.

Breng dus alles tot Mij als de bron terug : want ik ben het die alles geeft.

Beschouw alles als vloeiende uit het hoogste goed; waarom ook alles tot Mij, als tot zijnen oorsprong, moet worden teruggebracht.

2. Uit Mij putten klein en groot, arm en rijk levendig water , als uit eene levende bron ; terwijl zij die Mij vrij en gewillig dienen, genade voor genade zullen ontvangen.

Maar wie buiten Mij wil roemen of in eeuig bijzonder goed zijn vermaak nemen, zal niet in de ware vreugde bevestigd worden noch opgeruimd van harte zijn ; maar hij zal op velerlei wijze belemmerd en benauwd worden.

Gij moogt u dan van het goede niets toeschreven; ken ook aan geen mensch de deugd toe, maar geef alles aan God, zonder wien de mensch niets heeft.

Ik heb alles gegeven. Ik wil alles terughebben en eisch ten strengste daarvoor dankzeggingen.

3. Dit is eene waarheid waardoor dc ijdel-heid der roemzucht verdreven wordt.

-ocr page 233-

DERDE BOEK,

Eu zijn de hemelsche genade en ware liefde eens binnengegaan, dan zal geen nijd , noch kwelling des harten, noch eigenliefde plaats vinden.

Want de goddelijke liefde overwint alles en ontwikkelt al de krachten der ziele.

Zoo gij recht verstandig zijt zult gij u in Mij alleen verheugen, op Mij alleen hopen : want niemand is goed, dan God alleen , (Matth. 19) die boven alles te loven en in alles te prijzen is.

OEFENING.

Heb in al uwe werken eene zuivere en oprechte meening om den Heer te behagen, en tracht hem al den roem van bet goed, dat Hjj verricht, te geven, daar Hij de oorsprong en de volheid is van alle goed. Draag nergens roem op dan in uwe ellenden, en stel uwe eer in ze menigmaal aan eenen barmhartigen God op te offeren, die behagen schept in eene ziel, die door de over-wegiug barer nietigheid getroffen is. Houd u niet op met gedachten van ijdclheid en welbehagen jegens uzelven, of met het verlangen om van anderen geacht en geëerd te worden; want God , zegt de koninklijke Profeet, ovedekt met schaamte en verachting degenen, die den lof der men-schen najagen en hen willen behagen. Het eenige middel, dat gij bezit om God te behagen en zijn hart te winnen, is uzelven te versmaden en te haten.

GEBED.

Gij mijn God! zijt mijn hoogste goed , Gij behoort ook mijn hoogste doel, mijn laatste einde te zijn. Wat heb ik dat ik van U niet heb

231

-ocr page 234-

232 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHIUSTÜS.

onivangeu, Wat goeds bezitten de schepselen waarvan Gij de bron niet zijt ? Van U komt alle goed, in U zijn wij, leven wy en bewegen wij ons. Dat deze gedachte bij mij levendig blijve en mij tot dankbaarheid aanzette. Wees Gij mijn hoogste goed; wees Gij ook mijn hoogste doel waarnaar ik onophoudelijk streve.

TIENDE HOOFDSTUK.

Hoe gmoaglyk het zij, met verachting der viereld, God te dienen.

1. De Geluovige. Nu, Heer! zal ik andermaal spreken en niet zwijgen. Ik zal in de ooren van mijnen God, van mijnen Heer en Koning, die in de hoogte is, zeggen :

Hoe groot is het goed. o Heer ! dat Gij hebt weggelegd voor hen die TI vreezen. (Ps. 30)

Maar wat zijt Gij voor hen die U beminnen, wat voor hen die U van ganacher harte dienen!

Waarlijk onuitspreeklijk is het genoegen uwer aanschouwing, hetwelk Gij verleent aan hen die U beminnen.

Daarin vooral hebt Gij mij het zoete uwer liefde getoond, dat Gij mij het aanzijn gegeven hebt toen ik nog niet was, en mij toen ik verre van U afdwaalde tot uwen dienst teruggebracht hebt, en mjj bevolen hebt U te beminnen.

2. o Bron der eeuwige liefde! wat zal ik van U zeggen ?

Hoe zoude ik U kunnen vergeten, die U verwaardigd hebt mijner te gedenken ook toen ik verdord en bedorven was ?

Gij hebt boven alle hoop uwen dienstknecht

-ocr page 235-

DERDE BOEK.

barmliartigheid bewezen , en hem , boven alle verdienste , genade en vriendschap betoond.

Hoe zal ik U die gunst vergelden ? Het is toch aan allen niet gegeven om met verzaking van alles der wereld vaarwel te zeggon en het kloosterleven te omhelzen.

Is het dan iets groots dat ik U diene, wien alle schepsel dienen moet ?

Het mag mij niet groot schijnen ü te dienen; maar dit liever schijnt mij groot en bewonderenswaardig , dat Gij TJ verwaardigt zulk een arme en onwaardige tot uwen dienstknecht op te nemen en onder uwe geliefde dienstknechten te plaatsen.

3. Zie, al wat ik heb en waarmede ik U dien is het uwe.

In waarheid, Gij dient mij omgekeerd meer dan ik U.

Zie! hemel en aarde, welke Gij tot \'s mensclien dienst geschapen hebt, staan gereed en doen dagelijks hetgeen Gij hun hebt opgelegd.

En dit is nog weinig. Ook de Engelen hebt Gij ten dienste des mensclien bestemd.

Maar wat dit alles nog te boven gaat, Gij hebt U zelfs verwaardigd den mensch te dienen en beloofd üzelven aan hem te zullen geven.

4. Wat sal ik U voor al die ontelbare weldaden wedergeven ?

Ach ! dat ik ü dienen mocht al de dageu mijns levens! Ach! dat ik slechts een dag U waardig dienen konde !

Inderdaad Gij zijt allerlei dienst, allerlei eer en eeuwigen lof waardig.

Waarlijk Gij zijt mijn Heer en ik uw arme dienstknecht; ik ben verplicht U uit alle krach-

333

-ocr page 236-

834 DE NAVOLGING VAN JESUS CHMSTUS.

ten te dienen en mag nimmer iu uwen lof verflauwen.

Dit wil ik, dit verlang ik ; en wat mij mocht ontbreken, verwaardig Gij dat aan te vullen.

5. Het is een groots eer, een groote roem U te dienen en om uwentwille alles te versmaden.

Want zij die zich gewillig aan uwen allerheiligsten dienst onderwerpen, zullen groote genade bekomen.

Zij die om uwentwil alle vleeschelijke genoegens hebben verzaakt, zullen den aangenamen troost des H. Geestes vinden.

En zij zullen eene groote vrijheid des harten genieten, die om uwen naam den engen weg hebben ingeslagen en alle wereldsche zorgen versmaad.

6. O aangename en genoeglijke dienst van God, waardoor de mensch waarlijk vrij en heilig wordt!

o Heilige staat der kloosterlijke dienstbaarheid , die den mensch gelijk maakt aan de Engelen , behaaglijk aan God, geducht voor de duivelen en by alle geloovigen achtenswaardig!

o Aannemens- en altoos wenschenswaardige dienst, waardoor het hoogste goed verdiend en eene eeuwigdurende vreugde verkregen wordt.

OEFENING.

Zich alle genaden onwaardig oordeelen ; aan al diegenen beantwoorden, welke men van God ontvangt; Hem al de glorie geven van de getrouwheid, die men voor Hem heeft; Hem dikwijls bedanken voor de goedheid, welke Hij gehad heeft, van ons in onze dwaling op te zoeken , en ons na zoo vele zonden te ontvangen;

-ocr page 237-

derde boek.

alles van zijne barmhartigheid te hopen, en zich geheel in zijne handen stellen : ziedaar wat eene oprecht christene ziel moet doen , die w.eet wat Jesus Christus voor haar is, en wat zij voor Hem moet wezen.

Gelukkig als men in zich niets ontmoet, hetwelk eenig gevoelen van ij delheid of zelfbehagen kan voortbrengen! Gelukkig eene ziel, die niet verplicht wordt uit zichzelve te gaan, dan om in God te verblijven ! O , hoe geschikt is het gevoelen zijner ellende, om ze in het hart van eenen barmhartigen God te stellen! En hoe zeer verplicht ons de ondervinding, die men heeft van het onvermogen tot alle goed , en van de neiging tot alle kwaad, het alleen met God te houden, en dikwijls tot Hem onze toevlucht te nemen!

GEBED.

Hoe zoude ik U, o God! kunnen vergeten zonder de ondankbaarste uwer schepselen te zijn ! Wie zal de weldaden optellen mij onwaardige bewezen ? En ik zoude U niet dienen , U, die allerlei dienst, allerlei eer waardig zijt en dezen dienst met de beste zegeningen bekroont ? Laat mij nimmer zoo ondankbaar zjjn. Uw wil zij mijn genoegen, dien te volbrengen mijne zaligheid! Gij zijt mijn Heer, ik ben uw dienaar; Gij mijn Vader, ik uw kind.

ELFDE HOOFDSTUK.

Dat men de legeerten zijns harten moet toetsen en matigen.

1. De Heer. Mijn zoon! gij hebt nog veel

235

-ocr page 238-

236 de navolging tan jesus chkistüs.

te leeren dat gij nog; niet genoeg geleerd hebt.

De Geloovige. Wat is dat Heer?

De Hker. Dat gij uwe begeerten geheel naar mijn wil schikt en geen minnaar van uzelven zijt, maar een ijverig nastrever van mijnen wil.

Uwe begeerten ontvlammen u dikwijls en drijven ii geweldig voort; maar overweeg of gij meer te mijner eere dan te uwen voordeele aangedreven wordt.

Ben Ik uwe bedoeling, dan zult gij wèl tevreden zijn hoe Ik ook beschikke; maar schuilt er nog iets van eigenbelang onder , zie dat is het wat u hindert en bezwaart.

2. Wacht u dan dat gij u te veel verlaat op eene begeerte, opgekomen zonder Mij raad te vragen, opdat u naderhand niet berouwe of mis-hage hetgeen u tevoren beviel en waarvoor gij, als het beste, ijverdet.

Want niet elke neiging die goed schijnt, moet aanstonds gevolgd worden; maar ook niet alle tegenovergestelde beweging aanstonds vermeden.

Het is nuttig zich somtijds ook bij goede oefeningen en begeerten te beteugelen ; opdat gij niet door ontijdigheid tot verstrooiing des geestes vervalt, of door tuchteloosheid anderen aanstoot geeft, of ook door den tegenstand van anderen onverwachts verward en ternedergesla-gen wordt.

3. Somtijds zelfs moet men geweld gebruiken en der zinnelijke neiging kloeken wederstand bieden, zonder te letten op hetgeen \'t vleesch al of niet wil, maar dit alleen behartigende, dat het vleesch ook zijns ondanks den geest onderworpen zij.

Ja zoolang moet gij het tuchtigen en tot on-

-ocr page 239-

DERDE BOEK.

dorwerping dwingen, totdat het tot alles gereed zij en leere zieh met weinig te vergenoegen, in het eenvoudige vermaak te vinden en over geenerlei ongeval te morren.

OEFENING.

Men moet zyne begeerten volgens den wil van God regelen, ze volgens de beweging zijner genade matigen, en ze allen schikken om aan Hem te behagen. De ware boetvaardigheid des harten bestaat : in de vurigheid zijner begeerten te bedwingen, in hare hevigheid tegen zichzelven te keeren, en in ze allen te vereenigen om God te behagen. De heilige oefening der zelfverloochening, die volstrekt ter zaligheid aller Christenen noodig is, en die den geest des Evangelies, den plicht van ons Doopsel en de onvermijdbare ver-bindtenis van eenen Christen uitmaakt; die oefening, zeg ik, bestaat geheel, in het bedwingen zijner ongeregelde neigingen , in het schikken van zijne onverschillige en natuurlijke begeerten tot een bovennatuurlijk einde, en in het verzekeren zijner begeerten ter zaligheid , door de volbrenging der goede voornemens; dewijl een bovennatuurlijk en verdienstelijk leven, waarin men de begeerte met de werking vereenigt, tot de zaligheid noodig is.

GEBED.

Ook ik, o God ! heb nog veel te leeren. Te vaak heb ik van mijne begeerten de beste gedachten, zonder mijne bedoelingen wel beproefd te hebben; terwijl een blinde ijver, door eigenliefde geleid, mij tot gevaarlijke uitersten mede-sleept. Doe mij toch in alles voorzichtig zijn.

237

-ocr page 240-

238 de navolging van jesüs christus.

Dat ik mijne begeerten eerst wel beproeve, van alle eigenliefde zuivere en aan uwen wil onderworpen houde ; dat geene zinlijkheid mtj beheer-sche, maar in haar meester blijve.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Over het oefenen der lijdzaamheid en het hestrijden der kwade lusten.

1. De Geloovige. Mijn Heer en mijn God ! gelijk ik zie, is geduld mij zeer noodzakelijk ; in dit leven toch ontmoeten ons vele tegenhedeu , en hoe ik ook mijnen vrede zoeke te verzekeren, mijn leven kan zonder strijd en smart niet zijn.

De Heer. Zoo is het, mijn zoon! Ook wil Ik niet dat gij zulken vrede zoekt, die vrij van bekoring zij of geenen tegenspoed ontware; maar dat gij ook dan denkt den vrede te hebben gevonden , als gij door velerlei tegenheden beproefd wordt.

2. Zegt gij, dat gij niet veel kunt verdragen; hoe zult gij dan het vagevuur doorstaan ?

Van tweederlei kwaad moet men altoos het minste kiezen. Om dan de eeuwige py nen der toekomst te ontgaan, tracht de tegenwoordige ongevallen om Gods wille geduldig te verdragen.

Meent gij dat de lieden dezer wereld niets of weinig te lijden hebben ? Dit zult gij niet bevinden, al zoekt gij de weelderigsten.

3. De Geloovige. Maar zij hebben toch vele genoegens , zij volgen hun eigen zin en daarom achten zij weinig hunne kwellingen.

De Heer. Dit zij zoo. Zij hebben wat zij willen : hoe lang, meent gij, zal dat duren ?

-ocr page 241-

BERDE BOEK.

Zie, als rook zullen de rijken dezer eeuw verdwijnen , en van de vroegere vreugde zal geene herinnering overig zijn.

Maar zelfs terwijl zjj nog leven, kunnen zg niet zonder bitterheid, verdriet en kommer erbjj berusten.

Want in dezelfde zaak waarin zij vermaak zoeken, vinden zij dikwijls eene gevoelige straf.

En hun geschiedt recht dat zij, daar zij ongeregeld vermaken zoeken en volgen , zich daaraan niet zonder schande en bitterheid overgeven.

4. O , hoe kortstondig, hoe bedriegelijk, hoe ongeregeld en schandelik zijn deze allen !

En nochtans zoo dronken en verblind zijn z^j dat zij het niet beseffen; maar, als stomme dieren, veroorzaken zij hunner ziele den dood, en dat om een weinig genots in dit vergankelijk leven 1

Gij dan , mijn zoon ! willig uwen lusten niet in, maar beteugel uwe begeerten. (Eccli. 18.)

Verlustig u in den Heer, Hij zal u geven wat wc hart verlangt. (Ps. 36.)

5. Inderdaad, wilt gij waar genoegen smaken en overvloedig door Mij getroost worden , zie, het verachten van al het wereldsche en het verwerpen van alle lage genoegens zal u tot zegen zijn en overvloed van troost geven.

En hoe meer gij u aan der schepselen troost onttrekt, te genoegelijker en sterker troost zult gÜ bij Mij vinden.

Maar daartoe kunt gij niet aanstonds zonder eenige droefheid en een moeielijken strijd komen.

Eene ingewortelde gewoonte zal zich verzetten, doch deze zal door eene betere gewoonte overwonnen worden.

239

-ocr page 242-

240 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEI3TUS.

Het vleesch zal daartegen morren, maar de ijver des geestes zal het beteugelen.

De oude slang zal u aanzetten en tergen ; maar door het gebed zult gij haar verjagen, en daarenboven door nuttigen arbeid den hoofdingang afsluiten.

OEFENING.

De ware vrede bestaat, in de ootmoedige en standvastige onderwerping aan Godswil, in de hevigste kwellingen, in de grootste bekoringen, en als gij in uzelven niet meer zult vinden dan opstand, onrust en verdriet, en dit alles in de handen van God stelt. Het is hierin dat gij de ware rust van eene ziel zult vinden, die, op zichzelve niet steunende, niet anders dan in God bestaat, door het vertrouwen en de onderwerping. Zich ontmaken van alles wat ons behaagt, alles wat ons kwelt van de hand des Heeren aanvaarden , alles wat ons tegenstaat overwinnen, ziedaar het ware middel om in vrede te wezen.

GEBED.

Hoe troostend, o God! zijn mij uwe woorden! Ja, geduld en moed zijn mij onontbeerlijk, wil ik onder den last des levens niet bezwijken. Yeel heb ik te dragen, veel te bestrijden; maar wie is er op aarde die geene tegenheden heeft? Niemand, zelfs de slaaf der ondeugd niet. Laat dan , bid ik U, uwe genade mij steeds vergezellen. Versterk mij in den strijd, dien ik tegen mijzelven voeren moet. Door U vermag ik alles, zonder U niets.

-ocr page 243-

DEEDB boek.

DEETIENDE HOOFDSTUK.

Over de gehoorzaamheid van een nederig onder-

hoorige, naar het voorbeeld van Jems Christus.

1. De Heee. Mijn Zoon! wie zich aan de gehoorzaamheid zoekt te onttrekken, onttrekt zich aan de genade, en die zijn bijzonder voordeel zoekt, zal het gemeenschappelijk verliezen.

Wie zich niet gewillig en vanzelf zijnen overste onderwerpt, toont dat zijn vlecsch hem nog niet volkomen gehoorzaamt, maar dat het nog dikwijls mort en tegenstreett.

Daarom leer u aanstonds aan uwen overste onderwerpen, zoo gij uw vleesch wilt ten onder brengen.

Want eerder wordt de uitwendige vijand overwonnen, wanneer de inwendige mensch niet in wanorde is.

Geen lastiger nog slimmer vijand is er voor de ziel dan gij uzelven zijt, als gij met den geest niet wel samenstemt.

Wilt gij over vleesch en bloed zegevieren, gij moet inderdaad tegen uzelven eene ware minachting opvatten.

Want omdat gij uzelven nog te ongeregeld bemint, daarom aarzelt gij u volkomen aan den wil van anderen te onderwerpen.

2. Maar wat groots is het dat gij, die stof zijt en nietigheid, u om Gods wil aan een mensch onderwerpt, daar Ik, de Almachtige en Allerlioogste, die alles uit niets geschapen heb, Mij om uwentwil den mensch ootmoedig onderworpen heb.

241

-ocr page 244-

2i2 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS

Ik ben de nederigste en geringste geworden, opdat gQ door mijnen ootmoed uwen hoogmoed ïoudt overwinnen.

Leer gehoorzamen, stof! Leer u vernederen, slijk en aarde! en u onder de voeten van allen buigen.

Leer uwen wil verbreken en u tot alle onderwerping schikken.

3. IJver tegen uzelven en laat geen hoogmoed in u leven.

Toon u zoo onderworpen en gering, dat allen over u kunnen gaan en u als het slijk der straten vertreden.

Wat hebt gy te klagen, nietig menscb ? Wat kunt gijjSnoode zondaar, inbrengen tegen hen die u bestraffen, gij die God zoo vaak beleedigd en de hel zoo dikwijls verdiend hebt ?

Omdat uwe ziel dierbaar was voor mijn aangezicht, daarom heeft mijn oog u gespaard , opdat gij mijne liefde zoudt erkennen en voor mijne weldaden steeds dankbaar zijn, en opdat gij u altoos tot ware onderwerping en tot ootmoed zoudt schikken, en de verachting, u door anderen aangedaan, geduldig verdragen.

OEFENING.

t1 Men moet zich niet tevreden stellen met uitwendig te gehoorzamen, en in zaken die gemakkelijk zijn, maar men moet ook uit ganscher harte en in de moeielijkste dingen gehoorzaam wezen. Want hoe lastiger het ous valt te gehoorzamen , hoe meer verdienste men heeft. Zou men zich niet kunnen onderwerpen aan eenen wensch, om God, nadat men gezien heeft, dat

-ocr page 245-

derde boek.

God zich voor ons aan de meusclieu heeft onclar-worpen, ja aan zijne beulen zelfs?

Jesus Cbristus heeft geheel zijn leven willen gehoorzaam wezen, ja gehoorzaam tot deu dood dos kruises; en ik zou mijn leven niet willen doorbrengen met te gehoorzamen, en van de gehoorzaamheid mijne verdienste en mijn kruis maken? De onafhankelijkheid is het aandeel van eenen God, en Hij is menseh geworden om van een ieder ai te hangen, en om de afhankelijkheid in zich te heiligen. Ik wil mij dan naar het voorbeeld van eenen onderdanigen, athankelijken en gehoorzamen God schikken, en over niets in m^j, noch zelfs over mijnen eigen wil beschikken.

GEBED.

Hoeveel, o mijn Heiland! doet zich bij mij nog te overwinnen op. Hoe meer ik uwe lessen aanhoor, hoe meer ik daarvan de waarheid gevoel. Neen, ik beu inijzelven nog geen volkomen meester, anders zoude ik mij gereeder too-uen om mijn eigen wil te verbreken en aan anderen onderworpen te zijn. Leer mij ook hierin inijzelven belieerschen. Dat uw voorbeeld mij beschame en dat uw ootmoed miju hoogmoed overwinne !

VEERTIENDE HOOFDSTUK.

De overweging van de verborgen oordeelen Gods , een middel tegen zelfverheffing.

1. De Geloovige. Gij dondert, o Heer! over mij uw oordeelen en schudt al mijne beenderen van vrees en schrik; mijne ziel is zeer ontsteld.

24S

-ocr page 246-

344 DE NAVOLGING VAN JES0S CHRISTUS.

Ik sta verbaasd, en overweeg dat ook de hemelen niet zuiver zijn in uw oog.

Hebt Gij in uwe Engelen boosheid gevonden en hen niet gespaard, wat zal van mij worden ?

Sterren zijn van den hemel gevallen, en ik stof, wat vermeet ik mij ?

Menschen wier werken lofwaardig schenen zijn diep gevallen, en die het brood der Engelen aten zag ik lust vinden in zwjjnendral.

2. Er is dan geene heiligheid, zoo Gij o Heer! uwe hand onttrekt.

Geene wijsheid baat, zoo Gij nalaat haar te besturen.

Geene sterkte is vermogend, zoo Gij ophoudt die te ondersteunen.

Geene kuisehheid is veilig, zoo Gjj haar niet beschermt.

Geene eigene behoedzaamheid baat, zoo uwe heilige hoede niet daarbij komt.

Want door U verlaten, zinken wij en vergaan, maar door U geholpen, richten wij ons op en leven.

Want wij zijn onbestendig, maar worden door U versterkt; wij zijn lauw, maar worden door ü ontvlamd.

O, hoe nederig en laag moet ik van mijzelven deuken, hoe gering het achten, zoo ik iets goeds sehiju te hebben.

O, hoe diep moet ik mij onder uwe ondoorgrondelijke oordeelen vernederen, o Heer! daar ik in mij niets anders vinde dan een niet, ja louter niet.

o Zware last 1 o grenzelooze zee! waarin ik van mij niets terugvinde dan een volstrekt niet!

Waar is dan eeue schuilplaats voor roem? Waar hei betrouwen op eigene deugd ?

-ocr page 247-

DERUP! BOEK.

In de diepte uwer oordeelen over tnij is alle ijdele roemzucht verzwolgen.

3. Wat is alle vleesch voor uw aangezicht ? zal het leven roemen tegen zijn termeerder. (Is. 29. Rom. 9.)

Hoe kan hij, wiens hart waarlijk Gode onderworpen is , door vleitaal hoogmoedig worden ?

Wien de waarheid zich onderworpen heeft, dien zal de gansche wereld niet verhoovaardi^eu; en die op God zijne geheele hoop gevestigd heeft, zal door den lof ook van allen niet bewogen worden.

Want ook zij die spreken, zijn allen niets; zij gaan met den klank hunner woorden voorbij. Maar rfes Ile.eren teaarheidblijft eeumig. (Ps. 116.)

OEFENING.

De ondoorgrondelijkheid der oordeelen Gods , voor wiens oogen alle mensch slechts een niet en zonde is, moet alle gevoel van trotschheid in onze ziel uitdooven en haar treffen bij bet besef van Gods heiligheid en zuiverheid , en het gedenken aan den grond van onzuiverheid en verdorvenheid, dien wij in ons dragen. Een engel zondigt, God kan hem niet verdragen; Hij verwerpt hem om eene enkele zonde uit zijn hart en uit zijn paradijs. De mensch zondigt, en Hij verdraagt hem; Hij opent voor hem zijn hart en zijnen hemel, indien hij door eene spoedige en oprechte bekeering tot Hem wil wederkomen. Laten wij uit het eene eenen diepen afschrik voor de zonde en eene heilzame vrees voor Gods rechtvaardigheid opvatten, en uit het andere een vast vertrouwen in zijne barmhartigheid stellen , niet om haar te misbruiken, met onze boetvaar-

245

-ocr page 248-

24!) dh navolging van jesüs christüs.

diglieid uit te stellen, maar om ons aan te moequot; digen haar te beoefenen, en met te trachten eene volkomene erkentenis voor al zijne weldaden te hebben.

GEBED.

Geen beter middel, o God! tegen zelfverheffing dan te overwegen wat ik ben. Ja, ik ben een niets, een zwak ellendig schepsel; aan mij-zelven overgelaten, verval ik tot allerlei dwaasheden en ongeregeldheden. Uwe band alleen kan mij staande houden , uwe hoede rag beveiligen. Ach ! onttrek mij dan uwen bijstand niet, en laat het bewustzijn dien niet te kunnen ontberen alle opwellingen van hoogmoed bij mij onderdrukken.

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

Hoe men zich hij al het wenscJielijke moet gedragen , en hoe men moet hidden.

1. De Heer. Mijn zoon ! bij alles moet gij zeggen : „ Heer! als het U behaaglijk is, dat het dan dus geschiede!

„Heer! zoo dit strekke tot uwe eer, het geschiede in uwen naam !

„ Heer! zoo bet U dunkt dat het mij voegt en Gij het nuttig oordeelt, geof dat ik het tot uwe eer aanwende.

„ Maar ziet Gij dat iets mij schadelijk on het heil mijner ziel niet bevorderlijk is, neem dan van mij zulke begeerte weg. quot;

Want niet elke begeerte is van den H. Geest, al schijnt zij den menscli recht en goed.

Het is moeielijk naar waarheid te beoordeelen of een goede dan een kwade geest u aanzette

-ocr page 249-

derde boek.

om dit of (iat te begeeren, alsmede of gij dcor uw eigen geest bewogen wordt.

Velen werden op het einde bedrogen , die in den beginne meenden door een goeden geest gedreven te zijn.

2. Wat zich dan ook aan uwen geest als weu-sehenswaardig veitoone, gij moet het altoos in de vreeze Gods en in ootmoed des harten wen-schen en vragen; vooral moet gij, met zelfverzaking, alles geheel aan Mij overlaten en zeggen :

„Heer! Gij weet wat bet beste zij. Dat dit of dat geschiede naar uw welbehagen.

„Geef wat Gij wilt en zooveel Gij wilt, en wanneer Gij wilt.

„Doe met mij volgens uwe oogmerken, zoo als Ü het meest behaagt en uwo eer het meest bevordert.

„ Plaats mij waar Gij wilt, en beschik in alles vrij over mij.

„ Ik ben in uwe hand, draai en wend mij om en om.

„Zie! ik ben uw dienstknecht, tot alles bereid : want niet voor mij, maar vcor U begeer ik te leven; mocht ik dat waardig en volmaakt doen!quot;

3. De Geloovige. Goederlierenste Jesus! geef mij uwe genade, opdat zij met mij zij en met mij arbeide en mij ten einde toe bijblijve.

Geef dat ik altoos wensche en wille hetgeen U het aangenaamst en meest behaaglijk is.

Uw wil zij de mijne, en mijn wil volge altoos den uwen en strooke daarmede volkomen.

Laat m^n willen en niet willen met het uwe overeenstemmen ; dat ik nooit iets anders kunne willen of niet willen dan hetgeen Gij wilt of niet wilt.

247

-ocr page 250-

248 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

4. Geef mij aftesterven alles wat wereldsck is, en om uwentwil gaarne in deze wereld veracht en onbekend te zijn.

Geef dat ik, boven alles wat ik wensch, in U ruste en mijn hart in U vrede vinde.

Gij zijt de ware vrede des harten, Gij de eenige rust. Buiten U is alles zwaar et\\ onrustig.

In dezen vrede dan, dat. is in U, het eenigst hoogste en eeuwige goed, zal ik slapen en run ten. ( Ps. 4.) Amen.

OEFENING.

Dewijl God alles wil wat ons overkomt, en dat Hij het wil voor ons welzijn en voor onze zaligheid, zoo moeten wij ons in alles aan zijnen heiligen wil overgeven, dat wil zeggen in de oefening ; 1° Met niets te willen dan hetgeen God wil, en het willen gelijk Hij dit wil en als Hij dit wil. 2° Ons nooit van zijnen heiligen wil door eene vrijwillige ontrouw verwijderen , en nimmer aau ons hart toelaten iets te zeggen of te doen, wat met den wil van God strijdig is. 8° Nooit uit eenig inzicht zondigen, en ons niet tegen God stellen in hetgene Hg van ons wil.

Er is slechts een sterk en standvastig voornemen noodig om alles te doen, te laten en te lijden hetgene Hij wil of van onze getrouwheid zou willen, om ons slachtoffers van zijne liefde en van zijn welbehagen te maken, en ons op aarde datgene te doen beginnen, wat wij hopen in den hemel te blijven doen. Laat ons dus den Heer dikwijls bidden, dat zijn wil in ons hier op aarde geschiede, gelijk hij in ons in eeuwigheid zal geschieden.

-ocr page 251-

derde boek.

GEBED.

Vader! uw wil geschiede ! Uw wil is de beste, de wijste. Gij weet het beste wat ons dienstig is, terwijl wq maar al te vaak het noodige doorzicht missen. Dat dan van nu af uw wil alleen het richtsnoer mijner begeerten zij : dat mijn wil aan den uwen volkomen onderworpen blijve. Doe met mij in alles naar uw heilig welbehagen. Zie, ih ben in uwe hand, uw dienstknecht tot alles bereid. Uw wil zij de mijne; want Gij zijt mijn vader, en ik ben uw kind.

ZESTIENDE HOOFDSTUK.

Bat men hij God alleen waren troost moet zoeken.

1. De Geloovige. Alles wat ik tot mqnen troost verlangen of bedenken kan, wacht ik niet hier maar in de toekomst.

Want al had ik alleen al de verkwikkingen der wereld en al koude ik al de genoegens genieten , zoo is het zeker dat zij van geenen langen duur kunnen zijn.

Gij dan , mijne ziel! kunt geen volkomen troost, geen volmaakt genoegen vinden tenzij bij God, den trooster der armen, den beschermer der ootmoedigen.

Wacht, mijne ziel! een weinig, wacht op de beloften van God, en gij zult in den hemel overvloed van alle goederen hebben.

Maar zoo gij de tegenwoordige te ongeregeld najaagt, dan zult gij de eeuwige en hemelsche verliezen.

Het tegenwoordige zij tot uw gebruik, het eeuwige trekke uw verlangen.

249

-ocr page 252-

350 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

Geen tijdelijk goed kan verzadigen, dewijl gij niet geschapen zijt om dat te genieten.

3. Al bezaat gij ook alle geschapene goederen, zoo zoudt gij niet gelukkig noch zalig kunnen zijn; maar in God, die alles geschapen heeft, is uw volkomen zaligheid en uw geluk gelegen.

Niet zooals die den dwazen minnaars der wereld toeschijnt en door hen wordt geroemd, maar zocals de goede geloovigen van Christus verwachten, en waarvan de geestelijkgezinden en zuiveren van harte , wier omgang in den hemel is, somtijds een voorsmaak hebben.

3. IJdel en kortstondig is alle menschelijke troost; waar en zalig is die, welken men inwendig door de Waarheid ontvangt.

Een, godvruchtig mensch draagt overal zijn trooster Jesus met zich om, en zegt tot hem;

„Blijf mij bij, Heere Jesus! in alle plaatsen en tijden.

„ Dit zij mijn troost, allen menschelijken troost gaarne te willen ontberen!

„ En wordt ook uw troost onthonden, dat dan uw wil en rechtvaardige beproeving mijn grootsten troost uitmaken.

„ Gij zult toch niet altoos vergramd zijn en niet eeuioiglijk bedreigen. (Ps. 102.)

OEFENING.

Geil is het middenpunt onzer harten, zegt de H. Augustinus , en zij zullen altijd omustig leven, zoo lang zij in Hem niet zullen rusten; dit is, zoo Jang als zij, aan zichzelven en aan de schepselen verkleefd, hun geluk buiten God zullen zoeken. Men moet zich dan onthechten aan alles wat God niet is, zich van alles afschei-

-ocr page 253-

DJSKDB BOEK.

(leu, als dood zijn vnor nllea, om liet ware geluk te bezitten , hetwelk eene ziel in God vestigt. Zeggen w\\j dus niet, gelijk de wereldlingeu: gelukkig zij, die alles wat zij verlangen in overvloed hebben, en aan welke noch goederen, noch wereldsche vermaken outbreken ! Laat ons liever zeggen : gelukkig een hart, voor hetwelk God alleen genoegzaam is! Gelukkig een Christen, die niet bemint, dan datgene, wat hii altijd zal beminnen!

o E B £ u.

Ja, Heer ! waarachtig is uw woord. Hoe dikwerf dacht ik mij aan het aardsche te bevredigen en zag ik m^j bedrogen! Het is zooals Gij zegt, al de aardsche goederen te samen kunnen my niet bevredigen, dewijl ik voor verhevener en meer duurzame goederen ben bestemd. Gij, o God ! kunt alleen m\\jn trooster en volkomen bevrediger zijn. Wees Gij \'t dan ook en blijt mij bij : zoo zal ik allen menschelijken troost kunnen ontberen.

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.

Bat men alle zorg op God moet nerpen.

1. De Heek. Mijn zoon! laat mij met u doen zooals Ik wil. Ik weet wat u dient.

Gij denkt als een mensch, uw gevoelen is in vele dingen volgens hetgeen menschelijkc aan-doeniugen ingeven.

2. De Geloovige. Heer! het is waar hetgeen Gij zegt. Uwe zorg veor mij is grooter dan alle zorg die ik voor mijzelven kan hebben.

Hij toch staat zeer waggelend, die niet al zijue zorgen op U werpt.

351

-ocr page 254-

253 de navolging tan jesus christus.

Daarom, o Heer! als maar mijn wil oprecht en vast aan U gehecht blijft. doe dan met mij wat U behaagt.

Want wat Gij met mij doet, het kan niet dan goed zijn.

Wilt Gij dat ik nog in de duisternis blijve, wees gezegend, en wilt Gij dat ik in het licht zij, wees insgelijks gezegend.

Verwaardigt Gij U mij te troosten , wees gezegend, en wilt Gij dat ik gekweld worde, wees evenzeer gezegend.

3. De Heer. Mijn zoon! zoo moet gij gesteld zijn, verlangt gij met Mij te wandelen.

Gij moet even bereid zijn om te lijden als om u te verblijden; gij moet even gaarne in armoede en behoefte als in overvloed en rijkdom leven.

4. De Geloovige. Heer! wat U ook behage over mij te laten komen, ik zal het voor U gewillig lijden.

Ik wil onverschillig het goede en het kwade, het zoete en het bittere, het blijde eu het droevige van uwe hand aannemen , en U voor alles wat mij overkomt danken.

Behoed mij voor alle zonden, en ik zal dood noch hel vreezen.

Verwerp mij slechts niet voor eeuwig en schrap mij niet uit het boek des levens, dan schaadt het mij niet, welke kwellingen ook over mij komen.

oefening.

Om den vrede in onrust te bewaren , moet onze wil in God onwankelbaar zijn en God altjjd tot doeleinde hebben, dat wil zeggen, dat men in de oefening moet geschikt zijn, om alles van de

-ocr page 255-

derde boek.

hand en van het hart van God, van zijne rechtvaardigheid en goedheid, met eene ootmoedige onderwerping aan zijn welbehagen te ontvangen. Goed en kwaad, gezondheid en ziekte, voor-en tegenspoed, vertroosting en mistroostigheid , bekoring en vrede, inwendige vertroostingen, beproeving en kastijding, alles moet in eene ziel met ootmoed; geduld en onderwerping ontvangen worden, als komende van de hand Gods ; en dit is het eenige middel om den vrede te midden der grootste beroerten aan te treffen.

GEBED.

Aan wien, o God ! zoude ik mijne zorgen beter kunnen toevertrouwen dan aan U, die de lotgevallen uwer kinderen zoo wijselijk bestuurt? Ik leg dan al mijne zorgen in uwen schoot neder. Gij weet wat mij het beste is. Belieft het U mjj met voorspoed te zegenen, ik zal U loven; wilt Gij mij met tegenspoed bezoeken, ook daarvoor zal ik U danken. Bewaar mij voor het allergrootste kwaad, de zonde; al het overige zij U overgelaten!

ACHTTIENDE HOOFDSTUK.

Dat men de rampen des levens, naar het voorbeeld van Christus, met gelijkmoedigheid moet dragen.

1. De Heeu. Mijn zoon ! om uwer zaligheids wille ben Ik van den hemel nedergedaald : Ik heb uwe ellenden op Mij genomen niet uit dwang maar getrokken door liefde, opdat Gij geduld zoudt leeren en de tijdelijke rampen gewillig dragen.

253

-ocr page 256-

254 1)e navolging van jesus christus.

Want van het uur mijner geboorte, tot mijn verscheiden aan het kruis, ontbrak het Mij nooit aan lijrlenssmart.

Ik heb groot gebrek aan tijdelijke gosderen gehad en dikwijls velerlei klachten over Mij gehoord.

Met zachtmoedigheid verdroeg Ik beleedigin-gen en smaad ; voor weldaden ontving Ik ondankbaarheid , voor wonderwerken laster, voor mijne leer berispingen.

2. De Geloovige. Heer! dewijl Rij in uw leven geduldig waart en daardoor vooral het bevel uws Vaders volbracht, zoo is het billijk dat ik, ellendige zondaar, naar uwen wil in geduld het uithoude, en den last van dit verderfelijk leven om mijner zaligheids wille zoolang drage, als het U zal believen.

Hoe zwaar ook de last van het tegenwoordige leven drukke, het is toch nu door uwe genade zeer verdienstelijk gemaakt. Ook door uw voorbeeld en de voetstappen uwer Heiligen is het den zwakke draaglijker en helderder geworden.

En ook is daaraau meer troost verbonden dan voorheen onder de Oude Wet, toen de toegang ten hemel gesloten bleef, en ook de weg ten hemel scheen duisterder, toen zoo weinigen moeite deden om het hemelrijk te zoeken.

Zelfs ook zij, die toen rechtvaardig en ter zaligheid geroepen waren, konden het rijk der hemelen niet binnengaan, voordat door uw lijden en heiligen dood de schuld afgedaan was.

3. O, hoeveel dank moet ik U niet bewijzen, dat Gij U verwaardigd hebt mij en allen geloo-

-ocr page 257-

DERDE BOEK.

vigen den rechten en zekeren weg naar het eeuwig koninkrijk te toonen !

Want uw leven is onze weg, en door heilige lijdzaamheid gaan wij tot U, die onze kroon zijt.

Waart Gij ons niet voorgegaan en hadt Gg ons niet onderwezen, wie zoude moeite doen om te volgen ?

Helaas! hoevelen zouden niet verre achterblijven , zoo zij op uw heerlijk voorbeeld niet konden staren !

Zie! wij blijven nu nog lauw, nadat wij zoo vele wonderwerken en leeringen gehoord hebben; wat zoude het zijn , indien wij zulk een groot licht niet hadden om U te volgen?

OEFENING.

Dikwijls moeten wij op het smartvol lijden des Zaligmakers denken, die voor ons de straften, welke wij schuldig waren, heeft geboet, en dit om ons op te. wekken om behoorlijk te lijden. Het lijden dat God ons overzendt, zijn proef-ivrningen om onze getrouwheid te doorgronden, of rechtvaardige straffen om onze ongetrouwheden te tuchtigen. Wij moeten het met eene ootmoedige onderwerping en in den waren geest van boetvaardigheid aannemen. Gelukkig noa;, dat wij aan de goddelijke rechtvaardigheid in den tijd mogen voldoen, om Gods goedheid in eeuwigheid te mogen aanschouwen.

De grootste kwelling die wij hebben , is ons zclven te verdragen. De opstand onzer driften, de bitterheden van ons hart, de droefgeestigheid van onzen aard, de ongeregeldheden onzer gedachten, en geheel ons eigen is zoo strijdig aan God, zouden een kruis wezen dat zeer mooie-

255

-ocr page 258-

256 be navolging van jesus christus,

lijk te dragen is, tenzij wij menigmaal dachten aan het geduld, waarmede God ons verdraagt; en dat wij moeten navolgen, in onszelven te verdragen. Laat ons dan trachten in kwellingen te leven en ze geduldig aanvaarden, om met den troost te sterven , dat onze zonden door het goede gebruik der smarten van dit leven uitge-wischt zijn , welke het noodzakelijkste geduld is tot de zaligheid van eenen Christen.

GEBED.

Hoe kan ik, o God! over eenig lijden klagen, daar ik in Jesus uwen Zoon een voorbeeld heb! Bij droeg den zwaarsten last! verdroeg allerlei lijden , en mij zoude reeds het geringste lijden ondraaglijk vallen ? Dat mijn oog op dezen grooten voorganger gevestigd blijve, en ik mij bevlijtige zijn voetspoor te drukken. Dat ik van Hem geduld leere : zoo mag ik mij in waarheid een leerling van Hem noemen , en zie ik mijn geduld door Hem bij U bekroond.

NEGENTIENDE HOOFDSTUK.

Over het verdragen van smaad.

De ware geduldige.

1. De heee. Wat zegt gij, mijn zoon? Houd op met klagen by de overweging van mijn lijden en dat mjjuer Heiligen.

Gij heht immers nog niet tot bloedvergieten» toe gestreden. (Hcbr. 12)

Wat gij lijdt is weinig in vergelijking van hen, die zooveel geleden hebben, die zoo hevig bekoord , zoo zwaar verdrukt en op zoo velerlei wijze beproefd en geoefend zijn.

-ocr page 259-

DERDE BOEK.

Gij moet u dus het zwaardere van anderen voor den geest brengen, opdat gij het geringere te lichter moogt dragen.

En komt het u zoo gering niet voor, zie toe of uw ongeduld daarvan niet de oorzaak zij.

Doch het moge klein of groot zijn, beijver u om alles geduldig te dragen.

2. Hoe beter gij u tot lijden schikt, zooveel te wijzer handelt gij en te meer verdient gij.

Ook zult gij alles lichter dragen, als gij u door moed en oefening daartoe voorbereidt.

Zeg niet : „ dit kan ik van dien mensch niet verdragen, ook behoef ik zoo iets niet te lijden; want hij heeft mij groote schade gedaan en verwijt mjj dingen waaraan ik nooit gedacht heb. Van een ander zoude ik gaarne verdragen, wat ik zoude meenen te moeten verdragen.

Dwaas is dusdanige gedachte, welke de deugd des gedulds niet in aanmerking neemt, noch van wien zij bekroond zal worden, maar eer let op personen en aangedane beleedigingen.

3. Hij is de ware geduldige niet, die niet wil lijden dan zooveel hem goeddunkt en van wien het hem belieft.

Maar de ware geduldige ziet er niet op door wien hij geoefend worde, of hij zijn overste of zijnsgelijke of een mindere, of het een vroom en heilig dan een boos en nietswaardig mensch zij.

Maar hoeveel en van welk schepsel ook en hoe dikwijls hem eenig kwaad overkome, alles neemt hij zonder onderscheid nit Gods hand met dankbaarheid aan en houdt het voor een groot gewin : want niets, hoe gering ook, indien men het slechts om Gods wil Ijjdt, kan bij God ou-beloond blijven.

257

17

-ocr page 260-

258 DE NAVOLGING VAN JiSSUS CHRISTUS.

4. Wees derhalve steeds bereid tot den strijd, zoo gij de zege wilt behalen.

Zonder strijd kunt gij de kroon des gedulde niet bekomen.

Wilt gij niet lijden, gij wilt niet gekroond worden; maar verlangt gij gekroond te worden , strijd dan kloekmoedig, verdraag met geduld.

Zonder arbeid komt men niet tot rust; zonder strijd behaalt men geene overwinning.

5. De Geloovige. Dat mij, o Heer! door uwe genade mogelijk worde: wat mij van nature onmogelijk schijnt.

Gij weet hoe weinig ik verdragen kan en hoe ras ik bij het opkomen van den geringsten tegenspoed ternederl igge.

Laat elke oefening van verdrukking mij om uwen naam behaaglijk en wenschclijk worden : want om uwentwil te lijden en gekweld te worden is allerheilzaamst voor mijne ziel.

OEFENING.

. De oefening van het geduld bestaat: 1. In alle wederwaardigheden van de hand Gods te ontvangen. 2. In alles met onderwerping te lijden,

3. In nooit over eenige tegenspraak te klagen.

4. In te gelooven, dat er ons , na de hel verdiend te hebben, geen ongelijk noch onrechtvaardigheid kan wedervaren. 5. In geene klachten dan over onszelven te doen. 6. In niets te zeggen als men ontsteld is. 7. In God voor het kwaad, zoo wel als voor het goed te bedanken. 8. Eindelijk, en dikwerf met Job te zeggen: De Heer had het mij gegeven, de Heer heeft het mij ontnomen, zijn naam zij geprezen. Ziedaar, welke de oefening moet wezen, die ter zaligheid van

-ocr page 261-

derde boek,

alle christenen noodzakelijk is, en die nochtans in de ehristene wereld zoo zeldzaam gevonden wordt; want er is niemand, of hij lijdt veel, eu weinigen die behoorlijk lijden.

Een lang en standvastig geduld in de wederwaardigheden , is eene zeer krachtige boetpleging om de zonden uit te wisschen, welke God niet tweemaal straft; en wanneer Hij ons in dit leven tuchtigt, toont Hij ons hierdoor, dat Hij ze in het andere niet zal straffen.

GEBED.

Hoe meer ik, o God! uw woord overweeg, hoe meer ik mijzelven beschouw , hoe noodzakelijker ik voor mij de oefening van geduld houde. Maar ach! hoe verzet zich daartegen mjjne zinlijkheid ! Gij weet hoe weinig ik verdragen kan en hoe dra ik , bij het geringste windje van tegenspoed bezwijke. Leer mij meer en meer mijzelven overwinnen, en laat mij door uwe genade datgene mogelijk worden, wat mijner zinlijkheid zoo vaak onmogelijk schijnt.

TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de hekenteim van eigene zicahlind en over de rampen des levens.

1. De Geloovige. Ik zal tegen mij mijne on-gerechtigheid belijden; (Ps. 31) ik zal, o Heer! voor U mijne zwakheid belijden.

Dikwijls is het eene geringe zaak, welke mij terueerslnat en bedroeft.

Ik neem voor my kloekmoedig te gedragen; maar als eene geringe bekoring komt, overvalt mij groote angst.

259

-ocr page 262-

3fi0 DE NAYOLGIisG VAN JESUS CHRISTUS.

Somtijds is het een allerellendigst ding, waaruit eene zware bekoring ontstaat.

En wanneer ik mij, omdat ik niets gevoel, een weinig veilig acht, dan bevind ik mij somtijds door een klein windje bijna overwonnen.

\' 2. Zie dan, o Heer! neder op mijne zwakheid en broosheid , U door en door bekend.

Ontferm U mijner en trek mij uit het dijk dat ik daarin niet hlijve deken (Ps. 68), opdat ik niet teenemaal neerslachtig blijve.

Dit is het dat mij zoo vaak ternedorslaat en voor U beschaamt , dat ik zoo licht val en zoo swak ben ter bestrijding van mijne driften.

En al komt het niet geheel tot toestemmino , is mij echter hunne aanvechting lastig en moeilijk , en het. verdriet mij zeer alzoo dagelijks in twist en strijd te leven.

Ook daaruit, wordt mijne zwakheid mij bekend, dat de verfoeilijke voorstellingen altoos veel lichter opkomen dan vertrekken.

3. Ach\' zeer vermogende (ïod van Israël! — gveraar der getrouwe zielen ! zie op den arbeid en druk van uwen dienstknecht neder, en sta hem bij in alles wat hij onderneemt.

Versterk mij met hemelsche kracht, opdat de oude mensch, het ellendige vleesch, den geest nog niet geheel onderworpen, niet de overhand krjjge, tegen hetwelk ik zoolang zal moeten strijden , als ik in dit zeer ellendige leven adem-hale.

Ach! wat is dit leven, waar rampen en ellenden niet ontbreken en alles vol is van strikken en vijanden.

Want de eene kwelling of bekoring wijkt niet, of de andere is daar; ja, terwijl een vorige

-ocr page 263-

DEKDE BOi-K.

strijd nog duurt, komeu er onverwaolits meer andere op.

4. Hoe kan men dan een leven beminnen , dat zooveel bitterheids heeft en aan zoovele ram-psn en ellenden onderhevig is ?

Hoe noemt men het nog een leven. dat zooveel dood en verderf teelt ?

En nochtans bemint men het, en velen zoeken daarin hun genoegen.

Dikwijls verwijt men de wereld dat zij bedrie-gelijk en ijdel is ; nochtans verlaat men haar niet licht, wijl de begeerlijkheden des vleesches te veel de overhand hebben.

Want iets anders trekt tot het beminnen, iets anders tot het verachten der wereld.

Tot de liefde der wereld trekken de begeerlijkheid des vleesches, de begeerlijkheid der oogen en de hoovaardij des levens; maar de daarop billijk volgende straffen en de ellenden verwekken haat der wereld en verdriet.

5. Doch helaas! de kwade begeerte sleept de wereldschgezinde ziel mede, die het een wellust acht op doornen te liggen (Job 30), omdat zij de liefelijkheid van God en de innerlijke genoegens der deugd noch gekend noch gesmaakt heeft.

Zij daarentegen die de wereld volkomen versmaden en voor God onder eene heilige tucht zoeken te leven, zjjn niet onbekend met de goddelijke liefelijkheid, toegezegd aan alle ware ver-zakers, en zien het duidelijker in hoezeer de wereld dwaalt en op hoevelcrlei wijze zij bedrogen wordt.

261

-ocr page 264-

262 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

OEFENING.

Het is niet genoeg zijne zwakheid en ellenrle te gevoelen en te kennen, als ook het gedurig gevaar waarin men zich bevindt, van zijne driften te volgen en in zonden te vallen; men moet zich nog hierover in Gods tegenwoordigheid verootmoedigen, met vertrouwen tot Hem zijne toevlucht nemen , steeds over de kwellingen onzer ballingschap zuchten, zich in de armen van den Zaligmaker werpen en op zijne goedheid steunen, tot Hem wederkeeren zoodra men gevallen is, zich na den val weder oprichten, en nooit in den staat van zonde, noch van lauwheid, of trouweloosheid, waartoe onze zwakheid ons aanzet, blijven voortgaan.

Dit leven is zoo vol bekoringen, wederwaardigheden en ellenden, dat het ondraaglijk wordt voor eene ziel, die haren God bemint en Hem vreest te beleedigen. Het middel, roept zij uit, van te leven zonder te zondigen! maar het middel van te zondigen en te leven? Hoe ! altijd vallen, altijd zich weder oprichten, altijd zijne driften bestrijden en altijd aan de ongeregelde neigin-gens gijns harten wederstaan! Dat is geen leven , dit is zonder ophouden sterven. Laat ons niet ophouden onze heerschende driften in te too-men, te bevechten en te overwinnen, aangezien hierin de verdienste van een bovennatuurlijk leven bestaat, hetwelk den hemel waardig is.

GEBED.

Opnieuw belijde ik voor U, o God ! mijne zwakheid. Zwak ben ik; dagelijks ontwaar ik daarvan de blijken. Niet slechts is de geringste

-ocr page 265-

derde boek.

tegenspoed in staat om mij terneder te slaan , maar ook de geringste bekoring om mij te over-winnen. Ik ken het bedriegelijke der wereld, en echter laat ik mij door haar schynschoon verleiden. Dat dit bedrog eens ophoude ! Versterk mij door uwe kracht en doe mij over wereld en vleesch zegevieren.

EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Lat men in God hoven alle goederen en gaven moet rusten.

1. De Geloovige. Gij dan, mijne ziel i rust boven alles en in alles steeds in den Heer: want Hij is de rust der Heiligen.

Geef, o allerliefste en beminnelijkste Jesus ! dat ik in U boven alle schepsel ruste, boven alle gezondheid en schoonheid, boven allen roem en eer, boven alle macht en waardigheid, boven alle wetenschap en vernuft, boven alle rijkdommen en kunsten, boven alle vreugde en blijdschap, boven alle faam en naam, boven alle genoegens en troost, boven alle hoop en belofte, boven alle verdienste en verlangen, boven alle giften en gaven welke Gij kunt geven en uitstorten, boven alle vroolijkheid en verrukking welke de ziel vatten en voelen kan ; eindelijk boven alle Engelen en Aartsengelen en boven het gansche hemelsch heir; boven alle zichtbare en onzichtbare dingen en boven alles, wat Gij , mijn God ! niet zijt.

2. Gij toch, Heere mijn God! zijt boven alles de beste ; Gij alleen de allerhoogste , Gij alleen de machtigste; Gij alleen de allergenoegzaamste en rijkste; Gij alleen de allerlieflijkste en troost-

263

-ocr page 266-

264. DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

rijkste; Gij alleen de allerschoonste en allerbeminnelijkste; Gij alleen de alleredelste eu aller-roemrijkste; in Wien alle goed, tegelijk en volkomen is, en altoos was en aiju zal.

Daarom is alles gering en ongenoegzaam , wat Gij mij buiten Uzelven schenkt, of van Uzelven openbaart, of belooft, zoolang ik U niet aanschouwen noch volkomen genieten quot;mag.

Want mijn hart kau niet waarlijk rnsteu noch ten volle bevredigd worden, tenzij het in (J ruste en zich boven alle gaven eti boven alle schepsel verheffe.

3. o Jesus Christus! dierbaarste bruidegom ! zuiverste minnaar ! Heer van al het geschapene ! wie zal mij vleugelen eener ware vrijheid geven om tot U te vliegen en in U te rusten ?

O, wanneer zal het my vergund worden, geheel vry te zijn en te zien hoe lieflijk Gij zijt, Heere mijn God !

Wanneer zal ik mij volkomen met U vereenigen, zoodat ik door liefde tot U mijzelven niet gevoele, maar U alleen, boven alle besef en mate, op eene wijze aan allen niet bekend.

Doch thans zucht ik dikwijls en draag mijn ongeluk met smart : want in dit dal der ellende bejegent mij veel kwaads, dat mij dikwijls ontstelt, bedroeft eu benevelt, dat mij dikwijls hindert en aftrekt, aanlokt en verstrikt, zoodat ik geen vrijen toegang tot U hebbe en die genoe-gelijke omhelzingen misse, welke de zalige geesten steeds genieten.

Mochten mijne verzuchtingen en de menigvuldige kwellingen hier op aarde U bewegen!

4. o Jesus 1 glans der eeuwige heerlijkheid ! troost der ziele in hare vreemdelingschap 1 voor

-ocr page 267-

derde boek.

U is mijn mond zonder spraak, maar mijn stilzwijgen spreekt tot ü.

Hoe lang toeft mijn Heer nog tot mg te komen ?

Dat Hij kome tot mtj, zijn armen dienst-kueclit, en mij verblijde; dat Hij zijne hand uit-strekke en eeu ellendige rukke uit allen angst!

O kom! kom ! want zonder U heb ik geen blijden dag noeli uur : Gij zijt mijne vreugde en zonder ü is mijne tafel ledig.

Ik ben ellendig gekerkerd en met kluisters beladen, totdat Gij mij door liet lielit uv/s bij-zijns verkwikt, mfl de vrijheid wedergeeft en mij uw vriendelijk aanschijn laat aanschouwen.

5. Dat anderen in plaats vau U iets anders zoeken wat zij willen : mij behaagt iutusschen niets en zal niets behagen, tenzij Gij mijn God! mijne hoop, mijn eeuwig heil.

Ik zal niet zwijgen noch ophouden met bidden, totdat uwe genade terugkeere en Gij inwendig tot mij spreekt.

De Heek. Zie, hier ben Ik. Zie Ik kom tot u, daar gij Mij hebt aangeroepen. Uwe tranen en de begeerten uwer ziele, uwe vernedering en droefheid des harten hebben Mij bewogen en tot u gebracht.

6. De Geloovige. Ja Heer! ik heb U geroepen, en ik heb verlangd U te genieten, gereed om alles om uwentwille te versmaden. Gij toch hebt mij eerst opgewekt, dat ik U moclit zoeken.

Wees dan gezegend, oHeer! die uwen dienstknecht deze goedheid bewezen hebt naar de menigte uwer barmhartigheden.

En wat heeft uw dienstknecht voor U nog meer te zeggen, dan dat hij zich voor U diep

265

-ocr page 268-

266 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

vernedere, steeds indachtig zijner ongereclitig-heid en nietigheid.

Want onder al het wonderbare in hemel en op aarde is Uwsgelijke niet.

Overgoed zijn uwe werken, billijk uwe oor-deelen, en alles wordt door uwe voorzienigheid bestuurd.

Daarom , o wijsheid des Vaders! zij U lof en heerlijkheid. Dat mijn mond, mijne ziel en al het geschapene te samen U loven en prijzen.

OEFENING.

