ve to ni hs na aa Klt; ne
on
ge
wa bn is
vai
voi
hel
Ne
vai
on(
der
toe
en
in
dat
Een toeval bracht mij dit werkje, kort geleden in het Fransch verschenen, in handen, en ik had het nog niet half gelezen, toen reeds het plan bij mij opkwam om het te vertalen, \'t Is zeer nuttig toch, dat de vrijmetselarij, haar wezen, hare handelingen, haar invloed op de maatschappij meer en meer bekend worden; naarmate dit geschiedt, vermindert het gevaar, waarmede dit boosaardig geheim genootschap, zoo herhaaldelijk door de Katholieke Kerk veroordeeld, de maatschappij bedreigt. Men moet haar kennen , om te weten hoe goddeloos en tevens hoe ongerijmd zij is.
Het werkje van Br.\'. Mysteriura is zeer geschikt om deze kennii onder het volk te verspreiden; in aangenamen vorm geeft het gewichtige mededeelingen omtrent de vrijmetselarij en de middelen, waarvan zij zich bedient; en daar het medegedeelde aan de beste bronnen ontleend is, meestal aan werken van vrijmetselaars zeiven. is tegenspraak of ontkenning onmogelijk.
Doch eene opmerking Vinde hier hare plaats. Bij de vertaling van het werkje zijn alle maronnieke gegevens, zooals ik die vond, behouden, en daar zij zonder uitzondering betrekking hebben op de Fransche vrijmetselarij, zal er eenig verschil met de Nederlandsche gevonden worden. Dit verschil was m. i. echter van te weinig belang, om het werkje eene verandering te doen ondergaan\', welke het geheel van karakter zon hebben doen veranderen. Het verschil betreft inhoud en vorm der vrijmetselarij. Men moet toegeven, dat de vrijmetselarij, al is haar invloed op onze politieke en sociale toestanden volstrekt niet te miskennen, in ons land niet in die uitersten valt, waartoe zij in Frankrijk en Italië overslaat; dat kan zij niet, omdat ons volk daartoe te koel van aard en te
TI
ïeer van den godsdienst doordrongen is. Wat den vorm betreft, de Fransche vrijmetselaars gebruiken b. v. (zie bl. 21) voor glazen lampen, de onzen kanonnen, zij voor wijn roode olie, de onzen fijn, sterk buskruit, zij voor water witte olie, de onzen grof, zwak buskruit; zij spreken van een Groot-Versierder, de onzen van een Groot-Bouwmeester enz. Men zal toegeven dat het eene argot het andere waardig is. De ontwikkelde lezer vindt over de ritualen der Nederlandsche vrijmetselaars het een en ander bij Clavel, Geschiedenis der Vrijmetselarij, bl. 32, in den Katholiek, dl. LUI, bl. 411, in het Kijkje in de Loge van Forêt \') enz., althans zoo de ritualen in den allerlaatsten tijd niet veranderd zijn, want hiertoe is een voorstel gedaan, omdat de Br/, tot hun spijt te veel in de kaart gezien waren.
Sticht dit werkje het nut, dat ik met de vertaling op het oog had, dan is mijn arbeid ruimschoots beloond.
De Vertalbr.
\') J. W. van Lkeuwkn , Leiden 1875.
-—^VW\\AAAAAAA\'VVgt;--
Eerste Hoofdstuk.
Alicia ])\'Inmlle. — Haar maqonnieke verloofde, de hertog De Rocca-Nera. — De Vrijmetselarij, hare beginselen, leerstellingen, aannemingen, gebruiken in de Loges enz.
Op een der eerste dagen van April 1874 hield de markiezin D\'Inville in haar prachtig hotel aan de Champs Elysées, waar de eerste standen van Parijs bijeenkwamen, hare wekelijksehe receptie. De staatkunde, de gebeurtenissen van den dag, de tooneel-stukken, welke opgang maakten, en de pas verschenen boeken werden er achtereenvolgens besproken en beoordeeld, toegejuicht of afgekeurd.
De markiezin was 40 jaren oud. De spiegel had haar geleerd dat zij schoon was; dit was haar bevestigd door do bewondering der wereld, en na deze sedert twintig jaren genoten te hebben, was zij eindelijk gaan gelooven, dat de schoonheid in het leven eener vrouw de eerste plaats inneemt. Haar karakter was hierdoor even weinig ernstig geworden als het leven, dat zij leidde. Zij koesterde slechts jegens hare dochter eene diepe genegenheid, maar deze was ook onder alle opzichten een bekoorlijk meisje.
Alicia oefende een onwederstaanbare aantrekkings-Vebl. Vrijm. 1
/
kracht uit op alien, die Laar omringden. Hare kleine bekoorlijk gesneden mond was bewegelijk als het boomblad , en het rood harer wangen herinnerde aan de in de zonnestralen gerijpte perzik.
Hoewel zij een weinig verlegen en niet spraakzaam was, werd dit niet opgemerkt, want alles sprak in haar; iedere beweging harer sehoone blauwe oogen drukte eene gedachte uit, en haar sprekend gelaat verried met cene onbescheidene getrouwheid de geheimste indrukken harer ziel. Zij bloosde om eene onbeduidende zaak, en dit wetende, zeide zij eens, toen een hoogrood hare wangen kleurde: „O, hoezeer benijd ik de negerin om hare kleur! zij ten minste bloost niet!quot;
Op het oogenblik, waarop dit verhaal begint, trok een nieuweling in den kring, de baron De Vrissac, den de aandacht van de gewone gasten der markiezin, op \'t Was een oud edelman, voor wiens krachtig en in- „ drukwekkend voorkomen de markiezin grooten eerbied vrij aan den dag legde. Zij noemde hem: „mijn waar- wel den oom.quot; ,,
De baron bewoonde in den regel een zijner talrijke waa landgoederen, waarheen hij door de gebeurtenissen van 1830 gedreven was. Persoonlijk bestuurde hij met wijs niet beleid een zeer groot fortuin , dat, naar men geloofde , bon door hem werd toegedacht aan de gelukkige nicht, ond wier gastvrijheid hij thans eenige uren genoot. Zoodra dez( men hem zag, overtuigde men zich, dat zijn sterk kaa gestel en zijn werkzaam leven gezegepraald hadden over ,, zijn leeftijd, en onder zijne zilveren haren een voortdu- ban rende jeugd woonde.
Eigenlijk had hij van den grijsaard niets dan de ondervinding. Om de pittige opmerkingen en wijze
we: lioi wa lt;le
]
geli .lig van ove zels klai mas gen
nan bra(
3
ne wenken, waarmede hij het gesprek levendig wist te
m- houden, word zijn gezelschap zelfs te Parijs gezocht,
de waar de lichtzinnigheid gewoonlijk de eerste plaats in
de kringen inneemt.
am Daar de gasten der markiezin spraken over de on-in [gelukken, welke Frankrijk getroffen hadden, beschuiten digde de baron de vrijmetselarij van de meeste rampen er- van zijn dierbaar vaderland, zonder zich te bekommeren ste over den storm, welke deze beschuldiging in het ge-de zeischap kou doen ontstaan „ Ik aarzel niet te ver-3g- klaren,quot; dus besloot hij, „dat niet slechts Frankrijk de maar zelfs geheel Europa aan de willekeur der geheime ;!quot; genootschappen overgeleverd is.quot;
\'ok „Mijnheer de baron gelooft, dat wij nog altijd in
gt;ic, tien tijd van Karei X leven,quot; bemerkte een kolonel
:in. op ongeduldigen toon, „hij ziet overal carbonari.quot;
in- „Helaas ja,quot; antwoordde De Vrissac, „want de
ied vrijmetselaars van thans zijn slechts de carbonari van
ar- weleer.quot;
„Zijt gij nooit vrijmetselaar of carbonaro geweest ,
jke waarde oom?quot; vroeg de markiezin.
fan „God beware mij, lieve nicht, maar al behoor ik fijs niet tot de vrijmetselaars, ik ken hen volkomen. Carle , bonarisme en vrijmetselarij zijn een en dezelfde zaak ht, onder verschillende namen: dezelfde leer, hetzelfde doei, dra dezelfde inwijdingen, dezelfde plechtigheden.... op da erk kaars na.quot;
ver „Op de kaars na?quot; herhaalde de kolonel met zicht-
du- bare verrassing.
„Toen men,quot; dus vervolgde de baron, „ het carbo-
de narisme uit Italië in Frankrijk en in de Fransche Loges
ijze bracht, droeg men zorg het te ontdoen van zekere
4
vormen, welke al te zeer aan het Katholicisme herinnerden. Zoo vroeg men den aannemeling: „Wat beteekenen de kandelaar, de kaars en de domper?quot; En hij moest antwoorden: „De Vader, de Zoon en de H. Geest.quot; Het Fransche carbonarisme had smaak genoeg om deze bespottelijke heiligschennis weg te laten.quot; 1)
„Ik ben meester noch gezel,quot; sprak nu de oude heer De Senlis, een lid van de Parijsche rechtbank, „ maar wat mij altijd getroffen heeft is het geheim, dat onder de vreeselijkste eeden van de vrijmetselaars geëischt wordt. Onder de meest vrije Constitutie, welke alle vrijheden uitgeroepen heeft en beschermt, hebben de vereenigingen, welke het goede willen doen, niets van het volle daglicht te vreezen. Zij behoeven die strenge stilzwijgendheid niet noch de geheimzinnige formules, welke aan de toovenaars en heksen der vroegere eeuwen doen denken.quot;
De rechter, die aldus sprak, was een vriend van den baron De Vrissac, zijn vroegeren studiegenoot. De woorden, welke hij zoo even gesproken had, deden een jongmensch, den hertog De Rocca-Nera, opstuiven. Deze, naast de dochter der markiezin gezeten, had zich tot heden meer met de beminnelijke Alicia beziggehouden dan met hetgeen rondom hem voorviel.
„Uwe opmerking is vrij ernstig,quot; zeide hij op een toon, welke spijtig klonk; „ geloof vrij dat onder de leden der vrijmetselaarsloges zeer fatsoenlijke lieden gevonden worden.quot;
\') Zes Socié/és secretes et ia Société, dl. I, bl. 221,
5
„ Zeg liever gevonden werdenhernam de rechter kalm; „de goede trouw, welke vroeger tot verontschuldiging mocht dienen, kan thans niet meer aangenomen worden quot;
„ Ik maak mij sterk u het tegendeel te bewijzen riep de hertog luid.
Zichtbaar in verlegenheid gerakende door de houding, welke de jongeling aannam, toen hij deze woorden sprak, maakte de markiezin zich gereed aan het gesprek eene andere richting te geven, toen de onhandige kolonel alles bedierf door een hevigen uitval tegen de Jesuïeten, „Zij zijn de zwarte Internationale,quot; dus eindigde hij, „ eene Katholieke vrijmetselarij, welker geheimen , eeden en Machiavellistische leerstellingen men niet kent, maar die honderdmaal meer te vreezen is dan de ware vrijmetselarij.quot;
„ Zou de kolonel mij ook kunnen zeggen,quot; vroeg de rechter koeltjes, „of er in de statuten van de Societeit van Jesus voorschriften gevonden worden gelijk aan die, welke in die der vrijmetselarij kunnen worden aangewezen ? quot;
„Deze statuten zijn allen volmaakt onschuldig,quot; verzekerde de kolonel op den meest beslisten toon.
„Een oogenblik,\'\' vervolgde de rechter, terwijl hij eene brochure uit den zak haalde, „ ziehier b.v. een der voorschriften voor de aannemelingen der vrijmetselarij ; „ Se stilzwijgendheid en het geheim zijn de ziel der orde; gij zult die in acht nemen zelfs bij hen, van wie gij zoudt kunnen vermoeden, dat zij thans onze broeders zijn, en bij hen, die gij in het vervolg zult leeren kennen. Gij zult het als een doorgaand beginsel onder ons beschouwen, dat de openhartigheid slechts
6
eene deugd is jege.is onze overheden; het wantrouwen en de terughoudendheid zijn de hoeksteen.quot; \') En elders: „Uwe vaders, uwe kinderen, uwe vrouwen zeiven moeten altijd onbekend blijven met het geheim, dat gij in uwe borst draagt, en zoudt gij, om beter het onderzoekend oog to bedriegen, dikwerf te biecht willen gaan, dan hebt gij rechtens verlof om over deze dingen het volstrektste stilzwijgen te bewaren.quot; 1)
„O,quot; riep de jonge hertog uit, terwijl hij zijn spijt moeilijk kon bedwingen, „ de Jesuïeten zijn te slim om openbaar te maken wat zij doen.quot;
„Hunne levenswijze, hunne regels, hunne constitutie zijn tot in de kleinste bijzonderheden en in bevalligen stijl door pater Do Ravignan beschreven,quot; antwoordde de rechter. „ Ik kan u uitnoodigen zijn boek te lezen , mijnheer de hertog, of liever nog, eenige dagen bij de Jesuïeten te gaan doorbrengen, die u van verre zooveel schrik aanjagen. Volgaarne zullen zij u gastvrijheid aanbieden en u in het volle daglicht ontvangen. 2) Gij zult daar geen verschrikkelijke broeders vinden, om u den weg te versperren; gij hebt geen der wachtwoorden Tubalcaïn, Shibboleth, Machenac. Nekar of Fekam en Sterkin, bij de verschillende graden in gebruik, noodig; voor uwe oogen behoeft geen doek gebonden te worden, als gij do eetzaal of de kerk
) Uittreksel uit een brief van het Italiaansehe Groot-Oosten aan zijne agenten. Les Sociétés secretes et la Societe, dl. I, bl. 363.
) De receptiën in de Loge geschieden gedeeltelijk in eene donkere kamer.
7
binnentreedt. \') De overste zal niet den Br.quot;, opziener op geheimzinnige wijze ondervragen, of er geen verdachte personen ingeslopen, of de deuren goed gesloten zijn; gij zult geen nieuwe manier om de jaren, maanden, dagen en uren te tellen behoeven aan te loeren; de goede vaders zullen niet vorderen, dat gij u aan hen vertoont met een touw om den hals en in de zonderlinge kleeding, welke door de magonnieke ritualen beschreven worden met de woorden : noch naakt noch gekleed; gij zult, mijnheer de baron, uwe gewone kleederen en zelfs uwe ridderordes kunnen dragen.quot;
„Voortreffelijk!quot; riep de baron De Vrissac, tevreden over de juiste aanvallen van zijn vriend. En lachend voegde hij er bij: „Wist men niet, dat de vrijmetselaar, die de geheimen der sekte openbaart, zich aan den dood blootstelt, men zou in u een gewezen ma^on zoeken.quot;
„ O neen , ik ben een dier lieden , welke door de Loge als domoor, ononlioikkelde worden uitgekreten. Maar hoe dom en onontwikkeld ook, nooit heb ik Goddank behoord tot hen , die , zoo als Weishaupt zegt, voor de Loge nuttig zijn, ware het slechts, omdat zij het getal dei-leden vermeerderen en de kas vullen : augenl numerum ut aerarium.quot;
„De vrijmetselarij gebruikt dat geld om hare broeders te helpensprak nu de kolonel maar op minder beslisten toon dan voor eenige oogenblikken, „ zij ontneemt het den rijke om het den arme te geven; ziedaar de ware philantropie ! quot;
\') Bij de inwijdingen in de Loge bindt men den nieuweling een doek voor de oogen, als men hem van de eene plaats naar de andere geleidt.
8
„Met uw verlof, kolonel,quot; hernam de rechter, „gij weet waarschijnlijk zoo min als ik wat de vrijmetselarij met haar geld doet. Zegt de beruchte Weishaupt niet in zijne geschriften, terwijl hij van die lieden spreekt, welke goed genoeg zijn om te betalen: „Wachten wij ons wel hun onze geheimen te openbaren; deze soort van lieden moet altijd overtuigd zijn, dat de graad, waarin zij aangenomen zijn, de laatste is.quot; 1) Oogen-schijnlijk volgens dien regel geeft de vrijmetselarij aan de meesten harer leden bijna nooit verantwoording van het gebruik harer fondsen. Zij doet deze dienen tot bereiking van wat zij noemt haar verheven doel, en wij weten wat men hieronder moet verstaan.quot; 2)
Om eene afleiding te zoeken, maakte de kolonel zich gereed tot een nieuwen uitval tegen de Jesuïeten, toen de baron hem geducht daarin kwam storen, door te beweren dat hij een ma^onnieken secretaris in zijn dienst had gehad, die hem zeer kostbare familiepapieren ontstolen had. „Wat mij vooral van verontwaardiging deed koken ,quot; riep de baron toornig , „ is dat volgens de bekentenis van den misdadiger zeiven deze diefstallen door de hoofden der sekte worden aanbevolen, en al mijne gestolen papieren thans prijken in de bibliotheek van de Loge der Dertig.quot; s)
\') Les Soc. seer, etc,, dl. I, bl. 375.
) Weishaupt zegt het volgende: „Dat de verlichten, die hij koningen of groote heeren de betrekking van archivaris of bibliothecaris vervullen, gewaarschuwd en ernstig vermaand worden, dat zij
Deze onverwachte openbaring, waarvan de juistheid niet te loochenen viel, deed den kolonel de schouders ophalen.
„Dat bewijst niets,quot; zeide hij, aan zijn knevel trekkende.
,, Dan moeten wij met de vrouwen van Alphonse Karr zeggen: „ Bewijzen, wat bewijzen die ? quot; Wat mij betreft, ik verklaar dat mijne eigene ondervinding-mij sedert lang heeft aangetoond, dat men tegen de vrijmetselaars op zijne hoede moet zijn, en dat ben ik zoowel in het openbare als in het bijzondere leven, want zij hebben in alles de hand.quot;
Deze woorden deden het gelaat van den eleganten hertog De Rocca-Nera van havana-geel tot vuurrood overgaan. Er ontstond een hevige strijd tusschen hem en de lieve Alicia. Hij wilde spreken, maar de dochter der markiezin wendde al haren invloed aan om hem dat te beletten, en zij zegepraalde. Zonder hiervan iets te doen blijken, aanschouwde de baron De Vrissac aandachtig dit spel der beide jongelieden.
«Ik geloof evenals mijnheer de baron,quot; sprak nu ile rechter, „ dat de vrijmetselarij een onmetelijken invloed uitoefent; er zijn niet minder dan 5000 Loges en 8 millioen vrijmetselaars in de wereld!quot; \')
„ Dat is zoo waar,quot; vervolgde de baron, „ dat ik
zich geen gewetensbezwaar maken van den geheimen diefstal, waardoor zij in het bezit zouden komen dier boeken of handschriften. Dat men eveneens doe in de bibliotheek dor Carmelieten religieusen (die voor het publiek openstond). Dat alles zou ons zeer nuttig zijn. Wat doen die dwazen met al die boeken! bl, 376.
\') Idem bl. 427.
10
iedereen uitdaag de nieuwere geseliiedenis te begrijpen , als hij geen rekening houdt met de verborgen macht van dit geheime genootschap. Wij zijn wel degelijk overgeleverd aan de erkende verwoesters van den godsdienst, het huisgezin en den eigendom, aan zinnelooze droomers, die de stuitendste godslasteringen en de schandelijkste ongerijmdheden hebben durven neerschrijven. Waarlijk, dat de maatschappij niet bezwijkt, \'t is omdat zij rust op de hechte grondslagen van het Katholicisme.quot;
„Een prachtige preek, welke mij verschoont van die van mijn pastoor,quot; riep de hertog, die zich niet langer kon bedwingen.
„Mijne zienswijze kwetst uantwoordde de grijsaard op strengen toon, „het doet mij leed, en ik wil u niet langer hinderen.quot;
Dit zeggende, groette de baron met eenige beleefde woorden en vertrok.
Hij werd spoedig gevolgd en op de straat ingehaald door den heer De Senlis. Beide waardige mannen spraken natuurlijk over hetgeen zoo pas voorgevallen was. Wat den baron vooral mishaagde was minder de onbeleefde uitval van den hertog dan wel de vertrouwelijkheid, welke tusschen hem en Alicia, de dochter der markiezin, scheen te bestaan.
„Kent gij dien jongen\' hertog?quot; vroeg de rechter.
„Zijn geslacht is mij wel bekend,quot; antwoordde de grijsaard het hoofd schuddende, „hij verloochent zijn bloed niet.quot;
„ Hij is toch niet de zoon eens moordenaars?quot; merkte de rechter lachend aan.
„Gij zegt niet te veel, mijn vriend,quot; hernam de
11
baron levendig; „zijn vader was een vriend van Philippe Egalité, en men heeft hem met dien prins, grootmeester der vrijmetselarij, de monsters zien aanvoeren, die Maria Antoinette in haar paleis dooden moesten. Eveneens bevond hij zich bij den prins, toen deze met den vinger de vertrekken zijner koningin aanwees en tot de betaalde moordenaars zeide: „ daar is de trap, beklim dien , houdt moed ! quot; \')
„ Ook was de vader van den jongen hertog bij den grnwzamen koningsmoord tegenwoordig. Hij stond naast een man te paard, die zijne gedaante en aangezicht onder een langen mantel verborg. Toen het hoofd van Lodewijk XVI onder het mes des benls was gevallen, werd het gelaat van dezen geheimzinnigen man, tengevolge van de beweging, welke hij maakte om zijn paard te doen keeren , een oogenblik ontbloot, en men erkende in hem Philippe Egalité, De hertog had den treurigen moed bij dit afschuwelijk schouwspel den prins te vergezellen, die in den moord der zijnen het meesterstuk van zijn verraad zag.quot; 2)
„Afgrijselijk,quot; riep de rechter, „maar verwonderen kan het niet. Worden de ingewijden niet te midden van bloed en dolken in de hoogere graden der vrijmetselarij opgenomen ? quot;
„Gij begrijpt,quot; vervolgde de baron, die tot een besluit wenschte te komen, „hoezeer een huwelijk van mijne nicht met den zoon van den man, wier.3 gedrag ik u beschreef, mijne ontevredenheid zou opwekken.
\') Louis Blanc verhaalt dit tooneel op liet gezag van ooggetuigen.
\'2) Dit feit is mij door een ooggetuige verhaald.
12
De vader was waardigheidsbekleeder in de Loge; de zoon is eveneens vrijmetselaar, maar hij houdt dit voor Alicia geheim. Ik heb niet zooveel moeiten en zorgen tot vermeerdering van mijn fortuin aangewend, opdat het na mijn dood over zou gaan in de handen van een vijand der Christelijke maatschappij. Ik verlang een andere erfgenaam en zal dien hebben, indien God zich gewaardigt mijn gebed te verhooren.quot;
„ Dat zal Hij doen!quot; riep de rechter, terwijl de beide vrienden een huis binnentraden, waarin zij de algemeene vergadering der Katholieke comité\'s in Frankrijk gingen bijwonen.
Het geheele gezelschap der markiezin gevoelde den pijnlijken indruk, welken zij ondervond, toen de baron zoo plotseling hare woning verliet. De een na den ander verwijderde zich dan ook zoo spoedig mogelijk. De hertog stond het laatst op, zichtbaar ontevreden dat ook hij nu aan den aftocht denken moest. De markiezin wierp veelbeteekenende blikken op hare dochter en deed den jongeling begrijpen, dat het thans geen tijd was om hun onderhoud voort te zetten.
De hertog De Rocca-Nera voldeed aan alle eischen, welke de wereld aan een welopgevoed jongeling stelt. Hij had de elegante en edele houding van de mannen uit het noorden en de manlijke en donkere kleur, den trotschen en doordringenden blik der bewoners van het zuiden. Zijne familie was dan ook van Italiaanschen oorsprong, zooals zijn naam aanduidde. Alles in hem getuigde van trotschheid en onbuigzaamheid, maar tevens van zooveel waardigheid, dat men in zijne tegenwoordigheid als verbijsterd werd. Een oplettend toeschouwer zou ongetwijfeld hier en daar in zijn beheerschend oog
13
onheilspellende glansen hebben opgemerkt, en het moest hem gemakkelijk vallen onder hel uitwendige der bekoorlijke vormen de hardvochtige en wreede ziel van een twijfelaar te ontdekken. Zeggen wij het dadelijk; de hertog zocht in Alicia niet de jonge maagd, versierd met de drievoudige aureool van bevalligheid, onschuld en zedigheid, maar de aanspraken, welke zij had op de nalatenschap van den rijken baron De Vrissac.
Toen alle gasten het hotel der markiezin verlaten hadden , beschouwden moeder en dochter elkander eenigen tijd zwijgend. Er was zeker niemand te Parijs, die mevrouw D\'Inville niet de gelukkigste der moeders zou genoemd hebben. Inderdaad zij had het zich tot eene gewoonte gemaakt tevreden en opgeruimd te zijn, doch hare vroolijkheid was slechts een bedriegelijk masker, dat eene lijdende ziel verborg. Haar geheele hart toch had zij aan de wereld gegeven. Deze had haar alles geschonken, en alsof de markiezin niets ontvangen had , verzuchtte zij naar een eersten dag van geluk. Als de mensch niet voor God geschapen is, waarom is hij dan alleen gelukkig in God ? Deze eenvoudige overweging kwam nooit in haren geest op.
Zij kende noch de galante avonturen van den hertog, noch zijne stormachtige jeugd, noch zijne betrekking tot de Loge, maar hij was een fier, rijk en adellijk jongeling; hoe zou eene vrouw als de markiezin de eer van zulk een schoonzoon te bezitten zich ontzeggen ? Overigens had zij hare eigenaardige denkbeelden over het huwelijksleven en het huwelijksgeluk. Zij behoefde weleer een man om een salon, en equipage, en eene loge in den schouwburg, en vrije intrede in de groote wereld te hebben. Toen zij, na tien jaar gehuwd te zijn,
14
weduwe werd, beweende zij slechts voor den vorm een man, wiens leven in het zoeken naar vermaken en in eene onophoudelijke verveling was voorbij gegaan.
Alicia was ten minste op het herhaald aandringen van haren oudoom De Vrissac in het klooster van het II. Hart opgevoed en had daar het kostbaarste van alle goederen gevonden, dat wat mevrouw D Inville haar niet had kunnen geven: eene echt godsdienstige opvoeding. Daaraan had zij de strevingen ontleend, welke buiten de nauwe grenzen dezer wereld en tot in den glans van het oneindige hare ware en eenige voldoening vinden. Alicia bad , en deze zoo natuurlijke daad had tusschen haar en hare moeder een afstand geplaatst gelijk aan dien, welke den hemel van de aarde scheidt.
Hoe kon een zoo verstandig meisje de hulde van den hertog De Rocca-Nera aannemen? Het gebrek aan ondervinding deed haar deze dwaling begaan. Overigens werd zij op dien weg aangemoedigd door de eerzucht harer moeder, en zij kende den jongeling slechts oppervlakkig. Het is vooral voor eene beminde moeder zoo gemakkelijk haar kind te misleiden omtrent de waarde van een cavalier.
De hertog had zich verklaard, hiertoe vooral door geldgebrek aangedreven, en het meisje, dat antwoorden moest en getroffen was door dit bewijs van genegenheid, hetwelk zij als oprecht beschouwde, had uit dankbaarheid eenige woorden van aanmoediging doen hooren.
„Vindt gij niet,quot; zeide haar de markiezin, liet eerst liet stilzwijgen afbrekend na het vertrek harer gasten, „dat de hertog een weinig de houding vergeten heeft, welke hij tegenover onzen oom behoort aan te nemen?quot;
15
„Ja, moeder, hij verdedigt zijne meeningen met te veel vuur; ik heb hem dit ernstig verweten.quot;
„Zoo,quot; zeide de markiezin glimlaohend, „gij geeft dus reeds berispingen?quot;
„ Dat keurt gij immers goed, niet waar ?quot; antwoordde liet meisje, hare moeder naderend en op het voorhoofd kussend.
„Ongetwijfeld, maar gij moet voorzichtig zijn. Spoor den hertog tot gematigdheid aan ; laat hem geen sympathie aan den dag leggen voor eene zaak, welke uw oom verafschuwt.quot;
,. Zal hij dit kunnen, na hetgeen zoo even gebeurd is ? quot;
„ Ik hoop het, kind, en ik reken op de genegenheid, welke hij u toedraagt. Maar zeg mijging zij ra eenige oogenblikken zwijgens voort, „ hebt gij alles rijpelijk overwogen ? Gij schijnt reeds op zeer goeden voet met hem te staan; de kennis, welke ik heb van uw hart, doet mij al te zeer den uitslag uwer vertrouwelijke en drukke gesprekken voorzien.quot;
Alicia zweeg.
„Het huwelijk is een gewichtige daad, kind,quot; vervolgde mevrouw D\'Inville , geen acht slaande op de verwarring harer dochter. „ En welk oifer zoudt gij van uwe moeder eischen? Denk er goed over na, Alicia, ik gevoel thans in mij den moed niet om u raad te geven,quot;
Met deze woorden had de markiezin geen andere bedoeling dan bij hare dochter den lust naar het huwelijk op te wekken. Zij zou het des noods niet versmaad hebben een schijnbaren tegenstand te bieden, om de hinderpaal te doen ontstaan , waarin de liefde haar voedsel vindt.
