-ocr page 1-
-ocr page 2-

-^rquot;ir ^é

v- a ygt;,gt;\' a vsgt;.?gt;\' ■ a ygt;,spf* y quot;4 a %■• \'a^ v a\'\'^ \'-r lt;

. v ■a ygt;ygt;\'a yk^\':a vgt;vv\'

«- \'.a, hf a quot;«r\' ^ a •■*- a^ ^ ^ 4

a-^( \' ^ v a ^ a v a *

• a ygt;,gt;\'a ygt;7gt;\'a

a ^v/\'\'

-ocr page 3-

■ gt;. a yh T 2

^..;lt;A v v j^S V «^\'^ \'* \'V« ,A„v ,i,v Ay^Vquot; Aygt;?gt;- Ay»- A.y^Vquot; ^ v4^ ^ A. \'-^f ^ \':4\\ A ^ £^*4*

gt;gt;gt;• gt; V^V-- A.y^^-A gt;\'gt;gt;- A y^V A y; .^quot;■4-\' j^H^Kif ^».5* A y A-\'-^A■%- y. a vib,-quot;\'A vwV\' A vKV -A\'- Vquot;Kgt;quot; Ay^Vquot;

^•V^\'A.ygt;rgt;\' A yK^ A ygt;gt;vA y AM A y W ^ -y .a,M A y .A-.4^, ^

A ygt;,;.V\' ■■^ Agt; ■\'i ■*• ^ \'

v a yy V -A y;gt;»gt;- A yyv- A. ygt;.gt;- ■lt;*• y ^ ^V\' A ^ A y A -y ^ y ^ y . A-.^-^v A yyygt; A y;ygt; ■ A yyvA ygt;.,V A\'-^ A y AwMA V -A -ar- A.*^

yv\':A wygt;- ■■ A yyvquot; A^

.~ . i^r - o

,yAy.A.\'^A\\ _ , A yygt;-A ygt;,gt;quot; A ygt;, V A y

AM^f;\'y AM A y a^ne A y AM A y a M A y,

A,^gt;--.A yyV\'\'A,Vgt;tV\' ^ ygt;gt;gt;-quot; Ay^v-if ^ «y.5^ A y A.^ A vy ^ y- AM A y A^-\' \'Kt^A ygt;,gt;;\' A a y^V A Vygt;-.^ y

A-\'^.A y-A-M A y A^ A A ^ A.4^ A y ■ a. y-y gt;\'gt;- y ■gt;,gt;■quot; A.yy v A yy. gt;•■■ a yy y-

A VvA ^ Ay AM A y aM A y A ^ A y aM-^.yAyyv A yy^-A- yy v- A ygt;,y Ay a.MA y A M A y aM A y \'AM Ay a * A y. AyyIy;AyyyAyy,vA yygt;- Ayyv A y: aM\'A y AM A\'y AM A\'y aM Ay aMj ■y-ii^Vyyv-A.yyyA, yyv A yyvAy y AM A y. AM. A V AM A y. AM Ay. s^iA w-i. V^ïA wfc^-A w^sr^A w^k-V

^4.

^ ^^ ^ MA ^f a

-ocr page 4-
-ocr page 5-

él

beoefening der liefde

TOT

JEZUS-CHRISTUS.

-ocr page 6-

eigendom.

-ocr page 7-
-ocr page 8-
-ocr page 9-

/41

\' : 11 _

v ! ,\' -^ ■, ~ S\';\'cJ\'S

i.*. X:UU fie \\i-J*?.-..;R.1ilt;Ë-iö , •.•rvEJf ■ - ■ -■■■ ■ .

ilt;s^A:-i-r-

1$ .V i, • : -

-quot;■■•?\'.--J r. ../ :;-\'v . ■■ ■•

v-vL:.-

\'■! ■• - \' • ft| 1 i W. ■■■■ •■■ ilKS, /::

i883

-ocr page 10-
-ocr page 11-

VA quot;

li S • j i.

ISEOEFEMNG DER LIEFDE

JEZUS-CHRISTUS

V00R DEZIELtK DIK VI RLANGEN UUMfi: ZALIGULlü ^ TE VEItZKKEIlEN

EN MAAR DE VOLMAAKTHEID TE iTREVEN DOOR DEN

H. ALPHONSUS DB LIGUORI

KERKLEERAAR UIT HET FitANSCII VERTAALD Door Pater II. XH EE Ij EN

VAN DE COMiREGATIE DES ALLKUHKlLlUSTEN VEKLOaSEnS

S H- \' - : ICj \'i

^ UITGAAF

LUIK t \'s BOSCH

H. CESSAIN, DRUKKER. | W. VAN GULICK, BOEKH.

1883

-ocr page 12-

GOEDKEURIXGEX.

Door onzen lloogwaardigen Pater Generaal, Nicolals Mjl\'hos, daartoe gemachtigd, staan wij toe, dat het werkje « Oefening der liefde tot Jezus-Christus, enz. » door Pater II. ïutELDX uit het Fransch vertaald, gedrukt worde.

Brussel, 2 Augustus 1878.

A. BAUDRY, C. SS. R.

SCP. I\'IIOV. BtLC.

IMPRIMATUR.

Leodii, 21 Septembris 1878.

t VICTOR JOS. EPISC. GERr.EN. Vic.-Gen.

-ocr page 13-

INLEIDING. *

I.

Hoe zeer jezus-ciiristus verdient door ons

bemind te worden, oh de liefde die hij ons

bewezen heeft in zijn bitter lijden.

Gansch de heiliglieiü. gansch de volmaaktheid onzer ziel beslaat in de liefde lot Jezus-Cliristus, onzen God, ons opperste Goed, en onzen Zaligmaker. Wie mij bemint, zegt Jezus zelf, zal bemind worden van mijn eeuwigen Vader. (1) Daar zijn er, zegt de heilige Franciscus van Sales, (2) die de volmaaktheid doen bestaan in een streng leven, anderen in het inwendig gebed, anderen weder in het dikwijls naderen tot de heilige Sacramenten, anderen eindelijk in vele aalmoezen te doen; doch zij bedriegen zich: onze volmaaktheid

* Zie het Voorwoord rnn den Vertaler.

(1)Ipse euim Puter umat vos, uuiu vos me nma-stis Jo. 16. 27.

(2) Espr. p. I. ch. 25.

-ocr page 14-

VI VOORWOORD

jaar was zijner bisschoppelijke waardigheid eu ia het twee en zeventigste zijns ouder-doms ; onder den druk van dien dubbelen last, reeds uitgeput door de vele en zware werkzaamheden van zoo lang een leven, en nog aanhoudend beproefd door allerlei kommernis en lijden.

Volgens onze gewone handelwijze hebben wij de verdeeling van het werk klaarder aangeduid. Het oorspronkelijke schrift telt zeventien hoofddeelen, waarvan de vier eersten bestemd zijn om te doen ziea hoe zeer Jezus Christus onze liefde en ons vertrouwen verdient, en- dat bijzonderlijk om de liefde welke Hij ons heeft bewezen in zijn lijden en in de instelling van het heilig Sacrament des Altaars ; deze vier hoofddeelen maken eene Inleiding uit, en wij geven ze onder deze benaming. De Oefening begint dus maar met het vijfde hoofddeel, welk in de vertaling het eerste is.

De geleerde Bisschop ontwikkelt den vermaarden tekst van den heiligen Paulus over de hoedanigheden der ware liefde ; hij legt in dertien hoofddeelen de voornaamste deugden uit, welke wij moeten beoefenen, en

-ocr page 15-

VAX DEN VERTALER. VII

■id tevens de gebreken welke wij moeten ver-■r- mijden, om aan de liefde van onzen goddeen lijken Zaligmaker met wederliefde Ie beant-re woorden: hij handelt over het Geduld in en \'t algemeen (Hoofst. I), en in \'t bijzonder in n- • ziekelijkheden, armoede en verachting (X);

over de Zachtmoedigheid (II, VIII); over de

3n Zuivere meening (III); over de Lauwheid

n- en over de hulpmiddelen tegen deze on-

e_ dcagd, namelijk : het Verlangen naar de vol-

r- maaktheid, het Voornemen van daartoe te

;r geraken, de Meditatie, het dikwijls Ontvan-

i- gen der heilige Communie, en het Gebed

Ie (iV); over de Ootmoedigheid (V); over de

n Eerzucht en de IJdele Glorie (VI) ; over do

i- Onthechting van alles, bijzonder waar het

n geldt den roep van God te volgen (VII);

e over de Gelijkvormigheid met den wil van

t God en over de Gehoorzaamheid \\1X1; over

ii het Geloof (XI); over de Hoop \'XII): en eindelijk over de Bekoringen en Kwellingen

• der ziel.

r Het werk eindigt met eene korte herha-

t ling der deugden die men moet beoefenen,

opgevolgd door vurige akten,

i Geloofd zij Jezus-Christus!

t

-ocr page 16-

——

—■

quot;

r.»

-ocr page 17-

VOORWOORD VAN DEN VERTALER.

Ziehier een der schoonste werken van ilen H. Alphonsus.\'t Is een boek dat lot aller harten spreekt, dat aan ieder chrislene ziel hare wezenlijke behoeften leert kennen cn de ware middelen om ze te bevredigen. Men kan dit boek niet lezen zonder beter te worden, en nooit wordt men moede het tc herlezen ; ook is dit een der werken van den Heilige, welke het meest geacht en het meest verspreid zijn.

Het verscheen in 1768 fl), kort na do Waarheid des Geloofs, de Onderwijzing over de Tien Geboden en over de Sacramenten, en de Weg der Zaligheid, bijna ter zelfder tijd als verscheidene andere werken, bijzonder gericht tegen de ketters en do vijanden der Kerk. Het in \'t licht geven van zoo vele werken schijnt des te wonderbaarder, daar de Schrijver alsdan inliet zesde

(l; Tuunoia.\'Vie deS. Alph. 1. 3. ch. 41-42.

-ocr page 18-

2 INLEIDING.

beslaat in God uit geheel ons hart te beminnen. Ook prijst ons de Apostel vooral de liefde aan, welke hij den Band der volmaaktheid noemt; ()) want de liefde vereenigten bewaart al de deugden, welke den mensch heilig maken. Vandaar de spreuk van den heiligen Augustinus: « Bemin God en doe dan wat gij wilt»(2);—want zoodra eene /.iel God hemint, wordt zij door hare liefde zelve aangedreven om alles te vermijden wat Hem mishaagt, en alles te doen wat Hem aangenaam is.

En zou God geheel onze liefde niet verdie-nienen ? Hij heeft ons bemind van alle eeuwigheid (3). O mensch! zegt de .Heer, denk er aan dat ik u het eerst bemind heb : gij waart nog niet op de wereld, de wereld zelve bestond nog niet, en toen reeds beminde ik u ; van als ik God ben, bemin ik u; van als ik mij zeiven bemind heb, heb ik u ook bemind. — Eene heldhaftige Maagd, de hei-I ge Agnes had dan wel groot gelijk, tot antwoord te geven, toen men haar een aard-

(1) Super omnia... charitatem hobote, quod est vinculum pertoctionis. Co!. :j I V.

(?) Amn, et !«c quod vis.

(3j Ju uiiuiitate perpetua diiexi te. Jer.. . 3.

-ocr page 19-

IMLEIDING. 3

schen bruidegom voorstelde die naar hare liefde dong : « Ik lieb, was haar antwoord, mijn hart reeds geschonken aan een anderen minnaar » (1): Gaat, ijdele minnaars dezer wereld, houdt op mijne liefde te vragen; mijn God heeft mij het eerst bemind. Hij heeft mij bemind van alle eeuwigheid, en heeft dus het recht dat ik Hem al mijne liefde schenke, en niemand anders beminne dan Hem.

Daar God wist, dat de menschen zich laten overhalen door weldaden, zoo wilde Hij hen bij middel van zijne geschenken aan zijne liefde boeien. Ik wil, zeide Hij, de menschen tot mijne liefde trekken met de banden, waarmede zij zich laten binden (2), dat is met de banden der liefde. Daarom heeft God den mensch met zoo veel weldaden overladen. Hij gaf hem eene ziel geschapen naar zijne gelijkenis, begaafd met drie vermogens, geheugen, verstand en wil, en een lichaam begaafd met vijf zirtuigen ; daarna schiep Hij voor den meiiseli hemel en aarde, met eene menigte verschillende voor-

M) Ab alio anmtore prceventn sum.

f2) In funiculis Adum traham eos, in vinculis oharitu-

-ocr page 20-

4 INI.EIDIXG.

werpen, welke even zoo vele bewijzen zijn van liefde, hot firmament, de sterren, de planeten, de zeeën, de rivieren, de bronnen, de bergen, de dalen, dc metalen, de vrndi-ten, en zoo vele soorten van dieren ; God heelt al die schepselen uit het niet getrokken tot nut van den menseh, en opdat do niensch zijnen Schepper zou beminnen uit dankbaarheid.

Heer! zegde de heilige Augustinus (1), al wat ik zie op de aarde en boven dc aarde, alles zegt mij. en wekt mij op U te beminnen ; want alle schepselen roepen mij toe dat Gij ze uitliefde tot mij gemaakt hebt.

Wanneer de abt Rancé, stichter der Trappisten, van uit zijne kluis zijne oogen op de heuvelen, de bronnen, de vogelen, de bloemen, de planten liet vallen, ofwel ze ten hemel verhief, dan gevoelde hij door ieder dezer schepselen zijn hart gepraamd om God te beminnen, dan dacht hij: God heeft dit alles geschapen om mij zijne liefde te bewijzen.

Insgelijks, wanneer de heilige Maria-Mag-

(1) Cceliim et terra et omnia milii dicun: ut te umum. Conf. 1. 10, c. 6.

-ocr page 21-

INLEIDING. 5

dalena van Paz/.i eone schoone bloem in de hand hield, zoo gevoelde zij zich door liefde tot God ontstoken ; « Mijn Welbeminde, zoo spraK zij alsdan, heeft dus van der eeuwigheid er aan gedacht deze bloem te scheppen, om zich van mij te doen beminnen! » Die gedachte was voor haar als een liefdeschicht, «elke haar hart eene zoete wonde toebracht en haar meer en meer met God vereenigde.

Wanneer de heilige Teresia hare oogen liet vallen op boomen, bronnen, beken, meren of weiden dan zeide zij, dat al die lieftallige schepselen haar herinnerden hoe ondankbaar zij was, en haar verweten dat zij den Schepper zoo weinig beminde, die ze geschapen had om door haar bemind te worden.

Zoo verhaalt men ook van een godvree-zenden kluizenaar dat, wanneer hij in het veld wandelde, het hem toescheen dat de kruiden en bloemen, welke hij zag, hem zijne ondankbaarheid jegens God verweten. Men voegt er bij dat hij er alsdan met zijnen wandelstok zachtjes naar sloeg en zeide: « Zwijgt, zwijgt; gij noemt mij eenen ondankbare ; gij zegt m\'i dat God u geschapen

-ocr page 22-

INLEIDING.

heefl uit liefde tot mij, en dat ik Hem niet liemin ; acb ! zwijgt toch, ik heb u reeds verstaan, zwijgt en doet mij geene verdere verwijting, »

Maar God is niet tevreden geweest met ons al die schepselen te schenken die wij bewonderen ; om onze liefde gansch te winnen,heeft daarenboven zich zeiven nog geheel aan ons willen geven. De eeuwige Vader heeftons zoo zeer bemind, dat Hij ons zijn eenigen Zoou heeft geschonken (1). Toen God de Vader zag, dat wij allen door de zonde van Adam de dood schuldig en van zijne gratie beroofd waren, wat deed Hij dan?Ora(!e groote liefde, of, gelijk de Apostel zegt, om de overgroote liefde die Hij ons toedroeg, heeft Hij zijn welbeminden Zoon gezonden om voor ons te komen voldoen, en ons het leven, dat wij door de zonde verloren hadden, weder te geven (2). En met ons zijnen Zoon te schenken, dien Hij opgeofferd heeft voor onze zaligheid, heefl Hij ons te

Sic enim Deus dilexit mimdum, ut Filium suum miigHiiitnin daret. Jo. 3. 16.

(2) Propter nimiuin uMufitatem suam qua dilexit nos. et oom essemus inortui pcmitis, conviviücavit uosin Cbris-•o. Eph. 2-4.

c

-ocr page 23-

INLEIDING. \'

gelijk met Hem alle goed gegeven, zijiie gratie, zijne liefde en den hemel; want al deze gitten zijn voorzeker van minderen prijs dan de gilt van fijnen Zoon (1).

En zoo ook heeft God de Zoon zich uit liefde geheel aan ons gegeven (2). Om ons van de eeuwige dood vrij le koopen en ons de goddelijke gratie en den hemel dien \'.vij verloren hadden, te doen weder bekomen, heeft Hij willen mensch worden en ouze menschelijke natuur aannemen (3). Ziet daar den Heer der wereld die zich zoo diep. vernedert, dat Hij de gedaante van eenen dienstknecht aanneemt, en zich onderwerpt aan al de ellenden, waaraan de menschen onderhevig zijn (4).

Maar wat ons nog meer moet verwonderen, is, dat Hij ons had kunnen verlossen zonder te sterven en zonder te lijden, en dat hij toch een leven verkozen heeft vol sinar-

(1) Qui etiam propio Filio suo non perpercif, se«l pru nubis omnibus truditlit iiltim ; quoincuiu non cliuin cuuy ilk» omnia nobis donuvit ? Rom. 8. :12.

(2)Dilcxit me et truilidit semutipsum pro me. GaL 2. 20.

(3) Et Verbum caro factum est. Jo. 1. 14.

(4)Forinum servi accipiens..., et Imbitu Inventus ut homo. Pin]. 2. 7.

-ocr page 24-

8 1NLF.IÜ1NG.

ten en vernederingen, en daarna eene bittere en smaadvolle tlood, de dood des kruis, schandelijke straf, bestemd voor de booswichten (1). Maar vermits Hij ons kon verlossen zonder te lijden, waarom heeft Hij dan de dood, ja de dood des kruis willen ondergaan? Om ons de liefde te toonen die Hij ons toedroeg (2). Hij beminde ons, en omdat Hij ons beminde, verkoos liij de smarten, de versmadingen en eene dood wreeder dan die welke ooit mensch hier op aarde geleden heeft.

De Apostel Paulus, die groote minnaar van den Zaligmaker, mocht dan wel uitroepen dat de liefde van Christus ons praamt (5). Als wilde hij zeggen, dat wij verplicht zijn en, als het ware gedwongen worden Jezus-Christus te beminnen, niet zoo zeer om het-gene Jezus-Christus geleden heeft, dan wel om de liefde die Hij ons getoond heeft met voor ons te lijden. Hoort wat de heilige Franciscus van Sales zegt over deze woorden

(1) Humiliavit semetipsuin, factus obediens usque ad mortem, mortem auiem ctucis. Phil. 2. 8. .. « ,

(2) Dilexit nos, et tradidit semetipsura pro uobis.hpn. S. 2.

(3) Charitas Christi urget uos. 2 Cor. 5. U.

-ocr page 25-

INLEIDING. 9

van den Apostel :« Als wij weten, datJezus, die waarachtig God is, ons bemind heeft tot de dood, ja zelfs tot de dood des kruis, is dat niet alsof onze harten onder eene pers lagen, on als voelden wij ze met geweld gedrukt worden, om daaruit liefde te persen, met een geweld, zoo veel te heviger, naarmate het liefderijker is?» En verder zegt hij: « Waarom dan vereenigen wij ons niet in den geest met Jezus, om op het kruis te sterven met Hem die uit liefde voor ons daarop heeft willen sterven ? Ik zal Hem vasthouden, zoo moesten wij zeggen, en nooit weder loslaten ; ik wil met Hem sterven en branden in de vlammen zijner liefde. Dat hetzelfde liefdevuur dien goddelijken Zaligmaker en zijn ellendig schepsel verte-re ! Mijn Jezus geeft zich geheel aan mij ; ik ook, ik geef mij geheel aan Hem. Ik zal leven en sterven op zijn hart met Hem ver-eenigd ; noch de dood, noch het leven zullen mij ooit meer van Hem scheiden (1). — O eeuwige Liefde ! mijne ziel zoekt ü, en verkiest U voor alle eeuwigheid. Kom, o Heilige Geest! ontsteek onze harten met uwe liefde.

(I) .4m. (|o D. I. 7. cti. S,

-ocr page 26-

10 INLEIDING.

Of beminnen of sterven. Sterven aan alle andere liefde, om te leven voor de liefde van Jezus. O Zaligmaker onzer zielen ! geef dal wij eeuwig mogen zingen ; Leve Jezus ! Ik bemin Jezus! Leve Jezus dien ik bemin ! Ik bemin Jezus die leeft en heersebt in alle eeuwen der eeuwen ! » (1)

De liefde van Jezus-Cbristus tot de men-schen was zoo groot dat zij bein naar het uur zijner dood deed verlangen, om hun te toonen boe teederlijk Hij hen beminde; daarom zeide Hij gedurende zijn leven : Ik moet gedoopt worden in mijn eigen bloed ; en hoe zeer voel ik mij gepraamd door het verlangen dat bet uur van mijn lijden haastig kome (2), opdat de menseli daaruit weldra de liefde leere kennen welke ik liem toedraag ! — Daarom ook schreef de heilige Joannes, sprekende van dien nacht, waarin Je/.us zijn lijden begon : « Dewijl Jezus wist dat zijn uur gekomen was, waarop Hij uit deze wereld zou overgaan tot den Vader, daar Ilij de zijnen heelt lief gehad, zoo heeft

(1) Am. do U. 1.12. di. 13.

(2) Uuptisino habeo bapluari; et quomotlo coavctür as-qneduin perliuiatur. Luc. 12.30.

-ocr page 27-

INLEtDING. 11

Hij hen ten einde toe lief gehail. » (11 — De goddelijke Zaligmaker noenide den tijd van zijn lijden zijn uur, omdat liet oogenblik van zijne dood een oogenblik was waarnaar Hij verlangde, en Hij verlangde er zoo vurig ; naar, omdat. Hij alsdan aan do mensclien het laatste bewijs zijner liefde wilde geven, met voor hen te sterven aan het kruis, verteerd van smarten.

Maar wie heeft dan toch eenen God kunnen aansporen om te sterven op een schandhout, tusschen Iwee moordenaars, en met zoo veel smaad voor zijne goddelijke Majesteit? « Wie heeft dat gedaan ?» vraagt de heilige lier-nardus, en hij antwoordt: .lt; Do liefde alleen heeft dit wonder kunnen uitw erken, de liefde die geene waardigheid ontziet. » (2) Wanneer de liefde zich wil openbaren, dan onderzoekt zij niet wat het meest overeenkomt met de waardigheid van den minnaar, maar wel wat haar het best aan den beminde kan doen kennen.

(1) Sciens Jesus quia vonit hora ejus, ut transeut ex hoe mundoad Pati-ern, cum diloxisset suus..., iu liiiem dile-xit eos, Jo. 13. 1.

(2) Quis feciilioe? Fecit umor, dignitatis neicius. Tu Cant. s. 6».

-ocr page 28-

12 INLEIDING.

De heilige Frauciscus van Paula had dan wel gelijk van bij het zien van een kruis-beeld uit te roepen : « O liefde! o liefde! o liefde ! » Zoo zouden wij, wanneer wij Jezus aan het kruis zien, van liefde ontvlamd, moeten uitroepen: O liefde! o liefde! o liefde !

Indien het geloof ons daarvan geene verzekering gaf, wie zou toch ooit kunnen ge-looven, dat een almogende, allergelukkigste God, de Heer van alles, zoozeer den mensch heeft willen beminnen, dat Hij als builen zich zeiven vervoerd schijn\', uil liefde tot den mensch? — Wij zagen de Wijsheid zelve, dat is het eeuwig Woord, uiizinnig geworden uit overmaat van liefde tol de mensehen, zegt de heilige Laurenlius Justinianus (1). Zoo sprak ook de heilige Maria-Magdalena van Pazzi, toen zij eens een houten kruisbeeld nemende, in verrukking uitriep: « Ja, mijn Jezus \'. Gij zijt dwaas van liefde. Ik zeg het en zal het altijd zeggen : dwaas zijt gij van liefde, o mijn Jezus ! » Maar neen, zegt de heilige Dionisius, het is ge-ine dwaasheid,

(1) Vidimus Sapientlam omoris niaiictato infutuatam. Senu. de Nat. D.

-ocr page 29-

INLEiDI.NG. 13

maar het is tiet gewone uitwerksel der goddelijke liefde, dat zij den minnaar buiten zich zeiven rukt, om zich gansch over te leveren aan het voorwerp zijner liefde (1).

O mochten de menschen, als zij Jezus aan het kruis aanschouwen, toch eens nadenken, hoe groot zijne liefde is geweest voor eenieder van ons ! « Met welke liefde, zegt de ; heilige Franciscus van Sales, zouden wij niet ontstoken worden bij hol zien van hel liefdevuur dat brandt in het hart van den Verlosser ! En wat een geluk zoude het voor ons niet zijn, ontstoken te worden door het vuur, dat gloeit in onzen God 1 en wat vreugde voor ons, met God vereenigd te zijn door de banden der liefde ! » De heilige , lionaventura noemde de wonden van Jezus wonden die de ongevoeligste harten kwetsen en de ijskoude zielen ontvlammen (2). O hoe vele liefdeschichten komen er uit die heilige wonden, liefdeschichten die de ver-steendste harten doorboren ! O welke vlammen stijgen op uit het brandend hart van

fl) Extasim facit divinus amor. De Div. Nom. c. 4.

(2) Vulnera co-\'ihsaxca vulnerantia «\'t meutes congc\'a-tos inflammautia. Stim. div. am. p. I.e. 1.

dan ruis • ide! wij onl-fde!

ver-i ge-gste nseli ilea ; lot •Ive, vor-\'len, (1). lena uis-: Ja, zeg \'gij sêgt eid,

tam.

-ocr page 30-

14 I.MEIÜIXG.

Jez-.is, on doen ele koudste harten van liefde gloe-\'en I O welke ketenen vallen neer uit die ope :.ijtle, om de wederspannigste harten te binJen !

De eerwaardige Pater Joannes van Avila beminde Jezus zoo vuriglijk, dat bij in al zijne predikatiën nooit naliet te spreken van de liefde welke onze Zaligmaker ons toedraagt ; en in een werk, dat bij beeft ge-scbreven over die teedere liefde van Gods Zoon tot de menscben, drukt bij zoo levendige en zoo scboone gevoelens uit, dat ik niet kan nalaten ze bier aan te balen.

O mijn Verlosser ! roept bij uit. Gij hebt den menscb zoo zeer bemind, dat men er niet aan kan denken, zonder zicb gedwongen le voelen U te beminnen ; want uwe liefde, gelijk de Apostel (I) zegt, doel onze barten geweld aan. Deze liefde van Jezus tot de menscben komt voort van zijne liefde lol zijnen bemelseben Vader; daarom zeide Hij na bet laatste Avondmaal: « Opdat de wereld erkenne, dat ik den Vader lief heb, staal op, laat ons van bier gaan (2). — En

(1) Clmritos enim Clu-isti urget nos. II Cor. 5, IV.

(2) Ut cognoscat mundus quia Uiligo Putrem... surgitc, eamu?. Jo. 14. 31.

-ocr page 31-

INLEIDING. 15

waarheen wilde Hij gaan ? sterven voor den niensch aan het kruis.

« Geen verstand kan begrijpen, hoe zeer dat liefdevuur brandt in het hart van Jezus, indien, in plaats van ééne dood, men Hem bevolen had er duizend te sterven. Hij zou liefde genoeg gehad hebben orn het te doen. En indien het lijden dat Hij moest onderslaan voor alle menschen, Hem was opge-; legd geweest voor de zaligheld van eenen enkele. Hij zou voor een ieder in hel bijzon-| der gedaan hebben, hetgeen Hij nu voor allen gedaan heeft. Ja zelfs, ware het noodig geweest aan het kruis genageld te blijven, niet drie uren, maar tot den dag des oordeels toe, de liefde van Jezus zou Hem die langdurige smart hebben doen aanvaarden. Zoo heeft dan Jezus-Christus veel meer bemind dan Hij geleden heeft. — O goddelijke Liefde ! hoe veel grooter waart gij dus dan alle blijken van teederheid die gij ons hebt gegeven ! Groot hebt gij u uiterlijk getoond; want zoo vele wonden en zoo vele kneuzingen verkondigen eene groote liefde ; maar zij zeggen ons toch al uwe liefde niet; uwe wezenlijke iiefde overtreft al wat uitwendig

licftlfi it die ar!en

Vvila in ,il I van too-1 go-Sods ven-it ik

liebi i er gen fde, •len de lol Hij seel;. En

5ite,

-ocr page 32-

quot;5 iNLEiiime.

lieoft gebleken. Slechts een enkel vonkje hebben wij uit dien uitgestreklen gloed van liefde zien ontspringen. Hot grootste bewijs van liefde is, zijn leven te geven voor zijne vrienden ; maar dit bewijs was voor Jezus niet voldoende, om al zijne liefde te laten biijkem. »

Deze overgroote liefde treft de heilige zielen met verwondering en brengt ze als in verrukking. Van daar hun liefdegloed, hun verlangen naar de marteldood, hunne vreugde te midden van het lijden; vandaar, dat zij uitgestrekt op gloeiende roosters met hunne beulen spotten, dat zij wandelen op brandende kolen als op rozen, dat zij hakeu naar lijden, beminnen hetgeen de wereld vreest, en datgene met vreugde omhelzen waarvan de wereld een afschrik heeft.— De heilige Ambrosius zegt, dat eene ziel die met Jezus op het kruis vereenigd is, niets roemwaardiger acht dan de teekons van haren gekmisten Bruidegom op zich te dragen.

O mijn beminde Zaligmaker I hoe zal ik V de liefde weder betalen die Gij mij bewezen hebt ? Bloed moet met bloed vergolden wor-

-ocr page 33-

INLEIDING. 17

lcn Woclit ik met flat goddelijk bloed be-lekt en aan dat kruis, wik ik omhels, ge-

Inageld zijn ! — O heilig Kruis ! ontvang mij imet Hem dien gij draagt voor mijne zalig-lieid. — O Doornenkroon ! strek u breeder uit, opdat ik mijn hoofd kunne vereenigen met dat van mijn zoeten Jezus! —0 al te |\\iroede Nagelen ! komt van uit die onschal-;dige handen van mijnen God, en doorboort mijn hart met meedoogon en liefde. O mijn i Jezus ! de heilige Paulus verzekert ons dat | Gij gestorven zijt om te heerschen over levenden en dooden, (1) niet door kastijdin-| gen, maar door liefde.nageld zijn ! — O heilig Kruis ! ontvang mij imet Hem dien gij draagt voor mijne zalig-lieid. — O Doornenkroon ! strek u breeder uit, opdat ik mijn hoofd kunne vereenigen met dat van mijn zoeten Jezus! —0 al te |\\iroede Nagelen ! komt van uit die onschal-;dige handen van mijnen God, en doorboort mijn hart met meedoogon en liefde. O mijn i Jezus ! de heilige Paulus verzekert ons dat | Gij gestorven zijt om te heerschen over levenden en dooden, (1) niet door kastijdin-| gen, maar door liefde.

O Overwinnaar der harten! de kracht uwer liefde heeft onze zoo versteende harten [ verbrijzeld. Gij hebt de gansclie wereld ontvlamd door uwe liefde. O allerminnendste lieer ! maak onze harten dronken van dien goddelijken wijn, ontsteek ze met dat vuur, wond ze met dien schicht uwer liefde. Uw kruis is een gespannen boog om de harten te doorwonden. De geheolo wereld wete dat mijn hart gewond is. O mijne Liefde! wat

(1) In hou enim Christus mortuus est ct resurrexit, ut et mortuorum et vivorum dominetur. Rom. 14.0.

-ocr page 34-

18 INLEIDING.

hebt gij gedaan? Gij zijt geknnipn om mij te genezen, en Gij hebt mij gewond ! Gij zijl gekomen om mij te leeren wel te leven, en Gij hebt mij als uitzinnig gemaakt! — O allerwijsle Dwaasheid ! dat ik nooit meer leve zonder U ! — O Heer ! al wat ik zie aan uw\' kruis, spoort mij aan om U te beminnen; het hout, uw gelaat, de wonden van uw lichaam , en bovenal uwe liefde, ja alles spoort mij aan U te beminnen en ü nooit te vergeten. » (1)

Maar om tot de volmaakte liefde van Jezus-Christus te geraken, is het noodig daartoe de middelen te gebruiken. Ziehier dan degene die de heilige Thomas van Aquinen ons leert; (2)

Ten eerste, Gnds algemeene en bijzondere ■weldaden aanhoudend gedenken.

Ten tweede, de oneindige goedheid Gods besehouwen die altijd zoekt ons wel te doen, en nooit ophoudt ons te beminnen en onze wederliefde te vragen.

Ten derde, naarstiglijk alles, ook het ge-

(1) Disc, tlo i\'Ann- do D.

(2) De Duob. Pra\'c. e. 4.

-ocr page 35-

INLEIDtXG. 10

riiigste vermijden, dat Hem zou kunnen mishagen.

Ten vierde, afsland doen van alle aardschr goederen, rijkdommen, eer en zinnelijke vermaken.

Pater Taulerus (1) voegt daarbij nog een krachtig middel om de volmaakte liefde van .lezus-Cliristus te verkrijgen, te weten de Overweging van zijn Lijden.

Inderdaad, wie kan ontkennen dat de devotie tot liet Lijden van Jezus-Christus, de voordeeligste van alle dovotiën is, de tee-derste, de aangenaamste aan God, en die de zondaars liet meest vertroost en de beminnende zielen hot meest ontvlamt? En uit welke bron ontvangen wij zoo veel geestelijke goederen, als uit het lijden van Jezus-Christus ? Van waar bekomen wij hoop op vergiffenis, sterkte tegen de bekoringen, ver-trouwen om in den hemel te komen ? Van waar zoo vele verlichtingen om de waarheid te zien, zoo vele liefdevolle opwekkingen, zoo vele innerlijke bewegingen om van leven le veranderen, zoo vele goede verlangens om ons aan God te geven? Van waar dit alles,

(I) Fpist. 21.

-ocr page 36-

20 INLEIDING.

tenzij van het Li jden van Jezus-Christus ? De Apostel had dan wel gelijk gevloekt te noemer! ahvie Jezus-Christus niet bemint. (1)

De heilige Donaventura zegt, dat er geene godvruchtige oefening krachtiger is om eene ziel te heiligen, dan de meditatie van het Lijden van Jezus-Christus ; hij raadt ons aan van lederen dag hot Lijden van Jezus-Christus te overwegen, indien wij willen voortgang doen in de goddelijke liefde. « Zoo gij voortgang wilt maken, overweeg dan dagelijks het Lijden onzes Heeren, want niets brengt in de ziel zulke algemeene heiliging voort, dan de Overweging van het Lijden van Christus. (2) En volgens Bernardinus de Bustis (3) zeide de heilige Augustinus, dat eencn traan storten bij do herinnering aan bet Lijden van Jezus meer waarde heeft, dan eens per week, een jaar lang, op water en brood te vasten.

(1) Si quis nou amut Dominum nostrum Jesum Christum, sit anathema. I Cor. 1(5- 22.

(2quot;gt; Si vis prolicere, quotiilifi mediteris Domini passio-nem\'; nihil enim in anima ita operator universalem sanc-timoniuni, sieut met] it at io passionis Christi.

(3) Magis meretur vel unam lacrymam emittens ob meinorium passionis Christi, qnarn si qualibet anni heb-domada in pane et aque jejunaret. Rosur. p. 2. s. 13.

-ocr page 37-

INLEIDING. 21

Daarom hebben de Heiligen zich ook altijd bijzonderlijk toegelegd op de overweging dei-smarten van onzen Zaligmaker. Daardoor is de heilige Franciscus van Assisië een Serafijn geworden. Een brave man hem op zekeren dag ziende weenen en zuchten, vroeg hem de reden daarvan. « Ik ween, antwoordde de Heilige, over de smarten en de versmadingen van mijn goddelijken Meester ; en wat mij het meest bedroefd, is dat de menschen, voor wie Hij zoo veel geleden heeft, er niet aan denken. » Dit zeggende, stortte hij nog overvloediger tranen, zoodat degene die hem aansprak ook begon te weenen.Wanneer hij het geblaat hoorde van een lam,of iets zag dat in hem de gedachte aan den lijdenden Jezus vernieuwde, dan begon hij terstond op nieuw tranen te storten. Toen hij eens onpasselijk was, raadde hem iemand dat hij zich iets uit een godvruchtig boek zou laten voorlezen. «Mijn boek, antwoordde hij, is Jezus de Gekruiste. » Ook deed hij niets anders dan zijne broeders vermanen toch altijd te denken aan liet Lijden van Jezus-Christus.— Al wie, zoo spreekt Tiepoli, op het zien van Jezus aan het kruis niet ontstoken wordt

-ocr page 38-

door de liefde Gods, zal hem nooit beminnen. »

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O eeuwig Woord ! Gij hebt drie en derl\'g jaren in vermoeinissen en in smarten doorgebracht ; Gij hebt, om de mensehen te verlossen, uw bloed en uw leven ten beste gegeven ; in één woord, Gij hebt niets gespaard om U van hen te doen beminnen ; hoe kui.-nen er dan nogmenschen gevonden worden, die dit weten en U niet beminnen ? Helaas ! o mijn God ! ik zelfben een dier ondankbaren ! Ik z;e welk ongelijk ik U heb aangedaan. Lieve Jezus! heb medelijden metm j. Ik draag U mijn hart op, eet ondankbaar, wel is waar, maar toch rouwmoedig hart. Ja, het is mij ten hoogste leed, U veracht te hebben, o mijn dierbare Verlosser ! hel is mij leed, en ik bemin U van ganscher harte. O mijne ziel! bemin toch eenen God voor u als een misdadiger gebonden, eenen God voor u als een slaaf gcgeeseld, eenen Gud voor u als een spotkoning behandeld, eenen God voor u als een hooswicht aan het kruis gestorven. — Ja, mijn God en Zaligmakar ! ik bemin

-ocr page 39-

IKLEPD1KG. 25-

L\', ik bemin U. O lierinuer mij toch alt\'.jci hoo veel Gij voor mij geleden helit, opdat ik nooit meer vergete U te beminnen. — Gezegende banden, die Jezus gebonden hebt! hecht mij aan Hem. — Doornen, die Jezus gekroond hebt! doorwondt mij van liefde tot Jezus ! —Nagelen, die de ledematen van Jezus doorboord hebt! nagelt mij aan het kruis van Jezus, opdat ik leve en sterve ver-eenigd met Jezus. — O Bloed van Jezus ! maak mij dronken van heilige liefde. — O Dood van Jezus ! doe mij sterven aan allo wereldscho gehechtheid. — O doorboorde Voeten van mijn goddelijken Meester ! ik omhels U, bevrijdt mij van do hel, die ik verdiend heb. — 0 mijn Jezus ! in de hel zou ik li niet meer kunnen beminnen; en ik v.il U nogtans altijd beminnen. Mijn welbeminde Zaligmaker ! ach ! maak mij zalig ; hecht mij vast aan U en maak dat ik U nooit weder verlieze.

O Maria, Moeder van mijnen Verlosser en Toevlucht der zondaren! help eenen zondaar die God wil beminnen en zich aan ü aanbeveelt ; sta mij bij om de liefde welke Gij aan Jezus-Christus toedraagt.

-ocr page 40-

inleiding.

II.

Hok zeer jezus-ciiristüs verdient van ons

bemind te worden, om de liefde die hij ons

heeft bijwezen door de instelling van het

sacrament des altaars.

Daar onze allerbeminnendste Verlosser wist dat de tijd gekomen was, waarop Hij deze wereld moest verlaten, zoo wilde Hij, vooraleer Hij voor ons ging sterven, ons een bijzonder en een allergrootste teeken zijner liefde achterlaten; daarom deed Hi j ons het geschenk van het Allerlieiligste Sacrament. fl)

De heilige liernardinus van Senen zegt, dat de leekenen van liefde, die iemand al stervende aan een ander geeft, vaster in het geheugen geprent blijven en hooger geschat worden. (2) Hierom laat men gewoonlijk liij zijn afsterven, aan de personen die men in

(1) Sciens Jesus quia venit hora ejus, ut transeat ex hoe nmado ad Patiem, cum dilexisset suos qui orautin muu-do. in finem dilexit eos. Jo. 13. 1.

(2; Qute in lino in signum amicitue telebrantur, flrmius memoriui imprimuutur, et cariora tenentur. T. II s. 54.

24

-ocr page 41-

IM.KIDiXG. 25

iijn leven bemiiul beeft, ecnig geselienk iicliter, a\'s een sieraad, een juweel, lot gedachtenis der genegenheden die men hun heeft toegedragen. — Ma ar Gij, o mijn Jezus! op het oogenhlik dat Gij uit deze wereld gingt vertrekken, wat hebt Gij ons Ier ge-dachtenis uwer liefde achtergelaten? Niet een sieraad, noch ecnig juweel, maar uw lichaam, uw bloed, uwe ziel, uwe godheid, in één woord, geheel U zelveu zonder ecnig voorbehoud hebt Gij ons geschonken, gelijk de heilige Joannes Chrysoslomus zegt: « Hij heeft ii alles gegeven. Hij heeft zich niets voorbehouden. » (1)

De Kerkvergadering van Trente zegt, dat Jezus-Christus door do instelling van het Heilig Sacrament, al de schatten zijner liefde tot de mensehen, als het ware heeft willen uitgieten. (2) En de Apostel maakt de opmerking dat Jezus, om dit kostbaar geschenk aan de menschen te geven, juist denzelfdcn nacht heeft willen kiezen, waarin zij samen-zworen Hem ter dood te brengen. (5) De

(l)Totum libi iledit, niliil siili reliquit.

(S) Divitiiis diviiii sui ui\'jjii iiomiues umoris velut elfu-dit. Sess. 13. eii|i. 2.

(■() In quu uoi-te trad\'jljatur, accopit panem, et gratias

-ocr page 42-

23 INLEIDING.

lü\'iligo licrnartlimis vnn Sonen zcgl dat ouze Z tligiiuikei- niet tcvmlen was zijn leven voor onze zaliglieid te ^even ; door dc overgroots liefde waardoor Hij voor ons brandde, voelde Hij zich gepraamd vóór zijne dood een mirakel te doen, grooter dan al degenen die Hij tot dusverre ten onzen voordeele gedaan liad: namelijk, zijn eigen lichaam aan ons tot voe;lsel te schenken. (1)

Met recht wordt dus hel Sacrament des Altaars door den heiligen Thomas genoemd Sacrament van liefde. Onderpand van liefde (2;. Sacrament van liefde, want de liefde alleen spoorde Jezus-Christus aan, om iudil Sacrament zich zeiven aan ons te geven; Onderpand van liefde, omdat, indien wij aan zijne liefde mochten twijfelen, wij van dezelve, in dit Sacrament een sprekend bewijs zouden hebben, als hadde onze goddelijke Verlosser bij het instellen van dit Sacrament gezegd : lieminde zielen, mocht gij ooit aan

i.güiis frcgil» et «lixit: Accipito et muudueate ; hoc est eorpui meiiin. I Cor. 11. 2.\'J.

(1) lu illu l\'ervoris execssu, qnaudo puratus erat pro nolasmori, ub exceamp;su «luoris inajus o])Us agere coactus ••st, quaui nnquaui opcrutus fuit, dure nobis corpus iu ei-hum. T. II. s. 5 . u. I.e. 1.

(2) Saurumeutuui uburitatis, Piguus cbaritatis.

-ocr page 43-

IM.ElniNG. 27

mijne liclclo twijfelen, aanschouwt dit Sacrament in hetwelk ik mij geheel aan u schenk; met zulk een onilerpand in ile handen kunt gij niet meer twijfelen of ik u bemin, ja, teederlijk bemin. — Wat meer is, de heilige Bernard us noemt dit Sacrament «de Liefde der liefde » {!), omdat dit Sacrament een geschenk is, dat alle andere geschenken beval welke de Heer ons gegeven heeft, de schepping, de verlossing, de voorbeschikking tot de hemelsche glorie. Inderdaad, het Heilig Sacrament des Altaars is niet alleen een onderpand der liefde van Jezus-Chrislus, maar het is ook nog een onderpand van den hemel, dien Hij ons wil geven, gelijk de heilige Kerk verklaart in hare gezangen. (2) Daarom kon de heilige Philippus Nerins Jezus-Chrisius in het Heilig Sacrament geen anderen naam geven dan dien van Liefde ; en zoo hoorde men hem uitroepen, wanneer men hem de heilige Communie op zijn sterfbed bracht: « Ziedaar mijne Liefde ! geef mij mijne Liefde ! »

De profeet Isaias (3) verlangde dat men

(1) Amor uinorutn.

(2) In quo... futuru.\' gloriae hobis pignus dutii;-. (:i) Ts. t2. 4.

-ocr page 44-

58 IJiLEIDlNG.

;ian alle menschcn zou bekend maken do liefdevolle uitvindingen van God om zicli door do nienschen te doen beminnen. En wic had er ooit aan kunnen denken, indien i\'o Heerzelf het niet gedaan had, dat het vlecscii-geworden Woord zich zou verborgen hcli-ben onder de gedaante van brood, om voor ons eene spijs te worden. Schijnt het geerio dwaasheid,, zoo spreekt do H. Augustinus, van te zeggen : Eet miju vleesch, drink L miju bloed ?(1) Toen Jezus-Christus voor de eerste maal sprak over dit Sacramenl, welk Hij had voorgenomen ons te geven, dachten de Joden bij hen zeiven, hoe dit zou kunnen geschieden ? « Hoe kan deze ons zijn vleesch te eten geven ? »(2) Er waren er zelfs onder zijne leerlingen die Hem niet konden gelooven en die zich al morrende van Hem verwijderden : « Dit woord is hard, zeiden zij, en wie kan hot aauhooren ? » (3) Maar wat do mensch niet kon uitdenken, noch gelooven, dat heeft do liefde van Jezus-Chris-

(1) Notitie videtui-insimia : Manducute menm carnem, hibite intuin sangniiiüin ? In I\'s. «3 ex. 1.

( 2) Quomcni» potest J)ic jiobis uurncm siinm dare ad iiiiuiducaiidiiin ?

Du rus est hie senno; ot quis potest enm audire? Jo, 0.53-61.

-ocr page 45-

IM.CID:jiG. 29

tus uitgedacht en gedaan. Die goede Zaligmaker, alvorens Hij voor ons ging sterven, zeide tot zijne leerlingen en in hunnen persoon aan ons allen : « Neemt en eet. » (I) — Doch welke spijs, o Zaligmaker der wereld I welke spijs wilt Gij ons geven, eer Gij gaat sterven? — « Neemt en eet; dit is mijn lichaam.» (2) \'t Is geene aardsche spijs, maar ik zelfben die spijs, ik geef mij zeiven geheel aan u.

En hoe vurig verlangt Jezus door de heilige Communie in onze zielen te komen ! Hij heeft dit verlangen uitgedrukt door vurige woorden, in dien zelfden nacht, waarop Hij dit Sacrament van liefde instelde ; « Ik heli meteene allergrootste begeerte verlangd dit Paaschlam met u te eten.» (3) Deze taal, zegt de heilige Laurentius Justianns, (4) drukt de onmetelijke liefde uit, die Hij ons toedroeg. En opdat een ieder Hem gemakkelijk zou kunnen ontvangen, wilde Hij zicli aan ons geven onder de gedaante van brood.

(t) Accipite et raanducato. (2) Accipite et niaiulncate : hoc est corpus meum.

(3) Dcsiderio dosideravi hoe paseba mautlucare vohis-ou::i. Liic.22. lö.

(4) Flagiautissimoe charitatis est vox Loïc. De Fr.Chr. Ag. c. 2.

-ocr page 46-

ÖO INLEIDING.

Had Hij daartoe de gedaante van cene spijs gekozen die zeldzaam of van lioogen prijs was, dan waren de armen daarvan beroofd gebleven ; maar Jezus beeft zich willen verbergen onder de gedaante van brood, dat vaii geringen prijs is, en overal ie verkrijgen, opdat een ieder tot Hem zou kunnen naderen en Hem ontvangen.

En opdat wij van onzen kant ook zouden verlangen ons met Hem in zijn Heilig Sacrament te vereenigen, spoort Hij ons niet, alleenlijk aan door herhaalde uitnoodigin-gen, om dat hemelsch brood en dien hemel-schen wijn te nutten : « Komt, eet mijn brood en drinkt den wijn dien ik voor u bereid heb.»(1) « Eet, vrienden, en drinkt,» (2) maar Hij geeft er ons nog een uitdrukkelijk bevel van : « Neemt en eet, dit is mijn lichaam. » (5) Daarenboven lokt Slij ons daartoe nog uit door de belofte van den hemel: « Wie mijn vleesch eet, heeft het eeuwig leven. » — « Wie dit brood eet, zal eeuwig

(I) Venite, comelt;lite panem mcutu, et bibito vinum qundmiscui vobis. Prov. 9. o.

(2; Coinedite, amici, et bibite. Cant. 5.

Accipite et raauducate ; hoe est corpus meum.

-ocr page 47-

INLEIDING. 31

leven.» (1) Wat meei1 is, Hij bedreigt ons niet de hel en zegt dat wij uit den hemel zullen geslolen worden, indien wij weigeren aan zijne heilige tafel neer te zitten; «Tenzij gi j het vleesch van den Zoon des menschen eet, en zijn bloed drinkt, zult gij het leven in u niet hebben. » (2) En al deze uitnoodi-gingen, deze beloften en bedreigingen komen voort uit het groot verlangen dat Jezus heeft om zich aan ons te geven in zijn Sacrament van liefde.

Maar waarom toch verlangt Jezus-Cliristus zoo vuriglijk, dat wij Hem in de heilige Communie ontvangen? Ziehier de reden. Do heilige Dionysius zegt, dat de liefde altijd tracht en zoekt naar verceniging, en gelijk uien leest bij den heiligen Thomas: Vrienden die elkander van harte beminnen, verlangen naar de nauwste vereeniging. (3j Aldus vereenigt zich God volmaaktelijk niet alleen met zijne uitverkorene vrienden in

(1) Qui mandueat moam carnom..., habet vitara wtei--num. — Qui munducat iiunc panein, vivet in tttenuim. Jo. 6.

(2) Nisi manducaverilis carnein Füü hominis..., nou hobsbitis vitara in vobis. Jo. 6. 54.

(:M Amantes desidcrant ex ambobus fieri ununi. I. 2. q. £8. a. t.

-ocr page 48-

52 iM.nmxG.

den hemel; maar iu zijne onmeetbare liefde jegens den menseli op aarde, Iaat Hij zich ook hier door ons bezitten, en dat wel op de innigst mogelijke wijze, namelijk door zich geheel aan ons te geven onder de gedaante van brood in het Allerheiligste Sacrament des Altaars. Daar is de Heer even als achter eenen muur, en vandaar ziet Hij naar ons als door nauwe traliën, (1) zoodat Hij, alhoewel voor onze oogen verborgen, nogtans wezenlijk tegenwoordig is en ons ziet; Hij is daar om zich door ons te laten bezitten, doch Hij verborgt zich, om zich te doen verlangen. En zoo wil Jezus zich geheel aan ons overgeven en geheel met ons vereenigd blijven, reeds vóór dat wij nog in het hemelsei) vaderland gekomen zijn.

Die teedere Zaligmaker heeft zijne liefde niet kunnen verzadigen met zich geheel aan het menschelijk geslacht te schenken door zijne menschwording, zijn lijden en zijne dood ; neen. Hij wilde daarenboven helmiddel uitvinden om zich geheel aan elk van ons mede te deelen, en daarom heeft Hij het

(1) En ipse stat post parietom nostrum, respiciens per fenestras, prospicieus per cuncellos. Gunt. 2. 9.

-ocr page 49-

ixi.riDiMC. 5.quot;gt;

Heilig Sncrament des Altaars ingesteld, waardoor Hij zich zoodanig met ons ven;e-nigt, dal Hij in ieder van ons verbliji! en ieder van ons in Hem, gelijk Hij zelf zegt: «Wie mijn ^lecsch eet..., blijft in mij, en ik in hem. » (1) In de lieilige Communie vereenigt Jezus zich met de ziel en de ziel met Jezus ; en deze vereeniging is niet enkel eene vereeniging van genegenheid en liefde, maar zij is eene wezenlijke en waarachtige vereeniging. Daarom zeide de heilige Fran-ciscus van Sales : « Nergens vertoont zich de Zaligmaker zoo teeder en minzaam, dan in de Heilige Communie, waarin Hij, om zoo te spreken, zich zeiven vernietigt en zicL in spijs verandert, om tot in onze zielen toe door te dringen en zich innerlijk met het hart en het lichaam zijner geloovigen te vereenigen. » (2) De heilige Joannes Chrysosto-mus (3) voegt er bij dat Jezus-Christus, om de brandende liefde, die Hij ons toedroeg, zich zoodanig met ons heeft willen vereeni-

(!) Qui mnndneat meam carnem.... in memanet. et ego in iIlo.Jo. 6. 57

(2) Introd. p. 2, ch. 21.

(3) Semetipsnm nobis iraraiscuit, nt nnum qu»d simus-ardenteren.m amaDtium hoc est. Ad pop. Ant. hom. ei\'.

-ocr page 50-

• Öl IXLEinlKG.

^en, dat wij met Hem als een en hetzelfde wezen zouden uitmaken-.

O goddelijke Bruidegom onzer zielen! roept de heilige Laureiituis .lustianus (I) uit. Gij hebt dan door dit Sacrament van liefde willen bewerken, dat uw: hart met het onze maar één onverdeelbaar hart zou worden. De heilige Bernardinus van Senen (2) voegt daarbij dat onze Zaligmaker, met zich aan ons tot spijs te geven, zijne liefde tot in den hoogsten graad loe heeft bewezen ; dewijl Hij zich heeft gegeven om zich volkomen met ons te vereenigen, gelijk de spijs zicli vereenigt met dengene die ze nuttigt. O hoe ■.gaarne blijft Jezus aldus met onze zielen vereenigd! Hij zeide eens aau zijne getrouwe dienares, Margaretha van Yperen, nadat zij de heilige Communie ontvangen had ; « Zie, mijne dochtèr, welke schoone vereeniging -er bestaat tusschen u en mij ; bemin mij

(1) U «jij.im tnirubilis est dilcctio tua, Domine Jesu, qui tiio eorpori tuhter nos incorporaro volaisti, ut tecum uiiuui coi-et niioui lt;uninnin haberemus insepurabiliter col-ligatatn. Du Inc. tliv. uin. c. ö.

(2) Ultirnus gradus nmoris est, cum sc dedit nobis in cibnni • quia dedit se nobis ud omuimodum unionem, sicut cibus et ei ba us invicem uniantiu-. T. II. 1. V. a.

-ocr page 51-

INLEIDING. 33

dorlialvo, en laat ons vcreonigd blijven door do liefde en nooit meer van elkander siiliei-den. »

Wij moeten ons dus overtuigd houden dat cene ziel niets kan doen noch uitvinden, wat meer behaagt aan Jezus-Chrislus dan te communiceeren met de gesteltenis die bij liet onthalen van zulk eenen gastvriend betaamt ; immers zoo doende vereenigt zij zich met Jezus, volgens zijn liefderijk verlangen. Ik spreek alleen van eene betamelijke gesteltenis, en niet van eene Hem waardige; want indien er daartoe eene Hem waardige gesteltenis vereischt werd, wie zou dan ooit kunnen communiceeren ? God alleen zou waardig zijn God te ontvangen. Ik versta door betamelijke gesteltenis zulk eene welke in overeenkomst is met een ellendig schepsel, bekleed met het rampzalig vleesch van Adam. Het is, in het algemeen gesproken, genoeg dat iemand die tot de Communie wil naderen, in staat van gratie zij en tevens eene vurige begeerte hebbe om in de liefde tot Jezus-Christus voortgang te doen. « Gij moet uit liefde ontvangen, zeide de heilige 1 Franeiscus van Sales, hetgeen u uit zuivere

-ocr page 52-

36 INLEIDING.

liefde geschonken wordl.»(1) Wat de vraag l)etrefl, hoe dikwijls men moet eomnmni-oeeren, daarin moet een ieder den raad volgen van zijnen geestelijken bestierder. Overigens geen hoegenaamde levenstaat, noch die van huwelijk, noch die van drukken handel en bezigheid, belet het dikwijls coninm-niceeren, als de geestelijke bestierder dit nuttig oordeelt, gelijk de Paus Innocen-tius XI dit uitdrukkelijk verklaart in zijn dekreet van het jaar 1679. (2)

Verder moeten wij opmerken, dat er niets ter wereld ons zoo voordeelig kan zijn als de heilige Communie. De eeuwige Vader heeft Jezus in het bezit gesteld van al zijne schatten. (3) Daarom als Jezus in eene ziel komt door de heilige Communie, brengt Hij haar onmetelijke schatten van genaden mede. Men kan dus te recht na de heilige Communie zeggen : « Alle goederen zijn mij te gelijk met haar gekomen. » (4) — De heilige

(1) Introd. p. 2. cli. 21.

(2) Frequent accessiis (ad Encharistiam) confessariorum jiulieio est relinqumifhis, qui..., Jaicis negotiatorifms et conjujiatiP, quod prosiiicient eorum sjiluti profuturum, id iilis pneseribere dcbebunt.

(3) Omnia «lodit ei Pater in Dianüs. Jo. 1 :i.

^4) Veueruut mihi oiuuiu honapuritcr cum illa. Sap.

-ocr page 53-

INLEIDING. 37

Dionysius leei-l dat het Heilig Sacrament des Altaars een allerkrachtigst middel is om de zielen te heiligen. (I) Eu de heilige Vin-rentius Ferrerius heeft gezegd, dat men meer voordeel doet met ééne Communie dan met eene week te vasten op water en brood.

Do heilige Communie, gelijk de Kerkvergadering van Trente ons leert, is vooreerst een krachtdadig heilmiddel dat ons verlost van de dagelijksche zonden, en ons behoedt voor de doodzonden. (2) Het verlost ons van de dagelijksche zonden, omdat, gelijk de heilige Thomas (5) zegt, dit goddelijk Sacrament den mensch aanzet om akten van lieldo te verwekken, die de dagelijksche zonden uilwisschen ; het bevrijdt ons te gelijker tijd van de zware zonden, door de vermeerdering der gratie, welke de heilige Communie in ons uitwerkt. Daarom ook schreef Innoceu-lius 111 (4) dat onze Zaligmaker door zijn

(1) Euchanstia maximam vim liabet perficietulae sauc-fitatis.

(2) Antidotum quo Hberemur a culpis quotidianis et a pcuuutis mortiilihuspra\'sei\'vemur.Sess. 13. cap.2.

(3) P. 3. q. 79. u. 4.

.\'») Per cvucis mystoi-inm, eripnit nos a potostate pec-eati; per EiicliariMiu\'sucranvintuui, liborat uos a vuluu-tu\'e peccandi. Du Alt st.). 4.c. 44.

-ocr page 54-

08 INLEIDING.

lijden ons verlost heeft uit ile macht der zonde, maar dat lüj dooi\'liét Heilig Sacrament des Altaars ons verlost van de genegenheid tot dezelve.

Maar het voornaamste uitwerksel van dit Sacrament is de zielen van liefde tot God lo ontsteken, ci God is liefde. »(t)Hij is een vuur dat in onze harten alle aardsche begeerten verteert.^) Welnu, juist dat vuur van liefde isde Zoon Gods op de aarde komen brengen,gelijlv Hij zelf zegt, er bij voegende dal Hij niets zoo zeer verlangt, dan dat heilig vuur ontstoken te zien in onze zielen. (3) En welke vlammen van goddelijke liefde doet Jezus niet gloeien in het hart van al degenen die Hem met vurigheid in dit Sacrament ontvangen ! — Dn heilige Catharina van Senen zag op zekeren dag Jezus in de handen van eenen priester, onder de gedaante van een vurigen bol, en zij kon niet begrijpen hoe de harten van alle menschen door deszelfs vlammen niet doordrongen en verteerd werden. —Wanneer do heilige Rosa van Lima de heilige Communie

(1) Deus charitus er?t. I Jo. 4. 8. (2) Ignis consumens est. IJeut. 4. 2 4.

(3) Igiiem veni inittere in terrnra, et volo, nisi ut auceudutur? Luc. 12. 49.

-ocr page 55-

INLEIDING. 5!gt;\'

ontvaugen had, was haar aangezicht zoo glanzend, dal men do oogen daarop niet kon gevestigd houden ; en er kwam zulke hitte uit haren mond, dat wie er zijne hand tegen hield, dezelve voelde gloeien. — Men verhaalt van den heiligen Weneeslaüs, dat hij, alleenlijk met de kerken te gaan bezoeken v, aar het Heilig Sacrament rustte, zoo blaakte van liefdevuur, dat zijn dienstknecht die hem door den sneeuw volgde, slechts zijne voeten in de stappen van Weneeslaüs behoefde te zetten, om geene koude meer te gevoelen.

l)e heilige Joannes Chrysostonius zeidc, dat het Heilig Sacrament des Altaars een vuur is dat ons zoodanig ontsteekt, dat de liefdevlammen, die na de Communie uit onze harten opstijgen, ons verschrikkelijk rnaken voor de hel. (1) En de Bruid van hot Hooglied zegt: De hemelsche Bruidegom heeft mij in zijnen wijnkelder geleid, en mij dronken gemaakt van goddelijke liefrlt-. (2)

(1) Carbo est Eucharistia, qu»H nos inflummat, ut tam-nuam leoues i^nem spiruntes ub illa meiisu recedumus, facti diabolo terribiles. Ad poi). Ant. bom. ül.

(2) Introduzit me in cellum vinadam, ordiuavitin me ■ charitatcm. Cant. 2. 4.

-ocr page 56-

40 INLKID1NG.

— Volgens tien heiligen Gregorius van Nys-sen wordt door dien geheimzinnigen wijnkelder de H. Communie bedoeld, waarin de ziel zoo dronken wordt van de liefde Gods, dat zij zich zelve vergeet en al de schepselen uit het oog verliest; en dit veroorzaakt die kwijning van liefde, waarvan de gewijde Bruid spreekt. (1)

Maar, zal iemand zeggen, ik communiceer niet dikwijls omdat ik weinig liefde voor God heb, ik gevoel mij te koud. — Wel hoe! zegt Gerson, (2) gij wilt alzoo, omdat gij koud zijt, verre van het vuur blijven ? Dit is eerder eene rede om dikwijls tot dit Heih\'g Sacrament te naderen, zoo gij maar een waar verlangen hebt Jezus-Christus te beminnen.— De heilige Bonavenlura (ö) zegt insgelijks, dal men moet betrouwen op de goddelijke barmhartigheid, en dat hoe zieker iemand is, hij des le meer het bezoek van den geneesheer uoodig heeft. En de heilige

(1) Fuicite mo fluribus, stipatc me malis; quia amore laiiA\'ueo. Cant. 2. 4.

(2) Do Pra;p. ad M. cons. 4.

(3) Licet topiile, tamcii confidens de misericonliu Dei «\'•.xedat; tanto mcjis a.-get\' necesse iiabet requirere modh-cum, quuuto magis senserit se legrotum. Do Prof. relig. I. 2.c. 77.

-ocr page 57-

I.MKlni-XC. -tl

Franciscus van Sales (1) voegt er bij: «Twee soorten van mensehen moeten dikwijls coni-municeeren , de volmaakte en de onvolmaakte; de volmaakte, om te volharden in de volmaaktheid, en de onvolmaakte, om tot de volmaaktheid te geraken. » Noglans oin dikwijls te communiceeren, is het ten minste noodzakelijk dat men een groot verlangen liebhe om heilig te worden, en in de liefde lot Jezus-Christus toe te nemen. De Heer zeide eens tot de heilige Meehtildis : « Als gij te communie gaat, verlang dan al de liefde die ooit hart mij toegedragen heeft; en ik zal uwe liefde aannemen, niet gelijk zij inderdaad is, maar gelijk gij ze zult verlangd hebben. » (2)

Godvruchtige gevoelens en gebeden,

O God van liefde, die oneindig bemint en oneindig beminnenswaardig zijl! zeg mij: wat zoudt Gij nog kunnen uitvinden om U van ons te doen beminnen ? Gij waart niet tevreden met mensch te worden, en U aan

(1) Introd. p. 2. cli. 21.

( 2) Spir. Grat. 1. 3. e. 22.

4

-ocr page 58-

42 INLEIDING.

al de ellenden onzer natuur te onderwerpen. Het was ü niet genoeg al uw Woed voor ons te vergieten te midden van zoovele pijnen, en van smarten uitgeput de kruisdood te sterven, welke voor de grootste booswichten hestemd was ; Gij hebt daarenboven de gedaante van brood willen nemen, om zoo onze spijs te worden en U met een ieder van ons volkomenlijk te kunnen vereenigen. — Nog eens, zeg mij : wat kunt Gij nog uitvinden om U te doen beminnen ? O wee aan ons, indien wij U niet beminnen tijdens dit leven ! Hoe groot zal in de eeuwigheid de knaging van ons geweten zijn U niet bemind te hebben ! O mijn Jezus ! ik wil niet sterven vooraleer U te beminnen, en vooraleer U veel te beminnen. Ik ben ten uiterste bedroefd U zoo dikwijls beleedigd te hebben, het is mij leed ; ach ! konde ik van droefheid sterven ! Van nu af bemin ik U boven al, ik bemin U meer dan mij zeiven, en ik wijd U al mijne genegenheden toe. Van ü heb ik die goede gesteltenis ontvangen; geef mij nog de kracht om er getrouw in te volharden. O mijn Jezus ! mijn goede Jezus ! ik vraag U anders niets dan U zeiven : nu Gij mij tot

-ocr page 59-

inleiding. -15

uwe liefde getrokken hebt, verlaat ik alles om mij aan ü te hechten ; Gij alleen zijt mij genoeg.

O Maria, Moeder van God ! bid Jezus voor mij, en maak mij heilig. Voeg ook nog dit wonder bij zoo vele andere wonderen, welke Gij zoo dikwijls hebt verricht, met zoo menigvuldige zondaars in heiligen te veranderen.

III.

Over het groot betrouwen dat wij moeten

hebben , aangezien de liefde die jezl\'s-

christüs ons heeft bewezen in alles wat

hij voor ons gedaan heeft.

Reeds vóór dat de goddelijke Verlosser oigt; aarde verscheen, stelde David in Hem al de hoop zijner zaligheid, en zeide tot Hem met een vol betrouwen ; « In uwe handen, o Heer! beveel ik mijnen geest; Gij hebt mij verlost. Heer, God van waarheid. » (1) Hoeveel te meer moeten wij dan ons betrouwen

(1) Tn manns tuas commendo spiriturn meum ; rpilo-misti me, Duuiine Deus veritutis. Ps. 30. 6.

-ocr page 60-

•li INLEIDING.

niet slellen in Jozus-Chrislus, nu Hij gekomen is, en het werk onzer Verlossing heeft voltrokken! Daarom moet ieder van ons met het grootste betrouwen zeggen en aanhoudend met den koninklijken Profeet herhalen: Heer! in uwe handen beveel ik mijnen geest; want Gij hebt mij verlost. Gij, mijn God die getrouw zijt in uwe beloften !

Hebben wij groote redenen de eeuwige dood te vreezen om de beleedigingen die wij God hebben aangedaan, wij hebben er van den anderen kant nog veel grootere om het eeuwig leven te hopen door de verdiensieu van Jezus-Christus, die oneindig krachtiger zijn om ons zalig te maken, dan onze zonden om ons te doen verloren gaan. Wij hebben gezondigd en de hel verdiend ; maar de Verlosser is ons ter hulp gekomen; Hij heeft onze schulden op zich genomen om door zijn lijden voor dezelve te voldoen : « Hij heeft waarlijk onze krankheden op zich genomen, en onze smarten heeft Hij zelf gedragen.» (1)

Op \'t oogenblik zelf, dat wij het ongeluk hadden van te zondigen, heeft God tegen ons

(I) Vcre languures nostros ipse tulit, et dolores nostras ipse portuvit. Is. o3. 4.

-ocr page 61-

INLEIDING. -l.\'S

liol vonnis der eeuwige dood opgeschreven ; maar wat heeft dan onze meèdoogende Verlosser gedaan ? Hij heeft met zijn bloed het vonnis van onze veroordeeling uitgewischt, en hetzelve aan het kruis gehecht, (1) opdat wij nooit het vonnis zouden kunnen aanschouwen, dat ons veroordeelt voor onze zonden,—zonder tegelijker tijd het kruis te zien, waarop Jezus hetzelve, al stervende voor ons, met zijn bloed heeft uitgewischt; en zoo heeft Hij ons de hoop op vergilienis en op de eeuwige zaligheid wedergegeven.

O hoe veel beter spreekt het bloed van Jezus-Christus voor ons ten beste, om ons van God barmhartigheid te doen bekomen, dan het bloed van Abel wraak riep op Caïn, volgens de uitdrukking van den heiligen Paulus : » Gij zijt genaderd.... tot den Middelaar Jezus, en tot zijne bloedvergieting die beier spreekt dan die van Abel. » (2) Alsof de Apostel zeide; Arme zondaars, wat zijt gij toch gelukkig, nu gij uwe toevlucht kuirl

(1) Delens quod adversusnos erat chirograplmra dscroti. quod erat cuntruriuui nubis, et ipsmn tulit lt;le medio, afligeus illud cruci. Col. 2. 1 gt;.

(2) Aecessisfis ad... Mediatorom .Te-sum, et sangninjsas-Itcrsioueui melius loqueutem quam Abel. UeL. 12. 22.

-ocr page 62-

■iO INLEIDING.

nomen tot den gekruisten Jezus, die al zijn hloed heeft vergoten om de Middelaar van vrede te worden tussehen God en de zondaars, en hun de vergiffenis hunner zonden te bekomen ! Wel is waar, uwe ongerechtigheden roepen wraak tegen u; maar het bloed van den Verlosser spreekt voor u ten beste, en de goddelijke Rechtvaardigheid wordt noodzakelijk verzoend door de stem van dat kostbaar bloed.

Wij zullen voorzeker eene strenge rekening van al onze zonden moeten afleggen voor den Oppersten Rechter ; maar wie zal onze Rechter zijn ? Troosten wij ons : hel is aan onzen Verlosser zelf dat de eeuwige Vader de macht gegeven heeft om ons te oor-deelen. (1; — Daarom ook beurt de heilige l\'aulus onzen moed op, zeggende; Wie is de Rechter die ons zou moeten veroordeelen\'\' Het is dezelfde Zaligmaker, die, om ons niet tot de eeuwige dood te doemen, zich zei ven veroordeeld heeft, om voor ons Ie sterven, en hij vergenoegt zich niet met deze over-groote weldaad ; want nu nog in den hemel, gaat Hij voort met bij zijnen Vader voor

^1) Pater... omne judicium dedit Fi\'.io. Jo. 5. 22.

-ocr page 63-

INLEIDING. -i7

(luze zaligheid ten beste te spreken. (1) — Wat vreest gij dan, arme zondaar, vraagt de heilige Thomas van Villanova ; wal vreest gij, indien gij uwe zonden maar verfoeit ? Hoe zal Hij u kunnen veroordeelen, die gestorven is om u niet te veroordeelen ? Hoe zal Hij u kunnen verwerpen, wanneer gij aan zijne voeten wederkeert. Hij die uit den hemel is neergedaald om u op te zoeken, als gij Hem vluehttet? (2)

En zouden wij, ter oorzake onzer zwakheid, vreezen te bezwijken onder de aanvallen der vijanden, die wij nog te bestrijden hebben, hoort dan wat ons te doen staat, volgens de vermaning van den Apostel: Laat ons strijden niet grooten moed, de oogen gevestigd op Jezus den Gekruiste, die ons van zijn kruis zijnen bijstand, de overwinning en de kroon aanbiedt. (3) Voorheen zijn wij in den strijd bezweken, omdat wij ver-

(1) Quis est qui comlemnet ? Christus Jesus, qui mot— tuns est.... qui etiam interpellufe pro nobis. Rom. 8. 34.

(2) Quid times, peccutor? Quomodo to damnabit preni-tentem, qui moritur ne damneris ? Quomodu te ubjiclet redeuntum, qui do ccelo venit qutcroru te ? Tr. de Adv.D.

(:i) Curramus ad propositum uobis certamen, aspicien-tes in Anctorem fideiet Consummutorem Jusum, qui pro-posito sibi gaudio, sustinuit crucom, coufusioue con-tempta. lleb. 12. 1.

-ocr page 64-

48 IKLKIDIXG.

zuimd hebben de v.ojideu en deu smaad v; n onzen Verlosser le beschouwen, en wij derhalve onze toevlucht tol Hem niet genomen hebben ; maar indien wij voortaan nimmer uit het oog verliezen, hoeveel Hij uit liefde tot ons geleden heeft en hoe zeer Hij bereid is om ons te helpen, zoo wij Hem aanroepen, dan zullen wij zonder twijfel door onze vijanden niet meer overwonnen worden. —■ Hoor hoe de heilige Teresia in de edelmoedigheid barer ziel zich uitdrukt: « Ik versta de vrees niet, zegt zij, van die altijd roepen : de hooze geest! de booze geest! — daar wij kunnen roepen : mijn God ! mijn God ! — en hierdoor den boozen geest doen sidderen. (1) Maar, voegde de heilige er bij, zoo men niet geheel zijn betrouwen op God stelt, wat men overigens ook moge doen, het zal maar weinig of niets baten : « AI onze zorg zal ons weinig baten, zoo lang wij alle be-troawen op ons zeiven niet afleggen, om onze hoop op God alleen te stellen. » (2)

O wat zijn het Lijden van Jezus-Christus, en het Heilig Sacrament des Altaars, voor ons twee groote geheimen van hoop en liefde!

(I) E|vcu, li. £j. (2) Leven, h. 8.

-ocr page 65-

INLEIDING. if

Geheimen welke niemaiul zou kunnen geloo-ven, indien liet Geloot\' ons hierover geene verzekering gaf; een almogende God willen mensch worden, al zijn bloed vergieten, en \' van smarten sterven o]) den schandpaal van-het kruis ! En waarom dat\'? Om voor onze zonden te voldoen, om ons wederspannige aardwormen zalig te maken. Maar dit alle • is nog weinig; datzelfde lichaam dat eens voor ons aan het kruis geslachtofferd werd, geeft Hij ons tot spijs, om zich alzoo geheel niet ons te vereenigen. Ja waarlijk deze twee geheimen moesten de harten aller menschen doen smelten van liefde ! En welke zondaar, hoe misdadig ook, zou nog, indien hij berouw heeft over het bedrevene kwaad, van . zijne vergiffenis kunnen wanhopen, wanneer liij ziet dat een God zoo vol liefde is voor de menschen, en zoo genegen om hun wel te doen ? Dit gaf den heiligen Uonaventura ■zoo gront betrouwen, dat hij uitriep : Hoe zal Hij mij de noodige gratiën ter zaligheid kunnen weigeren. Hij die zoo veel gedaan en geleden heeft om mij zalig te maken? (1) ,

(Ij I\'iduciiilit\'.T again, iiumobilite;* sperans nihil ad su-hi!?ui ueciwsurhim ab oo nügaadum, qui tantu pro mea salute fecit et [gt;eitulit.

-ocr page 66-

50 INLEIDING.

Derhalve moedigt ons de Apostel aan, om met betrouwen tot den troon der gratie le naderen, ten einde barmhartiglieid te verkrijgen en al de gratiën die wij noodig hebben. (1) — Die troon van gratie is het kruis, ■waarop Jezus zetelt als op eenen troon, om zijne gratiën en de schatten zi jner barmhartigheid uit te deelen aan allen die hunne toevlucht tot Hem nemen. Maar laat ons tot Hem gaan zonder uitstel, nu wij nog de noo-tlige hulp kunnen bekomen, om zalij te worden; want er zal misschien een tijd komen, waarop wij die niet meer zullen kunnen vinden. Daarom haasten wij ons het kruis van onzen Zaligmaker te gaan omhelzen, en naderen wij hetzelve meteen groot betrouwen. Dal het zien onzer ellenden ons niet weerhoude ; in den gekruisten Jezus zullen wij allen rijkdom vinden, alles wat ons ontbreekt. (2) Zijne verdiensten hebben alle hemelsche schatten voor ons geopend en ons bekwaam gemaakt om al de gratiën

(1) Adeatnas ergo cum fiduciH ad thronuni gratia?, ut luiset-icordiain coosequauiur, et gratiam iuveuiainus in auzilio opporlunu. Heb. 4. IC.

(2) In omnibus divifes faeti estis in illo..., ita ut»uihil vobis dealt iu ulla gratia. I Cur. 1.3.

-ocr page 67-

INLEIDING. 51

te ontvangen die wij maar verlangen.

De heilige Leo verzekert ons dat Jezus-Christus door zijne dood ons meer goed heeft verschaft, dan de duivel ons kwaad heeft toegebracht door de zonde. (1) Dit legt het gezegde uit van den heiligen Apostel Paulus, namelijk, dat het geschenk der verlossing grooter is geweest dan de zonde was; dat de gratie de zonde heeft overtroffen. (2) Hierom moedigt de Zaligmaker ons aan, om door zijne verdiensten alle gunsten en alle genaden te verhopen; en ziehier, welk middel Hij ons heeft geleerd, om alles van zijn eeuwigen Vader te verkrijgen wat wij be-geeren : Wat gij ook verlangen moogt, zegt Hij ons, vraagt het aan mijnen Vader in mijnen naam, en ik beloof u dat gij zult verhoord worden, (ö) — En inderdaad, hoe zou de Vader ons eenige gratie kunnen weigeren, nadat Hij ons zijn eeniggeboren Zoon heeft gegeven, dien Hij bemint gelijk zich

(l) Ampliora adopti sumus pei\' Christi gratiam, (jiuua per draboli amiseramus invidiam. Do Asc. c. 1.

(3} Non sieut delictum, ita et domun... ; nhi abuiuia-vit delictum, superabundavitgratia. Rom. 5. lü.

(3) Amen, amen, dico vobis : si quid petieritis l\'utrem in nomine tueo, dabitrobia.Jo. 1G. 2J.

-ocr page 68-

52 INLEIDING.

zelveu? (1) De Apostel zegt dat God, mcl ons zijnen Zoon te geven, ons alles gegeven heeft: « alles ;» bijgevolg wordt geene enkele gratie uitgezonderd, noch de vergiffenis onzer zonden, noch de volharding tot hel einde, noch de heilige liefde Gods, noch de volmaaktheid, noch de hemel: « alles, alles heeft Hij ons gegeven » Doch wij moeten er Hem om bidden : God is mild voor die Hem aanroepen. (2)

Ik wil hier nog verscheidene schoone gedachten bijvoegen, uit de brieven van den Eerbiedwaardigen Pater Joannes Avila, over !;et groot belrouweu dat wij moeten stellen iu de verdiensten van Jezus-Christus :

Vergeet niet dat lussclien ons en den eeuwigen Vader, als Middelaar slaat, Jezus-Christus, niet vvien wij innig door zoo sterke bamleu van liefde vereenigd zijn, dat niels ons van Hem kan scheiden, tenzij de mensnh zelf die banden zou verbreken door de doodzonde. Het bloed van Jezus-Christus roept «ii barmhartigheid voor ons, en het roept

(1) Pro nobis omnibu-A Enuliilit illmu; quoraodo no a «tiam cum illo omuiu nobis donuvit ? Uom. 8. 32.

Dives iaonines qui invocantilium. Uom. tO. 12.

-ocr page 69-

iXLoniNG. o5

zoo luul dal het gt\'ilruisch onzer zonden niet gehoord wordt. De dood \\aii Jezus-Christus heeft onze zonden doen sterven. « O dood, ik zal uwe dood zijn. » (1) Zij die verloren gaan, gaan niet verloren bij gebrek aan voldoening, maar omdat zij door middel der Sacramenten gèen gebruik willen maken van de voldoening, die gegeven is door Jezus-Christus.

Jezus heeft de herstelling onzer kwalen op zich genomen, als of het zijne eigene zaak ware; Hij heeft zich met onze zonden beladen, alhoewel Hij er geene heeft bedreven, en Hij heeft er vergiffenis over gevraagd ; Hij heeft met zoo veel vurigheid gesmeekt als bad Hij voor zich zeiven zijnen Vader,dat Hij allen die zich aan Hem -willen hechten, zou beminnen. Hetgeen Hij vroeg heeft Hij verkregen: God heeft gewild dat wij en Jezus zoo onafscheidelijk zouden vereenigd zijn, dat wij gelijkelijk met Hem moesten bemind worden, of Hij met ons gehaat; maar, dewijl Jezus niet gehaat is noch gehaat kan worden, zoo worden wij ook, indien wij met Hem vereenigd blijven door de

(1) O mors! ero mors tun.

-ocr page 70-

5-1 INLEIDING.

liefde, te gelijk met Hem bemind. Daar Jezus van God bemind wordt, worden wij er ook van bemind ; want hij vermag meer om ons Ie doen beminnen, dan wij om ons te doen halen, dewijl de eeuwige Vader zijnen Zoon meer bemint, dan Hij de zondaars haat.

« Jezus zeide tot zijnen Vader ; « Vader! ik verlang dat waar ik ben, ook zij zullen wezen die Gij mij gegeven hebt. » (1) De liefde, die sterker was dan de haat, heeft de overwinning behaald ; aldus zijn wij in Gods liefde en Gods gratie teruggekeerd ; een zco sterke band van liefde geeft ons de verzekering dat wij nooit zullen verlaten worden. De Heer zegt door Isaïas; « Kan eene moeder haar kind vergeten ? En zoo zij het ook vergeten kon, ik nogtans zal tf nooit vergeten, omdat ik u geschreven draag in mijne handen. » (2) Met zijn eigen bloed heeft Hij ons in zijne handen geschreven. Wij moeten ons dan door niets laten verontrusten, dewijl alles geschikt wordt door die handen welke aan het kruis zijn genageld, tot een bewijs van de liefde die Hij ons toedraagt.

(1) Pater! quos dedisti mihi, volo ut, ubi sum ego, et illi sint mecum. Jo. 17. 24.

(2) Is. VJ. lö.

-ocr page 71-

)i Niets is zoo in staat ons te beangstigen, als Jezus-Christus in staat is ons gerust te stellen. Dat mijne bedrevene zonden mij omringen, dat de vrees voorde toekomst mij aanvalle, dat de duivels mij strikken leggen; met barmhartigheid te vragen aan Jezus, die al goedheid voor mij is, die mij bemind heeft tot de dood , is het mij onmogelijk betrouwen te verliezen ; ik zie mij zoo hoog geschat, dat een God zich zeiven voor mij ten beste gegeven heeft. — O mijn Jezus ! o veilige Haven voor hen die in den storm tot U hunne toevlucht nemen ! O waakzame Herder ! hij bedriegt zich, degene die op IJ geen betrouwen stelt, als hij zich wil verbeteren. Gij hebt gezegd : Ik ben het, wilt niet vreezen, ik ben het die beproef en vertroost . Somwijlen plaats ik mijne dienaren in eenen staat van troosteloosheid, die hun als eene hel toeschijnt; maar vervolgens trek ik hen daaruit, en versterk hen. Ik ben uw Voorspreker, uwe zaak is de mijne geworden. Ik ben uw Borg, die gekomen ben om uwe schulden te betalen. Ik ben uw Heer, die u met mijn bloed heb vrijgekocht, niet om u Ie verlaten, maar om u te verrijken, u, die

-ocr page 72-

30 ixLKimxG.

mij zoo duur gestaan hebt. Hoe zou ik mij van hen kunnen verwijderen, die mij zoeken, daar ik diegenen te gemoet ging, die ( kwamen om mij te beleedigen ? Ik heb mijn jcli aangezicht niet afgewend van die mij sloeg; ik en zou ik het dan afwenden van hem die mij hei wil aanbidden ? Hoe kunnen mijne kinderen kr

twijfelen of ik ze bemin, daar zij mij uil bllt;

liefde voor hen in de handen mijner vijanden m:

overgeleverd zien ? Heeft men ooit gezsen la\'

dat ik verachtte, wie mij beminde, of verliet ]e

wie mijne hulp inriep ? Ik ga zelfs diegenen ik

opzoeken die mij niet zoeken. » (1) m

Indien gij gelooft dat de eeuwige Vader 1,1

u zijnen Zoon heeft gegeven, geloot dan ook ,1

dat Hij u al het overige zal geven, hetwelk b

van veel minder waarde is dan zijn godde- i,

li jke Zoon. Denk niet. dat Jezus-Christus 11 x;

vergeten heeft, dewijl Hij tot eene gedachte- I

nis zijner liefde u het grootste pand heeft 1

nagelaten dat Hij u kon geven, namelijk, t

zich zeiven geheel en al in het Heilig Sacra- !

ment des Altaars. 1

(!) Part,o S, Ej). I».