Men moet God stellen boven alles wat bestaat, en niet is wat Hij is; dat wil zeggen , dat men in de oefening zich moet toeleggen om zichzel-ven te verlaten, zich in alles te verloochenen, alle zelfvoldoening af te sterven , en zich hon-derde geoorloofde vermaken te ontzeggen, om zich te straffen over de zondige vermaken, welke men genoten heeft. Zich versterven, zich verlaten en zich voor God opofferen ; zich boven al het geschapene verheffen , om tot God te kunnen naderen en zich geheel in Hem te verliezen; in zich een voortdurcDden staat behouden van inwendige en opperste aanbidding voor God, voor wien alles in ons moet wyken ; Hem door onze werken en door de opoffering van alles, wat ons behaagt, als den volkomen Meester en den God van onze harten aanstellen ; door de liefde Gods in zoo verre doordrongen zijn , dat men niets meer smake dan Hem, in het paradijs dezer aarde, en als een voorsmaak van de eeuwigheid. Maar om hiertoe te geraken, moet men zich ontdoen van de vermaken des geestes, die denzelve verstrooien en van God aftrekken , van

-ocr page 269-

dekde boek.

de verkleei\'dlieid des harten, die hetzelve aan het schepsel hecht, opdat de zu;I fransch vrij ea ontslagen van het slavenjuk harer driften, zoo als de koninklijke Profeet zegt, vleugels van eene duif neme, om tot God te vliegen en in Hem alleen te rusten.

GEBED.

Moclu ik zoo gelukkig zijn in Li , o God ! boven alles mijne rust te zoeken en ook te vinden! Konde ik mij boven het aardsche verheffen om mij te nauwer aau U te verbinden! Doe dat oogenblik waarnaar ik zoozeer verlang, dra verschijnen. Kom toch, HeereJesus! kom, verbreek de banden, die mij binden en in mijne vlucht belemmeren. Kom, troost mijn naar licht begeerig hart en verbind het aan U door zuivere, onbepaalde, allesovertreffende liefde.

TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over het gedenken van Gods menigvuldige weldaden.

1. De Geloovige. Heer! open mijn hart voor uwe wet en leer mij naar uwe geboden wandelen.

Geef mij dat ik uwen wil versta en met groo-ten eeried en eene ernstige overweging uwe weldaden zoo in het algemeen als in het bijzonder , gedenke, opdat ik ü daarvoor waardig dank betuige.

Maar ik weet en beken dat ik ook voor de geringste zaak U de schuldige dankzegging niet kan toebrengen.

Ik ben verre beneden al de goederen mij ge-

267

-ocr page 270-

268 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

sclionkeu, eu als ik let op uwe verhevetilieid, dan bezwijkt mijn geest voor die grootkeid.

2. Alles wat wij hebben naar ziel en licliaam, en alles wat wij uitwendig ot inwendig op eene natuurlijke of bovennatuurlijke wijze bezitten, is uw geschenk en kondigt U aan als den liefderijke , weldadige en goede, van wieu wij alle goed ontvangen hebben.

Al heeft de eene meer, de andere minder ontvangen, alles is toch het uwe, eu zonder ü kan men niet het minste bezitten.

Hij die meer ontvangen heeft, mag niet roemen op zijne verdienste noch zich boven andereu verheffen, ook niet den mindere bespotten; want deze is de grootste en beste, die zichzelven het minste toeschrijft en in liet bedanken het nederigste en ijverigste is.

En wie zich voor den geringste van allen houdt en als den onwaardigste oordeelt, is het geschiktst om grootere gaven te ontvangen.

8. Die nu minder ontvangen heeft mag zich niet bedroeven noch kwalijk nemen, noch den meer bedeelde benijden : maar liever moet hij op Ü zien eu uwe goedheid te meer prjjzeu ; dat Gij uwe geschenken zoo mild, zoo om niet en zoo gewillig, zonder aanzien van persoueu uitdeeld.

Alles is uit U en daarom zijt Gij in alles te loven.

Gü weet wat eenieder nuttig is te geven , en waarom deze minder en die meer hebbe staat niet aan ons te beslissen, maar aan U, bij wien de verdiensten van ieder zijn bepaald.

4. Daarom, Heere God! acht ik het ook eene groote weldaad niet veel te hebben, waaruit naar

-ocr page 271-

DERDE BOEK.

het uitwendige en volgens den mensch lof en roem voortkomt; zoodat iemand, bij de beschouwing van zijn eigen armoede en geringheid, deswegens niet alleen geen bezwaar of droefheid of misnoegdheid mag gevoelen, maar eer troost en groote vreugde, omdat Gij, o God! de armen en nederigen en bij de wereld verachten tot uwe vertrouwelingen en huisgenootcn verkoren hebt.

Getuigen zijn uwe Apostelen zeiven, die Gij als vorsten over de geheele aarde hebt gesteld.

Echter verkeerden zij in de wereld zonder klagen, zoo nederig en eenvoudig en zoo vreemd van alle list en bedrog, dat zij zich zelfs verheugden om uws naams wille smaad te lijden en datgene wat de wereld schuwt, met grooten ijver omhelsden.

5. Niets derhalve moet hem, die U bemint en uwe weldaden kent zoo verheugen, als uw wil over hem en het welbehagen uwer eeuwige beschikking.

Ja daarover moet hij zoo tevreden en getroost zijn, dat hij even gaarne de minste zoude willen blijven als een ander wenscht de grootste te zijn ; en evenzoo vreedzaam en vergenoegd op de laagste plaats als op de eerste; en even gaarne veracht en verworpen zelfs zonder naam en faam , als boven de overigen in de wereld geëerd en verheven.

Want uw wil en de ijver voor uwe eer moeten boven alles gaan, en hem meer troost en genoegen geven dan al de weldaden, hem geschonken of nog te schenken.

OEFENING.

Gelukkig eene ziel, die zich in hare oogen

269

-ocr page 272-

270 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS,

gering acht; die evenzeer tevreden is ouder anderen te staan, als anderen tevreden zijn boven allen geacht te worden; die al hare verdiensten en haar geluk stelt in onbekend, verworpenen versmaad te wezen; die even vurig verlangt de verachting en als alschriir der wereld te wezen, als anderen wenschen door haar geacht en geëerd te worden! Want die ziel stelt haar vermaak in het hart van God; zij is groot in de oogen van zijne Majesteit, en verdient door hare ootmoedigheid zijne grootste genaden. Om tot dieu graad van volmaaktheid te komen, moet men gaarne een onbekend en verworpen leven leiden : niets doen uit inzieht van geacht of geprezen te worden; zeer gaarne eene versmading en eeuen slechten uitval aanvaarden als iets dat wij verdienen, en met eene ootmoedige onderwerping de minachting, tegenspraak en den laster ontvangen; zich met schande voeden, gelijk Jesus Christus zich daarmede heeft gevoed, en het zich tot eer rekenen aan Hem gelijkvormig te zijn.

GEBED.

Hoe zal ik, o God! al de weldaden optellen die ik van U ontvangen heb? Ik verlies mij in deze diepte. Alles wat ik bezit, is uwe gave. Hij die meer bezit, mag zich daarop niet beroemen, gelijk hij zich niet beklagen mag die minder heeft: Gij toch weet hem dit tc vergoeden. Laat dit geloof mij steeds bezielen en tevredenheid inboezemen. Bewaar mij in voorspoed voor zelfverheffing en in tegenspoed voor mismoedigheid.

-ocr page 273-

desde boek.

DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

De vier dingen die den vrede grootelijh bevorderen.

1. De Heek. Mijn zoon! nu zal ik u itan wes; des vredes en der ware vrijheid leeren.

2. De Geloovige. Doe, o Heer! wat Gij zegt: want ik hoor het gaarne.

3. De Heee. Leg u toe, mijn zoon! om liever den wil van een ander dan den uwen te (loeu.

Verkies steeds liever min dan veel te hebben.

Zoek altoos de laagste plaats en aan allen onderworpen te zijn.

Wensch steeds en bid dat de wil van God in u volkomen geschiede.

Zie, zulk een man treedt het gebied des vredes en der ruste binnen.

4. De Geloovige. Heer! deze uwe korte rede bevat in zich eene groote volmaaktheid. Klein is zij in woorden , maar vol van zin en overvloedig in vruchten.

Konde ik ze maar getrouw nakomen, dan zoude niet zoo licht ontroering in mij ontstaan.

Want zoo dikwijls ik mij onrustig en bezwaard gevoel; bevind ik dat ik van deze leer afgeweken ben.

Maar Gij, die alles vermoogt en wien de voortgang mijner ziele steeds ter harte gaat, vermeerder uwe genade te meer, opdat ik uw voorschrift nakomen en mijne zaligheid bewerken moge.

5. De Geloovige. Heere mijn God! verwijder U niet van mij; o mijn God! zie op te mijner Jmlpe. (Ps. 70) want zoo velerlei bedenkingen zijn bij

271

-ocr page 274-

272 be navolging van jesus christus.

mij cpgdcomen en groote angsten, welke mijne ziel benauwen.

Hoe zal ik er onbeschadigd doorkomen? lioe er doorbreken ?

De Heer. Ik zal u voorgaan en de. troUchen der aarde vernederen. (Is. 43) Ik zal de deuren des kerkers openen en u verborgen schatten openharen. (Is. 45.)

De Geloovige. Heer! doe gelijk Gij zegt, en dat alle booze gedachten voor tiw aanschijn vlieden.

Dit is mjjne hoop en eenige troost, in alle benauwdheid tot U mijn toevlucht te nemen, op U te vertrouwen , U uit het binnenste des harten aan te roepen en uwen troost geduldig af te wachten.

6. Verlicht mij, goede Jesns ! met de stralen van het inwendig licht, en verdrijf alle duisternis uit de woning mijns harten.

Beteugel de veelvuldige verstrooiingen, en verijdel de bekoringen die mij geweld doen.

Strijd krachtig voor mij en overwin die booze dieren, ik bedoel de verlokkelijke begeerlijkheden , opdat er door uwe kracht vrede zij, en uw heilige tempel, die vau een zuiver geweten, van den overvloed uws lofs weergalme.

Gebied den winden en stormen ; zegt tot de zee: wees stil, en tot den noordenwind ; blaas niet meer , en er zal groote stilte zijn.

7. Zend mij utc lichten uwe waarheid: (Ps. 43) dat zij de aarde beschijnen : want ik ben een ledige en woeste aarde, totdat Gij mij verlicht.

Stort van boven uwe genade uit, en doortrek mijn hart met uwen hemelschen dauw. Giet de wateren der godsvrucht om de oppervlakte der

-ocr page 275-

DEUiJE BOEK.

aarde te besproéien, opdat zij goede en zeer goede vruchten voortbrenge.

Beur mijne door den last der zonden neergedrukte ziel op, en richt al mijn verlangen ten hemel, opdat het mij, het liefelijke eener hoogere zaligheid gesmaakt hebbende, verdriete aan het aaidsche te denken.

8. Voer mij weg en ontruk mij aan allen vergankelijken troost der schepselen; want niets dat geschapen is kan mijn verlangen volkomen bevredigen noch vertroosten.

Hecht mij aan ü door den onverbreekbaren band der liefde : want Gij alleen zjjt den beminnende genoeg en buiten U is alles nietig.

OEFENING.

Niemand kan zich aan het gezicht, noch aan de rechtvaardigheid Gods onttrekken: men moet dan, 1° onophoudelijk over zichzelven waken; 2o aan zich niets vergeven noch toelaten wat den Heer mishaagt; 3° onder zijne oogen en onder zijne hand leven, dat wil zeggen, alles in zjjne tegenwoordigheid doen en met het inzicht van Hem te behagen ; 4° in alle omstandigheden de beweging zijner genade volgen, geen wederstand aan zijnen heiligen wil bieden, en geen oogen-biik uitstellen om dien te volbrengen, zoo dat men geenen tusschentijd stelle tusschen te kennen, te willen eu te doen, wat God wil dat wij doen. Niets is zoo aangenaam aan den Heer, dan zijn vertrouwen in Hem te stellen, alles op Hem te verlaten, eu zich geheel aan Hem over te geven, en in alles van Hem af te hangen. Gelukkig die ziel, welke, alles van de hand Gods aannemende, zich in alles aan zijnen heiligen wil

18

273

-ocr page 276-

274 de navolging van jbsus christus.

onderwerpt, die niets wil dan hetgeen God wil, en alles wil wat haar overkomt, omdat God het alzoo wil.

GEBED.

Heere Jesus ! weinig zijn uwe woorden, maar ruim in beteekenis. Dierbaar zijn zij voor mijn hart, daar zij de middelen voorschrijven waardoor de ware vreugde verkregen wordt. O, mocht het dra daarvan de vruchten ontwaren ! Maar ach! Gij weet wat mij tot beletsel is; Gij kent het geweld mijner driften. Verlos mij daarvan en van hare verderfelijke gevolgen. Spreek slechts een woord en kalmte zal in mijn binnenste heerschen.

VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men moet vermijden naar eens anders gedrag nieuwsgierig te onderzoeken.

De Heer. Mijn zoon! wees niet nieuwsgierig en voed geene ydele zorgen.

Wat raakt u dit of dat ? Volg gij Mij.

Wat toch gaat het u aan, of deze dus of zoo gesteld zij, of gene dus of zoo handele of spreke?

Gij behoeft voor anderen niet te verantwoorden , maar zult voor uzelven rekenschap geven. Waarmede laat gij u dan in ?

Zie, ik ken allen: Ik zie alles wat onder de zon geschiedt. Ik weet hoe het met een ieder gesteld is; wat hij denkt, wat hij wil en wer-waarts zijne bedoeling gaat.

Aan Mij dus moet alles overgelaten worden. Gij dan, houd u in goeden vrede en laat den onrustige woelen zooveel hij wil.

-ocr page 277-

DEKDE BOEK.

Wat hij gedaan of gezegd zal hebben zal op hem ncderkomen: want Mij kan hij niet bedriegen.

2. Wees niet bezorgd om de schaduw van een grooten naam, om de gemeenzaamheid met velen, noch om de bijzondere genegenheid der menschen ; want daaruit ontstaat verstrooiing en groote duisternis des harten.

Gaarne zoude ik mijn woord tot u richten en u geheimen openbaren, zoo gij zorgvuldig acht gaaft op mijne komst en Mij de deur uws harten opendet.

Wees omzichtig, waak in het gebed en verneder u in alles.

OEFENING.

Om den waren vrede der ziel te genieten , moet men : 1° alle nieuwsgierigheid vlieden , wegens alles wat den naaste aangaat; 3° met geduld de kwellingen aanvaarden, die ons door de rechtvaardigheid Gods of door de onrechtvaardigheid der menschen overkomen ; 3° zich aan het lijden gewennen, alsmede aan de beroo-ving van zijnen zin en van de vertroosting; 4° aan God al de voldoening van onzen geest, van ons hart en van onze zinnen opofferen, en Hem bedanken, dat Hg niet toelaat dat wij iets ter onzer bevrediging buiten Hem vinden.

GEBED.

Uw woord is waarheid, o God! te vaak liet ik mij met zaken in die mij vreemd waren, en matigde ik mij een oordeel aan , dat U alleen toekomt. Bezorgd omtrent \\jdele zaken, was ik zorgeloos omtrent mijn eigen heil en ondermijnde

275

-ocr page 278-

276 de navolging van jüsüs chrisïüs.

ik de rust mijns harten. Doe mij voorzichtiger en waakzamer worden, en boven alles bekommerd zgu omtrent het éene noodige, mijn eeuwig heil. Dat zij mijne hoofdbezigheid, daaraan offere ik alles op.

VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Waarin de duurzame vrede des harten en de ware voortgang hestaatt.

1. De Heek. Mijn zoon! ik heb gezegd: vrede laat ik u; mijnen vrede geef ik u , niet gelijk de tcereld geeft, geef ik u dien. (Joan. 14.)

Allen verlangen den vrede; maar niet allen zorgen voor hetgeen tot waren vrede dient.

Mijn vrede is met de nederigen en zachtraoe-digen van harte; uw vrede zal zijn in groote lijdzaamheid.

Zoo gij naar Mij hoort en mijne stem volgt, zult gg grooten vrede kunnen genieten.

2. De Geloovige. Wat moet ik dan doen ?

3. De Heer. Let in alles op uzelven , wat gij doet en wat gij zegt ; en richt al uwe bedoelingen daarhenen om Mij alleen te beh,ig(|fi en buiten Mij niets te begeeren of te zoeken.

Vel ook geen lichtvaardig oordeel over de woorden of daden van anderen, en wikkel u niet in zaken welke u niet zijn toevertrouwd; zoo is het mogelijk dat gg weinig of zelden onrust ontwaart.

Maar nooit oenige onrust te ontwaren en nooit eenige ziels- of lichaamskwelling te lijden behoort niet tot dezen tijd, maar tot den staat der eeuwige ruste.

-ocr page 279-

DERDE BOrK.

Denk derhalve niet den waren vrede gevonden te hebben, wanneer gij geenen druk gevoelt, of dat, dan alles goed is als niemand n tegenstreeft, of dat dit volmaaktheid is, waanneer alles naar uwen zin gehikt.

Denk ook niet dat gij dan iets groots zijt, noch houd u voor een bijzonder lieveling, als gij eene groote godsvrucht en vertroosting ontwaart : daaraan toch wordt de ware vriend der deugd niet gekend . en daarin bestaat niet \'smen-schen voortgang en volmaaktheid.

4. De Geloovige. Waarin dan Heer?

De IIeei!,. In v.zelven van ganscher harte aan den wil Gods over te geven , in niets liet uwe te zoeken , noch in het kleine noch in het groote , noch in den tijd noch in de eeuwigheid : zoodat gij, met een gelijk gelaat alles in dezelfde schaal afwegende, zoowel in tegenspoed als voorspoed Mij blijft danken.

Wanneer gij zoo sterk en in de hoop volhardende zjjt, dat gij bij de onthouding van inwen-digen troost zelfs uw hart toerust om nog meer to verdragen, en gij uzelven niet rechtvaardigt als behoordet gij dit en zooveel niet te lijden, maar Mij in al mijne schikkingen recht geeft en als heilig prijst; dan bewandelt gij den waren en rechten weg des vredes, en er is ontwijfelbare hoop dat gij weder met vreugde mijn aanschijn zult aanschouwen.

En zijt gij tot eene volkomen zelf versmading gekomen, weet dat gij alsdan zulk een overvloed van vrede zult genieten , als met uwe vreemdelingschap bestaanbaar is.

277

-ocr page 280-

27S de navolging van jjesus christus.

OEFENING.

Men moet zich geheel en al aan den goddel ijken wil onderwerpen, en alles evenzoo willen als God wil, dat wil zeggen : in de beoefening lo niets wensclien dan hetgeen God wil; 2o niets weigeren van de rampen, welke God ons overzendt ; 3o zich stellen in eene volkomene versmading van zichzelven , zelfs tot de vernedering en tegenspraak aan te nemen, als iets dat wij moeten lijden; 4» sterk, getrouw en standvastig blijven in datgene wat God van ons wil, alhoewel men noch vertroosting, noch smaak, noch gerustheid gevoelt; Bo in één woord, vermaak scheppen in het vermaak van Gods hart, dat is : de volbrenging van zijnen heiligen wil.

GEBED.

Ook ik, o God! heb dikwijls naar vrede ge-wenscht, maar dien niet gezocht langs wegen , waarop ik dien konde vinden. Gij wijst mij daartoe den eenigen waren weg, dien van zelfverloochening. Hard is voor mijne zinlijkheid die eisch ; maar mijn hart heeft behoefte aan vrede. Ik wil alzoo den weg betreden, door U mij aangewezen , hoe moeielijk hij ook moge schijnen. Vestig Gij daarop mijne treden en laat mjj nimmer daarvan afwijken.

ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de hoogt waarde van een vrij gemoed gt; dat men eerder verkrijgt door nederig bidden dan door veel lezen.

1. De Geloovige. Heer 1 dit is \'t werk van

-ocr page 281-

DERDE BOEK.

een volmaakt menscli, zijn hart nooit af te trekken van het streven naar het hemelsche en tua-schen de veelvuldige zorgen als zonder zorg door te gaan ; niet uit traagheid, maar door een zeker voorrecht van eene vrije ziel, zich aan geen schepsel door eene ongeregelde liefde hechtende.

2. Ik smeek U , mijn allergenadigste God ! behoed mij voor da zorgen dezes levens, opdat ik daarin niet te zeer verward worde; voor de veelvuldige lichamelijke behoeften, opdat de wellust mij niet overmeestere; voor al de hindernissen der ziele, opdat ik niet door kwellingen ontmoedigd, bezwijke

Niet slechts bedoel ik zulke dingen, welke de wereldsche ijdelheid met alle drift najaagt; maar ook die ellenden, welke als een gevolg van den vloek over alle stervelingen uitgesproken, de ziel van uwen dienstknecht zoozeer bezwaren en beletten tot de vrijheid des geestes te komen, zoo dikwijls zij wilde.

3. o Mijn God ! onuitsprekelijke zoetigheid! verkeer voor mij in bitterheid allen vleeschelij-ken troost, die mij van de liefde tot het eeuwige aftrekt en mij ongelukkig tot zich lokt door het lokaas van eenig tegenwoordig genot.

Dat toch, o rnjju God ! dat toch geen vleesch en bloed mij overwinnen ; dat de wereld met hare kortstondige heerlijkheid mij niet misleide ; dat dc duivel met zijne listen mij niet verschalke.

Geef mij kracht tot tegenstar.d, geduld ter verdraging, standvastigheid ter volharding.

Geef mij voor al den troost der wereld de al-lerlieflijkste zalving van uwen geest, en voor eene vleeschelijke liefde stort in mij de liefde tot uwen naam.

279

-ocr page 282-

280 DE NAVOLGING VAN JESUS CHBISTOS.

4. Zie, spijs, drank, kleerling en de overige benoodigdlieden, tot onderhoud des lichaams behoorende, zijn eene naar den hemel smachtende ziele tot last.

Geef dat ik mij van al zulke verkwikkingen matig bediene, zonder ze te driftig aan te hangen.

Alle mag ik niet verwerpen , omdat do nataur ondersteund moet worden; maar het overtollige te zoeken en hetgeen \'t meest vermaakt, verbiedt uwe heilige wet : want anders zoude het vleesch over den geest de overhand krijgen.

Dat dan, smeek ik U, uwe hand mfj b\\j dat alles geleide en mij leere het overtolliga te vermijden.

OEFENING.

De versterving der zinnen en de overwinning en eigenzinnigheid zjjn een zoo wezenlijke plicht voor eenen Christen ter zaligheid , dat men mag zeggen, dat de ziel, die zicii met uiterlijke voorwerpen ophoudt en dikwijls meer met zichzelve dan met God bezig is, niet verdient in Hem te bestaan en voor Hem te leven ; omdat zij, door zich aan hare drillen over te geven , als niet rekent aan God te behagen. Ach ! hoe zal zij in het uur des doods van gevoelen en gedachte veranderen, als zij, alleen met haren God, van Hem dit verwyt zal moeten hooren : Ik ben voor u niets geweest gedurende uw leven ; Ik zal voor u ook niets zijn in de eeuwigheid : gjj hebt uw zingenot boven het geluk van Mij te behagen gesteld, het is billijk dat gij aan de ijsselijkheden eenerongelukkige eeuwigheid overgeleverd wordt. (1) Aldus werd geantwoord aan den rijken vrek ,

^(1) Recepiate bona in vita tua. XVI. v. 24.

-ocr page 283-

k

derde boek. 281

toen liij in de bel over de strengheid der pj\'nen jammerde; en het zal tot die zinlijke zielen gezegd worden, die zich niet b?d\\vingen, noch zich in iets verster/en , tenzij z^j frachtm het geluk dür eeuwigheid hooger te achten dan de vermaken d^zes levens, enden hemel door het in-toomen der driften te verdienen.

GEBED.

Zonde ik , o God ! met deze he le niet instemmen? Ja ook ik wensch, van alle aardscbe afleidingen bevrijd, mij onophoudelijk met U en mijne eeuwige belangen bezig te honden ; maar ach ! nog te zeer word ik door mijne zinlijkheid en aardsche zorgen gestoord. Trak dan mijn hart meer en meer van het aardsche af en breng het tot het eeuwige over. Doe mij het noodige slecht» als middel, niet als doel, matig gabniiken te uwer eer; en tot heil mijner ziele.

ZEVEN BiST TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat dn eigenliefde van het hoogste goed ten sterkste aftrekt.

1. De Heer. Mijn zoon 1 gij moet alles voor alles geven, en in niets uws zelfs zijn.

Weet dat de liefde tot uzelven u meer schaadt dan eenige zaak ter wereld.

Naar de liefde en genegenheid die gij hebt, zal elke zaak u meer of min aankleven.

Is uwe liefde rein, eenvoudig en wèl geregeld, gij zult aan niets verslaafd wezen.

Begeer niet wat gij niet moogt bezitten ; wil niet bezitten wat u kan hinderen en van de inwendige vrijheid berooven.

-ocr page 284-

282 de navolging van jesus christus.

Het is zonderling dat gjj u niet van ganscher harte met alles wat gij kunt wenschen of bezitten aaji Mij toevertrouwt.

2. Waarom u door ijdelen kommer verteerd? V\\ aarom door overtollige zorgen vermoeid ?

Houd u aan mijn welbehagen en gij zult geen nadeel lijden.

Indien gij dit of dat zoekt en hier of daar wilt zijn om uw eigenbelang en om naar uwen eigen zin te leven, zoo zult gij nooit in rust noch vrij van kommer zijn : want in alles zal eenig gebrek gevonden worden en op elke plaats zal iemand zijn, die u tegenstreeft.

3. Het is dus dienstig niet allerlei tijdelijk goed te verkrijgen of te vermeerderen, maar liever het te versmaden en de begeerte daarnaar tot den wortel uit uw hart te roeien.

Dit moet gij niet alleen verstaan van het bezit van geld en rijkdommen, maar ook van de zueht naar ijdelen lof en roem, die alle met de wereld voorbijgaan.

Eene plaats geeft weinig veiligheid, zoo de geost des ijvers ontbreekt.

En de vrede van buiten gezocht, zal niet lang bestaan, zoo de staat uws harten den waren grondslag mist, dat is ; zoolang gij niet op Mij rust.

Gij kunt wel van plaats veranderen, maar u niet verbeteren : want zoo ras de gelegenheid zich opdoet en gij u daarvan bedient, zult gij vinden hetgeen gij ontvlucht en nog meer.

4. degeloovige. Bevestig mij, o God! door de genade van den Heiligen Geest.

Geef dat de kracht in den inwendigen mensch versterkt worde, en dat mijn hart zich van alle

-ocr page 285-

deh.be boek.

onnoodige zorg en angst ontledige; dat ik niet door allerlei begeerten naar welke zaak ook, gering of kostbaar, getrokken worde, maar alle zaken als voorbijgaande beschouwe en mijzelven als voorbijgaande met liaar.

Want er is niets bestendigs onder de zon: alles is ijdelheid en hcelling des geestes. (Eccli. 1)

De Heek. O , hoe wijs is hij die dit aldus inziet!

5. De Geloovige. Geef mij, o Heer! de he-melsche wijsheid, opdat ik leere U boven alles te smaken en te beminnen, en al het overige zoo in te zien, als het naar de orde uwer wijsheid waarlijk is.

Geef dat ik den vleier voorzichtig vermijde en den tegenstrever geduldig verdrage.

Want dit is eene groote wijsheid, niet door allen wind van woorden bewogen te worden, ncch het cor te leenen aan het gevaarlek gevlei van valsche vrienden; zoo toch zet men den ingeslagen weg veilig voort.

OEFENING.

Zich geheel zonder eenige uitzondering aan God overgeven, is : 1° zich niets te verwijten, in iets wat men Hem gegeven heeft; 2° in alle gelegenheden zich aan Hem overgeven, en Zijnen wil stellen boven de genegenheden tot eigenliefde ; 3o niets aan zich toelaten of zich in niets verschoonen, hetgene men weet aan God te mishagen; 4° Hem den volstreksten meester en als eigenaar van ons hart maken , zoodat Hij over alles beschikke wat in ons is en ons toebehoort, en zelfs van onzen geheelen persoon, volgens zijnen heiligen wil ; 5° leven in eene

283

-ocr page 286-

284 df. NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

afhankelijkheid en gedurige onderwerping aan de bewegingen der genade.

Aan God aldus geheel en zonder uitzondering toebehooren, is het ware middel om Hem te bezitten en in vrede te leven. Dan , helaas ! hoe weinige zielen worden er aangetroffen, die alzoo aan God geheel overgegeven zijn ! En hoe velen zijn er, die aan Hem slechts half toebehooren , die hun hart tusschen God en het schepsel, tusschen de liefde Gods en hunne eigenliefde verdeelen, alhoewel zij weten dat alle verdeeling het hart van God kwetst, en Hem belet geheel en al te heeraehen in onze harten, waarvan Hjj de meester niet is, tenzij Hij alleen het bezit, en waarin Hij als God niet heerscht, wanneer Hij er niet alléén heerscht en in alles den voorrang bekomt.

GEBED.

Ja, o God ! eene overdrevene liefde tot mij-zelven stoort vaak mijne rust en doet mij meer nadeel dan al mijne vijanden mij kunnen doen. Zij bindt mij aan het vergankelijke , kwelt mij met tallooze zorgen en verwijdert mij meer en meer van mijn doel. Wie zal mij van hare heerschappij verlossen ? Wie die sterke banden verbreken ? Wie anders, dan Gij! Doe dit dan, o Heer! breng mijn hart geheel tot ü over en houd het onveranderlijk op U gericht.

ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Tegen kwaadsprekende tongen.

1. Ds Heek. Mijn zoon! het verdriet\'; u niet

-ocr page 287-

ÜERDE BOEK.

als sommigen van u kwaad deuken en zeggen wat gij niet gaarne hoort.

Gij moet nog erger van uzelven denken en niemand zwakker dan uzelven achten.

Verkeert gij inwendig met uzelven, gij zult weinig aan voorbijvliegende woorden hechten.

Het is geen kleine voorzichtigheid ten kwaden tijde te zwjjgen en inwendig zich tot Mij te keeren en zich door geen meuscheljjk oordeel te laten ontrusten.

2. Dat uw vrede van der mensehen mond niet afhange; want of ze iets wel of kwalijk uitleggen , gy zijt dcarcm geen ander mensch.

Waar is ware vrede en waren roem? Is het niet bij Mij ?

Wie den mensehen niet zoekt te behagen noch vreest te miehagen , zal veel vrede genieten.

Uit eene ongeregelde liefde en ijdele vrees ontstaan alle oniust des harten en des geestes.

OEFENING.

Niets is bekwamer om ons te ontrusten en te storen, dan de oordeelvellingen en gesprekken van anderen jegens ons. Wij achten ons gelukkig wanneer wij hun bthagtn, en ongelukkig als wy door hen versmaad worden; en nochtans, wat is de achting of smaad der wereld, dan eene schaduw, een rook, een voorbijvliegende damp, die niets kan bijzetten aan hetgene wij zijn of mceten wezen! Wij zijn slechts datgene, wat wij voor de oogen vau God zijn, en moeten al de goede of slechte gevoelens, die men ven ons heeft, als een niet rekenen. O mensehelijk opzicht! wanneer zult gij in ons voorde eer, die wij onzen Gcd schuldig zijn, onderdoen ? Helaas !

385

-ocr page 288-

286 de navolging van jesds christus.

hoezeer werpt het menachelijk opzicht in ons alles omver, waardoor wij aan God zouden kunnen behagen! Wat zal men van mij zeggen, indien ik dit of dat zeg of doe? Maar wat zal de Zaligmaker zeggen, indien ik dit of dat niet zeg of doe? is het niet beter aan God dan aan de menschen te gehoorzamen, en aan God dan aan de wereld te behagen ? Waarom doe ik dan zulks niet ?

GEBED.

Zoo min ik mij, o God ! op den lof van vleiers mag verheffen, zoo min mag ik mij aan lastertaal storen. Welk nadeel zullen woorden mij aanbrengen die als de wind vervliegen? Ik bljjf die ik ben, en Gij, Alwetende! zijt de getuige mijns harten. Laat dit geloof bij mij steeds leven dig zijn, wanneer ik door laster vervolgd worde. Mijn oog zij op U gevestigd, die alles gadeslaat en ieder beloont naar zijn werken.

NEGEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.

Hoe men in vyeder waardigheden God moet aanroepen en zegenen.

1. De Geloovige. Heer! eeuwig zij uw naam gezegend, die gewild hebt dat deze bekoring en kwelling over mij komen zouden.

Ontvluchten kan ik ze niet; maar tot U moet ik mijne toevlucht nemen, opdat Gij mjj moogt helpen en ze mij ten goede keeren.

Heer! thans ben ik in lijden; het is mijn hart niet wèl, maar ik word door het tegenwoordige lijden zeer gekweld.

En nu, geliefde Vader ! wat zal ik zeggen F

-ocr page 289-

DEUDE BOEK.

Ik ben omgeven van benauwdheden. Verlos mij uit dit uur.

Doch daarom beu ik in dit uur gekomen, opdat Gij zoudt verheerlijkt worden, nadat ik dieper vernederd en dan door U verlost zal zijn.

Heer! dat het U lehage mij te redden ! (I\'s. 39.) want ik arme , wat kan ik doen en waarheen zal ik gaan zonder U ?

Geef geduld, o Heer! ook ditmaal.

Help mij, mijn God! dan zal ik niet vreezen, hoezeer ook bezwaard.

2. Doch wat zal ik intusschen zeggen ? — Heer! uw wil geschiede! (Matth. 6.)

Ik heb wel verdiend gekweld en bezwaard te worden : ik moet dus wel verdragen : o mocht het geduldig zijn, totdat het ouweder voorbijga en het beter worde.

Overigens ia uwe almogende hand machtig genoeg om ook deze bekoring van mij weg te nemen of haren aandrang te matigen , zoodat ik niet geheel bezwijke; zooals Gij, mijn God! mijn ontfermer! tevoren dikwijls met mij gedaan hebt.

En hoe zwaarder mij deze beproeving valle , des te lichter valt u zulk eene verandering van de rechterhand des Allerlwogsten. (Ps. 76.)

OEFENING.

Men moet hevig en gedurig aan de bekoring wederstaan , maar tevens moet men ook tot God met vertrouwen zijne toevlucht nemen, om ze te overwinnen. Dikwijls laat God toe, dat wij zoo hevig aangevallen en zoo zwaar onder het gewicht onzer ellenden gedrukt worden, dat wij geen middel zien om staande te blijven en wederstand te bieden, dan ons krachtig met Hem ver-

287

-ocr page 290-

288 de NAVOLGIKG VAN JiSUS chkisiü3.

eenigd te houden en ons als afhankelijk van de hulp zijner genade te beschouwen. Derhalve, hoe minder hulpmiddelen wij in ons ontmoeten, des te meer moeten wij van Hem verwachten ; en wanneer wij op het punt zijn van ouder de bekoring te bezwijken en te vergaan, tot Hem zeggen ; Heer ! red ons , wij vergaan; onze oogen zij opgeheven tot U, Gij die onze God zijt, en die ons kunt helpen; Gij die ouze Vader zijt\', en ons wilt helpen; Gij die onze Zaligmaker zijt, en in deze hoedanigheid hiertoe verplicht zijt. Wij rekenen op U. Hoe zwakker ik mij uit mijzelven gevoel, des te meer verwacht ik van U de sterkte om te wederstaan. Uwe verheerlijking en uw voordeel hebben er belang by om mij bij te staan, aangezien mijne ziel het werk uwer handen en de prijs uws bloeds is.

g e b k d.

Dat, o God! deze bede ook de mijne zij, zoo dikwijls het U believen zal mij met rampen te bezoeken. Zij is m^j als mensch en Christen waardig en kenschetst het onderwoipen hart, in de school van uwen Zoon gevornid. Welaan dan, lieve Vader 1 ik wil daartce mijn best doen. Heer ! uw wil geschiede ! Zoo zal ik hartelijk bidden, gelijk Jesus, mijn Heiland gebeden heeft; en ik zal verlichting ontwaren.

DEEÏIGSTE HOOFDSTUK.

Lat men Gods hulp moet afomeeken en op de wederkomst der genade vertrouwen.

1. De Heek. Mijn zoon! Ik ben de Heer,

-ocr page 291-

DERDE BOEK.

die sterkte geeft ten dage van verdrukking. (Nah. 1.) Kom tot Mij, als het u niet wel gaat.

Wat wel het meest den hemelschen troost verhindert, is dat gij u zoo laat tot het gebed begeeft.

Want alvorens Mij vurig te bidden, ziet gij intusschen naar veel anderen troost om en zoekt verkwikking in het uiterlijke.

En vandaar dat alles weinig baat, totdat gij opmerkt dat Ik het ben die degenen redt die op Mij hopen, en dat er buiten Mij noch krachtige hulp, noch nuttige raad, noch bestendig redmiddel is.

Doch nu na den storm uw geest bekomen is , herstel u in het licht mijner ontfermingen : want Ik ben nabij, zegt de Heer, om alles niet slechts volkomen maar overvloedig en bovenmate te herstellen.

2. Of is Mij reel iets moeielijk ? (Jer. 32.) Of zoude Ik gelijk zijn aan hem die zegt en niet doet ?

Waar is uw geloof? sta vast en volhard.

Wees lijdzaam en een dapper man; de troost zal ii op zyn tijd toekomen.

Wacht op Mij, wacht ; Ik zal komen en u genezen.

Het is eene bekoring die u kwelt, en eene ijdele vrees welke u verschrikt.

Waartoe dient die zorg over hetgeen in de toekomst gebeuren mag, dan om u droefheid op droefheid te baren ? Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. (Matth. 6.)

Het is ijdel en nutteloos zich te bedroeven of te verblijden over iets, dat nog komen moet en wellicht nooit komen zal.

289

19

-ocr page 292-

290 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHBISTUS.

3. Maar het is meusclielijk door zulke voorstellingen misleid, te worden, en een bewijs vau een nog zwakken geest zoo licht aan de ingevingen des vijands gehoor te geveu.

Hem toch is het om het even of hij door het ware dan door het valsche begoochelde en misleide; of hij door liefde tot het tegenwoordige dan door vrees voor het toekomende ten val brenge.

Dat dan uw hart niet ontroerd worde noch vreeze. Geloof in Mij en vertrouw op mijue barmhartigheid.

Dikwijls als gij meent dat gij vau Mij verwijdert zijt, beu Ik het dichtst bij u.

Eu wauueer gij bijna alles verloren acht, is er dikwijls de meeste winst te doen.

Het is niet alles verloren, als eeue zaak tegenvalt.

Gij moogt niet oordeelen naar het eerste gevoel , uoch ook zooveel hechten aan eenig bezwaar, vauwaar het kome , of het zoo opvatten, als ware alle hoop op uitkomst ontnomen.

4. Denk niet dat gij geheel verlaten zijt, als Ik u voor een tijd eenigeu druk laat toekomen, of ook den gewenschten troost onttrek : want dus komt men tot het Hemelrijk.

Het is ongetwijfeld voor u en mijne overige dienstknechten heilzamer door tegenheden geoefend te worden dan wanneer gij alles naar wensch hadt.

Ik weet de verborgeuste gedachten , en dat het voor uw heil zeer nuttig is dat gij somtijds smakeloos gelaten wordt : opdat gij u niet bij voorspoed verheffen mochtet, en zelfbehagen willen zoeken in hetgeen gij niet zijt.

-ocr page 293-

derde boek,

Wat Ik gegeven heb, kan Ik afnemen en het teruggeven als het Mij believen zal.

5. Als Ik het gegeven heb, is het \'t mflne ; als Ik het terugneem, ontneem Ik het uwe niet: want alle goede gave en alle volmaakte gifte is het mijne.

Indien Ik u eenig bezwaar of tegenheid toezend , word daarover niet misnoegd en dat uw moed niet bezwijke : ras kan Ik helpen en alle smart in vreugde veranderen.

Intussehen ben Ik rechtvaardig en verdien grooten lof als Ik zoo met u handel.

6. Indien gij recht wijs zijt en naar waarheid oordeelt, dan moet gij nooit over eenigen tegenspoed zoo moedeloos treuren, maar eer u verblijden en danken, ja dit als uwe eenigste vreugde achten, dat Ik n met smarten verdrukkende , « niet spaar. (Job 6.)

Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, alzoo heb Ik u ook lief, (Joan. 15) zeide Ik tot mijne geliefde leerlingen, die Ik evenwel niet tot tijdelijke vreugde maar tot zwaren strijd uitzond ; niet om geëerd maar om veracht te worden; niet tot lediggang maar tot arbeid; niet om rust te hebben maar om veel vrucht te dragen in lijdzaamheid.

Wees, mijn zoon! deze woorden gedachtig.

Óefenincj.

Ik ben , zegt de Heer, door eenen Profeet, ik ben de God, die sterkte geeft in den dag der verdrukking, en diegenen uit het gevaar verlos, welke op mij vertrouwen. Hoe geschikt zijn deie woorden om eene ziel in de bekoring en in de wederwaardigheden te vertroosten, te ondersteu-

291

-ocr page 294-

292 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTÜS.

nen en te versterken, als zij slechts getrouw en standvastig blijft in alles wat God van haar eischt 1 Ba dit is het, wat de H. Schrift noemt: den Heer verbeiden ea langmoedig afwachten.

Geloof in mij, zegt de Zaligmaker, en dat uw hart noch ontsteld , noch bevreesd zij. Derhalve \'-moet men in de gelegenheden van in- of uitwendige kwellingen, 1. met vertrouwen tot God zijne toevlucht nemen; 2. zich aan zijnen heiligen wil onderwerpen; 3. niets van de oefeningen achterlaten ; 4. zich overwinnen, beteugelen , zich in alles verzaken om eenstemmig met God voort te gaan; 5. zijn,geluk en zijne verdienste stellen in Gods majesteit te verheerlijken; 6. eindelijk, tevreden zijn met een gekruist en lijdend hart te dragen, hetwelk met smarten en bitterheid overladen, en de gesteldheid is van het hart van Jesus op het kruis.

G E B E 1).

Ja wel zal ik, o God! deze woorden gedachtig zijn en dikwijls overwegen. Vaak toch zoude ik uwe hulp ontwaren, wist ik mij daarvoor wat meer gereed te houden en die geduldig af te wachten. Gij toch zijt, ten dage mijner verdrukking, mij met uwen troost nader bij dan ik mij verbeelde. Dit zij dan steeds .mijn troost, wanneer Gij mij met ongevallen bezoekt. Daardoor gesterkt, zal niets mij ontrusten , veel minder den moed benemen.

-ocr page 295-

derde boek.

EEN EN DEKT1GSTE HOOFDSTUK.

Om den schepper te kunnen vinden moet men alle schepsel laten varen.

1. De Geloovige. Heer! wel heb ik grootere genade noodig, moet ik nog daartoe komen dat mij geen mensch noch eenig ander schepsel meer kan hinderen.

Want zoolang mij nog iets wederhoudt, kan ik niet vrij tot U vliegen.

Vrij wenschte hg te vliegen die sprak: Ach, hadde ik toch vleugelen als eene duif, ik zou heenvliegen en gaan uitrusten. (Ps. 54) Wat is rustiger dan een eenvoudig oog en wat vrijer dan hij, die niets op aarde verlangt ?

Men moet zich dan boven alle schepsel verheffen en zichzelven geheel verlaten, en in den geest opgetogen blijven om te zien dat Gij, de Schepper van alles, niets gemeens hebt met de schepselen.

En al wie nog niet van alle schepselen is losgemaakt, zal zich niet vrij op het goddelijke kunnen toeleggen.

2. De Heek. Daarom, mijn zoon! worden er weinigen geschikt gevonden voor het beschouwend levend, omdat weinigen zich van de vergankelijke schepselen geheel weten te ontdoen.

Daartoe wordt eene groote genade vereischt, welke de ziel opbeurt en boven haarzelve vervoert.

En zoolang de mensch in den geest niet verheven is, los van al het geschapene en geheel met God vereenigd, alles wat hij weet, ook wat hij heeft is vau weinige waarde.

293

-ocr page 296-

294 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Lang zal hij klein zijn en op den grond liggen, die nog iets hoogacht behalve het eenige, oneindige, eeuwige goed.

Want alles wat God zelf niet is, is niets en moet voor niets gehouden worden.

Er is een groot verschil tusschen de wijsheid van den verlichten en godvruehtigen mensch , en de wetenschap van een geletterd en leergierig geestelijke.

Veel edeler is de kennis , welke van boven door goddelijke ingeving nederdaalt, dan die door menschelijk vernuft met moeite wordt verkregen.

8. Men vindt er velen die naar de beschouwing verlangen; maar zij trachten niet te doen wat daartoe gevorderd wordt.

Een groote hinderpaal is dat men te veel blijft staan bij het uiterlijke en zichtbare en weinig werks maakt van eene volkomene versterving.

De Geloovige. Ik weet niet wat het is noch door welken geest wij gedreven worden, en wat wij voorgeven, die als geestelijken willen doorgaan , dat wij zooveel arbeid en zoo groote zorg besteden aan voorbijgaande en nietige zaken , en zoo zelden met eene volkomen ingetogenheid van zinnen aan ons inwendig denken.

4. Helaas! na een weinig overwegens storten wij aanstonds weder naar buiten, zonder onze daden door een streng onderzoek te wegen.

Wij letten er niet op, waaraan onze neigingen hechten, en wij betreuren niet dat alles zoo onrein is.

Toen alle vleesch zijnen weg bedorven had , volgde de groote watervloed.

Daar nu onze inwendige neiging zeer bedorven

-ocr page 297-

DEBDE BOÈK.

is , moet ook de daaruit volgende daad, ten blijke van gebrek aan innerlijke gezondheid, bedorven zijn.

Uit een rein hart komen vruchten van een goed leven voort.

5. Men vraagt hoeveel iemand gedaan heeft; maar men onderzoekt zoo vlijtig niet met welk goed oogmerk hij handelt.

Men vorscht na of iemand dapper, rijk, schoon, bekwaam is, of hij wel schrijft, wèl zingt, wel werkt; maar hoe arm hij is van geest, hoe lijdzaam en zachtmoedig, hoe godvruchtig en inwendig, daarnaar wordt door velen niet gevraagd.

De natuur ziet op het uitwendige des men-schen; maar de genade keert zich tot het inwendige.

Geene wordt vaak bedrogen; deze vertrouwt op God om niet bedrogen te worden.

oefening

Niets is waardig door het hart eens Christens bezeten te worden, dan wat eeuwig is, en wjj moeten slechts datgene lief hebben, wat wij al-tijd zullen beminnen. Laat ons derhalve trachten 1. het welbehagen van God boven al onze voldoeningen te achten ; 2. in alles slechts zijn welbehagen te zoeken ; 3. alle druk en lijden, dat Hij ons overzendt, met ootmoedige onderwerping van zijne band te ontvangen; 4. dikwijls met geestelijke zaken in Gods tegenwoordigheid bezig te zijn, en in alles van Hem af te hangen.

Waarom ons met beuzelarijen en ijdele overwegingen op onszelven en met ongerustheid jegens anderen onledig houden, terwijl God, in.

295

-ocr page 298-

296 dk navolging van je3üs christus.

ons zijnde, de eerbewijzingen onzer harten en het offer van onzen geheelen persoon verwacht? Hoe vele genaden ontsnappen er aan eene ziel, die verstrooid is en bijna geene aandacht neemt op hetgene God van haar verzoekt! En echter weet men hoe gevaarlijk het misbruik der genaden voor de zaligheid is.

GEBED.

Ook ik, o Vader! heb eene bijzondere genade noodig, eer ik mij op dien trap van volmaaktheid bevinde, dat niets van het aardsche mij in mgne vlucht tot U kan hinderen. Hoe vreemd ben ik nog aan die edele vrijheid, uwen kinderen zoo zeer eigen! Doe mij dien zaligen toestand kennen; schenk mij vleugelen als van eene duif, dan zal ik boven alle schepselen tot U vliegen, om eeuwig in ü alleen te rusten en in uw genot zalig te zijn.

TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de zelfverloochening en verzaking van alle begeerlijkheid.

1. De Heeb. Mijn zoon! gij kunt geene volkomen vrijheid bezitten, tenzij gij uzelven geheel verzaakt.

Gekluisterd zijn alle eigenbaatzuchtigen en zelfminnaars; zij zijn begeerlijk , nieuwsgierig en ongestadig; zij zoeken steeds hun gemak en niet wat Mjj behaagt; zij ontwerpen en ondernemen vaak dingen die geen stand houden; want alles wat van God niet komt, zal vergaan.

Onthoud dit korte en alles bevattende woord :

-ocr page 299-

deede boek.

verlaat alles en gij zult alles vinden; leg de begeerlijkheid af, zoo vindt gig rust.

Overweeg dit bij uzelven, en wanneer gij het zult volbracht hebben, zult gij alles verstaan.

2. De Geloovige. Heer! dit is geen werk van een dag noch kinderspel; ja in dit weinige is alle volmaaktheid eens kloosterlings opgesloten.

De Heer. Mijn zoon! gij moet zoo aanstonds niet afkeerig noch moedeloos worden, zoodra gij van den weg der volmaaktheid hoort; maar te meer tot het hoogere opgewekt worden of ten minste daarnaar vurig verlangen.

Och, of het zoo met u gesteld ware ! of gij zoo verre gekomen waart dat gij uzelven niet meer bemindet, maar u volkomen naar den wenk van Mij en van uwen overste schiktet! dan zondt gij mij zeer behagen en uw geheel leven slijten in vreugde en rust.

Nog veel hebt gij te verlaten ; en tenzij gij Mij alles volkomen afstaat, zult gij niet verkrijgen wat gij vraagt.

3. Ik raad u dat gij van Mij koopt, goud, door het vuur beproefd, opdat gij rijk moogt worden , ( Apoc. 3) te weten : de hemelsche wisheid, die al het aardsche onder ds voeten treedt.

Geef haar de voorkeur boven de aardsche wisheid, boven alle menschelijk en eigen welbehagen.

4. Aldus zeg ik u : koop hetgeen gering is bij de menschen voor hetgeen kostbaar en verheven is in hunne schatting.

Want zeer lang en gering en bijkans vergeten schgnt de ware hemelsche wisheid, die van zichzelve niet hoog denkt noch op aarde zoekt verheven te worden.

397

-ocr page 300-

298 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Vele prijzen haar met den mond, maar wijken er verre af in hun gedrag.

En toch is zij die kostbare parel, voor velen verborgen.

OEFENING.

Wat is : alles verlaten ? Het is 1. zich verloochenen en afsterven; 2. het is : zijne zinnen, zijnen geest en zijn hart versterven; 3. het is : zich van alles onthechten wat ons behaagt, en met ootmoedige onderwerping al datgene aannemen, wat ons moeilijk valt; 4. het is ; zijne vrienden in God , en zijne vijanden voor God bf minnen, en zichzelven haten; 5. het is : aan niets dan aan zijnen God, aan zijne plichten, en aan zijne zaligheid verkleefd zijn; 6. het is : al de bewegingen des harten tegen zich, en alleen voor God te doen dienen; 7. het is : zich slechts ophouden met de zorg om Hem in alles te bevredigen, en met de vrees van Hem te mishagen; 8. het is : zijn geluk en zijne eer te stellen in de winst van Zijn hart en in het bezit van Zijne liefde.

Hoe gemakkelijk zegt men : ik zou gaarne alles verlaten, om geheel voor God te wezen! maar hoe moeilijk stelt men het in het werk, tenzij men alle getrouwheid gebruike om zich van alles te ontdoen , wat ons niet tot God geleidt. Een weinig liefde tot God in een hart gedrukt, maakt dien afstand en die zelfopoffering aan God voor het hart mogelijk en gemakkelijk. Men moet ze willen en vragen, en zonder ophouden in het werk stellen.

-ocr page 301-

derde boek.

GEBED.

Ik zie, o God! dat er, om waarlijk vrij te zijn , van mij nog veel gevorderd wordt. Ik moet om vrij tot ü te vliegen mijzelven als afsterven, volkomen verlaten, dat is, mijne eigeciiefde aan uwe liefde geheel opofferen. Dit is de ware wijsheid welke van zoo weinigen wordt op prijs gesteld en zoo\' groote waarde heeft. Leer mij deze heilzame kunst, deze hemelsche wijsheid kennen; dat zij mij een kostbare parel zij, voor wier bezit ik alles overheb.

DEIE EN DEKTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de onstandvastigheid des harten, en dat God onze laatste hedoeling moet zijn.

1. De Heek; Mijn zoon ! vertrouw niet op uwe tegenwoordige gemoedsgesteltenis : want zij zal ras in eene andere overgaan.

Zoolang gij leeft, zijt gij ook uws ondanks der veranderlijkheid onderworpen; zoodat gij nu eens blijde, dan treurig; nu gerust, dan ongerust; nu godvruchtig, dan zonder godsvrucht; nu ijverig, dan traag; nu ernstig dan lichtzinnig zult bevonden worden.

Doch de wijze en in den geest wèl onderwezene blijft, bij al deze afwisselingen , staande.

Hij let niet op hetgeen hij bij zich ontwaart noch vanwaar de wind der onbestendigheid blaast; maar hierop, dat de geheele bedoeling zijns gees-tes naar het behoorlijke en gewenschte einde strekke.

Want dus, door het eenvoudig oog zöner bedoeling bij zoo velerlei voorvallen, onafgewend

299

-ocr page 302-

300 DE NAVOLGING TAN JBSU8 CHRISTUS.

op Mij te vestigen, zal hij een en dezelfde en onwrikbaar kunnen blijven.

2. Hoe reiner nu het oog der bedoeling is, hoe standvastiger men tusschen velerlei stormen doorgaat.

Maar bij velen is het oog eener reine bedoeling beneveld : want alras vestigt het zich op iets genoeglijks dat zich voordoet.

Daarom vindt men zelden iemand geheel vrij van de vlek der zelfzucht.

Dus kwamen weleer de Joden naar Bethaniè tot Martha en Maria, niet om Jesus alleen, maar ook om Lazarus te zien.

Men moet dus het oog der bedoeling reinigen, zoodat het eenvoudig en oprecht zij en het, boven al hetgeen slechts middel is, op Mij alleen richten.

OEFENING.

Om de ongestadigheid van ons hart, in datgene wat den dienst Gods en de zorg der zaligheid betreft, te bepalen, moet men 1. zichzel-ven mistrouwen, en zijn vertrouwen op God stellen; 3. tot God zgne toevlucht nemen, en zjjn bijstand in de gelegenheid verzoeken; 3. dikwijls zijne meening hernieuwen van God te bevredigen , zonder zichzelven te willen bevredigen; 4. steeds bestrijden wat ons tegengaat; 5. niets willen dan wat God wil, en het krachtdadig willen; 6. zijn hart aan de liefde Gods gewennen, en ons de heilige vriendschap voorstellen, welke Hij met ons in eeuwigheid hebben wil; 7. nauwkeurig de ingevingen en bewegingen der genade volgen.

-ocr page 303-

DERDE BOEK.

GEBED.

Neen, mijn God! ik kan noch mag te veel vertrouwen op eene gesteltenis, welke aan zoo vele veranderingen onderhevig is. Ook hierin behoor ik mijzelven te verlaten en het oog mijner bedoeling op U alleen te vestigen. Gij zijt onveranderlijk dezelfde die Gij van eeuwigheid waart; in Ü alleen kan mijn hart volkomen rusten. Dat dan mijn oog zich boven alles ver-heffe; dat het zuiver zij van alle eigenbelang, oprecht en onveranderlijk tot U gekeerd.

VIER EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

De ware minnaar vindt lij alles en boven alles in God zijn genoegen.

1. De Geloovige. Zie, God is mijn en mijn al! Wat wil ik meer en wat kan ik zaliger wenschen ?

o Zoet en liefelijk woord 1 doch voor hem , die het Woord des Vaders en niet de wereld noch hetgeen in de wereld is, bemint.

Mijn God en mijn al! genoeg gezegd voor hem die het verstaat; terwijl de veelvuldige herhaling ervan genoegelijk is voor hem die bemint.

Want zijt Gij tegenwoordig, alles is genoeglijk; maar zijt Gij afwezig, alles mishaagt.

Gij geeft de rust des harten, een grooten vrede en eene feestlijke blijdschap.

Gij doet over alles wèl denken en U in alles loven.

Zonder ü kan niets lang behagen ; maar zal iets aangenaam zijn en wèl smaken, zoo moet

301

-ocr page 304-

802 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

uwe genade daarbij zijn en de kruiderjj uwer wijsheid dat toebereiden.

3. Wat zal hem niet smaken, die in U smaak vindt ? En wat zal hem genoegen kunnen geven , die in U geen smaak vindt ?

De wijsheid van de wereld en de genegenheid tot het vleesch worden door uwe wijsheid te niet gedaan ; want in dia dwaze wijsheid is veel ijdelheid en in het vleesch is de dood.

Maar zij, die ü door de verachting der wereld en afsterving des vleesches navolgen, worden bevonden ware wijzen te zijn, omdat zij zich van de ijdelheid tot de waarheid en van het vleesch tot den geest laten overbrengen.

Deze vinden smaak in God; en, welk goed zij bij de schepselen vinden, zij brengen het geheel over tot hunnen Schepper.

Intusschen is er een verschil en groot verschil tusschen den smaak voor den Schepper en het schepsel, voor de eeuwigheid en voor den tijd , voor het ongeschapen licht en het meegedeelde licht.

3. o Eeuwig Licht, al de geschapene lichten overtreffende! schiet uit de hoogte stralen, die tot geheel het binnenste mijns harten doordringen.

Reinig, verkwik, verlicht en verlevendig mijne ziel en hare vermogens, zoodat zij zich aan U in juichende verrukking vasthechte.

O, wanneer zal dat zalige en gewenschte uur komen, dat Gfl mij met uw bijzin zult verzadigen en mij alles in alles zijn !

Zoolang mij dit niet wordt geschonken , zal mtjn vreugde niet volkomen zijn.

4. Maar helaas! nog leeft de oude mensch in

-ocr page 305-

DERDE BOEK.

mij; hij is uiet geheel gekruisigd , niet volkomen gestorven.

Nog altoos begeert hij sterk tegen den geest, verwekt inwendigen oorlog en laat aan het rijk der ziel geene rust.

Maar Gij, die heerscht over de woede der zee en het geteeld harer golven stilt, (Ps. 88) sta op te mijner hulpe. (Ps. 43) Verstrooi de volkeren dit helust zijn op oorlog; (Ps. 57) verpletter ze door uwe macht. (Ps. 58.)

Toon, bid ik Ü, uwe grootheid, en dat uwe rechterhand verheerlijkt worde ; want geene andere toevlucht is mij over, dan bij U, o Heere mij ii God !

OEFENING.

