-ocr page 1-
-ocr page 2-

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

NIEUW PELGRIMSBOEKJE

TEN DIENSTE DER

HAARLEMSCHE PROCESSIE

NAAR

KEVELAAR.

-ocr page 6-

Ih

ben iufjeschrevm in de Haarlemsche Broederschap van O. L. Vrouw van Kevelaar te den 18

-ocr page 7-

-f/ ^ 1EW 1\'ELCllllISBOEKJE -4, / ra

GEDURENDE

DE BEDEVAART

der

HAARLEMSCHE PROCESSIE

KEVELAAR.

Gedrukt in het St. Jacobs-Godshuis te Haarlem, Voor rekening van voormelde Processie.

iSSo.

9119

Jturgisch© Voreeniai

Aartsbisdom UTRECHT lölt; o-gnummar Bib .othaot. £

-ocr page 8-

IMPRIMATUR.

Ilarlcini, die 17 Aprilis 1880.

J. A. van den Akker,

Lib. Cens.

-ocr page 9-

0. L. VROUW VAN EEVELAAR,

ondcr den

TROOSTERES DER BEDRUKTEN,

Gevestigd in de St. Antonius-kerk op de Groenmarkt

TE HAARLEM.

Op vergunning van Z. //. I\'IUS IX, gegeven 25 April 1817, gezien door Z. D. I{w. Innocentius Fkrrikri, Vice-Snperior der llollandsche Zending gt; 19 Mei 1847,

Allen, die genegen zijn zich te laten inschrijven in deze heilrijke, met zoovele Alkiten begunstigde Broederschap, waarin men tot niets wordt verplicht, kunnen zich daartoe bij de Broe-dermeesters cl\' Lijsthouders hunner gemeente vervoegen. Door die inschrijving worden zij deelachtig aan de Offeranden der Missen, kaarsen, gebeden en goede werken, die van wege do Broederschap tot geestelijk en tijdelijk welzijn der levende en tot lafenis der overledene Broeders en Zusters geschieden.

Ieder Lid zal jaarlijks 50 cents betalen; hetgeen vóór den laatsten Augustus aan de Broeder-meesters of Lijsthouders zal worden ter hand gesteld, en dienen moet tot goedmaking dei-uitgaven van de Broederschap.

BlxOEDERSCITAP

EN

-ocr page 10-

BROEDEKSCHAP VAN O.L.V.

AFLATEN,

ivelke door Zijne Heiligheid Paus Pius IX op den 25 April 1847, aan de-Broederschap zijn vergund.

1. Volle Aflaat aan alle Geloovigen, die op den dag hunner inschrijving biechten, communiceeren en bidden voor de eendracht der Christen Vorsten, uitroeiing der ketterijen en de verheffing van onze Moeder de H. Kerk.

2. Volle Aflaat voor alle Broeders en Zusters, in gevaar van sterven, mits zij biechten en communiceeren, of dit niet kunnende, ten minste een oprecht leedwezen over hunne zonden gevoelen en den H. Naam Jesus zullen aanroepen.

3. Volle Aflaat aan alle Broeders en Zusters, die op den 8sttn December, den feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, zijnde de voornaamste feestdag van deze Broederschap, zullen gebiecht en gecommuniceerd hebben, en bidden gelijk in No. 1. staat uitgedrukt.

•4. Aflaat van 7 jaren en 7 maal 40 dagen aan alle Broeders en Zusters, die op de leestdagen vanPaschen, Pinksteren, Allerheiligen en Kersmis zullen biechten en communiceeren, en bidden gelijk in No. 1 staat uitgedrukt.

5. Aflaat van 60 dagen aan alle Broeders en Zusters, die in de Broederschaps-herk te zamen bet H. Misoffer, of de Processie of andere kerkelijke diensten bijwonen, of samenkomen om eenig goed werk te verrichten, of die bij het begraven der Overledenen godvruchtiglijk tegenwoordig zijn; die het H. Sacrament des Altaars, .

VI

-ocr page 11-

VAN KEVELAAK-

als het naar een zieke gedragen wordt, vergezellen , of dit niet kunnende een Onze Vader en een Wees gegroet voor den zieke bidden; die eerien armen vreemdeling herbergen of met aalmoezen godvruchtiglijk liijstaan; die de zieken bezoeken en in hun lijden en smarten troosten; die de onwetenden in Gods geboden en in hetgeen ter zaligheid noodig is onderwijzen, de afgedwaalden op den weg der zaligheid terugbrengen, vrede maken met hunne eigene vijanden, ottusschen de twistende liefde en eendracht doen herleven; die vijfmaal het Gebed des Heeren met de Groetenis des Engels voor de rust dei\' Afgestorvenen van de Broederschap bidden, en ten laatste; die eenig geestelijk of lichamelijk werk van barmhartigheid zullen verrichten.

6. Zijne Heiligheid verleent aan eiken priester, die aan het hoogaltaar der Broeclerschapskerk de H. Mis leest, een Aflaat voor de zielen der ge-loovigen, die in het vagevuur zijn.

7. Volle Aflaat op de feestdagen van O. L. V. Lichtmis (2 Feb.), Boodschap (25 Maart), Hemelvaart (15 Aug.), Geboorte (8 Sept.) en Onbevlekte Ontvangenis (8 Dec.), aan alie geloovigen, die na gebiecht en gecommuniceerd te hebben in de Brocderschaps-herk zullen bidden, gelijk in No. 1. staat uitgedrukt.

Aflaat van 7 jaren en 7 maal 40 dagen op de feestdagen van O. L. V. Visitatie (2 Julij) en Praesentatie (21 November).

Deze Allaat kan ook aan de geloovige zielen worden toegevoegd.

VII

-ocr page 12-

MtOUDEHSCHAP VAN O.L.V.

VERDERE VOORDEELEN.

4. Telken jare zal er in de Broederschaps-kerk op de vijf voornaamste feestdagen van O. L. V. eene plechtige H. Mis gezongen worden tot geestelijk en tijdelijk welzijn der Broeders, Zusters en Weldoeners van de Broederschap.

2. Den eersten vrijdag van iedere maand zal er eene gezongene H. Mis ter eere van Maria tot diezelfde intentie aan God worden opgedragen, waarna eene stille Mis tot lafenis dei-zielen van de overledene Broeders en Zusters.

3. Voor alle Broeders en Zusters, die jaarlijks 50 cents hebben geofferd, zullen na hun afsterven tot lafenis hunner zielen drie HH. Missen gelezen worden, als van het overlijden aan de Broedermeesters of Lijsthouders hunner gemeente kennis is gegeven.

4. Onder de HH. Diensten van de Broederschap, gedurende de Octaven van O.L.V. en de geheele maand Mei, welke bijzonder aan Maria is toegewijd, zal er eene zware kaars ter barer eere branden.

5. Des Zondags na den 15 Augustus en den 8 December of op die dagen zei ven, indien deze op Zondag vallen, zal er na de Vesperen eene plechtige Processie in de kerk geschieden.

6. In de gemeente, waar een genoegzaam getal leden zich bevindt, zal er ook eène kaars geofferd worden, en zullen er vijf H. Missen op de vijf voornaamste feestdagen van Maria voor het geestelijk en tijdelijk welzijn der levende, en eene H. Mis op den tweeden Vrijdag na de terugkomst der pelgrims tot lafenis der overledene Broeders en Zusters aan God worden opgedragen.

VIII

-ocr page 13-

VAN KEVELAAll.

Verder zal er op Vrijdag vóór\' het vertrek dei-processie eene gezongene H. Mis in de Broeder-schaps-kerk worden opgedragen, om den godde-lijken zegen over de Bedevaart af te smeeken, en op den eersten Vrijdag na de terugkomst der pelgrims eene gezongene H. Mis tot dankbaarheid, en den daaropvolgenden Vrijdag eene Dienst van Requiem tot lafenis voor de overledene Broeders en Zusters.

ALGEMEENS BEPALINGEN.

De Haarlemsche Processie zal jaarlijks naar Kevelaar vertrekken Dinsdag na het feest van O. L. Vrouw Geboorte.

De bijzondere bepalingen voor de reis worden op een reiswijzer aangegeven, die telken jare tijdig aan de bedevaartgangers zal worden uitgereikt.

Zij die de reis mede willen maken, worden verzocht zich tijdig van plaatskaarten te voorzien.

IX

Na Maandag morgen 1 uur worden geen plaats-kaarten meer uitgereikt.

DAGORDE.

De Bedevaartgangers zullen zorgdragen aan de Stations Haarlem en Amsterdam, minstens een half uur vóór het vertrek van den trein tegenwoordig le zijn, ten einde den noodigen lijd te hebben om de kaarten te verwisselen.

-ocr page 14-

DAGOKDJi

Niemand zal zonder spoorkaart in dc wagens mogen plaats nemen; moeielijkheden daardoor ontslaan, alsook door hel verliezen of verkeerd afgeven van spoorkaarten komen voor rekening der Bedevaartgangers.

Het is volstrekt verboden aan de Stations, waar de trein stilstaat, le zingen of overluid le bidden.

Vrijdag voor het vertrek zal ten 8 ure in de Broederschapskelk de II. Mis worden opgedragen, voor eene voorspoedige en gelukkige reis. De pelgrims worden verzocht die H. Mis zooveel mogelijk bij te wonen.

Dinsdag.

Zoodra de trein van Haarlem vertrekt, wordt in elke wagen het Morgengebed voorgebeden, in iedere wagen zal zich wel een der mannen met het voorbidden willen belasten.

Tusschen Amsterdam en Utrecht wordt een Bozenhoedje gebeden voor eene gelukkige reis, daarna lied I bl. 83.

Tusschen Utrecht en \'s Bosch een Bozenhoedje voor de intentie waarmede ieder de reis ondernomen heeft; vervolgens lied II bl. 85.

Tusschen \'s Bosch en Uden een Bozenhoedje voor onzen H. Vader den Paus en de vervolgde Kerk; daarna lied Hl bl. 90.

Bij de aankomst te Uden begeven de Bedevaartgangers zich dadelijk naar de Kloosterkerk. Na hel zingen van lied IV bl. 91 wordt de H. Mis gelezen, eene toespraak gehouden en de zegen mei hot Allerheiligste gegeven, gevolgd door lied V bl. 94. Daarna lijd tol verversching. Bij het vertrek van Uden lied VI bl. 96.

X

-ocr page 15-

DAGORDE.

Tusschen Uden en Goch een Rozenhoedje voor onze achtergelaten Ijetrek kingen, daarna lied VII bladz. 98 en lied VIII bl. 109. Bij het naderen van Kevelaar lied IX hl. 111.

Bij aankomst te Kevelaar kan ieder eerst zijn Logement opzoeken, maar zorge voor de plechtige intocht tijdig aanwezig te zijn bij de Barrière aan den straatweg naar Goch.

Ten 5 ure plechtige intocht, met muziek en onder het gelui der klokken, in Kevelaar naaide Groote Kapel, waar de zegen met het Allerheiligste gegeven en eene toespraak gehouden wordt. Lied X bl. 113. Daarna gelegenheid om te biechten. Ten 8 ure A vondgebed in de Groote Kapel. Lied XI bl. 116.

Woensdag.

Ten 5 ure Morgengebed en uitdeeling der H. Communie in de Nieuwe Kerk.

Ten 7 ure plechtige Muziek-Mis Voor de Bedevaartgangers in de Nieuwe Kerk.

Ten 10 ure gaat men in Processie de Kaars offeren onder het zingen van lied XII bl. 117. Vervolgens wordt tot ieders bijzondere intentie bij het Miraculeuse Beeld een Rozenhoedje gebeden, wTaarna bet Smeekgebed bl. 68. Men eindigt met gezangen XIII, XIV en XV.

Ten 3 ure Lof in de Nieuwe Kerk, waarna plechtige Processie naar het Roode Kruis, alwaar gepreekt wordt. Daarna bidt men voor de levende en overledene leden der Broederschap de gebeden uil het Handboekje met vijfmaal het Onze Vaderen Wees gegroet. In het gaan naar het Roode Kruis, lied XVI, XVII, XVIII, XIX, XX.

XI

-ocr page 16-

DAGOKDE.

In liet terugkomen lied XXI, XXII enz. tot XXVII.

Ten 7.30 Processie van de Miraculeuse Kapel naar liet Kerkhof, -waar het Avondgebed gehouden wordt. Gezangen XXVIII, XXIX, XXX, XXXI, XXXII.

Donderdag.

Ten hall (5 de II. Mis en Communie op Oud-Kevelaar, waarna de zegen met het Allerheiligste gegeven wordt, en men in Processie, met muziek en onder het gelui der klokken Kevelaar doortrekt naar de Barrière, waar de Processie ontbonden wordt. Lied XXXIII.

Tusschen Kevelaar en Goch bidt men een Rozenhoedje voor eene gelukkige reis, — tusschen Goch en Uden tot dankbaarheid voor de ontvangene weldaden. — Bij aankomst te Uden lied XXXIV, toespraak in de Kloosterkerk, waarna de zegen met het Allerheiligste. Vervolgens Afscherdslied XXXV. Daarna gelegenheid tot verversching.

Tusschen Uden en \'s Bosch een Rozenhoedje voor de overledene leden der Broederschap; — tusschen \'s Bosch en Utrecht om een zaligen dood; tusschen Utrecht en Amsterdam tot dankzegging voor de gelukkig volbrachte reis. Bij aankomst te Haarlem in de Broederschapskerk Te Deum, toespraak en Danklied XXXVI hl. 160.

XII

-ocr page 17-

ONDERRICHT VOOR PELGRIMS,

OM HUNNE BEDEVAART MET DE MEESTE VRVCHT TE DOEN. 1)

Les uit het H. Evangelie naar Lucas.

Hoofdstuk If, van vs. 41 tot 51.

Zijne ouders (van Je?us) gingen alle jaren naar Jerusalem, op den plechtigen dag van Paschen.

En toen hij twaalf jaren oud geworden was, en zij volgens de gewoonte van het feest naar Jerusalem opgegaan waren,

En toen zij, na den afloop der dagen, wederkeerden, bleef het kind Jesus te Jerusalem, en zijne ouders wisten het niet.

JDoch zij, meenende dat hij onder het gezelschap was, trokken eene dagreize voort, en

I) Wijlen Zijne Doorl. Hooirw. de bisschop van Haarlem, Mgr. Franc. Jac. van Vree, heeft dit onderricht, onder den titel van Felgrimsboekje uitgegeven, toen hij iu 18S8 kapelaan te Amersfoort was. Het is later door Z. D. II. herzien en vermeerderd; en zoo wordt het nu den vromen Pelgrims in ons vaderland aangeboden.

1

-ocr page 18-

2

zochten hem onder de bloedverwanten en bekenden.

En hem niet vindende, keerden zij terug naar Jerusalem, om hem te zoeken.

En het geschiedde, dat zij hem na drie dagen vouden zitten in den tempel te midden der leeraren, hen hoorende en vragende.

En allen, die hem hoorden, werden verbaasd over zijne wijsheid en over zijne antwoorden.

Eu zij, hem ziende, stonden verwonderd; en zijne moeder zeide tot hem: Zoon, waarom hebt gij zoo met ons gedaan? Zie, uw vader en ik zochten u met smart.

En hij zeide tot hen : waarom zocht gij mij ? wist gij niet, dat ik met de zaken mijns Vaders bezig moet zijn?

En zij verstonden het woord niet, dat hij tot hen sprak.

En hij vertrok met hen, en kwam te Nazareth, en hij was hun onderdanig. En zijne moeder bewaarde al deze woorden in haar hart.

I.

HET VERTEEK TER BEDEVAART.

Toen, in het jaar 12 der Christelijke tijdreke-mng, het den Joden ter viering voorgeschreven Paaschfeest naderde, was er te Nazareth, eene

-ocr page 19-

3

kleine stad van Galilea, een huisgezin, waarvan al de leden zich tot de reis naar Jerupalem voorbereidden. Dit huisgezin, klein in getal, maar groot in waarde der personen, bestond uit eenen raan, uit eene maagd, de bruid des mans, en uit eenen twaalfjarigen jongeling, den Zoon der Maagd. Men weet, dat God den Joden bevolen had, dat de mannen onder hen jaarlijks met het Paaschfeest te Jerusalem in den tempel zouden verschijnen. Hoewel dit gebod de vrouwen en de kindereu niet betrof, verzuimde echter de Maagd van Nazareth nimmer de godvruchtige reis te doen, en nu althans nam zij haren Zoon, die twaalf jaren oud geworden was. naar Sion\'s tempel mede. Het is niet te verwonderen, dat deze godvruchtige Maagd, schoon geene zoodanige verplichting hebbende, deze reis deed. Te Jerusalem toch was de eenige tempel des waren Gods; daar alleen werden den Heer en Vader des heelals offeranden opgedragen ; daar vierden de Priesters en Levieten, met de luisterrijkste plechtigheden, den dienst des Opperheers; daar zongen Israel\'s kinderen de verrukkelijke liederen van Sion ; daar werd ieders gemoed met godvruchtige aandoeningen vervuld, en de ziel, boven het stoffelijke verheven, en zich verdiepende in de beschouwing der geloofswaarheden en in de herdenking der heilsbeloften, smaakte in \'s Ileeren voorhoven meer genoegen op éénen dag, dan zij

-ocr page 20-

op duizend had kunnen sinalxn in de paleizen der Koningen \'); inderdaad, redenen genoeg voor een godvruchtig hart, om in bedevaart naar Jerusalem te reizen.

Het gebruik van bedevaarten te doen, is dus zeer oud; en, zoo men de reis der Jood-sche mannen naar het heilik oord al seene bedevaart wil noemen, omdat deze door God bevolen was, zal men toch aan de veis onzer Maagd dien naam niet kunnen weigeren; want zij ondernam die geheel uit eigene keuze.

Indien nu onder de nieuwe wet, eenige plaatsen door God met bijzondere gunsten vereerd worden, bijv. met wonderdadige genezingen , dan kan men het den geloovigen niet ten kwade duiden, dat zij eene reis ondernemen om op die plaatsen, waar God, gelijk weleer in den tempel te Jerusalem , zich boven andere plaatsen gunstig betoont, waar zooveel gebeden en zooveel verkregen wordt, waar de wonderen zich van tijd tot tijd herhalen, den Almachtige te gaan verheerlijken, danken en smeeken. Dan toch blijkt het, dat God deze plaats bevoorrecht, gelijk Hij voorheen den tempel van Jerusalem bevoorrechtte. Hem de redenen van zulk doen te vragen, past den sterveling niet; maar te gelooven, dat Hij er wijze redenen voor heeft, en zijn doen te eerbiedigen, dat is plicht. Zoo-

1) Ps. 83.

-ocr page 21-

5

als dan die deugdzame Maagd naar Sion optrok, zoo mogen de Katholieken ook naar Kevelaar optrekken, alwaar, door de voorspraak der H. Maria, zoo menige gunst van den almach-tigen God wonderdadig verkregen is.

Maar, zal iemand vragen, kan bet voorbeeld dier Maagd iets afdoen? Dit voorbeeld doet alles af; want die Maagd is de gezegende hoven alle vrouwen \'), de H. Maria, de Moeder f!ods. Niemand zal liet, geloof ik, durven wagen, deze Maagd, die vol van genade was, te berispen. en in dit geval des te minder, daar zij tot gezel op bare reis had haren Zoon, die de Zoon Gods is. Wij mogen het zeggen: grepen weleer Jesus en Maria den pelgrimsstaf, om een bevoorrecht oord te bezoeken, zoo mogen ook de dienaren van Jesus, de kinderen van Maria den staf opnemen, om te Kevelaar, waar God, op Maria\'s voorspraak, zijne gunsten vaak zoo mildelijk heeft uitgedeeld, hunne gebeden te gaan storten.

Geluk, Pelgrims! gij, die bedevaarten onderneemt, hebt de Moeder Gods zelve tot voorgangster. Maar verlangt gij , die door haar voorbeeld tot het ondernemen der bedevaart opgewekt wordt, ook niet van haar te leeren, hoe gij de reis moet doen? Ik geloof het. Laten wij haar dan volgen.

1) Luc. 1, 28.

-ocr page 22-

6

IL

HJ5T OOGMERK,

Eer wij ons met Maria op weg begeven, mogen wij wel vragen: wat was eigenlijk baar oogmerk met die reis? En dan vinden wij, dat het blijkbaar geen ander kan geweest zijn, dan de verheerlijking van God. Zij ging naar eene heilige plaats, op eenen heiligen tijd, in een heilig gezelschap; want zij ging naar den tempel, in de dagen van Paschen, met Jesus, haren goddelijken Zoon, en Josef, haren heiligen Bruidegom Zij ging zich vereenigen met die duizenden, die van alom naar Jerusalem stroomden, ten einde hunne offers den Heer ter eere op te dragen; met die duizenden, die in de heilige stad het gezang des Heeren, de liederen Sion\'s, kwamen aanheffen; met die duizenden, die derwaarts getogen waren , om Gods opperheerschappij te erkennen, om Hem dank te zeggen, om vergiffenis af te smeeken, om nieuwe weldaden te vragen; met die duizenden, die in het heilige Sion het paaschlam kwamen eten, de gedachtenis der verlossing uit Egypte, — voorbeelding der verlossing uit de zonden, — die daar in Gods tempel kwamen verzuchten : Hemelen, dauwl van boven! en dat de wolken regenen den Rechtvaardige: de aarde opene zich en Irenge den

-ocr page 23-

7

Zaligmaker voort; met al die duizenden ging zij zich vereenigen, terwijl zij den Rechtvaardige, den Zaligmaker met zich voerde.

Wat kan dus anders, o verhevene Maagd! wat kan anders uwe bedoeling geweest zijn , dan de verheerlijking Gods? Neen, een ander oogmerk kon in uw Gode gewijd hart niet huisvesten. Gij gingt om te erkennen, dat de hemelsche eigenschappen, die u sierden, gaven des Heeren waren; gij gingt om uwen dank voor die gaven te betuigen , om de bevestiging en vermeerdering er van te smeeken; gij gingt om, hoewel zelve, om uwen Zoon, vrij van zonde, uw offer voor de zonde te brengen; want gij gingt uw hart aanbieden tegen den dag, op welken het zwaard der droefheid het doorsteken zoude; gij gingt, o droevige Moeder ! om nogmaals te zeggen: zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord (Luc. 1, 38). In het bezit van zoo groote gunsten, in het vooruitzicht van zoo groote droefheid, gingt gij nogmaals uw verheven lied zingen :

Mijne ziel verheft den Heer:

Hem, die mijn God is, wiens schepsel ik ben, Hem looft en prijst mijne ziel.

En mijn geest juicht in God mijn htü.

Niet in aardschen roem, niet in tijdelijke goederen, niet in iets vergankelijks, maar in

-ocr page 24-

8

God, die mijn heil, mijn redder, mijn Zaligmaker is, in God alleen verheugt zich mijn geest.

Omdat Hij op de geringheid zijner dienstmaagd heeft gezien; Kant zie, van nu af zullen alle gedachten mij zalig noemen.

Ja, dit verheugt mij, dit doet mij van vreugde opspringen, dat mijn God op zijne geringe dienstmaagd heeft neergezien, dat Hij mij, een nederig schepsel, met zijne weldaden verrijkt heeft, mij zulke weldaden geschonken heeft, dat van nu af alle geslachten mij zalig noemen.

Omdat Hij, de machtige, groote dingen aan mij gedaan heeft; en heilig is zijn Naam.

Wat ben ik van mij zelve om te juichen? om zalig genoemd te worden?.... Maar omdat de Machtige mij groot gemaakt heeft, omdat Hij de wondervolste gunsten over mij uitgestort heeft, daarom zal ik zalig genoemd worden; en daarom zal ik Hem prijzen; heilig is zijn Kaam.

En zijne l armhartig luid is van geslachte tot geslacht dengenen, die Hem vreezen.

Heilig is de naam mijns Gods, eeuwig zijne barmhartigheid, zij duurt van geslachte tot geslacht. Straft Hij, Hij treft slechts het vermetel verzet, maar al wie Hem vreest, heeft barmhartigheid te wachten.

-ocr page 25-

9

Hij heeft kracht geoefend door zijnen arm; Hij heeft

de trotschen in de rauddayen huns harten verstrooid.

Zijn arm heeft Hij uitgestrekt, en daar bleek zijne kracht; mij, eene geringe maagd, verhief Hij wonderbaar; maar de trotschen, die in hun hart booze raadslagen smeedden, heeft Hij door hunne eigene listen verward, en hen, die zich op hunne wijsheid verlieten, verstrooid.

De machtigen heeft Bij van den troon gezel, en Hij heeft de nederigen verheven.

Hij heeft de Jiongerigen met goederen vervuld en de rijken ledig weggezonden.

Ziet daar de macht mijns Gods, dat Hij hen, die zich zeiven machtig wanen , uit de hoogte nederstort; dat Hij die rijken, die zich van alles voorzien wanen en een walg van het he-melsche hebben, van alles ontbloot; terwijl Hij de nederigen, de geringen op den troon plaatst, en de armen, degenen die honger lijden, met zijne gaven overlaadt.

Dit is het gezang der Maagd. Schittert daarin niet de grootste eenvoudigheid des harten ? Éene gedachte is er slechts in te zien, aan die eene zijn al de overige ondergeschikt, of liever al de overige komen voort uit die eéne: God, God alleen is in hare ziel, in haar hart, in haren mond; aan God alleen moet van alles de eer gegeven worden.

Pelgrims! leert hier, wat oogmerk u tot de

-ocr page 26-

10

bedevaart aansporen moet: niimelijk de eer Gods. Gij moogt u niets anders voorstellen, dan te Kevelaar u voor God te gaan vernederen, vergiffenis van Hem af te smeeken, Hem voor zijne weldaden te danken , nieuwe weldaden voor u en de uwen (maar met onderwerping aan zijnen wil) te vragen; en dit alles onder de bescherming en voorspraak van Maria.

Vele mensehen zijn, in hunne huiselijke betrekkingen , overladen met bezigheden en zorgen; nauwelijks kunnen zij den tijd vinden om de noodzakelijkste godsdienstplichten te vervullen ; altijd omringd en bezig gehouden door voorwerpen, die geest en hart voor godsdienstige indrukken minder vatbaar maken, schijnen zij zich nimmer met volhardenden ernst op het eenige noodzakelijke te kunnen toeleggen. Dat dezulken zich in het jaar eenige dagen afzonderen en eene bedevaart ondernemen, om, van alles wat hen anders verstrooit, ontslagen, zich vrijelijk met God en hunne eeuwige toekomst bezig te houden: dit is een prijsbaar, een heilig oogmerk, ieder hunner kan zeggen: Mjne ziel verheft den Heer.

Dat anderen, die tijd en gelegenheid genoeg hebben tot godsdienstoefeningen, maar bedenkende, hoe gemakkelijk hun dit alles valt, iets meer doen willen en daartoe eene bedevaart kiezen, die met onderscheidene ontberingen en vermoeienissen vergezeld gaat; ook dit is een

-ocr page 27-

11

prijsbaar inzicht, ook in dezer mond past Maria\'s woord : Mjne ziel verheft den Heer.

Dat wederom anderen, zich herinnerende, hoe vele goede werken zij verzuimd, hoe vele zonden zij gepleegd hebben, in het verlangen om hunne verzuimen eenigszins in te halen, om voor hunne overtredingen te boeten, als pelgrims naar eene heilige plaats reizen : dit moet door een ieder voor eeue goede bedoeling gehouden worden; want zij nemen hunne toevlucht tot \'s Heeren har ml tart nj 1 ei cl, die is van geslachte tot geslacht devyenen, die Hem vreezen.

Dat iemand, die eene bijzondere gunst van den Heer Verlangt, om die zekerder te verkrijgen, eene bedevaart doet, mits hij zich altijd aan den goddelijken wil onderwerpe;

Dat iemand, d\'e zich in eenen verderfelijken omgang, in eene booze gewoonte, in eene naaste gelegenheid tot zonde gewikkeld ziet, den pelgrimsstaf opneemt, om door dit middel die gevaren te ontworstelen, dat kwaad uit te roeien:

Dit alles moet geprezen, moet deugdzaam, moet heilig genoemd worden. Die zoo doen, verheffen den Heer.

Dat men, met deze of dergelijke oogmerken bezield, eene bedevaart kiest naar eene plaats, waar de II. Maria voornamelijk geëerd wordt: dit verdient goedkeuring. Aan haar toch heeft Rij, die machtig is, groute dingen gedaan. Zijn

-ocr page 28-

12

Naam is heilig, en zijne barmhartigheid van geslachte lot geslacht.

Maar:

Wanneer bij de opgenoemde of andere prijs-bare oogmerken zich eenig onedel inzicht voegt; wanneer bijv. nieuwsgierigheid zoowel tot de reize aanspoort als godsvracht ; dan zoude ik de bedoeling niet meer zoo gaaf heilig, en het werk niet zonder voorbehouding verdienstelijk noemen;

Wanneer men van de bedevaart eenen lust-tocht maakt, dan zoude ik ze voor schadelijk houden;

Eu wanneer iemand, die in zijne eigene gemeente aan zijne plichten te kort schiet, die door zijnen gewonen biechtvader van het ontvangen der H. Sakramenten geweerd wordt, wanneer zulk een den uitwendigen schijn van pelgrim aanneemt, om van priesters, bij welke hij niet bekend is en aan welke hij zich niet bekend maakt, de Sakramenten te rooven, dan zoude ik zeggen, dat hij een zeer onheilig, een zeer verfoeielijk oogmerk heeft; ik plaats hem bij degenen, die God in hunne raadslagen verstrooit.

Neen, wie, gelijk Maria, reizen wil, wie volgens haar voorbeeld en onder hare bescherming eene bedevaart uil doen, die mag zich geene onverschillige, veel min slechte oogmerken voorstellen; verheerlijking van God, en

-ocr page 29-

13

bevordering van \'s pelgrims zaligheid , moet zijne eenige beweegreden zijn.

111.

DE REIS EX HET VERBLIJF.

Wij weten nu, waarheen Maria reisde en waarom zij daar heen reisde. Nu zullen de Pelgrims zekerlijk ook verlangen te weten, hoe zij zich op den tocht gedroeg, en wat zij te Jerusalem deed.

Hoe zij zich op den tocht gedroeg, kan men reeds daaruit genoeg opmaken, dat zij reisde in het gezelschap van Jesus! Wat toch kan onder het geleide van Jesus gevonden worden, dat niet zedig, ordelijk, ingetogen, heilig is?..,

O Pelgrims! gij ook moet in het gezel-schnp v.\'in Jesus reizen, gij moet iedere schrede zoo zetten, iederen oogslag zoo wenden, ieder woord zoo spreken, alsof Jesus aan uwe zijde ging. En al ziet gij Hem niet. Hij is echter bij u; want Hij heeft gezegd: ivaar er twee of drie in rnijnen vaam vergaderd zijn, daar ien Jk in hun midden.