-ocr page 73-

INLElniNG.

Godvruclitiye gevoelens cn yebeden.

O mijn Jezus, mijne Liefde ! welk eene sehoone hnop geeft mij uw lijden ! Hoe kan ik vreezen de vergifl\'enis mijner zonden, den hemel en al de noodige gratiën niet te verkrijgen van een almogenden God die mij zijn bloed en leven heeft gegeven? Ja mijn Jezus, mijne Hoop cn mijne Liefde ! om mij niet te laten verloren gaan, hebt Gij uw leven willen opofferen. O mijn Verlosser en mijn God ! ik bemin TJ boven al. Gij hebt IJ geheel aan mij gegeven; Ik op mijne beurt geefü go-heel mijnen wil, en daarom roep ik tot U uit den grond mijns harten : Ik bemin U, ik bemin U; en ik wil onophoudelijk herhalen; Mijn God! ik bemin U, ik bemin U. Dat wil ik tot U roepen gansch mijn leven tot aan mijne dood; en ik wil mijn laatsten adem geven met deze woorden op de lippen : Mijn God ! ik bemin U; om L\' van dal oogenblik af te beminnen met eene liefde, die zonder ophouden moet duren in alle eeuwigheid. Ja, ik bemin U, o Heer! en omdat ik U bemin, i,s het mij ten uiterste leed dat ik U zoo zeer beleedigd heb. Onge-

57

-ocr page 74-

gg inleiding.

Uikkige als ik ben, om mij quot;!^ ^n een k^ stondie vermaak le berooven, heb ik /.00 dik^

vviilsU, o oneindig goed, willen verhezei .

Deze gedachle is voor mij de grootste a e pijnen; maar ik vertroost mij b.j het nadenken\'dat ik te doen heb met eene onem-dige goedheid, die een beminnend hart met , ° versmaden. O konde ik sterven voorL, die gestorven zijt voor mij! O mijn dierbare Verlosser ! ik hoop vastelijk dat Gij mij de laligheid mijner ziel zult verleenen .n de eeuwigheid, en in dit leven de zalige vo -

Sn inU nefde; en om deze gratie e

bekomen, maak ik voornemen U d.e

„edurig te vragen. Geef mij door dc vei diensten van uwe dood de volharding in het

^Ïet gratie verzoek ik ook van II, en hoop

ik te bekomen door uwe voorspraak, o mijne

Koningin, Maria!

-ocr page 75-

inleidi.xg.

IV.

Hoe zeer wij verplicht zu^i jezus-curistus

te beminnen.

Jezns-Christus, als Goil, veiilient reeds al onze liefde ; maar door zijne liefde tot ons heeft Hij ons als willen dwingen Hem tc beminnen, ten minste uit dankbaarheid voor alles wat Hij voor ons gedaan en geleden heeft. Hij heeft ons veel bemind, om ook veel van ons bemind te worden; want God bemint alleen om bemind le worden, zegt de heilige Bernardus, (1) en dit zeide ook eertijds Mozes tot het volk van Israël : « En nu, Israël, wat vraagt de Heer, uw God van u, tenzij dat gij den Heer uwen God vreezet... en Hem beminnet? »(2) Daarom ook gaf God tot eerste gebod aan de menschen, dat zij Hein uit geheel hun hart zouden beminnen. (3) En de heilige Paulus zegt dat de liefde de

(1) Noq ad aliud amat, nisi ut ametiir. InCant. 8:j.

(2) Et 1111110, Israel, quid Domitius Deus tam petit a tP, nisi ut liiue.is Dc.miiiuin Deum tuuu»..., ot diiigas cum ? Dent. 10. 12.

(3) Diliges Douiiiium Deum tuum e.v todo corde tuo. Deut. 6. 3.

59

-ocr page 76-

60 i.nludiSg.

volheid der goddelijke wet is (1), woord dal volgens deu griekschen lekst beleekenl de volkomeue vervulling der wet. (2.

Maar wie zou bij het aanschouwen van oenen God, die op hel kruis sterft uit liefde voor ons, kunnen weigeren Hem te beminnen ? Wie zou kunnen weerstaan aan de slem van die doornen, die nagelen, dat kruis, die wonden, dat bloed, die ous allen toeroepen dat wij Dengene moeten beminnen die ons zoo zeer bemind heeft ? Om dien zoo liefderijken God te beminnen, is één hart te weinig. Om de liefde van Jezus-Chrislus te \\ er-gelden, zou het noodig zijn dal een ander God stierve uit liefde tot Hem. « Ach ! riep de heilige Franciscus van Sales uit, waarom werpen wij ons niet in den geest op het kruis om daar te sterven met Hem, die daarop heeft willen sterven uit liefde tot ons. » (5) De Apostel zegt ous uitdrukkelijk, dat Jezus-Christus daarom voor ons allen heelt willen sterven, opdat wij allen op onze beurt ook niet meer zouden leven voor ons zehen,

(I i Plenitudo legis est ilileclio. Rom. 13. 10.

(2) Complotio logis.

quot;* (3) Am. de D. 1. 7. dl. 8.

-ocr page 77-

INLEIDIXG. 61

maar alipon voor dien Goil die voor ons gestorven is. (1)

Hier komt de vermaning van den Heiligen Geest te pas : « Vergeet Hem niet die voor u is borg gebleven, en die zijn leven heeft willen geven om te voldoen voor de straf die uwe zonden verdiend hadden. (2) — O hoe aangenaam is het aan Jezus, dat wij dikwijls aan zijn lijden denken, en met hoeveel misnoegen ziet Hij dat wij dit verzuimen ! Indien iemand zich voor zijnen vriend liet beleedigen, slaan en in de gevangenis werpen, hoe zeer zou hij bedroefd zijn, als hij zou vernemen dat die vriend daaraan volstrekt niet meer denkl, en zelfs daarvan niet meer wil hooren spreken! Maar integendeel, hoe aangenaam zou het hem wezen, te vernemen dat zijn vriend nog altijd met een feeder gevoel daarvan spreekt, en er hem duizendmaal voor bedankt! Even zoo is hot met Jezus-Christus: het is Hem alleraangenaamst dat wij met dankbaarheid en liefde aan zijne

(I) Pro omnibus mortmis est Christus, ut et qui viviint,\' jam non sibi vivant, sed ei qui pro ipsis inurtuus est. 2 Cor. 8.15.

(2» Gratiam fidejnssoris ne obliviscaris; dedit enim pro te atiimam suam. Eccli. 23. 30.

-ocr page 78-

C2 INLEIDING.

smarten denken, en aan de dood die Hij voor ons Ifeeft ondergaan. Vóór zijne komst op aarde, was Jezus-CLristus het voorwerp van de verlangens der Oudvaders en Profeten, Hij was de Gewenscbte der volkeren ; hoe veel te meer moet Hij dan het eenig voorwerp zijn van onze wenschen en van onze liefde, nu Hij gekomen is en nu wij weten al wat Hij voor ons gedaan en geleden heeft, nu Hij zelfs uit liefde tot ons aan hel kruis de dood heeft willen sterven !

Te dien einde heeft Jezus-Christus het Heilig Sacrament des Altaars ingesteld op den vooravond van zijne dood, en Hij vermaant ons dat, zoo dikwijls wij het geluk zouden hebben zijn heilig lichaam te nutlen, wij ons zijne dood zouden herinneren (I): « Neemt en eel, dit is mijn lichaam...; doet • dit tot mijne gedachtenis.... Want zoo dikwijls gij dit brood zult eten. .., zult gij de dood des Heeren verkondigen. » Ziedaar wat de Apostel bevestigt met de eigene woorden van den Zaligmaker, en de heilige Kerk

(1) Accipite et mnmlucato ; hot: est corpus inequot;m...: hoe facite in ineain commeinorationem. . Quotiescumque eium inandiicabitis ponem liunc..., mortem Domini anuuutiabi-tis. ICor. 11. 24.

-ocr page 79-

INLEIDING. 65

herhaalt hetzelfile in hare gebeden ; t O God die ons in dit wondervol Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten... »

(1) En in hare gezangen : « O heilige maaltijd, in welken Christus genuttigd, en de gedachtenis van zijn lijden hernieuwd wordt...!

(2) Hieruit moeten wij besluiten, hoezeer Jezus-Christus hen bemint, die dikwijls aan zijn lijden denken; dewijl Hij ons zijn lichaam en zijn bloed in het Heilig Sacrament des Altaars heeft nagelaten als eeno altijd blijvende herinnering aan hetgeen Hi j voor ons geleden heeft; opdat onze liefde tot Hem aanhoudend, te gelijk met onze dankbaarheid zou toenemen. De heilige Francis-eus van Sales noemde den Calvarieberg « den Berg der minnaars van Jozus ; » want het is onmogelijk aan dien berg te denken, zonder liefde te gevoelen tot Jezus-Christus, die daarop uit liefde voor ons heeft willen sterven.

En waarom toch beminnen de menseben dien God niet, die zoo veel gedaan heeft om

O) Deus qui nobis sub Sacramento miraLili passionis tuoi memoriam reliquisti.

12) O sacrum convivium, in mie Christus sumitur, reco-litu/meinoria passionis ejus.. I

-ocr page 80-

6.t INLElblNR.

van (jen bemind te worden? Ware bet Woord Gods niet niensch geworden, dan bad de mensch er aan kunnen twijfelen of God bem waarlijk beminde ; maar hoe zouden wij nu daaraan nog kunnen twijfelen, nu Hij uit liefde tot de raenscben op aarde is nedergedaald, nu Hij voor ben is gestorven? O mensch ! roept de heilige Thomas van A ilia-nova uit, beschouw dat kruis, die smarten en die bittere dood die Jezus-Cliristus voor u geleden beeft; na zoo vele en zoo groote bewijzen zijner liefde kunt gij niet meer twijfelen of Hij u bemint en zeer bemint; « Getuige het kruis, getuigen de smarten, getuige de bittere dood welke Hij voor u geleden heeft, » (1) En de heilige Bernardus •/egt lt;quot;at bet kruis en de wonden van onzen Verlosser, luid verkondigen welk eene groote liefde Jezus ons toedraagt.

Maar in dit groot mysterie van de Verlossing der menschen, moeten wij overwegen de verscheidenheid der middelen, welke .Tezus-Christus beeft uitgedacht en beeft willen gebruiken, om zich van ons te doen be-

(l) Testis crux, testes tlplores, testis amaia mors quam pro tesustinuit.Dom. 17. p. Pent. Couc. 3.

-ocr page 81-

INLEIDING. 63

minnen. Hadde Hij slechts willen sterven om ons te verlossen, dan ware liet voldoende geweest te sterven, te gelijk met de Onnoo-7.ele Kinderen die door Herodes zijn vermoord geworden ; maar neen, vooraleer Hij stierf, wilde Hij eerst drie en dertig jaren in ellendeen lijden doorbrengen, en, om des te beter onze harten te winnen, wilde Hij gedurende den loop zijns levens zich in verscheidene hartroerende omstandigheden aan ons vertoonen. Eerst verscheen Hij als een arm klein kindje in eenen stal, daarna als een arbeider in een werkhuis, en eindelijk als een misdadiger veroordeeld om op het kruis te sterven. Maar vóór dat Hij die laatste straf onderging, wilde Hij nog verschillende smarten onderstaan, welke allen ons moeten opwekken tot medelijden en liefde : zoo viel Hij in den hof der Olijven in een doodstrijd, die Hem met een bloedig zweet overdekte; daarna zag men Hem voor de rechtbank van Pilatus, met geeselslagen verscheurd, als een spotkoning behandeld, met een rietslok in de hand, een purperen lap op de schouders, cn eene doornen kroon op het hoofd; verder liet Hij zich, beladen met zijn kruis, langs

-ocr page 82-

66 INLEIDING.

den openbaren weg ter dood slepen ; en eindelijk zag men Hem op don Calvarieberg hangen aan drie ijzeren nagelen. — Ik vraas bet, verdient Hij of verdient Hij niet door ons bemind te worden, een God die zoo vele smarten heeft willen lijden en zoo vele middelen gebruiken, om onze liefde te winnen ? Pater Rigoleu zeide ; « Ik zou gaarne geheel mijn leven willen weenen van liefde voor eenen God, wiens liefde zoo ver is gegaan, dat Hij de dood heeft willen sterven voorde zaligheid der menscben. »

De liefde, zegt de heilige Bernardus, is iets groots, iets kostbaars. (1) — Salomon, sprekende van de hemelsche wijsheid, welke niets anders is dan de deugd van liefde, noemt haar een oneindigen schat, omdat hij die de liefde bezit, deelachtig wordt aan Gods vriendschap. (2) De engelachtige Leer-aar, de heilige Thomas zegt, dat de liefde de koningin is der deugden ; overal waar zij heerscht, neemt zij de andere deugden tot gevolg en doet ze dienen tot onze volmaak-

(1) Magna res nmor. lu Cant. s. 83.

(2) Infinitus eifiir. thesaurus est hominibus, quo quiusi -sunt, participes facti sunt umicitue Dei. Sap. 7. 14.

-ocr page 83-

tere vereeniging met God ; maar eigenlijk is het de liefde zelve die ons met God veree-nigt, gelijk de heilige Bernardus zegt: « De liefde is de deugd die ons met God veree-rigt. » (1) En inderdaad, men leest op vele plaatsen der heilige Schriftuur, dat God degenen bemint die Hem beminnen ; Hij blijft in hen, en zij in Hem : Ik bemin degenen die mij beminnen. (2) — «Indien iemand mij bemint..., zal mijn Vader hem beminnen, en wij zullen tot hem komen en ons verblijf bij hem nemen. » (3) « Wie in de liefde verblijft, verblijft in God en God in hem. (4)» Ziedaar wat schoone vereeniging do liefde voortbrengt: zij vereenigt onze ziel met God. Daarenboven geeft zij de kracht om alles te doen en te lijden voor God. « De liefde is sterk als de dood. » (5) Er is geene moeilijkheid, zegt de heilige Augustinus (6),

(1) Charitns est virtus conjuiifjens nos Deo.

(2) Ego diügentes me diligo. Prov. 8.17.

(3) Si quis diligit me..., Pater meus diliget eom, et ad eum veniemus, et mausiouem apud eum favieinus. Jo. 14. 23.

(4) Qui manet in charltate, in Deo manet, et Deus in eo. I Jo. 4. 16.

(5) Fortis est ut mors diiectio. Cant. 8. 6.

(6) Nihil tam durum quod amoris igne non vineatnr. De Mor. Eccl. cat c. 22.

-ocr page 84-

(58 IKLKI|gt;lgt;fi.

welke niet ovenvonnen wordt dnor eene vu-rge liefde. » Want, zegt hij, als men bemint, gevnell men geene moeite, ol zmi men moeite voelen, die moeite zelve zou men

beminnen. » (1)

Hoort wat de heilige .Inanncs Chrysosto-mus zegt over de uitwerksels der goddelijke liefde in de ziel. waarin zij heerselit; « Als de liefde Gods zich van eeneziel heeft meester gemaakt, dan verwekt zij daarin eene onverzadelijke begeerte om te werken voor den Welbeminde ; in zoo verre dat, hoe vele en hoe groote werken zij ook voor God verrichte en hoe langen tijd zij ook in zijnen dienst doorbrenge, dit alles haar als niels toeschijnt; zij is nog altijd bedroefd zoo weinig voor God te doen, ja, zij zou zich gelukkig achten, voor Hem te mogen sterven en zich geheel en al voor Hem ten beste geven. Zoodat, wat zij ook doen moge, zij zich altijd aanziet als iemand die niets doet; want daar de liefde haar leert, wat God toekomt, ziet zij bij de heldere klaarheid van dat hemelsch licht, de gebreken

II) In ro qiio,l «malnr. mil non kborutur, autet labor «nijitiu-. De Bono vid. c. 21.

-ocr page 85-

inleiding. 60

vim iillos wal zij doet*; overal vindt zij redenen van droefheitl en beschaming; zij gevoelt dat alles wat zij doet, zoo gering is, voor een zoo verheven Heer en Meester. »

De heilige Franciseus van Sales zegt dat men zich zeer bedriegt, indien men de vol-maaklheid in iets anders dan in Gods liefde doet beslaan. « Eenigen, zegt hij, stellen de volmaaktheid in de strengheid van leven, anderen in het uitdeelen van aalmoezen, anderen in het dikwijls naderen tot de Sacramenten, anderen wederom in het gebed. Ik voor mij ken geene andere volmaaktheid, dan God uit geheel zijn hart te beminnen. — Zonder die liefde zijn alle andere deugden te zamen niets anders dan een hoop stee-nen. » (1) En indien wij die heilige liefde niet volmaakt bezitten, dan is de oorzaak hiervan dat wij ons niet kunnen besluiten om ons geheel aan GoJ te geven.

De Heer zeide eens tot de heilige Teresia ; « Alles wat mij niet behaagt, is ijdelheid. » (2) O mochten toch alle mensclien deze groote waarheid wel begrijpen : « Eene zaak allee»

et labor (i] Ksjn*. p. 1. ch. 25. —p. 7. ch. 4,

(2) Leven, L. 40.

-ocr page 86-

70 INLEIDING.

is uoodzakelijk ! u (1) — Rijk zijn op deze aarde, de achting winnen der wereld, een gemakkelijk leven leiden, met waardigheden bekleed zijn, voor geleerd aanzien worden, niets van dit alles is noodzakelijk: de eenig noodige zaak is God te beminnen en zijnen wil te volbrengen. Tot dit einde alleen heeft Hij ons geschapen, en bewaart Hij ons in dit leven ; en dit is ook het eenig middel om in den hemel te komen. De Heer zegt tot elke ziel die zijne bruid wil zijn : « Plaats mij ais een zegel op uw hart en op uwen arm, » (2) om al uwe verlangens en al uwe werken tot mij te richten ; op uw hart, opdat daarin geene andere liefde binnen trede dan de mijne; op uwen arm, opdat gij in al uw doen niets anders zoudt bedoelen dan mij. 0 hoe spoedigt bereikt men de volmaaktheid, wanneer men in al zijne werken niets anders voor oogen heeft dan den gekruisten Jezus, en niets anders zoekt dan zijn welbehagen !

Zoo moet dan al onze zorg strekken, om eene ware liefde tot Jezus-Christus te beko-

(1) Porro unum est necessarium. Luc. 10. 42.

(2) Pone me ut signaoulum super cor tuum, ut signa-

culum superbracliiuui tuum. Cuut. 8.6.

-ocr page 87-

1KLEI0ING. 71

men. De meesters van het geestelijk leven geven ons de volgende kenleekenen der ware liefde : De liefde, zeggen zij, is vreesachtig, maar zij vreest niets anders dan aan God te mishagen. Zij is edelmoedig : vol betrouwen op God durft zij voor de glorie van God alles ondernemen. Zij is sterk: zij wederstaat aan alle kwade driften, zelfs te midden der hevigste bekoringen en der uiterste verlatenheid. Zij is gehoorzaam : zij volgt terstond de stem van God. Zij is zuiver: zij bemint God alleen, en dat alleenlijk omdat Hij verdient bemind te worden. Zij is vurig: zij zou aller harten willen ontsteken en ze verteerd zien door het vuur dat haar bezielt. Zij is verrukkend: zij verrukt de ziel en doet haar als buiten zich zelve leven, zoodal het schijnt dat zij voor de aardsche zaken het gezicht, het gehoor en alle zintuigen verloren heeft en alleen er op bedacht is om God te beminnen. Zij is vereenigend : zij vereenigt op het nauwste den wil van het schepsel met den wil van zijnen Schepper. Zij is verzuchtend : zij vervult de ziel van verlangen om de aarde te verlaten, om zich volmaakt met God te gaan vercenigen in het gelukzalig va-

-ocr page 88-

72 inleibisg.

dorland en Hem daar te beminuen uit al hare

krachten.

Maar niemand leert ons beter de kentee-kenen en de oefening der ware liefde, dan de groote verkondiger van die koningin der deugden, de heilige Paulus. In zijnen eersten Brief aan de Corinthiërs zegt hij vooreerst, dat zonder de liefde de mensch niets is en dat hem niets kan baten. (1) Alzoo, hadde men zulk een groot geloof dat mei. hergen kon verzetten, gelijk de heilige Gregorius de wonderdoener, indien men de liefde me heeft, is men niets ; en deelde men al zijne goederen aan de armen uit, onderstond men zelfs vrijwillig de marteldood, doch zonder de liefde, dat is met een ander oogmerk dan om aan God te behagen, dan zou dit alles niets baten. — Daarna geeft de Apostel de kenteekenen op der ware liefde, en leert ons ie quot;dijker tijd de beoelening \\an die deug-den0, welke de liefde in de zielen voortbrengt. Hij spreekt aldus: « De liefde is geduldig,

(11 Ft si habuevoomnem Mem. »»

nou hubueio, uibil mibi piode^t. 1 Cox. li. -

-ocr page 89-

INLEIDING. 73

is goedertieren ; de liefde is niet afgunstig, zij handelt niet kwalijk, zij is niet opgeblazen ; zij is niet eerzuchtig ; zij zoekt haar eigen voordeel niet; zij verbittert zich niet; zij denkt geen kwaad ; zij verblijdt zich niet over deongereclitigheid, maar verblijdt zich over de waarheid; zij verdraagt alles, gelooft alles, hoopt alles, en doorstaat alles.» (1) Wij zullen dan in even zoo vele hoofdstukken deze verschillende oefeningen der liefde gaan overwegen, het zij om te weten of wij wezenlijk de liefde hebben die wij aan Jezus-Christus verschuldigd zijn, hetzij om te begrijpen welke deugden wij voornamelijk moeten beoefenen, om deze heilige liefde in ons te bewaren en te vermeerderen.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O allerbeminnelijkst en teerbeminnend Hart van Jezus ! Wee aan het hart dat U niet bemint! O mijn God ! uit liefde tot de men-

(I) Charitas patiens est, benigna est; ehnritas non ffimu-iatur, non a^it perpermn, non inflatur, non est ninbitioga, non quajrit quae sua sunt, non imtatur; non cugitat malum, non gaudet supei\' iniqnitate. congu\'jdet autem veri-lati ; omnia snifei\'t, omnia credit, cmnia sperat, omnia Mistinet.

6

-ocr page 90-

H INLEIDING.

schen zijt Gij gestorven op het kruis, beroofd van allen troost; hoe is het dan mogelijk dat de menschen kunnen leven, zonder aan II te denken ? O liefde Gods ! o ondankbaarheid der menschen! — O menseh! aanschouw toch het Lam Gods, dat onschuldig Lam, zieltogende en op hel Kruis voor u stervende, om door het uitboeten uwer zonden Gods rechtvaardigheid te verzoenen, en u door deze weldaad tot zijne liefde te trekken. Aanschouw hoe Hij zijn hemelschen Vacer bidt u vergiffenis te schenken; beschouw Hem, en gij zult Hem beminnen. — Ach, mijn Jezus \'. hoe weinigen zijn er, die U beminnen ! Ongelukkige als ik ben ; ik zelf heb zoo vele jaren geleefd zonder aan ü te denken, en ik heb U zoo grootelijks beleedigd ! O mijn geliefde Verlosserhet is niet zco zeer de straf welke ik verdiend heb., die mij doet vveenen, als wel de liefde die Gij mij hebt toegedragen. — O smarten van Jezus ! o smaad van Jezus ! o wonden van Jezus ! o dood van Jezus ! o liefde van Jezus! prent u diep in mijn hart, geeft dat uwe zoete ge-heugenis er altijd levendig in blijve, mij gedurig bevvege en doe branden van liefde lot

-ocr page 91-

INLEIDING. 7S

U. — Ik bemin u, o mijn Jezus ! ik bemin U, mijn opperste Goed ! ik bemin U , mijne Liefde, mijn Al! ik bemin U, en wil U altoos beminnen. Ach ! laat niet toe dat mij nog het ongeluk overkome U te verlaten en U te verliezen. Maak dat ik geheel aan U toebehoore; vergun mij die gratie door de verdiensten van uwe dood, waar ik mijn vast betrouwen in stel.

Ik betrouw ook grootelijks op U, o Maria, mijne verhevene Koningin! maak dat ik Jezus lieminne en dat ik ook ü beminne, U mijne Moeder en mijne Hoop !

\\

-ocr page 92-

OEFENING DER LIEFDE TOT JEZUS-CHRISTUS.

Isic HOOFDSTUK. ■ Wie jeziis-ciiristus bemint, bemint het

LIJDEN.

Charitas patiens est.

De liefde is geduldig.

Deze aarde is eene plaats van verdiensten, en bijgevolg eene plaats van lijden. Hel vaderland, ons door God voorbereid om eeuwige rust en vreugde te genieten, is de hemel. Onze jaren op deze aarde zijn van korten duur, en brengen veel te lijden mee. « De mensch van eene vrouw geboren, en maar korten tijd levende, wordt vervuld met vele ellenden. » (1) Wij allen moeten lijden ; eenieder, hij zij rechtvaardige of zondaar, heelt

• Zie bet einde der Inleiding, U. 12, en het Voonvoor.1

Ta(l f HoimMiatus de muliere. Lrevi vivens tempore, -e-pletur multis miaeriis. Job. 14. 1.

-ocr page 93-

OIIFIMXG Dr.R LIEFDE, ENZ. 77

zijn kruis te dragen. Die het draagt met geduld, wordt zalig; en die het draagt met ongeduld, gaat verloren. Dezelfde rampen, zegt de heilige Augustimis, brengen de goeden naar den hemel, en de slechten naar de hel. (I) In Gods Kerk, zegt dezelfde Heilige, wordt door-de beproeving het kaf van het koren gescheiden : die zich in tegenspoed vernedert en aan Gods wil onderwerpt, is koren bestemd voor den hemel; maar die zich verhoovaardlgt, ongeduldig wordt en God verlaat, is kaf bestemd voor de hel.

Willen wij op den dag des oordeels het gelukzalig vonnis der uitverkorenen hoeren, dan moet ons leven aan dat van Jezus-Christus gelijkvormig gevonden worden. (2) Het eewig Woord is op de aarde nedergedaald, om ons door zijn voorbeeld Ie leeren de kruisen welke God ons toezendt, met geduld te dragen. « Christus heeft voor ons geleden, zegt de heilige Petrus, u een voorbeeld nalatende, opdat gij zijne voetslappen

(1) Una eadomqno tunsin bonos prodneit an gloriam, malus reiligit in favillam. Sci,m.o2 K. It. up|i.

(2. Nam quns prajscivit et pru.a(lu.gt;tiiiuvjt conformos fieri miuyiiiislMlii sui. Rom. 8. 29.

-ocr page 94-

78 OEFENIJiG DEIt LIKFBE

zouill vrlgen. » (1) Jc/.us-r.ln islus heeft dus willen lijden, om ons lot liet lijden aan te moeil^en. O mijn God ! welk was het leven van Jezus-Christus hier op aarde ? een leven van versmading en smarten. Hoe noemde de Profeet onzen goddelijken Verlosser? Een verachten mensch, behandeld als den laat-sten en geringsten der menschen, eenen man van smarten (2); — omdat inderdaad geheel het leven van Jezus-Christus, een leven was van vernederingen en van smarten.

Gelijk nu God met zijn welbeminden Zoon heeft gehandeld, zoo handelt Hij ook nog met allen die Hij bemint en die Hij aanneemt tot zijne kinderen (3). De Zaligmaker zeide eens aan de heilige Teresia : « Wees verzekerd, mijne dochter, dat wie het meest bemind wordt van mijnen Vader, ook degene is die de grootste kruisen van Hem ontvangt. (4) Daarom zeide deze Heilige wanneer zij iets te lijden had, dat zij haar lijden niet

(l) Christus passus est pro nobis, vobis refinqaens «xempliim, ut secprnmini vestigia ejus. 1 Pet. 2. 21.

\' (2) Uespeclum et novissimum vuorum, viruin «lolo-

\'quot;(quot;i Vquot;óni eliimiliügit Doininn» eastigat, flogellat autem oinuem titium nucm recipit. Heb. 12. 6.

(4) Vie, a-ldit.

-ocr page 95-

TOT JEZl\'S-CIIRISTCS. 79

zou hebben verwisseld tegen al de schatten der wereld. Na hare dood verscheen zij aan eene barer medezusters, aan wie zij openbaarde dat zij in den hemel een groot loon genoot, maar niet zoo zeer voor hare goede werken,als wel voor de smarten,welke zij in haar leven gaarne ter liefde van God had uitgestaan. Zij voegde er bij, dat, kon zij nog wenscben op deze wereld weder te keeren, alleen liet zou zijn om nog iets meer voor God te kunnen lijden.

Wanneer men God bemint in het lijden, heeft men eene dubbele winst voor den hemel. De heilige Vincentius van Paulo (1) zeide, dat men voor een groot ongeluk moet aanzien, hier in dit leven niets te lijden en hij voegde er bij dat eene geestelijke gemeente of een persoon die niet te lijden heeft, en door iedereen toegejuicht wordt, op het punt is van te vallen. Daarom vreesde de heilige Franciscus van Assisië, dat God hem had vergeten, wanneer er een dag was voorbij gegaan zonder hij iets voor God had te lijden geluid. De heilige Joannes Chrysos-tomus (2) zegt, dat als God aan iemand de

(1) Abelly, 1. 3,ch. 43. (2) In Phil. hom. 4.

-ocr page 96-

80 OEFENING DER LIEFDE

gratie geeft van te lijden, Hij liem alsdan eene grootere gratie schenkt, clan indien Hij hem de macht gaf van dooden te doen verrijzen ; omdat in het doen van mirakelen de merisch schuldenaar blijft van God, terwijl God, wanneer de menseli voor Hem lijdt, als de schuldenaar wordt van den mensch. Verder zeide deze heilige Leeraar (1), dat het reeds eene groote gave zou zijn ter liefde, van God te kunnen lijden, al hadde men ook geene andere gunst van God ontvangen, en dat hij het in den heiligen Paulus voor eene grootere gratie hield in de gevangenis geworpen, dan wel in den derden hemel opgenomen te zijn geworden.

« Het geduld heeft een volmaakt werk.»(2) Deze woorden van den heiligen Jacobus be-teekenen dat niets aan God meer behaagt, dan eene ziel met geduld en vr.ede al de kruisen te zien dragen, welke Hij haar toezendt. Het is aan de liefde eigen den minnaar gelijk te doen worden aan het voorwerp dat hij bemint. De heilige Franciscus van Sales zeide; « Al de wonden van den Ver-

(1 Tn E[)h. hom. 8.

(2» 1\'utiontiauutem öpus perfectum nabet. Jac. 1, 4.

-ocr page 97-

TOT JEZt\'S-CHRISTUS. 81

losser zij O even zoo vele wonden, die ons leeren hoe men vorr Hem moet lijden. » De ■wetenschap der Heiligen bestaat hierin, d; t men standvastig voor Jezus-Christus lijde ; dit is het middel om spoedig heilig te worden. Wie den Zaligmaker bemint, wenscht ook gelijk Hij in armoede, lijden en verachting te leven. De heilige Joannes, zag al de Heiligen in het wit gekleed, met palmtakken in de hand (I). De palmtak is het zinnebeeld der marteldood : doch niet al de Heiligen hebben de marteldood geleden; waarom dragen zij dan allen palmtakken ? De heilige Gregorius antwoordt, dat al de Heiligen inderdaad gemarteld zijn geworden, of door het slaal of door de verduldigheid, en hij voegt er bij: Wij kunnen martelaars worden gelijk zij ; hiertoe is hot genoeg het geduld te beoefenen. (2)

De verdienste van eene ziel die Jezus-Christus bemint, bestaat in te beminnen en te lijden. Luister wat de Hoer eens zeide tot de heilige Teresia : « Meent gij, mijne doch-

(1) Amicti stolis ulbis, et pa!ma; in niunibus eorum, Apo»:. 7.0.

(2) Nos sine ferro esse possnmns martyres. si piitien-tiam veraeiter inanimouustodiinns.ln Evung. hom. 33.

-ocr page 98-

OEFKMNG DER LIEFDE

Ier, dat de verdienste bestaat in to genie-ten ? Neen, zij beslaat in te werken, te lijden en te beminnen. Beschouw mijn leven, gansch in smarten doorgebracht. Wees verzekerd, mijne dochter, dat mijn Vader de «roolsle kruisen toezendt aan dien Hij het meest bemint, en dat de liefde gelijkstaat met het lijden. Aanschouw deze wonden, uw lijden zal nooit zoo erg zijn Wie meent dat mijn Vader iemand onder zijne vrienden zal aannemen zonder beproevingen, die bedriegt zich.»(1) De heilige Teresia voegt er tol onzen troost bij: «God zendt ons nooit eenï-gen tegenspoed over, of Hij vergoedt dien terstond met eenige gunst. » (2) De Heer verscheen eens aan de gelukzalige Varani (3) en zeide haar, dat do drie grootsle gratiën, welke Hij aan zijne beminde zielen schenkl, de volgende zijn : de eerste, van niet te zondigen ; de tweede, die grooter is, van goede werken te doen ; de derde en de grootste, van uit liefde tot Hem te lijden. Hierom zeide de \'heilige Teresia (4) dat, als iemand

(1) Vi», 0,1,1». i2) Vio, dl. 3(1. (U .n .ii.

-V. c. quot;.

(4) Fond. ch. 31.

-ocr page 99-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 85

ter liefde Gods eenig goed werk verricht, de Heer liem dit vergeldt met eenigen tegenspoed. En daarom ook dankten de Heiligen God, wanneer zij te lijden hadden. De heilige Lodewijk, koning van Frankrijk, over zijne gevangenis in Egypte sprekende, zeide: «Ik verheug mij en dank God meer om het geduld dat Hij mij in mijne gevangenis verleend heeft, dan indien ik de gansche wereld veroverd had. » En toen de heilige Elisabeth, prinses van Tlmringen, na de dood van haren man, met haren zoon uit hare staten was verdreven, zonder woning bleef en van iedereen werd verlaten, begaf zij zich naar een Franciscanenklooster en deed daar een Te Deum zingen, tot dankzegging voor de gunst die God haar had bewezen met haar uit liefde tot Hem te doen lijden.

De heilige Jozeph Calasanzius was gewoon te zeggen : « Om den hemel te verdienen, is alle moeite gering. » Dit komt overeen met de woorden van den Apostel: « Het lijden dezer wereld kan niet vergeleken worden met de toekomstige heerlijkheid, die ons geopenbaard zal worden. » (1)

(I) Non suut con-lignie pussiuties hujus temporis ad

-ocr page 100-

oEFEMgt;G\'DER LIEFDE

Indien wij gedurende gelieel ons leven, om een enkel oogenWik den hemel te genieten, al de pijnen moesten uitstaan die de heilige Martelaars hebben geleden,, dan zou dit nog een groot voordeel zijn ; hoeveel te meer moeten wij dan uit geheel ons hart de kruisen omhelzen, ons door God toegezonden, daar wij weten dat wij voor het lijden van dit kortstondig leven een eeuwig geluk zullen genieten ! (I) - De heilige Agapitus was noquot; kind, en verre van zich te laten verschrikken door den dwingeland, die hem dreigde een gloeienden helm op het ho-IVl te plaatsen, antwoordde hij: « Welk grooter quot;eluk kan ik hebben, dan hier nrjn hoofd te verliezen, om het gekroond te zien in den hemel ?» En de heilige Franciscus was gewoon te zeggen :« Het geluk datik verwacht is zoo groot, dat elke kwelling voor mij eene vreugde is. » (2) Om de kroon des hemels te bekomen, moet men strijden en lijden; « Zoo wij lijden, zullen wij ook mede regee-

moduw in^ubliuiiiute atonmn» gl.rl» pomlas opm.u.r in nobis. II Cor. 4. 17.

(2) Apophth. til.

-ocr page 101-

TOT JEZUStCHBISTUS. 8\')

ren » (1). zegt de heilige Apostel. Men kan geene belooning heblien zonder verdienste, nocli verdienste zonder geduld : « Niemand zal gekroond worden, tenzij bij wettig gestreden hebbe. » (2) En niet boe grooter geduld men strijdt, des te glansrijker kroon men zal verwerven. Het is eene wondere zaak : de wereldlingen trachten zoo veel lijdelijke goederen te verzamelen als zij maar kunnen, maar van de eeuwige goederen zeggen zij: Wij zijn tevreden, als wij maar een hoekje in den hemel hebben ! — Zoo doen de Heiligen niet; deze zijn voor dit leven met alles tevreden, en ontblooten zich ze lis van hunne aardsche goederen ; maar van de eeuwige goederen trachten zij er zoo veel mogelijk te verzamelen. — Nu vraag ik, wie het verstandigste en bet voorzichtigste handelt ?

Bovendien is het zeker, dal zelfs in dit leven, de zoetste vrede is voor dengene die met bet meeste geduld lijdt. Ue heilige Phi-lippus van Neri (5) zegt dal er op deze

(1) Si sustinebimus, et conre^imbimus. Il. Tim. ?. 12.

(2) Qui uortat in uyone, uou corouulur, uisi legitimu-certuverit Ibid. 5.

(3; Bacui, 1. 2. ch. 20.

-ocr page 102-

gg OEFENING DER LIEFDE

wereld geen vagevuur bestaat; ciaar is of een hemel of eene hel; indien men den tegenspoed van dit leven met geduld verdraagt, geniet men eenen hemel; doet men dit niet, dan lijdt men eene hel. — Dit is de waarheid; want, gelijk de heilige Teresia zegt, hij die de kruisen welke God hem toezendt, gaarne aanneemt, gevoelt ze niet. — Eens dat de heilige Franciseus van Sales zich met vele kwellingen zag overladen, zeide bij; « De menigte van tegenkantingen en verborgene strijdigheden, welke mij sedert eenigen tijd overkomen, vervullen mij met een zoo zoeten en aangenamen vrede, dat er niets bij kan vergeleken worden ; zij voorspellen mij dal mijne ziel binnen kort met haren God zal vereenigd worden, en dit is waarlijk niet alleen het grootste, maar ook het eenlge dat ik zoek en daar mijn hart naar verlangt. » (1) Zonder twijfel, geen vrede voor hem, die een ongeregeld leven leidt; maar alleen voor dengene, die met God en met zijnen heiligen wil vereenigd leeft. Een missionaris in Indië was op zekeren dag tegenwoordig bij de dood van eeuen veroor-(1) Espr. p. 10. oh. 19.

-ocr page 103-

TOT JEZL\'S-CIIHISTUS. 87

deelde. Reeds was deze op hel schavot, toen hij den missionaris riep en hem zeide: « Weet, Pater, dat ik eertijds tot dezelfde orde heb toebehoord, ais gij. Zoolang ik den regel onderhield, leefde ik steeds tevreden ; maar toen ik daarin begon te verslappen, werd mij terstond alles lastig, en wel zoo zeer dat ik de orde verliet om mij over te geven aan mijne driften, welke mij ten laatste tot den rampzaligen slaat gebracht hebben, waarin gij mij nu ziet. — Ik zeg u dit, voegde hij er ten slotte bij, opdat mijn voorbeeld aan anderen lot nut moge strekken. » De eerbiedwaardige Pater Ludovicus Dupont was gewoon den volgenden raad te geven : « Houd de zoetigheden van dit leven voor bitter, en de bitterheden voor zoet; dan zult gij altijd vrede genieten. » En inderdaad, ofschoon de zoetigheden de zinnen streelen, laten zij toch altijd iels billers achter, te weten de knaging des gewetens wegens het zondig vermaak dat zij meestal verwekken ; terwijl de bitterheden met onderwerping uit Gods liand aangenomen, zoet en dierbaar worden aan de zielen die den Heer beminnen.

-ocr page 104-

gg oeff.sing der liefds

Houden wij ons verzekerd dat men in dil tranendal geen waren vrede des harten kan genieten, tenzij men de wedcrwaardiglieden met liefde omhelze,1en einde aan God te behagen ; dil is het gevolg van den slaat waarin wij door het bederf der zonde vervallen zijn. Hol leven der Heiligen op deze aarde is lijden en beminnen ; en het leven der Heiligen in den hemel is genieten en beminnen. Pater Segneii schreef eens aan een zijm\'r biechtkinderen, om haar tot het lijden aan te moedigen, dat zij op den voel van haar kruisbeeld deze woorden moest schrijven . „ zoo bemint men ! » Nogtans, het zekerste teelicn waaraan men kan kennen of eene ziel Je/.us-Clu islus bemint, is niet iets te 1Uden\' maar wel iets te willen lijden uil belde tot Jezus. « En wat grooteren schat kan men bezitten, zegt de heilige Teresia, dan die troostende overtuiging dat wij aan God behagen ? » (I) Maar helaas ! het grootste deel der menschen schrikt reeds op den enkelen naam van kruis, vernedering en lijden . Nogtans vele godminnende zielen vinden al hun genoegen in het lijden, en zouden bijna

(1) Leveu, b. l».

-ocr page 105-

TOT JEZIJS-CHIJISTÜS. 89

ontroostbaar zijn, indien zij liier op aarde moesten leven zonder kwellingen. « Het aanschouwen van den gekruisten Je/.us.zeide een godvruchtige persoon, maakt mij het kruis zoo beminnelijk, dat ik meen zomier lijden niet gelukkig te kunnen zijn ; de liefde van Jezus-Christus is alles voor mij. » Welken raad geelt Jezus aan allen die Hem willen volgeu ? Den raad van zijn kruis op te nemen en te dragen ; « Hij neme dagelijks zijn kruis open volge mij, » zegt Hij. (1) En men moet zijn kruis opnemen en dragen, niet tegen wil en dank, maar met ootmoedigheid, met geduld en liefde.

O hoe aangenaam maakt men zich aan God, wanneer men met ootmoedigheid en geduld de kruisen omhelst, welke Hij ons toezendt! De heilige Ignatius van Loyola zeide : « Geen hout is meer geschikt om de liefde tot God voort te brengen en te bewaren, dan het hout van het kruis ; » dat wil zeggen, dat men God moot beminnen te midden van het lijden. — De heilige Ger-trudis vroeg eens aan den Heer, wat zij Hem

i yi Ci\'iii.\'eui suuqi (juutidic, et sequutur me. Luc,

1

-ocr page 106-

90 OEFENING DER LI\'FDE

liet aangenaamste kon aan* ieden, en kreequot; tol anlwoord ; « Mijne dochter, gu kunt mij geen grooter genoegen met geduld al de kwellingen te ludendieu overkomen. » Daarom was een groote dienaresse Gods, zuster Victoria Angel.m van ge-(laclite dat een dag, doorgebracht m de kruisen, meer waarde heeft dan honderd jaren in elke andere geestelijke oefening. En

de eerwaardige Pater Avila zeide dat een « God zij geloord! » in tegenspoed. meer

waarde heeft dan duizend dankzeggingen u voorspoed — Ach de menschen weten met Uoe voordeelig het is voor God te De

gelukzalige Angela van Fohgno zeidedatw j \'de kruisen zouden stelen, indien wij er

prijs van kenden ; dat wil zeggen, dat wU de

Lne aan den andere de gelegenheden om voor God te lijden, zouden zoeken te ontrooven. ï)e heilige Maria Magdalena van Pazzi, die Se hooge waarde van het lijden kende w. de liever dal haar leven zoude verlengd wor den dan te sterven en naar den hemel te gaan, omdat men in den hemel met meer

^Eeiie ziel die God bemint, heeft geen an Jer

-ocr page 107-

TOT JEZus-cnniSTus. 91

inzicht dan zich geheel met God te veroo-nigen ; maar om te weten wat er tot deze volmaakte vereeniging vereischt wordt, laai ons hooren wat de heilige Catharina va» Genua daarvan zeide : « Om tot de vereeniging met Gnd te geraken, is de tegenspoed noodzakelijk ; want van dit middel bedient zich God om al onze kwade driften te overmeesteren, En zoo zijn heleedigingen, versmadingen, ziekten, armoede, bekoringen en alle andere tegenspoed ons volstrekt noodzakelijk, opdat wij zouden kunnen strijden, en door eene gedurige overwinning zoo verre komen, dat wij alle ongeregelde driften in ons uitdooven en ze zelfs niet meer gevoelen. Het is ook niet genoeg, dat de kwellingen ons niet meer onaangenaam toeschijnen, want zoolang wij dezelve uit liefde lol God niet zoet vinden, zullen wij nooit lot de innige vereeniging met God geraken. »

Besluiten wij hieruit dat eene ziel, die geheel aan God wenschtloe te behooren, het voornemen moet maken, gelijk de heilige Joannes van hel Kruis (1) zeide, van in dit ■ leven niet hel genot, maar in alles het lijden

(1) Mont.du C. 1. 2, ch. 7.

-ocr page 108-

92 OEFENING DER LIEFDE

te zoeken ; met gretigheid moet zij alle vrijwillige, en nog met meer vurigheid en liefde alle onvrijwillige verstervingen omhelzen, omdat deze aan God aangenamer zijn.

Salomon verklaart, dat de verduldige mensch beter is dan de kloekmoedige. (,i) Wanneer men zich kastijdt met vasten, met boetkleederen te dragen, met zich te geese-len, dan behaagt men aan God om den moed dien men daardoor betoont; doch veel meer behaagt men Hem, wanneer men sterk genoeg is om met geduld en vreugde de kruisen te dragen welke zijne hand ons toezendt. Hierom zeide de heilige Franciscus van Sales : « De kwellingen die ons overkomen van den kant van God, of van den kant der menschen door Gods toelating, zijn al-.ijd kostbaarder dan de verstervingen welke wij verrichten naar onze verkiezing en die voortspruiten uit onzen eigen wil; want het is een algemeene regel, dat hoe minder wij eene zaak zoeken, des te aangenamer zij aan God is en des te voordeeliger voor onze tiel.» (2) De heilige Teresia (5; was ook van

(1) Melior est patieus viro forti. Prov. 10. 32.

(2) Espr. igt;. 18. cli. 4. (3) Chem.de Jap. eh. 17.

-ocr page 109-

tot j;:zus-cmiisTL\'s. 93

gevoelen dat wij meer winnen op eenon enkelen dag met kwellingen te lijden die van God of van onzen evenmensch komen, dan op tien jaren lijdens naar eigen verkiezing. En de heilige Maria-Magdalena van Pazzi aarzelde niet te zeggen, dat er op deze wereld geene kwelling was die zij niet met vreugde zou verdragen hebben, bij de gedachte dat zij van God kwam. En inderdaad, bij die harde beproeving welke zij gedurende vijf jaren heeft geleden, was het genoeg haar te herinneren dat het Gods wil was, om haar gerust te stellen. Ach ! om eenen God, dien oneindigen schat te winnen, wal men ook doen moge, \'t blijft toch altoos maar weinig. Pater Durazzo zeide : «Al kost Hij nog zoo veel, Hij is nooit te duur gekocht. »

Bidden wij dus den Heer dat Hij ons zijner heilige liefde waardig make ; indien wij Hem volmaakt beminnen, zullen alle goederen dezer aarde ons als rook, als nietigheid toeschijnen, daar versmadingen integendeel en kwellingen onze genoegens zullen uilmaken. Hoort wat de heilige Joannes Chrjsostomus zegt van eene ziel die zich geheel aan God heeft geschonken ; « Wan-

-ocr page 110-

OEFENING DER LIEFDE neer iemand lot de volmaakte liefde is gekomen, dan schijnt hel hem alleen op aarde is ; hij bekommert zich met meer over roem, noch versmading, hij veracht bekoringen en kwellingen ; hij ver les den smaak en hel verlangen van alle dingen en daar hij in niets op aarde steun noch rusl

vindt, zoekt hij onophoudelijk en onvermoeid zijnen Welbeminde ; zoodal hij bij weike en eten, bij waken en slapen niets an ers bedoelt dan zijnen Welbeminde te vinden

want waar zijn schat is, daar is ook zijn hart. » quot;

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O Jezus, mijn Schat en mijne Liefde! de beleedigingen die ik U heb aangedaan, maken mij onwaardig U te beminnen ; maar ik smeek U door uwe verdiensten, maak mij uwe zuivere liefde waardig. Ik bemin U boven Ten liet is mij uit den grond des harten ■eed dat ik li eertijds veracht en uil mijne ziel verbannen heb: maar nu bemin ik L

■ Tv • „«MaM\'tr i.Tr het peduld i» I»ct • Wij licbli.T. Iquot; quot;0quot;|. , zullen wij ver-

alsemceii ge5lquot;ü,^i., gt;1 ■ - • b , „aoria «ij.

beoefen.

-ocr page 111-

TOT JEZUS-CHRIS1 US. 93

meer clan mij zeiven, ik bemin U uit geheel mijn hart, o oneindig Goed ! ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U, en verlang niets anders dan U volmaakt te beminnen, en ik vrees niets anders dan mij van uwe heilige liefde beroofd te zien. O mijn liefderijke Zaligmaker ! ik bid U, doe mij kennen welk groot goed Gij zijt, en welke liefde Gij mij hebt toegedragen, ten einde mij te verplichten ü te beminnen. O mijn God ! laat niet toe dat ik nogmaals zoo groote goedheid met ondankbaarheid betale : ik heb U genoeg beleedigd, ik wil U niet meer verlaten ; de levensjaren die mij nog overblijven, wil ik allen besteden om U te beminnen en U te behagen. Mijn Jezus, mijne Liefde ! sta mij bij; belp eenen zondaar die U wil beminnen en geheel de uwe wil zijn.

0 Maria, mijne Hoop ! uw goddelijke Zoon is altijd genegen om U te verhooren ; bid Hem voor mij, en verwerf mij de gratie Hem volmaakt te beminnen.

-ocr page 112-

oefening der liefde

He hoofdstuk.

Wie jezus bemint, bemint de zachtmoedigheid.

Clioritasbenigna est.

De liefde is goedertieren.

De geest Gods is een geest van zachtmoedigheid : « Mijn geest is zoeter dan honig. » (1) Eene ziel die God bemint, bemint allen die van God bemind worden, dat wil zeggen alle menschen ; zij is dus altijd vol ijver om hen allen te helpen, te troosten en te voldoen, zoo veel zij kan.-De heilige Franciscus van Sales, leermeester en voorbeeld der heilige zachtmoedigheid, zeide : « De nederige zachtmoedigheid is de deugd der deugden welke onze Zaligmaker ons zoo nadrukkelijk heeft aanbevolen ; daarom moeten wij haar altijd en overal beoefenen. »(2) Ook schrijft hij ons dezen regel voor ; « Doe, wat gij ziet dat gij met liefde kunt doen, en laat wat gu niet kunt doen zonder tegenspraak. » (o)

(1) Spiritus eniin moiis snpfM\' mei dulcis. l-ccli. 24. 27.

(2) brief 8.-.3. (3) Briensii.

96

-ocr page 113-

TOT JEZDS-CIiniSTUS. 97

Dit moet verstaan worden van hetgeen men zonder zonde kan laten ; want wanneer men verplicht is de zonde te beletten, moet men dit doen zoo dikwijls en zoodra men kan.

Nu, de zachtmoedigheid moet voornamelijk beoefend worden jegens de armen, die gewoonlijk, omdat zij arm zi jn, door de men-schen met hardheid behandeld worden ; zij moet insgelijks beoefend worden jegens do zieken, die lijden door hunne ziekte en dikwijls weinig door anderen worden bijgestaan. Maar voornamelijk behoort men zachtmoedig le zijn jegens zijne vijanden. « Overwin het kwaad door het goed, » zegt de groote Apostel: (1) Men moet haat door liefde, en vervolging door zachtmoedigheid overwinnen. Zoo deden de Heiligen, en door dit middel verwierven zij de liefde van hunne hardnekkigste vijanden.

«Niets, zeide de heilige Franciscus van Sales, (2) sticht den mensch zoo zeer als de liefderijke zachtmoedigheid. Daarom vertoonde hij zich gewoonlijk met den glimlach op de lippen ; zijne gelaatstrekken, zijne

(1) V\'ince in bono malum. Rom. 12. 2\'

(2) Brief CV».

-ocr page 114-

lt;)g OEFENING TER LIEFDE

woorden en gebaren vertoonden niets dan zachtmoedigheid. De heilige Vincentius van Paulo . 1) zeide, dat hij nooit zachtmoediger mensch gekend had, en dat hij meende m den Bisschop van Sales een levendig afbeeldsel te zien van de zachtmoedigheid van Jezu\'-j-Christus. Zelfs dan wanneer hij moest weigeren wat hij volgens zijn geweten met kon toestaan, toonde die heilige Bisschop zich zoo minzaam, dat hij het hart won der-genen die hem iets kwamen vragen en zij tevreden weggingen, ofschoon hun verlangen niet voldaan was. Hij was goedaardig jegens iedereen ; jegens zijne oversten, zijne gelijken, zijne onderhoorigen ; jegens zijne huisgenoten gelijk jegens de vreemdelingen; gansch verschillig van diegenen die, volgens zijne uitdrukking, « op straat engelen, en in huis duivelen schijnen.» (2) Hij klaagde nooit over de misslagen zijner dienstboden; ter nauwer nood vermaande hij hen nu en dan, maar altijd met goedaardigheid. Een zeer

lofwaardig gedrag voor alle oversten.

Een overste behoort alle zachtmoedigheid

(11 AboUy, I. »■ cl\' 21. (t) IntroU. p. 3. ch.

-ocr page 115-

TOT JMÜS-CIIRISTUS. 99

ie geliniikeu jegens zijne onderlioorigen ; wanneer hij hun eenig werk oplegt, moet hij eerder verzoeken dan gebieden. De heilige Vincentius van Paulo zeide: De oversten hebben geen beter middel om zich te doen gehoorzamen dan de goedaardigheid. Dit was ook het gevoelen van de heilige Joanna van Chantal: « Ik heb alle wijzen van be-bestieren beproefd, zeide zij, maar geen betere gevonden dan die van zachtmoedigheid en geduldigheid. » (1)

Een overste moet zich goedaardig toonen, zelfs dan wanneer bij moet berispen. Iets anders is berispen met nadruk, en iets anders berispen met bitterheid. Het is somwijlen noodig te berispen met nadruk, wanneer de fout groot is, vooral wanneer iemand, na vermaand te zijn, in dezelfde fout is hervallen ; maar dat men zich wel wachte van ooit te berispen met bitterheid en gramschap, want daardoor zou men meer kwaad dan goed doen. Dit zou die bittere ijver zijn, •welke door den heiligen Apostel Jacobus wordt afgekeurd. Eenigen dragen er roem op, door dit middel hun huisgezin in ontzag

(1) Mém. de In M. de Cliangy, p. 3. ch. 19.

-ocr page 116-

JO) Cr.FEMNG DEU MF.I OE

tc houden, eu Z(-ggen dat ^ de beste vvij^ van bestieren is ; maar zoo spreekt de he lige Apostel Jacobus niet, die zegt dat men zich over een bitteren ijver met mag beroe men. (1) Is het in zeker zeldzaam geval noo-L strenge woorden te gebruiken, om aan den pliehtige de grootheid zijner foquot;1 ^ a°en gevoelen, dat moet men nogtans altijd nu t zachtmoedigheid en met goedaard\'ghe.d ein-digen. Men moet gelijk de Samaritaan van het Evangelie, (2) de wonden vermaken met wijn en olie ; doch gelijk de olie zegt d heilige Franciscus van Sales, alt.jd boven alle andere vloeistoffen bovendr.jft, zoomoe ook in al onze handelingen de goedaard 0-

heidde bovenhand hebl)en-Equot; ^quot;fgTam-persoon, die berispt moet ^rden m gram schap is, dan moet men debenjng mtste len tot dat hij wederom kalm is, ander

hout meer in het vuur werpen. »

(1) Qnod si amarutn hubelU.... «lite glori.ri.

Jae. 3. IV.

(2) I\'UC. 10. 33.

-ocr page 117-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 101

« Gij weel niel van welken geest gij zijt. » (1) — Alzoo antwoordde de Zaligmaker aan zijne leerlingen Joannes en Jacobus, toen zij \\roegen dat Hij de Samaritanen zou kastijden, die Hem uit hun land hadden verdreven. — Maar, zeide hun de Heer, welk een geest is dit? Niet de mijne; mijn geest is een geest van zachtmoedigheid en goedheid. Ik hen niet gekomen om do zielen te verderven , maar om ze zalig te maken ; i2) en gij wilt mij aanzetten om ze ongelukkig te maken ? Zwijgt en doet mij zulke vragen niet meer ; wanldit is mijn geest niet. — En inderdaad met hoeveel goedaardigheid behandelde Jezus-Christus de overspelige vrouw niet! Hij stelde zich tevreden mei haar te vermanen van niet meer te zondigen, en liet haar in vrede gaan. (1) — Het is door dezelfde blijken van goedheid, dat Hij deSa-maritaansche vrouw zocht te bekeeren en werkelijk bekeerde, (i) Eerst vroeg Hij haar

(1) Nescitis cujus spiritus estis. Luc. 9. 53.

(2) Filius iioniinis non venit animas perdere» sed sal-vare. Ibid.

(3) Muiier,... nemo te condemnavit?... Nee ego tocon-denniabo. Vade, et jam ampliusnoli peccare. Jo. 8. 10.

(4) Ibid. 4. 7.

-ocr page 118-

J 02 ÓEFENISG DER LIEFDE

le drinken, daarna zeide Hij; quot; O ! indien sii wist wie u te drinken vraagt! «Vervol-eens openbaarde Hij baar, dal Hij de verwachte Messias was. - Met boe veel omzichtigheid behandelde Hij ook niet den verrader Judas, om hem tol inkeer te brengen! Hij liel hem mei zich eten aan dezelfde tafel; Hij wiescb hem de voeten, en op het oogenblik zelf dal die rampzalige zijne misdaad voltrok, vermaande Hij hem nog door deze zachtmoedige woorden ; « Judas ! gij verraadt mij alzoo met eenen kus V 1,1)— Petrus verloochent Hem; en hoe bekeert hem Jezus ? Bij bet uilgaan uil bet huis des Opperpriesters, zonder aan Petrus zijne on-eetrouwheid te verwijten, zag Jezus hem aan met een teederen blik, (2) en zoo bekeerde Hij Hem ; en Hij bekeerde hem zoo wel dat Petrus geheel zijn leven lang met ophield de beleediging te beweenen, welke hij zijnen goddelijken Meester had aangedaan. ,

O wat wint men veel meer met goedaardigheid dan met strengheid\'. De heilige

(1) oseulo Fillam hominU tradis ? t-uc.2a.48.

(2) Conversus Dominus respexit Petrum. Ib .

-ocr page 119-

TOT JEZI\'S-CIIRISTL\'S. 103

Franciscus van Sales zegt. dat er niets bitterder is dan eene groene noot, maar als zi j met suiker is ingelegd, wordt zij zoel en aangenaam ; zoo ook is hot met de herispin-gen; hoewel zij uit zich zeiven mishagen, nogtans neemt men ze gaarne aan en strekken zij lot grooter nut, wanneer zij gedaan worden met liefde en zachtmoedigheid. — De heilige Vincentius van Paulo verhaalde dal hij in het bestuur van zijne orde in \'t geheel maar drie strenge vermaningen had gedaan, meenende goede redenen te hebben om zoo te handelen ; maar dat hij het zich altijd daarna had moeten berouwen, omdat niet eene hem gelukt was ; terwi jl de vermaningen, met zachtheid gedaan, altijd een beteren uitslag gehad hadden. (1)

De heilige Franciscus van Sales verkreeg door zijne zachtmoedigheid al wat hij van anderen verlangde, en zoo gelukte het hem de hardnekkigste zondaars tot God te trekken. Dit was ook de geest van den heiligen Vincentius van Paulo, die aan zijne missionarissen den volgenden regel voorschreef: « De beleefdheid, de liefde en de nederig-

(1) Abelly 1. 3. ch. 27.

-ocr page 120-

104 oefemm; der liefde

lieid hebben eene wonderbare kracht om de harten der mensehen le winnen, en hen over te halen om datgene te doen wat het meeste \' strijdig is met hunne natuur. » Hij ver- \' trouwde eens een grooten zondaar ter bekeering aan eenen zijner missionarissen toe, maar als deze zag dat al zijne pogingen vruchteloos waren, verzocht hij den Heilige, zelf aan die bekeering te werken. II ij ondernam dit en hij gelukte, en die zondaar verklaarde, dat de zeldzame zachtheid en over-groote liefde van den Heilige zijn hart hadden gewonnen. Daarom ook kon de heilige Vinceutius niet verdragen, dat zijne missionarissen de biechtelingen hard behandelden, en hij zeide dat de helsche geest zich van de strengheid van sommigen bedient om de zielen in het verderf te storten.

Men moet zachtmoedig en beleefd zijn jegens iedereen, bij elke gelegenheid en ten allen tijde. De heilige Bernardus (1) zegt dat eenige menschen geheel zachtmoedig zijn, zoo lang de zaken hun meegaan ; maar overkomt hun eenige tegenstrijdigheid, eenige tegenspoed, terstond beginnen zij vuur en

(1) In Atlv. D. s.

-ocr page 121-

TOT JEZUS-CHUITTUS. 10Ö

vlam te spuwen gelijk de berg Vesuvius ; men kan zeggen dat zij gelijken aan vuurkolen onder de assche verborgen. Wie heilig wil worden, moet hier op aarde leven als eene lelie onder de doornen ; hoe zeer hij ook van anderen te lijden hebbe, hij moet toch altijd lelie blijven, dat wil zeggen, altijd zachtmoedig en goedaardig. Iemand die God bemint, geniet altijd den vrede in het binnenste des harten, en die vrede schijnt zelfs uit op zijn gelaat, hetwelk altijd hetzelfde blijft, in tegenspoed gelijk in voorspoed ; zoo beschrijft de Kardinaal Petruzzi in zijne zangen den staat eener ziel, die vol is van goddelijke liefde :

«« Zij ziet hoe buiten haar, op allerhande wijzen De wereld steeds een nieuwen vorm ontleent;

Doch diep in haar gemoed bli jft zij haar Sctiepper prijzen. Ka leeft in \'t hart met haren God vereend, »

In tegenspoed leert men de menschen kennen. De heilige Franciscus van Sales beminde teeder de Orde der Visitatie, die hem zoo veel moeite had gekost Meermalen zag hij dezelve in gevaar, door de vervolgingen die zij te verduren had ; de Heilige bewaarde evenwel altoos een onveranderlijken vrede

-ocr page 122-

106 OEFEKING DER LIEFDE

en eene volkomene overgeving aan Gods wil, inochle Hij zelfs de vernietiging van deze zijne geliefde instelling willen. Het was toen dat hij zeide ; « De menigvuldige tegenstrijdigheden en moeielijklieden, die mij sedert eenigen tijd overkomen, verschaffen mij zulk een zoeten vrede, dat er niets bij te vergelijken is, en voorspellen mij de aanstaande bevestiging mijner ziel in God, wat waarlijk het eenigste verlangen mijns harten is. » (1)

Gebeurt het dat wij moeten antwoorden aan iemand die ons Kwalijk bejegent, zorgen wij dan altijd zulks te doen met zachtmoedigheid ; een zoelaardig woord is voldoende om al het vuur zijner gramschap te blus-schen; « Een zacht antw oord breekt de gramschap, » zegt de Heilige Geest. (2) Eu bij de minste driftigheid is het beter te zwijgen, want op dal oogenblik schijnt het dat wij recht hebben alles te zeggen wat ons op de tong komt; maar bedaard geworden zien wij dat al onze woorden even zoo vele fouten waren.

En wanneer wij \'t ongeluk hebben, eenen

(1) Espr. p.10.ch.19.

(2) Responsio mollis frangit iram. Prov. 13. 1.

-ocr page 123-

TOT JEZUS-CHBISTUS. 107

misslag te begaan, dan moeien wij ook jegens ons zei ven zachtmoedig zijn ; op zich zelven vergramd zijn, nadat men eene fout heeft begaan, is geene ootmoedigheid, maai\' een verfijnde hoogmoed; daaruit blijkt dat men zich niet zwak en ellendig gelooft gelijk men toch inderdaad is. De heilige Teresia zeide; « Ootmoedigheid die ons onrustig maakt, komt niet van God, maar van den duivel. » (I) Op zich zelveu vergramd zijn na eene fout, is eene fout grooter dan de eerste, eene fout die veie andere fouten ten gevolge heeft; zij doet ons onze godvruchtige oefeningen, onze gebeden en de heilige Communie achterlaten of ze met nalatigheid verrichten. De heilige Aloysius van Gonzaga zeide dal de duivel vischt in troebel water, omdat men daarin niet kan zien ; wanneer eene ziel in staat van verwarring is, dan erkent zij God en hare plichten maar weinig; daarom, wanneer wij in eene fout gevallen zijn, moeten wij ons met nederigheid en betrouwen tot God wenden. Hem vergiffenis vragen. Hem zeggende met de heilige Catha-rina van Genua : « Ziedaar, o Heer ! vrueh-(1) Loven, h.30.

-ocr page 124-

)08 OEFEJiING DER LIEFDE

ten uit mijnen hof. Ik bemin U uit geheel mijn hart, en het is mij leed dat ik U dit ongenoegen heb aangedaan ; ik zal het nooit meer doen, verleen mij daartoe uwen bijstand. » *

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O zalige ketenen die de zielen met God verbindt! ik bid u, boeit mij ook, vereenigt mij met mijnen God en verbindt mij zoo innig met Hem, dat ik mij nimmermeer van zijne liefde kan losrukken. — Mijn Jezus! ik bemin U; ja ik bemin U, o Schat, o Leven mijner ziel! ik hecht mij aan U, ik geef mij geheel aan U over. O mijn beminde Zaligmaker ! ik wil nooit meer ophouden U te beminnen. Gij hebt, om mijne zonden te boeten, willen gebonden worden als een misdadiger ; Gij hebt U geboeid laten ter dood sleuren door de straten van Jeruzalem ; Gij hebt U aan het kruis laten nagelen, en Gij zijt slechts van dat schandig galgenhout afgedaald, nadat Gij daarop gestorven zijl: ach ! ik smeek U door de verdiensten van

* Het 8e hoofdstuk bevat nadere verklaringen wegem het oefenen der zachtmoedigheid.

-ocr page 125-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 109

zoo vele smarten, laat niet toe dat ik mij ooit van U scheide. Het is mij ten hoogste leed, mij eertijds van ü verwijderd te hebben, en ik neem het vast voornemen, mei uwe gratie, liever te sterven, dan U nog in iets,zelfs in het minste te beleedigen. O mijn Jezus ! ik schenk mij aan ü ; ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zeiven. Ik heb U voorheen beleedigd, maar uu heb ik er leedwezen over en zou er van droefheid voor willen sterven. O trek mij geheel tot U. Ik verzaak aan allen zinnelij-ken troost, ik begeer ü alleen en niets anders. Maak dat ik U beminne en doe dan met mij al wat U behaagt.

O Maria, mijne Hoop ! vereenig mij met Jezus ; maak dat ik geheel mijn leven innig met Hem verbonden blijve en vereenigd met Hem sterve, om eenmaal te komen in het zalig vaderland, waar ik niet meer zal moeten vreezen nog ooit van zijne liefde gescheiden te worden.

-ocr page 126-

OEFENING DER LIEFDE

111« HOOFDSTUK.

BENE ZIEL DIE JEZLS-CIiniSTLS BEMINT, IS NIET KIJDIG ÜV DE GROOTEN DER WERELD , MAAR ALI.EE.X OP DEGENEN DIE JEZUS-CIIRJSTl\'S MET MLEST BEMINNEN.

Choritas non ffrnulatur.

De liefde is niet afgunstig.

Do licilijjc Gregorius legt dit derde ken-leekeu der liefde uit en zegt, dat de liefde niet afgunstig is, dewijl zij aan de wereld-lingen hunne aardsche grootheid niet kan benijden , welke in hare oogen niét ecu voorwerp van verlangen is, maar van verachting. (1)

Men moet twee soorten van afgunst onderscheiden, eene kwade en eene goede. De kwade afgunst is die, welke, omdat zij aan de aardsche goederen gehecht is, zich bedroeft, als zij die in bezit ziet van andere menschen. Doch de heilige afgunst integendeel benijdt

(1) « Non wmnlatur; » quia, per hoc quod in pracsenli mtiudo nihil appetit, invidere terreuis successibus ueauit. Mor. I. 10. c. 8

110

-ocr page 127-

TOT JEZUS-CHRISTUS. Ill

geenszins degenen die in achting en vermaken leven, zij heeft er veel eer medelijden mêe : al wat zij zoekt, is God ; Hem beminnen zoo veel zij immer kan, is haar eenig verlangen in dit leven; quot;t gedacht, dat zij Hem min dan andere menschen bemint, doet haar lijden, want zij zou zelfs de Seralijnen in liefde tot God willen overtreffen.

Dit is het eenigste doel welk de heilige zielen zich op deze aarde voorstellen, doel welk het hart van God raakt en van liefde ontsteekt, zoodanig dat Hij dan zegt tol zijne geliefde Bruid: « Een uwer oogen heeft mijn hart gewond. (1) — Dit oog of deze blik der gewijde Bruid is niets anders dan het eenig doel welk zij heeft in haren handel en wandel, namelijk, aan God te behagen. De wereld-lingen beschouwen de zaken met verscheidene oogen, dat is, zij handelen met verscheidene ongeoorloofde inzichten, zooals om aan de menschen te behagen, om zich beroemd te maken, om rijkdommen te verzamelen, of ten minste om zich zeiven U\' voldoen. Maar de Heiligen hebben maar één

(I) Vulnerasfi cor uieurn, »oror mea spons», vulncrast^ cor meum iu uno oeului um luurum. Cant. 4. 9.

-ocr page 128-

112 OliFEMNG DER LIEFDE

oopt. om in alles alleenlijk te zien naar Gods welbehagen; zij zeggen aanhoudend niet David ; Wat begeer ik anders, o mijn God ! in deze en in de andere wereld, dan U alleen. Gij zijt al mijn rijkdom en de eenige Meester van mijn hart. (1) — Dat de rijken dezer aarde hunne schatten genieten, riep de H. Paulinus uit, en de koningen hunne bezittingen, wat mij betreft, o mijn Jezus ! Gij zijt al mijn goed, mijne macht en mijne glorie! (2)

Merken wij hier op dal het niet genoeg, is goede werken te doen, maar dat men ze o»k goed moet doen En opdat onze werken heilig en volmaakt zouden zijn, is het noodig dat wij ze doen met de zuivere meening om aan God te behagen. Zulks was de welverdiende lof die aan Jezus-Christus gegeven werd : « Alles heeft Hij wel gedaan. » (5) — Vele werken, ofschoon goed in zich zeiven, zullen geene of weinige waarde bij God heb-

(!) QuhI «nim mi hi est in cojIo ? et a te quid volui super terrain ?... Deus eutdis mei, et pars inea, Deus, in {etermini. 72. 26.

(2) .Sihi iiabeant «livitias suas divites, *ibi regna sua rfges; nobis gloria et possessie» et regnum Christus est. Ep. a«i Aprnm.

(3) Dene omnia fecit. Marc 7. 37.

-ocr page 129-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 113

ben, omdat men ze gedaan lieeft met een ander inzicht dan zijne glorie. De heilige Maria-Magdalena van Pazzi zeide : « God beloont de werken naar evenredigheid der zuivere meening, » (1) dat wil zeggen : hoe zuiverder onze meening is , des te aangenamer zullen onze werken in Gods oog zijn, en des te beloonenswaardiger. Maar helaas ! hoe moeielijk is hot een werk te vinden dat alleen voor Gnd gedaan is ! Ik heb eenen kloosterling gekend van groote deugd en hoogen ouderdom, die veel voor God had gearbeid en in geur van heiligheid is gestorven. Op zekeren dag, dat hij oenen blik opzijn voorgaande leven wierp, zeide hij mij zeer bedroefd en bevreesd : « Helaas! wanneer ik al de daden van mijn leven onderzoek, dan zie ik er niet eene die voor God alleen gedaan is ! » Vervloekte eigenliefde, welke ons alles of hel grootste gedeelte van de vruchten onzer goede werken doet verliezen ! Hoe dikwijls gebeurt het niet, dat men zelfs in de heiligste bedieningen, zoo als van prediker, van biechtvader of missionaris, met veel moeite arbeidt en toch weinig of niets wint,.

(I) Pr.cei. p. 1. ch. 58. f

-ocr page 130-

U4 OEFENING DEB LIEFDE

omdat men het niet voor God alleen dnet, maar voor de wereldsche eer, voor eigen l)e-lang of met het ijdel inzicht van gezien te worden, of ten minste om zijn eigen zin te doen.

De Heer zegt: Wacht u van het goede te doen, om van de menschen gezien te worden ; anders zult gij van uwen hemelschen Vader geen loon ontvangen. (1) Die werken om hunnen eigen zin te volgen, hebben hun loon reeds ontvangen, (2) maar een loon dat niels anders is dan een weinig rook, eene kortstondige voldoening die voorbijvliegt eh waarvan niet het minste voordeel voor de ziel overblijft. Wie voor Iets anders werkt dan om aan God te behagen, zegt de Proleet Aggëus, werpt alles wat hij wint in eenen verscheurden zak, en als hij dien gaat openen vindt hij er niets meer in. (3) Vandaar komt het, dat men ongerust en ontevreden is, wanneer men na veel vermoeinis hel

(1) Atfendite nejustitiam veslram faciatis coram homi-nibus, ut viijeainini ab eis; aliufjuin nteruedfin non habe-bitis apud Patrem vestruui qui in eajiis est. Matth. 6. I,

(2) Amen dico vobis, receperunt mereedem saam. Malth.6. 5.

(:t) Kt \'jui m^rcedes eongrejjavit, misit eas in saccnlutn pertusum. Ayg. ï. 6.

-ocr page 131-

TOT iJEZÜPtCÏIRÏSTUS, , il;!

doel niet-bereikt hetwelk men zich .had voorgesteld. Dit is een bewijs dat men niet de eer van God alleen gezocht had ; wie eén werk alleen voor Gods eer verricht, is niet bekommerd, zelfs dan wanneer het niet gelukt ; want daar hij gewerkt heeft met de zuivere meening om aan God te behagen, beeft hij reeds zijn doel bereikt.

Ziehier nu de teekenen, waaraan men kan zien, of iemand in eene geestelijke oefening voor God alleen werkt:

1. Indien hij niet ontevreden is, wanneer bij zijn doel niet bereikt, omdat, God het niet willende, hij hel ook niet moet willen.

2. Indien hij in het goed dat anderen doen, zoo veel genoegen heeft als hadde hij het zelf gedaan.

3. Indien hij het eene niet liever dan bet andere doet, maar alles gaarne aanneemt, wat de gehoorzaamheid hem oplegt.

4. Indien hij na zijnen arbeid noch lol noch dank van anderen zoekt, en bijgevolg, zoo hij berispt of veracht wordt, zich daarom niet bedroeft, maar tevreden is dat hij aan God voldoening heeft gegeven ; en indien hij zich niet verheft, wanneer hij een\'gen lol

-ocr page 132-

110 OEFENING DER LIEFDE

Jaarvoor krijgt, maar aao de ijdele plorie, als deze zich vertoont, het antwoord geelt van den eerbiedwaardigen Pater Avila : « Ga weg, gij komt te laat, ik heb dit werk reeds geheel aan God opgedragen.»

Dat is binnengaan in de vreugde des Hee-ren, dat wil zeggen, zich verheugen over Gods vreugde, gelijk beloofd is aan den getrouwen dienaar: « Welaan, goede en getrouwe knecht, omdat gij over weinig zijt getrouw geweest, treed binnen in de vreugde uws Heeren. » (1) indien wij het geluk hebben iets te doen dat aan God behaagt, wat behoeven wij dan nog meer? zegt de heilige Joannes Chrysostomus. (2) Het grootste loon, het grootste geluk, welk een schepsel kan genieten, is aan zijnen Schepper te behagen.

En dit is juist hetgeen Jezus-Christus vraagt van eene ziel die Hem bemint; Hij wil dat zij Hem als een zegel drage op haar hart en op haren arm ; (5) op haar hart,

(1) Euge, st;rve hone et fidelis; quia super pauca fiiisti fidelis, super multu te coustituam; iutra iu gaudiutn Do-mini tui. Muttii. 2ö 21.

(2) Si dignus fueris agere aliquid quod Deo placet, uliain, pia;ter id, mercedem requiris? De Compunct. I. 2.

(3) Poue me ut signaculum super cor tuum, ut siguucu-lum superLrachium tuum. Cant. 8. 6.

-ocr page 133-

TOT JEZUS-CIIRISTUS. 117

opdat zij altijd bereid zij, om in alles slechts ter liefde Gods te handelen ; op haren arm, opdat zij alles doe om God le behagen ; zoo-dat God het eenige voorwerp zij van al hare gedachten en van al hare werken. De heilige Teresia zeide dat wie wil heilig worden, leven moet zonder eenige andere begeerte, dan om aan God te behagen. En hare eerste g#estelijke dochter, zuster Beatrix zeide: « De geringste daad, om God gedaan, kan aan geenen prijs betaald worden. » (1) De rede hiervan is, dat al wat men doet om God te behagen, een werk van liefde is, dat ons bijgevolg met God vereenigt en ons de eeu-« wige goederen bezorgt.

De zuivere meening wordt genoemd eene hemelsche goudmakerij, die ijzer in goud verandert; dat wil zeggen dat de geringste daden, zoo als werken, eten, uitspanning of rust nemen, als zij om God gedaan worden, in het goud der heilige liefde veranderen. Daarom ook hield de heilige Maria-Magda-lena van Pazzi voor zeker, dat zij die al hunne werken met eene zuivere meening doen, recht naar den hemel gaan, zonder in

(I) Ste Th. Fond. ch. 12.

-ocr page 134-

OFFEM.NG DEB UERDE 118

heL vagevuur te komen. Men verhaalt ilat zekere kluizenaar, vóór hij iets begon te doen, gewoon was een oogeublik stil te staan en /.ijne oogen naar den hemel te verheffen; als men hem vroeg, waarom hij dit deed, gaf hij tot antwoord : « Ik doe dit om zeker te zijn van mijnen scheut. » Hij wilde daardoor zeggen, dat gelijk de schutter, alvorens zijnen pijl af te schieten, eerst mikt, ook hij aldus, alvorens de hand aan eenig werk te slaan, altijd God tot doelwit nam, opdat zijn werk Hem mocht behagen. Zoo moeten wij ook doen ; en zelfs is het goed die meening van God te behagen, onder het goed begonnen werk van tijd tot tijd te vernieuwen.

Zij die in hunne handelingen niets anders voor oogen hebben dan den wil van God, genieten die vrijheid van geest, welke hel deel is der kinderen Gods, en welke hen met blijdschap al doet verrichten, wat aan Jezus-Christus behaagt; niettegenstaande de afkcerigheid van de eigenliefde of van het menschelijk opzicht. Zij die Jezus-Christus beminnen, leven in eene volkomene onverschilligheid ; zoet of bitter, alles is hun gelijk ; zij zoeken niets wat hun zeiven, maar

-ocr page 135-

TOT :JEZOS-CHnlSTUS. HO

alles Wat God beliagelijk is; zij verrichten even blijmoedig het groote en het kleine, het aangename en het lastige; het is hun genoeg dat zij aan God behagen.

Er zijn er velen die God willen dienen, maar in zulke bediening, in zulke plaats, in zulk gezelschap, in die omstandigheden, welke volgens hunnen zin zijn ; anders laten zij het werk staau of doen zij het met tegenzin. Deze bezitten de vrijheid van geest niet, maar zijn slaven van hunne eigenliefde; daarom hebben zij, zelfs van hunne goede werken, maar weinig verdiensten ; zij leven altijd ontevreden, want het juk van Jc/.ns-Christus valt hun zwaar. Zij integendeel die Jezus-Christus waarlijk beminnen, vinden geen genoegen dan in datgene te doen wat aan Jezus-Christus behaagt, en omdat het aan Jezus-Christus behaagt, en in het te doen, wanneer Jezus-Christus het wil, waar Hij het wil en op de wijze dat Hij hel wil; hetzij dat de Heer hen wil gebruiken tot aanzienlijke ambten in het oog der wereld, hetzij in de laagste en nederigste bedieningen. Ziedaar hoe men Jezus-Christus bemint met eene zuivere liefde; en dat is hetgeen

-ocr page 136-

120 OEFENING DEP. LIEFDE

wij moeten zoeken door te strijden tegen de begeerte onzer eigenliefde, die ons doet verlangen naar bedieningen die eervol zijn en overeenkomstig met onze neigingen.

Wij moeten onthecht zijn van alles, zelfs van de geestelijke oefeningen, wanneer de Heer wil dat wij ons toeleggen op andere zaken die Hem behagen. Toen Paler Alvarez eens met bezigheden overladen was, verlangde hij daarvan af te zijn, om zich tot het gebed te begeven, dewijl het hem scheen dat hij in die bezigheden niet met God ver-eenigd was ; maar de Heer berispte hem daarover, zeggende; « Wanneer ik u niet bij mij houd, moet het u genoeg zijn, dat ik mij van u bedien. » (1) Dal is een kostbare raad voor hen, die ongerust zijn, wanneer zij door de gehoorzaamheid of door de liefde verplicht worden, hunne gewone oefeningen van godsvrucht achter te laten ; zulke ongerustheid komt zeker niet van God, maar of wel van den duivel of wel van de eigenliefde. — God behagen en sterven ! — Ziedaar de eerste grondspreuk der Heiligen.

(1) Leven, h. 2.

-ocr page 137-

TOT JKZUS-CimiSTUS.

God\'jntchliye gevoelens en gebeden.

Eeuwige God ! ik offci\' U geheel mijn hart. Maar helaas! welk een hart? een hart geschapen om U te beminnen, maar dat in plaats van U te beminnen, menigmaal tegen U is opgestaan. Maar zie, mijn Jezus ! heeft mijn hart zich eertijds tegen U verzet, nu is liet toch vol droefheid en leedwezen om hel misnoegen welk het U heeft aangedaan. Ja, mijn lieve Zaligmaker! het is mij leed dat ik U veracht heb, en ik ben besloten U, het koste wat het wil, te gehoorzamen en te beminnen. Ach! trek mij geheel tot uwe liefde; ik bid U, doe het om de liefde die Gij mij hebt bewezen met voor mij aan het kruis te sterven. Ik bemin U, o mijn Jezus I ik bemin U uit geheel mijne ziel, ik bemin U meer dan mij zeiven ; o ware en eenige Vriend mijner ziel, die alleen uw leven ter mijner liefde hebt opgeofferd ! Ik kan aan mijne vorige ondankbaarheid niet denken, zonder van leedwezen te weenen. O mij ongelukkige, ik was reeds verloren, maar ik hoop dat Gij dour uwé gratie mij het leven zult wedergegeven hebben. Ik wil niet meer

121

-ocr page 138-

122 oefemmg der liefde

leven dan om U te beminnen, U mijn opperste Goed ! maak dat ik U beminne, o oneindige Liefde ! ik vraag U niets anders.

O Maria, mijne lieve Moeder ! neem mij aan onder het getal uwer dienaren, en maak mij aan Jezus, uwen goddelijken Zoon, aangenaam.

/w\'wvx\'na\'wvwv\'vvvwv\'./v\'va/v/vv.\'-.rt^\'wv\'vwvw\'wx/w\'vwwwvvwwv»

IV» HOOFDSTUK.

Wie jezus-ciiiustus bemint, vlucht de lauwheid en zoekt de volmaaktheid, welke men dooil de volgende siiddklkn verkrijgt: i. het verlangen, 2. het vast besluit, 3. de meditatie, i. de h. communie, S. het gebed.

Clinrilns non agitperperam. Do lielile handelt niet kwalijk.