„ Gij hebt opgemerktsprak zij na eenige oogen-
\'
16
blikken, „dat uw oom zich beleedigd achtte.... Hij ! komt hier ten 7 uur eten; laat ons dus onze pogingeniiedt vereenigen om den onaangenamen indruk weg te nemen,b. welken hij ontvangen heeft.quot; ijn ,
„ Een staatkundige vereeniging , zooals er zoo vele „ ( zijn.quot; leeft
„Oom ziet er iets anders in.quot; i „ ]
„Helaas, liefkind, als gij beter de wereld zult ken-iauv nen, zult gij ervaren, dat de menschen soms te goeder f g trouw de fouten hunner tegenstanders overdrijven , voor- „ ] bedachtzaamheid zien, waar slechts toeval bestaat, venc en zaken, die in zich zelve onschuldig zijn, misdadigjnbel noemen.quot; oo
Hier werd het gesprek afgebroken. „ ]
Tegen etenstijd verscheen de baron weder in het hotel om der markiezin, die de kieschheid had gehad, eenigepde gasten , die de staatkundige en godsdienstige meeningen bor van haren oom deelden, aan den diseh te noodigen.
De baron onderhield hen over de vergadering, waaraan p i hij deelgenomen had, verhaalde er de treffendste bijzonderheden van en achtte zich gelukkig althans zoolang jjt geleefd te hebben, dat hij het begin der Christelijke herleving en vernieuwing der maatschappij mocht aanschouwen. jives Toen de gasten, vol bewondering voor de godsdien-oek stige geestdrift des edelen grijsaards, zich verwijderd had-» den, nam het gesprek een meer vertrouwelijk karakter^ aan, en als naar gewoonte onderhield de baron zich in het bijzonder met zijne nicht. gyp
aar
g\'
de d.
lari
17
Hij „Ik zal u,quot; zeide hij haar, „morgen een boek aan-ngenlieden, waarover in den laatsteu tijd veel gesproken (ien,B. Het zal geen geschenk van een edelmoedigen oom ijn, want het boek is zelfs niet verguld op snede. gen!ftTilt gij er echter kennis mede maken en over den ■aar-bhoud nadenken, dan zal het u meer voordeel aan-
irengen dan zijn gewicht aan goud.quot;
vele „Gij maakt mij nieuwsgierig, oom. En welken titel leeft het boek?quot;
„ De titel zal u niet veel leeren, mijn kind, maar ken-auwelijks zult gij de eerste bladzijden gelezen hebben , ederif gij zult mijne bedoeling begrijpen.quot;
■oor- „Moeder,quot; hernam het meisje, zich tot de markiezin aat, vendende, „is oom niet wreed, door mij tot morgen adigjnbekend te laten met het onderwerp van een boek, dat oo rijke stof voor mijne overwegingen moet leveren?quot;
„Kind,quot; antwoordde de markiezin behendig, „uw lotelom kan u niets weigeren, te minder wijl zijne groote nigendervinding hem dikwerf geleerd heeft, dat het wachten ngen bor eene vrouw eene marteling is.quot;
i. : „ Alicia, hernam de baron, „ uwe moeder dwingt mij raanm uwe natuurlijke nieuwsgierigheid te voldoen.quot; En zon- u een ernstigen toon annneraend, vervolgde hij: „Gij langït dezen morgen getuige geweest van een gesprek, lijke jaarin men twijfel heeft geopperd betreffende hetgeen aan-c gezegd heb over de vrijmetselarij. De schitterende evestiging nu mijner woorden zult gij vinden in het iien-oek, waarvan de titel luidt; De yeleime. genoolschappm had-i de maalschappij of wijsbegeerte der geschiedenis van omen ikter;W. Gij zult in dit boek den samenhang der vrijmet-zichijlarij met alle geheime genootschappen van af het \'pyptische illuminisme tot aan de Internationale leeien
ViSRL. VliIJM. O
18
kennen en tevens, uit onwederlegbare stukken, afkomstig van de aanzienlijkste leden der Loge en goedgekeurd door liet Groot-Oosten, bekend worden met den geest der vrijmetselarij , hare voorschriften , hare inwijdingen , hare zedenleer en haar aandeel aan de voornaamste en betreurenswaardigste gebeurtenissen van onzen tijd.quot;
Bij het hooren van den titel des boeks hadden beide vrouwen gesidderd als het blad van een boom. De markiezin wist welken invloed de baron op het hart van Alicia bezat en vreesde, dat hij zich daarvan bedienen zou, om de huwelijksplannen te bestrijden , welke zij sedert langen tijd met voorliefde koesterde. Daar zij niet op den strijd voorbereid was, wendde zij al hare behendigheid aan, om het gesprek, welks uitslag zij vreesde, te doen afbreken.
Maar de baron, die hare plannen doorzag, liet zich niet uit het veld slaan en plaatste tegenover hare list eene moedige openhartigheid.
„Gij, vrouwen,quot; zeide hij, „kunt er u op bewonderenswaardige wijze naar schikken om het kwaad niet te zien. Men beweert, dat God, om u te vormen, de rib heeft gekozen, welke het dichtst bij Adams hart lag.
..Ja,quot; sprak de markiezin glimlachend, „en wij hebben al het goede medegenomen, dat in het hart des mans gevonden werd.quot;
., Dat is waar,quot; antwoordde de baron met fijne scherts, ., en daarmede waart gij zoo beladen, dat gij geen grootei\' deel van zijn verstand kondt medevoeren.quot;
..Volgens u zijn wij dus onder dat opzicht wel zeer onvolmaakt ? quot;
„ Integendeel, gij zijt al te volmaakt, om in deze wereld te leven en hare ellende te begrijpen. Daarom wil ik
mijne lieve Alicia eenige bladzijden doen lezen, welke haar sommige mannen zullen doen kennen en haar doen alen tot welken graad van dwaabheid de eerzucht, de onwetendheid en de goddeloosheid hen kunnen brengen quot; „Gij haat de vrijmetselarij dus zeer, oom?quot; riep Alieia, terwijl zij sterk kleurde,
„Ongetwijfeld, kind, ik haat haar, zooals ik alles haat, wat zich verzet tegen God, die de vreugd mijner eenzaamheid en de hoop mijns ouderdoms is.quot;
„Toch zult gij moeten toestemmen, oom,quot; sprak de markiezin , „ dat vele verlichte lieden in de vrijmetselarij slechts een werk van philantropie en weldadigheid zien.quot;
„Inderdaad, langen tijd heeft de vrijmetselarij de liefdadigheid als masker aangenomen,quot; antwoordde de baron, „zij is zelfs verder gegaan en heeft in 1854, toen do menschen zich nog verwonderden over de vermetelheid der vrijdenkers, het voorzichtig geacht als grondslag der orde iu hare constitutie op te riemen het bestaan van God en de onsterfelijkheid der ziel. Dat was een leugen, een valsch uithangbord. Maar ook twee jaar later schroef de macjonnieke Groot-Decorateur, Officier van het Groot-Oosten, Br.*, van den 33s\'on graad....quot; „Wat is dat alles?quot; viel de markiezin hem in de rede. „bat zijn, nicht, de onderscheidingen, welke de mannen van den kalkbak aannemen. Zij hebben een zeer groot aantal graden en verschillende kleedin^ overeenkomstig die graden; toch hebben zij immer den mond vol over gelijkheid, de comediauten! Welnu, de Groot-Decorateur, waarvan ik sprak, schreef in 1856 in het laatste goedgekeurde handboek, dat voor den waren vrijmstselaar godheid eu natuur woorden van dezelfde b.eteekenis zijn. Ü.U wil zeggen, dat hij slechls
18
kenneu en tevens, uit onwederlegbare stukken, afkomstig van de aanzienlijkste leden der Loge en goedgekeurd door het Groot-Oosten, bekend worden met den geest der vrijmetselarij, hare voorschriften, hare inwijdingen, hare zedenleer en haar aandeel aan de voornaamste en betreurenswaardigste gebeurtenissen van onzen tijd.quot;
Bij het hooren van den titel des hoeks hadden beide vrouwen gesidderd als het blad van een boom. De markiezin wist welken invloed de baron op het hart vau Alicia bezat en vreesde, dat hij zich daarvan bedienen zou, om de huwelijksplannen te bestrijden , welke zij sedert langen tijd met voorliefde koesterde. Daar zij niet op den strijd voorbereid was, wendde zij al hare behendigheid aan , om het gesprek , welks uitslag zij vreesde, te doen afbreken.
Maar de baron, die hare plannen doorzag, liet zich niet uit het veld slaan en plaatste tegenover hare list eene moedige openhartigheid.
„Gij, vrouwen,quot; zeide hij, „kunt er u op bewonderenswaardige wijze naar schikken om het kwaad niet te zien. Men beweert, dat God, om u te vormen, de rib heeft gekozen, welke het dichtst bij Adams hart lag.
..Ja,quot; sprak de markiezin glimlachend, „en wij hebben al het goede medegenomen, dat in het hart des mans gevonden werd.quot;
Dat is waar,quot; antwoordde de baron met fijne scherts, ..en daarmede waart gij zoo beladen, dat gij geen grooter deel van zijn verstand kondt medevoeren.quot;
..Volgens u zijn wij dus onder dat opzicht wol zeer onvolmaakt ? quot;
„Integendeel, gij zijt al te volmaakt, om in deze wereld te leven en hare ellende te begrijpen. Daarom wil ik
19
mijne lieve Alicia eenige bladzijden doen lezen, welke tiaar sommige mannen zullen doen kennen en haar doen iiien tot welken graad van dwaasheid de eerzucht, de onwetendheid en de goddeloosheid hen kunnen brengen quot;
„Gij haat de vrijmetselarij dus zeer, oom?quot; riep Alicia, terwijl zij sterk kleurde.
„Ongetwijfeld, kind, ik liaat haar, zooals ik alles haat, wat zich verzet tegen God, die de vreugd mijner eenzaamheid en de hoop mijns ouderdoms is.quot;
„Toch zult gij moeten toestemmen, oom,quot; sprak de markiezin , „ dat vele verlichte lieden in de vrijmetselarij slechts een werk van philantropie en weldadigheid zien.quot;
„Inderdaad, langen tijd heeft de vrijmetselarij de liefdadigheid als masker aangenomen,quot; antwoordde de baron, „zij is zelfs verder gegaan en heeft in 1854, toen de menschen zich nog verwonderden over de vermetelheid der vrijdenkers, het voorzichtig geacht als grondslag der orde in hare constitutie op te nemen het bestaan van God en de onsterfelijkheid der ziel. Dat was een leugen, een valsch uithangbord. Maar ook twee jaar later schreef de ma^onnieke Groot-Decorateur, Officier van het Groot-Oosten, Br.*, van den SS®\'0quot; graad....quot;
„Wat is dat alles?quot; viel de markiezin hem in de rede.
„Dat zijn, nicht, de onderscheidingen, welke de mannen van den kalkbak aannemen. Zij hebben een zeer groot aantal graden en verschillende kleedin^ overeenkomstig die graden ; toch hebben zij immer den mond vol over gelijkheid, de comedianten! Welnu, de Groot-Decorateur, waarvan ik sprak, schreef in 1856 in het laatste goedgekeurde handboek, dat voor den waren vrijmetselaar godheid en natuur woorden vhu dezelfde b.eteekenis zijn. D,u wil zeggen, dat hij slechts
20
den god-kool, den god-aap of den god-kikvorsch erkent , of met Br.*. Renan den god-zon , het vuur, dien grooten herschepper onzer planeet. In Duitsohland vervangen de vrijmetselaars den Bijbel door een boek met witte bladen, met den titel : God. Ziedaar het echte en ware zinnebeeld der vrijmetselarij : God , maar een woord, dat niets beteekent, een God van wit papier, die niets beveelt, niets verbiedt, een God zonder Credo en zonder 10 geboden, een nul.quot; \')
De beide vrouwen luisterden aandachtig; de baron vervolgde:
„ Proudhon, die vaak zeer openhartig was, vreesde niet te zeggen, dat de vrijmetselarij de ontkenning van het godsdienstig element is. Thans wordt dit niet meer tegengesproken dan door hen, wier belang dit medebrengt. Niet lang geleden hebben wij hiervan nog een bewijs ontvangen: uit haat tegen den godsdienst zijn de hoofden der Loge begonnen overal het verplichtend leekenonderwijs in te voeren. Daartoe is in geheel Europa het wachtwoord gegeven.quot;
„ Maar met dat alles hebben toch de vrouwen niets te maken?quot; zeide de markiezin.
„O zeker,quot; antwoordde de baron. „Er zijn ook vrouwelijke vrijmetselaars, en ik kan u verhalen wat er in de Loges der vrouwen geschiedt. 2) Ja vrouwen,quot; herhaalde de baron , de verbazing zijner nicht bespeurende. „Onder de tweeslachtige loges, zooals men ze noemt, behooren de tafelloges. Daarin bevinden zich Zusters zoowel als Broeders. Tot vijfmaal toe omhelst de Groot-
\') Zet Soc. Secr. bJ. 298.
ï) Idem dl. II, p. 56, hoofdst. Ill, IV, V.
21
meester de aannemeling, na de blikken ketenen weggenomen te hebben, waarmede hare handen gebonden worden. De Br.-. Redenaar blijft met de aannemeling alleen in eene donkere kamer en houdt tot haar eene redevoering over de liefdadigheid, terwijl hij haar een doek voor de oogen bindt. Natuurlijk kunnen de vrouwelijke en manlijke leden in de tafelloge niet de taal spreken , die iedereen gebruikt. Mannen en vrouwen omringen de tafel, welke den vorm van een hoefijzer heeft. De glazen heelen lampen, de wijn roode olie en het water wille olie.quot;
„Gij drijft den spot met ons!quot; riep de markiezin uit.
„Volstrekt niet, mijn waarde, ik heb dat alles gelezen in de meest gezaghebbende werken der Vrijmetselarij. 1) Het brood heet manna of cement; de spijzen heeten reukwerken of materialen; de lichten sterren en de lles-scben of karaffen kruiken. Na vele even belachelijke als goddelooze formaliteiten komt het dessert. Wij zullen, zegt de Grootmeester, onze lampen in vijven uitblazen; daarop commandeert hij als volgt:
1. De rechterhand aan de lamp.
2. De lamp in de hoogte.
3. Blaast de lamp uit.
4. De lamp vooruit.
5. De lamp op het hart in vijf tempo\'s: een, twee, drie, vier, vijf. Bij het vijfde tempo moeten alle lampen
\') Manuel des franches-mafonnes ou la vraie magonnerie d\'adoption par mi chevalier de tous les ordres mafonniques. Guillemain de St. Victor 1787. — Teissier, Manuel general. — Clavel, His-loire pittoresqiie etc. — Ragon, Manuel complet de la magonnerie \'I\'adoption.
22
zoodanig op tafel gezet worden, dat men slechts één slag hoort. Daarna slaan allen driemaal de toppen dei-vingers tegen elkander, zeggende: Eva, Eva, Eva!quot;1)
„Dit is zeer onschuldig!quot; zeide de markiezin.
„ Ei? Noemt gij het onschuldig,quot; hernam de grijsaard op strengen tonn , „dat eene vrouw met een redenaar alleen in eene donkere kamer blijft en zich vijfmaal dooiden Grootmeester laat omhelzen ? Gelooft gij niet, dat de ma^onnieke overheden die gelegenheden aangrijpen , om zich meester te maken van den wil, het verstand en de vrijheid der vrouwen, om ze te be-studeeren en voor haar doel te winnen, 2) Gelooft gij , dat er geen gevaar is in dien dampkring, van materialisme doortrokken, en waarin de roode olie met stroomen vloeit? Waarlijk, de mannen van den kalkbak en het schootsvel weten zeer goed wat zij willen; een hunner was al zeer duidelijk, toen hij zeide: „„Om het Katholicisme te vernietigen, moeten wij beginnen met de vrouw te verwijderen ; daar wij dit echter niet kunnen , moeten wij haar bederven.quot;quot;8) Waarlijk, dit alles is zeer onschuldig. Maar genoeg over dit onderwerp.quot;
Het gesprek werd nog eenigen tijd voortgezet doch nu op stoffen gebracht, welke meer in den smaak der markiezin vielen ; daarna begaf ieder zich naar zijne kamer. Mevrouw D\'Inville had een slechten nacht; zij droomde, dat haar toekomstige schoonzoon voor haar verloren ging.
\') Les Soc. Seer, t. II, p. 76.
a) Dat bewijzen de vrijmetselaars zeiven. Soc. seer. t. II. oh. IV,
23
Alicia leerl de vrijmetselarij kennen. — Be aanneminy en de eed van een Uitverkoren Meetler.
De fijne smaak der markiezin had van de kamer van Alieia een allerliefst verblijf weten te maken. Frissche bloemen, praehtige kanten, kostbare behangsels, fraaie meubelen vormden een geheel, dat niets te wenschen overliet. Langzamerhand had Alieia aan hare kamer een minder wereldsoh aanzien weten te geven; van daar dat men aan de wanden hier en daar eene godsdienstige teekening of schilderij , op tafels of kasten een voorwerp van godsdienstige kunst ontwaarde. Naar dit vertrek begaf het meisje zich den volgenden morgen, toen zij uit de kerk, waar zij de H. Mis gehoord had, terugkeerde. Wat groote oogen zette zij op, toen zij op haar rozen-houten schrijftafel het boek vond, dat haar den voiigen avond beloofd was!
Het lag aan den voet van een kruisbeeld, den gewonen getuige van de overwegingen der jeugdige maagd; niet ver van daar trof eene prachtige groep hare aandacht: de maagd Flavia Domitilla, met de eene hand haren verloofde, den heiden Aurelianus, afwijzende, in de andere het kruis knellende. De zinspeling was zoo duidelijk, dat Alieia meende het kunststuk voor de oogen harer moeder te moeten verbergen Treurig mijmerend dacht zij aan den hertog, en na een blik op het kruisbeeld geworpen te hebben, opende zij het boek, dat aan hare overweging aanbevolen was.
Toen zij omstreeks een uur gelezen had, kwam de markiezin haar tot het ontbijt uitnoodigeu. Alieia naderde hare moeder, om haar de morgenkus te geven, maar
24
mevrouw D\'Inville ontweek behendig hare dochter, en naar de schrijftafel gaande, legde zij do hand op het boek en zeide: „gij behoort mij rekenschap van uwe lezing te geven, Alicia, en als een braaf meisje niets voor uwe moedor te verbergen. Laat ons nu gaan ontbijten.quot;
Toen zij aan tafel gezeten waren , greep de markiezin de hand harer dochter, beschouwde haar met moederlijke teederheid en zeide op een toon, als wilde zij tot op den bodem van Alicia\'s ziel zien: „ Komaan, kleine philosoof, zeg mij nu eens waarover uw boek handelt. Vermoedelijk over vrijmetselaars met bokkepooten en gespleten hoeven.quot;
„Ik lees van veel dingen, waarvan ik nog heel weinig begrijp,quot; antwoordde het meisje, „er is sprake van een tempel, die gebouwd moet worden; van gezellen, leerlingen en meesters, die er in arbeiden. Hiram of Adonhiram, een dier meesters, is vermoord gevonden door drie gezellen , die van hem het wachtwoord of woord des meesters wilden weten ; het lichaam van dien meester, in de aarde begraven, moet teruggevonden worden; de meester zelf moet worden vervangen, gewroken , en den bouw van den tempel moet men weder opvatten en voltooien. \')
„En te midden van dat alles lees ik van onmogelijke godheden : Apis , Osiris , de zon , de maan, het vuur, Pan, de stof, de teekens van den Dierenriem, licht-
\') Dit is de fundamenteele en algemeene allegorie, grondslai; en het wezen der vrijmetselarij en allor geheime genootschappen. Het wordt geleerd dooi\' alle ritualen en handboeken, door alle redenaars en de gezaghebbendste uitleggers.
25
gevende driehoeken zinnebeeldige getallen, in één woord, een zonderlinge poespas, onverstaanbaar voor mijn zwak vorstand.quot;
„In dat geval kunt gij uwe lezing voortzetten,quot; sprak de markiezin gerustgesteld,
In hare lichtzinnigheid wist mevrouw D\'Inviile niet welke gevolgen een volhardende arbeid hebben kan. Zij dacht er geen oogenblik aan, dat, wanneer hare dochter den moed zou hebben de eerste bladzijden, gewoonlijk de minst duidelijke uit een boek, door te lezen, zij weldra de vrucht van hare overwegingen inoogsten, en een geheel nieuwe gezichteinder zich voor haren geest openen zou.
Toen dan ook Alicia, om hare lezing voort te kunnen zetten, verlof vroeg hare moeder niet op hare ochtendbezoeken te vergezellen, stemde de markiezin daar gaarne in toe. Hierdoor wilde mevrouw D\'Inviile voldoen aan de begeerte van haren oom, die ongetwijfeld zou vragen, of men zijn boek gelezen had, en zij meende overigens niets te wagen, daar Alicia niets van den inhoud des wcrks scheen te begrijpen.
Terwijl het meisje echter aandachtig voortlas, werd zij meer en meer vertrouwd met de philosophische be-teekenis der vrijmetselarij. Daarbij werd het werk ook belangrijker in haar oog, naarmate de bladen door hare vingeren gingen.
Hoe zon zij niet sidderen bij het vernemen van zooveel afschuwelijke misdaden, van zooveel verschrikkelijke rampen, welke, voorbereid in de schaduw van het vermetelste van alle genootschappen , vervolgens in het volle daglicht verschenen zijn !
Hier las zij van den vermoorden hertog van Berry eu van Jan Wet, den vereeniger der geheime genoot-
26
schappen, die verklaart aan de vrijmetselarij den moord van Lodewijk XVIII ontraden te hebben. Waartoe kon die moord dienen! Maar den vader van Henri V te vermoorden, dat was wat anders: daarmede vnaakte men tegelijk twee slachtofiers, den hertog en het kind, dat nog geboren moest worden, en dat men wel beletten zou het daglicht te aanschouwen. \') Elders vond zij de verschrikkelijke vonnissen , geslagen door do rechtbank der ma^onnieke Inquisitie, waarvan Mazzini zelf voorzitter was. Dolk en vergif voeren de vonnissen uit; de veroordeelden vallen, de een op den hoek eener straat, de ander op een feestmaal. 1) Vervolgens verscheen haar de Internationale, de vereeniging, geheel gewapend uit de vrijmetselarij voortgekomen; 2) zij heeft dezelfde beginselen maar voor het volk bevattelijk gemaakt; zij wil van geen masker en geen huichelarij weten en gaat recht op haar doel af; zij wil den godsdienst vernietigen en den roof der wereld onder hare aanhangers verdeelen. Geen steen van eene kerk mag langer op den anderen blijven, omdat er een priester, geen steen van een burgerwoning op den anderen, omdat er een burger uit zon voortkomen. 3) De moderne maatschappij moet in bloed verdronken en door
=) Idem dl. I, bl. 421.
) De vrijmetselaar Assi vreesde niet te schrijven: ,,In naam der republikeinsch-sociale democratie drukken wij openlijk onze instemming uit met de groote internationale vereeniging der arbeiders, die verhevene vrijmetselarij van alle proletariërs der wereld, die hoop van de toekomst der gelijkheid.quot;
) Deze en dergelijke uitdrukkingen zijn den leden der Internationale eigen en dienen hun tot wachtwoord.
27
moord en diefstal weder opgebouwd worden; dat is haar doel; de Parijsche Commune van 1871 heeft het bewezen.
Alicia werd als verbijsterd onder al die afschuwelijkheden en geloofde zich in eene andere wereld verplaatst.
Maar plotseling rees het beeld van haren minnaar als een spook voor haren geest. Nu scheen het kalm en schitterend, dan werd het dreigend: het spuwde vlammen, en het meisje geloofde hare handen door zijne bebloede handen aangeraakt. Zij geraakte in de uiterste verwarring. Kon hij, de schoone en bekoorlijke jongeling, deel uitmaken van zulk een genootschap? O hemel, moest zij zich niet meer door hem laten beminnen, hem vluchten als een monster? Met benauwd hart en gloeiend hoofd vroeg het meisje zich langen tijd af welk besluit zij nemen moest.
De markiezin kwam haar eindelijk aan dien inwen-digen strijd ontrukken. Alicia trachtte zoo goed mogelijk de ontroering harer ziel te verbergen. Zij wendde zelfs vroolijkheid voor, opdat hare moeder haar het boek, dat zij ten einde toe lezen wilde, niet zou ontnemen.
Des avonds echter verkeerde zij in zulke ontroering, dat haar gelaat er de duidelijke sporen van droeg. Het was haar onmogelijk aan het middagmaal deel te nemen, en zij begaf zich weder naar hare kamer, zeggende dat zij rust behoefde en alleen wilde blijven.
Alicia voelde eenige verlichting in de gedachte, dat zij in den slaap verlost zou zijn van de kwellingen van den dag. Maar de slaap sloot hare oogleden slechts, om haar aan afgrijselijke droomen over te leveren. De zonderlingste verschijningen dwarrelden om
28
liaar heen. Zij zag eene kamer, geheel behangen met zwart laken, met zilveren tranen bezaaid, een rood altaar met zwart omzoomd, waarop een dolk, negen zwarte vlammen bij wijze van stralen uitschietende; daarom heen zwarte tranen; in een hoek aan de linkerzijde des altaars drie hoofden, op een piek gestoken, en onder die hoofden wapens of werktuigen. Een man, dien zij maar al te goed kende, werd naar dien afschuwelijken hoek gebracht; hij was geblinddoekt en droeg bebloede handschoenen. Plotseling boog hij de knie, legde de rechterhand, uit de handschoen getrokken, op een boek, \') terwijl hij in de linkerhand een passer met hamer droeg.
Alicia hoorde hem dezen afschuwelijken eed uitspreken, terwijl twee zonderling gekleede mannen hem , de een een dolk op het voorhoofd, de ander een bloot zwaard op den rug legden. „ Ik beloof op mijn woord van eer en voor deze doorluchtige vergadering, aan de voeten van de hoogste macht der vrijmetselarij, nooit aan eenig persoon , die niet gedaan heeft wat ik gedaan heb , de geheimen te openbaren , welke ik zal vernemen en die geopenbaard worden aan hem, die den verheven titel van Regeerend Meester verkregen heeft. Ik beloof er stiptelijk de plichten van te vervullen op gevaar van mijn bloed, in welke ontmoeting zulks ook zoude mogen zijn, en de meineedigen, die een onzer geheimen aan de profanen zou openbaren , aan de nchim-men van Adonhiram op te offeren. Ik zal mijne beloften houden, of de vreeselijkste dood zij de boete voor mijn meineed! Nadat mijne oogen door gloeiend ijzer van het
\') Het boek Over de wijsheid, nl. de Statuten der orde.
29
licht beroofd zijn, worde mijn lichaam de prooi der gieren, zij mijne nagedachtenis in verfoeiing over geheel de aarde.quot;
„O,quot; riep Alicia, „gij doet mij sidderen!quot;
Doch die vreeselijke verschijningen wilden niet ophouden haar in den droom te kwellen. Dezelfde man verscheen weldra opnieuw; hij stond nu en niet geblinddoekt. Nooil had hij haar zoo schoon toegeschenen als nu, omringd van al die teekenen des doods. „Neem de lamp,quot; zeide eene stem, welke uit een graf scheen voort te komen, „wapen n met dien dolk. dring dit hol in en tref alles wat gij ontmoeten zal en u weerstand zal bieden. Verdedig u , wreek uwen meester en maak u waardig verkoren te worden.quot; Nu naderde de schim van den hertog, met de dolk in de rechter- en de lamp in de linkerhand; er vertoonde zich een schim aan hem. „Stoot toe,quot; riep de grafstem , „wreek Adon-hiram, ziedaar zijn moordenaar!quot; De schim stiet toe, en het hoofd van den onbekenden moordenaar viel. „Zet de lamp neder,quot; hervatte de stem, „neem dit hoofd bij de haren en hef uw dolk op!quot; O gruwel! het meisje zag de moordende schim van haren minnaar op zich afkomen; hij hield het bloelende hoofd bij de haren vast en lachtte onbeschaamd , terwijl hij deze afschuwelijke tropee vertoonde.
Men kan zich voorstellen welken verschrikkelijken nacht het meisje doorbracht.
30
Df; hulp van een Oud-Zovaaf van dm Paus wordt tegen dm vrijmetselaar ingeroepen.
Het was reeds laat in den morgen, toen Alicia zich naar hare moeder begaf. Op haar bleek gelaat stond droefheid geteekend. In hare onrust schreef de markiezin deze verandering aan de ongesteldheid van den vorigen dag toe en stelde het meisje, om het eenige afleiding te verschaffen, eene wandeling in het bosch voor.
„Niets zal u spoediger doen herstellen,quot; zeide zij haar, „dan de zuivere lucht en de lentezon op eene plaats, waar alles tot vreugde uitlokt.quot;
Het meisje verklaarde zich bereid hare moeder te vergezellen.