Wilt gij meer in bijzonderheden hel gedrag van Maria op hare bedevaart kennen, zien wij dan hetgeen de groote Ambrosius van de handelwijze, die zij immer in acht nam, gezegd heeft, vVan haar ruoogt gij regels voor uw

-ocr page 30-

14

gedrag nemen, daar de onderwijzingen der deugd, in haar als in een voorbeeld uitgedrukt, u toonen, wat gij verbeteren , wat gij vluchten , wat gij behouden moet. Zij was van harte nederig, ernstig in hare woorden.... Zij was spaarzaam in het spreken, ijverig om te leeren.... Zij was gewoon niemand te beleedigen, voor bejaarderen op te staan, hare gelijken niet te benijden, grootspraak te vluchten.... Wanneer toonde zij walging van minderen? Wanneer lachte zij om den zwakke? Wanneer vermeed zij den arme?... Niets terugstootends was in hare oogen, niets onbedachts in hare woorden, niets onzedigs in hare handelingen. Hare gebaren waren niet geweldig, haar gang was niet wild, haar geluid niet schaterend: maar de houding zelve des lichaams was het beeld barer ziel, de uiterlijke voorstelling van hare deugd,quot; En ik mag hier bijvoegen uit het Hooglied van Salomon : Langs den weg heeft Maria eenen geur verspreid als kaneel en welriekende balsem; zij gaf eenen aangenamen geur van zich, als uil-gelezene mirre. Den ganschen weg over verspreidde haar voorbeeld op allen, die omtrent haar waren, eenen godsdienstigen indruk, gelijk welriekende specerijen eenen aangenamen geur doen ontwaren.

En hoe gedroeg zij zich wel, toen zij te Jerusalem was? Toen zij den tempel bezocht? dien tempel, in welken een grijs Profeet haar

-ocr page 31-

15

gezegd had : het zioaard van droefheid zal u door het harte gaant \')

O men kan het zich voorstellen, als men Maria\'s godsvrucht een weinig kent. Daar, in de heilige stad, vond zij hare rust; daar was zj als een rozesiruik te Jericho, als een schoone olijf op de velden, als een plataan langs het water 2); daar zat zij in de schaduw desgenen naar wien zij verlangd had !); daar speelde zij voor hem in de heilige plaats^ en het was haar vermaak in het midden van Gods dienaren te zijn \') Reeds bij het ontdekken der tempeltinnen had zij uitgeroepen: Ik hen verheugd over hetgeen in\'j gezegd is: wij zullen in het huis des Heeren gaan 5); en toen hare voeten in Jerusalems voorhoven stonden, bad zij met vertrouwen: De Heer zal niet toelaten, dat de roede der zondaren op het lot der rechtvaardigen lijve drukken

Dit is het voorbeeld, dat de pelgrims moeten navolgen.

En gij, die den jaarlijkschen tocht naar Kevelaar mede doet, ziet, hoe gemakkelijk het u is, naar het voorbeeld van Maria te handelen, vooral van het oogenblik, waarop men zich tot den optocht vereenigt, om in orde van processie voort te trekken.

1) Luc. II. ?) Eccli. XXIV. 3) Hoog). II.

4) Spreuk, VIII. 5) Ps. 121. 6) Ps. 124.

-ocr page 32-

16

De banier der Christenen, het Kruis, wordt ontsluierd , en toont den verzamelden, wat weg zij te houden hebben; de vanen, waarop de afbeeldingen der Moeder God? en van de Beschermheiligen der verschillende gemeenten prijken, volgen de kruisbanier, en doen. inde menigte het vooruitzicht ontstaan op het verwerven der gunsten, die zij door Maria\'s voorspraak verlangen; op het voorbeeld der geleiders neemt men den rozenkrans ter hand, en de talrijke verzameling verricht met luider stemme dat eenvoudige maar tevens verhevene gebed, namelijk: zij groet Maria, zij herhaalt hare groeten, en al die groeten zijn zoo vele rozen, die haar ter eere tot kransen gevlochten of langs den weg gestrooid worden; liederen, die de teederste godsvrucht en het kinderlijkste vertrouwen op de voorspraak van Maria ademen , worden door de talrijke schare gezongen en wisselen het gebed af; van tijd tot tijd trekt men eene kerk binnen, waar Hij, dien men aan \'t kruis afgebeeld ziet, en dien men in zijne moeder eeren wil, zelf gevonden wordt, en terwijl men Hem aanbidt, zegent Hij, in zijn Sakrament door de handen des Priesters opgeheven, de nederknielende pelgrims. Komt men in eene plaats, waar men voornemens is wat langer te beiden , dan stijgt een dienaar des 11 eeren den kansel op, en houdt eene tot vertrouwen en bekeering opwekkende leerrede;

-ocr page 33-

17

vervolgens begeeft hij zich, met eeniije r.mbt-genooten, in den biechtstoel, waar zij, als uit-deelers van Gods Geheimenissen , den boet-vaardigen zondaar de ontbinding zijner overtredingen geven. In den morgenstond wordt het heilig Offer opgedragen en is liet brood der Engelen bereid om degenen, die er naar hongeren, te spijzen. Eindelijk nadert men het heilig oord, waarheen de bedevaart zich richt. Nauwelijks heeft men de torenspitsen in \'t verschiet ontdekt, of vreugde glinstert oj) het gelaat der pelgrims. //Daarquot;, zeggen zij dan, //daar beidt ons onze teedere Moeder, die met al onze kwalen medelijden heeft, onze machtige Moeder, die voor ons bij haren god-delijken Zoon alles verkrijgen kan.quot; De plaats zelve binnen getrokken zijnde, kan men zijne godsvrucht vrijelijk voldoen. Voor het wonderbeeld van haar, op wier voorspraak de Heer hier zoo menig wonder werkte, kan men zijne vurigste wenschen uitstorten, kan men den boezem ledigen van alle kwellingen, die hij besloten hield. Alles stemt nu het gemoed tot ijver. Ginds zijn het groepen van bidden-den, die gemeenschappelijk hunne smeekingen opwaarts zenden en als met vereende krachten den hemel bestormen; hier zijn het zingenden, die Jesus en zijne Moeder in hunne liederen verheerlijken; daar ziet men afzonderde personen , die in stille aandacht de heilige waar-

-ocr page 34-

)8

heden overwegen, of in zwijgenden weemoed hunne zonden beweenen. Nu gaat men bidden in eene kapel, dan gaat men Gods woord hoo-ren in een ander bedehuis. Men trekt met brandende waskaarsen naar eene hoogte, op welke, gelijk op den Calvarieberg, een kruis geplaatst is, en van welke een Priester tot de vergaderde menigte spreekt over het lijden des Heeren en dat zijner lieve Moeder. Middelerwijl beijvert men zich, om in de vierschaar der boetvaardigheid het geweten van de laatste smet te reinigen, en eene algemeene Communie der bedevaartgangers bevestigt in hen al de goede voornemens, die zij gemaakt hebben.

Zoodanig is de loop der pelgrimsreize. O hoe vele hulpmiddelen tot aandacht! hoe vele opwekkingen tot godsvrucht! hoe vele aansporingen tot ijver! Gelukkig zij, die, naar het voorbeeld hunner fl. Aioeder, steeds in het gezelschap van Jesus reizen, en ter heiliger stede door Maria tot Jesus, door Jesus tot den Vader gaan. Aan hen doet God groote dingen, hen ontvangt en koestert en kweekt die harm-hartigheid, die blijft van geslachte tot gedacht.

IV.

DE TERUGREIZE.

Pelgrims I opent uwe ooren, verneemt de geschiedenis der terugreis van Maria. Ook deze zal nog menige leering opleveren.

-ocr page 35-

19

Nog vol van de heilige gedachten, die de tempel en de offers haar hadden ingeboezemd, verliet zij Jerusalem. Maar toen des avonds de Pelgrims zich ieder bij zijne familie voegden, verscheen Jesus niet. Maria en haar Bruidegom Josef zochten Hem bij hunne verwanten en bekenden, maar konden Hem nergens vinden. Wij zouden der ouderlijke zorg van Maria en Josef te kort doen, indien wij de onwetendheid van hetgeen Jesus wedervaren was hun tot schuld rekenden. Beiden wisten, dat Jesus een goddelijk kind was, beiden waren dus zeker, dat, wat Hij ook doen mochte, het altijd volgens de wetten der wijsheid zijn zoude. Uit hoogere inzichten nu had het goddelijk kind zich aan hun oog onttrokken, en hen , terwijl zij niet de minste vrees koesterden, laten wegreizen.

Pelgrims! opent uwe ooren, verneemt de les die in deze gebeurtenis voor u gelegen is.

Maria, van de bedevaart huiswaarts keerende, verloor Jesus, doch zonder hare schuld; o Pelgrims! beijvert u om Hem niet te verliezen door uwe schuld Eene doodzonde berooft u van Hem; Pelgrims! vlucht, vlucht de doodzonde! Hoe treurig zoude het niet zijn, indien gij, na met het heiligste oogmerk, met de meeste godsvrucht uwe bedevaart gedaan te hebben, spoedig wederom van uwen Verlosser verwijderd werdt? Met welke oogen zoude die teedere Moeder, die zoo vele gunsten voor u afbad.

-ocr page 36-

20

u dan aanzien? Welke smart, indien zij er nog vatbaar voor ware, zou uwe onstandvastigheid haar veroorzaken ? En welke schade voor u zeiven!... Verloren waren dan die vruchten, welke gij met zooveel zweet en arbeid verzameld hebt; verloren de verdiensten, die gij verkregen hebt; verloren de genaden, waarmede gij verrijkt zijt. God beware iederen Pelgrim voor dit ongeluk ! Doch zoo het iemand overkomen mochte, dat hij niet wanhope.

Pelgrims! opent uwe ooren, verneemt de geschiedenis van Maria\'s terugreize.

Toen de H. Maria Jesus verloren had, ving zij aanstonds aan. Hom te zoeken.

Maria richtte hare schreden naar den tempel, en daar vond zij haren Jesus terug, gezeten onder do leeraren.

Pelgrims! zoo gij ooit Jesus verliest, begeeft u naar den tempel; daar is hij nog in het midden zijner dienaren, welke Hij belast heeft u te helpen om Hein weder Ie vinden, Grijpt daar, gelijk de schipbreukeling, de plank, waarmede gij u redden kunt; zuivert uw geweten in het Sakrameut van boetvaardigheid, en gij zult Jesus wedervinden, want hij verbergt zijn aanschijn niet voor degenen , die Hem zoeken.

Pelgrims! luistert nog.

Ook in een anderen zin dan die u nu verklaard is, kunt gij Jesus verliezen: of wel

-ocr page 37-

1

21

geheel zonder uwe schuld, wanneer Hij uit. eigene beweging zich aan u onttrekt, gelijk Hij zich te Jerusalem aan het oog zijner Moeder onttrok; of min of meer met uwe schuld, wanneer gij aan de indrukken van het aardsche, aan de vorderingen der zinnelijkheid , aan het zelfbehagen der eigenliefde, weer eenigen voet geeft in uw hart. Dnn is er wel geen scheidsmuur opgetrokken tusschen u en Hem, gelijk dit door de doodzonde geschiedt; maar gij mist toch de liefelijke uitwerkselen zijner tegenwoordigheid : Hij antwoordt u niet, als ge in het gebed tot Hem spreekt, en de lust om tot Hem te spreken dooft in u uit; koude is in \'thart, in het gemoed dorheid, verstrooiing en gedachteloosheid zijn in den geest. O hoe smartelijk is die toestand! Veel verschilt het wel, of uw Beminde uit eigen beweging zich verscholen houdt, ten einde het verlangen in uwe liefde te prikkelen, dan of Hij u voor kleine onge-trouwheden straffen wil; maar wie zal ooit durven zeggen: ik heb die verwijdering niet verdiend ? In ieder geval, Pelgrims! moet gij, als Maria, den verlorene wederzoeken. En hoe dan? door nederige erkenning uwer onwaardigheid, door vurig wenschen en smeeken, door geduldig verbeiden van het oogenblik, waarop Hij goed zal vinden u zijn zaligend aanschijn weer te toonen. Wacht u wel van iets na te laten, waarvan gij weet dat het Hem behaagt;

2

^_

-ocr page 38-

32

gaat Tiaar den tempel en vraagt zijne priesters, of zij u op zijn spoor kunnen helpen; wendt u tot zijne Moeder, opdat zij Hein voor u ver-bidde; bereidt uw hart in het vertrouwelijk vooruitzicht, dal Hij met al zijne liefelijkheid weder zal komen; neemt deel aan den feestdisch van zijn Ligchaam en Bloed; en toeft Hij dan nog, zoo bedenkt, dat ook Maria en Josef Hem lang al weenende moesten zoeken, en dat zij daarenboven , toen zij Hem tot hunne onuitsprekelijke vreugde gevonden hadden, niet eens met vleiende liefkozingen omvangen werden. Maar ziet, na die verwijdering ging de Dierbare met hen naar Nazareth, en bleef bij hen. Volhardt dan, Pelgrims! in uw zoeken, in uw smeeken, en weldra zal hij zeggen: zie mij hier! dan zal nive ziel den Heer verheffen en uwe geest zal juichen in God, uw heil. Dan zult gij zeggen: Ik heb Hem gevonden, den Beminde mijner ziel; ik heb Hem vastgegrepen en ik zal Hem niet meer loslaten.

V.

BESLÜIT.

Zoo leerde u Maria bedevaart houden, en opdat gij daarin haar voorbeeld zoudt volgen, o Pelgrims! zoo zij u nog dit herinnerd. Maria

bewaarde al deze woorden in haar hart. Bewaart gij ook het nu gelezene in uw hart, dat is,

-ocr page 39-

23

oiitliouclt, overweegt, omhelst het, en dan moogt ge hopen, dat gij, onder hare voorspraak, het ook beoefenen zult.

En gij die ooit op die wijze eene bedevaart gedaan hebt, verheugt u ; want gij hebt eene zaak gedaan, die Gode welbehagelijk en u zeiven voordeelig is; gij hebt het voorbeeld gevolgd uwer Moeder, die in bedevaart naar Jerusalem ging; gij hebt ook voorzeker door hare voorspraak gunsten verkregen, die u dierbaar zijn moeten. Hebt gij misschien niet juist datgene verkregen, wat gij wenschtet, zoo moogt ge u echter overtuigd houden, dat gij iets anders, \'t geen u nog voordeeliger is, verworven hebt; want gelijk God nooit te vergeefs gebeden wordt, zoo wordt ook Maria\'s voorspraak nooit te vergeefs ingeroepen.

Maar, Pelgrims! nog een woord, en dat zich zelfs verder dan tot u uitstrekt. Gij moet Maria niet slechts op uwe bcdevaait, maar altijd fot voorbeeld en tot hulp hebben. Ons leven hier op aarde is niet anders dan een pelgrimschap. Pelgrim beteekent vreemdeling, en de bedevaartganger wordt zoo genoemd, omdat hij in het oord, waar hij te bedevaart gaat, gewonelijk een vreemdeling is. En wij zijn hier op aarde ook vreemdelingen, die naar ons vaderland reizen. Helaas! wie gevoelt niet de ongemakken zijns vreemdelingschap? Wie kan het zonder tranen ten einde brengen? En wie, \'t geen de grootste

-ocr page 40-

24

van al de rampen is. wie ziet zicli niet omriiigd van gevaren. in welke hij vreezen moet om te komen? gevaren, die zijne behoudene aankomst in het hemelscbe vaderland bedreigen; gevaren, die hij vaak niet ontwijken kan, omdat hij ze maar al te dikwijls in zijn eigen binnenste me-devoert. Ach! ons hart. ontvlamt zoo lichtelijk, en wee dengene, die de noodlottige vonken niet weet of niet zorgt af te leiden!.. . Ter gewenschte plaatse zullen wij echter aanlanden, als wij Maria steeds tot voorbeeld en tot helpster nemen. //Zijquot;, zegt de H. Bernardus, //Zij wijke nooit van uwe lippen, nooit van uw hart, en, om het genot van hare voorspraak te hebben, zoo verlaat nooit het voorbeeld van haren wandel. Haar volgende, verdwaalt gij niet,.... haar voor oogen hebbend, mist gij niet,... hare gunst genietende, bereikt gij de plaats uwer bestemming.quot;

Christelijke Pelgrims, die dit leest! ik bid God, door de voorspraak zijner lieve Moeder, dat Hij u naar het vaderland geleide ; en gij, als gij uwe godvruchtige gebeden tot de H. Moeder opzendt, gedenkt dan uwen armen medepelgrim, die deze regelen voor u geschreven heeft.\')

1) Men gelieve wijlenden liuugw. Schrijver, die in zijn leven het gebed der vrome Pelgrims vroeg, nu bij zijn helaas! te vroegtijdig verscheiden te gedenken.

-ocr page 41-

GEBEDEN.

MORGENGEBEO.

t In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes, Amen.

De engel des Heeren boodschapte aan Maria, En zij heeft ontvangen van den H, Geest.

Wees gegroet enz.

Zie de dienstmaagd des Heeren, Mij geschiede naar uw woord.

Wees gegroet enz.

En liet Woord is vleesch geworden.

En liet heeft onder ons gewoond.

Wees gegroet em. Bid voor ons H. Moeder Gods,

Opdat wij der beloften van Christus waardig worden.

Laat ons bidden.

Wij bidden ü, oHeer, stort uwe genade in onze harte.quot;, opdat wij, die door de boodschap des engels, de menschwording van Christus uwen Zoon gekend hebben, door zijn lijden en kruis mogen gebracht worden tot de glorie zijner verrijzenis. Door Jesus Christus onzen Heer. Amen.

Kom H. Geest, vervul de harten uwer ge-loovigen en ontsteek iu hen het vuur uwer liefde,

2*

-ocr page 42-

26

v Zend uwen Geest uit, en zij zullen herschapen worden.

R En het aanschijn der aarde zult gij vernieu-wen\' Laat ons bidden.

God, die de harten der geloovigen, door de verlichting van den M. Geest hebt onderwezen, geef ons, dat wij in denzelfden Geest, de ware wijsheid smaken en ons in zijne vertroosting altijd verheugen. Door Christus onzen Heer. Amen.

GEBED

God, Schepper en Heer van alles wat bestaat, in Wien wij leven, ons bewegen en bestaan, wij gelooven en belijden, dat Gij al onze gedachten, woorden en werken kent. — Uit den grond van ons hart brengen wij U onzen kinderlijken dank voor al de weldaden, die Gij ons van het eerste oogenblik van ons bestaan tot dezen dag toe hebt bewezen. Vooral echter , o barmhartige en liefdevolle God, zij uw naam geprezen, omdat gij ons de gelegenheid aanbiedt deze dagen te besteden tot/ eer en glorie van uwe nooit volprezen Moedermaagd en tot bijzondere heiliging onzer zielen. — Wat wij dan ook gedurende deze heilige bedevaart zullen denken, spreken en verrichten, zij IJ en uwe heilige Moeder toegewijd Moge deze bedevaart strekken om voor ons en de onzen die gunsten te verwerven welke wij door de voorbede uwer H. Moeder verwachten. Heilig onze gedachten,

-ocr page 43-

27

heilig onze woorden, heilig onze daden, opdat alles ons rijke vruchten voor de eeuwigheid voortbrenge. Amen.

Dierbare Jesus, wij smeeken U de genade af, om het heilig voorbeeld, dat Gij ons van alle deugden hebt gegeven, in deze dagen der bedevaart meer en meer na te volgen. Geef, dat wij geduldig, nederig, zachtmoedig en rein. mogen leven, opdat onze(bedevaart,!TJ en uwe H. Moeder eere, ons rijke vrnchten van heiligheid schenke. Wij willen al de krachten onzer ziel gebruiken om de zonden, vooral die, waarin wij gewoon zijn te vallen, te vermijden. Sta Gij ons Lij, o Goddeiijken Verlosser, door uwe genade. Tevens bevelen wij aan uwe ontfermende liefde de zielen van onze lijdende broeders en zusters in de pijnen des vagevuurs; en tot hun troost en lafenis dragen wij li al de aflaten op die wij kunnen verdienen, opdat Gij ze hun zoudt toevoegen, vooral echter aan de zielen van N. N.....

H. Maria, tot wier eer wij deze bedevaart naar het door u zoo bevoorrechte Kevelaar houden/ toon ons vooral in deze dagen uwe moederlijke bescherming; verwijder van ons alles wat ons naar ziel en ligchaam zou kunnen schaden. Bid met ons opdat wij de gunsten verkrijgen, die wij verlangen. Bid ook voor onze betrekkingen, voor onze vrienden en vijanden, voor

-ocr page 44-

38

allen die zich in onze gebeden hebben aanbevolen, opdat door uwe voorspraak allen hunne dagen in vrede mogen doorbrengen en eenmaal met u God mogen loven in de eeuwen der eeuwen. Amen. Onze Vader. — Wees gegroet.

De twaalf Artikelen des Geloofs.

1 Ik geloof in God, den Vader Almachtig, Schepper des hemels en der aarde:

2. En in Jesus Christus, zijnen eenigen Zoon, onzen Heer,

3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de Maagd Maria;

4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruist, gestorven en begraven;

5. Die nedergedaald is ter helle, ten derden dage verrezen van den dood;

6. Die opgeklommen is ten hemel, en zit ter rechterhand Gods zijns Vaders Almachtig;

7. Van daar zal Hij komen oordeelen levenden en dooden.

8. Ik geloof in den Heiligen Geest;

9. De Heilige Katholieke Kerk, gemeenschap der Heiligen;

10. Vergiffenis der zonden;

11. Verrijzenis des Vleesches;

12. En bet eeuwig leven. Amen.

Akte van Geloof.

Ik geloof, o mijn God, dat Gij één zijt in

-ocr page 45-

29

wezen en drievuldig in personen ; dat de tweede persoon der Heilige Drievuldigheid voor ons is menscb geworden, en dat Gij het goede loont en het kwade straft: dit en alles wat Gij ons door de Heilige Kerk te gelooven voorstelt, geloof ik vastelijk, omdat Gij de eeuwige waarheid zijt, die dit alles geopenbaard hebt. In en voor dit geloof wil ik leven en sterven.

Akte van Hoop.

O barmhartige God, ik hoop met een vast vertrouwen door de verdiensten van Jesus Christus van U te zullen verkrijgen het eeuwig leven en alles wat ons daartoe helpen kan: dit hoop ik omdat Gij oneindig goed jegens ons, almachtig en getrouw in uwe beloften zijt. In deze hoop wil ik leven en sterven.

Akte van Liefde.

O mijn God, ik bemin U boven al uit geheel mijn hart, omdat Gij het opperste goed in U zeiven en alle liefde waardig zijt: ik bemin mijn evennaaste gelijk mij zeiven om U, en wensch dat alle menschen ü beminnen. In deze liefde wil ik leven en sterven.

-ocr page 46-

30

LITANIE

VAN DEN H. NAAM JESUS,

3oo dagen aflaat, verleend door Z. H. Paus Pius IX aan die godvruchtig deze Litanie zullen bidden.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Jesus, hoor ons.

Jesus, verhoor ons.

God, Hemelsche Yader, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, God, Heilige Geest,

Heilige Drievuldigheid, één God,

Jesus, glans des Vaders,

Jesus, gloed van het eeuwig licht,

Jesus, Koning der glorie,

Jesus, zon der rechtvaardigheid,

Jesus, Zoon der H. Maagd Maria, Beminnelijke Jesus,

Wonderbare Jesus,

Jesus, sterke. God,

Jesus, Vader der toekomende eeuw,

Jesus, Verkondiger van het groote raadsbesluit.

Allermachtigste Jesus,

Allergeduldigste Jesus,

Jesus, zachtmoedig en ootmoedig van harte, Jesus, minnaar der zuiverheid,

Jesus, onze minnaar,

Jesus, God des vredes,

-ocr page 47-

.•31

Jesus, oorsprong des levens,

Jesus, toonbeeld der deugden,

Jesus, zielenijveraar,

Jesus, onze God,

Jesus, onze toevlucht,

Jesus, Vader der armen,

Jesus, schat der geloovigen,

Jesus, goede Herder,

Jesus, waarachtig licht,

Jesus, eeuwige wijsheid,

Jesus, oneindige goedheid,

Jesus, onze weg en ons leven,

Jesus, blijdschap der Engelen,

Jesus, Koning der Oudvaders,

Jesus, Meester der Apostelen,

Jesus, Leeraar der Evangelisten,

Jesus, sterkte der Martelaren,

Jesus, licht der Belijders,

Jesus, zuiverheid der Maagden,

Jesus, kroon van alle Heiligen,

Wees genadig, spaar ons, Jesus.

Wees genadig, verhoor ons Jesus.

Van alle kwaad, verlos ons Jesus.

Van alle zonde.

Van uwe gramschap.

Van de lagen des duivels,

Van den geest der onkuischheid.

Van den eeuwigen dood.

Van de verwaarloozing uwer inspraken,

Door het geheim uwer H. Menschwording,

-ocr page 48-

32

Door uwe geboorte.

Door uwe kindschheid.

Door uw goddelijk leven, ar4

Door uwen arbeid,

Door uwen doodstrijd en uw lijden, g

Door uw kruis en uwe verlatenheid,

Door uwe droefheden, S

Door uwen dood en uwe begrafenis, e.,

Door uwe verrijzenis, S

Door uwe hemelvaart , 7-

Door uwe vreugden,

Door uwe glorie.

Lam Gods, dat wegneemt de zouden der wereld, spaar ons, Jesus.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor ons, Jesus.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U onzer, Jesus.

Jesus, hoor ons Jesus, verhoor ons.

Laat ons bidden.

Heer Jesus Christus, die gezegd hebt; vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan : wij smeeken U, geef ons, op ons bidden, het vuur uwer goddelijke liefde, opdat wij U met geheel ons hart, onzen mond en onze werken beminnen, en nimmer ophouden U te loven.

Maak, o Heer, dat wij altijd uwen heiligen

-ocr page 49-

33

Naam vreezen eu te gelijk beminnen; nooit immers houdt Gij op, hen te besturen, die Gij stelt in de vastheid uwer liefde. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen

H. Josef, onze H. Patronen en alle Heiligen Gods, bidt Jesus\' zegen over ons en onze bedevaart af.

H. Engel Gods, die mijn bewaarder zijt, ge-waardig u mij te verlichten, te bewaren, te geleiden en te bestieren, i Amen.

Ons zegene de almachtige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest, ft Amen.

AVONDGEBED.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des 11. Geest es. Amen.

Wij gelooven en belijden, o Drieëenig Heilig God, dat Gij hier tegenwoordig zijt. Gij ziet ons op dit oogenblik voor U nedergeknield, om U bij het einde van dezen dag onze laatste groete aan te bieden, en U uit den grond des harten onzen innigen dank te betuigen voor al de weldaden gedurende ons geheelen leven, vooral echter in deze dagen der zalige bedevaart verleend.

Dank, driewerf dank, o eeuwige God, vooral de Hefdebewijzen, die wij van uwe goedheid mochten ontvangen. Geef dut wij de grootheid uwer gaven meer en meer kennen en door een

-ocr page 50-

34

heilig leven daaraan beantwoorden , opdat wij levende en stervende in uwe liefde uns bij U mogen verheugen door de eeuwen der eeuwen heen. Amen.

Voor het gewetensonderzoek.

H. Geest, doe ons met een rouwmoedig hart nagaan, wat wij heden misdreven, en schenk ons tranen van boetvaardigheid om onze zonden te verfoeijen.

Ooderzoekeu wij ons geweten.

Akte van Berouw.

Mijn Heer en mijn God, mijne zonden zijn mij leed uit den grond van mijn hart, niet alleen omdat ik daardoor den hemel verloren en de hel verdiend heb, maar ook omdat ik daardoor U, die mijn opperste goed en alle liefde waardig zijt, heb vergramd: ik haat en verzaak de zonden uit liefde tot U, en ik neem mij vast voor, met de hulp uwer genade mijne zonden te biechten, mijn leven te beteren, en liever te sterven dan U ooit met eenige doodzonde te vergrammen. Amen.

Wij bevelen U, dierbare Jesus, ons zeiven en allen voor wie wij gehouden zijn te bidden; onze ouders en kinderen, onze betrekkingen en vrienden, onze weldoeners en vijanden, onze geestelijke en wereldlijke overheden. Schenk, lieve Jesus, hun uwen heiligen zegen, opdat zij

-ocr page 51-

35

van deugd tot deugd voortgaande eenmaal de onvergankelijke kroon des Hemels mogen verwerven. Amen.

LITANIE

VAN DE

ALLERHEILIGSTE MAAGD MART A.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm ü onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, Vader in den hemel, ontferm U onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.

God, Heilige Geest, ontferm U onzer.

Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm IJ onzer.

Heilige Maria, bid voor ons.

Heilige Moeder Gods,

Heilige Maagd der Maagden,

Moeder van Christus,

Moeder der goddelijke genade, ^

Allerreinste Moeder, ^

Allerzuiverste Moeder, §

Ongeschondene Moeder, ^

Onbevlekte Moeder, =

Beminnelijke Moeder,

Wonderbare Moeder,

-ocr page 52-

•36

Moeder des Scheppers,

Moeder des Zaligmakers, Allerwijsste Maagd,

Eerwaardige Maagd,

Lofwaardige Maagd,

Machtige Maagd Goedertierene Maagd,

Getrouwe Maagd,

Spiegel der gerechtigheid.

Zetel der wijsheid,

Oorzaak onzer blijdschap, Geestelijk vat.

Eerwaardig vat,

Uitmuntend vat van godsvrucht.

Geheimzinnige roos,

Toren van David,

Ivoren toren,

Gulden huis.

Ark des Yerbonds,

Deur des Hemels ,

Morgenster,

Behoudenis der krauken, Toevlucht der zondaren. Troosteres der bedrukten.

Hulp der Christenen,

Koningin der Engelen,

Koningin der Patriarchen, Koningin der Profeten,

Koningin der Apostelen, Koningin der Martelaren,

-ocr page 53-

;37

Koningin der Belijders, bid voor ons. Koningin der Maagden, bid voor ons. Koningin van alle Heiligen, bid voor ons. Koningin, zonder vlek ontvangen, bid voor ons. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld , verhoor ons Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm ü onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

H. Moeder Maria, zoo vurig hier in uw dierbaar Kevelaar door ons vereerd, H. Josef, onze HH. Patronen en alle Gods lieve Heiligen bidt voor ons, opdat wij, hetzij wij waken of slapen, Gods heiligen wil mogen volbrengen. Laat ons bidden.

Wij bidden Ü, o Heer, bezoek onze verblijven en verdrijf van daar alle listen van den vijand; dat daarin uwe heilige Engelen wonen, om ons in vrede te bewaren en dat over ons immer uw zegen blijve. Amen

Heer Jesus, behoed ons voor een haastigen dood.

Jesus, Maria, Josef, ik geef U mijn hart en mijne ziel.

Jesus, Maria, Josef, staat mij bij in mijn doodstrijd.

3

-ocr page 54-

38

Jesus, Maria, Josef, laat mijne ziel met U in vrede rusten.

Ons zegene de almachtige God, de Vader, de Zoon en de H. Geest, i^men.

Bezoek bij Jesus in liel 11. Allaanjelieiin.

Laten wij ons nederbuigen Voor dit Hoog geheimenis,

Laat en mond en hart getuigen: Dat Gods eigen Zoon hier is.

