-V_t
BEWERKT NAAR
Dr. JOHANNES BUMÖLLER,
DOOR
Vak
\'vgt;
ALGEMEENE
3VCET ICEK.ICELIJIKE OOEDKEXJRIUQ.
INLEIDING.
Onder den donder van het geschut der Italiaansche oorlogen gaan de Middeleeuwen onder; alle maatschappelijke toestanden hebben eene groote verandering ondergaan ot zijn er toe voorbereid. De staatkunde, oorlog, handel, wetenschappen , kunsten en levenswijze hebben reeds de gevolgen der twee hoofdgebeurtenissen: de uitvinding der boekdrukkunst en de ontdekking van Amerika, gevoeld en de opkomende hervorming zal dezen een geheel anderen weg doen bewandelen. Door de hervorming komt er eene diepe kloof tusschen de Christelijke volkeren; welke zich toch altijd, in weerwil van alle oorlogen, weder als leden van één groot lichaam, de Kerk, beschouwden; van daar dat tot hiertoe ook de kunsten en wetenschappen by allen op dezelfde wijze ontwikkelden; een dubbele band als het ware, die des godsdienstes en der kunsten en wetenschappen, omstrengelde allen; van daar ook dat men in alle oorden van Europa zoo veel prachtige gebouwen en kerken vond, in wier architectuur één geest lag; een geest. welke het gemoed hooger stemde, dien de poëzie uitte, die de muziek bezielde en de beeld- en schilderkunst als overschaduwde.
DE STAATSINRICHTINGEN.
Hoe het Duitsche rijk zich tot eeu bondstaat vormde, aan wiens hoofd de keizer stond, is reeds verhaald geworden. Het was geen zuivere monarchie. De keizerlijke waardigheid was niet erfelijk, zij werd door de keurvorsten gegeven, die ook het recht hadden ze weer te ontnemen; twee zaken, welke met het wezen der monarchie onvereenigbaar zijn; daarenboven was de keizer niet alleen gebonden aan de rijkswet, hij moest nog bij zijne verkiezing eene zoogenaamde kapitulatie onderteekenen, door welke hij zich verplichtte de hein voorgeschreveue voorwaarden te vervullen; ook werden de staats-aangelegenheden niet door den keizer, maar door den rijksdag beslist. Tot nu toe waren de vorsten der afzonderlijke groote en kleine staten ware monarchen geweest; maar thans konden zij hunne staten op de oude wyze niet meer regeeren. Vroeger konden zij van hunne goederen en de inkomsten van hun staat leven en de uitgaven voor hun bestaan bestrijken. Edelman en burger vochten voor hen in oorlogstijd; de eersten dewijl zij het als leenmannen verplicht waren, de anderen als wederdienst voor bekomene vrijheid. De uitvinding van het buskruid had het krijgswezen geheel veranderd; de oude krijgswapenen hadden uitgediend. De edelman en burger werden ongeschikt voor het krijgvoeren. De eene miste de juiste behandeling van het nieuwe wapen, de andere kon zijn bedrijf of handwerk niet lang laten liggen en de veertig dagen, welke een vazal voor zijn leenheer in het veld moest trekken, waren voor den vorst niet voldoende meer; hij moest dus soldaten aanwerven of huren. Een huurleger was zeer duur, er was bijna geen vorst, die uit eigen vermogen een leger voor twee veldtochten onderhouden kon. De vorsten moesten daarom middelen zoeken om geld tot oorlog voeren te verkrijgen ; zij leenden bij de Joden, Italianen of rijke Duit-schers , maar tegen hooge renten ; ook dit hielp op den duur niet, het werd drukkend voor den schuldenaar; zij zochten \'ich door tollen te helpen , welke zij op hunne grenzen,
7
wegen, rivieren, bruggen enz. aanlegden, maar hierdoor werden de levensmiddelen bijzonder bezwaard en dus duur; soms zocht men het op het geld te vinden, men verslechtte het gehalte der munt, ook dit hielp niet; buiten het land weigerde men het aantenemen ; er moest dus een ander middel ingevoerd worden, namelijk dat van bijzondere belastingen, voornamelijk voor de steden. Dezen betaalden geene belasting , dan waartoe zij verplicht waren , en zochten elke buitengewone te ontwijken. De vorsten moesten dus hunne toevlucht nemen tot de stenden; dezen kwamen dan bijeen en vormden de landdagen of stendenvergaderingen; zij wachtten zich wel eene belasting in te willigen anders dan voor een bepaalden tijd, en dit veroorzaakte, dat zij dikwijls bijeengeroepen werden, omdat de behoefte der vorsten telkens terug kwam. Hierdoor ontstond het recht, dat alleen de stendenvergaderingen belastingen konden uitschrijven, waardoor zij de macht kregen het vorstelijk gezag in vele zaken te beperken. De stenden verbonden meestal aan de inwilliging van eene buitengewone belasting zekere voorwaarden waardoor zi) weder hun invloed vermeerderden , bijv. het verwijderen van dezen of genen persoon uit de regeering of van het hof, het afschaffen van een gebruik of wet, bet aanleggen of veranderen van wegen of kanalen, voorrechten voor de eene of andere stad of plaats , het niet verpanden van landstreken aan een vreemden vorst enz. In Duitschlfind en Spanje hadden die stenden de meeste macht; in Frankrijk en Engeland was de koninklijke macht bijna onbeperkt. In Italië heerschten de vorsten naar willekeur. Bijzonder streden de adel en de geestelijkheid tegen de macht der vorsten; de steden waren nog niet talrijk genoeg vertegenwoordigd en onder den boerenstand waren nog maar zeer weinig vrijen.
HET GESCHUT EN DE STAANDE LEGEHS.
De macht van den adel ontving door de vuurwapens den doodsteek; had hij vroeger uitsluitend den oorlog gevoerd
8
e;i zich tot eene krijgsmanskaste gevormd, iiu moest hij zich bij de groote legers aansluiten, welke voor het grootste gedeelte uit den laagsten stand, de boeren, bestonden; vroeger vormde hij het leger, thans werd hij korpsofücier Het buskruid werd uitgevonden door een Duitschen monnik, Berthold Schwarz, te Freiburg. Het verhaal luidt, dat hij eens zwavel, salpeter en kolen in een vijzel fijn gestampt zou hebben; hij dekte den vijzel toe, toevallig zou er eene vonk bij gekomen zijn, deze deed het mengsel ontbranden en wierp met groot geweld het deksel in de hoogte. Men verhaalt verder, dat Schwarz toen verscheidene proeven zou genomen hebben en bij eene dezer het leven verloor. De Chineezen en Arabieren gist men, zouden het reeds vroeger gebruikt hebben. Aanvankelijk gebruikte meu het tot het laten springen van bergwerken, maar al spoedig kwam het in gebruik bij den oorlog. Wie het buskruid het eerst gebruikte om kogels te schieten, is niet bekend. In den Hussieten-oorlog treffen wij het reeds aan en ten tijde der Italiaansche oorlogen maakten de buksschutters reeds een bestanddeel van het leger uit. De geweren waren zwaar en moesten op eene soort van vork gelegd worden en werden met eene lont afgestoken. De kanonnen werden reeds in het midden der 14e eeuw gebruikt; zij waren zeer zwaar en moeielijk te verplaatsen. Men deukt, dat te Neurenberg de eerste kanonnen gegoten zijn , ten minste Neurenberg was reeds vroeg beroemd om zijne gieterijen. De Hanzesteden gebruikten j ze het eerst op hare schepen. Spoedig vond men ze bij alle volken; en tot op onze dagen heeft men niet opgehouden er zijne studie van te maken om het geweer en het iresehut te voltooien en meer moorddadig te maken. De
lt;j o
krijgskunst nam eene geheel andere gedaante aan; de veld-heeren moesten hunne stellingen met veel omzichtigheid kiezen om ruimte voor bun geschut te hebben en zich zeiven voor den vijand te dekken; zij verschansten zich achter oude wallen en de toegangen werden door kanonnen en boogschutters gedekt; de ruiterij verloor veel van hare waarde; de landsknechten stelden zich in dikke drommen of vierhoeken en weerstonden vaak den aanval der ruiterij.
9
De oorlogzuchtige geest des adels verminderde buiteudieu veel, omdat huuue burgten en kasteelen niet meer bestand waren tegen het grove geschut. De dappersten onder den adel stegen van het striidros en werden aanvoerders van eene troep landsknechten, zoo noemde meu het Duitsche aangeworven voetvolk , omdat het grootendeels uit jonge boeren bestond, die liever soldaat, zoo heette men ze in Frankrijk, wilden zijn dau als boerenknechts dienen; als soldaten waren zij vrij en kregen hooge soldij , maakten veel buit en leefden naar lust in \'s vijands land, als zij de overwinning behaalden. Het vroolijke soldatenleven lokte velen tot zich , zoowel burgers als boerenzoons; ook de adel en de ridders legden zich op de nieuwe taktiek toe en overal aangemoedigd door buit, vormde zich een soldatenstand , welke ten dienste stond voor eiken vorst, die de hoogste soldij wilde betalen, en vocht tegen elke natie, ,ja, zelfs tegen eigen vaderland.
EUROPA HET VOORNAAMSTE WERELDDEEL.
Met den zeeweg naar Uost-lndië en de outdekking van Amerika begint de heerschappij van Europa over de andere werelddeelen. De Europeaan geloofde zich alleen de type van het menschelijke geslacht en deed soms met versmading van alle recht den bewoners der andere werelddeelen zijne meerdere ontwikkeling gevoelen. Er begon ook een nieuw tijdperk voor de volkeren van Azië, Afrika, en Amerika ; zij konden zich aan den invloed der Europeesche zeden niet geheel onttrekken. Portugal en Spanje stichtten verbazende koloniën ; geheele stroomen van Europeanen stortten zich vooral over Amerika uit en legden daar den grond van eene Europeesche wereld; terwijl een groot gedeelte van de rijke Oost-Indische eilanden schatplichtig werd gemaakt. De Europeesche handel werd de wereldhandel, en Europa het rijkste werelddeel. Amerika opende zijn schoot en eene ontzaglijke massa van edele metalen ging over den Oceaan naar Europa, welke daar aan handel en industrie eeneonge-
10
kende levendigheid gaven en onder de bevolking eene levenswijze deden ontstaan , waarvan het voorgeslacht geen denkbeeld kon hebben. Veel geld brengt ook vele behoeften mede, welke misschien anders onbekend zouden gebleven zijn; het brengt verschillende takken van industrie in beweging, er ontstond weelde, en deze onrustige gezellin der maatschappij, die altijd nieuwe behoeften weet te scheppen, geeft daardoor ook aau alle takken van bedrijf steeds leven. Uit de vreemde werelddeelen kwamen onbekende kruiderijen, welke gretig ingang in de keuken vonden. Nieuwe verfstoffen, houtsoorten, geneesmiddelen , bloemen en kruiden vermeerderden de tot nu toe bekenden , en eindelijk kwamen ook de suiker, koffie, thee en tabak , welke inderdaad aan het huise-lyk genot eene groote verandering gaven. Deze verandering begon allengskens, doch merkbaar genoeg; maar volkomen was zij later, toen de aardappelen en de boomwol ingevoerd werden.
DE VERBREIDING VAN HET CHRISTENDOM.
Door de verspreiding der Europeanen in Amerika vond ook het Christendom een ruim veld om zich uit te breiden en zijn hoogst weldadigen invloed te doen gelden. De II. C. godsdienst, welke alleen vrijheid behoeft om zich te ontwikkelen, zoude bepaald geheel Amerika in zijn koesterenden schoot behouden hebben, hadden geen woeste en naar goud dorstende veroveraars veel bedorven; en inderdaad de Spaansche missionarissen verdienen allen lof voor hunnen belangeloozen ijver; wij mogen gerust zeggen, dat zij niet te vergeefs gezaaid hebben ; op die velden tiert de 11. C. godsdienst nog, hij breidt zich uit; latere ijverige missionarissen hebben N. Amerika beploegd en bezaaid en het laat zich aanzien, dat Amerika eenmaal de schoone getuigenis zal afleggen, dat daar waar het Catholicismus vrij is, het zich ontwikkelt, den mensch veredelt, en tevens toont de hoeksteen der staatkundige vrijheid te zijn.
11
DE BOEKDRUKKUNST.
Deze werd, evenmm als andere groote uitvindingen, niet zoo op eens gedaan, maar werd door vroegere proeven voorbereid. Reeds vroeg sneed men ia Italië de figuren voor kaarten of prenten in hout, bestreek ze met kleuren en drukte ze af, later ook gebeden en kleinere boeken; overigens werden de boeken met veel kunst en moeite veelal door de kloosterlingen afgeschreven, hetwelk voor de verspreiding om hunne duurte zeer nadeelig was. Wel mogen wij dien eenvoudigen monniken dankbaar zijn voor zooveel moeite en geduld; zonder hen zou ons weinig van de geschriften der ouden bewaard zijn gebleven , en met bewondering staren wij op zoo vele kunststukken door hunne pen gewrocht. Men heeft er lang over getwist, wie de eigenlijke uitvinder der boekdrukkunst of der pers zou zijn, algemeen wordt er Laurens Janz. Koster van Haarlem voor gehouden in 1423. Het is onze zaak hier niet, dit critisch ua te gaan; genoeg zij het te vermelden, dat reeds in 1447 de bijbel gedrukt werd te Delft: in 1450 werd ditzelfde begonnen door Faust en Schölfer in Duitschland. Na eene halve eeuw vond men reeds in vele voorname steden van Europa drukkerijen. Het intellectuee-le leven maakte door deze uitvinding snelle vorderingen ; de gedachten werden sneller verspreid en de wetenschap kon niet langer in haar beperkten kring opgesloten blijven; de boeken en geschriften werden menigvuldiger en konden goedkoop aangeschaft worden.
Men zegt wel eens: door de pers is de terugkeer tot eene algemeene barbaarschheid onmogelijk gemaakt. Dat is niet juist; want als de volkeren van het Christendom afvielen , dan zouden alle boeken der wereld niet verhinderen kunnen dat zij verloren gingen in de grofste ondeugden en dierlijke hartstochten, zooals de geschiedenis ons als met den vinger wijst naar de Fransche omwenteling in het laatst der vorige eeuw. Het Christendom alleen kan ons voor barbaarschheid bewaren. De onchristelijke pers zelve werkt vernielend op den geest, en is eenmaal het bederf van den geest voor-
12
handen, dan volgen spoedig materieele verwoestingen als: oproer, oorlog, en verdelging van landen en steden.
DE LETTERKUNDE.
De werken der ouden, zoo ijverig bestudeerd door de monniken, traden de kloosterpoorten uit. Zij werden met ware geestdrift ontvangen ; men las en bestudeerde ijverig, wat die oude Grieken en (Romeinen gedacht, gehoopt en gedaan hadden, en verfrischte den geest aan de groote werken dier ouden en aan hunne heerlijke talen. De taalstudie herleefde en met deze de wetenschap; de oudheidkunde moest de gezellin zijn. Beeldhouwers, schilders, dichters en redenaars, allen vormden zich volgens één ideaal , hun door de ouden nagelaten. De hoofdzetel was Italië, bijzonder Rome en Florence ; maar spoedig volgden de andere volken. Het is niet te ontkennen, dat die zucht voor de classieke oudheid overdreven werd; men beschouwde ze als het heerlijkste, wat ooit de menschelijke geest had voortgebracht, en men vergat, dat zij tot eene wereld behoorde , die aan zich zelve gewanhoopt had, omdat zij haar geloof aan het godendom verloren had en toch den eenigen waren God niet wilden vinden; aan volken, voor wie het Christendom eene dwaasheid was; velen wilden niet zien, dat het Christendom de kracht heeft om al het goede en schoone van alle tijden en plaatsen in zich op te nemen en te verspreiden.
DE SCHOONE KUNSTEN, POëZIE EN GESCHIEDSCHRIJVERS.
Dezen bloeiden tegelijk met de classieke studie in Italië: op de schilder-, beeld- en bouwkunst eu poëzie hadden de modellen der oudheid geen minderen invloed; want in dezen alleen zag men het ware ideaal. Vroeger droegen zij den stempel van het ernstige, teederbezielende Christendom; maar in het vervolg maakten zij zich meer vrij en poogden
13
den bekoorlijken prikkel der antieke kunst weder te geven , veelal teu koste der strenge , Christelijke zedigheid. Omtrent dezen tijd bloeiden in Italië Caracci, Leonarda Vinei, Michel Angelo Buonarotti, Correggio , Tiziano , Ealaël San-zio, de vorst der schilders, en in Dnitschland Albrecht Dürer. Nederland, hoewel klein van omvang , behoefde voor geen land onder te doen. Jan van Eick had er de kunst om met olieverf te schilderen uitgevonden, waardoor de kleuren duurzamer werden en een gloed kregen, welken zy vroeger niet hadden; Jan Tinctor of de verver uit Brabant stichtte te Napels eene muziekschool.
Dante Alighieri, 1321, opent de rij der groote Italiaan-sche dichters; in zijn verheven gedicht Divina Comedia schildert hij de idealen der kerkelijke middeleeuwen; Petrarca treed op als lyriker en Tasso bezingt in zijn bevrijd Jeruzalem de groote daden der middeleeuwen. Als geschiedschrijver doet zich vooral Macchiavelli uit Florence kennen, maar ook als meester in de arglistige staatkunde der Italiaansche hoven. Deze mannen verhieven de Italiaansche taal tot de eerste van Europa en de Italianen werden in hun verval voor het overige Europa, wat eenmaal het gezonken Griekenland voor de llomeinen was geweest.
DE HERVORMING. GODSDIENSTOORLOGEN.
VERVAL VAN DUITSCHLAND.
FRANKRIJK EN ENGELAND DE EERSTE MOGENDHEDEN IN EUROPA.
(1517—1G48).
DE HERVORMING.
Inderdaad wij zijn verbaasd, als wij een blik terugwerpen op de Kerk. Zoo klein oogeuschijulijk in haar begin, vernietigt zij het Heidendom, slaakt alle ketenen der slavernij en omvat het geheele mensclidoin in één adellijk geslacht, waarin den minsten boer en den machtigsten vorst slechts één hoofddoel wordt voorgehouden, en waarin de hoogste wet is, elkander als broeders te beminnen. Toen naderhand in de middeleeuwen die maatschappij met haar val bedreigd werd en de materieele kracht alom begon te heerschen , en vorst en ridder zich alleen mensch achtten, trad zij weder op, en de kern der maatschappij, de burgerstand, ontstond en steeds plaatste zij zich tusschen den verdrukte en den verdrukker, tusschen den zwakke en den sterke ; tusschen den machtigen, vorst en deu weerloozen onderdaan. Geen wonder dat, door hare heilrijke bemoeiingen met de wereldsche zaken, zij ook soms en vooral hare bedienaren besmet werden met de gebreken aan de menschelijke zaken verbonden ; maar telkens, als er misbruiken inslopen of de
16
tucht der Kerk door de weelde der wereld verslapte, of als sommige barer bedienaars bunne geestelijke roeping vergaten, trad zij zelve hervormend op om de zuiverheid barer Goddelijke instellingen te bewaren; getuige zoo vele groote pausen, Kerkvergaderingen en Kloosterorden, Onder de keizers Frederik III en Maximiliaan I waren Duitscbland en Italië door inwendige verdeeldheid en oorlog tot groote bandeloosheid vervallen; de Kerk leed ook onder den invloed des tijds. üe pausen moesten zich met de staatkunde bemoeien om zich tegen de Duitsche, Fransche en Italiaan-sche vorston te weren. Door de begunstiging van den adel werden de bisschoppelijke zetels soms bezet door mannen, welke niet altijd in bet oog bielden, wat hun geestelijk ambt vereischte; daardoor verviel de kerkelijke tucht en van daar verslapping van godsdienst, zoowel onder de geestelijken als leeken. Men wachtte weder eene hervorming door de Kerk zelve; maar , belaas, in plaats van deze, kwam er een opstand tegen de Kerk, waarvan bet hoofdwerktuig was
MARTIN LUTHER.
Hij werd den 10 November 1483 te Eisleben geboren. Zijne ouders hadden hem voor de rechtsgeleerdheid bestemd ; maar hij verbond zich door eene gelofte monnik te worden, toen aan zijne zijde zijn vriend door den bliksem gedood werd. Hij trad in het Augustijuerklooster te Erfurt, ontving in 1507 de Priesterwijding en was in 1509 doctor en leeraar in de theologie te Wittenberg. Hij bad geen monnik moeten worden; volgens zijne eigene bekentenis kon het ascetische kloosterleven zijne bartstochton niet bedwingen. Hij miste de hoofddeugd eens kloosterlings, de ootmoedigheid. In plaats van in het gebed hulp tegen zijne gebreken en zijn hoogmoed te zoeken , woelde zijn geest al meer en meer en zocht slechts naar argumenten om steun te vinden voor zijne immer stijgende tegenspraak ; biertoe doorsnufi\'elde hij ijverig den bijbel en zocht vooral naar zulke plaatsen, wel-
17
ke hij meende, dat hem van zijne gelofte konden ontslaan en meer in tegenspraak brengen met zijne geestelijke overheid, of liever met de leer der Kerk, bijv.: »De mensch is door de erfzonde in den grond bedorven. Het streven om zich van zijne zonden te ontdoen en zich te heiligen is te vergeefs en geldt voor God niets. God biedt den mensch de rechtvaardigheid aan; want wat Christus op aarde gedaan en geleden heeft, heeft hij in plaats van den mensch gedaan en geleden, en als deze maar vast gelooft, dat hij niet door zich zeiven gerechtvaardigd is, maar dat Christus het voor hem verworven heeft, dan neemt God hem als gerechtvaardigd aan;quot; dus het geloof alleen aan de rechtvaardiging door Christus is genoeg. De goede werken, boete en werkelijke verbetering van den mensch hebben geene waarde bij God. Daardoor geraakte Luther in tegenspraak met de leer der R. C. Kerk; zij toch leert, dat Christus door zijn lijden en sterven den mensch verlost en genade voor hem bij God verworven heeft, mits hg zelf medewerke door een godvruchtig leven en dat hij, deze genade, verloren hebbende , herwinnen kan door oprecht berouw, boete of goede werken; want, zegt Paulus, 1) »al had ik een geloof, dat bergen kon verzetten, als ik de liefde niet heb, dan ben ik niets.quot; De leer der aflaten verviel door het bovengenoemde van Lnther geheel, üe Kerk immers leert dat, hoewel door het H. Sacrament der Biecht de zonden vergeven worden en het den mensch van de eeuwige straffen bevrijdt, er tijdelyke straffen overblijven, welke hier of doorgaans hiernamaals moeten geboet worden. De Kerk, als eene zorgvuldige Moeder, de bewaarster der goddelijke genade, biedt den mensch de gelegenheid aan, deze tijdelijke straffen door goede werken of boeten nit te wisschen, en bepaalt deze veelal, naar den stand van het individu of in gebeden, öf in vasten , öf in aalmoezen enz. Somtijds stelt de paus de ge-heele Christenheid in de gelegenheid om zich van de tij-
•1) 1. Corinth, hoofdst. 13 vers 2.
Et si habuero omnem fidem ita ut montes transferam, charitatem au-tem non habuero , nihil sum.
ALG. GESCII. 2
18
delijke straffen hunner zonden te ontdoen, door middel van een aflaat, en laat het dan den geloovigen vrij, hunne goede werken of in gehed, öf in vasten, öf in eene aalmoes, bestemd tot eenig liefdadig doel, uit te oefenen. Van daar uit vroegere eeuwen zoo vele vermakingen van onze vrome voorouders aan liefdadige inrichtingen en kerken, in wier oorkonden wij nog lezen: tot heil mijner ziel enz. Ja, zelfs velen bouwden geen huis, of zij waren hunner ziel of der Kerk gedachtig. In vele steden betaalt men heden nog hofstede-geld, dat hostie-geld is, maar na de Hervorming van naam en doel veranderde. Wat men verder zoo wel eens verhaalt van den aflaat in sommige geschiedkundige werken; als; dat hij by opbod verkocht en rondgevent werd, zelfs voor zonden, die nog bedreven moesten worden enz., kan men gerust als verdichtsel beschouwen en wordt gewoonlijk door dezulken opgedischt, die geen begrip van aflaat hebben. Het leerstuk in de K. C. Kerk was toen zoo het nu is, zelfs de kerkelijke gebeden zijn nog dezelfde. Dat er wellicht door onbevoegden soms misbruik van gemaakt is, kan de heiligheid der zaak niet wegnemen; de beste zaak, in verkeerde handen, werkt verkeerd.
Boven zagen wij, hoe Luther in tegenspraak met de zuivere leer der Kerk gekomen was; weinig was er maar noodig om zijne gevoelens buiten de kloosterpoort van Wittenberg te brengen, en die gelegenheid bood zich weldra aan. In dien tijd kwam de Dominicaner monnik Tetzel naar Saksen om den aflaat af te kondigen, welke door paus Leo X gegeven werd en waarvan de aalmoezen moesten dienen tot opbouw van de prachtige St. Pieterskerk te Rome. Dat de afkondiging van den aflaat aan de Dominicaner orde en niet aan die der Augustijnen werd toevertrouwd, vermeerderde niet weinig de ontevredenheid van Luther; reeds lang had er een zekere wedijver tusscheu beide Orden bestaan. Vele onbelioorlijkheden verspreidden zich omtrent het inzamelen der aalmoezen, die gretig binnen Wittenberg geloofd en besproken werden. Binnen Wittenberg hoorde men met graagte Luther aan, daar buiten begroetten de Humanisten,
19
de vrienden der classieke studiën, hem als hun voorvechter, en toen eindelijk Luther den 31 October 1517 aan de slotkerk te Wittenberg zijne beruchte 95 stellingen aanplakte, vond hij reeds tamelijken bijval, voor al omdat hij den katho -lieken bodem niet scheen te willen verlaten; integendeel in zjjne eerstè geschriften verklaart hij zich, als een goed Katholiek, aan het oordeel zijner geestelijke overheid te willen onderwerpen. De paus riep hem ter verantwoording naar Rome, maar gaf toe dat hij zich vertoonen zou bij den legaat kardinaal Thomas de Vio. Deze verlangde, dat Luther zijne stellingen zoude herroepen, doch Luther weigerde en beriep zich op den paus. De paus bevestigde door eene bulle in het Concilie van 1518 de leer van den aflaat.
In het volgende jaar had de pauselijke kamerheer Miltiz verscheidene malen gesprekken met Luther; deze beloofde te zwijgen, als zijne tegenstanders zwegen, en zelfs onbê-hoorlijke uitdrukkingen , die hem ontvallen waren, te herroepen, en betuigde nogmaals zijne trouw aan de Kerk; dit was evenwel bij hem al geen ernst meer, in vertrouwelijke gesprekken noemde hij den paus reeds den Antichrist. De bijval, welken Luther bij de duitsche Ridderschap en Humanisten vond, de scherpe verdediging der theologen, zijne twistredenen te Leipzig met den geleerden dr. Eek, de veroordeeling van 41 zijner stellingen en de bedreiging met de excommunicatie, dat alles dreef hem eindelijk zoo in het nauw, dat hij zijne dubbelzinnige houding moest laten varen en voor God en menschen toonen, wat hij wilde. Eindelijk verscheurde hij den baud, welke hem nog aan de aloude Moederkerk vast hield en schreef in 1520 in October zijn boek over de babylouische gevangenschap der Kerk, waarin hij niet alleen den aflaat verwierp; maar ook de leer der Sacramenten en al de kerkelijke instellingen aantastte; kortom, hij verklaarde openlijk aan de Kerk den oorlog. Den 10 December van datzelfde jaar verbrandde hij vóór de poorten van Wittenberg de pauselijke bullen en de boeken der canonieke wetten.
20
KEIZER KAKEL V. (1520—1558).
Toen Maximiliaan van Luther hoorde, hield hij het voor monnikentwist; weinig bevroedde bij, dat er in de laatste jaren zijner regeering eene vonk was geworpen, die een brand zou worden, welke niet alleen Duitschlaud, maar geheel Europa teisteren en eene scheiding in alle toestanden der maatschappij zou te weeg brengen. Maximiliaan stierf den 12 Januari in 1529 en werd opgevolgd door zijn kleinzoon Karei, zoon van Philippus den Schoone, hertog van Bourgondië en graaf over de Nederlanden, en Johanna, dochter van Ferdinand en Isabella. Hij werd den 24 Februari in 1500 te Gent geboren. Behalve de keizerskroon kreeg hij nog door erfenis het gebied over Spanje, Napels, Bourgondië en de gewesten van de vereenigde Nederlanden. Columbus bad Amerika ontdekt; Cortes Mexico en Pizarro Peru veroverd , zoodat hij met recht kon zeggen, dat in zijn rijk de zon niet onderging. Karei was van nature langzaam en wist zich naar de omstandigheden te schikken; had hij eenmaal na rijp overleg een plan gemaakt, dan vervolgde hij dit met voorzichtigheid en onwankelbare volharding. Hij was een bekwaam veldheer, zijne staatkunde had iets van het Macchiavellismus van zijnen tijd weg, elk middel, dat hem hielp om zijn doel te bereiken, was hem welkom. Van aard was hij godsdienstig; onder al de vorsten van zijn tijd blinkt hij , als een eik onder het struikgewas, door zijne vele goede hoedanigheden uit.
Kareis broeder Ferdinand, in 1503 te Alkala in Spanje geboren , werd door Maximiliaan in 1513 uitgehuwelijkt aan Anna, de dochter van Ladislaus, koning van Hongarije en Boheme, waardoor, na den vroegen dood van haren broeder Lode-wgk, twee kronen aan het huis van Habsburg kwamen. In 1516 stierf zijn grootvader Ferdinand, koning van Aragon en Kastilië. in 1517 stak Karei naar Spanje over. Hier opende hij zyne regeering met het ontslaan van den grooten kardinaal Ximenes, aan wien Spanje zoo veel te danken had. Deze had gedurende zijn stadhouderschap de willekeurige
21
macht der spaausche grandes (adel) beperkt, schiep voor Spanje een leger en vloot, overwon de Mooren in Afrika en veroverde Oran. Hij stierf, neergedrukt door ondank, den 8 Dec. 1517. Meer nog ergerde Karei de fiere spaansche natie door den invloed, welken hij aan de bourgondische en nederlandsche heeren gaf, die hij met zich had medegebracht ; zoodat Karei nu reeds de kiem legde van een haat tusschen twee volken, welke naderhand een oorlog van 80 jaren ten gevolge had.
DE RIJKSDAG TE WORMS.
Nadat Karei, in het tweede jaar na zijne verkiezing als roomsch koning, naar Duitschland gekomen was om te Aken gekroond te worden, werd de rijksdag te Worms uitgeschreven , waarvan het volk groote zaken verwachtte; want Lnther zou daar zelf verschijnen om zich te verantwoorden. Den 13 Februari hield de pauselijke legaat Alexander eene redevoering voor den rijksdag, waarin hij met kracht blootlegde, dat Luthers leer alleen geschikt was om de bestaande orde van zaken, zoowel geestelijke als wereldlijke, omver te werpen en ook geen ander doel had. Men hoorde hem aan. Hoe zeer de geest van Luther reeds gewerkt had, kan men hierait opmaken, dat door den rijksdag zei ven vele punten van klachten tegen Rome werden aangegeven. Lnther kreeg een vrijgeleide voor heen en terug naar Worms. Daarenboven was Lnther zeker van de wereldlijke bescherming. Velen der rijksridders en vorsten, maar bijzonder de keurvorst van Saksen, waren hem zeer genegen; zij hoopten zich te verrijken met de geestelijke vorsteudom-men, kerk- en kloostergoederen, zooals Luther hun in zijn toeschrift aan den adel der duitsche natie reeds bad voorgespiegeld. Den 16 April 1521 kwam Lnther te Worms aan en den 17 \'s namiddags ten 4 ure werd hij door den rijksmaarschalk von Pappenheim voor den rijksdag gebracht. Het gezicht van deze hooge vergadering maakte zulk een diepen indruk op hem, dat zijne natuurlijke stoutmoedigheid
22
hem verliet; toen men hem gebood, zich zonder dubbelzinnigheid over zijne leer te verklaren, verzocht hij uitstel om zich te bedenken, hetwelk hem toegestaan werd. Den 18 April verscheen hij weder voor den rijksdag en bekende, dat hij de vervaardiger was der geschriften, welke ouder zijn naam waren uitgegeven , en toen men hem gebood deze te herroepen, zeide hij: »lk doe het niet, men wederlegge »ze uit de heilige Schrift of met heldere en klare gronden »en oorzakenquot; en, ging hij voort, »ik geloof noch aan den »paus , noch aan zijne conciliën, wijl het openbaar en klaar sis, dat zij dikwijls gedwaald en elkander tegengesproken .■gt;hebben. Daar ik van de spreuken, die van mij aangevoerd »en aangetoond zijn, overtuigd ben en mijn geweten in Gods »woord gevangen is, zoo kan en wil ik niets herroepen, »daar het noch zeker noch geraden is, iets tegen het gesweten te doen. Hier sta ik, God helpe mij, ik kan nietan-iders. Amen.quot;
Met bewilliging van den keizer, op wien Luther een zeer ongunstigen indruk had gemaakt, werd met hom nog den 24 April in der minne over de voornaamste punten gesproken; maar niets mocht baten.
Den 26 April vertrok Luther; vele vorsten en rijksstenden deden hetzelfde, en den 8 Mei sprak de keizer den rijksban over hem uit (Wormser Edict). Luther werd op zijne terugreis door vermomde ruiters opgevat en uaar den Ward-burg in Saksen gebracht, waar hij als Jonker Jorg leefde en zich veel bezig hield met de jacht. Hier vertaalde hij den bijbel, met eeue inleiding, allervijandigst tegen den paus en de Kerk en zeer ontrouw, aangezien hij er veie hoofdstukken uit liet, welke de Kerk als canoniek verklaard had. Op den Wardburg schreef hij ook tegen de Universiteit van Leuven, tegen den godgeleerde Latomus, tegen de H, Mis, de Biecht, tegen het celibaat der geestelijken en de gelofte der kloosterlingen , enz. De keizer keerde naar Spanje terug, waar bedenkelijke onlusten uitgebroken waren. Hij droeg het rijksbestuur op aau zijn broeder Ferdinand, bijgestaan door een rijksraad van 22 personen.
23
DK. KARLSTADT EX THOMAS MÜNZER. 1521.
Toen Luther zich eenmaal van allo Landen en geloften, die bij vrijwillig en plechtig gezworen had , ontslagen had en vele ridders en vorsten hem aanhitsten voor hun onheilig doel, holde hij ruw voort, raasde hij tegen den paus als den Antichrist eu de bisschoppen als zijne apostelen; dat het volk reeds eeuwen lang door hen in de kaken van den duivel was gevoerd; hij verklaarde de H. Mis voor goddeloos, kortom hij liet bijna niets onaangeroerd, hij wierp zich als een nieuwe Godsgezant op, wiens zending was, de aloude Kerk af te breken en op bare puinhoopeu volgens zijne leer eene nieuwe te bouwen. Trouwens men liep hem reeds vooruit; Karlstadt, een zijner aanhangers, schafte al spoedig alle roomsche plechtigheden af, liet de beelden uit de kerken werpen, verwoestte de altaren en voerde de duitsche taal in bij hetgeen van de Kerk nog was overgebleven. Evenzoo Thomas Münzer, die zich aansloot by een troep dweepers uit Zwickau, welke den kinderdoop verwierpen en aan wier hoofd zekere wever Nicoiaas Storch stond. Dit is de oorsprong der Herdoopers. Voor dezen predikte Münzer een nieuw Christusrijk, waarin de rijken afstand zouden doen van hun vermogen ten behoeve der armen; hij stelde de opvatting des geestes boven de Kerk , ja, zelfs boven den bijbel, enz. Men begrijpt, dat dit alles niet zonder opschudding van de zijde van het volk geschiedde , integendeel, dit werd hier en daar zoo hevig, dat hem door den saksiscben keurvorst het prediken en het uitgeven zijner geschriften verboden werd en hij van stad tot stad moest vluchten. Wij zien dus al spoedig hervormers in de hervorming.\' Luther kwam naar Wittenberg, predikte aldaar eene week tegen de geestdrijvers, zooals hij hen noemde ; en om niet de kroon als hoofdhervormer te verliezen, stelde hij zijne geloofsartikelen en eene kerkverordening op, welke door de vorsten goedgekeurd en voor hunne onderdanen werden ingevoerd; de landsheeren trokken daarvoor de kloostergoederen tot zich en voortaan vinden wij overal de hervorming nauw ver-
24
eenigd met de wereldlijke macht. Troostvol,ja, versterkend is het voor den Katholiek , als hij eene reeks van 19 eenwen doorloopt en rust in de catacomben der eerste eeuwen en daar alles terugvindt, tot zelfs de taal, waarin de priester bidt en welke hij thans nog in zijne kerk hoort.
DE BOEREN-OORLOG. (1524—1526.)
Geen wonder dat, na het verbreken van den geestelijken of kerkelijken band, welke de maatschappij zoo vele eeuwen had samen gehouden, door het veelvuldig prediken van vrijheid des geestes , deze zich ook overplantte op de maatschappelijke en staatkundige toestanden. De ondervinding leert ons, dat verslapping van het eene, verslapping van het andere voortbrengt. De hervormers versmaadden alle gezag, en dit vond zijne volle toepassing. Wij zagen vroeger, hoe de adel en de ridderschap, die alvermogend op de andere standen drukten , beteugeld waren geworden ; thans dachten zij de gelegenheid schoon eene poging te wagen om de riddervrijheid tegen de vorstenmacht te doen gelden; aan hun hoofd stonden de ijverige vrienden van Luther, Frans von Sickingen en Ulrich von Hutten. Hun scheen het oogenblik ffunstiff;
O O O
de keizer buitenslands, zijn broeder Ferdinand met de Turken bezig, het geheele land in gisting, de geestelijkheid, bijzonder de vorstelijke, ten doel aan hebzucht en nijd; daarenboven rekenden de ridders op den boerenstand, ouder wien ook reeds de tijdgeest der hervorming was doorgedrongen. Met 12000 man en eeu gelijk getal ruiters en sterk geschut viel onverwachts Sickingen (Sept. 1522) den keurvorst van Trier aan, dewijl hij hoopte over de papen het spoedigste meester te zijn. De stad Trier sloeg den storm af; de vorsten van de Palts en die van Hessen rukten spoedig tot hulp op, hoewel die van Trier een geestelijke was. Later viel von Sickingen in hunne handen en stierf, alsmede Ulrich von Hutten. Maar nauwelijks was deze ridderopstand gestild, toen er een van de boeren, een veel ge-vaarlykere , ontstond. Het is niet te ontkennen, dat de
25
boeren hard eu meedoogenloos behandeld werden; zij werden door den adel minder geteld dan hunne lastdieren; van daar dat wij reeds vroeger niet alleen in Dnitschland , maar ook in Frankrijk, Engeland en Vlaanderen van boerenopstanden lezen, die echter schipbreuk leden door gebrek aan aanvoerders, en omdat zij door hunne woeste handelwijze diegenen van zich afstieten, welke hun aanvankelijk genegen waren. Maar de vonk van wraak tegen den adel bleef onder hen smeulen, en geen wonder dat deze spoedig in eene vlam losbarstte, welke bijna geheel Dnitschland teisterde en door bloed gebluscht werd. Immers Luther zette luide de vorsten en den adel aan om het papenjuk af te schudden en de geestelijke goederen te deelen, als zijnde strijdig met het Evangelie. Waarom zouden andere predikers, zooals Münzer, Kalsbach, Hubmijer, Franke en vele anderen, niet verder gaan en volgens hetzelfde Evangelie de boeren ontslaan van het gezag hunner onmenschelijke heeren, bij wie zij minder in tel waren dan een stuk vee; en zulks gebeurde ook. Reeds in Maart 1524 verschenen in Opperzwaben de twaalf artikelen der boeren , waarschijnlijk door een von Fnchstein samengesteld; hun inhoud bewijst reeds genoeg, dat het grondbeginsel der hervorming consequent begon te werken, zij luidden als volgt: le De boeren zouden zeiven hun pastoor kiezen en deze moest hun het Evangelie zuiver verkondigen, zonder eenig menschelijk bijvoegsel. 2e Zij zouden slechts de door God ingestelde tienden betalen, daarvan zouden de geestelijken onderhouden worden, het overige was voor de armen. 3e Ue lijfeigenschap wordt nergens in het Evangelie gevonden, en dus afgeschaft. 4e De jacht, vogelen vischvangst moeten vrij zijn, er staat nergens in de Schrift, dat God bosch, lucht en water alleen voor de heeren geschapen heeft. 5e De boer kan vrij hout voor zijne behoefte uit het bosch halen. (3e Verkorting van den dagwerktijd en geen willekeurige verlenging. 7® De boer zal aan den heer niet door willekeur, maar door een vrij verdrag verbonden zijn. 8e De rente der leengoederen moet verminderd worden, opdat de boer niet alleen voor zijn heer werke, maar zelf ook do vrucht van zijn arbeid geniete.
26
9o Het recht moet naar eene vrije oude wet en niet volgens willekeur gehandhaafd worden. 10e Die onrechtvaardig eenig goed bezit, moet dit aan de gemeente te goed doen. 11e De verbeurdverklaring bij doodstraf moet geheel afgeschaft worden, opdat geen weduwen en weezen van hun goed beroofd worden. 12e De artikelen moet men aannemen of uit den bijbel weerleggen. Tot rechters wilden de boeren nemen Luther, Melanchton, Straus te Eisenach, Osiander te Neurenberg, Zeil te !Staatsburg, de predikanten van Hall, Augsburg, Reutlingeu , Lindau, verder Zwingli uit Zurich en de aartshertogen Ferdinand en Frederik van Saksen.
Men ziet, aan wie zij hun meeste vertrouwen schonken en dat de rijkssteden de hoofdplaatsen der reformatie waren. Niet alle boeren waren nog tevreden met de bovengenoemde 12 artikelen, die uit Stühlingen hadden er 1G, welke veel scherper waren. Nadat dan hier en daar een troep boeren te zamen was gekomen, stonden eensklaps al de boeren in het • öchwarzwald, Opperzwaben, aan den Neckar en den Bovenrijn, in den Elzas, Wurzburg tot in Thuringen op ; daarbij voegden zich later die van Salzburg en Tyrol. Bij hen bevonden zich eene menigte weggeloopeu monniken en enkele ridders, zoo als Florian Geier en Götz von Berlichin-gen; de eigenlijke aanvoerders waren herbergiers, slachters en boeren. In de lente van 1524 verzamelden de boeren zich in groote scharen, die van af de Main en de Saaie tot aan de Bodenzee en den Rijn het land afliepen; kasteeleu en kloosters plunderden, den buit onder elkander verdeelden en de gevangene edellieden wreeddadig vermoordden. Verschrikkelijk was de verwoesting, welke zij overal aanrichtten , geen ouderhandelingen noch beloften konden hen in hunne toomelooze vaart stuiten; zelfs naar Luther luisterden zij niet. In Dec. 1525 vaardigde deze zijne vermaning tot vrede uit, in welke hij op de bisschoppen en vorsten los voer, omdat zij in hun gebied het Evangelie niet wilden laten prediken; de boeren vorderde hij op het muiten te staken , omdat een Christen niet tegen zijne overheid mag opstaan, al onderdrukt deze hem ook. Het baatte niets. De
27
reeds geuoemde Thomas Münzer speelde in Thuringen en Saksen eene hoofdrol; in de rijksstad Mühlhausen hadden reeds in 1523 twee afgevallen monniken den raad door een volksopstand uiteen gejaagd en 53 artikelen opgesteld; in Augustus 1524 kwam Münzer in die stad en verdreef de aanzienlijkste burgers. Aldaar werd een rijk der heiligen in gemeenschap van goederen en zonder overheid opgericht. Van Mühlhausen verbreidde zich hier de opstand onder de boeren en woest gingen zij op edellieden en kloosters los, totdat de saksische vorsten, Philips van Hessen, de hertog van Brunswyk en anderen met geschut en ruiterij aantogen. Den 15 Mei trofi\'en zij Münzer en zijne boeren bij Frankeuhau-sen aan. Op de vaandels der boeren was een regenboog geschilderd , en daar eenige dagen te voren zich een regenboog vertoond had, geloofden die dwazen, aan een wonder, dat Münzer voorspeld had; maar de kanonskogels vielen in de rijen, de ruiterij joeg hen uit een eu meer dan 7000 kwamen er van de boereu om. Münzer werd gevangen geuomeu en met 24 der zijnen onthoofd. Omtrent denzelfden tijd versloeg de vrijheer Truchsetz George von Waldburg de zvva-bische en frankische boereu en hertog Anton van Lotharingen de elzassische ; overal waar men boereu aantrof, werden zij als wilde dieren nagejaagd en gedood. Luther moedigde de vorsten in zijn geschrift »tegen het moorden roofzuchtig boerenrotquot;, tot zulk eene handelwijze aan; het luidt daarin: »Men moet de boereu steeuigen, dooden, »stekeu , heimelyk en openbaar en bedenken, dat niets scha-idelijker eu meer duivelsch is dan een oproerig menschquot; enz.; later trouwens, toen het moorden aanhield, voer hij ook hevig tegen de vorsten uit. Omtrent dezen tijd huwde hij met Katharina van Bora, eene verloopen non. De boeren waren uiteen gejaagd eu verslagen, de wraak echter duurde nog voort na deu oorlog. De markgraaf Kasimer van Brandenburg liet na den slag van Köuingshoven 47 burgers van Kitzingeu de oogeu uitsteken en velen de vingers afhakken ; de provoost, opperhoofd van den zwabischeu bond, Peter Archeliu, hing tot het einde van 152G niet minder dan 1200 personen op, en in het geheele bondsgebied werden
28
meer dan 10000 menschen ter dood gebracht. De landgraaf Filips van Hessen, de ijverigste aanhanger van Lnther, liet de gevangene boeren in de torens van zijn kasteel verhongeren en hij en zijne partijgenooten gelastten den predikanten, op den kansel te leeren, »dat de christelijke vrijheid wel eene «inwendige zaak, maar geene uitwendige was en dat deze »met rente, belasting, lijfeigenschap enz. niets te maken had.quot; Voor de heeren was zij toch wel iets zeer uitwendigs; want zij begonnen hoe langer hoe gretiger naar de kerk- en kloostergoederen te grijpen, en Lnther hield niet op hen daartoe aan te moedigen. Met de overwinning over de boeren was de laatste vrees verdwenen; om den afwezigen keizer en zijn rijksraad bekommerden de vorsten zich niet. Zij waren het ook onder elkander niet eens. Het was te voorzien, dat Ka-rel onder hen eene geduchte partij tegen zich zoude hebben ; men sprak er zelfs reeds van, Beieren de duitsche koningskroon op te dragen; daarom schreef Ferdinand aan zijn keizerlijken broeder, dat bij langere afwezendheid van den keizer Duitschland aan zelfmoord zoude omkomen.
DE KEIZER IN SPANJE.
In het jaar 1520, den 20 Mei , was Karei naar Duitschland gegaan. Na zijn vertrek uit Spanje ontstonden er spoedig groote onlusten. De spaansche steden hadden van de koningen vele voorrechten gekregen, om daardoor de macht van den spaanschen adel te breken. Nu echter wilden de steden ook de koninklijke macht beperken. In vele steden ontstond oproer, hier en daar kreeg het gepeupel de overhand en wreekte zich niet alleen op den adel, maar ook op den voornamen burgerstand. Den adel bleef geene andere keus over dan zich weder nauw aan de kroon te hechten en hij snelde met den gegoeden burgerstand te wapen tegen de democraten. Hij versloeg hen den 23 April 1521 bij Torrelabaton; hun aanvoerder Padilla werd gevangen genomen en ter dood gebracht, zijne vrouw verdedigde Toledo nog een half jaar. Op Majorka brak een vreeselijke opstand
29
uit, waariu men elkander als om strijd doodde; maar juist dat woeden tegen allo bestaande orde en zeden stemde én adel én burgers tot krachtige onderdrukking, hetwelk hun ook gelukte. Toen Karei nu in 1522 terug kwam, vond hij den opstand overal gedempt. Hij toonde zich in het algemeen zacht en gematigd; maar de macht der steden was gebroken, de adel en geestelijkheid sloten zich nauwer aan elkander, zonder echter hun ouden invloed te herkrijgen, en aan de spaansche steden liet de keizer toch zoo veel vrijheid, dat zij bij de duitsche steden niet ten achter stonden.
EERSTE FRA.NSCHE OORLOG (1521—152G).
Na den dood vau keizer Maximiliaan dong Frans 1, koning van Frankrijk, tegen Karei sterk naar de keizerskroon; het was echter voor de keurvorsten geene moeielijke keus. Werd Frans keizer van Duitschland , dan was niet alleen de overmacht van Frankrijk in Italië, maar in geheel Europa beslist, daarenboven waren de Duitschers gansch niet zoo franschgeziud. Zooals wij boven zagen, werd Karei sekozen en nu kon het wel niet anders, ot er moest tus-
O \'
schen de beide vorsten en landen een nay ver blijven bestaan, die vaak aanleiding zou geven tot groote botsingen, zooals ons ook de geschiedenis leeren zal. In het laatste jaar van het pausschap van Leo X (1 Dec. 1521) had Karei met hem een verdrag over de italiaansche aangelegenheden gesloten. Volgens dit verdrag kreeg de jonge Sforza het hertogdom Milaan, de paus Parma, Piaceuza en Ferrara: Urbino beloofde de keizer aan een der Medicis te geven, terwijl hij zelf Napels en Sicilië bekomen zou. Dit verdrag was dus tegen Frankrijk gericht. Het volgende jaar begon de oorlog aan de grenzen van Spanje en Vlaanderen, en reeds den 30 Juni werden de Franschen door de Spanjaarden bij Esquiros geslagen, terwijl zij .in Italië de overhand behielden. Ook Hendrik V1H , koning van Engeland, verklaarde aan Frankrijk den oorlog, zonder dat hij echter veel kon ondernemen, want gewoonlijk had hij gebrek aan
30
geld. De Franscheu verloren den 25 April den slag bij Bi-cocca, tusschen Milaan en Novarra. Deze nederlaag werd spoedig gevolgd door eene tweede en derde; ook in Genua stond het volk onder aanvoering van Adorni tegen de Franschen op en verdreef hen uit de stad. In het volgende jaar viel de connetable Karei van Bourbon zijn neef, den koning van Frankrijk af, omdat deze hem bij anderen had teruggezet en zijne bezittingen aanrandde. Karei nam dienst bij den keizer en onder zijne aanvoering werden de Franschen uit Italië verdreven. De ridder Bayard 1) vond op dezen terugtocht zijn dood 1525. Een inval in Provence mislukte en de belegering van Marseille moest opgebroken worden. Nu verscheen koning Frans met een groot leger in Italië en belegerde Pavia, dat door Antonius de Ley va met veel beleid en dapperheid verdedigd werd. Het keizerlijke leger bestond uit Italianen en Spanjaarden onder Pescara en Basto, twee broeders uit het heldengeslacht der Avalos; en 15000 man voetvolk, welke George von Frundsberg van het leger uit den boerenkrijg niet zich gevoerd had. Het leger had gebrek aan levensmiddelen en de veldheeren zouden weldra geene soldij meer kunnen uitbetalen, weshalve men be-
1) Bayard is een Jer grootste en edelste krijgsmannen der Middeleeuwen. Hij word genoemd den ridder zonder vrees of blaam (chevalier sans peur et sans reproche). Hij bezat met de grootste veldheerstalenten den onversaagdsten moed en soldatenrondborstigheid, gepaard met eene diepe godsvrucht, zonder welke de moed slechts eene soort van woede is. Hij diende met ongekrenkte trouw drie franschc koningen. Na de verovering van Brescia liet iemand hem uit dankbaarheid, omdat hij zijn huis voor plundering gespaard had door zijne twee dochters 2000 pistolen aanbieden; hij nam ze aan, maar gaf aan elk der dochters 1000 als een geschenk van hem. Een andermaal, getroffen door de schoonheid eener jonge dochter, liet hij dezo voor zich brengen ; het meisje wierp zich bevend in haar angst voor zijne voeten neer, en smeekte hare armoede niet te schenden. Sta op ! zegt Bayard, gij zult mijn huis even ongeschonden , maar rijker verlaten dan gij er ingekomen zijt en hij begiftigde haar met een huwelijksgoed. Toen hij doodelijk gewond , onder een boom zittend zijn einde afwachtte, was het gevest zijns degens zijn kruisbeeld. — Zulke christelijke helden zijn niet zeer talrijk in de geschiedenis.
31
sloot den Fransclieu deu slag aau te bieden. Het fransclie voetvolk werd aangevoerd door den hertog van Alen^n, de ruitery door den koning zeiven; om hem waren de bekwaamste fransche veldheereu, zooals Bonnivet, de Foie, de hertog vau Lotharingen, het geschut onder de Genouil-lac. Den 24 Februari 1525 ontstond er een hevig gevecht op alle punten. Hét geschut bracht van alle kanten dood en verderf aan , de fransche ruiterij, de Zwitsers en de zwarte benden vochten wanhopig, zij verstrooiden de Italianen en niet moeite hield Pescara met zijne Spanjaarden stand, toen 1500 spaausche schutters te hulp kwamen, welke op de ruiterij zulk een verschrikkelijk vuur openden, dat velen der dappersten vielen en de anderen op de vlucht gingen. Vermengd met de vervolgde ruiterij, wierpen zij zich op de Zwitsers, en toen nu het overige voetvolk zich bij hen voegde , moesten ook de Zwitsers wijken. Om den koning schaarden zich de edelsten en dappersten, zij streden wanhopig , totdat de koning na ongeloofelijkeu tegenstand genoodzaakt was, zich over te geven met velen zijner dapperste edelen. Het was eene volkomene overwinning. Koning Frans schreef aau zijne moeder: Alles is verloren, behalve de eer. Frans werd naar Madrid gevoerd. Hier sloot Karei den 14 Januari 1526 vrede, waarbij Frans alle aanspraken op Milaan , Genua, Napels enz. vafen liet, de toestemming in den afstand van Bourgondië, dat Lodewyk XI in 1477 na den slag van Nancy van het rijk van Karei deu Stouten had losgerukt, behield hij zich voor, aangezien de vergadering der fransche notabelen nooit in eene verkleining van het grondgebied zoude toestemmen ; verder zwoer hij, geen oorlog meer om Italië te voeren. Zijn eed verhinderde hem later niet dezen weer te vernieuwen; hij vond toen voorwendsels en bondgenooteu genoeg tegen den keizer.
de bestorming van rome. (6 Mei 1527.)
Op paus Adriaan IV, den vroegeren leermeester van keizer Karei, volgde Clemens VII; beide pausen konden
32
door de verwikkelingen in Italië zich weinig met de hervorming bemoeien. Clemens vreesde de almacht van Karei in Italië en sloot daarom een verbond met Venetië, Florence , Hendrik VIII van Engeland, de Zwitsers en Frans, koning van Frankrijk, tegen Karei, de heilige Bond genoemd. Nogmaals togen de duitsche scharen naar Italië, op hunnen weg alles roovende en plunderende; Venetië viel het eerst. Zij hadden gebrek aan geld; maar Karei van Bourbon voerde hen in ijlmarschen op Rome aan, waar zij geld genoeg zouden vinden. Den 6 Mei 1527 namen zij de stad met storm in, Karei van Bourbon werd op de wallen doodgeschoten; zij plunderden als ware Vandalen, zelfs de kerken spaarden zij niet. Men zegt, dat zij meer dan 10 millioen goudgulden roofden , en de zwabische aanvoerder Schertlin uit Schorndorf vertelt zelf, dat hij 12000 florijnen uit Home medebracht, benevens andere kleinoden, waarmede hij de heerlijkheid Butenbach zou gekocht hebben. De geschiedenis pleit Karei vrij, dat hij iets van den aanval op Kome zou geweten hebben ; hij was in Spanje en niets bewijst, dat hij van daar uit bevelen gegeven had. De paus werd in den Engelenburg belegerd en in den hoogsten nood moest hij op harde voorwaarden een wapenstilstandsluiten en ontvluchtte bij de eerste gelegenheid. De Franschen waren onder Lautrec (1528) tot in Napels doorgedrongen, waar zij veel door ziekte leden. Genua, dat zij heroverd hadden, ging weer voor hen verloren, Andreas Doria stelde deze stad onder bescherming van den keizer. De paus wenschte naar den vrede. Behalve de hervorming werkte op hem de opstand in Florence, waar de Medicis verdreven werden. Hij verzoende zich met Karei, die intusschen uit Spanje was gekomen , en kroonde hem in Februari 1530 te Boulogne tot keizer en tot koning van Lombardië. Karei gaf daarentegen alles terug, wat van de Kerkelijke Staten ontrukt en uit Rome geroofd was. Florence dwong hij tot de overgave en herstelde daar de regeering der Medicis. Met Venetië werd ook vrede gesloten. Met koning Frans was het moeie-Igk tot een vergelijk te komen. Frans wilde Bourgondië niet afstaan, en Karei wenschte naar vrede , om naar Duitsch-
33
land terug te keereu. Eindelijk kwamen zy overeen, dat Fraus tegen betaling van twee millioen daalders in het bezit van Bourgondië zou blijven en nogmaals afstand zou doen van het Milaneesche en Napelsche. Zoo kwam de vrede te Ka-merijk 1529 tot stand, ook bekend in de geschiedenis onder den naam van Dames-vrede, omdat hij tot stand kwam door bemiddeling van Margaretha van Oostenrijk, zuster van Karei en Maria de Medici, moeder van koning Frans.
de uitbreiding der hervorming.
Gedurende de afwezigheid van keizer Karei had de hervorming veel veld gewonnen. Johan Frederik van Saksen had er zich openlijk voor verklaard; zijn voorbeeld volgden de hertogen van Pommeren, Mecklenburg, Brnns-Avijk, Lüneburg, Anholt, Sleeswijk-Holstein en de voornaamste rijkssteden; in de overige steden was men echter verdeeld. Waren de plebejers der nieuwe leer toegedaan om de regeering te democratiseeren , dan hielden de voorname geslachten zich vast aan de Kerk ; omgekeerd vond men het weer in andere steden. De grootmeester der dnit-sche orde, Albrecht van Brandenburg, trad ook tot de hervorming toe, kreeg Pruisen in leen van Polen, en scheidde het in 1526 van het duitsche rijk af; later volgden hem Pleckenberg in Lijfland, Kettler in Koerland; Esthland onderwierp zich aan Zweden. Overal waar men tot de hervorming overging, hetzij vorst of magistraatspersoon, werden de uitoefening van den katholieken godsdienst streng verboden, kerken en kloosters geplunderd en den katholieken ontnomen. Voorwaar een bijzonder begrip van vrijheid, voor welke men toch voorgaf te strijden. Dat de katholieke vorsten hunne onderdanen verboden tot de nieuwe leer over te gaan, is niet te verwonderen. Behalve dat de ondervinding hun reeds getoond had, welke bittere gevolgen de hervorming hier en daar na zich had gesleept, konden zij het zonder meineedig te worden niet doen. Kerk- en staatsrecht waren immers sedert vele eeuwen zoo innig aan elkander ver-alg. gescii. 3
34
bouden, dat zij het eene niet konden schenden, zonder het andere te verbreken en beiden hadden zij bezworen. Te Thur-gau sloten de vorsten en steden, welke de hervorming aanhingen , een evangelisch verbond; het scheelde toen reeds ■vveinig , of de godsdienstoorlog was uitgebroken door het verspreiden van een gerucht, vooral door den vice-kanselier van den hertog George van Saksen, Otto van Paek namelijk, dat er een verbond tusscheu Ferdinand en de katholieke vorsten zou bestaan om hen te vuur en te zwaard te verdelgen ; later is gebleken , dat zulk een verbond niet bestond. De keizer was zelf nog niet naar üuitschland overgekomen; hij was in verwikkeling met de Turken geraakt, die aangevuurd werden door de Venetiërs en koning Frans, hij kon dus tegen de oproerige vorsten nog niet veel uitrichten. Luther hield zich omtrent dezen tijd bijzonder bezig ora aan de hervorming eenen bepaalden vorm van bestuur en leer te geven, waarin hij vooral geholpen werd door zijn vriend Melanchton, die hem ook zeer behulpzaam wTas in het vertalen van den bijbel. Luther schreef omstreeks dezen tijd een grooteu catechismus voorde geestelijken en een kleineren voor de leeken , benevens een gezangboek voor de godsdienstoefeningen. Onder zijne oogen vervaardigde Melanchton zijn visitatieboek, bevattende regels voor de geestelijken, het schoolonderricht, de uitoefening van het gezag door dekenen, superintendenten en consistories ; de geestelijke rechtspraak word opgedragen aan de wereldlijke macht.
Toen de keizer den vrede met den paus en Italië gesloten had, wendde hij al zijne aandacht op de hervorming en de duitsche aangelegenheden en stelde op den rijksdag te Spiers 19 April 1529 voorloopig vast, dat het edict van Worms zou gehandhaafd worden en dat daar, waar men er van afgeweken was , geen veranderingen meer zouden worden ingevoerd ; dat niemand zoude verhinderd worden de H. Mis te lezen of te hooren, dat geen kerken of kloosters meer zouden aangerand noch geestelijken van hunne rechten beroofd worden enz. Tegen deze besluiten, welke de rechten der Katholieken beschermden, protesteerden Keursaksen, Hessen, Brunswijk, Lüneburg, Anhalt, Brandenburg-Baireuth
35
en 14 rijkssteden ; en van nu af krijgt de partij der nieuwe leer den naam van protestantsche. De keizer geraakte door dit alles in een zeer neteligeu toestand. Hij toch kon, als beschemlieer der Kerk, zonder aan zijn eed ontrouw te worden, niet lijdelijk toezien, dat de kerkgoederen wild geroofd of vernietigd werden, dat er geloofsdwang gebruikt werd tegen zijne onderdanen, die katholiek wilden blijven. Karei zelf wilde hervorming , maar eene hervorming door de Kerk zelve ; daarom gaf hij zich alle moeite om een algemeen Concilie tot stand te krijgen. Vooraf echter wilde hij de dnitsche aangelegenheden regelen en aan de willekeur, die vooral sedert de jaren der hervorming geheerscht had, een einde maken; tot dat doel schreef hij den rijksdag van Augsburg uit.
DE RIJKSDAG VAN AUGSBURG (1530).
Den 15 Juni 1530 kwam de keizer uit Italië in Augsburg aan. De keurvorst van Saksen en de landgraaf van Hessen waren reeds vroeger gekomen , vergezeld van Melanchton en andere hoofden der hervorming. Luther, als in den ban gedaan , kon daar niet verschijnen ; maar verwjjlde in Ko-burg , van waar hij zijne inlichtingen gaf. De keizer noodigde de vorsten uit om de processie, welke den volgenden dag, H. Sacramentsdag , zou gehouden worden, bij te wonen ; de keur-prins verklaarde: in naam der protestantsche vorsten, »dat zy volstrekt niet gezind waren bij zulke goddelooze, tegen het woord van God strijdende en door menschen ingestelde zaken tegenwoordig te zijn , en dat zulke ongerijmde, goddelooze dingen moesten afgeschaft en verdelgd worden , opdat niet de overige leden der Kerk door hetzelfde doodelijke en verderfelijke vergift aangestoken werdenquot; ; zoodat de keizer al dadelijk niet gunstig gestemd kon zijn. Het deed hem vooraf reeds begrijpen, dat overeenkomen en overtuigen raoeielijk zoude zijn. Den 25 werd hem de confessie (Augs-burger confessie geheeten) overhandigd, door Melanchton in zachte termen opgesteld. Deze confessie was verdeeld in twee deelen; het eerste bevatte 21 artikelen over het chris-
36
telgke geloof; het audere, in 7 artikelen, handelde over de misbrniken in de R. C. Kerk, en als misbruiken werden de volgende zaken onder anderen opgegeven: Het celibaat der priesters , het H. Misoffer, de Biecht, de kloostergelofte, het vasten, de macht der bisschop p en enz. De Angsb. conf. werd den keizer luide door Christiaan Bayer, een sak-sischen predikant, voorgelezen; de keizer luisterde met aandacht eu liet zo zich later in het Latijn nogmaals herhalen. Van de steden Straatsburg, Constanz , Memmingen en Lin-dau, welke zich niet geheel met de confessie konden vereenigen (zij stemden in de leer omtrent het avondmaal met de Zwitsers overeen) ontving de keizer eene aizouderlijke confessie (Confessio Tetrapolitana). De keizer liet de Angsb. conf. door 19 voorname godgeleerden weerleggen en hij had, zoo ver hun geweten en roeping dit toestonden, aanbevolen mild te oordeelen. De weerlegging (confutatio) verscheen, natuurlijk kon zij niet in den geest der Protestanten uitvallen , het betrof het to be or not to be van de Kerk, het waren punten, welke in het ingewand der Kerk wroetten, het waren waarheden, die van af het bestaan der Kerk waren geleerd en gepredikt geworden. De wederlegging behoefde daarom ook niet in keur en omhaal van gezochte woorden gedaan te worden, zij was kort en krachtig en berustte op het Evangelie en de verschillende uitspraken der aloude Moederkerk ; trouwens men zocht niet meer zicli te hereenigen; maar naar middelen om verder te scheiden; eigenbelang en staatkundig doel loerden steeds op den bodem. De keizer deed alles, wat hij kon, oin de vorsten te winnen en de eenheid van het duitsche rijk te bewaren; wellicht dacht hij ook, dat hij de vorsten noodig koude hebben voorde keuze van zijn broeder Ferdinand tot roomsch koning (titel voor den opvolger als keizer) of in den oorlog tegen de Turken, die Boheme en Hongarije afliepen. Na vele onderhandelingen werd den 22 September het eindbesluit van den rijksdag afgekondigd, waarin het luidde: »Dat den Protestanten tot den 15 April in het volgende jaar tijd gegeven werd om zich weer met de Kerk te vereenigen; zij zonden in dien tijd geen nieuwigheden meer invoeren en
37
den Katholieken vrij hun godsdienst laten uitoefenen, geen kloosters of kerken meer vernielen, gezamenlijk de Sacra-mentarissen en Herdoopers uitroeien eu verder zou een bijeen te roepen algemeen Concilie over de verschillende punten beslissen. De keizer vertrok van Augsburg naar Keulen om zijn broeder Ferdinand tot R. koning te doen verkiezen. Vroeger had dit altijd te Frankfort plaats gehad; maar om hare hervormingsgezindheid had de keizer thans Keulen bepaald. Ferdinand werd gekozen en in Januari 1531 plechtig te Aken gekroond. De protestantsche vorsten waren ontevreden over het eindbesluit van den rijksdag te Augsburg vertrokken; dit werd nog vermeerderd, toen de rijksfiscaal en het rijkskamergerechtshof rechtsgedingen over godsdienstzaken aannamen, ook toen zij vernamen, dat de keizer de verkiezing van zijn broeder Ferdinand te Keulen in plaats van te Frankfort had laten geschieden. De keurvorst van Saksen riep de protestantsche vtn-steu te Schmalkalden bijeen , voornamelijk, heette het, tot verzet tegen de verkiezing van Ferdinand. Tot een wezenlijk verbond kwam het nog niet; er kwam een protest tot stand tegen deze verkiezing van 31 Dec. en men bepaalde eene tweede bijeenkomst te Schmalkalden tegen Februari 1531. De keizer sloeg geen acht op dit protest en, zooals boven verhaald is, werd Ferdinand gekozen. De keizer vertrok naar Brussel om zijne zuster Maria in plaats van zijne overledene tante Margaretha als landvoogdes over de Nederlanden aan te stellen; tegelijk had men een leger in de Nederlanden aangeworven, hetwelk men meende dat zou moeten dienen , om in Duitsch-land aan de besluiten van den Augsburger rijksdag klem bij te zetten. In Februari 1531 had de bepaalde bijeenkomst te Schmalkalden plaats onder leiding van den landgraaf Philips en den keurvorst van Saksen. Deu 24 Februari 1531 kwam er werkelijk een verbond tot stand, waarbij de vorsten en steden zich verbonden , als een hunner om godsdienstzaken aangevallen werd , elkander onderling te verdedigen. Dit verbond werd geteekend door 7 vorsten, 2 graven en 24 steden. Zij rustten zich volkomen tot den krijg uit en stelden eene scheiding daar, wier gevolgen geheel
38
Duitschland met jammer vervuldeu. De keizer geraakte hierdoor in groote moeielijkheid. Sultan Soliman wachtte slechts op een binneulandschen oorlog tusschen de Protestanten en Katholieken in Duitschland; Frankrijk zocht binnen en buiten de vijanden van Karei aan te stoken, het hielp hen met geld tot wapening ; Karei haastte zich dus om door bemiddeling van Lodewyk van de Paltz, Albrecht van Mentz, een vergelijk mot de protestantsche vorsten te treffen, waarbij men zich verbond , elkander geen geweld hoegenaamd om het geloof aan te doen , en het algemeen Concilie of een rijksdag af te wachten. Dit verbond werd te Neurenberg gesloten\' en is bekend in de geschiedenis als de eerste Neurenbergsche godsdienstvrede, 23 Juli 1532, welke eer een wapenstilstand was, die alleen het oogenblik verschoof, waarin het smeulende vuur een geduchte brand zou worden.
DE HERVORMING IN ZWITSERLAND.
In Zwitserland vond de hervorming een vruchtbaar veld.
Hier was Ulrich Zwingli, geboren te Wildhaus in 1484, de eerste hervormer. Hij was pastoor aan de hoofdkerk van Zurich en onderscheidde zich door zijne volkspreeken. De mare der duitsche hervorming was in Zwitserland doorgedrongen , en even als daar vond men er hier ook velen, voor wie de Kerk te machtig en de kloosters te rijk waren. In het jaar 1523 schreef de raad van Zurich eene disputatie uit, waarin bewezen moest worden, of Zwingli\'s hervorming noodig was. Er daagden geen wederleggers van naam bp ; zij, die er verschenen, kwamen er om poging te doen tot herstel van den vrede en om het aloude geloof te bewaren en vermeden zelfs eiken redetwist over bijzondere punten. De raad te Zurich stond aan Zwingli toe voort te gaan met het prediken van het zuivere Evangelie. Weldra volgden steden en dorpen Zurich\'s voorbeeld en verlangden van hunne leeraars , dat zij hun het woord Gods, ontdaan van alle menschelijke instellingen, zouden verkondigen. In het jaar 1525 schafte de raad van Zürich de processies af, hief de
39
kloosters op, liet de beelden uit de kerken werpen, de muurschilderingen overdekken, de gouden en zilveren kerksieraden tot munt slaan, en verbood eindelijk de uitoefening en bijwoning van den katholieken godsdienst. Op andere plaatsen ging het woester toe; daar stormde men de kerken binnen, vernielde alles met geweld en wat branden kon, werd onder groot gejubel door de vlammen verteerd. Even zoo ging het te St. Gallen en Schatfhausen. Te Bazel, waar Oecolampadius, Zwingli\'s vriend , werkzaam was, overtrof men alles, wat de veruielingszucht uit kou denken. Men verbrandde aldaar 12 hooge hoopen met kunstig gesneden beelden en andere voorwerpen; de geschiedenis zegt, dat Erasmus dit tooneel met zeker welbehagen zou hebben bijgewoond; zulks blijkt ook uit zijn brief aan Pirkhaimer, aanwienhij schrijft, »dat het eene belachelyk gemeene vertoouing was, »maar dat het hem verwonderde, dat zulke gebaarde mannen »zich zoo rustig lieten verbranden; van de H. Maagd niet, »want zij was altijd het toonbeeld van zachtmoedigheid geweest.quot; Omtrent dezen tijd huwde Zwingli met eene gevallen non, zekere Catharina. Bern had nog niet beslist, beide partijen stelden alles in het werk om het aan hare zijde te hebben; de raad weifelde lang en toen de ■generaal-vikaris Faber hem opmerkzaam maakte, dat het nu op de papen, maar later op de jonkers gemunt zoude zijn, stelde men alles voorloopig uit. Er werd, zooals reeds meermalen elders gebeurd was, eene disputatie uitgeschreven. Er kwam geen katholieke godgeleerde van naam om de Kerk met klem te verdedigen , toen schaarde do stad zich aan den kant der hervorming ; de omliggende bevolking volgde grooteudeels. De kerken werden uitgekleed en de orgels, die eeuwen lang zoo plechtstatig hunne tonen door de gewijde gewelven hadden doen galmen, werden verbrijzeld, alsof zij moesten treuren over den val. Het landvolk koos spoedig de partij der hervorming. Velen van hen hadden landerijen in gebruik, waarop grootere of kleinere vermakingen stonden, die door de naburige kloosters geïnd werden; zij dachten nu met het vernielen der kloosters, dat deze belasting ook vervallen was, doch zij bedrogen zich: de staat
40
vorderde nu deze inkomsten; zoo dat er velen weer Katholiek wilden worden. De katholieke kantons Unter-walden , Uri, Schwyz en Zug sloten met den broeder des keizers, Ferdinand, een verbond, daarom het ferdinandsche verbond genaamd. De protestantsche kantons sloten insgelijks een verdrag en werden heimelijk door Frankrijk ondersteund. De Zurichers onthoofdden een thurgauschen Katholiek , die op de hervorming gescholden had; de Sehwyzers verbrandden daarop een predikant, die te Gaster opgetreden was; dit gaf aanleiding , dat beide partijen naar de wapenen grepen. De Katholieken, die veel zwakker dan de Protestanten waren, namen gretig de bemiddeling van twee mannen Aebli van Glarus en Sturm (de burgemeester van Straatsburg) aan, en dezen gelukte het, den vrede te bewerken , 24 Juni 1529, op voorwaarde dat het ferdinandsche verdrag zou verbrand en het verbond der protestantsche steden, ter bescherming van haar godsdienst, als wettig zou erkend worden. De vrede duurde echter niet lang, zooals wij later zien zullen. Zwingli en Luther waren het ook in hunne leer gausch niet eens cn vielen elkander soms vrij hard aan. Zwingli week nog verder van de Kerk af dan Luther: Luther had de geheele tegenwoordigheid van Christus in het H. Sacrament nog niet verworpen, Zwingli verving »dit isquot;, door »dit beteekent.quot; In October 1529 had er te Marburg eene samenkomst plaats over de voornaamste punten, waarin Zwingli van Luther afweek; daarbij waren vele voorname Hervormers tegenwoordig , zooals Melanchton, Oecolampadius en anderen. Over 14 punten werd men het eens, over het 15de, liet avondmaal betreflende, ging het niet; dat punt bleef onbeslist, trouwens men beloofde elkander de broederlijke liefde te bewijzen en voor elkander te bidden. Dit nam evenwel niet weg, dat Luther de leer van Zwingli eene in en door verduivelde leer noemde. De eendracht tusschen de katholieke en de protestantsche kantons werd spoedig verbroken. De gereformeerde hieven in de gemeenschappelijke voogdijen de kloosters willekeurig op; Zurich en Glarus, welke met Luzern en Schwyz beschermers waren van het stift van St. Gallen, verkochten dit voor een spotprijs aan de stad St. Gal-
41
leu. De katholieke kantons kwamen hier tegen op; men sloeg geeu acht op hen, men vorderde integendeel, dat zij zouden duldeu dat bij hen ook de nieuwe leer vrij zoude gepredikt en disputaties gehouden worden ; dit wilden zij niet toestaan , de spanning werd grooter, Zwingli raadde tot een spoedig gevecht aan , en in den herfst trokken de Katholieken met hunne banieren uit; de Zürichers trokken hen over den Albis te geinoet, en bij Kappel, 12 Oct. 1531, kwam liet tot een gevecht; de Zürichers werden met een verlies van 400 man op de vlucht gedreven, ook Zwingli bleef op liet slagveld. Hij lag zwaar gewond, een Unterwaldener maakte hom af. Zijn lichaam werd gevierendeeld en verbrand. Na deze nederlaag kwamen de Berners en de andere boud-genooten de Zürichers te hulp; bij Baar stonden de beide legers weer tegenover elkander. Den 21 October overvielen de Katholieken hunne tegenstanders bij nacht en gaven hun nogmaals de nederlaag. Men sloot weder vrede, want het ontevreden landvolk dwong Zürich en Bern daartoe. De steden moesten beloven, de Katholieken ongehinderd hun godsdienst te laten uitoefenen. De Berners en Zürichers moesten de aangerichte schade en gemaakte oorlogskosten betalen. De Solothurners, die den Berners hulp gezonden hadden, moesten duizend goudgulden betalen of tot de katholieke Kerk terugkeeren ; zij kozen het laatste, een bewijs dat de Hervorming sedert 1523 bij hen nog geen diepe wortels geschoten had. De abt van St. Gallen mocht weder in zijn half vernield gesticht terugkeeren. Sedert dien tijd is de verhouding der protestantsche en katholieke kantons weinig meer veranderd.
DE WEDERDOOPERS. x
Zooals wij boven zagen , waren Luther en Zwingli nauwelijks begonnen te prediken, of anderen verrezen , die van de vrijheid om den bijbel naar hunne opvatting uitteleggen , gebruik maakten, en zij vonden er weder heel wat anders in dan Luther en andere hervormers. Zij
42
haalden er nog een veel beter Christendom uit, dat hun nog veel meer vrijheid gaf. Thomas Münzer, zooals wij gezien hebben, was hiermede begonnen. Zij predikten gemeenschap van goederen, een christelijken staat, waarin noch rijken , noch armen , geen geestelijken , geen leeken , geen overheid en geen onderdanen enz. zouden zijn. Zwingli en Oecolampadms disputeerden met henhet baatte niets , zij werden overladen met scheldwoorden als mannen , die hun een nieuw juk wilden opleggen. Een zwerm van deze menschen Her- of Wederdoopers genaamd, zooals vroeger gezegd is, hielden \'s nachts vergaderingen bij St. Gallen , waar zij eene nieuwe taal spraken, hnnne kleederen wegwierpen en als zinnelooze menschen handelden. Elders liep eene massa menschen, mannen, vrouwen en kinderen, op de straat; anderen wierpen hun geld eu kostbaarheden het venster uit. De eene vrouw hield zich voor den Heiland, eene andere voor de hoer van Babyion enz. Een luitspeler, Thomas Schucker in St. Gallen, sloeg zipi broeder het hoofd af als offerlam voor de zonden dei-wereld. De onzinuigen werden, waar men ze aantrof, door Katholieken en Protestanten omgebracht. Zij verspreidden zich over een groot gedeelte van Duitschland en ook in andere landen, alsmede in de Nederlanden, waar zij even dolzinnig waren en zelfs te Amsterdam liet stadhuis overrompelden , dat echter spoedig daarna hernomen werd; zij moesten het met den dood bekoopen. Overal werden zij verdreven of gedood; alleen te Munster in Westphalen hielden zij eene wijl stand en voerden daar hunne dweeperij ten top. Afwisselend werd alles door hun geest aangegrepen; mannen , vrouwen enz. dansten ongekleed op de openbare straat en schreeuwden, de een riep luidkeels: Doet boete! Wee, Babyion! de andere: Het rijk der hemelen is nabij ; weer anderen zagen de engelen op de aarde nederdalen. . Zij richtten te Munster eene christelijke gemeente op, brachten al hun goud, zilver en kostbaarheden te za-men; alle boeken in de stad werden insgelijks bijeengebracht en verbrand, de bijbel alleen niet. Zij kozen ouderlingen , die de goederen moesten besturen, waarvan het volk
43
van den Berg Sion, zoo noemden zij zich, moest onderhouden worden. Zij aten gezamenlijk. Jan Mathijszoon, een bakker uit Haarlem, en Jan 13oekhold, kleermaker te Leijden, ook Jan van Leijden genaamd, die uit de Nederlanden hadden moeten vluchten, waren daar profeten, üe bisschop van Munster, die natuurlijk had moeten wijken, kwam met zijne bondgenooten voor de stad, maar werd dapper teruggeslagen. Mathijszoon verkondigde, dat hij met zijn staf den vijand zou verslaan, en werkelijk deed hij met enkelen der zijnen een uitval, maar zij werden gevangen genomen en gedood. Nu verhief zich Jan van Leijden tot hoofdprofeet; deze had eene openbaring gekregen, dat hij koning moest worden; eerst van Munster, en dat zich van daar uit het rijk Gods over de geheele aarde zou verspreiden. En werkelijk werd hij koning, hij voerde verschillende nieuwe gebruiken in, onder anderen ook de veelwijverij; hij zond 12 apostelen uit om het nieuwe rijk te verkondigen , zij werden echter hier en daar opgevat en gedood. Munster werd eindelijk door westfaalsche troepen ingesloten , er ontstond hongersnood, de dweepers boden half uitgehongerd nog weerstand, den 24 Juni 1534 werd den belegeraars door verraad eene poort geopend, zij drongen de stad binnen en met de grootste inspanning konden zij eerst den wanhopigen weerstand overwinnen. De koning der gerechtigheid en zijne aanhangers werden uit hunne schuilhoeken gehaald en omgebracht. Jan van Leijden werd een uur lang met gloeiende tangen geknepen, vervolgens ter dood gebracht en zijn lichaam in eene kooi opgehangen. — Zoo eindigde in 1535 het communistische rijk der weder-doopers.
DE TURKEN VOOR WEEN EN\'.
Sultan S o I i m a n II.
Terwijl Duitschland van het eene einde tot het andere door de hervorming in twee vijandige kampen verdeeld was ,
44
klopteu de Turkeu, die Hongarije verwoestten, aan de poorten van datzelfde üuitschland. Op Mahomet II volgde in 1481 zijn zoon Bajazet 11 (1481—1521), die weinig uitrichtte. Zijn jongste zoon Selim I, een vorst, die zijne tijdge-nooten in staat- en krijgskunde v^r overtrof, ui aakte don naam van Osmannen of Turken verschrikkelijker dan hij ooit geweest was.
Hongarije en de omliggende landen liet hij naar hartelust plunderen, terwijl hij zijne vloot versterkte en zich van achteren veilig maakte door het vernietigen van het persische rijk (1515) en het veroveren van Egypte (in 1517). Hij stierf in het jaar 1520 en werd opgevolgd door zijn zoon Soliman 11 (1520—1566), ouder wien het osmanische rijk zijnen grootsten bloei bereikte. Reeds in 1521 nam hij Schabacz stormenderhand in: de bezetting verdedigde zich tot den laatsten man; in Augustus van hetzelfde jaar maakte hij zich , na een verschrikkelijk verlies, meester van het gewichtige Belgrado. Het eiland Rhodus en Venetië betwistten hem alleen nog de opperheerschappij iu de Middelandsche zee. Hij rustte eene vloot uit van 400 schepen met 120.000 man aan boord, en begon een aanval tegen de vesting Rhodus, welke slechts met 600 ridders en 4500 soldaten bezet was. De grootmeester Villiers de l\'lsle hield het zes maanden lang uit tegen deze geduchte overmacht, en eerst in Mei 1522, toen de stad bijna tot een puinhoop geschoten was nam hij de capitulatie van den Sultan aan. Hij mocht met zijne ridders eervol aftrekken, den achterblijvenden inwoners werd behoud van goed en vrije uitoefening van hunne godsdienst toegestaan.
Hierop maakte hij zich gereed om Hongarije te veroveren. Ongelukkiglijk heerschte er in Hongarije zelf groote verdeeldheid ; de adel stelde alles in het werk om het aanzien en de macht des konings te verkleinen, en toen Soliman met een leger van 200.000 Turken Hongarije binnenrukte, kon hun koning Bodewijk 11, zoon van Stanislaus, er slechts 20.000 man tegenstellen. Hij werd bij Mohacz den 29 Aug. 1526 geslagen en sneuvelde. Duitschland beefde op dit bericht. De keizer en zijn broeder Ferdinand, die Bode-
45
wijk 11 als koning van Hongarije en Bohemen als naaste erfgenaam zou opvolgen, riepen het duitsche volk tot verdediging van hun eigen haard op; maar de pro-testantsche vorsten mistrouwden den keizer nog meer dan zij de Turken vreesden, Luther zelf schreef en predikte tegen den turkschen oorlog. De Turken rukten tot voor Weenen voort, alles op hunnen weg verwoestende en sleepten duizenden jongelieden en jonge dochters iu\' slavernij mode. Voor de muren van Weenen echter leerde de Turk den duitschen moed kennen , het werd dapper door Niklas von Salm verdedigd. De Sultan zag thans , dat het stedenrijke Duitschland niet zoo gemakkelijk te veroveren zou zijn. Toen men eindelijk begreep, dat met de inneming van Weenen geheel Duitschland voor den Turk zou openliggen, vereenigden de duitsche vorsten zich toch en een sterk rijksleger rukte op Weenen aan. Solimau brak het beleg op en trok in het veroverde Hongarije terug. In hot gedeelte van Hongarije, dat in de macht der Turken was, betwistte Jo-hann Zapolija Ferdinand de kroon en toen deze overleden was, nam Soliman de voogdijschap op over zijn zoon Johan Sigismond.
Hij bezette Ofen (1541) en liet aan zijn beschermeling slechts Zevenbergen en een deel van Neder-Hongarije. Ferdinand behield gedurende een wapenstilstand van 8 jaren een gedeelte van Üpper-Hongarije en de aan Oostenrijk en Stiermarken grenzende comitaten , tegen eene schatting van 30.000 goudgulden. Het huis Habsburg kreeg dus door Hongarije, in plaats van een voormuur, een geduchten vijand.
KAREL V IN AFRIKA. (1535).
Niet alleen Hongarije en oostelijk Duitschland werden dooide Turken afgeloopen en geplunderd ; maar ook Italië, Spanje en de eilanden in de Middellandsché zee. Karei had aan de Johannisridders Malta en Gozzo ingeruimd (1530), van waar uit de ridders hunne zeetochten tegen de Turken met onverslapten moed voortzotten. De Turken echter zwierven
46
in tallooze schepen op zee, vielen onverwaclits de schepen der Christenen aan, landden aan de kusten, plunderden steden en dorpen en voerden de inwoners als slaven mede. Vooral onderscheidden zich twee broeders van het grieksche eiland Lemnos , Horuk en Haireddin. Zi] waren tot het Islam overgegaan ; door verraad waren zij Algiers en Tunis machtig geworden , en bedekten nu de Middellandsche zee met hunne roofvloten. Karei Y, vau edelen toorn ontstoken , besloot de renegaten te tuchtigen en de christenslaven uit de klauwen hunner kwellers te redden. In het jaar 1535 scheepte hij zich met eene sterke vloot, onder bevel van den bekwamen zeeheld Andreas Doria naar Afrika in en landde gelukkig met zijn klein, maar uitgelezen leger aan. Hij versloeg Hai-reddins landmacht, veroverde Tunis met de haven Coletta en bevrijdde 20.000 christenslaven, welke den roem en de grootmoedigheid van hunnen luisterrijken redder alom in Europa verspreidden. De vorsten , door de renegaten verdreven, herstelde hij weer in het bezit van Tunis.
NIEUWE OORLOG MET FRANKRIJK. (1536—1538).
Nauwelijks was Karei op weg naar Tunis of Frans, de koning van Frankrijk, maakte gebruik van deze gelegenheid urn de vijandelijkheden te vernieuwen. Hij sloot een verbond met Soliman en stookte in het Milaneesche kwaad vuur aan ; daarenboven stond hij in nauwe betrekking met de Protestanten in Duitschland. Frans overviel plotseling Kareis bondgenoot , den hertog van Savoije (1535) en toen het volgende jaar de hertog van Milaan, de laatste Sforza, stierf, vernieuwde Frans zijne aanspraken op Milaan en hiermede brak de oorlog op nieuw uit. De keizer kwam uit Tunis terug; nu verdreef hij de Franschen uit Italië en waagde nogmaals een aanval op Marseille, welke mislukte. De turksche zeeroo-vers, de bondgenooten van deu franschen koning, begonnen nu ook de kusten van Beneden-ltalië te plunderen, en dit bewoog paus Paulus 111, die den keizer anders niet zeer genegen was, den vrede te bewerken; deze kwam te Nizza
47
tot stand op voorwaarde, dat ieder der partijen in het bezit zoude blijven van hetgeen liij thans bezat. (1538).
De keizer reisde door Frankrijk naar de Nederlanden en bracht den koning een bezoek; hij werd aldaar ridderlik ontvangen. In de Nederlanden, zijn geboorteland en dat hem steeds zoo dierbaar was, was ook de hervorming doorgedrongen , zelfs de wederdoopers huisden er in; hier en daar hadden reeds ter wille van den godsdienst ergerlijke tooneelen plaats gehad. Hij eerbiedigde de vrijheid der ste-4en, maar verbood door strenge placaten de nieuwe leer; liet echter de herdoopers te vuur en te zwaard straffen.
TOCHT VAN KAREL V NAAR ALGIERS. (NOV. — Oct. 1541.)
Na het verlies van Tunis werd Algiers het roofnest der zeeroovers; van daar vielen zij uit en roofden, moordden en plunderden, waar en wat zij konden. Kareis hart bloedde op de geruchten van den jammer, welken zij aanrichtten en hy besloot hen in hun schuilhoek, Algiers, op te gaan zoeken. Op Majorka had Karei vloot en leger verzameld, Andreas üoria waarschuwde den keizer te vergeefs voor de herfststormen in de Middellandsche zee en de onveilige kust in Afrika. Zijne vloot bestond uit 74 groote en 200 kleinere schepen met 24000 beproefde soldaten. Op de overvaart leed de vloot reeds veel door storm, en toen hij zich op den Afrikaanschen bodem ontscheept had, werd een groot gedeelte zijner vloot op het strand geworpen en verbrijzeld. Karei trok niet zijne manschappen tegen Algiers op; maar door de geweldige stortregens en de moerassige wegen kon hij er niets tegen uitrichten. Hij meende Algiers te bestormen\', maar vond geduchten weerstand van de Mooren, Turken en Arabieren en toen hij onder de muren van de stad kwam, brak er zulk een hevige storm los, dat Karei zich genoodzaakt zag terug te trekken. Hij dekte in persoon aan het hoofd zijner dapperen de inscheping. Op den terugtocht leed de overige vloot nog geducht door den storm, zoodat Karei grooter verlies leed dan hij ooit in eenig gevecht, had onder-
48
vonden. De tocht had geen andere vrucht, dan dat zij een nieuw bewijs kon geven van \'s keizers moed en dat hij in alle moeielijkheden gedeeld had met den minste zijner soldaten.
OORLOG VAN FRANKRIJK EN TURKIJE TEGEN
Nauwelijks was de mare van den ongelnkkigen tocht naar Algiers bekend, of\' de koning van Frankrijk Frans maakte van deze gelegenheid gebruik om Karei weer aan te vallen. Bij verbond zich met Soliman en Willem hertog van Gulik en Kleef, die aanspraak maakte op (jrelderland eu het graafschap Zutphen, waarbij zich later de koning van Denemarken voegde. De keizer had voor bondgenoot Hendrik den VIII, koning van Engeland, die weinig uitvoeren kon. De sultan zond den zeeroover admiraal Haireddin met eene vloot, waarbij Frans zijne schepen voegde, welke onbarm-hartiglijk de eilanden en kusten iu de Middellandse he zee uitplunderden en bij welke gelegenheid Haireddin duizenden menschen in slavernij wegvoerde ; later spaarde hij zelfs de kusten van Frankrijk evenmin. De hertog zond aan Frankrijk den in onze vaderlandsche geschiedenis bekenden Maarten van Rossum, welke binnen in het land deed, wat de zeeroover aan de kusten uitvoerde. Frans behaalde in het begin voordeleen in het noorden van Span je eu Italië; voor Perpignan stiet hij het hoofd, dit werd dapper gedurende drie maanden door Adba verdedigd. In 1543 veroverde de zeeroovers Nizza, verwoestten deze stad, maar lieten de citadel onaangeroerd; want juist verschenen Kareis troepen in de nabijheid. In het volgende jaar, den 14 April 1544, werd Kareis leger bij Cerisoles in Piemont verslagen eu Frans zette zijn tocht in Italië voort. Karei had intusschen Willem van Kleef geheel in het nauw gedreven , hij had hem Gulik ontnomen ; Willem voelde zich niet bestand tegen zulk eene overmacht; hij begaf zich persoonlijk naar het keizerlijke kamp en verzocht om vrede; dezen sloot de keizer met hem op voorwaar-
49
de, dat hij het verbond met Frankrijk en Denemarken zou verbreken en zijne aanspraken op Gelderland geheel opgeven ; daarvoor kreeg hij het veroverde Gulik terug. Karei was nu heer over al de Nederlanden. De prins van Oranje, Rene van Chalons, werd stadhouder over Gelderland en Zutphen. Terwijl de koning van Frankrijk in Italië oorloogde, rukte Karei met een duitsch leger Frankrijk zelf binnen, veroverde Champagne en kwam tot op twee dagreizen van Parijs. Daardoor dwong hij koning Frans tot deu vrede, die te Crepy| tot stand kwam den 18 Sept. 1544, waarbij bepaald werd , dat de keizer in het bezit zijner landen en Frankrijk tot aan het huwelijk van den hertog van Orleans in het bezit van Savoije en Piemont zou blijven. Omstreeks den tijd dat de vrede te Crepy gesloten werd, veroverde Hendrik Vlll nog de stad Boulogne; ook het volgende jaar zette deze den oorlog voort, de fransche vloot echter dreef de engelsche binnen hunne havens. Er werd verder niets bijzonders uitgericht. Beide koningen weusch-ten naar den vrede, dien zij den 17 Juni 1546 sloten. Engeland bleef Boulogne bezetten tot zoo lang zekere achterstallige schulden zouden betaald zijn.
DE SCHMALKALDISCIIE OOKLOG.
Terwijl de keizer in Spanje, Italië, de Nederlanden, in Afrika en Frankrijk en tegen den, Turk, beurtelings tegen binnen- en buitenlandsche vijanden van zijn rijk de wapenen moest voeren, traden er in het duitsche rijk altijd meer vorsten tot de Protestanten en het schmalkaldische verbond toe, velen van hen, volgens de getuigenis van Me-lanchtou, alleen om zich meester te maken van bisdommen en kloosters. Aan den landgraaf Philips van Hessen moest Luther toestaan twee vrouwen te nemen, om een mogelijken afval te verhinderen ; zelfs bisschoppen, zooals die van Lu-beck en Schwerin, de aartsbisschop van Maintz lieten de Reformatie toe in Maagdenburg en Halberstad; de laatste kon het niet verhinderen, maar trok er toch aanzienlijke ALG. gesch. 4
50
sommen gelds voor. De aartsbisschop van Keulen, een goede, maar oud en liclitgeloovig man, wilde ook in zijn diocees hervormen, vond echter hevigen tegenstand bij zijn domkapittel. Men ziet hieruit datde hervormingsgeest in alle standen was doorgedrongen. Ue keizer had tot nu toe alles in het werk gesteld om den vrede te bewaren en den pro-testantschen vorsten zoo veel toegegeven, dat zelfs ijverige Katholieken aan hem begonnen te twijfelen. Toen er in 1538 een katholiek verbond tot stand kwam tusschen den hertog van Beieren, de aartsbisschoppen van Maintz en Salzburg, den hertog van Saxen (Meissen) en Hendrik van Brunswijk, gelastte de keizer, dat zij zich van alle vijandelijkheden onthouden en den neurenbergschen godsdienstvrede niet moesten schenden. Wat kon de keizer meer doen? Steeds van buiten aangevallen, moest hij het wapengekletter van binnen, zoeken te voorkomen; zijne buitenlandsche vijanden hadden dit gaarne gewenscht en vooral de koning van Frank-rijk, hij, die in zijn eigen land de Protestanten te vuur en te zwaard verdelgde, stookte in Duitschland onheilig vuur aan. Kareis hoop rustte op een algemeen Concilie, waarop de protestantsche vorsten zich vroeger altijd zoozeer beroepen hadden. De keizer drong hier bijzonder bij den paus op aan. Eindelijk schreef paus Paulus 111 het algemeen Concilie uit tegen den 1 Nov. 1542 te Trente in Tyrol. Karei had nu vast besloten, indien ook dit nu geen gehoor mocht vinden, krachtig op te treden.
Door den oorlog, welke weder tusschen Karei en koning Frans uitgebroken was, moest het Concilie uitgesteld worden en eerst den 13 Dec. 1545 gelukte het den paus dit te laten openen. De keizer noodigde in het voorjaar van 1546 al de vorsten op een rijksdag te Regeusburg uit, om de voorstellen gemeenschappelijk te bespreken, welke op het Concilie zouden gedaan worden. De meeste protestantsche vorsten verschenen niet op dien rijksdag; alleen Maurits van Saksen (Meissen), Joachim van Brandenburg en Albrecht van Brandenburg-Baireuth maakten eene uitzondering. Zij protesteerden vooruit reeds tegen alle besluiten van het Concilie, omdat het een pauselijk, geen vrij (dat is protes-
51
tantsch) was. De keizer herhaalde zijne uitnoodiging naar Regensbnrg, zij beantwoordden met uitrustingen en een vernieuwd verbond. In Bohemen , Silesië en de Lansitz ontwaakte reeds de geest van onrust, zelfs de oostenrijksche adel begon zich tegen Ferdinand te verzetten , terwijl de koning van Frankrijk by dit alles ook niet stil zat. Wat moest Karei doen ? Hij kon zich toch zulk een trots der vorsten niet laten welgevallen; hij mocht het niet langer dulden, dat de Katholieken de eene stad na de andere verloren , dat men steeds voortging kerken en kloosters te be-rooven en daarbij nog, dat men het vroeger gewenschte algemeene Concilie verwierp. Hij wapende zich ijverig, waarin hij door den paus met groote sommen ondersteund werd. Nu scheen het dan ook den vorsten van hot schmal-kaldische verbond tijd, om van de reeds lang bereide wapenen gebruik te maken en niet minder dan 45,000 man rukten (in Juli) onder aanvoering van den keurvorst van Saksen en den hessischen landgraaf\' Philippus, tegen den keizer naar Zuid-Duitschland op, waar Schertlin von Burten-bach, een dapper veldheer, zich met zijne manschappen bij hen voegde. Nu sprak de keizer den rijksban over de keurvorsten uit, 20 Juli, niet omdat zij protestant waren, het punt van godsdienst zou het Concilie beslissen ; maar omdat zij de rijkswetten schonden. Dit deed de beide vorsten aarzelen ; zij dachten aan hertog ülrich von Wurtenberg, die uit zijn land verdreven was geworden (1519) omdat hij de rijksstad Keutiingen genomen had. Schertlin was er voor den keizer onmiddelijk aan te vallen, de landgraaf Philippus was hiertegen. Intusschen had de keizer zich bij In-golstad verschanst en hoewel de vijanden hem zoo ver genaderd waren, dat zij zijne legerplaats konden beschieten, waagden zij toch geen aanval en gaven hierdoor den keizer tijd om zich te versterken, toen viel hij in Zwaben en behaalde aanvankelijk een voordeel op hen bij Gingen. Den zelfden dag ontving Johan Frederik het bericht, dat zijn neef Maurits in Keursaksen gevallen was; beide neven waren reeds lang oneenig. Op den rijksdag te Regensburg had Karei Maurits gewonnen, door hem voornamelijk de keur-
52
waardigheid, een gedeelte van de landen van zijn neef Joh. Frederik te beloven en in het godsdienstige zou den Protestanten het priesterhuwelijk, de kelk en Luthers leer over de genade toegegeven worden. Joh. Frederik ijlde met zijn leger naar Saksen terug , verdreef zijn ontrouwen neef en maakte zich van een groot gedeelte van zijn land meester. Het schmalkaldische bondsleger, dat tot hiertoe den keizer toch in toom had gehouden, liep in het najaar uit elkander ; de zuidelijke bondgenooten bleven dus aan de genade van den keizer over. Zij waagden het niet om zich te verzetten. De ulmer raadsheeren baden hem op hunne knieën om genade, leverden hein al hun geschut uit en betaalden 100,000 goudgulden. Ook Augsburg, dat Schertlin verdedigen wilde, gaf zich op dergelijke voorwaarden over en zoo volgde de eene stad na de andere. Kareis kas kwam zoodoende in staat om den oorlog met kracht voort te zetten. De keizer stelde overal een aristocratisch bestuur in en gebood, dat de Katholieken hun godsdienst weer vrij zouden uitoefenen , wat hun in de rijkssteden op straffe verboden was geworden; maar, helaas , zij bezaten geen enkele kerk meer. De protestantsche aartsbisschop van Keulen werd van zijn zetel gejaagd en moest later bedelen.
In dien tusschentijd waren de Bohemers ook weder opgestaan ; daarheen wendde zich de keizer; maar Maurits had hem naar Saksen geroepen en hij spoedde zich eerst daarheen met een leger van 27,000 man. Zij trokken de Elbe over en trolfen de Saksers (25 April 1547) bij Mühlberg en vielen , met den uitroep , Hispania! Hispania ! zoo duchtig de saksische krijgers aan, dat zij geheel verslagen werden. De keurvorst Joh. Frederik, zoo zwaarlijvig, dat een gewoon paard hem nauwelijks dragen kon, werd op de vlucht gevangen genomen , als mede Ernst van Brunswijk-Luneburg. Op de bedreiging des keizers, dat hij den gevangen keurvorst zou laten onthoofden, gaf zich het sterke Wittenberg over. Joh. Frederik moest de keurwaardigheid en het derde gedeelte van zijn land aan Maurits, zijn neef, afstaan; de keizer veranderde de doodstraf in levenslange gevangenschap. Dat hij zich later in godsdienstzaken aan
53
de besluiten vau het Concilie zou onderwerpen, daartoe was hij niet te bewegen. Hij moest het legerkamp van den keizer als gevangene volgen. Uit Gotha, Weimar, Jena, Eisenach , Orlamnnde en Altenburg werd voor de zonen van Joh. Frederik een vorstendom gevormd. De landgraaf Phi-lippus verloor nu ook den moed; hij wilde door middel van de vorsten met den keizer onderhandelen. Deze drong aan op onvoorwaardelijke onderwerping. Maurits (schoonzoon van Philippus) en Joachim stelden alles by den keizer in het werk om zachte voorwaarden te bedingen. Nu bepaalde de keizer, dat Philippus al zijn geschut moest uitleveren , zijne vestingen open stellen, 150,000 goudgulden betalen en Hendrik van Brunswijk in zijne landen herstellen en daarenboven moest hij den keizer knielend om vergeving smee-ken. De geschiedenis zegt, dat de keizer aan Maurits en Joachim verzekerd had hem dan vrij te laten ; van dit laatste mocht de landgi\'aaf zelf niets weten, zij moesten hem aanraden zich op genade of ongenade over te geven.
Toen nu de landgraaf te Halle verscheen en den keizer knielend om vergiffenis vroeg, weigerde de keizer hem den verzoenenden handslag; er wordt verhaald, dat de landgraaf zou gelachen hebben en dat dit den toorn des keizers opwekte. Hij werd, gelijk de keurvorst, als gevangene medegevoerd , later werd hij naar Mechelen gebracht en bleef tot 1552 gevangen. De vorsten waren hierover zeer ontevreden ; zij hadden den landgraaf hun woord gegeven, dat hij niet gevangen zou blijven, doch de keizer sloeg hierop geen acht. Ferdinand onderwierp intusschen Bohemen en de Lausitz , strafte de afvallige steden en heeren en vernietigde de privilegies, welke zij vroeger afgeperst hadden. De sterke en rijke stad Maagdenburg bood nog weerstand ; de belegering hiervan droeg hij op aan Maurits: op denRegens-purger-rijksdag had hij hem het bezit van deze stad ook reeds beloofd. Maurits hield zich, alsof hij den last zou volbrengen. üe keizer vertrok hierop naar het Zuiden, om nader bij het Concilie te zijn, hetwelk de paus, omdat er in Trente eene aanstekende ziekte was uitgebroken, naar Bologna verplaatst had. Karei was hierover zeer ontevreden en
54
;pande alles in, om het weer naar Trente te verplaatsen.
LUTHERS DOOD.
Doze stierf den 18 Februari 1546 te Eisleben en werd in de slotkerk te Wittenberg begraven. Aanvankelijk zag hij zijn werk slagen. Velen vielen van de Kerk ai\' of werden daartoe gedwongen door hunne beheerschers. Van eene andere zijde was het hem geene vreugde, dat Zwingli, Calvijn en Hendrik VIII, koning van Engeland, hem in het hervormen voorbij snelden. Had hij op zijn sterfbed een blik mogen werpen in de donkere toekomst, o, wat woeste tweedracht en ontketende woede zon hij ontmoet, wat al landen , steden en dorpen verwoest hebben zien liggen; wat al menschenbloed, gestort op de slagvelden of het schavot, zon hem hebben tegengespat! Hoe droevig zou de vrijheid in hare logge ketenen hem hebben aangestaard. Zijne leer? hij zou ze te vergeefs in den verbroeden kring van het ongeloof gevonden hebben. Maar bovenal verschrikkelijk zou hem die Kerk, welke hij had willen vernietigen, hebben toegeschenen ; zij was niet verdelgd. Hij zou haar schooner dan ooit op hare verheven rots vinden, haar bé-schermende armen over het geheele menschdom uitstrekkende en als de bewaarster der ware vrijheid, deze den volkeren zien aanbrengen; dan eerst zon hij de kracht van het donderende Anathema door de vijf werelddeelen hooren weergalmen , uitgesproken over zijne leer in het Concilie van Trente.
HET CONCILIE VAX TRENTE.
Deze algemeene Kerkvergadering werd geopend den 13 Dec. 1545 onder paus Paulus 111 en gesloten den 4 Deo. 15G3 onder paus Paulus V. Dikwijls werden hare zittingen door de woelingen des tijds geschorst. B\'ij het openen waren er tegenwoordig 280 aartsbisschoppen en bisschoppen en meer
dan 150 geestelijken van minderen rang, behalve delegaten van de verschillende katholieke mogendheden. Deze hooge vergadering, waarin talrijke mannen zaten, rijk in wetenschap en godsdienstkennis, kwam bijeen om in naam van de allerheiligste Drievuldigheid de wijdte en diepte der klove aan te wijzen, welke de katholieke leer van de protestantsche scheidt. Zij moest niet alleen tot het tegenwoordige geslacht, maar steunende op het Evangelie, de apostolische overleveringen en de uitspraken der vorige H. Conciliën, aan de toekomstige eeuwen luid verkondigen, wat de eenige, ware leer van Jesus Christus is. Zij moest als het ware de toekomst met het verledene samensmelten. — Door de Protestanten werd zij niet erkend; hoewel zij ze vaak geëischt hadden. Men moge vrij zeggen, het Concilie van Trente maakte de woud grooter; als grooter maken is, het geneesmiddel aanwijzen en het bederf weren. — Het Concilie wendde zicli ook even krachtig tegen de misbruiken, welke de Kerk waren binnen geslopen: het gaf de schoonste verordeningen voor de verheffing van den geestelijken stand en tot herstel van de tucht. Het Concilie van Trente is een waar licht voor de Kerk geworden. De geschiedenis toont ons, welk eene hooge vlucht de Kerk na het Concilie genomen heeft. De Reformatie heeft, hoewel onbewust er van, het heerlijke werk eens snoeiers gedaan in den vruchtbaren wijngaard des Heeren.
HET AUGSBURGER INTERIM. (1548.)
Na den schmalkaldischen oorlog had Karei het toppunt zijner macht bereikt. Hij had allen wederstand overwonnen, geen der vorsten durfde zich bewegen. Karei dacht hen nu ook wel zoo ver te krijgen, dat zij zich in het godsdienstige aan de uitspraken van het Concilie zouden onderwerpen. Daartoe liet hij door godgeleerden van beide kanten, bijzonder door Pflug, bisschop van Nauinburg van de katholieke zijde, en Agricola van de protestantsche een vergelijk opstellen , bekend als het augsburgsche Interim, dat aan het Concilie zoude worden voorgelegd. Het bevatte 26 ar-
56
tikeleii; het stond den Protestanten toe het huwelijk der geestelijken , het gebruik van den kelk bij het avondmaal en gedeeltelijk de leer der genade; ook behoefden zij geen kerkelijke goederen terug te geven. Natuurlijk namen de katholieke stenden het niet aan, en de paus verwierp het luid. Ook namen al de Protestanten het niet aan ; voor dezen kwam ter geruststelling, onder Melanchton, eene nadere bepaling te Leipzig tot stand, ook leipziger Interim genaamd, over de Adiaphora, waarin gezegd wordt, dat vele artikelen van het augsburger Interim geduld konden worden, wijl zij onverschillige plechtigheden en leerstellingen betreffen, die niets aan de zuivere leer ta kort doen. Geen van beiden, noch het Interim van Augsburg, noch dat van Leipzig stelde de Protestanten noch de Katholieken tevreden ; het Interim werd een spotwoord. Kareis toestand werd hierdoor moeielyker. Onvoorzichtig wilde hij ook optreden als bevrediger in het godsdienstige. Dat hij niet wist, dat de waarheid ondeelbaar is, daarvoor was hy te goed Katholiek. Zijn streven was steeds voorloopig tevreden te stellen en tijd te winnen, tot het Concilie uitspraak zou gedaan hebben; maar altijd werd hij overvallen door de kracht van den toen-maligen tijdgeest, de vrucht van eene met gezag onbestaanbare vrijheid, waarvan hij, helaas, zelf het slachtoffer zou worden.
MAURITS OVERVALT ÉN KEIZER ÉN CONCILIE.
PASSAUER VERDHAG. (1552.)
Maurits belegerde Maagdenburg in schijn en sloot onder-tusschen een verbond met den markgraaf van Joachim van Brandenburg-Küstrin, den hertog van Mecklenburg, de zonen van den gevangenen landgraaf, den markgraaf van Brandenbnrg-Kulmbach, met Maagdenburg en met den koning Hendrik II van Frankrijk, wien hij voor zijne hulp de steden Metz, Toni, Verdun en Kamerijk beloofde. Toen het verbond met Frankrijk gesloten was, trok Maurits van Maagdenburg af en rukte met zijn leger op naar het zuiden
57
eu verkondigde in April 1552, dat hij de oude vrijheid der duitsche stenden wilde herstellen, welke door den keizer op de laagste wijze was vernietigd geworden, en om Duitsch-land van de Spanjaarden en Walen, welke onder Alva huishielden , te verlossen. Hij richtte zijn weg eerst naar Augsburg, dat hem geschut gat\' — Ulm wilde hem niet binnen laten, vervolgens trok hij naar Tyrol. Hij verhaastte zijn tocht ten einde te voorkomen , dat de keizer zyne troepen verzamelde; den 18 Mei versloeg hij de keizerlijken bij Reut-ze en den volgenden dag nam hij met storm de ehrenberg-sche kluis in. Hier moest hij zich een dag ophouden door het muiten zijner soldaten, die de gewone belooning vorderden voor het stormloopen. Dit was een geluk voor den keizer, anders ware deze misschien in zijne handen gevallen. Den 22 was hij slechts twee uren van Inspriick verwijderd; de keizer was bevangen van schrik, lag ziek aan de voetjicht , hij zag zich genoodzaakt bijna zonder gevolg over de met sneeuw bedekte julische Alpen naar Villach te vluchten. Geen hand verhief zich voor den keizer: ^le katholieke vorsten bleven ook stil; de vernedering des keizers was allen wenschelijk, allen vreesden de keizerlijke willekeur. Mau-rits nam inspriick.in en liet alles plunderen, wat den keizer of den Spanjaarden toebehoorde; Ferdinands eigendommen werden gespaard. De keizer liet den gevangen keurvorst, Joh. Frederik, terstond in vrijheid stellen. Aan zijn broeder Ferdinand droeg hij op met Maurits in onderhandeling te treden. Deze was dadelijk gereed, dewijl hij niemand beoorloogde dan den keizer en deze thans weerloos was. Er werd vooreerst een wapenstilstand gesloten. Ferdinand vergaderde toen met de aanzienlijkste vorsten en zij sloten een verdrag (Verdrag van Passau). Karei wilde hier aanvankelijk niets van weten; maar op dringend aanzoek van Ferdinand, en omdat Maurits dreigde Frankfort aan te tasten, waarin nog eenige duizenden Spanjaarden lagen , trad hij schoorvoetend toe. Dit verdrag bepaalde onder anderen liet volgende: De landgraaf van Hessen zou dadelijk in vrijheid gesteld worden, binnen zes maanden de keizer een rijksdag beroepen, waarin besproken zou worden, hoe
58
het best de vrede in zaken van den godsdienst zou hersteld kunnen worden; beide partijen zouden ongehinderd hun godsdienst uitoefenen; in het kamergerecht even zoo veel pro-testantsche als katholieke assessoren plaats hebben en voor ieder zou, zonder onderscheid van geloof, recht gesproken worden, enz. Dit verdrag zou kracht hebben, tot er eene eindbeslissing kwam, en ook dan nog, al kou men het omtrent de godsdienstzaken niet eens worden (2 Aug. 1552). Hier kwamen de katholieke en protestantsche rijksstenden voor het eerst zoo wat tot eene vreedzame schikking. De keizer was hier als het ware buiten gelaten, hij heeft het nooit volledig aangenomen, maai\', wat bleef hem over? zelfs weinig katholieke vorsten hingen hem meer getrouw aan.
FRANKRIJK NEEMT 1IETZ , TOÜL EN VERDUN.
Maurits, de verrader van zijne familie, geloofsgenooten en van zijn keizer, was ook verrader van zijn vaderland (Duitsch-land). Voor zijne hulp tegen den keizer had hij, zoo als gezegd is, de steden Metz, Toul, Verdun en Kamerijkaan Hendrik II, koning van Frankrijk beloofd. Deze koning was met den ouden Soliman verbonden; zoodat de keizer gelijktijdig door Maurits, Frankrijk en den sultan aangevallen werd. Eene turksche vloot verscheen voor Napels! Hendrik nam de bovengenoemde steden spoedig weg. Hij vaardigde eene proclamatie uit, waarin hij zijne onbaatzuchtigheid en achting voor de duitsche natie uitsprak en betuigde, dat hij alleen kwam om de duitsche vrijheid te helpen bevestigen. Ook op Straatsburg had de koning het gemunt, maar de duitschgezinde burgers verhinderden dit. En nu eerst beseften de vorsten van het Passauer-Verdrag, dat Maurits de schuld van alles was : hij toch had laag de duitsche belangen aan Frankrijk en den Turk opgeofferd; dit had bij de vorsten zoo veel invloed, dat Maurits zelf genoodzaakt was tegen de Turken in Hongarije op te trekken, ook dat Karei eenige ondersteuning kreeg voor een leger tegen den parijzer verdediger der duitsche vrijheid. Maria, de zuster van Karei, landvoogdes van
59
de Nederlanden , had door den nederlandschen adel een aanzienlijk leger op de been gebracht; dat leger was ia Champagne gevallen, maar werd door de overmacht der Franschen weer over de grenzen gedrongen. Het deed toch dit voordeel, dat het een gedeelte van het fransche leger bezig hield. In den herfst trok de keizer naar Lotharingen, hij sloeg de Franschen uiteen en belegerde Metz met kracht. De keizer zelf, hoewel lijdende aan de jicht, toonde den grootsten moed en de meeste volharding; het was lang regen- en stormachtig weer geweest, de soldaten zonken in den modder, ziekte sleepte meer dan de helft zijner troepen weg, zoodat Karei genoodzaakt was in het laatst van Dec. af te trekken en de dnitsche stad in de macht van den zoon des mans te laten , dien hij vroeger als gevangene van Padua naar Madrid gevoerd had. Karei, vol van rechtmatigen toorn, zeide later: »üe Franschen zijn gevaarlijker voor »Duitschland dan de Turken, en als de eersten Straatsburg »en de laatsten Weenen belegerden, dan zou ik eerst naar «Straatsburg en dan naar Weenen trekken.quot;
DOOD VAN MAURITS. (11 Juli 1553.)
De markgraaf Albrecht van Brandenburg-Kulmbach, de schrik van Duitschland om zijn plunderen en rooven, die met Maurits de protestantsche vorsten verraden had en met hem tegen den keizer te Insprück opgetrokken was, en later den keizer weer hulp verleend had bij de belegering van Metz, wilde het Passauer-Verdrag niet erkennen, maar maakte van de vrijheid gebruik om op nieuw zijne strooptochten te beginnen. Vooral de bisdommen Trier, Würz-burg en Bamberg moesten het nu ontgelden. Geen klooster noch kasteel bleef gespaard. Zijne soldaten ontzagen jong noch oud ; van alle kanten rezen klachten op tegen den markgraaf. In hem kon men reeds zien, wat de aangroeiende macht der vorsten zonder den keizer zou worden. Koning Ferdinand, Maurits , Hendrik van Brunswijk en de uitgeplunderde geestelijke vorsten sloten een verbond (Hei-
60
delberger verbond) tegen Albrecht. Deze wendde zich nu dadelijk tegen Hendrik van Brunswijk, viel in Neder-Sak-sen en verspreidde overal dood en verderf; nu stonden pro-testantsche vorsten, met katholieke verbonden, tegen den protestantscheu Albrecht. Maurits rukte Albrecht na en leverde hem bij Sievershausen een der moorddadigste gevechten uit de 16 eeuw: men vocht man tegen man, ridder tegen ridder, 3 Brunswijksche prinsen, 300 ridders en 4000 soldaten bleven op het slagveld. Maurits zegepraalde; maar werd door een kogel in de borst getroffen en stierf twee dagen daarna (den 9 Juli 1553). Albrecht was in het heetste van den strijd gevangen genomen; maar voor eene groote som lieten hem de soldaten, die hem bewaken moesten , weder los. Hij begon op nieuw zijne verwoestende tcTchten; een volgend jaar echter werd hij bij Schweinfurt zoo geslagen, dat hij naar Frankrijk moest vluchten. Hij kwam in 1557 terug, maar stierf nog in hetzelfde jaar te Pforzheim.
DE AUGSBURGER GODSDIENSTVREDE. (1555.)
In 1555 kwam eindelijk de lauggewenschte Uijksdag te Augsburg tot stand, welke het Passauer-Verdrag in een godsdienstvrede veranderde. Karei zelf verscheen er niet, hij zond zijne gezanten; maar het gevoelen van dezen verschilde hemelsbreed met dat van Ferdinand en Maximiliaan. Delaat-sten wilden liever over geen godsdienstpimten meer twisten, de zaak bloot staatkundig behandelen en zulk eene regeling trachten te maken, welke den vrede tusschen de verschillende vorsten eu den keizer konde verzekeren. In dien zin kwam , na lange onderhandeling, den 21 Sept. de godsdienstvrede tot stand; Jeu 20 werd hij afgekondigd. Het volgende werd daarin bepaald: De protestantsche stonden van de Augsbnrger-Confessie hebben volkomen gelijke godsdienstige en staatkundige vrijheid met de Katholieken. Van de Calvinisten werd niet bepaald gesproken. De Protestanten zullen de weggenomen kerk- en kloostergoederen enz. be-
61
houden. Niemand zal zyne onderdanen dwingen tot het aannemen van eene andere leer; den onderdanen, die om den godsdienst uit land of stad verhuizen willen, staat dat vrij, mits zij aan hunne verplichtingen jegens land en heer voldaan hebben; in de rijkssteden, waar beide godsdiensten heerschen, blijft dit voortduren. Elke regeering, die slechts één godsdienst dulden wil, moet den anderen schadeloos stellen voor zijne bezittingen; in het rijkskamergerechtshof zullen zoo wel de Protestanten als de Katholieken zitting hebben. De protestantsche vorsten gingen nog verder en eischten, dat de geestelijken hetzelfde recht zouden hebben om van godsdienst te veranderen als de leeken. Hier kwam Ferdinand ten sterkste tegen op, en dreigde zelfs liever heen te gaan dan zulk eene vrijheid aan de geestelijken toe te staan. Na lange en hevige onderhandelingen, werd er het volgende, bekend als het Keservatum ecclesiasticum, bijgevoegd: dat geestelijken, welke waardigheid zij ook mochten bekleeden, met verandering van godsdienst al de titels, vruchten en inkomsten, daaraan verbonden , verloren en geen aanspraak op eenige vergoeding hadden. De Katholieken wilden hiermede beletten, dat niet ergens, wanneer een bisschop of andere geestelijke afviel, deze tegelijk de goederen aan zijn ambt verbonden, in bezit zoude houden. Vele vorsten protesteerden hiertegen. De kiem voor latere tweespalt bleef, daarenboven wilde de paus ook zijne goedkeuring niet aan dit verdrag hechten; trouwens men had er ook in opgenomen, dat dit verdrag ook dan nog geheel in volle kracht zou blijven, al werd het door het Concilie niet goedgekeurd.
De augsburger godsdienstvrede is niet alleen een der belangrijkste punten in de geschiedenis der Hervorming, maar ook van Duitschland. Hij teekende de grens af van de kloof onder de duitsche volken, door de Hervorming gegraven; Duitschland werd werkelijk in een protestantsch en een katholiek Duitschland verdeeld, welke elkander overal gadesloegen. De keizer hield op, dat eerwaardig gekroond hoofd te zijn, om wien de vorsten zich schaarden om Duitschlands belangen te bevorderen en de vijanden te bestrijden; voortaan wordt hij zelf wantrouwend nagegaan en zijne geheele
02
regeeriug bestaat in het telkens bevredigen van de eene of de andere partij. Omdat hij Katholiek was, vertegenwoordigde hij bij de Protestanten slechts den Antichrist en het was bi) het volk genoeg voor te geven, dat de godsdienst in gevaar was, om gewapend tegen hem op te trekken.
Het is de waarheid in het aangezicht slaan, voor te geveu , dat er alleen gestreden werd voor de zuiverheid der leer en de vrijheid van godsdienst; de geschiedenis toont ons ten volle, dat zulks niet zoo is. De vorsten trokken het meeste voordeel uit de Hervorming. Zij onttrokken zich aan den keizer, werden zei ven monarchen, zij verbeterden hunne inkomsten door het toeëigenen van de stichtsgoederen, landerijen en kloosters met alles, wat vroegere vrome voorvaderen daaraan vermaakt en de kloosterlingen door hunne vlijt vermeerderd hadden, om de arme geburen of reizigers liefderijk te ondersteunen: dat alles eigenden zij zich toe. De adel, tot wien Luther zich het eerste gewend had, won er niets bij; integendeel, hij werd minder geteld, naarmate de vorst zelf meer gezag kreeg, hij ook gebruikte soms de leer tegen den vorst, zoo als de vorst tegen den keizer. De burgers hadden veel van hunne vrijheid verloren. De hofprediker bepaalde het geloofsformulier en de wijze van godsdienstoefeningen , zoo wel in de kerk als in de school; deze verordeningen werden door den vorst goedgekeurd; in geschilpunten was hij de hoogste rechter, zoodat hij tegelijk paus, bisschop en vorst was, en hij nu, die zich verzette, was te gelijker tijd rebel en ketter in één persoon ; de loop der geschiedenis zal ons dit verder tooneu.
KAKELS TROONAFSTAND EN DOOD.- (21 Sept 1558).
Karei deed nog zwakke pogingen om zijn zoon Filippus de duitsche kroon te bezorgen, hij bemerkte echter weldra, dat noch de protestantsche, noch de katholieke vorsten er in toe zouden stemmen; hij liet dus Dnitschland aan zijn broeder Ferdinand over en begaf zich naar zijn geliefd Nederland. Hij leed reeds geruimen tijd aan de jicht en koorts
63
en soms overvielen hem vlagen van groote droefgeestigheid. Geheel zijne regeering heeft hij moeten strijden en geen zijner grootsche plannen kunnen verwezenlijken ; en hij, die alles voor Duitschland zou gewaagd hebben, zag zich door datzelfde Duitschland verraden en verlaten. De Hervorming kon hij niet stuiten. Frankrijk werd voor hem gevaarlijker dan ooit, Soliman stond elk oogenblik gereed om op Weenen los te rukken. Voor zoo vele moeilijkheden waren zijne krachten gebroken , hij voelde, dat hij zijne rol uitgespeeld had en neigde tot rust, hij wilde het overige zijns levens in stille afzondering doorbrengen en zich waardig tot den dood voorbereiden. Den 25 Octob. 1555 droeg hij de Nederlanden in eene plechtige vergadering te Brussel, op aan zijn zfoon Filippus en spoedig daarna stond hij hem ook den spaanschen troon af, en den 7 Sept. 1550 legde hij eveneens de duitsche kroon neder. Den 17 Sept. van hetzelfde jaar scheepte hij zich in Zeeland naar Spanje in en begaf zich in het klooster van St. Just, bij Placentia in Estramadura, alwaar hy den 24 Febr. 1557 aankwam. Hier leefde de groote keizer, in wiens rijk de zon niet onderging , in stille eenzaamheid, slechts van weinige dienaars vergezeld. In gewichtige aangelegenheden was hij nog de raadsman zijns zoons. Dikwerf betuigde hij, dat hij zich thans in de gewijde gewelven van het klooster gelukkiger gevoelde dan in de prachtige zalen der paleizen. Zijn dag was verdeeld in het gebed en het lezen van stichtelijke boeken, ook hield hij zich bezig met het tuinieren en het vervaardigen vau uurwerken. Hij stierf den 21 Sept. 1558 in den ouderdom van ruim 58 jaren. Dat hij eenige dagen van te voren zijne uitvaart zou gevierd en in de doodkist zou gelegen hebben, kan men gerust onder de vertelsels rekenen. Men beschuldigt Karei soms van onverdraagzaamheid , omdat hij als een oprecht katholieke vorst de Hervorming bestreed, er placaten enz. tegen deed uitvaardigen. Het is vooroordeel; de placaten van Karei waren op verre na zoo ingrijpend niet als later de wetten en waarschuwingen der protestantsche vorsten tegen de Katholieken, waarover wij ter plaatse verder zullen spreken.
6i
DE HERVORMING BUITEN DUITSCIILAXD.
CALVIN IN GENÈVE (1536—1564).
De oude stad Geneve was onder Koenraad 11 met Bour-gondië aan het duitsche rijk gekomen en eveu als in Dnitsch-land alle bisschoppen vorstelijke rechten hadden, kreeg de bisschop van Genève dezen ook; de keizer vond in de geestelijke vorsten soms steun tegen de wereldlijke, waardoor trouwens ook wel eens tweespalt ontstond tusschen stad en bisschop. De naburige bisschop van Lausanne had ook dezelfde rechten; zijn bisdom strekte zich over Freiburg in het Aardal tot Bern uit. Hier had men vaak woelingen togen den bisschop. Zoo lang de hertogen van Savoye over Waad-land en beneden-Wallis regeerden, hadden de bisschoppen in hen een steun tegen de vrijheidsgezindheid der burgers ; maar deze bescherming ontaardde soms in willekeurigeu
o O
dwang; daardoor vervreemdde zich het volk van zijne bisschoppen , dat in hen de gunstelingen begon te zien van den ge-haten Savoyer. Na de oorlogen van Karei den Stoute (1474— 1477) tegen de Zwitsers, was Bern bijzonder machtig geworden ; het wilde die macht en tevens de Hervorming uitbreiden ; daartoe bood zich de gelegenheid aan, toen koning Frans 1 van Frankrijk in 1536 in Milaan oorloogde tegen Karei V. Toen riep Genève de hulp der Berners in tegen den hertog van Savoye en het gelukte hun, Genève zonder slag of stoot in te nemen. In Genève waren de aanhangers der nieuwe leer door fransche vluchtelingen zeer aangevuurd en versterkt; de bisschop moest naar Annecy in Savoye vluchten , van waar hij, na herhaalde waarschuwingen, de stad in den ban deed. Den bisschop van Lausanne overkwam hetzelfde lot. Uit de hoofdkerk aldaar namen de Berners meer dan een half millioen waarde aan kostbaarheden mede en lieten er geld van slaan. Jammer van zoo vele kunstwerken, zonderling, dat het protestantismus dier dagen zoo vijandig was tegen alle poëzie en schoonheidsgevoel. De landerijen en andere kloostergoederen werden vooral onder de voornaamste geslachten vroom verdeeld. De Genèvers wilden de Berners ook
wel op dezelfde voorwaarden hebben; maar dezen, zich spiegelende aan de verkregen vrijheid van Lausanne, zochten zicb van hen te ontslaan en vormden tot 1792 eene eigen Republiek. Van Genève maakte Calvin uit Noyon, geb. 10 Juli 1509, de hoofdplaats zijner hervorming. De gruwelijke Farel en Viret hadden hier zoodanig den woesten geest der hervorming opgewekt, dat de kerken als met storm van hare beelden, altaren en sieraden ontdaan werden en tegelijk ontstond er zulk eene losbandigheid onder de belijders der nieuwe leer, dat de predikanten zich niet meer wisten te redden. Toevallig richtte , zegt men , Calvin ook zijne schreden derwaarts (1536) en nu dacht men dadelijk in hem den man gevonden te hebben, die de orde zou kunnen herstellen, waarin men zich dan ook niet bedroog. Hij had onder de Hervormden reeds naam verworven door zijn geschrift : Onderricht in den christelijken godsdienst; hij werd daarom dadelijk door den raad als professor in de theologie en predikant der stad benoemd. Hierop stelde hij zijne geloofsbelijdenis op, welke al de inwoners van Genève moesten bezweren; bijzonder trok hij ook te velde tegen de groote losbandigheid, waartoe het volk vervallen was, sedert alle godsdienst-banden verbroken waren. Hij vond zulk een tegeustand, dat hij genoodzaakt was Genève te verlaten; maar werd twee jaren later (1540) reeds teruggeroepen en vervolgde zijn werk. Katholieken konden er natuurlijk niet blijven ; hunne goederen vonden gereede handen. Hij verbood schouwspelen, danspartijen en andere openbare vermakelijkheden ; streng werd de overtreder, zelfs in het openbaar gestraft. De geestelijken hadden het recht , de huizen der burgers binnea te gaan, daar geestelijk onderricht te geven en hun geloof te onderzoeken. Inderdaad, het wekt de lachspieren op, als men leest, hoe men op het gezag der katholieke geestelyken smaalt. En wat zal men zeggen, als men geboekt vindt, dat een Bertelier om zijne losbandigheid door het Consistorie in den ban gedaan , Jacop Gruet onthoofd werd, omdat hij tegen de kerkelijke orde en ongepaste uitdrukkingen in zijne brieven had geschreven. Servet, een Spanjaard , had tegen de Drieëenheid ALG. GESCH. 5
66
en tegeu Calvius christelijke onderwijzingen geschreven; hij werd op zijne reis door Genève ontdekt en gevangen genomen; te vergeet* beriep hij er zich op , dat hij niets ta Genève bedreven had, hij werd bij den magistraat als ketter aangeklaagd en levend met zijn boek verbrand. (27 Oct. 1553.) En men schimpt op de inquisitie ! Waar is nu dat vrije onderzoek , die vrijheid , voor welke men voorgaf te strijden ? De hervormers Bo/.a, Bacer en zelfs Melanch-ton gaven aan Calvin en consorten den grootsten bijval en noemden het daden der gerechtigheid. Vaak wil men zulke zaken verontschuldigen met op den geest der eeuw te wijzen , dan moet men dit ook doen voor zi jne tegenstanders ? maar de hervormers streden immers voor de vrijheid , dan mochten zij het anderen niet euvel opnemen , als dezen er reeds gebruik van maakten. Calvins leer stemde iu vele opzichten met die der andere hervormers niet overeen. Hij dreef de leer der predestinatie door en stelde als geloofsartikel vast: dat een gedeelte der menscheu door God ter zaligheid , een ander van eeuwigheid af ter verdoemenis bestemd is ; die tot de laatsten behoort, dien helpt niets ter zaligheid, hij moge doen wat hij wil, zelfs de Sacramenten eu goede werken baten niet, hij is en blijft verdoemd. Dit kan verwaande dweepers of zinnelooze wanhopigen voortbrengen. Troostrijker is de uitspraak hierover door de Kerkvergadering van Trente VI Zitting, Capittel Xll, waarin zij zegt: Ook moet niemand, zoolang hij iu deze sterfelijkheid leeft, zich van het verborgen geheim der goddelijke voorbeschikking zoo veel voorstellen, dat hij het voor zeker houdt, dat hij onder het getal der uitverkorenen is , alsof het waar was, dat de gerechtvaardigde niet meer kan zondigen; of, zoo hij mocht gezondigd hebben, zich zelveu eene zekere bekeering moet beloven. Want het kan niet geweten worden dan door eene bijzondere openbaring, wie God voor zich heeft verkozen. (1) — Calvin stierf den 24 Mei 1564. Zijne leer breidde zich bijzonder in Frankrijk, de
(1) Nemo quoque, quamdiu in hoe mortalitate yivitur, de arcano divi-nae praedestinationis mysterio usque adeo praesumere debet, ut certo sta-tuat, se omniiio esse in numero praedestinatorum : quasi verum esset,
07
Nederlanden en in Engeland uit. Zij kwam ook in deRijn-paltz en Hessen ; maar op vorstelijk bevel moest zij zich schikken naar de duitsch-protestantsche kerkverordeningen.
Genève was de zetelplaats van het romanisch protestan-tismus en kreeg daardoor eene wereldberoemdheid. Door dat vele gevluchte fransche Calvinisten zich daar kwamen vestigen en hun vermogen en industrie medebrachten, werd het spoedig eene der rijkste en voornaamste steden. Ten tijde der eerste fransche omwenteling werd Genève klein Parijs. De fransche heerschappij van 1792—1815 ontnam het zijn uitsluitend calvinistisch karakter, eu toen het in 1815 weer republiek en zwitsersche stad werd, kou het dien geest niet meer volkomen hernemen. Thans heeft het, even als de andere kantons van Zwitserland, eene demokrati-sche regeering, welke geen voorrecht van vermogen of geloof huldigt. Er bestaat nu ook weer eene katholieke gemeente, die in het bezit is van alle burgerschapsrechten.
DE HUGENOTEN IN FRANKRIJK.
De hervorming vond in Frankrijk, het vaderland van Calvin, gereeden ingang. Koning Frans 1 duldde ze volstrekt niet, en vervolgde ze des te strenger in zijn eigen iand, omdat hij do Protestanten in Duitschland beschermde eu zich daardoor blootstelde, dat men hem zelf niet vrij van de hervorming zou houden. Hij gaf scherpe edikten uit, liet Protestanten verbranden en in 1545 de Waldenzers zoo vervolgen, dat er meer dan 4000 omgebracht werden. Op Frans volgde in 1557 zijn zoon Hendrik 11, die met Catharina de Medici gehuwd was. Hij ondersteunde evenals zijn vader, de duitsche Protestanten, en won er Metz, Toni en Verdun bij; hij vervolgde de fransche Protestanten nog veel heviger dan zijn vader, vooral toen Calvins verordeningen ingevoerd werden. Hij was op het punt tot de strengste maatregelen
quod justificatus aut amplius peccare non possit: aut, si peccaverit, certain sibi resipiscentiam promittere debeat. Nam, nisi ex speciali revela-tione sciri non potest, quos Deus sibi elegerit.
68
over te gaau, toeu hy in een tournooispel, in 1559, gedood werd. Zijn vijftienjarige zoon Frans II, die in 1558 gehuwd was met Maria Stuart, was bloozinnig en niet in staat zelf te regeeren; er ontstond nu een strijd, wie de heerschappij over den koning zou voeren. Het gelukte den Guises, (eene fransche zijlinie uit het hertogelijke huis van Lotharingen) den hertog Frans en den kardinaal Karei, aartsbisschop van Reims, met de Koningin-moeder, Catharina de Medici; tegen hen verbonden zich de Bourbons, afstammelingen van Robert, jongsten zoon van Lodewijk IX, als: Auton, hertog van Vendome, door zijn huwelijk met Johanna d\'Albret, titulair koning van Navarra en Bearn; zijn broeder Karei, kardinaal en de jongste en moedigste, Lodewijk, prins van Condé. Bij hen sloten zich aan de connetable Montmorency , de broeders de Chatillon, de admiraal Coligni en anderen. Van deze verbondenen was Anton een openbare vriend der Hugenoten, zoo noemde men de Protestanten in Frankrijk, waarschijnlijk naar hunne eerste verzamelplaats voor de poort van St. Hugo te Tours. De prins van Condé en Coligni waren ook der hervorming zeer toegedaan , Montmorency was een trouwe katholiek, maar in de staatkunde een tegenstander van de Guises. Aangezien de Guises de verklaarde vijanden der Hugenoten waren en zij de scherpe edikten van Hendrik II uitgelokt hadden, zagen de Protestanten de bourbonsche prinsen als hunne beschermers aan, waarbij zich ook die Katholieken voegden, welke met de regeering der Guises niet instemden. Aan de Hugenoten antwoordden de protestantsche rechts- en godgeleerden uit Frankrijk en Duitschland, op hunne vraag, of het geoorloofd was de regeering der Guises omver te werpen, met Ja, als het door een prins uit den bloede geschiedde. Daarop ontstond door een edelman, de Barry, de samenzwering van Amboise, welke door Condé geleid werd; Coligni was er mede bekend, maar vertrouwde de zaak nog niet. De samengezworen wilden zich van den koning meester maken, de regeering in de handen der Bourbons geven en de Guises terechtstellen. De samenzwering werd ontdekt en kostte aan bijna 1200 menschen het leven; Condé werd
69
in Orleans vastgezet en Anton van Navarra in zijne woning bewaakt. De Guises wilden zich thans van hunne hoofdvijanden ontdoen, maar Frans 11 stierf 5 Dec. 1560 en Catharina de Medici, ijverzuchtig op de macht der Guises, verzoende zich met de prinsen, nam de voogdijschap van den elfjarigen troonopvolger, Karei IX, op zich en benoemde Anton van Navarra tot generaal stadhouder van het rijk. Nu verbonden zich de Guises met den connetable Montmorency en den Maarschalk d\'André en vonden in Spanje en ia den keizer een steunpunt, terwijl Catharina alles in het werk stelde om den Protestanten vrije uitoefening van hun godsdienst te bezorgen. Het parlement te Parijs wilde daar echter niets van weten. Men hield eene disputatie te Poissy, 9 Sept. 1561, die tot in October duurde, waardoor, even als in Duitschland van dergelijke disputaties, niets tot stand kwam. Intusschen vermeerderde steeds bet getal Protestanten , de prins van Condé trad aan hun hoofd en verbond zich in het geheim met Elizabeth van Engeland ; daarentegen schaarde zich Anton van Navarra bij de Katholieken en riep de Gnises naar Parijs. In het stadje Bossy kwam het tusschen de gewapende begeleiding van den hertog de Guise en de Protestanten voor het eerst tot eene botsing ; vele Protestanten werden er gedood of gewond. Daarop grepen de Protestanten naar de wapenen. Parijs ontving de Guises en Condé moest ruimen. De jonge koning werd weder naar Parijs gebracht, waarheen ook de koninginmoeder volgde, zoodat de Guises nogmaals de teugels van het bewind in handen kregen. Intusschen veroverde Condé eene menigte steden en zoolang er eenheid in zijn leger heerschte, kon hij den Katholieken het hoofd bieden. De oorlog verspreidde zich over geheel Frankrijk; de beide partijen wedijverden in wreedheid en in het verwoesten v an hun schoon vaderland, dat vóór de hervorming zoo bloeiend en waar de huiselijke haard onlangs nog zoo vreedzaam was en thans de vader tegen den zoon, de zoon tegen den vader , de broeder tegen den broeder in bloedige rijen staan. Elizabeth hielp de Hugenoten aan geld en troepen, zoo ook de duitsche protestantsche vorsten ; de Guises hadden even
70
zoo ondersteuning van de Spanjaarden en de Zwitsers. Het Parlement verklaarde Co\'bdé en zijne aanhangers voor landverraders. Den 19 Dcc. 1562 kwam het bij Dreux tot een slag, waarin de partij der Guises, vooral met behulp der Zwitsers, de overwinning behaalde; Condé werd gevangen genomen. Coligni plaatste zich aan het hoofd van het leger der Hugenoteu en bezette de beueden-Loire en Seine om dichter bij de engelsche hulp te zijn. Bij de belegering van Orleans werd de hertog de Guise door een hugenoolsch edelman verraderlijk vermoord. (24 Feb. 1503). Anton van Navarra was aan zijne wonden voor Rouaan gestorven en daardoor was het mogelijk, den 19 Maart 1563 den vrede van Amboise te sluiten op de volgende voorwaarden :
1. Alle graven, barons en bezitters van heerlijkheden, benevens hunne onderdanen hebben op hunne eigendommen vrije uitoefening van godsdienst. 2. Edellieden van minderen rang en burgers mogen huiselijke godsdienstoefeuitigen houden , geene openbare; daarentegen zal in elk rechtsgebied eene stad aangewezen worden, waar openbare godsdienst mag gehouden worden zonder stoornis der orde en ouder toezicht der openbare macht. 3. Al de kerken, met alles wat daartoe behoort, moeten aan de Katholieken teruggegeveu worden. 4. De uitoefening van den protestantbchen godsdienst blijft toegestaan op die plaatsen, waar zij vóór Maart 1563 bestond. (Parijs behoorde niet tot die steden). 5. Alles zal verder in den toestand van vóór den oorlog blijven tot eene algemeene kerkvergadering. 6. De kouing verleent wijders eene algemeene amnestie.
De vrede werd, helaas, door geene der partijen oprecht gehouden; in Sept. 1566 stond geheel Frankrijk weer in vuur en vlam, de Hugenoten namen meer dan 50 plaatsen in bezit. De SOjarige conuetable de Montmorency zegevierde bij St. Deni0, maar werd doodelijk gewond en nadat door beide partijen Frankrijk verschrikkelijk verwoest was geworden, kwam in 1568 de vrede van Longjumeau, op de voorwaarden van dien van Amboise, tot stand. Eindelijk besloot de koning zich met alle macht tegen de Protestanten te verzetten en niet te dulden, dat er vroeg of laat een
71
protestautsclie staat uit Frankrijk zou ontstaan onder een der prinsen van den bloede; de Protestanten werden ingelicht van den storm, die over hen zou uitbarsten. Zij maakten la Roehelle tot hunne hoofd wapen plaats en wierven een geducht leger aan. De koning vaardigde nu een edict uit, waarbij hij in Frankrijk den protestantschen godsdienst verbood en den predikanten beval, binnen 1-1 dagen het grondgebied te verlaten. Eene poging om zich vati Condé en Coligni meester te maken mislukte; de oorlog brak met vernieuwde woede weder i\\it. Den 13 Maart sloeg het koninklijk leger de Hugenoten bij Jarnac; Condé verloor het leven. Nu nam de llijarige Hendrik van Na-varra, dien Coligni ter zijde stond, het opperbevel op. De Hugenoten kregen versterking uit Duitschland en Zwitserland; het koninklijk leger uit Spanje en Italië, en nogmaals werden de Hugenoten bij Moncontour verslagen. De koning en de koningin-üi edtr, Catharina de Medici, wenschten naar den vrede, ei-u^lce!» om de rampen, waarmede Frankrijk overstelpt werd, anderdeels omdat zij ook de katholieke hoofden niet geheel vertrouwden, of misschien wijl zij zagen, dat het protestantismus niet door de wapenen te onderdrukken was ; de vrede werd den 8 Aug. 1570 te St. Germain en Laye gesloten, üij dezen vrede kregen de Protestanten al huime goederen en ambten terug; de openbare godsdienst werd geduld, waar hij tot 1 Aug. bestaan had; in elk gouvernement, waar voor den genoemden tijd de hervormde godsdienst niet was uitgeoefend , werd dit toegestaan in de voorsteden van twee steden, maar niet in Parijs en tien uren in den omtrek : ook niet op twee uren in den omtrek, waar het hof zich zou bevinden; de Protestanten konden tot alle ambten benoemd worden en eindelijk kregen zij voor twee jaren als veiligheidsplaatsen : la Kochelle, Montauban, Cognac en la Charité ; verder moesten zij de tienden aan de katholieke geestelijkheid betalen en uitwendig de katholieke feestdagen vieren. Sedert dien tijd werd de koning bijzonder toegevend jegens de Hugenoten, men geloofde, dat de stormen geweken waren. Hij knoopte onderhandelingen aan met Engeland, sprak van
72
een oorlog niet Spanje en het ondersteunen der Nederlanders tegen dit land, riep den admiraal Coligni aan het hof om met hem over den spaanschen oorlog te beraadslagen, hetwelk aanvankelijk moeite kostte , wijl de admiraal de zaak nog niet vertrouwde eu verloofde eindelijk zijne zuster Margaretha met Hendrik van Navarra. In Maart 1572 kwamen Johanna van Navarra met haren zoon Hendrik, hare dochter, benevens de jonge Condó, aan het hof te Parijs, waar zij door den koning en de koningin-moeder op de innemendste wijze ontvangen werden. Den 10 Juni stierf Johanna na eene ziekte van vijf dagen; dat zij aan vergift zou gestorven zijn, daarvoor is geen bewijs. Hendrik nam den titel aan van koning van Navarra. Toen men zag, dat de hoofden der Hugenoten met zoo veel heuschheid ontvangen eu behandeld werden , stroomden ook velen der voorname Hugenoten naar Parijs om getuigen van het verzoe-ningsfeest te zijn; maar onder al het feestgejuich waren de koning, de koningin-moeder en hunne partij er op bedacht , om hun lang beraamd plan ten uitvoer te brengen, namelijk om zich op eens van Coligni en de voornaamste hoofden der Hugenoten te ontdoen, en in den nacht van den 24 Aug. 1572 had de zoogenaamde Bloedbruiloft ofBartho-lomeusnacht plaats, in welken Coligni met velen der zijnen verraderlijk omgebracht werden. Hendrik van Navarra eu de prins van Condé bleven gespaard en traden weer tot den katholieken godsdienst over. Vele steden volgden Parijs na, zooals Meaux, la Charité, Orleans, Lyon en andere. Hoeveel Hugenoten er vermoord werden, kan niet nauwkeurig opgegeven worden. Soms wordt het getal overdreven groot op-o-ecreven; de Thiri, die de Bloedbruiloft zeer uitvoerig be-
75 O 7 0
schreven heeft, schat het getal der ongelukkige slachtotfers door het geheele rijk op dertig duizend. Kort loopen wij over dit droevige drama heen; het lust ons niet er, zooals men dikwijls leest, een tragisch-romantisch tafereel van te maken, waarin men dan op het einde leest, dat paus Gregorius Xlll uitbundig verheugd was en een Te Deum laudamus tot dank voor de verdelging der ketters te Rome liet aanheffen. Paus Gregorius Xlll werd officieel
73
bericht, dat er dien nacht eene geduchte samenzwering ontdekt was tegen den koning en de koninklijke familie eu dat deze voorbeeldeloos gestraft was geworden, (iregorius was genoodzaakt, met eeu hart vol afschuw tegeu het moorden, vervuld met de diepste smarten met betraande oogen, last te geven tot kerkelijke feesten te Rome. Zonderling is het, dat men den paus zoo gaarne wil verbinden bij al wat moorden is. Waar en wanneer en welken paus vindt men in het geheele tijdperk der hervormingswoelingen, die last gaf de afvalligen te slachten. Hij is vergaderd met de Vaders in het Concilie , bidt, onderzoekt, doet uitspraak eu verwijst alleen op de goddelijke straffen. Frankrijk meldde aangeene mogendheid den waren toeleg. In Londeu heette het, dat eene ontembare volkswoede was losgebroken; naar Duitschland berichtte men, dat alles beraamd was door Spanje, Rome en de Guises. Van het destijds bedorven en verdeelde hof en dubbelzinnige gedrag der koningen van Frankrijk was alles te verwachten. Wij zien er eindelijk al weder uit, welk een geducht wapen Luther gesmeed heeft voor de handen der vorsten, om staatkundige doeleinden te bereiken. De Bar-tholomeus-nacht joeg den Hugenoten schrik om het hart. Velen volgden het voorbeeld vau Hendrik van Navarre, zijne zuster en den prins van Coudé en werden weer katholiek; anderen vluchtten uit Frankrijk. In sommige streken wapenden zij zich ; la Rochelle, waarheen vele geestelijken en edellieden gevlucht waren, kon door de koninklijke troepen niet genomen worden. De Hugenoten vochten nog woedender dan vroeger; al behaalden zij geene overwinning, eiken aanval sloegen zij af. Door het edict van Boulogne eindigde deze vierde burgeroorlog; de Hugenoten kregen voor veiligheidsplaatsen la Rochelle, Ni nies en Montauban; de edelen, die eigen rechtsgebied bezaten, mochten vrij in hunne huizen en met tien andere personen hun godsdienst uitoefenen, wijders werd er algemeene vergiffenis voor het verledene verleend. De vrede werd door beide partijen gebruikt om zich te versterken. De Protestanten vorderden nu van den koning, behalve de veiligheidsplaatsen, de bezetting van twee steden in elke provincie, als ook in elke provincie een
74
parlement, samengesteld uit leden van hunne partij, zoodat het land gescheiden zou worden in een hugenootsch en een katholiek Frankrijk. De koning was besluiteloos. De Hugenoten begrepen dit, zij vereenigden zich tot een verbond, dat niets minder beoogde dan de oprichting eener republiek. Te gelijker tijd scheidden zich de Katholieken in twee partijen, waarvan de eene heulde met de Hugenoten om de heerschappij der Guises te fnuiken; de hoofden dezer partij waren de broeders des konings, de hertog van Alen (jon en Hendrik van Navarra. Zij smeedden met behulp, vooral van hunne vrienden la Mole en Annibal, graaf van Coconas, eene samenzwering tegen den zieken koning en Catharina de Medici ; met hen stonden Montniorenci, Condé en andere voorname Hugenoten in verstandhouding. Catharina de Medici werd van het complot onderricht, zoodat alles mislukte. Velen der samengezworenen werden gevat. Mole en Annibal onthoofd. Condé vluchtte naar Straatsburg en werd door de zuid-fransche Hugenoten als hun bevelhebber uitgeroepen. In dit jaar 1575, den 30 Maart, stierf Karei IX; sedert den parijschen moord was hem de rust ontweken. Hij werd opgevolgd door zijn broeder Hendrik 111, hertog van Anjou. De andere broeder, de hertog van Aleugou verbond zich met de Hugenoten en de ontevreden Katholieken, terwijl Condé met een duitsch-protestantsch leger op Frankrijk aanrukte. Hendrik van JMavarra ontweek ook en werd weder Protestant. De koning sloot daarop vrede met de Hugenoten te Ueaulieu (1576), waarin hij hun door geheel Frankrijk, behalve in Parijs, gelijke godsdienstige en burgerlijke vrijheid schonk met de Katholieken, elf veiligheidsplaatsen gaf en bovendien acht parlementen. Hiertegen richtte hertog Hendrik van Guise de Heilige Ligue op, een verbond der Katholieken. Zijn voorgegeven doel was de handhaving van den katholieken godsdienst; maar zijn geheim streven, om na den dood des konings, die geen man-nelijken erfgenaam had, zich van den troon meester te maken, wijl hij anders op den protestantschen Hendrik van Navarra moest overgaan. Hendrik begreep dat streven van den hertog van Guise en zocht het te verijdelen, door
75
zich zeiven aan het hoofd dei* Ligue te plaatsen. Op eene rijksvergadering te Blois, waaraan de Hugenoten geen deel namen , proclameerde hij den katholieken godsdienst als den godsdienst van Frankrijk en de uitoefening van eiken anderen voor verboden (1576). Het gevolg hiervan was een nieuwe Hugenoten-oorlog , die met den vrede van Bergerac (1577) en het edict van Poitiers eindigde. Dit edict bevat 04 artikelen ; wij behoeven ze hier niet op te noemen, de meeste zijn bevestigingen van vorige verdragen, alleen het 5Ge artikel verdient onze aandacht, daarin worden alle onderhandelingen of verbonden met vreemde mogendheden verboden. Bij dit edict waren verder nog 48 geheime artikelen tusschen den koning en Hendrik van Navarra gevoegd. L)e koning stond den Hugenoten veel toe; hij zag trouwens ook wel in, dat hij de speelbal der Guises zoude zijn zoo lang de strijd der beide partijen in Frankrijk duurde, daarom beval hij de ontbinding der Ligue en andere bondgenootschappen. Voor de geschiedenis van Frankrijk hebben de volgende jaren niet veel gewicht. Het zijn feesten en minnarijen met alles, wat ongeoorloofd is, zoowel van de zijde des konings als van de andere prinsen en prinsessen , soms gevolgd van een stryd, zooals la guerre des amoureux , waarbij het dan toch altijd om den godsdienst moest heeten. Geen wonder dat het lijden in Frankrijk groot was; burgers, boeren en de lagere adel snakten naar de oplossing van een strijd, waai toe zij zeiven zoo weinig aanleiding gaven. Hendrik 111 hinkte steeds van de eene partij naar de andere, hij had door zijne dubbelzinnigheid zelfs alle vertrouwen bij beide partijen verloren ; daarom bekommerden zich ook de Liguisten niet om hem en begonnen in 1585 op eigen gezag den oorlog tegen de Hugenoten. .Nog eens stelde zich de koning, aangezet door zijne moeder, aan het hoofd der Liguisten en nam bij een edict alles terug, wat hij vroeger den Hugenoten had toegestaan, maar verzwakte door zijne ijverzucht tegen de Guises den gang des oorlogs, wat ten gevolge had, dat zij door de Hugenoten onder Hendrik van Navarra bij Con-stans geslagen werden. (1587.) Daarentegen joeg de hertog van Guise een leger van 40.000 duitsche huursoldaten uit
76
een, die iu Frankrijk huishielden, hij zou het geheel vernietigd hebben, indien de koning, het niet verhinderd had. Omtrent dezen tijd vormde zich eene tweede Ligue uit de zestien kwartieren van Parijs, en deze verbond zich met de eerste. Men had besloten zich van den koning te ontdoen ; deze werd gewaarschuwd en omgaf zich met eene geduchte macht van Zwitsers. Bij deze gelegenheid bedienden de Pa-rijzenaars zich voor het eerst van barricaden , zij sloten de troepen als met een muur in; de koning bevond zich thans in de macht der Liguisten , maar Hendrik van Guise waagde het nog niet den koning af te zetten. De koning echter wist verkleed naar Chartres te ontvluchten en hem bleef nu geene andere keus over dan öf zich in de armen der Hugenoten te werpen öf zich nogmaals bij de Liguisten aan te sluiten; hij koos het laatste. Bij een edict sloot hij eiken niet-katho-lieken prins van de troonsopvolging uit, beloofde de scherpste maatregelen tegen de Hugenoten en benoemde Hendrik van Guise tot opperveldheer met onbeperkte volmacht, (12 Aug. 1588); maar den 23 Dec. werden Hendrik van Guise en den volgenden dag de kardinaal Lodewijk van Guise doorstoken en velen der aanzienlijke Liguisten gevangen gezet. Toen stonden Parijs en het geheele katholieke Frankrijk tegen den koning op, en deze wist geene andere uitkomst te vinden dan zich in de armen van Hendrik van Navarra te werpen. Spoedig voegden zich vele benden Duitschers en Zwitsers, als ook edellieden, zoowel katholieke als protestantsche, bij hen en beide Hendrikken sloegen het beleg voor Parijs met een sterk leger. Het lot van Parijs scheen beslist, toen een Dominicaner-monnik , de 22jarige Clement, den koning den 1 Aug. 1589 in zijn paleis te St. Cloud doorstak. De moordenaar werd door vier paarden van een getrokken en verbrand. Dat gedeelte van het belegeringsleger en de edelen, ■welke Hendrik voor Parijs gevoerd had, erkende hem dadelijk als koning van Frankrijk, de katholieke edelen van Hendrik 111 alleen op voorwaarde, dat Hendrik den eed zou doen den R. K. Godsdienst in Frankrijk te handhaven en hier zelf weer toe over te gaan. Toen Hendrik zich hiertoe plechtig verbond, sloten de meesten zich bij hom aan. Zijn
77
aanhang vermeerderde bijzonder, en toen het duidelijk werdj dat Spanje geene andere bedoeling bad dan om Frankrijk van een te scheuren en van zich afhankelijk te maken, zegepraalde hunne vaderlandsliefde over den godsdiensthaat, te meer, daar zij zagen, dat de laatste der Guises, de hertog van Mayenne, niet die kracht en bekwaamheid toonde, om hen tegenover Hendrik van Navarra te stellen. Gene deed nog eene poging, maar werd door Hendrik bij Yvry in^or-mandië beslissend geslagen (14 Mei 1590). Den 25 Juli 1593 trad de laatste plechtig weer tot de katholieke Kerk terug en bewees daardoor tegelijk , hoe ernstig hem al zijne vorige geloften geweest waren , en ook of hij gevochten had om de leer of om den troon. Parijs bleef alti]d nog voor hem gesloten. Van binnen beerschten verdeeldheid en kuiperijen; alle toevoer van levensmiddelen was afgesneden, duizenden kwamen van honger en gebrek om, zoodat het eindelijk genoodzaakt was zijne poorten voor den nieuwen koning, Hendrik deu IV, te openen (den 30 Aug. 1594). Men zegt, dat 30,000 meuschen den hongerdood gestorven zijn.
HENDRIK IV.
Hendrik deed zijn intocht in Parys en van dit oogenblik af kenmerkte alles bij hem vergevensgezindheid en goedheid , allen noodigde hij tot verzoening uit, de edelen en grooten zocht hij te voorkomen door hen in hunnen rang te herstellen, zelfs met den hertog van Ma3renne verzoende hij zich. Op zijn verzoek ontsloeg de paus hem op de gebruikelijke wijze van deu ban en alles voorspelde aan Frankrijk eene rust, welke het in zoo vele jaren niet genoten had en toch zoo zeer behoefde. Evenwel daar waar het noodig was, tastte hij met de noodige gestrengheid toe, hij deed meer dan honderd der hevigsten van de zestien kwartieren voor eenigen tijd Parijs verlaten, alsmede ook de Jesuïten, waarvoor geen grond was en dat meer voortkwam uit de aangebrachte berichten van hunne tegenstanders ; dat zij de hand zouden gehad hebben in de gruwelijke daad van den 19jarigen
78
Chatel is ongerijmd. Deze Chatel wist op den 27 Sept. 1594, ouder voorwendsel van den koning een smeekschrift over te reiken, tot in het kabinet des konings te komen, alwaar bij een dolk tegen Hendrik trok. Hij trof den koning, die juist bukte, aan den mond; de wond was van geringe be-teekenis. De dweeper werd naar de wijze des tijds ter dood gebracht. Het is schering en inslag, dat men al de moorden op of aanslagen tegen vorsten toeschrijft aan Jesuïten en monnikken, eu altijd hebben biechtvaders ze aangeraden of goedgekeurd. Waren misschien Fieschi, Orsini, Marino, Tebaldi, Beresowski en Becker, ook vrienden van de Jesuïten en biechtvaders ? De Hugenoten waren met Hendrik niet zoo tevreden; zij hadden echter geen aanvoerder om iets te ondernemen en de koning wist hen van elkander te houden. Toen hij in 1598 zijn oorlog met Spanje geëindigd had en vast op zijn troon zat, gaf bij den 13 April het beroemde edict van Nantes. Hierin luidt het: De katholieke godsdienst wordt overal weer hersteld, waar zij verhinderd was geworden; storingen bij den godsdienst of beleedigingen aan katholieke priesters worden streng gestraft. De Hugenoten mogen overal wonen en hun godsdienst vrij uitoefenen; niet geoorloofd is hy binnen Parijs en vijf mijlen in den omtrek, ook in de bisschoppelijke steden niet. Overal wijders is het geoorloofd kerken en scholen te bouwen, consistories en synoden te houden, gelden in te zamelen, enz. De Hugenoten worden tot alle ambten en betrekkingen in den staat toegelaten. In de verschillende gerechtskamers en parlementen zullen zoowel Protestanten als Katholieken zitting hebben. Zi] moesten de feestdagen der Katholieken houden en de katholieke beletselen tegen de huwelijken onder elkander ook doen gelden. Hunne geestelijken zouden erkend en door den staat bezoldigd worden. Ziedaar eenige der voornaamste van de 92 artikelen, waaruit het bestond. Dat het niet algemeen tevreden kon stellen, was wel vooruit te zien. Sommigen van de katholieke party vonden het te veel en die der Hugenoten te weinig. Hier was het inderdaad moeielijk voor den koning om beiden te voldoen; alleen de wensch der
79
gematigden van beide zijden kon maatstaf zijn , ten einde niet weder het bloedige tooneel te vernieuwen.
Hendrik beheerschte nu zijne Franschen met wijsheid, zachtheid en toch met kracht. Zijne ridderlijke dapperheid, zijne aangeboren geestrijkheid en wellicht ook zijne zinnelijkheid , maakten hem tot het ideaal van een franschen koning. Zijn minister van financiën Sully en tevens zijn oprechte vriend, zorgde èn voor het rijk èn voor zijn meester, hij, Sully zelf, leefde eenvoudig, begeerde niets voor zich zeiven, maar spoorde alle bronnen op, vermeed alle overtollige uitgaven, zoodat weldra de wonden des oorlogs genazen , de bronnen van welvaart zich openden eu de algemeene welstand overal begon te heerschen. Dit alles bezorgde aan den koning den grootschen bijnaam van den Groote. De koning was gehuwd, zooals wij vroeger gehoord hebben, met Margaretha van Valois. Huwelijkstrouw scheen onder de vorsten, vooral ook van dien tijd, zoo geene hoofddeugd te zijn ; de koning had andere kennissen , trouwens de koningin was ook niet van de ingeto-genste. Hun huwelijk werd door den paus voor nietig verklaard, waartoe natuurlijk wet;ige redenen moesten bestaan. Hendrik huwde in Dec. 1600 weder met Maria de Medici, de dochter van den overleden Frans, groot-hertog van Tos-kane, en Johanna van Oostenrijk. Hendriks staatkunde was bovenal Frankrijk te verheffen , de macht van Spanje en Oostenrijk te breken en de groote rijken in kleine op te lossen; geen duitsch keizerrijk, maar souvereine vorsten; doch Frankrijk ongedeeld, als een eik boven de heesters. Tot afronding zijner grenzen, ook de natuurlijke grenzen voor Frankrijk, zooals de Franschen zeggen, had het de spaausche Nederlanden, Lotharingen, Savoye, Genua, Napels eu Sicilië noodig. Al de andere kleinere stateu zouden dan onder den naam van christelijke republiek een grooten bond vormen, waartusschen Frankrijk zoude staan als de bewaker des vredes. Dit plan was , hctzy dan ook gewijzigd, later de staatkunde van Lodewijk XIV en van Napoleon I. Hendriks toebereidselen tot den grooten oorlog waren inderdaad verschrikkelijk, zijn werkzame minister
80
Sully wist voor alles te zorgen. Hij wierf tot voltooiug van het leger 10000 Zwitsers aan; in de tuighuizen waren 400 kanonnen, 200.000 kogels, 4 tnillioen ponden kruid, en wapenen voor nog 300.000 man voetvolk en 8000 ruiters,-daarenboven in kas 36 millioen livres. Sully zou verbaasd staan kijken, als hij in onzen tijd kwam en zag, dat de kleinste mogendheid meer oorlogsmaterieel en de grootste niets in kas heeft. De koning sloot in het geheim verbonden met Engeland, Denemarken en Savoye, ondersteunde de Nederlanders en sloot in 1(310 ook een verbond met de protestantsche Unie in Duitsehland. Wij moeten ons hier niet over verwonderen, wij zien later hetzelfde doen door de kardinalen Richelieu en Mazarin; de politiek was Duitsehland door de Dnitschers zeiven te verdeeleu en te verzwakken. Hendrik was geheel tot een krijgstocht gereed. Hij zelf zou aan het hoofd van een leger vau 40.000 man in de spaansche Nederlanden vallen en, door Maurits van Nassau geholpen, dezen trachten te veroveren om ze onder elkander te verdeeleu; de Maarschalk Lesdignières zou met een leger, verzameld in Dauphiué en vereeuigd met Karei Emanuel van Savoye, tegen Spanje optrekken , waarbij de Vene-tiërs zich zouden aansluiten om Italië te bezetten. De spaarzame Sully had voor de gelden gezorgd. Voordat de koning te velde trok , wilde hij ook het regentschap regelen , wijl zijn zoon Lodewijk slechts negen jaren oud was. Steeds had hij geaarzeld zijne gemalin, met wie hij evenmin gelukkig was als met Margaretha, tot koningin te laten kronen, omdat hij te zeer den Italiaanschen invloed vreesde; toch eindelijk liet hij zich, op aandringen van Maria, daartoe overhalen; den 13 Mei 1610 had dit met groote plechtigheid plaats. Alles was dus gereed om een begin te maken aan zijn reuzenplan. En hier kan men bijzonder zeggen : de mensch wikt, maar God beschikt. Daags na de „ kroning zijner gemalin reed hij des namiddags ten 4 ure uit om Sully, die ziek was, te bezoeken. In de nauwe straat la Ferronerie gekomen, moest hij wachten, dat er plaats was om door te rijden, en eensklaps gaf de verwaten hand van Ravaillac hem een doodelyken dolksteek. De moordenaar
81
werd met het bebloede moordtuig in de hand gevat-en den 27 Mei na een uur felle pijniging door paarden van een gescheurd. Geheel Frankrijk voelde den stoot; het verloor den beste zijner koningen.
DE HEKVORMING IN ENGELAND.
Ten tijde dat Luther in Wittenberg optrad , regeerde in Engeland Hendrik VIII, zoon van Hendrik VII. Hendrik VII was spaarzaam , hij liet zijn zoon eeue gevulde schatkist en een vernederden adel na. Hij richtte de sterre-kamer op, eene rechtbank voor dewelke de gruo-ten geroepen cn zonder eenig anderen vorm van proces gevonnisd werden. Zij was samengesteld uit den minister des konings, een bisschop, een wereldlijke pair) de presidenten der King\'sbench eu der civiele rechtbank; zij heette sterrekamer naar de sterren , welke het vloerkleed der zittingszaal versierden. Door middel van deze rechtbank waren de grooten steeds in de macht der regeering.
Hendrik VIII (een Tudor, kleinzoon vau de weduwe van Hendrik V, die later hertrouwde met Owen Tudor) was 18 jaren oud, toen hy op den troon kwam; het volk begroette hem met gejuich, omdat zijn vader zich door zijne schraapzucht gehaat had gemaakt. Hendrik huwde de tante van Karei den V, Catharina van Arragon, de jonge weduwe van zijn jong gestorven broeder Arthur ; hij leefde vele jaren met haar in een gelukkigen echt. In het begin was hij bondgenoot van Karei V tegen Frankrijk, maar later werd hij voor geld bondgenoot van Frankrijk, zonder veel voordeel aan te brengen. De schatten van zijn vader waren ras verdwenen , hij leefde lichtzinnig en was een slecht financier. Hij hield zich veel bezig met de theologie, en toen Luther in zijn geschrift, de Babylonische gevangenschap der Kerk, de Sacramenten aanrandde, schreef de koninklijke godgeleerde een tegenschrift, waarvoor hij van den paus den titel van Defensor Fidei (verdediger des geloofs) kreeg; Luther noemde hem een leugensmoel, ezelskop en een dwaas. Hen-
ALG. GESCII. C
82
driks levenswijze was allengskens veranderd; hij was in den stroom van minnarijen en buitensporigheden geraakt en weldra zijne gemalin Catharina, waarmede hij 18 jaren gehuwd was en bij wie hg vijf kinderen had, moede en hield zich bijzonder op met eene lichtzinnige en hoogmoedige hofdame zijner vrouw, Anna Boleiju. De koning begon een ongerust geweten te krijgen omtrent de wettigheid van zijn huwelijk met de weduwe zijns broeders Arthur. Om zijn geweten gerust te stellen, wendde hy zich tot paus Clemens VII, ten einde van zijne gemalin te scheiden. Het proces hierover te Rome bleef lang aanhangig. Keizer Karei V werkte voor de eer zijner onschuldige bloedverwante ; Frans, de koning van Frankrijk, tegen Karei, niet voor Anna Boleiju, maar hij wenschte den koning aan het fransche vorstenhuis te verbinden. U al het woelen en kuipen in deze zaak te verhalen, zou niets leerzaams opleveren, het zou ons alweder toonen, hoe de verhevene godsdienst, die ons steeds aanspoort tot eerbaarheid, zoo vaak misbruikt wordt om zelfs onedele lusten te voldoen. Gedurende dat de zaak dei-scheiding in Kome aanhangig was, had Hendrik Catharina reeds verstooten en leefde hij als gehuwd met Anna Boleijn. Ook haar duurde het spel der politieke haarkloverijen te lang, zoodat zij, met anderen, den koning aanraadde zich, evenals de duitsche protestantsche vorsten, van den paus to scheiden en zich aan het hoofd eener engelsche kerk te stellen ; trouwens hiermede had hij vroeger den paus reeds bedreigd. Ook aan den koning kwam thans deze weg als de kortste voor. Het parlement had hij te zijner beschikking; dit strafte al dadelijk velen der hooge geestelijkheid als overtreders der staatswetten, onttrok aan den paus de An-naten en zijne suprematie over de Kerk en de koning stelde er zich zeiven voor in de plaats. Zijn vorig huwelijk werd vernietigd en zijne dochter Maria voor onecht verklaard (1533). De handlangers en werktuigen bij dit alles waren zijn minister Thomas Cromwell en de nieuwe aartsbisschop Cranmer van Canterbury, een huichelaar, heimelijk protestant en die reeds twee malen gehuwd was. Deze verklaarde voor het parlement : dat de koning zijne zaak in zijn eigen
83
geweten had onderzocht, hetwelk voorgelicht en geleid werd door den H. Geest, die de harten der vorsten voomaraeljik onderricht en leidt. Het parlement verklaarde Maria voor onwettig en tegelijk vervallen van de troonopvolging, en Elizabeth, dochter van Anna Boleijn, daartoe in het volle recht; het erkende tevens in een aantal artikelen den koning als hoofd der engelsche kerk, waarop de paus noch een zijner bisschoppen den minsten invloed mocht uitoefenen, üe bullen van den paus, die alles veroordeelden,maakten den koning toch cenigszins ongerust voor het volk, dat hem wel is waar om de zware straften gehoorzaamde, maar zijn gedrag inwendig afkeurde; hij wilde het dus met eenigen schijn van waarheid zoo mogelijk bewimpelen. Twee mannen, de bisschop Fisher en de grootkanselier Thomas Morus, door de geheele natie vereerd om hunne waardigheid, maar meer nog om hunne deugden, moesten hem hierin ten dienste staan. Fisher was de grijze bisschop van Rochester, biechtvader der koningin Marga-retha, vroeger ook ouderwijzer des konings, doctor en kanselier der universiteit van Cambridge. Nooit zou de koning iets geschreven of ondernomen hebben zonder den bisschop te raadplegen; ook thans deed Hendrik VIII zulks; maar de brave bisschop kou hem in zijne euveldaad niet te wille zijn. Hij noch Thomas Morus wilden om een hartstocht noch den eed der suprematie afleggen, noch zijne dochter Maria voor onecht verklaren. Neen, de eerwaardige Fisher, door wien de koning vroeger den titel van Defensor Fidei van den paus verkregen had, kon zich niet van de Moederkerk scheiden. De koning liet hem in den Tower, nauw bewaakt, opsluiten. Toen de koning vernam, dat paus Paulus III voor hem den kardinaalshoed bestemd had, zeide hy spottend: »Als de hoed komt, zal ik zorgen, dat er geen hoofd voor is.quot; De groote bisschop werd den 21 Juni 1535 onthoofd. Hy was 80 jaren ond; zijne verhandelingen tegen Luther getuigen vaii zijne groote theologische kennis. Thomas Morus, groot-kanselier, mag onder de grootste mannen van Engeland gerangschikt worden. Hij was een even beroemd staatsman als geleerde. Als staatsman blonk zijn vernuft reeds uit, bij de vredesonderhandelingen te Ka-
84
merijk 1529. Vroeger de biizondere vriend des konings, bezocht deze vaak zijn groot-kanselier in zijne woning te Chelsey, om zijn raad in te winnen. Met ongekrenkte trouw was T. Morns steeds gereed zijn vorst te dienen. Maar nu hij zijn geweten wilde verkrachten, kon de deugdzame kanselier niet. Hij weigerde evenals Fisher den eed te doen en werd ook in den Tower opgesloten , waar hij gebrek zou geleden hebben, had niet zijne dochter Margaretha voor hem gebedeld. Toen zijne vrienden hem poogden over te halen, en hem deden opmerken dat hij het geheele parlement tegeu zich had, zeide hij: »lk heb de geheele katholieke wereld voor mij.quot; Zijne vrouw, die hem voor het welzijn zijner kinderen bad toe te geven , vraagde hij: »Hoeveel jaren zou ik nog te leven hebben ?quot; Zij antwoordde: »Wel twintig.quot; Toen riep hij in vervoering uit; »En daarvoor zou ik eeue ongelukkige eeuwigheid koopen!quot; Daags vóór zijn dood schreef hij met houtskool , (alle schrijftuig was hem ontnomen) een zijner treffendste brieven over den R. K. godsdienst aan zijne dochter en troostte haar met de verzekering, dat hij brandend van verlangen was om zijn God te zien. Den volgenden dag, 6 Juli 1535, viel zijn hoofd onder het bidden van de Miserere door de moordbijl. Margaretha kocht heimelyk het hoofd haars vaders om het zorgvuldig te bewaren. Zijne beroemdste geschriften zijn: de geschiedenis van Richard 111 en Eduard V, Utopia en Quod mors pro fide fugienda non sit; alsmede overheerlijke brieven over godsdienst en staatkunde, benevens eenige puntdichten. — Het ging den koning als allen boosdoeners , zij vreezen het licht. De geestelijkheid kreeg bevel vooral te prediken, dat de koning het eenige hoofd der Kerk was; burgerlijke beambten hadden in last daar nauwkeurig voor te waken, dat het geschiedde. Een groot getal geestelijken volbracht dezen last, en zij, die het weigerden te doen , werden wreed ter dood gebracht (1535). ^Nu werd Thomas Cromwell zijn generaal-vicaris en deze liet den geestelijken geducht de macht zijns meesters gevoelen, het minste verzet werd met den dood gestraft. Hiermede was het Hendrik nog niet genoeg, hij had geld noodig voor zijne uitspattingen. In eeue tijd-
85
ruimte van vijf jaren werden er 1178 grootere en kleinere kloosters en stiften , 90 collegehuizen, 2374 godsdienstige stichtingen van verschillenden aard , 110 hospitalen verbourd verklaard. Ook de goederen van de Johannesridders eigende hij zich toe.