Niet beminnen dan God, en Hem boven alles beminnen, is : geen behagen hebben dan in Hem alleen; is niets dan Hem alleen zoeken ; is uit liefde tot Hem verzaken aan alles, wat ons uit de natuur kan bevredigen , volgens deze woorden van den koninklijken Profeet : mijne ziel verwerpt den troost der menschen ; zij heeft zich tot God gekeerd, en in Hem alle voldoening en haar verlangen gevonden.

Om aldus niet dan God te beminnen, moet men zijne zinnen versterven, zijnen geest bedwingen , zijn hart beteugelen, zijn lichaam in bedwang houden, en zich duizende wereldsche Toldoeningen ontzeggen, om alleen aan het hart van God te behagen. Heil de ziel, die tevreden is met den gekruisten staat, in welken het lichaam van Jesus Christus zich op het kruis bevond, om met den Apostel te kunnen zeggen : ik leef om Christus alleen, en het is voor mij

303

-ocr page 306-

304 de navolging tan jesus christus.

eene winst aan alles te sterven, om alleen voor Hem te leven.

GEBED.

Op nieuw , mijn God! vereenig ik mij met deze bede. Hoe gaarne wenschte ik voor U alleen smaak te gevoelen , U mijn God en mijn al te noemen, en in U als mijn hoogste goed te rusten ! Wanneer zal dat blijde oogenblik voor mij komen ? Maar ach ! de oude mensch leeft nog in mij, en is niet geheel gedood! Vandaar die hindernissen, welke ik ontwaar. Kom mjj dan te hulp; verlicht, bestraal mijn hart; dat uwe genade in mij verheerlijkt worde.

VIJF EN DERTIGSTE HOOFDSTUK.

Bat vten in dit leven niet veilig is voor hekoringen.

1. De Heer. Mijn zoon! in dit leven zijt gij nooit veilig, maar hebt, zoolang gij leeft, altoos geestelijke wapenen noodig.

Gij verkeert onder vijanden en wordt rechts en links aangevallen.

Zoo gij dus niet van alle kanten het schild des gedulds gebruikt, zult gij niet lang onge-wond blijven.

Daarenboven, houdt gij uw hart niet vast tot Mij gericht, met den zuiveren wil om alles \'oor Mij te lijden, dan kunt gij die hitte niet doorstaan , noeh den palmtak der gelukzaligen bekomen.

Gij moet dus moedig door alles heengaan en een krachtigen arm gebruiken tegen hetgeen u wederstaat.

-ocr page 307-

DERDE BOEK.

Want aan den overwinnaar wordt het manna gegeven, maar de lafhartige aan vele ellende overgelaten.

3. Zoo gg in dit leven rust zoekt, hoe zult gij dan tot de eeuwige rust komen ?

Zet u hier niet tot veel rust, maar tot groote l^dzaamheid.

Zoek den waren vrede niet op aarde maar in den hemel; niet bij de menschen of de overige schepselen, maar bq God alleen.

Om Godswil moet gij alles gewillig ondergaan, te weten : arbeid en smarten, bekoringen en kwellingen, benauwdheden en behoeften, krankheden en beleedigingen, tegenspraak en berispingen , vernederingen en beschamingen , bestriiffingen en versmadingen.

Dit alles helpt tot deugd, stelt den Christen leerling op de proef en vlecht de hemelsche kroon.

Ik zal voor kortstondigen arbeid eeuwig loon , en voor eene voorbijgaande beschaming onvergankelijke heerlijkheid schenken.

3. Meent gij dat gij steeds de geestelijke vertroostingen naar wil en wensch zult genieten ?

Mjjne Heiligen hebben deze niet altoos gehad ; maar vele bezwaren, velerlei bekoringen en groote moedeloosheden.

Doch in dat alles hebben zij zich geduldig gedragen en meer op God dan op zichzelven vertrouwd; wetende, dat al het lijden van dezen tijd niet te achten is om de toekomende heerlijkheid te verdienen. (Eom. 8.)

Wilt gij aanstonds hebben, wat zoo velen na \\ele tranen en zwaren arbeid nauwelijks hebben bekomen ?

30S

20

-ocr page 308-

306 DE NAVOLGINO VAN JESDS OHEISTDS.

Wacht op den Heer, gedraag u mannelijk en houd moed. ( Ps. 26.)

Wantrouw niet, wijk niet af; maar geef standvastig lichaam en ziel tot Gods eer ten beste.

Ik zal zeer rijkelijk vergelden; ik zal met u zijn in allen nood.

OEFENING.

Bereid uwe ziel voor op de bekoring, zegt de Wijze-Man, dat is : 1. stel uw geluk niet, in bevrijd te zijn van kwellingen, maar in die wel te verdragen; 2. stel u niet bloot aan de bekoring , noch aan de gelegenheden van zondigen; maar indien gij u door de eene aangevallen en in de andere gewikkeld ziet, bied dan wederstand , strijd, vlucht en neem met vertrouwen uwe toevlucht tot God; 3. waak, bid, verneder u voor God, en wees doordrongen van eene ootmoedige vrees in zijne tegenwoordigheid, en van een heilig mistrouwen in uzelven, om al uwe sterkte te stellen in God, die u tegen de aanvallen van de vijanden uwer zaligheid zal verdedigen.

Eene oprecht christene ziel moet haar verblijf op Calvarië en in de wonden van Jesus Christus vestigen, om met geduld, met sterkte en getrouwheid de wederwaardigheden te lijden, welke Hij haar overzendt. Want om een ware Christen te zijn en de plichten van zijnen staat te volbrengen, moet men altijd bereid zijn om voor zijnen God te lijden en te sterven, aangezien de Christenen, zoo als de heilige Cyprianus zegt, de erfgenamen van den Gekruiste zijn.

GEBED.

L God! Gij zijt voor mij onuitputbaar in troost

-ocr page 309-

derde boek.

en schenkt mij dien naar behoefte. Neen, er is voor mij geene ware rust noch veiligheid, tenzij ik mij tot strijden gereed houde en mij bereid toone alles om uwentwil te Igden. Zoo toch was het lot van uwe beste vrienden, en ik durf mij geen ander toezeggen. Welaan ! ik ben bereid, en wil mij dapper gedragen. Handel met mij volgens uwe belofte en laat mij niet alleen in den strijd.

ZES EN DEKTIGSTE HOOFDSTUK.

Tegen de ijdele leoor deeling en der menschen.

1. De Heeh. Mijn zoon ! vestig uw hart vast op den Heer en vrees des menschen oordeel niet, wanneer uw geweten u goed en onschuldig houdt.

Het is goed en heilzaam dus te lijden, en dit zal niet zwaar vallen voor een nederig hart, dat meer op God dan op zichzelf vertrouwt.

Velen spreken veel : en daarom moet men er weinig geloof aan hechten.

Ook is het niet mogelijk allen te voldoen.

Ofschoon Paulus zocht allen in den Heere te behagen en allen alles werd, achtte hij het toch niet het minste door het menschelijk gericht geoordeeld te worden.

2. Hij heeft genoeg gedaan, zooveel in hem was en hij konde, tot stichting en heil van anderen ; maar hij konde niet beletten, dat hij somtijds van anderen geoordeeld ja veracht werd.

Daarom gaf hij alles aan God over die alles wist, en verdedigde zich door geduld en ootmoed tegen den mond dergenen, die kwaad spraken ,

307

-ocr page 310-

308 DE NAVOLGING VAN JBSÜS C11EISTDS.

of het ijdele en valsche uitdachten en naar willekeur alles uitstrooiden.

Nochtans heeft hij somtijds geantwoord, opdat de zwakken niet door zijn stilzwijgen mochten geërgerd worden.

3. Wie zijt gij, dat gij een sterfelijk mensch vreest? Heden is hij, en morgen verschijnt hij niet meer.

Vrees God, en gij zult der menschen bedreigingen niet vreezen.

Wat vermag een mensch tegen u met woorden of lasteringen ? Hij benadeelt zichzelven meer dan u, en, wie hij zij , Gods oordeel kan hij niet ontgaan.

Houd gij God voor oogen, en wil niet twisten noch klagen.

Al schijnt gij ook voor het tegenwoordige onder te liggen en onverdienden smaad te lijden , wordt daarom niet verstoord, noch verminder uwe kroon door ongeduld.

Maar zie liever hemelwaarts tot Mij , die machtig ben om u te redden uit allen smaad en be-ieediging en eenieder te vergelden naar zijne werken.

OEFENING.

Een Christen, die aan de lastertaal en boosaardigheid der menschen is blootgesteld, mogen deze beproevingen eigenlijk welkom zijn, aangezien zij hem in de gelukkige noodzakelijkheid stellen, zijne toevlucht tot God, en niemand dan Hem tot getuige van zijn gevreten te nemen. Want alhoewel wij overtuigd zijn, dat de achting of versmading, de goede of kwade oordeel-vellingea der menschen ons noch gelukkiger

-ocr page 311-

dërdë boek.

noch ongelukkiger maken, zooken wij nochtans niet dan hunne goedkeuring te bekomen. Ach , waarom trachten wij ons niet veeleer te stellen in den geest en in het hart van God , die Opperheer onzer eeuwigheid isl

GEBED.

Uw woord, o God! is balsem voor myn hart Hoe vaak toch stoorde ik mij aan de beoordee^ lingeu fan anderen , zonder mijn oog tot U te heffen en vandaar mijnen troost te ontkenen ! Geen wonder alzoo, dat ik mij steeds in onrust bevond. Doe mij verstandiger worden, en laat het voorbeeld van uwen Apostel op mijn hart van eene krachtige werking zijn! Dat mijn oog alleen op U gevestigd blijve , dan vrees ik niets , daar Gij mij een helper en redder zijt.

ZEVEN EN DERTIGSTE HOOFDSTUK»

Over den zuiveren en geheelen afstand van zich-zelven, om, de vrijheid des harten te hekomen.

1. De Heer. Mijn zoon! verlaat u, en gij zult Mij vinden.

Doe afstand van allen eigen zin en eigen wil, en gij zult altoos winnen.

Want zoodra gij u zult overgegeven hebben zonder terugtrekking, zal u grootere genade worden toegevoegd.

2. De Geloovige. Heer! hoe dikwijls moet ik mij afstaan en waarin mij verlaten ?

3. De Heek. Altoos en elk uur, in het groote zoowel als in het kleine. Ik zonder niets uit, maar wil u van alles ontbloot vinden.

Hoe anders kunt gij de mijne en Ik de uwe

309

-ocr page 312-

310 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTÜS.

zijn, zoo gij niet inwendig en uitwendig allen eigen wil uitgeschud hebt.

Hoe eer gij dat doet, hoe beter gij het hebben zult, en hoe volkomener en oprechter, hoe meer gij Mij zult behagen en winst doen.

4. Sommigen staan zich af, doch met zeker voorbehoud: want zij vertrouwen God niet volkomen en trachten daarom zichzelven te verzorgen.

Sommigen ook geven zich aanstonds geheel aan Mij over; maar naderhand, als de bekoring hen overvalt, keeren zij tot het eigene terug, waarom zij in de deugd het minst niet vorderen. \' Dezulke zullen niet tot de ware vrijheid van een zuiver hart, noch in de gunst mijner genoeglijke verkeering geraken, tenzij zij zich geheel hebben afgestaan en dagelijks aan Mij opofferen, zonder hetwelk geene zalige vereeniging met Mij bestaat, noch kan bestaan.

5. Dikwijls heb Ik u gezegd en Ik herhaal het nogmaals: verlaat u, sta u af, en gij zult inwendig grooten vrede hebben.

\' Geef alles voor alles; zoek niets, vorder niets terug ; houd u zuiver en zonder aarzeling aan Mij en gij zult Mij bezitten; gij zult vrij zijn van harte en de duisternis zal u niet overschaduwen.

Streef daarnaar, bid hierom en wensch dit, dat gij u van al het eigene moogt ontdoen, en naakt den naakten Jesus volgen, uzelven afsterven en voor Mij eeuwig leven.

Dan zullen alle ijdele voorstellingen, slechte ontroeringen en overtollige zorgen verdwijnen.

Dan ook zal alle onmatige vrees wijken en de ongeregelde liefde sterven.

-ocr page 313-

DEEDS BOEK.

OEFENING.

Wat is zichzelven verlaten, zich verzaken en zich geheel aan God overgeven , zonder iets te behouden ? Het is : 1° niet handelen dan door de ingeving zijner genade, en door een werkelijk verlangen om Hem te behagen, welk verlangen zeer dikwijls moet gevoed en hernieuwd worden. 2° Zich geheel in alle gelegenheden aan God overlaten, en Zijne voldoening voor de onze stellen. 3° In alles zijnen eigen wil verzaken, om niet dan die van God te volgen. 4° Vermaak scheppen in het vermaak van Zijn hart, en in niets belang stellen dan in zijne verheerlijking. 5° Het is eindelijk:, gehoorzamen aan de ingeving van den heiligen Geest en de bewegingen van zijne liefde volgen. Maar helaas ! wie is er die al zoo leeft? wie is er, die zich alzoo verlaat en zich geheel zonder uitzondering aan God overgeeft ? Men verlaat zich zeiven in eenige omstandigheden, en in andere blijft men aan zich verkleefd; men verzaakt zich zeiven voor eenen tijd, en later zoekt men zich weder. De geest des Heeren, zegt de koninklijke Profeet, trekt alleen door zekere zielen; maar hij houdt zich in deze op, en als h jj wederkomt, kent hij zgne plaats niet meer; dat is, dat hij eene ziel ontmoet, die meer aan zich dan aan haren God is overgegeven.

GEBED.

Nog veel, o God 1 bljjft mij over te doen, eer mijn hart eene volkomen vrijheid bezit. Ik moet van mijzelven als uitgaan en mij geheel, met alles wat m^j betreft, aan U overgeven. Ik zie

311

-ocr page 314-

312 de navolging vak jesüs christus.

de waarheid van uwe vermaning in ; maar ik gevoel te gelijk mijne zwakheid. CK\'orwin die door uwe almogende genade. Dat mijne eigenliefde zich in uwe liefde geheel verlieze, en dat uwe zalige vereeniging mij alle opoffering vergoede.

\'ACHT EN DEETIGSTE HOOFDSTUK.

Over een goed bestuur in het uitwendige, en hoe

men in gevaren zich tot God moet hegeven.

1. De Heer. Mijn zoon! vlijtig moet gij daarnaar traeliten, dat gij overal en in alle handeling of uitwendige bezigheid inwendig vrij en uzelven meester blijft, dat alles aan u onderworpen zij, en gij aan niets.

Daardoor zult gij heer en bestuurder van uwe daden zijn , geen dienstknecht of slaaf; maar liever een vrij en waar Hebreër, tot het erfdeel en de vrjjheid van Gods kinderen overgebracht.

Die zich verheffen boven het tegenwoordige en op het eeuwige zien, die het voorbijgaande met het linker oog beschouwen, en het hemel-sche met het rechter; die zich door het tijdelijke niet laten trekken, om daaraan te hechten; maar het veelmeer trekken, opdat het wèl diene, zooals het door God verordend en door den oppersten werkmeester ingesteld is, die in zijne schepselen niets ongeregelds overliet.

2. Indien gij u ook b|j alle gebeurtenis niet ophoudt by den uiterlijken schijn, noch hetgeen gij ziet of hoort, met een vleeschelijk oog beschouwt; maar terstond bij iedere zaak met Mozes in den tabernakel treedt, om den Heer raad te vragen, dan zult gij somtijds een

-ocr page 315-

DERDE BOEK.

goddelijk antwoord vernemen en over vele tegenwoordige en toekomende zaken ingelicht terug-keeren.

Mozes immers nam altoos ter oplossing vaiL twijfelachtige en ingewikkelde zaken tot den tabernakel zijne toevlucht en zocht hulp in het gebed, om uit de gevaren en de kwaadwilligheid der menschen gered te worden.

Zoo ook moet gij uw toevlucht nemen tot de geheime kamer uws harten, om den goddelijkeu bjjstand vurig af te smeeken.

Want wij lezen dal Jozue en de kinderen Zs-raëls door de Gabaonieten zijn misleid geworden, omdat zij niet te voren den mond des Heereu om raad hadden gevraagd , maar vleiende taal te licht geloovende , zich door valsch mededoo-gen lieten verleiden.

o E FE N I N G.

De uiterlijke bezigheden trekken de ziel dikwijls tot het uitwendige, en beletten haar ingekeerd te zijn en zich voor Gods tegenwoordigheid te houden, voornamelijk als men zich geheel aan die uitwendige zaken overgeeft, zonder zijn hart vrij en aan den Heer gehecht te houden. Indien men echter zich met die uitwendige bezigheden niet ophoudt, dan om hierdoor den wil van God te volbrengen, welke ze ons oplegt , dan is men er niet in verstrooid en doet in die onderscheidene bezigheden slechts ééne zaak, namelijk Gods wil bevredigen. Men heeft altijd den vrede, als men altjjd vergenoegd is ; men heeft dien altijd , als men alles heeft wat men verlangt; en men heeft dien altijd, als men slechts aan God tracht te behagen. Derhalve kunnen al

31S

-ocr page 316-

314 de navolging van jesus christus.

die uitwendige werken eene ziel niet verstrooien, die alles tot de eenheid brengt, dat wil zeggen, die niet zoekt dan den Heer te behagen, en die alles in Hem vindt.

GEBED.

Hoe vele afleidingen, o God ! heb ik in dit leven te bestrijden, eer ik eene zoozeer gewenschte vrijheid geniete! Wil ik waarlijk vrij zijn, dan moet ik, ook van al mijne verrichtingen, meester blijven; maar ach, hoe vaak ben ik daarvan de slaaf! Dat uwe vermaning mjj ter harte ga. Dat ik bij alles wat ik onderneem, met U raadplege en uwen raad opvolge. Dit zal m\\j voor bedrog bewaren en omtrent vele zaken inlichten.

NEGEN EN DEETIGSTE HOOFDSTUK.

Bat men zich over zijne zaken niet mag kwellen.

1. De Heer. Mijn zoon! vertrouw mij altoos uwe zaak toe; Ik zal op zijnen tijd wèl beschikken.

Wacht mijne beschikking af, en gij zult daar-bij voordeel vinden.

3. De Geloovige. Heer! gaarne genoeg vertrouw ik U alle zaken toe : want mijne overlegging kan weinig baten.

0, mocht ik aan toekomende gebeurtenissen niet veel hechten, maar mij bereidwillig aan uw welbehagen overgeven!

3. De Heer. Mijn zoon! dikwijls is de mensch zeer bekommerd over iets, dat hij verlangt; maar heeft hij het bekomen, hjj begint er anders over te denken; want de neigingen blijven niet

-ocr page 317-

DEBDE BOEK.

altoos bij hetzelfde, maar drijven eer van het eene tot het andere.

Het is dus niet gering, ook in het geringste zichzelveu te verloochenen.

4. \'s Menschen ware voortgang bestaat in zelfverloochening, en een zichzelven verloochenend mensch is zeer vrij en veilig.

Maar de oude vijand , al het goede wederstrevende, laat niet at te bekoren, maar legt dag en nacht gevaarlijke lagen, om den onbehoedzame in zijn bedriegelijk net te kunnen verstrikken.

Waakt en bidt, zegt de Heer, opdat gij niet in bekoring komt. (Matth. 36.)

OEFENING.

Te vergeefs is men voor het toekomende bekommerd , en laat men den moed zinken op het aanzien zijner ellende; alles bestaat, met zich in alles op God te verlaten, en op Hem te rekenen, en zich aan zijnen wil over te geven, en niet te ontzien om aan Hem te behagen. Het gebéurt dikwijls, dat God wil of toelaat, dat wij ons in eenen staat bevinden, waarin wij vermeenen dat alles verloren is, om ons te verplichten in Hem alleen al ons vertrouwen te stellen. Immers, hoe minder onderstand wij bij de schepselen ontmoeten, des te meer vinden wij er bij God , die het zich tot eer rekent en er vermaak in schept ons bij te staan, als men zich in alles op Hem verlaat. Laat ons dan trachten al de ongerustheden opzichtens onze zaligheid in het hart van onzen Zaligmaker over te storten , overtuigd zijnde dat Hjj er zorg voor draagt: en laat ons alles aanwenden om aan zijne inzichten te beantw oor-

315

-ocr page 318-

316 de navolging van jesus christus, den, door onze getrouwheid in het volgen derzelve.

GEBED.

Kan ik, o God! wel aan iemand mijne belangen beter toevertrouwen, dan aan U? Zelfs de geringste uwer schepselen ontgaat uwe Vaderzorg niet; en ik, uw edelst schepsel, zoude m\\j niet aan U toevertrouwea ? Hoe dikwijls mocht ik niet de teederste blijken ontwaren, dat Gij in alles uwe kinderen gadeslaat en hun welzijn beoogt! Boezem mij dan een kinderlik vertrouwen in; dat ik alles aan U overgeve en mij aan uwe beschikkingen onderwerpe.

VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat de mensch uit zichzelven niets goeds heeft en over niets kan roemen.

1. De Geloovige. Heer ! wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt ? of des menschen zoon, dat Gij hem bezoekt! (Ps. 8.)

Welke verdienste heeft de mensch, dat Gij hem uwe genade bewijst ?

Heer! hoe kan ik klagen, als Gij mjj verlaat? of wat kan ik billijk inbrengen , wanneer Gij niet doet hetgeen ik verzoek ?

Ja zeker, dit kan ik met waarheid denken en zeggen : Heer I ik ben niets, ik kan niets , ik heb niets goeds van mijzelven , maar schiet in alles te kort en streef altoos naar het niets. En zoo Gjj mij niet helpt en inwendig versterkt, word ik geheel lauw en los.

2. Maar Gij, o Heer! zijt altoos dezelfde, (Ps. 101) en blijft eeuwig, altoos goed, rechtvaardig en heilig, goed, rechtvaardig en heilig

-ocr page 319-

DERDE BOEK.

in alles wat G^j doet, en alles met vastheid beschikkende.

Maar ik , die meer overhel tot afwijking dan tot vordering, blijf niet lang in denzelfden staat volharden : want ik ben aan veelvuldige verandering onderhevig.

Nochtans wordt het ras beter, als het ü behaagt en Gij de behulpzame hand biedt ; want Gij alleen kunt zonder ménschelijke hulp hel pen en zoo versterken, dat mijn gelaat niet meer gedurig verandere , maar dat mijn hart tot U alleen zich wende en in U alleen ruste.

3. Daarom, wist ik allen menscheljjken troost weg te geven, hetzij ter verkrijging van godsvrucht, hetzij uit noodzakelijkheid, die mij aandrijft U te zoeken, daar geen mensch mij troosten kan ; dan zoude ik terecht op uwe genade kunnen hopen en mij verblijden over het geschenk eener nieuwe vertroosting.

U zij dank, van wien alles komt, zoo dikwijls het mij wèl gaat.

Ik immers beu voor U ijdelheid en niets, een onstandvastig en zwak mensch.

Waarop kan ik dan roemen ? Of waarom wensch ik te worden geroemd ? Om een niet ? Dat ware de grootste jjdelheid.

4. Waarlijk, de ijdele roemzucht is eene erge pest, eene zeer groate ijdelheid ; want zij trekt af van den waren roem en berooft van de hemelsche genade.

Want zoolang de mensch zichzelven behaagt mishaagt hij Ü, en zoolang hij jaagt naar men-schenlof, is hij van ware deugd beroofd.

5. Maar de ware roem en heilige blijdschap is in U te roemen en niet in zichzelven, zica

317

-ocr page 320-

318 DE NAVOLGING VAN JESÜ3 CIIRISÏUS.

te verheugen in uwen naam, niet in eigen deugd, en geen genoegen in eenig schepsel te nemen tenzij om ü.

Uw naam worde geloofd, niet de mijne; uw werk worde verheerlijkt, niet bet mijne; uw heilige naam worde gezegend, maar mij worde van \'s menschen lof niets toegeëigend.

Gij zijt mijn roem, Gjj de vreugde mijns harten. In U zal ik roemen en mij verblijden den geheelen dag; doch voor mij is geen roem dan in mijne zwakheden. (2 Cor. 12)

6. Dat de Joden roem van elkander zoeken ; ik zal dien zoeken, die alleen vaa God is.

Want alle menschelijke roem, alle tijdelijke eer, alle wereldsche grootheid, vergeleken bij uwe eeuwige heerlijkheidj, is ijdelheid en dwaasheid.

o Mijne waarheid en barmhartigheid ! mijn God! gelukzalige Drieëenheid i U alleen zij lof, eer, kracht en heerlijkheid tot in de eindelooze eeuwen der eeuwen.

OEFENING.

Ik gevoel mijne ellenden, die mij ongeschikt maken tot eenig bovennatuurlijk goed en bekwaam tot alle kwaad; maar ik offer ze op aan eenen barmhartigen God, die veel van weinig, en alles uit niet kan maken. Derhalve is het niet genoeg te weten, dat ik niet uit mijn eigen beu, en mij niet dan in ü moet beroemen, o mijn God! maar het gewichtigste is, in de gelegenheden, de heilige bewegingen van ootmoedigheid en vertrouwen in U te volgen, aan wien niets onmogelijk is. Als ik ze niet bij de menschen vind; dan word ik tot de gelukkige noodzake-

-ocr page 321-

derde boek.

lijkheid gebracht mijne toevlucht totGodte nemen en van Hem af te hangen. Gelukkig ben ik , Heer! als mij alles buiten U ontbreekt, om alles in U te vinden. O, hoe wèl heeft de heilige man Job gezegd : Uwe oogen zijn op mij gevestigd, en ik zal in mij niet meer bestaan. Want als ik aan U denk , o mijn God ! gevoel ik in mij een vurig verlangen om aan U te behagen, en alles verdwijnt voor mijne oogen, zoodra Gij in mijn hart verschijnt.

GEBED.

Ja, mijn God! wat is de mensch, dat Gij zijner gedenkt? Wat is \'s menschen zoon, dat Gij hem zoo gunstrijk bezoekt? Wat heb ik, dat Gij zoo genadevol op mij nederziet ? Niets heb ik van mijzelven , waarop ik mij voor ü zoude kunnen beroemen. Dat dan geene ijdele roemzucht bij mij wone ; dat ik mij in U alleen beroeme, en over de goedheid, mij betoond, ü alleen zij lof en eer en dankzegging in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Over de versmading van alle tijdelijke eer.

1. De Heer. Mijn zoon! trek het u niet aan als gij anderen vereerd eu verhoogd ziet, maar uzelven veracht en vernederd.

Verhef uw hart hemelwaarts tot Mij, en het eal u niet bedroeven op aarde van de menschen veracht te worden.

2. De Geloovige. Heer 1 wij zijn vérblind en worden ras door de ijdelheid verleid.

Wanneer ik mijgel ven recht beschouw, dan

819

-ocr page 322-

820 DE NAYOLGIKG VAN JESUS CHEISTUS.

is mij nog nooit door eenig Bchepsel onrecht gedaan : derhalve heb ik ook geen reden om mij voor U te beklagen.

Integendeel, omdat ik tegen U dikwijls en zwaar gezondigd heb, wapent zich met recht alle schepsel tegen mij.

Mij komt dus terecht smaad en verachting toe, maar U lof, eer en heerlijkheid.

En tenzij ik mij daartoe bereide, om gaarne van alle schepsel veracht, verlaten en volstrekt voor niets gehouden te worden, kan ik niet inwendig bevredigd en bevestigd , noch naar den geest verlicht, noch volkomen met U vereenigd

zt)n-

OEFENING.

Het gezicht van God op ons moet eenen diepen eerbied voor Hem teweegbrengen, en de oogen onzer ziel opheffende tot God, moet ons dit volkomen vertrouwen op Hem inboezemen. God ziet mij; hoe zou ik Hem kunnen vergra-mmen, als ik aan Hem denk? Ik aanzie God; hoe zou ik kunnen moedeloos worden als ik aan Hem denk ? God !..... ziedaar wat toereikend moet wezen om in alle ongenoegen een oprecht christene ziel te troosten, aangezien zij God meer om Hem, dan om zichzelve moet beminnen. Maar God is mjjn Vader; is er iets meer noodig om al mijne ongerustheden te stillen ? En is het niet genoeg te denken, dat Hij de goedheid zelve is, om zich op Hem te verlaten en op Zijne zorg te rekenen? Hij kent, bestuurt, schikt alles voor mijne zaligheid : kan die zaligheid beter zyn dan in het hart van mijnen Zaligmaker?

-ocr page 323-

derde boek.

GEBED.

Moch, o God! deze waarheid mij wèl ter harte gaan, zoo dikwijls ik de verachting mijner medetnenschcn ontwaar! Neen, eigenlijk geschiedt mg geen onrecht, daar de overtredingen waaraan ik mij voor U schuldig bevind , zoo groot, en menigvuldig zijn, en de billijkheid dezer tuchtiging bewijzen. Leer mjj dan meer en meer den staat mijns harten kennen, en in den vuuroven geduldig zijn, opdat ik daaruit gelouterd te voorschijn kome.

TWEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men zijnen vrede niet lij de mcnschen moet zoeken.

1. De Heer. Mijn zoon ! indien gij uwen vrede op eenig meiisch bouwt, omdat hij met u van éen gevoelen is en met u wel weet te leven, gij zult onbestendig en onrustig zijn.

Maar neemt gij uwen toevlucht tot de steeds levende en bestendige waarheid, geene scheiding of dood van eenen vriend zal u bedroeven.

In Mij moet de liefde van eenen vriend gevestigd zijn, en om mijnentwil moet gij beminnen eenieder, die u als goed voorkomt en in dit leven bijzonder dierbaar is.

Zonder mij is geene vriendschap goed noch duurzaam ; en het is geene ware en reine liefde, waarvan Ik niet den band toehale.

Gij moet soortgelijke genegenheden voor geliefde personen zóó afgestorven zijn, dat gg, wat u aangaat, allen omgang met mcnschen zoudt willen derven.

v 21

821

-ocr page 324-

323 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Hoe verder een mensch zich van allen aard-schen troost verwijdert, hoe meer hij God nadert.

Ook hoe dieper hij in zich nederdaalt en hoe geringer hij bij ziehzelven wordt, hoe hooger hij tot God opklimt.

3. Maar wie ziehzelven iets goeds toeschrijft, belet Gods genade tot hem te komen : want de genade des Heiligen Geeates zoekt altoos een nederig hart.

Wist gij u volkomen te vernietigen en van alle liefde tot het geschapene te ontledigen, Ik zoude in u met groote genade nederdalen.

Wanneer gij uw oog op de schepselen vestigt, wordt ii de aanblik des Scheppers onttrokken.

Leer u in alles, om des Scheppers wil, overwinnen ; dan zult gij tot de kennis van God kunnen komen.

Hoe gering ook iets zij, wordt het ongeregeld bemind of begeerd, het houdt van het hoogste goed af en besmet.

OEFENING.

Hoe dieper men in den afgrond van zijn niet nederdaalt, des te meer verheft men zich in het hart van den Schepper; dat wil zeggen, dat men in de oefening 1. zich klein, ootmoedig en afhankelijk van God moet maken, om zich in zgn hart te vestigen ; 2. dat, hoe meer ellenden men in zich gevoelt, men ze des te meer in den schoot van Gods barmhartigheid moet brengen en uitstorten ; 3. dat, hoe minder men in zich het goede bevestigd ziet, hoe meer men zich voor God moet verootmoedigen, met alles van zijne goedheid af te wachten ; 4. dat \'s menschen hart

-ocr page 325-

derde boek.

zich niet moet hechten dan aan zijnen God, zijne plichten en zijne zaligheid; eu dat hij moet trachten niet te beminnen, dan hetgenehjj altijd zal beminnen, en beginnen met in zijn leven te doen , wat hij in de eeuwigheid moet voortzetten. Alle vriendschap die niet in en om God is, is berispelijk, aangezien wij God moeten beminnen , en Hem alleen van ganscher harte beminnen. Men moet dan zijn hart vrij en onthecht van alles behoeden, om het niet te houden dan met God, die alleen het middenpunt onzer harten is, en ze alleen kan bevredigen.

GEBED.

Ook deze vermaning, o God! is voor mij belangrijk. Mocht ik ze steeds ter harte nemen ! Hoe dikwerf toch stel ik mijn vertrouwen op menschen en zoek ik in hunne vriendschap mijnen troost, zonder naar dien troost om te zien welke alleen van U komt. Dat niet langer deze lichtzinnigheid mij beheersche. Wees gij mijn dierbaarste vriend, mijn beste trooster. Dat aan uw bezit alle vrienden , ja alle schepselen opgeofferd worden. Waarlijk als ik TJ bezit, heb ik genoeg.

DRIE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Tegen de ijdele wetenschap der wereld.

1. De Heeb. Mijn zoon! laat u niet vervoeren door de schoone en spitsvondige redenen der menschen, want niet in woorden maar in kracht is het Godsrijk. (1 Cor. 4.)

Let op mijne woorden, die het hart ontsteken

323

-ocr page 326-

324 DS NAVOLGING VAN JB8U3 CHRISTUS.

eu den geest verlichten ; die het gemoed vermorzelen en velerhande troost verschaffen.

Lees nooit iets om geleerder en wijzer te kunnen schijnen; maar leg u toe om uwe gebreken te dooden. Dit zal u meer nut dosn, dan de kennis van vele moeilijke vraagstukken.

2. Na veel gelezen en verstaan te hebben, moet gij altoos tot het eenige grondbeginsel terugkomen.

Ik ben het, die den mensch wetenschap leer, (Ps. 93) en aan de kleinen helderder doorzicht geef, dan men vau mensehen bekomen kan.

Hij, tot wien Ik spreek, zal ras wijs zijnen ia den geest grooten voortgang maken.

Wee hun, die naar vele vreemde dingen onderzoek doen bij de mensehen , en er zich weinig over hekommeren hoe zij Mij moeten dienen.

De tijd zal komen dat de Meester der meesters, Christus, de Heer der Engelen, verschijnen zal om allen de les te overhooren, dat is ; om elks geweten te onderzoeken.

Eu dan zal Jeruzalem met fakkelen worden doorzocht; (Soph. 1) dan zal hetgene in de duisternis verborgen was, aan het licht komen, en de menschelijke redeneeringen zullen verstommen. (1 Cor. 4.)

3. Ik ben het, die den uederigen geest in een oogenblik zoo verhef, dat hij van de eeuwige waarheid meer begrijpt, dan wanneer hij zich jnren lang in de scholen geoefend hadde.

Ik onderwijs zonder gedruisch van woorden , zonder verwarring van gevoelens, zonder redetwist.

Ik ben het, die leer hot aardsche verachten, van het tegenwoordige walgen, naar het eeuwige

-ocr page 327-

DEUDE BOEK.

zoeken, het eeuwige smaken, eerbetoon vluchten, ergernis dragen, alle hoop op Mij stellen, niets buiten Mij begeeren en Mij boven alles vurig beminnen.

Want door mij innig te beminnen, leerde iemand het goddelijke kennen en daarover wonderlijk spreken.

Door alles te verlaten , vorderde hij meer dan door zich op spitsvondigheden toe te leggen.

4. Aan sommigen nu zeg Ik algemeene, aan sommigen bijzondere zaken; aan sommigen openbaar Ik Mij zaehtelqk, door teekenen en beelden ; aan anderen stel Ik de geheimen in een groot licht voor.

De stem der boeken is wel dezelfde; maar zij onderwijst niet allen gelijkelijk : want Ik ben de inwendige leeraar der waarheid , de doorzoeker des harten, de kenner der gedachten, de bevorderaar der daden, eenieder gevende wat Ik billijk acht.

OEFENING.

God deelt zich weinig mede aan de trotsche en laatdunkende gemoederen, die een ijdel zelfbehagen gevoelen, omdat zij Hem de eer ontnemen, welke Hem alleen toekomt. Maar hij deelt zijne vurigste en krachtigste genaden aan de ootmoedige zielen uit, die, zichzelven mistrouwende en, in zich niet dan gebreken en ellenden ontmoetende, alleen steunen op Hem, die haar zijne liefde kan doen waardig worden.

Waartoe dient het eene christene ziel, de zaken van den godsdienst te bestudeeren en te kennen, wanneer zij zich niet toelegt om ze in het werk te stellen? Waarop komen zoo vele

325

-ocr page 328-

326 de NAVOLGING VAN jjssüs CHRISTUS.

twistredenen aangaande de kracht en werking der genade uit, wanneer men niet alles aanwendt om hieraan getrouw te wezen , en nauwkeurig de ingevingen van den heiligen Geest te volgen ? Men weet genoegzaam , hetgeen Jesus Christus in het Evangelie voorhoudt, dat diegene die zegt : Heer ! Heer! in het rijk der hemelen niet zal komen, indien hij in alles den wil vau God niet tracht te volbrengen en de deugden vau zijnen staat te beoefenen. Men weet dit, en nochtans doet men er meer noch minder om.

g\'E B e l).

Uw woord is waarheid, miju God ! al mijn lezen en onderzoeken is ijdel, tenzij Gij mijn hart bestraalt. Gij moet tot mij spreken, zal ik nut doen met hetgeen ik lees. Hy, tot wien Gij spreekt, wordt ras wijs en verlicht. Schenk mij dan dat licht, hemelsche leeraar! Eeuwige waarheid! open mijn hart voor uwen invloed, en doe mij voortgang maken in die heilzame kunst, van welker beoefening mijn zedelijke volmaking en hierna mijne zaligheid afhangt.

VIEE EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men zich hel uitwendige niet moet aantrekken.

1. De Heek. Mijn zoon ! omtrent vele dingen moet Gij onwetend blijven en u aanzien als een doode op aarde, voor wien de geheele wereld gekruisigd is.

Ook moet gg veel met doovc ooren voorbijgaan , en liever bedenken hetgeen u tot vrede dient.

-ocr page 329-

deede boek.

Het is nuttiger de oogen af te wenden van hetgeen mishaagt en eenieder zijn gevoelen te laten, dan zich met woordentwisten op te houden.

Zoo gij wèl staat met God en op zijn oordeel ziet, gij zult te lichter verdragen overwonnen te zijn.

2. De Geloovige. Ach, Hoor! waartoe zijn w;] gekomen ! Zie , om een tijdelijk verlies weent men; men arbeidt en draaft om eene geringe winst, en geestelijks schade vergeet men, en nauwelijks komt men laat daarop terug.

Men let op hetgeen weinig of in het geheel geen nut doet, en het hoogst noodzakelijke loopt men nalatig voorbij.

Want de mensch geeft zich geheel aan het uitwendige over, en tenzij liij zich ras bezinne, blijft hij gaarne in het uitwendige liggen.

OEFENING.

Zich aanzien als een persoon, die aan de wereld gestorven en gekruist is, is : 1. zich aan niets hechten dan aan God, aan zijne plichten en aan zijne zaligheid; 2. alle dingen in het voorbijgaan zien en tot zichzelven zeggen : Heden ben ik hier, morgen zal ik er niet meer zijn. Wat zullen voor mij die eer, die rijkdommen, die voldoening in het uur des doods wezen P Hetgene ik wil, is, dat zij dit voor mjj zijn gedurende mjjn leven.

Gelukkig de Christen, wiens hart aldus voor het lichaam sterft, en die dagelijks met verdienste aan eene der zaken tracht te sterven, welke hij in zijner, dood moet verlaten 1 Die gelukkige stervende, is zeker eens wél te sterven.

Men beweent een tijdelijk verlies, men houdt

327

-ocr page 330-

328 de kavolging van jesu3 christus.

er zich gedurig mede onledig. Let kost moeite om er over getroost te worden : en men vergeet dat men zijne ziel verliest, voor welker verlies men ongevoelig is, en hetgeen alleen eenen Christen zou moeten treffen. Dat is te zeggen , o mijn God! dat alle menschen geen goed dan met spijt verliezen, en dat er niets is dan U , die het opperste goed zijt, dien zij zonder droefheid verliezen.

GEBED.

Ook ik, mijn God! mag uitroepen : waartoe ben ik gekomen! Nog heeft het zinnelijke bij mij de overhand. Het geringste tydelijk verlies gaat mij ter harte , en wat het verlies mijner ziele, de hoofdzaak, betreft, dat trek ik mij weinig aan. Hoever ben ik van mijne bestemming afgeweken! Open mijne oogen, breng mijn hart van het zinnelijke tot het bovenzinnelijke over. Wat kan mij de geheele wereld baten , als ik schade aan mijne ziel lijde?

VIJF EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men niet aan allen geloof mag geven , en over het licht struikelen in woorden.

1. De Geloovige. Schenk Gij, o Heer ! ons redding uit den nood : \'want menschenhtdp is ijdel-heid. (Ps. 59.)

Hoe dikwijls vond ik geene trouw , waar ik ze dacht te vinden 1

Hoe dikwijls vond ik ze ook, waar ik ze niet vermoedde !

IJdel is dus de hoop op menschen : bij U, o God ! is der rechtvaardigen heil.

-ocr page 331-

DERDE BOEK.

Wees Gij dan, Heere mijn God! Gezegend in alles, wat ons overkomt. Wij zijn zwak en onbestendig; licht worden wij bedrogen en veranderen wjj.

2. Wie is de man, die zich. in alles zoo omzichtig en behoedzaam weet te gedragen , dat hij niet somtijds tot eenige misleiding of verlegenheid vervalle ?

Maar wie, o Heer! op U vertrouwt en ü met een eenvoudig hart zoekt, valt zoo licht niet.

En al komt hij in eenig lijden, op welk eene wijze hij ook ingewikkeld worde, hij zal toch schielijk door U gered of vertroost worden : want Gij verlaat dengene niet, die op U ten einde toe vertrouwt.

3. Zeldzaam is een trouwe vriend, die bij al de rampen zjjns vriends standvastig blijft.

Gij, o Heer, Gij alleen zijt in alles de aller-getrouwste en buiten V is er zoo geen.

O , hoe recht wijs was die heilige zie!, welke zeide: mijn hart is bevredigd en in Christus gegrondvest! (S. Agatha.)

Ware het zoo met mij gesteld , gcene men-schenvrees zoude mij zoo licht kwellen en geene bitse woorden mij ontroeren.

Wie kan alles voorzien? Wie de toekomende rampen voorkomen ?

Zoo ook hetgeen men voorzag dikwijls grieft, hoe zwaarder zal niet het onvoorziene treffen?

4. Maar waarom heb ik mg ellendigen niet beter verzorgd ? Waarom ook heb ik anderen zoo licht geloofd ?

Maar wij zijn menschen en niets meer dan brooze menschen, al worden wij ook door velen als Engelen aangezien en aldus genoemd.

339

-ocr page 332-

330 BE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS,

Wien dan, o Heer! zal ik gelooven ? Wieu anders dan U ? Gij zijt de waarheid die niet bedriegt, noch bedrogen kunt worden.

Daarentegen is alle mensch leugenachtig ( Ps. 116) zwak, onbestendig en licht struikelende, vooral in woorden, zoodat men nauwelijks aanstonds gelooven mag, hetgeen op het eerste oogen-blik als waarheid schijnt te klinken.

5. Hoe wijselijk hebt Gij vermaand zich voor de menschen te wachten , en dat ook \'s menscJien huisgenooten zijne vijanden zijn; (Matth. 10) en dat men niet gelooven moest zoo iemand zeide : Zie, hier of daar is hij ! ( Matth. 24.)

Door mijne schade heb ik geleerd , en ach , mocht het mij zijn tot grootere voorzichtigheid en niet tot nieuwe dwaasheid.

„Wees omzichtig,quot; zegt iemand, „wees omzichtig ; houd voor u wat ik u zeg.quot; En terwijl ik zwijg en het verborgen acht, kan hijzelf niet zwijgen hetgeen hij gebood te zwijgen; maar aanstonds verraadt hij mij en zichzelven en gaat henen.

Behoed mij, o Heer! voor zulke snapachtige en onvoorzichtige menschen; dat ik niet in hunne handen vallc, of ooit zelf zoo handele.

Leg in mijnen mond ware en onveranderlijke woorden en geef mij een grooten afkeer van eene arglistige tong.

Wat ik niet lijden mag, daarvoor moet ik mij alleszins wachten.

6. O, hoe goed en vredebevorderend is het van anderen te zwjjgen en niet onverschillig alles te gelooven, noch te licht te verspreiden , zich bij weinigen uit te laten en steeds naar U, den kenner der harten, om te zien; zich niet

-ocr page 333-

DKHDE BOEK.

door allen wind van woorden te laten omvoeren , maar te wenschen dat al hetgeen in en buiten ons is naar het welbehagen van uwen wil geschiede !

Hoe veilig is het ter bewaring van de he-melsche genade de vertooning onder de menschen te ontwijken, niet te verlangen naar hetgeen van buiten verwondering sehjjnt te baren, maar met alle vlijt datgene na te jagen, wat verbetering van leven en ijver bevordert!

Hoevelen was het schadelijk dat hunne deugd bekend en te vroeg geprezen werd ! .

Hoe nuttig darentegen de genade stilzwijgend te hebben bezwaard in dit gebrekkige leven, dat geheel in bekoring en strijd wordt doorgebracht.

OEFENING.

Wat is, op Jesus Christus gegrond en iu Hem sterk gevestigd zijn , zoo als de heilige Agatha in hare pijnigingen zcide? Het is 1. zich op Hem alleen vertrouwen en slechts op Hem rekenen ; want men mag bijna op de beloften der menschen geen staat maken; 3. het is, zijne genade en liefde stellen boven de vriendschap eu achting van alle stervelingen der wereld; want er is geen waarachtig goed, dan in vriendschap te zijn met zijnen God; 3. het is, dikwijls met Hem in onze ziel handelen, tot Hem met vertrouwen in alle kwellingen onze toevlucht nemen, en ons hart, om zoo te zeggen, vormen om Hem te beminnen, opdat wij in het oogenblik des doods, wanneer wij voor Hem moeten verschijnen, in Hem eenen Vader van barmhartigheid ontmoeten en eenen Zaligmaker, dien wij reeds gekend en bemind hebben, en niet eenen vreeselijken Eechter

331

-ocr page 334-

332 de navolging van jtïsüs christus.

en onbekfinden God, die tot ons zou zeggen : gij hebt u niet toegelegd om Mjj tijdens uw leven te kennen en te beminnen : Ik ken u niet om mij toe te behooren , en gij zult niets voor mij in eenwigbeid wezen.

g e b e o.

Ik kan, o God! uwen raad niet genoeg ter harte nemen, dat ik mij voor de menscben moet wachten. Neen, ik mag hun niet lichtzinnig geloof geven, noch onbepaald vertrouwen schenken. Zij zijn als de; wind, aan verandering onderhevig; en wat is hun bijval anders dan eene ijuele schaduw? Trek mijn hart van dat ijdele, onbestendige af, en doe mij in alles op mijne hoede zijn. Dat ik op U vertrouwe, U met een oprecht hart zoeke; ik zal mij daarbij wèl bevinden.

ZES EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Bal men bij scherpe woorden op God moet vertrouwen.

1. De Heer. Mijn zoon! sta vast en hoop op Mij : wat toch zijn woorden dan woorden ? Zij vliegen door de lucht, maar bewegen eenen steen niet.

Zijt gij schuldig, denk dat gij u gaarne beteren wilt.

Zijt gij u niets bewust, denk dat gij dit gaarne voor God wilt verdragen.

Het is weinig genoeg dat gij somtijds woorden verdraagt, gij, die nog geene zwaardere slagen kunt verduren.

En waarom treffen u zulke kleinigheden tot in het hart, tenzij omdat gij nog vleeschelijk

-ocr page 335-

DERDE BOEK.

zijt en meer let op de menschen dan behoort; want omdat gij vreest veracht te worden, wilt gij u niet over uwe verkeerdheden laten berispen, en zoekt gij de schaduw der verontschuldiging.

2. Maar beschouw uzelven beter, on gy zult erkennen dat de wereld nog in u leeft en de ijdele zucht om den menschen te behagen.

Want dat gij niet wilt vernederd noch over uwe gebreken beschaamd worden , bewijst dat gij noch waarlijk nederig zijt, noch der wereld recht afgestorven, noch dat de wereld voor u gekruisigd is.

Maar hoor naar mijn woord, en gij zult u aan geen tienduizend woorden van menschen storen.

Zie, al wierd tegen u gezegd alles wat men. boosaardigst verzinnen kan, wat nadeel zoude het u doen, zoo gij dat liet voorbijgaan en het niet meer dan een strootje teldet ?

Zoude het u ook éen haartje kunnen uittrekken ?

8. Maar wie zijn hart niet ingekeerd noch God voor oogen heeft, wordt licht door een smaadwoord ontroerd.

Doch die op Mij vertrouwt en niet op zijn eigen gevoelen wil staan, zal zonder menschen-vreea zijn.

Want Tk ben de rechter en kenner van alle geheimen. Ik weet hoe de zaak is geschied ; Ik keu den beleediger en dien het verdraagt.

Van Mij is dat woord uitgegaan, door mijne toelating is dat geschied, opdat de gedachten van veler harten zouden geopenbaard worden. (Luc. 2.)

Ik zal den schuldige en den onschuldige oor-deelen; maar beiden wilde ik eerst door een heimelijk oordeel beproeven.

333

-ocr page 336-

334 de navolging van jesus christus

4. Der menschen getuigenis bedriegt dikwijls; mijn oordeel is waarachtig; het zal standhouden en niet omvergeworpen worden.

Meestal is het verborgen en bij weinigen tot in het bijzondere gekend; het faalt nochtans nimmer en kan ook niet falen, al schijnt het in der dwazen oog niet billijk.

Bij alle oordeel dan moet men zijne toevlucht tot Mij nemen en nooit op eigen goeddunken steunen.

Want de rechtvaardige zal niet gestoord tcorden , wat hem ook van Gods wege overkome. (Prov. 10.)

En al wordt iets ten onrechte tegen hem ingebracht, hij zal zich dat niet veel aantrekken.

Maar ook zal hij zich op goede gronden niet ijdel verblijden, al wordt hij door anderen verschoond.

Want hij overweegt dat Ik die harten en nieren doorzoek, (Apoc. 2.) niet oordeel naar het uiterlijke van den menschelijken schijn.

Want vaak wordt in mijne oogen berispelijk bevonden, wat naar het oordeel der menschen loffelijk gehouden wordt.

5. De Geloovige. Heere mijn God ! rechtvaardige Eechter ! machtige, lankmoedige ! die der menschen broosheid en bedorvenheid kent, wees mijne sterkte, mijn gansch vertrouwen ; want mijn geweten is mij niet genoeg.

Gij weet wat ik niet weet; en daarom moet ik mij bjj alle berisping vernederen en ze zachtmoedig verdragen.

Vergeef het mij ook genadig, zoo dikwerf ik mij niet zoo gedragen heb, en geef mij weder de genade van een grooter geduld.

Want uwe overvloedige barmhartigheid baat

-ocr page 337-

DERDE BOEK.

mij meer ter bekoming van vergiffenis, dan mijne ingebeelde gerechtigheid ter verdediging van een verborgen geweten.

En al ben ik mij niets bewust, toch zoude ik mij daarom niet kunnen rechtvaardigen : want buiten uwe barmhartigheid zal niemand die leeft voor uw aangezicht rechtvaardig zijn. (Ps. 143.)

OEFENING.

Het is moeilijk geen leedgevoel te ontwaren, als men ons berispt, misprijst of minacht; maar de ware ootmoedigheid van een\' Christen bestaat, in het niet onderhouden noch volgen van dat leedgevoel, dat wil zeggen ; 1» men moet zich niet ophouden met de droevige en versmadende gedachten, die in ons oprijzen jegens onze be-leedigers; 2° de droefheid, welke wij er over gevoelen , in ons uitdooven en aan God opofferen; 3o die personen met goedheid behandelen , met hen spreken, en hun in alle gelegenheden dienst bewijzen ; hun zoo veel goed doen als wij ge-looven dat zij ons schade hebben toegebracht. Maar helaas! hoe weinig personen worden er gevonden, welke die ware ootmoedigheid uitoefenen , en een goed gebruik van de opspraak en versmading maken, alhoewel allen gelooven, dat zonder de ware ootmoedigheid het onmogelijk is zalig te worden.

o E B E D.

Ja, mijn God! wat zijn des menschen woorden anders dan woorden en ijdele klanken , die met den wind vervliegen ? En met dat al laat ik mij daardoor ontrusten , en beklaag mij voor U, hoezeer ik dikwerf berisping verdien. Ver-

335

-ocr page 338-

336 de navolging tan jesus chbistüs.

geef hut mij, o genadige God ! dat ik mij niet zoo gedragen heb als ik behoorde. Dat ik bij verongelijkingen op U het oog houde, kenner des harten ; dat ik mij in geduld oefene en zorgvuldig verbetere, wat er aan mij berispelijk is.

ZEVEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.

Dal men alle lijden om het eeuwige leven moet verdragen.

1. De Heer. Mijn zoon ! laat u niet ontmoedigen door den arbuid dien gg om mijnentwil op u genomen hebt, en dat geene kwellingen u ooit ternederslaan ; maar dat mijne belofte bij alle voorvallen u trooate en versterke.

Ik ben genoegzaam om te vergelden boven alle maat en grenzen.

Gij zult hier niet lang arbeiden, noch altoos door smart gedrukt worden.

Wacht een weinig, en dra zult gij het einde uwer kwalen zien.

Eens zal een tijd komen, dat alle arbeid en onrust zal .ophouden.

Gering en kort is alles, wat voorbijgaat met den tijd.

3. Doe wel hetgeen gij doet; arbeid getrouw in mijnen wijngaard : Ik zal uw loon zijn.

Schrijf, lees, zing, zucht, zwijg, bid en draag de tegenheden moedig ; het eeuwige leven is dit alles en grooter strijd waardig.

Eens zal de vrede komen op een dag den Heere bekend, en het zal geen dag met een nacht zijn gelijk van dezen tijd, maar een eeuwig licht, eindelooze klaarheid, vaste vrede en verzekerde rust.

-ocr page 339-

DERDE BOrK. 337

Dan zult gij niet zrggm : Wie zal mij verlossen vit dit lichaam des doods? (Rein. 7) noch roepen : ylch mij! dat mijne vreemdelincjscJiap zoo lang duurt. (Ps. 119.)

Want de docd zal vernietigd worden en de zaligheid onafgebroken zijn; geenerlei angst doch volmaakt genoegen in een liefelijk en schitterend gezelschap.

8. O, hadt gij de onwelkbare kronen der Heiligen in den hemel gtzien, alsook in welke heerlijkheid zij nu juichen, die weleer in deze wereld versiraad, ja als het leven onwaardig geacht worden — waarlijk gij zoudt u terstond tot in het stof vern deren en liever trachten aan allen onderworpen te zijn, dan over eenen gesteld te wezen.

Ook zoudt gij in dit leven geene blijde dagen begeeren, maar liever u in lijden om Gods wil verblijden, ja het voor een zeer groot gewin houden bij de menschen als niets geacht te worden.

4. O, mocht g(j hierin smaak vinden en het diep tot in uw hart doordringen, hoe zoudt g^j ook maar eens durven klagen ?

Moet men nkt om het eeuwige leven allen arbeid verdragen ?

Het is geen kleinigheid het rijk Gods te verliezen of te winnen.

Hef dan uw gezicht naar den hemel. Zie Mij daar en al mijne Heiligen met Mij, die in deze wereld eenen zwaren strjjd gehad hebben. Thans verheugen zij zich, thans worden zij getroost, thans zijn zij veilig, thans rusten zij en zullen zonder einde met Mij in het rijk mijns Vaders verblijven.

22

-ocr page 340-

338 DE NA.V0LSIN8 VAN JE3U3 CHRISTUS.

OEFENING.

JHoe pijnlijk Is dit woord : men most altijd lijden, zicii altijd bsstrijden, altijd aan zichzelven verzaken en altijd aan zickzelyen sterven; zonder dit is er gaene zekerheid voor de zaligtieid ! Maar hoe zeer is het geloof en de hoop van een eeuwig geluk, hetwelk wij door de wederivaardig-heden en onverwachte tosvallen dezes levens moeten bekomen, geschikt om ons aau te moedigen , om de eene te verdragan en ons aan de andere te gswennen; aangezien het zaker is, dat er ons bij den dood niets meer zal vertroosten, dan wat ons gedurende het leven smart heeft veroorzaakt, indien wij alles hebben aangewjnd om er een goed gebruik van te maken; want alsdan zullen wij zien, dat wij voor God niets gedaan hebben, dan hetgene wij tegen ouszjlven hebban gedaan, en dat een oprecht christelijk leven, een leven van kruisen en zslfvsrloochening is.

GEBED.

Uw woori is waarheid, o öod! en troostvol voor mijn hart. Wat beteekent hier al het lijden, bij ds toekomends heerlijkheid vergeleken? Wat beduiden alle rampen bij de vreugde, waarmede Gij ons geduld beloont? Het lijden gaat voorbij met den tijd; terwijl de belooning die ons wacht, eeuwig, onvergankelijk is. Welke troost voor mijl Waarlgk, dat geeft mij moed in lijden. Dat deze overweging bij mij steeds levendig zij en rijke vruchten voortbrenge.

-ocr page 341-

berde boek.

ACHT EN VBERTIQSTE HOOFDSTUK.

Goer den day der eeuwigheid en de ellenden van dit leven.

1. De Geloovige. o Allerzaligst verblijf der hemelsche stad ! o allerhelderste dag der eeuwigheid, die geen nacht verduistert, maar de opperste Waarheid steeds bestraalt; altoos blijde dig, altoos veilig eu nooit van staat veranderende !

O, ware die dag reeds aangebroken en hadde al het tijdelijke een einde genomen !

VVoor de Heiligen ja, schittert hij met eeuwigen, luistervollen glans; maar niet dan van verre en door een spiegel voor ons reizigers op aarde.

2. Ds burgers des hemels weten hoe zalig dat alles is; de zonen van Eva zuchten over het bittere en vervelende van hunne ballingschap.

De dagen dezes tijds zijn weinig en boos, vol van smart en kommer, als waarin de mensch door velerlei zonden besmet, door velerlei driften verstrikt, door velerlei vrees gejaagd, door velerlei zorgen geprangd, door velerlei nieuwsgierigheid verstrooid, in velerlei ijdelheden gewikkeld, door velerlei dwalingen omgeven, door velerlei arbeid afgemat, door bekoringen gedrukt, door wellust ontzenuwd, door gebrek gepjjnigd wordt!