Eenige oogenblikken daarna wierp de markiezin den blik eens meesters op het rijtuig en hare dienstboden, en over haar onderzoek voldaan, nam-zij met hare dochter op de zachte kussens plaats.
De geheele Parijsche groote wereld verscheen dien dag reeds op de Champs Elysées. De natuur was als door eene tooverfee versierd met duizend heerlijke kleuren; de welriekende geuren der lente vervulden ile lucht; aller gelaat, zelfs dat van oude gravinnen of hofdames, scheen door een vroolijken lach ver-jeugdigd.
Alicia alleen was en bleef treurig. Te vergeefs trachtte hare moeder haar het zachte groen der boomen, de frissehe grasbanden en de oneindige verscheidenheid der bloemen te doen bewonderen of hare aandacht te vestigen op eene jonge vruu.v, als begraven in haar
31
rijtuig onder golven van cachemir en zijde, of op een moedigen ruiter, die den strijd volhield tegen een half wild paard; \'t scheen onmogelijk Alicia uit hare somberheid op te wekken.
Eensklaps vertoonde zich een licht rijtuigje, waarin zich slechts een heer bevond, die den koetsier bevelen gaf, ten gevolge waarvan het, door de talrijke equipages heen dringende, weldra naast het rijtuig dei-gravin reed.
„Welk een gelukkige ontmoeting!quot; riep de hertog De Rocca-Nera, „mejuffrouw Alicia, ik brand van verlangen om nieuws van u te vernemen, liet heeft mij niet weinig leed gedaan u gisteren avond lijdend te hebben gezien.quot;
„Inderdaad?quot; zeide het meisje op een kouden, den jongeling geheel vreemden toon.
„Mijnheer de hertog,quot; sprak onmiddellijk de moeder, om den kwaden, door hare dochter gemaakten indruk weg te nemen , „ mijne dochter en ik zijn zeer getroffen door uwe oplettendheid.quot;
„ Ik zie wel,quot; sprak de hertog, daar hij zag, dat Alicia in hare terughouding volhardde, „dat mejuffrouw nog niet geheel van hare ongesteldheid genezen is.quot;
„ Gij vergist u,quot; zeide het meisje blozend.
„O, dan verneem ik dit nieuws met vreugde,\'quot; hernam de jongeling. \'
Op dit oogenblik was de stremming, welke een oogenblik door de opeenhooping der rijtuigen was ontstaan, opgehouden, zoodat de hertog weder in de rij kon plaats nemen. Hij bracht de paarden in den draf en riep, met do hand groetend:
„ Mevrouw, mejuffrouw ..quot;
32
„Kom ons spoedig bezoeken,quot; antwoordde de markiezin op den vleiendsten toon. Daarop zich tot hare dochter wendende, zeide zij niet zonder strengheid in woorden en gebaren: „Mijn kind, gij hebt weinig dank getoond voor de levendige belangstelling, welke de hertog u bewees. Ik hoop dat uwe ongesteldheid ii in zijne oogen zal verontschuldigen, en gij, zoodra gij hersteld zijt, door een weinig meer oplettendheid uwe al te groote koelheid zult doen vergeten.quot;
Alicia antwoordde niet. Het oogenblik scheen haar toe nog niet gekomen, otn aan hare moeder te verklaren wat in haar omging. Zij zocht een toevluchtsoord in de onthouding, dezen lijdelijken tegenstand der zwakken. Had zij gesproken, er zou een strijd hebben kunnen ontstaan; overigens vleide zij zich nog met de mogelijkheid, dat zij te gemakkelijk aan den eersten indruk, welken zij uit de lezing van het boek haars ooms had opgedaan , had toegegeven. Vóór haar kalm geworden geweten en haar verlichte geest haar de gebiedende noodzakelijkheid niet hadden aangetoond, wilde zij hare moeder niet mishagen door haar bekend te maken met hare geheime besluiten.
Langen tijd overwoog mevrouw DTnville wat de oorzaak kon zijn van de verandering, welke in de houding van hare dochter tegenover den hertog had plaats gegrepen. Onderging Alicia misschien den invloed van de raadgevingen of van het boek des barons ? Hadde zij het durven doen, zij zon hare dochter het boek nog ontnomen hebben, doch zij had er al te veel belang bij in goede verstandhouding met den heer De Vrissac te blijven. Zij besloot ten laatste met zachtmoedigheid en overreding te werken en haar bij iedere
33
gelegenheid genist te stellan omtrent de liandeliugen der vrijmetselarij.
De toevallige ontmoeting van een lid eener Parijsche Loge schonk haar hiertoe eene welkome gelegenheid.
„Ziet gij dien heer?quot; zeide zij tot Alicia.
„Ja, moeder.quot;
„Een allerliefst man, die in de Loge der vrijmetselaars eene hooge waardigheid bekleedt quot;
„ Dat is te betreuren,quot;
„Wat? dat hij vrijmetselaar is?quot;
„ Ongetwijfeld.quot;
„Gij schertst zeker. Uw vader was het ook, mijn kind.quot;
„Mijn vader?quot;
„Ja, kruidje-roer-mij-niet, en gij hadt eens moeten zien, hoe veel achting en oplettendheid men hem betoonde. Dikwerf werd hij gekozen tot voorzitter bij feestelijke bijeenkomsten of werken van liefdadigheid, /ijn naam werd met eerbied door alle armen zijner wijk uitgesproken. Hij had een goed hart, arme vader, en hij beminde u zoozeer ! quot;
Het meisje wierp verbaasde blikken op hare moeder. Men had haar in het klooster een diepen eerbied voor het vaderlijk gezag ingeprent. In hare herinnering leefde haar vader voort, het hoofd omringd van den stralenkrans der grootheid, welke hij zelf er om heen gelegd had. De kinderlijke gevoelens en de geheele kring van denkbeelden van Alicia werkten dus saam, om haar te weerhouden van in den oorsprong haars levens een geestverwant te zien der mannen , die in het duister tegen den godsdienst en de maatschappij samenspannen. Zij wilde niet op rekening van haren vader stellen, wat zij Vekl. Vkiju. 3
34
met zooveel smart aati haren minnaar toegeschreven haJ. Waren het dan ook misschien niet, zoo als haar moeder beweerde, de staatkundige hartstocht en de partijhaat, welke de daden en bedoelingen der vrijmetselarij in een verkeerd daglicht plaatsten ?
Deze en dergelijke overwegingen brachten haar langzamerhand tot kalmte, en toen zij van de wandeling tehuis kwam , verweet zij zich bijna hare koele houding tegenover den hertog. De behendige taktiek van mevrouw D\'Inville had gezegevierd over de indrukken, welke door het boek gemaakt waren.
Toen het etensuur aangebroken was , plaatsten de twee dames zich met den baron aan tafel. De laatste wierp een onderzoekenden blik op Alicia en vroeg haar of zij reeds begonnen was aan de lezing van het boek. Op het bevestigend antwoord van het meisje vroeg hij:
„Wat denkt gij er van?quot;
„ Dat zal ik u zeggen, als ik het ten einde toe gelezen heb.quot;
„\'t Is goed, mijn kind.\'\'
Nu ontstond een langdurig en hinderlijk stilzwijgen , waaraan ten slotte de baron een einde maakte.
„ Ik heb heden zeide hij, „ eene gelukkige en buitengewone ontmoeting gehad.quot;
„ Zoo ?quot; vroeg de markiezin nieuwsgierig.
„Dat is een heele geschiedenis, nicht. Ik woonde de tweede algemeene vergadering der Katholieke kringen bij en hoorde op eens achter mij mijn naam noemen. Ik wendde het hoofd en zag een jong mensch, wiens gelaatstrekken ik mij niet dadelijk herinnerde, misschien wel omdat ik allerminst verwachtte hem daar te zullen ontmoeten.quot;
„Wie was liet dan?quot; vroeg mevrouw D\'Inville. „De heer De Contras, rechter van instructie. Maar welke verschijning! Een ware Adonis, markiezin! Ietwat loensche oogen geven aan zijn manlijk gelaai iets besluiteloos, onzekers en oorspronkelijks. Dat contrast bekoort.quot;
„Kom!quot; riep de markiezin ongeloovig.
„Men kan loensch en tevens een goed gevoimdjong inensch zijn,quot; antwoordde de baron, „ik geef geen ander bewijs dan dezen rechter van instructie, die de afgod van alle dames is. Dit maakt echter geen indruk op hem; hij is voor de pijlen der liefde even ongevoelig als de arend voor de stralen der zon.quot;
Alicia vond voor een wijl hare vroolijkheid terug. De markiezin glimlachte en zeide:
„En die jongeling is van goeden huize?quot;
„ Zeer zeker. Zijne voorouders hebben zich in de groote godsdienstoorlogen onderscheiden, en zijn vader heeft hem een aanzienlijk fortuin nagelaten ...quot;
„Zoo,quot; sprak de markiezin, door deze mededeeling oogenschijnlijk getroffen.
„ .. .van welks opbrengst hij het twintigste gedeelte niet verteert quot;
„Wat is de oorzaak dat een jong raensch, hetwelk over zooveel invloed moet beschikken, het nog niet verder heeft gebracht dan tot rechter van instructie?quot;
„Bevordering vraagt tijd, nicht. Na uitmuntende rechtsgeleerde studiën gedaan te hebben, is hij naar Uome gegaan, om de rechten van den H. Vader tegen de revolutie te verdedigen. Tengevolge van de onl-binding van het Pauselijk leger keerde hij naar Parijs terug, en op zijn verzoek heeft men hem benoemd tot
36
rechter van instructie; hij verlangde naar bezigheiil. „Hoe ging het daar ginds?quot; vroeg ik hem bij zijne terugkomst uit Italië. „Mijn waarde baron,quot; antwoordde hij, „ik vreesde te sterven.quot; — „Aan de koorts?quot; — „Neen aan bet spleen. De gevechten met de Garibaldisten en de schermutselingen met de Italiaansche bandieten hielden mij in het leven; het kazernelever, onder den blauwen hemel van Italië deed krachtige pogingen om mij te dooden. Indien wij slechts dagelijks vechtpartijen hadden gehad, \'t ware iets anders geweest; maar wilde ik geen twist met mijne vrienden zoeken, dan bleef mij niets over dan mij aan eene vervelende werkeloosheid over te geven.quot;
„Waarlijk,quot; zeide de markiezin, „uw rechter is ecu origineel.quot;
„ Zonder kopy, waarde nicht. Met den een wil hij zich overgeven aan de fijnste scherts; met den ander wil hij zich verdiepen in de wiskunde of het recht. Hij is beleefd jegens iedereen maar ongenaakbaar voor alle vrouwelijke vleierij.quot;
„ Dan is hij geen man van zijne eeuw,quot; sprak de markiezin.
„ Ook in dit opzicht moet ik u tegenspreken; hij schijnt juist door den stoom of liever nog door de electriciteit voortgedreven te worden. Nauwelijks was hij te Briamont, in de nabijheid van welke plaats mijn kasteel ligt, tot rechter van instructie benoemd, of hij hield een ware klopjacht. Aan hem hebben wij hot te danken, dat onze streken van boosdoeners gezuiverd zijn.quot;
„ Gij doet mij verlangen met hem kennis te maken ,quot; hernam de markiezin, „waarom zijt gij niet op het denkbeeld gekomen hem aan ons voor te stellen?quot;
37
„ Hij moest. weder onmiddellijk naar Briaraont vertrekken.quot;
„ Tracht dan bij een volgende gelegenheid ons met hem in kennis te brengen.quot;
„ Met genoegen.quot;
Men begrijpt gemakkelijk door welke beweegredenen de baron geleid werd. Den vorigen dag had hij door het geschenk van boek en allegorische groep duidelijk te verstaan gegeven, dat hij Alicia met den hertog wilde doen breken. Thans was een Katholiek en onder alle opzichten uitstekend opvolger van den ma9onnieken minnaar gevonden, en het portret, dat de baron van den heer De Contras geteekend had, verlokte de markiezin om, zonder dat zij er iets van bemerkte, den vijand binnen de veste te brengen.
Maar tot hiertoe had de rol des barons zich niet bepaald; ten einde den rechter, die over de quaestie des huwelijks uitspraak zou moeten doen , op de gebeurtenissen voor te bereiden, had hij met hem het volgende gesprek gehad.
„Mijn waarde vriend,quot; dus viel hij met de deur in huis, „ hebt gij nooit aan trouwen gedacht ? Mijne nieuwsgierigheid verbaast u, maar gij zult haar verontschuldigen , want zij is gegrond op de groote belangstelling, welke ik u toedraag, en op ernstige redenen, welke mij nopen aldus tot u te spreken.quot;
„Mijn hemel,quot; antwoordde de rechter, ,,mijn hart heeft geen geheimen, vooral niet voor personen, die zoo als gij alleen leven om goed te doen.quot;
,, En misschien een paar menschen gelukkig te maken ,quot; voegde de baron er halfluid bij.
„ Aan trouwen denken,quot; sprak de jongman nadenkend,
38
ik weet het waarlijk niet; laat mij n overigens zeggen, dat ik over het huwelijk zeer eigenaardige denkbeelden heb.quot;
„ Laat eens hooren, mijn waarde De Contras.quot;
„Och, zij zullen u weinig belang inboezemen.quot;
„ Integendeel, ik verlang uwe denkbeelden te leeren kennen.quot;
„Welnu, denk u twee personen, die elkahder niet kennen. Op een goeden dag beloven zij elkaar, zonder te weten waarom, zonder aan elkander eenige verplichting te hebben , eene eeuwige liefde. En ziet, deze twee gaan zonder eenige reden hetzelfde leven leiden, zich\' geheel aan elkander geven , om die groole zaak te stichten, welke men het huisgezin noemt.quot;
,. Natuurlijk.quot;
,.Wie geeft mij de verzekering, mijn waarde baron, dat in deze vereeniging, waarover het toeval in hoofdzaak beslist heeft, de echtgenooten elkander getrouw en toegenegen en daardoor gelukliig zullen zijn? Duurt het huwelijksgeluk van hen, die door de onnadenkende gril van een oogenblik vereenigd zijn, niet vaak slechts een dag, en behooren zij den volgenden dag niet tot de tal-looze teleurgestelde slachtoffers des huwelijks?quot;
„Wat wilt gij daarmede zeggen , mijn waarde rechter?quot;
„ Dat men elkander moet kennen , alvorens elkaar te beminnen, en niet elkander eeuwige liefde beloven , nadat men elkander een enkelen keer gezien heeft; er moet eene ernstige en Christelijke reden als beginsel van het huwelijksgeluk bestaan.quot;
„ Dit is niet de taal van een verliefd jongmenseh ,quot; hernam de baron, „en dit juist is het punt, omtrent hetwelk ik wilde ingelicht zijn. Verre van mij zekere
39
logica in uwe theorie te ontkennen, maar op uw leeftijd, mijn vriend, is het hart zoo edelmoedig, dat het zich zeer natuurlijk gemakkelijk aan een ander hecht.quot;
,,Om te besluiten,quot; vervolgde de heer De Centras, „ik voor mij zou niet gelooven aan de oprechtheid der neiging van eene vrouw en mij hare liefde niet waardig achten, tenzij ik door mijn gedrag haar recht had gegeven om op mij te rekenen, h. v. door mijn leven voor het hare te wagen.quot;
„En wanneer het u gegeven ware,quot; sprak nu de baron op elk woord drukkende, „ door behendigheid, door overreding, door achtereenvolgende overwinningen, op de leugen en de huichelarij behaald, een jong meisje, een engel van schoonheid en bevalligheid, te bewaren voor een huwelijk , waarin haar geluk en hare ziel tevens met ondergang bedreigd worden? Indien dat jonge meisje, ten gevolge van uwe tusschenkomst, het gevaar ontdekte, dat haar bedreigt, en er zich van afwendde, door hare genegenheid van den haar onwaardige af te trekken?quot;
De rechter zweeg, en de geestdriftvolle grijsaard zag in dat stilzwijgen ten onrechte een soort van toestemming.
„Welnu, mijn waarde rechter,quot; vervolgde hij op leven-digen toon, „ ik stel u zulk eene verovering voor, nl. eene ziel te redden en een jong meisje, bewonderenswaardig om hare deugden, gelukkig te maken.quot;
En nu in zekere vervoering gerakende , ging de baron voort:
„Ik heb gehoopt, dat het goede, hetwelk mijn fortuin niet door mij heeft kunnen doen, door mijn erfgenaam verricht zou worden Bij iedere gelukkige onderneming zeide ik tot mij zeiven: „„Weder een steen om het geschokte gebouw van godsdienst en maatschappij te ver-
40
sterken.quot;quot; En zie, op het oogenblik . dat de leeftijd van haar, wie ik tot mijn erfgenaam wilde maken , mij veroorloofde op de vervulling mijner wenschen te rekenen, sta ik tegenover plannen, welke al de droomen mijns levens dreigen te vernietigen en te beletten in werkelijkheid over te gaan. Deze plannen brengen mij in de wreede noodzakelijkheid de vruchten mijns arbeids aan onwaardige handen over te laten of haar te onterven, aan wie ik door de innigste familiebanden verbonden ben,quot;
„Ik begrijp u niet,quot; sprak de heer De Contras.
„Een enkel woord- zal u alles duidelijk maken. Het meisje, waarvan ik spreek, is mijne nicht Alicia, dochJ ter van de markiezin D\'Inville.quot;
„Welnu ?quot;
„ Zij is op het punt verloofd te worden aan den hertog De Rocca-Nera, een vrijmetselaar en hevig vijand van het Katholicisme, wien de moeder meer genegen is dan de dochter. Welk gebruik zal deze man maken van het fortuin, dat ik mijne nicht zal nalaten? Welke waarborg voor het geluk van dit kind levert hij mij op? De markiezin heeft mij verzekerd, dat de liefde van dit weerbarstige schaap een lam zal maken, dat eenmaal plaats zal nemen in de kudde der geloovigen. Ik geloof er niets van. Het schaap moet geheel verwijderd worden ; wilt gij mij helpen ?quot;
Dit zeggende greep de baron de handen zijns jongen vriends en drukte die met veel innigheid.
„ Moet ik even als gij tot aan de uiterste grens der openhartigheid gaan?quot; vroeg nu de heer De Contras.
„Ongetwijfeld,quot; antwoordde de baron.
„Welnu,quot; vervolgde de rechter, ,. zoo verleidelijk het beeld is, dat gij mij van het meisje schetst, zoo weinig
41
kan de rol, welke gij voor mij bestemt, mij bekoren.quot;
„Onmogelijk, verklaar u duidelijk,quot; sprak de teleurgestelde grijsaard.
„ Gij hebt uwe schepen verbrand; ik doe het de mijnen evenzeer, door u te verklaren, dat, hoezeer het lot van mejuffrouw Alicia te beklagen moge zijn, ik volstrekt geen lust heb om mij te wijden aan eene taak, waarin ik, hoeveel sprake er ook moge zijn van zelfopoffering, op de eerste plaats mijn persoonlijk belang in het spel zou zien.quot;
„ Tk moet dus van mijne plannen afzien?quot; * „Ja, waarde baron, en wel voor altijd.quot;
„ Gij stelt mij bitter te leur, mijn vriend. Maar ééne gunst kunt gij mij niet weigeren.quot;
,. En die is ?
,, Dat gij met mijne nicht kennis komt maken.quot;
„Indien dat mij tot niets verbindt, met genoegen.quot;
„ Goed, weldra zult gij haar te Briamont zien , en uwe oogen zullen beter dan mijne woorden u doen weten hoezeer zij al uwe sympathie waardig is.quot;
En hiermede was het onderhoud der twee vrienden geëindigd.
De baron, wel een weinig uit het veld geslagen, had zich naar de markiezin begeven. Toch had hij den moed niet geheel verloren of eenige ontevretlenheid jegens zijn vriend opgevat. Dit kunnen wij ten minste afleiden uit het boven medegedeelde onderhoud, waarin hij tot mevrouw D\'Inville en Alicia over den heer De Centras sprak.
42
Ern Regeer end Meester der Loge. — De samenzioerinej tegen den baron De Vrissac. — Een vrijme/selnar wordt tot een misdaad gedwongen. — Een noodlottig telegram..
Het wus in de maand April 187.. . . Reeds vroeg in den morgen verfraaide de schitterende zon de gansche natuur. De duizendvoudige kreten, uit de groote stad opgaande, schenen zich te vermengen met het eindeloos gekweel der vogelen.
De luister van den morgenstond kon geen gelukkigen invloed op den baron De Rocca-Nera uitoefenen, die bij zijn ontwaken treurig en verdrietig scheen; hij schelde zijn kamerknecht en wierp hem verschillende voorwerpen naar het hoofd , toen hij binnenkwam. Terwijl de knecht het eene na het andere opraapte, om er zich mede te verwijderen , kreeg hij een geweldigen slag van den baron , die hem verweet, dat luier wezen dan hij op de wereld niet gevonden werd.
De knecht stond op het punt de knmer te verlaten; de baron riep hem toe : „ zorg dat gij over tien minuten terug zijt, anders zal ik u leeren loopen; gij hebt een brief te bezorgen aan het adres, dat ik u zal opgeven.quot;
Jan maakte van den tijd , dien de baron noodig had om zijn brief te schrijven , gebruik, om een weinig tot zich zeiven te komen. „Ach, Ginoraquot;, zuchtte hij, „waart gij slechts mijne vrouw, gij kondt mij mijn lijden helpen dragen.quot;
Deze Ginora, voor wie Jan in weerwil van zijne 50 jaar zeer levendige gevoelens koesterde, was in den dienst van zekere dame Fiorina, met wie de baron betrekkingen onderhield.
43
De knecht vergat spoedig het weinig bemoedigendo onthaal, dat hij in den vroegen morgen gevonden had, bij de gedachte dat de brief, welken hij moest bezorgen, hem ongetwijfeld gelegenheid zou verschaffen om Ginora te zien. Bitter werd hij dus teleurgesteld, toen hem bevolen werd den brief te bezorgen niet bij Fiorina, zooals hij verwachtte, maar bij den heer Martinsi.
Hij vertrok en kwam kort daarna met het antwoord terug; „mijnheer de hertog wordt tegen één uur verwacht.quot;
Op het bepaalde uur stond een schitterende equipage voor het hotel van den heer Martinsi stil. Alle deuren werden geopend, en de jonge bezoeker werd in een kabinet geleid, waarin de heer Martinsi, een man van middelbare lengte en van oogenschijnlijk zwak gestel, in «en ouden leunstoel gezeten was. Bij de aankomst van den hertog stond hij op; een fijn en bestudeerd glimlachje krulde zijne dunne lippen. „Neem een stoel, waarde broeder,quot; zeide hij, „ik luister met alle aandacht quot;
Hij, die aldus sprak, was de invloedrijkste man van de vrijmetselarij in Frankrijk. In alle graden ingewijd , vormde hij, met enkele andere en beproefde masons een soort vau centraal-comité, uit hetwelk alle bevelen kwamen, welke de Groot-Oostens, met hoeveel tegenzin zij dit soms ook deden, hadden op te volgen.
„Welnu, mijnheer de hertog,quot; vroeg liij ,„ hoe staat het met uw huwelijk? Uw brief van dezen morgen spreekt er mij niet een enkel woord over. Laat mij u eerst zeggen , dat onze vriend , de bankier Talois — bij deze woorden speelde een listige glimlach hem om de lippen — mij bevestigd heeft al wat gij weet omtrent het prachtige fortuin van den baron De Vrissac; mil-
44
Jioenen in vaste goederen, mijnen en bosschen, en een kolossaal vermogen in portefeuille.quot;
„Ik heb op niet weinig gerekendsprak de hertog.
„Met het persoonlijk fortuin van het meisje,quot; ging «Ie machtige vrijmetselaar voort, „bedraagt zulks een totaal van fr. 500,000 rente; de goederen liggen in streken , waar wij tot heden weinig of geen invloed hebben.quot;
„Ongelukkig,quot; hernam de hertog verbeteren mijne kansen niet.quot;
„ Hoe zoo ! quot;
„ De oom is uit zijne eenzaamheid te voorschijn gekomen, om de algemeene vergadering der Katholieke ver-eenigingen bij te wonen , en ik heb met hem , bij de markiezin D\'Inville, een vrij levendigen woordenstrijd gehad.quot;
„Dat is zeer onvoorzichtig,quot; sprak het geheime hoofd der vrijmetselaars met nadruk, „ik heb het u honderdmaal gezegd, het ontbreekt u aan beleid; ik zou u gaarne tot een hoogeren graad in onze orde willen bevorderen , maar ik vrees voor uwe onhandigheid. Voeg toch bij de eenvoudigheid der duif de voorzichtigheid der slang. Zoolang gij niet weet te kruipen, zult gij nooit een goed vrijmetselaar zijn.... \') En wat is er gebeurd nadien strijd met den baron De Vrissac?quot;
„ De oom heeft ontevreden het salon van mevrouw D\'Inville verlaten; het meisje is gaan pruilen, en op zekeren dag kon men mij niet ontvangen. ...quot;
„ En van dat alles draagt de oom de schuld ? quot;
„Niemand dan hij, waarde meester, de invloed van dien oom moet tot eiken prijs vernietigd worden. Hij
\') Zie de onzedelijke voorschriften, aan de vrijmetselaars gegeven , om leden te winnen. Zes Sociélés secrètes p. 363 en vlgg.
45
heeft zijne nicht tot zijn eonige erfgenaam gemaakt en zijn testament bij een notaris gedeponeerd, maar ik vrees dat hij, nu hij ontdekt heeft, dat ik tot de Loge behoor, zijn testament veranderen en zijne nicht onterven zal. Er moet dus gehandeld worden 1 quot;
De twee eedgenooten beraadslaagden langen tijd over de maatregelen, welke genomen zouden moeten worden. Na een hartstochtelijk onderhoud kwamen zij eindelijk tot een bepaald plaa.
Terwijl de hertog het vertrek verliet, trok de hoofdman der Loge aan het schelkoord , dat boven zijne schrijftafel hing, en weldra werd een andere deur geopend, en een man, die in geheel zijn voorkomen maar vooral op zijn gelaat al de teekenen van een verloren leven droeg, trad binnen en naderde de schrijftafel.
„ Leo,quot; zeide de heer Martinsi hem, „ zijt gij genegen mij een dienst te doen?quot;
„Ja en neen,quot; antwoordde de man met somber gelaat, ,,Wat, ja en neen? Zijt gij vergeten, Leo, dat wij u door middel van valsche getuigen aan de handen der justitie ontrukt hebben en gij zonder onze hulp reeds sedert lang op de galeien zuchten znudt? Hier liggen de bewijzen — dit zeggende wees de vrijmetselaar op een portefeuille, welke in een lade zijner schrijftafel lag — er is geen verjaring verkregen, gij zijt dus geheel in mijne macht.quot; Op deze woorden legde hij zooveel nadruk als hem mogelijk was.
„Zoo ik eenmaal de galeien verdiend heb, is dit. dim eene reden , om er mij voor den tweeden keer aan bloot te stellen?quot; antwoordde Leo. „Ik schaam mij over mijn vroeger gedrag; de nood heeft mij tot de misdaad gedwongen.quot;
46
,, Ik vraag uwe hulp niet voor eene misdaad, maar wil een der nuttigste werktuigen van den maatschappelijken vooruitgang van u maken. Zijt gij uwe eeden vergeten ? quot; „Welke eeden ? quot;
„ Hebt gij niet gezegd : „ „ Ik bdoof een eeuwig stilzwijgen , eene unschendbare getrouwheid en gehoorznamheid aan. alle oversten en voorschriften der Orde? Wat het doel dei-Orde betreft, ik verzaak geheel en al aan mijne eigene iuzichten en. aan mijn eigen oordeelquot;quot;
„Ik heb liet gezegd.quot;
„ Hebt gij niet gezegd : „ „ Ik beloof daarenboven de Orde, zoo ik best kan, met raad en daad te helpen, zonder te letten op mijn persoonlijk belang, de vrienden en vijanden der Orde ais mijne vrienden en vijanden te beschouwen en ten hunnen aanzien de bevelen op te volgen, welke mij door de Orde zullen gegeven worden? Kveneens ben ik bereid uit alle kracht en met allo middelen te arbeiden aan de toeneming en den bloei der Orde?quot;quot;
„ Hebt gij niet gezegd : „ „ Ik verzaak bij deze beloften aan alle geheim voorbehoud en verbind mij — hier verhief de heer Martinsi de stem — ze allen te vervullen volgens den waren zin der woorden en volgens dien, welken de Orde er aan hechtte, toen zij mij den eed voorschreef?quot;quot; \')
„Ik heb het gezegd!quot; herhaalde Leo bet hoofd buigende.
\') Jan Witt, een voornaam Zweedscil vrijmetselaar, diukt zich aldus uit; „Alle middelen ter nitvoeiing onzer plannen: de ondergang van allen godsdienst un alle positieve regeenng, zijn gjoorloofd; moord, vergif, valsche eeden enz. Les Soa secr. bl. 393.