«De liefde handelt niet kwalijk; » deze woorden van den grooten Apostel legt de 1 heilige Gregorius op de volgende wijze uit: daar de liefde niets zoekt dan God al meer en meer te beminnen, zoo verwerpt zij al wat niet met de rechtvaardigheid en heilig-

-ocr page 139-

TOT JEZLS-CHHISTUS. 123

heiligheid overeenstemt. (1) De H. Apostel Paulus leert ons hetzeifile, namelijk dat de liefde een band is, die de volmaakste deugden in de ziel samenbindt: « Hebt de liefde welke de band der volmaaktheid is. » (2) En vermits dus de liefde de volmaaktheid bemint, zoo verfoeit zij de lauwheid, aan welke sommige personen niet vreezen zich over te geven, met gevaar van de liefde, de gratie Gods, hunne ziel, in één woord, alles te verliezen.

I.

Over de lauwheid.

Wij moeten opmerken dat er twee soorten van lauwheid zijn, de eeneis onvermijdelijk, de andere kan vermeden worden.

I. De onvermijdelijke lauwheid is die waarvan zelfs de Heiligen niet vrij zijn : zij bevat al de fouten die begaan worden uit loutere zwakheid en zonder volle toestemming, zoo als verstrooidheden in \'tgebed, inwendige ongeruslbeden, nuttelooze woorden, ijdele nieuwsgierigheid, begeerte van

(I) Quia (charitns), quu: se iu solnm Dei amorem dilu-tat, qnidquiil a rectiUuline disereput, Igiiuru!. Mor. 1. 10. e. 8.

-ocr page 140-

12i OEFENING DER LIEFDE

gezien te worden, zinnelijkheid in eten en drinken, onvrijwillige kwade neigingen die niet terstond onderdrukt worden, en andere dergelijke. Wij moeten al deze fouten vermijden, zoo veel wij kunnen ; maar aangezien de zwakheid der bedorvene natuur, is het ons onmogelijk ze allen te vermijden ; en alhoewel wij die altijd moeten verfoeien, wanneer wij ze bedreven hebben, wijl zij toch altijd aan God mishagen, nogtans, gelijk wij in het vorig hoofdstuk hebben opgemerkt, moeten wij ons wel wachten, ons er door te laten verontrusten. Ziehier over dit punt de leering van den heiligen Franciscns van Sales; « Al de gedachten die ons beangstigen of den vrede van den geest benemen, komen geenszins van God, die een koning van vrede is ; het zijn bekoringen van onzen vijand, zij komen altijd of van den duivel, of van de eigenliefde, of van de verhevene gedachte welke wij van ons zeiven hebben opgevat, en bijgevolg moeten wij ze verwerpen en ze ons niet aantrekken. » (1)

Diezelfde Heilige voegt er bij dat die soort van fouten, zonder voordacht en vrijen wil

(2) Uriel\' 31.

-ocr page 141-

TOT JE/.US-CIIRISTL\'S. 1 2d

gedaan, ook zonder nitdrukkelijken wil worden uitgewischt; eene akte van berouw of van liefde is daartoe genoog Dc eerwaardige zuster Maria-Crucifixa zag eens eenen vuurbol, die eene groole menigte stroohalnipjes, welke men daarop wierp, aanstonds verteerde; hierdoor deed God haar verstaan, dat eene vurige akte van goddelijke liefde al de vlekken onzer ziel uitwischt. Hetzelfde uitwerksel bekomt men door de heilige Communie, gelijk de heilige Kerkvergadering van Trente leert, die het heilig Sacrament des Altaars noemt « een tegengift dat ons zuivert van de dagelijksche zonden. gt;; (1) Aldus, ofschoon die fouten wezenlijke foulen zijn, stellen zij nogtans geen beletsel aan de volmaaktheid ; dat wil zeggen, zij beletten ons niet in dit leven naar de volmaaktheid te streven, want er toe geraken kan niemand vóór zijne intrede in het rijk der Gelukzaligen.

2. De ver mij (lelijke lauwheid alleen is een beletsel tot de volmaaktheid ; zij bestaat in de gewoonte van opzettelijk dagelijksche zonden te bedrijven, zonden welke men dui-

(1) Antidotum quo Uboremuf a culpis(iuntii|iuiiigt;i.

-ocr page 142-

126 OEFENING DER LIEFDE

ilelijk ziet, en welke men zelfs in tien legen-woordigen smal, mei de gratie Gods, kan vermijden. Daar m zeide de heilige Teresia; « God beware u voor de minste opzettelijke zonde ! » (1) Dusdanig zijn, bij voorbeeld, vrijwillige leugens, licbte achterklap en ver-wenscbingen, twist, spotternij die den even-menscb bedroeft, hitsige woorden, eigenlof, zekere afgekeerdlieid die in het hart gevoetl wordt, ongeregelde genegenheden tot personen van het ander geslacht. « Allo soortgelijke zonden, zegt de heilige Teresia, zijn even zoo vele wormen, die zich niet vertoo-:ien voordat zij reeds de deugden geknaagd hebben.» (2) Daarom waarschuwt ons die Heilige er op te letten ; want, zegt zij elders, quot; de duivel maakt eerst kleine openingen in de ziel ; daarna gaat hij gemakkelijk over lot groote. » (3)

Wij moeten dus zulke voorbedachte fouten vreezen : zij maken dat de Heer ons zijn licht en zijne bijzondere gratiën onttrekt, cn ons van den geestelijken troost berooft; van dan af ondervindt men veel vervelingen

(O r.iieintdc i.i i». fh. \'»2.

(2, C.hAt. int. «I. cli. (3) Fóml.ch. 2quot;).

-ocr page 143-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 127

moeite in de godvruchtige oefeningen, en weldra begint men het gebed, de Communie, de bezoeken aan het Allerheiligste Sacrament, en de novenen te verwaaiioozen ; in één woord, men komt allengskens zoo verre dat men alles achterlaat, gelijk bet gebeurd is met zoo vele ongelukkigen.

Van daar die verschrikkelijke bedreiging welke de Hoer aan den lauwen dienslknecbt doet: « Gij zijt noch koud noch warm ; dat gij koud waret! maar omdat g.j lauw zijt, ben ik op het punt u uit te spuwen. » (I) — Roe! « Dat gij koud waret! » Is hel dan beter koud, dat is van Gods gratie beroofd, dan lauw te wezen? Ja, het is in zekeren zin beter koud te zijn, omdat hij die koud is, gemakkelijker zal opgewekt worden door de knaging van zijn geweten om van leven le veranderen, terwijl de lauwe in zijne foulen insluimert, zonder zich eenige moeite te geven om van leven te veranderen, ja zonder er zelfs aan te denken, en zoo maakt hij zijne ziekte bijna ongeneesbaar, gelijk de

M) Neque frigidns os nenue cnlidns : ntinnm frigidus ps^es ant ealidus ! se«l, quia topidus es..., iM.-ij.ium te einovere. Apoc. 3.15.

-ocr page 144-

128 OEFENING DEH LIEFDE

heilige Gregorius zegt; « Men moet wanhopen van de genezing van hem die van de vurigheid tot de lauwheid overgaat. » (1)

De eerbiedwaardige Paler Ludovicus Dupont zeide dat hij in zijn leven ontelbare fouten had begaan, maar dat hij er nooit vrede mêe gemaakt had. Men vindt er die vrede maken met hunne gebreken, en dit is hun ondergang, voornamelijk wanneer het een gebrek is van eigenliefde, van ijdele glorie, van geldzucht, van afkeer jegens den even-mensch, ven ongeregelde genegenheden voor een persoon van het ander geslacht; dan is het zeer te vreezen, gelijk de heilige Fran-ciscus van Assisié zeide, dat fijne haartjes voor dusdanige zielen ketenen worden die hen ter hel slepen ; ten minste zulke zielen zullen nooit tot de volmaaktheid geraken, en zij zullen die kostbare kroon verliezen welke God hun bestemd had, waren zij aan de gratie getrouw gebleven. Zoodra een vogeltje door niets meer wordt teruggehouden, neemt het de vlucht; zoo vliegt ook eene ziel, die door geene aardsche banden meer

(1) Tfipor (qui aferrore defecit) in desperalione est. Past. p. 3. aillU. H\'i-

-ocr page 145-

TOT JEZUS-CIIBISTÜS. 129

gebonden is, terstond tot God op ; doch de minste band, een draadje is genoeg om haar le beletten tot fiod op ie stijgen. O hoe vele godvruchtige personen komen nooil totde heiligheid, omdat zij zich geen geweld aandoen om zich van zekere kleine aangekleefdhcden le onthechten !

Alle kwaad komt daarvan, dat men Jezus-Christus weinig bemint. Eenigen zijn vol eigenliefde, anderen bedroeven zich dikwijls omdat de zaken niet volgens hunnen vvensch uitvallen, dezen zijn zeer bezorgd voor zich zeiven uit vrees van hunne gezondheid te verliezen; genen hebben hun hart altijd open voor uitwendige voorwerpen, en den geest aanhoudend verstrooid, altijd begeerig om eene menigte van zaken le hooren en te weten, welke mot tien dienst van God geene betrekking hebben en alleen dienen om hunne lichtzinnigheid te voldoen; weder anderen zijn beleedigd over het minste ongenoegen welk zij meenen ontvangen te hebben, en bijgevolg worden zij dikwijls ontroerd, verzuimen het gebed of verliezen de ingetogenheid ; nu eens ijverig en vroolijk, dan wederom ongeduldig en droefgeestig.

-ocr page 146-

130 OEFEMKG DER LIEFDE

volgens dat do zaken naar Iiunnen zin goed of slecht uitvallen : dusdanige personen hebben geene of zeer weinig liefde voor Jezus-Christus, en zijn oorzaak dat de ware godsvrucht. in minachting geraakt.

Maar wat moet men doen, wanneer men in dien ongelukkigen staat van lauwheid gevallen is?—Het is zeker zeer moeilijk vooreene lauwe ziel den vorigen ijver terug te krijgen ; maar de Heer zegt ons: « Hetgeen bij de menschen onmogelijk is, is niet onmogelijk bij God. » (1) Hij die bidt en de noodige middelen gebruikt, zal alles verkrijgen wat hij verlangt.

II.

Hulpmiddelen tegen de lauwheid.

De middelen om uit dien staat van lanw-heid le geraken en tot de volmaaktheid op te klimmen, zijn :

\\. het verlangen naar de volmaaktheid ;

2. het vast voornemen van dezelve te bereiken ;

3. de meditatie;

(I) Qiup imnnssibilia suntapud homines, possibiliasant «pud Leun). Loc- 18. 27.

-ocr page 147-

TOT JEJamp;JCS-CHRISTIIS. 151

i. lie! dikwijls ontvangen der heilige Communie ;

5. het gebed.

1. Over het verlangen.

Het eerste middel dus, om tot de volmaaktheid te komen, is het verlangen. De heilige verlangens zijn vleugelen die ons van de aarde verheffen ; want, gelijk de heilige Laurentius Justinianus zegt, ieder verlangen naar de heiligheid geelt van eenen kant krachten om naar de volmaaktheid te streven, en van den anderen kant maakt het den weg zachter en gemakkelijker. (1) Hij die een oprecht verlangen heeft der volmaaktheid, houdt niet op naar dezelve te streven, en indien hij dat verlangen niet laat verflauwen, zal hij,er eens toe komen, daar hij die dit verlangen niet heeft, gedurig zal achteruit gaan en van dag tot dag onvolmaakter worden. De heilige Augustinuszegt dat op den weg tot God niet vooruitgaan, achteruitgaan is. (2) Wie zich geen geweld

(!) Vires snbministrat, pcenmn exliibet leviorem. 00 Disc. mon. c. 6.

(2) Non progrodi, jam reverfi pst. Ep. 17. E. Tï. app.

-ocr page 148-

132 OF.FEMNG DEK LIEFDE

aaudoet om vooruit te gaau, zal gedurig achteruitgaan,niet|pgeslcei)t door den stroom zijner bedorvene natuur.

Het is eene groote dwaling te zeggen ; God wil niet dat wij allen heilig worden. — De heilige Apostel Paulas zegt het tegenovergestelde : « Dit is de wil van God, uwe heiliging. » (1) God wil dat alle menschen heilig worden, ieder volgens zijnen slaat, de kloosterling als kloosterling, de wereldlijke als wereldlijke, de priester als priester, de gehuwde als gehuwde, de koopman als koopman, de soldaat als soldaat, en zoo in alle stalen.

Mijne glorierijke Patrones, de heilige Te-resia geeft ons aangaande de stof die wij hier behandelen zeer schoone onderwijzingen ; zij zegt ergens in hare schriften : « Dat onze verlangens groot zijn, want vandaar zal ons geluk komen.» En op eene andere plaats : « Wij moeien niet kleinmoedig zijn in onze verlangens, maar integendeel vertrouwen dat wij, wanneer wij op God steunen, door aanhoudende pogingen en met de hulp zijner

(I) Ila-c est voluntas Dei, sanctitieutio vostra. 1 Tiisss. 4. 3.

-ocr page 149-

TOT JEZÜS-CIIRISTliS. 1Ö3

tralie, langzamerhand daar zullen komen, waar, vele Heiligen gekomen zijn. a (1) Ter bevestiging van dezen regel, verzekerde de/.e Heilige luj ondervinding te weten dat de grootmoedige zielen in korten tijd groote vorderingen maken, want, voegt zij er bij : « De verlangens behagen aan den Heer, als of zij ten uitvoer gebracht waren. » Zij zegt verder : « Doorgaans verleent God zijne uitstekende gunsten alleen aan hen die een levendig verlangen hebben naar zijne liefde.» (2) En op eene andere plaats: « God laat zelfs in dit leven een groot verlangen, hoedanig hel ook zijn moge, nooit zonder belooning. (5)— Hij bemint de grootmoedige zielen, mits zij ootmoedig zijn en geenszins op zich zelven betrouwen. » (l) Zulk was juist de grootmoedigheid, waarmede de heilige Teresia begaafd w as ; op zekeren dag zeide zij zelfs tot tien Heer, dat zij er weinig om gaf, in den hemel zielen te zien die meer heerlijkheid zouden genieten dan zij, maar dat zij niet wist hoe zij het zou kunnen ver-

(1) Leven, li, 13.

(?) Clieni. ile lu [j. cli. 3n.

( J) Leven, 1». V. (4) Leven, h. 13.

-ocr page 150-

1Ö4 OEFENING DER LIEFDE

■Iragen er eene ziel te zien, die God meer 7.uu lieminni n dan zij. (Ij

Laten wij dan vol moed zijn. God is bovenmate goed en milddadig jegens allen die Hem van harte zoeken. (2) — Niets, zelfs niet de zonden die wij bedreven hebben, kunnen ons beletten heilig te worden, indien wij het oprecht verlangen. Ziehier nog eénen raad van de heilige Teresia: « De duivel spant alle krachten in, om te doen gelooven dal het hoogmoed is, groote begeerten te hebben en de Heiligen te willen navolgen ; maar het is integendeel zeer voordeelig, met moed groote zaken te ondernemen; want zouden dan ook de krachten weldra ons begeven, wij hebben dan toch eene grootmoedige poging gedaan en daardoor eenen groo-ten weg afgelegd. » (5)

De Apostel verzekert dat alles ten goede medewerkt voor hen die God liefhebben, (4) en de Uitlegging voegt er bij: « zelfs de

(I) Rib. I. i.e. 10.

(3; bonus ast Dominus... animte quterenti illum. Thren. 3. 25.

(3) Leven, b. 13.

fi) Üiliuentibus Deutn omnia cooperantur in bonum, Rout. 8. 28.

-ocr page 151-

TOT JEZKS-CHRISTDS. 135

zondeu. » (1) Zelfs de bedrevene zonden kunnen bijdragen tot onze heiligmaking, iu zoo verre dat de herinnering aan dezelve ons nederiger en dankbaarder maakt, wanneer wij denken aan de gunsten waarmede God ons belaadt, nadat wij Hem zoo zeer belee-digd hebben. — De zondaar moet zeggen : ik kan niets, en ik verdien niets anders dan de hel; maar ik heb te doen met eenen God van oneindige goedheid, die beloofd heeft Ie verhooren alwie Hem aanroept. Dewijl Hij mij van de eeuwige dood verlost heeft, en wil dat ik heilig worde en mij daartoe zijne hulp aanbiedt, zoo kan ik dan ook heilig worden, niet door mijne eigene krachten, maar door de gratie van mijnen God die mij versterkt. (2) — Waaneer wij alzoo goede verlangens hebben, dan moeten wij moed scheppen, en betrouwende op God , ook ons best doen om ze ten uitvoer te brengen ; ontmoeten wij eenig onoverwinnelijk beletsel, dan moeten wij ons onderwerpen aan Gods wil, dien wij boven al onze verlangens moeten stellen. De heilige Maria Mag-

(1) Etiarn peccatn.

(2) Omnia possum in eo qui me confm-tat. Phil. 4. ia.

-ocr page 152-

1 :gt;Vgt; OEFENING r.ER LIKFDE

dalena vau I\'a/.zi wilde liever van alle deugd beroofd zij» dan die te bezitten zonder den wil van God.

2. Over het vast besluit.

Het tweede middel tol de volmaaktheid is het besluit van zich geheel aan God te geven. Velen zijn tot de volmaaktheid geroepen, worden er toe getrokken door de gratie, en hebben er ook het verlangen naar; doch daar zij geen vast voornemen maken, leven en sterven zij in hunne vadzigheid en onvolmaaktheden. Het verlangen naar de volmaaktheid is niet genoeg, men moet daarbij nog vast besloten zijn dezelve te bereiken. Hoe vele zielen voeden zich met verlangens, zonder ooit eenen stap te doen op den weg der volmaaktheid ! Dat zijn die ijdele ver-langens, waarvan de Wijze Man zegt: « De verlangens dooden den luiaard. » (1) De wags verlaagt gedurig, maar besluit nooit de middelen te gebruiken, die voor zijnen staat geschiiit zijn om heilig te worden. O ware ik in eene woestijn, zegt hij, en niet in dit huis; konde ik in dat kiooster gaan, ik

(1) Dusideria ucciduut piyruin. Prov. Ül. 2-j.

-ocr page 153-

tot j\'zus-ciiristos. 137

zou er mij geheel iiiin God geven. — Eu on-dertussclien kan Iiij dien ge/.el niet verdragen die hem mishaagt, hij wil niet in het minste tegengesproken worden, hij verkwist zijnen tijd in eene menigte beuzelarijen, en begaat duizende fouten van gulzigheid, van nieuwsgierigheid en hoogmoed, en met dit alles roept hij al zuchtende : O hadde ik...., o konde ik ... — Dergelijke verlangens doen meer kwaad dan goed : omdat men zich daarmede tevreden stelt en niet te min voortleeft in zijne onvolmaaktheden. De heilige Franciscus van Sales zegt: «Ik keur niet goed dat iemand die aan eenigen plicht of roep verbonden is, zich ophoudt met verlangens naar eene andere levenswijze dan die met zijnen plicht overeenkomt, of naar oefeningen in strijd met zijnen tegenvvoor-digen staat; want dit verstrooit het hart en doet het kwijnen in de gewone oefeningen. » (1)

Men moet dus naar de volmaaktheid verlangen en kloekmoedig de middelen gebruiken om daartoe te geraken. « God, zegt de heilige Teresia, vraagt van ons niets anders

(1) Introd. p, ü. ch. 37.

10

-ocr page 154-

1Ö8 OEFENISG Igt;EH LIEFDE

dan een goed besluit om daarna van zijnen kant alles te doen. » (!) —Zij voegt er bij; « De duivel heeft geen schrik van besluite-looze zielen. » (2) De overweging is nuttig, om de middelen te doen gebruiken, die naai\' de volmaaktheid leiden ; maar er zijn er die veel overwegen zonder ooit tot eenig besluit te komen. Deswege zeide dezelfde Heilige : « Ik houd meer van eene overweging die kort is en groote uitwerksels heeft, dan van eene overweging van vele jaren, maar in welke de ziel nonit het besluit maakt van iets belangrijks voor Gods glorie te verrichten. » (3) En elders zegt zij nog : « Ik weet bij ondervinding dat wie van het begin af het vast voornemen maakt van iets te doen om aan God te behagen, niets te vreezen heeft, hoe moeilijk betook wezen moge. »

Het eerste voornemen moet zijn, liever alles te lijden en te sterven, dan eenige voorbedachte zonde te bedrijven, hoe klein die ook zijn moge. Wel is waar, zonder de goddelijke hulp kunnen wij de bekoringen niet overwinnen ; maar de Heer wil dikwijls dat

(i) Fond. ch. 28. (2) Ciium. dolu p. t-h. 24.

(JJ Espr. p. 13. ch. 9.

-ocr page 155-

TOT JEZl\'S-CimiSTüSi 139

wij van onzen kant beginnen melons liest te iloen, en dan komt I!ij met zijne gratie onze zwakheid te hulp, om ons de overwinning te doen behalen. l»at voornemen neemt de hinderpalen weg die ons beletten vooruit te gaan, en het boezemt ons te gelijker tijd een grooten moed in ; want het verzekert ons dat wij in Gods gratie zijn. De heilige Fran-ciscus van Sales zegt: Het grootste bewijs dat wij in deze wereld kunnen hebben, dal wij in staat van gratie zijn, bestaat uiet in eene gevoelige liefde tot God, maar in onze zuivere en onherroepelijke oveigeving aan Gods wil en in hel vast voornemen van nooit toe te stemmen in eeuige, hetzij kleine of groote zonde. Dal wil zeggen, dat «ij tee-der van geweten moeien zijn. Men bemerkc nogtans dat hel iels anders is teeder van geweten, en iets anders angstvallig van geweten zijn. De teerheid van geweien is noodzakelijk om heilig te worden, terwijl de angstvalligheid een zeer sehadelijk gebrek is ; daarom moet eenieder aan zijnen biechtvader gehoorzamen en die gewetensangsten overwinnen, die toch niets anders zijn dan ijdele en onredelijke bevreesdheden.

-ocr page 156-

140 OEFENiJiG DER LIEFDE

Vervolgens moet men het voornemen maken in alles het volmaakste te kiezen, dat is niet alleen datgene wat aan God behaagt, maar zelfs wat Hem het meeste behaagt. Wij moeten, gelijk de heilige Franciscus van Sales (1) zegt, beginnen met een slerk en standvastig voornemen te maken van ons geheel aan Cod te geven. Hem betuigende dat wij voortaan geheel en al aan Hem willen toebehooren, en dan zorg dragen dat besluit dikwijls te vernieuwen. De heilige Andreas Avellinus deed de belofle van dagelijks voortgang te maken in de volmaaktheid. \'t Is niet noodig die belofte te doen om heilig te worden, maar men moet toch trachten ieder dag eenigen voortgang te maken. Hoort wat de heilige l.aurentius Justinianus zegt: « Wanneer iemand eens voor goed den weg der volmaaktheid is ingeslagen, dan voelt hij een aanhoudend verlangen om vooruit te gaan ; en hoe meer hij toeneemt in volmaaktheid, des te heviger wordt ook dal verlangen ; want daar elke dag hem nleerder licht bijbrengt, meent hij altrjd dal hij nog geene enkele deugd bezit en noch niets goeds

(1) Am. de D. 1. 12. ch. 8.

-ocr page 157-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 141

i verricht; en zou hij klaar zien dat hij eenig goed verricht, dan zal hij er tocli altijd vele onvolmaaktheden in bespeuren en hetzelve weinig achten. Daarom doet hij gedurig zijn best, om de volmaaktheid te bekomen, zonder het ooit moede te worden. »

Eindelijk is het noodzakelijk zijne voornemens aanstonds ten uitvoer te brengen, en niet uit te stellen tot den volgenden dag; wie weet of wij later daartoe nog wel den tijd zullen hebben ? Volgen wij dus dezen raad van den Heiligen Geest; Wat gij doen kunt, doe het terstond en stel het niet uit, — en Hij geeft er vervolgens deze rede van; Omdat er in het ander leven geen tijd meer is om te werken, noch middel om te verdienen, noch wijdheid om wel te doen, noch kennis of ondervinding om zich te bestieren; na de dood, wat gedaan is, blijft gedaan. (1) Zekere kloosterzuster, genaamd lionaven-tura, leidde te Rome een zeer lauw leven. Pater Lancicius kwam er de geestelijke oefeningen geven ; doch deze zuster, die geens-

(1) Qaodcumque facere potest moDus tua, instunter operare; quiu nee opus, nee ratio, nee sapi^ntia, nee siieotia, eruut apud inferos, quo tu pi operas. Ecci. 9.10.

-ocr page 158-

112 OEFLNING DER LIEFDE

zii^ ili\' meening had om uit Iiare lamxlieid op i slaan, woonde die oefeningen eerst bij mei i genzin ; maar reeds in de eerste prediking werd zij zoodanig door de gratie getroffen, dat zij zich terstond voor de voeten van dien priester nederwierp en hem met een oprecht voornemen zeide: « Pater, ik wil heilig worden, ja van nu af aan.» Eu zij werd het inderdaad met Gods hulp; want sedert dat oogenblik leefde zij slechts ongeveer nog acht maanden, en na dien korten tijd in vurigheid te hebben doorgebracht, stierf zij heilig.

Van dezen oogenblik af begin ik, zeide de profeet David (1) en zoo sprak ook de heilige Carolus Borromeus ; « Heden begin ik God te dienen. » Zoo moeten wij ook doen, alsof wij tot hiertoe nog niets goeds verricht hadden ; en Inderdaad, al wat wij voor God verrichten, is eigenlijk niets, omdat wij verplicht zijn het te doen. Laten wij dan iede-ren dag het voornemen maken van ons geheel aan God te geven. Letten wij niet op hetgeen anderen doen, of hoe zij het doen ; want er zijn er maar weinig die waarlijk

(t) Et dixi: Nunc ca;i)i. Ps. 76. 11.

-ocr page 159-

TOT JEZKS-CHRISTUS. 113

trachten heilig te worden. Men kan niet volmaakt worden zonder zich eenlgzins van anderen te onderscheiden, zegt de heilige Bernardus. (1) Indien wij den grooten hoop willen volgen, dan zullen wij ook, gelijk delt; groote hoop, altijd onvolmaakt zijn. Men moet alles overwinnen, aan alles verzaken, om alles te verkrijgen. De heilige Teresia zeide: Omdat wij niet zoo ver komen dat wij rechtzinnig ons hart geheel aan God geven, daarom schenkt ons God ook niet geheel den schat zijner liefde. « O mijn God ! al wat wij doen voor Jezus-Christus is toch maar weinig, dewijl Hij voor ons zijn bloed en zijn leven heeft gegeven ! »(2) Dezelfde Heilige zeide nog; « Wal wij ook mogen doen, alles is niets vergeleken bij een enkelen druppel van het bloed dat Jezus voor ons vergoten heeft. » (5) De Heiligen sparen niets, als het er op aankomt aan eenen God te behagen, die zich geheel en al aan ons gegeven heeft, juist om ons te verplichtei: Hem niets te weigeren. God heeft zich geheel aan u gegeven, zeide de heilige Joannes

(t) Perfectum esso non potest, nisi singulure.

(2) Leven, h. 11. (\'») Loven, h. 39.

-ocr page 160-

141 OEFENING DER LIEFDE

Chrysostomus ; (1) het is dus niet billijk dat gij Hem iels weigert. Hij is zoo verre gegaan dat Hij voor ons allen is gestorven, zegt de Apostel, opdat ieder van ons alleen leve voor Hem die voor ons gestorven is. (2)

3. Over het inwendig gebed

Het derde middel om heilig te worden is het inwendig gebed of de meditatie. Joannes Gerson (3) zegt, dat, wie de eeuwige wa.ir-heden niet overweegt, zonder mirakel niet als een goed christen kan leven. De reden daarvan is, dat men zonder de overweging van licht beroofd is en in de duisternis wandelt. De waarheden des geloofs worden uiet gezien met de oogen des lichaams, maar niet de oogen der ziel door de overweging. Wie die waarheden niet overweegt, ziet ze niet; daarom leeft hij in de duisternis en dan hecht hij zich gemakkelijk aan zinnelijke voorwerpen en stelt deze boven de eeuwige v goederen. De heilige Teresia schreef aan den

lO Tiitum tihi dedit, nihil sibi reliquif j (2) Pro omnibus mortnus est Christus, ut et qui vivunt Co^r\'iS V1Vant* 86,1 61 Ws mortuus est. Il

0) Ho Med. cons. 7.

-ocr page 161-

TOT jrZUS-CIIRISTÜS. 14b

bisschop van Osma: « Alhoewel het ons dunkt dat er in ons geene onvolmaaktheden zijn, ontdekken wij er toch eene groote mc-nigte, zoodra God de oogen onzer ziel opent, gelijk Hij dit gewoonlijk doet in de meditatie. » (1) En de heilige Bernardus zeide, dat alwie de meditatie verzuimt, geen afschuw heeft van zich zeiven, omdat hij zich zeiven niet kent. (2) De meditatie, zegt hij verder, regelt de neigingen onzes harten en richt onze handelingen tot God. (3) Maar zonder de meditatie hecht ons hart zich aan de aarde, de handelingen volgen de neigingen van ons hart, en zoo is alles in wanorde.

Wij vinden iets wat doet schrikken in het leven der eerbiedwaardige zuster Maria Cru-cifixa van Sicilië. Terwijl zij in het gebed was, hoorde zij eenen duivel zich beroemen, dat hij zekere zuster belet bad hare meditatie te zamen met de andere zusters te doen ; te gelijker tijd zag zij in den geest dien duivel na de eerste overwinning, die zuster bekoren tot groote zonde, en op het

(1) Briol H.

(3) Seipsum non exhorrct, quia nee sentit. De Cons. I. t. O, 2.

(:l) Consideratio regit aÜL\'ctns, dirigit ncliis. Tbid. c. 7.

-ocr page 162-

U6 OEFENING DER LIEFDE

punt van haar le doen locstemmen ; maar Maria Crucifixa liep in alle Iiaast de zuster verwittigen en bewaarde haar alzoo tegen den val. De abt Diodes zeide : « Wie het inwendig gebed verzuimt, wordt binnen korten tijd gelijk aan een redeloos dier of aan eenen duivel. » (I)

Wie de meditatie verwaarloost, zal ophouden Jezus-Christus le beminnen. Het inwendig gebed is het zalig fornuis, waarin het vuur der goddelijke liefde ontstoken en bewaard wordt. (2) Volgens de heilige Catha-rina van Bolonje, is de ziel, die niet houdt van het inwendig gebed, beroofd van den band die haar met God vereenigt; en wanneer zij alzoo in de liefde Gods is verkoeld, is het den duivel niet moeili jk haar over te halen om de eene of andere vergiftigde vrucht te proeven. De heilige Teresia zeide daarentegen : «Ik houd voor zeker dat de Heer dengene die in het inwendig gebed blijft volharden, eindelijk de haven der zaligheid zal binnenleiden, welke zonden ook de duivel hem doe bedrijven.» (3) — Wie op

(1) Pull. Ai*f 1)111«. c. OR.

(2) In moilitatioiieinea exunlescot ignis. Ps. 38.4.

(:{) Leven, li. 8.

-ocr page 163-

TOT jEzus-eiinisTUS. |.{7

den weg van het inwendig gebed niet stil staat, zal vroeg of laat aankomen. » (1) Juist daarom, zegt dezelfde Heilige, tracht de duivel de mensclien van de meditatie te verwijderen, wijl hij weet dat zij die er in blijven volharden, voor hem verloren zijn. O hoe veel voordeel trekt men niet uit het inwendig gebed ! Daar toch worden heilige gedachten gevormd, godvruchtige gevoelens opgewekt, grootmoedige verlangens opgevat en vaste voornemens gemaakt zich geheel aan God te geven, en zoo komt de ziel tot het besluit al de aardsche genoegens en al de ongeregelde begeerten voor God te slaehl-offeren. De heilige Aloïsius van Gonzaga zeide: «Men zal nooit veel volmaaktheid bekomen zonder zich veel op het inwendig gebed toe te leggen. » Dat al wie de volmaaktheid bemint, dit belangrijk woord wel overwege.

Men moet zich niet tot het inwendig gebed begeven om de zoetigheden der goddelijke liefde te smaken; wie het met dit inzicht doet, zal er zijnen tijd bij verliezen of er weinig voordeel uit trekken. Wij moeten

(,1) Leven, h. r».

-ocr page 164-

OEFENING DER LIEFDE

liet inwendig gebed alleen doen om aan God te behagen, dat wil zeggen, om zijnen heiligen wil te kennen en de gratie te vragen om dien te volbrengen. De eerbiedwaardige Pater Torres zeide : « Het kruis dragen zonder vertroosting, doet de zielen spoedig tot de volmaaktheid opklimmen. Het inwendig gebed gedaan zonder gevoeligen troost is het voordeeligste voor de ziel, en wee de ziel die het achterlaat, omdat zij daarin dien zoeten troost niet smaakt! » En de heilige ïeresia zegt: « Wie het inwendig gebed verwaarloost, behoeft niet door den duivel in de hel gelrokken te worden, bij stort er zich zelf in.» (1)

Door de oefening van de meditatie krijgt men de gewoonte gedurig aan God te denken. « Hij die waarlijk bemint, zegt de heilige Teresia, denkt altijd aan het voorwerp zijner liefde.» (2) Vandaar komt het, dat de menschen van gebed zonder ophouden van God spreken, dewijl zij weten hoe aangenaam bet Hem is, dat zij die Hem beminnen, gaarne van Hem en van zijne liefde spreken; daarom doen zij zich alle moeite aan, oni (1) Loven, 11.19. (2) Fund.ch. S.

-ocr page 165-

TOT JEZDS-CIIKISTUS. 149

door ilit middel de liefde die hen bezielt, aan anderen mede te deelen De Heilige zegt verder : « Jezus-Chnistus is altijd tegenwoor-f dig bij de gesprekken zijner dienaren, en het behaagt Hem zeer dat men gaarne van Hem spreekt. » (1)

Door het inwendig gebed komt nog het verlangen naar de eenzaamheid, om zich daar geheel alleen met God te onderhouden, en de ingetogenheid te bewaren te midden der noodzakelijke uitwendige bezigheden. Ik zeg : noodzakelijke, of ter oorzake van de huiselijke zorgen waartoe men verplicht is, of ter oorzake van de plichten welke de gehoorzaamheid oplegt, want een mensch van gebed moet de eenzaamheid beminnen, en zich niet uitstorten in werkzaamheden, die volgens zijnen zin en nutteloos zijn ; anders zal hij den geest van ingetogenheid verliezen, die een voornaam middel is om de ver-eeniging met God te bewaren. (2) Opdat eene ziel met God vereenigd zij, moet zij noodzakelijk een hof zijn die gesloten is voor alle schepselen ; zij moet in haar hart géene ge-

(1) Leven, li. ^4.

(2) Hortus conelusus, sorormea sponsa. Cuiit. 4. 12.

-ocr page 166-

150 OEFEMXG DER LIEFDE

ten, geene zorg toelaten dan die God tot voorwerp hebben. Harlen die open staan, worden niet heilig. Heiligen die zich toeleggen om zielen voor God te winnen, verliezen nooit hunne ingetogenheid, zelfs niet te midden van hunnen arbeid, het zij dat zij prediken of biecht hooren, of vijanden trachten te verzoenen of zielen bijstaan. Evenzoo is het voor hen die zich op de studie toeleggen. Hoe velen zijn er niet die veel stu-deeren en hun best doen cm geleerd te worden, en noch heilig noch waarlijk geleerd worden! Want de ware geleerdheid is de wetenschap der Heiligen, w elke hierin bestaat dat men wete Jezus-Christus te beminnen ; de heilige liefde brengt immers de wetenschap en alle goederen met zich mede. (1) De gelukzalige Joannes Berchmans had eenen buitengewonen ijver voor de studie ; maar zijne deugd deed hem zorg dragen, dat de studie zijnen geestelijken voortgang niet verhinderde. De Apostel beveelt ons in alles matigheid aan. (2j Kennissen zijn noodzake-

(1) Venerunt autera mibi omnia Lona pariter cum ilia. Sap. 7. li.

(2) Nonplus sapcrequam oportet sapere, sed sapere ad sobrietatem. Kom. 12. 3.

-ocr page 167-

TOT JEZUS-CllIllSTUS. i5t

lijk, voornamelijk voor den priester, dewijl hij verplicht is aan anderen de wet van God \' te leeren; (d) hij moet zoeken kennissen Ie verkrijgen, maar met gematigdheid (2) Die voor de studie hel inwendig gebed achterlaat, toont dat hij in de studie niet God, maar zich zeiven zoekt Wie God zoekt, laat de studie achter die voor het oogenblik niet noodzakelijk is, liever dan de meditatie te verwaarloozen.

Maar het ergste is, dat men zonder de overweging niet bidt. Ik heb in verscheidene mijner geestelijke werken gesproken over de noodzakelijkheid van bet gebed, voornamelijk in een werk welk voor titel draagt; « Over hel groot middel des Geheds, » en ik heb mij voorgenomen er nog iets van te zeggen in dit hoofdstuk. Het zij voldoende hier te herinneren wal de eerbiedwaardige liisschop van Osma, Mgr. Palafox, hierover schrijft in zijne aanmerkingen op de Brieven van de heilige Teresia; daar zegt hij: « Hoe kunnen wij de liefde bewaren, indien God

(1) Labia erim sacerdotis custodient scieatiam,et legem-requirent ex ore ejus. Mal. 2. 7.

(2) Ad s.\'brietatem.

-ocr page 168-

152 oefi niv: nr\'t liefde

ons de volharding n c t treeft ? Hoe zal Goif ons de volharding geven, indien wij Hem dezelve niet vragen ? En hoe zullen wij Heni die vragen zonder de meditatie ? Zonderde meditatie beslaat er geene onderhandeling met God om de deugd te bewaren. » (1) En inderdaad, iemand die geene overweging of meditatie doet, ziet weinig de behoeften zijner ziel, kent zeer weinig de gevaren voor zijne zaligheid, cn de middelen die hij moet gebruiken om de bekoringen te overwinnen; en terwijl 1 ij alzoo niet weet hoe noodzakelijk hel gebed voor hem is, zal hij het nalaten en ongetwijfeld verloren gaan.

Wat nu de slof der overweging of meditatie betreft, daar is niets nuttiger dan de meditatie over de vier uitersten, de dood, het oordeel, de bel en den hemel. Maar het is bijzonder nuttig over de dood te medi-teeren, ons voor stellende dat wij op ons sterfbed liggen, met het kruisbeeld in de hand, en op het punt van de eeuwigheid in te gaan. Voor ieder die Jezus-Christus bemint, en verlangt aanhoudend in de goddelijke liefde toe te nemen, is er niets krachtiger

(1) Bnel 8.

-ocr page 169-

TOT JE7,US-CHBISTUS. J53

dan de overweging van het Lijden des Zaligmakers. De heilige Franciscus van Sales Tioemt den Calvarieberg den berg der minnaars van Jezus-Christus; allen die Jezus-Christus beminnen, blijven onophoudelijk op dien berg, waarop men geene andere lucht inademt dan heilige liefde. Bij het aanschouwen van eenen God die sterft voor ons, en die sterft omdat Hij ons bemint (1), is het onmogelijk dat men Hem niet vurig be-minne. Uit de wonden van den gekruisten Jezus schieten aanhoudend liefdeschichten, die zelfs steenen harten doordringen. O gelukkig hij die gedurende dit leven aanhoudend op den Calvarieberg verblijft! — O zalige Berg, beminnelijke woonplaats! O dierbare Berg ! wie zou u nog kunnen verlaten? Berg die vlammen verspreidt? Gij ontvlamt de zielen die u voor hun bestendig verblijf verkiezen.

i. Over het dikwijls te Communie gaan.

Het vierde middel om tot de volmaaktheid te komen, als ook om in Gods gratie te

(l) L\'iioxit iius, vt ti\'udjilil scmctipsuiii pro noLis. Epli. li.

-ocr page 170-

15i oefemng dkr liefde

volharden, is het dikwijls communiceercn. Wij hebben daarover reeds gesproken in tie Inleiding, § II, waar wij gezegd hebben dal eene ziel geen grooter genoegen kan verschaffen aan Jezus-Chrislus, dan met Hem dikwijls te ontvangen in het Heilig Sacrament des Altaars. De heilige Teresia zeide : « Er is geen beter middel om tot de vol-maaktheid te geraken dan dikwijls te com-municeeren. O hoe wonderbaar helpt ons daar de Heer om de heiligheid bekomen ! » Zij voegde er bij dat de personen die het meest communiceeren, gewoonlijk het verste gevorderd zijn in de volmaaktheid, en dat in die kloosters waar het meest gecommuniceerd wordt, ook doorgaans de meeste vurigheid heerscht. En daarom, gelijk in het Besluit van Innocenlius XI van het jaar 1679 gezegd wordt, hebben de heilige Vaders de meermalige, en zelfs de dagelijksche Communie zoo zeer geprezen en aanbevolen. De Communie, gelijk de Kerkvergadering vaji ïrente zegt, bevrijdt ons van de dagelijksche zonden en behoedt ons voor de doodzonden. De heilige UernarUus (l) verzekert, dat de

(l; lu ccbuu ij. s. 1.

-ocr page 171-

TOT- JEZUS-CHlilSTUS. IdO

heilige Communie de bewegingen der gramschap en der onzuiverheid onderdrukt, twee driften die ons het meest en het hevigste bevechten. Volgens den heiligen Thomas (1) verijdelt de heilige Communie de inblazingen des duivels, en volgens den heiligen Joannes Chrysostomus boezemt zij ons eene groote geneigdheid in tot de deugden en ijver om ze te beoefenen ; zij sshenkt oxis te gelijker tijd eenen diepen vrede en maakt ons alzoo den weg der volmaaktheid licht en aangenaam. Vooral is er geen Sacrament welk de zielen zoo zeer van goddelijke liefde doet ontviammen, als het Heilig Sacrament des Altaars, in hetwelk zich Jezus-Cliristus geheel aan ons geeft, om ons door zijne heilige liefde geheel met Hem te vereenigen. Daarom zeide de eerbiedwaardige Pater Avila ; «Wie de zielen terughoudt van het dikwijls communiceeren, doet het werk van den duivel. » En inderdaad, de duivel haat bijzonder dit Sacrament, uit hetwelk de zielen zooveel kracht trekken, om toe te nemen in de liefde tot God.

Om nu de H. Communie waardig te ont-

(1) P. 3. q. 79. a. 6.

-ocr page 172-

loG OEFENING DEB DIEFIIE

vangen, is er cone behoorlijke voorbereiding noodig. De eerste of de verwijderde voorbereiding, om dagelijks of meermalen in de week te kunnen communieeeren, bestaat: 1° in zich te onthouden van alle vrijwillige fouten, dat is van zulke die wetens en willens begaan worden ; 2° in de gedurige oefening van het inwendig gebed of de meditatie ; 3° iu de versterving der zinnen en der driften. — De heilige Franciscus van Sales (1)zegt: Hij die het grootste gedeelte van zijne kwade neigingen overwonnen heeft, en tot eenen merkelijken graad van volmaaktheid is gekomen, zou dagelijks kunnen com-municeeren, en volgens den heiligen Thomas (2), insgelijks degene die door de heilige Communie het vuur der heilige liefde in zich voelt aangroeien. — Innocentius XI zegt in het aangehaalde Besluit, dat de biechtvader het meer of minder dikwijls ontvangen der heilige Communie hehoort te bepalen volgens het nut zijner biechtkinderen. — Wat de naaste voorbereiding tot de Communie betreft, deze bestaat hierin

(1) Tutiod. p. 2. ch. 20.

18; lil V. Seut. d. 12. q. 3. a. 1 et 2.

-ocr page 173-

TOT JEZIS-CIIRISTLS. 157

dal men denzelfden morgen, wanneer men communiceeren wil, ten minste een halfuur in de meditatie of overweging doorbrenge.

Daarenboven om overvloedige vruchten te trekken uit de heilige Communie, moet men een geruimen tijd in dankzegging doorbron-gen. Pater Avila zeide dat de tijd na de Communie een tijd is om schatten van gratiën te verzamelen, —en de heilige Maria-Magda-lena van Pazzi was ook van gevoelen dat geen tijd geschikter is om ons in de goddelijke liefde te ontvlammen, dan de tijd der dankzegging. En de heilige Teresia schreef: « Laat ons na de heilige Communie de schoone gelegenheid niet verzuimen om met God te handelen.... De goddelijke Majesteit is niet gewoon haar verblijf in ons hart slecht te betalen, wanneer Zij er goed onthaald wordt. » (1)

Sommige kleinmoedige zielen, wanneer zij door hunnen biechtvader worden aangespoord om dikwijlder te communiceeren, antwoorden : Ik hen het niet waardig. — Maar weel gij dan niet, dat hoe langer gij uitstelt met communiceeren, gij u daartoe

(I) Chcm de lap. ch. 33.

-ocr page 174-

1 28 OEFEMNG DER LIEFDE

des te onwaardiger maakt ? Want zonder de Communie zult gij minder sterkte hebben en meer fouten begaan. Geloof mij, gehoorzaam aan uwen biechtvader en laat u door hem geleiden ; gebreken, indien zij niet geheel vrijwillig zijn, zijn geen beletsel tot de Communie ; net grootste uwer gebreken is, dat gij niet gehoorzaamt aan uwen biechtvader.

Men zegt nog: Maar ik heb voorheen slecht geleefd. — Weet gij dan niet dat hoe zieker iemand is, hij des te meer den geneesheer en de geneesmiddelen noodig heeft? Nu dan, in het Heilig Sacrament des Altaars is Jezus te gelijker «ijd en geneesheer en geneesmiddel, en hoe meer men gezondigd heeft, zegt de heilige Ambrosius, des te meer moet men er zijne toevlucht toe nemen. (I) — Maar de biechtvader zegt mij niet dat ik meer moet communiceeren. — Indien hij u daarvan niet spreekt, dan moet gij hem verlof daartoe vragen en zoo hij het u dan weigert, wees gehoorzaam ; maar laat daarom niet na het hem te vragen. — Dit schijnt

(1) Qui semper pecco, semper dcbeo habere medici-nam. De Sacram. 1. 4. c. 6.

-ocr page 175-

TOT JEZÜS-CHRISTUS. 139

hoogmoed te zijn. — Jo, het zou hoogmoed zijn, iudien gij wildel commnniceeren tegen den raad van uwen biechtvader, maar geenszins wanneer gij het hem met ootmoedigheid vraagt. Jezus wil verlangd worden, zegt de heilige Gregorius Nazianzenus. (1) En als men kan zeggen ; Heden heb ik gecommuniceerd, of: Morgen zal ik communi-ceeren ; o hoe maakt die gedachte de ziel opmerkzaam om de fouten te vermijden en Gods wil te doen !—Maar ik heb geene devotie. — Spreekt gij van de gevoelige devotie, deze is niet noodig, en God schenkt ze niet altijd, zelfs niet aan de zielen die Hij het meest bemint; het is genoeg dat gij godvruchtig wilt zijn, dat is dat gij hel vaste voornemen hebt gemaakt van geheel aan God toe te be-hooren, en voortgang te doen in de goddelijke liefde. (2) Gerson zegt, dat wie zich van de Communie verwijdert, omdat hij de devotie niet gevoelt, die hij wel zou wen-schen te gevoelen, doet gelijk iemand die bij het vuur niet nadert, omdat hij niet warm is.

1) Sitit sltiri Deus. Tetr. Sent. 37.

2) Sup. Magn. tr.9. p. 3.

\\

-ocr page 176-

1G0 OEFENING DER LIEFDE

O mijn God ! hoe vele personen commu-niceeren niet om niet gehouden te zijn met meer ingetogenheid, en met meer onthechting van de aardsche zaken te leven! Ziedaar de ware reden, waarom zij niet dikwijls willen communiceeren. Zij welen dat het dikwijls communiceeren niet kan samen-staan met de zucht om gezien te worden, met den ijdelen opschik, de zinnelijkheid in het eten, het gemakkelijk leven en de ijdele vermaken ; zij weten dat zij meer zouden moeten bidden, meer in- en uitwendige ver-slervingen plegen, een meer afgezonderd leven leiden ; en daarom schamen zij zich meermalen tot de heilige tafel te naderen. Voorzeker, zoodanige zielen doen zeer wel zich van de meermalige Communie te onthouden, zoolang zij in dien ongelukkigen slaat van lauwheid verkeeren ; nogtans zij die geroepen zijn tot een volmaakter leven en hunne eeuwige zaligheid niet in grool gevaar willen brengen, moeien volstrekt ui! dien staat van lauwheid opstaan.

De geestelijke Communie, wanneer zij dikwijls gedaan wordt, is ook zeer dienstig om de godsvrucht in de ziel te onderhoudeu. De ,

-ocr page 177-

TOT JEZÜS-CIIRISTUS. (01

St-ilivergadering van Trente (1) prijst fle-zelve zeer en spoort er alle geloovigcn loe aan. De geestelijke Communie bestaat, gelijk de heilige Thomas (2) zegt, in eene vurige begeerte om Jezus in zijn Sacrament van liefde te ontvangen ; daarom hadden de Heiligen de gewoonte dezelve dagelijks meermalen te doen. Ziehier de wijze om geestelijk te eommuniceeren : Mijn Jezus ! ik geloof dat Gij in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig zijt. Ik bemin U en verlang naar U ; kom in mijne ziel; ik omhels ü en smeek U niet toe te laten dat ik mij ooit van U scheide. — Of korter : O mijn Jezus! kom tot mij; ik verlang naar U, ik omhels U, laat ons altijd vereenigd blijven. — De geestelijke Communie kan meermalen op den dag gedaan worden, bij voorbeeld, als men de meditatie doet, als men het allerheiligste Sacrament bezoekt, en bijzonder onder de heilige Mis, op liet oogenblik dat de priester communiceert. De gelukzalige Angela van het Kruis zeide : «Ik geloof dat ik niet had kunnen leven, indien mijn biecht- »

(l) Se?s. 13. cap. 8.

-ocr page 178-

102 OEFENING DER LIEFDE

vader mij deze wijze Tan dagelijks meermalen te communiceeren, niet geleerd had.»

5. Over het gebed.

Het vijfde en het noodzakelijkste middel om het geestelijk leven en do liefde van Jezus-Christus te verkrijgen, is het gebed.

Vooreerst zeg ik, dat God ons door de gratie des geheds de groote liefde doet kennen die Hij ons toedraagt. Immers, welk grooter bewijs van genegenheid kan iemand aan zijnen vriend geven, dan hem te zeggen ; Mijn vriend ! vraag mij wat gij wilt en ik zal het u geven ? — rs\'u, dit is juist wat de Heer ons verklaart: « Bidt en u zal gegeven worden ; zoekt en gij zult vinden.» (I) Deze woorden van den Zaligmaker maken het gebed alvermogend bij God ; het gebed alleen kan alle goed verkrijgen, zeide Theodo-retus. (2) David dankte God die hem de gaaf des gebeds en met het gebed de hoop op zijne barmhartigheid had gelaten : « Gezegend zij God die mijn gebed en zijne barm.

(1) Petite, et «lubilur vobis; quan-ite, et invenieti\'s Mnfth. 7.7.

(2) Oratio, cum sit una, omnia potest. Ap. Rodr. p. 1. tr. o. é. 1 V, _ Snp. 7. 27.

-ocr page 179-

TOT JFZUS-CHRÏSTÜS. 163

hartigheid van mij niet verwijderd heef!. (1) De heilige Auguslinus, deze merkwaardige plaats uitleggende, maakt deze gevolgl rekking : «Weest verzekerd, dat zoo lang als gij het gebed niet daarlaat, de goddelijke barmhartigheid u niet zal ontbreken. » Eu de heilige Joannes Chrysostomus voegt er bij: Wanneer wij bidden, dan geeft ons de Heer de gratie welke wij Hem vragen, reeds eer wij ons gebed voleind hebben. (2) — Bijgevolg, indien wij arm zijn aan geestelijke goederen, dan hebben wij ons niet te beklagen tenzij over ons zeiven ; want. wij zijn slechts arm, omdat wij arm willen zijn, en daarom ook verdienen wij geen medelijden. Welk medelijden toch kan een bedelaar verdienen, die, terwijl een zeer rijke heer hem van alles wil voorzien, mits het hem te vragen, niettemin in zijne armoede wil blijven, liever dan te vragen wat hij noodig heeft? God, zegt de Apostel (3), is bereid om rijk temaken allen die Hem daarom vragen.

Het nederig gebed verkrijgt dus alles van

(t) Bonedictus Deus, qui non amovjt orationem meam et misei-icordium suum a me. Ps. 65. 20.

(2) Semper ubtinetur, etiain «lum a«lhucoramus.

(3) Dives in omnes qui invorant illum. Roui. 10. 12.

-ocr page 180-

161 OEFEMSG DER LIEFDE

God ; maar wij moeten daarenboven nog welen dat het gebed niet alleen nuttig, maar ook even zoo noodzakelijk is om zalig te worden. Het is zeker dat wij om de bekoringen te overwinnen, den goddelijken bijstand volstrekt noodig hebben. Wanneer de aanvallen hevig zijn, zou de toereikende gratie die God aan allen geeft, ons genoegzame kracht geven om aan die bekoringen te wederstaal) ; doch ingezien onze booze neigingen zal zij ons niet voldoende zijn en zal er eene bijzondere gratie noodig wezen. Nu, die bidt, verkrijgt die bijzondere gratie; maar wie niet bidt, verkrijgt ze niet, en gaat verloren. En vooral wat de volharding tot het einde toe betreft, de gratie van te sterven in Gods vriendschap, gratie volstrekt noodzakelijk tot onze zaligheid en zonder dewelke wij voor eeuwig zouden verloren zijn, deze, zegt de heilige Augustinus, geeft God niet, dan aan hem die erom bidt. (I) Ziedaar de reden waarom zoo weinig men-schen zalig worden, namelijk, omdat er zoo weinige bezorgd zijn deze genade van volharding aan God te vragen.

(1) De Dono pers. c. 16.

-ocr page 181-

TOT JEZÜS-CHR1STÜS. 163

Eindelijk leeren de heilige Vaders dat het gebed noodzakelijk is niet alleen uit noodzakelijkheid des gebods (zoodat volgens de godgeleerden hij die gedurende eene maand verzuimt zijne eeuwige zaligheid aan God aan te bevelen, niet kan vrijgesproken worden van doodzonde), maar ook uit noodzakelijkheid des middels, dat wil zeggen dat het ons onmogelijk is zonder bidden zalig te worden. Ziehier in \'t kort de reden daarvan: wij kunnen onze zaligheid niet bewerken zonder behulp der goddelijke gratie en God verleent deze gratie niet dan aan dengene die bidt. En omdat wij aan de bekoringen en aan het gevaar van in Gods ongenade te vallen, gedurig zijn blootgesteld, oaarom moeten wij ook voortdurend bidden. Daarom leert de heilige Thomas (1), dat de mensch een voortdurend gebed noodig heeft om zalig te worden ; en bovendien Jezus-Christus heeft dit zelf gezegd ; « Men moet altijd bidden en niet ophouden » (2) en de Apostel herhaalt het: « Bidt zonder ophouden. » (3)

(1) Necessaria est homini jugis oratio, ad hoc quod ccelum introcat. P. 3. q. 39. a. 5.

(2) Oportet semper or are, et non «Jeficere. Lue. 18.1.

(3; Sine intermissioue orate. I Tüess. 5. 17.

-ocr page 182-

166 OEFENING DER LIEFDE

Indien wij een oogenblik ophouden ons aan God aan te bevelen, zal de duivel er voordcel uit trekken om ons te ovenvinnen. En alhoewel wij, gelijk de Kerkvergadering van Trente (1) leert, de gratie van volharding niet kunnen verdienen, zegt nogtans de heilige Augustinus, dat wij ze eenigermate kunnen verdienen door het gebed. (2) De Heer verlangt ons zijne gratiën te geven, maar Hij wil dat men Hem erom bidde ; Hij wil zelfs, gelijk de heilige Gregorius schrijft, dat men Hem lastig valle en dat men Hem, om zoo te spreken, geweld aandoe door het gebed. (3) En de heilige Maria-Magdalena van Pazzi verzekert zelfs, dat als wij aan God gratiën vragen. Hij öns niet alleen verhoort, maar ons zelfs eenigszins daarvoor bedankt. En inderdaad, dewijl God eene oneindige goedheid is, dieniets verlangt dan weldaden uit te storten, zoo heeft Hij om zoo te spreken een oneindig verlangen, ons zijne goederen mede te deelen ; maar Hij wil erom

(1) Sess. 6. c. 13.

(2) Hoc Dei doDum suppliciter emereri potest. De Dono pers. c. 6.

(3) Vult Deus rogari, vnltcogi, vult quadam importuni-tateviuci. In Ps. 6. pam.

-ocr page 183-

TOT «EZtS-CURlSTL\'S. 167

gebeden worden ; wanneer Hi j dus ziet dat eene zie! Hem bidt, schept Hij daarin zoo veel behagen, dal Hij haar iu zekeren zin daarvoor bedankt.

Verlangen wij dus tot aan onze dood in Gods gratie te volharden, dan moeten wij als arme bedelaars gedurig de lippen in beweging hebben, om den Heer te bidden dat Hij ons helpe, aanhoudend herhalende: Barmhartigheid, o mijn Jezus ! laat niet loc dat ik mij ooit van U scheide. Heer ! sta mij bij. Mijn God! kom mij ter hulp. — Hel aanhoudend gebed der eremijten was hel volgende : Heer 1 help mi j en help mij spoedig ; (1) want vertoeft Gij mij ter hulp te komen, dan zal ik vallen en verloren gaan. — Zoo moet men bidden, vooral in de bekoringen ; wie het niet doet is verloren.

Laat ons groot betrouwen stellen in het gebed. God heeft beloofd diegenen te ver-hooren die Hem bidden : « Uidt en gij zult verkrijgen. » (2) Waarom dan getwijfeld, roept de heilige Auguslinus uit, dew\'jl de

(1) Dens, in mijulorium mcum intende; Douiiuc, ad fldjuvamlum me fes ina. Ps. 6\'J. 2,

(2) Petite, etaccipielis.Jo 16.24.

-ocr page 184-

1G8 n if km nt, nrn mifde

Heer zieli door dezcbelofle, aan dewelke Hij niet kan ontbreken, verbonden heeft ons de gratiën te geven die wij Hem vragen? « Met dit te beloven, beeft Hij zich schuldenaar gemaakt. » (1) Wanneer wij ons aan God aanbevelen, dan moeten wij ook een vast be-trouwen bobben, dat Hij ons zal verhooren, en dan zullen wij verkrijgen al wat wij verlangen. Jezus-Christus heeft het ons verzekerd : « Al betgeen gij in het gebed vraagt, gelooft dat gij het zult ontvangen en het zal u geworden. » (2)

Maar ik ben een zondaar, zal iemand zeggen, ik verdien niet verhoord le worden. — Jezus-Christus heeft gezegd : «Alwie bidt, ontvangt. » (3) Alwie, hetzij rechtvaardige of zondaar. De heilige Thomas (i) leert dat de kracht van het gebed niet komt van onze eigene verdiensten, maar van de barmhartigheid van God, die beloofd heeft diegenen te verhooren die Hem bidden. En de Zaligmaker, ten einde alle mistrouwen van ons

(1) Promittomloilebilorem se fecit. Serm. ltd. E. ö.

(2) Omnia qntecumque ormites petitie, credile quiaac-cipietis, etevenient vobis. Mare. li. 2V.

(3) Omnis qui petit, aeeipit. Luc. II. 10

(4) Oratio in impetrando non innititur merito, se»! di-vina* inlsericnrdia\\ ?. 2. r, 178. a. 2.

-ocr page 185-

Tor JFZOS-CIIR1STUS. 169

weg te uemeu, wanneer wij bidden, verzekert ons dat zijn Vader ons alles zal geven wat wij Hem zullen vragen in zijnen naam. Hij roept ons toe : « Voorwaar, voorwaar, ik zeg u : indien gij den Vader iets in mijnen naam zult vragen. Hij zal het u geven. » (1) Alsof Hij gezegd had: Arme zondaars, gij hebt geene verdiensten om gratiën te verkrijgen, maar hoort wat gij doen moet: wanneer gij gratiën verlangt, vraagt ze aan mijnen Vader in mijnen naam, dat is door mijne verdiensten en door mijne liefde, en vraagt al wat gij verlangt, en Hij zal het u geven.

Letten wij op deze woorden : « In mijnen naam, » — dat is volgens den heiligen Thomas : In den naam des Zaligmakers, dat wil zeggen, dat de gunsten die wij vragen, gunsten moeten zijn die betrekking hehlien op onze eeuwige zaligheid Gij moot dus bemerken dat de goddelijke belofte niet is voor tijdelijke gunsten : als dergelijke gunsten dienstig zijn voor onze eeuwige zaligheid, dan staat tie Heer ons dezelve toe ;

(M Amen, amon, dieo vobis: si quid pefieritis Putp-ni in nnmiiiR nieo, «l^bit vuhis. .lo. li;. •gt;•(

12

-ocr page 186-

170 OEFENING DER UEFDE

maar zoo niet, dan weigert Hij ze ons. Daarom, als wij tijdelijke gunsten van God vragen, moeten wij dit altijd doen onder voorwaarde, dal zij aan onze ziel voordeelig zijn ; zijn het integendeel geestelijke gunsten waarom wij bidden, dan moet er geene voorwaarde zijn, maar wij moeten dezelve vragen met betrouwen en met verzekering van ze te verkrijgen, zeggende bij voorbeeld : Eeuwige Vader ! in den naam van Jezus-Christus verlos mij van deze bekoring, geef mij de heilige volharding, geef mij uwe liefde, geef mij den hemel. — Deze gratiën kunnen wij ook vragen aan Jezus-Cliristus zeiven in zijnen naam, dat is door zijne verdiensten ; Hij heeft het ons insgelijks beloofd : « Zoo gij mij iets zult vragen in mijnen naam, (iat zal ik doen. » (1)

En als wij God bidden, vergeten wij dan niet ons aan Maria aan te bevelen, die de Uitdeelster is der gratiën. De heilige lier-nardus zegt dat Gud de gratiën uitdeelt, maar dat Hij die uitdeelt door de handen van Maria; « Laat ons gratie zoeken, zegt

(t) Si quid pctieriiis me in nomine m\'eo, liou fo«;iani. Jo. 14.14.

\' \\

-ocr page 187-

TOT JEZUS-CHRISTUS. (17i

hij, en laat ze ons zoeken door Maria, want zij vindt hetgeen zij zoekt, en zij kan niets te vergeefs vragen. » (1) AJs Maria voor ons bidt, dan mogen wij niet twijfelen over den goeden uitslag; want al de gebeden van Maria worden verhoord, nooit worden zij afgewezen.

Godvruchtige gevoelens en geleden.

O Jezus, mijne Liefde ! nu wii ik wezenlijk II beminnen uit geheel mijn hart en heilig worden ; ik wil heilig worden om aan U fcj behagen, en om U veel te kunnen beminnen in dit leven en in het andere. Ik vermag niels, maar Gij kunt alles, en ik weet het, uw wil is dat ik heilig worde. Ik zie reeds dal door de werking uwer gratie mijne ziel naar U verzucht en niels anders zoekt dan U. Ik wil niet meer leven voor mij zeiven ; Gij wilt dal ik U geheel toebehoore, en ik wil hel ook ; kom dan o Heer ! vereenig mij mei Ti en U met mij. Gij zijt de goedheid zelve, eene oneindige goedheid, en Gij hebt mij toch zoo zeer bemind ; Gij bemint met eene

(1) Qu)«gt;rainiis grutiam. «t per Mariam quarumns, quia quud quan\'iU iuveuit, et frustrun non potest. L»o Aquu\'ti.

-ocr page 188-

172 OEFENING DER LIEFDE

oneindige liefde, en Gij zijt oneindig beminnenswaardig ; hoe zou ik iets anders kunnen beminnen dan U? Ik stel uwe liefde boven alle goederen der -wereld. Gij zijt het eenige voorwerp van al mijn verlangen ; ik verzaak aan alles, om mij geheel te besteden aan uwe liefde, o mijn Schepper, mijn Verlosser, mijn Trooster, mijne Hoop, mijne Liefde, mijn Al! Ik mistrouw niet van mijne zaligheid, welke ook de zonden wezen die ik vroeger bedreven heb ; want ik weet dat Gij, o mijn Jezus! gestorven zijt om vergiffenis te schenken aan den rouwmoedigen zondaar. Ik bemin U uit geheel mijne ziel, ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zeiven, en het is mij ten uiterste leed dat ik U, die het opperste Goed zijt, versmaad heb. Thans behoor ik mij zeiven niet meer toe, en ben uw eigendom, o God mijns harten ! Beschik over mij volgens uw welgevallen. Om U te behagen, neem ik alle kwellingen aan, welke Gij mij wilt toezenden, ziekten, pijnen, benauwdheid, smaad, armoede, vervolging, troosteloosheid; ik neem al die smarten aan om ü genoegen te geven, en ik aanvaard ook de dood die Gij

-ocr page 189-

tot jezus christus. 173

mij liebf voorbereid, met al het lijden en al de kruisen die dezelve zullen vergezellen ; ik verlang niets dan de gratie van U veel te beminnen. Verleen mij uwen bijstand, verleen mij kracht om in het overige mijns levens het misnoegen te vergoeden welk ik U vroeger heb veroorzaakt, li die de eenige liefde mijns harten zijt!

O Maria, o koningin des hemels ! o Moeder van God ! o machtige Voorspreekster der zondaren ! op ü stel ik mijn betrouwen.

V« HOOFDSTUK. Wie jezus-curistus bemist, is niet trotsch

op zijne goede hoedanigheden, maar hij vernedert zich, en verheugt zich wanneer hij ziet dat hij door anderen vernederd wordt.

Charitas non inflatur.

De liefde is niet opgeblazen.

De hoovaardige is opgeblazen en schijnt groot in zijn eigene oogen ; maar hij gelijkt aan eenen luchtbal, wiens grootheid geheel bestaat in een weinig wind, die verdwijnt

-ocr page 190-

1T4 OEFENING DER I FEFDE

zoodra eene opening in den bal komt. Wie God bemint, is waarlijk ootmoed!!;; hij verheft zich niet wanneer hij eenige goede hoedanigheid bezit, omdat hij weet dat al wat hij bezit, een geschenk is Tan God, en dat hij van zich zeiven slechts het niet en de zoude heeft; daarom hoe meer goed hij in zich zeiven ziet, des te meer verootmoedigt hij zich, daar hij van den eenen kant zijne onwaardigheid beschouwt, en van den anderen kant de gunsten die hij van God heeft ontvangen.

De heilige Teresia, sprekende van de bijzondere gratiën die God haar verleende, zelde : « God doet met mij, gelijk men doet met een bouwvallig huis; men ondersteunt het van alle kanten. » Wanneer eene ziel inwendig door God getroost wordt, en in zich eene buitengewone vurigheid gevoelt om God te beminnen, vergezeld van tranen of van groote gemoedsaandoeningen, dan moot zij zich wel wachten van te deuken dat God haar eene dusdanige gunst bewijst tot belooning van eenig goed werk ; het beste wat zij dan kan doen, is zich te vernederen, met de overtuiging dat God haar zoo teeder behan-

-ocr page 191-

TOT JEZUS-CIIRISTUS. 17ïj

deltopdat zij Hem niet verlate; anders indien zij zich over die bijzondere gunsten zou verhouvaardigen, en meenen dat zij meer bevoorrecht wordt omdat zij zich beter gedraagt dan anderen, zou zulke ijdelheid Gods gunsten van haar kunnen verwijderen. Om een gebouw in goeden stand te houden, zijn twee dingen noodzakelijk, te weten de grondslag en het dak : de grondslag van het gebouw onzer heiligmaking moet zijn de ootmoedigheid, die ons doet erkennen dat wij van ons zeiven niets zijn en niets kunnen ; het dak is de goddelijke bescherming, daar wij alleen ons betrouwen op moeten stellen.

Wanneer wij ons meer van God begunstigd zien, dan juist moeten wij ons des te meer voor God vernederen. Wanneer de heilige Teresia eene bijzondere gratie ontving, bracht zij zich al hare begane fouten voor den geest en dan vereenigde haar de Heer nog nauwer met zich. Hoe meer de ziel erkent dat zij Gods gunsten onwaardig is, des te meer schept God behagen in ze met zijne gaven te verrijken. Thais, die eerst cene zondares was en daarna eene heilige werd, \\ernederde zich zoo zeer voor God

-ocr page 192-

1quot;6 OEFENING DER LIEFDE

dat zij zich zelfs onwaardig achtte zijnen naam uit te spreken, zoodat zij niet durfde zeggen : Mijn God ! —maar : Mijn Schepper! heb medelijden met mij. (1) De heilige Hie-ronymus verhaalt dat hij voor haar in den hemel eenenluisteiiijken troon zag bereiden tot loon harer ootmoedigheid Men leest in het leven van de heilige Margaretha van Cortona, dat toen de Heer haar op zekeren dag een bijzonder teeken zijner liefde gaf, zij uitriep ; « Maar hoe, Heer ! hebt Gij dan vergelen wie ik geweest ben ? Is het zoo dat Gij mij betaalt voor zoo vele beleedigingen die ik U heb aangedaan ? » En God antwoordde haar, dat wanneer eene ziel Hem bemint en van harte berouw heeft over hare zonden. Hij al hare voorgaande ongerechtigheden vergeet, gelijk Hij reeds gezegd heeft door den mond van Ezechiël: « Wanneer de goddelooze zal boetvaardigheid gedaan hebben..., zal ik al de ongerechtigheden die hij bedreven heeft niet meer gedenken. » (2) En ten bewijze dezer waarheid liet Hij haar zien

(1) Qui plasniasti me, miserere mei. Vit. Patr.*l. 1.

(2) Si uutem impius egerit pojnitentiam..., omnium iniqukatum ejus, quas operatus est, non recordabor. Kz. 18. 21.

-ocr page 193-

TOT JE7.US-CHRISTDS. 177

dat Hij in den hemel een glansrijken troon voor haar bereid had in het midden der Serafijnen. — O mochten wij toch al de waarde der ootmoedigheid begrijpen ! Eens 1 akte van ootmoedigheid is meer waard dan al de schatten der wereld.

De heilige Teresia zeide : « Denkt niet dat gij eenigen voortgang hebt gemaakt in de volmaaktheid, zoo lang gij u niet beschouwt als de minste van allen, en niet verlangt als dusdanig behandeld te worden.» Zoo handelde deze heilige zelve en zoo hebben ook alle Heiligen gedaan. De heilige Franciscus van Assisië, de heilige Maria-Magdalena van Pazzis en de andere Heiligen hielden zich voor de grootste zondaars der wereld , zij waren verwonderd dat de aarde hen nog wilde dragen en niet open scheurde onder hunne voeten, en zij zeiden dit met eene ware overtuiging. Toen Pater Joannes van Avila, die van zfjne jeugd af een heilig leven geleid had, op sterven lag, werd hij door eenen priester bijgestaan, die hem sprak over zeer verhevene zaken, hem behandelende als eenen grooten dienaar Gods en eenen grooten geleerde, gelijk hij ook inder-

-ocr page 194-

178 OEFENING DER LIEFDE

daad was; maar Pater Avila zeide hem: « Ik \\erzoek u, mijn Vader, mij bij te staan, gelijk eenen booswicht die ter dood veroordeeld is ; want dat ben ik inderdaad. » Zoo denken de Heiligen ■van zich zeiven in hun leven en bij hunne dood.

Willen wij tot de dood toe in Gods gratie volharden, en zalig worden, dan moeten wij hun voorbeeld navolgen ; wij moeten op God alleen al ons vertrouwen stellen. De hoogmoedige vertrouwt op zijne eigene krachten en daarom valt. hij; maar de nederige, al wordt hij door de hevigste bekoringen aangevallen, wederstaat en valt niet, omdat hij op God allnen betrouwt; hij zegt altijd met den Apostel: Ik ben niets dan zwakheid, maar ik vermag alles in Hom die mij versterkt. (1)— De duivel zoekt oris nu eens tot vermetelheid, dan weder tot wanhoop ie brengen. Wanneer hij ons zegt, dat er geen gevaar van vallen is, dan hebben wij het meest te vreezen ; want indien God maar voor een oogcnblik ophoudt ons bij te staan met zijne gratie, dan zijn wij verloren. Integendeel, wanneer de vijand ons bekoort tot

(t) Omnia possum in eo qui me confortat. Pliii. 4. 13.

-ocr page 195-

TOT . ■XS-CHIUSIUS. 170

wanhoop, \'eten wij onze oogen tot God wenden en Hem zeggen met een vast betrouwen: • Mijn God ! op U heb ik mijne hoop gesteld; ik ben verzekerd dat ik nooit zal beschaamd worden, noch beroofd van uwe gratie.» (1) — Deze oefeningen van mistrouwen van ons zelvea en van betrouwen op God moeten wij blijven onderhouden tot onzen laatsten snik, en nooit ophouden den Heer te bidden, dal Hij ons de heilige ootmoedigheid verleene.

Maar om ootmoedig te zijn, is het niet genoeg nederige gevoelens te hebben van zich zeiven, en zijne ellende te erkennen ; hij die waarlijk ootmoedig is, zegt Thomas a Kempis (2) veracht zich zeiven niet alleen, maar wenscht ook nog van anderen veracht te worden. Jezus-Christus zelf heeft ons dringend vermaand, naar zijn voorbeeld deze groote deugd te beoefenen : « Leert van mi j, zegt Hij, dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte ben. » (3) — Wie zegt dat hij de grootste zondaar der wereld is, en gram

(1) In te, Domine, speravi; non confunJar in ceter-num. Ps. :i0. 2.

(2) luiit. Clir. I. 3. c. 7.

(3) Discite a ine quia mitis sum et liumilis corue. Müttb. 11. 30.

-ocr page 196-

180 OEFENING DER LIEFDE

wordt, zoodra men liem veracht, bewijst dat hij ootmoedig is mei den mond en niet met het hart. De heilige Thomas zegt dat iemand die zich gevoelig toont aan eene verachting, al deed hij ook mirakelen, voorzeker nog ver verwijderd is van de volmaaktheid. De Moeder Gods zond den heiligen Ignatius van Loyola, tot de heilige Maria-Magdalena van Pazzis om haar de ootmoedigheid te leeren ; ziehier de onderrichting welke hij haar gaf: « De ootmoedigneid is een vermaak, dat wij scheppen in alles wat ons tot verachting van ons zeiven brengt.»(I) Dat wil zeggen : als onze zinnen misnoegen gevoelen over de verachting, dan moet ten minste onze geest zich daarover verblijden.

En boe zou eene ziel die Jezus-Christus bemint, de vernederingen niet beminnen, wanneer zij ziet hoe haar God in de dagen van zijn lijden duldde dat men Hem in het aangezicht spuwde en kaakslagen gaf? (2) Daarom heeft onze goddelijke Verlosser ook willen afgebeeld en op de altaren ten toon

(1) Pnccini p. 2. c. 12.

(2) Tunc exspuerunt in faciem ejus et eolaphis eum ce-eiderunt; alii autem pulmus iu i\'ucium ejus dederunt. Muttb. 26. 67.

-ocr page 197-

TOT JEZDS-CHRISTDS. 181

gesteld worden, niet in den glans zijner glorie, maar op het krnis, opdat wij altijd den slaat van versmading, tot welken Hij gebracht werd, zouden voor oogen hebben; dat aanschouwen versterkt en vertroost de Heiligen te midden der versmadingen die zij hier op aarde te verduren hebben. Toen onze Zaligmaker met het kruis op zijne schouderen aan den heiligen Joannes van het kruis verscheen, deed de Heilige Hem deze bede : « Heer! wijl ik ü zoo vernederd zie uit liefde tot mij, kan ik U niets anders vragen dan dat ik moge lijden en veracht worden uit liefde tot U. » (1)

De heilige Franciscus van Sales (2j aanzag het verdragen der versmadingen als den loetssteen der ootmoedigheid en der ware deugd. Wanneer iemand godvruchtig wil zijn, zich veel op het inwendig gebed toelegt, dikwijls communiceert,vast en zich versterft, maar niet eene beschimping of een spijtig woord kan verdragen, wat geeft dat te kennen ? dat hij een hol riet is. zonder ootmoedigheid en zonder deugd. Wat vermag eene

(1) Dninine, pati etcontemni pro te.

(2) Espr. p. 10. ch. 10.

-ocr page 198-

185 OEFEMNG\'OER LIF.FDE

ziel die Jezus-fihrislüs bemint, als zij geene vei achting kon verdragen uit liefde tot Jezus, die zoo veel voor haar geleden heeft ? De godvruchtige Thomas a Kempis zegt in zijn gulden boekje a De Navolging van Christus » : « Dat gij zulk eene vrees hebt van vernederd te worden, is een teeken dat gij de wereld nog niet zijl afgestorven, dal gij geene ootmoedigheid bezit en dat het betrouwen op God u ontbreekt. Wie God niet voor oogen heeft, is gevoelig aan hel minste smaadwoord dat hij hoort. » (1) Indien gij geene kaakslagen en wonden voor God kunt verdragen, verdraag ten minste een onaangenaam woord.

O welke ergernis geeft iemand die dik wijls communiceert en zich om het geringste beleedigend woord vergramt! Integendeel hoe stichtend is het niet, wanneer iemand die beleedigd wordt, een zachtmoedig antwoord geeft, om dengene die hem beleedigd heeft te bedaren, ofwel zonder te antwoorden en te klagen, een helder gelaat behoudt en niet de minste ontevredenheid toont! De heilige Joannes Chrysostomus (2) zegt dat

(1) Navolg. Chr. b. 3. h. 46. • ■

^ (21 Munsuetus utilis sibi et aliis. lu Act. hom. C.

-ocr page 199-

TOT JEZOS-CHRISTUS. 185

bij die ootmoedig en zachtmoedig is, niet alleen nuttig is voor zich zei ven, maar ook voor anderen, door het goed voorbeeld zijner zachtmoedigheid in de vernederingen. Thomas a Kempis geeft verscheidene gevallen op, in welke wij bijzonderlijk de ootmoedigheid moeten beoefenen ; zoo zegt hij : « Wat anderen zeggen, zal worden aangehoord; wat gij zegt zal voor niets geteld worden. Anderen zullen vragen en verkrijgen; gij zult vragen en men zal u weigeren. Van anderen zal men met veel lof spreken, maar van u zal niemand spreken. Aan anderen zal men deze of die bediening toevertrouwen, maar u zal men lot niets geschikt oordeelen. Zoo beproeft de Heer gewoonlijk een getrouwen dienaar, om te zien hoe zeer hij zich weet in te houden en den inwendigen vrede te bewaren. Hierom zal de kranke natuur wel eens treuren, maar gij zult veel winnen, indien gij alles stilzwijgend verdraagt. » (1)

De heilige Joanna van Chantal zeide : « De ware ootmoedigheid beslaat hierin, dat wanneer men ons vernedert, wij ons zeiven nog

(1) Navolging van J. Chr. b. 3. ü. 49.

-ocr page 200-

184 OEFEMSG DEB LIEFDE

meer vernederen. » (1) En inderdaad, die oprecht ootmoedig is, gelooft dat hij nooit zoo veel vernederd wordt, als hij verdient. En die alzoo handelen, worden door Jezus-Christus zalig genoemd. Niet zij worden zalig genoemd, die om hunnen adel, hun verstand of hunne macht door de menschen geacht, geëerd en geprezen worden ; maar zij die verwenscht, vervolgd en gelasterd worden; want voor de zulken, indien zij alles met geduld verdragen, is een groot loon bereid in den hemel. « Zalig zijt gij, als men u zal verwenschen en vervolgen, en lasterende alle kwaad tegen u zal spreken om mij; verblijdt u en juicht, want uw loon is groot in den hemel. »(2)

Wij moeten vooral de ootmoedigheid he-oefenen, wanneer wij van onze oversten of van anderen over deze of gene fout berispt worden. Sommige menschen zijn gelijk aan de egels; zoolang zij niet aangeraakt worden, schijnen zij rustig en zeer zachtmoe-

(1) Marsol. 1. 4. ch. 8.

(2) Beati estis, cum maledizerint vobis, et persecufi vos fuerint, et dixerint omne malum adver^um vos mcn-tientes, propter me ; gandete et exsultate, quoniam mer-ces vestra copiosa est iu cums. Matili. 5. 11.

-ocr page 201-

TOT JEZUS-CHIUTTUS. 18Ö

dig; maar zoodra zij van eenen overste of van eenen vriend over de eene of andere fout berispt worden, worden zij eensklaps gelijk doornen, en antwoorden op eenen spijtigen toon, dat hetgeen men hun verwijt niet waar is, ofwel dal zij reden hadden om zoo te handelen, en dat zij niet gedacht hadden daarover berispt te worden. Alwie hen berispt over hunne fouten, dien aanzien zij als hunnen vijand, en zoo ; zegt de heilige Bernardus (1), doen zij als menschen die zich vergrammen op den geneesheer, omdat hij hun hij het verbinden hunner wonden eenige pijn veroorzaakt. De heilige Joannes Chrysostomus zegt: Wie waarlijk ootmoedig en heilig is, zucht wanneer hij berispt wordt, over de fout die hij bedreven heeft; de hoo-vaardige zucht ook wanneer hij vermaand wordt, maar hij zucht omdat men zijne fout heeft ontdekt; daarom ontstelt hij en verdedig! hij zich vol verontwaardiging tegen den gene die hem berispt. Ziehier den schnonen regel van den heiligen Philippus Nerius, voor iemand die beleedigd wordt; « Die waarlijk heilig wil worden, moet zich nooit veront-

(t) Medicanti irascitur. lu Caut. s. 42.

Ij

-ocr page 202-

186 OEFENING DER LIEFDE

schuldigen, al ware de beschuldiging ook valsch. » (1) Men moet alleen uitzondering maken, voor het geval waarin de verdediging noodzakelijk zou zijn om de ergernis weg te nemen. O hoe vele verdiensten verkrijgt bij God degene die, hoewel ten onrecht berispt, stilzwijgt en zich niet verontschuldigt! De heilige Teresia zeide ; «Men maakt meer voortgang ih de deugd met zich niet te verontschuldigen, dan met tien sermoonen te aanhooren. » (2) Want met zich niet te verontschuldigen, begint men de vrijheid van geest te verkrijgen en zich er niet meer over te bekommeren of men goed of kwaad van ons zegt.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O menschgeworden Woord ! ik smeek U door de verdiensten uwer heilige ootmoedigheid, die ü zoo vele versmadingen en beleedigingen deed verdragen uit liefde iol . ons, verlos mij van den hoogmoed, en maak 1 mij deelachtig aan uwe ootmoedigheid. Hoe zou ik kunnen klagen, welke versmading

. (1) Dacci, 1. 2. ch. 17.

(2) Chem. de la p. ch. 10.

-ocr page 203-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 187

men mij ook aandoe, ik die zoo djkwijls de lie! verdiend heb? Ach, goede Jezus ! dooi\' de verdiensten van zoo talrijke versmadingen die Gij in uw lijden hebt ondergaan, verleen mij de gratie van op deze wereld in eenen staat van vernedering voor U te leven en te sterven, gelijk Gij hier voor mij in vernedering hebt willen leven en sterven ; uit liefde tot U zou ik van allen willen veracht en verlaten worden ; maar zonder L\' vermag ik niets. Ik bemin U, o mijn opperste Goed ! ik bemin U, o Welbeminde mijner ziel! ik bemin U, en ben besloten met uwe gratie, die ik verhoop, alles voor U te lijden, smaad, verraad, vervolging, smarten, dorheden en verlatenheid ; het is mij genoeg dat Gij mij niet verlaat, o Gij, de eenige Liefde mijns harter,. Maak dat ik mij nooit meer van U verwijdere ; geef mij het verlangen om aan U te behagen ; geef mij eerie vurige liefde ; geef mij de verduldigheid in het lijden ; geef mij de gelatenheid in alien tegenspoed. Heb medelijden met mij. ik verdien niets, maar ik hoop alles van U, die mij door uw bloed hebt vrijgekocht.