3. O, wanneer zal het einde van deze rampen zijn? Wanneer zal ik van de ellendige slavernij der zonden verlost worden ?

Wanneer, o Heer! zal ik alleen uwer gedenken , wanneer mij volkomen in U verblijden ?

Wanneer zal ik zonder eenigen hinder in ware

339

-ocr page 342-

340 DE KAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

vrijheid zijn, vrij van alle bezwsar naar geest en lirhaam ?

Wanneer zd er vaste vrede zijn, een onverstoorbare en zekere vrede, vrede vnn binnen en van buiten, een van alle zijden gevestigde vrede?

Goede Jems! wanneer zal ik voor U staan om U te zien ? Wanneer zal ik de heerlijkheid van uw rijk aanschouwen? Warneer zult Gij mij alles in alles zijn ?

O, wanneer zal ik met U zijn in uw rgk, hetwelk Gij voor uwe geliefden van eeuwigheid hebt bereid!

Ik ben arm gelaten en een balling in een vijandig land, waar dagelijksehe strijden en zeer groote rampspoeden zijn.

4. Vertroost mijne ballingschap, verzacht mijne smarten; want al mijn verlangen hijgt naar U, nmdat alles wat de wereld troostrijks aanbiedt, mg geheel tot last is.

Ik verlang U inniglijk te genieten ; maar ik kan er niet toe komen.

Ik wensch mij aan het heme!?che te hechten; maar de tijdelijke zaken en onverstorven driften trekksn mg terneder.

Met den geest wil ik over alles heerschen ; maar door het vlessch word ik mijns ondanks tot onderwerping gedwongen.

Zoo ben ik, ongelukkig mensch 1 met mijze!-ven in strijd en ben mijzelven tot last geworden, daar de geest naar boven, en het vleesch naar bem den wil.

5. Ach! wat lijd ik inwendig, als ik met den geest het hemelsche overweeg, en ras een drom van vleeschelijke gedachten mij onder het bidden bestormt!

-ocr page 343-

DJ3KUE BO .K.

Mijn God! wees niet ver van mij (Pa. 70) en wijs UiOen dienstknecht niet af in uwen toorn. (Ps. 26.)

Schiet uwe Miksems, en verdrijf ze, zend uwe pijlen af, (Ps. 143) en dat alle iugevingeu des vijands verstrooid wordeu.

Vestig al mijne zinnen weer op U, doe mij al het wcrekl-elie vergeten; geef dat ik dadcljjk de zondige voorstellingen al wij ze en veraclite.

Eeuwige Waarheid! help mij, opdat geene ij delheid mij ontroere.

Kom neder, hemelscho zoetheid ! en dat alle onreinheid voor uw aanschijn vliede.

Yergcef mij o jk eu versch.\'ou mij genadig z 30 dikwijls ik in het gebed aan iets anders dan aan U denke.

In waarheid, ik beken dat ik gewoonlijk zeer verstrooid ben.

Want veeltijds ben ik niet daar, waar ik lichamelijk sta of zit; m.iar veeleer ben ik diiar werwaarts de gedachten mij voeren.

Ik beu da;ir, waar mijne gedachte is; eu mijne gedachte is doorgaans da ir, waar is hetgeen ik bemin.

Datgene vertoont zich terstond aan mij, wat mij natuurlijk behaagt of door gewoonte bevalt.

6. Daarom hebt Gij, o Waarheid! duidelijk gezegd : Waar uw schat is, daar is ook uw hart. (Matth. 6)

Bemin ik den hemel, ik deuk gaarne a m het hemelsehe; bemin ik de wereld, ik verblijd mij over haren voorspoed en bedroef mij over haren tegenspoed.

Bomiii ik het vleesch , ik deuk dikwijls aan hetgeju des vleesches is; bemin ik den geest, ik vind vermaak in geestelijke overdenkingen.

341

-ocr page 344-

843 DE KAVOLGIKG VAN JEiLS CHE1S10E.

Want van hetgeen mij lief is, daarvan spreek ik en hoor ik gaarne, en draag ervan de beelden met mij naar huis.

Maar gelukkig de mensch die om uwentwil o Heer! aan alle fchepselen vaarwel zegt, die der natuur geweld aandoet en door den ijver des geestes de lusten des vleesches kruisigt; opdat hij met een kalm geweten U reine gebeden op-drage, en zoowel van binnen als van buiten al het aaidsche uitgesloten hebbende, waardig zij lot de reien der Engelen toegelaten te worden.[

OE FENING.

Wat zou het baten de ellenden dezes levens te ge\\oelen en te beweenen, en naar de goederen van het atdere te haken , indien wij niet trtehten deer het geduld een geed gebruik van de tijdelijke kwellingen te Kaken, met ze van Gods hf.rd te aanvaarden en te erkennen dat wij ze verdienen te lijden, en indien wij ons door eene aanhoudende getrouwheid niet toeleggen om die eeuwige goederen te bekomen, waarnaar wij zoo vurig haken ? O zalige dag! o eeuwige vreugd! oneindig en altijddurend geluk! o vaste woning! o volheid van Ged in ons, en van ons in God ! o verrukking! o gelukzaligheid! o verandering van eene gelukzalige ziel in hsren Ged, die voor haar ajles is ! wanneer zal ik U bezitten? Maar wanneer zal ik L\' waaidig wezen? Van mijzelven en van de nutteloosheid mijner bcgeerlen vermoeid, hc.ak ik vurig naar u, o Paradij» ! en echter doe ik zoo weinig cm dat eeuwig geluk waaidig te worden, hetwelk Gij m^j voorstelt. Mijne ziel, laat ons de verdientte vtn het

-ocr page 345-

derde boek»

Paiadijs met de achting Tan het Paradijs ver-eenigen. Laat ons hetzelve aanzien als eeue kroon, die men moet winnen door het geweld, dat wij onszelven moeten aatdcen , en als eene vergelding, die men door een oprecht, bovennatuurlijk en verdienstelijk leven moet bekomen.

GEBED.

Wijn God! mijn al! mccht ik ook retds in het zalige genot van uw aanfchjjn deelen ! wanneer zal die dag vcor mij aanbreken! wanneer zullen de barden mijns lichaams ontbonden zijn ! Hoelang zal mijne vreemdelingschap nog duren ? Dat het gezegend uur mijner verlossing dra kcme; dat mijn oog onafgebroken op mijn vaderland gevestigd blijve. Wees Gij mijn steun zcolarg mijne vreemdelingschap duurt, en houd mij cp den weg die ten leven leidt.

NEGEN EN quot;VEEET1GSTE HCOÏESTL K.

Ovtr het verlangen vaar het eeuwige leven; en hoe yroote goederen dtn drijjders leloofd zijn.

1. De Heib. Mijn zoon! warneer gij u van boven het verlangen naar de eeuwige gelukzaligheid voelt irgestort en wenscht de tente des lichaams te verlaten, opdat gij mijnen glans zonder schaduwe van verwisseling mocgt aanschouwen , verwijd dan uw hart en neem deze heilige ingevirg met alle begeerte op.

Betuig de nruimstendsnk aan de hoogste goedheid, elie dus genadig met u hfndelt, u zoo

348

-ocr page 346-

841 DJ NAVOLGING VAN JJBSUS CUaUTÜS.

goedig bezoekt, zoo vurig opwekt, zoo kraclitig ondersteuut, opdat gjj niet door eigen zwaarte naar het aardachs moogt nederzinken.

Want dit hebt gij niet aan eigeu beleid of poging te danken, maar alleen aan de gunst der hemelscbe genade eu v.\'m den aanblik Gods ; opdat gij in deugden en meerdjrea ootmoed zoudt vorderan, u tot toekomenden strijd bereiden en u toeleggen om M.j uit al de n;iging UW3 harten a.tn te hangen en met brandenden ijver te dienen.

2. Mijn zoon! veeltijds brandt het vuur; maar de vlam stijgt niet op zonder rook.

Zoo ook branden sommigen van verlangen naar het hjmelsclie, en noehtans zijn zij niet vrij van de bekoring eener vleeschelijke bjgeerlijkheid.

Daarom gian zij niet geheel zuiver om Gjds wil alleen te werk in h jtgeen zij van Hem zoo vurig afsmeeken.

Eu dusdanig is ook dikwijls uw verlangen , hjtwelk gij als zoo hevig h,;bt opgegeven.

Want al wat met eigenbelang is besmet, is noeh zuiver noch volmaakt.

3. Vraag dau niet hetg;en u genoeglijk en voordeelig is, maar wat Hem behaagt en verheerlijkt.

Want zoo gij recht oordeelt, moet g\'j mijne beschikking boven uw verlangen, ji boven al het verlangde, stellen en najagen.

I i keu uw verlangen eu Ik heb uwe menigvuldige verzachtingen gehoord.

Gij zoudt reeds in het bezit der vrijheid, der heerlijkheid vau Gods kinderen willen zijn; gij schept reedi b ;hagea in het eeuwige huis , in het hem dsch vreugdevol vaderlan 1.

-ocr page 347-

DERDE BOEK.

Maar die uur is nog niut gekomen; thans ia het een andere tijd, te weten, een tijd van strijd, een tijd van arbeid en beproeving.

Gg wenscht met het hoogste goed verzadigd te worden; maar daartoe kunt gij nog niet komen.

Ik ben dat goel. Wacht op Mij, zegt de Heer, totdat het Godsrijk kome.

4. Gij moet nog op aarde beproefd en in vele dingen geoefend worden.

Nu en dau zal u troost gegeven, maar geene volkomen verzadiging vergund worden.

Versterk u dan en houd moed, ( Jos. 1) zoo om te doen als om te lijden, hotgeen der natuur tegenstaat.

G.j moet dm nieui.cen menseh aandoen (Eph. 4 ) en in een ander man veranderd worden.

Dikwijls moet gij doen wat gij niet wilt, en laten wat gij wilt.

Wat anderen behaagt, zal wèl slagen; wat u behaagt, zal niet gelukken.

Wat anderen zeggen, zal gehoor vinden; wat gij zegt, als niets geacht worden.

Anderen zullen vragen en verkrijgen; gij zult vragen en niet bekomen.

B. Anderen zullen groot zjju in den mond der menschen, maar van U zal men zwijgen.

Am anderen za: dit of dat worden toevertrouwd, maar u zal men tot niets gescliikt achten.

Dairoverzal de natuuquot; zich somtijds bedroeven , en het zal u groot voordeel doen, als gij het zwijgende verdraagt.

In dit en meer dergelijks wordt de getrouwe dienstknecht des Heeren doorgaans beproefd, hoeverre hij zich zal kunnen verzaken en in alles breken.

345

-ocr page 348-

346 DJS^NAVOLGING VAN J£SUS CHRISTUS.

Ér is uauweljjks iets, waarin gjj u zoo moet afsterven, als in liet zien en dulden van hetgeen met uwen wil strijdt, vooral wanneer er dingen bevolen worden, die u onvoegzaam en min nuttig schijnen.

En daar gij, onder een ander staande, geen hooger gezag durft wederstreven, daarom schijnt het u hard toe u naar den wenk eens anderen te schikken en alle eigen gevoelen er aan te geven.

Ö. Maar, mijn zoon! overweeg de vrucht van dezen arbeid, het naderend einde ervan en de ovurgroote belooning, en gij zult geen last ontwaren, maar den allerkrachtigsten troost van uwe lijdzaamheid.

Want voor het gewillig opgeven van uwen eigen wil in dit geringe; zult gij in den hemel altoos uwen wil hebben.

Daar toch zult gij alles vinden wat gtj begeert, alles wat gij kunt verlangen.

Daar zult gij voorraad hebben van alle goed, zonder vrees van het te verliezen.

Daar zal uw wil, altoos met den Mijnen een, niets vreemds noch bijzonders begeeren.

Daar zal niemand zich tegen u verzetten, niemand over u klagen, niemand u hinderen, niets u in den weg staan; maar alles wat gij wenscht zal aanstonds daar zijn, en uwe geheele begeerte voldoen en op het volkomenst vervullen.

Daar zal Ik voor geleden smaad heerlijkheid, voor droefheid een eerekleed, voor de laagste plaats eenen zetel in het eeuwige rijk wedergeven.

Daar zal de vrucht der gehooizaamheid blijken; daar zal de smart der boetvaardigheid in

-ocr page 349-

quot;UjBEKDE BOEK.

vreugde verandeid en de nederige onderwerping heerlijk gekroond worden.

7. Buig u dan nu nederig onder de hand van allen, tn let er niet op, wie dit gezegd of bevolen hebbe.

Maar zorg bijzonder daarvoor, dat gjj, hetzij uw overste, hetzij uw minder, hetzij uwsgelijke iets van u vraagt of verlangt, alles ten goede opneemt en het met oprechten wille tracht na te komen.

Dat de eene dit, de andeie dat zoeke, de eene hierover en de andere daarover zich be-iceme, en dnizende malen worde gepnzen, verheug gij u ntch in het een nech in het ander, mtar in de geringachting viin uzelven eu in het wellelïgm en de veihierl^kiug ^an Mij alleen.

Dit moet gij wtnschen, dat zoowel bij leven als bij sterven 6cd altoos in u verheerlijkt worde.

OEFEKING.

Men (vcrütmcide de beprcevirgen van God te verdragen, en men zou gaarne onophoudelijke verirccstirgen ^n Eem ontvangen; dech de ver-trccstingen wcrcen slechts gegeven om de beprcevirgen te OLdeisteunen, en de zoetheden der verticottingm zr n de sterkte, welke de Heer ons geeft, cm de ccgentclijiJike ttiei gleden zijner tprigic geedleid te vtrdiagen, welke bestaan in ons de tijdelijke kwclliigen over te zenden, om ens \\an die der eeuwigheid te bevrijden. Verbeeld u dan niet, dat gij ^n Gcd veiwcipen zijt, wtuneer gij niet dan tegenzin in zijnen dienst e ntmeet; nu ar vei richt dan, cm Hem te behagen, wat gij zcudt deen iidicn gij smafk in zijnen

347

-ocr page 350-

3 t3 be navolging vax JESUS c!£kisrus.

dienst von.lt. Verootmoedig u dim, mot u onwaardig te oordeelen eenige vertroosting te ent vangun, en verdraag den Hoer, dis vermaak schept in te zien dat gij Hem zondor smaak dient, en dat gij mven walg voor het goede, uwe genegenheid tot het kwade overwint, alleen uit enkele zucht om Hem te beh igen, en uit eene oprechte vrees van Hem te vergrammen. Hoe zeer zullen de kwellingen dezes levens d lor eene gelukzalige eeuwigheid vergjed wgt;rdeu, indien men ze met vertrouwen, m t getrouwheid en geduld lijdt. Schep dan m )ed, m\'jne ziel! er is slechts éeu oogenblik meer te lijden, en wij zullen eeuwig gelukkig zijn.

GEBED.

Neen, mijn God! mij.i verlangen naar den hemel is niet zuiver e i werkdadig genoeg. Het is nog met eigenliefde besmet en beroofd van die vruchten, welke het miesten vergezellen. H )eveel arbeids blijft mij overig, h)eveel heb ik nog te overwinnen, eer ik uwer heerlijkheid deelachtig w irdel R linig mijne verlangens en doe ze werkdadiger worden. Rast m j uit met uwe kracht, oplat ik vlijtig arbeide, moedig strijde en alzoo de kroon der overwinning erlange.

VIJPTlGiSTE HOOFDSTUK..

Hoe de troostelooze mmsch zicJi in Gods haai moet overgeven.

1. De Geloovige. Heere Godl Heilige Vader ! wees nu en in eeuwigheid gezegend : want gelijk Gij wilt, dus is geschied, en wat Gij doet is goed.

-ocr page 351-

DERDE BOrK.

Dat uw dicnstkmcht zich verheuge in U, niet in ziclizelven nlt; ch in iemand anders : want Gij alleen, o Heer! zijt de ware blijdschap, Gij mjjne hnop en mijne kroon, Gij mijne vreugde en mijne eer.

Wat herft uw dienstknecht, hetgeen hij v; n U niet ontving, ook zonder zijne verdienste?

Alles wat Gij gaaft, alles wat gjj deedt is het uwe.

Ik hen arm en in verdrukkingen van mijne jeugd af. (Ps. 87) en mijne ziel bedroeft zich somtijds tot weenens toe ; dikwijls ook wordt zij in zichzelve ontroerd wegens het lijden dat haar dreigt.

3. Ik verlang naar de vreugde des vredes; ik smeek om den vrede uwer kinderen , die door U met het licht vm uwen troost worden verkwikt.

Irdien Gij den vrede fchrnkt, indien Gfl mij de heilage vreugde instort, dan zal de ziel van uwen riienstlrnceht vol gejuich zijn en U vurig loven.

Maar onttrekt Gijl), gelijk Gij zeer dikwijls gewoon zijt, dan kan hij in den weg uwer gebeden niet wandelen; iraar veeleer buigt hij de knieën om zich op de borst te slaan, omdat het met h(m niet meer gesteld is gelijk gisteren en eergisteren, toen uw licht scheen over zijn hoofd, en liij onder de «ch: duwe uwer vleugelen tegen de aanvallen der bekoringen gedekt was.

3. Eechtvaardige en altoos prijzenswaardige Vader ! het uur is gekomen dat uw dienstkm cht beproeld zal worden.

BeminnenswaaTdige Vader! het is billijk dat uw dienstknecht in dit uur voor U iets lijde.

849

-ocr page 352-

350 T)T5 Nivor/UNG VAN JRSU3 C^TRT3TUi^.,

Immer aanbiddelijks Vader! het uur is gekomen , door U van eeuwigheid voonien, dat uw dienstknecht naar het vleesch voor een weinig tijds bezwijke, maar naar den geest voortdurend bij U leve.

Hij moet een weinig bij de menschen gering-geacht, vernederd en ontmoedigd, door lijden en smarten vermorzeld worden , opdat hij met U in den dageraad van een nieuw licht weder verrijze en in den hemel verheerlijkt worde.

Heilige Vader! Gij hebt het zoo beschikt eu zoo gewild, en het is geschied wat Gijzelf bevolen hebt.

4. Dit is toch voor uw vriend eene genade , ic de wereld om uwentwil te lijden en verdrukt te worden, zoo menigmaal en door wien Gij dat laat geschieden.

Zonder uw raad en voorzienigheid en zonder reden geschiedt er niets op aarde.

Het is mij goed, o Heer! dat Gij mij vernederd hebt, opdat il( uwe gerechtigheden leere. (Ps. 118.)

Het is mij nuttig dat schande mijn aangezicht bedekte, opdat ik liever bij U dan bij de menschen mijn troost zoeke.

Ook heb ik daaruit geleerd uw ondoorgrondelijk oordeel te vreezen, daar Gij den rechtvaardige met den boosdoener bedroeft, doch niet zonder recht en billijkheid.

6. Ik dank U dat Gij mijne verkeerdheden niet verschoond maar mij met zware slagen vermorzeld hebt, door mij smarten aan te doen en mij uit- en inwendig benauwdheden toe te voegen. ,

Van allen die onder den hemel eijn is er niemand die mij troosten kan, tenzij Gij, Heere,

-ocr page 353-

DKBDE BOEK.

mijn God! hemelsche arts der zielen, die slaat en heelt, grafwaarts voert en terugbrengt.

Uwe tucht over mij en uwe roede zelve zal mij tot leering zijn.

6. Zie, geliefde Vader! ik ben in uwe hand; ik buig mij onder de roede uwer kastijding.

Sla mflnen rug en mijnen nek, opdat ik mijn onbuigzamen wil naar uwen wil buige.

Maak van mij een vroom en nederig leerling, gelijk Gij zoo wel weet te doen, opdat ik naar al uwe wenken wandele.

Ik geef mij en al het mijne ter verbetering aan U over; het is beter hier dan hierna gestraft te worden.

Gij weet alles in \'t gemeen en in \'t bijzonder en niets is voor U in \'s menschen geweten verborgen.

Gij weet het toekomende eer het geschiedt, en Gij hebt niet noodig dat iemand U onderwijze of berichte aangaande hetgene op aarde gebeurt.

Gij weet wat tot mijnen voortgang dient en hoeveel de kwelling bijdraagt om den roest der ondeugden af te schuren.

Doe met mij naar uw wil en welbehagen; versmaad mij niet om mijn zondig leven, aan niemand beter en vollediger bekend dan aan IT alleen.

7. Geef mij, o Heer! dat ik wete wat ik moet weten, beminne wat ik moet beminnen; dat ik prijee wat U meest behaagt; dat ik achte wat voor ü kostbaar, verachte wat in uwe oogen verachtelijk is.

Duld niet dat ik naar den uiterlijken schijn der oogen oordeele, noch naar het hooren zeg-

361

-ocr page 354-

352 DB NAVOLGING VAN JESUS CHKISTUS.

gen van onverstandige menschcn vonnis veile; maar dat ik volgers oen juist oordeel het zinnelijke en geestelijke onderscheide, en boven alles altoos don wil uws welbchngens betrachte.

8. Vaak laten de menschen zich bij hun oordeel door de zinnen misleiden.

Ook bedriegen zich de beminnaars der wereld door nlleen het zichtbare aan te hangen.

Hoe! is daarom een mensch beter, omdat hij door een mensch voor groot gehouden wordt ?

De bedrieg(r misleidt don bedrieger, de ijdele den ijdele, de blinde den blinde, de kranke den kranke, als bij hem dus verheft, en door hem ijdelijk te prezen onteert hij hem inderdaad te meer.

Immers, wat een mensch in uwe oogen is, zooveel is hij en niets meer, zegt de ootmoedige H. Franciscus.

OEFENING.

Gelijk God de opperste zuiverheid en in zijn wezen de heiligheid zelve is, zoo is Hij bezorgd, dat de zielen\', om Hem in den hemel te bezitten, in dit leven door de drukkendste en ootmoedigste kwellingen, en in het vagevuur door de smartelijkste en hevigste pijnen gezuiverd worden. Het is hierdoor, dat hg ze tot dien graad van zuiverheid brengt, welke zij moeten hebben om het eeuwige en gelukzalige bezit zijner heiligheid binnen te treden. Derhalve moet eene trouwe ziel, om aan de inzichten van God, wegens hare voldoening en hare zaligheid, te beantwoorden, het volgende doen : 1. in eene zuiverheid des harten leven , die haar verwijdert van alle vrijwillige zonden, van alle memchelijke verkleefdheid, en

-ocr page 355-

DERDE BOEK.

voornamelijk van alle aanzoekingen der eigenliefde , van hare gewone gebreken en van de volbrenging van haren wil. 2. Zij moet zich opwekken, om met onderwerping van de hand en van het hart van Jesus Christus de veroot-moedigendste en aan onze genegenheid tegen-strijdigste kwellingen te ontvangen. 8. Zij moet de geweldigste en lastigste bekoringen lijden en onophoudelijk strijden, met geduldig hare toevlucht tot God te nemen en een edelmoedig vertrouwen in zijne goedheid te stellen. 4. Zij moet in hare kwellingen eenen geest van leedwezen , van versterving en afschrik van de zonde hebben , eene gesteltenis die haar belet er in te bezwijken. 5. Zij moet zonder ophouden op hare zinnen en op haar hart waken, om de te zinlijke en te menschel jjke voldoeningen eruit te sluiten. 6. Eindelijk moet zij ootmoedig, afhankelijk, gering en als vernietigd onder de hand van God worden, om niet anders te willen dan hetgeen Hij wil, en tevreden te zijn met hetgeen Hij wil, zelfs te midden der grootste kwellingen.

GEBED.

Hoeveel reden heb ik, o God! om over uwe beschikkingen tevreden te zijn ! In alles wat mjj overkomt, beoogt Gij mijn heil. Zelfs als Gij slaat, tuchtigt Gij als Vader en beoogt de verbetering van uw kind. Ik erken en belijd dat uwe oordeelen rechtvaardig zijn, als Gij mjj door lijden bezoekt. Ik onderwerp mij volkomen aan uwen wil. Zie, ik ben in uwe handen. Zuiver mij hier in den smeltkroes des lijdens, opdat ik geschikt worde om uw aanschijn te aanschouwen.

353

23

-ocr page 356-

3 54 de navolbing van jesu3 christus.

EEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat men zich op geringer werken moet toeleggen als men in verhevener te kort schiet.

1. De Heek. Mijn zoou! gij kunt niet altoos in het vurigst verlangen naar deugd volharden, noch u op den hoogsten trap van beschouwing staande houden; maar, wegens uwe oorspronkelijke bedorvenheid, moet gij somtijds tot het lagere afdalen en den last van dit gebrekkige leven, ook uws ondanks en met verdriet, dragen.

Zoolang gij het sterfelijke lichaam omdraagt, zult gij onlust gevoelen en bezwaar des harten.

Dus moet gij in het vleesch onder den last des vleesches dikwijls zuchten, omdat gij u niet onophoudelijk met geestelijke oefeningen en hemelsche beschouwingen kunt bezighouden.

2. Alsdan is het u nuttig tot mindere en uitwendige oefeningen uwe toevlucht te nemen en u in goede werken te verlustigen, met een vast vertrouwen mijne komst en hemelsch bezoek af te wachten, en uwe ballingschap en dorheid des geestes geduldig te verdragen, totdat gg weder door Mij bezocht en van allen angst bevrijd wordt.

Want Ik zal u uwen arbeid doen vergeten en inwendig rust doen smaken.

Ik zal voor u de weiden der Shriften ontsluiten, opdat gij met een verruimd hart op den weg mijner geboden moogt beginnen te loopen.

En dan zult gij zeggen : het lijden van dezen tijd is niet te achten bij de toekomende heerlijkheid, welke aan om zal morden geopenbaard. (Bom. 8.)

-ocr page 357-

DERDE BOEK.

OEFENING.

Hoe groot is het verschil tusschen de heiligheid der gelukzaligen in den hemel en die der stervelingen op aarde! Deeene is vrij van alle kwellingen en vol zoetheid, de andere is met bitterheid en ellenden vervuld; de eene is eigen aan het aangename verblijf van ons vaderland, en de andere betaamt aan de droevige verblijfplaats eener balliugschap; in de eeuwigheid zullen wij God beminnen, met Hem te bezitten en het geluk van z|jn hart te genieten : en in den tijd beminnen wij Hem, met voor Hem te lijden en het kruis van Jesus Christus met geduld te dragen. Daar zullen wij met God tevreden zijn en verzekerd wezen, altijd door Hem bemind te worden; hier weten wij niet of wij Hem bevredigen en beminnen. Laat ous dus in onze dorheden en verdriet, ons met eenige uitwendige zaken om God bezighouden, aangezien wij in ons niets vinden wat ons gevoelen tot Hem we-derbrengt; maar laat ons tevens niets van onze inwendige oefeningen des gebeds, van den in-wendigen geest, en van onze gedurige toevlucht, die wij tot God moeten nemen, veronachtzamen om ons staande te houden.

GEBED.

Het is zoo, o God! gelflk Gij zegt. Vele zijn de verstrooiingen, welke ik op den weg der deugd outmoet. De last des vleesches drukt mjj vaak ter neder, zoodat mijn geest bij zijne beschouwingen hinder ontwaart en licht tot moedeloosheid vervalt. Doch ik wil uwen raad opvolgen en mij met het mindere vergenoegen ,

355

-ocr page 358-

356 db navolging van jesu3 christus.

als ik mij tot het meerdere niet in staat gevoel. Help dit besluit ten uitvoer brengen en verkwik mij daarbij met uwen hemelschen troost.

TWEE EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Men achte zich geen troost, maar eer straf waardig.

1. De Geloovige. Heer! ik ben noch nw troost noch eenig geestelijk bezoek waardig ; daarom handelt Gij naar recht met mij , wanneer Gij mij arm en hulpeloos laat.

Want al konde ik als eene zee van tranen storten, nog zoude ik uwen troost niet waardig zijn.

Dus verdien ik niets dan getuchtigd en gestraft te worden, omdat ik U zwaar en dikwijls beleedigd heb en in vele dingen zeer misdaan.

Zoodat ik, alles wel overwogen, zelfs den geringsten troost niet verdien.

Maar Gij , o genadige en barmhartige God! die niet wilt dat uwe werken vergaan, opdat gij den rijkdom uwer goedheid jegens de vaten uwer barmhartigheid zoudt tooneu, Gij verwaardigt U uwen dienstknecht, zelfs zonder eenige verdienste en boven alle menschelijke mate, te troosten : want uwe vertroostingen zijn niet gelijk de troostredenen der menschen.

2. Wat heb ik dan, o Heer! gedaan, dat Gij mij eenigen hemelschen troost zoudt schenken ?

Ik herinner mjj niets goeds gedaan te hebben ; maar wel, dat ik altoos tot het kwade genegen en traag ter verbetering was.

Dat is de waarheid, en ik kan het niet out-

-ocr page 359-

DBKDE BOEK.

kennen. Sprak ik anders, Gij zoudt tegeu mij opstaan, en niemand zoude mij verdedigen.

Wat heb ik voor mijne zonden verdiend, tenzij de hel en het eeuwige vuur ?

Ik belijde het oprechtelijk dat ik allen smaad en spot waardig ben, en dat het mij niet voegt onder het aantal uwer dienaren genoemd te worden.

En hoe ongaarne ik dit hoore, zoo wil ik toch naar waarheid tegen mijzelven mjjne zonden belijden, opdat ik te eer bij U barmhartigheid moge vinden.

3. Wat zal ik zeggen, schuldige die ik ben en geheel van schaamte bedekt.

Ik heb geen mond om te spreken dan dit eeuige woord : ik heb gezondigd , o Heer ! ik heb gezondigd; ontferm U mijner, vergeef mij.

Gun mij nog een oogenhlik, opdat ik mijne ellendj^ beweene, eer ik heenga naar dat duistere land, omhuld met de schadmoe des doods (Job 10 )

Wat eischt Gij van zulk een schuldig en ellendig zondaar, dan dat hij zich met eeu vermorzeld hart om zijne zonden vernedere?

Door de ware vermorzeling en vernedering des harten wordt de hoop van vergiffenis geboren, het ontrust geweten bevredigd, de verloren genade herwonnen , de mensch tegen den toekomenden toorn gedekt, terwijl God en de boetvaardige ziel elkander met een heiligen kus ontmoeten.

4. Der zondaren nederige vermorzeling is U, o Heer! een welgevallig offer, voor uw aangezicht veel liefelijker riekende dan brandende wierook.

Zij is ook die aangename balsem , dien Gij

357

-ocr page 360-

358 ÜE NAVOLGING VAN JESDS CHIUSTU3.

over uwe heilige voeten hebt laten storten : want het vermorzeld en verootmoedigd hart hebt Gij nooit versmaad.

Daar is eene schuilplaats tegen de woede des vijands; dilar wordt alles verbeterd en afgewas-schen wat misdreven was en besmet.

OEFENING.

Alhoewel wij ons altijd zeer onwaardig moeten achten om van God eenigen troost in onze wederwaardigheden te ontvangen, en moeten oor-deelen dat wij de grootste straffen verdienen, na zoo menigwert de hel verdiend te hebben, is het nochtans voordeelig in onze ballingschap te zuchten , en in het gevoelen onzer ellenden onze toevlucht te nemen tot den barmhartigen Vader en God van alle vertroosting; want de bede of verzuchting van eene ziel, doordrongen van erkentenis voor Gods goedheid , en do® eene groote droefheid over hare zonde, is bekwaam om zijne gramschap te ontwapenen, zijne barmhartigheid te bewegen, en Hem op te wekken om haar vergiffenis te verleenen.

Eene ziel, hoe diep zij onder het gewicht barer boosheden zucht, o hoe getroost en zeker is zq van Gods goedheid, zoodra zij door eene ware droefheid over hare zonden, door een vast voornemen ze te verlaten en van leven te veranderen, tot Hem wederkeert! Alsdan houdt God, die meer genegen is om ons vergiffenis toe te staan, dan wij om ze af te smeeken , op haar rechter te wezen ; Hij wordt haar Vader, Hij vergeet wat zij geweest is, en wordt gedachtig hetgene zij is; Hij behandelt haar met zooveel goedheid, alsof zij Hem nooit beleedigd hadde.

-ocr page 361-

derde boek.

GEBED.

Mijn God ! ja ik wil der waarheid hulde doen en eene getuigenis tegen mij zeiven afleggen. Ik ben een zondaar, niets meer dan een zwak mensch, aan vele dwalingen onderhevig, met vele gebreken besmet. Ik ben de minste gunst van U niet waardig, maar heb uwe rechtvaardige straffen verdiend. Doch uwe ontfermingen zijn gren-zenloos : dat geeft mij moed. Ja, ik durf hopen en roep dus met den Profeet : ontferm U mijner , wees mij genadig!

DEIE EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Bat Gods genade niet bestaanbaar is met aardschgezindheid.

1. Dr Heer. Mijn zoon! kostbaar is mqne genade; zij laat zich niet met uitwendige dingen noch aardsche genoegens vermengen.

Gij moet dus afwerpen alles wat der genade hinderlijk is, indien gij wenscht dat zij u ingestort worde.

Zoek de afzondering, verkeer gaarne met u alleen, tracht uaar het onderhoud met niemand, maar stort liever voor God een vurig gebed, opdat gjj een vermorzeld hart en een rein geweten moogt behouden.

Acht de geheele wereld als niets; stel den omgang met God boven al het uitwendige.

Want gjj kunt u niet met Mij bezighouden en te gelijk u in het vergankelijke verlustigen.

Gij moet u van uwe bekenden en vrienden verwijderen en uwen geest van allen tijdelijken troost vrijhouden.

339

-ocr page 362-

360 DE NAVOLGING VAN JESVJS CHRISTUS.

Zoo toch vermaaut de Heilige Apostel Petrus de geloovigen van Christus , dat zij zich in deze wereld als reizigers en vreemdelingen onthouden (van de lusten des vleesches, die tegen de ziel strijden) (1 Petr. 2 )

2. O, welk een vertrouwen zal eeu stervende hebben, die door geenerlei gehechtheid aan iets in de wereld teruggehouden wordt!

Doch dus het hart van alles los te houden , bevat een krank gemoed nog niet; evenmin als een zinnelijk mensch de vrijheid van den in-wendigen mensch kent.

Nochtans, wil hij waarlijk naar den geest leven, hjj moet zoowel van het afgelegene als nabijzijudc afzien en zich voor niemand meer wachten dan voor zichzelven.

Hebt gij uzelven volkomen overwonnen , te lichter zult gij het overige tea onder brengen.

Over zichzelven te zegevieren is de volko-menste zegepraal.

Wie nu zichzelven zoo onderworpen houdt, dat de zinnelijkheid aan de rede en de rede in alles aan Mij gehoorzaamt, die is in waarheid overwinnaar vau zichzelven en heer der wereld.

8. Wilt gij tot dat toppunt klimmen, gij moet met mannenkracht aan het werk gaan en de bijl aan den wortel zetten, om uit te roeien en te verdelgen alle verborgen en ongeregelde neiging tot uzelven en tot alle bijzonder en stoffelijk goed.

Want aan dit gebrek, dat de mensch zichzelven te ongeregeld bemint, hangt bijaa alles, wat hij tot den wortel toe heeft te overwinnen. Heeft hij dat kwaad overwonnen en ten on-

-ocr page 363-

DERDE BOEK.

dergebracht! er zal aanstonds groote vreugde ea gerustheid zijn.

Maar omdat weinigen trachten zichzelven volkomen af te sterven en geheel van zich uitgaan, daarom blijven zij in zich gewikkeld en kunnen zich niet in den geest boven zichzelven verheffen.

Wie dan met mij in vrijheid verlangt te wandelen, moet noodzakelijk al zijne verkeerde en ongeregelde neigingen dooden, en aan geenerlei schepsel met eene bijzondere liefde hartstochtelijk gehecht zijn.

OEFENING.

Om zijn hart van vele dingen en vau zichzelven af te scheiden, moet men: 1. het dikwijls tot God verheffen, en opwekkeu om niets te zoeken noch te beminnen dan Hem alleen, eu dit in alles en boven alles; 2. het vrij behouden van alle vrijwillige verkleefdheid aan het schepsel, en van alle geneigdheid voor zichzelven; 8. het ontbinden en verwijderen van de voorwerpen , die het natuurlijk behagen, met het te verplichten alle zaken te aanschouwen als een reiziger en vreemdeling op deze aarde, die zich met niets ophoudt wat hij op zijne reis ontmoet, omdat hij slechts doortrekt.

Een Christen die door deze woorden van den Apostel wel doordrongen is : Wij hebben hier geene blijvende stad, maar zoeken er eene in het toekomende; een christen zeg ik, die dat gevoelen heeft, hecht zich weinig aan de goederen , aan de ijdelheden en vermaken der wereld, aangezien hij begrijpt dat alles voorbijgaat en de dood hem eens alles moet ontnemen. Het is gemakkelijk , zegt de heilige Hieronymus , al

361

-ocr page 364-

362 de navolging van jesü3 chiustüs.

het aardsche te versmaden, als men denkt dat men moet sterven en het verlaten.

Waarom dan, gelijk de heilige Paulusspreekt, maakt de schijn der wereld, die voorbij vliegt en uit onze oogen verdwijnt, zooveel indruk op ons hart ? en waarom maken de ware goederen der eeuwigheid, die alleen onvergankelijk zijn, zoo weinig indruk? Waarom hechten wij ons zoo sterk aan datgene; wat wij alleen in het voorbijgaan genieten en in bewaring hebben ? en waarom hechten wij ons zoo weinig aan datgene ; wat ons toebehoort, en dit voor altijd, namelijk aan het eeuwige geluk ?

GEBED.

Neen, mijn God! er kan geene gemeenschap tusschen een aardschgezind hart en tusschen uwe genade plaats hebben , zoo min als er gemeenschap tusschen ü en de wereld kan bestaan. Doe deze herinnering bij mij steeds levendig en van eenen werkdadigen invloed zijn. Maak mij los van al wat wereidsch is; leer mij mijzelven meester worden en stel mij door den omgang met U schadeloos voor de opofferingen, welke Gij bil-Ijjk van mij eischt.

VIER EN\' VIJFTIGSTE HOOFDSTUK-.

Over de verschillende ueitjingen der natuur en der genade.

1. De Heer. Mijn zoon! geef vlijtig acht op de neigingen der natuur en van de genade : want zij werken zeer tegenstrijdig, en dat zoo fijn , dat zij nauwelijks , tenzij door den geeste-

-ocr page 365-

SEKDB BOEK.

lijken en innig verlichten mensch onderscheiden worden.

Alle menschen zoeken wel het goede en wenden bij hunne woorden en daden iets goeds voor; maar daarom worden velen door den schijn van het goede bedrogen.

2. De natuur is listig; zij trekt, verstrikt en misleid er velen, en heeft altoos zichztlve ten doel.

Maar de genade wandelt in eenvoudigheid, mijdt allen schijn van kwaad , zoekt niet te bedriegen en doet alles zuiver om God, in wien zij ook, als haar doel, rust.

8. De natuur wil ongaarne zichzelve afsterven, noch gedrukt, noch bedwongen, noch onderworpen, noch onder het juk gebracht worden.

Maar de genade legt zich op zelfversterving toe, wederstaat de zinnelijkheid, zoekt onderworpen te zijn, verlangt overwonnen te worden , wil geene eigene vrijheid genieten, maar gaarne onder tucht gehouden worden.

Zij begeert over niemand te heerschei! , maar altoos onder God te staan, te leven en te zgn, en is steeds bereid om uit liefde tot God voor alle menschelijk schepsel nederig te bukken.

4. De natuur werkt om haar eigen voordeel, en let er op welke winst zij van een ander kan trekken.

Maar de genade ziet niet op hetgeen haar nuttig en voordeelig is: maar meer op hetgeen velen van nut kan zijn.

5. De natuur ontvangt gaarne eer en hulde.

Maar de genade wijst getrouw alle eer en

roem Gode toe.

6. De natuur vreest schande en smaad.

363

-ocr page 366-

864 DE NAVOLGING VAN JE8US CHRISTUS.

Maar de genade verheugt zich om Jesusquot; wil smaad te Igden.

7. De natuur bemint ledigheid en lichaams-rust.

Maar de genade kan niet ledig zijn ; zij neemt gereedelijk den arbeid op zich.

8. De natuur tracht het zeldzame en fraaie te bezitten; zij heeft een afkeer van wat gering is en grof.

Maar de genade vindt vermaak in het eenvoudige en nederige; zij schuwt het ruwe niet, noch weigert een versleten kleed te dragen.

9. De natuur ziet op het tijdelijke, verblijdt zich over aardsche winst, is over verlies bedroefd en wordt toornig over een gering smaadwoord.

Maar de genade let op het eeuwige, hangt niet aan het tijdelijke; zij laat zich door geen verlies van zaken ontroeren , noch door harde woorden verbitteren, omdat zij haren schat en hare vreugde in den hemel plaatst, waar niets vergaat.

10. De natuur is inhalig en ontvangt liever dan zij geeft; zij wil gaarne iets alleen bezitten.

Maar de genade is liefdadig en mededeelzaam. Zij mijdt het bijzondere, is met weinig tevreden en oordeelt dat het zaliger is te geven dan te ontvangen, {kat. 20.)

11. De natuur neigt tot het schepsel, tot het eigen vleesch, tot ijdelheden en rondloopeu.

Maar de genade trekt tot God en tot de deugd, ziet af van de schepselen, vlucht de wereld, haat de lusten des vleesches, beperkt het rondzwerven en schroomt in het openbaar te verschijnen.

-ocr page 367-

DERDE BOEK.

12. De natuur heeft gaarne eenig uitwendig genoegen, waarin de zinnen ïich verlustigen.

Maar de genade zoekt haren troost in God alleen , en haren lust in het hoogste goed boven al het zichtbare.

13. De natuur doet alles om eigen winst en belang; zij kan niets doen om niet, maar hoopt altoos voor weldaden of iets evenredigs of beters , of lof of gunst te bekomen, en begeert dat men hare daden en giften hoogschatte.

Maar de genade zoekt niets tijdelijks, noch eischt ter belooning een anderen prijs dan God alleen, ja verlangt van de aardsche nooddruft niets meer, dan zooveel haar ter verkrijging van het eeuwige dienen kan.

14. De natuur verheugt zich in vele vrienden en nabestaanden, roemt wegens adel en hooge geboorte, is beleefd jegens de machtigen, vleit de rijken en juicht haarsgelijken toe.

Maar de genade bemint ook hare vijanden , en verheit zich niet op de menigte harer vrienden; zij let noch op rang noch op geboorte, tenzij daarmede eene grootere deugd gepaard ga.

Zij begunstigt meer den arme dan den rijke; zij neemt meer deel in het lijden van den onschuldige dan van den machtige; zij verheugt zich met den oprechte, en wekt steeds de goeden op om naar grootere gaven te streven en den Zoon van God in deugden gelijk te worden.

15. De natuur klaagt licht over gebrek en ongemak.

De genade draagt de armoede geduldig.

16. De natuur brengt alles op zichzelve terug, strijdt en twist voor zichzelve.

Maar de genade brengt alles weder tot God,

365

-ocr page 368-

366 ÜE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

van wien het oorspronkelijk afdaalt; zjj schrijft zich niets goeds toe, noch matigt zich vermetel iets aan; zij twist niet noch stelt haar gevoelen boven dat van anderen; maar bij al hare gevoelens en begrippen, onderwerpt zij zich aan de eeuwige wijsheid en het oordeel Gods.

17. De natuur zoekt geheimen te weteu en nieuwigheden tc hooren; zij wil uitwendig schitteren en veel door hare zinnen ondervinden; zij wenscht bekend te zijn en te doen wat lof en bewondering baart.

Maar de genade zoekt niets nieuws noch zeldzaams te vernemen; want dit alles komt voort van de oude verdorvenheid, daar er niets nieuws en duurzaam is op aarde.

Zij leert alzoo de zinnen beteugelen, ijdel zelfbehagen en vertooning vermijden, het roemen bewonderenswaardige nederig verbergen, en b^j al ons doen en weten nuttige vruchten en Gods lof en eer beoogen.

Zij wil zichzelve noch het hare geprezen hebben, maar wenscht dat God in zgne gaven geprezen worde, die alles uit loutere liefde schenkt.

18. Deze genade is een bovennatuurlijk licht en eene bijzondere gave Gods. Zij is eigenlijk het kenmerk der uitverkorenen en het onderpand der eeuwige zaligheid; zij, die den mensch van het aardsche tot de liefde voor het hemelsche verheft en van vleeschelijk geestelijk maakt.

Hoe meer dus de natuur wordt terneergedrukt en overwonnen, hoe overvloediger de genade wordt ingestort; terwijl de inwendige mensch door vernieuwden toevloed dagelijks naar het beeld van God hervormd wordt.

-ocr page 369-

jjERDE BOEK.

OEFENING.

Wat is dat, in Goil, als in zijn laatste einde rasten? Het is : niets wenschen, niets zoeken en niets beminnen dan Hem ; het is, alles voor Hem doen en lijden; in alles aan zijnen wensch voldoen ; niets willen dan hetgeen Hij wil; zich nooit verwijderen van den weg zijns welbeha-gens; eindelijk, zijn geluk en zijne rust stellen in Hem te bevredigen; maar deze handelwijze is strijdig aan de natuur, en de genade alleen kan dit voltrekken.

1. De natuur heeft altijd tot doeleinde hare eigene voldoening, en de genade zet ons altjjd aan, om ons geweld aan te doen, dat is, om ons in niets te voldoen, en ons in alles te versterven.

3. De natuur wil noch sterven, noch zichzelve bedwingen, noch onderworpen zijn; de genade integendeel, wil, dat de ziel zich bedwinge, zich matige, en zich onderwerpe aan datgene, wat voor baar het moeilijkste en tegenstrijdigste is ; dat zij in alle gelegenheden aan hare eigene vrijheid verzake; dat zij hare inborst bestrede; dat zij voor God wijke, en, om zijne opperste heerschappij over haar te eeren, aanvaarde verootmoedigd, onderworpen en beteugeld te worden.

3. De natuur wil altijd over anderen heerschen ; de genade maakt, dat eene ziel zich onder de almogende hand Gods verootmoedigt, en dat zij, om deszelfs liefde , zich aan de personen onderwerpt, die zijne plaats bekleeden.

4. De natuur werkt altijd voor haar eigen belang , om zich te bevredigen en zich te vestigen : maar de genade werkt niet dan voor de belangen van God, waakt gedurig op de bewegingen dos

367

-ocr page 370-

368 DE NAVOLGING VAN JB3D3 CHRISTUS.

harten, om het van zonden te bevrijden, en doet het geene vaste woonplaats zoeken dan in het hart van Jesus Christus.

5. De natuur schept haar behagen in de achting en den lof der menschen, welke zij meent te verdienen; maar de genade doet zooveel, dat men dezelve onwaardig acht en de eer van alle dingen aan God geeft; en zij is zoo moeilijk op die zaak, dat zij aan eene ootmoedige en getrouwe ziel geene de minste beweging van ijdelheid jegens zichzelve toelaat, uit vrees dat zij eenig welbehagen trekke uit het goede wat zij verricht.

6. De natuur vreest en vliedt de verachting en den slechten uitval in hare ondernemingen ; en het is datgene , wat de genade verdraagt en aanneemt als zaken, die ons zondaars betamen; zij moedigt ons zelfs aan om Jesus Christus te bedanken, dat Hg ons datgene wil overzenden , wat het vermaak zjjns harten uitmaakt.

7. De natuur bemint de rust van een zacht, ledig en nutteloos leven; maar de genade zoekt slechts den arbeid; zij vreest en vermijdt de nuttelooze woorden, gedachten en werken; en in eene ziel de ledigheid des harten en des gees-tes niet kunnende verdragen, moedigt zjj deze aan om zich met Gods tegenwoordigheid te vervullen, gene om door zijne liefde te leven.

8 De natuur legt zich toe op al wat groot, schoon, voortreffelijk en gemakkelijk is; de genade versmaadt en vlucht dit alles, en oordeelt niets zoo groot, dan wat goddelijk, bovennatuurlijk en eeuwig is.

Maar hoe meer de natunr bedwongen wordt, des te overvloediger wordt de genade in eene ziel

-ocr page 371-

derde boek.

gestort, welke zij door eenen inwendigen geest hernieuwt, en haar volkomen in God vestigt.

GEBED.

Ja, mijn God! er is een groot onderscheid tusschen uwe genade en mijne zinnelijke natuur. Hoe edel is de eerste, hoe gebrekkig de andere I Terwijl wij door onze zinnelijkheid tot nietigheden vervallen, doet uwe genade ons boven het zinnelijke hemelwaarts stijgen en naar gelijkvormigheid aan het oorspronkelijke beeld trachten. Dat ik dat onderscheid steeds wèl beseffe en eene gave waardeere, die alles wat de aarde heeft, oneindig overtreft.

VIJI\' EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Or er de verdorvenheid der natuur en de kracht der goddelijke genade.

1. De Geloovige. Heere mijn God! die mij naar uw beeld en uwe gelijkenis geschapen hebt, schenk mij die genade, welke Gij mij getoond hebt zoo voortreffelijk en te mijner zaligheid zoo noodig te zjjn, opdat ik mgne zeer booze natuur, die m^j tot zonde en verderf wegsleept, over-winne.

Want ik gevoel in mijn vleesch de wet der zonde, die de wet mijns gemoeds wederstreeft, en mij gevangen wegvoert om aan de zinnelijkheid in vele dingen te gehoorzamen; en deze hare aandrift kan ik niet wederstaan, tenzij uwe allerheiligste genade mijn hart vurig ingestort worde en mij te hulp kome.

2. Uwe genade, ja eene groote genade is er

369

-ocr page 372-

370 DE NAVOLGING VAN JESUS CHEISTDS.

noodig om de natuur te overwinnen , die van de jeugd af altoos ten kwade geneigd is.

Want sedert zij door den eersten mensch Adam ten val gebracht en door de zonde verdorven is, gaat de straf dier vlek op alle menschen over, zoodat diezelfde natuur, \'velke door U goed en recht geschapen was, nu vervangen is door het gebrek en de zwakheid eener verdorven natuur, omdat hare neiging , aan zichzelve overgelaten, tot het kwade en aardsche trekt.

Immers de weinige kracht, welke haar is overgebleven, is als een vonkje onder de asch verborgen.

Dat vonkje is de natuurlijke rede, met dikke duisternis omhuld, het oordeel tusschen goed en kwaad en de onderscheiding tusschen waar en valsch nog overhoudende, ofschoon zjj onmachtig is om al hetgeen zij goedkeurt, te volbrengen, en niet meer het volle licht der waarheid noch de gezondheid harer neigingen geniet.

3. Vandaar, o mijn God! dat ik naar den inicendigen mensch vermaak vind in uwe wet, (Kom. 7.) wetende dat uwe bevelen goed, rechtvaardig en heilig zijn, (Ib.) ook leerende dat men alle kwaad en zonde moet vluchten.

Maar naar het vleesch dien ik de wet der zonde, (Ib.) daar ik meer aan de zinnelijkheid dan aan de rede gehoorzaam.

quot;Vandaar dat wel het goede te willen hij mij is, maar het te volbrengen, dat vind ik niet. (Ib.)

Vandaar dat ik mij dikwijls veel goeds voorneem, maar omdat mij de genade ter ondersteuning mijner zwakheid ontbreekt, wijk ik bij den geringsten tegenstand en bezwijk.

Vandaar dat ik wel den weg der volmaaktheid

-ocr page 373-

DERDE BOEK.

ken en klaar genoeg zie lioe ik handelen moet; maar neergedrukt door het gewicht mijner verdorvenheid , hef ik mij niet tot het volmaaktere op.

4. O, hoe volstrekt noodig is mij dan uwe genade, o Heer! om het goede te beginnen, voort te zetten en te voleindigen !

Want zonder haar kan ik niets doen ; maar door uwe genade versterkt kan ik alles in U.

o Waarlijk hemelsche genade, zonder welke alle verdiensten, ook alle natuurlijke gaven niet te achten zijn!

Noch kunsten noch wetenschappen, noch rijkdom noch schoonheid, noch sterkte noch vernuft, noch welsprekendheid gelden bij U, o Heer! iets zonder de genade.

Want de gaven der natuur zjju aan goeden en kwaden gemeen, maar de genade of de liefde is eene den uitverkorenen eigene gave : wie daarmede gekenmerkt zijn, worden het eeuwige leven waardig geacht.

Zoo voortreffelijk is die genade, dat zonder haar noch de gave van voorzegging, noch de kracht van wonderteekeneu, noch eenige beschouwing hoe verheven ook, iets te achten is.

Ja, zonder deze liefde en genade is noch geloof, noch hoop, noch eenige andere deugd U behaaglijk.

5. o Zegenrijke genade , die den arme van geest in deugden rijk maakt, en den met velerlei gaven bedeelde nederig van harte doet zijn : kom, daal in mij neder en vervul mij vroeg met uwen troost, opdat mijne ziel niet van vermoeiing en dorheid des harten bezwijke.

Ik smeek U, o Heer! laat mij genade vinden

371

-ocr page 374-

372 1gt;E NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

in uwe oogen : want uwe genade is mij genoeg, al verkrijg ik ook al het overige niet, dat de natuur verlangt.

Al word ik dau bekoord en door vele tegen-heden gekweld, zoolang uwe genade bij mij is, zal ik geen kwaad vreezen.

6. Zij is mijne kracht, zij geeft raad en hulp.

Zij is machtiger dan alle vijanden en wijzer

dan alle wijzen.

7. Zij is de leermeesteres der waarheid, de leidster tot tucht, het licht des harten, een troost in druk ; zij verbant de droefheid, verjaagt de vrees , voedt de godsvrucht, en brengt tranen voort.

Wat ben ik zonder haar, tenzij een dor hout en een onnutte stam, die uitgeroeid moet worden ?

Dat dan, o Heer! uwe genade mij altoos en voorkome en voige. Zij doe mij steeds bedacht zijn op goede werken, door Jesus Christus uwen Zoon. Amen.

OEFENING.

Wjj doen onszelven recht, met onze eigene krachten te mistrouwen, en wij doen recht aan God, met vast vertrouwen in de hulp zijner genade te stellen. Die genade ontbreekt ons nooit; maar wij ontbreken dikwijls er aan te beantwoorden; en het eenige middel om onze zaligheid te verzekeren, is, aan de bewegingen der genade getrouw te zijn, aangezien deze getrouwheid de oefening der deugden en van alle middelen der zaligheid in zichzelve besluit.

Daar de menschelijke natuur door de zonde van den eersten mensch werd bedorven, is de

-ocr page 375-

derde bosk,

straf van die bedorvenheid, alsook de vlek van zijne zonden, in alle menschen overgegaan; en dit verplicht ons onophoudelijk de ongeregelde bewegingen der natuur te bevechten, om die der genade te volgen. Zonder dien heiligen haat van onszelven, die ons opwekt om onszelven te verzaken en te overwinnen, is het onmogelijk zalig te worden; want, daar in den staat van onschuld alles in den mensch geregeld was, en hij aan God, door Jesus oorspronkelijke rechtvaardigheid was onderworpen, zouden de driften tegen de rede niet opgestaan zijn; maar dewijl in den staat van zonde, waarin wij ons bevinden, onze begeerlijkheid en neiging tot het kwaad onze grootste vijand is, moeten wij niet ophouden ze te bestrijden zoo lang wij leven.

GEBED.

Ook ik, o God ! gevoel het licht uwer genade noodig te hebben, bij alles wat ik onderneem, bij alles wat ik wensch tot een gelukkig einde te brengen. Zonder den bijstand uwer genade vermag ik niets, mijner bestemming waardig, en door haar vermag ik alles; zonder haar zijn alle andere gaven weinig te achten. Dat ik dan genade in uwe oogen vinde; dat zij mij steeds vergezelle , mijnen wandel geleide en mij voere tot een zalig einde.

ZES EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Dat wij onszelven moeten verloochenen egt;i Christus op den teeg des kruises nolyen.

1. De Heer. Mijn Zoon ! boe meer gij van

373

-ocr page 376-

374 Igt;E NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

uzelven kunt uitgaan, boe meer gij tot mij kunt ingaan.

Gelijk het den inwendigen vrede bevordert niets uitwendigs te begeeren, zoo vereenigt men zich met God door zich innerlijk te verlaten.

Ik wil dat gij leert u volkomen verzaken geheel naar mijnen wil, zonder tegenspraak of klachte.

Volgt Mij . (Matth. 8.) Ik ben de teeg, de waarheid en het leven. (Joan. 14.)

Zonder weg gaat men niet, zonder waarheid kent men niet, zonder leven leeft men niet.

Ik ben de weg, dien gij moet volgen, de waarheid , die gij moet gelooven, het leven , hetwelk gij moet verhopen.

Ik ben de onbedriegelijke weg, de onfeilbare waarheid, het onvergankelijke leven.

Ik ben de reehtste weg, de opperste waarheid, het ware, zalige, ongeschapen leven.

Indien gij blijft op mijnen weg, gi] zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken, ( Joan. 8.) en gij zult het eeuwige leven verwerven.

3. Wilt gij tot het leven ingaan, onderhoud de geboden. (Matth. 19.)

Wilt gij de waarheid kennen, geloof in Mij.

Wilt gij volmaakt zijn, verkoop alles. (Matth. 19:)

Wilt gij mtjn leerling zijn, verloochen uzelven. (Luc. 9.)

Wilt gij het zalige leven bezitten, veracht het tegenwoordige.

Wilt gij in den hemel verheven worden, verneder u op aarde.

Wilt gij met Mij heerachen , draag het kruis met Mij.

-ocr page 377-

derde boek.

Want alleen de dienaars van het kruis vinden den weg der zaligheid en des waren lichts.

3. De Geloovige. Heere Jesus! daar uw weg eng is en door de wereld veracht, geef dat ik IJ ook met verachting der wereld volge.

Want de leerling is niet loven den meester, noch de dienstknecht loven zijnen heer. (Matth. 10.)

Dat dan de dienstknecht zich in de navolging van uw leven oefene : want daarin is mijn heil en ware heiligheid.

Wat ik leze of hoore buiten uw leven , verkwikt noch verlustigt mij geheel.

4. De Heeb. Mijn zoon ! daar gij dat alles weet en gelezen hebt, zult gij gelukkig zijn indien gij het nakomt.

Die mijne geboden heeft en ze onderhoudt, hij is het, die Mij liefheeft. Ook Ik zal hem lief hellen en Mijzelven aan hem openlaren. ( Joan. 14 ) en zal hem met Mij doen aanzitten in het rijk mijns Vaders.