47
„En gij hebt goed geiiaan. Door ons aan de opperhoofden te onderwerpen en hun te gehoorzamen kunnen wij de menschheid nnttig dienen. Zij kennen onze belangen en welen ons te geschikter tijde te doen handelen. De maatschappij is verloren, en de arbeider wordt slaaf, als wij niet weten te gehoorzamen , zonder te redeneeren, aan de bevelen van hen, die om hunne talenten , hunne ondervinding en hunne liefde tot de menschen aan het hoofd onzer vereeniging geplaatst zijn. Om de maatschappij te redden is de misdaad wettig en de moord geoorloofd. \')
„ Beschikken de koningen niet over het leven van duizenden krijgers, zonder dat dit hun ten kwade geduid wordt? En wij zouden aarzelen een menschenleven op te offeren, om het geluk der menschheid te bevorderen?
,, Ik weet dat gij een krachtige ziel hebt. De groote daden schrikken de laf hart igen af maar bekoren de sterken. Ik geloof dat gij in staat zijt beslissende daden te plegen; men bewaart ze voor hen, die bewijzen van moed en geestkracht gegeven hebben. De belooning ontgaat hun niet. Om een meineedigen Joseph II,2) een Leopold van Oostenrijk en een Gustaaf III, \')
\') Joseph II, keizer van Duitschland , streed met de vrijmetselarij tegen den godsdienst en de Kerk -, toen hij besloot de Loges op te heffen cn de verschrikkelijke verwoestingen, door hem aangericht, te herstellen, stierf hij ontijdig, bl. 395.
■2J Leopold, opvolger van Joseph II en Gnstaaf III, koning van Zweden, tegen de Fransche revolutie verbonden, stierven, de eerste te Napels vergiftigd door soep, door Italiaansche koks bereid, de tweede 14 dagen later door Ankastroem, lid van de Groote Loge te Condorcet, vermoord hl. 395.
:!) Vrijmotsolarij van Weishanpt. Eed der aannemelingen bl. 410.
48
vijan\'len des volks, van het leven te berooven en zich een naam te verwerven als Louvel, \') Milano, 1) Orsini \') en zooveel anderen, moet men dien vei dienen. Gij moogt tot zulke groote dingen in staat zijn, uw voorgaand leven bewijst dit niet.quot;
„Niets boezemt mij meer afkeer in dan een misdaad om een misdaad!quot; riep Leo uit.
„ Maar een misdaad om de menschheid te redden,quot; hernam de meester met verheffing, ,. een misdaad om de wangedrochten te verstikken, die het bloed onzer broeders uitzuigen; een misdaad om de ketenen te verbreken, welke den arbeider aan schande en ellende vastkluisteren ; een misdaad om roem en eer! Ah , ik bemerk het , die vervult u niet met afkeer, gij zult weten te treffen om te redden.quot;
„Om de menschheid te redden, ben ik bereid tot alles; dat heb ik gezworen. Wat verlangt gij van mij ?quot;
„Niet veel, gij moet u hedenavond naar het kasteel Briamont begeven en het in brand steken; bij het aanbreken van den dag mag de eene steen niet op den anderen gebleven zijn. Neem dit geld, gij kunt het onderweg noodig hebben. Hebt gij mij begrepen?quot;
„ Ja,quot; antwoordde Leo, „ik zal doen wat gij verlangt.quot;
) Moordenaar van den koning van Napels, Ferdinand\' II. Op zijn graf werd Milano onlangs openbare eer bewezen. Zijne moeder en zuster kregen jaargelden door tussebenkomst van Garibaldi, die Cavour en Nigra als Grootmeester van alle Italiaansche vrijmetselaars opgevolgd is.
49
De heer Martinsi gaf hem een plan van het kasteel benevens de noodige aanwijzingen, en Leo ging lieen.
Terwijl de uitvoerder der schandelijke plannen van den hertog en den heer Martinsi zich van zijne misdadige zending kweet, daarbij geholpen door de dikke duisternis van den nacht, begaf de markiezin zich naar de opera, waar men toevalligerwijze den Propheet gaf, die, zoo als men weet, met een brand eindigt.
Sedert eenige dagen bevond Alicia zich te Briamont; niet zonder aarzeling had de markiezin haar met haren oom laten vertrekken ; deze had langen tijd moeten aandringen en beloven spoedig terug te komen. De markiezin was bevreesd voor die reis, zonder zich bepaaldelijk rekenschap van hare onrust te kunnen geven. De moeders hebben soms voorgevoelens, waarvan de verklaring on-mogelijk is. De baron was inderdaad voornemens van het verblijf van Alicia te Briamont gebruik te maken, om haar in kennis te brengen met den heer De Contras, maar, zooals men vermoedt, werd het meisje door een heel wat ernstiger gevaar bedreigd.
De voorstelling van den Propheet had alle succes. De markiezin zat als eene vorstin in hare loge, toen de hertog zich aan haar vertoonde.
„Is mejuffrouw uwe dochter afwezig?quot; vroeg hij haar op een toon van schijnbare bezorgdheid, terwijl hij haar met de oogen zocht.
„Ja, mijn waarde hertog,quot; antwoordde mevrouw D\'In-ville, de gevoelens van den jongen man pogende te doorgronden door den indruk, dien deze tijding op hem maken zon.
„ Dat doet mij innig leed,quot; hernam hij, „ en uwe tegenwoordigheid alleen zal in staat zijn mij eenige vergoeding voor dit gemis te verschaffen.quot;
Vkp.l. Vituir. 4
50
Ten einde den hertog in zekere spanning te brengen, zeide de markiezin hem niet, dat Alicia zich te Briamont bevond. Hij scheen niet beleedigd door die terughouding, en gedurende de voorstelling was hij tot het einde toe hoofseh en zelfs vriendelijk. Niet de minste aandoening was zichtbaar op het gelaat van den man, op wiens verlangen te Briamont eene afschuwelijke misdaad werd gepleegd.
Tegen middernacht begon het bedrijf van den brand; de markiezin geraakte in verrukking.
„Wij wonen nu slechts eene voorstelling van een brand bij,quot; sprak de hertog onbeschaamd, „ hoe ijdel is de schilderkunst, die bewondering trekt door de nabootsing der dingen, waarvan men de origineelen niet bewondert!quot;
„Zoudt gij dan wenschen, dat het tooneel in brand vloog?quot; vroeg de markiezin gekscherend.
De hertog glimlachte en keerde zich plotseling om, daar hij de deur der loge driftig hoorde openen. Een bediende overhandigde aan mevrouw D\'Inville een telegram van dezen inhoud: „ Het kasteel Briamont staat in brand, oorzaak onbekend, kom. Bernard.quot;
De markiezin dreigde in zwijm te vallen en slaakte den kreet, die de blikken van ontelbare toeschouwers tot haar trok: „mijn G-od, red mijn kind!quot;
Deze woorden waren eene vreeselijke openbaring voor den hertog. Zij leerden hem waar Alicia zich bevond. Misschien was zij omgekomen te midden der vlammen, door zijne geldzucht ontstoken! Hij verbleekte, en aan zijne lippen, welke voor weinige dagen bezoedeld werden door den trouweloozen eed eener eeuwige liefde, ontsnapte nu de kreet: „ alles is verloren!quot;
51
Het eerste woord van mevrouw D\'Inville was eene smeekbede tot God, de laatste toevlucht van alle moeders, geweest. Het eerste woord van den markies was daarentegen de uitdrukking van leedwezen over het verlies der stoffelijke goederen, welke hem aan Alicia hechtten.
In een oogwenk was de loge der markiezin opgevuld met lieden, die toegesneld waren om haar te helpen. Het scherm viel; de grootste wanorde heerschte in de zaal, en ieder besprak dit onverwachte tooneel; reeds liep het gerucht door onderscheidene groepen, dat mevrouw D\'Inville gestorven was.
De brand van het kasteel Be Vrissac. — Alicia wordt door den Oud-Zouaaf gered. — Het medailjon.
De avond was op de aangenaamste wijze op Bria-mont voorbijgegaan. Zonder in de verborgene plannen van haren oom door te dringen, had Alicia met den heer De Contras kennis gemaakt en vond er een zeer groot genot in hem over alle zaken met groote kennis en opgewektheid te kunnen spreken. Tegen 10 uur des avonds scheidde men van elkander in het vooruitzicht op een even aangenamen dag. De baron, zijne nicht en de rechter begaven zich naar hunne slaapkamers, welke niet naast elkander maar allen aan den breeden gang der eerste verdieping lagen.
Des nachts omstreeks 11 i uur werd de rust van de oude woning des barons De Vrissac plotseling gestoord. Men hoorde hevige slagen als van een hamer op de
52
buitendeur der benedenverdieping. De oom en de nicht bleven in hun eersten slaap verzonken. De rechter hoorde wel het gedruisch maar meende te droomen. Weldra deden de slagen zich met grooter geweld hoeren; een ijselijk geschreeuw maar dat van verren afstand kwam vermengde zich er mede, en de heer De Centras, ofschoon nu ontwaakt, bleef gelooven dat hij sliep, want de slagen herinnerden aan de kanonschoten der Garibaldianen te Mentana, en de zegepraal der soldaten van den Paus wekte opnieuw de zoetste aandoeningen in zijn hart op. Hij zag den vijand en sidderde van vreugde. Toen echter het rumoer toenam, opende hij de oogen en luisterde met aandacht. Zijne kamer werd een oogenblik door een schitterend licht verlicht, en bij het verdwijnen hoorde hij een gerommel als van den donder. „Een vreeselijk onweder!quot; mompelde hij.
Daar weldra het licht opnieuw den nacht uit zijne kamer verdreef, en het gedruisch minder verward werd, besloot hij eindelijk op te staan. Aan het venster gekomen, zag hij dat de hemel vuurrood was, en duizenden vonken zich her- en derwaarts verspreidden.
Er was geen twijfel meer mogelijk: het kasteel stond in brand.
In een oogwenk had hij zich gekleed en de deur zijner kamer bereikt.
Nauwelijks had hij die geopend, of hij werd teruggeworpen door een dikken rook, die den gang vulde en hem dreigde te verstikken. En terwijl hij ademhaalde , hoorde hij den baron op hartverscheurenden toon klagen: „Alicia! wie zal Alicia redden!quot;
De rechter sprong vastberaden in den rook en snelde naar de plaats, van waar die noodkreet kwam.
53
Schier op hetzelfde oogenblik begon de gang te branden, en bij deze plotselinge en sombere verlichting, voortgebracht door de vlammen, welke uit de kamers kwamen, die tegenover de zijnen lagen, erkende hij een hinderpaal, waartegen hij met den voet stootte; daar lag namelijk de baron De Vrissac, die in zijn haast om zijne nicht te hulp te snellen gevallen was en te vergeefs beproefde weder op staan. Terwijl de jonge man hem hielp, riep hij: „o laat mij sterven, mijn uur is gekomen, maar Alicia, zij is jong, red haar.quot;
„Waar is zij ? quot;
„Daar ginds, aan het einde van den gang, rechts, te midden der vlammen!quot;
En de ongelukkige scheen, in zijne stuiptrekkingen, te vergaan in het vuur, waarvan hij meende, dat Alicia de prooi geworden was.
„ Ik zal haar redden!quot; riep de Oud-Zouaaf. Dit zeggende , trok hij den grijsaard met zich voort tot aan een trap, waar zich aan hun oog twee bedienden vertoonden, die, meer dood dan levend, elkander raadpleegden over hetgeen er te doen viel. Hun meester ziende, kregen zij hun moed terug. Zij namen den baron in hun midden, daalden den trap af en brachten den grijsaard door een der talrijke uitgangen des kasteels in den tuin in veiligheid.
De heer De Contras zette nu ijlings den weg voort en herhaalde het woord des barons: „ Alicia, aan het einde van den gang, rechts.quot;
Maar daar stond hij op eens voor een vuur, dat hij midden door moest, zou hij de kamer van Alicia bereiken. Een huivering voer hem door de leden; zijne tanden klapperden; zijne haren rezen te berge, en hij
54
vroeg zich af of het woedende element zijne prooi, welke hij wilde redden, niet reeds verslonden had. Maar spoedig scheen deze redeneering hem als een laffe en eigenbelangzuchtige berekening toe, als een onwaardige transactie met plicht en zelfopoffering. Beschaamd over zijne zwakheid , vloog hij naar zijne kamer, wikkelde zich het lichaam, de handen en een gedeelte des hoofds in een deken, beval zijne ziel aan God en verdween in de vlammen.
Terwijl de heer De Contras den gloeienden oven doorworstelde , verging Alicia van angst en wanhoop.
Zij was te Iaat ontwaakt om zich te redden maar vroeg genoeg om al de afschuwelijkheid van haren toestand te overzien. In de kleederen gehuld, welke haar het eerst in de handen gekomen waren, was zij naar de deur harer kamer gesneld. Hier was haar door de vlammen de weg versperd.
Doodelijk ontsteld, niet durvende kiezen tusschen een tweevoudigen dood: uit het raam springen of zich in de vlammen werpen, was zij naar den muur gevlogen, had er het kruisbeeld afgerukt, en dit met vervoering en wanhoop aan de borst drukkende, was zij schier levenloos op den grond nedergevallen, het gelaat, met zweet en tranen overdekt.
Eindelijk hoorde zij haren naam noemen, en een soort van vlammend spook verscheen in hare kamer. Als door een veer bewogen, sprong zij op en erkende den heer De Contras, toen deze\' den brandenden deken ver van zich weggeworpen had.
„Dank, o God!quot; kreet zij huiverend, in de armen van den heldhaftigen jongeling vallend. Doch van de vervoering harer vreugde weder spoedig terugko-
55
mend, vroeg zij vol vertwijfeling: „En mijn oom?quot;
„ Hij is gered, wees bedaard, ook u zal ik trachten te redden.quot;
Zonder een oogenblik zijne koelbloedigheid te verliezen , nam hij in zijne door het vuur geblakerde maar nog steeds krachtige handen alles van het bed, wat hem tot zijn doel geschikt voorkwam, en trachtte er een reddingskoord van te maken. Na zich overtuigd te hebben, dat het niet breken kon, verbrijzelde hij de vensterruit en hechtte het eene eind des koords aan het kozijn.
„Welnu,quot; zeide hij tot het meisje op een gebiedenden toon en met de hand naar het koord wijzende: „ laat u afzakken.quot;
„Ik?quot; riep zij verschrikt, „mijne handen beven; ik heb nauwelijks kracht om op de been te blijven.quot;
„Gij moet,quot; hervatte de rechter onverbiddelijk.
„Nooit!quot; riep zij even hartstochtelijk.
Nu ontstond een zonderlinge strijd tusschen beiden. De lieer De Contras dreef Alicia naar het venster en drong krachtig bij haar aan om het koord te grijpen; zij echter weigerde hardnekkig, deed als in een aanval van waanzin hartverscheurende kreten hooren of keerde zich plotseling tot de vlammen, die meer en meer naderden, en noemde haren redder een wreeden beul.
Het vuur, dat onophoudelijk nieuw voedsel ontving, werd steeds dreigender en vreeselijker. De aangezichten der jongelieden, verhit door dien steeds naderenden oven, kregen een rooden tint; hunne oogen zweetten bloed.
„ Gij wilt dus niet langs het koord uw leven redden?quot; riep de rechter.
56
„Neen!quot; antwoordde Alicia en slaakte op hetzelfde oogenblik een akeligen gil, want het vuur had hare loshangende haren aangegrepen, en beiden stonden als tegen het venster vastgedrukt.
De heer De Contras sprak geen woord meer maar greep het meisje, maakte het vast aan het andere einde van het geïmproviseerde koord en hief haar op in het venster.
De verschrikkelijke mimte ziende, waarin zij op het punt stond van nedergeworpen te worden, gaf Alicia een rauwen kreet en viel in zwijm. Dit maakte haar redder zijn taak althans minder moeilijk. Behoedzaam legde hij haar op het kozijn en liet haar vervolgens langzaam naar beneden glijden , maar o wee , het koord was te kort, en Alicia zweefde, op eenigen afstand van den grond, wezenloos in de ledige ruimte, terwijl het gewicht haars lichaams vreezen deed, dat het koord bezwijken zou.
Wat nu? De kamer was een oven geworden; tijd van beraad was er niet meer. De jongeling greep het eenige middel aan, dat hem overbleef, en onder het uitspreken van de heilige namen van Jesus, Maria en Josef gleed hij langs hetzelfde koord naar beneden. Op zekere hoogte of laagte gekomen, voelde hij liet koord kraken, waardoor hem een nieuw gevaar bekend gemaakt werd. Om dit te bezweren, sprong hij naar beneden, kwam behouden op den grond, bevrijdde nu Alicia uit haren zonderlingen toestand en legde haar op het natte gras neder.
„Waar ben ik ?quot; vroeg Alicia na eenige oogenblikken.
„ In het park van het kasteel,quot; antwoordde de rechter, terwijl hij haar hoofd tegen zijne borst deed rusten.
57
Langzamerhand kwam zij tot bezinning, en nu zeide zij: „O ja, ik dank u!quot; en vol aandoening drukte zij haren redder de hand.
„Laat ons opstaan!quot; zeide de heer De Contras, „zoo noodig zal ik u steunen bij het gaan.quot;
Het kasteel, door den baron De Vrissac bewoond, was oud , en eenige aangrenzende gebouwen werden gebruikt tot korenschuren, hooizolders enz. De pachters des barons hadden verlof gekregen, om hier hunnen oogst te bewaren. Dit gaf het vuur een overvloed van voedsel en eene onwederstaanbare kracht; met behendigheid en overleg op verschillende plaatsen ontstoken, deed het in weinig tijds ontzettende vorderingen. Kolommen van vlammen en rook verhieven zich boven de brandende daken tot op verwonderlijke hoogte; wolken van kraaien, uit hare eeuwenoude nesten gejaagd, bedekten den hemel als met een donker zeil en luidden op hare wijze de brandklok. Het oude erf had als bij tooverslag een fabelachtig aanzien gekregen. Zijne bekoorlijke lijnen, door de zuiverste Gothiek geteekend en door een schitterenden glans verlicht, verschenen in een nooit geziene pracht en ontrukten aan hen, die haar zoo lang aanschouwd hadden, een laatsten kreet van bewondering.
De heer De Contras en Alicia, wier lange schaduwen door het vuur in het park werden afgeteekend, trokken op zekeren afstand het kasteel om en richtten zich naar de plaats, waar de kreten der jammerende dorpelingen de lucht vervulden.
Hier heerschte onbeschrijfelijke verwarring. Allen wendden wanhopige pogingen aan, om het kasteel te redden, maar zonder orde en zonder leiding handelend bedierven zij meer dan zij redden.
58
\'t Was een plechtig oogenblik, waarop de jonge rechter in hun midden verscheen, met het meisje, dat hij gered had, aan den arm. Toen zij hen zagen, hieven de boeren een onstuimig gejuich aan en brachten hun eene ovatie, welke uit brave en dankbare harten voortkwam.
Op eens hielden de vreugdekreten op; de menigte opende zich en gaf vol eerbied den doortocht aan den baron De Vrissac. De doodsangst, in dien verschrik-kelijken nacht uitgestaan, had hem in weinig tijds geheel doen vergrijzen, en zijne krachten schenen uitgeput. Hij vond ze echter terug, toen hij hen aan zijn hart mocht drukken, welke zoo wondervol aan den dood ontkomen waren, en die hij zijne kinderen noemde.
De heer De Centras haastte zich aan de liefkozingen en dankzeggingen des grijsaards te ontkomen, om de beteugeling van het woedende element te leiden. In een oogwenk zag hij welk deel des kasteels niet meer kon gered worden en liet dit aan het vuur over; vervolgens vereenigde hij alle krachten op een bepaald punt, plaatste zijne mannen op een lijn van het kasteel tot den vijver, deed hun de emmers water aan elkander overgeven en had na harden arbeid het geluk den brand tot een gedeelte des kasteels te kunnen beperken.
Eindelijk brak de dag aan, en bij de eerste stralen des morgenroods viel het geheele verbrande gedeelte van het erfgoed des barons, ongeveer de helft, tot een puinhoop ineen, maar nu was ook alle verder gevaar verdwenen.
Thans zocht de rechter den baron en zijne nicht op. Hij vond hen in een paviljoen, waar zij een gedeelte van den nacht hadden doorgebracht en getuige geweest waren van den ondergang van het kasteel hunner va-
59
deren. Verschrikkelijke nacht, welke een onuitwiseh-baren indruk zou achterlaten! Toen dc jonge man hen genaderd was, grepen zij met aandoening zijne handen en brachten hem de innigste dankzeggingen. Plotseling echter slaakte Alicia een angstkreet, want de handen des rechters waren met bloed bedekt.
„Waarom ontstelt u dit zoozeer?quot; vroeg De Contras lachend.
„ Laat ons dadelijk hulp op de pastorij gaan zoeken,quot; zeide Alicia, den jongeling zacht met zich voorttrekkende. „ Ik wil zelf de handen verbinden, welke mij gered hebben.quot;
„ Kom, ik zal ze afwasschen, en alles zal in orde zijn.quot;
Hij moest echter aan den krachtigen aandrang des barons toegeven, en het drietal begaf zich op weg naar de nederige woning van den pastoor der plaats.
Terwijl Alicia de vrij belangrijke wonden des jonge-lings uitwiesch en er een eerste verband op legde, liet hij op haar zijne blikken rusten. Hare gelaatstrekken , hare jeugd, hare bleekheid, de hartelijke zorgen, welke zij hem bewees, brachten hem in eene geheimzinnige en zoete verwarring; hij had zijne pijnen vergeten, en hij, die voor geen Garibaldistische kogels en voor geen vlammen van het brandende kasteel was teruggedeinsd, beefde eensklaps bij den aanblik van een zwak meisje. Hij vroeg zich zeiven eene verklaring dier gevoelens af maar kon die niet geven; terecht zeide Pascal: „het hart heeft zijne redenen, welke het verstand niet kent.quot;
Toen de handen verbonden waren, kwam men den baron roepen. De jongelieden bleven dus alleen. Alicia, geheel in hare taak verdiept, behandelde als eene liefdezuster haren patient, zonder te bedenken, dat deze thans
60
door geheel andere gedachten werd beheerscht dan door die aan eene gewonde hand of aan verbanddoeken.
Op eens werd de deur zeer zacht geopend. Er verscheen een hoofd in de opening en bleef als ter plaatse vastgenageld.
De rechter alleen zag het, omdat hij voor een spiegel zat. Het hoofd van een terdoodveroordeelde zou hem niet meer ontstemd hebben. Hij sidderde zichtbaar.
„Heb ik u smart veroorzaakt?quot; vroeg het meisje angsiig.
„Neen!quot; antwoordde het hoofd.
,,De hertog!quot; riep het meisje verschrikt.
Hij was het.
Vol majesteit trad hij binnen, bood Alicia vriendelijk de hand, maakte eene stijve buiging voor den heer De Contras en vroeg hem spottend: „Gij zijt onder geneeskundige behandeling, mijnheer?quot;
„Het schijnt zoo,quot; antwoordde de laatste, zonder zijn ondervrager zelfs aan te zien.
„ Ik hinder u toch niet ?quot; vroeg de hertog, door die koele en fiere ontvangst uit het veld geslagen.
En daar hij geen antwoord kreeg, vervolgde hij: „Vergeef mij, mejuffrouw, dat ik binnengetreden ben, zonder u daarvan te verwittigen. Met verlof van den heer De Vrissac echter...quot;
„ Hoe!quot; riep Alicia, die niets begreep van de verontschuldigingen van den hertog De Rocca-Nera op dergelijk oogenblik, „ gij denkt er niet eens aan uwe voldoening er over uit te drukken, dat gij mij in het leven vindt, en hem te danken, die mij het leven redde?quot;
„ Ik heb nooit zoeter genot gesmaakt,quot; antwoordde de hertog, „ dan dat van u terug te vinden na het zoo
61
ernstig gevaar, waaraan gij ontsnapt zijt. Maar mijne gelukwenschen zouden op den heer De Contras zonder uitwerking blijven. Wordt hij niet genoegzaam beloond door de zorgen, welke gij hem wijdt? Hier is ten overvloede mevrouw de markiezin; zij zal in haar moederhart woorden vinden , welke in mijn mond kleurloos of misplaatst zouden zijn.quot;
„O moeder!quot; riep Alicia uit, terwijl zij zich in de armen van de markiezin wierp, die de kamer was binnengetreden.
Moeder en dochter bleven langen tijd in de vreugde des wederziens verslonden.
Boven hebben wij gehoord hoe de voorstelling des Fropheets geëindigd was. Het had geruimen tijd geduurd , eer de markiezin weder tot zich zelve kwam.
Haar rijtuig wachtte haar aan de poort der opera. „ Naar Briamont!quot; riep zij den koetsier toe. „ Of zij leeft of dood is, ik wil mijn kind terugzien.quot; Na de gunst te hebben verkregen van haar te mogen vergezellen , had de hertog zich aan hare zijde geplaatst, en de paarden hadden markiezin en hertog in een galop van Parijs naar het kasteel gebracht; een bezweek dan ook kórt na de aankomst. De markiezin sloeg er geen acht op , daar zij tegelijk vernam , dat hare dochter gered was.
Alvorens haar te gaan zien, had zij den baron verweten , dat hij haar in onbeschrijfelijke ongerustheid had gebracht, door in het telegram, dat het bericht van den brand overbracht, van Alicia geen melding te maken. De ongelukkige Bernard, de secretaris van den heer De Vrissac, had de schuld van dit ongeval. De ramp, welke het huis zijns meesters trof, had hem zoo ont-
62
steld, dat hij de opgave des barons zeer slecht op het papier bracht en juist het voornaamste gedeelte, dat betreffende het lot van de bewoners des kasteels, oversloeg.
Toen moeder en dochter de bewijzen hunner weder-zijdsche teederheid hadden uitgeput, zeide de baron tot lt;Je markiezin, terwijl hij op den rechter wees: „ Lieve nicht, ik stel u een held voor; aan hem heb ik te danken wat van het kasteel is overgebleven; hij heeft mij het loven gered en daarenboven het leven van uw kind.quot;
„ Zonder zijn eigen leven te vergeten,quot; voegde de hertog er spottend bij.
De markiezin was reeds ingelicht omtrent het edelmoedige gedrag des jongelings.
„ Mijnheer De Centras,quot; zeide zij, bevend van aandoening en zonder acht te slaan op den onbesehaamden spot van den hertog, „ mijne dochter en ik hebben eene schuld jegens u aangegaan, welke wij nimmer in staat zullen zijn te voldoen. Onze dankbaarheid zal slechts met ons leven ophouden.quot;
„Ik heb slechts mijn plicht vervuld, mevrouw,quot; antwoordde de rechter getroffen, „ ik dank den Hemel, dat ik twee personen heb mogen helpen, die u zoo dierbaar zijn.quot;
Terwijl mevrouw DTnville hare dankbaarheid aldus aan den heer De Contras te kennen gaf, had de hertog, die geheel ontstemd was door zijne ontmoeting van Alicia in gezelschap van den jongen rechter, zijne gewone gelaatstrekken hernomen. De menschelijke ziel heeft soms vreeselijke geheimen; de zijne had schandelijke.
Zijne gemeenzaamheid met het kwaad had hem sedert lang beroofd van het innige geluk der toegenegenheid.
Het zou hem hetzelfde geweest zijn Alicia dood of
63
door een ander bemind terug te vinden, namelijk wat hem zeiven betrof; deze beide gevallen zouden hem beroofd hebben van het eenige wat hij in Alicia zocht: het fortuin van den baron De Vrissac. \'t Was dien barbaarschen ma9onnieken brandstichter niet genoeg hardvochtig en onverschillig te blijven in de tegenwoordigheid zijner slachtoffers; hij had ook hem willen vernietigen, aan wien Alicia het behoud haars levens te danken had; en hoe gelukkiger de heer De Contras was door het goede, dat hij had verricht, des te nijdiger en kwaadaardiger was De Rocca-Nera over het mislukken van zijn aanslag. De hertog, die in koelen bloede de misdaad bedreef, beschouwde met een kalm oog de omstandigheden en personen, die hem er de vruchten van ontnemen konden. Ach , hadde Alicia kunnen lezen in dat zoo booze en misdadige hart, welke sympathie zou zij niet hebben opgevat voor haren redder, voor wien het brengen van offers zulk eene gewoonte was geworden, dat hij er zijns ondanks en als door een natuurlijke neiging toe gebracht werd; welke zuivere en heilige liefde zou zij hem niet toegedragen hebben, die van den heldenmoed den regel zijns gedrags gemaakt en zijn leven voor haar gewaagd had, zooals hij het eertijds te Rome had aangeboden voor de heiligste aller zaken.
In weerwil van den aandrang des barons, die hem bij zich wilde houden, verliet de rechter het kasteel, om zich naar zijne woning te begeven. Hij nam een hartelijk afscheid van de markiezin, hare dochter en den baron. Deze laatste gaf hem bij het scheiden een gouden medailjon ten geschenke en fluisterde hem in het oor: Open en overweeg!