Ik stel ook al mijn betrouwen op ü, igt;

-ocr page 204-

1 88 oefexisg der liefde

Maria, mijne Koningin en mijne Moeder, die de Toevluchl der zondaren zijl \'■

Vl« HOOFDSTUK. Wie jezls-chuistus bemint, verlangt mets

anders dan jezus-Cnr.lstiis.

Charitas uoii est arabitioso.

Üe liefde is uiet eerzuchtig.

Die God bemint, zoekt niet van de men-schen geacht en bemind te worden ; al wat li ij verlangt is aan God te behagen, die het eenig voorwerp zijner liefde is. De heilige Ililarius zeide, dat alle eer die de wereld ons bewijst, het werk van den duivel is (1) En inderdaad, de booze vijand werkt voor de hel, wanneer hij aan eene ziel de zucht ingeeft om geacht te worden ; want dan verliest zij de ootmoedigheid en stelt zioli in gevaar van in den diepen afgrond der zonde i te vallen. De heilige Jacobus zegt dat God van den eenen kant de hand toereikt aan de ootmoedigen en hun zijne gratiën overvloedig mededeelt, maar van den anderen

. (I) Ia Mutth.c. 3.11. ï.

-ocr page 205-

TOT JE/.L\'S-CHRISTÜS. 189

kant zich verwijdert van de hoovaardigen en liun wederstaal. (I) God wederstaat aan de hoovaardigen, dat wil zeggen, dat hij hun gebed zelfs niet aanhoort; nu het is zeker oen uitwerksel der hoovaardigheid, wanneer men verlangt van de menschen geacht te worden, en genoegen schept in de eer die /.ij ons bewijzen.

liet voorbeeld van den Franciscanerbroe-derJustinus moet ons van schrik doen beven. Hij was tot een uitstekenden trap van volmaaktheid gekomen ; maar dewijl hij misschien, of liever zeker inwendig het verlangen koesterde om van de wereld geacht te worden, ziehier wat hem overkomen is. De Paus Eugenius IV, die eene groote gedachte had van zijne heiligheid, liet hem op zekeren dag bij zich roepen, en ontving hem met 7.00 veel eer dat hij hem zelfs omhelsde en aan zijne zijde deed nederzitten. Na deze gunst werd broeder Justinus zoo hoovaardig, i!at de heilige Joannes Capistranushem bij zijne terugkomst zeide : O mijn broeder ! gij zijt uitgegaan als een engel en teruggekeerd als \'

(l) Deu.s superbis rosistit, humilibus autera datgia-tiam. Jac. 4. 6.

-ocr page 206-

190 OEFF.MNG PER LIEFUE

een duivel! En inderdaad, daar hij van dag lot dag hoovaardiger werd, beeldde hij zich in, dat men hem om zijne verdiensten met alle onderscheiding moest behandelen, en kwam eindelijk zoo ver dat hij eenen der broeders met een mes doodstak ; daarna vluchtte hij uitzijn klooslcr en begaf zich naar Napels, waar hij nog andere misdaden bedreef en onboetvaardig in eene gevangenis zijn leven «indigde.

Ken grooie dienaar Gods zeide te recht, wanneer wij den val vernemen van sommige ceders van den Libanon, zoo als van een Salomon, een Tertullianus, een Osias, die van een ieder voor heilig werden gehouden, dan moeten wij daaruit besliiiten, dat zij zich niet geheel aan God hadden gegeven, maar dat zij in hun hart nog eenig gevoel van hoogmoed voedden, en daarom gevallen zijn. Wij moeten dus sidderen, wanneer wij in ons eenige begeerte gevoelen om uit te schijnen en van de wereld geacht te «orden ; en als de wereld ons eenige eer bewijst, wachten wij ons dan wel daarin behagen te scheppen, want dit zou de oorzaak kunnen zijn van ons ongeluk.

-ocr page 207-

TOT JEZUS-CttmSTUS. 191

Wachten wij ons vooral van dat zoogenoemde punt van eer. De heilige Teresia(l) zeide dat wie daarop staat, nooit den waren geest van godsvruclit zal hebben. Velen willen een godvruchtig leven leiden, maar zij zijn slaven hunner eigene eer; zij schijnen deugdzaam te zijn, maar verlangen geprezen te worden in alles wat zij doen ; en indien niemand hen prijst, dan prijzen zij zich zeiven ; in één woord, zij willen voor beter gehouden worden dan anderen, en als zij vernemen dat er aan hun goeden naam maar geroerd wordt, dan verliezen zij de kalmte van gemoed, laten de Communie achter en alle oefeningen van godsvrucht, en hebben geen rust vóór dat zij meenen hunne vorige achting herkregen te hebben. Maar zoodanig is de handelwijze niet van degenen die God waarlijk beminnen ; deze wel verre van zich zeiven te prijzen, en gaarne geprezen te worden, bedroeven zich over den lof dien zij ontvangen en verblijden zich wanneer zij van de menschen veracht worden.

De volgende grondregel van den heiligen Franciscus van Assisië is eene groolc waar-

(t) Chem. delup.ch. 13,

-ocr page 208-

192 OEFEM.N\'G DER LIEFDE

lieid : «Ik ben niets meer dan wat ik ben voor God. » En wat baat het van de mensehen geacht te worden, als God oordeelt dat wij verachtelijk zijn? Daarentegen wat kan het ons hinderen dat dc wereld ons verachte indien wij aangenaam en dierbaar in de oogen van God zijn ? De heilige Augustinus zegt: Gelijk hij die ons prijst, ons daarom niet verlost van de straf die onze zonden verdienen, zoo kan ook hij die ons veracht, de verdiensten niet wegnemen van onze goede werken.» (I) — « O mijn God ! riep de heilige Teresia uit, wat kan het ons schaden, door de menschen veracht en veroordeeld te worden, indien wij maar groot en onschuldig zijn voor uwe oogen ? » (2) De Heiligen verlangden niets anders dan onbekend te loven en van alle menschen veracht te worden. «Welk ongelijk geschiedt ons toch, vraagt de heilige Franciscus van Sales, als men een slecht gedacht van ons heeft ? moeten wij zulke gedachte niet van ons zeiven hebben ?»(3) 01\' zouden wij voor goed wil-

(1) Nee malam eonscientiam sanat laudantis praieo-uiuiii, nee boiiam vulnerat conviciantis opprdWium. Contra Pétil. (. 3. c. 7.

(2) Chein. lt;le la p. cli. 16. (3) Espr.p. 12. cb. 3.

-ocr page 209-

TOT JEZIS-CIIRISTKS. 193

len gehouden worden, daar wij zeer wei weten dat wij slecht zijn ?

O ! wat geeft het verborgen leven meer verzekering aan hen die Jezus-Christus oprecht willen beminnen! Jezus zelf, onze goddelijke Leermeester heeft ons dit geleerd door zijn eigen voorbeeld, daar Hij dertig jaren ongekend en ongeacht doorgebrachl heeft in het werkhuis van eenen timmerman. Daarom hebben zoo vele Heiligen de achting der menschen gevlucht, om te gaan leven in woestijnen en duistere spelonken. Volgens den heiligen Vincentius van Paulo (1) is de zucht van uit te schijnen, over zich zeiven met lof te doen spreken, zijn gedrag te booten prijzen, en gehouden te worden voor iemand die zeer bekwaam is en wonderen doet, een ongeluk, dat ons God doet vergeten, dat onze heiligste werken besmet, en ons meer dan eenige andere ondeugd belet vorderingen te maken in hel geestelijk leven.

Willen wij dan toenemen in de liefde tot Jezus-Christus, zoo moeten wij alle aange-kleefdheid aan onze eigene achting in ons

(I) Abollyl. 3, cü. 34-48.

-ocr page 210-

194 OEFENING DER LIEFDE

versterven. Maar hoe daartoe komen ? Hoort wat de heilige Maria-Magdalena van Paz/.i zegt; « Het leven der eerzucht bestaat in te willen hooggeacht worden bij allen ; en derhalve doet men die eerzucht in zich sterven wanneer men zich verbergt, om van niemand gekend te worden. Zoolang men op deze wijze niet gestorven is, zal men nooit een ware dienaar van God zijn. » (1)

Om ons alzoo in de oogen van God aangenaam te maken, moeten wij verzaken aan de zucht van uit te schijnen en aan de men-schen te behagen ; maar vooral moeten wij ons wachten van de zucht om over anderen te gebieden. De heilige Teresia (2) wenschte dat haar klooster met al hare religieuzen zou verbranden, liever dan dal die vervloekte eerzucht daar zou binnensluipen ; zij wilde dat, indien er ooit onder hare religieuzen éene naar stond om Overste benoemd te worden, deze uit het klooster gejaagd, of ten minste voor altijd zou worden opgesloten. De heilige Maria-Magdalena van Pazzi zeide: « De eer van iemand die naar de volmaakt-

(I) Cepor. c. 13,

;i) Chem. de la p. cb. 8.

-ocr page 211-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 10quot;)

lieid tracht, bestaat in overal op de Inatsle plaats te zijn, en afschrik te hebben van boven anderen gesteld te worden. » De eerzucht van degenen die God beminnen, moei dus zijn van alle anderen te overtreffen in ootmoedigheid, gelijk de heilige Paulus (1) zegt; in één woord, wie God bemint, moot nii.\'ls anders verlangen dan God.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O mijn Jezus ! maak dat ik mijnen rncni zoeke in U te behagen en dat ik alle schepselen en mij zeiven vergete. Wat baat het mij door geheel de wereld bemind en geacht te worden, indien ik niet bemind word van U, die de eenige liefde zijt van mijne ziel ? Mijn zoete Jezus ! Gij zijt op deze aarde gekomen om onze harten te winnen ; ach ! indien ik U mijn hart niet geef, neem Gij het dan zelf, vervul het met uwe liefde, en Iaat niet toe dal ik mij nog ooit van li scheide. Vroeger heb ik mij van II verwijderd ; maar nu erken ik het kwaad dat ik heb gedaan ; het spijt mij uit geheel mijn hart, en niets bedroeft mij gelijk de berin-

(I) lu hunüli.\'uto superiores. Phil. 2. 3.

-ocr page 212-

;196 OEFEMXè Igt;EB LIEFDE

nering der belecdigingen die ik U heb aangedaan. Doch ik troost mij Avijl ik ^gt;eet Ccit uwe liefde oneindig is, en dat Gij niet weigert eenen zondaar te beminnen die U bemint. O mijn beminde Verlosser, zoete Liefde mijner ziel! ik heb U vroeger veracht, maar nu bemin ik U meer dan mij zeiven. Ik offer ü op al wat ik ben en al wat mij toebehoort, en ik verlang niets anders dan U te beminnen en aan U te behagen. Dit is al mijne eerzucht; neem die aan, vermeerder ze en vernietig in mij alle aangekleefdheid aan wereldsche goederen. Gij zijt al te waardig bemind te worden,en ik heb al te groote verplichting jegens U, om li niet te beminnen. Zie, ik wil geheel aan li toebehooren, en uit liefde tot U wil ik lijden al wat II belieft, o mijn Jezus, die ter mijner liefde van smart op het kruis gestorven zijl! Gij wilt dat ik heilig worde. Gij kunt mij heilig maken, ik vertrouw mij dan op IJ.

Ik vertrouw ook op uwe bescherming, o machtige Moeder Gods, Maria

-ocr page 213-

tot jezcs-christls.

VII\' HOOFDSTUK. Wik jezus-christus bemint, zoekt zich te

onthechten van al het geschapene.

Charitas nou quarit quae sua suut.

De liefde zoekt het hare uiet.

Wie Jezus-Chrislus volmaakt wil berain-neu, moet uit ziju hart verbanuen al wal niet God, al wat eigenliefde is. Dit is de be-teekenis van deze woorden :«De liefde zoekt bet bare niet; «de liefde maakt dat men niet zich zeiven zoeke, maar alleen datgene wat aan God behaagt; — en dit is hel wal de Heer van eenieder van ons vereiseht in zijn eerste gebod : « Gij zult den Heer uweu God beminnen uil geheel uw hart. » (1) Om God te beminnen uit geheel ons hart, zijn twee dingen noodig : ten eerste, al hel aard-sche er uit verbannen ; ten tweede, bet vervullen met de heilige liefde. Alzoo kan een hart dat nog eenige aardscbe genegenheid bewaart, nooit geheel aan God toebehooreu.

(1) Diliges Durniuum Deum luuiu ex totu uurde tuu. Matth. 22. 37.

197

-ocr page 214-

I\'o OlfENiNG DKn I.IKFÖE

De heilige PhiMpnus Nerius (1) zeide: « Al c\'o liefde die wij aan de schepselen geven, ont-rooven wij aan de liefde, die wij aan God schuldig zijn. » — Maar hoe kan men zijn hart zuiveren van de aardsche genegenheden ? Men zuivert het door de verstervingen en door de onthechting van al het. geschapene. Sommigen klagen dat zij God zoeken en Hem niet vinden ; hoor wat de heilige Teresia hun zegt: « Onthecht uw hart van alles en zoekt God, dant zult gij Hem vinden. » (2)

Het ongeluk is dat sommigen heilig willen worden, maar op hunne manier; zij willen Jezus-Christus beminnen, maar te gelijk hunne neigingen involgen, en alzoo Hem beminnen zonder te verzaken aan hunne vermaken, aan hun ijdelen opschik, en aan de zinnelijkheid in het eten ; zij beminnen God, maar gelukt hel hun niet, die of die bediening te bekomen, dan leven zij in onrust; wordt hun goede naam in \'t minste aangerand, dan worden zij kwaad ; genezen zij niet van deze of die ziekte, dan verliezen zij het geduld ;

(!) Bacei, I. 2. ch. i

(2) Avis ^C.

-ocr page 215-

jw JESUs-cimisrus. 199

rij beminnen God, maar onthechten zich. niet van ile rijkdommen, van de eerder wereld, van de ijdeie /.ucht om voor edel geleerd en beter dan anderen gehouden te worden. Zulke mensehen bidden veel, naderen dikwijls tot de heilige Communie, doch dewijl hunne harten nog vol zijn van aardscbe genegenheden, trekken zij weicig voordeel uit hunne godvruchtige oefeningen. Jezus spreekt zelfs niet tol hen, want Hij ziet dat het vruchteloos zon zijn, gelijk Hij eens zeide aan de heilige Teresia : « Er zijn vele zielen, tot dewelke ik gaarne zou. spreken; maar de wereld maakt zoo veel geraas in hun hart, dat mijne stem er niet kan gehoord worden. Ach ! dal zij zich toch maar een weinig van de wereld verwijderden ! » Wie derhalve vol is van aardsdio genegenheden, is zelfs onbekwaam om de stem van God, die tot hem spreekt, te hoo-ren. Maar wee aan hem! daar hij gehecht blijft aan de aardsche goederen, zal hij zich lichtelijk laten verblinden en ophouden God te beminnen ; en eens zal hij, om de ijdeie en vergankelijke goederen te behouden. God, een oneindig en eeuwig Goed verliezen !

-ocr page 216-

200 OtKEMSG IER LIEFDE

w Hel is billijk, zeide de heilige Teresia, dat liij die de vergankelijke goederen najaagt, ook met dezelve verga. gt;

De heilige Augustinus verhaalt dat keizer Tiberius onder hel getal der goden \\an het rijk Jezus-Christus wilde plaatsen, maa:- dat de romeinsche Senaat zich daartegen verzette, zeggende dat Jezus-Christus een trot-sche God was, die alleen, bij uitsluiting van al de andere wilde aanbeden worden. En dit is inderdaad zoo : God wil alleen door ons aanbeden en bemind worden, niet uit trotschheid, maar omdat Hij het verdient, en om de liefde die Hij ons toedraagt. Daar Hij ons zeer bemint, wil Hij ook onze gausche liefde, en duldt Hij niet dat iemand andere met Hem de genegenheden onzes harten deele. Hij wil ze geheel voor zich behouden; in één woord. Hij is een jaloersche God, zegt de heilige Hieronymus. 1,1) Daarom vereischt Hij dat wij ons aan geen ander voorwerp hechten dan aan Hem alleen, en ziet Hij dat een schepsel eenig aandeel in een hart heeft, dan is Hij in zekeren zin nijdig daarop, gelijk de lieiiige Apostel Jacobus zegt, omdat

(i) Zclotypus est Jesus. Ep. udEust. \\

-ocr page 217-

tot miamp;drótörvs\'. 201

Hij geeneh médedinger duldt - maar alleen wil bemind worden. (1) In het lioek der Gezangen prijst de Heer zijne Bruid, haar noemende « een gesloten hof, » (2) omdat eene ziel die Hem waarlijk bemint, het hart gesloten houdt voor alle aardsche liefde, om daarin alleen de liefde tot Jezus te bewaren. Of verdient Jezus misschien geheel onze liefde niet? O gewis, Hij is die oneindig waardig, en om zijne goedheid en om de liefde die Hij ons toedraagt! Dit bebben de Heiligen zeer wel begrepen, en daarom zeide de heilige Franciseus van Sales : «Indien ik wist dat er in mijn hart de minste genegenheid ware, die niet van God kwame, en in God en voor God niet ware, zou ik die terstond daaruit verbannen.» (3)

David wensehte vrije vleugelen te hebben gelijk de duiven, dat wil zeggen, vrij te zijn van alle gehechtheid aan de aarde, om in den schoot van God te vliegen en daar te rusten. (4) Veie zielen zouden ook bevrijd

(1) An putatis quoniam inaniter Scriptum dient: A«l invidiam concupiscit Spiritus qui habitat in vobisYJac.

(2) Hortos conclasus, soror mea Sponsa. Caot. 4. 12.

(:$) Espr. p. lO.cb. 0.

(\'0 Quis d.-ibit uvhi penuas siuut eolunibce, et volabo,

rf i-uipiiescaiu? I\'s. ö V 7.

-ocr page 218-

202 OEFEMPiG «ER LIEFliE

willen zijn van alle gehsclitheia aan de aarde, om tol God te liunnen vliegen, en zouden inderdaad groote vorderiiigen maken ia de deugd, indien zij zich van alle wereld-sche iaken onthechtten ; doch omdat zij eenige kleine ongeregelde genegenheid in hun hart bewaren, en zich geen geweld aandoen, om er aan te verzaken, daarom blijven zij altijd in hunne ellende kwijnen, zonder ooit eenen stap op den weg der volmaaktheid vooruit te gaan. De heilige Joannes van het Kruis zeide; « Eene ziel die met liet hart aan eene zaak, hoe gering ook, gehecht is, zal nooit tot de vereenigiag met God geraken, al bezat zij dan ook vele andere deugden. Het komt er weinig op aan, of\' het vogeltje met een dikken of met een dunnen draad gebonden is ; want hoe dun de draad ook weze, zoo lang die niet gebroken is, zal het vogeltje altijd gebonden zijn en niet kunuen wegvliegen. O hoe beklagenswaardig is liet sommige zielen te zien, welke rijk zijn aan geestelijke oefeningen, deugden en l.emolsche gunsten, maar den moed niet hebben om aan zekere kleine gehechtheid te verzaken eu daarom niet tot de vereeniging

-ocr page 219-

TOT JEZUS-CHItl-TUS. 205

met God kuiiüeu komen ; en nogtans, het zou genoeg ziju, dat zij maar eene edelmoedige poging rieden, om den «raad die hen weerhoudt, en die de eenige hindernis hunner volmaaktheid is, te verbreken ; want zoodra eene ziel vrij is van a\'.le gehechtheid aan hei geschapene, deelt God zich zeker geheel en al aan haar made. » (1)

Wie God volkomen wil bezitten, moet ook

zich zeiven volkomen aan God geven._

Mijn Beminde heeft zich geheel aan mij gegeven, zeide de gewijde Bruid, en ik heb mi j geheel aan Hem gegeven. » (2) Om de liefde die Kij ons toedraagt, wil Jezus-Christus geheel onze liefde, en zoo lang Hij die niet geheel bezit, is Hij nooit tevreden. Daarom schreef de heilige Teresia aan de Overste van een barer kloosters: « Draag zorg de zielen zoo te leiden dat zij zich van al het geschapene onthechten, want zij zijn bestemd om de bruiden te worden van eene:: Koning zoo jaloerse!) dat Hij wil dat zij er toekomen van zich zei ven te vergeten. » De heilige Mam-Magdalena van Pazzi ontnam

(1) Montér lt;]u O I. l.ch. 11.

(2) Dileclus meas uiibi. et .\'go illi. Canl. 2. 16.

-ocr page 220-

iOt OilvEMNG DER LIEFCE

een godvruchtig boekje aan eene barer novicen, alleenlijk omdat zij had opgemerkt dat deze er te veel aan gehecht was. Men vindt er velen die de meditatie doen, het Heilig Sacfament bezoeken en dikwijls eommuni,-ceei-en, en die noglaas, omdat zij in hun hart cenige gehechtheid aan de aanische goederen behouden, weinig of geen voortgang doen in de volmaaktheid ; en met zoo voort te leven, blijven zij altijd ellendig en loopen zelfs gevaar van alles te verliezen.

Wij moeten alzoo met David bidden : « Schep, o God ! in mij een zuiver hart;»(1) opdat Hij ons hart zuivere van alle aardsche aangekleofdheid; anders toch zullen wij nooit geheel aan Hem kunnen toebehooren. De Heer beeft ons zeer duidelijk te kennen gegeven, dat wie niet verzaakt aan alles wat in de wereld is, zijn ware leerling niet kan wezen. (2) Daarom, wanneer een jongeling zich eertijds bij de Vaders der woestijn aanbood, om in bun gezelschap te worden opgenomen, werd hem terstond deze vraag voor-

(1) Cor mundum crca in me. Deus. Ps. 50. 12.

(2) Qui non renuntiat omnibus qua; possidet, non potest meus esse discipulus. f.uc. I \'». 33.

-ocr page 221-

TOT JEZTIS-CIIUISTUS. 20Ö

gesteld ; Brengt gij een ledig hart mede, opdat de Heiüge Geest het kunce vervullen ? (1) — Zoo sprak Jezus ook eens tot de heilige Gerlrudis toen zij Hem ba;!, van haar te doen kermen, wat Hij van haar begeerde : « Ik wil niets anders van u dan een hart ledig van de schepselen. »(2) — Men moet derhalve met een kloeken en vastberaden geest tot God zeggen : Heer! ik verkies U boven alles, boven gezondheid, rijkdommen en waardigheden, boven eer, lof en wetenschappen, boven vertroostingen en hoop op eenig goed, boven alle verlangens, ja zelfs boven de gratiën en de weldaden die ik van U zou kunnen ontvangen. In één woord, ik verkies U boven al wat niet God is I Wat Gij, o mijn hoogste Goed ! mij ook geeft buiten U, bel kan mij niet voldoen ; U alleen wil ik en niets meer !

Zoodra een hart vrij is van alle gehechtheid aan het geschapene, dringt aanstonds de goddelijke liefde daar binnen en vervult hetzelve. En de heilige Teresia zeide :«Neem

(1) AfTorsnecor vacuum, ut possit iilud Spiritus Suuc-tus impleft; ?

(2; Insin. lib. V. c. 2G.

-ocr page 222-

2Co OEFEM.XG DEIl I.IEFDK

de gevaarlijke gelegeiilieden weg, en ter-stoml zal zich de ziel tot (ioii e» zijne liefde wenden. » Want de ziel kan niet leven zonder heminnen; derhalve moet zij of den Schepper of het schepsel beminnen ; en zoo zij het schepsel niet bemint, zal zij zonder twijfel haren Schepper beminnen. Met eén woord, men moet alles verlaten om alles te verkrijgen, zegt Thomas a Kempis. (1) Zoo lang de heilige Teresia nog eene, hoewel eerbare genegenheid koesterde, voor eenen harer bloedverwanten, behoorde zij nog niet geheel aan God ; maar toen zij later kloekmoedig die gehechtheid afbrak , verdiende zij Jezus-Cliristus te hooren zeggen : « Thans, Teresia, zijt gij geheel aan Mij en ik ben geheel aan u. » (2} Een enkel hart is veel te weinig om zulk een liefdevollen en beminnelijken God te beminnen, die eene oneindige liefde waardig is, en zouden wij dat hart dan nog willen verdcelen tusschen God en de schepselen! l)e eerwaardige Pater Ludovicus du Font schaamde zich tot God te zeggen : Heer ! ik bemin U meer

f 1) Tofuui pro toto. laiit. Cht\'.l. 3. c. 37.

(2) Vie, ch. 39.

-ocr page 223-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 207

dan alle dingen, meer dan rijkdommen, eer, vrienden en bloedverwanten, — vvanl het kwam hem voor alsof hij zeide : Mijn God ! ik bemin U meer dan slijk, rook en aardwormen.

De profeet Jeremias zegt dat God de Heer jegens dengene die Hem zoekt, vol goedheid is; (1) doch dit moet verstaan worden vau eene ziel die God alleen zoekt. —O gelukkig verlies! o gelukkige winst! wanneer men de wereldsehe goederen verliest, die het hart niet verzadigen en weldra verdwijnen, om het hoogste en eeuwige goed, namelijk God, te winnen ! — Men verhaalt dat zekere vorst een godvreezenden kluizenaar te gemoet kwam ineen bosch, en hem vraagde wie hij was en wat hij daar deed. « En gij, heer! vroeg de kluizenaar op zijne beurt, wat komt gij doen in deze eenzaamheid ? » De vorst antwoordde : «Ik zoek wild. » « En ik, zeide de kluizenaar, ik zoek God. » Daarop groette hij hem en vervolgde zijnen weg. — Volgens dit voorbeeld moet onze eenige gedachte, ons eenig doel in dit leven zijn, God

(1) Bonus est Dominus...auimiBqujBi,eufi ilium. Thren.

-ocr page 224-

-08 OEFEM.NG DER LIEFDE

le zoeken om Hem te beminnen, en zijnen wil le leeren kennen om dien te volbrengen, na alle gehechtheid aan de schepselen uil ons hart verbannen te hebben. En wanneereenig aardsch goed ons bekoort en ons hart tot zich wil trekken, moeten wij altijd gereed zijn om met eene ware minnares van Jezus te antwoorden : « Ik heb het rijk der aarde en alle sieraad veracht, om de liefde van mijnen Heer Jezus-Christus. » (1) Wat z\'jri toch alle waardigheden en alle grootheden dezer wereld, wat anders dan slijk en ijdele rook die bij de dood verdwijnt ? Gelukkig hij die kan zeggen : Mijn lieve Jezus! uil liefde tol U heb ik alles verlaten ; Gij zijt mijne eenige liefde, Gij alleen zijt mij voldoende !

Wanneer de goddelijke liefde eene ziel geheel ingenomen heeft, o dan tracht die ziel terstond uit eigen beweging (wel te verstaan, altijd met behulp der goddelijke gratie) zich te ontdoen van al wat haar beletten kan geheel aan God te behooren ! «Wanneer t het huis in brand staat, zeide de heilige

(1) Regnum rnnmli et omnom ornutnm steen li coa-teinp^i, propter amorem Domini moi Jesu Christi. OUic. nee Vii g. nee M. resp. 8.

-ocr page 225-

TOT JEZUS-ClimSTUS. quot;209

Franciscus van Sales, worden al de meubelen door het venster uitgeworpen. »(1) Dat wil zeggen : als iemand zich geheel aan God geeft, dan zoekt hij van zelfs zich te ontmaken van alle aardsche genegenheid, zoncjer dat het noodig is door predikant of biechtvader daartoe te worden aangespoord. Pater Segneri de jongere, zeide dat de goddelijke liefde als een dief is, die ons gelukkiglijk van alles berooft, om ons God alleen te doen bezitten. Zeker rijk man had al zijne goederen verlaten uit liefde tot Jezus-Christus. Daarop vroeg hem een zijner vrienden, hoe hij toch lot zoo groote armoede gekomen was ? Dan haalde hij het Evangelieboek uit zijnen zak en zeide : « Ziedaar dengene die mij alles ontnomen heeft. » De Heilige Geest leert ons dat al de schatten der wereld niets zijn in de oogen van hem die God bemint. (2) Wanneer eene ziel al hare liefde in God stelt, dan veracht zij alles, rijkdommen, vermaken, waardigheden, eigendommen, koninkrijken ; zij begeert niets anders dan God alleen ; zij zegt en herhaalt gedurig :

(1) Espr p. 3. ch. 27.

(2) Si dederit homo omnem snbstnntiarn domus sua; pro dilectione, quasi nihil dtspiciet earn. Cant 8. 7.

-ocr page 226-

quot;210 0EFEMgt;G DER LIEFDE

Mijn God ! ik wil U alleen en niets meer. — De heilige Franciscus van Sales zeide: De zuivere liefde tot God verteert alles wat niet God is, om alles in liefde te veranderen ; want hetgeen men doet uit liefde tot God, dat is liefde. (1)

l)e Bruid van het Boek der Gezangen /.egt, dat do Heer haar in zijnen wijnkelder heeft geleid ; « Hij heeft mij in deu wijnkelder geleid, Hij heeft de liefde in mij geregeld. » (2) Die geheimzinnige wijnkelder, zegt de heilige Teresia, is de goddelijke tiefde, welke, zoodra zij bezit neemt van een hart, hetzelve als het ware dronken maakt, zoodat het alsdan alle schepselen vergeet. •Ken dronken mensch is als dood : hij ziet niet meer, hij hoort niet meer, hij spreekt niet meer. Evenzoo is ook de staat eenerziel die dronken is van de goddelijke liefde : zij heeft bijna geen gevoel meer voor de zakea der wereld ; zij wil aan niets meer denken dan aan God, van niets meer spreken dan van God ; zij wil niets meer doen dan God

(1) Lettres 331-201.

(2) Tntrodiixitme in cellum vinariam, ordinavit in me ^chariUitem. Ca rif. igt;. 4.

-ocr page 227-

TOT JEZUS-CHRISTL\'S. 211

liemiimen en Hem behagen. — In hel Hooglied beveelt de Heer dat men den slaap zijner Beminde niet store. (1) De heilige Dasilius zegt, dat die zachte slaap eener ziel die God bemint, niels anders is dan eene heilige en vrijwillige vergetelheid van al het geschapene. (2) Zulke ziel houdt zich dan alleen met God bezig, en kan met den heiligen Franciscus uitroepen : « Mijn God en mijn Al! » (3) Mijn God ! waartoe dienen toch rijkdommen, waardigheden en goederen dezer wereld ? Gij zijt mijn eenig goed en al mijn geluk. — Mijn God en mijn Al! — O zoete woorden voor hem die ze wel verstaat! roept Thomas a Kempis uit; (4) wat is het zoet voor iemand die bemint, altijd te herhalen ; Mijn God en mijn Al! Mijn God en mijn AI !

Onthechting van de ouders, voornamelijk in zake van eenen levensstaat.

Om alzoo tot de volmaakte vereeniging met God te geraken, is het noodig dat men

(3) Ne suscitotis ueijiie evigiluro tacrutis dileelam. Cant. 2. 7.

(2) Summa reruni omniooblivio. Cant. 2. 7.

(3) Deus mens et omnia. Uug. fus. disp. in?. B.

[ i\'l D;Uquot;J mens et omnia.

-ocr page 228-

212 OEFEMNG DEB LIEFDE

zich in \'t algemeen onlheclile van al de schepselen, en in \'t bijzonder van de ongeregelde liefde jegens zijne bloedverwanten. Jezus-Christus heeft verklaard dat alwie te zeer gehecht is aan zijne bloedverwanten, zijn leerling niet kan zijn : «Indien iemand tol mij komt, en niet haat zijnen vaderen moeder, en vrouw en kinderen, en broeders en zusters, ja, ook nog zijn eigen leven, hij kan mijn leerling niet zijn. » (1) En waarom die onthechting van de bloedverwanten? omdat wij zeer dikwijls geene grootere vijanden onzer ziel hebben dan onze bloedverwanten. (2) De heilige Carolus Borromeus zeide, dat wanneer hij zijne bloedverwanten ging bezoeken, hij er altijd minder vurig van terugkwam. En toen men Pater Antonius Mendoza vroeg, waarom hij het huis zijner ouders vluchtte, antwoordde hij; « Omdat ik bij ondervinding weet, dat de religieuzen op geene plaats zoo zeer hunne godsvrucht verliezen, als in het huis hunner naastbc-staanden.

fl) Si quis venit ad me, et non odit patrem suum, et matrem, et uxorem, et lllios, etfratres, et sorores, adhuc «utem etanimam sunm, non potest meus esse diseipulus. Luc. I26.

(2) Et iuimici homiuis, domestici ejus. Matth. 10. 36.

-ocr page 229-

TOT JEZUS-CIIRISTUS. 215

In het verkiezen van eenen staat is het zeker, gelijk de heilige Thomas (1) leert, dat wij niet verplicht zijn aan onze ouders te gehoorzamen. Wanneer een jongeling tot den religieuzen staat geroepen is, en zijne ouders er zich tegen verzetten, dan is hij verplicht den wil van God te verkiezen boven den wil zijner ouders, die dikwijls om hunne eigene belangen en persoonlijke inzichten, gelijk de heilige Thomas opmerkt, zich tegen het geestelijk welzijn hunner kinderen verzetten. (2) En de heilige Bernarclus (3) zegt; zij zien liever dat zij bij hen verloren gaan, dan toe te staan, dal zij van hen verwijderd zalig worden. Het is wonderbaar hoe men sommige, overigens godvruchtige vaders en moeders aantreft, die zich in dit punt door hunne drift zoodanig laten verblinden, dat zij al hunne krachten inspannen, en geen enkel middel verwaarloozen, om een kind, dat het klooster wil intreden, in zijnen roep te verhinderen ; iels wal nog-tans (behalve in er.kele zeer zeldzame geval-

(1) 2. 2, 9 104. n. Ei.

(2) Frequenter omici carnales adversantur profectui gpirituali. 2, 2. q. 189. a. 10.

(3) Epist. 111.

-ocr page 230-

2H OEFENING DER LIEFDE

len) niel van zware zonden kan ^^o^(len vrijgesproken.

Maar, zal iemand zeggen, kan men dan niet zalig worden tenzij in het klooster? zullen zij allen dan die in de wereld blijven, verloren gaan ? — Ik antwoord : zij die tot den religieuzen staat niet geroepen zijn, zullen zalig worden in de wereld, door het vervullen der plichten van hunen staat; maar zij die daarloe geroepen zijn en aan de stem van God niet gehoorzamen, kunnen, wel is waar, zalig worden, maar toch moeilijk ; omdat die bijzondere hulp zal ontbreken, die God hun in den kloosterstaat had voorbereid, en zonder dewelke zij lot de zaligheid niet zullen geraken. Do godgeleerde Habert (1) beweert, dat hij die aan den roep van God niet gehoorzaamt, in de kerk is als een lidmaat uit zijne plaats, en in dien staal maar zeer moeilijk zi jne plichten zal kunnen vervullen en zalig worden.

-ocr page 231-

TOT JEZL\'S-CIIMSTUS. 215

Pator Ln.\'ovicus van Grenada noemt den keus van eoneu suat liet voornaamste rad van hel leven : zoodra in een uurwerk liet voornaamste rad beschadigd is. is alles ontsteld, en zoo is het ook met betrekking tot. onze zaligheid ; heelt men zijnen roei) Sequot; mist, dau is geheel liet leven niets anders dan wanorde. Hoe vele ongelukkige jonge lieden hebben hunnen roup gemist ter oor-zake hunner ouders, en hebben daarna een slecht eiude gehad, en zijn daarenboven de oorzaak van den ondergang hunner familie geworden. — Zeker jongeling, die tot den religieuzen slaat geroepen was, bleef in de wereld om zijnen vader te voldoen ; maar later met hem in twist geraakt zijnde, doodde hij hem met eigene hand en stierf daarom op het schavot. — Een ander jongeling, die seminarist was, cn insgelijks van God geroepen om de wereld te veriaten, verwaarloosde zijnen roep. Dan verzuimde hij eerst zijne godvruchtige oefeningen, het gebed en de communie ; vervolgens gal\' hij zich over aan de ondeugd, en eindelijk op zekeren nacht het huis eener slechte vrouw verlatende, word hij door zijnen mededinger

-ocr page 232-

216 o;:fem.\\g der liefde

gedood. Verscheidene priesters kwamen toe-geloopen om liem bij te slaan, maar vonden hem reeds dood. — Hoe vele dergelijke voorbeelden zou ik hier niet kunnen aanhalen !

Maar Iaat ons tot ons voorwerp terugkee-ren. De heilige Thomas vermaant hen, die tot een volmaakter leven geroepen zijn, daarover hunne ouders niet te raadplegen, omdat deze in dit punt eerder vijanden dan: vrienden zijn. (1) En indien de kinderen niet gehouden zijn hunne ouders te raadplegen, over hunnen roep tot een volmaakter leven, zijn zij nog veel minder gehouden hunne toestemming af te wachten, en zelfs zijn zij niet verplicht dezelve te vragen, wanneer zij met reden vreezen, dat de toestemming hun te onrecht geweigerd en hunne roeping alzoo verhinderd zal worden. De heilige Thomas van Aquinen, de heilige Pelrus van Alcantara, de heilige Franciscas Xaverius, de heilige Ludovicus Dertrandus en zoo vele anderen zijn het klooster ingegaan, zonder

(1) Ab hoc consilio amovendi sunt carnis propinqni...: in hoe proposito, amici non sunt, sed potiusiiiiiuici, juxta sententiam Domini:««luiuiici homiuis, duinoslicti ejus. » Coutra i\'etr. a ral. c. 9.

-ocr page 233-

TOr ^cs-cimisTus. 217

zelfs daarvan aan hunue ouders kennis te geven.

Welke heiligheid vereisehl wordt om priester te worden.

Hier moet men opmerken, dat gelijk iemand groot gevaar loopt van verloren te gaan, als hij om zijne ouders te behagen de roeping van God niet volgt, de zaligheid in niet minder gevaar komt voor hem, die om zijne ouders niet te mishagen, den geestelijken staat aanneemt zonder daartoe van God geroepen te zijn. Er zijn drie teekenen waaraan men den waren roep tot een zoo verheven staat kan kennen, te weten: de behoorlijke Wetenschap,hel inzicht van zich alleenlijk aan den dienst van God toe te wijden en een oprecht deugdzaam leven. Wij willen hier alleen spreken van deze laatste voorwaarde.

l)e Kerkvergadering van Trente heeft bevolen dat de Bisschoppen geene anderen tot de heilige wijding zouden toelaten, dan degenen wier onberispelijk leven beproefd is. (1) Deze regel was overigens reeds vroe-

(l) Subdinconi et dinnoni ordiuentur ut habentcs ]gt;o-

15

-ocr page 234-

218 OEFEMxr. men ltki de

^er voorgoschreven in hel Kerkrecht; « Niemand z,al gewijd worden, die niel bepruefd is geweest.» (1) En ofsclioon dit letterlijk verstaan wordt van de uilerlijke proef die de Bisschop van de deugd der wijdelingen moet hebben lijdt bet evenwel geen twijfel, of de Kerkvergadering vereischt niet alleen de iiHwendige, maar ook en met des te meer reden de inwendige deugdzaamheid, zonder dewelke de uitwendige niels andere is dan bedrog ; en daarom voegt de Kerkvergadering er bij, dat niemand tot de heilige wijding kan worden toegelaten, dan zij die door een oprecht deugdzaam leven getoond hebben dat zij zulks waardig zijn. (2j Het is ook bskend dat de heilige Kerkvergadering te dien einde tusschen de versehillende wijdingen, eene zekere tijdruimte heeft voorgeschreven. (3)

De reden daarvan is, volgens den heiligen

num testimoiniiir. et in minoribus ordiuibus jam probuti. Sess. 2 ». cap. 1:1.

(1) Nullus o:-tli:ietur, nisi probatus fuerit. Cap. Nullus, ilist. 2V.

(2) Suiant episeopi debei\'e ad hos (sacros) urdines as-sumi di^tios dtintaxa\', et quorum probata vita seueetus sit. Sess. 23.cap. 1 2.

(3) Ut in eis, cum a-fute, vita.\' meritum et doctriua major accrescat. Tbid. cup. 11.

-ocr page 235-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 219

Thomas, omdat zij die de heilige omvangen, bestemd worden lot de allerver-hevenste bediening, le Avelen om Jezus-Christus te dienen in het Heilig Sacrameut des Altaars ; daarom, zegt nog die Kerkiee-raar, dat de heiligheid der geestelijken, die der kloosterlingen moet overtreffen. (1) Hij verklaart verder, dat de heiligheid vereischt wordt niet alleen voor degenen die de heilige wijdingen reeds ontvangen hebben, maar ook voor hen die zich aanbieden om tot do heilige wijdingen le worden toegelaten ; en hij toont hel verschil welk in dit punt beslaat tusschen den kloosterlijken en den geestelijken slaat; namelijk dat men zich van zijne gebreken zuivert in het klooster; maar om de heilige wijding le ontvangen, is het noodig dat men reeds een zuiver en heilig leven geleid hebbe. (2) De heilige Kerk-

(1) Q-iiaper sact-urn orJineyi aliquis deimtatur ult;] «lig-nissiinu miiiisteriu, «(uibus ipsi Christ»» servitur in Sucru-ineiitu ulturis; ud nuod reduiritur mnjnr suuutitus interior, quum rcquirut ütiam religiuuis status. 2. 2. q. 184. a. 8.

(2) Onlines sacri piwexigunt sanetitutem; sed status religionis egt;t exercitium quoddaia ad sunctitatem as^e- ; quenduiu. Unde poiuius ordinuin iinponeiKlum estparieti-1gt;iis jam por sHiictitatem dusiccatis; sed pondus religionis desitruat [gt;arintes, id est, humiiies ab liumure vitiurum. liüd. 183. a. 1.

-ocr page 236-

220 OEFENING DER LIEFDE

Iccmr zegt nog op eene andere plaats, dat de wijdeling even zoo hoog boven de eenvoudige geloovigen moet verheven zijn door zijne deugd als door de waardigheid zijner bedieningen. (1) En de Heilige vereischt deze deugd vóór het ontvangen der wijding; wijl hij die noodzakelijk noemt niet alleen opdat de gewijde persoon de geestelijke bedieningen uitoefene, maar ook opdat hij waardiglijk onder de bedienaars van Jezus-Christus worde opgenomen. (2) De Heilige zegt dat de gratie van het Sacrament wel verre van nutteloos te zijn, den wijdeling door eene vermeerdering van krachten geschikt maakt tot het verwerven van nog grootere verdiensten ; maar hij zegt te ge-lijker tijd, dat hij zich tot de wijding moet aanbieden met voldoende deugdzaamheid om waardig geoordeeld te worden het heiligdom binnen te treden.

(1) Ut, sicut illi, qui ordinem suscipiunt, super plebem coDstitiiniitui\' grudu urdiuis, ita et superiores sint merito \'sunctitutis.

(2) Etideo pra-exigitur gratia quie sufficiat ud hoe quod digne coimumerentur in pU\'hu Cliristi. Eindelijk sluit hij met de/e woorden: Sed eonffitur in ipsu susueptione or-dinis uihpiius gratije munus, per quod ad inujora reddan-tur id\'juei. Suppl. q, öö. u. J.

-ocr page 237-

TOT JEZLS-CIIRISTÜS. 221

In mijn werk over de zedelijke Gorlgc-ieerdheid (1) heb ik dit punt breedvoerig be-liandeld en getoond dat zij die eene heilige wijding ontvangen, zonder dat hun voorgaande leven onberispelijk geweest zij, niet van zware zonde kunnen vrijgesproken worden, omdat zij lot zulk eene verheven waardigheid opklimmen zonder den goddelijke» roep : want iemand kan niet zeggen dat hij van God geroepen is, indien hij de heilige wijdingen ontvangt, vóór dal hij een einde gesteld hebbe aan eenige ondeugende gewoonte, voornamelijk wat aangaat de zuiverheid. En hoewel zoo iemand, door middel van het berouw, genoegzaam is voorbereid om het Sacrament van boetvaardigheid te ontvangen, is hij nogtans daardoor alleen niet ge-geschikt om de heilige wijdingen te ontvangen ; daartoe wordt bovendien vereischt dat men gedurende een geruimen tijd bewijzen geve van een onberispelijk gedrag; zonder dat kan de wijdeling niet worden vrijgesproken van doodzonde, om de groote vermetelheid waarmede hij zich ongeroepen in de heilige bedieningen indringt. De heilige

(I) Lib. 6.c. 2. n. (iquot;J.

-ocr page 238-

222 OEFEXiNG DEI» IJF.FIir.

Anselnius zegt dat zulk een mensch God be\'eedigt en den vloek van God over zich trekt, (1) en de bisschop Abelly, dat hij zicli in groot gevaar stelt van eeuwig verloren te gaan. (2) Solo is van hetzelfde gevoelen ; van het Sacrament des Priesterschaps sprekende zegt hij, dat van hem die gewijd moet worden, krachtens een goddelijk gebod, de werkelijke heiligheid vereischt wordt. (3) Thomas Sanchez, Holzman en de Godgeleerden van Salamanca zijn van hetzelfde gevoelen. Zoo dan is heigeen ik hier beweer, niet het gevoelen van een of ander leeraar, maar het algemeen gevoelen van de godge-

(1) Qui enim se ingerit, et propiam gloriam qntprit, grutiic Dei rnpinam facit, et ideo non accipit jjcnedic\'io-nem. sed malediutionem. In Heh. S.

(2) Qui sciens et voiens, nulla divinte vooationis hnbitn i-atione, sese in sneerdotium intruderof, hand dnhei seip-sumin apertissimum salutis discrimen injiceret. Sac. chr. p. I.e. V.

(3) Quamvis moruni integritas non sit fie esse fia sa-cramenti, est tarnen pivccepto divino maxime nectü-srria... At vero, quod de idoneitate eorum qui saeris sum ordi-nibus iuitiandi definitur, non est generalis illa dispositio qua* in suseipiento quodcumqun sauramentum requiritur, no saeramentalis gratia obieem inveniat... Enim vero, quoniam per sacranientum Ordinis homo, non solum gra-tiani suseipit, sed ad snblimiorem statuin consceiidit, requiritur in eu tnorum lionestas et vii tutum eiuritas. In 4. Seut. d. 25. q. I. a. 4.

-ocr page 239-

TOT JI.ZÜS-C1IRISTUS. 225

leerden, en allen steunen op de leering van den heiligen Thomas.

Er beslaat alzoo in dit geval doodzonde, niet alleen voor hem die zonderde vereischle dengdzaamheid te bezitten de heilige wijding ontvangt, maar ook voor den Bisschop die ze hem toedient zonder de vereischle proef te hebben genomen, om zedelijker wijze van zijn onberispelijk gedrag verzekerd te zijn, en voor den biechtvader die de absolutie geelt aan eenen zondaar van gewoonte, die zonder eene lange voorafgaande beproeving zijner verbetering, de heilige wijding ontvangen wil. Ook de ouders zondigen grootelijks, wanneer zij het slecht gedrag van hunnen zoon kennende, evenwel alles aanwenden om hem de heilige wijding te doen ontvangen, opdat hij daarna de steun zij van het huisgezin. Jezus-Christus heeft den geestelijken slaat niet ingesteld tot onderstand der huisgezinnen, maar om de eer van God en de zaligheid der zielen te bevor-Jeren. Sommigen stellen zich den geestelijken staat voor als een ambt of een beroep waardoor men zich eer en tijdelijke goederen kan verschaffen; maar zij bedriegen

-ocr page 240-

224 OEFFK\'NG DER LIEFDE

zich. Wanneer alzoo de ouders den bisschop verzoeken de wijding te geven aan een hunner kinderen, dalinhet punlder wetenschap of der zeden te wenschen overlaat, en zi j voor reden geven dat hun huisgezin arm is. en zij zich anders niet weten te redden, dan moet de bisschop in dit geval hun antwoorden ; Neen, dit mag ik niet; de geestelijke slaat is niet ingesteld om de armoede der huisgezinnen te verzachten, maar om het welzijn der Kerk te bevorderen. En hiermede moet hij ze wegzenden, zonder hen verder te willen aanhooren; want dergelijke onwaardige personen veroorzaken gemeenlijk het ongeluk, niet alleen van hunne eigene ziel, maar ook van hunne bloedverwanten en van geheel het land.

En wal de priesters betreft die in hun ouderlijk huis verblijven, wanneer zij gepraamd worden, zich niet zoo zeer te bekommeren met de bedieningen van hun ministerie, als wel met de belangen en den vooruitgang hunner familie, dan moeten zij zich herinneren wat Jezus-Chrislus tot onze stichting aan zijne allerheiligste Moeder zeide, en antwoorden : « Wist Gij niet dat

-ocr page 241-

tot jezus-christds. 225

ik mij met de zaken van mijnen Vader moei hezig houden ? (1)

Ik ben priester ; mijne plicht is niet geld te vergaderen en eer te be/orgen, noch het huisgezin te bestieren, maar afgezonderd te leven, te bidden, te studeeren en voorde zaligheid der zielen te werken. — Wanneer het volstrekt noodzakelijk is dat men zijne familie ondersteune, dan behoort men zulks zoo veel mogelijk ie doen, zonder zijnen voornamen plicht te verzuimen, welke vor-deit dat men zich toelegge op zijne eigene zaligheid en op die van anderen.

Onlhcchlimj van de achlinr/ der wereld en van den eit/enwïl.

Hij die geheel aan God wil toebehooren. moot niet verlangen van de wereld geacht te worden. I)och helaas! hoe velen verwijderen zich van God, of verliezen Hem zelfs om die vervloekte achting ! bij voorbeeld : hooren zij over hunne fouten spreken, wat doen zij dan niet om zich te ontsehuldlgen en te bewijzen dat men leugen- en lasleriaal gespro-

pquot;lris mei sunt, opor-

tet me esse? Lue. 2. 49.

-ocr page 242-

\'220 OI FEMNO DEK I.l FliE

ken heeft! Integemleel, doen /.ij eenig goeil, dan verlangen zij en stellen alles in het werk om het aan alle mensclien bekend to maken, ten einde door eenieder geprezen te worden. Zoo doen de Heiligen niet: deze zouden willen dat iedereen hunne fouten kende, om voor zoo ellendig gehouden te worden, als zij zich zeiven beschouwen ; en wat hunne goede werken betreft, zij zouden verlangen dat niemand daarvan kennis haddc, behalve God, aan wien alleen zij wenschen te behagen. Ziedaar waarom zij zoo zeer het verborgen leven beminnen ; zij willen aan hun goddelijken Meester gehoorzamen, die ons gebiedt, in het geheim aalmoezen te geven en te bidden. Hij zegt immers : «Maar als gij eene aalmoes geeft, dat uwe linkerhand dan niet wete, wat uwe rechterhand doet. En wanneer gij bidden gaat, treed in uwe binnenkamer, en de deur geslolen hebbende, bid uwen Vader in liet verborgen. » (I)

Vooral moeien wij ons onthechten van ons

(1) Te autcm fnciente eleemosynnm, ncsciut sinistra tuu quitl fuciat (lextriM tua —Cum oraveris, intra iu cu-biciilnm tuum, et, clauso ostio, ora Patrem tuum ia abs-condito. Matth. 6. 3-6.

-ocr page 243-

TOT JFZUS-CUR[STL\'S. 227

fiigen zeiven, dat wil zeggen, van onzen eigen wil. Wie zich zeiven overwonnen heefl, zal daarna gemakkelijk alle tegenstrijdig-lieden overwinnen. « Overwin u zeiven.» (1) dit was de vermaning welke de heilige Franciseus Xaverius aan allen gaf, en dit is ook hetgeen Jezus-Christus vraagt van allen die Hem willen volgen : lt;i Indien iemand mij wil volgen, hij verloochene zich zeiven. » (2) Die woorden behelzen den korten inhoud van al wat wij te doen hebben om heilig te worden ; Ons zeiven verloochenen, en geenszins onzen eigen wil volgen: « Volg uwe begeerlijkheden niet in, en wijk af van uwen wil. »(5) Üe heilige Franciscus van Assisië zeide dal de grootste gaaf die iemand van God kan ontvangen, is zich zei ven te overwinnen, door het verzaken aan zijnen eigen wil. De heilige Bernaidus zegt dat, indien alle menschen hunnen eigenwil bestreden, nooit iemand zou verloren gaan : « Dat er geen eigen wil meer zij, en er zal geen hel meer

(1) Vincn tcipsiun.

(2) Si qnis vuil post me venire, abneuet semctipsum. Matth. Ifi. 2V.

(3) Post cnncupiscenüas tuas non eas, et u voluntate tuaavertere. Eceli. 18. 30.

-ocr page 244-

228 OEFKW.VG DER I.IKFDF.

wezen. » (1) Hij voegt er bij: « ile eigen wil is een dusdanig kwaad dat hij zelfs de goede werken bederft.» (2) Dij voorbeeld, indien een biechteling eene versterving, zoo als vasten of eene lijfkastijding, zou willen verrichten tegen den wil van zijnen biechtvader, dan wordt deze versterving, die alleen geschiedt om zijnen eigen wil te voldoen, eene fout.

Wee hem die slaaf is van zijnen eigen wil! hij zal vele zaken verlangen welke hij niet zal kunnen verkrijgen, en genoodzaakt zijn er vele andere te verdragen, die hem mishagen, gelijk de heilige Jacobus zegt. (3). De vijanden die ons bestrijden, zijn binnen ons. De eerste strijd wordt ons aangedaan door de begeerte naar zinnelijke vermaken : laten wij de gelegenheid wegnemen, onze oogen versterven, ons aan God aanbevelen en die oorlog zal ophouden. Een tweede strijd ontstaat iu ons door de begeerte naar rijkdom-

(t) Cesset voluntas propria, et infernus nou erit. In temp. pasch. s. 3,

(2) Grande malum, propria voluntas, qua fit ut bona tua tibi bona non sint. In Cant. s.71.

(3) Unde bella et lites in vobis? nonne bine, ex eoneu-piscentiis vestris, qua; militant in memhris vestris? Con-cupiscitls, et non liabetis. Jae. 4. 1.

-ocr page 245-

TOT JE/.l\'S-CllRISTÜS. 22!)

men : trachten w ij dan ile armoede te bo minnen , en de oorlog zal ophouden. Een derde strijd komt voort uit de eerzucht: laten wij de ootmoedigheid en het verborgen leven beminnen en de oorlog zal ophouden. Een vierde strijd, de schadelijkste van allen, komt van onzen eigen wil : onderwerpen wij ons in alles wal ons overkomt aan den god-delijken wil, en ook die strijd zal ophouden. — Stelt zich iemand in gramschap, de reden daarvan, gelijk de heilige liernardus opmerkt, is dat hij op dat oogenblik zijnen eigen wil niet kan involgen. (1) De Heer beklaagde zich eenmaal daarover aan de heilige Maria-Magdalena van Pazzi zeggende : « Sommige zielen verlangen mijnen geest te bezitten, maar volgens hunnen zin; maar daardoor maken zij zich onbekwaam om dien te ontvangen. »

Wij moeten derhalve God beminnen, gelijk bet aan God, en niet gelijk het aan ons behaagt. God wil dat de ziel van alles ontbloot zij, om ze met zijne liefde te vervullen en met zich te kunnen vereenigen. De heilige

(1) Unde turbatio, nisi (juod proprium sequimur volun-tutcin? D. Div. s. 2C,

-ocr page 246-

230 OEFENING DEH LIEFDE

Teresia (1) zcide : Het vereenigend gebed schijnt mij toe niets anders te zijn, dan een bijna volkomen afsterven van do dingen der wereld, om God alleen te bezitten. Het is zeker, dat lioe meer wij uit liefde tot God ons liart ledigen, met ons te onthechten van de schepselen, des te meer Hij ons met zich zeiven zal vervullen, en zich des te nauwer met ons zal vereenigen. Velen die godvruchtig willen zijn, zouden tot die vcreeniging met God willen geraken, maar zij zouden willen bevrijd zijn van den tegenspoed dien God hun overzendt, van de ziekten die hen kwellen, van de armoede die zij lijden, en van den smaad die hun wordt aangedaan ; nogtans zoo lang zij zich niet geheel aan Gods wil overgeven, zullen zij er nooit toe geraken volmaaktelijk met God vereenigd te zijn. Herinneren wij ons hier den raad welken de heilige Catharina van Genua deswege geeft en dien wij reeds hebben aangehaald : .lt; Om tot de vereeniging met God te ge-! raken, is de tegenspoed noodzakelijk ; want van dit middel bedient zich God om alle

(1) CliJt. int.tl. li.dl. I.

-ocr page 247-

tot jEZLs-cimisTus. 231

kwade in- en uitwendige neigingen in ons le vernietigen. En zoo zijn iieleedigingen, versmadingen, ziekten, armoede, bekoringen, en alle andere tegenspoed ons hoogst noodzakelijk, opdat wij zouden kunnen strijden, en door eene gedurige overwinning zoo verre komen, dat wij alle ongeregelde driften in ons uitdooven en ze zelfs niei meer gevoelen. Het is zelfs niet genoeg, dat de kwellingen slechts ophouden ons onaangenaam toe te schijnen ; want zoo lang wij dezelve uit liefde tot God niet zoet vinden, zullen wij nooit tot eeue innige vereeniging met God geraken, s

Ik voeg hierbij de godvruchtige oefening welke de heilige Joannes van het kruis ons leert, om de volmaakte vereeniging met God te bekomen. « Men moet, zegt hij, zi jne zinnen en zijne kwade lusten volkomen versterven Wat de zinnen betreft, indien er eenige voldoening voortkomt, die niet uitsluitend lot Gods eer strekt, dan moet men ze aanstonds uit liefde tot Jezus verwerpen ; bij voorbeeld : wanneer men zaken verlangt te zienof tehooren,die niet voornamelijk tot God geleiden, dan moet men daaraan verza-

-ocr page 248-

232 OEFEMNfl HER LIEFDE

ken. En wat de begeerten betreft, men moet altijd trachten zijn hart te neigen tot het moeilijkste, het onaangenaamste en het armste, zonder iets anders te verlangen dan te lijden en veracht te worden. » (1)

In éèn woord, wie Jezus-Christus waarlijk bemint, verliest alle verkleefdheid aan de aardsche goederen, en zoekt zich van alles te ontblooten, om zich geheel met Jezus-Christus vereenigd te houden. Al zijne verlangens zijn gericht tot Jezus, hij denkt altijd aan Jezus, hij verzucht altijd naar Jezus, en op alle plaatsen, op alle tijden en in alle gelegenheden zoekt hij niets anders dan aan Jezus te behagen. Maar om daartoe te geraken, moet men gedurig zijn best doen om alle genegenheid die niet voor God is, uit zijn hart te verbannen. — Nu vraag ik : Wat moet eene ziel doen, om zich geheel aan God te geven ? — Zij moet, ten eerste, alles vermijden wat aan God mishaagt, en doen al wat Hem het meest behaagt; zij moet ten tweede, alles aannemen wat van Gods band komt, zonder iets te weigeren, hoe hard en hoe onaangenaam het ook zijn

(1) Mont. duC. J. J.eh. 4-13.

-ocr page 249-

TOT JEZUS-CHRISTBS. 233

moge; zij moet ten derde, in alles den wil van God boven haren eigen wil verkiezen. — Dit heet geheel aan God toebehooren.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O mijn God en mijn Al ! ik hoor dat Gij, niettegenstaande mijne ondankbaarheid en mijne nalatigheid in uwen dienst, niet ophoudt mij tot uwe liefde te roepen ; zie, ik wil niet langer wederstand bieden; ik wil aan alles verzaken, om U geheel toe te bdhooren. Ik wil niet meer voor mij zelven leven ; Gij hebt mij te zeer verplicht U te beminnen. Mijne ziel, ontstoken door liefde tot U, o mijn Jezus ! verzucht naar U. Hoe zou ik nog iets anders- kunnen beminnen buiten U, nadat ik heb overwogen dat Gij om mij zalig te maken, van smart /.ijt gestorven op een kruis? Hoe zou ik U daar kunnen aanschouwen gestorven, geheel van smarten uitgeput voor mij, en U niet uit geheel mijn hart beminnen ? Ja, ik bemin li, mijn dierbare Verlosser ! ik bemin U uit geheel mijne ziel, en ik verlang niets anders dan U te beminnen in dit leven en gedurende de gansche eeuwigheid. O mijne

\'ö

-ocr page 250-

234 OEFENING DM LIEFDE

Liefde, mijne Hoop,mijne Sterkte cn mijn Troost! maak dat ik U getrouw blijve. Geef mij licht, opdat ik vvete waarvan Gij wilt dat ik mij onthechte, cn geef mij kracht om dit ten uitvoer te brengen ; want ik wil U in alles gehoorzamen. Goddelijke Bruidegom mijner ziel! ik offer en geef mij geheel aan [J, om uw verlangen te voldoen van U met mij te vereenigen, opdat ik volkomen met (J vereenigd worde, mijn God en mijn Al ! Kom dan lieve Jezus ! neem bezit van geheel mijn wezen, zoodanig dat al mijne gedachten en al mijne genegenheden op U gevestigd blijven. Ik verzaak aan al mijne neigingen, aan al mijne genoegens én aan al het geschapene ; Gij alleen zijt mij genoeg. Geef mij de gratie om aan niets anders te denken dan aan U, niets anders te verlangen dan U, niets anders te zoeken dan U, o mijne eenige Liefde en mijn cenig Goed !

En Gij, Maria, Moeder van mijnen God ! verkrijg voor inij de heilige volharding!

-ocr page 251-

tot jezus-christus. 2Ö5

V \'W\'WWX\'VX\'VWUVWVAAAA^/VW^/WAAAn\'VVAA/VAAAAA/VVA^/WV*

vlllc HOOFDSTUK.

Wie jEZus-cn.nisTus deju.vt, is nooit verbitterd Of zijnen naaste.

Chnritns non irritatar.

De liefde wordt niet grammoedig.

Niet gram worden in de tegenstrijdigheden, is cone deugd die voortvloeit uit de zaclitmoedigheid. In de vorige hoofdstukken hebben wij reeds gesproken over de akten die tol de zachtmoedigheid behooren ; maar omdat deze deugd onophoudelijk moet beoefend worden, zoo lang men onder de nieii-schen leeft, zoo zullen wij hier nog eenigc bijzonderheden aanhalen, welke voorname-lijk tot de beoefening dezer deugd kunnen dienen.

De ootmoedigheid en de zachtmoedigheid waren de geliefkoosde deugden van Jezus-r.hristus; daarom heeft Hij bijzonderlijk aan zijne leerlingen aanbevolen, dat zij van Hem moesten leeren ootmoedig en zachl-mocdig zijn : «Leert van mij dal ik zacht-

-ocr page 252-

25(5 OEFRISISG Igt;ER LIEFDE

moedig en ootmoi.\'dig van harte ben. » (1) Onze goddelijke Verlosser werd een Lam genoemd : « Ziedaar liet Lam Gods,» (2) zoo wel om de offerande van liet kruis, waarop Hij moest geslaclitoff\'erd worden tot hoe-ting onzer zonden, als om de zachtmoedigheid, welke Hij gedarende geheel zijn leven, en bijzonder tijdens zijn lijden heeft getoond. Toen Hij bij Caiphas eenen kaakslag ontving en te gelijker tijd een vermetele werd genoemd, antwoordde Hij alleenlijk deze woorden : •( Heb ik kwalijk gesproken, toon dan het kwaad dat ik gezegd heb; maar heb ik wel gesproken, waarom slaat gij mij ?» (3) — Jezus oefende deze zachtmoedigheid tot aan zijne dood. Toen Hij aan het kruis hing, en zijne vijanden Hem met spot en hoon overlaadden, hield Hij niet op zijn hemelschen Vader om vergiffenis voor hen te bidden : « Vader ! vergeef hun ; want zij weten niet wat zij doen. » (4)

(1) Discite a me quia mitis sum ot Immilis corde. MatHi. 11. 2^.

(2) Ecce AgnusDei..lo. I. ST.

(3) Si male locutus sum, testinv» ium pei-hibe de malo;

si nutem bene, quid me cojdis? Ju. 18. 2T.

(4) PaterI dimitte iiiis; non euim sciunt quid faciunt. Luc. 23. 34.

-ocr page 253-

TOT JEZliS-CHRISTUS. 257

O wat bemint Je/.us-Chrislus du zaclil-moedige harten, die smaad, spot, laster, vervolging en zelfs slagen en wonden kunnen verduren, zonder zich te vergrammen tegen degenen die hen beleedigen of slaan! Hunne gebeden zijn altijd aangenaam aan God, (1) dat wil zeggen dat zij altijd verhoord worden. Aan de zachtmoedigen is de hemel op eene bijzondere wijze beloofd ; « Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezitten. » (2) Pater Alvarez zeide dat de hemel het vaderland is van hen die hier op aarde veracht, vervolgd en met voeten getrapt worden; en inderdaad, de eeuwige heerlijkheid des hemels is voor hen bereid, en geenszins voor den hoovaardigen die van de wereld geacht en geëerd wordt. En David verzekert dat zij die zaclilmoedig zijn, niet alleen de gelukzalige eeuwigheid zullen verkrijgen, maar zelfs in dit leven een ongestoorden vrede zullen genieten. (3)

(1) Mansuctorum semper tibi placuitdcprecatio. Judith. 9.16.

(2) lieuti mites,quomomipsi possidebuut terrain. Mattii. 5. 4.

(3) Munsueti autem bereditabnut terram, et delecta-Luiitur in uiultitudiue pauis. Ps. 36. 11.

-ocr page 254-

238 OKFEMNG DER LIEFDE

Waul de Heiligen, wel verre van haat ie dragen tegen dengene die hen mishandelt, heinhmcu hem nog meer dan te voren; en tot belooning van hun geduld vermeerdert di\' lieer hun iuwendigen vrede. De heilige Tcresia zeide : « Mij dunkt dat ik mijne lief-de vermeerderde jegens personen die kwaad van mij spraken. » (1) Daarom leest men ook in de aklen barer zaligverklaring, dat haar lieleedigen als eene beweegreden was om meer van haar bemind te worden. Zulk eene groote ■.•.achlmoedigheid kan men evenwel niet verkrijgen zonder eene groote ootmoe-digheid le hebben , eene geringe gedachte van zich zeiven , en de overtuiging dat men alle verachting verdient. De hoovaar-dige is altijd grammoedig en wraakzuchtig, omdat hij eene groote gedachte van zich /.elven heeft en meent dat hein alle eer loc-komt.

De Heilige Geest noemt zalig degenen die in den Heer gestorven zijn. (2; Men moet dus in den Heer sterven, om gelukkig te zijn, en reeds in dit leven ecnen voorsmaak der zalig-

(I) Hib.I. l. u. 20.

(2^ Beuti moitui qui in Domiuo morluntur. Apoc. 14. Kt.

-ocr page 255-

TOT JEZUS-CHKISTUS. 250

heid te genieten, namelijk van die zaligheid welke men op aarde smaken kan ; deze, alhoewel niet te vergelijken bij de zaligheid des hemels, is uogtans volgens den heiligen Apostel zoo groot, dat zij alle zinnelijke genoegens verre overtreft: « De vrede Gods die alle begrip te boven gaat. » (I) Om dien liemelschen vrede te verkrijgen en zelfs te midden der beleedigingen ea der lasteringen te bewaren, moet men in den Heer gestorven zijn ; iemand die dood is, gevoelt geeue beleediging of geene mishandeling meer ; zoo is het ook met dengene die de deugd van zachtmoedigheid bezit; hij is als een doode, die niet meer ziet of hoort, bereid om zonder zich te ontstellen, alle vernederingen te verdragen. Alwie Jezus-Christus oprecht bemint, komt tot dien gelukkigen staat: daar hij zich in alles aan den wil van (lod overgeeft, is hij altijd even tevreden en eensgezind, in voorspoed en in tegenspoed, in vertroostingen en in droefheid, in eerbewijzing en in verachting. Zulk geluk genoot de Apostel; hij schreef dat hij overvloeide van blijdschap bij al zijne verdruk-

(I) I\'jx Dei, quu:exsuperatumuem sciisum, Phil. .7fc

-ocr page 256-

240 OEFENING DER LIEFDE

king. (1) O gelukkig hij, die tot dezen trap van deugd is geklommen ! hij smaakt een gedurigen vrede, en die vrede is een goed dat alle goederen dezer aarde overtreft. De heilige Franciscus van Sales zeide: « Wal zijn al de goederen van dit leven in vergelijking met den vrede des harten?» (2) E:i inderdaad, waartoe dienen al de rijkdommen en al de eer der wereld, aan iemand die in ongerustheid leeft en den vrede niet bezit ?

Om altijd met Jezus-Christus vereenigdte blijven, moeten wij in alles den vrede des harten bewaren, zonder ons ooit door den tegenspoed, die ons overkomt, te laten verontrusten. Do Heer woont niet in onrustige harten. (5)—Laat ons hooren wat schooue lessen de heilige Franciscus van Sales, (11 de meester der zachtmoedigheid, ons deswege geeft; zie hier in \'t kort wat hij leert: Stellen wij ons nooit in gramschap ; openen wij nooit de deur van ons hart aan die hevige drift, onder welk voorwendsel het ook zijn

(O Superabundo gaudio in oinni trihulutione nostra. II. Cor. 7.4.

(ï) Brief 580.

:{/ Non in commotione Dominus. III. Hog. 19. 11.

(4) In trod. p. 3. c\'.i. 8.

-ocr page 257-

TOT JEZUS—CHRISTL\'S. 241

moge ; want, eens binnen, dan is het niet meer in onze macht haar te verdrijven ofte matigen. De middelen tegen de gramschap zijn de volgende; Vooreerst, moet men de beweging tot gramschap terstond onderdrukken, met op iets anders te denken en geen woord te spreken. Ten tweede, moet men zoo als de Apostelen, toen zij zagen dat de zee door het onweder onstuimig werd, zijne toevlucht nemen tot God, want Hem hoort het toe onze harten te stillen. Ten derde, indien wij bemerken dat, ten gevolge van onzen zwakken tegenstand, de gramschap reeds in ons gemoed is ingedrongen, moeten wij alle moeite aanwenden om weder tot bedaren te komen, en daarna trachten jegens den persoon, tegen wien wij vergramd zijn geweest, eenige akten van ootmoedigheid en zachtmoedigheid te oefenen. Maar dit alles moet geschieden met zachtheid en zonder geweld; want men moet vooral lellen dat men de wonden niet verer-gere. — Dezelfie Heilige zeide, dat hij veel bad moeten strijden oin twee driften, die in bem de overhand hadden, te overwinnen, namelijk, de gramschap en de liefde. Hij

-ocr page 258-

242 OEFEfiISC DER LIEFDE

bekende dat hij, om de eerste te overwinnen, gedurende twaalf jaren had moeten strijden ; en wat de tweede betreft, dat hij niets anders gedaan had dan aan zijn harteen ander voorwerp van liefde geven, met zich te out-liechten van de schepselen om al zijne liefde aan God te schenken. Daardoor verwierf hij zulken inwendigen vrede, dat deze zich zelfs uitwendig op zijn gelaat vertoonde; meu zag hem bijna altijd met een vroolijk gelaat cn den glimlach op de lippen.

Wanneer men gram wordt, dan meent men verlichting en kalmte te vinden met aan zijne gramschap, door daden of len minste door hevige woorden, lucht te geven ; maar men bedriegt zich ; na zulken uitval zal men zich nog meer ontsteld gevoelen dan te voren. Wil men in een gestadigeu vrede leven, dan moet men zich wachten van ooit aan kwade gezindheid toe te geven ; en zoodra men merkt dat men daaraan heeft toegegeven, moet men oogenblikkelijk zoeken de kalmte weer te vinden, en vooral trachten, zelfs geen enkelen dag onder den indruk van zulke gesteltenis te blijven ; daarom zoek u te verzetten met eenig goed boek te lezen, een

-ocr page 259-

TOT JEZUS-CimiSTUS. 245

godvruchtig lied te zingen, of het een of ander vriendelijk gesprek te houden. De Heilige Geest zegt: (I)«De gramschap vindt plaats in liet hart der dwazen die Jezus-Christus weinig beminnen, en daar houdt zij langen tijd haar verblijf; maar in geval zij heimelijk binnensluipt in het hart der ware wijzen, dan wordt zij er aanstonds uit verbannen, zonder er zich te kunnen vestigen. — Eene ziel die Jezus-Christus oprecht bemint, is nooit kwaad gezind ; want vermits zij niets anders wil dan wat God wil, heeft zij altijd wat zij begeert, en daarom is zij altijd in vrede en altijd zich zelve gelijk ; hare onderwerping aan Gods wil maakt dat zij gelaten is in alle wederwaardigheden die haar overkomen : alzoo is zij zachtaardig en beleefd jegens iedereen. Doch dien geest van zachtmoedigheid kan men niet verkrijgen zonder eene groote liefde tot Jezus-Christus. lin inderdaad, de ondervinding leert ons, dat wij nooit zachtmoediger en liefdadiger jegens anderen zijn, dan wanneer wij de meeste teederheid en liefde voor Jezus-Christus gevoelen.

(I; ha insiuu siulli rcquicscit. Eccli. 7. 10.

-ocr page 260-

244 OEFENING DER LIEFDE

Maar dewijl wij die teedere liefile niet altijd gevoelen, moeten wij ons in de meditatie voorbereiden om tegenstrijdigheden, die ons kunnen overkomen, te verdragen. Dit hebben de Heiligen gedaan, en daarom konnen zij met geduld en zachtmoedighgid kaakslagen, wonden en alle mishandelingen verduren. Wanneer iemand ons beleedigt en en wij ons van te voren door herhaalde oefeningen tot die beproevingen niet hebben voorbereid, zal het ons moeilijk zijn te onderscheiden wat wij moeten doen, om door de gramschap niet overwonnen te worden. Immers deze drilt zal ons doen zeggen, dat het billijk is met stoutheid den vermetele tegen te gaan, die ons ten onrechte mishandelt ; doch de heilige Joannes Chrysosto-mus leert ons, dat vuur niet geschikt is om vuur te blusschen. (1) Een hevig antwoord zal eens anders gramschap, in plaats van ze te bedaren, nog meer aanhitsen.

Wel hoe ! zal iemand zeggen, is het dan billijk, goed en zachtmoedig te zijn jegens een onbeschoften persoon, die u zonder reden beleedigt?— Hoor walde heilige Franciscus

(t) Igue aon potestiguis exstingui. Iu Gen. hora. 38.

-ocr page 261-

tot je/xs-niRisnis. 24S

van Sales antwoordt: « lieslrijd uwe ongeduldigheden door het beoefenen der goedaardigheid en der zachtmoedigheid, het moge wel of slecht te pas komen. » (I) Men trachte dan een vriendelijk woord te zeggen ; dat is het ware middel om het vuur der gramschap uit te dooven ; « Een zacht antwoord breekt de gramschap. » (2; Wanneer echter de geest ontsteld is, dan zal het beste zijn maar te zwijgen. Want, zegt de heilige Bernardus: (3) Als het oog door de gramschap verduisterd is, dan onderscheidt, het niet meer wat recht of onrecht is — De drift is gelijk een blinddoek die ons niet meer toelaat het goede van het kwade te onderscheiden ; daarom moeten wij den heiligen Franciscus van Sales navolgen, die een verbond had gemaakt met zijne tong, om niet te spreken wanneer zijn gemoed ontsteld was.

Nogians schijnt het somtijds noodzakelijk de vermetelheid met harde woorden te berispen. Maar David zegt, dat wij ons wel

(1) Brief 231.

(2) Respoiisio mollisfrancit iram. Prov, 13. 1.

(3) Turbutus pra; ira ocuius... rectum nou videt. Dv» Cons. 1. 2.c. 11.

-ocr page 262-

240 Ot-FEMNG DER DIEFDE

moeten wachten van te zondigen, als wij ons in gramschap stellen : « Wordt gram, maar wilt niet zondigen. » (1) Dus zijn er omstandigheden in welke het geoorloofd is, gram te worden, maar het moet zonder zonde geschieden ; en dit is juist de moeilijkheid. In zich schijnt het somwijlen goed zekere personen hard aan te spreken, of hun een hard antwoord te geven, om hen tot inkeer te brengen ; maar in de toepassing is het zeer moeilijk dit te doen, zonder in étenige fout te vallen. Het zekerste is dus altijd met zachtmoedigheid te vermanen of te antwoorden, en te zorgen dat men niet toornig worde. De heilige Franciscus van Sales zeide dat hij zich nooit aan de gramschap had over gegeven, zonder er naderhand berouw over te hebben gehad. Laat ons voordeel trekken uit deze belijdenis; zoolang wij ons ontsteld gevoelen, kunnen wij, gelijk ik hierboven gezegd heb, niets beters doen dan zwijgen, en de vermaning of hel antwoord uitstellen tot eene meer gunstige gelegenheid, namelijk, wanneer het hart tot bedaardheid gekomen is.

(1) Irascimini, et nolitc peccare. Ps. 4. 5.

-ocr page 263-

TOT JEZÜS-CHRISTUS. 217

Deze zaehlmoetligheid moeten wij voornamelijk dan beoefenen, wanneer wij door onze oversten of door onze vrienden berispt worden. De heilige Franciscus van Sales zeide; « Wie de vermaningen goed aanneemt, geeft te kennen dal hij de ondeugd haat. Alwie de berisping bemint, bemint de deugd die strijdig is met het gebrek waarover hij berispt wordt, en trekt zijn voordeel uit die vermaning, om de tegenovergestelde ondeugd te vermijden. » (1)

Men moet ook zachtmoedig zijn jegens zich zelven. De duivel houdt ons voor dat het lofwaardig is zich te vergrammen tegen zich zelven, wanneer men eenige fout heeft begaan; doch onze listige vijand zoekt daarmede niets anders, dan ons ongerust te maken, opdat wij niet in slaat zouden zijn iels goeds le verrichten. Volgens den heiligen Franciscus van Sales (2) moeten wij verzekerd zijn dal elke gedachte, welke ons ongerust maakt, geenszins van God komt, die de Vorst des vredes is, maar of van den duivel of van de eigenliefde, of van het hoog

(1) Espr. p. I G. i:b. 19.

(2) Brief :;i.

-ocr page 264-

248 OEFKMXG DER LIEFDE

gevoelen dat wij van ons zeiven hebben. Ziedaar de drie bronnen waaruit alle onrust voortkomt. Daarom, wanneer ons dergelijke gedachten overvallen, moeten wij die terstond verwerpen en verachten.

Vooral is de zachtmoedigheid ons dan noodzakelijk, wanneer wij anderen moeten berispen. De vermaningen die gedaan worden met bitterheid,doen dikwijls meer schade dan voordeel, bijzonderlijk dan wanneer hij die ze moot ontvangen, vergramd is. In dit geval moet men wachten, lot dat hij weder bedaard is. Wij moeten ons nog onthouden van anderen te berispen, wanneer wij kwaad gezind zijn ; want in zulke gesteltenis zal men altijd met bitterheid spreken, en de schuldige, die op dit oogenblik berispt wordt, zal de vermaning aan de drift toeschrijven, en ze daarom weinig achten. Deze regel is voor het welzijn van den naaste; wat ons eigen welzijn betreft, wij moeten toonen dat wij Jezus-Christus beminnen, door de mishandelingen, de beleedigingen en de verachting met gelatenheid en met blijdschap te verdragen.

-ocr page 265-

TOT JEZUS-riIRISTUS.

ijodvruclitige gevoelens en gebeden.

O mijn verachte Jezus, o Lieftle, o Blijdschap mijner ziel! ü\\v voorbeeld heeft de verachtingen zoo beminnelijk gemaakt aan hen die U beminnen ! Ik beloof TJ voortaan allen smaad te lijden uit liefde tot U, die uit liefde tot mij, in deze wereld van de meu-schen zoo zeer hebt willen veracht worden. Geef mij de gratie om aan dit voornemen getrouw te blijven. Doe mij kennen en help mij beoefenen al wat Gij van mij verlangt; ik wil geen ander goed zoeken buiten U, die een oneindig goed zijt. Gij die zoo veel zorg draagt voor mijn geluk, maak dat ik geene andere zorg hebbe, dar. U genoegen te verschaffen. Maak dat ik in al mijne gedachten niets anders zoeke dan alles te vermijden wat U beleedigt, en leer mij het middel vinden om ü in alles te behagen. Verwijder van mij alle gelegenheden, die mij van uwe liefde zouden kunnen aftrekken. Ik breng U het offer mijner vrijheid, ik wijd ze geheel toe aan uw welbehagen. Ik bemin U, oneindige Goedheid ! ik bemin U, mijn Welbeminde ! O menschgeworden Woord ! ik bemin U meer

17

-ocr page 266-

2o0 oefening der liefde

dan mij zeiven. Heb medelijden met mij en genees al de wonden die de zonde aan mijne ziel heeft toegebracht. Ik geef mij geheel in uwe handen over, mijn Jezus ! ik wil geheel de uwe zijn, ik wil alles lijden uit liefde tot U, en begeer van U niets anders te ontvangen dan U zeiven.

Heilige Maagd en mijne Moeder Maria ! ik bemin U, ik vertrouw op U ; sta mij bij door uwe machtige voorspraak.

IX« HOOFDSTUK.

wle jezus-ci1bistus bemint, wil niets anders dan hetgeen jezüs-ciiristcs WIL.

Charitas non cogitat uinlnin, non {jaudet super iniqiiitnte, conga u Jet au tem veritati.

De liefde rekent het kwade niet toe, zij verblijdt zich niet over de ongerechtigheid, maar verblijdt zich met de waarheid.

De liefde gaat altijd vereenigd met de waarheid ; daar zij weet dat God het eenig ware goed is, heeft zij een afschuw van de ongerechtigheid, die strijdig is metdeu god-

-ocr page 267-

TOT JEZCS-CIiniSTUS. 251

delijken wil; zij vindt in niels anders behagen dan in hetgeen God wil. Daarom is eene ziel die God bemint, weinig bekommerd over hetgeen men van haar zegt, en zij denkt aan niets anders dan aan God te behagen. De gelukzalige Suso zeide : « Niemand is in betere betrekking met God, dan die zich volgens de waarheid tracht Ie schikken, en zich niet aantrekt wat de menschen van hem denken of hoe zij hem behandelen.»

Wij hebben reeds meermalen gezegd, dat al de heiligheid, al de volmaaktheid eener ziel bestaat in de verloochening van haar zelve en in de gelijkvormigheid aan den wil van God ; het is hier de plaats om breedvoeriger over deze waarheid te spreken.

1.

Over de noodzakelijkheid van zich aan den wil van God te onderiverpen.

Indien wij dan heilig willen worden, moeten wij ons alleenlijk toeleggen, om nooit onzen e gen wil. maar altijd den wil van God \\ te volgen; want de goddelijke geboden en Gods raadgevingen komen allen hierop

-ocr page 268-

252 o:;feni.\\g der liefdk

neder, dal wij moeten doen en lijden al wat God wil en gelijk God het wil. Laat ons dus den Heer bidden, dat Hij ons de heilige vrijheid des geestes verleene ; zij doet ons alles omhelzen wat aan Jezus-Chrislus behaagt; hoe zeer ook onze eigenliefde of het men-schelijk opzicht zich daartegen verzette. De liefde lot Jezus-Chrislus s\'.elt ons in eene volkomene onverschilligheid : zoet en bitter, alles wordt gelijk ; men wil niels wat ons zeiven, en alles wat God behaagt; men verricht met gelijke voldoening het geringe en het groote, het aangename en het onaangename ; alles is goed, als God maar tevreden is.

De heilige Augustinus zegt; « Bemin God en doe dan wat gij wilt. » (1)—Wie God waarlijk bemint, zoekt niels anders dan Gods welbehagen, en vindt al zijn geluk in Hem te bevredigen dien hij bemint. Hoor wat de heilige Teresia zegt: « Wie niets anders zoekt, dan zijnen Beminde te voldoen, is tevreden met al wat Hem genoegen geeft. Zoo groot is de kracht der liefde als zij volmaakt is: zij doet alle eigen voordeel en alle

(1) Ama, ct fac quod vis.