5. De Geloovige. Heere Jesus! het geschiede gelijk Gg gezegd en beloofd hebt en moge het mg gelukken zulks te verdienen.

Ik heb het kruis opgenomen; ik heb het uit uwe hand ontvangen. Ik zal het dragen , ja, dragen tot aan mijn dood, zooals Gij het mij opgelegd hebt.

In waarheid het leven eens vromen klooster-lings is een kruis, maar een kruis dat ten hemel leidt.

Ik ben begonnen; teruggaan mag ik niet, en stilstaan betaamt niet.

6. Welaan, broeders! laat ons te zamen voortgaan ; Jesus zal met ons wezen.

Om Jesus namen wij dat kruis op ; laat ons

375

-ocr page 378-

876 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

om Jesus bij dat kruis volharden. Hij zal onze helper zijn, die onze aanvoerder en voorganger is.

Zie! onze Koning gaat ons voor : Hij zal voor ons strijden.

Laat ons moedig volgen; dat niemand iets verschrikkelijks duchte! Zijn wij bereid in den krijg heldhaftig te sterven; laten wij onzen roem de smet niet aandoen dat wij voor het kruis zouden vluchten.

OEFENING.

Datgene wat Jesus Christus in het Evangelie zegt, namelijk dat hij die tot Hem wil komen , zich moet verloochenen, zijn kruis opnemen en Hem volgen, behelst in zich de oefening van een oprecht christelijk leven, en eenen zekeren weg tot de zaligheid, vermits Jesus Christus de weg , de waarheid en het leven is; de weg, dien wij moeten volgen; de waarheid, welke wij moeten gelooven, en het leven, dat wij moeten hopen. Want om als een waar Christen te leven en zijne zaligheid te verzekeren, moet men beginnen met aan zichzelven te verzaken en te versterven : en het is die verzaking en die geest van verloochening, welke het grondbeginsel van het Evangelie , de grondwet van het Christendom, de wezenlijke plicht van den Christen en een volstrekt noodzakelijk middel ter zaligheid zijn. Het is die inwendige versterving, die besnijding des harten, welke bestaat in het ontzeggen van alle strafplichtige, gevaarlijke of nuttelooze voldoening, die het onderscheid der uitverkorenen en der verdoemden uitmaakt. Het kenteeken van onzen staat, die een staat van zonde is, moet

-ocr page 379-

derde boek.

een staat van boetvaardigheid, het doel des Christendoms en de zekerheid der zaligheid wezen.

Zijn kruis met Jesus Christus dragen, is, ran een ieder alles verdragen, zonder iemand te doen lijden; het is, van de hand en het hart van Jesus Christus al de kwellingen des geestes en des lichaams aanvaarden; het is, met geduld al het kwaad verduren, dat wij van de rechtvaardigheid Gods en van de onrechtvaardigheid der menschen ontvangen; het is de versmading aannemen als iets wat men verdient, en als een groot ongeluk rekenen, niets te lijden voor God, en als het grootste geluk des levens, altijd voor zijne liefde te lijden.

G E B E u.

Neen, mijn Heiland! er is geen beter, geen veiliger weg voor mij om tot deugd en zaligheid te komen , dan Gijzelf zijt. Gij zijt de weg. de waarheid en het leven. Maar hoe zal ik dien weg vinden ? Heil mij ! Gij hebt mij dien aangewezen : ik moet mijzelven verloochenen, mijner zinnelijkheid geweld aandoen, mijn kruis opnemen en ü navolgen. Geleid mij op dien weg, vestig daarop mijne schreden en dat ik nimmer daarvan afwijke.

ZEVEN EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Be mensch zij niet te rieerdachtig wanneer hij in eenen misdag valt.

1. De Heee. Mijn zoon ! geduld en nederigheid in tegenspoed behagen Mij meer, dan veel troost en ijver in voorspoed.

377

-ocr page 380-

37S DE NAVOLGING TAN JESÜS CHRISTUS.

Waarom bedroeft u eene kleinigheid, die tegen u gezegd wordt?

Al ware het iets groots geweest, het had u niet moeten ontroeren.

Laat het dan nu voorbijgaan. Het is niet het eerste noch iets nieuws, het zal ook het laatste niet zijn, zoo gij lang leeft.

Zoolang u niets kwaads ontmoet, zijt gij moedig genoeg; ook geeft gij goeden raad en weet anderen door woorden te versterken; maar vertoont zich onverwachts eenig ongeval voor uwe deur, het ontbreekt u aan raad en sterkte.

Let op uwe groote broosheid, welke gij zoo dikwijls bij de geringste voorvallen ondervindt.

Intusschen geschiedt het alleen tot uw heil, wanneer deze of soortgelijke dingen u treffen.

2. Stel het, zoo goed gij kunt, uit uw hart; en heeft het u geraakt, dat het u niet terneder-sla noch lang hindere.

Draag het ten minste geduldig, zoo gij het niet blijmoedig kunt.

Ook zoo gij het ongaarne hoort en u verontwaardigd gevoelt, bedwing u en laat niets onbehoorlijks uwen mond ontvallen, dat den zwakke aanstoot geeft.

Spoedig zal de ontstane ontroering bedaren, en de inwendige smart door de terugkomende genade verzoet worden.

Want Ik leef nog, zegt de Heer, bereid om u te helpen en buitengewonen troostte schenken, zoo gij op Mij vertrouwt en vurig tot Mij roept.

8. Houd goeden moed en bereid u om nog meer te lijden.

Alles is niet verloren , al gevoelt gij u dik-wjjls gedrukt of zwaar bekoord.

-ocr page 381-

berde boek.

Gij zijt een mensch, en geen God ; gij zijt vleesch , geen Engel.

Hoe zoudt gij altoos in dcnzelfdcii staat van deugd kunnen volharden, daar dit den Engelen in den hemel en den eersten mensch in het Paradijs niet heeft mogen gebeuren.

Tk ben het die de bedrukten opbeur en red, en hen die hunne zwakheid kennen tot mijne Godheid opvoer.

4. De Geloovige. Heer! gezegend zij uw woord, mij zoeter dan honig en honigzeem in den mond. (Ps. 18.)

Wat zoude ik onder zoo vele rampen en benauwdheden doen, tenzij Gij mij door uwe heilige woorden versterktet?

Als ik slechts ten laatste de haven der zaligheid mag binnenzeilen, wat is er aan gelegen wat en hoeveel ik geleden heb ?

Geef een goed einde, geef een gelukkig verscheiden uit deze wereld.

Gedenk mjjner, mjjn God! en geleid mij langs den rechten weg naar uw rijk. Amen.

oefening

Wanneer het ons verdriet altijd en veel te Ijjden, moet men zich herinneren, dat de ootmoedige onderwerping aan de kwellingen onvergelijkelijk aangenamer is aan God, dan de zoetheid van zijne vertroostingen, en dat alzoo de grootste vertroosting voor eene ziel is, van alle vertroostingen beroofd te zqn, en evenwel niet na te laten God getrouw te blijven.

Als men tot zonde bekoord en aangedreven wordt, moet men ze trachten af te weren, aan zijne zondige neigingen met alle kracht en alle

379

-ocr page 382-

880 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

mogelijke dapperheid tegenstand bieden , en aanstonds zijne toevlucht nemen tot deu Heer en tot de allerheiligste Maagd, om door hen geholpen te worden. Nochtans moet het gevoel van het kwaad ons niet neerslachtig maken noch den moed benemen, maar het moet, bij eenen groeten afschrik voor de zonde, ons met een des te vaster vertrouwen tot God verheffen; men moet, zooveel mogelijk, den geest van de oneerlijke voorwerpen, die hem treffen , en ons hart van het strafplichtig vermaak, dat het opwekt om aan de zonde toe te stemmen, aftrekken. En om in de tegenspraak getrouw te wezen, zoo tracht niets met een ontsteld gemoed te zeggen, en doe al het mogelijke, om de droevige bemerkingen en aandoeningen van wraak tegen de personen die u beleedigen, aan God op te offeren , overtuigd zijnde, dat alles, wat gij denkt, wat gij wilt, en wat gij tegen hen zegt, dat dit alles tegen Jesus Christus geschiedt.

Herinner u in uwe inwendige kwellingen , dat alles niet verloren is, omdat gij geweldig bedrukt en bekoord wordt. Maar bied wederstand aan de bekoring, onderwerp u aan de vernedering, en stel u \\oor dat gij, om tot de vereeniging met God verheven te worden, alvorens tot in het diepste uwer ellenden moet vernederd worden.

GEBED.

Denk, o God! voor dezen troost. Ja uw woord is mij zoeter dan honig. Gezegend, welkom het mij! Dat het mij dierbaar blijve en bjj lijden met troost verkwikke. Zie, ik ben tot alles bereid. Geen lijden zal mij te moeielijk vallen, zoo uwe genade mij vergezelt en ik eens mag

-ocr page 383-

djsb.de boek.

aaulanden in de veilige haven mijner zaligheid. Geleid mij toch daarhenen , en geef dat mijn verscheiden uit deze wereld gelukkig zij.

ACHT EN VIJFTIGSTE HOOFDSTUK.

Men mag geerie te verheven zaken noch de ver-horgen raadsbesluiten Gods onderzoeken.

1. De Heer. Mijn zoon ! wacht u over te hooge zaken en de verborgen oordeelen Gods te redetwisten : waarom deze zoo verlaten, gene tot zulke groote genade opgevoerd worde; waarom deze zoo bedroefd, gene zoo hoog verheven worde.

Dat gaat al \'s menschen bereik te boven; en geen rede of onderzoek is vermogend om Gods oordeel te doorgronden.

Wanneer dan de vijand u zoo iets ingeeft, of wel sommige nieuwsgierige menschen daarnaar vragen, antwoord met den Profeet: rechtvaardig zijt Gij, o Heer ! en billijk is uw oordeel: ( Ps. 118 ) alsook : des Heeren oordeelen zijn waarachtig, rechtvaardig altemaal. (Pa. 18 )

Mflne oordeelen moet men vreezen, niet onderzoeken, vermits zij ontoegankelijk zijn voor \'s menschen verstand.

2. Wil ook niet onderzoeken noch twisten over de verdiensten der Heiligen, wie hunner heiliger of grooter is in het hemelrijk.

Dit brengt dikwijls onnutte twisten en kra-keelen voort, vosdt ook den hoogmoed en ijde-len waan, waaruit njjd en tweedracht ontstaan , daar de eene dezen Heilige, gene eene anderen trotschelijk tracht te verheffen.

Zulke dingen te willen weten en te onderzoeken doet geen vrucht en mishaagt eer den

381

-ocr page 384-

382 DE NAVOLGING VAN JBSUS CHRISTUS.

Heiligen, wijl ik geen God ben van tweedracht, maar van vrede, welke vrede meer in waren ootmoed dan in zelfverheffing bestaat.

3. Sommigen worden meer tot dezen of genen getrokken, maar door eene voorliefde die meer menschelijk dan goddelijk is.

Ik ben degene, die alle Heiligen geschapen heb ; Ik heb hun genade gegeven; Ik heb hun heerlijkheid geschonken.

Ik ken ieders verdiensten en heb hen met mijne heilzame zegeningen voorkomen.

Ik heb voor eeuwen mijne geliefden gekend; Ik heb hen uit de wereld verkozen, niet zij hebben eerst Mij verkozen.

Ik heb hen door genade geroepen, door barmhartigheid getrokken; Ik heb hen door velerlei bekoringen heengevoerd.

Ik heb hun groote vertroostingen ingestort; Ik heb hun volharding verleend; Ik heb hun geduld bekroond.

4. Ik ken zoowel den eerste als den laatste ; Ik bemin ze allen met onschatbare liefde.

Ik moet in al mijne Heiligen geprezen worden; Ik moet boven alles gezegend en in elk hunner vereerd worden , die Ik zoo hoog verheerlijkt en daartoe voorbestemd heb, zonder eenige voorafgaande eigene verdiensten.

Wie dan een mijner geringsten veracht, eert ook den grootste niet: want Ik heb den geringste en den grootste geschapen.

En wie een Heilige te kort doet, doet ook Mij en al de overigen in het hemelrijk te kort.

Want zij zijn allen éen door éen band der liefde; zij hebben éen gevoelen, èen wil, en beminnen elkander in éenen, in Mij.

-ocr page 385-

DERDE BOEK.

5. Ja, wat meer is; zij bemiunen Mij meer dan zichzelven en hunne verdiensten.

Want, boven zichzelven verrukt en aan alle eigenliefde onttrokken, gaan zij geheel in mijne liefde over, waarin zij ook genoegelijk rusten.

Niets is er dat hen kan aftrekken of neder-drukken, daar zij, met de eeuwige waarheid vervuld, door het vuur eener onuitbluschbare liefde branden.

Dat dan vleescheiijke en zinnelijke menscheu ophouden over den staat der Heiligen te twisten , daar zjj niets dan hun bijzonder vermaak weten te beminnen.

Zij geven of ontnemen hun volgens hunne neiging, niet gelijk het der eeuwige Waarheid behaagt.

6. Bij velen is het onkunde, vooral bij hen die weinig verlicht, zelden iemand met eene volkomen geestelijke liefde weten te beminnen.

Zij worden nog te zeer door natuurlijke neiging en menscheljjke vriendschap tot dezen of genen getrokken; en gelijk zjj zich in het aard-sche gedragen, zoo denken zij ook over het hemelsche.

Maar er is een oneindig verschil tusschen de gedachten van onvolmaakten en hetgeen verlichte mannen door eene hoogere openbaring zich voorstellen.

7. Wacht u dan, mijn zoon! u met zulke zaken, welke uw begrip te boven gaan, nieuwsgierig in te laten; maar beijver u liever en leg u hierop toe, dat gij ook maar de minste in het rgk van God moogt bevonden worden.

En al wist iemand, wie boven andereu heilig en groot in het hemelrijk gehouden wordt, wat

3S3

-ocr page 386-

884 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

soude hem die kennis baten, zoo hij daardoor voor Mij niet nederiger wierd en opgewekt om mijnen naam te meer te loven ?

Hij die over de grootheid zijner zonden en de geringheid zijner deugden nadenkt en hoever hij nog van de volmaaktheid der Heiligen af is , doet een Gode veel behaaglijker werk, dan hij die over hunne meerderheid of minderheid twist.

Het is beter de Heiligen met vurige gebeden en tranen aan te roepen en hunne heerlijke voorbidding nederig af te smeeken, dan door een ijdel onderzoek hunne geheimen uit te vorschen.

8. Zij zijn wèl en zeer wél tevreden : wisten de menschen maar wel tevreden te zijn en hun ijdel gepraat te bedwingen!

Zij roemen niet in hunne eigen verdiensten, daar zij zichzelven niets goeds toeschrijven, maar alles aan Mij, die hun alles uit onbegrensde liefde geschonken heb.

Zij zijn met zulke groote liefde tot de Godheid en met zoo eene overmaat van vreugde vervuld, dat er niets ontbreekt aan hunne heer-Ijjkheid en niets aan hunne zaligheid ontbreken kan.

Alle Heiligen, hoe meer zij in heerlijkheid verheven, hoe nederiger zij in zichzelven en hoe nader en geliefder zij Mij zijn.

Daarom vindt gij geschreven : zij wierpen hunne \'kronen neder voor God en vielen op hunne aangezichten voor het Lam, en aanbaden Hem, die tot in de eeuwen der eeuwen leeft. (Apoc. 4 en B.)

9. Velen onderzoeken wie de grootste zij in het rijk van God, zij , die niet weten of zij waardig zullen zijn onder de geringsten gerekend te worden.

-ocr page 387-

DERDE BOEK.

Het is groot ook de geringste in den bemel te zfln, alwaar allen groot zijn, omdat zjj allen Gods kinderen genoemd worden en zijn zullen.

De geringde zal er tot duizend worden, terwijl ooit de honderdjarige zondaar sterven zal. (Is. 60 en 65.)

Want toen mijn leerlingen Mij vroegen, wie de grootste ware in het hemelrijk, vernamen zij dit antwoord : tenzij gij u hekeert en wordt als de kinderen, zult gij niet ingaan in het rijk der hemelen. Al wie zich derhalve zal vernederen, gelijk dit kind, die is de grootste in het rijk der hemelen. (Matth. 18.)

10. Wee hun die weigeren zich gewillig met de kinderen te vernederen; want de lage poort van het hemelrijk zal hun niet laten binnengaan.

Wee ook den rijken, die hier bunnen troost weghebben : want terwijl de armen het rijk Gods zullen binnengaan , zullen z|j buiten staan en weenen.

Verbiedt u, gij nederigen! juicht, gjj armen! want u is het r^jk van God, mits g^ in waarheid wandelt.

OEFENING.

Om aan de Heiligen de verschuldigde eer te bewijzen , moet men hen aanroepen en navolgen, zonder te twisten over de grootheid hunner heerlijkheid in den hemel. Men moet trachten de goede voorbeelden na te volgen, welke zij ons op aarde gegeven hebben; en men eert volmaak-telijk de Heiligen, als men zich , even als zij, heilig maakt. God heeft al de Heiligen naar het voorbeeld van het Mensch geworden Woord, zijnen Zoon, gevormd, en het is onmogeHjk het

25

385

-ocr page 388-

386 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

voorwerp van Gods liefde te zijn , zonder dat meu Jesus Christus tot voorbeeld onzer navolging neme ! Hij heeft gewild dat er heiligen uit alle standen der wereld zouden wezen, om aan de menschen te doen verstaan, dat zij zich kunnen zalig maken en heiligen, met heilig en christelijk, ieder in zijnen staat, te leven. ( De H. Cyprianus.) Hij geeft ons de Heiligen tot beschermers en voorbeelden, om ons te helpen, en ons den hemel, dien zij bezitten, te leeren verdienen, aangezien het waar is dat zij onze gebeden aanhooren, en dat, verzekerd van hun geluk, zooveel hun staat het toelaat, zjj voor het onze bezorgd zijn.

Laat ons dan trachten te leven en te lijden gelijk zij, om eens met hen te leven en te heer-schen, en bedenken wij dat er maar één weg is om tot het gelukkig einde te geraken , tot hetwelk de Heiligen gekomen zijn; ea die weg is, volgens de opmerkingen van het Evangelie, een boetvaardig, afgestorven en van de wereld afgezonderd leven : elke andere weg is, volgens Jesus Christus zeiven, een weg van verderf.

GEBED.

Billijk , o Heer ! is deze uwe vermaning. Het twisten over de geheime wegen Gods bevat geen nut en kan ons licht tot hoogmoed en vermetelheid vervoeren. Wijs is hij, die slechts eenvoudig de gaven aanwendt, door U hem medegedeeld. Hij is voor U de grootste in uw rijk, naarmate hij de geringste in zijn eigen oogen is. Boezem mij zulke nederige gedachten in en maak mij waardig ook de geringste plaats in uw he-melsch rijk.

-ocr page 389-

derde boek.

NEGEN EN VIJFriGSTE HOOFDSTUK.

Bat men alle hoop en vertrouwen, op God alleen moet stellen.

1. De Geloovige. O Heer! welk is in dit leven mijn vertrouwen ? Of welk is mijn grootste troost te midden van alles wat onder de zon bestaat? Zijt Gij het niet, Heere mijn God! wiens barmhartigheid grenzenloos is ?

Waar bevond ik mij ooit goed zonder U? Ot\' wanneer konde bet mij kwalijk gaan ? als Gij bij mij waart ?

Liever wil ik arm zijn om U, dan rijk zonder ü.

Liever verkies ik op aarde met U om te zwerven , dan zonder U den hemel te bezitten.

Waar Gij zijt, damp;ar is de hemel, en waar Gij niet zijt, de dood en de hel.

Gij zijt mijn verlangen : daarom moet ik tot U zuchten, roepen en smeeken.

Eindelijk, er is niemand op wien ik volkomen kan vertrouwen om mij in mijnen nood te rechter tijd te helpen, dan op U alleen, mijn God!

Ja Gij zijt mijne hoop, Gjj mijn vertrouwen, Gij mijn trooster en in alles mijn getrouwste vriend.

3. Allen zoeken het hunne : Gij beoogt alleen mijn heil en mijnen voortgang en doet mij alles ten goede keeren.

Ook wanneer Gij mij aan velerlei bekoringen ei; wederwaardigheden blootstelt, dan beschikt Gij dat alles te mijnen beste. Gij die gewoon zijt uwe geliefden op allerlei wijze te beproeven.

Bij deze beproeving moet Gij niet minder lie-

887

-ocr page 390-

38S DE NAVOLGING VAN JESÜ3 CHRISTUS.

mind en geprezen worden, dan of Gij mij met uwe hemelsche vertroostingen vervuldet.

3. Op U dan, o Heere God! stel ik al mijne hoop en mijn vertrouwen; op U werp ik al mijn kommer en angsten, dewijl ik alles, wat ik buiten ü opmerk, als zwak en ongestadig bevinde.

Want noch vele vrienden kunnen baten, noch machtige beschermers helpen, noch voorzichtige raadslieden goeden raad geven, noch de boeken der geleerden troosten, noch kostbaarheden van welken aard ook redden , noch eenige verborgen en aangename plaats beveiligen , zoo Gijzelt niet nabij zijt, helpt, versterkt, vertroost, onderricht eu bewaart.

4. Want alles wat den vrede en het geluk schijnt te kunnen bevorderen, is zonder U niets en brengt in waarheid geenerlei geluk aan.

Gij alzoo zijt de voltooiing van alle goed. Gij de volheid des levens, de bron der wijsheid, en op U boven alles te hopen is de krachtigste troost voor uwe dienaren.

Tot U zijn mijne oogen gericht; op TJ vertrouw ik, mijn God, Vader der barmhartigheden!

Zegen en heilig mijne ziel met uwe hemelsche zegeningen, opdat zij U eene heilige woning en uwer eeuwige heerlijkheid een zetel worde; opdat er in dezen tempel uwer opperwaardigheid niets gevonden worde , dat het oog uwer Majesteit mishaagt.

Zie op mij naar de grootte uwer goedheid en de menigte uwer barmhartigheden en verhoor de bede van uwen armen dienstknecht, die verre van TJ, als balling in het land van de schaduw des doods omzwerft.

Bescherm en bewaar de ziel uws armen dienst-

-ocr page 391-

DERDE BOEK.

knechts onder zoovele gevaren van het vergankelijk leven ; dat uwe genade haar vergezelle en haar leide langs den weg des vredes naar het vaderland des eeuwigen lichts. Amen.

OEFENING.

Wanneer wij bemerken , dat wij bedrukt of met inwendige kwellingen , met lichamelijke smarten en uiterlijke wederwaardigheden overladen worden, of met al deze ongelukken te samen, laat ons dan met vertrouwen onze toevlucht tot God nemen, die alleen ons kan helpen en bijstaan, en laat ons met de Mackabeërs tot hem zeggen : Heer! Gij kent de voornemens, welke de vijanden onzer ziel en van onze zaligheid tegen ons opvatten; hoe zulleu wij hun ooit tegenstand kunnen bieden, tenzij Gij ons te hulp komt ? Wij heffen dau onze oogen en ons hart tot U op , tot U die ons kunt helpen, want, Gij zijt onze Zaligmaker ; die ons wilt helpen, want Gij zijt. onze Vader; en wij verzoeken uwe hulp, om niet te bezwijken noch verloren te gaan.

GEBED.

Mijn God! mijne hoop! mijn vertrouwen! mijn al I Op wien zal ik vertrouwen , zoo ik op U niet vertrouw? Tot wien mijne toevlucht nemen, zoo ik uwe hulp niet verwacht? Neen; zonder U kan alles, wat de aarde troostrijks heeft, niet baten; geene menscheljjke hulp helpen. Heil mij, dat ik eenen Vader heb, op wien ik in allen nood mag hopen! Goede Vader! bevestig in mij dit geloof; wees mij met uwe hulp nabij en breng mij eindelijk over in de gewesten des vredes.

389

-ocr page 392-

liüi

VIERDE BOEK.

Over het Allerheiligste Sacrament.

EERSTK HOOFDSTUK.

Vurige uilnoodigivg tot de heilige Communie. — Met Kelken eerbied men Christus moet ontvangen.

1. Dk Heer. Komt allen tot Mij, die vermoeid (n lelaat zijt, t-.n Ik zal u verkwikken. (Matth. 11)

Set hrood dat Ik geven zal, is mijn vleesch toor het leven der wereld. (Joan. 6)

Neemt en eet : dit is mijn lichaam, dat voor n zal overgegeven Korden. Boet dit tot mijtte gedachtenis. (Mattb. 26. Luc. 22. I Cor. 11)

Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij, en Ik in. hem. (Joan. 6)

Be woorden die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en leven. (Ib.)

2. De Geloovige. Dit zijn, o Jesus Christus! eeuwige Waarheid, uwe eigene woorden, ofschoon niet op cenen lijd gesproken, noch op éene plaats geschreven.

-ocr page 393-

VIERDE BOÈK.

Daar zij dan de uwe en waarachtig zijn, moot ik ze alle dankbaar en geloovig aannemen.

Zij zijn de uwe, omdat Gij ze hebt voortgebracht ; zij zijn ook de mijne , daar Gij ze tot mijn heil gesproken hebt.

Gewillig neem ik ze uit uwen mond aan, opdat zij te dieper in mijn hart geprent worden.

Woorden zoo teeder, zoo vol zoetigheid en liefde wekken mij op maar mijne verkeerdheden schrikken mij af, en m^jn onrein geweten houdt mÜ terug om tot zulke groote geheimen te naderen.

De liefelijkheid uwer woorden lokt mij; maar de menigte mijner gebreken hindert mij.

3. Gij beveelt mij met vertrouwen tot U te nad ren, zoo ik deel met. U wil hebben, eu het voedsel der onsterfelijkheid te nemen, zoo ik het eeuwige leven en de eeuwige heerlijkheid wil bekomen.

Komt, zegt Gij, allen tot Mij, die vermoeid en heiast zijt, en Ik zal u verkwikken.

o Liefelijk en vriendelijk woord in het oor des zondaars, dat Gij, Heere mijn God 1 eenen behoeftige en arme noodigt tot deelneming aan uw allerheiligst Lichaam !

Maar wie ben ik, o Heer! dat ik mij verstoute tot U te naderen ?

Zie, de hemel der hemelen omvat U niet, eu Gij zegt : Komt allen tot Mij !

4. Wat wil die liefderijke toegevendheid en eene zoo vriendelijke uitnoodiging ?

Hoe zal ik durven komen, die mij niets goeds bewust ben, waarom ik het zoude mogen ondernemen ?

Hoe zal ik U in mijn huis binnenleiden, die

391

-ocr page 394-

392 DE NAVOLGING VAN JESUS CHKI8TU3.

zoo dikwijs uw goedertierenst aanschijn belee-digd heb?

De Engelen en Aartsengelen zijn vol eerbied ; de Heiligen en rechtvaardigen vreezen , en Gij zegt ; Komt allen tot Mij!

Zoo Gjj, o Heer! het niet zeidet, wie zoude het voor waar houden? En zoo Gij het niet gebood , wie zoude durven naderen ?

5. Zie Noë, een rechtvaardig man , werkte honderd jaren aan het maken eener arke , om met weinigen gered te worden ; en ik, hoe zoude ik mij in een uur kunnen voorbereiden om den Bouwheer der wereld eerbiedig te ontvangen ?

Mozes , uw voortreffelijke dienstknecht en bijzondere vriend, maakte eene kist van onverderfelijk hout en overtrok ze met het zuiverste goud om de tafelen der wet er in te leggen : en ik, verdorven schepsel, zoude U, den Gever der wet, de bron des levens zoo licht durven opnemen ?

Salomon, de wijste der koningen liraéls, bouwde zeven jaren ann eenen prachtigen tempel, ter verheerlijking van uwen naam. Acht dagen lang vierde hij het feest der inwijding; duizende dankoffers slachtte hij : onder trompetgeschal en gejuich bracht hij de Verbondskist plechtig ter plaatse, haar bereid.

En ik, ongelukkige en armste der menschen , hoe zal ik U in mijn huis binnenleiden, die nauwelijks een half uur godvruchtig weet door te brengen ? En mochte het ook maar eens een half uur waardig geschieden!

6. o Mijn God! hoeveel hebben deze niet getracht te doen om U te behagen I Ach ! hoe weinig is het wat ik doe! Hoe weinig tijds

-ocr page 395-

VIERDE BOEK.

besteed ik, als ik mfj tot uwe Tafel voorbereid !

Zelden ben ik gebefl in mijïelveu gekeerd, ■iter zelden vrij van alle verstrooiing.

En voorwaar, in uwer Godheids heilrijke tegenwoordigheid , moest geene onbetamelijke gedachte bij mij opkomen, ook geen schepsel mij bezighouden, vermits ik geen Engel maar ilen Heer der Engelen als gast moet ontvangen.

7. Intusschen is er een zeer groot verschil tusschen de Verbondskist met hetgeen zij bevatte en uw allerzuiverst Lichaam met zijne onuitsprekelijke krachten; tusschen die offers der wet, louter afbeeldsels van het toekomende , en het ware offer uws Lichaams, de vervulling van alle oude offers.

8. Waarom dan ben ik niet vuriger bij uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid ?

Waarom bereid ik mij niet met meer zorg tot het ontvangen van uwe heilige geheimen, daar die oude heilige Aartsvaders en Profeten, zelfs Koningen en Vorsten, met al het volk, zooveel godvruchtigen ijver voor den dienst van (-Jod hebben getoond ?

David, de allergodvruchtigste koning, danste uit al zijne krachten voor de arke, zich de weldaden herinnerende, weleer den vaderen verleend. Hij deed velerlei speeltuig vervaardigen, dichte liederen en Het die met vroolijkheid zingen; hijzelf, bezield door de genade van den Heiligen Geest, zong die dikwijls bij de harp, hij leerde Israels volk God van gJlnscher harte loven en dagelijks met eenstemmigen mond zegenen en verheerlijken.

Werd toen zooveel godsvrucht betoond en voor de Verbondkist de lof van God vermeld, weikeu

393

-ocr page 396-

3üi DE NAVOLGING VAN\' JESUS CHlliSÏÜS.

eerbied en ajodsvrucbt behoor ik en het ganaohe Christenvolk dan nu te hebben, in tegenwoordigheid van het allerheiligste Sacrament, bjj de nuttiging van het allerkostbaarst Lichaam van Christus !

2. Velen loopen naar verscheiden plaatsen om der Heiligen overblijfsels te bezoeken; zij zijn bij het hooren hunner daden verwonderd; zy be-lichtigen de sierlijke tempels hun ter eere gebouwd , en kussen hunne heilige, in zijde en goud gewikkelde beenderen.

En zie ! hier zijt Gij bij mij op het Altaar tegenwoordig, mijn God! de Heilige der Heiligen , de Schepper der menschen , de Heer der Engelen !

Dikwijls is het de nieuwsgierigheid der menschen, en de nieuwheid van hetgene zij niet gezien hebben, die hen tot die reizen uitlokken; ook wordt er weinige vrucht van verbetering weggedragen, vooral als die tochten zoo lichtzinnig, zonder waar berouw geschieden.

Maar hier in het Sacrament des Altaars zijt Gij , Christus Jesus ! God en mensch, geheel tegenwoordig; daar ook oogst men eenen overvloed van vruchten des eeuwigen heils, zoo dikwerf men U waardig en godvruchtig ontvangt.

En hiertoe lokt geenerlei lichtzinnigheid, noch nieuwsgierigheid, noch zinnelijkheid, maar een vast geloof, eene levendige hoop en eene oprechte liefde.

10. o God! onzichtbare Schepper der wereld! hoe wonderlijk handelt Gij met ons! Hoe min-saam en genadig gaat Gij met uwe uitverkorenen te werk, aan wie Gij Uzelven in het Sacrament tot spijze voorstelt!

-ocr page 397-

VIERDE BOEK

O, dit gaat alle verstand te boven; dit vooral trekt de harten der godvruchtigen en ontvlamt hunne liefde.

Immers uwe ware geloovigen, die hun geheel leven to* verbetering besteden, ontvangen dikwijls in dit allerheiligst Sacrament eene groote genade van godsvrucht en liefde tot de deugd.

11. o Wonderbare en verborgen genade van dit Sacrament, alleen bekend aan de trouwe dienaars van Christus, en welke de ontrouwen cn zondedienaars niet kunnen ondervinden.

Door dit Sacrament toch wordt de genade des H. Geestes geschonken, de verloren zielskracht hersteld en de schoonheid, welke door de zonde ontsierd was, terugbekomen.

Zoo groot is wel eens deze genade, dat, wegens de volheid der bekomen godsvrucht, niet slechts de geest, maar ook het zwakke lichaam , vermeerdering van krachten ontwaart.

13. Intusschen is zij zeer te betreuren en te bejammeren onze lauw- en onachtzaamheid, dat wij niet met sterkere drift getrokken worden om Christus te ontvangen , op wien alle hoop en verdienste dergenen, die zalig zullen worden, rust.

Hij toch is onze heiligmaking en verlossing ; Hij de troost der reizigers en het eeuwige genot der Heiligen.

Het is dus zeer te betreuren dat velen zoo weinig acht geven op dit heilvol geheim, dat de vreugd is des hemels en het behoud der gan-sche wereld.

o Blindheid en verhardheid des menschelijken harten, dat men zulk een onuitsprekelijk geschenk niet meer acht, en zelfs door dagelijksch gebruik tot onachtzaamheid vervalt!

395

-ocr page 398-

396 DE NAVOLGING VAN JESOS CHEISTUS.

13. Wierd toch dit allerheiligst Sacrament slechts op eene plaats gevierd en slechts door éenen Priester over de geheele wereld geconsacreerd, met welke geestdrift meent gij, zouden niet de menschen naar die plaats en naar dien Priester Gods henensnellen, om de goddelijke geheimen te zien vieren !

Maar nu zijn er vele Priesters aangesteld en wordt Christus op vele plaatsen geofferd, opdat Gods genade en liefde tot den mensch te meer uitblinken, naarmate de heilige Communie meer verspreid is over den aardbol.

Dank zij U, o goede Jesus! eeuwige Herder ! dat Gij ü verwaardigd hebt ons, arme ballingen , met uw kostbaar Lichaam en Bloed te verkwikken, en zelfs tot het ontvangen van deze geheimen met de woorden van uw eigen mond te noodigen, zeggende : Komt allen tot Mij , die vermoeid en hdast zijl, en Ik zal u verkwikken.

OEFENING.

Wie zal ooit kunnen begrijpen of uitleggen , de uitmuntendheid der goddelijke gave, die de Zoon Gods ons schenkt, met ons zijn Lichaam en zijn Bloed in het allerheiligste Sacrament des Altaars te geven, aangezien het zeker is, dat wij hierin geheel de grootheid en majesteit van eenen God , al de volmaaktheden en de volheid zjjner Godheid, al de deugden en genaden zijner menschheid, en al de verdiensten van eenen God-menach ontvangen? Met den heiligen Au-gustinus mag men zeggen, dat God, hoe almogend Hij ook zij, ons niets meer kan geven, dan zich aldus aan ons te geven ; dat hoe rijk en milddadig Hij ook moge wezen , die gave

-ocr page 399-

VIERDE BOEK.

alleen welke Hjj ons doet van zjjn Lichaam en Bloed, en van geheel zijnen persoon, al de schatten zijner milddadigheid uitput, en dat Hij, alhoewel Hij de ongeschapene en vleeschgewor-dene wijsheid des Vaders is , geen krachtiger middel heeft kunnen vinden om onze harten te winnen, dan ze door de heilige Communie binnen te treden, om ons met zijn hart te vereenigen en ons in Hem te veranderen.

Maar wat onze geest en ons hart moet verrukken, is, dat Hij in de heilige Hostie, en zelfs in het kleinste gedeelte, al de schatten zijner goedheid, wijsheid en liefde heeft besloten, om ze ons mede te deelen, om ons in het mededee-len derzelve te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven, met te leven en ons met eenen God te voeden ; want het is met dit inzicht, dat Hij op onze altaren een nieuw leven aanneemt, om het ons door de heilige Communie in te drukken, door welke Hij, volgens de Kerkvergadering van Trente, al de schatten zijner liefde in onze ziel uitstort. Ja, mjjn Zaligmaker ! na ons al de goederen der natuur en der genade gegeven te hebben, voegt Gij Uzel-ven nog bij uwe gaven en geeft TJ geheel aan ons in het allerheiligste Sacrament des Altaars; dat wil zeggen, dat Gij, na milddadig geweest te zijn in uwe goederen ten onzen opzichte, welke, hoe kostelijk zij ook mogen wezen, altijd veel minder zijn dan Gij zijt, in dit aanbiddelijk Sacrament Uzelven ten beste geeft.

Wie zou na dit alles aan zijnen God kunnen wederstaan, en Hem niet dat hart geven, waarvan Hij-zelf bezit komt nemen, als van een goed dat Hem rechtmatig toebehoort?

397

-ocr page 400-

898 I)E NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

g £ b e l).

Dierbare Heiland! wie kau uwe liefde bevatten? Gjj noodigt mij tot U te komen en stelt mij uw eigen Vleescli tot spijze voor, om U al-zoo op het nauwst met mij te vereenigen. Ik kau slechts aanbidden, bewonderen en zwijgen. Maar ach ! hoe zal ik U waardig ontvangen, die mijner misdaden bewust ben? Keinste! maak mij rein van alles wat onrein is; Heiligste ! maak mij heilig; Liefde ! leer mij liefhebben en uwe weldaad waardeeren.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Ovtr de f/roote goedheid en liefde, door God in het heilig Sacrament den menseh bewezen.

1. De Geloovige. o Heer! vertrouwende op uwe goedheid en groote barmhartigheid, nader ik kranke tot mijnen redder, hongerige en dorstige tot de bron des levens, behoeftige tot den Koning des hemels, dienstknecht tot mijnen Heer, schepsel tot den Schepper, verlatene tot mijnen liefderijken trooster.

Maar vanwaar gebeurt mij dit, dat Gij tot mij komt? Wio ben ik, dat Gij Uzelven aan mij schenkt ?

Hoe durft een zondaar voor U verschijnen ? En Gij, hoe verwaardigt Gij U tot eenen zondaar te komen ?

Gij kent uwen dienstknecht, en weet dat h|j niets goeds aan zich heeft, waarom Gij hem deze gunst zoudt bewijzen.

Ik beken dan mijne onwaardigheid; ik erken

-ocr page 401-

VIERDE BOEK.

uwe goedheid; ik prijs uwe barmliartig;heid en dank (J wegens uwe overgvoote liefde.

Want Gy doet dus om uwszelfs wille , niet om mijne verdiensten , opdat uwe goedheid mij te meer kenbaar, ik in liefde te meer ontstn-ken , eu de ootmoed te volkomeuer aangeprezen worde.

Daar dit dan U behaagt en Gij het dus verordend , hebt, behaagt mij ook deze uwe goedgunstigheid. O, mocht mijne ongerechtigheid geen beletsel zijn !

3. o Allerminnelijkste eu liefderijkste Jesus ! hoeveel eerbied en dankzegging met onophou-delijken lof is men U niet schuldig voor het ontvangen van uw heilig Lichaam, welks hooge waarde te verklaren\' geen mensch in staat bevonden wordt.

Maar welke zullen mijne gedachten zijn bij deze Communie, bij het naderen tot mijnen Heer, dien ik niet naar waarde kan vereeren, en nochtans godvruchtig wensch te ontvangen ?

Wat kan ik beter en heilzamer denken, dan mij geheel en al voor U te vernederen en uwe oneindige goedheid jegens mij te verheifen.

ü loof ik, mijn God! en verheerlijk ik in eeuwigheid. Ik veracht mijzelven en onderwerp mij aan U in den afgrond mijner nietigheid.

3. Zie, Gij zijt de heilige der Heiligen, en ik ben de slechtste der zondaren.

Zie, Gij buigt U tot mij neder, die niet waardig ben tot U op te zien.

Zie, Gij komt tot mij; Gij wilt met nijj zijn; Gij noodigt mij aan uwe Tafel.

Gjj wilt mij hemelsche spijze, het brood der Engelen, te eten geven, ja, geen ander dan U-

399

-ocr page 402-

400 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

zeiven , het brood des levens, van den hemel nedergedaald, dat aan de wereld het leven geeft. (Joan. 6)

4. Ziedaar, vanwaar de liefde voortkomt en hoe ziel] de goedheid vertoont! Welken grooten dank eu lof zijn wij U niet daarvoor schuldig!

O, hoe heilzaam en nuttig was uw besluit, toen Gjj dit insteldet! Hoe liefelijk en aangenaam het gastmaal, toen Gij üzelven tot spijze gaaft!

O , hoe wonderbaar is uwe werking, o Heer! hoe vermogend uwe kracht! hoe onfeilbaar uwe waarheid !

Want Gij spraakt, en alles is geworden, en wat Gij geboodt is uitgevoerd.

B. Wonderlijke zaak en alle geloof waardig, maar \'s menschen verstand te boven gaande, dat Gij, Heere mijn God 1 waarachtig God en mensch, geheel onder de geringe gedaante van brood en wijn bevat wordt, en van dengene die U ontvangt genuttigd wordt, zonder verteerd te worden.

Gij, Heer van het heelal! die niemand behoeft, hebt nochtans door uw Sacrament in mij willen wonen; bewaar mjjn hart en mijn lichaam onbevlekt, opdat ik, met een opgeruimd en rein geweten, dikwijls uwe geheimen moge vieren en tot mijn eeuwig heil ontvangen, hetwelk Gij bijzonder te uwer eere en eeuwige gedachtenis verordend en ingesteld hebt.

6. Verheug u, mijne ziel! en dank den Heer voor zulk een edel geschenk en zoo bij zonderen troost, u in dit tranendal nagelaten.

Want zoo dikwijls gij dit geheim viert en het Lichaam van Christus ontvangt, zoo dikwijls

-ocr page 403-

VIERDE BOEK.

vernieuwt gij het werk uwer verlossing:, en wordt gij al de verdiensten van Christus deelachtig.

l)e liefde van Christus toch vermindert nooit en de volheid zijner verzoening wordt nooit uitgeput.

Daarom moet gij u altoos met eene geheele vernieuwing des harten daartoe voorbereiden, en dat groote geheim des heils met eene groote opmerkzaamheid overwegen.

Ja, hetzjj gij de H. Mis leest, hetzij gij ze hoort, zoo groot, nieuw en behaaglijk moet het u schijnen, alsof op dienzelfden dag Christus voor het eerst in den schoot der Heilige Maagd nederdalende mensch wierd , of aan het kruis hangende, voor het heil der menschen leed en stierf.

OEFENING.

1. Overweeg, wanneer gij tot de heilige Tafel, nadert, welke de grootheid en majesteit is van Hem dien gij gaat ontvangen, en welke de verworpenheid en onwaardigheid van een gering schepsel is, hetwelk zijnen God ontvangt. Verootmoedig u in zijne tegenwoordigheid en zeg Hem: Wie ben ik, Heer, om tot U te durven naderen? En wie zijt Gij-zelf, om U zoo zeer te vernpderen van tot mjj te komen? Indien ik van den eenen kant de uitmuntendheid uwer heiligheid en zuiverheid , en van den anderen de bedorvenheid en ongerechtigheid mijner ziel overweeg, dan erken ik in uwe tegenwoordigheid, dat ik geheel onwaardig ben ü te ontvangen, en zonder vermetelheid U in mijn hart niet kan doen binnenkomen. Maar vermits ik de overmaat uwer goedheid aanzie, alsook de noodwendigheid, Ü tot

26

401

-ocr page 404-

402 Dü NAVOLGING VAN JESTJS CHR1STDS.

mijne voldoening en tot mijne zaligheid te bezitten , zal ik tot U, o mijn Zaligmaker! met een heilig vertrouwen naderen, wel wetende wat Gij in het Evangelie gezegd hebt; dat de zieken meer dan de gezonden den geneesheer noodig hebben, en dat Gij tot ons komt om diegenen op te zoeken en zalig te maken, welke zich van U verwijderd hebben en die in gevaar waren verloren te gaan; tot U, die alles wat Gij zijt, niet zjjt dan om ons te beminnen en zalig te maken; tot U, eindelek, wiens grootste genegenheid is voor een geraakt, veranderd tn waarlik boetvaardig hart. Wel is waar, ik ben zondaar, maar ik wil het niet meer wezen. Ik vind noch troost, noch smaak in uwe tegenwoordigheid ; maar ik gevoel mijne ellenden en breng ze voor eenen barmhartigen God, en dit is voor mij genoeg.

2. Van waar komt mij de eer en het geluk, dat de opperste Majesteit van eenen God zich zoo zeer wil vernederen, om het voedsel en het leven mijner ziel te wezen? O! dit komt uit de groote ootmoedigheid van eenen God-mensch, die zijne vernietiging zoo verre heeft voortgezet van niet meer te schjjnen, ik zeg niet een God, maar zelfs niet een mensch, en van den luister zijner grootheid te verduisteren, om in dit aanbiddelijk Sacrament niet dan een overmaat zijner goedheid en de bekoorlijkheid zijner liefde te doen uitschenen. O mijn Zaligmaker! Gij verbergt uwe goddelijke volmaaktheden voor onze oogen, om ze niet te verblinden; maar Gij doet aan onze harten de grootte uwer ootmoedigheid gevoelen, om ons op te wekken haar na te volgen! O mijn hart! kunt gij verlangen uittemunten, ziende eenen God,

-ocr page 405-

VIERDE BOEK.

die voor onze oogen in het allerheiligste Sacrament als verdwijnt? En hoe zou een aardworm als ik zich willen verheffen, overwegende dat een God zich vernietigt in dit geheim, om hem het kenteeken zijner ootmoedigheid in te drukken?

3. Christene zielen ! zegt niet dat gij zoo dikwijls tot eenen zoo grooten en geduehten God niet durft naderen. Gij zijt hiertoe onwaardig, zulks is waar, en zult bij voortduring onwaardig wezen, tenzij gij alles werkstellig maakt om het niet te zijn, door eene gedurige waakzaamheid op uzel-ven. Maar dit brood der Engelen is geen vergift, zegt de H. Augustinus, het is een voedsel tot uw gebruik, en noodzakelijk tot zaligheid van uwe zielen. Ontvangt het dikwijls, voedt er uwe harten mede; maar dat dit hemelsche vleesch bij u hetzelfde uitwerksel niet hebbe van het lekkere vleesch dezer aarde, waaraan men zich gewent, en waarvan men door de gewoonte den smaak verliest. De heilige gesteltenis, waarin gij moet wezen , als gij dezen heiligen God ontvangt, moet aangroeien naarmate gij tot zijne Tafel nadert. Het komt ons niet toe dien voortgang te kennen, maar het is altijd voortgang, als wjj altijd meer en meer ons best doen, om door de waakzaamheid en ootmoedigheid heiliger te worden.

GEBED.

Vanwaar, o Heiland! komt mij het geluk dat Gij mij bezoekt ? Wie ben ik , dat Gg U aan mij wilt schenken ? Gij weet dat ik een zondaar ben en deze gunst onwaardig; ik verneder mjj voor U in het stof en verzink in den afgrond mijner nietigheid. Ik bewonder uwe liefde en barmhartigheid. Juist dit doet mij vertrouwend

403

-ocr page 406-

404 du navolging van jesüs chkistus.

tot U naderen, als de kranke tot zijnen redder. Dat ik genade vinde in uw oog en uwe heilige geheimen waardig behandele.

DEEDB HOOFDSTUK.

Hoe nuttig het is dikwijls te communiceer en.

De Geloovige. Zie, ik kom tot U, o Heer! opdat uw geschenk mij te nutte worde, en ik mij aan uwen heiligen maaltijd verheuge, dien Gij, o God, door moe goedheid voor den arme iereid hebt. (Ps. 67.)

Zie, in U is alles, wat ik kan en moet verlangen : Gij zijt mijn heil en mijne verlossing, mijne hoop en sterkte, mjjne eer en roem.

Verblijd dan heden de ziel van uwen dienstknecht : want tot U, o Heere Jesus , verhef ik mijne ziel. (Ps. 85)

Thans verlang ik U godvruchtig en eerbiedig te ontvangen ; ik wensch U in mijn tuis binnen te leiden, opdat ik met Zacheus verdiene door U gezegend en onder de zonen van Abraham gesteld te worden.

2. Mijne ziel haakt naar uw Lichaam en mijn hart verlangt met U vereenigd te worden.

Schenk U aan mij, en het is genoeg; want buiten U geldt geen troost; zonder U kan ik niet zijn, en zonder uw bezoek kan ik niet leven.

En daarom moet ik dikwijls tot U naderen en U als een middel mijner zaligheid ontvangen , opdat ik niet bij gebrek dier hemelschc spijze op den weg bezwijke.

Zoo toch hebt Gij, o allerbarmhartigste Jesus! toen Gij den volke prediktet en verscheidene kwalen genaast, eens gezegd : Ik wil hen niet

-ocr page 407-

VIERDE BOEK.

nuchter naar huis laten gaan, opdat zij onderweg niet bezwijken. (Matth. 15)

Handel dan ook zoo met mij, Gjj, die U tot der geloovigen troost in het Sacrament nagelaten hebt.

Want Gij zijt eene liefelijke verkwikking der ziele, en wie ü waardig eet, wordt deelgenoot en erfgenaam der eeuwige heerljjklieid.

3. Mij toch, die zoo dikwijls val en zondig, die zoo ras verflauw en te kort schiet, is het volstrekt noodig , dat ik mij door een veelvuldig bidden en biechten en door het ontvangen uws heiligen Lichaams hernieuwe, reinige en ont-vlamme; anders mocht ik door een te lang verzuim van mijn heilig voornemen afwijken.

Want van der jeugd af zijn \'s mensc/ien zinnen ten kwade geneigd, (Gen. 8) en tenzij dat goddelijk geneesmiddel te hulp kome, vervalt de mensch dra tot erger.

Dus trekt de heilige Communie van het kwade en versterkt in het goede.

Indien ik toch nu reeds zoo dikwijls onachtzaam en lauw ben, als ik communiceer of de H. Mis lees, wat zoude het zijn, als ik dat geneesmiddel niet gebruikte en eene zoo krachtige hulp niet zocht ?

En al ben ik elkeu dag niet bereid noch behoorlijk gestemd om het heilig Misoffer op te dragen, zal ik echter mijn best doen om op gepaste tijden de heilige geheimen te ontvangen en eener zoo groote genade deelachtig te worden.

Want de eenige voorname troost voor eene geloovige ziel, zoolang zij in dit sterfelijk lichaam verre van ü omdwaalt, is dat zij dikwijls haren God gedachtig zij en haren Geliefde met een godvruchtig hart ontvange.

405

-ocr page 408-

40(5 ÜE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

4. o Wonderbare voorkomendheid van uwe goedheid tot ons , dat Gij, Heere God! Schepper en Levensbron van alle geesten ! U verwaardigt tot eene arme ziel te komen en haren honger met uwe geheele godheid en menschheid te verzaden !

o Gelukkig hart en zalige ziel! welke waardig is U, haren Heer en God, godvruchtig te ontvangen en U ontvangende met geestelijke vreugde vervuld te worden !

o Welk een groot Heer ontvangt zij ! welk een beminnelijken gastvriend neemt zij op! welk een aangenamen medegezel bekomt zij! welk een getrouwen vriend vindt zij! welk een schoo-nen en edelen , boven alle geliefden en boven al wat wenachelijk is beminnenswaardigen bruidegom omhelst zij!

Dat, o dierbaarste Beminde! hemelen aarde met al hunne schoonheden voor uw aanschijn zwijgen : want wat zij lofwaardigs en schoons hebben , is een geschenk uwer milddadigheid, en nimmer zullen zij de heerlijkheid uws naams nabijkomen, wiens wijsheid geene palen heeft. (Ps. 146)

OEFENING.

Vurig verlangen om te communlceeren, of ten minste de noodzakelijkheid gevoelen om dit te doen of dikwijls te doen.

Wij hebben een groote reden om ons te ver» ootmoedigen en ons voor onzen Heer Jesus Christus te schamen, als wij in ons niets dan koelheid en onverschilligheid gevoelen om tot Hem te naderen, en als het de gehoorzaamheid alleen is, en niet de vurigheid onzer verlangens, die ons

-ocr page 409-

VIERDE BOEK.

407

tot de heilige tafel doet naderen. Immers, mijn Jesus! hoe kan menU kennen, zonderU te beminnen , en U beminnen, zonder te verlangen met uw hart vereenigd te worden, en zich in Ü door eene goede en dikwijls herhaalde communie te veranderen? En nochtans, o mijn God! hoe menig-werf heb ik voor U niet dan eene ongevoeligheid, die mij bedroeft en mij moedeloos zou maken, indien ik niet wist, dat Gij, bij gebreke van deze liefde, welke ik zou willen bezitten, die ik mij niet kan geven, en welke ik verzoek, tevreden zijt als ik ü ontvange uit inzicht van eene gehoorzaamheid met ootmoedigheid gepaard! Wat zou er van mij geworden, o mijn God! in de dorheid waarin ik mij bevind, indien ik niet wist dat de groote ellenden mijner ziel uwe barmhartigheden over haar trekken, en dat Gij vermaak schept in een hart te verblijven, hetwelk zich onwaardig kent om TJ te ontvangen, en doet wat in zijn vermogen is om het niet te wezen ? Inderdaad , de ootmoedige belijdenis van onze onwaardigheid, na de volledigste biecht waartoe een Christen bekwaam is, vergoedt het gebrek der vurige begeerten tot de heilige Communie; en wij kunnen het hart van onzen God niet beter eeren, noch beter bevredigen, dan met ons voor Hem en in zijne tegenwoordigheid te vernederen. Wij moeten ons dan van de heilige Communie niet verwijderen , omdat wij geene godsvrucht of vurige begeerte gevoelen om tot haar te naderen; maar wij moeten zoo menig-werf te communie gaan als onze biechtvader het gebiedt, dien wij voorzichtig en wijs hebben moeten verkiezen, en Jesus Christus ontvangen uit gehoorzaamheid aan den priester, gelijk Hij-zelf op

-ocr page 410-

408 de navolging van jesüs christus.

het altaar tegenwoordig komt uit gehoorzaamheid, welke Hij aan de stem des priesters toont.

Is er iets gemakkelijker en vertroostender voor ons, wanneer wij ons ten beste tot de heilige Communie bereiden, dan te bedenken wat Jesus Christus in het Evangelie gezegd heeft, namelijk dat de zieken en niet de gezonden den geneesheer uoodig hebben ?

GEBED.

Ja wel, o Godl heb ik een krachtig zielevoed-sel noodig, zal ik op den weg des levens niet bezwijken. Ik weet hoe licht ik in het goede verzwak, hoe dikwijls ik val en struikel, o Gij, wiens barmhartigheid grenzenloos is, voorzie in de behoefte van uwen dienaar. Doe hem aan uwe heilige Tafel dikwijls verschijnen en aldaar de noodige krachten vinden. Verkwik zijne ziel met dat hemelsche voedsel; dat der woning zgns harten heil geschiede.

VIEEDE HOOFDSTUK.

Over de groote voordeelen aan eene godvruchtige Communie verbonden.

1. De Geloovige. Heere mijn God! voorkom uwen dienstknecht met de zegeningen uwer goedheid , opdat ik verdiene tot uw hoogwaardig Sacrament waardig en godvruchtig te naderen.

Wek mijn hart tot ü op en ontdoe mij van die groote loomheid. Bezoek mij met uwe heilrijke genade, om in den geest uwe zoetheid te smaken, die in dit Sacrament, als in eene bron, overvloedig schuilt.

Verlicht ook mijne oogen om zulk een groot

-ocr page 411-

VIERDE BOEK.

geheim te aanschouwen , en versterk mij om het met een onwankelbaar geloof te gelooven.

Immers is het uw werk, geen werk der meu-schen; uwe heilige instelling, geen instelling van den meusch.

Ook is niemand uit zichzelven bekwaam om dit te bevatten en te verstaan, dat zelfs het vernuft der Engelen te boven gaat.

Wat zoude ik dan, onwaardig zondaar, stof en asch, van zulk een hoog en heilig geheim doorgronden of bevatten kunnen ?

2. Heer ! in de eenvoudigheid mijns harten, met een oprecht vast geloof, en op uw bevel nader ik tot U met vertrouwen en eerbied, en geloof waarljjk dat Gij als God en meusch hier in het Sacrament tegenwoordig zijt.

Gij wilt alzoo dat ik U ontvange en mij in liefde met U vereenige. Waarom ik uwe goedertierenheid bidde en U smeeke mij deze bijzondere genade te geven, dat ik geheel in U ver-smelte, mij in uwe liefde verlieze en mij in geen anderen troost meer inlate.

Want dit verhevenste en hoogwaardigste Sacrament is een heilmiddel voor ziel en lichaam, eene artsenij voor allerlei geestelijke kwalen. Daardoor worden mijne gebreken genezen , de driften beteugeld, de bekoringen overwonnen of verzwakt, eene grootere genade ingestort, de ontlokene deugd vermeerderd , het geloof bevestigd, de hoop versterkt en de liefde ontvlamd en uitgebreid.

3. Want Gij, mijn God! steun mijner ziel, hersteller der menschelijke zwakheid en schenker van allen inwendigen troost, hebt in dit Sacrament aan uwe geliefden, die er godvruchtig deel

409

-ocr page 412-

410 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTÜS.

aan nemen, vele goederen geschonken en schenkt liun die nog dikwijls.

Gij toch schenkt ïmn velerlei troost tegen veelvuldige wederwaardigheden: Gij verheft hen uit de diepte hunner neerslachtigheid tot de hope op uwe bescherming; Gij verkwikt en verlicht hen inwendig door eene nieuwe genade, zoodat zij, die voor de Communie zich eerst beangstigd en liefdeloos gevoelden , zich daarna, door die heraelsche spijs en drank verkwikt, in betere menscheu veranderd bevonden.

En Gij handelt zoo vrijgevig met uwe uitverkorenen , opdat zij in waarheid erkennen en ten volle ondervinden hoe zwak zij uit zichzelveu ziju, en hoeveel goedheid en genade zij van U ontvangen.

Want uit zichzelven koud, ongevoelig en ongodvruchtig, verdienen zij door U vurig, ijverig en godvruchtig te zijn.