In weinige jaren was dit alles verkwist of aan adellijke heeren en gunstelingen weggeschonken. Vier jaren mocht Anna Boleijn de kroon dragen, toen kwam ook hare straf; haar koninklijke gemaal liet haar onthoofden (19 Mei 1537), zooals hij voorgaf, wegens ontrouw. De ware reden was zijn hartstocht voor hare hofdame Johanna Seymour; voorwaar een treffend Godsgericht! De aartsbisschop Cranmer verklaarde op bevel des konings, »na aanroeping van den naam des Heeren en God alleen voor oogen houdendehet huwelijk met Anna Boleyn als ongeldig en hr.re dochter Elizabeth voor onwettig en vervallen van de troonopvolging. Den volgenden dag was hij gehuwd met Johanna Seymour, die het volgende jaar stierf bij de geboorte van een zoon, welke later als Eduard VI zijn vader opvolgde. Zijne vierde vrouw was Anna van Kleef; deze verstiet hij weldra, omdat zij zoo leelijk was. Zij kwam er goed af, omdat zij haar lot geduldig verdroeg. Zij stemde gewillig in de scheiding toe, werd als zuster van Hendrik aangenomen en kreeg een
O O
jaarlijksch inkomen. Zijne vijfde gemalin, Anna Howard, leefde twee jaren met den koning, toen Cranmer met eene samenzwering tegen haar optrad; zij werd van hoogverraad beschuldigd, omdat zij vooral vóór haar huwelijk en, zegt men, in haar huwelijk niet onberispelijk genoeg voor den braven koning geleefd had; zij werd den 18 Febr. 1542 terecht gesteld. Om haar werden nog ter dood gebracht twee harer kennissen , haar oom lord Willem Howard en zijne gemalin, benevens nog vijf vrouwen en vier heeren, omdat zij den koning niet behoorlijk over Anna Howard hadden ingelicht. Zijne zesde gemalin eindelijk was Cathariua Parr (Juli 1543), de weduwe van Lord Latimer. Zij las de geschriften van Luther, welke de koning verboden had, durfde met hem redetwisten en zijne onfeilbaarheid in twijfel trekken. Dit zou haar gewis het leven gekost heb-
86
ben; maar zij wist door tranen en de betuiging, dat zij hem voor den grootsten geleerde hield en hem slechts toornig maakte voor zijne gezondheid, den storm te bezweren; zij overleefde den tyran nog. Terwijl hij zich bezig hield met het verstoeten en vermoorden zijner vrouwen, verzuimde hij ook niet zijne hervorming in den godsdienst ijverig door te zetten. Zijne poging om het eens te worden met de duitsche hervormers mislukte. Zij verfoeiden hem; daarom ging hij zijn eigen weg. Hij stelde, geholpen door zijne godgeleerden, zijne geloofsleer op, welke in de kerken moest voorgelezen worden, tegelijk met eeu godzalig en vroom onderricht voor alle christenen, waarbij den geloovigen ook vooral de lijdzaamste gehoorzaamheid werd voorgehouden. Hij liet den H. Thomas Becket, welke het gewaagd had koning Hendrik 11 (1170) tegen te spreken, dagvaarden binnen 30 dagen te verschijnen, en toen deze natuurlijk niet kwam, werd zijn gebeente opgegraven eu verbrand ; zijn graf, zijue beeldtenis enz. verwoest, üe koning liet zoowel Herdoopers, Lutherschen als Katholieken ombrengen; de twee eersten werden in den regel verbrand, de laatsten onthoofd of opgehangen.
De pauselijke bullen, welke de zwaarste straffen over den koning uitspraken, wekten bijzonder zijn toorn op, en deden hem, behalve tallooze andere mindere onschuldigeu, ook dj bloedverwanten van den kardinaal Pole , dien hij medeschuldig hield aan bovengenoemde bullen, op het schavot sterven, daaronder ook zijne 70 jarige moeder. Thomas Cromwell had zich de koninklijke ongenade reeds op den hals gehaald, omdat hij Anna van Kleef als eene schoonheid had aanbevolen, de koning verkropte zijn wrok tot dat hij hem niet meer noodig had. Kort van te voren had hij hem nog verheven tot graaf van Essex en opperhofmeester en verrijkt met vele kloostergoederen; den 29 Juli 1540 liet hij hem volgens de bill of attainder, die Cromwell zelf ingevoerd had, onthoofden. Deze wet bevatte: dat al wie van hoogverraad beschuldigd werd, zonder vorm van proces op de bloote aanklacht kon veroordeeld worden. Vervolgens wijdde de koning zijne zorgen aan het geloof zijner onderdanen; in de zoogenaamde zes bloedartikelen,
87
legt hij op zijne wijze als paus het volgende credo bloot.
1. In het avondmaal is het ware lichaam van Christus tegenwoordig. 2. Tot de zaligheid is de communie onder beide gedaanten niet noodig. 3. De priesters mogen volgens goddelijk gebod niet huwen. 4. De gelofte van zuiverheid moet gehouden worden. 5. De zielenmissen kunnen blijven bestaan. 6. De oorbiecht is nuttig en noodzakelijk. Later vernam hij, dat over het bijbellezen dikwijls twist ontstond , daarom verbood hy dit op straffe van een maand gevangenis en stond het alleen aan personen van hoogen rang toe. Eindelyk verscheen het «Koningsboekquot; of noodzakelijke leer eu onderricht voor eiken christen. Een oorlog met Schotland, om ook daar het pauselijk gezag te doen vallen, miste zijn doel. In het jaar 1544 sloot hij zich nog eens bij den keizer aan en beoorloogde Frankrijk twee jaren lang, won slechts het bezit van Boulogne gedurende acht jaren. In zijne laatste levensjaren was hij zoo zwaar-lyvig geworden dat hij slechts door eene machine van de eene kamer naar de andere kon verplaatst worden.
Zijne wreedheid jegens andersdenkenden vermeerderde met zijne jaren. Slechts weinige dagen voor zijn dood liet hij den zoon van den hertog van Norfolk ter dood brengen; de vader ontging dit zelfde lot door dat de koning juist na het bekrachtigen van het doodvonnis zelf stierf, den 28 Jan. 1547, 56 jaren oud, waarvan hij er 38 regeerde.
Men verhaalt dat toen hij op het punt was van den geest te geven , hij uitriep : »Mijne vrienden, wij hebben alles verloren, den staat, den goeden naam, het geweten en den hemel!quot;
eduard vi (1547—1553).
Hendrik VIII had bepaald , dat Eduard, de zoon van Johanna Seymour hem zou opvolgen, en ingeval deze zonder erfgenamen stierf, zijne oudste dochter Maria uit het huwelijk met Catharina van Arragon, en bij haar overlijden, zonder erven, zijne jongste dochter Elizabeth uit het huwe-
lijk met Anna Boleyn. In plaats van den 9 jarigen koning, regeerde een regentschap van 16 personen, van welken Lord Somerset en Cranmer eigenlijk alleen regeerden. De laatste zette nu onder bescherming van het parlement de hervorming voort; de zes bloedartikelen werden afgeschaft, en er kwamen er 42 voor in de plaats. De koning werd als hoofd der geheele kerk verklaard en aan hem de benoeming der bisschoppen overgelaten. Cranmer behield het episcopaal systeem en verklaarde de bisschoppen als opvolgers der apostelen, ook liet hij sommige gebruiken der katholieke kerk toe en voegde er nieuwe bij. Hij gaf den geestelijken een homiliënboek (uitlegging der schriftuur), een catechismus , een algemeen gebeden en ritualboek (kerkgebruiken). De bisschoppen Bonner en Gardiner, welke het waagden aanmerking te maken, geraakten in den Tower. Aan den 12 jarigen koning werden door Cranmer vele doodvonnissen van ketters en dweepers voorgelegd, welke hij met tranen in de oogen teekende, terwijl hij de verantwoording er van op Cranmer wierp. Lord Somerset (een Seymour) werd om zijne daden van geweld door den adel en het volk gehaat. Warwick bewerkte zijn val; hij werd gevangen gezet en den 22 Jan. 1552 op bevel des konings ter dood gebracht. Sedert regeerde Warwick als lord Northumberland , hij haalde den zieken koning over om zijne beide zusters Maria en Elizabeth van de troonopvolging uit te sluiten en Johanna Gray, de gemalin van Dudley, zoon van Northumberland, kleindochter van Maria, zuster van Hendrik VlII, eene Protestante, tot troonopvolgster te verklaren. Eduard overleed den 6 Juli 1553 in den ouderdom van 16 jaren, en door de aanhangers van Northumberland werd Johanna Cray tot koningin in Londen uitgeroepen ; de adel en het volk verklaarden zich echter voor Maria.
De eerste trok zegevierend Londen binnen. Northumberland met andere hoofden zijner partij werden omgebracht en Johanna moest een tiendaagsche regeering met haren gemaal Dudley op het schavot boeten (13 Febr. 1554); tot koningin werd uitgeroepen :
89
MARIA (1554—1558).
Zi) begon met de herstelling van den katholieken godsdienst, minstens met evenveel recht als andere vorsten het Prote-stantismus invoerden, en dat men er in Engeland zoo afkee-rig niet van was blijkt hieruit, dat het parlement en het grootste gedeelte van het volk er voor waren; en inderdaad het volk had nooit kwelling van den katholieken godsdienst gevoeld , maar wel de bloedige kwelling van de hervorming van Hendrik VUL Cranmer werd verbrand; wij verafschuwen elke wreedheid van welke partij ook, maar beklagen kunnen wij hem niet, omdat hij steeds Hendrik Vill te wille was in al zijne bloedige daden en zelfs de oorzaak dat zoo vele onschuldigen hun leven op het schavot verloren. Andere Protestanten trof een dergelijk lot; samenzweringen en opstanden vermeerderden dit getal, helaas, nog meer. De engelsche geschiedenis noemt haar de bloedige, con-sekwent moest zij dan ook zoo vele de bloedige noemen en voornamelgk ook Elizabeth, welke meer dan het tienvoudig getal Katholieken deed ombrengen. Maria was gehuwd met koning Philips van Spanje; hij nam echter geen deel aan de regeering in Engeland , alleen kreeg hij in 1557 een hulpleger van 7000 man tegen Frankrijk. Hare halve zuster Elizabeth was ook als medeplichtig aan eeue samenzwering in de gevangenis geraakt. Maria spaarde haar. Zij was vóór Maria katholiek geworden en scheen deze partij bijzonder genegen, zoodat Maria op haar sterfbed haar als opvolgster erkende en haar de kleinoodiën der kroon ter hand stelde. Zij stierf den 17 Nov. 1558. Onder de regeering van deze koningin ontrukten de Franschen bij verrassing den Engelschen Galais, en dit smartte Maria zoo zeer, dat zij op haar doodbed nog zeide: »Neemt mijn hart uit mijn lichaam en gij zult er den naam van Galais op lezen.quot;
KONINGIN ELIZABETH. 1558—1603.
lloemrijker, maar bevlekt door schanddaden was de regee-
90
ring van hare opvolgster Elizabeth. Zij was 25 jaren oud toen zij den troon beklom. Maria Stnart, uitgehuwelijkt aan Frans, Dauphin van Frankrijk, nam na koningin Maria\'s dood den naam en het wapen van koningin van Engeland aan en werkelijk schijnt het dat zij aanspraak op den engelschen troon had; zij was kleindochter van Margaretha, zuster van Hendrik VIII; door de erkenning van de overledene koningin Maria , dochter van Hendrik YI1I en Katha-rina, moest het huwelijk met Anna Holeyn velen als ongeldig voorkomen. Maria Stuart werd door Frankrijk, Spanje en den paus ondersteund; Elizabeth vond ondersteuning bij de protestantsche vorsten, zoodat daardoor nu ook kroon en Protestantismus onoplosbaar aan elkander verbonden werden. De koningin ondersteunde de Protestanten in Schotland , Frankrijk, de Nederlanden en in Duitschlaud. In Engeland zelf zette zij krachtig het werk der hervorming voort. Zij vorderde op nieuw den suprematie-eed, stelde den protestantschen ritus weder in met bijbehouding der bisschoppen en in 1563 gaf zij do 39 artikelen, welke de grondwet zouden zijn voor de heerschende anglikaansche kerk. Er werd eene commissie aangesteld, welke voor de getrouwe nakoming van de geloofsartikelen zorgen moest. Door de parlementsacte of uniformity werden scherpe dwangmaatregelen en strenge straffen bepaald tegen allen, welke de 39 artikelen niet ten volle aannamen, zoowel tegen de Katholieken als tegen de Dissenters (niet-engelsche Protestanten). De koningin ging nog verder; zij verbood dat twee of meer personen te zamen kwamen om met elkander de heilige schrift te lezen of over godsdienst te spreken; niemand mocht te linker of te rechter gaan. Zij mocht dergelijke besluiten en verordeningen maken, zij had immers de opperste macht over geloof en kerk. In het jaar 1570 werd Elizabeth door paus Pius V in den ban gedaan. Dit veroorzaakte de verschrikkelijkste vervolging tegen de Katholieken; rebel en katholiek warennamen van gelijke beteekenis. Alle geestelijken werden beschuldigd van hoogverraad en de bisschoppen in den kerker geworpen; de H. Mis op zware straf verboden en 20 pond sterling maandelijks boete voor dengene, die geen anglikaan-
91
sche kerk bezocht. Binnen twintig jaren werden er, behalve een groot getal mindere personen, in Engeland alleen 142 priesters omgebracht, 90 stierven er in de gevangenis, 105 werden er verbannen eu 62 voorname leeken stierven door beulshanden. Nog verschrikkelijker ging het in Ierland toe. De Ieren konden Katholicismus en nationaliteit niet van elkander scheiden ; want hunne onderdrukkers waren Engelschen en Protestanten; zij vochten voor hunne godsdienst en voor hunne vrijheid. Ierland werd daardoor het land van wanhoop , van moord en ook van samenzwering.
Op bevel van Elizabeth ■werden de katholieke priesters gedood, zooals men wilde dieren doodt, waar men hen ook aantrof. Met den adel, boeren- en burgerstand ging het niet beter. Alle kloostergoederen , alle bezittingen , alle landerijen werden den Katholieken ontnomen eu aan de engelsche bisdommenen grooten geschonken. De geschiedenis heeft geen tweede voorbeeld van zulk een baldadigen en onrechtvaar-digen roof. Ook de Calvinisten waren niet in de gunst van de koningin. In Engeland werden zij Puriteinen genoemd, omdat zij den godsdienst van alle menschelijke instellingen wilden reinigen, en daartoe rekenden zij ook de koninklijke suprematie , het episcopaal systeem , de ceremonies enz.; zij werden echter alleen met geldboeten en gevangenis gestraft. Ook de anglikaansche geestelijkheid liet zij niet los ; aan deze werd streng het stilzwijgen opgelegd tot dat haar kerk volkomen georganiseerd zou zijn, toen eerst mochten zij prediken volgens den hun gegeven leiddraad. Alleen in het buitenland was het haar onverschillig of men Luther of Calviu aanhing; zij gebruikte alle hervormden tegen de katholieke mogendheden.
DE HERVORMING IN SCHOTLAND. MARIA STUART.
Het was ook Elizabeth , die in Schotland de vlam van den burger- en godsdienstoorlog wierp. De hervorming vond daar even als elders opgang, wijl daar ook even als elders achter het godsdienstig schild de staatkunde verborgen was.
92
Een der voornaamste hervormers in Schotland was John Knox. Hij ijverde voor het strenge Calvinismns. De regentes Maria van Guise, moeder van Maria Stuart, behield over de hervorming en de opstanden , die door den adel en de predikanten aangestookt werden, steeds het overwicht met hulp der fransche troepen en terwijl de Katholieken in Engeland vervolgd werden, troffen in Schotland de Protestanten dood, kerker of verbanning. Veel bracht Kuox tot deze woelingen toe door zijne predicatiën, waarin hij aan het volk de gevaarlykste grondstellingen verkondigde, onder anderen ook: dat men den vorsten geen gehoorzaamheid verschuldigd is in onrechtvaardige zaken. Toen de kardinaal Bethune door eene beude samenzweerders in zijne eigen woning vermoord werd, prees Knox dit luide als eene godzalige daad. Hij werd bij de belegering van het fort St. Andrews met anderen gevangen genomen, naar Frankrijk gevoerd en bracht 19 maanden op de galeien door. Na zijn straftijd reisde hij door Duitschland , kwam in Genève, waar hij het predikambt bij de engelsche, gevluchte Protestanten waarnam. In 1556 kwam hij ook in Engeland en gaf daar zijn eersten Trompettenstoot tegen het monsterachtige vrouwenregiment uit: een oproerpreek voornamelijk tegen de regentes; want, zegt hij, »de overheidswaardigheid op te «dragen aan eene vrouw is tegen de natuur, tegen den bijsbei en eene ware bespotting Gods.\'\' Zulke grondstellingen konden natuurlijk der streng monarchale Elizabeth ook niet bevallen. Kuox vertrok in 1559 naar Schotland, waar de adel in opstand geraakt was tegen de regentes. Hij sloot zich bij hen aan en richtte, tegen de «afgodendienaars1\' de congregatie van Christus op, eene vereeni-ging in Schotland van alle Protestanten; en dezen, geholpen door de Engelschen, woedden drie jaren lang met de meeste wreedheid tegen de Katholieken, plunderden en vernielden kerken en kloosters en zegevierden in 1561 geheel. Bij parlementsbesluit werd het calvinismus met al zijne verordeningen ingevoerd, de katholieke godsdienst op strenge straf verboden en hij, die driemalen de H. Mis bijwoonde , was des doods schuldig. Bibliotheken, kunstwerken
93
werden verwoest en de kloostergoederen onder den adel verdeeld. In 1569 was Maria van Guise, de regentes overleden. De adel riep nu de 18 jarige weduwe van koning Frans II van Frankrijk, Maria Stuart, op den ledigstaanden troon van Schotland (15G2). Maria volgde dezen roep. Haar overtocht uit Frankrijk werd reeds bemoeielijkt door hare nicht, de koningin van Engeland, omdat Maria het verdrag, waarin Elizabeth afstand eischte van hare aanspraak op den engelschen troon, niet onderteekenen wilde. Het gevolg hiervan was de vijandschap der engelsche koningin, welke in Maria niets anders zag dan eene mededingster naar hare kroon en een werktuig in de hand der katholieke vorsten ; het was te voorzien dat Maria bloot zou staan aan al de kuiperijen van het hof van Engeland; daarenboven liet Elizabeth den woelzieken geest der Schotten vooral op het punt van godsdienst steeds aanvuren en werkte in Frankrijk de Guises, den eenigen steun van Maria, tegen. Ons bestek laat niet toe, hier al de listen te verhalen, welke in het werk gesteld werden om Maria te doen huwen. Zij koos tegen den zin van Elizabeth, voor gemaal haren verren bloedverwant Henri Darnley, graaf van Lennox, zoon van Margaretiia, zuster van Hendrik VIII en Matthias Stuart, graaf van Lennox; dit huwelijk gaf aanleiding dat de dweepzieke protestantsche lords onder elkander een heilig verbond sloten en zelfs beraamden Maria Stuart te ontvoeren; de samenzwering werd ontdekt; de lords kwamen wel met hunne manschappen te veld, zij werden echter uiteengejaagd en vluchtten naar Engeland, waar zij met open armen door Elizabeth ontvangen werden. Jammer dat het huwelijk van Maria zoo ongelukkig uitviel. Maria, aan het weelderige, fransche hof opgevoed, van minnelijken aard, begaafd naar geest en lichaam met de schoonste hoedanigheden, kwam slecht overeen met den ruwen, trotschen en ijverzuchtigen Darnley, hoewel zij hem steeds eene zorgvuldige en trouwe gade was. Darnley was niet tevreden met zijne plaats als koningin-gemaal; hij wilde zelf koning zijn en de teugels van het bewind in handen hebben. Maria wilde hierin niet toestemmen ; nu sloot Darnley zich aan bij den vijandigen adel, welke door geheel Schotland gistingen opwekte door
1
94
het verspreiden van het gerucht dat de scbotsche godsdienst in gevaar was. Den 9 Maart 1566 overviel Darnley met eene bende ridderlijke roevers de koningin in haar paleis Holyrood, haar vertrouweling en secretaris Riccio werd voor hare oogen wreedaardig vermoord en zij zelf, hoogst zwanger, gevangen genomen en naar Stirling vervoerd. Zij ontsnapte echter en bereikte de vesting Dunbar. Hier verzamelde zij bare getrouwen, en noodzaakte de samenge-zworenen te vluchten, die hun toevluchtsoord in Engeland vonden. Den 19 Juni kwam haar zoon, de latere koning Jakobus 1 van Engeland ter wereld, deze werd op katholieke wijze gedoopt, hetwelk niet weinig de schotsche Puriteinen verstoorde. Na Riccio\'s dood, was Both well haar vertrouwde gewordeu; dat zij vroeger met hem in innige verstandhouding stond en met hem tegen haar gemaal smeedde, is volledig we-derlegd geworden; ons bestek laat niet toe dit hierin het breede te behandelen, lees daaromtrent en over andere grove beschuldigingen , Joh. Hosack. Mary queen of Scots and her accusers. Integendeel geloofwaardige bronnen verzekeren ons dat zij zeer tegen hem ingenomen was. Dat hij later haar vertrouwen won is niet tegen te spreken; haar toestand was dusdanig geworden , dat zij gevoelig moest zijn voor den ijver, waarmede hij haar zijne hulp aanbood, en hem aanzag als een van de voorname beschermers van haar koninklijk gezag. In Januari was zij weêr verzoend geworden met haren gemaal Darnley en volgens alle getuigen was dit van Maria\'s zijde oprecht, ja, liefdevol geweest. Toen haar gemaal kort daarop te Glasgow ernstig ziek werd, week zij dag en nacht niet van zijn ziekbed en had reeds voor hare komst hare eigen geneesheeren naar hem toegezonden. Toen hij aan de beter hand was, vertrok zij met hem naar Edinburg. Zij namen voor zijne gezondheid hun intrek op een landgoed (Kirk-of-Field) eventjes buiten de stad (31 Jan.). Hier sterkte Darnley aan en niets deed vermoeden, dat deze plaats zoo noodlottig voor beiden zou worden. In den nacht van den 9 Februari moest eene der hofdames van de koningin huwen, Maria had beloofd \'s nachts op het gemaskerde bal tegenwoordig te zijn ; geen onheil vermoedende, nam zij \'s avonds nog har-
95
telyk afscheid van üarnley eu begaf zich naar Holyrood, toen eensklaps \'s nachts een vreeselijk gedreun de geheele stad ontstelde; de woning, waarin de koning zich bevond, was in de lucht gesprongen! het lijk van den koning vond men in den tuin. Voor den bewerker van deze verschrikkelijke daad werd Bothwell gehouden en de bewijzen er voor zijn zoo klaarbly-kelijk, dat het nooit door de geschiedenis in twijfel is getrokken geworden; dat Maria van het plan zou geweten hebben , is slechts eene beschuldiging van hare vijanden. Graaf Lennox, de vader van Darnley, klaagde bij het parlement Bothwell en eeni-ge andere beschuldigden aan. In de zitting van den 12 April, waar Argyl, een vriend van Bothwell, het voorzitterschap bekleedde, werd hij vrij gesproken, en den 20 April bevestigden dit bijna al de leden van het hooger huis en namen op zich hem tegen alle lasteraars te verdedigen en een huwelijk tusschen hem en Maria te bevorderen, üen 24 April reisde de koningin naar Stirling om haren zoon te bezoeken, onderweg werd zij door Bothwell en een aantal der zijnen overvallen en met haar gevolg naar Dunbar gevoerd ; daar hield hij haar tien dagen gevangen tot dat zy in het huwelijk met hem inwilligde, dat dan ook den 15 Mei voltrokken werd. Maria schrijft hierover zelve aan hare betrekkingen in Frankrijk: »Dat Bothwell, zich beroepende op zijne groote diensten en onverflauwde trouw jegens haar, haar, voor zij naar Stirling reisde, reeds voorstellen tot een huwelijk had gedaan, maar dat zij hem een ongunstig antwoord bad gegeven. Bothwell echter, de goedkeuring van den adel verkregen hebbende, maakte er geen bezwaar van, haar op te lichten en naar Dunbar te vervoeren; dat toen zij hem zijne vermetelheid verweet, bij verzocht dit toe te schrijven aan het vuur zijner genegenheid en haar smeekte hem als gemaal aan te nemen, overeenkomstig den wensch van den geheelen adel, en dat hy haar toen tot hare verbazing eene verklaring des adels voorlag , waarin deze betuigde, dat zij voor den vrede en het welzijn van het koningrijk geen ander dan Bothwell voor echtgenoot moest nemen; dat zy, steeds weigerende naar deze voorstellen te luisteren , altijd verwachtte, dat -een leger van
96
hare getrouwe. onderdanen zou opdagen om haar te verlossen ; maar dag op dag giug voorbij, zonder dat er een zwaard voor hare verdediging getrokken werd, en zij dus wel moest gelooven, dat de verklaring oprecht was en dat haar voornaamste adel in bondgenootschap was met Bothwellen eindelijk dat, toen hij tegen haar, eene hulpe-looze gevangene, bij verdere aarzeling stouter toon aannam, welke vergezeld ging van bedreigingen, zij ten laatste had toegestemd. En Melvill, een der getrouwste dienaars van Maria, die den dag na de gevangenneming werd weggezonden, verhaalt dat Bothwell op een aanmatigenden toon zeide, »dat hij de koningin zou huwen of zij wilde of niet. (Zie verder Hosack. Chapt. VIII). — Gedurende drie weken na het ongelukkig huwelijk bleef Maria en Bothwell op Holyrood, eer als gevangene dan als gemalin, en Melvill verzekert dat er geen dag voorbijging zonder dat zij tranen stortte. Daar trof hun de mare , dat de adel weer was opgestaan en gewapend op Edinburg aankwam; de koningin en Bothwell verlieten ijlings de hoofdstad en begaven zich naar Borthwick, een versterkt kasteel op tien mijlen van Edinburg. De geschiedenis gewaagt ons van geen woeliger en trouwloozer adel dan de schotsche. Vooral ondervond dit Maria Stuart. Zij wordt door den adel op den troon geroepen, zij staan op toen zij Darnley huwde; later willen zij hem koning maken, dit missende, laten zij hem vermoorden. Nu dringen zy haar Bothwell, een der grootste medeplichtigen van den moord, tot gemalin op; en thans willen zij beiden als moordenaars straffen. Wij moeten de zwakke vrouw, blootgesteld aan zoo velejtrouweloosheid van binnen en kuiperij van buiten, beklagen; wij mogen haar dan ook niet zoo hard vallen of dadelyk van wulpschheid beschuldigen, als wij een brief van haar vinden overvloeiende van dankgevoel aan iemand, die haar ten dienste staat, hoewel tot haar eigen ongeluk. Morton en Hume, twee lords , welke de verklaring voor het huwelijk ook onderteekend hadden, rukten met 1200 ruiters op Borthwick aan. Maria en Bothwell vluchtten naar Dunbar en verzamelden aldaar een leger van 2000 a 3000 man, waarmede zij het waagden tegen de opstandelingen op te ruk-
97
ken; by Carberry-Hill, omtrent zes mijlen van Edinbnrg, troffen beide legers elkander aan (15 Juni).quot; (1) Het kwam tot geen gevecht; lange onderhandelingen hadden er plaats, de lords verklaarden, dat zij alleen den moordenaar des konings wilden straffen en eischten dus boven alles, dat de koningin van Bothwell zoude scheiden, en dat zij dan op hunne knieën haar als de nederigste en gehoorzaamste dienaars wilden dienen. Maria, denkende den vrede te kunnen herstellen en een verschrikkelijk bloedbad vreezende, stelde zich, vol vertrouwen in hunne ridderlijke gevoelens, grootmoedig in hunne macht, na vooraf bedongen te hebben, dat Bothwell en hare volgelingen ongehinderd zouden aftrekken ; Bothwell haar toen omhelzende, trok, gevolgd door een twaalftal der zijnen, af. Zij gaven voor op Bothwell den moord dos konings te wreken, en nu laten zij hem ongedeerd aftrekken. Na het vertrek van Bothwell werd de koningin naaide hoofden van de gewapende vijanden geleid, zij werd daar door Morton met alle eerbewyzen ontvangen ; maar weldra bemerkte zy, dat zij eene gevangene was, en toen de stoet in Edinburg kwam werd zij overladen, niet alleen met scheldwoorden en geschreeuw van het volk, maar men ging haar voorop met een vaandel, waarop de vermoorde koning, met zijn zoon naast hem geknield, was afgeschilderd, de woorden uitende: »o Heere, wreek mijne zaak!quot; Maria werd niet naar haar paleis, maar naar het huis van een der crimineel o rechters gebracht, waar niemand bij haar mocht worden toegelaten, en waar zij 24 uren gevangen bleef. Toen zij \'s morgens uit het venster zag, was de vlag met het geschilderde lijk voor hare oogen en Maria, over zoo veel hoon wanhopig, borst in een luid gehuil en gekerm uit, riep wild het volk in do straat toe, om haar uit de handen harer verraders te redden. Het volk, hunne vorstin in zulk een verlaten en treurigen toestand ziende, voelde zich door een natuurlijk gevoel van medelijden opgewekt om te hulp te snellen ; maar toen werd er dadelijk besloten haar naar Holyrood te vervoeren en uit
(1) Morton en Maitland, hoofden van dit leger, waren beiden medeplichtigen van Bothwell aan den moord van Darnley. Zie Hosack\'s-Mary queen of Scots and her Accusers.
ALG. GESCII. 1
98
vrees voor bet volk, werd zij onder bedekking Tan den nacht naar bet kasteel Locblevin gebracht, dat op een eiland lag en aan William Douglas, een balven broeder van Murray, toebehoorde. Hier werd zij genoodzaakt om van de regeering afstand te doen.
Haar eenjarige zoon werd tot koning uitgeroepen en Murray, haar in het geheim vijandige natuurlijke broeder, als regent aangesteld.
Te Locblevin werd Maria nauw bewaakt; slechts aan drie van bare hofdames was bet veroorloofd bare gevangenschap te deelen. Lady Mary Seton, Jane Kennedy en Marie Courcelles, en gedeeltelijk aan deze zelf opofferende vriendinnen had zij hare bevrijding nogmaals te danken. De drie dames , geholpen door William en George Douglas, wisten zondag\'s avonds den 2 Mei, terwijl de bewaking aan bet avondmaal zat, de sleutels des kasteels in handen te krijgen en openden eene der achterdeuren, welke dicht by het water uitkwam, Maria verscheen eenige oogenblikken daarna, vermomd in het gewaad van Mary Seton, vergezeld van hare twee andere hofdames, stapte in de boot, en spoedig waren zij aan den overkant van het meer geroeid , waar lord Seton baar, met eene kleine bende ruiters , in bescherming nam, en met allen spoed in veiligheid naar het kasteel van Hamilton bracht, waar zij zich in den loop van eenige dagen aan het hoofd bevond van een toegenegen leger van 6000 man. Zoodra Maria in vrijheid was, herriep zij haren afstand van den troon, welken zij gedwongen gedaan had. Van Hamilton trok zij met haar leger naar Dumbarton, toen zij eensklaps door Murray , met een klein maar dapper leger, bij Langside overvallen en ongelukkig volkomen geslagen en baar leger verstrooid werd. Maria moest vluchten en niet wetende waarbeen, en vertrouwende op de warme betuigingen van vriendschap en gehechtheid, welke de koningin van Engeland haar in bare gevangenschap van Locblevin betuigd bad, wierp zij zich vol hoop in de armen van hare koninklijke nicht Elizabeth; doch deze en baar raad zagen in Maria Stuart niet de ongelukkige koningin, maar alleen
99
de katholieke vorstin, die hare aanspraken op den engel-schen troon niet had willen opgeven. ]Su zouden wij eeoe reeks van 18 jaren in den kerker moeten verwijlen om eene koningin met recht christelijke onderwerping eene marteling te zien lijden, welke voorzeker genoegzaam zou zijn om ons met haar te verzoenen, al hadde zij de grootste gruwelen begaan. Wij laten dit aan hare bijzondere geschiedschrijvers over; wij zullen het overige ran hare geschiedenis kort doorloopen. Maria Stuart vond zich deerlijk bedrogen in bare goede gevoelens, welke zij nog van Elizabeth koesterde. De laatste liet haar dadelijk gevangen zetten en weigerde haar elke persoonlijke bijeenkomst, zoolang Maria zich niet gezuiverd zoude hebben van de verdenking van schuld aan den moord van haren gemaal; te dien einde werd er een raad van onderzoek van eugelsche lords bijeengeroepen , voor dezen verscheen Murray in persoon als aanklager van Maria. Deze raad werd echter ontbonden, zonder tot een besluit te komen. Maria bleet gevangen en van het eene slot naar het andere gebracht, om de verschillende pogingen, welke tot hare redding werden aangewend.
Een barer ijverigste aanhangers lord Norfolk verloor zijn leven op bet schavot. In de noordelijke provinciën stonden de lords van Northumberland en Westmoreland op en wilden den katholieken godsdienst horstellen en Maria tot troonopvolgster van Elizabeth verklaren; Northumberland vluchtte naar de Schotten, werd uitgeleverd en stierf insgelijks op het schavot. In 1585 werd er eene samenzwering tegen het leven van koningin Elizabeth ontdekt, waarvan Babington eeit der hoofden was ; Maria werd van medewetenschap beschuldigd, op hare brieven werd beslag gelegd en zij werd naar het slot Fotheringhay gebracht. Er werd eene rechtbank aangesteld, waarin 47 pairs zitting namen om haar in verhoor te nemen of recht over haar uit te spreken. Maria wilde zich eerst niet aan een verhoor van onderdanen onderwerpen , zij liet zich echter, in de volle bewustheid barer onschuld , overhalen en verscheen voor hare rechters , die, o, schande! gekomen waren, niet om de waarheid te
100
onderzoeken, maar om te veroordeelen. Hare verstandhouding met vreemde mogendheden, welke haar ook als misdaad werd aangerekend, ontkende zij niet; maar krachtig ontkende zij alle wetenschap aan de samenzwering van Babington, alsmede de echtheid der brieven, welke men haar voorlegde. In weerwil van dat alles spraken die rechters het doodvonnis over haar uit en het parlement bekrachtigde deze uitspraak. Te vergeefs waren de tégenvoorstellen van de fransche en spaansche hoven. Haar zoon koning Jakobus van Schotland, die, uit vrees voor Elizabeth, zich vroeger weinig om het lot zijner moeder bekommerde, deed thans ook pogingen, maar het mocht niets baten. Elizabeth wilde van hare vrees bevrijd worden, maar talmde slechts, wijl zij wellicht voelde, dat de wereld zou schrikken op het bericht van de ter dood brenging van eene nicht en koningin; zij wilde liever, als het kon, de martelares buiten haar vermoord hebben ; daarom werd aan sir Paulet, den bewaker over Maria, een wenk gegeven om haar aan vergift te doen sterven, doch deze wees zulk een last met afschuw van de hand. Een nieuw moordplan tegen Elizabeth, zooals men voorgaf, waaraan zelfs de fransche gezant niet vreemd zou geweest zijn, verhaastte den dood van Maria Stuart. Elizabeth beval aan Davison, den staatssecretaris, het bevel tot voltrekking van het vonnis op te stellen, en nadat de koningin het onderteekend had, werd hij er mede naar den kanselier gezonden om er het zegel onder te laten drukken. Den volgenden dag liet zij hem zeggen, dat hij met de uitvoering van haar bevel nog wachten moest, verschrikt antwoordde Davison, dat het grootzegel er reeds onder was, waarop de koningin hem hare ontevredenheid betuigde over zijn spoed. Davison niet wetende , wat met het vonnis aan te vangen , raadpleegde de leden van den staatsraad en dezen raadden hem aan het aan de graven van Shrewsbury, Kent, Derby en Cumberland te laten overreiken en zoodra deze het in handen hadden, ijlden Shrewsbury en Kent met het doodvonnis naar Fotheringhay, waar zij den 7 Febr, 1587 der ongelukkige koningin Maria Stuart aankondigden, dat zij zich moest voorbereiden om den vol-
101
genden morgen teu 8 ure te sterven. Het ontstelde Maria niet, zij hoorde haar doodvonnis gelaten aan. Zy wist immers reeds lang, wat men met haar voor had; waarom eene verlatene, weerlooze vrouw eerst jaren martelen ? Het einde was van af den beginne reeds bepaald. Men deinsde slechts nog terug voor de verantwoording eener groote misdaad. Den avond vóór den noodlottigen morgen liet zij al hare bedienden bij zich komen, gaf aan elk een schrijven van aanbeveling bij het fransche hof, deelde het kleine overblijfsel van hare goederen nit en nam toeu van allen het teederste afscheid. Zij legde zich eenige uren ter ruste en bracht het overige van den nacht in gebed door. Het verzoek om een katholieken geestelijke was haar geweigerd geworden , men wilde haar een protestantschen opdringen. Zij kleedde zich in haar rijkste gewaad om als koningin te sterven, volgde den sherif, legde haar hoofd neer, dat met den derden slag van haar lichaam gescheiden was. Zij bad voor hare vijanden en stierf moedig, gerust, voorzien met het H. Sacrament. Zy viel als het slachtoffer van ijverzucht en godsdiensthaat. Wij zeggen, met P. Nicolas Causin in zijne Histoire de l\'incomparable Reyne Marie Stuart in den aanvang der 17 eeuw: »zoo lang er tranen zullen zijn op aarde, zoo lang zullen er ook tranen worden gestort over die koninklijke doode en de vereeriug der levenden zal nooit ophouden , met volle hand leliën en rozen te strooieu op haar graf.quot; Hare moordenares Elizabeth wilde ook nu nog den schijn van schuld van zich afwerpen. Zij schoof deze op het gerecht en ofschoon zij het doodvonnis onderteekend had, strafte zij den secretaris Davison met eene boete van 10,000 pond, omdat hij het zonder haar bevel uit zijne handen gegeven had (1).
Het kon wel niet anders of Philippus II, koning van Spanje en Elizabeth moesten vijanden worden; hun persoon, toestand en belangen stonden tegenover elkander, en toch dong Philippus, na den dood van Maria, zijne ge-
(i) Lees over Maria Stuart de engelsche geschiedschrijvers: Camden, Lingard, Whitaker en den bovengenoemden John Hosack.
102
malin, om de hand van Elizabeth, welke trouwens afgewezen werd. Elizabeth ondersteunde de Hugenoten in Frankrijk en schraagde den opstand in de Nederlanden met geld en troepen. Philippus was het hoofd der katholieke, Elizabeth dat der protestantsche machten. Engelsche zeeroo-vers , zooals Drake, deden strooptochten naar de overzeesche bezittingen van Spanje; alles deed eene groote botsing voorzien en nu Maria Stuart in 1588 onthoofd werd, besloot de koniug zijne gansche macht tegen Engeland te wenden, en meende tegelijk den opstand in de Nederlanden volkomen te dempen. Er werd eene vloot uitgerust, zoo als de zee nog nimmer gedragen had, de onoverwinnelijke vloot noemde de menschelijke trots haar; zij bestond uit 160 schepen, bemand met 30000 strijders. Met 35000 geoefende soldaten zou Parma uit de Nederlanden overgezet worden, om een inval in Engeland te doen. Maar de groote vloot onder Medina Sidonia werd door storm vernietigd en de engelsche zeehelden Howard van Essingham, Drake en Raleigh vernietigden de verspreide schepen en sleepten er vele als rijken buit de engelsche havens binnen; slechts 58 schepen keerden in de spaansche havens terug (1589). Terwijl Philippus nieuwe toerustingen maakte, kwameu de Engelscheu op de spaansche kust roo-ven en vernielen, namen Cadix, plunderden en verwoestten de stad en namen een groeten buit mede. Hetzelfde lot ondergingen Vigo, Corunna enz., de spaansche zeemacht was niet meer opgewassen tegen de engelsche en nederlandsche. De Engelschen brachten den oorlog ook in de wateren van Amerika en Üost-Indie over. Zij vestigden zich in Virginië en Indië en legden reeds den grond om later de grootste zee- en handeldrijvende natie te worden. De glans der overwinningen op Spanje en de gelukkige gevolgen van hare bui-tenlandsche staatkunde bedekten de vele vlekken van Elizabeths regeering; daarom ook is zij bij de Engelschen in gevierd aandenken, in weerwil van hare dwingelandij met welke zy heerschte en het parlement het zwijgen oplegde ; in weerwil van de wreedheid, met welke zij niet alleen de Katholieken, maar ook de protestantsche secten vervolgde en in weerwil van haar zedeloos privaat leven.
103
Onder Elizabeth werd het katholieke Ierland geheel onderworpen en een groot gedeelte eigenaars van hunne landerijen of andere bezittingen beroofd , welke aan de engelsehe protestanten als loon voor hun ijver toegewezen werden. Hare laatste jaren bracht zij in gram door. Leicester, haar meer dan bijzondere gunsteling, was gestorven, in diens plaats had zij bijzonder den graaf van Essex genomen, die Ierland onderwierp. Deze, trotsch en ijdel op de gunsten, waarmede Elizabeth hem overlaadde, trad met het schotsche hof in verbinding en verwekte in Londen een opstand om zijne vijanden te doen vallen ; hij werd gevangen genomen en van hoogverraad beschuldigd ; het laatste zou Elizabeth hem eer vergeven hebben, dan dat hij in zijn overmoed op haren ouderdom en leelijkheid had durven smalen. Hij werd ter dood veroordeeld. Elizabeth talmde lang, eer zij het doodvonnis bekrachtigde, zij hoopte dat hij genade zou vragen. Toen dit niet gebeurde, werd hij den 25 Febr. 1(301 onthoofd. Men verhaalt nog: dat Elizabeth hem ten tijde haars ver-trouwelijken omgangs met hem, een ring zou gegeven hebben, met den last haar dezen weer ter hand te doen stellen, als hij ooit bij haar in ongenade mocht vallen. Essex, zegt men, had tijdens zijn val den ring aan de gravin Nothing-ham gegeven en deze zou hem niet aan de koningin bezorgd hebben. De koningin gevoelde bitteren rouw, toen zij later vernam, dat zijne vijanden zijne schuld vergroot en zyn berouw verzwegen hadden. In de grootste onrust en kwelling leefde zij nog tot den 24 Maart 1003. Zij was 70 jaren oud. Hare onpartijdige levensbeschrijvers zeggen van haar: dat zy zeer bedreven was in de oude talen en wetenschappen van dien tijd en alle eigenschappen bezat om de heerscheres over een volk te zijn ; maar dat al deze goede eigenschappen overschaduwd werden door eene onbegrensde heerschzucht, wreedheid, ijdelheid en gierigheid. Twee dagen voor haren dood had zij haren neef Jacobus I vau Schotland, den zoon van de ongelukkige Maria Stuart, tot haren opvolger benoemd ; dus werd Engeland en Scliotland met elkander vereenigd, dit was de laatste staatkundige handeling van Elizabeth; zij bewees in der daad hierdoor ,
104
dat de nadering des doods in haar de gedachte aan de grootheid van Brittanje niet uitgedoofd had.
PHILIPPUS II VAN SPANJE (1555—1598). DE AFVAL DER
NEDERLANDEN.
De machtigste tegenstander van Elizabeth en der Protestanten , zooals wij reeds gezegd hebben, was Philippus II, Loning van Spanje, even zoowel om zijne gehechtheid aan het katholieke geloof als om zijne staatkundige belangen. Opmerkenswaardig is het dat hij zijn eersten oorlog moest voeren tegen paus Paulus IV, welke hem daartoe noodzaakte. De paus dacht aan de verdrijving der Spanjaarden uit Italië. Alva, een der bekwaamste veldheeren van Philippus, vernietigde de zwitsersche troepen van den paus en noodzaakte hem tot rust. De paus had ook den franschen koning Hendrik 11 tot het schenden des wapenstilstands van Bancelles aangezet en hem een inval in de Nederlanden aangeraden. De Franschen hadden even min geluk; den 10 Aug. 1557 verloren zij deu slag bij St. Quentin en den 13 Juli 1558, dien bij üreve-lingen, waarbij de graaf van Egmond zich bijzonder onderscheidde. Den \'ó April 1559 werd de vrede van Chateau Cambresis gesloten. Nadat Philippus de regeeriag in de Nederlanden geregeld had, keerde hij naar Spanje terug. Van de geschiedenis onzes vaderlands zullen, wij alleen het noodzakelijkste aanhalen; breedvoerig vinden wij alles in de bijzondere geschiedenis der Nederlanden vermeld. De koning benoemde Margaretha van Parma, natuurlijke dochter van Karei den V, als landvoogdes, bijgestaan door een raad, samengesteld uit de aanzienlijksten des lands, aan wiens hoofd de kardinaal van Granvelle, .Viglio van Aytta en Bar-laimont stonden. Dit verbitterde reeds de Nederlanders, die zelfs tegen eiken schijn van vreemde heerschappij waren ; daarenboven had Philippus eene bezetting van 3000 Spanjaarden achtergelaten, tot nog grooter ergernis voor de Nederlanders , dien het toch reeds tegenstond een deel uit te makeu
105
van de heerschappij van een vorst, dien zy als een vreemdeling beschouwden. De regentes wilde het verzachten door het opperbevel op te dragen aan Willem van Oranje, een vorst uit het duitsche huis Nassau Dillenburg, doch ook een vreemdeling, wiens bezittingen in het land van weinig be-teekenis waren. Protestantsch opgevoed, was hy katholiek aan het hof van Karei en werd door dezen bijzonder begunstigd. Door Philippus werd hij tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht benoemd ; den bijnaam van Oranje voerde hy volgens het landschap Oranje, gelegen in Frankrijk, eene erfenis van de Heeren van Chalons. Willem, als ook de graaf van Egmond, weigerde het bevel over de spaansche troepen op zich te nemen. De regentes verzocht aan den koning de spaansche troepen terug te roepen, dit was evenwel nog niet genoeg; de adel drong ook aan op de verwijdering van Granveile, ten deele uit nationale ijverzucht, wijl de Nederlanders wel den spaanschen koning als heer erkenden, maar geen spaansche provincie waren, ten andere omdat de adel zelf, in plaats van de Spanjaarden met de regentes, het land wilde besturen. Margaretha bewerkte, dat ook (jrranvelle terug geroepen werd (1564). De koning richtte bij de vier bestaande bisdommen nog tien nieuwe op; dit verwekte algemeen misnoegen, zoowel bij vele Katholieken als bij de geheime aanhangers der hervorming ; de eersten echter omdat dit plaats had zonder de staten er in te kennen, de \'„weeden meer als beletsel tegen de hervorming. Deze vond in de Nederlanden een vruchtbaren bodem. Zij werd vooral bevorderd door de protestantsche kooplieden, die zich vestigden in Antwerpen en Amsterdam en door de menigte Protestanten, die uit Duitschland, Frankrijk en Engeland er eene schuilplaats zochten. Met de hervorming kwam tegelijk ook de geest van onrust binnen, welke zij overal deed ontstaan, en even als elders werd de godsdienst ras een scherm, waar achter de aanvoerders hun staatkundig doel verborgen. Reeds bij Karei hebben wij gezien dat hij de placaten tegen de hervorming invoerde , maar Karei, Nederlander van geboorte, beminde zijne landgenooten, hij had zoo vaak hunne mildheid ondervonden ; hij had nooit de placaten in hunne volle streng-
heid laten uitvoeren ; Philippus integendeel gebood de wetten tegen de hervormden in hare volle gestrengheid toe te passen. Weldra ontstond er een verbond van edelen, welke het zoogenaamde compromis onderteekenden; de hoofden hiervan waren Lodewijk van Oranje, jongere broeder van Willem , Philippus van Marnix , heer van St. Aldegonde en Hendrik van Brederode. In het compromis verbonden zij zich hoofdzakelijk, de vrijheid tegen vreemde onderdrukking te verdedigen en de invoering der Spaansche inquisitie niet te dulden. Binnen weinige dagen was dit verbond door meer dan 400 edellieden geteekend. Den 5 April togen er 300 naar Brussel, trokken onder groot opzien paarsgewijze naar het paleis, waar Brederode uit aller naam aan de landvoogdes een smeekschrift overhandigde om opschorting der pla-caten; terwijl een gezantschap den koning zou zoeken te bewegen ze intetrekken en de inquisitie niet in te voeren. Bij deze gelegenheid kwam de naam van Geuzeu te berde; toen namelijk de regentes over den grooten trein van edelen verschrok, zeide de graaf van Barlaimont tot haar om haar gerust te stellen: »ce n\'est qu\'une troupe degueux,quot; (het is slechts een troep bedelaars ;) de edelen en hunne partij namen dezen naam voor eeretitel aan. Het volk volgde de edelen in hunne vertooningen na. De predikers der nieuwe leer, die voornamelijk uit üuitschland en Frankrijk kwamen, begonnen op de openbare straat en in het open veld te preêken; de onrust en ontevredenheid vermeerderden van dag tot dag; door geruchten van alle soort en door het heimelijk aanzetten geraakte het volk in koortsachtige beweging, hetwelk zich eindelijk vreeseiijk lucht gaf in de heiligschendende beeldstormerij; het stormde in Vlaanderen, Brabant, Holland en de andere gewesten de kerken en kloosters binnen; plundert, verwoest en vernielt altaren, beelden, schilderijen en duizenden der heerlijkste kunstgewrochten, verjaagt en vermoordt monniken en priesters en ontheiligt het Heiligste. Binnen vier dagen waren alleen in Vlaanderen en Brabant meer dan 400 kerken verwoest. De landvoogdes bevond zich in de grootste moeielijkheid, zij had geene troepen, wist niet aan wien zich te houden. quot;Viglius raadde haar aan
107
zich schijubaar bij de hoofden en edelen aan te sluiten, met dezen te raadplegen en zich van hen te bedienen om het volk te bedwingen. Zij hield staatsraad, waarvan het besluit was: het prediken toe te staan op die plaatsen, waar het gewoonlijk tot nu toe geschied was, de edikteu tegen de ketters in te trekken en geen inquisitie in te voeren. Oranje, Egmond en Hoorn en andere edelen zouden voor de rust en het herstellen der kerken zorgen. Hier en daar werden ook sommige heethoofden der beeldstormers met de galg gestraft.
In de lente van 1567 nam Margaretha nogmaals den eed van trouw af van de hooge beambten en alles scheen tot rust te keeren. De beeldstormerij echter had het masker der hervorming afgerukt; zij had doen zien, dat zij geen andere bedoeling had dan elders en dat zij vergezeld ging van hetzelfde rooven en plunderen van kerken en kloosters. Ook behoeven wij niet te twijfelen of Willem van Oranje wist reeds, wat hij wilde. Hij stond immers in geheime verstandhouding met de protestantsche vorsten in Duitschland en met Elizabeth, de aartsvijandin van Spanje en van al wat katholiek was. Het was bij Willem evenmin als bij de andere duitsche vorsten om deu godsdienst te doen, daartoe verwisselde hij er te gemakkelijk van. De beeldstormerij deed het verbond der edelen in duigen vallen; zij opende de oogen der Katholieken , die wel even prat op hunne aloude vrijheid en privilegies waren, en goed en bloed wilden opofferen om dezen te verdedigen; maar hun godsdienst konden zij niet helpen vernietigen. Ook protestantsche edelen traden terug, omdat zij geen geweld tegen de Katholieken wilden uitoefenen. Toen Phi-lippus het bericht der beeldstormerij ontving, werd hg zeer verstoord over zoo veel hoon zijn gezag en den godsdienst aangedaan; hij besloot zelf naar de Nederlanden te komen, maar veranderde en zond Alva met een spaansch leger van 10000 man, om er de onlusten en de hervorming te fnuiken; jammer, dat hij een strengen bedwinger in plaats van oen staatkundigen bevrediger zond. Reeds op de mare hiervan werd alles rustig. Willem van Oranje vluchtte met
108
zijue familie uaar Duitschlaud ; bij doorschouwde Philippus en begreep dat zijne dubbelziunige haudelwijze en die der meeste edelen bem niet onbekend zoude zijn, en bij gewis hun zijne ongenade zou doen gevoelen. De meeste edelen en voorname Protestanten volgden bet voorbeeld van Oranje en weken uit. In Aug. 1567 kwam Alva met zijn leger, allen beproefde soldaten, binnen Nederlands grenzen en den 28 deed bij zijn intocht in Brussel. Eenige maanden ging alles zeer stil en zacht toe, toch plotseling liet hij de graven van Egmond en Hoorn, die zich in Brussel ophielden en met bijzondere voorkomendheid behandeld werden , met meer andere edelen, gevangen nemen; op ditteeken van gestrengheid vluchtten meer dan 201)00 menschen bet land uit. De landvoogdes , die begreep dat Philippus in Alva een dictator gezonden had, legde hare waardigheid neder en vertrok. Alva richtte in 1568 den raad van beroerte (oproer) op, welke om zijne wreedheid den naam van bloedraad kreeg. Deze veroordeelde allen ter dood, die schuldig waren aan de beeldstormerij ; weldra vielen ook de hoofden van Egmond, Hoorn (1 Juni 1568) en van vele andere edelen. Alva beroemde zich later zelf, datd bij 18000 menschen door beulsbanden bad laten ombrengen. Twintig millioen gulden van de verbeurdverklaarde goederen der veroordeelden en der gevlucb-ten stroomden in de schatkist des konings ; wij mogen ook wel vooronderstellen, dat menigeen min schuldig alleen om zijne bezittingen is veroordeeld geworden. Het was gedaan met de nederlandsche rust eu welvaart, waardoor dit land zoo vele eeuwen het benijdenswaardige oord was geweest; en dit alleen tengevolge der hervorming. Nu ontstond er een strijd op leven en dood, waaraan niet alleen de Protestanten, maar ook de meeste Katholieken deel namen; ook hun vrijheid eu goed, meenden zij, was verloren, jammer, dat zij later door de Protestanten zoo smadelijk werden achteruit gezet. Oranje bad duitsche soldaten aan-geworveu en viel met dezeu in de zuidelijke provincies, doch werd door Alva geslagen en zijn leger ging uit een. Lode-wijk van Nassau, broeder van Willem, was in het Noorden gevallen en behaalde den 23 Mei 1568 bij Heiügerlee eene
109
overwinning op Aremberg, stadhouder van dat gewest. Hierop trok Al va zelf met ziju leger naar Groningen, viel Lodewijk bij Jemmingen aan (21 Juli 1568), waar deze geheel verslagen werd. Om de zware oorlogskosten als anderszins te bestrijden, voerde Alva geheel willekeurig, zonder zich te bekreunen om de aloude privilegies, eene belasting in, bekend onder den naam van tiende penning, dat is: zoo dikwijls eenig goed verkocht werd, zou er een tiende gedeelte van in de schatkist moeten vloeien, üeze belasting zou voor Philips een ware goudmijn, maar voor het land de vernietiging van den handel en de verarming van edel en burger geworden zijn. Zij vond dan ook een krachtigen tegenstand bij allen; de meeste steden kochten ze voor eene bepaalde som af. Zij vermeerderde groote-lijks den haat tegen Alva en Spanje. Het was nu een bange tijd: het ter dood brengen, gevangen nemen, verbeurdverklaren van goederen enz. verdubbelden eu altijd verlieten velen het land. Geen wonder, dat zoo wel Protestanten als Katholieken het oog gericht hadden op prins Willem , van wien zij alleen hulp verwachtten en die dan ook reeds lang als hun hoofd werd aangezien en geraadpleegd. Velen der gevluchten hadden schepen weten te krijgen om den Spanjaarden op zee afbreuk te doen, zij waren met lastbrieven voorzien van prins Willem en noemden zich Watergeuzen. Dezen zochten volgens het plan van Willem de eene of andere vaste plaats als punt van uitgang in hunne macht te krijgen; dit gelukte den 1 April 1572, toen namen zij bij verrassing den Briel in, en van hier uit gaat de overwinning. Weldra volgen Vlissingen, Veere en Enkhuizen; een algemeene hoop en moed ontwaken; de eene stad volgt na de andere en binnen korten tijd staan Holland, Zeeland, Friesland en Gelderland onder de wapenen. Wel is waar, kon Willem van Oranje zich niet in het veld staande houden , hetwelk hij wel met duitsche troepen beproefde; maar Alva kon evenmin het land weer geheel in bedwang krijgen. Hij verzocht den koning om terug geroepen te worden, aangezien hij zelf begon in te zien dat hij de Nederlanden met zijn bloedraad en leger nooit meer zou kunnen onder-
werpen. Philippus zond op het einde van 1573 den zachteren Requesens. Deze schafte den gehaten tiende penning wel af, maar het mocht niet meer baten; de Nederlanders stelden geen vertrouwen meer in den koning; en al ware ook nog eene schikking mogelijk geweest, dan zoude deze schipbreuk geleden hebben, aangezien de noordelijke provincies zich uitsluitend voor de hervorming verklaard hadden , dit kou en mocht Philippus als katholiek vorst niet toegeven en gesteld dat hij het gedaan hadde, dan nog zou Willem van Oranje en zijne partij het plan niet hebben laten varen, om het land van Spanje af te rukken. Wij behoeven het niet meer te herhalen, dat het zeggen: er werd gestreden voor vrijheid van geloof, slechts eene leus was om het volk iets voor te spiegelen; want in der daad nergens was minder vrijheid voor andersdenkenden dan daar waar de hervorming zegevierde. Kequesens stierf in 1576; er was geen opvolger en toen de spaarische soldaten, welke in geen jaar geregeld soldij hadden gehad, in de provincie Brabant en Vlaanderen plunderden en roofden, sloten de zuidelijke en noordelijke gewesten een verbond, de pacificatie van Geut, geheeten. Hierin werd bepaald: dat men de spaansche soldaten het land zou doen ruimen; dat de katholieke godsdienst behalve in Holland en Zeeland de heerschende zou blijven, dat de placaten overal zouden geschorst, en de prins van Oranje als stadhouder van Holland en Zeeland zou gehandhaafd worden. Bij dit alles zou men den koning als vorst blijven erkennen. Te vergeefs zond nu de koning zijn broeder don Juan van Oostenrijk, die zelf de pacificatie van Gent aannam; ook de aartshertog Matthias van Oostenrijk kon niets uitrichten. Nu kwam prins Alexander Farnese van Farma, een der grootste veldheeren van zijn tijd, als spaansch opperbevelhebber in ons land. Deze sloeg de opstandelingen bij Gem-blours (31 Jan. 1578) en trad met de zuidelijke provincies in onderhandeling. Farma wist bij de zuidelijke provincies gebruik te maken van de gewelddadigheden, welke de Katholieken moesten verduren van de Frotestanten in het Noorden , ten einde hen van het verbond af te trekken en dit
lukte hem. Zij keerden, nadat hij bezworen had hunne vrijheid en rechten te zullen eerbiedigen, tot gehoorzaamheid terug (1579). Daarentegen sloten de noordelijke : Holland, Zeeland, Utrecht, Qelderland en de Groninger Ommelanden een verbond, waarbij zich eenige maanden later ook Friesland, Groningen, Overijssel en Drenthe voegden (23 Jan. 1579). Dit verbond wordt de unie van Utrecht genoemd. Men bleef hierin Phi-lippus nog als heer erkennen; de gewesten beloofden elkander ouderlingen bijstand om met goed en bloed hunne rechten en geloofsvrijheid te verdedigen; de verschillende gewesten zouden vereenigd zijn als of zij slechts een geheel uitmaakten; maar elke provincie behield hare bijzondere privilegies ; er zou geen vrede noch oorlog, noch verbonden mogen gesloten worden dan met algemeen overleg en bewilliging van al de gewesten; geschillen tusschen de gewesten onderling zouden de stadhouders beslissen; in het punt van godsdienst kon Holland en Zeeland zich naar goeddunken gedragen en voor de andere zou de religie-vrede van kracht zijn ; ook verklaarde men, zich niet van de generale unie, bij de pacificatie van Gent gesloten, te willen scheiden; daarom traden later ook het gewichtige Antwerpen, de steden Gent, Breda en Brugge tot de unie toe. Tot nu toe had men steeds het oppergezag des konings nog erkend, doch den 2G Juli 1581 trad men openlijk op ; men verklaarde zich voor een vrijen en onafhankelijken staat en zwoer Philippus plechtig af. Hoewel prins Willem feitelijk het hoofd was, koos men toch, omdat men zich alleen te zwak gevoelde, den hertog van Anjou tot vorst of opperstadhouder; maar deze tot geen aanzien kunnende komen, vertrok weder spoedig en nu bleef er vooreerst niets anders over dan eigen krachten te beproeven en Willem van Oranje als vorst over al de gewesten te huldigen, toen een verwaten booswicht hem te Delft den 10 Juli 1584 verraderlijk doodschoot.
De dood van prins Willem was eeu harde slag voor den staat, zonder hoofd en inwendig nog niet gevestigd op hechten grondslag. Panna wist dan ook spoedig partij van deze omstandigheid te trekken; hij nam Duinkerken, Brugge, Gent, Me-chelen en bedwong zeifs het sterke Antwerpen. De staten
112
boden het oppergezag aan Hendrik 111, koning van Frankrijk aan, maar hij weigerde het; daarop wendde men zich tot koningin Elizabeth, deze weigerde wel de heerschappij, maar zond den graaf van Leicester met eene hulpbende van 6000 man (1585). Intusschen was, vooral door de zorg van 01-denbarneveld, uit de algemeene staten een raad van staten opgericht, aan welks hoofd de negentienjarige Maurits, tweede zoon van prins Willem, geplaatst werd, om voorloopig de teusrels van het bewind in handen te nemen. Er werd door de algemeene staten eone soort van staatsregeling ontworpen , waarbij alle macht in hunne handen bleef berusten en de stadhouder slechts de eerste staatsdienaar was.
Leicester verliet weldra het land, omdat hij wel inzag, dat hij nooit het souvereine gezag in handen zou krijgen. Tot geluk van de .Nederlanden leed Philippus\'onderneming met de onoverwinnelijke vloot geheel schipbreuk. Na den dood van den hertog van Panna (1592) stond hij de heerschappij over de Nederlanden af aan zijne dochter Isabella, die met Albert, aartshertog van Oostenrijk gehuwd was; de zui-delyke staten hadden hen reeds als vorst en vorstin gehuldigd. Maurits had zich intusschen doen kennen als een der grootste veldheeren van zijn tijd, stad na stad viel in zijn handen, ook ter zee begonnen de Nederlanders zich te onderscheiden ; bestond het leger te lande grootendeels uit vreemde huurtroepen, het zeevolk integendeel bijna uitsluitend uit Hollanders en Zeeuwen ; zij doorkruisten den oceaan, zochten Oost-lndië en de spaansche volkplantingen op en vernietigden zelfs in het gezicht van Gibraltar de spaansche vloot. Spanje, na zoo veel verliezen, begon naar vrede te verlangen en de staten niet minder; de onderhandelingen daarover mislukten ; echter door bemiddeling, vooral van Johan van Oldenbarneveld, werd er een wapenstilstand van 12 jaren gesloten (April 1609), waarbij Albertus én Isabella, ook namens den koning Philippus 111, verklaarden : de vereenigde Nederlanden te houden voor vrije lauden , op welke zij niets te eischen hadden. De zuidelijke gewesten bleven aan de kroon van Spanje. De aljremeene staten verklaarden den calvinistischen godsdienst
o cj
voor dien van den staat en namen den heydelbergschen ca-
113
tecliïsmus aan. De Katholieken , die nooit opgehouden hadden mede te strijden, vonden bij die strijders voor geloofsvrijheid geene plaats , integendeel zij werdeu verdreven, gebannen , gestraft en beboet, waar men hen ook aantrof. Te Leiden was in 1574 de eerste hoogeschool opgericht, wier naam op het gebied der wetenschap weldra door geheel Europa beroemd werd.
TURKSCHE OORLOG. - ZEESLAG BIJ LEPANTO. (7 OCT. 1571).
Zóó verloor Philippus de noordelijke Nederlanden ; hij heeft aan hen, in plaats van onderdanen, zoo als zijn vader de schadelijkste vijanden gehad. Even zoo weinig voordeel bracht hem zijne bemoeiing met de fransche aangelegenheden aan ; Hendrik van Navarra kwam toch als Hendrik IV op den troon. De uitslag der ongelukkige onderneming tegen Engeland is reeds verhaald geworden. Het ongelukevenwel vervolgde hein niet altijd , en hadde hij de hem ten dienst staande middelen beter weten aan te wenden dan zouden al zijne ongelukken Spanje niet zoo geheel verzwakt hebben. In het jaar 1569 waren de Moriskos (bekeerde Mooren) in Granada opgestaan en behaalden op de veldheeren van Philippus eenige voordeelen; de jonge don Juan van Oostenrijk , natuurlijke zoon van Karei V, overwon hen in verscheidene gevechten, verdreef hen in het gebergte en eindelijk geheel uit Spanje ; daarop werd hem het opperbevel opgedragen over de groote vloot, bestemd tegen de Turken.
Dezen hadden den Venetiërs den Peloponesus ontnomen, en door de verovering van het eiland Cyprus (1570—1571) waren zij meester geworden van den Archipel; hun aanval op Malta, welke zij vereenigd met de Barbaresken ondernamen, mislukte geheel; iu deze verdediging verwierf de grootmeester La Valette Parisot onverganke-lijken roem. De verwoesting, welke de Turken op de kusten aanrichtten was verschrikkelijker dan onder Karei V. De Maltesers , de paus , de Venetiërs en Philippus\' onderda-
AI.G. GESCH. 8
114
lieu m Napels en Sicilië riepen den koning van Spanje onophoudelijk om hulp tegen de Turken. Hij zond eindelijk don Juan met de spaansche vloot, maar met bevel haar niet door een hoofdslag op het spel te zetten. Don Juan trof de bondgenooten in de haven van Messina aan, nam het opperbevel over de geheele vloot op zich en verordende alles zóó, dat de vloot gereed lag voor een gevecht. Hij zocht de vijandelijke vloot op en vond deze aan den ingang van de golf van Lepanto (7 Oct. 1571). De turksche vloot bestond uit 250 galeien en 70 fregatten ; de spaansche uit 210 galeien en 23 transportschepen, daarbij kwamen de vloot der Veue-tiërs, eenige pauselijke schepen en malteser galeien, zoo dat don Juan bijna even sterk was als de Turken. Hij beva| den aanval en er ontstond een geweldig zeegevecht, schip vocht tegen schip , boord aan boord als in een tweegevecht; hier legde de hertog van Parma zijn eerste proefstuk af. Na een langen woedenden strijd zegevierden de christenen. Zij hadden de zegepraal niet alleen te danken aan hunne dapperheid, maar ook aan de kartetsen, welke toen by de Turken nog onbekend waren. Een groot gedeelte der turksche vloot werd in den grond geboord, 130 schepen in triomf naar Messina gebracht; meer dan 15000man sneuvelden en wel 5000 christenslaven werden van de veroverde galeien in vrijheid gelaten. De sultan Selim II schrok, toen hij het bericht van deze verschrikkelijke nederlaag veraam en vreesde een aanval op Konstantinopel, toch don Juans bondgenooten vonden het niet in hun belang zulk eene onderneming te wagen en te minder, aangezien Philippus er geen bevel toe had gegeven. Don Juan ging hierop naar Afrika, veroverde Tunis. Philippus had bevel gegeven deze stad tot den grond toe te slechten, maar hij legde er 8000 man bezetting in, en wilde zich hier een eigen rijk veroveren; zyn broeder Philippus echter wilde niets daarvan weten, hij riep hem terug en Tunis en Oran vielen weder in de handen der Muzelmannen , welke weldra hunne zeerooverij hervatten. Philippus vertrouwde don J uan niet. Drie jaren bracht de laatste, als het ware, werkeloos in Milaan door, werd toen als stadhouder naar de Nederlanden gezonden, waar hij weinig meer kon uit-
115
richten. Hij stierf, men zegt aan vergift, in het nederland-sche legerkamp voor Namen 1 Oct. 1578.
PORTUGAL MET SPANJE VEREENIGD (1580—1640).
Wij hebben Portugals goudeu tijdperk onder Emanuel den groote en zijn zoon Johannes 111 gezien. De laatste werd opgevolgd door zijn kleinzoon Sebastiaan, die boven alles het christenrijk in Afrika wilde uitbreiden. In het jaar 1578 scheepte hij zich in met 15000 man naar Afrika. Den 3 Aug. stond de koning met zijn leger bij Alcassar tegenover 100,000 Marokaneu. Hij begon in weerwil der waarschuwingen zijner veldheeren het gevecht; hij zelf sprong met zijne dappere ruiters tweemaal midden in de rijen dei-vijanden , maar de talrijke scharen omringden het kleine leger en vernietigden het op weinige manschappen na, die zich te Algira op de vloot redden. Sebastiaan zelf kwam nimmer meer te voorschijn, weshalve men aannam, dat hij onder de gesneuvelden was. Hem volgde in de regeering op zijn oude oom kardinaal Hendrik en toen deze na twee jaren stierf, maakte Anton, maltezer prior te Orato, de prins van Parma, de hertog van Braganza, Philibert van Savoije en Philippus 11, als zoon van Isabella, oudste dochter van Emanuel den groote aanspraak op den portugeeschen troon. Philippus wachtte niet lang om zijne aanspraak met klem door te zetten. Hij zond den hertog van Al va met een uitgelezen leger naar Portugal, en deze versloeg het leger van den pretendent Anton, dien de Portugeezen tot koning hebben wilden , bij Alcantara.
Antons verdere pogingen met behulp der Franschen en Engelschen mislukten. Vier valsche Sebastianen , die na elkander optraden en aanhang hadden, stierven door beuls-handen of in den kerker. Verschrikkelijk plunderden en roofden hier de benden vanAlva; naar gebruik des tyds waren het huurtroepen , die grootendeels van buit leefden. AVel is waar behield Portugal zijne eigene wetgeving en beheer, maar door de oorlogen van Philippus met de Nederlanders
116
en Engelschen ging hun wereldhandel ten gronde en verloren zij vele hunner bnitenlandsche bezittingen. Philippus verbood den Portugeezen alle verkeer met de Nederlanders; dit had ten gevolge, dat de laatsten nu zelf den weg naar Indië opzochten en niet alleen de koopwaren daar haalden; maar ook vele hunner beste colonies wegnamen, zoo als : de Molukken, Ceilon, de Kaap de goede Hoop, alsmede Brazilië ; zóó ging Lissabons wereldhandel op Amsterdam en Londen over. Philippus won Portugal, tot Portugals verderf, zonder dat Spanje er iets door gebaat werd.
DOOD VAN PHILIPPUS II. (13 SEPT. 1598).
De koning beleefde het einde zijner oorlogen niet; zijne laatste poging om door het huwelijk van zijne dochter Isabella met den aartshertog van Oostenrijk Albert de neder-landsche gewesten te winnen mislukte; de zuidelijke sloten zich gedeeltelijk bij hen aan, maar de noordelijke niet. Spoedig daarop stierf koning Philippus aan eene langdurige, smartelijke ziekte; hij verdroeg zijne smarten gelaten en stierf met moed. Men berekent dat hij (300 millioenen du-caten voor zijne oorlogen had verkwist en 140 aan schuld, Spanje vernederd, het volk beladen met belastingen en den handel vernietigd naliet. Philippus bezat uitgebreide kennis in staatszaken en een nooit vermoeienden ijver. Niets werd zonder hem gedaan , zijn geduld was onuitputtelijk. Hij omringde zich met spionnen, daardoor wist hij alles, wat er in Europa omging. Zijn broeder don Juan vervolgde hij zoo lang deze leefde mot spionnen en valsche vrienden. Zijn zoon don Carlos, dat heeft de geschiedenis bewezen, was waarlijk schuldig aan geheime verstandhouding met de oproerige Nederlanders ; zijn meer dan gewone omgang met zijne stiefmoeder Elizabeth, wordt in twijfel getrokken. Hij werd gevangen gezet en ter dood veroordeeld. Philippus kon de wetten ten behoeve van zijn zoon niet schorsen ; vóór de uitvoering van het doodvonnis stierf hij echter in de gevangenis. Zijn anderen zoon Philippus 111, welke hem
117
na opvolgen moest, had de koning van alle staatszaken verwijderd gehouden en als tot een stil en vroom man laten opvoeden; zelfs aan het krijgswezen had hij hem vreemd gelaten. Philippus II haatte de vrijheden der stenden, omdat hij als despoot alles zelf wilde beheer-sehen. In zijn privaat leven was hij ingetogen en matig, nooit luidruchtig, doch ook niet altijd stroef. Dat hij den wellust in jongeren leeftijd overgegeven was, had hij gemeen met de meeste vorsten zijns tijds. Onuoozel is het, als men hem aanklaagt, als een vijand van gewetensvrijheid — Avaar was die vrijheid te vinden ? Bij Hendrik VIII, bij Elizabeth, bij de hervormers in Duitschland, in de bieder-landen of in het noorden ? Immers, nergens duldden zij de Katholieken naast zich. Al ware Philippus niet tegen de hervorming uit katholiek beginsel geweest, dan zou hij er uit staatkunde tegen hebben moeten zijn; omdat nien de hervorming tegen hem aanwendde ten einde zijne macht te vernietigen.
DE HERVORMING IN ZWEDEN , DENEMARKEN , NOORWEGEN EN POLEN.
I
De drie skandinavische rijken hadden eeuwen lang door een onrustigen, trotschen adel en de hooge geesteiijkheid geleden, en in voortdurenden strijd tegen elkander om deze of gene veete gestaan, tot dat eene vrouw, Marga-retha van Denemarken, de drie rijken door de unie van Calmar tot een rijk vereenigde (1397). Elk rijk behield zi]n eigen staatsinrichting, het was dus meer een defensief verbond tegen buitenlandsche vijanden, dan eene innige sar-meusmelting; de koning moest uit het deensche koningshuis gekozen worden, bij uitsterven hiervan moesten de stenden der drie rijken een koning kiezen. Margaret ha\'s opvolgers hadden moeite om de unie te handhaven , omdat Zweden en Noorwegen ijverzuchtig waren op den voorrang van Denemarken. In het begin van de lüe eeuw koos de zweedsche adel weder een rijksbestuurder uit het huis Sten Sture, die Zweden met roem geheel onafhanke-
118
lijk van Denemarken bestuurde. Koning Cliristiaan II van Denemarken wilde den aartsbisschop Trolle van Upsula aan het bestuur hebben; in een oorlog daaruit ontstaan werd Cliristiaan II teruggeslagen eu de aartsbisschop Trolle gevangen genomen. Maar in het jaar 1520 landde Cliristiaan met een deensch leger en versloeg den rijksbestuurder Sten Sture, die doodelijk gewond werd. De geestelijkheid werkte voor don deenschen koning; er werd te Upsala een verdrag gesloten, waarbij Cliristiaan als koning van Zweden, volgens de unie van Calmar, zou gekroond en het gebeurde vergeten worden. In September gaf Stokholm zich ook bij verdrag over en Cliristiaan verleende algonieeue kwijtschelding , hij hield, zijn woord slechts tot den 8 Nov.
Gedurende de feesten zijner krooning had Cliristiaan zich zeer vredelievend en beleefd jegens de leden van den rijksraad getoond en niets deed eeuig kwaad vermoeden; toen de aartsbisschop Trolle den 7 Novb. eene aanklacht bij den koning indiende over het onrecht, hem aangedaan door don gewezen rijksbestuurder en de leden van den rijksraad, waarvoor hij voldoening eischte. Den 8 Novb. beval de koning, de poorten van Stokholm gesloten te houden en zonder eenig voorafgaand onderzoek , liet hij 94 adelijken, vele voorname burgers en ook twee bisschoppen op het marktplein te Stokholm onthoofden en een aantal mindere burgers ophangen; hetzelfde had in andere steden plaats, overal, waar men vermoedde dat aanhangers van Sten Sture waren, werden zij uit den weg geruimd. Men berekent, dat het Stokholmer bloedbad aan meer clan 000 menschen alleen het leven gekost heeft. Van dezen tijd af week alie geluk en ook Zweden van den wreedaard. Gnstaaf Wasa, geboren 149(5, zoon van een gedooden adelijken rijksraad, van vaderszijde uit het huis Wassa en van moederszijde uit dat van Sten Sture, zat als gijzelaar in Denemarken gevangen ; hier vernam hij de onderdrukking van zijn vaderland. Hij ontvluchtte, den 30 Sept. 1519 in boerenkleederen, onder groot gevaar, naar Flensburg, mengde zich daar onder de duitsche ossenkoopers en kwam behouden te Lubek aan. Hier werd hij opgevorderd, maar de Lubekkers bevorderden
119
zijne reis naar Zweden. Hij landde aldaar den 31 Mei 1520 des nachts te Stenove aan ; de bezetting was hier gedeeltelijk voor Christiaan, hij moest zich in der ijl redden, nu vluchtte hij, verkleed, meest op ongebaande wegen van oord tot oord. Hij vernam hot stokholmer bloedbad, en kwam eindelijk in het gebergte van Dalekarlië, waar hij bij de boeren voor daggeld ging werken. De schuur, waarin hij gedorscht heeft, staat nog als een monument daar. Christiaans soldaten, die gaarne den prijs op zijn hoofd gezet, verdienen wilden, zochten hem overal, zelfs hier in Dalekarlië en eens was hij bijna in hunne handen gevallen, toen de soldaten in het huis vielen, waarin hij zich bevond; maar de tegenwoordigheid van geest zijner boerin redde hem. Zij stopte hem barsch de spade toe en joeg den luien knecht aan het werk. Hier ook was hij-niet meer veilig, vluchtte steeds, dan eens verborgen onder stroo in een wagen, dan als bergwerker, totdat de tijding van het vermoorden der mindere standen en het innen van nieuwe belastingen, het hem gemakkelijk maakten , den geest der Dalekarliërs op te wekken en een leger onder dat krachtige bergvolk te verzamelen. Gewapend mot lans, knods of zwaard, versloeg hij met hen een legerafdeelihg deensche soldaten, welke tegen hem afgezonden was, veroverde Fablun, Westerüs en eindelijk het gewichtige üpsala. Nu rukte hij tegen Stok-holm op; maar kon wegens gebrek aan schepen hier weinig uitrichten. Hij vormde zijne brave, dappere Dalekarliërs, vereenigd met andere soldaten, tot een geregeld en gewapend leger, en hield twee jaren Stokholm ingesloten. Tot zijn geluk hadden de Denen zeiven hun koning van den troon gestooten. Stokholm viel in zijne handen en op den rijksdag van Strengüs, ü Juni 1523, werd GustaafVVassatot zweedsch koning gekozen, en bij den vrede van Malmö 1524 , werden de grenzen geregeld. Prederik 1, die Christiaan II in Denemarken was opgevolgd, erkende de onafhankelijkheid van Zweden en Gustaaf als koning, waardoor de unie van Calmar ontbonden was; tegelijk sloot Gustaaf hier een verbond met Frederik tegen Christiaan 11, die natuurlijk alles in het werk stelde om zijn rijk te herwinnen. Gus-
120
t-iaf belioordi; tot een adslijk geslacht, hetwelk vaak in vijandschap met de hooge geestelijkheid leefde. Hij was thans koning, maar arm. De zweedsche kroon had het grootste gedeelte harer inkomsten verloren, zoodat Gustaaf nauwelijks een derde deel der uitgaven dekken kon , welke hij als koning doen moest. Het sprak in dien tijd wel van zelf\', dat de koning aan de kerkelijke bezittingen dacht; hij hield reeds briefwisseling met Luther en werd onderricht door den hervormer Coenraad Peutniuger, een ijveraar en vriend van Luther. Gustaaf ging hierin met veel sluwheid te werk. Hij was nog niet gekroond, had zich dus nog door geen eed tot het houden vau de privilegiën der geestelijken of door andere verbintenissen gebonden, dit gebeurde eerst twee jaren na den rijksdag van VVesterüs 1527. Gustaaf wist, dat de adel tegen de te groote verheffing van de koninklijke macht was ; ook dat de boeren en burgers aan hun aloud geloof gehecht waren. Hij liet daarom slechts eerst hier en daar in stilte de nieuwe leer prediken, zorgde voor eene bijbelvertaling in de zweedsche taal, en in 1526 liet hij in Upsala openbaar disputeeren ; het voornaamste evenwel hield hij voor bovengenoemden rijksdag. Daar verklaarde Gustaaf, dat hij zich niet langer \' behelpen en zijne uitgaven bestrijden kon, dat het voornaamste voor het leger en tot opbeuring van de welvaart des lands achterwege moest blijven en dat hij onmogelijk den burger en boer zwaarder kon belasten ; om den adel te laten meehelpen betalen, daar was natuurlijk geen sprake van; er bleef dus geene andere keus over, dan de bezittingen der kerken en kloosters aan te randen.
Gustaaf won hiertoe spoedig den adel, door hun de vrijheid te geven ook zoo veel van de kerkgoederen weg te nemen, als zij in staat waren aan te wijzen, dat door hunne voorouders geschonken was geworden. De burgers en boeren werden tevreden gesteld met de belofte, dat hun geen verhoogde belasting zou worden opgelegd. De adellijke heeren echter grepen toen naar zoo veel, dat Gustaaf weer terug moest laten nemen, en bepaalde dat zij zich alleen mochten toeëigenen, wat hunne katholieke ouders sedert 1453 uit godsdienstig ge-
121
voel voor de armen en de kerk ten eeuwigen da^e vermaakt hadden. Wij behoeven deze roovergeschiedeuisssn niet verder voort te zetten, de hervormers deden hier, wat zij elders deden. Gustaaf liet bij zijne hervorming eene soort van bisschoppen bestaan, voegde hun eene consistorie toe en maakte alles van den troon afhankelijk; de bisschop had zijne plaats op den rijksdag naast den adel. De katholieke godsdienst werd op straffe van verbanning verboden, eenige geestelijken, welke zich verzetten, werden ter dood gebracht. In 1527 werd het Lutherdom plechtig tot godsdienst van den staat verklaard envelk anderen op strenge straffen verboden. Aan Lubek betaalde Gustaaf zijne schulden met kerkklokken. In het jaar 1544 verklaai-de de rijksdag het koningschap erfelijk in zijn geslacht eu werd zijn oudste zoon Erik als kroonprins aangenomen. Gustaaf VVassa stelde verder alles in het werk om Zweden te doen bloeien. Om zich van de drukkende handelslieerscliappij der Hanzesteden te verlossen, voerde hij een zesjarigen oorlog met Lu-bek , en sloot een haudelstractaat met Engeland en de Nederlanden. Ten einde in het ongestoorde bezit van Filmland te blijven, streed hij van 1555—1557 gelukkig tegen Rusland. Hij stierf den 2 Sept. 1500.
Erik volgde als oudste zoon zijn vader in de regeering op. Gustaaf had zijn zoon Johan over Finnland, Magnus over Oostgothland en Karei over Südermanland als bijna onafhankelijke stadhouders aangesteld; door deze beschikking strooide Gustaaf in zijn geslacht het zaad tot de grootste verdeeldheid. Geen der zoons strekten den vader tot eer. De geschiedenis er van is eene opeenstapeling van moorden en tweespalt onder elkander. Erik was een driftig, onzedelijk mensch ; bij vlagen leed hij aan krankzinnigheid. Een enkel voorbeeld van zijne wreedheid: toen de vesting Elfsburg aan de Denen was overgegaan, liet hij de geheele bezetting nedersabelen, omdat zij gecapituleerd had. Hij liet de edele familie Sten Sture gevangen nemen, en snelde \'/elf naar de gevangenis om met eigen hand den dapperen Nils Sture te dooden en liet de overige leden der familie met verscheidene andere grooten wreedaardig ombrengen. Hy
122
huwde de dochter eens korporaals, waardoor hij den adel zeer verbitterde. Ziju broeder Johannes, die gehuwd was met Catharina, laatste telg van het poolsche vorstenhuis Jagello, sloot hij (12 Aug. 1563) vier jaren lang te Gripos-holm op, hein beschuldigende, dat hij het met de vijanden des rijks hield. In het zelfde jaar brak cr met Denemarken een oorlog uit, die zeven jaren duurde, waarin Zweden bitter leed, zoo wel vau den oorlog als van de wreedheid van Erik. Zijne aanvallen van waanzinnigheid namen toe, in een van deze, begaf hij zich naar de gevangenis van zijn broeder, viel liem te voet en noemde hem in zijn waanzin koning. Johannes verzoende zich met hem, zij sloten een verdrag, waarin hij het huwelijk met de korporaalsdochtor goedkeurde. De vriendschap duurde niet lang. Johannes , die met zijn volle verstand niet beter was dan Erik, sloot zich bij den ontevreden adel aan, drong den 18 Sept. 15G8 met behulp der burgers Stokholm binnen; Erik redde zich op het kasteel, maar in zinsverbijstering gaf hij zich vrijwillig aan zijn broeder over. Hij werd van den troon vervallen verklaard en veroordeeld tot levenslange gevangenschap en Johannes werd den 24 Jan. 1569 tot koning uitgeroepen. Vreeselijk liet men Erik lijden, op alle wijzen kwelde men hem, in de hoop dat hij zou bezwijken, maar Johannes bemerkende, dat zijn broeder Karei zich van den ongelukkigen wilde meester maken om hem tot zijne oogmerken te doen dienen, liet hij hem in den akeligen toren-Orb3\'huus te Upland zetten, en toen hij ook daar onder alle kwellingen nog niet bezweek, werd hij in zijn vierenveertigste jaar op eene afschuwelijke wijze vergiftigd. Onder de regeering van Johannes 111, kregen de Katholieken door zijne vrouw Catharina, die roomsch was, cenige verademing. Hij stierf in 1592. Op hem volgde zijn zoon Sigismond, die tegelijk koning van Polen en katholiek was. Hij bleef in Polen en zijn oom Karei van Südermanland regeerde in Zweden als regent in zijn naam.
Deze echter wilde voor zich zeiven den troon hebben, en terwijl Sigismond op den adel steunde, wendde Karei zich tot den burger- en boerenstand en trad als beschermer van den
123
lutherschen godsdienst op. Op den rijksdag (1593) te Upsala wist Karei een besluit door te drijven, waardoor al de verzachtende maatregelen door Johannes 111 jegens de Katholieken vastgesteld, ingetrokken werden. Sigistnond wilde dit besluit niet erkennen, vermeerderde de voorrechten van den adel en benoemde stadhouders met uitgestrekte volmacht. Karei daarentegen liet de Katholieken met stokslagen bekeeren, en die niet wilde, het land uitjagen. Toen de bisschop van Upsala zich wilde verzetten, verbande hij hem, zeggende er bij: »Ik wil liever den paus, dan den bisschop van Upsala tot paus hebben.quot; Op den rijksdag van Arbogu dwong hij den adel en de geestelijken door de boeren om toe te geven ; velen vluchtten naar Sigismond in Polen en vorderden hein op om met een leger naar Zweden te komen. Sigismond was niet oorlogzuchtig ; toch op dringend verlangen landde hij in 1598 niet 5000 Polen , maar werd door Karei bij Stöngebro geslagen. Nu riep Karei den rijksraad bijeen te Stokholm , waarin Sigismond werd afgezet, het verbod tegen den katholieken godsdienst op nieuw verscherpt, en Karei, als koning met recht van erfopvolging in zijn geslacht uitgeroepen. Hij overwon den gewapenden tegenstand van Sigismond en liet velen van den adel ombrengen. In het jaar 1G00 geraakte Karei achtereenvolgens met Denemarken , Rusland en Polen in oorlog, den laatste liet hij als erfenis nog aan zijn zoon na. In weerwil zijner oorlogen heeft hij voortreffelijke inrichtingen in Zweden nagelaten. Hij liet verscheidene nieuwe steden bouwen , onder an -deren Gothenburg, verbeterde den bergbouw, en liet de wetten des lands drukken. Hij stierf den 30 Oct. 1611 en werd opgevolgd door zijn zoon Gustaaf Adolf, geboren 9 Dec. 1594.
In Noorwegen en Denemarken ging het Christiaan II niet beter dan in Zweden. Hier zocht hij den burger- en boerenstand te verheffen, ten koste van den adel en Je hooge geestelijken. Reeds vroeger had hij in meer dan vertrouwelijken omgang geleefd met Duifje, de dochter van eene amsterdamsche groenvrouw Siegbritte genaamd , die te Bergen in het mid-
124
deu van den noordscheu handel eeue herberg had opgezet; beide vrouwen wisten hem voorliefde in te boezemen voorde burgerlijke vrijheid , waardoor de Nederlanden bloeiden, en deden hem maatregelen tegen den adel nemen , om deu burgerstand te verheffen en de boeren van het juk der lijfeigenen te verlossen, üe adel was niet weinig gebelgd; en toen hij in 1513 zelf den troon beklom, lag de adel hem een capitulatie , of voorwaarden voor, waarop zij hem als koning wilden verkiezen, welke hem geheel van hen afhankelijk maakte. Christiaau zocht zich machtige bondgenooten buitenslands te winnen ; hij sloot verscheidene verbonden en huwde met Elizabeth , eene zuster van Karei V. Over H olstein geraakte hij in vijandschap met zijn oom Frederik van Holstein , die reeds in verstandhouding stond met deu ontevreden deen-schen adel. Van eene andere zijde stiet hij een gedeelte der burgers en boeren van zich af door zijne poging om het Lutherdom bij hen in te voeren. Hij liet Luthers geschriften verspreiden, verbood er tegen te schrijven, alsmede alle betrekking met Rome en den geestelijken het aan-koopen van goederen, als zij niet wilden huwen. Om den deenschen handel en burgerstand te bevoordeelen vaardigde hij een bevel uit; dat niemand de voortbrengselen van zijn grond aan vreemde kooplieden mocht verkoopen, dat eerst alle producten te Koppenhagen moesten komen en aldaar verkocht worden aan de deensche kooplieden. Hij verbood deu adel om de lijfeigenen hunner goederen als slaven te verkoopen. Hoe goed deze wetten ook voor den burger en boer waren, vertoornden zij toch natuurlijk den adel en dit verergerde Christiaau nog meer, toen hij, na het zweedsche bloedbad , verscheidene voorname Deuen liet ombrengen, omdat zij hem tot den gruwel van Stokholm hadden aangezet. De deensche adel sloot reeds in het geheim een verbond met Christiaaus oom , den hertog Frederik van Holstein; en toen nu de koning een rijksdag te Kalluudburg uitschreef, gaf niemand gehoor aan zijne oproeping , later in 1523 schreef hij er een uit te Aarhuus in Jutland, zij kwamen evenmin daar; maar kwamen bijeen te Wiborg, waar zij besloten Christiaau 11 af te zetten en zijn
125
oom Frederik in zijne plaats te kiezen. Zij zonden een afgezant uit de vergadering naar Christiaan , die voorkomend door hem ontvangen werd; na een vooraf beraamd gesprek giug hij heen, en liet de afzettingsacte ia een handschoen op tafel liggen; vervolgens begaf hij zich naar Frederik om hem het koningschap aan te bieden, welke hij natuurlijk dadelijk aannam ; deze had vooraf reeds alles met hen bekuipt. De vergaderden vaardigden een bevel uit tot algemeene wapening. Christiaan had zich naar de Nederlanden begeven en hoopte aldaar door bemiddeling van Ka-rel V genoegzame macht te verzamelen om zijn verloren ryk te herwinnen. Werkelijk landde hij in 1531 met een niet onbeduidend leger in Noorwegen en door behulp der katholieke partij was hij aanvankelijk niet ongelukkig. De bevelhebbers van het deeusch leger sloegen een vergelijk voor. Zij sloten den 11 Juni te Aggerhuus een verdrag, waarin Christiaan tegen eene schadeloosstelling afstand van het rijk zou doen; zelfs zou hij de vergoeding met zijn oom te Koppenhagen bepalen en kreeg daarheen, volgens het bovengenoemd verdrag, een vrijgeleide voor de reis naar Denemarken. In Juli kwam hij op de reede van Koppenhagen aan; maar nu verklaarde Frederik zijn oom, dat zijne gevolmachtigden hun last te buiten gegaan waren en na hem eenige dagen op het schip als gevangene bewaard te hebben , werd hij te Sonderburg in het kasteel opgesloten. Zijne gevangenschap was daar zeer hard , men liet al de vensters op een na toemetselen , niemand had toegang tot hem dan een dwerg ; zóó bracht de stichter van het bloedbad van Stokholm twaalf jaren door ; eerst Christiaan 111 bracht eenige verlichting in zijn toestand, deze verplaatste hem naar Kallundborg, alwaar hij beter behandeld werd. Hij stierf daar in 1559.
Zijn opvolger Frederik 1 had bij zijne troonbestijging bezworen de kerk te beschermen en hare bezittingen te eerbiedigen; maar reeds in 1527 gaf hij den belijders der nieuwe leer rechtsgelijkheid met de Katholieken en beval den bisschoppen het pallium niet van Rome, maar van hem te ontvangen en het evangelie zuiver te prediken, en op den rijksdag van Koppenhagen gaf hij eene deensche confessie.
126
Hij stierf in 1533. Na zijn dood hadden er bloedige twisten plaats om de troonopvolging, met behulp echter van Gustaaf Wassa werd zijn zoon Christiaan 111 koning. Deze nam weldra alle bisschoppen gevangen en noodigde hen uit afstand te doen van hun rang en hunne goederen ; de adel werd door een aandeel in den buit tevreden gesteld en de boer en burger tot zwijgen gebracht. Hij liet, evenals zijn vriend in Zweden , den naam van bisschop blijven en ook veel van het ceremonieel der katholieke kerk, om de verandering niet te zeer in het oog van het volk te laten vallen. Luthers leerling en vriend Bugenhagen regelde de kerkdienst naar genoegen des konings. Sleeswijk en Holstein moesten volgen, ook Noorwegen, waar de boeren zich slechts gedwongen van de oudo Moederkerk lieten losrukken. In IJsland, dat sedert 1261 aan Noorwegen behoorde , vielen de verdedigers van de katholieke godsdienst met het zwaard in de hand. Denemarken hief, om zijn eigen handel te bevoordeelen, het handelskantoor van het Hanseverbond op, voerde den sonttol en zware inkomende rechten in.
Ook naar Polen was de nieuwe leer in al hare schakeeringen overgeplant geworden : Lutheranen , Calvinisten, Boheemsche broeders, enz. vonden bescherming in de dorpen van enkele grooten. In Polen kregen zij den naam van Dissidenten en vereenigden zich op de synode van Sandoinir toteene gemeenschappelijke geloofsbelijdenis, wier onbepaalde uitdrukkingen voor verschillende uitlegging vatbaar waren. In het jaar 1573 kwam er een eeuwige landvrede tusschen de Katholieken en Dissidenten tot stand, door welke de laatsten gelijke burgerrechten verkregen; de kerkelijke goederen bleven aan de Katholieken. Van lieverlede traden de voorname Dissidenten tot de katholieke kerk terug; de anderen bleven in voortdurenden haat tegen elkander over de uitlegging van de geloofsbelijdenis van Sandomir, waardoor zij geheel hun aanzien in het rijk verloren.
127
DE JEZUITEN.
In het jaar 1491, dus acht jaren na Luther, werd Ignatius Loyola geboren , de zoon eens spaanschen edehnans. Ignatius onderscheidde zich eerst in den krijgsdienst, maar werd in 1521, bij de verdediging van Fainpeluna, zwaar aan beide beenen gewond. Gedurende zijne genezing las hij veel in het Leven van Jezus en der heiligen, hetwelk zulk een indruk op zijn gemoed had, dat hij, toen hij den krijgsmansstaud vaarwel zeide, zich geheel aan den dienst van Jezus wijdde. Hij zonderde zich te Manresa af en overwon daar volkomen zich zeiven en de macht, welke hem nog aan de wereld kluisterde, eu deed toen eene bedevaart naar het H. Graf van onzen Verlosser. Reeds in dezen tijd dacht hij er aan, eene schare mannen om zich te vereenigen , om voor Christus en zijne kerk te strijden. De groote man , die aanvankelijk niet wetenschappelijk gevormd was, bevroedde, dat daartoe de uitrusting der wetenschap onontbeerlijk was. Daarom schaamde zich de 30jarige Loyola niet in de school van Barcelona midden onder de knapen plaats te nemen. Vervolgens studeerde hij te Alcala en Salamanca en bezocht in 1528 de universiteit van Parijs. Hier had hij evenals te Alcala en te Salamanca tegen verachting en spot te kampen; maar zijn wetenschappelijke ijver, gepaard met eene diepe godsvrucht, en zijn ernstige, maar gemoedelijke omgang deden hem vrienden onder de talentvolste jongelieden vinden, onder anderen Pranciseus Xave-rius, Lefevre, Rodriguez , Lainez, Babudilla Salmeron en anderen. Zij stichtten elkander door de zuiverste zeden en den vurigsten godsdienst. Den 15 Augustus 1534 legden zij in eene onderaardsche kapel in Montmartre de gelofte van armoede eu kuischheid af en beloofden eene bedevaart naar Jeruzalem te doen , om daar voor den naam van Jezus te strijden en zoo dat daar niet mogelijk was, zich bij den H. Vader voor elke Missie aan te bieden. Volgens afspraak kwamen zij in 1537 te Venetië te zamén met nog drie
128
nieuwe broeders, Le Jay, Cudori eu Bruch. In hetzelfde jaar werden zij tot priesters gewijd, Lefevre alleen was reeds priester. In het jaar 1538 kwamen zijnaar Home en legden aan pans Paulus 111 het plan hunner nieuwe orde voor. Deze keurde het goed en Ignatius niet de zijnen stelden zich onbeperkt beschikbaar voor den H. stoel en tot verbreiding des katholieken godsdiensts. In 1540 den 27 Sept. kreeg de nieuwe orde bij pauselijke bulle hare volle kerkelijke rechten. Schoon is de werkkring der orde vervat in den volgenden korten inhoud van den H. Ignatius Loyola: »AI wie, onder den standaard des kruizes voor Christus en voor zijn plaatsbekleeder den paus in onze orde, die wij het gezelschap van Jezus genoemd hebben, wil strijden, moet, na gelofte van kuischheid en gehoorzaamheid gedaan te hebben, met al zijne krachten werken aan de bevordering van het heil der zielen , aan de verbreiding van het geloof door de geheele wereld, door de prediking van het evangelie, het onderwijzen der onwetenden en het bestrijden der dwalingwaarbij later kwam het bevorderen van onderwijs ook in de profane wetenschappen, waarin zij ook zoo bijzonder hebben uitgemunt. Er is geen wetenschap , waai\'in de orde geen uitmuntende mannen heeft opgeleverd. Eene opsomming hiervan te geven, verbiedt ons bestek. Ignatius stierf den 31 Juli 1556 en werd in 1(522 door Gregorins XV onder het getal der heiligen opgenomen ; bij zijn dood telde het gezelschap van Jezus reeds 1000 medeleden, verspreid in alle landen en hadden zij reeds missiën in de beide Indiën. Als missionnarissen zijn de Jezuiten nooit overtroffen geworden. Door hen werd het Christendom in Indiën, China, Japan en op de verst verwijderde eilanden gebracht. Niet minder groot was hun werkkring in Amerika, en door de vestiging van den christelijken staat in Paraguay gaf de orde ook een bewijs van hare staatsmanswijsheid (zie later «ontbinding der Jezuitenordequot;). Als biechtvaders, predikanten, ontwikkelden zij eene kracht, welke in staat was, vooral in Zuid-Duitschland, aan de hervorming het hoofd te bieden. Men klaagt de Jezuiten aan , dat zij op vorsten en staatsmannen hun invloed lieten gelden en dat
129
zij de oorzaak waren, dat de Protestanten door wetten en geweld vervolgd werden; maar werden dan de protestant-sche vorsten en magistraten ook niet geleid en aangezet door de protestantsche hofpredikanten en professoren ? De Protestant mag de Jezuïten als de gevaarlijkste tegenstanders zijns geloofs aanzien, hij mag hen haten; maar hen aanklagen, omdat zij het Protestantismus bestreden hebben met dezelfde wapenen, waarvan de Protestanten zeiven gebruik maakten, is onrechtvaardig en kortzichtig; dat zou zijn: iemand den oorlog aandoen met verbod dat de tegenpartij zich verzette, of van zijne rechten gebruik maakte. — Ook als opvoeders der jeugd hebben zij zich door hunne scholen onderscheiden. In 155G hadden zij reeds voorname scholen in Weenen en Ingolstadt. in hunne scholen zegt de protestantsche rector Joh. Sturm, stelden zij als doel voorop. «Vroomheid, kennis en redeneerkunde.quot; Dezelfde Sturm zegt nog: ik verheug mij om twee reden over deze orde; eerstens, omdat zij onze zaak bevordert door het verspreiden der wetenschap , tweedens , spoort zij ons aan ijveriger te zijn, anders brengen zij meer eu beter geleerden voort dan wij. Daco, de groote engelsche wijsgeer zegt: »wat het onderwijs der Jezuïten betreft, is het, het kortste, eenvoudig te verklaren: «neem de scholen der Jezuïten tot voorbeeld, want er zijn geen betere.quot; Onze protestantsche Grotius zegt van hen: »Mores inculpatos, bonas artes. »De heiligheid van hun leven en dc belangeloosheid, met »welke zij eene uitmuntende opvoeding aan de jeugd geven, gt;hebben hun de algemeene achting verworven.quot; Montesquieu roept als in vervoering uit: »Het is roemrijk voor deJezuï-aten de eersten te zijn geweest, welke in de gewesten van »Amerika het denkbeeld vau godsdienst, gepaard met dat gt;der menschelijkheid hebben gebracht. Zij hebben ver-»strooide volken uit de bossehen gelokt, en hebben er men-gt;schen van gemaakt; zij hebben hun geleerd zich te klee-gt;den, huizen en steden te bouwen en handel en nijverheid «voor hen geopend.quot; Voltaire zelfs, de aartsvijand van alles wat godsdienst is, kon niet nalaten te schrijven: »Gedu-»rende de zeven jaren, welke ik bij hen heb doorgebracht,
ALQ. GESCH. 9
130
»heb ik hen steeds eeu werkzaam en ingetogen leven zien. aleiden. Geheel hun tijd was verdeeld in de zorgen voor ons »en in de vervulling der voorschriften van hunne strenge slevenswijze. ik betuig, wat duizenden met mij zullen getui-sgen ; daarom verwondert het mij ten hoogste , dat men hen »besehuldigt van zedeloos ouderwijs te geven.quot; Dat er bij zulk een lichaam ook leden zullen geweest zijn, die of hun plicht niet kenden of niet genoeg doordrongen waren van den geest van den H Ignatius, ontkennen wij niet; maar om de daden van een enkele, mag men maar niet onvoorwaardelijk allen en liet geheele gezelschap veroordeelen. üe societeit van Jezus heeft de vervolging gemeen met liet hoofd, wiens naam zij draagt. Gouvernementen en omwentelingen hebben de Je-zuïten beroofd, verjaagd en vervolgd; zelfs een paus ontbond de orde. Zij allen zijn voorbij gegaan, maar de Jezuïten teruggekomen en altijd vol kracht en bereid zich weer aan de grootste opoiferingeu te onderwerpen. Later spreken wij verder over de beroemde orde en hare verdienstvolle leden.
DUITSCHLAND TOT DEN DERTIGJARIGEN OORLOG.
Zoo als wij hierboven zagen stond Karei V Duitschlaud af aan Ferdinand. Karei sloot de rij der keizers, die op het voetspoor van Karei den groote te Rome de pauselijke zalving en krooning gingen haleu. Hij was de eerste keizer van Duitschlaud, voor wien de volkskrooniug voldoende was. Hij stelde alles in het werk om den godsdienstvrede te bewaren eu sloot met Beieren eeu verbond; want Habsburg en W\'ittelsbach waren de eenige vorstenhuizen van aanbelang, welke de kerk trouw aanhingen, eu hunne eendracht was noodzakelijk om te beletten dat de protestantsche vorsten de kleine gebieden niet stuk voor stuk wegnamen. Ferdinand spande alles in , dat ook de tucht in de kerk zoowel voor de leeken als geestelijken hersteld werde. Op zijn verzoek schreef de groote Canisius , onze landge-
131
noot, zijn beroemden catechismus, welke onschatbare diensten heeft bewezen. De Protestanten kunnen Ferdinand niet beschuldigen, dat hij op eenige wijze den godsdienstvrede schond, veeleer gaf hij toe; zelfs als zij nu en dan het re-servatum ecclesiasticum schonden; maar bij hen golden alleen wetten en bepalingen, welke hun gunstig waren, om de rechten der Katholieken bekommerden zij zich weinig; dit had zijn grond in de meeuing, dat de Protestanten zich op een hooger standpunt waanden. Zij schreeuwden van onrecht als men zich tegen hunne eischen verzette, en ook als de Katholieken zich op hunne gelijke rechten beriepen. Dit is thans nog zoo, de Katholieken heeten onverdraagzaam , zoodra zij aanspraak maken op gelijke rechten. Ferdinand bevorderde tot uitbreiding van het onderwijs en de stichting der Katholieken de orde der Jezuïteu. Canisius werd provinciaal en stichtte te VVeenen en Ingolstad collegies. De protestantsche godgeleerden twistten hevig onder elkander over sommige leerstukken. In het jaar 1580 kwam het concordiën-formulier tot stand , als tegenhanger van het concilie van Trente, niet alle Protestanten namen dit aan; sommigen verkozen den heidelbergschen catechismus als regel en wet voor hun geloof. Ferdinand stierf den 25 Juli 1564 en vermaande in zijn testament zijnen zonen der katholieke kerk getrouw te blijven, hen op de vruchten wijzende, welke het Protestautisinus tot nu toe had voortgebracht. Hij verdeelde zijne lauden onder zijne drie zonen Maximiliaan, Ferdinand en Karei, als keizer volgde hem Maximiliaan op.
MAXIMILIAAN II (15G4—1576).
Nog by zijus vaders leven was hij tot rootnsch koning verkozen geworden. Hij was den Protestanten zoo genegen, dat men vaak voor zyu overgang vreesde, welke echter niet plaats had. Hij liet den Protestanten vrij in zijne erf-landeu prediken, zelfs in VVeenen, en aan zijne protestantsch-slavische onderdanen bezorgde hij eene bijbelvertaling. Aan de ridders en steden gaf hjj volkomene godsdienstvrijheid,
132
en toen hem van wege den pans aanmerkingen gemaakt werden, antwoordde hij, ®dat hij van twee kwaden, het beste gekozen had, dit is, als hij geen vrijheid gelaten had, dan zou een opstand zijner protestantsche onderdanen hem tot grootere inwilligingen genoodzaakt hebben.quot; Van eene andere zijde liet Maximiliaan de Jezuïten in hunne volle kracht werkzaam. Zijne verdraagzaamheid echter gaf hem niet de gewenschte vruchten; de oostenrijksche Protestanten vaarden zelfs in Weenen op de grofste wijze tegen de Katholieken uit.
Maximiliaan maakte den toestand voor zijnen opvolger zeer bedenkelijk. — Onder Maximiliaan vond Sickingen in den fraukischen edelman Wilhelm van Grumbach een onge-lukkigen navolger. Grumbach leefde in oneenigheid met zijn leenheer den bisschop van Würzburg en noodzaakte hem, door eene gewapende verrassing tot een vergelijk, waarop de bisschop zijne klachten voor het rijksgerecht bracht , en .in zijn gelijk gesteld werd. Nu wilde Grumbach zich wreken en overviel den 15 April 1558 nogmaals den bisschop, welke op zijne vlucht gedood werd.
Grumbach wou daarop den hertog Johan Frederik von Saksen-Gotha, den zoon van den bij Mühlberg gevangen genomen keurvorst. Grumbach beloofde hem fransche en engel-sche hulp en vooruitzicht op de herovei-ing van zijn vaderlijk erfgoed ja, zelfs op de keizerlijke waardigheid. Brück, de kanselier van den hertog , zette zijn meester aan om zich met Grumbach te vereenigen. De aanmaningen des keizers hielpen niet, daarop werd Johan Frederik en Grumbach in den rijksban gedaan; aan den keurvorst August en Joh. Willem, broeder van Joh. Frederik werd de voltrekking hiervan opgedragen.
Zij belegerden Gotha, en na verloop van vier maanden viel de stad door een opstand der burgers en der soldaten in hunne handen. Joh. Frederik, Grumbach en Brück werden gevangen genomen ; de zonen van Joh. Frederik moesten een groot gedeelte der krijgskosten betalen en na hunnen vroeg-tijdigen dood kwam het land aan Joh. Willem (1567). Joh. Frederik werd op genade en ongenade aan den keizer over-
133
geleverd. Op een open wagen werd hij Weeuen binnengeleid en op het slot te Wiener-Neustadt opgesloten, waarin hij eerst na 28 jaren als gevangene stierf.
Brück en vooral Grumbach werden dood gemarteld. Maxi-miliaans hoofdzorg was de weder uitgebroken oorlog met dp Turken. Nog heerschte de verschrikkelyke Soliman 11, gedurende bijna vijftig jaren was hij de schrik der christenheid en bijzonder voor Oostenrijk geweest eu nog was hij het verwoesten niet zat. Thans toog hij te wapen voor Joh. Sigismund Zapolya, deze was met Zevenbergen niet te vreden, maar stak zijne handen uit naar den hongaarschen troon.
In 1567 trok Soliman met zijne gtinsche macht tegen den keizer op, maar bij Szigeth stuitte hem de jonge Croat, graaf Zriny. Hier stierf Soliman den 4 Sept. drie dagen voor den val van Szigeth; zyne pachas verborgen zijn dood eu zetten de belegering voort, Zriny stierf, bij een uitval, den heldendood; en den 7 Sept. viel een puinhoop den Turken in handen. Solimans opvolger Selim 11 zette den oorlog zonder nadruk voort, Maximiliaan zocht den vrede. Er werd een wapenstilstand voor acht jaren gesloten 1568, welke later nog verlengd werd. Ook Zapolya hield zich rustig en stierf in 1571. Hij werd opgevolgd door Stephan Bathori, die in 1576 ook tot koning van Polen verkozen werd. Maximiliaan stierf d^n 12 Oct. 1576. Hij liet zes zonen en twee dochters ua en werd opgevolgd door zijn oudsten zoon
RUDOLF II (1576—1012).
Maximiliaan had hem gedurende zijn leven reeds als koning vau Hougarye en Boheme laten kroonen. Rudolt was in Spanje opgevoed, zijne moeder Maria van Oostenrijk was eene dochter van Karei V, zijne opvoeding was meer voor de wetenschappen dan voor krijgs- en staatszaken geweest. Hij was groot liefhebber van kunstwerken van alle soort, hg legde zelf eene heerlijke verzameling aan. Ook
134
in schoone paarden stelde hg veel belang, uren achtereen kon hy in een stal doorbrengen en bijzonder nog hield hij zich bezig met de sterreknnde, sterrewichelarij en ook met de alchemie (goudmakerij). Hij nam zijne residentie te Praag. Daar had hij bij zich de twee beroemde mannen Tycho de Brahc en Kepler, wiens naam door de naar hem genoemde wet vereeuwigd is, en zoo lang er sterren aan het firmament zullen zijn, zal ook Keplers nagedachtenis voortleven. Hij niet alleen, maar zelfs zijne moeder, werd door zijne geloofs-genooten, de Protestanten, vervolgd, omdat hij aan het cppernicaansche systeem geloofde. Rudolf 11 gedroeg zich jegens de Protestanten minder toegevend dan zijn vader. In Weenen hield een leeraar Opiz lasterlijke predikatiën tegen den paus en twistte zoo hevig met zijne medeprotestanten over de erfzonde, dat Rudolf hen allen liet wegjagen; hij hief verscheidene pastoreien op en verbood de Protestant-sche scholen. Dit noemde men luidkeels bij de Protestanten vervolging van het Evangelie; terwijl de Katholieken toch in de protestantsche oorden, niet de geringste verdraagzaamheid, zelfs geen verblijfplaats vonden. Ook behandelden de Lutheranen en Calvinisten malkander niet veel zachter. In Saksen bijv. waar de keurvorst Christiaan I zich dood had gedronken, werd gedurende de regeering van zijn minderjarigen zoon Christiaan 11, den kanselier Krell wegens calvinistische gevoelens tien jareu lang in de gevangenis geworpen, zijn groot vermogen gedurende zijn proces door de luthersche pastoors en rechtsgeleerden verzwolgen, en eindelijk werd de halfverhongerde man onthoofd, evenzoo handelde men in Brunswijk en Silezië. Daarentegen moest de Paltz calvinistisch worden, omdat het den landsheer beliefde en naderhand om dezelfde reden weer luthersch; ook Anhalt en Hessen moesten calvinistisch worden en op weinige uitzonderingen na hadden de herders er niats op tegen. Toen daarentegen paus Gregorius XIII (1584) zijne verbeterde tijdrekening gaf, welke bloot op het wetenschappelijk gebied betrekking had en noodzakelijk was geworden, werd deze door de Protestanten niet aangenomen; want zy kwam van den paus. Groote
135
onrust verwekte in 1593 de aartsbisschop Gebbard van Keulen , (uit het geslacht Waldburg); deze verliet, om Agnes, gravin van Mansfeld te huwen, de katholieke kerk en giug tot de hervormde over. Hij meende evenwei zijn aartsbisdom te kunnen behouden en begon daarin dadelijk het werk der hervorming; maar hij werd in den ban gedaan eu van zijn bisdom ontzet. De keizer bood Gebbard een levenslang inkomen aan, als hij zijn bisdom wilde verlaten, te vergeefs ; nu koos het domkapittel Ernst van Beieren, bisschop van Luik, en Gebhard werd door de wapenen verdreven. Uit alles geschiedde volgens het reservatum eccle-siasticum. In Noord-üuitschlaiul gingen, in weerwil van dat alles, sedert 1558 tot 1G18 twee aartsbisdommen en tien bisdommen verloren.
In het jaar 160G had er in de protestaiatsche rijksstad, Donauwerth een voorval plaats, hetwelk, hoe plaatselijk anders ook, door de klimmende verbittering der beide partijen een tocht was voor den nog smeulendeu verschrikkelijken dertigjarigen brand ; het is moeilijk te beslissen : wie de bepalingen van den godsdienstvrede weder overtrad; tot groote zaken hebben steeds kleine aanleiding gegeven. De\'abt van het be-nedictijner-klooster trok den 11 April in plechtige processie van uit het klooster de stad door naar het dorp Oxesheim, bij den terugkeer in de stad, werd zij door het gemeen overvallen en noch heilige zaken , noch personen werden gespaard. Hierop werd de stad, tot verantwoording en genoegdoening opgeroepen ; zij wilde echter nergens van weten. De protestantsche rijkssteden, die juist (Mei 1606) te Worms vergaderd waren, versterkten de stad in haar verzet, keurde hare handelwijze goed en raadde haar aan geen processies meer te dulden en de straten des noods met ketenen af te sluiten en zich te wenden tot den paltzgraaf Philippus Lode wijk van Neu-burg. Nu werd de stad in den ban gedaan en de uitvoering hiervan opgedragen aan Maximiliaan van Beieren, die ze zonder moeite innam, en er in plaats van eene vrije rijksstad, eene beiersche landstad van maakte. De Protestanten begonnen bitter te klagen over vervolging; dit vermeerderde nog toen de aartshertog Karei en na hem zijn zoon Ferdi-
136
naud iu Stiermarken, Cariuthie en Krain den protestant-scheu ijveraars perken stelden en ten laatste een tegenher-vormiug invoerde, waartoe de weerspannigheid der Protestanten en de trots der stenden zeiven aanleiding gaveu. Trouwens de aartshertogen deden niets anders, dan wat de rijkswet veroorloofde en de Protestanten in hunne staten overal deden , eu toch gaf dit alles by hen aanleiding tot een verbond, op de wijze als het schmalkaldische, de protestantsche unie geheeten, welke in 1C08 te Ahausen in Praukonland , en te Hall iu Zwaben 1610 voor goed werd vastgesteld. Zij bestond uit de volgende staten: de Paltz , Hesseu-Kassel, Anlialt, Wurtenberg, Baden, Dur-lach, Paltz-Neuburg, Brandenburg als ook 15 rijkssteden. Deze unie was vooral het werk van Hendrik IV in Frankrijk en zoude wellicht de eerste rijnbond geworden zijn, ware Hendrik niet in 1G10 juist vermoord geworden. De grond der unie was geen geloofsgevaar, veeleer de fran-sche politiek om Habsburgs val en de oplossing van het duitsche rijk te bewerken. Hare draden waren veel verder gespannen , zij reikten van Parijs over Boheme , Moravië tot in Hongarije en Zevenbergen en had zelfs hare knoopen iu Konstantinopel. Dit bleek reeds in 1606 toen liudolf II do zevenbergsche steudeu beperkte in huu hervormingswerk; oogenblikkelijk greep de zevenbergsche vorst, Stephauus Botschkai uaar de wapenen eu drong tot iu Moravic door, eu om nogmaals geen turksch leger in Oostenrijk te Lebben, moest hy den Hongaren eu Zevenbergers hunne vorderingen inwilligen. Nu volgt er eene gebeurtenis , welke bijna den gevreesden oorlog ten gevolge had. Den 25 Maart 1609 stierf de laatste hertog (katholiek) Johan Willem, heer van Gülik, Kleef, Berg, Marken Ravens berg; als naaste erven traden op de keurvorst Sigismuud van Brandenburg eu Wolfgang Willem van Palf/.-JNeuburg, beiden waren afstammelingen van twee zusters van den overleden hertog, de eeu was een Calvinist , de andere eeu Lutheraan. De beide vorsten kwamen overeen de giiliksche erflanden gemeenschappelijk iu bezit te nemen en uoemden zich de possedeerende vorsten.
137
De Katholieken, die met recht meenden , dat deze rijke landen, welke tot hiertoe geheel katholiek waren bestuurd geworden , in handen der Protestanten zouden vallen, wilden dat de zaak voor den rijkshofraad zou gebracht worden en toen nu keizer Rudolf 11 eischte: de nalatenschap voorloo-pig te laten bezetten door Leopold, broeder van Ferdinand van Stiermarken, bracht Hendrik IV, koning van Frankrijk zijn leger in beweging en te gelijk was de unie ook slagvaardig; toen juist werd Hendrik vermoord en tegelijk stierf de keurvorst Frederik IV van de Paltz aan dronkenschap, ook een der hoofden van de unie; met den dood dezer twee bleef het zwaard nogmaals in de scheede rusten. Van de twee possedeerende vorsten, werd de paltzgraaf katholiek om de lioomschen op zijne zijde en de keurvorst nam het Calvinismus aan om de Nederlanders tot hulp te hebben. Voor den paltzgraaf rukte Spinola met een spaansch leger op en toen men reeds vechtende was, kwamen beide vorsten tot een vergelijk; de paltzgraaf kreeg Gülik, Berg en Brandenburg, het overige de keurvorst. Tegen de protestantsche unie was er door Maximiliaan van Beieren eene katholieke liga, ook heilige liga genaamd , tot stand gekomen 1609.
Haar hoofddoel was; Het instand houden van den godsdienst en burgerlijken vrede en te zorgen dat de katholieke godsdienst niet geheel verdrongen werd. Tot deze liga traden toe : Beieren , de bisschoppen van Augsburg, Wurz-bnrg. Regensburg, Passau, de aartsbisschoppen van Salzburg, Mainz, Trier en van Keulen alsook de katholieke stenden van Zwaben en Beieren. Maximiliaan, het hoofd der liga, evenwel was altijd wankelend tusschen Frankrijk en Oostenrijk. De unie had hem zelfs op raad van Hendrik IV den keizerskroon aangeboden, waarvan hij echter niets wilde weten. Het huis van Habsburg zelf kwam in gevaar door de werkeloosheid van lludolf. De drie nog levende broeders Maihias, Maximiliaan en Albrecht zagen met onwil, dat het kerkelijk gezag hoe langer hoe meer daalde. De oudste, Mathias, werd tot hoofd van hun huis verklaard. Mathias ontrukte nu Rudolf-het eene erfland na het andere. Hij
138
zocht de Protestanten op zijne zijde te krijgen door hun meer vrijheid te verzekeren dan zijn broeder Rudolf wilde toestaan. Spoedig was hij meester van Oostenrijk, Moravië en Hongarije en toen Rudolf zich nu ook in Boheme bedreigd zag, maakte hij gebruik van hetzelfde wapen, wierp zich in de armen van de ontevreden Bohemers, Calvinisten, Lutheranen en Utraquisten (die het H. Avondmaal onder beide gedaante gebruikten) en stond hun zooveel vrijheid toe, als zij maar eischten. Hij gaf den zoogenaamden majes-teitsbrief, waarin hij deu Hervormden vrije uitoefening van den godsdienst verzekerde; zij verkregen eeue eigen consistorie, eigene verdedigers, toegang tot de universiteiten en vergunning om overal nieuwe scholen en kerken te bouwen. En toch waren zij niet tevreden en hielden Rudolf als het ware gevangen; deze riep zyn geestelijken broeder, Leopold, bisschop van Straatsburg en Passau te hulp; maar week dadelijk terug, toen Mathias met een leger uit Hongarije aanrukte en den Bohemers nog meer toestond. Dezen lieten nu Rudolf in den steek, vielen Mathias bij, die zijn broeder nu ook de kroon van Boheme ontrukte. Rudolf beet de pen aan stuk, met welke hij verplicht geweest was de afstands-acte te onderteekenen en toen hij uit het venster de koninklijke stad Praag overzag, riep hij uit: »Praag, ondankbaar sPraag! door mij zijt gij zoo heerlijk geworden en nu ver-»stoob gij uwen weldoener. De wrake Gods kome over uen »mijn vloek over u en geheel Boheme !quot; Rudolf had niets meer dan de keizerskroon en deze bracht hem niets op; hg wendde zich tot de keurvorsten , toch dezen paaiden hem met schoone woorden. Zijn broeder gaf hem eindelijk een jaar-lijksch inkomen van 300,000 fl.; hy genoot het niet lang, want stierf reeds den 20 Jan. 1612. Nu werd Mathias tot keizer gekozen.
DE DERTIGJARIGE OORLOG (1618—1648). * UITBARSTING TE PRAAG 23 MEI 1618. DB SLAG OP DEN WITTENBERG (8 NOV. 1620).
Den 24eii Juni had de krooning van Mathias met enge-
139
wonen luister plaats. Behalve Brandenburg waren er al de keurvorsten en vele anderen bij tegenwoordig; men wedijverde, naar zijn rang , in het ten toon spreiden van pracht; de feesten volgden elkander op, het was als of men het gevoelde, dat men zóó nooit weer bij elkander zou komen. Mathias verried weinig meer zelfstandigheid dan zijn broeder. De haat tusschen de Protestanten en Katholieken verhinderde, dat er iets goeds kon ondernomen worden; daarenboven maakten de Protestanten nieuwe eischen. Aangezien Mathias , evenmin als zijne beide broeders Maximiliaan en Albrecht nakomelingen hadden, kwam men overeen, dat de opvolging in de oostenrijksche erflanden onmiddellijk zou overgaan na den dood des keizers op den aartshertog Ferdinand van Stiermarken. Wij behoeven niet te zeggen, dat al deze macht in eene hand, den vijanden van Habsburg niet beviel en zij ook alles in het werk stelden om in die staten het zaad van opstand met volle handen te zaaien en de buitenlandsche vijanden aan te vuren , zooals; de Turken, die den protes-tantschen zevenbergschen vorst Bethlen Gabor voorstonden; de Nederlanders om te beletten, dat Spanje ondersteuning zou ontvangen; Frankrijk , tot de aloude ijverzucht togen Oostenrijk; Savoye , dat toen reeds op Lombardije aasde en Denemarken en Zweden om hunne macht in Noord-Duitsch-land uit te breiden. Ferdinand was een ridderlijk vorst en tevens goed katholiek, om die eigenschappen alleen was hij minder gewild, vooral niet in Boheme, zij konden meer van den zwakke verkrijgen, zooals van Rudolf II en Mathias ; in weerwil van dat alles, werd hij in (1G17—1G18) als koning van Boheme en Hongarije gekozen. Vooral het eerste land droeg met weerzin Habsburgs macht en zocht slechts naar gelegenheid om dit voor goed af te schudden en deze deed zich weldra op; uit de puinen van een paar kerken sloeg een vonk te voorschijn , die den al verwoestenden dertigjarigen vlam verwekte. Zie hier hoe het zich toedroeg.
De aartsbisschop van Praag en de abt van Braunau lieten twee nieuwe protestantsche kerken in Klostergrab en Braunau nederhalen , omdat het volgens den majesteitsbrief den protestantscheu onderdanen niet veroorloofd was, zonder
140
de vergunning hunner heeren kerken te bouwen; dit was alleen den adel, der koninklijke steden en den bewoners van koninklijke goederen toegestaan. Nu riepen de Protestanten over schending van den majesteitsbrief. De sten den vergaderden en richtten eeue hevige klacht hierover aan Ferdinand, die hun geen bevredigend antwoord gaf, ook aan den keizer, die af\'wezend was. De laatste nam het den stenden zeer kwalijk dat zij op eigen gezag vergaderd hadden, en bedreigde de hoofdpersonen der vergadering als oproermakers te zullen straffen. De leden van het stadhouderschap daagden de stenden, die de klacht hadden ingediend voor zich; maar dezen trokken, vergezeld van een groot aantal gewapenden, onder aanvoering van den vurigen graaf Mathias von Thurn, naar het kasteel waar de stedehouders zich bevonden, en waar Shernberg, Lobkowitz, Slawata en Martinitz ook tegenwoordig waren; vooral gaven zij aan de twee laatsten de schuld van den gang der zaken en verweten hun, dat zoo lang zij leefden, heu niets anders dan vervolging van de Katholieken te wachten was; en weldra klonk het door de zaal, werpt hen, volgens oud boheemsch gebruik, het venster uit! De twee eersten werden weggevoerd en Slawata met Martinitz en Fabricius Platter hun schrijver werden met groot geraas uit het 28 ellen hooge venster geworpen. Zij kwamen ger lukkig neer op een hoop scheurpapier en andere vuilnis en redden, als door een wonder, hun leven. (23 Mei 1618) Na deze daad van geweld, bleef geen hoop tot minnelijke schikking over. De stendeu riepen ijlends de geheele natie te wapen. Thurn en zijne medehoofden stelden eene voorloopige regeering aan, verjaagden den aartsbisschop van Praag en de Jezuïten, gaven een manifest uit ter rechtvaardiging dezer besluiten en wendden zich tegelijk aan den keizer. Mathias, nadat hij te vergeefs beproefd hadden storm door belofte en woorden te bezweren, liet zijne krijgsmacht onder Boucquoi en Dampierre Boheme binnenrukken , maar met slecht gevolg; want reeds was de dappere graaf van Mansfeld, in dienst van de unie met 4000 geoefende strijders in Boheme gevallen, waar hij Pilsen veroverde, dat benevens Budweis en Krumlow alleen nog
141
met Oostenrijk waren. In dezen benarden tijd stierf juist Mathias (20 Maart 1619). Ferdinand spoedde zich naar Frankfort om zich de keizerskroon te verzekeren, welke hem ook den 9 Sept. ten deel werd. De drie geestelijke keurvorsten waren voor hem; Saksen en Brandenburg had hy door beloften weten té winnen. Ondertusschen was Thurn Moravië binnengerukt en had hot tot afval gebracht, van daar trok hij naar Oostenrijk, dat ook opstond, terwijl de Hongaren onder Bethlen Gabor klaar stonden om ook een inval te doen. De Bohemers en Hongaren ver-eenigden zich voor Weenen, de oostenrijksche stenden namen eene dreigende houding tegen Ferdinand aan en de adel der andere gewesten was mede tegen Ferdinand. Hij scheen te moeten bezwijken, toch hield hij moed en talmde zoo lang , tot dat gelukkiger wijze te gelegener tijd 500 ruiters, welke Dampierre gezonden had, Weenen binnenreden , zij werden weldra door gewapende burgers en studenten gevolgd en deden spoedig Thurn met zijn leger naar Boheme terugwijken; intusschen was ook Mansfeld bg Pilsen geslagen geworden, door Albrecht van VVal-lenstein. De stenden van Bohome, Moravië, Silezië en de Lausitz verbonden zich met elkander en zetten Ferdinand van de regeering af, en kozen den 24jarigeii Fre-derik V van de Paltz te Praag tot koning van Boheme , ook Silezië en Moravië huldigden hem. De protes-tantsche mogendheden erkenden hem; de unie echter ondersteunde hem slecht, eensdeels omdat hij Calvinist, ten andere omdat zijne verheffing te hoog was. Ferdinands toestand bleef wanhopig: in Hongarije, een tegenkoning in Bethlen Gabor, die op Weenen aanrukte; Boheme, Moravië , Silezië en de Lausitz verloren ; Oostenryk , in vollen opstand; Tyrol alleen bleef getrouw; maar te ver af om oogenbUkkelijke hulp aan te brengen. Toen trad Maximiliaan van Beieren op, een der dapperste vorsten van zijn tijd, die lang aarzelend had gestaan, maar nu begon in te zien, dat het geen streven naar vrijheid meer was ; maar eene vernietiging van het Habsburger huis en den katholieken godsdienst. De geestelijke vorsten en heeren der liga
142
stonden Maximiliaan bg, met manschappen en geld, ook de paus gaf aanmerkelijke sommen; allen begrepen dat men geen gelijkheid, maar protestantsch kerkelijke en staatkundige suprematie beoogde. Ook de keurvorst van Saksen werd gewonnen door het vooruitzicht op vergrooting van grondgebied. Ferdinand verpande bij verdrag voor de oorlogskosten Opper-Oostenrijk en beloofde hem het bezit van een groot gedeelte van de Paltz. Het beiersche leger, dat onder Maximiliaans opperbevel door den dapperen Tilly werd aangevoerd, trok onmiddellijk op Praag los. Den 12 Aug. stond het reeds aan de grenzen van Boheme, waar het door de troepen van Boucquoi nog versterkt werd. Frederik had intusschen in Boheme niets gedaan om de natie te winnen; integendeel op aanraden van zijn calvinistisehen hofprediker Skultetus moesten alle beelden, kruisen en altaren uit de kerken verwijderd en op de openbare wegen neergehaald worden; hierdoor verbitterde hij Katholieken , Lutherschen en Utra-quisten; daarenboven beleedigde hij zijne bekwaamste veld-heeren Thurn en van Mansfeld, door het opperbevel over het boheemsche leger op te dragen aan Anholt en Hogenlohe. Frederik zelf leefde in pracht, weelde en zwelgerij. Tilly trok tegen Praag op. Frederik zat nog aan tafel, toen men hem het bericht bracht, dat de vijand zijn slecht verschanst leger bij den Wittenberg had aangevallen ; in een uur tijds was de slag beslist en het boheemsche leger op de volle vlucht (8 Nov. 1G30). Frederik verloor tegelijk met eenen slag al zijn moed, hij had zich binnen Praag kunnen versterken ; want Mansfeld stond met zijne troepen in de nabijheid. Bethlen Gabor had Dampierre bij Presburg geslagen en gedood en bezette voor een groot gedeelte reeds Moravië. Frederik vluchtte met velen der voornaamste Bohemers; de hoofdstad Praag ging over en weldra volgde het geheele koninkrijk.
Frederik begaf zich eerst naar Breslau, vervolgens naar Berlijn, maar hij werd nergens geduld. De Spanjaarden hadden onder Spinola zijn erfland de Paltz reeds bezet; eindelijk vond hij eene schuilplaats in de Nederlanden.
143
Hij werd in den rijksban gedaan en de Opper-Paltz voorloopig bezet door Maximiliaan van Beieren. Ferdinand liet dit doen met toestemming van den rijkshotïaad, aangezien Frederik als keurvorst zonder de toestemming der andere keurvorsten niet van zijne landen mocht ontzet worden. Den keizer had men van Boheme wel zonder eenige vraag van toestemming ontdaan. Boheme hing eene verschrikkelijke kastijding boven het hoofd. Ferdinand zelf was afkeerig van wreedheid; maar Slawata en Martinitz, die wraak wilden nemen op hunne landgenooten, wisten alles in te spannen om het vonnis, dat reeds vóór drie maanden over vele aanzienlijken was uitgesproken, bekrachtigd te krijgen. Tilly had er velen gewaarschuwd om den vrede niet te vertrouwen, zij waren dan ook bijtijds gevlucht, eindelijk gaf de keizer toe. Vierentwintig edelen werden onthoofd, mindere burgers opgehangen. Dertig andere edelen , die gevlucht waren werden vogelvrij en hunne goederen verbeurd verklaard, waaronder ook de graaf van Thurn. Nog anderen kwamen met armoede vrij, hunne aanzienlijke goederen werden hun ontnomen en voor een spotprijs verkocht. Hiermede wist Wal-lenstein zijn voordeel te doen. Hij was rijk gehuwd en kocht zooveel goederen, dat hy later voor den rijksten man van Europa gehouden werd. Ferdinand deed, wat Frederik en zijne partij gedaan hadden ; deze had en Katholieken, en bisschoppen en Jezuïten verjaagd. Ferdinand liet, deze verjaagden weer toe en verjoeg en predikanten, en Lutherschen en Utraquisteu; 30,000 Bohemers vestigden zich elders. Te gelijk trok Ferdinand deu majesteitsbrief in, die aanleiding had gegeven tot de eerste episode van den SOjarigen oorlog. Betlilen (iabor, die in Moravië was gevallen, werd door Wallenstein en Boucquoi bij Kremsier en Sandschiitz overwonnen en maakte vrede met den keizer. Mansfeld, die wyfelend was om de zijde des keizers te kiezen, brak eensklaps met zijn leger op aan den Boven-Main en plunderde de bisdommen Bamberg, Wiirtzburg en overviel de Spanjaarden in de Paltz, kon verder niets uitrichten en overwinterde in Lotharingen en den Elzas; in denzelfden tijd had de tmie zich, volgens een verdrag met Ferdinand, opgelost. Had-
144
den Ferdinand en zijne mede overwinnaars zich niet laten vervoeren tot uitersten dan ware wellicht verder het zwaard in de schede gebleven; maar met den keurvorst van de Paltz sprak de keizer ook den rijksban uit over zijne vrienden, den markgraaf Johan George van Brandenburg-Jagerndorf, den vorst Christiaan van Anhalt en anderen. Door dezen slag werden niet alleen de daardoor getroffenen tot tegenstand opgevorderd; maar het ongeluk deed hun vrienden verwerven, zoodat daardoor nieuwe vonken werden gelegd voor nieuwe oorlogen.
MANSFELD — CHRISTIAAN VAN BRUNSWIJK — GEORGE VAN BADEN.
1621—1625.
Mansfeld wierf met hollandseh en engelsch geld , (Fre-derik van de Paltz was gehuwd met eene dochter van Jakobus 1 van Engeland) nieuwe troepen aan, welke de roep van het soldatenleven onder zijne vanen lokte, evenals later bij Wallenstein, deed zijn leger zich te goed op vriends en vijands grond. In Noord-Dnitschland volgde hem Christiaan van Brunswijk na, dien men begiftigd had met het bisdom Halberstadt en eenige andere stiften. Zijne leus was; »Gods vriend en der papen vijand.quot; Ook de markgraaf George-Frederik van Baden-Durlaeh sloot zich bij hen aan, die, om zijne kinderen en land niet in zijn lot mede te slepen, de regeering aan zijn zoon Frederik V had overgelaten ; hij had een aanzienlijk leger op zijn eigen kosten aangeworven. Hiermede zou de keurvorst Frederik het beproeven zijne staten te herwinnen, hij zelf was bij het leger van Mansfeld. Gezamenlijk rukten de legers op, lokten den 27en April 1(522 Tilly uit zijne stelling tusschen Wiesloch en Mingolsheim en behaalden de overwinning op hem. Zij wisten er echter geen voordeel uit te trekken; want zij begingen de dwaasheid van elkander te scheiden, terwijl Tilly zich met de Spanjaarden onder Cordova vereenigde. Den 6 Mei trof hij den markgraaf bij Wimpfen aan. Er had een moorddadig
145
gevecht plaats, waarin George volkomen geslagen werd en zich met moeite door de vlucht redde. Mansfeld had zich in het Hessisclie geworpen, ten einde zich met Christiaan van Bruuswijk te vereenigen, die verschrikkelijk met zijne troepen liuis hield in Westfalen, Munsterland en het Paderbornsche ; geen klooster, geen kerk, geen Katholiek bleef\' gespaard. Op het randschrift der munten, die hij uit de gouden sieia-den der kerken liet slaan, stond : »Gods vriend en der papen vijand;quot; inderdaad een zonderling denkbeeld van Gods vriendschap ! Toen hij de twaalf apostelen van zilver uit de hoofdkerk van Paderborn liet vermunten, zeide hij spottend : »dat de apostelen nu eerst de geheele wereld zouden doorgaan en zulk een gaf voor, te strijden voor den godsdienst! Van hier trok hij door het gebied van Fulda naar den Main om Mansfeld zoo mogelijk de hand te reiken ; hij bracht dit slechts gedeeltelyk tot stand ; want hij werd bij Höchst (20 Juni) volkomen verslagen. Hij verloor 12000 man. Velen kwamen er in de Main en de moerassen om; met de overigen vereenigde hij zich met Mansfeld. Beiden trokken met hunne legers, plunderend , door den Elzas, Lotharingen en Champagne heen en wierpen zich in de zuidelijke Nederlanden ; den 9 Aug. stieten zij bij Fleurus op de scharen van Cordova, sloegen zich hier met een gi\'oot verlies doorheen naar Holland, van waar zij zich naar Engeland inscheepten. Tilly had ondertusschen Mannheim, Frankendaal en Heidelberg genomen. De rijke bibliotheek uit deze laatste stad werd zorgvuldig ingepakt en gedeeltelijk naar Home gezonden , alwaar zij tot in het jaar 1818 is bewaard gebleven en toen op verzoek van den keizer van Oostenrijk en den koning van Pruisen aan Heidelberg teruggeschonken. In het voorjaar van 1G23 stonden Mansfeld en Christiaan van B runs wijk weder slagvaardig in Duitschland; de laatste trachtte zich nogmaals met Mansfeld te vereenigen, maar werd ten derden male door Tilly (den 6 Aug. 1623) bij Stadtloo geslagen. Tilly rukte Wesphalen verder binnen , inkwartierde daar zijne troepen , zelfs later ook in Höxter. Dit en de voortdurende zegepralen van Tilly met het leger der liga maakten Christiaan IV koning van Denemarken voor zich zeiven bezorgd. Tilly, zoo alff. gesch. 10
146
als hij zelf getuigde, had hier aan den oorlog eeu einde kunnen maken, maar Maximiliaan wilde dat niet. Tilly lag werkeloos niet zijne troepen, welke het niet beter maakte met rooven eu plunderen dan die van Mansfeld en andere veldoversten. Op den rijksdag van llegensburg (1623 23 Febr.) had de keizer, de waardigheid van keurvorst en de üpper-Paltz aan Maximiliaan opgedragen; de geheele Paltz gaf hem de keizer niet, omdat hij Jakobus 1 van Engeland niet tot een ernstig tusschenbeidentreden voor zijn schoonzoon wilde opwekken ; maar Maximiliaan zag er in, dat de keizer vreesde het huis VVittelsbach te machtig te maken. Misschien lag de reden wel in beiden. Daarom liet Maximiliaan den oorlog niet uitblusschen eu mocht Tilly den laatsten tegenstand niet vernietigen; dan zou natuurlijk ook de liga, wier hoofd Maximiliaan was, ontbonden zijn geworden, waardoor hy thans, over Duitschland gebood. De stof tot verschrikkelijker oorlog werd ook van elders aangebracht. Frankrijk, waar Richelieu regeerde, en daar de Hugenooten ten strengste onderdrukte, wilde gaarne Duitschland in vuur eu vlam zetten, om den Elzas en Lotharingen te nemen. (Men denke aan den strijd tusschen Duitschland en Frankrijk van heden). De Nederlanden wilden Oostenrijk verhinderen den Spanjaarden hulp te verleenen, terwijl Engeland met recht de zaak van zijn schoonzoon ondersteunde. Tot uitvoerders hunner plannen wisten zij Christiaan IV van Denemarken, Gustaaf Adolf van Zweden, den ouden Bethlen Gabor en de heeren en steden van Noord-Duitschland over te halen. Gustaaf Adolf toonde zich tot den oorlog tegen den keizer bereid, als de verbondene Mogendheden waarborgden, dat Zweden in dien tusschentijd niet door Polen of Denemarken zou aangevallen worden. Maar Christiaan IV van Denemarken wilde met Gustaaf Adolf geen gemeenzame zaak maken, hij wilde den roem en den buit van den duitschen oorlog alleen winnen, daarom tastte hij dadelijk toe en liet zich door den Neder-saksischen-kreitz tot hun hoofd benoemen. De duitsche vorsten vergaten het nadeel, dat zij reeds aan hunne noordsche broeders te danken hadden; immers, Christiaans vader,
147
Frederik II, had de Dietmarsen 1559 onderworpen; Chris-tiaaus zoon was aartsbisschop van Breinen en bisschop van Verden; de Hansesteden hadden hunne handelsrechten in Denemarken , Zweden en ^Engeland verloren en de sonttol •werd met gestrengheid geheven; daarenboven zocliten de Nederlanders en Engelschen de Hansesteden geheel uit de Oostzee te verdringen; dat alles verhinderde de vorsten niet om hunne belangen toch aan buitenlanders op te dragen.
WALLKNSTEIN. DE DEENSCHE OORLOG. (1023—1629).
Keizer Ferdinand was door Beieren en de liga gered geworden , en de oorlog werd ook na den slag op den Wittenberg door de liga gevoerd; want de troepen, welke den keizer ten dienste stonden, had hij in Hongarije en in zijn onrustige oos-tenrijksche evflaiulen noodig; dit was hem op den duur niet aangenaam, hij wenschte in den strijd, die geheel Duitschland betrof, met zijn eigen leger werkzaam te ziju. Hij wendde zich daartoe tot den rijken en onversaagden Albrecht van Wallenstein. Deze, geboren uit een der aanzienlijkste bo-heemsche geslachten, was protestants opgevoed, maar werd naderhand katholiek. Hij huwde de dochter van den rijken geheimraad en kamerheer Harrach. Hij zelf werd tot graaf en keizerlijk kamerheer verheven en streed op eigen kosten met een regiment kurassiers tegen Bethlen Uabor en later tegen Boheme: vroeger hebben wij gezien, hoe hy zijn vermogen vergrootte. De keizer maakte hem voor de sommen, welke hij in den oorlog voor hem besteed had, rijksgraaf en gaf hem de lieerlijkiieid Friedland, die aan den protestantschen Christoffel van Rödern ontnomen was. Tot bovengenoemden Wallenstein, wendde zich de keizer met den last om 10000 man krijgsvolk aan te werven, »iuet 10000 man, zeide Wallenstein, kan men niets uitrichten, maar met 50000 alles,quot; en binnen weinige weken stonden zij in het veld ; want als veldheer stond Wallenstein in hoog aanzien; de soldaat geloofde, dat de overwinning aan zijne vaandels verbonden was. Hij verlangde van zyne soldaten slechts gehoorzaamheid en
148
dapperheid. Buit wachtte hen in overvloed. Hij was mild als een koning, bevorderde, aouder aanzien van rang of stand, allen naar verdienste. Hij zelf had in de sterren gelezen, dat hij tot iets verhevens bestemd was; hy bezat kracht en moeds genoeg om naar het hoogste te streven; godsdienst gold bij hem niets. Hij verbood den Katholieken zijn pro-testantschen boereu leed aan te doen; hij achtte de hervorming niet als godsdienst, alleen als staatkundig werktuig in de handen der vorsten. Wallenstein was groot iu het goede en slechte, en het geheimziuuige , waarmede hij zich omgaf, maakte hem nog indrukwekkender. De keizer benoemde hem tot opperbevelhebber van al de keizerlijke legers. — De veldtocht van 1625 leverde weinig op; Christiaan IV stortte, toen hij te Hameln den wal met zijn paard bereed, in de gracht en moest drie weken zijne kamer houden. Tilly veroverde in dien tijd eenige plaatsen. In het volgende jaar bestormde hij Hameln, Minden, Havelberg, Göttingen en Hannover en daar ook Wallenstein met zijn leger aanrukte , spande Mausfeld alles in het werk om de vereeniging met Tilly te beletten. Wallenstein echter versloeg Mansfelds leger geheel by de Dessauer-elbbrück; (25 April 1G2Ö) de laatste vluchtte met het overige zijner manschappen door Sile-zië naar Hongarije bij Bethlen Gabor, welke weder tegen den keizer was opgestaan. Op Ferdinands bevel trok Wallenstein hen in Hongarije na en hier, stonden hij en Bethlen Gabor bij de Waag, in het gezicht van elkander , zonder een slag-te wagen. Wallenstein verloor hier veel manschappen aan ziekte, hij wist Bethlen Gabor echter tot vrede met den keizer over te halen. Mansfeld werd door de Hongaren in den steek gelaten, en was genoodzaakt zyn leger te ontslaan. Hi) zelf moest door Bosnië en Dalmatië gaan om Venetië te bereiken, ten einde weder op de strijdplaats te verschijnen; maar stierf onder weg aan eene koorts. Toen hij den dood voelde naderen, liet hij zich zijne wapenrusting aantrekken en wachtte staande, zijne hand aan het gevest zijns zwaards, leunende op twee krijgsknechten, den dood af, 20 Nov. 1626. Hij was een der grootste veldheeren van zijn tijd.
Den 27en Aug. 1(326 werd koning Christiaan, bij Lutter aan
149
deu Barenberg, door Tilly, geholpen door eeue afdeeling van Wallensteius ruiters, geslagen, waardoor Neder-Saksen voor de liga openlag. Walleustein keerde uit Hongarije terug, bezette Holstein en Sleeswijk, sloeg de Denen bij Aalborg, bezette geheel Jutland en jaagde de Denen naar hunne eilanden. Nu, onthulde hij zijne grootscheplannen; hij liet zich door den keizer tot admiraal benoemen en wilde eene duitsche vloot in de Oostzee brengen en deze zee door een kanaal met de Noordzee verbinden; de keizer zou dan de deensche bezittingen op het vaste land nemen, der Hansesteden den alleenhandel bezorgen, de Noordduitsche vorsten afzetten en de generaals der liga tot vorsten verheffen , welke dan met hun leger in den dienst des keizers zouden staan. Hij zelf veroverde Mekkelenburg, verdreef de vorsten en liet zich dit land, dat hij zorgvuldig spaarde, door den keizer schenken. Hij bood den graaf Pappenheim, den dappersten cavalerie-generaal van Beieren en der liga het hertogdom Brunswyk-Wolfenbuttel aan en haalde hem daardoor over in den dienst des keizers te treden. Op de eerlijkheid en de groote naijver van Tilly echter leden zijne verleidelijke plannen schipbreuk en zijn zegewagen stuitte tegen de wallen van Straalsund. Voor deze stad lag hij weken met zijne dappere scharen, storm op storm volgde, maar hare moedige inwoners verdedigden hunne vesten zoo nadrukkelijk , dat Wallenstein moest aftrekken, na een verlies van 12,000 man , ofschoon hij in ziju toorn uitriep: »A1 ware Straalsund met ketenen aan den hemel gebonden, dan toch zal het vallen!quot; Straalsund heeft den roem, den moed getoond te hebben voor het eerst den onweerstaaubaren Wallenstein te weerstaan. Verwikkelingen in Italië over het hertogdom Mantua, deden den keizer gehoor geven vrede met den koning van Denemarken (12 Mei 1629) te Lübek te sluiten , waarbij de koning al zijne bezittingen terugkreeg en beloofde, zich niet meer in de duitsche aangelegenheden te zullen mengen.
150
HET RESTITUTIE-EDICT 1629. WALLENSTEINS AFDANKING.
Alle tegenstand (slechts Straalsund en Maagdenburg trotseerden) was door Tilly en Wallenstein vernietigd; een leger van meer dan 100,000 man stond onder de bevelen van deze veldheeren ; de keizer dacht het dus een geschikte tijd om een gewichtigen maatregel ten uitvoer te brengen, waartoe hem de liga aanzette en deze was er weer zijdelings toe aangespoord door Richelieu, voor wien de rust en macht des keizers een doorn in het oog waren; wij bedoelen het in Maart ontworpen restitutie-edict.
Noch de voorwaarden van het verdrag van Passan, noch die van den godsdienstvrede van Augsburg waren de hervormden ooit nagekomen. In weerwil van het reservatum ecclesiasticum waren door protestantsche vorsten of heeren bezet geworden : de aartstichten Maagdenburg en Breinen, de bisdommen Minden, Verden, Halberstadt, Lübek, Rat-zeburg, Meissen, Merseburg , Raumburg, Brandenburg, tla-velberg , Lebus, Kamin, behalve nog verschillende rijke abdeijen. In den godsdienstvrede van Augsburg was uitsluitend sprake geweest van de aanhangers der augsburgsche confessie, niet van de Calvinisten. Hiertegen waren voortdurend klachten ingekomen bij de keizers door de Katholieken en niet zonder reden ; het waren toch onwettige handelwezen en thans kwam er ook nadrukkelijk de liga tegen op, wellicht daartoe aangespoord langs slingerwegen door Richelieu.
Nu allen tegenstand overwonnen was , Tilly en Wallenstein een leger van 100,000 man ten dienste stond, wilde de keizer aan zoo vele klachteu gehoor geven en den wettigen toestand herstellen; daartoe vaardigde hij, 6 Maart 1629, een edict, restitutie-edict genaamd uit, waarbij alles, wat gebeurd was tegen het passauer-verdrag en den godsdienstvrede van Augsburg, moest hersteld worden; dit edict is trouwens nooit uitgevoerd geworden, hier en daar had men wel een begin gemaakt.
151
Dat de Hervormden en bijzonder de vorsten, die in het bezit waren gekomen van zulke rijke goederen en daar rijk van leefden , hier zeer tegen waren , kan geen verwondering baren ; maar nooit kan men het als eene vervolging tegen de hervorming uitkrijten ; het restitutie-edict streed niet tegen de letter, noch tegen den geest der bovengenoemde verdragen, er kon dus geen sprake van vervolging zijn; maar de bezitters bezaten de stichten , bisdommen en abdeijen wederrechtelijk ; of het van Ferdinand staatkundig was, thans dit edikt uit te vaardigen, is eene andere vraag. Buiten Duitschland zag men de tweespalt gaarne opkomen en voor Duitschlands in- en buitenland-sche vijanden was het weder eene vonk om den lljari-gen brand, verwoestender dan ooit te doen voortwoelen. — Evenals andere uitstekende veldheeren in alle tijden en landen hunne vijanden hadden , zoo ook Wallenstein , die noch vorst, noch medeveldheer, noch onderdaan ontzag , als zy zich op zijn weg stelden; wiens plannen in nevel gehuld , niemand kon doorzien, en wiens naam niefc alleen schrik verspreidde, waar zij uitgesproken werd, maar ook de overwinning deed behaion ; slechts voor zijn keizer en de grootheid van Duitschland was hij alles. Ware hij vrij geweest, dan hadde hij in Frankrijk gestaan en de Franschen met dezelfde wapens bestreden , welke zij in Duitschland gebruikten. Ily stond Frankrijk in den weg; maar zijn keizer maakte hij groot en deze moest hem opofferen. Op den rijksdag te Regensburg (3 Juli 1G30) bestormden alle vorsten, zoowel protestantsche als katholieke den keizer met klachten over Wallensteins trots tegen vorsten en heeren en over de verschrikkelijkste afpersingen en verwoestingen, welke hij met zijn leger overal aanrichtte- Leopold , de broeder des keizers, schilderde in een brief het verschrikkelijkste tafereel af van het geldafpersen zijner bevelhebbers en van het verbranden en vermoorden zijner soldaten van vreedzame burgers. Allen verlangden de afdanking van Wallenstein , en zulks was de ontwapening des keizers. Geen ander leger maakte het trouwens beter, alle troepen voedden en kleedden zich buiten bezwaar van hun vorst. Maximiliaan
152
eu Tilly bijzouder drougeu op Wallensteins ontslag aau. De keizer uoesfc kiezen tasschen het hoofd der liga, die altijd in geheime verstandhouding met Frankrijk stond, en het ontslag van Wallenstein. Hij koos het laatste. Wallenstein, die reeds van alles onderricht was, nam het gelaten aau. Hij trok naar zyue goederen in Boheine, waar hij vorstelijk leefde, wel bewust, dat zijn keizer hem andermaal zou noodig hebben. Hij dankte zijne troepen af, waarvan de meesten overgingen naar Gustaaf Adolf, die reeds in aantocht was. Omtrent dezen tijd brak ook de oorlog nit in Italië over de erfopvolging in het hertogdom Mantua.
GUSTAAF ADOLF (24 JUM 1030). ZWEEDSCH-FIUNSCH VERBOND. .
Nauwelijks was Wallenstein afgedankt, of de zweedsclie koning Gustaaf-Adolf maakte zich gereed, om met een leger naar üuitschland over te steken. Door bemiddeling van Richelieu werd er tusschen de Polen , waarmede Gustaaf Adolf in oorlog was, een wapenstilstand van zes jaren gesloten. Van persoon was Gustaaf groot, zijn aangezicht vol en van edelen vorm, zijne oogen blauw en scherp, llij wist met elkeen om te gaan, leefde matig en was, evenals Ferdinand, vreemd aau elke uitspatting. Aau ziju geloof was hij even trouw als Ferdinand aan het Katholicismus, hetwelk hem evenwel niet verhinderde, dat hij het ook als werktuig voor zijne staatkunde wist te gebruiken. In Zweden liet hij streng waken dat er niets katholieks binnensloop; hij verbood op doodstraf bij de Jezuïten te studeeren. Beek, Gamparius en Anthelius liet hij ter dood brengen. In keunis overtrof hij de meeite vorsten zijns tijds; hij sprak Latijn, Duitsch, Fransch, Italiaansch en Hollaudsch. Zijn gezag wist hij boven den invloed van den adel en de gees-telykheid te verhelfen. Hij bevorderde den zweedschen han-uel en de nijverheid door doelmatige wetten. Boven alles, was hij een voortreffelijk soldaat, en persoonlijke moed maakte hem tot een der grootste veldheeren zynereeuw. Zijne zweedsche soldaten waren geene hunrbenden; maar onderdanen des
153
koniugs, die door de gehoorzaamheid aan hun vorst onder de vaandels geroepen waren; daardoor was het hem mogelijk; eene strenge discipline ouder hen in te voeren. In het veld onderhield hij strenge tucht, duldde geen weerspannigheid, noch onzedelijkheid, welke in de meeste legers van dien tgd heerschten.
Ue godsdienstige gebruiken, waaraan hij zelf deelnam moesten nauwkeurig vervuld worden , trouwens veel van dit goede ging verloren, toen zij onder de duitsche soldaten vermengd werden en ook deel van den buit kregen. Zijne krygstaktiek week geheel van de tot nu toe bestaande af. Hij verdeelde zijn leger in kleinere afdeeliugeu, daardoor konden zij zich sneller bewegen, gaf lichtere geweren en voerde de patroontas in, zijne soldaten schoten daardoor vlugger dan de andere. De ruiterij ontdeed hij van de zware wapenrusting en liet haar alleen helm en kuras. Ook liet hij dezen lichter maken en veranderde insgelijks de wijze van laden; vroeger schepte men het kruit iu het kanon; hij liet het iu patronen doen, waardoor hij vlugheid in het schieten won. Voor hij zijne banieren op üuitschlands bodem plantte, had hij reeds menigeu oorlog gevoerd. Met Denemarken, tegen wien hij wel dapper, maar ongelukkig gestreden had. Tegen de Polen, wien hij Lijfland ontnam eu inet wie hij door bemiddeling van lliuhelieu in 1(329 den vrede sloot. Nadat hij uu orde op de aangelegenheden zijns lands gesteld had, scheepte hij zich naar Duitschland in, waar hij den 24 Juni 1(330 op het eiland Usedom aanlandde. Voorniemand, in der daad kwam Gustaaf-Adolf wel ongelegener, dan voor de pro-testantsche vorsten zelveii; wel is waar konden sommigen door het restitutie-edict veel verliezen, maar het was nog niet voltrokken. Toch wat kouden zij door de Zweden winnen ? Boven jilles een nieuwen oorlog ; dat Uustaaf-Adolf alleen om des godsdienstswilleu gekomen was, zooals hij luid verkondigde, geloofden zij evenmin als hij zelf. Zij wisten zeer wel, dat het den koning van Zweden te doen was om zich een gedeelte van Noord-Duitschland toe te eigenen. Frankrijk en de liga, waren iu bestendige onderhandeling, en hoopten, dat de koning de militaire macht des keizers
154
geheel zou vernietigen om hem te noodzaken zich in hunne macht te werpen. De protestantsche vorsten sloten in Maart 1631 een verbond om zich onzijdig te houden en de uitvoering vau het restitutie-edict zeiven gewapend te beletten; alleen Maagdenburg, de hertogen van Lunenburg en Lauenburg, Saksen-Weimar en de landgraaf van Hessen traden met Gus-taaf in verbond. Onder zulke omstandigheden had dezegemak-kelijk werk. Wel is waar, stond tegenover hem een leger van Wallensteinsche soldaten onder Conti; maar wat waren dezen zonder Wallenstein ? Gustaaf veroverde in korten tijd Usedom, Wollin , Rügen, Kamin en dwong den ouden hertog Bogislaus van Pommeren Stettin over te geven en een verbond met hem te sluiten , waarbij de oude kinderlooze hertog moest beloven; bij overlijden Pommeren zoo lang door hem te laten bezetten, totdat de erfopvolging zou geregeld zijn. volgens erfrecht moest het aan Brandenburg komen. Ook Mecklenburg viel bijna geheel in Gustaafs macht.
Den 23 Juni sloot de zweedscho koning het Biirenwalder verdrag met Frankrijk, waarbij het laatste rijk op zich nam hem jaarlijks 400,000 daalders aan onderstandgelden te betalen. Nu eerst kreeg Tilly het opperbevel ook over de keizerlijke troepen. Hij bestormde Neu-Brandenburg en joeg 2000 Zweden over de kling. Gustaaf nam Frankfort aan den Oder, alwaar hi) het plunderen zijner soldaten niet kon beletten. Hier stonden beide tegenstanders in elkanders nabijheid ; Tilly echter wilde zijn goed verschansten vijand niet aanvallen, week terug en belegerde Maagdenburg, dat hem in den rug bedreigde. Ook Gustaaf moest zich van achteren dekken, daartoe liet hij aan den keurvorst van Brandenburg de keus, tusschen den oorlog of een verbond met hem , deze koos , voor als nog, het laatste. Te vergeefs stelde hij alles in het werk om den keurvorst Johan George van Saksen tot een verbond te bewegen; deze was niet ingenomen met Gustaaf, die zich aan het hoofd van het protestantsche Duitschland kwam stellen, hij had dit liever zelf willen doen.
155
DE VERWOESTING VAN MAAGDENBURG (10 Mei 1631).
Tilly en Pappenheim belegerden intussclien de stad Maagdenburg , welke zich door haren trots en haat tegen de keizerlijken een naam had verworven. Zes weken lagen zij er voor, namen allengs de buitenwerken en vernielden de voorsteden. De burgers waren het niet eens met de magistraten ; zij hadden zich voorbarig door de» vorstbisschop Willem van Brandenburg tot een verbond met de Zweden laten verleiden en zich daarvoor den oorlog met den keizer en de liga op den hals gehaald en zeker zouden zij het verbond weder verlaten hebben, als de overste Falkenburg niet aanhoudend verzekerd had, dat Gustaaf-Adolf met een groot leger in aantocht was om de stad te ontzetten. Tilly eischte de stad tot driemalen toe op; hij zelf was reeds geneigd af te trekken om het leger voor den keizer te sparen ; Pappenheim was echter voor de bestorming en zijn gevoelen ging in den krijgsraad door. In den nacht van den 20 Mei verlangde de burgerij nogmaals, dat men met de belegeraars eene capitulatie zoude treffen, weder wees men haar op don nabij-zgnden aantocht van Gustaaf en de toebereidselen tot den aftocht der belegeraars, die reeds hun geschut uit de batterijen gezet hadden, \'s Morgens ten 4 ure was Falken burg nog op het raadhuis en sprak tegen de overgave, toen de vijand nogmaals de stad begon te bestormen. Alle kracht werd als eene woedende en laatste poging op het ongelukkige Maagdenburg aangewend ; de ongelukkige, schoons stad bezwijkt eindelijk! Pappenheim met de zijnen dringen er binnen en de woede der soldaten geeft zich lucht in het ijselijkste moorden, plunderen en vernielen , weldra staat zij in brand , en van eene der schoonste en rijkste steden van üuitschland is weldra niets meer over dan de domkerk en 137 woningen ; 20,000 menschen vonden daar hun graf. Men ijst bij zulk een ondergang, maar, wat beleven wij in onzen tijd 1870, in de geleerde en beschaafde eeuw, immers niets menschelijkers ! Tilly is wegens den gruwel van Maagdenburg zwart als de duivel afgeschilderd geworden; hij was toch niet onmen-
156
schelyk. Hoe heeft hij zijne soldaten, bestaande uit zoovele na-tiës als: Pandoeren, Croaten en anderen kunnen beteugelen ? Gustaaf-Adolf kou de zijnen in liet plunderen evenmin temmen en wat hebben wij niet gezien onder Wellington te San Sebastiaan in Spanje, ook in onze eeuw? Het is of de beschaving den vorm, maar- niet de harten der menscheu raakt.
DE SLAG BIJ LEIPZIG (7 Sept. 1631).
Madat Gustaaf-Adolf zich van de brandenburgsche vestingen verzekerd had, trok hi] tegen Tilly op, die versterkingen had gekregen van de keizerlijke troepen, die uit Italië waren gekomen. De laatste kreeg bevel om den keurvorst van Saksen tot besluit te brengen, die met een leger klaar stond en zich noch voor den keizer, noch voor Gustaaf-Adolf verklaarde. Tilly durfde hem niet in zijne stelling laten blijven ; bem bleef dus geen andere keus over dan Saksen binnen te rukken en den keurvorst tot oorlog, öf tegen den keizer, of tegen Gustaaf te dwingen en toen Tilly Saksen binnendrong wierp Johan George zich in de armen van den zweedschen koning en vereenigde zich met zijn leger van 18,000 man met hem. Tilly had eene stelling ingenomen, waarin Gustaaf-Adolf niet waagde hem aan te tasten; maar Pappenheiin had zich in een ruitergevecht gewaagd, waarin Tilly hem niet opofferen wilde en moest dus tegen zijn plan slag leveren. Pappenheims cavalerie-uitval werd afgeslagen, Tilly zelf wierp zich op de Saksers, die hij in volle vlucht joeg. Toen wierp de koning van Zweden zich inet zijne nog ongedeerde troepen in volle kracht op Tilly en versloeg den, tot nu toe, onoverwonnen held volkomen op het Breiten-feld bij Leipzig. De 72jarige held verloor hier al zijn geschut en de helft zijner manschappen, hijzelf werd driemaal ? gewond en zou in de handen zijner vijanden gevallen zijn, als niet juist het gelukkige schot van Rudolf Maximiliaau van Saksen-Lauenburg, die in \'s keizers dienst was, hem van zijn vijand verlost had. Dit was de eerste slag, welken de grijze veldheer verloor; hij deed hem tranen storten. Dat
157
hi) zich bij deze gelegenheid als een zinneloos mensch zou aangesteld hebben , is niet zoo ; hij verdroeg zijn ongeluk als een waardig veldheer, die der grootte van zijn verlies bewust was. Dadelijk na de nederlaag trok Tilly over Halle naar Halberstadt, waar hij zijn verstrooid leger te zamen trok, versterking kreeg en zich naar den Main spoedde. Hij verdreef den zweedsclien veldheer Horn uit Bamberg. Pap-penheim was naar Westphalen en den beneden-Rijn getogen.
GUSTAAF AAN DEN MAIN , RIJN EN IN BEIEREN.