-ocr page 269-

TOT JEZüS-CHRISTLS. 2Ü3

zolfyenoegen vergeten, om aan nicls anders te denken dan aan Hem te vergenoegen dien men bemint, en niets anders te zoeken dan hoe men Hem zal vereeren en door anderen doen vereeren.—0 mijn God ! al ons ongeluk komt hieruit voort, dat wij onze oogen niet gedurig op U gevestigd houden ; indien wij aan niets anders dachten, dan om recht naar Ü te gaan, zouden wij weldra bij U zijn, maar wij struikelen en vallen ieder oogenblik en dwalen zelfs van den weg af, omdat wij niet met oplettendheid den waren w eg in het oog houden. Gods welbehagen moet dan het eenig doel zijn van al onze gedachten, werken, verlangens en gebeden ; en de gelijkvormigheid aan Gods wil, is de weg dien wij moeten volgen om tot de volmaaktheid te geraken.

God wil dat ieder van ons Hem beminne uit geheel zijn hart. (1) Nu, men bemint Jezus-Christus uit geheel zijn hart, wanneer men rechtzinnig tot Hem zegt met den Apostel: « Heer ! wat wilt Gij dat ik doe?» (2)

(1) Diliges Doraiaum Deuui tuum ex toto cnrde tuo. Matth. 22. 37.

(2) Domine, quid me vis facere? Act. 9. 6,

-ocr page 270-

-Si OEFENING DER LIEFDE

Heer! geef mij te kennen «at Gij van mij verlangt, ik hen bereid het te volbrengen. — Kn laat ons verzekerd zijn, dat wanneer «ij willen wat God wil, wij dan ook ons eigen grootste goed willen, want het is zeker dat God dat wil wat voor ons het voordeeligste is. De heilige Vincentius a Paulo (1) noemde de gelijkvormigheid aan Gods wil den schat van den Christen en liet geneesmiddel aller kwalen, omdat in die gelijkvormigheid de verloochening van zich zeiven, de vereeniging met God, en alle deugden zijn opgesloten. Dit is dan het kort begrip van de gansche volmaaktheid : « Heer ! wat wilt Gij dat ik doe?» (2) De Heer belooft ons, dat Hij niet een haar \\an ons hoofd zal laten verloren gaan.» (3) Dal wil zeggen, dat Hij rijkelijk alle goede gedachten vergeldt die wij hebben om Hem te behagen, en alle kwellingen die wi j met geduld verduren, ons onderwerpende aan zijnen heiligen wil. De heilige Teresia verzekert ons, dat God ons nooit eene kwelling overzendt, zonder dezelve met eenige

(1) A belly, I. 3. ch. 9.

\'.2) Domiiie, quid ine vis facere?

(3) Rlcapillus deca(iite vestro non peribit. Luc. 21.18

-ocr page 271-

TOT JEZDS-CHRI3TÜS. 253

gunst lc beloonen, ieder maal dat wij ze met geduld aannemen. (1)

Maar onze onderwerping aan den godde-lijken wil moet volkomen zijn, zondereenig voorbehoud, standvastig, onafgebroken. Ziedaar het toppunt der volmaaktheid, en dit, ik herhaal het, moet hel doel zijn van al onze werken, van al onze verlangens en van al onze gebeden. Wanneer men de geestverrukkingen van de heilige Teresia, van den heiligen Philippus Nerius en van andere Heiligen leest, verlangt men somtijds ook tot die bovennatuurlijke vereenigingen te geraken ; zulke begeerten moet men verwerpen, omdat zij strijdig zijn met de ootmoedigheid ; indien wij heilig willen worden, moeten wij de ware vereeniging met God verlangen, welke bestaat in onzen wil met den wil van God ie vereenigen. De heilige Teresia zegt: « Men bedriegt zich wanneer men denkt dat de vereeniging met God in geestverrukkingen en in inwendigen troost beslaat; zij bestaat in niets anders dan in de onderwerping van onzen wil aan den wil van God, en deze onderwerping is

(1) Leven, h. 30.

-ocr page 272-

236 OEFEXtSG Di:i! LiKFBE

dan alleen volmaakt, wanneer onze wil. van alles ontheclit, zoodanig met den wil van God vereenigd is, dat wij geene andere neiging meer hebben, dan den wil van God te doen. Dit is de ware en wezenlijke vereeniging met God, waarnaar ik altijd heb verlangd eu die ik aanhoudend van den Heer vraag. » (1) — En verder roept zij uit; Er zijn er velen die zoo mot mij spreken, en ons dunkt dal wij niets anders wensclien ; maar ongelukkiglijk zijn er zeer weinigen, die tot dien trap van volmaaktheid geraken! » Inderdaad, niet zelden hoort men zeggen ; Heer ! aan U geef ik gansch mi jnen wil; ik wil niets anders dan hetgeen Gij wilt; — maar komt er ons eenige moeielijkheid voor, dan weten wij ons niet naar den wil van God te schikken, wij klagen dat ons alle rampen overvallen, en zoo maken wij ons ongelukkig.

Indien wij in alle tegenstrijdigheden met den wil van God vereenigd bleven, zouden wij zeker heilig worden en de gelukkigste der mensehen zijn. Wij moeten derhalve alle zorg aanwenden, om onzen wil met den wil van God vereenigd te houden en dit in alle i

(1) Fond.ch.o.

-ocr page 273-

TOT JE7.t)S-CIlRISTUS. 257

zoo onaangename als aangename zaken. De Heilige Geest vermaant ons niet volgens eiken wind te draaien. (I) Sommigen zijn gelijk aan de vveèrlianen; zij veranderen gedurig met den wind der wereldsche zaken: zij zijn zachtmoedig en vroolijk in den voorspoed, onverduldig en droefgeestig in den tegenspoed ; zij geraken nooit tot de volmaaktheid ; zij leiden een ongelukkig leven, omdat er in dit leven meer tegenspoed dan voorspoed is. De heilige Dorotheus zeide, dat uit de hand Gods aannemen alles wat ons overkomt, een groot middel is om een gedurigen vrede te genieten en altijd de gerustheid des harten te bewaren. Hij verhaalt dat de eremijten der woestijn er nooit ongeduldig of droefgeestig uitzagen, omdat zij alles blijmoedig, als uit Gods hand aannamen. O hoe gelukkig is hij, die leeft in eene volkomene onderwerping aan Gods wil! Hij verheft zich niet in den voorspoed, en wordt niet neerslachtig in den tegenspoed, omdat hij weet dat alles gelijkelijk van Gods hand komt. Dewijl Gods wil de cenige regel is zijner verlangens, zoo doet hij niets anders

(!) Non vcntiles te in omnom renturn. Eccli. ö. II.

-ocr page 274-

2Ö8 OEFENING DER LIEFDE

dan lielgeen God wil, en wil hij niols anders dan hetgeen God doet. Hij tracht ook niet veel te doen, maar alleen volmaaktelijk datgene te doen, wat liij weet dat aan God aangenaam is ; daarom stelt hij de kleinste plichten van zijnen staat hoven daden die veel grooter en roemrijker zijn; dewijl hij ziet, dal in deze laatste de eigenliefde haar aandeel zou kunnen hebben, terwijl in de eerste voorzeker niets anders is dan de. wil van God.

Wij zullen dan gelukkig zijn, indien wij, alles wat de goddelijke Voorzienigheid voor ons bestemt, aannemen met eene volkomene onderwerping \\an onzen wil, zonder er acht op te geven of het naar onzen zin is of niet.

De heilige Joanna van Chantal zeide: « Wanneer zullen wij toch de zoetheid smaken van de onderwerping aan Gods wil in alles, wat ons overkomt, zonder op iets antlers te letten dan op liet welbehagen van God, die ons zeker met gelijke liefde en tot ons grootste welzijn, en voor- en tegenspoed •overzendt? Wanneer zullen wij ons toch geheel overgeven in de handen van onzen hemelschen Vader, die ons zoo zeer bemint,

-ocr page 275-

TOT JEZUS-CHIUSTUS. 239

Hem de zorg overlatende van onzen persoon en van onze, zaken, en voor ons niets behoudende, dan alleen het verlangen om aan Hem te behagen ? » De vrienden van den heiligen Vincentius a Paulo zeiden van hem toen hij nog leefde : «Vincentius is altijd Vincentius. » Zij wilden daardoor te kennen geven, dat de Heilige in alle omstandigheden, in voor-en tegenspoed, altijd even opgeruimd was en altijd zich zeiven gelijk bleef; want daar hij zich geheel in de handen van God had over gegeven, leefde hij zonder achterdocht, en verlangde hij niets anders dan hetgeen aan God behaagde. Do heilige Teresia zeide : « Deze heilige overgeving aan Gods wil brengt die schoone vrijheid des geestes voort, welke de volmaakte zielen genieten en welke hun al hef geluk bezorgt, waarnaar men in dit leven kan verlangen ; immers wanneer men niets van al wat in de wereld is, nocli vreest, noch wil. noch verlangt, dan bezit men al les. » (I)

Vele personen, daarentegen, maken zich eene heiligheid volgens hunne neigingen ;

(I) Fond. cb. *gt;.

-ocr page 276-

2G0 OEFENING DEI! LIEFDE

zijn zij droefgeestig, dan zoeken zij dc eenzaamheid ; hebben zij trek voor het werkzaam leven, dan geven zij zich over aan het prediken en aan de werkzaamheden ; zijn zij ruw van karakter, dan plegen zij boetvaardigheden en verstervingen ; beminnen zij de weldadigheid, dan geven zij aalmoezen ; weder anderen doen vele gebeden of vele bedevaarten, en hierin doen zij al hunne heiligheid bestaan. De uiterlijke werken zijn vruchten van de liefde welke men heeft voor Jezus-Christus ; maar de wezenlijke liefde bestaat in eene volkomene gelijkvormigheid met den wil van God ; zij ver-eischt dus dat men zich zeiven verloochene en in alles datgene kieze, wat het meest aan God kan behagen, en alleenlijk omdat Hij het verdient.

Er zijn er die God wel willen dienen, maar in zulk eene bediening, op zulk eene plaats, met zulke personen of in zulke omstandigheden ; anders verlaten zij hel werk, of verrichten het met tegenzin. Zij hebben de vrijheid des geestes niet, maar zijn slaven van hunne eigenliefde; en daarom hebben zij weinig verdiensten, zelfs van het goede dat

-ocr page 277-

TOT JEZCS-CHRISIUS. 261

zij verrichten ; en daarbij leven zij nog altijd ongerust, omdat, terwijl zij aan hunnen eigen wil gehecht blijven, het juk van Jezus-Christus hun lastig valt. Zij die waarlijk Jezus-Christus beminnen, willen niets anders dan hetgeen aan Jezus-Christus behaagt, en enkelijk omdat het aan Jezus-Christus behaagt; zij willen dit wanneer, waar en op welke wijze Jtzus-Chrislus het wil, hetzij Hij ze met eervolle bedieningen belaste, of met nederige en geringe bezigheden ; hetzij Hij ze verheffe tot een luisterrijken stand in de wereld, of dat Hij ze tot een verborgen leven roepe. Ziedaar wat de zuivere liefde tot Jezus-Christus van ons vraagt; en daar moeten wij naar slreven, met de neigingen te bedwingen onzer eigenliefde, die ons aanspoort om datgene te verlangen, wat ons ijdele glorie bezorgt of de begeerte der natuur voldoet. Maar waartoe dient het toeh in deze wereld het meest geëerd te worden, de rijkste en de grootste te zijn, buiten den wil van God? De gelukzalige Suso zeide : «Ik wil liever de verachtelijkste aardworm zijn met den wil van God, dan een Serafijn door mijn eigen wil. »

-ocr page 278-

262 OEFENING DER LIEFDE

Jezus-Christus vermaant ons dat velen in den dag des oordeels tot Hem zullen zeggen: Heer ! hebben wij niet in uwen naam duivelen uitgedreven en wonderen gedaan ? (1) maar dat Hij hun zal antwoorden : Gaat weg van mij, ik heb u nooit voor mijne leerlingen erkend, want gij hebt liever uw eigenzin willen volgen, dan mijnen wil.—Deze vermaning is voornamelijk voor de priesters, die werken aan de zaligheid en aan de volmaaktheid van anderen, maar zich zeiven ver-waarloozen en altijd in het slijk hunner onvolmaaktheden blijven voortleven.

De volmaaktheid beslaat: ten eerste, in eene ware verachting van zich zeiven ; ten tweede, in eene volkoinene versterving van zijne neigingen ; ten derde, in eene volmaakte gelijkvormigheid met den wil van God. — Wien eene dezer drie deugden onthreekl, die is buiten den weg der volmaaktheid. Daarom was zeker groot dienaar Gods gewoon te zeggen, dal hel beter is in onze werken, ons alleen voor te stellen den wil van

(1) Dotnine, nonne in nomiue tuo prophetavitmis, et in noniino tuo dtemonia ejecinins, et in nomine tuo vh\'lutcs multas fecimns? Mutth. 7. 22.

-ocr page 279-

TOT JEZL\'S-CHRISTUS. 363

God le volbrengen, (ian to zoeken zijne glorie te bevorderen ; omdat wij met den wil van God te volbrengen ook zijne glorie bevorderen ; doch wanneer wij voor de eer van God willen werken, bedriegen wij ons dikwijls met onzen eigen wil te doen, onder voorwendsel van Gods eer te zoeken. Hoor wat de heilige Franeiscus van Sales desaangaande zegt: Velen zeggen tol God : ik geef mij geheel en al aan U over ; — maar daar zijn er zeer weinigen die deze overgeving beoefenen , welke niets anders is dan eene volmaakte onverschilligheid om alles aan te men, gelijk der goddelijke Voorzienigheid het ons overzendt, zoowel de droefheid als de vertroosting, de verachting gelijk de eer, den smaad gelijk de glorie.» (1)

Men toont derhalve dat men Jezus-Ghris-tas waarlijk bemint, wanneer men met geduld verdraagt en met liefde omhelst al wat onaangenaam is en strijdig niet onze eigenliefde. Thomas a Keuipis zegt, dal wie niet bereid is alles voor God te lijden , cn in alles Gods wil te volgen, niet waardig is

(l) Entret. 2.

-ocr page 280-

264 orfi mxg her liefde

Gods vriend genoemd te worden. (1) Daarentegen zeidc Pater Balthasar Alvarez : « Hij die in het lijden zicli met gelatenheid aaa Gods wil onderwerpt, loopt tot God met reuzenstappen. » En de heilige Teresia: « Welk kostbaarderen schat kan men hebben, dan de troostvolle getuigenis zijns harte dat men aan God behaagt ? » (2) En ik voeg er bij, dat wij nooit zekerder bewijs kunnen hebben, vau aan God te behagen, dan wanneer wij met gelalenheid de kruisen omhelzen, die Hij ons toezendt. » Het is den Heer aangenaam dat wij Hem bedanken voor de weldaden die Hij ons op aarde bewijst; maar bemerk wat Pater Avila zegt: Een « God zij geloofd! » in tegenspoed, is meer waard dan duizend dankzeggingen in voorspoed.

Wij moeten hier opmerken, dat wij niet alleen met gelatenheid dien tegenspoed moeten aannemen, welke onmiddelijk van God komt, gelijk ziekten, gebrek aan natuurlijke begaafdheden, tijdelijk verlies, maar ook die

(1) Qui nou est pui-utus omuiu puti et voluututem stare Uilecti, iiou est diguus amator appellari. laiit. Clir. 1. 3. c. 5.

(2) Leven, b. 10.

-ocr page 281-

TOT JEZUS-CIIRISTUS. 265

welke zijdelings van God komt, maar rechtstreeks van de menschen, zoo als vervolgingen, diefstal, beleedigingen; want het is zeker dat ze allen, de eene gelijk de andere, door God zijn toegelaten. David werd op zekeren dag beleedigd door eenen zijner onderdanen, met name Semeï, die niet tevreden met hem te beschimpen, hem nog met steenen wierp ; een officier van het gevolg des konings vroeg de toelating dien vermetele het hoofd af te slaan ; maar de heilige Koning antwoordde ; « Laat hem geworden, want de Heer heeft hem belast mij alzoo te mishandelen ; » (1) dat wil zeggen. God bedient zich van dezen mensch om mijne zonden te bestraffen, en daarom laat Hij toe dat ik alzoo gelasterd worde.

De heilige Maria-Magdalena van Pazzi zeide, dat al onze gebeden geen ander doel moeten hebben, dan van God de gratie te verkrijgen van in alles zijn heiligen wil te volgen. Sommige zielen, begeerig naar geestelijke voldoeningen, zoeken uiels anders in het gebed dan teedere en aangename gevoelens ; maar

(l) Dimittite enm ut nialedicat; Dominus euim prttee-pit ei ut malediceret Duvid. II. Reg. 16. 10.

/a

-ocr page 282-

266 OEFKNISG DER LIEFDE

Kloekmoedige zielen, die een waar verlangen hebben van zich geheel aan God te geven, vragen Hem niets anders dan de gratie van zijnen wil te kennen en getrouw te volbrengen. Om tot de volmaakte liefde te komen, moeten wij in alles onzen wil aan den wil van God onderwerpen, gelijk de heilige Franciscus van Sales ons leert: « Geloof niet dat gij lot die zuiverheid van liefde gekomen zijt welke gij moet bezitten, zoolang niet uw wü, zelfs in die zaken waarvan gij de grootste afgekeerdheid hebt, geheel en blijmoedig onderworpenis aan den wil van God. » Deze overgeving van onzen wil aan God, zegt de heilige Teresia, vermag zeer veel op hot hart van God, dewijl zij hem overhaalt om zich met onze nietigheid te vereenigen.» (1) Maar dit zoo groot geluk zal men nooit verkrijgen, dan door middel van de meditalie en van aanhoudende gebeden tot de goddelijke Majesteit, vergezeld van een oprecht verlangen om geheel en al aan Jezus-Ghris-lus toe te behooren.

O allerbeminnelijkste Hart van mijn godde-lijken Zaligmaker, Hart vol liefde tot de men-

(1) Cliem. du lu p. tb. 3;l.

-ocr page 283-

TOT JEZCS-CHRISTDS. 267

schen, dewijl Gij ons met zoo veel teeder-heid bemint, Hart ten hoogste waardig om gansch alleen over alle harten te heerschen ! O kon ik aan alle menschen de liefde doen begrijpen welke Gij hun toedraagt en de gunsten die Gij bewijst aan de zielen die tJ volkomen beminnen ! O Jezus, mijne Liefde ! aanvaard het offer welk ik U heden opdraag, liet offer van geheel mijnen wil; doe mij welen wat Gij van mij vraagt, ik heb besloten U in alies te voldoen, met de hulp uwer gratie.

II.

Over de gehoorzaamheid.

Maar welk is nu het zekerste middel, om den wil van God te kennen, en om in onze werken van denzelven niet af te wijken ?—Ik antwoord; de gehoorzaamheid aan onze oversten of zielbestierders. De heilige Vin-centius a Paulo zeide : « De wil van God wordt nooit beter volbracht, dan wanneer men gehoorzaamt aan zijne oversten.» Alzoo verklaart ons de Heilige Geest, dat de gehoorzaamheid beter is dan al wat wij aan

-ocr page 284-

208 OEFEXIMG DEK LIEFDE

God kunnen opdragen. (1) Het offer van onzen eigen wil, dat wij God opdragen met den-zelven aan de gehoorzaamheid te onderwerpen, is aan God aangenamer dan alle andere offeranden ; want in andere zaken, zoo als aalmoezen, vasten, lijfkastijdingen, geven wij aan God onze goederen, maar in de opoffering van onzen eigen wil, geven wij Hem ons zeiven. Wanneer wij aan God onze goederen en onze verstervingen opdragen, dan ontvangt Hij slechts een gedeelte ; maar als wij Hem onzen wil opofferen, dan ontvangt Hij alles. Wanneer wij derhalve tot God zeggen : Heer ! doe mij, door middel der gehoorzaamheid, kennen wat Gij van mij verlangt, ik ben bereid U in alles te voldoen,— dan blijft ons niets meer over om Hem op te dragen.

Wie zich aan de gehoorzaamheid heeft overgegeven, moet dus in alles afstand doen van zijne eigene meening. Dat een ieder zijne bijzondere meening hebbe, zegt de heilige Franciscus van Sales, (2) dit is niet strij-

(1) Meliur est obedieatia quam stultoruiu viotimte. Koel. 4. t7.

(2) Eutret. 14.

-ocr page 285-

TOT JEZUS-CHRITTUS. 260

dig met de deugd ; doch wat er meê strijdig is, is de gehechtheid aan zijne meeningen. Maar helaas ! niets is er moeilijker dan die gehechtheid af te leggen ; en daarom zijn er zoo weinige zielen die zich geheel aan God overgeven, omdat zij zich zelden in alles aan de gehoorzaamheid onderwerpen. Eenige menschen zijn zoo zeer aan hunnen eigen wil gehecht, dat wanneer zij iets uit gehoorzaamheid moeten doen, de zaak, zelfs wanneer zij volgens hunnen zin is, hun pijnlijk en moeilijk wordt, omdat de gehoorzaamheid zo hun heeft oplegd ; want dusdanige personen vinden in niets anders genoegen, dan in hunnen eigen wil te doen. Maar zoo doen de Heiligen niet: deze vinden geenen vrede dan in de werken van gehoorzaamheid. De heilige Joanna van Chautal liet op eenen dag van uitspanning, aan hare religieuzen toe, dien dag naar willekeur door te brengen. Maar des avonds kwamen zij allen haar dringend verzoeken, hun zulke vrijheid niet meer te geven, omdat zij zich nooit zoo zeer verveeld hadden, als op dien dag op welken zij van alle gehoorzaamheid waren vrij geweest.

-ocr page 286-

270 OEFENING DER MEFDE

Men bedriegt zich als men denkt, dat men iets beters kan doen, dan hetgene door do gehoorzaamheid wordt opgelegd. De heilige Franciscus van Sales zeide: «De werken van gehoorzaamheid verlaten, om zich door het gebed, de lezing en de ingetogenheid met (iod te vereenigen, is eerder zich van God verwijderen, om zich met zich zeiven en met zijne eigenliefde te vereenigen. » (1) De heilige Teresia zegt, dat hij die eenig werk verricht dat goed op zich zelve is, maar strijdig met de gehoorzaamheid, voorzeker handelt door inblazing van den duivel, en niet door ingeving van God, gelijk hij zich wellicht inbeeldt, « want, zegt zij, de ingevingen van God stemmen altijd overeen met de gehoorzaamheid. Elders verzekert zij ons dat God maar ééne zaak vraagt van eene ziel dii1 vast besloten is Hem te beminnen, namelijk, de gehoorzaamheid. »(2) En volgens Pater Rodriguez, heeft « eene zaak die uit gehoorzaamheid gedaan wordt, meer waarde dan eenig ander werk, hoe groot men het zich ook voorstelle. » Een stroohalm uit gehoor-

(I) Espr. p. 18. dl. 19.

\',2j Fond. ch. b\'.

-ocr page 287-

TOT JEZUS-CHBISTOS. 271

zaainheid oprapen, heeft meer verdiensten dan een lang gebed en eene bloedige geese-ling uit eigen wil. Daarom gaf de heilige Maria-Magdalena van Pazzi aan ieder werk, door de gehoorzaamheid voorgeschreven, de voorkeur boven het gebed ; want, zeide zij, « in de gehoorzaamheid ben ik zeker van den wil van God te doen, maar die zekerheid heb ik in geene andere bezigheid. » (1) Volgens al de leeraars van het geestelijk leven, is het beter eene godvruchtige oefening te laten uit gehoorzaamheid, dan die te verrichten zonder gehoorzaamheid. De allerheiligste Maagd heeft aan de heilige Brigitta (2) geopenbaard, dat wie eene versterving laat uit gehoorzaamheid, eene dubbele verdienste bekomt; hij verkrijgt de verdienste der versterving die hij wüde doen, en de verdienste der gehoorzaamheid, om welke hij de versterving achterlaat.

De beroemde Pater Arias ging eens zijnen vriend, den eerbiedwaardigen Pater Avila bezoeken, en hem nadenkend en droefgeestig vindende, vroeg hij de reden daarvan ; dia

(l) Cepar. c. 18.

(2; Rev. 1. 4. c. 26.

-ocr page 288-

272 OEFENING DER LIEFDE

groote predikant gaf hem tot antwoord: « O wat zijt gij toch gelukkig, die onder de ge-lioorzaamheid leeft en derhalve verzekerd zijt van Gods wil te doen ! Maar ik, hoe kan ik welen wat aan God het aangenaamste is, of dat ik van dorp tot dorp de arme landlieden ga onderrichten, of dat ik in den biechtstoel blijf zitten om de biecht te booren van ieder die zich aanbiedt ? Hij die uit gehoorzaamheid handelt, is verzekerd van in alles den wil van God te doen, en zelfs hetgene aan God het meeste behaagt. » Dit voorbeeld is zeer troostend voor allen die onder de gehoorzaamheid leven.

De gehoorzaamheid, om volmaakt te zijn, moet wil en oordeel omvatten. Wat nu den wil betreft, men moet gewillig gehoorzamen, en niet gedwongen, gelijk de slaven. En wat het oordeel betreft, men moet hel onderwerpen aan zijnen overste, zonder te onderzoeken hoe en waarom hij beveelt. Daarom zeide de heilige Maria-Magdalena van Pazzi: « De volmaakte gehoorzaamheid vereischl eene ziel zonder oordeel.» De heilige Phi-lippus Nerius zeide insgelijks : om goed te gehoorzamen, is het nie! genoeg datgene te

-ocr page 289-

TOT JEZUS-CHR1STÜS. 275

doen wat de gehoorzaamheid voorschrijfl, maar men moet het ook doen zonder te redeneeren, voor zeker houdende, dat hetgeen ons bevolen is, voor ons het volmaakste is dat wij kunnen doen, zelfs dan, wanneer voor God het tegenovergestelde beter ware. ; En hetgeen wij hier zeggen, is niet alleen voor kloosterlingen, maar ook voor degenen die in de wereld onder de gehoorzaamheid staan van hunnen biechtvader. Wanneer zij zich door hunnen zielbestierder een alge-meenen regel laten voorschrijven voor hunne geestelijke, en zelfs voor hunne tijdelijke belangen, dan zijn zij verzekerd van altijd op \' de volmaakste wijze te handelen. De heilige Philippus Nerius zeide : « Zij die verlangen voortgang te doen op den weg der volmaaktheid, moeten zich onderwerpen aan een ver-standigen biechvader, en aan hem als aan God zeiven gehoorzamen ; zoo lang men zoo handelt, kan men verzekerd zijn, dat men God geene rekenschap zal moeten geven van hetgeen men doet. » (1) Hij zegt verder, dat men betrouwen moet hebben in zijnen biechtvader, en gelooven dat God niet zal toelaten

(1) Bacci, I. 1. ch 20.

-ocr page 290-

274 OEFENING DER LIEFDE

dat Lij zich bedriege ; dat er geen zekerder middel is om de listen van den duivel te verijdelen, dan in liet goede den wil te doen van anderen ; en dal er ook niets gevaarlijker is dan zich te willen bestieren naar zijne eigene meening.— De heilige Franciscus van Sales, sprekende over de onderwerping aan den geestelijken bestierder, om veilig op den weg der volmaaktheid voort te gaan, zegt insgelijks : « Ziehier de voornaamste vermaning die men u kan geven : Zoekt zoo veel gij wilt, zoo spreekt de godvruchtige Pater Avila, nergens zult. gij zekerder den wil van Ood vinden, dan op den weg \\aiideze ootmoedige gehoorzaamheid , die door alle godvreezende personen zoo zeer werd aanbevolen en beoefend. » (l).IIetzell-do zeggen ook de heilige Bernardns, de heilige Bernardinus van Senen, de heilige Antoninus, de heilige Joannes van \'t kruis, de heilige Teresia, Joannes Gerson, in één woord alle godgeleerden en alle leeraars van het geestelijk leven. De heiiige Joannes van \'l kruis zegt zelfs dat, aan deze waarheid twijfelen bijna hetzelfde is als twijfelen aan (!) Introd.p. l.eh. 4.

-ocr page 291-

TOT JEZUS-CHniSTCS. 275

willen voegen naar hetgeen de biechtvadei-zejit, is hoogmoed en gebrek aan geloof. »

Onder de grondspreuken van den heiligen Franciscus van Sales vindt men ook deze twee, die zeer geschikt zijn om de angstvallige zielen te troosten : « 1. Nooit is iemand verloren gegaan, die waarlijk gehoorzaam was. 2. Men moet zich tevreden stellen met van zijnen biechtvader of bestierder te vernemen, dat men wel doet, zonder het juist te begrijpen of te gevoelen. Vele godgeleerden, zoo als Gerson, de heilige Antoninus, Cajetan, Navarrus, Sanchez, Bonacina, Cor-duba, Castropalao, de leeraren van Salamanca en anderen zeggen, dat hij die een angstvallig of scrupuleus geweten heeft, onder zware verplichting gehouden is, tegen zijne scrupulen te handelen, wanneer het te vreezen is, dat hij door zijne scrupulen groot nadeel zal lijden naar ziel of lichaam, zoo als het verlies van zijne gezondheid of van zijn versland ; hieruit volgt dat de scrupuleuzen meer moeten vreezen ongehoorzaam te zijn aan hunnen biechtvader, dan tegen hunue scrupulen te handelen.

Wij eindigen dit Hoofdstuk, met in wei-

-ocr page 292-

276 OEFENING DER LIEFDK

nige woorden te herhalen al wal wij er in verhandeld hebben, namelijk, dal geheel de weiensehap der zaligheid en der volmaaktheid bestaat: 1° in ons zeiven te verloochenen ; 2° in den wil van God te volbrengen ; 3° en in Hem altijd te bidden dal Hij ons de kracht verleene, om hel een en hel ander le beoefenen.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

« Wal heb ik in den hemel? en wat verlang ik op aarde builen V? de God mijns harten, en mijn deel, is God voor eeuwig. » (1) Beminde en oneindig beminnelijke Verlosser ! daar Gij uit den hemel zijl gedaald om 1! geheel aan mij le geven, wal kan ik zoeken of verlangen op aarde of in den hemel buiten U. die het hoogste goed zijt en hel eenigsle goed dat verdiend bemind te worden ? Wees Gij dan de eenige Meester van mijn hart, bezit hel gansch alleen ; en dat mijne zie\' U alleen beminne, aan U alleen gehoorzame, en aan ü alleen zoeke lebeha-

(1) Quid rnihi est in ccelo? et a te quid volui snpei-teiruin?— Deus cordis mei, et pars mea. Deus, io aeter-num. Ps. 72. 2b.

-ocr page 293-

TOT JEZUS CHniSTUS. 277

gen. Ik benijd aan anderen de rijkdommen dezer wereld niet; ik verlang U alleen ; Gij zijt en zult altijd mijn schat wezen, in dit leven en in de eeawiglieid. Ik geef ü dan, lieve Jezus ! mijn hart en geheel mijnen wil. Die wil is U eertijds vvederspannig geweest; thans offer ik denzelven geheel aan U op. i Heer ! wal wilt Gij dat ik doe In (1) Zeg mij wat Gij van mij begeert, en verleen mij uwen bijstand ; ik ben bereid alles te doen wat Gij verlangt. Beschik over mij en over al wat mij toebehoort, volgens uw welbehagen ; ik neem alles aan, ik onderwerp mij aan alles. O Liefde die eene oneindige liefde waardig zijt ! Gij hebt mij zoo zeer bemind dat Gij voor mij gestorven zijt, ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zeiven, en geef mijne ziel in uwe handen over. Heden verzaak ik aan alle gehechtheid aan de wereld, ik ruk mij los van al het geschapene, en geef mij geheel aan ü; ik bid U, door de verdiensten van uw lijden, neem mij aan en maak dat ik U tot de dood toe getrouw blijve. Mijn Jezus! mijn Jezus! van heden afwil ik alleen voor U leven, U alleen wil ik

(2) Domine, quid me vis facere? Act. 9. 6.

-ocr page 294-

278 OEFENING der LIEFDE

beminnen, en aan niets anders meer denken (ian aan uwen wil te volbrengen ; sta mij bij met uwe gratie.

En Gij, o Marin, mijne Hoop ! weiger mij uwe voorspraak niet.

»W\\A\'V\\/VW\\/W/^/VWW\\\'VV\'V\\\'\\/^\'W^~VW\\/W\\\'WWvA/w^/Wgt;/%/V\\/Vlt;\\

Xquot; HOOFDSTUK. Wie jezus-christus bemint, lijdt alles voor

jezus-christus, en voornamelijk ziekten,

armoede en verachting.

Charitas omnia snffert.

De liefde verdraagt ailes.

Wij hebben in het eerste Hoofdstuk gesproken over de deugd vau geduld in het algemeen ; thans zullen wij hier eenige bijzondere gevallen ophalen, in welke het geduld voornamelijk moet beoefend worden.

Pater Balthasar Alvarez (1) zeide, dat een Christen zich niet moet inbeelden eenigen voortgang te hebben gemaakt in het geestelijk leven, zoo lang hij niet de gedachte van het lijden, de armoede en de versmadingen van Jezus-Christus diep in zijn hart

(1) Leven, h. 3.

-ocr page 295-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 279

geprent houdt, ten einde uit liefde tot den Zaligmaker, allerhande lijden, armoede ea versmadingen met geduld te verdragen.

I.

Over het geduld in de ziekten.

Eerst zullen wij spreken over de pijnen en krankheden deslichaams, waardoor wij eene-kroon van vele verdiensten verwerven, indien wij ze met geduld verdragen.

De heilige Vincentius a Paulo zeide : «Indien wij den kostbaren schat kenden die in de ziekte is opgesloten, dan zouden wij deze met evenzoo veel blijdschap ontvangen als de grootste weldaden. » Hij werd onophoudelijk door zoo pijnlijke ziekten gekweld , dat hij somtijds dag noch nacht kon rusten ; doch hij verdroeg ze zonder de minste klacht te laten hooren, en met zooveel opgeruimdheid dat hij uitwendigscheei» niet te lijden. 0 hoe stichtend is het de ziekten rustig en gelaten te verdragen, gelijk de heilige Franciscus van Sales deed. Telkens deze heilige ziek was, maakte hij eenvoudig zijne kwaal aan den geneesheer bekend, ge-

-ocr page 296-

280 OEFENING DER LIEFDE

hoorzaamde dan stiplelijk, nam al de^enees-middelen die deze hem voorschreef, boe onaangenaam zij ook waren, en hield zich daarna tevreden, zonder te klagen, hierin geheel verschillend van degenen die niet ophouden van jammeren bij het minste ongemak dat zij lijden, en wel zouden wen-schen dat bloedverwanten en vrienden hen gedurig omringden, om hun medelijden te toonen. De heilige Teresia gaf aan bare religieuzen de volgende vermaning: « Mijne zusters, leert iets lijden ter liefde van Jezus, zonder dat iedereen het moete weten.» (1) De eerwaardige Pater Ludovicus Dupont werd eens op goeden vrijdag, door eene bijzondere gunst van den Heer, met zoo veel pijn overvallen, dat er geen lidmaat aan zijn lichaam was, hetwelk niet zijne bijzondere smart leed. Hij maakte dit aan eenen vriend bekend ; maar toen bij bet gezegd had, berouwde hem dit zoo zeer, dat bij de belofte deed van nooit meer aan iemand zijn lijden te openbaren. Ik heb gezegd : « door eene bijzondere gunst, » omdat de Heiligen de ziekten en de smarten die God hun toezendt,

(l) Chem «lelu p. ch. lil.

-ocr page 297-

TOT JEZUS-C11RISTUS. . 281

als gunsten aannemen. De heilige Francis-cus van Assië leed eens lievige pijnen ; dan zeide hem de broeder die hem bijstond : Vader, bid God dat Hij u wat zachter behan-dele, want het schijnt dat zijne hand u te zeer drukt. De Heilige dit hoorende, sprong van zijn bed op, wierp zich op den grond en dankte God voor zijne smarten ; vervolgens zeide hij tot den broeder : «Indien ik niet wist dat gij zop spreekt uit eenvoudigheid, zou ik u niet meer willen zien ouder mijne oogen. » (1)

Een zieke zal zeggen ; hetgeen mij het meeste bedroeft, is niet de ziekte die ik lijd, maar dat ik niet naar de kerk kan gaan, om mijne godvruclilige oefeningen te verrichten, om te communiceeren en de heilige mis bij te wonen ; ik kan niet in het koor komen om de getijden met mijne medebroeders 1« bidden, ik kan de mis niet lezen, ik kan zelfs niet bidden, omdat mijn hoofd te zwak is.— Maar zeg mij, bid ik u, waarom wilt gij naar de kerk of naar het koor gaan ? waarom wilt gij communiceeren, de Mis lezen of hooren ? Is het niel om aan God genoegen te

(I; Vita,c. 14.

D

-ocr page 298-

282 oefening d;;r liefde

geven ? Maar hetgeen nu aau God behaagt, is niet dat gij de getijden leest of communiceert of de heilige mis hoort, maar dat gij geduldig te bed blija en de pijnen uwer ziekte verdraagt. Indien hetgeen ik hier zeg, u niet voldoet, dan zoekt gij niet te doen hetgeen aan God, maar hetgeen aan u zeiven behaagt. De eerwaardige Pater Avila schreef aan eenen priester die dusdanige klachten liet hooren : « Vriend, wil niet onderzoeken wat gij zendt doen indien gij gezond waart, maar zijt tevreden met ziek le blijven, zoolang het aan God zal behagen. Indien gij den wil van God zoekt, wat ligt er u dan aan gelegen of gij gezond of ziek zijt ? » (1)

Gij zegt dat gij zelfs niet kunt mediteeren, omdat uw hoofd te zwak is. — Gij kunt niet niet mediteeren, maar kunt gij geene akten van overgeving aan Gods wil verwekken? -Welnu, de beste meditatie die gij kunt doen, is de smarten die gij lijdt, met liefde aan te nemen. Zoo deed de heilige Vincentius a Paulo; wanneer hij hevig ziek was, dan plaatste hij zich zachtjes in Gods tegenwoor-

(1) Partic 2 Ep. »\'».

t

-ocr page 299-

TOT JEZUS-CHRISTDS. 283

(ligheid, en zonder zich geweld aan Ie doen om xijne gedachten op het een of ander punt te vestigen, stelde hij zich tevreden met van tijd tot tijd eene akte van liefde, van vertrouwen of dankzegging te verwekken, en vooral, wanneer zijne smarten heviger werden, akten van overgeving aan Gods wü. De heilige Franciscus van Sales zeide; « De kruisen op zich zeiven beschouwd, zi jn verschrikkelijk, maar wanneer wij dezelve beschouwen volgens den wil van God, dan zi jn zij beminnelijk en zeer aangenaam. » (1) Gij kunt niet mediteeren! Maar hoe zoudt gi j eene betere meditatie kunnen doen, dan van tijd tot tijd den gekruisten Jezus te aanschouwen, en het weinige dat gij lijdt, op te dragen, in vereeniging met de overgroote smar-.ten welke die goddelijke Zaligmaker voor u aan het kruis geleden heeft ?

Eene godvruchtige dame moest te. bed blijven en leed groote smarten ; men gaf haar een kruisbeeld in de hand, zeggende, dat zij Jezus moest bidden, om van hare pijnen verlost te worden ; doch de zieke antwoordde : a Hoe kunt gij toch willen dat ik

(1) Am. deD. 1, 9. ch. 3.

-ocr page 300-

284 OEFENING DER LIEFDE

vraag om van het kruis verlost te worden, terwijl ik een gekruisten God in mijne handen houd ? Neen, ik wil liever lijden voor Hem,die voor mij smarten beeft willen lijden welke duizendmaal heviger zijn dan de mijne.» — Juist dit ook zeide Jezus zelfaan de heilige Teresia, toon zij ziek was en vele pijnen leed ; Hij verscheen haar geheel bedekt met wonden en sprak aldus; n Mijne dochter, aanschouw deze wonden; uwe smarten zullen nooit zoo verre gaan »(1) Daarom was de Heilige in hare ziekten gewoon te zeggen : « Als ik bedenk op hoe vele wijzen de Heer geleden beeft. Hij die geheel onschuldig was, dan weet ik niet, hoe ik over mijn lijden zou kunnen klagen.» — De heilige Ludwina leed acht en dertig jaren lang eene menigte van kwalen, koortsen, jicht aan handen en voeten, keelontstekingen, en wonden in haar gansch lichaam ; maar dewijl zij altoos de smarten van Jezus-Christus voor oogen had, was zij altijd tevreden en blijmoedig te midden van hare smarten. — Toen de heilige Jozepb van l.eonissa, een capucijn, eene zeer pijnlijke

(I) Vio, addit. - •\'

-ocr page 301-

TOT JEZUS-CIIRISTCS. 58;)

operatie van den lieelmeester moest onderstaan, en zag dat zijne medebroeders hem met koorden wilden binden, uit vrees dat hij door de hevigheid der pijnen eenige beweging zou doen, nam hij het kruisbeeld in handen en riep uit: « Waartoe koorden ? waartoe koorden ?. .. Ziet hier dengene die mij bindt en mij verplicht alle pijnen uit iiefde tot Hem te verdragen. » — De heilige martelaar Jonas, die op bevel van den dwingeland een ganschen nacht op het ijs had moeten verblijven, zeide des morgens, dat hij nooit een gerustigeren nacht had doorgebracht, omdat hij zich gedurig Jezus op het kruis had voorgesteld, en zijne smarten, in vergelijking met die van Jezus, hem veeleer zoetigheden hadden toegeschenen dan kwellingen.

O wat grooten schat van verdiensten kan men vergaderen alleen door geduldig te zijn in de ziekten ! Pater Alvarez heeft de groote heerlijkheid mogen zien, welke God voor eene goede religieus had bereid, om eeue ziekte die zij met groot geduld had geleden ;\' en hij zeide, dat zij in de acht maanden van hare ziekte meer verdiend had, dan andere

-ocr page 302-

286 OEFENING DER LIEFDE

ijverige religieuzen in vele jaren. Het geduld in de smarten onzer ziekten en kwalen maakt een groot, ja misschien het grootste deel uit van de kroon die God voor ons in den hemel bereid heeft. Dit werd geopenbaard aan de heilige Ludwina. Nadat zij al de smarten had uitgestaan , waarvan wij hierbo-Ten gesproken hebben, verlangde zij nog te sterven als martelares van Jezus-Christus. Toen zij nu op zekeren dag naar de marteldood verzuchtte, zag zij eene zeer heerlijke kroon, die evenwel nog niet geheel voltrokken was, en zij begreep dat dit de belooning was, die haar was voorbereid ; en daar zij verlangde deze kroon gansch voltrokken te bekomen, bad zij God dat Hij hare smarten zou vermeerderen. De Heer verhoorde haar; Hij zond eene bende soldaten, die haargroo-telijks mishandelden, niet alleen met scheldwoorden, maar ook met stokslagen. Daarop verscheen haar een Engel met de voltrok-kene kroon, en zeide haar dat hare laatste smarten de kostbare steenen in hare kroon hadden gezet die er nog ontbraken ; en kort daarop stierf zij.

O hoe zoet en aangenaam zijn de pijnen

-ocr page 303-

TOT JEZLS-CIIRlSTliS. 287

en de versmadingen voor de zielen die Goil vurig beminnen ! Daarom gingen de Martelaars met zoo veel blijdschap de pijnbanken en ijzeren haken, de gloeiende roosters en de bijlen te gemoet. De heilige Martelaar Pro-copius zeide tot den tyran, terwijl deze hem pijnigde : « Pijnig mij zoo veel gij wilt, maar weet dat voor hem die Jezus-Christus bemint, niets aangenamer is dan uit liefde tot Hem te lijden. » (1) Zoo sprak ook de heilige Martelaar Gordius tot den dwingeland die hem met de dood bedreigde : « Gij bedreigt mij met de dood, en zie, het spijt mij dat ik niet meer dan éénmaal voor Jezus, mijnen Zaligmaker, kan sterven. » — Nu vraag ik , hebben die Heiligen misschien alzoo gesproken bij geestverrukking of omdat zij aan do pijnen ongevoelig waren? — Voorzeker neen, antwoordt de heilige Bernardus: (,2) zij waren noch krankzinnig noch ongevoelig aan de pijnen, maar zij beminden God, en geloofden dat het hun allervoordeeligst was, ter liefde van Jezus alles te verliezen en alles te lijden, zelfs de dood.

en

(II Ap.Sur. 8. Jul.

(2) Neque hoc facit stupor, sedamor. In Cant. s. 61.

-ocr page 304-

388 OEFENING DER LIEFDE

Vooral moeten wij, wanneer wij ziek zijn, liereid wezen om te sterven en op die wijze te sterven, welke aan God behaagt. Wij moeten sterven ; ons leven moet eindigen met onze laatste ziekte, maar wij weten niet welke ziekte voor ons de laatste zal zijn; daarom moeten wij ons in iedere ziekte bereiden om die dood aan te nemen, welke God voor ons bepaald heeft. — Doch, zal een zieke zeggen, ik heb vele zouden bedreven en geene boetvaardigheid gedaan ; ik zou nog eenigen tijd willen leven, niet om te leven, maar om aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen, eer ik sterf. — Maar zeg mij, lieve broeder, hoe weet gij dat gij boetvaardigheid zult doen wanneer gij blijft leven, en dat integendeel uw gedrag niet -•■■\'echter zal worden dan vroeger? Nu moogt gij vertrouwen dat God u vergeven heeft; en welke schoonere boetvaardigheid kan er zijn, dan, indien het Gods wil is dat gij stervet, de dood met gelatenheid aan te nemen? De heilige Aloysius van Gonzaga die stierf in den ouderdom van drie en twintig jaren, achtte zich gelukkig van alzoo aan de gevaren dezer wereld te ontsnappen. « Nu,

-ocr page 305-

TOT JEZUS-CHR1STUS. 289

zeide hij, kan ik met eenige reden hopen van in Gods gratie Ie zijn, en daar ik niet weet wat mij laler kan overkomen, zoo sterf ik gaarne, indien het God behaagt mij tot het andere leven te roepen. » Pater Avila was van gevoelen dat ahvie zich in eene goede, ofschoon middelmatige gewetensge-steltenis bevindt, naar de dood mnet verlangen, om uit het gevaar te geraken, waarin wij op deze aarde gedurig verkeeren van te zondigen en Gods gratie te verliezen.

Daarenboven kunnen wij, ter oorzake onzer natuurlijke zwakheid, in deze wereld niet leven zonder ten minste dagelijksche zonden te bedrijven ; en dewijl de dood ons buiten het gevaar stelt van nog te zondigen, zoo moet dit alleen eene voldoende reden zijn om de dood met blijdschap te omhelzen. Eindelijk, indien wij God waarlijk beminnen, dan moeten wij vurig verlangen Hem te zien en uit al onze krachten te beminnen in den hemel, wat niemand volmaaktelijk kan doen op deze aarde ; maar, indien de dood ons de deur niet opent, kunnen wij in dat gelukkig vaderland niet binnengaan. Daarom riep de heilige Augustinus uit: Heer ! laat mij ster-

-ocr page 306-

290 OEFENING DER LIEFDE

ven, want de dood alleen kan mij het geluk bezorgen van U, van aanschijn aan aanschijn te aanschouwen en eeuwiglijk te beminnen in den hemel. (1)

11.

Over hel geduld in de armoede.

Op de tweede plaats, moet men het geduld lieoefenen wanneer men armoede lijdt. Er is voorzeker veel geduld noodig om de be-rooving van tijdelijke goederen te verdragen. De heilige Augustinus zegt: lt;i Wie God niet bezit, bezit niets ; wie God bezit, bezit alles. » (2) Wie God bezit door de vereeni-ging met zijn heiligen wil, vindt alle goed in God. Ziet bij voorbeeld een heiligen Fran-ciscus: hij gaat barrevoets, hij is gekleed met eenen zak, hij is beroofd van alles, maar met uil te roepen : « Mijn God en mijn AI! » gevoelt hij zich rijker dan alle vorsten der aarde. Diegene moet wezenlijk arm genoemd worden, die naar goederen verlangt welke hij niet heeft; maar hij die niets verlangt, en met zijnen staat tevreden is, is waarlijk

(1) Eia, Domine! rnoriar, ut te videam. Sol. an. ad

D. c.

(2) Serm. 83. E. B.

-ocr page 307-

TOT JEZUS-CHRISTUS. i!)l

rijk. Van deze deugdzame zielen zegt de heilige Paulus : « Niets hebbende, terwijl zij alles bezitten. » (1) Zij die Gnd waarlijk beminnen, hebben inderdaad niets en bezillen alles; — want als de tijdelijke goederen hnn ontbreken , zeggen zij: Mijn Jezus! Gij alleen zijt mij genoeg ; — en daarmede zijn zij volkomen getroost. De Heiligen hebben niet alleen de armoede met geduld verdragen, maar hebben zich zelfs van alles zoeken te ontdoen, om van alles onthecht met God alleen vereenigd te leven. Zoo wij den moed niet hebben, om aan al de goederen der aarde te verzaken, stellen wij ons dan len minste tevreden met den staat waarin het den Heer behaagd heeft ons te plaatsen, en laten wij niet bezorgd zijn voor de aard-sche rijkdommen, maar alleen voor de he-melsche, die onmetelijk grooter en daarenboven eeuwig zijn ; en houden wij voor zeker dezen grondregel van de heilige Tere-sia : « Hoe minder wij hier op aarde bezitten, hoe meer wij in het ander leven zullen genieten. » (2)

(1) N\'ihil Imbonfes, «;t omnia possidentes. II. Cor. (i. »(»

(2) Foml.rh. IV.

-ocr page 308-

288 OEFENING DER LIEFDE

Vooral moeten wij, wanneer wij ziek zijn, bereid wezen om te sterven en op die wijze te sterven, welke aan God behaagt. Wij moeten sterven ; ons leven moet eindigen met onze laatste ziekte, maar wij weten niet welke ziekte voor ons de laatste zal zijn; daarom moeten wij ons in iedere ziekte bereiden om die dood aan te nemen, welke God voor ons bepaald heeft. — Doch, zal een zieke zeggen, ik heb vele zouden bedreven en geene boetvaardigheid gedaan ; ik zou nog eenigen tijd willen leven, niet om te leven, maar om aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen, eer ik sterf. — Maar zeg mij, lieve broeder, hoe weet gij dat gij boetvaardigheid zult doen wanneer gij blijft leven, en dat integendeel uw gedrag niet .quot;■■\'echler zal worden dan vroeger? Nu moogt gij vertrouwen dat God u vergeven heeft; en welke sehoonere boetvaardigheid kan er zijn, dan, indien het Gods wil is dat gij stervet, de dood met gelatenheid aan te nemen ? De heilige Aloysius van Gonzaga die stierf in den ouderdom van drie en twintig jaren, achtte zich gelukkig van alzoo aan de gevaren dezer wereld te ontsnappen. « Nu,

-ocr page 309-

TOT JEZUS-CHR1STUS. 289

zeide hij, kan ik met eenige reden hopen van in Gods gralie le zijn, en daar ik niet weet wat mij later kan overkomen, zoo sterf ik gaarne, indien het God behaagt mij tot het andere leven te roepèn. » Pater Avila was van gevoelen dat al wie zich in eene goede, ofschoon middelmatige gewetensge-steUenis bevindt, naar de dood mnet verlangen, om uit het gevaar te geraken, waarin wij op deze aarde gedurig verkeeren van te zondigen en Gods gratie le verliezen.

Daarenboven kunnen wij, ter oorzake onzer natuurlijke zwakheid, in deze wereld niet leven zonder ten minste dagelijksche zonden te bedrijven ; en dewijl de dood ons buiten het gevaar stelt van nog te zondigen, zoo moet dit alleen eene voldoende reden zijn om de dood met blijdschap te omhelzen. Eindelijk, indien wij God waarlijk beminnen, dan moeten wij vurig verlangen Hem te zien en uit al onze krachten te beminnen in den hemel, wat niemand volmaaktelijk kan doen op deze aarde; maar, indien de dood ons de deur niet opent, kunnen wij in dat gelukkig vaderland niet binnengaan. Daarom riep de heilige Augustinus uit: Heer ! laat mij sier-

-ocr page 310-

290 OEFENING DER LIEFDE

veu, want de dood alleen kan mij het geluk bezorgen van U, van aanschijn aan aanschijn te aanschouwen en eeuwiglijk te beminnen in den hemel. (1)

n.

Over hel geduld in de armoede.

Op de tweede plaats, moet men het geduld 1gt;ooefenen wanneer men armoede lijdt. Er is voorzeker veel geduld noodig om de be-rooving van tijdelijke goederen te verdragen. De heilige Augustinus zegt ; « Wie God niet bezit, bezit niets ; wie God bezit, bezit alles. » (2) Wie God bezit door de vereeni-ging met zijn heiligen wil, vindt alle goed in God. Ziet bij voorbeeld een heiligen Fran-ciscus: hij gaat barrevoets, hij is gekleed met eenen zak, hij is beroofd van alles, maar met uit te roepen ; « Mijn God en mijn Al! » gevoelt hij zich rijker dan alle vorsten der aarde. Diegene moet wezenlijk arm genoemd worden, die naar goederen verlangt welke hij niet heeft; maar hij die niets verlangt, en met zijnen staat tevreden is, is waarlijk

(1) Eia, Domino! moriar, ut te vldeam. Sol. ao. ad

f). c.

(2) Serm. 83. E. B.

-ocr page 311-

TOT jEzüs-cnmsTBS, i9l

rijk. Van deze deugdzame zielen zegl de heilige Paulus : « Niets hebbende, terwijl zij alles bezitten. » (1) Zij die God waarlijk beminnen, hebben inderdaad niets en hezillen alles; — want als de tijdelijke goederen hun ontbreken , zeggen zij; Mijn Jezus! Gij alleen zijt mij genoeg ; — en daarmede zijn zij volkomen getroost. De Heiligen hebben niet alleen de armoede met geduld verdragen, maar hebben zich zelfs van alles zoeken te ontdoen, om van alles onthecht met God alleen vereenigd te leven. Zoo wij den moed niet hebben, om aan al de goederen der aarde te verzaken, stellen wij ons dan len minste tevreden met den staat waarin het den Heer behaagd heeft ons te plaatsen, en laten wij niet bezorgd zijn voor de aard-sche rijkdommen, maar alleen voor de he-melsche, die onmetelijk grooter en daarenboven eeuwig zijn ; en houden wij voor zeker dezen grondregel van de heilige Tere-sia : « Hoe minder wij hier ep aarde bezitten, hoe meer wij in het ander leven zullen genieten. » (2)

(1) Nihil iuiboiites, ot omnia possidentes. II. Cor. 6. fd

(2) FomI. « h. 14.

-ocr page 312-

302 OEFENING DER LIKFDE

De heilige Bonaventura zegt, dat overvloed van tijdelijke goederen eene soort van vogellijm is, die zich aan de ziel hecht en haar belet tot God op te vliegen. En de heilige Joannes Climacus zegt van een anderen kaïit, dat de armoede een weg is, langs welken men zonder hindernis tot God komt. In de acht zaligheden belooft God den hemel aan de zachtmoedigen, aan de zuiveren van harte en aan anderen ; hij spreekt in den toekomenden tijd ; maar wat de armen van geest aangaat. Hij verklaart dat zij reeds in dit leven hot hemelrijk bezitten : « Zalig zijn de armen van geest, want bun behoort het rijk der hemelen. » (1) En inderdaad, zij genieten op aarde als een voorsmaak des hemels. «De armen van geest» zijn diegenen die niet alleen arm zijn in aardsche goederen, maar ze ook niet zoeken en zelfs niet verlangen; zij zijn tevreden wanneer zij zoo veel hebben als noodig is om zich te voeden en te kleeden, gelijk de Apostel zegt: k Als wij voedsel hebben en kleeding om ons te dekken, laten wij daarmede tevreden

(2)Be.-iti puuperes spiritu,quoniatn ipsoram est reguatu twlorum. Mattli. 5. 3.

-ocr page 313-

TOT JEZUS-CUniSTUS. 293

zijn. » (1) O zalige armoede ! roept de heilige Laurentius Justinianus uit, o zalige armoede, die niets bezit en niets vreest! zij is altijd blijmoedig en beeft altijd overvloed; dewijl zij elk gebrek dat zij lijdt, tot voordeel der ziel doet dienen. » (i) De heilige Bernardus zegt: « De gierigaard is altijd hongerig gelijk een bedelaar, omdat hij zijne begeerlijkheid nooit kan voldoen ; de vrijwillige arme daarentegen, omdat hij niets verlangt, acht de aardsehe goederen niet en schijnt meester van alles.

Jezus-Christus zeide eens aan de gelukza-Ijge Angela van Foligno ; « Indien de armoede geen groot goed was, zou ik ze niet voor mij gekozen, noch aan mijne uitverkorenen hebben nagelaten. » En inderdaad, het is bij \'t aanschouwen van \'t armoedig leven van hun goddelijken Meester dat de Heiligen worden opgewekt, om ook de armoede te beminnen. De heilige Paulus zegt dat het verlangen om rijk te worden, een

(1) Ilabentcs untein alimcnta et quibus tegumur, his cootcDti sumus. I. Tim. ö. 8,

(2) De Disc. inon. e. 2.

(3) A varus leireuu esurit ut luendicus, fuMis coctem-nit ut doininus.Iii Cant. s. 21.

-ocr page 314-

294 OEFENING DER LIEFDE

sir ik is van (ion duivel, die de tnenschen in lt;ien afgrond des verderfs doet vallen. (1) O ougelnkkigen, die om de ellendige goederen dezer wereld God, een oneindig goed, verliezen ! Toon de keizer Licinius aan den liciligeu Martelaar liasilius deed beloven, dat indien hij Jezus-Cliristus wilde verloochehen, hij hem tof hoofd van Üe priesters der val-sdie goden zou aanstellen, had deze martelaar groot gelijk van te antwoorden ; « Zeg aan den-keizer dat, indien hij mij zijn gansch rijk wilde geven, hij mij nogtans niet zoo veel zou kunnen teruggeven, als hij mij zou \'ontnomen hebben met mij mijnen God te doen verliezen. » God moet ons dan volstaan, wij moeten tevreden zijn met hetgeèn Hij ons geeft, ons verheugende arm te zijn, vooral wanneer ons iets ontbreekt dat wij gaarne hebben ; want daarin beslaat de verdienste der armoede. Velen zijn arm , doch wijt zij hunne armoede niet beminnen, hebben zij daarvan geene verdienste, omdat volgens de bemerking van den heiligen

(t) Qui volmif divitcs fieri, incidiiiit... in llt;ilt;|iieuin «lia-ioii et ilus\'Hlm}!.\'.. iH-civo. \'jiia\' mui-gunt Jioniiues in intc-i-Uuui ct puiiiitiuiiuiii. i. Tiui. ü.

-ocr page 315-

TOT JKZÜS-CHUISTUS. 295

Bernardus, de deugd van armoede niet bestaal iu arm te zijn, maar iu de armoede te beminnen.

Deze liefde tot de armoede is bijzonder noodig aan de kloosterlingen, omdat zij de belofte van armoede gedaan hebben. Men vindt er, zegt de heilige Bernardus, die wel arm willen zijn, maar op voorwaarde dat hun niets ontbreke. (1) AIzoo, zegt de heilige Franciseus van Sales, willen zij de eer der armoede en hel g.nnak der rijkdommen. Voor hen geldt hetgeen de gelukzalige Salo-mea. Claris, zeide : « Hij die aim wil ziju en klaagt wanneer hem iets ontbreekt, maakt zich belachelijk in de oogen der Engelen en der menschen. « Zoo doet de ware kloosterling niet, hij bemint zijne armoede \'meer dan alle schatten. De dochter van den keizer Kaximilianus II, Claris onder deu naam van Zuster Margaretha van het kruis, verscheen voor haren broeder den aartshertog Albert met een gelapt kleed ; de vorst toonde hierover zijne verwondering en zeide dat dit kleed niet betamelijk was voor iemand van

(1) Pauperes esse voluut, eo tumon pacto ut nihil eis desit. Iu Adv. D. s. 4.

-ocr page 316-

206 OEFENING DER LIEFDE

liaren ran?, maar zij antwoordde : Weet, lieve broeder, dat ik meer tevreden ben onder deze lompen, dan alle vorsten onder hun purper. De heilige Maria-Magdalena van Pazzi zeide ; O hoe gelukkig zijn de kloosterlingen, die door de heilige armoede van alles onthecht, met den Psalmist kunnen uitroepen : « Mijn God, gij zijt mijn erfdeel en al mijn goed. » (1) Toen eens de heilige Teresia veel aalmoezen van eenen koopmau had ontvangen, liet zij hem zeggen, dat zijn naam in het Boek des levens stond opgeschreven, en dat hij tot een teeken daarvan weldra de goederen dezer aarde zou verlie- % zen. En inderdaad de koopman verloor zijn fortuin en bleef arm tot aan zijne dood. De heilige Aloysius van Gonzaga zeide, dat er geen zekerder teeken is dat iemand tot het getal der uitverkorenen behoort, dan wanneer hij in de vrees des Heeren leeft en te gelijker tijd door het lijden en de wederwaardigheden dezer wereld bezocht wordt.

Hel verlies van ouders en vrienden behoort ook eenigermate tot de deugd van armoede ; hierin vindt men ook eene gele-

(1) Doraiuus pars bcereditalis mece. Ps. 13. 5.

-ocr page 317-

TCtT JEZUS-CHRISTUS. 297

genheid om veel geduld Ie oefenen. Sommigen zijn ontroostbaar wanneer zij een bloedverwant of een vriend verliezen ; zij sluiten zich in eene kamer op om te weenen, en zij geven zich zoodanig aan droefheid en ongeduld over, dat zij ongenaakbaar worden.... Ik zou wel willen welen aan wien zij door die onmatige droefheid en dien overvloed van tranen willen behagen. Aan God ? Voorzeker neen, want God wil dat zij zich aan zijnen wil onderwerpen. Aan de ziel van den overledene ? ook niet, want indien de ziel in de hel is, haat zij u en uwe trjnen. Is zij in den hemel, dan verlangt zij dat gij God voor haar dankt; is zij in het vagevuur, dan verlangt zij dat gi j haar bijstaat door uwe gebeden, dat gij u aan Gods wil onderwerpt en uwe eigene zaligheid bewerkt, opdat gij eenmaal met haar in den hemel moogt ver-eenigd zijn. Waartoe helpen dan al die tranen ? De eerbiedwaardige Pater Jozeph Ca-racciolo, een Theatijner monnik, bevond zich eens bij zijne bloedverwanten die niet ophielden de dood van zijnen broeder te be-weenen, maar hij zeide hun : « Laten wij onze tranen voor iels beters bewaren, name-

-ocr page 318-

298 OEFENING DER LIEFDE

lijk om de dood te beweenen van Jozus-Chrislus, die voor ons een vader, een broeder, een bruidegom was, en die ter ouzer liefde gestorven is. » In zulke omstandigheden moet men Job navolgen, die de droevige dood zijner kinderen vernemende, zich geheel aan Gods wil overgaf en uitriep: üe Heer had ze mij gegeven, en de Heer heeft ze mij ontnomen. Er is niets gebeurd dan heigeen den Heere heeft behaagd ; hel behaagt mij insgelijks ; dat dus zijn naam altijd gezegend zij. (1)

III.

Over het geduld in de versmadingen.

Eindelijk moeten wij het geduld oefenen en onze liefde tot God toonen, met gelalen de versmadingen te verdragen die de men-schen ons aandoen. Wanneer eene ziel zich geheel aan God geeft, dan bewerkt God zelf, of laat hij toe, dal zij door de menschen vernederd en vervolgd worde. Er verscheen eens een Engel aan den gelukzaligen Henri-

(I) Domiuus dedit, Dominus abstnlit. Sicut Domino placuit, ita factum est; sit nomen Dumini benedictum. Job.1. 21.

-ocr page 319-

TOT JEZrS-CllRISTLS. 29!gt;

cusSuso, diehem zeide: Henricus, tot beden toe hebt gij uwe verstervingen gedaan volgens uwen zin, voortaan zult gij die moeten aannemen volgens den zin van anderen. En den volgenden dag, door een venster uitziende bemerkte de gelukzalige eenen bond die met eenen lap speelde en dien verscheurde ; te gèlijker tijd hoorde hij eene stem, die hem zeide: Alzoo zal ook uwe eer verscheurd worden door de menschen. Daarop ging de heilige op straat, raapte dien lap op, en bewaarde denzelve tot zijnen troost in het lijden dat hem voorspeld was. (1)

Versmadingen en lasteringen zijn het genoegen der Heiligen ; zij verlangen en zoeken die. De heilige Philippus Nerius had drie en dertig jaren lang veel te lijden gehad van eenige personen welke met hem te Home in het zoo genaamde gesticht van den heiligen Hieronymus woonden, en dit was juist de reden waarom hij dit huis niet wilde verlaten, toen zijne leerlingen hem verzochten het nieuwe oratorium te komen bewonen van de nieuw gebouwde kerk die hij zelf gesticht had, en waar zijne beminde (I) Leven, li. 22.

-ocr page 320-

500 OKI HMNG Dllll LIEFDE

kinderen reelt;ls woonden ; liij wilde in hun verlangen niet toestemmen tot dal hij zich eensklaps dour een uitdrukkelijk bevel van den Paus daartoe zag genoodzaakt. De heilige Joannes van het kruis moest van luchtstreek veranderen ter oorzake eener ziekte die hem deed wegkwijnen ; doch hij weigerde naar een geriefelijk klooster te gaan, waarvan de Overste hem zeer genegen was, en verkoos een arm klooster, waar zich een Overste bevond die hem vijandig was en die hem inderdaad langen tijd en bijna tot aan zijne dood op velerlei wijzen vernederde en mishandelde, in zoo verre, dat hij aan dc andere religieuzen verbood hem te bezoeken. Ziedaar hoe de Heiligen zelfs de gelegenheden zoeken om veracht te worden.

De heilige Teresia heeft ons den volgenden merkwaardigen grondregel in hare schriften nagelaten : « Wie de volmaaklheid zoekt, wachte zich wel van te zeggen : men heeft ongelijk gehad met mij zoo te behandelen. Indien gij geen kruis wilt dragen, dan datgene wat gij verdient,dan is de volmaaktheid voor u niet. » (1) Men kent het antwoord welk de

(1) Chem. de la p. ch. 14.

-ocr page 321-

TOT JEZKS-CHRISTliS. 30t

Heer gaf aan den heiligen Martelaar Petrus, loen hij zich beklaagde dat hij onschuldig in de gevangenis was geworpen : « En ik, zeide de gekruiste Jezus, wat kwaad heb ik gedaan om aan dit kruis te worden gehecht?» (1) Zoo vinden de Heiligen, te midden der belcedigingen hunnen troost in het overwegen der versmadingen welke Jezus-Christus voor ons geleden heeft. Toen de heilige Elzeaar door zijne vrouw ondervraagd werd, hoe hi j toch met zoo veel geduld de beleedigingen kou verdragen, welke zelfs zijne eigene dienaren hem aandeden, antwoordde hij ; Ik overweeg de versmadingen van Jezus, en dan heken ik dat mijne versmadingen niets ziju in vergelijking met die, welke Hij voor mij heeft willen lijden ; en zoo geeft God mij de kracht om alles met geduld te verdragen. (2)

In één woord, versmadingen, armoede, smarten en alle tegenspoed, zijn voor eene ziel, die God niet bemint eene reden om zich nog meer van God te verwijderen ; maar voor eene ziel die God bemint zijn het eene

(1) Boll. 2^. Jiiir. V. c. f.

(2) Doll. 27. Si?|it. V.c. 4.

-ocr page 322-

ÖO- OEFENING DKIl LIF.tUE

rctle» /.ich nauwer niet God te verbinden en Hem \\()lmaakler te beminnen. (I)

Al de kwellingen, hoe groot en hoe menigvuldig die ook mogen wezen, wel verre van de vlammen der liefde uit te blussehen, vermeerderen ze integendeel in een hart dat niets anders bemint dan God.

Maar waarom overlaadt ons God met zoo veel kruisen ? Waarom schept Hij er behagen in wanneer Hij ons in kwellingen en vernederingen, en door de menschen vervolgd en mishandeld ziet? Is God dan een zoo wreede tvran dat Hij er genoegen in vindt ons te zien lijden? O neen. God is gewis geen tyran, Hij is niet wreedaardig; Hij is integendeel al goedheid en liefde jegens ons; ja Hij heeft ons zoo zeer bemind, dat Hij heeft willen sterven voor onze zaligheid. Hij schept er zeker behagen in wanneer Hij ons ziet lijden, maar Hij handelt alzoo voor ons geluk, dewijl het lijden ons voordeelig is , en opdat wij hier lijdende bevrijd zouden zijn van de pijnen, die wij zouden moeten lijden in het ander leven,

(l) Aqua» multee non potuerunt exstinguerecliarilateni. Cant. 8. 7.

-ocr page 323-

tot jEZi\'S-cnnisTijs. 303

om te voldoen aan de goddelijke Reclitvaai-digheid. Hij wil ook dat wij ons daardoor van de zinnelijke genoegten dezer wereld onthechten. Hij wil dat wij door verduldig te lijden. Hem een bewijs zouden geven van onze liefde. Eindelijk Hij wil dat wij, door het lijden eene sclioonere kroon in den hemel zouden verdienen. Ziedaar om welke redenen God behagen schept in ons te zien lijden; het is een louter uitwerksel zijner goedheid en liefde.

Sluiten wij dit hoofdstuk : Willen wij het heilig geduld goed beoefenen, in al de tegenstrijdigheden die ons overkomen , dan moeten wij ons voor overtuigd houden dat alle lijden van God komt, hetzij rechtstreeks, of zijdelings door de menschen. Wanneer wij dan te lijden hebben, moeten wij den Heer daarvoor bedanken, en alles blijmoedig aannemen, zoo wel voor- als tegenspoed, dewijl al de beschikkingen zijner Voorzienigheid voordeelig zijn voor die Hem beminnen. (1)«Voor hen die God beminnen, zegt de Apostel, werkt alles mede ten goede. »

(1) Diligcntibus Deum omnia cooperantur in bonam. Rom. 8. 21.

-ocr page 324-

304 OEFENING DER LIEFDE

Wanneer wij iets te lijden hebben is liet goed eenen blik op de hel te werpen, die wij eertijds verdiend hebben ; wanneer wij de pijnen der hel overwegen, dan moeien al de smarten dezes levens ons maar licht schijnen. Maar het beste middel om met geduld de pijnen, de versmadingen en allen tegenspoed te verdragen, is het gebed ; door het gebed bekomen wij de hulp van God, en zijne gratie geeft ons de kracht die ons ontbreekt. Alzoo hebben de Heiligen altijd gedaan ; zij hebben zich aan God aanbevolen, en door den goddelijken bijstand hebben zij alle smarten en alle vervolgingen overwonnen.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

Heer, ik ben ten volle overtuigd, dat ik zonder te lijden en zonder geduldig te lijden, de kroon die gij in den hemel hebt bereid, niet kan verkrijgen. Maar ik zeg met David: Van U zeiven, o Heer, verwacht ik het geduld, dat ik noodig heb. (1) Ik neem, wel is waar, hetbesluit om met gelatenheid alle wederwaardigheden te aanvaarden; maar wan-{I) Abipsopatientiamen.Ps. 01. 6.

-ocr page 325-

?rOT JEZCS-CHRISTL\'S. 305

neer zij mij overkomen, word ik leriilond droefgeestig en moedeloos ; en indien ik ze i lijd, lijd ik zonder liefde en zonder verdienste, omdat ik ze niet lijd om aan U te bebageo. O Jezus, ik bid U, door de verdiensten van het geduld dat gij getoond hebt, met zoo vele smarten te lijden uit liefde tot mij, geef mij de gratie om al de kruisen te dragen uit liefde tot U. Ik bemin IJ uit geheel mijn hart. O mijn dierbare Verlosser! Ik bemin U, o mijn hoogste Goed ! Ik bemin U, o mijne liefde, die eene oneindige liefde waardig zijt! Het is mij ten hoogste leed dat ik U zoo veel ongenoegen heb aangedaan. Ik beloof U al bet lijden dat Gij mij zult overzenden, met geduld aan te nemen ; maar ik hoop van U de noodige hulp om dit mijn voornemen te volbrengen, bijzonder om kalm en gelaten de smarten van mijnen doodstrijd en van mijne dood te verdragen.

Mijne zoele Koningin, Maria ! verkrijg mij de gratie eener ware overgeving in alles wat ik nog zal moeien lijden, gedurende mijn leven en in hel uur van mijne dood.

-ocr page 326-

oefening der liefde

XI« HOOFDSTUK.

Wie jezds-christus bemint, gelooft al wat hij reeft gezegd.

Charitas omnin credit.

De liefde gelooft alles.

Iemand die bemint, gelooft al hetgeen hem zijne beminde zegt, en daarom hoe groo-ter de liefde eener ziel tot .lezus-Christus is, des te sterker en levendiger is ook haar geloof. Toen de goede moordenaar onzen Zaligmaker onschuldig aan het kruis zag sterven en met zoo veel geduld lijden, begon hij Hem te beminnen ; en door deze liefde bewogen, en door de goddelijke gratie verlicht, geloofde hij dat Jezus waarlijk de Zoon van God was, en werd hij met een zoo groot betrouwen bezield, dat hij Hem bad, zijner te willen gedenken als Hij in zijn rijk zou komen.

Het geloof is de grondslag der liefde, maar de liefde maakt het geloof volmaakt. Wie God volmaakler bemint, zal ook volmaakter gelooven. De liefde doet den menseh

306

-ocr page 327-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 307

gelooven, niet alleen met liet verstand, maar ook met den wil. Zij die alleen met het verstand gelooven en niet met den wil, zoo als de zondaars, die de waarheid des geloofs erkennen, maar nogtans niet willen leven volgens de goddelijke wetten, deze hebben een zeer zwak geloof; indien zij een levendig geloof hadden, en geloofden dat de goddelijke gratie het grootste aller goederen is, en de zonde het grootste aller kwalen, omdat zij ons van de goddelijke gratie berooft, dan zouden zij voorzeker van leven veranderen. Indien zij dus aan de ellendige goederen dezer aarde den voorkeur boven God geven, dan is het omdat zij niet gelooven of zeer zwak gelooven. Wie daarentegen niet alleen met het verstand, maar ook met den wil gelooft, zoo dat hij niet alleen gelooft, maar ook wil gelooven al hetgeen God geopenbaard heeft, omdat hij God bemint, en zijn behagen vindt in te gelooven, zoo iemand gelooft volmaaktelijk en tracht daarom ook zijn leven gelijkvormig te maken aan de waarheden die hij gelooft.

Het gebrek aan geloof bij hen die in zonde leven, komt niet voort uil de duisterheid des

-ocr page 328-

308 OEFKMXG »£« MEFÜE

geloofs ; want ofschoon God gewild heefl dat de waarheden des geloofs voor ons bedekt en ondoorgrondelijk zouden zijn, opdat wij met verdiensten zouden gelooven, is nog-tans de waarheid des geloofs, door de beweegredenen en treffende bewijzen, zoo duidelijk geworden, dat niet gelooven, niet alleen onvoorzielitigbeid, maar dwaasheid en goddeloosheid is. De zwakheid des geloofs komt dus voort uit hun slecht leven. Wie, om de verbodene vermaken niet te verlaten, Gods vriendschap verachten, zouden willen dat er geene wetten bestonden, om die vermaken te verbieden, noch straffen voor de overtreders, en daarom vluchten zij de gedachte der eeuwige waarheden, zoo als de dood, het oordeel, de hel en de goddelijke rechtvaardigheid. En omdat deze voorwerpen hen verschrikken en hunne vermaken vergiftigen, doen zij hunnen geest alle geweld aan, om tenminste eenige schijnredenen te vinden, waardoor zij zich trachten te overtuigen of te vleien, dat er noch ziel, noch God, noch hel bestaat; om zoo te leven en te sterven gelijk de dieren dje noch wet «och rede hebben.

-ocr page 329-

TOT JEZUS-CIIRISTI3S. 309

Het is uil de losbaiidiglieul der zeden, dat dagelijks zoo vele goddelooze boeken en zoo vele ongodsdienstige leerstelsels voortkomen, zoo als het materialismus, het in-differentismus, het deismus en naturalis-mus, waarvan eenige het bestaan van God, andere de goddelijke Voorzienigheid loochenen en zeggen dat God, nadat Hij de menschen geschapen heeft, zich niet meer met hen bemoeit, en dat het Hem onverschillig is of zij Hem beminnen of beleedi-gen, of zij zalig worden of verloren gaan. Anderen wederom loochenen Gods goedheid en zeggen, dat God een groot aantal zielen geschapen heeft voor de hel; dat Hij hen zelfs tot de zonde aanspoort, opdat zij verloren zouden gaan, en Hem altijd zouden vervloeken in hef eeuwig vuur.

O ondankbaarheid en boosheid der menschen ! God schiep hen in zijne barmhartigheid om hen eeuwig gelukkig te maken in den hemel; Hij gaf hun zoo veel licht en zoo vele gratiën, opdat zij het eeuwig leven zouden verwerven ; met hetzelfde doel heeft Hij hen door zoo veel lijden met eene oneindige liefde vrijgekocht; en zij, zij wenden

-ocr page 330-

310 OEFENING DER LIEFDE

alle moeite aan om niets te gelooven, en naar willekeur hunner driften in de ondeugd te leven. Maar neen, welke moeite zij ook aanwenden, de ongelukkigen zullen zich nooit kunnen bevrijden van de knaging van hun slecht geweten, en van de vrees voor de goddelijke wraak. Over dit onderwerp heb ik onlangs een werk in het licht gegeven, onder den titel van : De waarheid van hel geloof, waarin ik duidelijk de ongerijmdheid van al de stelsels dier hedendaagsche ongeloovigen heb bewezen.

O mochten zij toch aan hun zondig leven verzaken, en zich beijveren om Jezus-Chris-lus te beminnen, dan zouden zij voorzeke.-de punten des geloofs niet meer in twijfel trekken, en al de waarheden die God geopenbaard heeft vastelijk gelooven.

Wie Jezus-Christus oprecht bemint, houdt altijd de eeuwige waarheden voor oogen, en regelt er zijn leven naar. Wanneer men Jezus-Christus bemint, o hoe goed begrijpt men dan, met den Wijzen Man, dat alle aardsche grootheid niets anders is dan rook, slijk en bedrog. « IJdelheid der ijdelheden.

-ocr page 331-

TOT JEZtlS-C.\'IRISTl\'S. 3H

zegl hij, nlles is ijdcllieid ; » (I) clan begrijpt men, dat het eenig goed, üat alle geluk dei-ziel bestaat in haren Schepper te beminnen en diens wil te volbrengen ; dat de mcnsch uiets meer is, dan hetgeen hij voor de oogen van God is; dat het niet baat de gansehe wereld te winnen, wanneer de ziel verloren gaal; dat al de goederen dezer aarde het hart der mensehen niet kunnen bevredigen, maar dat God alleen hetzelve verzadigt; met één woord, dat wij alles moeten verlaten om alles te winnen.

« De liefde gelooft alles. igt; Er zijn nog andere mensehen, die zoo bedorven niet zijn, als die van dewelke wij zoo even gezegd hebben dat zij zouden willen niels gelooven, om zich met meer vrijheid en zonder knaging aan de ondeugd over Ie geven ; hel zijn Christenen, die gelooven, maar hun geloof is een kwijnend geloof. Zij gelooven de goddelijke geheimen, de voornaamste waarheden die in het Evangelie geopenbaard worden, als de 11. Drievuldigheid, de Verlossing, de Sacramenten en andere waarheden des Geloofs ; maar zij gelooven toch niet alles.

(1) Vuuitus vunitutuin, et omuia vanitiis. Eccl. 1. 2.

-ocr page 332-

512 OEFEMNG DFlï LIEFDE

Jezus-Chl islus heefl gezegd : Zalig zijn de armen ; zalig zijn zij die weenen ; zalig zijn zij die zich versterven ; zalig zijn zij die vervolgd worden ; zalig zijn zij die door de menschen gelasterd en vervloekt worden ! Aldus spreekt Jezus-Christus in het Evangelie ; gelooven zij dan aan het Evangelie zij die zeggen : Zalig is hij die geld bezit; zalig hij die niets te lijden heeft; zalig hij die in vreugde leeft; ongelukkig hij die dooide menschen vervolgd en mishandeld wordt? Men moei bekennen dat zij die zoo spreken of niet aan het Evangelie gelooven, of hel slechts ten deele gelooven. Ahvie hetzelve geheel gelooft houdt het voor een geluk en voor eene goddelijke gunst in deze, wereld arm te zijn, ziek te zijn, door de menschen veracht, vernederd en vervolgd le worden. Z\')o gelooft en spreekt hij die alles gelooft \\,at in bet Evangelie staat, en die Jezus-C.hristus waarlijk bemint.

CoUvruchCige gevoelens en gebeden.

O mijn beminde Verlosser, o leven mijner ziel ! ik geloof (!at (Jij hel eenige goed zijl, hetwelk waardig is bemind le worden. Ik

-ocr page 333-

TOT JEZl\'S-CIIIllSTliS. quot;315

geloof dat Gij de grootste vriend zijt mijuer ziel, dewijl Gij uitliefde van mij de smartelijkste dood hebt willen sterven. Ik geloof, dat er in dit en in het ander leven, geen grooter geluk bestaat dan U te beminnen en uwen wil te doen. Ja, ik geloof dit alles vas-telijk ; en daarom verzaak ik aan alles om geheel aan U toe te behooren en niets anders dan U te bezitten. Help mij door de verdiensten van uw lijden, en maak dat ik zijn moge gelijk gij mij verlangt. In U, onfeilbare Waarheid ! geloof ik ; op U, oneindige Barmhartigheid ! betrouw ik ; U oneindige Goedheid! bemin ik; aan ü, oneindige Liefde, die U geheel in uw lijden en in het Sacrament des Altaars aan mij hebt geschonken, schenk ik mij geheel en al.

En ik beveel mij ook aan uwe bescherming, o Toevlucht der zondaren en Moeder Gods, Maria !

21

-ocr page 334-

514 «EFEMNG 1gt;FR LIEFDE

Xll« HOOFDSTUK. Wie jezus-christüs bemint, verhoopt alles

VAN JEZUS-CHRISTUS.

Churitus omniu spcnit.

De liefde verhoopt alles.

Ue lioop doet, ile liefde, en de liefde de hoop aangroeien.

Hel vertrouwen op de goddelijke goedheid vermeerdert ongetwijfeld de liefde tot Jezus-Christus. De heilige Thomas zegt dal, wanneer wij eenig goed van iemand verhopen, wij ons hierdoor terstond genegen tot hem gevoelen en hem beginnen te beminnen. (1) Daarom ook verbiedt ons God ons vertrouwen op de schepselen te stellen. (2) En Hij vervloekt dengene die op den mensch steunt. (5) God wil dus niet dat wij ons op de schepselen vertrouwen , omdat Hij niet wil dat wij in hen onze liefde stellen. De heilige Vineentius van Paula vermaant ons,

\'I) Ex lioc enim quod per aliquem gperamus nobis pus.-i- proveuire bona, moveinur in ipsuin sicutin lgt;omim jioslrniii, et sic incipimus ipsum amare. 1. 2. q. 40.a. 1.

{ 2) Nulile conlldore in priucipibus. I\'s 143. 2.

(:•.) Muledictns homo quiconlidit in homine. Jer. lï. 5.

-ocr page 335-

TOT JEZCS-CIIRISTUS. 315

dat wij niet veel moeten steunen op de bescherming der mensclien, omdat de Heer ons verlaat als Hij ziel, dat wij in hen ons vertrouwen stellen. Terwijl daarentegen hoe meer wij op God vertrouwen, des te meer ook onze liefde tot Hem toeneemt. Dit ondervond de koninklijke profeet, en daarom riep hij blijmoedig uit: «Ik heb geloopen op den weg uwer geboden toen Gij mijn hart verlicht hebt. » (I)

O welke vorderingen maakt op den weg der volmaaktheid, hij wiens hart doorliet vertrouwen op God verblijd is! Hij loopt niet alleen, maar hij vliegt, omdat hij, al zijn vertrouwen op God stellende, niet meer zwak is gelijk hij was, maar gesterkt wordt door de kracht van God, welke wordt medegedeeld aan allen die op God vertrouwen. Gelijk de arend omhoog vliegende tot bij de zon nadert, zoo ook vliegt zij op van de aarde en vereenigt zij zich met God, de ziel die door het betrouwen op baren Schepper ondersteund wordt. (2)

{!) Viam manüatoruui tuorum cucum, eum dilutasti corineum.Ps. 118. i.