Wat Hij sprak, het kan niet falen: »\'t Is mijn Lichaam, \'t is mijn Bloedquot;;

En zijn Kerk, hoe kan zij dwalen, Daar Gods eigen Geest haar hoedt ? i

Hij dan rust hier voor onze oogen In dit Heilig Sakrament,

Die in liefde en alvermogen Mate noch beperking kent;

Hij, wien de Engelen aanbidden Op zijn hoogen hemeltroon.

Hij kwam neder in ons midden, I \'s Vaders ongeschapen Zoon! 1

Die een Maagd heeft uitverkoren En voor alle smet bewaard;

Die als kind uit haar geboren, Met ons wonen kwam op aard\',

Met ons werken, met ons weenen, \'t Leven geven door zijn dood;

Die door graf en voorborcht henen, i ^ \'s Hemels glorie ons ontsloot, j

-ocr page 55-

39

Hij, wiens offer wij belijden In \'t omsluijerd Sakrament,

Hij is hier, als in \'lverblijden Van des hemels glorietent;

Hij moet hier als daar geprezen, Hij, door wien wat ademt leeft!

Die verwinnend eens verrezen, ) ^

Hier de onsterflijkheid ons geeft. ( n \'

Hij is hier, die opgevaren Aan des Vaders zij\' regeert;

Die zich ons zal openbaren,

Als hij op de wolken keert;

Die ten troost in \'t sterflijk leven,

Zelf zich hier ten onderpand

Van de glorie wilde geven, j Die ons wacht in \'t vaderland. I \'\'

O dan allerliefste Heer Jesus Christus! ik geloof en belijd vastelijk, dat Gij alhier in het H. Sakrament des Altaars wezenlijk en waarachtig tegenwoordig zijt onder de nederige gedaante van brood; en omdat ik dit geloof, zoo kom ik U hier bezoeken, om aan ü als aan mijnen Heer en God, mijne verschuldigde hulde en eerbewijziug te betoonen; om U te loven en te aanbidden, alsook om U te bedanken voor al die genaden en weldaden, welke Gij aan alle schepselen in het algemeen, en bijzonder aan mij, allerondankbaarste en alleronwaardigste onder de menschen, ooit bewezen hebt; vooral dank ik U voor deze weldaad, dat gij mij....

-ocr page 56-

40

En terwijl ik hier kom om U te bedanken voor alle ontvangene weldaden, zoo neem ik ook mijne toevlucht tot U in al mijne noodwendigheden. Gij zijt hier immers als op uwen troon gezeten, om diegenen, die zich tot U wenden, te verhooren. Tot wien ook zouden wij beter kunnen gaan dan tot ü, die in uw sterfelijk leven niemand ongetroost van U liet henen gaan. O lieve Jesus! verhoor ook mijn verzoek: Gij zijt almachtig; Gij kunt mij helpen ; Gij zijt goedertieren; Gij wilt mij helpen , en Gij zijt getrouw : Gij zult mij helpen; want Gij hebt gezegd : Koynt allen iot Mij, die vermoeid en lelast zijt, en Ik zal u ver-hwihhen; en : al wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, dat zal u gegeven worden. O goede Jesus! ontferm U mijner, ontferm ü mijner! ik ben dit niet waardig, maar denk aan uwe liefde tot mij, en zie op mijn geloof en vertrouwen in U; kom mij daarom te hulp. Met het volste vertrouwen smeek ik U dan om de vergiffenis mijner zonden, die ik ooit het ongeluk gehad heb met gedachten, woorden , werken of verzuimenissen tegen uwe ein-delooze goedheid en majesteit te bedrijven ; en daar men van U niet te veel kan vragen, zoo smeek ik U ook, dat Gij het vuur uwer goddelijke liefde meer en meer in mijn arm hart wilt doen ontvlammen, opdat ik U altijd boven alles, en mijnen evennaaste gelijk mij zei-

-ocr page 57-

41

ven om ü moge beminnen. Geef mij ook, mijnen wil geheel in den uwe te besluiten, en voortaan niets anders te willen , dan wat Gij wilt en gelijk Gij het wilt. Geef mij, dat ik mij geheel aan U geve en in uwe goddelijke voorzienigheid en wijsheid beruste; wel wetende en diep overtuigd, dat, wat mij ook moge overkomen, het alles door uwe toelating en tot mijn welzijn geschiedt.

Geef mij, Gij die de gever van alle gaven zijt, de heilige deugden van ootmoedigheid, barmhartigheid, zuiverheid, liefde tot den naaste, matigheid, verduldigheid en een grooten ijver in het werk mijner zaligheid, en dit te meer, om den strijd , dien ik met de tegenovergestelde ondeugden te voeren heb. Verleen mij de genade, dat ik tot het einde mijner dagen in uwe liefde en in de beoefening der deugd gestadig moge volharden; en eindelijk vraag ik U om die groote genade van eenen zaligen dood , opdat het einde van mijn aardsche leven het begin van mijn eeuwig geluk moge zijn. En wat ik U nu vraag voor mij zeiven, verzoek ik TJ ook voor alle menschen, welke in deze wereld zijn ; inzonderheid voor mijnen biechtvader, voor mijne ouders, bloedverwanten, vrienden, wreldoeners en vijanden.

Geef verder aan alle rechtvaardigen de gave der volharding, en doe hen van de eene deugd voortgaan tot de andere, schenk aan de zon-

-ocr page 58-

42

daren vergiffenis en de genade eener oprechte bekeering, bovenal aan mij, allerondankbaarste, alleronwaardigste en allertrouwelooste onder al de schepselen. Verlicht alle dwalenden en onge-loovigen, en vooral mijne ongelukkige stad-en landgenooten, met het licht van het heilig geloof. Geef aan de overledene geloovigen de eeuwige rust; inzonderheid aan de zielen van de mijnen, of die mij van nabij aangaan; aan hen die hier op deze wereld geene eigene voorsprekers hebben , of die bijzonder in mijne gebeden zijn aanbevolen, of voor wie ik ooit beloofd heb of verplicht ben geweest te bidden.

Schenk ten laatste aan mij, aan alle men-sclien die op deze wereld zijn, en vooral aan hen, die zich in mijne gebeden hebben aanbevolen, en voor wie ik ooit beloofd heb of verplicht ben geweest te bidden, al die gunsten en genaden, welke tot ons geestelijk of tijdelijk welzijn noodig of voordeelig kunnen zijn. Dit bid ik U, o lieve Jesus! om de liefde, waarmede Gij hier in het H. Sakrament des Altaars onder de nederige gedaante van brood tegenwoordig zijt. Amen.

Altijddurende lof, eer, dank en aanbidding zij door alle schepselen hier en overal bewezen aan onzen Heer Jesus Christus, rustend in het Allerheiligste Sakrament. Amen.

H. Maagd en Moeder Gods Maria! H. Josef! mijn H. Patroon! mijn H. Engelbewaarder!

-ocr page 59-

43

H....., wiens feest wij heden vieren! bidt en

smeekt gij allen voor ons, opdat wij, door uwe voorspraak geholpen, in den H. Naam Jesüs en door zijne alles overtreffende verdiensten, van God, als den Gever aller gaven, mogen verkrijgen, wat wij met vertrouwen van uwe goedheid verzoeken en verwachten. Amen.

Hij, ja! is de Heer der heeren,

Die hier alles tot zich trekt;

Die door liefde wil regeeren En door liefde liefde wekt.

Dat dan \'t Ongeloof eens zwijge Bij dit godlijk liefdeblijk;

Dat de liefdebede süjge: j^s_

Laat toekomen, Heer! uw rijk!quot;)

Glorie dan zij Hém gegeven,

Eindelooze lof en dank,

Die op d\' avond van zijn leven Ons zich gaf tot spijs en drank;

Goede Jesus ! zie, wij knielen Diep bewogen voor U neêr;

Wees de Koning onzer zielen, f^ Liefde toch vraagt liefde weêr! i

Al ons leven, lijden, strijden Zij ten dank U toegebracht,

Alle zegen en verblijden,

Wat door U op aarde ons wacht.

Wil dan , Jesus! wil ons geven, Dat geen zonde ons van U scheid\',

En wij U na \'t sterflijk leven | ^ Zien in uwe lieerlijkheid. i

-ocr page 60-

44

AANBEVELING AAN DEN VOOR ONS GEKRUISTEN JESUS.

O Heer Jesus Christus! aan uw met doornen gekroond hoofd beveel ik alle overheden , zoo geestelijke als wereldlijke; onzen H. Vader den Paus, de Bisschoppen, de Keizers en de Koningen; in de wonde van uwe rechterhand beveel ik mijne ouders en bloedverwanten; in de wonde van uwe linkerhand beveel ik de personen en zaken, welke mij aanbevolen zijn; in de wonde van uwen rechtervoet beveel ik alle zondaren, opdat zij mogen bekeerd worden, in de wonde van uwen linkervoet beveel ik al diegenen, van wie ik eenig leed of eenige ergernis ontvangen heb; en in de gezegende wonde van uwe heilige zijde beveel ik mij zeiven, en al diegenen, die zich ooit in mijne gebeden hebben aanbevolen, of voor wie ik ooit beloofd heb of verplicht ben geweest te bidden; en ik smeek Ü om al wat tot ons geestelijk of tijdelijk welzijn noodig of voordeelig zijn kan.

In de wonden van uw gansche lichaam beveel ik alle dwalenden en ongeloovigen, opdat zii bekeerd mogen worden, aan uw heilig kruis beveel ik alle geestelijke orden en geestelijke personen, opdat zij al de moeielijkheden van hunnen slaat geduldig en verdienstelijk mogen dragen ; in uwe tranen en al uwe smaadheden beveel ik alle gekwelde en strijdende personen.

-ocr page 61-

45

welke met druk en lijden overvallen worden; en in uwen laatsten zucht, toen Gij uw hoofd nederboogt om te sterven, beveel ik al diegenen, welke in doodstrijd liggen en voor uwen rechterstoel gaan verschijnen.

En nu offer ik mij zeiven met Jesus als eene levende offerande aan zijnen hemelschen Vader op, en ik bid mijnen Zaligmaker, deze zijne belofte gedachtig te wezen : ^ Als ik van de aarde zal verheven zijn, zal ik alles tot Mij trekkenquot;. Ik bid God (evens, dat Hij, om het dierbaar bloed van zijnen Zoon, de wereld in barmhartigheid gelieve aan te zien; dat hij lafenis en verlossing schenke aan de zielen, die in het vagevuur lijden , voor wie dat kostbaar bloed zoo overvloedig is vergoten. En eindelijk beveel ik mijzelven, mijnen biechtvader, mijne ouders, bloedverwanten, vrienden, weldoeners en vijanden aan het allerliefderijkste Hart van Jesus Christus, onzen Heer, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht. God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

Geloofd zij Jesus Christus! Amen.

3*

-ocr page 62-

46

MANIER

OM

mm H. «ozenkbaks

GODVRUCHTIG TE BIDDEN.

lu den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen,

Ik geloof in God, den Vader almachtig, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

Onze Vader, die in de hemelen zijt, enz.

Ik groet u. Onbevlekte Dochter van God, den Vader. Wees gegroet, enz.

Ik groet u, Onbevlekte Moeder van God, den Zoon. Wees gegroet, enz.

Ik groet u. Onbevlekte Bruid van God, den H. Geest, Wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest; gelijk het was in den beginne, en nu, en altijd, en in de eeuwen der eeuwen, Amen.

DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.

I. De boodschap des Engels.

OVERDENKING,

Maria wordt door den Engel gegroet, die baar boodschapt, dat zij den Zoon Gods zal

-ocr page 63-

47

ontvangen. Bedenk: hoe zuiver van zonden, hoe ootmoedig van harte, hoe vol van liefde zij was, daar God in haar is nedergedaald.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend; van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de menschwording van Christus. Wees gegroet, enz.

3. Maria is tot Moeder van Christus verkozen.

3. De Engel Gabriël brengt Maria de blijde boodschap.

4. Maria is in de eenzaamheid van haar gebed.

5. De Engel zeide: //Wees gegroet, vol van genade; de Heer is met ü!quot; S

6. Maria was verbaasd toen zij den Engel aq hoorde. o?

7. De Engel zeide: „Vrees niet, Maria; S want gij zult door den Heiligen Geest quot; ontvangen.quot; 2

8. Maria zeide: //Zie de dienstmaagd des ^ Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot;

9. Maria is van den Heiligen Geest overlommerd geworden.

10. //En het Woord is vleesch geworden en Het heeft onder ons gewoond.quot; Glorie zij den Vader, enz.

-ocr page 64-

48

gebed.

O Moeder der goddelijke genade, verkrijg ons een zoo zuiver, zoo ootmoedig en godminnend hart, dat wij uwen Zoon Jesus, onzen Heer, waardig in ons ontvangen en altijd behouden mogen. Amen.

II. Het bezoek van Maria aan hare nicht Elisabeth.

overdenking.

Maria, bevrucht zijnde van den Zoon Gods, bezoekt hare nicht Elisabeth; op de stem harer groetenis wordt het kindje Joannes in den moederschoot geheiligd, en van vreugde opspringende, belijdt het zijns Heeren tegenwoordigheid. Denk: hoe gij u altijd in de goddelijke tegenwoordigheid bevindt; en gij leeft alsof gij Hem niet kendet.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht ^ Elisabeth bezoeken. ^

2. Maria wordt bestuurd van den Heiligen 01

Geest. rS

c/q

3. Maria met haast opstaande, gaat over g het gebergte. „2-

4. Maria wordt met veel liefde door hare g nicht Elisabeth ontvangen. .N

-ocr page 65-

49

5. De H. Joannes is gezuiverd, en van blijdschap in den moederschoot opgesprongen.

6. Elisabeth zeide: //Gezegend is de vrucht ^ uws lichaams.quot; g

7. Maria heeft in verrukking uitgeroepen ; 01 //Mijne ziel maakt groot den Heer!quot; ^

8. Elisabeth zeide; v Welk geluk geschiedt S mij, dat de Moeder des Heeren tot mij .Tquot; komt!quot; g

9. Het huis van Zacharias is door de komst P1 van Jesus en Maria gezegend.

10, Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

Heilige Maagd en Moeder Gods Maria, bezoek ons toch dikwijls met uwen Jesus, opdat onze arme ziel gezuiverd worde van zonden en onze geest zich verheuge in God, onzen Zaligmaker. Amen.

III. De geboorte van Christus.

OVERDENKING.

Maria baart, zonder smart of verlies barer maagdelijke zuiverheid, den Zaligmaker der wereld, de blijdschap des aardrijks, de vreugde des hemels; zij windt Hem in doeken, en legt Hem in eene kribbe. Zie, God wordt in een

-ocr page 66-

48

GEBED.

O Moeder der goddelijke genade, verkrijg ons een zoo zuiver, zoo ootmoedig en godminnend hart, dat wij uwen Zoon Jesus, onzen Heer, waardig in ons ontvangen en altijd behouden mogen. Amen.

II. Het bezoek van Maria aan hare nicht Elisabeth.

OVERDENKING.

Maria, bevrucht zijnde van den Zoon Gods, bezoekt hare nicht Elisabeth; op de stem harer groetenis wordt het kindje Joannes in den moederschoot geheiligd, en van vreugde opspringende, belijdt het zijns Heeren tegenwoordigheid. Denk: hoe gij u altijd in de goddelijke tegenwoordigheid bevindt; en gij leeft alsof gij Hem niet kendet.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht ^ Elisabeth bezoeken. ï?

2. Maria wordt bestuurd van den Heiligen m

Geest. rre

c/q

3. Maria met haast opstaande, gaat over 3 het gebergte. S-

4. Maria wordt met veel liefde door hare g nicht Elisabeth ontvangen. .N

-ocr page 67-

49

5. De H. Joannes is gezuiverd, en van blijdschap in den moederschoot opgesprongen.

6. Elisabeth zeide; //Gezegend is de vrucht ^ uws lichaams.quot; g

7. Maria heeft in verrukking uitgeroepen : quot;quot; //Mijne ziel maakt groot den Heer!quot; ^

8. Elisabeth zeide; //Welk geluk geschiedt 3 mij, dat de Moeder des Heeren tot mij -Tquot; komt!quot; g

9. Het huis van Zacharias is door de komst .N van Jesus en Maria gezegend,

10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED,

Heilige Maagd en Moeder Gods Maria, bezoek ons toch dikwijls met uwen Jesus, opdat onze arme ziel gezuiverd worde van zonden en onze geest zich verheuge in God, onzen Zaligmaker. Amen.

III. De geboorte van Christns.

OVERDENKING.

Maria baart, zonder smart of verlies harer maagdelijke zuiverheid, den Zaligmaker der wereld, de blijdschap des aardrijks, de vreugde des hemels; zij windt Hem in doeken, en legt Hem in eene kribbe. Zie, God wordt in een

-ocr page 68-

50

stal geboren, omdat Hij geene plaats vindt in eene herberg, noch in de harten der men?chen.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

]. Maria heeft gebaard en is maagd gebleven.

2. Maria heeft Jesus in een stal gebaard en in doeken gewonden.

3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering aanschouwd.

4. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar hart gedrukt.

5. Maria heeft Jesus als eene moeder ge- ^ voed. S

6. Maria heeft Jesus in eene kribbe ge-legd, die Josef daartoe had bereid. a®

7. Jesus lag op hooi en stroo tusschen g de dieren. ^

8. De Engelen hebben gezongen: //Glorie S zij God in den allerhoogste, en vrede ^ den menschen van goeden wil!quot;

9. De herders zijn het Kind komen bezoeken.

10. De Koningen zijn het Kind komen aanbidden en hebben hunne giften geofferd.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, verkrijg ons dat geluk, dat Jesus

£

1

-ocr page 69-

51

zijne intrede in ons hart neme, en daarin ruste; opdat ons hart zich in Hem verkwikte, die alléén de ware rust des harten is. O liefste Jesus, kom, ons hart is bereid. Amen.

IV. De opdracht van Christus in den tempel.

OVERDENKING,

Maria draagt haren Zoon Jesus in den tempel op. De H. Simeon ontvangt Hem met blijdschap in zijne armen en omhelst Hem teeder. Verzoek, Hem ook met de armen uwer begeerte te mogen omhelzen, en aan uw hart te drukken.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria gaat, om haar H. Kind te offeren.

2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan de Wet.

3. Maria gaat langs moeielijke wegen naar ^ Jerusalem.

4. Mariaheeft Jesus op hare armen gedragen. S

5. Maria al biddende vervolgt haren weg. oq

6. Maria heeft Jesus in den tempel op- ^ geofferd. ®

7. Maria heeft Jesus met vijf sikkelen

0

herkocht. g

8. Anna was verblijd, dat hare voorzegging volbracht werd.

9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne armen gedragen.

-ocr page 70-

53

10. Simeon zeide: //Heer! Gij laat nu uwen dienaar gaan in vrede volgens uw woord.quot; Wees gegroet, enz.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

H. Maagd Maria, gelief ons aan Jesus, de gezegende vrucht uws lichaams, aan te bieden ; maak Hem ons genadig, en laat ons niet sterven, zonder eerst onzen Zaligmaker te ontvangen, opdat wij Hem mogen aanschouwen in de eeuwigheid. Amen.

V. De vinding van het verloren Kind Jesns.

OVEEDENKING.

Maria en Josef zoeken bet verloren Kind Jesus met groote droefheid, en vinden Het in verrukking van blijdschap in het midden der leeraren. Denk: hoe dikwijls gij Jesus door de zonden verloren hebt; maak een vast voornemen, om Jesus uit geheel uw hart te zoeken, en Hem voortaan getrouw te blijven.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria heeft haar lief Kind verloren. a:,

2. Maria heeft haren schat gemist. 3 ^

3. Maria heeft Hem overal gezocht. -r* g

4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en S straten gezocht. ^ quot;

-ocr page 71-

53

5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden.

6. Maria vindt Jesus in den tempel. ®

7. Jesus, twaalf jaren oud, hoort en vraagt «\' de leeraren. ara

8. Maria zeide: »Zoon! waarom hebt Gij g ons bedroefd ?quot; 5-

9. Jesus is met ben gegaan en was hun amp; onderdanig. S

10. Maria bewaarde al deze woorden, welke Jesus tot haar sprak, in haar hart.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, allergoedertierenste Moeder, verkrijg voor ons hart eene ware droefheid, en voor onze oogen tranen van berouw, om het verlies te beweenen van onzen Jesus, dien wij zoo dikwijls door de zonden verloren hebben; geef ons, Hem weder te vinden en voortaan altijd te behouden. Amen.

DE VIJE DROEVIGE GEHEIMEN. I. De benauwdheid van Christus in den hof.

OVERDENKING.

Jesus, bedroefd en benauwd tot den dood, valt neder ter aarde, en zweet druppelen bloeds. Stel u, o menseh! in het binnenste van dit bedrukte hart; zie, hoe het wordt geprangd, zoo

-ocr page 72-

54

door de aanstaande pijnen als door nwe zonden.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Jesus gaat naar den hof van Olijven.

2. Jesus valt plat ter aarde neder.

3. Jesus volhardt in het gebed.

4. Jesus is bedroefd tot den dood.

5. Jesus zweet water en bloed. g

6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van ^ zijnen hemelschen Vader. ;i|

7. Jesus vermaant zijne leerlingen om te S waken en te bidden.

8. Jesus wordt van zijnen Apostel door g eene kus geleverd. ?

9. Jesus wordt van zijn bemind volk gevangen genomen.

10. Jesus wordt wreedelijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen.

Zoo lief heeft God den mensch gehad, dat Hij zijnen eenigen Zoon niet heeft gespaard, maar Hem heeft geleverd tot den dood: ja, tot den dood des kruises.

GEBED.

Vergeef, o Jesus, door uw bloedig zweet al onze zonden : zij zijn ons leed uit den grond onzes harten, omdat wij ü daardoor hebben vergramd. Ontferm ü onzer, Heer, ontferm U onzer. Amen.

-ocr page 73-

55

11. De geeselinj van Christus.

OVERDENKING.

Jesus, de Verlosser der wereld, aan eenen geeselpaal gebonden, wordt wreedelijk gegee-seld, en ontvangt menigvuldige wonden. Denk, o zondaar! of het redelijk is, dat gij uwe kwade lusten nog zoekt te voldoen , daar de Zoon Gods om uwe zonden aldus met geeselen verscheurd wordt.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Jesus wordt overgeleverd om gegeeseld te worden.

2. Jesus wordt valschelijk beschuldigd.

3. Jesus\' kleederen worden uitgerukt.

4. Jesus staat ter geeseling ontbloot.

5. Jesus wordt aan een kolom gebonden.

6. Jesus wordt met roeden gegeeseld.

7. Jesus wordt met zvveepen geslagen.

8. Jesus\' vleesch wordt met scherpe haken verscheurd.

9. Jesus\' bloed vloeit langs de aarde. 10. Jesus, ontbonden zijnde, kruipt naar

zijne kleederen.

Zoo lief heeft God, enz. bladz. 54.

GEBED.

O minnelijke Jesus, blusch door dit vloeiende bloed het blakende vuur onzer doodelijke

CIÏ3

CD

aq

-ocr page 74-

56

wellusten. H. Maria, Moeder Gods, verkrijg voor ons bij uwen lieven Zoon, dat wij met de banden zijner liefde gebonden zijnde, de roede zijner tijdelijke kastijdingen gaarne ter voldoening voor onze zonden mogen verdragen. Amen.

III. De doornenkromng- van Christus.

OVERDENKING.

Jesus wordt gekroond met eene doornen kroon, die met eene ondragelijke pijn in zijn gezegend hoofd wordt gedrukt. Zoo groot, o mensch! is uwe duivelsche hoovaardigheid, dat zij met zulk eene smart en smaadheid, door den Zoon Gods moet genezen worden.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz,

1. Jesus wordt verwezen om gekroond te worden.

2. Zij hebben Jesus eene doornen kroon ^ bereid. aT

3. Zij hebben de doornen kroon in Jesus\' hoofd gedrukt,

4. Jesus\' hoofd wordt aan alle kanten J3 doorwond, JS-

5. Jesus\' hoofd druipt van bloed. ngt;

6. Jesus\' voorhoofd is met bloed bedekt, £*

7. Jesus\' oogen zijn met tranen overgoten.

8. Jesus\' gelaat vertrekt van pijn.

-ocr page 75-

57

9. Jesus wordt met een purperen mantel bespot. Wees gegroet, enz.

10. Jesus is wreedelijk mishandeld : //Zie den mensch.quot; Wees gegroet, enz.

Zoo lief heeft God, enz. bladz, 54.

GEBED,

O Jesus, Koning onzer zielen, leer ons door uw heilig voorbeeld de versmadingen verdragen, de ijdelheid verachten, en de hoovaardigheid verzaken. Heilige Maria, bid voor ons, opdat Jesus door de verdiensten zijner doornen kroon ons de kroon der eeuwige glorie gelieve te verleenen. Amen.

IV. De kruisdraging van Christus.

OVERDENKING.

Jesus, dragende zijn kruis naar den Calvarieberg, ontmoet zijne gezegende Moeder. Denk: hoe zij elkanders harten doorwondden met het zwaard van droefheid, voornamelijk toen Maria Hem zoo dikwijls zag bezwijken onder zijn kruis.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid,

Onze Yader, enz,

1, Jesus wordt veroordeeld om gekruist te worden. Wees gegroet, enz.

2, Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd. Wees gegroet, enz.

4

-ocr page 76-

58

.3. Jesus heeft zijn kruis op zijue doorwonde schouderen gedragen.

4. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden. ^

5. Jesus met zijn kruis beladen, ontmoet ^ zijne bedroefde Moeder. 01

6. Jesus drukt zijn gezegend aangezicht in ^ den doek. quot;g

7. Jesus zeide: wHandelt men zoo met 2-het groene hout, wat zal er dan aan a het dorre geschieden?quot; S

8. Niemand wil Jesus zijn kruis helpen dragen.

9. Jesus valt aan den voet des bergs neder. 10. Jesus beklimt voor ons den Calvarieberg.

Zoo lief heeft God, enz. bladz, 54.

GEBED.

O Maria, goedertierene Moeder, verwerf voor ons, dat wij ons kruis gewillig dragen, en altijd wandelen in de bloedige voetstappen van Jesus Christus, opdat het leven en lijden onzes Zaligmakers in ons uitgedrukt en vertoond worde, Amen.

V. De kruisiging; van Christns.

OVERDENKING.

Jesus, van het hoofd tot de voeten doorwond, wordt aan het kruis genageld; en hangende tusschen twee moordenaars, sterft Hij

-ocr page 77-

59

den allerschandelijksten dood, om ons het leven te geven.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Jesus wordt wreedelijk op het kruis uitgerekt.

2. Jesus\' handen en voeten worden door-nageld. ^

3. Jesus wordt aan het kruis opgericht, g en zijne wonden vloeien van bloed. m

4. Jesus bidt voor zijne vijanden. a|

5. Jesus belooft den moordenaar het pa- g radijs. quot;*

6. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne i Moeder.

7. Jesus is in zijnen dorst met gal en edik gelaafd.

8. Jesus heeft uitgeroepen: //Mijn God!

mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten ?quot;

9. Jesus zeide: //Het is volbracht!quot;

10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart is voor ons geopend.

Zoo lief heeft God, enz. bladz. 54.

GEBED.

O Jesus, wij bidden L1 door al uwe smarten en door uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, door-

-ocr page 78-

stoken zijde en door al uwe gezegende wonden, ontferm U over ons, en druk uw heilig lijden zoo diep in ons hart, dat ons niets anders behage dan Gij, mijn Jesus, die voor ons gekruist zijt. Amen.

DE VIJF VEEHGERLTJKTE GEHEIMEN. I. De verrijzenis van Christus.

OVERDENKING.

Jesus verrijst luisterrijk van den dood en vertoont zich terstond aan Maria. Denk: met welk eene onuitsprekelijke blijdschap de Moeder is overgoten geweest, toen zij haren Zoon zegevierend verrezen zag, dien zij drie dagen te voren zoo smadelijk had zien sterven aan het kruis.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Jesus is den derden dag opgestaan.

2. Jesus heeft den dood en de hel overwonnen.

3. Jesus troost en verlost de oudvaders.

4. Jesus is glorierijk verrezen.

5. Jesus verblijdt zijne H. Moeder.

6. Jesus vertoont zich als een hovenier aan Maria Magdalena.

CTgt; N

-ocr page 79-

61

7. Jesus vertoont zich aan Petrus, en heeft hem gezegend. a

8. De leerlingen van Emmaus zeiden : quot; //Waren onze harten niet van liefde ^ brandende, als Hij tot ons sprak?quot; Ug

9. Jesus staat in het midden zijner leer- S-lingen en wenscht hun allen den vrede. m

10. Jesus toont zijne verheerlijkte wonden § aan den H. Thomas.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

O Maria, allergelukkigste Moeder, wij bidden u door de blijdschap, die uw moederlijk hart gevoeld heeft, toen gij uwen beminden, van den dood verrezen Zoon aanschouwdet, verkrijg ons, dat onze zielen met Hem geestelijker wijze verrijzen tot het leven der genade, eu nimmer den dood der zonde meer sterven. Amen.

11. De hemelvaart van Christus.

OVEEDENKING.

Jesus, vergezeld van vele zalige zielen, klimt zegevierend ten hemel. Denk: hoe Maria Hem van ganscher harte en met zoete tranen is gevolgd.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

4*

-ocr page 80-

62

1. Jesus is glorierijk ten hemel gevaren.

2. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden. S. Maria omhelst huren lieven Zoon.

4. Magdalena werpt zich aan de voeten ^ van Jesus. g

5. Jesus klimt op door zijne eigene macht. M

6. De leerlingen hebben Jesus aanschouwd en Hij heeft hen allen gezegend. S

7. Jesus heeft voor ons den hemel ge- j*quot; opend. 2

8. Jesus zit aan de rechterhand zijns he- S melschen Vaders.

9. Jesus toont zijne Heilige Wonden voor ons aan zijnen hemelschen Vader.

10. Jesus is onze Middelaar in den hemel. Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

Verwerf voor ons, o goedertierene Moeder _ en Maagd Maria, dat wij uwen Zoon Jesus Christus, die in zegepraal ten hemel is opgeklommen , van ganscher harte mogen navolgen, en met eene dorstende ziel onophoudelijk en brandend naar Hem verlangen. Amen.

III. De zending- van den H. Geest.

OVERDENKING.

Jesus, zittend aan de rechterhand zijns Vaders, zendt den H. Geest over zijne Apostelen, die te samen met Maria volharden in het gebed.

-ocr page 81-

63

Denk: met wat een zoeten brand van liefde die harten vervuld waren, toen dat goddelijke vuur daarin nederdaalde; bid, dat het aldus ook op u moge nederdalen.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend : van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Jesus heeft zijnen H. Geest beloofd.

2. Jesus heeft den Trooster gezonden.

3 Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden.

4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken.

5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht.

6. De H, Geest heeft de harten versterkt.

7. De H. Geest heeft verscheidene talen doen spreken.

8. De H. Geest heeft zijne gaven medegedeeld.

9. Kom, H. Geest! bezoek de harten uwer geloovigen.

10. Kom, H. Geest! ontsteek in ons het vuur uwer liefde.

Glorie zij quot;den Vader, enz.

GEBED.