De vijanden en de schijnvrienden des keizers verwachtten nu, dat Gnstaaf-Adolf zijn krijgstocht zou richten naar de oostenrijksche erflanden om zoo mogelijk den keizer den vrede in Weenen zelf voor te schrijven; de koning begreep echter, dat hij door dit te doen, alleen Frankrijk en de liga zou dienen, welke hem misschien later zouden willen afschepen met eenige millioeneu daalders en eene kleine schadeloosstelling in land; (lustaai stelde zich een ander doel voor: hij wilde voor zichzelven een protestantschen staat in Duitsch-land vormen en daarom volgde hij zijn eigen veroveringsplan. Hij nam eerst de landen van de geestelijke vorsten, welke hij voor zichzelven dacht te houden, zonder dat de pro-testantsche vorsten er veel op tegen hadden , vroeger hadden zij hetzelfde gedaan. Daarop wendde hij zich door Thn-ringen aan den Main, veroverde Bamberg en Würzburg, ging over Frankfort, dat gaarne capituleerde, naar den Rijn (om de vele bisdommen en abdijen, welke aan die heerlijke rivier lagen, door de Duitschers de Papenstraat genoemd) dien hij den 7 Dec. bij üppenheim overtrok. Mainz gaf zich by verdrag over, werd door Gustaaf gespaard en nog sterker gemaakt; ook de Paltz werd, op eenige vestingen na, genomen. De ongelukkige Frederik kwam in zijn land terug, maar Gustaaf talmde steeds hem als vorst te herstellen; de arme man volgde hem in zijn leger. Uit Mainz nam de koning de kostbare, rijke bibliotheek en] zond die naar Zweden ; het schip zonk in de Baltische zee, waardoor een schat
158
van oucl-duitsclie wetenschap verloren giug. Tilly was in-tussclien Gustaaf iu den rug verschenen, hij nam Bamberg, Kotsenburg aan den Tauber en Anspach weg (Febr. 1632) eu bedreigde Neurenberg, toen üustaaf-Adolf zich naar den Donan richtte en Beieren zelf aangreep. IJ lings moest de oude Tilly Maxiniiliaan, zijn keurvorst, te hulpe komen en nam eene zeer sterke stelling bij het stadje Kain aan de Lech iu. Gustaaf-Adolf stond aan den anderen oever. Tilly wilde hem den overtocht beletten, maar Gustaaf had het voordeel dat zijn geschut op hoogeren oever stond eu ouder de bescherming van zijn geschut en den gevveldigen kruitdamp, gelukte het hem over de snelvlietende rivier eene brug te slaan en begon met zijn leger den overtocht (15 April), Tilly trok persoonlijk met een vaandel in de hand aan het hoofd zijner dapperen den koning tegemoet, toen een kogel hem het dijbeen verbrijzelde; 14 dagen daarna stierf hij te Ingolstadt, nadat hij de vreeselykste- smarten met geduld verdragen had (30 April 1632). Hij bleef veldheer tot op het laatste oogenblik; op zijn doodbed vermaande hij den keurvorst nog dringend Regensburg, den sleutel van Bohe-me en Oostenrijk, te bezetten.
lu hem verloor de liga en ook de keizer eenen getrouwen, eerlijken eu dapperen veldheer, wien geld en goederen onverschillig en zinnelijke genietingen verachtelyk waren. Hij liet niets na. Mij was een waar christenheld. Met de grootste stiptheid onderhield hij de geboden der kerk en sloeg zelden een dag over zonder de H. Mis bij te wonen. Zyn standbeeld hebbeu de dankbare Beieren te Munchen in de veldheerenhalle opgericht. Bij zijn dood verliet het leger zijne uitmuntende stelling bij llain, omdat Maxiniiliaan , die zelf nu het opperbevel op zich nam, niets wilde wagen , hij trok met zijn leger op ingolstadt terug. (Justaaf Adolf bezette Augsburg, stelde natuurlijk, zooals overal, protestantsche regeenugspersonen en ambtenaren iu plaats der katholieke aan en deed zich door de burgerij huldigen alsof hij keizer ware, belegerde vervolgens Ingolstadt, dat hij na eenige bestormingen weer verliet, en den weg insloeg naar liegensburg, toen hij eensklaps weer verau-
159
derde, eii zich naar Beieren zelf begaf, ten einde Maximi-liaan te noodzaken Ingoistadt te verlaten. Op zijn weg vluchtten de menschen bij de nadering van ziju leger uit steden en dorpen naar de bosscheh ; want waar zyne soldaten den grond betraden, lieten zij bloedige sporen en verbrande puinhoopen achter ; het staat ons tegen, al de bijzondere moordgruwelen \' \' te verhalen; er is ook geeu nut in gelegen. De troepen van
(justaaf waren niet beter dan die van VVullenstein en Tilly, hoewel zij door sommigen als een biddende en psalmzingende menigte worden voorgesteld. Munchen ook, de hoofdplaats van Beieren, de residentiestad van het hoofd der liga, moest zich bij verdrag overgeven, üe inwoners sidderden en vreesden de wraakneming over Maagdenburg; geestelijkheid , adel, magistraat ontvingen hem knielend in hunne vesten. Hier toonde Gustaaf-Adolf zich grootmoedig; Munchen kwam er voor eene brandschatting van 400,000 daalders af. Hier genoot ook de paltzgraaf Frederik de wraak, eenigen tijd in de kamers van Maximiliaans paleis te ver-i blijven aan de zijde van den zweedschen koning. Om
trent dezen tijd verklaarde Oustaaf aan Frederik, dat hij slechts een gedeelte zijner staten zou terug bekomen, de Bergstaat zou hij aan de kroon van Zweden hechten en Frederik hem eene groote som oorlogskosten moeten betalen en hem daarenboven ais opperste leenheer erkennen.
Na drie weken verliet hij Munchen en voor de nog niet betaalde oorlogsschatting voerde hij 42 mannen, voorname wereldlijken en geestelijken als gijzelaars met zich mede. Geheel de wereld stond verbaasd over Gustaafs snelle veroveringen; vooral Frankrijk. Toen Lodewijk XIH van de overwinningen aan de Lech hoorde, riep hjjuit: »Nu is het tijd om den Goth tot stilstand te brengen!quot; Werkelijk wilden nu ook de Franschen den Zweed tot neutraliteit met Beieren en de liga bewegen; zij dreigden hem zelfs met hun toorn; maar Gustaaf antwoordde hun met spottenden trots en weigerde alle onderhandelingen met Beiereu. Nu grepen de Fransehen ook toe, en lagen bezettingen in Lotharingen en in het aartsticht Trier.
160
WALLENSTEIN TERUGGEROEPEN (-1632).
De liga met hare dubbelzinnige staatkunde was door Gns-taaf-Adolf vernietigd ; Maximiliaan van het grootste gedeelte zijner landen, waarin de Zweden vervaarlijk huishielden , beroofd; Frankrijk niet te vertrouwen, of liever dit land had de laatste rampen over üuitschland uitgelokt; alleen wachtte men hulp van den keizer, maar deze bevond zich ook in den grootsten nood; want terwijl Gustaaf-Adolf van Leipzig af zijne overwinningen langs den Main, Eijn , Lech en den üonau had voortgezet, rukte een saksisch leger Boheme binnen en bezette het land met de hoofdstad Praag, zonder ernstigen tegenstand te ontmoeten; want des keizers voornaamste strijdkrachten waren onder Tilly vernietigd geworden. De keurvorst behandelde het land met veel verschooning; hij wilde liever Ferdinand tot keizer hebben dan den koning van Zweden; want onder Habsburs
—\' \' O
bleef Saksen altijd het hoofd der protestantsche vorsten, en onder Gustaaf zou het zijn rang verliezen.
Toen Praag aan de Saksers overging, verliet Wallenstein Boheme en ging naar Znaym in Moravië, Tot hem wendde zich de keizer weer in dezen nood. Hij had nooit zijne betrekkingen geheel met Wallenstein afgebroken, en sedert (justaafs inval in Duitschland onderhandelde Wallenstein , met weten van den keizer, door den saksischen veldheer Arnim (die vroeger onder hem gediend had) met Saksen en Denemarken over een verbond tegen den koning van Zweden. Met geheim genoegen had Wallenstein het geluk van den zweedschen koning gadegeslagen, hij voelde zich op den keizer en Maximiliaan gewroken. In schijnbare rust, leefde hij met koninklijke pracht, hield zestig pages uit voorname geslachten, gekleed in blauw satijn , met goud afgezet. Drie honderd paarden van edel ras stonden in zyne stallen voor marmeren kribben. Aan het keizerlijke hof had hij eene groote partij tegen zich, ook de keizer zelf mocht den in donkere plannen gehulden Friedlander niet; maar hij zag te duidelijk in, dat alleen Wallensteins naam en geld een leger
161
tegen Gustaaf Adolf te zamen kon brengen. Hy liet aan Wallenstein opdragen een nieuw leger aan te werven, en Eoodra deze de trommel roerde en het bekend was, dat de Friedlander troepen aanwierf, ijlden krijgslnstigen in zulk eene menigte ouder zyne vaandels, dat hij binnen een maand tyds een leger van 40000 man onder de wapenen had. Maar nu weigerde hi) het opperbevel op zich te nemen. Na vele onderhandelingen , nam hij het aan op de volgende voorwaarden , waaraan ziju keizer zich moest onderwerpen. 1. De keizerlijke troepen, op duitschen grond, staan alleen ouder het opperbevel van den hertog; de keizer mag geen gezag over hen uitoefenen. 2. Alle veroveringen blijven te zijner beschikking. 3. Als belooning verkrijgt hij een oosten-rijksch erfland en daarenboven nog eene andere streek. 4. Tot onderhoud van zijn leger mag hij brand- en oorlogschattingen eischen naar welgevalleu. — Zóó had Maximiliaan van Begeren geen voorwaarden gesteld, toen de keizer in 1621 aan den rand van den oudergang stond, en deze was vorst van Begeren en het hoofd der liga, Wallenstein was slechts onderdaan. Door het znaymer verdrag werd de onderdaan dwingeland voor zijn vorst, en deze moest, het ligt in den aard der zaak, dat juk afschudden, zoodra het gevaar voorbij zou zijn, al waren de handelingen van Wallenstein nog zoo vlekkeloos en zijne trouw oprecht geweest. Wij kennen al de listen en kuiperijen , die toen in Duitschland gesponnen werden nog niet volkomen en daarom zijn Wallensteins handelingen nog niet genoegzaam opgehelderd. Wat al tegenstrijdigheden zien wij niet! Richelieu, een kardinaal en zijn hoofdwerktuig, de kapucijner pater Jozef (de adelijke Francis le clerc Tremblay, vroeger officier) zenden den keizer den zweed-schen koning, den voorvechter der hervorming, in het rijk. Deze proclameert zich de redder van het Frotéstantismus in Duitschland, en belooft, in een artikel van het verbond, nergens het geloof der Katholieken te zullen onderdrukken; de paus zelf antwoordt aan de gezanten, welke om subsidie in den oorlog tegen Zwedeu vragen : dat Gustaaf geen godsdienstoorlog voert. Maximiliaaa, het hoofd der liga, blijft in voortdurende verbinding met Frankrijk; een fransch leger
ALG. GESCH. 11
1Ü2
ueenit Lotharingen eu Trier weg, zoo het heette, om de Katholieken te verdedigen. Sakseli blijft in voortdurende betrekking met den keizer, en Wallenstein staat tegelijk in verstandhouding met Dresden, Koppenhagen en Parijs! Wie kan zoo vele tegenstrijdigheden ontwarren ? Toen Wallenstein het opperbevel overgenomen had, verdreef hij de Saksers zonder moeite uit Boheme en liet door zijne woeste benden de dorpen tot bijna voor Dresden verbranden. Te vergeefs riep Maximiliaan van Beijeren tot den Friedlander om hem tegen de Zweden te hulp te komen; deze versterkte eerst zijn leger en ontbood toen den keurvorst naar Eger. Daar omhelsden beiden malkander in het aangezicht der legers, in Wallensteins oogeu blonk de bevredigde hoogmoed. Daarop trokken zij naar Saksen, namen Leipzig, en nu noodzaakte Wallenstein Gustaal\' Adolf om Beijeren te verlaten eu tegen hem op te trekken. De koning wendde zich echter niet naar de Elbe, zooals Wallenstein verwacht had; maar nam (21 Juni) eene vaste stelling in bij Neuren-burg, waardoor hij zijne veroveringeu aan den liijn en Main dekte eu tegelijk Beijeren bedreigde ; even zoo miu kon nu Wallenstein naar het Noorden voortdringen, aangezien de kouing in weinige dagruarschen in Saksen zijn en zoo zijn terugtocht naar Boheme belemmeren kon; daarom trok hij insgelijks naar Neurenburg en verschanste zich hier ook, in het gezicht van het vyandelijk leger, (6 Juli) en dacht den vijand, zonder slag, door honger tot den aftocht te dwingen. Zijne stelling was gunstiger; want hy bleef in verbinding met lugolstadt en Regensburg. (justaaf versterkte zijn leger tot op 70000 man, twee maanden stonden beide legers over elkander, wijd en zyd, werd de omliggende streek uitgemergeld en verwoest. Wallenstein verstond den oorlog te goed, dan dat hij zijne stelling zou opgeven. Eindelyk den 31 Aug. besloot Gustaaf tot een algemeenen aanval op de vijandelijke stelling; maar alle woede stuitte af tegen de voortreflelijk geleide verdediging vau Wallenstein; zoodat Gustaaf Adolf na een aanmerkelyk verlies, genoodzaakt was den aanval op te geven. Veertien dagen later trok hy af, nadat hij 20000 man in gevecht en
163
door ziekte verloren had. Wallensteins verlies was ook uiet gering; maar hi} had getoond, dat de zweedsche koning niet altijd zegevierde. Deze rukte op Beijeren aan, Wal-lenstein noordwaarts tegen Saksen, daardoor was Gustaaf gedwongen terug te keeren. Beide legers stonden den 14 Novemb. weder tegenover elkander by Lützen.
DE SLAG BIJ LÜTZEN. GUSTAAF ADOLF SNEUVELT (1G NOV. 1632).
Wallensteins stelling was gedekt door diepe loopgraven, welke langs den weg van Lützen naar Leipzig liepen en bezet waren met schutters; eene zware batterij van zeven en eene lichtere van 40 stukken geschut, geplaatst bij een windmolen , bestreken den weg en het voorliggende veld. De Zweden vielen met eene onstuimigheid aan , welke hun vroeger zoo menige overwinning bezorgd had. De loopgraven werden gedeeltelijk van vijanden gezuiverd, de zware battery genomen , het voetvolk door de Zweden aangegrepen en twee drommen uiteengejaagd. De slag evenwel nam eene andere wending; Wallensteins ruiterij kwam het wykende voetvolk te hulp en wierp de Zweden terug, zij heroverden het geschut en bedienden dit weder dapper. Niet beter ging het aan den anderen vleugel, waar de koning zelf het bevel voerde ; hij had Wallensteins zwarte kurassiers voor zich ; hij gaf bevel dezen aan te vallen, terwijl hij zelf met eene afdeeling ruiters zijn reeds deinzend voetvolk wilde te hulp snellen , zy werden teruggeslagen en hij zelf geraakte onder de vervolgende vijandelijke ruiterij, een schot wondde zijn paard , en een ander verbrijzelde zyn linkerarm; de koning verzocht den hertog Albrecht van Saksen Lunenburg om hem weg te voeren; maar op ditzelfde oogenblik trof hem een keizerlijk officier (Falkenburg) in zijn rug, hij zonk van zyn paard, bleef aan zijne stijgbeugels hangen en werd zoo een eindwegs medegesleept. Kurassiers, den koning in dezen toestand slechts met één page, die zijn vorst nog laafde, vindende, herkenden hem aan zijn gouden halsketen en toen zweedsche ruiters toesnelden, trof een schot hem doodelijk aan
164
het hoofd. Zijn met bloed bevlekt paard had het treurig lot des konings reeds aan de zweedsche reien verkondigd. Als een luchtverschijnsel was Gustaaf Adolf aan Duitschlands hemel verschenen en verdwenen. Hadde hij geslaagd dan ware er gewis een protestantseh-duitsch keizerrijk verrezen. — De meeste zweedsche veldheeren wilden het veld ruimen, maar Bernhard van Weimar, een dappere generaal, drong aan op een nieuwen aanval. Nogmaals stormen de Zweden, woedend over den dood huns konings, op de Friedlanders aan; ruiterij en voetvolk vechten, man tegen man ; reeds wijken de Wallensteiners, toen Pappenheim met zijne ruiters toesnelt, en de slagorde herstelt; maar een kogel treft hem in de borst, hij valt levenloos van zijn strijdros. Nogmaals voert Wallenstein zijne scharen aan; er ontwikkelt zich op nieuw een afgrijselijke strijd, welke alleen het floers des Is\'ovember-nachts doet staken. — Beiden trekken onder begunstiging van het duister naar hunne legerplaats terug. Wallenstein brak denzelfden nacht nog op en ging over Leipzig naar Boheme, hij had vernomen, dat den volgenden dag het saksische leger zich met het zweedsche zou vereenigen. Dat Wallenstein verraad zou gepleegd hebben met zijn terugtocht, is niet te denken; hij kou geen nieuwen slag aauvaarden met zijn afgemat en verminderd leger tegen den vijand, die nieuwe versterking van de Saksers kreeg, in Boheme hield hij streng gerecht over het leger, en strafte die officieren met dun dood, welke hunnen plicht niet betracht hadden.
VAN DEN SLAG BIJ LÜTZEN TOT DIEN VAN NÖRDLINGEN
(16 Novb. 1632 tot 6 Sept. 1634).
De dood van Gustaaf Adolf werd in Weenen als eene groote overwinning beschouwd, en met recht; men hoopte, dat Wallenstein thans aan de keizerlijke wapenen weer de overhand zou bezorgen. Duitschlands lot lag echter niet meer in handen van Wallenstein; Gustaaf Adolf had door zijne overwinningen het evenwicht der partijen weer hersteld;
165
de oorlog had veldheeren gevormd, welke tegen Wallenstein opgewassen waren en verder gaf het buitenland aan die partij het overwicht, bi] welke het zich aansloot. Op het bericht van Gustaafs dood, dacht de kardinaal de Richelieu zeer ernstig na, welke staatkunde hij volgen zou. Hij besloot Duitschland niet tot rust te laten komen en de verzoening der partijen zoo mogelijk te verhinderen, ook Zweden had geen ander doel dan Frankrijk. De hoop op de keizerlyke waardigheid voor Gustaaf Adolf was met zijn dood verloren gegaan ; maar de rijksraad Oxenstierna wilde voor Christina, die Gustaaf, haar vader, was opgevolgd, zoo veel lands als mogelijk was van Noord-Duitschland behouden. Te Heilbronu sloot hjj in 1633 het heilbronner verbond, waarbij de protes-tantsche vorsten van Zwaben, Frankenland en van den Opperen Middenrijn zich aansloten ; Saksen en Brandenburg niet, omdat zij de vergrooting van Zweden ten koste van Duitschland niet wilden helpen begunstigen. De oorlogsfurie werd weder losgelaten! Frankrijk had voor het geld gezorgd, de veldheeren werden aangemoedigd door belofte op rijkdom en de soldaten door de vrijheid van plunderen. De voornaamste veldheeren van het zweedsche leger waren Bernhard van Weimar en Horn. De eerste trok naar Beijeren en nam bij verrassing Regensburg in.
De laatste woedde in Noord-Duitschland, tot aan het Bodenmeer, belegerde Constanz te vergeefs; later stiet hij zijn hoofd voor het kleine Ueberlingen. Hij kon zich door de muiterij ouder zijne troepen niet in Beijeren met Bernard vereenigen. De regimenten werden in dien tijd door de oversten aangeworven en nu eens aan dezen dan weder aan genen veldheer verkocht, soldaten en officieren dienden voor groot soldij en een ruim aandeel in den buit; Horn had hen hierin beknibbeld en daarom vochten zij niet met vuur. Wallenstein in plaats van de legers des vijands aan te vallen, trok Silezië in, nam de Lausitz , sloeg bij Steinau een klein zweedsch leger en trok toen weder naar Boheme terug om de winterkwartieren te betrekken. Hier onderhandelde hg met Brandenburg , Saksen, Frankryk en zelfs met Zweden. Wallensteins vrienden beweeren, dat hij Saksen en
166
Braudenburg heeft willeu overhalen tot een verdrag met den keizer en verdeeldheid tusschen Frankrijk en Zweden trachtte te brengen.
Nog altijd ligt de ware bedoeling in het duister. Het waarschijnlijkste is, dat hij voor zich de kroon van Boheine bestemde en in verbinding met Saksen en Zweden den keizer tot vrede zon hebben willen dwingen. Zijn plan was tot rijpheid gekomen, vele officieren en een groot deel van het leger waren hem getrouw ; de uitvoering van alles hing van des somberen mans sterrekundig vizioen af. Reeds had hij zich naar Eger begeven om de Zweden af te wachten, toen in dien tusschentijd de zaak, vooral door Octavo Piccolomini, aan den keizer verraden was. Het gevaar was dringend, men kon geen rechtsvormen inachtnemen. Aan Gallas, ook een der vroegere aanvoerders van VVallenstein, droeg de keizer , met de noodige volmacht voorzien , op, zich dood of levend van hem en zijne medegezworenen meester te maken. Buttler, overste van een regiment dragonders van Wallen-stein , met Gordon , Lesley en Deveroux en Geraldin hadden van Gallas op zich genomen den keizer van zijn vijand te verlossen. Nadat Terzki, een vertrouweling van Wallenstein, den 25 Febr. de officieren in zijn kwartier onthaald had, werd hij met de generaals Kinsky , Ulo, en Neumann door Gordon in de citadel uitgenoodigd en nauwelijks waren zij daar verschenen of werden door Deveroux en zijne dragonders vermoord; daarop begaven zich Deveroux en Geraldin naar Wallensteins kamer. Hij was juist opgestaan om naar de oorzaak van de opschudding te vernemen en toen zij zijne kamer binnendrongen en hij zag, wat er gaande was, ontblootte hg zijne borst en ontving zwijgend den doode-lijken steek (25 Febr. 1634). De keizer werd verlost van zyn grootsten vijand en tegelijk ook van een schuldeischer, aan wien hij millioenen gulden zou hebben moeten betalen en wiens onmetelijk vermogen hij zich thans kon toeëigenen. — Ferdinand, oudste zoon des keizers, sedert 1625 koning van Hongarije en sedert 1627 koning van Boheme aanvaardde nu onder toezicht van Gallas het opperbevel; in Juli hernam hij met zijn, door de Spanjaarden versterkt, le-
167
ger Regensburg, terwij] Gustaaf Horn stormenderhand Landshut innam, waar hij de looneelen van Maagdenburg herhaalde ; voor deze stud sneuvelde de keizerlijke veldheer Aldringer, die van gewoon soldaat af alle rangen doorioo-pen had. Het keizerlijke leger belegerde Nördlingeu. Beide veldheeren üom en Bernard spoedden zich daarheen tot ontzet, een derde leger onder den Rijngraaf ütto Lodewijk zou zich bij hen voegen, toen Bernhard tegen den raad van Horn den G Sept. 1()34 den slag waagde, met dat ongelukkig gevolg, dat hij een volkomen nederlaag leed; 12000 man bleven dood op het slagveld, (5000 werden er gevangen genomen, waaronder zelfs de generaal Horn, al het geschut er krijgsvoorraad gingen verloren. De overblijfsels van het zweedsche leger werden over den Rijn naar de Franschen gejaagd; Wnrtenberg, Baden en de Boven-Rijnlanden vielen in de macht der keizerlijken , die aldaar ook op de toen wreede, gebruikelijke wijze huishielden.
FRANKRIJK TREEDT ALS STRIJDER IN DEN OORLOG OP.
DE PRAGER VREDE (30 Mei 1635).
Frankrijk had wel is waar de Zweden tot den krijg aangemoedigd , den wapenstilstand tusschen hen en Polen bewerkt, zelfs met hen een subsidie-tractaat gesloten, Spanje steeds beziggehouden om het als hulp voor den keizer te verhinderen; maar zijne legers waren nog niet strijdend op duitschen bodem verschenen, daarvoor scheen thans het oogenblik gekomen te zijn. Van een anderen kant verliet de keurvorst van Saksen George August geheel de zijde van Zweden en sloot den 30 Mei 1635 te Praag vrede met den keizer onder de volgende hoofdvoorwaarden : De uitvoering van het restitutie-edict, zou 40 jaren uitgesteld worden; de augsburger godsdienstvrede in volle kracht blijven; alle duitsche staten, die tot het rijk terug wilden treden, in genade aangenomen, de unie en liga ontbonden, en een rijksleger gevormd worden en Saksen, als erfelijk leen, de Boven- en Beueden-Lausitz krijgen.
168
De uitwerking van deze verzoening was verbazend; weldra traden Brandenburg, Meckelenburg, Brunswijk-Lunen-burg en vele anderen toe, en geen wonder; want vreeselijk lag het arme Duitschland, waarin krygslieden uit bijna alle staten van Europa rondzwierven, verwoest en van men-schen ontbloot; koornvelden waren niet meer te kennen , steden en dorpen eertijds zoo bloeiend en schoon, thans puinhoopen en asch, wat het zwaard niet verdelgen kon, dat deden ziekte, honger en ellende. Vele gewesten waren reeds zóó door de eerste legerscharen verwoest, dat geen tweede er zich in waagde; daarenboven verschrikkelijke verdierlijking en wanhoop onder de overgeblevene bevolking. Geen wonder, dat er in geheel Duitschland eene zucht opging naar eenen algemeenen vrede, die wellicht tot stand zou gekomen zijn, hadde Frankrijks heillooze haat dit niet verhinderd. Richelieu had met de inneming van La Roebelle de macht der Hugenooten vernietigd; nu zond hij een Fransch leger onder den maarschalk de la Force over den Rijn. Bernhard van Weimar, de landgraaf van Hessen-Kassei en andere vorsten traden in dienst der Franschen en o schande! duitsche vorsten gaven, om fransch geld, hun vaderland aan al de verwoestingen des oorlogs en hunne schoonste beemden aan de Franschen en Zweden prijs; sedert den prager vrede, kon er immers niet de minste vrees voor hun godsdienst meer bestaan. Ondertusschen werd Frankfort door de keizerlijke troepen veroverd, Bernard van Weimar tot aan de Saar teruggedrongen en de Franschen tot Pont-a-Mousson over den Rijn gejaagd; maar Richelieu had tusschen Zweden en Polen eene verlenging van den wapenstilstand van Altmarken weten te bewerken, waardoor de vreeselij-ke Banner met een versch zweedsch leger naar Duitschland kon optrekken om nogmaals met de Franschen te beproeven de laatste levenskracht van Habsburg en Duitschland te vernietigen. Daarenboven zocht de kardinaal de voornaamste raadsheeren der duitsche vorsten door groote sommen om te koopen, (verraders van den eersten rang waren de kanseliers, Löffler in Wurtemberg en Streif in Baden) behalve dat, betaalde hij zijne soldaten ruimer dan de keizer en
169
Saksen doen konden, waardoor vele manschappen van hen naar de fransch-zweedsche vanen overliepeif. Na veelvuldig heen en weer trekken, voor- en nadeelen, kwam het den 4 Oct. 1636 bij Wittstock in Brandenburg tot een hoofdtreffen, waarin Banner volkomen zegevierde over de keizerlijken. Hij trok niet zijne woestelingen Saksen, liet moederland der reformatie binnen en maakte het tot eene woestijn, hij overtrof met zyne benden Walleustein. Nog leeft de naam van Zweden in de nagedachtenis des volks; hij doet aan gruwelen denken, welke den Hunnen en Turken niet ingevallen waren. Ten tijde dezer vernieuwing van verwoesting stierf Ferdinand 11 den 15 Febr. 1637 en werd opgevolgd door zijn zoon Ferdinand 111. Het was hem niet mogen gelukken de weldaden des vredes aan zijn duitsch vaderland te bezorgen. Zijne grootste vijanden onthouden hun lof niet over zijne heerscherstalenten, zijne grootheid van ziel, reinheid van leven en overige deugden. Den dertigjarigen oorlog kon hij niet voorkomen, werwaarts hij den blik wendde, zag hy den dampkring vervuld met brandstoffen, welker ontbranding door de vijandige staatkunde van Frankrijk bevorderd werd. Sommige geschiedschrijvers noemen hem, omdat hij volgens zijne overtuiging de aloude kerk in Duitschland wilde redden, dweeper enz.; maar groot noemen zij Elizabeth van Engeland, die stroomen bloeds der Katholieken deed vloeien en Gustaaf Adolf, die de meeste katholieke kerken van Duitschland plunderde en onteerde, en tien groote gewesten verwoestte. Wij vragen of dit eene liberale beoordeeling is?
LAATSTE TIJDPERK VAN DEN DERTIGJARIGEN OORLOG (1636—1648).
Wij zouden ons bestek overschrijden, als wij u breedvoerig al de trekken en daden der verschillende aanvoerders moesten verhalen; wij zullen slechts volgens tijdorde de voornaamste krijgsbedrijven opgeven. Terwijl Gallas tegen Banner in het Noorden opgetrokken was, sloeg Bernhard Savelli, die onder van Werth, keizerljjk veldheer, diende
170
bij Rheiufelden (2 Mei 1(538), nam deze stad als ook Roteln 8 Februari; zijn hoofddoel echter was de rijksvesting Brei-sach , deze wilde hij tot uitgangspunt zijner bezittingen aan den Boven-Rijn maken; hij droomde voor zichzelven een vorstendom, daarom had hij zich ook aan de Franschen verkocht. Den 13 quot;Deo. nam hij de uitgehongerde vesting in, en liet zich door de inwoners plechtig huldigen. Dit lag niet in de bedoeling van Richelieu. Toen hij zich tot den volgenden veldtocht gereed maakte, stierf hij plotseling 18 Juli 1639; men meent aan vergift. Zijn leger en zijne veroveringen gingen aan Frankrijk over. Gallas was tot aan de Oostzee doorgedrongen en had Banner uit het veld verdrongen , maar hij liet zijn leger de winterkwartieren betrekken zonder de krijgstucht te handhaven, waardoor het ontzenuwde , hetwelk aan Banner de gelegenheid gaf zijn leger te slaan en hem tot in Boheme te vervolgen (1639). Hier nam Banner moedwillige wraak op de inwoners. Soms stonden er \'s nachts meer dan honderd vlekken, dorpen en kasteelen tegelijk in brand. Keizer Ferdinand III gaf thans het opperbevel over aan zijn broeder Leopold en den Ita liaan üctavio Piccolomini; dezen waren echter niet gelukkiger. Banner wist zich door de snelheid zijner bewegingen aan hunne overmacht te onttrekken eu ging door Saksen en Thüringen om in het Bruuswijksche weelderig te overwinteren.
Op verlangen van de keurvorsten had de keizer den al-gemeenen rijksdag te Regensburg bijeengeroepen ; hij was er zelf bij tegenwoordig, toen eensklaps de mare ging dat Banner, met Guébriant, aanvoerder van het overschot des legers van Bernhard, op kleinen afstand van de stad waren (27 Jan. 1641). Angst en schrik bevingen in de stad aller harten. Banner dacht over den toegevrozen Donau te trekken en de stad te bestormen, maar gelukkig daagde er versterking op voor de keizerlijken, en nog gelukkiger, dat er een felle dooi inviel, waardoor ijs en wegen onbegaanbaar werden en Banner zich haasten moest om af te trekken, hij werd door Piccolomini vervolgd, üe weimarsche benden van Guébriant sloegen aan het muiten, zoodat hij met moeite
171
en een uitgeput overschot z.ijns legers te Halberstadt aankwam , alwaar hij (12 Mei 1(341) aan de gevolgen zijner zwelgerijen in den bloei zijns levens stierf. Ook kardinaal Richelieu was in 1642 gestorven; hij had kardinaal Mazarin tot opvolger, die met vernieuwden ijver de staatkunde van zijn voorganger vervolgde. Hij hitste Kakoczy, opvolger van Bethlen Gabor met 60,000 Hongaren tegen den keizer op. Leonliard Torstenson was in de plaats van Banner aan het hoofd van het zweedsche leger gekomen; deze beleidvolle veldheer was van een bijzonder zwak lichaamsgestel, zoodat hij meestal in een draagstoel het leger vergezellen moest, en toch verraste geen veldheer ooit meer zijne vijanden door de snelheid zijner bewegingen dan hij. In 1642 viel hij in Silezië en sloeg het keizerlijke leger onder den hertog Albertus van Saksen-Lanenburg en veroverde Schweidnitz. Vandaar trok hij naar Moravië, kon echter Brüun niet innemen; maar veroverde en plunderde Olmutz. De keizerstad Wee-nen zelf beefde. Tot nu toe was deze streek verschoond gebleven van de verwoesting en den roofgier des oorlogsgods; maar nu kon ziju leger zich verzadigen aan de nog rijke voorraadschuren. Intusschen rukten Leopold en Piccolomini met hun leger aan om Torstenson in den rug te vallen, toen deze zich eensklaps omwendde en in volle slagorde de vervolgenden aanvalt en op het Breitenfeld (2 Mov. 1642), waar elf jaren vroeger Gustaaf Adolf de zege behaalde, werden de keizerlyken in een moorddadig gevecht geheel verslagen. Drie weken daarna, viel Leipzig ook in de handen van den overwinnaar; de stad moest om de plundering te ontgaan het geheele vijandelijke leger van nieuwe kleederen voorzien en drie tonnen gouds oorlogsschatting betalen. Daarop trok Torstenson naar Denemarken, van waar Christiaan IV hem in den rug dreigde te vallen. Hij bezette in een korten tijd Holstein, Sleeswijk en Jutland, waar hij ruimer overvloed van paarden , voeder en andere benoodigd-heden voor zijn leger vond. Gallas sloot hem door verbinding met het deensche leger in , maar bewaakte zijne stelling zoo slecht, dat Torstenson er doorheenbrak en onverwachts weer in Saksen stond; nu ijlde Gallas hem na, maar
172
Egn leger werd zoo nauw ingesloten , dat de meeste krijgers van honger stierven. In Jan. 1645 vereenigde de keizer eene geduchte macht onder zijne beste generaals Hatzfeld, Götz en Johann van Werth. Dezen leverden Torstenson den 6 Maart den bloedigen slag bij Jankowitz in Boheme; reeds waren de keizerlyken overwinnend, toen zg zich aan het plunderen overgaven. De vijanden hervatten den strijd en behaalden de overwinning. Nogmaals Boheme, Oostenrijk en Moravië, verwoestend doortrekkende, sloeg hij weder het beleg voor Brünu, vier maanden lang putte hy hier te vergeefs al de regels der belegeringskunst uit; de weerstaud evenaarde den aanval, zijn leger smolt weg door ziekte en zelf door lichamelijke smarten gekweld, moest hij mismoedig het beleg opbreken en gaf kort daarna het opperbevel over aan Gustaaf Wrangel (1646). In hetzelfde jaar sloten Saksen en Denemarken met Zweden vrede.
Den Franschen, of liever ook den Duitschers, want drie vierde van het leger waren Duitschers, ging het niet zoo voorspoedig. De dappere Johann van Werth versloeg de eene afdeeling na de andere; Mercy en Hartzfeld overvielen 23 Nov. 1643 bij ïuttlingen het leger en joegen het uiteen. Den vorigen dag, was de maarschalk Guebriant in Rottweil aan eene wond gestorven, welke hij bij de belegering dier stad gekregen had. Ook in 1644 hield Mercy zich aan den Boven-Rijn tegen de Franschen staande; hij had Freiburg en Breisgau veroverd, toen Turenne en Condé hem (3 Aug.) aangrepen; zij werden echter, na een moorddadig gevecht, by Freiburg verslagen en verloren al hun voetvolk. In het volgende jaar kwamen de Franschen weer; maar Mercy versloeg hen in een uur tijds by Mergentheim en joeg de soldaten als wild voor zich uit. Nu verkreeg de groote Condé het opperbevel en greep, in vereeniging met Enghien, Mercy den 3 Aug. 1645 bij Allersheim aan; van beide kanten wordt hardnekkig gestreden, Enghien voert met onstuimigheid zijne scharen tegen de verschansingen der Beijeren aan, maar zij worden even krachtig teruggeslagen, lang blijft de overwinning wankelend, Mercy valt door een doodelijk
173
schot getroffen; van Werth verbreekt de gelederen der fransche ruiterij, zij beginnen reeds te wijken, toen de Hessen zich nog eens op de Beijeren wierpen, welke geen opperbevelhebber hadden, en hen tot den terugtocht dwongen, zoodat de Duitschers door de Duitschers onder een fransch opperbevelhebber geslagen werden. Jo-hann van Werth stond in Sept. weer in het veld en belette niet slechts den maarschalk Turenne Heilbron te belegeren , maar noodzaakte hem in October tot den terugtocht over den Rijn. intusschen had Gustaaf Wrange), nadat hij uit Boheme verdrongen was geworden zich aan den Kijn met Turenne vereenigd, en hadden zich in Beijeren geworpen , waarop de oude keurvorst Maximiliaan onderhandelingen aanknoopte met Frankrijk over een afzonderlijken vrede. Er werd den 1 Maart 1647 een wapenstilstand gesloten tusschen Beijeren, Frankrijk en Zweden. Maximiliaan verliet Habsburg , met wien hij 28 jaren, hoewel soms dubbelzinnig, bondgenoot was geweest, om zich te vereenigen met de ware vijanden van Duitschland. In den winter van hetzelfde jaar trok Wrangel naar Zwaben en plunderde Ravensberg en Leutkirch. De keizer had een bekwaam generaal in den ouden Meiander van Holzapfel, een Hes; zoolang deze gelooven kon , dat men streed om het protestantsche geloof, vocht hij dapper tegen de liga en den keizer; maar toen hij zag, dat de geheele oorlog slechts gevoerd en verlengd werd door en voor de Franschen en Zweden, en de vergrooting van eenige vorsten , kondigde hij der landgravin Amalia von Hessen, die haar land ook gaarne door l^de Franschen en Zweden vergroot zag , zijn dienst op en nam met Johann van Werth het opperbevel op over. de keizerlijke troepen. Johann van Werth was na den wapenstilstand van Beijeren door Maximiliaan vogelvrij verklaard geworden, omdat hij met zijn leger tot den keizer had willen overgaan en de duitsche zaak niet wilde verraden ; de keizer had hem in dienst genomen en benoemde hem tot rijks-opperbevelhebber. Toen het keizerlijk leger behoorlijk gevormd was, werd Praag bevrijd en Holzapfel noodzaakte de Zweden naar Eger terng te trekken. In den
174
herfst van 1647 verzoende Maximiliaan zich weder met den keizer en zeide deu wapenstilstand op. De keizer moest van Werth afdanken en nu vereenigde zich het beljersche leger onder Gronsfeld met het keizerlyke onder Holzapfel. Turenne en Wrangel vielen weer in Beijerea, maar werden door het vereeuigd keizerlijk leger tot aau de Wezer terug gedreven. Holzapfel viel vervolgens in Hessen en tuchtigde zgne vroegere vorstin of liever hare ongelukkige onderdanen. In het laatste jaar des oorlogs 1G48 zond Frankrijk nig aan Wrangel een leger onder Turenne, met bevel de keizerlijke strijdmacht te vernietigen en vooral ook Beije-ren niet te ontzien. De beide veldheeren trokken plunderend en verbrandend door Wittenberg naar Beijeren, leverden uen 17 Mei Holzapfel en Gronsfeld bij Zussmarshausen een hloedigen slag, welken zij wonnen. Holzapfel viel. Nu verwoestten Turenne en Wrangel Beijeren zoo afschuwelijk als maar mogelijk was en een zweedsch veldheer Könings-mark veroverde door verraad den 26 Juli de kleine zijde van Praag, toen eindelijk van uit Westphalen de gewenschte vrede-kreet het oorlogszwaard in de schede deed steken; door een wonderbaren zamenloop, eindigde de oorlog daar, waar hij vóór dertig jaren begonnen was.
DE WESTPHAALSCHE VREDE (24 Oct. 1648).
Reeds in 1641 werden te Hamburg de preliminariën vastgesteld, welke bijzonder de plaats en de wijze van beraadslagen betroffen. De werkelijke vredesonderhandelingen begonnen eerst in 1644 te Osnabrück, tusschen de Zweden, de duitsch-protestantsche vorsten en den keizer; te Münster tusschen Frankrijk en den keizer. Zij stonden in verbinding met elkander, zoodat de artikelen op de eene plaats aangenomen voor de andere ook geldig waren en geen kon zonder de andere definitief vrede sluiten. De scheiding geschiedde deels om allen strijd over rangsvoorkeur tusschen Frankrijk en Zweden voor te komen, deels omdat Zweden met den pauselijken nuntius, die ook tot bemiddeling van den vrede toegelaten was, niets te maken wilde hebben.
175
Terwijl het wapengekletter nog heinde en ver door Duitsch-land klonk; dorpen en steden in do asch gelegd , de heerlijkste beemden mot bloed doordrenkt werden, beraadslaagde men over den vrede, welke eindelijk den Duit-schers door de Fiansehen en Zweden onder de volgende voorwaarden werd voorgeschreven;
Frankrijk werd bevestigd in het bezit van Metz, Toulen Verdun, verkreeg den Opper- en Neder-Elzas tot Straatsburg, de Sundgan, Breisach en de landvoogdij Hagenauen in Philipsburg zou Frankrijk bezetting mogen leggen.
Zweden verkreeg Voor-Pommeren met het eiland Rügen. Van Achter•Pommeren: Stettin . Garz , Damm , Golnau, het eiland Mollin en het Pommersche Haf. Daarenboven de stad Wismar, de bisdommen Bremen en Verden en nog 5 millioen daalders voor oorlogskosten.
Brandenburg bekwam van Achter-Pommeren, wat Zweden had overgelaten, met de bisdommen Maagdenburg, Halber-stadt, Minden en Kamin.
Saksen, de Lausitz en vier Maagdenburgsche ambten.
Mecklenburg kreeg voor Wismar, de bisdommen Schwerin en Ratzeburg.
Hessenkassel 600,000 daalders, de abdij Hersfeld en eenige ambten van Minden.
Wat de protestantsche vorsten tot 1624 geseculariseerd hadden bleef hun,
Beijeren behield de keurwaardigheid en de Opper-Paltz.
Er werd een achtste keurvorstendom, de Rijn-Paltz voor Karei Lodewijk, zoon van Frederik V, opgericht.
De vereenigde provincies der Nederlanden, als ook Zwitserland, werden voor vrije en onafhankelijke rijken verklaard; Spanje behield de zuidelijke Nederlanden.
TEN OPZICHTE VAN HET RIJK EN DEN GODSDIENST WERD HET VOLGENDE BEPAALD:
De rijksdag heeft het recht van vrede en oorlog, van wetgeving en belasting.
Op de rijksdagen hebben de steden, evenals de vorsten eene beslissende stem.
170
Elk vorst is vrij in de wijze van beheer zijns staats.
De vorsten mogen onder elkander en met andere mogendheden verbonden aangaan, mits niet strijdig tegen het rijk en den keizer.
Katholieken en Protestanten, zoowel Lutherschen als Calvinisten , hebben vrije godsdienstuitoefening, waar deze in 1624 en voor de Paltz en bondgenooten in 1619 bestond.
Het rykskamergericht zal uit 26 katholieke en 24 pro-testantsche leden bestaan.
Kerkelijke belangen zullen niet voor de rijksvergadering; maar de katholieke voor de katholieke en de protestantsche voor de protestantsche rijksstenden gebracht en zoo mogelijk in der minne beslist worden, en ten laatste, wat ons ook doet zien, dat de geest van verdraagzaamheid geene bijzondere vorderingen had gemaakt, was, dat de godsdienst eens staats die van den vorst moest zijn en geene regeering burgers behoefde te dulden, die niet tot hare godsdienst behoorden ; zij moest hun echter drie jaren geven om het land te verlaten. Ziedaar de vrucht van zooveel stroomen bloeds en onnoemelijk lijden en tegelijk de bron van nieuwe verdeeldheden onder de vorsten , en van stille kwelling der nijvere burgers.
DUITSCHLAND NA DEN OORLOG.
Hoe ellendig zag Duitschland er uit, nadat het in geen dertig jaren door de vrede-zon beschenen was geworden! Het had twee derde zijner inwoners verloren, en de overigen waren half uitgehongerd, van menschelijk gevoel ontdaan, soms in bosschen levende en zich voedende met aas ofmenschenvleesch. Het duitsche volk was de onbeschaafdste en ellendigste natie van Europa geworden. Vóór den dertigjarigen oorlog muntten de Duitschers uit door hunnen nationalen trots, er ua, door gebrek aan menschelijk gevoel; vóór den oorlog door rijkdom en voortbrengselen van kunst en wetenschap, en nu, was alles in de diepste armoede gestort, de kunstgewrochten vernietigd en de steden ontvolkt. Augsburg was van 80,000 inwoners op 18,000 gesmolten. In de kleinere steden
177
en dorpen zag men dikwijls slechts enkele menschen op de puin- en aschhoopen ronddwalen. Wei-en akkergrond waren verloren, de bosschen de woonplaats van wolven en beeren geworden , welke niemand\' hinderde; thans nog vertoonen zich de sporen der verwoesting; en by de onderhandelingen van den vrede dacht men alleen aan het belang der vorsten! De vorsten hadden er het meeste bij gewonnen, zij waren als het ware onafhankelijk van den keizer geworden. Dwaas mag men het noemen , als men beweert, dat men streed om de hervorming te redden, wij hebben dit reeds aangetoond bij den prager vrede. Duitschland lag toen reeds half verwoest daarneêr , het zuchtte naar rust, de onderhandelingen tot een algemeenen vrede zouden beginnen; maar de oorlog werd verlengd , ja, werd woedender om de staatkunde van vreemde mogendheden, zelfs het katholieke Frankrijk was het ijverigst in de weer om het oorlogsvuur feller te doen branden.
12
ALG. GESCH.
DE NEDER [jANDEN. ENGELSCHE OMWENTELING. FRANKRIJK TOT LODE WIJK XVI. RUSLAND EN PRUISEN. KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. (1048—1775).
DE NEDERLANDKN.
Wij verlieten deze gewesten in het genot van een met roem verkregen 12jarig bestand (April 1609) en voorzien met de kiem om zich krachtvol te ontwikkelen. Zee en handel lagen voor hen open; jammer, dat deze rusttijd, in plaats van te dienen tot grondvesting der inwendige organisatie , zoo vervuld werd met de heillooste inwendige verdeeldheid. Twee protestantsche hoogleeraars Qomorus en Arminius gaven aanleiding tot de felste verdeeldheid ouder de Hervormden. De eerste stond de streng calvinistische leer, met de predestinatie voor; de tweede zag in den mensch meer dan eene machine. Zij werden Remonstranten genoemd, na een vertoog of\' remonstratie, welke zij bij de staten van Holland indienden ; de anderen Contra-remonstranten volgens een contra-remonstratie, waarin zij omschreven, wat voor rechtzinnig te houden was. Het kon niet uitblijven of de regeering moest er in betrokken worden. De houding, welke Olden-barneveld, een der grondleggers der republiek en aan wien vooral prins Maurits zijne verheffing te danken had, inden
180
kerkelijken strijd aannam ten gunste van de Arminiauen, deed Maurits de zijde der Gomoristen omhelzen. Vooral sedert het sluiten van het 12jarig bestand, dat voornamelijk het werk was van Oldeubarneveld, waren beide groote mannon elkander niet meer zoo genegen. Maurits zag hierdoor zijn heldenloopbaan afgebroken, met moeite zag hij Oldenbar-neveld en de staten als zijne lastgevers aan. Op raad van Oldenbarneveld en Hugo de Groot, raadpensionaris van Rotterdam verboden de staten van Holland (1614) het prediken over de predestinatie; de Remonstranten onderwierpen zich dadelijk , maar de Contra-remonstranten bemachtigden zich met geweld van de kerken en verdreven de Remonstranten; hier en daar hadden zelfs hevige oploopen plaats. De staten van Holland machtigden de regenten, om de rust en hun gezag te handhaven, tot het aannemen van gewapende rustbewaarders (waardgelders). De contra-remonstrantsgezinde steden en provincies betwistten den staten dit recht en de stadhouder beschouwde het als een inbreuk op zijn gezag. Nu kwam er eene volledige scheiding-tusschen de beide partijen. Maurits wist hieruit voordeel te trekken, zijn aanhang was grooter en de partij heviger; de waardgelders moesten ontbonden worden en weldra zegevierden overal de Gomoristen. Oldenbarneveld, Hugo de Groot, Hoogerbeets en Ledenberg werden gevangen gezet. Vele andere aanzienlijken verlieten het land. Hun proces werd opgemaakt. Oldenbarneveld werd door een rechtbank van 24 rechters , waarin de meeste zijner vijanden zaten ter dood veroordeeld. Hij werd voornamelijk beschuldigd: dat hij de rust verstoord, de unie had willen verbreken en zich tot het twaalfjarig bestand had laten omkoopen en ten laatste Gods kerk bedroefd had. Noch zijne echtgenoote , noch hij zelf wilde om genade bij den prins vragen, omdat hy zich volkomen onschuldig gevoelde. De edele grijsaard, de stichter der republiek, verloor den 13 Mei 1618 het hoofd. De anderen werden tot levenslange gevangenis op het slot Loevenstein veroordeeld. Hugo de Groot ontsnapte echter door de schranderheid zijner vrouw ; de ongelukkige Ledenberg ontnam zich zeiven het leven en de anderen kwamen later vrij. De tegen-
181
party der stadhoudersgezinden ontleent van hen in de geschiedenis den naam van loevensteinsche factie. Gelijktijdig sprak de synode van Dortrecht den ban nit over de leer der Remonstranten; al de geestelyken, welke zich niet verbinden wilden de streng calvinistische leer te prediken, werden niet alleen van hun ambt ontzet, maar tegelijk verbannen. Zonderlinge vrijheid van godsdienst, voor welke men uitbazuinde zooveel jaren gestreden te hebben ! Het bestand liep ten einde. Maurits , die wellicht gerekend had souverein vorst te worden, zag zich te leur gesteld ; hij had zich door den moord van Oldenbarneveld vele vijanden gemaakt. In plaats van raadsheeren, vatbaar voor groote gedachten, was hij omringd van kerkelijke kleingeestigen, die hem in alles beknibbelden. Hij zocht zijn heil in den oorlog, welke de laatste jaren zijns levens weinig meer voor zijn land opleverde; Hij stierf den 13 April 1625. Maurits was een der grootste veldheeren van zijn tijd; zijne gevechten waren oefenscholen voor vreemde prinsen en vorsten, hij bezat vele bekwaamheden , was ongehuwd, ofschoon hij nog al natuurlijke spruiten bij de jonkVrouwe van Mechelen naliet. Zijn broeder Frederik Hendrik volgde hem op, mede een groot veldheer, maar zachter van inborst dan Maurits. De vervolging der Remonstranten deed hy allengs staken en de Katholieken kregen ook eenige verzachting. Zijne regeering is de roemrijkste der republiek; voorname dichters, schrijvers, schilders en geleerden versierden het tijdperk zijns bestuurs. Hij zette den oorlog tegen Spanje met geluk voort. De inneming van verscheidene steden, vooral van \'s Hertogenbosch en Wezel getuigen van zijne krijgskunde. De alge-meene staten waren, volgens vroegere verdragen, genoodzaakt eene vloot naar Frankrijk te zenden om tegen de Huge-nooten te strijden.
Piet Hein, de wakkere vlootvoogd, vei-overde in de Aller-heiligen-baai de spaansche zilvervloot. In de overzeesche werelddeelen werden de bezittingen uitgebreid. Batavia werd gesticht, Brazilië veroverd , in Noord-Amerika verscheen Mieuw-Nederland met de hoofdstad Nieuw-Amsterdam, thans New-York, terwyl-Maarten Harpertszoon Tromp den
182
roem ter zee handhaafde. Den vrede van Munster mocht Fre-derili Hendrik niet beleven, hij stier f in 1647 en werd opgevolgd door zijn zoon VVilletn II, gehuwd met de dochter van Karei I koning van Engeland, die in 1G49 onthoofd werd. Haar broeder, dien wij gastvrij ontvingen , betuigde ons later zijn dank met een oorlog. Willem 11 had iets van het onbuigzame karakter van Maurits weg en zag met zekere ijverzucht op de krijgsdaden van zijn oom en zijn vader neêr; gaarne had hij ook held willen zijn, maar het werd vrede, waarover de natie zich zeer verheugde. De algemeeue staten wilden het krijgsvolk nu ook aanmerkelijk verminderen, Holland wilde hierin nog verder gaan en dankte er veel meer af, waarover de provincie Holland in oneenigheid geraakte met de algemeeue staten , omdat het eene zaak was, die de geheels unie betrof. Aan eenige afgevaardigden, met den prins aan het hoofd, werd opgedragen de zaak in der minne tot schikking te brengen; maar te vergeefs. Holland, en vooral Amsterdam , wilde zich boven de unie stellen, iets, dat het steeds in de stadhouders gevreesd had. De algemeeue staten en de stadhouder moesten zich nu wel doen gelden. Eensklaps liet Willem zes afgevaardigden uit de hol-landsche steden, waaronder Jacob de Wit, burgemeester van Dortrecht, op Loevenstein gevangen zetten, wilde Amsterdam door eene afdeeling krijgsvolk bij verrassing bezetten, hetwelk echter mislukte. Amsterdam sloot zijne poorten en stelde zich te weer, een paar dagen later echter kwam er eene eervolle schikking voor den stadhouder tot stand en werd toen met alle eerbewijzen in de stad ontvangen. Holland schikte zich naar den eisch der algemeeue staten en de zes afgevaardigden herkregen hunne vrijheid. Niet lang mocht Willem zich over zijne zedige zegepraal verheugen, hij stierf reeds 3 maanden daarna in Nov. 1650 aan de kinderziekte. Acht dagen later beviel zijne gemalin van een zoon, den later zoo bekenden Wrillem III. De dood van Willem II had gewichtige gevolgen. De loeveusteinsche factie zegepraalde. Te \'s Hage kwam de zoogenaamde groote vergadering onder het voorzitterschap van Jakob Cats bijeen, waarin onder veel meer, ook bepaald werd: vooreerst geen stadhouder te
183
nemen en de waardigheid van kapitein-generaal der unie af te schaffen; de andere provincies volgden, behalve Friesland ea Groningen, welke Willem Frederik van Nassau tot stadhouder aanstelden. Om redenen in ons eerste hoofdstuk over de Nederlanden aangegeven, hebben wij slechts kort dit gedeelte laten volgen, voortaan zullen wij onze lotgevallen vermeld vinden in den stroom der groote europee-sche gebeurtenissen.
ENGELAND.
DE STUARTS IN ENGELAND. JAKOBUS I (1603—1625).
Deze zoon van de ongelukkige Maria Stuart, die als kind reeds tot koning van Schotland gezalfd en gekroond werd, moest gedurende zyne minderjarigheid den strijd der partijen aanzien, welke Schotland verwoestten en toen hij eindelijk aan de regeering kwam, bevond hij zich den armsten koning van Europa. Zijne nicht Elizabeth, de koningin van Engeland, gaf hem daarom 5000 pond st. voor jaarlijksch inkomen, hetwelk zij later vermeerderde, en daar zij hem tegelijk het vooruitzicht op den engelschen troon opende, durfde Jakobus niets voor zijne gevangene moeder doen, protesteerde niet tegen het doodvonnis en wreekte niet haar dood. Na Elizabeths dood volgde hg haar op en vond bij geen der partijen weêrstand. De Engelschen zelfs begroetten hem na zulk eene lange vrouwen regeering met hoop. Hij was gehuwd sedert 1589 met Anna van Denemarken. Zijne bijzondere levenswijze, hoewel vrij van de gewone wulpsheid der vorsten , was niet altijd onberispelijk ; het grootste gedeelte van zijn tijd besteedde hij aan jachtpartijen, zwelgerijen en het schrijven van godgeleerde verhandelingen. Hij geloofde zich een voornaine geleerde in de godsdienst en de staatszaken , liet er zich veel op voorstaan en gedroeg zich als een ijdele waanwijze; daarbij was hij vol van het denkbeeld der onbeperkte macht eens kouings en verkondigde luid: dat alle vrijheden en rechten der natie geschenken der konink-
184
lijke geua,de waren. Hij liet zich door zijue bijzondere gunstelingen regeeren, was verkwistend en zoo vreesachtig, dat elk wapengernisch hem zelfs schrik aanjoeg. Vóór zgne troonsbeklimming had hij den engelschen Katholieken beloofd, dat hij de strenge wetten, welke Elizabeth tegen hen had doen uitvaardigen, zou verzachten; maar hij hield geen woord, deels uit vrees voor de anglikaansche en presbyteriaan-sche dweepers, deels uil argwaan tegen de Katholieken ; want van den paus wilde hij niets weten, omdat volgens zijne monarchaal theologische overtuiging ook de koning in zijn land het hoofd der kerk moest zijn. Integendeel hij liet de wetten in hare volle strengheid uitvoeren. Alle zendelingen werden verbannen, en om de verkwistende levenswijze , welke een drom van arme schotsche edelen aan het hof leidden te bestrijden, liet hij de boete van de recusanten (dezulken, welke zich niet bij de engelsche kerk aansloten) op de hatelykste wijze innen T waardoor vele gegoede burgers zelfs tot den bedelstaf geraakten. Daardoor verbitterde hij de Katholieken ten hoogste en eenige dweepers, met Catesby en Percy aan het hoofd, vormden eene samenzwering, met het doel om den koning en het geheele parlement in de lucht te doen springen, bekend in de geschiedenis onder den naam van het buskruid-verraad. De saamgezworenen hadden een gedeelte van het verwulf onder het parlementsgebouw en een belendend huis gehuurd , van waar zij eene mgn onder het parlementsgebouw groeven, brachten er 30 vaatjes kruid in, welke zij met hout en kolen zorgvuldig bedekten. De 5 Nov. 1605, de dag van de opening van het parlement, was bestemd tot de uitvoering. Tien dagen voor de opening kreeg lord Mounteagle van eene onbekende hand een brief, waarin hem aangeraden werd dien dag niet te verschijnen, aangezien het parlement een grooten slag zou krijgen; ook was er de uitdrukking in, dat het gevaar zoo spoedig zou voorbij gaan als het verbranden van dezen brief. Mounteagle deelde dezen raadselachtigen brief aan den staats-secretaris en den koning mede en men kwam op het denkbeeld van eene kruidmijn. Men onderzocht, en werkelijk vond men zulk eene onder
185
het parlementsgebouw verborgen, waaraan een zekere Guy Fawkes nog bezig scheen te zijn; hij werd ten minste daar gevangen genomen. Men vond drie lonten in zijn zak en achter de deur stond eene brandende dievenlantaarn. Hij bekende alles, maar wilde in weerwil van alle folteringen geen medeplichtigen noemen, eerst toen hij vernam, dat zg bekend waren, noemde hij er.eenigen.
Toen men hem, in tegenwoordigheid des konings vraagde: waartoe zooveel buskruid dienen moest ? antwoordde hij bedaard: »om de schotsche bedelaars naar hunne bergen te doen terugspringeu, van waar zij gekomen waren.quot; Eenigen zijner ëedgenooteu wisten te ontsnappen, anderen vielen met het zwaard in de hand, de meesten echter vielen onder den bijl des beuls. Ook de Jezuiten werden in de zaak betrokken , hun provinciaal Garnet werd als mededeelhebber onthoofd; hoewel het zeer blijkbaar was, dat zij niet alleen onschuldig, maar zelfs geen de minste wetenschap van de zaak konden hebben. De koning en zijne raadslieden wilden niet alle geweld al de Katholieken en voornamelijk ook de Jezuiten er in betrokken hebben. Het buskruidverraad had de allernadeeligste gevolgen voor hen. De vroegere wetten werden verscherpt en wel met zeventig nieuwe strafartikelen vermeerderd, ouder anderen: zij moesten ten minste op tien mijlen afstands van Londen wonen; mochten zich geen vijf mijlen van hunne woonplaats begeven zonder van een behoorlijk geteekenden pas voorzien te zijn; zij konden geen geneesheeren, rechtsgeleerden zijn, noch eenige openbare betrekking waarnemen; katholieke echtgenooten konden niet van elkander erven; voor kinderen , welke niet in de engelsche kerk gedoopt waren, moesten zij honderd pond boete betalen , twintig pond als een lid der familie stierf en niet op een protestantsch kerkhof begraven werd; elk kind, dat buiten Engeland opgevoed werd, verloor alle aanspraak op de erfenis zijner ouders of familie, deze verviel aan den naasten protestantschen bloedverwant; elke recusant, als hij den eed niet wilde doen. verloor op nieuw zijne bezittingen enz. Vele Katholieken verlieten het land; drie priesters, welke inweerwil
186
van des konings bewijsgronden, welke hy gedrukt liet uitgeven , den eed niet wilden doen, werden terechtgesteld. Den Presbyterianeu en anderen Dissenters was de koning ook niet genegen, hunne vrijheid in geloofszaken streed tegen het onbepaald monarchaal gezag. De kerkelijke iurichting in Schotland, door Knox samengesteld, was daarom ook een doorn in de oogen des konings. Steeds had hij getracht het schotsche koningschap met het engelsche te doen samensmelten; maar hij stiet hen geheel van zich af, toen hij hunne puriteinsche of cakinistische kerk in eene engelsche wilde hervormen. Hij liet dertien hunner geestelijken op de engelsche wijze tot bisschoppen verordenen , en ofschoon hij hen met rijke goederen der Katholieken beschonk en de overigen aan hunne vervolging prysgaf, kon hij de Schotten niet bevredigen en wierp het zaad, dat zoo verderfelijk voor zijn opvolger zou opgroeien. Aan de oorlogen op het vaste land nam Jakobus slechts een gering aandeel. Hij keurde het af, dat zijn schoonzoon Frederik V van de Paltz de koningskroon van Jioheme aannam; tot ernstige maatregelen om hem in zijne landen te herstellen kon hij niet besluiten; liever wilde hij hem de Paltz door onderhandelingen terug bezorgen en daartoe dacht hij de beste vooruitzichten te hebben , toen de koning van Spanje hem de hand zijner dochter aanbood voor zijn oudsten zoon. De prins bevond zich met den hertog van Buckingham, een gunsteling van Jakobus, aan het spaansche hof; het verdrag was reeds gesloten, toen er tusschen Buckingham en den graaf van Olivarez, die alles aan het spaansche hof vermocht, eene onverzoenbare vijandschap ontstond, welke het huwelijk in duigen deed vallen. Buckingham begreep, dat hij, na het huwelijk , zijn val van de prinses te wachten had. Jakobus verklaarde aan Spanje den oorlog en zond 6000 man naar de Nederlanden en tegelijk verscherpte hij nogmaals de strafbepalingen voor de Katholieken in Engeland. Met het parlement leefde de koning in voortdurende ontevredenheid. Hij had veel geld van noode en het parlement was zeer spaarzaam in het bewilligen, bijzonder omdat Jakobus zich niet sterk aan de Protestanten op het vaste-
187
land liet gelegen leggeu. Hij zocht zich door verscheidene middelen te helpen en legde onder anderen willekeurig belasting op den in- en uitvoer der koopwaren. Dit verklaarde echter het parlement als schending van zijne rechten. De koning hierover vertoornd, ontbond het parlement, dat hij verscheidene malen deed, omdat elk nieuwe dezelfde taal voerde, ja, zelfs zijne ontevredenheid uitsprak over de staatkunde des konings. De koning verbitterd, verweet hen hunne bemoeizucht met zaken , waarmede zij niets te maken hadden en dat al hunne zoogenaamde privilegies en rechten bloot gunsten des konings waren, die hij naar willekeur kon intrekken. Daarentegen verklaarden de leden van het parlement, waarin destijds reeds vele strenge Calvinisten of Puriteinen zitting hadden, dat hunne rechten en privilegies niet van de genadengunst des konings afhingen, maar het onvreemdbaar eigendom van eiken Engelschman waren. Jakobus bestrafte de vrijmoedigsten , ontbond het parlement weder en regeerde ruim twee jaren zonder dit en zette in dien tijd zyn wil in alles door, zonder acht teslaau, dat uit het parlement, de opgewondenheid en afkeer ook op den burgerstand overgingen en inwendig reeds aan den troon knaagden. Jakobus stierf den 27 Maart 1625.
Niettegenstaande zijne zwakke en inwendig verdeelde regeering waren handel en nijverheid ras vooruitgegaan; ook de amerikaansche colonies bloeiden; het katholieke Ierland mergelde hij door de hervorming nog verder uit. Hy werd opgevolgd door zijn zoon
karel i (1G25—1649).
Karei ergerde het engelsche volk al dadelijk door zijn huwelijk met de fransche koningsdochter Marie Henriette, met haar meenden zij, was de antichrist over zee teruggekeerd. Van zijne koninklijke macht had hij dezelfde begrippen als zijn vader en daar hij geen beter financier was dan zijn vader, en het parlement even karig bleef, moest hij ook dezelfde middelen bij de hand nemen als zijn vader,
188
namelijk het heffen van niet bewilligde belastingen en het afpersen door beboeten der recusanten. Den oorlog tegen Spanje, waartoe zgn vader besloten had, öudernam hij werkelijk, maar de aanval op de spaansche kusten mislukte geheel en de oorlog tegen de Franschen bracht hem nog minder eer aan dan in 1627. Karei had door deze oorlogen het protestantsche Engeland willen winnen, maar de ongelukkige uitslag schaadde hem oneindig meer. Het parlement weigerde niet alleen nieuwe belastingen in te willigen, maar wilde zelfs de gewone inkorten. Ontbond hij het parlement, het volgende was even karig. De koning zocht toen geld te krijgen eerstens: door gedwongen leeningen; de lord-luitenants in de graafschappen moesten lijsten zenden van alle rijke landeigenaars en kooplieden hunner graafschappen, en dezen ontvingen dan brieven voorzien van het grootzegel , waarin zekere som van hen geëischt werd ; later deed men ditzelfde ook bij deu gegoeden burgerstand tot een bedrag zelfs van 10 tot 20 pond, die niet betaalde, raakte in de gevangenis of werd gestraft met inkwartiering; van de zeesteden eischte bij scheepsgeld (shipmoney); de opzichters der domeinen moesten de pachters nopen tot hoogere betaling en de commissarissen hadden te zorgen, dat de dispensatiegelden der recusanten behoorlijk werden geïnd of afgeperst. Voor den bewerker van al deze onkoninklijke maatregelen , hield men den eergierigeu, onbekwaiuen en losban-digen Buckingham. Het parlement had hem reeds met eene aanklacht bedreigd, toen hij in 1628 door den luitenant Felton vermoord werd; een algemeene kreet van blijdschap ging over deze daad op. In 1628 riep de koning nogmaals het parlement bijeen, omdat hij een verdrag had gesloten om subsidie te betalen aan Christiaan IV van Denemarken om tegen den keizer van Duitschland op te treden. Het parlement bood den koning dadelijk een petition of rights (een verzoek om de rechten van het parlement te erkennen) aan, hetwelk bij Karei eene gunstige opname vond , zoodat het scheen alsof de eensgezindheid tusschen de staatsmachten hersteld was. Spoedig daarop verhief het parlement bezwaren wegens zekere begunstiging der Katho-
189
liekeii, (als zij niet vervolgd werden dan heette het reeds begunstigen), en hief eigenmachtig het pond en tonnengeld (belasting op den in- en uitvoer, tonnage en poundage) op, hetwelk den vroegeren koningen, sedert Hendrik VII, voor hun geheele leven, maar Karei slechts van jaar tot jaar was toegestaan ; dit beleedigde den koning zoozeer, dat hg het parlement den 10 Maart 1629 zeer onvriendelijk ontbond. Na den moord op Buckingham was Thomas Wensworth zijn voornaamste raadgever geworden; deze was vroeger een der hevigste tegenstanders van het onbeperkt koninklijk gezag, en de voornaamste bewerker van de Petition of rights; maar toen hij het drijven der dweepzuchtige Puriteinen inzag, schaarde hij zich aan de zijde des konings. Later werd hij begiftigd met den titel van Graaf van Strafford, en werd lord-luitenant van Ierland, vanwaar hij den koning van geld en troepen voorzag, maar tot ondergang van zich zeiven en zyn koning. De koning regeerde thans weder zonder parlement, üm geld te sparen werd er met Frankrijk , Spanje en Oostenrijk vrede gemaakt en den hertog van de Paltz aan zich zeiven overgelaten. Om de loopende uitgaven te dekken, hief de koning de gewone belasting, of dacht nieuwe uit. Tegen het scheepsgeld kwam zekere John Hampden, een burgerlijk lid van het lagerhuis op en liet zijne zaak voor het gerecht komen; hij moest, wel is waar, de belasting en de proceskosten betalen , maar zijne zaak had de algemeene aandacht buiten het parlement opgewekt en de ontevredenheid bij den handelen burgerstand tegen die belasting vermeerderd. Door den ongelukkigen tocht tegen Cadix en La Rochelle was de wapeneer der natie gekwetst, en door de belasting het volk in zijn teerste punt aangegrepen. De godsdienst ontbrak er nog maar aan, en deze kwam weldra weer in het spel. De Puriteinen werden op raad van Land, den bisschop van Londen, met alle strengheid vervolgd, zooals ook Elizabeth gedaan had. Maar deze Puriteinen waren tegelijkertijd de hevigste sprekers in het parlement tegen de belastingen en voor de rechten van het parlement; zoo werden zij van de eene zijde de verdedigers der vrijheid en van eene
190
andere martelaars, waardoor hun aanhang zeer vermeerderde. Evenals het proces van Hampden de ontevredenheid des volks grootelijks had opgewekt, zoo veroorzaakte de veroordeeling van zekeren Prynne levendige opschudding. Deze had tegen ballen , maskeraden enz. geschreven, welke destijds aan het hof weer in zwang waren, daarvoor verloor hij beide zijne ooren eu werd aan de kaak gezet. Puriteinsche predikanten reisden het land af en predikten tegen de afgodische regeering en toen Land, de gunsteling des ko-nings, bisschop van Canterbury geworden was, eenige verandering in het ceremonieel van den kerkdienst maakte, verspreidde zich een dof gemompel door het land alsof de vrijheid van Engeland en het geloof in gevaar waren. Wat Jakobus 1 in Schotland tegen de Presbyterianen begonnen had, zette Karei 1 door bisschop Land door; het engelsch-bisschoppelijk systeem, de engelsche liturgie en het algemeen gebedenboek moesten ingevoerd worden; maar toen den 23 Juli 1637 de eerste godsdienstoefening op engelsche wijze in de domkerk van Edinburg gehouden zou worden, out-stond er een oproer tegen den Baaldienst, de geestelijke werd met stoelen geworpen en moest vluchten. De vrouwen riepen, toen de deken in plechtgewaad voor het altaar verscheen : »een paus! een paus!quot; ofschoon de kanselier van Schotland zelf tegenwoordig was. De Schotten ^stelden eene soort van revolutionnaire regeering in, waaraan geheel het land als het ware gehoorzaamde; alles was reeds voorbereid en dit kon zoo gemakkelyk in Schotland door het zoogenaamde convenant; dit was een verbond in 1588 gesloten, voorna-melyk tegen de Katholieken, waardoor koning, geestelgk-heid, adel en burger zich verbonden het Calvinismus zuiver te bewaren en te verdedigen. Het bestond door het geheele land, allen in verband met elkander door kleinere of groo-tere vergaderingen, ook tafelen genoemd. Tegelijk rustten zij een leger uit, dat naar de engelsche grenzen trok. Pogingen tot eene verzoening leden schipbreuk; zij verklaarden de engelsche liturgie en kerk voor godslasterlyk; zij stonden reeds op de helling der omwenteling. Eindelijk riep de koning, na elf jaren gewacht te hebben, het parle-
101
ment weder bij een ; maar aangezien hij geen geld kon verkrijgen, ontbond hij het weer (3 Mei 1640), en wendde alle middelen aan om geld van de rijken te heffen. — Met moeite kreeg hij op verschillende wijze zooveel geld dat hg een leger kon aanwerven. Dit leger en de opgeroepen heirban des adels trok onder bevel van Conway naar de Schotten, maar werd den 22 Aug. bij Newburn geslagen en de Schotten trokken, in verstandhouding met de ontevredene Engel-schen en vooral de Puriteinen , de grenzen over. Nu nam de koning nogmaals zijne toevlucht tot het parlement, dat den 3 Novbr. 1640 geopend werd, dit wordt ook wel het lange parlement genoemd. Voor de opening er van , kon men reeds eene woelige opgewektheid in Londen bemerken en in het parlement zelf bleek het al spoedig, dat mannen zooals Pijm, Hampden en Vane en vele andere Puriteinen door den hervormingsgeest opgezweept waren tot vernietiging van al het bestaande gezag. Zij stelden dadelijk de ministers, en beambten, welke den koning sedert 11 jaren gediend hadden, in staat van beschuldiging, vernietigden alle vonnissen der Sterrenkamer en van de rechtbank van geestelijke zaken, scholden op de Katholieken, op de koningen, de bisschoppen en vooral had Pijm het op graaf Strafford gemunt, den eenigen man, die den storm wellicht had kunnen bezweren. Hij en de bisschop Laud werden in den Tower gevangen gezet. De meeste getrouwe raadslieden en vrienden des konings, alsmede de koningin verlieten het land; spoedig ontaardde het parlement in eene revolutionnaire club. De koning was genoodzaakt toe te geven en bevond zich tusschen twee vuren; de Schotten gewapend in het Noorden en hier , een vijandig en oproerig parlement. Hij bewilligde er in, dat er minstens om de drie jaren parlement zou gehouden worden; dat als de koning het niet bijeenriep, de kanselier met 12 pairs dit buiten den koning zouden kunnen doen en dat geen parlement binnen 50 zittingsdagen mocht ontbonden worden. Bovendien moest de koning afstand doen van het ponden- en tonnengeld , kortom hij moest dulden, dat het parlement zich naast hem zette, om met hem , zelfs boven hem te regeeren.
192
Het lagerhuis kreeg weldra de bovenhand, dat bleek bi) het wetschendend besluit, waardoor de bisschoppen van het aloude recht, zitting in het parlement te hebben, beroofd werden. De revolutiemannen, onder welken naam ook, en in welk land ook, hebben zich steeds van dezelfde middelen bediend, zij ruien het volk op om den goeden schrik aan te jagen. Het parlement was steeds omringd van eene woeste bende, gewapend met knuppels, welke door haar getier klem zette bij elk voorstel der Puriteinen. Lord Strafford moest het eerste slachtoffer der omwenteling worden. Toen het lange parlement bijeengeroepen zou worden, verzocht Strafford den koning bij het leger te blijven, omdat hij de mannen, zijne vroegere vrienden kende, en wist, dat hij het voorwerp hunner eerste wraak zou zijn; de koning echter wilde zijn raadsman bij zich hebben en gaf hem de verzekering dat geen haar van hem zou geschonden worden ; hij gehoorzaamde , verscheen en werd op de ellendigste wijze va*\' hoogverraad beschuldigd, het luidde: hij had den koning tot oorlog tegen het volk, en tot schending der wetten aangezet. Lord Strafford verdedigde zich met moed, waardigheid en veel bekwaamheid voor de balie der lords; en toen het hoogerhuis hem vrij scheen te willen spreken, eischte het lagerhuis, geholpen daar buiten, door het geschreeuw van meer dan 6000, met knuppels gewapende menschen, het schuldig verklaren aan hoogverraad ; het hoogerhuis week, van de 200 leden durfden er toch nog 59 voor Strafford stemmen; hij werd ter dood veroordeeld. De koning stelde alles in het werk om hem te redden, niets rermog de ijzerea harten der volksmengers vermurwen, en toen hij volstandig weigerde het doodvonnis te onderteekenen, bedreigden hem nieuwe beleedigingen. Eindelijk schreef Strafford eigenhandig een brief aan den koning en bood zich als offer voor zijn land en koning aan, toen ondertee-kende de zwakke vorst het vonnis, en rustig legde Strafford zijn hoofd onder den bijl des beuls neer (11 Mei 1641). Later herstelde Karei II Straffords eer en gelastte, dat de waardigheid van pair op zijn oudsten zoon zou overgaan. Bisschop Laud werd in 1645 ter dood gebracht. Nog altijd had Karei 1 de hoop
193
over de vijandige parli) te zegevieren ; de steeds toenemende dolle handelingen vermeerderden niet weinig de koniiigs- en engelschkerk-geziudeu, toen er onverwachts iets gebeurde, hetwelk alle gunstige vooruitzichten des konings verduisterde. Ue katholieke leren , welken Hendrik Vlll, koningin Elisabeth, Jakobus 1. en ook laatstens Strafford hun grond en eigendommen tegen alle goddelijke en menschelijke rechten op de wreedste wijze beroofd hadden, stonden op eu vermoordden de engelsche bezitters, welke of door roof of door geschenk iu het bezit van hunne wettige eigendommen waren gekomen. Zij zeiven waren aan honger en gebrek prijs gegeven. Deze moorden , welke de Engelschen trouwens zoo goed zij konden vergolden, werden op rekening des konings gesteld en zijne vijanden verspreidden door woord en schrift, dat de koning in verbond stond met de leren, Spanjaarden en Franschen om de protestantscl.e Engelschen van hun godsdienst en vrijheid te berooven. De koning moest de bestraffing der leren aan het parlement overlaten ; dit rustte een leger uit, maar zond dat niet naar Ierland, toch hield het in Engeland en dwong nu den koning de eene beperkende acte na de andere af. üe trots van het lagerhuis kende geen grenzen meer. De koning klaagde de hoofden, zooals Hampden, Pym, Hales en Hasler g van hoogverraad aan en verlangde hunne inhechtenisneming, toen er in Londen eene groote volksbeweging ontstond . waarbij zich het zeevolk en de omwonende boeren aansloten. Daarop verwijderde zich de koning met zijn hof naar York. Het parlement verklaarde nu het rijk in gevaar, maakt.\' zich meester van de vloot eu riep de landmilitie onder de wapenen. Men kwam in onderhandeling met den koning, maar deze werden afgebroken , omdat de koning aa:i het parlement het recht niet wilde afstaan om den bevelhebber over de landmilitie te benoemen. Nu verzamelden zich ook om den koning zijne aanhangers , wier kern uit de gegoede landlieden bestond, terwijl het parlement meer op de steden kou rekenen. De aanhangers des konings werden cavalieren en die des parlements rondkoppen genoemd, omdat zij hun haar kort sneden, dat voor een christelijk ALG. GESCH. 13
194
teeken moest gelden. In het begin had de koning door zyue sterke, goedbereden landlieden de overhand boven de samengeraapte hoop stedelingen. Ook in het tweede jaar behield de koning de overhand; Hampden een zijner felste vijanden viel in een ruitergevecht. Sedert deze gesneuveld en Pijm gestorveu was, had zich bijzonder door zijne dweepzieke hevigheid en haat tegen den koning een zekere puritein Olivier Cromwell, een landedelman, onderscheiden. Er had zich ook in het parlement en het leger eene soort van dweepers gevormd, die zich independenten noemden, en van geene kerkelijke ot\' wereldlijke regeering wilden weten ; zij hielden alleen de onmiddellijke regeering Gods, welke zich bij hen uitte in bijbelspreuken, al nadat de geest in hen werkte ; onder dezen behoorde ook Cromwell. Hij was aanvoerder van een troep heiligen, zooals zij zich noemden, voornamelijk bestaande uit ruiterij. Het waren dweepers van de ergste soort; zij droegen den bijbel steeds bij zich, in hun omgang bedienden zij zich van de bijbelspraak, bijzonder van het oude verbond. De meesten narnen bijbelnamen aan als: Habakuk, Ezechiël, Zorobabel enz.; de koninklijken noemden zij Phi-listeinen en Amalekiters. Zij waren streng in hunne zeden, duldden geen openlükejvermaken, zelfs geen lachen. Deze dolle dweepers wapende Cromwell en zij bewezen spoedig, dat zij tegen de koninklijke troepen opgewassen waren. Den o Juli 1644 verloren de koninklijke troepen den slag bij Marstonmoor ; Cromwell, met zijne heiligen, gaf do beslissing, door dat hij prins Ruprecht van de Paltz met zijne onstuimigheid verraste. Het volgende jaar in Sept. zegevierde de koning nog eens, en opende weer onderhandelingen, welke schipbreuk leden op den trotschen eisch van het parlement om het recht te hebben, de bevelhebbers over de land- en zeemacht te benoemen en de engelsche kerkinrichting af te schaffen, In het parlement dreef Cromwell het besluit door, dat geen lid bevelhebber bij het leger mocht zijn, waardoor de graaf van Essex uit het leger verwijderd werd en Fairfax, een hevige aanhanger van Cromwell, in zijne plaats kwam. Cromwell zelf bleef op verzoek van Fairfax, als uitzondering, bevelhebber der ruiterij. Zij behaalden den 14 Juni bij Naseby
195 \\
de overwinning op de koninklijken. Karei bleef nog eenigen tijd te Oxfort en onderhandelde met de independenten; maar Cromwell ving zijne brieven aan den koning van Frankrijk op, in welke Karei in de zwartste kleuren zijn haat tegen de parlementaire regeering en Cromwell uitdrukte. Toen hij nu in Oxfort met eene belegering bedreigd werd, vluchtte de koning verkleed naar Schotland, in de hoop in den nood onder zijne landslieden bescherming en hulp te vinden, maar, helaas, de dweepachtige Schotten zagen in hem slechts een »dienaar van Baalzij verlangden van bem de onder-teekening van het convenant, de afschaffing der bisdommen *en gedurende 20 jaren het bestuur der zee- en landmacht aan liet parlement. Karei willigde niet in, en van nu af, werd hij als gevangene behandeld. Zij dwongen hem de vervelende lange preeken der presbyteriaansche geestelijken aan te hooren, welke in den regel liepen over de zonden van Karei en zijne voorgangers, en eindelijk leverden de dweepers hem aan het engelsche parlement uit voor 400.000 pond sterl. Men wees den koning het slot Holmby in het gi\'aafschap Northampton tot verblijfplaats aan, waar hij door commissarissen van het parlement streng bewaakt werd. Nu de koning in hunne macht was, dachten de Presbyterianen wel tot een vergelijk met hem te komen. Het parlement wilde een gedeelte van het leger afdanken en een ander naar Ierland zenden, om daar de Katholieken verder te verdelgen. Dit strookte geenszins met de zienswijze der duistere independenten ; Cromwell had toen zeker wel reeds het uiterste der omwenteling in het oog. Hij met zijne heiligen zochten in schijn en leger en parlement te bevredigen, daarom predikte hij zijnen officieren , ja, zelfs der vrouwen, op den destijds bij hen gebruikelijke, zanikachtig zalvenden toon, voor, om alleen het rijk Gods te zoeken; intusschen liet Cromwell den koning door den vaandrig Joyce, vroeger kleermaker, vergezeld van een vijftigtal soldaten, heimelijk van Holmby oplichten en naar het leger vervoeren. Cromwell begreep zeer goed, dat hij die den koning in handen had, de macht bezat. Nu eischten de Presbyterianen, welke de meerderheid in het parlement nog uitmaakten dringend verzoening met den koning, toch Crom-
196
well trok al nader en nader op Londen aan en noodzaakte het parlement, door bedreigingen, elf der hevigste Presbyterianen uit hun midden te verwijderen, ouder dezen bevond zich\' een zekere Hollis, een vroegere tegenstander des konings en zeer gezien bij de londensche burgerij; deze, aan het hoofd der militie, eischte herstel des parlements en den terugkeer des konings. Het parlement echter vluchtte naar het legeren trok later ouder Fairfax (5 Aug.) Londen weer binnen zonder eeuigen tegenstand te ontmoeten; de burger soldaten waagden het niet zich tegen het geoefende leger der heiligen te verzetten.
Thans was Cromwell geheel meester van den toestand* Het schijnt, dat hij Engeland weder met den koning heeft willen verzoenen; want in het leger onderhandelde hij met Karei en deze bood hem en zijn geslacht de hoogste waardigheden aan; maar tegelijk onderhandelde de koning ook met de Schotten, de hoofden der vorige koningsge-zinden en met Frankrijk, en tot overmaat van ongeluk kwam er een brief, aan zijne gemalin geschreven, iu handen van Cromwell, waarin hij andermaal den onverzoenlijk-steu haat vernam, wellven de koning tegen hem en zijne partij koesterde ; daarenboven was zijn aanzien in het leger bedreigd, door de toegevendheid, welke hij den koning betoonde, die voor de heiligen niets meer dan een goddelooze, verworpen koning was , zoodat Cromwell zich van den koning afwendde en weder in doen eu spreken geheel bijbelsch werd. Toen de koning de koelheid van Cromwell bemerkte en met reden voor het ergste vreesde, ontvluchtte hij, op aanraden van twee zeer dubbelzinnige vrienden, den 12Novb. ouder bedekking van een donkeren nacht uit zijne gevangenis te Hamptoncourt naar het eiland Wight om van daar naar Frankrijk overgezet te worden; maar ongelukkig was de gouverneur van het eiland een ijverige aanhanger van Cromwell, hij nam hem gevangen eu bracht hem op het slot Carisbrook. Nu boden de Presbyterianen den koning hunne laatste voorwaarden tot schikking aan, namelijk : overlating der krijgsmacht aan het parlement gedurende 12 jaren; recht aan het parlement om naar goedvinden bij een te ko-
197
men, en herroeping van alle proclamaties tegen het tegenwoordige : Karei weigerde dit» Door Cromwells party werd het lagerhuis tot eene wet gedwongen, welke ieder aan hoogverraad schuldig verklaarde, die met den koning in onderhandeling zou treden ; de koning werd daardoor dus feitelijk reeds afgezet. De Presbyterianen echter, die in den koning hunne eenige steun zageu t^gen de macht der inde-pendenten , knoopten uogmaals onderhandelingen aan met Karei, terwijl dat de Schotten , die ook beducht waren voor de overheersching der heiligen, een leger over de grenzen zonden. Cromwell trok daarop de Schotten tegemoet, sloeg ben en drong in hun land en noodzaakte hen zoo tot rust. In dien tijd herriep het parlement de laatst aangenomeue wet omtrent den koning en zocht eene verzoening met hem tot stand te brengen. Karei willigde in alles , slechts niet in de opheffing van de episcopaalsche kerk en terwijl hierover nog onderhandeld werd, wonnen de independenten tijd om met geweld tusschen beiden te treden. De koning werd naar Hurst vervoerd en Fairfax, een werktuig van Cromwell, rukte met een gedeelte des legers Londen binnen en liet door den overste Pride al de presbyteriaansche leden uit het parlement verjagen of gevangen zetten (Pride\'s purge), de overige GO leden kregen den naam van rompparlement. Nu legden Cromwell en zijne heiligen het masker af. Den 2 Jan. 1649 bracht het lagerhuis eene klacht van landverraad in tegen den koning voor het huis der lords ; maar dezen wilden geen uitspraak doen ; het lagerhuis echter stelde een rechtbank aan van 133 personen, deels uit hun midden, deels uit officieren en burgers van Londen. Van de 133 namen er slechts 70 plaats in den bloedraad. Den 19 Juni bracht men den koning over naar het paleis van St. James en den 20 begon het proces in de groote zaal van het Westminster. Bradshaw, een rechtsgeleerde, was president van het zoogenaamde gerechtshof, Karei erkende het niet. Drie malen werd hij voorgeleid en telkens verdedigde hij zich met veel waardigheid, getuigen deden zich op, welke zijne schuld met eeden bevestigden en den 27 Jan. sprak men het doodvonnis over hem als tyran, moordenaar en land-
198
verrader uit; hij wilde nog spréken, maar werd met geweid weggevoerd. Te vergeefs pr»testeerde Schotland en deden Frankrijk en de Nederlanden pogingen om de uitvoering van het doodvonnis voor te komen, te vergeefs boden vier vorige ministers en vrienden des konings, graaf Richmond, Herforth, Lindsay en Southampton, hunne hoofden voorden koning aan; zijn dood was door Cromwell besloten. Den morgen van den 30 Juni 1049 beklom hij gelaten en met waardigheid het moordschavot, dat voor ziju paleis Whitehall, waar hij schoonere dagen beleefd had, opgeslagen was; het was omringd van heiligen te voet en te paard, de koning wilde het volk nog toespreken, maar het wapengekletter verhinderde dit — een gemaskerd scherprechter sloeg het koningshoofd af en een andere vertoonde het aan het volk. Karei gedroeg zich gedurende zijne gevangenschap en vóór het gerecht in de laatste dagen zijns levens met koninklijke waardigheid. Londen treurde bij zijn dood, maar geen hand verroerde zich voor hem; men was als verpletterd door de ongehoorde gebeurtenis en bevangen van vrees voor de gewapende heiligen van Cromwell. Europa\'s gekroonde hoofden zagen den moord aan , noemden spoedig daarna Cromwell hun broeder, en Milton\'s verdedigingsgeschrift, werd een bewonderenswaardig werk genoemd.
DE ENGELSOHE REPUBLIEK (1649—1060).
Na de wederrechtelijke moord des konings ontstond er groote verwarring in het geheele rijk; er waren ijzeren handen noodig om te beletten, dat het doffe gemor der ko-ningsgezindeu niet tot dadelijkheden overging, en dezulken hadden mannen als Cromwell, Bradshaw, Ireton en anderen, ^eeds op den dag van de terechtstelling had men de volks-souvereiniteit afgekondigd, iets, dat wij meermalen zullen zien gebeuren en altijd om de dwingelandij der volksleiders te bedekken. De omwentelingstnannen vervolgden hun weg; den 6 Februari werd door het rompparlement het hooger-liuis en den 7 de koninklijke waardigheid afgeschaft en
199
lioogverraad zou liet zijn van ieder, die, zonder vergunning van het parlement, iemand koning van Engeland zou noemen. J)e vroeger verdrevene leden werden teruggeroepen en het aantal parlementsleden weder tot 150 gebracht. Eeu staatsraad van 42 leden zou gedurende een jaar de regeeringsza-ken waarnemen en een oppergerechtshof over de vergrijpen tegen den staat vonnis uitspreken, Cromwell, oischoon hij in schijn de regeering aan zich zelve overliet, was de geest van alles. Intusschen waren de leren met kracht onder lord Ormond opgestaan, tegen deze ongelukkigen trok Cromwell op en sloeg hen bij Drogheda, waar hij alles vernielde en neersabelde. Hij gaf hot opperbevel over aan zijn schoonzoon Ireton , die spoedig stierf, en opgevolgd werd door Fleetwood, die beiden in den geest van Cromwell voortgingen. De gewapende leren werden gedood, 20,000 vrouwen en kinderen in de suikerplantagies in Jamaica en andere colonies verkocht; de akkers aan engelschen tot lage prijzen verkocht of voor niets weggeschonken en de massa des volks iu Counaught te zamen gedreven; de katholieke godsdienst werd op doodstraf verboden, op het hoofd eens priesters denz\'elfden prijs als op*een wolf gezet; te veel kwellingen om op te noemen. Vele duizenden leren vluchtteu uit hun geliefd Ierland; de achtergebleven millioenen rekten hun leven door bedelen of door den aanbouw van een stukje gronds, dat hun hier of daar overgebleven was ; anderen verborgen zich in moerassen eu bosschen, en moordden of brandden op de goederen, welke hun ontnomen waren ; zoo werd Ierland jaren lang door de Engelschen uitgemergeld !
In Schotland was de tegenomwenteling mot vernieuwde kracht uitgebroken; eene republikeinsche regeering in Engeland beduidde voor de Schotten niets anders dan de af-
O t
haukelijkheid huns lands van de bevelen van eenisfe Engelschen en dat kou hunne nationale trots niet dulden. Zij riepen daarom den prins van Wallis uit Holland en erkenden hem als koning Karei 11. Het parlement benoemde Cromwell als opperbevelhebber van al de troepen der republiek en gaf hem den last Schotland te onderwerpen. In den zomer van 1650 rukte Cromwell met 16,000 man over
200
de schoische greuzen ; de Schotten liaddeu onder Leslie tus-schen Edinburg en Leith eene verschanste stelling betrokken , waarin Cromwell hen niet aanvallen kon; zij legden zulk eene kracht aan den dag, dat Cromwell reeds besloten was terug te trekken. Maar ongelukkig dwongen de geestelijken den schotschen veldheer zijne stelling te verlaten en den Engelscben slag te leveren. Toen Cromwell lien in de vlakte zag oprukken, riep hij uit; »zij komen tot ons, de Heere heeft ze in onze banden gevoerdzy werden ook volkomen bij Dunbar 3 Sept. geslagen. In het voorjaar van 1651 drong bij verder Schotland binnen. De jonge koning Jiad bij Stirling weder eene versterkte legerplaats betrokken ; maar Cromwell viel hem in den rug aan, toen waagde Karei een wanhopigen inval in Engeland, hij hoopte daar van de koningsgezinden versterking te krijgen, maar de schrik voor Cromwell had allen den moed benomen en den 3 Sept., een jaar r.a den slag bij Dunbar, vernietigde Cromwell Kareis leger geheel bij Worcester. Onder groot gevaar en lang zwervens ontkwam Karei , op wiens hoofd het parlement een hoogen prijs gezet had, naar Frankrijk. Cromwell trok zegevierend Londen binnen.
CROMWELL PROTECTOR (1653—1658).
Hoewel het parlement Cromwell met alle eerbewijzen ontving en hem rijk met ingetrokken goederen beloonde, wekte toch zijne groote macht argwaan op , ook waren er mannen, die het geheele werk van CromwTell doorzagen. Zijne zegepralen verblindden het volk , de pfficiersplaatsen waren allen bezet door zijne creaturen en de soldaten droegen hem op hunne handen , zoodat zulk een leger voor het parlement gevaarlijk was ; de leden begrepen dit dan ook, en zochten afleiding door een gedeelte van het leger op de vloot over te doen gaan om in den oorlog tegen Holland te dienen. Cromwell doorzag ook hun plan; hij bewoog het leger niet alleen om te weigeren, maar zette het aan om de ontbinding van het parlement te vragen. Terwijl dat Cromwell het met
201
/yu krijgsraad reeds een» was over eene nieuwe staatsregeling, verzette zich het parlement tegen den eisch en wilde zich voltallig maken om weerstand te kunnen bieden, toen Crom-well met 300 man de zittingzaal binnentrad, eene lange strafpredikatie hield en de leden allen wegzond; eenigen stelde hij in bijbeltaal nog afzonderlijk hun zondenregister voor oogen. Des namiddags gelastte hij ook aan den staatsraad zijne zittingen te staken, zoodat hij thans in het bezit van alle macht was. Van de land- en zeemacht en uit vele oorden van Engeland kreeg hij dankadressen. Hij benoemde een nieuwen staatsraad en op verzoek van de stad Londen kwam er insgelijks een ander parlement bijeen. Engeland zond 128, Schotland ö en Ierland 6 leden ; men had er voor gezorgd , dat er slechts dweepers. meest handwerkslieden, die van staatszaken niets wisten, inkwamen. Dit parlement begon zijn werk met bijbelspraak en riep bij elke beraadslaging de hulp van den H. Geest in; het wilde Israels staatsinrichting invoeren, de geestelijkheid en universiteiten afschaifen: met de Hollanders wilden ze niets te doen hebben , omdat zij te wereldsgezind waren. Dit parlement was weldra een spot der natie, en heet naar den looier Barbone, het Barbone parlement, hij zelfde «verdoemde,quot; volgens het laatste woord van zijn langen voornaam, welke luidde: »Als Christus niet voor ons gestorven ware, dan waren wy allen verdoemd.quot; Dit parlement voelde weldra zelf zijne zwakheid en legde den 12 Dec. 1053 zijne volmacht in Crom-wells handen weder neer, na eenige gemaakte weigering nam hij het aan, en toen nog 27 leden hunne zittingen wilden voortzetten, zond Cromwell een officier naar hen toe, en op zijne vraag wrat zij hier nog deden; antwoordden zy: »Wij zoeken den Heere in gebed de officier hernam hierop: »Die is in lang al niet meer hier geweestquot; en wees hen de deur uit.
]Su had Cromwell zijn doel, het toppunt zijnerweuschen bereikt. Zijn krijgsraad trad als wetgevende macht op en gaf aan de republiek eene nieuwe staatsinrichting. Deze benoemde Cromwell met den titel van protector, tot hoofd van den staat, hij kreeg het onbeperkte opperbevel over
202
de laud- en zeemacht en 20,000 pond st, voor jaarlijksch inkomen. Met het parlement deelde hij schijnbaar de wetgevende macht; in de bezetting der hooge staatsambten moest hij het parlement raadplegen en ingeval van oorlog-te zamen roepen. Het parlement zou uit 400 leden van allo deelen des rijks bestaan, die jaarlijks 20 pond st. belasting betaalde had stemrecht. Van dat alles waren de Katholieken uitgesloten; tegen hen moesten de meer dan 100 vervolgingsparlementacles met gestrengheid uitgevoerd worden. Het parlement moest alle drie jaren bijeengeroepen worden en kon zich zelf ontbinden; door den protector mocht dit niet, dan nadat het vijfmaanden zitting gehad had. Het leger werd op 20,000 man voetvolk en 10,000 ruiters gebracht, dit cijfer kou slechts door den protector vermeerderd worden, zoodat hij zonder den titel met koninklijke macht bekleed was. De staatszaken regelde hij met bijzondere bekwaamheid, zeer goed bevroedde hij, dat zijn gezag alleen op de militaire macht gegrondvest was en deze slechts zoo lang kon schragen als zij onmisbaar was of lauweren behaalde , van daar zijne menigvuldige oorlogen, waarover wij latei-spreken. De ambten deed hij door knappe mannen bezetten , en zorgde dat zij goed beloond werden, Ierland bedwong hij door de grootste vervolgingen ; wreed ging hij voort den Katholieken hunne bezittingen te ontnemen en ze aan zijne engelsche vrienden te schenken. Schotland regeerde hij door een uit Engelschen sameugestelden staats- / raad en een leger van 10,000 man moest de presbyteriaan-sche geestelijken en grooten in toom houden. Bij dit alles kon hij toch de verschillende partijen niet bevredigen ; dat hij, behalve de Katholieken en de Episcopaten, alleprotes-tantsche secten toeliet, was reeds een gruwel voor de dweepende heiligen; de parlementaire republikeinen vergaten niet, dat hij door militaire geweld de opperste macht verkregen had; do koningsgezinden droegen hem een diepen haat toe en zelfs onder het leger openbaarde zich een geest van ontevredenheid, omdat dit niet meer zooals vroeger zijne eenigste zorg was. Van daar, dat do eene samenzwering de andere volgde. Hij waagde het eindelijk het leger te zuiveren, zond
203
verscheidene officieren weg, welke natuurlijk het tal zijner vijanden vermeerderden ; hij verhoogde de soldij en versterkte de tucht. Om het gezag, hetwelk hem door het leger opgedragen was, ook wettelijk te laten bevestigen, riep hij den 3 Sept. 1G54 een zoogenaamd vrij gekozen parlement bijeen. Dit begon zijne zitting met een onderzoekAin te stellen over de wettigheid van het gezag des protectors, dit lag echter geheel niet in de bedoeling van Cromwell, hij verscheen daarom later zelf in de vergadering, deed deze in de godvreezendste termen opmerken ; wat al moeite en zorg het hem gekost had Engeland inwendig in rust en buiten groot en ontzien te maken , en dat het gezag, hetwelk hen hier had geroepen niet onderzocht behoefde te worden, aangezien zij, door op dat gezag hier te komen, het ook feitelijk erkenden. Tegelijk dwong hij de leden, door bezetting der deuren, te onderteekenen : »ik beloof en verbind mij trouw te zijn aan den lord-protector.quot; De meesten teekenden de acte, eenigen der lievige republikeinen gaven liever hunne plaatsen op. Het parlement werkte evenwel niet in zijn geest, zoodat hij genoodzaakt was het vóór den wette! ij ken termijn (den 22 Jan. 1055) met eene toornige preek te ontbinden, üit werkte niet gunstig op den geest des volks en gaf den koningsgezin-den den moed om door het geheele rijk eene samenzwering te gunste van den prins van Wallis tot stand te brengen, welke echter vóór de uitvoering ontdekt werd eu aanleiding gaf tot strenge maatregelen tegen de koningsgezinden. Daarop liet Cromwell in 105(3 een tweede parlement kiezen, dat voor hem gunstiger uitviel. Dit verklaarde de Stuarts voor altijd van den troon vervallen en eiken aanslag tegen den protector als hoog verraad en eindelijk bood het hem de kroon aan. Met veel vrome spreuken weigerde Cromwell deze, want hij wist zeer goed, dat zijne soldaten en heiligen geen koning zouden dulden, zelf zijne familie was hier tegen. Het parlement was hem daarom bijzonder gunstig, het stond hem bijna koninklijke eerbewijzing toe ; hij zou zelf zijn opvolger in het protectoraat benoemen , en voortaan eene vaste jaarlijksche som genieten voor de zee- en landmacht en voor zijn hof cn huishouding; daarentegen zou de protector
204
geeu ledeu mear uit het parle.nent mogen wijzeu en gedu-rende de tusschentgden der zitting op eigeu gezag geen wetten meer uitvaardigen, en laatstens zou liet hoogerhuis weder ingesteld worden. Den 2G_Juni bezwoer Cromwell, gedost in hermelijn , op een troon in Westminsterhall gezeten, plechtig deze nieuwe staatsregeling. Maar dit parlement kon ook met den protector niet eensgezind blijven, want het miste in zich zelf het gevoel van waardigheid en gezag. Het sloeg met ijverzucht alle handelingen van den protector gade; de leden konden zich zeiven geeu rekenschap van hun gezag geven , wijl zij het gezag betwijfelden van den-gene, die hen er mede bekleed had. De protector van zijne zijde was geeu man om zich door parlementswetten te lateu binden, veel minder om eenig gezag boven zich te dulden, lu ieder, die hem niet te wille was, zag hij een vijand, een royalist, van daar, dat hij deu 4 Febr. 1658 ook dit parlement met een aanspraak vol vrome schimpwoorden ontbond. En nu zocht hij voortaan alleen steun bij het leger, waardoor hij geworden was, wat hij was en- hetwelk daarom dan ook alleen zijne natuurlijke steun kon zijn.
Ontevredenheid en nieuwe samenzweringen verbitterden eu beangstigden den protector, die tot het leven eens tyrans veroordeeld was; hij sliep nooit twee nachten achter elkander in dezellde kamer, omgaf zich met eene talrijke wacht, droeg een harnas onder ziju kleed en vreesde voor ieder onbekend gezicht; dit duurde tot aan zijn dood.
Hoe hard ook de regeeriug van Cromwell was, Engeland heeft er zijne grootheid eu macht aan te danken. Handel en nijverheid bereikten onder zijne regeering eene tot nu toe onbekende grootheid eu hij legde de kiem voor de latere wereldmacht, de engelsche geschiedschrijver Macaulay zegt: »dat Cromwell de grootste man is, die ooit over Engeland geregeerd heeft.quot; Wij benijden den Engelschen die grootheid niet; maar wij verfoeien hem om de wreede slachting en verarming van zooveel duizenden ouschuldige Katholieken , waartoe hem alleen godsdiensthaat aanzette. Wij verfoeien hem nog, omdat hij Nederland ook eene republiek, en van hetzelfde geloof, destijds het grootste handel en zeevarend volk der
205
aarde wilde opofferen om Engeland te verheffen, daartoe bleef Holland jaren lang het mikpunt der engelselie staatkunde. Om familiebetrekking van deu stadhouder Willem II met het huis der Stuarts, hail de nederlandsche regeering nog geen engelsche gezanten ontvangen, na den dood des stadhouders veranderde dit; zij werden in Maart 1(351 te \'s Hage met de gewone plechtigheid in de vergadering toegelaten , en stelden uit naam hunner regeering een verbond voor, waarbij als het ware de beide republieken ineen zouden smelten; dit vond natuurlijk slecht gehoor, de afgezanten vertrokken ontevreden en werden daarenboven door het haagsche volk voor koningsmoordenaars uitgejouwd. Omtrent dien zelfden tijd gaf Cromwell de bekende acte van navigatie, waardoor aan vreemde naties verboden werd andere producten dan van hun eigen land Engeland binnen te voeren , ten zij met engelsche schepen en zeevolk; dit was een doodsteek voor den hollandschen handel en de zeevaart. Daarenboven eischten de Engelschen op alle zeeën strenge hulde aan hun vlag. Weldra brak de oorlog uit. Tegenover de nederlandsche zeehelden Tromp, de Ruiter, de With en Evertsen, stelden de Ei.gelschen hunne niet mindere Blake, Monk en Ascue. Wederzijds wordt er dapper gestreden, de overwinning in den dnedaagschen zeeslag (28 Febr.) bleef onbeslist; in den roemrijken slag bij ter Heide sneuvelde de admiraal Tromp ; daar behaalden de Britten wel de overhand, maar de With maakt met zijne schepen eene meesterlijke aftocht (20 Febr. 1653). Den 15 April 1G54 werd de vrede gesloten, maar de acte van navigatie bleef van kracht. Spanje haatte Cromwell als Engelschman en protestant; en Cromwell Spanje niet minder, hij verlangde van Spanje vrijen handel op de West-Indië en de opheffing der inquisitie, hij , die de Katholieken erger vervolgde dan de inquisitie ooit doen kon. Hij verklaarde Spanje in 1655 den oorlog, zond onder Blake eene vloot naar de Middellandsche zee, welke aldaar meer schrik verspreidde dan groote zaken verrichtte. Zij dwong den hertog van Savoye den Waldensers gewetensvrijheid te geven, joeg de italiaansche kusten den schrik om het lijf, tuchtigde Tunis en Algiers en boezemde zelfs
206
den Turk achting in. Eene andere vloot stevende naar de West-lndië veroverde Jamaïka. Cromwell dacht aan een groot protestantsch verbond, waarvan hij als protector heir hoofd wilde zijn, maar in den zomer van 1658 namen zijne krachten af, schoon hij het zelf niet scheen te voelen; eerst toen zijn geneesheeren hem zijn naderend einde aankondigden, benoemde hij zijn zoon Richard tot zijn opvolger. Hij stierf den 3 Sapt. 1658, den verjaardag van de overwinningen bij Dunbar en Worcester, in den ouderdom van 59 jai-en.
DE ENGELSCHE RESTAURATIE , KAREL 11 (1660—1685).
Na Cromwells dood werd zijn oudste zoon Richard, zonder tegenstand te ontmoeten, protector; hij kon zich echter niet lang staande houden, hij was geen soldaat en ook geen staatsman, zooals zijn vader; maar een vredelievend man , een landheer, die geen moeds genoeg voor de soldaten en geen vroomheid genoeg voor de heiligen zijns vaders had. Het parlement ondersteunde den nieuwen protector, maar moest voor het leger wijken. De officieren ontbonden het parlement en het oude rompparlement trad weer te voorschijn, het zette den protector af en stond hem een jaargeld toe van 10 duizend pond , terwijl de generaals Monk, die in Schotland aan het hootd van het leger stond en Lambert, elk in stilte hunne eigen plannen volgden. Haslerig wilde door de militie den generaal Lambert laten oplichten, doch dit mislukte en nu zette het leger het parlement weder af. Het was nu eene ware anarchie, er werd eene zoogenaamde veiligheidscommissie ingesteld, waardoor Lambert de rol van Cromwell wilde spelen, maar de natie was den onzekeren toestand moede, en de wensch naar het oude koningschap werd algemeen. Het engelsche leger stemde volstrekt met deze begeerte niet in; er dreigde een nieuwe burgeroorlog uit te breken, welken de generaal Monk gelukkig verhinderde. Dadelijk na Cromwells dood, was hij \'n betrekking getreden met Karei, die zich in de Nederlanden ophield. Hij trok in stilte met zijn leger uit Schotland
207
op naar Eugelaud, zonder dat iemand liet. doel zijner tocht quot;kende, hij kwam in Londen, liet Lambert gevangen zetten, stilde den bnrgeropstand, ontbond (8 Febr. 1GC0) het rompparlement en liet een nieuw kiezen. Dit bestond groo-tendeels nit koningsgezinden, zij besloten spoedig tot de herstelling der monarchie en riepen Karei Stuart op den troon. Zij bedongen slechts amnestie en gewetensvrijheid, want lange onderhandelingen hadden hun plan in duigen kunnen doen vallen, aangezien het eugelsche leger en de dwee-pers zich sterk tegen het koningschap zouden verzet hebben. Karei 11 kwam in zijn land terug en hield onder het gejubel des volks, het leger hield zich stil, zijne intocht in Londen (29 Mei 1G60). Diegenen, welke onmiddellijk deel hadden gehad aan den moord des konings werden ter dood gebracht en onder dezen de generaal Harrison: de lijken van Cromwell, Ireton en Bradshaw werden opgegraven en aan den galg gehangen; velen der oude omwentelingsge-zinden vluchtten naar het vaste land. De staatskerk werd weer hersteld en de presbyteriaansche geestelijlven uit de door hen bezette pastorien verdreven. Karei 11 beantwoordde slecht aan de verwachting van het engelsche volk. Om de rijke huwelijksgift huwde hij eene portugeesche prinses, welke hij evenwel niet trouw was, maar leidde een ongebonden leven. Door zijne verkwistende levenswijze geraakte hij spoedig in geldnood en verkocht aan Frankrijk voor 5 millioenen de stad Duinkerken, welke Cromwell van de Spanjaarden genomen had. In het jaar 1664 verklaarde hij den oorlog aan de Nederlanden, hoewel hij daar gastvrij was ontvangen geworden. Hij gaf voor, dat zij hem niet genoeg tegen Cromwell ondersteund, en zijn neef Willem buiten het bewind hadden willen houden; de ware reden echter lag in den naijver der Engelschen op den bloei van Nederland, zij wilden geen mededinger op zee dulden. In het begin scheen de oorlog hun gunstig te zijn; maar de dapperheid en het beleid van de Ruijter, Tromp en anderen, deden onder Gods zegen de kans wenden; de Hollanders behaalden de zege in verschillende groote zeegevechten, voeren zelfs de Theems op en verbrandden daar de en-
208
gelsche schepen eu uameu twee der grootste mede. De Engelsclien namen in Amerika Nieuw-Nederland of Amsterdam, (thans New-York) weg. In Juli 1667 werd de vrede te Breda gesloten. Spoedig daarop viel de minister Clarendon, die tot hiertoe de natie bestuurd had, in ongenade en de koning benoemde tot zijne ministers: Clii-fort Arlington, Buckingham , Ashley en Launderdale , dit ministerie werd naar het woord Cabal , hetwelk de eerste letters van hunne namen vormen , Cabal-Ministerie genoeuul. In den beginne kantte het zich tegen de veroveringsstaat-kunde van Lodewijk XIV, koning van Frankrijk, en sloot met de Nederlanden en Zweden het drievoudig verhond (Triple alliantie), waardoor Lodewijk tot den vrede van Aken i6o8 genoodzaakt werd. Maar spoedig daarop maakte Karei 11 de engelsche staatkunde tot eene dienares van Frankrijk. Tegen eene jaarlijksche som van 3 millioenen en 2 mill, ondersteuning tot uitrusting, verklaarde hij in 1672 den oorlog nogmaals aan de Nederlanden, nu tot groote ontevredenheid der engelsche natie, waarom hij ook van het parlement geene ondersteuning kreeg en dus in 1674 weder vrede moest sluiten. Hierbij kwam nog, dat men Karei verdacht hield van over te hellen tot het Katholicismus , waartegen de Engequot;-schen eene waanzinnige woede bleven koestereu. Aan alle rampen, welke Engeland overkwamen, hadden de Katholieken en bijzonder de Jezuïten schuld ! Toen in 1666 half Londen afbrandde, moesten de Katholieken den brand aangestoken hebben; dit werd zelfs in de gedenkzuilen van den brand geschreven, en was tot in den laatsten tijd te lezen, hoewel geen sterveling aan de duivelsche leugen geloof hechtte. Tot liet vermoeden van overhelling tot het Katholicismus des ko-uingsbad zijne koninklijke toegevendheid aanleiding gegeven; hij had Katholieken van straf vrygesproken en ook Dissenters met lagere ambten bekleed. Daarenboven was de hertog van York, deskonings broeder in 1669 openlijk tot den katholieken godsdienst toegetreden. In 1673 dwong het parlement van den koning de test-acte of test-eed af, waarbij ieder, die met eenig ambt, hetzij militaire of burgerlijk zou bekleed worden, behalve de suprematie-eed, nog zweren moest, dut
209
hij niet aan de Transsubstausiatie geloofde. De hertog van York lag dadelijk zijn ambt van groot-admiraal neder. In het jaar 1678 verspreidde zich plotseling het gerucht, dat de Katholieken eene samenzwering tegen het leven des ko-nings zouden gesmeed hebben, en nu volgde er weder eene woedende vervolging tegen hen , voornamelijk tegen de aanzienlijken en geestelijken. Een zekei\'e mijneedige Oates, die in twee buitenlandsche collegies der Jezuïten opgenomen, en uit beiden weggejaagd was geworden en een zekere booswicht Bedlo , gaven voor eene samenzwering ontdekt te hebben en bevestigden dit met eeden. Meer dan 2000 menschen werden gekerkerd en meer nog verdreven en van hunne goederen beroofd en velen, waaronder ook de secretaris van den hertog van York, werden ter dood gebracht. Oates maakte altijd nog meer nieuwe ontdekkingen en ofschoon de koning en de verstandige burgers het bedrog inzagen, waagden zij het toch niet de zaak te stremmen, uit vrees voor hot dweepachtig gemeen en degenen, die het als middel tegen den koning gebruikten; alles was een wonder weefsel , vooral Shaftesbury zat achter het scherm, hij was gekrenkt, omdat hij niet meer in het ministerie zat. Karei wilde aan die schrikheerschappij een einde maken, en ontbond het parlement, maar het nieuwe was den Katholieken nog vijandiger. De verdenking, dat de koning met de Katholieken heulde en met Frankrijk in verbinding stond om het Pro-testantismus in Engeland uit te roeien, won hoe langer hoe meer veld, zoodat de koning zijn ministerie ontsloeg en een nieuw moest benoemen onder de leiding van Shaftesbury. Onder dit ministerie werd de Habeas-Corpus-acte gegeven 1679, een kostbaar geschenk voor de burgerlijke vrijheid; zij gaf aan elk, die gevangen genomen werd, het recht te eischen binnen 24 uren verhoord te worden, waarop hij, als het geen hoofdmisdaad was, onder borgtocht in vry-heid moest gesteld worden; volgens dezelfde acte mocht ook niemand buiten zijn graafschap gevangen gezet worden. De wet was eigenlijk eene zegepraal over den koning; want zij gaf eene zekere vrijgeleide aan zijne tegenstanders. De koningsgezinden sloten zich nu nauwer aan elkander, des-ALG. GESCH. i 4
210
gelijks de andere partij; zy ouderscheidden zich dcor de namen van Tories en VVhigs. Tegen de Katholieken woedde Shaftesbury en het parlement onophoudelijk voort; voor hen gold de Habeas-corpusacte niet; maar toen zij den 70jarigen lord Howard lieten terecht stellen en eene wet tot uitsluiting van de kroon tegen den broeder des konings, Jacobus, den hertog van York, wilden doordrijven , omdat hij katholiek was, ontbond de koning het parlement, en deed dit het volgende jaar weer, omdat het met denzelfden geest bezield was. Het volk zelf werd het eeuwig gehak op de Katholieken moede; en aangezien de koning met het fransche subsidie en de gewone belastingen rondkwam en het volk toch tevreden bleef, regeerde hij zonder parlement; maar toen zijne vijanden aldus buiten hunne werkkring gehouden werden en de zaken daarom niec slechter gingen, namen zij werkelijk hunne toevlucht tot samenzweringen. Er vormde zich eene, welke hare vertakkingen onder alle kleuren van de vijanden des konings had, hare hoofden waren voorname mannen zooals: de lords Sidney, Russel en de natuurlijke zoon des konings Monmouth; het doel was den koning te vermoorden, en de republiek te herstellen of Monmouth tot koning uit te roepen, naar hare vergaderplaats heette zij »het Complot of llyehouse (1681). Zij werd ontdekt en velen der schuldigen boetten het met den dood , waaronder ook Sidney en Russel. Monmouth , een der schuldigste, die voor zich zeiven den troon bedongen had, kreeg, omdat hij prins was genade; Shaftesbury de hoofdaanlegger was naar de Nederlanden gevlucht en leidde vandaar uit eene nieuwe samenzwering; zijn dood echter bevrijdde den koning van zijn gevaarlijken, vroegeren minister (1683) ook Monmouth had zich naar Holland begeven. De engelsche natie bewees door hare rustige houding haar afkeer tegen de republikeinen, welke ook niet verauderde, toen de katholieke broeder des konings, Jakobus, zijne post als groot-adiniraal van Engeland weer aanvaardde en deel nam aan den geheimen raad. Karei begunstigde in het laatste zijns levens de Katholieken; hij stierf den 6 Febr. 1685. Op zijn sterfbed omhelsde hij den katholie-
211
ken godsdienst. Van Karei 11 zeggen de Engelsclien: hij was een koning, die nooit iets onwaardigs zeide en nooit iets waardigs deed; bij het volk was hij wel gezien.
FRANKRIJK.
LODEWIJK XIII (1610—1643).
Wij hebben gedureude den SOjarigen oorlog gezien, hoe zich deze koning, of liever zijn eersfee minister Uichelieii , met de Zweden en daitsche rijksvorsten verbond om aan Duitschlands verwoesting deel te nemen. Evenzoo handelde hij tegen Spanje, dat onder eiken koning al dieper en dieper zonk, en ontnam aan dit rijk Bearn en lloussillon.
Toen Catalonië eu Aragon opstonden, beloofde hij hun hulp. Onder Richelieu werd ook den grond voor de overzee-sche fransche koloniën gelegd, zooals, in Kauada, op Newfoundland, Martinique, Guadeloupe, St. Domingo in Cayenne en aan den Senegal. Richelieu maakte niet alleen Frankrijk machtig en geducht, hij verhief ook de koninklijke macht tot haren hoogsten top. Vóór Richelieu aan het roer van den staat was, werd Frankrijk gedurig ondermijnd door onlusten, welk de grooten aanstookten, ook bedreigd door een nieuwen hugenotenoorlog, welke voornamelijk de prinsen Rohan en Soubise aanvuurden. Eerstin 1(324 kwam Richelieu in den staatsraad en werd de eigenlijke regent van Frankrijk. Zijne eerste groote onderneming was de onderwerping der Hugenoten; dezen waren bijzonder in het zuiden en westen talrijk en vormden eigenlijk een gewapenden bond midden in den staat; zij hadden door hunne kerkelijke organisatie tegelijk eene zekere staatkundige gekregen en waren in het bezit van sterke vestingen. Alle onlusten vonden hun voorwendsel en steun in de Hugenoten eu werden daarom zoo gevaarlijk; hunne vestingen waren de schuilplaatsen voor eiken onruststoker. Hij ontnam hun Nimes, Montauban, Montpellier en na een beleg van 14 maanden ook hunne hoofdwapenplaats La Rochelle, welke de Engelschen te vergeefs onder Buckingham poogdeu te ontzetten ; de Huge-
212
noten gaven zich niet eer over dan nadat de hongersnood en pest hen daartoe noodzaakten (1628), Richelieu ontnam hun ook de wapenen en hunne bijzondere rechten ; maar gaf hun daarentegen volkomene godsdienstvrijheid en in alles gelyke rechten raet de Katholieken; zoodoende herstelde hij de staatkundige eenheid in geheel Frankrijk. Zijn strijd tegen de grooten was voor hem gevaarlijker dan die der Hugenoten; want de koning was meer dan eens op het punt zijn almachtigeu minister, wiens uitmuntende geestkracht hij kende en haatte, te laten vallen. De koningin-moeder eu haar tweede zoon, de hertog van Orleans, stelden alles in het werk om den kardinaal in ongenade te doen vallen, maar Richelieu wist den koning te overtuigen, dat de hertog van Orleans naar de kroon streefde en hierin geholpen werd door de koningin-moeder en andere grooten des rijks. De koning willigde er in, dat zyne moeder Maria de Medici naar Keulen verbannen werd, alwaar Richelieu haar zelfs karig liet leven. De hertog van Orleans werd door wapengeweld uit het land verdreven. Richelieu gaf bij deze gelegenheid aan den adel eene vreeselijke les, hij liet namelijk Montmorency, een adellijke van den hoogsten rang, die aan den opstand van den hertog van Orleans deel had genomen, te Toulouse het hoofd onder den bijl des scherprechters verliezen. De hertog van Lotharingen , wiens zuster de hertog van Orleans tegen den wil des konings gehuwdjhad, was ook in de zaak gewikkeld, Richelieu maakte hiervan gebruik lotharingsche vestingen te bezetten eu het hertogdom van Frankrijk afhankelijk te maken.
Tot de vertrouwelingen des konings, eu waarvan zich Richelieu tegelijk bediende om zelfs het minste gesprek van Lodewijk te weten , behoorde de marquis van Cinqmars, deze moest dag en nacht bij den koning doorbrengen en hem in al zijn kinderachtig doen eu praten behulpzaam zijn, door eene hofkuiperij viel hij in ongenade, maar door tusschenkomst van Richelieu echter werd hij weer hersteld. Nu liet hem de koniug vooraf zweren aan Richelieu niets mede te deelen, van hetgeen bij den koning voorviel eu van dit oogenblik af werden Richelieu en Cinqmars doodvijanden. Met behulp
213
van de hertogen van Orleans en Bouillon had Cinqmars met zijn vertrouweling Fran5ois de Thau eene samenzwering gesmeed, die eigenlijk strekken moest, om den alver-mogendeu Richelieu te doen vallen ; deze ontdekte ze en liet het voorkomen als of het alleen om den koning te doen was. Cinqmars en de Thau werden ter dood gebracht en de hertog van Bouillon redde zijn leven door de stad Sedan aan de Maas af te staan. Evenmin als Richelieu de gewapende macht van den adel duldde, wilde hij ook dat het parlement zich mengde in zijne regeering. Aan het parlement werden alle wetten en verordeningen voorgelegd, kwamen zij hun rechtvaardig en goed voor dan werden zij in de wetboeken ingeschreven en anders afgestemd; alleen als de koning zelf in de vergadering verscheen (Lit de justice) mochten zij den koninklijken wil niet beoordeelen, Richelieu verwierp echter alle tegenspraak en riep eindelijk het parlement niet meer te zamen, zoodat alle beperking tegen de koninklijke macht opgeheven was. Dat de hooge ambtenaren geene te groote macht kregen, verhinderde hij door het aanstellen van opzieners , die alleen van de regeering afhankelijk waren. De ambten werden destijds verkocht en bleven gewoonlijk tegen goede betaling in sommige families erfelijk. Hij hield er eene geheime politie op na, waardoor hij bij alles tegenwoordig was, stichtte de fransche academie, sedert de hoogste uitspraak in de fransche taal, letterkunde en wetenschappen. Zij bestond uit 40 leden, die de openvallende plaatsen zeiven aanvulden. Hij leidde den grond tot het onbeperkte koningschap van Lodewijk XIV, maakte Frankrijk groot, maar het volk, dat hij zeer weinig telde, liet hij uitzuigen, de belastingen van 33 millioen livres voerde hy op tot 118 millioen. Hij stierf 4 Dec. 1642; Lodewijk Xlll zeide: in hem is een groot staatsman gestorven, en nam tot zijn opvolger den door hem aanbevolen kardinaal Mazarin, een Italiaan.
214
LODEwiJK xrv (1643—1715).
OORLOG DER FRONDE (1648—1653). SPAANSCHE OORLOG EN VREDE (4659).
Lodewijk XIII stierf in 1643, zijn zoon Lodewijk XIV , was slechts vijf jareu oud, het regentschap werd, vooral door bemiddeling van Mazarin, opgedragen aan de koningin-moeder Anna van Oostenrijk, dochter van Philippus III, koning van Spanje; natuurlijk bleef\' het Mazarin, die regeerde. Dit regentschap vond vele tegenstanders, voornamelijk in de beide eerste prinsen van den bloede, den hertog Gaston van Orleans en den ouden prins van Condé, bij dezen sloten zich vele edelen aan , wier hoofd de hertog van Beaufort was. Anna toonde daarentegen weinig lust om de door Richelieu verkregene rechten der kroon aan den adel af te staan, en liet aan Mazarin de geheele zorg der regeering over. Nu bewandelden de prinsen, door den adel te gebruiken, een anderen weg, en zochten namelijk het volk er in te mengen, hetwelk bij slot van zaken er niet beter door werd, en ook om het parlement van Parijs op hunne zijde te krijgen. Gedurende den dertigjarigen oorlog in Duitschland waren er vele belastingen geregistreerd geworden, ook thans na den westfaalschen vrede bleven niet alleen de oude, maar men wilde zelfs nog nieuwe invoeren; het parlement nam nu de houding aan van voor het welzijn van de burgerij te waken, en daar deze reeds gebukt ging onder de belastingen , weigerde het nieuwe en sommige der oude goed te keuren. Het hof, hierover ten hoogste gebelgd, liet eenige der voornaamste parlementsleden gevangen zetten om schrik aan te jagen, en nu liep de burgerij te wapen, bouwde barrikaden en eischte de invrijheidstelling der gevangenen. De partij der edelen en het parlement sloten zich by de burgers aan, en hiermede begon er een binnenlandsche oorlog, welke bekend is onder den naam van de Fronde. Intusschen had het hof, veiligheidshalve Parijs verlaten, en liet de stad door den grooten Condé insluiten. De oorlog werd van
215
beide zijden met weinig nadruk gevoerd; de Frondeurs waren verdeeld en Coude was wijfelachtig, met hart en ziel was hij de zaak van het hof of van Mazarin niet genegen. Den 11 Maart 1649 werd er een verdrag gesloten. De regentes gaf toe; maar Mazarin bleef in liet bestuur, daardoor was het strijdpunt niet weggenomen, eu de prinsen, hertogen en de adel kregen ook niet den invloed, dien zij verlangden. Het hof keerde naar Parijs terug en werd jubelend door het volk ontvangen. De oorlog nam eene\'andere gedaante aan; het werd een persoonlijke strijd van de prinsen van den bloede met (Jonde aan het hoofd om de regeering. Onverwachts werden Condé, Longueviller en Conti gevangen genomen , dit maakte vooral de vele aanhangers van Condé woedend. Sommige provincies kwamen mede in opstand en zelfs ïu-renne verklaarde zich voor de prinsen en stond weldra met een leger in het veld om voor hunne zaak te strijden. Mazarin bracht spoedig de meeste provincies tot de orde terug en zijn opperbevelhebber du Plessis behaalde den 15 Dec. bij Ilethel de volkomene overwinning over Tu-renne. Mazarin 1 rok triomfeerend Parijs weer binnen. Het parlement eischte nu de loslatiug der prinsen, dit werd geweigerd ; intusschen zaten zijne vele vijanden en vooral de kardinaal Rets, coadjutor des aartsbisschops van Parijs, niet stil. Mazarin bemerkte het gevaar en vluchtte heimelijk uit Parijs, de koningin-regentes wilde hem met den jongen koning volgen, dit belette echter de coadjutor, deze liet nog in den nacht het paleis bezetten, nu moest zij in alles toestemmen zelfs in de verbanning van Mazarin, welke naar Keulen was gevlucht en van daaruit de koningin wist te leiden.
De prinsen en de adel maakten slecht gebruik van hunne overwinning; in plaats van een strijd voor volksbelang, werd het een woordenstrijd om den voorrang, eenintrigen-spel; zij verdeelden zich in twee partijen, waarvan al spoedig de eene zich met het hof vereenigde, hetwelk hierop gerekend had; Turenne werd door de koningin, de coadjutor door Mazarin gewonnen; Condé, die zich van de regeering had meester gemaakt, ontkwam de Bastille slechts door de vlucht.
216
Onder zulke omstandigheden bereikte Lodewijk XIV zijn veertiende jaar en aanvaardde in schijn den 7 September 1651 zelf de regeering. Hij liet Oonde voorstellen doen om terug te kee-ren; maar deze trok van uit Bordeaux met een leger naar Parijs, en hier stonden de twee grootste veldheeren van Frankrijk Turenne en Conde over elkander, het zou wellicht tot een bloedigen strijd gekomen zijn, hadde de hertogin van Montpen-sier niet voor Conde de poorten van Parijs laten openen; bij het parlement geeu steun vindende, hitste zijne partij het gepeupel op, waardoor er een hevige oploop ontstond, het parlement wTerd overrompeld ; vele leden weken de stad uit en de overige, buigende voor het geweld, besloten, dat, aangezien de koning door Mazarin in onvrijen toestand gehouden werd, den prins van Condé tot opperbevelhebber van het geheele leger en den hertog van Orleans tot generaal-luite-uant van het rijk te benoemen. Op aandringen van Turenne begaf zich het hof naar Pontoise, werwaarts de meeste parlementsleden ook gingen; tegen Mazarins verwachting drongen dezen ook hier op zijne verwijdering aan, en nu besloot hij, om alle voorwendsels tot oorlog weg te nemen , in vrijwillige ballingschap te gaan (19 Augustus 1652). Den 21 October deed de koning onder het grootste vreugdegejuich zijne intrede weer in Parijs, en kondigde eene alge-meene amnestie af, van welke slechts Condé, als schuldig aan hoog verraad, uitgezonderd was. Deze trok met het overige zijner troepen naar Champagne en wierp zich in de armen van Frankrijks vijanden, de Spanjaarden. De looze coadjutor, kardinaal Retz, trad roemloos van het tooneel af. Mazarin werd den 3 Februari 1653 weer met veel eerbewijzen door den jongen koning ontvangen en in al zijne ambten en waardigheden hersteld. Adel en parlement moesten zwijgen en terwijl inwendig de financies, handel en nijverheid achteruitgingen, verhief hij Frankrijks macht van buiten door een gelukkigen oorlog met Spanje, üeze duurde reeds met tusschenpoozen van af 1635; Mazarin sloot zelfs met den koningsmoordenaar Cromwell een verbond tegen Spanje ; en daar dit rijk nu aangevallen werd door Frankrijk, Engeland en Savoije; Portugal afviel; Catalonio\', Aragon, Aiulalusië
217
en Napels opstonden , was Philippus ■ IV wel genoodzaakt vrede te sluiten, welke de pyreneesche genoemd wordt. Spanje stond daarbij alles af, wat het nog aan de zijde van Frankrijk over de Pyreneeën bezat (Perpignan, Couflans enz.), waardoor de bergen de grenzen der beide landen werden. In de zuidelijke Nederlanden verloor Spanje Artois, een gedeelte van Vlaanderen, van Henegouwen en Luxemburg, met de vaste steden Arras, Hesdin, Gravelingen, Landrecy, Quesnoi, Thionville, Montmedy , Marienburg en Philippe-ville (1C59); Lodewijk kreeg de infante Maria Theresia ten huwelijk, die van alle aanspraken op den spaansehen troon afstand moest doen. In 1661, 9 Maart, stierf Mazarin en liet zijner familie een verbazend vermogen in geld én goederen na. Hij overtrof Richelieu in menschenkennis en geslepenheid , wat Richelieu door kracht vermocht, verkreeg hij door hoofsche list. Den koning raadde hij op zijn ziekbed aan, zelfstandig en zonder eersten minister te regeeren, wat deze ook nakwam.
OORLOGEN VAN LODEWIJK XIV.
De jonge koning bewees zijne roeping tot de heerschappij vooral daardoor, dat hij voor elke tak van bestuur de bruikbaarste mannen wist uit te kiezen. Colbert, zijn minister van financiën , nam zijn ambt zoo g oed waar, dat hij zonder buitengewoon groote belastingen zorgde, dat de koning de onmetelijke sommen voor zijne veelvuldige oorlogen, de omkooping van vreemde ministers en voor de pracht van zijn hof had, en te gelijker tijd bevorderde hij handel en nijverheid, zoodat Frankrijk ook hierin eene eervolle plaats innam. Zijn minister van oorlog Louvois zorgde, dat hg goed en weluitgeruste legers had. De maarschalken Condé, Turenne en Luxembourg gaven aan de fransche krijgskunde eene volkomenheid, waardoor zij zooveel schitterende overwinningen behaalden. Vaubau bouwde vestingen, waartegen de dapperste legers het hoofd stieten. Mazarin had de fransche oorlogschepen in de havens laten verrotten, maar
218
onder Lodewijk verschenen er vloten in alle zeeën en admiralen als Duquesne en Tonrville, welke tegen de Engel-schen en Hollanders om de heerschappij der zee durfden strijden.
EERSTE SPAANSCHE OORLOG (1667—1668).
Toen Philippus IV in 16G5 gestorven was, maakte Lo-dewijk in naam zijner gemalin aanspraak op de spaansche Nederlanden. Bijna zonder zwaard te trekken veroverde de koning in persoon Franchecomté; zijne maarschalken drongen de spaansche Nederlanden binnen en namen de eeue stad na de andere. Het vervallen Spanje kon er geen leger tegenstellen en de Nederlanders waren evenmin uitgernst en zochten tijd te winnen. Johan de Wit, raadpensionnaris, handelde met Lodewijk over de verdeeling der zuidelijke Nederlanden; maar in het geheim wist hij Engeland en Zweden tot een verbond, Triple-Aliantie , over te halen en noodzaakte daardoor den koning van Frankrijk tot den vrede van Aken (1668). Hij gaf Franche-Comté terug, maar behield het reeds veroverde gedeelte van Vlaanderen met de steden Charleroi, Aken, Oudenaarde, üonai, Doornik en Rijssel, de laatste stad herschiep Vauban in eene sterke vesting.
OORLOG TEGEN DE NEDERLANDEN\' (1672).
Evenals eens de persische koning Darius Hystaspis het den Atheners niet vergeven kon, dat zij Sardes verbrand hadden, evenzoo vergramd was Lodewijk XIV op de Nederlanders , omdat zij het gewaagd hadden hem in zijne overwinningen te stuiten. Voorzichtig bereidde Lodewijk alles zoo voor, dat hem volgens menschelijke berekening zijn buit niet ontgaan kon. Onder de duitsche vorsten mistrouwde hij den grooten keurvorst Frederik Wilhelm van Brandenburg, daarom sloot hij een verbond met Zwe-
219
den, dat met Brandenburg in eene gespannen houding was wegens Pommeren. Koning Karei van Engeland kocht hij om met eenige millioenen Fr., zoodat deze niet alleen het drievoudig verbond verliet, maar zich tot den oorlog uitrustte. Spanje was niet te vreezen en Duitschland wist hij door kuiperijen en geld te verdeelen en gedeeltelijk op zijne zijde te krijgen.
In Weenen had hij den eersten minister des keizers, vorst Lobkowitz gewonnen, deze zou tot eiken prijs een oorlog tegen Frankrijk zoeken te verhinderen. Den 1 November 1671, sloot Lodewijk met den keizer een verdrag om geen der wederzijdsche vijanden te ondersteunen en daarenboven beloofde de keizer zich niet te mengen in oorlogen, wegens den vrede van Aken, buiten Duitschland. De aartsbisschop van Keulen, de bisschop van Munster, de krijgshaftige heer van Galen, de bisschop van üsnabrück, Johan Frederikvan Hanover, Christiaan van Mecklenburg Schwerin sloten met Frankrijk verbonden. Saksen, Beijeren, Wurtenberg, Maintz, Trier enz. beloofden onzijdig te blijven. De onderhandelaars voor Frankrijk waren de drie broeders Willem, Herman en Frans von Furstenberg (de laatste ook bisschop van Straatsburg), welken Leopold in 1664 tot rijksvorst verheven had). Duitschland bekommerde er zich niet om, toen Lodewijk in 1070, den hertog Karei van Lotharingen verjaagde en zijn land bezette, wat zon het zich dan nu aan Holland gelegen laten leggen, dat zich reeds lang van Duitschland gescheiden had ? Maar het aan de Franschen over te laten, dat was toch een muur van zijn eigen huis afbreken. Den 7 April 1672 verklaarde Lodewijk den Nederlanders den oorlog, omdat, verklaarde hij, zij hem reden tot ongenoegen hadden gegeven. De koning rukte persoonlijk met een leger van 140.000 man onder bevel van Condé, Turenne en Van-ban op Holland aan. Nog versterkt door de Munsterschen en Keulschen, trokken zij den 12 Juni, door eene waadbare plaats over den Rijn. Het hollandsche leger was niet sterk genoeg om dezen overtocht te beletten, hoewel de fransche dichters hem bezongen als een heldenfeit. Nog voor het einde van Juni hadden de Franschen niet alleen
220
een groot gedeelte van Gelderland, Overijssel en Utrecht, maar zelfs steden in de provincie Holland bezet. Terwijl zij met hunne bondgenooten tot in het hart van Holland doordrongen, handhaafden de grijze zeeheld de Kuiter en anderen de oude hollandsche roem ter zee, en al was elke slag niet beslissend, de Engelschen werden toch als het ware uit de opene zee verdreven. Tot geluk voor de Nederlanden volgde Lodewijk het plan van den minister Louvois om eerst de vestingen weg te nemen, in plaats zoo als Condé wilde, dadelijk op Amsterdam los te gaan, daardoor won men van binnen tijd om de noodige maatregelen te nemen. Het volk eischte den 22jarigen Willem 111 tot stadhouder; waarop deze aan het hoofd des lands geplaatst werd. Hij verordende de verdediging, en deed den moed herleven. Willem haatte Johan de Wit, het hoofd der republikein-sche partij, welke het eeuwig-edict had doorgezet, waardoor voor altijd de stadhouderlijke waardigheid werd afgeschaft. Johan de Wit was door den franschen oorlog overvallen geworden, de vestingen waren niet in behoorlijken verdedigingstoestand , de tuighuizen slecht voorzien en de grensvestingen slecht bezet. Het volk zoekt veelal de oorzaak van de rampen des vaderlands bij de regenten, vooral als er partijen bestaan, zoo ook in de Nederlanden. Onder het volk werd verspreid, dat de raadpensionnaris en zijn broeder Cornells de Wit het land aan de Franschen hadden willen verraden; later trad een barbier Tichelaar op met de beschuldiging, dat Cornelis hem had willen omkoopen om den prins te vermoorden; hij werd gevangen genomen en in een daarop volgenden volksopstand in den Haag verloor het edele broederpaar het leven, zij werden door het opgezette grauw letterlijk aan stukken gescheurd. Overal klonk het, Oranje boven! Willem had drie van de vier personen, welke vroeger een aanslag op het leven van Jan de Wit gedaan hadden, voorkomend in het leger ontvangen ; den gemeenen Tichelaar kreeg een jaargeld en degenen, die de beide broeders aan den afgrijselijken moord hadden prijs gegeven, werden beloond. Toen Willem aan het beheer was, wakkerde de moed der burgers weer aan. Aardenburg hield tegen den
221
maarschalk d\'Aucre staud en 20.000 Munsterscheu en Keulenaars konden zich niet meester jnakeu van Groningen. Koevorden werd volgens het plan van Mijnert van de Thy-nen door Rabenhaupt hernomen , het kostte den bisschop van Keulen meer dan 1000 man. Lodewijk zelf keerde naar Frankrijk terug, de schitterendste feesten en hofdames wachtten hem daar. De oorlog nam voor de republiek, door de maatregelen van Willem, en omdat de Duitschers toch eindelijk begonnen te begrijpen, dat zij de deur van hun eigen huis open lieten maken voor den overweldiger, eene gunstiger wending. De keurvorst van Brandenburg, een neef van Willem van Brandenburg, bevreesd voor het Cleefsche, sprong het eerste bij en wist den keizer over te halen zijn voortreffelijken veldheer Monticuculi met een leger naar den Rijn te zenden ; de minister Lobkowitz verlamde echter zijne werkzaamheid zoodanig , dat Monticuculi zeide, dat hij liever nog zijn bevelen uit Parijs dan over den langen weg uit Weenen kreeg; en toen hij, in weerwil van Turennes manoeu-vreeren, op het punt was zich met den keurvorst te vereenigen , kreeg hij bevel naar Frankfort te trekken en werkeloos te blijven ; hy trok bij Mainz over den Rijn en maakte zich gereed in Frankrijk te vallen. Turenne ijlde naar den Midden-Rijn, maar de keurvorst sloot vrede met den koning, die, weer aangegrepen door een oorlogzuchtigen luim, naar de Nederlanden was gekomen om op het tooneel der overwinningen te zijn; zijn zegeloop echter was hier ten einde. De wanhopige toestand had den moed der burgers, zoowel van rijke als van arme in vuur gebracht en liever hadden zij als echte republikeinen hun land met den vijand weer aan de golven prijs gegeven dan het den Franschen te laten veroveren ; nog vóór het jaar 1673 ten einde was, waren bijna al de steden weer door de Franschen ontruimd; het tooneel van den oorlog verplaatste zich. Den 30 Aug. 1673 verbonden zich keizer Leopold en Spanje met de Nederlanden , later ook Lotharingen en in Maart 1647, het duitsche rijk alsook Brandenburg ; maar Denemarken en Zweden sloten zich bij Frankrijk aan, zoodat nu den oorlog in een algemeenen veranderde. De boven- en beneden-Rijn en de
spaausche Nederlanden werden de oorden voor de oorlogsbeweging, waai\'door de Nederlanden verademing kregen. Ook de zee verfde zich met bloed; in drie groote zeegevechten behield de Kuijter de overhand boven de veel sterkere zeemacht der Eugelschen en Frauschen. Karei II van Engeland, op aandrang van het parlement, zag zich genoodzaakt te Westminster (19 Febr. 1674) vrede te sluiten met de Ne-derlanden. Ook Munster eu Keulen moesten als duitsche vorsten hun bondgenootschap met Lodewijk opgeven. Lo-dewijk zond Turenue naar den boven-Rijn, die in Lotharingen en in de Paltz als een Turk huis hield, desgelijks deed de maarschalk Luxembourg in de spaausche Nederlanden en den beneden-llijn. Aan deu boven-Rijn voerden Bouruonville en Des Souches het bevel over het rijksleger, hetwelk zich bij Eusisheim door Turenne liet slaan; de soldaten hadden de overtuiging, dat zij door verraders werden aangevoerd. ïeu gevolge dezer nederlaag ging Franche-Comté verloren, welks hoofdstad Besau^on door den spaanschen gouverneur Baudemont dapper verdedigd werd, maar opgeven moest, omdat hij zonder hulp gelaten werd, evenzoo werd de oude hertog van Lotharingen ook aau zichzelven overgelaten. Den volgenden winter werd Bouruonville door Turenne overvallen en over deu Rijn gejaagd. Montecuculi, die thans over het rijksleger bevel voerde, stuitte Turenne; vier maanden zaten beide legers elkander op de hielen, zonder veel voor- of nadeel te behalen. Den 27 Juli 1675 wilde eindelijk Turenne bij Sosboch niet ver van Aken slag leveren , maar werd bij den aanvang reeds gedood; de Frauschen vluchtten hierop in groote wanorde over den Rijn, maar werden den 1 Aug. bij Altenheim weder door Montecuculi geslagen en verloren ook het lang verdedigde Trier, üe prins van Oranje deed zich, hoewel nog jong, in de spaausche Nederlanden als een dapper eu beleidvol veldheer kennen, zijne grootste bekwaamheid bestond in het gepast gebruik maken der behaalde voordeeleu en het vaardig herstellen der geledene nadeelen, hij streed met roem tegen den grooten Condé. Scliomberg, Luxembourg en anderen. De slag van Seuef (11 Aug. 1674) waar
223
Condé met 50.000 man den prins met 30.000 aanviel, bleef onbeslist. Jn 1677. 11 April werd hij door Luxembourg by Montcassel geslagen, maar wist een meesterlijken aftocht te bewerken, welke hem meer roem verschafte dan de overwinning aan Luxembourg. Ter zee bevocht de Ruijter in het gezicht van de Etna (22 Apr. 1676) eene schitterende overwinning op de fransche vloot, welke den Spanjaarden Sicilië wilden ontrukken. Jammer, dat deze overwinning zoo duur verkregen werd met den dood van den groeten zeeheld, die, van scheepsjongen af tot den grootsten admiraal zijns tijds, opgeklommen was en bij alles de nederigste en godsdienstige man bleef. De Franscheu beperkten zich na den dood van Turenne grootendeels tot een verdedigingsoorlog tegen Duitschland, deden bij gelegenheid uitvallen en verbrandden steden en dorpen. In de spaansche ^Nederlanden veroverden zij Ypern en Gent, eu sloegen den prins van Oranje bij St. Omer, daarentegen werd Luxembourg door hem bij St. Denis overwonnen, maar hij werd, door het sluiten van den vrede van Nijmegen 1678, verhinderd er voordeel uit te trekken. Den 5 Febr. 1679 werd de algemeene vrede geteekend. Lodewijk had half Europa afgemat en in bloed gedrenkt. Spanje verloor Franche-Comté, de vestingen van Valencienne af tot aan Maubeuge; het duitsche rijk Freiburg in Breisgau; Lotharingen bleef in de macht van Frankrijk, omdat de hertog de harde voorwaarden niet wilde aannemen ; Holland kreeg alles terug.
DE ZWEDEN VALLEN IN DUITSCHLAND.
Terwijl de keurvorst Frederik Willem van Brandenburg de zijde des keizers gekozen had en Turenne aan den bo-ven-Rijn bezig hield totdat Moncuculi met zijn leger verscheen, was Zweden, door fransche subsidiën omgekocht, in zijn land gedrongen en wilde nogmaals toonen dat zij dezelfde Zweden van den 30jarigen oorlog waren. De oude Wrangel ook vervolgde zijn rooven en brandschatten van vroeger.
224
Maar terwijl niemand het vermoedde overviel de keurvorst eene al\'deeling des legers bij Rathenow en hieuw dit in de pan. De jonge landgraaf van Hessen-Homburg greep tegen het bevel bij Fehrbellin (28 Juni 1675) de Zweden aan, de keurvorst kon in der haast slechts zijne ruiterij in het gevecht brengen , maar wist deze zoo geducht aan te voeren, dat Wran-o-el (broeder van den ouden) volkomen geslagen ,■ en zijn leger vernietigd werd. Nog eens behaalde de keurvorst met zijn goedgeoefend leger de overwinning op de Zweden bij Wolgast, veroverde Stettin, Stralsund en Greifswalde en drong tot Riga door, terwijl de Nederlanders onder Tromp de zweedsche vloot overwonnen en de Denen Wismar namen. Bij den vrede van Nijmegen, zorgden de Franschen , dat de keurvorst er geen dorp bij won, maar zich te vreden moest stellen met den krijgsroem. Hij had echter getoond, dat de Zweden niet onoverwinnelijk waren en legde den grond voor den lateren roem van het pruisische leger.
OHAMDRES DE RÉUNION VAN LODE WIJK.
Zoodra Lodewijk zijne vijanden gescheiden had en overtuigd was van hunne machteloosheid , kwam hij met de groot quot; ste onrechtvaardigheid, waarvan de geschiedenis gewaagt, voor den dag. Hij eischte namelijk alle landschappen en steden , welke van af de vroegste tijden behoord hadden bij de gewesten , welke volgens den munsterscheu en nijmeegschen vrede aan Frankrijk gekomen waren. Tot dat einde zette hij bijzondere gerechtshoven neer in Breisach, Besan^n, Metz en Doornik (chambces de Reunion geheeten.) Dezen moesten nauwkeurig onderzoek doen, en klommen zelfs tot het Mero-vingische en karolingische tijdperk terug. Bevond een der gerechtshoven bijv.: dat deze of gene streek of stad vroeger, soms iu vorige eeuwen, daarbij behoord had, dan werd den koning, prins of vorst, in wiens gebied zy lag, voor het gerechtshof gedaagd, om er een beuzelachtigen schijn van recht aan te geven; bij niet verschijnen, werd zulk eene stad of gewest dadelijk door de fransche legers in bezit genomen. Zoo werd koning
Karei XI van Zweden wegens Zweibrficken en den koning van Spanje om het vorstendom Chiinay, Kortrijk en het hertogdom Luxemburg voor de kamer gedaagd, en zoo werden ook in de spaansche Nederlanden, in den Elzas, en de Paltz steden en stiften genomen, groote geldsommen afgeperst en de fran-sche vlag geplant, terwijl de gedwongene Franschen vreugdefeesten moesten vieren. Te midden van den vrede maakte de koning zich meester van Straatsburg, de poort van Zuid-Duitschland en de zetel der duitsche wetenschap en nijverheid. Sedert den SOjarigen oorlog leefden de burgers in bestendige vrees voor de Franschen; zij versterkten de vestingwerken en hielden op eigen kosten garnizoen om de wallen te bewaken. Duitschland liet haar overigens geheel aan zich zelve over. Met veel geld wist Lodewijk eenige magistraten om te koopen, de voornaamste verraders waren Zedlitz, Stösser, Obrecht en bijzonder Günzer. In het grootste geheim en onder alle bedekte voorwendsels verzamelde Louvois om en bij de stad troepen, tot dat zij eindelijk in den nacht van den 31 Sept. 1681 overrompeld werd en zich moest overgeven; het verraad van binnen maakte dit gemakkelijk. Spoedig daarop deed er Lodewijk zijne intrede in. De bisschop Franz Egon von Fustonherg, die even als zijne voorgangers sedert de hervorming te Zabern woonde, kwam te Straatsburg en ontving den koning in het portaal der hoofdkerk met de woorden van den ouden Simeon: »Nu, »Heere, laat uwen dienaar in vrede gaan , want ik heb gt;nw heil gezien.quot; Met grooten spoed liet Lodewijk de stad door Vauban tot eene der sterkste vestingen van Europa maken en boven een der stadspoorten het volgende opschrift plaatsen: Germanis Gallia clausa (Gallic is voor de Duitschers afgesloten.)
Evenzoo nam hij van Spanje, en zonder de minste aanleiding, alleen volgens het oordeel der Chambres de reunion Luxemburg weg. Europa stond versteld over zooveel onrecht , maar de vorsten hadden geen eensgezindheid en moed om den dwingeland te weerstaan.
15
A1.G. GESCII.
DE TURKSCHE OORLOG.
Lodewijk de XIV gebruikte , evenals zijn voorvader Frans 1, de Turken tegen den keizer, en hierin werd hij ook nu weder geholpen door de oneenigheden in Hongarije en Zevenbergen. Ma Bethlen Gabors dood (1629) werd George I Rakoczy door de stenden tot vorst van Zevenbergen gekozen, die in 1G44 niet Frankrijk en Zweden een verbond sloot tegen den keizer en hem tot den afstand van verscheidene landstreken dwong. Zijn zoon (ieorge II maakte gemeene zaak met Moldavië en Wa-lachije , die ook vazallen van Jen sultan waren, hij bracht zich. daardoor in verdenking bij den sultan. Toen hij, in verbond met Zweden, in 1657 Polen aanviel, leed hij eene zware nederlaag en werd op bevel van den sultan afgezet en zich met geweld van wapenen willende staande houden, bezweek hij onder de turksche overmacht voor Klausenburg, waar hij aan zijne wonden stierf (1660). Omdat de keizer vorst Kemeny begunstigde tegen Michael Apafi, welken de sultan als vorst gekozen had, deed de laatste den keizer den oorlog aan. üe sultan zond den grootvizier Achmed Kiuprili, een der laatste groote turksche veldheeren met een sterk leger, tegen den keizer en sloeg hem den 7 Aug. 1663 bij Grau, nam de gewichtige vesting Neuhaüsel aan de Reitra en liet zijne Tartaren tot over de Moravische grenzen plunderen en verwoesten. De geheele christenheid beefde nogmaals voor de onmenschelijke halvemaan; de meeste vorsten kwamen den keizer te hulp of met legers of niet geld; de rijksvorsten, Zweden, zelfs Lodewijk zond 6000 man onderden graaf Coligni; paus Alexander Vil, Genua, Florence en Mantua zonden gelden en manschappen; alleen Engeland en de Nederlanden durfden, als baatzuchtige kooplieden, niets doen, ten eindejhun handel met de Turken niet te benadeeleu. Een keurleger stond dus gereed om de Muzelmannen te ontvangen , en tweemalen behaalde het op hen de overwinning : de eerste bij Lemenz in Opper-Hongarije, er werden duizenden verslagen en meer dan duizend wagens veroverd, beladen met den roof van meer dan honderd dorpen en steden,
227
en de tweede in Aug. bij St. Gotthard aan de Ilaab, waar Montecuculi met eene veel geringere macht Kiuprilis geheel versloeg, en niettegenstaande deze overwinningen moest keizer Leopold 1 een wapenstilstand van 20 jaren sluiten , waarbij de keizer zich verbond geschenken van 200000 daalders naar Konstantinopel te zenden en Apali als vazal over Zevenbergen te erkennen. Wij kunnen dit alleen toeschrijven aan de verdeeldheid in het leger en het gebrek aan de noodige middelen om het bij elkander te houden en het noodige aan te schaffen om den oorlog voor te zetten. De Turken wendden zich tegen de Venetiërs, wien zij het eiland Creta ontnamen. Hongarije hield in weerwil van den vrede nog geen rust. Na den gesloten wapenstilstand smeedden de hongaarsche edelen eene groote samenzwering tegen den keizer, die wel is waar ontdekt en door talrijke terechtstellingen gestraft werd, maar graaf Emmerich Tököly ontkwam naar Zevenbergen en stelde alles in het werk om den sultan weer tot den oorlog tegen den keizer te bewegen. Toen deze in 1073 met Lodewijk XIV in een nieuwen oorlog gewikkeld was en het grootste gedeelte van zijn leger naar den Rijn moest zenden, gelukte het aan Tököiy de Hongaren tot een openbaren opstand te bewegen; ook na den vrede van Nijmegen ondersteunde de trouwelooze Lodewijk Tököly met officieren en geld en liet door zijne gezanten te Con-stantinopel alles in het werk stellen om Mohamed II tot een oorlog tegen Leopold aan te zetten. De sultan benoemde werkelijk Tököly tot koning van Hongarije en ontving de insignies der beleening (strijdkolf, sabel en muts). De sultan, onophoudelijk aangehitst, vooral door de Janitsaren, die door het geld van vreemde agenten opgezet waren, besloot tot den oorlog tegen den keizer, welke nog alles door zijne gezanten liet inspannen om het onweer van zich af te wenden, maar te vergeefs. De grootvizier Kara Mustafa brak in de leute van 1(383 met een leger van 300000 man op en rukte, gevolgd, door de legers van Apaii en Tököly, recht uit op Weenen los, zonder zich veel om andere vestingen in zijn weg te bekreunen. De keizer vluchtte naar Linz eu riep de hulp van het rijk in, terwijl de Turken zich reeds
228
om Weenen neerlagen (17 Juli); op hunne strooptochten sleepten zij meer dan SOOOOmenschen in slavernij. In Weenen voerde de dappere generaal Rüdiger von Stahremberg over de bezetting van 14 000 man het bevel; soldaten, burgers, studenten, zelfs de vrouwen wedijverden in heldenmoed met elkander. De Turkeu ondergroeven de muren en lagen mijnen aan, de VVeeners groeven hen tegemoet en dikwijls streed men zelfs tegen elkander onder den grond. Als er eene mijn sprong, dan stormden de Turken met woede er op los, maar werden telkens teruggeslagen ; langzamerhand echter vielen de vestingwerken door het springen der rnjjuen tot puinhoopen , waarin de vijand zich vastzette en steeds vooruitkwam. De stad werd tot het uiterste gebracht, de bezetting verminderde eiken dag door dooden en gekwetsten, de burgers tobden zich af door de voortdurende krachtsinspanning, daarbij kwam nu nog de honger; de belegering duurde reeds twee maanden. Eiken nacht liet Stahremberg vunrteekens geven, welke den dringenden nood aan de christenheid moesten verkondigen ; den 10 Sept. liet hij eindelijk van den Stephanustoren een bundel vuurpijlen opstijgen, als teeken van den hoogsten nood , en o, zegen, verwijderde vuurpijlen gaven eindelijk antwoord. Een christen leger naderde ; 20 000 man sterk waren de keizerlijken onder Karei van Lotharingen, 12000 man zond Beijeren en even zooveel Saksen; Zwaben en Frankland 9000 man; en 18000 Polen trokken onder hunnen dapperen koning Johannes Sobiesky de benauwde stad te hulp. Aan hem werd door de duitsche vorsten het opperbevel opgedragen. Het was Zondag 12 Sept., reeds voor dat de volle dag gloorde, werd de H. Mis op den Leopoldsberg aan den Allerhoogste opgedragen, Sobiesky met de andere katholieke bevelhebbers waren er by tegenwoordig, Sobiesky bad innig, en toen de H. plechtigheid ten einde was, riep hij met luide stemme: »Laat ons nu vol vertrouwen op de bescherming des Hemels en der allerzaligste Maagd Maria tegen den vijand der christenheid optrekken! Zij stegen vol vuur den Kalenberg af en sloegen het turksche leger na een kort, maar bloedig gevecht op de vlucht; de grootvizier scheen buiten zinnen te zijn, hij liet niet eens zijn leger in slag-
229
orde zetten, maar woedend liet hij 30000 gevangene christenen tot den laatsten man ombrengen. Hij zelf was een der eerste, die vluchtte; later werd hij op bevel van den sultan geworgd. De gemaakte buit was onnoemelijk, men schatte hem wel op 10 millioenen, de prachtige tent van den grootvizier alleen berekende men op 400000 daalders, ook de briefwisseling van Lodewijk XIV met de turksche regeering viel in hunne handen. Deze werd op het bericht van het ontzet van Weenen, als door den donder getroffen; hy had wellicht gehoopt na den val van Weenen door het verdeelde Duitschland als beschermer ingeroepen te worden, dan ware hij tegen den Turk getogen en als redder van Duitschland, zou hij misschien den keizerstroon beklommen hebben. De turksche oorlog duurde nog lang voort; Sobiesky versloeg de Turken nog eens bij Parkany (14 Oct.) _ en trok toen naar Polen terug. Weenen was buiten gevaar en
CT O
de schrik voor de halve maan grootendeels vernietigd. Ka-rel van Lotharingen nam het opperbevel over en sloeg de Turken in verscheidene gevechten. In 1G86, 2 Sept. werd Ofen door de rijkstroepen onder den keurvorst van Beijeren met storm genomen; de Turken weerden zich wanhopig, de inwoners hielpen hen krachtig; want zij waren Turken, 146 jaren was deze stad in hunne handen geweest; alles werd neergesabeld, slechts 2000 kregen genade. Na de inname van Ofen drongen de keizerlijke troepen altijd zegevierend tot in Zevenbergen en Croatie door, en den 12 Augustus 1687 behaalde het Christenleger onder den bertüg Karei en den keurvorst Maximiliaau Emanuel bij Mohacz eene schitterende overwinning op de Turken, waardoor geheel Hongarije weer onder de macht des keizers kwam. Leopold I bood den Hongaren de hand van verzoening aan, mits zij hun kiesrecht lieten varen, de erfopvolging in zijn huis erkenden en ten laatste het recht opgaven de wapenen te mogen opvatten als zij hunne privilegies geschonden achtten. Op den rijksdag te Presburg 1688 namen de Hongaren dit aan, en zij verklaarden de hongaarsche kroon erfelijk in het huis van Habsburg. Jammer, dat in het vorige jaar Caraffa, een napoütaansch veldheer, in dienst des keizers
230
te Eperies in Opper-Hongarije de overwinning bevlekte door zijn bloedraad over de schuldige oproerige en verdachte magnaten. Zevenbergen onder Michnel Aposi huldigde ook den keizer als leenheer, en den 6 Sept. 1688 viel Belgrado door eene vreeselijke bestorming in de macht der christenen , waarbij zich bijzonder de keurvorst van Beijeren onderscheidde. .Na Karei van Lotharingen voerde de wakkere markgraaf Lodewijk van Baden het opperbevel, hij sloeg in 1(J89 de Turken bij Patasch en Nissa, heroverde Seinen-dria en Wittin, en behaalde in 1690 eene groote overwinning bij Salankemen, waarin Mustafa Kiuprili sneuvelde,\'jdie in 1690 den christenen Belgrado weder onder eene groote slachting ontrukt had. De volgende jaren oorloogde de keurvorst Frederik August 1 van Saksen als opperbevelhebber niet gelukkig, lu Turkije had men intusschen eene opvolging van sultans gehad; de omstandigheden bij die opvolgingen te verhalen zou van geen nut zijn, voor den draad der geschiedenis geven wij ze slechts op. Mohamed IV werd in 1687 afgezet en opgevolgd door zijn broeder Soliman 111, deze stierf in 1691 en op hem volgde zijn broeder Achmed II. Hij overleed in 1695 : zijn opvolger Mustapha II verklaarde iu een open brief aan zijne onderdanen , dat het verval des rij ks toegeschreven moest worden aan de slechte regeering der drie laatste sultans en aan de nalatige viziers, weshalve hij zich zeiven aan het hoofd van het bestuur en leger zou plaatsen en naar Zevenbergen met zijne scharen trekken. Bij het keizerlijke leger was Prins Eugenius van Savoije, die in Italië met voordeel gestreden had , als opperbevelhebber benoemd. In weerwil van alle moeielijkheden hield hij zich bij Pe-terwardein staande en toen de Turken den 11 Sept. 1697 bij Zenta de rivier de Theis wilden overtrekken, viel Eugenius hen in den rug aan en bevocht eene schitterende overwinning. Meer dan 20 000 man sneuvelden en duizenden verdronken in den vloed, een onmetelijke buit viel den overwinnaars ten deel; Eugenius schreef in zijn bericht naar Weenen: shet gevecht eindigde met den dag, alsof de zon getalmd had de heerlijke zege van het keizerlijk leger met
231
hare stralen te beschiinen. Deze overwinning verbrak de macht der Turken in Hongarije en bezorgde aan den keizer den voordeeligen vrede van Carlowitz in Januari 1(599.
LODEWIJK XIV EN DE KERK.
DE VIER ARTIKELEN DER GALLICAANSCHE KERK 1082. — VERNIETIGING
VAN HET EDICT VAN NANTES quot;1085.
Het is licht te bevroeden, dat voor een vorst als Lodewijk, wiens wil wet voor allen was , elk gezag een doorn in het oog moest zijn en het hem niet genoeg was onbepaald in de wereldlijke zaken te heerschen, maar dit ook gaarne in het kerkelijke wilde doen, van daar weldra botsing tus-scheu beiden. En gelukkig, dat hij in gemoede katholiek, en paus Innocentius XI voorzichtig en beraden was, anders ware er wellicht eene volkomen scheuring ontstaan. Aanleiding tot deze twist met den paus was het recht der regaliën, hetwelk bijna in vergetelheid was geraakt; het betrof eene vrijheid, welke door het concilie van Lyon 1274 aan de fransche koningen was gelaten om sommige ledig-staande bisdommen te bezetten en andere gedurende hun vacaut zijn te laten beheeren; dit wilde Lodewijk, geholpen door zijne ministers Colbert en Le Tellier op alle bisdommen en aartsbisdommen van het rijk toepassen, in een rechtsgeschil van het klooster Charonne met den aartsbisschop van 1\'arijs, matigde zich liet parijsche parlement het recht aan uitspraak te doen ten gunste van den aartsbisschop ; paus Innocentius XI verbood daarop aan de geestelijkheid, de parlementsbesluiten in zuiver kerkelijke zaken te erkennen. L)e ministers verboden daarentegen bij koninklijke verordening van 2 Juli 1G80 de bullen, breves of andere brieven van den paus of zijn nuntius af te kondigen, tenzij zij voorzien waren van het grootzegel. De geestelijkheid verdeelde zich in twee kampen; de hoogere was meerendeels aan de zijde des konings, de lagere hield zich meestens aan den paus. üe koning riep daarop eene vergadering van geeste-
232
lijken bijeen, aan wie opgedragen werd de aloude rechten van de gallicaansclie kerk te omschrijven. Het beschrijven hiervan werd opgedragen aan Bossuet, bisschop van Meaux, die bijzonder bij den koning en het hof gezien was ; en van hem zijn de vier bekende artikelen der gallicaansclie kerk afkomstig. Zij zijn: 1. Aan den paus, als opvolger van den H. Petrus, is alleen de opperste macht over geestelijke en der zielenheil betrefïende zaken en uiet over zuiver werekl-sche gegeven. 2. De geestelijke macht der pausen is zoodanig , dat volgens het algemeen concilie van Constanz, een algemeen concilie boven den paus staat. 3. De paus moet zijn gezag volgens de canonieke wetten uitoefenen en met inachtneming voor Frankrijk volgens de gebruiken, zeden en inrichtingen, zooals die in het rijk van oudsher bestaan. 4. Ook in geloofszaken is de uitspraak des pausen niet onfeilbaar , zij behoeft de toestemming der geheele kerk. — Uit deze vier artikelen kan men maken , wat men wil, en elke uitspraak des pausen ter zijde leggen, zoo dikwijls men dit goedvindt — Lodewijks en der ministers doel was bereikt, des konings almacht strekte zich ook over de fransche kerk uit. Het Vaticaansch Concilie, in 1870 gehouden, heeft, gelijk wij weten, verklaard, dat het een door God geopenbaard leerstuk is; dat de Rooinsche Paus, wanneer hij het ambt van Herder en Leeraar aller christenen vervullend , met zijn hoogst Apostolisch gezag , de leer over geloof en zeden bepaalt, door den Goddelijken bijstand onfeilbaar is. Ook alle fransche bisschoppen hebben liet leerstuk aangenomen.
Volgens hetzelfde begrip van staat en koninklijke macht kon Lodewijk het ook niet dulden, dat de Hugenoten niet tot den koninklijken godsdienst behoorden en als het ware een geloof, onafhankelijk vau hem beleden; van eene andere zijde zal hij wellicht de zaak van Rome hebben willen vergoeden door zich ijveraar voor de kerk te maken. Wellicht zal Mad. de Maintenon, destijds zijne grootste vertrouweling en met wie hij later heimelijk huwde, het hare er aan hebben toegebracht om te trachten het protestantismus in Frankrijk uit te roeien. Wij moeten hier nog aanmerken,
233
dat er bij de beraadslagingen over deze zaak geen bisschop tegenwoordig was. Eerst beproefde men zachte middelen om de Hugenoten tot den katholieken godsdienst over te halen, toen dit niet hielp, begon men hunne rechten in te korten. De meesten echter volhardden in hun godsdienst, waarop overal missionnarissen uitgezonden werden , vergezeld van dragonders , welke ingekwartierd bleven bij diegenen, welke niet van godsdienst wilden veranderen, en natuurlijk de menschen uitzogen eu kwelden, zoodat er wel 200 000, om hunne bezittingen te redden , katholiek werden. Den predikanten , die hunne belijdenis niet wilden afzweren, werd op galeistraf gelast het land te verlaten. Het eene willekeurige bevel volgde het andere. Den 22 October 1085 hief de koning het edict van Nantes op en onttrok daardoor aan de Hugenoten alle privilegies, en alle uitoefening van hun godsdienst; de kerken werden gesloten of afgebroken; zij moesten hunne kinderen katholiek laten doopen en opvoeden; meer dan 260000 menschen verlieten hun vaderland eu vestigden zich in Engeland, de Nederlanden, of elders in Duitschland. bodewijk sloeg daardoor Frankrijk eene diepe wonde; want de uitgewekenen onttrokken niet alleen aan Frankrijk een aanzienlijk kapitaal, maar ook hunne nijverheid en kunst, lu de Cevennen boden de Hugenoten (Caniisarden genaamd, naar hunne korte buizen), jaren lang zulk een weerstand, dat men hen eindelijk in rust hun godsdienst liet belijden.
Wij keuren de handelwijze van Lode wijk tegen de Hugenoten ten hoogste af en ook de kerk verlangt zelve zulke bekeeringen niet; maar wij moeten hier alweder bijvoegen, dat hij niet erger tegen de Protestanten handelde, dan Engeland, Holland, Zweden en Denemarken en andere protestantsche landen tegen de Katholieken deden, ja, eeuwen lang en veel feller. In onze dagen handelt het Noorden en vooral Rusland nog niets liberaler.
JAKOBUS n. KONING VAN ENGELAND (1685—IGSS).
Wij moeten, eer wij het tijdperk van Lodewijk XIV
234
voortzetten, voor het verband der geschiedenis eenige oogenblikken ons bezighouden met het vervolg der geschiedenis van Engeland. Ofschoon Jakobus 11 katholiek was, volgde hij toch zijn broeder Karei 11 zonder eenige tegen werking als koning van Engeland op.
Hij verklaarde, dat hij de door de wet ingestelde staatsinrichting en de anglicaansche kerk in alles trouw zoude handhaven, waarvoor de engelsche natie hem toejuichte. Dit duurde echter slechts korten tijd ; Jakobus hoorde niet slechts openbaar de H. Mis, maar begaf zich met koninklijke pracht naar de kerk; nog minder beviel het, dat hij de Katholieken , die geweigerd hadden den eed te doen , vrij liet en dat hij desgelijks ook deed met 1200 kwakers. (Aanhangers van George Fox). Dit maakte de mannen der hoofdkerk zeer ontevreden. Hij liet zich evenwel volgens het engelsche ritueel kroonen. Den 22 Mei 1(385 werd het parlement geopend , hier liet hij zijn afkeer voor de parlementaire regeering reeds blijken; hij eischte van hen het inkomen der kroon voor zijn leven bepaald te zien, hetwelk hem , inweerwil van vele tegenwerpingen, gelukte. Spoedig daarop landde de hertog van Monmouth met eene schaar engelsche vluchtelingen en wierp zich zeiven tot koning en beschermer van het protestantsche geloof op. Hij vond aanhang, maar werd bij Sedgcmoor geslagen en op de vlucht gevangen. Monmouth werd met velen zijner aanhangers ter dood gebracht en anderen naar de plantagies van Jamaika gezonden. Deze opstand gaf den koning gelegenheid, rondom zich eene soort van staand leger te vormen, waartegen de Engelschen bijzonder waren en dit vermeerderde, toen hij hierbij ook katholieke officieren aanstelde; in het leger van Ierland trachte hij insgelijks katholieke elementen in te voeren. Luid gaf hij zijne afkeuring te kennen over de Habeas-corpus-acte, welke de Engelschen integendeel als de hoeksteen hunner vrijheid beschouwden.