(2) Qui autem sperantiu Domino, mutabunt fortitudi-

-ocr page 336-

316 OEFEMNG DER LIEFDE

Gelijk de hoop onze liefde tot God lielpt vermeerderen, zoo doet ook de liefde de hoop aangroeien ; want de liefde maakt ons aan-genomene kinderen van God. In de orde der naiuur, zijn wij het werk zijner handen ; maar in de liovennaluuiiijke orde, zijn wij door de verdiensten van Jezus-Christus kinderen van God geworden en deelgenooten der goddelijke natuur, geljjk de heilige Petrus uitdrukkelijk verklaart: (1) Welnu, doet om de liefde kinderen Gods worden, dan maakt zij ons bijgevolg ook erfgenamen des hemels, gelijk de heilige Paulas zegt. (2) Doch, de kinderen hebben het recht van in het huis van hunnen vader te wonen, en aan de erfgenamen behoort het erfdeel; daarom doet de liefde de hoop op de eeuwige goederen aangroeien ; en houden de zielen die God waarlijk beminnen niet op van gedurig tot Hem te roepen : « Ons toekoine uw rijk.» Doarenboven, God bemint degenen die Hem beminnen. (5) « Wie God met liefde zoekt,

uem, assument pennas sicut aquilee, current et tioii labo-rahuut, ambulubnnt et non deliuient. Is. 40, 31.

II) Ut per htec elliciamini divinte consortCo nature;. II. Fet, i.

(2) Si autem filii, et heredes. Rom. 8.17.

(:i) Egodiligentes me diligo. Prov. 8.17.

-ocr page 337-

TOT JEZUS-CniilSTl\'S. 317

wordt met gunsten overladen. » (1) Dus, naarmate iemand God meer bemint, hoopt lilj ook rneer op zijne goedheid. Door dat vertrouwen op God bekomen de Heiligen die ongestoorde gerustheid van ziel, waardoor zij zelfs in het midden van den tegenspoed in vreugde en in vrede leven ; want daar zij Jezus-Christus beminnen, en weten hoe milddadig Hij is voor hen die Hem liefhebben, betrouwen zij op Hem alleen, en zoo vinden zij hun geluk. Daarom ook smaakte de Bruid der Gezangen zoo zoete vreugde; immers, dewijl zij al hare liefde op haren Beminde had gevestigd, steunde zij op hem alleen ; en daar zij wist hoe goed hij is voor degenen die hem beminnen, was zij volkomen tevreden. (2) De Wijze Man had dan wel reden van te zeggen : «Te gelijk met de liefde, verkrijgt de ziel alle goed. » (3)

Het eerste voorwerp der christelijke hoop, is het bezit van God in den hemel; maar denken wij niet, dat de hoop van God in den

(1) Bonus est Domiuus, animee quoerenti illam. Thren. 3. 25.

(2) Quce est ista qnae aseendit de deserto, delieiis af-flueus, inixa super Dileotum suuui ? Cant. 8. 0.

(3) Veneruiit autein mihi omnia bona pariter cum ilia. Sap. 7. 11.

-ocr page 338-

318 OKFEMNG DER LIEFDE

liemel le bezitten, een beletsel is voor ilc liefde, want de hoop op den hemel is onafscheidelijk vereenigd met de liefde, welke volmaakter wordt in den hemel, ja daar geheel voldaan wordt. De Wijze Man zegt ; « De liefde is een oneindige schat, die ons vrienden maakt van God. »(1) De heilige Thomas leert dat de vriendschap steunt op lt;Je mededeeling van goederen, want, daar de vriendschap niets anders is, dan eene wederzijdsche liefde, zoo is het noodzakelijk \'lat de vrienden malkander zoo veel mogelijk goed trachten te doen. Daarom zegt de engelachtige Leeraar, dat er zonder die mededeeling geene vriendschap bestaat. (2) Zoo zeide de Heer tot zijne leerlingen, dat Hij hen zijne Vrienden noemde, omdat Hij hun al zijne geheimen had hekend gemaakt. (3)

De heilige Franciscus van Sales zegt: lt;gt; Indien er, hetgeen toch onmogelijk is, «ene oneindige goedheid bestond, aan wie

(1) Infinifus enim thesaurus est hoininibus, quo qui usi sunt, participes fjieti sunt amicitiu\' Dei. Sap. 7. 1 ♦.

(2; Amicitia super amorem adiiit mutumn redamatio-nem cum quudain commumcationo mutuu. 1. 2. q. Gö. u. 5.

(3) Vos autem dixi Atnieos, qnia omnia quspcumque audivi a Putremeo, nota feci vobis. Ju. 13. 15.

-ocr page 339-

TOT JEZUS-CIIRISTUS. 519

wij op geencrlei wijze toebehoorden, en met wie wij geene vereeniging, noch gemeenschap konden hebben, dan zouden wij deze voorzeker hooger schatten dan ons zeiven, en bijgevolg zouden wij kunnen verlangen dat het ons mogelijk ware haar le beminnen; • maar wij zouden ze toch niet met oprechte liefde kunnen beminnen omdat de liefde de vereeniging vraagt, en veel minder haar eene welwillende genegenheid toedragen, want de liefde is eene vriendschap, en de vrien-schap moet wederkeerig zijn, dewijl zij de mededeeling tot grondslag, en de vereeniging ten doel heeft. Daarom leert ook de heilige Thomas, dat de liefde niet uitsluit het verlangen der belooning, welke God voor ons bereidt in den hemel, maar dat zij integendeel ons dezelve doet beschouwen als het voornaamste voorwerp onzer liefde, dewijl die belooning niets anders is dan God zelf; en God aanschouwen maakt de vreugde dei-gelukzaligen uit. Immers het is aan vrienden eigen dat zij elkander zoeken te bezitten. (1;

(I) Amicorum est quoil qnccrnnt invieem perfrui; sefl nihil uliud est met-ces nostra quum perfrui Deo, videndo ipsum ; ergo ehnritus, nou solum non e.xcludit, sed etiam

-ocr page 340-

320 OEFENING DER LIEFDE

Dusdanig is ook die wederkeerige mede-deeling of schenking, waarvan do Bruid der Gezangen zegt; « Mijn beminde hehoort aan mij en ik aan hem. » (1) In den hemel geeft zich de ziel geheel aan God, en God geelt zich geheel aan de ziel, voor zoo verre zij Hem l.an bezitten volgens de maat barer verdiensten. Daar intusschen de ziel hare nietiglieiil Kent in vergelijking van Gods oneindelij.u\' beminnelijkheid,en zij bijgevolg ziet, dat God oneindig meer verdient bemind te worden van haar dan zij van God, zoo verlangt zij ook meer Gods welbehagen, dan hare eigene voldoening; en daarom vindt zij grooter vermaak in zich geheel aan God te geven om Hem ie behagen, dan in het bezitten van God zelf die zich geheel aan haar geeft; en z\'j is daarom alleen zoo verheugd dat God zich geheel aan haar geeft, omdat zij daardoor wordt aangedreven om zich met eene nog vurigere liefde geheel aan God te geven Zij gevoelt zich gelukkig in de heerlijkheid die God baar mededeelt, maar alleen omdat

facit habere oculum ail merceilem. In 3. Sent. d. 2). q. l. a. 4.

(J) Diiectus tneiis milii. rgo illi. Cant. 2. IB.

-ocr page 341-

TOT JEMS-CURISTTIS, 52!

zijde eer aan God zeiven kan wedergeven,eu aldus, zoo veel in hare macht is. de heerlijkheid van God kan vermeerderen. De ziel die God in den hemel aanschouwt,kan niet anders als Hem \'lil al hare krachten beminnen, en God, vac zijnen kant, kau dengene die Hem bemint niet haten; doch indien God (wat onmogelijk is) eene ziel die Hem bemint kon haten, en indien die ziel in den hemel kon leven zonder God te beminnen, zou zij liever alle pijnen der hel willen lijden, mits het haar vergund ware God te beminnen, zelfs niettegenstaande God haar zou haten, liever dan te leven zonder God te beminnen, al zou zij dan ook alle andere genoegens des hemels kunnen genieten. De reden hiervan is, dat de ziel weet, dat God verdient oneindig meer bemind te worden dan zij, en daarom verlangt zij ook meer God te beminnen dan zelf van God bemind te worden.

« De liefde hoopt alles. » De hoop van üen Christen is, gelijk de heilige Thomas leert, eene vaste verwachting van de eeuwige,gelukzaligheid. (1) Die zekerheid is gegrond

(lgt; Spes est cotia exspectatio bentitudinU. In 5. Sent,

-ocr page 342-

322 OEFRXING DER LIEFDE

op Gods oaleilbai\'e bcitifle, van aan zijne getrouwe dienaren hot eeuwig leven te geven. Nu, gelijk de liefde de zonde wegneemt, zoo neemt zij te gelijker tijd alle beletsel dei zaligheid weg; zoodat, hoe sterker de liefde is, des le grootcr en vaster ook de hoop wordt, die zeker geen beletsel kan zijn voor «Ie zuiverheid der liefde, omdat de liefde, gelijk de heilige Dionysius zegt, natuurlijk tracht naar de vereeniging Met het beinmde voorwerp ; of liever, volgens het gevoelen vanden heiligen Augustinus: De liefde is een goudeu keten die d» harten van den beminnaar en van den beminde vereenigt.(i) En dewijl die vereeniging niet van verre kan geschieden, daarom zoekt hij die bemint altijd de tegenwoordigheid van het beminde voorwerp. De Bruid der Gezangen kwijnde wanneer zij verre van haren Deminde verwijderd was, en bad hare gezellinnen dat zij Hem hare smart zouden doen kennen, opdat Hij mocht komen om haar door zijne tegenwoordigheid te troosten. (2) Eene ziel

(1) Amor est qua-dam Tittaduo aliqua copulans. De Tri», i. 8. c. 10.

(2) Adjuro vos, filiic JiM-usnlem, si inveneritis Dilectum metim, ut mintietis ei qiMi». amor» lunguco. Cuut.H.

-ocr page 343-

TOT JEZUS-CimiSTDS. 5\'}Ö

die Jezus-Chrislus zeer bemint, kan op dezp aarde niet leven, zoiicier te verlangen en te hopen zieh spoedig in den liemel met harct: teerbeminden God te gaan vereenigen.

Zoo dan, verlangen naar den hemel te gaan, niet zoo zeer om tiet geluk welk mei; daar geniet in God te beminnen, als wel om het genoegen welk men daar aan God geeft, door hem te beminnen, dit is eene zuiver\'-en volmaakte liefde. De vreugde welke de Gelukzaligen in den hemel smaken, met God te beminnen, is geen beletsel voor hunne liefde, zulk eene voldoening is zelfs onafscheidelijk van de liefde • maar de gelukzaligen verheugen zich voornamelijk in de liefde die zij God toedragen, en veel meer in de vreugde die zij smaken in God te be-minnen Doeh zal men zeggen, hel verlangen naar de belooning is eene liefde van begeerlijkheid , niet van vriendschap Men moet hier een onderscheid maken tusschen de tijdelijke helooningen. die door de men-schen beloofd worden, en de belooning des hemels welke God belooft aan degenen die Hem beminnen ; de belooningen die men van de menschen ontvangt, zijn onderschei-

-ocr page 344-

Ö21 01-FKNINfi DER L1FFDF

ilea van hunne personen, omd.il /.ij niet zich zeiven, maar slechts hunne goederen geven; de voornaamste belooning, daarentegen, welke God geeft, beslaat in zich zei ven. « Ik hen uwe overgroote beiooning » (1) Daarom, verlangen naar den hemel, is hetzelfde als verlangen naar God, die ons laatste einde is.

Ik ga hier eene vraag voorstellen, die gemakkelijk zou kunnen voorkomen bij hem die God bemint, en zich in alles aan zijnen heiligen wil zoekt le onderwerpen • Indien hem geopenbaard werd, dat hij eeuwig verloren zou zijn, zou hij dan verplicht wezen zich aan dit vonnis le onderwerpen om zich aan den wil van God gelijkvormig temaken? Neen, antwoordt de heilige Thomas, en hij verzekert dat men zelfs zou zondigen, indien men daarin toestemde ; want dat ware toestemmen van te leven in eenen staat die onafscheidelijk is van de zonde, en strijdig met het laatsie einde waarvoor God hem heeft geschapen ; want God schept de zielen niet voor de hel, waar zij Hem haten ; maar voor den hemel, waar zij Hem beminnen ; en daarom wil God de dood van niemand,

(I) Ego... merces tua magna uimis. Gen. lö. f.

-ocr page 345-

TOT JEZUS-CHRISTUS. quot; 325

zelfs niet van den zondaar, maar hij wil dat allen zich hekeeren en zalig norden. De heilige Leeraarzegt verder, dat de Heer niet wil dat iemand verlaren ga, tenzij om zijne zonde; en daarom, indien iemand toestemde in zijne verdoemenis, dan zou hij zich niet geiijkvorniig maken aan den wil van God, maar aan den wil der zonde. 1) Nogtans, indien God, de zor.de van iemand vooruitziende, deszelfs ondergang had besloten, en quot;oodanig besluit san den mensch veropenbaard werd, zou hij dan niet verplicht zijn, daarin tos te stemmen ? Neen, zegt nogmaals de heilige Thomas ; hij zou dat hesluit moe ten beschou sen, niet als een onherroepelijk besluit, maar alseene bedreiging, zoo hij in de zonde volhardt.

Doch verwijderen wij van onzen geest zulke droevige gedachten, die tot niets anders dienen dan om ons betrouwen en onze liefde te verflauwen. Beminnen wij Jezus-Christus hier op aarde zoo veel wij kunnen, en verlangen wij onophoudelijk naar den

(i) Unile, veile suam tlamnnt\'ononj absolute, non esset conformare suum voluntatcm diviua?, sed voluutati pco-cati. De Ver. q. 23. a. 8.

-ocr page 346-

320 OEFENING DER LIEFDE

licmcl te gaan, om Hem te aanschouwen en volmaakt te beminnen ; en dat liet voornaamste voorwerp onzer hoop zij in den hemel te komen om daar God te beminnen uit al onze krachten. Zeker ook in dil leven, moeten wij God beminnen uit al onze krachten. « Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachten. » (1) Dit is het eerste gebod; maar zegt de heilige Thomas, dit gebod kan op aarde niet volmaakt door de inenschen volbracht worden. Alleen Jezus-Cliristus, die God en mensch was, en de allerheiligste Maagd, die vol van gratie, en vrij was van de erfzonde, hebben het volmaakt volbracht. Doch wij, ellendige kinderen van Adam, die bedorven zijn door de zonde, kunnen hier op aarde God niet beminnen zonder eenige onvolmaaktheid. In den hemel alleen, als wij God aanschijn aan aanschijn zullen aanschouwen, zullen wij daartoe bekwaam zijn ; daar zullen wij Hem beminnen, ja zelfs genoodzaakt zijn. Hem uit al onze krachten te beminnen.

lt;lgt; Diliges Doniinnm Deum tuum ex totocorde tuo, et ex tut« aoiuia tua, et ex oinuihus viribus tuis. Loc. 10.27.

-ocr page 347-

TOT JEZUS-CE1RISTUS. 327

Ziedaar dan welk liet voorwerp moet zijn van al onze wenscben, van al onze verzucli-lingen, van al onze gedacliten en van al onze-verwachtingen, namelijk God te gaan aan-schouwen in den liemel, om Hem uit al onze krachten te beminnen en ons over zijn geluk te verheugen. De gelukzaligen, wel is waar, genieten bun eigen geluk; docb hunne grootste vreugde, die alle andere genoegens bevat, is de kennis van het oneindig geluk, dat bun beminde Heer geniet, omdat zij God oneindig meer dan zich zeiven beminnen. Ieder van hen zou door de liefde die hij God teedraagt, al zijne vreugde willen opofferen, en alle pijnen lijden, opdat aan God (veronderstelt dat dit mogelijk ware) niet bet ge ringste deeltje zou ontbreken van het geluk dat Hij geniet.

Hetgeen dus geheel den hemel der Uitverkorenen uitmaakt, is te zien dat God oneindig gelukkig is, en dat zijn geluk eeuwig zal duren. En zoo begrijpt men hetgeen de Heer zegt aan eene ziel die Hij in het bezit stelt ran zijn hemelrijk ; « Treed binnen in de vreugde uws Heeren. » (1) Hij zegt niet aan

(1) Intra in goudium Domioi tui. Mattli. 25. 2i.

-ocr page 348-

528 OKFKMXG Dtn I.IEFnE

Je vreugile van binnen te treden in de ziel, maar aan de xiel van binnen te treden in de vreugde Gods, omdat de vreugde van God de vreugde uitmaakt van den Gelukzalige ; zoodat hel geluk van God het geluk is der Uitverkorenen, de rijkdom van God de rijkdom der Uitverkorenen, en de wellusten van God, de wellusten der Uitverkorenen.

Zoodra eene ziel den hemel binnen treedt en Gods ongesluierde heerlijkheid en schoonheid aanschouwt, wordt zij geheel verrukt en gansch verslonden door de liefde. Dan werpt zij zich, gelukkiglijk verloren in die eindelooze zee der goddelijke goedheid; dan vergeel zij zich zelve, en dronken van liefde jegens God, denkt zij aan niets anders meer, dan aan haren God te beminnen. « Zij zullen dronken worden van den overvloed uws buis,» zegt David. (1) In dronkenschap denkt men aan zich zeiven niet meer; en zoo ook denkt de gelukzalige ziel aan niets anders meer dan aan haren God te beminnen en Hein genoegen te geven. Zij wenscht Hein geheel te bezitten, en bezit Hem ook geheel zonder vrees van Hem ooit te kunnen verlie-

(1) \'.ucbriabuutui- nb ubertate Jomus tuiü. Ps. 33.9.

-ocr page 349-

TOT JEZCS-CIiniSTUS. 329

zon. Uit liefde tot Hem weiiseht zij zich elk dogenblik gansch aan Hem te geven, en haar verlangen wordt vervuld ; ieder oogenblik geeft zij zich volkomen aan God, en God omhelst baar met liefde eu zal baar alzoo de gansebe eeuwigheid door altijd blijven omhelzen.

Zoo is dan de ziel in den hemel geheel met God vereenigd, en zij bemint Hem uit al ban; krachten, met eene volmaakte liefde, welke, hoewel niet oneindig, omdat bet schepsel voor geene oneindige liefde vatbaar is, nog-tans zoo groot is dal de ziel geheel tevreden en verzadigd is, en baar niets meer te verlangen overblijft. God, van zijnen kant, deelt zich mede aan die ziel en vereenigt zich geheel en al niet baar, zich in baar uitstortende zoo veel zij daartoe, volgens bare verdiensten, vatbaar is, en bij vereenigt zich met baar, niet alleen door zijne gaven, zijn licht en zijne liefde, gelijk Hij zulks doet in dit leven, maar met zijn wezen zelf. Gelijk het vuur het ijzer doordringt en hetzelve in zich gebeel schijnt (e veranderen, zoo doordringt God de ziel en vervult baar met zijn eigen wezen ; zoodat zij, hoewel bare eigene

-ocr page 350-

350 OEFENING DER LIEFDE

zelfstandigheid niet verliezende, niettemin zoodanig van God vervuld wordt, en verslonden ligt in die onmetelijke zee der goddelijke zelfstandigheid, dat zij als vernietigd blijft, en als niet meer bestaande. Dit was het hoogste geluk dat de Apostel aan zijne leerlingen toewenschte : « Opdat gij vervuld wordt tot de gansche volheid Gods. » (1)

Dit is het laatste einde, dat God in zijne goedheid voor een ieder van ons heeft bestemd en wil dat wij bekomen in het ander leven. Zoo dat onze ziel nooit hare volkomene rust kan hebben, zoo lang zij niet met God veree-nigd is in den hemel, waar de vereeniging voltrokken wordt. Het is waar, dat zij die .lezus-Christus beminnen, den vrede vinden in zich aan den goddelijken wil te onderwerpen ; maar zij kunnen loch in dit leven geene volmaakte rust vinden, omdat deze eerst dan verkregen wordt, wanneer men zijn laatste einde bereikt, hetwelk bestaat in God aanschijn aan aanschijn te aanschouwen en door de goddelijke liefde verslonden te worden. Zoo lang de ziel dat einde nog niet heeft be-

(1) L\'l impleumini in omnem plenitudiucm Dei. Ejih. a, l\'J-

-ocr page 351-

TOT JEZUS-CNRISTUS. 531

reikt, is zij onrustig, zij treurt en roept af zuchtende uit: (l)Ja, mijn God ! ik leef in vrede in dit tranendal, omdat dit uw wil is, maar het is mij onmogelijk iets anders dan eene onuitsprekeli jke bitterheid tesmaken,l)i j de gedachte dat ik nog niet volmaakt vereo-uigd hen met ü, die mijn middelpunt, mijne rust en mijn al zijt.

Daarom deden ook de Heiligen, hoewel zij van liefde tol God brandden, niets anders op deze aarde dan verzuchten naar het gelukzalig Vaderland. David klaagde over de langdurigheid van zijn ballingschap. « Wee mij, omdat mijn verblijf op aarde verlengd is.» 2) Hij vond geenen troost dan in de hoop van het eeuwig geluk, en zeide : «Ik zal verzadigd worden, als uwe glorie zal verschijnen. » (ö) Het grootste verlangen van den heiligen Paulus was uit deze wereld te vertrekken om bij Jezus-Christus te zijn : « Ik verlang ontbonden te worden en met Christus te zijn. » (4) En de heilige Franciscus

(1) Ecce in pace amai\'itinlo mea amurissima. Is. 38. 17^

(2) Heu mi.ii, «juia incoiatus meus proloniiatus est T Ps. llfl.

(1) Satiabor,cum apparuerit gloriatua. Ps. 16. 15. (4) Desiderium habeus tii.ssoivi et esse cum Christo. Pli i 1.1.2;}.

-ocr page 352-

OOi OKFKMNG DEU DIEFDE

van Assisië zeide; Het goed welk ik verwacht, is zoo groot, dat elke smart mij een vermaak schijnt. Dit zijn zoo vele oefeningen van volmaakte liefde. De heilige Thomas leert ons dat de hoogste graad van liefde die eene ziel in dit leven kan hereiken, bestaat in vuriglijk te verlangen zich met God te vereenigen en zijne tegenwoordigheid te genieten in den hemel. (1) Maar het geluk des hemels, gelijk wij gezegd hebben, bestaat niet zoo zeer in de vreugde welke God aan de ziel schenkt, als wel in de vreugde welke de ziel gevoelt over het geluk van God, omdat zij God veel meer dan zich zelve bemint.

De grootste straf der heilige zielen in het vagevuur, bestaat in hun verlangen om God te bezitten ; en deze straf pijnigt voornamelijk die zielen, die in hun leven den hemel weinig verlangd hebben. De kardinaal ISel-larminus is zelfs van gevoelen dat er ia het vagevuur eene plaats is die hij eerekerker (carcer houoratus) noemt, waarin de zielen

(1) Tertium autem studium est ut homo ad hoe prin-cipaliter intendat, ut Deo iiihicreat et eo fruntur; et hoe pertinet ad perleetos, qui eupiunt dissolvi et ««se cum Christo. 2. 2.q.2\'f. a.9.

-ocr page 353-

TOT JEZUS-CHUISTUS. Od.J

geene pijnen van gevoel, maar alleen de be-rooving van Gods aanschijn lijden. De heilige Gregorius, de eerbiedwaardige Beda, de liedige Vineentius Ferrerius en de heilige lirigitla halen vele voorbeelden aan van deze bijzondere straf. Deze straf wordt gegeven, niet voor bedrevene zonden, maar omdat men in dit leven weinig naar den hemel verlangd heeft.

Vele zielen verzuchten naar de volmaaktheid, zonder nogtans te verlangen, gelijk het behoort, om deze aarde te verlaten, om zoo eerder Gods aanschijn te gaan genieten. Het eeuwig leven is een oneindig kostbaar goed, welk .lezus-Christus voor ons door zijne dood verdiend heeft; daarom straft Hij die zielen, omdat zij er op deze aarde zoo weinig naar verlangd hebben.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

0 God,mijn Schepperen mijn Verlosserl (;:,i hebt mij geschapen voor den hemel, vervolgens hebt Gij mij vrijgekocht van de hel om mij ten hemel te geleiden, en ik, ik heb zoo menigmaal met U openlijk te beleedigen, aan den hemel vaarwel gezegd, en toege-

-ocr page 354-

Sa t OEFENING DKIl UKFDf.

Stem \' Ier helle gedoemd te worden 1 Maai\' uwe cneiiidige barmhartigheid zij aHoos glt;-zegend, omdat zij mij, gelijk ik hoop, vergiffenis heeft geschonken, en daardoor zt O dikwijls van de hel bevrijd heeft! O mijn •lezus ! hadde ik U toch nooit beleedigd ! O hadde ik U altoos bemind ! Maar ik troost mij bij de gedachte dat mij daarloe nog tijd overblijft. Ik bemin U, o Liefde mijner ziel! Ik kemin U uit geheel mijn hart, ik bemin li meer dan mij zeiven. Ik zie Gij wilt dat ik zalig worde, opdat ik U in alle eeuwigheid in den hemel, in dat rijk der liefde beminne. Ik bedank IJ voor zoo veel goedheid, eu ik smeek U mij te willen bijstaan om U te beminnen gedurende den tijd, d e mij nog te leven overblijft; ik wil U voortaan veel beminnen in dit leven, om II veel te beminnen in hel eeuwige. O mijn goede Jezus! wanneer zal de dag komen, waarop ik mij bevrijd zal zien van hot gevaar van ü nog te verliezen, en waarop ik, door uwe liefde verslonden bij \'t aanschouwen van den vollen glans uwer oneindige schoonheid, genoodzaakt zal zijn U te beminnen. O zoete noodzakelijkheid ! 0 gelukkige, o beminne-

-ocr page 355-

tot jezüs-chr1stus. 335

lijke, o wenschelijke noodzakelijkbeid, die mij van alle vrees zal verlossen van U te misnoegen en die mij zal dwingen li uit al mijne krachten te beminnen. Mijn geweten beangstigt mij en zegt mij: Hoe kunt gij aanspraak maken op den hemel ? Maar uwe verdiensten, o mijn dierbare Verlosser, zijn mijne hoop.

O Koningin des hemels, o zoete Moeder Maria ! uwe voorspraak is alvermogend bij God. Op U vertrouw ik.

/VV^/VVV\'W\'V\\AA/U\\\'VVW\'VW\'V/VW\\AA/\'./\\/WV\\\'quot;-\'*AAlt;-./\\ NnArt/WWWA/NAAiWW

Xllle HOOFDSTUK.

Wie jezus-ciiristus vuriglijk bemint, houdt niet op hem te beminnen te midden dek bekoringen en der troosteloosheden.

Chnritas omnia sastinet.

De liefde verdruugt alles.

De grootste kwellingen in dit leven voor de zielen die Ood beminnen, zijn niet de armoede, ziekten, versmading of vervolging, maar de bekoringen en de inwendige troosteloosheden. Wanneer eene ziel Gods zoete

-ocr page 356-

336 OEFENING DER LIEFDE

tegenwoordigheid geniet, dan zijn alle smarten, versmadingen en mishandelingen van don kant. der menschen, in plaats van haar te bedroeven, veeleer geschikt om haar te to troosten, omdat zij haar in de gelegenheid slellen van aan God eenig bewijs harer liefde te geven ; in één woord, dit alles dient alleen om de gelukkige liefdevlammen die haar verteeren te onderhouden en te vermeerderen. Maar zich door de bekoringen in het gevaar zien van de goddelijke gratie fp verliezen, of in de troosteloosheden vreezen dat men dezelve reeds verloren heeft, dat is een allerbitterste kwelling voor hem die Jezus-Christus van harte bemint. Ondertus-schen geeft die liefde zelf ook krachten om die beproeving met geduld te lijden , en om den ingeslagen weg der volmaaktheid standvastig te volgen. O welke groote vorderingen maken de zielen door dusdanige beproevingen, welke God gewoonlijk doet onderstaan aan de zielen die Hem beminnen.

1.

Over de bekoringen.

Er bestaat, voor oene ziel die Jezus-Chris-

-ocr page 357-

TOT JEZBS-CliniSTLS. 337

tus bemint, geen grootere kwelling dan de bekoringen. Alle andere kwalen, wanneer zij die met gelatenheid aanneemt, dienen om baar nauwer met God te vereenigen ; maar de bekoringen, gelijk wij reeds gezegd hebben, stellen haar in liet gevaar van zich van God te scheiden, en daarom zijn zij haar smartelijker dan alle andere kwellingen.

Waarom God de bekoringen toelaat.

Men moet opmerken dat, alhoewel de bekoringen, die ons tot de zonde aansporen» altijd van den duivel of van onze booze neigingen, maar nooit van God komen ; (1) de Heer evenwel somtijds toelaat, dat de zielen welke Hij het meest bemint, het hevigst bekoord worden.

Waarom ? Ten eerste, opdat zij beter hunne zwakheid zouden kennen, en zouden zien hoe noodzakelijk bun de goddelijke bijstand is om niet te vallen. Wanneer eene ziel van God met inwendige vertroostingen begunstigd wordt, dan verbeeldt zij zich

(J) Deus enim intentator malorutn est, ipse au tem ne-minnm t» u\'at. Juc. I. 13.

-ocr page 358-

\'338 OEFENING DER LIEFDE

nog al lichtelijk in staal te zijn om alle aanvallen liarer vijanden te overwinnen, en alle ondernemingen voorde eer van\'God ten uitvoer te brengen ; maar wanneer zij hevig bekoord wordt, en zich op den rand des afgronds bevindt, en op het punt van er in te vallen, dan erkent zij hare ellende en hare machteloosheid om aan de bekoring te wederstaan, tenzij God haar helpe. Dit ondervond de heilige Paulus. Hij zegt dat hij door Gods toelating, langen tijd gekweld werd door eene zinnelijke bekoring, opdat bij zich niet zou verhoovaardigen over de verhevene veropenbaringen waarmede hij was begunstigd geweest. (1)

Ten tweede, laat God de bekoringen toe, opdat wij ons nog meer zouden onthechten van de aarde, en vuriger zouden verlangen Hem in don hemel te gaan aanschouwen. De goede zielen, zich alzoo dag en nacht door zoo vele vijanden overvallen ziende, krijgen eenen afkeer van dit leven, en roepen al zuchtende uit, dat het te lang duurt; « Wee mij

M) Et ne mngnitndo rcvelationum extollut me. «Intus •est mihi stimulus enrnis mea». Angelus qui. me

■fu\'ojjlii/.ef. 11. Cor. 12. 7.

-ocr page 359-

TOT JEZUS-CHRISTIS. 339

omdat iiiijn ballingschap verlengd is. » (I) Zij verzuchten naar het uur, waarop zij den band zullen zien verbreken die hen hier geboeid houdt, en waarop zij blijmoedig kunnen uitroepen : « De strik is los gebroken en wij zijn verlost. » (2) Want de zielen die God beminnen zouden tot God willen vliegen ; maar zij zijn hier op aarde wederhou-den als in een viscbnet welk de dood alleen kan verscheuren, en daarenboven gekweld door aanhoudende bekoringen ; daarom verzuchten zij vuriglijk naar de dood, om builen het ge\\aar te zijn van God te verliezen.

God laat eindelijk toe dal wij bekoord worden, opdat wij meer verdiensten zouden vergaderen, gelijk aan Tobias werd gezegd : « En omdat gij aangenaam waart aan God, was het noodig dat de bekoring u beproefde.» (3) Wanneer dus eene ziel bekoord wordt, moet zij, wel verre van zich te verschrikken en tc vreezen dat zij in Gods ongenade is, integendeel meer betrouwen hebben dat zij

(1) lieu mihi, quia incolatus mens prolongatus est! Pa. 119. 3.

(2) Laqueus contritus est, et nos liliei-uti smnns. Ps. 12:i. 7.

Ktquin npce^tiis eras Deo, nseesse luit ut tentario probaret te. ï-ij». 12. in.

-ocr page 360-

Ö40 OEFENING DER LIEFDE

van God bemind wordt. Om sommige vreesachtige zielen te bedriegen, doet de duivel bun gelooven dat de bekoringen wezenlijk zonden ziju. Niet de kwade gedachten, maar het toestemmen in die gedachten doet ons God verliezen. Höe hevig ook de inblazingen van den duivel zijn, hoe hevig ook de oneerbare voorstellingen, indien zij tegen onzen wil zijn, wel verre van onze ziel te besmetten, maken zij haar zuiverder, sterker en aangenamer aan God. De heilige Bernardus zegt dat, zoo dikwijls wij eene bekoring overwinnen, wij eene nieuwe kroon behalen. (1) Een engel verscheen eens aan een Karthuizer monnik en gaf hem eene kroon in de hand, met bevel dezelve aan een anderen broeder te brengen, en hem te zeggen dat hij die kroon kort te voren had verdiend door het overwinnen van zekere bekoring.

Verontrusten wij ons niet wanneer eene kwade gedachte ons blijft kwellen; het is genoeg dat wij die verfoeien en uit onzen geest trachten te verdrijven. God is getrouw, zegt de Apostel; hij duldt niet dat wij boven onze krachten bekoord worden.

(1) Quoties restiteris, toties coronoberis. In Qiiadr.s.5.

-ocr page 361-

TOT JEZL\'S-CHRISTUS. 511

(1) Wie dus aan de bekoring wederstaat, zal niet alleen niets verliezen, maar zelfs nog veel winnen. « Hij zal winst doen met de bekoring, » zegt de Apostel Paulus. (2) Ziedaar waarom God zoo dikwijls toelaat dat de zielen die Hij het meest bemint, ook het meest beproefd worden door de bekoring ; zij bekomen alzoo meer verdiensten op deze aarde en meer glorie in den hemel. Een stilstaande water bederft spoedig; en zoo verkeert ook eene ziel die werkeloos zonder bekoringen en zonder strijden blijft, in gevaar van verloren te gaan door eenig ijdel behagen in hare eigene verdiensten ; wijl zij zich inbeeldt dat zij reeds de volmaaktheid heeft bereikt, houdt zij op te vreezen, haar ijver in het gebed verflauwt, en zij geeft zich maar weinig moeite om hare zaligheid te verzekeren. Doch, wanneer zij door de bekoringen gekweld wordt, en zich in gevaar ziet van in zonde te vallen, dan neemt zij hare toevlucht tot God en tot de allerheiligste Maagd ; zij vernieuwt haar voornemen

(1) Fidelis autcm Deus est, qui non patietur vos ten-tari supra id quod potesti», sed faciei etiam cum tenta-tionc provcntum. I Cor. 10.13.

(2) Sod fociet cum lentatione proventum. Ibid.

-ocr page 362-

342 OEFENING DER LIEFDE

van liever te sterven dan te zondigen, zij vernedert zich, zij geeft zich over in de han-den der goddelijke barmhartigheid ; en zij krijgt alzoo, gelijk de ondervinding leert, groolere sterkte en hecht zich vaster aan God.

Evenwel moeten wij de bekoringen niet verlangen, maar integendeel God gedurig bidden dat Hij ons daarvan beware, en bijzonder van die door dewelke wij zonden overwonnen worden. Dit doet de Heer zelf ons vragen in het gebed welk Hij ons geleerd heeft: « En leid ons niet in bekoring.» (1) Maar wanneer de Heer toelaat dat wij bekoord worden, dan moeten wij, zonder ons om die slechte gedachten te verontrusten, en zonder den moed te verliezen, al ons betrouwen op Jezus-Chrisius stellen, en Hem om hulp smeeken, en Hij zal voorzeker niet nalaten ons kracht te geven om te we-derstaan. Luister naar den raad van den heiligen Auguslinus: « Geef u over aan God, en vrees niet; want stelt Hij u in den strijd, dan zal Hij er u voorzeker niet alleen h.ten, noch gedoogen dat gij valt. (2)

(1) Et no nosinduvasin tentutionem.

(2) frujice te in eum, noli uietuere ; non se subtrabet. ut eetlus. Cuuf. 1. 8. 2. 11.

-ocr page 363-

tot je/xs-ciinisrus.

Over di\' mUdelen tegen de liekoringon.

Laat ons nu oniler/oekcn welke middelen wij moeien gebruiken om de bekoringen te overwinnen. De leeraars in hel geestelijk leven wijzen er vele aan ; maar ik wil hier alleen spreken van hel Gebed, het noodzakelijkste en hel zekerste van alle middelen.

Wanneer men dus bekoord wordt, moet men terstond zijne toevlucht tol God nemen, zeggende met ootmoedigheid en betrouwen ; « Heer, kom mij ter hulp ; Heer! haast U mij bij te staan. » (1) Dit gebed alleen zal genoeg zijn om ons de aanvallen van al de duivelen der hel legen ons vereenigd, te doen overwinnen ; want God is oneindig sterker dan alle duivelen. De Heer weel dat wij te zwak zijn om aan de bekoringen der lielsche machten te wederslaan, daarom zegt de geleerde kardinaal Colli, dal wanneer w ij bekoord worden, en in gevaar zijn van te vallen, Hij verplicht is ons de noodige hulp te verleeuen. (2)

(1) Dons, in atljutorium meum intende; Dotninc, ml adjuvtiiKiuui me festina. I\'s. 03 2.

(2) Res|»oiuIeo..., viuu tentamur, itohisa.l Denin confu-gieutibus, per grutiaiu a Leu paratum et oblatam, vires

-ocr page 364-

3{i OEFFMNG DER LIEFDE

En hoe /.ouden wij kunnen vreezen dat Jezus-Cliristus ons niet zal helpen, na zoo vele beloften die Hij ons in de H. Schriftuur gedaan heeft?— Komt tot mij, zegt Hij, gij die afgemat zijt in den strijd tegen de bekoringen, en ik zal uwe krachten herstellen. (1) Als uwe vijanden u kwellen, roep mij dan aan ; ik zal u uit het gevaar trekken, en gij zult mij daarvoor loven. (2) Dan, zegtïsaias, /.uit gij den Heer ter hulp roepen, en hij zal u verhooren; gij zult roepen : Kom spoedig, o Heerhelp mij, en Hij zal u antwoorden : Zie, hier ben ik, bereid om u te helpen. (3) En wie, vraagt de Wijze man, heeft ooit den Heer aangeroepen, en is verlaten geworden ? (4) David hield zich verzekerd, dat liij liij middel van het gebed nooit zou overwonnen worden, en daarom zeide hij: Ik zal den Heer aanroepen, Hem prijzende, en Hij

adfuturus, qua possimus resistere et aetu resistainus. Do Div. Grat. q. 2. d. 5. § 3.

(1) Venitead me omnes, qui laboratis cl onerati estis, et ego relieiaui vos. Matlh. 11. 28.

(2) Et invocu me in die tribulationis; eruam te, etho-norificabis me. Ps. 4\'.». 1G.

(3) Tune invocabis, ot DomiDus exaudiet; clamabis et •Jicet: Ecce adsum. Is. 38. 3.

(4) Quis invocavit eum, etdespexit illum? Eccli. 2.12,

-ocr page 365-

TOT JEZCS-CIIRISTUS. S-iS

zal mij verlossen van mijne vijanden. (1) Want hij wist dat God nabij dengene is die zijne hulp inroept. (2) En de Apostel Paulns zegt, dat de Heer niet gierig is, maar even milddadig als rijk in gratiën voor allen die Hem aanroepen. (3)

O gave God, dat toch alle menschen tot Hem hunne toevlucht namen, als zij bekoord wordsn om Hem te vergrammen ; indien dit geschiedde, zou Hem voorzeker niemand be-leedigen. Die ongelukkigen, zij vallen verleid door hunne bedorvene lusten; en om eene voorbijvliegende voldoening niet te verliezen, stemmen zij er in toe God te verliezen, die een oneindig goed is. De ondervinding leert, dat hij die in de bekoring tot God zijne toevlucht neemt niet in de zonde valt, en zoo integendeel hij die niet lot God zijne toevlucht neemt zondigt, bijzonderlijk in de bekoringen van onzuiverheid. Salomon zeide, dat hij wel wist dat hij niet kuisch kon zijn, indien God hem daartoe zijne gra-

(1) Laudans invocnbo Doininum, et ab inimicis nieis salvus ero. Ps. 17. 4.

(2) Prope est Dominns omnibus invocantihus enm, Ps, 144. 18.

(3) Dives in omnes qui invocant ilium. Rom. 10. 12.

-ocr page 366-

OEFENING DER LIEFDE

tie niet verleende, en dat hij daarom in de bekoringen tot God zijne toevlucht nam (1) De bekoringen van onzuiverheid of tegen het geloof moet men niet rechtstreeks bestrijden ; maar men moet ze van het begin af zoeken te verdrijven, door eene akte van liefde of van berouw, of wel door eenig onverschillig werk te verrichten hetgeen tot verstrooiing leidt. Zoodra wij eene gevaarlijke gedachte gewaar worden, dan moeten wij haar terstond verwerpen, en om zoo te spreken, haar de deur voor den neus toesluiten, zonder te onderzoeken wat of hoe die gedachte was. Alle gevaarlijke ingevingen moeten terstond verworpen worden, even als eene vuurvonk die ons op de kleederen

VSllt- •

Maar, wanneer eene onzuivere bekoring

reeds in onzen geest is binnengekomen, haar inzicht verklaard en onze zinnen ontsteld heeft, dan zegt de heilige Hieronymus moeten wij terstond onze toevlucht to. God nemen en uitroepen; Heer, kom mij ter

nn;lt;ini «liter non possem esse conti-•J» Domiuuia, et deprecatu, sa»

iilum. Sap. 8. 21.

-ocr page 367-

TOT JEZUS-tllRISTUS. 547

hulp. (1) Wij moeten dan ook niet vergeten lt;le allerheiligste namen van Jezus en Maria aan te roepen, die eene bijzondere kracht hebhen tegen deze soort van bekoringen. De heilige Franciscus van Sales zegt, dat de kinderen, zoodra zij den wolf zien, zich haastig in de armen van hun vader en moeder werpen, en daar achten zij zich in veiligheid. Zoo ook moeten wij doen, terstond onze toevlucht nemende tot Jezus en Maria. Ik herhaal het, wij moeten terstond onze toevlucht tot hen nemen, zonder naar de bekoring te luisteren, of zonder met haar te twisten. Men leest in de Spreuken der Vaders van de woestijn, dat de heilige Pacomius op zekeren ilageenen duivel hoorde roemen dat hij eenen kloosterling in zonde had doen vallen, omdat deze naar de bekoring luisterde en verwaarloosde tot God zijne toevlucht te nemen. Daarna hoorde de heilige een anderen duivel, die ziok daarentegen beklaagde, dat hij niets vermocht op den broeder dien hij bekoorde, wijl hij terstond zijne toevlucht tot God nam, en zoo altijd de overwinning behaalde.

(I) Statim ut libido titillaverit sensnm, erumpamns in vocem : Dominus uuxiliator ejcuï. Epist. ad Eust.

-ocr page 368-

348 OF.FKMNG HF.R LIEFDE

Wanneer uogluns de bekoring voorlduurl, moeten wij ons wel wachten van ons te verontrusten of ongeduldig te worden; want in zoodanige ontsteltenis zou de duivel gelegenheid kunnen vinden om ons te doen vallen. In zulke gevallen moeten wij ons oot-moediglijk overgeven aan den wil van God, die het toelaat en wil dat wij die beproeving onderstaan, en Hem dan zeggen ; Heer! ik heb wel verdiend door zoodanige bekoring gekweld te worden, tot straf voor de beieedi-gingen die ik U heb aangedaan ; doch ik smeek U, kom mij te hulp, en laat niet toe dat ik bezwijke. En zoo lang de beproeving blijft voortduren, moeten wij niet ophouden Jezus en Maria aan te roepen. Ook is het zeker goed, alsdan het besluit te vernieuwen van liever alle smarten te lijden, en zelfs duizendmaal te sterven, dan God te belee-digen, doch ter zelfder tijd moeten wij niet ophouden zijnen bijstand te vragen. En in-, dien de bekoring zoo hevig wordt, dat men \\ zich in groot gevaar bevindt van daarin toe te stemmen, dan moet men zijne gebeden verdubbelen, zijne toevlucht nemen tot het allerheiligste Sacrament, zich aan den voet

-ocr page 369-

TOT JEZCS-CHRITTUS. 349

van een kruislieekl of van eenig beeld tier allerheiligste Maagd nederwerpen met meerder vurigheid biddende, zuchtende en vvee-«ende om geholpen te worden. Het is waar dat God bereid is dengene te verhooren die Hem bidt, en dat zijne gratie en niet ons beleid ons de kracht moet geven om aan de .bekoring le wederstaan ; doch de Heer wil somtijds dat wij ons al die moeite geven; en daarna komt Hij onze zwakheid te hulp eu doet Hij ons de overwinning behalen. Het is ook zeer nuttig, gedurende de bekoringen, dikwijls het teeken des heilig kruis te maken op het voorhoofd en op de borst. Een ander zeer voordeelig middel is zijne bekoring aan zijnen zielbestierder bekend te maken. De heilige Philippus Nerius zeide, dat cene bekoring die ontdekt is, reeds half is overwonnen.

Wij moeten bier opmerken, dat de gods-geleerden, zelfs de strengere, in \'t algemeen van gevoelen zijn, dat personen die langen tijd godvruchtig geleefd hebben en zeer godvreezeml zijn, zoo dikwijls als zij niet\' zeker zijn of zij aan eene of andere groote fout hunne toestemming gegeven hebben.

-ocr page 370-

350 OEFENING DER LIEF [IE

voor zeker moeien houden, dat zij de goddelijke gratie niet verloren lieblien, omdat het menschelijker wijze onmogelijk is dat de wil, die sedert langen tijd in goede besluiten is gevestigd, zoo eensklaps en zonder het duidelijk te weten verandere en in eene doodzonde toestcimne. De doodzonde is inderdaad zuik een verschrikkelijk monster, dat zij in eene ziel, die haar langen tijd verfoeid heeft, niet ka» binnen dringen, zonder zich duidelijk kenbaar te maken. Dit hebben wij klaar bewezen in onze Goddelijke Zede-leer. (1) De heilige Teresia hoorde eens, uit den mond van den Zaligmaker, dat niemand verloren gaat zonder het te weten, en dat niemand in de dwaling blijft zonder het te willen. (2)

Wanneer dan eene ziel van een teeder geweten en van eene beproefde deugd, maar die angstvallig is, door bekoringen gekweld wordt, bijzonderlijk tegen het geloof of de zuiverheid, zal het somtijds goed zijn dat de biechtvader baar verbiedt die bekoringen bekend te maken en daarvan te spreken.

(1) Tlieol. mor. 1.6. n. 476.

(2) Leven.

-ocr page 371-

TOT JEZKS-CHRISTUS. 351

Immers, om van die bekoringen te spreken, zou zij moeten onderzoekeu hoe die gedachten opgekomen zijn, of zij er behagen iu genomen of hare toestemming er aan gegeven heeft; en door dat onderzoek zouden de kwade indrukkingen vermeerderen en de onrust grooter worden. Als de biechtvader zedelijker wijze verzekerd is dat die persoon in zoodanige bekoringen niet. toestemt, dan is het beter dat hij haar verbiedt daar nog over te spreken. Wij zien dat de heilige Joanna van Chantarzoo ook gehandeld heeft. Zi j verhaalt, dat zij vele jaren door vreese-lijke bekoringen werd gekweld, en dat zij, niet wetende er ooit in toegestemd te hebben, deze bekoringen nooit gebiecht had, volgens den regel dien haar biechtvader haar had gegeven ; zij zegt: « Ik heb nooit duidelijke kennis gehad van eene toestemming. » (1) Door aldus te spreken, geeft zij te kennen, dat haar wel eenige vrees wegens de bekoringen was overgebleven, maar dat zij zich gerust stelde in de gehoorzaamheid die haar biechtvader haar had opgelegd, om zoodanige twijfelingen niet te biechten. Ove-

(i) Mém. «Ie la M. de Chaugy, p. 3. ch. 23.

-ocr page 372-

352 OEFENING DER LIEFDE

rigens, om de bekoringen te overwinnen, is het, in \'t algemeen gesproken, zeer nuttig, gelijk wij reeds gezegd hebben, zijne bekoringen aan den biechtvader bekend temaken.

Maar ik herhaal het, het krachtigste en noodzakelijkste onder alle middelen tegen de bekoringen, bet middel der middelen, is lot God om hulp roepen, en onophoudelijk bidden zoo langde bekoring aanhoudt. God heeft dikwijls de overwinning bepaald niet voor het eersle gebed, maar voor het tweede, het derde of het vierde.\' Met een woord, wij moeien overtuigd blijven, dat al ons geluk afhangt van het gebed. Van bet gebed hangt de verandering af van ons leven, .het overwinnen der bekoringen, de gratie der goddelijke liefde, der volmaaktheid, der volharding en der eeuwige zaligheid.

Misschien zal ik aan hen die mijne geestelijke werken gelezen hebben vervelend schijnen, door al te dikwijls het gewicht en de noodzakelijkheid aan te bevelen van onophoudelijk door het gebed zijne toevlucht tot Cod te nemen ; doch mij dunkt dut ik niet te veel, maar nog te walnig daarvan gezegd heb. Ik weet dat wij dag en nacht \'.e strijden

-ocr page 373-

tot JEzi\'s-cnnisTös. 555

hebben tegen de bplioringen van de liet ; de duivel Iaat geene gelegenlieid voorbij gaan om ons te doen vallen, ik quot;weet dat wij zonderde goddelijke hulp niet in slaat zijn aan de aanvallen onzer vijanden te wederstaan ; daarom vermaant ons de Apostel de wapening van God aan te doen: « Doet de wapenrusting Gods aan, opdat gij bestand mocht wezen tegen de listen des duivels. Want wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de Overheden en de Machten, tegen de wereldbehcerschers dezer duisternis. » (1) En welke zijn die wapenen, welke de heilige Paulus ons aanbeveelt om de duivelen te overwinnen ? Ziehier dezelve: « Met alle gebed en smeeking te allen tijde biddende in den geest, en tot dat einde wakende, met alle aanhouding en smeeking. » (2i Het zijn de onophoudelijke en vurige gebeden om van God zijnen bijstand en de

(1) Indutte vos nrmnhirnm rii\'i, ut pos^tis stnre n.l-versus iusitlius «iiuholi ; auonmm non est nobis co.iuot.ilin ad versus cnrnem et snri^niriMm. *e.J adversns nrinanes et potestates, ndversu? mundi rectores tenebrurum hu-rum. E|»h. 6. II.

(2) Per otnnem onittonem et obsecrationlt;\'m orantes omni tempore in spiritu, et in ipso vigilantes in omni instantia. Ibid. 18.

-ocr page 374-

öSi offkmxc nrn liefde

overwinning Ie bekomen. Ik weet bovendien dat al de Sehiiflen, zoo wel van het Oude als van het Nieuwe Verbond, ons onophoudelijk aansporen om le bidden en te allen lljde te bidden, zonder ooit op te. houden, n Roep mij en ik zal u verlossen. » (1) « Uoep tot mij en ik zal u verhoeren. » (2) o Wen moet altijd bidden en niet ophou-lt;len, » (3) « Vraagt en u zal gegeven worden. » (4) « Waakt en bidt. » (5) « Didt zonder ophouden. » ((V) Ik geloof dus dat ik niet (e veel, maar eer nog veel te weinig over bet gebed gesproken heb.

Ik zou wensehen dat alle priesten; op den predikstoel niets zoo zeer aan hunne toehoorders aanbevolen dan hel gebed ; dat de biechtvaders hunne biechtelingen tat niels met meer ijver aanspoorden, cian tot bet «ebed ; dat de geestelijke schrijvers over niets overvloediger handelden, dan over hel gebed. Maar ik betreur het, ea geloof dat

(1) Invoca me..., eruiim te. Ps. 49.15.

(2) Clama ad me, et exandiam te. Jer. 33. 3.

(.$) Oportet semper orare, et non defieore.Luc. f8 1.

(4) Petite, et dabitiir vobis. Mntth. 7. 7.

(Ó) Vigilateet orate. Matth. 26. KI.

(fi) Sine iiitermissiono orate. l.Thess. 3.17.

4

-ocr page 375-

TOT JEZUS-CHRISTL\'S. 335

liet eene slraf is voor onze zonden, dal zoo vele predikanten, biechtvaders en geestelijke schrijvers zoo weinig van het gebed spreken. De preekon, de overwegingen, de communiën, de verstervingen, zijn zonder twijfel zeer nuttig voor het geestelijk leven, maar indien wij ons in de bekoring niet aan (lod aanbevelen, dan zullen wij toch vallen, niettegenstaande al de predikatiën., de overwegingen, de communiën, de verstervingen en al de goede voornemens die wij gemaakt hebben.

Bidden wij daarom altijd, indien wij willen zalig worden, en bevelen wij ons aan onzen Zaligmaker Jezus-Cliristus, bijzonder wanneer wij bekoord worden ; vragen wij Hem, niet alleen de heilige volharding, maar ook nog de gratie van altijd te bidden. Nemen wij, volgens de aanmaning van den heiligen Iternardus, altijd onze toevlucht tot de Moeder Gods, die de Uitdeelster der gratiën is: Zoeken wij gratie, zegt hij, en zoeken wij ze door Maria. (1) Diezelfde heilige Leeraar verzekert ons, dat het de wil van God is, dat

(O Qnioraimiigrntinm, et per-Mnriain qnaeramiis.

-ocr page 376-

3S6 OFFEMXG DER I.IEFDF,

wij geene gralie ontvangen, die niet door de

handen van Maria gaat. (1)

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

O Jezus, onze goddelijke Verlosser! het bloed dat Gij voor mij hebt vergoten, doet mij betrouwen dat Gij mijne zonden hebt vergeven, en ik hoop U daarvoor eeuwiglijk te gaan bedanken in den hemel. « De barmhartigheden des Heeren zal ik zingen in de eeuwigheid. » (2) Ik beken, dal ik vroeger ongelukkiglijk gevallen en hervallen ben, omdat ik verwaarloosd heb U de heilige volharding te vragen. Deze volharding vraag ik tl nu ; (i Laat niet toe, dat ik van U gesehei-lt;len worde. »(3) Ik maak het besluit dezelve altijd te vragen, bijzonderlijk dan wanneer ik mij bekoord voel om U te beleedigen. Zulk is mijn voornemen en zoo beloof ik ü te zullen handelen. Maar waartoe zullen mij dit goed voornemen en die beloften dienen, indien Gij mij de gratie niet verleent van tot II mijne toevlucht te nemen ? Ach, verleen

(l) Nihil nos Deus voluit habere, quod per Mario: mn-iius non transiret. In Vig. Nat. s, 3.

(2^ Misericonlias Domini iu a\'tenium cautabu. Ps.88.2.

|3y Ne permittas mo separari .1 te.

-ocr page 377-

TOT JEZUS CIIKISTUS. 337

mij, door do verdiensleii van uw lijden, die gratie van mij altijd, iu al mijne noodwen-diglieden aan U aan te bevelen.

O mijne Koningin en lieve Moeder, Maria ! ik smeek U, door uwe groote liefde tot Je-zus-Christus, mij die gratie te bekomen, dat ik altijd, zoo lang ik zal leven, tot uwen goddelijken Zoon en tot ü mijne toevlucht neme.

II.

Over de troosteloosheden.

De heilige Franciscus van Sales zegt, dat men zich bedriegt wanneer men zijne godsvrucht wil afmeten naar de vertroostingen die men in den dienst van God ondervindt. « De ware godsvrucht, zegt hij, beslaat in een vast besloten wil van alles te volbrengen, wat men weet, dat aan God behaagt. »(1) Het is door de dorheden, dat God de zielen welke Hij het meest bemint, tot zich trekt; en hetgeen ons belet ons waarlijk met God te vereenigen, is de gehechtheid aan onze ongeregelde genegenheden. Wanneer God dus eene ziel tot zijne volmaakte liefde wil

(1) Intiod. i». 4. ch. 13.

-ocr page 378-

358 OEFEMNG DER LIEFDE

trekken, dau tracht Hij haar te onlbeclileD van alle genegenheid tot het geschapene. Daarom berooft Hij haar allengskens van de tijdelijke goederen, zoo als vermaken, rijkdom, eer, vrienden, bloedverwanten, gezondheid des lichaams : want, verdriet, vernederingen, verlies van personen die men bemint, en ziekten, zijn even zoo vele middelen, waardoor God de ziel onthecht van de schepselen, opdat zij in Hem al hare genegenheid zou stellen.

Van een anderen kant, opdat de ziel zich aan de geestelijke goederen zou hechten, doet God haar in den beginne vele inwendige vertroostingen smaken, en geeft haar soms zoo veel teedere godsvrucht dat zij overvloedige tranen stort; door deze zoetigheden getrokken, niet alleen onthecht zij zich van de zinnelijke genoegens, maar zoekt zich nog te kastijden door verscheidene werken van boetvaardigheid, door vasten, door het dragen van haren kleederen en door zich te geeselen. Dan is het noodig dal de biechtvader haren ijver beteugelt en haai- verbiedt die verstervingen te doen, of ten minste dat hij haar niet al degene veroorlooft die zij

-ocr page 379-

TOT JEZUS—CHRISTUS, 5b!gt;

vraagt; want door dien g ?vopligen ijver gedreven, zou zij licht kunnen te verre gdan en wel zoodanig dat zij liare gezondheid zou krenken. Dit is eene list van den duivel. Wanneer deze ziet dal iemand zich geheel aan God geeft, en bemerkt dat God hem met de liefkozingen troost, welke Hij gewoon is aan de heginnenden te schenken, dan tracht die vijand hem door oveidrevene boetple-gingen zijne gezondheid Ie doen verliezen, en met de gezondheid niel aüeen het gebruik der verstervingen, maar ook des gebeds, der communie, en van alle godvruchtige oefeningen ; en zoo keert hij eindelijk tot zijn vorig ongeregeld leven terug. Wanneer dus iemand het geestelijk leven begint, en verstervingen vraagt, dan meet zijn biechtvader het plegen van hoetewerken zeer gematigd toeslaan ; maar hij moet hem vermanen zich inwendig te versterven, door verduldig de vernederingen en den tegenspoed te verdragen, door te gehoorzamen aan zijne Oversten, door zich te onthouden van nieuwigheden te zien of te hooren en meer dergelijke dingen Hij moet hem verder zeggen, dat wanneer hij de goede gr-

-ocr page 380-

3(gt;0 OKFEMNO DER LltFDE

woonle zal lie\'.iben aangenomen van dergelijke inwendige verstervingen te oefenen, hij alsdan waardig kan geoordeeld worden om ook de uitwendige te verrichten. Overigens is het eene groote dwaling te beweren, gelijk sommigen doen, dat de uitwendige verstervingen niets of weinig baten. Het is buiten twijfel, dat de inwendige meer noodzakelijk zijn tot de volmaaktheid dan de andere; doch hieruit volgt geenszins dat deze ook niet noodzakelijk zijn. De heilige Vincentius a Paulo zeide, dat wie de uitwendige verstervingen niot beoefent, nooit uitwendig noch inwendig zal verstorven zijn; (1) en de heilige Joannes van het Kruis : dat men geen vertrouwen mag stellen in eenen biechtvader die de kastijding van het vleesch veracht, al deed hij dan ook wonderen. (2)

Doch keeren wij tot ons punt terug. In den beginne dan wanneer eene ziel zich aan . God geeft, en het aangename smaakt van de gevoelige vertrooslingen, waarmede de Heer haar tot zich zoekt te trekken en van de

(1) Abellyl.3.ch. 46.

\' (2) Sentence 72.

-ocr page 381-

TOT JEZrs-CIIRISTBS. 561

aardsclie genoeprens te onthechten, verwijdert zij zich allengskens van de scheps\'elcn en hecht zij zich aan God ; maar op eene gebrekkige wijze, omdat zij meer getrokken is door die geestelijke vertroostingen dan door een oprechten wil om aan God genoegen te geven, en zij bedriegt zich, geloo-vende dat, naarmate zij meer behagen vindt in hare godsvrucht, zij ook God meer bemint. Hieruit komt dat zij zich verontrust en bedroeft, wanneer zij die oefeningen waarin zij haar genoegen vond, moet verlaten, om andere werken te verrichten, die de gehoorzaamheid, de liefde of de plichten van haren staat haar opleggen ; of wel, wanneer zij in hare godvruchtige oefeningen niet meer dezelfde genoegens vindt als vroeger, dan Iaat zij ze achter, of ten minste vermindert ze, ,en die van dag tot dag verminderende, laat zij ze eindelijk geheel achter. Dit is het ongeluk van vele zielen welke God tot zijne liefde roept; zij beginnen op den weg der volmaaktheid te wandelen, en volgen dien weg zoo lang de geestelijke vertroostingen voortduren ; maar zoodra deze ophouden, verlaten zij alles en koeren zij tot

2-»

-ocr page 382-

302 OEFKMNf. n!:R I.II KDE

hun vi-ig leven lerug. Het is een algemeen gebrek van onze ellendige natuur, dat wij in alles wat wij doen onze zelfvoldoening zoeken ; wij moeien ons overtuigd houden, dat de liefde tot God of de volmaaktheid niet bestaat in teedere gevoelens en gevoeligen troost, maar in liet overwinnen der eigenliefde en in het nakomen van den goddelij-ken wil. De heilige Franciscus van Sales zegt; (gt;Gods hand is even beminnelijk, hetzij zij ons kwelling of troost mededeelt.»(1)

In dien slaat van vertroosting is er geene groote deugd noodig, om aan de zinnelijke genoegens te verzaken, de beleedigingen en den tegenspoed te verdragen ; eene ziel die zoo begunstigd wordt verdraagt alles; maar haar geduld komt dikwijls meer uit de zoetigheden die zij smaakt, dan uit de kracht harer liefde tot God. Dan trekt de Heer zich van haar af, omdat Hij wil dat zij zich bevestige in de deugd, en Hij berooft haar van den gevoeligen troost, ten einde haiir alle gehechtheid te ontnemen aan hare eigenliefde welke in die zoetigheden hare voldoe-ning vond. Daarvan komt het dan, dat, ter-

(I) Am. de D. 1. 9. eh. 2..

-ocr page 383-

TOT JEZOS-CHRISTUS. 365

wijl zij eerst vreugde gevoelde in hel verrichten van oefeningen van opofl\'eriiig aan God, van betrouwen en liefde, zij later, wanneer die bron van zoetigheden is uitgedroogd, in diezelfde oefeningen niets meer gevoelt dan koudheid en moeite ; zij verveelt zich in al hare godvruchtige oefeningen, in het gebed, de geestelijke lezing en zelfs in de Communie ; ja zelfs vindt zij daarin niets anders dan duisternissen en angsten en meent dat alles verloren is. Zij bidt, en bidt nogmaals, en is bedroefd, alsof God haar niet wilde verhooren.

Zien wij nu wat wij van onzen kant moeten doen. Wanneer de Heer in zijne barmhartigheid, ons gelieft te troosten met zijne teedere bezoekingen, en ons de tegenwoordigheid zijner gratie doet gevoelen, dan betaamt bet niet dat wij die goddelijke gunsten verstoeten, gelijk sommige leeraars dit ten onrechte beweerd hebben. Neen, nemen wij die aan met dankbaarheid, zonder nog-tansons daarbij op te houden om er den gevoeligen troost van te smaken en ons behagen er in te scheppen. De heilige ioannes van het Kruis nnemt zulk behagen eene

-ocr page 384-

JG4 OEFENING DER LIÈFOE

geestelijke gulzigheid, welke eene onvolmaaktheid is en aan God niet kan behagen. Laten wij dus wel opletten, om alle zinnelijk genot welk wij in die vertroostingen vinden, uit onzen geest te verbannen, en wachten wij ons vooral van te gelonven dat. Cod ons die gunsten bewijst omdat wij ons heter dan anderen gedragen. Zulk gedacht van zelfbehagen zou den Heer noodzaken zich geheel van ons te verwijderen en ons in onze ellende te laten. De vertroostingen des geestes zijn geschenken van God, kostbare geschenken, veel kostbaarder dan alle rijkdommen en eer dezer wereld ; wij moeten Hem dus daarvoor vurig bedanken, maar te gelijker tijd, zonder ons daarmede op te houden om er behagen in te scl eppen, moeten wij ons vernederen, door ons de zonden van ons vorig leven voor oogen te brengen. Wij moeten dan denken dat die gunsten enkel uitwerksels zijn van Gods goedheid, en dat Hij ze ons misschien alleen toezendt, om ons aan te moedigen en ons voor te bereiden, opdat wij eenige groote kwelling die Hij ons wil overzenden, met geduld zouden verdragen. Daarom moeten wij ons dan aan-

-ocr page 385-

TOT JEZUS-CHRISTtiS. 5(ja

bieden om alle uilwendige en inwendige smarten te lijden, welke ons zullen overkomeni gelijk ziekten, vervolgingen, mistroostigheden des geestes, zeggende : Zie hier ben ik, o Heer! doe met mij en met alles wat mij toebehoort volgens uw welbehagen, geef mij de gratie van U te beminnen en volmaak-lelijk uwen wil te volbrengen ; ik vraag U niets anders.

Wanneer eeneziel menschelijker wijze de verzekering heeft dat zij in Gods gratie is, al ware zij ook te gelijker tijd en vau de aardsche en van de hemelsche genoegens beroofd, is zij nogtans met haren slaat tevreden, omdat zij weet dat zij God bemint en dat God haar bemint. Maar wat doet God, die wil dat zij nog meer gezuiverd en van alle zinnelijke genoegens onthecht worde? Hij plaatst haar inden smeltkroes der troosteloosheid, hetgene de bitterste is van alle uilwendige en inwendige smarten die iemand kan lijden. Alsdan blijft zij in zoo dikke duisternissen verzonken, dat zij niet meer kan onderscheiden of zij in staat van gratie is en dat hel haar toeschijnt dat zij God niet meer vindt. Zelfs wordt zij somtijds bevoch-

-ocr page 386-

5t1fi OEFENING DER I.IKF1 K

ten il\'inr sterke zinnelijke bckoi-ingen, vergezel\'! van onzuivere bewegingen, ol\' ooi doui gedachten van ongeloof, van wanhoop en zed\'s van haat legen God, terwijl zij zich inbeeldt dal de Heer haar versloot en naar hare gebeden r.iet meer luistert. En daar van den oenen kant de aanvechtingen van den duivel hevig zijn en de begeerlijkheid is opgewekt, en van den anderen kant, te midden van die diepe duisternis, de ziel, hoezeer de wil ook wederstand biede, nog-lans niet genoegzaam kan onderscheiden of zij aan de bekoringen behoorlijk wederstaat, dan wel, of zij daarin toestemt, vreest zij hoe langer hoe meer, dat zij God heeft verloren, en dat God om hare ongelrouwheden in den strijd, haar door eene rechtvaardige straf teenemaal heeft verlaten. Eindelijk meent zij tot het uiterste ongeluk te zijn gekomen, namelijk, van God niet meer te beminnen en door hem gehaat te worden. Zulke verschrikkelijke beproeving heeft de heilige Teresia onderslaan. Zij belijdt, dat in dien staal, de eenzaamheid, wel verre van haar te troosten, baar pijnigde en dal het gebed voor haar als eene hel was.

-ocr page 387-

TOT JEZUS-CHniSTUS. 367

Wanneer nu eene ziel die God bemint, zoo iets ondervindt, moet zij daarom niet mismoedig worden, en de biechtvader, die baar bestiert moet zich daarom niet verschrikken. De zinnelijke bewegingen, de bekoringen legen het geloof en de hoop, de aanvallen welke haar aanzetten om God te haten, zijn angsten en kwellingen der ziel, en pogingen van den vijand, maar geene vrijwillige handelingen, en bijgevolg ook geene zonden. Eene ziel die Jezus-Christus waarlijk bemint wederstaat aan die bekoringen en stemt er geenszins in toe; doch door de duisternissen die haar omringen, kan zij niets meer onderscheiden en geraakt zij in verwarring, en dewijl zij de tegenwoordigheid der gratie niet meer gevoelt, is zij bevreesd en droevig.

Men kan zich gemakkelijk overtuigen, dat bij de zielen die aldus door God beproefd worden, alles slechts angst en vrees is, en geen wezenlijk kwaad. Vraag hen, zelfs wanneer zij het meest verlaten zijn. of zij wel opzettelijk eene enkele dagelijksche zonde zouden willen bedrijven, en zij zullen kloekmoedig antwoorden, dat zij bereid zijn niet eenmaal maar duizendmaal te sterven.

:en. ver-of oot vanliooj] zij zicii en naar En daar \'en van üjkheid ^ant, te Ie ziel, , nog-iden of rstaat, est zij rt verheden ardige delijk e zijn eer te rden. eft de Jat in s van t liet

-ocr page 388-

3G8 OtFESING DER LIEFDE

liever dan God zulk een misnoegen aan te

doen.

Het is dan noodig liier een onderscheid te maken. Iets anders is het eene goede daad te verrichten, zoo als eene bekoring te verwerpen, op God te vertrouwen. Hem te beminnen, en te willen hetgeen Hij wil; en iets anders te weten, dat wij werkelijk die goede daad verrichten. Dit laatste, de kennis namelijk dat wij eenig goed gedaan hebben, geeft ons voldoening, maar or.ze verdienste is in het eerste, te weten, in het verrichten van het goed werk. Nu, God is tevreden met het eerste en berooft de ziel van het tweede, van de kennis namelijk, dat zij een goed werk verricht heeft, om alle eigene voldoening, die de waarde van het werk toch geenszins vermeerdert, weg te nemen, omdal de Heer meer ons voordeel dan onze voldoening zoekt. De heilige Joannes van het Kruis schreef het volgende aan eene bedrukte ziel om haar le troosten : « Gij zijt nooit in eenen beleren staat geweest dan nu, omdat gij nooit zoo vernederd zijt geweest er. zoo onthecht van de wereld, en omdat gij nooit uwe ellende zoo goed hebt gekend als op dit

-ocr page 389-

TOT JE7XS—CHRISTUS. 369

oogenblik. Nooit zijl gij zoo onverschillig voor u en zoo afgekeerd van u zelve geweest!» (l^ Eindelijk, laten wij niet gelooven dat wij meer van God bemind worden, wanneer wij meer inwendigen troost gevoelen; want daarin bestaat de volmaaktheid niet; maar in onzen eigen wil te versterven, en dien te vereenigen met den wil van God.

In den staat van troosteloosheid, moet de ziel geen gehoor geven aan den duivel, die haar inblaast dat God haar heeft verlaten, noch daarom ophouden te bidden ; want dit is een strik dien de duivel legt om haar in den afgrond te trekken. De heilige Teresia zeide : « De Heer beproeft degenen die Hem beminnen, met dorheid en bekoringen. Al zou deze beproeving het gansche leven duren, fle ziel moet toch nooit het gebed achterlaten ; er zal een tijd komen, waarop haar alles zal vergolden worden.» (2) In zulken staat moet men zich vernederen, en denken dat men verdient alzoo behandeld te worden om de zonden die men heeft bedreven, en zich geheel aan den wil van God overgeven,

(1) Brief a.

(2) Leven, ü. 11.

-ocr page 390-

370 OEFENING DER MEFDE \'

zeggende : Zie hier ben ik, o Heer ! indien het uw wil is dat ik geheel mijn leven en zelfs gedurende de gansche eeuwigheid in dien staat van troosteloosheid en kwelling blijve, geef mij slechts uwe gratie, maak dat ik U beminne, en doe verder met mij gelijk het U zal behagen.

In zulke omstandigheden zou het nutteloos zijn en misschien zoudt gij uwe onrust vermeerderen, indien gij u wildet verzekeren dat gij in staat van gratie zijt, en dat dit maar eene beproeving en geene verlating ■van God is, omdat de Heer niet wil dat gij daarvan kennis hebt; en dit tot uw grooter voordeel, opdat gij u zoudt vernederen, en ■uwe gebeden en oefeningen van vertrouwen op zijne barmhartigheid zoudt vermeerderen. Gij wilt zien, maar God wil niet dat gij ziet. Overigens zegt de heilige Franciscus van Sales, dat het besluit om in geene, zelfs niet in de kleinste zonde toe te stemmen, een zeker bewijs is dat wij in Gods gratie zijn.(l) Maar dit zelfs kan de ziel niet duidelijk weten, wanneer zij zich in eene diepe troosteloosheid bevindt; zij moet dan niet willen

(I) Espr. p. V \'-H. \'t.

-ocr page 391-

TOT JEZUS-CHRISTUS. 371

gevoelen hetgeen zij wil; het is genoeg dat zij het wille met het Innnenste van haren wil; en zoo moet zij zich geheel en al in de armen der goddelijke goedheid overgeven. O! hoe aangenaam zijn aan God dergelijke oefeningen van vertrouwen en van overgeving te midden van de duisternissen der verlatenheid! Laten wij derhalve ons betrouwen op God stellen, die, gelijk de heilige Teresla zegt, ons meer bemint dan wij ons zei ven beminnen.

Dat zij zich dan gerust stellen, die aan God zoo aangename zielen, die het vast besluit hebben genomen van Hem geheel toe te behooren, en zich te gelijker tijd van allen troost beroofd zien. Hunne troosteloosheid is een bewijs dat zij van God zeer bemind worden en dat Hij hun eene plaats in den hemel heeft bereid, waar de vertroostingen volmaakt en eeuwig zullen zijn. Zij mogen zeker zijn, dat boe meer zij gekweld zijn geweest op deze aarde, zij des te meer zullen vertroost worden in het rijk der Gelukzaligen, waar zij nooit zullen ophouden daarvoor den Heer met zijnen profeet te bedanken : « Volgens de menigte mijner

-ocr page 392-

372! OEFENING DEn LIEFDE

smarten in mijn hart, heblien uwe vertroos tingen mijne ziel verheugd. » (I)

Voorbeeld.

Tot troost der zieleu die op deze wijze beproefd worden, wil ik hier ten slotte aanhalen, hetgeen men leest in het leven van de heilige Joanna van Chantal, over de verschrikkelijke aanvallen die zij moest onderstaan.

Gedurende een en veertig jaren, werd zij beproefd door allerhande inweadige kwellingen, bekoringen, angsten dat zij in Gods ongenade was, en zelfs dat God haar had verlaten. Deze kwellingen waren zoo aanhoudend en zoo hevig, dat zij verklaarde, dat de gedachte aan de dood alleen haar eenige ■verlichting gaf; zij zeide ook nog: De aanvallen zijn zoo hard, dat mijn geest nergens rust kan vinden ; het schijnt mij dat het geduld mij verlaat, en dat ik op het punt ben van alles te verliezen, en alles te laten

(t) Secundum multitudinem dolorum meorum in corde ineo, cunsulationes tuw Isetilicaverunt auimam meam. Ps. 93. 19.

-ocr page 393-

TOT JEZUS-CHR1STIS. 375

varen. Zij zeide verder: God heeft mij aan zoo wreede bekoringen overgegeven, dat er geen uur van den dag is, op welk ik niet zou willen sterven om er mij van te bevrijden. Ik ben er somtijds zoodanig door gekweld, dat ik eten, drinken en slapen vergeet.

In de laatste acht of negen jaren, werden bare bekoringen nog veel heviger. De eerwaarde moeder Chatel zeide vol medelijden, dat hare heilige moeder van Chantal dag en nacht, wanneer zij in het gebed was of arbeidde, en zelfs wanneer zij rustte, eene gedurige inwendige marteldood onderstond. De heilige vrouw had bekoringen tegen alle deugden, uitgenomen tegen de zuiverheid ; zij werd beproefd door twijfels, duisterheden en hevige al\'gekeerdheden. Somtijds beroofde God haar van zijne verlichtingen, en scheen het haar toe dat God tegen haar zeer ■verontwaardigd was, en als bereid om haar weg te jagen, zoodat zij geheel verschrikt hare oogen elders wendde om eenigen troost te zoeken, doch dien nergens vindende, was zij genoodzaakt tot God weder te keeren en zich aan zijne barmhartigheid over te geven. Zij was ieder oogenblik op het punt van aan

-ocr page 394-

374 OEFENING DER LIEFDE

(Je heviglieid der bekoringen toe te stemmen. De goddelijke bijstand ontbrak haar niet, nogtans scheen het. haar toe dat God haar had verlaten, wijl zij in het gebed, in het lezen van godvruchtige boeken, in de Communie en in al hare andere geestelijke oefeningen volstrekt geene voldoening, maar niets dan verveling en angsten gevoelde.

In dien staat van verlatenheid was haar eenige regel naar haren God te zien en zich aan Hem over te geven.

Zie hoe de heilige ons verder haren lijdens-staat te kennen geeft: « Te midden der be-rooving van allen gevoeligen troost, is mijne eenvoudige levenswijze nog een nieuw kruis, en de onmogelijkheid om iets te doen vermeerdert nog al mijne smarten. ;gt; Het scheen haar toe dat zij gelijk was aan eenen zieke, die met smarten overladen en buiten staat van zich om te keeren of eenigszins te bewegen, de spraak en het gezicht heeft verloren en bijgevolg zijne kwalen niet kan openbaren, noch onderscheiden of de personen die tot hem naderen, hem een geneesmiddel of vergift aanbieden. En, zeide zij verder, onder het storten van tranen, nij dunkt dat

-ocr page 395-

TOT JEZUS-CHRISTUS. OIO

ik zonder geloof hen, zonder hoop en zonder liefde tol God.

Desniellegenslaande behield de heilige allijd een blijmoedig gelaat, zij bleef aangenaam in den omgang, en hield aanhoudend hare oogen op God gevestigd, in zijnen god-delijken wil berustende. Haar biechtvader, de heilige Franciseus van Sales, die wist hoe aangenaam hare ziel aan God was, zeide dal haar hart gelijk was aan een dooven zanger, die voortreffelijk zingt zonder daarvan eenig genoegen te hebben. En aan haar zelve schreef hij: Gij moet uwen Zaligmaker eene onoverwinnelijke getrouwheid betuigen, Hem dienende uit zuivere liefde van zijnen wil, niet alleen zonder troost, maar onder dien vloed van droefheid en angsten. (1) Zoo wordt men heilig ; de heilige Kerk leert het ons in hare Gezangen :

Scalpri salubris ictibus Et tunsione plurima,

Fabri polita malleo,

Hanc suxa molem construuut,

Aptisque juncta nexibus Locantur in fastigio; (2)

In het geestelijk gebouw, zijn de Heiligea

(I) Am.de D. I. S.cU. tl.

(2j OIT. Detlic. cccl.

-ocr page 396-

376 OEFENING DER LIEFDE

de uitgezochte steenen, die bewerkt door bijtelslagen, dat is door bekoringen, angsten, duisternissen en andere in- en uitwendige kwellingen, geschikt worden om de muren van het hemelsch Jeruzalem te bekronen, of om op de verhevenste tronen in het rijk des hemels geplaatst te worden.

Godvruchtige gevoelens en gebeden.

Jezus, mijne Hoop, mijne Liefde, ja deeeni-ge liefde mijner ziel! ik verdien niet dat Gij mij vertroostingen en zoetigheden schenkt; bewaar deze voor die onschuldige zielen die ü altijd hebben bemind. Ik, die U beleedigd heb, ben ze onwaardig en ik vraag ze U ook niet. Ik vraag U maar eene zaak, o mijn Cod ! maak dat ik U beminne, maak dat ik zoo lang ik leve uwen heiligen volbrenge, en verder beschik over mij gelijk het U belieft. Ach ! ongelukkige als ik ben! voor de heleedigingen die ik U heb aangedaan, zou ik wel andere duisternissen, andere angsten, andere verlatenheid moeten ondergaan ; ik heb de hel verdiend, waar ik van U gescheiden en voor altijd van U verworpen, eeuwig zou moeten weenen zonder U nog ooit te

-ocr page 397-

TOT JEZUS-CHRISTUS, 577

kunnen beminnen. O goede Jezus! verwijder deze straf van mij; ik onderwerp mij aan al het overige. Gij verdient eene oneindige liefde, Gij hebt mij zoo zeer verplicht U te beminnen ; neen, ik zou niet kunnen leven zonder U te beminnen. Ik bemin U dan, mijn hoogste Goed ! ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zeiven, ik bemin U en verlang niets anders dan U te beminnen. Ik weet dat deze goede wil alleen het werk is van uwe gratie. Voltrek dan uw werk, o Heer ! Sta mij altoos bij tot aan de dood, laat mij niet aan mij zeiven over ; geef mij de kracht om de bekoringen en mij zeiven te ovenvinnen ; en daarom geef mij de genade, dat ik mij gedurig aan uwe bescherming aanbevele. Ik wil geheel aan U toebehooren ; ik geef U mijn lichaam, mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid; ik wil niet meer leven voor mij, maar alleen voor U, mijn Schepper, mijn Verlosser, mijne Liefde, mijn Al. Deus mens el Omnia! Ik wil heilig worden met de gratie, die ik van TJ hoop te bekomen. Doe mij lijden volgens uw welbehagen, beroof mij van alles, maar schenk mij uwe gratie en uwe liefde.

-ocr page 398-

ÖTS OEFEN ING DEU LIEFDE TÓT J-C.

Hoop der zondaren, o Maria! gij zijtzoo vermogend bij God ; ik Leb een groot vertrouwen in uwe voorspraak; ik smeek IJ, om uwe liefde tot Jezus, help mij en maak mij ln\'ilig.

-ocr page 399-

KORTE HERHALING

Igt;EI1 DEUGDEN WAARVAN IN DIT WERK GEHANDELD

WORDT , EN WELKE HIJ DIE JE/.I,S-CHIUSTLS BEMINT, MOET BEOEFENEN.

I.

Men moet geduldig alle kwellingen dezes levens verdragen, zoo als zwakke gezondheid, ziekten, armoede, verlies van goederen, dood van bloedverwanten, smaad, vervol-Kingen en allen anderen tegenspoed. Wij moeten overtuigd zijn, dat, de rampen van dit leven een teeken zijn dat God ons bemint en ons eeuwig wil zalig maken. Wij moeten bovendien wel begrijpen dat het geduldig lijden van die kwellingen welke God ons overzendt ot\'welke God t ielaat. Hem aangenamer zijn dan de verstervingen die wij ons zullen opleggen.

Wanneer wij ziek zijn, moeten wij ons jy-t dopii om ons geheel aan den wil van

-ocr page 400-

quot;80 KftRTE HERHALING.

(iod over te geven ; want dit beliaagl God meer dan elke andere oefening van godsvrucht, Zijn wij alsdan niet in staat om to mediteeren, slaan wij dan toch onze oogen O]) den gekruislen Zaligmaker, Hem ons lijden opdragende, en hetzelve vereenigende met het lijden dat Hij voor ons aan het kruis heeft onderstaan. En wanneer men ons zal aankondigen dat ons stervensuur nabij is, nemen wij dan deze lijding aan met gelatenheid en in den geest van opoOering, dat is, met den wil van te sterven om aan Jezus-Christus te behagen ; in dezen goeden wil bestond al de verdienste van de dood der martelaren. Wij moeten alzoo, voornamelijk in dat beslissend oogenblik, tot God zeggen: Heer 1 hier ben ik ; ik wil alles wat Gij wilt, ik wil lijden zoo veel hel II behaagt; ik wil sterven wanneer Gij wilt. Eu laten wij niet vragen nog langer te leven om boetvaardigheid te doen over onze zonden ; het aannemen van de dood met eene volkomene onderwerping aan Gods wil, is verdienstiger dan alle werken van boetvaardigheid.

Wij moeten ons ook aan den wil van God onderwerpen, wanneer wij arm zijn, en de

-ocr page 401-

KORTE HERHALING. 381

fïovolgen der armoede lijden, zoo als koude, honger, vermoeinissen, schande en hespol-lingen.

Wij moeien insgelijks met geduld het verlies verdragen van tijdelijke goederen, van bloedverwanlen en vrienden die ons nuttig konden zijn. Nemen wij de gewoonte aan van in allen tegenspoed te zeggen : God heeft liet zoo gewild, en zoo wil ik het ook. En bij de dood onzer naastbestaanden, in plaats van den tijd te verliezen met zonder nul te weenen, laten wij dien tijd besteden aan liet gebed voor de zielen der overledenen en dragen wij aan Jezus-Chrislus de smart op die wij over hun verlies gevoelen.