Kom nu ook, o H. Geest, vervul onze harten en ontsteek in ons het vuur uwer liefde opdat wij U zaliglijk kennen, vuriglijk beminnen

09

CO OQ

lt;Tgt;

3

N

-ocr page 82-

64

en behagelijk dienen. H. Maria, verkrijg ons deze genade. Amen.

IV. De tenhemelopneming van Maria.

OVERDENKING.

Maria, rustende opbaren Welbeminde, wordt in heerlijkheid opgevoerd ten hemel en verheven boven alle koren der Engelen. Verblijd n, omdat gij nu in den hemel niet alleen Jesus hebt, die aan zijnen Vader zijne wonden toont, maar ook Maria, die voor u bij haren Zoon spreekt.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria is glorierijk ten hemel opgenomen.

2. De hemelsche Vader ontvangt zijne beminde Dochter. ^

3. Jesus verwelkomt zijne lieve Moeder. S

4. De H. Geest omhelst zijne lieve Bruid. 0!,

5. De Serafijnen groeten Maria. oq

6. De Engelen dienen Maria. g

7. Geheel de hemel is verblijd door Maria. ^

8. Maria zetelt het naaste bij Jesus. S

9. Maria is onze Voorspreekster in den • hemel.

10. Maria is onze Moeder en Middelares bij haren Zoon.

Glorie zij den Vader, enz.

-ocr page 83-

65

GEBED.

O Maria; Moeder der barmhartigheid, wij roepen tot u, zuchtende en weenende in dit dal van tranen. Welaan dan, onze Voorspreekster! keer uwe barmhartige oogen tot ons, en bid voor ons bij God, uwen Zoon, opdat wij hier van Hem vergiffenis onzer zonden verwerven, en hierna het eeuwige leven. Amen.

\\. De kroning van Maria.

OVERDENKING.

Maria wordt door de H. Drievuldigheid als Koningin des hemels gekroond. Denk: met welk eene verheerlijking en blijdschap der zaligen deze kroning is geschied; trachten wij ook deze gekroonde Koningin met iets te ver-esren , en schenken wij haar ten dien einde den Eozenkrans, welken wij gebeden hebben.

Dat de namen van Jesus en Maria zijn gezegend: van nu af tot in eeuwigheid.

Onze Vader, enz.

1. Maria is met heerlijkheid in den he- ^ mei gekroond. g

2. Maria is gekroond door hare serafijn- ^ sche liefde. c,

3. Maria is gekroond door hare engelach- o tige zuiverheid.

4. Maria is gekroond door hare groote g ootmoedigheid, f

-ocr page 84-

66

5. Maria is gekroond door hare volmaakte gehoorzaamheid.

6. Maria is gekroond door hare heilige voorzichtigheid. ^

7. Maria is gekroond door hare groote | verduldigheid. ^

8. Maria is gekroond door hare ijverige c/l dankbaarheid. g

lt;Tgt;

9. Maria is gekroond door hare volharding

in alle deugden. 2

10, Maria is gekroond boven alle Engelen Pquot; en Heiligen in den hemel, gelijk der Moeder van God toekomt.

Glorie zij den Vader, enz.

GEBED.

Wij offeren u, o allerzuiverste en roemwaardigste Maagd en Moeder Gods Maria, in ver-eeniging met al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden , deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen; gewaardig u, haar te ontvangen, met al de lofzangen die op aarde en in den hemel gedaan worden; verkrijg voor mij en voor allen, voor wie wij verplicht zijn of beloofd hebben te bidden, van uwen lieven Zoon de genade om wél te leven en zalig te sterven. Amen.

Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade gegeven heeft, van den Eozenkrans te lezen. Onze Vader, enz.

-ocr page 85-

67

Een Wees gegroet, dat Maria ons verstand wille opdragen aan den hemelschen Vader, opdat wij in eeuwigheid zijne barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.

Een }Fees gegroet, dat Maria ons geheugen wille opofferen aan haren Zoon , opdat wij gedurig zijn heilig leven en bitter lijden indachtig mogen zijn. Wees gegroet, enz.

Een Wees gegroet, dat Maria onzen wil gelieve toe te eigenen aan den H. Geest, opdat hij gedurig in ons van liefde brande. Wees gegroet, enz.

Wij zullen het Geloof bidden, opdat ons gebed aan God aangenaam zij; dat het strekken moge ter zijner verheerlijking, tot verheffing der H. Kerk, tot volharding van alle rechtvaardigen, tot bekeering der zondaren en afgevallene Christenen en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den Vader, enz,

De almogendheid des Vaders beware ons, de wijsheid des Zoons onderwijze ons, en de liefde des H. Geestes ontsteke ons.

In den naam des Vaders, en des Zoons, en des H. Geestes. Amen.

-ocr page 86-

68

Smeekgebed tot de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, te Kevelaar, als Troosteresse der bedrukten.

Ik N..,., armste en onwaardigste mensch, en grootste zondaar, neem mijne toevlucht tot u, en met een kinderlijk en vast vertrouwen buig ik mijne zondige knieën voor uw H. Beeld, met een genegen hart en bedrukt gemoed, zuchtende, weenende en biddende, dat gij, o verhevenste, nochtans allerootmoedigste quot;Vrouwe en medelijdendste, liefste Moeder, mij ellendigste en onwaardigste, op dit uur en oogenblik in mijne overgroote benauwdheid wilt verhooren; dat gij mij wilt Mezen tot eene allerkrachtigste Verzoeneresse bij God den Vader, wiens aller-geliefdste Dochter gij zijt; tot de gewenschte Voorspreekster bij God den Zoon , die u niets weigert, want gij zijt zijne welgevaliigste Moeder, en tot eene Hulpverwerfster bij God den H. Geest, want gij zijt zijne waardigste bruid. Dat gij, o Verhevenste, uit de hoogte des hemels, met een meêdoogend oog wilt aanschouwen, niet mijne zonden, maar benauwdheid ; niet mijne verdiende straffe, maar behoefte; niet mijne onwaardigheid, maar uiterste bedruktheid. Dat gij wilt behouden door uwe sterke hulp, die anders zou verloren gaan. Dat gij wilt ondersteunen, die anders moet vallen. Dat gij wilt vertroosten, die, van ieder verlaten, anders zoude wanhopen.

-ocr page 87-

69

Ach, teederhartige Moeder! tot wie zal ik in deze mijne benauwdheid komen dan tot u, gelijk een kind tot zijne moeder als het zijnen vader vergramd heeft.

Tot u, zeg ik, Moeder van Jesus, die de oorzaak onzer blijdschap, het behoud der kranken, de toevlucht der zondaren, de troosteresse der bedrukten, de hoop der kleinmoedigen en de bijstand der Christenen zijt.

O allerheiligste Maagd! gij kunt mij helpen, gij wilt mij helpen, ja, ik durf het zeggen, gij zult mij helpen.

Gij kunt mij helpen: want gij zijt de ver-mogendste bij God, en één zucht van uw maagdelijk hart voor den zondaar, is in staat hem te redden.

Gij wilt mij helpen: want gij zijt vol liefde tot de menschen, en vooral tot de zondaren.

Gij zult mij helpen: want wij zijn u aanbevolen.

Gij zult mij helpen: want daar gij de Moeder zijt van uwen lieven Zoon, die naar de menschheid onze Broeder is, zoo zijt gij ook mijne Moeder.

Gij zult mij helpen: want gij hebt meer anderen , aan mij in zonden gelijk , door uwe heilige voorspraak geholpen.

Gij hebt voor zondaars, die tot het laatst van hun leven God lasterden, berouw en leedwezen verkregen.

-ocr page 88-

70

Gij liebt moordenaars gebracht tot bekeering, ja tol heiligheid; en gij hebt voor openbare zondaressen een zuiver leven verworven.

Gij hebt ongelukkigen, die zich geheel aan satan hadden overgegeven, uit zijne klauwen verlost.

Gij hebt voor wanhopenden vergiffenis, en eene vaste hoop van zaligheid verkregen.

Waarom zoudt gij mij, hoe onwaardig ik ben, dan ook niet helpen? Ik ben geschapen door denzelfden God, verlost door hetzelfde dierbaar bloed: gij zijt zoowel voorspreekster en moeder voor mij als voor anderen, gij zijt dezelfde nu, die gij waart te voren. Uwe liefde is gelijk, uwe barmhartigheid is dezelfde, uw ijver om iemand te helpen is niet verminderd, waarom zoudt gij mij dan niet bijstaan?

Gij neemt geene personen uit, die u zouden aanroepen; want iedereen, klein en groot, rijk en arm, rechtvaardigen en zondaars, mogen uwen bijstand vragen. Nooit is het te laat, want gij zijt altijd gereed. Altijd staan uwe armen open om zondaars te ontvangen. Zie dan, o Koninginne, allerreinste Maagd! hierop mijn vertrouwen stellende, zoo bid ik ootmoedig, hartelijk en standvastig om troost en hulp, bewaring en verlossing, bijzonder van deze...., en deze mijne ellenden.... en benauwdheid.....

Ach allergenadigste! keer uw vriendelijk, gewenscht aanschijn niet van deze mijne on-

-ocr page 89-

71

waardige gebeden, maar ik bid u, verhoor ze ook zonder verdiensten. En laat mij niet opstaan zonder verhoord te zijn, niet van u weggaan zonder troost. Dat u daartoe bewegen alle blijdschappen, die uw maagdelijk hart gevoelde bij de Boodschap des Engels, \'t Bezoek van uwe Nicht Elisabeth, in de Geboorte, Opdracht en Wedervinding van Jesus in den tempel. Heb toch medelijden met mijne tegenwoordige droefheid, door al de onuitsprekelijke weeën, tranen en verlatenheid^ welke uwe teedere ziel gevoeld heeft in \'t bitter lijden van uwen lieven Zoon Jesus Christus, gezegend in alle eeuwigheid. Verheug mijn nedergedrukt en benauwd hart, met mij te verhooren door al uwe onuitsprekelijke vreugden, door al uwen goddelijken troost, door alle genaden, u ingestort van den hemel, door al de glorie, waarmede de Allerheiligste Drievuldigheid u heeft vereerd; door de glorierijke Verrijzenis, wonderbare Hemelvaart van uwen Zoon, door het troostelijk afdalen des H. Geestes, en uwe opvoering ten hemel met ziel en lichaam, o verhevenste Koningin. Ik bid, ik roep, ik smeek tot u, o Maria! Ik verzoek uit al mijn hart geholpen te worden door uwe krachtige voorspraak. Ik verzoek, door al hetgene uw teêr gemoed kan of mag bewegen, door alle liefde van Jesus tot u en van u tot Hem; ik verzoek door alle gebeden van de Heiligen, door al den lof van de En-

-ocr page 90-

72

gelen, door allen dienst, die u van de menschen wordt aangedaan, die ooit tot uwe eer geschied is, of geschieden zal. Ik verzoek en ik bid met een woord al hetgene u aangenaam is te hooren.

Dat gij mij, mistroostige, wilt troosten, en verkrijgen van uwen lieven Zoon, dat ik geholpen worde in mijnen nood. O Maria, ik laat niet af van te bidden, of gij zult mij helpen. Allerheiligste, allerwaardigste, allerverhevenste, allerootmoedigste, allermeêdoogendste en allerliefste! verhoor mij. Ik\'loof, ik groet en prijs u door den mond van al wie u prijzen kunnen. Ik wensch u om God alle verheffing en vereering. Dat alle redelijke schepselen u kennen, beminnen en dienen als waarachtige en eenige

liefste Moeder van God den Allerhoosste. Ik

1 ••

verheug mij over al uwe, zoo geestelijke als lichamelijke gaven, en het is mij van harte leed, dat iemand die of eenige andere u toekomende waardigheid vermindert. Hierom, o allerliefste Maagd! gij, die niet één Wees gegroet, tot u gesproken, ongeloond laat; ik groet a duizend, duizend en duizendmaal; aan u alle eer en glorie toewenschende, die nochtans alle goed bezit, en ik verzoek ootmoedig van u verhoord te worden.

Waarom wilt gij langer vertoeven, allertoe-genegenste vorstin? Houden mijne zonden u tegen? O ze zijn mij van harte leed; ik ver-

-ocr page 91-

73

acht en verzaak ze met al mijn verstand en wil. Heb ik u te voren traag gediend? Zie, ik neem mij voor 11 alle dagen te dienen, en iets te doen tot uwen lof.

Aanschouw dan mijn zuchtend hart en goede genegenheid, 0 Moeder van goeden wil. Zai uw teeder, moederlijk hart gedoogen, dat ik ellendige ongetroost blijve, dat mijne ziel verloren ga, die Jesus, uw lieve Zoon, zoo duur gekocht heeft? O neen, lieve Moeder! gij hebt meer liefde tot de menschen, dan de menschen kunnen denken.

Welaan dan, allerbarmhartigste! tot u blijf ik zuchten, ontferm u over mijne ellenden en over mij allerellendigste. Dat wensch ik en zal ik blijven wenschen, zoo menigmaal ik mijnen adem inhale of uitblaze, alle uren, alle oogen-blikken, bij dagen en bij nachten.

Daarenboven, allervermogendste en mildste Koningin! wijl niemand van u te veel kan vragen, zoo verkrijg mij door uwe voorbede een levendig geloof, eene standvastige hoop en eene volmaakte liefde tot God, tot u, en tot alle menschen om God,

Verkrijg mij de gave van tranen, voortkomende uit de bron van dezelfde zuivere goddelijke liefde, om voortaan mijne en een anders zouden te beweenen, en alle zonden te vermijden. Verkrijg mij een volmaakt Christelijk leven, overeenkomstig het onbevlekt leven van uwen

-ocr page 92-

74

lieven Zoon en van u; verkrijg mij hulp, genade, bewaring en bescherming in al wat mij naar ziel en lichaam op deze wereld overkomt, Verkrijg mij de deugd van volharding in alle goed tot het einde van mijn leven

Verkrijg mij een gelukzalig sterven in uwe beschermende tegenwoordigheid; en alsdan bid ik u, zoo mijne verdiensten te kort komen, wil ze met de uwe aanvullen, mijne onwetende en vreemde zonden, kwade Biechten en Communiën ontschuldigen, mijne helsche vijamden afweren; opdat mijne arme ziel, aan mijn sterfelijk lichaam ontgaande, in de handen moge komen van Hem, die haar heeft geschapen, en moge rusten in vrede, om u, o allerzoetste en minnelijkste Moeder! altijd te aanschouwen met uwen liefsten Zoon, van aanschijn tot aanschijn, in de gelukzalige eeuwigheid Amen.

Dat het zoo geschiede, o Maria! dat het zoo geschiede. Amen.

Gebed voor de levende Leden der Broederschap van de allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria.

Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria! hoe het nooit is gehoord, dat iemand die tot u zijne toevlucht nam, uwen bijstand verzocht of uwe voorspraak inriep, dour u verlaten is. Bemoedigd door dit vertrouwen , snellen wij eenparig tot

-ocr page 93-

75

u, o Maagd der maagden, en, zuchtende onder het gewicht ouzer zonden, werpen wij ons rouwmoedig voor uwe voeten neder. O Moeder van het Eeuwig Woord! versmaad onze vereenigde gebeden niet, maar neem die genadig aan, en verwaardig u die te verhooren. Duizenden en duizenden stemmen gaan er over de geheele aarde in zoo vele vereenigingen eenparig tot u op- o barmhartige Moeder, zult gij zulk een gebed verstooten Verwerf ons dan, o Toevlucht der zondaren ! bij uwen goddelijken Zoon vergiffenis van £tl onze zonden , en de genade van in zijne heilige liefde te volharden ten einde toe. Bewaar ons in ons leven van alle kwaad, en verkrijg ons den goddelijken zegen over al onze handelingen. Draag gij daarom, o lieve Moeder! al onze gedachten, woorden en werken, ons leven en onzen dood, als een offer op aan uwen goddelijken Zoon , tot glorie van zijnen 11. Naam, tot herstel van alle oneer Hem aangedaan, en tot zaligheid van onze en alle ongelukkige zielen. Met broederlijke gebeden komen wij tot uwen Zoon, die onze Broeder geworden en voor ons aller zaligheid aan het kruis gestorven is; met broederlijke gebeden roepen wij tot u, die aan allen tot moeder zijt gegeven, opdat ons gebed, in zoo krachtige vereeniging gestort, aan uwen goddelijken Zoon des te be-hagelijker moge wezen, en voor allen genade, vergiffenis en volharding verwerve. Laat dan

-ocr page 94-

70

niet toe, o goede Moeder! dat één onzer verloren ga, of door een haastigen dood worde verrast; maar bid voor ons, dat wij in het stervensuur den zoeten troost der HH. Sakramenten mogen ontvangen, O Jesus, Maria, Josef! dan vooral, en nu reeds stellen wij onze zielen in uwe handen; want ach! hoe beangst zullen wij wezen in dit alles beslissend oogenblik. Als dan de helsche vijand eeue laatste poging op onze ziel zal wagen, als wij op het punt staan van voor Gods vreeselijken rechterstoel te verschijnen, o Moeder, o lieve Moeder ! verlaat ons dan niet, maar spreek voor ons, dat wij met de zoete namen van Jesus, Maria, Josef op de lippen, den laatsten adem geven, en\'onze ziel in de blijdschap des hemels worde opgenomen, om met u en alle Engelen en Heiligen zijne barmhartigheid in eeuwigheid te zingen. Amen.

Maria! \'k zie uw Zoon aan \'t bloedig kruishout hangen,

U zevenmaal gewoml aan zijne voeten staan ;

Gij zijt daar, om zijn blik, zijn zuchten op te vangen; Zie, Moeder! naar uw Kind, Hij ziet u stervend aan.

O Vrouwe, zie uw Zoon! o Zoon, zie uwe Moeder!

Zoo sprak Hij; en zijn oog daalt zecg\'uend op ons neer ; U, Moeder! gaf Hij ons, zich zeiven ons tot Broeder, Helaas! wat geven wij voor zóóveel liefde weêr.

Toen, Moeder! hebt gij ons tot kind\'rea aangenomen,

O draag met ons Hem op, wat Hem ons harte biedt; Zie duizenden tot n, bij duizendtallen stroomen, Versmaad, o teed\'rc Maagd! ons aller bede niet.

-ocr page 95-

77

Wil, Moeder 1 bij uw Zoou voor ons geuft verwerven,

Ons troosten in den nood, ons sterken in den strijd; En in ons stervensuur, denk, hoe ge uw kind zaagt sterven, Maria! toon ons dan, dat ge onze Moeder zijt.

Gebed voor de overledene Broeders en Zusters.

O Maria ! Moeder van barmhartigheid, wij bidden ook met vereende harten voor onze afgestorvene Broeders en Zusters , die nog in de plaats van zuivering worden opgehouden; want wij weten, dat de band der liefde, die ons op aarde verbond, door den dood niet is verbroken. Uit de diepten klagen zij ons toe: ontfermt n onzer! ontfermt u onzer! ten minste gij, onze vrienden! want de hand des Heereu heeft ons getroffen. O Maria! hunije en onze Moeder! sla een meêdoogend oog op hun pijnlijk lijden; zij verlangen vurig uwen goddelijkeu Zoon te aanschouwen; gedenk, hoe zij in hun leven uwe kinderen waren, en tot het einde huns levens u getrouwelijk hebben bemind en gediend; zij hadden een zoo groot betrouwen op u: laat hunne hoop niet beschaamd worden, maar verwerf voor hen, dat zij spoedig uit hun kerker verlost, en door het eeuwig licht verblijd mogen worden; stel ten dien einde aan uwen goddelijken Zoon voor, al wat Hij op aarde uit liefde tot ons heeft geleden, zijn bloedig

-ocr page 96-

78

kruis , zijne wijdgeopende wonden. Ach! dale zijn kostbaar bloed, in overvloed voor allen gestort, op die dorstende zielen af: dan, o lieve Moeder! zullen zij in hare smarten verkwikt, van hare schulden gezuiverd wezen ; dan, o lieve Moeder! snellen zij de glorie des hemels binnen, om met u en alle Heiligen , het Lam zonder vlekken te aanbidden en in eeuwigheid te loven ! Amen.

O teedre Moedermaagd 1 klimt tot u in den Hoogen

Der Zielen roepstem niet om laafnis in haar straf? Heb, Moeder! zuchten zij, heb, Moeder! mededoogen. En sla door uwe beê de kluisters van ons af.

Zie, Moeder! hare smart; hoor. Moeder! hoe zij ameeken;

Hoe blijde noemden ze u, hoe eerden ze u op aard*; O laat een straal van licht haar kerkernacht doorbreken Hebt gij bij \'t kruishout niet in smarten hen gebaerd?

Maria! zijn ze u niet tot kinderen gegeven,

Toen *t zevenvoudig zwaard u *t Moederhart doorsneed? En, nu gij naast uw Zoon ten zetel zijt verheven.

Neen, Moeder!... \'t kan niet zijn, dat gij hen nu vergeet.

Hoor, Moeder! dan de beê, vereend u toegezonden,

En voeg er de uwe bij: uw Zoon versmaadt u niet; Geëind is dan hun smart, hun boeien zijn ontbonden, En juichend zingen zij het eeuwig vreugdelied.

-ocr page 97-

79

LITANIE

VOOR DE GELOOVIGE ZIELES.

Heer, ontferm U onzer.

Christus, ontferm U onzer.

Heer, ontferm U onzer.

Christus , hoor ons.

Christus , verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm U over de

overledene geloovigen.

God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U

over de overledene geloovigen.

God, H. Geest, ontferm U over de overledene

geloovigen-H. Maria, bid voor hen.

H. Moeder Gods , bid voor hen.

H. Maagd der Maagden,

Alle H. Engelen en Aartsengelen,

Alle H. Koren der zalige Geesten, t-j

H. Josef, gf

Alle H. Aartsvaders en Profeten, ^

Alle H. Apostelen en Evangelisten, §

Alle H. Leerlingen des Heeren, „

Alle H. Onnoozele Kinderen, g

Alle H. Martelaren,

Alle H. Bisschoppen en Belijders,

Alle H. Leeraren der Kerk,

Alle II. Priesters en Levieten,

-ocr page 98-

80

Alle H. Momiikeu en Kluizenaars, bidt voor hen. Alle H. Maagden en Weduwen, bidt voor beu. Alle Heiligen God?, bidt voor hen.

Wees genadig, vergeef hun. Heer.

Wees genadig, verhoor ons, Heer.

Door uwe oneindige barmhartigheid, 3-

Door uw allersmartelijkst lijden, §

Door uwe heilige wonden, o

Door uwe luisterrijke opstanding, S

Door uwe heerlijke hemelvaart, S

Wij zondaars, wij bidden U, verhoor ons, 2? Die aan de zondares vergiffenis verleend en

den goeden moordenaar verhoord hebt. Die uit genade zalig maakt.

Die de sleutels hebt van dood en hel.

Dat Gij de zielen die de eerste pijnen des ^ vagevuurs verduren, wilt genadig zijn, ^ Dat Gij onze overledene ouders, vrienden en weldoeners uit hunne vreeselijke pij- gquot; nen wilt verlossen, 3

Dat Gij alle overledene geloovigen van hunne 5^ straffen wilt vrijspreken, lt;

Dat Gij L\' over hen die geene bijzondere S-voorbidders op deze wereld hebben, wilt § ontfermen, o

Dat Gij hun verlangen wilt vervullen, S Dat Gij hen tot het getal der uitverkorenen

wilt aannemen ,

Koning der ontzaglijke Majesteit,

Zoon Gods,

-ocr page 99-

81

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef hun de rust.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef hun de rust.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, geef hun de eeuwige rust.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

Heer, ontferm TJ onzer.

Onze Vader, enz.

En leid ons niet in bekoring,

Maar verlos ons van den kwade. Amen. Van de poorten der hel.

Verlos, Heer, hunne zielen.

Heer, verhoor mijn gebed.

En mijn geroep koine tot U.

Laat ons bidden.

O God, voor wiens aanschijn het mensche-lijke leven, hoe roemwaardig ook, niet onschuldig bevonden wordt, wanneer Gij het, met ter zijdestelling uwer goedheid beoordeelt; wil toch de ongerechtiaheden van uwe dienaren en dienaressen , welke wij ü aanbevelen, niet gadeslaan; maar verleen aan hunne zielen, gelijk wij met betrouwen van uwe barmhartigheid smeeken, kwijtschelding van alle straffen.

Ootmoedig, Heer, storten wij onze gebeden voor de zielen van uwe dienaren en dienaressen.

-ocr page 100-

en smeeken U, dat Gij hun smet, die zij door het menschelijk verkeer hebben beloopen, genadiglijk kwijtscheldt en hen in hét verblijf uwer juichende verlosten opneemt. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.

•^vvjvirijV\'/\'v/vvv^—

-ocr page 101-

GEZANGEN.

--oO^r^-

EERSTE AFDEELING,

I.

MARIA; TOEVLUCHT IN ALLEN NOOD.

Wijze; O vijf werelds klare lichten l (Weinige stemmen.)

1. Wie kan \'s werelds wee ontvluchten, Wie moet niet in smarte zuchten;

Ja, \'t is hier een tranendal,

Waar men immer weenen zal; Wie siUl ons beschermcn\'?

(Allen.)

-{- Pelgrim! laat, laat al\' van klagen, Ga Maria hulpe vragen

En vertrouw ; want haar gebed Heeft zoo menigeen gered:

Zij zal u beschermen.

2. Waar ik wende mijne schreden,

Naar de velden, naar de steden,

Overal is \'t ramp en druk,

Overal is \'tongeluk:

Wie zal ons beschermen1? .

Pelgrim! laat, laat af enz.

-ocr page 102-

Ginds zijn kreup\'len, lammen, blinden, Hier is ziekte en pijn te vinden; Werwaarts ik mijne oogen wend, Zie ik anders dan ellendquot;?

Wie zal ons beschermen?

Pelgrim! laat, laat af enz.

Doet de dood geen tranen vloeien, En ons tal van jamm\'ren groeien,

Zij \'t ook dat hij \'t einde ons is Van des levens droefenis:

Wie zal ons beschermen?

Pelgrim! laat, laat af enz.

Had ik rampen slechts te vreezen, O \'t zou nog te dragen wezen:

Ach! de duivel briescht ook rond. Dreigt mijn ziel op eiken stond: Wie zal ons beschermen?

Pelgrim! laat, laat af enz.

Hier door \'t zondig vleesch geprikkeld, Daar in oogenlust gewikkeld,

Ginds in \'s levens hoovaardij,

Nimmer van bekoring vrij:

Wie zal ons beschermen?

Pelgrim! zwijg, laat af enz.

Wat, wat stem gebiedt mij \'t zwijgen? Zal ik troost en hulp verkrijgen,

Als ik \'t aan Maria vraag,

Zwijgend bid en niet meer klaag ? Zal zij mij beschermen?

-ocr page 103-

85

(Allen.)

Ja, gij kunt met vol vertrouwen, Pelgrim! op haar voorspraak bouwen; Want haar moederlijk gebed Heeft zoo menigeen gered:

Zij zal u beschermen.

II.

HULDE EN BEDE

AAN DE

H. MAAGD EN MOEDER GODS MARIA.

BIJ ALLE GELEGENHEDEN.

Ü

1.

SêebeïSE

--#—3---

Komt! beffen wij een loflied aan. Luid

t—f—

9 0

—o—|—i-j

---------*—4 _

® ^ -

Idimm\' liet op van de aard\', Tot voor den

---

Ui b--1-

F(7—»--\'

troon, waar de eng\'len staan, \'t Zij met

i-

1-

I-* - w-

\' m

±_i=;

hun lied gepaard. Wij zingen op den toon

-ocr page 104-

88

«--1~ m-*--—I—:

----0-3-----3 «—t--

±d2i-fe J i Tl

P-i—-i ^-H

-nn

w-ï- -

\' » «

—|—4—F-0-

0 « - - -

_•__

staamlen dankbaar uwen lof, 0 Moeder

!

I

van \'t stof, En knielen voor u neer, quot;Wij

I

van den Heer! o Moeder van den Heer!

feÉ

Wij staamlen dankbaar uwen lof, 0 Moe-

H—F-1—»--

der van den Heer! 0 Moeder van den Heer!

Pat onze lof u niet mishaag\',

0 Hemelkoningin!

Al is de toon van \'t stof te laag,

Hij dring\' ten hemel in. Wat sterv\'ling, die zoovéél vermocht.

Wat haalt er bij uwe eer?

Nooit is uw hulp vergeefs gezocht! 0 Moeder van den Heer!

3.

Uw ootmoed was zoo gadeloos, Zoo minlijk in Gods oog.

-J-

1

-ocr page 105-

87

Dat u zijn Zoon tot Moeder koos

En neerkwam van omhoog; O morgenster der zaligheid!

Hij daalde op aarde neer, De Redder, eeuwen lang verbeid, O Moeder van den Heer!

4

In woede sloeg de ontroerde hel

Om \'theil van ons geslacht,

Toen u de aartsengel Gabriël De hemelhoodschap bracht. Hoe satan dreig\' bij eiken tred. Wij vreezen hem niet meer: Uw Zoon heeft hem den kop verplet, O Moeder van den Heer!

Hoe lieflijk klonk der eng\'len toon

Voor de eerste maal op aard\'.

Toen gij. o zuiv\'re Maagd I Gods Zoon

In Beth\'lem hebt gebaard; Het hemelkoor juichte in ons lot

En daalde om \'tkribje neer:

Het zag - een menschgeworden God! U - Moeder van den Heer!

6.

Wij roepen nóg met heel de Kerk

Door de eeuwen heen u aan:

Heeft Jesus \'teerste wonderwerk

Niet op uw beê gedaan?

Ach, zie beschermend van omhoog Hier op uw kind\'ren neêr,

-ocr page 106-

88

Aanschouw ons mei meédoogend oog, O Moeder van den Heer!

7.

Toen Jesus aan het kruishout hing-,

Ons \'t eeuwig heil verwierf.

Gaf Hij u aan zijn lieveling.

Eer Hij voor allen stierf;

Gij werdt zijn Moeder, hij uw kind.

Wij deelen in die eer;

En ons hebt gij als hem bemind, O Moeder van den Heer!

8.

Uw Moeder is zij, Pelgrimsschaar!

])ie u getrouw bemint;

Zeg, zeg in alle zielsgevaar:

Ach Moeder, hoor uw kind! Zie, lieve Moeder, vol gena!

Zie op uw Pelgrims neer:

Uw liefde heeft geen wederga, O Moeder van den Heer!

9.

Ach, Moeder van barmhartigheid!

Onttrek uw hulp ons niet;

Als ons de wereld lokt en vleit

En gij ons wank\'len ziet,

Of satan ons zijn strikken zet Door wellust, goud of eer:

Ach, dat uw voorspraak ons dan rcdd\' O Moeder van den Heer!

10.

Wanneer behoefte ons dreigt of drukt. Of ramp bij ramp ons slaat;

-ocr page 107-

89

Als wut we ook pogen wreed mislukt, Ons alle hoop vergaat;

Als ons deze aard\' geen troost meer biedt. Zie gij dan op ons neer,

En weiger ons uw hulp toch niet, 0 Moeder van den Heer!

li.

Als \'t albeslissend sterfuur slaat, En s\' levens licht verdwijnt

Voor de eeuwigheid, die open gaat En aan de ziel verschijnt:

Ach, dat ik dan mijn brekend oog,

Mijn Moeder! tot u keer\'.