Den Katholieken wilde Jacobus godsdienst en burjrer-
O O
lijke vrijheid bezorgen, tot dit doel moesten de wetten tegen hen, alsmede de test-eed afgeschaft worden. Voorzichtige Katholieken en ook de paus waarschuwden den
235
koning voor onbedachtzame schreden , terwijl zij hem op de stemming der Protestanten opmerkzaam maakten; zij zouden zich al gelukkig achten als de Katholieken slechts de vriiheid hadden ongehinderd hun godsdienst uit te oefenen. De koning ging echter verder; hij ontsloeg de katholieke officieren van den test-eed , en toen twee leden van het oppergerechtshof dit hoog afkeurden, zette de koning hen af; ook ontsloeg hij den bisschop van Londen, • omdat deze het met de ontevredenen hield. Te gelijker tijd \' werden er weer verscheidene kerken voor de Katholieken geopend; Carinelieter, Franciscaner, en Benedictijner monniken zetten zich in Engeland neder; de jezuïten zelfs, richtten er een collegie op, dat ook door protestantsche leerlingen bezocht werd. In Schotland dacht de koning meer toegevendheid voor de Katholieken te vinden , maar hij bedroog zich; het schotsche parlement weigerde zijne voorstellen in overweging te nemen; daarom ontbond de, koning het parlement en ontsloeg elk in Schotland van den testeed. Al hooger steeg de ontevredenheid, toen hij door twee edicten algemeene gewetensvrijheid afkondigde; zelfs de Presbyterianen dankten hein niet, alleen omdat hetzelfde ook aan de Katholieken gegeven werd. Zijue bemoeiingen om een engelsch parlement te laten kiezen, dat in zijne inzichten zou treden, waren te vergeefs. Jakobus waagde het zelfs katholieke geestelijken met prebenden der en-gelsche kerk te voorzien , en eindelijk maakte hij kond, dat het zijn wil was, allen onderdanen van de engelsche kroon gelijke vrijheid van godsdienst te geven. Deze koninklijke verklaring moest in alle kerken van Engeland afgekondigd worden; maar zeven bisschoppen richten hiertegen een verzoekschrift in. Toen dit gedrukt en aan alle hoeken van Londen aangeplakt werd, liet do koning de bisschoppen gevangen nemen, omdat zij als pairs geen borg wilden stellen , toch geheel Londen gaf luid zijn bijval aan het verzoekschrift der bisschoppen te kennen , zelfs het garnizoen toonde denzelfden geest. De bisschoppen werden door de gezworenen vrijgesproken en men ontstak door geheel Engeland vreugdevuren, waarin het beeld van den paus verbrand
236
werd. Koning Lodewiik XIV, die aan Jakobus II, evenals aan Kavel II, voortdurend subsidies betaalde, om Ensre-
\' \' D
land van den strijd terug te houden, raadde Jakobus aan niet met overijling te werk te gaan en toch, zonder dat hi] het wilde, verhaastte hij zijn val. Door de opheffing van het edict van Nantes, waren er eenige duizenden protestantsche Franschen naar Engeland gevlucht, die Enge-* land vervulden met klachten over de fransche Katholieken en vooral over de priesters, hetwelk bij de Engelschen goeden weerklank vond, en weldra klonk het door geheel Engeland, dat ook Jakobus geene andere bedoeling had dan de koning van Frankrijk. De hoop der Engelschen was evenwel daarop , dat na Jakobus\' dood een protestantsche vorst op den troon zou komen; hij had slechts twee dochters, die beiden protestant waren; de eene, Maria, was met prins Willem 111 van Oranje en de andere, Anna, met een deenscheu prins gehuwd, toen de koningin den 10 Juni 1688 een zoon ter wereld bracht. Nu ontwikkelden zich de plannen van de tegenstanders des konings zeer ras. Onder het volk werd het gerucht verspreid , dat de prins een ondergeschoven kind was. Reeds lang had men met Willem 111 in het geheim onderhandeld om tegen zijn schoonvader als beschermer der engelsche vrijheid en godsdienst op te staan. Oranje was dan ook dadelijk genegen om gevolg te geven aan een smeekschrift van zeven der voornaamste heeren, waarin zij hem verzochten over te komen, hem de verzekering gevende, dat voornamen en geringen hem als hun redder zouden begroeten.
Toen Willem zich verzekerd had van den afval der voornaamste land en zee-otficieren van zijn vader, rustte hij eene vloot uit in 1688 en landde den 5 Novemb. aan de kust van Devonshire. Te vergeefs herriep Jakobus toen al zyne edicten. Niet dadelijk vond Willem overal ue gewenschte ondersteuning, toch Jakobus had geen vertrouweu genoeg in zijn leger, om hem gewapend tegen te trekken. De luitenant-generaal Lord Churchill (later hertog van Malbo-rough) met vele andere officieren verzaakten hun eed en liepen naar Willem over; ook zijne andere dochter met haar deenscheu gemaal kozen Oranjes partij. Jakobus zag zich
237
geheel verlaten, als laatste middel riep hi] een raad van veertig protestantsche pairs te zamen, die over de samenstelling van het parlement zouden beraadslagen en de misbruiken afschaffen, tevens beloofde hij volledige amnestie. Door middel van deze pairs onderhandelde de koning met zijn zoon, maar dit rekte de sluwe prins zoo lang, dat hij het oogenblik geschikt oordeelde het af te breken. Den 11 Dec. vluchtte Jakobus; het lot zijns vaders stond hem nog levendig voor den geest. De koningin had den G Dec. met haar zoontje reeds Londen verlaten ; de koning werd echter op zijne vlucht te Teversham tegengehouden eu kwam weêrte Londen, doch Willem liet hem de gelegenheid verschaffen den 2 Jan. 1689 nogmaals te ontwijken; want Willem begreep , dat het voor hem beter was, dat hij van zijn vader ontslagen was. IS\'a eene stormachtige overvaart van twee dagen, landde hij in Frankrijk, waar hij grootmoedig en gastvrij door Lodewijk XIV ontvangen werd. De ontaarde zoon en dochter hadden hun intrek reeds in de woning huns vaders genomen. Met fransche hulp landde Jakobus den 11 Mei 1GS9 aan de iersche kust bij Kinsale en spoedig daarop was het grootste gedeelte van het eiland in zijn bezit; maar den 12 Juli 1690 werd hij door Willem aan de rivier de Boyne volkomen geslagen ; Jakobus week andermaal naar Frankrijk, en in Ierland herhaalde sich onder Willem al de gruwelen van Elizabeth en Cromwell.
Talmend trad het parlement aan de zijde van Oranje; want de minste afhankelijkheid van de Hollanders was gehaat bij de Engelschen. Van daar, dat het parlement zijne gemalin als koningin en hem bloot als regent wilde erkennen , Willem was hier niet mede tevreden en dreigde naar de Nederlanden terug te keeren, waarop het parlement aan hem en Maria de britsche kroon opdroegen, nadat hij de declaration of rights (de wet of verklaring der rechten) bezworen had. Hierin werden de rechten der natie en het parlement tegenover de kroon bepaald omschreven, voornamelijk die punten, waarover vroeger steeds twist was met de vorige koningen. Door deze wet werd eigenlijk eerst de parlementaire regeering van Engeland geregeld. Vroeger
238
hingeu vele zaken zooals belastingen, straffen, boeten bijv. af van het parlement of de kroon, al nadat zij zich machtig gevoelden. Yoor de geregelde bijeenroeping van het parlement zorgde het lagerhuis zelf doordien het de belastingen slechts voor een bepaalden tijd toestond, waardoor zij ook het recht van den monarch om oorlog te voeren van zich afhankelijk maakten; want om oorlog te voeren moet er geld zijn. En zoo werden er vele andere misbruiken der oude monarchie afgeschaft, toch geen wetten, die tegen de Katholieken in het leven geroepen waren en Ierland vooral werd steeds als een veroverd land uitgemergeld.
NIEUWE FRANSCHE OORLOG (1689—1697).
De sultan, in zijn vernederenden toestand, nam de toevlucht tot Lodevvijk en deze kwam de bede niet ten onpas ; hij had het oog gevestigd op eene uitbreiding zijner grenzen aan deu Rijn. In het jaar 1(385 stierf de Paltzische lijn Simmeru uit; dadelijk maakte Lodewijk op de bezittingen der Simmeru aanspraak voor deu hertog Philippus van Orleans, wijl deze gehuwd was met eene paltzische princes. Zulk een vermetele eisch was toch voor de duitsche vorsten te erg; zij sloten in 1686 te Augsburg het zoogenaamde groote verbond tegen Frankrijk, tot welke bijna alle mogendheden van Europa toetraden; de ziel van het verbond was Willem 111, die thans krachtig met Engeland kon optreden. Lodewijk zat iutusschen niet stil en wist de krachten der verbondenen te verdeelen. Toen de aartsbisschop van Keulen gestorven was, koos het door Lodewijk omgekochte Domkapittel, den ouden verrader Wilhelm von Furstenberg tot aartsbisschop, die ook dadelijk fransche troepen in Bonn nam. De keizer en de paus verwierpen de keus en Keulen wilde zulk een bisschop niet ontvangen; de stad werd door brandenburgsche en beijer-sche troepen bezet. Eer echter het groote verbond gesloten was, rukte Lodewijks leger reeds op. Zijne troepen namen met weinig moeite alle steden van de Paltz weg, als ook
239
Trier, Worms, Speijer, Offenburg en Maintz; slechts Co-bienz en het Heidelberger slot hielden zich eenigen tijd staande. Deze steden werden (1688) uitgeplunderd en op Lodewyks bevel in eene woestijn veranderd, op dat geen vijaudelijk leger het in de nabijheid van Frankrijk zou kunnen uithouden. Meer dan 1000 steden, dorpen en gehuchten werden verbrand; de inwoners weggejaagd, vrouwen, dochters en kinderen , mishandeld ; kerken zelfs bleven niet gespaard. En toch werd van duitsche zijde den oorlog met geringe inspanning gedreven , doordien het keizerlijke leger onder de beste veldheeren tegen de Turken streed, welke op aanstoken van Lodewijk XIV, de wapenen -weder tegen den keizer hadden opgenomen. In de zuidelijke Nederlanden overwon in 1(590 de maarschalk Luxembourg het nederlandsche leger onder den vorst van Waldeck by Fleurus ; in 1G92 ouder Willem 111 bij Steenkerken ; aan den Boven-Ilijn gingen de Franschen meer dan eens over den stroom en verbrandden onder Melak in Wurtenberg steden eu dorpen en eischten ongehoorde brandschatting. Wel is waar, weerden zich Lodewijk van 13adeu en de rijksmaarschalk Thüngeu dapper, maar zij waren niet talrijk genoeg om Lodewijk te stuiten. In het jaar 1693 overwonnen de Franschen nogmaals Willem van Oranje bij Neerwinden , bombardeerden Brussel, belegerden Maintz en namen Darmstadt in. Slechts ter zee waren zy niet zoo gelukkig. In 1G92—29 Mei werd de fransche vloot volkomen geslagen bij kaap la Hogue door de engelsch-hollaudsche vloot, waardoor de laatste hoop van den verdrevenen koning van Engeland, Jakobus, verdween. Geheel Europa was bijna een legerkamp ; er werd gevochten in Duitschland , Italië, Spanje , de zuidelijke Nederlanden, ter zee en te land, ja, zelfs in de colonies, in Amerika en üost-lndie, terwijl de Turk nog afzonderlijk tegen den keizer streed. Vorsten en volken weuschteu naar den vrede, zelfs Lodewijk; en gelukkig kwam deze in 1697 te Rijswijk tot stand, waarbij Lodewijk zich, tegen zijne gewoonte in, bijzonder toegevend betoonde, want hem flikkerde iets anders in de toekomst toe. Bij dezen vrede behield hij alleen voor zich Straatsburg en den Elzas;
240
gaf Lotharingen en de Paltz terug, alsmede zijne veroveringen in Spanje en in de spaansche Nederlanden ; de Rijn-Paltz kwam aan Philippus van Paltz-Neuburg, deze moest eene somme gelds aan de hertogin van Orleans uitkeeren en Willem 111 werd als koning van Engeland erkend. By de vredesvoorwaarden bedongen de Franschen nog, dat in die protestantsche plaatsen, welke de Franschen een tijd lang bezet hadden, de katholieke godsdienst geduld zon blijven.
DE SPAANSCHE SUCCESSIE-OORLOG (1701 — 1714).
SPANJE SEDERT PHILIPPUS II (1598—1700).
Lodewijk had zich gehaast om den vrede van Rijswijk te sluiten; want de spaansche kroon lachte hem toe voor een Bourbon. Het was altijd nog een prachtig land, dat in zich zelf de kiem droeg van alle grootheid en rijkdom, ofschoon het sedert Philippus 11 van grondgebied verloren had en zijne financies door het slechte beheer geheel ten gronde gericht waren, üp Philippus 11 was Philippus 111 gevolgd (1598—1621), die den SOjarigen oorlog met de Nederlanden erfde, en ook deel moest nemen aan den SOjarigen. De spaansche veldheeren, (Spinola,quot; Cordovan enz.) bewezen nog altijd, dat zij leerlingen uit de school van Karei V waren en de spaansche soldaten bleven steeds uitmunten door hunne dapperheid en volharding; de krijgshaftige geest der oude Spanjaarden, welke uitblonk bij Hannibal en in den strijd tegen de Mooren, wortelde nog in het spaansche karakter en blijft j nog in hen. Het ontbrak er altijd aan geld; in weerwil van de rijkste goud- en zilvermijnen, was de schatkist ^immer leeg. De schuld lag in alles. De groote uitgaven van het weelderige hof, de ontrouw der ambtenaren, de landverhuizingen naar Amerika, welke de verwaarloo-zing van den akker- bergbouw en nijverheid te huis tengevolge hadden. De spaansche handel geraakte niettegenstaande alle scheepvaartwetten in de handen der Nederlanders. En wat bijzonder tot het verval van Spanje heeft bijgebracht,
241
is het bezit dier lauden, welke van het moederland gescheiden waren. In Italië, het eiland Sardinië, Milaan en Napels; de ZuiJelijke Nederlanden en Fransche-Comte en dit weder -van de Nederlanden, door Bourgondie en Lotharingen , gescheiden. Maar bovenal had zijn ijzeren wil om de Noord-Nederlanders te onderwerpen, leger, vlootjen onmetelijke sommen verzwolgen. Onder Philippus IV (1621 —1665) zonk Spanje nog dieper. Zijn minister, de hertog van Olivarez, wilde in Arragon en Catalonie evenals in Kastilie belastingen en manschappen voor den krijgsdienst heffen; maar dezen beriepen zich op hunne privilegies, en toen de regeering geweld gebruikte, stonden zij op en riepen zelfs Frankrijk te hulp. Daaruit ontstond een hevige burgeroorlog, en het scheelde weinig of Spanje had het gebied tusschen den Ebro en de Pyreneën verloren. Gelijktijdig stoud Napels onder Masaniëllo op (1647), lietwelk evenwel met weinig moeite tot rust gebracht werd. Portugal daarentegen, dat werkelijk met Spanje een schoon geheel had kunnen vormen, rukte zich weer los.
portugal.
Dit land had gedurende eeuwen als een zelfstandig rijk bestaan , het had ook tegen de Mooren op leven en dood gevochten en de pogingen van Kastilie om het met zich te vereenigen roemrijk afgeslagen ; het had onder Hendrik den Zeevaarder het eerst de groote zeewegén opgezocht en bevaren. Geen wonder, dat de Portugeezen hunne nationaliteit voelden en ongaarne het zinkende Spanje wilden volgen, door hetwelk zij hunne rijkste colonies aan de Hollanders en Engelschen verloren zagen gaan. De spaansche regeering handelde hier zooals in andere landen; zij liet Portugal door spaansche stadhouders regeeren, riep geen stenden bijeen en legde willekeurige belastingen op. Reeds lang heerschte er bij alle standen en rangen eene zekere gisting, en eene poging van den minister Olivarez om den hertog van Braganza gevangen te nemen bracht deze tot uitbarsting.
alg. gesch. 16
242
Lissabon gaf 1 Dec. 1640 het voorbeeld door bet afschuddeii van het spaausclie gezag; het geheele rijk volgde dit voorbeeld eu riep den hertog van Braganza, Johannes IV, op den troon. Deze zond gezanten uaar de meeste hoven van Europa en werd erkend. Richelieu in het bijzonder nam Portugal onder zyne bescherming; maar na diens dood wendde het zich tot Engeland, welks bescherming zeer ten nadeele uitviel van hun handel en hunne nijverheid; van Engeland is steeds alle hulp egoïstisch berekend. Spanje kon gedurende zijne regeering niet veel tegen Johannes IV uitrichten; hij stierf in 1656 en werd opgevolgd door zijn zoon Alfonsus VI, een zwakke vorst, wiens eersten staatsman, Castelho Mehor het koningschap bevestigde, vooral door de overwinningen welke Schomberg op de Spanjaarden behaalde. Hij moest de regeering afstaan aan zijn broeder Peter 11 (1663) die met de Nederlanders vrede sloot, welke velen hunner colonies weggenomen hadden. Deze koning had een zwaren kamp te strijden tegen de Spanjaarden en alleen aan de hulp der Franschen eu Eugelschen had hij de overwinningen van Almerial en Villaviciosa (1665) te danken , waardoor Spanje genoodzaakt was den vrede te sluiten en Portugals onafhankelijkheid te erkennen (1668).
KAREL U. LAATSTE SPAANSCHE HABSBURGER (1700).
Op Phi lip pus IV van Spanje volgde zijn zoon Karei 11, zwak naar ziel en lichaam; hij regeerde van 1665—1700. Lode-wyk XIV ontrukte hem het spaausclie gebied aan deze zijde der Pyreneën, Fransche-Comté en een gedeelte der spaansche-Nederlanden. Karei was kinderloos. Engeland, Holland en Frankrijk hadden reeds een verbond gesloten om Spanje na zijn dood te berooven. Toen de koning dit bemerkte, werd hij toornig, en benoemde bij testamentaire beschikking den beijerschen prins. Jozef Ferdinand, wiens moeder, eene spaausclie prinses was, tot algemeen erfgenaam ; maar deze vorst stierf in 1699 en nu benoemde Karei 11 bij wilsbeschikking als erfgenaam der geheele spaansche
243
monarchie den kleinzoon van Lodewijk XIV, den hertog Philip-pus van Anjou, met voorbijgang van het oostenrijksche Hahs-burger huis. Lodewijk bedacht zich eenigen tijd, eer hij het testament aannam; want hij moest op een oorlog met den keizer rekenen, welke de rechten van zijn huis (hij was niet alleen een Habsburger, maar zijne moeder was eene spaansche prinses) niet zoo gemakkelijk zou opgeven , daarenboven zouden de .Nederlanden en Engeland dit ook maar zoo rustig niet aanzien. Lodewijk moest kiezen een Habsburger of zijn kleinzoon op den spaanschen troon te zien; hij besloot natuurlijk voor den laatste. In 1700 den 1 Nov. overleed Karei 11 en eeuige dagen later aanvaardde Lodewyk de erfenis in naam van zijn kleinzoon en deze was weldra te Madrid. Al de mogendheden en vooral de keizer stonden verbaasd , zij wisten niets van dit laatste testament. De keizer begon dadelijk de vijandelijkheden, zijn groote veldheer Eugenins voerde zijn leger over de ontoegankelijke rotsen van Val Freddo, waar zijne soldaten het geschut stuk voor stuk moesten overdragen, en kwam door de Cette Commini met zijn leger in het gebied van Verona , een tocht even bewonderenswaardig als die van Hannibal en Napoleon 1; hier trof hij Catinat en Villeroi reeds aan en sloeg hen bij Carpi en Chiari. üe keizer had zich intusschen tot zijne bondgenooten de Engelschen en Nederlanders gewend. Engeland toonde aanvankelijk weinig genegenheid , maar juist stierf de ongelukkige afgezette koning Jakobus 11 van Engeland en Lodewijk erkende dadelijk plechtig zijn zoon als Jakobus lil, toen werden de Engelschen woedend en zetten Willem 111, hun koning, aan om zulk eene beleediging te wreken, waarop dadelijk het verbond tegen Frankrijk gesloten werd. Maar eer het tot eene geregelde uitrusting kwam en de troepen in het veld stonden, stierf Willem 111 (den 3 Maart 1702) de eeuige man , die opgewassen was tegen de staatkunde van den franschen koning. Hij liet geene kinderen na, Maria zijne vrouw was reeds in 1694 overleden , zijne schoonzuster Anna volgde hem op. In 1701 (12 Juni) had Willem de beruchte successie-acte doorgedreven, waarby bepaald werd, dat de protestantsche godsdienst verplichtend
244
zou zijn voor den bezitter der engelsche kroon. Het engelsche koningschap heeft Willem weinig genoegen aangebracht; met wantrouwen werd hij als Hollander steeds gadegeslagen , zijne macht was zeer beperkt, zelfs de beruchte acte van Navigatie kon hy niet afgeschaft krijgen; men noemde hem wel eens stadhouder van Engeland en koning van Holland. De Katholieken bleven onder Willem in denzelfden druk en in Ierland leeft zijn naam als orangisten nog voort. In de uederlandsche gewesten werd vooreerst geen stadhouder gekozen, maar kreeg de raadpensionnaris Heinsius het roer in handen. Willems opvolger was nog te jong, of liever de republikeinsche party trachtte altijd het hoofd weer op te steken. Anna of het engelsche ministerie en Heinsius in de Nederlanden traden met kracht in het voetspoor van Willem en sloten met den keizer en andere vorsten een verbond tegen Lodewijk en verklaarden hem den oorlog.
DE EBRSTE JAREN VAN DEN SPAANSCHEN SUCCESSIE-OORLOG (1 702—1706).
Niet te vergeefs had Lodewijk op de verdeeldheid van Duitschlaud gerekend; immers op zijne zijde waren de keurvorst Maximiliaan Emmanuel van Beijeren en diens broeder den aartsbisschop en keurvorst van Keulen, ook de hertog van Wolfenbuttel-Brunswijk en die van Gotha, de beide laatsten werden echter ontwapend, in Italië waren voor den koning Victor Amadeus van Savoije en de hertog van Mantua. Tegen hem stonden Engeland , de Nederlanden, Portugal, het overige duitsche rijk en bijzonder ook Brandenburg , wiens hertog tot koning verheven was geworden en den titel van Prederik I, koning van. Pruisen, had aangenomen. Zooals wij boven zagen hadden twee der dapperste veldheeren vóór de oorlogsverklaring elkander reeds in Italië ontmoet. Eugenius had Catinat geslagen, hij was echter te zwak om van zijn v.erkregen voordeel met nadruk gebruik te maken, en toen Lodewijk den bekwamen maarschalk Vendome zond, wist de eerstgenoemde zich niet alleen door zyn veldheersgenie in Lombardije staande te
245
houden , maar overwon hem in den bloedigen slag van Luz-zara (1702), maar ook deze had geen byzondere gevolgen.
Eugenius werd naar Hongarije geroepen. Franciscus Rakoczy , had op Frankrijks aanhitsen , de vaan des oproers ontrold. Vendóme drong graaf Stahremberg, hoe dapper deze ook was uit Lombardije naar Tyrol. Ondertusschen was ook de oorlog aan den Boven-Rijn ontbrand; daar stond de oude Lodewijk van Baden aan het hoofd van het zwakke rijksleger, met hetwelk hij toch Landau op Mela veroverde. Op denzelfden dag (9 Sept. 1702) nam de keurvorst van Beijeren Ulm bij verrassing in ; na verscheidene mislukte pogingen gelukte het aan den maarschalk Villars door het Zwarte woud te dringen en zich bij Tuttlingen met het beijersche leger te vereeuigen (Mei 1703). De keurvorst werd spoedig oneenig met Villars, scheidde zich van hem en trok al veroverende door Tyrol om zich met Vendóme te vereenigen ; hij verspreidde zijn leger in de verschillende plaatsen, welke hij ingenomen had en toen hij de hoogte van den Brenner bereikt had, verhieven zich de wakkere Tyrolers van alle kanten onder hunnen dapperen Martin Stertzlinger, overal werden de troepen verslagen, uiteengejaagd en gedood; de keurvorst moest, om zich den weg niet te laten afsnijden, zich haasten om terug te trekken, en het afgescheiden gedeelte van zijn leger prijs geven. Villars was intusschen in Zwaben gevallen, Tallard veroverde Landau en Breisach en sloeg den keizerlijken veldheer Styrum bij Höchstüdt, welk plaatsje later zoo noodlottig voor de Franschen werd. Het volgende jaar ijlde Marlborough, die in de spaansche Nederlanden het bevel voerde naar Duitschland en vereenigde zich met Eugenius, die uit Hongarije gekomen was, en met den markgraaf Lodewijk bij Heilbron. Daarentegen vereenigden Villeroi en Tallard zich met den keurvorst van Beijeren. Marlborough en Lodewijk wierpen de Beijeren uit hunne stelling aan den Schellenberg by Donauwörth (2 Juli 1704) en den 13 Aug. leverde Marlborough en Eugenius den maarschalk Tallard en den Beijeren den grooten slag bij Höchstüdt. Marlborough had het centrum, waar de ruiterij zich in be-
246
vond, voor zich , hij brak met zijn geschut en voetvolk door hunne gelederen en sneed ze af en nu wierp hij zich met 15000 man op hen, in het dorp Bleinheim; de vijand kon zich niet meer in slagorde plaatsen en werd zoo duchtig beschoten, dat hij zich over moest geven. Eugenius moest zijne soldaten door moerassen en over diepe sloten in het vuur brengen, maar streden zoo dapper, dat den anderen vleugel hetzelfde lot trof; meer dan 15 000 vielen er in het gevecht en even zooveel werden er met den maarschalk Tallard gevangen genomen. Lodewijks krijgsroem verbleekte ! De keurvorst vluchtte naar Frankrijk , zijn land werd door Oostenrijk bezet en door de soldaten en beambten verschrikkelijk geplaagd, zoo erg, dat boer en burger opstonden en het scheelde weinig of het was den Oostenrijkers hier gegaan zooals den Beijeren vroeger in Tyrol. Ter zee werd er minder belangrijks door de vereenigde engelsch-hollandsche vloot uitgevoerd. In 1703 vernietigde zij, in de haven van Vigos, de spaansche zilvervloot, die juist beladen teruggekomen was. in hetzelfde jaar ontnam de fransche vloot met vijf linieschepen 5 brikken, welke onder Roemer Vlacq de koopvaardyvloot van 150 zeilen begeleidden, Vlacq verloor het leven ; maar de vloot kwam ongeschonden binnen. In 1704 stevende de vloot naar Portugal om van daar den aartshertog Karei als koning in Spanje te brengen. In Lissabon werd hij als zoodanig begroet, van daar vertrok hij naar Catalonie, hetwelk zich grootendeels voor hem verklaarde. Het volgende jaar 1705 veroverden de bondgenooten Barcelona, Arragon, en Valencia en andere provincies vielen gedeeltelijk toe. Phi-lippus zag zich zelfs genoodzaakt de hoofdstad te verlaten, waar de bondgenooten in Juni 1706 binnentrokken; maar nu ontwaakte bij de Castiiianen het gevoel van afkeer tegen de Portugeezen en de vreemdelingen, zij stonden op, en aan het hoofd van den dapperen Berwick, natuurlijke zoon van Jakobus II, leden de bondgenooten in April 1707 een volkomen nederlaag en moesten wijken. Arragon, Valencia en Murcia gingen voor hen weer verloren. Den 1 Aug. 1704 deden 800 engelsche en nederlandsche zeesoldaten
247
eene landing bij de sterke vesting Gibraltar, steunende op hare sterkte was deze zoo slecht bezet, dat zij zich na eenige schoten moest overgeven. De Engelscheu lagen hier een bezetting in , te vergeefs werd er poging aangewend dit gewichtig punt te herwinnen ; de Engelschen bezitten het nog. üe Nederlanders, die het hebben helpen veroveren werden destijds gepaaid, met eene nadere regeling, waarvan echter nooit iets gekomen is.
VERVOLG VAN DEN OORLOG (170G—1709).
Frankrijks kracht was door den nederlaag van Höchstadt niet uitgeput; in Italië handhaafde zich Vendóme met roem ; Villeroi werd met een tweede leger naar de Nederlanden gezonden en met een derde stond Villars aan den Riju. Deze overwon den ouden markgraaf von Baireuth bij Stoll-holen (Lodewijk van Baden was gestorven). Marlborough handhaafde thans in de Zuidelijke Nederlanden zijn veld-heersroem; den 6 Mei 170(3 behaalde hij eene schitterende overwinning op het goed uitgeruste en dappere leger van Villeroi bij Ramillies ; ook in Italië verloren de Franschen. Nadat Vendóme teruggeroepen was en de hertog van Orleans het bevel over het 80 000 man sterke leger op zich genomen had, ijlde Eugenius in een meesterlijken tocht naar Piemont, waar de Franschen Turin belegerden; want de hertog van Savoye was reeds in October 1703 tot de bond-genooten overgegaan, omdat dezen hem meer beloofden dan Lodewijk XIV. Eugenius liet geen tijd voorbijgaan, hij bestormde dadelijk hunne versterkte stelling en in weinige uren was zy in zijne macht, het leger uiteen gejaagd en hun geschut genomen (7 Sept. 170G). Zy moesten Op-per-ltalie verlaten; ook Napels werd bijna zonder slag of zwaard door generaal Daim genomen, wijl de inwoners gelijken haat tegen de Franschen en Spanjaarden droegen. Het volgende jaar ging zonder krijgsbedrijven van naam voorbij, doordat de oneenigheid onder de bondgenooten de werkzaamheid der veldheeren verlamde. Eerst in 1708 ston-
248
deu Eugeiiius en Marlborough vereenigd in de Zuid-JNe-derlauden en bevochten den 11 Juli bij Oudenaarde eene glansrijke overwinning op Vendóuie. De volgende winter was grimmig koud; de olijfboomen, de wijnstok gevroren zelfs in Zuid-Frankrijk; bij den krijgsnood voegdezicli weldra de hoQgersnood. De ministers van Lodewijk verklaarden, dat de voortzetting des oorlogs eene onmogelijkheid werd, waarop men over deu vrede begon te onderhandelen. Lodewijk willigde in den afstand van de spaausche erfenis, in de aftreding van Straatsburg en den Elzas; maar toen Euge-nius, Marlborough en de raadpensionnaris Heinsius vau hem verlangden, dat hij met een fra.nsch leger zijn kleinzoon uit Spanje zou helpen verdrijven, brak Lodewijk de onderhandelingen af en deed een beroep op de frausche eer. Hij bracht nog eens een sterk leger te zamen, dat Villars in de spaansche Nederlanden moest aanvoeren, maar in den. grooten slag van Malplaquet, den bloedigsten uit den oorlog, werd nu ook dit leger 11 Sept. 1709 geheel verbrijzeld. Nu bood Lodewijk nogmaals vrede aan en hij zou hem thans onder alle voorwaarden hebben moeten aannemen , als er niet plotseling een ommekeer had plaats gehad, niet door de wapenen, maar door de hofkuiperijen.
OXTBIN\'DINQ VAN HET VERBOND TEGEN FRANKRIJK. VREDE VAN UTRECHT
1713 EN VAN BADEN 1714.
Keizer Leopold, aan wien het krijgsgeluk toch nog eenmaal voor zijn dood had toegelachen, was in 1705 gestor ven en werd door zijn zoon Jozef 1 opgevolgd; deze was eeu wakkere eti beleidvolle vorst, hij kon trouwens evenmin de traagheid of onwil van het rijk overwinnen, ook niet al de misbruiken in zijn eigen rijk uitroeien; aan den trouwen Eugeuius liet hij het krijgs- en buitenlands be heer over, hij zelf lag zich geheel toe om de Hongaren te bevredigen. Geen regeering der keizers was zoo roemrijk als de zijne, zij was eene aaneenschakeling van overwinningen op deu aartsvijand van zijn huis en land; ongelukkig stierf hij
249
reeds den 17 April 1711 aau de kinderziekte. Zijn naam leeft nog voort in de door hem aangelegde Jozefstad en Schon-brunn; hij werd opgevolgd door zijn broeder Karei VI, voor wien de bondgenooten den spaanschen troon hadden willen veroveren. Nu, echter veranderde de zaak, men wilde toch niet gaarne bij de uitgebreide oostenrijksche heerschappij nog die van Spanje voegen, zooals onder Ka-rel V.
Toevalligerwijze had er in Engeland gelijktijdig eene verandering plaats. Anna, de koningin werd geheel be-heerscht door - de gemalin van Marlborough en door haar heerschten de whigs onbeperkt; de vrouw van Marlborough werd aanmatigend en eene nietige zaak gaf aanleiding dat Anna haar verwijderde, tegelijk werd Marlborough, wiens geldzucht bekend was, beschuldigd gelden, voor het leger bestemd, verduisterd te hebben, waarvan zijne tegenpartij, de Torys, gebruik maakte om hem te doen vallen. Marlborough verloor het opperbevel over het leger en tegelijk knoopte Engeland onderhandelingen aan met Frankrijk. Zij leidden tot den vrede van Utrecht (1713); waarbij de kleinzoon van Lodewijk Philippus erkend werd als koning over Spanje en alle spaansche volkplantingen; maar afstand moest doen van alle aanspraken op den franscheu troon.
Engeland verkreeg de erkenning van de protestantsche troonopvolging; het bezit van Gibraltar, Minorca, Nieuw-Schotland, Terre-ueuve, Sc. Christoiïel en de landen van de Hudsons-baai, benevens den Assiento of slavenhandel op de spaansche colonies.
Oostenrijk kreeg de spaansche Nederlanden, Milaan, Napels en Sardinië, dat het later tegen Sicilië verruilde. Oostenrijk won daardoor wel in uitgestrektheid, maar niet in wezenlijke macht; die afgescheiden landen waren moeie-lijk te bevredigen en te verdedigen; zy eischten voortdurende werkzaamheid en kostbare bezettingen.
De Nederlanden verkregen het zoogenaamde Barrièren-tractaat, het recht om eene reeks van vestingen in de zuidelijke Nederlanden aan de grenzen van Frankrijk met hunne troepen te bezetten, gedeeltelijk op kosten des keizers ;
250
daarenboven kregen zij het recht de Schelde voor de scheepvaart te sluiten.
Savoije bekwam een gedeelte van het Milaneesche, het eiland Sicilië, hetwelk het met Oostenryk voor Sardinië ruilde , en den kocingstitel.
Pruissen verkreeg de erkenning van koninkrijk en een gedeelte van Gelder.
De keurvorst van Beijeren en Keulen kregen hun land weder terug. De keizer en het duitsche rijk namen de voor hen door Engeland bedongen voorwaarden niet aan. Straatsburg , de roof van de Chambres de reunion bleef nog altijd in fransche handen. Te vergeefs spande Eugenius alles in het werk om de duitsche vorsten tot krachtinspanning op te wekken, zy lieten zich liever uitplunderen dan dat zij voor het keizerlyke leger betaalden. Eugenius kou met zijne geringe strijdkrachten niets uitrichten , moest zelfs, niettegenstaande de dapperste verdediging, Freiburg, Landau en Mannheim in de macht der Franschen zien vallen. Hij raadde den keizer dus tot den vrede aan, welke dan ook te Baden den 7 Sept. 1714 geteekend werd, op de voorwaarden uitgedrukt in dien van Utrecht.
Lodewijk stierf den 1 Sept. 1715 in den hoogen ouderdom van 78 jaren ; hij overleefde zijn zoon, kleinzoon en ouderen achter-kleinzoon , zoodat de kroon overging op zijn Sjarigen achter-kleinzoon Lodewijk XV, zoon van den voortreffelijken hertog van Bourgogne, voor wiens opvoeding de groote bisschop Fénélon de Lotgevallen van Tele-machus geschreven heeft.
Met den dood echter hielden de gevolgen van zijn streng monarchaal bestuur niet op; zijn geest van regeeren bleef bij de meeste hoven van Europa tot 1789 voortleven. Hij gold als het model eens heerschers en groote en kleine vorsten, alleen de Habsburgers uitgezonderd, streefden hem zooveel mogelijk na te volgen. Zijn motto wasl\'étafc, c\'est moi, (Ik ben de staat) en handelde ook alsof werke-lyk Frankrijk alleen voor hem was. Honderde en honderde
251
millioenen verkwistte hij voor hoffeesten, prachtige gebouwen, hofdames en dies meer. Zoo liet hij het slot te Versailles bouwen , dat volgens zijn wil alles moest overtreffen, wat ooit voor een koning gebouwd was. Het prachtige paleis werd met een onmetelijk park omgeven; de streek is arm aan water, maar meer dan 20000 inenschen waren aan het werk om uit verre oorden water te leiden; want in het park moesten kunstwaterwerken springen , die huns gelijken niet hadden. Men zegt dat het geheel 183 millioen francs gekost beeft. Hij koos zijn verblijf te Versailles, omgeven door een stoet van edelen , prelaten, geueralen en hofdames, van dichters, schrijvers, schilders en beeldhouwers, die allen wedijverden om hem te verheerlijkeu. Hij heette, Cesar en Augustus in één persoon, de Groote. Lodewijk was de eerste, die groote staande legers hield , welke hij uit zijn eigen volk trachtte aan te werven , hij bracht legers in het veld zoo als men vroeger niet gezien had , en waarmede hij zoo vaak de overwinning behaalde. Hij had veldoversten, die van den krijgsdienst eene wetenschap maakten, üoor zijne legers dwong hij de andere mogendheden om er ook staande legers op na te houden, als zij niet altijd in gevaar wilden zijn door den gewapenden nabuur weerloos overvallen te worden; door hem werden de staande legers in Europa algemeen ; groote en kleine vorsten volgden dit na; voor sommigen was het leger eene liefhebberij, maarzij verteerden het merg der burgers , welke ze betalen moesten ; zij maakten den oorlog gemakkelijk en waren in sommige landen brandpunten van onzedelijkheid. Lodewijk putte door zijne verbazende weelde , door zijne oorlogen en legers het groote en rijke Frankrijk derwijze uit, dat het bij zijn sterven meer dan 2000 millioen francs schulden naliet, terwijl de welvaart van geheele streken vernietigd was. Meer nog dan de hard gedrukte burgers leden de boeren, die met belastingen overladen waren en vaak hun oogst door de krijgsbenden zagen weghalen; en toen in 1709 bij de oorlogsellende nog een zoo strenge winter inviel, dat het wild, vogels, de wijnstok , de olijf en notenboom en het zaad in den grond bevroren , er een hongersnood opvolgde, dat bur-
252
ger eu boer van gebrekeomkwaraen, en hoewel het te Versailles en in de salons der voornamen even vrolijk toeging, bleef het volk toch rustig; want het geloofde zelf, dat het ter wille van de koninklijke majesteit adem haalde. Intus-schen was Lodewijk geen verachtelijke despoot, die alleen voor pracht, verkwisting en wellust leefde. Hij deed door zijn minister Colbert veel voor handel en nijverheid , hoewel ook, om voor zich zelveu nieuwe goudmijnen te openen. De fran-sche horologiemakers , goudwerkers , zijdenwevers, hoedenmakers enz. waren de beste in Europa. Onder hem vormde zich ook een Oost- en West-Indische handelmaatschappy. — Lodewijk ondersteunde ook kunsten en wetenschappen met koninklijke mildheid ; de fransche letterkunde bereikte haar gouden tijdperk. Ouder hem dichtten Corneille, Racine, Molière, Lafontaine , Boileau; predikten Bossuet, Fénélon en Pascal, üe koning gaf waardigheid aan de parijsche academie, bouwde eene sterrenwacht, aan wier hoofd hij den grooten italiaanschen sterrekundigen Cossini stelde, die tallooze nieuwe berekeningen en ontdekkingen aan den sterrenhemel deed, ja, zelfs Lodewijk onder d# sterren plaatste, hij ontdekte vier trawanten van Saturnus, twee daarvan, noemde hij Sidera Ludovicea. De Franschen namen met de Engelschen de eerste plaats op het gebied der wetenschap in. Daarom is ook Lodewijk bij de Franschen nog altijd hun groote koning. Hij maakte Frankrijk niet alleen door zijne veroveringen het machtigste rijk van Europa, maar nog meer door zijne intellectueele kracht. De fransche ideën en taal, werden de ideën en taal van alle beschaafden van ons werelddeel.
Dat met dit alles ook de gebreken der Franschen over de grenzen kwamen, is niet te ontkennen; men aapte hen in alles na; de taal werd doorspekt met fransche termen en woorden, de slechte gewrochten werden gretig ontvangen , de fransche zedeloosheid werd beschouwd tot den goeden toon te behooren, de weelde en wuftheid trad de hoven binnen en van daar ook tot de andere standen. Elke vorst en vorstje moest zijn lustslot en hofhouding naar de fransche wijze hebben, met alle daaraan verbondene ver-
253
kwistingen, welke de burger en boer voornamelijk moesten opbrengen. Wat het godsdienstig karakter van Lode-wijk betreft; hy was oprecht katholiek, nauwkeurig in de uitoefening der kerkelijke voorschriften; de verkondiging van de strenge leerstukken door Bourdaloue eu Massillon schokten den koning even zoowel als den eenvoudigen ge-loovige, en stemde hij soms met den paus niet overeen, dan was dit meer uit staatkunde dan uit kleinachting van den godsdienst. In zyn bijzonder leven heeft hij geen erger fouten begaan dan zoovele andere vorsten. Vooral de laatste jaren des konings , welke hij in gezelschap met Mad. de Maintenon doorbracht, waren vrij van uitspattingen. Deze verstandige vrouw wist des konings godsdienstig gevoel op te wekken en hem aan te sporen tot werken van liefdadigheid; vrij mag men hier de Jezuïten bij te berde brengen en vooral den biechtvader van Lodewijk XIV, Père-la-chaise; heeft hij tot__des konings godsdienstige gesteldheid bijgedragen, dan heeft hij slechts gedaan, wat de minste pastoor of kapellaan zou gedaan hebben, zonder Jezuït te. zijn. Noch de Jezuïten^ noch Mad. de Maintenon hebben op zijne buitenlandsche staatkunde eenigen invloed uitgeoefend, Lodewijk, Colbert en zijne andere ministers waren er geen mannen na om zich door hen te laten geleiden. Na den dood des konings zonderde Mad. de Maintenon zich af in de Abdij St. Cyr, waar zij reeds 30 jaren vroeger een opvoedingsgesticht had opgericht voor 300 jonge meisjes uit den adelijken stand, aan wier opvoeding en godsdienstige vorming zij hare laatste dagen wijdde.
DE GEOOTE NOORDSCHE OORLOG (1700—1718).
rusland van de heerschappij der mongolen tot aan peter dkjf
groote (1477—1689).
In den tijd, toen Eugenius enj] Marlborough den heer-scher in Versailles vernederde, verdiende een vorst aan de uiterste grenzen van Europa den naam van den groote,
254
Czaar Peter van Rusland, want hij maakte een volk groot, dat tot nu toe nauwelijks bekend was. Rusland leed door de Mongolen onder al de europeesche staten het meest en het langst; want de heerschappij der aziatisehe horden gaat tot over de helft der 15e eeuw. In de 14e eeuw verhief zich de vorst van Moscou allengskens tot den rang van grootvorst, en werd het middelpunt van eene russische macht. Meer dan eens waagde het de grootvorst om den grooten Khau te trotseeren , tegen wien ook vaak de Khans vau de Krim, van Astrakan , Kasan en Siberië opstonden; maar eerst Iwan Wasiliwitz 111 weigerde in 1477 schatting te betalen eu sloeg in 1480 den aanval van den grooten Khan af. Hij vereeuigde het vorstendom ïwer met Rusland, onderwierp de handelsrepubliek Nowogorod met haar groot gebied, als ook Pleskow met Wjakka en nooidelykSiberië tot aau de Obi, ontrukte aan Polen eu Lithaueu verscheidene landschappen, welke vroeger tot Rusland behoord hadden, doch bij een aanval op Lijfland werd hij geslagen. Hij was de eerste, die zich alleeuheerscher aller Russen noemde, nam den gekroonden dubbelen adelaar in zijne vaandels aau eu beschouwde zich als de erfgenaam vau het byzautijnsche rijk, omdat zijne gemalin Sophia eene byzautijnsche prinses was. Deze tweede stichter van de russische macht stierf in 1505; zijn zoon Basilius IV (1505—1534) vereenigde het vorstendom Rjazau met Rusland eu ontrukte aan Polen Smoleusko en Severië en maakte Kasan schatplichtig. Iwan Wasliwitz IV (1534—1584) de verschrikkelijke, was bij den dood zijns vaders eerst drie jaren oud, gedurende eene voogdyschap van elf jaren werd het rijk door opstand en burgeroorlog geteisterd en door de Tartaren eu Polen aangevallen. Toen Iwan IV de teugels van het bewind zelf opnam, verdiende hij zijn bijnaam vau den verschrikkelijke door de wreedheid, waarmede hij de grooten bedwong eu de opstanden onderdrukte. Vooral Nowogorod, de bakermat van den russischen staat, werd op de wreedste wijze bijna vernietigd. Hij richtte eeu staand leger op , de Strelitzen (schutters) genaamd , waarvan hij zijne lijfwacht en de kern zijns legers vormde. Hij bedwong de Khan van Kasan en Astrakan, onderwierp
255
de Tartaren tot aan den Terek, een gedeelte van het land der dousche Kosakken en Siberie tot aan den Irtisch, beoorloogde Zweden, Polen en de zwaardbroeders, leed dikwijls nederlagen; maar sloot in 1582 een voordeeligen vrede. Hij liet op de kleinere munt een ruiter met een spies (kopje) slaan, van daar heet die munt thans nog in Rusland Kopek. Hy deed meer dan eenig ander zijner voorgangers om zijne nog geheel woeste natie te beschaven , hij lokte duitsclie kunstenaars en handwerkslieden naar Rusland, en toen de Engelschen onder de regeering van Elizabeth den weg naar de Witte Zee gevonden hadden , sloot hij een handelstractaat met hen. Zijn zoon Feodor 1 (1584—1598) voerde by herhaling oorlog met de Zweden over de grensbepalingen ; bij den vrede van Tensma (1595) behield evenwel Zweden nog een gedeelte van Esthland en Rusland het overige met geheel Ingermanland. Deze czuar scheidde de grieksche kerk in Rusland van den patriarch van Constantinopel af, en schiep de alleen heer-scheude kerk van Rusland met een patriarch te Moscou. Met hem stierf de mannelijke stam van Rurik uit. Boris Godn-nuw zwager van Feodor 1 volgde hem op, hij regeerde niet zonder roem, maar geraakte iu verdenking den erfprins Demetrius , broeder van Feodor 1 uit den weg geruimd te hebben , daarenboven was hij niet bemind. Hij strekte de lijfeigenschap ook over de boeren uit, waardoor deze stand eeuwen gedrukt bleef. Tegen hem trad een monnik uit Jaros-law Jakobus Otrepiew op, die iu Polen katholiek geworden was en gaf zich voor den dood gewaanden Demetrius nit.
O O
De Polen ondersteunden hem en hij kreeg in Rusland zulk een aanhang, dat Boris, in het nauw gebracht, zich door vergift het leven benam, en de ex-monnik deed zijn intocht als Czaar in Moscou. Hij behield veel Polen om zich, waardoor hij het russische volk en vooral de bojaren (de grooten) verbitterde, en toen bij de roomsch katholieke kerk wilde begunstigen, kreeg hij de geheel russische geestelijkheid tegen zich; hij werd in 160G in een volksopstand omgebracht ; maar nu raakten de russische grooten verdeeld over de keus van een Czaar; drie valsche Demetriussen kwamen
256
er na elkander te voorschijn, hetwelk de verwarring nog vermeerderde, terwijl de Polen tot bijna voor Moscou doorgedrongen en de Tartaren mede waren opgestaan. Een alge-meene wapening der Kussen noodzaakte de Polen en Tartaren wel om uit het binnenland te trekken, echter de Polen hielden de westelijke grensprovincies bezet. Zweden ondersteunde eerst Rusland, doch de vader van Gustaaf Adolf begreep, dat het beter was het aan te vallen , dan het te versterken; hij overviel Nowogorod en veroverde de streken aan het Ladoga-meer en de Newa. Gustaaf Adolf vooral zag het belang in meester te blijven van de stellingen aan de Newa en de finlandsche golf; bij den vrede van Stolbowa (1617) kwam hij weer in het bezit van Inger-manlaud en Karelië; in dezen afstand had de nieuw gekozen Czaar (1613) Michael, uit het huis Romanow, van moederszijde afstammende van Rurik, moeten inwilligen; daarenboven moest hij aan de Polen Stnolensco, Severië en Tcher-nigow overlaten. Zijn zoon Alexei I (1646—1676) veroverde in den poolschen oorlog (1667) Smolensco en Severië weer en bracht de Kozakken in de Ukraine onder de russische heerschappij. Zijn opvolger Feodor III (1676 —1682) vernietigde de geslachtsregisters, waaruit de Bojaren hun dienstrang bewezen, en onderwierp hen aan het keizerlijk gezag. De Bojaren waren de vrije grondbezitters, vormden de naaste omgeving des keizers en kwamen volgens de oudheid van hun geslacht in het bezit der hoogste ambten ; zij hadden zooveel macht, dat zelfs onder de ukase (wetten) stond: »de keizer heeft besloten en de Bojaren hebben goedgevonden.quot; —
CZAAR PETERS HERVORMINGEN.
Op Feodor 111 volgde in 1682 zijn zwakke broeder Iwan en als mederegent zjjn broeder Peter, een zoon uit het tweede huwelijk van Alexis 1; maar door de Strelitzen bemachtigde Sophia, oudere halve zuster van Peter, de regeering ; het gelukte echter Peter met eene schaar dap-
pere jongelieden, welke hij met behulp van Lefort, een bekwamen Genever, op europeesche wijze in de wapenen geoefend had, het bewind aan zijne zuster te ontrukken (1689). Sophia liet hij in een klooster opsluiten en op zo ventieiijarigen leeftijd nam hij de teugels van het bewind zelf in handen , doch zijn broeder Iwan voerde tot aan zijn tlood (1696) den titel van czaar. Van Lefort had Peter, nu ezaar, reeds veel van de europeesche beschaving gehoord; in zijne borst gloeide een brandend verlangen om van die wetenschappen, kunsten, zeden en beschaving ooggetuige te zijn, en om ze naar Rusland over te planten. Hoe weinig het ook zijnen Russen beviel, spande hij alles in om vreemde handwerkslieden, kunstenaars en geleerden in zijn land te lokken; hij riep ook vele zeelieden en officieren tot zich om zijne soldaten in de zee- en landdienst te vormen. Vele opstanden en samenzweringen vooral der Strelitzen moest hij dempen en zwaar straffen en toen hij meende het te kunnen wagen om met eigen oogen die beschaving van andere landen te gaan bestudeeren, ging hij op reis (1G97); maar nauwelijks te Weenen aangekomen of een nieuwe opstand der Strelitzen riep hem terug. Deze werd met weinig moeite onderdrukt en de voornamen zoowel als de geringen ter dood gebracht, Peter zelf voltrok aan 84 de doodstraf. Hij vernietigde de Strelitzen en richtte eene nieuwe lijfwacht op , bestaande uit voetvolk en ruiters , gevormd naar euro-peesch model; vervolgen ;;ing hij weder op reis. Hij bezocht Duitschland, Hollan- , Engeland en Frankrijk; daar zag hij fabrieken , akkerbouw , zeehavens, schepen en legers. In Holland werkte hij als scheepstimmerman, woonde aldaar te Zaandam in een nietig huisje, hetwelk men den vreemdelingen thans nog aanwijst. Er was, waar hij ook kwam niets merkwaardigs of hy bezichtigde het en vele kunstbewerkingen, zelfs heelkundige, liet hij zich leeren. Hij maakte ook bij zijne terugkomst het beste gebruik van zijne ondervinding. Hij bouwde op den üon eene krijgsvloot, richtte een leger op de europeesche wijze in, dat meeren-deels door duitsche officieren aangevoerd werd en ging steeds voort vreemdelingen in zijn land te roepen, die als model
ALG. GESCll. 1
258
eu meesters dienen moesten om zijn volk iu de kunsten des oorlogs en des Tredes te onderwijzen. Door strenge wetten , soms belachelijke, wilde hij zijne onderdanen ontdoen van hunne nog barbaarsche gewoonten, kleeding en levenswijze ; hij richtte hier echter niet veel mede uit, hij begreep niet, dat zeden en beschaving niet door wetten bij een volk in het leven kunnen geroepen worden, maar de vruchten der eeuwen zijn. Peter zelf bleef geheel zijn leven niets meer dan een barbaar, die zijne ministers met stokslagen terecht zette, overgegeven was aan de verschrikkelijkste dronkenschap en ontucht, die het leven van anderen voor niets achtte en behagen schiep om zelf voor scherprechter te spelen. Hij was een geniale man, met een scherpen , staatkundigen blik; hij zag helder, wat hij wilde, en mat elke schrede voor zijn doel af. Hij wist zijne veroveringszucht te bedwingen, en bepaalde die tot datgene, wat noo-dig was om als fondament te dienen om er Ruslands grootheid en wereldheerschappy op te grondvesten. Toen hij de regeering opnam had het wijduitgestrekte rijk nog geene kusten in zijn bezit dan die van de IJszee met de zeehaven Archangel, welke de helft des jaars door het ijs onbevaarbaar is, en de siberische kusten tot Kamschatka; tot zoover waren de Russen in de 17 eeuw toch reeds doorgedrongen.
De monden der meeste rassische rivieren waren in het bezit der Zweden en Turken. Rusland had nos geen zelf-
O D
standigen handel en was arm in geld. Peter begreep, dat zonder zeehandel en zeemacht zijn staat geen kracht kou hebben, daarom was al ras zijn streven om vaster voet te krijgen aan de Baltische zee en aan die van Azof; daarom begon hij den oorlog tegen de Turken en het gelukte hem met de schepen, welke hij aan den Don gebouwd had, de turksche vloot te overvallen en te slaan ; de stad Azof viel in zijne macht en werd hem door de Turken bij den vrede in 1699 afgestaan; daardoor opende hij voor zyn volk de zee.
ZWEDEN VAN GUSTAW ADOLF TOT KAREL XII (1631—1699).
Czaar Peter richtte vooral zijne krachten aan tegen de
259
Zweden ; zij beheerschten de Oostzee en naar deze heer-scliappii streefde juist hij ten zeerste als eerste voorwaarde voor de grootheid van Rusland. Gustaaf Adolf en de veroveringen der zweedsche veldheeren in den dertigjarigen oorlog hadden het kleine Zweden tot eene groote mogendheid gemaakt.
Op Gustaaf Adolf volgde zijne minderjarige dochter Christina, voor wie gedurende 12 jaren een rijksraad van vijf leden onder Oxenstierna regeerde. Dezen tijd maakte de zweedsche adel zich ten uutte om hunne oude voorrechten weder te herwinnen. Zij ontsloegen zich van alle belastingen en tolrechten, kregen jacht- en vischrechten en kwamen in het bezit van alle hooge ambten; de boeren, welke daartegen op durfden komen, werden met onthoofden bedreigd. Christina zelf kwam in (1644—1G54) aan het bestuur. Hare hofhouding was hoogst kostbaar en verkwistend; aan den adel schonk zij kroongoederen en kroonrenten , zelf had zij soms geldgebrek; want door de kroongoederen te verminderen, verkleinde zij haar eigen inkomen; de boeren werden ontevreden ; dezen moesten niet alleen alles opbrengen, maar velen werden door haar onderdanen van den adel in plaats van de kroon. Christina beminde bijzonder kunsten en wetenschappen; zij zelve verstond zes talen, las Tacitus in het Latijn en kon zich in het Hebreeuwsch uitdrukken. — De geleerdste mannen riep zij aan haar hof; Stokholm was het moderne Athene, de hoogeschool van üpsala werd eene der rijkste; dit alles eischte verbazende sommen. Zij had op bevel van haren vader eene mannelijke opvoeding gekregen, hield van paardrijden en jagen, en soms was zij uitgedost in mannelijke kleeding; van hare kunne had zij evenwel al de ijdelheid en eene bovenmate roemzucht behouden. Tot een huwelijk kon de rijksraad haar nooit overhalen. In 1654 deed zij afstand van de regeering ten gunste van haar neef Karei Gustaaf van Zweibrücken , een zusterszoon van Gustaaf Adolf. Karei had vroeger bij herhaalde malen naar hare hand gedongen. Te vergeefs bad de rijksraad haar, uit achting nog voor den grooten Gustaaf Adolf, de kroon te behouden , zij bleef bij haar besluit, en verliet Zweden.
260
Den 23 Dec. 1654 hield zij een prachtigen intocht in Brussel, en hier was het, dat de dochter van den bevechter der Katholieken uit den SOjarigen oorlog, den R. Katholieken godsdienst omhelsde; te Innsprück zwoer zij openbaar het Lutherdom af. Zij doorreisde de Nederlanden, Frankrijk, Italië en koos voor verblijfplaats Rome, waar zij een prachtige intocht te paard in amazonengewaad deed. Zij werd er door den paus zeer minzaam ontvangen. Deze gaf haar, toen de Zwedeu ongeregeld haar inkomsten betaalden, eene jaarwedde van 12000 scndi, welke zij evenwel later verloor. Stond men verbaasd in Europa toen zij vrijwillig den scepter neerlag, meer nog toen men vernam dat zij R. Katholiek was geworden. In den zomer van 1656 maakte zij eene reis naar Frankrijk, zij werd op de eervolste wijze ontvangen ; in manskleederen trok zij Parijs binnen en was spoedig het voorwerp van aller bewondering. Als bewijs van hare groote ongedwongenheid, kan men aanhalen, dat zij in tegenwoordigheid der fijn gemanierde Franschen aan het hof hare beide voeten op een stoel lag. Later bij een tweede bezoek in Frankrijk kreeg zij het slot Fontai-nebleau tot verblijfplaats, daar liet zij haar opperstalmeester den markies Monaldeschi, wegens ontrouw dooiden officier harer wacht en twee anderen met 26 dolksteken vermoorden, zich beroepende op haar hoogste rechtsmacht over hare dienaars. Haar leven is een mengsel geweest van zonderlingheden, die noch aan haar rijk , noch aan de wereld eenig voordeel aangebracht hebben. Door hare bekeering heeft zij zichzelve heil en der wereld een goed voorbeeld verschaft. Of deze oprecht geweest is ? wij zouden denken van ja, aangezien zij te ongekunsteld en te vrij in alles was, hetwelk met huichelen niet samen te brencren is,
\' O \'
ook heeft zij er geen macht, eer, of voordeel door kunnen behalen. Zij stierf in 1689 en werd plechtig in de St. Pieters-kerk tc Rome begraven.
Karei Gustaaf (1654—1660) dwong den adel om vele kroongoederen, welke hij gekocht of gekregen had, terug te geven en begon den oorlog, wijl hij dezen als het beste middel beschouwde om het koninklijk gezag te ver-
261
heffen. Polen werd door den burgeroorlog vaneen gescheurd, was met Rusland en de kozakken bestendig in oorlog ; verraders onder den hoogen adel riepen Karei in hun ongelukkig land (1655). De starosten van Posen en Ka-lisch gaven de hun toevertrouwde steden aan de Zweden over, Karei veroverde Warschan en Krakau , het door de barbaarsche Russen bedreigde Lithauen onderwierp zich insgelijks ; Johan Kasimir, koning van Polen vluchtte naar Silezië en zoo werd Karei heer over Polen, en behandelde het ook als een overwonnen gewest. Nu snelde op den roep des adels geheel Polen te wapen. Karei had zich intusschen verbonden met Frederik Willem van Brandenburg, den keurvorst, en ondersteund door diens leger, won hij (in Juli 1656) den driedaagschen veldslag bij Warschau, waardoor hij het grootste gedeelte van Polen herwon. Tot geluk voor Polen nam de keizer eene dreigende houding aan tegen de Zweden en begonnen de Denen tegelijk deu oorlog weer tegen hen. Karei moest Polen verlaten, de zweed-sche bezettingen konden zich in de binnensteden niet lang staande houden, zoodat Polen daardoor nog een tamelijk goeden vrede kon sluiten. Het erkende in het Melaner verdrag 1657 de onafhankelijkheid van Pruisen en in den vrede van üliva 1660 deed Johan Kasimir afstand van alle aanspraken op de zweedsche kroon en stond Lijfland en Esthland geheel aan Zweden af. Karei X had zich met ziju klein leger uit de poolsche bosschen en moerassen in ijlmarschen tegen de Denen gewend, die zijne duitsche landen hadden aangevallen. Reeds in 1657 nam hij Holstein, Sleeswijk en Jutland weer weg, tot op de vesting Fredericiana na. welke weldra zijn veldheer Wrangel, zonder belegering, met storm wegnam. Nu echter voerde de koning eene daad uit van ongekende stoutheid. In Januari trok hg met zijn leger over het ijs van den toegevrozen Kleine-Belt naar het eiland Füuen en toen hij dit veroverd had, zette hij koers over den Grroote-Belt naar Seeland. Kanonnen , pakwagens volgden; de ruiters geleidden hunne paarden aan den toom, doch twee compagnien zakten er door en ver_ dronken, de overigen kwamen behouden aan wal, en ston-
262
deu weldra voor Koppenhagen. Koning Frederik 111 schrok zoozeer, dat hij den vrede van Roeskiide (26 Febr. 1658) wilde koopen met den afstand van Schonen, Bleckingen en Halland, het stift Drontheim en het eiland Bornholm. Hiermede was echter Karei niet tevreden, hij wilde geheel Scandinavië onder eene kroon brengen; in Augustus begon hij weer den oorlog en belegerde Koppenhagen. De deen-sche adel ried deu koning tot onderwerping aan, maar de burgers en boeren ondersteunden den koning dapper.
Koppenhagen hield al de schrikken van eene éénjarige belegering uit, eene hollandsche vloot wist toevoer in de stad te krijgen, waardoor de overgave , door hongersnood gedwongen , verhinderd werd, toen op eenmaal de tijding kwam dat Karei X plotseling gestorven was (1660). Door bemiddeling van Frankrijk, Engeland en de Nederlanden kwam de koppenhaagsche vrede tot stand, waarbij Zweden afzag van Drontheim en Bornholm; maar de zuidelijke gewesten behield. Na den oorlog zocht de deensche adel alle lasten op den burger te werpen, hiervan maakte de koning gebruik om de tegenwoordige staatsinrichting, waarbij de adel groote voordeden bezat, omver te werpen. De hoofdstad ondersteunde hem en zoo werd Denemarken in 1661 een onbepaalde monarchie.
In Zweden werd Karei X opgevolgd door zyn zoon Karei XI, deze was slechts 5 jaren oud, gedurende zijne minderjarigheid regeerde de rijksraad met de koninginmoeder Eleonora van Holstein. In 1672 nam hy zelf de regeering op zich en werd door zijn kanselier, den graaf de la Gardie, bondgenoot van Lodewijk XIV. Hierboven hebben wij gezien dat hij in Brandenburg viel, maar bij Fehrbellin, 15 Juni 1675, geslagen en uit het land gejaagd werd; hg haalde daardoor het duitsche rijk , Holland, Brandenburg als vijanden op zijn hals en verloor zyne bezittingen in Pommeren en Duitschland en alleen aan de overmacht des konings van Frankrijk had hij het te danken , dat hij bij den vrede van St. Germain en Laye , 29 Juni 1679, zijne verloren provincies terug bekwam. Steeds was de hooge adel voortgegaan met zich kroongoederen toe te eigenen of
te laten schenken ; Karei maakte met behulp der lagere standen hier een einde aan en nam zelfs van sommigen zooveel af, dat zij bijna tot armoede vervielen. Hij bracht ook groote veranderingen in de staatsregeling, waardoor hij de vrije macht over de domeinen, wetgeving en krijgszaken kreeg. Karei was het oorlogvoeren moede, hij beijverde zich zijn land inwendig te verheffen, bevorderde akkerbouw, handel en fabrieken en was daarbij hoogst spaarzaam, hij verminderde de schuld met negen millioen daalders , had een geoefend leger van 70,000 man, en stierf den 15 April 1697 ; zijn lójarige zoon Karei XII erfde het rijk in den bloeiendsten toestand.
KAREL XII.
DEENSCHE , POOLSCH-SJiKSISCHE EN RUSSISCHE OORLOG TEGEN ZWEDEN.
(■1700—1706.)
Karei XII, die als kind reeds gloeide bij het hooren van de daden van Alexander den groote, scheen met den krijgsgeest van (jrustaaf Adolf bezield te zijn ; maar ruwer, avontuurlijker en vermeteler; hij dorstte naar de regeering en wist zich dan ook na eenige maanden reeds met behulp der ridderschap van de voogdijschap te ontdoen; den bisschop van Upsala gaf hij den tijd niet om hem te kroonen, hij rukte hem de kroon uit zijne handen, en zette ze zich zeiven op zijn hoofd. Zyne drie geburen meenden voordeel te kunnen trekken uit de jeugd des konings en verbonden zich tegen hem. Czaar Peter van Rusland wilde vasten voet aan de Oostzee hebben, deze met zijne quot;vloot beheerschen en daartoe Ingermanland en Esthland veroveren; Frederik Augustus I, keurvorst van Saksen, die als Augustus II tevens koning van Polen was. wilde Lijfland weêr aan Polen brengen; de koning van Denemarken, Frederik IV, eindelijk was verbitterd op den jongen hertog , Hendrik IV van Holstein-Gottorp, zwager van Karei XII, omdat hij zweedsch krijgsvolk in zijn land genomen had. De drie verbondeue mogendheden verklaarden tegelijk in 1699 den oorlog aau den nu ISjarigen koning.
2C.4
De Denen vielen in Sleeswijk, de Russen belegerden Narva ia Esthland en Frederik August Riga in Lijfland. De verschrikte zweedsclie rijksdag wilde onderhandelen en toegeven; maar de jonge koning verklaarde, dat hij nooit een onrechtvaardigen oorlog zou beginnen, maar de wapenen ook nu niet neer zou leggen voor hij de aanvallers overwonnen zou hebben. Nog eer de Denen het vermoedden was Karei met zijne troepen ingescheept en op het punt Koppenhagen te beschieten en dreigde het land te verwoesten, toen Frederik IV haastig onderhandelingen aanknoopte en met Karei op het lusthof Frauendahl (Aug. 1700) den vrede sloot; Denemarken verliet het verbond met Rusland en Polen en beloofde schadevergoeding aan den hertog van Holstein. Hierop wendde Karei zich even snel tegen de Russen, welke voor Narva lagen. Gedurende eene hevige sueeuwbui stormde hij met 9000 Zweden los op het verschanste leger van czaar Peter van 90000 man en versloeg het geheel (20 Nov.). 30000 werden er gedood of verdronken , 30000 kregen lijfsgenade en mochten naar hun land terugkeeren. Hij zelf had slechts 1200 dooden eu 800 gekwetsten. Hierop trok hij tegen de Polen en Saksers, die Riga te vergeefs belegerden; hij bereikte hen aan den Düna en sloeg hen beslissend den 9 Juli 1702 bij Clissow. Hier viel ook de schoone Aurora, eene der dames van August, in zijne handen, welke hij met de grootste beleefdheid terug liet voeren; van dames en van wijn wilde Karei XII niets weten. Augustus wilde vrede maken, maar Karei wilde zijne onttrooning en zette deze ook door. Warschau , Kra-kau, Lublin, Pultusk, Thorn, Dantzig vielen in Kareis handen. In 1704 verklaarde de rijksdag van Polen Augustus vervallen van den troon en koos in zijne plaats, op aandrang van Karei, Stanislaus Leszmsky woiwode van Posen tot koning.
Karei XH jaagde de Russen uit Lithauen, nam stormenderhand Lemberg in; terwijl Augustus met behulp der Russen eu Saksers weder in bezit van Warschau was ae-
O
komen. Maar Kareis veldheer Renskiöld sloeg het rassisch-saksische leger onder Schulenberg den 13 Febr. 1706 bij
265
Fraustadt volkomen en liet na den slag 6000 kriigsgevan-genen nedersabelen; Karei zelf trok nu door Oostenrijksch Silezië, zonder keizer Jozef 1 iets te vragen, naar Saksen om Augustus in zijn eigen land tot vrede te dwingen. Had Karei destijds gehoor gegeven aan Lodewijk XIV, dan zou de toestand van den keizer wanhopig geweest zijn, daarom ijlde Marlborough zich tot den zweedschen koning om hem van elk verhoud met de Franschen af te houden. Karei kon bovendien de Franschen toch niet dulden. Hunne taal zelfs, hoewel hij ze volkomen meester was, wilde hij niet spreken en den matigen noordschen koning was het verwijfde onzedelijke leven van het fransche hof een gruwel, daarenboven was Karei een ijverig Protestant en verbitterd over het intrekken der verdrijving van de Hugenoten. De keizer voldeed aan Kareis eisch en ruimde 125 kerken voor de Protestanten in.
In Saksen deed Karei zich een geheelen winter te goede; zijne troepen verwarmden, voedden en kleedden zich, en hij stak eenige duizenden saksische recruten onder zijn leger. De nood dwong Augustus tot den vrede van Altrangstadt (1706 24 Sept.) waarbij hij voor zich en zijne nakomelingen afstand deed van de poolsche kroon, het verbond met den czaar opzeide en den Lijtlander Patkul, den voornaamsten aanlegger van het verbond tegen Zweden, uitleverde, welken Karei wreedaardig ter dood liet brengen.
VELDTOCHT VAN KAREL IN RUSLAND. SLAG BIJ PULTAWA (8 J uil 1709).
Thans stond Karei op het toppunt zijner macht, hij werd bewonderd eu gevreesd door alle mogendheden, maar zijne onverzadelijke veroveringszucht en zijn overmoed dreven hem voort, hij wilde, evenals hij Augustus gedaan had, den czaar onttroonen ; maar deze had zijne lange rust ten nutte gemaakt , had uit zijne vorige nederlagen les getrokken en zijne legers door vreemde officieren laten organiseeren, ook zijne vloot in de Oostzee was tegen de zweedsche reeds opgewassen.
Tegen dezen vijand richtte nu Karei zijn aanval, maar
266
hij bestreed de Kussen niet in de Oostzee-landen , zooals Karei IX en Gustaaf Adolf gedaan hadden, hij wilde hen in het binnenste van hun land opzoeken. Hij rukte dus uit Litliauen in Rusland , nam Grodno en Wilna, ging bij Borissow over de Beresina, versloeg alle russische troepen-afdeelingen , bestormde verschansingen , doorwaadde moerassen, vocht zelf mede als een gemeen soldaat en deelde in alle mogelijke ontbeeringen. Karei beging echter een groo-ten misslag. Zijn leger leed groot gebrek, want de Russen wekeji altijd en lieten alles verwoest achter zich, zijne soldaten waren zonder kleederen en schoenen , in plaats nu op zijn veldheer Löwenhaupt, die met 12,000 man en alle krijgsbehoeften in aantocht Avas te wachten , wendde Karei zich tusschen Smolensko en Moskou naar het Zuiden en beval aan Löwenhaupt hem te volgen. De Kozakken hoofdman Mazeppa namelijk , had Karei verzocht in Ukraine te trekken, wijl zijne Kozakken slechts op de Zweden wachtten, om het gehate juk der Russen af te schudden. Dc Russen waren echter Kavel reeds voorgekomen , zij hadden Baturin, de hoofdplaats der Kozakken, verwoest en Mazeppa kwam slechts als vluchteling met eenige honderden Kozakken bij den zweedschen koning aan. Karei onvoorzichtig wachtte Löwenhaupt niet af, en gaf daardoor aan den czaar gelegenheid hem met overmacht aan te grijpen. Dagen achtereen zond (Sept. 1708) de czaar Löwenhaupt troepen-afdee-lingen tegemoet, welke, hoewel vernield werden, toch zijn spoed om zich met den koning te vereenie;en, belemmerden, eindelijk sloeg hij er met 6000 man door. Karei trok altijd meer zuidwaarts; de hevige herfstregens veroorzaakten bij de slechtgekleede soldaten aanstekende ziekten, en de schrikkelijke winter van 1708—1709 maaide duizenden der dapperen weg. Eindelijk kwam hij in Ukraine; maar er waren geen winterkwartieren; de arme soldaten moesten zich zoo goed zij konden voor de koude beschutten en zich met voedsel tevreden stellen, dat anders niet eetbaar was. In Mei 1709 belegerde Karei Pultawa, doch kon , door gebrek aan geschikt belegeringsgeschut, de stad niet nemen; daarop verscheen de czaar aan het hoofd van een viermaal sterker
267
leger. Den 8 Juli kwam het tot een beslissend gevecht; Karei werd om een wond, welke hy eenige dagen te voren door een kogel bekomen had op een houten baar gedragen, de Zweden deden onder hunne veldheereu Rhenschöld en Löwenhaupt wonderen van dapperheid, maar hadden gebrek aan alles, zelfs aan kruit en lood, zij werden geheel verslagen ; Karei redde zich met 2000 man en nam zijne toevlucht tot de Turken. Löwenhaupt verzamelde nog 16,000 man , maar niet in staat langer aan de overmacht weerstand te bieden, moest hij zich overgeven ; de soldaten verdeelde de czaar onder zijne verschillende legers en werden alzoo leermeesters voor zijne barbaren.
KAREL XII EN TURKIJE (1709 —1714).
Karei werd door den sultan koninklijk ontvangen en behandeld , hij kreeg de vesting Bender tot verblijlplaats, van waar uit hij zich alle moeite gaf\' om de Turken tot een oorlog tegen den czaar aan te zetten. Dit was ook werkelijk wel in het belang van Turkije ; hunne landen aan de Zwarte zee werden bedreigd, zooals reeds gebleken was bij het verlies van Azof. Het gelukte hem, in weerwil der tegenwerking van het russische geld, den sultan tot den oorlog over te halen. In 1711 rukte een turksch leger van 200,000 man Moldavië binnen, waarin Peter door zijn bondgenoot den Hospodar gelokt was. De czaar trok de rivier de Pruth over en legerde zich in eene nauwe vlakte, waar hij door het turk-sche leger geheel ingesloten werd. Te gelijker tijd werd de czaar ziek, reddeloos scheen en leger en beheerscher verloren, toen een vroeger boerenmeisje Catharina, dat de czaar als gemalin genomen had, hem redde. Zij verzamelde al hare juweelen en kostbaarheden; de officieren en zelfs de soldaten voegden er het hunne bij en daarmede wist zij den bevelvoerenden groot-vizier om te koopen en den vrede te bewerken, welke den 23 Juli gesloten werd , waarbij Peter zich dankbaar verbond Azof terug te geven en drie andere vestingen te ontmantelen en ook Karei on-
268
gedeerd weer naar Zweden te laten vertrekken. Wij mogen veronderstellen , dat de Turken niet zoozeer om de geschenken dan wel om Azof terug te hebben den vrede sloten , hoewel die voorwaarde nooit vervuld is geworden. Karei kwam in het turksche legerkamp, toen de vrede reeds gesloten was , zijne woede op deu groot-vizier kende geen palen. Hij keerde naar Bender terug en hoewel het hem nog tweemaal gelukte den Turk tot den oorlog te bewegen , had dit echter geen gunstig gevolg voor hem, Eindelyk werden de sultan en zijne viziers den gevaarlijken gast moede, men noodigde hem uit te vertrekken, hij ontving reisgeld, dat hij aannam, maar van heen gaan kwam niets. Toen alle uitnoodigingeu vruchteloos bleven, kregen eenige duizenden Janitsaren last hem in zijne versterkte woning aan te vallen. Karei verdedigde zich dapper met zijn handvol zweden , hij week niet en liet er zich eerst uitdragen, toen zijn huis in brand stond. Hij werd naar het lustslot Demirtasch bij Adrianopel gebracht, waar hij zich tien maanden ziek hield, en de hoop bleef koesteren en daartoe ook alles inspande, om aan het hoofd van een turksch leger tegen den Rus op te trekken en toen hij zich teleurgesteld zag, daarbij de berichten uit Zweden altijd treuriger luidden, besloot hij eensklaps naar zijn vaderland terug te keeren. Hij vertrok met postpaarden slechts van deu overste Düring vergezeld , in 1G dagen reed hij door Hongarije, Oostenrijk, Beijeren, de Paltz, Hessen, Nedersaksen en Meckeleuburg naar Straalsond. Des avonds den 22 November 1714 kwam hij daar aan. in 1G dagen was hij op geen bed geweest, zijne voeten waren zoo gezwollen, dat men hem de laarzen moest afsnijden; ondanks zijne vermomming en zijn langen baard werd hij spoedig herkend; geheel Straalsond juichte bij zijne terugkomst.
ZWEDEN TEGEN DENEMARKEN, POLEN , RUSLAND, BRANDENBURG EN HANOVER.
Na de nederlaag van Pultawa veroverden de Russen Lijfland, waar Riga, na eene heldhaftige verdediging, viel,
269
alsmede Esthland en Koerland; vervolgeus trok Peter door Polen, waar Augustus weder koning was geworden, van hier naar Pommeren. Denemarken en Polen vernieuwden hun verbond weer tegen Zweden. Wel is waar sloten de keizer, Engeland en de Nederlanden een tegenverbond, maar deden niets voor Zweden.
Dit rijk moest zich met zijne eigene krachten verdedigen. De Denen landden in zuidelijk Zweden, maar de generaal Stenbok sloeg hen met behulp van gewapende boeren zoodanig , dat zij zich in aller ijl moesten inschepen. Daarentegen veroverden zij in Duitschland Bremen en Verden en verbrandden Stade; de Saksers en Russen maakten zich meester van zweedsch Pommeren tot op quot;Wismar en Straal-sond na (1712). Nu kwam de dappere Stenbok\' met een leo-er van 16,000 Zweden over en sloeg het veel grootere deensch-russisch-saksische leger bij Gadebusch in den bloedigen slag van 20 Dec. 1712, maar schendde zijn roem door de verbranding van Altona, wier 10,000 inwoners in den strengen winter zonder huisvesting bleven , hij deed dit, zooals hij zeide uit wraak voor Stade, waar de Denen hetzelfde hadden bedreven.
Hij drong verder Holstein binnen, maar werd door de vijandelijke troepen gevolgd, welke hem bij Tönningenzoo nauw insloten, dat hij /ich met 12,000 man (6 Mei 1713) krijgsgevangen moest geven. Hij stiert te Koppenhagen in den kerker. Uit wraak voor Altona verbrandde czaar Peter de zweedsch-pommersche steden Garz en Wolgast! Nu sloot zich ook Hanover en Brandenburg bij het verbond aan tegen Zweden, en de brandenburgsche troepen belegerden juist Straalsond, toen Karei XI [ uit Turkije terugkwam.
LAATSTU DADEN EN DOOD VAN KAREL XII (11 DeC. 1718).
Karei had vroeger dikwijls gezegd, dat hij niet begreep, hoe een bekwaam veldheer anders dan door honger tot de overgave van eene vesting kon gedwongen worden , thans
270
echter ondervond Lij, dat tegen overmacht van geschut en manschappen geen vesting houdbaar is. Nadat hij de stad op het dapperste verdedigd had, zag hij zich genoodzaakt (20 Dec.) ter zee te ontvluchten om niet in de handen zijner vijanden te vallen; ook het eiland Rügen ging aan de brandenburgsche troepen verloren. Yan een vrede, bij welken Karei zijne schoonste landen prys zou moeten geven, wilde hij niets weten. Intusschen was de holsteinsche baron Görz zijn eerste minister en vertrouweling geworden, deze was even \'groot staatsman als Karei moedig veldheer. Hij zocht de geldmiddelen van Zweden te herstellen; die door al het oorlogen in berooiden toestand waren, de boeren en burgers waren uitgeput en moesten viermaal meer opbrengen dan vroeger, üörz voerde de toen nieuwe financieele wetenschap in ; hij gaf namelijk papieren schuldbekentenissen van den staat uit, waarvoor de gegoede genoodzaakt werden baar geld te geven. Vervolgeus stelde hij alle staatkundige kuiperijen in het werk om het verbond tegen Zweden te verbreken, hetwelk hem ras gelukte met Rusland. Peter zou Ingermauland eu Esthland behouden , Karei tegen zyne vijanden ondersteunen en Stanislaus Leszinsky weder koning van Polen worden. Karei zelf zou Noorwegen veroveren eu van daar uit een inval in Schotland ondernemen om den Hanoveraan G-eorge I koning van Engeland van den troon te verdrijven ten gunste van Eduard Stnart, kleinzoon van Jacobus 11. De spaansche kardinaal Alberoni stemde met alles in en beloofde ondersteuning. Reeds was het verdrag onderteekeud, Karei in Noorwegen gevallen , waar hij Priederickshall bij sterke vorst belegerde, toen hij den 11 Dec. 1718 verraderlijk in de loopgraven door een kogel doodelijk getroffen werd. Er bestond eene samenzwering tegen zijn leven. Hoe de moord afgesproken en volvoerd werd, is niet bekend. Do koning had zijne hand aan zijn degen geslagen en in zijn zak vond men een gebedenboekje eu een portret van Gustaaf Adolf. Zweden verloor zijn grooten koning, hoewel hij grooter soldaat dan koning was; bij al zijne ruwheid in het veld, was hij vriendelijk en goedig in den omgang; zijne levenswijze was eenvoudig en zui-
271
ver, hij haatte de Frauscheu om hunne hoffelijkheid; tegen kunsten en wetenschappen was hij niet, hij zelf sprak verscheidene talen en was bedreven in de matheraatische wetenschappen. Met den godsdienst bemoeide hij zich niet, uitwendig beleed hij den Lutherschcn. Zijne overmatige veroveringszucht en onverzettelijke halstarrigheid hebben hem zeiven en zijn land onmetelijke rampen berokkend. Zijne soldaten offerden zich voor hem op eu schuwden geen gevaar en droegen al hun lijden welgemoed , omdat hun koning allen nood met ben deelde en thans nog is Karei XII den Zweden een voorwerp van bewondering en liefde.
_Na zijn dood werd de belegering van Friederickshall opgebroken en het leger keerde mot het lyk des konings terug. Een andere legerafdeeling ouder Armfeld was te laat in het jaar voor ürontheim gekomen, hij wilde in Januari 1719, gedurende de strenge koude over het ruwe grensgebergte terugkeeren; maar verloor door koude en gebrek op eeuige honderden, manschappen na, zijn geheel leger, hij zelf bereikte verminkt met moeite zgn vaderland. De zweedsche adel maakte dadelijk gebruik van den dood des konings. üe rijksteuden eigenden zich het kiesrecht weder toe en kozen, met voorbijgang van den hertog Karei Frederik van Holstein-Gottorp , zoon van de oudste zuster van Karei XII, zijne jongere zuster Ulrica Eleonora en haren gemaal Frederik van Hessen-Kassei op den troon. Zij moesten vooraf de vorige staatsregeling erkennen en den rijksraad veel meer rechten toestaan dan hij ooit bezeten had; de geheele regeering kwam in handen van eenige weinige voorname edelen. De rijksraad had de uitvoerende macht, hij besliste met meerderheid van stemmen; den koning werd alleen eene dubbele stem toegestaan. Alle hooge ambten werden weer door de adellijken bezet. Als een bewijs hoe de aristocraten regeerden, zag men in de willekeurige veroordeeling van den holsteinschen Gorz, wien niets ten laste kon gelegd worden dan dat hij koning en land heeft willen redden, hij werd door een onbevoegde rechtbank ter dood veroordeeld. Wat de buitenlandsche staatkunde betrof, men zocht van 1719—1721 met de vijandige mogendheden vrede
272
te sluiten, zooveal geld mogelijk te krijgen en offerde daarvoor zweedsche provincies op. Met Hanover werd deu vrede gesloten tegen achttien tonnen gouds, waarvoor Bremen en Verden werden afgestaan.
Denemarken kreeg een millioen gulden, en mocht Slees-wijk van den hertog van Holstein behouden en den sonttol heffen; daarentegen kreeg Zweden de door Denemarken veroverde landstreken terug.
Frederik Willem I van Pruisen kreeg voor vijf millioen gulden Stettin en Voor-Pommeren tot aan de Peene benevens de eilanden Usedom en Wollin.
Augustus van Saksen werd als koning van Polen erkend ; Stanislaus Leszinsky zou voor zijne verloren bezittingen een millioen gulden krijgen, welke hij echter nooit gehad heeft. Rusland eindelijk behield tegen ruim drie millioen gulden Ingermauland, Esthland , Lijfland en het grootste gedeelte van Karelië.
Zóó moest Zweden van zijne hooge stelling, waarop Gus-taaf Adolf, Karei X en XI het gebracht hadden, afklimmen. Men berekent dat meer dan 400000 mannen en jongelingen tusschen 1700—1719 door den oorlog omkwamen en toch kon Karei Xll in zijn laatsten oorlog nog 70000 man in het veld brengen , en als een bewijs van offervaardigheid en gehechtheid aan hunne koningen , en ook van goedaardigheid, mogen wij aanhalen, dat ofschoon het volk veel leed, zware belasting betaalde en vrouwen, kinderen en grijsaards het land moesten bebouwen, wij nergens de oproervaan zagen opsteken.
RUSLAND ONDER PETER DEN GROOTE. VEROVERINGS-STAATKUNDE.
Sedert Karei XII den Czaar door zijne oorlogen met Polen en Saksen aan zich zelvén had overgelaten en eindelijk door hem was overwonnen geworden, werkte de laatste rusteloos, maar volgens een zeker plan aan de grootheid van Rusland. De oostzee beschouwde hij als de poort van zijn rijk tegen Europa; als hij de heerschappij over die zee bezat, dan zouden
273
Zweden en Denemarken aan de russische staatkunde dienstbaar en tegelijk zijn invloed op Polen eu JS\'oord-duitschlaiid beslissend zijn. Daarom bouwde Peter eene vloot van 41 groote schepen en maakte van Kroustadt eene onneembare krijgs-haven. Aan de boorden van de Newa legde hij eene nieuwe stad aan, geheel naar europeesch model, zij moest zijn naam vereeuwigen, \'s Petersburg. Op een afstand van meer dan honderd uren werden de lijfeigenen aangevoerd om den moerassigen grond droog e maken en granietblok-ken aantebrengen om een dam te leggen tegen de wateren van de Newa; zijne bojaren verplichtte hij om er prachtige huizen te bouwen en er geregeld een tijd te komen wonen. Moscou bleef wel de oude hoofdstad, maar in Petersburg woonde de czaar, hij toonde zijnen opvolgers den weg aan dien zij volgen moesten. Uit de vensters van hun paleis zagen dezen de kusten van Finland, dat nog zweedsch was, en Koerland, dat nog zijn eigen hertog had; wilden zij gerust in hun paleis wonen, dan moesten zij zich van Finland meester maken en hunne vloot geheel de Oostzee beheerschen, en dit is ook geschied, Rusland bezit Finland en Koerland en beheerscht de Baltische-zee. Van eene andere zijde wees Peter zijne opvolgers naar de Zwarte-zee. Azof was een te klein punt, dan dat het russische rijk zich daarmede had kunnen tevreden stellen; de toenemende zwakte van het turksche rijk zou gelegenheid genoeg aanbieden om zich ook daar uit te breiden, sedert is ook de Zwarte-zee als het ware een russisch meer geworden. Ook naar het binnenste van Azie richtte Peter zijne blikken. Op de Kaspische-zee bouwde hij schepen en begon daarop den oorlog tegen Perzië, dat hem drie provincies moest aftreden : Masenderan, Asterabad en het zijdenrijke Ghilan. Thans bevaren russische stoombooten de byrkanische zee der ouden. De handel van Perzië is in russische handen en Perzië zelf geketend aan de russische staatkunde. En steeds gaat het voort zijne macH over de volkstammen van den Kau-kasus en daarover tot in China uit te strekken.
18
AI.G. GESCH.
274
Peter was het ook , welke aan zijne opvolgers de onbepaalde macht als beheerscher aller Russen naliet. Na den vrede van Ngstadt 1721 met de Zwedeil, nam hij den titel van keizer met den vvijdschen bijnaam van den groote aan. Hij ontnam aan den adel allen invloed op de regeering; in plaats van het bojareuhof, stelde hij een senaat in, wiens leden de keizer benoemde, als oppergerechtshof en voor elke provincie een regeeringscollegie. üe keizerlijke besluiten , ükasen, hadden zonder de toestemming der bojaren kracht van wet en eene geheime politie waakte voor de veiligheid en spoorde de ontevredenen op, alles werd daaraan dienstbaar gemaakt, zelfs Peters drinkgelagen. Aan het hoofd der russisch-grieksche kerk stond een patriarch met zulke groote voorrechten, dat hij met den keizer de eerste persoon des rijks was; het laatste werd bijzonder aangeduid, doordat de czaar en de patriarch elkander op nieuwjaarsdag openbaar omhelsden eu kusten. Toen in 1700 de patriarch stierf, liet Peter geen nieuwen meer kiezen en benoemde gedurende 20 jaren slechts een plaatsbekleeder, zoodat het volk allengskens hun zoo hoog gevierden patriarch vergat. In 1720 stelde hij eene heilige, besturende synode in, welke van hem hunne regels van beheer kregen, daardoor werd hij ook het hoofd der kerk. Uitdrukkelijk was zijn wil geen patriarch naast hem te hebben, wiens woorden bij het volk voor Qods woord golden. Hij liet alle aartsbisdommen, op die van Kiew en Novogorod na, intrekken en bezette ze met bisschoppen , terwijl hij zich voorbehield verdienstelijke mannen met den titel van aartsbisschop en metropolitaan te beloonen. De bisschoppen zette hij in rang gelijk met de hooge militairen. Den ouden adel verdeelde hij in drie rangen: vorsten, graven en barons; den nieuwen of benoemden adel in 14, van welke 8 erfelij-ken en 6 persoonlijken adel waren; allen hadden omschreven privilegies; de burgers waren desgelijks in 6 klassen, elk met bijzondere rechten, ingedeeld. De ambtenaars kregen ecue plaats onder de militaire rangen. Zijn streven om nijverheid en handel uit te breiden zette hij tot aan zijn dood toe voort; hij liet kanalen en wegen aanleggen, sloot
275
liandelsverdragen , lokte steeds, door rijke beloouiugen en vooruitzichteu, bekwame vreemdelingen naar zich toe; hij begon ook de bergwerken in het uralische gebergte en Siberië. Door de opening van zooveel bronnen, en een goed beheer was Peter in staat de zweedsche oorlogen te eindigen zonder dat er staatsschulden ontstonden.
Hoeveel Peter ook deed om zich zei ven en zijn volk te beschaven, hij en zijne onderdanen bleven barbaren. Beschaving is de vrucht van eene tijdig gezaaide kiem en laat zich niet op eens aanhangen, het verstand, zeggen wij in den gewonen omgang, komt niet voor de jaren. Te vergeefs gaf hij voorschriften voor europeesche kleeding en gebruiken, zij konden op eens den ruwen aziatischen vorm niet vernietigen. Peter zelf was en bleef overgegeven aan dronkenschap, toorn en wreedheid, met wellust oefende hij vaak het ambt van beul uit. Hij had zijne eerste gemalin verstooten en zijn zoon Alexis uit dat huwelijk beminde hij evenmin. Hij liet zijne opvoeding verwaarloozen en behandelde hem met iiefdelooze gestrengheid. Deze zoon beantwoordde hem met koelheid en had een afkeer van de nieuwigheden, welke Peter invoerde. De czaar huwelijkte hem uit aan eene prinses van Brunswijk Wolfenbuttel, maar Alexis behandelde deze met ruwheid en gaf de voorkeur aan eene russische lichte dame. Alexis vluchtte uit Rusland naar Weenen en Napels, maar werd door valsche brieven van genegenheid zijns vaders tot den terugkeer verlokt. — Toen hij wedergekeerd was, werd hij in den kerker geworpen en ter dood veroordeeld. Daags voor het voltrekken van het vonnis (7 Juli 1718) stierf hij in de gevangenis aan eene zenuwberoerte, anderen zeggen aan vergift of door het staal. Peter zelf stierf den 8 Febr. 1725; hij liet twee dochters na, Anna, de gemalin van Karei Fre-derik van Holstein-Gottorp , en de 13jarige Elizabeth. Van zijn zoon Alexis was een zoon Peter over. Hij werd opgevolgd door zijne gemalin Catharina. Bij de bestorming van Maagdenburg werd zij door een soldaat krijgsgevangene
276
gemaakt, van wien Menzikoff haar loskocht; bij hem leerde Peter haar kennen. Hare bevalligheid en geestvermogens behaagden hem zoozeer, dat hij haar tot zijne gemalin verhief; van haar kwam de weinige beschaving nog, die aan het hof heerschte. Zij volgde in de regeering het voetspoor van haren gemaal, maar bracht verzachting in de strafwetten. Onder hare regeering breidde de russische heerschappij zich verder in Perzie uit. Zij stierf den 17 Mei 1727 ten gevolge van het veelvuldig onmatig gebruik van sterken drank, tot opvolger benoemde zij haar stief-klein-zoon Peter 11.
KAREL VI, DE LAATSTE KEIZER UIT DEN MANNELIJKEN STAM VAN HET HUIS HABSBURG (17H —1740).
DE TURKSCHE OORLOG (1716—1718).
Toen de vrede met Frankrijk nauwelijks gesloten was en de noordsche oorlog nog voortduurde, grepen de Turken nogmaals Uougarye aan. Zij hadden weder moed gekregen, wijl zij den Venetianen, Morea en alle bezittingen in Griekenland ontrukt hadden. Nog stond de dappere Eugenius aan het hoofd van het leger, den 5 Aug. 171(3 sloeg hij hij Peterwardein 180.000 Turken, veroverde in het volgende jaar Temeswar en ontnam hun in een bloedig gevecht Belgrado. In het jaar 1521 had sultan Soliman deze vesting veroverd; zij heette bij de Turken Darol Dschihad, huis des heiligen oorlogs , omdat het hun wapenplaats was tegen de christenen. In 1688 had de keurvorst Maximiliaan Emanuel van Beijeren ze met storm genomen, maar in 1690 viel zij reeds weer in de handen der Turken. Eugenius belegerde de stad in 1617, zij moest zich overgeven en kostte den sultan meer dan 20.000 man. Den 21 Juli 1718 sloot de keizer vrede, tegen den raad van Eugenius, wsarbij de Porte het Banaat, Walachije tot aan de Alata, Belgrado, benevens een stuk van Servië en Bosnië afstond.
277
SPAA.NSCHE OORLOG (1717—1720).
Geheel onverwachts nam Philippus V koning van Spanje in 1717 van Oostenryk het eiland Sardinië en\' Sicilië tot op eenige plaatsen na weg; Frankrijk, Engeland en de Nederlanden sloten met den keizer een verbond. De engelsche admiraal Byng vernietigde (11 Aug. 1718) de spaansche vloot bij Passaro en de keizerlijke veldheer Mercy veroverde Sicilië weder; reeds in 1720 werd de vrede gesloten, bij welken bepaald werd, dat de hertog van Savoye voor Sicilië, dat aan Habsburg kwam, Sardinië zoude krijgen met den titel van koning ; de infant Carlos zou bij het uitsterven der mannelijke linie van de Medici Toskane, Parma en Piacenza bekomen.
DE PRAGMATIEKE SANCTIE EN DE POOLSCHE TROONOPVOLGINGSOORLOG.
(1733—1736).
Karei VI toonde zich jegens alle mogendheden vredelievend; met hem stierf de mannelijke linie van het huis Habsburg uit en had slechts een kind, zijne dochter Maria Theresia, aan deze wilde hij zoo gaarne het gerust bezit der oostenrijksche erflanden nalaten; daartoe zocht hij een verdrag tot stand te brengen, bekend als de oostenrijksche Pragmatieke Sanctie, waarbij de groote mogendheden aan Maria Theresia het gerust bezit van de erflanden na den dood baars vaders verzekerden. Hij verklaarde dus in 1724 zijne dochter als erfgenaam in al zijne staten, en trachtte de europeescbe mogendheden tot de onderteekening dezer acte over te balen. Dit ging echter niet zonder moeielijk-heden. Met Engeland, Frankrijk, Spanje en Saksen moest hij onderhandelen. Hij beloofde aan Frankrijk Lotharingen; aan Spanje Toskane,, Parma en Piacenza; ten gunste van Engeland en de Nederlanden zou hij de handelmaatschappij te Ostende opheffen en Augustus 11 van Saksen-Polen opgevolgd worden door zijn zoon Augustus. — Maar toen nu
278
Augustus 11 in 1733 stierf, wilden de Polen geen vreemden vorst meer kiezen en riepen Stanislaus Leszinky, den vroe-geren guusteling van Karei XII, op den troon; hij leefde in de Paltz en was intussehen gehuwd met eene dochter van Lodewijk XV koning van Frankrijk; toch de russische keizerin Anna en Karei VI namen dadelgk partij op voor Augustus, en een russisch leger onder Miinnich verdreef nogmaals Stanislaus uit Polen, zonder dat Frankrijk hem ernstig ondersteunde. Nu verklaarde Frankrijk, Spanje en Sardinië aan keizer Karei VI alleen den oorlog, niet aan Rusland en Saksen. De Franschen vielen met overmacht in Italië en overwonnen bij Parma en Guastella; de infant Don Carlos nam Napels zonder slag of stoot; er bevond zich geen keizerlijk leger meer. Aan den Rijn stond de oude Eugenius nog, maar zijn leger was onbeduidend en hij zelf stok oud. Van de duitschc vorsten trok de koning van Pruisen Frederik Willem 1 zich alleen de eer van Duitseh-land aan. Hij zond een legerafdeeling met den kroonprins, den lateren grooten Frederik, aan het hoofd, deze uitte naderhand, dat hij nog de schaduw van den grooten Eugenius gezien had; en de oude veldheer en held zag in den nog jeugdigen Frits het genie, en verzekerde zijn vader, dat zijn zoon een groot veldheer zou worden. Het duitsche rijk was genoodzaakt hulp bij den verren nabuur Rusland te zoeken, de russische keizerin zond 30.000 man, die echter aankwamen, toen het gevaar voorbij was. De oorlogvoerenden sloten namelijk in 1735 de preliminaires tot den vrede te Weenen , welke in 1738 gesloten werd. Bij dezen behield Don Carlos Napels en Sicilië, wier koningen sedert uit het huis van Bourbon zijn; Stanislaus kreeg Lotharingen, dat na zijn dood aan Frank-rijk moest vervallen; dit rijk kreeg dus door dezen oorlog, wat het vroeger zoo dikwijls van de keizers beproefd had meester te worden; Franciscus Stephanus, gemaal van Maria Theresia kreeg Toscane, waar in 1737 het huis der Medici uitgestorven was. In Polen werd Augustus 111 van Saksen koning, welk rijk onder zijne regeering nog dieper zonk; de wetten tegen de dissidenten werden verscherpt; zij werden uit den rijksdag en alle ambten gesloten. De
Pragmatieke Sanctie , het lievelingsplan des keizers, werd natuurlijk nu erkend. De oude Eugenius zeide: »een sterk, welgeoefend leger is de beste pragmatieke sanctie,quot; maar men hoorde niet naar hem. Deze held stierf den 21 April 1736, nadat hy lang de bewaker en wreker van Duitschland geweest was ; hij beminde zijn aangenomen duitsch vaderland meer dan vele duitsch geboren zonen. Prins Eugenius werd in 1663 te Parijs geboren, hij was een achter-kleinzoon van Karei Emmanuel, hertog van Savoije. Zijn vader was Eugenius Maurits , ^raaf van Soissons , zijne moeder Olympia Man-zini, nicht van den kardinaal Mazarin. Om zijn zwak gestel had men hem bestemd tot den geestelijken stand, en hij droeg eenigen tijd den kleinen kraag. Aan het hof van Lodewijk XIV was hij vaak ten spot als, le petit abbé, of de abt van Carignan. Eugenius voelde in zich een roep naar krijgsdaden, verzocht den koning herhaaldelijk om eene plaats bij een der regimenten, hetwelk aan het hof met spot beantwoord werd. Eugenius verliet gebelgd Frankrijk en betuigde , dat hij er niet dan met de wapenen in de hand weer zou inkomen en bood den keizer zijne diensten aan. Zijne krijgsdaden hebben wi] bereids in den loop der ge-schiedenis ontwikkeld. Van persoon was hij klein en zwakkelijk , was slordig in zijne kleeding en een sterke snuiver. Hij hield strenge tucht onder zipie soldaten , in het gevecht doodde hij met eigen hand de lafaards; de soldaten hadden vertrouwen in zijn genie en geluk. Zij beminden hem als een vader, want zijne eerste lorg was voor hen. Hij was de trots en de ziel van het duitsche leger, diende drie keizers met onkreukbare trouw en was even groot staatsman als veldheer. Voor zijne medeveldhee-ren was hij een vriend en zag zonder afgunst de bevordering van anderen aan. In zijn bijzonder leven was hij eenvoudig , van aard godsdienstig , steeds droeg hij bij zich het kostbare boekje, de navolging van J. 0., waarin hij in bedaarde oogenblikken las.
280
NIEUWE TÜRKSCHE OORLOG (1737—1739).
Keizer Karei VI liet zich verleiden om met Rusland, dat nog altijd den smaad van den vrede aan den Pruth wilde wreken, Turkije ook den oorlog te verklaren in plaats van volgens het verbond van 1726 den Russen slechts 30.000 man hulptroepen te zenden. In Oostenrijk zelf was na den dood van Eugenius de oude verdeeldheid aan het hof weer ontstaan, daarbij kwam dat Maria Theresia in de staatkunde niet overeenstemde met haar vader; Frauciscus, haar gemaal, was een goedhartig, maar geen scherpzinnig man. Er was slecht voor de uitrusting van het leger gezorgd, de financies waren in geen besten staat en de veldheeren oneenig ouder elkander. Seckendorf trok te velde, en aangezien de aanval de Turken verrastte, kon bij Servië binnendringen en de vesting Mssa veroveren; dit voordeel evenwei duurde slechts korten tyd; spoedig geraakten de krijgsoperaties door gebrek aan levensmiddelen en de onbekwaamheid der bevelhebbers in wanorde; een dezer Dorat gaf Nissa zonder schot te doen aan de Turken weder terug. Seckendorf werd teruggeroepen en gevangen gezet, en de generaal Königsegg kreeg het opperbevel. Deze bevocht in 1738 eene overwinning op de Turken bij Kornia, kreeg geen versterking en werd teruggeroepen. Thans kwam Wallis, die zich bij Kruzka (7 Juli 1739) door de Turken zóó liet slaan, dat hij 20.000 man verloor en tot achter Belgrado moest terugtrekken. Te vergeefs bood zich de generaal Schmettauaan om Belgrado te verdedigen. Sukkow kreeg het bevel in de gewichtige vesting en tegelijk werd aan Wallis de volmacht gegeven te onderbandelen en desnoods Belgrado prijs te geven en te zelfder tijd werd de generaal Neipperg uit Wee-nen naar de Turken gezonden , zonder dat Wallis het weer wist om ook te onderhandelen. Maria Theresia wilde waarschijnlijk op alle mogelijke wijze met den Turk vrede hebben, omdat zij den tegenstand van^sommige mogendheden voorzag tegen hare opvolging bij den dood baars vaders. Neipperg moest Belgrado niet overgeven, maar werd door de Tur-
281
ken als spion gevangen genomen en met den dood bedreigd. Door bemiddeling van don franschen gezant Vilienenve kwam de vrede tot stand, door welken al de veroveringen van Eugenius, uitgenomen het Banat verloren gingen; de schandelijkste vrede , welken Oostenrijk ooit gesloten heeft, hij heet den vrede van Belgrado (18 Sept. 1739). Wallis en Reipperg zaten een korten tijd gevangen, maar kregen spoedig hunne eer en ambten terug; Schmettau trad in pruisischen dienst.
Omtrent den ongelukkigen en overhaasten vrede van Belgrado wordt nog verhaald: dat de groothertog Frans, de gemaal van Maria Theresia, door de Turken op eenejacht-partgwelke hij onvoorzichtig in de nabijheid van de turksche legerplaats had gehouden door\' de Turken onvoorziens werd opgelicht en dat zijne bevrijding alleen met dien duren prijs te koopen was.
PRUISEN WORDT EEN KONINKRIJK.
Gedurende de reeks van oorlogen en verwoestingen na de hervorming in Duitschland was er een staat, die zonder ophef den grond legde tot zijne grootheid, en luisterrijk ten toon spreidde, wat een kleine staat worden kan, als er een groot man aan het hoofd staat, wij bedoelen Pruisen. De groote keurvorst Frederik Willem had door zijne overwinning over de gevreesde Zweden bij Fehrbellin (1675) het eerste de opmerkzaamheid tot zich getrokken, en de Franschen zagen al ras, dat de Brandenburg-Pruisen niet te minachten waren , van daar dat zij hen, toen zij niet in hunne strikken te vangen waren, met hun haat vervolgden. Bijna zou de groote keurvorst de ontluikende grootheid van zijn land door eene dwaasheid in zijne oude dagen vernietigd Jiebben, door de kinderen zijns tweeden huwelijks met deelen zijns gebieds te voorzien; maar na zijn dood 1688 vernietigde zijn zoon Frederik 111 het testament en bleef met goedvinden van den keizer bezitter van het ongedeelde gebied. Weinig had deze weg van zijn vader, maar
282
bezat eene groote mate van heerschzucht. De groote keurvorst bezat al de hoedauigheden van een groot man; hij was grootmoedig, rnensclilievend en spaarzaam, met weinig raiddeien deed hij groote dingen , en was veldheer en staatsminister tegelijk. Zijn opvolger Frederikll! was integendeel verkwistend, hield van pracht in hofhouding en feesten en aapte het hof der Franschen na; de klachten zijner onderdanen waren bij hem niets bij het vrengdegevoel, hetwelk hem een plechtige intocht of een prachtige hofstoet gaf. Toen zijn neef Willem III, stadhouder der vereenigde Nederlanden, koning van Engeland en zijn buurman Augustus van Saksen koning van Polen werden, had hij geen rust alvorens hij ook. koning was. Als rijksvorst kon hij dezen titel voor BFaudenburg niet aannemen, maar Pruisen had zijn vader bij het verdrag van Welau (1657) van het opperleenrecht vrijgekregen. Zes millioen daalders kostte het hem , en de keizer kende hem den titel vau koning toe. In 1701 had de plechtige kroning te Koningsbergen plaats en te gelijker tijd stichtte hij de orde van den zwarten adelaar. Hij voerde een streng hofceremonieel in naar de wijze der Spanjaarden; het geheel veroorzaakte zijnen onderdanen zwaardere belastingen. In den spaanschen successie-oorlog koos hij trouw de zijde des keizers en zijne soldaten vochten met veel dapperheid bij Hochstüdt en Turin onder aanvoering van vorst Leopold van Dessau. Hij stierf den 25 Febr. 1713 en werd opgevolgd door zijn zoon
FREDERIK WILHELM I (1713 — 1740).
Deze maakte weer goed, wat zijn vader bedorven had. Hij voerde de grootste spaarzaamheid zoowel in zijne hofhouding als in het staatswezen in, zond de te talrijke ambtenaren zijns vaders weg en verminderde aanmerkelijk de bezoldigingen. Hij sloeg groot acht op strenge zedelijkheid en gaf zelf het voorbeeld; in alles moest de nauwkeurigste orde in acht genomen worden; traagheid duldde hij evenmin bij zijne ambtenaren als bij de boeren en burgers en hij maakte
283
er geeu bezwaar vau hen met den stok aan het werk te dry ven. De kleederpracht en mode deed hij den oorlog aan en liet de verboden kleederen, als iemand ze durfde dragen, van het lichaam scheuren. De Franschen kon hij niet uitstaan , hunne manieren, levenswijze en taal vonden in hem den grootsten vijand. Ook met geleerden had hij niet veel op. Den wijsgeer Wolf te Halle beval hij op straffe van de galg de stad binnen 24 uren te verlaten , de wijsgeer was bij hem in verdenking van ongeloof en de koning was een ijverige Protestant, zonder zich echter in het minste met godgeleerde vraagstukken te bemoeien. Bovenal schatte Frederik Willem I de practische kunstenaars en handwerkslieden ; een vlijtigen burger prees hij , een luie beliep soms op de openbare straat stokslagen. In dit opzicht geleek hij op Peter den groote. Hij was de tuchtmeester zoowel van de rijken als armen. Tegenspraak duldde hij niet; toen hij van Berlin eene groote stad wilde maken , was gewoonlijk zijn gezegde; »die kerel heeft geld, hij moet bouwen.quot; De kleederen , welke hij en zijn gezin droegen konden armoedig genoemd worden. Hij droeg altijd dezelfde uniform en als deze door den nood vernieuwd moesten worden dan werden de knoopen van de oude aan de nieuwe gezet. Zijne uitspanningen waren de jacht en \'s avonds zijn rookclub; daar kwamen zijne vertrouwden bij hem ou dan moest er ferm gerookt worden, geen étiquctten werden ei- in acht genomen. Frederik Willem was ook geen groot vriend der militaireu ; hij hield een talrijk door en door geoefend en wel verzorgd leger op de been, dit, zeide hij , is de beste waarborg voor rust en eerbied tegenover andere staten. Oorlog zocht hij niet; met weerzin nam hij deel in 1715 aan den oorlog tegen Zweden; hij won er Stettin met een gedeelte van Pommereu bij; het graafschap Limburg erfde hij. Zijne soldaten werden door hem zeiven en den ouden Dessauer met ongehoorde strengheid gedresseerd. De soldaat moest in houding, uitrusting, kleeding van top tot teen onberispelijk zijn, als hij geen duchtig pak met zweep en rotting wilde beloopen , hierbij werden echter de hoofdzaken het behandelen der wapenen en het
•284
manoeuvrèeren niet vergeten ; de oude Dessauer voerde de ijzeren laatstok in. Belachelijk was des konings voorliefde voor zeer groote soldaten. Voor zijne reuzengarde wierf hij nianschappen aan in geheel Europa en liet hen zelfs met geweld oplichten. Vorsten en graven schonken hem, een grooten kerel, als zij hem wilden verheugen. Plij ontzegde zich en den zijnen kostbare maaltijden, maar voor zijn leger spaarde hij geen onkosten. Bij zulk eene levenswijze des konings is het licht te begrijpen dat zijne familie geen alleraangenaamst leven had. Karigheid en arbeidzaamheid waren hier de wetten; voor de koninklijke keuken was het hout geteld , en de spijzen niet uitgezocht, noch overvloedig, üe koningin en de princessen moesten huiselijk werk verrichten en vlijtig ter kerk gaan , daarenboven was hij in het algemeen niet minder streng jegens de schoone kunne, meer dan eens joeg hij ijdele en nieuwsgierige vrouwen met de rotting van de straat het huis in. Zijne zonen behandelde hij als gewone soldaten, zij moesten druk mee exerceeren; zijn wil was, dat zij het militairwezen verstonden en liefhadden. Zijn oudste zoon Frederik gaf hem veel verdriet, want zijne neigingen kwamen niet met die des vaders overeen. De koning haatte de Franschen, huiverde over de toen in Frankrijk opkomende spotternij met godsdienst en zeder., liij stelde geen belang in kunsten en wetenschappen, en in dichters of muzikanten , vooral de laatsten bedierven naar zijne zienswijze de menschen en hielden hen van hunne huiselijke- en burgerplichten af; zijn zoon daarentegen hield van de Franschen en hunne taal bijzonder, hij aanbad om zoo te zeggen de fransche vernuften van dien tijd ; hij scheen zijns vaders doen en streven te verachten , daarom behandelde deze hem streng, ja, veelal hard en dacht er vaak aan, hem als een lafaard en domkop van de regeering uit te sluiten. De jonge Frederik had het zoo hard, dat hij met zijn vriend, den luitenant Katt, besloot naar Holland te vluchten. Een brief aan zijn vriend geschreven, ontdekte echter het plan. Frederik werd door zijn vader gekastijd, die hem naar de vesting Küstrin liet brengen; voor zijne vensters moest hij toezien , hoe zijn vriend Katt het met den dood
285
moest boeten , deze werd voor ziju raam onthoofd. Slechts zeer langzaam, en op voorspraak van anderen herwon Fre-derik de gunst zijns vaders terug en wel op voorwaarde zich geheel en ai naar hem te schikkeu; sedert leefden zij dan ook in vriendschap , en in 1740 stierf de vader en gaf met blijdschap te kennen, dat hij de overtuiging had in Frederik een zoon na te laten , die hem volkomen waardig was op te volgen. Frederik II erfde een volk, door zijn vader gewend aan orde, tucht en werkzaamheid, een voor-trefPelijk leger van 70.000 goed geoefende en wel uitgeruste soldaten , geen schulden, maar een schatkist van 9 millioen daalders en even zooveel aan zilveren voorwerpen; want aan pracht, welke zich elk oogenblik weer tot geld kon laten maken , had zijn vader wel lust gehad, daardoor wilde hij ook aan andere vorsten tooueu , dat als de koning van Pruisen pralen wilde, hij het ook wel doen kon.
Bijzonder moeten wij ook in Frederik Willem I opmerken, zijne trouw aan keizer en rijk, en zijn onverbreekbaar vasthouden aan de bestaande rechtsvormen, hij beschouwde dit als de beste grondslag van zijn eigen staat. Dit veranderde onder zijn zoon Frederik II. Deze greep willekeuriger , dan tot iiu toe eenig duitsch vorst gedaan had in de bestaande staatsregeling van het duitsche rijk , en maakte den kloof, die door de hervorming in üuitschland ontstaan was nog wijder door het staatkundig dualismus (*), waarvan hij de grondlegger is. Hoezeer wij dus ook zijne buitengewone bekwaamheden , zijne ongewone werkzaamheid , zijn door verdienste verkregen krijgsgeluk en zijn ook in het ongelijk onwankelbaren moed zullen prijzen, moeten wij ook toch bijzonder aanhalen, dat hij Duitschland verder van elkander gescheiden en in de rampen van een jarenlangen broederoorlog geworpen heeft, en voorzeker door zijne verachting van de bestaande inrichtingen en rechtstoestanden veel heeft bijgedragen tot de later gevolgde revolutionnaire richting des tijds en onzekerheid der staatkunde.
(*) Dualismus is: wanneer in een statenverbond twee staten aan het hoofd staan en de aangelegenheden van den bond willen leiden; zoo is van af Frederik II het streven van Pruisen geweest om met Oostenrijk aan het hoofd van Duitschland te staan.
286
DE OOSTENRIJKSCHE ERFOPVOLGINGSOORLOG.
Den 20 October 1740 stierf keizer Karei VI en zijne dochter Maria Theresia, geboren 3 Mei 1717 volgde hem in de regeering op, aan wie hij door de Pragmatieke Sanctie het gerust bezit zijner staten dacht verzekerd te hebben. Het bleek echter weldra na zijn dood, dat de mogendheden ook een ander verdrag, dat van Nijmphenburg gesloten hadden, wiens doel was de oostenrijksche erflanden te verdeelen en het huis Habsburg te vernietigen Karei Albert, keurvorst van Beyeren maakte aanspraak op de oostenrijksche erflanden volgens een voorgewend testament van keizer Ferdinand 1; waarin het luidde: dat bij gemis aan wettige erfgenamen, de kroon zou overgaan op Anna , de dochter van bovengenoemden keizer, gemalin van Albrecht van Beijeren ; het afschrift van het testament, dat in Munchen berustte, sprak van het uitsterven der hab sburgsche mannelijke lijn. Fhilippus V koning van Spanje maakte aanspraak op die italiaansche staten, welke vroeger tot Spanje behoord hadden. Saksen wilde Moravië en Opper-Silezië. Frederik 11, koning van Pruisen maakte aanspraak op Silezië, omdat keizer Ferdinand 11 in den 30jarigen oorlog het silezische vorstendom Jagerndorf, dat aan het huis van Brandenburg toebehoorde, zich toegeëigend had. Frankrijk vereenigde zich met Beijeren en zou voor zijne hulp niet verhinderd worden in de verovering der zuidelijke Nederlanden en den linker Rijnoever. Oostenrijks eenige bondgenoot was Rusland en deze kon door de zweedsche zaken niets uitrichten; Engeland, waar Oeorge II regeerde tevens keurvorst van Hanover, wilde met Pruisen niet gaarne in oorlog komen. De Nederlanden, welker stadhouders vroeger alle groote geschilpunten beslisten, hadden geen beschikbare hulp uitgerust. Terwijl de andere vijanden van Maria Theresia nog middelen zochten om den oorlog te voeren, viel Frederik II reeds in Dec. met zijn wel geoefend leger inSile-zië en bezette het grootste gedeelte er van. Nu liet hy de keizerin twee millioen datilders, zijne stem voor de keus
287
van haar gemaal als keizer en zijne bulp tegen bare vijanden aanbieden , als zij hem Silezië wilde afstaan. Maria Tberesia weigerde het met fierheid aan den jongen koning, wiens vader, door haar vader om zijne trouw aan bet keizerlyke buis tot koning verbeven was geworden ; zij zond een leger onder den on-bekwamen Reipperg tegen de Pruisen, welke door den koning, Scbwerin en den ouden Dessauer aangevoerd werden. Neip-perg liet zich den 10 April 1741 bij Molwitz geheel verslaan. Ondertusscben opende de keurvorst van üeijeren den oorlog met de overrompeling van Passau; twee fransche legers gingen over den Kijn, waarvan er een een gedeelte van Oostenrijk bezette, terwijl bet andere, onder Belle-Isle met de Beyereu vereenigd, Oostenrijk binnendrong, Linz innam , waar Karei Albert zich door de stenden liet huldigen. Van daar wendde hij zich naar Bohemen, waar reeds 20.000 Saksers binnengedrongen waren en door een naehtelij-ken overval bemachtigde het vereenigde fransch-beijersch-saksische leger de stad Praag. Hier liet de keurvorst zich met groote pracht tot koning kroonen en bijna gelijktijdig %verd hij keizer; de keurvorsten gaven hem vrijwillig hunne stemmen. George 11, koning van Engeland, (keurvorst van Hanover), die Maria Tberesia ondersteunen wilde, werd niet alleen tot neutraliteit gedwongen; maar ook tot de belofte zijne stem aan den Beijer te geven. Maria Tberesia scheen verloren; zy vertrouwde echter op God en haar goed recht. In haren nood begaf zij zich met haar zuigeling naar de afstammelingen van de Tökelys en Ragoczys, en trad de vergadering der hooghartige hongaarsche magnaten binnen eu noodklagend vorderde de schoone Maria Tberesia hen op tot trouwe hulp ! Onbeschrijfelijk was de indruk. Die ruwe, maar dappere mannen trokken vol geestdrift hunne zwaarden en riepen in vervoering: »Laat ons sterven voor onze koningin Maria Tberesia! Moriamur pro re ge nostro Maria Theresia!quot; Deze woorden klonken niet te vergeefs; gebeele scharen van Hongaren , Pandoeren , Croaten , Sla-voniërs en al de onbekende volksstammen van de Drave en de Save wierpen zich onder hunne woeste hoofden over Oostenrijk uit om voor hunne koningin te strijden. Spoedig was dan
288
ook Oostenrijk; van Franscheu eu Beijeren gezuiverd. Zij overstroomden Jieijeren zelfs, en op denzelfden dag, (24 Jan. 1742) waarop Karei in Frankfort de keizerskroon als Karei VII on t-ving, werd zijne hoofdstad door de Oostenrijkers bezet. Dezen huisden ia Beijeren ouder Bareuklau, Trenk , eu Menzel niet veel beter dan de Franscheu onder Lodewijk XIV aan den Kijn gedaan hadden, jammer, dat het volk weder moest boeten voor de trouwlooze staatkunde der hoveu. Generaal Khevenhüller sloot 16.000 Franscheu onder Segar binnen Linz in eu dwong hen tot de overgave, eer Frederik 11 hen te hulp kou komen; maar deze sloeg het oostenrijk-sche leger ouder Brown bij Chotusiz (den 27 Mei 1742), welke den vrede van Breslau met Frederik II (28 Juli 1742) tengevolge had. Maria Theresia wilde wel van haren lastigsteu vijand af zijn, en Frederik niet minder gaarne van zijne boudgenoo-ten, te meer wijl zijne schatkist door den oorlog reeds ledig was geworden. Frederik behield Silezië en het graafschap Glatz. Daarop sloot een oostenrijksch leger de Franscheu onder Belle-lsle binnen Praag in ; de maarschalk Maillebois, die hem te hulp wilde komen, verloor het grootste gedeelte van zijn leger in Beijeren door honger en koude eu kon dus niets ondernemen. Door den houger tot het uiterste gebracht , deed Belle-lsle een uitval uit Praag eu sloeg zich met veel verlies door den vijand heen over Eger naar Beijeren. Het begersch-fransche leger echter , dat zich met Belle-lsle moest vereenigen, werd door Khevenhüller bij Braunau geslagen. Het volgende jaar was voor Maria Theresia nog gelukkiger; koning George II van Engeland kreeg van het parlement zooveel ondersteuning, dat hij met een engelsch-hauoversch leger, pragmatisch leger genaamd, in midden Duitschland kon vallen, waar de hoofdmacht der Franschen ouder den maarschalk Noailles stond. Den 27 Juli 1743 behaalde George II eeue overwinning bij Dettingen op de Franschen en nu met de Oostenrijkers vereenigd vervolgden zij hen tot over den Rijn en verwoestten den Elzas en Lotharingen. Dit geluk verwierf Maria Theresia nieuwe bondge-nooten; te Worms werd er den 23 Sept. 1743 een verbond gesloten tusschen Oostenrijk en Engeland, de Nederlanden en
2R9
Sardinië ; tot dit verbond trad later ook Saksen toe , hetwelk met ijverzucht de toenemende macht van Frederik II koning van Pruisen gadesloeg.
Frederik kon natuurlijk niet anders verwachten dan dal Maria Theresia geeue gelegenheid zou laten voorbijgaan om hem het geroofde Silezië weer te ontnemen , daarom greep hij thans naar de wapenen, nu er nog vijanden tegen Oostenrijk in het veld stonden. Hij begon den tweeden Silezischen oorlog (1744—1745), rukte Boheme in , dat hij spoedig bijna geheel wegnam; evenwel de oostenrijksche veldheer Traun nam zijue maatregelen zoo goed, dat hij hem niet alleen lioherae deed ruimen, maar ook een groot gedeelte van Silezië. Frederiks geluk echter wilde, dat de hertog Karei van Lotharingen het oostenrijksch-saksische leger bij Hohenfriedberg den 4 Juni en evenzoo bij Sorrden 30 September in eene ongunstige stelling tot een gevecht liet dwingen en geslagen werd. Den 15 Dec. won de oude Dessauer den nachtelijken slag bij Kesselsdorf en veroverde Dresden. Door bemiddeling van Engeland werd aldaar den vrede gesloten 25 Dec. 1744, waarbij Frederik Silezië behield, voor een raillioen daalders Saksen ruimde en Maria\'s gemaal, Frans, als keizer erkende.
Karei Albert van Beijeren of Karei \'Vil was reeds den 2(1 Jan. 1745 overleden en zijn zoon Maximiliaan Jozef, zijn opvolger, reikte de hand tot den Vrede. Oostenrijk gaf hem zijne bezittingen terug en hij zijne keurstem voor Frans, die dan ook in October te Frankfort tot keizer gekozen en gekroond
a o
werd.
Door den vretff; van Dresden met Frederik, en dien van Füssen met de Beijeren was de oorlog met de duitsche vorsten geëindigd, en bleef die met do Franschen, welken de keizer, Engeland, de Nederlanden en Sardinië voerden, nog voortduren. Lodewijk X\\r was in 1744 persoonlijk met 100 000 man, onder welke zich 20 000 Zwitzers bevonden, over den Boven-Rijn getrokken; hij belegerde Freiburg en Breisgau, dat na een dapperen weerstand viel; de fransche stroop-korpsen werden in Beijeren en Zwaben geslagen en toen Max. Jozef van Beijeren vrede sloot, gaf Frankrijk den oor-
ai.g. gesch. 19
log aan deu Boven-Rijn op, maar zette dien in Italië voort, waar de Oostenrijkers onder vorst Lichtenstein bij Fiacenza en Rottofredo (zomer 1746) overwonnen en tot in Provence doordrongen; ook in de oostenrijkscbe Nederlanden staakten de Franschen den strijd niet. Hier voerde de maarschalk Maurits van Saksen de Franschen aan. Hij overwon den 12 Mei 1745 bij Fontenoi, October 174G bij Raucoux en den 12 Juli van bet volgende jaar bij Lawfelden; door deze overwinningen kreeg hij bijna geheel de oostenrijkscbe ]Se~ derlanden in zijne macht, en bedreigde Holland. Uit was evenals bij den aanval van Lodewijk XIV weder verdeeld , in eene aristocratische en oranjepartij. Is\'a den dood van Willem 111 bad men nogmaals eene stadhonderlooze regeering verkozen; men droomde nog van den heerlijken tijd onder den grooten Johan de Wit. De tijden waren echter veranderd ; de oorspronkelijke hollandsche eenvoudigheid was er niet meer. Ook bad ons land sedert Joban de Wit een tijdperk van grootheid doorloopen , waarvan de Nederlanden in plaats van gouden, wrange vruchten plukten. Door die groote oorlogen was de schatkist uitgeput, de schuldenlast aanmerkelijk verzwaard en Engeland ons geheel en al in handel en oorlog boven het hoofd gewassen. Binnen\'s lands was alle beheer, zoowel van de provincies als van de steden en dorpen, in handen van eenige groote families en van hunne ooms, neven en nichten gekomen , een ware familie-regeering ; familiebelang was de eerste vraag. Men verzuimde alles, behalve de placaten van da edelmogende heeren tegen de Katholieken ; de laatsteu werden buiten alios gehouden, konden dus ook niet helpen bederven. Toen nu de Franschen voor de Barriere steden kwamen, vonden zij ze slecht bezet en verdedigd, weldra namen zij geheel Staats-Vlaandei-en weg, ja, zelfs het sterke Bergen-op-Zoom, dat nog nooit veroverd was geworden. Nu verhief zich evenals vroeger het volk en gedachtig aan 1672, haastte men zich Willem Karei Hendrik Friso als stadhouder uit te roepen, en om voortaan de stadhonderlooze regeering te voorkomen en het volk tevreden te stellen, werd deze waardigheid hem erfelijk gegeven in de mannelijke en
291
vrouwelijke linie (1 Oct. 1747), waardoor de Nederlanden in wezen een monarchale staat werden. — Terwijl nog hier en in Rusland krachtige toebereidselen gemaakt werden om den vijand te stuiten, kwam de vrede te Aken \'(Oct. 1748) tot stand. — Bij dezen vrede gaf\' Lodewijk XV al zijne veroveringen terug ; Maria Theresia trad aan den spaanschen prins Philippus Panna, Piacenza en Guastella af.
Maria Theresia\'s gemaal, Frans 1, werd nu algemeen als keizer erkend ; maar de evenzoo geestige als deugdzame keizerin voerde eigenlijk de teugels van het bewind, terwijl dat Frans het keizerlijke huishouden regelde en groote geldzaken met geluk voerde; overigens ondersteunde hij ook kunsten en wetenschappen en was om zijne goedaardigheid en vriendelijkheid bij het volk zeer bemind.
ENGELAND. DE PRETENDENT (1745—174G).
Het engelsche leger onder den hertog van Cumberland verliet spoedig na den slag bij Fonteuoi het krijgstooneel in de oostenrijksche Nederlanden; want uit Frankrijk bedreigde de hanoversche dynastie een gevaar, hetwelk men nauwelijks mogelijk had geloofd. — Koningin Anna (1702— 1714), dochter van Jakobus II, onder welke in 1707 de ver-eeniging van Schotland en Engeland was tot stand gekomen, had gaarne de kroon aan haren verbannen broeder Jakobus Ednard nagelaten; maar de toen heerschende Whigs zette in 1708 eene parlements-acte door, volgens welke, na Anna\'s dood, de kroon op het huis Hanover moest overgaan, hetwelk door Elizabeth van de Paltz, dochter van Jakobus 1, van de Stuarts afstamde, en zoo beklom in 1714 George 1 van Hanover den troon. De kleinzoon van Jakobus 11 \\an Engeland, Eduard (1720 in liome geboren), beproefde met fransche hulp den troon zijner voorvaderen te heroveren, üe eerste onderneming mislukte geheel; de uit Duinkerken ge-loopen vloot met 15 000 man werd deels door storm, deels door den admiraal Norris vernield. Nu rustte Eduard met geleend geld eene kleine fregat uit, bemand met 1500
292
man, met welke hij aan de noordwestkust van Schotland landde (27 Juni). Vele Bergschotten sloten zich bij hem aan; hy sloeg de troepen, welke de regeeriug van Ediu-burg op hem afzond eu veroverde Eerth. Den 15 Sept. trok hij Edinburg binnen, liet zijn vader als koning en zichzel-ven als regent over de drie koninkrijken uitroepen; den 21 Sept. sloeg hij een engelsch leger van 4000 man bij Preston-pans, veroverde Carlisle en drong in Engeland tot aan Manchester voort. Voor de uit de Nederlanden komende troepen moest hij weder naar Schotland terugwijken, maar behaalde den 23 Jan, 174G bij Falkirk weder eene overwinning. Eduard echter was niet in staat de eendracht ouder de schotsche hoofden te bewaren ; de gevolgen waren ongehoorzaamheid en onzekere krijgsverrichtingen; ook bezat hij geen middelen genoeg om behoorlijk in de behoeften van het leger te voorzien; honger en gebrek maakten zijne soldaten ontevreden. Den 27 April nam hij den slag bij (Julloden aan; den vorigen dag waren er verscheidene hooiden weggegaan, en nu moest Eduard hongerige en vermoeide soldaten in den strijd brengen ; evenwel zij vochten met grooten moed, maar het engelse he geschut verbrijzelde hunne rijen en de 6000 Hessen, welke in engelsche soldijstonden, sloegen den aanval der dappere Bergschotten af; Eduard leed eene volkomen nederlaag. De Engelschen verbrandden de schuren, waarin de gevangen Schotten opgesloten waren. De hooiden en Schotten van naam werden allen ter dood gebracht. Op Eduards hoofd zette George een prijs van 30 000 pond sterling; en toch werd Eduard door de Schotten niet verraden , ofschoon hij verscheidene maanden in de wildernissen van het Hoogland moest rondzwerven, terwijl elke groten hoek van het gebergte door de engelsche spionnen doorzocht werd. Een getrouwe edelman ünell, bracht hem aan de zee en nu vluchtte hij van eiland tot eiland, van hol tot hol onder duizenden gevaren , welke hem de woede der elementen en zijner vijanden bereidden; eerst na eene omzwerving van vijf maanden bereikte hij een fransch fregat, hetwelk hem naar Frankrijk overvoer, llij woonde eenigen tijd in Frankrijk, door den vrede van Aken moest hij die stad verlaten
293
en begaf zich naar Italië. Later vergat hij zich eu liet zich door slechte gezelschappen verleiden en stierf in 1788 te Rome. Zijn broeder, de kardinaal van York, \'volgde hem in 1807 te Frascati in den dood; deze was de laatste van het geslacht der Stuarts, hetwelk meer dan drie eeuwen aan Schotland eu Engeland koningen en aan de meeste vorsten van het vasteland princessen gegeven heeft; weinigen uit dit vorstenhuis zijn gelukkig geweest.
DE ZEVENJARIGE OORLOG (1750—1703).
Ue achtjarige vrede werd door Frederik eu Maria Theresia op dezelfde wijze ten nutte gemaakt: tot de verbetering van den akkerbouw, de verlevendiging van de industrie, de uitbreiding van den handel, de regeling van het rechtswezen , dat van het folteren ontdaan werd; en door de keizerin nog bijzonder, tot betere inrichting van hare krijgsmacht, waarbij de generaal Daun haar bijzonder behulpzaam was. Door Maria Theresia ontwikkelde eigenlijk de oostenrijksche staat zijne kracht; ofschoon zij Sile/.ie en de italiaansche hertogdommen verloren had, verdubbelde zij toch de inkomsten van het rijk. De havens van Triest en Fiume werden voor alle volken geopend. Livorna breidde zijn handel in den Levant uit. Weenen werd vergroot en verfraaid; fabrieken voor lakens, porcelein , spiegels, zijden stoffen vestigden zich in de voorsteden. Zij bevorderde de kunsten eu wetenschappen door het oprichten van hoogescholen en collegies. Zij legde te Praag en te Jnsprück boekverzameliu-gen aan , bevorderde teeken-, schilder- en bouwkunde en bekwame mannen werden door haar goed ontvangen en aangemoedigd. Het leger was viermaal sterker dan onder haar vader Karei VI. Eu toch kou zij niet vrij werken, want Hongarije en de grenslanden hadden eene andere staatsinrichting, wier privilegies en gebruiken zij eerbiedigen moest. — Koning Frederiks werk was veel gemakkelijker ; reeds zijn vader had eene voorbeeldelooze spaarzaamheid ingevoerd en alle standen aan gelijke gehoorzaamheid, ja, aan vrees gewend ; daarbij had hij door de aanwinst van Sileziü bijna zijue
294
inkomsten verdubbeld, want hij verstond de kunst om alle hulpbronnen op te sporen en te doen vloeien; hij kon onbeperkt gebieden, en deed het ook even despotisch als zijn vader; slechts strafte hij niet zoo in persoon als zich hier of daar een onwillige bevond. Hoofdzakelijk bewerkte hy alles zelf, zijne ministers hadden alleen te zorgen, dat de ontwerpen huns meesters behoorlijk werden uitgevoerd. Maria Theresia regeerde ook wel in eigen persoon, maar zij kon als vrouw niet die veelomvattende kennis van staats-en krijgswezen hebben als Frederik, evenwel wist zij zich de rechte mannen tot hare hulp te kiezen ; haar geheime staatskanselier graaf, later vorst Kaunitz, voerde de buitenland-sche staatamp;aangelegenheden en staat als een der grootste diplomaten zijus tijds geboekt. — Dat Maria Theresia Silezië nog niet verloren gaf, daarin kon Frederik zich niet vergissen ; de keizerin had immers verklaard, dat zij eer haar laatsten diamant wilde verkoopeu. Het gelukte haar ook tegen den koning van Pruisen een ontzaglijk verbond tot stand te brengen; zelfs heeft de streng zedelijke keizerin zich daartoe zoo verlaagd om aan de zedelooze Mad. de Pompadour, de dame van den wulpschen Lodewijk XV eigenhandig te schrijven. Het was uit staatkunde en dan ziet men zoo nauw niet. Zij had Frankrijk bovenal in het verbond noodig; want het had nog altijd de sterkste landmacht, en was dit met Pruisen verbonden, dan behoefde zij niet ernstig aan de verovering van Silezië te denken. Als prijs voor zijn bondgenootschap hoopte Frankrijk de oostenrijksche Nederlanden te bekomen. Saksen zou Maagdenburg; Polen Pruisen; Rusland Semgallen en Koerland en Zweden Voor-Pommeren verkrijgen. Elizabeth van Rusland vooral was ten uiterste gebeten op Frederik; hij had bitse, spottende aanmerkingen gemaakt op hare ergerlijke levenswijze. De zuid-duitsche staten werden door geld gewonnen. Voor evenwel de wolken van den opkomenden storm zich hadden samengepakt, en eer de legers slagvaardig konden zijn, brak Frederik reeds los; hij was van de plannen zijner vijanden door het omkoopen der geheimschrijvers geheel onderricht. Hjj mocht niet wachten tot zyne vijanden zich
uitgerust haddeu; want wat zou hij met 70 000 Pruisen beginnen tegen oostenriiksche , fransche, russische , saksische en zweedsche legers ? Frederiks plan was eenvoudig: Saksen voor zich te winnen of onschadelijk te maken; het nog niet uitgeruste oostenrijksche leger te overvallen en zich door eenige gelukkige veldslagen een weg naar Weenen te banen en de keizerin tot vrede te dwingen. Gelukte dit,dan was de hoofdzaak bereikt. Hij had de overtuiging, dat de oorlog van Rusland en Frankrijk de wensch der heerschen-de hofpartijen en niet die der staatsmannen was. — Het verbond van Frankrijk met Oostenrijk leidde tot een verbond van Pruisen met Engeland; dit land was met Frankrijk in geschil wegens de grenzen in Noord-Amerika en Engelands staatkunde was toen reeds Frankrijk met bondgenooten op het vasteland te bestrijden. — Zonder eeue voorafgaande oorlogsverklaring viel Frederik in Augustus onvoorziens in Saksen en bezette in korten tijd bijna geheel dit land. De 17 000 Saksers, welke zich bij Pirna verschanst hadden, sloot hij in en dwong hen zich over te geven, toon het oostenrijksche leger onder Brown door den slag bij Lowi-siz (1 üctb.) teruggedreven werd. De saksische soldaten stak Frederik onder zijn leger; het geheele land liet hij op zijn pruisisch regeeren, want, zooals hij zich uitdrukte, hij zou het voorloopig in bewaring nemen.
VELDSLAGEN BIJ PRAAG , KOLLIN , IIASTENBECK , GROSSJiiGEUNDORF , ROSSBACH EN LEUTHEN (Mei tot ÜCC. 1757).
Frederiks vijanden waren door zijn on verwachten inval in Saksen ten hoogste verrast, en rustten zich met alle macht tot den oorlog uit, welke in het voorjaar van 1757 eerst voor goed begon. Met Frederik hadden zich verbonden Engeland, Hanover, Brunswijk, Hessen-Kassei, Lippe en Gotha; wegens de overrompeling van Saksen , werd hij in den rijksban gedaan en een rijksleger gevormd onder den hertog van Hildburghausen. Altijd slagvaardig en sneller dan zijne vyauden, viel Frederik in Boheme eu trof het
296
oostenrijksche leger bij Praag; dadelijk viei hij het aan en overwon ua een bloedig gevecht (6 Mei). Hier viel van de oostenrijksche zijde Browu, een dappere Schot; van de Pruisische de oude veldmaarschalk Schwerin. Het oostenrijksche leger was na den slag achter de muren van Praag gevlucht, dat Frederik nu met alle kracht belegerde. Alvorens evenwel de honger de 4O000 man, die ingesloten waren tot de overgave dwong, rukte de veldmaarschalk Daun met een nieuw leger tot ontzet aan. Frederik bood dezen bij Ivollin (18 Juni) den slag aan, reeds was de overwinning bijna voor Pruisen beslist, toen Frederik op eens zijne slagorde veranderde , waardoor eenige pruisische regimenten in wanorde geraakten; hiervan maakten vier saksische regimenten gebruik, die vol wraak aanvielen en een vreeselyk bloedbad aanrichtten; nu traden de Oostenrijkers ook toe en Frederik leed eene volkomen nederlaag. Door deze overwinning redde Daun niet alleen Praag ; maar ook Weenen. Frederik moest Bo-heme ruimen en kreeg ook van elders ongelukstijdingen. Het engelsch-hanoversche leger onder den hertog van Cumberland werd door de Franschen bij Hastenbeck , niet ver van Hamel, geslagen, en de engelsche prins onderteekende de conventie van Kloster Seeven, volgens welke het leger uit elkander ging (8 Sept.); koning George H bekrachtigde echter de conventie niet, de hertog Ferdinand van Brunswijk kreeg het opperbevel en hield met zijne veel geringere macht toch de Franschen in toom. Ook waren de Russen in Pruisen gevallen en huisden er in als ware wilden. Zij sleepten duizenden kinderen zelfs naar Rusland en verspreidden die ongelukkige hier en daar in de binnenlanden. De pruisische generaal Lewald greep hen bij Grossjagerndorf met 20000 man aan, maar werd geslagen. In den naherfst trokken het rijksleger en de Franschen onder Prins Soubise in groote stilte Saksen binnen , maar zijne grootste zorg was Frederik te vermijden. Deze was bij Rossbach , niet ver van Leipzig gelegerd ; de vijanden omringden hem in een halven cirkel; de Pruisen verroerden zich niet en schenen als door schrik aan den grond vastgehecht. Maar toen de Franschen zich vermaakten over het welslagen van hunne poging en zich
297
veilig geloofden, stormde plotseling generaal Seidliz met zijne ruiterij op lien in (5 Nov.) deed hen uit elkander springen, zoodat het voetvolk bijna niets anders te doen had dan gevangenen te maken; dit lot trof 10000 Franschen; de geheele slag kostte den Pruisen niet meer dan 200 man. Van Rossbach wendde zich Frederik naar Silezië; daar waren de Oostenrijkers binnengedrongen en hadden den generaal Winterfield, den vriend des konings, geslagen en gedood, de vesting Schweidniz eu de hoofdstad Breslau waren reeds in hunne handen gevallen. De Oostenrijkers meenden reeds zeker van het bezit van Silezië te zijn, overal lieten zij hunne keizerin huldigen; maar Frederik zocht hen op, Daun wilde den slag vermijden ; maar prins Karei van Lotharingen was van eene andere meening; den 5 Dec. 1757 stonden de legers over elkander eu bij Leuthen bevocht Frederik met eene veel geringere macht eene roemrijke overwinning op de Oostenrijkers; dezen moesten Silezië ruimen en naar Bobeme terugtrekken. In Oostenrijk schreef men dat onheil voornamelijk toe aan Karei van Lotharingen, broeder van keizer Frans, hij legde het opperbevel neer, dat aan Laudon, een lijflander, werd opgedragen.
VELDSLAGEN BIJ CREFELD , HOCHKIRCH , MINDEN , KAY , KUNNERSDORF, LANDSHUT, LIEGNITZ EN TORGAU (1758—1702).
De groote overwinning bij Leuthen gaf den koning slechts korte verpooziug; spoedig omringden hem zijne vijanden van alle kanten, waarbij zij echter hoogst voorzichtig te werk gingen evenals jagers, die een leeuw wilden aanvallen. In het westen rukten de Franschen op, maar werden door den hertog van Brunswijk bij Crefeld geslagen; zij wonnen later wel enkele gevechten, maar verworven geen roem, de meeste veldbeeren maakten zich door afpersingen eu ongebondenheid berucht. Gevaarlijker waren de Russen; gedurende de ziekte der keizerin, die doodelijk scheen, had haar kanselier Bestuchef, het russische leger terug laten trekken , omdat hij zich bij Peter, den troonopvolger en
298
vriend van Frederik, verdienstelijk wilde maken, toeli de keizerin herstelde ; zij was op Bestuchef vertoornd, verbande hem naar Siberië , en zond het russische leger ouder Fermor weêr naar de provincie Pruisen; de steden moesten de russische keizerin huldigen , waardoor zij de russische staatkunde verried; vervolgeus ging het over den Oder en drong verwoestend in het hart der pruisische landen. Küstriu werd inbrand geschoten; maar de vesting gaf zich niet over. Frederik had zich in de lente naar Moravië begeven en O hnütz belegerd; deze stad verdedigde zich echter dapper, Laudon sueed deu koning allen toevoer af en ontnam hem op eens 3000 transportwagens , zoodat Frederik genoodzaakt werd af te trekken. Nu ging hij op de Russen los, welke hem door hunne verwoestingen vreeselyk vertoornd hadden ; hij besloot hen niet alleen te slaan, maar te vernietigen.
Bij Zorndorf was het, dat hij bevel gaf geen enkelen te sparen. 20 000 Russen beten daar ook iu het stof; maar de overwinning kostte ook 11000 Pruisen (26 Aug). Toen bood Frederik deu Oostenrijkers het hoofd, die in de Lausitz gevallen waren. Tegen deu raad zijner bekwame officieren koos hij in zijne eigenzinnigheid eene slechte legerplaats bij llochkirch. «Men moet de Oostenrijkers ophangen, als zij ons hier niet aanvallenquot;, zeide een generaal, »zij vreezen ons meer dan de galgenquot;, antwoordde de koning, toch deze keer had hij zich bitter misrekend. Daun en Laudon overvielen in den nacht van den 14 Oct. het pruisische leger; de voorposten werden door de oostenrijksche soldaten, die zich voor deserteurs uitgaven, overweldigd en de Pruisen door hun eigen kanonnen uit deu slaap gedonderd. Elk ander leger zou geheel vernietigd zijn geworden, maar de pruisische soldaten bezielden zulk een geest van orde eu zulk een vertrouwen op hunne aanvoerders, dat Frederik nog instaat was een geregeldeu aftocht te bewerken; hij had 9 000 man, al zijn geschut en legertoestel verloren. In 1759 behaalden de Franschen onder Broglio bij Bergen, niet ver vau Frankfort (13 April) eene overwinning, die geene groote gevolgen had ; den I Aug. daarentegen versloeg de hertog van Bruns-wijk de Franschen bij Minden, waardoor zij genoodzaakt
299
werdeu den Rijn over te trekken; maar ongelukkiger was de wending van den oorlog aan den Oder. Tot hiertoe hadden de Russen hunne strijdkrachten nog niet met die der Oostenrijkers vereenigd, maar in dit jaar betoonden zij meer bereidwilligheid daartoe. Terwijl de koning tegen de Oostenrijkers het veld behield, ijlde Laudon met 20000 man de Russen tegemoet. Frederik zond den generaal VVedell om de ver-eeniging te verhinderen, maar deze werd door de Russen by Kay geslagen en Laudon vereeuigde zich met hen. .Nu daagde de koning zelf met zijn leger op, en nogmaals was het »den vijand moest niet alleen geslagen, maar vernietigd worden.quot; üen 12 Aug. leverde Frederik den slag bij Kun-nersdorf; zijne Pruisen namen de eene batterij na de andere weg; de eene vleugel der Russen was geslagen , toen bij het vallen van den avond de pruisische veldheeren aanrieden het gevecht te staken. Maar de koning wilde het met de gehaten afmaken; zijne reeds vermoeide soldaten moesten den Spitsberg, een zandheuvel, die met kanonnen bezet was, veroveren, alle pogingen waren te vergeefsch, elke aanval vermeerderde het getal der gedooden , toen daarenboven juist Laudon met zijne Oostenrijkers aankwam, die nog niet in het gevecht geweest waren. Deze aanval bracht de Pruisen in wanorde, zij moesten in allerijl vluchten ; de koning was een der laatsten, die het slachtveld verliet; slechts vergezeld van 100 huzaren, onder den majoor Pritt-wiz, kwam hij gelukkig door de vijandelijke linie heen. Den dag na deze nederlaag kon Frederik nauwelijks 4000 man te zamen brengen, de anderen lagen op het slagveld, onder dezen ook de dichter Kleist, of waren gevangen; Frederik rekende zich verloren en inderdaad , dit had zijn Waterloo kunnen zijn, als de Russen hem vervolgd hadden. Zij deden dit niet; ten deele omdat sommige veldheeren de Oostenrijkers niet zoo genegen waren, ten anderen met opzicht tot Peter, den troonopvolger, aangezien uien vooruit zag dat Elizabeth niet meer lang leven zou. Het gelukte daardoor den koning zijn leger te verzamelen en te versterken; evenwel nieuwe rampen troffen hem; 10 000 man onder den generaal Fink werden bij Maxen afgesneden en
300
gevangen genomen en Dresden werd door generaal Schmet-tau overgegeven , Frederik bombardeerde daarna Dresden te vergeefs. Ook het jaar 17G0 begou voor hem ongelukkig. Lau-don vernietigde 8000 man onder Fouqnet bij Landshut in het Reuzengebergte, nam de vesting Glatz weg en belegerde Breslau, Nu ijlde Frederik uit Saksen en overwon bij Lieg-nitz. Deu 3 Novb. leverde hij den slag, waarvan zijn lot afhing bij Torgau; want als hij dezen niet won dan kon het russische leger zich volkomen met het oostenrijk-sche vereenigen en dan was hij verloren; de slag was bloedig en werd eerst bij het vallen van den avond door den huzaren-generaal Ziethen ten gunsie van Frederik beslist.
DE VREDE VAN HUBERTSBÜBG. 21 FEBR. 1763. — VREDE VAN PARIJS
10 FEBK. 1763.
Frederik hield zich met moeite nog staande en zou gewis hebben moeten bezwijken, als de russische opperbevelhebber Butterlin had willen doortasten. Laudon veroverde bijna onder de oogen van den koning de gewichtige vesting Schweid-niz door een nachtelijken storm en Frederik moest weer tot achter Breslau terugwijken, toen hem onverwachts de dood van de russische keizerin (5 Jan. 1762) redde. Haar neef en opvolger Peter lil, hertog van Holstein-Gottorp, reeds lang een bewonderaar en vriend van Frederik, verliet zijne bondgenooteu , gaf zijne veroveringen en krijgsgevangenen terug en liet het russische leger bij de Pruisen overgaan. Voor evenwel Frederik voordeel uit deze verandering kon trekken , werd Peter reeds vermoord, zijne gemalin, moordenares en opvolgster Catharina 11, beoorloogde wel is wraar de Pruisen niet, maar beval aan den generaal Czer-nitschef oogenblikkelijk met zijn leger terug te komen. Dit bericht kwam, toen Frederik juist op het punt was den maarschalk Daun bij Burkersdorf een slag te leveren; hij haalde den russischen veldheer over zijne stelling gedurende den slag nog te houden, zonder dat hij behoefde te vechten en deze waagde inderdaad zijn hoofd ter liefde van
301
Frederik. De Oostenrijkers verloren den slaf*, spoedig daarna ook de vesting Schweidnitz en daar ook de Franschen aan den Rijn niets uitrichtten en alle partijen uitgeput waren, neigden allen tot vrede; hij kwam tot stand en werd den 21 Febr. 17G3 op het saksische jachtslot Hubertsbnrg ge-teekend. Frederik behield Silezië en al zijne bezittingen ; overladen met roem en bewonderd door geheel Europa, trad hij uit den strijd. — Zoo werd Pruisen eeue eerste mogendheid; zijn leger gold als model en zijn volk gevoelde in zich eene trotsche eigenwaarde. De verhouding der duit-scho zaken veranderde geheel , het overgeblevene der eenheid ging verloren. Was tot nu toe Oostenrijk de eenige groote duitsche mogendheid geweest, om welke zich de kleineren schaarden , nu trad Pruisen ook op, en beiden sloegen elkander met zulk een naijver gade, dat voortaan elke duitsche bond onmogelijk was geworden.
Met Frankrijk en Spanje sloot Engeland den 10 Febr. 1763 te Parijs vrede, waarbij liet van Spanje Minorca; in Amerika Florida en de eilanden Dominica, Tabago, St. Vincent en Granada en van Frankrijk Kanada en kaap Breton won. Karei 111, koning van Spanje, had met bodewijk XV het zoogenaamde bourbonsche familieverdrag gesloten (1761) en geraakte daardoor met JJngeland en met het aan Engelaud verbondene Portugal in oorlog , welken hij ongelukkig voerde.
FREDKRIK II GEDURENDE DEN VREDE.
Om zijne verwonderlijke overwinningen kreeg Frederik den naam van den groote, de Pruisen noemden hem vaak den eenige ; ook in den vrede toonde hij eene groote werkzaamheid en diep inzicht, al wat hij deed was voor de welvaart van zijn volk en land, weinig voor zich zeiven; voor zijn persoon was hij karig, bij hem gold de koning voor het volk en niet het volk voor den koning. Het gelukte hem door eene zuinige staatsinrichting en doelmatige wetten de rampen van den oorlog te lenigen. Hij handhaafde streng het gerecht, van elk vonnis van eenig belang nam
302
hij inzage, hij zelf toonde eerbied voor de rechtbank, getuige de geschiedenis van den molenaar van Sans-souci. Hy liet de verwoeste dorpen weer opbouwen, onbebouwde streken vruchtbaar maken en overal wegen en kanalen aanleggen. Den akkerbouw ondersteunde hij krachtig, den verarmden landman gaf hy voorschotten, vooral de adelijke grondbezitters. Boewei de burgers natuurlijk voordeel trokken uit den welstand van den buitenman ; bezwaarde hij toch de eersten bijzonder door den alleenhandel van zout, koffie , tabak en dergelijke behoeften van den minderen man. Het bestuur hierover vertrouwde hij veelal aan Franschen toe, die hooge bezoldiging trokken. Alle groote industri-eele ondernemingen als zijden-, papier-, porceleinfabrieken enz. werden op zijne kosten opgericht. Voor de verstandelijke ontwikkeling zijner onderdanen deed Frederik niet veel, invaliede soldaten en uitgediende onderofficieren werden met schoolmeestersplaatsen voorzien. Van een anderen kant blijkt meer zijne zucht voor de kunsten en wetenschappen, door het stichten van prachtige gebouwen, vooral te Berlijn en te Potsdam. Hoewel hij zelf ongodsdienstig was, wilde hij toch dat zijne onderdanen godsdienstig waren ; hij maakte geen onderscheid van godsdienst; allen vonden bij hem gelijke bescherming. Ondei^ zijne regeering bouwden de Katholieken eene der schoonste kerken van Pruisen te Berlijn en toen de paters Jezuïten uit al de katholieke landen verbannen werden, ontving Frederik en de keizerin Catharina 11 van Rusland hen in hunne staten, vooral de eerste verdedigde hen tegen d\'Alenibert en Voltaire en de andere encyclopedisten en liet hen vrij, voornamelijk in Silezië, scholen oprichten en tot aan zijn dood hebben zij zijne bescherming genoten. Zonderling mogen wij het heeten, dat deze groote üuitscher, zoo weinig zijn duitsch volk beminde. Hij omgaf zich met fransche geleerden, sprak, schreef, en dichte fransch, het duitsch daarentegen sprak en schreef hij vrij slecht. Wel is waar had de duitsche letterkunde die hoogte nog niet bereikt, maar Lessing, Gellert, Winkelniann, Göthe enz. waren toch reeds opgetreden ; hij miskende de heerlijkste duitsche vruchten om zich te vergasten met den
303
xinneloozen spot van Voltaire en van andere dergelijken ; dezulken vonden bij hem ondersteuning en huisvesting en spuwden in zijn eigen land hun goddeloos vergift rond.
RUSLAND. CATHARINA II (quot;1 7G2 - \'l 796).
Op Catharina I volgde Peter II (1727—1730), zoon van den ongelukkigen Alexis; op dezen Anna, dochter van Iwan, de weduwe van den hertog van Koerland, Frederik Kettler. Zij trad aan den schach Nadir de door Peter 1 overwonnen persische provincies weer af (1734); van 173ö—1740 voerde zij een zeer bloedigen oorlog met de Turken, in welken de olden-burgsche graaf Münnich het leger aanvoerde , en de Turken voor altijd vrees inboezemde voor de russische wapenen door de overwinningen, behaald in de gevechten bij de Perecop 1736, bij Otschakow 1739 eu Stawutschane en Choczim en het veroveren van Moldavië. Bij den vrede van 1740 herwon Rusland de stad Azof weer. Frankrijk en Engeland begonnen hier reeds de Turken in bescherming tegen de Russen te nemen. De keizerin Anna stierf in 1740 en had tot opvolger benoemd Iwan, zoon van hare nicht Anna, die met hertog Anton Ulrich van Bruuswijk gehuwd was ; gedurende Iwans minderjarigheid zou zijne moeder het regentschap voeren; dit werd haar echter reeds in Dcc. 1741 door Elizabeth, jongste dochter van Peter I ontnomen en haar zoon Iwan werd in de vesting Schlüsselburg opgesloten. Elizabeth werd keizerin, zij ontnam den Zweden Finnland tot aan de rivier Kymene (1743) en nam deel aan den zevenjarigen oorlog togen Pruisen. Tot haar opvolger benoemde zij den zoon van hare zuster Anna, de gemalin van den hertog Christiaan Frederik van Holstein-Gottorp, die haar als Peter III in Juni 1702 opvolgde. Wij kennen hem reeds uit den zevenjarigen oorlog als eeu vriend van Frederik den groote; hij wilde oven als andere vorsten hervormingen in zijn land invoeren, toch hij vertoornde zijne Russen door zijne veranderingen in de staats- en kerkinrichtingen; het beviel den soldaten ook niet, dat alles op zijn pruisisch ingericht moest worden.
304
Zijne gemalin was de princes Sophia Augusta van Anhalt-Zerbst, na haar overgang in de grieksclie kerk Catharina geheeteu. Zij werd in de nieuwe wijsbegeerte onderwezen en tot haar einde door twee groote driften beheerscht: de beerschzucht en wellust, en aan dezen offerde zij ook haar gemaal op. Onder de ontevredene grooten was spoedig een partij gevormd en voor geld en brandewijn schreeuwden de soldaten bereidwillig, »leve de keizerin!quot; Peter verloor allen moed en bezinning, volgde den raad van den ouden Mün-nich niet, namelijk om met de hem trouw gebleven troepen naar Petersburg te trekken, maar vluchtte uit vrees. Hij werd ingehaald en gevangen genomen, en ofschoon hij geen woord sprak om de soldaten aan hun plicht te herinneren, kregen zij toch medelijden met hem; Catharina hierover ongerust, liet vergift in zijn brandewijn doen en daar hij het bemerkte en luid begon te schreeuwen , wurgde men hem met een halsdoek (1762). Er bleef een ontevreden partij , die Iwan, welke nog altijd gevangen gehouden werd in de vesting Schlüsselburg, op den troon wilde verheffen, en om dit te ver-hindereu werd hij ook vermoord. Sedert regeerde Catharina 11 34 jaren met kracht en voorspoed, nauwkeurig gaf zij acht op den door Peter den groote aangewezen weg. Zij legde nieuwe wegen eu kanalen in haar uitgebreid rijk aan, verfraaide St. Petersburg met verschillende prachtige gebouwen , lokte vele vreemdelingen naar Rusland, bevorderde handel eu fabrieken en begunstigde de wetenschappen door het oprichten van scholen en door het belooneu van bekwame mannen, welke zich in haar land wilden vestigen. Evenals Frederik de groote hield zij bijzonder van do fransche wijsgeeren, beloonde hen rijk en daarvoor bazuinden zij den roem van de »Noordsche Semiramisquot; door de geheele wereld uit; alles wat Catharina op het papier zette voor scholen, voor inrichtingen van onderwijs enz. werd reeds als geschied geheel Europa aanbevolen. Voltaire was haar vriend, Diderot bracht eeuigen tijd te Petersburg bij haar door. Montesquieu raadpleegde zij, als zij nieuwe wetten wilde maken. Voorde lijfeigenen deed zij niets, omdat zij den adel vreesde. Door de veroveringen, gedurende hare regeering, nam de macht
305
van Rusland nog meer toe dan onder Peter den groote; zij breidde zich in alle richtingen, naar Polen, Zweden, Turkije enz. uit.
EERSTE VERDEELING VAN POLEN (i772).
Polen, hatwelk reeds Peter de groote tot een russischen buit verkozen had, had zelf reeds langen tijd zijn ondergang voorbereid, en het was de adel, welke de schuld op zich laadde. Deze heeren (men telde zoowat 120 000 adellijke families) waren eigenlijk, wat men de poolsche natie noemde. Er was geen vrije boerenstand; de adelijken hadden op hunne landgoederen, al naar hunne grootte honderden of duizenden lijfeigenen, welke hunne landen bebouwden of hunne kudden van paarden, runderen en schapen weidden; de heeren zeiven verlustigden zich op de jacht in de onmetelijke bosschen, of zwelgden bij feesten of reisden in het buitenland, slechts weinigen dachten er aan om het lot hunner boeren te verbeteren. De burgerstand in de steden kon evenmin vooruitkomen, er was weinig nyverheid; niemand bevorderde deze en daarenboven was de handel geheel in de handen der joden; Polen bleef een arm land. Toen het geslacht der Jagellonen in 1572 uitstierf, werd Polen een keurrijk. De adel koos den koning, aan wien alle macht ontnomen en alleen den naam gelaten werd. De koning moest de pacta conventa onderteekenen, welke hem verboden aan een prins van den bloede eenige waardigheid op te dragen, waardoor deze stem kon ver-krygen in den rijksdag. Hij mocht geene landerijen koo-pen of zich verbeurd verklaarde goederen toeëigenen. De hoogste macht bleef bij den ryksdag, welke uit de hoogere geestelijkheid, eerste waardigheiddragers en adelijke afgevaardigden bestond; en in den rijksdag gold het ongelukkige liberum veto, dat is, door een enkel. Neen, kon iedere edelman een besluit vernietigen. Een poolsche rijksdag is tot spreekwoord geworden. Dit liberum veto werd door den adel van koning Johan II Kasimir (1648—1672) afgedron-
ALG. GESCH. 20
30lgt;
geu, en deze voorspelde daardoor in het begin zijner regeering reeds den ondergang van Polen. Tegenover het libe-rum veto had de adel het recht eene confideratie of bond te maken om een besluit door te drijven , hetwelk in den regel tot hevige onlusten aanleiding gaf. Zoo moest Polen zichzelf wel vernietigen , hoewel het 14 000 vk. mijlen groot Mas en 16 millioen inwoners telde, daarbij de beste elemen-t(!n bezat voor een geducht leger; de adel voor de ruitery en de boeren voor liet voetvolk. Reeds meer dan eens had Polen de nadeelen van zijne staatsinrichting ondervonden. Met moeite had het de Zweden onder Gustaaf Adolf en Karei Xll geweerd en van Peter 1 had het de russische bemoeiing moeten dulden en toch bleef het volharden in zijn ellen-digen binnenlandschen toestand. Zelfs de edele Johannes Sobiesky (1674—1696), de in geheel Europa gevierde held , vermocht op de partijen niet zooveel, dat hem gedurende zijn veldtocht tegen de Turken en Tartaren, geheele legerscharen onder een grooten adeling bijv. den graaf Pac verlieten; en dat Polen zijne verloren landen in Podolie en de Ukraine terugkreeg, had het te danken aan de overwinning der Oostenrijkers. Hoe verderfelijk den Polen de deelname onder Augustus 11 (1696—1733) aan den noordschen oorlog was , hebben wij reeds verhaald. Onder de regeering van dien koning werden de rechten der Dissidenten 1717 zeer ingekort, hetwelk onder zijn opvolger Augustus 111 (1733— 1763) volgens besluiten van den rijksdag zoo ver ging, dat de Dissidenten onbevoegd verklaard werden eenig ambt te vervullen, hetwelk bij hen de hevigste verbittering veroorzaakte, en wel dermate, dat zij de hulp van andere mogendheden inriepen, daardoor werd de strijd ongelukkig overgebracht op dien van den godsdienst. De Dissidenten eischten op den rijksdag rechtsgelijkheid met de Katholieken, hetwelk door Rusland , Pruisen, Engeland , Zweden en Denemarken ondersteund werd. Inweerwil van de ellendige wetten tegen de Katholieken in de drie laatstgenoemde rijken, vonden zij het toch in het katholieke Polen billijk, dat de Protestanten gelijke rechten met de Katholieken hadden, en in hunne staten had zelfs een Katholiek het recht van bestaan niet.
307
De rijksdag weigerde het, en nu sloten de ontevredenen en de Dissidenten de algemeene confideratie van Radom en riepen door den gezant Repuin russische hulp in. Deze liet niet lang op zich wachten; een russisch leger trok Polen binnen en dwong den rijksdag de tolerantie-sacte uit te vaardigen, waardoor aan den wil der Dissidenten voldaan werd. Europa jubelde over deze daad der wijsgeerige Catharina 11, ofschoon zij tegelijk voorschreef, dat zonder haar voortaan geen besluit van den poolschen rijksdag meer geldig zou zijn. De keizerin liet sedert Polen niet meer los en vond onder den poolschen adel lage wezens genoeg, die voor een niet te hoogen prijs haar behulpzaam waren in het uitvoeren harer plannen om Polen te vernietigen. De koning Stanislaus 11 Ponia-towsky (sedert Sept. 1764) was vroeger een harer boeleerders, en werd nu het werktuig voor de vernedering van Polen. Met Pruisen was zij reeds overeengekomen geene verandering in de poolsche staatsinrichting te dulden en hierdoor was den weg tot verdeeling gebaand. Vaderlandslievende Polen als Krasinski, Pulawski en Potocki en vele anderen sloten daarop de confideratie van Bar (1 Maart 1767), welke de afschudding van het russische juk teu doel had. Daarop dwong Repuin den rijksdag om aan de keizerin het verzoek te doen hare troepen niet uit Polen te verwijderen, de keizerin , het spreekt van zelf, willigde dit grootmoedig in. Nu brak de toorn der trouwe Polen los; de gecoufidereer-dcu vochten onder Pulawski heldenmoedig, maar bezweken voor de russische overmacht, liar en Krakau werden bestormd , het land verwoest en wreedheden aan de geconti-dereerden bedreven , welke de barbarij alleen kan uitdenken. De zoon en mederegent van Maria Theresia, Jozef, zag met ijverzucht den greep aan, welke Catharina in Polen deed: hij dreigde zelfs met den oorlog, maar Pruisen bracht eene overeenkomst onder de drie adelaars teweeg. In een manifest van 13 Juni 1773 verkondigden zij aan de christenheid, dat zij alle drie de orde, rust eu vrijheid in Polen wilden herstellen en bewezen verder dat elk stuk, dat zij roofden, eigenlijk volgens God en recht niet tot Polen; maar tot Rusland, Pruisen en Oostenrijk behoorde.
308
Rusland nam een groot gedeelte van Litthanen met Woid-woiden, Miusk, Witepsk en Mocislaw, dus de landen tus-schen de Düna, Dnieper en de Drütsch, eene oppervlakte van 2000 vierk. mijlen en lVa millioen inwoners.
Pruisen west of poolsch Pruisen , werd meester van den Weichsel en dus ook van den poolschen handel, een inhoud van 650 vierk. mijlen en omtrent 500 000 zielen.
Oostenrijk kreeg voor deel het vruchtbaarste en volkrijke Lodomirie, Gallicië en een gedeelte van de pala-tinaten Sendomir, Lublin, Krakau benevens de zoutwerken van Wielizka, eene oppervlakte van 1300 vierk. mijlen met ruim 2 millioen inwoners. Zij namen het onder elkander afgebakende deel in bezit en lieten den koning en den rijksdag voor God en de menschen protesteeren; maar bedreigden hen met eene volkomene verdeeling als zg zich niet rustig hielden, en om deze te bevorderen werden de koning en de rijksdag gedwongen om alle veranderingen in hunne staatsregeling te maken, welke die drie vrienden-staten zouden vaststellen, ouder anderen: Polen moest een keurrijk blijven en nooit mocht een vreemdeling tot koning gekozen worden; er werd voor de uitvoerende macht een altijd durende raad van 36 personen ingesteld; deze moest door den adel gekozen worden, kon geen bevelen van den koning ontvangen, en had daarenboven de macht alle hooge ambten in staat en kerk te vergeven. De koning was dus volstrekt nul geworden; de drie beschermende mogendheden wisten wel, wat zij wenschten en deden.
Dit alles geschiedde tusschen de jaren van 1772—1774. Maria Theresia leefde nog en ijverde tegen zulk een onrechtvaardig geweld ; maar de ouderdom had hare wilskracht gebroken , zij moest het laten geschieden.
catharina.\'s eerste turksche oorlog (1768—1774).
Toen het heette, dat de Russen in 1768 op cannibaalsche wgze de rust en orde in Polen herstelden, vervolgden zij de voortvluchtigen zelfs op turkschen bodem; roofden, brand-
309
den en moordden ook daar alsof het op vijands grondgebied was , zelfs verwoestten zij eene Moskee. Op het bericht hiervan werden de Turken vertoorad en dwongen den Sultan om de Russen den oorlog aan te doen. Deze werd van beide zijde met verbittering en verwoesting gevoerd; maar niettegenstaande de dapperheid, met welke de Turken vochten en eiken voet gronds alleen met bloed verkochten, moesten zij voor de nieuwe krijgskunst en de taktiek der russische veldheeren zwichten. Romjanzow overwon in twee groote veldslagen en veroverde tot op weinige vestingen na geheel Moldavië en Wallachije. Bender nam graaf Panin door een nachtelijken storm ; duizenden der bestormers vielen en vulden met hunne lijken de loopgraven; maar over hen heen drongen hunne krijgsmakkers de vesting binnen, waarin zij alles vernielden, de stad werd een puinhoop. De keizerin zond onder Alexis Orlow door de straat van Gibraltar eene vloot in de Egeesche zee en riep de Grieken op om zich vrij te verklaren. Bij Skio werd de turksche vloot aangevallen en geslagen en den 16 Juli 1770 in de baai van Tschesmus verbrand. De Turken waren bij den vrede van Kutschuk Kainardsche in 1774 verplicht het beschermheerschap over Moldavië en Wallachije te erkennen, de vrijheid aan den griekschen godsdienst te verzekeren , het land tusschen den Dnieper en de Bug af te staan, de Krim en de Tartaren onafhankelijk te verklaren en de vrije vaart door de Dardanellen toe te staan. De Grieken, welke Rusland tot den opstand aangezet had, liet het aan zichzelven over, en de rust werd door de Turken derwijze hersteld, dat geheele streken , zooals bijv. Morea, ontvolkt werden, landverhuizers waren noodig om het weer bewoond te kragen. De Klian der Tartaren werd door Potemkin, een gunsteling van Catharina, overgehaald om zich aan de russische heerschappij te onderwerpen, maar Potemkin behield het door den Khan bedongen jaargeld voor zich en toen de Tartaren zich niet onderwerpen wilden, werden zij door een leger onder verschrikkelijke vermoording tot onderwerping gedwongen; de Krim kreeg haar ouden naam van Taurie weêr, en Potemkin dien van den Tauriër. De overwinningen
310
der Russen werden met jubel in Europa vernomeu; meu beschouwde ze als zegepralen van de christelijke beschaving over de turksche barbaarschheid, en eigenlijk was het niet anders dan eene verwisseling voor eene nog woestere barbaarschheid.
ZWEDEN VAN 1720 TOT 1771. — GUSTAAF 111 (1771—1792).