Wie toch nadert ootmoedig tot de bron der zoetigheid, en draagt niet daarvan eenige zoetigheid weg ?

Of wie staat bij een groot vuur en krijgt er niet eenige warmte van ?

Gij nu zijt eene altoos volle en overvloeiende bron, een altoos gloeiend en nooit verflauwend vuur.

4. Daarom, is het mij niet geoorloofd uit de volheid dier bron te scheppen en tot verzadigens toe te drinken , zal ik toch mijnen mond aan de opening der hemelsche ader stellen, om er ten minste een drupje van op te vangen ter lessching van mijnen dorst, en opdat ik niet geheel verdorre.

En, kan ik nog niet geheel hemelsch, noch

-ocr page 413-

VIERDE BOEK.

brandende zijn zoo als de Cherubs en Serafs, zal ik toch trachten mij op godsvrucht toe te leggen , en mijn hart voor te bereiden, opdat ik dit levendmakend Sacrament ootmoedig ontvangende, ten minste een klein vonkje van dat goddelijk vuur bekome.

Wat mij nog ontbreekt, vul Gij dat, goede Jesus ! heiligste Verlosser! voor mij liefderijk en genadig aan, die U verwaardigd hebt allen tot U te roepen, zeggende: Komt allen tot Mij, die vermoeid en heloden zijt ; Ik zal U verkwikken.

5. Ik toch arbeid in het zweet mijns aan-schijns; de smart mijns harten foltert mij; ik ben beladen met zonden; ik word door bekoringen ontrust, door vele kwade driften gekluisterd en gedrukt; en er is niemand die helpt, niemand die verlost en redt, dan G\\j, Heere God, mijn Verlosser, wien ik mijzelven en al het mijne toevertrouw, opdat Gij mij moogt bewaren en tot het eeuwig leven brengen.

Neem mij aan tot lof en verheerlijking van uwen naam , die mij uw Lichaam en Bloed tot spijs en drank bereid hebt.

Geef, Heere God, mijn Heiland! dat, naarmate ik aan uw geheim deelneem, de gevoelens mijner godsvrucht toenemen.

OEFENING.

Om van onzen Zaligmaker een levend geloof aan zijne wezenlijke tegenwoordigheid in het allerheiligste Sacrament des Altaars, en eene vurige liefde tot Hem te verzoeken.

Ik geloof. Heer! dat Gij in het aanbiddelijke Sacrament, hetwelk ik ga ontvangen, met ziel en lichaam tegenwoordig zijt; dst Gij mij in de hei-

411

-ocr page 414-

412 DE NAVOLGING VAN JESUS CUBISTÜS

lige Communie deelachtig maakt aan de verdiensten van uwe heiligeMenschheid, endat wij hierin verzadigd worden door de volheid uwer Godheid. Verander dan, Heer! verander de onverschilligheid mijns harten voor ü, in eene vurige begeerte om U te beminnen, te behagen en te bezitten. Laat niet toe dat ik U met koelheid eansohouwe en ontvange, Gij die in mij komt om mijne ziel door uwe liefde te ontsteken. Vervul wat aan mijn geloof voor dit geheim ontbreekt, wat voor het mensehelijk verstand onbegrijpelijk is; beziel mijn geloof met een levenden indruk voor uwe tegenwoordigheid , en maak dat mijn hart U met eerbied ontvange als zijnen God, met vertrouwen als zijnen Zaligmaker, met liefde als zjjnen Vader.

Is het mogelijk, o mijne ziel! dat gij, die als omringd en vervuld zijt met al de vurigheid der goddelijke liefde voor u, dat gy nog ijskoud zijt te midden van zoo veel vuur? Helaas! mijn Jesus, hoe ongelukkig ben ik, zoo veel vurigheid te hebben om mijzelven te bevredigen, en zooveel traagheid om U te behagen! Heer! indien Gij wilt, kunt Gij mij genezen ; zeg dan tot mij, zoo als aan den melaatsche, die U dit gebed toestierde : Ik wil het, wees van uwe lauwheid en ongevoeligheid jegens mij genezen.

GEBED.

Hoe groot, o Heiland! zijn de goederen, welke gij uwen vrienden mededeelt! hoe groot de gunsten, welke zij aan uwe heilige Tafel ontvangen 1 Alles wat hen troosten, versterken, bevredigen kan, is in deze hemelsche spijs te vinden. Niemand die waardig nadert, keert van deze levens-

-ocr page 415-

vierde boek.

bron ledig terug. Doe mij dan ook tot U waardig naderen, en laat mij bij bet genot uwer liefde in liefde tot U overgaan en mijn gedrag daarvan blijken dragen.

VIJFDE HOOFDSTUK.

Over de waardigheid van het Sacrament en over den priesterlijken staat.

1. De Heer. Al badt gij de reinheid eens Engels en de heiligheid van den heiligen Joannes den Dooper, nog zoudt gij niet waardig zijn dit Sacrament te ontvangen of te behandelen.

Want aan der mensohen verdiensten is men het niet verschuldigd, dat een mensch het Sacrament van Christus consacreert en behandelt en bet Brood der Engelen tot spijs neemt.

Groot geheim! en groote waardigheid der Priesters, wien vergund is wat den Engelen niet wordt toegestaan.

Want alleen de Priesters, in de Kerk wettig gewijd, hebben de mfcht om de H. Mis te lezen en bet Lichaam van Christus te consacreeren.

De Priester is wet de dienaar van God , gebruikende het woord van God, volgens Gods bevel en instelling; maar God is aldaar de voorname persoon en onzichtbare bewerker, wien alles onderworpen is wat Hjj wil, en allns gehoorzaamt als Hij beveelt.

2. Daarom moet gij bij dit hoogwaardigste Sacrament, meer den almachtigen God dan aan uw eigen zinnen of eenig zichtbaar teeken ge-looven.

En daarom ook moet gij met vreeze en eerbied tot dat werk naderen.

413

-ocr page 416-

414 DE NAVOLGING VAN JESUS CHK1SIÜS.

Neem u dan in acht, en bedenk wiens bediening u door de oplegging van \'sBisschops handen is toevertrouwd.

Zie, gij zijt priester geworden en gewijd om de H. Mis te doen; zie dan toe dat Gij God op zijnen t\\jd met geloof en godsvrucht het offer daarbrengt en uzelven onberispelijk gedraagt.

G\\j hebt uwen last niet verlicht, maar zijt aan een nauwer band van tucht gelegd en tot een hoogeren trap van heiligheid verplicht.

3. Een Priester moet met allerlei deugden versierd zijn en aan anderen een voorbeeld van een goed leven geven.

Zijn omgang zij niet met het volk, noch met het gemeen der menschen, maar met de Engelen in den hemel of met volmaakte menschen op aarde.

Een Priester, met het heilige gewaad uitgedost, bekleedt de plaats van Christus, om God voor ziohzelven en voor al het volk eerbiedig en nederig te smeeken.

Hij heeft voor en achter zich het teekeu van \'s Heeren kruis, om zich het lijden van Christus steeds te herinneren.

Hij draagt van voren op de kazuivel het kruis, opdat hij de voetstappen\' van Christus vlijtig naga en die ijverig poge na te volgen.

Hij is van achter met het kruis geteekend, opdat hij allerlei tegenheden hem door anderen aangedaan, om Gods wille geduldig verdrage.

Hij draagt het kruis van voren, opdat hij zijne eigene zonden betreure; van achteren, opdat hij ook die door anderen bedreven uit medelijden beweene, en wete dat hij als middelaar tusschen God en den zondaar gesteld is , en dus

-ocr page 417-

VIERDE BOEK. 416

in het gebed en heilige offer niet verflauwe, totdat hij waardig worde genade en barmhartigheid te verwerven.

Wanneer een Priester de H. Mis leest, dan eert hij God, verblijdt de Engelen , sticht de geloovigen, helpt de levenden, bezorgt den doo-den rust en maakt zichzelven aan allerlei goed deelachtig.

OEFENING.

Over de heilige voorbereiding, welke een Priester moet in het werk stellen, om waardig het heilige Misoffer op te dragen; en van die welke een Christen moet hebben, om het godvruchtig te hooren en er voordeel uit te trekken.

De Priester heeft door het merkteeken zijner wijding de macht ontvangen, eenen God op het altaar te consacreeren, zoo dat, volgens den H. Augustinus, die God eenigerwijze mensch wordt eu een nieuw leven aanneemt in de handen van den Priester, door de kracht van zijn woord. Het is deze macht, die hem in zekeren zin hoven de Engelen stelt, en die de uitmuntendheid zijner waardigheid boven alle schepselen plaatst; die hem deelachtig maakt aan het opperste geluk van den eeuwigen Vader, die van alle eeuwigheid hetzelfde Woord voortbrengt, hetwelk de Priester in den tijd voortbrengt, en die hem deel doet nemen in de maagdelijke vruchtbaarheid van Maria, om een nieuw wezen aan eenen God te geven. Dit zijn juist de twee groote voorbeelden , welke een Priester in zijn gedrag moet volgen , en de twee verbindtenissen, die zijn merkteeken hem geeft om heilig te zijn, te weten : de heiligheid van den eeuwigen Vader , en de zuiverheid van Maria; aangezien hij de eer heeft

-ocr page 418-

416 DB NAVOLGING VAN JESDS CHRISTUS.

op het altaar denzelfden Zoon Gods voort te brengen , welken zij, de eene in eeuwigheid, en de andere in den tqd voortbrengen.

Begrijpt hieruit, Priesters des Heeren, het uitmuntende uwer waardigheid en de grootheid uwer verbindtenissen. Zijt gedurende den gehee-len dag, hetgene gij aan het altaar tracht te wezen , dat wil zeggen, vereenigd met God, bezig met Zijne tegenwoordigheid, getrouw aan Zijne genade, ijverig tot uwe pliehten, en hebbende voor Jesus Christus, gedurende den loop van den dag, eene voorbereiding en als eenen staat van slachtoffer, geheel aan zijne verheerlijking en de zaligheid der zielen overgegeven , gelijk gij hetzelve moet doen gedurende het heilig misoffer.

Wanneer gij dit aanbiddelijk offer opdraagt, tracht lo in uw hart te doen wat Jesus Christus op het altaar doet, u te vernederen, u op te offeren en te bidden. 2° Vereenigt het offer van uwe ziel met dat van het Lichaam van Jesus Christus ; neemt zijne gevoelens en gesteltenis aan; en bedienaars van het ofler, dat Hij aan zijnen Vader door en in u opoffert tot zaligheid der mensehen , maakt u slachtoffers van de liefde van eenen God, die Zichzelven slachtofler van uwe liefde maakt. Houdt op aan uzelven toe te behooren, om geheel voor Hem te wezen, gelijk Hij ophoudt op het altaar te wezen, en Zijn sacramenteel leven in uw hart aanneemt, om daarin het groote werk uwer zaligheid te voltrekken.

Een Priester , die van eenen God leeft, en zich dagelijks met zijn Lichaam en Bloed voedt, moet niet dan voor God leven, zegt de H. Augus-

-ocr page 419-

TIERDE BOEK.

tinus : en indien de priesters der oude Wet verplicht waren heilig te leven, omdat zij brood en wierook aan den Heer opdroegen, hoeveel volmaakter moet de heiligheid van de priesters der nieuwe Wet niet wezen, zij, die dagelijks op het altaar eenen God aan 6od-zel\\\'en opofferen! Hoe zuiver; zegt de H. Chrysostomas, moet de hand van den Priester niet wezen, en hoe onbevlekt zijne tong, aangezien de eene het Lichaani van het Vleeschgeworden Woord slachtoffert, en de andere met zijn Bloed geverfd is, en hij in zijn hart al datgene ontvangt wat een God Mensch is.

Gedenk dan. Priester des Heeren, dat Jesus Christus, de opperste priester, bet heilig misoffer door u opdraagt, en dat, daar Hij n met zijne mncht bekleed heeft om Hem op het altaar te consacreeren, gij door zijnen geest moet bezield wezen on door zijn leven leven. Overweeg, wanneer gij de woorden der consecratie uitspreekt, dat gij u geheel aan Hem moet overgeven, en I-lem uw hart schenken, gelijk gij Hem uwe tong leent.

Als gij uw priesterlijk gewaad aantrekt, denk aan de geheimen van het lijden van Jesus Christus, hetwelk dit verbeeldt, en vraag Hem vergiffenis over uwe zonden , die er de oorzaak vau geweest zijn.

Als gij naar het altaar gaat, denk dat gij Jesus Christus naar den Calvarieberg vergezelt, en dat gij Hem door de oogen van uw geloof en door uwe handen gaat zien sterven.

Vraag, als gij aan den voet des altaars staat, vergiffenis over uwe zonden en over die van al de geloovigen, wier plaats gij bekleedt eu wier zaakbezorger en middelaar gij zijt.

417

-ocr page 420-

418 DÉ NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Bid Hem onder liet Gloria in excelsis, u en alien die in het heilig offer tegenwoordig zijn, eeneu krachtigen wil voor de zaligheid te verkenen.

Wek, aan den Epistel, in u eene heilige begeerte op, om Jesus Christus op het altaar eu iu al de harten te doen geboren worden ; eene begeerte, welke de Profeten hadden naar de komst van den Messias, en die de Apostelen hadden, om Jesus Christus in de harten voort te brengen.

Verlevendig, aan het Evangelie, uw geloof en uwen ijver : uw geloof om het Evangelie te geloo-ven en in het werk te stellen , en uwen ijver cm er u de grondstellingen van in te boezemen.

Bid, aan het Credo, den Heer, dat uw leven met uw geloof overeenkomstig moge zijn.

Offer, aan de Offerande, het heilige Misoffer op, om God te eeren, om Hem te bedanken; om de vergiffenis uwer zonden en de noodzakelijke deugden ter zaligheid te bekomen, en tot lafenis der zielen in het vagevuur.

Begeef u, aau den Canon, met uwen geest in den hemel; tracht de gesteltenis der heilige Maagd en van de Apostelen in u op te wekken, om Hem op het altaar en in al de harten te doen geboren worden.

Aan de Consecratie, dat alles in u wijke voor eenen God, die op des priesters stem op het altaar komt, en door zijne woorden op hetzelve een nieuw leven aanneemt. Vereenig u met Christus inzichten, bid door Hem: geef u geheel aau Hem over, en offer Hem, van zijne liefde doordrongen , aan zijnen Vader voor de levenden en voor de dooden op.

-ocr page 421-

VIERDE BOEK.

Aan het Pater uoater, wek in u al de gevoelens van een volkomen vertrouwen in Jesus Christus op.

Als men de heilige Hostie verdeelt en als eenen geestelijken dood aan Jesus Christus toebrengt, bid Hem, in u den dood aan uzelven , een heilig leven en eenen goeden dood voort te brengen, en niet te dulden dat g^j voor Hem slechts een verdeeld hart en eene uitgezonderde liefde hebt.

Aan At Communie, hernieuw uw geloot\'jegens eenen God, dien gij outvangt: uw vertrouwen jegens uwen Zaligmaker, en uwe liefde voor eenen Vader, die bezit van uw hart gaat nemen, met u het Zijne te geven als een erfdeel hetwelk Hij aan u verschuldigd is, en zeg Hem : wees de God mijns harten en m^jn aandeel in eeuwigheid.

Na de Communie, bedank Jesus Christus, dat Hg zich geheel aan u heeft overgegeven, en bid Hem, dat niets n van zijne genade en liefde verwijdere.

Eindelijk, Bedienaars des Heeren, na het heilige Misoffer opgedragen te hebben, en gij Christenen, na daarbij tegenwoordig geweest te zijn : tracht door een leven, afgescheiden van de ijdel-heden en vermaken der wereld, verstorven aan uwe driften en geheel aan uwe plichten besteed, tracht u, gelijk de H. Ambrosius zegt, priesters des Heeren te maken volgens den geest, en zijne slachtoffers volgens het vleesch : tracht u, gij die de heilige Mis hoort, priester te maken , niet door merkteekenen en macht, maar door ^le meening van u te vereenigen met de inzichten van Jesus Christus op het altaar. Weest indachtig, indien zelfs de Heidenen van Culvarië henen gingen, doordrongen van een levend geloof aan Jesus Christus, van droefheid over hunne zonden

419

-ocr page 422-

420 dk navolging van jesus christus.

on waarlijk bekeerd, dat gij, na het heilia; misoffer, dat hetzelfde offer van Calvarië is, opgedragen of na hetzelve gehoord te hebben, dat gij waarlijk geslachtofferd, bekeerd en vol geloof, liefde en ijver voor Jesus Christus moet wezen.

g e f. e d.

Hoe rein, o God, moet hij zijn die tot uwo Tafel wenscht te naderen, hoe rein hij aan wien Gij het uitdeden uwer aanbiddelijke geheimen hebt toevertrouwd ! Hoeveel ontbreekt mij nog, wanneer ik den toestand van mijn hart oprech-teüik overweeg i Zie genadig op mij neder, en vul liefderijk aan hetgeen mij mocht ontbreken. Rust al uwe bedienaren met den waren geest van godsvrucht uit; dat zij, overeenkomstig hunne roeping , hun ambt waardig bekleeden.

ZESDE HOOFDSTUK.

Ondervraging naar eene oefening voor de U. Communie.

1. De Geloovige. Wanneer ik, o Heeri uwe waardigheid overweeg, dan sidder ik zeer en sta over mijzelven beschaamd.

Want treed ik niet toe, ik vlied het leven ; dring ik mij onwaardig np, ik val in ongenade.

Wat zal ik dan doen, o mijn God! mijn helper en raadgever in den nood?

2. Leer Gij mij den rechten weg; schrijf mij P\' nige korte oefening voor, op de heilige Com-rnmie passende.

Want het is nuttig te weten, hoe ik namelijk aiotivruchtig en eerbiedig ü mijn hart zal voor-

-ocr page 423-

VliSUDH BuEK,

bereiden, om uw Sacrament met vrucbl te ontvangen , of ook om zulk een groot en goddelijk Offer op te dragen.

o R F E K T N G.

Eene der beste gesteltenissen, welke gij kunt hebben om eene goede communie te doen, is bij u vast te stellen, om Jesus Christus in uw hart le doen heerschen, zóo dat Hij er volstrekt als God in heerscht; dat wil zeggen, Hem in alles te gehoorzamen en Hem niets te weigeren van alles wat Hij van u vraagt. Want het is in hoedanigheid van koning, en van eenen koning vol van goedheid, dat Hij tot u komt, gelijk er in de heilige Schrift geschreven staat, dat is : dat Hij in uw hait komt, en eene nieuwe geboorte aanneemt, om er over uwe driften en geneigdheden te heerschen.

G E B E I).

Ja, mijn God! leer mij den rechten weg, de ware wijze kennen, hoe ik mij met de meeste vrucht tot uwe heilige Tafel zal voorbereiden. De zaak is van het grootste aanbelang. Niets minder dan mijn eeuwig heil staat daarmede in verband. En wie zal my beter tot leidsman strekken, dan Gij, de bron van licht en waarheid? Open dan mijn hart, opdat ik met geestdrift uwe lessen aanneme, die voor altoos in mijn hart prente en ze getrouw nakome.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Over het onderzoek des gewetens en het voornemen ter verbetering.

1. De Hkek. Voor alles behoort Gods Priester

421

-ocr page 424-

423 IJK NAVOLGING VAN JKSUS CHaiSTUS.

om dit Sacrament te vieren, te behandelen en te ontvangen, zich met den grootsten ootmoed des harten, met diepen eerbied, een vol geloof en met het znivere oogmerk van Gods eer daartoe te begeven.

Onderzoek nauwkeurig uw geweten, naar uw vermogen reinig en zuiver het door een oprecht berouw en eene ootmoedige biecht , zoodat gij niets bezwarends overhoudt, noeh ontwaart dat u iets knage of den vrijen toegang verhindere.

Heb afkeer van al uwe zonden in het gemeen, en bedroef u en zucht meer in het bijzonder over uwe dagelijksche overtredingen.

En, laat de tjjd het toe, belijd dan voor God, in het binnenste uws harten al de ellenden uwer driften.

2 . Zucht en betreur, dat gij nog zoo vlee-schelijk en wereldsch zijt, zoo weinig uwe driften afgestorven, zoo vol ongeregelde bewegingen.

Zoo weinig waakzaam over uwe uiterlijke zinnen, zoo vaak ingewikkeld in allerlei ijdele voorstellingen : zoo overhellende tot het uiterlijke, zoo onachtzaam omtrent het innerlijke.

Zoo licht vervoerd tot lachen en ongebondenheid , zoo verhard tot weenen en berouw ; zoo vaardig tot verslapping en vleeschelijk gemak , zoo traag tot strengheid en ijver.

Zoo driftig om iets nieuws te hooren en iets schoons te zien, zoo flauw om het lage en verachte te omhelzen ; zoo begeerig om veel te hebben , zoo karig in het geven, zoo taai in bet behouden.

Zoo onbedachtzaam in het spreken, zoo oa-wilüs: tot, zwijgen ; zoo ongeregeld van zeden , zoo ontijdig in uwe handelingen.

-ocr page 425-

VIERDE BOEK.

Zoo gulzig bij liet eten, zoo doof bij het woord Gods ; zoo gretig naar rust, zoo traag tot den arbeid.

Zoo wakker bij ijdelen klap, zoo slaperig bg het heilige nachtgebed ; zoo hakende naar het einde, zoo onbestendig in aandacht.

Zoo onachtzaam bij het opzeggen der getijdeu, zoo lauw bij het Mislezen, zoo dor bij het com-municeeren.

Zoo licht verstrooid, zoo zelden volkomen in-gctosen; zoo ras in toorn ontstoken, zoo geneigd oïti anderen misnoegen te geven; zoo gereed tot oordeelen, zoo streng in het berispen.

Zoo uitgelaten in voorspoed, zoo ternederge-slagen in tegenspoed ; zoo dikwijls veel goeds voornemende , en weinig ten uitvoer brengende.

3. quot;Wanneer gij deze en andere gebreken met berouw en een groot mishagen in uwe zwakheid beleden en beweend hebt, maak dan een vast besluit om steeds uw leven te verbeteren en in het goede voort te gaan.

Offer vervolgens met een volkomen afstand en een oprechten wil uzelven ter eere mijns naams op het altaar van uw hart als een gedurig brandoffer , door namelijk mij uw lichaam en ziel getrouwelijk over te geven : opdat gij dus verdienen moogt waardig te naderen , om Gode het offer op te dragen en het Sacrament van mijn Lichaam met vrucht te ontvangen.

4. Want er is geen waardiger offer noch groo-tere voldoening ter uitwissching der zonden, dan zichzelven zuiver en volkomen met het offer van Christus\' Lichaam, onder de Mis en bij de Communie, Gode op te dragen.

Heeft de noensch gedaan, wat in hem is, en

423

-ocr page 426-

424 1)E NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

heeft hij een waar berouw, zoo dikwijls hij bij Mij om vergeving en genade komt, zoo waar ik leve, zegt de Heer, ik heb geen lust in den dood des zondaars, maar daarin , dat hij zich hek eere en leve : Ik zal zijner overtredingen niet meer gedenken ; (Ezech. 22 en 23) alle zullen hem kwijtgescholden zijn.

OEFENING.

1. De gesteltenis, waarin men moet wezen om waardig de heilige Communie te ontvangen, is de zuiverheid des harten, welke het onthecht van alle vrijwillige zonden en van alle genegenheid tot zonden. Het is in dezen zin dat de heilige Augustimis, sprekende tot de priesters en de geloovigen die het Lichaam des Heeren ontvangen, zegt, dat men de onschuld tot het altaar moet brengen. Onderzoek derhalve omstandig uw geweten nopens uwe gewone gebreken. Onderzoek, in de tegenwoordigheid Gods, of uwe ziel met geene groote zonden beladen is, en zoo ja, belijd ze met eene oprechte droefheid; want in dit geval, zegt de Kerkvergadering van Trente, is het niet genoeg eene oefening van berouw te verwekken, maar men moet ïijne zonden biechten vooraleer men ter Communie gaat; het is aldus, dat zij deze woorden van den Apostel uitlegt: dat de mensch zich beproeve, en zich bereide om waardig dit hemelsche Brood te ontvangen en het niet onwaardig te nuttigen.

3. Maar stel u niet tevreden, met voor de Communie te zien of uw geweten u geene groote zonde verwyt: onderzoek voor God, en verfoei de lichte gebreken, die gjj zoo gemakkelijk bedrijft, en bijzonder die welke gij met opzet en tegen uw

-ocr page 427-

viekde boek.

voornemen doet; verfoei de zonden van gewoonte, van verkleefdheid, en dezulke die het meest met uwe natuurlijke gesteltenis overeenkomen; verfoei de vreemde zonden , tot weike gij aanleiding geeft en waarin gij deel neemt; verfoei de geheime zonden, enz.; vraag hierover vergiffenis aan Jesus Christus vóóraleer gij Hem ontvangt, en bid Hem, dat Hij u de genade verleeae om u hiervan te beteren en er u over te straffen.

gebed.

Ja, dierbare Heiland! ik belijde het voorU, dat ik een onreine, een zondaar, een groot zondaar ben. Gij kent mijne zonden en nalatigheden beter dan ik ze ken. Ik verneder mij deswegens , en gevoel het hartelijkste berouw, o Gij , die geen lust in den dood des zondaars hebt, maar daarin , dat hij zich bekeere, betoon ook aan mij uwe barmhartigheid. Heer! zoo Gij wilt. Gij kunt mij reinigen. Wasch mij af van mijne zonden , wees mij genadig, vergeef mij !

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Over de opoffering van Christus aan het kruis en de opoffering van zich zeiven.

1. De Heer. Gelijk ik Mijzelven naakt met uitgestrekte armen aan het kruis voor uwe zonden vrijwillig aan mijnen hemelschen Vader heb opgedragen, zoodat in Mij niets overig bleef, dat niet geheel in een offer ter verzoening met God overging, zoo moet gij ook uzelveu dagelijks bij de H. Mis vrijwillig uit alle uwe kracht en neigingen, op het innigst als gij kunt, tot eea rein en heilig offer aan Mij opdragen..

425

-ocr page 428-

42(5 DK NAVOLGING VAN JESUS CHRI3TÜ3.

Wat eisch Ik meer van u, dan dat gij u toelegt om uzelven volkomen aan mij af te staan ?

Alles wat gij Mij buiten uzelven geeft, aoht ik niet: Ik toet zoek niet uwe gaven, maar u.

2. Gelijk het u niet genoeg zoude zijn alles te bezitten buiten Mij, zoo kan ook Mij niets van alles wat gij geeft behagen, zoo gij uzelven niet aanbiedt.

Offer n aan Mij op en geef uzelven geheel voor God : dan zal uw offer behagen.

Zie, Ik heb Mij geheel aan den Vader voor u opgeofferd; Ik heb u ook geheel mijn Lichaam en Bloed tot spijze gegeven , opdat Ik geheel de uwe zij, en gij de mijne moogt blijven.

Maar staat gij nog op uzelven en offert gij u niet gewillig aan mijn welbehagen op, uw offer zal onvolkomen en onder ons geen volmaakte vereeniging zijn.

Eene vrijwillige overgave van uzelvea in de hand Gods moet dus al uwe werken voorafgaan, zoo gij vrijheid en genade wilt verwerven.

8. Want daarom worden zoo weinigen verlicht en innerlijk vrij, omdat zij zichzelven niet volkomen weten te verzaken.

Mijne uitspraak blijft vast : Wie niet alles verzaakt, kan mijn leerling niet zijn. ( Luc. 14.)

Wilt gij dan mijn leerling zijn, zoo offer uzelven aan Mij op met al uwe neigingen.

OEFENING.

Wil-niet van die Christenen wezen, die in de Communie geheel voor God, en na dezelve geheel voor zichzelven zijn, en die, hun leven in goede begeerten en in slechte uitwerkselen doorbrengende , nooit vast staan in de vrees of in de

-ocr page 429-

VI EBDE BOEK. 427

liefde Gods. Het is van die zielen, gierig jegens eenen God die Zicli-zelven geheel voor haar ten beste geeft, dat de Profeet spreekt als hij zegt ; om de boosheid hunner gierigheid, waardoor zij mij een hart ontnemen hetwelk zij mij gegeven hebben, heb ik hm met blindheid en ongevoeligheid geslagen, en geheel haar leven wordtin de onachtzaamheid en in ijdele verlangens naar bare zaligheid doorgebracht.

g e b e j).

Geen behaaglijker offer kan ik U brengen, o God ! dan mijzelven. Al het overige wat ik U aanbiede, heelt voor U geene waarde, tenzij het mei de volkomenste zelfopoffering gepaard ga. Leer mij deze heilzame kunst kennen en in navolging van uwen Zooi), in uitoefening brengen ; opdat ik alzoo waardig worde aan uwe groote geheimen deel te hebben, en, van alle afleiding ontheven, in de volkomenste vereeniging met U mijne hoogste zaligheid vinde.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Dat wij ons in al het onze moeten opofferen en voor allen bidden.

1. De Geioovige. Heer! alles, wat in dea hemel is en op de aarde is het uwe.

Ik verlang mijzelven aan U tot een vrijwillig offer op te dragen en eeuwig de uwe te blijven.

Heer! heden offer ik U mijzelven in eenvoudigheid des harten op, om voor altoos uw dienstknecht te zijn, U te gehoorzamen en een offer van eeuwigdurenden lof te worden.

Neem mij aan te gelijk met dit heilige offer van uw dierbaar Lichaam, hetwelk ik U heden

-ocr page 430-

428 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

in het bijzijn der ons hier onzichtbaar omringende Engelen opdraag, opdat het mij en al den volke tot heil strekke.

2. Ook leg ik, o Heer ! al mijne zonden en overtredingen, die ik voor U en voor uwe heilige Engelen heb begaan van den dag dat ik het eerst heb kunnen zond.ioen tot nu toe, op uw zoenaltaar neder; opdat Gij die alle in het vuur uwer liefde aansteken en verbranden moogt, al de vlekken mijner zonden uitwisschen, mijn geweten van alle misdrijf reinigen, mij uwe, door de zonden verbeurde, genade teruggeven, door mij alles volkomen kwijt te schelden en mij tot deu kus van vrede barmhartig op te nemen.

3. Wat anders kan ik voor mijne zonden doen , dan ze nederig belijden, beweenen en onophoudelijk uwe barmhartigheid inroepen ?

Ik smeek U dan, verhoor my genadig uu ik voor U sta, o mijn God I

Al mijne zonden mishagen mij zeer. Nimmer wil ik ze weder begaan. Ik betreur ze en zal ze betreuren zoolang ik leef, bereid om boete te doen en voldoening te geven naar mijn vermogen.

Vergeef mij, o God! vergeef mij mijne zonden om uws heiligen Naams wille; red myne ziel, die Gij met uw dierbaar Bloed hebt vrijgekocht.

Zie, ik vertrouw mij aan uwe barmhartigheid en geef mij over in uwe handen. Handel met mij naar uwe goedheid, niet naar mijne boosheid en ongerechtigheid.

4. Ook offer ik U op alles wat ik goeds heb, ofschoon het zeer gering en onvolkomen is, opdat (iij het moogt verbeteren en heiligen, het met welgevallen aannemen en ü behaaglijk maken; opdat Gij het steeds tot een hoogere vol-

-ocr page 431-

VIERDE BO^K.

maaktheid en mij uw tragen , onnutten , nieti-gen menseh tot een gelukkig en loffelijk einde brengen moogt.

5. Ook leg ik op uw outer neer al de vrome wenschen der godvruclitigen ; de noodwendigheden van mijne ouders en vrienden , broeders en zusters en van allen die mij dierbaar zijn; ook van hen die mij 01 anderen uit liefde voor TI eenig goed gedaan liebben ; desgelijks ook van degenen, die verlangd en verzocht hebben dat ik gebeden en de H. Mis zoude opdragen voor hen of de hunnen, hetzij dat ze nog leven of reeds gestorven zijn.

Ik bidde dat zij allen door deze heilige Offerande mogen ondervinden de hulp uwer genade, den steun uwer vertroosting, de bescherming in de gevaren en de bevrijding van hunne straffen, opdat zij, aan alle onheil onttrokken, U blijmoedig den ruimsten dank toebrengen.

6. Nog drang ik Ü gebeden en zoenoffers op bijzonder voor hen, die mij in menig opzicht beleedigd , bedroefd , gesmaad, of mij eenige schade of moeielijkheid toegebracht hebben; alsmede voor allen, die ik somtijds bedroefd, ontrust, bezwaard of geërgerd heb, door woorden of daden, wetende of onwetende, opdat Gij ons allen gezamenlijk onze zonden en we-derzijdsche beleedigingen moogt vergeven.

Neem, o Heer! uit onze harten weg allen argwaan, verbittering, toorn, twist, en alles wat de liefde kan kwetsen en de broederlijke genegenheid verminderen.

Ontferm U, o Heer! ontferm U over allen die uwe ontferming afsmeeken; schenk genade aan allen die ze behoeven, en doe ons zoodanig

439

-ocr page 432-

430 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHB1STÜS.

worden, dat wij waardig zijn uwe genade te ontvangen en voortgang maken ten eeuwigen leven. Amen.

OEFENING.

Vermoeid van de slavernij onzer driften, en afgemat van de vruclitelooalieid onzer verlangens, waardoor wij aan God beloven wat wij niet volbrengen , en waardoor wij aan Hem verlangen toe te behooren, zonder na te laten aan ons, aan de wereld en aan de ijdelhedeu verkleefd te blijven , laat ons dan eindelijk een vast voornemen maken, ons aan God over te geven, na Hem ontvangen te hebben, en ons voor altijd aan zijne liefde vast te hechten. Het is tijd, o mijn Zaligmaker! dat mijn hart, hetwelk Gij geschapen hebt om U te beminnen, en door uw dierbaar bloed is vrijgekocht, voor altijd ophoude aan zichzelven toe te behooren en zich geheel aan U door een onherroepelijk geschenk overgeve. Ik beloof hier aan uwe voeten, dat het mijn wil is dat dit alzoo geschiede. Dit hart heeft U ontvangen , o mijn Jesns, en Gij wilt er het nieuwe leven in voltrekken, wat Gij op het altaar hebt aangenomen, om er een slachtoffer uwer liefde van te maken. Offer dan aan uwen Vader uw heilig en mijn misdadig leven, en gedoog niet dat ik ooit dit hart terug-üeme, hetwelk zich heden aan U overgeeft.

GEBED.

Ja mijn God 1 alles wat ik goeds aan mij heb, is het uwe. Alles moet dus ook, door vrije onderwerping des harten, het uwe zijn. Neem mij als een behaaglijk offer aan. Ik wijd mij geheel aan U toe. Heersch over mijn hart en reinig het van

-ocr page 433-

VIEilBE BOEK,

ailes wat \'J mishaagt. Tegelijk draag ik U de \'belangen van de mijnen , ja van alle meuschec op. Vader der menschen! zie genadig op hen neder , ontferm ü over allen en breng allen tot het eeuwige leven.

TIENDE HOOFDSTUK.

Dat men de heilige Communie niet licht moet achterlaten.

1. De Heer. Dikwijls moet gij uwe toevlucht nemen tot de bron van genade en goddelijke ontferming, tot de bron van alle goed- en reinheid, opdat gij alzoo van uwe driften en gebreken moogt genezen worden , en verdienen tegen alle bekoringen en listen des duivels sterker en waakzamer te zijn.

De vgand wetende welke vrucht en allerkrachtigst geneesmiddel in de heilige Communie gelegen is, tracht op allerlei wijze en bij alle gelegenheid , zooveel hij kan, de geloovigen en godvruchtigen af te trekken en te verhinderen.

2. Sommigen inderdaad, als zij zich tot de heilige Communie trachten voor te bereiden, ontwaren dan de ergste ingevingen des Satans.

Want die kwade geest komt, gelijk er in hel boek Job geschreven staat, midden onder de kinaeren Gods, opdat hij ze door zijne gewone arglistigheid in verwarring brenge , of te zeer bevreesd en verlegen make, om alzoo hunne liefde te verminderen, of door zijne aanvallen hun het geloof te ontnemen; of zij misschien de Communie geheel mogen achterlaten , of met lauwheid naderen.

Maar men moet zich aan zijne listen en voor-

431

-ocr page 434-

433 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

stellingen , hoe schandelijk en afgrijslijk ook , hoegenaaincl niet storen, maar hem al die ingevingen in het aangezicht terugwerpen.

Verachten moet men den ellendeling en bespotten , en om zijne aanvallen en de ontroeringen die hij verwekt, de heilige Communie geenzins nalaten.

3. Dikwijls ook wordt men verhinderd door e«!ie te groote bezorgdheid om godsvrucht te hebben , en door eenen zekeren angst omtrent de voorafgaande biecht.

Handel volgens den raad van verstandige men-schen en leg uw angst en bezwaren af : want deze verhinderen de genade, Gods en verstoren de godsvrucht des gemoeds.

Wil niet om eene kleine ontrusting of bezwaar de heilige Cotnrmniie achterlaten , maar ga des te eerder te biechten en vergeef gaarne aan anderen al hunne beleedigingen.

Oi\' hebt gijizelf iemand beleedigd, vraag hem nederig om vergeving, en God zal u gaarne vergeven.

4 Welk nut doet het met biechten lang te wachten of de heilige Communie uit te stellen.

Reinig u ten eerste, werp spoedig het vergift uit en haast u de artsenij in te nemen ; gij zult u daarbij beter bevinden dan met lang uit te stellen !

Indien gij het heden om deze reden uitstelt, morgen zal er zich wellicht iets gewichtigers opdoen, en zoo kondet gij lang van de Communie afgehouden en te ongeschikter worden.

Ontdoe u, zoodra gij kunt, van de tegenwoordige bezwaren en loomheid ; want het baat niets lang in angst en ongerustheid voort te

-ocr page 435-

VIERDE BOEK.

leven , en zich door dagelijksche beletsels van da goddelijke geheimen té laten afhouden.

Integendeel schaadt het zeer de Communie lang uit te stellen, want doorgaans brengt het groote lauwheid teweeg.

5. Helaas! sommige lauwen en ongebondeneti stellen gaarne het biechten uit en wenschen daarom de heilige Communie te verschuiven, opdat, zij niet verplicht worden strenger wacht over zichzelven te houden.

Ach! hoe weinige liefde en zwakke godsvrucht hebben zij, die de heilige Communie zoo licht verschuiven!

Hoe gelukkig en Gode behaaglijk is hij, die zoo leeft en zijn geweten zoo rein bewaart, dat hij bereid en wèl genegen zoude zijn om zelfs eiken dag te comrouniceeren , wierd hem dat. veroorloofd en konde hij het zonder opspraak doen.

Indien iemand somtijds uit ootmoed of om eenig beletsel terngblijft, hij is om zijnen eerbied te prijzen.

Maar loopt daaronder lauwheid, hij moet zichzelven opwekken en doen wat hij kan; 3n God zal zijn verlangen te gemoet komen om zijnen goeden wil, waarop Hij inzonderheid ziet.

6. Wordt iemand wettig verhinderd, dat hij dar. een goeden wil en godvruchtig voornemen hebbe om te communiceeren; en dus zal hg ^an de vrucht des Sacraments niet verstoken zijn.

Want ieder godvruchtige kan eiken dag en elk uur met vrucht en ongehinderd, in den geest , tot den Maaltijd van Christus naderen.

Nochtans moet hij op zekere dagen en ten gestelden tijde, het Lichaam zijns Verlossers wer-

28

43S

-ocr page 436-

434 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

kelijk met hartelijkeu eerbied ontvangen, en meer Gods lol\' en eer beoogen dan zijn eigen troost zoeken.

Overigens men communiceert in den geest en wordt onzichtbaar verkwikt, zoo dikwijls men het geheim van de menschwording en het lijden van Christus godvruchtig overweegt en in liefde tot Hem ontstoken wordt.

7. Wie zich anders niet vóórbereidt dan by het naderen van een feest of door gewoonte gedwongen , zal dikwijls onbereid zijn.

Gelukkig hij, die zich den Heere ten brandoffer opdraagt, zoo dikwijls hij de H. Mis leest of communiceert!

Wees gij intusschen , bij het Mislezen, noch te langzaam noch te overhaastig; maar volg het gewone goede gebruik dergenen , onder welke gij leeft.

Gij moet anderen geen last noch verveling baren, maar den gewonen weg houden naar de instelling der voorvaderen, en meer het nut van anderen dan uwe eigen godsvrucht of genegenheid beoogen.

OEFENING.

1. Het vurige verlangen, hetwelk Jesus Chris-ius toont om in onze harten te komen, er bezit van te nemen en als God in te heerschen, moet ons overtuigen, dat men hem een groot genoegen verschaft, als men zich dikwijls waardig maakt om de heilige Communie te ontvangen. Door eenen oogenschijnlijken eerbied en uit traagheid zich van de heilige Tafel verwijderen, gelijk zoo vele Christenen doen, is Jesus Christus vp.n de voldoening berooven, welke Hij neemt,

-ocr page 437-

VIERDE BOEK.

van in ons te verblijven, gelijk Hij ons betuigt door deze woorden : mijn vermaak is, te zijn met de kinderen der menschen. Het is, zich stellen tegen de inzichten zijner wijsheid, liet is de keten verbreken van onze voorbeschikking, omdat men zich berooft van een der krachtigste middelen om onze zaligheid te verzekeren, welke is in eene goede en dikwijls herhaalde Communie; (immers men mag nooit deze twee zaken van elkander scheiden), en het is zich blootstellen aan het verlies van de beslissende genaden der eeuwigheid, als men door zijne schuld de heilige Communie verzuimt.

2. Nu, de wezenlijkste gesteltenissen voor eene goede en dikwijls herhaalde Communie zijn ; 1. tot de heilige Tafel te naderen , zonder den wil van te zondigen; 2. na de biecht een vast voornemen gemaakt hebben om zich van zijne gebreken te beteren en een oprecht christelijk leven te leiden ; 3. te hopen, dat de wezenlijke tegenwoordigheid van Christus in onze zielen, en de kracht zijner genade in ons dit dubbel voornemen zal behouden; derhalve moeten de zondaars, die uit gewoonte de zonde bedrijven en ter oorzake hunner onwaardigheid slechts zeldzaam tot de heilige Tafel naderen , hunne slechte gewoonten verzaken , en zich in staat stellen om waardig te communiceeren. De wereldsche zielen, die, om niet dikwijls het Lichaam des Heereu te ontvangen, tot verontschuldiging huune verkleefdheid aan de wereld voorgeven , zijn verplicht de ijdelheden, de tooneeleu en aaugekleefd-heid aan het wereldsche te verlaten, om zich te bereiden waardig en dikwijls te communiceeren : en de godvruchtige personen, die vreezen dik-

485

-ocr page 438-

436 DE NAVOLGING VAN JESOS CHRISTUS.

wjjls slecht de Communie te ontvangen, moeten zich, uit eene verkeerde ootmoedigheid, niet van de heilige Tafel verwijderen , maar zich vernederen en ter communie gaan , zoo als het de Schrijver van het boek der Navolging zegt.

GEBED.

Heer! het is waar, ik kan mij tot uwe heilige Tafel niet genoeg voorbereiden. Maar zal dit mij van U verwijderd houden? Neen, ik moet tot de bron der heiligheid en genade mijne toevlucht nemen. Immers het zijn de kranken, die de hulp van den arts behoeven. Ik wil tot TJ dan dikwijls naderen, omdat ik uwen bijstand zoozeer noodig heb. Mocht ik die gunst meer en. meer waardig worden en daarin een versterkend middel voor mijne zwakheid vinden !

ELFDE HOOFDSTUK.

Bat het lichaam van Christus en de hetliye Schrijï voor eene geloovige ziel hoogst noodzakelijlc zijn.

1. De Geloovige. o Beminnelijkste Heere Jesus! hoe groot is het genoegen van eene godvruchtige ziel, die met U eet aan uwen disch, waar haar geen andere spgs te eten wordt voorgesteld dan Gij , haar eenig Beminde, wensche-lijk boven al de verlangens haars harten!

Ook mij zoude het genoeglijk zijn in uwe tegenwoordigheid uit het diepst mijns hartea tranen te storten, en met de godvruchtige Mag-dalena uwe voeten met tranen te besproeien.

Doch waar is die godsvrucht? waar die overvloed vau heilige tranen ?

Toorwaar mijn geheel hart moest voor uw aan-

-ocr page 439-

VIERDE BOEK.

schijn en dat uwer heilige Engelen gloeien en van vreugde weenen.

Want in het Sacrament zijt Gij waarlijk tegenwoordig, ofschoon onder eene vreemde gedaante verborgen.

2. Want IJ in uwe eigene en goddelijke klaarheid te aanschouwen zouden mgne oogen niet kunnen uithouden, ja de geheele wereld zoude tegen den schitterenden glans uwer Majesteit niet bestand zijn.

Hierin derhalve voegt Gij U naar mijne zwakheid, dat Gij U in het Sacrament verbergt.

Ik bezit in waarheid en aanbid Hem, dien de Engelen in den hemel aanbidden; maar ik in-tusschen nog door het geloof, en zij van aanschijn en zonder sluier.

Ik moet mij met het licht des waren geloofs vergenoegen en daarin wandelen, totdat de dag der eeuwige klaarheid aanbreke en de schaduwen der beeldnissen verdwijnen.

Maar is datgene gekomen, dat volmaakt is, dan zal het gebruik der Sacramenten ophouden : want de gelukzaligen in de hemelsche heerlijkheid behoeven niet meer het geneesmiddel der Sacramenten.

Zij toch verblijden zich onophoudelijk in de tegenwoordigheid Gods , daar zij zijne heerlijkheid van aanschijn tot aanschijn aanschouwen. En, van klaarheid tot klaarheid der oneindige Godheid overgaande , smaken zij het vleeschge-worden Woord van God, gelijk het was van den beginne en in eeuwigheid blijft.

3. Als ik deze wonderen overdenk , dan wordt mij zelfs elke geestelijke troost een groot verdriet : want zoolang ik mijnen Heer in zijne

437

-ocr page 440-

438 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

heerlijkheid niet openlijk aanschouw, acht ik alles, wat ik op aarde zie of hoore, als niets.

Gij zijt mijn getuige, o God! dat niets mij vertroosten, noch eenig schepsel mij bevredigen kan ; tenzij Gij , mijn God, dien ik eeuwig wensch te aanschouwen.

Maar dit is niet mogelijk , zoolang dit sterfelijk leven duurt.

Daarom moet ik mij zetten tot groot, geduld en mij met al mtjn verlangens aan U onderwerpen.

Want ook uwe Heiligen, o Heer! die nu reeds in het hemelrijk zich met U verblijden, hebben gedurende hun leven de toekomst uwer heerlijkheid met gelooi en groot geduld verbeid.

Wat rij geloofd hebben, geloof ik ook ; wat zij gehoopt hebben , hoop ik ook ; waar zij aangeland zijn, vertrouw ook ik door uwe genade te zullen komen.

Intusschen zal ik, door het voorbeeld der Heiligen versterkt, in het geloof voortwandelen.

Ook zal ik de heilige boeken tot troost en levensspiegel hebben, en boven dat alles uw allerheiligst Lichaam tot een bijzonder geneesmiddel en toevlucht.

4. Want twee dingen ontwaar ik in dit leven zeer te behoeven, zonder welke dit ellendige leven mij ondraaglijk zou wezen.

In den kerker dezes lichaams opgesloten, beken ik twee zaken noodig te hebben , voedsel namelijk en licht.

Derhalve hebt G\\) mij, zwakke, uw heilig Lichaam gegeven ter verkwikking van ziel en lichaam, en mij uw woord tot cene fakkel voor mijne voeten gesteld.

-ocr page 441-

VIERDE BOEK.

Zonder deze beide dingen zoude ik niet wel kuu-nen leven : want het woord van God is het licht mijner ziel, en uw Sacrament het brood des levens.

5. Ook kunnen deze genoemd worden twee tafels in de schatkamer uwer heilige Kerk wederzijds geplaatst.

De eene tafel is die des heiligen altaars, waarop het heilige brood, dat is het kostbare Lichaam van Christus rust.

De andere is die der goddelijke wet; op deze ligt de heilige leer, die ons in het waar geloof onderricht, en met vasten tred tot binnen het voorhangsel, waar het Heilig der heiligen is, henenleidt.

6. Dank zij U, Heere Jesus ! Licht van het eeuwige Licht! voor de tafel der heilige leer, welke Gij ons door uwe dienaren de Profeten , de Apostelen en andere leeraren hebt aangericht!

Dank zij U, Schepper en Verlosser der men-schen ! die om der gansche wereld uwe liefde te bewijzen, een groot Avondmaal hebt aangelegd , waar Gij ons geen zinnebeeldig Paaschlam, maar uw allerheiligst Lichaam en Bloed tot voedsel voorstelt, verblijdende door dat heilige gastmaal al uwe geloovigen, en hen verkwikkende door den beker des heils, welke al de genoegens van het Paradijs bevat; terwijl ook de heilige Engelen met ons gastmaal houden, ofschoon met zaliger genoegen.

7. O, hoe groot en waardig is het ambt der Priesters, wien het gegeven is den Heer der heerlijkheid door de heilige woorden te consa-creeren, met hunne lippen te zegenen, in hunne handen te houden, met hunnen mond te nemen en aan anderen toe te reiken !

O, hoe rein moeten die handen, hoe rein de

439

-ocr page 442-

•i-rO DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

mond, hoe heilig het lichaam, hoe onbevlekt het hart eens Priesters zijn, bij wien zoo dikwijls de bron van reinheid haren intrek neemt.

Uit den mond eens Priesters mag geen woord voortkomen dat niet heilig, niet eerbaar en nuttig is , daar hij zoo dikwijls het Sacrament van Christus ontvangt.

Zjjne oogen moeten eenvoudig en kuisch zgn, welke het Lichaam van Christus gedurig aanschouwen.

Zijne handen moeten zuiver en teu hemel geheven zijn, welke zoo dikwijls den Schepper van hemel en aarde aanraken.

Tot de Priesters vooral wordt in de Wet gezegd : Weest heilig; want Ik de Heere uw God hen heilig. ( Lev. 19.)

8. Dat dan uwe genade ons helpe, almachtige God ! opdat wij die het Priesterambt op ons genomen hebben, U waardig en godvruchtig, met alle reinheid e*i een goed geweten mogen dienen.

En kunnen wij ons leven in zoo eene onschuld niet doorbrengen als wij moeten, geef ons ten minste dat wij de misdrijven , die wij hebben begaan, behoorlijk beweenen eu U voortaan in den geest van ootmoed, alsmede met het voornemen om het goede ijveriger te willen dienen.

OEFENING.

Over het lezen der heilige boeken, hetwelk moet dienen

om ons tot de heilige Communie te bereiden en er de vrucht van te behouden.

God gaf eertijds in de woestijn aan de Israëliten eene vurige en heldere wolkkolom, om hen te verlichten, en het manna, om hen sedurende

-ocr page 443-

VIERDE BOEK.

lt;]e reis naar het land van belofte te spijzen. Al-zoo heeft onze Heer aan de Christenen de heilige boeken gegeven, om hen te verlichten , en het aanbiddelijke Lichaam en Bloed, om hen in hunnen doortocht tot den hemel te versterken. Zij moeten die beide menigwerf gebruiken om er toe te geraken : de lezing der heilige boeken om niet te dwalen, en het allerheiligste Sacrament des Altaars, ter versterking op den engea weg die tot het Paradijs geieidt.

Het is hierom zeer nuttig, \'s avonds vóór dat men ter Communie gaat en op den dag dat men tot de heilige Tafel is genaderd, een godvruchtig boek te lezen, dat van het allerheiligste Sacrament des Altaars handelt, om in zijne ziel dien geest van vurigheid, getrouwheid en liefde tot God te onderhouden , alsook dat heilige vuur, hetwelk Jesus Christus er is komen of zal komen, ontsteken. Men kan het gesprek lezen, dat Jesus Christus met zijne Apostelen, na de instelling van het allerheiligste Sacrament des Altaars hield ; maar men moet de heilige boeken lezen in den geest met welken de heilige Geest ze geschreven heeft : met geloof, met eerbied en met. die onderwerping welke zij waardig zijn , en ook degenen inboezemen, welke ze dikwijls lezen. Men moet ze lezen met die aandacht, welke men aan de tegenwoordigheid Gods verschuldigd is, met een vurig verlangen om er nut uit te trekken en er zich mede te voeden, en met eene toevlucht vol vertrouwen in den heiligen Geest, die ze heeft voorgeschreven.

GEBED.

Hoe goed zijt Gij, o Jesus ! hoe liefderijk is

4,41

-ocr page 444-

i42 de navolging van jksds chkistds.

uwe zorg voor mij ! Gij achenkt mö licht en. voedsel. Uw woord is mijn licht, uw Lichaam mijn voedsel. Hartelijk dank voor deze groote weldaden. Dat zij mij niet tevergeefs geschonken zijn ! Dus voorgelicht en versterkt, wandel ik rustig voort, totdat ik kome waar geloof in aanschouwen en hoop in genot overgaat.

TWAALFDE HOOFDSTUK.

Dat degene die communiceeren wil, zich met groote vlijt moet voorbereiden.

De Heer. Ik ben de minnaar der zuiverheid en de gever van alle heiligheid.

Ik zoek een rein hart : daar is de plaats mijner ruste.

Bereid mij eene groote versierde eetzaal, en Ik sol niet mijne leerlingen hij u het paaschmaal houden. (Mare. 14. Luc. 22)

Wilt gij dat Ik tot u kome en bij u blijve ? zuiver u dan van den ouden zuurdeesem en reinig de woning uws harten.

Sluit de geheele wereld en het gewoel der ondeugdeu buiten.

Zit als eene eenzame musch op het dak en overdenk in de bitterheid uwer ziele uwe overtredingen.

Want al wie liefheeft, bereidt zijnen geliefden vriend de beste en schoonste plaats ; daaraan toch wordt de genegenheid van hem, die zijn vriend ontvangt, gekend.

2. Weet nochtans dat gjj door de verdienste uwer werken niet aan deze voorbereiding voldoen kunt, al zoudt gij u een geheel jaar voorbereiden en op niets anders bedacht zijn.

-ocr page 445-

VIERDE BOEK.

Maar alleen door mijne goedheid eu genade wordt u toegestaan tot mijne Tafel te naderen; eyenals wierd een bedelaar aan de tafel eens rijten geuoodigd , en bij niets anders bad om diens weldaden te vergelden ; dan ootmoedige dankzegging.

Doe wat gij kunt, en doe bet vlijtig. Ontvang, niet uit gewoonte, niet uit dwang, maar met vreeze, eerbied en liefde bet Licbaam van uwen geliefden Heere God , die zicb verwaardigt tot u te komen.

Ik ben bet die genocdigd beb; Ik beb bevolen dat het geschieden zoude; Ik zal aanvullen wat i! ontbreekt; kom en ontvang mjj.

3. Wanneer Ik u de genade der godsvrucht schenk, dank dan uwen God ; niet omdat gij ze waardig zijt, maar omdat ik Mij overU ontfermd heb.

Hebt gjj die niet, maar gevoelt gij u veeleer dor, volhard in het gebed, zucbt en klop, en laat niet af totdat gjj verdient een kruimeltje of druppeltje der heilrijke genade te ontvangen.

Gij hebt Mjj noodig, Ik heb u niet noodig. Ook komt gij niet om Mij te beiligen, maar Ik kom om u te heiligen en te verbeteren.

Gij komt om door Mij geheiligd en met Mij vereenigd te worden, om nieuwe genade te ontvangen en om opnieuw ontstoken te worden ter verbetering.

Wil deze genade niet verzuimen, maar bereid uw hart met alle vlijt en leid uwen Geliefde bij u binnen.

4. Overigens moet gij u niet slechts voor dc Communie tot godsvrucht voorbereidtn, maar

443

-ocr page 446-

444 UE NAVOLGING VAN JESDS CHRISTUS.

die ook zorgvuldig bewaren na \'t outvangen van het Sacrament

Eu geene mindere behoedzaamheid wordt daarna vereischt, dan te voren godvruchtige voorbereiding.

Want eene goede behoedzaamheid daarna is weder de beste voorbereiding om grootere genade te bekomen.

Daardoor toch wordt iemand zeer ongeschikt, als hij zich aanstonds te veel aan uitwendige verkwikkingen overgeeft.

Vermijd het veelvuldig gepraat; blijf afgezonderd en geniet uwen God; want tlem bezit gij, dien de geheele wereld u niet kan oatnemen.

Ik ben het aan wien gij u geheel moet overgeven, zoodat gij voortaan niet meer in uzelven , maar in Mij zonder de minste bezorgdheid voort-keft.

OEFENING.

Op welke wijze men het Lichaam en Bloed van Jesus Christus moet nuttigen.

Gelijk het allerheiligste Sacrament des Altaars een Sacrament is dat ons den hemel op aarde en God-zelven in ons doet vinden, en dit het groote wonderteeken van de liefde Gods jegens de stervelingen is, zoo ook moet men, om er voordeel uit te trekken, daartoe naderen met een levend geloof, met eene vaste hoop en met eene vurige liefde voor Jesus Christus. Maar tevens moet men hopen, dat Hij in ons zal aanvullen het gebrek van het gevoel dezer drie deugden, met ze in ons te drukken als wij dikwijls tot de heilige Communie zullen gaan , en als w£ zullen doen wat mogelijk is om er waardig

-ocr page 447-

VIERDE BOEK.

toe te naderen. Derhalve, zij die zich van de heilige Communie verwijderen, omdat zij niet den heiligen indruk der deugden , noch de vurigheid tot Jesus Christus voelen, moeten hierom de Communie niet nalaten, welke hun noodig is, om hen op te wekken ten einde de christelijke deugden en de plichten van hunnen staat uit te oefenen; maar zij moeten Jesus Christus ontvangen, omdat zij Hem gedurig noodig hebben.

De heilige Martelaren der eerste Kerk warea gewoon, vooraleer zij voor hunne rechters verschenen om de geloofswaarheden voor hen te verdedigen , eerst het Lichaam des Heeren te ontvangen ; volgens den heiligen Cyprianus vermeenden zij onder dit niet in staat te zijn of de sterkte niet te hebben om den marteldood te onderstaan. Zoo ook moeten de Christenen, om hunne hartstochten te bestrijden en aan de bekoringen des duivels te wederstsan, zich beklee-den en zich als voeden met de kracht van het Lichaam en Bloed van Jesus Christus, zonder welke zij in gevaar zyn te bezwijken en zich in hun verderf te storten.