Zoodra de rechter op voldoenden afstand des kasteels
64
gekomen was, opende liij het meiïailjon. Het bevatte een allerliefst portret van Alicia, omringd door de Latijnsche woorden: „Oremus pro invicem: Bidden wij voor elkander.quot;
De baron had geene keus kunnen doen meer in overeenstemming met de geheime begeerten van den jongeling. Terwijl hij den weg voortzette, hechtte hij het medailjon werktuigelijk aan zijn horlogeketting, terwijl zijne gedachten hem beurtelings voerden naar de kamer, waar hij tegen het meisje had gestreden, naar den voet, van den muur, waar zij hem op hartstochtelijke wijze hare dankbaarheid had uitgedrukt, en naar de pastorie, waar zij hem de bewijzen der teederste belangstelling gegeven had.
Maar ook aan den hertog dacht hij. „ O mijn God zeide hij, „ zou ik het lichaam van dat kind gered hebben, om het te werpen in de armen van hem, die hare ziel zal dooden ? Help haar met Uwen machtigen arm!quot; Het gebed, door het medailjon aanbevolen, was reeds begonnen : Oremus pro invicem !
De markiezin, hare dochter en de hertog keerden nog denzelfden dag naar Parijs terug.
Toen moeder en dochter alleen waren, zeide Alicia: ,,Vondt u niet, dat de hertog in zekere opgewondenheid verkeerde ?quot;
„Ter uwer liefde, mijn kind,quot; antwoordde de markiezin. ,,De ware liefde is een weinig ijverzuchtig. Hij betreurt het ongetwijfeld, dat hij niet het eerst op het kasteel is geweest, om ten uwen opzichte de rol te spelen , welke de heer De Contras vervuld heeft.quot;
Mevrouw D\'Inville was ongelukkig niet in staat het denkbeeld van een zoo edelen schoonzoon als de hertog
65
uit haren geest (e verbannen, en de rang, welken hij in de maatschappij innam, bepaalde alleen de achting , die zij hem toedroeg. Ofschoon den vorigen dag wel eenig wantrouwen bij haar was ontstaan omtrent de gevoelens des hertogs jegens hare dochter, hield zij dit voor deze zorgvuldig verborgen niet alleen, maar trachtte alle slechte indrukken bij Alicia uit te wisschen, en zij besloot, in weerwil van de vleiende beloften, welke de eerste gevoelens der dankbaarheid haar hadden doen uitspreken, do herinnering aan den heer De Contras uit Alicia\'s geest te verdrijven.
De gunstige uitlegging, welke zij van het gedrag des hertogs gegeven had, was de eerste akte dezer kleine moederlijke comedie.
Terwijl zij aldus het hart barer dochter trachtte te kneden en, om aan eerzuchtige wenschen te voldoen , haar ondankbaar maakte jegens haren redder en hare liefde voor den De hertog Rocca Nera trachtte te winnen , werd een onderzoek naar de oorzaken van den brand ingesteld onder leiding van den rechter van instructie, den heer De Contras.
Hoe de vrijmetselarij den arm der justitie verlamt. — De (/rootmeesier der vrijmetselaars wordt bespied.
Ongetwijfeld kon de zaak moeilijk in bekwamer banden vallen. Binnen weinige dagen tijds kreeg de rechter de zekerheid, dat een man met een zeer ongunstig uiterlijk, dien men gearresteerd had, de brandstichter was en tot het plegen dier misdaad was omgekocht. Verl. Vb:jm, 5
66
\'t Was een zekere Leo. Men had waarden op hem gevonden , waarvan hij het bezit niet kon verklaren, en hem was de eigenaar des kasteels, dat hij in brand gestoken had, geheel onbekend. Hij stond daarenboven bij de rechtbank zeer slecht aangeschreven; hij was vroeger op het grondgebied van Limoges gevangengenomen ala verdacht van moord , maar nadat de instructie eenige dagen had geduurd en een invloedrijk getuige eene voor hem gunstige verklaring had afgelegd, had men besloten hem de vrijheid terug te geven.
De rechter wilde den naam van dien getuige weten; een onderzoek leerde hem, dat het zekere heer Martinsi was, een man, die zich zeer weinig in het openbaar vertoonde maar dagelijks een groot aantal personen uit alle standen ten zijnen huize ontving. De Contras ondervroeg onderscheidene Parijsche politieagenten, doch de een wist niets mede te deelen , de ander aarzelde te spreken , allen ontroerden alleen bij het hooren van den naam Martinsi. Meer was er niet noodig, om de vermoedens van den rechter van instructie tot zekerheid te brengen. Hij was klaarblijkelijk een complot, aan hetwelk de Loge niet vreemd was, op het spoor.
„ Kunt gij bewijzen vroeg de rechter aan Leo , „ dat gij in betrekking zijt met den heer Martinsi?quot;
De schuldige, meenende dat een toestemmend antwoord in zijn belang was , en de invloed van den groot-waardigheidsbekleeder der Loge hem uit de handen der justitie zou kunnen redden, antwoordde: „Ja, ik had ■een brief, geschreven door....quot;
Hij hield op, en op zijn gelaat verscheen de uitdrukking van zijn spijt, dat hij te veel gezegd had.
„Gij hadt een brief, was het deze niet?quot; vroeg de
67
rechter haastig, zonder Leo den tijd te laten een stelsel van verdediging te beramen. En hij toonde hem het overblijfsel van een brief, door den veldwachter in den nacht van den brand gevonden ; tegelijk beschouwde hij met de meeste aandacht de bewegingen zijner gelaatstrekken.
Op het zien van dit stuk zonder handteekening, door Martinsi aan den hertog De Rocca-Nera geschreven, en dat aanwijzingen bevatte, welke Leo beletten moesten zich te vergissen in de gebouwen, welke door hem moesten worden in brand gestoken, verbleekte hij en nam verder op alle vragen , welke de rechter van instructie hem deed , een hardnekkig stilzwijgen in acht.
Hij dacht ongetwijfeld aan de almacht van den Logeman en aan de straf, strenger dan alle rechterlijke veroordeelingen , welke hij door openbaringen en onthullingen over zich trekken zou.
Het briefje was aan den hertog geschreven door den heer Martinsi en in handen van Leo gekomen door eene onbescheidenheid van de meesteres van Ginora, bij wie de hertog het in vergissing, onvoorzichtig genoeg, achtergelaten had.
In weerwil van Leo\'s volslagen stilzwijgen was de instructie niettemin op het punt van tot een goed einde te geraken en ieders verantwoordelijkheid bloot te leggen, toen de heer De Contras op eens zijne benoeming kreeg tot procureur der Eepubliek te Parijs en als rechter van instructie vervangen werd door een man, die van zijne nKKjonnieke gevoelens geen geheim maakte. In de handen van dezen rechter liep de instructie weldra uit op eene vrijlating wegens gebrek aan bewijs. De pogingen van den heer De Contras waren dus verijdeld
68
door eene geheime macht, welke de justitie tot machteloosheid veroordeelde.
„ Ik heb mijn proces verlorenzeide de rechter op bitteren toon tot den baron De Vrissac, „ maar heb ondervinding opgedaan. Ik hoop dat de maatschappij daarvan eenmaal voordeel trekken zal.quot;
„God geve het,quot; antwoordde de baron. En hij verzocht den procureur eenige dagen bij hem te komen doorbrengen, alvorens hij de streek verliet. De heer De Contras nam dit aanzoek gaarne aan en leerde in het aangenaam verblijf te Briamont te midden der vele bewijzen van toegenegenheid , welke hem ten deel vielen , nog meer het edelmoedige hart, het groote verstand en den krachtigen wil van den oom der markiezin D\'Inville waardeeren. Alicia was vaak het onderwerp hunner gesprekken.
De tijdingen, welke de baron uit Parijs kreeg, bedroefden hem.
De hertog zette zijne bezoeken in het hotel der markiezin voort en werd door de moeder gevleid , door de dochter niet afgewezen. In de hooge kringen der maatschappij was van niets sprake dan van dit schitterend huwelijk, dat vele benijders had.
Geboorte, fortuin , schoonheid, niets ontbrak den hertog. En deden eenige booze tongen nu of dan een schampere aanmerking hooren, dan kwam deze volgens do markiezin uit ijverzucht voort; een zoo in alle opzichten uitstekende echtverbintenis moest wel het werk dei-Voorzienigheid zijn , beweerde zij zelfs.
„Arme Alicia!quot; herhaalde de baron daarentegen onophoudelijk tot den procureur, „alles vereenigt zich tegen haar, en ik zou, dierbare vriend, aan de toe-
69
komst wanhopen, zag ik in uw aanstaand vertrek naar Parijs niet eene providentiëele tusschenkomst. Ach, moge zij ontkomen aan het gevaar, waarin eene verblinde moeder haar dreigt te storten! Gij hebt haar uit het vuur gered, och, mocht gij haar ook uit de klauwen van den valk der vrijmetselarij verlossen!quot;
Deze taak was den jongen, vurigen procureur verre van onaangenaam; het nut, dat hij met de vervulling er van stichten zou, ware hem ongetwijfeld de krachtigste aanmoediging geweest, maar hoe moest hij gebeurtenissen tegenhouden, welke op het punt stonden in vervulling te gaan!
„ Moed en vertrouwen op God!quot; dit waren de laatste woorden, welke de baron bij het scheiden sprak.
Bij zijne aankomst te Parijs wachtte de procureur niet lang met zich aan de markiezin voor te stellen. Een brief van den baron was hem voorgegaan, en hij werd dan ook ontvangen met al den eerbied, welken men aan zijn machtigen beschermer verschuldigd was. Toen hij vertrok, zeide de markiezin: „ ik hoop dat gij ons dikwerf een bezoek zult komen brengen.quot;
In den mond van mevrouw D\'Inville was deze uitnoo-diging, hoezeer ook op vriendelijke wijze gedaan , slechts een alledaagsche beleefdheid, en bij grootere oplettendheid had de procureur kunnen bemerken, dat Alicia door eeu wenk hare moeder tot die uitnoodiging had aangespoord. De heer De Contras nam haar intusschen als ernstig op en stelde zich voor zijne belofte te houden , want de tegenwoordigheid van het meisje had in zijn hart de indrukken verlevendigd, welke er vroeger in gemaakt waren.
70
Eenige dagen later bracht de procureur een bezoek aan den raadsheer De Sanlis, dien hij vroeger bij den baron ontmoet had, en ontving uit diens mond gewichtige mededeelingen. Hij verhaalde hem, dat hij voornemens was het hotel Martinsi onder toezicht te ptollen, wat door den raadsheer, die op de hoogte van \'s barons plannen was , goedgekeurd werd. De uitvoering dezer zaak was moeielijk en kon slechts toevertrouwd worden aan agenten der geheime politie , in wie het noodige vertrouwen kon worden gesteld. De raadsheer beval den procureur twee personen aan, die bewijzen hunner bekwaamheid gegeven hadden, en op wie hij meende te kunnen rekenen.
Reeds den volgenden dag dwaalden deze geheime agenten in de nabijheid van het hotel Martinsi rond, om de personen te zien, die het meest zich daarin begaven. Spoedig kondigden zij den procureur een aanzienlijk heer aan, die den heer Martinsi veelvuldig bezocht. Het signalement, dat hem gegeven werd, liet niet den minsten twijfel over, of de hertog De Rocca-Nera was de bedoelde persoon. Nog een tweede persoon behoorde tot de veelvuldige bezoekers; hij was ouder dan de hertog maar van minder aanzienlijk uiterlijk. Men kon het hem aanzien , dat hij liefst onopgemerkt bleef. Hij verscheen bijna dagelijks op hetzelfde uur. Als hij den heer Martinsi verlaten had, begaf hij zich naar den bankier Talois. Een onderzoek leerde den procureur, dat de geheimzinnige man de eerste boekhouder des bankiers was en diens volle vertrouwen bezat.
71
De. hertog Bè Rocca-Nera tracht te vergeefs den heer Be Con tras met geld om te koop en. — Hoe de vrijmetselarij Katholieke, finantiëele instellingen doet springen.
De Bank der Vereenigde Eigenaars, onder directie van den heer Talois, was door Katholieke kapitalisten gesticht, met het doel hunne fondsen onder de hoede van nauwgezette mannen te stellen. Ofschoon zij meer naar eerlijkheid en loyauteit in zaken dan naar groote winsten hadden gestreefd , had de onderneming zich in grooten bloei mogen verheugen , en de balans had in de eerste jaren schitterende resultaten aangewezen. De heer De Contras was een der voornaamste aandeelhouders der Bank. Hij bekommerde zich zelden om den loop der zaken; zijne rechtelijke functiën lieten hem daartoe den tijd niet. Hij vroeg zich nu echter af, welke betrekkingen er konden bestaan tusschen den eersten boekhouder der Bank en den geheimzinnigen man uit de Jacobstraat. Terwijl hij dienaangaande een onderzoek instelde, ontving hij onderscheidene ongeteekende brieven.
In den eersten werd hem geboden Parijs te verlaten; de tweede herhaalde het bevel en voegde er eene bedreiging bij; er werd hem geschreven, dat, wanneer hij zich met zaken bemoeide, welke hem niet aangingen, men middelen zou vinden om hem dit af te leeren. Inderdaad weinige dagen later haalde hij zich wegens een klein verzuim, zonder zijne schuld geschied, eene berisping op den hals, en de procureur-generaal, van het feit onderricht, bedreigde hem met eene kennisgeving aan den minister. De heer De Contras nam
72
zich voor oplettender te zijn maar was geen man om voor een bedreiging terug te schrikken. Hij voelde zich als voor den strijd geboren, en die, welke zich nu voor hem opende, behaagde hem om meer dan eene reden, want naar zijne meening zou hij uitloopen op eene nederlaag der vrijmetselarij. Reeds had hij omtrent den hertog De Rocca-Nera kostbare inlichtingen ontvangen. Deze deden hem het toekomstige lot van Alicia zeer beklagen, want iedere maal dat hij haar bij de markiezin aan de zijde van haren onwaardigen verloofde ontmoette, stortte zij hem zijns ondanks levendige belangstelling in.
Het was in het begin van Juni 187., en mevrouw D\'Inville was voornemens het begin van September voor het tijdstip der huwelijksplechtigheden te bepalen. De heer De Contras wist dit, en de gedachte aan deze echtverbintenis deed hem onbeschrijfelijk veel leeds.
Toen hij op zekeren dag weder aan den toestand van het meisje dacht, kwam zijn knecht hem melden, dat de hertog De Rocca-Nera een onderhoud verzocht. Dit werd toegestaan. De hertog trad binnen met de deftige houding in gebaren en manieren, welke niemand meer dan hem eigen was.
Het vertrek leerde bij den eersten oogopslag den bezoeker den smaak en het karakter van den heer De Contras kennen. Niet slechts waren de planken eener groote bibliotheek geheel met boeken bezet, maar ook tafels en stoelen waren er mede overdekt; hier zag men de wapentropee en de kepi van een Pauselijken Zouaaf, daar eenige bronzen kunstvoorwerpen.
„ Mijnheer,quot; zeide de hertog, „ ik zou u niet in uwen gewichtigen arbeid komen storen, hadde ik u niet eene
73
gewichtige mededeeling te doen. Ik heb u ongelukkig wel iets onaangenaams te berichten, doch het hangt slechts van u zeiven af den toestand te veranderen.quot;
„Verklaar u nader,quot; sprak de procureur, de wenkbrauwen fronsende.
„Ik kom u spreken over de Bank der Vereenigde Eigenaars, ouder directie van den heer Talois.quot;
„ Zoo.quot;
„ Deze Bank staat op het punt van te springen.quot;
„ Komantwoordde de heer De Contras ongeloovig maar toch verbleekende.
„Ja, te springen.quot;
„Dat nieuws is zoo onwaarschijnlijk....quot;
„Ik verklaar u dat het volkomen juist is, —het lot der bank is in mijne handen. Wilt gij eene schikking aannemen ? quot;
„Laat hooren,quot; hernam de procureur driftig.
„ Er worden geen groote offers gevraagd , stel u gerust.quot;
De heer De Contras zweeg. Spande men hem een strik ?
„Ofschoon zaken geen medelijden kennen en het hart bij millioenquaestiën buiten spel gelaten wordt,quot; vervolgde de hertog, „is het denkbeeld mij onverdragelijk, van iemand dien ik bij de markiezin van voordeelige zijde heb leeren kennen, door eene daad, welke in zich zelve zoo onschuldig mogelijk is, te benadeelen.quot;
De procureur antwoordde met eene stomme buiging.
„Aan de salons van mevrouw D\'Inville, waar ik zoo gelukkige oogenblikken heb doorgebracht, mogen geen droevige herinneringen verbonden worden,quot; vervolgde de hertog. „ Ik kom u dus eene schikking aanbieden, welke mij de voldoening schenken zal, dat u geen nadee-len treffen zullen.quot;
74
„ Maar, mijnheer de hertogviel do procureur hem in de rede, „er is minder gelegen aan mij dan aan zooveel andere ongelukkigen, die den heer Talois de vruchten van hun zweet, de penningen, met zooveel moeite bespaard, hebben toevertrouwd.quot;
„Welnu , die allen zult gij tegelijk redden,quot; antwoordde de hertog. „ Om de bank staande te houden, behoef ik slechts eenige schuldvorderingen te verscheuren ; daar deze echter van groote waarde zijn, zal ik er alleen toe besluiten tegen uwe belofte van mij een dienst te zullen bewijzen.quot;
„ Dat is niet meer dan billijk,quot; antwoordde de procureur , ,, wat verlangt gij ? quot;
„Ik weet,quot; hernam de hertog, ,, dat gij grooten invloed bezit op den geest en het hart van den baron De Vris-sac. Met het oog op mijne beginselen keurt hij mijn huwelijk met zijne nicht Alicia af. In dezen toestand kunt gij mij nuttig wezen, door den baron tot andere gedachten te brengen. Hij zal uwe raadgevingen niet in den wind slaan, en de wijze, waarop ik mij tegenover hem zal gedragen, zal u uwe taak gemakkelijk maken.quot;
„ Misschien vergist gij u omtrent de mate van mijnen invloed,quot; antwoordde De Contras, „maar ik begrijp niet, waarom eenige woorden, welke ik ten uwen gunste spreken zou, van uwe zijde zulk eene edelmoedige dankbaarheid zouden verdienen.quot;
„ Dat is , omdat ik, den baron kennende, vrees dat, wanneer het huwelijk zonder zijne volledige goedkeuring zou gesloten worden, zijne testamentaire bepalingen in een voor mij zeer ongunstigen zin zouden worden gesteld. Alleen de liefde, welke ik Alicia toedraag, heeft mij
75
kunnen bewegen zoo openhartig met u te spreken.quot;
„En dus zoudt gij willen...,?quot;
„ Dat gij den baron ten mijnen aanzien geruststeldet. Ik eerbiedig alle overtuigingen. Zeg bem , dat de zijnen mij boven alle andere eerbiedwaardig toeschijnen.quot;
„En dat gij ze deelt?quot;
„Als dit noodig is, waarom niet?quot;
„Gij noodigt mij dus uit hem te bedriegen?quot; riep de procureur met nadruk,
„Het woord is hard, mijnheer de procureur,quot; antwoordde de hertog even opgewonden, „ het bewijst dat wij elkander niet begrijpen. Er is geen sprake van den baron te bedriegen maar hem in te lichten. Overigens moest gij aldus niet spreken tot een man, die u in zulk een jammerlijken toestand edelmoediglijk de hand toesteekt.quot;
De heer De Contras wilde antwoorden , doch de hertog liet er hem den tijd niet toe.
„Ik treed niet in discussie,quot; zeide hij. „Zult gij doen wat ik vraag ? Zoo niet, dan laat ik de crediet-instelling, waarin gij belangrijk betrokken zijt, springen.quot;
„Laat springen!quot; antwoordde de rechter kalm. „ Eer en geweten schrijven mij dit antwoord voor.quot;
De hertog balde de vuisten en verliet met saamgeperste lippen het vertrek.
De procureur verkeerde niet minder in eene hevige opgewondenheid. Hij zou aan den baron moeten zeggen : De hertog is een braaf man , en al het kwaad, dat gij van hem denkt en zegt, bestaat slechts in uwe verbeelding! Hij, een vrijmetselaar, kom! Integendeel, hij deelt uwe heiligste overtuiging. Hij vraagt de hand uwer nicht, een huwelijk van twee engelen 1
76
Waarlijk, de hertog was voor zulk eeu boodschap aan geen goed adres gekomen! Hij had zich gericht tot den man, die de taak op zich had genomen alle hinderpalen tegen het huwelijk op te werpen en liever honderdmaal zijn fortuin zou verloren dan zich gewikkeld hebben in eene misdadige kuiperij, vooral in zulk eene, waarin niets minder dan het geluk van Alicia op het spel stond....
Toen de heer De Contras van zijne eerste verbazing een weinig bekomen was, herlas hij nog eens het signalement van den eersten boekhouder, die dagelijks den weg tusschen het hotel van den bankier Talois en dat van den heer Martinsi aflegde, en begaf zich vervolgens in allerijl naar de bank.
In de nabijheid gekomen, ontmoette hij den heer Talois. Op diens gelaat was duidelijk groote ontsteltenis te lezen. De procureur ging hem tegemoet, welke moeite de bankier ook deed, om hem uit den weg te gaan.
„ Ik weet alles,quot; zeide de heer De Contras hem.
„Wat?quot; riep de bankier op smartelijken toon, „welke ramp! quot;
Daarop traden zij zwijgend de bank binnen en begaven zich naar het kantoor des bankiers. Nauwelijks bevonden zij zich hier, of er werd op de deur geklopt.
Binnen ! quot; riep de heer Talois.
Een man trad binnen en vroeg op bevelenden toon om de kwitantiën. „ Mijnheer de directeur,quot; voegde hij er bij, „herinnert zich ongetwijfeld, dat zij heden aan den eigenaar teruggegeven moeten worden.quot;
Was de bankier beleedigd door de onbeschaamde houding zijns bedienden, of achtte hij het nuttig aan zijn verlangen niet toe te geven? Wat daarvan zij, hij beval
77
hem zich te verwijderen, en zeide: „ Ik weet wat ik te doen heb. Gij kunt gaan.quot;
Hoe kort de bediende in het kabinet des bankiers geweest was, de heer De Contras had tijd genoeg gehad, om in hem don man te erkennen, op wien, om zijne veelvuldige bezoeken aan den heer Martinsi, men zijne aandacht gevestigd had.
„Is dat uw eerste boekhouder?quot; vroeg hij den bankier.
„Ja,quot; antwoordde deze, „iiij heeft mij als het ware medegesleept in die noodlottige zaak der landhoeven in Utah. Een prachtige operatie, nu de Pacific Railway geopend is! riep men van alle kanten. En zij is, mijnheer, de oorzaak van onzen ondergang en van mijne oneer.quot;
„ Blijf bedaard! quot; sprak de procureur op vriendelijken toon. „Ik ben waarschijnlijk de grootste aandeelhouder en weet genoeg om uwe eerlijkheid niet te verdenken.quot;
„Kan men mij verwijten,quot; riep de heer Talois, „kan men mij verwijten, dat ik te lichtzinnig ben geweest in het nemen van waarborgen? Zie eens, op deze lijst vindt gij tal van personen , die in do Utah deelgenomen hebben; \'t zijn de soliedste finantiëele namen----quot;
En mot koortsachtige beweging nam hij uit eene portefeuille eenige papieren en gaf die den heer De Contras.
\'t Waren verbintenissen voor zeer groote sommen.
De hertog De Rocca Nera was een der voornaamste inschrijvers.
„Wat beteekenen die stukken?quot; vroeg de procureur.
„ Dat zijn de verbintenissen, welke mij vertoond zijn , om mij te bewegen de bank in de Utah te doen deelnemen. Men zeide mij: Zie, welke personen geteekend hebben! Zouden zij zich in eene twijfelachtige zaak voor
78
zulke enorme sommen verbonden hebben ? En daar ik nog aarzelde, voegde men er bij: „Welnu, wij zullen u verhaal geven voor de vijf millioen crediet, welke wij u vragen, op de onderteekenaars der schuldvorderingen, welke gij gezien hebt.quot; En thans heb ik tot mijne groote verbazing gezien, dat de ingeteekende sommen gestort zijn. Ziehier de kwitantiën. Er is dus voor de Bank geen verhaal mogelijk. Zij verliest hier vijf millioen, die, gevoegd bij andere verliezen, haar ongetwijfeld failliet zullen doen verklaren.quot;
De ongelukkige bankier geraakte in toenemende opgewondenheid. Daar werd weder op de deur geklopt , en dit trok hem uit zijne smartelijke overwegingen. Opnieuw verscheen de eerste boekhouder.
„Daar is een commissionair,quot; zeide hij, „die namens den heer Anierick de kwitantiën komt vragen.quot;
), Zijt gij gereed?quot; vroeg de bankier aan den heer De Contras, die nog steeds in de papieren bladerde.
„Laat de commissionair een oogenblik wachten,quot; antwoordde de laatste, zich driftig tot den boekhouder wendende.
„Maar, mijnheer,quot; antwoordde de boekhouder, „\'t loopt naar twaalf uur, en de stukken hadden ten tien uur reeds teruggegeven moeten zijn.quot;
„Deze stukken,quot; sprak de procureur droogweg, „kunnen niet teruggegeven worden, en ik verzoek den heer ïalois onmiddellijk naar de kamer van koophandel te gaan en te verklaren, dat hij zijne betalingen staaktquot;
De boekhouder zag den spreker met de grootste verbazing aan.
„Wie zijt gij? mijnheer,quot; vroeg hij, „dat gij hier zulke taal voert ? quot;
79
„Wie ik ben?quot; antwoordde de man der wet op strengen toon , „ ik ben een man , die al uwe handelingen ken; ik ben de grootste aandeelhouder in de bank der Vereenigde Eigenaars en wat meer is procureur der Republiek quot;
Hoe verpletterend deze verklaring ook was, de boekhouder gaf zich niet spoedig gevangen.
„ Ik weet hoeveel eerbied ik verschuldigd ben voor den vertegenwoordiger der wetantwoordde hij met eene spottende buiging, „maar heeft mijnheer de procureur der Republiek het recht mij te beletten, alvorens de bank verzegeld is, stukken terug te nemen, welke aan derden toebehooren en overigens zonder waarde zijn?quot;
„ Gij hebt u niet te bekommeren over den omvang mijner rechten,quot; antwoordde de magistraat, „ik weet wat ik te doen heb.quot;
„ Maar wij zullen zien wat gij zult kunnen doen sprak de boekhouder, verliet het kantoor en trok de deur met geweld achter zich toe.
Toen hij met den heer Talois alleen was, gaf de heer De Contras hem in weinige woorden te kennen, dat hij in die papieren kostbare stukken had gevonden, welke het van groot belang was niet uit de handen te geven.
Terwijl de bankier zich in allen haast naar de kamer van koophandel begaf, om zijne verklaring af te leggen en de verzegeling der bank te vragen , nam de procureur de maatregelen , welke hij nuttig oordeelde. Hij maakte zich bij den concierge bekend, gaf hem bevel de deur der bank te sluiten en alle bedienden weg te zenden.
Nauwelijks was een uur verloopen, of de boekhouder verscheen met twee andere heeren. Verbaasd dat zij
80
het kantoor gesloten vonden, schelden zij uit alle macht, maar niemand vertoonde zich. Eensklaps hield een rijtuig voor de bank stil. Op een wenk van den heer De Contras opende de concierge, en op hetzelfde oogen-blik snelden de heer Talois met den kantonrechter en de boekhouder met de twee hem vergezellende heeren binnen.
„Mijne heeren,quot; zeide de kantonrechter, „de Bank der Vereenigde Eigenaars heeft hare betalingen gestaakt; gij weet welke treurige formaliteiten ik heb te vervullen.quot;
Bij deze woorden naderde de boekhouder met ontsteld gelaat den spreker en verklaarde hem, dat eonige aanwezige stukken hem toebehoorden, en men hardnekkig geweigerd had ze hem terug te geven.
„ Die stukken zullen niet verloren gaan ,quot; antwoordde de man der wet, „van nu af liggen zij onder zegel.quot;
Weldra was in geheel Frankrijk de ramp bekend, welke de Bank der Vereenigde Eigenaars getroffen had, en er werd in de Parijsche kringen over niets anders gespi\'oken. Alicia , door hare vriendelijkheid voor ieder genaakbaar, werd steeds door de dienstboden des huizes en door hunne tusschenkomst door vele andere personen uit de lagere volksklassen om raad gevraagd. Op de aanbeveling van onderscheidene bevoegde en gnrstig bekende personen had zij hun geraden hunne spaarpenningen aan de Bank van den heer Talois toe te vertrouwen , en zoo was zij de middellijke oorzaak van den ondergang van een aantal lieden.