JSa den dood van Karei XII stelde de adel alles in het werk om zijn gezag weer te herwinnen. Hij verdeelde zich weldra in twee partijen; de eene met graaf Gyllenborg aan het hoofd, bekend onder den naam van Hoeden, welke met Frankrijk in verbond trad; de andere , de Mutsen , onder graaf Horn, welke haar steun in Kusland zocht. Bij het uitbreken van den oostenrijkschen troonopvolgings-oorlog wilde Frankrijk, de bondgenoot van Maria Theresia, Rusland de handen vol geven aan een oorlog met Zweden ; de partij der Hoeden zette het ook in 1761 in den rijksdag door Rusland den oorlog te verklaren. Oneensgezindheid, en ver-waarloozing van vloot en leger waren de oorzaken dat de oorlog voor de Zweden eene smadelijke uitkomst had; zij werden bij Wilmanstrand in Finland geslagen en in Hel-singfors ingesloten; zij moesten bij den vrede (1742) aan Elizabeth, keizerin van Rusland, Finland tot aan de rivier Kymene afstaan. Onder Adolf Frederik (1557—1771), een goede , maar zwakke man, beperkte de adel de rechten der kroon nog meer; nu eens was de partij der Hoeden, dan die der Mutsen aan het roer; de koning kou niets uitrichten, hij werd opgevolgd door zijn zoon Gustaaf 111(1771), die als kroonprins de beste hoop van zich had doen opvatten. Hij was vol geestdrift en moed en niet ontbloot van bekwaamheden; hij wilde een groot man worden zooals Gustaaf Adolf of als Frederik van Pruisen. Evenals de laatste was hij een vriend der Franschen, een bevorderaar van kunsten en wetenschappen, een wijsgeer, voor wien recht en waarheid niet veel golden. Toen hij na den dood zijns vaders van zijne reis terugkwam, welke hij met verbazende
311
onkosten en praal ondernomen had, liet hij zich met eene ongemeene pracht kroonen, bezwoor de staatsregeling en bevredigde «Hoeden en Mutsenquot;, door den schijn aan te nemen, alsof hij plannen ttgcn de Oligarchie in zijn schild voerde, ondertusschen maakte hij zich door zyn voorkomend gedrag bij de boeren en burgers bemind, boeide de jonge officieren aan zijn persoon en zocht tegelijk de soldaten ook door zijn vrijen omgang met hen te winnen. Een officier in Christiaanstad gaf het teeken tot den opstand tegen den rijksraad, door hem de gehoorzaamheid op te zeggen. De rijksraad zond dadelijk troepen tegen de opstandelingen, maar dezen en zijne garde sloten zich bij den koning aan; de hoofdstad volgde de beweging en den verrasten rijksraad bleef geen andere keus over dan de staatsregeling, welke de koning hun voorlag, aan te nemen (31 Aug. 1772). De rijksraad behield alleen het recht wetten voor te dragen en te beraadslagen; de geheele uitvoerende macht kreeg de koning. Het volk vleide zich, dat de jonge koning, de aan hem geschonken macht alleen zou gebruiken om hun diep gezonken vaderland weder op te heften door wijze wetten en inrichtingen en de bevordering van handel en nijverheid. Hij richtte inderdaad eenige ziekenhuizen en weeshuizen op, hij schafte de pijnbank af; maar daarentegen stelde hij eene academie in op fransche leest, bouwde theaters , gaf kostbare feesten, ballen en maskeraden. Dit alles en de prachtige hofhouding des konings kostten veel geld; de druk der belastingen werd zwaarder dan ooit. Hij maakte daarop het stoken van den brandewijn tot een staatsmonopolie , zoodat de boer en burger , welke toen veelal dezen hun geliefden drank zeiven bereidden, hem nu duur van den koning moesten koppen. De vreugde over Gustaafs regeering en den val des gehaten adels maakte bij hen plaats voor een dof gemor van ontevredenheid. Hij begon in 1788 den oorlog met Rusland, hetwelk weder in oorlog was met den Turk, en wilde de verloren landen herwinnen, dit eischte weer nieuwe belasting. Catharina , keizerin van Rusland, bestreed hem niet alleen met de wapenen , maar ook met geld; zij wist officieren om te koo-pen; er ontstond eene muiterij in het finlandsche leger, dit
312
verklaarde zich tegen den oorlog, op grond dat het tegen de staatsregeling was, waarbij de koning gezworen had, zonder inwilliging der stenden geen oorlog te voeren. Thans wendde de koning zich tot zijn volk en dit was rechtschapen genoeg hun koning niet in den steek te laten, nu de aartsvijand van Zweden weder zijne eer en grenzen bedreigde ; het snelde te wapen, de Dalcarliers voorop; de koning kon zich nu op den adel wreken, die al dadelijk den oorlog tegeu Rusland wilde aanwenden om de staatsregeling omver te werpen, al moest er ook nog een gedeelte van het grondgebied verloren gaan. Gustaaf hief den rijksraad geheel op, liet de hoofden van den tegenstand gevangen zetten, verklaarde den burgerstand ook gerechtigd riddergoedereu aan te koopen en bekwaam tot alle staatsambten. Met groote inspanning werd leger en vloot voor den oorlog uitgerust, de Zweden vochten met hunne oude dapperheid , ofschoon aanvankelijk ongelukkig (1789).
In het volgende jaar gelukte het evenwel den koning door de zegevierende gevechten bij Willmanstrand (15 April) en Walkiala (30 April) den oorlog te land eene betere wending te geven; den 15 Mei sloeg hij de russische vloot bij Fre-deriksham, daarentegen werd den hertog van Siiderraanland door de overmacht der russische vloot (6 Juni) geslagen. Gustaaf\' zelf leed den 3 Juli een zwaar verlies en werd met zijne vloot in de haven van Suens-Kasund ingesloten; den 9 Juli behaalde hij echter eene schitterende overwinning, welke den Russen 12 000 man kostte. De uitputting van Zweden noodzaakte het evenwel tot den vrede van Werela 1790, waarbij de toestand dezelfde bleef, en Rusland het vroeger veroverde behield. Gustaaf hield evenwel geen rust. Toen de fran-sche omwenteling was uitgebroken en Lodewijk XVI altijd in grooteren nood geraakte, sloot hij met Rusland een vriendschapsverbond tegen de revolutie en wilde met een leger in Nonnandië landen. Op den rijksdag te Gefle in Januari en Februari 1792 had hij veel te kampen om zijne plaunen door te zetten. Reeds vroeger had zich onder den adel eene samenzwering tegen Gustaaf gevormd om hem van het leven te berooven, te Gefle had deze reeds hun slag
313
willen slaau, maar was mislukt. Drie jonge adelingen stonden hiervan aan liet hoofd, Ankerström, Ribbing en graaf Horn. Door het lot was beslist dat Ankerström het doo-delijk schot zou doen. Een gemaskerd bal te Stokholm , in den nacht van 15 op 16 Maart 1792, werd bestemd tot de noodlottige uitvoering. Ofschoon de koning, zegt men, gewaarschuwd was geworden, ging hij te 11 ure er toch met den graaf Essen heen , trad in de balzaal en spoedig daarop was hij omringd door een aantal gemaskerden, toen een vau hen, de graaf Horn, hem op den schouder tikkende, zeide; »Goede nacht, schoon masker!quot; en tegelijk schoot Ankerström hem niet een pistool in den rug, het schot werd door het geraas en de muziek nauwelijks gehoord. De moordenaar had zijn wapen tegelijk ouder de opschudding op den grond geworpen. Er heerschte in de zaal algemeene ontsteltenis , elk moest zich ontmaskeren; aau het wapen, dat gevonden werd, ontdekte men Ankerström als den dader. Hij werd veroordeeld om onthoofd te worden, zijne medeplichtigen werden verbannen. De koning stierf den 29 Maart aan zijne wonde en werd opgevolgd door zijn zoon Gustaaf IV.
DENEMARKEN (1730—1784).
Dit land genoot na den grooten noordscheu oorlog een langen vrede. Frederik IV (1700—1730) wel is waar wilde ook in vele zaken de Franschen navolgen, deed het echter met mate en verarmde zijn volk niet zoo erg. Zijn opvolger Christiaan VI (1730—1746) integendeel was zeer nauwgezet, hij verbood schouwspelen , maskeraden enz.; hij bouwde het prachtige slot te Koppenhagen, en daar hij geen waarde van geld kende , geraakte Denemarken in zware schulden. Frederik V (1746—1766) stichtte academies , ondersteunde geleerden en kunstenaars, liet prachtige gebouwen voor schouwspelen als anderszins bouwen, waardoor de schuldenlast steeds vermeerderde. Christiaan VII (1766— 1808) was een zwakke vorst; ook hij deed eene groote reis door Europa, welke zooveel kostte, dat er eene algemeene
314
hoofdelijke belasting moest ingevoerd worden, waarvan zelfs de dienstboden niet vrijgesteld waren; de koning keerde ontdaan naar ziel en lichaam in Denemarken terug. Zijn lijfarts Strnensee (een predikantszoon uit Halle) werd achtereenvolgens raadsheer, minister en rijksgraaf en regeerde geheel Denemarken. Hij was een wysgeer uit de fransche school en wilde in dien zin Denemarken hervormen. De adellijke staatsraad werd afgeschaft, voerde gelijkheid voor de wet en belastingen in, besnoeide de uitgaven voor het hof, verminderde de hooge bezoldiging der ambtenaren, hij bereidde de afschaffing der lijfeigenschap, door het opheffen van heerendiensten, schafte de monopolies en gilden af en verleende zelfs de vrijheid der drukpers. Ook den kerkdijken bodem liet hij niet onaangeroerd. Hij stond het huwelijk onder zusterskinderen toe, schafte de straffen tegen de ontucht af, verminderde de feestdagen en verbood het begraven binnen de stad, en vele andere verordeningen gaf hij nog, in alles bijgestaan door zijn vriend Brandt, mede een Duitscher; zijne wetten werden ook in het duitsch gegeven ; want Struen-sée verstond het deensch niet. De wijsgeeren van dien tijd prezen hoog zijne hervormingen, vooral omdat zij het bestaande omverwierpen; en al is het niet te ontkennen dat er goede bij waren, moeten wij toch opmerken, dat Strnensee geen man was om een staat als Denemarken te hervormen , daarenboven ging hij zeer willekeurig te werk en hield geen rekenschap met de overoude volkszeden tier Denen. Zijne heerschappij duurde dan ook niet lang. De deensche adel haatte hem doodelijk, de geestelijkheid Avas vertoornd op hem, de burgers had hij door het opheffen der gilden verbitterd en alle Denen krenkte hij, omdat hij een buitenlander was, die zelfs hunne taal verachtte en Duitschen tot ambten bevorderde. Ook verspreidde zich onder het volk het gerucht, dat hij in eene weinig eerzame verstandhouding stond met de koningin Carolina Mathilda, eene engelsche princes. Meer nog verbitterde hij den adel, toen hij en Brandt, inweerwil van zijne.democratische hervormingen, den graventitel aannamen. Aan het hoofd der hem vijandige partij stonden de stiefmoeder des konings, Juliana Maria, princes
315
van Brunswijk Wolfeubuttel, haar ISjarige zoon Frederik, generaal Ranzau-Aschbevg, do overste Kuiler, generaal Eik-stadt en de ziel van het geheel was de kabiuetschrijver Guld-berg, een voormalige candidaat in de godgeleerdheid, die door heerschzncht en eergierigheid gedreven werd. In den nacht van den 16 op 17 Januari 1772 was er bal in het slot; Eikstiidt had met eene afdeeling dragonders de wacht. .Na het bal, \'s morgens ten 2 ure, bezette hij alle toegangen tot het slot, de samengezworenen begaven zich in de slaapkamer des konings en dwongen hem tot het onderteekenen vun twee stukken , waardoor Eikstiidt tot opperbevelhebber der stad benoemd en den overste Köller onbeperkte volmacht gegeven werd. Daarenboven liet men den koning het bevel tot inhechtenisneming teekenen van Struensee en 14 anderen , waaronder ook de koningin, zijne gemalin. Nadat men Struensee en Brandt, die beiden in het slot woonden, gevangen genomen en in ketenen in de citadel geslagen had, maakte zich Kanzau ook meester van de koningin , aan wie men zich niet ontzag, omdat zij weerstand bood, de handen te slaan ; zij werd uaar de vesting Kronenburg gevoerd. Eene commissie van 10 leden, waarbij ook de huichelaar Guldberg behoorde, moest de zaak tegen Struensee onderzoeken. Nadat hij en Brandt vijf weken in den afscha-welijksten kerker mishandeld waren geworden, werd Struensee beschuldigd: dat hij den koning had willen dwingen om do regeering neder te leggen, den kroonprins door een slechte opvoeding onbekwaam voor de regeering wilde maken , dat hij onbehoorlijken omgang met de koningin gehad en misbruik had gemaakt van het hoogste gezag. Struensee bleef slechts korten tijd standvastig en moedig, reeds bij het tweede verhoor was hij geheel ontmoedigd en liet zich laf verleiden zijne mogelijke redding te zoeken door eene bekentenis tegen de koningin. Eenige leden der commissie be-
O O O
gaven zich naar Kronenburg tot de koningin om van haar eene dergelijke bekentenis te verkrijgen ; Karolina Mathilda echter ontkende alle schuld , maar door list en dwang wisten Thott en Schock-Rathlow haar naam onder eene bekentenis getee-kend te krijgen, Rathlow zou zelfs hare hand met dwang
316
op het papier gezet hebben. Op bedreigen van den engelschen gezant dat eene britsche vloot zou verschijnen, liet men haar met rust, en vergenoegde men zich haar huwelijk te ontbinden ; de ongelukkige ging naar haar geboorteland Hanover, alwaar zij drie jaren te Celle woonde en van verdriet stierf.
Struensee en zijn vriend Brandt werden tot het schavot veroordeeld, hun vonnis werd den 28Aprill772voltrokken, Struensee viel als wraakoöer van de adelaristocratie en als gehate tegenstrever der russische staatkunde; Brandt was een gerechtelijke moord, hg had geen deel aan de regeerings-zaken gehad. Van de overige tien personen werden er zeven vrijgesproken en drie verbannen, waaronder ook de broedör van Struensee , welken Frederik 11, koning van Pruisen , als zijn onderdaan reeds dreigend had opgevorderd. Nu bemachtigde zich de koningin-moeder Juliana met haar zoon Frederik van de regeering en Guldberg werd haar eerste minister. Veel van het goede, dat Struensee ingevoerd had, werd behouden, maar de sluwe Guldberg schafte alles af, wat den adel in den weg stond. Na twaalf jaren werd dit bestuur omvergeworpen en nam de kroonprins Frederik in naam zijns vaders Christiaan Vil de teugels van het bewind in handen, hem stond als eerste minister de bekwame en rechtvaardige Bernstorfi\', de jongere, ter zijde; Christiaan zelf was levend dood, volslagen kindsch. Toen in 1807 de Engelschen naar Koppenhagen kwamen , werd de koning naar Rends burg in Holstein gebracht, waar hij den 13 Maart 1808 overleed.
OOSTENRIJK-RUSSISCHE OORLOG MET DE TURKEN (1787—1792).
Het was niet genoeg dat Catharina 11, keizerin van Rusland als de nieuwe semiramis door de fransche dichters bezongen werd , dat haar rijk onmetelijk vergroot was en dat duizendmaal duizend menschen voor haar geslacht werden; de vleiery van Potemkin moest ten top gevoerd worden, Catharina moest de geveinsde welvaart van haar rijk zien, zij
317
moest het onlangs bij haar gebied gevoegde Taurie bezoeken. Potemkin had duizenden kozakken en andere volkeren met geweld naar de uitgemoorde streek gevoerd, hij had er een nieuwe hoofdstad Cherson aangelegd, deze en de ge-heele streek van af Petersburg tot Cherson moest de keizerin bewonderen. In deze woeste oorden, waar anders geen spoor van menschen te vinden is, waar uren woestijnen zich uitstrekken en verlatenheid heerscht, werden als met tooverslag bevolkt. Overal vond men kunstmatig aangelegde dorpen, duizenden menschen werden met geweld daar heen gesleept, kudden vee liepen bier en daar verspreid, magazijnen, waarin alles te vinden was, werden er heengevoerd; het was alles leven, welvaart en bevolking, op afstanden brandden groote houtmaten om zelfs den nacht reisbaar te maken; nooit is grooter comedie gespeeld dan door den onmenschelijken Potemkin en zijne helpers. Cherson, de nieuwe stad, scheen een tooverpaleis; daar was ook Jozef 11, de keizer van Duitschland heen gereisd om de wreede, ijdele vrouw te begroeten en won zij hem voor hare inzichten omtrent Turkije, dat zij niet langer verdragen kon. Jozef verbond zich met haar en nu behandelde Catharina de Turken op zulk eene wijze, dat het wel genoodzaakt was den oorlog te verklaren (1787). Engeland moedigde de Turken vooral ook daartoe aan, hoewel het weinig voor hen deed. Even als wy boven zagen, stond Gustaaf III van Zweden alleen , die Rusland tegelijk aanviel. De Russen bestormden onder Potemkin in den nacht van den 17 Dec. 1788 de vesting Otschakow op eene vreeselijke wyze; zij vermoordden niet alleen de gewapenden, maar ook de ongewapende burgers. Hunne vorderingen waren echter niet zoo groot; want de Turken matten ben af in voortdurende en verspreide kleine gevechten, daarenboven maaiden de honger, ziekte en de slechte verzorging des legers in een korten tijd meer Russen weg dan een gevecht zou gedaan hebben. Nog nadeeliger werd de oorlog door Jozef II gevoerd; hij had 200 000 man in het veld gebracht, maar dezen waren door den veldmaarschalk Lascy in een groot cordon van af de Adriatische zee tot aan de grenzen van
318
Wallaeliije verspreid. De Turken braken op verschillende punten door deze cordon heen, behaalden den 24 Sept. bij Lugos eene overwinning en noodzaakten den keizer tot een blooten verdedigingsoorlog. De veldtocht van het volgende jaar had betere gevolgen; een Oostenrijksch leger onder den prins van Kobnrg vereenigde zich in Wallachije met de Russen onder Suwarow, die ras en moedig wist te handelen. Hierbij bleek, dat de oostenrijksche soldaten even dapper konden vechten als de Russen, wanneer zij slechts goede aanvoerders hadden; zij namen een roemrijk aandeel in de gevechten bij Fokschani en aan de rivier Rimnik en behaalden ook gescheiden van de Russen belangrijke voordeeleu. In den winter (22 Dec. 1790) nam Suwarow met storm de vesting Ismail in, waar de Russen meer dan 40 000 menschen vermoordden. De keizer gaf eindelijk het opperbevel over aan den ouden held Laudon, die dadelijk aan den oorlog ecue andere wending gaf. Hij veroverde Nengradiska en na eene moeielijke belegering de vesting Belgrado , en wierp de Turken tot achter Nissa terug. De vredesonderhandelingen stuitten zijne zegevierende vaart; Leopold II , Jozefs opvolger sloot den 4 Aug. 1791 vrede, waarbij Belgrado werd teruggegeven; dreigende-gevaren in het Westen en vooral de oproeren in de oostenrijksche Nederlanden hadden hem zoo spoedig den vrede doen sluiten. De Russen zetten den oorlog nog voort, maar zonder gevolg; de hulpbronnen van Catharina waren uitgeput, meer door onzinnige verkwisting en ontrouw beheer, dan door den oorlog; daarenboven dreigden Pruisen en Engeland, en bovenal had Polen al zijne krachten bijeenverzameld om zijne vrijheid te herwinnen, daarom sloot de keizerin den 9 Jan. 1792 vrede te Jassy ; zij behield Otschakow en de landstreek tusschen den Dniester en Bult;r.
I 0
KEIZER JOZEF II (1765—1790).
DE BEIJERSCHE SUCCESSIE-OORLOG (1778—1779). HET VORSTENVERBOND (1783). ONEENIGHEDEN MET DE NEDERLANDEN (1781 — 1785).
Na den dood zijns vaders Frans 1 werd Jozef 1765 tot kei-
319
zer gekozen en door zijne moeder als mederegent aangenomen ; zij behield evenwel de alleenheerschappij en liet alleen aan haar zoon het krijgswezen. Jozef echter was zoo licht niet tevreden als zijn vader, hij mengde zich overal in. De verdeeling van Polen is , in zoo verre Oostenrijk er de hand in had, het werk van Jozef. Toen in 1777 Maximiliaan Jozef van Beijeren kinderloos stierf, haalde Jozef zijn naasten erfgenaam, Karei Theodoor, keurvorst van de Paltz, die slechts natuurlijke kinderen had, over om hem .Neder-Beijeren, de üpperpaltz en de heerlijkheid Mindelheim aftestaan. Maar Frederik II bewoog den tweeden erfgenaam, Karei van de Paltz-Zwei-brücken tegen deze overeenkomst bij den rijksdag protest in te dienen , en toen dit niet hielp, viel hij met een leger in Bolieme, maar verliet het weer even spoedig. Deze oorlog wordt de beijersche opvolgingsoorlog, of eenjarige oorlog, ook wel spottenderwijze de Kartotfeln oorlog genoemd ; bijzondere wapenfeiten leverde hij niet op. De oude Frits wilde niets meer op het spel zetten en Maria Theresia zag den oorlog zoo ongaarne, dat zij in het geheim met den koning van Pruisen onderhandelde. Bus-land en Frankrijk werkten ook voor den vrede, welke in Mei 1779 te Teschen gesloten werd. Beijeren kwam aan de paltzsche lijn, Oostenrijk kreeg de landstreek tusschen den Donan, de Inn en Salzach en Pruisens erfelijke aanspraak op Ansbach en Baïreuth werd erkend.
Maria Theresia stierf den 29 No vb. 1780; zij liet haar zoon na; eene der schoonste Monarchije, een tevreden volk en een welgeordende staatsinrichting; van zich zelve bij baar volk een dierbaar en geëerd aandenken, dat nog voortleeft; want zij was eene deugdzame, weldadige vrouw en eene wijze beheerscheres. Jozef trad dadelijk in het volle beheer, hij liet zich nog eens (1785) op Beijeren verlokken; hij wilde voor Beijeren de oostenrijksche Nederlanden aan Karei Theodoor overdoen . met den titel van Bourgondisch koninkrijk, deze was op het punt hierin te bewilligen, toen de oude koning van Pruisen, Frederik de groote voor het laatst een verbond bewerkte, waaraan zich de meeste
320
duitsche vorsten aansloten; zijn doel was Duitschland in zijn toenmaligen toestand te bewaren; deze vereeniging van duitsche vorsten is in de geschiedenis bekend, als het vorstenverbond. Wij zien dat Pruisen geregeld voortging zijn invloed ten koste van Oostenrijk in de duitsche aangelegenheden te vergrooten en dat de duitsche eenheid hoe langer hoe meer te niet ging. Hoe ongelukkig de turksche oorlog uitviel, hebben wij reeds verhaald; het verbond met Rusland en de verdeeling van Turkije zou even zoo onrechtvaardig geweest zyn als die van Polen. Beiden waren niet in het belang van Oostenrijk, omdat zij te zeer de macht van Rusland vergrootten.
Met de Nederlanden handelde Jozef zeer eigenmachtig; hg zegde het Barrière traktaat op, zond de bezettingen weg en ontmantelde de vestingen, als of de vriendschap der Fran-schen eeuwen zoude duren, en reeds van zijn zwager Lode-wijk XVI ondervond hij, dat Frankrijk zijne eigene belangen niet uit het oog verloor. Sedert den Badenschen vrede van 1714 was Oostenrijk in het bezit van België gekomen en had het recht der Nederlanders om de Schelde te sluiten erkend en nu verklaarde hij op eens, het niet langer te willen dulden, dat deze voor zgne schepen gesloten werd. De Nederlanden waren door verwaarloozing der zee- en landmacht en innerlijke verdeeldheid onder den stadhouder Willem V niet in staat om iets te ondernemen; een sprankje van hun vroegeren moed vertoonde zich evenwel toen een belgisch schip in Oct. 1784 de Schelde wilde afvaren, zij vuurden er op en dwongen het terug te keeren ; toen daarop de keizer zgne troepen deed oprukken, ontstond er eene algemeene volksbeweging ; overal werden vrijkorpsen opgericht, en zij besloten, hoe slecht ook uitgerust, den oorlog aan te nemen. Dat men den moed daartoe had, kwam veel daaruit voort om dat men op de hulp der Franschen rekende; want ook in de Nederlanden waren de overdrevene denkbeelden der Fransche vrijheidschreeuwers doorgedrongen, er waren vele aanbidders der Franschen. De natie was verdeeld in patriotten (ond-stadhoudersgezinden) en Oranjesgezinden. De oprichting der vrijkorpsen bevorderden de patriotten meer om het gezag van
321
den stadhouder Willem V op zijn tijd te kunnen fnuiken dan tegen den keizer, zoo als later gebleken is. Lodewijk XVI trad dan ook wérkelijk voor de Hollanders tegen zijn zwager den keizer op en leidde het tot onderhandeling, waardoor hét traktaat van Fontainebleau (1785) tot stand kwam, waarbij bepaald werd, dat Jozef tot bevrediging 9 millioeu gulden zou krijgen , en de Schelde gesloten blijven.
JOZEF II EN DE KEHK.
Zoo eindigden de ondernemingen des keizers om zijne macht ten koste van anderen te vergrooten ; hij handelde in dit opzicht, evenals Frederik II en Catharina van Rusland, in den geest van dien wijsgeerigen tijd; om den poolscben koning te verlichten en de natie te helpen, ontnemen zij den koning zijn gebied en het volk zijne nationaliteit. Jozef diende ook in een ander opzicht den vernielenden tijdgeest; hij randde de R. C. Kerk aan, de grootste vijandin van die ontroostrijke verlichting, van dien veniieleuden geest, die den meusch alles ontneemt en hem verlaten laat staan, die den onderdaan, onder den schijn van vrijheid, slaaf van god-delooze dwingelanden maakt, voor wie niets heilig is dan hun egoismus. Neen, de kerk was , is en blijft vijandin van elke verlichting, welke het geweten verontrust en God uit het hart jaagt; maar zij staat vooraan bij eiken vooruitgang, die vereenigbaar is met do hooge bestemming barer kinderen, zoo als wij in den loop der geschiedenis gezien hebben aan de talrijke geleerden in alle vakken en de duizenden heerlijke voortbrengselen in de dicht- schilder- en bouwkunst. Jozef was geen vijand van het christendom, zoo als het leger der Philosophen, dat onder de vanen van Voltaire diende, ook geen verachter zoo als Frederik 11; maar hij schaadde der kerk toch meer door zijne willekeurige hervormingen dan hare ver-klaardste vijanden. Hij bewoog zijne moeder Maria Theresia reeds om de opheffing der Jezuïten in te willigen en toen hij alleenheerschcr werd, koos bij voornamelijk het gebied der kerk tot het veld zijner ongelukkige werkzaamheid. Bij eene verordening van den 26 Maart 1781 verbood bij aan alle
ALG. GESCIt. 21
322
geestelijke overheden : de pauselijke bullen, brieven of anderszins, alsmede alle verordeningen van buitenlandsche geestelijke overheden (dit betrof de kloosterorden) vóór de kennisgeving er van aan de wereldlijke overheid, af te kondigen; de bekendmaking mocht alleen na de toestemming der wereldlijke macht geschieden. Even zoo was het placitum regum noodig voor de herderlijke brieven der bisschoppen. Hij verbood den bisschoppen dispensaties voor het huwelijk bij den paus aan te vragen en gebood hun deze in noodzakelijke gevallen zei ven te geven; de bisschoppen moesten, alvorens hunne bediening te aanvaarden, den eed in handen der landsoverheid afleggen; de aanneming van eenigen titel, door den paus verleend, werd streng verboden. Den 80 Oct. 1781 hief de keizer alle kloosterorden en kloosters op, welke zich niet met het onderwijs of de verzorging der zieken bezig hielden, tengevolge daarvan werden er meer dan 700 gesloten. Uit het vermogen der geslotene kloosters richtte hij de zoogenaamde religiekas op , welke, zoo het heette, dienen moest tot ondersteuning der kerkelijke en daaraan verwante zaken; hij richtte doofstommen inrichtingen en ziekenhuizen op.
Den nog overigen kloosters verbood hij alle betrekkingen met hunne broederkloosters in het buitenland. De vorming en studie der geestelijke regelde hij volgens zijne grondstellingen en onttrok dezen geheel aan den invloed der kerk, in plaats van bisschoppelijke seminaries en kloosterscholen werden er groote seminaries te Weenen, Pesth, Pavia en te Leuven opgericht en de bisschoppen mochten alleen de door den staat geschikt geoordeelde candidaten tot priesters wijden. Door zyne verordening van 1783, greep Jozef nog dieper in het godsdienstig leven van het volk : alle geestelijke congregaties en broederschappen werden opgeheven, de bedevaarten bemoeielijkt, duitsche liederen en gebeden ingevoerd, het getal der kaarsen bij de uitoefening van den godsdienst bepaald en meer andere zaken. De oude Frits lachte over deze handelwijze; hij noemde den keizer in zyne gesprekken »Broeder Kosterquot;; de koning van Pruisen bemoeide zich niet met zulke zaken, maar liet den Katholieken alle vrijheid. Volgens het Tolerans-edikt van 22 Juni 1781 werd
323
aan de andere secten vrije godsdienstoefening, en gelijke aanspraak op alle ambten en bedieningen gegeven. Dat dit laatste voorval bij de Katholieken en geestelijken ontevredenheid opwekte is niet te verwonderen, zij zagen immers, hoe in de protestantsche landen, Katholieken niet alleen van alles uitgesloten waren , maar door de strengste wetten vervolgd werden. Jozefs nieuwigheden op het kerkelijk gebied verwekten natuurlijk de grootste bezorgnis van paus Pius YI, en aangezien schriftelijke vermaningen niets uitwerkten, reisde de H. Vader zelf over de Alpen en kwam den 22 Maart 1782 te Weenen. Jozef ontving en behandelde hem met veel eer, maar zijn minister Kaunitz moet zich zeiven jegens Z. H. aan onbetamelijke uitdrukking hebben schuldig gemaakt. De paus richtte bij den keizer niets uit; doch de huldiging en vrome genegenheid, welke hem het volk overal betoonde, maakte van zijne reis een waren triomftocht en gaf hem minstens den troost, dat het volk nog met trouw het hoofd der R. K. kerk aanhing; met den keizer bleef de spanning natuurlijk bestaan.
JOZEFS HERVORMING IN ZIJNE STATEN.
Het streven van den keizer was: uit zijne groote monarchie, welke uit zooveel verschillende volken bestond, één staat te vormen, evenals Frankrijk en Pruisen waren ; daartoe wilde hij door rechtsgelijkheid, door een gelijkstelsel van belasting en onderwijs, door algemeene verplichting tot den krijgsdienst , door de invoering der duitsche taal zijne onderdanen uit den afzonderlijken toestand tot ééne natie vereenigen. De Joden vooral wilde hij ook uit hunne vernedering verheffen ; zij mochten hunne kinderen naar de openbare scholen zenden, alle ambten en bedieningen vervullen, fabrieken aanleggen, landgoederen koopen en pachten; zij moesten daarentegen joodsche handwerkslieden gebruiken om hun tegenzin in den handenarbeid te overwinnen, duitsche namen aannemen, in hunne synagogen zich van de duitsche taal bedienen en soldaat worden. Veel dieper tastte eene andere verordening bij het volk in; hij hief namelijk de lijf-
324
eigenschap op en voerde eene grondbelasting in, welke eene algemeene meting der landerijen vereischte; hier en daar verwekte dit vele misnoegden onder den adel; de boeren , die \'s keizers bedoelingen slecht begrepen, maakten er misbruik van; in Zevenbergen verwekte zelfs een zekere Horja een verdelgingsoorlog tegen den adel; hi] gaf zich uit voor een gezant des keizers, en meer dan 100 edelen werden vermoord, meer dan 200 kasteelen verbrand en hier en daar konden de boeren slechts door den beul of de militaire macht tot rust gebracht worden. In zijn humanen ijver schatte de keizer ook de doodstraf af en verving deze door gevangenis, verzwaard met slagen, hongerlijden, ketenen , kogelsiepen enz. doch de moorden en andere zware misdaden namen zoo overhand toe , dat hij zich verplicht zag, de doodstraf weldra weêr in te voeren. Ovei\'iscens waren de strafwetten op ieder zonder onderscheid van stand toepasselijk. Ook op het gebied der staathuishoudkunde was Jozef 11 werkzaam. In 1784 verbood hij den invoer van alle vreemde kunst- of natuurproducten, welke de keizerlijke staten zeiven voortbrachten of konden voortbrengen. De voorhanden zijnde vreemde waren der kooplieden moesten in magazijnen bijeengebracht en allengs verkocht worden; slechts tegen eene belasting van 60 percent werden enkele uitzonderingen gemaakt voor hen, die de vreemde artikelen niet ontberen konden. Dit stelsel deed natuurlijk eene massa smokkelaars ontstaan, die, bij betrapping, zwaar gestraft werden, soms met den dood, en de waren verbeurd verklaard en vernietigd. Daarentegen zocht hij op alle wijze aftrek voor de oostenrijksche producten naar buiten te vinden, en sloot daartoe met Turkije een voordeelig handelsverdrag. Hij voorzag reeds, wat de Donau worden zou , als Hongarije eerst in vrij verkeer met de overige landen der monarchie, zou gebracht zijn; maar ook dit bereikte de keizer niet. Hij wilde te veel op eens en te schielijk hij wilde alles alleen volgens zijn eigen denkbeelden scheppen , zonder acht te slaan op de rechten van anderen.
325
ZIJNE HERVORMING IN HONGARIJE.
Hongarije was in vele opzicliten veel aan het naburige Polen gelijk; ook hier was de adel de eigenlijke natie; even krijgszuchtig en verkwistend, even geneigd tot hardheid tegen de mindere standen en verzet tegen de kroon, daarbij bezaten de Hongaren ook evenals de Polen een onbeperkten nationalon trots. Als vroegere beheerschers niet enkele steden gesticht hadden, wier bewoners voor het meeste Duitschers waren, indien zich geene landverhuizers in de Karpaten en Zevenbergen gevestigd hadden, dan zouden er ook evenals in Polen slechts adel en lijfeigenen geweest zijn. De boer droeg alle lasten, de adel bracht niets op. Daarenboven was Hongarije niet door eene enkele natie bewoond; Maghyaren, Slavoniërs van verschillende stammen, Grieken en Duitschers huisden door elkander met verschillende talen, Godsdienst en zeden; daarenboven waren zij noch zeer onbeschaafd. De keizer ging hier met zyne hervormingen even ras als elders te werk, hetwelk hem onoverkoombare moeielijkheden berokkende. Reeds dadelijk verbitterde hij de Hongaren, doordat hij zich de kroon van den H. Stephanus niet te Presburg liet opzetten, hij wilde den krooningseed vermijden, welke hem aan de rechten en wetten van hun land zou gebonden hebben; hij deed meer nog, en liet de kroon naar Weenen overbrengen , scheen daarmede te kennen willen geven, dat hij, als erfgenaam der monarchie jvan het huis Habsburg tegelijk, ook koning van Hongarije was. De duitsche taal maakte hij tot de algemeene voor al de staatsaangelegen-heden; drie jaren werden er aan de beambten toegestaan om deze aan te leeren, zoo zij ze na dien tijd niet machtig waren, zouden zij hun ambt verliezen. Evenzoo veranderde de keizer de geheele rechtsuitspraak, welke trouwens hoog hervorming noodig had. In plaats van het aanwerven voor het leger, werd de conscriptie ingevoerd. Vervolgens schafte de keizer ook hier de lyfeigenschap af; de boer mocht zyn eigen grond en wijnberg bebouwen en zijn eigen wijn ook
326
zelf drinken. Eindelijk wilde hg de algemeene belasting volgens grondbezit invoeren en daarmede de vrijdom van belasting des adels afschaffen, dat was te veel, de groote heereu waren reeds ontevreden, omdat zij reeds voel van hunne voorrechten door de hervormingen hadden verloren , nu werden zij vertoornd; en het volk had de keizer toch ook niet gewonnen, omdat hij hunne oude volksgewoonten, en voor-oordeelen kwetste.
Er heerschte door geheel Hongarije een geest van ontevredenheid , welke zich hier en elders in daden uitte; Pruisen stookte daarbij in stilte het vuur aan, er werd reeds een leger in Silezie gevormd, en gewis zou geheel Hongarije opstaan als de oorlog mocht uitbreken. De keizer begreep dit ook, en als vrucht zijner overijling, herriep hg al zijne verordeningen , behalve de opheffing der lijfeigenen en het Tolerans-edict; de keizer verklaarde den Hongaren plechtig, dat hij met zijne hervormingen niets dan het heil huns lands had gewild; maar daar zij de voorkeur aan hun ouden toestand gaven, trok hij hen even gewillig weer in. Tevens liet hij de kroon van den H. Stephanus weder naar Ofeu brengen ; waar deze doorkwam waren triomfbogen opgericht, de stad was bij de aankomst verlicht; geheel Hongarije jubelde , het was alsof de natie uit eene harde slavernij was verlost geworden.
DE OOSTENRIJKSCHE NEDERLANDEN.
Hongarije kwam tot aan den drempel des opstands, Bel-gie overschreed dezen. Deze gewesten hadden niet slechts elk zijne bijzondere wetten, rechten en privilegies, maar zelfs vele steden hadden dezen, soms niet eens geschreven, maar steunden op overouderde gewoonten ; die onder anderen van Brabant heetten, La joyeuse entree, zoo genoemd, omdat zy bij den intocht van den hertog van Bourgondië, Philippus den goeden, in Brussel afgekondigd werden. De keizer werd vertegenwoordigd door een stadhouder, ten tijde van Jozef 11, Albert van Saksen-Teschen, gemalin
327
van Christina, zuster des keizers. De staten, bestaande nit den adel, de geestelijkheid en de burgers, bewilligden de belastingen, bepaalden de heffing en het gebruik en namen door afgevaardigden zelfs deel in de regeering. Het openbaar onderwijs was in handen der geestelijkheid, de R. K. universiteit van Leuven was het middelpunt der geleerdheid. Jozef II wilde niet zien , dat juist deze rechten en vryhe-den de Belgen verhinderden zich met Frankrijk te vereenigen en dat de strenge katholieke geest hen voor Spanje en Oostenrijk bewaard en weerhouden had, dat zij zich ver-eenigden met het streng-calvinistische Noord-Nederland. De keizer even als elders legde, door zijn gevaarlijken hervormingsgeest , de vernielende hand aan de rust zijner zuid-nederlandsche bezittingen. Hij verklaarde ze voor eene der provincies van de oostenrijksche monarchie , hief de oude indeeling op en verdeelde het land in 9 kreitsen. Zóó veranderde hij de geheele oude staatsregeling en stelde ambtenaren aan, die van den staat onafhankelijk waren. Ook het rechtswezen werd veranderd : de onafhankelijke gerechtshoven, benevens den grooten raad van Brabant en andere werden opgeheven en alles in een hoogste gerechtshof te\'Brussel vereenigd. Het meest van allen hinderde de keizer de Belgen , en wel van de armste tot den rijkste, van den minsten leek tot den hoogsten geestelijke, toen hij hun alouden godsdienst aanrandde, die zoo innig met de staatsregeling verbonden was en waaronder het land steeds gebloeid had. Hij onttrok het onderwijs aan het gezag der bisschoppen; aan de universiteit te Leuven, waar niet alleen de geestelijken, maar de geheele geleerdenstand ouder toezicht des bisschops gevormd werden, ontnam hij hare voorrechten. Hij richtte daar een algemeen seminarie op, waar alle jongelingen, die zich aan den dienst des Heeren wilden wijden, studeereu moesten ; de opperleiding daarvan werd niet aan de bisschoppen , maar aan geestelijken, veelal Duitschers van zijn stempel toevertrouwd. De bisschoppelijke seminaries van Antwerpen en Mechelen moesten gesloten worden. Dat Belgie, sedert eeuwen het land van stedelijk verzet en onrust , als men de privilegies aanrandt, zich hierbij rustig
zou houden, was niet te deuken. Er vormde zich stelselmatig door het geheele laud een afgesproken tegenstand. Toen het groot seminarie te Leuven geopend werd, was er geen enkele student; den 21 Novemb. 1788 weigerden de brabautsche staten de belastingen, die van Henegouwen volgden, beiden werden daarom opgeheven; er volgden spoedig opstanden in Tirlemout, Leuven, Namen en üiest; de bisschop van Mechelen verklaarde het onderwijs in het nieuwe algemeen seminarie van Leuven voor onkerkeliik. De keizerlijke ambtenaren schrokken, toen zij die algemeene ontevredenheid zóó zagen uitbarsten ■, en schorsten uit eigen macht voorloopig reeds het doorzetten van de hervormingen des keizers, het bezoeken van het algemeen-seminarie werd vrij gelaten, de bisschoppen mochten hunne seminaries weder openen en de keizer zelf verzekerde spoedig, dat de oude staatsregeling op eenige punten na, weder hersteld zou worden. Maar aangezien de keizer in het godsdienstige zyne hervormingen scheen te willen doorzetten, het opperbevel van alle strijdkrachten aan den generaal d\'Alton overgaf en in den graaf Trautmannsdorf een keizerlijken gevolmachtigden zond, vonden zijne verzekeringen weinig vertrouwen. Aan het hoofd des tegenstands , welke herstelling van het oude ten doel had, stond de advocaat van der Noot, men zou deze party de conservatieven kunnen noemen ; hiernevens stond eene echt revolutionnaire , welke reeds bedwelmd was door de fraaie frausche beginselen , waarvan een zekere advocaat Vonk de leider was ; beiden stonden, thans nog vereenigd, tegen den keizer. Zij verzamelden op de grenzen van Holland, onder een gewezen oostenrijkschen overste van der Mersch , een leger, waarmede hij den 24 Oct. 1789 in twee afdeelingen in Brabant viel; den 26 liet zich de generaal Schröner in Turnhout slaan, üen 13 Novb. nam eene afdeeling opstandelingen de stad Gent in, geheel Vlaanderen stond op en in alle groote steden hadden straatgevechten plaats. Onder de ambtenaren des keizers vond men er zelfs, die de beweging genegen waren; de generaal stadhouder Trautmannsdorf verwijderde zich , de regeering vaardigde volle
329
amnestie uit, herstel vau alle rechten, wetten en ordonnanties ; maar den 23 JN ovb. verklaarden zich de staten van Vlaanderen onafhankelijk, dat weldra door de andere gewesten gevolgd werd; zij konden dit gemakkelijk doen, door dat de Oostenrijkers slecht aangevoerd, gedemoraliseerd en omgekocht werden eu zoo bij hoopen deserteerden, üp den 17 Dec. trok van der Noot aan het hoofd der omwentelingsmannen reeds Brussel binnen en eer het jaar ten einde was, had de keizer slechts Luxemburg nog bezet. De partijen , welke tot nu toe de strijd tegen den keizer vereeuigd had, gingen thans uit elkander. De eene partij wilde de oude staatsregeling zonder den keizer afkondigen; de andere op de wijze der Franschen eene nationale vergadering bijeen roepen en alles even als zij verder omverwerpen. Tegen de laatste kantten zich met alle kracht de geestelijkheid, adel en al de gematigde burgers aau ; de conservatieven kregen de overhand en op Kersmis verklaarden de staten van Brabant den keizer voor vervallen en de staten als souve-rein, de andere gewesten volgden dit voorbeeld. Den 7 Jan. 1790 vergaderden de belgische algemeene staten en ontwierpen den 11 Jan. eene voorloopige bonds-acte bestaande uit 12 artikelen. De vrees voor de republiek beklemde aller harten , zij zagen in Frankrijk, wat de vry-heid, gelijkheid en broederschap uitwerkte. Alle onderhandelingen met den keizer werden afgebroken, alle schikkingen zijner gevolmachtigden geweigerd. Van der Mersch beproefde een aanval op Luxemburg, maar werd teruggeslagen; in zijne plaats werd de pruisische generaal Schönfeld door de algemeene staten tot opperbevelhebber benoemd. Pruisen wilde als bemiddelaar optreden, het wilde Belgie onder waarborg van de oude staatsregeling weder aan Oostenrijk onderwerpen; maar daarentegen moest dan het laatste rijk Galicië weder aan Polen afstaan en Pruisen Posen, Danzig en Thorn weg mogen nemen ; toch de andere mogendheden waren hier tegen; en terwijl men nog hierover in Berlijn onderhandelde en de partijen in België verbitterd tegenover elkander begonnen te staan, stierf Jozef II den 20 Febr. 1790T afgemat door ziekte naar het lichaam
330
en door teleurstellingen naar de ziel. De meeste zijner hervormingen waren mislukt; hij wilde dezen invoeren met de snelheid, waarmede men een veldslag wint, zonder de toestanden grondig te kennen; hij bestudeerde wel zijne veranderingen, maar niet zijne volken, welke ze moesten aannemen. Vooral in het kerkelijke grensden zijne hervormingen aan vernietiging, in plaats van vrijheid geven legde hij de kerk aan boeien. Op zijn sterfbed, zeide hij: «Mocht ik gedwaald hebben, dan wille God mij mijne menschelijke zwakheid vergeven en mij in barmhartigheid aannemenquot; ; den 15 Feb. liet] hij zich van de H. Sacramenten der stervenden bedienen en den 20 gaf hij den laatsten snik onder het gebed eens Augustijner monniks. Hij was 49 jaren oud, op zijn gedenkteeken te Weeneu staat: »Josephus II. qui rei publicae non din sed totus vixitquot;. (Jozef 11, welke voorden staat niet lang, maar geheel leefde).
BKLGIE ONDEUWORPEN.
Op keizer Jozef II volgde zijn broeder Leopold II, die zich als groothertog van Toscane door zijne menschlie-vendheid reeds een goeden dunk verworven had. Zijne eerste zorg was de oostenrijksche Nederlanden weder in zijne macht te krijgen , verschillende omstandigheden maakten hem dit gemakkelijk. In Belgie zelf was de verdeeldheid der partijen steeds toegenomen; de aristocratie beschouwde met angst en vrees de gruwelen der parijsche democraten, zij wenschte niets liever dan onder Oostenryk terug te keeren, te meer daar Leopold II zich jegens den adel in zijne erfstaten zeer genegen betoonde; daarenboven eischte de staatkunde van Pruisen, Engeland ien de Nederlanden, om de omwenteling in Frankrijk, ook dringend de rust en den terugkeer tot het wettig gezag van Belgie; zij traden als bemiddelaars op, te \'s Gravenhage vergaderden hunne gezanten en werd de bemiddeling vastgesteld. Volgens deze bood de keizer den Belgen een bepaalden tijd aan om in den ouden toestand van vroeger weder onder
331
het keizerlijk gezag terug te treden, lu Brussel echter verzette men zich ook uu nog tegen de onderwerping; de omwentelingsmannen rekenden op de hulp van Frankrijk; toch Lafayette, die toen op het toppunt zijner populariteit en macht stond, wilde van eene ondersteuning der belgische omwentelingsparty , aan wier hoofd de adel en de geestelijkheid stonden, niets weten. Toen de tijd, door den^keizer gegeven, verstreken was, rukte de veldmaarschalk Bender met een leger van 30 000 man op en den 22 Sept. versloeg en jaagde hy het reeds ontredderde belgische leger uiteen. In de steden hadden de gegoeden, die zich weldra weer voor Oostenrijk verklaarden , veel van het gepeupel te lijden, maar Bender had weldra alles in rust. Van der Noot en de andere hoofden der republiek vluchtten , de meesten naar Frankrijk en hielpen daar, evenzoo als wij later van de Neder-landsche patriotten zullen zien, den val van hun vaderland bereiden.
PRUISEN ONDER FREDERIK WILLEM II (1780—1797). DE NEDERLANDEN.
De oude Frits stierf den 17 Aug. 178G en werd opgevolgd door zijn neef Frederik Willem 11, die weinig op zijn groo-ten oom geleek. Bij den dood van Frederik den groote lagen er 70 millioen daalders in de schatkist en de konink-lijke goederen brachten bijna het dubbel van vroeger op, Frederik Willem 11 echter bracht niet alleen spoedig den schat door, maar maakte zelfs schulden. De koninklijke goederen schonk hij aan gunstelingen weg , die uit de rei van bedienden tot den hoogen adel opklommen, welke bevordering insgelijks koninklijke vriendinnen te beurt viel. Daarby had de koning toch ook zekere godsdienstige neiging; de minister Wölner, een zijner eerste gunstelingen, liet voor hem door optische glazen geesten verschijnen, en noopte hem daardoor verordeningen te geven, welke godsdienst en zedelijkheid ten doel hadden. De verlichte wijsgeeren, die Frederik de groote beschermden, moesten zwijgen en de gees-telijken mochten geen onrechtzinnige preeken meer doen. Bij
332
dit alles was hij toch soms oorlogzuchtig; den keizer bedreigde hij meermalen met oorlog en tegen Holland trok hij werkelijk op. Dit land was in den oorlog van 1780—1783 ongelukkig geweest. Vroeger , zooals wij gezien hebben, schreef het volk alle krijgsougeluk gewoonlijk toe aan het weren van den stadhouder, thans omgekeerd werd het aan Willem V geweten. Hij was bij het volk niet bemind en nog minder zijne gemalin Frederika, Sophia , Wilhelmina, zuster van den koning van Pruisen, zij en de gewezen voogd Lodewijk Ernst van Brunswijk, regeerden eigenlijk en werden beschuldigd, dat zij Engeland ten koste van de Nederlanden begunstigden ; de hertog van Brunswijk moest spoedig het land ruimen. Handel en zeevaart waren steeds achteruitgegaan; door gebrek aan eenheid in het bestuur werden er geen maatregelen tot verbetering genomen; daarbij begonnen de twee partyen, de Patriotten en Stadhoudersgezinden of Oranjeklanten al vrij hevig tegenover elkander te staan; beiden wapende zicb hier en daar, dit kon volgens de staatsregeling zoo gemakkelijk geschieden, dewijl de bevelhebbers der steden ondergeschikt waren aan de burgemeesters, daarenboven mocht elke stad en provincie hare eigene troepen houden; alleen het gemeenschappelijk leger der unie stond ouder bevel van den kapitein-generaal of stadhouder. Vooral de Patriotten, waarachter vele aristocraten zaten, die liever de regeering weêr geheel in handen wilden hebben, deden zich hier en daar geducht gelden, kortom het geheele land was in rep en roer; hier was men oranjegezind, ginds weer patriot, op alle hoeken, zoo wel in steden als ten platte lande, hadden er schermutselingen plaats. De stadhouder, dien de staten het opperbevel over de troepen al ontnomen hadden, had reeds de residentie verlaten; zijne gemalin stelde alles in het werk om haren broeder den koning van Pruisen Frederik Willem 11 in de hollandsche zaken te mengen; maar deze durfde zonder onmiddellijke reden, uit vreezevoor Frankrijk, nog niet toetasten; de gelegenheid echter bood zich weldra aan, door het volgende: De stadhouder had eene soort van oorlogsmanifest uitgevaardigd, waarin hij vooral tegen de staten van Holland eene zeer dreigende taal voerde.
333
welke de rust aldaar niet vermeerderde , nu begaf zich zijne gemalin, om in schijn te beproeven eene schikking tot stand te brengen, van Nijmegen naar den Haag, zij werd quot;echter op hare reis te Goejanverwellensluis, tusschen ydioonho-ven en Gouda tegengehouden, vrij onbeleefd behandeld en genoodzaakt terug te keeren (25 Juni 1787); hierover vertoornd, besloot de koning van Pruisen den hoon zijner zuster aangedaan te wreken; hij liet dadelijk een leger van 20 000 man onder den hertog Ferdinand van Brunswijk Holland binnentrekken. De dappere Patriotten , die zich tot den laatsten adem zonden verdedigen, wisselden nauwelijks eenige schoten. De stadhouder Willem V werd weder in zijne waardigheid hersteld en de antistadhoudersgezinden verloren hunne ambten en bedieningen; vele Patriotten vluchtten naar Frankrijk en hielpen daar, even zooals wij van de Belgen gezegd hebben , de rampen voor hun vaderland bereiden.
FRANKRIJK NA LODEWIJK XIV. HET REGENTSCHAP (1715 — 1723).
Na den dood van Lodewijk XIV (15 Sept. 1715) werd de hertog Philippns van Orleans regent tot aan de meerderjarigheid van Lodewijk XV, die vier jaren oud en achterkleinzoon was van Lodewijk XIV.quot; De regent was een der be-dorvenste menschen , die ooit geleefd hebben en vernietigde nog de weinige zedelijkheid, welke in de hoogere standen heerschte. Zijn opvoeder Dubois, die hem met eenige wetenschappelijke kennis, maar ook met de ondeugd vertrouwd gemaakt had, was ouder zijn regentschap eerste minister en leider der zaken. De regent aanvaarde de regeering op een tijdstip dat Frankrijk in den diepslen nood was; alle kassen waren leeg; het beheer van Colbert wjs niet bestand geweest tegen de onmetelijke uitgaven der oorlogen en weelderige verkwisting aan het hof van Lodewijk XIV. Het laatste zette de regent niet minder voort, verscheidene
334
middelen werden er beproefd om in den geldnood te voorzien , onder anderen werd er een rechtbank opgericht, Cham-bre ardante genaamd, voor welke meer dan vierduizend burgers gedagvaard werden om rekenschap van hun fortuin te geven; door afpersing , vreesaanjaging , ja , zelfs door pijnigingen dwong men van dezen eene vergoeding, zoo het heette, van eenige honderden millioenen livres af, het ergste was nog, dat de schatkist er niet beter door werd, zij verdwenen bij den regent en zijne gunstelingen. Later moest al de klinkende munt ingeleverd en voor slechtere ingewisseld worden, waardoor de natie een ontzettend verlies en de regent met zijne commissies eene winst van 70 millioen livres hadden, waarvoor zij zich met hunne schaamtelooze vrouwen in wellust baadden ; het arme volk leed gebrek. Eindelijk namen zij hunne toevlucht tot een zekeren Law, met wien Lodewijk XIV reeds begonnen was. Deze Law , een Schot van geboorte, die zijn leven in spel en speculaties had doorgebracht en daardoor in geldzaken ervaren was geworden, zou de berooide schatkist van Frankrijk voorzien. Laws redmiddel of liever, zoo men meende , middel om land , vorst, hof en volk rijk te maken, bestond in het oprichten van een wisselbank bestaande uit acties. Hij beredeneerde, dat het crediet eens bankiers tienmaal grooter is dan zijn kapitaal; dus ook als een vorst het geld des lands in één fonds kon vereenigen, deze de tienvoudige som in bankacties kon uitgeven; Law verwisselde hier staats met handelscrediet; hierbij beging hij nog de fout, door te denken, dat zulk een massacredietpapiernooit meer gerealiseerd of in de bank zou terugstroomen, maar de nationale^ rijkdom in dezelfde mate zou doen klimmen. De adel en het parlement verzetten zich tegen deze nieuwigheid ; evenwel Law kreeg van den regent verlof een privaat-bank op te richten met een kapitaal van 3 millioen livres. Deze bank werkte wezenlijk goed, zij verminderde den woeker der geldschieters , en gaf aan kooplieden en fabriekanten gelegenheid om geld voor hunne ondernemingen te bekomen, de acties rezen daardoor bij den dag in waarde. Deze goede uitslag deed den regent, inweerwil van de tegenkanting van het parlement en van den minister van financien.
335
den hertog van Noailles, bij edict van den 4 Dec. 1718 besluiten de bank in een staatsbank te veranderen, waarvan Law bestuurder werd; in deze nu, zou na verloop van tijd, al het metalen geld te zamen moeten vloeien. Weldra was er voor millioe-nen in papier van waarde in omloop , en .daar de banknoten crediet hadden, was het gemakkelijk het getal te vermeerderen. Natuurlijk namen handel en industrie bij zulk een overvloed van kapitaal eene verbazende vlucht en aangezien een bankactie 15 percent divident gaf, rees de waarde er van tot eene fabelachtige hoogte. Met de bank verbond Law, ook in acties , de zoogenaamde Missisippi of west-indische maatschappij , (Compagnie d\'Occident) voor den handel en co-loniseering van het gewest in bezit genomen onder Lodewijk XIV en naar hem Louisiana genoemd; later werd er op dezelfde wijze bij opgenomen de handel-maatschappij voor Oost-lndie, China en de landen aan den Senegal; van den staat ondervond men de grootste ondersteuning; deze stond zelfs aan de bank de tabaksmonopolie, de pacht der staatsinkomsten , de munten af, kortom, de geheele fransche financie-wereld liep over eene schijf, nlillioenen en milli-oenen acties werden er uitgegeven; altyd stegen zij in waarde, de winsten zouden ontzettend zijn, men achtte zich gelukkig zijn contant geld in papieren te kunnen verwisselen. Het in omloop zijnde metalen geld werd geschat op 1200 millioen livres, daarvoor werd er voor meer dan 3500 millioen aan banknoten uitgegeven. Het natuurlijk gevolg moest zich eindelijk doen gevoelen; die massa papier kon niet voortdurend in omloop blijven, maar keerde bij sommen naar de bank terug om tegen contanten ingewisseld te worden , aangezien het buitenland het papier niet in betaling aannam; ook vele gegoeden wilden juist hun verworven vermogen niet altijd in papier hebben; anderen gingen de oogen open en zagen, dat het toch niet te vertrouwen was; de aanvragen om in te wisselen vermeerderden zich met den dag en nu, bleek het al spoedig, dat de bank niet zóó bij kas was, en toen men hier de lucht van kreeg, werd zij bestormd om in plaats van papier weer metaal te geven (1720). De bank kon eindelijk al het haar
336
aangeboden papier niet meer realiseeren en was in Juli genoodzaakt hare betalingen te staken. De banknoten en acties vielen, eu die kort te voren nog 20000 livres gekost hadden , werden op het einde van het jaar nauwelijks met een Louis d\'or betaald. Law liet zijn groot vermogen aan den staat en vluchtte, door den haat van allen vervolgd, naar Brussel, üe regeering nam het beheer der financies weer over, zij verordende een visa van alle effecten, meer dan een derde werd vernietigd en van de rest werd een één percent staatsfonds gemaakt. De natie kreeg eenegeduchte les door deze eerste proeve van openbaar staatseredjet. Zij, die in tijds hun papier ingewisseld hadden, vaarden er wel bij; duizenden families geraakten tot den bedelstaf; handel en industrie kwijnden nog jaren daarna. De staats-fiuancies waren treuriger dan ooit, en bij het volk was uit de gelukkige dagen een verteerende dorst naar pracht en uitspanning overgebleven.
LODEwuK xv (1723—1774).
De prins regent werd zijn ambt moede en liet Lodewijk XV reeds in 1723 kroonen. Deze had zelf evenmin lust om te regeeren, was bedorven geworden eu verstrikt in een poel van slechtheid. Hadde de kardinaal Fleury, zijn leermeester , de eenige rechtschapen man aan het hof, die wezenlijk belang in zijn koning stelde, en die twintig jaren Frankrijk bestuurde , langer geleefd, dan zoude Lodewijk misschien de welbeminde in edelen zin geweest en het Frankrijk beter gevaren zijn. Hij zelf was niet ontbloot van bekwaamheden en goede eigenschappen, maar deze gingen te loor aan het diep bedorven hof. In den loop der geschiedenis hebben wij Frankrijk zien optreden onder Lodewijk XV: in 1733 in den poolschen erfopvolgingsoorlog; in 1740 beoorloogde het Maria ïheresia eu verwierf de maarschalk van Saksen in de Nederlanden grooten roem , maar Frankrijk won niets bij den vrede. In den zevenjarigen oorlog verloren de Franschen hun wapenroem en
337
hunne staatsschulden vermeerderden aanmerkelijk^ ook ter zee verloor het aan Engeland, hoewel zijne vlootvoogden roemrijker vochten, dan zyne veldoversten. Aan al deze gebeurtenissen nam Lodewijk zelf\' weinig aandeel; want in zijne koninklijke besluiten van oorlog en vrede, over recht en wet, over het wee of geluk vau millioenen, werd hij in zijne besluiten gedreven door zyne zedelooze gunstelingen; — maar vooral door zijne maitressen en dezen had hij er velen ; aan het hof was het de eenige studie, te zorgen dat de koniog steeds nieuwe had eu niet eens altijd van de deftigste soort. Onder zijne maitressen, die de almacht van Frankrijk was, noemen wij Madame Lenormand d\'Etioles (Jeanne Antoinette Poisson), later hertogin de Pompadour, natuurlijke dochter vau eeu vleesch-leverancier der troepen in Pai\'ijs ; het lust ons niet u bezig te houden met al de zedenkwetseude verhalen van het hof van quot;Versailles uit dien tijd. Lodewijk leefde slechts voor de wellust, de jacht en de ijdelheid; hij hield zich bijv. bezig met boekdrukken, kookeu, liet zich de minnegeschiede-nissen van Parijs verhalen enz. Hij voerde Frankrijk aan den rand der omwenteling door zijue zedeloosheid en verkwisting. In zijn laatsten tijd gevoelde hij het zelf, en zeide: jgt;Nu , ik , oude man , kom er nog goed door, maallaat mijn kleinzoon oppassenquot;. Hij stierf den 10 Mei 1774 aan de kinderziekte, waarmede hem een offer zijner wellust besmet had. Parijs vierde zijne begrafenis met pasquillen en spotliederen.
engeland van 1714 tot 1775.
Gedurende de oorlogen op het vaste land, welke meer dan de eerste helft van de achttiende eeuw vervullen , wist Engeland uit zijn van het vaste land gescheiden toestand het grootste voordeel te trekken. Ongenaakbaar voor de groote legers der andere mogendheden, mengde het zich slechts in den strijd om geen andere mogendheid tol oene beslissende overmacht te laten komen , en nam voor zich als loon, overzeesche bezittingen of vaste plaatsen, zoo-ai.g. gksch. 2\'2
338
als Gibraltar en Miuorka, de sleutels der Middellaudsche zee.. De heerschappij op zee, de uitbreiding zijner bezit-tingen iu de andere werelddeelen eu de wereldhandel waren de doeleinden der engelsche staatkunde.
George 1, (1714—1727) de eerste koning uit het hanover-sche huis, overwon de opstanden der aanhangers van het huis Stuart. Hij nam in 1717 deel aan den oorlog, welken de spaansche minister Alberoni wegens Sardinië en Napels met Oostenrijk begonnen had; ofschoon Engeland geene veroveringen maakte, toonde zijne vloot de overmacht boven de spaansche zeemacht. Als keurvorst mengde de koning zich in den grooten noordschen oorlog en won Bremen met Verden van de Zweden , waaïop de Eugelschen «venwel niet zoo veel prijs stelden, uit vreeze dat de hano-versche dynastie de engelsche belangen mocht verwaarloozen.
Zijn zoon George II 1727 — 1760) greep in 1739 de wapenen op tegen Spanje tot handhaving vau het Assiento-trak-taat. Hij ondersteunde Maria Theresia tegen hare verbonden vijanden en won in 1743 den slag bij Dettingen; zijn zoon, de hertog van Cumberland, verloor den slag bij Fontenoi tegen den franschen maarschalk van Saksen, maar wou dien van Culloden tegen den pretendent, waardoor de laatste hoop der Stuarts begraven werd. De twist met de Franschen over de grenzen in Noord-Amerika bewoog hem tot een verhond met Frederik II van Pruisen en tot deelneming aan den zevenjarigen oorlog; hij stierf voor het einde van 1760.
Ziju kleinzoon en opvolger George lil (1760—1820) erfde dezen oorlog en eindigde hem gelukkig; bij den vrede van Parijs (1763) won Engeland Canada, Kaap Breton en kreeg van Spanje, hetwelk aan Frankrijks zijde gestreden had , de eilanden St. Vincent, Dominigo, Tabago eu het schiereiland Florida. Omtrent dezen tijd begonnen de veroveringen van Engeland iu de Oost-Iudie op groote schaal. Vroeger bezat de Engelsch-Oostindische maatschappij slechts eenige factorijen eu forten; hun naam stond bij de iudische vorsten eu volkeren in geen groote achting. Dit veranderde Robert dive, die van afschrijver onderofficier werd en verder vau
339
rang tot rang opklom. Ondernemend als Cortez, verstond hij de kuast partij te trekken uit de twisten der inlandsche vorsten, den een door den anderen te doen valleu en voor zijne hulp groote landstreken te verkrijgen. De Nabob van Ben galen, Surradscha Dowla , werd ijverzuchtig tegen de macht der Engelschen en rukte met een leger van 50000 man tegen Calcutta op; dezen werd door Clive volkomen geslagen met 1000 Engelschen, 2000 Sipahis eu zes kanonnen, den 26 Juni 1757 bij Plassey, hij veroverde Dowlas, de hoofdstad en bracht zijn bloedverwant Mir Dschafiir als Nabob aan de regeering ; toen deze echter de groote som, welke hij beloofd had niet betalen kon , moest hy goed gelegen plaatsen en een doel zijner inkomsten als pand geven. Later overwon Clive den Nabob van Audh en hielp een pretendent op den troon van den grooten Mogol; uit dankbaarheid kregen de Engelschen van hem de opperheer-schappy over de provincies Bengalen, Behar, en Orissa in leen, zoodat zij over meer dan 15 millioen inwoners te gebieden hadden. (1767) De veroveringen heeft Clive niet zonder vele handelingen van trouwloosheid en wreedheid gemaakt ; hij werd bij zijne terugkomst in Engeland van misbruik van macht aangeklaagd; minder om der wille van gerechtigheid en menschenliefde, dan wel uit vijandige ja-loerschheid. Clive verdedigde zich voor de balie van het Hooger-huis als eeu man, die aan zijn recht gelooft, wanneer hij ten gunste der engelsche heerschappij geen acht slaat op meuschlievendheid en verdragen, omdat zijne tegenstanders het niet beter zouden maken, zoodra de omstandigheden het hun toelieten; hij werd vrijgesproken; maar doodde zich zeiven het volgende jaar (1774) door eeu pistoolschot. Men had hem het commando gegeven tegen de opgestane colonisten in Noord-Amerika ; want in Amerika waren zij tot een volk aangegroeid , hetwelk voor zich eene eigene huishouding wilde vestigen, en geen moederland meer gehoorzamen. Met dezen amerikaanschen oorlog begint als het ware een nieuw tijdperk in de menschheid; de opperheerschappij van Europa over Amerika gaat teneinde, een ander werelddeel ontvouwt zijn zelfstandig leven , jeugdig
340
en frisch, uitgerust met de erfenis der europeesche bescha-ving.
INLEIDING TOT DE DERDE AFDEELING.
Wij hebben thans het tijdperk der Nieuwe-geschiedenis doorloopen , dat, zoo als wij vroeger zeiden, voorbereid werd door de uitvinding van het buskruit, de boekdrukkunst en de ontdekking van Amerika en voltooid werd door de hervorming ; het heeft ons ook geleerd , dat de laatste weinig der volken vrijheid baatte, maar den vorsten, bij de wereld-lyke macht, nog de kerkelijke gaf. Wij hebben gezien hoe de krijgskunde zich ontwikkelde , de legers van gedaante veranderden en de oorlog het karakter van volksoorlog begon aan te nemen. De wetenschappelijke krijgskunde zegevierde ook over de osmanische macht, welke zoo vaak Europa verwoestte, en hare kinderen bij duizenden in slavernij voerde. De Europeanen verbreidden hunne heerschappij hoe langer hoe meer uit in de andere werelddeelen. Groote europeesche staten verrijzen er in Amerika en Azië ; de landverhuizingen beginnen op groote schaal, welke voor Europa geen verlies, maar aanwinst is; in die werelddeelen is ruimte om te zaaien, en rijk is de wasdom. Handel, nijverheid en scheepvaart krijgen door het verkeer met die vreemde werelddeelen een onbekenden bloei. En moest het den half naakten wilden hard vallen, dat veroveraars hen verjaagden en hunne beemden bezetten; aan vrijheidverlo• ren zij niet veel, want zij waren toch de slaven van hunne wreede hoofden of vorsten ; zij kenden geen ander dan dierlijk genot. Van de europeesche indringers konden zij leeren leven en de godsdienst, welke hun werd aangeboden, verhief hen; hij leerde hun , dat zij kinderen van denzelfden he-melschen Vader met hunne\'beheerschers waren, en gaf hun ook de blijde hoop van een gelukkiger leven na dit leven van zorgen.
Dit streven der europeesche volkeren, hetwelk beurtelings Portugal, Spanje, de Nederlanden, Frankrijk en Engeland verhief, wekte niet alleen den krijgs- en koopmansgeest op , schiep niet alleen koene zeevaarders, neen, de onbe-
341
perkte horizon, de stoute ondernemingen, de welvaart, deden den dichter zijn gloeiend gemoed in de schoonste poëzie uitstorten. Spanje bracht Lopes de Vega Calderou en Cervantes voort; Portugal vond in den ongelukkigen Camoens een waardigen zanger zijner grootheid ; de Nederlanden bezat den prins der dichters Vondel, den muider drost, \'t Hooit, Huijgeus en zooveel anderen. Engeland kon pronken met Chakespeare , Milton , Pope en Thomson, en tallooze anderen; de engelsche litteratuur zoowel in poëzie als in proza stond in haar vollen bloei. Van de fransche letterkunde hebben wij reeds gewag gemaakt onder Lode-wijk XIV; zy muntte uit door sierlijkheid in vorm, door kristallen helderheid van taal; maar zij bereikte noch de oorspronkelijkheid , noch de stoute kracht van de hollandsche en britsche groote zangers. Langzamer ontwikkelde zich de duitsche poëzie en letteren in het algemeen. Maar hoe had in het verwoeste , met lijken bezaaide Duitschland de poëzie kunnen bloeien? Voor Duitschlaud was geen verpoozing van ellende geweest. En toch vinden wij er, als bewijzen van de niet te verwoesten dichteren geest der Duitschers, de godsdienstige liederen van den Jezuït Friedrich von Spee; hy bezweek in 1635 te Trier bij zijne verpleging van zieken en gewonden, ook Paul Gerhardt dichtte overschoone kerkliederen voor de Protestanten. Duitschland haalde later zijn tijd in en vervulde de wereld met zijn Opiz, Klopstock, Lessing, Herder, Wieland, Gothe , Schiller en eene schare andere groote schrijvers en dichters in alle soort.
DE WIS- EN NATUURKUNDIGE WETENSCHAPPEN.
Ook deze takken van wetenschap werden door de uitbreiding der Europeanen over den geheelen aardbol bijzonder opgewekt ; de zeetochten maakten het beschouwen van den sterrenhemel noodzakelijk, dat leerde rekenen en meten. De wonderbare ontdekkingen van nieuwe dieren en planten vorderden beschrijving; de vergelijking van dezen met de inland-sche leidde tot nadere beschouwing. Bijzonder verdienstelijk
342
maakten zich op het gebied der wiskundige wetenschappen Kepler, Leibniz, Newton en Euler. Door Zacharius Jansen van Middelburg, den uitvinder der verrekijkers, ontstond er een geheel nieuwe wetenschap, de astronomie, of sterre-kunde, welke tot nu toe slechts sterrewichelarij geweest was. Ook in het christelgke Europa heerschte het oud heiden-sche geloof, dat de stand der sterren de wereld beheerschte; dat van hem vruchtbaarheid of onvruchtbaarheid, gezondheid en ziekte , ja , de lotgevallen in \'s menschen leven afhingen. Koning Lodewijk XI van Frankrijk en Kepler zelf, Gustaaf Adolf, Wallenstein en meer anderen geloofden aan den invloed der sterren. De domheer N. Copernicus nit Thorn (1473—1548) waagde het het eerst een nieuw wereldsysteem bloot te leggen , namelijk, dat de zou stil staat en de aarde zich om deze wentelt. Kepler (1571—1631) bewees, dat de omwentelingsbanen der planeten niet cirkelvorming, maar elliptisch ziju, en leerde de verhouding harer verwijdering en snelheid kennen; de Italiaan Galilei (1564—1642) die het geheele gebied der wis- en natuurkunde vooruitzette, verbeterde de verrekijkers , ontdekte de wachters van Jupiter, vooral ontwikkelde hij het stelsel van Copernicus; dat hij om zijne ontdekkingen door de kerk is veroordeeld geworden, is niet waar, de kerk veroordeelde hem, omdat hij het nieuwe wereldstelsel uit de schriftuur wilde ontleenen. Ons bestek laat niet toe al de geestelijken zeiven aan te halen, die eerste lichten in de wis- en natuurkunde, maar vooral ook in de sterrekunde zijn geweest. Pater Scheiner bekeek de zonnevlekken vóór Galilei, de Jezuit Boscovich ontwikkelde en vervolgde Newton (1\'Attraction considerée comme loi universelle). Lalande durfde hem zelfs gedurende de omwenteling lof toe brengen in het Journal des Savants. Om aan hunne liefde voor de studie des sterrenhemels te voldoen bouwden de Jezuiten in verscheidene steden observatoriums. Onze groote Huijgens, zoon van den dichter, verbeterde pogmaals aanmerkelijk de verrekijkers, ontdekte den ring van Saturnus, de licht-phasen van Venus, vond de slingeruurwerken uit en deed nog verscheidene andere ontdekkingen op het gebied der wis-
343
en natuurkunde. De groote engelsche Newton (1046—1725) vond de wet der zwaartekracht, die onzichtbare band, waardoor het heelal te zamenhangt. Zijn leerling Halley berekende het eerst de baan van eene komeet, welke zijn naam kreeg. Bradley ontdekte de aberratie van het licht, en Herschel zag de planeet Uranus. Groote verdiensten hadden ook Cassini, Maupertuis, Schröter in de sterrekunde enz. De meeste sterre-knndigen zochten ook de natuur van het licht te bepalen ; Newton stelde het emanatie-, Huijgens het vibratiesysteem op. De zwaarte der lucht toonde ons voor het eerst de Maagdenburger-Burgemeester Otto van Guerike, welke de luchtpomp uitvond ; de Italiaan Toricelli leerde de drukking der lucht door zijn uitgevonden barometer meten. Drebbel van Alkmaar vond het microscoop en den thermometer uit. Door het microscoop of vergrootglas ontdekte men eene nieuwe wereld in het klein , eene geheele dierenwereld in een waterdroppel, een duizendvoudig leven in het stof, dat wij betreden; de vleugel des vlinders, het lidmaat van het kleinste diertje openbaarden ons wonderen. Nu, werd ook het menschel ijk lichaam een voorwerp der ijverigste onderzoekingen ; de Engelschman Harvey ontdekte den bloedsomloop, de Hollanders Boerhave, Leeuwenhoek, Zwammerdam en anderen maakten door hunne ontleding van het menschelijk lichaam den geleerden met het fijnste zijner vezeltjes bekend. De plantenkunde werd ook met ijver bedreven. Linnens, een Zweed, ordende het eerst alle planten in klassen en afdee-lingen. Ook de anorganische lichamen, de verschillende steenen, metaleu, vonden mannen, welke hen met veel scherpzinnigheid onderzochten, zooals Scheuchzer, Werner, Havy, Saussure e. a. De scheikunde was vroeger alchemie; de alchemist zocht uit onedele metalen goud te maken, of een elixer te vinden voor de onsterfelijkheid. Met Stahl, Priestley e. a. nam zij een edeler wending en Lavoisier herschiep haar geheel ten nutte van den mensch, hij bracht haar op de baan, waarop zij zich thans nog ontwikkelt; hij toonde aan , dat de lucht en het water, welke men tot nu toe voor enkelvoudige elementen gehouden had, samengestelde zijn, hij ontleedde hen in hunne bestanddeelen. Benjamin Fran-
344
kliu, de Noord-Amerikaan, bestudeerde het eerst de elee-triciteit en vond in 1747 de bliksemafleiders uit. Door de natuuronderzoekers kreeg ook de geneeskunde eene andere gedaante ; de koepokinenting , tegen de pokken werd dooiden schotschen geneesheer Jenner ontdekt; in Peru vond men de quinine tegen de koorts. De vorderingen in de natuur- en geneeskunde maakten den duur van het menschelijk leven zekerder. Zij deden haar invloed gelden op de woningen, het voedsel en de levenswijze dermenschen, en uit de statistieke opgaven is gebleken, dat de menschen thans langer leven dan in vroegere tijden.
DE WIJSBEGEERTE.
Door de hervorming onttrok zich de wijsbegeerte aan de kerk; wel is waar wilden de hervormde geestelijken oolc palen stellen aan het vrije onderzoek, maar zij konden dit met geen goed gevolg doen; want hoe konden zij gehoorzaamheid aan hunne geloofsvoorschriften eischen, daar zij zeiven der algemeene kerk onderdanigheid hadden opgezegd en voor zich het vrije onderzoek eischten ? De natuurlijke gevolgen openbaarden zich al dadelijk in de menigvuldige sekten, die allen hun credo uit den bijbel haalden. Spoedig traden er ook mannen op, die zich nog vrijer wilden bewegen en consequent zonder eenig gezag , zonder den bijbel, noch geloofbelijdenis, over de verschillende vragen van den men-schelijken geest, zooals over God, de onsterfelijkheid, de men-schelijke bestemming, de ziel en het stof enz. hunne rede wilden laten beslissen. Daarmede keerden zij tot het heidendom terug, want van af dat standpunt hadden ook de ouden de waarheid gezocht. De kerk heeft de wijsbegeerte nooit gehinderd; maar de waarheden des godsdiensts glinsterden als eene eeuwige ster, welke het onderzoek niet uit het oog mocht verliezen. De nieuwe wijsbegeerte , welke zich noch door de kerk eenige richting geven, noch zich aan hare uitspraken gelegen liet leggen, en voor welke er niets was dan de geestelijke en zinnelijke wereld, zoo
345
als zg zich laat zien , moest scheppeu, dat is, een nieuw gebouw voor geloof en weteu optrekken. Van deze bouwmeesters vormde ieder naar de mate zijner geestige krachten eeu eigen systeem, en zoo ontstonden er even als in den heidenschen tijd verschillende wijsgeerige scholen of systemen, bijv. van Descarte, Spinoza, Leibnitz, Wolf, Kant enz. Zij verschillen allen van elkander , hetwelk bewijst, dat geen vau allen den mensch eenige zekerheid geeft omtrent de hoogste vraagstukken en zi) dus even donker daar heen wandelen als de wijsgeeren der Grieken en Romeinen. De philosophic werd en wordt vaak voor gelijkbeduidend met ongeloof genomen, dat is zoo niet, de ware philosophic buigt zich voor de Openbaring. Met zijne rede alleen kan de mensch de groote vraagstukken niet oplossen ; want zonder het geloof aan de geopenbaarde waarheid, voert zij hem van de eene onzekerheid naar de andere.
Het groote gebrek der zoogenaamde wijsgeeren bestond hierin, dat hun streven niet was tot de kennis der waarheid te geraken , tot vaste overtuiging te komen; maar het strekte alleen om het geloof aan de waarheden des geopenbaarden godsdiensts, en de door haar gevestigde inrichtingen in kerk, staat en leven te vernietigen. Nog andere wijsgeeren werden niet door vijandigheid tegen het christendom gedreven; maar zij stieten op de wondervolle bijbelsche verhalen en geheimvolle geloofsartikelen, zij namen het recht aan zich hunne waanwijze onderzoekingen bekend te maken; zij voerden het vrije geloofsonderzoek ten top en verkondigden twijfel en ongeloof. Nieuw was het laatste niet; men vindt zulke wijsgeeren in elke eeuw der christelijke telling en zal dezulken altijd hebben. In Engeland trad die philosophic van twijfel en leugen het eerste openbaar op. Zij wendde hare werkzaamheid tegen de geschiedkundige geloofwaardigheid van het Oude- en Nieuwe testament en ten deele ook tegen het karakter der personen, welke als werktuigen der openbaring verschijnen. Zij wilden eigenlijk bewijzen , dat er nooit eene openbaring geweest was en dat de mensch steeds aau zich zeiven was overgelaten geweest. De voornaamste waren: Tindal, Collins, Tolaud, lord Bolingbroke
346
e. a. voor de Franschen opende P. Bayle die rij, een geleerde man, maar eerste drogredenaar. Hij wilde bewijzen dat recht en deugd onafhankelijk van den godsdienst konden bestaan. Anderen begonnen met aanvallen tegen bijgeloof en dweepzucht, en rekenden hieronder ook weldra den godsdienst zeiven. Velen van hen bedienden zich daartoe van het wapen der bespotting en in dit opzicht verkreeg Voltaire de beroemdheid van zijn naam. Velen wet-yverden met hem. Voltaire, de man van de toenmalige wereld, met zijne vrienden , d\' Alembert, Diderot, Helve-tius, Marmontel, Saurin enz. stelden alles in het werk om den menschen het edelste, den godsdienst te ontnemen; geen geschrift, geen brief eindigde Voltaire of men vond er in: écraser i\'infame, (verdelg den eerlooze), den priester, zoo overtuigd waren zij van de kracht van den godsdienst; en wat gaven die wijsgeeren den menschen er voor in de plaats? Niets dan de wanhoop in het hart, en den haat tegen het gezag. En koningen , keizers en vorsten aanbaden en bewonderden de spotters ; zij bevroedden niet eens , dat zij juist diegenen verpletteren wilden, waardoor een vorst gezag over zijn onderdanen uitoefent. In vele landen drongen die denkbeelden door. Vooral in Duitschland aapte men de Franschen na. Frederik bovenal, die Voltaire aan zijn hof nam , gaf hierin een slecht voorbeeld. De nieuwe wijsbegeerte leerde de emancipatie der volkeren, en hield niet op het christendom te beschuldigen, dat dit hun het juk had opgelegd, en nooit waren er vrijer steden en vrijer volken dan in de middeleeuwen, toen de kerk alles met haren geest doordrong. Ook de geheime genootschappen, zooals de vrijmetselaars en illnminaten ondersteunden de nieuwe denkbeelden. Holbach, een rijnsche edelman verkondigde luid; dat het in de wereld niet beter zou worden zoo lang niet de laatste koning aan den laatsten darm der priesters opgehangen zou zijn. Het spreekt van zelf, dat deze soort van wijsbegeerte ook geen genoegen nam in het familie leven zoo als het door de kerk verordend is. De kerk vereenigt door het H. Sacrament des huwelijks man en vrouw onverbreekbaar en predikt genoegzaamheid. De
347
nieuwe pliilosophie beschouwt de maatschappij als een contract social, zoo ook het huwelijk, hetwelk naar goedvinden ontbonden kan worden. J. J. Rousseau de verkondiger van dat contract social (staatsverdrag), de prediker der rechten van den mensch, een rijk begaafde, maar zedelijk verongelukte man, wilde ook eene omwenteling in de opvoeding der kinderen, ofs choon hij zijne eigene kindereu ten vonde had gelegd. In zijn Emile geeft hij ons een voorbeeld, hoe wij onze kinderen moeten opvoeden, geheel zonder dwang, naar hun eigen wil. Onze voorvaderen stonden bij de opvoeding hunner kinderen op gehoorzaamheid ; gehoorzamen moest het kind en als woorden niet toereikend waren, dan werd de roede niet gespaard ; nu moest het kind ook eeu persoon zijn met vrijen wil, die aanspraak had gehoord te worden. De teederste zorg der ouders, het kind vroegtijdig te leeren bidden, het te verwijzen in die recht hartelijke kindertaal, welke de moeder zoo eigen is , naar O. L. U. hierboven , moet niet; God en godsdienst moeten zoo van zelveu bij den jongen ménsch opkomen, hij krijgt slechts mededeelin-gen, waarover hij ze vraagt en later zal hij van het christendom zoo veel aannemen als zijne rede goed kan verdragen. Naaide bestaande maatschappelijke gesteldheid zal hij zich in zoo verre schikken als zijne begrippen toelaten, of hij genoodzaakt is. Zulk eeu onouderlijke opvoedingstelsel vond toch nog aanhang en navolgers. In Uuitschland richtte Basedow te Dessau een instituut op om door zulke beginselen de kleine menscheu te vormen, zijne inrichting bestond trouwens niet lang ; lateren hebben het ook beproefd, maar evenmin met gevolg en hoewel Rousseau\'s opvoedingsleer geen algemeenen ingang kon vinden, is er toch veel hier eu daar van zijn stelsel bij de opvoeding en het onderwijs , zelfs van onze dagen , ingeslopen. Alvorens wij nu tot de derde Afdeeling der Nieuwere Geschiedenis overgaan, moeten wij nog spreken over de
OPHEFFING DER JEZUITENORDE.
Aan het einde der 17e en in de eerste helft der 18o eeuw
348
zien wij aan de eene zijde, hoe in de meeste landen de vorsten de oude rechten van landen, provincies en steden opruimden en er de onbepaalde monarchale macht voor in de plaats stelden; in Engeland eene voortgezette vervolging der Katholieken in Frankrijk de verdrijving der Hugenoten. De nieuwe wetenschap begint hare vlucht, de zoogenaamde philosophen doen het christendom den oorlog aan en ondermijnen te gelijker tijd de grondslagen der burgerlijke orde; de meeste katholieke regeeringen komen in eene verhouding tot den H. Stoel, welke grenst aan eene vijandige; by na al die krachten: het Protestantismus, de nieuwe philosophie, de absolute monarchie en de Katholieke regeeringen vereeuigen zich tot een gemeenschap-pelijken strijd tegen de orde der Jezuiten. Voor de Protestanten moest zij een voorwerp van vijandschap zijn ; want zij had der hervorming den meesten afbreuk gedaan, en zij bleef steeds strijden ; de onchristelijke wijsgeeren schatten het Protestantismus in zoo verre, omdat het tegen de positieve kerk was, niet om zijne vorm; maartegen de Jezuiten waren zij woedend, omdat dezen hen zoo wel in de wetenschap, in de school, in de maatschappij als aan het hof in den weg traden. De katholieke regeeringen streefden naar de opperheerschappij in de kerk, en zochten de verbinding met Rome af te breken; de Jezuiten echter schenen door hun innigen samenhang met Rome en den grooten invloed bij alle klassen der bevolking als de gevaarlijkste tegenstanders van dat streven; men was overtuigd, dat, als men die orde uit elkander kon doen springen, de pauselijke arm verkort was. Het was een tijd, waarin elke slag, die men der Kerk gaf, met jubel door de philosophen en vijanden der oude Kerk gevierd werd. Elke minister, dien het gelnkte, zijn vorst tot een stap tegen de Kerk te bewegen, was een groot staatsman en weldoener der menschheid. Hevige tegenstanders der Jezuiten waren de Jansenisten, die uit een strijd over de genade ontstaan waren. Ook onder de seculiere geestelijken hadden zij tegenkanting, en onder de geordende vele felle benijders. Tn Frankrijk rustte men zich het eerst tegen
349
hen uit. De geleerde Pascal tastte iu het belang der Jansenisten onder bijtende satire in zijne lettres provin-ciales de moraal der Jezuïten aan. Uit verband gerukte zinnen en stellingen, hier en daar in een handboek van een spaansch Jezuit gevonden, wist hij boeiend in zijne verhalen te mengen; en met datgene, waarvan men hoogst enkelen kon beschuldigen, belaste men eene geheele orde ; zij werd als verderfelijk verklaard , ofschoon Voltaire zelfs zeide, «wanneer men eene gansche orde voor de daden van een lid verantwoordelijk wil stellen, dan kan er geen enkele bestaan.quot; Tegen zulk eene beschuldiging sprak hun geheim en openbaar gedrag te luid, zij vond volstrekt geen ingang bij de geloovigen, die buiten den invloed der wijsgeeren en het hof waren. Het laatste deed in Frankrijk den eersten aanslag tegen de orde. Choiseul, minister van Lodewijk XV, was een doodvijand der Jezuïten en spande alles in om den koning tegen hen in te nemen. Daartoe moest het volgende voorval dienen.
Een zekere Damiens maakte den 5 Jan. 1757 een aanslag op het leven des konings ; deze Damiens was bij de Jezuïten in dienst geweest en daarom werd er niets gespaard om uit zijne bekentenis eene verstandhouding met hen te trekken , maar er was geen spoor van in te vinden. Evenwel gaf de misdadige handeling van Damiens aanleiding om met groot misbaar te verkondigen; dat in een boek van een Jezuït de tyrannenmoord als veroorloofd voorgesteld werd en dat men een vorst, in doodzonde verkeerende, niet behoefde te gehoorzamen. Men heeft zoowel bij de ouden als bij de nieuwen, onder alle standen , bij geestelijken, rechtsgeleerden enz. verdedigers gevonden van den tyrannen en koningsmoord; de Kerk echter heeft en zal immer zulke misdadige gevoelens doemen. Dat er onder de J\'ezuïten ook mannen geweest zijn, die zulke uiterste gevoelens durfden uiten, wij ontkennen dit niet; wij weten dat de spaan-sche Jezuïten Emanuel Sa, Mariana en eenigeanderen zich hieraan te buiten gingen ; maar het is onwaar dat het de leer der orde is. Bij decreet van den 30 Juli 1618 doemde, de Generaal der orde , Claude Aquaviva , het in de volgende
350
woordeu. Wij geven u den uit het Latiju vertaalden tekst: ^Krachtens de heilige gehoorzaamheid verbieden wij, onder «straffe van excommunicatie en schorsing van kerkelijke »bedieningen en andere straffen aan ons voorbehouden, aan »elken priester van onze societeit: hetzij in het openbaar of «bijzonder, te prediken, of te uiten , of eenig werk uit te »geven of te lezen of te durven beweren, dat het aan iemand »aan wien ook, onder voorwendsel van tyrannic of eenig «ander, geoorloofd zou zijn de koningen of prinsen te doo-»den, of aanslagen op hunne personen te doen, op dat ïzulk eene leerstelling niet strekke tot den ondergang der »vorsten , tot storing van den vrede en opdat men niet in stwijfel trekke, dat wij volgens het gebod van God hen moeten nvereeren en eerbiedigen als heilige personen, door God aan-ïgesteld om zijn volk te besturen en te regeeren.quot; Nu mag men toch de geheele orde om de buitensporigheden van enkelen niet beschuldigen ; het zou immers even onbillijk zijn het Protestantismus van het leeren des koningsmoords aan te klagen , omdat Luther in 1524 aan de katholieke vorsten van Duitschland schreef: »Gij oefent eene tyrannie uit, welke het volk niet langer kon, mag noch moet verdragen.1) In 1533 antwoordt hij aan degenen, die eene samenzwering tegen hunne vorsten willen smeden. Dat ofschoon hij lot nu toe geleerd had, dat het niet veroorloofd is weerstand aan de wettige macht te bieden, het thans rechtskundige grondstellingen betrof en dat men in zoo benauwden tijd, zich tot uitersten gedwongen ziet, waarin niet alleen het burgerrecht, maar zelfs het geweten de geloovigen zou verplichten de wapens op te nemen en samen te spannen tegen al degenen, die hun den oorlog zouden willen aandoen , zelfs tegen den keizer. 2)
Beza schrijft ten opzichte van het koningsstamhuis van Valois het volgende: »Meii moet strijden tegen hen met denzelfden geest, welke Gidéon bezielde, toen hij slag leverde tegen de Madianiten of als Judas de Machabeër toen
\') Vie de Luther par Sleidan. liv. — Bossnet, Histoire des variations liv. 11.
2) Sleidan. liv. VIII. — Bossuet liv. IV.
351
hij den oorlog voerde tegen den tyran Antiochus, tegen .Nicanor en de Heidenen. 1)
J. Arthnsius zegt: »Men moet den tyran weerstand bie-»den zoolang hg zijne tyrannie voortzet; hem zelfs dooden »als men zich niet anders bevrijden kan van zijn geweld en »een ander in zijne plaats stellen.quot; 2)
George Buchanan, een schotsche protestantsche godgeleerde, roept nit: «AVelk een oorlog zal het zijn tegen den »vijand van het geheele menschelijke geslacht, dat is te »zeggen, tegen een tyran! Dat is de rechtvaardigste van salie oorlogen, en hij voegt er bij; laat het geheele volk »belooningeu uitloven voor de moordenaars van den tyran; »even zoo als zij doen voor het dooden van wolven of sbeereu.quot; 3)
Milton , de moordenaars van Karei i verdedigende, vraagt: »Welk kwaad doen wij u, als wij met den dood onze vijan-»den, de vijanden van het algemeen welzijn , hetzij bur-»ger, adel of\' koning straffen?quot;4) Wij willen billijk zijn cn gelooven dat de tyrannen of koningsmoord evenmin bij de Jezuïten als bij de Protestanten geleeraard wordt.
In het proces van Damiens bleek niets ten nadeele de Jezuïten, en terwijl men aan het hof van Lodewijk XV de schaal op en neer liet gaan en zelfs Mad. de Pompadour Lodewijk niet overhalen kon tegen de Jezuïten te handelen, zooals zijn voorzaad eens tegen de Tempelridders deed, klonk op eenmaal de mare: dat de orde in Portugal opgeheven was. Daar regeerde sedert 1750 koning Jozef Emmanuel of eigentlijk Jose de Carvalho, bekend onder den naam van den graaf van Pombal. Deze minister was in den volsten zin des woords een man van schrik, al de gevangenissen waren in Portugal opgevuld met de edelste mannen , eene bloote verdenking was genoeg om jaren in een akelig hok te versmachten ; zijne pogingen, welke hij deed om Portugal op te heffen, het nit de boeien van den
\') Theodore de Bèze. Epistolae 37 en 40.
a) In politica methodice digesta cap. XIV.
3) De jure regni apud Scotos.
•\') Derfensio pro popaio anglicano.
352
engelschen handel te bevrijden , en zijne werkzaamheid, welke hij aan den dag lag na de aardbeving van Lissabon 1755, dat alles weegt niet op tegen het onrecht door hem aan zoovele onschuldigen gepleegd. Behalve den adel haatte hij vooral de Jezuïten, omdat hij in hen eene macht naast zich zag, welke tegen hem opwoog. Hij dacht ook door hun val onmetelijke schatten te winnen. Het gelukte hem al spoedig de Jezuïten van het hof te verwijderen. Den koning werd diets gemaakt, dat zij tot de partij behoorden , welke zijn broeder Pedro op den troon wilde verheffen. Te ge-lijkertyd werden er wonderen verhaald van een rijk, hetwelk de Jezuiten in Amerika bezaten; deJezuiten zouden daar reeds meer goud verzameld hebben, dan de andere werelddeelen te zamen bezaten. In 1750 bewerkte Pombal een landrui-ling met Spanje, waardoor een gedeelte van het Jezuiten-rijk in Amerika aan Portugal kwam. En toen de koninklijke beambten het in bezit kwamen nemen, vonden zij geen hoopen goud en zilver, maar iets beters: schoone regelmatige dorpen met prachtige kerken en gevulde scholen, wei-bebouwde velden en akkers, een welgevoed, zedelijk en tevreden volk ; en dit volk was van indiaanschen oorsprong, was uit luie, bloedgierige wilden in dien toestand herschapen geworden. Van het jaar 1586 af hadden de Jezuiten hunne zending bij de wilden van Paraguay en Uraguay begonnen; zij waagden zich over zeeën, rivieren, moerassen en in de bosschen , om onder de inboorlingen te komen, die vol haat tegen de vreemdelingen waren. De missionuarissen durfden zich ook niet dadelijk onder hen wagen. Zij wonnen hen voornamelijk door de muziek. Als zij \'s avonds in hun boot op en neer vaarden en hunne gewijde gezangen , vergezeld door den toon van eenige muziek-instrumenten, aanhieven, dan kwamen die kinderen der wildernis in menigte naar het strand om naar die statige kerktoonen te luisteren. Die taal ging door hun gemoed, zij verstondon ze en voelden , dat die mannen des gezangs vrienden des vredens waren , zoo kwamen zij allengs met hen in aanraking en werden hunne vertrouwelingen, opvoeders, vaders en meesters. Maar wat moeite kostte het, eer die wilden , welke tot nu toe
353
hun «voedsel met deu pijl gezocht, of wormen en insecten uit den grond gedolven hadden als geen vruchtboom genietbare spijzen aanbood, zich aan den ploeg en de spade gewenden of zich bedienen konden van de verschillende gereedschappen der handwerken! Vroeger was het hun hoogste geluk: zich dierlijk te verzadigen als de jacht gelukkig uitviel of zich met het gistende wortelsap te bedrinken en dan in droomende rust te blijven liggen tot de honger hen weer tot nieuwe inspanning riep; en nu, moesten zij het zwervend leven in de bosschen vaarwel zeggen,dei-wildernis akkergrond ontrukken en dien in het zweet huns aangezichts bebouwen. Zooveel vermochten die vaders! Dat wonder schiepen de kracht des godsdienstes en de opoffering dier Jezuïten. Als de orde soms een stam tot zich getrokken en aan een geregeld leven gewend had , dan verwoestten dikwijls andere wilden, wat gene geplant had, dikwijls deden dit ook scharen wilden van Europeesche afkomst, welke de Indianen als wilde dieren najaagden om hen tot slaven te maken. De Jezuïten echter zochten van de spaansche kroon de vrijheid te verkrijgen hunne bekeerden te mogen wapenen, het werd hun toegestaan, en nu waren zij ook spoedig veilig tegen de wilden en europeesche roovers. Opdat de colonic niet door de europeesche ondeugden aangestoken zou worden, was zij voor de Europeanen gesloten. Zulk eene colonic of missie werd altijd gevestigd in eene schoone, vruchtbare streek. Midden in het dorp, dat van 3000 tot 7000 inwoners telde, verhief zich de kerk, groot genoeg om allen te bevatten, en zoo schoon versierd als de omstandigheden het toelieten. Van het land werd een groot stuk afgezonderd, dat de Gods of Kerk ook heilige akker genoemd en gemeenschappelijk bebouwd werd ; uit de opbrengst werden de belastingen aan de kroon van Spanje en de uitgaven voor den godsdienst bestreden en de weduwen, weezen, ouden en gebrekkclijken onderhouden. Het andere land werd naar de talrijkheid der families verdeeld en door hen zeiven bebouwd. De voortbrengselen werden in groote schuren bijeengebracht, en daaruit werd elk genoegzaam voorzien. Des Maandags kregen de vrouwen en AI.G. GESCII. 23
354
dochters wol, katoen en zijde; het gesponnen werd Z§tur-dags daarvan weer ingeleverd. Katoen, alsmede thee werd er uitgevoerd; ieder moest daartoe eene bepaalde hoeveelheid leveren. Het dagwerk begon met een gemeenschappelijk gezang, \'t gebed en het H. misoffer en het sloot met gezang en gebed ; de klokken der kerk verkondigden verder de verdeeling des dags aan. De geheele missie had dus gemeenzaam goed en arbeid, zy vormde eene groote familie , zooals ten tijde der apostelen. Het hoofd der missie was een missionnaris, hij vereenigde in zich de kerkelijke en burgerlijke macht.
Tot handhaving der tucht was de gemeente in kwartieren verdeeld, welke ieder een opziener had, die de volwassenen bewaakte, onder hem stond een onderopziener, die de jeugd naging; beiden hadden weder mindere opzieners; die hen alles meldden , wat hun plicht vereischte; de eerste opzieners stonden in onmiddellijk verband met den hoofdmissionaris. Misdaden werden in het eerste geval met terechtwijzing onder vier oogen gestraft, in het tweede met openbare boete aan de kerkdeur en in het derde met de roede , hetwelk uiterst zelden voorkwam ; algemeen , zelfs door de vijanden der Jezuiten werd de zedelijke toestand der missies geprezen. Ook de weerbaarheid was geregeld; de Indianen hadden geweeren en kanonnen, des Maandags werden zij geoefend in het wapen; de opperleiding hadden natuurlijk de missionarissen, maar het bevel voerden de Indianen ; zij sloegen dapper de invallen der roofzuchtige wilden af. Ons bestek laat niet toe deze schoone schepping der Jeznïten breedvoeriger te behandelen; wij hebben hiervan toch iets meer willen zeggen dan men algemeen in de geschiedenisboeken vindt. Gewoonlijk wordt het dan voorgesteld als eenige missionarissen, besturende eene kudde schapen. Gave de goede God! dat in al de overzeesche bezittingen der Europeanen de Indianen, Maleijers of zwarten enz. zulke schapen waren; zij zijn en blijven eene soort van slaven, minder gewaardeerd dan de jachthond eens heers; en trokken de Jezuïten hier al voordeel uit, elders gebruikten zij het, waar behoefte
355
bestond, zij zeiven leefden er niet weelderiger door. Ten schande der menschheid gingen die missies te niet. De paters Jeznïten werden hier, zooals in alle portugeesche bezittingen in Amerika onder Pombal verdreven; de Indianen moesten hunnen grond verlaten en een nieuw vaderland zoeken. Zij weigerden en grepen naar de wapenen ; het gevolg was, dat zij uiteen gejaagd en de Jezuïteu als stichters van oproer aangeklaagd werden, üe Portugeezen vonden weer geen goud en zilvermijnen , en daar zij te lui waren, om de akkers der veroverde missies te bebouwen verwilderde alles weldra; de schoone dorpen gingen verloren en de overgeblevene Indianen vervielen weldra weer tot barbaren. Dat was het werk van dien Pombal, dien men uitbundig lof toezwaait, omdat hij , zoo zegt men, het verlicht voorbeeld aan Europa gaf, het laatste middeleeuwsche stof uit zijn land te blazen , ofschoon duizenden in zijn land hem vloekten. Nu de Jezuïten geslagen waren in Amerika, moest datzelfde ook in Portugal gebeuren. Eu daartoe bood zich van zelve de gelegenheid aan. Koning Jozef Emanuel leefde ook al niet heel zedelijk, hij ging zeer vertrouwelijk om met de markiezin Favora en hare schoonzuster, hierover zouden de hoofden der familie de markiezen Tavora en Aveiro gebelgd geweest zijn, en eenige boosdoeners omgekocht, een plan beraamd hebben, om den koning van kant te helpen; ten minste in den nacht van den 3 op 4 Sept. 1758 werden er, op de wandeling naar zijne vriendin, drie schoten op hem gelost, de koning was slechts licht gewond. En nu, heette het, een groote samenzwering is er gesmeed door den adel en de Jezuïten tegen het leven des konings. Al dadelijk wees Pombal als hoofdmedeplichtigen de markiezen Aveiro en Tavora en den pater Jezuït Malagrida aan. Aveiro werd levend geradbraakt, hetzelfde lot trof ook Tavora, wiens geheel familie bijna den 13 Jan. 1759 door verschillende wreede doodstraffen, sneefde. Pater Malagrida pijnigde men zoolang, dat hij zinneloos was en men hem kon laten zeggen, wat men wilde, eindelijk veroordeelde hem het inquisitie-gerechtshof, waarin een broeder van Pombal voorzat, als ketter en hij werd, dientengevolge den 21
356
Sept. 1761 leventl verbraud. De nieuwe plülosoplieu bezongen den wreeden, heerschzuclitigen Poiubal als deu verlichtsteu man van Europa. Hoewel Voltaire zegt: gt;Het overdreven belachelijke en ongerijmde werd met het overdreven gruwelijke gepaard. Malagrida werd slechts als een profeet in rechten betrokken en verbrand, alleen omdat hij dwaas en niet omdat hij koningsmoorder was.quot; 1) üe nieuwe gevangenissen door Fombal gebouwd werden opgevuld met edelen en Jesuïten. Eindelijk kregen de Jezuïten bevel om allen in hunne ordeshuizen te zamen te blyven. Van den zwakken, vreesachtigen koning had men door de schim van een Jezuïten dolk, spoedig het decreet, waarbij zij uit het koninkrijk verbannen werden: zij werden beschuldigd van blinde gehoorzaamheid, en van wetenschap aan den moordaanslag tegen den koning. Hunne bezittingen en vermogen, zonder te letten op de lïtatste wilsbeschikkingen van vele vrome schenkers, werden tot staatseigendommen verklaard. Aleer dan 100 werden er gekerkerd, waarvan velen ter dood werden gebracht of van gebrek omkwamen: 122 scheep gedaan zonder de geringste zorg voor de minste behoefte en te Civita Vecchia aan land gezet. De daad van Pombal klonk den vrienden van vooruitgang in Europa als heldere muziek. In Frankrijk hield men den aanslag tegen het leven van den koning van Portugal door de Jezuïten als bewezen en nu werd de openbare meening, zooals Voltaire zelfs verhaalt, door een aantal van vlugschriften bewerkt en tegelijkertijd de aanslag van Damiens tegen koning Lodewijk XV op nieuw opgerakeld. Spoedig daarop kreeg de orde een nieuwen slag, welke in geheel Europa gerucht maakte en haar val in Frankrijk na zich sleepte. In al de overzeesche missies verkochten of verruilden de Jezuïten in Frankrijk de suiker, indigo, koffij en andere zaken, welke hunne landerijen aldaar opbrachten, en kregen daarvoor iu de plaats gedeel-telyk geld of andere waren, zooals : meel, wijnen, linnen enz.; dit veroorzaakte natuurlijk handelsrekeningen en we-
1) Oeuvres de Voltaire, Siècle de Louia XV.
357
clerzijdsche vereffeningen. De gelieele handel bestond dus in het wederzijdsche koopen en verkoopen der levensbehoeften, hierin is niets berispenswaardig, kwam er voordeel uit dan strekte dit niet om weelderiger te leven; maar om min bevoorrechte missies te hulp te komen of hier en daar collegies te bouwen of te verbeteren; de regels der orde lieten volstrekt niet toe om buiten de hierboven genoemde wyze handel te drijven. Ongelukkiglijk week pater Lavalette, procurator van de missie op Martinique hiervan af; hij begaf zich in uitgebreide handelsspeculaties, dezen leden door den oorlog, welke tusschen Frank-rijk en Engeland uitgebroken was, schipbreuk en hij moest bankroet gaan. Dit gold dadelijk natuurlijk de geheele orde. Alle vijanden riepen wraak over zulk een schandaal ; het heette, »het was den Jezuïten niet genoeg, dat zij keizers, koningen , ja, alle zielen beheerschten, ook den handel wilden zg hebben, zij hadden zich schuldig gemaakt aan geld-afpersen, woeker, enz.quot; Den franschen wijsgeeren, Choi-seul, den eersten minister, des konings en mad. de Pompa-doer kon niets beters gelegen komen ; zij hadden den ondergang der orde toch reeds lang gezworen. Lavalette werd dadelijk door den generaal der orde teruggeroepen en hem alle deelname aan den werkkring der orde verboden. Det parlement te Parijs veroordeelde intusschen de geheele orde tot betaling der schulden, onkosten en schadeloosstelling van alle mogelijke verliezen. Cboiscul ging echter verder. Er werd eene commissie benoemd om de beschuldigingen , welke een zekere abt Chauvelin en de Jansenisten ingebracht hadden, te onderzoeken. Er was geen misdaad, waarvan zij de Jezuïten niet betichtten. Frankrijks geluk zou opgaan als hunne macht gefnuikt was. De uitslag was , dat het parlement dadelijk beginnen wilde hunne collegies te sluiten; dit wilde echter de koning niet; hij riep 50 bisschoppen naar Parijs, waarvan er 45 ten gunste van de Jezuïten spraken; ook velen der lagere geestelijkheid en ook paus Clemens Xlll verdedigden hen; maar de genoemde commissie erkende de waarheid der beschuldigingen en het parijzer parlement sprak den 6 Aug. 1762 liet vonnis uit, waardoor de orde, als goddeloos en den
358
staat en der kerk verderfelijk, in Frankrijk verboden werd. De koning bevestigde dit vonnis bij decreet van 1764. Het werd hun toegestaan als privaatpersonen in Frankrijk te verwijlen. Het was hun echter verboden het ordeskleed te dragen, in gezelschap te leven, met de leden buitenslands briefwisseling te houden en eenig geestelijk ambt uit te oefenen zonder den eed, die bij het vonnis gevoegd was , te hebben afgelegd. Verders werden al hunne bezittingen verbeurd verklaard. Zij moesten hunne collegies verlaten, waarin zoo lang de bloem der fransche geleerden en letterkundigen gevormd was geworden. D\'Alembert zeide: sprekende van het parlement. »Zij denken den godsdienst te dienen , maar zij dienen zonder het te vermoeden de reden ; zij zijn de uitvoerders van de hooge gerechtigheid der wijsbegeerte : wier orders zij ten uitvoer brengen zonder het te wetenquot;.1) enz.
Het was den hertog de Choiseul niet genoeg de orde in Frankrijk te hebben doen vallen, neen, zijne vervolging strekte zich ook uit tot Spanje. Door het bourbonsche familieverdrag bestond er reeds vertrouwelijkheid tusschen de beide hoven en toen Choiseul wist te bewerken, dat de Genuees Grimaldi, vroeger gezant aan het fransche hof voor Karei 111 en zeer ingenomen met de Encyclopedisten, minister van buitenlandsche zaken in Spanje werd, viel het niet moeielijk bij den bekrompen koning de vrees op te wekken voor de zoo geduchte Jezuïten. Alles werd evenals elders te baat genomen; geen beschuldiging werd gespaard, men bracht zelfs valsche brieven op rekening van de Jezuïten tegen de eer van den koning, men ging noch verder, men deed een brief ontstaan van den generaal der orde te Rome aan den provinciaal in Spanje, welke niets minder bevatte dan aansporing tot het smeden eener samenzwering tegen den koning. a) Ongelukkig brak er te Madrid kort
!) Oeuvres de Voltaire Lettre de d\'Alembert a Voltaire.
i) Zie Schöll, Cours d\'histoire des Etats europeens. Protestant.
359
daarop een hevige opstand uit. Behalve dat den Spanjaarden verboden werd den hoed met breeden rand en den langen mantel te dragen, voerde de minister van financiën nog eene belasting in op de levensmiddelen. Den 23 Maart 17G6 stond geheel Madrid op. Het volk omringde het paleis des konings en vaa den minister Squillaci en eiscbte met groote onstuimigheid het ontslag van den laatste. De koning verliet uit vrees Madrid en begaf zich naar Aranjuez met zijn minister. Madrid kwam geheel in de macht des volks en was op het punt tot uiterste over te slaan, toen de Jezuïten tusschen beiden traden , het volk bedaarde , en uiteen deed gaan onder het roepen van «leve de Jezuïtenquot; ! De koning moest toegeven en zijn minister ontslaan en werd vervangen door d\'Aranda, ook een vriend der Encyclopedisten. De koning was door den opstand en de wijze van bevrediging diep gekrenkt, hij liet dadelijk een onderzoek instellen onder leiding van d\'Aranda en anderen, natuurlijk geen vrienden der Jezuïten. De uitslag van het onderzoek wasT dat de Jezuïten schuldig werden bevonden aan het beramen van den opstand. Men gaf geen bewijzen en de procesacten werden niet openbaar gemaakt. Er werd besloten al de Jezuïten te verbannen; maar dit vonnis werd zoolang geheim gehouden tot alles voorbereid was; toen in den nacht van den 31 Maart 1767 op het onverwachts in gebeel Spanje meer dan vijf duizend Jezuïten gevangen genomen en al hunne bezittingen verbeurd verklaard werden. Zij werden als slaven in ellendige scheepsruimte, van niets voorzien. ingepakt en te Civita Vecchia in den ellendigsten toestand T aan land gezet. Ook in spaansch Amerika werden zy des-gelyks mishandeld ; velen kwamen er op den overtocht naar Europa om. Al de overheerlijke stichtingen onder de Indianen gingen te niet. Te vergeefs drong de paus bij Ka-rel III aan om te openbaren, wat toch de Jezuïten bedreven hadden, de koning antwoordde, »dat hij de reden in zijn|koninklijk hart verborgen hield.quot;
Den 3 Nov. van hetzelfde jaar volgde, Tanucci minister van Ferdinand IV, koning der Beide-Siciliën liet voorbeeld van Spanje. In den nacht werden te Napels en in de andere steden
360
van al de collegies en huizen der paters de deuren opengebroken , alles in beslag genomen en de Jezuïten naar het strand gedreven eniu den kerkelijken staat als boosdoeners neergezet en eindelijk volgde Parma in November van het volgende jaar deze schandelijk willekeurige handeling ook na. De bour-bonsche kabinetten rustten nog niet; zij drongen bij den paus, Clemens XIV, opvolger van Clemens XIII hevig aan, bedreigden hem zelfs zoo lang, dat hij bij eene brève, »Donnnus ac Redemptor noster,quot; van den 23 Juli 1773 de orde ophief. De bovengenoemde brève, zegt de Protestant Schöll veroordeelt noch de leer, noch dezeden, noch de tucht der Jezuïten; de klachten der toven zijn de eenige beweegredenen der opheffing, welke er in aangegeven worden. De Jezuïten vielen omdat zij den kring hunner werkzaamheid te zeer uitbreidden, omdat zij de meeste der toenmalige regenten en staatsmannen te machtig en de felste bestrijders der nieuwere wijsbegeerte waren. De Bourbons waren hun vijandig; Frederik de Groote, Maria Theresia en zelfs de russische Catharina niet; dezen namen hen op en beschermden hen. De Jezuïten bleven zich toewijden aan de wetenschap en het onderwijs. Later verspreidden zij zich weer en kwamen terug in die landen, waaruit zij verbannen waren geworden, en bij eene bulle van paus Piu.s VII, 1814 werd de orde weder hersteld.
Evenals vroeger staan 7,ij in de eerste rijen der bestrijders van het ongeloof en weer hoort men dezelfde beschuldigingen van voorheen. Wij besluiten dit hoofdstuk met de woorden van onzen grooten paus Pius IX uit een brief van 2 Maart 1871 aan den kardinaal Patjrizi, bisschop van Ostia en Villetri. «Niet alleen heeft de kerk van God,\' evenals eene koningin in een prachtig kleed gehuld, immer geschitterd door het luisterrijk sieraad der talrijke kloosterorden , maar ook heeft zij gebruik gemaakt van hare krachtige hulp, om de eer van den goddelijken naam te verbreiden , het heil van de christenheid te bevorderen en dooide leer der waarheid en de werken der liefde de maatschappelijke beschaving onder de verschillende volken te ver-preiden en te verhoogen. Daarom hebben zij allen , die in
den loop der eeuwen vijandig tegen de kerk zijn opgetreden , vooral hunne aanslagen gericht op de kloosterorden , doch ouder allen was hun haat immer het meest gekeerd tegen de societeit van Jezus , daar zij het er voor hielden , dat zij grootere werkkracht ontwikkelde en daarom meer dan anderen hunne plannen tegenwerkte. Dit zien wij ook thans weder tot onze groote smarb geschieden, nu de overweldigers van ons tijdelijk gebied, belust op eenen bnit, die altijd noodlottig was, voor wie hem zich toeeigenden , alle kloosterorden willende opheffen, een begin maken met de societeit van Jezus. Üm dat gruwelstuk des te gemakkelijker te kunnen volvoeren, trachten zij de leden dier orde bij het volk gehaat te maken, beschuldigen zij hen van opruien tegen het tegenwoordig gouvernement en wenden zij het vooral voor, dat hunne macht en hunne gunst ons meer en meer tegen dat gouvernement vijandig stemt, en dat wij zoozeer onder hunnen invloed staan, dat wij alles, wat wij doen, slechts op hun aanraden verrichten. Die dwaze lastering is niet alleen voor ons in de hoogste mate beleedigend, omdat wij daardoor voorgesteld worden, als alle overleg en bekwaamheid missende, om eenig besluit te nemen, maar daarenboven, gelijk duidelijk is, onder alle opzichten ongerijmd, daar allen weten, dat he* hoofd der kerk na de goddelijke verlichting en hulp afgesmeekt te hebben , datgene doet en voorschrijft, wat hy voor de kerk nuttig en doelmatig oordeelt; dat hij echter in ernstige aangelegenheden de hulp pleegt aan te wenden van hen, die ten opzichte van de betrokken zaak de meeste bekwaamheid bezitten en dus geoordeeld worden den besten en wijsten raad te kunnen geven, onverschillig welke waardigheid zij bekleeden, of welke bediening zij waarnemen of tot welke orde zij behooreu. Inderdaad wij gebruiken niet zelden de vaders van de societeit van Jezus, en wij dragen hun verschillende zaken op en vooral die van de heilige bediening, omdat zij in het vervullen daarvan altijd ons meer en meer blijken geven van die toewijding en dien ijver, welke hen de herhaalde en hooge lofprijzingen onzer voorgangers hebben doen winnen. Doch deze onder alle
362
opzichten rechtmatige achting en liefde voor de societeit van Jezus, welke zich altijd zoo verdienstelijk heeft gemaakt jegens de kerk van Christus, dezen H. Stoel en het christenvolk heeft niet het minste van die slaafsche gunst, waarvan hunne vijanden spreken, wier lastertaal wij, als eene beleediging zoowel voor ons als voor de nederige toewijding dier verdienstelijke mannen, vol verontwaardiging afstooten. Dit meenden wij u, eerwaardige broeder, te moeten beteekenen , opdat de hinderlagen, die men der societeit legt, onthuld worden, opdat onze gevoelens, die met evenveel dwaasheid als boosheid verdraaid en geheel verkeerd zgn voorgesteld, weder gekend worden, gelijk zij werkelyk zijn en opdat die beroemde societeit op nieuw de betuiging zoude ontvaugen van onze hooge ingenomenheid.quot;
DE NOORD-AMERIKAANSCHE VEIJHEIDSOORLOG ENFRANSCHE OMWENTELING. (1773—1815).
DE NOORD-AMERIKAANSCHE VRIJHEIDSOORLOG.
1775—1783.
DE ENGELSCHE VOLKPLANTINGEN.
Terwijl een groot gedeelte van Europa, verwoest en uitgeput door lange en geweldige oorlogen eindelijk in den zoo gewenschten vrede mocht ademhalen ; vele vorsten met hunne ministers den strijd voerden tegen den adel en de aloude gebruiken, zij en vooral de katholieke mogendheden zich lieten medeslepen door de nieuwe wijsbegeerte, waardoor zij zeiven den eenigen grondslag, den Godsdienst, van hun gezag hielpen vernietigen, had er in de Nieuwe-wereld eene gebeurtenis plaats, welke de Oude in verbazing bracht. De engelsche volkplantingen in Amerika scheurden zich van haar moederland, Engeland, af en vormden zich tot eene groote republiek.
Deze volkplantingen namen een begin, zooals wij vroeger verhaald hebben, ten tijde van koningin Elizabeth in 1580, toen Walter Kaleigh in naam van Engeland bezit nam van Virginië. De eerste proeve van volkplanting was een koop-mans-speculatie , welk niet best gelukte. In 1606 beleende Jakobus 1 tegen eene aanzienlijke som een engelsche maat-
schappij met de geheele kust, welke toen van den 40sten tot den 46sten iS\'. Breedte graad Nieuw-En geland en van den 36sten tot den 40ste n graad Virginië genoemd werd. Deze beleening eindigde in 1625 en het keerde tot de kroon terug ; er waren toen reeds aanzienlijke volkplantingen aangelegd. De stryd tusschen de kroon en het parlement onder Karei 1, de burgeroorlog, de heerschappij van Cromwell en de herstelling van het huis der Stuarts bewerkte eene vermeerdering van landverhuizers naar Amerika; want velen, door de staatkundige of godsdienstige partijen onderdrukt, gingen bescherming in de bosschen der Nieuwe wereld tegen den druk in het vaderland zoeken. De calvinistische, streng repnblikeinsche gezinde puriteinen vestigden zich hoofdzakelijk in Nieuw-Engeland; de koningsgezinden en bis-schoppelijken in Virginie; in 1602 opende Lord Baltimore in Maryland eene schuilplaats voor de engelsche Katholieken ; in 1862 zette de kwaker William Penn Pensylvanië open voor allen zonder eenige bepaling van godsdienst. De aan zee liggende steden waren spoedig bloeiend, vooral door het verkeer met de Flibustiers, (gelukzoekers uit alle naties, welke zich op eenige der kleine West-Indische eilanden neergezet hadden en bijzonder van 1625—1690 tegen de spaansche schepen en eilanden een rooveroorlog voerden); terwijl andere landverhuizers open vakken maakten in de eeuwenoude bosschen. Geheele wouden werden in brand gestoken of met den bijl geveld. Er verrezen woningen en op den grond groeide weldra gras en granen. Deze woningen waren eene soort van blokhuizen, uit de ruwe boomstammen samengesteld en de reten aangevuld met mos. Zulk eene landverhuizers-familie was geheel aan zich zelve overgelaten: moeder en dochter droegen niet alleen zorg voor de huishouding, maar sponnen, weefden en vervaardigden kleederen en alles , wat voor de behoeften noodig was, terwijl de vader en de krachtvolle zoon den akker bebouwden , bosschen neerhouwden en het gezin, door de jacht, van wild voorzag. Steeds moesten zij zich gewapend houden tegen de Indianen , welke den blanken Europeaan innig vijandig was, die het durfde wagen den jachtgrond
365
zijner voorvaders te rooven. Maar wat vermocht de inboorling met zgn pijl en boog tegen den welgeoefenden europeeschen schutter? Naarmate de landverhuizers toenamen werden de Indianen verdreven en vernietigd, latei-werden zij opgevangen en tot slavenarbeid gedwongen, üe Engelschen waren destijds bijna uitsluitend in het bezit van den slavenhandel, en wonnen met de »zwarte huidenquot; aanzienlijke sommen. Men had drie soorten van engelsche colonies in Amerika: zuiver democratisch in Mieuw-Engeland ; in die van de kroon, heerschte het aristocratisch element met eene regeering bijna gelijk aan die van Engeland, tot dezen kon men Virginië, New-York, de beide Carolina\'s, New-Jersey en Georgia rekenen; vervolgens grond-heeren colonies , dat is , dezulken , welke oorspronkelijk aan enkele families behoorden, zooals Maryland, Pensylvanie; voor allen gold hetzelfde engelsche recht; en toen in 1719 de Whigsregeering onder George I de grondheerenrechten afgeschaft werden, rustte het staatsburgerlijk recht geheel op democratischen grondslag. De regeering was echter in alle colonies niet dezelfde, by de eene had men meer vrijheid dan bij de audere. Aan het hoofd des bestuurs stond een gouverneur, die den koning vertegenwoordigde; een raad verving het Hooger-Huis en eene vergadering uit de burgers gekozen was het Lager-Huis. De koninklijke ambtenaren waren gewoonlijk Engelschen. Het verkeer met het moederland was alleen vrij ; de uitvoer naar andere landen werd zeer beperkt en de invoer uit vreemde landen verboden.
De Eranschen legden noordelijk van de Engelschen in de bosschen van Canada , aan den Laureuzstroom , aan de kusten tot de Hudsonsbaai ook volkplantingen aan; maar dezen bereikten nooit de hoogte van die der Engelschen. Dik-wijls waren deze colonies vooral die van Canada in oorlog met de Engelschen; de laatsten hadden dus tegen die lastige buren de gewapende macht van het moederland noodig, tot dat bij den parijschen vrede (1763) Canada aan Engeland overging, en van nu af behoefden dus de britsche colonis-ten die bescherming niet meer.
366
ONTEVREDENHEID EN OPSTAND DER COLONISTEN.
De Engelschen hadden in hunne oorlogen met de Franschen, en voornamelijk ook dien, welken zij, tegen Frankrijk bijzonder , om de veiligheid der noord-Amerikaansche volkplantingen, gedurende den zevenjarigen oorlog, moest ondernemen, groote schulden gemaakt; het parlement dacht daarom op middelen die te delgen zonder Engeland met nieuwe belastingen te bezwaren. Het engelsch ministerie uitgaande van het oordeel, dat niets billijker was dan dat de colonies zeiven de uitgaven droegen, die vereischt werden voor het bestuur en de bescherming, belastte verscheidene invoerartikelen en voerde daarbij de zegelbelasting van het papier in. (1765). Daar kwamen de colonies tegen op en ontzeiden aan het parlement vau het moederland, waarin zij niet vertegenwoordigd waren, het recht om belastingen in te voeren. Het engelsche parlement hield zyn recht staande; de co-lonisteu bleven by hunne weigering, zij verwierpen de zegelbelasting, verbrandden zelfs overal het gezegelde papieren verboden den invoer van belastbare koopwaren. De eenstemmigheid der colonies joeg het engelsche parlement schrik aan en liet de zegelbelasting los; maar legde (1767) op thee , glas , papier en verf een gering invoerrecht, uit welks bedrag de ambtenaren zouden betaald worden; maar volhardde evenwel bij het recht om de colonies belastingen op te leggen. Dezen weigerden hardnekkig; hierop verminderde het parlement de belasting tot eene kleinigheid, alleen om openbaar zijn recht te handhaven. Ook hier wilden de Amerikanen niets van weten; in Boston wierpen eindelijk als Mohawks, verkleedde mannen (18 Dec. 1773), eene scheepslading van 340 kisten thee in zee, waarop het parlement de haven van Boston, de hoofdplaats van Massachusetts liet sluiten, en zond er een nieuwen stadhouder, den generaal Gage , met vier bemande oorlogschepen heen ; deze veranderde er de democratische staatsregeling in eene soldaten regeering, dit had ten gevolge, dat Massachusetts al de andere staten uitnoodigde tot eene algemeene vergadering of congres te Philadelphia, ten einde maatregelen te nemen tot een
307
algemeen verzet tegen het moederland. Dit geschiedde, het werd in Julij 1774 geopeud. Op dit congres werd besloten : geen engelsche koopwaren meer te gebruiken, geen belastingen meer door het engelsche parlement, zonder dat de colonies daarin vertegenwoordigd waren, toe te staan, en ingeval den colonisten geen recht wedervoer, liet verkeer met het moederland geheel te staken, tegelyk vaardigden zij een manifest uit aan den koning, het engelsche volk en ook aan Canada, waarin zij meesterlijk hunne rechten bepleitten. In het congres hadden de bekwaamste mannen van Amerika zitting. In Europa, vooral in Frankrijk , vond hunne handelwijze goeden weerklank , omdat zij veelal de beginselen van Rousseau en Montesquieu huldigden. Als antwoord werd Massachusetts in staat van oproer verklaard. De Amerikanen vermeerderden uu hunne militie, namen oorlogsmaterieel weg en versterkten Concord. De bevelhebber van Boston rukte met de bezetting uit; den 19 April 1775 raakten de gewapende burgers van Massachusetts handgemeen met de engelsche troepen te Lexington, waarbij de laatste een aantal manschappen verloren. De Engelschen zagen met minachting neder op de ongeoefende troepen der Amerikanen en tastten hen den 10 Juni 1775 bij Bunkershill aan, waar zij hen wel uit hunne stellingen verdreven , maar meer dan elf honderd man verloren door het geweer der scherpschutters ; het verlies der Amerikanen bedroeg nauwelijks de helft. De Engelschen hadden geen troepen genoeg en de aanvoerders zooals Gage, Home en Klington waren weifelend en onbekwaam , zoodat de Amerikanen tijd wonnen om zich te organiseercn.
Frankrijk hetwelk met de grootste belangstelling de vordering der omwenteling gadesloeg, moedigde haar aan en beloofde ondersteuning. Den 4 Juli 1776 verklaarde het congres de amerikaansche colonies voor vrij en onafhankelijk van Engeland. Aan George Washington, een planter uit Virginië, welke zich reeds vroeger als een dapper en beleidvol krijgsman had doen kennen, werd het opperbevel over het leger toevertrouwd. Benjamin Franklin, de uitvin-
der der bliksemafleiders, boekdrukker en postmeester werd naar Europa gezonden om hulp tegen Engeland te verkrijgen. In Parijs werd hij met geestdrift ontvangen; zijn open gelaat, zijne echt republikeinsche taal wekten in Frankrijk eene ware geestdrift voor Amerika op. Bondgenooten vond hij niet in Europa, maar wel mannen vol geestdrift voor hunne zaak, zooals: Lafayette en Rochambeau ; de gebroeders Lameth, de duitsche baronnen von Steuben, Kalb, de Polen Kosciusko en Pulawski. Zij, met vele anderen, gingen naar Amerika om onder den banier van de nieuwe republiek te strijden. Ook de Engel-schen hadden zich uitgerust; een groot leger, bestaande voornamelijk uit Duitschers, was den Oceaan overgestoken. Generaal Howe nam New-York en bezette een groote landstreek ; een inval der Amerikanen naar Canada werd afgeslagen ,quot; het bleek hier dat de militie, zelfs bij overmacht, niet bestand was tegen de geregelde troepen. Daarom verkoos Washington den kleinen oorlog, welken hij met meer voordeel dreef. Toen Howe in 177G, zijn leger in de winterkwartieren verspreid had, trok Washington over den bevroren Delaware en nam in Trenton 26 Dec. eene afdeeling gevangen en eene andere overviel hij acht dagen daarna bij Princetown. Jn het volgende jaar waagde hij een slag bij de rivier Brandy wyne (11 Sept.) tegen lord Corn wallis en verloor hem, wat tengevolge had, dat de Engelschen Philadelphia bezetten. Des te slechter ging het met een ander engelsch leger onder lord Bourgoyne, die van uit Canada in het binnenste van New-York was doorgedrongen; hij bevond zich zonder levensmiddelen, door de Amerikanen omringd en alle wegen afgesloten en geheel afgesneden van den uit het Zuiden oprukkenden generaal Klington, zoodat hem geen andere keus overbleef, dan zich met zijne 7000 man over te geven (capitulatie van Saratoga 15 Oct. 1777).
Door dit buitengewoon geluk wonnen de Amerikanen niet alleen een grooten voorraad van krijgsbehoefte, werd niet slechts hun moed aangewakkerd; maar Frankrijk erkende den 6 Febr. 1778 de onafhankelijkheid der ameri-kaansche colonies en sloot tegelijk een verbond met hen
tegeii Engeland, waarbij Spanje zich ook weldra voegde. Denemarken, Zweden, Rusland en Portugal sloten tot veiligheid hunuer buitenlandsche bezittingen en scheepvaart eene gewapende neutraliteit; maar aan Holland, dat door de verdeeldheid zijns bestuurs gedraald had toe te treden, verklaarde Engeland den oorlog (1780); als reden van schending der neutraliteit gaven zij voor, in een door hen genomen Noord-Amerikaansch schip de bewijzen van een geheim handelsverdrag gevonden te hebben. In Holland had men volstrekt niet aan oorlog gedacht; door de hinnenlandsche verdeeldheid, en ongekende karigheid in de middelen tot uitrusting eener behoorlijke vloot, zoo noodzakelijk voor de bescherming der uitgebreide colonies en des handels, was de vloot tot een 30tal slecht uitgeruste linieschepen gedaald, en de buitenlandsche bezittingen lagen, slecht bezet, ten prijs voor den aartsvijand van Holland, Engeland, dat met meer dan 300 groote oorlogschepen de zee beploegde. Weldra streed men op alle zeeën; in Azie, Afrika werden de colonies beurtelings aangegrepen, verloren en gewonnen. Na menig onbeslist zeegevecht, behielden de Engelschen onder Rodney de bovenhand; maar verloren aan de Spanjaarden en Fran-schen het eiland Minorca. Lord Elliot verdedigde Gibraltar tegen de drijvende batterijen van den ingenieur d\'A^on. In Amerika moest natuurlijk de oorlog zijne beslissing vinden. De Engelschen ruimden na den nederlaag van Bourgoyne Pensylvauie en verlegden hot strijdperk naar New-York en in de zuidelijke staten, waar de engelsche regeering nog vele aanhangers telde. Cornwallis won nog twee veldslagen; maar toen de Franschen (1780) een klein leger naar Amerika gezonden hadden , en de engelsche generaal van uit Vir-ginië eene vereeniging met Klinton, die zich in New-York bevond, wilde bewerken, werd hij door de Amerikanen en Franschen te Charlestown ingesloten en gedwongen zich door gebrek aan levensmiddelen over te geven (19 Oct. 1781). üit was voor den oorlog in Amerika beslissend; »alles is voorbij,quot; riep de engelsche minister lord North uit, toen hij het bericht kreeg, en nu begonnen de onderhandelingen. Gedurende dezen werd de oorlog in Amerika slap gedreven, maar des te *LG. GESCH. 24
370
verschrikkelijker woedde hij tegen de Frauschen, Spaujaarden en Hollanders. In jNov. 1782 namen de Engelschen de pro visioneele artikelen .aan , waarbij zij voorloopig de onafhankelijkheid der amerikaansche staten erkenden. Men gaf hieraan den naam van provisioneele artikelen, om de Franschen te misleiden ; hij het verdrag met Frankrijk was bepaald: dat geen van beiden een afzonderlijken vrede zouden sluiten en nu geschiedde alles buiten voorkennis van den franschen minister Vergennes. De rechtschapen Franklin was hier tegen, maar werd overstemd door Jay en Adams, mede onderhandelaars voor Amerika; de Engelschen waren zoo toegevend mogelijk om hen des te spoediger van hunne boudgenooten te scheiden. Den 20 Jan. 1783 werd de vrede te Versailles gesloten , waarby de Engelschen al de veroverde colonies aan Frankrijk en Spanje teruggaven. Holland alleen moest in Oost-Indië Negapatam aan de Engelschen aftreden, ofschoon zij den 5 Aug. 1781 in den zeeslag bij üoggersbank onder Zoutman tegen de Engelschen onder den admiraal Parker, toonden dat zij nog zonen waren van Tromp, de Ruiter en Evertsen. Na een gevecht van 3 uren werd Parker genoodzaakt af te deinzen. Geen natie had zooveel door den oorlog geleden als de Nederlanders; tallooze rykbeladeu koopvaardijschepen waren weerloos in de roofzuchtige handen der Britten gevallen.
Als vrije staten traden alzoo de engelsche colonies heerlijk uit den strijd ; gelukkig dat zij onbaatzuchtige en praktische mannen bezaten, wier blikken niet in het onbegrensde zochten, maar wisten, wat zij wilden, en niet door eene onverzadigbare heerschzucht geprikkeld werden. De edele George Washington bewaarde zijn vaderland voor binnen-landsche onrust en hield het leger bij zijn plicht, ofschoon het klaagde over ondank voor zooveel jaren van oorlog ; de verkregen vrijheid kon bij den burger tot losbandigheid overslaan. Het volk, gevoelig voor zijne rechtschapenheid , droeg aan George Washington het oppergezag op. Na vele beraadslagingen van het congres trad eindelijk het statenverbond te voorschijn, hoofdzakelijk met de volgende staatsregeling : aan het hoofd der vereenigde staten wordt een president gekozen voor vier jaren en mag slechts tweemaal achter el-
371
kander deze waardigheid bekleeden. Hij heeft de opperste leiding over de zee- en landmacht, benoemt alle ambtenaren der republiek, heeft de uitvoerende macht eu regelt de betrekkingen met het buitenland. In de wetgevende macht kan hij elke wet door zijn veto tijdelijk schorsen. De wetgevende macht berust bij het congres, hetwelk uit twee kamers , de senaat en de vertegenwoordigers, bestaat, li) den senaat zendt elke staat twee leden en in de kamer der vertegenwoordigers wordt er op elke 70 000 een afgevaardigde gekozen. Het Bondsgerechtshof beslist over staatsprocessen, en geschillen tusschen de enkele staten en is het hoogste gerechtshof. Onder dit gerechtshof staan alle canton en district gerechtshoven. Er heerscht onbepaalde vrijheid van godsdienst, pers, vereeniging en petitie. — Elke staat regelt verder zijne eigene .aangelegenheden door een landvoogd en vergadering van afgevaardigden en heeft zijne gerechtshoven, welke in burger-, handels-, en strafzaken uitspraak doen. Er zijn geen staande legers, slechts kleine kernafdeelin gen voorde verschillende wapenen, van het 1GC tot het C0c jaar is elk soldaat , als het vaderland in nood is, overigens is er geen bevoorrechten stand; elk burger is gelijk voor de wet en de minste kan tot den hoogsten rang opklimmen; wij moeten hier voor ons bestek afbreken.
Washington, naar wiens naam, de bondsstad genoemd werd , was de eerst verkozen president der vereenigde staten; in 1797 trad hij in het ambteloos leven terug ; hij stierf op zijn landgoed Mount Vernon den 14 üec. 1799; Franklin was hem den 17 April 1790 reeds voorgegaan De vereenigde staten ontwikkelden zicli met voorbeehlelooze snelheid ; zij hebben ook daartoe alle mogelijke voordeelen : een volk, dat werk en werkzaamheid bemint, de erfenis der europeesche beschaving en eene verbazende ruimte; onrustige of ontevredenen kunnen zich verwijderen en elders vestigen, zooals de Marmonen in 1847 deden. In de oudewereld hebben zij geen mededinger ter zee oi te land te vreezen, als zij zeiven geen oorlog maken. Washington raadde hun in zijn testament aan : hunne grenzen niet uit te breiden en zich in geen vreemden oorlog te mengen; hel eerste
372
hebben zij niet gehouden. Voor Engeland is het geen wezen-liik verlies geweest; liet vrij handelsverkeer, voordeelig voor beiden, trad in de plaats van het heerschersrecht, hetwelk aan het moederland niets dan voortdurende zorgen gegeven en een hoogst kostbare bescherming geëischt had.
DE FRANSCHE OMWENTELING.
FRANKRIJK VOOR DE OMWENTELING.
Frankrijks jaarlijksch inkomen beliep in den laatstentijd 430 mill, franken. De staatsschulden , welke door den en-gelsch-noord-amerikaanschen oorlog verbazend waren toegenomen , bedroegen reeds 4000 mill.; de rente voor deze staatsschuld verslond reeds bijna de helft van het inkomen; men kon door het geschokt crediet geen geld dan tot hooge rente krijgen. Hierbij kwam nu nog het onderhoud van een kostbaar hof, het leger, de vloot, kortom van den ge-heelen openbaren dienst. De uitgaven konden dus op veiTe na niet door het inkomen bestreden worden; elk jaar gaf een te kort, dat door nieuwe leeningen moest aangevuld worden. Koning Lodewijk XVI (geboren 23 Aug. 1754) regeerde sedert den 10 Mei 1774 en had den besten wil, om door eene betere staathuishouding het vertrouwen te verlevendigen en het zwaar belaste volk te verlichten; maar zgn goeden wil was niet door de zoo noodige kracht ondersteund om den tegenstand , dien hij ontmoette te verbreken. In zijn ministerie zaten drie mannen , Turgot, Ma-lesherbes en St. Germain, welke eene geheele verandering van het staatswezen als het eenige redmiddel beschouwden. Zij verlangden de bijeenroeping eener nationale vergadering, of ton minste eener provinciale. De koning herstelde toen op aanraden van den ouden graaf Maurepas, een lichtzinnig en geslepen hoveling uit de dagen van Pompadour het parlement , zoo als het vóór 1770 bestaan had, in welk jaar het in een gerechtshof veranderd werd , omdat het de belastingen niet wilde rcgistreeren. TegeVi dit bijeenroepen was
373
Turgot, omdat het parlement veel te zeggen bad op, de regeering, maar van geen hervorming in den staat wilde weten, en vooral niet iu het punt van belastingen, te veel bevoorrechten hadden er zitting in, en Turgot wilde juist de schreeuwende ongelijkheid opheffen. De burger en landman vooral gingen gedrukt onder de zwaarste lasten, terwijl de adel, hooge geestelijkheid en ambtenaren bijna niets opbrachten, om dit kwaad, dat wel de lont was, waardoor de verschrikkelijke omwenteling uitbarstte, te verhelpen, wilde Turgot eene voor allen gelijke belasting invoeren op den grondslag van het grondbezit of kadaster. — Behalve de indirecte belastingen , de tollen en monopolies, was er nog eene directe op land en grond (la taille), welke bijzonder den landelij-ken stand trof, die daarenboven nog feudaallasten en tienden moest betalen , zoodat hem soms geen Vlo als loon voor zijn zweet overbleef. Op den burger drukte nog eene hoofdelijke belasting, huisbelasting, van welke de adel en de geestelijkheid vrijgesteld waren, üe belastingen der afzonderlijke provincies werden tegen eene bepaalde som aan een hoofdpachter verpacht. De pachter werd in den regel spoedig schatrijk; de belastingschuldigen waren zonder recht tegenover hem; de belastingrollen werden zelfs niet eens openbaar gemaakt. Alle pogingen van Turgot en Malesherbes leden schipbreuk op den invloed der bevoorrechte standen , welke hunne privilegies niet wilden opgeven. Wilde men besparingen maken op de kostbare hofhuishouding, daartegen wras de goede koning niet, maar de jonge koningin Marie Antoinette, de deugdzame en geestrijke dochter van Maria Theresia, begreep toen den ernst haars toestaiuls nog niet. En toch verslond de hofadel jaarlijks 28 millioen. De koning betaalde voor zijn broeder, den graaf van Artois , later Karei X, een overmoedigen verkwister, en vertrouweling der koningin, binnen drie jaren 71/a millioen Fr. schuld en toch bleven er nog 4 millioen onbetaald.
Ook het rechtswezen wilde dit ministerie hervormen. De parlementen waren, zoo als wij vroeger zagen , de hooge gerechtshoven in Frankrijk. Dat van Parijs gold voor het hoogste, omdat soms de prinsen van den bloede er zitting
374
iu namen. Hun taak was niet slechts recht te spreken, maar alle koninklijke verordeningen moesten door hen geregistreerd (dat is in hunne protocollen ingeschreven) en aan de verschillende overheden medegedeeld worden, ook behoorden tot hun gebied zekore afdeeliugen van het bestuur zoo als die der belasting en der rekenkamer. Dikwijls hebben wij gezien dat het parlement niet eenstemmig met de regeering was, dat het weigerde eene verordening in te schrijven , dan bediende zich soms de regeering van een zoogenaamd Lit de Justice (kussenzitting), dan deed zij den koning in het parlement zitting nemen , eu nu mocht niemand dan de koning eu zyn kanselier overluid spreken of stemmen, zoodat het daardoor gemakkelijk was eene meerderheid in eene minderheid te veranderen.
De koning had in zulk eene zitting kussens achter den rug, tusschen de armen en onder de voeten, van daar bovengenoemde naam. De leden der parlementen vormden als het ware eeno rechterlijke aristocratie, de plaatsen werden voor aanzienlijke sommen verkocht en waren erfelijk. Daarenboven bestond het schreeuwend onrecht der Lettres de Cachet, dat waren oningevulde bevelen, voorzien met het koninklijke zegel, tot gevangenneming van iemand. Zij werden aan hovelingen, bisschoppen en adel enz. gegeven. Het vertoon van zulk een brief deed den ingevulde zonder eenigen vorm van proces of vonnis gevangen zetten.
De minister van oorlog St. Germain wilde de bevoorrechte corpsen van het leger gelijk stellen met do andere troepen; het getal der officieren , dat 60 000 bedroeg, verminderen en dien rang niet meer koopbaar stellen. En zoo wilden de ministers tallooze andere verouderde en voor den tijd onbestaanbare gebruiken en misbruiken afgeschaft hebben; maar van al de hervormingen, welke misschien den staat vreedzaam hadden doen omwentelen , kwam er niet een tot stand. Lodewijk zelf zeide: »Turgot en ik meenen het alleen goed met Frankrijkquot;; maar de koningin, do prinsen, de hofadel, sommigen der hooge geestelijken hadden zoo veel invloed op hem, dat hij in Mei 177G, toen ook het parlement zijne stem tegen het ministerie verhief, het eenvoudig ontbond.
375
Na Turcot nam de bankier Necker het ministerie van financiën op; deze wist door leeningen nog de middelen te vinden voor den oorlog tegen Engeland, welken de minister van buitenlandsche zakeu Vergennes bij den koning doorgezet had; maar daar hij even als Turgot op bezuiniging vooral van het hof en op hervorming aandrong en daarenboven in een geschrift rekenschap van zijn financieel beheer gaf, en daardoor meer van den geldelijken toestand van Frankrijk openbaar werd, moest hij ook wijken en Frankrijk verlaten (1781). Nu werd Calonne minister van financiën, een ware hoveling, wiens leer was: dat de weelde en pracht der hoven de nijverheid en de kunst bevorderen. De feesten en verspillingen van het hof werden grooter dan ooit, lustsloten zoo als St. Cloud werden aangekocht, de schulden der koningen en der prinsen betaald. Op de sluwste wijze wist hij aan geld te komen, maar liep eindelijk na vier jaren ook vast en kwam tot het punt van Turgot, even als Necker, om de bevoorrechten ook in de jpelasting te doen deelen. In dezen tijd had de zoo geruchtmakende halsketen-geschiedenis plaats, waarin de koningin Marie Antoinette en prins Rohan (kardinaal, bisschop van Straatsburg en groot-aalmoezenier van Frankrijk) de slachtofiers werden van eene schandelijke bedriegster, de zoogenaamde gravin La Motte. De kardinaal was in ongenade gevallen bij de koningin, de gravin La Motte bood zich als bemiddelaarster aan ; Je kardinaal schreef brieven aan de koningin, welke zij op zich nam te bezorgen en bracht hem ook antwoord terug, zelfs werd hem in de schemering gelegenheid gegeven zich aan de koningin te vertoouen, eene andere bedriegster speelde hierin de rol van koningin. Op zekeren dag kreeg hij weder een gewaanden brief van de koningin door La Mott», waarin het heette, dat de koningin brandend van verlangen was om een prachtig stel diamanten van 1800 000 livres te bezitten , dat door de juweliers Bohmer en Bossange was aangeboden, zij wilde niet als koopster optreden, aangezien zij het slechts in termijnen kon betalen ; en droeg daarom als eerste teeken harer gunst den kardinaal op het voor haar te koopen , tevens was in den brief een door haar geteekend
376
koopcontract gesloten. De bedrogen kardinaal kocht en overhandigde liet aan de gravin La Motte, die het door haren man Cagliostro te Londen liet verkoopen.
Toen de tijd van betalen kwam, wendde men zich tot de koningin en de geheele doortrapte bedriegerij kwam uit. Marie Antoinette was ten hoogste verbitterd. De hand-teekening der koningin was door een Reteaux de villette nagemaakt. De schuldigen werden gestraft; maar aangezien de valsche brieven der koningin verbrand waren, liet men over deze staatszaak iets duisters gaan; later nog bediende men er zich van om een blaam op de onschuldige vorstin te werpen.
Om het dragen der belasting van de geprivilegieerden door te zetten , werd den 22 Febr. 1787 de vergadering van notabelen bepaald. Zij bestond uit 144 leden die den adel, de geestelijkheid , de hooge staatsambtenaren, en de parlementen vertegenwoordigden; uit de stedelijke besturen waren er zes voorname afgevaardigden. Er moest een te kort van 140 millioen gedekt worden. Calonne legde zijne hervormingen voor, voornavueljjk wilde hij een algemeene grondbelasting en het gezegeld papier; dit verwekte hevigen tegenstand; hier waren juist de standen die niet betaalden; sommige notabelen en daaronder ook Lafayette, voorspelden eene omwenteling als onvermijdelijk. De koning, even als altijd in het onzekere , ontsloeg zijn minister. Calonne, om zich van zijne verkwisting bij het volk te zuiveren, gaf openlijk aan de wereld kennis van zijne voorstellen, en van de besluiten der notabelen daartegen; de notabelen van hunne zijde deden hetzelfde. Door zich tegenover de natie te verantwoorden, vroeger bleef alles geheim, deden zij zolven den eersten tred op de baan, welke naar de omwenteling leidde. De opvolger als minister was de aartsbisschop van Toulouse , Lomenie de Brienne , een der hevigste tegenstanders van Calonne, beter hoveling dan priester en bisschop. De belastingen van zijn voorganger, waartegen hij zelf de meeste hinderpalen en de hevigste redevoeringen had opgewekt, stelde hij nu zelf aan het jgt;arlement voor, maar werden nu nog heviger bestreden. In de hevige geschillen.
377
hoorde meu reeds stemmen , die zich op de algemeens staten beriepen als alleen bevoegd om nieuwe belastingen op te leggen. Ook in eene kussenzitting (lit de justice) weigerde het parlement ze in te schrijven ; sprekers als de hertog vau Orleans (later Philippe d\'égalité), Freteau, Sabetier en anderen, vergaten den koninklijken eerbied reeds en durfden van de rechten der natie spreken en van het bijeenroepen der alge-meene staten. Het hielp niet of het parlement naar Troyes verbannen werd, al de provinciale parlementen sloten zich bij dat van Parijs aan; twee der hevigste tegenstanders uit het parlement werden gevangen gezet en de hertog van Orleans naar rijn landgoed verbannen; het volk trok reeds partij voor de parlementen. Het parlement te Parijs werd onder hervorming hersteld, maar dit eischte de invrijheidstelling der gevangengenomene leden, wees de oppermacht des konings ai en verlangde dc bijeenroeping der algemeene staten, welke sedert 1G14 niet bijeen waren geroepen geworden. De strijd was buiten het parlement al op het volk overgegaan; eene koortsachtige beweging in geheel Parijs, opstanden in sommige provincies verkondigden: dat de wilde elementen zich reeds los woelden; het staatsbankroet immer nader kwam; de koning ontsloeg de Brienne met eene gift van verscheidene rijke abdijen , en riep den volkslieveling Kecker weder in het ministerie. Deze drong, in spijt der notabelen , aan op de bijeenroeping der algemeene staten, de koning gaf toe en de groote vergadering, bestaande uit 300 afgevaardigden des adels, 300 der geestelijkheid en GOO des derden stands werd bijeengeroepen tegen den 1 Mei 1789 te Versailles. En zoo staun wij nu aan den vooravond der groote omwenteling, welke even als de hervorming geen plaatselijke gebeurtenis is, zij omvat de wereldgeschiedenis. Zij is het punt, waartoe een gezag ieidt, dat ontdaan is van elk goddelijk beginsel en alleen steunt op eigenbelang. Even als de hervorming slaat zii geen acht op hetgeen de eeuwen gewrocht hebben; zij breekt op eene geweldige wijze met het verledene en vernielt in hare woede het goede en kwade. Wij zagen haar vooruit aankomen. De ongodsdienstigheid en bedorvenheid der vorsten, hove-
378
lingen en grooten; het misbruik van het gezag en vooral de geschriften der goddelooze Encyclopedisten, zijn hoofdoorzaken dier bloedige omwenteling. Zy heeft martelaars, geen groote mannen voortgebracht; Napoleon zelfs was niets meer dan een groot tyran.
de algemeene staten (les états généraux) te versailles.
5 mei 1789 tot 30 sei\'t. 1791.
Bij de opening der groote vergadering sprak de koning zijn oprechten wensch uit, liet welzijn van Frankrijk door de medewerking der algemeene staten te vestigen. »Alles,quot; zeide hij, »wat men van de innigste deelneming aan het algemeen welzijn verwachten kan, alles, wat men van een heerschor, den eersten vriend zijner onderdanen, hopen kan, mag men van mijne gezindheid verwachten. Moge eene gelukkige eensgezindheid in deze vergadering heerschen en dit tijdstip voor altijd gedenkwaardig voor het geluk en de welvaart des rijks worden! Dit is de wensch mijns harten, dat is mijn vurigste wensch, dat eindelijk het loon, hetwelk ik voor mijne welgemeende inzichten en liefde voor mijn volk verwacht.quot; Als in een stormachtigen tijd de goede wil toereikend was, dan zou Lodewijk XVI de beste man voor Frankrijk geweest zijn ; maar goede wil redt in zulke tijden niet, als hij niet vergezeld gaat met krachtige en gepaste besluiten en een helderen blik in den waren stand der zaken. Dezen ontbraken den koning en het ministerie Necker geheel; men had niet eens bepaald in welken vorm de beraadslagingen en het stemmen zouden plaatshebben. Vroeger vergaderde en beraadslaagde elke stand afzonderlijk en bracht zijne stem uit, zoodat van de drie stemmen, de adel en geestelijkheid er twee vormden, dus altijd den derden stand, le tiers état, overstemmen kon. De adel en de geestelijkheid vorderden dit thans ook, maar de derde stand eischte gemeenschappelijke beraadslaging en hoofdelijke stemming en verklaarde zich zelfs op aandrang van den abt Sieyes tot nationale vergadering. De koning ontstelde bij dezen stap,
379
welke de geheele oude staatsregeling omverwierp en verbood den derden stand elke verdere vergadering. Toch deze vergaderde evenwel omringd van eene groote volksmenigte den 20 Juni in de koninklijke kaatsbaan en na het uitspreken der hevigste redevoeringen, zwoeren de afgevaardigden des volks niet uit elkander te gaan, voordat Frankrijk\'s staatsinrichting op vaste grondslagen herbouwd zou zijn. Het volk jubelde hunne goedkeuring uit; de Parijzenaars verklaarden zich voor de afgevaardigden des derden stands en vormden weldra de macht, waarop de nationale vergadering rekenen kou. Den 22 Juni waren ook reeds 140 geestelijken tot den derden stand overgegaan. Den 23 Juni had de koninklijke zitting plaats; de koning verscheen met alleu glans zijner majesteit; do adel en de geestelijkheid volgden hem door den hoofdingang in de zaal, terwijl dat de afgevaardigden van den derden stand onder den stortregen wachten moesten totdat zij door eene zijdeur binnengelaten werden. De koning keurde in vrij scherpe woorden de handelwijze der afgevaardigden des derden stands af, legde eeni-ge hervormingen voor en dreigde de vergadering te ontbinden als deze niet aangenomen werden, de standen zouden in afzonderlijke zalen beraadslagen en niet hoofdelijk stemmen, waarna hij de vergadering gelastte uiteen te gaan; de koning verliet de zaa!, alsmede de adel en eeu gedeelte der geestelijkheid; de burger afgevaardigden echter bleven. De graaf de Mirabeau, die zich door den derden stand had laten kiezen, vorderde hen op getrouw aan hun eed, in de kaatszaal gezworen, te zijn. Do koning zoiul den ceremoniemeester om hen te gelasten uiteen te gaan , maar dezen riep Mirabeau toe : »gaat gij heen en zegt uwen »lieer, dat wij hier door de keus des volks vergaderd »zijii en dat wij slechts door het geweld der bajonnetteu »van hier kunnen verdreven worden.quot; De vergadering verklaarde daarop den persoon eens afgevaardigden voor onschendbaar en elk aan hoogverraad schuldig, die geweld tegen een afgevaardigden mocht gebruiken. Zoo oneerbiedig en trotscli gedroegen zich de aanvoerders van den derden stand reeds en de koning even laf en flauw als altijd, liet hen
380
vergaderen en besluiten nemen en geloofde weldra zijn heil te vinden door den adel en de geestelijkheid op te vorderen zich met hen te vereenigen, dat dan ook den 27 Juni geschiedde.
DE DESTORMINQ EN SLECHTING DER BASTILLE (14 JULl).
Jsa dezen gedachten slag op de koninklijke macht moest zich de nationale vergadering gereed houden, dat haar de veroverde invloed weder ontrukt zou worden. Spoedig zag men ook militaire toebereidselen, welke deden vermoeden dat de koning zijn aanzien wilde herwinnen. Een leger van 50000 man werd onder den hertog de Broglie om Versailles te samen getrokken en de zwitsersche regimenten en andere troepenafdeelingen naar Versailles en Parijs verlegd. Argwaan en mistrouwen, door talrijke vlugschriften en kroeg-redenaars onderhouden en vermeerderd, vervulden Parijs en het geheele land. Den koning schreef men nog altijd den besten wil toe, maar de meening vond ingang : dat hij door de koningin en zijne broeders tot maatregelen van geweld tegen de nationale vergadering aangezet werd, dit vermeerderde nog, toen Necker ontslagen en uit Frankrijk verbannen werd (11 Juli), mede liep het gerucht, dat de liederlijke hertog van Orleans, die uit haat tegen den koning den volksvriend speelde, gevangen was genomen. Den 12 Juli trok eene groote schare, volksvryheidsliederen zingende, de met floers behangen borstbeelden van Necker en Orleans dragende, door de straten van Parijs, aangevoerd door den geestdrijver, den advocaat Camille Desmoulins, die het eerste verkondigde, dat de vrijheid alleen door bloed kon bevestigd worden. De troep wies immer aan, maar werd eindelijk uiteengedreven door de dragonders aangevoerd door den prins Lambesc. Des nachts kreeg de opstand een dreigender houding; de opstandelingen wapenden zich met de wapenen uit het hotel der invaliden, de voorsteden St. An-toine en Marceau sloten zich, voorzien deels van pieken, deels geweren, bij hen aan; den 14\'s morgens klonk de mare, dat de soldaten tegen Parijs in aantocht waren en oogen-
381
blikkelijk klonk het uit duizenden monden : naar de Bastille ! naar de Bastille! Dit was eene oude vesting in de stad , in welke sedert Riclielieus tijd, niet onder Lodewijk XVI, vele onschuldige gevangenen versmacht hadden.
Een afgrijselijke, verbazende hoop mannen uit alle standen samengeloopen bestormde de Bastille , welke bijua geen bezetting had , en veroverden ze; zij werd tot den grond toe geslecht, en op dezen dag werden voor het eerst iu de omwenteling vau bloed druipende hoofden op pieken rondgedragen , namelijk die van den bevelhebber der Bastille en van eenige soldaten ; op denzelfden dag vermoordde het gepeupel nog eenige aristocraten, wier hoofden het te wachten lot aan vele anderen moesten verkondigen. Terwijl dit alles in Parijs voorviel leefde het hof te Versailles in ongeloole-lijke gerustheid voort; in den nacht van 13 op 14 Juli was er zelfs groot bal, de koningin en haar aanhang geloofden niet aan den toestand en wiegden den koning in slaap; maar toen zij den volgenden dag al de gruwelen vernamen, ontwaakten zij evenwel uit hunne zorgeloosheid. In Parijs was men intusschen onder gruwelen en moorden voortgegaan als republikeinen alles te veranderen , de meeste soldaten van het leger in de hoofdstad waren tot het volk overgegaan. Daarbuiten iu de provincies en vooral het landvolk , dat zooveel jaren onderdrukt was geworden, was ook alles in koortsachtige beweging geraakt, honderden kastee-len en buitenplaatsen der grooten werden gesloopt en afgebrand, de bewoners en eigenaars verjaagd of vermoord , als door een gezwollen , uit zijne oevers getreden vloed werd Frankrijk overstroomd met het vuur der vernieling, en overal vond het goddelooze mannen om het aan te zetten, niet om het in bedwang te houden of te geleiden. De nationale vergadering te Versailles zond eene deputatie met Bailly, een voornaam letter- en sterrenkundige, maar een eerste ideoloog, en Lafayette, zeer ingenomen met de amerikaansche staatsregeling, anders den koning genegen , aan haar hoofd naar Parijs, zij werd met uitbundig gejuich ontvangen, naar het stadhuis geleid en verklaarde : dat de koning bereid was toe te geven. Denzelfden
382
•
dig nog werden Bailly en Lafayette aan het hoofd der stad Parijs gesteld, Bailly met den titel vau maire en voorzitter van den grooten raad van Parijs. De koning van alles onderricht, ontsloeg zijne ministers en riep Necker den volksvriend weer terug; hij besloot, of was er onhandig toe aangeraden om naar Parijs te gaan , waar de koning zelf het aloude monarchale koningschap ten prooi wierp. Hij kwam daar den 17 Juli slechts van weinigen vergezeld , zonder eenig koninklijk vertoon en werd aan de poort door den niet door hem nieuw benoemden maire ontvangen en ouder eene geleide van burger soldaten naar het stadhuis geleid, waar hij en den maire en de ingestelde machten in hunne waardigheid bevestigde, en zoo diep was Bailly gezonken, dat hij den weerloozen koning, die, in plaats van met woorden va^ goedheid, mot den degen in de hand aan het hoofd zijner dapperen had moeten verschijnen, de nieuwe kokarde op zijn hoed spelde en hem verzocht zich daarmede voor het venster aan het volk te vertoonen. De koning nog vol hoop wellicht door toegeven den storm te kunnen bezweren of tijd te winnen om later te hernemen wat verloren was, keerde naar Versailles terug. Na weinige dagen, werden te Parijs de staatsraad Foulon, zijn schoonzoon-Berthier, als ook Flesselles, de vorige maire, wreed vermoord. Te platten lande werd zoo gemoord en vernield, dat de nationale vergadering eene scherpe proclamatie uitvaardigde.
DE NACHT VAN DEN 4 AUGUSTUS.
DE KONING EN DE NATIONALE VERGADERING IN PARIJS.
De adelijke afgevaardigden, welke tot nu toe stil de zaak afgekeken en alles gedaan hadden om tijd te winnen , begonnen thans in te zien dat het mede om \'hen te doen was; sommigen van hen waren reeds tot het volk overgegaan en zochten aan het hoofd der beweging te komen; de meesten vreesden voor hun leven en bezittingen, zij hadden er reeds op eene erbanne-
383
lijke wijze zien omkomen ; daarom stelden in den nacht van den 4 Aug. de afgevaardigden zeiven de opheffing van alle voorrechten en de afschaffing van alle leen- eu heerendiensten voor. Alle onderscheid van standen werd afgeschaft; er zouden slechts burgers zijn. Allen burgers werden de wapenen in de hand gegeven, de nationale garde geformeerd en Lafayette werd benoemd tot bevelhebber over Parijs en de nationale garde. Dit verschrikte velen der voornamen , honderden van den adel en de hoogere standen strooyiden het land uit; de meeste prinsen, hovelingen waren reeds vooruitgegaan. Zoodat de arme koning spoedig van diegenen verlaten werd, die zich de steunsels des troons noemden, die hem wellicht met de koningin op het dwaalspoor gebracht hadden , wijl zij elke verandering ten dienste der burgerij verfoeiden, en thans nog in het buitenland schaadden zij den koning door aanleiding van verstandhouding met hem te geven. Intusscheu was de nationale vergadering zelve geen meesteres meer van de beweging, welke zij te voorschijn geroepen en gedacht had te leiden; in Parijs had zich een nieuwe democratische stadsraad gevormd, welke zijn bestaan aan de clubs , waar de bloedgierigste mannen zooals: Desmoulins, Marat, Banton, Robespierre en anderen woordvoerders waren , te danken had. In Parijs was duurte ontstaan , dit zou verbetereu als de koning zich daar vestigde, maakte men het volk wijs. Lodewijk XVI had het getrouwe regiment Vlaanderen naar Versailles ontboden, de daar zijnde garde gaf aan het nieuw aangekomen regiment eeu feest, waarbij op de gexondheid der koninklijke familie gedronken werd , niet op de natie, men had zich versierd met de witte kokarde, niet met de driekleurige en nog erger, de koninklijke familie had het feest een oogenblik met hare tegenwoordigheid vereerd. Den anderen dag las men in de dagbladen: dat er te Versailles tegen de nationale versaderins
CJ O O
was samengezworen en men toebereidselen maakte om elke beweging te bedwingen, tegelijk spoorde men de Parijzenaars aan naar Versailles te gaan. Parijs geraakte in oproer, op alle hoeken vond men samenrottingen, vooral van de vrouwen der laagste soort; den 5 Oct. nam eene deerne een
38-i
trommel uit een der wachthuizen en doorliep roffelend de straten, eene ontzachelijke menigte van woedende vrouwen volgde haar weldra en onder aanvoering van twee beruchte mannen, Maillard en Jourdan, een vleesclihouwer, die zich den eernaam van kopafsnijder had gegeven, trokken zij naar het stadhuis , namen daalde aanwezige wapenen en kanonnen weg entogen verder naar Versailles, gevolgd van 40000 nationale garden. Tevergeefs had ^afayette beproefd den storm af te wenden, hij had zelfs moeite de nationale garde in toom te houdeu. Als tijge-rinneu, kwam de woeste bende van wijven te Versailles aan en begaven zich gedeeltelijk naar de nationale vergadering, gedeeltelijk naar het slot, de verblijfplaats der koninklijke familie, waar zij weldra handgemeen waren met de koninklijke lijfwacht; door bemiddeling van Mourier, den voorzitter der nationale vergadering, verkreeg eene deputatie van 12 vrouwen en meisjes toegang tot den koning, welke hom verzochten in den nood van Parijs te voorzien en de rechten van den mensch te erkennen; de koning willigde alles in. De menigte bleef des nachts te Versailles; intusschen was Lafayette met zijne nationale garde aangekomen en had al de toegangen tot het slot bezet. De nacht ging in tamelijke rust voorbij, maar \'s morgens bij het aanbreken van den dag, stormden de woestelingen een onbewaakte deur van het slot binnen, vermoordden de zwitsersche lijfwacht en vlogen over de lijken der trouwe bewakers de slaapkamer der koningin binnen, gelukkig, liever ongelukkig , was zij juist in haast door hare kameniers nit het bed vervoerd geworden, anders hadden de snoodaards haar reeds aan hunne helsche furie opgeofferd; de koning en de koningin moesten zich op het balcon vertoonen , Lafayette had hun dit aangeraden, en werden met een woest geschreeuw; naar Parijs ! naar Parijs! ontvangen. De goede koning beloofde met zijn gezin hen naar Parijs te zullen vergezellen , tegelijk verklaarde de nationale vergadering op voorstel van Mirabeau en Barnave, dat zij onafscheidbaar verbonden was met den persoon des konings en dus ook hare zittingen verlegde naar de hoofdstad. Ten een ure \'s namiddags bogon de voor de
385
koninklijke familie, zoo vernederende reis, omringd van duizenden woestelingen, met de hoofden der koninklijke lijfwacht op pieken en onder het woest geschreeuw der on-menschen, bereikten zij \'s avonds de Tnileriën , welker zalen sedert 100 jaren onbewoond waren gebleven.
Zoo kwamen en koning en nationale vergadering in de macht van het volk. De oude staatsinrichting werd van lieverlede geheel gesloopt. Eene kamer werd genoeg bevonden om de wetgevende macht uit te oefenen ; den koning werd nog een veto gegeven, waarmede hij elke wet gedurende vier jaren kon opschorten. Nu werd dit laatste de tekst voor de oproerpredikers ; de koningin, aau wier invloed men deze laatste schaduw van macht nog toeschreef, werd als Madame Veto, in de openbare redevoeringen der volksmannen schandelijk gehoond.
HET FOEDEIUTiE- OF BOXDSFEEST , 14 JULI 1790.
Den 20 Octob. 1789 werd, om de macht der provincies te verzwakken, de oude indeeling des rijks opgeheven; het werd nu in 85 departementen verdeeld, welke volgens rivieren , bergen enz. hunne namen kregen. Elk departement in districten en elk district in cantonnen. Alle ambten werden bij volkskeuzen bezet. — Hierna kwam de beurt aan de geestelijkheid. De kerkelijke goederen werden tot nationaal goed verklaard; den 2 November werden er voor 400 millioen francs aan papieren geld uitgegeven, assignaten genaamd, omdat voor hunne waarde verwezen werd op de bovengenoemde kerkgoederen. — De kloosters werden opgeheven en de geheele kerkelijke inrichting veranderd; Frankrijk zou tien aartsbisdommen en elk departement een bisschop hebben; de keus der geestelijken zou aan het volk overgelaten en door den staat bezoldigd worden. Godsdienst en persvrijheid werden gewaarborgd. Verder werden alle adellijke titels, wapens, ridderorden, kortom elk teeken van eenig onderscheid in stand opgeheven en de gelijkheid, vrijheiden broederschap afgekondigd. NadatFrank-ALG. GESCH. 25
386
rijk op deze wijze herschapen was, kwam de verjaardag van de verovering en verwoesting van de Bastille aan en dezen dag moest bijzonder gevierd worden. Op dien dag moesten tie koning, de leden der nationale vergadering, de afgevaardigden der departementen, de nationale garde den eed aan de nieuwe staatsregeling afleggen. De plaats daartoe gekozen was het Champs de Mars (het Maartveld); dit groote veld werd met opgaande banken bezet, waar minstens voor 400 000 menschen plaats was ; de geestdrift des volks had dit werk in weinige dagen tot stand gebracht, waaraan zelfs de vrouwen hadden geholpen. In het midden was een altaar opgericht; om het altaar op eeue verhevenheid zag men den koning en de koninklijke familie, naast dezen de nationale vergadering eu den raad van Parijs ; de afgevaardigden van het leger en der nationale garde stonden onder hunne vaandels. De bisschop van Auton, de later zoo beroemde en beruchte Talleyrand, beklom het altaar in bisschoppelijk gewaad en 400 priesters, in witte koorhemden, en met den driekleurigen gordel versierd, stonden aan do vier hoeken des altaars. De bisschop las de H. Mis; zegende daarna het rijksvaandel en de 83 vaandels der departementen. Toen trad gedurende eene plechtige stilte Lafa-jette naar het altaar en deed den eed als opperbevelhebber over al de nationale garden, na hem zwoeren de president der nationale vergadering en al de verschillende afgevaardigden. De kreet, leve de natie! leve de koning! vermengde zich met den donder van het geschut en het geschal der muziek. Nu stond de koning op en sprak: sik, koning dar Fran-schen, zweer, dat ik van de aan mij verleende macht alleen gebruik zal maken tot handhaving van de door mij aangenomen en door de nationale vergadering besloten staatsinrichting.quot; De koningin nam den daufin op hare armen, toonde hem aan het volk en riep: »Zie hier mijn zoon, hij vereenigt zich met mij in dezelfde gezindheid.quot; De vaandels wapperden, een geweldig geroep ging door de lucht en een danklied besloot dit schouwspel. Meer dan een gevloekt schouwspel was het niet! Een ongeloovige, met den geest van Mira-beau vervulde priester, las de H. Mis; republikeinsche af-
387
gevaardigdeu zwoeren aan een koning, aan een door de bevolking van Parijs gevangen koning , den eed voor eene staatsinrichting , welke hem afgedwongen was, eene ontrouwe natie beloofde trouw en het moordlustige volk schreeuwde: sieve de koning!quot;
VLUCHT DER KONINKLIJKE FAMILIE (20 JUNI 1791).
Den 14 Juli bracht slechts korte verpoozing aan ; spoedig reeds daarop ontnam de nationale vergadering aan den koning het recht van gratie te schenken, en oorlog te verklaren, en eindelijk verbood zij hem zich niet verder dan 20 uren van Parijs te verwijderen. Daarenboven spanden de clubs alles in het werk om een geheelen omkeer te bewerken. Onder dezen onderscheidde zich vooral de onmenschelijke club der Jacobijnen, zoo genoemd naar hun vergaderplaats het klooster van St. Jakob, als eereteeken sierden de leden zich met de roode muts der galeislaven; hij had zijne vertakkingen in alle steden en dorpen der departementen en de wreedste en goddelooste mannen en vrouwen in zijne dienst. Zijne woordvoerders , wij zullen de voornaamste later aantreffen, waren de slechtste en bloeddorstigste mannen des aardbodems. Het weinige gezag, dat nog bestond, werd door hen vernietigd; het volk werd in voortdurende beweging gehouden door val-sche geruchten van samenspanningen tegen de natie, de vrijheid en het volk, vooral door den koning, de koningin en hunnen nog zwakken aanhang, door de geestelyklieid en door al de aristocraten. Durfde een beambte of een burger van nog eenig milder gevoelen tusschenbeiden treden, de dood was zijn lot; het roer begon der nationale vergadering reeds uit de handen te glijden. De toestand des konings werd benauwder. Eene ster van hoop scheen voor hem op te gaan. Mirabeau, de geweldige woordvoerder der nationale vergadering was door de koningin gewonnen, hij beloofde de monarchie te redden ; maar ongelukkig, hij stierf plotseling den 2 April 1791; wellicht tot zijn gelu!:; hij begon zijn invloed te verliezen, men bemerkte zijne koningsge-
388
zindheid ; en hoe ook, zou hg het koningschap hebbeu kunnen redden , die den koning de vrijheid en wapenen had helpen ontnemen om ze den opstandelingen te geven? Het verbitterde zeer de hevige mannen der nationale vergadering dat de koning weigerde sanctie te geven aan hunne kerkregeling; bij alles, wat wij hiervan reeds vermeld hebben, kwam nu nog; dat de geestelijken eenvoudig als gemeenteambtenaren verklaard werden en den eed moesten afleggen op de nieuwe orde van zaken, al, die den eed weigerde, moest ontslagen en lijfstraffelijk vervolgd worden. Van al de bisschoppen legden slechts vier den eed af en van de vele priesters slechts zeer weinigen. De vrijheidsmannen verschilden hierin ook zeer van de amerikaansche republikeinen , die toch hun ideaal waren ; dezen maakten geen wetten voor de uitoefening van den godsdienst, uit vreeze van inbreuk op de vrijheid te maken. Men kon van den goeden koning alles afpersen; maar niet zijn geweten verkrachten , niet in zijn naam heiligschennis bedry ven. De koning zag zich van el-ken vrijen wil beroofd; toen hij met zijn gezin naar St. Cloud zou rijden om zijn Paschen te houden, werd hij door een woedende menigte Jacobijnen gedwongen terug te keeren, de nationale garden weigerden zelfs aan het bevel van Lafayette te gehoorzamen om den koning vrijen doortocht te bezorgen. De vlucht van des konings tante en broeder, den graaf van Provence, had alle achterdocht tegen hem opgewekt. Hem en vooral der koningin bekroop een donker voorgevoel van het hun te wachten lot; zij besloten tot de vlucht, welke hun reeds door hunne vrienden zoo vaak was aangeraden. De bevelhebber van Metz , Bouillé, een dapper soldaat en felle tegenstander der omwenteling bood zijne diensten aan. Hij zou van Chalons-sur-Marne af tot aan Mont-medy, waar de koning in veiligheid zou zijn, wachtposten uitzetten. Ongelukkig begon de koninklijke familie twee dagen later de reis dan afgesproken was ; de toebereidselen liepen tot in het belachelijke; eindelijk in den nacht van den 20 Juni, verlieten de koning, de koningin, zijne twee kinderen en zijne zuster Elizabeth Parijs. Hun weg richtte zich naar Montmedy. Onverstandig liet hij eene eigenhan-
389
dige verklaring acliter, waarin hij tegen de staatsregeling en de daden der nationale vergadering protesteerde. Eerst \'s morgens teu 9 ure was de vlucht in Parijs bekend; Lafayette kwam onder groote verdenking, wijl zijne nationale garden de wacht hadden gehad. Zonder eenigen tegenspoed kwam de koning te St. Menehould aan, daar herkende de omwentelingsgezinde postmeester Drouet hem; de koning hield zich hier noodeloos langer op, zoodat de postmeester tijd had zijn zoon langs een korteren weg naar Varennes, bekend om zijne jacobijusche gevoelens, te zenden; toen de koning daar kwam was de weg reeds . door in beweging gebrachte burgers, versperd, welke de koninklijke familie noodzaakten uit het rijtuig te stijgen. Een detachement huzaren , dat daar in garnizoen lag, wilde hem uit de handen van het volk redden; maar de ongelukkige koning had een afschuw van bloedvergieten en wachtte gelaten zijn lot af. In begeleiding van meer dan G000 woedenden werd hij eu zijue familie naar Parijs teruggebracht. Het was eene treurige terugreis; de koning werd als een ontsnapte gevangene de hoofdstad binnengeleid, in de Tuileriën streng bewaakt en voorloopig in zijne waardigheid geschorst. De bloeddorstige Jacobijnen juichten ; het volk kon zich nu zonder koning voorloopig wennen. De nationale vergadering zette haar hervormingswerk door; alles verdween uit de vorige staatsinrichting ; den 14 Sept. waren zij gereed en de koning bezwoer op nieuw de hem voorgelegde staatswetten. Deu 30 Sept. ontbond zich de vergadering, nadat zij ruim twee jaren zitting gehad en het oudste koninkrijk van Europa geheel omgewoeld had. —
DE WETGEVENDE VEHGADER1NG (lO OCT. 1791— 20 SEPT. 1792).