Uw zoeten hlik ontmoete omhoog, O Moeder van den Heer!

12.

Beveilig onze pelgrimshaan.

En waak aan onze zij\';

Hoor, Moeder! hooi\' uw kind\'ren aan En blijf ons altijd bij.

Wat lot ons in dit leven beid\',

U zingen wij ter eer;

U zingen we eens in eeuwigheid, O Moeder van den Heer!

-ocr page 108-

90

III.

TER EERE VAN HET H. KRUIS.

WlJZE: Nato Deo.

Laat ons, broeders! \'theilig kruis des Heeren Vol van warme dankbaarheid vereeren:

\'t Zal van ons des vijands slagen keeren, Ons den pelgrimsweg ten hemel leeren.

-j- Pelgrims, \'t is de kruisvaan l)ie ons tot de glorie leidt;

Hier geleden En gestreden;

\'t Kruis voert tot Gods heerlijkheid.

Ach, dat wij, om Jesus\' kruis en wonden Van al \'t kwaad , door ons gepleegd, ontbonden, En tot Hem van wedermin verslonden,

Nu en in den dood genade vonden!

-}- Pelgrims, \'tis de kruisvaan enz.

Naar het oord, door uwe gunst beschenen. Trekken, Moeder! weer uw kind\'ren henen; Wil uw trouwe voorspraak hun verleenen. Onder \'t kruis met hen u weêr vereenen. quot;Jquot; Pelgrims, \'t is de kruisvaan enz.

Daar dan weêr, of wij met u het zagen.

Tellen wij de striemen en de slagen.

Al de wonden, door uw Zoon gedragen, Hooren wij van \'t kruis uw Jesus klagen.

Pelgrims, \'tis de kruisvaan enz.

-ocr page 109-

amp;1

Laat het loch ons hart in liefde ontsteken, Als we i\'iw hart en Jesus\' hart zien breken, Hem tot. God in tranen hooren spreken, En vergeving voor ons, zondaars, srneeksn. -j- Pelgrims, \'t is de kruisvaan enz.

Ach! om \'t bloed, o Jesus! toen vergoten. Om den smaad, vvaarrneé Gij werdt verstoeten, Om den snik uw stervend hart ontschoten; Maak uw Pelgrims tot uw rijksgenooten. -j- Pelgrims, \'tis de kruisvaan enz.

Laat ons dit van uw gena verwerven:

Dat wij uwe liefde nimmer derven;

Dat we U zien, o Jesus! als wij sterven, Dan door \'t kruis uw hemelglorie erven.

Pelgrims, \'t is de kruisvaan enz.

IV.

MARIA, BEHOUD DER KR ANKEN. Bij het miraeuleuse beeld te Uden.

i.

lt;0 d

-ocr page 110-

92

m

$

=t=

1= ,

on--ze lief-de en hulde u biedt. Be-

rb-1—1-^1

i

voor ons.

. C--*_

lioudjler kranken, bid

Reeds roemt een eeuwental de kracht, Die hier den zieken redding bracht, En aan \'t vertrouwend lijdend hart / ^ Bevrijding schonk der felste smart, j Behoud der kranken, bid voor ons.

3.

Ontelbaar is de brecde schaar.

Die hier bij \'tu gewijd altaar Genezing vond, als aardsche macht / ^ Aan redding noch verkwikking dacht, i Behoud dor kranken, bid voor ons.

-ocr page 111-

93

4.

Geen leed, dat hier mv hulp weerstond, Geen ramp, die hier geen laafnis vond, Behoud der kranken, aan uw macht, J ^ Dan eeuw\'ge dank en lof gebracht. ( Behoud der kranken, bid voor ons.

Geef nu ook ons, o Moedermaagd, Wat Haarlem\'s pelgrimsschaar u vraagt. Wend door uw heden \'s Heeren straf, gt;. • Met ziekte en rampen van ons af. i \' \' Behoud der kranken, hid voor ons.

6.

[n vrede spoede ons leven voort.

Door leed en jamm\'ren niet gestoord; Ons aller doel en hoogste vreugd , /, ■ i Zij voort te gaan van deugd tot deugd. ( HS\' Behoud der kranken, bid voor ons.

7.

En als eens \'t uur van scheiden slaat. Waarop do ziel deez\' aard verlaat,

Toon dan in \'s levens laatsten strijd,) Dat gij \'t behoud der kranken zijt. { Behoud der kranken, bid voor ons.

8.

Bid, dat wij dan nog eens gevoed Door Jesus\' GodTyk Vleesch en Bloed, Geleid door uwe Moederhand, t, ■

God zien in \'t hemelsch vaderland. \\ \'i,s\' Behoud der kranken, bid voor ons.

C

-ocr page 112-

94

9.

Daar klinkt dan\'t eeuwig jub\'lend lied, Dat onze dankb\'re liefde u biedt:

Daar stemmen wij den lofzang in gt; ^ Voor u, o Hemelkoningin. gt;

Alleluia, Alleluia.

V.

Bij het vertrek uit Uden naar Kevelaar.

1-

-gt;-Av -1 i H • ► •

1—

J Kc

i »•

m, pelgrimssc quot;~l ]

haar! ver--ss—-—lt;

d

heerlijk haar,

1 --J—

Die

•—» *

Moeder is en

1——i-

_4-j | 1 | ^--

Maagd; Dat lofzang en

-i-t - •-J—:

ge-

—0—-0-0-0-J-t-•/------

bed zich paar\'; Zij is een toevlucht

•• • • \'-\'-0 M h-\'

in gevaar; Kom,

P\'JU

pelgrimss

3haar! te Ke-

-T H-

ve-laar Haar moederhulp ge-vrangd. Kom,

-ocr page 113-

95

pelgrimsschaar! te Ke-ve-laar Haar moe

^-T ■ : = l !

-

derhulp ge -vraagd.

2.

JJe wereld!.... zij bespotte vrij

Uw -vromen kinderzin;

De beevaart noem\' zij dweeperij:

Maar dat die smaad u dierbaar zij, Want met Gods Eng\'len eeren wij j ^

De Hemelkoningin I quot;

»gt;

O.

Wie \'trein gemoed voor smet behoedt,

En leel\'t naar \'s Heeren woord; Wie zuchtend om het eeuwig goed

Naar Kevelaar te beevaart spoedt.

Zijn Moeder bidt, zijn zonden boet,),. Hij keert niet onverhoord. ( !Squot;

4.

Komt, Pelgrims! komt, nu vóór den tochi

Gods zegen afgevraagd;

Dan Kevelaars kapel bezocht.

Die vaak getuigen wezen mocht Van wond\'ren, door zijn hand gewrocht, f.. Bij \'t beeld der Moedermaagd. i \'

5.

Verheft dan in uw jub\'lend lied,

Maria\'s macht en eer;

-ocr page 114-

90

Neen, God verstoot den lofzang niet,

Die Jesus\' Moeder hulde biedt;

Waar Hij niet haar ons bidden ziet, /,. Stort Hij Zijn zegen neer. I 6\'\'

6.

Ter beevaart dan, o Pelgrimsschaar!

Met opgewekten geest;

Ga biddend op naar Kevelaar,

Maria\'s liefde wacht u daar:

Bij \'t heilig haar gewijd altaar, /,. Viert gij uw pelgrimsfeest. ^ quot;s\'

VI.

PELGEIMSLIED TOT MABIA.

WlJZE: Waio Deo.

1.

Heil\'ge Moedei\', Haarlem\'s broederlcden, Steunend op uw liefde, wenden heden Naar \'tu heilig Kevelaar Inm schreden; Moeder hoor hun zangen en gebeden.

Moeder, teed\'re Moeder, .

Bid voor Haarlem\'s pelgrimsschaar; Wil ons bijstaan.

Nu wij opgaan Naar \'t ons dierbaar Kevelaar.

lt;2.

Hoop en liefde voeren ons daar henen. Waar gij ons uw bijstand zult verleenen,

-ocr page 115-

97

Als we in lianen onze schuld beweenen, En met u ons in \'t gebed vereenen. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

3.

Wil ook nu weer, als reeds vele jaren, Haarlem\'s u getrouwe pelgrimsscharen Op hun reize hoeden voor gevaren; Moeder, wil uw kinderen bewaren. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

4.

Zie, o Moeder, in deêz heil\'ge dagen Op uw kind\'ren neder met behagen; Wat al offers dan de reis mag vragen, Alles zullen wij blijmoedig dragen. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

Heil\'ge Maagd, gezegendste der vrouwen. Neen, beschaam niet\'t kinderlijk vertrouwen, Dat wij op uw macht en voorspraak bouwen. Als we uw liefde heel ons hart ontvouwen. Moeder, teed\'re Moedor, enz.

6.

U gaan we onzen nood en jamm\'ren klagen, U, die troost bij \'s levens droeve dagen. Moed en kracht bij welverdiende slagen, Voor uw pelgrims uwen Zoon zult vragen. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

7.

\'t Dorstig hert spoedt sneller bij \'t genaken Van de bronne; wij ook. Moeder, haken,

G*

-ocr page 116-

98

Nu wij onze reis naar Kev\'laar maken, Daar uw zoetheid, liefde en troost te smaken. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

8.

Als wij daar dan voor uw beeld gebogen, Of vereend om uw kapel getogen.

Of bij \'t kruis u Moeder bidden mogen. Sla op ons een blik van rnededoogen. Moeder, teed\'re Moeder, enz.

i).

Wil voor ons de deugden die wij derven, Met de vrijspraak onzer schuld verwerven; Opdat we eens in Jesus liefde sterven. En met u zijn hemelglorie erven.

Moeder, teed\'re Moeder, enz.

VIL

DE VIJF WONDEN.

WlJZE: O vijf werelds Tclarc lichten!

Zing, mijn ziel! het vijftal wonden. Die uw God draagt voor uw zonden, Eens aan \'t kruis bebloed, gehoond. Thans met heerlijkheid gekroond, -}- Heer! ontferm ü onzer.

O Maria, Koninginne!

Moeder Gods en Kruisheldinne! Gij, die, met uw Zoon gewond. Onder \'t bloedig kruishout stondt, Bid voor ons, Maria!

-ocr page 117-

99

DE SMARTELIJKE WONDEN.

1.

Wees gegroet dan, vijftal bronnen! Waar het bloed kwam uitgeronnon, Dat eens \'s werelds heil beslist En haar schuld heeft uitgewischt. Heer! ontferm U onzer.

O Maria, Koninginne! enz.

\'k Wil in \'t stof mij nederbuigen Voor die wonden die mij luigen,

Hoe in \'t kruisgeheimenis Ach! een God mijn offer is.

-j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

O ik zie het, hoe Ge uwe armen Tot mij uitbreidt in erbarmen,

Dat ik, zondaar, vol van rouw,

Jesus! tot U vluchten zou.

-}- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'k Zie uw handen openscheuren,

Heel het wicht uw lichaams beuren,

Opgezwollen, uitgerekt,.....

Mij, ja mij nog toegestrekt!

-j- Heer I ontferm U onzer. O Maria, enz

\'tls, o \'tis, opdat uw zegen Uit die bronnen nederregen\'.

En we ons wasschen in den vloed Van uw alverzoenend bloed.

Heer I ontferm U onzer. O Maria. enz.

God zijt Gij!.... en \'t zijn uw handen, Die de onmeetb\'re heemlen spanden.

-ocr page 118-

100

\'t Spoor beschreven, dat nog de aard\' Met haar zonnenheir bewaart, -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

En gij, zondaar! dorst liet wagen, Naag\'len door dat vleesch te jagen, Dat van pijnen krimt en rilt:

En uw hand heeft niet getrild ?

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Wil toch om de zonden treuren. Die uw hand en ziel besmeuren, \'t Vleesch verscheuren van uw God; Tot hoe lang met Hem gespot?... Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen. Die het vijftal wonden draagt. Lof zijn Moeder, altijd Maagd! •]- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz. (Vijfmaal het Onze Vader, tot lafenis dergeloovige zielen.

2.

Goede Jesus! laat mij groeten U zoo diep-doorboorde voeten,

Ach, hoe zwollen zij niet op Van den wreeden hamerklop!

-j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Als de hand U niet kon dragen.

Moest de voet uw lichaam schragen; Ach hoe vlijmend was dan \'t wee, Dat uw scheurend vleesch doorsnee, •j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

-ocr page 119-

101

O dat ik met Magdalene,

Jesus! aan uw voeten weene;

Laat de tranen van mijn hart Balsem drupp\'len in uw stnarL Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'k Zou mijn lippen in verrukken Met haar op uw wonden drukken, Kon ik slechts, mijn God en Heer! \'k Zou ze kussen keer op keer. j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Dierb\'re voeten! die nooit moede Achter \'tzwervend schaapje spoedden, En niet rustten, hoe gewond.

Tot ge \'t schaapje wedervondt, -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

En gij, zondaar! dorst het wagen, Naag\'len door dat vleesch te jagen, Dat van pijnen krimpt en rilt:

En uw hand heeft niet getrild\'?... Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Ach, wil in u zei ven treden,

Hoe gij zondigt met uw schreden; Zie nog eens die wond , dat bloed, Val, o val uw\' God te voel.

Heer ! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal wonden draagt. Lóf zijn Moeder, altijd Maagd!

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

(Vijfmaal liet Onze Vader, tot lafenis der geloovige zielen.)

-ocr page 120-

103

3.

Wees gegroet doorstoken borste! Hartewond. waar ik naar dorste;

Gij, o teed\'re Pelikaan!

Biedt uw bloed ter laving aan. -j- Heer! ontferm TJ onzer. O Maria. enz.

Open zij\'! voor mij doorstooten,

Waaruit bloed en water vloten,

\'k Ving reeds zoeten drop bij drop Uit uw beil\'ge bronwel op.

-j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'k Liet soms over de open lippen D\' ademtocht niet henen glippen, \'tWas, als ik dan stille zweeg. Of een zucht uw hart ontsteeg; -j- Heer! ontferm ü onzer. O Maria, enz.

\'t Was, of bij \'t eerbiedig luist\'ren Ik een stemme hoorde fluist\'ren, Naamloos zoet dan vraagde zij;

Kind, mijn kind! bemint gij Mij? -[- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

En gij, zondaar! dorst het wagen, In die zijde een speer te jagen,

\'t Harte door, dat niet meer leeft; En uw hand beeft niet gebeefd?.... Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Ach, doorwond uw hart van binnen, Om alleen uw God te minnen,

Dat het Hem ten offerand Van ondoofb\'re liefde brand\'.

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

-ocr page 121-

Hi;}

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal wonden draagt, Lof Zijn Moeder, altijd Maagd! -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

(Vijfmaal hot Ome Vader, tot lafeuis der geloovige zielen.)

4.

Mocht ik dieper nog doorgronden \'t Eindloos lijden al dier wonden; Maatloos als uw boezempijn,

Jesus! moest mijn liefde zijn.

-j- Heer 1 ontferm Ü onzer. O Maria, enz.

«\'k Heb gezegd: \'kwil nü beginnen,» Met mijn\' Heer en God te minnen; \'k Draag met eiken aderklop Hand en voet en hart U op.

-[- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Dat ik U alleen behage.

Uwe wonden met U drage.

Immer om mijn zonden treur\', Nimmer weör mijn ziel besmeur\'. Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Goede Jesus! door uw wonden,

Zuiver mij van al mijn zonden.

Handen, voeten, open zij\' 1 Vijftal bronnen! heiligt mij.

-|- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Dat ik met mijn Jesus strijde,

Dat ik om zijn liefde lijde.

-ocr page 122-

104

Handen, voeten, open zij\'!

quot;Vijftal stemmen! spreekt voor mij. f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Laat mij stervend U nog groeten, Dierb\'re handen , dierb\'re voeten !

Jesus! dan mijn veegen mond Klemmen op uw hartewond.

7 Heer! ontfermU onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen. Die liet vijftal wonden draagt,

Lof zijn Moeder, altijd Maagd! •j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

(Vijfmaal het Ome Vader, tot lafeuis der geloovige zielen.) DE VERHEERLIJKTE WONDEN.

1.

Lieve Jesus! wil gedoogen ,

Dat ik nu mijn bevende oogen,

Waar Gij heerscht in de opperste eer. Naar uw schitt\'rend lichaam keer\', f Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'k Zie geen strijden, \'k zie geen lijden. Maar verwinnen, zielsverblijden;

quot;Vijfmaal springt een stralenvloed. Die Gods heemlen juichen doet. f Heer! ontferm Uonzer. O Maria, enz.

O die wonden drupten zegen,

Toen Gij uit uw graf gestegen.

-ocr page 123-

105

En verwinnaar van den dood,

\'t Oog aan \'t ongeloof ontsloot.

Heer! ontfermUonzer. O Maria, enz.

Ach , in twijfeling verloren,

Moge ik als uw leerling hoor en;

«Breng uw vingeren hier hij,

«Leg uw hand in mijne zij\'.»

-j- Heer ! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'k Zal als Thomas nederhuigen,

Luide van uw Godheid tuigen:

\'k Stort mij aan uw voeten neêr, \'k Roep als hij: «Mijn God, mijn Heer!» Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Hier straalt eindloos alvermogen In mijne overschitterde oogen.

Goddelijk geheimenis;

Dat in wonden \'t leven is!

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz

\'t. Leven uit u heengevloten....

\'t Leven uit u voortgesproten....

Heil\'ge wonden! \'k hoor uw taal: \'t Sterven is de zegepraal!

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen, Die liet vijftal wonden draagt . Lof zijn Moeder, altijd Maagd!

•]- Heer ! ontferm TJ onzer. O Maria, enz,

(Vijfmaal het Onze Vader, enz.)

-ocr page 124-

106

Dierb\'re wonden! \'k zal niel vreczen, Wat op aard\' mijn deel moog wezen: Krankle, smarte, wonde of pijn,

Moet niet gij mijn glorie zijn? j Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.

Wordt mijn lichaam ook doorstoken, \'t Stervend harte mij gebroken,

Daal ik. Heer! met U in \'tgraf: \'k Schud dan de aardsche boeien af. -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

In uw wonden is genezen,

Uit den dood zijt Ge opgerezen. Wonden zijn de levensbron,

\'t graf gaat vóór de gloriezon, -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria. enz.

Waarom, Heer! ik mag \'tU vragen. De aardsche wonden nog gedragen. Nu Gij in uw rijksgebied Reeds de Koningskroon geniet ? j Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

O ze zijn ten glorieteeken,

Dat ze ons van uw zege spreken Over zonde, hel, en dood.

Die den hemel ons ontsloot.

■[ Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Blijft dan, wonden! zegepralen,

Schiet dan uit in gloriesfralen,

Laat ons voor Gods aangezicht. Juichen in uw zaalgend licht.

7 Heer! ontferm ü onzer. O Maria, enz.

-ocr page 125-

107

Want ook zij die hier verwinnen,

Varen ze eens uw hemel binnen, Danken \'t eeuwig heilgenot Aan de wonden van hun God.

Heer! ontfermU onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen. Die het vijftal wonden draagt.

Lof zijn Moeder, altijd Maagd!

Heer! ontferm Uonzer. O Maria, enz.

(Vijfmaal liet Onze Vader enz.)

;{.

Waarom, Heer! ik mag \'til vragen, De aardsehe wonden nog gedragen , Nu Gij in uw rijksgebied Reeds de gloriekroon geniet?.... -[■ Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

\'tls, opdat de zaalge kringen \'s Heeren zegepraal bezingen,

Baden in dien purp\'ren vloed, Die hen eeuwig juichen doet; -Heer! ontfermUonzer. O Maria, enz.

\'tls, opdat de godgetrouwen Op zijn glorie blijven schouwen, Dat soms in hun droeve ziel \'t Sterkend licht der heemlen viel: --{- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Maar ook, die hun\' God doorwondden. Hem herkruisten door hun zonden,

-ocr page 126-

108

Die het godd\'lijk offerbloed Spottend traden met den voet; --j- Heer! ontfermUonzer. O Maria, enz.

Zij, de geesten die er vielen.

En de duizend duizend zielen,

Langs de breede zondebaan In den hellenacht gegaan; --j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Zij ook zullen saamvergaren,

Om die wonden aan te staren,

Maar ten vloek!... als vlammend licht Slaat om \'thooploos aangezicht!... -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen. Die het vijftal wonden draagt. Lof zijn Moeder, altijd Maagd! -j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

(Vijfmaal het Once Vader, enz.)

4

Strenge Regter! als uw wonden \'t Hellevonnis mee verkonden;

«Weg, vervloekten! weg van Mij!» Als zij zinken aan uw zij; --j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Als uw goddelijke luister Heel den nacht van \'s afgronds duister. Uw gehoond zich wrekend bloed Al hun boosheid peilen doet; --j- Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

-ocr page 127-

109

God van eindeloos erbarmen! Ach, ontvang ons in uwe armen, Om uw wonden dan, o Heer! Zie genadig op ons neêr.

Heer! ontferm U onzer. O Maria, enz.

Laat nog eenmaal mij U groeten, Dierb\'re handen, dierb\'re voeten!

Open wond van Jesus zij\'!

Heiligt, heiligt, heiligt mijl Heer! ontferm U onzen O Maria, enz.

Lof zij God in drie Personen,

Lof zij Hem wien doornen kronen, Die het vijftal wonden draagt. En zijn Moeder, altijd Maagd!

Heer! ontferm U onzer.

O Maria, Koninginne!

Moeder Gods en Kruisheldinne! Gij, die, met uw Zoon gewond, Onder \'t bloedig kruishout stondt. Bid voor ons, Maria!

(Vijfmaal het Onte Vader, euz.)

VIII.

PELGRIMSLIED.

quot;VVlJZE: Als lied II hl. 85.

i.

Hij wie Maria\'s Zoon aanbidt Als eeuwig God en Heer,

Als die aan \'s Vaders rechter zit,

In de eigen macht en eer;

7

-ocr page 128-

110

Hij brenge ook u zijn loflied aan, Die zijne Moeder zijt;

Hij ziet u naast zijn zetel staan,

Waar ge u in Hem verblijdt.

2.

Daar Jesus in zijn gloriehof

Zijn Moeder loont en kroont:

Hoe zoet is Hem de liefde en lof,

Haar ook op aard\' betoond!

Komt, Broeders ! dan, het hart vol min, Den pelgrimstocht aanvaard!

En haar ter eer, als één gezin. Ons aller lof gepaard!

3

Neen, Nederland vergat de deugd Van zijne vad\'ren niet:

Nog klopt het hart van dankb\'re vreugd, Als \'top hun godsvrucht ziet;

Nog klimt ons trouwe pelgrimstal, En trekt het jaar op jaar,

Met smeekgebed en lofgeschal.

Naar \'toude Kevelaar.

4

Zie! hoe het minlijk beeld der Maagd Daar wenkt aan \'t hoofd der rij;

Hoe Jesus ons van \'t kruishout vraagt: quot;Volgt, Pelgrims! volgt gij Mij.

O \'t stemt de ziel tot hooger min En heilig feestgenot;

Wij loven \'s hemels Koningin,

In haar, haar Zoon en God!

-ocr page 129-

Ill

5,

Welaan! haar vanen weêr ontplooid!

Heft, maagden! haar omhoog; Toont, bruiden! haar ter eer getooid.

Haar heelt\'nis aan ons oog; Zoo trekken wij ter heil\'ge stee,

Gelijk reeds menig jaar. Met lofgezang en zielebeê,

Naar \'t oude Kevelaar.

(3.

Maria, Moeder! lieflijk woord.

Van \'tkruis tot ons gedaald; O naam! dien onze ziel steeds hoort,

En nooit genoeg herhaalt:

Maria! sla uw kind\'ren ga.

Wees, Moeder I wees gegroet; Gij zijt het ja! gij, vol gena!

Die onzen tocht behoedt.

IX.

Bij het naderen van Kevelaar.

Wijze: Fins-lied.

1.

Nogmaals \'t loflied aangeheven,

Dat ons aller vreugde meldt: Vreugde, als \'t minnend kind mag smaken,

Dat zijn Moeder tegensnelt;

Ginds toch rijst de heil\'ge stede.

Dierbaar aan de pelgrimsschaar; \'t Zalig oord, waarheen wij streven,

\'t Ons zoo heilig Kevelaar.

-ocr page 130-

112

O! wat heeft ons hart verlangend

Uitgezien naar dezen dag,

Die weer Haarlems pelgrimsscharen

Tot dit heiloord leiden mag;

Daar waar traan en smarten wijken, Troost en vrede in \'t harte daalt. Waar Maria\'s teed\'re liefde

In haar schoonsten luister straalt.

3.

Juicht dan, kind\'ren van Maria,

Heft uw vreugdelied\'ren aan;

Laat uw smeek-, uw juheltonen

Opwaarts tot uw Moeder gaan.

Vraagt haar, wat uw hart durft vragen,

Hare liefde is naam\'loos groot: Niemand nam tot haar zijn toevlucht,

Wien haar macht geen bijstand bood.

4.

Wees gegroet dan, oord van zegen.

Door Maria\'s macht gekroond,

Waar zij immer nog haar liefde

Ons, haar trouwe kind\'ren, toont. Heil\'ge Stede, die \'t vertrouwen In Maria\'s goedheid voedt, U, o Kevelaar, ons aller,

U zij Haarlems pelgrimsgroet!

5.

Straks, als weer aan \'thoofd der rijen,

\'t Kruis ons wenkt van onzen Heer, Onze vreugdevanen wapp\'ren.

Zijne Moedermaagd ter eer;

-ocr page 131-

113

Straks, als wij den lofzang\' heffen,

Eén van hart en een van geest, \'sHeeren Moeder dankend loven, Vieren wij ons pelgrirasfeest.

X.

WELKOMSLIED.

Bij het intrekken van Kevelaar-

1.

---4_^_h--

\'t vriend\'lijk Ke-ve - laar; Stort lofzang en _ . . . .■*! N . _

Weest welkom, Broeder-!e-den! In

-nhi i. h

go-be-den, Ge-lijk zoo me-nig jaar.

-i—i j-i—i .--p—(—-—i-

J—7-

r

I h i=^

zö-pr

Ma - ri - a, lie-ve Moe-der, Zie ons, uw

$

far

i

=t

ZÉIÉ

*«—«

m

\'■ 0

kind\'ren aan; Be-veel den Albe-hoeder

-ocr page 132-

114

J.^ gt; h-f2--h

ons op de pelgrims-baan. Be-veel den

r - H -J ri }

Albe-hoeder ons op de pelgrims-baan.

2.

Hoe zoet is \'t, hier te midden

Van broed\'ren zonder tal, Hem openlijk te aanbidden, Die Heer is van \'t heelal! Maria, lieve Moeder, enz.

3.

Hoe zoet is \'t, zonder schromen

Voor smaad of spotternij, Lofzingend saam te komen

In lange pelgrimsrij!

-j- Maria, lieve Moeder, enz.

4

Hetzij we in dichte scharen

Bij loflied en gebeên, Of zwijgend saam vergaren ;

Ons aller doel is één,

•]- Maria, lieve Moeder, enz.

5.

Gods Moeder zalig spreken. Tot glorie van haar Zoon;

Haar vragen, dat ze ons smeeken

Hem aanbiede op zijn troon. -}- Maria, lieve Moeder, enz.

-ocr page 133-

115

6.

Wordt straks door maajidenhomlen Ons offer aangebracht,

\'tZal haar ter eere bianden, Bij dagren en bij nacht.

-j- Maria, lieve Moeder, enz.

7.

O dat het haar behage Het offer onzer min;

Wij roepen telken dage Haar hooge voorspraak in. Maria, lieve Moeder, enz.

8.

Laat luid uw loflied schallen. Der Moedermaagd ter eer:

Het rijst ten welgevallen Van Jesus, onzen Heer.

-j- Maria, lieve Moeder, enz.

9.

Laat ons godvruchtig trekken Rondom haar bedehuis;

En morgen de optocht rekken Tot aan het lioocle Kruis.

-[- Maria, lieve Moeder, enz.

10.

Weest welkom, broederleden! In \'t vriend\'lijk Kevelaar;

Stort lofzang en gebeden,

Gelijk zoo menig jaar.

-j- Maria, lieve Moeder, enz.

-ocr page 134-

116

XI.

AVONDGROET AAN MABIA.

Wijze : AU lied X blz. 113.

1.

Wees nu, o goede Moedei\',

Nog eens door ons gegroet. Aleer in \'t nacht\'lijk duister De dag ten einde spoedt.

-j- Aan u in de avondscheem\'ring

Een laatste groet gebracht; Geef, dat we in vrede rusten,».. Bewaar ons dezen nacht. \\

2.

Gij waart de zachte sterre. Die onze pelgrimsschaar Zoo trouw en veilig leiddet Naar \'t dierbaar Kevelaar. Aan u, enz.

3.

Wat zegen en genade

Dankt u ons harte niet;

Geen sterv\'ling kent de gaven, Die uwe liefde ons biedt. Aan u, enz.

4.

Gegroet dan, goede Moeder!

De dag wijkt voor den nacht. Dat we in uw armen rusten. Dan rust uw kind zoo zacht. Aan u, enz.

-ocr page 135-

117

5.

Dat iedere ademhaling

Tot in den ochtendstond,

U onze trouw en liefde

Met onzen dank verkond\'.

-j- Aan u, enz.

6.

Verdrijf, wat ons mocht kwellen,

Verjaag des vijands macht,

Bewaar ons, uwe kind\'ren.

Bescherm ons dezen nacht.

-|- Aan u, enz.

7.

Dan ziet de vroege morgen Ons weer om uw altaar,

En klinkt weer luid en blijde Het lied der pelgrimsschaar. •]- Aan u, enz.

XII.

Bij de Processie naar het Miraculeuse Beeld.

LITANIE-LIED VAN 0. L. VROUW.

ut •

Heere, God! wil U ontfermen, Christus,

-rfr-

God! wil U ontfermen. Heer! wil ons ge-

-ocr page 136-

118

m

nadig zijn. Heer! wil ons ge - nadig zijn.

—1—L-- lil N

h;

»•-

iquot;

Heere, God! o wil ons hooren, Christus,

-1-tq-l—-fr-1 ^ | J—i J |

P

-h-J-

God! wil ons verhoeren, Heer! wil ons ge-

--1-

nadig zijn. Heer! wil ons ge-nadig zijn. \'2.

Vader, God! op \'s hemels troone,

Godes Ééngeboren Zone!

Heer! ontferm U over ons.

Heil\'ge Geest, God! hooggeprezen.

Drie Personen, één in wezen!

Heer! ontferm U over ons.

3.

O Maria! hoog in eere,

Heil\'ge Moeder van den Heere,

O Maria! bid voor ons.

Maagd der Maagden uitgelezen,

Om Gods Moeder eens te wezen, O Maria! bid voor ons.

4.

O gij Moeder der genade,

Wie geen erfsmet immer schaadde.

rt

-ocr page 137-

110

O Maria! bid voor ons.

Moeder gij, en Maagd gebleven,

Hebt gij Jesus ons gegeven. O Maria! bid voor ons.

5.

G\'y ten tempel Gods geheiligd, En voor alle smet beveiligd,

O Maria I bid voor ons.

Liefste, wondervolle Moeder Van den Schepper en behoeder. O Maria! bid voor ons.

6.