GEBED.

Ik weet het, mijn Heiland! dat er eene groote voorbereiding gevorderd wordt om van uwe gunsten gebruik te maken. Dan ik weet ook hoe weinig ik daartoe uit mij?elven vermag. Daar Gij dan zoo liefderijk in mijne behoeften voorziet, zoo wil ik ook al het gebrekkige bij mij aanvullen. Geef mij de genade der godsvrucht. Dat ik die zorgvuldig beware, daarmede getrouw arbeide en aldus waardig worde LT en met U de heilrijkste zegeningen te ontvangen.

445

-ocr page 448-

446 DE navolging van jesus christus.

DERTIENDE HOOFDSTUK.

JD\'d eene godvruchtige ziel van ganscher harte moet verlangen naar de vereeniging met Christus in het Sacrament.

1. De Geloovige. Wie , o Heer! geeft mij dat ik U alleen viude. dat ik ü m;jn geheel Lart opene en U geniete zooals mijne ziel begeert, zoodat niemand mjj verachte, noch eenig schepsel mij bewege of op rnjj acht geve, maar Gij alleen tot mij spreket en ik tot ü, gelijk een geliefde gewoon is tot den geliefde te spreken, en de vriend met den vriend te ver-keeren.

Dit bid ik, dit verlang ik, dat ik geheel met U vereenigd worde en mijn hart van al het geschapene aftrekke, en dat ik door de heilige Communie en het menigvuldig Mislezen meer en meer leere het hemelsche en eeuwige te smaken.

Ach, Heere God! wanneer zal ik geheel met ü vereenigd en in ü verslonden zijn en mijzel-ven geheel vergeten ?

Gij in mij, en ik in ü! vergun dat wij dus te zamen vereenigd blijven !

Gij zijt waarlijk mijn geliefde, uit duizenden uitverkoren, (Cant. 5) bij wien mijne zie! verlangt te wonen al de dagen haars levens.

Waarlijk Gij zijt mijn bevrediger, in wien de hoogste vrede en ware rust, buiten wien niets dan last, droefheid en eindelooze ellende gevonden wordt.

Waarlijk Gij zijt een verborgen God. (Is. 46.) Uw raad is niet met de goddeloozen: uw onder-

-ocr page 449-

VIEEDE BOEK. 447

toud is met de ootmoedige 11 en eenvoudigen,

O, hoe liefelijk , o Heer! is uw geest, die om uwen kinderen uwe teederheid te toonen, U verwaardigt hen te verkwikken met het smakelijkste brood, van den hemel nedergedaald.

Waarlijk, er is geen ander volle, hoe groot ook, hetwelk Goden heeft, hun zoo nabij, gelijk Gij, onze God! nabij zijt (Deut. 4) alleu uwe geloo-vijjen, aan welke Gij, om hen dagelijks te troosten en hun hart hemelwaarts te heften, Uzelven te eten en te genieten geeft.

3. Want welk ander volk is zoo geacht als dat der Christenen? Of welk schepsel onder de zon is zoo geliefd als eene godvruchtige ziel, tot welke God zijnen intrek neemt om haar met zijn heerlijk Vleesch te voeden ?

o Onuitsprekelijke genade ! o wonderlqke goedheid ! o onbegrensde liefde den mensch alleen betoond!

Maar wat zal ik den Heer voor die genade , en voor eene zoo uitnemende liefde wedergeven ?

Niets aangenamers kan ik geven, dan dat ik aan mijn God mijn hart geheel schenke en met Hem op het nauwste vcreenige.

Dan ook zal geheel mijn binnenste juichen, als mijne ziel volkomen met God zal vereeniad zijn.

Dan zal Hij tot mij zeggen : „ wilt gij met Mij zijn, Ik wil met u zijn , quot; en ik zal Hem antwoorden : „ Verwaardig U , o Heer, bij mij te blijven : ik wil gaarne bij ü zijn. Dit is al mijn verlangen, dat mijn hart met ü vereenisd

zij.quot;

-ocr page 450-

448 DE NAVOLGING VAN JBSÜ3 CHRI3TÜ3.

OEFENING.

Over de inzichten van Jesus Christus in het verblijven op onze altaren, en over de godvruchtige gevoelens waarmede wi] In de Mis en in het Lof of bij andere Bezoeken moeten tegenwoordig zijn.

1. De Zoon Gods wil op onze altaren verblijven buiten den tijd var. het heilig Misoffer en van de heilige Communie ; 1. om aldaar onze gebeden te aanhooren en ze te verhooren, en om het ambt van middelaar tusschen God en de menschen voort te zetten , hetwelk Hij op het kruis heeft uitgeoefend ; 2. om onze bezoeken, onze eerbewijzin-geu en aanbiddingen te ontvangen; de Christenen, die Hem zeldzaam, koel, uit gewoonte en als onverschillig bezoeken, zijn dus zeer te berispen, als zij voor hunnen God, hunnen Zaligmaker en hunnen Rechter verschijnen, zonder Hem te eerbiedigen, te vreezen en te beminnen; 3. om ons in onze verdrukkingen te troosten en iu onze kwellingen te helpen, en onzen twijfel te belissen en weg te nemen, volgens hetgene er geschreven staat „■ laat ons tot den Zoon van Jozef gaan, en Hij zal ons vertroosten, eu volgens hetwelk een Profeet zeide aan eenen vorst, die iemand gezonden had om eenen val-schen God te rade te gaan : Is er dan geen God in Israël ? 4. om ons tot spijs te dienen gedu rende hel leven, en tot reisgeld in den dood.

2. Een Christen, die met vlijt, eerbied en erkentenis in het allerheiligste Sacrament zjjnen koning, zijnen God, en zijnen Zaligmaker aanbidt: die nooit, als het hem mogelijk was, het heilige Misoffer heeft verzuimd, maar in de Mis en in het Lof getracht heeft met eenen geest van godsvrucht tegenwoordig te wezen , en die altijd ge-

-ocr page 451-

VIERDE BOEK.

troffen, bekeerd en beter daaruit is wedergekeerd : zulk een Christen, zeg ik, die getrouw is aan zijne godvruchtige plichten jegens Jesus Christus, welke voor hem op onze altaren geslachtofferd wordt, moet zijne hoop in de goedheid en barmhartigheid van dien God stellen, in zijn leven en in het uur van zijnen dood. Integendeel, zal de Zoon Gods eens geene reden hebben aan vele Christenen, die verwaarloozen Hem in het allerheiligste Sacrament te bezoeken of dit met zoo weicige godsvrucht doen , hunne oneerbiedigheden en weinig geloof te verwijten en tot hun te zeggen ; reeds zoo lang hen Ik met u, en gij hebt Mi) niet gekend; gij verzuimt te kennen en eenen God te bezoeken, die in het midden van u is. Het is te vergeefs dat Ik in het allerheiligste Sacrament des Altaars wonderen van almacht, wijsheid en goedheid uitwerk, om uwe harten te winnen : Ik heb u nog niet kunnen bewegen om uwe huiselijke zaken en uwe vermaken te verlaten , om Mij uwe eerbewijzing te komen betoenen.

Om dan te beantwoorden aan de inzichten , welke Jesus Christus jegens ons heeft in het allerheiligste Sacrament, moet men Hem bezoeken, in de Mis tegenwoordig zijn en het Lof bijwonen, en dit verrichten met de onderwerping en den eerbied van eenen hoveling voor zijnen koning, met de ingetogenheid en vurigheid der Engelen voor hunnen God in het Allerheiligste rustende, met de ootmoedige vrees van eenen misdadige voor zijnen rechter, met het vertrouwen op de liefde van een kind voor zijnen vader.

GEBED.

Dierbare Jesus! hoe meer ik uwe liefde in het

29

449

-ocr page 452-

460 de navolging van je3us christus.

heilig Sacrament overweeg, hoe meer ik die bewonder en hoe meer ik naar U verlang. Wat zal ik U voor zoo eene overmaat van liefde we- ■ dergeven ? Ik kan U niets aangeuamers schenken, dan mijn hart, om het alleen te bezitten en daarin alleen te heersoheu. Welaan! hetzij, het blgve U geschonken ! Wees Gij bij mij; Ik wil gaarne bij ü zijn. Vereenig mij met U door den band eener allesovertreffende liefde.

VEERTIENDE KOOEDSTÜK.

Over het vurig verlangen van sommige godvruchtig en naar het lichaam van Christus.

De Geloovige. Hoe veelvuldig, o Heer, is het goed dat Gij weggelegd hebt voor die U vreezen. (Ps. 30.)

Als ik overweeg, o Heer! hoe sommige god-vruchtigen met de grootste godsvrucht en liefde tot uw Sacrament naderen, dan word ik dikwijls bij mijzei ven beschaamd en bloos, dat ik zoo lauw en koud tot uw altaar en de tafel der heilige Communie toetrede; dat ik zoo dor en zonder aandoening des harten blijve.

Ik word verlegen dat ik voor U, mijn God! niet geheel ontstoken ben, noch zoo sterk getrokken en aangedaan als vele godrruchtigen waren, die wegens hun overgroot verlangen naar de Communie en hevige liefde des harten zich van tranen niet konden bedwingen; maar tegelijk met den mond des harten en des lichaams , naar U, o God! de levensbron, innig haakten, hunnen honger niet anders kunnende stillen of verzadigen , dan nadat zij uw Lichaam met de

-ocr page 453-

VIERDE BOEK.

hoogste verrukking en \'t vurigst zielsverlangen ontvangen hadden.

2. O, hun waarlijk brandend geloof strekt tot een overtuigend bewijs van uwe heilige tegenwoordigheid !

Want zij erkennen waarlik hunnen Heer by het breken des broods, wier hart zoozeer in hen brandt, als Jesus met hen wandelt.

Maar, ach.! dikwijls zijn zulke aandoeningen en eulke godsvrucht, zulke sterke liefde en gloed verre van mij!

Wees mij genadig, goede, beminnelijke en goedertieren Jesus! en vergun aan uwen armen bedelaar bij de heilige Communie ten minste somtijds een weinig van dien liefdegloed jegens U in zjjn hart te ontwaren, opdat mijn geloof meer in kracht toeneme, mijne hoop op uwe goedheid vermeerdere, en mijne liefde, eens wél ontstoken en met dit hemelsch manna gevoed, nimmer bezwijke.

3. Uwe barmhartigheid immers is machtig om mjj ook deze gewenschte genade te bewijzen, en mij, wanneer de dag uws welbehagens zal gekomen zijn, met den geest van vurigheid aller-genadigst te bezoeken.

Want al brand ik niet van zulk een verlangen als uwe zoo bijzonder godvruchtigen , verlang ik echter door uwe genade zulk een brandend verlangen te hebben, wenschende en smeeken-de dat ik van al deze uwe ijverige beminnaars deelgenoot en onder hun heilig gezelschap rae-degerekend worde.

451

-ocr page 454-

452 DE NA.70I.GING VAN JESOS CHRISTUS, OEFENING Om waardia de Geestelijke Communie te deen.

De geestelijke Communie , welke de heilige Kerkvergadering van Trente goedkeurt; aanraadt en den Christenen aanbeveelt als eene vanging van het sacramenteele en lichamelijke ontvangen van Jesus Christus, kan ten allen tijde en op alle plaatsen geschieden, hetzij men zich in de tegenwoordigheid van het allerheiligste Sacrament des Altaars bevindt of van dit geluk beroofd is. Men kan ze op ieder uur van den dag doen, of na een Wees gegroet, hetwelk men ter eere van de heilige Maagd en Moeder Gods za! lezen, in vereeniging met de heilige gesteltenissen, waarin zij was om Jesus Christus in haren kui-schen schoot te ontvangen. Men vormt in zijnen geest een eerbiedig aandenken aan onzen Heer in het allerheiligste Sacrament; men aanbidt Hem in hetzelve, en keert zijn hart tot Hem, gelijk Daniël het zijne tot den tempel keerde; men geeft zich geheel aan Hem over, met het vurige verlangen Hem in het heilige Sacrament te ontvangen; en vermits men dit niet kan doen of hiertoe niet gesteld is, verzoekt men Hem hierin te voorzien, door de mededeeling van zijnen geest, in plaats van die zijns lichaams.

Maar de geschiktste tijd om wel de geestelijke Communie te doen, is, als men in het heilige Misoffer tegenwoordig is, onder de Communie des priesters; want een Christen, alsdan met een levendig en dadelijk geloof in de tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament bezield, alsook met een vurig verlangen om zich innig met Hem te vereenigen, toont het

-ocr page 455-

vierde boek.

eene en andere, met zich nederig in zjjne tegenwoordigheid te verootmoedigen; en terwijl hij zich onwaardig kent om Hem wezenlijk te ontvangen , bidt hij Hem , door het geloof in zijnen ^eest te komen en te blijven, en in zijn hart door de liefde en erkentenis zijner goedheid, en van zooveel in Hem te weeg te brengen , dat zijne ziel niet meer leve dan door en om God.

GEBED.

Ook ik, mijn God ! word schaamrood, als ik overweeg hoe anderen tot uwe heilige Tafel naderen. Hoe levendig is hun geloof, hoe vurig hunne godsvrucht, hoezuiver hunne liefde! Daarentegen hoe dor en ongevoelig blijit mijn hart! hoe traag en koud bij het deelnemen aan uwe heilige geheimen ! Wees mij genadig, Barmhartige ! dat de godsvrucht van anderen bij mij godsvrucht opwekke en mijn hart in liefde ontsteke.

VIJFTIENDE HOOFDSTUK.

Bat de genade der godsvrucht door ootmoed en zelfverloochening verkregen wordt.

1. De Heek. Gij moet de genade der godsvrucht ernstig zoeken, vurig afsmeeken, geduldig en met vertrouwen afwachten, dankbaar aannemen, in ootmoed bewaren , vlijtig daarmede arbeiden, en aan God den tijd en de wjjze van het hemelsche bezoek overlaten, totdat Hij komt.

Gij moet u vooral vernederen wanneer gij inwendig weinig of geene godsvrucht gevoelt, maar er niet te neerslachtig noch te zeer bedroefd om worden.

453

-ocr page 456-

454 DE NAVOLGING VAN JESÜS CHRISTUS.

Dikwijls schenkt God in een oogenblik wat Hij langen tijd weigerde. Somtijds geeft Hg op het einde des gebeds wat Hij in den beginne uitstelde te geven.

2. Wierd de genade altoos onverwijld geschonken en ware zij naar wensch steeds daar, de zwakke inensch zoude zulks niet wèl dragen kunnen.

Daarom moet de genade der godsvrucht in goede hope en nederige verduldigheid worden afgewacht; nochtans wijt het uzelven en uwe zonden , wanneer zij u niet gegeven of ook heimelijk outtrokken wordt.

Het is somtijds iets gerings, dat de genade hindert en verbergt, zoo men het gering en niet eerder groot moet noemen, hetgeen een zoo groote weldaad onthoudt.

Maar hebt gij dat geringe of groote uit dea weg geruimd en geheel overwonnen, dan zal uw wensch u geworden.

8. Want zoo ras gij u van ganscher harte aaa God zult overgegeven hebben en niet meer dit of dat naar uwen eigen zin of lust begeert, maar u geheel aan Hem overlaat, zult gij u ver-eenigd en bevredigd vinden; want niets zal u zoo wèl smaken of behagen, als het welbehagea van den goddelijken wil.

Wie dus zijne bedoeling in eenvoudigheid des harten omhoog tot God gericht en zich van alle ongeregelde liefde of misnoegen over eenig geschapen voorwerp zal ontdaan hebben , die zaï het best geschikt wezen om de genade te ontvangen en de gave der godsvrucht waardig zjjn.

Want God zendt zijnen zegen daar, waar hij ledige vaten vindt.

-ocr page 457-

VIERDE BOEK.

En hoe volkomener iemand van het aardsche afziet, hoe meer hij door zelfversmading zich zeiven afsterft, des te schielijker komt de genade, des te overvloediger dringt zij door en des te hooger verheft zij het vrije hart.

4. Dan zal hij zien en overvloeien en verwonderd staan, zijn hart zal zich verwijden, omdat dea Heeren hand met hem is, en hij zich geheel en voor eeuwig in zijne hand gesteld heeft.

Zie, zoo wordt de mensch gezegend die God van ganscher harte zoekt en zijne ziel niet zet op ijdélkeid. (Ps. 23)

Zulk een verdient bij het ontvangen van het heilige Sacrament de groote genade der goddelijke vereeniging, omdat hij niet ziet op eigen godsvrucht of troost, maar boven alle godsvrucht en troost op Gods eer en verheerlijking.

OEFENINB.

Hoe men zich moet bereiden om de eigene genade der heilige Communie te ontvangen en daaruit nut te trekken.

Het doeleinde des goddelijken Sacraments ia, ons met Jesus Christus innig te vereenigen, ea in onze zielen als eene zedelijke menschwording van zijnen geest en van zijne deugden te vormen, hetwelk de heilige Vaders dwingt dit aanbiddelijk Sacrament eene uitbreiding der menschwording te noemen; het is, om in ons het rijk zijner genade en zijner liefde te doen voortduren , en ons altijd te doen leven door een bovennatuurlijk en goddelijk leven in en door Jesus Christus. Dus is de genade, welke de heilige Communie in ons voortbrengt, overeenkomstig met het doeleinde van dit Sacrament, dat wil zeggen, volgens hetgene Jesus Christus in het Evangelie er van

455

-ocr page 458-

456 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTD3.

zegt : 1. dat Hij ons in Hem doet blijven, door jn onze zielen het karakter zijner deugden te vormen en in te prenten , zooals een zegel de Irekken van zijne inëtsing op het was teekent; 3. dat Hij ons voor Hem en door Hem doet leven, dat is te zeggen, dat Hij on.3 alleen doet handelen om aan Hem te behagen en door den indruk zijner liefde; 3. dat Hij ons altijd doet leven door het leven der genade; zoodat de genade, die Jesus Christus ons door de heilige Communie mededeelt, is van zich in ons te vestigen , van ons in alles door Hem en voor Hem te doen handelen en leven, en van ons eeuwig te doen leven. Men moet zich bereiden om de genade en de drie uitwerkselen eener goede Communie te bekomen : 1. met zich af te scheiden van allen wil tot zonde ; 3. met onophoudelijk aan zichzelven te verzaken en te sterven; 3. met zich altijd in de getrouwheid zijner genade en in het bezit zijner liefde te houden.

GEBED.

Dank, dierbare Jesus! voor dit onderricht. Nu weet ik hoe ik de gave der godsvrucht het best zal verkrijgen en behouden. Ik moet vlijtig bidden , geduldig aanhouden , vertrouwend afwachten en mijn hart, vr|j van alle bijoogmerken , op U alleen richten. Leer mij , bij het gemis uwer genade, tot deze middelen mijne toevlucht nemen. Bewaar mij voor moedeloosheid; doe mij in het gebed volharden en bekroon mijne bede met uwen zegen.

-ocr page 459-

vierde boek.

ZESTIENDE HOOFDSTUK.

Bat wij onze behoeften aan Christus moeten blootleg gen en zijne genade afsmeeken.

1. De Geloovige. o Allerzoetste eu beminnelijkste Heer, dien ik nu wenscb godvruchtig te ontvangen : Gij kent mijne zwakheid en mijnen nood; Gij weet hoevele kwalen en gebreken ik onderworpen ben ; mijne menigvuldige zwarigheden , bekoringen, ontsteltenissen en zonden zqn U bekend.

Ik kom bij U om een hulpmiddel, ik smeek U om troost en verlichting.

Ik spreek tot den Alwetende, wieu geheel mijn binnenst bekend is, en die alleen mij volkomen kan troosten en helpen.

Gij weet welk goed ik boven alles noodig heb en hoe arm aan deugden ik ben.

3. Zie, arm en naakt sta ik voor U, smee-kende om genade en barmhartigheid inroepende.

Verkwik uwen hongerigen bedelaar, ontvonk mijne koudheid door het vuur uwer liefde, verlicht mijne blindheid door deu glans uwer tegenwoordigheid.

Doe mij al het aardsche in bitterheid, alle beswaar en tegenheid in geduld, al het lage en geschapene in verachting en vergetelheid overgaan.

Hef mjjn hart tot U hemelwaarts op en laat mij niet op aarde rondzwerven.

Wees Gij alleen van nu af tot in eeuwigheid mijn vermaak : want Gij alleen zijt mijn spijs en drank , mijne liefde en vreugde , mijn genoegen en eenigst goed.

457

-ocr page 460-

458 DE NAVOLGING VAN JESU3 CHRISTUS.

3. Ach, mocht Gij mij door uwe tegenwoordigheid geheel ontgloeien , ontbranden en in U doen overgaan, zoodat ik een geest met U wierd door de genade eener innerlijke vereeniging en de samensmelting eener vurige liefde!

Duld niet dat ik hongerig en dorstig van U vertrekke: maar handel met mij barmhartiglijk, gelijk Gij dikwijls met uwe Heiligen wonderlik gehandeld hebt.

Wat wonder dat ik door U geheel ontvlamme en in mijzelven vertere , daar Gij een vuur zijfc dat altoos brandt en nimmer vergaat, een liefde welke het hart reinigt en het verstand verlicht.

OEFENING.

Van dit en het volgende Hoofdstuk.

De Heiland, na met zjjne woorden onderwezen, met zijne voorbeelden geleerd en door zijne genaden de wezenlijke en noodzakelijke deugden ter zaligheid van eenen Christen verdiend te hebben , heeft het allerheiligste Sacrament des Altaars willen instellen, om ze zelf ia onze harten te drukken. Onder deze christelijke deugden is eene der eerste de ootmoedigheid, waarvan Jesus Christus ons een allerschoonst voorbeeld geeft in het allerheiligste Sacrament: want Hij blijft hierin verborgen , vernietigd en onbekend Gedurende zijn leven waren al de volmaaktheden zijner Godheid verborgen en als in zijne mensch-heid vernietigd, maar in het allerheiligste Sacrament is zijne menschheid zelve nog voor onze oogen bedekt, en niets vertoont er zich van eenen God-mensch, dan aan de oogen van ons geloof. Ziedaar wat wij op de wereld moeten

-ocr page 461-

VIERDE BOEK.

wezen, en waarin wij die ootmoedigheid en vernietiging van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament moeten navolgen : I. het verborgen en verworpen leven beminnen ; 2. den lof, de achting en de eer vluchten en versmaden, en de versmading gaarne ontvangen als eene zaak, die aan zondaars, als wij, verschuldigd is; 3. trachten wel te leven, zonder het te willen schenen, en onze werken doen, niet om van de menschen gezien en geacht te worden, maar alleen om aan God te behagen ; 4. overtuigd zijn dat de mensch God niet voortreffelijker kan eeren , dan met zich voor Hem te vernederen en te verootmoedigen ; 5. wijken voor de oploopen-de menschen , om den vrede te behouden ; 6. nooit uit menschelijk opzicht voortgaan, maar door den indruk van eene eerbiedige vrees, die men voor God moet hebben ; 7. noch goed vaa zichzelven , noch kwaad van anderen zeggen.

3. De Zoon Gods geeft ons nog, in het allerheiligste Sacrament des Altaars , het voorbeeld eener volmaakte gehoorzaamheid en verduldigheid , die wederstaat aan al de beleediscingen welke Hij in hetzelve ontvangt, door eene nauwkeurige, volstandige en wonderdoende gehoorzaamheid aan den priester, met op het altaar tegenwoordig te komen, zoodra de woorden der Consecratie gesproken zijn, en er te verblijven, tot dat de mensch verlangt Hem in zijn hart te ontvangen. O groote God, wiens kenteeken en aandeel de onafhankelijkheid en opperheerschap-zijn : welke schaamte voor ons, te zien, hoe groote God Gjj ook zijt, dat Gij zonder uitstel aan eenen mensch gehoorzaamt, terwijl de mensch weigert of uitstelt zijnen God te gehoorzamen.

459

-ocr page 462-

400 DB NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

O mijn Zaligmaker! ik wil dan voortaan, om uwe volmaakte gehoorzaamheid in het allerheiligste Sacrament te eeren en na te volgen, spoedig , edelmoedig en volstandig aan alles gehoorzamen , wat Gij mij door uwe ingevingen, door mijne oversten en door mijne plichten zult gebieden.

3. Eindelijk, Jesus Christus leert en boezemt ons het geduld in, met hetzelve in het allerheiligste Sacrament des Altaars uit te oefenen, alwaar Hij het voorwerp is van de versmading en de onzedigheden der stervelingen, van de ver-getenheid der Christenen, van de onverschilligheid eener menigte harten, die weinig aan Hem, veel aan de wereld, en geheel aan zichzelven toebehooren; alwaar Hij zich blootgesteld ziet aan slechte of vruchtelooze communiën van zoo vele zielen, die een leven leiden , of wel gausck strafbaar door de gewoonte en gelegenheid der doodzonde, of geheel vruchteloos voor den hemel. Hij verdraagt nochtans deze beleedigingen met een onverwinnelijk geduld , en verdraagt ze alzoo, om ons te leeren en aan te moedigen, gelaten de tegenspraak en de beleedigingen te verdragen.

4. 6 Mijn Jesus, Slachtoffer onzer zaligheid en onzer zonden 1 moeten wij dan dagelijks door onze onzedigheden, onze verstrooiingen en ongodsdienstigheden de beleedigingen hernieuwen, welke Gij op het kruis hebt ontvangen, en die zelfs hernieuwen op het aanzien van dien staat, waarin Gij voor ons het kruisoffer hernieuwt ? Vergiffenis, mijn Jesus! vergiffenis voor al de ongevoeligheden, onverschilligheden en ongodsdienstigheden , waarmede wij tot de heilige Communie

-ocr page 463-

VIERDE BOEK.

zijn genaderd. wij , die niet altijd het gebod dea Evangelies hebben gevolgd van ons te verzoenen voor de heilige Communie; vergiffenis nog voor onze onverduldigheden en oploopendheden, die door onze Communiën in ons niet veranderd zjjn, omdat wij er geen nut uit trekken. Gedoog niet dat onze tong, die als het rustaltaar is van uw heilig Lichaam, en die zoo dikwijls aact uw Bloed is geverwd geweest, het werktuig onzer gramschap en lastertaal zjj. Wel hoe, Heer! Gij, die gedurende uw leven de ongeneeslijkste ziekten hebt genezen , zult Ge den vloed onzer tong niet tegenhouden, met haar aan te raken om in ons hart over te gaan? Ja, mijn Zaligmaker! om nut uit mijne Communiën te trekken, wil ik niets meer zeggen als mijn hart ontsteld is, en in de gelegenheid een woord voor eenen God opofferen, die voor mij al zijn bloed heeft ten beste gegeven.

GEB E D.

Mocht ik , o Heiland! dra voor het zalige genot uwer vereeniging vatbaar zijn! o Gij, die alles weet, die tot mijn binnenste ziet. Gij kent ook mijne zwakheid, en weet wat mij nog ontbreekt. Opgebeurd door uwe taal, kom ik tot U om hulp en troost te vinden. Laat mij niet ledig van U vertrekken ; verlicht mijn verstand, ontvonk mijn hart door eene brandende liefde, opdat ik een met U worde en eeuwig met U mijn God en mijn al 1 vereenigd blijve.

461

-ocr page 464-

462 de navolging van jesus christus.

ZEVENTIENDE HOOFDSTUK.

Over de gloeiende liefde en brandende begeerte om Christus te ontvangen.

1. De Geloovige. Heer! ik verlang U met de meeste godsvrucht en eeue vurige liefde, met al de genegenheid en den gloed des harten te ontvangen , zooals vele Heiligen en godvruchtige personen bij de Communie naar U hebben verlangd ; die U door de heiligheid van hun leven zeer behaagd en in de brandendste godsvrucht verkeerd hebben.

o Mijn God! eeuwige liefde! mijn eenigst goed en eindelooze gelukzaligheid ! U begeer ik met het allervurigst verlangen en den diepsten eerbied te ontvangen, als ooit eenig Heilige gehad heeft of gevoelen konde.

3. En schoon ik onwaardig ben at die gevoelens van godsvrucht te hebben , draag ik U echter geheel de aandoening mijns harten op, als bezate ik alleen al die vurige en U behaaglijke verlangens.

Ook alles wat eene godvruchtige ziel bedenken eu verlangen kan, bied ik U aan en draag ik U op met den diepsten eerbied en den inuigsten ijver.

Niets wil ik mij voorbehouden, maar mij en al het mijne U gewillig en zeer gaarne opofferen.

Heere mijn God! mijn Schepper en mijn Verlosser! met zoodanig gevoel, eerbied, lof en eer, dankbaarheid , waardigheid en liefde , met zulk een geloof, hoop en zuiverheid, \\erlang ik U heden te ontvangen , als waarmede uwe allerheiligste Moeder, de verheerlijkte Maagd Maria,

-ocr page 465-

VIERDE BOEK.

Baar U verlangd en U ontvangen heeft, toen zij den Engel die haar het geheim der menschwording boodschapte, nederig en godvruchtig antwoordde ; Zie des Heeren dienstmaagd! mij geschiede naar ■uw woord. (Luc. I)

3. En gelijk uw gelukzalige voorlooper , de voortreffelijkste onder de Heiligen , Joannes de Dooper bij uwe tegenwoordigheid, in de vreugde des heiligen Geestes vroolijk opsprong , toen hij nog in \'s moeders lichaam opgesloten was, en Jesus vervolgens onder de menschen ziende wandelen, zich diep vernederende, met teedere aandoening zeide : De vriend des bruidegoms, die staat en hem. aanhoort, verblijdt zich zeer over des bruidegoms stemme, (Joan. 3) evenzoo wensch ik in hevige en heilige verlangens ontstoken te worden en mij van ganscher harte aan U voor te stellen.

Daarom draag ik U op en bied Ü aan het gejuich, de vurige aandoeningen, zielsverrukkingen, bovenzinnelijke verlichtingen en hemelsche visioenen van alle godvruchtige zielen, met al de deugden en lofzangen door al de schepselen in hemel en op aarde aangeheven en nogaan teheffen\', voor mij en voor allen die zich mijner voorbede hebben aanbevolen, opdat Gij door allen waardig moogt geloofd en eeuwig verheerlijkt worden.

4. Neem , Heere mijn God! mijn weuschen aan, alsmede mijn verlangens om U in net oneindige te loven en bovenmate te zegenen, zooals U, wegens de grootheid uwer onuitsprekelijke waardigheid met recht toekomt.

Die bied ik U aan en verlang ik U aan te bieden eiken dag en elk oogenblik. Ook noodig ik uit en smeek ik door innige gebeden al de

463

-ocr page 466-

464 DE NAVOLGING VAN JESDS CHRISTUS.

hemelsche geesten en al uwe geloovigen, om met mij U lof en dank toe te brengen.

5. Dat alle volken, geslachten eu tongen U loven en uwen heiligen en liefelijken naam met vroolijk gejubel en vurige godsvrucht prijzen !

Dat ook allen, die eerbiedig en godvruchtig uw hoogwaardig Sacrament vieren en met eeu volkomen geloof ontvangen, genade en ontferming bij U mogen vinden, en voor mij zondaar ootmoedig bidden.

En als zij de gewenschte godsvrucht en zalige vereeniging genoten hebben , en wèl getroost en wonderbaar verkwikt van uwe heilige en he-melsche Tafel wedcrkeeren , dat zij dan zich verwaardigen mij hehoeftigen te gedenken.

OEFENING.

Dezelfde als van het voorgaande Hoofdstuk, bladz. 458.

GEBED.

Mocht ik, mijn Heiland! mocht ik met dezelfde godsvrucht tot uwe Tafel naderen, welke vele uwer heilige vrienden onderscheidde! Hoe weinig ik ook nog daarvoor vatbaar ben, wil ik toch alles doen wat ik kan. Neem mijnen goeden wil welbehaaglijk aan. Zie op de voorbede uwer geliefde vrienden , dat zij mij helpen in uwen lof te verbreiden! Laat mij aan hunne godsvrucht deel hebben, gelgk mede aan de zegeningen waarmede Gij hen zoo wonderbaar bedeelt.

-ocr page 467-

vierde boek.

ACHTTIENDE HOOFDSTUK.

Bat de mtnsch aangaande het Saaamtnt niet

nieuwsgierig mag onderzoeken , waar dat hij Christus nederig moet navolgen en zijne zinnen aan Jitt heilig geloof ondencerpen.

1. Df, Heek. \'Wacht u raar dit ondoorgrondelijk Sacrsniert nieuwsgierig te onderzoeken , wilt gij niet in penen afgrond van twijfel storten.

Eij die Gods Majesteit wil doorgronden, zal door den glans onderdrukt worden. (Prov. 26.) God kan meer doen dan de mensch begrijpen kan.

Een nederig en godvruchtig onderzoek naar de waarheid is te gedoogen, mits het altoos bereid zij om zich te laten onderrichten en trachte volgens de gezonde leer der Vaderen voort te gaan.

3. Gelukkige eenvoudigheid, welke de moeilijke paden der vraagstukken verlaat en den eifen en zekeren weg van Gods geboden bewandelt!

Velen hebben de godsvrucht verloren, terwijl zij verheven dingen wilden doorgronden.

M en eischt van u geloof en oprechten wandel, geen diep doorzicht noch doorgronden van Gods verborgenheden.

Verstaat gij niet noch bevat, gij wat beneden u is, hoe zult gij begrijpen wat boven u is?

Onderwerp n aan God, en buig uwe zinnen onder het geloof; en u zal het licht der ken-nisse gegeven worden , zooveel u nuttig en noo-dig is.

8. Sommigen worden ten aanzien van het geloof en het Sacrament zwaor bekoord; maar dit moet men niet aan hen maar liever den vjjand wijten.

466

30

-ocr page 468-

466 DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Stoor er u niet aan noch twist met uwe bedenkingen en antwoord niet op de twijfelingren, door den vijand ingeblazen; maar geef geloof aan de woorden van God; geloof zijne Heiligen en Profeten, en de booze zal vau u vluchten.

Dikwijls is het zeer voordeelig dat Gods dienstknecht op zulke wijze beproefd wordt.

Want ongeloovigen en zondaren brengt hij niet in bekoring, als welke hij reeds zeker bezit; maar geloovigen en godvruchtigen bekoort en kwelt hjj op verscheiden wijzen.

4. Ga dan voort met een eenvoudig en onwankelbaar geloof, eu nader met diepen eerbied tot het Sacrament.

Wat gij niet begrijpen kuut, laat dat gerust asn den almachtigen God over.

God bedriegt u niet, maar hij bedriegt zich, die zichzelven te veel gelooft.

God wandelt met de eenvoudigen ; Hij openbaart zich aan de nederigen; Hij geeft den kleinen verstand. Hij opent den geest aan reine zielen, maar verbergt zijne genade voor nieuwsgierigen en hoogmoedigen.

\'s Menschen rede is zwak en kan falen; maar het geloof is waarachtig en kan niet dwalen.

5. Alle rede eu natuurlijk onderzoek moet het geloof volgen, niet voorafgaan noch bestrijden.

Want geloof en liefde heerschen hier bovenal eu werken in dit allerheiligste en allervoortref-lijkste Sacrament op verborgen wijzen.

God, de eeuwige en onmeetbare en oneindig almachtige, doet groote en ondoorgrondelijke dingen in den hemel en op aarde, en er is geen onderzoekeu aan zijne wonderbare werken.

Waren Gods werken zoodanig, dat zij van

-ocr page 469-

VIERDE BOEK.

\'smenschen rede licht konden bevat worden, men toude ze niet wonderbaar noch onuitsprekelijk kunnen noemen.

OErENING.

Het geloof doen zegepralen over de zinnen en over de rede, met vastalljk te gBlooven, en ootmoedig het Lichaam en Bloed van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament te ontvangen.

1. Dit zeker grondbeginsel aangenomen zijnde , dat God meerdere dingen kan doen dan de meusoh kan begrijpen; dat liet verstand van den uiensch kan bedrogen worden , maar dat het geloof ons niet kan bedriegen ; en dat wij eindelijk Jesus Christus en zijn woord moeten gelooven, als Hij aan zijne Apostelen zegt: Vit is mijn Lichaam, hetwelk voor u zal geleverd worden ; dit is mijn Bloed, dat voor u zal vergoten worden, moeten wij zonder twijfel de wezenlijke tegenwoordigheid van het Lichaam en Bloed van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament des altaars gelooven; en zonder de verborgenheid van dit geheim te willen doorgronden, dat voor het verstand onbegrijpelijk en voor den geest van den mensch ondoorgrondelijk is, moet het geloof de gebreken onzer zinnen vervangen, en, ons bevredigende met te denken dat God dit heeft kunnen doen, en Hij ons verklaard heeft het gedaan te hebben, moeten wij ons alleen bezig houden met Jesus Christus , in het aanbiddelijk Sacrament des Altaars, te vereeren en te ontvangen.

2. Welk geluk alzoo , in de geheimenis van ons geloof, even als in al de anderen van onzen godsdienst, al het licht van het menschelijk verstand te mogen offeren voor de waarheid van liet

407

-ocr page 470-

468 DE NAVOLGING VAN JESTJS CHRISTUS.

Woord Gods, alsook al de verkleefdheid vau \'s menschen hart, voor de oneindige liefde welke de Zaligmaker ons toont, in de instelling en het gebruik van het allerheiligste Sacrament, in hetwelk Hij, volgens den H. Bernardus, geheel liefde voor ons is; waarin hij, volgens de heilige kerkvergadering van Trente, al de schatten zijner liefde in onze harten uitstort, maar van eene milddadige , grenzelooze liefde, welke Hem opwekt om er zich geheel in ten beste te geven. Want het is, zegt de heilige tekst , in dit Sacrament, hetwelk Hij op het einde zijns levens heeft ingesteld, dat Hij ons de aandoenlijkste en wezenlijkste teekens zijner liefde heeft gegeven, door zich innig met ons te vereenigen, om van nu af bezit te nemen van onze harten en ons hierdoor een onderpand te geven van het bezit hetwelk Hij in eeuwigheid ervan zal nemen.

8. Ziedaar de wonderbare inzichten van Jesus Christus in het allerh. Sacrament! Het is aan ons, te trachten hieraan te beantwoorden , door een waardig en dikwijls herhaald gebruik van hetzelve. Een oprecht en eerbiedig geloof, een christelijk en van de wereld afgescheiden leven , eene groote ootmoedigheid, eene eenvoudige buigzaamheid om te gelooven, eene werkende gehoorzaamheid om niet aan Jesus Christus te weigeren hetgene Hij van ons verzoekt, als Hij door het heilige Sacrament in onze zielen komt; eene opoffering van geheel onszelven, om zijne vernietigde grootheid te eeren en de vurigheid zijner liefde te erkennen : ziedaar al wat Hij van ons verzoekt, en al wat wij moeten doen om ons in dit Sacrament wel te bereiden en er nut uit te trekken. Maar laat ons altijd indachtig

-ocr page 471-

VIERDE BOEK.

wezen, dat m ter voorbereiding tot de Com-amnie niet datgene verzoekt, wat er het uitwerksel van is, en dat, voor zoo veel wij daartoe naderen met een oprecht voornemen om ons te bekeeren, te kennen gegeven door eene goede biecht en door eene vaste hoop , dat Jesus Christus ons door zijne tegenwoordigheid iu zijne genade en liefde zal behouden, en dat wij ons moeten opwekken om dikwijls met vertrouwen de heilige Communie te ontvangen, om iu ons den moed te doen ontstaan en te behouden ous-zelven te overwinnen, de getrouwheid iu onze godvruchtige oefeningen, de volharding in de genade en in de liefde van God, die het ware uitwerksel eener goede en dikwijls herhaalde Communie zijn.

GEBED.

Goddelijke Jesus ! ook deze laatste les wil ik mij te nutte maken. Ik geloof aan uw woord; want uw woord is waarheid en kan mij niet bedriegen. Gaarne wil ik aan hetzelve mijne zwakke rede onderwerpen. Doe mijn geloof steeds levendig blijven, vooral als ik mij tot uwe heilige Tafel begeef. Heer! ik geloof, versterk mijn geloof, laat het nimmer wankelen. Gij zgt de Zoon van God, en hebt de woorden des eeuwigen levens. Amen.

469

-ocr page 472-

üj—O

quot;Volgorde of indeeling van het Boek der Navolging.

Men bemerkt eene algeraeeno en natmirlijke iudeeling in geheel dit boek; want het begint van den eersten trap of de onvolmaakte navolging van Christus, en klimt allengs op tot den hoogsten.

Het handelt vooreerst, en wel in de eerste twee boeken, van den zuiver enden weg, die het beginsel en de grondslag is der volmaaktheid ; het stelt hier den Meester van het geestelijk leven als sprekende en leerende voor; want dit leven gaat niet zoo hoog, dat het den goddelijken Meester zoude noodig hebben, en de Leerling is nog zoo onwetend in de geestelijke zaken, dat het hem meer betaamt te hooren en te husteren, dan te vragen en te spreken.

Daarna handelt dit boek van den verlichtenden weg, welke een geheel geestelijk onderwas behelst; en daarna wordt hier, namelijk in het derde boek, Christus voorgesteld als sprekende tot den mensch , omdat daar leeringen gegeven worden , dieGode waardig zijn, en de leerling, nu gevorderd zijnde, hoort niet alleen deze goddelijke leeringen , maar hij volbrengt ze ook met werken. Poch ter-wijl hij hierin groote bekoringen en moeieüjk-heden te verdragen heett, neemthij zijne toevlucht tot God, Hem nu genade en hulp, dan weer raad vragende, of Hem om vergiffenis biddende.

Ten derde handelt dit boek van den vereenigen-den weg, en dit is het vierde boek, waarin de ziel met God vereenigd wordt, hetgeen het allermeest geschiedt door de heilige Communie.

-ocr page 473-

lUDEELING DEB. LEEKING VAN DIT BOEK. 471

Van den zuiver enden weg.

Om nu tot elk dezer drie wegen in het bijzonder te Tcomen, verdeelt het hoek den zuiverenden weg in twee deelen. Net eerste hoelc handelt geheel over de beginselen van den zuiverenden weg, begrepen in vijf trappen of hoofd-stnlcken.

lo. Wat het is : Christus navolgen. In de hoofdstuMen 1, 2, 3, 4.

2o. Dat men, om niet te dwalen in de navolging, eenen meester of leidsman moet hebben. Hooidst. 5, 6, 7, 8, 9, 10.

3o. Terwijl de meester niet baat, wanneer de leerling de begeerte niet heeft om te leeren , zoo wordtin hem opgewekt de begeerte om z^jne kwade driften te overwinnen. Hoofdst. 11, 12, 13, 14.

4o. TJit deze begeerte en overwinning volgt een krachtig voornemen van niet te zondigen. Hoofdst. 15, 16, 17, 18, 19, 20.

5°. Dit voornemen wodt versterkt door de vreeze Gods in de vermorzeling des harten. Hoofdst. 21, 22, 23, 24, 26.

Hef tweede hoelc behandelt geheel den zuiverenden weg . over den voortgang, voor de gevorderden in dit leven. Het wordt begrepen in vier andere trappen of TioofdstuTcTcen.

lo. Uit de vreeze Gods komt voort, de haat der wereld, die tegen God strijdt. Hoofdst. 1, 2.

2o. De wereld veracht zijnde, vervolgt zij den dienaar Gods, die, om zich te behouden , bet geduld in den tegenspoed en de vervolgingen noodig heeft. Hoofdst. 3, 4, 5, 6.

3o. Diegene , welke deze tegenspoeden en ver-

-ocr page 474-

472 INDEELING DER LEERING

drukkingea kloekmoedig lijdt, vloeit over vau liefde tot Christus en in zoetheid des gernoeds. Hoofdst. 7, 8, 9, 10, 11.

4. Doch hij moet zich in dit leven eerder tot deu weg des kruises en van Christus begeven, dan tot de vertroostingen ; en daarom wordt hier geleerd, deu weg van het kruis en van de versterving te verkiezen, wfitke het einde en de voltrekking is van het zuiverende leven. Hoofdstak 12.

Van den verliehtenden weg.

De verlichtende weg , waarover geheel het derde hoek handelt , bestaat gansch in de navolging van Christus, wellce om volmaakt en volkomen zuiver te zijn, nondig heeft :

lo. De zamenspraken met God, en de inwendige verkeering in het gebed, Hoofdst. 1, 2.

2o. Uit deze verkeering volgt eene vurige liefde van ootmoedigheid. Hoofd. 3.

3o. De ootmoedigheid verfoeit alle geveinsd-h\'jid, en brengt de zuiverheid des harten en de oprechtheid mede. Hoofdst. 4.

4o. De oprechtheid openbaard zich in de liefde Gods en des naasten. Hoofdst. 5, 6

5». Uit deze liefde volgt de haat van zichzel-ven, en de oefening van boetvaardigheid. Hoofdstuk 7, 8 , 9 , 10.

6°. Opdat deze oefening niet hindere , moet zij gematigd worden door de begeerte van den wil Gods te volbrengen. Hoofdst. 11, 12.

70. Opdat iemand den wil volbrenge , omhelsd hij de gehoorzaamheid met grooten vlijt. Hoofdst. 13, 14.

80. Deze gehoorzaamheid kan niet volmaakt

-ocr page 475-

VAN DIT BOEK.

zijq, tenzij men onverschillig is in alle dingen. Hoofdst. 15 tot 22.

»o. Uit deze onvarschilliglieid volgt een gedurige vrede der ziel. Hoofdst. 23 tot 32.

10o. Uit dezen vrede volgt de vrijheid des gaestes. Hoofdst. 33 tot 47.

11°. Uit deze vrijheid des geestea volgt, hel verlangen om naar Christus te vliegen , het juk des iichaams af te leggen en tot de gelukzaligheid te komen. Hoofdst. 48 tot 52.

12o. Dit niet kunnende geschieden , zoo verlangt de ziel de eenzaamheid, en is begeerig om alleen zijnde, met God te verkeeren; zij vraagt ook de verachting vau alle geschapene dingen. Hoofdst. 53, 54, 55.

18o. In deze eenzaamheid zoekt zij niet nu gelukzalig te zijn , maar wel den medegezel van het lijden en kruis van Christus , die door het kruis tot zijnen Vader is opgeklommen. Hoofdstuk 56, 57, 58.

14°. Met dezen hoopt zij vereeuigd te zijn, niet door hare verdiensten, maar door de genade ea barmhartigheid van God; want hoe heilig ook iemand zij, hij moet al zijne hoop stellen op de genade en barmhartigheid Gods : en dat is het einde van alle volmaaktheid. Hoofdst. 59.

Van den vereenigen den weg.

De mreenigende weg hestaat in de voVmadkte ver-eeniging met God, loelTce het allermeest bekomen wordt door het ontvangen van het heilig Sacrament, waartoe vereischt toordt eene drievoudige voorhereiding.

1. De verder afgelegen bereiding. 2. De nabij gelegene. 3. En die welke gepaard is met de

473

-ocr page 476-

474 INDEELING DER LEERING

heilige Communie. Elk derhalve behelst drie-deelen , te weten :

De verder afgelegene lereiding bestaat, ten le in de kennis van zijne eigene verworpenheid en de allergrootste eerbiedigheid tot dit heilig Sacrament. Ten 3e in de kennis van zijne eigene onvolmaaktheid en de dankzegging voor zulke groote weldaad. Ten 3e in het verlangen om Christus te ontvangen in het huis zijns harten. Van Hfd. 1 tot 6.

Be nabij gelegen bereiding bestaat, ten le in het onderzoek des gewetens, de biecht en het goed voornemen. Ten 2e in de opdracht van zichzelveu en de overgeving in den wil Gods, gelijk Christus gedaan heeft aan het kruis. Ten 3e in de begeerte niet alleen van te communiceeren, maar om dikwijls te communiceeren. Hoofdst. 7 tot 11.

Le derde bereiding bestaat, ten le in het zuiveren van alle onze gedachten en aangelegenheden, daartoe helpt, zich vergaderd te houden niet alleen vóór , maar ook na de communie, hetgeen de mensch niet doen kan dan door de genade. Deze genade vraagt hij vuriglijk; namelijk om met God vereenigd en in Hem verslonden te zijn , zoo als vele heilige mannen, die met groote godsvrucht hebben gecommuniceerd, terwijl zij hunne groote begeerte en geestelijken honger met konden verzadigen, dan door Christus te ontvangen. Hoofdst. 12, 13, 14.

Ten 2e bestaat deze derde voorbereiding, in de genade der godvruchtigheid te verzoeken, geduldig te verwachten, met dankbaarheid te ontvangen , ootmoedig te bewaren en naarstig met dezelve mede te werken; aan God den tijd

-ocr page 477-

VAN DIT BOEK.

en de wijze zijner bezoeking aanbevelende, die dezelve dan eens lang uitstelt of op eenmaal geeft. Hoofdst. 15.

Deze voorbereiding kan demensch uit zichzelveu niet hebben. Hij moet God vragen, dat Hij hem, hongerigen bedelaar, spijze en met het goddelijk Tiuir ontsteke, hem met, zijne klaarheid verlichte, en voor hem alle tijdelijke zaken in bitterheid en allen tegenspoed in verduldigheid verandere. Hoofdst. 16.

Ten 3C bestaat zij, in een uitvloeisel van liefde, waardoor de ziel, ontstoken zijnde, wenscht te communiceeren met die voorbereiding, waarmede de heiligen hebben gecommuniceerd; ja met die begeerte, dien eerbied, lof, eer, dankbaarheid, geloof, hoop, lieide, ootmoedigheid en zuiverheid, met welke de heilige Maagd het eeuwig Woord in haren schoot heeft ontvangen. Hoofdst.

Na deze zoo groote liefde volgt eene zware bekoring, om Gods geheimen nieuwsgierig te willen onderzoeken, waardoor velen de godvruchtigheid hebben verloren. Doch bij diegenen, welke door het geloof en de ootmoedigheid overwonnen zjjn, daalt God zoetelijk in de ziel en wordt met haar vereenigd. Het ware te vergeefs, te willen zeggen , hoe en wat God uitwerkt in zulk eene ziel; het is genoeg aan te toonen, op welke wijze de mensch tot deze vereeniging komt. Hoofdst. 17 en 18.

Men ziet hieruit de schoone orde, die Thomas a Kempis in zijne leering houdt, en de manier en de wegen, op welke en door welke God eene ziel geleidt tot het geestelijk leven, tot de volmaaktheid en tot Hem.

475

-ocr page 478-

.sM, -fc \'üg. Mz\'M, \'Mgt;sSg.^Ssjg.

BIJVOEGSEL

BEHELZENDE VERSCHEIDENE ZOO ALGEMEENS ALS BIJZONDERE GRONDREGELS EN ZEDELES3EN.

Getrokken uit de werken van den H. Franciscus de Sales.

§ i-

Christelijke zedelessen jegens God.

I. Men tnig uioit van Gjd iiocb. iriagjJl;-lyka zaken zoader nchtiu» en oplettcadiieid sp.-e-ken, maar altijd met groote aclitiiis; en nederig gevoe\'eu.

II. Meu vraagt ons geheime eu Krachtige middelen om voortgang te doen in de volmaaktheid. Doch ik ken geene andere, d-m God te bemin-neu. God liet te hebben uit ganscher harte, en den naaste als zichzelven.

III. Aan wien God alles is, aan zulk eeaeu, is de wereld een niet.

IV. Men moet Gods oordeelen vreezen zonder den moed te verliezen , en bemoedigd ziju zja-der den moed te verliezen, eu besnoadigd zija zonder op zichzelven te steunen.

V. Het beste middel om eenvoudig te worden, is zijn hart met God, die een allereenvoudigst Wezen is, te vereanigen.

VI. Keer uw gelaat gestadig tot God, en tot uzelven, en gij zult God nooit zonder goedheid, nocli uzelven zonder ellen le vindsn.

-ocr page 479-

BIJVOEGSEL.

VII. Men moet in al zijne werken niets anders betrachten dan wat God wil, en als men hetzelve kent, met bodschap of ten minste met mannenmoed trachten uit te werken , ja zelfs dien wil van God beminnen.

VIII. Men moet in het gebed volharden, hetzij met God aan te zien , of eenige andere zaak om God, hetzij met Hem aan te zien zonder bemerkingen, eenvoudiglijk blijvende waar Hij ons gesteld heeft, gelijk een ongevoelig beeld op ztjne plaats.

IX. Acht nooit eenige zaak , dan volgens de wijze waarop zij aan God behaagt.

X. Laat ons zijn hetgene God wil, als wij maar aan Hem behagen; maar laat ons nooit tegen zijnen dank zijn hetgene wij willen.

XI. Ik hen, zal zijn, en wil nimmer aan de goddelijke besturing onderdanig wezen , zonder dat mijn eigene wil daar eenig ander deel in

• neme dan dien te volgen.

XII. God heeft geen behagen dan in de harten, die vernederd zijn door ootmoed en uitgebreid door liefde.

XIII. Ik kan niet dulden, dat men zegt: men moet liever dit dan dat doen , wijl dit grootere verdier ste in zich besluit : men moet alles ter eere van God verrichte».

XIV. Men mag zich in de beproevingen niet ontstellen , maar vastblijven in de welgeplaatste en zoete overgeving aan Gods wil.

XV. Het groote voordeel der zielen in het oefenen dei deugd, is niet gelegen in veel op God te denken , maar in Hem veel te beminnen.

XTI. Overdenk dikwijls, dat God in het midden van uw lijden u met een minnelijk oog aan-

477

-ocr page 480-

BIJVOEGSEL.

schouwt; om te zien hoe gij u iu zijnen wil gedragen zult; oefen u dan ten tijde der beproe-Tiogen met genoegen in zijne liefde.

§ 2

Christelijke zedelessen jegens onze naasten.

I. De ziel van onzeu naaste is als de boom der kennis van goed en kwaad ; het is ons op groote straf verboden de hand daaraan te slaan om haar te veroordcelen, dewijl God dat oordeel aan zich gehouden heeft.

II. Het is eene geestelijke onrechtvaardigheid het onze te verbeteren.

III. Als men den naaste vermaant, om datgene te doen wat men zelf niet doet, moet men spreken als afgezant van God, alzoo iu zijnen , en niet in eigen naam bevelen.

IV. Aanzien wij onzen naaste met een eenvoudig oog, zouder te willen onderzoeken wat hij doet, of wat er vau hem zal gewordeu.

V. Handelen wij gelijk de bijen, die honig uit alle bloemen zuigen ; dat is -. laten wij onze oogen vestigen op de goede begaafdheden vati onze naasten , en ons bevlijtigen om die na te volscen.

VI. Indien wij eenige gebreken iu den naaste bemerken , laat ons die aanzien met medelijden, en trachten wij ze te verbeteren.

VII. De vriendschap tot den naaste moet op de liefde gegrond zijn, en alsdan zal zij veel vaster staan dan alles , wat op vleesch en bloed ol menschelijk ontzag gebouwd is.

VIII. Wy moeten elkander beminnen op deze

478

-ocr page 481-

BIJVOEGSEL.

wereld, gelijk wij elkander iu den hemel zullen beminnen.

IX. De Heidenen beminnen degenen die hun beminnen : maar de Christenen moeten ook diegenen liefde bewijzen, die hen niet beminnen.

X. Wij kunnen nooit onzen naaste te zeer be-mujnen, noch de rede hierin te buiten gaan : maar wij kunnen hem wel uitwendig eene al te groote liefde bewijzen.

XI. Wij moeten onzen naaste niet beminnen uit genegenheid, noch omdat hij goed is, of hoop geeft van goed te worden ; maar voorna-melgk omdat zulks Gods wil is.

XII. Het verdragen der gebreken van onzen naaste is een der voornaamste deelen van de liefde, die wij hem schuldig zijn.

XIII. Onze Zaligmaker heeft van zijn dierbaar bloed , hetwelk Hij aan het kruis versoten heeft, eenen heiligen en krachtigeu wortel !?e-maakt, om de steenen zijner heilige Kerk, dat is, de geloovigen, ouder elkander te vereenigeu , ineen te smelten, en als één te maken.

XIV. Wij moeten onze naasten zoo verre beminnen , dat wij hem in alle zaken boven ons itellen in de liefdebewijzing, zonder hem iets te weigeren hetwelk tot zijn voordeel kan strekken , behalve onze eigene verdoemenis.

XV. Wij moeten omen naaste uiterlijk ook betuigen dat wij hem liefhebben ; maar met heilige en onberispelijke betuigingen.

XVI. Wie zijnen naaste voorkomt met allen zoeten zegeu, die is een oprecht navolger van onzen Zaligmaker.

479

-ocr page 482-

BIJVOEGSEL.

§ 3.

Christelijke zedelessen Jegens onszeiven.

I. Wie zijne menscLelijke neigingen meest be-dwingt, die zal allermeest de bovennatuurlijke inspraken tot zich trekken.

II. Wij moeten alle werken in Gods tegenwoordigheid doen , opdnt onze ziel wel geschikt zij.

III. Wij moeten op deze wereld leven, alsof onze zielen in den hemel, en onze lichamen in het graf waren.

IV. Wie vergenoegd wil zyn met het weinige dat hij bezit, moet niet letten op degenen die meer, maar op hen die minder hebben dan hij.

V. Als men iets misdaan heeft, moet men zich voor God vernederen en aanstonds opstaan, en daar niet verder op denken , dan om telkens aan God zijne schuld te beljjden.

VI. Wie oprecht ootmoedig is, die denkt nimmer dat men hem ongelijk doet.

VII. Wij moeten ons niet ontblooten van onszeiven , om naakt te blijven ; maar om ona met den gekruisigden Christus te bekleeden.

VIII. Wij moeten onze nietigheid wel bekennen , maar in onzen niet niet blijven; want wij moeten onszeiven slechts vernietigen, om ons met ons al, dat is met God, te vereenigen.

IX. Wij mogen van onszeiven niet oordeelen volgens het goede gevoelen, hetwelk een ander van ons heeft; want die gevoelens gaan doorgaans buiten de waarheid.

X. Bezie uwe kruisen nooit, dan te midden door het kruis van Christus, en gij zult die zoo vertroostend , of tenminste zoo aangenaam vin-

480

-ocr page 483-

BIJVOEGSEL.

den , dat gq die meer zult beminnen dan al de vertroosting der wereld.