Dit was voor haar een wreede beproeving, welke niet kon verzacht worden door het denkbeeld, dat zij niet verantwoordelijk was voor zooveler verlies Zij wist dat de baron De Vrissac met een aantal politieke
81
geestverwanten betrokken was, en dat hun verlies hem misschien nog meer leed zou doen dan het zijne. Deze omstandigheden vermeerderden nog de smart van het meisje.
Be dood van den baron De Vrissac. — De slachtoffers van den ondergang der hank.
Eenigen tijd na de noodlottige gebeurtenis, welke wij verhaald hebben, was er als naar gewoonte schitterende receptie bij de markiezin. De lakkeien dienden onophoudelijk de aanzienlijkste personen uit de politieke kringen aan. Eene schitterende verlichting der zaal verhoogde den luister van de toiletten der dames; alles was in de prachtige vertrekken in zuivere harmonie. Alicia had in haar uiterst eenvoudig toilet iets vleiends en aantrekkelijks, dat geen ander meisje in die mate bezat. De fiere en trotsche houding van den hertog maakte een zonderling contrast met de bescheiden zedigheid zijner verloofde. Hij had een potlood in de hand, en weldra zag men hem schrijven onder dictee van het meisje.
Zij had hem hare smart medegedeeld over het lot van hen, die overeenkomstig haren raad hun geld aan den bankier Talois hadden toevertrouwd, en met eene galanterie, welke grootere bekoorlijkheid kreeg door de schijnbare koelheid van den jongeling, had hij haar den naam en het adres van hare dierbare slachtoffers gevraagd. Niet onduidelijk had hij te kennen gegeven, dat hij die personen schadeloos stellen zou , wat Alicia gelukkig maakte.
Verl. Vbijm. 6
82
„ Ik heb de bank kunnen en willen reddenzeide de hertog op vertrouwelijken toon , „ maar onze vriend de heer De Contras heeft er zich tegen verzet. Ik laat hem de verantwoordelijkheid van zijn zonderling gedrag.quot;
„Hoe!quot; sprak het meisje, „de heer De Contras, die zoo loyaal en zoo goed schijnt te zijn, zou geweigerd hebben____quot;
Zij had nog niet geëindigd , toen de markiezin doode-lijk bleek en met een telegram in de hand haar naderde, haar een teeken gaf haar te volgen en den hertog verzocht haar te vergezellen.
Zoodra zij in een belendend vertrek gekomen waren, zeide de markiezin: „ Ik heb eene verschrikkelijke tijding ontvangen.quot;
„Wat is er?quot; vroeg het meisje angstig.
Mevrouw D\'Inville had den moed niet te antwoorden. De hertog nam het telegram, dat zij hem aanbood, las het met de gevoelloosheid, welke de grondtoon van zijn karakter was, en zich tot het meisje wendende, zeide hij: „mejuffrouw Alicia, uw oom De Vrissac....quot;
„Is dood,quot; vervolgde het meisje in tranen smeltende.
„Ja,quot; sprak de hertog, „hij is heden nacht plotseling gestorven.quot;
Een smartelijk stilzwijgen, door snikken afgebroken, volgde op de aankondiging dezer treurige tijding.
Toen de markiezin hare aandoening een weinig be-héerscht had, zeide zij: „ Mijnheer de hertog, gelief mij bij mijne bezoekers te verontschuldigen. Deze gebeurtenis is zoo verschrikkelijk en zoo onverwacht, dat ik mij niet in staat gevoel hun zelve die mede te deelen.quot;
„ Arme oom! quot; voegde Alicia er bij , „ de val van de bank Talois zal hem gedood hebben.quot;
83
De hertog verliet haar, en moeder en dochter stortten overvloedige tranen, Alicia beweende haren oom, dien zij als een vader beminde; hare moeder beklaagde zich zelve, denkende dat zij ook oud werd en eens ontrukt zou worden aan de wereld, waaraan zij zoo gehecht was, ofschoon die haar geen voldoening schonk. Zij trad dus in eene smartelijke overweging over zich zelve, terwijl Alicia zich zelve vergat, om alleen aan den overledene te denken en voor hem te bidden.
De hertog kwam weldra terug, nam met geveinsde hartelijkheid de handen der markiezin , zeide dat hij zich van zijne smartelijke taak gekweten had, waagde eenige woorden van deelneming ook namens de vrienden der markiezin en nam daarna afscheid van mevrouw D\'Inville en hare dochter, die naar hare vertrekken terugkeerden.
Toen Alicia alleen was, kon zij hare smart niet meer bedwingen. Zij had een bloedverwant verloren, die als een vader belang in haar lot stelde; hem was zij hare godsdienstige opvoeding en de beste ingevingen haars levens schuldig; zijne toegenegenheid jegens haar was tot de uiterste teederheid gegaan; zij gevoelde welke heilzame invloed nu ophield op hare moeder te werken, welke gids haar zelve bij hare weinige ondervinding en kennis van de menschen en de wereld ontnomen was. Met droevigen blik, waarin de herinnering aan het ver-ledene te lezen was, beschouwde zij de kunstvoorwerpen , de boeken enz., welke zij aan de edelmoedigheid van haren oom te danken had, en zij zag ook het laatste boek, dat hij haar geschonken had. Hare oogen bleven rusten op de groep van Flavia Domitilla en Aurelianus, en de strenge woorden des grijsaards kwamen haar weder voor den geest. Werktuigelijk nam zij het boek
84
over de geheime genootschappen, opende het en las:
„ De vrijmetselarij is ingesteld om troon én altaar, tirannie en bijgeloof te vernietigen. Zij zal niets sparen , om dit dubbele doel te bereiken, noch leugens, noch listen, noch moorden, noch oorlog, noch revolutiën. Alle middelen zijn haar goed. \')
„ De vrijmetselaar heeft gezworen aan den wenk der orde te gehoorzamen; zijn vader, zijne kinderen, zijne vrouw zelve mogen nooit het geheim kennen, dat hij in zijn hart draagt. Huisgezin en vriendschap hebben geen plichten voor hem; hij is zich zeiven aan de menschheid schuldig.quot;
De lezing dezer regelen verwekte weder alle twijfelingen en onrust, welke zij eindelijk uit haren geest had verdreven ten gevolge van de listige pogingen harer moeder. In dit plechtig oogenblik, waarin hare dankbare ziel instinctmatig zocht naar hetgeen zij doen kon, om God en den dierbaren overledene te behagen , bracht zij in haren geest de gesprekken terug, welke zij met den baron De Vrissac over den hertog gevoerd had.
1) lts Soc. Secr. dl. I hoofdst. IV. Jan Witt verhaalt, dat, toen hij op reis was met professor Follenius, een voornaam Berlijnsch vrijmetselaar, leermeester van Sand en vriend van Cousin, het gesprek op den moord viel. Jan Witt verklaarde, dat hij niet aarzelen zou een tiran te dooden, maar onmiddellijk daarna zich zeiven het leven benemen zou: wie doodt moet gedood worden. Follenius deed een stap achterwaarts en zeide op vergramden toon: „Ik dacht dat gij meer zielskracht bezat; waarom zoudt gij niet een stuk brood snijden met het mes, waarmede gij den besten der vorsten zoudt gedood hebben, en het niet bedaard opeten? Alle middelen zijn in zich zelf onverschillig, en een vorst moet niet enkel sterven, „ omdat hij slecht maar omdat hij vorst is.quot; Welke leeraar en welke vriend!
85
Om aan de rede en den plicht te gehoorzamen, zou zij niet geaarzeld hebben de genegenheid haars verloofden op te offeren- Nu scheen het haar toe, dat de stem van den ouden baron zich als uit het graf met een ongewone kracht deed hooren en van haar dit offer eischte. „ Er is geen geluk bij een man zonder geloof en godsdienst. Weg met den goddelooze en ongeloovige!quot; riep die stem haar toe. Zij beefde en herinnerde zich eensklaps welke meeningen de baron omtrent den heer De Contras koesterde. Maar dezelfde De Contras had volgens verklaring van den hertog geweigerd de bank Talois te redden. Zij schreef hem den ondergang barer beschermelingen toe, doch daar een geheime stem in het diepste haars harten voor den heer De Contras pleitte en bleef pleiten, besloot zij een onderzoek omtrent dit punt in te stellen. Beurtelings verschenen haar nu de hertog, de heer De Contras en de baron en hielden haar den ganschen nacht den slaap uit de oogen. En onder die drie personen was er een, die haar een onverklaarbaren schrik inboezemde: niet de overledene, want deze scheen door een hemelsch licht omstraald, maar de sombere hertog De Eocca-Nera.
De erfenis van den baron. — Alicia begint ernstig aan de trouw van haren maqonnieken verloofde te twijfelen. — De eeden der vrijmetselarij.
Den volgenden dag bracht een expres-trein de markiezin , hare dochter, haren zaakgelastigde en een gedeelte van haar dienstpersoneel naar Briamont. Het
86
■was koud; de velden waren met sneeuw bedekt, en de natuur scheen onder een lijklaken den doodslaap ingesluimerd. Het was een treurige, sombere reis. De doodsche stilte, welke de beide vrouwen, aan het gewoel van Parijs gewoon , omringde, vermeerderde hare smart. De markiezin werd échter door geheel andere gedachten beziggehouden als hare dochter: welke bepalingen zou het testament van den baron De Vrissac bevatten ?
„\'t Is te hopen, dat geen teleurstelling ons wacht,quot; had zij tot haren zaakgelastigde gezegd.
„Daarvoor beminde de baron u te innig,quot; had hij geantwoord, waarop de markiezin aanmerkte: „ Testamenten zijn doozen vol verrassingen.quot;
Toen men het station Briamont bereikte, vond men den ouden koetsier des barons, die de vermoedelijke erfgenamen zijns meesters wachtte. Twee rijtuigen waren den reizigers ter beschikking gesteld. „ Dat is een goed voorteeken,quot; dacht de markiezin, „ de rentmeester acht het in zijn belang ons goed te ontvangen.quot;
Terwijl zij naar het kasteel reed, vernam zij de omstandigheden, welke den dood haars ooms vergezeld hadden. Weinige dagen geleden had hij, ofschoon reeds ongesteld, den pastoor, den notaris der plaats en eenige vrienden bij zich ontvangen. Twee dagen later nam zijne ongesteldheid een ernstiger karakter aan, en beter dan de geneesheer zijn waren toestand inziende, ontbood hij den priester en ontving in tegenwoordigheid van zijne bedienden, zijne pachters en de aanzienlijksten des dorps, die allen in tranen smolten, de HH. Sacramenten der stervenden. Eenige oogenblikken daarna gaf hij zijne schoone ziel aan God over, terwijl hij de heilige namen van Jesus en Maria uitsprak.
87
Men bereikte weldra het kasteel. De rentmeester Lambert ontving de dames met de woorden ; „Wij hebben onzen vader verloren!... De val van de bank— Talois heeft zijn dood niet weinig verhaast. Hij kon het denkbeeld niet verdragen, dat hij zooveel fatsoenlijke lieden en kleine kapitalisten in zulk eene ongelukkige zaak had medegesleept. In weerwil van zijne 80 jaren was hij krachtig genoeg , om nog verscheidene jaren te kunnen leven. God moge hem in Zijn schoonen hemel hebben opgenomen ! quot;
Toen het gesprek eenigen tijd over de bijzonderheden der begrafenis geloopen had, geloofde de markiezin het oogenblik gekomen , om te onderzoeken naar den laatsten wil van haren oom.
„Is er een testament?quot; vroeg zij op schijnbaar onverschilligen toon.
„ Eénige dagen voor zijn doodantwoordde de rentmeester, „ heeft de baron mij een lijst gegeven van eenige testamentaire beschikkingen. Deze spreken van legaten voor zijne bedienden en voor verscheidene personen, die ingevolge zijne raadgevingen aandeelen hebben genomen in de bank van den heer Talois. Het totaal dier sommen is van weinig beteekenis met betrekking tot het onmetelijk fortuin, dat de baron nagelaten heeft. Ik heb geen andere stukken in mijn bezit.quot;
„En de notaris?quot; vroeg de markiezin, wier moed zichtbaar toenam.
De heer Lambert haalde de schouders op en fronsde de wenkbrauwen als iemand , die niets van de zaak weet waarnaar men vraagt. „ De notaris,quot; zeide hij , „ heeft mij niets medegedeeld; indien er een testament bestond, zoudt gij er reeds van onderricht zijn.quot;
88
Onmiddellijk werd de notaris ontboden. Deze antwoordde op de vragen der markiezin, die alle pogingen moest aanwenden om hare voldoening te verbergen, dat er niets bekend was, hetwelk de erfgename kon beletten in het bezit der erfenis te treden. Onmiddellijk stortte mevrouw D\'Inville haar hart uit in een overvloed van lofreden ten opzichte van den overleden baron, terwijl uit hare ziel de treurige indruk van het overlijden langzamerhand verdween.
Twee dagen later had de begrafenis plaats. De lijk-statie was prachtig en geschiedde onder den toeloop van eene ontelbare volksmenigte. Ieder hield op zijne wijze eene lofrede op den doode. Allen prezen zijn eenvoudig en deugdzaam leven , zijne ontelbare weldaden. De markiezin voldeed zoo goed zij kon aan de eischen van het oogenblik; zij was deftig en naar behooren bedroefd. Alicia verkeerde in zekere verlegenheid, toen zij zich het voorwerp zag van de nieuwsgierige blikken van zooveel vreemde personen , die, zonderling genoeg, weinig eerbied betoonden voor haren verloofde, den hertog De Rocca-Nera, wiens hoogheid zich wel had willen ge-waardigen eene begrafenis in een provinciestadje bij te wonen en dit ieder gaarne wilde doen gevoelen. Gedurende de H. Mis klaagde hij tot het meisje over de kleine ruimte der kerk, welke hem bijna deed stikken, over het orgel en de zangers, die zijn oorvlies verscheurden, over de lijkrede van den pastoor, die op treffende wijze de deugden van den overledene schetste, eindelijk over den langen duur der plechtigheid. Alicia had niets geantwoord , maar in haar bewogen hart keurde zij zeer streng de houding des hertogs af, welke zoo zeer afstak bij die van den heer De Contras, die evenzeer aan den
89
vriend, dieu hij beweende, de laatste eer had willen bewijzen.
Toen de markiezin hem bij het verlaten der kerk bemerkte, verzocht zij hem met haar naar het kasteel te gaan en eenige dagen bij haar te blijven. Meermalen reeds had zij in juridische zaken raad bij den procureur ingewonnen en hoopte ook nu in verschillende gevallen zijn gevoelen te zullen vernemen. Maar de heer De Centras nam de uitnoodiging niet aan, omdat hij Alicia niet wilde zien aan de zijde van den hertog op plaatsen, die hem aan zooveel uren van genot herinnerden. Echter beloofde hij later de markiezin te zullen komen bezoeken.
De hertog had onmiddellijk het voornemen gevormd zoolang op het kasteel te blijven, als De Contras er wezen zou, en vernam met een geheim genoegen , dat de rechter onmiddellijk de terugreis wenschte aan te nemen. Hij besloot nu eveneens terug te keeren, onder voorwendsel dat dringende zaken zijne tegenwoordigheid te Parijs noodzakelijk maakten, maar in werkelijkheid, omdat hij een afkeer had van het huis, waaruit zoo even het lijk gedragen was van den man, dien hij zooveel leeds berokkend had. Men ziet gewoonlijk, dat lieden, die er groot op gaan dat zij God loochenen, het uur Zijner rechtvaardigheid vreezen en huiveren bij het ontmoeten van omstandigheden, welke hen daaraan herinneren.
Eenige dagen na het vertrek van den hertog vertoonde de heer De Contras zich op het kasteel.
Hij werd door Alicia niet als naar gewoonte met welwillendheid en sympathie, maar met zichtbare koelheid ontvangen. Toen zij hem zag, trokken zich hare lippen te zamen, en zij beantwoordde nauwelijks zijn
90
groet. De Contras nam zich dadelijk voor het kasteel niet te verlaten, alvorens bij het meisje eene verklaring te hebben uitgelokt, en hij nam dus gaarne de uitnoodiging van mevrouw D\'Inville aan, toen deze hem nogmaals verzocht eenige dagen op het kasteel te blijven. Hoe kon hij wedcrstaan aan het verlangen om zich met Alicia te bevinden op die plaatsen, welke zooveel -heilzame indrukken bij haar konden verlevendigen. Hij brandde van begeerte naar een onderhoud met haar ter zelfder plaats, waar de grijsaard, wiens graf nauwelijks gesloten was, zoo dikwerf over een eventuëel huwelijk van zijne nicht met een ridder van het schootsvel zijne smart had uitgesproken.
De markiezin maakte van de tegenwoordigheid des rechters gebruik, om onderzoek te doen naar de wetten, welke de erfmakingen beheerschen. Alicia bleef eene buitengewone terughoudendheid aan den dag leggen, welke hare moeder aan hare smart toeschreef en waarvan de procureur verlangde de ware oorzaak te kennen. Zijn gestadig zoeken naar die oorzaak deed hem dikwerf een van verstrooiing getuigend antwoord op de vragen zijner gastvrouw geven.
Op zekeren avond, terwijl men aan de theetafel plaats had genomen, geraakte men spoedig in drukke gesprekken verdiept. De rentmeester en de zaakgelastigde hadden verschil over de ontginning van een der landerijen, en de nieuwe eigenaarster van het landgoed, in staat willende zijn zelf een oordeel uit te spreken, luisterde aandachtig naar de bewijzen, welke beide heeren ter ondersteuning hunner stellingen aanvoerden. Daar het onderwerp van dit gesprek de tusschenkomst des rechters niet noodzakelijk maakte,
91
begaf hij zich naar het andere einde der zaal, waar Alicia het theeservies gereed maakte.
Nooit had hij zich in zulke verlegenheid als thans bevonden; het meisje scheen in denzelfden toestand te verkeeren, want zij goot melk in den suikerpot. De jongeling schelde, en een dienstbode herstelde de door het meisje begane fout.
Hierdoor hadden beide partijen tijd om zich te herstellen , maar toen de dienstbode zich verwijderd had, moest er gesproken worden.
„Mejuffrouw,quot; zeide de procureur met ontroering in de stem, „ in naam van den dierbaren vriend, dien wij beiden betreuren, verzoek ik u mij te zeggen, waarom gij zooveel koelheid jegens mij aan den dag legt.quot;
„Uw geweten zal u in mijne plaats kunnen antwoorden sprak zij blozend.
„ Mijn geweten zegt mij niets.quot;
„En de bank van den heer Talois?quot; hernam zij met kracht, daar zij aan hare ongelukkige beschermelingen en aan haren oom dacht.
Deze woorden deden den heer De Contras opspringen als een paard, dat de sporen krijgt.
„Weet gij dan niet,quot; vroeg hij, „dat de sommen, op uwen raad in die bank gelegd, aan de eigenaars tot den laatsten stuiver zijn teruggegeven ? quot;
„ Ik weet slechts, dat zekere sommen door mijn verloofde zijn terugbetaald.quot;
„Door uwen verloofde? Wie heeft u dit gezegd?quot;
„Hij zelf, mijnheer.quot;
„Veroorloof mij dan u te zeggen, dat hij zich vergist heeft.quot;
„Wat, mijnheer! ik heb hem innig bedankt, en hij
92
heeft de betuigingen mijner erkentelijkheid aangenomen, want hij had die weten te verdienen.quot;
„Of gy hebt hem slecht begrepen , mejuffrouw, öf — ik zal u verlof vragen om het bewijs te leveren, dat bij voor uwe beschermelingen niets gedaan heeft.quot;
„ Zoudt gij daar dan misschien zorg voor gedragen hebben?quot; vroeg het meisje ironisch.
„Zooals gij zegt,quot; antwoordde de jongeling op een toon, die Alicia diep trof.
„ En sta mij nu toe, daar wij tot bekentenissen gekomen zijn, er bij te voegen, dat de reden van mijn gedrag alleen ligt in de innige achting, welke ik u toedraag; deze achting heeft mij zooveel zorg voor uwe beschermelingen doen dragen, dat zij geheel schadeloos gesteld zijn.quot;
„Ik weet niet wat ik er van denken moet,quot; antwoordde het meisje, aan de grootste verwarring ten prooi.
Zij zweeg en verbleekte, want haar hart aarzelde te besluiten tusschen de oprechtheid van den hertog en den heer De Contras. Zou de eerste haar huichelachtig bedrogen en zich daden toegeëigend hebben, door den rechter gepleegd; zou zij, om rechtvaardig te zijn, hare dankbaarheid van den eenen persoon op den anderen moeten overbrengen?
„O,quot; zeide zij eindelijk als geheel onwillekeurig, „ hoe ongelukkig ben ik van de raadgevingen mijns dierbaren ooms beroofd te zijn!quot;
„Niemand is daarvan meer overtuigd dan ik, mejuffrouw , maar veroorloof mij u te vragen hoeveel waarde gij er aan hechttet, toen ze u gegeven werden?quot;
„ Ik hechtte er geen genoegzaam gewicht aan,quot; zeide Alicia, de oogen nederslaande. „Maar thans komt alles
93
T
wat hij mij gezegd heeft voor den geest terug. Ik herinner mij ook wat ik gisteren gelezen heb in een boek, dat hij mij gegeven heeft.quot;
Het meisje stond als onbewegelijk, terwijl de volgende woorden zich weder voor haren geest vertoonden: „De vrijmetselaar gehoorzaamt blindelings aan de bevelen van de oversten der orde; zijne vromo zelve kent nooit het binnenste zijns hartenquot; Een inwendige stem herhaalde haar die vreeselijke woorden in dit verlaten kasteel en verscheurde haar arm, gepijnigd hart. Ten einde hare verwarring te verbergen, vroeg zij verlof om zich eenige oogenblikken te verwijderen. De procureur liet haar gaan en nam zijne plaats aan de theetafel weder in. De markiezin had gelukkig niets van het voorval bemerkt. Zij sprak nog immer over akkers en landontginning. Toen zij eindelijk de afwezigheid harer dochter bemerkte, zeide zij tot den rechter: „ Ongetwijfeld zal Alicia onze landbouwkundige gesprekken ontvlucht zijn.quot;
Het meisje keerde weldra weder; de vermoeide sprekers bewaarden het stilzwijgen, en het zwakke licht der waskaarsen belette de doodelijke bleekheid van Alicia op te merken. Zij ontsnapte echter niet aan het waakzaam oog van mevrouw DTnville, maar deze schreef haar toe aan de talrijke aandoeningen der laatste dagen. Weldra begaf ieder zich naar zijne kamer.
Alicia\'s slaap werd herhaaldelijk door de verschrikkelijkste droombeelden verontrust. Zij bevond zich in zalen, behangen met zwarte kleeden, die met roode vlammen en dreigende adders beschilderd waren. Zij zag menschen-geraamten, in lijklakens gewikkeld, lange en magere spoken, het witte schootsvel aangebonden en het truweel in de hand, en te midden van al die afschu-
-
94
welijkheden hoorde zij de verschrikkelijkste eeden uitspreken. \')
„ Ik verbreek 1) de vleeschelijke banden, welke mij nog kunnen hechten aan vader, moeder, broeders, zusters, echtgenooten, vrienden, koningen, opperhoofden, weldoeners, aan onverschillig wien ook, wien ik trouw, gehoorzaamheid, dankbaarheid of dienst beloofd heb.
„Ik zweer aan het nieuwe opperhoofd, dat ik erken, alles te openbaren wat ik zal hebben gezien, gedaan, gelezen, geleerd of gewenscht, en zelfs van te zullen opzoeken en bespieden wat zich niet aan mijne oogen zou vertoonen.
„ Ik zweer het aqua toffana s) te zullen vereeren als een veilig, snel en noodzakelijk middel, om de aarde door den dood of de verstomping te zuiveren van hen , die de waarheid zoeken te verlagen of aan onze handen te ontrukken.quot;
Men kan zich den toestand voorstellen, waarin het meisje zich bij haar ontwaken bevond. Hare moeder ontstelde hevig, toen zij haar zag, en deed onmiddellijk een geneesheer komen. Deze schreef rust voor en
) Het agua toffana, welks samenstelling slechts in de Loge te Napels bekend is, is zoo helder als het zuiverste water, heeft geen smaak, tast de edelste deelen des lichaams aan, zonder smart te verwekken, zonder aanvankelijk zelfs eenig onrustbarend verschijnsel te doen ontstaan, maar voert den mensch tot een toestand van uitputting en zwakheid, welke met alle hulpmiddelen der kunst spot en onfeilbaar den dood aanbrengt. Hoeveel menschen, die men aan eene ziekte overleden waande, zijn aan dit vergif gestorven!
95
voegde onder den vorm eener raadgeving er bij, dat de dames goed zouden handelen met zoo spoedig mogelijk naar Parijs terug te keeren en dat, daar tot het huwelijk van Alicia besloten was, het beste middel tot herstel van de gezondheid der zieke zou zijn het huwelijk spoedig te doen sluiten. De goede doctor had den vorigen dag mejuffrouw D\'Inville aan de zijde haars bruidegoms gezien , en zij scheen zoo gelukkig, dat hij hare ongesteldheid had toegeschreven aan de smart der scheiding. De raadgeving des geneesheers behaagde de markiezin, en zij nam zich voor zooveel mogelijk het oogenblik te verhaasten , waarop zij den zeer edelen en zeer machtigen hertog De Rocca-Nera den naam van schoonzoon geven zou. Daar hare dochter blijkbaar met dit plan niet overeenstemde, geloofde mevrouw D\'Inville, dat de oude muren van het kasteel van Bria-mont een noodlottigen invloed op haar uitoefenden, en zij besloot het vertrek te verhaasten, om aan het meisje hare liefde en de vermaken der hoofdstad terug te geven.
De heer De Contras stemde gaarne toe in het verzoek der markiezin, om haar en hare dochter naar Parijs te vergezellen. Mevrouw D\'Inville liet eenige bevelen aan den rentmeester achter en verzekerde hem, dat zij, wanneer zij later in het bezit van het fortuin haars dierbaren ooms getreden zou zijn, geen der bediendea van het kasteel vergeten zou.
De reis werd zonder eenig bijzonder voorval afgelegd. De markiezin, een weinig vermoeid, bracht een gedeelte van den tijd slapend door. De jongelieden verdiepten zich daarentegen in levendige gesprekken, en de heer De Contras won, zoo als hij gehoopt had, Alicia\'s vriendschap terug.
96
„Mijnheer,quot; zeide zij hem, toen de trein het station te Parijs binnenreed, „ik wil niet, dat gij mij onder een onaangenamen indruk verlaat. Ik ben u zeer verplicht voor uwe ophelderingen omtrent de bank van den heer Talois en voor uwe zorg voor onze beschermelingen. Hoe zal ik u voor dat alles mijne erkentelijkheid aan den dag leggen ?
„Uwe tevredenheid, mejuffrouw, is een rijk loon voor mijne geringe diensten.quot;
Met bewogen stem hernam zij: „ Ik heb uitspraak gedaan tusschen de verzekeringen van den hertog en de uwen, zooals mijn oom De Vrissac zou gedaan hebben.quot;
Men scheidde, en de jongeling bewaarde deze woorden in zijn hart, zonder juist te weten hoe hij ze verklaren moest. Hij wilde er niet meer in zien dan een treffend bewijs van vertrouwen in hem en een teeken dat het meisje hare illusiën omtrent haren verloofde begon te verliezen.
Een vahche naamlijst. — Eene ■ roaarschuwing tegen hel vergif der vrijmetselaars.
De heer De Contras had zich weder aan zijne gewone bezigheden begeven. Zijne collega\'s merkten herhaaldelijk , niet zonder boosaardigen spot, aan, dat eene groote verandering bij hem had plaats gegrepen. Hij was somber en afgetrokken, voor alles onverschillig. Zijn arbeid ondervond den invloed van zijn zielstoestand f hij werkte niet meer met den ouden ijver. „ Ongetwijfeld zeide men, „ kwellen hem de verliezen, welke
97
de bank van Talois geleden heeft.quot; Dit was waar, maar wat de procureur nog meer smartte, was liet streven van zijn edelmoedig hart naar een doel, dat hij wanhoopte te bereiken.
Het onderzoek van de zaak des heeren Talois werd uiterst langzaam voortgezet. De onpartijdige rechters, die zich er mede bezighielden , ontmoetten overal tegenwerking , en het publiek, door de uitgestrooide verhalen des hertogs misleid, beschuldigde den heer De Contras den ondergang der bank veroorzaakt te hebben.
Wij vinden hem thans, na een paar maanden, bezig in het kabinet, waarin hij het ons bekende bezoek van den hertog De Rocca-Nera ontvangen had. Het was minder koud; de zon , welke hare stralen door de dikke venstergordijnen deed dringen, gaf aan het vertrek een vroolijk voorkomen. De jongeling zat aan eene tafel, welke met een aantal dikke boeken en bundels papieren bedekt was. Zijn gelaat, op een zijner handen rustende, gaf de droefheid zijner ziel te kennen. Een geklop op de deur trok hem eensklaps uit zijne mijmeringen. Zijn kamerknecht meldde eene jonge vrouw aan, die hem wenschte te spreken.