Zorgen wij voornamelijk dat wij de verachting en de beleediging met geduld verdragen. Wanneer iemand op eene beleedi-gende wijze van ons spreekt, moeten wij antwoorden met zachtmoedigheid; maar indien wij eenige gramschap in ons zei ven gevoelen, is het beter stil te zwijgen, lol dat. ons gemoed bedaard is. En wachten wij ons wel van bij anderen te klagen over debelee-digingen, die ons zijn aangedaan ; in tegendeel offeren wij dezelve welgemoed op aan

-ocr page 402-

Ö82 KOSTE HERHALING.

Jezus-Cliristus die zoo veel voor ons geleden lieeft.

II.

Laat ons zachtmoedig en beleefd jegens alle menschen zijn. het zij oversten ofon-derhoorigen, rijken of armen, bloedverwanten of vrienden ; maar bijzonder jegens de armen en de zieken, en het allermeest jegens hen die ons met een kwaad oog aanzien.

Wanneer wij iemand berispen, moeien wij dit doen met zachtmoedigheid ; dit is het beste aller middelen. Wachten wij ons dus wel van anderen te vermanen, wanneer wij vergramd zijn ; want alsdan zou onze vermaning altijd min of meer bitter wezen, heizij in onze woorden, hetzij in de wijze waarop de vermaning geschiedt. Wachten wij ons insgelijks van iemand te berispen zoo lang hij vergramd is, omdat de berisping hem dan eerder zou verbitteren dan tot betere gedachten brengen.

III.

Benijden wij aan de groote:i der wereld hunne rijkdommen niet, noch ce eer, en de

-ocr page 403-

KORTE HERHALING* Ö8.quot;i

toejuichingen die zij ontvangen van demen-sclien ; maar laten wij naijverig zijn op diegenen die Jezus-Ctiristus het meest beminnen, en die voorzeker in grootere tevreden-lieid leven dan de machtigste vorsten dezer aarde. Bedanken wij ook den Heer, omdat Hij ons de ijdelheid doet kennen van alle aardsche goederen, die zoo vele zielen ongelukkig maken.

IV.

In onze handelingen en in onze gedachten moeten wij nooit onze eigene voldoening zoeken, maar alleen Gods welbehagen ; en derhalve niet neêrslachtig zijn, wanneer onze voornemens mislukken ; en vallen ze goed uit, moeten wij ook de toejuichingen en de dankbetuigingen der menschen niet zoeken; indien men integendeel, kwaad van ons spreekt, moeten wij ons daarover niet bekommeren, omdat wij gehandeld hebben niet om aan de menschen, maar om aan God te behagen.

V.

De voornaamste middelen om tot de volmaaktheid te komen, zijn de volgende :

-ocr page 404-

38i KORTF. HERHAI.IXG.

Ten eerste, moeten wij alle vrijwillige zonde, hoe gering ook, vermijden. Indien wij nogtans het ongeluk hebben van in eene zonde te vallen, moeten wij ons wel wachten daarover ongeduldig te worden, en tegen ons zeiven ontevreden te zijn ; wij moeten dan bedaard eene akte van ootmoedigheid en van liefde tot Jezus verwekken. Hem beloven niet meer te zullen zondigen, en daartoe zijne gratie vragen.

Ten tweede, moeten wij verlangen heilig te worden en alles te verduren om aan Jezus-Christus te behagen ; en indien wij dit verlangen niet hebhen, moeten wij Jezus-Chrislus bidden dat Hij ons hetzelve door zijne goedheid verleene ; want zonder een waar verlangen om heilig te worden, zullen wij nooit voortgang kunnen doen in de volmaaktheid.

Ten derde, moeten wij oprecht besluiten lot de volmaaktheid te komen ; zonder dit vast voornemen, blijft men altoos zwak en zonder moed om de moeilijkheden te overwinnen, terwijl integendeel, eene vast beslotene ziel alles overwint met de hulp van God, die nooit ontbreekt.

-ocr page 405-

KORTE HERHALING. 385

lei: vierde,moeten wij dagelijks Iwee uren, of ten minste, één uur aan de meditatie besleden, en deze heilige oefening nooit achter laten zonder eene volstrekte noodzakelijkheid, al zou men daarin nog zoo veel verveling, dorheid en ongerustheid gevoelen.

Ten vijfde, moeten wij meermalen in de week communiceeren, namelijk met de toe-ialing van den bieehvader, wiens toestemming tot de dikmalige Communie vereischt wordt. En ditzelfde moet men ook zeggen van de uitwendige verstervingen, zon als vasten, lijfkastijdingen en dergelijke. Wanneer men dusdanige verstervingen verricht zonder toestemming van zijnen biechtvader, stelt men zich in het gevaar van zijne gezondheid te benadeelen, of van te zondigen door een ijdel zelfbehagen ; en daarom is het noodig dat een ieder zijn bijzonderen zielbestierder hebbe, om al zijne handelingen te regelen volgens de gehoorzaamheid.

Ten zesde, moeten wij zonder ophouden bidden en ons aan Jezus aanbevelen in alle onze noodwendigheden. Wij moeten ook nog onze toevlucht nemen tot de voorspraak van onzen Engel Bewaarder, van onze Heilige

-ocr page 406-

.quot;86 KORTE HERHALEN.

Patronen, en vorral van de allerlieiligstG Maagd, door wier handen God ons alle gratiën uitdeelt. Wij hebben reeds gezien op het einde van het IVgt; hoofdstuk, dat ons geluk geheel afhangt van het gebed. Vooral moeten wij eiken dag van God de volharding in zijne gratie vragen, want alwiedeze volharding vraagt verkrijgt ze, en die ze niet vraagt, verkrijgt ze ook niet en gaat verloren. Wij moeten God ook om zijne heilige liefde bidden, en om de volkomene onderwerping aan zijnen wil. Vergeten wij niet dat onze gebeden altijd moeien steunen op de verdiensten van Jezus-Christus. Wij moeten deze gebeden doen, des morgens, wanneer wij opstaan, dezelve herhalen gedurende de meditatie, onder de Communie, bij bet bezoeken van het Allerheiligste Sacrament, en nog des avonds bij het onderzoek van geweten. Maar vooral zijn wij verpUcht Gods bijstand te vragen in de bekorfngen, om ze te overwinnen, voornamelijk in de bekoringen togen de zuiverheid. Alsdan moeten wij dikwijls de allerheiligste namen van Jezus en Maria aanroepen. Alwie bidt, ■overwint; wie niet bidt wordt overwonnen.

-ocr page 407-

KOItTE HFRHALING.

VI.

Wal de ootmoedigheiil betreft, wij moeten ins wei waciiten van ons te verlieiren over ■ijkdom, eer, geboorte, bekwaamheden, of ■enig ander natuurlijk voorrecht, en nog eei minder over geestelijke voorrechten, ledenkende dat al wat wij bezitten, eene ;aaf van God is. Wij moeten integendeel his beschouwen als de minsten van allen, en lijgevolg gaarne zien dat wij van anderen reracht worden, en niet doen gelijk sommi-;en, die zeggen dat zij de minsten van allen r.ijn, en nogtans als de besten van allen ivillen behandeld worden. Wij moeten alzoo le berispingen aannemen met ootmoedig-icid, zonder ons te verontschuldigen, zelfs niet wanneer wij ten onrecht beschuldigd worden, tenzij wanneer het noodzakelijk is dat wij ons verdedigen om de ergernis te vermijden.

Wij moeten ons nog veel meer wachten van de eer en achting der wereld te verlangen. Laten wij altijd deze wijze spreuk van üen heiligen Franciscus voor oogen houden : « Wij z;jn wat wij zijn voor God, en niets

Ö87

-ocr page 408-

588 KORTE IIERHALISC.

meer.» Het zou niet betamen, vooral voor eenen kloosterling, naar eerambten of naar de waardigheid van overste te verlangen ; de eer van den kloosterling bestaat daarin, dat hij de ootmoedigste zij van allen, en de ootmoedigste is hij die met de meeste blijmoedigheid de vernederingen omhelst.

VII.

Wij moeten ons hart van allo schepselen onthechten. Zoo lang men nog aan eenige aardsche zaak, hoe gering ook, gehecht blijft, zal men zich nooit tot God kunnen verheffen om zich geheel met Hem te vereenigen.

Wij moeten ons voornamelijk ontdoen van alle ongeregelde genegenheid jegens bloedverwanten. De heilige Philiiipus Nerius zeide : « Al de liefde die wij aan de schepselen geven, wordt aan God omtrokken. » (1) Dan bijzonder moet men op zijne hoede zijl tegen den wil der bloedveiwanlen, wannee men eenen staat moet verk\'ezen, wijl zi meer hunne eigene behingens dan het wan

(1) Bucci, 1. 2. ch. lö.

geluk ons o zicht, en vo( het is te wi Kemp

Wij wat ei de gr tersto ons w gen, t schap dat w strijd; voorb overv heilig gezeg weest heron

O) i

-ocr page 409-

KOtrri! HERHALING. 380

geluk liuimei\' kindereu zoeken. Wij moeien ons ook omdoen van het menschelijk opzicht, van de ijdele achting der menschen en vooral van onzen eigen wil. In een woord, het is noodigdat wij alles verlaten, om alles te winnen. Alles voor alles, zegt Thomas a Kempis. (1)

VIII.

Wij moeten nooit grammoedig worden, wat er ook gebeure ; en zoo wij soms dooide gramschap verrast worden, moeten wij terstond tot God onze toevlucht nemen, en ons wel wachten van iels te doen ol\' te zeggen, tot dat wij verzekerd zijn, dat de gramschap bedaard is. Daarom is het zeer goed dat wij ons in de meditatie op alle tegenstrijdigheden die ons kunnen overkomen, voorbereiden, opdat de gramschap ons nooit overwinne. Herinneren wij ons hetgeen de heilige Franciscus van Sales van zieh zelveu gezegd heeft: « Ik ben nooit vergramd geweest, zonder dat het mij naderhand heeft berouwd. »

(1) Navolging van .1. Chr. b. 3. h. 37.

-ocr page 410-

KORTE HERHALING.

IX.

De heiligheid bestaat geheel in God te beminnen, en de liefde lot God beslaat geheel in het volbrengen van zijnen heiligen wil. Wij moeten ons dus geheel en al aan alle beschikkingen der goddelijke Voorzienigheid overgeven , en bijgevolg met gelatenheid alles aannemen wat ons volgens Gods welbehagen overkomt, hetzij voor- ol tegenspoed, als ook den slaat of de gezondheid in welke God wil dat wij ons bevinden. Wij moeten dus in al onze gebeden maar één doel hebben, namelijk, de gratie te bekomen van Gods wil le volbrengen. Kn om de zekerheid te hebben, dat wij altijd God; wil volbrengen, moeten wij ons geheel onderwerpen aan de gehoorzaamheid ; aan de gehoorzaamheid jegens onze oversten, indien wij in het klooster zijn, en jegens onzen biechtvader, indien wij in de wereld zijn, ons wel overtuigd houdende van hetgeen de , heilige Philippus Nerius (1) zeide, namelijk dat wij geene rekenschap aan God zullen \' moeten geven van hetgeen wij doen uil (t) IJacui, 1. 1. ch 20.

590

-ocr page 411-

KORTE I1EI1I1AL1XG. 391

gelioomamlieid, mils, gelijk men wel be-giijpt, de gebodene zaak niet cene klaarblijkelijke zonde is.

X.

Er zijn twee middelen legen de bekoringen, de verduldigheid en het gebed. De verduldigheid : want, ofschoon de bekoringen tot zonde niet van God komen, laat God ze nogtans toe tot ons welzijn. Laten wij ons dan wel wachten van ongeduldig te worden, hoe hevig de bekoringen ook zijn mogen; maar onderwerpen wij ons aan den wil van God die ze toelaat, en doen wij ons best om ie te overwinnen door het gebed, welk het sterkste en zekerste wapen is om de zege-piaal te behalen over onze vijanden. De kwade gedachten zijn geene zonden, hoe afschuwelijk en goddeloos zij ook zijn mogen; alleen de toestemming in hot kwaad is zonde. Aanroepen wij dus de allerheiligste namen van Jezus en Maria, en wij zullen nooit overwonnen worden. Wanneer wij bekoord worden, is het goed het besluit te hernieuwen van liever te sterven dan God te heleedigen, dikwijls met wijwater hel teekea

-ocr page 412-

592 KORTE IIF.niIAUSG.

van het heilig Kruis te maken, en zijne bekoring aan den biechtvader te openbaren ; maar. het noodzakelijkste van alle middelen is het gebed, de toevlucht tot Jezus en Maria, om de sterkte te verkrijgen van te wcderstaan.

XI.

In de mistroostigheden van den geest moeten wij vooral twee deugden beoefenen. Ten eerste, de ootmoedigheid, bekennende dat wij verdienen alzoo behandeld te worden; ten tweede, de onderwerping aan Gods wil, ons overgevende in de armen zijner oneindige goedheid. — Wanneer God ons troost verleent, dan moeten wij ons voorbereiden tot de kwellingen die gewoonlijk op de vertroostingen volgen; worden wij integendeel beproefd door kwelling, dan moeien wij ons ootmoediglijk aan den wil van God onderwerpen. Op deze wijze zullen wij meer voordeel trekken uit de mistroostigheid dan uit de vertroosting.

XII.

Om aanhoudend goed te leven, moeten wij zekere alge.-neene grondregels wegens

-ocr page 413-

KORTquot;. HERHALING. 395

het eewipe leven in ons geheugen prenten, zoo als de volgende;

Alles op aarde heeft een einde ; het vermaak zoo wel als het lijden ; maar de eou-wigheid eindigt niet.

Waartoe dienen in het uur der dood al de grootheden dezer wereld ?

Al wat van God komt, hetzij voor- of tegenspoed, alles is goed en voor uw geluk.

Wij moeten alles verlaten, om alles te winnen.

Zonder God kan men nooit den waren vrede genieten.

Eene zaak alleen is noodzakelijk, God beminnen en zijne ziel zalig maken.

Eene zaak alleen moeten wij vreezen, de zonde.

Wie God verliest, verliest alles.

Wie niets in de wereld verlangt, is meester van de gansclie wereld.

Wie bidt, wordt zalig ; wie niet bidt, gaat verloren.

Sterven en aan God behagen !

Al kost het nog zoo veel om God le bezitten, \'I is nooit te duur gekocht.

26

-ocr page 414-

391 KORTE HERHALING.

Als men de hel heeft verdiend, is alle slrat licht.

Die Jezus-Christus aan het kruis aanschouwt, kan alles verdragen.

Al wat niet voor God gedaan wordt, verandert in smart.

Die niets dan God wil, bezit alle goed.

Gelukkig hij die van harte kan zeggen : Lieve Jezus, ik verlang U alleen en niets anders.

Die God bemint zal in alles behagen vinden ; die God niet bemint, zal alles moeilijk en bitter vinden.

-ocr page 415-

GODVRICHÏIGE GEVOELENS

eem:r ziek die geheel aan jezus wil toebehooren.

I.

Gevoelens van levendig geloof.

O dwaze godloochenaars! indien gij in God niet gelooft, zegt mij : Wie heeft u dan geschapen \'i Hoe kunt gij denken dat er schepselen bestaan zonder Schepper? Kan deze wereld, die met zoo veel orde en be* stendiglieid is geschapen, misschien het werk zijn van het toeval, dat noch orde noch Voorzienigheid heeft? Ongelukkigen ! gij zoekt u te overtuigen dat de ziel sterft gelijk het lichaam ; maar, eilaas ! wat zult gij zeggen wanneer gij, bij \'t aanschouwen der eeuwigheid, gedwongen zult zijn te bekennen dat uwe ziel eeuwig zal leven, en dal uw ongeluk voor eeuwig onherstelbaar is?

En gij, die gelooft dat er oen God is, gij

-ocr page 416-

51)6 GOIiVRUCHTIGF, GEVOELENS.

moet ook gelooven dat er een ware godsdienst is. En indien gij niet gelooft dal de Roomsch-Katholieke Kerk dien waren godsdienst belijdt, zegt mij dan waar die is ? Zal het de godsdienst der Leidenen zijn, die zoo vele goden aanneemt, en ze zelfs daardoor allen vernietigt en loochent ? Zal het de godsdienst zijn der Mahometanen, die eene ongerijmde mengelingis van fabelen, dwaasheden en tegenstrijdigheden ; godsdienst uitgevonden door een eerloozea bedrieger, en eerder gemaakt voor beesten dan voor menschen ? Zal het de godsdienst der Joden zijn ? Eertijds bezaten zij het ware geloof; maar, omdat zij den heiligen Verlosser dien zij verwachtten en de wet der gratie die Hij leerde, hebben verworpen, daarom hebben zij het geloof, hnn vaderland en al hel overige verloren Zal hel eindelijk de godsdienst der Ketters zijn ? Met zich te scheiden van onze Kerk die Jezus-Christus zelf gesticht heeft, en aan dewelke Hij beloofd heeft dat zij nooit zou vallen, hebben zij al de waarheden der Openbaring zoodanig verward, dat het geloof van den eenen strijdig is mot het geloof van al de anderen.

-ocr page 417-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 597

O! hoe duidelijk is het dat ons Geloof hot •■enige ware geloof is! Want, of er is een waar geloof, en dan kan er geene andere ware godsdienst zijn dan de onze; of er is geen waar geloof, en dan zijn alle godsdien-slen valsch. Maar dit tweede geval is onmogelijk, want indien er een God is, moet er ook noodzakeljjk een waar Geloof en eene ware Godsdienst zijn.

Maar nog veel uitzinniger zijn de Christenen die het ware Geloof hebben, en leven als of zij niets geloofden! Zij gelooven dat er een rechtvaardige God is die hen moet oordeelen, dat er een eeuwige hemel en eene eeuwige hel is, en zij durven zich gedragee, als of er noch oordeel, noch hemel ware, noch hel, noch eeuwigheid, noch God !

Maar hoe! de Christenen gelooven in Jc-zus-Christus, in eenen God die voor hen in eenen stal is geboren, in oenen God, die voor hen, gedurende dertig jaren, als een eenvoudig werkman, in eene arme werkplaats woont en daar leeft van den arbeid zijner handen ; ja, aan eenen God die voor hen aan een kruis genageld en gestorven is «itgeput door de smarten ; hoe dan kunnen

-ocr page 418-

398 GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

zij God niet alleen niet beminnen, maar Hem

nog beleedigen door hunne zonden ?

O iieilig Geloof! verlicht al die ellendige blinden, die zich voor eeuwig ongelukkig ■naken. Maar dat goddelijk ficht is reeds verschenen, en verlicht alle menschen, ge-loovigen en ongeloovigen. (1) Hoe komt het dan dat zoo vele ongelukkigen verloren gaan ? O vervloekte zonde ! gij verblindt die arme zielen ; maar wanneer zij de eeuwigheid ingaan, dan zullen zij de oogen openen, doch geen middel meer vinden om hunne dwaling te herstellen.

O Heer! hoe komt het toch, dat velen uwer dienaren, om zalig te worden, zijn gaan wonen in de spelonken der woeste wildernissen ; dat zoo vele adellijke personen, ja zelfs zoo vele vorsten, om hunne zaligheid te verzekeren, zich hebben opgesloten in de kloosters, waar zij van de wereld onbekend en arm geleefd hebben , dat zoo vele martelaren alles hebben verlaten, zoo véle maagden aan de aanzienlijkste huwelijken hebben verzaakt, en om uwe gratie niet te

(l) Lu.x vera, quaeilluminatomneai li-jinincrn. Jo. t.9.

-ocr page 419-

GOUVKICHTIGE GEVOELENS. 399 vei liezeu, de pijnbanken, de bijlen, de gloeiende platen en roosters, en al de wreedsle tormenlen hebben verkozen, terwijl zoo vele anderen gedurende maanden eii jaren, verre van ü in de zonde leven !

O goede Jezus ! ik bedank l\' voor hel licht uwer gratie, waardoor Gij mij doe! begrijpen dat al de goederen dezer aarde niets anders zijn dan rook, slijk, ijdelheid en bedrog, en c al Gij het eenig ware goed zijt.

Mijn God ! ik bedank U dat Gij mij het ware geloof hebt gegeven, en dat gij deszell\'s goddelijkheid, doer de vervulling der voorzeggingen, den glans der mirakelen, den moed der martelaren, de heiligheid der leer en derzelver wonderbare verspreiding door geheel de wereld zoo klaarblijkelijk hebt. gemaakt, dat, indien ons geloof eene dwaling ware, men zou moeten zeggen, dat Gij ons hebt bedrogen, met hetzelve te bevestigen door zoo vele bewijzen welke Gij er ons van hebt gegeven.

Ik geloof al wat de Kerk mij voorhoudt te gelooven, omdat Gij het geopenbaard hebt. Ik wil de geheimen die boven mijn verstand zijn niet begrijpeu ; het is mij genoeg dat

-ocr page 420-

■100 CODVRICHTIGE GEVOELENS.

Gij /.e geopenbaard lielit. Ik hid ü, o Heer, vei-meerder mijn geloof. (1)

II.

Gevoelens van verlrouwen.

O goede Jezus ! wanneer ik mijne zouden aanschouw ben ik verschrikt, maar wanneer ik uw kruis aanschouw ben ik gerust en getroost: Gij zult mij de vergiffenis niet weigeren die ik U vraag, nadal Gij uw bloed cn leven voor mij hebt ten beste gegeven. — O wonden van Jezus, gij zijt mijne hoop.

Mijn lieve Zaligmaker! wanneer de hel in mijn stervensuur, mij den laatsten en hevig-sten strijd zal leveren, dan moet Gij mij bijstaan. De wreede dood die Gij voor mij hebt uitgestaan, doet mij hopen, dat ik zal sterven in staat van gratie en met eene vurige liefde tot U. Door dien doodstrijd van drie uren, welke Gij op bet kruis hebt onderstaan, verleen mij de kracht oin geduldig en ter uwer liefde al de smarten van mijnen doodstrijd te verdragen. En gij, o Maria ! door de smart die gij hebt geleden, toen gi j (l Adauge uobis tldi\'in. i.mc. it.

-ocr page 421-

GODVRUCHTIGE GEVOKLENS. 401

Jezus, uw teerbeminden Zoon, zaagt sterven, verkrijg mij de gratie van te sterven onder het verwekken van eene akte van liefde lot God, opdat ik liet geluk hebhe Hem eeuwig met U in den hemel te gaan beminnen.

Mijn lieve Jezus ! ik hoop door uwe verdiensten dal Gij mij al de beleedigingen zult vergeven die ik TI heb aangedaan. En hoe, o mi jne gekruiste Liefde, zou ik er aan kunnen twijfelen, nadat Gij gestorven zijl om mij vergiffenis te schenken ? Zou ik aan uwe barmhartigheid kunnen twijfelen, nadat Gij uit barmhartigheid uit den hemel zijt neergedaald om mijne ziel te kunnen zoeken ? Zou ik vreezen dat Gij mij de gratie zult weigeren van U te beminnen, nadat Gij zoo veel geleden hebt om mijne liefde te winnen ? Zou ik vreezen dat mijne bedrevene zonden, waarover ik een oprecht berouw heb, mij van uwe gratie zullen berooven, nadat Gij al uw bloed hebt vergoten om mijne zonden uit te wisschen en mij alzoo uwe vriendschap weder te geven ? ïk zie het, lt;i Heer ! Gij wilt mijne zaligheid. Gij doet mij mijne zonden verfoeien ; door mij uw licht te s\'h\'. nken, doet Gij mij de ijiielheid

-ocr page 422-

402 GODVRUCHTIGE GEVOEI.ESS.

tier wereldsclie zaken kennen en fle liefde die Gij mij hebt henezen ; Gij selienkt mij liet verlangen van geheel aan U loe le he-hooren ; ik neem dan hel vaste voornemen voor mijne /aligiieitl te zorgen, om eeuwig in den hemel uwe barmhartigheid te gaan loven. (1) O dal het mij altijd uit den grond mijns harte berouwe, li heleedigd le hebben en dat ik van harte veriange, U uit al mijne krachten te beminnen.

Mijn allerliefste Verlosser en opperste Uechter ! wanneer ik na mijne dood - oor i; zal verschijnen, verwerp mij niet van voor «w aanschijn. (2) Verwijs mij niet lol de hel, •want in de hel zou ik ü niet meer kunnen beminnen. Laat niet toe dat die wonden, wier rnerkteekens Gij draagt, en die een bewijs zijn uwer liefde tot mij, mij in alle ■eeuwigheid pijnigen. Vergeef mij dus mijne zonden eer hel uur des oordeels nadert. jgt;laak dat ik U niet vertoornd zie, wanneer ik li voor de eerste maal zal aansclmuwen jilaats mij dan onder het getal uwer uitverkorene schapen, en niet onder de verworpene

(1) Uisericordius Domini in a?tei iiiiui i.*ufital«o. I\'i.SS.Z.

(2) Cum vjueris juilicaie, uoli iuö cuiu.üimuire.

-ocr page 423-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 405 Imkkon Dal uw bloed voor mij niet verloren /.ij!

Redemisticrucetn passus:

T i ntiis labot- non sit cusstis !

Ik ben, wel is waar, een zondaar, maar fiij hebt gezegd, dat Gij geenszins de dood des zondaars wilt; «Ik wil de dood des zondaars niet, maar dat hij zich bekeere... eu leve. » (I) Ik verlaat alles, ik verzaak aan alle goederen der aarde, aan vermaken, rijkdommen, eer en waardigheden ; ik zie dat alles niets anders is dan slijk, leugen en vergift; on ik wend mij tot U, o mijn God I ü alleen, oJezus, die voor mij gekruisd zijl, U alleen wil ik en anders niels.

O allerliefste Verlosser! om mij den hemel te schenken, hebt Gij uw leven geofferd ; en lt;tni mijne vervloekte neigingen te voldoen, lieh ik den hemel en U een oneindig Goed verloren ! Ik ben onwaardig de woonplaats der Heiligen binnen Ie gaan ; doch uw bloed en uwe dood geven mij alle hoop. Ja, ik hoop en ik wil den hemel bekomen ; ik wil

(I) Nolquot; morem impii, sed ui eonvcHalur... oi vivai 3t. II.

-ocr page 424-

401 GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

hel, o goede Jezus ! niet om meer vreugde te genieten, maar om li meer te beminnen, en om verzekerd te zijn van U eeuwiglijk le beminnen.

Wanneer dan, o mijne Liefde en mijn Al wanneer zal ik uwe heilige voeten kunnen omhelzen en die wonden kussen welke he bewijs waren uwer liefde tot mij en de oorzaak mijner zaligheid ?

O goede Jezus ! in mijn geweten lees il het doodvonnis dat ik verdien om de belefr digingen die ik U heb aangedaan ; maar 0| uw kruis lees ik het genadevonnis dat Gi mij door uwe dood hebt verkregen. In U, Heer, stel ik mijne Hoop ! Maak mij zalig. (I

Mijn lieve Zaligmaker! ik vertrouw da (iij mij het verledene vergeven hebt. 11 herinnering mijner ongetrouwigheden doe mij, wel is waar, vreezen voor de toekomst maar zelfs deze vrees vermeerdert mijn he trouwen ; want, mijne zwakheid kennende zie ik dat ik op mij zeiven niet mag rekenen welkdanig ook mijne voornemens wezen ; li U alleen dan slel ik mijn betrouwen, en il

(i) In te, Domine, spcravij uon coufundar in tctei num. Pjs. o0. 2.

-ocr page 425-

GODVRljCIITIGE GEVOELEKS. 405

:ioop dat Gij mij de sterkte zult verleeuen din li getrouw te blijven.

Hetgeen mij nog verschrikt, is dat ik niet iveet ol\' ik zalig of verloren zal zijn ; maar wanneer ik overweeg dat Gij, o mijn be-iniude Jezus\', dat Gij, om mij zalig te maken, aan bet kruis zijl gestorven, dan word ik door eene zoete hoop getroost en versterkt; /.ij zegt mij dat ik nooit zal ophouden U te bominuen, noch in dit noch in bet andere leven ; zij verzekert mij dal ik eenmaal in het rijk uwer liefde zal zijn, geheel liran-dende van liefde, zonder vrees van U ooit te verliezen, gedurende de gansche eeuwigheid.

In dit leven, weet ik zelfs niet of ik uwe liefde of uwen haat waardig hen ; maar ik voel in mij een hevigen afkeer van de zonde, ik ben bereid liever de wreedste dood te onderstaan dan uwe gratie te verliezen ; daarenboven gevoel ik een groot verlangen om U te beminnen en geheel aan U toe te behooren; even zoo vele gratiën van uwe hand, en bewijzen dal Gij mij bemint. Indien ik dan reden heb van te vreezen om mijne zonden, nog meer reden heb ik van

-ocr page 426-

-106 GODVRUBIITIGF. GEVOELENS.

Ie betrouwen op uwe goedheid, om deharm-liartiglieid die Gij mij hebt bewezen. O ja, ik geef mij in uwe handen over, in die handen op het kruis met nagelen doorboord om mij van de hel te verlossen. (1)

God, zegt de Apostel, heeft zijn eigen Zoon niet gespaard, maar Hem voor ons allen overgeleverd ; hoe heell Hij ons niet ook alles met Hem geschonken(2) Hoe dan, o goede Jezus, zouden wij niet verzekerd zijn van uwen hemelschen Vader de vergiffenis, zijne gratie, de volharding, zijne liefde en den hemel te bekomea, nadat Hij U aan ons heeft gegeven en U voor ons ter dood heeft verwezen? (3)

Ja, mijn goede Zaligmaker ! ik verhoop alles door de verdiensten van het bloed dat Gij voor mij hebt vergoten; wees dan altijd mijn steun en mijne zaligheid, {i)

O Koningin des hemels! o Moeder van

(1) In manus tnas commeodo spiritum meum; rede-misti ine, üomine Deus veritatis. Ps. 30. 6.

(2) Qui etiam propio Fiiio suo non pepercit, sed pro nobis omnibus tradidit illuui; quomodo noa etiam cum illo omnia nobis douavit? Rom. 8. ^2.

(3) Cum ilio omnia, omnia, omnia nobis donavit.

(4j Tuisfamulis subveni, quos pretioso sanguine rede-misti.

-ocr page 427-

GOBVRDCHTIGE GEVOELENS. i),7

God! onze Hoop en ile Toevlucht dor/.011-darcii! Iieb niedelijden met ons ! (1)

UI.

(ievoelens van leedwezen.

Mijn goede Jezus ! door den afschuw dien-Gij in den hof van Gethsemani hebt gehad van mijne zonden, verleen mij een waar leedwezen over al de beleedigingen, welke ik U heb aangedaan.—Vervloekte zonden, ik haat en verfoei U; gij hebt mij de gratie van mijnen God doen verliezen ! O Heer! hel is mij leed dat ik mij van U verwijderd heb. 0 hadde ik eerder alle rampen ondergaan^ dan U ooit Ie beleedigen !

Ach ! hetgeen mij doet weenen, wanneer ik aan al liet misnoegen denk welk ik Tj, o mijn lieve Zaligmaker, heb aangedaan, dat is niet zoo zeer de hel die ik verdiend heb, als uwe liefde lot mij; want hel vuur der hel dalik verdiend heb, is niet zoo groot als de onmeetbare liefde welke Gij mij getoond hebt in uw lijden. En hoe, o Heer!

(I) Spes nostra! salve; Refugiuxn peccatorumi! oru-pro nobis.

-ocr page 428-

408 GODVRUCHTIGE GEVOELrSS.

licb ik zoo dikwijls uwe grnlio kunnon \\er-achlen en IJ den rug keeren, daar ik wist dal Gij ü voor mij hebt laten binden, geese-len, bespuwen, aan een kruis hechten en Ier dood brengen ? Ik zou er over van droefheid willen sterven, flet doet mij leed en ik ben er len uiterste over bedroefd.

Ik erken het kwaad dat ik heb bedreven, ir.ot mij van U, mijn Opperste Goed ! te scheiden ; eerder dan U Ie verlaten, zou ik alle smarten, alle ellenden en alle straffen hebben moeten lijden. Welk grooter kwaad kon ik begaan dan toe te stemmen in het verlies uwer gratie? O goede Jezus! niets bedroeft mij zoo zeer als U versmaad te hebben, U wiens goedheid oneindig is !

Ik bedank IJ, o Heer! voor de zoete belofte welke Gij gedaan hebt aan de zondaars, van de zonden te vergeten aan hem die leedwezen heeft U vergramd te hebben. (T, üil alles is de vrucht van uw lijden.—O zoet Lijden, o zoete Barmhartigheid, o z iele Liefde van Jezus! gij zijl mijne hoop. — Hoe ongelukkig zou ik zijn, indien Gij, u

(I) Omnium iniquitatuin ejus... nou rcconlabor. Ez. 18. 22.

-ocr page 429-

GODVUDCHTIGE CKVOKLF.NS. 4Ü8

goede Jezus, dooi- uwe dood, aau de goddelijke Rechtvaardigheid voor mij niet voldaan hadt !

Hoe! op hetzelfde oogenblik, waarop ik dacht aan ü te heleedigen, dacht Gij aau mij barmhartigheid te schenken ; en na de zonde, wanneer ik geenszins dacht aan mij te berouwen, dacht Gij aan mij tot boetvaardigheid te roepen ! In een woord, ik hel) al gedaan wat ik heb kunnen doen om verloren te gaan ; en Gij hebt, om zoo te spreken, alles gedaan wat Gij hebt kunnen doen, om mij niet te zien verloren gaan. Zoo heb ik dan jegens U gehandeld, o mijn God! Gii zijt een oneindig goed, er. ik heb U veracht; Gij zijt mijn opperste Heer, en ik ben tegen U opgestaan; Gij zijt eene oneindige goedheid, en ik heb mij van U afgekeerd ; Gij, die eene oneindige liefde waardig zijt, Ggt;j hebt mij zoozeer bemind, en ik, niet tevreden met U mijne liefde te weigeren, ik heb U zoo veel ongenoegen aangedaan ! Maar Gij hebt gezegd, dat Gij een verootmoedigd en leed-wezig hart niet kunt versmaden ; hier ben ik, o Heer ! ik kom tot inkeer, ik omhels inv kruis, en het is mij u;t gansch mijn hart

-ocr page 430-

410 GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

leed dat ik U heleedigd heb; ach! ontvang mij weder in uwe gratie, ik bid er U om door hel hlocd dat Gij voor mij vergoten helit.

O Maria ! Hoop der zondaren ! verkrijg mij de vergiffenis mijner zonden, de volharding, en de liefde tot Jezus-Christus.

IV.

Gevoelens van goed voornemen.

Mijn goede Jezus ! ik bemin U en ik neem het vast voornemen liever alles te verliezen dan uwe gratie. Ik ben zwak, maar Gij zijt slerk ; uwe sterkte moet mij sterk maken tegen al mijne vijanden. Igt;it hoon ik door uw lijden. (1) O mijn Zaligmaker ! wat heb ik ie vreezen onder uwe bescherming? Ik vrees niet mijne goederen te verliezen , noeh mijne bloedverwanten, noch zelfs mijn leven ; ik vrees niets anders dan het verlies uwer vriendschap en uwer liefde ; ik vrees U te mishagen en uwe gratie te verliezen. Maar Gij zijt mijne hoop ; ik smeek U uwe

(1quot;) Tj\'-mirin^, illnuiinatio mea et salus meu; quem ti-

-ocr page 431-

GonvniscnTir.-; gevoelens. 41 f heilige liefde in mij te bewaren ; lielp mij alles overwinnen, om II in alles te behagen.

« Allerzoetste Jezus ! laat niet toe dat ik van U gescheiden worde. » (1) Neen, Iaat niet toe dat ik mij ooit van U scheide. Ik ben het werk uwer handen, ik ben vrijgekocht ten prijze van uw bloed. O, ik smeek U door dit dierbaar bloed, laat mij niet in het ongeluk vallen van uwe liefde Ie verliezen. Sta mij immer bij in de gevaren waarin ik mij zal bevinden, maak dat ik nooit nalate tot U mijne toevlucht te nemen. Ik heb een vung verlangen om U getrouw te blijven, en om gedurende al den tijd, die mij nog op deze aarde overblijft, voor U alleen te leven. Gij moet mij de krachten geven die ik noo-dig heb, van U verhoop ik alles.

O goede Jezus! vermeerder in mij de vrees van U te mishagen. Ik sidder bij het aanschouwen mijner verledene ongetrouwig-heden ; maar uwe verdiensten en de menigvuldige gratiën die ik van U heb ontvangen, schenken mij weder betrouwen ; ik hoop dat Gij mij niet zult verlaten, nu ik U bemin, wijl Gij zoo barmhartig jegens mij z:jl

(1) Jesu dulcissime ! nepurxnittus separuriu to.

-ocr page 432-

412 GODVRUCHTIGE Glivo: LEXS.

geweest, wanneer ik niet dacht aan U te beminnen. Ik reken niet op mijne eigene krachten, ik weet door ondervinding lioe weinig er op te rekenen is, maar ik sleuu geheel en al op uwe goedheid, en ik heb de vaste hoop dat ik mij nooit meer van U zal gescheiden zien.

O goede Jezus! hoe gelukkig zou ik zijn, indien ik de verzekering had dat ik U niet meer zal verliezen en U altoos zal beminnen ! Maar ik geef mij over aan uwen god-delijken wil, die geschikt heeft, en dit voor mijn geluk, dat ik lot de dood toe in deze onzekerheid leve, opdat ik mij aanhoudend beijvere, mij altijd inniger met U te verbinden, en nooit ophoude U dit gebed te doen : O Heer! laat niet toe dat ik mij vaij U scheide ! ,1a, goede Jezus ! ik herhaal het, en geef mij de gratie het immer te blijven herhalen : « Laat niet toe dat ik van U gescheiden worde! Laat niet toe dat ik van U gescheiden worde! » (1)

Mijn goddelijke Verlosser! ik ben besloten mij niet meer van u te verwijderen. Zouden

(1) Ne pormittas me separari a te! Ne permtttas me se-parari a te !

-ocr page 433-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 415

ook alle mcnschen ü verlaten, wat mij betreft, ik wil ü getrouw blijven, al moest het mij ook mijn leven kosten. Ik verklaaropen-lijk, dat, ware er ook noch hel, noch hemel, ik nooit zou willen ophouden U te beminnen, dewijl, o mijne Liefde ! al ware er noch belooning voor die ü bemint, noch straf voor die U niet bemint, Gij altijd oneindig waardig zijt bemind te worden.

O ! kon ik mijn leven op nieuw beginnen, ik zou het alleen willen gebruiken om U te beminnen ! maar de verlorene jaren komen niet meer terug. Ik bedank U, dat Gij mij lot op dezen dag hebt verdragen, en niet, gelijk ik het verdiende, in de hel hebt gestort ; en dewijl Gij mij, o zoete Jezus ! zoo lang hebt afgewacht, offer ik U al het overige van mijn leven op ; ik wil dat al mijne gedachten, mijne verlangens en genegenheden, geen ander doel meer hebben dan U te behagen en uw heiligen wil te volbrengen.

Mijn lieve Jezus! om mij aan II te hechten, wil ik niet wachten tot dat Gij mij in het doodsuur door het kruisbeeld wordt voorgesteld ; van nu af aan omhels ik uwe voeten.

-ocr page 434-

414 GOnVnUCHTIGE GEVOELENS.

voor mij doorboord met nagelen. 0 mijne gekruiste Liefde ! om mij eene goede dood te bezorgen, hebt Gij op eene zoo pijnlijke en zoo troostelooze wijze willen sterven ; in mijn laatste uur, wanneer allen mij zullen verlaten hebben. Gij die mijn Verlosser zijt, verlaat Gij mij toch niet; laat niet toe dat ik U verlieze en dat ik van TJ gescheiden worde ; ontvang mij in uwe heilige wonden, en maak dat ik U beminnende daar mijn laatsten snik geve, onder eene akte van liefde, om vervolgens met U in den hemel te gaan wonen en U eeuwiglijk te beminnen.

V.

Gevoelens van liefde.

O liefderijke Herder, die niet uwe rijkdommen, maar al uw bloed voor uwe schapen hebt ten beste gegeven! O goedheid, o teederheid van eenen God voor de zielen ! O mocht ik ook mijn bloed en leven op een kruis of onder een bijl ten uwer liefde geven, o goede Jezus, die uw leven voor mij aan het kruis hebt ten offer gebracht! dat alle Engelen eu alle schepselen eeuwig uwe on-

-ocr page 435-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 415

eindige lieftle lot de mensehen prijzen ! O kou ik door mijne dood U van allen doen beminnen ! Aanvaard dit verlangen, o Heer ! en verleen mij de gratie iets voor ü te lijden eer ik slerf!

O Verlosser der wereld ! wat hebben de martelaren gedaan\'! zij hebben duizend kwellingen onderstaan, pijnbanken, ijzeren haken en gloeiende helmen ; ter uwer liefde hebben zij de wreedste tormenten verdragen ; maar dit alles is slechts weinig, dewijl Gij hun God zijt, en Gij voor hen hebt willen sterven. — O Gij zijt ook ter mijner liefde gestorven, en wat heb ik tot hiertoe, in geheel mijn leven, gedaan ter uwer liefde? Mijn goede Jezus, laat mij zoo niet sterven ; ik bemin U en bied mij aan alles wat Gij wilt voor U te lijden ; aanvaard dit besluit, en geef mij de kracht het ten uitvoer te brengen.

Op het kruis, waar Gij voor mij gestorven zijt, daar, o goede Jezus ! hebt Gij de belee-digingen voorzien aan dewelke ik mij eens zou plichtig maken, en hebt Gij mijne vergiffenis voorbereid ; Gij hebt mijnen ondergang voorzien, en het reddingsmiddel gereed

-ocr page 436-

41Ö GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

gemaakt; Gij hebt mijne ondankbaarheden voorzien, quot;ti knagingen des gewetens bereid, schrik, verlichtingen, vermaningen tot boetvaardigheid, geestelijke vertroostingen en zoo vele bewi jzen uwerteedcrheid, welke Gij U gewaardigd hebt mij te geven ! Het schijnt dus dat Gij wildet zien wie de overhand zou behalen, of ik met U te beleedigen, of Gij niet mij te overladen met gunsten, ik met uwe gramschap te tergen, of Gij met mij tot uwe liefde te trekken. O mijn God ! wanneer zal ik alles overwinnen om aan U te behagen, aan U, die uw leven voor mij hebt ten beste gegeven ? Wanneer zal ik mij, van /.lies onthecht, volmaaktelijk met U en met uwen wil vereenigd zien ? Dit is mijn verlangen en dit is mijn besluit; maar ik heb de kracht niet om dit goed voornemen ten uitvoer te brengen. Gij, o Heer ! moet mij die geven ; Gij hebt beloofd allen die U aanroepen te verhooren ; o ik smeek U uit geheel mijn hart, verleen mij die gratie ; ik wil in mijne ondankbaarheid jegens uwe oneindige goedheid niet sterven, of niet langer voortleven.

O menschgeworden Woord ! o Man van

-ocr page 437-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 417

•smarten, geboren om uw leven door te brengen in zoo veel lijden! O Eerste en Laatste der inenschen: de Eerste, omdat Gij God zijt, de Opperste Meester van alle dingen ; de Laatste, omdat Gij er in liebt toegestemd, liier op aarde als de verachtelijkste aller menschen behandeld te worden, in zoo verre dat Gij kaakslagen, bespuwingen, bespottingen en vervloekingen van het gemeenste volk hebt ontvangen ! O goddelijk Lam ! O oneindige Liefde, die eene oneindige liefde waardig zijt! Gij hebt uw bloed en leven voor mij opgeofferd ; ik bemin U en offer U mijn bloed en mijn leven. Maar wat is het bloed van een ellendig schepsel in vergelijking van het bloed van eenen God, bet leven van eenen zondaar in vergelijking van het leven eener oneindige Majesteit ?

Mijn lieve Jezus! die, gedreven door de diepste gevoelens van barmhartigheid, de verloren schapen op deze aarde zijt komen zoeken, word toch niet moede mij te zoeken, hoe ellendig ik ook ben, tot dat Gij mij hebt weergevonden ; gedenk dat uw bloed ook voor mij gevloeid heeft.

O lieve Zaligmaker I die ter mijner liefde

-ocr page 438-

418 GODVRUCüTlGi; GKVOELENS.

op het kruis hebt willen geslaclitofford worden, en door smarten uitgeput daaraan sterven, ik bemin U en verlang mij geheel aan uwe liefde toe te wijden ; strek eene uwet voor mij doorboorde handen uit, en trek mij uit het slijk mijuer zonden ; genees de menigvuldige wonden mijner ziel; vernietig in mij elke genegenheid die niet voor U is. Gij, o Heer ! kunt mi j die gratie verleenen ; ik vraag ze U, en hoop ze te bekomen door de verdiensten van uw lijden.

Omdat Gij mij bemint, o mijn God, hebt Gij niet geweigerd uw bloed en leven voor mij op te ofleren ; en ik, omdat ik U bemin, ben besloten U niets te weigeren. In u\'v lijden en in het allerheiligste Sacrament des Altaars hebt Gij U geheel en al aan mij gegeven, en ik geef mij geheel en al aan IJ. Zeg mij, wat Gij wilt dat ik doe, met uwen bijstand zal ik in alles uwen wil volbrengen.

Spreekt gij, ongelukkige verworpelingen, van uit den afgrond van dien afgrijselij-ken kerker waarin gij ligt opgesloten, zegt ons wat u daar het meeste kwelt: of hel vuur dal u brandt of de liefde die Jeztts-Christus u heeft bewezen ? Ach ! gewis, de

-ocr page 439-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 419 hel uwer ziel is te zien dal een God uit den hemel op de aarde is nedergedaald om u zalig te maken, en dat gij, uwe oogen voor het licht sluitende, u hebt willen verdoemen, en een oneindig goed verliezen, uwen God, dien gij niet meer bezit, en Dien gij nooit meer zult kunnen vveerbekomen.

O goede Jezus, mijn Schat, mijn Leven, mijn Troost, mijne Liefde, mijn Al! ifc bedank U dat Gij mij alzoo hebt willen verlichten. Ik bemin U, en, de eenige zaak die ik vrees, is U te verliezen, en U niet meer te kunnen beminnen. Maak dal ik U bemin, en dan beschik over mij volgens uw welbehagen.

Ik bid U, o mijn gekruiste Jezus ! verbrijzel de ketenen mijner ongeregelde genegenheden, die mij beletten mij geheel met li te vereenigen, en bind mij met de banden uwer liefde ; maar bind mij zoo vast dat ik mij niet meer van U kunne scheiden. De gunsten die Gij mij hebt bewezen, zijn meer dan voldoende om mij aan U te hechten ; noglans is mijne vereeniging met U niet gelijk ik ze verlang ; maak ze toch volmaakt, dit kunt Gij alleen.

-ocr page 440-

420 GODvimcHriGE gevoelens.

O LWin van mijnen Jezus ! gij zijt mijne liefde en mijne hoop. Heer ! ik verlang uwe zuiver\'» liefde ; vrij van alle baatzucht, zoek ik mijne eigene voldoening niet; maak dat ik U bemin, dit is mij genoeg.

Ik zie, o Heer ! Gij wilt mijne liefde, daarom hebt Gij mij niet tot de hel verwezen, en vervolgt Gij mij sinds zoo vele jaren, mij aanhoudend toeroepende: Bemin mij, bemin mij uit geheel uw hart. — Leer mij dus wat ik moet doen om U volkomeulijk te bevredigen ; zie, ik geef L\' mijnen wil, mijne vrijheid, geheel mij zeiven ; ik weet U anders niets meer te geven. In deze wereld verlang ik noch eer noch vermaken ; de eenige zaak die ik verlang is U geheel toe te behooren. Aanvaard mij, help mij met uwe gratie, en verlaat mij nooit. (1) O mijne Liefde en mijn Zaligmaker! behandel mij niet volgens mijne verdiensten ; doe mij gedenken wal mijne ziel U gekost heeft, en maak mij zalig ; mijne zaligheid, is U en niemand andeii dan U te beminnen.

Mijn goede Jezus ! ik wil niets anders van

(1) Adjutor raeus esto: ne derelinquas me, neque (.es-picias me, Deus salutaris meus. Ps. 26. 9.

-ocr page 441-

GODVRUCHTIGE GEVOELFNS.

ü dan U zeiven. Gij liebl gezegd dat Gij bemint die U beminnen. (1) Ik bemin U, wil mij dan ook beminnen. Ongelukkige als ik ben ! er was een tijd waarop Gij mij haattet om mijne zonden, maar deze zijn mij nu ten uiterste leed, en ik bemin U bovenal; bemin mij dan ook, en haat mij niet meer ; ik vrees meer van U gehaat te worden, dan al de smarten der hel te moeten lijden.

Mijn liefste Zaligmaker ! ik zeg U met de Leilige Teresia : « Daar wij moeten leven, iaat ons voor U leven ; dat onze belangen voor eeuwig verdwijnen ! Welke winst kan men maken, die het geluk overtreft van U te behagen ?

VI.

Gevoelens van onderwerping aan Gods wil.

Mijn goede Jezus! ieder maal dat ik zeg: find zij gebenedijd ! of wel: Dat Gods wil geschiede! wil ik daardoor alles aannemen wat uwe Voorzienigheid over mij beschikt heeft, in den tijd en in de eeuwigheid.

Ik wil geen anderen levensstaat, geen

(I) Ego diligentes me diligo. Prov. 8. 17.

421

-ocr page 442-

-422 GODVnUCHÏIGE GEVOELENS.

andere woning, geen andere kleeding, geen ander voedsel, geen andere gezondheid, dan die aan U behagen.

Ik wil geen andere betrekking, geen andere begaafdheid, geen ander fortuin, dan die Gij mij bestemd hebt.

Wilt Gij dat mijne ondernemingen niet gelukken, dat mijne plannen verijdeld worden, dat mijne processen slecht uitvallen, dat alles wat ik bezit mij ontnomen worde; zoo wil ik het ook.

Wilt Gij dat ik veracht, gehaat, verlaten, gelasterd en mishandeld worde, zelfs door diegenen, die ik het meeste bemin ; zoo wil ik het ook.

Wilt Gij dat ik van alles ontroofd, uit mijn vaderland verbannen, in eene gevangenis opgesloten worde, en dat ik in aanhoudende kwellingen en angstvalligheden leve ; zoo wil ik het ook.

Wilt Gij dat ik altoos ziek zij, met wonden overdekt, kreupel, bedlegerig, van allen verlaten ; zoo wil ik het ook.

Dat alles geschiede, gelijk het U behaagt en voor zoo lang het U zal behagen; ik stel zelfs mijn leven in uwe handen, en ik aanvaard

-ocr page 443-

GODVIUCHTIGK GEVUELIiKS. \'i23 de dood die Gij voor mij bestemt; evenzoo aanvaard ik de dood mijner bloedverwanten en vrienden, en alles wat Gij wilt.

Ik wil ook alles wat Gij wilt aangaande mijn geestelijk welzijn. Ik verlang U uit al mijne krachten te beminnen in dit leven, en U te gaan beminnen gelijk de Serafijnen in den hemel; maar ik stel mij tevreden mei hetgeen Gij mij wilt verleenen. Wilt Gij mij maar één graad van liefde, van gratie en van glorie geven, ik wil niet meer, omdat Gij het zoo wilt. Ik verkies de volbrenging van uwen wil boven alle goederen.

In een woord, o mijn God I beschik over mij en over alles wat mij toebehoort, volgens uw welbehagen; let niet op mijnen wil, dewijl ik niets anders wil dan hetgeen Gij wilt, op welke wijze Gij mij ook zult behandelen, op eene zachte of bittere, aangename of lastige wijze, ik neem het aan met vreugde, omdat het een zoowel als het ander mij door uwe hand wordt toegezonden.

O goede Jezus! ik aanvaard op cenegansch bijzondere wijze, de dood die mij wacht, en alle kwellingen die haar zullen vergezellen, op de plaats die Gij wilt en op het oogenblik

-ocr page 444-

424 GODVRUCHTIG!\' GEVOl LENS.

dat Gij wilt. Ik vereeniH\' Jie mei uwe heilige dood, o mijn goede Zaligmaker! en ik offer ! ze ü op tot leeken der liefde die ik U toedraag. Ik wil sterven om U te behagen en I om uwen heiligen wil Ie volbrengen.

Verscheidene godvruchtige gevoelens.

O! hoe beweenlijk is de staal eener ziel die in de zonde isgevallen,eener ziel dieGod beeft verloren \'. Zij leeft nog, de ongelukkige,maar zij leeft zonder God ; God ziet haar, edoch bemint baar niet; hij baat en verfoeit baar. — Er was dan een tijd, o mijne ziel! er was een lijd dat gij zonder God waart. Jezus-Cbrislus aanschouwde u niet meer met genoegen, gelijk toen gij in staal van gratie waart, maar met afschrik. De allerheiligste Maagd aanschouwde u met medelijden,maar zij kon uwe mismaaktheid niet verdragen. Gij gingt Mis hooren, en de heilige Hostie toonde u Jezus-Cbristus die uw vijand was geworden.

Ach ! mijn goede God, dien ik veracht en verloren heb ! vergeef mij mijue zonden en maak dat ik U wedervimle. Ik heb U willen verliezen, maar Gij hebt mij niet willen ver-

-ocr page 445-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 423

laten. Mijn goede Zaligmaker! Indien Gij nog niet tot mij zijt weêrgekeerd, stel toch uwe wederkomst niet uit, ik smeek er U om, het berouwt mij nu uit den grond mijns harten IJ beleedigd te hebben. Ik bid U, doe mij uwe tegenwoordigheid gevoelen door mij een levendig berouw over mijne zonden te geven en eene vurige liefde tot U.

Mijn allerliefste Jezus! ik wil gaarne allerhande smarten lijden, liever dan nog van U gescheiden en van uwe gratie beroofd te worden. Ik smeek U, o eeuwige Vader! verleen mij, ter liefde van Jezus-Christus, de gratie U tot aan de dood toe niet meer te beleedigen ; doe mij sterven, eer dan toe te laten dat ik U nogmaals verlate. O mijn gekruiste Jezus ! werp op mij een dier liefdeblikken, die Gij eens op mijne ziel hebt geworpen van het kruis , waarop Gij uw leven offerde voor mijne zaligheid ; aanzie mij, en heb medelijden met mij ; verleen mij eene algemeene kwijtschelding van al het ongenoegen welk ik U heb aangedaan, verleen mij de heilige volharding, verleen mij uwe heilige liefde, verleen mij eene volmaakte overgeving aan uwen heiligen

28

-ocr page 446-

426 GODVRUCHTIGE GEVOELENS,

wil, schenk mij den hemel, opdat ik U eeuwig moge beminnen. Ik verdien niets, maar uwe wonden geven mij moed en doen mij alles van uwe goedheid verhopen. O Zaligmaker mijner ziel! door de liefde die U heeft aangedreven om voor mij te sterven, verleen mij uwe liefde. Onthecht mij van de schepselen, maak dat ik mij overgave aan uwen wil in de kwellingen, en dat Gij bet voorwerp zijt van al mijne genegenheden, opdat ik voortaan niets meer beminne dan IJ alleen.

Gij hebt mij geschapen. Gij hebt mij vrijgekocht, Gij hebt mij Christen gemaakt. Gij hcbl mij verdragen, wanneer ik in staat van zonde was, Gij hebt mij zoo dikwijls mijne zonden vergeven, en in plaats van mij te slraffeu hebt Gij niet opgehouden uwe gunsten te vermeerderen ; indien ik, o mijn !;oede Meester ! U niet bemin, wie dan zal li moeten beminnen ? Dat uwe barmhartigheid over mij zegeprale ; maak dat, hoe grooter Uet vuur moest zijn in hetwelk ik verdiend heb in de hel te branden, des te grooter het vuur zij mijner liefde totU, mijn Jezus, mijne Liefde, mijn Schat, mijnHemel, mijn Al!

-ocr page 447-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 427

O Menschwording, o Verlossing, o Lijden van Jezus-Christus ! O Calvarieberg, o Gee-sels, o Doornen, o Nagelen, o Kruis, die tot de doodstraf van mijnen Heer gediend hebt! O zoele voorwerpen, die mij herinneren aan de liefde, waarmede een God mij bemind heeft! gaat nooit uit mijnen geest noch uit mijn hart! bewaart daar altijd levendig de herinnering der smarten welke Jezus, mijn Zaligmaker, voor mij heeft willen lijden. O heilige Wonden ! wees de gedurige schuilplaats mijner ziel, en het gelukkig forneis, waarin zij gedurig brande van liefde tot God.

Mijn lieve Jezus ! ik heb de hel verdiend, ik heb verdiend voor altoos van U gescheiden te worden. Ik weiger de smarten der hel niet, indien Gij ze mij als eene rechtvaardige straf mijner zonden doet lijden ; maar er is eene straf die ik niet kan aannemen, te weten, van U niet meer te kunnen beminnen ; maak dat ik U altijd beminne en dan zend mij waar het U zal behagen. Het is rechtvaardig dat ik lijde om mijne-zonden, maar het is gansch onrechtvaardig dat ik diengene hate en vervloeke die mij heeft geschapen en vr j-

-ocr page 448-

428 GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

gekocht, en die mij zoo zeer bemind heeft. De rechtvaardigheid wil dat ik U beminne en love in der eeuwigheid. Ik loof ü dan en bemin U, o Jezus, mijne Liefde! en ik hoop U eeuwiglijk te beminnen en te loven.

Mijn zoete Verlosser ! ik zie. Gij wilt dat ik U gansch toebehoore; o laat voortaan niet meer toe, dat de schepselen die liefde deelen welke U geheel en al toebehoort. Gij verdient al mijne genegenheden, Gij zijt oneindig beminnenswaardig. Gij alleen hebt mij waarlijk bemind; bijgevolg moet ik U alleen beminnen, ook wil ik al doen wat ik kan om aan U te behagen. Ik verzaak aan alles, aan vermaken, aan rijkdommen, aan eer en aan alle schepselen. Gij alleen, o mijn Jezus ! Gij alleen zijt mij genoeg, U alleen wil ik en niets anders.

Wijkt verre van mij, aardsche genegenheden ! eertijds heb ik u plaats in mijn hart gegeven ; toen was ik verblind; maar nu God mij door zijne barmhartigheid verlicht heeft, en mij de ijdelheid dezer wereld heeft doen kennen, en de liefde die Hij mij heeft toegedragen, als ook zijn verlangen om van mij bemind te worden, en bemind te worden uit

-ocr page 449-

GODVRUCHTIGE GEVOELENS. 429 geheel mijn hart, na wil ik aan Hem alleen al mijne liefde geven. Ja, goede Jezus! neem bezit van geheel mijn hart; en indien ik niet weet hoe ik het U geheel zal geven, gelijk Gij het begeert, neem het zelf en maak dat hel U geheel toebehoore. Ik bemin ü, mijn God! Ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zeiven. Trek mij, tot U, o Heer ! onthecht mij van al het geschapene, en vereenig mij gansch met U.

O Paradijs! o vaderland der beminnende zielen ! o paleis der liefde ! o verzekerde haven, waar men God eeuwig bemint, en waar men niet meer te vreezen heeft van Hem te verliezen ! Wanneer zal ik, ontbonden van dit ellendig lichaam dat mij hier beneden houdt, en verlost van zoo vele vijanden die mij aanhoudend zoeken Gods gratie te doen verliezen, eindelijk uwe gezegende zalen binnentreden ? — 0 mijn, gekruiste Jezus! doe mij de heerlijke belooningen kennen, welke Gij bereid hebt voor de zielen die U beminnen. Geef mij een zoo groot verlangen naar den hemel, dat ik, al het overige vergetende, daar mijne gedurige woning vestige, en dat het overige mijns

-ocr page 450-

430 GODVRUCHTIGE GEVOELENS.

levens mijn eenig verlangen zij uit dit bal-lingscliap te vertrekken, om U aanschijn aan aanschijn te gaan aanschouwen en U in uw eeuwig hemelrijk volmaakt te beminnen.

Dit geluk verdien ik geenszins, en ik weet zelfs dat mijn naam eertijds stond-opgeschre-ven in hel boek der doemelingen ; maar nu vertrouw ik dat ik in staat van gratie ben. Ach ! ik smeek li, door het bloed dat Gij voor mij aan het kruis hebt vergoten, schrijf mij in het Boek des levens. Gij zijt gestorven, opdat ik den hemel zou bekomen: ik wil, ik verlang vuriglijk, en ik hoop dien te bekomen door uwe verdiensten, o miju Zaligmaker ! ik hoop U daar eenmaal te beminnen uit al mijne krachten, en door liefde tot U verslonden te worden : daar, mij zeiven en al wat Gij niet zijt vergetende, zal ik aan niets anders denken dan aan U te beminnen, naar niets verlangen dan naar U te beminnen, niets doen dan U beminnen. O mijn goede Jezus ! wanneer zal die gelukkige dag loch komen?

O Maria, Moeder Gods\'. uwe gebeden moeten mij den hemel openen ; r.ij zijt mijne Voorspreekster; vervul dus uw ambt, trek

-ocr page 451-

LIEFDEZUCHTEN TOT GOD. 431

mij uil dit ballingschap, en geleid mij lot Jezus, de gezegende Vrucht uws lichaams.(l)

LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

I.

Wat ben ik, o Heer ! dat Gij mij zoo zeer bemind hebt, en dat Gij zoo zeer gezocht hebt U van mij te doen beminnen?

O oneindige Beminnelijkheid! ik bemin U. — Maar neen, ik moet eerder zeggen : O mijn God ! ik bemin U niet.

Ik bemin U meer dan alles, meer dan mijn leven, meer dan mij zeiven, en ik zie, dat ik U nogtans te weinig bemin.

O Koning des hemels! wees ook de Koning mijns harten, bezit mij geheel en al.

II.

Ik verlaat alles, en keer mij tot U ; ik omhels li ; ik druk U op mijn hart; verstoot mij niet. O mijn Opperste Goed, ik bemin U.

Nu Gij mij aan U hebt gehecht, o mijn

(1) Eia ergo, Advocota nostra 1... Jesmn, hciie«lictum Fnictum ventris tui, uubis pust houexilium ostcnde.

-ocr page 452-

432 LIEFDEZUCHTEN TOT COD.

goede Jezus ! hoe zou ik oog kunnen dnlilen van U gescheiden t« worden ? Ik bemin U en zal nooit ophouden U te beminnen.

O Heer ! vereenig U met mij; dat de afschrik mijner zonden U van mij niet ver-wijdere.

III.

O mijn God ! wieu zal ik dan beminnen, indien ik U niet bemin, U die mijn leven zijl, mijne liefde, mijn Al ?

« Uitverkorene onder duizenden. » (1) Mijn God ! U verkies ik, ü alleen wil ik beminnen.

Mijn Verlosser! ik verlang niets anders van U dan U zei ven.

O ! ware het mij vergund mij geheel en al te verteren uit liefde tot U, die ü geheel en al voor mij verteerd hebt!

0 Heer ! neem gansch mijnen wil, en doe dan met mij wat U behaagt.

IV.

O God die weinig gekend ! o God die weinig bemind wordt! hoe uitzinnig is hij die U niet bemint.

(l)\'Ëluutns ex iuillihus. Cant. 5. 10.

-ocr page 453-

LIEFDEZUCHTEN TOT GOD. 435

Maar hoe ! o Heer! ik wist dat ik met te zondigen U grootelijks bedroefde, en nogtans heb ik het gedaan ! en heb het kunnen doen!

Was ik op dat oogenblik gestorven, ik zou U niet meer kunnen beminnen. D3ar het mij nog vergund is ü te beminnen, zoo wil ik U beminnen.

Laat niet toe, o Heer, dat ik U op nieuw verrade, na zoo veel gratiën van U te hebben ontvangen ; laat mij liever sterven.

Gij hebt mij zoolang verdragen om mijne liefde te winnen ; nu is \'1 gedaan, ik wil U beminnen.

Ja, mijn.God ! Gij hebt mij overwonnen ; ik wedersta niet meer, ik geef mij aan ü over.

V.

Ach! hoe Tele jaren, o Heer ! heb ik verloren, daar ik U niet beminde terwijl ik ü kon beminnen !

O mijn God! ik wijd U mijne overige dagen toe. Helaas! wie weet, hoelang mij nog te leven overblijft ?

-ocr page 454-

43i LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

VI.

Hoe! rijkdommen, eer, vermaken? Neen, neen ; God ! God alleen ! ik wil niels anders dan God.

O Koning der harten! heersch over mijn hart; trek het geheel tot U.

Hecht mij zoodanig aan U, o mijn God ! dat ik mij van U niet meer kunne verwijderen.

Gij zult mij niet verlaten, en ik wil U niet meer verlaten; wij zullen elkander dan altoos beminnen, o mijn God !

VII.

O maak dat ik U geheel toebehoore eer ik sterf, mijn Jezus, mijne Liefde, mijn Leven, mijn Schat, mijn Al!

O mijn Zaligmaker en mijn Rechter! maak dat ik U verzoend vinde, als ik U de eerste maal zal zien.

Wanneer zal ik kunnen zeggen; Mijn God, ik kan U niet meer verliezen !

Wanneer, o Heer ! zal ik uw aanbiddelijk aanschijn ongedekt aanschouwen, wanneer zal ik zeker zijn U gedurende de gansche

-ocr page 455-

LIEFDEZUCHTEN TOT COD. 45!)

eeuwigheid uit al mijne krachten te beminnen ?

Helaas ! zoo lang ik hier op aarde leef, o oneindig Goed! moet ik in het gevaar ver-keeren van U te verliezen !

O goede Jezus ! Gij hebt mij te zeer verplicht U te beminnen ; ik wil II al mijne genegenheden schenken ; ja, ik bemin U, ik bemin U, ik bemin ü.

VIII.

O eeuwige Vader! ter liefde van Jezus, geef mij uwe liefde. Laat toe dat ik U be-minne, alhoewel ik een der ondankbaarste zondaars ben die op aarde leven.

O mijn God ! ik wil U veel beminnen iu dit leven om U veel te beminnen in het ander leven.

IX.

Gij hebt U geheel aan mij gegeven, o mijn Jezus ! ik geef mij geheel aan ü.

En welk grooter genoegen kan ik hebben, dan aan U, o mijn God ! te behagen.

Mijn lieve Jezus ! hoe meer ik ü beleedigd heb, des te meer wil ik l\' beminnen.

-ocr page 456-

431 LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

VI.

Hoe! rijkdommen, eer, vermaken? Neen, neen ; God ! God alleen ! ik wil niets anders (tan God.

O Koning der harten! heersch over mijn hart; trek hel geheel tot U.

Hecht mij zoodanig aan U, o mijn God ! dat ik mij van U niet meer kunne verwijderen.

Gij zult mij niet verlaten, en ik wil U niet meer verlaten; wij zullen elkander dan altoos beminnen, o mijn God !

VII.

O maak dat ik U geheel toebehoore eer ik sterf, mijn Jezus, mijne Liefde, mijn Leven, mijn Schat, mijn Al !

O mijn Zaligmaker en mijn Rechler! maak dat ik II verzoend vinde, als ik U de eerste maal zal zien.

Wanneer zal ik kunnen zeggen : Mijn God, ik kan ü niet meer verliezen !

Wanneer, o Heer ! zal ik uw aanbiddelijk aanschijn ongedekt aanschouwen, wanneer zal ik zeker zijn II gedurende de gansche

-ocr page 457-

LIEFDEZUCHTEN TOT GOD. 435

eeuwigheid uit al mijne krachten te beminnen ?

Helaas ! zoo lang ik hier op aarde leef, o oneindig Goed! moet ik in het gevaar ver-keeren van U te verliezen !

O goede Jezus ! Gij hebt mij te zeer verplicht U te beminnen ; ik wil U al mijne genegenheden schenken ; ja, ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U.

vin.

O eeuwige Vader! ter liefde van Jezus, geef mij uwe liefde. Laat toe dat ik U be-minne, alhoewel ik een der ondankbaarste zondaars ben die op aarde leven.

O mijn God ! ik wil II veel beminnen in dit leven om U veel te beminnen in het ander leven.

IX.

Gij hebtU geheel aan mij gegeven, omijn Jezus ! ik geef mij geheel aan U.

En welk grooter genoegen kan ik hebben, dan aan U, o mijn God ! te behagen.

Mijn lieve Jezus ! hoe meer ik ü beleedigd heb, des te meer wil ik U beminnen.

-ocr page 458-

436 LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

X.

Ik bemiu U, oneindige Goedheid ! doe mij het groot goed kennen dat ik bemin.

Gij, o mijn Jezus ! zijt de wijnstok, en ik ben een uwer ranken ; houd mij altijd met U vereenigd; laat niet toe dat ik mij ooit van U scheide.

O mijn God ! hoe zeer verheugt het mij dat Gij oneindig gelukkig zijt!

XI.

O Heer! waar zijt Gij ? Zijt Gij met mij of niet ? Ben ik in staat vau gratie of niet ? Weet dat ik U bemin en dat ik U meer dan mij zeiven bemin.

Geef mij, o Jezus ! de liefde die Gij van mij vraagt.

Ach ! hadde ik U toch altoos bemind !

Zoo ik U ten minete nu beminde, o mijn God! zoo ik U beminde!... Ik bemin U, maar ik bemin ü te weinig.

Maak, o Heer ! dat ik U veel beminne, en dat ik alles overwinne om U l,e behagen.

-ocr page 459-

LIEFIIKZLCHTEN TOT GOD.

XII.

Ik geel U mijnen wil; ik wil niets dan hetgeen Gij wilt. Ik vraag niet dat Gij mijne verlangens Toldoet; al wat ik wil, is dat Gij tevreden zijl, o mijn God, mijne Liefde, mijn Al!

O oneindige God ! ik ben onwaardig U le beminnen ; maar duld dat ik U beminne.

O eeuwige God ! ik hoop U eeuwiglijk te beminnen.

Gij hebt zoo veel voor mij geleden, o lieve Jezus ! voor U wil ik lijden al wal Gij wilt.

O God mijner ziel! ik zou niet meer kunnen leven zonder U te beminnen.

O goddelijke wil 1 Gij zijl al mijne liefde.

XIII.

C almachtige God ! maak mij heilig. Het strekt tot uwe glorie, o Heer! te bewerken dat een uwer vijanden, een uwer genegen-ste dienaren worde.

Gij hebt mij gezocht, o mijn God ! wanneer ik U vluchtte ; Gij zult mij niet verstooten nu ik U zoek.

Mijn teedere Jezus! om mij te kunnen sparen, hebt Gij U zeiven niet gespaard.

457

-ocr page 460-

458 LIEFDEZUCHTEN TOT GOB.

Ik bedank U dat Gij mij nog den tijd verleent om TJ te beminnen; ja, ik bedank U daarvoor, o mijn God ! en ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U, en zal U altoos beminnen.

O God, die eene oneindige liefde waardig zijt! dat deze dag, de dag zij mijner volko-mene bekeering tot U, mijne Liefde, mijn Al !

Straf mij zoo als het U zal behagen, maar onttrek mij de macht niet U te beminnen.

XIV.

Eeuwige Vader ! Gij hebt mij uwen god-delijken Zoon gegeven ; op mijne beurt geef ik mij aan U, hoe ellendig ik ook ben. Aanvaard mij uit medelijden!

Ik wil, o Heer ! het ongenoegen herstellen, dat ik U heb aangedaan, daarom zal ik alles doen wat ik kan om U te behagen.

Ik wil U beminnen, o mijn God ! zonder baatzucht, zonder ophouden en zonder voor-beboud.

XV.

Mijn Jezus ! die voor mij zijt veracht ge-

-ocr page 461-

LIEFDEZUCHTEN TOT GOD. -139

worden! maak dat ik veracht worde voorl).

Mijn Jezus, zoo zeer voor mij mishandeld ! verleen mij de gratie, ter uwer liefde, de smarten van dit leven te verdragen.

Ik zou willen sterven voor U, mijn Verlosser, die voor mij gestorven zijt.

Ik neem vandaag het voornemen mij geheel aan U te geven.

O, indien U alle menschen beminden gelijk Gij het verdient!

Maak, o Heer ! dat ik nooit iets verzuime, ■wat ik weet dat U aangenaam k.

Gelukkig voor mij, indien ik alles verlies, om U te winnen, o mijn God en mijn Al!

O Jezus ! voor mij geslaehtoflerd ! ik offer U geheel mijn leven.

Wanneer, o mijn God! zal ik U geheet toebehooren.

XVI.

Zeg mij, o Heer ! wat wilt Gij dat ik doe ; ik ben bereid TJ in alles te gehoorzamen. (1)

Ja mijn God ! ik hoop U te bedanken en uwe barmhartigheden in der eeuwigheid te loven. (2)

(O Domine, quid me vis facere? Act. 9. 6.

(2) Misericordias Domini iu a-ternum cantabo. Ps.88.2,

-ocr page 462-

HO LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

En wat zou mij kunnen scheiden van de liefde van Jezus, mijn Zaligmaker ? (1)

Neen, neen, mijn Jezus ! laat niet toe dat ik van u gescheiden worde. (2)

Gij zijt de God mijns harten. Gij zijt al mijne blijdschap en al mijn geluk, op de aarde gelijk in den hemel. (5)

XVII.

O kon ik sterven uit liefde voor U, die uit liefde voor mij aan een kruis gestorven zijt! {i)

Ja, voor mij, o Heer ! zijt Gij gekruisigd! hoe zeer moet ik U dan niet beminnen ! (5)

Verleen mij uwe gratie en uwe liefde, o mijn Jezus ! ik verlang niets anders. (6)

Dat ik sterve, o Heer, om U te aanschouwen ! Maar maak dat ik sterve vereenigd

(1) Quis nos separabit a charitate Christi ? Rom. 8. 35.

(2) O bone Jesu! ne permittas me separari a te.

(H) Quid enim mihi est in ccelo? et a te quid volui super terram?... Deus cordis mei, et pars mea, Deus, in icternum. Ps. 72.25.

(4) Amore amoris tui moriar, qui amore amoris mei di-gnatus esmori. S. Franc.

(3) Amor meuscrucifixus est. S. Pasch.

(6) Amorem tui solum cum gratia tua mihi dones. et dives sum safis. S. Tgn. Lny.

-ocr page 463-

liefdezechten tot god. 441 met U, opdat ik het geluk hebbe U eeuwig-lijk te aanschouwen en te beminnen. (1) XVIII.

O goede Jezus! hij die U niet bemint,kent U niet.

Heer! ik verkies uw welbehagen boven alle vermaken der wereld.

Mijn gekruiste Jezus ! Hoe komt het dat alle menschen niet doordrongen zijn van liefde tot U ?

Gij zijt voor mij gestorven. O mocht ik voor U sterven, mijn Jezus, mijne Liefde, mijn Schat, mijn Al!

Wat zal ik U wedergeven, o Heer ! voor alles wat Gij voor mij geleden hebt ?

XIX.

Oneindige Liefde ! ik bemin U boven alle dingen, ik bemin U uit geheel mijn hart, ik geef mij geheel aan U; aanvaard mijne liefde en geef mij nog meer liefde.

Maak dat ik alles vergete, om aan niets anders te denken dan aan U alleen, mijne Liefde, mijn Al!

Ik zou ü zoo zeer willen beminnen, als

(l) Moriar, Domine, ut te videam. S. August.

-ocr page 464-

4i2 LIEFDEZUCHTEN TOT GOD.

Gij beminnenswaardig f ijt; aanvaard dit verlangen, o mijn God ! en schenk mij uwe liefde.

XX.

Het is gedaan, o Heer! ik heb U genoof beleedigd, uu ben ik besloten U te bemin nen.

0 mijn God ! ik behoor aan U, en Gij be hoort aan mij!

Ach ! liever alles verliejen, dan God te verliezen!

Welken prijs God ook koste, Hij is nooit le duar.

Gij alleen, o mijn Jezus! Gij alleen zijt mij genoeg. ^

O Maria ! zie op mij neer, en trek mij geheel tot God.

Allerbeminnelijkste Moeder ! ik bemin l zoo zeer.

Mijne teedere Moeder ! geef mij een groo betrouwen op U, en maak dat ik altoos tot I mijne toevlucht neme.

Gij, o Maria ! moet mi j zalig maken ; gi, kunt mij heilig maken ; deze gratie verwacht ik van U, I:eb medelijden met mij.

-ocr page 465-

GEBEDEN.

GEBEDEN ONDER DE H. MIS. *

Om de H. Mis met voordeel bij te wonen, moet men het viervoudig einde, waartoe zij is ingesteld, voor oogen houden. Wij moeten derhalve de heilige Mis hooren :

10 Om Sods oneindige Majesteit en Opperheei-

sehappij te erkennen en te vereeren ; 2° Om aan Gods rechtvaardigheid te voldoen voor

onze zonden ;

3° Om God te bedanken voor zijne weldaden ; 4° Om Gods bijstand en genaden af tesmeeken.

Van het begin der H. Mis tot aan het

Evangelie.

Draag de H. Mis aan God op, om Hem tc vereeren en te aanbidden en lees de volgende gebeden :

Mijn God! hoogste en aanbiddelijke Majes-

• Volgens den H. Alphonsus. — Wij voegen er eenige andere gebeden bij, getrokken uit de Werken van den heiligen Leoraar.

ird dil lij uwe

genoeg beniin-

Gij be-

God te

is nooit

:en zijl

mij ge-

5min l

n groo os tol I

en ; gi ie ver mij.

-ocr page 466-

444 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

teit! ik geloof, dat Gij hier tegenwoordig zijt, mij ziet en hoort; ik aanbid U uit den grond van mijn hart; ik erken U voor mijnen God, mijnen Schepper en Meester mijns levens; ik breng U daarom de hulde van aanbidding, die U alleen toekomt, en ik werp mij ootmoedig voor den troon uwer Majesteit neder.

Ik vvenschte U te vereeren, gelijk Gij het verdient: maar welke eer kan ik ü geven, die slechts een ellendig zondaar ben ! Ik bied U dus de oneindige hulde aun, welke het Hart van uw goddelijken Zoon Jezus-Chris-tus ü op dit altaar opdraagt; ik vereenig mijn arm hart met hel Hart van Jezus en ik offer Het U op in zijnen naam, om uwe opperheerschappij te erkennen.

ïk zou wenschen dat uwe oneindige Majesteit door alle menschen aangebeden en bemind wierd ; moge de eer die ik U thans geef door uw goddelijken Zoon ü op te dragen, al den smaad herstellen, U door de zonden der menschen aangedaan !

-ocr page 467-

verschillende gebeden.

Gevoelens van vertrouwen Voor hen die willen communiceer en.

Koestert gevoelens voor den Heer, zijner Goedheid waardig. (1) —0 mijne ziel! waarom zijt gij zoo vreesachtig? Gij ziet toch de goedheid en de oneindige liefde van uwgod-delijken Meester; waarom hebt gij geen vertrouwen? Dat uwe gevoelens, nu gij Jezus gaat ontvangen, aan dit groot geluk beantwoorden ; vertrouw op die oneindige goedheid van God, die zich zeiven geheel aan u geeft. Het is w aar, dat de oordeelen Gods verschrikkelijk zijn voor de hoovaardigen en versteenden; maar voor de zondaars, die zich vernederen en berouw hebben met het verlangen. Hem te gaan beminnen en behagen, zijn zij, voortkomende uit een Hart vol medelijden en liefde, niets dan goedheid en barmhartigheid. Bij de gedachtenis van Gods oordeelen vloeide het hart van David over van hope, (2) en van vreugde, (3) en van troost, (i) O ! wat is het Hart van Jezus

(1) Sentite de Domino in bonitate. Sap. 1. 1. r

(2) In judiciis tuis supersperavi. P». 118. 43.

(3) Judicia tua jucunrin. Ps. 118. 39,

(4) Menmr fui judiuiurum tuurum et cunsolatus sum. Ps. 118.32.

•as

-ocr page 468-

i846 VERSCHILLEJÏDN GEBEDEN.

goed voor hen, die Hein zoeken! (1)0! wal is Hij goed voor hen, die hunnen wil geheel aan den Zijnen trachten te onderwerpen. (2) Mijn draaf God, mijne Liefde, mijne Hoop, mijn Al! U zegei alléén verlang ik, en ik verlang U, om U te beminnen, U te behagen en altijd uwen wil te doen ; geef, dat ik U vinde, U behage en ü nooit meer verlate.

Van het Evangelie tot aan de Consecratie.

Draag de H. Mis op, om aan God voldoening te geven voor uwe zonden, en loes het volgende gebed :

Heere ! ik betreur en verfoei al de belee-digingen, die ik U heb aangedaan. Om U daarvoor eerherstel te geven, offer ik U het Hart van uw goddelijken Zooa op, dat zich op nieuw voor mij op dit altaar slachtoffert; ik smeek U door zijne verdiensten, mij vergiffenis te schenken.

Hemelsche Vader! Vader van barmhartigheid en God van allen troost, die ons in al onze smarten opbeurt, ontvang, bid ik ü,

(1) Bonus est Dominus, animic qucrenti illuin. Throo.

3. 25.

(2) Qiiam bonus Israël Deus bis qui recto sunt corde,

Ps. 72.1.

-ocr page 469-

TERSCII1LLENDE GEBEDEN.

447

deze offerande van het Lichaam en hel Bloed van uw eenigen Zoon, welke ik U thans opdraag, in vereeniging met de strijdende en zegepralende Kerk, ter gedachtenis van het Lijden, van de Verrijzenis en de Hemelvaart mijns Zaligmakers, ter eere van de allerzaligste Maagd Maria en geheel hel hemelsch Hof, om te voldoen voor mijne zonden en die van alle menschen. Mijn God ! aanschouw op dit altaar uw welbeminden Zoon, het eenig voorwerp van uw welbeluyen; aanhoor de stem zijner wonden ; zie neer op die kostbare tranen, die Hij, hangend op het Kruis, heeft gestori, terwijl Hij zoo nederig bad voor mij, eertijds zijn trouweloozen beul, maar thans een boetvaardigen zondaar; zie neer op zijn Hart, dat voor ons van zoc vurige liefde brandt; en bevrijd ons door zijne verdiensten van al het kwaad, dat wij door onze zonden verdiend hebben. Ja, barmhartige Vader! schenk ons vergiffenis ter liefde van Jezus-Chrislus, die onze Voorspreker en Middelaar is, die voor ons voldoet en U met den heiligen Geest alle eer en glorie geeft in de eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 470-

verschillende gebeden.

Gevoelens van berouw Voor hen die willen communiceeren.

Ik offer U, mijn God! het vlekkelooze Lam ter voldoening van mijne zonden en die van alle mensclien. i?cce .4lt;7W(s Dei: het is hetzelfde Lam Gods, dat voor uwe glorie en onze zaligheid op het altaar des Kruises werd geslachtofferd. Ik hid U ter liefde van dit U zoo dierbaar slachtoffer, pas de verdiensten van zijn heilig Hart op mijne ziel toe, en vergeef mij al de heleedigingen, die ik U hei) aangedaan; zij zijn mij van harte leed, omdat ik er U, die de oneindige Goedheid zijl, mede vergramd heb.

En gij, mijn Jezus ! kom, zuiver mij in uw bloed van ai mijne zonden, vooraleer ik int U nadere ; ik ben niet waardig U te ontvangen ; maar Gij,ohemelsche Geneesheer\' Gij kunt door één woord al mijne wonden heelen; (1) kom dan en genees mij. Ik ben dat schaap, dat vrijwillig wilde verloren gaan, (2) door mij van U te verwijderen ; maar Gij zijl die ^oede Herder, die, om mij

(1) Doiuine non s:iin ilijjnus nt introssul» tectum ueuui; sed tantuirilic verbo, ot siim.bitur ajium meu.

(2) Erravi sjcut ovi» quiuperilt.