OORLOGSVEUKLARING AAN OOSTENRIJK (20 APRIL,). MANIFEST VAN DEN HERTOG VAN BRÜNSWIJK (25 JULl). DE 10 AUGUSTUS EN DE 2 SEPT. IN PARIJS.
De wetgevende vergadering, zoo heette de regeering, welke op de nationale vergadering volgde, had geen
390
macht boven zich; zij was niet ondergeschikt aan den koning ; noch hij, noch zijne ministers hadden eene stem in de vergadering en hadden zelfs het recht niet eenig voorstel te doen ; daarenboven had de nationale vergadering voor hare ontbinding op voorstel van Robespierre besloten: dat geen lid der nationale vergadering zitting mocht hebben in de wetgevende , waardoor de mannen van de uiterste gevoelens van alle richtingen alleen aan het roer kwamen. Zij bestond voornamelijk uit drie partijen: le de zoogenaamde Konings-gezinden, 2® de Girondijnen, omdat hunne voorname woordvoerders uit het departement de Gironde kwamen; 3e de Bergpartij, omdat zij in de vergaderzaal de hoogste plaatsen aan de linkerzijde innamen. De laatste partij had niet de meerderheid; maar zij vond haar steun in de moordlustige Jacobijnen, de piekmanuen uit de voorsteden en in den vuigen hertog van Orleans, den gezworen vijand des konings en der koningin, die met volle handen het geld liet uitstrooien om tot oproer en moord aan te zetten, en die toch geen ander doel had dan als de natie uitgeput en het volk het moorden moede zoude zijn , zelf aan de regeering te komen. De hoofden der Bergpartij waren voornamelijk de beruchte Danton, Camille Desmoulins, Robespierre en Marat, allen reeds vroeger genoemd; dezen wilden door bloed eene republiek stichten en haar als tyrannen besturen. En wellicht zouden zij bun doel niet bereikt hebben als de koning, toen het nog tijd was, vertrouwen had kunnen stellen in Lafayette en Barnave; maar als altijd was hij besluiteloos, bevreesd om zich op iemand te verlaten, daarenboven werd hij steeds door de koningin opgewekt door de hoop van hulp uit den vreemde en der geëmigreerde prinsen en aristocraten. En juist die gevluchten , waaronder voornamelijk zijne broeders Lodewijk en Karei verhaastten en voltooiden zijn ongeluk. De uitgewekenen hielden zich voornamelijk op in Turin, in Zwitserland , te Worms , Spiers en Coblenz, waar velen zich nog onderscheiden hebben door zedeloosheid en verkwisting. Zij bestormden de duitsche vorsten om aan de omwenteling een einde te maken; de omwenteling, verklaarden zij, heeft geen wortel in de parijsche bevolking, de meerderheid der natie
391
wenscht deu oudeu toestand terug; het belioefdealleen eene militaire wandeling naar Parijs, nergens in de provincies had men weerstand te duchten. Werkelijk sloten Leopold II en Frederik Willem II deu 27 Juli het Pelnitzer verdrag; de keizer keurde natuurlijk het gebeurde in Frankrijk ten hoogste af, en beoogde nog geen gewapende tusschen-komst, maar zijn opvolger Frans II (Leopold was den 1 Maart 1792 gestorven) voerde tegenover de uitdagende omwenteling zulk eene taal, dat aan het uitbreken des oor-logs niet meer te twijfelen viel. De Frauschen wilden de Oostenrijkers voorkomen en vertrouwende ook in den oorlog op de kracht van de revolutionnaire beginselen, moest de koning hen den 20 April 1792 den oorlog verklaren. Het girondijnsche ministerie wilde om het gepeupel in Parijs nog te versterken 20 000 nationale garden uit de verschillende departementen laten aanrukken, de koning sprak hiertegen zijn veto uit, desgelijks deed hij vol waardigheid, toen men al de niet beëedigde priesters wilde verbannen en vervolgen, hierdoor wekte hij al meer den toorn der Jaco-bijnen op. Menige ruwe bejegening moest hij verdragen ; zelfs schreef ook eene verwaande feeks, de vrouw van den minister Roland , zij woonde de zittingen, die vaak bij haar aan huis plaats hadden , bij, een brief aan den koning, waarin zij hem zijne plichten voorhield en zijne hardnekkigheid verweet. Deze brief werd gedrukt en onder het volk verspreid, liet ministerie trad gedeeltelijk af, een paar gematigder mannen kwamen er in; Lodewijk wendde zich in het geheim door Mallet-du-Pan tot de verbondene mogendheden , en de constitutionneelen beproefden om de macht der Jacobijuen en Girondijnen te beperken; maar den 20, den verjaardag van den eed in de kaatsbaan te Versailles , brak er weer een hevig oproer in Parijs uit, het woeste gepeupel uit de voorsteden, onder aanvoering van deu bierbrouwer Santerre en den slachter Legendre, stormde in wilde drift en met gezichten als tijgers naar de Tuileriën, drongen er met woest getier in, zette den koning de roode Jacobijuen muts op, en eischte van hem de aanneming van de decreten : -de versterking van Parijs en het prijsgeven
392
van duizenden scliuldelooze priesters; de koning weigerde met waardigheid en moed; uren stoud hij bloot aan alle baldadigheid , tot eindelijk de maire Petiou , een Girondijn , het volk tegen den avond met de nationale garde verdreef. üe maire eu zijne partij hadden gaarne gezien, dat men den koning tot toegeven gedwongen had, maar hij bleef de rechtschapen koning eu nog durfden zij de verantwoording der schanddaden, om de vele goeden die er nog waren, niet op zich nemen. Lafayette, die bij Sedan met zijn leger stond, was over de mishandeling des ko-niugs zoo verbitterd, ilat hij deu 28 Juni naar Parijs kwam eu de heethoofden strafte, maar hij bevond, dat ook ziju tijd voorbij was en ging weder naar het leger terug, toen was het, dat Lafayette den koning aanbood hem aan het hoofd zijns legers te brengen ; maar de koning , was door zooveel lijden en smaad te moedeloos geworden om nog iets te wagen en altijd was zijne hoop op de mogendheden gevestigd, daarenboven bleef de koningin zeer gebeten op Lafayette , zij uitte zelf, »liever om te komen, dan haar leven aau hem te danken te hebben.quot; Van uit liijssel waren de Franscheu na hunne oorlogsverklaring spoedig de zuidelijke of oostenrijksche Nederlanden binnengedrongen, maar hunne scharen liepen uit elkander , voor dat zij uog goed den vijand gezien hadden, en schreeuwden, verraad! verraad! en vermoordden velen hunner generaals (April en Mei). Tot hun geluk waren de Oostenrijkers en Pruisen nog niet goed uitge-\' rust, zoodat de Jacobijueu tijd hadden om het volk aan te hitsen, en de Grirondijnen tot redevoeringen tegen den koning op te zetten. — Daar verscheen op eeus een manifest van den hertog van Brunswijk, den opperbevelhebber van het leger, dat tegen Parijs optrok. Hierin dreigde hij de wetgevende vergadering , de nationale garde eu bijzonder de stad Parijs met zijne wraak als men deu koning of de koninklijke familie verder geweld aandeed; daarentegen zouden de keizerlijke eu koninklijke majesteiten, als de Parijzeuaars zich onderdanig gedroegen, na den intocht van hot leger in Parijs, alles bij hun koning aanwenden om de afge-dwaalden te vergeven. Dit was voor een trotsch eu opge-
393
blazen volk als de Franschen en vooral thans, nu zij allen geprikkeld waren, te veel; het werd woedend en gaf den Jacobijnen gewonnen spel. Alles werd nu door de aanvoerders voorbereid om in eens tot het doel te komen, om en regeering cn wetgeving in handen der Jacobijnen en Girondijnen te brengen. Petion, de inaire vau Parijs zag alles lijdelijk aan, zijn procureur Manuel was een vriend van Danton; men hitste het gemeen op, een gedeelte der troepen werd uit Parijs verwijderd, het vaderland werd in gevaar verklaard, en liet schui m van het gepeupel der zeesteden, vooral uit Marseille, werd naar Parijs geroepen (in deze dagen begon men het bekende lied de Marsellaise te zingen). Den 10 Aug. was bepaald tot de ontbranding. Ko-bespierre, Danton, Camille Desmoulins en andere wreedaards waren de bewerkers en Caro, Santerre, Westermaun, een voormalig sergeant, en Fournier, een gewezen slavenhouder, waren de aanvoerders der afschuwelijke benden. Des nachts op een gegeven teeken braken zij op; het eerst begaven zij zich naar het stadhuis, verjoègen den gemeenteraad en stelden er een jacobijnschen voor in de plaats ; vervolgens begaven zij zich naar de Tuileriën, waar 900 zwitsersche garden en eenige bataillons nationale gardes de wacht hadden. De commandant der nationale garden, een goedgezinde man, bijquot; den stedelijken raad geroepen om middelen, zoo het heette, voor de orde te beramen , werd onderweg vermoord. Dit was de lafaards niet genoeg, ook den koning moesten zij door verraad in hunne handen krijgen; de koning, in plaats van met zijne getrouwe van Zwitsers en nationale garden, toch altijd een paar duizend goed gewapende manschappen, het gepeupel in ontzag te houden, en zich liever dood uit zijne woning te laten dragen dan zich in de handen der moordenaars over te geven, liet zich door den syndicus Röderer overhalen met zijne familie naar de zittingzaal der wetgevende vergadering te vluchten. De koning liet de bezetting der Tuileriën aan zich zelve over en ontnam door dozen onberaden stap aan het beter gezinde gedeelte der bevolking het doelwit voor eene beweging tegen de bloedige omwenteling.
394
Hij trad de zittingzaal binnen met de woorden: »lk kom hier, omdat ik mij nergens veilig gevoel dan in het midden mijner volksvertreders.quot; Hij werd stom ontvangen, de president, Vergniaud antwoordde alleen: »8 ire, gij kunt op de standvastigheid der vergadering rekenen, zij heeft gezworen de rechten van het volk en der constitutionneele regeering te handhaven.quot; Hem en zijner familie werd een zijloge aangewezen , zoo nauw dat zij zich bijna niet konden bewegen. Spoedig daarop hoorde men bet geschut van de Tuileriën; want nauwelijks hadden de snoodaarts de verwijdering des konings bemerkt of zij wilden het paleis binnendringen; de wakkere Zwitsers wezen hen moedig af en deden hen voor zich vluchten. De vergadering geraakte op dit bericht in hevige beweging , van alle kanten moest de koninklijke familie reeds de ergste smaadwoorden aanhooren, eindelijk werd de koning opgevorderd bevel te geven aan zijne troepen om het vuren te staken , en in plaats van te zeggen , laat de oproerlingen zich verwijderen, dan houdt het van zelf op, voldeed hij aan den eisch ; en zoodra het gepeupel bemerkte dat de Zwitsers niet meer schoten, bestormden zij het paleis en vermoordden de getrouwen, evenwel maakten zij op het laatst nog zoo goed gebruik van hunne wapenen, dat hun leven duur betaald werd. Kadat alles, wat in de Tuileriën zich bevond, vermoord, verwoest en uitgeplunderd was, zette meii het bloedwerk in de huizen, en op de straten voort, meer dan 5000 menschen , daaronder de edelste, verloren hun leven, het wemelde van pieken met bloedende hoofden en verbrijzelde ledematen. Zestien uren bracht de koning en zijne familie in die loge door; voor-loopig werden hun kamers gegeven in eene nabijzijnde woning , maar drie dagen lang werden zij in de wetgevende vergadering teruggevoerd om getuigen te zijn, hoe men over het koningschap besliste; alle wetten van vervolging waartegen de koning zijn veto had uitgesproken werden goedgekeurd , de niet beëedigde priesters moesten verdelgd worden , het koningschap werd geschorst en de koninklijke familie onder bescherming van het volk en de wet gesteld, en kreeg voorloopig verblijf in het paleis Luxembourg ;
395
de ministers moesten aftreden en de wetgevende vergadering vervangen worden door eene nationale conventie, welke weder eene nieuwe staatsregeling zon ontwerpen, die volkomen op gelijkheid en broederschap moest rusten, eene re-publikeinsche en zoo kwam de macht geheel in handen van een schrikbewind, van de ontaardste mannen. Het nieuwe ministerie werd benoemd, waarin onder anderen Roland, wiens verachtelijke vrouw een hoog woord voerde, en Danton, die ook een der gevreesde leiders van het parijsche gemeen was. De koning en zijne familie werden den 24 Aug. reeds verplaatst naar den Tempel, een voormalig slot van de Tem-pelheeren; daardoor werden zij onttrokken aan het staatsbestuur en overgeleverd als gevangenen aan den gemeenteraad , waarin Robespierre, Marat, Freron en andere oumen-schen zitting hadden en Parijs, ja. Frankrijk reeds beheersch-ten, het laagste gemeen stond tot hunne hulp; alles bedreigden en bedwongen zij door vrees aanjagen en moorden. Lafayette wilde met zijn leger ter bescherming van den koning en der nog goedgezinden naar Parijs oprukken, maar zijn reeds bedorven leger weigerde ; om zyn leven te redden moest hij vluchten, viel in de handen der Pruisen, die hem vijfjaren te Maagdenburg en te Olmiitz gevangen hielden. Den 19 Aug. trok de hertog van Brunswijk met zijn leger de fransche grenzen over; den 2 Sept. kwam het bericht te Parijs , dat de grensvesting Long-wy zonder verdediging gevallen was en Verdun belegerd werd , de commandant Beaurepaire doorschoot zich , toen de gemeenteraad op de overgave aandrong ; ook de Pruisen rukten op. Toen in den laten avond van 1 Sept. het bericht van dat alles te Parijs aankwam , loste men ook daar het geschut, luidde de alarmklok en sloot de stad; een door den gemeenteraad aangesteld moordrot, onder aanvoering van monsters als Maillard, Fournier, Santerre, en zelfs vergezeld van het ontaardste vrouwengespuis, was op bet punt euvelen te gaan verrichten, wier snoodheid niet meer kan overtroffen worden. Het moest eene menschenslachting worden van alles , wat de Jacobijnen in den weg stond of staan kon. Reeds dagen van te voren waren duizenden van men-schen als zoogenaamde aristocraten, honderden geestelijken
3^6
in de gevangenis geworpen ; huiszoekingen, opening van brieven werd op groote scliaal, op bevel van den minister Danton bewerkstelligd, kortom tallooze menschen, daaronder geleerden, kunstenaars enz,, die zich nooit met de staatkunde hadden afgegeven , werden gevangen genomen, omdat zij iets hadden of wisten , zoodat alle mogelijke gevangenissen en hokken vol zuchtenden waren , en o , eeuwige schande, dien avond stormde het moordgespuis de gevangenissen binnen, alwaar zij stelselmatig die armen wreedaardig vermoordden; onder spot, werden zij levend onthalsd, als vee bij de haren genomen; die on menschen gaven er zelfs in de gevangenis nog den vorm van een rechtbank aan, voor de welke hij of zij hun doodvonnis onder getier en gevloek aanhoorde, omkeerde en neergehakt werden. Wij mogen niet verder beschrijven ; dat duivelsch werk duurde geregeld tot 7 Sept., toen drenkte het bloed van meer dan 7000 onschuldi-gen, waaronder meer dan 300 priesters en de edelsten uit alle rangen en standen, den akeligen grond. De moordenaars ontvingen hun loon uit de gemeentekas voor hun werk, zooals zij het noemde, en de parijsche gemeenteraad verklaarde: »dat Parijs rustig was.quot; Den 9 Sept. werd de bloedhond Fouruier met eeue bende moordenaars naar Versailles gezonden, om aldaar zoo het heette een vijftigtal staat,smisdadigers, die er gevangen zaten te dooden , alle pogingen waren te vergeefs om ben te redden. Eenige honderden ongelukkigen vonden in andere steden, op dergelijke wijze bun dood. Thans stond den Jacobijnen en hevige Girondijnen niets meer in den weg; de wetgevende vergadering ging uiteen en maakte plaats voor de nationale conventie.
DE NATIONALE CONVENTIE (21 SEPT. 1792 - 27 OCTB. 1795). FRAN-
SCHE REPUBLIEK (22 SEPT. 1792). TERUGTOCHT UIT CHAMPAGNE.
SLAG HIJ JEMAPPES (G NOVB.) CUSTINE IN MAINZ.
De nationale conventie bestond uit 749 leden, die ouder den invloed van moord en vrees gekozen waren geworden, zij moest dus wel geheel in republikeinschen zin uitvallen.
397
Zij was hoofdzakelijk verdeeld in twee partijen; de Girondijnen , die wel de republiek, maar toch geen menschen-slachting wilden en de Bergmannen , die, al wat met het oude in verband kon staan, door bloed wilden vernietigen, echte tyrannen, en dezen waren weder in twee fracties verdeeld: in cordeliers, die tot hoofd Danton en den heiligen berg, die Robespierre en Marat voor aanvoerders hadden; beiden hadden de wreedheid en onmeuschelijkheid gemeen. In hunne eerste zitting verklaarde de conventie dadelijk het koningschap voor vervallen en Frankrijk voor eene republiek. Deze gebeurtenis moest Frankrijk eene nieuwe jaartelling geven, 1792 was het jaar één en de 22 Sept. de eerste dag des jaars. — Het geluk begunstigde de nieuwe republiek. De hertog van Brunswijk was na de verovering van Verdun tot in Champagne voortgedrongen , zonder op ernstigen tegenstand te stuiten. Dumouriez was met 17000 man tegen hem gezonden, maar te zwak om een aanval te weerstaan, nam hij zijne toevlucht tot list; hij wist zijn tegenstander wys te laten maken, dat het beter was te wachten, wijl er binnen kort een tegenomwenteling zou plaats hebben ten gunste des konings en terwijl nu de hertog talmde, versterkte Dumouriez zich tot 70,000 man; de tegenomwenteling kwam niet, en na eene kanonnade bij Valmy 20 Sept., welke van beide zijde eenige duizenden manschappen kostte, trok de hertog zonder een hoofdslag te wagen terug; alle veroverde plaatsen vielen weer in de handen der Pranschen en vele duizenden der duitsche soldaten kwamen om door de slechte voorzorgen, welke men voor het leger genomen had. Dumouriez vervolgde den hertog niet; door het geheele land gaf het kanon kennis, dat de republiek van de despotenknechten verlost was. De Franschen wisten gebruik te maken van hun voordeel; met een in dei-haast samengeraapt, slecht uitgerust leger nam Custine , Worms en Spiers, ja, zelfs Mainz in. In Mainz zwermden de duitsche illuminaten , aan hun hoofd stonden Blan , We-dekind, Metternich, Hoffmann en anderen. Mainz gaf zich zonder een schot te doen over, spoedig daarop nam Custine ook Frankfort, dat 2 millioen daalders moest betalen. Het convent
398
moest wel gelooven, dat geheel de wereld naar de fransche vrijheid, gelijkheid en broederschap verlangde, daarom bood zij dezen alle \\olken aan. Nog gelukkiger waren de Fran-schen in de Oostenrijksche Nederlanden; ook daar zoo als wij vroeger gezien hebben, duizelden velen van het fransche licht. Dumouriez viel onverwachts op het driemaal zwakkere oostenrijksche leger, en sloeg het in weerwil van zijn heldenmoed den 6 Novb. bij Jemappes, niet ver van Bergen; een groot gedeelte van Belgie viel in hunne handen, dat uitgeroofd werd.
KONING LODEWIJK XVI ONTHOOFD (21 JAN. 1793).
Ondertusschen bevond zich de ongelukkige koning met zijne gemalin, zuster Elizabeth en twee kinderen, van de geheele wereld verlaten , opgesloten in den Tempel, blootgesteld aan de lafste en laagste plagerijen en kwellingen. Al zijne bedienden op één na Glery werden weggezonden en vervangen door ruwe kerels, die de gevangenen geen oogenblik vrij verkeer lieten; en hoeveel heeft men elkander niet te zeggen in het ongeluk, en hoezeer behoeft men dan niet elkanders troost; God alleen heeft hunne tranen van onschuld geteld! De koning hield zich bezig met het onderricht zijns zoons en met het lezen; kalm en moedig verdroeg hij zijn ongeluk. Later scheidde men hemen was het hem alleen toegestaan bij den maaltijd zijne familie te zien. Dit alles was den Jacobijnen nog niet genoeg, zij wilden de republiek met het koninklijk bloed inwijden. Velen der Girondijnen zouden den koning gaarne hebben willen redden en hielden daarom aan op een in den vorm gerechtelijk onderzoek; maar daar buiten werd de woeste hoop opgehitst, eu eischte het hoofd van Lodewijk Gapet, (belachelijk hadden de Bergmannen hem dien naam gegeven) vertooningen hadden \'s avonds op de straat plaats, die allen eindigden met den woesten kreet dood aan Gapet en zijne aanhangers; men bestormde met dien eisch de nationale conventie en zoo drongen de Jacobijnen het door den koning
399
voor de conventie te recht te stellen, bescluildigd, als samenzweerder en verrader tegen Frankrijk en de natie. Het spreekt van zelf, dat het rechtsgeding slechts moest dienen om aan een moord, die reeds besloten was nog eenigen schijn van recht te geven; de conventie trad te gelijk als beschuldiger en rechter op. Den 11 Dec. ver-scheeu Lodewijk voor de conventie, hij gedroeg zich met waardigheid en wierp elke beschuldiging met kracht van zich af; om de huichelarij te voltooien stoud men hem toe zich door eeuen raad te laten bijstaan. Drie mannen Tronchet, Malesherbes en de welsprekende advocaat Desèze durfden de roemrijke taak op zich nemen om hun vorst te verdedigen. Van nu af werd de koning geheel van zijne familie gescheiden. Den 26 Dec. werd Lodewijk weder voor de vergadering gebracht en nadat Desèze hem in eene roerende, mannelijke redevoering verdedigd had, nam de koning zelf nog krachtig het woord op om zijn onschuld in het algemeen en die van het bloedvergieten van 10 Aug. in het bijzonder te betuigen en verklaarde : dat hij niets anders gewild heeft dan het geluk van zijn volk. in weerwil van dit alles , verklaarde de conventre hem schuldig aan samenzwering tegen den staat en de veiligheid der natie en tegelijk, dat, hoe ook het vonnis mocht zijn, dit niet aan de goedkeuring van het volk zou onderworpen worden.
Van nu af begon het eigenlijke proces des konings; het ontbrak niet aan mannen, onder de Girondijnen, die hem nog wilden redden, het mocht niet baten; de Jacobijnen lieten de September-moordenaars schrik aanjagen; den 17 Januari 1793 stemden 3(30 stemmen van de 727 voor de ter dood brenging van Lodewijk XVI! Voor den grootsteu misdadiger werd twee derde der stemmen tot liet doodvonnis ver-eischt. Het joeg den koning geen schrik aan , tot Malesherbes zeide hij: »De dood verschrikt mij niet, ik heb het grootste vertrouwen in de barmhartigheid des Heeren.quot; Men vergunde hem eene vrije samenkomst met de zijnen om afscheid te nemen en de hulp eens priesters. Wie schetst dat afscheid, die laatste omhelzing der dierbaren! De abt de Firmont, een onbeëedigde priester , bereidde hem voor den dood : hij sliep
400
eeue wijl, ontving met de diepste godsvrucht het li. Sacrament en was bereid het schanddoodvounis te ondergaan. Ten 0 des morgens, vergezeld van zijn biechtvader, verliet hij zijne gevangenis, over de plaats gaande, keerde hij zich tot tweemalen toe om naar de plaats, waar zijne geliefden opgesloten waren, hy had hen om de hevige ontroering niet meer dien morgen bezocht. Bij den uitgang stond eene huurkoets met twee gensd\'armes gereed, zij en de koning met den priester stapten er in ; de koning bracht biddend den lijdensweg van twee nren door. Het rijtuig was met troepen omringd en op den geheelen weg zag men niets dan het vuigste gespuis. De koning beklom met zekere fierheid de noodlottige moordstellage; de beulen wilden hem ont-kleeden, hij stiet hen van zich af en deed het zelf; zij om-rinsrden hem andermaal om hem de handen te binden, dit
O 7
wilde hij niet, men wilde geweld gebruiken; zijn biechtvader , zeide: sire, dit is het laatste offer, liet is eene overeenkomst te meer met uwen God en zaligmaker, die gereed staat u te beloonen en , zegt zijn biechtvader, met een onbeschrijfelijken blik van smartgevoel keek hij hemelwaarts en liet zich de handenquot; binden. Vervolgeus liep hij het schavot over en riep met eene zeer sterke stem tot het opeen gepakte volk: »lk sterf onschuldig, ik vergeef aan mijne vijanden mijn dood en bid God dat mijn bloed niet over Frankrijk kome!quot; het hevige getrommel verhinderde hem voort te gaan: nu grepen drie beulen den koning aan en onder den uitroep: »Zoon van den 11. Lodewijk, stijgt ten hemel,\'\' viel zijn hoofd onder de guillotine! Lodewijk stierf wellicht als het zoenoffer voor de misdaden zijner voorouders ; als individu had hij geen andere schuld dan dat hij de eigeu-schappen eens heerschers mistte. Het ontmenschte gepeupel juichte; maar het onschuldig bloed kwam over de moordenaars en geheel Frankrijk.
BEWERKT NAAR
Dr. JOHANNES BUMÜLLER.
DOOR
ALGEMEENE
IvIET KERKLELIJ-ÜB GOEDKETTFlIlSra-.
TWEEDE GEDEELTE.
Eotterdam, G. W. VAN BELLE.
401
HET SCHRIKBEWIND (1793—27 JULI 1794).
OORLOG MET OOSTENRIJK, PRUISEN , HET DUITSCIIE RIJ* , SPANJE , ENGELAND , HOLLAND, NAPELS, POUTUGAL EN DEN KERKE-LIJKEN STAAT.
Nadat de nationale conventie (19 Novb. 1792) aan de geheele wereld vrijheid, gelijkheid en broederschap beloofde te brengen en een eeuwigen haat tegen alle monarchieën go-zworen had, vereenigdeu zich tegen haar de meeste Euro-peesche vorsten; slechts Denemarken, Zweden en Turkije bleven terug, alsook Rusland, hetwelk van de gelegenheid gebruik maakte om zijne grenzen in het oosten uit te breiden. De conventie wachtte op geen oorlogsverklaring, maar viel vooruit reeds aan. Trotsch op haar geluk van het vorige jaar koesterde zij de beste hoop. Werkelijk deed Dumouriez aangemoedigd en geholpen door de uitgewekere patriotten een inval in Noord-Brabant, met het doel om ook aan de Nederlanden het fransche heil te bezorgen, toch gedeeltelijk de goede maatregelen daar genomen en de aanval der Oostenrijkers aan de Maas, deden Dumouriez het land ruimen. De Oostenrijkers overvielen het fransche leger bij Aldenhofen, waar de jonge aartshertog Ka-rel zich voor het eerst onderscheidde en sloegen hierop Dumouriez bij Neerwinden (18 Maart). Deze veldheer trad met de Oostenrijkers in onderhandeling en wilde de conventie omverwerpen; reeds lang was Dumouriez in verdenking, maar de conventie kon hem niet missen , daarom liet zij hem heimelijk bespieden en toen zij niet meer aan zyn verraad twijfelde, wilde zij hem door eene deputatie ge-vangen laten nemen ; toch Dumouriez leverde de deputatie aan de Oostenrijkers over; het leger, waarop hij gerekend had, kon hij echter niet tot afval verleiden ; den 4 April ging hij tot de Oostenrijkers over, hem vergezelde de jonge Egalité (zoon van den hertog van Orleans, later koning Lodewijk Philips). De Oostenrijkers drongen onder den hertog van Koburg Frankrijk binnen en sloegen het fransche leger
ALG. GKSCII. 20
402
onder Clairfait] bij Famars, veroverden Conde, Quesnoi en het sterke Valenciennes. De Prnisen namen Frankfort weer terug, sloegen de Franschen bij Höchst en belegerden Mainz. De 15 000 man sterke bezetting verdedigde de dnitsclie vesting dapper, maar moest haar (2 Juli 1793) overgeven. De Pruisen gingen nu weder over den Rijn en sloegen den generaal Moreau bij Pirmasens, terwijl de oostenrijksche generaal VYurmser tot diep in de Vogesen doordrong. Tegelijk stonden de dappere Vendeërs om huuneu koning te wreken op, ook de provincies aan den beneden Loire raakten in hevige beweging. De republiek scheen verloren.
DE REVCLUTIONNAIRE RECHTBANK — HET COMITÉ VAX WELZIJN EN HET COMITÉ VAN VEILIGHEID.
De Bergpartij liet evenwel den moed niet zakken, zij spande van binnen alles in om geheel meester van alle gezag te worden, en om later dan met alle kracht de woede der natie tegen het buitenland te wenden. Zij ging hierbij aldus te werk: terwijl Marat door zijn moordgeheul de betere klasse der bevolking in bedwang hield en de lagere bestendig bezigheid gaf met bloedvergieten , waarvoor zij geregeld betaling kregen, werden in de nationale conventie alle voorstellen gedaan in den geest der Bergmannen ; velen dezer eischen leden schipbreuk op de meerderheid der Girondijnen, maar plotseling verscheen eene gewapende bende voor de conventie eu eischte alles wat de Bergmannen voorgesteld hadden, »het volk wil het!quot; was hun kreet en voor de dreigende pieken week dan de moed der Girondijnen. Zoo verkreeg de Bergpartij (10 Maart) een omwentelings-of revolutionnaire rechtbank, welke de verraders , zonder andere vorm van proces moesten vonnissen ; spoedig leverde dit gerecht geheele scharen van ongelukkigen, meestens onschuldigen, aan de guillotine over. In de meeste groote steden werd zulk een rechtbank neergezet eu ijverde in gruwelen met dien van Parijs; gewapende benden, onderden naam van gericht, doortrokken het platte land vergezeld
403
van de guillotine. Door de conventie werd 25 Maart een comité du galut public (comité van het algemeen welzijn) opgericht, alsook een comité de Süreté, van veiligheid. Zij waren met de uitgebreidste volmacht voorzien, vergaderden in het geheim; het eerste moest zorgen voor de juiste uitvoering van alle maatregelen van het bestuur, en om aan de conventie de wetten en regelingen, welke zij noodig oordeelden, voorstellen en in tijd van nood zelf de noodige maatregelen nemen; het tweede moest voor de algemeene veiligheid en verdediging zorgen , opsporen wie en wat daaraan hinderlijk was, en had in tijd van nood de uitvoerende macht; het was eéne ver-foeielijke staatsinkwisitie. De mannen, welke in beide de comités zitting hadden, waren de meest afschuwelijke Jacobijnen. iiobespierre wilde de heerschappij van schrik volkomen maken, en eenheid in de conventie, daarom moest de girondijnsche partij vernietigd worden. Deze partij t welke de republiek met redevoeringen en besluiten had willen maken, heeft veel tot den val en moord des konings en nadeel aan de republiek toegebracht. Door hare schoóne redevoeringen en geschriften wekte zij bij velen de omwentelingsgeest op en maakte vele menschen ontevreden, die anders nooit op de baan van een Danton, Marat, Robespierre, St. Just, Chaumette, Lebas, Couthon en van andere monsters zouden gekomen zijn. Eu nu de Girondijnen zagen hoe gruwel op gruwel gestapeld werd, hadden zij gaarne terug willen keeren; maar zij hadden de locomotief der omwenteling verhit, en de Bergmannen gaven hem de noodlottige richting. Tegen de Girondijnen bedienden zich de Jacobijnen, even als vroeger tegen den koning, van het gepeupel en van de gemeene dagbladschrijvers zoo als van een Marat. Men liet de conventie met verzoekschriften bestormen om hen er uit te zetten, zij waren schuld aan alle tegenspoeden binnen en buitenlands, zelfs aan het verraad van Duiuouriez. De Girondijnen, hunnen gevaarlijken toestand gevoelende, deden poging om zich van hun groot-sten vijand Marat te ontdoen. In de vergadering van den 12 April maakten zij eene aanklacht tegen hem en bewerkten zijne gevangenneming; de revolutionnaire rechtbank echter
404
sprak hem vrij en Marat werd iu triomf weer in de vergaderzaal gedragen. Den 18 Mei zetten zij het in de conventie door, dat er eene commissie van 12 leden (zaal-inspecteurs) zou benoemd worden om onderzoek te doen naar de oorzaak en de stichters der veelvuldige straatonlusten. Deze commissie liet een zekeren dagbladschrijver Hebert, een woest mensch en meer van zijns gelijken gevangen zetten; maar \'s avonds zonden de Bergmannen eenige duizenden mannen met pieken en ander tuig gewapend naar de gevangenis en eischten de invrijheidlating der volksvrienden. Van nu af werd er op groote schaal een slag beraamd tot vernietiging van de Girondijnen. Tot bevelhebber der nationale garde werd door het comité du salut public de eerlooze Henriot verheven, wiens laatste betrekking politie-spion geweest was. Den 31 Mei begon er een belegering der Tuileriën, waar de conventie , om zijn overmoed tegen het gevallen koningschap te toonen, hare zittingen hield, alle toegangen waren bezet. Men eischte de schorsing der commissie (zaal-inspecteurs) en uitsluiting der Girondijnen van de nationale conventie. Dezen en bijzonder de onvervaarde Languinais hielden weder voortreffelijke redevoeringen, en schreeuwden wel: dat als het hoogste staatslichaam wijken moest voor eene oproerige menigte, er dan geen sprake meer van eene republiek kon zgn, maar wel van eene partij en hare gewapende aanhangers; alsof de republiek niet op zulk eene wgze was tot stand gekomen, en de Girondijnen en staatsinrichting en koning niet op denzelfden weg ten val hadden gebracht! Eindelijk wilde de meerderheid, de president aan haar hoofd, de zaal verlaten, in welke men toch niet vrij beraadslagen kon; maar Henriot dreef hen de zaal weer in, waarop de conventie op voorstel van Couthon aan de eischen van bet gepeupel moest toegeven; 34 en daaronder de 12 der commissie, meest Girondijnen, werden gevangen genomen; 20 ontkwamen, door de vlucht of door aich te verbergen ; de meesten echter kwamen ellendig om, zooals Pethion, Barbaroux, Condorset en Roland met zijne vrouw; de overige 21, waaronder Vergniaud, Brissot enz. versmachtten eerst in den langdurigen kerker en vonden hun dood onder de guillotine (31 Oct.).
405
De opstanden in Bretagne en in de noordelijke departementen, waar de Girondijnen grooten aanhang hadden, bleven zonder gevolg. In Lyon, de tweede stad des rijks, in Marseille en Tonlon, de gewichtigste krijgshaven, braken opstanden uit. In de Vendee was het leger, dat den smaad zijns konings niet kon vergeten, tot 100 000 man aangegroeid.
De nationale conventie of liever, het comité du salut public vaardigde midden in den grimmigsten partijstrijd maatregelen uit, welke tot de overwinning op de buitenlandsche vijanden moesten leiden. De natie werd in massa te wapen geroepen. Alle weerbare mannen werden tot den wapendienst bestemd. Alle paarden, alle voorraad moest ter beschikking der republiek staan en den rijken werden groote sommen afgeperst, kortom geheel Frankrijk werd in een onmetelijk legerkamp herschapen. Meer dan een millioen Franschen trokken tegen den vijand op, in geestdrift gebracht door redenaars, stormklokken en krijgsliederen; velen er van waren reeds verhard door bloedvergietenen moordtooneelen. Aan het hoofd van het krijgswezen werd Caruot, als generaal-kwartiermeester, geplaatst; 13 legers trokken tegen den vijand op en grepen hem volgens Carnots plan van alle kanten aan, zonder op verlies te letten. Tot generalen werden die mannen benoemd, welke men voor de bekwaamste hield, zoo als: Jourdan, Pichegru, Hoche, Moreau, Westermann, Kellermann, Kleber, Marceau, Dugommier, Houchard enz. Door hunne vreeselijke overmacht en onmenschelijke tactiek moesten de republikeinen des te lichter overwinnen, aangezien onder de verbondene vijanden de grootste oneenigheid en ijverzucht heerschten.
DE KONINGIN MARIE ANTOINETTE TER DOOD GEBRACHT 16 Oet.
21 GIROXDISTEN 31 Oct. — DE HERTOG VAN ORLEANS 6 NO vb. — DE CHRISTELIJKE GODSDIENST AFGESCHAFT.
DE NIEUWE CALENDER.
Terwijl van alle kanten een oorlog ontbrandde, zoo als de wereld nog niet gezien had, toonde het verfoeielijke schrikbewind aan de verbondene vorsten zijn hoon door nog
406
eens vorstenbloed opliet schavot te plengen, de ongelukkige weduwe eens ongelukkigen kouings, Marie Antoinette, wier deugd geen vuige laster van nog vuiger gespuis kon bezwalken ; ook zij werd ter dood gebracht. Sedert den dood des konings werd haar en haren twee kindereu een karig onderhoud verschaft; oneindig had zij van den moedwil en de ruwheid der Jacobijnen te lijden; men scheidde haar zelfs met geweld van hare troostlooze kinderen; kon men de onmeuschelijkheid verder drijven! Vrees kon het niet zijn, welk den berg tot hare vermoording dreef; het was alleen moordlust en trotsche vrevel tegen de verbondene vorsten. Lang waren ook de beschuldigingen, en zij werden door de edele dochter des cesars op eene wyze weerlegd , die hen beschaamd had moeten maken, als zij voor eenig gevoel van schaamte vatbaar waren geweest. De eerlooze Hebert durfde de moeder beschuldigen , de zeden van haren jeugdigen zoon te hebben aangeraud! Rustig hoorde zij haar doodvonnis aan ; rustig, versterkt door de Pi. Genademiddelen, liet zij zich ten doode voeren. Haar hoofdhaar was vergrijst, hare schoone en edele gelaatstrekken door verdriet vervormd, een oog door de vochtigheid van den kerker bijna uitgedoofd ; het gepeupel hoonde haar niet op de noodlottige doodskar, ofschoon hare tyrannen het gewenscht hadden.
Haren zoon gaven zij aan een gemeenen Jacobijnschen schoenmaker Simon en zijne niet betere vrouw over, die tot taak hadden den veel belovende lieveling te kwellen en te bederven; later viel hij opgesloten in een hok nog in woester handen, welke den onschuldige doodkwelde. Hare dochter, de latere hertogin vau Angoulême, werd naderhand tegen de afgevaardigden uitgewisseld, welke Dumouriez aan de Oostenrijkers had overgeleverd. Ook tegen de koninklijke dooden keerde zich de woede; de doodkisten van meer dan vijftig koningen werden uit de graven van St. Denis gehaald en het gebeente weggeworpen. — Den 31 Oct. werden 21 girondijnsche afgevaardigden geguillotineerd. Den 6 Novb. bloedde de hertog van Orleans, de schandelijkste man in geheel Frankrijk, die met Danton tegen Lodewijk XVI had samengezworen ; die van jaren af om heerschzucht en nijd
407
de ergste vijaud des konings en der koningin was, die reeds voor de omwenteling blaakte, eer zij uitgebroken was. Hij stemde voor den dood des konings , van zijn bloedverwant, met de woorden , »na mijne overtuiging is ieder een verrader, die de souvereiniteit des volks aantast.quot; — Op hem volgden de edele Malesherbes, voormalige minister van Lodewijk XVI en vrijwillige verdediger van den ongelukkigen koning voor de conventie ; Bally , de maire van Parijs uit de dagen, toen men geloofde, dat het volk niet zoo bedorven was, toen men aan verbetering, niet aan vernietiging dacht, toen vele anders goedgezinde zich op de baan der omwenteling lieten verleiden. »Gij beeft,quot; zeide een sansculotte, tot den voor-het schavot wachtenden grijsaard, »van koude,quot; antwoordde Bally. Zoo sneefden ook de dichters Chenier, Roucher, ja, zelfs de groote scheikundige Lavoisier, aan wien de wetenschap zoo veel te danken had. Even als in Parijs, woedde de o-uillotine ook in de andere steden en handelden de schrik-
O
mannen even wreedaardig.
Deze bloedmenscheu woedden niet alleen tegen het leven hunner staatkundige tegenstanders, tegen geestelyken, monniken, nonnen, tegen rijken en beschaafden, maar tegen alle menschen, die het ongeluk liadden hun verdacht of ongevallig schenen te zijn; zij roofden tegelijk voor zich zeiven als gieren, stalen als de raven en bestolen, als commissarissen bij het leger, den soldaten soldy en levensmiddelen. Behalve de moord- en roofzucht, had de wellust dier mannen ook tallooze offers. Tot nu toe hadden de Jacobijnen hunne ratten, zoo noemden zij het volk, slechts tegen de kloosters gezonden en de niet beëedigde priesters laten vermoorden; maar nu werden zij aangevoerd ook tegen het kruis, het teeken der verlossing en tegen het altaar, de eeuwige verzoening van den mensch met God. Het christendom werd afgeschaft; slechte priesters, waaronder twee bisschoppen Gobel van Parijs en Brendel van Straatsburg en losgelaten monniken, zoo als Eulogius Schneider, verklaarden openlijk het christendom voor bedrog en gaven het teeken tot plundering en ontheiliging der kerken. Al, wat heilig was, werd onder de voeten vertreden.
408
al, wat kunst was , vernield , wat waarde had , gestolen.
In Parijs en andere steden werden altaren, aan de rede gewijd, opgericlit, half gekleede deernen zaten daarop als godinnen der reden; wilde dansen, en omwentelingsliederen waren de uitingen dier slechter dan heidensche vereering. Het christendom moest uit de harten verdelgd worden ; in de jaartelling, verdeeling, in de doopnamen , volgens de heiligen, wier aandenken eiken dag vernieuwd wordt, erkendeu zij een in het volksleven christelyk gebruik, dat alles moest vernietigd worden; zij maakten een republi-keiuschen calender. Eene nieuwe tijdrekening had de repu-■ bliek reeds sedert den 22 Sept. 1792, het eerste jaar des nieuwen heils, waarop nu de nieuwe verdeeling volgde. Het jaar werd in 12 maanden, elk van 30 dagen verdeeld , 3 voor den herfst!: Vendemaire (wijn), Brumaire (nevel), Frimaire (rijp); 3 voor den winter : Nivose (sneeuw), Plu-viose (regen), Ventose (wind); 3 voor de lente: Grerminal, (krem), Floreal (bloem), Prairial (weide); 3 voor den zomer: Messior (oogst), Thermidor (hitte), Fructidor (vrucht). Iedere maand had 3 decaden (tiental dagen) elke dag heette van zijn rang in de decade, Primidi, Decadi, Tridi, Quar-tidi enz. en in plaats van heiligen werden zij aan dieren. planten, werktuigen enz. gewijd. De vijf ontbrekende dagen werden aan het einde van het jaar genomen, waren feestdagen en heetten sausculottiden; bij een schrikkeljaar was de zesde een feestdag bij uitnemendheid. Het schrikkeljaar zelf werd Fransiade genoemd. Feestdagen in het jaar waren nog den 14 Juli, 10 Aug., 21 Jan.: — Vaders, moeders , onderwijzers , onderwijzeressen werd gelast dezen calender aan hunne kinderen en leerlingen wel te onderwijzen. Robespierre echter begreep, dat men toch wat te ver was gegaan en dat derwijze de republiek een afschuw zou zijn voor alle nog niet geheel verdierlijkte Franschen, daarom vaardigde de conventie op zijn bevel een besluit uit: »dat het fransche volk het bestaan van een God en de onsterfelijkheid der ziel erkendequot; ; en nu werd er ook een feest van het hoogste wezen ingesteld, waarvoor bijzondere liederen werden samengesteld; Robespierre verscheen
•109
zelf met een bloeinenruiker op de borst en hield eene rtde-voering over God en de vrijheid.
DE OPSTAND DHR VENDÉERS. — GIRONDIJN\'SCHE OPSTANDEN.
Terwijl Robespierre met zijne partij de guillotine liet moorden en tot afwisseling zelfs de jaartelling euz. veranderde en beurtelings God verwierp en aannam, was er in de Vendee een bloedende oorlog begonnen tegen al de nieuwigheden en goddeloosheid. De Vendée is een vlak land, hier en daar met heuvelen bezet, het oude Beneden-Poitou, tusschen de Beneden-Loire en de Charente, schaars doorsneden van groote wegen; steden, dorpen en huizen waren ver uit elkander gelegen; maar bewoond door eene krachtige bevolking, onbedorven van zeden, trouw aan godsdienst en koning. Hier leefde het landvolk op de aloude wijze voort; het bebouwde zijn land, weidde zijn vee, betaalde aan den koning zijne belasting en gaf aan den edelman en geestelijke bereidvaardig wat hun toekwam. Nu kwam de omwenteling; de edellieden mochten hunne titels niet meer voeren, geen bijzondere plaats meer in de kerk hebben ; de boeren evenwel bleven hun de aloude eer bewijzen en de heerenbank bleef in de dorpskerk. Hunne priesters weigerden allen den eed te doen aan eene staatsinrichting , die de kerk in gevaar bracht en het priesterschap gelijk maakte met de bediening van een veldwachter. Zij moesten verdreven, gekerkerd en vermoord worden ; maar de boeren beminden hunne geestelijken, eerden hunne kerk en wilden niets van de parijsche fraaiigheden weten. Eindelijk werd hun koning gevangen en vermoord; de koningin eerst met vooraf uitgedachte wreedheid gekweld en toen geslacht, de christelijke godsdienst afgeschaft. Frankrijk met bloedstroo-men bevochtigd, den vreemden mogendheden, toen zij de vorstelijke martelaars wilden helpen den oorlog op leven en dood aangekondigd; en in dezen oorlog zouden nu, de zonen der boeren trekken en de monsters , die koningsmoordenaars en godsdienstschenders , verdedigen ? In plaats van
410
aan deu republikeiusclien roep tot algemeene wapening te beantwoorden, stonden zij in massa op tegen het schrikbewind in Parijs, als strijders voor troon en altaar (Maart 1793). De nationale conventie was woedend en zond tegen hen hare straathelden onder aanvoering van Sauterre en een Rossignol, een vroegeren kopersmidsknecht, die zich beroemde in de Septemberdagen met eigene hand 68 priesters vermoord te hebben. Zij werden echter door de A\'endeërs dapper ontvangen , maar nog dapperder teruggeslagen. De stryd vormde moedige en bekwame partijgangers, zoo als een Cathelineau, Stofflet, Charette , d\'Elbé en Bonchamp , alleen bij Nantes leden zij een nederlaag, overigens behielden zij overal de bovenhand. Maar toen zij zich door hun geluk lieten verleiden ook buiten hun land den oorlog uit te breiden, werden zij met verlies teruggeworpen (Oct.—Jan. 1794). De woede der conventie kende geen palen , zy beval de vernietiging der Vendeërs en zond generalen als Westerman en commissarissen als Fouché en Couthon, aan wie de wil niet ontbrak om op het wreedst aan de bevelen der conventie te gehoorzamen. Mannen , vrouwen en kinderen werden bij troepen doodgeschoten of verdronken of met hunne woningen verbrand, »de dooden alleen komen niet meer terug,quot; zeide een lid der conventie. De bovenhand kregen echter de republikeinen eerst toen de geoefende legerafdeelingen van Mainz en Valenciennes, die volgens de capitulatie niet tegen het buitenland mochten vechten, in de Vendée gezonden werden, en toen generalen als Hoche, Kleber en Marceau het opperbevel overnamen, welke trouwens de Vendeërs, waar zij konden, verschoonend behandelden. Den 2 Dec. 1794 bood de conventie hun den vrede en algemeene kwijtschelding aan. De hoofden namen dezen aan. De Vendeërs erkenden de republiek, maar werden vrijgesteld van den gedwongen krijgsdienst en behielden hun godsdienst. Toen echter in Juni 1795 eene britsche vloot een emigranten leger in Quiberon aan land zette, ontwaakte nogmaals de strijdlust der oude partijgangers. Charette verklaarde weder den oorlog aan de republiek; de Vendeërs vochten wel dapper, maar werden door Hoche geslagen. Charette
411
en Stofflet werden gevangen genomen en doodgeschoten. Zij bleven bij afwisseling wel den oorlog voeren , maar konden niet veel meer uitrichten. Ook de girondijnsche bewegingen slaagden niet beter, zij werden in bloed gedempt. De stad Lyon, waar een afgevallen priester eenigen tijd de rol van Marat vervulde, maar eindelijk door de burgers geguillotineerd werd, hield een bombardement van 60 dagen uit, maar moest zich, door den honger genoodzaakt, den 9 October overgeven ; eenige duizenden vielen in den strijd , nog meer werden er geslacht; wijl de guillotine te langzaam werkte, werden zij in massa opeengedreveu en.zoo met houwitsers doodgeschoten ; huizen , en geheele straten werden omvergeschoten; de buit werd onder het gepeupel en onder de commissarissen der conventie verdeeld. Te Nantes overtrof het onmensch Carrier allen in wreedheid. Hij liet niet alleen de menschen bij hoopen doodschieten, maar bedacht de zoogenaamde republikeinsche huwelijken en noyaden uit; dat is; hij liet massa\'s mannen en vrouwen, na vele spotternijen , paarsgewijze te zamen binden en zoo in de Loire werpen; ook liet hij booten, opgepropt van menschen, door plotseling geopende luiken in het water zinken en dan juichte het dier met zijne helpers en het gepeupel aan den oever. Te Bordeaux woedde Tallien niet anders. Een aantal andere steden ging het niet beter. Toulon nam in hare wanhoop 28 Aug. de hulp der Engelschen aan. Ue generaal Dugom-mier voerde hier het republikeinsche belegeringsleger aan ; het geschut werd door een jongen officier Napoleon Bo-napaete, uit Ajaccio op het eiland Corsica, op uitstekende wijze bediend; de republikeinsche soldaten bestormden de sterke verschansingen, zoo dat de Engelschen moesten aftrekken , nadat zij eerst de fransche schepen en tuighuizen in brand gestoken hadden 19 Dec. 1793. In het overwin-ningsbericht van den generaal Dugommier werd Bouapartes naam voor het eerst openbaar genoemd.
DE OORLOG TEGEN HET BUITENLAND (l 793— 1794.)
Op zulk eene wijze werden de zoogenaamde vijanden vau
412
biunen verpletterd , terwijl talrijke legers tegen de Oostenrijkers , Pruisen, Spanjaarden, en andere volkeren streden en de overwinning behaalden. Een oostenrijksch le^er ouder Koburg en Clairfait belegerde-de vesting Maubeuge, een engelsch onder den hertog van York, Duinkerken; het oosteurijksche leger werd door Jourdan bij Wattig-nies teruggedreven (15 Oct.), het engelsche door Houchard bij Houdskooten (8 Sept.) geheel geslagen. Niet zoo gelukkig waren Moreau en Hoche tegen den hertog van Bruuswijk bij Pirmasens en Kaiserslautern, (29 en 30 Novb.) door de verdeeldheid en de ijverzucht der bondgenooten gingen de voordeelen der overwinningen echter verloren, en wonnen de Franschen tijd om zich te versterken. In de laatste dagen van Dec. braken de Franschen met storm door de vijandelijke liniën heen, waardoor de verbondenen genoodzaakt werden den Elzas te verlaten en over deu Rijn terug te trekken. In het voorjaar van 1794 kwam keizer Frans 11 quot;zelf in België; zijn leger overwon bij Chatillon en Landrecis , waar de jonge aartshertog Karei weder uitblonk , hij vond echter geen ondersteuning van de Engel-schen onder York, en de Hollanders ook toonden niet het minste vuur, zoodat de keizer ontmoedigd naar Weenen terugkeerde. Jlierop greep Pichegru Clairfait aan bij Kort-ryk en wierp hem overhoop. Bij Doornik had er tusschen Pichegru en den hertog van Koburg een moorddadig gevecht plaats, waarvan de overwinning onbeslist bleef; den 26 Juni behaalde Jourdan de overwinning bij Fleurus. Tüs-schen de pruisische en oosteurijksche legerhoofden was geen eenheid van plan. De Pruisen onder Möllendorf lieten de Engelschen en Hollanders in den steek en bepaalden zich ai leen tot het verdedigen van den Boven-Rijn, in plaats van de Franschen in hun zwakke punt aan te vallen. De Oostenrijkers trokken over de Maas en de Roer terug. In-tusschen nam Kleber de vesting Maastricht. Valenciennes, Condé, Verdun, Longwy en Quesnoi moesten zich uit gebrek aan ondersteuning aan het kleine belegeringsleger van Scherer overgeven. Op het einde van het jaar 1794 was niet alleen geheel Frankrijk van vijanden gezui-
413
verd, maar van den geheelen linker Rijnoever was slechts Mainz en Luxemburg nog in het bezit der bondgenooten. Het repubiikeinsche leger stond van af Spiers tot Noord-Brabant onder veldheeren als Michaud , Pichegru en Jourdau.
de val van het schrikbewind — (24 Maart — 15 April — 28 Juli. 1794).
Van de hoofden der schrikmannen beleefde geen het einde van het jaar 1794; de straf achterhaalde hen allen. Robespierre liet door zijn vriend 8t. Just aan de conventie verklaren, dat de republiek door drie soorten van vijanden bedreigd werd: door de ultrarevolutionnairen, de corrupten, en de gematigden. Ouder de ultrarevolutionnairen was He-bert met zijne partij, die bij hunne onmenschelijkheid, de eerste spotters van God en godsdienst waren. In verstandhouding met Danton liet Robespierre hem met 18 der zijnen door het omwentelingsgerecht naar de guillotine verwijzen. Maar ook Robespierre en Danton zeiven waren het niet eens meer, sedert er geen koningsgezinden noch Girondijnen meer te bestrijden waren; er moest beslist worden wie de republiek regeeren zou. Danton helde reeds tot matiging over, zijn vriend Camille üesmoulins schreef van tijd tot tijd artikelen in dien zin. Het volk, uitgenomen het ergste schuim, was het slachten moede; had hij met zachtere toepassing der repubiikeinsche orde durven opkomen dan ware zijne zaak gewonnen geweest; Robespierre begreep dit en maakte van dezelfde middelen gebruik, waardoor de Girondijnen gevallen waren. Vele vrienden van Danton, daaronder de almanakmaker Fabre d\'Eglatine, Chabot enz. hadden zich aan bedriegerijen op groote schaal schuldig gemaakt. Deze corrupten (schurken) werden voor de omwentelingsrechtbank gesteld en Danton met zijne vrienden tegelijk aangeklaagd als medehelpers. Danton nam de hem toegeworpen handschoen dadelijk op en nu begon er een strijd tusschen den leeuw en den boa der omwenteling. Drie dagen lang hield Dantons geweldige stem en zijn
414
aanhang onder het volk den strijd zwevend, men waagde niet het doodvonnis over hem uit te spreken. Eindelijk gaf de conventie eene wet, waardoor de omwentelingsrechtbank de volmacht kreeg, de aangeklaagden zonder verder verhoor te vonnissen. Danton werd door een zelfde middel aan het mes overgeleverd als weleer de ongelukkige koning Lodewijk XVI voor wiens dood hij zoo geijverd had. Met een ijzenwekkenden trots nam hij zijn lot aan. »ln een uur beu ik in het rijk des niets, maar mijn naam blijft in het Pantheon der geschiedenis,quot; riep hij op het schavot uit. Hij sneefde dien dag met zijne vrienden. Acht dagen later volgden er nog 18 andere aanhangers vau Danton, daaronder ook de afvallige bisschop Gobel, die de omwenteling in al haren omvang had omhelsd, maar wiens grootste drijfveer de geldzucht is geweest; vóór zijn dood heeft hij zijn diepen val nog smartelijk beweend. Nu de voornaamste Septembristen, flebertisten, Dantonisten en anderen van het moordenrot als het ware elkander verscheurd hadden, beheerschte Robespierre met zijn gespuis, zonder tegenstanders de conventie; maar de andere leden der conventie begrepen, dat het dreigende zwaard ook boven hunne hoofden hing, zij hadden dat aan Danton gezien. Daarom vormde zich in de conventie eene berekende samenzwering tegen hem ; bij overrompeling moest den ver-sclirikkelijkeu vijand genomen worden; want werd hem tijd tot uitrusting gelaten, dan zouden zij even als de vorigen verpletterd worden. De voornaamsteu waren Tallien, Fréron, Fouché, Badier, Collot d\'Herbois, Billand , Barennes en Barère , de anacreon der guillotine, omdat hij bij alle bloedvonnissen van menschlievendheid en menschengeluk wist te kletsen; overigens, allen terroristen als Danton. In afspraak met den president en de meerderheid der vergadering vielen Badier en Tallien Robespierre als nieuwe Catalina\'s aan. Te vergeefs beproefde hij en St. Just te spreken, zij werden niet aangehoord, de vergadering overschreeuwde hen ; de prcsideni, dien Robespierre toeriep, »mag ik het woord in deze vergadering van moordenaars niet hebben,quot; belde vervaarlijk, terwijl de vergadering met meerderheid besloot: dat de drie hoofden van het comité du salut public: Robespierre, St.
415
Just en Couthon met deu kommaudant der nationale garde Henriot in staat van beschuldiging zouden gesteld en naar het paleis Luxembourg vervoerd worden. Op weg daarheen echter werden zij door eeue bende gepeupel in vrijheid gezet; Robespierre, Couthon, Lebons, St. Just, e. a. begaven zich naar het stadhuis; Henriot voerde eén gedeelte der nationale garde tegen de conventie aan. Deze had intusschen Robespierre en al zijn aanhang buiten de wet verklaard ; de kanonniers der nationale garde weigerden op bevel van Henriot tegen de conventie te vuren; de betere burgerij snelde de conventie to hulp en het bloedspel was voor Robespierre verloren. Henriot verborg zich in een riool, hij werd met haken er uit gehaald; Lebas doodde zich door een pistoolschot, Robespierre wilde dit ook doen, maar verbrijzelde zich slechts de onderkaak, zijn broeder sprong uit een venster en brak zijn been. Zij werden gevangen genomen en den 28 Juli voerde de doodwagen Robespierre, Henriot, Couthon, St. Just enz., in het geheel 22, naar het schavot, waarheen zij er zeiven vroeger zoo velen niet onverschilligheid hadden laten heenbrengen. Hunne hoofden vielen als een offer aan satan, voor een zee van tranen der onschuldige slachtoffers. Den 30 Juli wei-den er nog 7\'! andere terroristen geguillotineerd. De afschuwelijke Marat was in het vorige jaar door een meisje uit Normandie Charlotte Corday gedood. De verhalen der gevluchte Girondijnen over het lijden der menschheid en de gruwelen der schrikmannen hadden de verbeelding van Charlotte in vuur gebracht, zij geloofde zich geroepen om de wereld van een monster te verlossen. Zij richt hare schreden naar Parijs en weet zich toegang bij Marat te verschaffen, vindt hem in een bad, en duwt hem een mes , dat zij onder haar kleed verborgen had, diep in zijn hart. Zij wordt gevat, veroordeeld en sterft onverschrokken ouder het mes der guillotine; maalais eene heidin. Zij verloste Frankrijk wel van iemand, die duizend dooden verdiend had, dat verschoont echter hare daad niet; God had die woestelingen gedoemd om elkander als wilde dieren te vernielen zoo als wij gezien hebben. Met diep gevoel integendeel volgen wij Elizabeth, de zuster van Lodewijk XVI, naar de strafplaats, het toonbeeld van gods-
416
dienst en deugd, wier eenige schuld in de oogen der monsters daarin bestond, dat zij vlekkeloos was. In alle gevaren en smaad der koninklijke familie had zij gedeeld; zy had den koning en de koningin tot steun en den beiden weezen tot troost en engel verstrekt; dezen werden wreed van haar afgescheurd on na haar blootgesteld en overgegeven te hebben aan de laagste bespottingen der oneerbaarheid, leschten de terroristen nogmaals hun bloeddorst in haar koninklijk bloed; den 10 Mei 1794 werd zij geguillotineerd; biddend Jag zij haar hoofd neder en verheerlijkt vloog hare reine ziel, met de martelkroon versierd, naar het verblijf der gelukzaligen. — Van Maart tot 22 Juli 1794 waren er in Parijs alleen meer dan 2000 geguillotineerd en zoo naar verhouding in de andere steden; maar wie telt de op andere wijze vermoorden? Op de plaats, waar des konings hoofd gevallen was, daar vielen ook de hoofden der Girondijnen, der Dantons en der Robespierres ! Het schrikbewind liep ten einde, het verstikte achtereenvolgens zijn eigen leden , op enkelen na, in bloed.
VERVOLG VAN DEN OORLOG. HOLLAND VEROVERD EN WORDT BATAAFSCHE REPUBLIEK (JAN. 1795). VREDE TE B.VZEL 5 APRIL 1793.
VREDE MET SPANJE 22 JULI.
V
Pichegru was tot aan de hollandsche grenzen voortge-rukt en daar er toevallig een zeer strenge winter inviel trok hij over het ijs Holland binnen. De stadhouder vluchtte naar Eugeland en den 19 Jan. 1795 waren de Franschenin Amsterdam. Holland werd nu eene republiek, na de Batavieren, de Bataafschegeheeten. Men plantte vrijheidsboomen, richtte republikeinsche vergaderingen op; de rechten van den mensch werden afgekondigd, kortom, alles op zijn fransch ingericht. Voor deze gunsten moesten de Hollanders het naakte leger van Pichegru voeden, kleeden en soldij betalen ; daarenboven moesten zij der fransche natie 100 millioen gulden , Staats-Vlaanderen en Limburg met Venlo en Maastricht geven , daarbij de vrije vaart op hunne rivieren, het
417
gebruik van hunne zeehavens toestaan en 25 000 Fransclien ouder een franschen generaal in bezetting nemen.
Aan den Rijn rustten de wapenen tot in Sept. 1795 , want Oostenryk was uitgeput. Tu Frankrijk heerschten hongersnood en geldgebrek. Pruisen, dat nogmaals op Polen loerde, sloot den 5 April den vrede to Bazel. Het trok een demarcatielijn, welke Noord- en Zuid-Duitschland van elkander scheidden. Door dezen vrede verbrak Pruisen den rijksbaud, het onttrok zich aan den rijksoorlog en lokte andere staten met zich mede, juist nu Duitsch-land zoo noodig had als een man te staan, ten einde het vaderland tegen de fransche overweldiging te verdedigen. In een geheim artikel verried Pruisen het duitsche rijk; het liet aan de Franschen den geheelen linker Rijnoever en bedong voor zich eene schadeloosstelling in Noord-Duitschland ten koste der kleinere staten, daaronder was voornamelijk, het bisdom Munster begrepen. Ook andere duitsche vorsten onderhandelden in het geheim met Frankrijk en wachtten slechts op eene nederlaag der Oostenrijkers. Spanje scheidde zich (22 Juli) ook af\' van het vorsten-verbond tegen Frankrijk. Het spaansche leger was de Pyre-neën overgetrokken en had de vesting Bellegarde veroverd; maar Dugommier, die Toulon genomen had, jaagde de Spanjaarden over het gebergte terug en drong tot in Catalonië en de Baskische provincies voort; hij sneuvelde in de overwinning. Spanje kocht den vrede met den afstand van een gedeelte van het eiland Haïti. Reeds in Februari had de groothertog van Toscane met de republiek den vrede gesloten.
VOORTZETTING VAX DEK OORI-OG IN DEN ZOMER EN HERFST VAN 1795.
Door den afval van Pruisen was Luxemburg aan zich zelf overgelaten; de oude veldmaarschalk Bender capituleerde met 10000 man, omdat hij de dapper verdedigde vesting niet langer door den honger kon behouden (6 Juni). Het Sambre- eu Maasleger onder Jourdan trok bij Düsseldorp ALG. GESCII. 27
418
deu Ryn (ö—8 Sept) over, welke vesting de bevelhebber op deu eersten eisch overgaf. Mu drong Jourdau de Oostenrijkers over de Wipper, de Sieg, de Lahn en den Main terug en sloot Mainz geheel in. Te gelijker tijd was Piche-grn met het Rijn- en Moezelleger voortgedrongen en bezette Mannheim, dat zich met geheel zyue bezetting en krijgsvoorraad overgaf (22 Sept). Den 24 Sept. echter sloeg de oos-tenrijksche veldheer Quosdanowich de Franschen bij Hand-schnchsheim terug, Wurmser verdreef de Franschen uit hunne vaste stelling te Mannheim, Clairfait sloeg Joui-dau (11 Oct.) bij Höchst en maakte het land tot üusseldorf\' vrij; de vervolgde Franschen kenmerkten huu terugtocht door verwoestingen van alle soort, bijzonder hadden zij het op de kerken gemunt; vervolgens trok Clairfait op Mainz en Mannheim terug, dat hij na een hevig bombardement den Franschen weer ontnam. Na verschillende bloedige gevechten (Pichegru verried omtrent dezen tijd de republiek) werd er deu 1 Jan. een wapenstilstand gesloten. Frankrijk was dus bij het begin van 1796 in geen gelukkigen toestand, daarenboven voerde het den zee-oorlog met Engeland ongelukkig en verloor door een opstand der Corsikanen, dit eiland aan de Britten. In de lente van 1795 besloot Engeland tot ondersteuning der Vendeërs en der Chouans in Bretagne. De Chouans, (gevormd van Chat-huant, nachtuil, naam, welken men aan de smokkelaars gaf) waren koningsgezinde opstandelingen , versterkt door boeren, emigranten en aangevoerd door edellieden , waarvan de graaf Puisay en George Ca-doudal de voornaamsten waren. Zij bestreden de republikeinen niet met groote legerafdeelingen en geregelde veldslagen ; maar zij voerden den oorlog over de geheele provincie, in voortretfelijk aangevoerde guerrellas en hielden zoo nacht en dag een leger van _30 000 republikeinen bezig. Dezen strijd wilden echter de Engelschen tot een geregelden oorlog vormen ; zij zonden een goed geregeld leger van GOOG emigranten, met 100 geëmigreerde fransche officieren en alle benoodigde krijgsbehoeften. Deu 24 Juni sloeg lord Bridport de fransche vloot bij het eiland Belle-isle , waarop de eugelsche transportschepen den 27 het emigranten le-
419
ger en het krijgsmaterieel op het smalle, bijna 3 uren lange schiereiland Quiberon ontscheepten. Door den toevloed der Chouans telde het leger weldra 15 000 man, zij namen het fort Penthièvre op het schiereiland, bleven daarna eenige dagen werkeloos staan, waardoor de republikeinsche veldheer Hoche tijd won zijne verspreidde troepen zamen te trekken. Den G Juli wierp hij het voortgerukte koningsgezinde leger op het schiereiland terug , den 1G deden de emigranten met kracht een uitval, zij werden weer teruggeslagen en tusschen den nacht van den 20—21 verloren zij het fort, door het verraad van een honderdtal republikeinsche soldaten, welke als krijgsgevangenen in Engeland onder het emigranten leger dienst hadden genomen, zy openden in den nacht een der uitgaugen en het republUieinsch leger drong er binnen. Een groot gedeelte der emigranten viel den 21 in den strijd; 800 emigranten eu 1300 Chouans redden zich op de engelsche schepen; 3G00 Chouans liet Hoche in hunne provincie vluchten; 711 gevangen emigranten, soldaten en officieren , benevens den bisschop van Dole met 50 priesters, moest hy op bevel der gedeputeerden van de conventie laten neerschieten.
DE CONVENTIE E.\\ DE PARTIJEN (AUO. 1794—OCT. 1795.)
Met de terdoodbreuging van Kobespierre was het keerpunt ingetreden; in hem was het schriksysteem veroordeeld, ofschoon nog genoeg terroristen in de conventie zitting hadden, die tot de vernietiging van Kobespierre slechts hadden medegewerkt uit persoonlijken haat of vrees voor hem. Het broeinest van alle wreedheid en volksoploopen, de stedelijke regeering met haren alvennogeuden maire werd opgelost; Parijs werd verdeeld in 12 districten , elk met zijn maire en afzonderlijken raad. Onder Freron vormde zich een strijd-bende samengesteld uit de zonen der voorname] en gegoede burgers (la jeunesse dorée genaamd) die zich met knuppels wapenden en ook een aantal flinke kerels ouder hen in dienst namen. Dagelijks hadden er gevechten op straat met de
420
Jacobijnen plaats,\'s avonds wachtten zij hen op bij het uitgaan hunner clubs, tot zij eindelijk den 11 Nov. hunneal-gemeene vergaderzaal binnenstormden en de Jacobijnen uit-eenjoegen. De conventie hief bij decreet de club der Ja-cobijuen op. Deze omkeer vertoornde het volk; en de overige woeste hoofden nog des te erger, wijl men zijn koningsgezindheid niet eens meer verborg, maar er openbaar voor uitkwam. ïoen nu de conventie den bloeddorstigeii Carrier en andereu van die soort naar hun vriend Robespierre zond, en ook de groote misdadigers Billaud, Varennes, Collot d\'Herbois en Barère bedreigd werdeu, beproefden de voorsteden St. Antoin en Marceau een opstand, welke echter door de Jeunesse dorée en andere burgers onderdrukt werd (2 Maart 1795).. Den 1 April vernieuwde zich de opstand geweldiger; er heer«chte in Parijs gebrek; de assignaten , waarvan er meer dau voor 400 millioen waren uitgegeven , hadden alle waarde verloren; er was geen werk en geen verdienste voor het volk; de nood gaf dus een gevaarlijk karakter aan den opstand. Het gepeupel bedreigde de conventie en verlangde de in vrijheid stelling der patriotten , de constitutie van 93 en brood. De burgers met de Jeunesse dorée ijlden de conventie te hulp, Pichegru, die juist in Parijs was, joeg de menigte met een troepen-a fdee-ling uiteen. De aangeklaagde afgevaardigden werden naar Cayenne verbannen ; de hoofden van den opstand en eenige terroristen door de guillotine onschadelijk gemaakt en Pichegru tot opperbevelhebber der stad benoemd. Zoo gemakkelijk wilde echter het gepeupel zijne heerschappij niet opgeven en er waren nog deugnieten genoeg, die hunne macht zouden willen vestigen zooals vroeger Danton en Robespierre gedaan hadden. Den 20 Mei zonden de voorsteden öt Antoin en Marceau 30 000 hunner bewoners af; de conventie werd overvallen en omringd , van \'s morgens 7 ure totquot; \'s nachts 2 ure werd zij aan de genade der voorsteden overgelaten, zij drongen de zittingzaal binnen, vermoordden den afgevaardigde Feraud en staken zijn boofd op een piek. Zij eischten hetzelfde van den 1 April; de gematigden zochten in de verwarring hun heil in de vlucht. Nu maakten de
421
Jacobijnen zich nog eens meester van het bureau en namen besluiten volgens den wil van het volk. Hunne macht echter duurde korten tijd; want de goede burgers met de militairen en nationale gardes trokken op en joegen de voorsteden met hunne afgevaardigden uiteen. De gevaarlijksten van de laatsten en de hoofden des volks werden gevangen genomen en geguillotineerd, de voorsteden ontwapend, de Jacobijnenmuts verboden en de volksheerschappij nam een einde. In Augustus gaf de conventie aan het land eene nieuwe staatsregeling, de derde in zes jaren; volgens deze kwam de uitvoerende macht aan een Directoire van vyf mannen; de wetgevende aan een raad van 250 ouden en aan den raad der vijfhonderd. De laatste moest de wetten voorstellen en over hen beraadslagen ; de eerste ze aannemen of verwerpen ; het Directoire bestuurde alleen de regeeringszaken en waren van de beide kamers geheel gescheiden. Jaarlijks trad een gedeelte der drie lichamen af. De departementen en het leger lieten het zich welgevallen; de burgers van Parijs echter wilden geen voortzetting van de conventie, maar eene schrede nader tot de monarchie. De secties wapenden zich, maar de conventie gaf het bevel over de troepen en het patriotten bataillon van 1789 aan Barras, lid van het Directoire, en deze aan den brigade-generaal .Napoleon Bonaparte; toen nu de secties onder bevel van generaal Danican de Tuileriën wilden bestormen , vonden zij dezen in den besten verdedigingstoestand, en Bonaparte verbrijzelde met zijn geschut de colonnen, welke den toegang wilden bemeesteren (5 Oct.) De conventie besloot tot algemeene amnestie, gaf aan het Omwentelingsplein (place de la revolution) den naam van Eendrachtsplein (place de la concorde) en verklaarde den 26 Oct. hare zittingen voor geëindigd.
DE OORLOG VAN 1796.
Den 31 Mei zeide Oostenrijk den wapenstilstand op, dien Clairfait met Pichegru den 1 Jan. gesloten had. De broeder des keizers, de aartshertog Karei, kreeg het
422
opperbevel; onder hem voerde aan den Boven-Rijn de veldmaarschalk Wurmser een leger aan. De Pranschen gingen onder Jourdan over den Beneden-Rijn en wierpen de Oostenrijkers onder prins Ferdinand von Wnrtemberg by Aiten-kirchen terug; de aartshertog Karei spoedde zich daarheen en sloeg Jourdan bij Wetzlar en Ukerath (15 en 19 Juni). Hier viel een van de bloedigste bajonetgevechten voor; generaal Kleber liet vijf bataillons met geveld geweer voorafgaan ; zonder een schot te doen, onder het militaire muziek wachten zij de oostenrijksche grenadiersaf, na een woedend gevecht van 20 minuien waren de moedige aanvallers vernietigd. Jourdan ging naar zijne vorige stelling terug; den 4 Juni trok Moreau bij Straatsburg den Rijn over; de Oos-tenrykers moesten wijken en de aartshertog zelfs tot in Beije-ren terugtrekken. Zwaben moest 25 millioen francs brandschatting betalen en het fransche leger van levensmiddelen, paarden en kleedei\'en voorzien en Wurtemberg de stad Mömpelgard afstaan. Terwijl Moreau den aartshertog terugdrong, dreef Jourdan het zwakke oostenrijksche leger over de Sieg, de Lahn en den Main terug, nam Frankfort, Neurenberg enz. brandschatte Frankfort voor G, Frankenland voor 16 millioen Fr. en naderde zoo met den linkervleugel het Bohemerwoud, terwijl hij met den rechter zich met Moreau zocht te vereenigen. Maar nu trok Karei plotseling met 20 000 man kerntroepen bij Ingolstadt over den Donau, overviel de voorhoede van Jourdans leger onder Bernadotte by Theining, (22 Aug.) bereikte en sloeg Jourdan bij Amberg (24 Aug.) en nog eens volkomen bij Würzburg (3 Sept.). Het fransche leger ijlde in wilde vlucht over den Rijn; Moreau, die tot Munchen voortgedrongen was, keerde ook om en volbracht dezen terugtocht met veel bekwaamheid, evenwel werd hij door Karei bij Emmendingen ingehaald, geslagen en gedwongen bij Schliengen weer over den Rijn terug te trekken (Octob.).
NAPOLEON BONAPARTE IN ITALIC.
Zoo werd Duitschland van de Pranschen bevrijd, maar
423
iu Italië was de overwinning aan de zijde der Franschen. Hier vond de 27 jarige Bonaparte (geboren den 15 Aug. 1769 te Ajaccio op Corsica) een verwaarloosd en aan alles gebrek lijdend leger, dat sedert 1792 met afwisselend geluk beurtelings met de Oostenrijkers en Piemonteezen vocht. Evenals ecus Hannibal, zoo wees hij zijne soldaten op het rijke Italië; »eeu overwinning, soldaten! zeide hij, zal u alles geven, wat gij noodig hebt, kleeding, voedsel en geld.quot; Met 40000 man opende hij den veldtocht; overwon den 11 en 12 April den oostenrijkschen veldheer Beaulieu bij Monteviotte, den 13 en 14 bij Dego en Mellesiino en scheidde de piemonteesche en oostenryksche troepen, welke de Beaulieu over de Bochetta in Lombardije wilde terugvoeren. Hierop sloeg Bonaparte de Piemouteezen onder Colli bij Ceva en Mondovi (20 en 21 Apr.) en ging op Turin los. De koning van Sardinië Victor Amadeas III bad om een wapenstilstand en kreeg deze tegen overgave van de vestingen Coni, Ceva, Tortona, eu later den vrede te Parijs tegen den afstand van Nizza en Savoijen aan Frankrijk voor altijd en tijdelijk een aantal zijner sterkste vestingen. Den 7 Mei ging Bonaparte bij Piacenza over de Po , drong Je Oostenrijkers terug, en bevocht in weerwil van een verschrikkelijk vuren den overgaug over de Adda bij Lodi (10 Mei) en bezette Cremona, Pavia en Milaan, alwaar hij als een koning binnentrok en door het lichtzinnige volk met jubel ontvangen werd. Parma kocht den vrede met 2 millioen fr., 1700 paarden en 20 schilderijen; Modena met 10 millioen; de paus met 21 millioen en 100 schilderijen en standbeeldeTi en 500 handschriften uit de vaticaansche bibliotheek; Lombardije betaalde 20 millioen brandschatting; de koning van Napels liet zijne troepen terugtrekken en knoopte onderhandelingen over den vrede aan (5 Juni). Zonder veel moeite werden de overblijfselen van het oostenrijksche leger onder Beaulieu over de Etch en in Tyrol teruggedreven. Oostenrijk behield in Lombardije alleen nog de vesting Mantua en deze werd omsingeld. Nu daagde de oude dappere Wurmser met een leger op; maar terwijl een gedeelte uit Tyrol moest komen, werden de leger-afdeelingen een voor een by Lonato en Castiglione (5 Aug.)
424
geslagen en weder in het gebergte van Tyrol teruggeworpen. Op nieuw versterkt, vernieuwt Wurmser den strijd ; maar lionaparte overwon Quosdanowich bij Noveredo en Wurinser zeiven bij Bassauo; met moeite sloeg deze zich door naar Lombardije en wendde zich naar Mantua. Deze vesting werd weder belegerd. Oostenrijk zond een nieuw leger onder Al-vinzy; bij JSoveredo , Bassano , Caldiero hadden moorddadige gevechten plaats, ook niet altijd gelukkig voor de Franschen; maar bij Arcole overwon Bonaparte na zware verliezen in een driedaagschen slag (15, 16 en 17 Nov.) en Alvinzy week achter de Brenta terug. Nog eens breugt Oostenrijk een leger van 80 000 man bijeen, üit leger verdeelt zich in twee deelen ; het een ouder Pro vera, is bestemd om rechtuit op Mantua te trekken, het andere, onder Alvinzy, moet langs de Etch opereeren, Napoleon weet beiden afzonderlijk te slaan, Alvinzy bij Rivoli (14 Jan.) en Provera, vereenigd met het bezettingsleger, vóór Mantua, (16 Jan), de vesting moest zich overgeven. Van de bezetting waren bij de 18 000 man, deels in den strijd, deels door honger en ziekte omgekomen. Wnrmser gaf zich met 12 000 man over en volgens de capitulatie trok hij eervol af met 200 ruiters, 500 man voetvolk en 6 stukken geschut (2 Febr. 1797). Met den paus had men den strijd vernieuwd ; het directoire eisch-te dat hij alle bullen, sedert 1789 uitgevaardigd, zou terugnemen. Na den val van Mantua trok Bonaparte tegen den weerloozen kerkvorst op en nam zonder strijd de Ro-magna, Urbino en Ancona weg en liet het H. Huis te Lo-retto plunderen. Pau^ Pius VI verzocht om vrede, Bonaparte stond deze toe op de hardste voorwaarden, hij werd den 19 Febr. te Tolentino gesloten. De paus moest Avignon, Venaissin, Bologna, Ferrara en de Romagna afstaan, Ancona eene fransche bezetting opnemen en 30 millioen fr. betalen; op de intrekking der bullen drong hij niet aan. Nog gaf Oostenrijk den moed niet op; met inspauning van alle krachten zond het een vijfde leger tegen den overwinnaar in Italië onder den aartshertog Karei. Maar ook dit was niet bestand tegen de onstuimige aanvallen van het sterkere en door de overwinning aangemoedigde leger der
425
Franscben. Onder onophoudelijk vecliten weken de oosten-rijksche troepen naar Tyrol, Stiermarken en Carinthië terug en Bonaparte drong tot op 3G uren van Weenen vooruit. Toen schrok de raad des keizers en zocht vrede, ofschoon de aartshertog Karei tot voortzetting van den oorlog aanraadde; want in Italië braken opstanden togen de Fran-schen uit, wier overmoed en roofzucht onverdragelijk werden; de bewoners van Tyrol en Stiermarken vormden zich tot landstorm, en gewis als het aangezet en ondersteund was geworden , zou Bonaparte in groot gevaar gekomen zijn ; hij begreep dat zelf en bood daarom vredesvoorwaarden aan. Den 18 April werd in Leoben een voorloopigen vrede gesloten, volgens welken Oostenrijk afstand deed van België en de Ita-liaansche landen tot aan de Oglio, waarvoor Oostenrijk bet venetiaansche gebied, Istrië en Dalraatië zou bekomen. De venetiaansche aristocratie speelde eene roemlooze rol; gedurende de geweldige worsteling om de vesting Mantua, eerbiedigden noch Oostenrijk noch de Franscben bet neutrale gebied van Venetië; toen nu in Bonaparte\'s rug de opstand uitbrak en Oostenrijk het gebied van Fiume en Triest bezette, verhief zich in massa bet landvolk in Venetie, vermoordde in Verona al de Franscben, zelfs de zieken en gekwetsten; de senaat keurde door zijn gedrag bet gebeurde goed en begon krijgstoerustingen te maken, toen eensklaps hun het verdrag van Leoben bekend werd, dat den 2 Mei door de oorlogsverklaring van Bonaparte gevolgd werd. De senaat bad ootmoedig om vrede, hij wilde aan alle eischen der Franscben voldoen, bet mocht niet baten, reeds den 16 Mei rukten zij Venetië binnen, ledigden de tuighuizen, voerden de schepen weg, plunderden het raadhuis, de kerken en museums en bezetten tegelijk de Ionische eilanden. Bij den vrede van Campo Formio 17 Oct. 1797, werd Venetië benevens Dalmatie aan Oostenrijk afgestaan. Bonaparte vormde uit Lombardije , Modena, Ferrara, Bologna, de Cis-alpeinsche republiek (9 Juli), hierbij werden nog gevoegd de grauwbundersche landschappen Vellliu , Cleve, en Vor-mio ; dezen hadden Bonaparte\'s hulp verzocht, wijl zij door de Urauwbunders als wingewesten behandeld werden, vroe-
426
ger behoorden zij tot het hertogdom Milaan. Ook Grenua werd gebrandschat en iu een lignrische repnbliek herschapen (15 Aug.) In beide republieken werd de fransche wijze van regeeriug ingevoerd. Frankrijk verkreeg insgelijks den gehee-len linker Iliju-oever; de vorsten, welke hunne staten zoo hier als in Italië verloren hadden, zouden aan den rechter Rijnoever of elders schadeloos gesteld worden , dit alles moest op een quot;te houden congres te Rastatt geregeld worden.
POLEN TEN TWEEDE EN DERDE MALE DOOR DE DRIE MOGENDHEDEN VERDEELD (1790 EN 1795).
De oude republiek Venetië was roemloos op het machtwoord van hare jongere zuster Frankrijk ondergegaan. Polen , de repnbliek des adels, werd even onrechtvaardig, maar wreeder, na een roemvollen strijd, door de drie adelaars vernietigd. Het ongelukkige land begon na den geAveldigen roof van 1774 zich weer langzaam te verheffen Catharina en Jozef voerden een oorlog met de Turken, welke hunne krachten uitputte; de Polen geloofden , dat de tijd gekomen was om zich weer te herstellen, daarenboven had Pruisen hun in het geheim de beste beloften gedaan. Een rijksdag te Warschau (herfst 1788), welke zich confoederatie noemde, opdat geen liberum veto hem nietig zou maken , besloot tot de versterking van het leger op 60 000 man, wees elk verbond met Rusland tegen Turkije van de hand en bedreigde Catharina met eene algemeene volkswapening in geval zij de russische troepen niet van het poolsche grondgebied liet terugtrekken. Pruisen beloofde plechtig de onafhankelijkheid van Polen tegen de keizerin in bescherming te nemen. Zij , hare handen thans vol hebbende met de Turken en Zweden, trok hare troepen terug. Nu begon de rijksdag met ijver en matigen geest aan de hervorming der staatsregeling. De koninklijke macht werd vergroot en de kroon ua den dood aan den kinderloozen koning Stanislaus Po-niatowski erfelijk in het huis quot;van [Saksen verklaard; de rijksdag zou uit twee kamers bestaan en het li-
427
berum veto werd afgeschaft; de koninklijke steden kregen de vrijheid hare overheidspersonen te kiezen en afgevaardigden naar den rijksdag te zenden. De adel stond ook den burgerstand den toegang tot ambten en de benoeming tot den rijksdag toe; voor de boeren werd niets anders gedaan, dan dat zij de bescherming der wet konden inroepen tegen de onderdrukking van den adel. (3 Mei 1791). Deze nieuwe staatsregeling werd met uitbundig gejubel ontvangen ; slechts weinige mannen van den hoogeii adel, zoo \' als Felix Potocki, de generaal Branicki , de bisschop Kos-sakowski en Malachowski waren verblind genoeg zich er tegen te verzetten en sloten den 14 Mei 1792 de coufoede-ratie te Targowiecze op het gevaar af van hun vaderland in het verderf te storten, want Catharina bedreigde reeds. Zij had vrede met de Turken gesloten en wachtte slechts op de toestemming van Pruisen om op Polen los te stormen. Pruisen loerde reeds lang op Danzig en Thorn; het bood den Polen zijn bijstand tot dien prijs aan en toen zij dit niet doen wilden, wendde zich Pruisen van hen af en zocht nu iu verbond met v Rusland die Weichsel steden te verkrijgen. Catharina liet haar leger, dat tegen de Turken gevochten had, Polen binnentrekken ; zij verkondigde aan de wereld: dat zij het deed ter bescherming van die Polen, welke tegen de nieuwe staatsregeling waren en zich de confoederatie van Targowiecze noemden, en tweedens tot instand doen blijven der vrijheid van de republiek tegen het ingevoerde erfopvolgingsrecht! De Polen baden Oostenrijk , Saxen , Pruisen en Turkije om hulp ; Saxen was te zwak. Oostenrijk met de Franschen in strijd, Turkije uitgeput en Pruisen had hen verraden, dit wilde Danzig en Thorn. Mu riep de rijksdag de natie op ; maar de koning, begoocheld door een brief van Catharina had de zijde der Targowieczers gekozen. De poolsche scharen bezweken voor de overmacht der Russen, de patriotten lagen de wapenen neder en de macht kwam in handen der geconfoedereerden van Targowiecze. Zij belegden een rijksdag te Grodno; en daar werd hun eenvoudig aangekondigd; dat Rusland en Pruisen nog eens Polen wilden verdeelen , en dat de rijksdag dit moest goedkeuren. Den 16 April 1793
428
verscheen die verklaring van Rusland en Pruisen, door welke eene geheele Europeesche natie ter dood veroordeeld werd: omdat de geest der Jacobynen in Polen doorgedrongen was, heette het, en om de gevolgen van dien verschrikkelijken geest te stuiten en de naburen voor die verschrikkelijke verwoesting te bewaren. De Targowieczers begrepen te laat het verraad van Poniatowski, zij waren woedend op Rusland , raaar nog meer op Pruisen. Nu liet de russische gezant de stoutste sprekers om hunne jacobijnsche gevoelens gevangen zetten, den rijksdag met soldaten omringen en hun ten laatsten male vragen of zij de hun voorgelegde staatsregeling en den roof van hun land wilden ondertee-kenen of niet. De afgevaardigden onderteekenden en Rusland nam (22 Juli en 2 Sept.) 4500 □ mylen met ruim 3 millioen inwoners, en Pruisen 1000 □ mijlen met ruim 1 millioen inwoners. Het poolsche leger moest ontwapend en tot op 16 000 man verminderd worden.
Die ontwapening en de daden van willekeur, waaraan de Russen zich schuldig maakten , verwekten een algemeenen opstand onder de Polen. De stad Krakau werd tot het middelpunt verkozen , waar zich de scharen vereenigden ; Thad-deus Kosciusko , die vroeger met Malachowsky, Kollintay, Mostowsky en Potocky reeds geweken was, werd tot dictator verkozen. De generaal Madalinsky, wiens leger in Pultusk zou ontwapend worden , verzette zich het eerst; hij weigerde en voerde zijne soldaten onder gelukkige gevechten naar Krakau, waar hij zich met Kosciusko veree-nigde. De confoederatie van Krakau verkondigde in een manifest het doel van den opstand, die met het jacobinis-mus niets gemeens had, maar alleen de vrijheid en het herstel van Polen bedoelde. Dezen roep volgden Lithauen en Warschau , hetwelk de russische bezetting onder den generaal Igelström na een moorddadig gevecht, waarin van beide zijde niets gespaard werd, uit de stad verdreef (17 en 18 April). De dappere Polen behaalden nog eenige schitterende voordeelen op het vijandelijke leger, het geluk scheen hun zelfs nog gunstig te blijven, toen de Pruisen ook reeds aangerukt waren. Dezen sloegen wel is waar Kosciusko bij Scelze
429
en veroverden Krakau , maar Warschau belegerden zij te vergeefs en moesten met verlies aftrekken door dat het landvolk in hun rug opstond. De Russen hadden zich van de Pruisen verwijderd gehouden , ten einde voor zich zelven zooveel mogelijk van den buit te veroveren en toen nu de laatsten afgetrokken waren, daagde de verschrikkelijke Suwarow op om den beslissenden slag te leveren. Op het bericht hiervan wilde Kosciusko alles iaspannen om de vereeniging der russische strijdk\'achten te beletten, tot dat einde zond hij een zijner onderbevelhebbers Po-ninsky naar den Weichsel om deu Ruisen het overtrekken te bemoeielijken, ten eiode tijd te winnen en elke legerafdeeling afzonderlijk te bevechten, Poniusky miste de Russen ; Kosciusko viel bij Macziewice (10 Oct. 1794) het nu veel sterkere leger van den russischen generaal Fersen aan, de Polen vochten met den grootsten heldenmoed , drie malen sloegen zij de Russen terug, de vierde maai werd de ruiterij, de hoofdmacht der Polen teruggeslagen, Kosciusko viel gewond, klagend uitroepende: »fiuis Poloniaequot; van zijn paard; hij voorzag de gevolgen van zijn nederlaag in zijn geheelen omvang. De Russen namen , behalve hem, nog vier generaals en vele honderden gevangen ; zesduizend waren er gedood. Catharina liet den held met zijne lotge-nooten in een staatsgevangenis werpen, üe dood der keizerin en het zachtere gemoed van haar opvolger Paul I openden voor hem den kerker weer. De laatste vooral behan-delae hem met veel achting , hy liet hem zyn zwaard weer aanbieden, Kosciusco weigerde het, zeggende: s^k heb geen zwaard van ncode , omdat ik geen vaderland meer heb. De rest van het leger vluchtte naar Warschau , waar het verlies van den dictator en van zoovele dapperen deu grootsten schrik verspreidde. De patriotten , ondersteund door het volk, besloten den oorlog voort te zetten en benoemden dt n generaal Mawjzewki tot opperbevelhebber. Praga, de door eene brug over de Weichsel geseheidene voorstad van Warschau , werd versterkt. Dombrowski, Madalinski en Joz. Poniatowski werden uit Pruisisch-Polen naar Warschau geroepen. Met 10 000 man en 37 kanonnen leverde Poniatowski aan
\'130
een pruisisch leger, hetwelk den weg naar Warschau wilde versperren, bij Chaczew slag, tengevolge waarvan Dombro^vski en Madalinski naar de hoofdstad konden oprukken. Reeds den 29 üctob. stond het vereenigde russische leger voor Praga. Nadat Suwarow zijne batterijen had laten oprichten, gaf hg den 4 Nov. \'s morgens ten 3 ure aan 22000 man bevel om storm op Praga te loopen. Ten 9 ure, in weerwil van de grootste dapperheid der Polen, hadden de Russen de drie verschanste liniën genomen. Van de poolsche troepen werden 13 000 man gedood, daaronder vier generaals, 300 Polen verdronken er in de Weichsel, 14 000 werden er gevangen genomen, slechts 800 redden zich over de brug naar Warschau. De woede der Russen verschoonde zelfs de ongewapenden niet, meer dan 0000 van eiken ouderdom en geslacht werden weerloos neergesabeld. Een gedeelte der stad verbrandde. Toen nu Warschau door de russische batterijen beschoten ■werd, gaf de nationale raad aan het verlangen der burgers toe en legde zijn ambt neder; hierop gaf de stedelijke raad de stad bij verdrag over. Den 8 Novb. trok Suwarow de stad binnen. De afzonderlijke poolsche scharen vochten hier en daar nog, verspreidden zich ten laatste of werden ontwapend. Velen der dapperen zochten in den vreemde eene schuilplaats. Polen was niet roemloos ondergegaan; de ge-schiedenis zegt ons niet nauwkeurig, wat tal van manschappen het den Russen gekost heeft, men kan gerust aannemen dat het niet minder dan dat der Polen zal geweest zijn. Bij de twee mogendheden had zich ten laatste ook Oostenrijk weer gevoegd ten einde een deel in den roof te hebben. Nog gedurende een geruimen tijd onderhandelden de drie machten over de verdeeling van het overblijfsel van het eens zoo uitgebreide poolsche rijk. Zij lieten aan den laatsten koning Stanislaus nog eene schaduw van gezag om aan hun daad eenigen schijn van recht te geven; zij dwongen hem afstand te doen, tegen eene jaarwedde van 200 000 ducaten. Petersburg werd hem als verblijfplaats aangewezen, alwaar de nietswaardige in 1798 stierf. Den 24 Oct. 1795 werd het verdeelingsverdrag bekend. Rusland nam 2000 □ mijlen met 1% millioen inwoners. Oostenrijk 800 □ mijlen met
431
1 millioeu menschen Pruiseu 900 □ met 1 millioen zielen. In dit laatste viel het gedeelte van Polen met zijn hoofdstad Warschau. Later is het Rusland gelukt die streek van Polen ook te verkrijgen, waardoor het tusschen Pruisen en Oostenrijk in tot in het hart van Europa reikt. Meer dan 15 000 Polen, officieren en soldaten verlieten hun vaderland ; deze schaar, welke Dombrowski aanvoerde vocht tot 1815 met de Franschen, van wie de Polen hun wedergeboorte verwachtten. Den 1 Maart 1795 verkreeg Catharina II door den afstand van den hertog Peter Biron ook Koerland. Toen Oostenrijk alleen deu strijd tegen het ware Jakobinis-mus voerde, dreigde de russische czarin de Franschen wel, maar kwam niet te hulp, zij stierf deu 1G Novb. 1796.
ZWITSERLAND.
Hoe weinig de Franschen zich ook om een republiek bekommerden , als er voor hen voordeel uit te behalen was, hebben wij aan Venetic gezien. Het ging Zwitserland niet beter. En evenals in de Nederlanden de emigranten het den Franschen gemakkelijk maakten, zoo deden het hier ook de ontevredenen. Zwitserland had zijne oude staatsregeling behouden, de bewoners van sommige gewesten zooals bijv. van Waadtland en Thurgau werden niet als eedgenooten, maar als onderdanen beschouwd, elders was het bestuur alleen iu handen van eenige aristocraten of groote families ; de boeren vooral werden zwaar onderdrukt, te vergeefs vormden zich in 1G53 de boeren tot een algemeeu verbond en eisch-ten gelijke rechten met de burgers. Het kwam zelfs bij Woh-lenschwijl tot een openlijken strijd, waarin de boeren dapper vochten, maar de slechtgemeende vredesvoorwaarden der aristocraten en stedelingen aannamen. De laatsten hielden hun woord niet; de druk der boeren werd zwaarder dan vroeger , velen werden onthoofd , opgehangen , gekerkerd , gefolterd en als galeislaven aan de Venetiers verkocht. Zoo bleef de toestand van Zwitserland; behendig bleef het zijne neutraliteit bewaren tijdens den SOjarigen oorlog en de
/
432
geheeleregeering vanLodewijkXIV. Zijne bevolking, industrie eu vermogen vermeerderden aanmerkelijk door de protestant-sche vluchtelingen, vooral na de opheffing van het edict van Nantes, Dat alles nam niet weg, dat de ontevredenheid vermeerderde en niet alleen huisde onder de boeren, maar ook onder de voorname burgers; vele aauzieulijken moesten vluchten of werden verbauuen, ouder de vooruaamsten behoorden Laharpe, de opvoeder van den rnssischen grootvorst Alexander, een Waadtlauder, die niet meer in zijn vaderland mocht teragkeeren, en Peter Ochs, een der overheidspersonen van Bazel. Het was niet te verwonde-reu, dat, toen de vrijheidsgeest in Frankrijk begou, deze ook ras overwaaide naar de bergen.
Bij den vrede van Campo-formio kon het zwitsersche bondgenootschap reeds vooraf berekenen wat het te wachten stond, daarenboven was de ontevredenheid toch algemeen , welke de Franschen door hunne agenten wakker lieten aanzetten. Frankrijk wist, dat er opgestapelde schatten in Zwitserland waren, en hun schatkist was en bleef leeg, eu geld moest er zijn voor een kostbaren tocht naar Egypte, dus alles wachtte op eene gelegenheid en deze kwam weldra.
De Franschen hadden Genève, Bazel en|de stad Mühlhau-sen reeds by hun rijk ingelijfd en van daar uit ging de kreet der Zwitsers om zich ook van den ouden dwang te ontdoen. Tusschen Waadfclaudt eu Bern was twist ontstaan ; eene groote partij was nog niet tevreden met de vrijzinnigheid, welke Bern hen toestond, zij riepen de Franschen als bemiddelaars in, dezen kwamen natuurlijk spoedig en bezetten Waadtland. (Jan. 1798); nadat Bern hun Waadtland had moeten overlaten, eischten zij, dat dit en de andere cantons eene vrije, natuurlijk fransche staatsinrichting, zouden aannemen. Toen was in Bern eu ook in vele andere cantons goede raad duur. Benige raadsheerenraadden tot oorlog en snellen aanval aan, de anderen meenden , het zou den Franschen zoo geen ernst en wellicht zouden zij met eenige millioen fr. tevreden zijn. Al nadat de eene partij de bovenhand had, trokken de troepen uit of kwamen weer terug; de legers liepen uit elkander eu beschuldigden de officieren van verraad.
433
Toen de Franschen alles in de war zagen en berekenden , dat zij geen gedachten weerstand te vreezeu hadden, verklaarden zij den oorlog en vielen onmiddellijk aan. Van Bazel af trok Schauenburg op tegen Solothurn, en van Waadtlandt uit tegen Freiburg ; beide steden vielen zonder tegenstand. Bij Fraubrannen lieten de Berners zich overvallen en werden na hardnekkigen weerstand uit elkander gedreven; nogmaals hielden zij stand bij Urauholz en vochten huns ouden roems waardig; maar wat konden 2400 man, gedeeltelijk met seisen en vorken gewapend en vier kanonnen, tegen een meer clan dubbelen vijand en zijne batterijen uitrichten. De Berners moesten wijken, op de vluolu vermoordden zij velen hunner officieren als verraders. De overste Weber hield met zijne dapperen bij Neueneck nogmaals met moed de van Freiburg oprukkende Franschen tegen, het hielp niet, Bern moest capituleeren en na een COOjarig bestaan voor het eerst den vijand binnen zijne muren dulden. De schatkist, die 12 millioen Th. bevatte en tuighuizen waren weldra geledigd , daarenboven moesten er nog groote oorlogskosten betaald worden. Weldra volgden de andere steden en cantons. Zij werden eveneens geplunderd en gebrandschat, en kregen, onder den naam van helyetische republiek, eene staatsregeling gelijk aan die der Franschen: twee wetgevende kamers met een directoire van 5 mannen, eene fransche bezetting met een generaal aan het hoofd, welke er huis hield als een rechte dwingeland. Alleen de kleine, democratische cantons üri, Schweiz, Unterwalden, Zug en Glarus boden weerstand en waagden den strijd , nadat zij Bern zonder te hulp te komen hadden laten vallen. Zij vormden een leger van 10 000 man, aan welks hoofd de capncijner Paul Stijger, de priester Marianus Herzog en de landman Keding stonden, zij namen Luzern, dat echter spoedig weer verloren ging. De Franschen drongen tot bij Küssnacht aan het Vierwoudste-dennieer en Wollran aan het meer van Zurich door; Beding vocht den 2en Mei bij Morgarten met heldenmoed eu sloeg de Franschen terug. Den 3en Mei overwon hy nogmaals; 8000 Franschen en slechts COO Zwitsers waren ALO. GESCII. 28
434
er in deze dagen gebleven; zij gevoelden echter, dat zij niet in staat waren op den duur weerstand te bieden aan de frausche macht, sloten daarom den 4 Mei 1798 reeds vrede en namen de nieuwe staatsregeling aan. Verschrikkelijke en lase wraak namen de Fransehen over den zwitserschen hel-denmoed. Zij staken en schoten alles neder , wat in hunne handen kwam ; in de kerk van Stanz werd de priester aan het altaar doodgeschoten ; alle vrouwen, kinderen en grijsaards , die in hun bereik kwamen, werden afgemaakt; 18 meisjes werden wreed aan de kapel van Arnold von Winkel-ried vermoord ; Stanzstad , Beckenried , Buchs e. a. gingen in vlaramen op ; het fransche leger en de ambtenaren ontzagen niets. Alle kasten werden geleegd, zelfs het geld van vrome stichtingen; in alles meer dan 40 millioen Th. aan klinkende munt, behalve de millioenen aan kostbaarheden, werden geroofd. De helvetische republiek werd daarvoor, even als de bataafsche, eene vriendin en bondgenoot der eene en onverdeelbare Frausche republiek.
rome 1798.
Te gelijker tijd, dat in Zwitserland de spaarpenningen van eeuwen uit dc steden geroofd en in de herderscantons de onvruchtbare vryheidsboomen geplant werden, moest do grijze paus, Pius, VI de snoodste behandeling ondergaan , welke de overmoed had durven uitdeuken, in Home en den kerkelyken staat ontbrak het niet aan republikeinen, die door de Franschen aangemoedigd werden ; het meeren-deel der bevolking wilde echter de fransche vrijheid niet. Bij een oploop in Rome viel de fransche generaal üuphot door een schot (28 Dec. 1797) bij gelegenheid, dat hij omringd van republikeiusche vluchtelingen op het volk aankwam. Daarop gebood het directoire aan Berthier met een leger Rome binnen te trekken. l.»eze plantte nu op.het Forum een vrijheidsboom , verklaarde de wereldlijke macht des pausen voor opgeheven en maakte het overblijfsel, dat Bonaparte van den kerkelijken staat had overgelaten tot
435
eene republiek ; de staatsinrichting was fransch, slechts voerde men in plaats van de moderne nameu hier de oude in vau consul, tribun en senator. De kardinalen werden afgezet eu weggejaagd, en op het capitool gaf men republikeinsche feesten. Berthier kreeg den titel van restitutor Urbis (hersteller van Rome,). Met dit alles waren de fransche vrijheidbrengers natuurlijk niet tevreden; zij eischten zware oorlogskosten, plunderden kerken , kloosters , stalen de meubelen en sieraden uit het pauselijk paleis; ontroofden des pausen juweelen ; ja, zelfs nam men de bijzondere bibliotheek van Pius VI weg en verkocht deze aan een boekverkooper te Rome voor 12 000 kroouen. Bij dit alles, wilde men dat de paus van al zijne rechten afstand zou doen, maar hier stieten zij op een eeuwig, onveranderlijk »Non possumus! De zachte ; maar onwankelbare Pius VI werd oud eu ziekelijk in het holste van den nacht uit zijn paleis gelicht, als een staats-misdadiger van de eene plaats naar de andere gesleept, gescheiden van al zijne vrienden , alleen tot troost op zijn weg de duizenden, die medelijdend zijn zegen af baden; en zoo kwam de verheven grijsaard afgemarteld en verzwakt, maar even sterk in zijn pauselijk gemoed, den 14 Juli te Valence aan. Hij kreeg tot verblijfplaats, eene kamer in de citadel des gouverneurs aldaar. En daar bracht het verheven hoofd der kerk zijn tijd door in diep gebed, en God weet, hoeveel verzuchtingen er uit den boezem van dien sterken zwakke voor datzelfde Frankrijk ten hemel zijn gezonden, hoeveel tranen hy voor de boosheid gestort heeft, en wie zegt ons of dezen niet de kracht zijn geworden , waardoor Frankrijk later zoo veel kwaads kon herstellen. De martelaar Pins stierf iu zijn volle bewustzijn, met een blij gemoed, reeds den 29 Aug. 1799 in den ouderdom van ruim 81\'/j jaar. De omwenteling en de onchristelijke wijsgeeren geloofden in hunne verwaandheid, dat zij de grootste zegepraal behaald hadden ; want het pausschap was gevallen, Rome eene republiek.
BONAPARTE IN EGYPTE (1798).
liet directoire, dat door zijne legers de kleine staten
436
vertrapte, was in Frankrijk zelf zonder aanzien en kracht; meer dan eens zou het onder de koningsgezinden in de raadzaal bezweken zijn, als Bonaparte het niet door zijue generaals ondersteund had. Het ontdeed zich steeds van zijne gevaarlijkste tegenstanders door de verbanning naar Cayenne en van de zwakke navolgers der terroristen, die het volk tot oproer zochten aan te hitsen door de gelijkheid van goederen, door de guillotine. Het bestuur van het directoire was erbarmelijk; de republikeinsche hoofden brachten zoo veel door als maar mogelyk was, zoodat in weerwil van al de geroofde schatten,-welke Bonaparte uit Zwitserland en Italië aanbracht, de schatkist altijd leeg bleef. Bonaparte was eigenlijk reeds het hoofd van Frankrijk. Door den glans zyner wonderbare overwinningen, had hij het volk in verrukking gebracht en het leger aan zich geboeid; toch scheen hém de tijd nog niet gekomen, waarop hij als Cesar de teugels van het bewind in handen zou nemen. Zijn geweldige geest peinsde op ongehoorde daden, hy stelde aan het directoire een tocht naar Egypte voor. Hij zag met profetischen blik, dat het land aan den Nijl het onderpand voor het beheer der oude-wereld zou worden. Van daar uit, wilde hij voornamelijk Engeland in zijn hartader , in zijne colonies aantasten. Het directoire stemde zeer bereidwillig toe in de voorstellen van den dapperen en stouten generaal; want het wenschte hem liever uit Frankrijk verwijderd, wijl by zyne grootheid hunne nietigheid te zeer aan den dag kwam. In alle fransche havens werd weldra ijverig aan de uitrusting gewerkt om, zoo als het heette, de Engelschen te tuchtigen. Den 19 Mei scheepte Bonaparte zich te Toulon in met 36 000 man van zijn voortreffelijk italiaansch leger. Op 350 schepen staken zij de Middellandsche Zee in , eerst toen zij in volle zee waren vernamen de troepen het ware doel hunner tocht.
Door bekwame wendingen wist men den loerenden engelschen admiraal Nelson te misleiden, welke hen in de wateren van Sicilië opzocht. Den 10e Juni verscheen Napoleon voor Malta, landde en eischte de overgave der vesting. Deze was niet uitgerust en geheel verrast en meer echter deed de verstandhouding der fransche ridders met Bona-
437
parte. La Valetta, de onoverwinnelijke vesting, gaf zich zonder schot over; 1200 kanonnen, eene massa krijgsvoorraad van alle soort, eenige millioenen aan goud en zilver en 6 krijgsschepen vielen in Bonapartes geweld. 2G7 jaren was Malta het eigendom, der orde geweest, 20 grootmeesters hadden den staf gevoerd, een van hen , de laatste, was een Duitscher, de baron von Hompesch. — Van Malta stuurde Bonaparte naar Alexandria, alwaar hij den 1 Juli landde. Den 2\' nam hij reeds de stad met storm, tot groote verwondering der inwoners werd zij niet geplunderd. Hij liet ze versterken en verkondigde in eene proclamatie aan het volk, dat de Franschen geen christenen en geen vijanden van den profeet waren, maar Egypte van de Mamelukken bevrijden en gelukkig wilden maken. Die Mamelukken waren krijgscharen , welke onder 24 Beijs stonden. Zij waren voortreffelijk gewapend en uitmuntende ruiters, hun bedrijf was oorlog voeren, en waren den Turken en Arabieren een schrik. De kleine Franschen, meest voetvolk, waren den Mamelukken een spot, »als pompoenen zullen wij in die honden hakken,quot; zeiden zij, toen zij bericht kregen van de landing der Franschen. Maar reeds den 12 Juli leerde eene afdeeling Mamelukken bij Eliebrisse de uitwerking van het europeesche slachtvuur kennen en bij Embabeh in het gezicht der Pjramiden, riep Bonaparte zijne soldaten toe: strijd, mannen! 4000 jaren zien op u neder! te vergeefs stormde de geheele Mameluksche macht op den franschen vierhoek ; musket- en kartetskogels verbrijzelden de trotsche ruiters en zij, die overbleven, namen de vlucht. De Arabieren noemden sedert dien tijd Bonaparte, sultan des vuurs. (21 Juli) Alles gelukte den verwonderlijken veldheer; hij bezette het groote Kaïro en verordende met even scherpen blik het bestuur van het veroverde land als bij de slagorde rangschikte. Den Coran bewees hij eeue achting, welke alleen voor een franschman, als hij, mogelijk is, voor wie, alle godsdiensten gelijk zijn, of liever, die er aan geen eenige waarde hecht; evenwel kou hij er toch het fanatismus niet door verzachten, in de Moskeen werd de opstand als een heilige plicht gepredikt, en Bonaparte kon hem eerst na een bloe-
438
digen strijd (21 Oct.) meester worden. Maar een vreeselijke slag wachtte hem van deu admiraal Nelson. De fransche admiraal de Brueys bleef met zijne krijgsschepen in de bocht van A.bukir liggen, in plaats van gedeeltelijk naar Frankrijk terug te keeren en zich in heUwijde sop te verspreiden. Des avonds den 1 Aug. naderde Nelson met 13 linieschepen en 2 fregatten de kust en vond eindelijk de fransche vloot,, welke hij in de Syrische , Siciliaansche en Egyptische watereu zoo lang te vergeefs gezocht had. Zonder talmen begon hij dadelijk des avonds 5Va uur den aanval, üoor oene moedige manoeuvre wist Nelson een gedeelte zijner schepen door moerassig water tusschen de kust en de fransche vloot te schuiven, hetwelk Brueys voor onmogelijk had gehouden , zoodat de vloot tusschen twee vuren kwam. De Franschen verdedigden zich wel niet dapperheid, maar Nelson was te veel vooruit door zijne gelukkige wending, verscheidene fransche schepen konden aan het gevecht geen deel nemen; Brueys werd reeds in het begin van het gevecht gedood; ten 10 ure vloog het admiraalschip, TOrient, met 120 kanonnen en 1000 man in de lucht. De Engelschen, buiten zich zeiven over den onvervvachten uitslag, hervatten na eene rust van een paar uren deu strijd. Nelsons vloot wendt en manoeuvreert, en beukt op de fransche schepen, welke hoe langer hoe meer in wanorde geraken, ten 2 ure in den namiddag van 2 Aug. verstomt het geschut. De geheelo fransche vloot, op vier schepen na, waarmede de admiraal Villeneuve zich naar Malta had gered, was vernietigd ; 5 000 Franschen waren gedood en 4000 gevangen genomen. Bonaparte was thans van Frankrijk afgesloten, en ofschoon niemand beter dan iiij het wanhopige zijns toestands inzag, toonde hij den onverzaagdsten moed en wendde al zijne geestkracht aan om Egypte in zijne macht te houden. De Porte had den aanval Op Egypte niet ais eene tuchtiging der Mamelukken opgenomen , welke verklaring de fransche diplomatie er aangaf, neen, voor datgene, wat zij werkelijk was; namelijk eene verovering op kosten van den sultan , en daarom bedreigde deze met een inval iu Egypte van de kant van Syrië. Dit wilde Bonaparte door een tocht naar Syrië voorkomen,
439
terwijl hij te gelijker tijd hulp hoopte te vinden bij de christenen van den Libanon en in het Armenisch gebergte. In Febr. 1799 brak hij op; onder ontzaggelijke moeite trokken de Franschen door de woestijn, welke Afrika en Azië scheidt; El-Arisch aan de Syrische grenzen werd veroverd en den 7 Maart Jaffa bestormden geplunderd; SOOOgovan-genen Arnauten liet Bonaparte doodschieten, hij kon ze niet medevoeren en ook niet loslaten, aangezien zij oogen-blikkelijk de wapenen weer tegen hem zouden opgenomen hebben. Nu brak de pest iu het leger uit; voor deze beefden de Franschen, niet voor den vijand; duizenden stierven iu het hospitaal. In Syrië leed hij nogmaals een geducht verlies van de Engelschen; zij namen het belegeringsgeschut weg, dat hij ter zee had willen overvoeren , zoodat hij Acre met veldgeschut moest aanvallen ; twee maanden putten de Franschen hunne dapperheid uit voor deze oostersche vesting, acht malen drongen zij tot in de stad, maar moesten telkens weer wijken; twaalf malen vielen de Turken uit, maar werden even zooveel malen bloedig terutrrreslaireu.
O O O O
Een turksch leger dat Acre wilde ontzetten, werd door Bonaparte aan den voet van den berg Tabor geslagen en gedeeltelijk in de Jordaan gejaagd; Acre kon hij echter niet veroveren, hij keerde (19 Mei) naar Egypte terug. Spoedig daarop zette de Capudan-Pacha bij Abukir een turksch leger aan land, hetwelk Bonaparte den 19 Juli vernietigde, evenzoo overwon hij alle pogingen tot opstand. Van de Engelschen had hij vernomen , dat do fransche republiek van alle zijde door de verbondene mogendheden \'aangevallen, werd , toen wilde hij Egypte verlaten om de republiek te redden. Den 21 Aug. 1799 gaf hij het opperbevel over aan generaal Kleber en scheepte zich mot weinige generaals en officieren op den Muiron naar Frankrijk in. Gelukkig zeilde hij de Mid-dellandsche zee door in de richting naar Tunis, stuurde vervolgens naar Ajaccio, zijne geboortestad en landde den 9 Oct. 1799 bij Frejus in Provence aan.
440
DE TWEBDE COALITIE TÜSSCHEN OOSTENRIJK, ENGELAND , RUSLAND , NAPELS EN TURKIJE TEGEN FftANKRIJK.
NAPOLITAANSCHE OORLOG (1798).
Oostenriik stond altijd gereed tot hervatting van den oorlog , zoodra zich eeue gunstige gelegenheid zou voordoen; door de bezetting en herooving van Zwitserland en Rome had het directoire deze mogendheid bijzonder vijandig gestemd. Engeland had den strijd op zee en in de volkplantingen nog niet opgegeven; in Rusland was Paul 1 op den troon gekomen, die de omwenteling doodelijk haatte; de sultan was met Frankrijk om Egypte in oorlog ; in Napels regeerde eigenlijk de koningin Carolina, zuster van de ongelukkige Marie Antoinette, die daarom reeds de omwentelingsmannen en de Franschen haatte, al hadde Napels niet bedreigd geweest. Deze mogendheden vereenigden zich tot een groot verbond; de slag van Aboukir scheen den gevreesden generaal Bonaparte voor altijd verwijderd te houden. De koningin van Napels vergat in hai\'e blijdschap de noodige voorzichtigheid en bewoog haar gemaal den oorlog reeds te openen, voordat Oostenrijk en Rusland op de kampplaats verschijnen konden. Met een groot, maar ongeoefend, en in der haast bijeengeraapt leger en door den onbekwamen oostenrijkschen generaal Mack aangevoerd, rukte de koning den kerkdijken staat binnen en bezette den 19 Novb. Rome, terwijl de Franschen overal terugweken; maar aan de grenzen van Toscane vond de generaal Championnet de verwachte versterking en nu wierp hij de Napolitaneu nog sneller den kerkelijken staat weder uit, dan zij er ingekomen waren. (13 Decemb.) Gelijktijdig dwong het directoire den koning van Sardinië om Fiemont af te staan, omdat hij met de vijanden der republiek in verstandhouding stond ; hij ging naar Cagliari en protesteerde tegen de geldigheid van den gedwongen afstand. In het begin van 1709 drong Championnet door tot voor Napels; na eenige bloedige gevechten sloot Mack een wapenstilstand, gaf het sterke Capua over
441
en beloofde een oorlogsschatting van 10 millioen fr., welke Napels betalen moest. Nu werd hij van verraad beschuldigd ; de hoofdstad werd oproerig, het leger loste zich in muitende benden op en Mack was genoodzaakt zijn heil iu de vlucht bij Championuet te zoeken. De koning vluchtte met het hof naar Sicilië, de schepen werden op zijn bevel in de haven verbrand en de schoone hoofdstad aan zich zelve overgelaten. De Lazzaroni maakten zich van het kasteel meester, vermoordden vele edelen en burgers, openden de gevangenissen en stolen wat er te krijgen was. Championnet moest vier dagen (19—24 Jan.) bestormen , eer hij meester van de stad was; 10 000 Lazzaroni verloren in den woedenden strijd het leven. Napels werd de parthenopeische republiek.
HET CONGRES VAN RASTADT. SLAG BIJ STOCKACU (26 Maart 1799.)
lu Januari van 1799 verscheen het russische leger onder Suwarow op duitschen bodem ; het richtte zijn weg naar Italië, terwijl de aartshertog Karei zich krijgsvaardig stelde aan de Lech. De keizerlijke commissarissen verklaarden het Congres van liastadt voor ontbonden, dit was niet zeer in den geest der rijkstenden en zuidwestelijk Duitschlaud, dezen hadden liever vrede gehad, daarenboven hadden sommigen van hen zich reeds iu geheime onderhandelingen met de Frauschen ingelaten. Van dit laatste wilde de oostenrijksche minister Lehrbach gaarne de bewijzen in handen hebben, tot dat doel liet hij de fransche gezanten Bonnier, Boberjot enDebry, toen zij den 28 April \'s avonds Rastadt verlieten , op hun weg naar Straatsburg door huzaren overvallen; Bonnier en Boberjot werden afgemaakt, Debry ontkwam zwaar verwond; de gewenschte papieren vond men niet, zoodat de bloedige daad, strijdig met alle volkenrecht, tot niets anders diende dan om de grootste verbittering in Frankrijk op te wekken. Ondertusschen had de aartshertog Karei den generaal Jourdan den 20 Maart bij Ostrach teruggeworpen; den 25 Maart sloeg hij hem
442
nogmaals iu een hardnekkig gevecht bij Stockach en noodzaakte hem den Rijn over te trekken. Generaal Hotze nam in Mei Graauwbunderland; de aartshertog drong in Zwitserland en leverde bij Zurich (3 en 4 Juni) den generaal Massena een bloedigen slag , en dwong hem tot achter de Limmath en Reuss terug te wijken. Daar liet hij hem ongelukkig staan; waarschijnlijk was het hem voorgeschreven werkeloos te wachten , tot dat de zaken iu Italië tot eene zekere hoogte gevoerd zouden zijn.
DE OORLOG IN ITALIË.
DE FRANSCHEN\' UIT NAPELS VERDREVEN. SLAG AAN DE TREMA (17—19 J-UXl). SLAG DIJ NOVI (15 AUG.)
De fransche generaal Scherer, een onbekwaam en aan dronkenschap overgegeven man , wilde de Oostenrijkers voor de aankomst der Russen slaan en viel hen daarom dadelijk aan. De generaal Kray echter overwon hem in de schitterende gevechten bij Legnano, Ronco, Magnano en Verona (van 26 Maart tot 5 April) en sloot Mantua in. Nu kwam Suwarow en nam het opperbevel over; in de plaats van Scherer voerde Moreau het reeds tot de helft verminderde fransche leger aan. Suwarow stormde met onweerstaanbaar geweld op de Pranschen aan, sloeg Moreau (27 Apr.) bij Cassano aan de Adda, drong hem achter den Ticino naar Alessandria en eindelijk tot Coni terug. Milaan, Peschiera , Pizzighetone, Cafale, Turin en Perrara gaven zich over; een oostenrijksch leger drong Toscane enden kerkelijkenstaat binnen. Nu was het voor de Pranschen in Beneden-italië , waarover Macdonald het bevel voerde, hoog tijd naar Opper-Italië te spoeden, ten einde niet afgesneden te worden ; daarenboven was er in Calabrië een volksopstand uitgebroken, die door den cardinaal Ruffo geleid werd en ook oversloeg tot Apulië. Macdonald liet in (iacta en Capua bezettingen en rukte in ijlmarschen op, om zich met het leger iu Piemont te vereenigen. Maar Suwarow trok hem
443
te gemoet en na een clriedaagsch, moorddadig gevecht aan de Trebia (17—19 Juni) gelukte het den franschen veldheer slechts de overbliifselen van zijn leger aan de zeekust te redden. Ondertusschen was de parthenopeische republiek bezweken onder de Calabriërs en Lazzaroni, die door En-gelschen , Turken en Russen ondersteund waren geworden. Van den 13—18 Juni vochten de republikeinen en konings-gezinden woedend tegen elkander in de straten van Napels. Den 19 capituleerden de republikeinen met Ruffo, en legden de wapenen neder; volgens dit verdrag zouden zij noch in him persoon , noch in hunne goederen schaden lijden , tot nakoming hiervan werden er gijzelaars aan Mejéan , die met de overgebleven Franschen het fort St. Elmo bezette , geleverd. Zoo stonden do zaken, toen juist Nelson met den koning aan boord de haven binnenliep. De koning erkende de capitulatie niet en nu werd Napels op nieuw het tooneel van de afgrijselijkste moorden. De benden vau Rntfo en de Lazzaroni woedden als tijgers tegen alle gegoeden en beschaafden. De koning benoemde een raad, welke niet menschelijker te werk ging dan de tribunalen te Parijs, meer dan 2 000 werden er ter dood veroordeeld, verbannen of gekerkerd, 4 000 ondergingen in weinige dagen den dood. Nelson bezwalkte hier zijn roem ; hij zag niet alleen de gruwelen toe, maar hij bevorderde ze; de boegsprieten zijner schepen liet hij voor galgen gebruiken, zelfs gaf hij bevel om den grijzen admiraal Caracciolo aan den mastboom van zijn schip op te hangen. Het directoire zond het leger in Piemont versterking en in den jongen Joubert een bevelhebber. Deze wilde evenals Bonaparte aanvallen, maar Kray voorkwam hem ; reeds in het begin van het gevecht bij Novi (15 Aug.) werd Joubert door een oostenrijkschen scherpschutter gedood en Moreau nam weder het opperbevel op. De slag duurde negen uren , totdat Suwarow de Oostenrijkers te hulp kwam , die nu door een vernieuwden aanval de overwinning behaalden. Ook Ghampionnet, die het leger versterkt en het opperbevel overgenomen had, werd door de Oostenrijkers bij Savigliano en Tossano geslagen (4—5 Novb.) Den Fransclien bleef van Bonapartes verove-
444
ringen slechts nog Genua; want Mantua, Tortona en Coni moesten zich eveneens aan de Oostenrijkers overgeven.
DE RUSSEN IN ZWITSERLAND EN HOLLAND.
Nog stond Massena in Zwitserland, toen door de bond-genooten besloten werd, de Russen tegen hem te zenden, opdat de Oostenrijkers door de volledige herovering geene te sterke stelling zouden verkrijgen; het gebrek bij de verbondene machten bleef, dat, hoewel zij voor één doel streden , toch elkander steeds yverzuchtig gadesloegen, üe aartshertog Karei trok deu 28 Aug. naar den Midden-Rijn en werd door 30000 Russen onder Karsakow vervangen, wien een oostenrijksche legerafdeeling onder Hotze ter zijde stond. Van Italië uit drong tevens Suwarow in het gebergte om Massena in den rug te vallen; hij nam met storm de bergpassen, trok op verscheidene punten over de nog ongebaande Alpen en dreef de Franschen voor zich heen en na van den Gotthard te hebben afgedaald, kwam hij aan het Vier-woudsteden meer. Maar drie dagen vroeger had Massena een slag geleverd, waarvoor Suwarow steeds gevreesd had. De frausche bevelhebber had de Russen en Oostenrijkers over de geheele linie, van af de grenzen van Graauwbunderland ■tot aan die van Aargau aangevallen; bij SchiLnis ging Soult over de Linth ; Hotze sneuvelde bij het begin van het gevecht en zijn leger werd bij St. Gallen in wanorde geslagen. Beneden Zurich misleidde Massena de Russen door een krijgslist; hy liet in de richting der stad Albis een scliijnaauval maken om de macht dér Russen daar heen te lokken , dit gebeurde, en toen trokken de Franschen bij üie-ticon over de Limmath en wierpen de Russen, niettegenstaande den hard nek kigsten weerstand op de stad terug (25 Sept.) alwaar Korsakow met zijne hoofdmacht ingesloten werd. Evenwel baande hij zich met 10 000 man een bloedigen weg en trok over de grenzen van Zwitserland terug. Massffna en Soult gedroegen zich zeer onmenschlievend jegens hunne bondgenooten de Zwitsers, behalve dat Zurich aan de wil-
445
lekeur der soldaten werd overgelaten, moest het weder eene schatting van achtmaal honderd duizend francs betalen en zoo ook Bazel en andere steden. Suwarow vernam in Uri den nederlaag van Korsakow; hij trok hierop door het Schachendal in het zwitsersche Muotta-dal; hier trok Mas-sena hem reeds tegemoet, en gewis zou Massena het hier duur hebben geboet, maar de fransche generaal Lecourbe redde hem door een zij-aanval; Suwarow week weer in het dal terug. Van hier ging hij over de Pragel in het Klön-dal in Glarus, en rustte van 1 tot 4 Octb. met ontzettend vermoeide soldaten, telkens als Massena hem te na kwam, wierp hij hem grimmig terug. Van Glarus trok Suwarow over den Panixer-pas door twee voet hoogen sneeuw naar Graauwbunderlaud, waar hij eindelijk voor de aanvallen der Franschen rust vond. Hij had op dezen voorbeeldeloos zwaren tocht een derde zijner manschappen, al zijn geschut en bijna allo paarden verloren. Uit Graauwbunderlaud rukte hij over het Vorarlgebergte naar Opperzwaben, waar hij zich met het overblijfsel van Korsakows leger vereenigde.
Met zulk een ongelukkig gevolg vochten twee russische legers aan de bronnen des Rijns; niet beter ging het een derde, dat, in verbinding met de Engelschen, de bataafsche republiek aan de Franschen moest ontrukken. Dit scheen geen zware taak; want het Huis van Oranje had altijd een talrijken aanhang gehouden, en de meeste patriotten wisten reeds wat de fransche tuimelgeest aanbracht, en toch mislukte de onderneming jammerlijk, voornamelijk door de eugelsche hebzucht en huuue oude ijverzucht tegen de Hollan-dei-s. Toen de engelsche vloot den 27 Aug. aan kwam zeilen, en een gedeelte van het engelsche leger aan den Helder ouder Abercrombie aan land zette, en de engelsche schepen de oude oranjevlag ten top voerden, klopte weer elks zeemanshart, en dacht aan de groote daden van weleer, üe matrozen en soldaten raakten in oproer en dwongen hun admiraal om zich met hunne vloot, bestaande uit elf linieschepen en dertien andere, bij de Engelschen aan te sluiten, dezen echter voerden hen als goeden prijs naar Engeland. Zoo hadden het echter de hollandsche zeelieden niet
446
gemeend; zij hadden onder oranjes vlag tegen de Fran-schen willen vechten; maar zagen nu, dat deEngelschen heu op dezelfde wijze van de bataafsche republiek wilde bevrijden, zooals de Franschen hen van het stadhouderschap gedaan hadden, en daardoor kwam het, dat de engelsch-russische onderneming niet de gewenschte ondersteuning vond. Nadat ook de afdeeling der Kussen onder Hermann aan wal gezet was, bestond het leger der bondgenooten uit 40 000 man, waarover de onbekwame hertog van York het opperbevel voerde. Aanvankelijk behaalde zij eenig voordeel en dreven zelfs de Franschen en Hollanders tot bij Haarlem terug , maar nadat de Fransehen versterking hadden gekregen, werden de bondgenooten bij Bergen (19 Sept.) en bij Castricum (5 Oct.) door Brune en Daendels geslagen en tot achter Alkmaar teruggedreven. Door de slechte voorzorgen, het gebrek aan levensmiddelen en ziekte was de hertog van York genoodzaakt te capituleeren; zij kregen vrijen aftocht met hun leger, maar moesten de versterkingen en dijken in goeden staat opleveren en 8 000 fransche en hollandsche gevangenen uitleveren; de hollandsche vloot echter bleef in het bezit der Engelschen en den 18 October scheepten zij zich weer in. Keizer Paul 1, zeer ontevreden over den onge-lukkigen uitslag der zaken , vooral in Zwitserland, hetwelk hij grootendeels toeschreef aan het onbegrijpelijke gedrag van Oostenrijk, maakte zich van het verbond los, ofschoon Oostenrijk en Engeland alles aanboden om hem vast te houden. De Russen trokken naar hun vaderland terug en Oostenrijk stond op het Vaste land als het ware weder alleen.
Deze tweede coalitie had den Franschen Italië tot op Genua na weder ontrukt, dat door Massena verdedigd werd; Zwitserland en de linker Rijnoever bleven in de macht der Franschen; het is onbegrijpelijk, aangezien de aartshertog Karei een sterk en dapper leger aanvoerde, en getoond had, dat hij voor geen der fransche veldheeren, tenzij misschien voor Bonaparte, behoefde onder te doen, en toch had hij sedert zijn aftocht van Zürich slechts Mannheim bestormd en het zwakke fransche leger op den linker Rijnoever teruggeworpen.
447
DE 18 BRUMAIUE VAN HET JAAR VIII (10 NOVC. 1799).
NAPOLLON BONAPARTE EERSTE CONSUL.
Thans naderen wij het tijdstip dat de opperste macht van Frankrijk in de handen van Bonaparte komt. Op zijne reis van Frejus naar Parijs werd hij door het volk met bewondering en als de redder van Frankrijk begroet ; want onder het directoire ging niet alleen Italië door eene rij van bloedige gevechten verloren, maar de republiek zelve dreigde telkens door de slechtheid en onbekwaamheid der wetgevers en ambtenaars ieder oogenblik weer een buit der regeering-loosheid te worden. De koningsgezinden verwachtten eene spoedige overwinning ; aangezien de republikeinen bestonden of uit het overblijfsel der sansculottenpartij , die nog door het gepeupel tot aanzien waren gekomen , of uit dezulken, die zich aan de republiek hielden om hunne ambten en bezoldigingen ; echte republikeinen zooals Carnot en Championnet waren er weinig. In Parijs werd Bonaparte met den grootsten geestdrift ontvangen. Terecht kon hij zeggen : »wat heeft het directoire van Frankrijk gemaakt, dat ik zoo schitterend verliet? Ik heb u vrede achtergelaten en vind oorlog; ik heb u overwinningen bezorgd en vind nederlagen; Ik heb u inillioeneu verschaft en vind gebrek en ellende, waar zijn de 100 000 dapperen, waarmede ik overwon , zij zijn dood; waar is het recht, er heerscht tyrannijquot; ? Den dag-na zyne aankomst in Parijs, werd hij plechtig ontvangen door het directoire en verklaarde hij, dat hl] teruggekomen was om de republiek te redden, welke hij voor verloren achtte. Geen der leden had den moed om hein te reden te staan over zijn eigen machtigen terugkeer.
In het begin leefde Bonaparte in groote afgetrokkenheid ; desniettegenstaande werd zijne geringe woning in de straat la Victoire als belegerd door generaals, hoog waard igheids-bekleeders en leden der regeering. Hij werd het middelpunt van alle zaken, het directoire zelfs won zijn raad in. In • tusschen beraamde hij met zijne vertrouwelingen zijne plannen. liet volk verlangde naar verbetering van bestuur,
448
waarvan het directoire volkomen bewust was. Ia weerwil van zijn afkeer voor Siéyes, begreep hg, dat deze de man was, welke hem van dienst kon zijn en door bemiddeling van Tailleyrand kwam er eene vereeniging tusschen hem en Bonaparte tot stand. Op de zijde van Bonaparte of liever van Siéyes, die nog de hoofdrol speelde, waren voornamelijk behalve Tailleyrand, Fouché, Lucien Bonaparte, Berthier, Murat, Lannes, Kegnault de St. Jean Angely en anderen. De 18 Brumaire was tot de uitvoering van hun plan bestemd. Dien dag werd aan Bonaparte, door bewerking van de in zijn plan ingewijde leden van den raad der ouden, het opperbevel over de troepen in Parijs opgedragen en om de verplaatsing van het wetgevend lichaam naar St. Cloud te beschermen. Bonaparte, reeds door de generaals in staats-uniform omgeven, trok aan het hoofd der troepen naar de Tuile-rien om aan den raad der ouden den eed van trouw af te leggen. Terwijl dit gebeurde hield Moreau de beide bewindhebbers Moulins en Gohier in hunne woningen gevangen en Tailleyrand bewoog Barras om zijn ontslag te onderteekenen; Siéyes en Ducos behoorden tot de samengezworenen. \'s Middags ten 2 ure bestond er geen directoire meer.
Den 19 Brumaire trok Bonaparte met 8 000 man naar St. Cloud. De hier vergaderde raad der vijfhonderden protesteerde ten sterkste tegen het verraad en vernieuwde den eed op de tegenwoordige staatsregeling, juist trad Bonaparte, vergezeld van zijne generaals en eenige grenadiers, de zaal binnen; er ontstond hevige opschudding en donderend klonk het: weg met den tyran! buiten de wet! Zg drongen op hem aan; hij, meer gewoon aan het gewoel van het slagveld dan aan dat der redenaarszaal, werd bedremmeld en in een oogenblik door Lefebre en de grenadiers uit het gedrang naar buiten gebracht. Nu eischte de raad van zijn broeder Lucien , die voorzitter der vijfhonderden was , om Bonaparte buiten de wet te verklaren; deze wilde spreken, maar kou niet aan het woord komen , toen lag hij zijn voorzittersteekenen af en verliet de zaal, buiten steeg hij te paard en kwam als door dolken vervolgd voor het front der soldaten en riep zijn broeder den opperbevelhebber op om de
449
viianden der republiek, die niets anders beoogden dan de moordtooneelen van vroeger te herhalen, uit een te jagen Bonaparte voldeed aan den last en gaf aan Murat bevel het ten uitvoer te brengen; deze zond een brigade-overste met de noodige soldaten naar de zaal; zij traden met slaande trom en gevelde baijonetten de zaal binnen en in een oogen-blik waren al de leden door ramen en deuren weggevaagd , eu hiermede was ook de oude staatsregeling, welke ook niets beters waard was, vernietigd. Frankrijk kreeg spoedig eene nieuwe (do vierde), welke het werk van Napoleon Bonaparte was en aan de republiek slechts den naam overliet. Bonaparte werd eerste consul voor tien jaren , aangezien Sièyes en üucos zich teruggetrokken hadden, koos hij zich Lebrun en Cambacéres tot mede-consuls , welke trouwens slechts eene raadgevende stem hadden. De eerste consul bezette of\' onmiddelbaar of door den senaat alle ambten , kon beslissen over vrede en oorlog en omgaf zich met een staatsraad en ministerie, in welke hij Tailleyraud als minister van Baitenlandsche zaken en Fouché van policie opnam. Een senaat van 80 rijkbezoldigde leden, die zich zei ven benoemden uit eeu drietal door den eersten consul voorgedragene candidate!), benoemden de beambten en de leden van het wetgevend lichaam. Dit bestond uit twee kamers: het tribunaat eu het wetgevend bewind. De eerste bestond uit honderd, de tweede uit twee honderd leden. Alleen het tribunaat mocht de wetten onderzoeken en er over beraadslagen ; de tweede moest alleen ze aannemen of verwerpen. Geen van beiden had het recht om eene wet voor te dragen. Van de leden der kamers trad jaarlijks een vijfde af. Zij werden genomen uit mannen, welke liet volk in elk departement koos, als gerechtigd voor staatsambten en volksvertegenwoordigers , bekend onder den naam van departementale lijsten, zoodat de regeering meer macht kreeg dan do koninklijke vroeger had. De natie nam de nieuwe staatsinrichting gewillig aan; zij wcuschte naar rust en vrede eu had reeds de overtuiging , dat dezen slechts door eene éénhoofdige regeering kon aangebracht worden. Bonaparte had zijn doel bereikt en gerust mogen wij zeggen ALO. tffiSClt. 20
450
ten zegen voor het afgematte Frankrijk. Aanvankelijk bleef hij burgerlijk , lag zich toe orde op alles te stellen, en beijverde zich om alle partijen zoo mogelijk te verzoenen. Hij hief de verbanniugslijsten op , stelde Frankrijk voor de emigranten open , en priesters en edelen keerden in tallen terug. Hij wist zich doen omringen met bekwame en toch van hem afhankelijke mannen, üe grondlegging van de fransche_ bank, de verbetering der rechtspleging en eene nieuwe administratieve indeeling des staats enz. bewijzen zijne werkzaamheid en diep doorzicht. Kortom zijn genie beheerde allen en alles. De Vendeërs wist hij zelfs door wijze maatregelen tot rust te brengen; maar den vrede, welken hij Engeland en Oostenrijk aanbood, kon hij niet verkrijgen.
SLAG BIJ MA.RENGO (14 JUNI 1800).
Nadat Bonaparte aldus de partijen van de openbare schouwplaats verdreven had, begon hij met ernst aan het buitenland te denken. Hij verzamelde een leger van (50 000 man en voerde zelf 35 000 man (16—20 Mei) over den grooten St. Bernard, in het\'dal van Oasta ; reeds den 2 Juni herstelde hij te Milaan de cisalpynsche republiek j andere fransche legerafdeelingen trokken over den Mont-Cenis, den St. Got-thard , den kleinen St. Bernard en den Simplon Italië binnen. JSiapoleon maakte zich spoedig meester van half Lombar-dye met al de magazijnen van krijgsvoorraad der Oostenrijkers. De laatsten belegerden ouder den generaal Ott Genua, door Massena en Soult met hardnekkigheid verdedigd; het was zoo nauw ingesloten, dat er duizeuden inwoners en soldaten den hongerdood stierven en toen Massena en Soult het den 4 Juni bij verdrag overgaven, was Bonaparte reeds in aantocht. Generaal Ott trok in allerijl om ook Melas te versterken , die in de richting van Alessandria Bonaparte te gemoet was getrokken, maar bij Monte-bello stiet hij op een leger der Franschen onder den generaal Lannes (9 Juni) en werd teruggeslagen. .Nog ongelukkiger was de 80jarige veldheer Melas; deze viel Napoleon
451
den 14 Juni bij Mareugo zoo ouverwachts aan en de Oostenrijkers vochten zoo dapper , dat slechts eenige fransche regimenten stand hielden , de overwinning scheen reeds voor de Oostenrykers te beslissen en de oude Melas zich hiervan verzekerd geloovende, had het slachtveld reeds verlaten en het bevel aan den generaal Zach overgegeven , toen Desaix met zijne versch aangekomen troepen zich met woede op de Oostenrijksche grenadiers wierp, hetwelk zulk eene omkeering en leven aan den strijd gaf, dat de Oostenrijkers volkomen geslagen werden. Desaix stierf den heldendood bij het begin van zijn aanval. Den volgenden dag onderteekende Melas iu zijne moedeloosheid een verdrag , waarbij de Oostenrijkers Italië tot aan deu Mincio moesten verlaten. Zoo vernietigde de enkele slag van Marengo al de vruchten van zoovele bloedige overwinningen. Bonaparte keerde omstraald met nieuwe glorie naar Parijs terug.
MOREAU OVERWINT BIJ HOHENLIN DEN (3 DEC. d800).
VREDE VAN LUNEVILLE (9 FEBR; 1801).
Ondertusschen was ook Moroau met 100000 man bij Straatsburg en Breisach over den Rijn gegaan en sloeg den veldmaarschalk Kray by Engen , Mösskirch en Bibe-rach (3—9 Mei). In eene stelling bij Ulm hield Kray de Franschen eenigen tijd tegen ; maar toen Lecourbe Oraauw-bunderlaud en Vorarlberg veroverde en Moreau bij llöch-stadt over den Donau ging , moest hij naar de Inn terugtrekken , terwijl Moreau Beijeren tot bijna aan Munchen bezette. De wapenstilstand van Parsdorf brak den oorlog voor een oogenblik af en bezorgde den Franschen de vestingen , Philippsburg , Ulm, en Ingolstadt, wier werken vernield werden. De onderhandelingen gedurende den wapenstilstand leidden echter niet tot den vrede. Eerst toen Moreau het Oostenrijksche leger in deu groeten slag bij Hohenlinden (3 Dec.) geheel geslagen en tot op 20 uren van Weenen teruggedreven had, toen Augereau met een tweede leger iu Frankenland doordrong, en Brune aan den
452
Mincio overwon en een leger van 300000 man tot in het hart van Oostenrijk doordrong, moest keizer Frans toegeven en in alle voorloopige vredesvoorwaarden toestemmen; de vrede kwam spoedig te Luneville tot stand. Frankrijk behield al zijne veroveringen, zooals in den vrede van Cara-po Formio bepaald was en strekte zich in Italië tot aan de Etsch uit. Toscane werd door den oostenrijkschen prins aan den infant van Panna afgestaan, daarentegen zou de hertog schadeloosstelling krijgen in Duitschland.
VREDE MET PORTUGAL , NAPELS , RUSLAND EN TURKIJE.
Napels bad om vrede, toen zich een fransch leger naar de grenzen in beweging stelde, en verkreeg dien tegen den afstand van Elba, Piombino en Stato degli Presidii en de belofte zijne havens voor de Engelschen te sluiten; ook moesten er 12000 Franschen in de vestingen opgenomen en onderhouden worden. Portugal, dat Engeland had moeten volgen, deed dergelijke belofte als Napels en moest de vesting Olivenza aan het met Frankrijk verbonden Spanje afstaan. Nadat Pius VI uit Rome ontvoerd was geworden, hadden de cardinalen de wijk genomen naar Lombardije , Genua, Piemont en de Venetiaansche staten. Na den dood des pausen vereenigden zij zich in conclave in de stad Venetië Zij gaven er aan alle hoven kennis van. Drie maanden bleven de stemmen der 35 cardinalen verdeeld, totdat eindelijk de keus viel op Chiaramonti, aan wien niemand gedacht had; den 14 Mei 1800 werd hij plechtig als paus afgekondigd. Om de nagedachtenis van zijn voorganger te vereeren, nam hij den naam aan van Pius Vil, niet wetende, hoe zeer hij hem ook in zijn lijden zou navolgen. Bonaparte gaf den Kerkelijken staat aan Z. H. terug, maar bleef het met zijne troepen bezetten. Met Rusland werd vrede gesloten op vernieuwing der vorige staatkundige verhouding.
Kleber, zooals wij vroeger gezien hebben, kreeg het opperbevel over de troepen in Egypte, hij belette elke proef de r
453
Turken om te landen, maar aangezien hij zijne stelling op den duur in Egypte voor onhoudbaar hield en gaarne het dappere leger voor Frankrijk wilde redden, sloot hij met Sidneij Smith en den groot-vizier een verdrag, hetwelk den Franschen vrijen terugkeer naar hun vaderland verzekerde. De Engelschen echter deden geen gestand aan het verdrag en verlangden, dat Kleber zich met zijn leger gevangen zou geven ; zulk een eisch beantwoorde Kleber met oorlog. Den 20 Maart 1800 vernietigde hij het groote leger van den groot-vizier bij Heliopolis. Kort daarna werd de dappere opperbevelhebber verraderlijk door een Muzelman doorstoken en Menou, die Muzelman was geworden, nam als oudste generaal het opperbevel over, waartoe hij niet het noodige beleid bezat. Engeland bood den Franschen nu zelf de voorwaarden aan , welke aan Kleber geweigerd waren geworden ; Menou nam hen niet aan. Nu rustte Engeland zelf een leger naar Egypte uit. Bij Aboukir landde generaal Abercrombie met zijne hoofdmacht; de Franschen werden bij Aboukir en Ramarieh geslagen (21 Maart en 9 April 1801), daarop capituleerden zij. Het overblijfsel van het heldenmoedige leger werd op engelsche schepen naar Frankrijk overgevoerd. Hiermede verviel van zelf het motief van den oorlog voor Turkije, weshalve zij spoedig weer op den ouden vriendschappelijken voet met elkander kwamen.
de veroveringen der engelschen.
de gewapende neutraxiteij. zeeslag dij koppenhagen (2 Apr. 1801) vrede van Amiens (27 Maart 1802).
Zoo stond in het begin der 19e eeuw de fransche republiek zegevierend daar; Oostenrijks oude macht vernietigd, de duitsche wapenroem verloren , het duitsche rijk als het ware door zijn dualismus uiteengespat; Rusland en Turkije verheugd dat zij vrede hadden kunnen sluiten, de helvetische, de cisalpijnsche en bataafsche republieken erkend en de overige staten allen afhankelijk of beTreesd voor den franschen co-
454
lossus; slechts een volk, het Engelsche, bleef onoverwonnen. Geen fransche vloot verliet eene haven of werd overwonnen of vernietigd , geen beter lot hadden de spaansche en hollandsche schepen, sedert dezen bondgenooten der fransche republiek heetten. De Franschen zetten zelfs oost-indi-sche vorsten aan tot oorlog tegen Engeland, dit leidde slechts tot vergrooting van Engelands macht in Indië ; zij namen Seringapatam , de hoofdstad van Mysare, met storm en de sultan Tippo Sahib, de bondgenoot der Franschen verloor het leven, (4 April 1799) Malta zelfs, dat Bonaparte tot steunpunt der fransche zeemacht in de Middel-landsche zee wilde maken, viel na eene blokkade van 2 jaren in de handen der Engelschen (2 Sept. 1800). De Engel-schen waren door hun geluk even overmoedig op zee als de Franschen te land. Zij behandelden de neutrale schepen op eene wijze , welke evenzeer den handel benadeelde als de eer der neutrale vlag schond. Daarom hadden zich Pruisen, Denemarken, Zweden en Rusland (1800) tot eene gewapende neutraliteit gevormd. Pruisen bezette een groot gedeelte van Hannover, Denemarken, Hamburg en Lübeck en daardoor was Duitschland van den engelschen handel afgesloten. Nu zonden de Engelschen onder Parker en Nelson eene geduchte vloot in de Baltische zee ; de Denen werden echter niet door de Zweden ondersteund, zij vochten evenwel met zulk een heldenmoed (2 Apr. 1801), dat de Engelschen de overwinning met zware offers moesten koopen en zeiven op een wapenstilstand aandrongen. Engeland maakte zich juist gereed om ook Zweden te dwingen den bond te verlaten, toen in den nacht van den 23 Maart, de keizer van Rusland Paul 1 door eene samenzwering, bestaande uit eenige generaals en voorname heeren, waarin zelfs zijn zoon den troonopvolger betrokken zou geweest zijn, vermoord en opgevolgd werd door Alexander, die nu denzelfden ijver toonde, waardoor het voor Engeland zoo gevaarlijk verbond zich oploste; ook dit rijk zelf behoefde den vrede. Het had een opstand in Ierland bloedig gedempt en een gelukkige storm had de fransche vloot uiteengedreven, welke in 1796 een leger onder Hoche aan de iersche kust
455
moest brengen. In 1801 was de Tereeniging met Engeland door Pitt voltrokken geworden, zonder dat de beloofde gelijkstelling der Katholieken plaats had; daarom waren de Ieren altijd bereid den opstand met behulp der Fran-schen te hervatten. De franso.he, spaansche en hollandsche kapers namen ook menig engelsch koopvaardijschip weg, daarbij was de engelsche staatsschuld tot 500 millioen £ gerezen , zoodat de lasten altijd zwaarder en de wensch naar vrede dringender werden. William Pitt, de onverbiddelijke vijand der Franschen, maakte plaats in het ministerie voor zijn grooten tegenstander Fox en deze sloot (27 Maart 1802) vrede te Amiens, waarbij de Engelschen al hunne veroveringen behalve Ceylon en Trinidad teruggaven.
TOCHT NAAR ST. DOMINGO (HAITl) (1801—1803).
Den vrede met Engeland wilde Bonaparte zich ten nutte maken om de colonic St. Domingo (Haiti) weer te veroveren. De conventie had op hare wijze gehandeld , toen zij de slaven der plantagies voor vrij verklaarde ; het gevolg daarvan was een algemeene negeropstand en de vermoording der meeste blanken. De Negers en Mulatten aapten de leden der conventie in Parijs na. De eerste aanvoerder der opstandelingen was Toussaint-Lonverture , een sluwe neger. Deze in 1745 geboren op de plantage van den graaf Noé, onderscheidde zich als slaaf door zijn goed gedrag, trouw en bijzonderen aanleg, waardoor hij de gunst zijner heeren verwierf eu de gelegenheid kreeg zich te ontwikkelen; hij leerde lezen, schrijven en rekenen. Toen in 1791 de Negers aan het muiten sloegen en de meeste planters vermoord werden, toonde Toussaint-Louverture zijne erkentelijkheid door zijn meester met zijn familie te beveiligen tegen de woede der negers en zorgde dat hij in veiligheid niet een gedeelte van zijn vermogen op het vaste land van Amerika kwam. Voorwaar wel een bewijs, dat de Neger ook gevoelig is voor eene menschlievende behandeling. Hij sloot zich bij de negertroepen aan , en door zijne meer verstandelijke ont-
456
wikkeling kreeg hij weldra zulk een overwicht, dat het hem gelukte zich met de negertroepeu bij den frauschen generaal Laveaux aan te sluiten. De conventie benoemde hem tot brigade-generaal eu toen de generaal Laveaux tot lid van den raad der vijfhonderd verkozen was en deswegen naar Frankrijk vertrok, werd Toussaint-Louverture tot opperbevelhebber der fransche troepen en lot onder-gouverneur benoemd. Van nu af is Toussaint-L. gebieder over Domingo; in het Noorden staat wel de Mulat Rigaud aan het hoofd van een leger Mulatten , maar deze , ook het moederland getrouw, weet hij onschadelijk te maken en noopt hem naar Frankrijk te vertrekken. De Eugelschen , die door de blanken te hulp waren geroepen, hadden zich van eenige vaste plaatsen in het westen meester gemaakt, hij weet dezen zoo in het nauw te brengen, dat zij hem de plaatsen overgeven en het eiland verlaten. Intusschen had het directoire, hetwelk begon te vermoeden dat T. L. zich onafhankelijk wilde maken, den generaal Hédouville naar het eiland gezonden, die echter weinig kon uitrichten, en daar zijn leger tot op 4000 man door ziekte en het klimaat verminderd was, keerde hij naar Frankrijk terug. Ofschoon T. L. in alles den schijn aannam alsof hij ondergeschikt en trouw aan Frankrijk bleef, regeerde hij als oppermachtig vorst op het eiland. Hij verleende eene algemeene kwijtschelding , stond den ge-vluchten blanken toe terug te keeren, beteugelde de Kegers, gaf eene geregelde staatsinrichting en maakte er den li. C. Godsdienst tot den heerschenden. Tot zijn plaatsvervanger in het noorden benoemde hij Christoftel , ook een rechtschapen JSeger en in liet westen den om zijne wreedheden beruchten Mulat Dessalines. Bonaparte doorzag alras lietgehecle|plan van zijn zwart evenbeeld en rustte eene vloot uit met 25 000 man onder aanvoering van zijn schoonbroeder Leclerc, welke den 14 Decb. 1801 onder zeil ging. Wel boden T. L. en de andere hoofden in het begin weerstand, maar zij werden geslagen en trokken in hunne bosschen terug, en boden hunne onderwerping aan , welke de generaal Leclerc aannam, en legen de belofte van trouw, gaf hij hun de vrijheid om op hunne goederen te gaan leven. T, L,, die
457
den Franschen altijd zeer verdacht bleef, wist Leclerc daarom op eene listige en trouwlooze wijze bij zich te lokken , nam hem gevangen, liet hem oogenblikkelijk naar Frankrijk vervoeren, waar hij van de eene gevangenis naar de andere gebracht werd en eindelijk opgesloten werd in het kasteel van Jona bij Pontarlier, waar men hem (1803) op een morgen dood in zijn kamer vond. Het Evangelie lag geopend voor hem, waarschijnlijk is hij aan vergift gestorven. De wetgevende vergadering voerde 12 Mei 1802 de slavernij weder in; hetwelk een negeropstand tengevolge had, waarvan de voornaamste hoofden waren Uessalines, Christeöël en andere negergeneraals. Van uit de bosschen deden zij hunne uitvallen , maar meer dan het lood en het mes maaiden de gele koorts en het regenachtige jaargetijde het leger der Franschen weg. Leclerc en andere generaals bezweken; in het geheel meer dan 24 000 man. Rochambeau had het opperbevel op zich genomen, met moeite hield hij zich door wreedheid staande en toen de oorlog op nieuw met de En-gelschen uitbrak, zonden dezen eene vloot naar het eiland en blokkeerden het, zoodat Rochambeau, ter zee door de Engelschen en te land door de Negers aangevallen, besloot ten einde niet in de handen der Negers te vallen, zich met het overschot van zijn leger aan de Engelschen over te geven. Zij werden als krijgsgevangenen naar Engeland overgebracht en de Engelschen maakten zich meester van de fransche vloot. Domingo, dat zijn ouden naam , Haiti weer kreeg, werd weder een vrije negerstaat, waarover Dessalines eerst president en later keizer werd , en toen hij in 180G vermoord werd, volgde Christoflel hem als keizer op met den titel van Hendrik I.
NAPOLEONS HANDELINGEN IN ZWITSERLAND EN ITALIË.
In Zwitserland wist men niet recht om te gaan met de nieuwe staatsinrichting, zij was het volksleven vreemd. Nauwelijks waren dan ook ten gevolge van den algemeenen vrede de Franschen afgetrokken , of de drie oudste cantons ,
458
Uri, Schwijz en Unterwalden stonden op, van daar ging de beweging over naar Zurich, Glarus, Zug, Appenzell en Grauwbunderlaud. Men streed met de wapenen in de hand voor en tegen de oude inrichting. In Bern niet meer veilig, vluchtte de regeering naar Lansane, oolc daar heen volgde de strijd. De oude zwitsersche geest behield overal de bovenhand , en dwong eindelijk het besluit af, dat er een nienwe landdag te Schwijz ouder het voorzitterschap van den patriot lleding den 22 Sept. 1802 zou gehouden worden, ten einde eene nieuwe staatsinrichting, op de oude gegrond, te ontwerpen. Nn trad Bonaparte, die door mannen als Dolder en Savary zelf de partijen had warm gehouden, als bemiddelaar tusschen beiden; tegelijk rukte een leger van 15 000 man onder Ney Zwitserland binnen, en Bonaparte riep eene deputatie van aanzienlijke Zwitsers naar Parijs om met hen over den toestand van hun land en over de voor hen beste staatsinrichting te onderhandelen. Hij verwierp de oude steden-aristocratie, zoo wel als de democratie (volksregeering), even hard, de laatste noemde hij een zandplaat, waarop geen zaadje ontkiemt. Hij deed hun gevoelen, dat hun oude krygsmoed niets meer beteekende, dat de tijden veranderd waren, en dat, als zij roem wilden behalen en groot zijn, zij zich bij Frankrijk moesten aansluiten. Den 19 Feb. 1803 gaf hij den zwitserschen afgevaardigden eene Mediatie-acte, waardoor Zwitserland een federatieve staat werd, bestaande uit 19 cantons ; ofschoon elk canton een op zich zelf staande staat vormde, werden allen door de eenheid van wetgeving, krijgsmacht, geldmiddelen, munt en de verhouding tot het buitenland tot een geheel verbonden. Alle voorrechten van plaatsen, familie en personen werden opgeheven, allen hadden gelijke burgerlijke rechten. De algemeene landdag-oefende het opperste gezag uit der helvetische republiek , hierin hadden de groote cantons twee stemmen, de kleine eéne. In dezen landdag werd over de gemeenschappelijke belangen, vrede, oorlog, verbonden enz. beraadslaagd. Deze staatsinrichting namen de Zwitsers gedwongen aan; zij bevredigde noch de aristocraten, noch volkomen de eenheidsmannen. Zij begrepen echter, dat tegen den wil van Bona-
459
parte niets te doeu was, trouwens hij liet hen weten : in de engelsche dagbladen geen afkeurende aanmerkingen tegen hem of hunne nieuwe staatsinrichting te maken, dat hij anders een einde zou stellen aan hun eedgenootschap. Hij kreeg den titel van hooge bemiddelaar en vereenigde Wallis, als departement Simphon, met Frankrijk. Verder moest Zwitserland 18000 man in dienst van Frankrijk stellen en dit getal steeds voltallig houden en (500 000 Fr. schadeloosstelling voor oorlogskosten betalen ; toen trokken de Fran-schen werkelijk af en Zwitserland werd neutraal verklaard en bleef dit gedurende de geheele regeering van Bonaparte, zoodat het eene rust van tien jaren genoot, waardoor de inwoners , niettegenstaande de afhankelijkheid van Frankrijk, geen beduidend verlies leden.
Gedurende den vrede gaf Bonaparte aan de kleine ligu-rische republiek ook eene nieuwe staatsinrichting naar het voorbeeld der fransche: een doge met twee raadslieden , een senaat en eene wetgevende kamer. Van wijder omvang was de verandering, welke hij de cisalpijnsche republiek deed ondergaan. Deze vond zich genoodzaakt eene deputatie naar Lyon te zenden om van Talleyrand eene staatsinrichting aan te nemen. Bonaparte werd zelf president der republiek, omdat men geen geschikten persoon wist aan te wijzen. De cisalpijnsche republiek werd veranderd in eene italiaan-sche. Volgens de fransche wetten kou Bonaparte geen italiaansche president zijn, omdat geen fransch burger in vreeraden dienst mocht treden, het heette: »hij trad in geen vreeraden dienst, hij zou slechts zoo lang regeeren tot dat zij een bekwamen man zouden gevonden hebbenquot;. Piemont, Piancenza, Guastella en Parma werden met Frankrijk ver-eenigd. Voor den erfprins van Panna schiep Bonaparte een koningrijk Etrurië , waarvoor hem Spanje in een geheim verdrag Panna en in Amerika Louisiana afstond.
FRANKRIJK ONDER HET CONSULAAT (1800—1804). HET CONCORDAAT
De groote fransche republiek moest zich even goed naar
460
den wil van Bonaparte schikken als hare kleinere zusterrepublieken ; en hij bewees, dat hij even bekwaam de zaken des vredes als des oorlogs wist te besturen. Hij bracht den finaucieelen toestand spoedig zoodanig in orde, dat in 1801 de schatkist gevuld was en alle betalingen behoorlijk op tijd konden gedaan worden. Nijverheid en handel kwamen weer tot bloei. Voor het verkeer liet hij wegen en kanalen aanleggen , zelfs de wegen over de Alpen gaven veilig verkeer. Het goddeloos onding , dat een katholiek volk om het ongeloof en de goddeloosheid van slechts weinigen buiten verbinding met de kerk moest zijn en dat de godsdienst als een verzinsel zou aangezien worden, stond hem tegen ; wel is waar was hij zelf\' der kerk niet zoo van harte genegen , en huldigde hij vaak den twijfel; maar hij was toch overtuigd, dat een volk zonder godsdienst verdierlijken en ondergaan moest. Hij gebood het vieren van den zondag en schafte de feesten van 30 Aug. en 23 Jan. af; en door het sluiten van het concordaat met paus Pius VII, 15 Aug. 1801, bracht hij Frankrijk weer terug in de rij der katholieke mogendheden. De vraag wegens den eed , waardoor de scheiding met den H. Stoel in het begin der republiek begonnen was , werd daardoor vermeden , dat alle geestelijken, beëedigd of onbeëedigd, hunne plaatsen verloren , maar weer op nieuw verkiesbaar waren. Daardoor vervielen èn de republikeinsche verdachten èn de koningsgezinden , en werden alleen dezulken gekozen , die de nieuwe orde van zaken toegedaan waren. Voor geheel Frankrijk werden er 10 aartsbisschoppelyke en 50 bisschoppelijke zetels opgericht. De benoeming zou door de regeering. maar de kerkelijke instelling door den paus geschieden. De benoeming der pastoors door de bisschoppen onder goedkeuring van den staat. Voor het onderhoud der geestelijkheid zou de staat zorgen. Voor het geheele rijk zou slechts eene Liturgie en Cathechismus zijn. Dit concordaat werd te Parijs op Paaschdag 18 April 1802 afgekondigd en de terugkeer tot den godsdienst werd door een luisterrijk kerkfeest gevierd, waarbij de consul en al de voornaamste siaatsbeambten tegenwoordig waren. Ook het onderwijs werd door Bonaparte geregeld. De scholen wer-
46 i
den gedeeltelijk onderhouden door de gemeenten en door den staat; later richtte hij de universiteit van Parijs op, waaraan ook het toezicht werd opgedragen over de scholen en de examina der ouderwijzers , waardoor het onderwijs geheel in handen van den staat kwam. Bonaparte voerde ook een nieuw wetboek in, gegrond op het beginsel van gelijkheid van allen voor de wet. Op dit wetboek (code Napoléon) zeggen de, voornaamste rechtsgeleerden, mag hij trotsch zijn ; Bonaparte zelf\' zeide op St. Helena: »Met mijn wetboek in de hand treed ik de nakomelingschap tegemoet.quot; Dat de eerste consul niets meer op had met de omwenteling en de gelijkheid en broederschap, bleek al spoedig door het terugroepen van den ouden adel en de instelling vau een nieuwe en bet legioen van eer ; de hofetiquetten keerden terug hij was omringd door den adel en de hooge geestelijkheid: In zijne kringen bevonden zich dichters , redenaars eu geleerden, de oude pracht vertoonde zich meer dan onder Lo-dewijk XIV en de feesten volgden elkander op. Dat al deze auti-republikeinsche veranderingen hevige tegenkantingen vonden bij sommige leden van den senaat en het tribunaat, was wel te denken; zij werden echter verwijderd en door gewillige geesten vervangen. Na den vrede van Amiens stelde Lucien Bonaparte alles in het werk om van het tribunaat , waarvan hij zelf lid was , een besluit te verkrijgen , om den senaat te verzoeken : Bonaparte, als een buitengewoon bewijs van nationalen dank, consul voor 10 jaren te benoemen. De beide andere consuls met den senaat meenden, dat de geheele natie hierover moest beslissen, veranderden het besluit nog en stelden aan het volk de vraag voor : »zal Napoleon Bonaparte consul voor zijn leven zijnquot;? Hier werd voorliet eerst zijn voornaam officieel bij zijn familienaam gebruikt. Den 2 Aug. 1802 maakte de senaat de volksstemming bekend ; vau 3,577,885 stemgerechtigden hadden er 3,368,259 met »jaquot; geantwoord. Ten gevolge dezer keus vaardigde de senaat de volgende besluiten uit:
1. Het fransche volk benoemt, en de senaat roept Napoleon Bonaparte als levenslange consul uit.
2. Zijn standbeeld, in de eeue hand een zegepalm en in
462
de andere het senaatsbesluit houdende, zal aan de nakomelingschap de dankbaarheid des volks overbrengen.
3. De senaat zal aan den consul de uitdrukking van het vertrouwen en de liefde en de bewondering der fransche natie overbrengen. Napoleon maakte van de gelegenheid gebruik veranderingen in de staatsregeling te brengen. Hij lag den senaat een ontwerp voor, dat hij den volgenden dag, 4 Aug., i-eeds als een senaatsbesluit bekend maakte. De beide andere consuls werden ook voor levenslang benoemd en dezen droegen aan den eersten consul op: het recht van vrede en oorlog, het benoemen der senatoren, van gratie te verleenen , wetten voor te stellen en zijn opvolger te benoemen; de wetgevende lichamen zoudeu door de regeering geroepen en verdaagd en door den senaat ontbonden ; het Tribunaat tot op 50 leden verminderd (later geheel afgeschaft), maar de staatsraad vermeerderd worden. Aan den senaat stond het verder toe, zoo noodig, in de staatsregeling de noodzakelijk geworden veranderingen te brengen ; departementen in staat van beleg te verklaren ; de vonnissen der gerechtshoven te casseeren en de Juri of de rechtbank der gezworenen te scborseu. Tegelijkertijd werd de pers aan banden gelegd en eene strenge censuur op de theaters ingevoerd. De heidensche calender maakte weer plaats voor de christelijke en den 15 Aug. de Hemelvaart van Maria, de naamdag van .Napoleon, werd tot nationalen feestdag verheven.
NIEUWE OOIiLOG MET ENGELAND (1803-1814)
SAMENZWERINGEN TEGEN NAPOLEON.
Noch Engeland noch Frankrijk kwamen getrouw de vredesvoorwaarden van A miens na. Om Napoleons overheer-schende handelwijze in de italiaansche, de bataafsche en de helvetische republiek, wilde Engeland zijne veroveringen niet geheel terug geven en vooral niet het eiland Malta, waarop de Franschen bijzonder stonden. .Na eene hevige wisseling van nota\'s verklaarde Engeland den 18 Mei 1803
463
den oorlog, welke aan Frankrijken aaa zijne bondgenooten , weder menige volkplantingen kostte; Napoleon bezette daarom Hauover, ofschoon het op neutraal duitsch grondgebied lag. De engelsche regeering ging toen in haren haat zoover, dat zij zelfs het wapen der samenzwering tegen Napoleon aanzette. Keeds in het jaar 1800 wilde een Corsicaan Arena en de Italiaan Cferaehi in hun republikeinschen grol den eersten consul vermoorden, hun plan werd echter ontdekt en zij geguillotineerd.
Den 24 Dec. van hetzelfde jaar legden koningsgezinde samenzweerders de zoogenoemde helsche machiue, een met kruid en kogels gevuld vat in een kar, in de straat, welke Napoleon \'s avonds naar het theater zou doorrijden; zijn koetsier echter reed zoo snel voorbij, dat de machiue eerst uiteensprong, toen de uitwerking den consul niet meer deeren kon. Eenige huizen vielen in en vele menschen werden gedood. De Jacobijuen werden beschuldigd als aanleggers van deze schandelijke daad; 130 van die vroegere omwentelingshelden werden naar eene strafcolonie overgebracht. Napoleon begreep zelf zeer goed, dat de royalisten en anderen er achter zaten. Geheel Frankrijk juichte, dat de redder van Frankrijk gespaard gebleven was. Van uitgestrekter aard was de samenzwering, welke in 1803 in Engeland gesmeed werd, waarin fransche prinsen , voorname emigranten, veldheeren, ko-ningsgezinden en republikeinen betrokken waren, zij strekte zich door Duitschland en Zwitserland uit; hut doel was Napoleon en de zijnen uit den weg te ruimen en Lode-wijk XV11I op den troon te brengen.