Weinige oogenblikken later verscheen eene net gekleede jonge dame. Hare groote blauwe oogen, door dikke wenkbrauwen versierd, gaven haar gelaat een uitdrukking van zachtheid, waarmede haar ietwat gebogen neus en hare dunne roode lippen echter niet harmonieerden. Zij droeg een blauw lakenschen mantel, welke haar als geheel omhulde; hare houding scheen aan te duiden, dat zij zich zelve zeker gewicht toeschreef.
„ Laat ons zienzeide de heer De Contras tot zich zeiven, „wat die persoon wil.quot; Hij had nauwelijks deze Vbrl. Vkijm. 7
98
woorden gesproken, of Ginora ontrolde een papier, dat „, zij uit een doos genomen had , en bood het hem geopend zijn aan. De procureur wierp er een onderzoekenden blik in. „ Het was een brief, gericht aan den voornaamsten bediende „ van den heer ïalois, en waarin de hertog De Rocca-Nera hem aanspoorde, om. ten einde den directeur der bank in de onderneming der landhoeven in Utah te wikkelen, een valsche lijst te maken van de schoonste namen van Frankrijk en tevens van valsche kwitantiën , waaruit de deelneming der aanzienlijkste personen blijken zou. De hertog zond het model der lijst, door zijne hand geschreven, zeggende, dat wanneer de handteekeningen goed nagemaakt waren, men haar bewaren zou, om de kwitantiën te vervaardigen.
De procureur bedwong de hevige aandoening, welke hij gevoelde op het zien van dit stuk, dat al zijne vermoedens rechtvaardigde en bewees, dat de heer Talois alleen er in toegestemd had zich tegenover de Ameri-kaansche maatschappij te verbinden, nadat men hem stukken had voorgelegd, die den schijn van echtheid hadden maar inderdaad valsch waren.
„Wat beteekent deze brief, mejuffrouw,quot; vroeg de rechter, „en hoe is hij in uw bezit gekomen?quot;
„Ik weet niet juist wat hij beteekent,quot; antwoordde zij, „maar de ijver, waarmede men er naar zoekt, en het geheim, waarin men hem hult, hebben vermoedens bij mij doen ontstaan. Jan heeft mij op zekeren dag in vertrouwen gezegd ...
„Wie is Jan?quot; vroeg de procureur.
„De kamerkuecht van den hertog De Rocca-Nera, die mij ten huwelijk heeft gevraagd.quot;
„Zoo, goed, ga voort.quot;
99
\'• „Jan heeft mij in vertrouwen gezegd, dat deze brief
pend zijn meester aan de galg zou kunnen helpen.quot; „ Hoe weet hij dat ? quot;
„ Dat weet ik niet. Hij zeide mij: „ „ Ginora, men gelooft, dat gij den brief gestolen hebt. Wees op uwe hoede. Mijn meester hecht de grootste waarde aan dat geschrift. Hij zal het u duur doen betalen,quot;quot; Dat heeft mij tot nadenken gebracht, mijnheer, en ik heb gemeend, dat de brief misschien belang zou kunnen hebben voor de justitie.quot;
„ En hoe is dit papier in uw bezit gekomen ?quot; „Op zekeren dag, terwijl ik de kamer mijner meesteres j mejuffrouw Fiorina, die door den hertog herhaaldelijk bezocht wordt, in orde bracht, vond ik dezen brief, netjes toegevouwen, op een tafeltje liggen. Uit nieuwsgierigheid opende ik hem, stak hem in den zak, om hem Jan te laten zien, en toen men mij later vroeg of ik den brief niet gevonden had, deden eene zekere schaamte en de onzekerheid hoe men mijne bekentenis zou ontvangen, mij de waarheid verbergen. Ik heb goed gehandeld, want zij zijn zoo ontsteld over de verdwijning van het papier, dat zij mij het nooit zouden vergeven hebben, dat ik hem wegnam.quot;
„Wie zijn zij, die u dit nooit vergeven zouden?quot; „De hertog en mejuffrouw Fiorina.quot;
De rechter deed haar nu een aantal vragen over het vermogen, de woning dier vrouw enz., tot Ginora eindelijk bemerkende, dat het te laat werd, zeide: „Als mijnheer niets meer te vragen heeft, zal ik mij verwijderen.quot;
„Gij kunt gaan,quot; antwoordde de rechter, „voor heden is het genoeg. Waarschijnlijk zal ik u later nog moeten spreken.quot;
100
Hij groette haar met eene lichte hoofdbuiging, schelde een kamerknecht, en de deur werd achter Ginora gesloten.
Een tijdlang had Ginora gedacht, dat de brief voor eene som gelds van haar zou teruggekocht worden. De hertog zou zich ongetwijfeld groote opofferingen getroosten , om weder in het bezit van een hem zoo compro-mitteerend stuk te geraken. Maar in plaats daarvan had hij haar mishandeld en met vervolging en gevangenisstraf gedreigd. Om dit gevaar te ontgaan en tevens om zich te wreken, had zij den hertog verraden. Door hare betrekking bij Fiorina herhaaldelijk in kuiperijen gewikkeld, had zij daarenboven zekeren smaak in het intrigeeren gekregen.
Het huis des rechters verlatende, begaf zij zich naaiden hertog, om hem eene boodschap over te brengen , waarmede Fiorina haar belast had. Toen zij het kabinet des hertogs verliet, stopte Jan haar behendig een brief in de hand en gaf haar, door den vinger op den mond te leggen, een teeken dat zij zwijgen moest.
Thuis gekomen had zij niets haastigers te doen dan den brief van Jan te openen en te lezen. Hij luidde als volgt:
„ Geliefde Ginora,
„ Ik zie u bij mijn meester binnentreden ; terwijl gij met hem spreekt, haast ik mij u mede te deelen wat er geschiedt. Dierbare Ginora, ik vrees voor uw leven. Onze hertog is woedend; hij behoort tot de vrijmetselarij ; dat is een soort van zwarte bende, welke voor niets terugdeinst. Wees zeer voorzichtig, zelfs met het voedsel, dat men u geeft.
„Mijn vader, die bij den prins van Tradilla in dienst
101
was, heeft mij dikwijls gezegd, dat die lieden niet aarzelen zich van hen, die hen hinderen, door vergif te ontdoen. Ach, herhaalde hij vaak, vele lieden, die men een natuurlijken dood gestorven waande, zijn aan vergif bezweken. Gebruik geen spijzen, voor gij het hondje van uwe meesteres er een gedeelte van gegeven hebt. O mijn juweel, let toch goed op! God en ik zullen over uw dierbaar leven waken.
„ Uw geirouwe vriend. Jan.quot;
Men kan zich voorstellen welken indruk deze brief op Ginora maakte. Zij verwenschte hen, die haar leven bedreigden, een halfuur lang.
Alicia\'s angst voor een hmoelijk met een vrijmetselaar. — l)e begrafenis van een vrijmetselaar. — Be ontmoeting in Notre-Dnme-des-Victoires. — Be notaris Tabello.
Hoe meer de dag , voor het huwelijk bestemd , naderde, des te meer nam Alicia\'s ongerustheid toe. Hare neiging voor den hertog, listig door hare beminde en invloedrijke moeder geleid, werd door De Rocca-Nera niet meer gevoed; hij bezocht zijne verloofde dikwijls, maar zijne bezoeken duurden zeer kort. Het hart van een valschen minnaar is spoedig uitgeput. Niets vreesde hij meer dan door een langdurig bezoek zijne ware gevoelens te leeren kennen. Hij wist het gesprek niet lang te onderhouden, maar zelfs dan als hij nog eens de hartstochtelijke woorden van vroegere dagen kon
102
terugvinden, klonken deze Alicia akelig in de ooren en bleven zonder echo in hare ziel. Het waarlijk schoone voorkomen des jongelings maakte op haar geen anderen indruk dan de bevallige en onberispelijke vormen der marmeren standbeelden uit het park van Versailles. Zoo waar is het, dat de achting alleen in staat is de sympathie levendig te houden, welke persoonlijke bevalligheden hebben doen ontstaan. Alicia dacht dan ook met zekere huivering aan de toekomst, waarin zij met den schoonen en geestigen hertog De Rocca-Nera zou verbonden zijn.
Onder dezen indruk zeide zij eens tot de markiezin, toen deze haar weder over haar aanstaand huwelijk onderhield:
„ Moeder, waarom wilt gij dat ik u zoo spoedig verlate? Bij u ben ik gelukkig, en het huwelijk vreesik als den dood.quot;
„ Zijt gij dan bevreesd voor uw geluk, mijn kind?quot; antwoordde de markiezin. „Koestert de hertog niet een innige liefde voor u, en voegt hij daar niet het prestige van een schitterenden naam en een groot fortuin bij? En wat geest en beschaving betreft, is er in geheel Parijs geen jongeling, die met hem kan vergeleken worden. O mijn kind, ik behoef de volle overtuiging dat hij u gelukkig zal maken, om mij te bewegen uw lot in zijne handen te leggen. Raadpleegde ik slechts mijn moederlijk eigenbelang, gelooft gij, dat ik er in zou toestemmen, dat gij met een ander de teederheid deelt, waarvan ik altijd alleen het voorwerp was?quot;
Alicia naderde de markiezin, omhelsde haar en was langen tijd aan aandoening ten prooi.
„ Moeder/\' zeide zij, toen zij eindelijk kon spreken,
103
„houd mij toch bij u en geniet nog een jaar de liefde, welke ik u alleen geheel mijn leven zou toedragen.quot;
„En uw verloofde, mijn kind? Vergeet gij, dat hij u wacht?quot;
„ Mijn verlangen om u te behagen heeft mij alleen doen gelooven, dat ik hem genegenheid toedroeg, masir hier, in mijn hart, heb ik nooit liefde gevoeld dan voor u en mijn armen oom De Vrissac.. .
„Gij zult later den hertog beminnen, Alicia, Herinner u het vers van Molière: „ de liefde is dikwerf een vrucht des huwelijks.quot;
„ Ik vrees dat dit bij mij niet het geval zal zijn,quot; antwoordde Alicia, „mijn hart is zoo kond, als ik aan den hertog denk.quot;
„De tijd zal het verwarmen, mijn kindquot;
Dit gesprek duurde nog eenigen tijd voort, maar mevrouw D\'Inville nam eindelijk een strengen toon aan , en nu kwam er een einde aan de uitdrukkingen van Alicia\'s onschuldig vertrouwen. Zij brak in tranen los en begaf zich naar het balcon, om afleiding voor hare smart te zoeken.
Het was zeer druk op de straat, en in de verte naderde eene groote menigte volks. Het was een lijk-staatsie; weldra verscheen zij onder de vensters van het hotel der markiezin.
Alicia zocht naar het kruis, het zinnebeeld der hoop, hetwelk verkondigt, dat de overledene vrijgekocht is en gezegepraald heeft over den dood.
Er was geen kruis te zien. Nu herinnerde het meisje zich, dat de dagbladen tegen dien dag de begrafenis van een vrijdenker hadden aangekondigd. Het denkbeeld, dat de doodkist, welke men zulk een schitterend ge-
104
leide gaf, misschien de overblijfselen bevatte van iemand, die voor eeuwig ongelukkig zou zijn, deed haar huiveren. Al wat zij over de vrijmetselaars had gelezen, kwam haar voor den geest. Maar wie beschrijft hare ontsteltenis, toen zij onder de mannen, die de slippen van het lijkkleed, met ma^onnieke teekenen bedekt, droegen, baren verloofde erkende!
„Moeder!quot; riep zij, nauwelijks wetende wat zij deed.
De markiezin snelde naar het venster.
„Zie,quot; riep het meisje met wanhoop in de stem, „ daar gaat bij.quot;
„Wie?quot;
„ Mijn verloofde ! quot;
De moeder zweeg; beide beschouwden den lijkstoet, die zich aan hunne voeten voortbewoog.
Het schouwspel was hartverscheurend. Men hoorde geen gebed uitspreken voor de ziel van den overledene , op wien de slechte pers eene lofrede had gehouden, door hem geluk te wenscben dat hij aan zijne zoogenaamde overtuiging getrouw gebleven was en den priester niet aan zijn sterfbed toegelaten had. Een aantal broeders spraken en lachten zelfs rondom zijne doodkist. Er heerschte uitgelatene vroolijkheid. Waar geen eerbied voor God is, hoe zou men daar eerbied voor zijn schepsel kunnen vinden ?
Er stond geen voorbijganger stil, om het hoofd te ontblooten en, volgens zekere treffende uitdrukking, niet den dood maar de onsterfelijkheid te groeten. Het groote werk van den Calvarieberg was voor dien oproerling verloren gegaan. De hemelen hadden zich niet geopend, om zijne berouwhebbende ziel te ontvangen. Niets van het treffende en troostvolle verhaal van het
105
onderhoud van Martha met Jesus was op dien man toe te passen: „ Hij , die in Mij gelooft, zelfs al ware hij gestorven, zal leven, en wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven.quot; Atheïsme en materialisme, dubbele ontkenning van God en de onsterfelijke ziel, ziedaar wat die lijkstaatsie beteekende.
Alicia herinnerde zich de woorden haars ooms, ontleend aan een brief van de Luiksche Loge aan die uit Londen in 1866; „Wij willen geen godsdienst, omdat de godsdiensten het verstand verstikken. Men moet de menschheid derhalve onttrekken aan het juk der priesters eu de hoop op het eeuwig leven vervangen door de voldoening des gewetens.quot;
En \'t was haar verloofde, die, plaats nemende in een publieken lijkstoet, deze schandelijke leer in toepassing bracht. Zij was beschaamd en verontwaardigd. Haar moeder bemerkte het.
„ Ga van hier heen,quot; zeide zij, ,, het zien van den dood is niet heilzaam voor jonge meisjes.quot;
Alicia\'s aandoening was zoo hevig, dat zij besloot die buiten het hotel voor hare moeder te gaan verbergen. Het meisje beklom met hare kamenier het rijtuig en liet zich naar Nótre-Dame-des-Victoires brengen , waar zij hare smart aan de voeten der Hemelkoningin , de troosteres der bedrukten, wilde neder-leggen.
Toen zij de kerk binnentrad, was zij nog steeds aan diepe aandoening ten prooi; de lijkstoet trok heen en weder voorbij haren geest, en onwillekeurig bracht zij de hand voor de oogen, als om dat afschuwelijk visioen uit hare blikken te verwijderen. Nadat zij nedergeknield was, bad zij langen tijd, terwijl tranen, welke zij geen
106
moeite deed om te weêrhouden, haar met strooraen langs de gloeiende wangen vielen.
Naast haar zat een heer, die hare smart zag en allengs met medelijden jegens haar vervuld werd. Hij bukte zich werktuigelijk, om den rozenkrans op te rapen , welke aan de handen van het meisje ontvallen was. Zij volgde zonder eenige verwondering dezon gewonen beleefdheids-dienst, geraakte daarentegen in groote verbazing op het zien van een raedailjon, dat aan de horlogeketting van haren vriendelijken buurman hing, en dat, daar het, aan den stoel hakend, openging, haar heur eigen trekken te aanschouwen gaf.
„Mijn hemel,quot; zeide zij bijna luide, „mijnheer De Contras!quot;
Deze gaf haar den rozenkrans terug, zeggende: „een Ave Maria voor uwen dienaar.quot;
Aan groote verwarring ton prooi antwoordde het meisje slechts door een toestemmend gebaar.
„ O mijn God, hij gelooft en bidt! quot; zeide zij tot zich zelve. En eene inwendige stem, die de echo scheen te zijn van de stem haars ooms, voegde er bij: „Bad hij misschien niet voor u , terwijl gij naast hem neder-knieldet? Heeft uw portret zich niet aan u vertoond, om te getuigen, dat hij u bemint?quot;
Zij bleef eenigen tijd in deze zoete gedachte verzonken, en weldra ontvlood aan de zijde van den edelmoe-digen jongeling, wiens weldaden zij zich herinnerde, en aan de voeten der H. Maagd, wier hulp zij inriep, de smart uit hare ziel, en nieuwe en aangename gevoelens drongen hier binnen. De Christelijke liefde was geboren in het hart, dat van onedele gevoelens zooveel afschuw had.
107
Op dit oogenblik bad zij voor hem, zooals hij voor haar bad, en dit gemeenschappelijk gebed, voor elkander in het diepste der ziel gestort, verwezenlijkte de godsdienstige bedoeling des grijsaards, dien zij beiden zoozeer hadden bemind : Oremus pro invicem: Bidden wij voor elkander. Vol vertrouwen verliet het jonge meisje den tempel. Eenige dagen na dit voorval, terwijl de heer De Contras zich in zijn kabinet bevond, meldde men hem, dat een vreemdeling hem verlangde te spreken. Toen men dezen tot hem toeliet, en hij den notaris Tabello erkende, riep hij vol verwondering en voldoening:
„Tabello te Parijs? O wonder! Wat komt gij in ons Babyion doen ? quot;
Op ernstigen toon antwoordde de notaris: „ Een zeer gewichtige reden voert mij herwaarts.quot;
De plechtigheid van dit onverwachte bezoek maakte de nieuwsgierigheid van den heer De Contras gaande. „Ik kom,quot; vervolgde de notaris, „ eene gewichtige zending vervullen, waarmede de eerbiedwaardige baron De Vrissac mij belast heeft.quot;
De procureur bewaarde het stilzwijgen van iemand, die eene vertrouwelijke mededeeling verwacht.
„Twee dagen voor zijn dood,quot; hernam de notaris, „ heeft de baron mij doen roepen en mij voor getuigen zijn geheim testament toevertrouwd. Maar terzelfder tijd dat hij van ieder der comparanten de belofte verkreeg, dat hij zou zwijgen over de daad, welke hij verricht had, gaf hij mij een ander document, door zijne hand geteekend, en waarin hij mij gelastte de neder-legging bij mij van het testament geheim te houden tot op den dag, waarop het huwelijkscontract zijner nicht zou geteekend worden, en het op dien dag in tegenwoor-
108
digheid van het aanstaande bruidspaar en deszelfs ouders plechtig voor te lezen, Ik geloof te weten,quot; zoo ging hij voort, „ dat men morgen tot de teekening van het contract wenscht over te gaan. Uwe betrekking tot de familie D\'Inville stelt u ongetwijfeld in staat mij omtrent deze zaak met juistheid in te lichten.quot;
„Gij hebt u een dag vergist,quot; zeide de procureur met kwalijk verborgen aandoening. „ Het huwelijkscontract zou heden geteekend worden. Ik heb dit van den raadsheer De Sanlis vernomen.quot;
„ Heden !quot; riep de notaris op wanhopigen toon. „ Ach , mijn God, dan kan het wellicht reeds te laat zijn! Vergeef mij, mijnheer de procureur, ik snel naar de markiezin.quot;
De notaris verdween als een pijl uit een boog en liet zijn ondervrager ten prooi aan de meest tegenstrijdige veronderstellingen.
Wat kon het testament bevatten? De baron was niet gewoon zonder doel te handelen. Waarom koos hij juist den dag van het huwelijkscontract, om zijne testamentaire beschikkingen bekend te maken? Vermoedelijk was er slechts sprake van eene verrassing, waarmede de oom zijne nicht op dien dag verheugen wilde....
Het testament van den baron Be Vrissac. — Be aftocht van den mijmetselaar. — Be Loge wordt gewaarschuwd door de leden van de rechtbank. — Be vlucht.
Die dag was inderdaad uitgekozen, om in het hotel der markiezin het huwelijkscontract tusschen mejuf-
109
frouw D\'Inville en den hertog De Rocca-Nera te sluiten.
Omstreeks 10 uur in den ochtend geleidde de markiezin hare dochter naar de groote receptie-zaal, waar alles gereed was gemaakt voor de plechtigheid. Alicia volgde hare moeder werktuigelijk. Hare verwarring was zoo groot, dat zij de personen nauwelijks herkende, die zij bij het binnentreden der zaal groette.
Rondom eene tafel, met schrijfgereedschap en verschillende papieren bedekt, zaten een notaris en eenige andere personen, wier medewerking bij de vaststelling der acte noodig was. Tegenover dien Areopagus werden weldra stoelen ingenomen door de bruid, hare moeder en getuigen en voorts door den hertog en de overige personen, die met hem de acte teekenen zouden. De notaris zat aan het hoofd der tafel en brak het eerst het stilzwijgen af, om lezing van het huwelijkscontract te doen,
Hij was hiermede bijna ten einde, toen een bediende binnentrad en de markiezin aankondigde, dat een vreemde notaris aan de vergadering eene gewichtige mededeeling te doen had en daarom verlangde onmiddellijk voor haar gebracht te worden.
De markiezin beval hem in de vergadering toe te laten.
In een oogwenk teekende zich op aller gelaat eene uitdrukking van ongerustheid.
De vreemde notaris was, zooals men geraden heeft, de heer Tabello.
Hij trad binnen en sprak, na de gewone beleefdheden gewisseld te hebben: „Mevrouw de markiezin, mejuffrouw, mijnheer de hertog, mijne heeren, het doet mij leed u te komen storen, maar wijlen de baron De Vrissac heeft mij de taak opgelegd op den dag, waarop het
110
huwelijkscontract tusschen mejuffrouw Alicia cn den hertog De Rocca-Nera zou geteekend worden, u plechtig mededeeling te doen van den inhoud van het testament, dat hij mij in bewaring gegeven heeft.quot;
Allen werden door verbazing aangegrepen, want in het huwelijkscontract had de markiezin beschikt over lt;ie geheele nalatenschap des barons, alsof die haar eigendom was.
„Ziehier,quot; ging de notaris voort, „de acte, door den baron geteekend , waarin hij mij uitnoodigde slechts bij deze plechtigheid u zijn laatsten wil bekend te maken.quot;
Dit zeggende, overhandigde hij aan de markiezin een gezegeld stuk, waarvan alle aanwezigen achtereenvolgens kennis namen.
„Ik geloof niet,quot; zeide hij daarop, „dat iemand eenige aanmerking kan maken op de wettigheid dezer verklaring cn van dit mandaat.quot;
De notaris der markiezin en de overige heeren gaven door een gebaar van hunne instemming blijk.
„Het testament,quot; vervolgde de heer Tabello, „ is een geheim testament, en mij door den baron De Vrissac in tegenwoordigheid van zes getuigen ter hand gesteld, zooals de handteekeningen op den verzegelden omslag getuigen. Het heeft den vorm, voorgeschreven door art. 976 van B.-R. en is dus onaantastbaar. Ik zal de eer hebben\' er u voorlezing van te geven.quot;
Bij alle aanwezigen had de nieuwsgierigheid of de vrees den hoogsten graad bereikt. De markiezin zat op gloeiende kolen en werd ontevreden over al die voorafgaande formaliteiten; zij brandde van begeerte, om eindelijk den inhoud van het gewichtige testament te vernemen. De hertog was schijnbaar kalm; slechts
speelde een flauwe glimlach om zijne lippen; zij, die eerlang zijne bruid moest worden, verkeerde in koortsachtige ontroering.
Na met onverstoorbare kalmte het testament opengebroken te hebben, las de heer Tabello langzaam het volgende :
„In den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.quot;
„In tegenwoordigheid van God, dien ik dezen morgen in de H. Communie ontvangen heb, in tegenwoordigheid van de H. Maagd, mijne welbeminde koningin, van den H. Petrus, mijn doorluchtigen patroon, van alle heiligen van het Paradijs en van mijn getrouwen engel-bewaarder breng ik uit ganscher harte het offer mijns levens. Moge de rechtvaardige Rechter, die onze geheimste gedachten kent, het gunstig aannemen ter vergiffenis mijner zonden. Vergeving, o Heer, vergeving van mijne misslagen! Vergeving, bloedverwanten, vrienden, bedienden, behoef-tigen, voor het kwaad, dat ik u kan gedaan hebben. Ik smeek u, vergeet mij niet in uwe gebeden.quot;
Een doodsche stilte volgde op deze woorden.
Na eene wijl vervolgde de notaris zijne lezing.
„Ik verlaat zonder spijt het fortuin, dat ik verzameld heb, hopende dat het zal strekken ten goede en vooral tot het godsdienstige herstel van Frankrijk. Wat het niet heeft kunnen doen met mij , zal het doen met mijn erfgenaam.quot;
Bij deze woorden werden alle aanwezigen door vrees bevangen. De getuigen van den aanstaanden bruidegom vooral, zich eene ongunstige verklaring dier woorden gevende, beschouwden elkander vol onrust.
De heer Tabello vervolgde na een oogenblik van stilzwijgen :
112
„De schoone hoedigheden, welke ik bij mijne nicht Alicia, markiezin D\'Inville, heb meenen op te merken, de uitmuntende opvoeding, het godsdienstig onderwijs, dat zij in hare kindsheid en later in hare jeugd ontvangen heeft, de edelmoedige gevoelens, waarvan zij bewijzen heeft gegeven, maken haar de keus waardig, die ik doe om haar mijne universeele erfgename en de uitvoerster van mijn laatsten wil te doen zijn.quot;
De voorhoofden helderden zich op, behalve dat der markiezin, die meende, dat haar de loftuigingen toekwamen, welke tot hare dochter gericht werden.
„Evenwel, daar de vrouw onderworpen is aan haren man en het mijne nicht Alicia onmogelijk zou zijn al het goede te doen, dat ik van haar verwacht, indien zij huwde met een vrijmetselaar of een vrijdenker, hetzij de hertog De Rocca-Nera of een ander, verklaar ik haar in dat geval, hoeveel het mij ook kosten moge, door dit testament te onterven. Al mijne roerende en onroerende goederen zullen dan in geheelen en uitsluitenden eigendom overgaan aan den heer De Contras, procureur der Republiek te Parijs, die, ik twijfel er niet aan, ze zal doen strekken ter verdediging van onze Moeder de H. Kerk en der glorie van Frankrijk. Hij zal gehouden zijn aan mijne nicht Alicia, markiezin D\'Inville, levenslang jaarlijks eene som van 25.000 franken uit te betalen als een bewijs mijner liefde jegens haar.quot;
Het auditorium was achtereenvolgens van vrees tot hoop en van deze tot teleurstelling overgegaan; het zat daar nu zwijgend en ternedergeslagen.
Toen de hertog zich door het testament van den baron De Vrissac het fortuin zag ontrukken, waarnaar hij zoo
113
lang had verlangd, en geen middel kon bedenken om aan de ramp te ontkomen, nam hij weldra zijn besluit. Na zieli halfluid met zijne getuigen onderhouden te hebben , verbrak hij het stilzwijgen en zeide, zieh tot de markiezin wendende :
„Mevrouw, het testament van wijlen mijnheer uw oom brengt mij in de wreede noodzakelijkheid mejuffrouw Alicia haar woord terug te geven.quot;
De gedachte, dat het huwelijk, waarnaar zij zoo hartstochtelijk verlangd had, niet zou voltrokken worden , bracht de markiezin in onbeschrijfelijken angst. „In \'s hemels naam, mijnheer de hertog,quot; sprak zij, „laat u niet te veel beheerschen door uwe wreed gekwetste eigenliefde, en geloof, dat ik evenzeer lijd als gij onder deze smartelijke gebeurtenis.quot;
„Gij zijt te fier, markiezin, dan dat gij niet zoudt toegeven, dat het gebeurde mij tot het ernstigste besluit dwingt.quot;
„Zijn wij, mijne dochter en ik, mijnheer de hertog, aansprakelijk voor het gedrag eens grijsaards, dien vooroordeelen en geesteszwakte tot onrechtvaardigheid jegens u verleid hebben?quot;
„Neen, mevrouw, uwe verantwoordelijkheid is geheel gedekt, maar uw oom heeft eene daad gesteld van buitengewoon gewicht, en hoeveel het ons kost, wij kunnen ons niet aan de gevolgen daarvan onttrekken. Hot zou edelmoediger en minder beleedigend zijn geweest mijne veroordeeling uit te spreken bij het ontstaan der betrekking tnsschen mejuffrouw Alicia en mij en niet te wachten tot op den dag van het teekenen der huwelijksovereenkomst om den grooten slag te slaan. Booze en hebzuchtige lieden hebben mij mijn geluk benijd. Ik Verl. Vkijm. 8
114
zal hen weten te vinden. Men bespot den hertog De Rocca-Nera niet straffeloos.quot;
Met deze woorden groette hij de markiezin en Alicia, om zich met zijn notaris en zijne getuigen te verwijderen. Mevrouw D\'Inville hield hem met een gebaar terug en zeide:
„ Mijnheer de hertog, ik wil geen invloed uitoefenen op uw besluit, maar wees overtuigd, dat de schandelijke beleediging, welke u is aangedaan, geen ander uitwerksel heeft, dan dat zij de toegenegene gevoelens van mijne dochter en mij jegens u versterkt. Ik begrijp dat uwe kieschheid u doet afzien van een huwelijk, dat uwe echtgenoote van een groot vermogen zou be-rooven. Maar de rechtbank zal deze zaak oplossen, en ik verklaar u, dat ik het testament van den baron De Vrissac als ongeldig zal aanvallen en, om u recht te doen, des noods tot alle rechters van Frankrijk mijn toevlucht zal nemen.quot;
„Doe dit, mevrouw, en ik zal u weldra zeggen wat de zorg voor mijne eer van mij eischt.quot;
Toen de hertog zich verwijderd had, en men den blik op Alicia vestigde, zag men dat zij niet meer tot deze wereld scheen te behooren. Hare gesloten oogen, blauwe lippen, haar doodsbleek gelaat, alles duidde aan, dat zij zich bevond in een toestand van bewusteloosheid, aangebracht door eene al te snelle opvolging van aandoeningen, welke hare ziel te sterk waren. Toen zij een weinig tot zich zelve gekomen was, kon zij de denkbeelden niet meer onderscheiden, welke in haar arm hoofd dooreenwoelden. Zij wist alleen, dat de hertog met zijn gevolg, na zijn vertrek uit het hotel, spoedig door de overige personen gevolgd was.