448

-ocr page 471-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

te redden, uw leven hebt len beste gegeven. Zoek mij, mijn Jezus ! verlaat mij niet: (1) neem mij en vereenig mij innig met uw H. Hart; want ik ben vast besloten U te dienen en U uit al mijne krachten te beminnen. Gij noodigt mij uit lot uwe liefde ; zie mij hier, ik verlaat alles, en ik kom tot U, o leven mijner ziel! ik wil U in alles gehoorzamen. Ik verzaak aan de vermaken der wereld, omdat Gij mij heden wilt voeden met uw aanbiddelijk Vleesch. Ik bemin U, o mijn Jezus ! ik bemin U meer dan alle ander goed en ik verlang vuriglijk, U te ontvangen, om II nog meer te beminnen. Gij schenkt mij uw Hart; ik geef U hel mijne; Gij zult inimer mijn eenig Goed,mijne eenige Liefde, mijn Al wezen.

O Maria, mijne Moeder! doe mij deelenin de ootmoedigheid en in den ijver, waarmede Gij Jezus hebt ontvangen in uwe heilige communiën.

Bij de opheffing\'van de H. Hostie.

O eeuwige Vader! ik offer U op al de deug-

(1) Qutere servum tuum, quia inauduta tua non sum oblitus.

449

-ocr page 472-

450 VERSCHILLENDE GEBEDEN,

den, al de daden, al de genegenheden, al de verdiensten van het Hart van uw beminden Jezus. Neem ze aan en geef mij al de gena den, welke Jezus U vraagt voor mij.

Bij de opheffing: van den Kelk.

Allerzuiverst Hart van Jezus! zuiver mijn liart. — Allernederigst Hart van Jezus! leer mij uwe oolmoedigheid. — Allerzachtmoo digst Hart van Jezus! deel mij uwe zacht moedigheid mede. — Allergoedertierendst Hart van Jezus ! heb medelijden met mij Alierliefderijkst Hart van Jezus! ontvlam ■mijn hart van liefde.

Van de Consecratie tot aan de Commnnie

Draag het Hart van Jezus aan God op, om Hem te bedanken voor al zijne weldaden en zeg :

Hemelsche Vader ! ik ben niet bekwaam li te bedanken voor uwe weldaden, maar it offer U de dankbetuigingen, welke het Hart van Jezus ü geeft in deze offerande en in alle, welke heden op de aarde worden opgedragen. Ik bedank ü dan, door deze Mis, voor al de weldaden, welke ik van U hel) ontvangen, ik ellendeling, die door mijne

-ocr page 473-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

4ül

ondankbaarheid door U verdiende verlaion te worden ; naarmate ik mijne zonden vermenigvuldigde. hebt Gij uwe genaden vermeerderd, Ik bedank er U voor, o oneindige .Goedheid ! of liever, dat het Hart van Jezus ü voor mij dank zegge.

Eeuwige Vao\'er! ik draag ü ook deze offerande op tot dankzegging voor al de weldaden, aan de mensehen bewezen, voornamelijk aan de heilige menschheid van Jezus Christus, aan de zalige Maagd Maria, aan mijn engelbewaarder en aan al mijne heilige patronen. O mijne ziel! hoor wat uw God zegt: «wat kon ik meer voor u doen,dat ik niet gedaan heb?(l)» Ter uwer liefde heb Ik bet mensehelijk vleesch aangenomen en ben Ik van Meester slaaf geworden; Ik werd zelfs als een aardworm in een stal geboren ; voor u wilde Ik op een schandelijk Kruis sterven. Wat kon Ik meer doen dan mijn leven voor u geven ? dit toch is de hoogste graad der liefde ; evenwel heeft mijn Hart het middel uitgevonden,nog verder le gaan: niet tevreden voor uwe zaligheid testerven,

(1) 0quot;ilt;l est quod Uebui ultra fucere vinei» mea;,et non fuui ci. 1.-3. 5. 4.

-ocr page 474-

452 VI RSCHILLENDE GEBEDEN.

heb ik daarenboveo deze heilige Offerande wilien instellen, om Mij aan u als spijze te geven. Zeg mij; wat kon Ik meer doen, om uwe liefde te winnen ? — O mijn Jezus ! dil alles is waar. Gij waart al te goed voor mij, en ik was U al te ondankbaar. Ik bewonder uwe oneindige Goedheik, ik arken mijne ondankbaarheid, en ik werp mij voor uwe voeten neder, biddende : Mijn Jezus ! ontferm U mijner!

Kom in mij, dierbare Zaligmaker ! Kom, bestraal mij door uw licht en doe mij mijne armoede, ellende en nietigheid zien, opdal Gij in mij eene aangename woning vindet, en mij nooit meer verlatet. Kom, Heere Jezus! Kom !

Van de Communie tot aan het einde der Mis.

Vraag mot vertrouwen door het Hart van Jezus al de genaden, die gij noodig hebt en vooral de droefheid over uwe zonden, de volharding en de goddelijke liefde. Beveel God vooral de personen aan, met wie gij leeft, uwe bloedverwanten, de zondaars, de stervenden en de zielen in het vagevuur.

1 Is de priester communiceert, en gij het ge-

-ocr page 475-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. -IDS

luk niet hebt tol de communie te naderen, doe dan de geestelijke communie en zeg :

Mijn Jezus ! ik geloof, dat Gij in het allerheiligste Sacrament des Altaars wezenlijk tegenwoordig zijt; ik bemin U, ik wensclite U in mijn hart te ontvangen ; maar dewijl ik dit thans niet werkelijk doen kan, kom dan .en minste op eene geestelijke wijze in mijne r.iel; zie, ik omhels ü, als hadde ik U reeds werkelijk ontvangen, ik vereenig mijn hart met het Uwe ; laat niet toe, dat ik mij ooit van ü afsclieide.

GEBED TOT HET H. HART OM DE HEILIGE DEUGDEN TE VERWERVEN.

(Door den cerw. Dienaar Gods, Clemens Maria Hofbauer).

O allerzoetste Jezus, wiens van liefde gloeiend Hart zelfs de grootste zondaars opneemt, wanneer zij zich bekeeren, verleen, bid ik U, aan mij en aan alle boetvaardige zondaars een hart aan het Uwe gelijk, dat is gezegd : een nederig hart dat zelfs te midden van weredsche grootheid, het verborgen en verachte leven bemint; een harl, dat alle

-ocr page 476-

404 VERSCHILLENDE. GEBEDEN.

beleedigingen verduurt en zich nimmer zoekt te wreken; een geduldig hart, dat zich in alle tegenheden, hoe pijnlijk ze ook mogen wezen, weet te schikken : een vreedzaam hart, dat met den evenmensch en met zich zelf een onverstoorbaren vrede weet te bewaren ; een onbaatzuchtig hart, dat altoos tevreden is met wat het bezit; een hart, verliefd op het gebed, dat zich dikwerf en gaarne met deze heilige oefeaing bezig houdt; een hart, dat slechts één verlangen heeft, namelijk van alle schepsej\'en God te zien kennen, eeren en beminnen een hart, dat zich door niets laat onlstellen, tenzij dat God beleedigd worde; dat niets haat tenzij de zonde en dat niets ter wereld verlangt dan de eere Gods en de zaligheid des naasten te bevordefen; een zuiver hart, dat in alles niets zoekt dan God alleen, en slechts er aan denkt Hem te behagen ; een dankbaar hart, dat Gods weldaden niet vergeet en ze weet op prijs te stellen; een sterk en moedig hart, dat zich door geen ramp ooit laat verschrikken en dat ter liefde van zijn God alles verduurt ; een hart, dat edelmoedig is jegens allen, die in nood verkeeren, en vol mede-

-ocr page 477-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. 4;)5

dongen jegens de zielen des vagevuurs; eindelijk een volmaakt, gned, geregeld hart, wiens vreugden en droefheden, wiens afge-keerdheden en verlangens, waarvan alle bewegingen in één woord, volgens Gods wil geregeld zijn. Amen.

GEBED DAT MEN MET GROOT VOORDEEL EI.KEN DAG KAN RIDDEN.

Eeuwige Vader! uw goddelijke Zoon heeft ons beloofd, dat Gij ons al de genaden zult verleenen, die wij ü in zijnen naam zullen vragen; vol betrouwen in die belofte, vraag ik U in den naam en door het IIart van Jezus, de volgende genaden, welke ik ook te gelijker tijd voor alle menschen wil afsmeeken : Ik vraag U de vergilfenis van al de beleedigin-gen, die ik U heb aangedaan ; zij zijn mij van harte leed, het spijt mij uwe oneindige Goedheid versmaad te hebben en ik maak het voornemen liever duizendmaal te sterven dan IJ nog te beleedigen.

Ik vraag U uw goddelijk licht, waardoor ik de ijdelbeid der wereld en de voortreffelijkheid van het oneindig Goed, dat Gij zijt, moge kennen.

-ocr page 478-

■loG VERSCHILLENDE GEBEDEN,

Ik vraag U uwe heilige liefde, die mij onthechte van de schepselen en vooral van mij zeiven, om niets meer dan U en uw heiligen wil te beminnen : ontsteek in mijn hart het vuur uwer iiefde. (1)

Ik vraag U een onbeperkt vertrouwen in de oneindige verdiensten van het Hart van Jezus en in de bescherming van Maria.

Ik vraag U de volharding in uwe liefde. Gij kent, o Heer ! mijne zwakheid en mijne ongetrouwheid, na zoovele beloften, die ik U heb gedaan: als Gij mij niet aanhoudend helpt, zal ik wederom het ongeluk hebben, uwe genade te verliezen. Mijn God! laat niet toe, dat ik van U gescheiden worde (2) Ik maak het voornemen in alle bekoringen en iioodwendighederi tot U mijne toevlucht te nemen en ik ben verzekerd dat Gij mij altijd zult bijstaan, als ik mij aan U zal aanbevelen ; maar ik vrees te verwaarloozen U aan te roepen en dat deze nalatigheid de oorzaak zij van mijnen ondergang. O eeuwige Vader! ik bid U door de liefde, welke Gij Jezus toedraagt, geef mij de gratie van het gebed, dat

(l) Tui amoris in vordo meo ignem aocende.

{2J Na permit tas me sepuiuri a te.

-ocr page 479-

verschillende gededem. 457

is, de gratie van nooit op te houden U aan te roepen en immer te herhalen : Mijn Gpd, help mij!—Mijn Jezus! barmhartigheid! — Maria, mijne Moeder! sta mij bij! —Zoet Hart van Jezus ! wees mijne liefde ! — Zoet Hart van Maria, wees mijne toevlucht! — Groote H. Jozeph ! bescherm mij !

O Maria, mijne Voorspreekster en mijne Hoop ! Gij verkrijgt van God alles wat Gij vraagt; ik bid U ook door de liefde, welke Gij het Hart van Jezus toedraagt, verwerf mij de volharding en de gratie mij altijd aan uw goddelijken Zoon en aan U aan te bevelen.

Cebed om den hemel te vragen.

O oneindig goed, rijk,en goedertieren Hart van mijnen Jezus! doe mij de heerlijke belooning kennen, die Gij voor de zielen, die U beminnen, hebt bereid.

Geef mij een zoo groot verlangen naar den hemel, dat ik de aarde vergete, immer aan den hemel denke, en voor het overige van mijn leven niets anders begeere dan deze ballingschap Ie verlaten, oml) van aanschijn

-ocr page 480-

458 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

tot aanschijn te gaan zien en ü volmaakte-lijVin uw eeuwig rijk te gaan beminnen. Ik verdien dit geluk niet; ik weet zelfs, dat mijn naam eertijds in het boek der verwor-pelingen was geschreven; maar nu, vertrouwende in staal van genade te zijn, bid ik U door hel bloed, dat Gij voor mij op het Kruis hebt gestort, schrijf mijnen naam in het boek des levens. Mijn Zaligmaker, Gij zijt gestorven om mij den hemel te doen verwerven ; ik verlang vurig naar die plaats van zaligheid, en ik hoop er le komen door lt;le verdiensten van uw H. Hart. Ik hoop U daar eens te beminnen uil al mijne krachten en er geheel verteerd te worden van liefde voor U; daar, mij zeiven en alles wat Gij niet zijt vergetende, zal ik nergens aan denken dan om ü te beminnen, niets verlangen dan U te beminnen, niets anders doen dan U beminnen. O mijn Jezus! wanneer zal die gelukkige dag aanbreken ? O Maria, Moeder Gods ! uwe gebeden moeten mij den hemel openen ; Gij zijt mijne Voorspreekster; vervul dan uw ambt, verlos mij uil deze bal- ner b\' lingschap, leid mij tol Jezus, de gezegende vrucht uws licnaams, en vercenig mijn hart

Ik b

-ocr page 481-

verschillende gebeden. 459

met zijn goddelijk Hart voor alle eeuwigheid. (1)

Het is eene voortreffelijke gewoonte zijn evennaaste in de 11, Mis Gode aan te bevelen :

Gebed voor de levenden.

Mijn God ! ik beveel U aan, door de verdiensten van het Hart van Jezus, den Paus, alle bisschoppen, biechtvaders, predikers en priesters; schenk hun uwe overvloedige genaden, opdat zij met vrucht aan de zaligheid der zielen werken.

Ik beveel U aan mijne bloedverwanten, mijne vrienden en vijanden, de stervenden en alle geloovigen, die in staat van genade zijn; ik bid U, hun de volharding in uwe liefde te geven.

Ik beveel U aan de ongeloovigen, de ketters en de zondaren ; verlicht en sterk hen, opdat allen U kennen ea beminnen.

Gebed voor de overledenen.

Ik beveel U aan, mijn God ! de zielen mij-ler bloedverwanten, mijner weldoeners ,

(1) Em ergo. Advocate nostra: .lesuiu benedictum, ruutmu ventris tui, uuLis post hue exilium osteude.

-ocr page 482-

460 VELSCHILLENDE GEBEDEN.

vrienden en vijanden, en van hen, die om mijne schuld in het vagevuur lijden.

Ik beveel I/ aan de zielen der verkondigers van uw Evangelie, der priesters en vooral van hen, die voor mijne ziel zorg hebben gedragen.

Ik beveel U aan de zielen van hen, die eene bijzondere godsvrucht hebben gehad voor het bitter Lijden, het H. Altaar-sacrament, het H. Hart van Jezus en de H. Maagd Maria ; de zielen die het meest verlaten zijn, die het meest lijden en die op het punt zijn den hemel binnen te gaan.

GEVOELENS VAN LIEFDE

VOOR HEN DIE GECOMMUNICEERD HEBBEN.

Ik heb Hem gevonden, dien mijne ziel bemint ; ik heb mij aan Hem gehecht en zal Hem niet laten gaan. (1) — Zoo moet eene ziel spreken, die zich door dit liefdesacra-ment met Jezus heeft vereenigd. Verwijdert n van mij, ijdele schepselen, zoo roept zij uit, verwijder u uit mijn hart. Eertijds be-

(1) Inveni quem diligit anima mea; tenui eum, nee dimittam. Caut. 3.4.

-ocr page 483-

VERSCHILLENDE GEDF.DEN. 461

minde ik u, ik was toeu verblind, maar nu bemin ik u niet meer en ik kan u niet meer beminnen ; ik heb een Goed gevonden, oneindig beminnelijker dan gij zijt; ik bezit in mijn hart mijn Jezus, ik ben verrukt door zijne schoonheid, en ik heb mij zeiven aan Hem zonder voorbehoud geschonken. Hij heeft mij aangenomen, ik behoor nu aan Hem en niet meer aan mij zelven. Vaartwel, schepselen ! mijn hart bemint u niet meer, ik behoor thans en voor altijd aan mijnen Jezus. Ik bezit Hem eindelijk en Hij zal mij niet meer verlaten. (I) Ik heb Hem in de H. Communie met mijn hart vereenigd ; ik zal Hem voortaan met mij vereenigd houden door mijne liefde eu Hem nooit meer laten gaan. 0 mijn beminnelijke Zaligmaker! laat toe, dat ik U zoo innig omhelze, dat ik nimmer meer van ü kan gescheiden worden. Ik druk U aan mijn hart, o mijn Jezus ! Ik bemin U, ik bemin ü, ik bemin U, en ik wenschte U te beminnen gelijk Gij het verdient ; ik begeer geen ander geluk dan U Ie beminnen, U le behagen.

Beveel aan de schepselen, zich van mij te

(1) Tenui euui, uec dimittam.

-ocr page 484-

402 VERSCHILLENDE GEBEKEX.

ver« :j loren en mij niet te storen. (1) Neen, als il. iet niet wil, zullen de seliepselen mij noo:; van U kunnen afscheiden; sterk dan mijnen wil, vereenig zoo innig mijn ellendij hart met uw goddelijk Hart, dat ik altijd alles wille wat Gij wilt. O Heere ! geef mij (Jie genade door uwe verdiensten. Amen. Zoo hoop ik, zoo hoop ik.

Bij den Zegen.

Zegen mij, Hart van Jezus! zegen mijne ziel en mijn lichaam, mijne vermogens en zintuigen. Zegen mijne tong, opdat zij niet spreke dan tot uwe glorie. Zegen mijne oogen, opdat zij niets aanschouwen, wat U zou kunnen mishagen. Zegen mijnen mond, opdat ik U niet door onmatigheid vergram-me. Zegen, in één woord, al de zintuigen van mijn lichaam, opdat zij U getrouw dienen en U niet beleedigen. Zegen mijn geheugen, opdat het zich altijd uwe liefde en weldaden herinnere. Zegen mijn verstand, opdat het uwe goedheid kenne, mijne verplichting U te beminnen begrijpe, en goed

(1) Adjuro vos, ne suscitetis ncque evigilaro fadatis dileetuui.Caut.8. 4.

-ocr page 485-

verschillende gebeden. 4g5

heseffe, wal ik moet vluchten en doen, om U te behagen, zegen vooral mijnen wil, opdat hij uiels dan ü, die een oneindig goed zijt, beminne, geen ander verlangen hebbe, dan U te behagen, geen ander genot smake, dan II verheerlijkt te zien. Amen.

Zij, die gecommuniceerd hebben, bidden vooraleer de kerk te verlaten, vijfmaal het Onze Vader, het Wees gegroet en het Glorie zij den Vader, tot intentie van de H. Kerk, om den vollen aüuat te verdienen, die op dien dag aan de communie gehecht mocht zijn.

Gebed tot het hart van jezus.

Zoet Hart van mijnen Jezus! ik bid U, door de vernedering, welke Gij hebt willen ondergaan, met de voelen uwer leerlingen te wasschen, mij de ware ootmoedigheid te geven, waardoor ik mij gaarne voor iedereen verneder, en vooral voor hen, die mij verachten.

Zoet Hart van mijnen Jezus! ik bid U, door die doodelijke droefheid, welke Gij in den hof van Olijven hebt ondervonden, mij te bewaren voor de droefheid der hel, waar ik

) Neen ■lea mij J\'k dan ■Herjdi;

; altijd ïef mij Amen.

-ocr page 486-

464 VERSCHILLESDE GEBEDEN.

eeuwig van U verwijderd zou moeten blijven, zonder U te kunnen beminnen.

Zoet Hart van mijnen Jezus! doordien heiligen afschrik, welken Gij van mijne zonden, die reeds voor uwen geest zweefden, hebt gehad, geef mij eene ware droefheid over al de beleedigingen, die ik U heb aangedaan.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door de smart, die Gij hebt geleden, toen Gij door Judas met eenen kus werdt verraden, maak, dal ik U getrouw zij en U niet meer, gelijk voorheen, verlate.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door het verdriet, dat Gij hadt, toen men U als een boosdoener, boeide en naar de rechthank sleepte, hecht mij aan U door de zoete banden uwer liefde, zoodat ik nooit meer van U, mijn eenig Goed, gescheiden worde.

Zoet Hart van mijnen Jezus ! door al die versmading, die slagen, die bespuwing,waarvan Gij in het huis van Caïphas het voorwerp waart, geef mij de kracht, geduldig en ter uwer liefde al den smaad te verduren, dien de menschen mij zullen aandoen.

Zoet Hart van mijnen Jezus ! door die bespotting, waarmede Herodes U bejegende.

-ocr page 487-

TEnSCIIILLENDE GEBEDEN. 465

toen hij U als eeu dwaas behandelde, geef mij de genade, niet zachtmoedigheid al de beleedigingen te verdragen, en geduldig te blijven, al zou men mij een ellendig, dwaas of slecht mensch noemen.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door dien hoon, U aangedaan, toen de Joden Barabbas boven U stelden, geef mij de genade, met vreugde te verdragen, dat anderen, ook op onrechtvaardige wijze, mij worden voorgetrokken.

Zoet Hart van mijnen Jezus ! door die pijnen, die Gij in uw allerheiligste Lichaam in de geeseling hebt willen uitstaan, maak, dat ik alles, wat ik in ziekten en vooral bij mijne dood zal te lijden hebben, met geduld verdrage.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door de smart welke de doornenkroon in uw goddelijk Hoofd veroorzaakte, geef mij de genade nooit toe te stemmen in gedachten, die U mishagen.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door die goedheid, waarmede Gij de kruisdood, tot welke Pilatus ü had veroordeeld, hebt aangenomen, geef, dat ik met gelatenheid, die dood, die mij wacht, en al de kwellingen.

-ocr page 488-

4GG VERSCTIILLENDE GEDEDEN.

die haar zullen vergezellen, aanvaarde.

Mijn Jezus! door de smarten, welke het dragen van het Kruis naar Calvarië t] veroorzaakte, geef mij de genade, geduldig al de kruisen mijns levens te dragen.

Mijn Jezus ! door de pijn, die Gij hebt geleden, toen men uwe handen en voeten aan het Kruis vastnagelde, bid ik U, mijnen wil aan uwe voeten vast te hechten, opdat ik niets meer wille, dan wat Gij wilt.

Mijn Jezus! door de bitterheid, welke Gij hebt geproefd, toen men U met gal laafde, schenk mij de genade, U niet te beleedigen door onmatigheid in eten en drinken.

Zoet Hart van mijnen Jezus! door de droefheid, waarin Gij gedompeld waart op het Kruis, toen Gij uwe heilige Moeder vaarwel zeidet, ontdoe mij van de ongeregelde genegenheden jegens mijne bloedverwanten of alle andere schepselen, opdat mijn hart geheel en altijd U toebehoore.

ZoetHart van mijnen Jezus! door de troos-talcosheid, waaraan Gij waart overgegeven op het oogenblik van uwe dood, toen Gij zelfs door uwenhemelsehen Vader waart verlaten, geef mij de genade, geduldig a! mijn hart-

-ocr page 489-

VERSCHILLENDE GEREDEN.

zeer le verdragen, zonder ooit liet verlrou-■wen in uwe goedheid te verliezen.

Mijn Jezas! door die drie uren van lijden en doodstrijd, die Gij op het Kruis hebt doorgebracht, geef, dat ik, ter uwer liefde, met overgeving de smarten van mijnen doodstrijd verdure.

Mijn Jezus! door dat hevig lijden, da\\ Gij uitstondt, toen uwe heilige ziel zich van uw aanbiddelijk lichaam scheidde, geef, dat ik op het oogenblik van mijn sterven, U al mijn lijden met eene akte van volmaakte liefde opoffer, om U vervolgens in den hemel van aanschijn tot aanschijn te gaan aanschouwen, en U uit al mijne krachten te beminnen gedurende de gansche eeuwigheid.

En Gij, o heilige Maagd Maria, mijne Moeder ! Ik bid U, door het zwaard van droefheid, dat uw Hart doorboorde, toen Gij uw beminden Zoon het hoofd zaagt buigen en sterven, mij bij te staan in het uur van mijne dood, opdat ik ü ga zegenen en bedanken in den hemel, voor al de genaden, die Gij mij van het Hart van Jezus zult hebben verworven.

407

-ocr page 490-

468 verschillende gebeden.

Gevoelens van vertrouwen.

Mijn Jezus ! mijne zonden maken mij bevreesd, maar uw voor mij geopend Hart boezemt mij verlrouwen in en troost mij. Gij zult mij de vergiffenis, die ik U vraag, niet weigeren, want Gij hebt voor mij uw bloed en uw leven gegeven. — O wonden van Jezus ! O Hart van Jezus \' Gij zijt mijne hoop.

O Koningin des hemels, Moeder Gods, onze Hoop! o Toevlucht der zondaars! heb medelijden met ons!

Gevoelens van berouw.

Goedertieren Hart van mijnen Jezus ! om den afschrik, dien Gij in den hof van Olijven van de zonden hebt gehad, geef mij eene ware droefheid over al mijne zonden. Vervloekte zonden, ik verfoei u; gij hebt mij de genade van God doen verliezen! Ik erken het kwaad, dat ik gedaan heb, door mij van U, hoogste Goed, te scheiden. Ik zou liever alle smarten, alle ellenden en straffen hebben moeten verduren, dan U, ook maar éénmaal, te vergrammen. Ik kon geen grooter kwaad

jedrijv iezen. eed, d hebbei

O M van h( mijne

(

Mij! liever Ik b( sterk) vijani hescl dat i in de dat nemi

Di

uwe ven ik t bew

-ocr page 491-

verschillende geneden. 469

iedrijven, dan uwe genade te willen verlezen. O ! mijn Jezus ! niets doet mij meer leed, dan U, oneindige Goedheid, veracht te hebben.

O Maria, Hoop der zondaars! verwerf mij, au het Hart van Jezus, de vergiffenis van al mijne zonden. Amen.

Gevoelens van goed voornemen.

Mijn zoete Jezus ! ik maak het voornemen liever alles te verliezen, dan uwe genade. Ik ben zwak, maar Gij zijt sterk; uwe sterkte moet mij kracht geven tegen al mijne vijanden. Wat heb ik te vreezen onder uwe bescherming ? Laat niet toe, o zoetste Jezus, dat ik van U gescheiden worde ! Sta mij bij in de gevaren, waarin ik zal geraken ; geef, dat ik dan altijd tot U mijne toevlucht neme. Amen.

gevoelens van liefde.

Dat alle engelen en schepselen eeuwig uwe oneindige liefde voor de menschen loven , o liefderijk Hart van Jezus ! Mocht ik door het offer van mijn leven kunnen bewerken, dat alle menschen U beminden !

mij beid Hart st mij vraag, nij liw ronden mijne

5, onze mede

i! om lijven i eene Ver-nij de n het an ü, r alle liben naai, waad

-ocr page 492-

470 VEUSCHILLENDE GEBEDEN.

Neem dit verlangen aan en geef mij de genade iels voor U te lijden, vooraleer ik sterve.

fiij verlangt door mij bemind te worden, o Jezus! ik zie het; daarom hebt Gij mij niet ter helle verwezen ; daarom achtervolgt Gij mij reeds jaren lang, mij zonder ophouden toeroepende : bemin Mij, bemin Mij uit geheel uw hart. Welnu, geel\' mij uwe liefde met uwe heilige genade, en dan ben ili rijk genoeg; dan verlang ik niets meer.

GEVOELENS VAN ONDERWERPING AAN GODS HEILIGEN WIL.

Zoet Hart van Jezus ! eiken keer, als ik zal zeggen : God zjj geloofd ! — of wel; Gods wil geschiede ! — dan bedoel ik daarmede al de beschikkingen van uwe Voorzienigheid te mijnen opzichte, voor tijd en eeuwigheid, aan te nemen.

Dat alles geschiede gelijk het U behaagt en voor zoolang het U zal behagen. Mijn leven zelfs stel ik in uwe handen ; ik neem de dood aan, dien Gij voor mij besiemt en al de smarten, die haar zullen vergezellen. Ik ver-

-ocr page 493-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. 471

eenig mijne dood met de uwe, o mijn Zaligmaker ! en ik otter haar U op , om U mijne liefde te betuigen. Ik wil sterven om U te behagen en uwen goddelijker! wil te volbrengen.

0 Jezus, Maria, Jozeph, voorwerpen mijner liefde ! dat ik voor U lijde ; dat ik voor U sterve ; dat ik ü geheel toebehoore, zonder voorbehoud.

GEBED OM DE GENADE DER VOLHARDING TE BEKOMEN.

Mijn Jezus ! wanneer zal de dag aanbreken, waarop ik zal kunnen zeggen: Mijn God, ik kan u niet meer verliezen? — Wanneer zal ik U zien van aanschijn tot aanschijn en verzekerd zijn, U, uit al mijne krachten, gedurende de gansche eeuwigheid te beminnen? O mijn hoogste Goed, mijne eenige Uefde! zoolang ik bier op aarde leef, zal ik altijd in gevaar zijn, U te beleedigen on uwe kostbare genade te verliezen! Er bestond een rampzalige tijd, waarin ik U niet beminde, en uwe liefde verachtte ; nu is het mi j van harte leed en ik vertrouw, dat Gij mij reeds vergiffenis hebt geschonken; ik

-ocr page 494-

•tquot;2 VERSCHILLENDE GEI1EDEN.

bemin U uit geheel mijn hart; ik verlang alles te doen, wat ik kan, om U te beminnen en U te behagen. Inlussehen ben ik immer aan het gevaar blootgesteld, ü mijne liefde te weigeren, en uw goddelijk Hart, dat mij zoo zeer heeft bemind, te bedroeven. O! mijn Jezus! mijn Leven, mijn Schat! laat het niet toe. Indien mij dit groot ongeluk moest overkomen, laat mij dan liever nu de bitterste dood sterven; ik ben er tevreden mede en zal er U voor bedanken. Hemelsche Vader, om de liefde van Jezus-Chrlstus en door de verdiensten van zijn goddelijk Hart, verlaat mij niet in het midden der gevaren, die mij omringen. Straf mij, zooveel Gij wi\'.L, maar bewaar mij voor hel ongeluk, uwe genade en uwe liefde te verliezen.

Maria, mijne goede Moeder, beveel mij aan uw goddelijken Zoon verkrijg mij van zijn zoo edelmoedig Hart de volharding in zijne vriendschap, en dat het vervolgens met mij \'nandele, volgens zijn welbehagen. Amen.

-ocr page 495-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. 475

TOEWIJDING AAN HET II. HART.

Mijn beminnelijke Jezus ! hoe zou ik kunnen weigeren mij aan U te geven, daar Gij mij uw Lichaam, uw Bloed, uw Hart, geheel U zeiven hebt geschonken ! Ik offer U dan alles, wat ik heb, en alles, wat ik ben. Ik wijd U mijnen wil toe : neem hem aan en beschik er over volgens uw welbehagen.

Ik heb en kan niets: maar ik heb een hart, dat ik van 1.1 heb ontvangen en waarvan mij niemand kan berooven. Met dit hart kan ik U beminnen ; met dit hart wil ik U beminnen. Maar hiertoe behoef ik uwe huflp en om deze smeek ik U.

O liefdevol Hait van Jezus! Gij moet zorgen, dal mijn arm hart, hetwelk eertijds uwe liefde met zooveel ondank heeft betaald, U geheel toebehoore. Moge dan mijn hart geheel vuur voor li zijn, gelijk het Uwe geheel vuur is voor mij! Moge ik voortaan zoo vereenigd met U leven, dat uw heilige wil het eenige richtsnoer zij van al mijne gedachten, van al mijne verlangens, van al mijne daden !

O onbevlekte Maria ! wier Hart immer zoo

Zl

-ocr page 496-

47-1 VFItSCHILLENDE GEDEDEN.

volmaaiil gelijkvnrmig was aan hel Harlvan Jezus, verkrijg mij de genade, voortaan niets te willen, noch te verlangen dan hetgeen aan Jezus en nan U behaagt Amen.

PLECilTIGE VERKLARING VOOR EESE GOEDE DOOD.

Mijn God, in uwe heilige tegenwoordigheid neergeknield, aanbid ik U uit geheel mijn hart; ik wil de volgende plechtige verklaring afleggen, als lag Ik reeds op mijn slerfhed uitgestrekt.

O mijn God, onfeilbare Waarheid ! die niemand kunt bedriegen noch bedrogen kunt worden, ik geloof alles wat de Heilige Kerk mij voorhoudt te gelooven, omdat Gij het haar veropenbaard hebt. Ik geloof, dal Gij één zijt in wezen en drievuldig in personen, de Vader, de Zoon en de H. Geest. Ik geloof, dat Gij de rechtvaardigen voor eeuwig zult loonen in den hemel en de zondaars voor eeuwig zult straften in de hel Ik geloof\' de menschwording, hel lijden cu de dood van Jezus-Gliristus. Ik bedank t, dat Gij mij christen hebt doen worden, en ik verklaar, dat ik in dil geloof wil leven en sterven.

-ocr page 497-

VEtSCIliLLENt)E GKBFDEN. 475

Mijn God! steunende o|) uwe beloften, hoop ik te verkrijgen, niet door mijne verdiensten maar door die van Jezus-Cliristus, mijn Zaligmaker, de vergiffenis mijner zonden, de volharding in uwe genade en de glorie des hemels.

O God ! die eene oneindige liefde waardig zijt, ik bemin U uit geheel mijn hart, en ik verklaar, dat ik in uwe liefde wil sterven.

Vroeger heb ik, in plaats van U te beminnen, uwe oneindige goedheid versmaad ; dit is mij van harte leed en ik\'verklaar dat ik met dit berouw wil sterven. Ik wil voortaan liever alles verliezen dan U te belee-digen. Ter uwer liefde vergeef ik aan allen, die mij hebben beleedigd.

Ih neem de dood en al de pijnen, die haar zullen vergezellen, uit uwe hand aan en ik vereenig die met het lijden en de dood van ■lezus-Christus. Ih offer ze U op, om uwe opperheerschappij te vereeren en ioor mijne zonden te voldoen. Neem dit offer aan, o Heer! dat uw goddelijke Zoon op het allaar des Kruises U reeds heeft opgedragen. Van nu af aan onderwerp ik mij voor het oogen-blik van mijne dood geheel en al aan uw

-ocr page 498-

476 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

goddeüjken wil, en ik wil sterven, zeggende: Heere ! uw heilige wil geschiede !

Allerheiligste Maagd Maria ! mijne Voorspreekster en Moeder ! Gij zijt, na God, en zult immer wezen mijne hoop en mijn troost in het uur der dood ; ik bid U mij alsdan bij testaan.Mijne beminde Koningin ! verlaat mij nie( in mijne laatste oogenblik ken ; kom mijne ziel te gemoet, om ze uw goddelijken Zoon aan te bieden; ik verwacht U ; ik hoop onder uwe bescherming en in uwe omhelzing te sterven.

Heilige Jozeph ! Heilige Aartsengel Michael ! mijn heilige Engelbewaarder ! mijne heilige Patronen ! Komt allen mij te hulpe in mijn laatsten strijd tegen de hel.

En Gij, zoete Jezus, mijne gekruiste Liefde! die om mij eene goede dood te bezorgen, eene zoo bittere dood hebt willen sterven, gedenk dan, dal ik een dier schapen ben, die Gij door uw kostbaar bloed hebt verlost. Als al de menschen mij zullen verlaten hebben, zult Gij alleen mij kunnen troosten en redden ; maak mij waardig U alsdan als teerspijze te mogen ontvangen ; laat niet toe dat ik ü voor immer verlieze

-ocr page 499-

VERfCnlLLE.NDE GEBEDEN. 477

en. verre van L\', voor eeuwig, naar de liel verbannen worde, O mijn beminde Zaligmaker ! wil mij dan opnemen in uw II. Hart; ik omhels U reeds op dit pogenblik ; ik wil mijnen geesl geven in de liefderijke wonde uwer Zijde, zeggende ;

Jezus, Maria, Jozepli, ik geef U mijn hart, mijne ziel en mijn leven.

Jezus, Maria, Jozeph, staat mij bij in mijnen doodstrijd.

Jezus, Maria, Jozepli, geeft dat ik in vrede in uw gezelschap slerve.

GEBED TOT MARIA

om de deugden te verkrijgen.

O Moeder van barmhartigheid ! Gij zijt zoo medelijdend en verlangt zoozeer goed te dnen aan ellendigen ; ik. de ellendigste aller inenschen kom dan lot ü, om uwe goedheid over mij af te smeeken. Dat anderen ü vragen wat zij willen, gezondheid, rijkdom en tijdelijke gunsten ; ik, o Maria, ik vraag U, wat Gij zelf in mij verlangt le vinden,v,at uw heilig Hart het meest behaagt. Gij zi jl zoo nederig ; verkrijg ook mij de ootmoedigheid

-ocr page 500-

478 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

en de liefde voor de vernederingen. Gij waart zoo geduldig in het lijden ; verwerf ook mij het geduld in tegenspoed. Gij bemint God zoo vurig ; geef ook mij de gave der heilige liefde. Gij zijt geheel liefde voor den evennaaste ; beziel ook mij door liefde voor allen, bijzonder voor hen, die mi j niet genegen zijn. Gij zijt altijd met Gods wil vereenigd ; vraag ook voor mij tene volko-mene onderwerping aan al de beschikkingen der Voorzienigheid.

In een woord. Gij, o Maria, zijt het heiligste aller schepselen ; ik bid U, maak ook mij heilig. Ik weet, dat U macht noch liefde ontbreekt om mij alle genaden te verwerven, het eenige, wat mij dus van uwe genaden zou kunnen berooven, is, of mijne nalatigheid in ü aan te roepen, of mijn te klein vertrouwen in uwe voorspraak: maar ook deze noodzakelijke voorwaarden,de getrouwheid in U aan te roepen en het vertrouwen in U, moet Gij mij geven, ik vraag ze U, ik verlang ze van U ; ik verwacht ze zeker van U, o Maria, mijne Moeder, mijne Hoop, mijne Liefde, mijn Leven, mijne Toevlucht, mijne Hulp, en mijn Troost! Amen.

-ocr page 501-

fERSCHILLE.MlE GEBEDEN. 470

GEBED ÏOT DEN 11. JOZEPH.

om drie bijzondere genaden te verkrijgen.

Heilige Patriarch en machtige Voorspreker, Heilige JozephJ met hel grootste vertrouwen in uwe macht en goedheid, kom ik U drie bijzondere genaden vragen, te weten ; de vergiffenis mijner zonden, de liefde tot Jezus e» eene zalige dood. — Indien een zondaar het Hart van Jezus om vergiffenis had gesmeekt, toen Jezus met U, in uw huis, op aarde woonde, zou hij dan wel betere voorspraak hebben kunnen inroepen dan de uwe? Welnu, ik verlang mij met God te verzoenen, ik neem dan tot U mijne toevlucht, o groote Heilige! en zijt Gij nu in den hemel niet meer bemind door het Hart van Jezus, dan toen Gij op aarde leefdet ? — Ik vraag U daarenboven de liefde tot Jezus; ik ben er van overtuigd, dat de voortreffelijkste genade, die Gij uwen dienaren verwerft, eene teedere liefde tot Jezus is ; Gij geniet dit voorrecht ter belooning van de onbegrijpelijke liefde, welke Gij hier op aarde voor Jezus hebt gehad. — Ik smeek U eindelijk om eene zalige dood. Iedereen

-ocr page 502-

480 VERSCHILLENDE GEBEDEN,

beschouwt U, als den Patroon van de goede dood, omdat Gij het geluk hebt genoten, in de armen van Jezus en Maria te sterven ; omdat ik U vereer, vertrouw ik, dat Gij met Hem zult komen, om mij in mijne laatste oogenblikken bij te slaan. O mijn machtige Beschermer ! Ik heb door mijne zonden eene rampzalige dood verdiend ; maar als Gij mij verdedigt, kan ik niet verloren gaan; Gij waart niet slechts een boezemvriend van mijnen Rechter, maar zelfs zijn Bewaarder, zijn Voedstervader; beveel mij aan Jezus, die U zoo teede.- bemint, en ik zal zalig wezen. — O heilige Maagd 1 door de liefde, welke Gij uwen Bruidegom Jozeph toedraagt, sta mij bij iu mijne laatsle oogenblikken.

GEBED TOT DEN H. ALPHONSUS

om de liefde tot het Hart van Jezus en eene zalige dood te verkrijgen.

O groote Heilige, voortreffelijke Kerkleeraar ! die, hier op aarde, door eene zoo vurige liefde tol het Heilig Hart van Jezus ontvlamd waart, en thans, in den heme!.

-ocr page 503-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. 48 I

nog door een zuiverder en heviger vuur wordt verteerd ; gij, die immer verlangdet, dat goddelijk Hart door alle menschen bemind te zien ; verkrijg mij, bid ik u, een vonkje van dat hemelsch vuur, opdat het in mijne ziel alle verkleefdheid aan de wereld, aan de schepselen en aan mij zeiven vertere, en immer de volbrenging van Gods wil, in smarten en vertroost ingen, het voorwerp doe zijn van al mijne gedachten, verlangens en genegenheden. Verkrijg mij die genade, o groóte heilige ! gij kunt het; geef, dat ik, gelijk gij, geheel ontvlamd zij door de goddelijke liefde. Thans bezit gij Hem, dien gij zoozeer hebt bemind ; uw hart is verzadigd door die oneindige en eeuwige liefde, naar welke gij zoozeer hebt verlangd; ik verheug er mij over met u, en ik bedank God, u met zooveel glorie en zaligheid in den hemel te hebben gekroond.Maar vergeet ons ellendigen niet; heb medelijden met ons, die hier, als reizigers, dit tranendal al zuchtende doortrekken, en aan zoo vele gevaren zijn blootgesteld, God te verliezen. Kom ons dan te hulp en bid voor ons Jezus, Maria en Jozeph, opdat wij het geluk hebben, Hen te gaan loven.

-ocr page 504-

482 VERSCHILLENDE GEItEDEX.

zegenen, en met ü eeuwig beminnen. Amen.

GEBED TOT ONZE LIEVE VROUW VAN GEDURIGEN BIJSTAND.

O heilige Maagd Maria! die den zoeten naam van Moeder van Gedurigen Bijstand hebt aangenomen, om ons een onbeperkt vertrouwen in te boezemen, ik bid U, mij ter hulpe te komen ten allen tijde en op alle plaatsen, in mijne bekoringen, als ik in zouden val, in mijne moeielijkheden, in al de ellenden van liet leven en vooral in het uur van mijne dood. Geef, o zoete Moeder ! dat ik er altijd aan denke, en de gewoonte aanneme, U aan te roepen ; want ik hen overtuigd, dat Gij mij niet zult verlaten, als ik II aanroep. Geef mij dan die genade dei-genaden, U altijd aan te roepen met een kinderlijk vertrouwen ; opdat ik door dat volhardend gebed, voortdurend xiwnn Bijstand bekome en alzoo volharde. Zegen mij, o teedere en hulpvaardige Moeder! en bftl voor mij nu, en in het uur van mijne dood. Amen.

-ocr page 505-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

GEBED VOOR DE VERLATENE ZIELEN.

Goddelijk Hart van Jezus! ik offer U, door het onbevlekt Hart van Maria, al de gebeden, werken en liet lijden van dezen dag, in vereeniging met al de intentiën, lot welke Gij U voordurend op het altaar slachtoffert. Dit offer, dat ik bij elke ademhaling wil vernieuwen, draag ik U vooral op voor de zielen der zondaars, der stervenden en overledenen, die het meest verlaten zijn, en bijzonder voor die, welke met mij meer vereenigd zijn door de banden der natuur, der genade en der verplichting. Ik bied het U ook aan, om uwe bijzondere bescherming in te roepen voor onzen Heiligen Vader, den Paus, en onze Moeder, de Heilige Kerk. Amen.

GEBED TOT O. L. VROUW VAN GOEDEN RAAD OM ZIJNE ROEPING TE KENNEN.

O Maria, Moeder van Goeden Raad, Gij, die zoo zeer onder dien schoonen titel dooiden H. Alphonsus vereerd werdt,zie mij hier aan uwe voeten, om u de genade te vragen van mijne roeping te mogen kennen ; spreek

483

-ocr page 506-

48i VERSCHILLENDE GEBEDEN.

helder genoeg tot mijn hart om er alle onzekerheid uit te bannen. Schitterende Morgenster ! verdrijf mijne duisternissen, behoed mij voor alle strikken, die voor mij zijn gespannen; toon mij den weg des eeuwigen levens , en verkrijg mij de genade, van denzelven met moed en volharding tot mijnen laatstcn zucht te bewandelen. Laat in mij tot vervulling komen hel woord des H. Geestes, hetwelk de Kerk op u toepast: « In mij is alle genade des wegs en der waarheid ; in mij is alle hoop des levens en der deugd. (Eccl. 24.)

GEBED TOT DE.N li. JOZEPH VOOH ALLE SOORT VAX BEHOEFTEN.

Hoe troostvol is het voor mij, o mijn beminnelijke en machtige Beschermer 1 uwe getrouwe dienares, de H. Teresia te hooien verzekeren, dat zij u nooit te vergeefs heelt aangeroepen en dat allen die tot u eene ware devotie hebben en meteen volkomen betrouwen uwen bijstand inroepen, altijd verhoord worden. Aangemoedigd door zulk betrouwen, neem ik mijne toevlucht tot u, o waardige Bruidegom van de Maagd der Maagden ! Ik

-ocr page 507-

VERSCHILLENDE GEBEIlEN.

zoek eeno schuilplaats aan uwe voeten, en hoe groote zondaar ik ook ben, durf ik al zuchtende voor u verschijnen. Verwerp mijne zwakke gebeden niet,, gij die den glorierijken naam van Vader van Jezus hebt gedragen ! maar aanhoor ze goedgunstiglijk, en spreek voor mij ten beste bij Hem die uw Zoon heelt willen zijn, en die u altijd heeft geëerd ais zijnen Vader. Amen.

OM DE BEKEERING VAN EENEN ZONDAAR TE BEKOMEN.

Rechtvaardige Jozeph ! ik beveel u dringend de zaligheid aan der ziel van... welke Jezus, ten prijzevan zijn bloed heeft vrijgekocht. Gij weet, groote Heilige! hoe ongelukkig zij zijn, die den goddelijken Zaligmaker uit hun hart hebben verbannen, en in gevaar zijn van eeuwig verloren te gaan ; laat dan niet toe, dat deze ziel, die mij zoo dierbaar is,nog langer van Hem gescheiden blij ve; doe haar de gevaren kennen die haar bedreigen ; spreek krachtdadig tot haar hart; breng dien verloren zoon terug lolden schoot van den besten der Vaderen, en verlaat hem niet, vooraleer gij hem zult geopend hebben

48a

-ocr page 508-

486 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

de deur des hemels, waar hij u eeuwiglijk zal loven, voor het geluk welk gij hem zult bezorgd hebben. Amen.

VOOR EENE ZIEL DES VAGEVUÜRS.

Groote Heilige Jozeph ! die Jezus zoo feeder hebt beinind,eneene zoo levendige droefheid hebt gevoeld over het verlies zijner tegenwoordigheid, ik beveel n dringend de ziel aan van... die misschien op dit oogenblik in het vagevuur lijdt. Wees haar troost in die plaats van smarten en boetmg,gewaardig u haar de gebeden der geloovigen, en in het bijzonder de mijne toe te voegen ; wees haar Voorspreker bij Jezus en Maria; en maak door uwe gebeden, dat zij, verlost van de banden die haar gevangen houden, zich in den schoot van God werpe, om de eeuwige zaligheid te genieten. Amen.

r $

verl O geg\' doo:

-ocr page 509-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

OEFENING VAN DEN 11. KRUISWEG {door den II. Alphonsus de Liguori.)

Alile van Berouw.

Heer Jezus-Cbristus , op dien -weg van smartengingtGij met zooveelliefdevoor mij sterven, en ik heb ü zoo dikwijls den rug toegekeerd ; maar tbans bemin ik U uit gebeel mijne ziel, en omdat ik U bemin, doet hel mij waarlijk van harte leed, dat ik U belee-digd hebbe ; schenk mij vergiffenis en vergun mij dat ik ü op dezen weg vergezelle. Gij gaat ter liefde van mij sterven, ik wil ook met U gaan, om te sterven uit liefde tot U, mijn beminde Verlosser. Mijn Jezus, ik wensch, altoos met U vereenigd, te leven eu te sterven. Amen.

I STATIE.

Jexus wordt ter dood veroordeeld, f. Wij aanbidden U Christus, en loven ü, t^. Omdat Gij door uw kruis de wereld verlost hebt.

Overweeg hoe Jezus-Christus, nadat Hij gegeeseld en met doornen gekroond was,, door Pilatus onrechtvaardig veroordeeld

487

-ocr page 510-

488 VERSCHILLEN\'E GEBEDEN.

word, om den dood des kruises Ie sterven.

{Hier, en hij iedere andere static, houdt men een weinig stil, en men overweegt wat Christus in die statie geleden heeft.)

Aanbiddenswaardige Jezus, het was Pila-tus niet, neen, het waren mi jne zonden, die U ter dood veroordeeld hebben. Ik bid ü, door de verdiensten van deze smartvolle reize, sta mijne ziel bij op hare reis naar de eeuwigheid.

O Jezus, mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd rnnj-beminnen, en beschik vervolgens over m\'^ volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, wees gegroet. Glorie enz.

Ontferm U onzer, lieer., ontferm V onzer.

O God! wees ons, zondaars, genadig.

II STATIE.

Jezus neemt het kruis op zijns schouders.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe de Zaligmaker, terwijl

-ocr page 511-

VERSCHILLENDE GEDEDËN. -489

Hij, met zijn kruis op de schouderen, dezen weg aflegt, aan u dacht en voor u aan God de dood opdroeg, die Hij ging onderslaan.

Allerliefste Jezus ! ik omhels alle tegenspoeden, die Gij mij, tot aan mijne dood toe, zult overzenden ; ik bid U door de verdiensten der smarten welke Gij in het dragen van het kruis hebt uitgestaan, mij den noodigen bijstand te schenken , om mijn kruis met eene volkomene verduldigheid en onderwerping te dragen. O Jezus, mijne liefde, ik bemin ü meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Jk aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

Ill STATIE.

Jezus valt de eerste maal onder het kruis

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg den eersten val vnn Jezus omler zijn kruis. Zijn lichaam was golie»;! en al verscheurd door de geeselsla^fn, zijn hnufd 32

-ocr page 512-

490 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

was met doornen gekroond, en Hij had vee bloed vergoten; ook was Hij zoo verzwakt, dal Hij nauwelijks kon voortgaan daarenboven droeg Hij nog dien drukkendei last op zijne schouders ; de soldaten brach ten hem wreede slagen toe, en daarom vie Hij verscheidene malen op dezen weg tei] aarde neder.

Mijn beminde Jezus ! het is niet de lasl van uw kruis, maar die mijner zonden welke U zoo vele pijnen deed uitstaan. Ach ik bid U, door de verdiensten van dezen uwen eersten val onder het kruis, behoed mij voor het ongeluk van in doodzonde te hervallen. O Jezus, mijne liefde, ik beniin ü meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mi] volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, ens. — Ontferm, enz.

IV STATIE.

Jezus ontmoet zijne lieve moeder.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe de Zoon zijne Moeder op

-ocr page 513-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

dezen weg ontmoet. Jezus en Maria zagen elkander te gelijker tijd aan, en hunne blikken waren als zoo Vele pijlen, die hunne harten doorboorden, welke elkander zoo teeder beminden.

Lieve Jezus, door de smart, die Gij in deze ontmoeting hebt ondervonden, verleen mij uwe genade, opdat ik een waar vereerder van uwe allerzaligste Moeder worde. En gij, mijne smartvolle koningin, verwerf mij, door uwe voorspraak, de genade van steeds met liefde het lijden van uwen Zoon indachtig te blijven. O Jezus, mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

V STATIE,

Simon draagt gedwongen hel kruis.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe de Joden, toen zij zagen

491

-ocr page 514-

{92 VERSCHILLENDE GEBEDEN.

dat Jezus, bij eiken voetstap, op hel punt was van uit zwakheid te bezwijken,en vreesden dat Hij onderweg zou sterven (zij, die Hem den schandelijken kruisdood wilden zien ondergaan) Simon van Cyrene noodzaakten, het kruis achter Hem te dragen.

Allerliefste Jezus, ik wil het kruis niet weigeren gelijk de Cyrener; ik neem het aan en omhels hel; ik aanvaard in het bijzonder de dood, die voor mij bestemd is, met alle smarten, welke haar zullen vergezellen ; ik vereenig dezelve met uwe dood, en offer U dezelve op; Gij zijl gestorven uit liefde voor mij; ik wil sterven uit liefde tot U, en om U te behagen. O Jezus, mijne liefde , ik bemin ü meer dan mij zeiven. Het is mij uil den grond van mijn hart leed dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik over mij volgens awen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, chz.

-ocr page 515-

VERSCHILLENDE GEBEDEN.

VI STATIE.

Veronica droogt het aanschijn van Jezus af.

Wij aanbidden II, enz.

Overweeg, hoe deze heilige vrouw Veronica, toen zij Jezus mishandeld en zijn aangezicht met zweet en bloed overdekt zag. Hem eenen doek aanbood, met welken de Zaligmaker zijn aanbiddelijk aangezicht afdroogde, en waarin Hij het afbeeldsel liet vanzijn geheiligd aangezicht.

Mijn beminde Jezus ! uw aanschijn was eerst schoon ; maar op dien weg heeft hel al zijne schoonheid verloren,eu werd hetdoorde woiiden en het bloed geheel en al misvormd. Helaas! mijne ziel was ook schoon, toen zij in het doopsel in uwe genade was aangenomen ; maar ik heb haar misvormd door mijne zonden. Gij alleen, o mijn Verlosser ! kunt haar hare vorige schoonhcid weder geven ; doe het door uw bitter lijden. O Jezus! mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U geseheiden

493

-ocr page 516-

■iOl VERSCHILLENDE GEBEDEN,

worde. Geef, dal ik U altijd moge beminnen, en beschik over mij volgens uwen \\vH. Ik aanvaard alles wal ü behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

VII STATIE.

Jezus valt de tweede maal onder het kruis.

Wij aanbidden ü, enz.

Overweeg, hoe Jezus de tweede maal onder het kruis nedervalt, en hoe, door dezen val, de pijnen der wonden van zijn geheiligd hoofd en van al de andere ledematen, reedsmel zoovele smarten overladen, vernieuwd werden.

Allerzoetste Jezus ! hoe menigmaal hebt Gij mij vergeven; en ik, hoe menigmaal beu ik hervallen en heb ik weder begonnen U te beleedigen ! Ach, ik bid U, door de verdiensten van dezen uwen tweeden val, schenk mij de noodige hulp om tot mijne dood toe in uwe genade te volharden. Geef, dat ik in alle aanvechtingen, die mij zullen overvallen, altijd tot U mijne toevlucht neme. O Jezus! mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zeiven. He| is mij uit den grond van

-ocr page 517-

VEHSCHILLENDE GEBEDEN. 495

miju liart leed, dat ik gezondigd lieb. Laat niet toe, dal ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat ü behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

VIII STATIE.

Jezus vermaant de menende vrouwen.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe deze vrouwen uit medelijden weenden, toen zij Jezus in eenen zoo crbarmelijken staat zagen voorbijgaan en Hem langs den weg zijn bloed zagen storten; maar Jezus zeide hun : weent niet over Mij, maar weent over u en over uwe kinderen.

O Jezus, overladen van smarten, ik beween mijne beJrevene zonden, niet slechts om de straffen, die ik door dezelve verdiend heb, maar veel meer om liet verdriet, dat ik U daardoor het veroorzaakt, U, die mij zoo zeer bemind hebt. Het is niet zoo zeer de hel, dan wel uwe liefde, die mij mijne zonden doet beweenen. O Jezus, mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zeiven. Het is mij

-ocr page 518-

496 VERSr.niLLFKIiE CEKEnEN.

uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd Iieb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz

IX STATIE.

Jezus valt de derde maal onder het kruis.

Wij aanbidden ü, enz.

Overweeg den derden val van u-.ven Zaligmaker. Zijne krachten waren zeer uitgeput,\' en onmenschelijk was de wreedheid der beulen, die Hem zijnen weg wilden doen verhaasten, terwijl Hij nauwelijks den eeneu voel voor den anderen kon zetten.

O versmade Jezus, door de verdiensten der zwakheid, die Gij hebt ondervonden op den weg naar den Calvarieberg, \'erleen mij de noodige kracht, om alle nionsclielijk opzicht en mijne kwade driften, die mij eertijds tot het verachten uwer genade verleid hebben, te overwinnen. O .\'lezus, mijne liefde, ik bemin U meer dan mij zelve*. Het

-ocr page 519-

VERSCHILLENDE QEBEDEJi. 497

is mij uit deu grond van mijn hart leed. dal ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

X STATIE.

Jezus wordt ontkleed en met gal gelaafd.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe gewelddadig Jezus van zijne kleederen beroofd werd ; hoe zijn onderkleed aan zijn door de geeselslagen verscheurd lichaam was vastgehecht, en hoe de beulen, met Hem hetzelve uit te rukken, al zijne wonden weder openden en het vel afscheurden. Deel in de smarten van uwen Heer, en zeg Hem :

Onschuldige Jezus! ik bid U, door de smart, welke Gij alsdan hebt uitgestaan, help mij, om mij te ontdoen van alle aard-sche genegenheid, ten einde ik op U, die zoo waardig zijt bemind te worden, al mijne liefde vestige. O Jezus, mijne liefde.

-ocr page 520-

498 -VERSCHILLENDE GEBEDEN.

ik bemin U meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooil weder van U geseheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Ome Vader, enz. — Ontferm, enz.

XI STATIE.

Jezus wordt aan het kruis genageld.

Wij aanbidden ü, enz.

Overweeg, hoe Jezus, door de beulen op het kruis geworpen, zijne handen uitstrekt, en aan dene euwigen Vader zijn leven voor onze zaligheid opoffert. Die wreedaards nagelen Hem op het kruis vast, richten hel daarna op, en laten Hem van smart aan dal schandig hout sterven.

O Jezus, met verachting overladen, ik bid U, nagel mijn hart aan uwe voelen, opdal het altijd aan dezelve moge gehechtquot;blijven om ü te beminnen, en U nooit weder verlate. O Jezus, mijne liefde, ik bemin ü meer dan mij zeiven. Het is mij alt den

-ocr page 521-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. 499

grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over n»j volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz.

XII STATIE.

Jezus sterft aan het kruis.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe Jezus, nadat Hij drie uren in den doodstrijd aan het kruis had gehangen, eindelijk uitgeput van smarten , bezwijkt, zijn hoofd buigt en sterft.

O gestorvene Jezus, ik omhels met teeder-heid het kruis, aan hetwelk Gij voor mij gestorven zijt. Ik heb door mijne zonden eene rampzalige dood verdiend ; maar uwe dood is mijne hoop. Ach! ik bid U, door de verdiensten van uwe dood, schenk mij de genade, dat ik onder het omheizen uwer voeten en brandende van liefde tot U, moge sterven. Ik stel mijne ziel in uwe handen. O Jezus, mijne liefde, ik bemin U meer dan

;

-ocr page 522-

500 VERSCHILLENDE GEBEDEN,

mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U geseheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vider, enz. — Ontferm, enz.

XIII STATIE.

Jezus wordt van het kruis afgedaan.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe Jezus gestorven zijnde, door twee zijner leerlingen, Nicodemus en Jozeph van Arimathea, van het kruis wordt afgedaan en in den schoot gelegd zijner bedrukte Moeder, die Hem met teederheid aanneemt en aan haar harte drukt.

O Moeder van smarten, ik bid u, ter liefde van uwen Zoon, neem mij aan voor uwen dienaar, en bid Hem voor mij. En Gij, mijn Verlosser! daar Gij voor mij gestorven zijt, sta mij toe, dat ik U beminne ; ik verlang U alleen, en niets meer O Jezus, mijne liefde, ik bemin ü meer dan mij zeiven. Het

-ocr page 523-

VERSCHILLENDE GEBEDEN. tgt;01

is mij uit den grond van mijn hart leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder van U geseheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. ■— Ontferm, enz.

XIV STATIE.

Jezus wordt in een nieuw graf begraven.

Wij aanbidden U, enz.

Overweeg, hoe de leerlingen het lichaam van Jezus medenamen om het le begraven ; zijne heilige Moeder vergezelde Het, en beschikte Het met hare eigene handen in het graf; daarna sloten zij het graf toe, en allen verwijderden zich.

O! zoete Jezus! ik omhels den steen, met welken uw graf gesloten werd. Maar Gij zijt ten derden dage verrezen ; ik bid U, door deze uwe opstanding, laat mij ten jongsten dage heerlijk met U verrijzen, om in den hemel altijd met U vereenigd te blijven,U te loven en U tc beminnen in alle eeuwigheid. O Jezus, mijne liefde, ik bemin U

-ocr page 524-

332 VEIÏSCHIIXENDE GEBEDEN.

meer dan mij zeiven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed, dal ik gezondigd heb. Laat n!ct toe, dat ik ooit weder van L\' gescheiden worde. Geef, dat ik U altijd moge beminnen, en beschik vervolgens over mij volgens uwen wil. Ik aanvaard alles wat U behaagt. Amen.

Onze Vader, enz. — Ontferm, enz, SLUITGEBED.

Mijne gekruiste liefde, mijn dierbare Jezus, ik geloof in U en erken II voor den waarachtigen Zoon van God en mijnen Zaligmaker. Ik aanbid U uit den afgrond van mijnen niet en dank U voor de docd, die Gij ondergaan hebt, om mij het levet der goddelijke genade te verwerven. Mijn beminde Verlosser, aan U heb ik mijne gansche zaligheid te danken. Door U ben ik tot op dit oogenblik van de hel bevrijd gebleven. Door U heb ik de vergilfenis mijner zonden bekomen ; doch, ik ondankbare ; in plaats van U te beminnen, heb ik U op nieuw belee-dlgd. Ik zou verdienen ter helle gedoemd te worden, om ü niet meer te kunren beminnen ; doch neen, mijn Jezus, geef mij liever

-ocr page 525-

VERSCHILLENDE GEBEDEX. 503

elk andere straf, maar niet deze : heb ik U vroeger niet bemind, thans bemin ik U ca verlang uit geheel mijn hart niets anders ie beminnen dan U ; doch zonder uwe hulp vermag ik niets: dewijl Gij mij beveelt U te beminnen, geef mij ook de kracht, om dit uw zoel en beminnelijk bevel te kunnen volbrengen. Gij hebt beloofd , alles te geven wat men U vraagt zeggende: «Alles wat gij begeert, zult gij vragen en het zal U geworden. » (Joan. XV. 7.). Dierbare Jezus, vertrouwende op deze belofte, vraag ik U, op de eerste plaats, de vergiffenis van al mijne zonden , die mij leed zijn meer dan alle kwaad , omdat ik U, oneindige Goedheid, béleedigd heb; ik vraag ü ook de heilige volharding in uwe genade tot aan de dood toe ; doch bovenal vraag ik U de gaaf van uwe heilige liefde. O mijn zoete Jezus, mijne hoop, mijne liefdeen mijn al, ontsteek in mij dat liefdevuur, dat Gij op aarde zijl komen brengen ; dat mijn hart altijd van hetzelve brande; dal ik tot dat einde altijd leve overeenkomstig met uwen heiligen wil; verlicht mij om steeds meer en meer te begrijpen, hoezeer Gij verdient bemind

-ocr page 526-

501 VERSCHILLENDE GEBF.DI N.

te worJen, en welke onmetelijke liefde Gij mij helit toegedragen, bijzonderlijk door uw leven voor mij le geven. Geef, dat ik U beminne van ganscher harte, dat ik U altijd beminne, enU altijd gedurende dit leven de genade vrage van U te beminnen, opdat ik steeds leve in uwe liefde, mijn leven eindige in uwe liefde, en eenmaal het geluk hebbe, U in alle eeuwigheid uit al mijne krachten te beminnen in den hemel.

Heilige Maria, moeder der schoone liefde, mijne voorspraak en mijne toevlucht. Gij die het beminnelijkste en het meest beminde schepsel zijt; Gij die het meest God bemint, en niets anders verlangt dan Hem door allen bemind te zien; ach, ik bid U, om de liefde die Gi j Jezus toedraagt, smeek voor mij en verwerf mij de genade van Hem altijd en uit geheel mijn hart le beminnen: dat vraag ik U; dat verwacht ik van ü. Amen.

Men kan hier bijvoegen 5 maal Onze Vader, Wees gegroet en Glorie zij den Vader, ter eere van de Vijf wonden van Christus, —• en 1 maal Onze Vader, Wees gegroet en Glorie zij den Vader, ter intentie van Z. H. den Paus.

-ocr page 527-

UTAMK VAN «ET If. IIAUT VAN JK/.CS. 50ti

LITANIE

van het II. Hart van Jezus.

lieer, onlferm u onzer.

Clirislus. oulform u onzer.

lieer, oulferm u onzer.

Christus, boor ons.

Christus, verhoor ons.

God hemelsche Vailer, onll\'erm u onzer

God, Zoon, Verlosser der wereld.

God, Heilige Geesl,

Heilige Drievuldigheid, een God,

Hart van Jezus, sell\'standig met liet eeu- _

wig Woord vereenigil.

Hart van Jezus, heiligdom derGodiieid, 3 Hart van Jezus, tempel der Hei!iBe Drie- ~ vuldigheid, ö

Hart van Jezus, algrotu van wijsheid, ^ Hart vau Jezus, oceaan vau\'goedheid, ^ Hart van Jezus, troon van harmhartig-tigheid.

Hart van Je/us, onuitputtelijke schat.

Hart van Jezus, van wiens volheid wij alles hehhen ontvangen,

33

-ocr page 528-

t)00 LITANIE

Ilarl van Jezus, onze vrede en onz« verzoening, onlferm u onzer.

Hart van Jezus, voorbeeld aller deugden, Hart van Jezus, oneindig minnend en oneindig beminnenswaardig.

Hart van Jezus, oorsprong der levende waleren.die lot hel eeuwig leven springen,

Hart van Jezus, voorwerp van hel welbehagen des hemelsehen Vaders,

Harl van Jezus, verzoening voor onze zonden,

Hart van Jezus, om ons met biuerlieden vervuld.

Hart van Jezus, in den hof van Olijven

bedroefd tol de dood,

Hart van Jezus, met smaad verzadigd, Hart van Jezus, door liefde gewond.

Hart van Jezus,met ecne lans doorstoken, Hart van Jezus, op het kruis üilgeput

door het vergieten van uw bloed.

Hart van Jezus, van droefheid verbrijzeld

om onze zonden.

Hart van Jezus, nog heden doot ondankbaren in uw liefdesacramenl onteerd. Hart van Jezus, loeTlucht der zondaren.

-ocr page 529-

VAN HET 11. HART VAN JEZUS. 30i

Hart van Jezus, sterkte der zwakken, oiit-

fem u onzer,

Hart van Jezus, troost der bedroefdeu,

Harl van Jezus, volharding dft\' rechtvaar- o digen, |;

Hart van Jezus, zaligheid voor die iu U 3 hopen, b

Hart van Jezus, lioop der stervenden, § Hart van Jezus, zoele steun voor allen, j?

die U verceren,

Hart van Jezus, vreugde voor aiie Heili-gen.

Hart van Jezus, ons toevluchtsoord in alle gevaren.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, verhoor ons Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons..

Christus, verhoor ons.

Jezus, zachtmoedig en ootmoedig van Harte.

ii. Maak ons hart gelijkvormig aan het üvve.

-ocr page 530-

L1TAME

GEBED.

Heere Jezus ! die door eene nieuwe weldaad uwer genade, aan uwe Kerk de onuitsprekelijke rijkdommen van uw Hart hebt geopend, geef, dat wij aan dit aanbiddelijk Hart liefde voor liefde schenken, en door waardige eerbewijzingen den smaad herstellen, dien het door de ondankbaarheid der menschen moet verduren. Gij die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

LITANIE van hel H. Hart van Maria.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm n onzer.

God, H. Geest, ontferm u onzer.

508

-ocr page 531-

VAX HET II. HART VAX MARIA. 509 Heilige Drievuldigheid, één God, onlferm u onzer.

Hart van Maria, zonder vlek ontvangen, ontsteek ons hart door het goddelijk vuur waarvan Gij ndt.

Hart van Maria, vol genade,

Hart van Maria, heiligdom van de aan- ® biddelijke Drievuldigheid, m

Hart van Maria, tabernakel van hel g.

menscligeworden Woord, g

Hart van Maria, Hart volgens het Hart Z.

van God, H

Hart van Maria, dat door uwe vurige ver- §■ langcns de verlossing der wereld hebt § bespoedigd, 5

Hart van Maria, glansrijke troon van ^ glorie, si

O

Hart van Maria, afgrond van ootmoed, .Ei-Hart van Maria, volmaakt brandoller der

goddelijke liefde, §

Hart van Maria, met een zwaard van

droefheid doorstoken, 5

Hart van Maria, met Jezus aan het kruis gehecht.

Hart van Maria, zetel der barmhartigheid,

-ocr page 532-

SI O LITANIE

ontsteek ons hart door liet goddelijk vuur waarvan Gij brandt.

Hart van Maria, toevluclit der zondaren en ondersteuning der rechtvaardigen, ontsteek ons hart, enz.

Hart van Maria, Voorspreekster der Kerk en Moeder aller geloovigen, ontsteek ons hart, enz.

Hart van Maria, na Jezus, ue zekerste hcop

der stervenden, ontsteek ons hart, enz. Hart van Maria, Koningin der Engelen en

Heiligen, ontsteek ons hart, enz. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, verhoor ons, Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

lüd voor ons, onbevlekt Hart van Maria, Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.

GEBED.

God van Goedheid, die het allerheiligst en

-ocr page 533-

VAM DEX n. JOZEPII. Sll

onbevlekt Hart van Maria met dezelfde so voelons van barmhartigheid en tocderheid hebt vervuld, waarvan het Hart van Jezus, uwen en haren Zoon, altijd was doordrongen, verleen aan allen, die dit heilig HaM verecren, de genade, eene volmaakte gelijkvormigheid met de gevoelens van het heilig Hart van Jezus, tot hunne dood te mogen bewaren. Door dcnzelfden Christus, onzon Heer.

I.ITANIE van den II. Jozeph.

Heer, ontferm u onzer.

Chrislus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.

God, H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer. H. Maria, Bruid van den 11 Jozeph, bid voor ons.

-ocr page 534-

LITAME

II. .lozepli, üruldegom van Mnria, uit welke Jezus geboren is, bid voor ons.

II. Jozepli, Ijescliermer der zuiverheid vim Maria,

II. Jozepli, Voedstervader van hel Kind Jezus,

11. Jozepli, woordvoerder van liet zwijgend Woord,

II. Jozepli, bevrijder des Verlossers,

11. Jozepli, redder van onzen Zaligmaker,

II. Jozepli, geleider van Cliristus op zijne vlucht,

II Jozepli, gastheer Gods in zijn vreemdelingschap,

II. Jnzeph, bestuurder der menschgewor-dene wijsheid,

II. Jozepli, dienaar van hel gro-ile raads-liesluit,

II. \'Jozepli, bewaarder van den schal des hemels,

II. Jozepli, man van volmaakte rechtvaar-\' diglieid,

II Jozepli, voorbeeld van volkomone gehoorzaamheid.

-ocr page 535-

CAS OEgt; n. jo^KPn. 513

II. Jo/.eph, lelie van ongeschondene zuiverheid, bid voor ons.

11. Joznph, ijveraar voor onze zielen, II. Jozeph, heschermer der God gewijde ~ huizen,

11. Jozeph, verdediger der stervenden, o 11. Jozeph, patroon van allen, die in den |

Heer ontslapen,

11. Jozeph, patroon der Katliolieke Kerk, Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, spaar ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, verhoor ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der

wereld, ontferm u onzer.

Christus, hoor ons,

Christus, verhoor ons.

Bid voor ons, 11. Jozeph.

Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.

GEBED.

Wij hidden U, lieer ! dat wij door de verdiensten van den bruidegom uwer allerheiligste Moeder geholpen mogen worden, opdat, wat ons zwak vermogen niet kan ver-

-ocr page 536-

ÖIlt;t LITANIE

werven, ons door zijne voorbede gegeven worde. Gij die leeft en heerscht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

LITANIE

YAN DEN H. ALPIIONSUS DE LlGCORI, Bisschop en Kerkleeraar.

lieer, onlferm u onzer.

Cliristus, ontferm u onzer.

Heer, ontferm u onzer.

Clirislus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.

God, H. Geest, ontferm u onzer, li. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer. II. Maria, zonder zonde ontvangen, bid voor ons.

II. Alphonsus Maria, bid voor ons, H. Alphonsus, apostel der armen en veriatenen, bid voor ons.

II. Alphonsus, blakend van het vuur der goddelijke liefde, bid voorors.

-ocr page 537-

VAN DEN II. AI.PHONSÜS DE LIGtORI. SI

11. Alphonsus, Ciirislus\' vurige aanbidder \' hel H. Sacrament, bid voor ons.

H. Alphonsus, die alles voor allen zijl geworden,

II. Alphonsus, ervaren gids op den weg der volmaakllieid,

H. Alphonsus, fakkel uwer eeuw,

H. Alphonsus, glorie der pBeslers en bisschoppen,

II, Alphonsus, hartelijke minnaar van hel Kindje Jezus.

H. Alphonsus, in ijver voor Gods huis ontstoken,

II. Alphonsus, Jezus\' edelmoedige navolger,

II. Alphonsus, kuisch en maagdelijk naar lichaam en ziel,

H. Alphonsus, liefdevolle vereerder van den lijdenden Jezus,

H. Alphonsus, machtige bestrijder der ketlerijen,

H. Alphonsus, nederig en geduldig van harte,

II. Alphonsus, onze veelvermogende beschermer in den hemel.

-ocr page 538-

i

ritC LITANIE VAN DEN H. ALPBONSUS.

H. Alphonsus, pronksieraad van den godsdienst en Leeraar der Kerk, bid voor ons.

11. Aipho.isus, rijk aan hemelsche zege-geningen,

H. Alphonsus, spiegel der verhevenste deugden,

II. Alphonsus, voorbeeld der Missionna-rissen, 3

H. Alphonsus, uitmuntend door alle ga- ~

ven des.H. Geestes, o

7 -3

H. Alphonsus, versmader der wereldsche = grootheid en rijkdommen, K1

H. Alphonsus, waakzame herder der u toevertrouwde kudde,

H. Alphonsus, ijveraar voor het heil der zielen,

H. Alphonsus, zalvingvolle schrijver der Heerlijkheden van Maria;

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, spaar ons, Heer.

Lam Gods, dat (wegneemt de zonden dor wereld, verhoor ons. Heer.

Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferiri u onzer.

Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

-ocr page 539-

MOnGENGEBED.

Bid voor ons, H. Alphonsus.

Opdat wij waardig wordeu der beloften van Christus.

GEBED.

O God ! die door den H. Alphonsus Maria, uwen Belijder en Bisschop, van ijver voor het heil der zielen brandend, uwe Kerk met eene nieuwe nakomelingschap verrijkt hebt, wij bidden U, dat wij door zijne heilzame vermaningen onderwezen en door zijne voorbeelden gesterkt, gelukkiglijk tot U mogen komen. Door Christus onzen Heer. Amen.

»WV-/\\\'WW\\/WV\\-V/VW\\/\\A/V •VX/WWWVWWN vwww\\

MORGENGEBED.

Driemaal het Wees gegroet, ter eere van de zuiverheid van Maria.

Mijn God ! ik aanbid U en dank U uit geheel mijn hart, voor al de weldaden die Gij mij bewezen hebt, en bijzonder, dat Gij mij dezen nacht zoo liefderijk bewaard hebt.

Ik óffer U alles op wat ik heden zal doen en lijden ; ik vereenig al mijn lijden met het lijden van Jezus eu Maria en maak de mee-

317

-ocr page 540-

518 AVONDGEBED.

uilig van al de allalen, waaraan ik deelachtig kan worden, te willen verdienen. Ik maak het voorneman de zonden te vluchten, en voornamelijk die zonde, waaraan ik mij het meest schuldig maak. En ik bid U van mij ter liefde van Jezus, de genade van volharding te verleenen ; ik neem mij bijzonderlijk voor, om mij in alle vvedenvaardigheden aan uwen heiligen wil te onderwerpen en U te zeggen : Heer ! uw wil geschiede.

ü mijn Jezus! draag mij heden in uwe handen. Allerliefste Maagd Maria ! laat mij eene schuilplaats onder uwen mantel vinden ; en Gij, hemelsche Vader! help mij ter liefde van Jezus en Maria. Mijn Engelbewaarder ! mijne heilige patronen! staat mij bij.

Akten van geloof, hoop, enz.

«A/W VWV\\/W\\/V\\/WW\\A/\\*VWWWW«/\\/W»/\\\'W«/UWV*^V\\/W%/\\/WWWVW\\

AVONDGEBED.

In de huisgezinnen waar znlks gevoeglijk gesehio-den kan, bidde men gezamenlijk liet Iloien-hoodje.

O mijn God ! ik dank U voor al de weldaden, die Gij mij tot hiertoe bewezen hebt.

-ocr page 541-

AVONDGEBED. 519

maar bijzonderlijk, dat Gij mij dezen day liet leven gespaard hebt, en bid en smeek U, mij dezen nacht van zonde te wiUen bewaren.

Uit liefde tot U begeef ik mij ter rust en maak ik het vaste voornemen, om ü door elke ademhaling te loven, te dienen en te beminnen, gelijk de Heiligen en Engelen in den hemel.

O Maria, mijne Moeder ! zegen mij en laat mij cene schuilplaats onder uwe bescherming vinden. Mijn Engelbewaarder! mijne heilige Patronen ! slaat mij bij.

Hierna onderzoeke men zijn geweten over de gedachten, woorden en werken van den dag, vervolgens bidde men de akten van geloof, hoop, liefde en berouw.

Eindelijk sluite men met do Litanie van do II. Maagd van Maria, en de drie IFecs ycgroeteu, ter eere van de zuiverheid van Maria.

-ocr page 542-
-ocr page 543-

INHOUD.

Voorwoord van den vertaler v

INLEIDING.

!. —Hoezeer Jezus-Cliristus verdient door ons bemind te worden, om de liefde die Hij ons bewezen heeft in zijn bitter lijden ... I

Godvruchtige gevoelens en gebeden ... i-

II. — Hoezeer Jezus-Christus verdient van ons bemind te worden, om do liefde die Hij ons heeft bewezen door de instelling van het Sakramentdes Altaars.......

Godvruchtige gevoelens en gebeden ... 41

III. — Over het groot betrouwen dat wij moeten hebben, aangezien de liefde die Jezus-Christus ons heeft bewezen in alles wat Hij voor ons gedaan heeft.......43

Godvruchtige gevoelens en gebeden ... 57

IV. — Hoezeer wij verplicht zijn Jezus-Christus te beminnen.........59

Godvruchtige gevoelens en gebeden ... 73

OEFENING DER LIEFDE TOT JEZCS-CHRISTÜS.

Hoofdstuk 1. — Wie Jezus-Christus bemint, bemint het lijden.........70

Godvruchtige gevoelens en gebeden . . . SJV

34

-ocr page 544-

l.MIUUU.

Hciofustl\'e II.—Wié. Jezus bemint, bemint

de zachtmoedigheid........{W

Godvruclitige gevoelens en gebeden . . .108 IIoofdstlk III. — Eene ziel die Jezus-Chris-tus bemint, is niet nijdig op de grooton der ■wereld, maar alleen op degenen die Jezus-

Christus het meest beminnen.....Ilü

Godvruchtige gevoelens en gebeden ... 121 Hoofdstuk IV. —Wie Jezus-Christus bemint, vlucht de lauwheid en zoekt de volmaaktheid, welke men door de volgende middelen verkrijgt: 1° Het verlangen. 2quot; Het vast besluit. 3» Do meditatie. 4quot; De H. Commu

nie. B» Het gebed.........122

I. — Over de lauwheid........128

II. — Hulpmiddelen tegen de lauwheid . .130

1. Over het verlangen.......131

2. Over het vast besluit.......13(1

3. Over hot inwendig gebed.....lü

4. Over het dikwijls te-Communie gaan . 153 £i. Over het gebed.........102

Codvvuclitige gevoelens en gebeden . . . lquot;)

IIonFDSiJS V. Wie Jezus-Christus bemint, is niet trotioli op zijne goede hoedanigheden, maar hij vernedert zich en verheugt zich wanneer hij ziet dat hij door anderen vernedert wordt ...........^ 73

Godvruchtige gevoelens en gebed-jn . . .180

522

-ocr page 545-

liNHUUl). O-Jö

lIooFDSTUR VI. — Wie Jezus-Christus bemint,

verlangt niets anders dan Jezus-Christus . 1S8 Godvruchtige gevoelens en gebeden . . .190 Hoofdstuk VII. — Wie Jezus-Christus bemint, zoekt zich te onthechten van al het geschapene .............19\'

Welke heiligheid vereischt wordt om priester

te worden......... .217

Onthechting van de achting der wereld eu

van den eigen wil.........

Godvruchtige gevoelens en gebeden . . . 233 Hoofdstuk VIII. — Wie Jezus-Christus bemint, is nooit verbitterd op zijnen naaste. 23ü Godvruchtige gevoelens en gebeden . . .249 Hoofdstuk iX. — Wie Jezus-Christus bemint, wil niets anders dan hetgeen Jezus-Christus wil ............2o0

1. Over de noodzakelijkheid van zich aan den wil van God te onderwerpen . . . 2o1

2. Over de gehoorzaamheid.....207

Godvruchtige gevoelens en gebeden . . . 27G Hoofdstuk X. — Wie Jezus-Christus bemint,

lijdt alles voor Jezus-Christus, en voornamelijk ziekten, armoede en verachting. . 278

1. Over het geduld in de ziekten .... 279

2. Over het geduld in de armoede . . . 290

3. Over het geduld in de versmadingen. . 279 Sodvruchtige gevoelens en gebeden . . .304

-ocr page 546-

52t INHOUD.

IIoofdsti c XI. — Wie Jezus-Christusbemint,

gelooft al wat llij heeft gezegd . . . . 300 Gotlvruc.htige gevoelens en gebeden . . .312 Hoofdstcr XII. —Wie Jezus-Christus bemint,

verhoopt alles van Jezus-Christus . . .314 Godvruchtige gevoelens en gebeden . . . 333 Hoofdstck XIII. —Wie Jezus-Christus vuriglijk bemint, houdt niet op hem te beminnen te midden der bekoringen en der troosteloosheden ............333

1. Over do bekoringen.......33ü

2. Over do troosteloosheden.....3a7

Voorbeeld...........372

Godvruchtige gevoelens en gebeden. . . . 376 Korte herhaling der deugden waarvan in dit werk gehandeld wordt, en welke hij die Jezus-Christus bemint, moet beoefenen. . 279 VERSCHILLENDE GEBEDEN. Godvruchtige gevoelens der ziel die geheel aan Jezus-Christus wil toebehooren . . . 393 I. — Gevoelens van levendig geloof . . 395

II.— id. van vertrouwen . . . 400

III.— id. van leedwezen. . . . 407

IV. — id. van goed voornemen . . 410 V.— id. van liefde.....414

VI. — id. van onderwerping aan

Gods wil.....421

Verschillende godvruchtige gevoelens. . .424

-ocr page 547-

INHOUD. d2H

Liefdozuchten tot God........4ol

Geboden onder do IT. Mis.......4 W

Gevoelens van vertrouwen voor hen die willen communiceeren........445

Gevoelens van berouw voor hen die willen

communiceeren..........448

Gebed tot het heilig hart om de deugden te

verwerven...........453

Gebed dat men eiken dag mot groot voordeel

kan bidden...........455

Gebed om den hemel te vragen.....457

Gebed voor de levenden.......459

Gebed voor de overledenen......459

Gevoelens van liefde voor hen die gecommuniceerd hebben.........460

Gebed tot het heilig hart van Jezus.... 4(53

Gevoelens van vertrouwen......468

Gevoelens van berouw........id.

Gevoelens van voornemen.......469

Gevoelens van liefde........id.

Gevoelens van onderwerping aan Gods heiligen wil............471

Toewijding aan het heilig hart.....473

Plechtige verklaring voor eene goede dood . 474 Gebed tot Maria om de deugden te verkrijgen .............477

Gebed voor eene ziel des vagevuurs . . . 486 Oefening van den 11. Kruisweg.....437

-ocr page 548-

526 inhoud.

Ulaiiie van het heilig Hart van Jezus . . . 505

Litanie van liet heilig Hart van Maria . . . 508

Litanie van den U. Joseph.......511

Litanie van den heiligen Alphonsus de Liguori 514

Morgengebed...........517

Avondgebed...........518

llkdt vis ul£5 imiol\'o.

Luik. —Drukkerij 11. Dessain.

-ocr page 549-

. 505 . 508 . 511 i 514 . 517 . 518

I.

-ocr page 550-

\'

-ocr page 551-

i

-ocr page 552-
-ocr page 553-