Wijze Maagd, en hoog te prijzen, Lof en eer moet tot u rijzen,

O Maria! bid voor ons.

Groot in moederlijk vermogen.

Zacht en trouw in mededoogen, O Maria! bid voor ons.

7.

Reine spiegel aller vromen.

Vreugd is ons door u gekomen,

O Maria! bid voor ons.

Vat, vol van den Geest des Heeren, Wie kan waardig n vereeren? O Maria! bid voor ons.

8.

Vat van godsvrucht, geur van Eden, Roze vol verborgenheden,

O Maria! bid voor ons.

Davids toren, zegeteeken.

Elpen toren, nooit bezweken, O Maria! bid voor ons.

-ocr page 138-

120

9.

Gulden huis en \'s Heeren woning, Bondsark zijner gunstbetooning,

O Maria! bid voor ons.

Deure tot des hemels luister,

Morgenster na \'t lange duister,

O Maria! bid voor ons.

10.

Gij, ons heil bij krankte en wonden, Toevlucht voor wie zucht in zonden,

O Maria! bid voor ons.

Troosteres van alle droeven.

Hulp voor al wie hulp behoeven, O Maria! bid voor ons.

11.

Koningin der Eng\'lenrangen,

Gij, der Vad\'ren zielsverlangen,

O Maria! bid voor ons.

Koninginne der Profeten,

En Apost\'len hooggezeten,

O Maria! bid voor ons.

12.

Koningin der Martelaren,

Maagden- en belijd\'rensoharen,

O Maria! bid voor ons.

Koningin van alle Heil\'gen,

Laat uw voorspraak ons beveil\'gen, O Maria! bid voor ons.

13.

GodTijk Lam, dat neemt de zonden, Door uw kruis, uw dood en wonden, Spaar ons, zondaars, spaar ons, Heei

-ocr page 139-

121

God\'lijk Lam, wil ons bevrijden,

Door uw dood en smart\'lijk lijden, Zie genadig op ons neer.

14.

God\'lijk Lam, ons heil en leven,

Wil ons onze schuld vergeven. Ach, ontferm U onzer. Heer.

Heere, God! o wil ons hooren,

Christus, God ! wil ons verhoeren.

Heer! wil ons genadig zijn.

XIII.

BIJ HET MIEACTJLEUSE BEELD.

WlJZE; Pius-lied.

1. Pelgrims, laat ons luid verkonden

Wat het jub\'lend hart geniet.

Nu het in deez\' heil\'ge stede

\'sHeeren Moeder hulde biedt.

Alles roemt hier hare liefde.

Moederliefde, naamloos groot; Duizendtallen, die getuigen

Wat geluk hun hier ontsproot.

2. Hoor dan, Moeder, hoor ook heden,

Hoe om \'t u gewijd altaar Haarlems pelgrims tot u smeeken

In \'t u heilig Kevelaar.

Troosteresse der bedrukten,

Moeder, die uw kind\'ren mint.

Laat deez\' pelgimsschaar niet scheiden. Voor haar beê verhooring vindt.

-ocr page 140-

122

3. Wat al machten spannen samen

In den fel gestreden strijd.

Dien het hart moet blijven strijden,

Als het God zijn liefde wijdt.

Immer keert de vijand weder,

Immer sterker is zijn macht: Redd\'loos is de mensch verloren, Die slechts steunt op eigen kracht.

4. Bid dan, Moeder, voor uw pelgrims,

Dat, wat list ons word\' bereid. Ons geen duivel, vleesch noch wereld

Ooit van Jesus\' liefde scheid\';

Leid ons heen ter overwinning.

Strijd met ons door uw gebed,

Gij, de Vrouw der Zegepralen,

Die des satans kop verplet.

5. Zie ook met een oog vol goedheid,

Hoe wij in dit tranendal Zuchten onder kruis en lijden.

Ramp en smarten zonder tal;

Elke dag vraagt nieuwe krachten,

Brengt weer nieuwe jamm\'ren aan; Strijdend, lijdend spoeden we allen Naar het eind\' der levensbaan.

6. Moeder, die den kelk des lijdens

Hebt geledigd, toen Ge uw Zoon Schuldd\'loos aan het kruis zaagt sterven,

Sterven onder smaad en hoon,

Stort den balsem der verkwikking

In het lijdend harte neer;

Dat uw beé, o Troost der droeven, Lijdenssmart in vreugde keer\'.

-ocr page 141-

123

A.aar vooral zult Gij ons redden, Moeder, als eens de ure slaat, Dat uw naam als laatste groete Uit ons stervend harte gaat;

Toon ons dan de vrucht uw lichaams

En beveel ons uwen Zoon; Dan rijst eeuwig onze lofzang,

Moeder, om uw glorietroon!

XIV.

AAN MARIA, BIJ HAAR BEELD.

WlJZE: Heuvels, dalen, hoschen, velden!

1.

Als van hemelglans omtogen.

Prijkt uw beeld hier voor onze oogen. Of ge, o Maagd! met ons bewogen. Toetreedt tot uw kinderrij. bis.

2.

Vleklooze onschuld, nooit volprezen.

Staat op uw gelaat te lezen:

Mocht ons hart ook zuiver wezen Reine Maagd! dat smeeken wij. his.

3.

\'tquot;Vnend\'lijk oog op ons geslagen.

Ziet ge ons aan met welbehagen; Wie zal dan vergeels u vragen, U o Moeder van den Heer! his.

4.

Minzaam \'thoofd tot ons gebogen. Wenkt gij, dat wij nad\'ren mogen,

-ocr page 142-

124

Blikt gij vol van medodoogen

Op uw kind\'ren, op ons neêr. bis.

5.

Ach, wij, arm en vol gebreken,

Komen om uw voorspraak smeeken. Wil voor ons bij Jesus spreken,

Nooit wijst Hij uw beden af. bis.

6.

Hoor dan wat uw kind\'ren vragen,

Dat wij niet dien naam slechts dragen. Maar door deugd uw Zoon behagen, Die ons u tot Moeder gaf. bis.

7.

Trouw naar onzen staat te leven. Ter volmaaktheid op te streven, \'t Is uw toonbeeld, ons gegeven,

quot;t Is uw wensch en onze plicht, bis. -

8.

Dat ook willen wij betrachten:

Moeder! laat uw hulp niet wachten. Steun toch altijd onze krachten Met uw troostend aangezicht, bis.

9.

Dankbaar voor uw zegeningen.

Zullen wij uw beeld omringen, Eén van hart uw liefde zingen,

Die gij aan uw kind\'ren boodt. bis.

10.

En wat rampspoed ons moog\' kwellen,

O tot u is \'t, dat wij snellen,

In wier hoede wij ons stellen

En voor \'t leven en den dood. bis.

-ocr page 143-

125

XV.

AAN MARIA EEE!

Wijze: Maria leev\'!

1.

Maria eer! wat liefde en luister meng\'len Zich in dit hart, van alle smelten vrij! Maria eer! u, Koningin der Eng\'len, U, Moeder vol gena! u zingen wij.

Maria Moeder!

Ach, hoor uw kind ;

Eer aan Maria!

Die ons zoo teêr bemint.

2.

Maria eer! komt, laat ons nederknielen, Ze is Dochter Gods, Gods Moeder, Godes Bruid: Maria eer! de toevlucht onzer zielen;

Door hare hand stort God zijn gunsten uit. Maria, Moeder! en;.

o «_).

Maria eer! zou ik haar ooit vergeten\'? \'k Zonk liever neêr in \'t immerzwijgend graf; En zou ik eens geen dankbaar kind meer heeten; Breek liever dan, o God! mijn dagen af. Maria, Moeder! ens.

4.

Maria eer! zoo \'k in haar liefde leve, [ducht; \'kBen, als haar kind, voor kwaad noch dood be-De laatste klank, die van mijn lippen zweve, Zij, Moeder! nog een teed\'re liefdezucht. Maria, Moeder! enz.

-ocr page 144-

126

XVI.

Bij de Processie naar het Boode Kruis.

LOFZANG AAN DE ALLEBHEILIGSTE MAAGD.

1.

atk.0- i K n. N —J—J J J J

if? 3 -m

Wij groeten u, o

,Pi

zuiv\'re Maasd

! Door ! hquot;

W \' \' -F -

wie ons \'t heillicht is gedaagd; Wij r V ^ k 1 w , S

é

groeten

i

*rp---

u op u - wen troon

-t 4- #F

0 Moeder va

n Gods |=^=

fc? • # • gt; •

een\'gen Zoon! Wij

0 9

groeten u op --1---f--K-

uwen

i ::

m et • t*

troon, O Moeder van Gods een\'gen Zoon! 2.

O reine Maagd! o ed\'Ie bloem! Vol hemelgeur, der maagden roem ! Als kristallijn zoo schitt\'rend rein, O smettelooze heilfontein!

-ocr page 145-

127

3.

O zetel, waar de Wijsheid straalt,

Waar \'t eeuwig Woord is neergedaald, Die door zijn Geest de waarheid leert, En in zijn Kerk steeds triomfeert.

4.

Geen wereld- of geen hellemacht,

Of wat er opstond uit den nacht,

Heeft ooit de waarheid haar ontroofd. Want Jesus blijft haar goddTyk Hoofd!

5.

Gij zijt die Onbevlekte Maagd,

Wier moederbeè aan God behaagt; Die, alverwinnend in den strijd ,

Der Kerk een trouwe toevlucht zijt.

(5.

Gij, oorzaak onzer zielen vreugd,

Wier komst heel de aarde heeft verheugd, Ontvang uit kinderlijk gemoed,

O Moeder! onzen liefdegroet.

7.

Beveel ons aan uw godd\'lijk Kind, Dat ons ten eind\' toe heeft bemind; Dat in den smartelijksten dood Voor ons zijn laatste bloed vergoot.

8.

O Davids Toren van ivoor!

Wijd schitt\'rend in den zonnegloor,

Door goddelijke hand gesticht,,

Waar alle wapenmacht voor zwicht.

-ocr page 146-

128

9.

Gij, Arke van het nieuw Verbond! Op u is mijne hoop gegrond; De serafijnen daalden neer Om \'t gulden Huis van onzen lieer.

10.

O Hemelpoorte! rijk en schoon,

Door u kwam de ongeschapen Zoon, Hij, \'t eeuwig Woord, Hij werd uw Kind; Zoo teeder heeft Hij ons bemind!

11.

O Morgenslerre! lieflijk zacht,

Na zulk een eeuwenlangen nacht; Gij kondigt \'t blijde heillicht aan,

Dat voor het aardrijk op zal gaan.

12.

Gij, Toevlucht der verloren ziel. Die jammerlijk van God verviel, O Troosleres in allen nood!

Gij redt ons uit den eeuw\'gen dood.

13.

O Hulp van \'t Christelijk gezin,

Gij, aller Heil\'gen Koningin!

Acb toon in onzen jongsten strijd,

Dat gij ons aller Moeder zijt!

14.

Hoor, Moeder, met ons lot begaan,

Hoor de u gegeven kind\'ren aan; Uw Zoon heeft onze schuld geboet. Wees, goede Moeder! wees gegroet.

-ocr page 147-

129

15.

Gegroet, Gods Dochter op uw troon! Gij, Moeder van Gods eeuw\'gen Zoon! Gij, Bruid van God den Heil\'gen Geest! Die vóór en na zijt Maagd geweest!

XVII.

SNEEKZANCx TOT DE MOEDEE DER ZEVEN SMARTEN.

Zie, ge-zegendste al-Ier vrouwen!

^rgt;.quot;n~r i 1—=[-d~i-nd—^=\\

Haarlems pelgrims vol ver-trouwen Weereen-stemmig tot u gaan; Weereen-

-iy

„ i F i |

—#—J

r

stemmig tot u gaan; Smeekend naar uw

N ^

—0=*----

\' H-^=

bee-huis trekken, Smeekend totu dear-

S

-ocr page 148-

130

hd—»H

-j-

men

,r r. , 1

strekken,

. i r

—i *

--

Hoor, ach 1

hoe

—•

)r uw

i

kind\'ren

aan! Hoor, ach hoor uw kind\'ren aan.

\'2,

Hoor, ach hoor ons om de smart.e,

Die u ging door \'t moederharte Bij het woord van Simeon; Hoe doorgriefde u quot;tvreeslijk lijden, Dat uw Jesus door moest strijden, Eer Hij dood en hel verwon.

3.

Hoor, ach hoor ons om de smarte.

Die u ging door \'t moederharte,

Toen gij Bethl\'em om den dood Van zijn wichtjes hoordet karmen, En gij met uw Kindje in de armen Bevend naar Egypte vloodt.

4.

Hoor, ach hoor ons om de smarte,

Die u ging door \'t moederharte

Bij \'tverliezen van uw Kind,

Dat ge eerst na drie lange dagen, Na veel vragen en veel klagen In den tempel weder vindt.

5.

Hoor, ach hoor ons om de smarte,

Die u ging door \'t moederharte,

-ocr page 149-

181

Toen ge uw\' Zoon ter dood zaagt gaan, En Hem onder \'t kruishout hijgend, Afgemarteld, nederzijgend,

\'t Smartlijk oog op u zaagt slaan.

6.

Hoor, ach hoor ons om de smarte,

Die u ging door \'t moederharte,

Toen gij met uw\' Zoon gewond, Met Hem al zijn pijnen lijdend,

En den wreeden doodkamp strijdend, Onder \'t bloedig kruishout stondt.

7.

Hoor, ach hoor ons om de smarte,

Die u ging door \'t moederharte,

Toen, als alles was volbracht. Gij uw\' Zoon van \'tkruis genomen, In uwe armen neer zaagt komen.

Toen aan al uw kind\'ren dacht.

8,

Hoor, ach hoor ons om de smarte.

Die ii ging door \'t moederharte,

Toen ge uw\' Zoon, in \'tgraf geleid, Aan uwe oogen heel onttogen.

Diep bewogen neergebogen.

Eenzaam, Moeder! hebt beschreid.

9.

Moeder dan der Zeven Smarten!

Trouwe troost der droeve harten,

Sta, o sta uw kind\'ren bij;

Dat we dragen al de dagen \'s Levens plagen zonder klagen,

Leer ons lijden zooals gij.

-ocr page 150-

132

10.

Maar, o Moeder! mag het wezen, Dat zij van het ziekbed rezen,

Voor wie wij ter beevaart gaan; Dat we ons innigst zielsverlangen Op deez\' pelgrimstocht ontvangen. Hoor dan, hoor uw kind\'ren aan!

11.

Ach, dat ik genezing vonde Van de wonde mijner zonde,

Die ik pleegde keer op keer; Voer, o Moeder van erbarmen!

Voer mij in de broederarmen Van uw lieven Jesus weer.

12.

Ach! dal mij uw beè verwerve, Dat ik leve, dat ik sterve

In dc liefde van uw Zoon; Dat ik zegenrijkste Vrouwe!

Eens uw heerlijkheid aanschouwe Waar gij zetelt naast zijn troon.

XVIII.

BIJ MAEIA TER NOOD.

1.

-ocr page 151-

133

d .P- j-■ :r4 ±

m-b---«—

---#-

v \' \'

Ier bijstand in den strijd; quot;Wil steeds uw t____h- - ö

B

kinde-ren bewaren, Die zich u hebben

toegewijd, In al - len nood En in den

±:

P

dood Toon dat gij on-ze Moeder zijt, In

z^Mz

6

• •

al-len nood En in den dood Toon dat h rgt; N

M

gij on-ze Moeder zijt.

2.

Aan wien kan \'t harte beter klagen Dan u o trouwe Moedermaagd,

Wien beter troost en laat\'nis vragen Dan u, wier goedheid alles vraagt Aan God, uw kind, gt;

Dat zóó u mint gt; bis.

Dat Hij ii moet verhooren, )

»•

• «

8*

-ocr page 152-

1.34

*)

0.

Blijf, Moeder, blijf dan voor ons bidden. Verlaat in onzen nood ons niet,

Opdat ge ons allen eens in \'t midden Van Gods geliefde Heil\'gen ziet.

Daar loven wij j

Met d\' Eng\'lenrij | his.

Uw grootheid, macht en liefde. ]

XIX.

BEZOEK BIJ HET H. SAKEAMENT

te Oud-Kevelaar.

Gobcd cu lied zie bladz, 38.

XX.

LOFZANG TOT HET H. KRUIS.

Wijze : Ah lied XVI bladz, 126.

1.

Des Konings rijksbanier treedt voort, Het heilgeheim van \'t Kruis ontgloort\'1, Waaraan het leven ging ter dood,

En door den dood ons \'t leven bood.

2.

liet heelt, door \'t staal der lans gewond, Om ons van alle smet der zond\' Te wasschen in dien milden vloed. Gestroomd van water en van bloed.

-ocr page 153-

i;35

3.

Vervuld is \'t, wat in \'t trouwe lied Ons David toezong in \'tverschiet,

Waar hij aan alle volken leert; «Van \'thout is\'t, dat de Heer regeert!»

4.

O schoone boom! die glansrijk straalt, En met des Konings purper- praalt; Verkoren Stam! die \'tvoorrecht smaakt, Dat gij zoo heil\'ge leden raakt.

Welzalige! aan uwe armen hing De losprijs van deez\' wereldkring; Gij weegschaal, waaraan \'t lichaam woog. Dat aan de hel haar buit onttoog.

6.

O Kruis! dat \'t heil ons heelt gewrocht, Gegroet op dezen zegetocht;

Stort heilkracht op de vromen af, En delg der boozen schuld en straf.

7.

U, bron des heils. Drievuldigheid!

Zij lof door allen geest bereid;

Schenk wie de kruistriomf verblij\', Schenk hun den glorieprijs er bij.

-ocr page 154-

136

XXI.

BIJ \'T ROODE KRUIS.

WlJZB: Als Hei X Madz. 113.

1.

Maria , aan wier liefde Ons Jesus aanbeval,

Toen Hij, verzaad van smarten.

Met wonden zonder tal Aan \'tschand\'lijk kruishout stervend,

Ons zondaars heeft gered, Zie neder op uw kind\'ren,

Aanhoor hun smeekgebed. j 1 \'

2.

Wij durven \'toog niet heffen;

Die wonden bloedig rood Verwijten ons onze ondank En zonden talloos groot. Wij hebben Hem geslagen

Van \'t hoofd tot aan den voet; Om onze schuld te boeten Stroomt Jesus schuld\'loos bloed, j

3.

O Moeder, teedre Moeder,

In tranen van berouw.

Zweert \'t hart de zonden hatend.

Uw Jesus eeuw\'ge trouw. Dat kruis, die smaad en wonden,

Die wreede folterdood.

Zij doen \'t ons dankbaar tuigen: |• Wat is Gods liefde groot! i 1\'

-ocr page 155-

137

Toon immer ons dat lijden,

Dat kracht en liefde schenkt, Om steeds getrouw te volgen

Waar Jesus\' wil ons wenkt.

Bid, dat wij vrijgekochten

Door \'t bloed van uwen Zoon,

Met u Hem eenmaal loven gt; ^ Op zijnen glorietroon. (

XXII.

DANKLIED.

Wijze: Als lied IV bladz. 91.

1.

Gegroet, o reine Moedermaagd!

\'t Heeft op uw beê den Heer behaagd,

Dat Bavo\'s stad een eigen schaar Te beevaart zendt naar Kevelaar.

Alleluja, alleluja!

2.

Dat, Pelgrims! voor dit gunstbewijs Uw danklied tot uw Moeder rijz\';

Beveel haar heel uw levenslot:

Zij is de Moeder van uw God!

Alleluja, alleluja!

3.

O biedt gerust uw beden aan:

Gij ziet bij God uw Moeder staan.

De Moeder ook van \'s Vaders Zoon, Die haar verheerlijkt op zijn troon.

Alleluja, alleluja!

-ocr page 156-

i;i8

4.

\'t Is liefde slechts , die liefde loont:

Vraagt voor. de gunst, aan u betoond, O, vraagt voor allen zegen af,

Wien Jesus haar tot Moeder gaf. Alleluja, alleluja!

5.

Bidt dan voor wie van stad en veld

Ons met zijn wensch en beo verze li Tot glorie van de Moedermaagd,

Aan wie uw liefde en dank behaagt. Alleluja, Alleluja!

6.

Ons kinderlijk geloofsbetoon

Klimt in de Moeder tot den Zoon; Hoe kan Maria eer gedaan,

Die niet tot Jesus op zou gaan ? Alleluja, alleluja!

7.

Gedankt dan. Moeder van den Heer!

Uw zegen daalde op Haarlem neer: Hoe blonk uw liefde, hoe uw macht! In \'t heil, de Mijterstad gebracht. Alleluja, alleluja!

8.

Juicht, Pelgrims! juicht met blij gemoed;

Uw Moeder mint uw liefdegroet; \'tGeloof verkondig\' meer en meer:

«Hier geeft de Zoon zijn Moeder eer!» Alleluja, alleluja!

9.

Hoe \'t roekloos ongeloof ook smaal\', Hat Kevelaar het luid herhaal\':

-ocr page 157-

139

«Hier schonk voorlang uw God en Zoon, «O Moeder! u een glorietroon!» Alleluja, alleluja!

10.

Hier neergeknield om \'t heilaltaar

Van \'t u geliefde Kevelaar Smeekt Haarlems u gewijd gezin; «Dat eens alom \'t geloof verwinn\'i» Alleluja, alleluja!

XXIII.

AVE MARIS STELLA.

WlJZE: Ah lied XVI bladz. 12G.

1.

Gegroet gij, Sterre van hot meer!

Verheven Moeder van den Heer, En altoos Maagd; gij Hemelpoort, Die ons \'t verbeide heil beschoort.

v

2.

Wat Gabriël li heelt verkond,

Neem \'t Ave van zijn Eng\'lenmond; Keer Eva\'s naam ten zegegroet.

Dat ge ons in vrede vest en hoedt.

3.

Wil zondaars van bun boei ontslaan,

Breng voor de blinden \'t heillicht aan, Verdrijf ons kwaad met allo straf, Smeek al het goede voor ons af.

-ocr page 158-

140

4.

O toon ons dat gij Moeder zijt,

Dat Hij, die zich uw Zoon belijdt,

Door u eens tot ons heil gebaard,

Door u ook ons gebed aanvaard\'.

5.

Der Maagden zonderlinge bloem,

Zachtmoedige! der zachten roem,

Ik bid, dat ge onze schuldboei slaakt, Zachtmoedig ons en zuiver maakt.

6.

Verleen een reine levensbaan,

Beveilig \'tpad, waarop we gaan ,

Opdat wij, Jesus ziend\', verheugd Te saam steeds juichen in zijn vreugd.

r

Zij God den Vader lof en eer,

Met Christus, onzen Opperheer Zij de eigen roem den Geest bereid. Den Drie ééne eer in eeuwigheid.

XXIV.

Bij het binnenkomen der Groote Kerk. AVE EEGINA COELORUM.

Wijze: Maria, Moeder Jesu Christ.

1.

Gegroet, o Hemelkoningin !

Ave Maria. Gegroet, der Engelen Vorstin!

Ave Maria.

-ocr page 159-

141

2.

Heil u, o spruit! o zaalge schoot!

Ave Maria. Waaruit der wereld \'t licht ontsproot.

Ave Maria.

3.

Wees, glorierijke Maagd! verblijd, Ave Maria. Die onder allen \'t schoonste zijt.

Ave Maria.

Gegroet, o gij, zoo vol van eer!

Ave Maria.

En bid voor ons bij God den Heer.

Ave Maria.

XXV.

REGINA COELI.

WlJZE: Als hierhoven XXIV.

1. Verblijd u, \'shemels Koningin!

Alleluja!

Want dien gij droegt vol moedermin,

Alleluja 1

\'2. Stond, naar zijn woord, weer op uit \'t graf.

Alleluja! Bid God genade voor ons af.

Alleluja!

3. De Heer verrees; o wees verblijd.

Alleluja!

Maria! die zijn Moeder zijt.

Alleluja!

-ocr page 160-

142

XXVI.

ALMA REDEMPTORIS MATER.

Wijze : Als hierloven XXIV.

1.

Verheven Moeder! uit wier schoot

Ora pro nobis. Ons aller Zaligmaker sproot;

Ora pro nobis.

2.

Gij, Hemelpoort! die openstaat,

Ora pro nobis. Gij, Zeester! die ons niet verlaat,

Ora pro nobis.

3.

Breng \'tvallend volk, dat op wil staan, Ora pro nobis. Breng gij het uwen bijstand aan,

Ora pro nobis.

i.

Die, waar natuur verbaasd op staart,

Ora pro nobis. Uw heil\'gen Schepper hebt gebaard;

Ora pro nobis.

5.

(Tij, Maagd , zoo vóór als na dien stond, Ora pro nobis. Neemt \'t Ave van des Engels mond,

Ora pro nobis.

6.

En zie o Moeder van den Heer!

Ora pro nobis. Ontfermend op ons, zondaars, neêr.

Ora pro nobis.

-ocr page 161-

143

XXVII.

SALVE REGIX.4.

Wijze: O vijf werelds klare lichten!

1.

Wees gegroet, o Koninginne!

Moeder, gij vol teed\'re minne, Gij, ons leven, hoop, zoo zoet. Wees, Maria! wees gegroet. Bid voor ons , Maria !

2.

\'t Is tot u dan, dat wij vluchten , Onder tranen en veel zuchten,

Tot u rijst ons klaaggeschal In dit aardsche tranendal.

Bid voor ons Maria !

3.

O dan nu, wil voor ons spreken, \'t Goedig oog slaan op ons srneeken. Gij, die altoos voor ons pleit, Moeder van barmhartigheid! Bid voor ons Maria !

4.

En na dit ons ballingsleven Toon ons Jesus, hoogverheven, Heil\'ge vrucht van uwen schoot, Toon Hem ons bij onzen dood. Bid voor ons, Maria!

-ocr page 162-

144

5.

O clan, Moeder vol ontferming!

Toon ons, lund\'ren, mv bescherming, O gij Maagd, zoo vroom, zoo zoet. Wees, Maria! wees gegroet.

Bid voor ons, Maria !

XXVIII.

In het gaan naar het Kerkhof.

LITANIE VAN O. L. VROUW.

Kyrie eleison.

Christe eleison.

Christe, audi nos.

Christe, exaudi nos.

.Allen. Maria, Maria, wij bidden u! Ach help ons nu, en in den dood, o allerzuiverste Maagd Maria!

Eenigen. Pater de coelis. Deus,

Miserere nobis.

Fili Redemptor mundi Deus,

Miserere nobis.

Allen. Maria, enz.

— Spiritus Sancte, Deus,

Miserere nobis.

Sancta Trinitas, unus Deus,

Miserere nobis.

A11 en. Maria, enz.

— Sancta Maria,

Sancta Dei Genitrix,

Sancta virgo Virginum, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

-ocr page 163-

1

145

Eenigen. Mater Ghristi,

Mater divinae gratiae,

Mater purissima, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Mater castissima,

M ater inviolata,

Mater intemerata, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Mater araabilis,

Mater admirabilis,

Mater Creatoris, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Mater Salvatoris,

Virgo prudentissima,

Virgo veneranda, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Virgo praedicanda,

Virgo potens,

Virgo clemens, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Virgo fidelis,

Speculum justitiae,

Sedes sapientiae, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Cansa nostrae laetitiae, Vas spiriluale,

Vas bonorabile, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Vas insigne devotionis,

Rosa mystica,

Turris Davidica, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

-ocr page 164-

146

Eenigen. Turris eburnea,

Domus aurea,

Foederis area, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz,

— Janua coeli,

Stella matutina,

Salus infirmorum, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Refugium peccatorum,

Gonsolatrix afïlictorum,

Auxilium Ghristianorutn,Ora pro nobis.

Allen. Maria, enz.

— Regina Angelorum,

Hegina Patriarcharum,

Regina Prophetarum, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Regina Apostolorum,

Regina Martyrum,

Regina Gonfessorum, Ora pro nobis. Allen. Maria, enz.

— Regina Virginum,

Regina Sanctorum omnium,

Regina, sinelabe originaliconcepta.Ora

Allen. Maria, enz. [pro nobis.

— Agnus Dei, — qui tollis — peccata Paree nobis, Domine. (mundi,

Allen. Maria, enz.

— Agnus Dei, — qui tollis — peccata Exaudi nos, Domine. [mundi,

Allen. Maria, enz,

— Agnus Dei, — qui tollis — peccata Miserere nobis. [mundi,

Allen. Maria, enz.

-ocr page 165-

147

Eenigen. Christe, audi nos.

Christe, exaudi nos.

Kyrie eleison.

Christe eleison.

Allen. Maria, enz.

XXIX.

MARIA, ONBEVLEKT ONTVANGEN.

wljze: Wees gegroet op Tcindertoon.

1.

Lieve Moeder van den Heer!

Laat ons om uw zetel dringen. Laat uw kind\'ren u ter eer

\'t Zielverrukkend feestlied zingen, \'t Moet weerklinken luid en blij: Moeder, onbevlekt zi.it gij!

2.

\'tHeeft reeds \'twijde wereldrond, En herscheppend, overklonken \'t Woord door Pius\' mond verkond En uw kind\'ren, vreugdedronken Jub\'len op uw feestgetij:

Moeder, onbevlekt zijt gij!

3.

Neen, dat loflied zwijgt niet meer:

Tot aan \'s werelds verste palen Zullen met het hemelsch heer

Al uw kind\'ren \'tluid herhalen \'t Woord van \'t zalig jubeltij: Moeder, onbevlekt zut gij !

-ocr page 166-

148

4

En we voegen dank en beé

Aan de ilijde feestgezangen; quot;Wie, wie dankt niet met ons mee Voor al \'t heil door u ontvangen In het zalig jubeltij,

Moeder, onbevlekt zijt gij!

5,

Zonnezuiv\'re Moedermaagd!

Om de glorie u gegeven,

Hoor ook wat ons hart u vraagt: Dat wij na een schuldloos leven Eeuwig juh\'len aan uw zij\': Moeder, onbevlekt zijt gij!

XXX.

OP HET KERKHOF.

De profundis.

De profundis clamavi ad te, Domine: * Domine, exaudi vocem meam.

Fiant aures tuae intendentes, * in vocem deprecationis meae.

Si iniquitates observaveris, Domine: * Domine, quis sustinebit?

Quia apud te propitiatio est: * et propter legem tuam sustmui te, Domine.

Sustinuit anima mea in verbo ejus, * spe-ravit anima mea in Domino.

A custodia matutina usque ad noctem, * speret Israël in Domino.

-ocr page 167-

149

Quia apud Dominum misericordia, * et copiosa apud eum redemptlo.

El ipse redimet Israël, * ex omnibus ini-quitatibus ejus.

Requiem aeternam * dona eis, Domine. Et lux perpetua * luceat eis.

XXXI.

SMEEKLIEU

VOOR DE OVERLEDENEN.

Wijze : O vijf werelds Mare lichten.

1.

Uit de diepe boetekolken Dringt de weeklacht naar de wolken Al der dooden, die dit uur Lijden in het lout\'rend vuur. -j- Heer! ontferm U hunner. En gij, Moeder der genade!

Sla hun smartlijk zuchten gade, Ach, wil hun ten toevlucht zijn In hun onuitspeckb\'re pijn; Bid voor hen, Maria!

2.