115
Vol gramschap kwam de hertog in zijne woning terug. „Alles keert zich tegen mij!quot; schreeuwde hij, en langen tijd liep hij heen en weder als opgejaagd door zijne kamer. Op eens hoorde bij gerucht buiten de deur; hij stond stil, en zijne zelfbeheersching wist hem vrij groote kalmte op zijn gelaat te doen brengen. Een vreemd persoon werd door zijn knecht Jan naar zijn kabinet geleid. De vreemdeling maakte met de vingers der rechterhand eenige ma9onnieke teekens, en toen Jan zich verwijderd had, vroeg de hertog wat zijn bezoeker verlangde.
„De meester,quot; antwoordde de man, „verzoekt u onmiddellijk inzage van dezen brief te nemen en mij mondeling met ja of neen te antwoorden.quot;
De brief was geschreven in karakters, welke voor profanen niet te ontcijferen waren. Hij luidde als volgt;
„ Mijn waarde hertog,
„ De ernstigste vermoedens rusten op u, zooals ik verneem door onze vrienden aan de rechtbank. Verlaat Frankrijk onder voorwendsel van eene reis. Ik zal in uwe afwezigheid de zaken tot een goed einde trachten te leiden en sta voor alles in, wanneer gij morgen de grenzen zijt gepasseerd.
Martinsi.quot;
De hertog zeide tot den macjonnieken boodschapper: „Zeg uwen meester: „ja.quot;
De man vertrok. Nauwelijk had hij de deur gesloten, of de hertog braakte de afschuwelijkste verwenschingen uit en begon met de vuist als een razende op de tafel te slaan. Het was nu niet meer de schitterende ridder,
116
in de salons der groote wereld, omringd door al de gunsten van het fortuin; zijn door bloed gekleurde oogen hadden een werkelijk duivelachtige uitdrukking; zijn gelaat was bleek; zijne gelaatstrekken werden door woede samengetrokken.
De ongelukkige voelde op dit oogenblik het gewicht van het dubbele ongeluk der verloren eer en der teleurgestelde berekeningen. Hoe zou zijne ziel niet in opstand gekomen zijn, toen hij zich eensklaps genoodzaakt zag als een eerlooze schelm de justitie te ontvluchten !
In dezen verschrikkelijken stond dacht hij noch aan Alicia, noch aan het lijden, dat zij misschien voor hem verdroeg; hij wenschte zich slechts geluk, dat het verbreken der betrekking met de jonge markiezin eene voldoende reden aan het publiek opleverde, wanneer dit vernam, dat hij de zee tusschen zich en Frankrijk had geplaatst. Door zijn vertrek eene romantische kleur te geven, zou de heer Martinsi nieuwe sympathieën voor hem kunnen winnen. Om het geloof aan deze fabel te versterken, besloot hij zelf de markiezin in dien waan te brengen. Hij schreef haastig een brief aan mevrouw D\'Inville, waarin hij haar meldde, dat hij hare dochter niet van een aanzienlijk fortuin wilde berooven , haar het offer zijn huwelijks bracht en op den Amerikaan-schen grond den troost ging zoeken, welken Parijs hem niet kon verschaffen.
De gebeurtenis zou het onderwerp van alle gesprekken worden, en dank aan de list des hertogs zou de markiezin zelve medewerken om alle vermoedens te verdrijven.
De hertog deed aan Fiorina weten door een brief, waarbij hij eenige bankbiljetten had gevoegd, dat hij
117
haar den volgenden iiamiddag te drie uren te Londen verwachtte. Jan kreeg gelijktijdig kennis van het afbreken der huwelijksplannen en van het onmiddellijk vertrek zijns meesters naar Calais, Terwijl de brave knecht in allen haast de koffers pakte, maakte de hertog met zijn zaakwaarnemer eenige noodzakelijke beschikkingen, deelde hem de voorgewende reden van zijne reis mede en vertrouwde hem het bestuur zijner goederen.
Toen het uur des vertreks geslagen had, werd Jan geroepen, maar Jan kwam niet. Men ging hem zoeken doch zonder hem te vinden. De portier wist eindelijk to verhalen, dat Jan uitgegaan was, met de verklaring dat hij spoedig zou terugkeeren. Men wachtte hem te vergeefs en moest dus zonder hem vertrekken. De oude knecht had de laatste oogenblikken willen gebruiken, om afscheid van Ginora te nemen. De arme knecht wist niet dat zij dood was.
Be vrijmetselaar wordt ontmaskerd.
Toen de heer Tabello het hotel der markiezin verlaten had, begaf hij zich nog denzelfden dag naar den heer De Contras, verhaalde hem wat .gebeurd was en las hem de testamentaire bepaling voor, welke hem misschien een onmetelijk fortuin zou opleveren.
„ Uwe mededeeling zou mij zeer verheugen,quot; antwoordde de procureur, „indien mijn naam niet in deze daad betrokken was, doch,quot; vervolgde hij na eenige oogenblikken nagedacht te hebben, „ ik weet nu genoeg om te kunnen handelen, en het oogenblik schijnt mij geheel van
118
pas. Volhardt de markiezin in haar verlangen om den hertog tot schoonzoon te hebben ? quot;
„Meer dan ooit, mijnheer de procureur. Mejuffrouw Alicia zou zich, naar men mij verhaald heeft, gemakkelijk over het breken der huwelijksplannen troosten, maar de markiezin wil haar geliefkoosd denkbeeld niet opgeven. Zij is aan den hertog zoo sterk gehecht als aan hare dochter.quot;
„En in welke gesteltenis bevindt zich de hertog?quot;
„ Hij zal waarschijnlijk den uitslag van het proces afwachten alvorens partij te kiezen.quot;
„Van welk proces ?quot;
„De markiezin heeft hem verklaard, dat zij het testament van den baron De Vrissac in rechten zal aantasten.quot;
„Wilt gij, mijn waarde notaris, mij naar de markiezin vergezellen? Gij zult mij van dienst kunnen zijn.quot;
„ Naar de markiezin,quot; vroeg de heer Tabello verwonderd , „ om wat te doen ? quot;
„Dat zult gij weldra weten,quot; antwoordde de procureur, terwijl hij verscheidene papieren bijeenzocht en in zijne portefeuille sloot. „ Ik ga de erfenis op-eischen,quot; voegde hij er met een fijn lachje bij.
De notaris begreep er niets van maar stelde zich niettemin ter beschikking van den procureur.
Het was acht ure des avonds, toen zij bij de markiezin aanschelden. Niet het flauwste licht scheen door de vensters dier woning, welke gewoonlijk zoo helder verlicht en zoo levendig was.
„Mevrouw de markiezin ontvangt geen bezoek,\'\' zeide de concierge. De procureur drong aan; de concierge trok aan een schelkoord, en een kamerknecht vertoonde zich aan den ingang van het voorportaal.
119
„Mijnheer De Contras, geloof ik,quot; zeide hij, terwijl hij den procureur bij het licht zijner lamp beschouwde. „ Mevrouw de markiezin heeft mij het bepaalde bevel gegeven, niemand bij haar toe te laten en alle lichten in huis uit te dooven.quot;
„Doe mij het genoegen,quot; antwoordde de prooureur, „aan mevrouw de markiezin voor mij een onderhoud van enkele oogenblikken te verzoeken; ik heb haar eene mededeeling van het hoogste gewicht te doen en na eenige woorden op eene kaart geschreven te hebben , vervolgde hij: „gelief dit aan mevrouw te geven.quot;
De knecht ging heen en kwam eerst na geruimen tijd terug met het bericht, dat de markiezin de heeren wachtte.
Mevrouw D\'Inville zat voor eene tafel, waarop eenige brieven verspreid lagen; haar gelaat teekende gestrengheid en vermoeienis; haar toilet was bevallig maar had eveneens den invloed van de gebeurtenissen des daags moeten ondergaan.
„Zet u neder, mijne heeren,quot; zeide zij, na den groet harer bezoekers beantwoord te hebben, „ik vraag u verschooning maar ben zoo ongesteld, dat ik het bevel gegeven heb, niemand bij mij toe te laten.quot;
„ Laat mij op mijne beurt u verschooning vragen zeide de heer De Contras, „ik zal overigens slechts enkele oogenblikken uwe aandacht bezighouden. De heer Tabello,quot; dus ging hij met aandoening voort, „heeft mij kennis gegeven van het testament van wijlen den heer baron De Vrissac. Eéne zaak heeft mij in dit gewichtig stuk verwonderd.quot;
„ Zeg schotschrift, mijnheersprak de markiezin met vuur.
120
„ Het verwondert mij vereerd te worden met eene gunst, welke ik gezocht noch verdiend heb.quot;
„Dat is zeer zedig van uwen kant,quot; hernam de markiezin, terwijl zij met eene spijtige beweging de pen,, welke zij tusschen de vingers hield, op de tafel wierp.
„ De heer Tabello , die mij dikwerf te Briamont ontmoet heeft, kan verklaren, dat ik nooit iets gedaan heb met het oog op het bezit van een fortuin, waarop ik niet het minste recht heb.quot;
De notaris bekrachtigde deze verklaring, zeggende; „Niets deed mij vermoeden, dat mijnheer de procureur do voorwaardelijke erfgenaam van den oom van mevrouw de markiezin kon zijn. De baron De Vrissac moet uit eigen beweging gehandeld hebben, zonder iemand te raadplegen.quot;
„ Om u overigens te bewijzen, mevrouw, wat ik beweer,quot; vervolgde de heer De Contras, „verzoek ik u zulk eene gewichtige erfenis in uwe familie te houden. Ik zal haar in geen geval aannemen en verzoek u geen proces aan te vangen, waarin mijn naam zou gemengd worden.quot;
„ O mijnheer,quot; riep de markiezin, hijgend van aandoening bij de gedachte aan eene schikking, welke haar den betreurden schoonzoon zou wedergeven, „ deze belangeloosheid is zoo zeldzaam, dat het eerste gevoelen , dat van ongeloof, hetwelk bij mij opkomt, u zeer natuurlijk moet toeschijnen.quot;
Dit zeggende, drukte zij evenwel zacht de hand des heeren De Contras.
„ Deze belangeloosheid ,quot; hernam de procureur, „wordt mij door de zorg voor mijne eer voorgeschreven. Ik wil inderdaad, dat de vertrouwelijke mededeelingen,
121
welke ik u ga doen, door niets in verdenking worden gebracht.quot;
„Gij hebt mij dus ernstige dingen te zeggen ?quot; vroeg de markiezin.
„Ja, mevrouw, en ik zal met spreken wachten, tot gij mij daartoe verlof gegeven hebt.quot;
„Laat ons hooren, mijnheer, wien geldt het?quot;
„ Den hertog De Rocca-Nera.quot;
„ Zoo?quot;
„Mijne openbaringen, mevrouw, zullen een nieuw licht werpen op de handelwijze van uw oom De Vrissac. Gij zult haar juister waardeeren.quot;
„ Ik luister,quot; hervatte mevrouw D\'Inville, op wier gelaat een levendige onrust zich begon te vertoonen, „maar houd u overtuigd, dat mijne achting voor den hertog zoo groot is, dat zij niet gemakkelijk kan geschokt worden.quot;
„Gij weet, mevrouw, dat de hertog een vrijmetselaar is ? quot;
De markiezin grimlachte en zeide ik zal de laatste zijn, om hem daarvan een verwijt te maken.quot;
„ Mijn onderzoek in de zaak der bank Talois heeft hem geducht gecompromitteerd. Het kost mij moeite het u mede te deelen : de hertog heeft stukken vervalscht.quot;
„Stukken vervalscht?quot; herhaalde de markiezin sidderend. „ Maar mijnheer,quot; voegde zij er op den toon der diepste aandoening bij, „ hebt gij bewijzen voor dergelijke beschuldiging?quot;
„Ja, mevrouw, ik kreeg ze eerst hedenmiddag, maar zij bewijzen, dat alleen door vervalsching van stukken de Katholieke Bank van den heer Talois tenonder-gebracht is.quot;
122
Op dit oogenblik hoorde men in het voorportaal een verward gedruisch van stemmen en doordringende kreten. Vol schrik sprong de markiezin op en snelde naar de deur der kamer, om te onderzoeken , wie de onbeschaamdheid had aldus hare rust te storen. Hare beide bezoekers, niet minder ontsteld dan zij, volgden haar.
Aan den voet der trap worstelde Jan als een bezetene met den concierge en den kamerknecht. Zijne kleederen waren in wanorde; zijne oogen schoten bliksems; zijn gelaat was vuurrood. „ Ik moet hem zienriep hij, „ik weet dat hij hier is, de justitie, de justitie!quot;
Toen de deur van de kamer der markiezin openging en Jan bij het licht der lamp den procureur herkende, was hij niet meer tegen te houden , en de trap opspringende , riep hij: „de justitie, de justitie! het monster, hij heeft Ginora vermoord ! quot;
Jan lag aan de voeten van den procureur als een worm, die van smart ineenkrimpt. Afgebroken snikken ontsnapten aan zijne geprangde borst.
„Justitie,quot; huilde hij, „het is een brandstichter, een moordenaar, hij heeft Ginora vermoord.quot;
Met een gebiedend gebaar legde de procureur hem het stilzwijgen op. „Ik beloof u,quot; zeide hij, „dat recht gedaan worden zal. Maar bedaar en verstoor de rust dezer dame niet.quot;
„O mijn God,quot; riep de markiezin aan onbeschrijfelijke droefheid ten prooi, „ dat is te veel.quot;,
In het belendende vertrek had Alicia den naam des hertogs hooren uitspreken. Dit deed haar met aandacht luisteren, tengevolge waarvan zij niets van het tooneel verloor. Toen zij het woord moordenaar hoorde uitspreken , opende zij haastig de deur en wierp zich op
123
de kniën aan de voeten harer moeder. Daarna eensklaps opstaande, riep zij, het portret van haren oom De Vrissac, dat aan den muur hing, aansprekende: „Gij hadt het wel gezegd, o ik zal van schaamte sterven!quot;
„Ja, het monster!quot; raasde Jan, toen hij het meisje zag, dat op het punt had gestaan de bruid zijns meesters te worden, „ hij wilde een engel huwen! Hij zou u gedood hebben, zooals hij Ginora vermoord heeft. Verfoeilijke mensch, dat de vloek des hemels hem treffe! quot;
Dit zeggende wierp Jan een bundel papieren voor zich weg, zoodal zij zich over den grond verspreidden. Het waren brieven van vrouwen en vrijmetselaars, uit welke geschriften maar al te duidelijk bleek , dat de vrijdenkerij en de onafhankelijke zedenleer hand aan hand gaan.
Het verschrikkelijke tooneel had slechts eenige oogen-blikken geduurd. De bedienden voerden den armen Jan, wiens verwenschingen even onuitputtelijk schenen als zijne smart, met geweld weg. De procureur verwijderde zich eveneens. Alicia werd door eene dienstbode naar hare kamer gebracht, en de markiezin volgde hare dochter, die geruimen tijd meer dood dan levend was.
Eensklaps wendde Alicia het hoofd, en de markiezin ziende weenen, zeide zij: „ moeder, neem het roode boek, dat mijn oom De Vrissac mij gegeven heeft, en lees bl. 341.quot;
Werktuigelijk gehoorzaamde mevrouw D\'Inville en las het volgende;
„Voor de matjonnieke rede, den eenigen regel van geweten en gedrag voor de vrijmetselaars, kan er geen bevel van God, geen goddelijke regel onzer daden, geen ondeugd, alleen het welzijn of de smart des
124
lichaams bestaan. De 10 Geboden zelf en alle verbintenissen , welke daaruit voortvloeien, zijn dus slechts hersenschimmen en bijgeloovigheden, en onder zedelijk zoowel als onder natuurlijk opzicht is de mensch slechts een dier.quot;
„ Ziet gij , moeder,quot; zeide het meisje, „ hadde ik meer vertrouwen in het boek gesteld, ik zou er niet in toegestemd hebben mij te doen beminnen.quot;
De markiezin had met groote moeite hare lezing geëindigd , zoo werden hare oogen door tranen gevuld. Het verwijt, hoewel door hare dochter op zeer kiesche wijze uitgesproken, smartte haar diep, en zij verliet de kamer van haar kind, om zonder getuigen te kunnen weenen.
„Mejuffrouw,quot; zeide de oude dienstbode, toen hare meesteres vertrokken was, „ God doet goed wat Hij doet. Eenige uren langer en het zou te laat geweest zijn. Ik bad dagelijks tot O. L. Vrouw van Lourdes, opdat zij uwen geest verlichten zou , en nooit heb ik het vertrouwen in haar verloren. Ik ontmoette dikwerf den heer De Contras, die eveneens voor u bad; daar ben ik zeker van, want hij bemint u. De wijze, waarop hij over u gesproken heeft, toen hij mij de namen is komen vragen van hen, die hun geld in de bank verloren hadden, heeft mij dit bewezen.quot;
„O Jenny, spreek zoo niet,quot; antwoordde het meisje, het gelaat in hare handen verbergende, „ men kan mij niet meer beminnen.quot;
„Kom, kom,quot; antwoordde de oude, „de mannen zouden krankzinnig moeten zijn. Men zal u beminnen , mejuffrouw, geloof mijne langdurige ondervinding. En gij, gij hebt uwe liefde vroeger slecht geplaatst; thans zal zij een waardig voorwerp vinden.quot;
125
Toen de markiezin in de kamer terugkeerde, vond zij angst en vrees op het gelaat harer dochter.
Moeder vroeg zij na eenige oogenblikken , ,, zal men hem als een misdadiger voor de rechtbank voeren?quot;
Het antwoord deed zich een weinig wachten. Eindelijk sprak mevrouw D\'Iuville : „ neen, mijn kind , hij heeft het voorzichtig geacht de vlucht te nemen. Dit is door Jan aan den procureur der Republiek verklaard,quot;
Veertiende Hoofdstuk.
Nieuwe Imioelijksplannen.
Eenige maanden na de tooneelen, welke wij boven beschreven hebben, ontving de heer De Contras een bezoek van mevrouw D\'Inville.
„Mijnheer,quot; zeide zij op den toon van vriendelijke scherts, „ik kom u bezoeken met een dubbel doel, n.1. om u te bedanken en om verwijten tot u te richten.quot;
„Ik heb die verwijten misschien verdiend, maar....quot;
„Gij had mij eertijds beloofd, mij een bezoek te zullen brengen; ik wachtte u dagelijks, rekenende op die belofte, welke gij echter volkomen vergeten hebt. Mijne dochter en ik kunnen u dit niet vergeven.quot;
„Mijn hemel, mevrouw, gij brengt mij in verlegenheid met de eer, welke gij mij door dit verwijt doet.quot;
„Als gij het zoo verstaat ...quot;
„Wel zeker, ik vreesde door mijne tegenwoordigheid treurige herinneringen bij u op te wekken.quot;
„Ik heb van u, geloof mij vrij, slechts de aangenaamste herinneringen, en uwe afwezigheid heeft mij belet mijne schuld aan u te voldoen.quot;
126
„Welke schuld, mevrouw?quot;
„Zoodra gij vernaamt, dat het fortuin van den baron De Vrissac onder zekere omstandigheden u ten deel zou vallen, hebt gij onmiddellijk van het genot dier testamentaire bepaling afgezien.quot;
„ Ieder man van eer zou in mijne plaats hetzelfde gedaan hebben.quot;
„ Neen, mijnheer, gij hebt u in die omstandigheid grootmoedig gedragen, en ik verlang vurig naar de gelegenheid, om u mijne dankbaarheid te bewijzen. Ik heb wel een plan in mijn hoofd, maar alvorens u dat mede te deelen, zou ik gaarne tot in het diepst van uw hart willen lezen.quot;
„ Daar steekt niet de minste onbescheidenheid in, mevrouw; ik ben volkomen bereid om u deze lezing gemakkelijk te maken. Ondervraag mij slechts.quot;
„Welnu, mijnheer, gij draagt daar aan uwe horlogeketting een klein medaillon, dat ik ken, en dat mij nieuwsgierig maakt.quot;
„Waarlijk, mevrouw?quot; zeide de heer De Contras blozende. „ Het is een souvenir van wijlen uw oom De Vrissac.quot;
„ Ja een souvenir, maar waarom hebt gij aan mijne dochter laten zien wat het bevat ?quot;
„ Dat heb ik nooit gedaan, mevrouw,quot; zeide de procureur, een weinig uit het veld geslagen.
„ Pardon, mijn waarde heer, op zekeren dag is uw medaillon in Nótre-Dame-des-Victoires opengegaan. Alicia, die bij toeval naast u plaats genomen had, heeft er haar portret in gezien. Weet gij niet, dat zoo iets voldoende is om twintigjarige harten in verwarring te brengen ?quot;
127
,, Ik moet erkennen, mevrouw, dat mijne verlegenheid zoo groot is, dat de woorden, waarmede ik mij zou willen verontschuldigen, op mijne lippen blijven.quot;
„Gij behoeft u niet te verontschuldigen of liever, bied uwe verontschuldiging mijne dochter zelve aan; ik open er u de gelegenheid voor. Kom morgen bij ons eten, wij zullen alleen zijn.quot;
„ Ik neem uwe uitnoodiging dankbaar aan, mevrouw.quot;
,, Maar gij zult wijs zijn.quot;
„ Daar kan ik mij niet toe verbinden, want.. ..quot;
„Welnu?quot;
„Als ik u dan alles moet zeggen....1\'
„ Spreek----quot;
„Ik bemin mejuffrouw uwe dochter.quot;
„ Ah mijnheer 1 quot;
„Ik heb haar in geen zes maanden gezien, maaralle dagen, ja elk oogenblik aan haar gedacht.quot;
„Dat is een ongeluk,quot; zeide mevrouw D\'Inville, de hand des procureurs drukkende , „ maar het is misschien niet onherstelbaar.quot; En nu op ernstiger toon voortgaande, zeide zij, terwijl hare oogen vochtig werden: „Alleen op mijn raad en uit kinderlijke onderwerping had Alicia besloten, met den hertog De Rocca-Nera in het huwelijk te treden; zij heeft hem nooit bemind en was zelfs eenvoudig genoeg om het hem te zeggen. Eene andere genegenheid had diepere wortelen in haar hart geschoten; gij raadt zeker wie het voorwerp dier genegenheid was?quot;
„Neen, mevrouw.quot;
„ Ik ben eene moeder voor haar geweest maar eene eerzuchtige en weinig Christelijke moeder. Dwaselijk verlangde ik voor Alicia meer een schitterend dan een
128
gelukkig lot. Dat gevoel ik thans, nu God, tot wieu Alicia mij teruggebracht heeft, mijn geest wil verlichten. De dwaling, waarin ik verkeerde, zon voor mijn arm kind noodlottig geweest zijn, maar de Voorzienigheid, waarin zij haar vertrouwen stelde, is voor haar eene tweede moeder geweest, die zich niet bedrogen, maar haar veilig door alle klippen heen geleid heeft.
„Deze tweede moeder zendt mij thans tot u. Ik heb zoo even uit uwen mond eene bekentenis ontvangen, welke het geluk mijns levens zal uitmaken, die van uwe liefde jegens haar. Ik heb u gezegd , dat zij genegenheid koestert voor een jongeling, dien gij niet wildet kennen. Verneem nu, dat die genegenheid in haar hart is gekomen langs den weg der achting, en dat zij er onderhouden is door de dankbaarheid. Kon zij hem vergeten, die haar uit de vlammen gered, mij de oogen geopend heeft, en zonder wiens tusschenkomst zij de echlgenoote van een verachtelijk wezen zou geworden zijn? Kon zij de nagedachtenis en de wijze raadgevingen van haren oom De Vrissac vergeten? Hij zou gelukkig geweest zijn u tot neef te hebben ; ik zal er trotsch op gaan u mijn zoon te noemen.quot;
Deze treffende woorden brachten den heer De Contras in diepe ontroering. Dat was meer geluk tegelijk dan hij kon dragen; ook begon hij te twijfelen aan hetgeen hij gehoord had. Maar mevrouw D\'Inville verzocht hem nog denzelfden avond Alicia te komen bezoeken; dan zou blijken dat zij niets te veel gezegd had.
129
Vijftiende Hoofdstuk.
Het jammerlijk uiteinde van den Vrijmetselaar.
Uen 1 Mei 187.... ademde de heer ïabello de frische avondlucht in zijn fraaien tuin te Briaraont in. Terwijl hij de schoonheid der hem omringende natuur bewonderde , verscheen zijn vriend Lambert in den tuin. Nauwelijks had de notaris hem gezien, of hij ging liem tegemoet.
„Goeden avond, mijn waarde,quot; riep Tabello hem van verre toe, „is er nieuws?quot;
De heer Lambert opende zonder te antwoorden een dagblad en zeide: „wilt gij nieuws? welnu, lees.quot; En hij wees hem met den vinger een der gemengde berichten. Hier las Tabello:
„Men schrijft uit.....: Gisteren is in onze streek eene
vroolijke partij plotseling in een der hevigste tooneelen veranderd. Jongelieden , onder welke men een Fransch-man opmerkte, den heer De Rocca-Nera, die, naar men zegt, een grooten naam voert en een aanzienlijk fortuin bezit, gaven een feestmaal aan zekere dames in een der tuinen, welke onze stad omringen. Terwijl de feestge-nooten onder den invloed der Champagne zich aan de levendigste vroolijkheid overgaven, kwam plotseling eene onbekende vrouw uit het kreupelhout te voorschijn en schoot drie achtereenvolgende malen op den Franschman. Ieder schot trof het ongelukkig slachtoffer, dat door den derden kogel doodelijk gewond werd.
„Ijverzucht schijnt de oorzaak dezer misdaad te zijn. Men zegt, dat de vrouw, die dezen verschrikkelijken moord bedreef, Fiorina heet en eene Fransche dame Vbrl. Vrijm. 9
130
is, door den heer De Rocca-Nera uit Parijs medegevoerd. ter Woedend omdat zij vervolgens door hem verlaten werd , vei heeft zij zich door dezen lagen aanslag gewroken. Zij heeft der politie niet den minsten tegenstand geboden. La Zij was voornemens ook zich zelve te dooden, maar gin hiertoe heeft men haar den tijd niet gelaten.quot; Fn
„ Do vinger Gods ! quot; mompelde de notaris , de oogen ten hemel heffende , „ arme hertog ! quot;
„Ja, arme hertog,quot; herhaalde de heer Lambert.
,. Zulk een dood na zulk een leven is verschrikkelijk.quot;
„Kent Alicia het treurig uiteinde van haren vroegeren verloofde?quot; vroeg de heer Tabello.
„Ja de heer De Conti-as, wien men voor eenige dagen kennis van het gebeurde had gegeven, heeft het haar medegedeeld.quot;
„Zij zal wel gelukkig zijn, dat zij niet aan dien rampzalige verbonden is geworden.quot;
„Ongetwijfeld,quot; antwoordde Lambert, „vooral omdat zij in den heer De Contras een volmaakt edelman gevonden heeft, die haar met de innigste en zuiverste liefde bemint en als een engel vereert. Ongelukkig heeft bij de rechterlijke macht verlaten.quot;
„Dat is jammer, want hij zou president van het hot geworden zijn.quot;
„Dat geloof ik niet, waarde notaris. Hij heeft den moed gehad als rechter van instructie en procureur zich met zekere zakeu bezig te houden, waarin de vrijmetselarij gemengd was. Dat vergeeft de machtige orde hem nooit, en zij zou zijne bevordering verhinderd hebben.quot;
„Ach,quot; zeide de notaris, met bewogen stem, „indien onze oude heer de baron De Vrissac eens op de wereld
131
d. terugkwam , wat zou hij gelukkig zijn al zijne wenschen
i , vervuld te zien.quot;
iij „ Ziet hij dat niet van daar hoven hernam de heer
in. Lambert, „en verheugt hij zich niet over eene vereeni-
ar ging, welke wij allen en met ons de godsdienst en Frankrijk zoo gelukkig zijn van Ie mogen toejuichen?quot;
en
rt,
en Eindk.
iet en lat
leste -
quot;S
hof
len
sur de ige ard
ien eld