Uit de geschiedenis is later gebleken, dat de engelsche ministers de samenzweerders met geld ondersteund en hunne zaakgelastigden elders in last haddeu de misdaad te begun • stigeu. Op verschillende tijden werden in drie afdeelingen de samenzweerders van Engeland in Frankrijk overgebracht, onder hen bevonden zich ook Pichegru en George Cadou-dal. Velen kwamen op eene geheime wijze in Parijs, edoch de politie was op het spoor gekomen en kreeg ook door verraad en omkoopen de draden der samenzwering in handen, zoo dat plotseling Pichegru, Cadoudal, de voornaamste hoofden , en
4g4
60 anderen gevangen genomen werden. Pichegra vond men den 6 April \'s morgens dood in zijne gevangenis; elf, waaronder Greorge Cadoudal werden gegaillotineerd (25 Juni). De generaal Moreau, die met Pichegru eene samenkomst had gehad, kon wel van medewetenschap , maar niet van werkelijk aandeel in het complot overtuigd worden, werd tot twee jaren gevangenis veroordeeld, later werd dit veranderd in verbanning naar Amerika. In dezen tijd beging Napoleon eene daad van gruwel en lafheid, voor welke geen naam te vinden is. Na met roem en edelmoedigheid voor het erfdeel zijner voorvaderen gevochten te hebben, had de hertog van Enghien zich na den vrede van Luneville te Ettenheim, in Baden gevestigd, alwaar ook de car-dinaal de Rohan, mee zijne nicht woonde, voor wie de prins bijzondere vriendschap koesterde. Hier leefde hij stil en afgetrokken, zyn tijd verdeelende in de jacht, het aan-kweeken van bloemen en in de vriendschapskringen des cardinaals , toen hij in den nacht van den 15 Maart 1804 eensklaps door eene bende fransche soldaten overvallen, en als gevangen naar Straatsburg weggevoerd werd. Niets-waardigen , die in de samenzwering betrokken waren, hadden de prinsen van Bourbon genoemd, en daar de prins van Enghien zich dicht bij de grenzen ophield, rees al ras by Napoleon het denkbeeld op, dat hij een der geheime hoofden kon zijn en vleijers als een Talleyrand en Camba-cérès maakten dit weldra tot overtuiging bij hem. De papieren , welke men bij den hertog vond bewezen niets van eenige verstandhouding met het complot, slechts twee brieven bevatten spotternijen op de hofhouding van den consul. Na een overhaasten tocht, kwam de prins den 20 \'s avonds ten 9 ure te Parijs aan en werd naar Vincennes gebracht. Den 21, \'s avonds ten 11 ure, toen hij zich reeds te ruste had begeven, werd hij gewekt om voor een krijgsraad te recht te staan , door Murat gouverneur van Parijs benoemd, ouder voorzitterschap van Hulin , bevelhebber der grenadiers. De kalmte zijner onschuld verstomde zijne rechters, zij durfden het noodlottige vonnis niet uitspreken en zonden naar de Tuilleriën, waar de geheime raad vergaderd was en vandaar
465
!«
kwam de boodschap: »tot den dood veroordeeld !quot;\'s Morgens ten 4 ure reeds, werd hij ineene der loopgraven doodgeschoten. Zóó stierf een der dapperste en edelste vorsten der Bourbons , de laatste spruit van den grooteu Condé. Men gaf hem noch tijd om zich te bedenken , noch middel om zich te verdedigen; men weigerde hem zelfs op zijne bede, een priester voor zijne laatste oogenblikken; zóó haastte men zich om het daglicht voor te komen. Den 21 Maart ISliJ zijn zijne overblijfselen opgegraven en plechtig ter aarde besteld; de oude bisschop van Cha Ion droeg in de parochiale kerk van Vincennes do H. offerande voor hem op. Deze bioeddaad brandmerkte Napoleon voor geheel Europa; hij wijdde, even als de omwenteling haar republiek deed, zijn alleenheerschappij in met het onschuldig bloed van een Bourbon.
NAPOLEON\' I, ERFELIJK KEIZER DER FKANSCHEM (1804).
Zóó stond Frankrijk daar, met eene soldaten-regeeriug,
nog zonder naam , mot Napoleon aan het hoofd , die, door zijn bloedvlek, alle hoven met afgrijzen vervuld en tegen zich verbitterd had. Alleen de fransche natie juichte in haar grooten consul, wiens legers en gewillige dienaars zijn wensch voorkwamen; hij had nog slechts één stap tot den troon te doen. L)e departementen moesten verzoekschriften inzenden, het tribunaat en de wetgevende lichamen instemmen en den 1G Mei 1804 verscheen er een senatus-consult,
waarin het heette : »de roem, de dankbaarheid, do liefde, het verstand en het algemeen staatsbelang, geheel Frankrijk roept Napoleon tot erfelijk keizer dor Franschen uitquot;! Het fransche volk mocht nog eens stenimon, eu eene verbazende meerderheid bevestigde dien uitroep. Maanden achtereen was het niets dan schitterende feesten in Parijs. De keizer en zijne gemalin Josephine (dochter van een west-indischen planter Facher de la Pagerie, weduwe van den republie-keinschen veldheer Beauharnais en sedert 1795 gehuwd met Napoleon) bezochten het Noordwesten vau Frankrijk, voorna-alg. gescii. 30
»1 f
466
melijk ook om eene landing naar Engeland voor te bereiden ; zij doorreisden België en de veroverde duitsche staten om door de hulde, waarmede zij schijnbaar ontvangen werden, het fransche volk in verrukking te houden. In Aken ontving hij de erkenning zijns troons van Oostenrijk , Portugal, Napels en spoedig daarop van Pruisen, Spanje en Toscane, in October werd hij met het grootste ceremonieel in St. Cloud ontvangen. Even als Karei degroote ■wilde hij door den paus gezalfd en gekroond worden. Hij gaf daarom aan den H. Vader de hoop, dat hij den godsdienst in zijnen ouden luister zou herstellen en dei-kerk de vrijheid zoude geven, welke bij het concordaat bepaald was geworden. Pius Vil, door deze belofte mede-gesleept. en vreezende, dat eene weigering noodlottige gevolgen voor de kerk mocht hebben , besloot na lang beraad aan de bede gehoor te geven. Z. H. verliet Rome den 2 Novb. 1804. Dc levendige toejuichingen, de recht kinderlijke eerbied, welke hem op zijne lange reis te beurt vielen, deden hem de guurheid van het jaargetij en de vermoeienissen vergeten; vooral te Lyon kende de betuiging van vreugde en eerbied geen palen. Den 25 kwam Z. 11. te Fontainebleau aan. Zonderlinge Godsbeschikking!
Op een kleinen afstand dier stad, bij het kruis St. Herem, had de eerste ontmoeting plaats met Napoleon. Den 28 deed Z. H. zijne intrede in Parijs, onder de uitbundigste toejuiching, zegenend strekte hij zijne armen uit over de stad, waarin binnen weinig jaren zooveel onschuldig bloed vergoten was. Den 2 Uec. 1804 hadden de plechtige zalving en kroning plaats, onder hetzelfde ceremonieel en dezelfde gebeden als eens Karei de groote; maar deze, de grondlegger van het 11. Koonische rijk, voelde de gratie Gods en ontving kroon en scepter uit de hand van den stedehouder van Christus; Napoleon, hoogmoedig als hij was, zette zich zelven en zijne gemalin de kroon op het hoofd; zij droegen hem ook waggelend slechts een korten tijd; ook hield Napoleon zijn woord omtrent het concordaat niet. 13e paus vertrok na een verblijf van 5 maanden en vond nogmaals zijn troost op zijne reis in de vrome geestdrift zijner kin-
467
deren. Keizer Napoleon, geprikkeld door eene onverzade-lijke heerschzucht, was nog niet tevreden; hij veranderde eigenmachtig de italiaansche republiek in een koninkrijk Italië en zette zich, even als vroeger de duitsche Otto 1 te Milaan, de ijzeren\'kroon op het hoofd, zeggende; gt;wee hem, die zich vermeet er aan te raken!quot; Zijn stiefzoon Eugene Beauharnais werd, ingeval de keizer geen eigen zoon mocht hebben, tot troonopvolger en onderkoning van Italië verklaard. De keizer omgaf zich met een glansrijken hofstoet en voerde onder andere namen de oude titels en rangen weder in. Zyne bloedverwanten verhief hij tot prinsen en princessen en schonk hun rijke dotaties. De voornaamste generaals werden rijks-maarschalken en ontvingen vooral in Italië rijke cn erfelijke bezittingen ; vleiende dienaars maakte hij tot grootwaardigheidsdragers der kroon of senatoren met rijke bezoldigingen. Pracht eu luister vervulden weer Parijs en gaven den kunstenaars en handwerkers rijk betaalden arbeid; het landvolk verheugde zich in den vrede eu inwendige rust en zoolang alle oorlogen gelukkig eindigden vergaten de Franschen om hun roem den druk der conscriptie en der belastingen. Dat andere volken niet gesticht waren in den franschen roem, en den bewerker van zoovele oorlogen en ellende vervloekten, daarvan had hunne nationale ijdelheid volstrekt geen begrip.
HET EINDBESLUIT VAN DE DUITSCHE RIJKSDEPUTATIE.
(24 Maart 1803).
Terwijl Napoleon zijne handen reeds naar den adelaar uitstak , kromde het duitsche rijk zich aan zyne voeten, in plaats van eendrachtig samen te spannen om den vijand minstens ontzag in te boezemen. De vorsten van den linker Rijnoever en sommige italiaansche moesten voor hun verlies schadeloos gesteld worden , er moest dus eene nieuwe verdeeling ten koste van meer anderen plaats hebben. Frankrijk, dat Rusland door Talleyrand voor zijne even-wichts verdeeling had weten te winnen, verdeelde het duitsche rijk in Parijs alsof het zijn eigendom was, het
468
werd hierin geholpen door de duitsche vorsten zei ven. Om strijd drongen zij zich vleiend bij ^Napoleon in, ja, sommigen kwamen naar Parijs om af te smeeken en geld te bieden ten einde goed bedeeld te worden; Pruisen was niet de minste, welke zich voor den Franschman kromde. Zoodat de verdeeliug door Napoleon reeds gedaan was, toen de Rijksdag te Ilegensburg geopend werd om deze te bewerkstelligen, üe leden hadden eigenlijk niets anders te doen dan ze aan te nemen, hetwelk hun dan ook uitdrukkelijk vaa de zijde van Frankrijk en Rusland\' gelast werd. Den 24 Maart 1803 kwam het zoogenoemde eindbesluit van de duitsche rijksdepntatie aan het licht, waarbij de verdeeling bekend gemaakt werd. Wij geven slechts de voornaamste veranderingen , aangezien het duitsche rijk zich drie jaren daarna toch geheel oploste. Het zal genoeg zijn om het verval van Duitschland aan te toonen en hoe het mogelijk geweest is, dat Napoleon in zulk een korten tijd de beheerscher van Europa werd. Het aartsbisdom Salzburg met de waardigheid van keurvorst kreeg de groothertog van Toscane ; Pruisen de bisdommen Munster, Hil-desheim , Paderborn en vele abdijen in Westphalen en Thü-ringen. Door bemiddeling van Pruisen ontving de prins van Oranje Willem V, voor het verlies van Holland, de bisdommen Fulda , Corvei, de rijksstad Dortmund en eenige abdijen; Beijeren de bisdommen Wurzburg, Augsburg, Freising met abdijen en rijkssteden. Baden en Wurtem-berg, vooral het eerste , omdat het den ougelukkigen hertog van Enghien van zijn grondgebied had laten wegslepen , werden rijk bedacht, met landen, abdijen en rijkssteden ; Oostenrijk voor de afgestane Breisgau de bisdommen ïreute en Brixen. Van de 47 rijkssteden bleven er slechts 6 over; van de geestelijke vorsten slechts één, de bisschop van Mainz, die naar Regensburg verplaatst werd.
Kortom het was een mengelmoes van ruilen en deelen. Op de bewoners zelven werd geen acht geslagen, zij werden gelijkgesteld met de lijfeigenen in Rusland.
1
469
derde coalitie oorlog : engeland , oostenrijk , rusland ,
zweden en napels.
I i
vrede van presburg (26 December 1805).
De naueef van Rudolf van Habsburg, Frans 11, welke de fransche republiek zoo standvastig met eer en moed, ofschoon ongelukkig bestreden had, liet zich de kroon van Karei den groote niet zonder strijd van het hoofd rukken door den zoon der omwenteling. Rusland verbond zich met hein, dit rijk kon de willekeur der Franschen niet langer dulden. Engeland gaf geld, zijne macht op het vasteland reikte niet verder dan de vier en twintigponders van zijne linieschepen. .Napoleon had in Boulogne een geducht leger verzameld, met hetwelk hij Engeland bedreigde. Zijne soldaten oefenden zich in het roeien , landen , enteren enz. Toen nu de uitrustingen van Oostenrijk niet langer verborgen konden blijven, voerde Napoleon zijne scharen van Boulogne naar den Rijn (27 Aug. tot midden Sept.) en opende den veldtocht. In den herfst rukte een schoon oosteurijksch leger van 80 000 man over de Inn onder het opperbevel van Ferdinand en onder deze den generaal Mack. Te vergeefs trachtten zij de zuid-duit-sche staten over te halen om zich bij hen aan te sluiten.
Mack rukte voort tot tusschen de 11 Ier en de Lech , steunende achter zich op Ulm en wachtte daar op het aanrukkend russische leger ; Pruisen weigerde dit laatste den doortocht door zijn neutraal grondgebied, het leger moest dus een langen omweg kiezen ; Napoleon was intusschen snel (25 —26 Sept.) over den Rijn getrokken; de badensche , hessische, wurtembergsche en beijersche troepen vereenig-den zich met hem; van Hanover uit rukte Bernadotte door het neutrale pruisische gebied van Anspach generaal Mack in den rug. Ney ging bij Elchingen over den Donau, Napoleon nam met storm den Michelsberg bij Ulm in en Mack werd ingesloten; hij moest zich den 17 Oct. met 30O00 man en 60 stukken geschut overgeven; de aartsher.
470
tog Ferdinand sloeg er zich met zijne ruiterij door naar Boheme. Napoleon ijlde door Beijeren den Donau af; bij Dirnstein vochten de Russen moorddadig tegen Mortier; bij Stein de Oostenrijkers tegen Dupont, maar moesten terugwijken. Den 13 Novb. nam Murat de Donaubrug bij Weenen in , welke vorst Auersperg nagelaten had te doen springen, hij had zich door vredesverzekeringen van Murat en Ney laten verschalken: denzelfden dag zag de hoofdstad Weenen voor liet eerst de Franschen binnen hare wallen.- Napoleon vestigde zijn hoofdkwartier te Brünn , tegenover hem stonden de legers der twee verbondene keizers. Hun voornemen was tyd te winnen en op Hongarije te trekken van waar zij versterking zouden krijgen; doch Napoleon lokte hen door geveinsde achterwaartsche beweging uit hunne stelling bij Austerlitz, waarop de russische generaal Kutusow hem aanviel en zoo ontwikkelde zich den 2 Dec. 1805 de beroemde slag bij Austerlitz, ook de drie keizersslag genoemd, waarin Napoleon de overwinning behaalde. Deze overwinning zou voor den oorlog evenwel nog niet beslissend geweest zijn ; want Pruisens toetreding tot de coalitie was reeds bepaald; in Hongarije stonden de aartshertogen Karei en Johan met de vereenigde macht, de Hongaren zei ven wapenden zich in massa en Rusland was onuitputtelijk, toen een wapenstilstand aan alle samenwerking den bodem insloeg. Aan keizer Frans werd de toestand zoo wanhopig voorgesteld, dat hij zich vernederde een persoonlijk onderhoud met Napoleon te verzoeken , dat den 4 Dec. plaats had in zijn legerkamp bij Saroschüz, waar dadelijk voorloopige voorwaarden getroffen werden voor den wapenstilstand en vrede. De laatste werd voor goed den 2G Dec. te Presburg geteekeud, op voorwaarden, welke Oostenrijks macht geheel vernietigden, het duit-sche keizerschap van zijne waardigheid beroofden en het oude statensysteem van Europa veranderden. Oostenrijk moest aan het koninkrijk Italië, het venetiaansche, aan Beijeren, Tyrol, Vorarlherg, Eichstadt en een gedeelte van Passau; aan i5eijeren, Wurtenburg en Baden, de zwabisch-oosten-rijksche landen benevens Breisgau afstaan. Daarentegen
471
kreeg Oostenrijk Salzburg en Berchtesgadeu, van den groothertog van Toscane, die daarvoor Wurzburg in de plaats kreeg; iu het geheel verloor Oostenrijk 1000 □ mijlen met 3 millioen inwoners. De keurvorst van Beijeren werd tot koning verheven en Eugène Beauharnais kreeg eene dochter van hem ten huwelijk; even zoo werd de keurvorst Frederik van Wurtenberg koning, üe kroonprins van Baden moest huwen met eene nicht van do keizerin Josephine en Hieronymus, zijn jongste broeder, met eene wurtenberg-sche princes; uit het door Pruisen afgestane Cleef en Berg maakte Napoleon een hertogdom voor zijn zwager Murat. Van at\' den presburger vrede bekreunt de keizer zich niet meer om vorsten- ot\' volkenrechten ; hij regeert alleen ten voordeele van zijn persoon, en offert daarvoor allen en alles op; de niet Franschen zijn bij hem in tel als weleer de overwonnen volken bij de Romeinen. Slechts twee bukten niet voor zijn onmételijken trots: hij bood Alexander den vrede aan, maar deze wees hem smadelijk van de hand en Engeland liet door Nelson den 21 Oct. bij Trafalgar de fransch-spaansche vloot geheel vernietigen, de held ver-looi hierbij zijn leven; het was de laatste zeeslag, welke de Engelschen behoefden te leveren ; want geen vloot waagde zich meer uit do vijandelijke havens te gaan.
het nijnveudond (12 Juli 180G).
Op Napoleons aandrang verklaarden de koningen van Beijeren en Wurtenberg, de keurvorstkanselier des rijks , (de Aartsbisschop Dalberg), do keurvorst van Baden, de groothertog van Cleef en Berg (Murat), de landgraaf van Darmstadt, de vorsten van Nassau, Hohenzollern, Salm , Isenburg, Lichtenstein, Arenberg en de graaf von Leijen zich voor souvorein, rukten zich van het duitsche rijk los en richtten het zoogenaamde Rijnverbond op en onderwierpen zich aan het protectoraat van Napoleon. De keur-aartskanselier kreeg den titel van vorst-primaat, die door den keizer moest benoemd worden, was voorzitter bij den
472
landdag van het Rijn-verbond en ontving de rijksstad Frankfort tot zetelplaats; daar moest ook de Bondsdag beraadslagen , welke in twee kamers verdeeld werd; in eene koninklijke en vorstelijke. De vorsten van het liijnverbond moesten zich verbinden steeds een leger van C3 000 man onder de legerscharen van Napoleon te hebben, daarentegen zou de laatste altijd gereed zijn het verbond en de enkele leden met zijne macht te beschermen. Die vorsten, graven en heeren, welke volgens de duitsche rijksdeputatie hun landjes nog behouden .of gekregen hadden, moesten zich geheel schikken naar het aangrenzend lid van het liijnverbond, dit noemde men »mediatiseerenquot;, hetwelk al dadelijk het getal der vijanden van het verbond talloos vermeerderde. Alle oud-duitsche rechten en gebruiken moesten plaats maken voor de nieuwe, zoogenaamde vrije. Den 17 Juli kondigde de fransche zaakgelastigde Bacher den rijksdag te llegensburg, het bestaan van den Kijnbond aan, de leden gaven tegelijk kennis van hunne uittreding uit het duitsche rijk, waarop Frans 11 den G Aug. genoodzaakt was den titel van duitsch keizer met dien van keizer Frans I van Oostenrijk te verwisselen. Beurtelings zagen wij reeds de duitsche vorsten met Zweden en Frankrijk tegen den keizer strijden, ja, zelfs steden en landstreken werden aan niet duitsche vorsten weggeschonken. Het dualismus tus-schen Oostenrijk en Pruisen maakte het Napoleon gemakkelijk om het duitsche rijk den laatsten doodsteek te geven. De oprichting van het liijnverbond vertrad geweldig alle oude oorkonden en verdragen met voeten; in plaats van de gratie Gods, deelde het geweld landen en koninkrijken uit. Het liijnverbond heeft voor Duitschland alleen dit nut gehad, dat het eene menigte kleine vorsten deed verdwijnen, Avelke in hunne landjes als tvrannen heerschten; het verzwakte de macht der aristocraten, wekte den militaireu geest op en al strijdende leerde men van Napoleon de nieuwe manier van oorlogvoeren en vechten.
473
NAPOLEON VERMEEUDERT STEEDS ZIJNE VAZALLEN.
De zoon van den corsikaanschen edelman, de kanonnen-keizer van het vaste land, schiep koninkrijken en vorstendommen voor zijne familie en aanhangers, evenals een groot landeigenaar zijne landerijen verhuurt, maar toch eigenaar blijft. Hoe zijn zwager Murat hertog van Kleef en Berg was geworden hebben wij hier boven reeds verhaald. Zijn broeder Jozef maakte hij tot koning van Napels ; want Napels had zich bij de coalitie aangesloten en een russisch-engelsch leger laten landen ; te Schönbrunn sprak de keizer het strafwoord uit »de Bourbons hebben te Napels opgehouden te regeeren.\'\' Massena was spoedig met zijn leger binnen Napels, de koninklijke familie vluchtte naar Sicilië, en Jozef, de broeder des keizers, werd op den troon geplaatst (31 Maart 1806).
Holland , dat meer dan eenig ander bondgenoot van de Pranschen leed, door de oorlogen met de Engelsehen, aan zijn handel , scheepvaart en buitenlandsche bezittingen, was in 1805 genoodzaakt zich te herscheppen in de bataaf-sche republiek, onder presidentschap van Uutger Jan Schimmelpennink. Thans 1806 moest het om nog voor te komen uit de rij der volken geschrapt te worden, nederig verzoeken om een koninkrijk te worden met zijn broeder Bodewijk , gehuwd met zijne stiefdochter Hortensia, als koning aan het hoofd. Napoleons zwager Baeciochi werd vorst van Piombino 1805, dat in 180(5 vergroot werd met Lucca. Massa en Carrara. Zijn adjudant Berthier gaf hij liet vorstendom Neurenberg. Benevento en Ponte-Corvo ontnam hij aan den paus en gaf hen aan Tailleyrand en Bernadotte. De eerste en laatste plicht van al die koningen en vorsten was de onderdanigheid aan den wil van hun grooten meester Napoleon. Hij kwam er rond voor uit; dat geheel het vasteland een staten verbond moest worden, waarvan de keizer der Franschen het zwaartepunt moest zijn.
474
oorlog van frankrijk tegen pruisen en rusland (1806—1807).
jena en auerstad , 14 Oct. 1806 — eylau 8 Febr. friedland 14 Juni 1807. vrede van tilsit 9 Juni 1807.
Pruisen had sedert den vrede van Bazel den grooten strijd rustig aangezien, altijd iu de meening te gelegener tijd het beslissende zwaard in de weegschaal te werpen. Zelfs iu 1805 had het zijn leger reeds slagvaardig gesteld, maar liet Bernadotte niet zijne troepen over zijn grondgebied marcheeren , hetwelk den voor Duitschlaud noodlottigen slag van Ulra ten gevolge had. Na den slag van Austerlitz moest het Cleef, Neuenburg en Anspach tegen Hannover verruilen, hetwelk Napoleon sedert 1803 bezet en uitgezogen had. De fransche keizer zocht Pruisen in den waan te brengen, dat het zijne macht gaarne wilde vergrooten als kracht tegen Oostenrijks invloed op de duitsche zaken. Pruisens staatsmannen als Haugwitz, Lombard en Beijme enz. waren het niet eens, zoo dat koning Frederik Willem in een wijfclen-den toestand bleef; maar weldra zagen zij de zaak duidelijk in. Toen het Rijnverbond gesloten was, bleef er voor Pruisen niets anders over dan zich bij Rusland aan te sluiten, hetwelk Napoleon zeer goed begreep. Nu liet hij den Pruisen aanraden een Noordduitschen bond op te richten, dit werd gretig opgevat, maar toen men het ten uitvoer wilde brengen , werd alles door de Franschen verhinderd, en Pruisen ging voort in zijne onzekere houding, waardoor Napoleon tijd won om voor alles zijne bepaalde maatregelen te nemen , terwijl Pruisen zijn eigen kuil groef. In 1806.23 Jan. was Pitt, de aartsvijand van Napoleon gestorven en nu bood de fransche keizer aan George 111, bij de vredesvoorwaarden, zelfs Hanover aan, hetwelk hij onlangs aan Pruisen had afgestaan. Toen werd dit land zijn toestand bewust en begreep de sluwe handelwijze der Franschen; het stelde hen nu eischen en verlangde onder anderen, dat zij over den Rijn zouden terug trekken, en greep naar de wapenen, nadat het door zijn wijfe-len en dralen den Franschen tijd had gegeven iu Duitschlaud
475
eene macht to verkrijgen, waardoor het zelf verpletterd zou worden. Pruisen verbond zich nu met Engeland en Rusland en uoodigde Saksen ook tot aansluiting uit; de Kussen konden onmogelijk voor het uitbreken van den oorlog klaar zijn , aangezien Frankrijk geheel marschvaardig en uitgerust was, zoo dat de Pruisen het alleen tegen den overwinnaar van het vasteland moesten opnemen. Het ontbrak niet aan hooge zinnen van den grooten Fritz, van Rossbach enz.; de regimenten exerceerden en marcheerden voortrefi\'elij k op de wijze van den zevenjarigen oorlog; maar de generaals waren stokoud eu hadden voor het grootste gedeelte nog onder Frederik den groote gediend; de officieren, adelijke jonkers, velen zonder godsdienst en eer en de soldaten, ten deele aan ge wor venen en overloopers , gedresseerd met den stok en de roede. Napoleons legerscharen trokken den 1 Oct. over den Rijn, de Pruisen over de Saaie Napoleon tegemoet, de laatste trof hen in zulk eene ongeschikte stolling aan, dat hij uitriep: »de Pruisen zijn nog ezelachtiger dan de Oostenrijkers.quot; Den 10 Oct. viel prins Lodewijk Ferdinand de Franschen in onberaden overijling bij Saalfeld aan, hij verloor het leven, en zijne legerafdeeling werd met het verlies van geschut en krijgskas uiteengejaagd , tegelijk drongen de Franschen met geforceerde marschen zoo snel vooruit, dat zij de Pruisen beletten zich achter de Elbe terug te trekken. Het pruisische hoofdleger was in drie af-deelingen verdeeld. Onder Ferdinand van Brunswijk, Ho-henlohe en Rüchel. Den 14 Oct. liet Napoleon de drie legerafdeelingen te gelijk met onstuimigheid aanvallen. Hij zelf sloeg bij Jena het leger van Hohenlohe en joeg dat onder Rüchel, hetwelk Hohenlohe te hulp kwam snellen uiteen , te zelfder tijd bevocht Davoust op Ferdinand van Brunswijk bi) Auerstadt eene volkomene overwinning. De verslagenheid onder de Pruisen was algemeen. De Franschen zetten met voortvarendheid hun zegetocht voort. Den 16 Oct. ging Erfurt met 14000 man; 11 Novb. Maagdenburg over met 22000 man en 800 kanonnen, Stettin, Spandau , Gastrin e. a. volgden. Den 27 October reeds trok Napoleon Berlijn binnen en werd onder gejuich laaghartig door de
476
ambtenaren en voorname, burgers ontvangen. Napoleon gedroeg zich als een waar overweldiger, ontdaan van elk edel gevoel voor grootheid. Den koning, misleid door trouwelooze, wijfelende en lage staatsdienaren, beroofd van al zijne vestingen door de lafhartigheid der bevelhebbers, wilde hij aan de hardste voorwaarden onderwerpen, üe koningin maakte hij tot een voorwerp der laagste smaadredenen ; te Potsdam nam hij uit het grafgewelf den degen van den grooten Frederik en zond de pochendste berichten naar Parijs om de begoocheling der Franschen steeds aan te vuren. Hij legde den veroverden landen onmetelijke brandschattingen op en zijne generaals en beambten plunderden op eigen gezag, üe koning van Pruisen volgde niet den raad van Haugwitz en anderen zijner lage raadsheeren ; maar weigerde het verdrag met Napoleon te teekenen en wierp zich in dear-men van den keizer van Rusland Alexander. De troepen van het Rijnverbond onder Vandamne namen de vestingen in Sile-cië weg en huisden in dit land op zulk eene baldadige wijze, dat zij de Franschen in plagerijen overtroffen. Uit de Mark Brandenburg ging de tocht naar Polen; Danzig werd dapper door den ouden Kalkreuth verdedigd, maar moest zich aan Lefebre overgeven , die tot belooning den titel van hertog van Danzig kreeg. In November rukten de fransche legers Polen binnen en leverden den 2G Dec. den Russen bij Pultusk en Golymin een moorddadig, maar onbeslissend gevecht. Keizer Alexander had, wel is waar, eensdeels de wapenen opgevat om den verslagen koning van Pruisen te hulp te komen ; maar ook voornamelijk, omdat Frankrijk de Turken aanzette en dreigde het poolsche rijk te herstellen. Den 2 Jan. 1807 trok Napoleon het jubelende Warschau binnen; den 8 Febr. werd bij Eylau een geweldigen slag geleverd , van beide zijden vielen meer dan 60000 dooden en gewonden ; de dapperheid van het kleine pruisi-sche leger onder 1\'Estocq redde de Russen van een volkomen nederlaag; beiden schreven zich de overwinning toe. Den 14 Juni, den verjaardag van den slag van Marengo bevocht Napoleon , hoewel met groot verlies , eene beslissende overwinning bij Friedland. Den 15 Juni viel ook
477
Koningsbergeu in zijne handen en de Russen trokken tot den Niemeu terug. Alexander, verschrokken over den onge-lukkigen uitslag, wenschte naar een wapenstilstand en vrede, voor beiden was Napoleon genegen. En even als vroeger de keizer van Duitschland in zijn bivor.ak van Austerlitz ontvangen werd, zoo werden nu de keizer aller Kussen en de uitgeplunderde koning van Pruisen op een prachtig vlot ten aanzien van de legerscharen , midden in den Niemen ontvangen om te onderhandelen. De koning van Pruisen was er eigentlijk slechts bij om de comedie te vergrooten; de onderhandelingen werden tussohen de beide keizers ook voor Pruisen gevoerd. De romantische Alexander was weldra door den sluwen veroveraar gewonnen, hij* liet zijn vriend den ongelukkigen koning van Pruisen los, vergrootte zelfs zijn gebied met Bialystockin pruisisch Polen, en bewilligde er in, dat Pruisen meer dan de helft van zijn land verloor. Den 7.Juli werd de vrede met Rusland gesloten en don 9 aan Pruisen genadig geschonken. Uit pruisisch Polen vormde Napoleon het groothertogdom Warschau , waarmede de poolsche natie tevreden werd gesteld ; het koningrijk Polen durfde hij niet herstellen, als hij in vriendschap met Rusland wilde blijven. Tot groot hertog van Warschau werd de koning van Saksen gekozen : hij had wel zijne troepen op het slagveld van Jena gezonden , maar Napoleon verhief hein toch tot koning; want even als hij Beijeren tegen Oostenrijk gebruikte, zoo wilde hij met Saksen tegen Pruisen doen. Pruisen verloor verder geheel zijn gebied tusschen de Elbe en den Rijn en moest 147 millioen fr. betalen, tot waarborg daarvan bleven de Franschen\'drie voorname vestingen bezetten, daarenboven mocht het niet meer dan 45 000 man onder de wapenen hebben en laatstens moest het zeven krijgswegen voor hen en de poolsch-saksische troepen open zetten. De keurvorst van Hessenkassel verloor zijn land, omdat hij neutraal was gebleven en Pruisen genegen was. Ook Brunswijk verdween , de hertog was aan zijne wouden overleden. Uit de ontrukte landen van Pruisen werd het koningrijk West-phalen gevormd, waarover Napolecn zijn jongsten broeder
478
Hieronymus koning maakte. Westphaleu, Saksen en de uog overige duitsche staten buiten Pruisen traden in het Rijnverbond.
DE ENGELSCUEN VOOR KOPPENHAGEN (2 — 5 SEPT. 1807).
HET CONTINENTALE STELSEL.
Terwijl Napoleon zegevierend over Kijn , Weser , Elbe Oder enquot; Weichsel giug , landen en staten met voeten trad, de kusten van de Atlantische, Baltische en Middellandsche zee beheerschte, waaide Engeland\'s vlag op alle zeeën en in de andere werelddeelen. Tegen dezen hem trotseerenden vijand zon Napoleon op verdert. Nogmaals wilde hij, zooals vroeger, in alle havens schepen uitrusten, hy verkondigde luid, dat hij 100 linieschepen zou laten bouwen en bemannen en Engeland in zijn schuilhoek opzoeken. De Engel-schen daarentegen zochten zijne schepen in de havens te verbranden en toen Napoleon in 1807 vasten voet aan de Baltische zee zette, vreesden zij, dat hij Denemarken tot een verbond overhalen, hun den doorvaart door de Sont afsluiten en de deensche zeemacht tegen hen aanwenden mocht. Zij rustten daarom eene sterke zeemacht tegen Koppenhagen uit en deze verscheen zonder oorlogsverklaring voor de stad en verlangden de uitlevering der vloot, welke zij beloofden tot den algemeenen vrede te bewaren en dan ongeschonden terug te geven. De Denen weigerden zulk een smadelijken eisch, waarop de Engelschen de stad bombardeerden, terwijl tegelijk een geland leger onder Wellesley (later Wellington) de deensche landmacht overwon en zoo werd de koning van Denemarken gedwongen om zijn ge-heele vloot, 18 linieschepen en 15 fregatten aan de Engelschen uit te leveren. Reeds in Berlijn (21 Nov. 1806) had Napoleon de britsche eilanden in blokkaden toestand verklaard. De Engelschen blokkeerden nu alle havens van af Cadix tot Danzig. Napoleon ten hoogste vertoornd eischte nu van al de met Frankrijk verbondene en bevriende staten
479
hunne havens voor de Engelsche schepen te sluiten, de laat-sten voor goeden prijs te verklaren, geen handel met hen te drijven, geeu engelsche waren te gebruiken, ja, zelfs de engelsche producten te verbranden; men noemt dit het continentale stelsel. De meeste vorsten schikten er zich na, zelfs Rusland en Oostenrijk, ook wel uit verontwaardiging op Engeland over zijne daden van geweld en roofzucht, alleen Zweden en Portugal wilden er niets van weten; Turkije, Sicilië en Sardinië zochten het te ontwijken. Het contineu-tale stelsel schaadde Engeland niet zooveel als Napoleon zich wel voorgesteld had; want er werd verschrikkelijk gesmokkeld en veelal met behulp der beambten op het vaste land. De handel in de andere werelddeeleu kwam daardoor ge-lieel in de handen dor Engelschen; want geen ander schip durfde zich wagen — en op het vaste land gingen vele handelaars ten gronde. Het had slechts een voordeel, dat, bij gemis van engelsch fabrikaat, men genoodzaakt was zelf te vervaardigen , waardoor de industrie eenig leven meer verkreeg.
POUTUGAL EN SPANJE DOOR DE FRANSCHEN BEZET (fSOS).
De wel voor Engeland voorzichtige, maar toch tegen alle volkenrecht strijdende roof aan Denemarken gedaan, wekte den vollen toorn van Napoleon op; hij zocht daarom gelegenheid om de Engelschen een gevoeligen slag toe te brengen. Hij verlangde van den koning van Portugal, dat het voor de engelsche schepen zijne havens zou sluiten entoen deze dit weigerde, beloofde Napoleon aan Karei IV koning van Spanje , of veeleer aan zijn minister, den zoogenaamden vredenvorst Godoy , Portugal niet Spanje te deelen. (27 Oct. 1807 , verdrag van Fontainebleau). De koning geloofde hieraan en Napoleon zond een klein leger ouder den maarschalk Junot door Spanje naar Portugal; de koninklijke familie vau Portugal liet zich echter noch vangen, noch tot een verdrag overhalen,. maar vhichtte op engelsche schepen naar Brazilië. Junot (hertog van Abrantes) hief dadelijk eene schat-
480
ting van 80 millioen fr. en zond 10,000 portugeesche soldaten naar Spanje (die later in Rusland eu Duitschland voor Napoleon ten gronde gingen), üe 80 millioenen moesten, wel is waar voor het grootste gedeelte de kloosters, kerken en de gezamentlijke geestelijkheid betalen; liet portugeesche volk schatte daarom den roof des te grooter, omdat het kerkroof was; de algemeene geest van onwil tegen de Franschen openbaarde zich door opstanden, welke hun middelpunt in üperto hadden, alwaar ook het spaansche leger, dat Godoy daar heen gezonden had, aan het muiten sloeg, üe fransche heerlijkheid was in Portugal van zeer korten duur; do Engelschen openden den oorlog op het pyreneesche schier-eiland; zii zonden den hertog van Wellington met een leger van 18000 man naar Portugal, en wisten den geest in Spanje voor zich te winnen. Dit land had, sedert 1795 met Frankrijk verbonden, een ongelukkigen zeeoorlog tegen Engeland gevoerd en velen zijner over-zeesche bezittingen verloren; het werd den oorlog en het verbond met Frankrijk moede en Godoy stelde pogingen in het werk om van Frankrijk ontslagen te worden. De overwinningen van Jena en Friedland joegen het echter zoo veel vrees aan, dat het zich met Napoleon tegen Portugal verbond, te meer, daar hij het vleide met eene ver-grootiug van grondgebied ton koste van het laatstgenoemde land. De Franschen verkregen vrijen doortocht naar Portugal en een leger van 10 000 man onder Romana werd tot onderpand van trouw in dienst van Napoleon gesteld. De laatste echter zond niet alleen een leger onder .lunot naar Portugal, manr stelde allengs eene zamenhangende linie op van 100000 man in Spanje zelf en nu begon Godoy en de koningin in te zien, wat Napoleon eigenlijk in zijn schild voerde. De vredevorst kende het spaansche volk te goed, dan dat hij verwachten kon, dat liet zich zoo maar vrijwillig aan den vreemdeling zou onderwerpen , en daar hij als de bewerker van het verbond met Frankrijk bekend was, vreesde hij het uiterste van de volkswoede. Hij zocht den koning en de koningin over te halen sich vooreerst naar Sevilla en van daar naar Amerika te begeven en Spanje aan
481
zich zelf en den kroonprins Ferdinand over te laten. De toerustingen voor het vertrek echter bleven niet onopgemerkt, in Aranjuez en Madrid hadden volksoploopen plaats ; de koning legde ten gunste van zijn zoon, en om zijn gunsteling Godoy tegen de volkswoede te beschermen, zijne kroon neer (19 Maart 1808). Ferdinand toonde zich jegens Mapoleon kruipend en voorkomend , schreef hem zelfs op aanraden van zijn ontrouwen opvoeder Escoiquiz een vleienden brief, waarin hij tegelijk den keizer verzocht hem met eene gemalin uit zijn geslacht te vereeren. Napoleon verachtte hem , daarbij lag het reeds in zijn plan Spanje tot een leenstaat van Frankrijk te maken, de Bourbons van den troon te zetten en er een Napoleon op te plaatsen; er moesten geen Pyreneêën meer zijn. Spoedig had Karei IV berouw over zijn afstand en aangezet door de koningin en door Godoy, die zich in de strikken van Napoleon en zijne gezanten hadden laten vangen , ^wendde de koning zich klagend tot Napoleon. Deze noodigde hen naar Bayonne uit; hierheen wist men op de slinkste wijze ook Ferdinand te lokken. De hertog van Ro-vigo (Savary) was ouder den schijn van scheidsrechter naar Madrid gezonden, nam eene voor Ferdinand genegene houding a^n en-maakte hem later diets, dat de keizer zich uit genegenheid voor hem zich verwaardigde zelf naar Spanje te komen , hem als koning erkennende , het dus Ferdinand pastte den keizer te gemoet te reizen en dat zij elkander te Burgos dan zouden aantreffen. Ferdinand ging met zijn broeder don Carlos werkelijk op reis , ofschoon vaderlandslievende Spanjaarden hem voor den strik waarschuwden, waarin hij zich moedwillig zou laten vangen. Te Burgos aangekomen, waar de keizer niet was, zette men onder alle valsch vertoon de reis naar Victoria voort, daar ontving hij een brief van Napoleon, welke zeer goedkeurend luidde over een huwelijk met eene prinses uit zijn huis en dat hij hem te B:i-yonnczou opwachten en in weerwil van allo waarschuwingen . men wilde hem zelfs met geweld doen terugkeeren, zette hij de reis naar Bayonne voort. Hier klaagde Karei IV bij den keizer zijn zoon aan van hem de troon ontweldigd te hebben en verlangde deze terug ; na vele familietooneelen ai.g. gescii. 31
482
werd Ferdinand tot de teruggave overgehaald (5 Mei) en deu 6 deed de koninklijke vader voor zich en zijne nakomelingen afstand van den spaanschen troon ten gunste van Napoleon ; voor Ferdinand en de andere prinsen was er niets aan te doen, zij moesten toestemmen. De geheele koninklijke familie kreeg aanzienlijke jaargelden en kon binnen Frankrijk op haar gemak leven. Napoleon beriep voor den schijn een honderdtal spaansche notabelen naar Bayonne, liet door hen zijn broeder Jozef als.koning van Spanje erkennen en gaf hun te gelij k eene nieuwe staatsregeling mede. (15 Juni 1808).
DE SPAANSCHE OPSTAND EN UET CONGRES VAN ERFURT (.MEI
EN OCT. -1808).
De Spanjaarden echter lieten zich niet, gelijk de^Duit-sehers als een troep schapen behandelen. De Franschen kregen hier te doen met het volk , niet met vorsten ; het trouwe-looze spel met den koning en den kroonprins, hoe ontaard ook deze Bourbons waren, stiet deze trotsche natie tegen de borst. Reeds den 2 Mei brak in Madrid -een woedende opstand uit, welke aan meer dan 1200 Franschen het leven kostte; Murat dempte hem en liet zonder onderscheid , schuldig of niet schuldig, mannen, vrouwen en kinderen neêrschie-ten , waardoor hij de wraak der Spanjaarden nog meer aanhitste. Hij verwierf zelf eene kroon, en volgde Jozef op als koning van Napels. In Spanje kwamen het platteland en de provinciesteden, welke niet door de Franschen bezet waren, in beweging; zij erkende de regeering van Madrid niet, vormde Juntas en riepen het volk te wapen. Dit beantwoordde overal met vuur aan de roepstem voor eigen haard; zelfs de gewone Spanjaard is hooghartig, en onder-werpt zich niet aan vreemde heerschappij; hij is streng katholiek , en haatte de Franschen bijzonder als kerkschenders en roovers ; in volharding en verachting des doods doet het voor geen volk der aarde onder. Binnen weinige maanden stonden er sterke legers ia het veld, zwierven er talrijke ben-
483
den op en in het gebergte en maakten bergpassen en wegen gevaarlijk, in geheel Spanje was geen franschman meer veilig ; in de huizen werden zy vergiftigd, op de straat met den dolk vermoord, op het veld doodgeschoten; geen middel versmaadden de Spanjaarden om den vreemden indringer te verdelgen. In deensch Fünen stonden 10 000 Spanjaarden onder Romana, toen dezen het lot huns vaderlands vernamen , maakten zij zich van de deensche vesting JSïijborg meester en vaax-den op engelsche schepen naar huis. Dit vertoornde Napoleon des te meer, wijl hij gewoon was allen te verschalken. Meer schrik joeg hem spoedig daarna het bericht aan van de eerste groote nederlaag, welke de fransche wapenen leden, sedert hij als opperste veldheer gebood. Een fransch leger ouder generaal Dupout was over de Sierra Morena naar Andaluzië voortgedrongen, had Cordova bestormd en uitgeplunderd en eene legerplaats der Spanjaarden bij Jaen genomen , maar van alle kanten omringd , kon Du-pont zich door het gebergte geen weg meer openen en moest zich met 1G000 man bij Baylen gevangen geven (22 Juli), dit verspreidde jubel door geheel Spanje; want nu was gebleken, dat ook de Franschen overwonnen konden worden. Geheel Europa , behalve Frankrijk, juichte ; het was toen dat Talleyrand zeide, «c\'est le commencement de la tinquot; (dit is het begin van het einde),. Bijna gelijktijdig ging ook de fransche heerschappij in Portugal ten gronde. Den 21 Aug. sloeg Wellington den maarschalk Junot bij Bimi-eira, deze kreeg bij de capitulatie van Cintra van de eugel-schen vrije aftocht naar Frankrijk. Napoleon erkende het gevaar en besloot daarom persoonlijk op het slagveld te verschijnen , want hem zeiven was nog niets mislukt. Eerst wilde hij zich in den rug veilig stellen, daartoe noodigde hij Alexander keizer van Rusland uit om een congres te Erfurt te houden, om bepaald met hem over de verdeeling van Europa te onderhandelen. Te Erfurt verschenen behalve Alexander, de koningen en vorsten van het Rijnverbond, prins Willem, broeder des konings van Pruisen; van Oostenrijks zijde niemand. Hier spreidden Napoleon, zijne generaals en hovelingen een pracht en overmoed ten toon, dat
484
men niet begrijpen kon, hoe de een zoo dwaas was ze zich aan te matigen en de andere ze te verdragen. Met angstige blikken zag Europa naar die plaats. Een geheime sluier bedekte het verhandelde, later bleek, dat de hoofdzaak geweest is: de erkenning van het bestaande en de nieuwe napoleonsche dynastie in Spanje en de vergrooting van Rusland in Noord en Zuid. Van uit Erfurt werd ook door de beide keizers Engeland nogmaals den vrede aangeboden , waarop het echter uiet eens antwoordde.
NAPOLEON IN SPANJE.
En nu stortte Napoleon zich als een woedende leeuw met al zijne macht op Spanje neêr.
Met 200000 man brak hij op ; de maarschalken Lannes, Ney, Victor, Soult, Lefebre, Junot, Moncey, Bessieres, de ceneraals St. Cyr en Kellerman voerden de verschillende le-gerafdeelingen aan. De Spanjaarden stelden hem ongeveer 180000 man onder Palafox, Blake, Romana en Costannos tegen; maar deze legers moesten nog geoefend worden, er ontbraken deugdelijke officieren, en de generaals zeiven waren die beproefde krijgsmannen nog niet om tegenover de veldheeren van Napoleon gesteld te worden. Napoleon viel met bliksemsnelheid op het centrum der Spanjaarden en doorbrak het den 10 Novb. bij Burgos; den 10 en 11 werd den linkervleugel van het leger van Galicië bij Espinosa , den 23 den rechter bij Tudela vernietigd; den 30 namen de pooi-sche ruiters de kanonnen in de bergpas van Somosierra; en den 4 Dec. capituleerde Madrid. De spaansche legers, welke zich na den verloren slag wel weer op nieuw verzamelden, konden nergens het veld houden: het engelsche hulpleger, dat generaal Moore aanvoerde, kwam eerst, toen Napoleon de spaansche scharen vernietigd had; Moore, die gevaar liep van ingesloten te worden, moest naar de haven van Corunna terugtrekken; dezen moeielijken tocht volbracht hij meesterlijk , steeds vervolgd door de Franschen , haalde eenige ruiterbenden zijne achterhoede in bij Benavente, zij
werden dapper teruggeslagen en hun aanvoerder gevangen genomen; toen hij te Corunna aankwam waren de hoogten der stad reeds door Soult bezet, en om nu niet bij het inschepen aangevallen te worden, was hij genoodzaakt den 16 Jan. 1809 een bloedig gevecht te leveren, waarin hij gedood werd ; de Franschen werden echter teruggedreven, en het overige van het engelsche leger scheepte zich in. Soult nam nu Corunna en Ferrol; den 10 Maart drong hij Portugal binnen en den 29 nam hij na eene hevige bestorming, de stad üporte, waar de Franschen verschrikkelijk huishielden, öaragossa in Aragonië had in den eersten veldtocht tegen Lefebre eene hardnekkige belegering doorgestaan, thans werd die stad voor de tweede maal aangevallen. Voor de krijgskunde en dapperheid der Franschen bezweken de buitenwerken en stadsmuren ; maar de Spanjaarden zetten den strijd in de stad voort. Straat na straat, huis na huis moest bestormd of door mijnen vernietigd worden en eerst nadat twee derde der stad in de macht der Franschen en veertig duizend menschen omgekomen waren, gaven zij het overige bij verdrag over (21 Febr. 1809). Ook de Franschen hadden vreeselijk verloren ; maar meer schade deden hen de geestdrift en de haat, welke het treurig lot dier stad tegeu hen bij alle volken van Europa opwekte. En hoe zwaar Spanje ook door de overweldigers geteisterd werd was het nog niet onderworpen ; het vernietigde een groot gedeelte van de beste krachten van den overwinnaar.
Eensklaps werd hij van den Taag naar den Donau geroepen en liet Spanje over aan zijne onmenschelijke en op elkander naijverige maarschalken. —
OÜRLUG VAN OOSTENRIJK TEGEN NAPOLEON (1809).
Oostenrijk , welke den volhardenden en moedigen weerstand der Spanjaarden zag , besloot nog eens den strijd tegen den vreeselijken tegenstander te wagen en legers in het veld te brengen, welke getuigenis aflegden van de kernachtigheid en vaderlandsliefde van de volken der monarchie. Oostenrijk rekende op een algemeenen opstand der duitsche volken
486
tegeu het juk van Napoleon en bezwoer hen bij Herman den Cherusker en de schimmen der oude keizers de wapenen op te nemen, niets mocht baten. Napoleon gold voor den onoverwinnelijke. Sedert de Hervorming was er ook geen sprake meer van het duitsche vaderland. De aartshertog Karei trok met zijne hoofdmacht tot aan de Lech ; de Beijeren trokken terug, en met hen en de andere troepen van het Rijnverbond sloeg Napoleon in vijf dagen de Oostenrijkers met ongehoorde snelheid bij Thann , Pfaffenhoven , Rohr, Abensberg, Landshut , Eckmühl en Regensbnrg (19—23 April); slechts weinige fransche regimenten, behalve bij Kegensburg, vochten hier mede. De aartshertog Karei wendde zich naar Boheme en Napoleon ging den Donau af; bij en in Ebersberg leverde eene Oostenrijksche legerafdeeling onder Hiller nog een woedend gevecht (3 Mei), waarop de franschen , anders volgens hunne gewoonte, niet veel pochen. De weg naar Wee-nen lag open, waar Napoleon den 13 Mei voor de tweede maal zijn intocht deed. Ondertusschen had Karei uit Boheme aan den anderen Donau-oever zijne stelling tegenover het vijandelijke leger genomen. Den 21 Mei ging Napoleon bij het eilandje Loban over den Donau en viel het oosten-rijksche leger, met zijn gewoon vertrouwen op de overwinning, aan. De Oostenrijkers boden hardnekkig weerstand. Napoleons zware ruiterij, bij wier aanval de aardbodem trilde, werd door het Oostenrijksche voetvolk weggemaaid en hun geschut smeet de Franschen bij rijen in het zand. Twee dagen (21 en 22 Mei) duurde deze groote slag by de dorpen Aspern en Essling; Napoleon werd geslagen en met groot verlies over den Donau teruggeworpen. Doch zijne hulpmiddelen waren te groot; hij versterkte zich spoedig, zoodat hij in Juli weer gereed stond voor den aanval. De aartshertog Ka-rel bleef zonder versterking; zelfs het leger onder zijn bi\'oe-der, den aartshertog Johann, hetwelk den onderkoning Euge-nius den 16 April by Sacile geslagen en tot aan de Etsch teruggedrongen had, maar door de ongelukkige gevechten in Beijeren tot aan de Raab in Hongarije terug had moeten wijken, kwam te laat voor den beslissenden slag. Den 4 Juli trok Napoleon met een ontzachlijk leger weer over den
487
grooten stroom op eene plaats , waar men het niet verwachtte en dus slecht bewaakt was. Den 5 en 6 Juli had de twee-daagsche reuzen slag plaats bij het dorp Wagram , de overwinning reikte reeds de hand naar de Oostenrijkers, toen Napoleon door eeu dier stoute bewegingen het centrum zijner vijanden verbrak en te gelijk een vleugel dreigde at te snijden, üe aartshertog Karei trok in goede orde, altijd nog slagvaardig, met veroverde kanonnen en duizenden krijgsgevangen af, naar Znaym. Napoleon volgde hem, maar hier werd een wapenstilstand gesloten; want keizer Frans, beangst gemaakt door kleingeestige raadgevers, wenschte den vrede, welke .Napoleon hem gaarne gaf. De dapperheid der Oostenrijkers, die voor eigen erf en haard vochten , had hem verpletterd; meer dan 20000 dooden bedekten de velden van Asperu en Wagram; 45 000 gewonden werden naar Weenen gezonden. Pruisen was op het punt zich bij Oostenrijk aan te sluiten en Tyrol in opstand; in Spanje gingen de zaken slecht en Hongarije scheen ook voor zijn keizer te ontwaken ; en toch wist Napoleon de houding aan te nemen alsof hij den vrede wel genadig wilde geven, en keizer Frans, tegen den wil van Metternich en graaf Stadion, die de vredesonderhandelingen voerden en tot krachtsontwikkeling aanraadden , liet zich vrees aanjagen , door zijn bijzonderen gunsteling vorst Johan von Lichtenstein, welken Napoleon daartoe wist te gebruiken. De keizer teekende den 14 Oct. 1809 den Weener-vrede , waarbij hij nogmaals 2000 □ mijlen lands met millioen inwoners afstond, welke aan Beijer^n , den vorsten van het Rijnverbond en Rusland gegeven werden. Van een gedeelte vormde Napoleon een koninkrijk lllyrië, waardoor Oostenrijk van de zee afgesneden werd, daarenboven moest het 80 millioen H. betalen en tot het continentale stelsel toetreden.
DE TYROLEU OPSTAND. ANDREAS IIOFEP. ; JOZEF SPECKBACHER.
Al riep ook de aartshertog Karei te vergeefs de Duit-schers op tegen den gemeenschappelijken vijand van hun schoon vaderland, al hadden de overwinningen van Aspern
488
en Essling, en de moedige strijd bij Wagram een nadee-ligen vrede ten gevolge; het toonde toch, dat de moed en het gevoel van eigenwaarde we! met geweld onderdrukt, maar niet vernietigd waren; het deed zien, dat er uog eeue kracht leefde, welke bij volharding gevaarlijk voor den overweldiger kon worden.
Ook enkele verschijningen van onverschrokkenheid en oprechte vaderlandsliefde deden de bedrukten nog troost in de toekomst vinden. Boven allen blonk hier heerlijk het voorbeeld der Tyrolers uit. Zij hadden zich ongaarne van Oostenrijk laten scheiden en vereenigen met Beijeren, daarom werden zij door de beijersche beambten beschimpt en mishandeld; de naam zelfs moest ophouden, het zou Zuid-Begeren heeten. De wraak kookte in stilte, tot Oostenrijk in de lente van 1809 te wapen riep; toen verhief zich geheel Tyrol en de Beijeren werden of gedood of gevangen. Een aanval der Franschen en Beijeren in Juui weerden de Tyrolers bloedig af. Zelfs toen na den slag van Wagram de weinige Oostenrijkers hun land moesten ruimen , verdedigden zij hun bergland met eigen vuist. JrJun voornaamste aanvoerder was de vrome en dappere Andreas Hofer, de zandwaard uit het Passeyer-dal, hij was bezitter van twee herbergen, een op den hoogen Jaufen , de andere in een vlek, het Zand genaamd en was de lieveling zijner landslieden om zijne vroomheid, dapperheid en zijn openhartig gemoed; hem ter zijde stonden de koene Jozef Speckbacher en de kapucijner Haspinger. De maarschalk Lefebre, hertog van Danzig, drong met 40 000 Franschen, Beijeren en Saksers van alle zijden hun land binnen ; maar de boeren en bergbewoners sloegen hen in verscheidene gevechten, daar zij even als in 1703 goed voordeel wisten te trekken uit hunne bergen. In een gewonen ruitersmantel, om niet herkend te worden, vluchtte de maarschalk uit hun land, nauwelijks een derde deel van het leger ontkwam naar Beijeren. Spoedig daarna echter, toen Tyrol volgens den Weener-vrede prijs gegeven werd, drongen nieuwe legers van Beijeren en Italië hun landje binnen. Dringend raadde de aartshertog Johan den Tyrolers aan den hopeloozen strijd thans
489
op te geven , ook Hofer maande tot het uederleggen der wapenen aan. Miet alle dalen gehoorzaamden, zij sloegen wanhopig om zich, ook Hofer trad weder onder de strijdenden , doch de overmacht was te groot; de moed dei-dapperen werd in liet bloed gestikt. Haspinger en Speck-bacher ontkwamen , maar, helaas ! de trouwe zandwaard , die zich in een berghut schuil hield werd verraden , gevangen en onwaardig mishandeld, in Mantua werd hij op bevel van Napoleon doodgeschoten; hij knielde niet neer, liet zich niet blinddoeken en commandeerde zelf vuur! (20 Feb. 1810). Het doodelijk schot op den held weergalmde door geheel Europa, en deed duizenden harten van wraak tegen den dwingeland kloppen.
BORNBERG, SCUILL , WILHELM VAN BRUNSWUK.
in Westphalen beproefde het de overste Dörnberg om zijne soldaten tegen de Franschen aan te voeren ; het mislukte en hij kon zich nauwelijks door de vlucht redden. Opstanden onder de Hessen werden licht onderdrukt; even-zoo ging het den bewoners van Mergentheim, onderdaiieu van de duitsche orde, die, geen Wurtembergerszijn wilden. Pruisen moest gedurende den strijd rustig blijven; want het was te uitgeput en zijne vestingen waren door de Franschen bezet. Evenwel voerde de huzarenoverste Schill zijn regiment eigenmachtig over de grenzen, maar werd door de vijandelijke overmacht naar het noorden gedrongen. Na verscheidene zegenrijke gevechten werd hij door een deensch-hollandsch leger te Straalsund ingesloten en bij de bestorming dier stad gedood (31 Mei 1810). Vau zijne gevangen-genomene wapenbroeders werden op bevel van Napoleon te W ezel 11 officieren en te lirunswijk 14 onder-officieren doodgeschoten, üOO man werden tot de galeistraffen te Toulon verwezen. Hij behandelde hen als roovers. In 1814 keerden er vau de 600 slechts 120 terug, de overigen waren onder hun lijden bezweken. Gelukkiger was Hertog Willem van Brunswijk, de zoon van den ongelukkigen Ferdinand. Hij
490
had 2 000 man aangeworven, welke doodshoofden iu hunne vaandels droegen; met dit legertje trad hij in oostenrijk-schen dienst om zijn vader te wreken. Na den slag bij Wagram erkende hij den wapenstilstand van Znaym niet en sloeg zich uit Saksen over Zwickau , Leipzig , Halle , Eis-leben, Halberstadt, Brunswijk, Hanover, Mienburg naar Elsfleth door, alwaar hij zich naar Engeland inscheepte. Deze machtige staat ondersteunde Oostenrijk slechts met geld en na een tocht naar Holland, waar het zich van het eiland Walcheren meester maakte, en na de insmokke-ling van eene aauzienlyke partij goederen beschermd te hebben, trok het leger iu Sept. weder af. Hadde Engeland in dien tijd een leger van 40000 man in Noord-Dnitschland aan wal gezet dan waren wellicht de zaken voor Napoleon slechter afgeloopen.
NAPOLEON VERNIETIGT DEN KERKELIJKEN STAAT ; RICHT HET GROOTHERTOGDOM FRANKFORT OP ; LIJFT HOLLAND RIJ FRANKRIJK IN.
Napoleon heerscht iu Europa naar believen voort, treedt alles, wat hem niet bevalt of\' wie zich niet naar hem schikt met voeten, even als vroeger de republikeinsche geweldenaren deden. Den paus ontnam hij den kerkelijken staat met de almachtswoorden (17 Mei 1809) »De paus heeft opgehouden wereldlijk vorst te zijn.quot; Kome werd als tweede stad van het rijk verklaard, aan den paus eene aanzienlijke jaarwedde aangeboden en de keus als woonplaats te Rome of te Parijs gelaten. Pius VII verwierp echter alle aanbiedingen van den keizer, die doof was gebleven voor alle beden en waarschuwingen des H. stoels. De paus sprak in Juni 1809 den ban tegen Napoleon uit, alsmede tegen allen, welke de onrechtvaardige bevelen zouden voltrekken en die, welke de openbaarmaking van den ban mochten verhinderen. Napoleon in zijne verwatenheid spotte hiermede en liet den grijsaard, die zijne eeden niet mocht schenden, die de bezittingen, welke den Katholieken der ge-heele wereld toebehoorden, niet kon en mocht afstaan, in
191
het midden van den nacht op eene slinksche wijze, na in het Quirinaal te zijn ingebroken , uit zijne slaapkamer lichten en in allerijl over berg en dal nar Savona brengen. Overal, waar hij doorging, lagen droefheid en medelijden met den hoogeerwaardige!! grijsaard op aller menschen gelaat en hun diepe vereering was zijne troost op de smartelijke reis. Hij was gescheiden van al zijne vrienden en vertrouwden. Men trachtte hem eerst te verblinden door pracht van zijn paleis, stoet van bedienden en hooge jaarwedden. Pius was er ongevoelig voor en sloot zich in zijne kamer op, en hoe nauw hij ook bespied werd , traden zijne afkeurende breves toch buiten zijn kerker de wereld in; dit verbitterde den keizer dermate, dat hij den standvastigen paus nog scheide van den prelaat Doria, van zijn biechtvader, hem zelfs inkt, pen en papier ontnam, hierop echter kwam de vermetele, wellicht omdat hij de lafheid besefte , terug. De bisschoppen en kardinalen, welke hij verdacht van gehoorzaamheid aan den H. vader of zijne plannen niet in de hand wilden werken, werden gekerkerd. Hij dolf de gallicaansche artikelen weer op, dreigde met eene nationale kerk; niets mocht baten om den paus maar een enkelen stap buiten zijn plicht te laten doen of in eenig pnnt tegen het kanonieke recht toe te geven of de excommunicatie op te heffen. Zelfs het concilie der bisschoppen uit het gebied van Frankrijk en Italië, dat, den 17 Juni 1811 in de Notre Dame te Parijs geopend werd en waarop 9 aartsbisschoppen en 80 bisschoppen tegenwoordig waren, baatte hem niets. Zijn oom, de cardinaal Fesch, welke bij het concilie voorzat, legde het eerst den eed af van trouw aan het R. K. geloof en van gehoorzaamheid aan den roomschen paus ; en toch wilde de keizer niet beseffen, dat hij tegen een rots stiet, waar tegen de hel niets vermag, hoeveel te minder dan al zijn geweld en listen, in Juni 1812 liet hij den paus naar Fontainebleau vervoeren, waar Z. H. met meer waardigheid behandeld werd, en hem eene vrijheid gaf, welke de wereld moest doen gelooven, dat de verstandhouding tusschen hem en den paus verbeterd was, misschien voelde hij, dat hij de geheele R. K. wereld van zich afstiet. Bijna gelijktijdig vergrootte hij het
492
gebied van den vorst-primaat met Hanau eu Fulda eu verhief het tot een groothertogdom Frankfort, gaf daarentegen Regensburg aan Beijeren. Na den dood van den vorstprimaat moest Eugenius Frankfort erven, omdat voortaan geen wereldlijke heerschappij meer vereenigd mocht zijn met de geestelijke waardigheid. Ook Westphalen vergrootte hij met een gedeelte van Hanover; maar daarvoor bedong hij voor zich 4V2 millioen fr. en onderwierp den handel van Westphalen aan de frausche tolbeambten.
Zijn broeder Lodewijk, koning van Holland, welke het belang van zijne onderdanen behartigde eu zich moeite gaf pm bij hen bemind te zijn, wilde zijn koninkrijk en zijn volk niet aan de plannen van zijn keizerlijken broeder opofferen; hy legde mismoedig den 1 Juli f810 de kroon neder eu begaf zich naar Oostenrijk, üen 9 Juli schrapte Napoleon Holland van de kaart af en vereenigde het met Frankrijk als aanslibbingen van de monden vau den Kiju, Maas eu Schelde, drie hoofdadereu van het frausche lichaam. Amsterdam werd de derde stad des rijks; het land werd verder door het frausche leger eu ambtenaren als een veroverd gewest uitgezogen eu mishandeld.
Den 13 Dec. van het zelfde jaar werden het hertogdom Oldeuburg eu de mouden van de Ems , Wezer eu Elbe als departementen met Frankrijk vereenigd, ten einde den engel-schen smokkelhandel te doen ophoudeu. üauzig aan den mond der Weichsel was reeds sedert 1807 eeue vrije stad met een fransehen bevelhebber en eene bezetting.
üeze daden, door welke Napoleon zijn gebouw vaster dacht te grondvesten, waren juist even zooveel stoten, die hij er zelf tegen bonste. Al hadde de onderwerping aan de frausche heerschappij de millioeuen harten zoozeer niet verbitterd, dat zouden dit de schandelijke afpersingen, de mishandelingen en de willekeur der frausche veldheeren, en ambtenaars bewerkt hebben; dezen smeedden eigenlijk het zwaard, dat vroeg of laat den vreemden band moest doorhakken. De mishandeling, vooral van den paus, toonde den Katholieken, dat Napoleon de godsdienst niet heilig was; maar dat hij dien zelf als eeue policiezaak tot zijn voor-
493
deel wilde aanwenden. De zuchtende volken, die alleen bij het verlies van goed en bloed hun hulp van God verwachtten , geloofden niet meer aan den duur van zijn geluk, sedert hij de Kerk en haar opperhoofd aangerand had. Met de geschiedenis der eeuwen in de hand voorspelden zij de gevolgen; de maat van vervolging was vol. Aller hoop was op de goddelijke gerechtigheid.
De twist met zijn broeder Lodewijk bewees der wereld ook, dat hij in zijne bloedverwanten slechts slaven wilde hebben, dat hij hen opofferde als zij tegen zulk eene onwaardige rol kantten; dit bevestigde te meer nog de overtuiging: dat de grootste krijgsheld de grootste despoot was, die sedert de romeinsche Cesars den geesel over Europa gezwaaid had. —
RUSLAND. — TIERMAnOTTE WORDT KROON\'PRINS VAN ZWEDEN.
Na den vrede van Tilsit koos Alexander vooreerst de zijde van Mapoleon, omdat hij zijn rijk door hem op eene gemakkelijke wijze kon vergrooten, wel niet zoo groot als de veroveraar, maar duurzamer. Wij hebben reeds gezien, hoe Alexander het niet versmaadde zich door Napoleon van het vernederde Pruisen het gebied van Bialystock te laten geven ; in den oorlog van 1809 nam hij als bondgenoot van Napoleon deel aan den oorlog, voornamelijk omdat de Polen ook te wapen waren gesneld en eene vereeniging van oos-tenrijksch Polen met het groothertogdom Warschau voor Rusland zeer gevaarlijk kon worden. Bij den vrede van Ween en kreeg Rusland het gebied van Tarnopol en Napoleon verzekerde, dat hij aan de herstelling van Polen niet dacht; en dit was wel de grootste winst, welke Rusland uit zijn verbond trok. Hadde Napoleon het koninkrijk Polen hersteld , dan zou hij een muur tegen Rusland hebben gezet, welken den Czaar niet getnakkelijfc zou hebben kunnen afbreken ; hij zou eene onrechtvaardige vernietiging hersteld en eene geheele natie tot eeuwig dankbare vrienden hebben gemaakt, maar hij wilde liever de dwingeland over volken zijn, die hem haatten, omdat hij hun volksbestaan vernietigd had
494
Aan de dubbelzinnige vriendschap van Alexander offerde hij de ongelukkige Polen op. Niet geringer was een ander voordeel, dat Alexander uit het verbond met Napoleon trok ; deze liet hem de vrije hand tegen Zweden. Gustaaf IV, sedert 179G koning van Zweden, was Napoleon zeer vijandig; met Rusland en Pruisen bestreed hij in 1807 Napoleon. Na den vrede van Tilsit gaf hij den kamp niet op , en deed den beiden mogendheden hevige verwijten over den vrede. Napoleon ontnam hem daarom Rügen en Straalsund. Nu vorderde Alexander van Gustaaf , dat hij het verbond met Engeland zou verbreken en de baltische zee tot den alge-meenen vrede voor de engelsche schepen sluiten; Gustaaf weigerde beiden , en zoo was er eeu voorwendsel gevonden om het kleine Zweden den oorlog te verklaren (Febr. 1808). Enkele zweedsche legerafdeelingen vochten voortreffelijk in Finn-land tegen de russische overinacht , maar het verraad .van sommige bevelhebbers leverde de sterkste plaatsen in russische handen, bijv. de admiraal graaf van Kronstedt, gaf Sweaborg met de vloot (3 Mei 1808) voor één millioen roebels over, want Rusland voerde even als tegen Gustaaf 111 den oorlog niet alleen met de wapenen, maar meer nog met roebels. Toen Gustaaf volstrekt niet wilde toegeven , en toch niet in staat was den oorlog te voeren , werd hij door eene samenzwering van den adel, welke met Denemarken en Rusland in verstandhouding stond, van den troon gestoo-ten. Den 13 Maart werd hij gevangen gezet en gedwougen voor zich en zijne nakomelingschap schriftelijk afstand van de regeering te doen. De rijksdag benoemde zijn verdreven oom, den hertog van Südermanland, als Karei Xlll tot koning. Met Rusland werd vrede gesloten , dit rijk won er Finnland, Oost- en West-Bothnië lot aan de rivier Tornea en de Alandseilanden bij. Door dezen vrede vau Frie-drichsham (17 Sept. 1809) werd Ruslands heerschappij over de baltische zee volkomen en Zweden hield op zeemogendheid te zijn. Karei XIII, die geen nakomelingen bad, nam den prins August van Holstein-Augnstenburg als zoon aan; deze stierf echter plotseling (23 Mei 1810); men veronderstelt aan vergift. De rijkssten den kozen toen, op door-
drijven van eene frausche partij, bijzonder ouder den adel, den franschen maarschalk Bernadotte, vorst van Pontecorvo, tot troonsopvolger; zij dachten daardoor met behulp der Franschen het verlorene van Rusland te herwinnen. Karei Xlli nam den maarschalk als zoon en troonsopvolger aan. Bernadotte geboren 26 Jan. 1704 te Pan in Bearn, was de zoon eens regtsgeleerden, hij klom van soldaat af tot den hoogsteu militairen rang. onderscheidde zich in al de groote veldslagen, zoo zelfs, dat de lof, welke hij overal voor zijne dapperheid en krijgskundig beleid inoogste, Napoleons ijverzucht en mistrouwen opwekte; in het bevorderen durfde hij hem evenwel niet achterzetten: voor zijn aandeel in de overwinning van Austerlitz benoemde hij hem tot vorst van Pontecorvo. Hij was gehuwd met de zuster van de echt-genoote van Jozef Bonaparte, steeds onderscheidde hij zich door zijne gematigdheid en neiging om de strengheid van de maatregelen van Napoleon te verzachten; het is niet recht bekend , door welken invloed hij eigenlijk als kroonprins van Zweden gekozen werd, zeker uiet door Napoleon ; want hij was de man van zijn vertrouwen uiet. De keizer willigde er in, dat hij naar Zweden vertrok, op voorwaarde dat hij er Frankrijk 2 millioen fr. voor zou te goed komen. Bernadotte nam den naam aan van Karei Johan, verwisselde van godsdienst en brak op den eisch van Napoleon alle verkeer met de Engelschen af. Later liet hij het in het geheim toe, nam allengs een tegenstrevenden toon aan tegen Frankrijk , totdat de voormalige frausche maarschalk zich 24 Maart 1812 met Rusland en den 30sten met Engeland tegen Napoleon verbond en in 1813 tegen hem in het veld trok. Ook tegen Turkije voerde Rusland een bloedigen oorlog, kon evenwel Wallachije niet bemachtigen, maar bij den vrede van Bucharest (1812), die, door bemiddeliug van Engeland tot stand kwam, werden de grenzen van Rusland tot aan de Pruth en de monden van den üonau vooruitgeschoven. Engeland vergat in zijne vrees voor Napoleon alle gevaar , welke het zich zelf van de zijde van Rusland zoowel in het Noorden als in het Zuiden voorbereidde.
496
BE KONING VAN ROME (GEBOUEN 20 MAART 18 H).
Het geluk scheen zich uit te putten om geen wensch zijns lieveiings onvervuld te laten; want den 20 Maart 1811 werd hem de lang gewenschte zoon geboren uit zijne tweede gemalin, Maria Louise van Oostenrijk. De keizerlijke spruit kreeg bij zijne geboorte den titel van koning van Rome. Reeds den 12 Dec. 1809 namelijk had de senaat de burgerlijke scheiding uitgesproken tusschen hem en zijne beminde Josephine en om een gebrek in den vorm kon ook het aai-tsbisschoppelijke officialat van Parijs den kerkelijken band oplossen. Josephine behield den titel van keizerin , kreeg een weduwgoed van twee millioen fr., benevens een millioen fr., jaarlijksch inkomen en daarenboven tot woonplaats het prachtige landgoed met het kasteel Malmaison ^ waar heen zij zich dadelijk begaf. Vaak bezocht Napoleon haar daar . want steeds bleven zij met elkander in de beste verstandhouding. Den 10 April huwde hij met Maria Louise, de oudste dochter van keizer Frans, wien hij onder alle vorsten het diepst vernederd had. Zoo wilde Napoleon den glans van zijn naam met de hoogheid van het oud keizerlijk geslacht in zijn zoon vereenigen. Nooit is de geboorte van een prins op zulk eene wijze als die des jongen Napoleons gevierd geworden. Zoo wijd de Fransche adelaar wapperde, donderde het geschut vreugdeschoten. De vorsten en grooten beijverden zich als om strijd om den keizer geluk te wenschen; de stad Parijs schonk den nieuwgeboren een kunstig bewerkte zilveren wieg; de voorname Franschen huldigden den koning van Rome zoo onderdanig alsof zij Oosterlingen waren. Door dit huwelijk gat Napoleon den laatsten slag aan de democratie , welke toch zijn oorsprong was. Met de verhevene dochter des keizers, gevoelde hij zich zeiven eerst recht keizer, en met haar traden ook de vormen en gebruiken der oudheid het paleis weer binnen; de oude en .jonge adel verschenen in vollen luister. Bij Napoleon ontmoeten wij dezelfde tegenspraak als immer was tusschen zijn spreken en handelen; hij beroemde zich de omwenteling bedwongen te hebben , en vorderde bij elke
497
gelegenheid de volken op tot opstand tegen hunne wettige vorsten; hij wierp trooueu omver en bouwde andere; hij wilde de hoogste keizerlijke eer bewyzen en maakte koningeu, die niets bij hem beteekenden, daardoor vernederde hij de monarchale waardigheid in de oogeu van het volk. Op St. Helena voorspelde hij nog, dat Europa cosakkisch zou worden en toch herstelde hij Polen niet eu gaf Zweden en Turkije aan Rusland prijs. Zijn lot en, dat der wereld, zou misschien geheel anders geweest zijn, als hij een zijner broeders koning van Polen gemaakt had. Het congres van Wee-nen verwijt hij, dat men met de volken als met kudden vee handelde; en wat deed hij anders ? Hij schreef het zich als verdienste toe den godsdienst in Frankrijk weer hersteld te hebben, en acht jaren na het concordaat ontnani hij den H. Vader zijne staten eu voerde hem in de gevangenis eu waar zouden wij eindigen ? toen achtte men op al die tegenstrijdigheden niet; hij werd vergood, hij was de held der helden, de gepersoonifieerde grootheid. Het volk eveuwel voorspelde reeds zijn spoedigen val; want bij de bruiloftsfeesten in Parijs geraakte eene feestzaal in brand eu verscheidene dames , onder dezen de edele vorstin von Schwar-zeuberg, verloren daarbij het leven; men herinnerde zich, dat bij het huwelijk van Maria Antoinette een dergelijk ongeluk had plaats gehad eu voorspelde nu ook dadelijk aan dit nieuwe huwelijk eeue ongelukkige toekomst.
DE RUSSISCHE OORLOG. DE VELDTOCHT VAN RUSLAND (1812).
Eu , ziet, hoe spoedig moest hij niet den grilligen omkeer van het geluk ondervinden of liever zoo ergens , dan kunnen wij hier zeggen: de mensch wikt, maar God beschikt en hoe verschrikkelijk zullen wij de woorden uit het Magnificat bewaarheid zien. Dispersit Superbos .... (Hij heeft de hoogmoedigeu verstrooid) Deposuit potentes de sede. (Hij heeft de machtigen van hunne zetels afgeworpen).
Spanje was nog altijd niet onderworpen; de Guerillas gaven het leger geen rust, de hertog van Wellington week niet voor de fransche maarschalken, maar veroverde zelfe
ALG. GESCH. 32
498
•eemge vestingen. Bij den spaanscli-engelschen oorlog, die in het uiterste westen de fransche legers bezig hield en uitputte . kwam in 1812 een oorlog met Rusland , dat half-aziatische keizerrijk. Alexander scheen na den vrede van Weenen het verbond met Frankrijk moede; de hoofdreden was waarschi)nli)k wel, dat hij niettegenstaande zijn uitgebreid rijk naast JJapoleon en Frankrijk eene onbeduidende rol speelde; dat Napoleon van af\' de Taag tot aan de Weichsei en van de straat van Messina tot aan de Sont willekeurig heerschte en hij, met al zijne aanwinst, slechts van de Zwarte-zee tot aan de Tornea, daarbij bleef het groothertogdom War-schau altyd als een pijl op hem gericht. Het continentale stelsel deed ook aan zijn handel een gevoelig nadeel, zoodat hij oogluikend reeds in- en uitvoer toeliet. Hunne steeds geveinsde vriendschap veranderde in bedekte vijandschap, toen Napoleon, in zijne ontembare trotschheid, den hertog van Oldenburg, Alexanders neef, hoewel hij tot het Rijnverbond behoorde, van zijn land beroofde. De taal der beide heerschcrs werd immer scherper tegen elkander; eindelijk verklaarde Rusland den invoer van coloniale waren op onzijdige schepen voor geoorloofd , maakte een nieuw toltarief, waarin het invoerrecht van onderscheidene fransche waren verhoogd werd. Van dit oogeublik af was als het ware de oorlog verklaard; beide mogendheden wapenden zich; de onderhandelingen duurden echter nog wel anderhalf jaar. in dien tijd rustten zij zich schrikbarend uit, en werden er alle listen en omkoopingen in het werk gesteld om elkanders plannen te kennen ; dit gelukte vooral aan Rusland, dat door zijn onderhandelaar Tscheritschew, die hooge ambtenaren wist om te koopen, waardoor de Russen bekend werden met het geheele plan van den veldtocht, en toen \'reeds werd er besloten: den Franschen flauwen weerstand te biedeu, hen midden in het ongebaande Rusland te lokken en alles op hunnen weg verwoest achter te laten. Rusland sloot verbonden met Zweden, aan hetwelk Noorwegen toegezegd werd, met Engeland en despaansche cortes. Napoleon riep al dc strijdkrachten van Frankrijk en zijne bondgenooten op. Zijne eigene legers, bestaande uit
499
Franschen, Italianeu , Hollauders, Duitscheu, ontvoerde Spanjaarden en Portugeeseu bedroegen meer dan 300 U00 man. Hierbij voegden de vorsten van het liijnverbond 100 000, Polen 60 000 , Zwitserland 12 000, Oostenrijk 30000 en Pruisen 20 000 man. De laatste twee hadden een afzonderlijk verdrag met Napoleon gesloten, bij hetwelk hun eene vergrooting van gebied op kosten van Rusland beloofd was. In het geheel trokken meer dan een half millioen uitgelezen krijgers met 1200 stukken geschut tegen Rusland op, onder de voortreffelijkste generaals en de beproefdste officieren. Verbazing vervulde ons telkens als wij van zulk een leger hoorden gewagen, maar, helaas! in onzen leeftijd hebben wij groo-tere legerscbareii op het ongelukkige oorlogsveld gezien. In Mei 1812 vertoefde Napoleon, vergezeld van zijne gemalin, tien dagen in Dresden en ontving hier den keizer van Oostenrijk en zijne gemalin, den koning van Pruisen en de vorsten van het Rijnverbond. Hier praalde hij voor het laatst in de volheid zijner keizerlijke majesteit, hier werd hij voor het laatst als afgod door de vorsten vereerd. Hier stond hij aan zijn Rubicon! Soms was hij somber alsof een donker voorgevoel hem voorspelde, dat hij aan het non plus ultra was; zeker is het, dat hij niet met zijne gewone gerustheid en zelfvertrouwen den strijd aanvaarde. Den 29 Mei 1812 verliet hij Dresden om den grootste zijner veldtochten te openen. Van den 22 tot den 25 Juni ging het hoofdleger 200 000 man sterk onder Napoleon op drie punten over deNiemen. Den linkervleugel, die het meest uit Pruisen bestond, ongeveer 40 000 man sterk voerde Macdonald over de rivier, zijn doel was Riga. Rechts van de hoofdmacht ging Hiero-nymus Bonaparte met 100 000 man bij Grodno over deNiemen; de uiterste rechtervleugel, 50 000 man, onder welke de meeste Oostenrijkers en Saksen waren, werd aangevoerd door Schwarzenberg en drong over den Bug bij Podolie. Napoleon moest al dadelijk ondervinden, dat hij met eene geheele andere wijze van oorlogvoeren te doen had; de Russen namelijk trokken voor hem terug. De bevolking week in de bosschen en namen vee en levensmiddelen met zich. De soldaten vonden slechts ellendige, half of geheel
500
■verlatene dorpen; een akelig voorgevoel bekroop reeds velen op de lange, eenzame marschen. De honger, de veelvoudige ontberingen, de kleine gevechten in de verspreidde bosschen tobden de soldaten af, terwijl ziekten onder hen velen wegmaaiden; de verlatene dorpen brandden zij neer, ver woestten de te velde staande vruchten, maar beroofden daardoor jfiist hunne nakomende kameraden van de weinige hulpmiddelen , welke het land hun uog aanbood, zoodat het fransche leger reeds aan den Düna een vierde zwakker was dan aan de Niemen. Het russische hoofdleger onder Barclay de Toll.y trok zich terug en verwoestte den voorraad, welken het niet mede kon nemen. Tot een hoofdslag kon Napoleon het niet krijgen, hoe ijlings hij ook voorwaarts trok; evenmin gelukte het hem, don rechtervleugel der Russen onder Bagration af te snijden. Van eene andere zijde mislukte het ook den Russen bij Mohüew (22 Juli) den rechter franschen vleugel en bij Polozk (17—18 Aug.) den linker terug te dringen, waardoor het hoofdleger onder Napoleon gescheiden zou zijn geworden. Zoo drong de keizer over Wilna en Witepsk tot aan Smolensk voort, terwijl de beide vleugels aan de Duna, den midden Dnieper en den Bug opereerden. Bij Smolensk betwistten Barclay en Bagration hem den overtocht over den Dnieper, het kwam dus hier tot een gevecht; de stad werd dapper verdedigd (17 Aug); des avonds schoten de Franschen haar in brand, waarop de Russen des nachts aftrokken; van beide zijden waren er groote verliezen geleden. Napoleon vervolgde hen over Walontina, Dorogobusch en Wiasma, welke plaatsen de Russen in brand gestoken hadden. Eindelijk hield het russische leger stand bij Borodino ; Barclay had het opperbevel aan Kutusow moeten overgeven en deze waagde den strijd tegen het aanrukkende, afgematte fransche leger. Den 6 en 7 Sept. werd een der moorddadigste gevechten geleverd. De Russen vochten heldenmoedig; de hoofdverschansingen werden bij herhaling door de Franschen genomen en verloren, de voortreffelijkheid van het fransche geschut deed eindelijk de overwinning voor Napoleon beslissen, die het met 40 000 lijken bedekte slagveld behield; maar de Russen in orde moest
501
lateu aftrekken. Zij wendden zich zuidwaarts naar Kaluga, Den 15 Sept. zagen eindelijk Napoleons uitgemergelde scharen het groote, door meer dan 300,000 bewoonde rijke Moscou, met zijne ontelbare trotsche kerken, paleizen en sedert eeuwen opgehoopte schatten. Zij trokken er in , maar in plaats van door eene deputatie der rijkste inwoners, zooals in Berlijn en Weenen ontvangen te worden, weerklonk de hoefslag der paarden in de breede, lange straten; geen inwoner liet zich zien, zij waren met hunne schatten gevlucht en de teruggeblevenen bleven in hunne woningen; en hoe blijde waren die afgematte, halfgekleede soldaten, dat zij eindelijk eene plaats van rust gevonden hadden!
Maar weldra verhief zich hier en daar in de wijd uitgestrekte stad een vuurzuil, weldra vertoonde de brand zich aan alle hoeken der veste, en nu, werd het Napoleon en den soldaten tot hunne ontzetting duidelijk, dat de Russen, om hun land te redden, hunne eeuwenoude, rijke hoofdstad in brand hadden gestoken! Zoo was het ook ; de stadhouder Rostopschin had voor den intocht der Franschen de brandspuiten en bluschmiddelen onbruikbaar gemaakt, in de openbare gebouwen licht ontvlambare stoffen opgehoopt en eenige honderden misdadigers uit de gevangenissen Jlosgelaten om aan alle hoeken den brand aan te steken ! Spoedigjwas de groote stad slechts eene vuurzee , welke alles verteerde. Vier vijfde der prachtige stad met hare onmetelijke schatten en voorraad lag weldra in de asch. Napoleon zelf, door de woedende vlammen in het Kremlin, het prachtige verblijf der Czaren, bedreigd, moest naar een naburig lustslot vluchten en gaf het nog overgeblevene der stad aan de plundering zijner soldaten over. Velen van hen, alsmede hunne officieren verrijkten zich voor een oogenblik met een kostbaren buit, welke zij later gaarne voor een gering deksel, eene beete broods of dronk waters hadden willen afstaan! Van uit de pninhoopen van Moscou onderhandelde Napoleon met keizer Alexander over den vrede, toch deze liet, om door tijdverlies de verwoesting zijner vijanden te voltooien, alles onbeantwoord, en verklaarde eindelijk van geen vrede te willen weten, zoolang zich nog een Franschman op russi-
502
schen bodem zou bevinden. De verbittering der Russen was door den brand van Moscou ten top gestegen; want slechts weinigen wisten, dat hij op bevel van Rostopschin aangestoken was. Het leger en het gewone volk geloofden, dat de Fransehen de heilige stad der Russen aan de vlammen hadden priisgegeven. —
TERUGTOCHT DER FRANSCHEN UIT RUSLAND.
De veldtocht, voor \'s menschen oog zeker, was mislukt! Moscou bood geen steunpunt voor verdere ondernemingen, geen rustplaats voor winterkwartier aan. Napoleon moest tot den terugtocht besluiten. Den 19 October begon de beweging, tot afscheid liet men den 23en het Kremlin nog in de lucht springen. Het groote leger trok van Moscou, om de stelling van Kutosow te vermijden, dwars door het land over Malo-Jaroslawez naar Borodino, om van daar zijn vorigen weg weder te volgen. Den 24 Oct. kwam het bij Malo-Jaroslawez tot een gevecht, waarin de Russen werden teruggeslagen. Het leger vervolgde toen zijn weg, en hadden zij reeds gebrek geleden bij hun voorwaartschen tocht, nu waren er nog minder levensmiddelen te krijgen; de schrikkelijkste nood begon eerst! Tot overmaat van ongeluk brak de russische winter met zijne volle gestrengheid reeds den G Nov. uit, nijpende vorst verstijfde den adem, en dichte sneeuwbuien verengden den blik !
Eerst bezweken duizenden half uitgehongerde paarden, spoedig ook de soldaten. Onafzienbare sneeuwwoestijnen doortrokken zij, bijna zonder eenig ander voedsel dan paardenvleesch, zonder warmei-e kleeding; velen zonder schoenen, vervolgd door de grimmige Russen , die, van alles voorzien en gewend aan hun ijsklimaat, beter den winter konden trotseeren. Zóó moest dat groote, dappere leger te gronde gaan !
De lijken hoopten zich van beide zijden van den weg op; van de levenden zorgden ieder slechts voor zich; de banden der militaire tucht en der kameraadschap losten zich op.
003
Aan de Beresina werd liet ongelukkige leger door de Russen bijna ingesloten ; want na den vrede van Bukarest was liet russisclie leger onder Tschitchagow van de turksche grenzen opwaarts getrokken en aan den tegenovergestelJen oever van de Beresina gekomen. Napoleon had echter ouder Oudinot en Victor eene nieuwe legerafdeeling uit Polen laten aanrukken en dit maakte het hem mogelijk zich er door heen te slaan. De dagen der Beresina, 20^tot 20 Nov. waren ontzettend! Een sterkere naar wraak dorstende vijand voor en achter zich, daar tusschen een diepen vloed met moerassigen oever en slechts twee bruggen tot overgang! en toch baande Napoleon zich met 18 000 strijdvaardige soldaten een weg door de Russen, maar met zeer groot verlies. En toen de weg geopend was, ontstond onder de achterblijvende, grootendeels weerlooze massa\'s een verschrikkelijk gedrang; ieder wilde vooruit, velen werden in het water gedrongen, anderen omvergeworpen en door de hoeven der paarden , en de voeten hunner ka-nieraden verpletterd en in deze diciit opeengehoopte kluwen van ongelukkigen vielen de kogels der vervolgende Russen. Duizenden kwamen daar om of dreven op de ijs-schotsen der Beresina weg. Van daar ging de vlucht al verder en verder; ook in Wilna, geen rust, geen verkwikking. Den 10 Dec. braken zij van Wilna op met achterlating van 20 000 zieken en gewonden. Zij moesten, om de nazettende kozakken te ontkomen, al hun bagaadje en geschut laten staan en de krijgskas, welke tusschen de 7 en 8 millioen bevatte, gedeeltelijk op den weg uitstrooien om de kozakken met het opzoeken zich te laten ophouden, ten einde tijd te winnen om vooruit te komen. Eerst aan gene zijde der grenzen kreeg het ellendige overschot 50 000 der 500 000 eenige rust; de overigen lagen in Rusland ten prooi dei-wolven en der gieren. Wij mogen het ter gedachtenis dei-dapperen niet verzwijgen, dat zij tot in den laatsten tijd een heldenmoed en standvastigheid aan den dag legden welke eene betere zaak en een beter lot waardig waren. Napoleon zelf, die door niets onthutst werd, had na den ongelukkigen overtocht der Beresina bij Smorgony het
504
leger verlaten (6 Dec.) en was in eene slede over Wilna, Warschau en Dresden naar Parijs geeild, vergezeld van Conlaincourt, Duroc en Monton, alwaar hij den 19 Dec. aankwam; twee dagen te voren had hij in zijn 29ste bulletin het lot van het groote leger bekend gemaakt. Dit klonk klagend door Europa; de volken beweenden hunne omgekomen zonen en vele nadenkenden zeiden; »het Godsgericht is over den geweldige der aarde uitgegaan.\'1 _
AFVAL VAN PR\'JISEN.
Kutosow maakte halt bij Wilna, Tschitschagow aan den Niemen; maar Wittgenstein zette de vervolging op Macdo-nald voort. Het verlies van zijn leger en al zijne ongelukken waren voor .Napoleon minder dan de moreele en staatkundige gevolgen. De oogenblikkelijke verzwakking van den tyran boezemde de onderdrukte staten moed in en deed bij hen de hoop tot zelfbevrijding ontstaan. Hiervan gaf het diep vernederde Pruisen het eerste, roemrijke voorbeeld. In stilte, gedwongen en met den wrok in | het hart, moesten de vaderlandsmannen de vernedering van hun vaderland verdragen; in stilte betreurden zij hunne vorige fouten, maar ook in stilte waren zij op middelen bedacht om in het uur van wraak gereed te zijn. Het vuur smeulde en wachte op lucht om eene vlam te worden. Generaal York, de aanvoerder van het pruisische leger, hetwelk onder Macdonald dapper voor Riga gevochten had, sloot bij den terugtocht den 30 Dec. bij Tonroggen met den aan-rukkendenrussischen generaal Diebitsch een verdrag, waarbij hij zich met zijn leger uit den strijd onttrok en Macdonald aan zyn lot overliet; bovendien werd er in de door de Russen bezette provincie Pruisen een bestuur in den naam des konings van Pruisen aangesteld, aan welks hoofd de vrijheer von Stein, Schön e. a. stonden. Zij riepen te Koningsbergen een pruisischen landdag bijeen, welke aan Clausewitz, Dohna de volmacht gaven een landweer van 30 000 man op te roepen, welke het staande leger als re-
505
serve dienen moest. De koning keurde openlijk op de hardste •wijze de handeling van York af en verwees hem zelfs naar een krijgsraad, ook de prnisische staatskanselier Hardenberg nam dezelfde houding nog tegenover de Franschen aan, hoewel hij van alles ingelicht was en wel wist, dat de daad van York de geheele natie en ook den koning wel zoude medeslepen , hetwelk ook gebeurde. De koning verliet al spoedig (22 Jan. 1813) het door de Franschen bezette Berlijn om zich vrijer in Breslau te bewegen en reeds den 3 Febr. weerklonk zijn roep sAan mijn volkquot;, welke alle weerbare mannen van af 17 jaren te wapen riep. En dadelijk stond geheel Pruisen ten strijd op tegen den onderdrukker van alle volken. Het trad wel uitgerust in den strijd; de dagen van nood en smaad had het volk gezuiverd; geloof en vertrouwen op God waren teruggekeerd en één was het gevoel bij allen. Dichters en redenaars herinnerden in zang en taal aan den ouden heldenmoed, aan de dagen van Frederik den groote. Het leger bestond uit mannen van allen rang en stand, wie de wapenen niet dragen kou, gaf geld tot uitrusting; de vrouwen zelfs werkten om de geestdrift op te wekken en zorgden voor de be-noodigdheden ten dienste der gekwetsten. Scharnhorst was de man, die met Gneisenau en Grolmann Pruisens nieuwe weerbaarheid had geschapen, welke zooveel wonderen gedaan heeft en nog Joet. Niet minder waren de doeltreffende maatregelen van Stein en Hardenberg in het burgerlijke; zy stelden Pruisen later in staat eene eervolle plaats onder de groote mogendheden in te nemen. Den 28 Febr. werd het verbond tusschen Rusland en Pruisen gesloten. Den 25 JSIaart weerklonk de proclamatie van Kalish, daarin riepen de keizer aller Kussen en de koning van Pruisen de duit-sche vorsten en volken op om zich bij hen te scharen, ten einde het fransche juk af te schudden. Dat deze roep weerklank vond, bewees zich later; voor het oogenblik bleven Rusland en Pruisen alleen. Nog had Napoleon alle vestingen van den Wesel tot Dantzig en Thorn in bezit. De bezettingen alleen bedroegen meer dan 100 000 man, daarbij voegde hij 300 000 Franschen en het Rijnverbond leverde hem nogmaals zijne legers.
506
VELDSLAGEN BIJ LÜTZEN EN BAUTZEN (2 MEI; 19—21 MEI 1813).
De Pranschen waren na Pruisens oorlogsverklaring spoedig , maar niet zonder zware verliezen van de poolsche grenzen tot aan de Elbe en Saaie teruggeweken. De Russen en Pruisen waren Saksen binnengedrongen , waar reeds zoo menigen bloedstroom gevloeid had, ook thans donderde hier het geschut van den bevrijdingsoorlog. Den 2 Mei werd bij Lützen bloedig gestreden; hier viel de edele Scharnhorst. Napoleon behield door zijne overmacht het slagveld; maar het was geen overwinning zooals vroeger. Met ontzache-lijke opofferingen werd zij gekocht en dwong de verbondenen slechts tot den terugtocht, en toen de fransche voorhoede hen levendig wilde nazetten, werden zij den 5en bloedig teruggewezen. De verbondenen trokken over Dresden af en namen bij Bautzen eene vaste stelling in. Hier werd drie dagen lang van den 10—21 Mei even als bij Lützen gevochten en voor het russisch-pruisische leger met een zelfden onge-lukkigen uitslag. Aan Napoleons zijde violen de generaals Duroc en Kirchener. Den terugtocht des vijands wilde hij door den generaal Maison verhinderen; maar deze viel bij Hanau in eene krijgslist en bijna zijn geheel leger werd vernietigd (20 Mei). De bondgenooten trokken door Silezië tot Schweidnitz terug, waar zij, tegen het gebergte en de Oos-tenrijksche grenzen geleund, eene vaste stelling innamen. Beide partijen waren vermoeid en sloten den wapenstilstand van Pleischwitz, welke van 4 Juni tot 20 Juli zou duren. Beiden wilden zich gedurende dien tijd versterken en Oostenrijk tot bondgenoot winnen. Dit rijk rustte zich met kracht uit en toonde, dat zijne strijdkrachten onuitputtelijk waren ; waar het zijn gewicht in de schaal zou werpen , daar moest oogen-schijnlijk de overwinning vallen, dat voelde geheel Europa. Oneindig waren de onderhandelingen en belofte van beide partijen. Op het vredescongres van Praag werden van Napoleons zijde alle kunsten in het werk gesteld. Hij beloofde zelfs Silezië aan zijn schoonvader; maar keizer Frans wilde wel een duurzamen vrede vermiddelen; maar niet de overmacht van
507
Frankrijk steunen, en toen Napoleon verklaarde, dat hij geen dorp van zijne geroofde landen wilde inruimen en dus daardoor bewees, dat hij geen duurzamen vrede wilde, werden alle onderhandelingen afgebroken. Den 12 Aug. verklaarde Oostenrijk hem den oorlog ; te gelijk kwam uit Spanje goede tijding ; daar had Wellington groote vorderingen gemaakt, en bij Talevera en Salamanca overwonnen, Madrid bevrijd en den 21 Juni 1813 koning Jozef bij Victoria geslagen. Napoleon zond den maarschalk Soult met 30000 man daarheen om de Spanjaarden en Engelschen tot staan te brengen.
DE GROOTE OF HEILIGE OORLOG.
VELDSLAGEN : BIJ GROSSBEEREN 23 Aug. KATZBACII OF WAHLSTADT 26 Aug. DRESDEN 2G EN 27 Aug. KULM 30 Aug. DENNEWITZ 6 Sept.
AAN DE GOURDE 1G Sept. WARTENDURG 3 Oct. DE GliOOTE VOLKENSLAG BIJ LEIPZIG (16—19 Oct.) HANAU 30 EN 31 Oct.
Napoleon had gedurende den wapenstilstand zich groote opofferingen moeten getroosten om vooral Oostenrijk op zijne zijde te krijgen; maar hij had alleen ooren voor zijne onmatige heerschzucht; deze verblinde hem zoozeer, dat hij niet wilde zien, ofschoon hij er dagelijks bewijzen van kreeg, dat zijne tyranie met den grootsten onwil verdragen werd, en van verschillende zijden tegen hem samengespannen werd ; hij moest steeds tot de hardste maatregelen zijne toevlucht nemen om den geest van weerstand te onderdrukken ; zelfs in Parijs , hoewel dan ook van weinig beteekenis , had een opstand onder Malet plaats. Ook op de trouw zijner gemaakte koningen kon hij zich niet geheel verlaten, zijn zwager Murat onderhandelde zelfs met Oostenrijk en Engeland ten einde zich van zijn koninkrijk te verzekeren.
Den 10 Aug. werd de wapenstilstand verbroken. Van at de Oostzee tot aan Italië stonden bij de 800 000 man der verbondenen tegen 500 000 Franschen. Europa wachtte in bange verwachting den uitslag af; er volgde eene rij van
508
weergalooze veldslagen. Het was de groote vrijheidsoorlog van vaderlandszonen tegen den vreemden dwingeland. De God der heirscharen zou beslissen! Napoleon stond in Saksen ; het middelpunt zijner stelling was Dresden. Van daar dacht hij zich op Berlijn, Breslau en Praag te storten, zoodra zijne tegenstanders hem ruimte zouden geven, waarop hij zeker rekende. Deze hoop was niet zonder grond; hij wist, dat het aan vorst Schwarzenberg, wien het opperbevel over het groote leger was toevertrouwd geworden, zeer moeielijk was overeenstemming te brengen in de operaties der russische, pruisische en oostenrijksche generaals. Napoleon rekende evenals vroeger op hun ouderlingen naijver. Het groote leger der verbondenen stond in Bohe-me onder het onmiddellijk bevel van vorst Schwarzenberg, een ander leger in Silezië onder Blücher; een derde, het Noorderleger ouder den kroonprins van Zweden, Berna-dotte, dekte Berlijn en een kleiner ouder Wallwoden hield den maarschalk Davoust in het oog, die van uit Hamburg zich in beweging stelde. Napoleon zond al dadelijk den maarschalk Oudinot tegen Berlijn; deze werd echter door de Pruisen onder Bülow den 23 Aug. bij Grossbeereu geheel verslagen; de kroonprins van Zweden kwam eerst aan toen het gevecht reeds bijna beslist was. De pruisische landweer, waarmede Napoleon den spot gedreven had, wreekte zich daar dapper met kolf en bajonnet. Napoleon zelf trok nu tegen Blücher op om hem met overmacht aan te vallen; maar deze week terug; daarop trok Schwarzenberg met zijne hoofdmacht door het gebergte naar Dresden. Snel ijlde Napoleon, in weerwil van den regen, welke de wegen bijna onbegaanbaar maakte, naar Dresden en kwam daaraan , voor dat de stad in de handen der verbondenen was. Er volgde den 26 en 27 een slag, waarbij het geluk hem nog eens toelachte, hij sloeg het vijandelijk leger in het gebergte terug. Maar gelijktijdig deu 26, trof het leger, dat hij onder Macdonald tegen Blücher gezonden had, deu vernietigingsslag. Macdonald was den wijkenden Blücher over de rivieren Bober en Neisse gevolgd en werd eindelijk woedend aangevallen. De geweren gingen door den
509
regen uiet geregeld af; maar des te krachtiger werkten de bajonetten en kolven. De Pruisen sloegen en staken neder, wat niet wijken wilde, en stortte vele duizenden in den vloed. Macdonald verloor in den slag (aan de Katzbach of bij Wahlstadt) bijna zijn geheele leger. 18000 gevangenen, 103 kanonnen en twee adelaars waren de teekenen van hunne overwinning. Een gelijk onheil trof den generaal Vandamne, die met omtrent 20 000 man in het Ertsgebergte voortgedrongen was en voor het groote leger, dat bij Dresden zoo ongelukkig gestreden had, hoogst gevaarlijk werd. Eerst werd Vandamne een geheelen dag bij Kulm opgehouden door 8 000 russische garden onder Ostermann , welke zich wel lieten dooden, maar niet weken, — er kwam hulp; Vandamne wilde over de Nollendorfer hoogte terugtrekken, toen de Pruisen onder Kleist aankwamen en de Franschen verwoed aanvielen. Eene fransche ruiterbende sloeg zich wel door de Pruisen heen; maar het hielp niet, de hoofdmacht werd geslagen en Vandamne zeiven krijgsgevangen gemaakt (30 Aug.) Den 6 Sept. werden de Franschen door het vereenigde leger bij Dennewitz geslagen en den 16 de achterhoede van van Davoust aan de Göhrde op de vlucht gejaagd; ook Bertrant leed by Wartenbnrg (31 Oct.) dooide Pruisen den nederlaag. Bijna al de voorname generaals van Napoleon hadden in dezen oorlog ongelukkig gevochten. Hij, alleen stond nog onoverwonnen, en beproefde alles om volgens zijne gewoonte door eene onverwachte wending een zijner tegenstanders te overvallen, toen Beije-ren hem den 8 Oct. ook den oorlog verklaarde en de legers der bondgenooten hem trachtten om te trekken, ten einde hem af te snijden; toen zag hij zich genoodzaakt den hoofdslag te wagen. Hij koos daartoe de groote vlakte bij Leipzig. Deu 16 Oct. begon de volkenslag. Napoleon , hoewel dan ook zonder gelukkig gevolg , toonde, dat hij meester in de krijgskunde was. Hij zelf leidde een geduchten aanval tegen Wachau op het centrum van het verbonden leger, bevocht werkelijk eenig voordeel; maar hij kon noch door zijn kanonnen, noch door zijne ruiterij de vijandelijke linie doorbreken. Daarentegen sloeg Blücher den maarschalk Mar-
510
uiont iii een moorddadig gevecht bij Mökern eu drong hein tot Leipzig terug. Den 17 rustte men , alleen bij Lindeau werd gevochten. Napoleon gebruikte dezen dag niet om terug te trekken, ofschoon hij het den 1Ü beproefd had, nog rekende hij op een voor hem gelukkig oogenblik. Hij kon echter naar alle berekening op geen overwinning meer rekenen , want met zijne nog 150 000 strijders stond hij over een dubbeld aantal verbitterde vijanden. Ook beproefde hij nogmaals door onderhandelingen te verkrijgen, wat het geweld hem begon te weigeren. Door den gevangen generaal Meerfeldt liet hij zijn schoonvader, keizer Frans, de voor-deeligste aanbiedingen doen om hem tot een wapenstilstand of tot het verlaten van het verbond over te halen, maar te vergeefs. Frans liet zich niet in den strik vangen. Den 18 begon de strgd in al zijne verschrikkelijkheden; 1500 vuurmonden donderden tegen malkander , men kon geen afzonderlijk schot meer onderscheiden, het was een voortdurend bulderen, dat de aarde deed beven en duizenden levens verpletterde. In weerwil van al Napoleons krijgskunde, in weerwil van de grootste dapperheid der Franschen, mislukten alle aanvallen, verloren zij al hunne stellingen op Propstheida na; daarbij verlieten in het heetst van het gevecht 12 000 Saksers en twee regementen wurtembergsche ruiters de fransche gelederen en liepen naar de verbondenen over. Des nachts beval Napoleon een algemeenen terugtocht over Leipzig; de Pruisen volgden hem op den voet. In deze stad sloten zich de badensche troepen bij hen aan, ook wilde daar de koning van Saksen zich bij den bond aansluiten, maar hij werd afgewezen en als gevangene naar Berlijn gezonden. Kennelijk werd de keizer door de onzichtbare hand Gods verlaten! Men had zelfs verzuimd bruggen over de Elster te slaan; eene enkele was slechts beschikbaar voor het leger met zijn geheelen tros; Ponia-towsky en Macdonald kregen bevel met een legerafdeeling U9 Oct.) de aanrukkende Pruisen op te houden, totdat de keizer met de hoofdmacht over de brug zoude zijn, weinige van die afdeeling ontkwamen er. Macdonald redde zich door de rivier over te zwemmen, Poniatowsky, dien Napo-
511
leon nog op het slagveld tot maarschalk had benoemd, zonk met zijn paard in de diepte. In verwarde vlucht zetten Je Fran-schen hun terugtocht over Erfurt voort, bij Freiburg werden zij nog duchtig aangevallen door de Pruisen. Zij ijlden naar den Kijn, bij Hanau wilde de generaal hen met GO 000 man den weg versperren, doch Napoleon sloeg er zich (30 en 31 Oct.) met groot verlies door en voerde het overblijfsel van zijn leger, nauwelijks 70 000 man sterk, bij Mainz over den Kijn. Wij behoeven niet te twijfelen, dat de overwinningen der bondgenooten met ijswekkende verliezen zijn gekocht geworden. De generaal Biilow drong in de laatste maanden des jaars ook Holland binnen en hielp daar de Fran-schen met geringe moeite verjagen ; ook de Hollanders waren hen niet minder zat dan de andore overweldigde naties. Gelijktijdig had de onderkoning van Italië Eugenius, de illy-rische provincies moeten ruimen en werd door de Oostenrijkers onder Bellegarde tot aan den Mincio teruggedrongen. Murat had zich na den slag van Leipzig naar Napels begeven en in Januari 1814 sloot hij zich bij de alliantie tegen Napoleon aan, zoodat Eugenius Opper-ltalië moest ruimen.
Hüï LEGER DEK LiON\'DGENGOTEN IN FRANKRIJK. IN PARIJS 30 Maait.
EERSTE VREDE VAX PARIJS, NAPOLEON DOET AFSTAND EN GAAT NAAR ELDA. KONING LODEWIJK XVIIl.
Na den slag bij Leipzig verloor Napoleon al de leden van het Kynverbond en geheel Europa wapende zich om den vijand in zijn eigen land den doodsteek te geveu. Van Holland tot Bazel trokken heerzuilen in de eerste dagen van 1814 den Kijn over en rukten naar den franschen bodem. Ook bet engelsch-spaansche leger onder Wellington drong over de Pyreneën Frankrijk binnen , ofschoon Napoleon door de vrijlating van Ferdinand gehoopt had met Spanje vrede te sluiten. Trotsch sprak hij nog : »Een jaar geleden trok geheel Europa met ons uit, thans trekt het tegen ons • binnen drie maanden zal ik een eervollen vrede bevochten hebben of ondergaan!quot;
512
Reeds diep in Frankrijk leverde Blücher den slag bij Brienne (1 Febr.), welke .Napoleon deed terugtrekken. Nu verdeelde zich het verbondene leger, waarop de fransche keizer zich op de afzonderlijke afdeelingen wierp en ze na elkander bij Montmirail, Craonne, Rhijms en Montereau (10—18 Febr.) sloeg; zijne soldaten vochten met den ouden leeuwenmoed. Eenige weken moesten de bondgenooten terugtrekken om zich meer geregeld te kunnen vereenigen en toen volgde er een bloedig , maar onbeslist gevecht bij Bar-sur-Aube. Blücher echter sloeg den 9 Maart den maarschalk Marmont bij Laon en wierp den 10 den herbij suellenden Napoleon terug. Na den onbeslisten strijd bij Arcis-sur-Aube (20 Maart) omtrok Napoleon de vijandelijke linie en wilde, ondersteund door de bevolking, in Lotharingen, Bourgondie en den El-zas den vijand in den rug vallen ; hij bedroog zich echter, de verbondenen rukten in allen spoed op Parijs aan, om aldaar een einde aan den oorlog te maken. — Binnen Parijs was alles tegen Napoleon samengespannen, zelfs zij, die hij groot gemaakt had, vielen hem af. Eene machtige partij werkte voor de Bourbons , het volk was het oorlogvoeren moede; kortom bijna allen waren vervuld met haat tegen het juk van den dwingeland en zijne regeering en dat niet alleen in Parijs maar bijna door geheel Frankrijk. Zijne grootste verraders vond hij in den senaat, onder zijne maarschalken en bijzonder in Talleyrand , die de spil van het rad was. Den 25 Maart werden Marmont en Mortier bij La Fere Cham-penoise geslagen en den 30 was Parijs de prijs van een bloe-digen strijd. De Franscheu verdedigden de toegangen hunner hoofdstad met dapperheid ; voor de overmacht echter moesten zij wijken en toen Montmartre bestormd was, gaf de hoofdstad zich bij capitulatie den 3Maart over. De vorsten en veld-heeren aan het hoofd van 200 000 man trokken Parijs binnen. Zij werden niet ontvangen als vijanden, maar als redders en herstellers der vrijheid; en zoodanig was alles reeds bewerkt, dat de senaat en de andere dignitarissen hun keizer, wien zij in alles kruipende geholpen hadden, den 2 April vervallen van den troon verklaarden, en luid met het wufte volk den graaf van Provence , broeder van Lodewijk XVI, als
513
koning van Frankrijk onder den titel van Lodewijk XV111 uitriepen en inhaalden. Napoleon, op het hooren van wat er in Parijs geschiedde, had zich met zijn leger 60 000 man sterk naar Fontainebleau begeven; het brandde nog van begeerte om zich met hem naar Parijs te begeven, maar hier vielen hem ook zijne vertrouwdste maarschalken als: Ney, Macdo-nald , Oudinot en anderen af, zoodat hem niets anders overbleef dan te Fontainebleau afstand van den troon te doen (11 April). Den 30 Mei werd de vrede gesloten. De verbondenen waren jegens Frankrijk meer dan genadig; het werd tot zijne grenzen van 1792 teruggebracht en behoefde geen oorlogsschatting te betalen. Napoleon kreeg als sou-vereine vorst, met behoud van den titel van keizer, het eiland Elba en een jaarlijksch inkomen van 2 millioen fr. Zijne bloedverwanten behielden den titel van prinsen en prinsessen. Ook mochten hem 400 man zijner garde als vrijwilligers volgen. Den 20 April verliet hij Fontainebleau, vergezeld van de generaals Bertrand, Drouot, Cambronne en eenige andere getrouwe dienaars. Op zijne treurige reis ondervond hij zoo klaar, dat geweld geen liefde voortbrengt; hij moest zich zelfs verbergen om door het volk niet be-leedigd te worden. Den 3 Mei, denzeifden dag, dat Lodewijk XVlIl onder het gejuich der menigte zijne intrede als koning van Frankrijk te Parijs hield, kwam Napoleon stil in Porto-Ferrajo aan. Zijne levenswijze op Elba was als in de Tuileriën: werken, rusten en uitspannen hadden hun bepaalden tgd. Zijne nieuwe onderdanen waren opgetogen met hem; hij begon verscheidene verbeteringen en verfraaiingen aan te leggen. Porto-Ferrajo werd de verzamelplaats van voorname reizigers om Je gevallen grootheid te zien en hij zelf nam de houding aan van den vermoeide, die zich tevreden in de rust gevoelt; maar achter die schijnbare onverschilligheid , loerde met arendsblikken de alles bespiedende vorst van Elba.
33
AI.G. GESCH.
514
HET CONGRES VAN WEENEN\'. NAPOLEON\' VERLAAT ELBA EN HEERSCHT 100 DAGEN\'.
Volgens den parijzer vrede van 30 Mei 1814, zouden de mogendheden te Weenen bijeenkomeu om den nu verwarden toestand van Europa op nieuw te regelen. Hier kwamen met Alexander 1, Frans I en Frederik Willem 111, de afgezanten der andere mogendheden, behalve een aantal andere vorsten, ministers, diplomaten, voorname heeren en dames bijeen. Het hof van Weenen had de ontvangst dezer hooge vergadering op zich genomen, hetwelk, zegt men, meer dan 40 millioen fr. zal gekost hebben. De feesten waren luisterrijkst, zij volgden elkander dag en nacht op, dan bij dezen dan bij genen; en zóó werd er over het lot van millioenen menschen beslist. Alle kuiperijen werden er in het werk gesteld om voordeden te behalen. De grootste verdeeldheid ontstond voornamelijk onder de mogendheden, door den eisch van Rusland en Pruisen; het eerste verlangde geheel Polen, het andere gansch Saksen ; hierin waren zij dus nietrechtvaardiger dan Napoleon, lleeds dreigde de oneenigheid in een nieuwen oorlog tegen Ruslanden Pruisen uit te breken, toen op eenmaal de mare in Weenen klonk: «Napoleon heeft Elba verlaten!quot; Deze wist door zijne geheime agenten alles, wat er te Weenen in het congres omging, ook het geheime voorstel, men zegt door Talleyrand gedaan, om hem op Elba te overvallen en naar St. Helena te vervoeren. Vooral lachten hem de ontevredenheid der fransche natie en bijzonder der Parrjzenaars en het leger toe. Immers met de Bourbons en de teruggekeerde emigranten waren ook al de oude gebreken weder teruggekeerd. Napoleon zeide van hen: »zij hebben niets geleerd en niets vergeten.quot; Het leger, door de teruggekeerde krijgs-geTangenen en de soldaten der bezettingen uit de vele buitenlandsche vestingen zeer talrijk geworden, gloeide nog van geestdrift bij de gedachte aan de dagen van roem onder hun heldhaftigen keizer; op deze oude soldaten vooral rekende Napoleon; hij wist, dat de driekleurige vaan voor hen aantrekkelijk en zijne woorden tooverklanken zouden zijn.
515
Den 26 Febr. 1815, bij afwezigheid van den engelschen commandant Campbell, die het eiland moest bewaken, scheepte hij zich met 900 man zijner garde des avonds ten 7 ure in en den 1 Maart stapte hij bij Cannes aan land. Waar hij kwam, werd bij met jubel ontvangen of vond geen ernstigen tegenstand. De vesting Grenoble opende hem de generaal Labedoyère (7 Maart) en bij Melun ging de maarschalk JSey met zijn geheele leger tot hem over (17 Maart), ofschoon deze beloofd had den\'overweldiger geboeid aan Lodewijk XVIII over te leveren. Lodewijk moest vluchten (19 Maart), het volk en het leger wendden zich van hem af. Napoleon plaatste zijn adelaar weder in Parijs en de geheele stad juichte hem toe. Het congres van Weenen had hem den 13 Maart als verstoorder van den wereldvrede in den ban verklaard en geheel Europa te wapen geroepen.
SLA.G VAN WATERLOO.
Met verwonderlijke snelheid wist hij door geheel Frankrijk het keizerrijk te herstellen. Hij gaf eene gewijzigde staatsregeling en benoemde zijne ministers, onder dezen ook Fouché en Carnot, twee mannen uit de velen, welke hij niet meer vertrouwen kon.
Voor het laatst verscheen Napoleon in zijne volle pracht en omstuwd van allen luister bij de inwijding van zijn tweede keizerschap den 1 Juni 1815 op het Meiveld te Parijs. Te vergeefs bood hg den mogendheden den vrede aan en verzekerde hij, dat hij als een rustig vorst voor het welzijn der wereld en het geluk der Franschen wilde regeeren. Te vergeefs , zij verklaarden hem buiten alle rechten en wetten der wereld, en rukten reeds met een leger van 1 millioen soldaten op Frankrijk aan. Napoleon echter opende den oorlog reeds voor dat zijne vijanden den tijd hadden hunne strijdkrachten te vereenigen. Met omstreeks 250 000 slagvaardige krijgers trok hij over de Sambre in België. In dat land stonden twee legers ouder Blücher en Wellington, sterk bij de 220 000 man. Napoleon overviel hen,
516
vrat bijna onmogelijk had geschenen , voordat deze beide veldheeren zich konden vereenigen. Bij Ligny en Fleurus, greep hy den ouden Blücher aan en sloeg hem in een moorddadig gevecht (1G Juni). Hier werd Blücher bijna zelf gevangen genomen, zijn paard was onder hem doodgeschoten en hij lag er onder , toen de fransche ruiterij voorbij hem heen snelde. Blücher steunde op de hulp van Wellington , maar deze had zich noodeloos een nacht op een feest te Brussel opgehouden. Denzelfden dag vocht Ney, die den linkervleugel van Napoleons leger aanvoerde, tegen Wellington bij Quatre-bras , niet ver van Brussel, hij kou hem echter niet uit zijne stelling verdrijven ; van beide zijden werd dapper gestreden. Bij het leger van Wellington onderscheidden zich ook bijzonder de Hollanders onder den prins van Oranje, oudsten zoon van den toenmaligen koning der Nederlanden Willem I; ook sneuvelde hier de hertog van Brunswijk aan het hoofd zijner zwarte huzaren. Wellington , na al zijne strijdkrachten verzameld te hebben, nam intusschen (17 Juni) eene sterke stelling bij Waterloo in.
Napoleon geloovende, dat de Pruisen ontmoedigd en in vollen aftocht waren , zond hen Grouchy met 36 000 man na om hen te vervolgen; maar Blücher en zijne soldaten hadden den moed niet verloren. Toen Wellington hem liet vragen om eene divisie, antwoordde de krijgsman, sik kom zelf met mijn geheele leger.quot; Bij Wavre stelde hij een le-gerafdeeling onder Thielemann tegen Grouchy, alwaar den 18 Juni een hardnekkig gevecht ontstond, zoodat de laatste meende, dat hg de gansche pruisische macht voor zich had en er niet aan dacht ijlings naar Waterloo te trekken, waar denzelfden dag de beslissende slag begonnen was tusschen Napoleon en Wellington. Reeds wijkt het leger der bond-genooten ; de Franschen juichen al in de overwinning, toen Blücher en Bülow te goeder uur aankwamen en aan den vreese-lijken dag eeue andere wending gaven. Tc vergeefs putten de Franschen al hunne dapperheiden Napoleon al zyn krijgs-mans genie uit; de Pruisen dringen altyd vooruit, ook Wellington herstelt zijne slagorde en schrikkelijker wordt de strijd. Voor Napoleon daagt geen versterking op ; noch
517
Ne)\', noch Grouchy nadert in tijds. Napoleon brengt zijne uitgelezen garde in het vuur, en deze »qui meurt, mais ne se rend pas,quot; wordt bijna tot den laatsten man neergeveld. Gaarne ware Napoleon in zyu laatsten slag met zgne dapperen gesneuveld; maar de maarschalk Soult riep hem toe: Sire, men zal u niet dooden, maar gevangen nemen ; de algemeene vlucht, welke nu volgde , sleepte ook hem mede. Dit is de zoo beroemde slag van Waterloo, het bloed van meer dan 100 000 strijders drenkte den grond. Napoleons val was voltooid. De palm der overwinning komt den Duitschers toe, het grootste gedeelte van Wellingtons leger bestond uit Hanoveranen, Nassauers, Brunswijkers en Hollanders. Napoleon was niet gelukkig en miste nogmaals zijne gewone voortvarendheid. Het verraad vervolgde hem tot in zijn leger; bij het begin van den strijd 1G Juni liep de generaal Bourmond met andere hoofdofficieren tot den vijand over. Den 17 Juni, toen Wellington alleen stonden Blücher zich met hem niet kon vereenigen, en het dus gemakkelijk zou geweest zijn hem te verslaan , staat de keizer stil, den volgenden dag tegen den middag, nadat hij uren onrustig rondgeloopen had, aanvaardt hij den strijd eerst. Nogmaals herhalen wij: de mensch wikt, maar God beschikt.
De Pruisen vervolgden den vijand op de hielen; zij gunden hem geen rust. Napoleon kon geen orde meer herstellen ; de Pruisen kwamen voor Parijs aan, eer Grouchy, die altijd nog 30 000 man onder de wapenen had, te hulp kon komen. Napoleon vluchtte van het slagveld naar Parijs, waar hij in den vroegen morgen van den 21 Juni aankwam; maar hier was alles reeds tegen hem veranderd. De kamers, zijne ministers zelfs verstieten en verraadden hem, zij waren reeds lang in onderhandeling met de Bourbons en de bond-genooten; de laatsten eischten zijne uitlevering, voor Napoleon was geen recht of wet meer. Alles , wat hij nog beproefde of aanbood, leed schipbreuk; hem bleef geen andere keus overdan smadelijk afgezet te worden of tijdig afstand te doen, hij deed het laatste ten behoeve van zijn zoon den 22 Juni, juist 100 dagen na zijne landing van Elba. Eenige dagen later
518
ontving hij uit naam van de regeeringscotnmissie, aan wier hoofd Fouché en andere verraders waren, het verzoek om Parijs te verlaten , wegens het gevaar, waartoe zijne tegenwoordigheid aanleiding kon geven. (26 Juni) Hij begaf zich onder bewaking van den generaal Becker naar Malmaison, van waar hij zich nog beschikbaar stelde bij de genoemde regeeringscoramissie , ingeval de eischen der bondgenooten de natie tot weerstand mochten dwingen. Den 7 Juli trokken Wellington en Blüeher met hunne legers Parijs weer binnen en den Ben deed ook Lodewijk XVIII op nieuw zijne intrede. Om zich aan het gevaar van in de handen der Russen of Pruisen te vallen te onttrekken, besloot Napoleon zich naar Amerika te begeven en verlangde tot dat einde twee fran-sche fregatten. Den 29 Juni nam hij afscheid; en wie schetst dit afscheid van den man, die 19 jaren de bewondering en de schrik der wereld geweest was. Te Malmaison, het heerlijke verblijf van Josephine, nam hij afscheid van zijne moeder Letitia en zijne beminnelijke dochter Hortentia. Hij begaf zich onder geleide van den generaal Becker naar de haven van Rochefort om zich daar in te schepen. Maar de En-gelschen, door de vroegere aanbidders van Napoleon onderricht, hadden de haven reeds door hunne kruisers gesloten. En hij, om niet als gevangene in de handen zijner verbitterde vyanden te vallen, vertrouwde zich toe aan de engelsche gastvrijheid en de bescherming der engelsche wetten, betuigende als gewoon burger in Engeland te willen leven. Den 15 Juli begaf hij zich vrijwillig aan boord van het engelsche linieschip Bellerophon; op de kust van Engeland werd hem echter aangekondigd, dat hij als gevangene van de gezamenlijke mogendheden, maar onder de bijzondere bewaking der Engelschen, naar St. Helena zou gebracht worden. De reis daarheen begon dadelijk ; den 18 Oct., den verjaardag van den slag bij Leipzig, landde hij daar aan. Zes jaren leefde hij hier op deze rots midden in den Oceaan, waar alleen de schrikkelijke eentoonigheid afgebroken wordt door den storm en het immer klotsen van het water tegen de rotswanden. Zijne rust- en levensdagen werden nog verstoord door de overzorgvuldige bewaking der Engelschen en de
519
dikwijls onmensclielgke behandeling van Hudson Lowe, den bevelhebber van St. Helena. Hij herleefde in het schrijven zijner gedenkschriften, waarmede hij zicli veel bezig hield en in het gezelschap van de veldheeren Bertrand , Gourgaud en de graven Lascases en Montholon, welke hem in zijne ballingschap gevolgd waren. Ofschoon hij zijn lot met waardigheid droeg en zich zelfs grooter in zijne ballingschap dan op zijn troon toonde, was zijne toch reeds ondermijnde gezondheid niet bestand tegen het klimaat en het leven op St. Helena , hij kwijnde aan maag- en leverziekte weg. Zijne moeder had hem, benevens een italiaanschen geneesheer An-tommarchi, twee italiaansche geestelijken gezonden. Meermaals verlangde hij de geestelijke hulp der R. K. kerk, waarin hij sterven wilde. Den 3 Mei ontving hij de HH. Sacramenten der stervenden en den 5 Mei 1821, terwijl het eiland door een hevigen storm geteisterd werd, voleindde hij zijn doodstrijd en begon den eeuwigen sluimer; zijn brekend oog was op het borstbeeld zijns zoons gericht. Vier dagen later brachten 24 engelsche grenadiers hem naar den grafkuil, en 12 kanonschoten verkondigden aan den Oceaan , dat de eens zoo machtige keizer, die koningen maakte en afzette , voor Gods rechterstoel was verschenen. Den 15 Oct. 1840 werd met bewilliging van de engelsche regeering het graf geopend, het lijk naar Parijs vervoerd en plechtig in den üom der Invaliden bijgezet; daardoor werd aan den wensch van Napoleon , »aan de Seine te rusten,quot; voldaan. Groot was Napoleon , en de grootste man der tijden zou hij geweest zijn , hadde de krijgsroem hem niet bedwelmd en tot een tyran gemaakt en hem doen vergeten , dat hij slechts een werktuig in de hand van God was, buiten wiens heiligen wi! geen haar van ons hoofd valt!
HET EINDE VAN MÜUAT.
Deze zwager van Napoleon, die in 1814 van hem afgevallen was en daarom vooreerst als koning van Napels geduld werd, maakte zich thans met recht bezorgd om zijn
520
rijk. Op het congres te Weenen ijverde niet alleen Frankrijk sterk om. ook daar de Bourbons te hersLelleu, maar ook Oostenrijk en Engeland waren hein niet genegen; daarbij eischte de paus Ancoua terug, dat hy nog altijd bezette. Toen nu Napoleon van Elba terug was gekomen, achtte hij het ook den geschikten tijd zich zoo mogelijk van zijn koningschap te verzekeren. Hij kondigde de eenheid en onafhankelijkheid van Italië af en rukte in Maart 1815 zonder noe-menswaardigen weerstand tot aan de Po toe op, vond echter bij de Italianen wel opgetogenheid, maar geen krijgs-moed. Binnen zes weken dreven de Oostenrijkers zijn leger niteen en hem zeiven het land uit. Hij kwam in het zuiden van Frankrijk. Napoleon echter verbood hem naar Parijs te komen. Later beproefde hij met eeue kleine schaar eene landing in Calabrië , deze mislukte, hij zelf werd gevangengenomen en den 13 Oct. 1815 te Pizzo gefnsileerd. Zijn rijk kwam terug aan den verdreven Ferdinand IV.
DE TWEEDE PARIJZER VREDE. (20 NOV. 1815.) BEPALINGEN VAN-HET CONGRES VAN WEENEN.
Van het ontzaggelijk leger der bondgenooten trok naden slag van Waterloo een half millioen naar Frankrijk; de monarchen bleven ook daar tot het sluiten van den vrede (20 Nov. 1815). Volgens dezen kreeg Frankrijk zijne grenzen van 1790, moest 700 millioen fr. oorlogskosten betalen en 150 000 man in 17 vestingen drie jaren lang onderhouden. De tallooze geroofde kunstschatten kwamen uit de museums terug naar Rome, Florence, Parma e. a. Door dezen vrede en het Weener congres kreeg Europa de volgende gedaante, waarbij veel gelet was op het belang der vorsten en niets op dat der volken :
üuitschland, bestaande uit 38 staten, vormde een dnit-schen bond.
Pruisen, hetwelk aanspraak maakte op geheel Saksen, werd met twee vijfde van dat land tevreden gesteld, kreeg daarenboven nog de Rijnprovincies en stond Oost-Friesland aan
521
Hanover af. Vau Polen, dat Rusland geheel begeerde, behield het eenige districten, waaruit de provincie Posen gevormd werd.
Rusland nam behalve Posen en Galicië geheel Polen. Uit het Groothertogdom Warschau vormde Alexander een koninkrijk, waaraan hij zich verbond eene vrijzinnige staatsregeling te geven; zoodat de Rus voor goed over de Weich-sel trad en zijne adelaars in het hart van Europa plantte. Oostenrijk stond de zuidelijke Nederlanden af en verkreeg de landen in Opper-Italië tusschen den ïessino , Po en de Adriatische-zee, aan welke de naam van Lombardisch-Veuetiaansch koninkrijk gegeven werd. Van Beijeren kreeg het Tyrol terug. Engeland behield Malta , Helgoland, de Kaap de goede hoop, benevens verscheidene weggenomen Oost- en West-lndische colonies, ook de beschermheerschappij over de Jonische eilanden.
Ue Oostenrijksche Nederlanden ;werden met de Noordelijke tot een koninkrijk der Nederlanden vereenigd onder het bestuur van Willem 1, zoon van den laatsten stadhouder , hierby werd nog gevoegd het Groothertogdoin Luxemburg, waardoor de koning tevens lid van het duit-sche verbond was.
Noorwegen werd als onafhankelijk koninkrijk bij Zweden gevoegd.
Denemarken werd door Lauenburg schadeloos gesteld en als hertog van Holstein lid van den duitschen bond.
Piemont, Savoyen , Genua, een streek van Lombardije en het eiland Sardinië, werden tot een koninkrijk vereenigd.
De paus ontving al zijne staten terug; de terugkeer van Pins VII was een ware triomftocht.
Het koninkrijk Sicilië werd weder hersteld en aan zijn koning teruggegeven.
Maria Louiza, Napoleons gemalin, kreeg het hertogdom Parma; de hertogdommen Modena en Lncca ontstonden ook weder.
Zwitserland werd weder het vroegere eedgenootschap, thans bestaande uit 22 cantons.
Spanje en Portugal behielden hunne oude grenzen en
kwamen weêr aan hunne rechthebbende vorstenhuizen.
Hanover, Beijeren, Wurtemberg en Saksen behielden den titel van koninkrijk.
Van de stad Krakau en omstreken 20 □ mijlen, maakte men een onafhankelijk staatje , onder de bescherming van de drie groote mogendheden; ook bleef het republiekje San Marino bestaan.
Zie daar in ruwe trekken, hoe Europa uit de handen dei-congresleden te voorschijn kwam; de vele andere besluiten en bepalingen laten wij aan uitgebreidere geschiedenisboeken over. Duurzaamheid kon het niet aanbieden; de volksbehoeften en geaardheid waren niet geraadpleegd, de groote mogendheden verkregen en deelden uit, door het congres, zooals Napoleon met de wapenen gedaan had. Wij zullen spoedig zien, dat de contracteerende vorsten afweken van de bepalingen door hen zeiven onderteekend. Den volkeren, of verblijd om de verlossing van den druk der dwingelandij, verarmd door de vele opofferingen, of treurend om den vader, zoon of vriend op het slagveld, was alles welkom, wat de vrede kon aanbrengen, daarom juichte de menigte de vredemakers van Weenen toe.
Engeland vierde door den tweeden parijzer vrede zijne rolkomenste zegepraal. Napoleon was zijn gevangene, Frankrijks zeemacht vernietigd, alsook die van Spanje, Holland en Denemarken ; vele der kostbaarste colonies dezer staten had het in zijne macht gekregen en behield hem als het recht van den sterkere. Gelukkig ontwikkelde zich aan gene zijde des aardbeis eene macht, die strekken moest om minstens een perk te zetten tegen der Britten hoogmoed. De JSoord-Amerikaansche Unie, welke sedert den vrede van Versailles (1783) in ongestoorde rust in bevolking en welstand ongemeen was toegenomen, waagde het voor het eerst zich te verzetten tegen het schenden der neutrale vlag, waaraan de Engelschen zich schuldig maakten. De Unie had Engelands ijverzucht zeer geprikkeld, toen zij in 1803
523
Tan den consul Bonaparte Louisiana aan de monding van den Mississippi voor 60 tnillioen fr. kocht en daardoor meester werd van den weg van uitvoer uit Amerika.
Toen nu na het weder uitbreken van den oorlog tus-schen Engeland en Frankrijk (18 Mei 1803) de Engelschen door hun onrechtvaardig hlokadensysteem het handelsverkeer onmogelijk maakten en Napoleon door zyn stelsel van het vasteland de meeste europeesche havens sloot, protesteerde de Unie tegeu de maatregelen van beiden, maar was evenwel nog niet in staat door de wapenen er kracht by te zetten; doch toen nu de Eugelschen zoo ver gingen dat zij amerikaansche schepen niet slechts doorzochten , maar zelfs de matrozen medenamen en onder de bemanning van hunne schepen staken, verklaarde de president Madison den 17 Juni 1812 aan Engeland den oorlog. De Amerikanen hadden destijds nog geen linieschepen, kouden dus nog geen zeeslag leveren; maar hunne fregatten en kleinere schepen namen in den regel de engel-sche schepen van gelijke sterkte weg en hunne kapers deden den engelschen handel groot nadeel, zij haalden zelfs van de reede van Dublin handelsschepen weg. De Engelschen hadden een flotille op het meer Erie en Champlain, de Amerikanen geen enkel schip op deze binnenwateren; maar binnen vier maanden waren de boomen geveld, tot planken gezaagd en in schepen herschapen, bemand en daarmede namen zij de engelsche vaartuigen weg op het meer Erie (10 Sept.1812) en op dat van Champlain (11 Sept. 1814). Een aanval der Amerikanen op Canada mislukte. De Engelschen namen Washington, verbrandden het capitool en andere openbare gebouwen (24 Aug. 1814). De Amerikanen daarentegen deden zich (8 Jan. 1815) weer duchtig gelden bij Nieuw-Orle-ans; de engelsche generaal Packenham was hier met een-leger geland, maar de amerikaansche scherpschutters, die ten deele zich verschansten achter balen boomwol, schoten zoo dapper en welgemikt, dat de generaal met groot verlies moest wijken. De hardnekkige wederstand der Amerikanen , de verwikkelingen in Europa en de ontevredenheid van het engelsche volk, bewogen het ministerie om
524
vrede met de Unie te sluiten. Met onbekende kracht hervatte de Unie het werk harer inwendige ontwikkeling.
De bevolking vermeerderde voorbeeldeloos, zij telde in 1783 slechts omtrent 3 millioen, thans 1815 over de 9 m. Akkerbouw, fabriekwezen, handel enz. bereikten in weinige jaren eene wonderbare hoogte. Sedert 1814 nam de Unie plaats onder de groote mogendheden; maar onthoudt zich volgens hare oude grondbeginselen van alle inmenging met de europeesche aangelegenheden.
DE JAREN VAN (1815—-1847).
HET HEILIG VERBOND.
Den 2G Sept. 1815 sloten keizer Frans 1 van Oostenrijk, Alexander 1 van Rusland en koning Frederik Willem lil van Pruisen persoonlijk een verbond niet elkander, hetwelk zij het heilig verbond noemden, tot hetwelk op hunne uit-noodiging, behalve de paus, de koningen van Engeland en Frankrijk en de sultan , alle europeesche machten toetraden. in 1795 hadden zich de drie genoemde groote mogendheden ook vereenigd om onrechtvaardig voor de derde maal Polen onder elkander te verdeelen, thans sloten zij een verbond der liefde! Zij beloofden elkander door den band van ware en onverbreekbare broederliefde vereenigd te blijven, elkander steeds hulp te verleenen en hunne onderdanen vaderlijk te regeeren; den godsdienst, de gerechtigheid en den vrede oprecht te handhaven , elkander als leden van eene en dezelfde familie te beschouwen, door de voorzienigheid geroepen , om broedervolken te regeeren. Zoo zien wij in 1815 de gedachte van een verbond tusschen alle christelijke volkeren der middeleeuwen vernieuwd. Toen wilde men dit door verbinding van het keizerschap met het pausdom. En, evenals de middeleeuwen niet in staat waren om de katholieke vorsten in broederlijke eenheid te be-
%
526
■waren, evenmin zal het H. verbond de kracht hebben om hen thans in vrede te houden. Hare hoofdwerkzaamheid kou dan ook alleen bestaan in het bestrijden der revolutionaire bewegingen , ten einde den thans bestaanden staatkundigen toestand te behouden; in het tegengaan der vrije denkbeelden, welke in het begin der eeuw zoozeer gehuldigd werden. Dit laatste werd in vele landen soms overdreven, meu paste het zelfs toe op het godsdienstige, waardoor de ware godsdienst dikwijls bemoeijelgkt werd, terwijl de een of andere sekte met den vorst heerschte.
Ook aan de hoven en in de vorstelijke kabinetten drongen zich spoedig de adel en de oude aristocraten weer binnen; zij wilden zich schadeloos stellen voor de jaren van gelijkheid en spanden alles in om den goeden ouden tijd met al zijne gebreken te doen herleven. Gelijke burgerschapsrechten voor allen was bij hen even onbestaanbaar als vroeger; het kon bij hen geen ingang vinden , dat deugd, wetenschap en ijver meer adel geven dan hooge geboorte ; hierdoor ontstond al ras een streven van de eene zijde om te verkrijgen en van de andere om te behouden; het schiep de liberalen en de conservatieven. En uit den strijd tusschen dezen zullen wij de meeste omwentelingen zien ontstaan , welke wij in de volgende jaren zullen aantreffen.
SPANJE ONDER FERDINAND Vil (1814—1833).
Ferdinand VII werd in 1814 door Napoleon vrij gelaten onder voorwaarde, dat Spanje alle vijandelijkheden zou staken , wat Ferdinand, al hadde hij het gewild, van de verbitterde Spanjaarden niet zou hebben kunnen verkrijgen. Hij trof zijn rijk in een geheel anderen toestand aan, dan hij het in 1808 verlaten had. Het volk was door den wanho-pigen strijd tegen de Franschen van alle burgerlijke orde vervreemd, en toch niet aan militaire tucht gewend geworden , dewijl het meestens in guerilla benden gestreden had. Daarenboven hadden de cortes zich van de regeering meester gemaakt en den 19 Maart 1812 aan Spanje eene staatsrege-
527
ling gegeven volgens fransch model vau 1791, welke aan het koningschap slechts den naam overliet. Ferdinand had deze staatsinrichting niet erkend, hij verwierp ze daarom dadelijk, toen de generaal Elio hem met een getrouw leger ter zijde stond. Het eigenlijke spaansche volk was daarmede niet ontevreden, het wilde liever door zijn koning geregeerd worden dan door eene vergadering van mannen, die theoriën in werking wilden brengen, waarvan zij de uitwerkselen in Frankrijk gezien hadden. Men wilde ook niets weten van de secularisatie der kerkgoederen, en van de inkrimping der rechten van de kerk , zooals men in de cortes reeds had voorgesteld. Maar tevens was het eiken Spanjaard duidelijk , dat eene regeering als die vau 1808 niet meer mocht terugkeeren; want onder deze was Spanje tot eene mogendheid van den tweeden raug gedaald. In weerwil van de zilver- eu goudmijnen in Amerika groeide het deficit in de staatskas ieder jaar aau; de handel met de colonies was voor het grootste gedeelte in de handen der Engelschen ; Spanje zelf zonder genoegzame nijverheid en door eene tollinie omgeven, welke alleen den smokkelaar groot maakte ; kortom Spanje lag reeds verlateu en onbebouwd, eer nog de Franschen er nieuwe woestijnen schiepen. Spanje behoefde eene krachtige regeering, eene geregelde staathuishoudkunde eu bovenal inwendige rust. En hiertoe was Ferdinand niet in staat; hij en zijne raadslieden hielden geen rekenschap met den tijd, bedachten niet dat de Franschen wel verslagen waren, maar hunne vrijzinnige ideën niet, dat de oude wijze van willekeurige regeering verloopen was. Ferdinand begon al dadelijk met de Afrancesados en Josefinos (aanhangers der Franschen en J ozef) te vervolgen en voerde de inquisitie, ja, zelfs de pijnbank enz. weer in. Dit vermeerderde al dadelijk het getal zijner tegenstanders (de liberalen), welke zich bijzonder in de steden, onder de hoogere standen eu officieren bevonden. Reeds in 1811 stonden de beide Miua\'s op, toen Ferdinand de staatsregeling ophief, maar zij moesten vluchten; om hetzelfde werd de generaal Porlier in 1815 en Lascj in 1817 opgehangen. De gevangenissen werden met liberalen en de bergen met beuden opstandelingen ge-
528
Tuld, ook waren de colonies opgestaan. In 1819 werd er een leger van 20000 man te Cadix bijeengetrokken om naar Amerika ingescheept te worden. Er vertoonde zich echter zulk een geest van weerspannigheid onder dat leger, dat 7 000 man ontwapend moest worden, daarenboven brak er onder de troepen in Leo een opstand uit (1 Jan. 1820), aangevoerd door den overste Quiroga en den generaal Riego. Hun aanval op Cadix mislnkte, Kiego\'s tocht naar Andalusië bracht deze provincie niet in opstand; de opgestane troepen schenen verloren , toen onverwachts de bezettingen in Ferrol en Corunna opstonden en Saragossa, Murcia en Galicië volgden, de oudste Mina verscheen in Navarra en bezette Pampelona. in het begin van Maart kon Ferdinand zich alleen nog maar op zijne garde verlaten en gaf slechts met moeite toe; hij wilde eerst de cortes te zamen roepen, daarmee waren de aanvoerders van den opstand niet tevreden ; maar riepen (7 Maart) de staatsregeling van 1812 uit. Het grootste gedeelte der natie, bijzonder het landvolk wilde daar nu evenmin van weten als in 1814, er kon evenwel geen algemeeue organisatie tot stand komen; de steden en het leger maakten dit onmogelyk, daardoor vormden zich kleine en groote benden, die voor den koning waren, terwijl de liberalen in Moderados, Exaltavos, Pro-gressistos en Communeros (republikeinen) verdeeld waren, waardoor de verwarring niet weinig vermeerderde. In 1822 vormden de vijanden der constitutie in de catalonische vesting ürgel een regentschap: zij verklaarden dat de koning niet vrij was; hun leger noemde zich »het geloofslegerquot; , omdat hunne tegenstanders het op de kerkelijke bezittingen gemunt hadden. Dit leger werd door Mina over de grenzen naar Frankrijk geworpen en drong den koning een ministerie van Exaltados (ultra liberalen, mannen van de uiterste richting) op. Het congres in Verona (1822), hetwelk van de cortes vorderde, de staatsregeling in monarchalen zin te veranderen , kreeg tot antwoord: dat zij van geen vreemde inmenging wilden weten, waarop de gezanten van Rusland, Oostenrijk en Pruisen Madrid verlieten. Reeds hadden ook de fransche revolutionairen Spanje tot
basis voor hun woelen tegen Lodewijk XV111 gebruikt, de driekleurige vaan ontrold en een bataillon opgericht; daarom willigde het congres te Verona te eer in, dat Lodewijk gewapend tusschen beiden zou treden, ofschoon Engeland het afkeurde. Den 1 April 1823 gingen 90 000 Franschen onder den Hertog van Angoulême over de Pyreneen en drongen zonder aanmerkelijken tegenstand tot voor Madrid. Den 11 April verplaatsten zich de cortes met den koning naar Sevilla, den 24 Mei ^trokken de Franschen Madrid in en den 11 Juni vluchtten de cortes met den koning naar Cadix. Thans werden de Franschen overal als welkome gasten ontvangen, de steden en vestingen capituleerden zonder ernstigen weerstand te bieden, zelfs generaals traden met hunne troepen tot hen over. In Augustus kwam de hertog van Angoulême voor Cadix aan en vorderde de vrijlating des konings; deze werd geweigerd, toen bestormden de Franschen den 31 Aug. het sterke fort Trocadero en San Luis; de cortes wijfelden nog, hare hoop was gericht op liiego niet zijn leger; maar deze was uit Andalusië naar Castilië getrokken, waar zijn leger door de Franschen uiteengejaagd en hij zelf gevangen genomen was geworden. In Cadix begon intusschen de grootste verwarring te heersehen; eindelijk verscheen er in naam des konings eene proclamatie, waarin vergetelheid van al het voorgevallene, erkenning van al de gemaakte schulden , bevestiging van al de dooide regeering aangestelde ambtenaren en eene vrijzinnige constitutie beloofd werd; dit stelde de gemoederen gerust. De koning verscheen 1 Oct. 1823 in het fransche hoofdkwartier te Puerto-Santa Maria; zijne eerste daad was, dat hij in eene proclamatie, alle daden der regeering van at den 7 Maart 1820 tot den 1 Oct. 1823 voor nul en nieti^ verklaarde, aangezien hij al dien tijd niet vrij in zijne handelingen geweest was. De Franschen bezetten Cadix; meer dan 600 personen, leden der cortes, officieren en andere deelhebbers aan de omwenteling begaven zich naar Gibraltar , Amerika of Engeland. Ook Mina , die den oorlog nog tot Nov. in Catalonië had levendig gehouden, gaf den tegenstand op en scheepte zich insgelijks naar Amerika in.
ALG. GESCII. 34
530
De koning benoemd 3 den hertog van Infantado tot opperbevelhebber van het leger en zijn gewezen biechtvader, den domheer van Toledo, tot minister van bnitenlandsche zaken. Den 13 Nov. deed hij ouder het gejubel des volks zijne intrede in Madrid, en nu begon de reactie op eene verschrikkelijke wijze haar werk. Te vergeefs poogden de Franschen de wraak te bedaren tegen de aanhangers van de cortes; iiiego, Erapecinado e. a. stierven door beuls-hauden. De generaal Espanua (eigenlijk Gousserant, een frausche emigrant) woedde in Catalonie, zoodanig, dat men het getal der op zijn bevel ter dood gebrachten op 6000 rekent. De jaren 1823 en 24 in Spanje doen weinig onder voor die van 1793—91 in Frankrijk. De vervolging trof bijzonder de gegoede burgers, dewijl de koninklijke vrijwilligers meest uit de laagste volksklassen bestonden, wier geliefkoosd bedrijf rooven en moorden was. Het rooverwezen bereikte eene verbazende hoogte en vormde zich tot een waren guerilla oorlog. De oorlog in de colonies duurde voort en de dey van Algiers verwoestte de spaansche kusten. De koning werd op zijn troon bedreigd door de Cummuneros en tegelijk door eene partij, welke aan zijn broeder don Carlos meer vastheid van karakter toeschreef. In 1828 trokken eindelijk de laatste Franschen af. De financieele nood steeg ten hoogsteu top; de soldaten en ambtenaren bleven zelfs een tijd lang zonder betaling. Den 10 Dec. 1829 huwde de koning de napelsche prinses Christina en deze haalde Ferdinand over om de salische wet op te heffen, volgens welke in het geslacht der Bourbons alleen de naaste mannelijke telg opvolgen kon; ten gevolge dezer verandering werd de op den 1 Oct. 1830 geboren prinses Isabella tot troonopvolgster verklaard. Don Carlos kwam hier tegen op; zijne aanhangers verwekten hier en daar opstanden, welke evenwel beteugeld werden. Intusschen had in Frankrijk de Juli-omwenteling plaats gehad en was Lodewijk Philips op den troon gekomen; tegen dezen nam Ferdinand VII eene min of meer vijandige houding aan, waarom de frausche koning van zijne zijde toestond, dat de verbannen Spanjaarden zich in Frankrijk uitrustten voor een inval in Spanje. Werkelijk drongen in
531
Oct. legerafdeelingeii onder Mina, Lopez e. a. over de Py-renëen heen, maar werden door de koninklijke troepen uiteengejaagd en teruggedreven, evenzoo mislukte eene landing van den generaal Torrijos in Andalusië; de gevangenen werden dadelijk doodgeschoten. Omtrent dezen tijd werd Calomarde, hertog van Alendia, minister van buiten-landsche zaken, deze haalde den reeds zieken koning over een besluit te teekeuen, waardoor de salische wet weer geldig was; toen evenwel de koning nogmaals herstelde, trok hij dit weder in, beriep de cortes (20 Juni 1836) te Madrid , liet zijne dochter Isabella Louize den eed van trouw als troonopvolgster doen en benoemde tegelijk zijne gemalin als regentes. De laatste zag duidelijk in, dat zij en hare dochter na den dood des konings voor don Carlos zouden moeten wijken, en bewoog daarom Ferdinand, voor dat hij stierf, zijn ministerie met een liberaal te verwisselen, een uitgebreide amnestie te verleenen en de oude cortes samen te roepen, om zoo doende de liberalen tot verdedigers van de aanspraken van Isabella te maken. Ferdinand Vil stierf
den 29 Sept. 1833 en liet zijn rijk in een burgeroorlog ua. •
DE AFVAL DER SPAANSCIIE VOLKPLANTINGEN IN AMERIKA.
Onder Ferdinand VII gingen voor Spanje ook al zijne kostbare volkplantingen in Amerika, met uitzondering van Cuba en Portorico verloren. De eerste aanleiding tot dien afval gaf Napoleon door zijn wreveldaad te Bayonne; maar alleen met Engelands ondersteuning was het den opstandelingen mogelijk zich tegen de wapenen van Spanje staande te houden. Do spaansche heerschappij drukte in Amerika niet zoozeer op het gemeene volk als wel op de rijke kreo-len (de afstammelingen der in Amerika neergezette Spanjaarden), die. verbitterd waren omdat de hoogste ambten in kerk en staat en het militair wezen uitsluitend door geboren Spanjaarden bezet werden. Toen nu het bericht naar Amerika kwam, dat Spanje, het moederland, zich Jozef Bonaparte niet als koning liet opdringen, weigerden ook de
532
volkplantingen hem te erkennen; maar door bewerking van Engeland en tot voorbeeld nemende de Noord-Amerikaan-sche republiek, veranderde de opstand tegen den franschen overweldiger in eenen tegen de spaansche heerschappij. In 1810 braken er opstanden uit in Caraccas, Chili, Buenos-Ayres, La Plata en Mexico, welke evenwel door de Spanjaarden nog bedwongen werden. Alleen Paraguay, gedekt door Buenos-ayres, verklaarde zich onafhankelijk en gaf zich in doctor Francia een dictator, die in staat was het land inwendig in rust te bewaren ; hij verbood, om zijne onderdanen voor den tuimelgeest te bewaren, aan iederen vreemdeling den toegang tot zijn gebied. Nog zou Spanje wellicht zijn gezag gehandhaafd hebben, aangezien de Kreo-len zich inet het spaansche leger vereenigden, maar Enge-lands staatkunde drukte op al, wat spaansch was.fHet kon, wel is waar, de volkplantingen niet veroveren , maar het wilde ze van Spanje af hebben, ten voordeele van zijn handel en om voor goed te beletten, dat de spaansche zeemacht ooit weer iets werde. De noord-amerikaansche republiek ging nog verder, in 1817 nam generaal Jackson zonder eeuige omstandigheid spaansch Florida weg, als zijnde een gedeelte van Louisiana, en Spanje moest zich voor die gewelddaad tevreden stellen met 5 millioen dollars. Het werd dus voor Spanje moeielijk om zijne volkplantingen te behouden, maar onmogelijk, toen in 1820 de troepen, juist bestemd voor Amerika, opstonden en tegelijk het bericht van den opstand van Riego aankwam. De kreoolsche adel bewerkte geheel Mexico tot een algemeenen opstand; de onderkoning Apodaca kou slechts eene geringe macht tegen hen stellen, daarbij liep zijn opperbevelhebber, de kreool Augustino Iturbide tot hen over, zoodat hij den 24 Aug. 1821 een verdrag moest sluiten, waarbij Mexico een van Spanje onafhankelijk koninkrijk zou zijn , met een spaanschen prins op den troon. De cortes verwierpen dit verdrag en nu rukte zich Mexico geheel los van Spanje; een korten tijd was het een keizerrijk onder Augustino ï (Iturbide), maar werd spoedig weer eene republiek. In Londen werd eene leening van 8 millioen p. s. gesloten. Het congres van Verona, dat
533
in 1822 de europeesche opstanden overal veroordeelde, wilde ook met geweld tegen die in Amerika optreden, waartegen Engeland zich natuurlijk verklaarde, en te Washington sprak de president der Unie Monroe het merkwaardige beginsel uit: »de Unie zal geen inmenging van europeesche machten dulden in amerikaansche zaken.quot; En zoo kon Mexico zich gemakkelijk in zijne geheele uitgestrektheid van Spanje vrij maken. Tot rust kwam bet niet, het voerde jaar uit jaar in onder elkander een partijstrijd, waarin de eene president na den anderen viel en opstond. Aan de vereenigde staten van Noord-Amerika stond het voor 15 millioen doll. Texas, Utah, .Nieuw-Mexico en Opper-Californië af. Evenals met Mexico ging het met de andere spaansche bezittingen. Op liio de la Plata volgden Chili, Peru en Venezuela. Noord-Amerika en Engeland erkenden de republieken, in Engeland vonden zij geld en de admiraal Cochrane rustte met engelsch geld een eskader uit en verdreef de spaansche schepen uit de wateren van Peru en Chili, waardoor de zaak spoedig beslist was. Zekere Bolivar wilde uit Peru, Quito, Nieuw-Granada en Venezuela eene groote zuid-amerikaansche republiek stichten onder den naam quot;van Columbia, zij hield geen stand; want niet alleen wilden de onderkoninkrijken , de generaal-kapiteinschappen , maar zelfs de provincies en districten onafhankelijke staten zijn. Uit de spaansche bezittingen hebben zich tot nu toe de volgende staten gevormd : 1° Argentina of de vereenigde staten van Kio de la Plata — 2° Cisplatina of Uraguay — 3° Paraguay, de vroegere, zoo beroemde Jezuïeten staat — 4° Chili — 5° Ecuador — 6° Nieuw-Granada — 7° Venezuela — 8° Peru — 9° Bolivia, zoo genoemd ter eere van Bolivar, vroeger Opper-Peru. In midden Amerika vormde zich in 1823 een staten verbond. Centraal-Amerika genaamd; na langen burgeroorlog splitste dit zich weder in de volgende republieken : Guatemala. Honduros, San Salvador, Costarica, Nicaragua en een indischen staat Mosquito. Van Guatemala was van 1839—1865 een Indiaan Carrera dictator; eerst was hij varkenshoeder , dan trommelslager, vervolgens hoofd eener bende, toen generaal en eindelijk dictator, die zijne ouder-
534
danen even goed in vrede wist te houden als vroeger zijne zwijnen. Thans beginnen deze republieken meer in aanmerking te komen, door het uitgebreide spoorwegnet der Noord-Amerikanen. De vruchten overigens, welke de zoogenaamde vrijheidsoorlog dezen staten aangebracht heeft, zijn nog niet zeer glanzend. Voortdurend zijn zij in binnenland-schen strijd, aangezet door den een of anderen zoogenaamden generaal. Het is te voorzien als geen kerkelijke tucht bij machte is om de hartstochten te bedaren , dat zij tot den staat van bosch- eu woestijnbewoners zullen terugkeeren ; want nooit zal de Noord-Amerikaansche Unie in staat zijn het geheel halfrond in zich op te nemen.
poutugal (van 1815—1830).
Met Portugal giug het niet beter dan met Spanje. Het was door Wellington van de Franschen bevrijd geworden en een portugeesch leger had in engelschen dienst de Franschen over de Pyreneën helpen drijven. Het voor jNapoleon gevluchte hof bleef nog in llio J aneiro na den oorlog, en ofschoon het een regeutschapsraad had, was eigenlijk de regeering in de handen der Engelschen. In 1820 volgden de Fortugeezen de Spanjaarden na. Den 24 Aug. stond de bezetting van Oporto op, werd spoedig gevolgd door die van Lissabon en weldra vereenigde zich geheel Portugal in de poging om eene vrijzinnige constitutie te verkrijgen; er vormde zich eene Junta uit alle partijen, en deze riep den koning Johan VI (tot aan den dood van zijne krankzinnige moeder Maria, 1810, was hij regent geweest) uit Brazilië terug. Intusschen ontwierp het portugeesche parlement eene nog vrijzinniger staatsregeling dan de Cortes in Spanje. In Brazilië deed men hetzelfde tegen Portugal, wat Mexico tegen Spanje gedaan had; het eischte eene even vrijzinnige regeering, hiermede kon de koning natuurlijk niet tevreden zya, wijl hij bevroedde, dat dit alles op de onafhankelijkheidsverklaring zou uitloopen. Hij vertrok tegen het einde van 1821 naar Portugal en liet zijn zoon dom Pedro als prins-regent in Brazilië terug. De portugeesche regeering
535
deed evenals de spaansehe, zij weigerde aau den eiscli van de groote amerikaansche volkplanting gehoor te geven en riep dom Pedro terug, waarop Brazilië- zich onafhanke lijk verklaarde, (1 Aug. 1822) en dom Pedro 12 Oct. tot keizer uitriep, lu Portugal zelf had men dezelfde staatkundige partijen als in Spanje. De Cortes hadden haar aanhang voor het grootste gedeelte in de steden en onder de officieren des legers; het volk wilde liever een koning met koninklijke macht; het wilde den invloed der geestelijken niet verkort en de kerkelijke goederen niet aangerand zien. De koning zelf als moderado (gematigde) was wel niet tevreden met de tegenwoordige beperking van zijne macht; maar wenschte ook geene onbeperkte. De koningin donna Charlotta, zuster van Ferdiuaud VII, en de infant dom Miguel kwamen volstrekt met het gevoelen van den koning niet over een, zij haatten alles, wat naar liberaal geleek. Toen nu het lot van de spaansehe Cortes, door behulp der fransche wapenen beslist was, zetten de koningin en de infant zich ook aan het werk; onder de leus van den koning uit de handen van zijn ministerie en do Cortes te redden , jaagden zij beiden weg en hieven de constitutie op; vele leden der Cortes werden gevangen genomen, andere redden zich nog in tijds door de vlucht. Er werd een nieuw ministerie van gematigde en bekwame mannen benoemd; want nog wilde de koning, vooral op raad van zijne vrienden , niet geheel zijne gemalin en zijn zoon volgen; maar dezen wisten zich geheel meester te maken van de teugels van het bewind en lieten aan het ministerie niets meer dan den naam. Dom Miguel werd opperbevelhebber over het leger; de militie te Lissabon en in de provincies werd ontwapend , den boosters en kerken hunne bezittingen teruggegeven en de pers-vrijheid beperkt. In den financieelen nood werd door eene leening van 1,500,000 p. s. voorzien, welke spoedig door onbekwame handen verspild was. Nog altijd ontbrak de vorm aan hun bestuur, zij hadden den koning nog niet tot gewelddaden kunnen overhalen. Zijn bijzondere vertrouweling en raadsman, de markies van Loulé , werd binnen in het paleis verraderlijk vermoord en nu volgde er de zoogenaamde
530
Camarilla of Paleisomwenteling van Bembosta (30 Maart 1824). Men hield den ouden koning in zijn paleis gevangen, terwijl dat de koningin en dom Miguel in Lissabon eene omwenteling poogden te verwekken tot herstel, zooals zij voorgaven, van troon en altaar. Wij mogen niet nalaten de volgende bemerking te maken. In Spanje, zoowel als in Portugal, hadden de liberalen, onder hunne verschillende benamingen ongelukkig dit gemeen met de vorige revolutiemannen van Frankrijk, dat zij de schatkisten spoedig ledig maakten , en dadelijk op de kerkelijke goederen vielen, welke even spoedig verspild waren, liet is daarom niet te verwonderen, dat zij de geestelijken togen hadden en dezen om zelfbehoud soms wel genoodzaakt waren zich met den loop der staatkundige zaken te bemoeien; en voorzeker als er goeds in die lauden overgebleven is , dan is men het vooreen groot gedeelte aan de geestelijkheid en den godsdienstzin van het volk verschuldigd ; de les der fransche omwenteling stond bij hen nog zoo duidelijk voor den geest! intusschen was de koning als gevangene in zijn paleis voor niemand toe-gankelyk, terwijl dom Miguel niets anders beoogde dan de afzetting van zijn vader en een regentschap met zijn persoon aan het hoofd er voor in de plaats, doch de koning wist met behulp der gezanten naar een engelsch fregat te vluchten (9 Mei), en door bemiddeling der engelsche en fransche gezanten werd hem genoegdoening gegeven. De koning verbande den infant en beloofde eene nieuwe constitutie, welke hij evenwel nooit uitgevaardigd heeft, maar regeerde als onbeperkte koning onder engelschen invloed tot aan zijn dood (10 Maart 1826). Volgens het portugeesche recht van opvolging werd dom Pedro koning, die zooals wij gezien hebben keizer van Brazilië was, dat zich volkomen van Portugal gescheiden had, en volgens de braziliaansche constitutie moest de koning in Brazilië zijn verblijf houden. Dom Pedro sloeg een weg in, waardoor hij meende alle partijen te bevredigen: hij nam namelijk de portugeesche kroon (19 April 1826) aan, gaf den 2 Mei eene constitutie volgens die der Franschen van 1814, lag daarop de kroon neder ten gunste van zijne dochter donna Maria da Gloria , welke later
537
huwen zou met haren oom dom Miguel. Een opstand, welken de markies van Chaves verwekte en Spanje ondersteunde , werd door behulp der Engelschen ouder den minister Canning onderdrukt. Dom Miguel zelf nam al de hem voorgelegde voorwaarden aan, bezwoer de constitutie en verloofde zich bij procuratie met zijne nicht, werd gedurende hare minderjarigheid tot regent benoemd en kwam Febr. 1828 in Portugal terug. Nog eens deed hij den eed op de constitutie en aanvaardde het regentschap; hij schond echter zijn dubbelen eed, ontbond de Cortes, ontsloeg de ministers, herriep de oude Cortes (van Lamego) en liet zich den 25 Juni tot koning van Portugal uitroepen. Een opstand te Oporto leed schipbreuk , het engelsche toryministerie (Aberdeen-Wellington) mengde er zich niet in, omdai de Engelschen toch meester bleven van de portugeesche havens en markt, en nu begon er eene nog verschrikkelijkere vervolging tegen de liberalen dan in Spanje. En toch kon Miguel Portugal evenmin bevredigen, ook beproefde hij te vergeefs ïerceira, eender azorische eilanden, waarop zich de gevluchte liberalen onder Yillaüor gevestigd hadden, te veroveren. Hij bekommerde zich niet eens om de goede verstandhouding der mogendheden; de engelsche en frausche regeeringen kregen op hunne bezwaren wegens onrecht hunnen onderdanen door de regeerings-ambtenaren aangedaan, niet eer genoegdoening, dan toen in de lente van 1831 eene engelsche vloot den Taag blokkeerde en in den zomer eene fransche de rivier opvoer en liet koninklijke paleis dreigde te bombardeeren.
BRAZiuë (1822—1854).
Sedert dom Pedro den 18 Dec. 1822 als keizer van Brazilië gekroond was geworden, was dit land met het negerkeizerrijk op Haiti, de eenige monarchie in Amerika. Omtrent 132000 □ mijlen groot, door de Amazonen met GO bijrivieren , van de grootte als de Donau en de Rijn, doorsneden, biedt het een grond aan, rijk in alle soorten van voortbrengselen en welke alleen de hand des menschen behoeft om het rijkste land dei-aarde te zijn. Op dit groote gebied leven hoogstens slechts 7 Va
538
millioen meuscheji, van welken C % oorspronkelijke bewoners of indianen, 49 % Negers, 23 % Kleurlingen en 22 % Blanken zijn. Van de Indianen huizen de meesten in de wildernissen ais canibalen, weinige stammen uitgezonderd, die door de missionnarissen eenige beschaving hebben ontvangen ; van de Negers is ongeveer de helft vrij, de anderen zijn slaven. De vrije negers als ook de kleurlingen worden als werkschnwend, uitspattend en verraderlyk afgeschilderd en de portugeesche kreolen hebben geen beteren naam. Hoe kon onder zulk eeue verhouding Brazilië zich tot eene achtingswaardige monarchie vormen ? Dom Pedro I werd, wel is waar, in 1825 als keizer overal erkend, maar beleefde weinig geluk op zijn troon. De oorlog met Buenos-Ayres om de Banda Oriental (1825—1828) had geen gelukkig gevolg. Deze en de inwendige onrust maakten de orde in het hnancie-wezen onmogelijk, waarover de Brazilianen, ofschoon zij er zeiven schuld aan hadden, zeer ontevreden waren. Het meeste echter ergerde hen, dat dom Pedro de kroon van Portugal aannam en zijne dochter donna Maria koningin maakte. Den 5 en C April 1831 braken er deswege hevige onlusten uit in Kio Janeiro; op weinige soldaten na viel het geheele leger den keizer af. Den 7 legde deze de kroon neer ten gunste van zijn üjarigen zoon Pedro 11 en vertrok met een engelsch schip naar Europa. Het regentschap handhaafde met moeite de rust. In 1840 werd dom Pedro 11 nog geen 45 jaren oud meerderjarig verklaard. U verder het voortdurend afwisselen van ministerie, de inwendige oneenigheden te vérhalen zou geen nut hebben. In 1853 werd er een gelukkige oorlog tegen den dictator van Buenos-Ayres, Manuel Rosas gevoerd en in 1854 een republikeinschen opstand in de provincie Rio grando do sul onderdrukt. Sedert, omdat door de Engelschen de slavenhandel bijna onmogelijk geworden is, legt de regeering zich toe om den invoer van koelis (oost-indische arbeiders) te bevorderen, ook heeft zij hare agenten in Duitschland, om zoo mogelijk landverhuizers herwaarts te lokken. De schoone beloften echter, welke hun voorgehouden worden, vervult men in Brazilië niet; de meeste land-
539
Terhuizers komen iu elleude of door het klimaat of door gebrek om, als zij niet de plaats van slaven willen vervangen. Even zoo is het lot van den europeeschen soldaat daar; na den oorlog wordt hij aan zich zeiven overgelaten en heeft geen beter einde dan de vorigen; getuige de hol-steinsche ruiterij, welke dapper de centaurische Gauchos versloeg; maar na den oorlog werden zij zóó slecht behandeld , dat zij aan het muiten sloegen en ten gronde gingen.
iTAuë (van 1815—1830).
De fransche heerschappij was door trouwloosheid en stroomen bloeds tot stand gekomen en onder den jubel van het volk moest zij in 1814 en 1815 voor de Oostenrijksche wapenen wijken; maar het ging hier evenals in Spanje en Portugal. Dat het niet de schouwplaats geworden is van voortduren den burgeroorlog eu geen prooi der verwoesting, heeft het te danken aan het gewapende toezicht der Oostenrijkers. Onder de heerschappij van Murat over Napels, had zich een geheim genootschap, de carbonari (kolenbranders) gevormd, hetwelk tegen de fransche heerschappij gericht was, maar na de verdrijving der Franschen wendde het zich tegen de monarchale staatsinrichting der afzonderlijke staten eu bijzonder tegen de zoogenaamde vreemde tyrannen, d. i. tegen de oostenrijksche heerschappij over het lombardisch-venetiaansch koninkrijk, onder wiens regeering het evenwel een der bloeiendste rijken der wereld werd. De carbonari zwoeren onder elkander alle middelen aan te wenden om de eenheid van Italië te herstellen , alsof zij ooit bestaan had; wel is waar heeft het romein-sche zwaard, alle niet romeinsche Italianen bedwongen en op deze wijze een tijd lang vereenigd en maakten zij een gedeelte van het groote Cesarenrijk uit; maar zoodra dit ineen stortte verviel het weder in een aantal afzonderlijke staten. Uit den romeinschen tijd bleef den Italianen niets over dan het aandenken en hunne taal; deze laatste is geen element voor staatkundige eenheid , zooals wij gezien heb-
540
ben in Duitschland, Engeland , Ierland en de spaansch-sprekende landen in Amerika e. a. Napoleon zelfs zeide op St. Helena: »dat Italië door zijne natuurlijke ligging en gesteldheid, en den grooten naijver tusscheu de verschillende landen en steden niet geschikt was om een voortdurenden een-heidstaat te vormenquot;. En duidelijk zien wij dit in onze dagen bevestigd, nu Italië weer door verraad, list eu geweld tot ééngesmolten heet. Hoe walgen Napels, Rome, Florence en Milaan niet over eene gedwongene piemonteesche eenheid!