XI. In het huis van den rechtvaardige is alles bezig: niets is er onnuttig of ledig.

XII. De bekoringen ontstellen ons slechts, omdat wij er te zeer aan denken en wij die te zeer vreezen. De bekoringen kunnen geenszins hem, die bemint, ontstellen.

XIII. Verblijdt u, dat de wereld op u geea acht slaat; doch indien zij u in achting houdt, lach haar dan blijmoedig uit, terwijl gij hare oordeelcn en uwe ellende aanziet.

XIV. Men moet zijne gebreken haten; doch met eenen bevredigenden en bedaarden, maar niet met eenen grammoedigen en onstuimigen geest.

XV. Overweeg dikwerf de langdurige eeuwigheid , en geene voorvallen van dit sterfelijk leven zullen u ooit ontrusten.

§ 4.

Algemeene lessen om wel te leven.

I. De mensch, die om God geschapen is, moet in God leven; en hoe meer hij in God leeft, des te meer hij aan de wereld en aan zichzelven zal sterven.

II. Het baat weinig aan den mensch dat hij leeft; maar wel te leven, daarin is alles gelegen. Derhalve is het hem meer noodig wel en heilig te leven, dan te leven.

III. Om wel te leven, moet men zijne natuur bevechten en zijne geneigdheden verloochenen. Hoe meer men die wederstaat, des te meer meo door de beweging der genade leeft.

481

31

-ocr page 484-

482 BIJVOEGSEL.

IV. Leven en sterven moet hetzelfde zijn aan een godminnend hart; maar het is veel beter eens wel te sterven, dan altijd kwalijk te leven.

V. Om wél te leven, moet men op sterven denken; en om wél te sterven, moet men zoo leven alsof men alle ©ogenblikken den dood verbeidde.

VI. Wie het laatste oordeel niet wil vreezen, die moet zichzelven veroordeelen ; hoe strenger hij zich veroordeelt, des te zachter hem Christus oordeelen zal.

VII. Om nooit in de hel te komen, moet men dikwijls aan de hel denken, en ernstig overwegen , dat men, om eene eenige doodzonde, daar eeuwig zal branden.

VIII. Om in den hemel te komen, moet men nederdalen en zich vernederen; want hoe meer men zichzelven veracht heet, des te grooter de eer zal wezen.

IX. Wie de versmading niet bemint, die kan niet zeggen dat hij volmaakt God bemint. Het begin der liefde is de haat van zichzelven.

X. Wie zichzelven te zeer bemint, die zal zich in het verderf storten, en wie zichzelven om Jesus wille verliest of haat, die zal zichzelven behouden.

XI. Duizend werelden zijn niet te schatten bij eene ziel, die in de genade leeft; maar voor die, welke in de zonde verkeert, begint van nu af hare hel.

XII. De straf der zonde is veel grooter dan de genoegens, die de zonde vergezellen.

XIII. De ware moed van eenen Christen is gelegen in de zonden te wederstaan; het is eene allergrootste lafhartigheid die te bedrijven.

-ocr page 485-

BIJVOEGSEL.

XIV. Wie God bemint zoo het behoort, die ian zelfs aan eene enkele da^eljjksche zonde geene toestemming geven. De doodzonde en de liefde vinden zich nooit te samen in hetzelfde hart.

XV. Zijne onvolmaaktheden beminnen, is zich-zelven verraden; die te verschooneu, is zich plich-tig maken ; en die in iets te voeden , is voedsel geven aan de helsche vlammen.

XVI. De zonden zoeken, is zijne eigene ziel willen verderven; en zich in gevaar stellen van te zondigen, is zichzelven in eenen afgrond werpen , uit welken men zonder veel moeite niet kan geraken.

XVII. Het is eigen aan eene vrome ziel weinig werk te maken van alles wat tot God niet leidt, en vervreemd te zijn van al hetgene ons van God aftrekt.

XVIII. Een dag alleen, ja zelfs een uur doorgebracht in Gods tegenwoordigheid , is meer te schatten dan duizend jaren nutteloos in de tegenwoordigheid der schepselen.

XIX. Hoe meer de mensch zichzelven mistrouwt, des te bekwamer is hij om wonderheden uitte werken; en hoe meer hij op de menschen vertrouwt, des te meer wankelt hij.

XX. Duizende schatten zijn niet te waardeeren bg een goed geweten ; wie dit bezit, die mag zich op zijnen rijkdom beroemen, al ware het dat hem alles ontbrak.

XXI. Niemand weet, hoe zoet het is wel te leven, dan hij, die aan de wereld gestorven zijnde, heilig leeft in God.

XXII. Het is veel lastiger kwalijk, dan wel te leven; want om viel te leven, moet men slechts willen.

483

-ocr page 486-

BIJVOEGSEL.

XXIII. Het goede leven is nimmer zonder eenig lijden. Hfl geeft altijd zijnen vervolger, die slechts dient om het goede leven te voltrekken.

XXIV. Wie begonnen is wél te leven, die zal geenzins verflauwen, zoo hij denkt dat hij eeuwig moet leven.

XXV. Men kan de zoetheid van het heilige leven niet smaken , indien men in zonde bljjft; en men kan niet heilig leven , zoo men de zin-nelelijkheid bemint.

XXVI. Voor God en voor de wereld leven , is eene onmogelijke zaak ; men moet aan het eene sterven, zoo men voor het andere wil leven.

XXVII. Alles doen om God , en in tegenwoordigheid van God , is het eenige middel om wel te leven.

XXVIII. Die eeuwig wil leven , moet wel leven, en niets doen wat hij in zijn sterven zoude wenschen niet gedaan te hebben.

XXIX. Aan het kwade leven zijn meer doornen dan rozen gehecht; indien zgn nu niet steken, zal echter de tijd komen dat zij hare scherpe punten wel zullen doen gevoelen.

XXX. Hem, die roei leeft, zal het nooit berouwen, maar wie kwalijk leeft, moet gewis eenen altijd knagenden worm verwachten.

§ 5.

Bijzonders lessen om in de goddelijke genade getrouw ts blijven volharden.

I. Het is veel gemakkelijker in Gods genade dan in het vermaak der zonde te leven. De zonde brengt altijd hare straf en de genade hare genoegens mede.

484

-ocr page 487-

BIJVOEGSEL.

II. Om iu Gods genade te leven; moet men slechts willen, en niets is er zoo licht aan hem, die zulks waarlijk wil.

III. De genade en de zonde kunnen geenzins in de ziel te samen heerschen. Daar, waar de genade de overhand heeft, kan de zonde niet bestaan,

IV. De minste genade is meer waard, dan al de goederen der wereld.

V. Die in de genade leeft, mag zich beroemen dat hij het kenteeken van Gods kinderen en van zijne uitverkorenen bezit.

VI. Die lang in de genade wil blijven volharden, moet zijne natuur bestrijden en zijne neigingen bedwingen.

Vil. Om in de genade te leven , moet men eene drievoudige vrees hebben. De vrees van haar te verliezen , als men die heeft; de vrees over haar verlies, als men haar niet heeft ; en de vrees van haar wederom te verliezen, als men ze herkregen heeft.

VIII. Een enkel oogenblik van genade , kan het begin eener gelukkige eeuwigheid wezen.

IX. Het gebed te beminnen en het dikwijls te oefenen , is het middel om in de genade te leven.

X. De genade is zoo dierbaar, dat men ze niet kan versmaden, of men moet te gelijk het Bloed van Christus versmaden.

XI. De doodzonde alleen kan de genade vernietigen. Versmaadheden, ziekten en smarten dienen meer om die te vermeerderen, dan om ee weg te nemen.

XII. Men kan Gods genade op één oogenblik verliezen, en men kan haar ook op één oogenblik herkrijgen.

485

-ocr page 488-

BIJVOEGSEL.

XIII. Wie op zijne hoede is , om de genade van God niet te verliezen, die verliest haar zelden; maar wie niet waakt, die verliest haar zeer lichtelijk.

XIV. De genade van God te verliezen om het vermaak van de zonde, is tene uiterste dwaasheid ; maar zich niet bevlijtigen om haar weder te krijgen door de boetvaardigheid, is verstoktheid.

XV. Op wat tijd de zondaar zich zal bekceren en Gods genade verzoeken, zal God hem met opene armen ontvangen en hem genade bewgzen.

XVI. De genade van God wordt in het leven door deze vier elementen behouden: door het vuur der liefde, door de lucht der godsvrucht, door het water der boetvaardigheid en door de aarde der nederigheid.

XVII. Te vertrouwen dat men in Gods genade zonder zijne hulp zal volharden, is laatdunkendheid ; maar die hulp niet te verhopen , is een al te groot mistrouwen.

XVIII. Hoe meer eene ziel in de genade leeft, des te meer zij de zonde vreest; en hoe meer zfl die vreest, des te meer is zij verzekerd van in de genade te sterven.

XIX. In de genade te sterven, is beginnen te leven; maar buiten de genade te sterven, is voor eeuwig sterven.

XX. Het kan den mensch niet baten lang geleefd te hebben, indien hij in de genade niet sterft; en bijaldien hij daarin sterft, is hij verzekerd dat hij God eeuwig zal genieten.

^ 6. Verscheidene christelijke grondregels van den heiligen Franciscus de Sales.

1. Vier dingen weinig ^ en twee veel maken

48fi

-ocr page 489-

BIJVOEGSEL.

den mensch heilig : 1. weinig weten; 2. weinig denken; 3. weinig verlangen; 4. weinig spieken. Veel beminnen en veel doen.

II. Van twee zaken, die men doen mag, diegene verkiezen, welke meest aan God behaagt.

III. Niets doen om lof en eer, zelfs niet de heiligste werken, maar alles om aan God te behagen.

IV. In alle aangelegenheden onderzoeken wat Christus in zulk een geval gedaan zou hebben.

V. Wij zullen nooit vrede met onszelven hebben , tenzfl wij in vrede met God zijn.

VI. Alle godsvrucht, die strijdig is aan onzen roep, is eene valsche godsvrucht.

VII. Het treflijkste sieraad van een goed hart is de onverschilligheid, niet alleen om dit of dat te doen, maar ook wegens den uitval aller zaken, God aanbiddende in alles wat er geschiedt. zelfs in de toelating van onze gebreken ; want zulks dient om ons te vernederen zonder moedeloos te worden.

VIII. De godsvrucht, die eigenzinnig is, is geene ware godsvrucht maar eigenliefde.

IX. De godsvrucht moet niet alleen plaats hebben in de kerk, in het gebed en in de overdenking; maar men moet haar bewerkstelligen en leven gelijk men in zijnen ijver beloofd heeft. Als er dan een smaad-, een hard woord of iets kwaads voorvalt, moet men dat omhelzen met een bevredigd gemoed, en God aanbidden in de stilte van zijn hart.

X. Daarom is er op de wereld geene andere vermakelijke, oprechte, duurzame en smartelijke zoetheid te vinden, dan die van de godsvrucht komt. De aardsche genoegens gaan niet

437

-ocr page 490-

BIJTOEGSEL.

verder dan de huid, maar die van den inwen-digen vrede dringen tot in het binnenste der ziel.

XI. Een hart moet, om waarlijk goed te wezen, zuiver, trouw , kloekmoedig, standvastig , zoet-aardig, eenvoudig, gelijkvormig, onwrikbaar naar Gods hart, en volkomen ootmoedig zijn.

XII. Niets verlangen en niets weigeren, is onverschillig en waardig sijn ten opzichte van alles, zonder aangekleefdheid aan z|jne eigene gedachten, hoe heilig zij aan onze eigenliefde mochten schijnen.

XIII. Niemand verachten ; een werkman kan niet dulden dat men in zijn bijzijn zyn werk veracht; doch God is overal en de mensch is zijn maaksel.

XIV. Wel overtuigd zijn , dat er geen ander kwaad in de wereld is dan de zonde , ja dat alle oneer, armoede, ziekte en de hel zelfs zoo groot kwaad niet is als eene eenige doodzonde.

XV. De rijkdommen, de eereambten en genoegens zijn geene groote zaken; want indien zij te bekomen waren voor eene enkele dagelijk-sche zonde, zou men ze zoo duur niet mogen betalen.

XVI. Daarom ware het beter de geheele wereld te laten vergaan, dan eene enkele leugen te spreken.

XVII. Niets ondernemen zonder raad, is het middel om niet te falen en altjjd gerust te zijn.

XVIII. Als iets wel uitvalt, moet meu al de eer daarvan aan God toeschrijven en de menschen daarvan niet spreken ; zoo iets slecht uitvalt, moet men rechtzinnig onderzoeken, of men daar eenige schuld in heeft, om God vergiffenis te

488

-ocr page 491-

BIJVOEGSEL.

vragen en zich te beteren; bijaldien men geene schuld bevindt, evenwel denken , dat het om onze zonden geschiedt, en zich voor de goddelijke goedheid vernederen.

XIX. Men moet door eene kloekmoedige verachting het gepraat der menschen versmaden, voornamelijk die rampzalige woorden : Wat zal men zeggen ? Wat zal men denken ? Men zal dit doen. Men zal mij uitlachen. Men moet zich gewennen op God en op zijne Engelen te denken, denkende: wat zal Hij zeggen ? enz. eu vervier niet.

XX. Men moet gestadig leven in eene teedere kinderlijke vrees, zonder zich veel op zijne goede meening te vertrouwen; want er is niets zoo gevaarlijk, als het goed gevoelen van zichzelven, tn de glans eener goede meening: die schitterende zonnestralen hebben de oogen van vele menschen verblind , die , niets anders meenende te zoeken dan God alleen, zichzelven gevonden hebben, en door de jjdelheid zijn verloren gegaan.

XXI. Dewijl de geest menigmaal verfauwt, moet men zich gewennen zijne goede meening dikwijls te vernieuwen , zijne gedachten te zuiveren, zijn hart recht tot God te stieren, en voor Hem alleen te leven , Hem al onze werken op te dragen , en zich wachten van die uit enkele gewoonte te doen.

§ 7. Bijzondere grondregels tot het bewaren van den inwendigen vrede.

I. Niet wenschen naar eenen grooten naam, noch naar de eer der wereld.

II. Niet verkleefd zijn aan de vertroostingen of de vriendschap der menschen.

489

-ocr page 492-

BIJVOEGSEL.

III. Het leven niet beminnen, en al hetgene wat aan de natuurlijke geneigdheden pijnlijk valt, verachten.

IV. Manmoedig de lichamelijke pijnen en ziekten verdragen, door zich aan Gods wil te onderwerpen.

Y. Op het oordeel der menschen geen acht nemen.

VI. de ongenadige oordeelvellingen der menschen zwijgend verdragen.

VII. U niet verontrusten wegens hetgene men van u zal zeggen ; maar Gods oordeel afwachten en uwe veroordeelaars verwijzen.

VIII. Overdenken voor wie gij uwe werken doet; en zij, die u wenschen te stooren, zulian daartoe geen vermogen hebben.

IX. Waar eenig geestelijk gewin te doen is, moet men geene schande ontzien.

490

-ocr page 493-

MANIER

OM DEN ROZENKRANS TE RIDDEN-

In den naam des Vaders, enz.

Ik geloof in God den Vader, enz.

Eere zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.

Ik groet u. Dochter van God den Vader. Wees gegroet, enz.

Ik groet u. Moeder van God den Zoon, Wees gegroet, enz.

Ik groet u, Bruid van God den heiligen Geest. Wees gegroet, enz.

Eere zij den Vader, enz.

DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.

I. De Boodschap des Engels.

De namen van Jems tn Maria moeien zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.

1. De heilige Drievuldigheid heeft toegestemd in de menschwording van Christus , wees gegroet, enz.

2. Maria is tot Moeder van Christus ver-kozen, S

3. De Engel Gabriël bracht Maria de blijde ^ boodschap, ^5

4. Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, 3

B. De Engel zeide : Wees gegroet, vol van S-

genade, g

6. Maria was verbaasd, als zij den Engel » hoorde.

-ocr page 494-

H, aOZENKBANS.

7. De Engel zeide : Maria, wil niet vreezeu, want gij zult ontvangen van den heiligen Geest, wees gegroet, enz.

8. Maria zeide : zie de dienstmaagd des Heeren , mij geschiede naar uw woord, wees gegr. enz.

y. Maria is van den heiligen Geest overlommerd geworden, wees gegroet, enz.

10. En het Woord is vleesch geworden, en het heeft onder ons gewoond, wees gegroet, enz.

Eere zij den Vader, enz.

II. De bezoeking van Maria aan hare nicht Elisabeth.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vad.,eaz.

1. Maria ging uit ootmoedigheid hare nicht Elisabeth bezoeken, wees gegroet, enz.

2. Maria bestuurd door den heiligen Geest,

3. Maria, met haast opstaande, ging over het gebergte,

4. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elisabeth ontvangen,

5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap ^ opgesprongen in zijns Moeders lichaam, lt;§

6. Elisabeth zeide ; gezegend is de vrucht 2 uws lichaam s, J1-

7. Maria heeft uitgeroepen : mijne ziel maakt ^ groot den Heer ! p

8. Elisabeth zeide : wat geluk geschiedt mij, dat de Moeder des Heeren tot my komt,

9. Het huis van Zacharias is door de komst van Jesus en Maria gezegend,

10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend,

Eere zij den Vader, enz.

492

-ocr page 495-

H. ROZENKRANS.

lH. De geboorte van Christus.

De namen van Jews en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebie-ven, wees gegroet, enz.

3. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in doeken gewonden,

3. Maria heeft Jesus met liefde en verwondering aanschouwd,

4. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar ^ hart gedrukt, ^

5. Maria heeft Jesus met hare heilige borsten 00 gevoed, ^

6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, 3

7. Jesus lag op hooi en stroo tusschen os S-tn ezel, »

8. De Engelen hebben gezongen : Glorie zij « aan God in het allerhoogste, en vrede op aarde aan de menschen van goeden wil,

9. De herders zijn het Kind komen bezoeken ,

10. De drie Koningen hebben het Kind komen aanbidden en hunne giften geofferd ,

Eere zij den Vader, enz.

IV. De opdracht van Christus in den tempel.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria ging om haar heilig Kind te offeren, wees gegroet, enz.

3. Jesus en Maria onderwierpen zich aan de wet van Mozes, wees gegroet, enz.

3. Maria ging door moeieljjke wegen naar Jeruzalem , wees gegroet, enz.

493

-ocr page 496-

DE H. ROZENKRANS.

4. Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, wees gegroet, enz.

5. Maria vervolgde al biddende haren weg,

6. Maria heeft Jesus in den tempel geofferd , ^

7. Maria heeft aan de wet voldaan met de 2 offergift der arme menschen,

8. Anna, de profetes, loofde God voor de verlossing van Israël, ^

9. I)e oude Simeon heeft Jesus omhelsd en -op zjjne armen gedragen , a

10. Simeon zeide : Heer! laat uwen dienaar, ^ volgens uw woord, in vrede gaan ,

Eere zij den Vader, enz.

V. De vinding van het verloren Kind Jesus.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Maria heeft haar lief Kind verloren, wees gegroet, enz.

3. Maria heeft haren schat gemist,

8. Maria heeft hem al weenende gezocht,

4, Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten gaan zoeken, ^

6. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden , lt;|

6. Maria vond Jesus in den tempel, ^

7. Jesus, twaalf jaren oud zjjnde, leerde de Leeraren, 2

8. Maria zeide : Zoon, waarom hebt Gfl ons bedroefd, tt.

9. Jesus is met hen afgegaan en was hun § onderdanig,

10. Maria bewaarde in haar hart al de woorden, die Jesus tot haar sprak,

Eere zij den Vader, enz.

494

-ocr page 497-

H. ROZENKRANS.

GEBED.

O Maria , allergoedertierenste Moeder ! verkrijg mij a hart eene ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van berouw, om te bewee-nen dat ik Jesus door de zouden zoo dikwijls heb verloren; vergun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.

DE VIJF DROEVIGE GEHEIMEN.

I. De benauwdheid van Christus in hei hofje.

Dt namen van Jem* en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus ging naar het hofje van Olijven , wees gegroet, enz.

2. Jesus viel plat ter aarde neder,

3. Jesus volhardde in het gebed,

4. Jesus was bedroefd tot den dood toe,

5. Jesus zweette water en bloed, ^

6. Jesus stelde zijnen wil in den wil vau ^ zijnen hemelschen Vader, ^

7. Jesus vermaande zijne Leerlingen om te waken en te bidden, S

8. Jesus werd door zijnen Apostel meteenen j1-kus verraden, ^

9. Jesus werd door zijn bemind volk gevan- ® gen genomen ,

10. Jesus werd vreeselijk gebonden en gesleurd vau den eeuen rechter tot den anderen ,

Zoo lief heeft God den mensch gehad, dat Hij zjjnen eenigen Zoon niet gespaard heeft, maar

495

-ocr page 498-

H. ROZENKRANS.

Hem overgeleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des krnises.

II. De geeseling van Christus.

Be namen van Jesus en Maria , enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus werd door de Joden aan de Heidenen overgeleverd, roees gegroet, enz.

2. Jesus werd bij Pilatus valscheliik beschuldigd,

3. Jesus werd van zijn volk achter Barrabas ^ gesteld.

4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, quot; werd geleverd om gegeeseld te worden, ^

5. Jesus kleederen werden uitgerukt, 2

6. Jesus stond daar naakt en bloot, «■

7. Jesus aan eene kolom gebonden, a,

8. Jesus werd wreedaardig gegeeseld, §

9. Jesus bloed vloeide langs de aarde,

10. Jesus is gewond om onze zonden.

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

III. De krooning van Christus.

De namen van Jesus en Maria, enz. OnzeVader, enz.

1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid, wees gegroet, enz.

2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd gedrukt, wees gegroet, enz.

8. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, wees gegroet, enz.

4. Jesus hoofd druipende van het bloed, wees. gegroet, enz.

496

-ocr page 499-

H. ROZENKRANS.

5. Jesus met een\' purperen mantel bespot, wees gegroet, enz.

6. Zij hebben Jesus een riet tot schepter in

de hand gegeven , ^

7. Zij hebben met het riet op het gekroonde ^ hoofd van Jesus geslagen, lt;5

8. Zjj hebben in Jesus geheiligd aangezicht 2 gespuwd. 3quot;

9. Jesus overladen met versmaadheden ,

10. Pilatus heeft Jesus aan het volk ver- § toond , zeggende : Ziet den mensch,

Zoo lief heeft God den mensch, enz.

IV. De kruisdraging van Christus.

De namen van Jems en Maria, enz. Onze Vader enz.

1. Jesus werd veroordeeld om gekruisigd te worden , wees gegroet, enz.

2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,

3. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schouderen gedragen,

4. Jesus werd tusschen twee moordenaars opgeleid, ^

5. Jesus bezweek onder het kruis om onze ^ zonden. ^

6. Jesus, beladen met het kruis, ontmoette zijne bedroefde Moeder, o

7. Jesus werd beweend door de godvruch-tige vrouwen van Jeruzalem , s 8. Jesus zeide haar : handelt men zoo met ^ het groene hout, wat zal dan met het dorre geschieden ?

9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,

497

32

-ocr page 500-

H. BOZENKRANS.

10. Jesus klom voor ons op den berg van Cal-

varië, wees gegroet, enz.

Zoo lief heeft God den menscli, enz.

V. De kruisiging van Christus.

De namen van Jems en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus werd onmensclielijk op het kruis uitgerekt, wees gegroet, enz.

2. Jesus handen en voeten doornageld,

3. Jesus werd aan het kruis opgericht, en zijne wonden vloeiden van het bloed,

4. Jesus bad voor zijne vijanden,

5. Jesus beloofde den moordenaar het Pa- g radijs. ^

6. Jesus beval den H. Joannes aan zijne Moeder, o

7. Jesus, dorst hebbende, werd met gal en azijn gelaafd, 5

8. Jesus heeft uitgeroepen: mijn God, waar- r» om hebt Gij mij verlaten?

9. Jesus zeide : Het is volbracht,

10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart voor ons laten openen,

Zoo lief heeit God den mensch , enz.

G E B E 1).

O Jesus! ik bid ü, door uwe smarten eu uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstokene zgde, eu ai uwe gezegende wonden, ontferm Ü mijner, en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan Gij, mijn Jesus! die voor mij gekruist zijt. Amen.

498

-ocr page 501-

H. KOZENKKANS.

t)E VIJF GLORIERIJKE GEHEIMEN.

I. De verrijzenis van Christus,

T)e namen van Jems en Maria, enz. Onze Vader enz.

1. Jesus is ten derden dage heerlijk verrezen , ween gegroet, enz.

2. Jesus heeft dood en hel overwonnen ,

3. Jesus heeft de oudvaders getroost eu verlost,

4. Jesus verblijdde zijue heilige Moeder,

5. Jesus verscheen als een hovenier aan ^ Maria Magdalena, a

6. Jesus vertoonde zich aan Petrus ,

7. De Leerlingen van Emaüs zeiden: waren ^ onze harten niet van liefde brandende, = als Hij tot ons sprak ? ^

8. Jesus stoud in het midden zijner Leerlin- g geu eu vvenschte hun allen den vrede,

9. Jesus toonde zgne heerlijke wonden aan den H. Thomas,

10. Thomas riep uit : O mijn Heer en mijn God!

Geloofd en gedankt zij Christus in het allerheiligste Sacrament des Altaars.

II. De hemelvaart van Christus.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus voer heerlijk ten hemel, wees gegr. tnz.

2. Jesus klom op door zijne eigene macht, wees gegroet, enz.

499

-ocr page 502-

H. ROZENKRANS.

3. Jesus scheidde vmi zijne lieve vrienden, wees gegroet, enz.

4. Jesus beloofde met hen te blijven, tot het einde der wereld ,

5. Jesus beloofde hun den heiligen Geest,

fi. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, g en Hq heeft hen allen gezegend, ^

7. Jesus heeft voor ons den hemel geopend, ^

8. Jesus zit aan de rechterhand van zijnen o hemelschen Vader ,

9. Jesus toont zijue heilige wonden voor ons g aan zjjnen hemelschen Vader, ■quot;

10. Jesus is onze middelaar in den hemel,

Geloofd en gedankt, enz.

III. De zending van den H. Geest.

Be uamen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.

1. Jesus heeft den heiligen Geest gezonden, wees gegroet, enz.

2. Jesus heeft den Trooster gezonden,

3. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden ,

4. De heilige Geest heeft de harten met liefde | ontstoken , ^

5. De heilige Geest heeft de verstanden ver- \'3 licht, 1

6. De heilige Geest heeft de harten versterkt, -Tquot;

7. De heilige Geest heeft verschillende talen § doen spreken, ^

8. De heilige Geest heeft zijne gaven uitgedeeld ,

9. Kom heilige Geest, bezoek de harten uwer geloovigen ,

BOO

-ocr page 503-

H. KOZEN KRANS.

10. Kom heilige Geest, ontsteek in ons het vuur uwer liefde, wees gegroet, enz.

Geloofd en gedankt, enz.

iV. De hemelvaart van Maria.

De namen van Jezus en Maria, enz. Onze Vader , enz.

1. Maria is opgenomen ten hemel, wees gegroet . enz.

Ü. De hemelsche Vader ontving zijne geliefde Dochter,

3. Jesus omhelsde zijne lieve Moeder, ^

4. De heilige Geest verwelkomde zijne lieve SS Bruid,

5. De Serafijnen groeten Maria, --5

6. De Engelen dienen Maria, g

7. Geheel de hemel is verblijd door Maria,

8. Maria zit het naast by Jesus, g

9. Maria is onze Moeder en middelares in ï» den hemel,

10. Maria is onze voorspreekster bij haren lieven Zoon,

Geloofd en gedankt, enz.

V. De krooning van Maria.

De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader , enz.

1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel, wees gegroet, enz.

2. Maria gekroond om hare serafijnsche liefde, wees gegroet, enz.

3. Maria gekroond om hare engelachtige zuiverheid , wees gegroet, enz.

501

-ocr page 504-

H. ROZENKRANS.

4. Maria gekroond om hare grootc ootmoedig-heid , wees gegroet, enz.

5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoorzaamheid,

6. Maria gekroond om hare heilige vnor- _ zichtigheid, ^

7. Maria gekroond om hare grootc verdul- 2 digheid, ^

8. Maria gekroond om hare ijverige dank-baarheid,

9. Maria gekroond om hare volharding in quot; alle deugden, S

10. Maria boven alle Engelen en Heiligen \' in den hemel gekroond, gelijk de Moeder van God toekomt.

Geloofd en gedankt, enz.

G E B E U.

In de vereeniging van al uwe deugden , verdiensten en volmaaktheden, draag ik u , zuivere Maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria ! deze geestelijke kroon van gebeden en groe-tenissen op; gewaardig ze met al de lofzanger., die op aarde en in den hemel gezongen worden , aan te nemen, en vraag voor mij en allen , voor welke ik verplicht ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.

Een onze Vader, tot dankbaarheid dat God ons de genade verleend heeft van den Rozenkrans te bidden. Onze Vader, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelschen Vader, en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken . Wees gegroet, enz.

502

-ocr page 505-

H. ROZENKltANS.

Een Wees gegroet, opdat Maria onze memorie opoffere aan haren Zoon, en wij gedurig zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen.

Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den heiligen Geest, en deze gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.

Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn; dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der heilige Kerk, tot bekeering dei zondaren en afgevallene Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den Vader, enz.

De almogendheid des Vaders beware ons. De wisheid des Zoons onderwijze ons. De liefde des heiligen Geestes ontsteke in ons. In den naam des Vaders, enz.

503

-ocr page 506-

OEPBNINO VANquot; DEN H. KRUISWEG.

o—S3gt;-o

Voorbereiding.

o Mijn God! het is mij van harte leed, dat ik U, mijn opperste Goed, ooit vergramd heb... Tot uwe meerdere eer en tot mijne zaligheid offer ik U deze heilige oefening op , met inzicht van de aflaten te verdienen die er aan gehecht zijn, zoo voor mij als voor de zielen in het vagevuur, bijzonderlijk voor de zielen van N. Nquot;.

I. STATIE,

J?•«lt;« wordt tot den dood des kruises verwezen.

v. Wij aanbidden en loven U, Christus.

k. Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.

ö Jesus! mijne misdaden hebben het onrechtvaardig doodvonnis over ü uitgesproken. Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef mij genade, opdat ik niet ophoude dezelve te beweenen.

Onze Vader , Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer. Heer, ontferm ü onzer.

God ! wees ons zondaren genadig.

II. STATIE.

Jesus neemt het kruis op zijne schouderen.

v. Wij aanbidden, enz. gelijk hiervoren.

6 Jesus, die U gewaardigd hebt den zwaren

-ocr page 507-

DE H. KRUISWEG.

boom des kruises op uwe verscheurde schouderen te nemen : verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen te dragen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt.

Onze Vader, enz. gelijk Mervoren.

III. STATIE.

De eerste val van Jesus onder het kruis.

v. Wij aanbidden, enz.

ö Jesus, die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid ouder uw kruis ter aarde zijt nedergevallen ; ach ! laat niet toe, bid ik ü, dat ik in dezelve nog hervalle.

Onze Vader, enz.

IV. STATIE.

Jesus ontmoet zijne Moeder.

v. Wij aanbidden , enz.

O allerbedruktste Moeder ! verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden , die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw lijden.... Sta mij bij in al de ellenden van dit leven.... Verlaat mij niet in de ure des doods.

Onze Vader, enz.

V. STATIE.

Simon van Syrenen helpt Jesus het kruis dragen.

Wij aanbidden , enz.

6 Jesus! geef mij sterkte, om met liefde het kruis mijns lijdens op te nemen en om met kloekmoedigheid ü na te volgen.... Ik zal mij

505

-ocr page 508-

I)gt;; H. KRUISWFO.

gelukkig achten U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.

Onze Vader, enz.

VI. STATIE.

Veronica droogt het aangezicht van Jesus af,

v. Wij aanbidden , enz.

6 Jesus ! druk de gedachtenis van uw smartelijk lijden zoo levendig in mijn hart, dat ik iet-zelve gedurig overwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.

Onze Vader, em.

VII STATIE.

De tweede val van Jesus onder het kruis.

v. Wij aanbidden , enz.

o Jesus! mjjne hoovaardigheid heeft U neder-geworpen onder den last des kruises... Ach! leer mij zachtmoedig en ootmoedig van harte zijn... Ik wil alle verootmoedigingen en versmadingen verduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met U deel moge hebben in de glorie.

Onze Vader, enz.

VIII STATIE.

Jesus troost de weenende vrouwen.

v. Wij aanbidden, enz.

o Jesus ! geef eene bron van tranen aan mijne oogen , opdat ik dag en nacht mijne zonden be-weene. Ach! gewaardig U mij meer en meer van

50«

-ocr page 509-

DE H. KRUISWEG.

mijne ODgerechtigheden af te wasachen en mij van mijne zonden te reinigen.

Onze Vader, enz.

IX. STATIE.

Berde val van Jenus onder het kruin.

v. Wij aanbidden , enz.

o Jesus! reik mij eene helpende hand toe, in het midden der gevaren aan welke ik blootgesteld ben, opdat ik in de zonde niet valle... Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner bekoringen niet bezwgke.

Onze Vader, enz.

X. STATIE.

Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met edik en gal gelaafd. quot;V?

v. Wij aanbidden, enz.

d Jesus! dat ik al mijne booze gewoonten af-legge, mijn hart onthechte van al wat aardsch en vergankelijk is, mijn dartel vleesch kastijde, mijne zinnen versterve, en gaarne met ü uit den bitteren kelk des lijdens drinke.

Onze Vader, enz.

XL STATIE.

Jesus wordt aan het kruis gehecht.

v. Wij aanbidden, enz.

6 Jesus! hecht mij met U aan het kruis ; ik wil met U, geljjk Gij, en om U lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde,

507

-ocr page 510-

DE H. KRUISWEG.

eeuwig met ü en door ü moge gelukkig zijn.

Onze Vader, enz,

XII STATIE.

Jesus sterft aan het kruis.

v. Wij aanbidden , enz.

6 Jesus! door de bittere smarten, welke Gij Toor mij aan het kruis geleden hebt, bijzonder als uwe ziel uit uw gezegend lichaam is gescheiden , ontferm U over mijne ziel, als zij van deze wereld zal scheiden.

Onze Vader, enz.

XIII. STATIE.

Jesus wordt van het kruis afgenomen en in den schoot van zijne Moeder gelegd.

v. Wij aanbidden, enz.

ö Maria I laat mij toe dat ik , tusschen uwe armen, mijn gekruiste Zaligmaker, uw lieve Zoon, aanbidde en mijne tranen met de uwe menge... Door uwe machtige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk van Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen, en dus uw moederlijk hart met een nieuw zwaard te doorsteken.

Onze Vader, enz .

XIV. STATIE.

Jesus wordt in het graf gelegd.

v. Wij aanbidden, enz.

Ik zal eens sterven en eens begraven worden gelijk Gij, o mijn Zaligmaker! Gewaardig U, in mijn sterfuur, mij door uwen kruisdood te ver-

508

-ocr page 511-

DE H. KRUISWEG.

troosten en mijn lichaam, wanneer Gij het weder zult opwekken , met uwe glorie te verheerlijken.

Onze Vader, enz.

Hierna zal men bidden : vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet, en ook vijfmaal Glorie zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en een Onze Vader en Wees gegroet, met Glorie zij den Vader, enz. ter intentie van Z. H. den Paus van Rome.

509

-ocr page 512-

DE VESPER-PSiLMEll VOOR DES ZOSÜAfi.

ö God ! kom mij te hulp. — Heer ! haa?t U mij te helpen.

Eere zij den Vader, en deu Zoon, eu den heiligen Geest ; gelijk in den beginne, zoo nu, en altijd , en in eeuwigheid. Amen.

Lof zij U, Heer, Koning der eeuwige heerlijkheid !

psalm 109.

De Heer heeft gesproken tot mijnen Heer; zit aan mijne rechterhand, tot dat ik uwe vijanden stelle tot een voetbank uwer voeten.

De schepter uwer maolit zal de Heer uit Sion doen komen; heersch in het midden uwer vijanden.

Bij U is het vorstendom ten dage uwer kracht, met vollen luister van heiligheid ; voor de mor-gensterre heb ik U uit den schoot geteeld.

De Heer heeft gezworen, en het zal Hem niet berouwen : n Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de orde van Melchisedech.quot;

De Heer is aan uwe rechterhand, en zal koningen vernielen, ten dage zyner gramschap.

Hij zal gerecht houden over de volken ; Hij zat de verwoesting vermeerderen, eu de hoofden van vele landen verdelgen.

Uit de beek aan den weg zal m drinken; en daarom zal Hij zijn hoofd verheffen.

Eere zij den Vader, enz.

-ocr page 513-

DE VESPER-PSALMEN VÜOB, DEN ZONDAG. 511

PSALM 110.

Ik zal U loven, Heer, met geheel mijn hart; in den raad der rechtvaardigen en in de vergadering.

Groot zijn de werken des Heereu; uitgelezen naar zijnen volmaakten wil.

Lofwaardig en heerlijk is zijn werk ; en zijne rechtvaardigheid duurt eeuwiglijk.

Een gedenkteeken zijner wonderen — heeft de genadige en barmhartige Heer gesteld ; Hij heeft spijze gegeven aan degenen die hem vreezen.

Hij gedenkt in eeuwigheid zijn verbond ; de kracht zijner werken heeft Hij zijnen volke bekend gemaakt.

Terwjjl Hij hun het erfdeel der Heidenen gegeven heeft; de werken zijner handen zijn waarheid en rechtvaardig.

Al zijne bevelen zijn getrouw, voor alle eeuwen bevestigd, gemaakt volgens waarheid en billijkheid.

Hij heeft verlossing aan zijn volk gezonden : Hij heeft voor eeuwig zijn verbond vastgesteld.

Heilig en ontzaglijk is zijn naam; de vreeze des Heeren is het begin der wijsheid.

Het verstand is goed voor allen, die er naar doen; zijn lof blijft in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 111.

Gelukzalig de man, die den Heer vreest; die groot genoegen vindt in zijne geboden.

Zijn zaad zal machtig zqh op aarde; het geslacht der oprechten wordt gezegend.

-ocr page 514-

DE VESPER-PSALMEN.

Eer en rijkdom zullen in zijn huis zijn; en zijne rechtvaardigheid duurt in eeuwigheid.

Voor de oprechten is een licht opgegaan in de duisternis; want de Heer is genadig en barmhartig en rechtvaardig.

Gelukzalig de man, die medelijden heeft en uitleent; die zijne woorden met oordeel schikt; want hij wankelt niet.

De rechtvaardige zal in eeuwig aandenken zijn ; hij zal voor geen kwaad gerucht vreezen.

Zijn hart is bereid en hoopt op den Heere ; zijn hart is versterkt, hij vreest niets, tot Hij op zijne vijanden kan nederzien.

Hij deelt uit en geeft den armen ; zijne rechtvaardigheid duurt eeuwiglijk ; zijn hoofd wordt in heerlijkheid verhoogd.

De boosdoener zal het zien en toornig worden; hij zal op zgne tanden knarsen en uitteren; de begeerten der zondaren zijn verloren.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 112.

Looft den Heer, gij zijne dienaars, looft den naam des Heeren.

De naam des Heeren zij gezegend , van nu af tot in eeuwigheid.

Van den opgang der zon tot haren ondergang zij de naam des Heeren geloofd.

Verheven boven alle volken is de Heer, en zijne heerlijkheid boven de hemelen.

Wie is gelijk de Heer onze God, die in de hoogte woont; en het nederige in den hemel en op aarde gadeslaat P

Die den geringe opricht uit het stof, en uit den drek den arme verhoogt.

512

-ocr page 515-

YOOR DEN ZONDAG.

Om hem te pbatsen nevens de vorsten, nevens de vorsten zijns volks.

Die de onvruchtbare doet wonen in een huis-geïin, en haar maakt tot eene blijde moeder vau kinderen. Alleluja.

Eere zij den Vader, enz.

PSALM 118.

Als Israël uit Egypte toog; Jacobs geslacht uit een vreemd volk :

Toen werd Juda zijn heiligdom ; Israël zijne heerschappij.

De zee zag het en vlood; de Jordaan keerde terug.

De bergen sprongen op als rammen; en de heuvels als jonge lammeren ?

Wat is u, o zee, dat gij vliedt, en u, Jordaan , dat gij terugkeert ?

Dat gij, bergen , opspringt als rammen, en gij, heuvels , als jonge lammeren ?

quot;Voor het aanschijn des Heeren beefde de aarde; voor het aanschijn van Jacobs God, die de rots in eene waterbron verandert en de steenen in waterwellen.

Niet ons, o Heer, niet ons, maar geef de eer aan uwen naam, om uwer barmhartigheid en waarheid wil; opdat de heidenen niet zeggen : waar is hun God ? Want onze God is in den hemel; Hij doet al wat Hem behaagt.

De afgoden der Heidenen zijn zilver en goud ; werken van menschen handen.

Zij hebben eenen mond, maar spreken niet; oogen hebben zij, maar zien niet.

Zij hebben ooren, doch hooren niet; eenen neus hebben zij, doch ruiken niet.

33

513

-ocr page 516-

514 DE VESPER-PSALM ES.

Zij hebben handen, doch tasten niet; voeten hebben zjj, doch kunnen niet gaan; zij geven met hunne keel geen geluid.

Die dezelven maken worden hun gelijk ; en allen die op hen vertrouwen.

Het huis van Israël hoopt op den fleer ; Hij is hun helper en beschermer.

Het huis van Aaron hoopt op den Heer; Hq is hun helper en besühermer.

Die den Heer vreezeu, hopen op deu Heer; Hij is hun helper en beschermer.

De Heer is onzer gedachtig en zegent ons; Hij zegent het huis van Israël; Hij zegent het huis van Jacob.

Hij zegent allen die den Heer vreezen; kleinen en grooten.

Zijt gezegend van den Heer, die hemel en aarde gemaakt heeft»

De hemel der hemelen is voor den Heer; maar den menscbenkinderen heeft hij de aarde gegeven.

De dooden zullen Ü niet loven, o Heer, noch die in den kuil nederdalen.

Maar wij, die leven, zullen U loven , o Heer , van nu af tot in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz.

Gezegend zij God, de Vader onzes Heereu Jesus Christus, de Vader der ontfermingen en de God van alle vertroosting, die ons troost in alle droefenissen.

Bemint elkander, gelijk Ik u bemind heb. Daaraan zult gij erkennen dat gij mijne volgelingen zijt, indien gij u wederkeerig lief hebt. — quot;Weest daarom weldadig, barmhartig, toegevend jegens elkander, gelijk God in Christus zich

-ocr page 517-

VOOK. DEN ZONDAG.

goedertieren en genadig jegens ons bewezen Heeft... Volgt God na, als zqne geliefde kinde-j-en, en wandelt in de liefde, gelijk ook Christus ons heeft lief gehad en zich voor ons heeft overgegeven tot eene offerande, die aan God welgevallig was.

gUl u 0 n t f i c i* t.

Mijne ziel lofprijst den Heer, en mijn geest juicht tot God, mijnen Heiland.

Dat Hij de nederigheid zijner dienstmaagd gadesloeg; zie, van nu af zullen alle geslachten mij zalig noemen.

Want Hjj, die machtig is, heeft groote dingen aan mg gedaan; en heilig is zijn naam.

En zijne barmhartigheid is van geslachte tot geslachte, over degenen die Hem vreezen.

lljj liet zijnen arm machtig werken; Hij verstrooide degenen, wier hart vol hoogmoed is.

Hij stiet machtigen van den troon en verhoogde de nederigen.

De behoeftigen vervulde Hij met goederen , en de rijken zond Hij ledig henen.

Hij heeft Israël zijnen Zoon opgenomen, indachtig (gelijk hij beloofd heeft) zijner barm-liartigheid over Abraham en zijn zaad, tot in eeuwigheid.

Eere zij den Vader, enz. Alleluja.

Hoe zal ik U loven, o mijn God ! Daar Gij zonder mijn toedoen mij geschapen hebt naar uw welbehagen, zoo bestaat ook uw lof zonder mgn toedoen. Voor U, o Heer, zijt Gij zelf uw lof! Volgens uwe onmetelijke grootheid, moeten U awe werken loven! Uw lof is onuitsprekelijk , wijl

515

-ocr page 518-

Ölfi DE VESPER-PSALMEN

uwe grootheid onuitsprekelijk is. Uw lof laat zich niet bevatten in het hart, niet meten met den mond, niet vernemen door het oor; want dit alles gaat voorbij : maar uw lof blijft eeuwiglijk. Onze mensehelijke gedachten beginnen en eindigen; het woord wordt gehoord en de klank vervliegt; maar uw lof staat eeuwig vast.

Wie zoude nu uwen lof waardiglijk kunnen verkondigen ? Diegene looft TJ, die gelooft dat Gij zijn loi zijt; diegene looft U, die van zich zeiven overtuigd is, dat hij niet in staat is uw lof te vermelden. Niet wij loven U, o Heer ! Gij looft door U en looft üzelven. Wij bezitten slechts dan waren lof, wanneer wij door U geloofd worden. Zoo dikwijls wij van eenen anderen dan van U lof zoeken, verliezen wjj den uwe. Verlangen wij de onvergankelijke eer, dan kunnen wij de vergankelijke niet beminnen. O Heer ! laat mij U bezitten, dan kan ik U loven. Want, wat ben ik uit mijzelven , dat ik U zoude loven ? Stof en assche ben ik, een worm en verrotting ! Hoe kan het vleesch den geest loven, die aan alle vleesch leven geeft? Kan de duisternis het licht loven of de dood het leven ? Kan een ij del niets de loutere waarheid loven? Zal mijne bouwvalligheid U waardig loven, of m\\jn sterfelijk wezen, dat heden is en morgen verdwijnt ? Heer! hoe zoude de mensch, die in zonden ontvangen en geboren is, U betamelijk kunnen loven ? Zekerlijk klinkt het woord lof niet schoon in den moud des zondaars ! Daarom love U, o Heer, mijn God! uwe onnaspeurlijke macht, uwe onbegrensde wijsheid en goedertierenheid; U love uwe alle gedachten te boven gaande barmhartigheid , uwe eeuwige kracht en godheid. Op uwe

-ocr page 519-

VOOR DEN ZONDAG.

517

goedertierenheid vertrouw ik, want door haar hebt Gij mij geschapen. Laat uw schepsel, dat door uwe liefde gevormd is, niet te gronde gaan in de ellende der zonde. Bewaar, o Heer, wat Gij geschapen hebt; onderhoudt Gij mij niet, dan keer ik in het niet terug. Het was niet mijne verdienste, dat Gij mij het aanwezen gaaft, maar uwe liefde. O moehte deze zelfde liefde ü doen besluiten, mij te leiden en te regeeren. Eed mij, Heer! uwe hand is niet verkort, dat zij mij niet zoude kunnen helpen, en uw oor is niet hard, dat het niet zoude hooren. Heer ! verhoor m|j, Heer! om uws naams wille. Amen.

-ocr page 520-

INHOUD.

Bladz.

Voorrede...........5

Onderrichtino; betrekkeliik het heilis; Misoffer.............11

Over de beste wijze om het heilig Misoffer

met vrucht te hoeren.......29

Gebeden vóór en onder het heilige Misoffer. Met uitlegging van deszelfs plechtigheden. 31

DE NAVOLGING VAN JESUS CHRISTUS.

Nwtiigr lessen voor het geestelijk leven.

Hoofdstuk. Blpdz

1. Ovrr de navolging van Christus en

de verachting van alle wereldsche ijdelheden........Ti

2. Over de geringachting van zichzelven. 80 Over de leer, der waarheid. ... 83

4. Over een voorzichtig gedrag . . .

5. Over het lezen der H. Schrift . . 88 fi. Over de ongeregelde hartstochten . 90

7. Vlucht de ijdele hoop en den hoog

moed ..........91

8. Over eene te groofe gemeenzaamheid. 93

9. Over de gehoorzaamheid en onder

werping .........95

-ocr page 521-

INHOUD.

Hoofdstuk. Bladzijde.

10. Over het vermijden van nuttelooze

gesprekken.........97

11. Over de middelen tot vrede en den

ijver tot voortgang......99

12. Over het nut der tegenspoeden . .102 ]3. Over het wederstaan der bekoringen. 104

14. Over de lichtvaardige oordeelvellingen. 108

15. Over de werken uit liefde verricht . 110

16. Over het verdragen der gebreken van

anderen..........HS

17. Over het kloosterleven.....115

18. Overhel voorbeeld der heilige Vaders. 117

19. Over de oefeningen van den waren

kloosterling........130

30. Over de liefde tot eenzaamheid en

stilzwijgendheid.......126

21. Over het berouw des harten . . . 130 32. Beschouwing der meuschelijke ellende. 13S

23. Overdenking des doods.....138

24. Over het ourdeel en de straffen der

zonden..........143

25. Over de ijverige verbetering onzes

levens..........

Vermaningen tot het inKendig leven. Hoofdstuk. Bladzijde.

1. Over den omgang met zichzelven. . 158

3. Over de nederige onderwerping . . l*?!

3. De goede vreedzame mensch . . .163

4. Over de reinheid des harten en een

voudigheid in bedoeling . . . .165

5. Over de beschouwing van zichzelven. 168

-ocr page 522-

I N H 0 U 1gt;.

Hoofdstak. Bladzijde.

6.

Over de vreugde van een goed ge

weten ..........

171

7.

Over de alles overtreffende liefde tot

Jesus..........

174

8.

Over den vertrouwelyken omgang met

Jesus..........

176

9.

Over het missen van allen troost. .

180

10.

Over de dankbaarheid voor de genade

Gods............

185

11.

Over de weinige vrienden van Jesus\'

Kruis..........

188

12.

Over den koninklijken weg des hei

ligen kruises........

192

petrbrg göeH.

Fan den inwendigen troost.

Hoofdstuk. Bladzijde.

1. Over het inwendig onderhoud van

Christus met de geloovige ziel. . 200 3. De Waarheid spreekt in ons zonder

geluid van woorden.....203

3. Het woord Gods moet met ootmoed

gehoord worden; velen nemen het niet ter harte........205

4. Men moet in waarheid en ootmoed

voor God wandelen......209

5. Over de wonderbare werking der god

delijke liefde........212

Over den toetssteen der ware liefde . 218

7. Dat men de genade onder de hoede

der nederigheid moet verbergen. . 222

8. Hoe gering men zich moet achten in

het oog van God......227

-ocr page 523-

INHOUD.

Hoofdstak. Bladzijde.

9. Dat men alles tot God, als het laatste

einde moet terugbrengen.... 280

10. Hoe genoegelijk het zij , met verach

ting der wereld, God te dienen . 232

11. Dat men de begeerten zijns harten

moet toetsen en matigen . . . .235

12. Over het oefenen der lijdzaamheid en

het bestrijden der kwade lusten . 238

13. Over de gehoorzaamheid van een ne

derig onderhoorige, naar het voorbeeld van Jesus Christus.... 241

14. De overweging van de verborgen oor-

deelen Gods, een middel tegen zelfverheffing 243

15. Hoe men zich bij al het wenschelijke

moet gedragen, en boe men moet bidden..........246

16. Dat men bij God alleen waren troost

moet zoeken........249

17. Dat men alle zorg op God moet wer

pen ...........251

18. Dat men de rampen des levens, naar

het voorbeeld van Christus, met gelijkmoedigheid moet dragen . . 253

19. Over het verdragen van smaad. De

ware geduldige.......256

20. Over de bekentenis van eigene zwak

heid en over de rampen des levens. 259

21. Dat men in God boven alle goederen

en gaven moet rusten . . . . . 263

22. Het gedenken van Gods menigvuldige

weldaden.........267

28. De vier dingen die den vrede groote-

lijks bevorderen.......271

-ocr page 524-

INHOUD.

Hoofdstuk. Bladzij ie.

24. Dat men moet vermijden naar eens

anders gedrag nieuwsgierig te onderzoeken ...... : • .274

25. Waarin de duurzame vrede des har

ten en de ware voortgang bestaan. 276

26. Over de hooge waarde van een vrij

gemoed , dat men eerder verkrijgt door nederig bidden dan door veel lezen...........273

27. Dat de eigenliefde van het hoogste

goed ten sterkste aftrekt . . . .281 38. Tegen kwaadsprekende tongen. . . 284

29. Hoe men in wederwaardigheden God

moet aanroepen en zegenen. . .286

30. Dat men Gods hulp moet afsmeeken

en op de wederkomst der genade vertrouwen.........288

31. Om den Schepper te kunnen vinden,

moet men alle schepsel laten varen. 293

32. Over de zelfverloochening en verza

king van alle begeerlijkheid. . .296

33. Over de onstandvastigheid des harten,

en dat God onze laatste bedoeling moet zijn.........299

34. De ware minnaar vindt bij alles en

boven alles in God zijn genoegen. 301

35. Dat men in dit leven niet veilig is

voor bekoringen.......304

36. Tegen de ijdele beoordeelingen der

menschen.........807

37. Over den zuiveren en geheelen afstand

van zichzelven om de vrijheid des harten te bekomen......309

38. Over een goed bestuur in het uitwen-

-ocr page 525-

I gt;1 II O ü D.

Hoofdutnk. Bladzijdp. dige en hoe men in gevaren zich tot God moet begeven.....312

39. Dat men zich. over zijne zaken niet

mag kwellen........314

40. Dat de mensch uit zichzelven niets

goeds heeft en over niets kan roemen ...........3] S

41. Over de versmading van alle tijdelij

ke eer ..........313

43. Dat men zijnen vrede niet bg de men-

sehen moet zoeken......321

43. Tegen de ijdele wetenschap der we

reld ...........323

44. Dat men zich het uitwendige niet moet

aantrekken.........32\'!

45. Dat men niet aan allen geloof mag

geven, en over het licht struikelen

in woorden........328

4fi. Dat men bij scherpe woorden op God

moet vertrouwen......332

47- Dat men alle lijden om het eeuwige

leven moet verdragen.....336

48. Over den dag der eeuwigheid en de

ellenden van dit leven. . . , . 389

49. Over het verlangen naar het eeuwige

leven; en hoe groote goederen den strijders beloofd zijn.....34S

50. Hoe de troostelooze mensch zich in

Gods hand moet overgeven . . . 348

51. Dat men zich op geringer werken

moet toeleggen als men in verhevener te kort schiet.....354

52. Men achte zich geen troost, maar eer

straf waardig........35lt;gt;

-ocr page 526-

INHOUD.

Hoofdstuk. Bladzijde.

53. Dat Gods genade niet bestaanbaar is

met aardschsiiezindheid.....359

54. Over de verschillende neigingen der

natuur en der genade.....3lt;i2

65. Over de verdorvenheid der natuur en

de kracht der goddelijke genade . 369 5C. Dat wij onszelven moeten verloochenen en Christus op den weg des kruisen volgen.......373

57. De mensch zij niet te neerslachtig ,

wanneer hij in eeuigen misslag valt. 377

58. Men mag geea te hooge zaken noch

de verb\'orgen raadsbesluiten Gods onderzoeken........381

59. Men moet alle hoop en vertrouwen

op God alleen stellen.....387

iplevï»® goeh.

Over het H. Sacrament det Altaar».

Hoofdituk. Bladzijde.

1. Vurige uitnoodiging tot de heilige

Communie. — Met welken eerbied men Christus moet ontvangen . . 890

2. Over de groote goedheid en liefde ,

door God in het heilig Sacrament den mensch bewezen.....398

3. Hoe nuttig het is dikwijls te commu-

niceeren.........404

4. Over de groote voordeelen aan eeue

godvruchtige Communie verbonden. 408

-ocr page 527-

J N li O ü D.

Hoofdstuk.

6. Over de waardigheid van het Sacrament en over den priesterlijken

staat..........413

R. Ondervraging naareene oefening voor

420

de H. Communie

7. Over het onderzoek des gewetens en

het voornemen ter verbetering . 421

8. Over de opoffering van Christus aan

het kruis en de opoffering van zichzelven.......,435

9. Dat wij ons en al het onze moeten

opofferen en voor allen bidden . 427

10. Dat men de heilige Communie niet

licht moet achterlaten . . . .431

11. Dat het Lichaam van Christus en de

heilige Schrift voor eene geloovige ziel hoogst noodzakelijk zjjn . . 4Sfi

12. Dat degene die comnmniceeren wil,

zich met groote vlijt moet voorbereiden..........442

13. Dat eene godvruchtige ziel van gan-

scher harte meet verlangen naar de vereeniging met Christus in het Sacrament........446

14. Over het vurig verlangen van som

mige godvruchtigen naar het Lichaam van Christus.....450

15. Dat de genade der godsvrucht door

ootmoed en zelfverloochening verkregen wordt.......453

16. Dat wij onze behoeften aan Christus

Bladiijde.

moeten blootleggen en zijne gena-

de moeten afsmeeken.

17. Over de gloeiende liefde en bran-

457

-ocr page 528-

1 N !£ O U D.

Uoot\'diituk. Bladzijde,

(lende begeerte om Christus te ont-

vaugeu.........4(52

18. Dat de meuscli aaugaande het Sacra-meut niet nieuwsgieris; maa; ouder-zoeken, maar dat hij Christus nederig moet navolgen en zijne zinueu aan het heilig gelooi\' onderwerpen. -i-ü5

Volgorde of indeeling van het Boek der

Navolging..........47ü

Van den zuiverenden weg......471

Van den verlichtenden weg......472

Van den vereenigenden weg.....473

§ 1. Christelijke zedelessen jegens God . 476 § 2. Christelijke zedelesseu jegens onze

naasten.........47»

§ 3. Christelijke zedelesseu jegens ons zeiven...........480

$ 4. Algemeene lessen om wel te leven. 481 § 5. Bijzondere lessen om in de goddelijke genade getrouw te blijven volharden..........484

§ 6. Verscheidene christelijke grondregels van den heiligen Franciscus de

Sales..........486

§ 7. Bijzondere grondregels to! het bewaren van den inwendigeu vrede . . 489 Manier om den Rozenkrans te bidden . . 491 Oefening van den H. Kruisweg .... 504 De Vesper-psalmen voor den Zondag . .51-0

-ocr page 529-

Exeudi et in lueem edi permittitur.

ScK.EMU.SD.f:, 8 Dtcemhris 1888,

P J. H. RUSSEL, Can. et Prof.

ad hoc delegatus.

-ocr page 530-

-

_

-ocr page 531-
-ocr page 532-
-ocr page 533-
-ocr page 534-