Aan des levens leed ontheven, Is aan \'t lichaam rust gegeven;

Maar de ziel! zij rust niet eer. Voor zij opgaat tot den Heer. Heer! ontferm U hunner. En gij, Moeder der genade! enz,.

-ocr page 168-

150

3.

Uit Gods ademing ontsproten,

Uit zijn leven Yoortgevloten,

Is voor haar geen heilgenot Dan in \'t blij Jiezit van God. \'[ Heer! ontferm U hunner.

En gij, Moeder der genade! enz.

4.

Wat al smart de ziel ook drage,

Hoe de wroeging rustloos knage: Verre van haar God te zijn,

Is haar de allerfelste pijn!

-j- Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

5.

Hoe doorfolterd ook van binnen,

God toch, God alléén beminnen En Hem derven!.... wat gemis! Groot, ach! als Gods glorie is. -|- Heer! ontferm U hunner.

En gij, Moeder der genade! enz.

6.

Of zij zuchten, smeeken, kermen.

Rustloos roepen om ontfermen,

Neen ! het baat bij Gods gemis, \'t Baat hun tot geen lafenis.

Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

7.

Zij dan, in hun onvermogen ,

Klagen ons met smeekende oogen: «Wist gij, die op aarde zijt,

«Wist gij, wat een ziel hier lijdt!»

Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

-ocr page 169-

151

8.

Zij, ach ! die zoo droevig klagen,

\'tZijn onze ouders, kind\'ren, magen, \'tls een ziel, die ons het wijt, Dat zij zooveel smarten lijdt!.... -}- Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

9.

God, o God! wil toch bevrijden

Die door mijne schuld zoo lijden, Ach! dat deze pelgrimstocht Aller straf volhoeten mocht! -j- Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

10.

Wil, genadig God! vergeven

Wat zij tegen U misdreven.

Eindig, eindig hunne straf,

Wisch hun laatste smetten af.

Heer! ontferm U hunner.

En gij, Moeder der genade! enz.

11.

Laat hen, die toch U beminden,

Laat hen nu ontferming vinden: Om het lijden van uw Zoon,

Geef hun \'t langverbeide loon.

Heer! ontferm U hunner.

En gij. Moeder der genade! enz.

12.

Geef hun, die in kerkernachten

Naar uw vaderblik versmachten, Geef hun in uw aangezicht De eeuw\'ge rust en \'t eeuwig licht -|- Heer! ontferm U hunner.

En gij, Moeder der genade ! enz.

-ocr page 170-

153

13.

Nóg eens, voor U neergebogen, Smeeken we U: heb mededoogen! Voer hen uit den langen nacht In de glorie die hen wacht.

Heer! ontferm U hunner. En gij, Moeder der genade! enz.

XXXII.

HET WEES GEGROET.

i.

Wees gegroet op kindertoon ,

Wees gegroet, Maria! Moeder Van Gods Ééngeboren Zoon,

Onzen menschgeworden Broeder; U, die onze Moeder zijt,

U zij ook mijn lied gewijd! I 2.

Alle gunst vondt gij bij God,

Alle volheid van genaden; Ach, zij ook zijn gunstgenot

Mij ten troost op \'s levens paden ! Moeder Gods! o Lid voor mij, ), ■ Dat ik Hem gevallig zij. | n\' 3.

Met u is uw God en Heer!

Wie zou u geen glorie geven\'? O mocht ik ook Hem ter eer,

Altijd in zijn liefde leven ! Bid , Maria! bid voor mij, f,.

Dat dit al mijn streven zij. i l\'

-ocr page 171-

153

i.

Wie zal ons uw heil\'ge jeugd, Wie, gezegendste aller vrouwen!

Vol gena en vol van deugd,

Al uw heerlijkheid ontvouwen\'?

Bid, Maria! bid voor mij,

Dat ook ik gezegend zij. $

5.

Ja, dat mij uw God en Zoon,

Aller Zaligmaker zegen\'!

Stroom\' zijn liefde en gunstbetoon Oj) uw smeekgebed mij tegen!

Moeder Gods! o bid voor mij, Dat uw Zoon mijn Jesus zij. \\

6.

Lieve Moeder! o mijn vreugd! Bid voor mij, en bid voor allen,

Die door godsvrucht, reine deugd, Streven naar uw welgevallen:

Bid voor ons in allen nood, h-En in \'tuur van onzen dood. \\

XXXIII.

Bij het verlaten van Kevelaar.

AFSGHE1DSL1SD.

Vaar-wel, vaarwel, wij scheiden, Vaar-

9*

-ocr page 172-

154

|_J_ ■ff—»i-

wel, o Ke-ve-laar! Kon zij hier langer

f=q «i : q

m---0

---«—

beiden, Nog bleef de pelgrims-schaar. O

1

Moeder van ge-na - de, Hoor \'t smeekend

—K—

-#*#-r-

\' ^ ^ -1—K-

n-0-\'~=? J

• ^ \'Ti

-i w ——

af-scheids-lied, Sla cinds ons liefd\'rijk ga-de, ---^^----J.

Ver-geet uw kindren niet, Sla ginds ons

tbre:

liefd\'rijk gade, Ver-geet uw kindren niet.

3,

Doch schoon wij huiswaart streven.

Wij laten \'t harte daar:

=t

Zoo zoet ia \'t ons te leven In \'t vriendlijk Kevelaar. X O Moeder van genade, enz.

O mocht hij, wie vermeten Durft spotten met ons lied.

-ocr page 173-

155

O mocht hij \'t smaken, weten, Wat daar de ziel geniet. O Moeder van genade, enz.

4.

Dat teeder klagen , kermen,

Dat. heilig smeekgeweld, Die kreten om ontfermen:

Geen tong die \'timmer meldt! -j- O Moeder van genade, enz.

5.

\'t Geloof dier smeekelingen,

Hun hoop tot in den dood. Hun liefdevlammend dringen. Waar \'t harte vol hij schoot. -|- O Moeder van genade, enz.

6

Dan weêr \'t onstuimig klimmen

Van de opgewelde heè. Als steeg naar \'s hemels kimmen

Een opgestoken zee. quot;lquot; O Moeder van genade, enz.

7.

Nog trillen ons die klanken

Van \'t machtig pelgrimskoor, Dat loven, smeeken, danken De ontroerde ziele door. O Moeder van genade, enz.

8.

Wij zullen \'tluid verkonden,

In \'tvaderland gekeerd, Hoe daar uit duizend monden, Gods Moeder wordt vereerd. O Moeder van genade, enz.

-ocr page 174-

156

9.

Door Hollands vruchtb\'re dieven

Weerklinke \'t pelgrimslied; En neen, zoolang wij leven,

Zwijge onze lofzang niet! f O Moeder van genade, enz.

10.

Moge aller hart ontgloeien

Maria! in uw min. De godsvrucht tot u bloeien

In \'t Christen huisgezin! -}- O Moeder van genade, enz.

li.

Vaarwel, vaarwel wij scheiden,

0 dierbaar Kevelaar!

Moog God ons hier weer leiden,

ïe beevaart \'t andre jaar! f O Moeder van genade, enz.

XXXIV.

1.

Wees nog eens, o Kruis! gegroet, Zielverkwikkend liefdeteeken!

Dat, besproeid met godd\'lijk bloed, Nog voor ons gena blijft smeeken. Troostend zijt ge ons voorgegaan. Wees gegroet, o zegevaan!

-ocr page 175-

157

2.

Weesl aan \'t eind van onzen tocht, Weest gegroet, geliefde vanen!

\'kHeb zoo vaak het beeld gezocht. Dat er wegdook in uw banen!

\'tVriendlijk beeld, dat ons behaagt. Van de lieve Moedermaagd.

3.

Wees van Hollands pelgrimsschaar. Eer zij uittreedt uit haar rangen,

quot;Voor uw plechtig feestaltaar,

Wees nog met vereende zangen,

Die de liefde stijgen doet.

Wees, o Moedermaagd! gegroet.

4.

O die zoete bedevaart!

O die zangen en dat smeeken!

Dat ons ophief boven de aard\', \'t Smart ons, dat we \'t onderbreken, Hier reeds de optocht zich ontbindt. En ik straks de wereld vind.

5.

Ziet ge. Pelgrims! \'t Kruis niet meer, Dat u wenkte vóór uw rijen:

Onder \'t Kruis toch van den Heer Blijven we al ons leven stryen: U, te beevaart, u te huis Volgen wij, o dierbaar Kruis!

6.

Zien we, o teed\'re Moedermaagd! In uw gouden feestbanieren,

Nu het uur der scheiding daagt,

Niet uw naam of beeld meer zwieren:

-ocr page 176-

158

U wijdt Hollands huisgezin,

ü een eeuw\'ge kindermin.

7.

Wordt niet bij den schittergloor Van ontelb\'re vlammentongen, \'

Niet met duizendstemmig koor, Moeder Gods u lof gezongen:

Afstand scheidt de harten niet. Die gij voor u branden ziet.

8.

Toeven \'s werelds zorgen wêer, Dreige weêr \'t geweld der zonden;

Gij, o Moeder van den Heer!

Is de beevaart ook ontbonden.

Waar de pelgrimsschare zij,

Gij toch blijft uw kind\'ren bij.

9.

Broeders! neen, \'tontga ons niet: Pelgrims zijn we heel ons leven. Hij die \'s hemels rust u biedt,

Heeft als vreemdling hier verbleven: Goddelijke Pelgrim! Gij,

Blijf ons, aardsche Pelgrims, bij!

XXXV.

Jbj^cljcl^toet aan JlWtia afgaat,

Wijze; Ah lied IV bladz. 91.

1.

Vaarwel, dan lieflijk heilig oord. Waar, door geen aardsche zorg gestoord.

-ocr page 177-

159

Bij \'l wonderbeeld der Moedermaagd, Hef hart haar hulp heeft afgevraagd.

Behoud der kranken, wees gegroet.

2.

Hier baden wij haar voorspraak af, Opdat zij \'s Heeren toorn en straf,

Die ons met ziekte en ramp bezocht, Van ons en de onzen keeren mocht.

Behoud der kranken, wees gegroet.

3.

Aan u dan Moeder dank en eer, Met liefde zaagt gij op ons neer.

Behoud der kranken, troost der smart Aan u de liefde van ons hart.

Behoud der kranken, wees gegroet.

4.

Geloofd van Haarlem\'s pelgrimsschaar Nu zij weèr keert van Kevelaar;

Blijf gij de sterre, die haar leidt, En haar een veil\'gen weg bereidt.

Behoud der kranken, wees gegroet.

5.

Toon dat gij onze Moeder zijt In \'s levens fel gestreden strijd,

Verlaat uw trouwe kind\'ren niet, Tol dat ge ons in uw glorie ziet.

Behoud der kranken, wees gegroet.

G.

Daar klinkt dan \'t eeuwig jub\'lend lied. Dal onze dank\'bre liefde biedt;

Daar stemmen wij den lofzang in,

Voor u o Hemelkoningin.

Behoud der kranken, wees gegroet.

-ocr page 178-

] 60

XXXVI.

Bij het einde van den Pelgrimstocht.

Wijze : Als lied IV bladz. 91.

1.

Gedankt o heilpe Moedermaagd ,

Die God de gunst hebt afgevraagd:

Dat Haarlem\'s trouwe pelgrimsschaar Te beevaart ging naar Kevelaar.

Alleluia, Alleluia.

2.

Aanhoor nog eens ons aller groet Nu onze reis ten einde spoedt,

Gij sterre, die ten pelgrimsbaan Zoo veilig ons zijt voorgegaan.

Alleluia, Alleluia.

3.

U heeft ons hart zijn nood geklaagd, U troost en kracht en raad gevraagd,

En vreugd verdreef het leed der smart. Den zoetsten vreê schonkt gij ons hart.

Alleluia, Alleluia.

4.

Aan ii dan Moeder van den Heer, Ons aller liefde, dank en eer,

Blijf steeds ons uwe kind\'ren bij,

Opdat ons leven heilig zij.

Alleluia, Alleluia.

-ocr page 179-

161

5.

Neen, nooit, verwint ons \'s vijands macht,

Als gij ons bijstaat door uw kracht; Maria, als uw hand ons leidt,

Wacht ons \'t geluk der eeuwigheid.

Alleluia, Alleluia.

6.

Gegroet, Gods dochter, vlekloos schoon,

Gegroet, o Moeder van Gods Zoon, Gegroet, o Bruid van beider Geest, Gegroet, aan \'teind van \'t pelgrimsfeest.

Alleluia, Alleluia.

-sSSHXBfs»—

TWEEDE AFDEEL1NG.

XXXVII. SMEEKZANG

TOT JESUS\' HEILIGE VIJF WONDEN. WlJZE: Als elke Benedictie.

1.

Lieve Jesus! aan uw voeten Knielen wij rouwmoedig neor.

Zie ons weenen, zie ons boeten; Geef, geef ons uw liefde weêr;

Want helaas! wij zijn in zonden. Wij verdienen haat en straf,

Maar, och Jesus! om uw wonden, Wend uw gramschap van ons af.

-ocr page 180-

163

2.

Uit uw handen zien verwijlend Mij die dubb\'le wonden aan;

\'k Hooi-uw klacht, mij \'thart verrytend: Zondaar! dat hebt gij gedaan.

Goede Jesus! ach genade!

Wij bekennen schuld, o Heer!

Sla ons met ontferming gade:

Geef, geef ons uw liefde weer.

3.

Als we uw voeten, Heer! aanschouwen En die wreede wonden zien,

Moet ons hart om \'t kwaad wel rouwen En U boetetranen biön;

Nu, vol afschuw voor de zonden.

Kent het slechts één bede meer;

Jesus! om uw dierb\'re wonden.

Geef, geef ons uw liefde weer.

4.

Opzien naar de wond der zijde,

Jesus! ach, wij durven \'lniet\'

\'t Was mijn hand, die U die wijde, Diepe wond in \'t harte stiet;

Toch, ik hoor uw stem verkonden,

Dat de zondaar zich bekeer\';

Nu dan, Jesus! om uw wonden,

Geef, geef ons uw liefde wéér.

5.

Lieve Jesus! zie ons weenen,

Wil die tranen niet versmaan:

Laat uw goedheid ons hereenen.

Neem ons weêr als kind\'ren aan;

-ocr page 181-

] 6 .\'J

Van uw liefde gansch verslonden ,

Zweren we aan uw voeten, Heer! Bij uw heilige quot;Vijf Wonden,

Nooit verlaten wij U meer!

XXXV11I. AVE MARIA.

Wijze: Als lied XXXV bladz. 140.

1.

Ave Maria, heerlijk woord,

Ave Maria. Uit Eng\'lenmond door de aard gehoord.

Ave Maria.

2.

Reeds eeuw aan eeuw hoort iedere stond

Ave Maria.

Die groete gaan van mond tot mond.

Ave Maria.

3.

Als \'t eerste licht in \'t oosten daagt,

Ave Maria. Klinkt \'t luid ter eer der Moedermaagd:

Ave Maria.

4.

Weer wordt in \'t volle middaglicht.

Ave Maria. Tot haar die hemelgroet gericht.

Ave Maria.

5.

En heeft de dag zijn loop volbracht,

Ave Maria.

-ocr page 182-

164

Door de avondscheemring ruischt het zacht:

Ave Maria.

G.

Dat alle tong, in aller taal,

Ave Maria. Dan duizendvoudig steeds herhaal\':

Ave Maria.

7.

Zij steeds de groet van \'t minnend hart,

Ave Maria. In leed en troost en vreugd en smart.

Ave Maria.

8.

Herhaald zij steeds ton allen tijd,

Ave Maria. En nu en eens in de eeuwigheid.

Ave Maria.

XXXIX.

LiOFK AlVCr

TER EERE

VAN HET H. HART VAN MARIA.

I.

VÓÓR JESUS\' LIJDEN.

--1-_L|—1--1—-f-* #—^—

■ 1

fani é • i = J 1 ^ \'

- \'

Laat nu de aarde op blij-den

-fl---1--1-r--iH--1--T-

toon

\'tDuizend-stemmig feestlied zin-gen;

-ocr page 183-

165

_ i\\-i JI ■- \'I iÊ

Reeds weer-klinkt om \'s Heeren troon

gt;:• = ;:.= I? \'1-

\'t Lof-gezany der hemel-lingen, \'tRuisch\'

la

der Moeder van den Heer En haar hei-

S

van den Heer En haar heilig Hart ter eer.

Spiegel, gij! van Godes macht. Die voor de erfsmet u beveiligd, En u onder \'t aardsch geslacht Zich ten woontent heeft geheiligd, Heiligdom van Gods gena.

Tempel zonder wederga!

Vlekloos Hart! wie zal uw lof,

quot;Wie uw zaligheid bezingen !

De Eng\'len van het hemelsch hof Spreken in hun hooge kringen,

Neen zij spreken nimmer uit,

Wat dit heilig Hart omsluit.

=i:i

\'t Iluisch\' der Moeder

Voor het machtig zonnelicht Wijkt de stille starrenluister.

1=

lig Hart ter eer.

b-1—:—hr--1-

» \'

4^

10

-ocr page 184-

166

Maar de zon haalt \'t aangezicht En haar stralen weg in \'t duister Voor de glorie van de Maagd,

Die aan \'thart van God behaagt.

Reiner dan ooit sneeuwvlok viel, Waardig hier haar God te aanschouwen,

Was de nederige ziel Der gezegendste aller vrouwen;

Op die schoonheid zag de Heer Van zijn hoogen zetel neêr.

Heilig Harte! vrij van smet.

Troost Voor wie op u vertrouwen,

Hoor ons kinderlijk gebed, O gezegendste aller vrouwen!

Vraag nu, vraag van \'tgoddTyk Lam. Dat zijn liefde ons hart ontvlamm\'.

II.

BIJ JESUS\' LIJDEN.

Toen nu \'tWoord in uwen schoot. Moedermaagd! was neêrgekoraen,

En, bereid ten offerdood , Knechtsgestalt had aangenomen,

O wat hebt ge een liefdegloed In uw Moederhart gevoed.

Hoe was toen uw Hart verheugd , En in liefdevuur verslonden.

Want gij droegt der heem\'len vreugd Maar, o Moeder! eens ook wonden Al de schichten van de smart Uw beminnend Moederhart.

-ocr page 185-

167

U doorgriefde wond bij wond Door geheel uw lijdend leven:

Maar toen ge onder \'t kruishout stondt, En uw\' Zoon den geest zaagt gevenj En een speer zijn zij\' doorstak, Ach! wie meldt, hoe \'tHart u brak.

Uit dat lichaam, zoo verscheurd.

Vloeit een bloedstroom voor haar neder;

Wie, wie is er die niet treurt Met een Moederhart zoo teeder:

Maatloos als de onmeetb\'re zee, Is Maria\'s boezemwee.

Ach! droog hare tranen af\',

Rijs, o Koning van het leven!

Rijs weer uit het duister graf;

En van glorielicht omgeven,

Trooste uw aangezicht de smart Van \'t gebroken Moederhart.

Heilig Harte! vrij van smet,

Troost voor wie op u vertrouwen,

Hoor ons kinderlijk gebed, O gezegendste aller vrouwen!

Vraag nu, vraag van \'t godd\'lijk Lam, Dat zijn liefde ons hart ontvlamm\'.

III.

NA JESUS\' LIJDEN.

Wees, Maria! wees getroost.

Lang zal \'t lijdensuur niet wezen ,

Eer de derde morgen bloost,

Ziet ge uw\' Zoon uit \'t graf verrezen.

-ocr page 186-

168

Vrij van smart en vrij van smaad, In \'t onsterflijk lichtgewaad.

Daar, daar ziet zij reeds haar God, Haar beminden Zoon genaken,

En een nameloos genot Voelt zij nu haar Hart doorblaken, Tot Hij, in triumf gekeerd,

Aan des Vaders zij regeert.

Rustloos zucht haar minnend Hart, Nu ze op aard\' nog moet verwijlen;

O zij wil van liefdesmart Opwaarts naar haar Jesus ijlen.

Die in \'s Vaders heerlijkheid Reeds haar zetel toebereidt.

Als het maagd\'lijk was voor \'f vuur. Voelde zij haar Hart verteren,

En versmacht naar \'t zalig uur.

Dat de stem haar roep\' des Heeren; ïoen kwam Jesus haar te moei. En zij stierf van liefdegloed.

Heilig Harte! vrij van smet.

Troost voor wie op u vertrouwen,

Hoor ons kinderlijk gebed, O gezegendste aller vrouwen!

Vraag nu, vraag van \'tgodd\'lijk Lam, Dat zijn liefde ons hart ontvlamm\'.

-ocr page 187-

169

XL.

TER EERE VAN HET ONBEVLEKTE HART VAN MARIA.

Wijze : Maria eer.

1.

Komt laten wij vereend het loflied zingen, Maria\'s Hart, dat Hart zoo rein ter eer; Ja stijge ons lied tot \'t hoogst der hemelkringen, Tot uwen troon, o Moeder van den Heer! Uw heilig Harte, zoo vlek\'loos schoon.

Zij onze hulde met eerbied aangehoón.

2.

O, heilig Hart, door God zich uitverkoren. Door zijn gena voor zondesmet behoed, Dat onverdeeld den Heer bleef loebehooren; O, hoor de beê van \'t kinderlijk gemoed:

Vraag dat ons harte steeds Jesus mint, In zijne liefde het hoogst genoegen vindt.

3

Ach! dat wij nooit dien liefdeband verbreken; Wees in gevaar tot onze hulp bereid, \'Wil steeds voor ons en de arme zondaars spreken. Uw heilig Hart is vol barmhartigheid. O, Moederharte, keer \'s hemels straf,

Smeek Gods erbarming, zijn gunsten voor ons af.

4

Gekend, geëerd, bemind, alom geprezen Zij \'t heilig Hart der onbevlekte Maagd. O, mocht ons hart steeds rein en zuiver wezen: Dat is de gunst, die \'t kinderharte vraagt.

10*

-ocr page 188-

170

O heilig Harte, zoo vlek\'loos schoon, Ontvang de hulde met eerbied u geboón.

XLI.

BEDE TOT MARIA\'S HART.

WlJZB; De naam van Maria.

Uw Hart is \'t, o Maria,

Uw Hart zoo rein zoo schoon, Dat we onze hulde brengen. Ons lied stijg\' tot uw troon.

4.

Wat schoone lofgezangen.

Het Eng\'lenkoor u biedt; O g\'y versmaadt de bede Van \'t kinderharte niet. Uw Hart is \'t, o Maria, enz.

2.

O zuiver vlek\'loos Harte,

Voor zondesmet behoed.

Mocht rein ons harte wezen. En schuld\'loos ons gemoed. Uw Hart is \'t, o Maria, enz.

3.

Gods gunsten en genade,

Ontvingt gij \'t allermeest; Bid dat we uw voorbeeld volgen.

Steeds ned\'rig zijn van geest. Uw Hart is \'t, o Maria, mz.

-ocr page 189-

171

4.

O Moeder, dat ons harte Aan \'t uwe zij gelijk!

Dat is ons aller bede ,

Schenk ons dat liefdeblijk. Uw Hart is \'I , o Maria, enz.

XLII.

TOEWIJDING AAN HET H. HART VAN MARIA.

Eigen Wijze,

i.

O Maagd, o schoonheid nooit volprezen O Moeder van \'t oneindig Wezen!

Wat luister schittert van uw troon; De Seraf, aan zich zelf onttogen.

Juicht voor uw glorie neergebogen; O Koningin! wat zijt gij schoon.

2.

Wij derven in het aardsche duister \'t Genot nog van uw hemelluister,

Maar smaken toch uw liefdegloed; De Seraf zinge uw heerlijkheden: Wij dan wij juichen hier beneden: O Moedermaagd! wat zijt gij goed.

3.

Ach! konden onze kinderklanken U voor de ontelb\'re gaven danken, Ons toegevloeid door uwe hand; Ontvang voor al die zegeningen,

-ocr page 190-

172

Maria! van inv gunstelingen,

Hun hart ten eeuwig liefdepand.

4.

Zie, Moeder, altoos goed en teeder!

O zie met welbehagen neder,

Op \'t ofler van ons kinderhart!

O moog\' het immer \'t uwe wezen.

Geen onheil is ons dan te vreezen; Wij zijn getroost in alle smart.

5.

Dan spann\' do wereld vrij haar strikken, Dan dreig\' de hel ons met haar schrikken.

Wat vijand onze ziel bestrijd\': Wij weten, wij, op wie wij hopen, Uw moederhart staat voor ons open, O gij, die onze toevlucht zijt!

6.

Met u dan zullen wij verwinnen, Wij blijven eeuwig u beminnen,

En zien u op uw glorietroon; Dan zullen met de hemelkringen, Ook wij, o Moeder! eeuwig zingen; Wat zijt gij goed, wat zijt gij schoon!

XLIII.

51 tui mijM (DnkultktB Htehr. i.

m »0

-r-

Wat zijt gij schoon, o vlek-ke-looze.

-ocr page 191-

173

üü

«q

O rci-ne le-lie zonder smet, Wat zijt gij

0=

amp;

i

amp;

4:

schoon ! gij hebt den booze Met u - wen P I—T—i—IFT— ^1—

5|ï£ 0A

voet den kop ver-plet. Al-leen gij droegt

v-

geen zondeban-den, Gij zuchttet niet in

$tiz=3

• »

• »

slaver-nij; Het klin-keu toe uit al - le

jr: zbt

landen, Ma-ri-a, on-be-vlekt zijt gij.

igt;fei

on-be-vlekt zijt gij. Het klin-keu toe uit

9-0\'m -

-i= ^ -

quot;i ^ n 1 • j \' • \'

4-\\—

al - le landen, Ma-ri - a, on-be-vlekt zijt

|==|IÉZ —-L

g\'J-

-1-

3

—I-[—FigTW-

ïi—^

on - be - vlekt zijt gij.

-ocr page 192-

1 74

2.

Do wateren der zondvloed rezen,

En al wat is werd overstroomd;

Maar de ark alleen had niets te vreezen

Daar Godes dienaar in haar woont: Zoo deelden allen Adams zonden, Gij bleeft alleen van zonde vrij,

Geen smet werd ooit in u gevonden, i ^ • Maria, onbevlekt zijt gij! |

3.

Op straf des doods\' was \'t elk verboden

ïe nad\'ren Assuerus troon;

Slechts Esther mocht, onaangeboden,

Den koning nad\'ren zonder schroom: Zoo trof de doodschuld Adams telgen.

Zij vielen talloos aan uw zij;

Maar mocht ze elk ander ook verdelgen, j, Maria, onbevlekt bleeft gij! \\

4.

O bid den Vader, Uitverkoren\',

Dat \'k vlekloos, zuiver voor Hem leev\'; Aan God en u steeds toebehoore.

Alleen naar deugd en godsvrucht streev En zing\', in Sions woon ontvangen,

In \'t eind\'loos zalig feestgetij,

Met \'t Eng\'lenkoor in eeuw\'ge zangen, f, • Maria, onbevlekt zijt gij! j 18\'

-ocr page 193-

175

XLIV.

MARIA, ONZE HOOP.

0

to

*

4Lul2r[, „ 4^

—!—|—#—1 —J J—p-

fa? v jgt;C •

\'k Zou vreezon, sicld\'ren voor de lagen,

j—4

•m

Die satans woede leggen kan ? \'k Zou

se

wijken, vluchten voor de slagen Van

IE

m

—_i---

ir=t

\'thelsch, maar macht\'loos eedgespan?

Neen, nooit: waarom toch zou ik vree

-N

-0-

-0-W~^~0-

1 J -J—1—^

F r-rg

m »m-

zen? Nam niet Mari - a mij tot kind?

» » »

» • »

Wie ook zijn vijand mo-ge wezen.

-ocr page 194-

176

Geen vrees voor die Ma-ri-a mint. Geen

\' m

vrees voor die Ma - ri - a mint.

Gevaren mogen mij omringen

En strikken liggen op mijn paan,

De hel mag vleien, dreigen, dwingen.

Of voeren legers op mij aan,

Ik vrees bedrog, noch list, noch woede. Ik vrees haar vleien, noch haar haat; Maria zal mij steeds behoeden Voor elk gevaar, voor alle kwaad.

3.

En moge elk ander angstig beven

Bij \'t zien van dood en eeuwigheid. En van de pijnen, na dit leven,

Door Gods gerechte wraak bereid; Die vrees kan nooit mijn rust verstoren,

\'kBlik moedig, blij de toekomst aan: Gaan duizend anderen verloren,

Haar kind zal nooit verloren gaan.

4.

Blijf ik haar slechts mijn liefde wijden,

Ilaar eeren tot mijn laatsten stond. Vergeet ik nooit, in vreugd of lijden.

Den heil\'gen band, die me aan haar bond; Dan dalen duizend zegeningen,

Dan dalen schatten op mij neer.

En zal ik eens, in de Eng\'lenkringen,

Voor eeuwig loven God den Heer.

33

-ocr page 195-

177

XLV.

GROETE AAN DE

MOEDER DER BARMHARTIGHEID.

WlJZE: Het lied Salve JRegina.

1.

Wees gegroet van ganscher harte,

Wees gegroet, o Koningin.

Met een kinderlijk vertrouwen

Roepen wij uw voorspraak in; Wees gegroet, o teed\'re Moeder,

Moeder van barmhartigheid.

Wees, zoo smeeken wij en zuchten Tot ontferming steeds bereid, (bis.) 2.

Wees Gij onze troost in droefheid,

Onze hoop, o reine Maagd!

Wil ons uwe hulpe bieden.

Als de vijand ons belaagt.

Wees gegroet enz.

3.

O Maria, onze toevlucht,

Onze voorspraak bij den Heer,

Sla op ons in \'t dal van tranen Liefderijk uwe oogen neer.

Wees gegroet enz.

4.

Wil Maria u erbarmen.

Met ons droevig lot begaan,

Neem ons arme bannelingen Minzaam als uw kind\'ren aan.

Wees gegroet enz.

-ocr page 196-

178

5.

Hoor Maria onze bede:

Leid ons aan uw moederhand, Wat gevaren dreigen mogen, Naar het hemelsch vaderland. Wees gegroet enz.

XL VI.

TER EERE VAN MARIA.

TVjjze : Als lied X bladz. 113.

1.

O beeld van \'treinste leven,

Maria , Josefs Bruid !

Zoo wij ons hart u geven, G\'y deelt uw gunsten uit. Ach, dat ik u beminne,

In blijdschap en in smart; Druk diep, mijn Koninginne! Uw beelt\'nis in mijn hart.

2.

O Josefs Bruid, mijn Moeder!

Mijn trouwe toeverlaat!

Werd niet uw Zoon mijn Broeder,

Die nooit uw beê versmaadt ? Ach, dat ik u beminne, enz.

3.

Ach, was ik rein van zonden,

O vlekkelooze Maagd!

Ik zou uw lof verkonden,

Gelijk het u behaagt.

Ach, dat ik u beminne, enz.

-ocr page 197-

179

4.

\'k Zou met uw trouwe scharen,

En \'t juichend hemelheer,

Mijn dankbaar lollied paren,

En jub\'len u ter eer.

Ach, dat ik u beminne, enz.

5.

Helaas, hoe moet ik klagen,

Dat ik, onwaardig mensch,

U zóó niet kan behagen,

Als ik het vurig wensch.

Ach, dat ik u beminne, enz.

6.

Maar \'k wil mij alle dagen,

Mijn Moeder! u ter eer, Godvruchtiger gedragen,

En dienen mijnen Heer.

Ach, dat ik u beminne, enz.

XLVll. LOFPRIJZING AAN MARIA

Wijze: Wwnderschvn Prachtige.

1.

Wonder van gloriepracht!

Wonder van moedermacht! Liefd\'rijke, aanminnige, hemelsche Vrouw Wie ik ten eeuw\'gen lijd Uit heel mijn hart mij wijd; Wie ik en lichaam en ziel toevertrouw;

-ocr page 198-

180

Goed, bloed en leven Wil ik u geven;

Al -waf ik heb en ben, geef ik u nu,

\'k Geef het vol vreugde, Maria! aan u.

2.

Schuld\'loos geborene, Eenig-verkorene,

Gij, tot Gods Dochter en Moeder en Bruid! In al de maagdenrij,

Blonk niet de reinste als gij;

Zelf koos de Heer u ten tempel zich uit; Gij vlekkelooze Lelie en roze!

Pronk dezer aarde en der hemelen kroon! Hemel en aard\' biên u hulde op uw troon.

3.

Gij trouwgeblevene, En hoogverhevene.

Gij, onze Leidster! gij licht op ons neêr; Glories omwemelen Hoog in de hemelen U als het naast bij den troon van uw Heer; Gij, door uw zoetheid,

Toonbeeld van goedheid,

«Moeder der liefde en genade» is uw lof: Zóó groet u de aarde en het hemelsche hof.

4.

Gij, uw God barende,

quot;Voedend, bewarende.

Moeder in vreugden en smarten zoo rijk. Was er ooit schuldige U, zoo geduldige,

Schuld\'looze Moeder! in lijden gelijk\'?

-ocr page 199-

181

Gij, uitgelezen,

Zalig geprezen Moeder en Maagd! geheel zuiver van smet. Gij zijt de Moeder, die zondaren redt.

Altijd zachtmoedige,

Minlijke en goedige Moeder van God! van genade vervuld: Wil ach ons, zondigen,

quot;Wil ons verkondigen,

Namens uw Zoon, de vergeving der schuld; Wil bij \'t verscheiden,

Wil ons geleiden:

Pleit bij des regters zoo vrees\'lijken troon. Pleit voor ons, Moeder! bij Jesus, uw Zoon.

XL VIII. DE ENGELGROET.

O Hemel-konin-gin, \'k Groet u met

-fi--!-K,-!--h-r—I--S,--r—1----

hart en zin: Ge-groet zijt gij Ma-ri-a.

Ge-groet zijt gij Ma-ri - a. Wekt mij hot

11

-ocr page 200-

182

och-tend - uur, Dan roep ik uit met vuur:

|i=gpj=ig=iÉÉigi^ Ge-groet zijt gij, Ma-ri-a. Ge-groet zijt --U-tS-rSyi-n------

iË^SÊgaE^lESE^EEEEEE;

gij, Ma - ri - a.

2.

Wat kan niet \'t vroom gemoed - Door dezen Engelgroet:

Gegroet zijt gij, Maria.

Gij helpt op \'t levenspad Gestaag de ziel die bad:

Gegroet zijt gij, Maria.

3.

De helsclie slang vliet voort,

Gepraamd door \'tmachtig woord:

Gegroet zijt gij, Maria.

Hoe ook door \'tkwaad getart. Die groet beweegt Gods hart:

Gegroet zijt gij, Maria.

4.

De druk en smart verdwijnt,

Zoo haast dit woord verschijnt:

Gegroet zijt gij, Maria.

In angst en schrik en leed. Verzachting brengt de kreet:

Gegroet zijt gij, Maria.

-ocr page 201-

183

Wat ook bekoring prang\', Verlichting haart de zang:

Gegroet zijt gij, Maria. De Vrees des doods versmoort Bij \'troepen van dit woord: Gegroet zijt gij, Maria.

6.

Is \'t stervensuur nabij,

Mijn laatste bede zij:

Gegroet zijt gij, Maria. En eeuwig klink\' mijn lied, Dat dankbre liefde u biedt: Gegroet zijt gij, Maria.

XLIX.

San h Itehr initë.

I

Sss

•j

Moeder des Hee-ren, Moeder en Maagd,

li

;±:

Nooit heeft u ie-mand vrucht\'loos ge-vraagd.

Nooit heeft u iemand vrucht\'loos ge-vraagd.

-ocr page 202-

184

fe? . r- • • l\'-J , J- \' \'

Ik kom, o Ma - ri-a, Tot u als een

■. • i •• ! • -kJ J

kind.

^ Dat u als

-ï-i—-zijn Moedei

• Recht hart\'lijk be-

■ ■ i h r i j ■ h ■ i

,

1 lii j---W-—U—

mint. Ik

■n , i n }

kom, o Ma

-ri-a. Tot u al

s een

rit-

--1 ï

--0-^—

kind, Dal

u als zgn tï i li\'

Moeder, Recht hart\'-

lijk be - mint.

2.

Moeder des Heeren, Moeder van God!

Ook mijne Moeder,

Zie op mijn lot.

Op u wil ik bouwen, In voorspoed en nood,

Aan vi mij vertrouwen, In leven en dood.

3.

Moeder des Heeren, Moeder van mij!

Sta mij als Moeder Moederlijk bij.

-ocr page 203-

185

O Moeder van Jesus,

Ik schenk u mijn hart,

Ik schenk u mijn liefde, In blijdschap en smart.

4.

Moeder des Heeren.

Zegebodin,

Machtige Moeder,

Hemelvorstin!

Wij smeeken u ned\' rig.

Van alles ontbloot.

Verstoot onze beden Niet in onzen nood.

L.

TER EERE DER ONBEVLEKTE MAAGD.

Wijze: Als lied V bladz. 94.

1.

Kom, Christenschaar, bij \'tfeestaliaar

Der onbevlekte Maagd!

Dat lofzang en gebed zich paar\'.

Zij is een toevlucht in gevaar; Kom, Christenschaar, verheerlijk haar, K Haar moederhulp gevraagd. i 2.

Paus Pius-mond, heeft \'tluid verkond.

En \'tklinkt van jaar tot jaar: Dat satan nooit haar ziel venvondd\'.

Maar dat zij van den eersten stond Bevrijd bleef voor de smet der zond\',i,., Bewaard voor elk gevaar. ( 1 \'

-ocr page 204-

186

3.

Wij zingen vrij, wij juichen blij,

Mei opgewekten zin:

Van zondesmette bleeft gij vrij,

Maria, onbevlekt zijt gij.

Zoo zingen en zoo jub\'len wij, i. -O Hemelkoningin., J \'

4.

Wij zwijgen niet; ons jubellied

Stijg\' hooger u ter eer;

Neen, God verstoot den lofzang niet. Die Jesus Moeder hulde biedt;

Waar H\'y met haar ons bidden ziel,

Stort Hij zijn zegen neer. \\ 18\'

5.

Bid voor den troon van uwen Zoon,

Dat wij, van zonde vrij.

Verwerven mogen \'t eeuwig loon. Dan vieren wi] in d\' Eng\'lenwoon,

Versierd met d\' onverweïkb\'re kroon,) ^ Het eeuwig feestgetij. (

LI.

AAN OME Ivü\\l\\(.IV

1.

Blijde\'l loflied aan-geheven, Rond Ma-

-ocr page 205-

187

ÉÉji

I

ri-a\'s beeld geschaard; \'t Zij het loilied

3EÖ

on - zer harten, Met der En - glen lied

N -1 .

——*~r-t

\'m r \' \' \'

—P-

■ J-\' quot;

:-Xr

gepaard, Brengen wij der Ko-ninginne van

»

=F=t=

den hemel lof en eer; Ko-nin-gin in ^^=±^r=^=t=^==l

I

• •

«

» é

macht en goedheid, \'t Eerst geplaatst na t . I I ^ r*. rgt;««

God den Heer. Ko-nin-gin in macht en

—ér

m

goedheid, \'t Eerst geplaatst na God den

\' .--J-4

«•-

Heer. \'t Eerst geplaatst na God den Heer.

-ocr page 206-

188

2.

Wees gegroet dan, Koninginne,

Moeder van Gods een\'gen Zoon, Verre boven de Eng\'lenrijen,

Hoog verheven bij zijn troon. Bid voor ons; wat kan Hij weig\'ren

Hij die u zijn Moeder heet? Bid om hulp in zielsgevaren,

Bid om kracht in druk en leed.

3.

Wees gegroet, o Koninginne,

Koningin van heiligheid,

Die u boven alle Heil\'gen

Door uw deugden onderscheidt. Bid dat wij uw voetspoor drukken,

Heilig leven voor den Heer,

Opdat we eens met alle Heil\'gen Eeuwig jub\'len Hem ter eer.

4.

Wees gegroet, o Koninginne, Koningin ook van ons hart; Immer willen we u behooren.

De uwen zijn in vreugd en smar Daag\'lijks zullen we u vereeren.

Voor uw beeld geknield in \'tslof Meer en meer uw liefde winnen, Luid verkonden uwen lof.

5.

Wil dan steeds als Koninginne, Koningin van liefde en macht. Wil ons moederlijk beschermen Tegen satans list en kracht.

-ocr page 207-

189

En komt eens het uur van scheiden,

Leid ons dan den hemel in,

Opdat we eeuwig u begroeten Als der heem\'len Koningin.

LIL

\'k Wil u vereeren.

i.

i

llefrcin.

\'k quot;Wil u ver-eeren, Moeder des Heeren, __,_, , - I , , . I

bIIIËI

Die ons het heil in uw Zoon hebt ge-bracht;

i

\'k Wil u be-minnen met hart en zinnen,

i

\'k Wil u be-minnen uit al mijne kracht.

—1—i-

m--;-

i

p

---1_

Zt

\'k Wil ii be-minnen uit al mijne macht.

-1 - ■, 4-1- 1 -i ,

—--!—

• ^ • I • 0 )

~0-*--#--

• • y

\'k Wil op u bouwen. Immer ver-trouwen

-ocr page 208-

190

op u-we goedheid, ge-trouwheid en macht;

i

I\'vlr

1..!

Ë

\'k Wil als gij streven voor God te leven, Dat

—#—

—1~

• *— •

1-

zij mijn wellust bij dag en bij nacht. Dat

;i=:

- m

I

zij mijn wellust bij dag en bij nacht. ^ I

üü

Einde. Ge-plaatst bij den trone van

—1—1--1-

ra—^ g

-#-é-

^

ë

-é—•

Jesus uw Zone, Kunt ge alles ver-werven,

—i-U-J.

E3E

ï

wat gunsten gij vraagt. Bid dat Hij mij geve

^==

i|=

Voor Hem steeds te leven. En immer te

it

m

doen wat het meest Hem be-haagt.

-ocr page 209-

191

2.

Wil, Hernelvoi\'stinne, Mij moederlijk minnen;

Naamt gij niet bij \'t kruis ons tol kinderen aan\'? Help gij mij in \'t lijden,

Help gij mij in \'t strijden.

En doe mij verwinnend den vijand verslaan, -j- \'k Wil u vereeren, ens.

3.

Bewaar alle dagen Voot\' listen en lagen Des duivels mijn hart, u voor altijd gewijd. En komt \'tuur van sterven, Bid dat ik verwerve De kroon der vergelding, belooid na den strijd, -j- \'k Wil u vereeren, enz.

LUI.

Wl.IZE; Als lied X bladz. 113.

1.

Geknield aan uwe voeten,

O Moeder van den Heer,

Kom ik nog eens u groeten,

Voordat ik huiswaarts keer.

\'k Beveel mij aan uw hoede.

Bewaar mij dezen nacht,

Dan rust ik blij te moede, Vertrouwend op uw macht. \\

-ocr page 210-

192

2.

Ik dank van ganscher harte Voor\'tgoede aan mij gedaan;

Gij hebt in vreugd en smarte Mii liefd\'rijk bijgestaan.

Weer zag ik in deez dagen Hoe moederlijk gij mint;

Wat ik u ook mocht vragen, \' Gij badt God voor uw kind. \'

3.

Gij badt, en \'twerd gegeven;

Geen vijand deerde mij;

lloevelen er ook sneven j

\'k lUeof veilig aan uw zij.

Dank, Moeder, duizendmalen!

Mijn hart is u gewijd;

\'k Zal \'timmer luid herhalen,

Dat gij mijn toevlucht zijt. i

4.

Aan u dan, lieve Moeder,

Een laatste groet gebracht; Zij Jesus mij ten hoeder,

En gij me een trouwe wacht.

Geef mij uw zegcninge.

Voor ik ter ruste ga; Wil, Moeder, mij omringen _ I bis Met \'t schild van Gods genu, \'

5.

Dan slaap ik blij te moede Den slaap des vredes in, Vertrouwend op uw hoede.

Gerust van hart en zin.

-ocr page 211-

19;3

En komt de morgen gloren.

Dan val ik u le voet,

En zing met Eng\'lenkoren gt; Maria, wees gegroet. i nquot;

LIV.

int It. 3nHïp|j.

WuzE: Als lied XXXI tl, blz. 153.

1.

O Joseph, Voedstervader Van Jesus, onzen Heer,

quot;Wij treden biddend nader En knielen voor u neer.

Aan uwe vaderhoede Bevelen wij ons aan;

Bescherm ons, nimmer moede. Leid ons op \'s levens baan.

2.

In uwe vaderarmen

Droegt gij het goddTyk Kind:

Bid Hem, Hij zal erbarmen, Wijl Hij u teeder mint.

Aan uwe vaderhoede enz.

3.

Wil, Joseph, voor ons vragen. Dat wij naar Gods gebod

Hier leven alle dagen, In \'t reinste zielsgenot.

Aan uwe vaderhoede enz.

-ocr page 212-

194

Wees ook voor ons een hoeder, Een hulp in allen nood,

Met Jesus en zijn Moeder,

Van nu tot in den dood.

Aan uwe vaderhoede enz.

5.

Wil door uw beê verwerven, O trouwe toeverlaat

Dat wij den hemel erven ,

Als \'t uur van sterven slaat.

Aan uwe vaderhoede Bevelen wij ons aan;

Bescherm ons, nimmer moede. Leid ons ter gloriehaan.

6.

Hoor, Jesus, ons te gader,

Maria Moedermaagd,

En Joseph, Voedstervader,

Hoort, wat ons hart u vraagt;

Geeft dat we u trouw beminnen, O Vader, Moeder, Zoon!

En leid ons allen binnen In s\'Hemels zaal\'ge woon.

-ocr page 213-

195

LV.

TER EERE VAN DEN H. ANTONIUS.

(Si quaeris miracula vrij gevolgd.)

WlJZE: AU lied XVIII, bl. 132.

1.

Wat wonderwerken gij mocht vragen Den dood en pest verslaat zijn macht

En dwaling, duivel, leed en plagen; De zieke rijst hersteld in kracht. Dat aller mond Zijn lof verkond\'

Zijn macht en grootheid prijze.

2.

Hij mag de slavenboeien breken, Bedwingt het woest geweld der zee;

Als ze in verloren zaken smeeken,

Zien oud en jong verhoord hun beè. Dat meer en meer Dan hem ter eer Het dankbaar loflied rijze.

3.

Verdwijnen doet hij de gevaren, Geëindigd is dra alle schd,

Dat zij \'tVerhalen, die \'tontwaren, Getuig het luid o Padua.

In hem dan. Heer,

Zij lof en eer,

U immer toegezongen.

4.

Eer zij den Vader, hooggeprezen, Eer zij den Zoon, en Heil\'gen Geest

-ocr page 214-

196

ij , drie personen, cén in wezen, Gelijk het immer is geweest. Zoo blijv\' altijd Hun lof gewijd Tot in alle eeuwen. Amen.

LVI.

LOFLIED itr im mh liiii 1. Dnntiiimts.

WlJZE: Als lied XXXIII, blz 153.

1.

U, roem der kerk van Jesus, O Spanje\'s ed\'le Zoon,

Dominicus, wien we eeren Als onzen schutspatroon;

TJ schenken wc onze liefde. U rijst ons dankbaar lied;

Vergeet in \'shemels -vreugde, Uw trouwe kinderen niet.

2.

O glorievolle strijder

Voor de eer van Jesus\' bruid.

Wiens machtig woord de dwalin Der ketterijen stuit:

Heel Frankrijk roemt uw ijver, Uw zwoegen voor den Heer;

Gij schonkt er duizendtallen Aan .Tesus\' liefde weèr.

-ocr page 215-

197

3.

Maria\'s eer verheffend,

Toont ge overal haar kracht! Strijdt gij den strijd des Hecren,

Verplet gij \'s vijands macht: Door u biedt heel het aardrijk

De moeder van den Heer Den schoonsten krans van rozen .. Gestrengeld tot haar eer.

i.

Verwerf dan voor uw kind\'ren,

Wier beden tot u gaan, Dat zij, wat ook hun dreige,

Vast in de waarheid staan: Zij steeds Maria eeren

En, door haar hulp geleid, Mot u eens Jesus loven In \'tlied der eeuwigheid.

LVII.

LOFLIED

TOT DEN

ÜJ. /ranimtus uaii SssisiË.

Wijze: Als lied XXXIII bladz. 153.

1,

Gods eigen Zoon, gedreven Door liefde zonder maat,

Hij gaf voor ons zijn leven Aan \'tkruis, in smart en smaad.

12

-ocr page 216-

198

Zoo wilt gij gansch u wijden, Franciscus! aan uw Heer, Uit liefde met Hem lijden, U offren Hem ter eer.

2.

Die rijke Hemelkoning Wordt arm en dienstb\'re slaaf; Hij kiest een stal ten woning En loeft van liefdegaaf.

O armoê, nooit volprezen! Die voor de hebzucht boet, Zoo wil \'t Franciscus wezen En offert al zijn goed.

3.

Het Zoenlam zonder vlekken Kwam \'toffer, dat God vraagt, In maagd\'lijk vleesch voltrekken. Genomen uit de Maagd. O reinheid, hoog verheven! O maagd\'lijke offerstaat!

Zoo wil Franciscus leven.

Naar Jesus\' woord en daad.

4.

Deed Adams schuld ons vallen Door lust, dien God verbood: Gods Zoon werd voor ons allen Gehoorzaam tot den dood. Zoo was Franciscus\' leven:

Nooit eigen wil te doen,

Maar dien geheel te geven, Der hoovaardij ten zoen.

-ocr page 217-

199

5.

Van liefde gansch verslonden, Gaf Jesus zich ten dood,

Daar hangend op zijn wonden, Zoo bloedig en zoo rood. Franciscus, in zijn liefde,

Smeekt om die smart er bij, Totdat zij hem doorgriefde In handen, voet en zij\'.

C

Aan \'t kruis nu vastgeklonken Met Jesus, zijnen Heer,

Is hij van liefde dronken, En kent niets anders meer; \'t Is altijd, méér nog lijden,

Meer lijden met zijn God, Met Hem den doodkarnp strijden, Bij \'s werelds smaad en spol.

O Saralijnsche Vader!

De liefde was uw dood:

O breng\' ze ook óns u nader, En eens in Jesus\' schoot;

Moog\' ze allen die u eeren, Uw dierbaar nageslacht Ten offerand verteren.

Met u aan God gebracht!

-ocr page 218-

200

LVIII.

OP HET PAASCHFEEST.

Wijze-. Als lied V bladz. 94.

1.

Juich, Christenschaar!

De Middelaar Van hemel en van aard,

Geslacht op \'t bloedig zoenaltaar,

Gelegd in \'t graf, Hij is niet daar! Hij leeft, bevrijd van elk gevaar, I,. Die ons het leven baart. ) ls\'

2.

Juich, juicli nu blij,

Hij kocht ons vrij,

Gaf stervend \'t leven weer.

Maar Hij verrees uit \'tgraf: en wij, Wij moeten in dit feestgetij Verrijzen van den dood als Hij, l.-Verrijzen voor den Heer. ( quot;

3.

Die \'t heil ons bood En van den dood Ons vrijkocht in zijn bloed,

Hij biedt aan zondaars, klein of groot. Als \'t oog een traan van rouw ontschoot, Gena door \'tbloed dat H\'y vergoot,/,. En vrede, rijk en zoet. i lS-

4.

Neem aan de hand.

Die van den band

-ocr page 219-

20]

Der zonde u wil ontslaan.

Bied u aan God ten offerand, Ontvonk mv hart door liefdebrand, Richt \'toog naar \'teeuwig vaderland, Toon uw verryz\'nis aan.

5.

En sterf niet meer,

Gelijk de Heer Verrezen, niet meer sterft;

Keer nimmer tot de zonden weer, Maar leef voortaan ter zijner eer. Opdat, wanneer Hij wederkeer\'. Gij t.\' eeuwig leven erft.

DEP.DE AFLEEUNPt.

Latijnschc Gezangen.

LITANIE VAN O. L. VROUW.

(Blaclzijile 144.)

TANTUM ERGO.

i.

Tantum ergo Sacramentum

Veneremnr cernui,

Et antiquum documentum

Novo cedat ritui,

Praestet fides supplemonlum Sensuum defectui.

-ocr page 220-

202

2.

Gonitori, Genitoque Laus ot jubilalio;

Salus, honor, virtus fjuocfiio

Sit el benedictio;

Procedenli ab utroque Gornpar sit laudatio,

ü\'. Panem de coelo praestiüsti eis. u-. Omne delectamentum in se habenlem. OREMUS.

Deus, qui nobis sub Sacramento mirabili, passionis tuae nicrnoriam reliquisti: tribue quaesumus; ita nos Corporis et Sanguinis tui sacra mysteria venerari, ut redemptionis tuae fructum in nobis jugiter sentiamus. Qui vivis et regnas etc. Amen.

O SANCTISSIMA.

O sanctissima, o piissima, dulcis virgo Maria. Mater amata, intemerata, ora, ora pro nobis.

MAGNIFICAT.

Magnificat * anima mea Dominum. Et exultavit spiritus mens * in Deo salutari meo.

Quia respcxit humilitatem ancillae suae; * ecce enim ex boe beatam me dicent omnes generationes.

Quia fecit mini magna qui potens est; * et sanctum nomen ejus.

-ocr page 221-

203

Et misericordia ejus a progenie in progenies, * timentibus eum.

Fecit potentiam in l)rachio suo; chspevsit superbos mente cordis sui.

Deposuit potentes de sede, * et exultavit humiles. . .

Esurientes implevit bonis, * et diviies dimisit inanes.

Suscepit Israël puerum suum, * recordatus niisei\'icordiae suae.

Sicut locutus est ad patres nostras, * Abraham, et semini ejus in saecula.

Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto.

Sicut erat in principio, et nunc et semper, el in saecula saeculorum. Amen.

KINKK

-ocr page 222-

INHOUD.

Bh.

Broederschap en Processie van O. Ij. Vrouw van

Kevelaar enz........................................................V

Dagorde..........................................................IX

Onderriebt voor Pelgrims, om hunne bedevaart

met dc meeste vrucht te doen............................1

GEBEDEN.

Morgengebed.............................................25

Litanie vaij. den H. Naam Jesus..........................30

Avondgebed..............................................................33

Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria............35

Bezoek bij Jesus in het H. Altaargeheim............38

Aanbeveling aan den voor ons gekruisten Jesus.. 4lt;l Manier om den II. Rozenkrans godvruchtiglijk te

bidden..................................................................4fi

Smeekgebed tot de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, te Kevelaar, als Troostercsse der

bedrukten.. . ................................68

Rebed voor de levende Leden der Broederschap van

de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria. 7

Oebed voor de overledene Broeders en Zusters. . 77

Litanie voor de Geloovige Zielen..... ..............7\'J

-ocr page 223-

INHOUD.

GEZANGEN.

EERSTE AFDEELING.

131z.

I. Maria, toevlucht in allen nood................S3

II. Hulde en bede aan de H. Maagd en Moeder

Gods Maria............................................85

III. Ter eere van het H. Kruis......................90

IV. Maria, behoud der kranken......................01

V. Bij het vertrek uit Uden naar Kevelaar.. 94

VI. Pelgrimslied tot Maria ............................9G

VII. De vijf Wonden......................................98

VIIl. Pelgrimslied................................................109

IX. Bij het naderen van Kevelaar..................111

X. Welkomsliecl bij het intrekken van Kevelaar. 113

XI. Avondgroet aan Maria..............................116

Xll. Bij de Proeessie naar het Miraeuleuse

Beeld. Litanie-Lied van O. L. Vrouw.. 117

XIII. Bij het Miraeuleuse Beeld........................121

XIV. Aan Maria, bij haar beeld......................123

XV. Aan Maria eer!..........................................125

XVI. Bij de Processie naar het Roode Kruis.

Lofzang aan de Allerheiligste Maagd.. 120 XVII. Smeekzang tot de Moeder der Zeven

Smarten..-............................................12\'J

XVIII. Bij Maria ter Nood..................................132

XIX. Bezoek bij het H. Sacrament te Oud-

Kevelaar..................................................134

XX. Lofzang tot het H. Kruis......................134

XXI. Bij \'t Roode Kruis..................................136

XXII. Danklied....................................................137

205

-ocr page 224-

INHOUD.

Bb.

BroeJerschap en Processie van O. L. Vrouw van

Kevelaar enz..................................................V

Dagorde....................................................................IX

Onderricht voor Pelgrims, oin hunne bedevaart

met de meeste vrucht te doen............................1

GEBEDEN.

Morgengebed............ ...........................25

Litanie vaij. den H. Naam Jesus..........................30

Avondgebed..............................................................33

Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria............35

Bezoek bij Jesus in het li. Altaargeheim............38

Aanbeveling aan den voor ous gekruistcn Jesus., 44 Manier om den H. llozenkrans godvruchtiglijk te

bidden..................................................................4fi

Smeekgebed tot de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria, tc Kevelaar, als Troosteresse der

bedrukten... ......................................................08

Gebed voor de leveude Leden der Broederschap van

de Allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria. 74

Gebed voor de overledene Broeders en Zusters. . 77

Litanie voor de Geloovige Zielen..........................79

-ocr page 225-

INHOUD.

GEZANGEN.

EERSTE AFDEELING.

BIz.

1. Maria, toevlucht in allen nood................83

II. Hulde en bede aan de H. Maagd en Moeder

Gods Maria............................................85

III. Ter eere van het H. Kruis......................90

IV. Maria, behoud der kranken......................91

V. Bij het vertrek uit Uden naar Kevelaar.. 94

VI. Pelgrimslied tot Maria ............................9G

VII. De vijf Wonden......................................98

VIII. Pelgrimslied................................................109

IX. Bij het naderen van Kevelaar..................111

X. \'Welkomslied bij het iutrekken van Kevelaar. 113

XI. Avondgroet aan Maria..............................116

XII. Bij de Processie naar het Miraeuleuse

Beeld. Litanie-Lied van O. L. Vrouw.. 117

XIII. Bij het Miraeuleuse Beeld........................121

XIV. Aan Maria, bij haar beeld... .......123

XV. Aan Maria eer!..........................................125

XVI. Bij de Processie naar het Roode Kruis.

Lofzang aan de Allerheiligste Maagd.. I2G XVII. Sraeekzang tot de Moeder der Zeven

Smarten..,............................................129

XVIII. Bij Maria ter Nood..................................132

XIX. Bezoek bij het H. Sacrament te Oud-

Kevelaar..................................................134

XX. Lofzang tot het H. Kruis......................134

XXI. Bij \'tRoode Kruis..................................I3G

XXII. Danklied....................................................137

205

-ocr page 226-

206 INHOUD.

Biz.

XXIII. Ave Maris Stella................... 139

XXIV. Bij het binnenkomen der Groote Kerk. —

Ave Rogina Coelorum.............. 140

XXV. Regina Coeli...................... lil

XXVI. Alma Rcdemptoris Mater............ 142

XXVII. Salve Regina...................... 143

XXVIII. In het gaan naar het Kerkhof. — Litanie

van O. L. Vrouw................. 144

XXIX. Maria, Onbevlekt Ontvangen.. . , ■..... 147

XXX. Op het Kerkhof. — De profundis..... 148

XXXI. Smeeklied voor de overledenen........ 149

XXXII. Het Wees gegroet.................. 152

XXXIII. Bij het verlaten van Kevelaar. -- Afscheids

lied............................ 153

XXXIV. Afscheidsgroet te Cden............... 156

XXXV. Afscheidsgroet aan Maria aldaar........ 158

XXXVI. Danklied bij het einde van den pel-

grimstoeht...................... ICO

TWEEDE AEDEELIKG.

XXXVII. SmeekzangtotJesus\'heilige vijf wouden. 161

XXXVIII. Ave Maria....................... 163

XXXIX. Lofzang ter eere van het H. Hart van

Maria........................ 164

XL. Ter eere van het Onbevlekte Hart van

Maria............ ...........

XLI. Bede tot Maria\'s Hart.......... . 170

XLII. Toewijding aan het H. Hart van Maria. 171

XLIII. Aan mijne Onbevlekte Moeder....... 172

XLIV. Maria, onze hoop................. 175

-ocr page 227-

INHOUD.

Biz.

XLV. Groete aan Je Moeder der Barmhartig

heid..................................................177

XLVI. Ter eere van Maria..............................178

XLVII. Lofprijzing aan Maria ........................179

XLVlIl. De Engelgroet...... ........................181

XLIX. Aan de Moeder Gods........................183

L. Ter eere der Onbevlekte Maagd..........185

LI. Aan onze Koningin..............................18G

LH. \'k Wil u vereeren..............189

LUI. Avondgroet........................................191

L1V. Bede tot St. Joseph..............................193

LV. Ter eere van den H. Antonius..............195

LVI. Ter eere van den H. Dominicus..........196

LV1I. Loflied tot den H. Franciseus van

Assisië...................... 197

LVIII. Op het Paasehfeest................................200

DEllDE AFDEELISG.

LATIJNSGHE GEZANGEN.

Tantum Ergo..........................................................201

O Ssnetissima......................................................202

Magnificat. . .........................................................202

207

-ocr page 228-

INHOUD.

LIEDEREN

TEN GEBRUIKE IN DE BROEDERSCIIAPS-KERK, BIJ VEIISCHILLENDE GELEGENHEDEN.

Blz.

1. Blijde \'t loflied aangeheven.....................186

2. Gegroet gij sterre van het meer..................189

3. Geknield aan uwe voeten................................191

4. Kom, ehristenschaar......................................185

5. Komt heffen wij een loflied aan....................85

6. Laat nu de aarde op blijden toon.........161

7. Lieve Moeder van den Heer..........................147

8. Maria eer............. ...........125

9. Moeder des Heeren....................................183

10. O Beeld vau \'t reinste leven........................178

11. O Hemelkoningin............................................181

12. Wat zijt gij schoon.................................172

13. \'kWil u vereeren............................................189

14. \'k Zou vreezen..............................................175

15. Ter eere van het H. Saerament ..................38

16. Ter cere van St. Joseph................................193

17. Ter cere van St. Antonius............................195

18. Ter eere van St. Franciseus............................197

19. In de Vasten..................................................101

20. Op het Paaschfeest........................................200

208

-ocr page 229-
-ocr page 230-
-ocr page 231-