Nauwelijks had Ferdinand IV, na Murats verdrijving, den troon bestegen en Napels en Sicilië als Ferdinand I onder één schepter vereeuigd, of\' er vertoonde zich op het laatstgenoemde eiland eene groote ontevredenheid; want tus-schen beiden bestond van ouds af een groote afkeer, welke door het beheer van Engeland eer aangewakkerd dan verminderd was; deze staat had Sicilië sedert 1805\' door een engelsch leger bezet en beheerd op de wijze zooals het in Portugal gedaan had. Met koning Ferdinand kwamen ook velen der oude misbruiken terug en op raad der mogendheden van het H. verbond werden de liberalen hier en daar vrij hevig vervolgd. De hoogere standen waren of aangegrepen door het verderfelijke carbonarisme of droomden van eene constitutioneele regeering; zóó spoedig was men den druk der Franschen vergeten ! Toeu nu in 1820 het bericht van de omwentelingen in Spanje en Portugal te Napels aankwam, meenden de Italianen, dat het ook hun tijd was dit voorbeeld na te volgen en het gelukte hun aanvankelijk , wijl de verhouding zoo wat dezelfde was. Het volk was volstrekt niet tegen den koning; maar werd door vele schoonschijnende geloften aangezet door de hoogere standen. Adellijken, officieren, advocaten , ambtenaars eu professoren waren bijna allen carbonari of liberalen. Den 1 en 2 Juli 1820 brak de opstand in Nola uit en verspreidde zich; te Napels riep de generaal Pepe met zijn leger de constitutie, bijna gelijk aan die der Spanjaarden, uit. De koning droeg de regeering over aan den kroonprins Frans eu deze vaardigde werkelijk de constitutie der spaansche Cortes uit. In Sicilië vergezelden woeste volkshoopen de
541
omwenteling met moord en brand en verlangden, vereenigd met de hoogere standen, scheiding van Napels. In dien tusschen tijd hadden zich de mogendheden te Laibach vergaderd (van Jan. tot Maart 1821) en besloten aan de napel-sche omwenteling, die geheel Italië in vuur en vlam dreigde te zetten, een einde te maken. De uitvoering hiervan nam gt; Oostenrijk op zich. Generaal Frimont trok weldra de na-
pelsche grenzen over; den 7 Maart liepen de napelsche soldaten reeds weg, toen het eerste schot in de Abruzzen weerklonk en den 21 Maart trok hij reeds Napels binnen. Eene legeraldeeling zette naar Sicilië over; waar generaal Rossarol in Messina de republiek had uitgeroepen, en ontwapende in korten tijd het geheele eiland. Napels en Sicilië werden elk volgens hunne eigen wetten bestuurd en kregen eene soort van parlement met zeer beperkte volmacht. Van 1820 — 1830 heerschte als opvolger van Ferdinand I, zijn zoon Frans I, als welwillend vorst, zonder dat hy evenwel in staat was de partijen volkomen te bevredigen. Eene tweede omwenteling werd in het koninkrijk Sardinië beproefd, terwijl de Oos-tenrijksche landvoogd de graaf Bubna de door den graaf Gonfaloniere opgewekte onlusten in Milaan met kracht onderdrukte. De sardinische Carbonari geloofden, dat het gunstige tijdperk aangebroken was, toen het oostenrijksche leger naar Napels afgetrokken was. Den 10 Maart 1821 riepen de studenten en officieren van Turin de spaansche constitutie uit. De meeste steden en bezettingen volgden dit voorbeeld, waarop koning Victor Emmanuel zijn neef Karei Al-bert, prins van Carignan, die met de Carbonari in verstandhouding stond tot regent benoemde. De graaf Torre echter voerde de weinige trouw gebleven sardinische troepen naar Navara, graaf\' Bubna ijlde met eenige oostenrijksche -\' bataillons tot hem en joegen den 8 April de opstandelingen
uiteen, waarmede de omwenteling een einde nam. Karei Albert legde zyn regentschap neder, diende later in het leger van den hertog van Angoulème tegen de spaansche Cortes en was bij de bestorming van Trocadero tegenwoordig. Hij volgde in 1831 Karei Felix, Victor Emmanuels broeder, die van 21 April 1821 Sardinië rustig bestuurd had, als koning op.
512
GRIEKENLAND (DE OORLOG VAN •1821 —-1827).
Gelijktijdig met de omwentelingen in Spanje, Portugal en Italië begon de strijd der Grieken tegen de meer dan despotische heerschappij der Turken. Alle christene volken sloegen met deelneming den gang der grieksche zaak gade^ De turksche overheersching drukte op de Grieken, zoowel door de onmetelijke belastingen, als door de afpersingen der pachas en agas, wier geweld noch leven, noch eigendom, noch eer spaarde; daarbij bestonden de vernederendste verordeningen voor de christenen bijv. het was hun streng verboden, in hunne kleederen zekere kleur of fatsoen te dragen , paard te rijden, klokken te gebruiken, kruisen op hunne kerken te plaatsen enz. even streng was het hun geboden eiken Turk op den weg bepaalde eerbewijzingen te betuigen ; de meeste overtredingen werden met den dood gestraft. Dat zulk een toestand den Grieken smartelijk moest vallen, is natuurlijk , temeer daar de herinnering aan het grieksche keizerrijk, ja, zelfs de glans der oude Grieken, hoewel er slechts weinig zuivere afstammelingen der oude Hellenen over waren, nog niet bij hen uitgebluscht was. De zucht en hoop om nog eenmaal van het turksche juk bevrijd te worden waren bij allen levendig en elke verzwakking vau het osmanische rijk was voor hen een lichtstraal. Prins Eugenius had de kracht der Turken op hare grondvesten doen sidderen , eu zijn keizer den weg naar de Zwarte zee aangewezen , deze echter volgde dien niet, liet de Osmannen adem halen en den Russen tijd en gelegenheid des prinsen plan uit te voeren, liusland rukte sedert Peter 1 op kosten van Turkije voort naar de monden van den Kuban, den Don, den Dnieper en Dniester tot aan de Pruth en den Douau, in Azië over den Kaukasus tot aan den Phasis en Kur. Door de onderwerping der Tartaren in de Krim en de uogaïsche steppen, verloor Turkije zijne lichte ruiterij, welke den zwerm der russische kosakken steeds onschadelijk gemaakt had, daarenboven was de czaar volgens den vrede van Kut-schuk Kaiuardsche (1774) beschermheer over de grieksche
543
kerk in Turkije, zoodat de Grieken niet zonder reden in de Russen hunne helpers en verlossers zagen. Telkens als Rusland in oorlog met Turkije was, werden de Grieken tegen de Turken opgezet; maar bij eiken vrede werden de ongeluk-kigen weer aan de wraak des sultans prgsgegeven. Napoleon zeide vaak: dat Rusland de christelijke bevolking van Turkije gebruikte om Turkije zelve te verbrokkelen, even als de wortels van boomen en struiken in den loop des tijds een muur doen instorten. Toen de fransche keizer van Italië, üalmatië en de jonische eilanden meester was , had hij het plan den Turk Europa uit te jagen, maar hij wilde Rusland nog tot vriend houden tegen Oostenrijk en Engeland en liet daarom Turkije aan keizer Alexander over.
De zucht naar verlossing verminderde daarom niet; zij werd integendeel aangewakkerd door dichters en zangers, en de nationale geest werd steeds aangevuurd door vaderlandsmannen, welke in de minste schuilhoeken op bergen en in dalen den heldenmoed tegen den gehaten Turk opwekten. En toen op het congres van Weenen al weder de ongelukkige Grieken , dooide christenvorsten aan den Mahomedaan werden prijsgegeven, vormden zich door het geheele land Hetaeries (vrienden-bond). Haar voorname stichter was de russische minister Capo d\'lstria, een Griek van Corfu; het voorgewende doel was de bevordering der beschaving onder de Grieken; die vriendenbonden strekten zich in korten tijd uit van af den Pruth tot in Morea en over de eilanden. De uitbarsting-van een opstand volgde in Jan. 1821 in Walachije door een grondbezitter Wladimiresko , een voormalig russisch ofücier, welke echter met de Hetaerie niet in verband stond; maar zijn eigen baatzuchtig doel had. De aanleiding tot de beweging gaf de vrees voor den druk en de afpersingen van den nieuwen hospodar Calimachi; want gewoonlijk begon de nieuw aangestelde zijn ambt met de ijselijkste rooverijen , om zich schadeloos te stellen voor de sommen, welke hem den weg bij de turksche grooten had gekost om tot het hospodaraat te geraken. Wladimiresko\'s schaar wies weldra tot 4000 man aan en daarmede viel hij in Bucharest om het hospodaraat voor zich zeiven af te dwingen. Nu scheen het gunstig oogenblik
544
ook voor de Hetaeristen gekomen te zijn. Zij waren onbe-keml met tie geheime bedoelingen van Wiadirairesko. Alexander Ypsilanti, een adelijke Griek en generaal in russischen dienst en een andere Kantukazeno trokken met 30 Grieken de rnssische grenzen over en riepen te Jassy alle christenen op om het turksche juk af te schudden. In Jassy en Galacz werden eenige honderden Turken omgebracht; maar de massa boeren namen even zoo weinig deel aan deu opstand als hunne zwelgende bojaren. Ypsilanti bracht een leger van ruim 5000 man, uit alle oorden van Europa te zamen gestroomde Grieken, bijeen, in zwarte wapenrokken en doodshoofden op hunne hoofddeksels dragende, üe ontrouwe Wladi-miresko werd doodgeschoten, maar de in turksche soldij staande Albaneezen gingen niet tot hem over; hij aarzelde den strijd te wagen en wanhopig wendde hij zich tot keizer Alexander van Rusland om hulp. Deze weigerde ze in strenge bewoording; want juist waren de groote mogendheden te Laibach vergaderd en hadden de opstanden in Spanje en Italië afgekeurd en elkander nogmaals beloofd elke revolutionaire beweging te onderdrukken en als zulk eene werd ook de grieksche beschouwd. De overmacht, maar ook de verdeeldheid der hoofden en de planloosheid van Ypsilanti waren vooral oorzaak, dat de heilige schaar in Moldavië en VValachije een bloedig einde had. De Turken hieuwen de dapperen deu 19 Juni 1821 bij Dragaschan ter neer; daaronder 300 grieksche jongelieden, die op de hoogescholen studeerden. Ypsilanti vluchtte naar Zevenbergen en werd op bevel der oos-tenrijksche regeering tot 1827 in de vesting Munkacz gevangen gehouden.
Ondertusschen was ook in het eigenlijke Griekenland , den Peloponesus, den 18 Maart de opstand uitgebroken, alwaar de aartsbisschop Germanos hem eene godsdienstige wijding gaf en van daar uit verspreidde hij zich over Midden-Griekenland en Thessalië; overal werden de Turken overvallen en omgebracht, als zij zich niet in de vestingen konden redden. De hoofdmacht der Grieken bestond uit de bergbewoners , welke de Turken nooit geheel hadden kunnen onderwerpen , zoo als: de Mainoten in Loconië , de Sulioten
545
in Aetolië eu de zoogenaamde Clephten of Palicaren, welke gewapende benden waren, die onder hunne hoofden, zoowel grieksche als turksche dorpen uitplunderden en voor soldij den eenen pacha tegen den anderen dienden. In April volgden de meeste eilanden het voorbeeld van Morea, namelijk; Hydra, Spezzia , Jpsara, enz. wier namen in de oudheid nauwelijks genoemd werden , maar in den laatsten ti]d door haar zeehandel tot grooten rijkdom waren gekomen. Ten tijde van het continentale stelsel voerden zij zoo nu eens onder turksche, dan weer onder russische vlag den tusschen-handel op de Middellandsche zee en bezaten in 1815 reeds 600 met kanonnen bewapende schepen. De grieksche opstand had zoodoende eene vloot, wel uit kleinere schepen dan de turksche samengesteld; maar bemand met onversaagde zeelieden. Als grieksche zeehelden noemen wij Sach-turi, Tombasi, Meaulis en vooral den aanvoerder der brand-schepen Kanaris. Onder de aanvoerders te land tellen wij met eere: Kolokotroni, Panurias, Nicitus e. a. üe Turken geraakten door den griekschen opstand in woede; de sultan vorderde alle Muzelmannen ten strijde op tegen de ongeloovigen, en toen stortte zich het turksch gepeupel in de steden op de christelijke bevolking, vermoordde mannen, onteerde vrouwen en verkocht de kinderen in slavernij. Allerijselijkst ging het te Constantinopel toe; de grijze patriarch Greogorios, die niet alleen aan alles onschuldig was, maar zelfs de opgestanen met den ban bedreigd had , werd op Paaschdag met zijne andere geestelijken aan do deur zijner kerk opgehangen. Meer dan 30000 Grieken werden door het volk eu de Janitsaren geslacht, terwijl het vermogen dei-rijken verbeurd verklaard werd. Dit onmenschelijk moorden, dat in Adriaonopel, Thessalonica, in Smyrna en aan de kusten van Klein-Azië, op Creta en Cyprus de verschrikkelijkste navolging vond, duurde van April tot in den herfst. Te vergeefs verhieven de christelijke mogendheden hare stemmen; eerst toen de russische gezant Stro-ganoff beleedigd en de Bosforus voor de russische schepen gesloten werd, stelde keizer Alexander zijne troepen aan de Pruth in beweging. De sultan wist echter de ALG. GESCII. 35
540
mogoudbedeu eu bijzonder ook Alexauder met fraaie betuigingen te bevredigen; maar des te meer indruk maakte de griekscbe zaak bij de andere volken. De naam van Griek eu Helleen wekte al de geestdrift op , waarmede de borst des jougelings vervuld wordt bij bet hooren der gescbiede-nis van dit boog begaafde volk der oudheid, eu hunne deelneming vermeerderde bij het vernemen der gruwelen. Het christelijke volk kon niet begrijpen, hoe het H. verbond het dulden kon, dat de Turken het kruis met voeten traden en dat zy duizenden Grieken vermoordden; hoe die mogendheden, welke zoo opgekomen waren tegen den handel in negerslaven, het dulden konden, dat de Turken duizenden meisjes en knapen naar de harems en de slavernij wegsleepten. Onbegrijpelijk was het gedrag van Engeland, dat den christenmoord en slavenverkoop in Europa niet alleen duldde, maar van Malta en de jonische eilanden uit met krijgsbehoeften en raad ondersteunde, terwijl het tegen den verkoop der negers geen woorden van afschuw genoeg had en tallooze bijbels naar de heidensche wereld zond. Enge-lands staatkunde was: Turkije tegenover liusland niet te verzwakken; en daarom werd het christelijke Griekenland aan de Mohammedanen overgelaten. Volgens engelsche berekening zou Turkije\'s kracht toenemen, naarmate het getal zijner grootste vijanden, de Grieken, verminderde. Het grootste gebrek bij de Grieken was, dat zij geen gemeenschappelijk middelpunt hadden; wel is waar, was Demetrius Ypsilanti, de broeder van den hetaeren-chef, tot opperbevelhebber in den Peloponesus, Maurokordato in het westelijk- en Odysseus in noord- en oostelijk Griekenland aangesteld; maar de hoofden der afzonderlijke Lenden handelden veelal op zich zeiven; desniettegenstaande waren de griekscbe wapenen niet ongelukkig in den Peloponesus. De Turken grepen de griekscbe verschansingen bij Baltezza den 27 en 28 Mei te vergeefs aan en bezetten daarop de vaste plaatsen, als: Napoli di Romania (Nauplia), JSapoli di Malvasia, Modon , Coron , JS\'avarin en Corinthe;\'hunne hoofdmacht zonden zij naar Tripolizza, welke plaatsen door de Grieken werden ingesloten, ten einde hen door den bon-
547
ger tot de overgaaf te dwingen; want zij hadden geen kanonnen , soms zelfs gebrek aan kruid en lood. Zij bewogen zich pijlsnel in kleine legerafdeelingen en beletten zoo den toevoer van levensmiddelen, vaak maakten zij goeden buit. In Mei zeilde de turksche vloot uit de Dardanellen om den belegerden hulp aan te brengen ; maar in den Archipel werd zij door de lichte grieksche schepen , zoodanig omringd, dat de zware turksche met hunne 24 en GO ponders moeite hadden om zich te redden; een linieschip geraakte bij Te-nedos op het droge en werd door de Grieken verbrand. In het begin van 1822 gaven de Grieken zich op de nationale vergadering te Argos een republikeinschen regee-ringsvorm. Onder de grieksche hoofden bleef evenwel de tweespalt bestaan; het krijgsgeluk echter was den Grieken in het algemeen gunstig. De oorlog van 1\'erzië tegen Turkije en het houden van een observatieleger door de Russen op de grenzen, beletten den sultan al zijne krachten tegen de Grieken aan te wenden. In het voorjaar vervulde Capudau pacha Europa met afschuw; de Samioten hadden het bloeiende eiland Chios in Maart bezet en tot opstand overgehaald, doch toen de turksche vloot naderde, lieten zij Chios in den steek en vluchtten naar de bergen van hun eigen eiland, lu April zette Capudan pacha 15000 Aziaten te Chios aan land ; zij vonden geen weerstand, vermoorden de mannen en voerden bij de 40000 vrouwen en kinderen in slavernij. Terwijl de vloot bij het uitgemoorde eiland voor anker lag en den Beiram vierde, naderden \'s avonds drie kleine zeilschepen onder oostenrijksche vlag, zonder dat dit bijzonder de aandacht opwekte, maar des nachts voer de de Ipsariot Kanaris zijn brander bij bet turksche admiraalschip en maakte hem er aan vast. Het groote turksche schip stond spoedig in vlam en vloog met 2000 Turken in de lucht en in den herfst leed de turksche vloot een dergelijk ongeluk. Het jaar 1823 was evenmin den Turken gunstig; in hun rijk zelf heerschte een geest van ontevredenheid onder de Oud-Turken. wegens veranderingen, welke de sultan had willen invoeren. Een aanval der Turken in Boëtio mislukte, daarentegen vernietigde Marco Botzarris door een
548
nachtelijke verrassing een turksche legerafdeeling, hij zelf sneuvelde (30 Aug.)
Intusschen had er in de europeesche kabinetten zelveu eene geduchte verandering plaats. In Engeland was lord Canning aan het roer gekomen, wiens streven tegen het H. verbond en ten voordeele van Griekenland was. Engeland namelijk erkende het blokkaderecht der Grieken en behandelde het daarom in weerwil van het congres van Verona als eene oorlogvoerende mogendheid. Daardoor gelukte het der grieksche regeering in Londen eene leening te sluiten, waardoor grootere ondernemingen mogelijk geweest zouden zijn, hadde de verdeeldheid der Grieken dit zelve niet verhinderd. Buitendien vormden zich in Engeland, Frankrijk, Duitsch-land en Zwitserland tallooze vereenigingen ten gunste van Griekenland, van welke het krachtige ondersteuning in geld en krijgsbehoeften kreeg, ook vele strijdlustigen schaarden zich onder de grieksche banieren. De Grieken, alvorens de vrijheidszou voor ben aan de kimmen opging, moesten nog een verschrikkelijkeu lijdensweg afleggen. De sultan, de onmogelijkheid inziende Griekenland te onderwerpen , verbond zich met pacha Mehemet Ali van Egypte, en deze zond zijn dapperen zoon Ibrahim pacha met een leger naar Griekenland. (Febr. 1825). Hij bestormde Navarino, nam Tripo-lizza, doortrok al veroverende en moordende den Peloponesus; duizenden mannen werden geslacht, en duizenden vrouwen en kinderen in slavernij gesleept; binnen een jaar viel de geheele Peloponesus, op de beide Napoli, Acrocorathus en het mainotische gebergte na, in zijne macht, terwijl Keschid pacha op het vasteland het beleg had geslagen voor Mis-solunghi. Zijn geschut echter vermocht niets tegen de aarden wallen der Sulioten, deze sloegen eiken storm bloedig af. In Dec. verscheen Ibrahim pacha insgelyks voor Missolunghi en belegerde het tot in April 1826. De Sulioten zagen den hongerdood voor de oogen, daarom besloten zij een uitval te wagen en zich den weg naar het gebergte te banen. Dit geschiedde in den nacht van den 22 April; de eerste 3 000 man sterke colonne, met vrouwen en kinderen in haar midden, sloeg er zich door en bereikte het gebergte. De tweede
549
was uiet zoo gelukkig ; maar de mannen verkochten hun leven duur en de teruggeblevene gewonden, grijsaards en priesters sprongen met de indringende Turken in de lucht; ongeveer 4 000 vrouwen en kinderen kwamen op de turksche slavenmarkten, vele duizenden afgesneden en ingezouten ooren werden den sultan als zegeteekenen in zakken naar Constantinopel gezonden. Hierop keerde Ibrahim naar Morea terug; Reschid pacha drong naar Attica en belegerde de Acropolis, vair wier lot Midden-Griekenland afhing. De bevelhebber Guras werd gedood, men had reeds gebrek aan krijgsbehoefte, toen het aan Fabvier , een officier nog uit het leger van Napoleon, gelukte er \'s nachts met 400 man, waarvan ieder 10 pond kruid by zich had, in te komen. De grieksche regeering, aan welke noch de primaten (de voorname burgers) noch de capitauen (de militaire hoofden) gehoorzaamden, benoemden in dezen nood den engelsch-man Cochrane, die zich onderscheiden had in den spaanschen oorlog tegen de Frauschen, tot oppervlootvoogd en een ander Engelschman Church tot opperbevelhebber; dezen wisten de partijen der nationale vergadering tot een te brengen , welke daarop graaf Capo d\' Istria tot president van Griekenland verkozen. AVel behaalden de grieksche scharen hier en daar eenig voordeel, maar zij konden de Acropolis niet ontzetten, zij moest den 5 Juni onder bemiddeling der fransche en engelsche schepen capituleeren; de bezetting kreeg vrijen aftocht. Intusscheu had Canning niet stil gezeten. Het lag, zooals wij vroeger zagen, in de staatkunde van Engeland, Turkije niet te zeer te verzwakken tegenover Rusland; van eene andere zijde was echter een sterk Egyptisch rijk niet minder voor Engeland te vreezen ; zulk een rijk zou de sleutels tot Oost-Indië in handen hebben en verbonden met Frankrijk ook de engelsche heerschappij in de Middel! aud-sche-zee zeer bedreigen. Daarenboven eischte het handelsbelang den vrede; want de handel op de Levant ging geheel verloren en laatstens schreeuwde overal het menschelijk gevoel om wraak over de onbarmhartige menschenverdelging van den Turk en Ibrahim pacha. Om deze redenen bood Engeland den russischen keizer de hand aan en Nicolaas 1
550
(sedert 1 Dec. 1820) greep met blijdschap de gelegenheid aan om den Turk een stoot te geven en als beschermheer over de grieksche Christenen op te treden. In Frankrijk was de geest zeer bepaald voor de Grieken , daarenboven was dit ryk reeds heimelijk verbonden met Rusland.
De mogendheden drongen, alvorens zij tot een bepaald besluit kwamen, bij den sultan aan, om aan den onmenschelijkeu oorlog een einde te maken door den Grieken aanneembare voorwaarden tot onderwerping aan te bieden; het antwoord was een sterk protest tegen elke vreemde inmenging. Toen sloten den 6 Juli de drie mogendheden te Petersburg een verdrag, waarin de bevrijding van Griekenland uitgesproken werd, onder de voorwaarden: dat (iriekeu-land, even als Moldavië en Wallachije, eene eigene zelfstandige regeering zou hebben, maar den sultan eene jaarlijksche schatting betalen. Eene engelsche, fransche en russische vloot verscheen in de Middellandsche-zee onder de admiralen Codrington, Riguy en Heijden, welke aan Ibrahim pacha verklaarden : dat zij in last hadden het bloedvergieten te doen staken, desnoods met wapengeweld. Ibrahim zocht uitvluchten , maar toen zijne schepen wilden uitloopen, wees Codrington hen met kanonschoten terug. Den 30 Oct. liepen de vereenigde vloten de haven van Na-varino binnen, alwaar de turksch-egyptische vloot voor anker lag. De ongeloovigen werden door de Turken en Egyptenaren met vloekwoorden en verwenschingen ontvangen ; maar toen een turksch fregat op een engelsch schip vuurde, was dit het teeken tot een algemeen gevecht, en nu openden de linieschepen der hondgenooten zulk een vuur, dat binnen weinige uren de turksch-egyptische vloot tot op eenige kleine schepen na vernield was ; er ging door geheel Europa een jubelkreet! De sultan was hoogst verbitterd ; maar hield toch de bevolking van Constantinopel terug, dat zij niet nogmaals de overgeblevene christenen in de stad en omstreken vermoordde. Eindelijk brak nog de bijzondere oorlog tusschen Rusland en Turkije uit; het laatste rijk kon dus weinig tegen Midden-Griekenland uitrichten; daarenboven was generaal Maison met 10000
551
Franschen geland, welke Ibrahim pacha noodzaakten den Peloponesus te verlaten. De zaak der vrijheid stond voor Griekenland schooner dan ooit; jammer dat de verdeeldheid onderling steeds grooter werd en zelfs in een bur-geroorloy ontaardde.
O O
Sedert Jan. 1828 regeerde Capo d\' Istria als president, hij had den invloed van Rusland voor zich en daarom ook de geheele militaire partij, waarom de Mainoten en de verbonden Grieken hem des te vijandiger waren. Miaule verbrandde de oorlogschepen der Grieken, om, zooals men voorgaf, hen niet in beslag te laten nemen door de Russen; de verbittering onderling vermeerderde met den dag en den 0 Oct. werd de president vermoord. Zijne broeders Augustus en Biaro Capo d\' Istria handhaafden zich nolt;? eenigen tijd; maar zagen zich door den afval der Rurnelieteu (de bewoners van Midden-Griekenland) genoodzaakt hun ambt neer te leggen , en de nu volgende voorloopige regeering was evenmin in staat de eendracht te herstellen. Eindelijk herstelden de beschermende mogendheden zei ven de rust, nadat zij hel», wegens het toekomstig bestaan van Griekenland, onderling eens waren geworden. Reeds in Maart 1828 hadden de mogendheden bepaald, dat Griekenland zou bestaan uit den Peloponesus, Attica, Boëtie, Phocis, Locris, Euboea en de Cycladen en den sultan jaarlijks eene schatting van 1 \'/j millioen turksche piasters betalen; dit voorstel werd zoo wel door Capo d\' Istria als door den sultan verworpen, liet russische zwaard loste eindelijk alles in eens op. Terwijl Paskewitsch de Turken in Azië sloeg, trok generaal Diebitsch over den nog onbegaan-baren Balkan en daalde in het hart van Turkije neêr, nam Adriauopel in en maakte zich gereed om op Constantino-pel los te gaan , toen de Turk zich haastte den vrede aan te nemen, welken Diebitsch te Adrian opel voorschreef (14 Sept. 1829), waarbij de sultan de onafhankelijkheid van Griekenland moest erkennen. Zijne grenzen werden ten Noorden bepaald tot de Thermopyle en den Aspropotamo (Achelous), de mogendheden verhieven het tot een koninkrijk en droegen de kroon op aan Leopold van Saksen-Co-
burg, een bloedverwant van hel engelsclie vorstenhuis. Deze wilde echter (1830) de kroon niet aannemen, tenzij Griekenland ook het eiland Creta , waarop nog altijd de Sphalioten met de Turken vochten, en eene betere grensbepaling op het vasteland verkreeg. Hierin wilde het engelsclie ministerie niet treden; maar in dien tusschentijd werd Capo d\'Istria vermoord, de Juli-omwenteling brak uit, de verstandhouding tusschen Engeland en Frankrijk werd beter en zoo kwam het protocol der drie beschermende mogendheden van 7 Maart 1832 tot stand. De kroon werd opgedragen aan prins ütto van Begeren, en een regentschap benoemd gedurende zijne minderjarigheid; en om in den iinaucieelen nood te voorzien, werd er ouder borgstelling der drie mogendheden, eene leening van GO millioen fr. gesloten. Den 30 Jan. 1835 landde de koning, na vooraf tot de grieksche kerk te zijn overgegaan , voor IS\'auplia aan en hield den G Febr. onder het gejubel der Grieken zijn plechtigen intocht. Het regentschap , bestaande uit, den graaf Armausperg, den staatsraad Maurer , den legatieraad Abel, den generaal Heidegger, had eene hoogst moeilijke taak; bet land was ontvolkt en verwoest (de Turken hadden al de olijfboomen, eene der hoofdbronnen van het volksbestaan vernietigd) het volk in partijen verdeeld, aan geen orde gewend en vol ijverzucht tegen de vreemdelingen, vooral tegen de latijnsche Katholieken, en eindelijk was het land eigenlijk te klein voor een zelfstandigen staat.
Het regentschap moest, als het ware, uit de grootste verwarring en bandeloosheid orde scheppen en een geregelden staat trachten te vormen. Het leger , de vloot, de rechtstoestand , muntwezen, onderwijs, het bestuur zoowel van dorp, stad als van land, kortom alles moest geschapen worden ; daarbij bleef hare taak vooral, zooveel zij vermocht, nijverheid , akker- en wijnbouw, zeevaart en handel op te wekken; voor dat alles, moest het zich in het begin vooral van duit-sche elementen bedienen, waardoor het van zeiven velen tegen zich moest krijgen; vooral stond de ijverzucht der partijen het tot stand brengen van het goede zeer in den weg.
553
Het gewone volk wilde wel gaarne rust en vrede, maar was toch niet ingenomen met al de nieuwe vormen van het bestuur; ook zag het ongaarne de vele vreemden, bijna allen Duitsehers, in de burgerlijke en militaire betrekkingen. De primaten haatten hen, omdat zij vroeger zeiven de in-hebbers van alle ambten waren , welke zij schaamteloos alleen voor hun eigen behing aangewend hadden. Vandaar opstanden en samenzweringen. Anderen, die zich niet aan orde wilden gewennen , namen hun vorig leven weer aan en vormden rooverbendeu, welke met de wapenen moesten vervolgd eu uitgeroeid worden. Bij dit alles bleef dit land steeds de wi-ijf-paal der engelsche en russische staatkunde, wat wel de grootste hinder voor zijne rust en zijn bloei was. Deze mogendheden maakten van de partijen gebruik, ieder als een middel voor zij.i invloed. Engeland begunstigde de zoogenaamde constitutioneele partij (Primaten), niet uit liefde voor het grondbeginsel; maar om verwarring te behouden, opdat Griekenland niet te zeer zoude bloeien; want een sterk, zelfstandig Griekenland zou op de jonische eilanden een onweerstaanbare aantrekkingskracht kunnen uitoefenen, en werd Griekenland niet van tijd tot tijd neergebokst, dan kon de grieksche reederij tot eene handelsvloot en zeemacht aanwassen , waardoor het Engelands oogmerken op Egypte, Cyprus en Creta kon tegenwerken. Rusland daarentegen ondersteunde de militaire partij; het wilde evenmin als Engeland een krachtigen, griekschen staat, omdat het bij den inogelijken val van den Turk mededinger naar Constantino-pel kon zijn. Voor de russische staatkunde heeft Griekenland geen andere bestemming dan als middel te dienen om Turkije, als het dienstig zal zijn, bezig te houden en te verzwakken. Bij zulke omstandigheden is het niet te verwonderen , dat wij zoo dikwijls verandering van ministeries zien. De toestand veranderde niet toen in 1835 de koning zelfde regeering op zich nam. In 1837 verlieten de beijersche soldaten Griekenland en in 1841 werd de griek Manrocordato ministerpresident. De meeste Duitsehers, welke nog ambten bekleedden, werden ontslagenen vervangen door Grieken ; het getal echter der naar posten hunkerende Grieken was te groot omalier
554
wenschen te vervullen. Dit ministerie bleef niet lang aan het roer; in den nacht van ilen 14 op 15 Sept. brak er te Athene een militaire opstand uit, welken de gezanten der beschermende mogendheden zipi gang lieten gaan, ja zelfs heimelijk ondersteunden; de koning zag zich genoodzaakt den 13 Novb. eene nationale vergadering bijeen te roepen, welke in weinige, maanden eene nieuwe staatsregeling vervaardigde ; met zijne twee kamers van vertegenwoordiging won Griekenland slechts twee haarden van tweespalt en partijhaat. .Het eene ministerie volgde het andere op, veelal volgens den meer of minderen invloed der Engelsehen of Russen. Wij behoeven hier niet bij stil te staan, aangezien deze verordeningen geen invloed op de wereldzaken uitoefenden.
Turkije (1812—1848).
Den vrede van Bucharest (28 Mei 1812) kocht sultan Mahmud 11 met het verlies van grondgebied van den Dniester tot aan den Pruth, en wel zoo goedkoop nog , omdat Napoleon toen juist zijne verschrikkelijke wapenen tegen Rusland wendde. De volgende jaren van vrede herstelden echter het turksche rijk niet, integendeel, het trad immer zijne oplossing nader. Het turksche rijk geeft ons hierin dezelfde verschijnselen als die groote aziatische rijken, welke vóór eeuwen bloeiden.
Zoo lang een veroverend volk (Assyriërs, Meders, Per-zsn , Parthen, Arabieren) de ruwe kracht behoudt, aan welke het de overwinning over andere naties te danken heeft, zoolang duurt zijne heerschappij voort; maar verliest het door het genot van eene despotische regeering in uitspattingen en wellust zijne oorspronkelijke kracht, hetwelk altijd bij de dynastie en de grooten begint, dan komen de opstanden in de deelen van het rijk en het ligt bloot voor de verovering van eene andere opkomende macht. Dat Turkije nog bestaat, heeft het eensdeels te danken aan het Islam, wiens fanatisme de Turken tot den strijd tegen Christen en Heiden ontvlamt; maar vooral aan de genade en overeenkomsten der groote
555
mogendheden , welke elkanders stappen met ijverzucht gadeslaan ; anders ware het reeds lang door het groote russi-sche rijk verzwolgen geweest. Wel hadden de Janitzaren en Spahis dapper tegen de Kussen gevochten, maar zij waren op den duur niet tegen de europeesche tactiek bestand ; de voorlanden Moldavië en Walachije waren voor hen reeds als verloren, zoodat zij zich alleen tot een verdedigingsoorlog moesten bepalen. Ook werd de sul-tan als kalif zelfs door de wieg van het Islam, Arabië, zwaar bedreigd. Heeds in 1750 had een Arabier Abn Ebd-el-Wahab eene hervorming van het Islam verkondigd en zijne aanhangers , de Waha-biten veroverden bijna geheel Arabië, zelfs de H. steden Mekka en Medina, ook Kerbelah aan den westelijken oever van den Eufraat. Wahab ijverde bijzonder tegen de bijna goddelijke vereering van den profeet, tegen de vele cermo-nies, de pracht der moskeën, de vereering der marabouts of mohammedaansche heiligen, tegen de pracht, de tabak, de geestrijke dranken enz.; de goederen gemeenschap prees hij aan, maar voerde haar op zulk een voet slechts in, dat de arme geloovigen door de rijke voor den oorlog moesten uitgerust, en den te maken buit gelijkelijk door het lot moest verdeeld worden. De Wahabiten waren even fanatiek als de eerste Muzelmannen, in den regel moesten de turksche pachas wijken, tot dat Mehemet Ali van Egypte hen van 1811—1818 met geregelde infanterie en artillerie aanviel en te gelijker tijd de Engelschen de wahabitische zeeroovers aan de perzische golf beteugelden. Wel bevrijdden de overwinningen van Mehemet Ali den sultan van zijne buiten landsche vijanden , maar van de andere zijde werd de macht en de invloed van den pacha zoo groot, dat zij die des sultans overtroffen. Dit spoorde den laatste bijzonder aan om het turksche militairwezen in een euro-peesch te veranderen en werkelijk waren reeds enkele hoofden der Janitzaren gewonnen en andere uit den weg geruimd, toen de grieksche opstand alles in verwarring bracht. Ali pacha van Janina stond op, nu weigerde Mehemet Ali zijn con-tigent aan troepen en schepen te leveren en de Perzen verklaarden den oorlog en namen Bagdad weg. De geldelijke
556
toestand was niet beter, de sultan kon geen 25000 man behoorlyk tegen Griekenland uitrusten. Het gelukte hem evenwel zooals wij reeds verhaald [hebben, Moldavië en Walaehijc weer te onderwerpen; Ibrahim pacha kwam wel niet troepen naar Creta en Morea , en werd de vrede 1823 met de Perzen wel zonder verlies gesloten; maar dat alles beschutte Turkije niet tegen de traditioneele staatkunde van den beheerscher aller Russen, üoor bemiddeling van Engeland kwam tusschen Nicolaas 1 en den sultan te Acjer-man (G Oct. 1826) de vrede tot stand, waarbij Turkije de volledige nakoming der bepalingen van den vrede van Bucharest beloofde, aan de vorstendommen nog meer vrijheid toestond, de privilegies beloofde na te komen en de grensregeling van 1817 erkende, enz. De sultan willigde dit alles in, ofschoon kokend van woede, want hij was niet uitgerust en had juist de Janitzaren vernietigd, om de weerbaarheid van zijn rijk opnieuw te regelen. In het jaar 1826 richtte hij een nieuw corps soldaten op, waarin hij ook Janitzaren wilde inlijven; dezen echter vormden eene samenzwering, stonden den 25 Juni op, vermoordden de hoofdofficieren, welke zij voor aanhangers van het nieuwe militaire systeem hielden en plunderden de paleizen van vele grooten. Mahmud II zond Hossein pacha met de nieuw gevormde troepen en artilleristen tegen de kazerne der Janitzaren , welke plat geschoten werd en met hare bewoners verbrandde. .Na een strijd van drie dagen , in welke 7000 Janitzaren omkwamen, was de sultan overwinnaar, die nu een verschrikkelijk bloedbad aanrichtte; bij de 16 000 samenzweerders werden ter dood gebracht en 30 000 naar Azië verbannen. Znlk bloedvergieten, ten gunste van eene aan de ongeloovigen ontleende inrichting, vervulde de echte Turken en bijzonder het gewone volk met eene woede, welke zich lucht gaf in verschrikkelijke brandstichtingen (den 31 Aug. 6 000 huizen), omdat de kanonnen en soldaten des sultans hen voor oproer afschrikten. Hooger nog steeg de verbittering toen,wijn- en brandewijnshuizen in hun Stamboul mochten geopend worden en het bekend werd, dat de sultan zich zeiven ook te buiten ging in den door Mahomed verboden drank; dat er eene politie naar
557
de wijze der Franscheu ingevoerd, alsmede de quarantaine tegen de door Alah gezondene pest zou ingevoerd worden.
Voortdurend woedden er nachtelijke branden in de hoofdstad en den 22 Oct. werd er eene wijduitgestrekte samenzwering ontdekt, wier deelhebbers door den scherprechter of door verdrinking in den Bosforus gestraft werden ; men begroot het getal op 12 000!
Gedurende al dien tijd duurde de oorlog tegen de opgestane Grieken voort en kwam het londener verdrag der drie beschermende mogendheden van 6 Juli 1827 tot stand. Den 26 April 1828 volgde de russische oorlogsverklaring, waarin keizer Nicolaas plechtig verklaarde , dat hij niet om veroveringen; maar alleen voor de trouwe vervulling der verdragen van de zijde des sultans de wapenen had opgenomen, üe sultan was niet in staat geweest in zulk een korten tijd een geregeld leger te vormen en kon hoogstens uit Aziö en Europa 80 000 man geregelde en 85 000 ongeregelde troepen tegen Rusland stellen , van welke meer dan de helft dienen moest om Constantinopel te dekken, tot bezetting der Dardanellen en der Donau vestingen. De Turken waren dus genoodzaakt zich tot een verdedigings-oorlog te bepalen. In Mei 1828 opende de oude veldmaarschalk Wittgenstein den oorlog en trok met 120 000 man den Pruth over. De Turken ruimden Galacz en gingen naar Braila, voor welke vesting keizer Nicolaas den 21 Mei zelf aankwam. De bevelhebber Soliman pacha bood dapperen weerstand, sloeg elke bestorming af en capituleerde eerst op voorwaarde van vrijen aftocht naar Silistria , toen de vesting, als het ware, plat geschoten was. Tegelijk gingen nu de min sterke vestingen Matschin, Tultscha, Hirsowa en Kustendsch over. Het russische leger begaf zich naar Schumla en Varna ; eene andere legerafdeeling onder Geismar legerde zich tegenover Weddin en eene tweede onder Koth blokkeerde Silistria en Giurgewo. Verschillende gevechten voor Schumla bleven onbeslist; den 26 Aug. overvielen de Turken eene russische legerafdeeling , welke zy nedersabelden , daarentegen verloren zij den 31 Aug. een gevecht bij Jenibazar. Schumla konden de Kussen niet geheel insluiten, integen-
558
deel zij zeiven leden gebrek aan toevoer, en toen de herfst-regtus en met dezen de gewone ziekten begonnen, moest Wittgenstein in het begin van November tot Silistria terugtrekken, waarbij het legercorps, dat de achterhoede uitmaakte, door de Turken zoo gedrongen werd, dat het al zijne bagage verloor. Voor Silistria ging het niet beter; de regen vulde de loopgraven, de bezetting deed voortdurend uitvallen en toen Hussein pacha van Schumla opdrong moesten de Kussen aftrekken en waren door de diepe, slijkerige wegen genoodzaakt bijna al hun geschut in den steek te laten. Cire-lukkiger waren zij aan hunne beide vleugelen; de pacha van Widdin drong Geismar door overmacht tot Krajova terug, maar liet zich in den nacht van den 27 Sept. overvallen en met groot verlies over den Uonau terugwerpen, Veel gewichtiger was de verovering van Varna, welke slechts door medewerking der rnssische vloot ouder admiraal Greigh, een Engelschman, gelukte. Varna had geen regelmatige vestingwerken, maar een sterk garnizoen en in izzet Mehemet een dapperen bevelhebber. De hoop der russische veldheeren om spoedig van Varna meester te zgn werd verijdeld; want ofschoon de russische vloot de turksche schepen in de haven verbrandde en de stad bombardeerde , bewezen de Turken, die van Schumla versterking kregen, door hunne moedige en voortdurende gevechten en verrassingen, dat de oude krijgsgeest der Osmannen bij hen nog niet geheel uitgedoofd was. üe russische keizer Nico-laas verscheen zelf op de vloet en vorderde izzet Mehemet tot de overgave op, hetwelk deze volstandig weigerde. Varna moest regelmatig belegerd worden en dat ging zeer langzaam voort, aangezien de Turken met moorddadige zekerheid hun geschut wisten te bedienen. Den 20 Sept. werd de prins van Wurtemberg weder moorddadig teruggeslagen ; nog den 0 Oct. ondernamen de Russen, maar te vergeefs, met groote opofferingen aan manschappen, een nachtelijken storm ; hij werd afgeslagen , de Tarken keerden steeds in hunne stellingen terug en lieten dan de belegeraars aan hun werk gaan. De Turken zagen echter wel in, dat zij het op den duur niet konden uithouden , om er
559
dus met de meeste eer van af te komen, kwam de onderbevelhebber van Varna Jussuf pacha den 10 Oct. in het vijandelijk lejjjer en gaf de stad over, terwijl Izzet de citadel nog een dag verdedigde en toen vrijen aftocht verkreeg. — In dezen veldtocht verloren de Russen bijna 45 000 man, meer dan een derdejdaarvan door ziekte. Ueter ging het hun in Azië, waar de Turken tegenover Paskewitsch geen 30 000 man in het veld konden brengen. De laatstgenoemde veldheer opende in Juni den veldtocht van uit Gumri en bestormde den 5 Juli het gewichtige Kars. Den 17 Aug. was hij noordwaarts tegen Achal/.ik opgerukt, sloeg deu 21 de Turken en nam de stad den 24 met storm in; spoedig daarop gaven zich Bajazid en andere steden over. Gedurende den winter wilde de sultan zich krachtig tot deu oorlog uitrusten; maar vond bij de Muzelmannen niet den ge-wenschten geest; zij konden de slachting der Janitzaren niet vergeten en geen vertrouwen krijgen voor hervormingen afkomstig van de ongeloovigen. Oostenrijk spande ook nog alles in om Engeland en Frankrijk van de zijde van Rusland ai\'te lokken, en dan gezamenlijk Rusland het hervatten des oorlogs te verhinderen en Turkije tot nakoming dei-verdragen over te halen ; Engeland en Frankrijk waren te ver met Rusland gegaan om nu van front te veranderen. In het voorjaar (1829) begon de oorlog weder; den 17 Mei verscheen het hoofdleger, nu aangevoerd door den veldmaarschalk Diebitsch, voor Silistria. .Na verscheidene gevechten , waarin van beide zijden met dapperheid gevochten werd, moest Silistria zich den 30 Juni overgeven, dadelijk daarop trok Diebitsch over den Balkan en verscheen den 19 Aug. voor Adrianopel; den 20 capituleerde de stad. In Azië was het den Turken niet beter gegaan; Paskewitsch nam den 9 Juli het gewichtige Erzerum bij verdrag in en rukte op naar Trepezonde. Al deze nadeelen stemden den sultan voor den vrede, te meer nog omdat de geest der Turken hem steeds vijandig bleef. Den 14 Sept. werd de vrede te Adrianopel gesloten. De porte betaalde 10 millioen dukaten, luimde al de moldavische en wallachijsche vestingen , gaf het betwiste grondgebied aan Servië terug , en
erkende het zelfstandige bestuur der Donauvorstendommeu, op voorwaarde van eene jaarlijksche schatting en het recht van bevestiging der vorsten. Rusland gaf bijna al het veroverde terug; bedong voor zich zelf handelsvoordeelen, het bescherm-recht over de grieksche kerk in Turkije en eindelijk, zoo als wij gezien hebben, werd Griekenland onafhankelijk ver-klaard. Engeland was ontevréden over den vrede, omdat llus-land door de aanwinst van den Donaudelta, meester over dien stroom werd en door de aanwinst van Achalzik had het eene zekere operatiebasis tegen Erzerum verkregen. De Engelschen zeiven hadden den Kus daartoe in de hand gewerkt. Nog lagen de Kussen in de Donauvorstendommeu, welke zij volgens de vredesvoorwaarden tot aan de voldoening der oorlogskosten mochten bezetten, toen in Albanië, Bosnië, Macedonië, in Klein-Azië, Aleppo en Bagdad onlusten uitbarstten; zij werden echter door Reschid pacha gelukkig gedempt. Gevaarlijker was voor hem zijn vasal Mehemet Ali en zijn zoon Ibrahim Pacha. Deze wilde Egypte tot een zelfstandig rijk verhetfen en begeerde als voormuren van het Nijlland ook Palestina en Syrië; Cyprus en Creta als zee-voorposten bezat hij reeds. In 1831 had Abdallah , pacha van Acre, eenige duizenden Fellahs , die, om de onderdrukking van Mehemet Ali te ontgaan, uit Egypte gevlucht waren, in Acre eene schuilplaats gegeven; later weigerde hij hen uit te leveren en daarom trok Ibrahim pacha in Nov. 1831 tegen Acre op , hetwelk in Mei 1832 bij verdrag in zijne handen viel; spoedig daarop bezette hij ook Jeruzalem, en audere uit de kruistochten bekende steden. Toen de vordering des sultans om Syrië te ruimen geen gehoor vond, sprak hij den banvloek als kalif tegen Mehemet en Ibrahim uit en zond een leger van omtrent 50 000 man, onder Hussein pacha over den Taurus. Dit leger bestond groo-tendeels slechts uit knapen en nog onvolkomen georganiseerde soldaten; Ibrahim had intusschen Damascus bezet. Den Ü Juli sloeg deze de voorhoede van het turksche leger bij Hems (Emesa), waarop dit over den Taurus terugvloog en de bergpassen onverdedigd liet. Nu ging Ibrahim over den Taurus en rukte zonder weerstand te ontmoeten tot Co-
niah (Iconium) voort. Hier leverde de turksclie veldheer Reschid 21 Dec. 1832 hem slag, welke hij na een dapper gevecht verloor, hij zeil\' viel gewond in de handen der vijanden. In Jan. 1833 zette Ibrahim zijn tocht tot Kutahia voort, tot op weinige dagraarschen van Brussa. .Nadat de sultan te vergeefs gehoopt had op de ondersteuning van Frankrijk en Engeland, wierp hij zich in de armen van Rusland. üe Czaar zond dadelijk een vloot en stelde een leger aan den Bosporus op; waarop Frankrijk ook bemiddelend bij Mehemet AU optrad. Ibrahim Pacha waagde geen strijd meer, zoodat den 4 Mei 1833 do vrede reeds tot stand kwam. De europeesche mogendheden traden hier als middelaars op tusschen den souvereiu eu den opgestauen vasal, waardoor zij den laatste dus ook werkelijk als souvereineu vorst erkenden, huldigden dus wel degelijk de revolutie, welke zij in Europa zoo krachtig bestreden ; trouwens in de zaak van Griekenland zagen wij bijna hetzelfde. Mehemet Ali bleef in naam vasal van den^ sultan en kreeg bij Egypte en Candia nog Syrië tot in het taurische gebergte, raet de bergpassen Adana en Tarsus. Rusland sloot met de Porte een verdrag voor tien jaren te Hunkiar Chalessi, waarbij de sultan zich verbond de Dardanellen te sluiten en met geen andere mogendheid eenig verdrag aan te gaan. In Parijs, en vooral in Londen was men hier weer zeer ontevreden over: maar welk vertrouwen kon de sultan in hen stellen ? Zij laten zijne vloot vernietigen, hem Griekenland ontrukken , Rusland aanzetten tot den oorlog tegen hem en mi nog weigeren zij hem hulp tegen Mehemet Ali. Met de hervormingen was Mahmud 11 intusscheu voortgegaan, vooral op het krijgskundig gebied. Hij liet de katholieke Armeniers uit hunne verbanning terugkeeren en gelastte den Turken, die hunne woningen en goederen in bezit genomen hadden, dezen terug te geven , stond hun toe in Ga-lata eeue kerk te bouwen en schonk dengenen, die in den griekschen vrijheidsoorlog betrokken geweest waren, volkomen amnestie; den 1 Nov. verschéen de eerste courant in de fransche en turksche taal. Hij verheugde zich dat tegen zijn vasal Mehemet Ali voortdurend opstanden uitbraken\' ALG. GESCII. 30
562
onder de Drusen, Arabieren enz. welke de kracht van Egypte verteerden en weigerde volstandig om aan Mehemet Ali de erfelijkheid zijner dynastie en het souvereine beheer toe te staan; integendeel, hij begon den 1 Juni 1839 den oorlog tegen hem. Zijn leger echter aangevoerd dóór Hafiz Pacha, een voormaligen slaaf, werd den 25 Juni bij Nisib aan den Eufraat geslagen en Mahmud II stierf, 1 Juli 1839, voor de ongelukstijding tot hem kwam en zijn lüjarige zoou Abdul Medschid volgde hem op, maar in plaats van hem, regeerden de sultane moeder en de oude Chosrew Pacha de zaken. De toestand werd wanhopig, toen ook de vloot, welke de Dardanellen verlaten had, in de macht van Mehemet Ali viel. Er bleef nu geen ander middel voor Turkije over dan de beslissing nogmaals aan de groote mogen dheden over te laten, en werkelijk openden Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen de loudener conferentie ; Frankrijk had zich teruggetrokken om door zijne geïsoleerde houding Mehemet Ali voordeelig te kunnen zijn. De vier mogendheden sloten den 15 Juli 1840 een verdrag te Londen, waarbij zij beloofden met alle middelen de voorwaarden, welke de sultan aan Mehemet Ali zou voorleggen, door te zetten. Dezen waren vrij gunstig; hij kreeg Egypte als erfelijk leen, maar Syrië slechts voor zijn leven en de andere gewesten moest hij ruimen ; maar op de tusschenkomst van Frankrijk steunende, dat zich begon uit te rusten om in het londener verdrag veranderingen te krijgen, weigerde hij ze aan te nemen. De mogendheden evenwel zetten door ; een engelsch-oostenrijk-sche vloot nam in Sept. Beirut, Saïda, al de kuststeden behalve Acre, dat zich na een vierurig bombardement den 4 Nov. overgeven moest, waarop Napier zeil zette naar Alexandrië. Gelijktydig stonden de Maronieten en Drusen in den Libanon op en raakten de arabische stammen in de steppen van Syrië en Palestina, alsmede de steden Damascus, Haleb in gisting; door een en ander werd Mehemet A li eindelijk genoodzaakt tot den vrede (29 Nov.) waarbij hij de erfelijkheid van Egypte behield. Ibrahim ruimde Syrië, waar dadelijk de oude regeering onder de Pachas weer begon, en de opstanden elkander, tot heden toe, blijren volgen. Mehemet Ali
563
regeerde Egypte op oostersche wyze; hij putte het land uit, dwong daarentegen de trage fellahs tot werken, handhaafde rust en vrede , bevorderde den handel, beschermde de christenen en voerde met geweld de europeesche beschaving by zijn volk in; dit alles kon geene genoegdoende vruchten dragen , omdat geen beschaafde vorming de grondslag was. Mehemet Ali stierf den 2 Aug. 1849; zijn zoon Ibrahim Pacha was reeds den 10 Kov. 1848 overleden.
De jonge sultan, Abdul Medschid, gaf in het begin eeniger-mate de oud-turksche partij toe, door het opheffen van eenige nieuwigheden, welke zijn vader ingevoerd had; maar reeds den 3 Nov. 1839 begon hij de hervormingen in het groot, toen gaf hij den Hatischerif van Gülhanie, eene soort van grondwet voor het turksche rijk, een werk van den met fransche ideün ingenomen Reschid Paeha. Hierdoor werd aan alle onderdanen , zonder onderscheid van godsdienst, gelijke bescherming van leven en goederen, alsook gelijke rechtsbedeeling, een regelmatig belastingstelsel verzekerd. Voor de Muzelmannen werden de conscriptie en den bepaalden diensttijd ingevoerd, tevens werd de koopbaarheid der ambten afgeschaft. Hoewel nu hier en daar de oude willekeur wel getemperd werd, bleef Turkije echter in het geheel genomen, wat het altijd geweest was. De pachas verdrukten en persten af zoo als vroeger en de christenen vonden evenmin recht als weleer. Een Hathischerif van 1845 ging nog verder voor de beschaving, er kwam zelfs een minister voor landbouw en onderwijs. Er verrezen eene hooge-school, inrichtingen van onderwijs voor toekomstige ambtenaren, lagere scholen, zelfs eene wet op het onderwijs. Dat waren wel alle goede zaken, maar niet volgens den coran. Deze veroordeelt niet alleen alle ongeloovigen tot dienstbaarheid en slavernij, maar doemt tevens als schadelijk , al wat van hen komt. In het vervolg der turksche geschiedenis zullen wij zien, dat dit rijk door de voortdurende onlusten, eene slechte en kostbare regeering immer nader tot zijne ontbinding komt.
RUSLAND VAN 1815—1830.
Keizer Alexaucler had als bouclgeuoot van Napoleou van Zweden Finland en van Turkije Bessarabië veroverd en als Napoleons vijand won hij het grootste gedeelte van Polen , waardoor hij zijne grenzen meer naar Weenen en Berlijn vooruitschoof. Alexander gunde Europa den vrede, en was de ziel van het H. verbond op de congressen van Aken, Troppau, Laibach en Verona. Rusland trouwens had even hard behoefte aan vrede als de andere europeesche staten. Door den reuzenaanval van 1812 en de verdediging daartegen was een groot gedeelte van Rusland een woestijn geworden ; Moscou en Smoleuseo met tallooze dorpen waren nog jaren daarna puinhoopen, het verlies van meuschen was zichtbaar, daarenboven was de bevolking niet groot, en de üuancieele krachten waren zoo uitgeput bij alle mogendheden , dat alleeu de vrede het eenige redmiddel kon zijn. Onder Alexander rustten dus de wapenen van 1815 tot 1825 en de traditionneele staatkunde van Peter den groote toonde zich alleen door het in bezit neiuen van een gedeelte der Noord-westkust van Amerika, en dat zeven kirgisische en kalminische Horden zich van het chinesische rijk losrukten en de Russen tot beschermers namen. Voor den akkerbouw zorgde de keizer in zooverre een vorst dit doen kon in een land, waarin de meeste boeren nog lijfeigenen waren. üe uitvoerhandel der russische voortbrengselen bevorderde hy door wijze wetten; de industrie, welke op verre na niet in de behoefte kou voldoen, moedigde hij aan, en liet zelfs fabrieken op \'s lands kosten oprichten. Later , in 1823, werd door den minister van financiën Cancrin het voor den handel doodende systeem begonnen, dat thans in zijn geheelen omvang nog werkt, namelijk; uitsluiting van of zware belasting op buitenlandsche fabricaten, welker vervaardiging in Rusland zelf mogelijk is en vestiging van eene eigene industrie, niet alleen door verbod en hoogeinvoerrechten, maar door het sluiten der handelswegen en door de lijfeigenen evenals recruten voor den dienst in de fabrieken te heffen en te drillen.
565
Het doel was Rusland, als eene afzonderlijke wereld, voor zich zelf genoegzaam te maken en tegen den tijdgeest te beschermen. Dat Alexander overigens tot de liberale richting overhelde, bewijzen zijne manifesten in den oorlog van 1812—1815 en zijne staatsinrichtingen voor Finland en Polen, welke echter nooit volkomen ten uitvoer zijn gebracht ; ook strekte zijne zorg zich uit voor het ouderwijs; hij liet 5 universiteiten, 50 gymnasies en honderden lagere scholen oprichten, deed al deze scholen streng bewaken, terwijl de maat van onderwijs streng voor eiken stand werd afgebakend, üe grootste, maar minst liberale, zorg wijdde hij aan zijne staatskerk, deze alleen vond bescherming; tegen den R. K. godsdienst was hij zeer vijandig. In 181G verdreef hij de Jezuïten uit al de groote steden en in 1820 uit geheel Rusland en nam hunne bezittingen in beslag. In 1822 verbood hij ook de vrijmetselarij, alsmede het bijbelgenootschap, dat hij vroeger begunstigd had. In Rusland openbaarde zich vooral aan de universiteiten, waaraan voor het grootste gedeelte vreemde leeraars onderwijs gaven, en onder de hoogste standen en officieren eene zekere vrijheidsgeest, welke weinig strookte met het absolutisme van Alexander. Geheime vergaderingen, buitenlandsche tijdschriften en couranten vuurden dit aan. Vandaar verscherping van de censuur, verbod van boeken en vreemde geschriften en verbanning van vele professoren en studenten. Evenals Peter de groote begon hij Ruslands rust van binnen en macht van buiten alleen in de militaire staatsinrichting te zien. Volgens het plan van den generaal Arakschejew werden er militaire colonies aangelegd. Men ging hierin veelal op de volgende wijze te werk: de soldaten werden kroon boeren en de kroonboeren soldaten gemaakt; de ongeoefende soldaten werden in de dorpen bij de boeren gedaan en moesten boerenwerk en den wapenhandel tegelijk leeren, met de zoons der boeren werd even zoo gehandeld, daarenboven kreeg elk dorp of colonic een militair bestuur; de bestemming der vrouw was: soldatenvrouw en soldatenmoeder te zijn. Mocht znlk een systeem gelukt zijn dan zou de landbouw eenige duizenden sterke armen meer gewonnen hebben. In zijn geheel
566
yindt men znlke militaire colonies niet meer, maar wel nog sterke overblijfselen er van. Het koninkrijk Polen baarde den czaar niet alleen veel zorgen ; maar de vrijzinnigheid der Polen kaatste terug op zijne russisehe onderdanen, en niet zonder reden: tegenover het grieksche Rusland stond het katholieke Polen, tegenover de autocratie eene soort van constitutioneele regeering, tegenover het russisehe leger een poolsch en tegenover de gedachte van Peter 1 om de wereld te beheerschen, de op nieuw bezielde hoop op de herstelling van een onafhankelijk poolsch rijk. Spoedig vertoonde zich in de poolsche kamers een tegenstand, die den keizer zeer verbitterde en er vormde zich samenzweringen, welke gedeeltelik ontdekt en gestraft werden. Anderen ontstonden er, welke zelfs hunne vertakkingen onder de russisehe grooten en officieren haddeu; dezen hadden de denkbeelden van vrijheid uit hun lang verblijf in Duitsch-land en Frankrijk medegebracht en thans vormde zich onder hen ook eene samenzwering, welke geen geringer doel had clan om de keizerlijke familie te vermoorden en de republiek uit te roepen. In Mei moest het voltrokken worden; Alexander echter stierf reeds den 1 Dec. 1825 te Taganrog.
KETZER NICOLAAS I (1825—1854).
Aangezien Alexander geen kinderen naliet, zou zijn oudste broeder Constantijn hem hebben moeten opvolgen, doch deze had ten gunste zijns broeders Nico laas afstand van de opvolging gedaan. De russisehe samengezworen, die het talrgkst onder de officieren waren deden een vermetelen stap. Vele garderegimenten stonden op, omdat hunne officieren hen verklaarden , dat Constantijn met geweld van den troon was uitgesloten geworden. Zij riepen hem tot keizer uit en tegelijk de constitutie , grepen naar de wapenen en in de straten van Petersburg kwam het tot een gevecht, waarin de stadscommandant, de generaal Miloradowitsch viel, slechts na veel bloedvergieten en door de overmacht en meer nog dooiden indruk, welke de tegenwoordigheid van Nicolaas zelveu
567
maakte, werd den tegenstand overwonnen; ook te Kiew werd hetzelfde beproefd, maar ook daar leed de opstand schipbreuk. De hoofden werden opgehangen, de andere samengezworen , waaronder ook de dichter Bestnschew naar Siberië verbannen en de gardes, welke zich tot den opstand hadden laten verleiden, werden in den Caucasus gezonden. Een soldatenopstand in de militaire colonic van Nowgard, stilde de keizer ook alleen door de verschijning zijns per-soons. Hij schafte dadelijk de misbruiken af, waardoor de opstand [ontstaan was en strafte al de ambtenaren voorbeeldig , die zich aan de verduistering van gelden, en levensmiddelen enz. hadden schuldig gemaakt. Toen de rust van binnen hersteld was, riepen hem ernstige buiten landsche verwikkelingen. Perzië namelijk was evenals Turkije, sedert Peter den groote, door de russische wapenen verontrust geworden , het ging ook evenals Turkije door zijn slecht bestuur dagelijks achteruit. Wel is waar had Engeland Perzië, als de voormuur voor zijne Oost-Indische bezittingen wel ondersteund, en hervormingen in het leger getracht te brengen , maar niet genoegzaam om de Russen te weerstaan. De haat der Perzen tegen de llussen evenaarde dien der Turken en evenals in Europa de Grieken, zoo waren de Armeniërs in Azië werkzaam voor Rusland. De voortdurende verhuizingen der akkerbouwende Armeniërs naar Rusland, het bericht van den dood des keizers Alexander en de opstand te Petersburg spoorden den oorlogzuchtigen kroonprins Abbas Mirza in de lente van 182G aan, om den oorlog tegen Rusland te openen met een inval in de caucasische provinciës van Rusland. Zijn wapengeluk had evenwel spoedig een einde. Generaal Jermoloff dreef hem in verscheidene gevechten over den Kur naar den Araxes terug en generaal Paskewitsch drong zelfs tot in Perzië door, nam Etschmiadsin , den zetel van den armenischen patriarch en den 13 Oct. de vesting Eriwan , spoedig daarop Tauris, en dwong den schach tot den vrede van Turkmantschai (10 Febr. 1828). Bij dezen vrede won Rusland de provinciës Armenië en Rachitschewaw; de Perzen moesten 80 millioen roebels aan oorlogskosten betalen en bovendien werd het
hun verboden oorlogschepen op de Caspische zee te lioudeu, hetwelk nu een russiseh meer werd. — Ruslands strijd met Turkije hebben wij reeds verhaald.
ENGELAND (1815—1830).
Na hot sluiten van den vrede in 1815, verwachtten in Engeland regeering en volk. dat de vraag naar engelsclie fabricateu op het vaste land verbazend zou zijn en een stroom van edel metaal naar het eiland zou voeren; zij vonden zich echter deerlijk teleurgesteld. Het vaste land had de engelsche waren leeren ontbeeren; het continentale stelsel had vele fabrieken in het leven doen roepen , waardoor men nu in staat was op het vaste land met de Engelschen te wedijveren. Dit viel den fabrikanten tegen, zij hadden gehoopt hooge prijzen te bedingen ; er kwam groote ontevredenheid onder de engelsche industrieele bevolking, welke de rampen van den langen oorlog in de hoop op een gouden tijdperk met geduld hadden helpen dragen. Lord Castle-reagh, de engelsche minister van buitenlandsche zaken, welke de europeesche verdragen had helpen sluiten, werd nu bitter gehekeld, omdat hij Java aan de Hollanders terug gegeven, Genua niet weder als republiek hersteld, Sicilië niet een onafhankelijke staat had laten verklaren en vooral omdat er geen aanmerkelijke handelsvoorwaarden bedongen waren geworden voor de subsidies, welke het aan de mogendheden van het vaste land verstrekt had. Daarenboven bracht de duurte van het misgewas in het jaar 1816 een werkelijken nood over het grootste gedeelte der arbeidende bevolking ; op vele plaatsen hadden er oploopen plaats; de koornpakhuizen der graanhandelaars werden geplunderd, hongerige fabriekarbeiders verbrijzelden de pas in het gebruik komende machines , aan welke zij de schuld van hunnen broodloozen toestand gaven. De regeering moest met geweld tusschen-beiden komen en de Habeas-corpus acte opheffen, in Engeland 7,890,000 p. s., in Schotland 119,000 p. s. armenbelasting betalen, terwijl de nog armere leren niets kre-
560
gen en bij duizenden van den honger ^stierven of hun vaderland verlieten. De volgende goede oogst maakte wel aan den hongersnood een einde, maar niet aan den geldnood en het gebrek aan werk in de fabrieken. De regeering werd nu beschuldigd, dat zij door hare torijstische richting het weder herleven der industrie en het crediet in den weg stond. In de fabrieksteden, zooals in Manchester hadden er gedurende 1819 verschillende volksoploopen plaats, die met geweld onderdrukt moesten worden. Op aandringen van Robert Peel, een der ministers, kwam er wel eene leening van 12 millioen p. s. tot stand om de bank in staat te stellen , het sedert 1797 uitgegeven papierengeld tegen specie in te wisselen, hetwelk wel het crediet, maar niet den toestand van den werk- en landman verbeteren kon; de laatste ook verkeerde in geen betere verhouding dan de fabriekarbeider. Gedurende de vele jaren van oorlog waren de graanprijzen en andere voortbrengselen van den landbouw om bekende redenen tot eene verbazende hoogte geklommen , naar die verhouding was ook de waarde der landerijen gerezen ; de meeste waren of kwamen bij verkoop in handen van de rijke lords en andere grooten, welke die gronden tot hooge rente aan de boeren verpachtten, welke de laatsten konden voldoen, zoolang de prijzen der producten hoog bleven. Na den vrede echter begonnen de goedkoopere granen uitNoord-Duitschland, Rusland, Turkije enz. op de prijzen der Engelschen te drukken, hetwelk natuurlijk ook invloed moest uitoefenen op de waarde der landerijen; want bij groote daling der markt zou het den pachter niet mogelijk zijn die hooge landhuur te betalen. Om nu beiden te voorkomen werd er in het parlement een bill aangenomen, in welke bepaald werd : dat granen , ingevoerd uit het buitenland, zoolang onverkocht moesten blijven liggen totdat de prijs van het engelsche koren 80 shill. zou zijn. Deze wet was voor het grootste gedeelte alleen ten voordeele van de groote grondbezitters, dus voor de tory-partij en aristocraten ; zij stelden daardoor alleen hunne pachters in staat de hooge grondrente te verdienen. Die onstaathuishoudkundige wet verbond wel den landbouwersstand met de aristocratie te
570
zamen; maar zij drukte geweldig op de industrieele maatschappij. Deze verlangde goedkooper brood, dan konden hare werklieden goedkooper leven, dus voor lager loon werken en zij beter op de wereldmarkt met de buitenland-sche fabriekanten wedijveren. En van dezen tijd af opent zich in Engeland de strijd tusschen de grondbezittende aristocratie met de landbouwende bevolking aan hare zijde tegen de iadustrieelen, d. i. tegen de fabriekanten met hunne duizenden arme werklieden; een strijd, welke tot op den jongsten tijd voortgeduurd heeft, en zooals we later zien zullen met de overwinning der laatsten geëindigd is.
Na den dood van George III 1820, volgde George IV hem als koning op, sedert 1811 had deze reeds als regent de -teugels van het bewind in handen gehad. Hij was niet bemind bg het volk, omdat hij de partij der Whigs, welke hij vroeger voorstond, verlaten had. Dit uitte zich het best, toen hij van zijne gemalin Carolina van Brunswijk wilde scheiden; volgens de engelsche wetten kon zulks alleen op eene uitspraak van het huis der lords geschieden. De ministers brachten eene aanklacht tegen de koningin, wegens haar onbehoorlijkeu levenswandel, voor het parlement. De Whigs kozen dadelijk partij voor de aangeklaagde koningin en de onwil van het volk sprak zich zoo duidelyk in Londen tegen de ministers uit, dat zij het proces niet voortzetten en daarmede eene zedelijke nederlaag leden, waarvan zy niet meer herstelden. De koning zelf was er zoodanig door gekrenkt, dat hij zich van alles afzonderde en alleen teeken van leven gaf, als hy een ministerie moest ontbinden en een nieuw benoemen. De haat tegen het ministerie vermeerderde nog, doordat de europeesche aangelegenheden op de congressen van Aken, Troppau en Laibach geregeld werden zonder aanmerkelijken invloed van Engeland; daarenboven waren de Torys de revolutionaire bewegingen in Spanje, Portugal en Italië zeer ongenegen, ofschoon zij er in het parlement niets van lieten blijken. Hun toestand werd zoo onhoudbaar, dat toen Castle-reagh, juist toen hij naar het congres van Verona zou vertrekken, zich in een aanval van krankzinnigheid vau
571
het leven beroofde (22 Aug. 1822), de door hem ver-drongene George Canning in zijne plaats kwam. Met het optreden van dezen man, kwam er een keerpunt in de buiten- en binnenlandsche staatkunde van Engeland. De tory-ministers als: de lords Eldon, Wellington, Peel en Bathurst namen hun ontslag en werden door mannen der Whig-partij meer genegen vervangen. Lord Canning bracht veel toe tot de bevrijding van Griekenland. Onder Canning kwam in 1824 de wet tot stand, waarbij de slavenhandel als zeeroof gestraft zou worden , hetwelk de volledige emancipatie der slaven voorbereidde. In 1826 bewoog hy het parlement tot aanneming eener wet, door welke het ministerie gemachtigd werd om in dringende gevallen den invoer van granen, tegen een gematigd invoerrecht, toe te staan ; alle pogingen om eene wijziging in de graanwet, waardoor het volk zijne noodzakelijkste levensbehoefte duur moest koopen, hadden schipbreuk geleden op de rijke grondbezittende lords. Maar vooral was het onder de leus van emancipatie der Katholieken, met welke de Whigs hunne: hervormingen ouder Cannings hulp begonnen. Ierland, zooals verhaald is , werd onder Hendrik II onderworpen en vooral door koningin Elizabeth, Cromwell en Willem 111 als met voeten vertreden.
De Katholieken mochten niet alleen in Ierland, maar ook in Engeland en Schotland, volgens de wet geengeeste-lijken, geen kerken, geen scholen hebben en geen ambt hoegenaamd bekleeden; zij moesten dubbele belasting betalen , mochten geen land koopen , geen rijtuig noch paard houden enz. de overgang tot de katholieke kerk werd nog als hoogverraad beschouwd! Negen en veertig vijftigste deel van het grondbezit was aan G millioen katholieke leren ontnomen en aan eenige honderd duizenden Engelschen weggeschonken of voor eene niet noemenswaardige som overgedragen. Die millioenen Ieren moesten hun onderhoud als pachters van kleine akkers , door de Engelschen aan hen op hemeltergende voorwaarden verhuurd , zoeken en konden op eiken tijd uit hunne hutten gejaagd worden. Dit was nog niet genoeg, die arme R. K. leren, van alle burger-
recliteu beroofd, moesten aan de auglicaausche geestelijkheid, die der landerijen bezat en nog bezit, tienden opbrengen, welker bedrag op 800 000 p. s. berekend werd; aan eene geëstelijkheid, waarvan liet grootste gedeelte elders woont, ja, zelfs, wier gemeente alleen in naam bestaat. Bij de Turken en Mongolen bestaat zulk eene schreeuwende onrechtvaardigheid niet en als bewijs van engelsche verdraagzaamheid, duldde men, dat de aan hun godsdienst getrouwe Ieren hun godsdienst in schuren hielden en de geestelijken met hunne aalmoezen onderhielden.
Geen wonder, dat de oorlog met het republikeinsche Frankrijk Ierland in vreeselijke gisting bracht en moord en brand aan de orde van den dag waren. In 1801 durfde eindelijk Pitt het iersche parlement ontbinden en het land volkomen met Engeland vereenigen, waardoor Ierland geheel aan het wetgevende geweld van Engeland en Schotland, twee toen nog fanatieke protestantsche landen, onderworpen werd. Pitt had wel is waar den Katholieken de emancipatie beloofd, maar later niet willen of\' kunnen doorzetten, en toen in 1823 het voorstel der emancipatie door de Whigs in het Lagerhuis doorging, werd zij in het Hoogerhuis verworpen en werden Engeland als een protestantsche staat en de leren als vreemdelingen verklaard. Hunne stelling hadden zij evenwel in het Lagerhuis gewonnen; het volk had de onrechtvaardigheid erkend, moedig en met behulp der Whigs konden zij den strijd voortzetten. De overwinning kon zelfs niet lang meer uitblijven, toen Canning de constitutie in Portugal ondersteunde, Griekenland als een oorlogvoerende macht erkende en in het engelsche parlement verklaarde: »dat de engelsche banier nergens de onderdrukking mocht beschermen.quot; Omtrent denzelfden tijd (1825) trad de beroemde advocaat Daniël O\'Connell, de verdediger der door hunne onbarmhartige landheeren verdrukte leren, aan het hoofd eener groote katholieke vereeniging op. Deze D. O\'Connell, geboren 1774 te Cahir, in het iersche graafschap Kerry uit een aanzienlijk iersch geslacht, was geboren volksleider in den edelen zin des woords. Diepe godsdienst en oprechtheid sierden zijn inborst; met de uitgebreidste bekwaamheden paarde hij
de wegslependste welsprekendheid en den tact om duizenden menschen alleen door zijn wenk en woord te geleiden. Zyn hart bloedde bij den smaad, welke hij met zijne R. K. land-£renooten moest verduren. Zulk een man stelde zich aan het hoofd eener katholieke vereenigiug, welke hare vertakkingen tot in de kleinste gehuchten had. De vereenigiug had haar eigene kas, te sameu gebracht uit vrijwillige bijdragen, om de noodzakelijkste uitgaven te bestrijden. Hij, die er lid van werd, verbond zich niets tegen de wetten te bedrijven. Algemeen werd de geest in Ierland opgewekt, alle vijandschap ouderling hield op, en verwonderlijk was de gehoorzaamheid, welke de leren hunnen geleiders bewezen , iiiettegenstaande zij nu meer dan ooit de onmensche-lijke mishandelingen voelden, welke zy en reeds zoovele voorgeslachten om huu godsdienst geleden hadden. Zulke vereenigingen kunnen alleen onder de vleugelen des gods-diensts tot stand komen; dat zijn edele samenspanningen! Green Ier veroorloofde zich de minste onwettigheid. ü\'Con-nell wilde alleen petitionneeren, maar petitionneeren met het ceheele iersche volk. Met scharen van 20 000 man en meer hield hij meetings en trok hij steden in optocht binnen, en sprak met donderende stem over het recht, waarop de lereu volgens God en de wereld aanspraak hadden; maar wreed door de engelsche wetten onthouden werd. Op weinige uitzonderingen na stemde het meerendeel der iersche protestanten met hen in, terwijl de whigpartij in Engeland en Schotland ijverden voor de emancipatie. Met Cannings dood (8 Aug. 1827) gaven zij hunne zaak niet verloren. Neen, het Tory-miuisterie Wellingtou-Peel moest voltooien , wat de whig Canning begonnen had! D. O\'Connell werd in het iersche graafschap Clare tegen den rijken protestantscheu Fitzgerald als lid van het parlement gekozen. Volgens de Test-acte van Jakobus II, kon O\'Connell geen zitting nemen, hy moest immers bezweren dat de H. Mis en de vereering der H. Alaagd vervloekte godslastering en afgoderij waren en toch verklaarde O\'Connell zich naar het parlement te zullen begeven en dan daar aan geheel Europa en de wereld te vragen of het beschaafde Engeland niet blozen
574
1
moet over wetten, waarover de onbeschaafdste volken zich zouden schamen. Wellington en Peel lieten het echter zoover niet komen; zg begrepen, dat achter D. O\'Connell geheel Ierland en de Whigs stonden. Zij waren genoodzaakt eerst de Test-acte te veranderen, en toen het bleek dat dit nog niet tevreden stelde, werd de Emancipation-bill,
in weerwil der anglicaansche geestelijkheid en der hevige ~ \'
protestanten, in het Hoogerhuis doorgezet; den 1 April 1829 kreeg deze de koninklijke goedkeuring. Hierdoor kregen de Katholieken de rechten van britsche onderdanen en gelijke aanspraak op ambten en bedieningen, slechts op eenige uitzonderingen na. De emancipatie was slechts het begin van Engelands rechtvaardigheid jegens Ierland; met kracht bleef O\'Connell de repeal, dat is de wetgevende en administrative scheiding van Engeland, zooals het vroeger geweest was, eischen. Ongelukkig stierf hij ontmoedigd den 15 Mei 1847. De leren bleven evenwel werkzaam om van Engelands protestantschen druk bevrijd te komen.
Ofschoon Engeland binnenslands met vele zwarigheden te kampen had en het H. verbond vele zaken onderling, zonder het altijd te erkennen, schikte, bleef het op zee de overmacht behouden en hield niet op zijne volkplantingen uit te breiden. In 1816 zoud het den admiraal Exmouth met een smaldeel, waarbij zich een nederlandsch escader onder den vice-admiraal van Cappelle voegde, naar de Middelland-sche zee om den dey van Algiers voor zijne schandelijke zeerooverijen te tuchtigen. Algiers werd beschoten , meer dan duizend christenslaven bevrijd en den dey gedwongen de europeesche vlaggen te eerbiedigen. In Voor- en Achter-lndie vergrootte het tusschen de jaren van 1817—1824 buitengewoon zijne bezittingen. Zoo ook in Africa, in het Kaapland en op de westkust. Sedert 1815 waren de landverhuizingen naar de noord- en westkust van Nieuw-Holland en naar het van Diemensland in Australië begonnen, welke steeds in belangrijkheid toenamen; in 1825 leverden zij den engel-schen fabriekanten reeds millioenen ponden schapenwol.
575
Den grootsten toevloed van bewoners kregen zij, toen het gonddelven begon en thans worden wonderen van haren bloei verhaald. Overigens hielden de Engelschen niet op zoowel naar de koudste als warmste oorden hunne bekwaamste en moedigste reizigers te zenden, ten einde oorden op te sporen, waar hun handel kon binnendringen.
F R A N K R IJ K (1815 -1830).
LODEWUK xvm (1815—1824).
Toen Lodewijk XYIII na den slag van Waterloo van Gent naar Parijs terugkeerde en aldus ten tweeden male door den nederlaag van het frausche leger koning van Frankrijk werd, zette hij zich onder al de monarchen de drukkendste kroon op het hoofd. Zijn optreden was al reeds geen volksroep, zooals dat der Stuarts in Engeland na Cromwell. Lodewijk werd den Franschen opgedrongen door de vreemde bajonnetten; met hem trad een gehoonde koninklijke familie en een naar wraak wensehende adel het frausche grondgebied weer binnen; by hen kwamen de jaren der omwenteling niet in rekening, vooral de eersten, aan wier hoofd de broeder des konings, de hertog van Artois , de latere Karei X eu de hertogen van Angoulème stonden, zij zagen alleen heil en grootheid in het ancien regime; vandaar vervolging, verbanning en terechtstelling van velen der voornaamste mannen uit het keizerrijk en vooral uit de 100 dagen; Labe-doyère en Ney werden ter dood gebracht. De gegoede burgerstand , die wel is waar, den oorlog eu den soldatendwang moede was, wenSchte toch ook niet tot het oude, toen hij niets beteekende, terug te keeren ; hij voedde dus van zelfs de rijen der liberalen en overgeblevene revolutionairen, zoodat de middelweg voor Lodewijk XV11I de eenige ware was. Hij koos dezen wijselijk en was met de beste voornemens voor Frankrijks grootheid bezield.
Hij bezwoer op nieuw het charter van 1814, breidde zelfs de kieswet en die der persvrijheid uit, gaf verzekering van persoonsvrijheid e, a. Om alle gedachten aan den vorigen
57G
toestand weg te nemen, ontsloeg hij zijn ministerie Tailley-rand-Fouché eu koos er zich een uit de gematigden van den nieuwen toestand, üe kerk herstelde hij in haar vorigen luister en uen Jezuiten gaf hij verlof, onder den titel van Pères de la Foi, terug te keeren; het onderwijs, uit diep besef, dat hierin Frankrijks toekomstig heil lag, gaf hij voor het grootste gedeelte weer in de handen der geeste-lijkeu. Inderdaad bewoog zich Lode wijk met zekere wijsheid te midden der twee tegen elkander vijandig^ partijen; van de eene zijde de ultra royalisten , die hem van Jacohi-nisme beschuldigden en van den anderen kant de ultra liberalen , van wien evengoed als van de anderen gezegd kon worden : »zij hebben niets geleerd en niets vergetenquot;. Zij, die nu klaagden over de beperkte persvrijheid , mochten onder het keizerrijk niets dan lofliederen zingen op den soldaten-tyran. Ook den slechten financieelen toestand werd onder het ministerie Richelieu geregeld; de laatste bewerkte op het congres van Aken (28 April 1818) met behulp van Wellington, dat tegen dadelijke betaling van verminderde oorlogskosten het occupatieleger der bondgenooten Frankrijk verliet. Den 12 Nov. 1818 trad Frankrijk tot het vredesverbond der groote mogendheden toe. Het leger werd gereorganiseerd, aan de herstelling der vloot werd ijverig gewerkt, terwijl ook wetenschappelijk Frankrijk zijn roem weer handhaafde door mannen als : Cuvier, Arago , Silv. de Sacy, Remusat, La Place e. a. De godsdienstige geest begon ook weder te herleven. De geestelijke missies wekten overal den nooit geheel uitgedoofden godsdienstzin der plattelandsbevolking op en de talrijke scholen der geestelijken konden het getal der toestroomende leerlingen niet bevatten.\'
Gelijktijdig ontstonden er, helaas, ook geheime genootschappen , welke de verdrijving van het koninklijke huis ten doel hadden, waarvan vele invloedrijke mannen, bijzonder advocaten en dagbladschrijvers deel uitmaakten. Door hun drijven werd zelfs den koningsmoorder Grégoire in de kamer der afgevaardigden gekozen, welken echter, onder het ministerie Decazes-Kosquier, de zitting ontzegd werd, om de uitdrukkelijke reden, dat hij als koningsmoorder (hij
577
had voor den dood van Lodewijk XVI gestemd) de eer de kamer onwaardig was. Nog duidelijker werd den koning de haat, welken men tegen zijne dynastie koesterde, toen bij het verlaten van den schouwburg, zijn neef, de stamhouder der oudere linie der Bourbons, de hertog van Berri den 13 Febr. 1821 door Louvel doorstoken werd. Geheel Frankrijk ontstelde; het werd algemeen aan het fanatisme der liberalen toegeschreven, zelfs het liberale ministerie üecazes moest aftreden en werd weer vervangen door het behoudende onder den hertog van Richelieu. Velen der vrijheden , tengevalle der liberalen gegeven, werden ingekort , waardoor de woelingen niet weinig verergerden : de royalisten evenwel met de goedgezinde burgerij werden de zaken geheel meester. Eene verblijdende gebeurtenis was de bevalling der hertogin van Berri den 29 Sept. 1820 van een zoon , den hertog van Bordeaux, (volgens de le-gimiteit Hendrik V, bekend onder den naam van graal van Chambord), waardoor de troon der Bourbons verzekerd scheen. Den 5 Mei 1821 stierf Napoleon op St. Helena , waardoor de hoop der steeds vermeerderde Bonapartisten, eene partij der liberalen , den bodem werd ingeslagen. Vroeger hebben wij reeds verhaald, dai Bodewijk XVlli den hertog van Angoulême met een leger naar Spanje zond om aldaar de revolutie te fnuiken, voornamelijk ook, omdat de fransche ontevredenen daar de driekleurige vaan hadden ontrold, ten einde Frankrijk te bestoken. Het leger toonde zich getrouw en de woelingen werden zonder veel moeite onderdrukt, het gevolg hiervan was ook , dat de invloed van Engeland in Spanje vernietigd werd. in hetzelfde jaar 1824 werd de duur der fransche kamers op 7 jaren gesteld, ten einde de onrusten, welke bij elke nieuwe verkiezing plaats hadden, niet zoo menigvuldig te hebben. Inwendig bleef Frankrijk verdeeld, of liever Parijs, want de provincies namen weinig deel aan den strijd. In de kamers ging het vaak zeer woelig toe, den 4 Maart 1823 nog werd Manuel, een der hoofden van de liberalen, door gensd\'armes uit de zaal der afgevaardigden gezet, omdat hij, bij het bespreken der spaansche interventie, de herstelling der Bourbons ALG. QESCH. 37
578
een nationale ramp had genoemd. Buitenslands had Frankrijk alom vrede en zijne plaats als de groote natie weer hernomen. Het was nog het land, vanwaar zoowel de modellen voor het goede als slechte gretig gehaald werden. Lodewijk XVIII stierf den 16 Sept. 1824. De Chateaubriand zegt van hem : »Deze vorst begreep zijne eeuw en was de man van zijn tijd; met eene verscheidenheid van kundigheden en rijpe ondervinding paarde hij een geest, welke zich zoowel tot de kleine als groote zaken leende. Als het buitengewoon is, dat Bonaparte de mannen der republiek naar zijn juk heeft kunnen plooien, dan verdient het geen mindere bewondering, dat Lodewijk XV11I, de mannen van het keizerrijk aan zijne wetten heeft kunnen onderwerpen. Hij werd opgevolgd door zijn broeder Karei, den graaf van Artois als:
De vrees, welke Lodewijk XVIII voor zijn opvolger had, kunnen wij opmaken uit de woorden, welke hij profetisch op zgn sterfbed sprak, toen hij den jongen hertog van Bordeaux zag; »moge Karei X de kroon voor dit kind sparen!quot; En inderdaad, de toestand was moeielyk, de strijd tusschen het oude en nieuwe, de royalisten en liberalen werd altijd heviger en in geheel Europa ontwaarde men een verzet tegen de beginselen van het H. verbond. Karei X begon zijne regeering met het opheffen der censuur op de dagbladen en geschriften. Den 22 Dec. opende hij de kamers , nadat er vooraf, volgens de aloude gewoonte, eene plechtige H. Mis van den H. Geest had plaats gehad, waarbij de koning, de prinsen en de grootwaardigheid-bekleeders tegenwoordig waren; hierin zagen de liberalen dadelyk een verbond tusschen de koninklijke en geestelijke macht. De koning opende de zitting met eene redevoering, waarin bij zeide: »Het vertrouwen der natie zal niet bedrogen worden, ik ken al de plichten, welke de koninklijke waardigheid mij oplegt; maar sterk door mijne liefde voor
579
mijn volk, lioop ik met de hulp (jrods de noodige kracht te bezitten die te vervullen, het_ oogenblik is gekomen om de laatste wonden der omwenteling te genezen.quot; In de oude cathedraal te Reims ontving hij den 29 Mei, voor het altaar, waar eenmaal Clovis neerknielde , de H. zalving. Bij die gelegenheid verleende de koning kwijtschelding aan de staatkundige veroordeelden. Het volk jubelde, de steden waren verlicht, dichters, als Lamar tine en Victor Hugo bezongen den vorst in schoone verzen. De partijen schenen voor een oogenblik te zwijgen en had hij wellicht voorzichtige raadslieden gehad, dan zou hij misschien den tegenstand overwonnen hebben; daar nu integendeel, zijne bekrompene en eenzijdige staatkunde hem zeiven naar den afgrond voerde. De geheele liberale pers geraakte in woede, toen de kamers . op voordracht van het ministerie de Villèle (27 April 1823) de wet der schadeloosstelling aannam, waarbij een milliard uitgetrokken werd tot schadeloosstelling der emigranten; de hertog van Orleans , die van den koning den titel van koninklijke hoogheid gekregen had, kreeg hier alleen 14 millioenen van. In beginsel was die wet zoo onrechtvaardig niet, indien het geld slechts voor billijke verliezen was uitgedeeld geworden. Immers, vele bezittingen der gevluchtte of vermoorde edellieden of andere gegoeden waren gestolen of verbeurd verklaard en voor een spotprijs verkocht geworden; anderen hadden die vóór huune vlucht tot een nietswaardigen prijs moeten verkoopen om in het buitenland te kunnen leven; zoodat er velen zonder moeite rijk waren geworden , voor wie het zulk eeue schreeuwende onrechtvaardigheid niet kon zijn , als zij thans huune arme, ongelukkige voorgangers te hulp kwamen; maar de wet werd niet in dien zin uitgevoerd ; de groote aristocraten vaarden er het best bij en velen der minderen kregen iets of werden geheel vergeten.
In hetzelfde jaar werd door Frankrijk de onafhankelijkheid
van Haiti erkend tegen betaling van 150 millioen fr. als schadeloosstelling voor de erfgenamen der vermoorde of verdrevene planters, waarvan het grootste gedeelte in de handen van rijke planters moest komen; in 1838 werd deze som
580
verminderd tot 60 millioenen, betaalbaar iu 30 jaren. Verderfelijker werd de kreet der pers en der liberalen tegen de wet op de heiligschennis, tegen de oprichting der kloosters en het onderwijs der Jezuïten en andere geestelijken, tegen het erkennen van de oppermacht der pausen over de kerk door 45 aartsbisschoppen en bisschoppen van Frankrijk. Zij, de liberalen, waren de rampen , die vruchten van de eeuw van llonsseau, Voltaire, Diderot enz., reeds vergeten, ofschoon de tranen van zoo vele ongelukkigen nog niet eens opgedroogd waren. Het vuur, waarmede de thans nog onbedorven pen van den abt de la Mennais de zaak des behouds verdedigde, kou al het kwaad niet vernietigen, dat de graaf Montlosier stichtte door zyn Mémoire a consulter (gedenkschrift om geraadpleegd te worden), hierin wilde hij de overweldiging der geestelykheid (parti-prêtre, zooals hij ze noemde) blootleggen. Geheime genootschappen, die de omverwerping van de bestaande regeeringen beoogden, had zelfs Napoleon door den schrik van zijn naam en zijne geheime politie niet kunnen verhinderen; hoe zouden dit dan Lodewijk XV11I en Karei X hebben kunnen doen. Onder den eerste waren zij meer van bonapartischen aard, onder den laatste meer republikeinsch, zij kwamen echter hierin overeen, dat zij den val van het regeerend koninklijke huis bedoelden. De beruchtste was die van 1824 onder het motto van »aide-toi et le ciel t\'aidera\', (help u zeiven, dan zal God u helpen) daartoe behoorden de meeste liberale dagbladschrijvers , afgevaardigden , advocaten , geleerden enz. Zij wilden een burger koningschap, waartoe zij reeds in de verte den hertog Lodewijk Philippus van Orleans , een zoon van den eerloozen Philip d\'égalité gekozen hadden, die in Frankryk een burgerlijk leven leidde, zich weinig met de geestelijkheid ophield, zijne zonen in de parijsche colleges met de burger zonen liet onderwijzen, liberale dichters en schrijvers ondersteunde , en zich volstrekt geen vriend toonde van het regeeringssysteem zijns koninklijken neefs.
Meer kwaad deed de regeering zich zelve door het voordragen van eene wet op het recht van de eerstgeboorte en het erfrecht, ten einde de aristocratie, evenals in Engeland, te
581
versterken door de familiebezittingen als stamgoed te ver-grooten en bij elkander te houden; deze wet werd met groote meerderheid afgestemd. Niet minder nadeelig werkten de beperkingen der persvrijheid, en den doodsteek gaf het ministerie zich zelf en ook den koning door den 30 April 1827 de parijsche nationale garde te ontslaan. De koning was door haar beleedigd geworden , doordat zij in zijne tegenwoordigheid bij eene inspectie had durven uitroepen: »A bas les ministres en les jesuïtesquot;! Talrijk vermeerderde deze ontbinding de ry der tegenstanders. Het kon niet meer baten, dat de nationale ijdelheid geprikkeld werd, toeneenige oorlogschepen de havens van Algiers blokkeerden, omdat de deij den fran-schen consul met een waaier in het aangezicht geslagen had. üe verbinding met Engeland en Rusland tot bevrijding van Griekenland vond wel den bijval van de geheele natie en het roemvolle aandeel der fransche vloot aan den zeeslag van ÓSfavarino verheugde wel het fransche hart als de eerste wapendaad der nieuwgeschapen zeemacht; maar dat alles kon den vrede met de regeering niet herstellen. De koning was eindelijk verplicht het ministerie Villèle te ontslaan en een liberaal onder Martignac te benoemen (4 Jan. 1828). Dit trad verzoenend op. Martignac trachtte doelmatige hervormingen in te voeren, ontsloeg de gehaatste mannen uit de verschillende takken van het bestuur, hief gedeeltelijk de censuur op en bracht de wetten tegen de Jezuïten van Lodewijk XV weer te voorschijn enz. De liberalen verlangden meer, en het hof sloeg elke handeling des ministers met wantrouwen gade, zoodat dit ministerie geen der partijen bevredigen kon. Toen het nu in 1829 een ontwerp van wet tot regeling van het gemeentenwezen en de departementaalraden voordroeg, verlangden de liberalen grootere uitbreiding voor het democratische element en de koningsgezinden grootere beperking van het kiesrecht ten gunste der hoogst belasting-betalenden, zoodat er van beide zijden hevige tegenstand kwam; het ministerie was verplicht zijne ontwerpen in te trekken en zijn ontslag te nemen, waarop de koning een nieuw ministerie beriep met Polignac aan het hoofd.
Deze naam was wel de gehaatste, vooral by de libe-
582
xalen, die in geheel Frankrijk kon gevonden worden. Hij had niet alleen als emigrant tegen de republiek gewerkt, in 1804 deelgenomen aan de samenzwering van George Cadoudal; maar in 1816 had hij als pair geweigerd den eed van trouw aan de Charte af te leggen, omdat hij meende, dat zij de belangen van den godsdienst kwetste, en wilde niet eer zitting nemen dan nadat de paus zijn twijfel had opgeheven, dit laatste woog vooral bij de liberalen. Bijna niet minder gehaat was de minister van binnenlandsche zaken de la Bourdonnaye , die zich, in de kamer, terwijl de vreemde troepen de grensvestingen nog bezetten, door zijn overdreven ijver voor het koningschap, den naam van koninklijke terrorist had verworven , en de benoeming van den generaal Bourmont tot minister van oorlog kwetste het fransche leger; want hij had wel is waar onder Napoleon den roem van een dapperen eu bekwamen officier verworven, maar bij den slag van Waterloo had hij het fransche vaandel verlaten, waarvoor hij als deserteur veracht werd. De andere leden van het ministerie waren mannen van weinig beteekenis. Inderdaad, de koning kon in de gegeven omstandigheid geen slechtere raadslieden kiezen. De hofpartij miskende den volksgeest, het was toch duidelijk in de kamers te zien, dat het geen tijd meer was voor het absolute koningschap. Hier en daar vormden zich vereenigingen om geen belastingen te betalen. Den 18 Maart 1830 sprak de kamer der afgevaardigden als antwoord op de troonrede een votum van wantrouwen uit, zoodat den koning geen andere keus overbleef dan zijn ministerie te ontslaan of de kamer te ontbinden; hij deed ongelukkig het laatste. Tegelijk werd er besloten, zeker ook wel om der natie van binnen afleiding te bezorgen, eene geduchte macht naar Algiers over te brengen, ten einde een einde aan het rijk van den deij te maken, die zich niet volledig naar het ultimatum der Franschen had willen schikken; ook hierin had men zich zoo ver verwikkeld, dat er zonder aan de eerder fransche natie te kort te doen aan geen terugtrekken meer te denken viel; men spiegelde zich alles van de aanwinst van het barbareske land voor, het is echter gebleken dat het geen goudmijn voor de Franschen geworden is. Den 15
583
Juni lande Boumiont met 32 000 man 21/2 mijl westelijk van Algiers, sloeg tien 19 de Turken en Arabieren bij Staueli, den 24 bij SidiKhalef, bestormde den -i Juli het Keizerfort en toen de vloot onder Duperré voor de stad ankerde en het leger voor de bestorming gereed stond, gaf zich Algiers den 5 over; de deij met zijn privé vermogen en de turksche militie kreeg vrijen aftocht. Ue franschen maakten, behalve den voorraad en het geschut, slechts 481/.j millioen fr. buit. Al deze schitterende wapenfeiten met de verovering van Algiers kouden toch niet beletten, dat de nieuwe kamer van afgevaardigden sterkeren tegenstand van alle kleur bevatte dan de vorige, weshalve de koning haar ontbond , voordat zij nog werkelijk vergaderd was. Onbegrijpelijk verblind! Hoe luid de natie ook sprak, de koning behield zijne ministers en volgde den weg zijns verderfs. Den 26 Juli verschenen de koninklijke ordonnancen, waarbij de kieswet veranderd en de vrijheid der drukpers geschorst werd. Dat op zulke onstaatkundige maatregelen een opstand moest volgen, daarin bedroog zich niemand; reeds lang had men overal geroepen «encore une dissolution et uous avons mie involutionquot;. Dadelijk na de bekendmaking van de ordonnancen kwam er in de National eene verklaring van al de redacteurs der liberale bladen, waarin zij zich verzetten tegen de onwettig handelende regeering en tegelijk de afgevaardigden opvorderden in den naam der fransche natie hun plicht te doen (26 Juli). De pers van de National werd in beslag genomen en de uitgever in de gevangenis geworpen. Andere uitgevers staakten hun werk ; de zetters , drukkers en ander werkvolk doorkruisten in hoopen, weldra gevolgd door duizenden andereu, joelende en zingende de straten, de kreten van »dood aan Polignac, weg niet de Bourbons, leve de Republiek, leve Napoleon IIquot; klonken weldra door elkander. Het Palais royal werd het vereenigings-punt der menigte, daar werden redevoeringen gehouden en vliegende blaadjes rondgedeeld, spoedig was geheel Parijs in beweging, des avonds werden de glazen verbrijzeld van het hotel van Polignac en des anderen daags (27 Juli) was de menigte reeds gewapend. De maarschalk Marmont, de com-
584
luandaut van Parijs had 15 000 man te zijner beschikking. In het Palais royal vloeide het eerste burger bloed, en nu , klonk het door geheel de stad, »inen vermoordt het volk!quot; De stormklokken werden geluid en met bliksemsnelheid waren de straten opgebroken, alles wat men grijpen en vangen kon aangehouden en tot reusachtige barricaden op al de gewichtige punten der stad opgeworpen , de driekleur wapperde van allen; de eerste aanvoerders leverde de poli-technische school. Sedert 10 ure (28 Juli) werd er verschrikkelijk in de straten gevochten. Daar werden de troepen van uit de ramen en van af de daken met steenen, kokend water en vitrioolzuur bestoken. Op den toren der Notre Dame wapperde reeds de driekleur. Op de Grêveplaats en bij het stadhuis was de strijd het hevigste. Hier streed Marmont zelf met 7 000 man; 3 malen werd het stadhuis genomen en verloren , eindelijk bleef het aan het volk. De troepen deden wel hun plicht, maar er was gebrek aan samenhang en leiding en toen zij nergens minister, prins, of aanzienlijken meer zagen, en hun overal de kreet tegemoet klonk: sniet vechten voor verraders ! niet tegen de charte.quot; staakten zij den strijd. Den 29 Juli ten 11 ure des morgens werd het door de Zwitsers verdedigde Louvre bestormd en ten 1 ure waaide de driekleurige vlag van het middenpavillioen der Tuileriën. Ten 2 ure\'s namiddags was de Juli revolutie geëindigd. Ondertusschen hadden de liberale afgevaardigden Casimir Perier, Lafayette Dupin, Laffitte, Guizot, Merquin , Sebastiani e. a. zich tot een voorloopig bestuur gevormd. Lafayette stelde zich aan het hoofd dei-nationale troepen , terwijl de nationale garde, welke dapper aan de zijde van het volk gestreden had, weder hersteld werd. Marmont was met de koninklijke troepen en de Zwitsers naar St. Cloud getrokken , werwaarts de ministers zich reeds den 28 hadden begeven. Karei X werd van den troon vervallen verklaard en de hertog van Orleans, Lodewyk Philippus, voorloopig als algemeene stadhouder aangesteld. (20 Juli 1830).
585
DUITSCHLAND EN OOSTENRIJK. (1815—1830).
Geen volk had in den strijd tegen Napoleons tyrannie meer offers gebracht dan het duitsche, geen natie kon met meer roem haar liederen hooger aanslaan dan de duitsche; maar geen land vond zich ook meer bedrogen in zijne verwachting. De overheersching der Franschen was hun wel gehaat, maar niet hunne beginselen van volksvrijheid ; want zij waren de feudale regeering even moede als de Franschen hun ancien regime. Vol verwachting traden zij uit den strijd, doch deze werd grootendeels te leur gesteld.
Wel kwam de duitsche bond tot stand; maar niet dat eerwaardige duitsche rijk , hetwelk sedert de hervorming eeue onmogelijkheid geworden was, minder wegens tegenstand van buiten, dan om het gemis van een inwendig zedelijk middelpunt voor zooveel ongelijkslachtige deelen.
Het was slechts eene vereeniging van duitsche souverei-nen, vorsten en vrije steden tot bescherming der onderlinge onafhankelijkheid en onschendbaarheid hunner staten. De haat tegen de overheersching der Franschen was op dit oogenblik hun eenig punt van eenheid. Van eenheid in het staatshuishoudkundige kwam niets. Elke staat hield zyne eigene munten , maten, gewichten , handelswetten, tolwezen enz. Als men 30 uren reizen wilde, kon men soms 10 malen zijn koffer uit- en inpakken om onderzocht te worden of men ook smokkelaar was. Van eene eigenlijke con-stitutioneele regeering kwam evenmin; sommige staten gaven eene zoogenaamde constitutie, andere bleven bij hunne stende-vergaderingen van de 17dc en 18dö eeuw. Pruisen en Oostenrijk, als leden van den li. bond bestreden alles, wat maar eenigszins als liberaal verdacht was, waarin zij niet weinig toe aangemoedigd werden door Rusland.
In Pruisen wachtte men te vergeefs op de vervulling dei-belofte van 1814 en 1815, namelijk het geven eener constitutie. Er vormde zich eeue sterke reactionnaire partij, aan wier hoofd de vorst Wittgenstein stond. In plaats van meer vrijheid, werd alles in de almacht van den staat opgenomen. De tinancieele
5 80
toestand moest door zware belastingen verbeterd worden, welke eigenmachtig uitgeschreven werden. Te vergeefs raadden mannen als W. Humboldt, Beyme e. a. tot eene meer vrijzinnige regeering. In al de gevoelens, die uit den Tugend-bund waren voortgekomen en zoo krachtig tot bevrijding van de vreemde heerschappij hadden medegewerkt, alsmede in de vrijzinnige pers, zag men niets dan middelen, om het bestaande omver te werpen, niets dan bedorven volkszin. Na den Tugendbund, ontstonden er andere gezelschappen , welke echter uit zich zelven oplosten of verboden werden. Eindelijk vormde zich eene vereeniging van studenten uit al de duitsche universiteiten, onder den naam van duitsche Burschenschaft. Het voorgegeven doel was: het woeste en ruwe leven der hooggescholen te doen op-, houden, door de zedelijkheid en het wetenschappelijk streven te bevorderen. Van de universiteit te Jena was de vereeniging uitgegaan en weldra vormden zich afdeelingen aan al de hoogescholen in Duitschland, welke bestendig met elkander in verkeer stonden. Den 18 Oct. 1817 vierden de leden der duitsche Burschenschaft op den Wartburg een algemeen feest. Reeds stond zij bij de regeering in verdenking van staatkundige bedoelingen, vooral omdat mannen als Oken, Görres, Arndt, Jahn e. a. bij de jongelieden hoog in achting stonden; deze vergrootte zeer toen de studenten in het vuur der vreugde 28 boeken verbrandden , wier inhoud der duitsche zaak vijandig waren, ook strooide men uit, dat zij de duitsche bondsacte zouden verbrand hebben. Van nu af werd het gezelschap met arendsblikken in het oog gehouden, men hield het voor eene afdeeling der italiaansche carbonnari. Het is trouwens ook gebleken, dat de bond zich niet onthield van de staatkunde; een gedeelte was niet vrij te pleiten van repu-blikeinsche, ja, zelfs communistische denkbeelden. Voor de duitsche regeeringen werden eensklaps alle booze verdenkingen en geruchten waarheid, toen den 23 Maart 1819 de student Sand, te Mannheim, Kotzebne op zijn kamer doorstak. De laatste had reeds dikwijls de Duitschers door zijn bijtenden spot in zijne geschriften gehinderd; daarbij
587
werd hij door de Russische regeering als handlanger gebruikt om deze op de hoogte der duitsche zaken te houden; ook thans was er van den beruchten schouwspelschrijver een bespottelijk verslag aan Rusland over de duitsche studenten in handen gekomen, en dit had den dweeper Sand tot den schandelijken moord aangezet. Hij boette zijne daad • met den dood; liederen en afbeeldingen stelden hem als martelaar der vrijheid voor. Voor de duitsche regeeringen was alle twijfel nu opgeheven. De burschenschaft werd verboden en dc pers aan banden gelegd. Volgens het congres van ministers der duitsche hoven te Karlsbad (Juli en Aug. 1819), werd er te Mainz een algemeenen duitschen raad van onderzoek neergezet, voor welken alle verdachten uit geheel Duitschland gebracht zouden worden. Vele professoren, studenten en geleerden werden gekerkerd , anderen zochten hun heil in de vlucht, kortom elk streven van dema-gogischen aard werd als misdaad beschouwd en voor hen , alleen, die trouw de regeering in hare richting hielpen en voorstonden, stond de weg tot ambten open. Wel onderdrukte men zoo elke openbare vertooning, bemoeilijkte het uitkomen van geschriften; maar in het geheim bleven de genootschappen bestaan en werkten voort. Overigens genoot Duitschland stoffelijk een ongekenden bloei. Handelstractaten werden er gesloten en nieuw aangelegde wegen vergemakkelijkten het verkeer, terwijl de kunsten en wetenschappen heerlijk herleefden. Er werd eene zorg aan het openbaar onderwijs gewijd zooals men nergens vond. In 1817 wilde koning Frederik Willem 111 de gereformeerde en luthersche kerken vereenigen tot eene algemeene evangelische kerk , waartegen de laatsten zich bijzonder verzetten. In 1821 werd er een concordaat met Rome gesloten, volgens het -welk er twee aartsbisdommen en zes bisdommen opgericht werden. De Katholieken kwamen daardoor wel in een normaal kerkdijken toestand, maar het was er verre van af, dat zij gelijk gesteld werden, voornamelijk in het onderwijs en de bekleeding van ambten en \'s landsbetrekkingen.
588
Groot en invloedrijk was Oostenrijk uit den langen, moeielijken strijd, waarin het dikwijls op het punt was te bezwijken, weder te voorschijn gekomen. In Italië vormde het de hoofdmacht en in den duitschen bond bekleedde het de eerste plaats. In deze stelling gevoelde het zich bijzonder geroepen de nieuw gevestigde orde en het evenwicht der staten te bewaren en elke liberaal schijnende beweging krachtdadig tegen te gaan. Op de congressen van Trop-pau, Lubeck en Verona was Oostenrijk de eerste macht. De oostenrijksche troepen herstelden in .Napels enPiemont weder de monarchie en bleven tot in 1827 in Napels en Sicilië. Aan de interventie van Frankrijk in Spanje had het een diplomatisch aandeel. Hoewel het eerst tegen de beweging der Grieken was, sloot het zich toch later bij de andere mogendheden aan. Vooral onder de leiding van Metternich wist het partij te trekken van de rust des vredens om de wonden des oorlogs te heelen. Eene constitutie te geven .was voor Oostenrijk uiterst moeielijk , door de eigendommelijke verhouding der verschillende volken, waaruit het groote rijk was samengesteld, zoodat veel van het cude met al zgue misbruikon bleef bestaan, waartegen zich evenals elders eene krachtige liberale partij kantte; en langer duurde het eer de feudalen iets voor het volk inruimden; een en ander behandelen wij later.
FRANKRIJK.
DE CURGEKKOXING LODEWIJK PHILIPPUS I. (1830—1840).
Lodewijk Philippus nam de fransche koningskroon, hem door de meerderheid der afgevaardigden aangeboden, aan. Hij stemde toe in de uitsluiting van den jongen hertog van Bordeaux, te wiens gunste Karei X afstand gedaan had. Zijne tegenstrevers beschuldigden hem, dat hij door geheime middelen aan den val van den ouderen tak der Bourbons had medegewerkt om zich zeiven de kroon te bezorgen. Hijzelf heeft tot aan zijn dood toe betuigd, dat hij zich alleen tot het aannemen der koninklijke waardigheid heeft laten over-
589
halen uit de overtuiging, dat een regentschap in naam van Heudrik V tot eene republikeinsche omwenteling zou gevoerd hebben. Den 9 Aug. bezwoer Lodewijk Philippus de chartre in het paleis Bourbon en nam den titel aan van koning der Franschen, in plaats van den titel van koning van Frankrijk en Navarra. De ministers van Karei X werden van hoogverraad beschuldigd, tot levenslange gevangenis veroordeeld en naar Ham vervoerd ; na 7 jaren echter kregen zij gratie. Zijne steun zocht hij in den zoogenaamden derden stand, dat is, in de welhebbende stadsburgers (bourgeois), de fabriekanten , kooplieden , grondbezitters , geleerden , de kunstenaars, enz. Daartoe werd de census der kiesbevoegdheid, met een derde verminderd, waardoor wel de middelklassen ; maar niet het eigenlijke volk eenigen invloed kreeg, ofschoon de Charte door Guizot reeds vroeger in dien zin was veranderd geworden, zoodat zij niet meer door de souve-reiniteit des konings, maar des volks werd gegeven. Het werd duidelijk wat de heerschende partij wilde, toen zij de erfelijkheid der pairs ophief eu toch een pairskamer behouden wilde. De benoeming werd aan den koning overgelaten, dat wel niet zoozeer de rechten van de kroon uitbreidde ; maar nu konden de hooge geestelijkheid en den adel beter uitgesloten wor-deu. Aan de kerk zelve werd niet getornd, omdat men een opstand van het volk vreesde; toch werd er aan de schim van Voltaire e. a. een compliment gemaakt, doordat het artikel der Charte, waarin de katholieke godsdienst, de godsdienst van den staat heet, vei\'anderd werd in; de katholieke godsdienst is de godsdienst van de meerderheid der Franschen. Met dit alles waren natuurlijk de legitimisten , de aanhangers van den oudereu tak der Bourbons, niet tevreden; ook de lagere standen in Parijs en de andere groote steden niet; in de kamer der afgevaardigden zelve bevond zich eene geduchte partij, voor welke de Juli-om-wenteling geen vrijheid genoeg had gegeven, zij hadden minstens veel grootere uitgebreidheid aan het kiesrecht willen hebben. Zij stond in nauw verbond met de republikeinen buiten de kamer, die alleen heil in de republiek zagen en slechts op middelen bedacht waren om het burgerkoning-
590
schap weêr te doen vallen. Dezen vonden hunne steun in het werkvolk in de steden, vooral in die van Parijs. Zij vormden verschillende geheime genootschappen, welke allen ten doel hadden om Lodewijk Philippus , benevens die mannen , die onder Karei X in de kamers als oppositiemannen uitgeblonken hadden, over boord te werpen. De koning, gesteund door het leger, sloot zich bij de rijke bourgeoisie en de gematigde liberalen aan en wist met dezen lang de oppositie in bedwang te houden. Wel hadden er in Parijs, Lyon en andere steden hevige oproeren plaats; maar zij werden telkens door de gewapende macht, soms met veel moeite, bed wongen. Aangezien openbaar geweld de republikeinen slechts naar de slachtbank of den kerker geleidde , besloten zij in hunne clubs den koning persoonlijk te vervolgen ; zes malen beproefde men hem door sluipmoord van het leven te berooven. De aanslag van den ellendigen Cor-sicaan Fieschi met zijne helsche machine verdient nadere melding. Deze booswicht, die verscheidene posten bekleed, maar allen door zijn ontrouw en zedeloos leven verloren had, verbond zich met anderen, om zich op de regeering te wreken.
Hij en zijne voornaamste handlangers huurden eeue bovenkamer van een der huizen op de Boulevard du Temple, wisten eene machine uit te deuken, waarin 22 geweeren op één oogen-blik te gelijk zouden losbarsten. Den 28 Juli 1835, ten tijde der feesten, zou de koning eene revue over de troepen en Nationale Garde houden in den omtrek van den Jardin turc, het noodlottige huis lag in zijn weg. Op het bepaalde uur zet de koning zich le paard, vergezeld van drie zijner zonen en een schitterenden staf, nadert het punt van het 8e legioen der nationale garde, toen op eens onder een hevig gekletter, een regen van kogels, lood en stukjes ander metaal zich in de naaste omgeving des konings uitgiet ; de koning ontkwam als door een wonder, maar 11 personen, waaronder drie hoofdofficieren, bleven op de plaats dood en verscheidene anderen waren gewond. De gevolgen der vele moordaanslagen waren, dat de wet tegen het misbruik der pers verscherpt eu alle staatkundige ver-
591
eenigingen streug verboden werden. Eeu opstand in de Vendée werd ook met de wapenen onderdrukt. Den 30 Oct. 1836 waagde Lode wijk Napoleon, derde zoou vau Lodewijk Bonaparte, koning van Holland, eene poging in Straatsburg om bet keizerrijk uit te roepen; de militaire beweging, welke bij met behulp van eenige officiei-en opgewekt bad, werd gemakkelijk bedwongen. Prins Napoleon werd zelf gevangen genomen, maar uit genade op een fregat naar Noord-Amerika gezonden en aangezien de zoon van keizer Napoleon, de hertog van Reichstadt, den 22 Juli 1832 reeds te iSchönbrunn gestorven was, scheen alle gevaar vau de zijde der Bonapartisten voor de Juli-dyuastie geweken te zijn.
DurrENLANDSCHE STAATKUNDE VAX HET BURGERKOXI\\GSCHAP.
De verwachting der Juli-helden, dat Frankrijk thans het vrijste en gelukkigste volk van Europa zou worden, werd uiet vervuld, evenmin de droom verwezenlijkt, dat de andere naties het voorbeeld van Frankrijk zouden volgen in het omwenteling maken , de Franschen te hulp roepen en hen zoodoende nogmaals tot de verlossers der verdrukte volken te verheffen en beu in staat te stellen hunne zoogenaamde natuurlijke grenzen te hernemeu. Wel ontbrandde de vlam der omwenteling in België , Polen , op enkelde puu-ten van Duitschland, Italië en Zwitserland; maar Oostenrijk en Pruisen wisten ras het vuur der revolutie uitte dooven. Het lag trouwens niet in de staatkunde van Lodewijk Philippus om den Rijn of de Alpen over te trekken, hij vergenoegde er zich mede de zwakke zijde van Frankrijk te versterken door de omwenteling in Belgie en de beweging in Zwitserland te ondersteunen en tegelijk het fransche leger op zulk een voet te brengen, dat het de groote mogendheden eenig gezag kon inboezemen. De laatsten wenschten trouwens ook den oorlog niet, misschien met uitzondering van Rusland, dat even als de andere mogendheden Lodewijk Philippus wel erkend had, raaar de Juli-omwenteling
592
toch eene betreurenswaardige geschiedenis had genoemd. Eene europeesche coalitie was niet meer te vreezen, sedert Engeland, niet alleen de Juli-dynastie erkend, maar zich zeer genegen had getoond voor de scheiding van België van de Nederlanden. Oorlog wilde ook Engeland niet, het maakte van den geïsoleerden toestand van Frankrijk slechts gebruik om zijn ouden jinvloed in Spanje en Portugal te hernemen, de Nederlanden te helpen verbrokkelen en de andere mogendheden wijfelend te houden. Het lag in het belang van den franschen koning den opstand in Bel-gie te ondersteunen ; hij beschouwde het vergroote Nederland als eene groote voorpost van üuitschland tegen Frankrijk, hij zag liever Belgie een zelfstandig rijk, dat zijne vrijheid aan de Franschen zou te danken hebben , met wien het toch in taal en zeden zooveel overeenkomst had; daarom liet hij eenige duizenden fransche soldaten (edoch niet in uniform) over de grenzen gaan, welke veel bijdroegen tot verijdeling der pogingen van Prins Frederik der Nederlanden om in Brussel den opstand te dempen.
Om Engeland niet te hinderen weigerde Lodewijk Philippus de kroon van het nieuwe belgische koningschap voor zijn zoen, maar stond de candidatuur voor van Leopold van Sacksen-Co-burg, die later zijn schoonzoon werd. In verstandhouding met Engeland liet hij in Aug. 1831 onder den maarschalk Gerard een fransch leger Belgie binnenrukken , toen de belgische troepen als stot door de Nederlanders uiteengejaagd waren. Belgie nam als koninkrijk in de rij der staten plaats.
Engeland was tevreden, belet te hebben, dat Nederlandte machtig werd en Frankrijk omdat het een bevriend koninkrijk als bolwerk, tegen üuitschland verdeeld en eene bladzijde van het weener-congres verscheurd had. Rusland liet Engeland en Frankrijk vrij spel, ten einde zij Polen vrij aan het russische martelaarschap zouden overlaten. Dat Engeland zich niet om Polen bekreunde, baart geen verwondering ; die natie stelt zich alleen in de weer als er materieele belangen in het spel zijn; Frankrijk echter had werkelijk verplichting aan Polen. De eerste verdeeling van Polen 1772 was geschied zonder en tegen den wil van Frankrijk,
onder de smadelijke regeering van Lodewijk XV. Poolsch bloed had gevloeid op de slagvelden van Duitschland, Italië, in Egypte, op |St. Domingo, in Rusland eu in Frankrijk. De fransche natie gevoelde dit wel, en was vurig om de ongelukkige Polen te hulp te snellen ; vele Franschen schaarden zich onder de poolsche vaandels ; er hadden zelfs ernstige volks-oploopen plaats en de minister Casimir Perier werd door het volk beleedigd, omdat hij de poolsche zaak niet genoeg voorstond, en toch kou de regeering er zich niet ernstig mede inlaten zonder een algemeeuen oorlog te verwekken ; want Oostenrijk en Pruisen waren ook bedeeld met poolsche gewesten.
Ook met de onlusten in Italië bemoeide de fransche regee-ring zich niet veel; zij waren het werk der carbonari, de aartsvijanden vuu eiken troon, en daarenboven stonden de beide neven van den exkeizer Napoleon aan het hoofd der beweging, vooral in den kerkelijken staat. Zij liet toe, dat Oostenrijk snel de revoluties bedwong en bezette alleen tegen den wil van den paus, Ancona, (22 Febr. 1832) en behield het tot 1838 bezet, waardoor de goede verstandhouding met de groote mogendheden, behalve met Engeland eenigszins verbroken werd. Deze leed nog meer , toen Frankrijk Mehemet Ali van Egypte in bescherming scheen te nemen, en (22 April 1834) een viervoudig verbond sloot (Quadrupel alliantie) met Engeland, Spanje en Portugal , hetwelk dienen moest tot instandhouding van de constitutioneele regeeringen; maar eigenlijk strekte tot bewaring van het evenwicht der euro-pesche staten tegen den wasseuden invloed van Rusland. Later verbeterde deze verhouding, toen de koning toch niet geheel aan den leiband van Engeland wilde gaan in de zaken van het pyreneesch schiereiland, en hoog verhieven zij hem, toen hij met hen eene lijn trok in Zwitserland, destijds de schuilplaats en het verzameloord voor alle omwentelingsmannen en samenzweerders.
Zijn oudste zoon, de hertog van Orleans, kreeg wel is waar niet de hand eener prinses uit een vorstenhuis yan den eersten rang, maar kwam toch door zijn huwelijk met Helena van Meckelnburg-Schwerin in familie-betrekkingen
ALG. GESCH. 38
594
met de europeesche vorsten (1837). Door het ruimen van Ancoua (1838), en het steeds krachtig onderdrukken van elke revolutionaire beweging, bevestigde hij zijne vredelievende gevoelens en vergaten de mogendheden gemakkelijk den oorsprong der Juli-dynastie.
ALGIERS.
Een bezwaar voor Lodewijk Philippus tegenover zijne onderdanen was Algiers, welks verovering de Legitimisten niet ophielden als eene roemvolle daad uit de regeering van Karei X uit te bazuinen. Inderdaad was Algiers van onberekenbaar gewicht tegen de heerschappij der Engelschen in de Middellaudsche zee. Het tory-ministerie in Engeland had destijds Karei X vrije hand iu Algiers gegeven, om hem in staat te stellen tegenover het geschreeuw der liberalen op eene groote krijgsdaad te wijzen, maar toch altijd op voorwaarde, dat Frankrijk Algiers wel veroveren, maarniet behouden mocht. En thans bleef de toestand zoo, Lodewijk Philippus moest Algiers behouden om zijne eer bij het leger en de geheele natie niet te verliezen, en Engeland rekende het in zyuj belang den vrede met het burger-koningschap te bewaren. Tot 1839 scheen het alsof de fransche regeering niet wist, wat met Algiers aan te vangen; het werd onder voortdurenden strijd tegen de Arabieren en Kabylen behouden ; het vreemde legioen, waarin alle strijdlustige Fran-schen, deserteurs en het schuim van alle naties dienst konden nemen, was een oefenschool voor officieren van alle rangen. Ondertusschen hadden de Arabieren\'iu Abdelkadei-een man gevonden, die op zich genomen had het geloof en de vrijheid tegen de ongeloovige Franken te verdedigen , hij deed zich voor als door den profeet geroepen. Hij was de zoon van Mahiddin, een Marabout (Mohammedaansch priester), geboren in 1807 bij Mascara , deed reeds als knaap met zyn vader de bedevaart naar Mekka en verwierf daardoor reeds vroeg de vereering als Hadschi (zoo heet bij de Mahomedanen iemand, die persoonlek de bedevaart naar
595
Mekka gedaau heeft); later reisde hij in Egypte , waar hij bekend werd met Mehemet All, diens leger en staatsin-richting. Toon nu de Franschen Algiers veroverden, stonden verscheidene arabische stammen op onder Mahiddin, later kozen zij Abdelkader als den door Allah geroepen held tot Emir, die daarop Mascara tot zijn zetel nam en in den herfst van 1839 voor goed den »heiligen oorlogquot; begon. Het was den Franschen reeds duidelijk geworden, dat het bezetten van de plaatsen aan de kust en van eenige punten landwaarts niet genoeg was, ook dat de Arabieren zich alleen door geweld naar eene christelijke regeering zouden voegen, en dat de europeesche beschaving voor hen niets aanlokkelijks had. Abdelkader zelf wilde alleen van hen de europeesche krijgskunst en tinancieele inrichting kennen, en wel alleen om haar als vernielingsmiddelen tegen de Franschen te gebruiken.
Daarom besloot Lodewijk Philippus om de verovering te voltooien en veranderde de tot nu toe gevolgde gedragslijn. De maarschalk Valeó, die Medeah en Milianah, op Abdelkader veroverd had , werd vervangen door liugeaud, als gouverneur-generaal, welke den oorlog met nadruk voortzette. Met zijn leger van 80,000 man vervolgde hij Abdelkader tot aan de woestijn en tuchtigde de afgevallen stammen door on-verwachtsche aanvallen (Khazzias), bij welke alle weerbare manschappen gedood, alles uitgeplunderd en wat niet medegevoerd kon worden aan de vlammen prijsgegeven werd. Abdelkader meende zijn tegenstander door heen- en terugtrekken en hier en daar kleine gevechten te leveren te vermoeien, maar spoedig werd hij gewaar , dat Bugeaud over talrijkere strijdkrachten dau zijn voorganger kou beslissen en de oorlog onder zijne leiding een geheel anderen omvang kreeg. Bugeaud trachtte al de goed gelegene plaatsen te bezetten en te versterken, voorzag ze van mond- en krijgsbehoeften en deed vau daar uit zijne herhaalde uitvallen tegen de vijandige, voiksstamiuen, terwijl Abdelkader door zijne hoofdmacht altijd meer naar het westen gedrongen werd. Den 23 Jan. 1842 namen de Franschen Flem-sen en toen Abdelkader den 29 April een aanval waagde,
596
werd hij door generaal Bedeau geslagen en vluchtte over de marokkaansche grenzen, waar hij met zijne dapperen bij de onafhankelijke stammen gastvrij ontvangen werd, ofschoon de sultan Mulei van Marokko het zeertongaarne zag, om de verwikkelingen, welke er uit voort moesten komen met Frankrijk. De meeste arabische stammen in Algiers onderwierpen zich na de vlucht van Abdelkader, en wachtten intusschen het uur af, dat de door den profeet beloofden held van Allah weer zou verschijnen om de christenen te verdelgen. Thans nu de Franschen meer onmiddellijk in hunne nabijheid kwamen, grepen ook de Kabylen 1) weer naar de wapenen. Zij vochten evenals de Arabieren wel verwoed, maar niet gemeenschappelijk; zij vielen in horden uit hunne bergen aan, en werden telkens geslagen, het ergste den 19 en 20 Sopt. door Changarnier bij Milianah. De oorlog werd tegen hen op dezelfde barbaarsche wijze als tegen de Arabieren gevoerd. Hunne hutten werden in brand gestoken, de vijgenbosschen, hun voornaamste bron van voeding, neergebraud of omgehouwen, zoodat zulk een verslagen Ka-bylenstam van den honger sterven of door een anderen opgenomen moest worden. In Jan. 1843 kwam Abdelkader terug, en had verscheidene nieuwe bedouinenstammen weten te fanatiseeren, hiermede legerde hij zich aan den rand der woestijn, deed zijne uitvallen en vond in tijd van nood eene zekere toevlucht in het hem bevriende Marokko. De toestand der Franschen was ook niet zeer bevredigend; want hun leger had mede verbazend door den bloedigeu strijd en ruim zooveel door het klimaat geleden, en nog stond Abdelkader weer onuitgeput voor hen. In Mei van hetzelfde jaar namen zij onder den hertog van Aumale, don vierden zoon van LodewijkPhilippus, Abdelkaders smalah (familie,voornaamste dienaars en zijne schatten enz). De emir zelf was genoodzaakt na verscheidene ongelukkige gevechten weder over de grenzen te vluchten. Natuurlijk geraakten de marokkaansche bedouinenstammen door Abdelkader in groote bewe-
1) Dezen waren de afstammelingen der oorspronkelijke bewoners van Noord-Afrika , dor oude Numidiërs en Mauretanen; eon armo, maar onvermooido, krijgazuchtigo volksstam.
597
ging, zoodat sultan Mulei zijn zoon met een leger daarheen zond, maar met bevel zich niet met de christenen te meten. De jonge man \' echter geloofde zich zelveu eu de Muzelmannen sterker, daarenboven had het door de Franscheu bezette Flemsen vroeger tot Marokko behoord ; daarom verlangden de tot zijn leger toeijlende scharen den strijd tegen de ougeloovigen. Gelijktijdig was Abdelkader weder op het grondgebied van Algiers verschenen. Marokkaanse he troepen overschreden de grenzen, maar werden duchtig door Lamoricière bij Uschda (30 Mei— Uuni) eu door Bu-geaud zei ven bij Lalla Maghria (15 Juni) ontvangen, hetwelk tengevolge had, dat Lodewijk Philippus den Marokkanen den oorlog moest aandoen. Dit was , zooals vooruit te bezien stond, niet in den geest van Engeland eu luide verkondigden daarom de engelsche organen: dat de Franscheu den marokkaanscheu sultan konden tuchtigen voor zijne oproerige soldaten; maar zij zouden weten, dat hot met Marokko niet zou gaan als met Algiers in 1830. De koning van Frankrijk versterkte het leger in Algiers en zond eene vloot ouder zijn zoon, den hertog van Joiuville , naar de Middellandsche zee. Deze beschoot den G Aug. 1844 Tau-ger, den 15 Mogador, op de zuidelijke grenzen van Marokko aan den Atlantischeu Oceaan en veroverde deu 16 Aug. het voor deze haven gewichtig gelegen eiland. Deu 3 Juli was Bugeaud na eenige gelukkige gevechten bij Uschda over de grenzen gegaan. Hij had evenals Napoleon (1798) in Egypte met eene overmachtige, voortreffelijk bereden en dappere , maar ongeregelde ruiterij te doen, welke eeu talrijk, toch tegen de Franscheu in het opene veld onbruikbaar voetvolk ter zijde stond. Den 14 Aug. werd Bugeaud aan den beek Isly door omtrent 30,000 Marokkanen aangevallen. Het fransche voetvolk, geschaard in een dicht gesloten vierhoek stond onwrikbaar; voor hun wel onderhouden en juist gericht vuur, ondersteund door 16 stukkeu geschut, sprongen de Afrikanen eerst terug, de vuurregen vervolgde hen, zij scheidde hen en weldra begon de vlucht in woest geschreeuw, het geheele afrikaan sche legerkamp viel den Franscheu in handen. Het was eeue vol komene zege,
598
■welke de Franschen behaald hadden. De koning vereerde Bugeaud met den titel van hertog van Isly en verscheidene zegeteekeuen werden te Parijs in het Hotel des Invalides geplaatst. De bladen en mannen der tegenstanders (de republikeinen en halfrepublikeinen) dreven den spot met den overwinnaar van Isly. Hij had in 1834 den april-opstand in Parijs gedempt, voor dat de muiters gebruik van daken en vensters konden maken, zij noemden hem den held van de straat Transnonain. Hun spot schaadde Bugeaud niet; het verbitterde slechts het leger, dat de overwinning met zooveel dapperheid en bloed gekocht had. Door bemiddeling van Engeland kwam de vrede met Marokko onder de volgende voorwaarden tot stand: de sultan van Marokko verbond zich zijne troepen van de Algiersche grenzen terug te doen trekken en er niet meer dan 2000 man te houden ; Abdelkader, ingeval hij in zijne handen mocht vallen gevangen te houden, en de hoofden , die den vrede verbroken hadden te straffen. Frankrijk daarentegen, beloofde Mogador en Udscha te ruimen. Aan schadeloosstelling betaalde de keizer van Marokko geen piaster, ofschoon hij een rijk gevulde schatkist bezat, hetwelk den minister Guizot in de kamer deed zeggen: dat deze vrede een glansrijk bewijs wasjan de grootmoedigheid der Franschen en uitriep : La France est assez richo pour payer sa gloire (Frankrijk is rijk genoeg om zijn roem te betalen). De slag van Isly en de vrede bezorgden nog geen rust aan Algiers. Abdelkader verscheen weldra (1845) weer op algerynsch grondgebied en door zijne geheime zendboden braken hier en daar zelfs opstanden onder de onderworpen stammen uit, terwijl hij meer dan eens bloe-digen wraak nam over de Rhazzias der Franschen. Met geluk streden de generaals Lamoricière en Cavagnac, terwijl Felissier zich schuldig maakte aan de onmenschelijkste handelwijze. Een arabische stam namelijk van 3000 a 4000 zielen, was in de grotten van Dahara gevlucht, zij vormden als het ware eene onderaardsche stad, hier kwam geen blokkade of bestorming te pas. Pelissier liet de toegangen der holen met hout enz. vullen, liet dat in brand steken en deze twee dagen onderhouden ; toen de vlammen uitgeblusclit
599
waren en de Franschen er indrongen vonden zij geen levend wezen meer, alles, menschen en dieren waren gestikt door den walm (Juni 1845). In de lente van 184G jaagde Cavagnae Abdelkader weder over de marokkaansche grenzen ; hij keerde evenwel spoedig terug en predikte bij de Kabylen in Dschurdschura, een tak van den westelijken Atlas, nogmaals den heiligen oorlog, werd eenige malen geslagen en weder naar Marokko gedreven , alwaar hij eene laatste wanhopige poging deed. Aangezien sultan Mulei hem niet meer tegen de Franschen ondersteunen wilde, deed hij den sultan zelf den oorlog aan en verklaarde hem beschermer en vriend deron-geloovigen; hij bevocht ook werkelijk den 14 Juni 1847 eene overwinning op 2000 Marokkanen, maar vond bij de stammen in het binnenland geen genoegzamen aanhang, bij Fez en Teza werden zijne troepen gedeeltelijk uiteengejaagd en hy zelf vluchtte met een klein getal der zijnen in de bergpassen , op de grenzen van Algiers, die naar de woestijn voeren ; maar zag zich door de Franschen omsingeld, zoodat hem geen andere keus overbleef dan zich aan den sultan of aan de Franschen over te geven; de eerste zou korte metten met hem gemaakt hebben , hij gaf zich derhalve in den nacht van den 22 Decb.aan den franschen generaal Lamoricière over, op voorwaarde van naar Egypte of Syrië ingescheept te worden; de gouverneur-generaal, de hertog van Aumale bevestigde deze belofte. De regeering van Lodewijk Philippus echter, dacht er anders over, zij rekende zich niet gebonden door liet woord van Lamoricière en Aumale en geloofde niet dat Abdelkader stil als Marabout zou kunnen leven; maar bij de eerste gelegenheid zijne prediking des heiligen oorlogs zou hervatten , weswegen zij hem met zijne vrouwen en dienaars naar Frankrijk lieten komen, alwaar hij eerst bewaard werd in het fort Lowalyhe te Toulon , later in het slot te Fan en eindelijk te Amboise. Ofschoon zich vaak ernstige stemmen verhieven tegen het verbreken van een christen-verdrag tegenover den overwonnen Mahommedaan , bleef Abdelkader tot Oct. 1852gevangen , toen verscheen de president Lodewijk Napoleon op zijne reis in het zuiden van Frankrijk ook te Amboise en kondigde den emir zijne vrijheid aan , waar-
600
entegeu Abdelkader op den korau zijne onderwerping bezwoer. Op uitnoodiging van Mapoleon kwam hij naar Parijs, waar hij met groote onderscheiding ontvangen werd, en de gevierde held van den dag was. Als woonplaats werd hem Brussa in Syrië door Frankrijk aangewezen. Na den val van Abdelkader waren spoedig de nog onrustige stammen onderworpen en een begin gemaakt om van Algiers eenmaal een fransch-christelijken staat te vormen. Lodewijk Philippus kon geen ware vreugde van deze overwinning smaken; want sedert eenigen tijd, woedden de windstoten reeds, welke de omwenteling evenals het onweer somtijds voorafgaan en weerlichtte het reeds uit alle hemelstreken.
DE OMWENTELING IN BELGlë.
De eerste fransche omwenteling en het daaruit ontstane keizerrijk had het europeesch evenwicht geheel verbroken, eu eerst na een verschrikkelijken strijd werd dit in 1815 hersteld. De tweede scheurde wel Europa niet van een, maar deed toch de meeste mogendheden beven, door den moed , welke zij overal de ontevredenen en omwentelingsgezinden gaf, dat was bijzonder het geval met België , hetwelk , zooals men weet, sedert 1814 door het congres van Wcenen , met de Noordelijke Nederlanden vereenigd was geworden en het koninkrijk der vereenigde Nederlanden vormde.
Dit koninkrijk was ontegenzeggelijk een der schoonste staten van Europa, sterk genoeg, om met eene bevolking van 6 millioen inwoners , beschermd door talrijke vestingen , en eene door de natuur gegevene waterverdediging, het hoofd aan groote mogendheden te bieden. Het vereenigde in zich door zijne ligging, handel, nijverheid en aanzienlijke bui-tenlandsche bezittingen, alle eigenschappen om een der bloei-endste rijken te worden. En inderdaad ging de industrie in de zuidelijke provincies met reuzenschreden vooruit, daarenboven deelden zij in de voordeden van den handel der noordelijke; Antwerpen verhief zich aan zijn nu geopende Schelde met waardigheid als koopstad naast Amsterdam en Rotterdam.
COl
Eu toch was er reeds van af de vereeniging eene spanning tusscheu de Noordelijke en Zuidelijke provincies. De constitutie , welke koning Willem 1 in 1814 deu hollandschen en belgischeu adel voorlegde, werd door gene bijna eenparig aangenomen, maar door deze met eene groote meerderheid verworpen; zij werd evenwel door eene met kunst ver-kregene meerderheid aangenomen. De voornaamste klachten der Belgen waren hoofdzakelijk de volgende: dat in zaken van Godsdienst en onderwijs der katholieke kerk te kort gedaan werd; dat het getal afgevaardigden in de kamers voor Holland en België hetzelfde was, namelijk 55, volgens zielental moest het laatste er 08 hebben; dat zij gelijk deel moesten nemen aan de schuldenlast, welke de Woordelijken alleen gemaakt hadden; dat de hollandsche taal tot nationale taal verheven werd en dat er van de 7 ministers slechts 2 en van de 45 geheime raadsheeren slechts 18 Belgen waren. De bloei, welke België genoot door de wederzijdsche vereeniging met Holland, was niet in staat de ontevredenheid weg te nemen, maar vermeerderde integendeel. In de kamers vormde zich eene oppositie, waartoe zich de liberalen bij de katholieken aansloten en welke niet weinig haar steun vond in de toenemende beweging in Frankrijk. Koning Willem 1 en zijne regeering waren doof voor alle klachten; zij waren vol van de gedachten om België protestantsch-hollandsch te maken en ontzagen zich niet tot dat einde de voor de Belgen krenkeudste maatregelen te nemen. Der geestelijkheid, aan wier toezicht het onderwijs steeds was toevertrouwd geweest, werden niet slechts de gewone scholen onttrokken, maar zelfs de seminaries. Er werd voor het ge-heele rijk te Leuven een zoogenaamd collegium philosophi-cum opgericht, en daar moesten de geestelijken onder toezicht van den staat gevormd worden. Den geestelijken, zooals onder anderen den bisschop van Gent, die hunne stemmen tegen zulke ingrijpende verordeningen verhieven , werd met geweld het zwygen opgelegd en waar slechts eene opengevallen school kwam, werd een protestantsch-hollandsch onderwijzer opgedrongen. Was het geen onzin , teu einde het hollandsche element binnen te doen dringen , de hollandsche taal tot na-
602
tionale taal te verheffen en deze zoowel in leesinrichtingen , als voor gei\'echtelijke en administratieve stukken verplichtend te maken bij eene natie, waarvan het grootste gedeelte geen Hollandsch verstond. Dat de liberalen zich met de katholieken verbonden hadden, had voornamelijk zijn grond hierin , dat verreweg de meeste staatsambten aan hollandsche protestanten gegeven werden. Om aan de immer klimmende uitgaven en het daardoor steeds vergrootende deücit te hulp te komen, had men zijne toevlucht tot eene belasting op het gemaal en geslacht moeten nemen, welke byzon-der op het volk drukte, waardoor het gemakkelijk viel ook dit in eene ontevredene stemming tegen de regeering te brengen. Ook de pers, die zich luid liet hooren tegen de regeering en bijzónder tegen den minister van Maanen, werd aan banden gelegd, en de overtredingen met boete, gevangenis of verbanning gestraft; dat laatste trof ook de Potter, Tilemans, e. a., de voornaamste hoofden der bewe-o-inlt;r. Vooral de Potter, deze was voor koninjf Willem I,
O D \' o \'
wat van der Noot, bij keizer Jozef 11 was. Wel deed de regeering eenige concessies, toen zij toch zag, dat de beweging dreigender werd en 400000 petitionarissen het gouvernement bestormden ; het was te laat, die concessies waren afgedwongen en hadden bij de Belgen geen verdiensten ; zóó stonden de zaken, toen de Juli-omwenteling in Frankrijk uitbrak. Dit kon onder de gegeven omstandigheden niet zonder invloed op België blijven. De belgische omwenteling heeft van den beginne af een eigendommelijk karakter gehad; zij was niet het resultaat van eene uitgebreide samenzwering zooals in Polen , evenmin werd zij veroorzaakt door schending van den wettelijken toestand door de regeering, zooals in Frankrijk. Zij was veeleer de crisis van eene malaise, welke op het oogenblik der vereeniging reeds ontstond, en steeds, om redenen hierboven opgegeven , in kracht en uitbreiding tot 1830 toenam. Het ontbrak niet aan aanmoediging uit Frankrijk; na de Juli dagen in Parijs stroomden de fransche revolutiemannen in massa Brussel binnen. Het bleef intusschen rustig tot den 24 Aug., den verjaardag des konings, dien avond werd er bij het
603
uitgaan van deu schouwburg te Brussel eeu opstand verwekt, welk voorbeeld spoedig eenige groote steden volgden; het karakter van eene algemeene volksomwenteling kreeg hij eerst in de eerste dagen van Sept. Niemand dacht nog aan de herstelling van een zelfstandigen staat; toen deu 13 Sept. de stateu-generaal in \'s Gravenhage geopend werden om over de verandering der grondwet te beraadslagen, waren de meesten der belgische afgevaardigden nog tegeuwoordig. Den 23 Sept. trok Prins Frederik met een leger het bewogen Brussel binnen , onvoorbereid op een aanval, meende hij, dat het genoeg zou zijn een gewapenden intocht te doen ; maar hi] vond de stad door behulp der Frauschen en andere omwentelingsmannen zoo goed voorbereid, dat hij met groot verlies moest terugtrekken, waarop de omwenteling haar volleu loop kreeg, lutusschen was ook Antwerpen der omwenteling bijgevallen ; de generaal van Geen was er met de hollandsche troepen uitgetrokken en Ohassé , die de citadel bezet had, sloot een verdrag met het voorloopig bestuur, hetwelk de Belgen zoo slecht eerbiedigden , dat Chassé, zich genoodzaakt zag, voor de eer der hollandsche wapenen, de stad vier uren te bombardeeren, waardoor zij aanmerkelijke schade leed. (27 Oct. 1830). De citadel van Antwerpen en eenige forten, waren de eenige plaatsen, waar de oranjevlag nog wapperde. Een nationaal congres uit belgische afgevaardigden, verklaarden het koninkrijk der Nederlanden voor ontbonden en het huis van Oranje vervallen van alle aanspraak op de regeeriug van België f24 Nov. 1830). Een en ander werd door de vertegenwoordigers der vijf groote mogendheden op eene conferentie te Londen voorloopig goedgekeurd. Hiermede gaven de makers van het congres van Weenen, de eerste scheur in hun eigen werk, en het H. verbond huldigde tegelijk het recht der omwenteling; de vrees voor een algemeenen oorlog en omdat Rusland in Polen , eu Oostenrijk in Italië de handen vol hadden, maakten hen zoo rekbaar. Frankrijk en Engeland reikten de Belgen al spoedig de handen ; het laatste rijk uit ijverzucht tegen het vereenigde koninkrijk der Nederlanden, omdat het een zee en handelslaud kon worden, machtig genoeg om aan de Engel-
604
schen liet hoofd te bieden; het eerste had liever een kleinen staat dan een grooten tot grensbuur. Het belgische congres verwierp de republiek, maar koos (3 Febr. 1831) den hertog van Nemours tot koning; Louis Philip weigerde en beval prins Leopold van Saksen-Coburg aan, die later met zijne oudste dochter huwde; den 21 Juli bezwoer de nieuwe koning de hem voorgelegde constitutie. Koning Willem 1 verontwaardigd over het schenden van zyn recht, de handelwijze der mogendheden, welke hij als zijue beschermers moest beschouwen en bijzonder nog over het drijven der Engelschen en Franschen, riep zijne getrouwe Noord-Nederlanders te wapen , die van verlangen gloeiden om aan de belgische grootspraak een einde te maken. Al, wie in staat was de wapenen te dragen, snelde onder de vanen van den opperbevelhebber, den prins van Oranje, en in weerwil vau de conferentie, welke gee-ne vijandelijkheden zou dulden, rukte het leger den 2 Aug. België binnen, en stond in tien dagen, na verscheidene gevechten als: bij Hasselt, Bautersem en Leuven, tot op 2 uren afstands van Brussel, toen 50000 Franschen onderden maarschalk Gerard den Uollanders in den weg traden. (13 Aug.) De prins vau Oranje sloot een wapenstilstand en trok op last van den koning weder over de grenzen. Willem 1 wilde evenwel België niet erkennen en ook de citadel van Antwerpen , het nog eenige vaste punt in België , niet ruimen, waarop de maarschalk Gerard het 24 dagen bombardeerde en het niet eer van den dapperen bevelhebber, den generaal Chasse kreeg, dan toen het onhoudbaar en in een puinhoop veranderd was (24 Dec.). Koning Wrillem 1 rekende tot 1839 op eene verandering der europeesche staatkunde ; maar werd in zijne hoop teleurgesteld. Al dien tijd bleef het leger op den voet van oorlog, hetwelk verbazende sommen kostte, en deze gevoegd bij hetgeen de omwenteling reeds gekost had, en bij de oude schuld, deden de belastingen voor het nu kleine koninkrijk tot eene bedenkelijke hoogte klimmen, zoodat de koning eindelijk wijselijk toegaf, de door de mogendhedeu gemaakte 24 artikelen aannam eu België als een onafhankelijk koninkrijk erkende.
605
DE OMWENTELING IN POLEN. (ISSl)
Het was niet te verwonderen, dat keizer Nicolaas I van Rusland, zijn spijt te kennen gaf over de troonsverandering in Frankrijk en dat hij in België slechts duldde, wat hij niet verhinderen kon; het vond alles weerklank bij zijne Polen. Zij heetten wel koninkrijk Polen en hadden wel eene soort van constitutie gekregen, maar zij hadden ook gedacht hunne autonomie weer te krijgen. Zij waren door Napoleon 1 bitter teleurgesteld geworden, en toch hadden zij nogmaals al hunne hoop weer op Frankrijk gevestigd. Keizer Alexander was wel begonnen met pogingen om hen te vrede te stellen ; maar Nicolaas kon den woeligen geest dor Polen slecht verdragen, en voerde de zoogenaamde constitutie slechi uit. Onder den poolschen adel, den geleerden en militairen stand volgden de openbare en geheime genootschappen elkander op, zij werden verboden en maakten plaats voor samenzweringen tegen de russische overheersching, welke bij de Polen met den dag meer gehaat werd. Alle stoffen tot eene geweldige uitbarsting waren bijeengebracht en wachtten slechts op het oogenblik van ontbranding, en deze volgde spoedig. Toen in Mei 1830 de rijksdag geopend werd, moest deze reeds vijf weken daarna weder gesloten worden; de Polen wilden het te nauw opnemen met de ministrieele verantwoordelijkheid; dit bracht gelijktijdig met de beweging in Frankrijk en België eene verhoogde gemoedsstemming in Polen te weeg ; de samengezworenen wachtten nog het teeken, toen er eensklaps uit Petersburg bevel kwam tot gevangenneming van een aantal studenten en officieren van minderen rang, en nu, den 29 Nov. 1830 brak de langberaamde opstand los.\'s Avonds 5 uur, kwamen tien vaandrigs en acht studenten in het bosch van Lasinki bijeen , vielen gewapend in het nabijzijnde Belvedere, de verblijfplaats van den stadhouder en grootvorst Constan-tin, stieten den generaal Gendre en het hoofd der politie Lubowicki overhoop, en zochten den grootvorst, die echter reeds ontvlucht was. Intnsschen had de luitenant Wysocki
GOG
zich aan het hoofd gesteld van 160 jongelieden uit de militaire kweekschool en een aantal volks uit de lagere klasse, zy verlosten de staatsgevangenen, welke in het carmeliter klooster opgesloten waren, en toch zouden zij niets tegen de gewapende macht van Constantijn vermocht hebben, als niet het 4 regiment infanterie, een bataillon sapeurs en een gedeelte der artillerie tot hen was overgegaan; toen gaven zij vuur op de overgeblevene russische macht, waardoor verscheidene generaals gedood werden.
De grootvorst verliet de stad met de hem nog trouw gebleven Polen, en zijne weinige russische regimenten en begaf zich uaar het nabijgelegen dorp Kolikarnia. De opstandelingen waren thans meester van Warschau, maar zij hadden geen bepaalden aanvoerder , aangezien de generaal Chlopicki, dien het volk met aandrang begeerde, zich schuil hield ; toen belegde de minister van finantien met eenige staatsraden, generaals en andere notabelen eene vergadering, en besloten den weg der bemiddeling en verzoening in te slaan ; dit beviel echter den samengezworenen en het volk niet. Maar er werd eene commissie als uitvoerend bewind samengesteld en Chlopicki als opperbevelhebber over het leger benoemd, waarop de nog aan den grootvorst getrouw gebleven troepen overgingen ; Constantijn was genoodzaakt zich met zijn klein rnssisch leger in Lithanen te redden. Den 3 Dec. werd de bovengenoemde poolsche commissie vervangen door een voorloopig bestuur, waarvan de voornaamste leden waren: Czartoryski, Ostrowski, Niemcewicz, Paz en Lelewel, de ziel der samen-gezworenen , vroeger hoogleeraar in de geschiedenis aan de hoogeschool te Wilna. Den 5 Deo echter werd de generaal Chlopicki, dien het leger bijzonder aanhing, tot dictator uitgeroepen. Terwijl dit alles in de hoofdstad geschiedde, verspreidde de opstand zich ook in de provincies, overal verlieten de poolsche soldaten den russischen adelaar. De dictator Chlopicki wilde, evenals de nationale conventie, de geheele poolsche natie oproepen eu vooral de boeren, door de opheffing der lijfeigenschap, tegen de russische heerschappij ontvlammen. Daarvan wilde echter de adel niets weten; de poolsche omwenteling bleef daarom een adels- en solda-
607
ten-omwentoling; de massa der natie nam er slechts in zooverre deel aan, dat zij recruten stelde en levensmiddelen leverde. Chlopicki en andere hoofdofficieren, welke Ruslands militaire kracht kenden, verlangden daarom onderhandelingen met den keizer, en werkelijk ging er eene deputatie naar St. Petersburg, welke echter door den keizer als zoodanig niet ontvangen werd. De czaar drong op onvoorwaardelijke onderwerping aan , beval Chlopicki met het leger naar Plock te komen; de schuldigen bedreigde hij met welverdiende straffen, maar de massa verzekerde hij van zijne grootmoedigheid. De rijksdag, welke tegen den wil van den dictator , zijne zitting den 18 Dec. geopend had , wilde uiets van verdere onderhandelingen weteu, waarop Chlopicki zijne waardigheid neerlegde; in zijne plaats werd Michael Radzi-wyl benoemd. Den 25 Juni 1831 verklaarde de rijksdag het russische huis Romanow vervallen van den poolschen troon, en hiermede was alle uitzicht tot verzoening met den keizer vernietigd. Het zwaard kon voortaan alleen beslissen, en hoe het einde zyn zou, daarover kon niemand zich vergissen. Het poolsche leger was omtrent 60000 man sterk en bezat hoogstens 130 stukken geschut. Als één hoofdslag verloren werd, dan kon het leger het veld niet meer houden, aan recruteering viel niet meer te denken , in een land , dat dooiden vyand bezet zou zijn. Van Frankrijk en Engeland was op geen krachtige hulp te rekenen, dezen waren tevreden met België en wilden geen algemeenen oorlog verwekken; want Oostenrijk en Pruisen waren onmiddellyk in de poolsche zaak betrokken. Den Polen bleef geen andere hulp dan de sympathie der Franschen, Engelschen en Duitschen , welke hun eenige officieren, artsen, geld en krijgsvoorraad zonden.
Den 5 en 6 Febr. trok de maarschalk Diebitsch met ongeveer 120000 man en 350 stukken geschut over den Bug en Niemen; de Polen gingen tot de Weichsel terug, waar zij hunne steunpunten in Warschau en Modlin hadden. Eenige kleine gevechten vielen ten gunste der Polen uit, hetwelk niet weinig hun strijdlust vermeerderde; den 14 Febr. sloeg de poolsche generaal Dwernicki met eene ruiterbende een even sterk russisch leger bij Stoczek en wou 12 ka-
608
nounen; den 19 gelukte hem hetzelfde tegen de voorhoede van den generaal Krentz, maar week toen over de Weichsel naar Gora, dewijl de rassische hoofdmacht in aantocht was. Eene poolsche divisie onder den generaal Skrzynecki leverde bij Dobre 17 Febr., een voordeelig gevecht tegen de Russen, was toen naar Wawer, twee uren van Warschau, geweken , waar het poolsche leger in eene gunstige stelling den Russen den slag zou aanbieden. Chlopicki stond aan de zijde van Radziwil, en voerde ofschoon zonder titel ot rang eigenlijk het opperbevel; hij had geen hoop, maar daar het leger toch slag wilde leveren, kou de oude veldheer het niet over zich verkrijgen om zimen wapenbroeders zijn ondervinding en moed te weigeren. Na een langen, hevigen strijd, in welken de Polen 3 vaandels veroverden, 6 kanonnen vernagelden, moesten zij den Russen het slagveld laten, ofschoon zij in goede orde aftrokken op Grochow, waar zij weer post vatten. Daar ontbrandde den 25 weder de strijd; lang en hevig werd er gevochten voor de beslissing plaats had, totdat eindelijk eene russische afdeeling in de flank viel en tot den terugtocht naar Praga dwong. Beide partijen hadden sedert 20 Febr. ten minste 10 000 man verloren; maar de Polen hadden de leiding van den dapperen Chlopicki moeten missen , hij was door een granaat gewond geworden en het opperbevel kwam nu ge heel in handen van Skrzynecki. üiebitsch hield wel de kracht van het poolsche leger voor gebroken, maar durfde toch nog geen storm op Warschau wagen. Dwernicki was weer de Weichsel overgetrokken en had weder generaal Krentz en prins Adam van Wurtemberg geslagen en tot achter Lublin teruggedreven ; den 31 Maart versloeg hij het centrum van het russische leger, waardoor üiebitsch 10 000 man aangedooden en gevangenen, benevens 3 vaandels en G kanonnen verloor. Deze gelukkige gevolgen der poolsche wapenen werden in Frankrijk en Duitschland met jubel begroet, ofschoon zij toch eigenlijk den doodstrijd der ongelukkige natie slechts verlengden.
Ue Polen zetten hunne hoop in een algemeenen opstand in de poolsche landen, welke sedert 1772 en 1793 van het
609
eigenlijke Polen afgerukt waren geworden; maar dezen werden door de wapenen daarin verhinderd. Zij bleven dus aan zich zeiven overgelaten. Wel streden zij met een heldenmoed , welke eene betere toekomst verdiende, behaalden verscheidene voordeden op de llussen; maar elke overwinning kostte hun ook vele dapperen, welke zij niet behoorlijk meer konden aanvullen. Den 10 Juni was de russische opperbevelhebber üiebitsch aan de cholera gestorven, in zijne plaats kwam Paskewitsch, welke dadelijk met zijne hoofdmacht naar de prnisische grenzen ging en aldaar tus-schen den 17 en 18 Juli de Weichsel overtrok en zijn weg naar Warschau richtte. Hier stonden reeds lang twee poolsche partijen vijandig tegenover elkander, die der aristocraten en democraten of der clubs. Tot de eerste behoorde de hooge adel, welke om zyne voorrechten te behouden, zich met den keizer had willen verzoenen , de hoofden waren: Chepicki, Radziwel, Czatoryiski, Ski\'zynecki en vele leden van den rijksdag; tot de tweede behoorden de jongelieden uit den lageren adel, de meeste jonge officieren, ambtenaars en een groot aantal burgers. De oneenigheid der Polen, van oudsher zoo spreekwoordelijk , openbaarde zich weer erger dan ooit. Skrzynecki werd afgezet, omdat hij togen de russische hoofdmacht geen slag wilde wagen en het opperbevel werd aan Dembinski opgedragen; deze, die ook tot de partij der aristocraten overhelde, nam het slechts voorloopigaan; toen in den nacht van den 15 Aug. de argwaan der democraten een geweldigen volksopstand verwekte, waarin verscheidene personen, verdacht van russische gezindheid, baldadig vermoord werden. Warschau was aan regeeringloos-heid overgegeven, de generaal Krukowiecki, die tot president was uitgeroepen, kon de rust niet geheel herstellen.
Den 17 Aug. verscheen Dembinski met een legerafdeeling en liet de belhamels gevangennemen en voor een krijgsraad stellen. Intusschen was Paskewitsch met 80000 man en het noodige geschut vóór Warschau gekomen en op het punt om de oude hoofdstad met kracht aan te vallen; vooraf echter vorderde hij de Polen nog eenmaal op om zich aan keizer .Nicolaas , hun heer te onderwerpen, beloofde kwijt-.\\lg. gesch. 39
610
schelding en voortbestaan van Polen als een afzonderlijke staat; Krokowiecki en vele andere notabelen en hoofdofficieren wilden het aannemen, de ryksraad echter weigerde in zgne verblindheid elke schikking. De Polen hadden Warschau met een groot aantal aarden werken omgeven; maar al deze verschansingen waren in haast opgeworpen en konden alleen iets beteekenen als de krachten gelijk waren, doch Krukowiecki had slechts 34000 man geregelde troepen om de hoofdstad te verdedigen. Den 6 Sept. des morgens begon de bestorming; de Polen boden overal hevigen tegenstand, geen duim gronds werd zonder bloedigen strijd verlaten; maar de overmacht was te groot; den 7 Sept. \'savonds ging de stad bij capitulatie over. Krukowiecki, Prondzynski en andere generaals wilden de stad niet vruchteloos aan een bombardement blootstellen. De Russen hadden in de twee dagen een verlies van 3000 dooden en 7460 gewonden en de Polen niet geringer.
Na den val van Warschau was de oorlog spoedig geëindigd. De drie poolsche legers; 3000 man bij Modlin onder Malachowski, 10 000 onder Ramorino tusschen de Weichsel en den Bug, en 12 000 onder Rozycki, konden zich niet meer vereenigen; na veelvuldig heen- en weertrekken gingen de eerste over de pruisische en de beide anderen over de oostenrijksche grenzen. De overige steden gaven zich daarna spoedig over. Meer dan 10 000 Polen, waaronder wellicht 3000 officieren van verschillende rangen, verlieten hun vaderland , waarvan de meesten zich naar Frankrijk begaven.
Zoo eindigde die groote omwenteling. Aan haar mislukken draagt de adel niet weinig schuld; door de kleinhartige bezorgdheid voor zijne privilegies, miste de omwenteling de alvermogende volkskracht en sympathie.
In Februari 1832 werd Polen bij Rusland ingelijfd, zoodat van het vroegere koninkrijk slechts de naam overbleef. Allen, die vrijwillig aan den opstand deel hadden genomen verloren hunne goederen, welke meerendeels aan russische generaals en officieren als belooning gegeven werden, zoodat een groot gedeelte van bet grondbezit in russische handen overging. De mannen der omwenteling, welke den
611
Russeu in handen vielen, werden in het binnenste van Rusland of naar Siberië verbannen. De hoogescholen van quot;Wilna en Warschau werden opgeheven, hare wetenschappelijke hulpmiddelen, bibliotheken enz. naar Petersburg gezonden. Polen mocht geen eigen leger meer hebben. De poolsche soldaten werden onder de russische regimenten gestoken om van 15 tot 20 jaren lang den keizer te dienen; de kinderen zelfs, van gevluchte, gedoode of gekerkerde adellijken, ook der mindere volksklassen, werden door de kozakken opgevangen en op wagens naar het binnenste van Rusland gevoerd, om die ongelukkigen tot russische soldaten op te voeden. In plaats van den rijksdag, kwam er een staatsraad, waarvan de leden niet eens geboren Polen behoefden te zijn en door den keizer benoemd werden, terwijl een leger van 8 000 man voor de orde moest waken. En eindelijk ontrukte Rusland het ongelukkige Polen het laatste kentee-ken zijner nationaliteit, den R. Katholieken godsdienst. De helft der R. K. kerken moesten den Russen ingeruimd worden ; der R. K. kerk werden alle hinderpalen in den weg gelegd, hier en daar zelfs geheele dorpen gedwongen tot de russische over te gaan. Zoolang Polen nog eene eigene wetgeving en leger had, zoolang de katholieke kerk het onderscheid tusschen Rus en Pool bepaalde, zoolang was ook Polen de zwakke zijde van Rusland. Maar keizer Nicolaas heeft het tot een bolwerk van zijn rijk gemaakt. Hij heeft dat alles vernietigd. Modlin is als Neugeorgiewsk eene vesting van den eersten rang; Warschau, door een sterke citadel beheerscht, benevens andere vestingen eu verschanste legerplaatsen, bezorgen Rusland de sterkste stellingen aan de Weichsel, Bug en JS\'arew. Een russisch leger is daardoor moeielijk om in Polen aangevallen te worden ; terwijl het zelf Oostenrijk en Pruisen in de flank staat; het kan daarom als vriend de beste hulp verschaffen, en als vijand steeds dreigend optreden.
OPSTANDEN IN ITaLIÜ.
Sedert 1821, toen de bewegingen in Piemont en Napels
612
door de krachtige tusschenkomst vaii de oostenrijksche wapenen zulk een ras einde gevonden hadden, heerschte wel is waar, uitwendig rust op het schiereiland, doch de revolutionaire geheime genootschappen omspanden als het ware geheel Italië; maar bijzonder den Kerkelyken Staat, de hertogdommen Modena en Parma. Niet oogeublikke-lijk vonden de fransche Julidagen weerklank in Italië; want Oostenrijk was te zeer op zijne hoede. Maar toen de fransche kamer van afgevaardigden liet hooren , dat zij geen vreemde tusschenkomst in andere landen, waar het volk den Franschen wilde navolgen, dulden zou, waagde het beruchte geheime genootschap der carbonari zijn spel. Modena en Parma gaven het voorbeeld; van meer beteeke-nis was echter de opstand in den Kerkdijken Staat, alwaar den 2 Febr. 1831 Gregorius XVI op den stoel van Petrus gekomen was. Ferrara verhief zich het eerst, Bologna en de steden der Romagna volgden, zelfs Anconakon door de pauselijke soldaten niet behouden worden; de in-surgenten speelden tot Otricoli den baas. Paus Gregorius XVI verliet Rome niet, hij had ook zijne getrouwen en Oostenrijk,. inweerwil van de grootspraak der fransche omwentelingsmannen, dat op elk gevaar tegen de omwenteling in Italië zou te velde trekken. Oostenryk was toen van Sardinië verzekerd, over welk land sedert 27 April 1821 Karei Albert regeerde, wiens dubbelzinnige rol, die hij als prins van Garignan 1821 speelde, zelfs door de revolutiemannen vergeten was ; zij haatten hem nu als hun grootsten vijand. Een sardinisch onderdaan, de rijke Genuees Maz-zini, ontvouwde toen reeds voor de eerste maal zijn berucht talent als samenzweerder en revolutiehoofdman. Hij werd president van het congres , hetwelk de opgestane provincies van den Kerkdijken Staat te Bologna hielden, en Italië in eene federatieve republiek wilden herscheppen. Maar Oostenrijk eindigde met twee divisies het congres zoo snel, dat de fransche kamers het eerst vernamen, toen het geschied was. De wederbezetting van Bologna eischte een klein gevecht en voor Rimini was een half escadron huzaren genoeg om de vijandelijke soldaten uiteen te jagen,
613
waarop de opstandelingen naar wijd en zijd de vlucht namen. in Modena en Partna was de rust zonder moeite hersteld geworden. Bologna alleen stond na het vertrek der Oostenrijkers weder op, waarop zij het in Jan. 1832 nogmaals bezetten, maar bleven er niet lang. De rust van den Kerkelij-ken Staat werd later niet eens gestoord, toen de Franscheu den 22 Febr. Ancona inweerwil der afkeuring van den paus bezetten en daar tot 1838 bleven; de Franscheu trouwens namen de houding volstrekt niet aan, alsof zij de omwenteling begunstigen of beschermen wilden, integendeel zij gedroegen zich veeleer alsof zij kwamen om het pauselijk gezag te ondersteunen.
De omwentelingsjaren van 1830 en 1831 eindigden dus in Italië met de volkomene overwinning der beheerschers , maar het vuur des opstands gloeide in het verborgen voort en woelde altijd meer en meer om zich. De italiaansche samenzweerders vereenigden zich door de geheimste kunsten met die der andere lauden; bloed en geheime moord vergezelden overal hunne verholen wegen. Een gedeelte van hun staf huisde in Zwitserland, waar zich eene massa vluchtelingen van alle naties bevonden, en hunne soms helsche plannen uitbroeideu. Van hier uit leidde ook Mazziui de italiaansche samenzweringen, welke hij op nieuw organiseerde ouder den naam van »giovina Italiaquot; (het jong Italië). Wij willen volstrekt niet bewereu, dat de besturen in Italië volmaakt waren en het volk geen klachten had; neen, wij nemen aan, dat ook hier de strekking zal geweest zijn naar het oude regime, zonder behoorlijk rekenschap te houden met den tijdgeest en de behoefte der onderdanen ; maar wat die samenzweerders wilden , was geen hervorming , doch vernietiging van alle wettig gezag, om er het zoogenaamde democratische element voor in de plaats te brengen, hetwelk de ijselijkste tyranie der hoofdzamenzweerders voor einde heeft; uit de geschiedenis hebben wij het reeds kunuen leeren. En wat nu bijzonder den Kerkelijken Staat betrof, deze werd niet slechter bestuurd dan eeuig ander land, integendeel ; Gregorius XVI bevorderde de industrie door het bouwen en aanmoedigen van fabrieken ; hij bezorgde het volk werk, door
614
het aanleggen van groote waterwerken, waardoor de stad Tivoli van de veelvuldige verwoestingen der overstroomingen van de rivier de Arno verlost werd; hg voltooide den herbouw van de prachtige St. Paulus kerk (extra muros). Kunsten bevorderde hij door het oprichten van een museum voor de voortbrengselen van levende meesters. Ook de andere steden deelden in zijne mildheid, overal werden scholen en collegies geopend ; spoorwegen waren er nog niet aan te leggen. Overigens was er in den Kerkelijken Staat meer vrijheid voor allen, dan in de noordsche lauden en Rusland, daaronder begrepen. De schuldenlasten, roept men, vermeerderden tot 60 millioen scudi, maar waar waren die minder?quot; Het is onbezonnen gesproken. Onder welk zoogenaamd liberaal bestuur zijn dezen later zoo verminderd? De belasting, welke eertijds de Romein hoofdelijk betalen moest, stond in vergelijking bijv. met die, welke een Nederlander moest opbrengen als 1 tot 10.
De meeste vijanden van buiten berokkende Uregorins zich, doordat hij te rechter tyd de stellingen van den duit-schen Hermes en den franschen Lamenais veroordeelde. — Reeds in 1833 bespeurde men vertakkingen van het»Jonge Italiëquot;\' in Milaan en Sardinië. Karei Albert strafte 18 sa-mengezworenen, die tot den militairen stand behoorden, volgens het krijgsgericht met den kogel; de keizer van Oostenrijk de zijnen met gevangenis. In Februari van 1834 deden 400 italiaansche, duitsche en poolsche vluchtelingen een inval in Savoije, welke geheel mislukte. In het jaar 1838 liet keizer Ferdinand zich te Milaan als koning van Lombardije kronen, bij welke gelegenheid hij volledige amnestie verleende aan allen, die wegens staatkunde in de gevangenis zaten en geheel Italië en Duitschland juichten hem daarvoor toe. Uitwendig scheen Italië thans rustig, maar verborgen werkten steeds de samenzweerders en omwentelingsgezinden, en werden zij vroeger door de fransehe omwentelingen aangemoedigd, thans bemoeide er zich de engelsche staatkunde mede; op alle wijze zocht zij de regeeringen te vernederen door hare handelingen te bespreken of in een verkeerd daglicht te stellen en als het te pas kwam met brutaal geweld te dreigen. Dit
615
ondervond in 1840 de koning van Napels. Deze had de zwavel-rnonopolie aan eene maatschappij afgestaan, de rijzing der prijzen daardoor was der engelsche industrie niet voordeelig; nu verschenen er, na eene korte onderhandeliug, eenige engelsche linieschepen en een stoomboot in de haven van Napels , welke het koninklijk paleis bedreigden ; en zóó dwong Engeland, tegen alle volkenrecht in , eene bevriende mogendheid, om een zuiver huishoudelijken, financieelen maatregel te veranderen.
ENGELAND.
Evenmin als de groote fransche omwenteling, met hare schoonklinkende woorden van vrijheid, gelijkheid en broederschap eenigen invloed op de staatsregeling der engelsche natie uitoefende, evenmin bracht die van 1830 ook iets op de Britanniërs te weeg; maar zij konden, en dat wisten zij als ware kooplieden, er voordeel uit trekken. Vijftien jaren verliepen er na den algemeenen vrede, eer het der pogingen van O\'Connell en den VVighs gelukten de emancipatie door te zetten; zij werd niet door de Jali-omwenteling bespoedigd, ook haastte zich het parlement niet, na de omwenteling, in de andere iersche aangelegenheden. Inweerwil van de emancipatie moesten toch de arme katholieke pachters , de anglicaansche bisschoppen , dekens en pastoors in Ierland onderhouden, wier inkomen doorgaans zeer rijk, en wier werkzaamheden zeer luttel waren. Wij hebben vroeger verhaald, hoe het bij het invoeren der hervorming met het grondbezit in het katholieke Ierland gegaan is. De landerijen waren meestal in handen van eenige engelsche pro-testantsche families en de anglicaansche geestelijkheid gekomen , welke beiden de rijke opbrengst buiten het eiland verteerden. De britsche wetgeving erkende in Ierland slechts de staatskerk, diensvolgens werd er voor elke gemeente, hoewel er in velen geen protestant of zeer weinigen te vinden waren, een protestantsche geestelijke aangewezen, die niet alleen de bezoldiging daaraan verbonden genoot, maar ook het overige der kerkelijke goederen, welke soms niet onbe-
616
duidend waren; waut bij het wegschenken der bezittingen van de Katholieken, had men gezorgd, dat er ruime landerijen bij de kerk bleven als inkomen voor den predikant. Deze plaatsen werden veelal aan de jongere zonen der engelsche aristocraten gegeven, welke veelal niet eens wisten waar hunne parochies lagen; zoodat de arme iersche landman, aan zijn onbarmhartigen landheer de hoogst mogelijke landrente, voor leeraar, kerk en pastorie, welke hem niet aangingen, hooge kerkbelasting betalen en daarenboven nog zyn eigen godsdienst in zijn geheel moest onderhouden. De armoede der leren, en de daardoor ontstane verdierlijking, gingen alle beschrijving te boven; wel trachtte de even arme katholieke geestelijke hen op te beuren; maar wat kon deze doen, waar vaders, moeders met kinderen hem biddend om eene bete broods smeken, welke hij zelf niet heeft, en toch leven er duizenden hartvochtigen in den grootsten overvloed van de weelderigste vruchtbaarheid van het eiland, waar duizenden in de ontzaggelijkste ellende versmachten. Geen wonder, dat de wanhopige leren zich ook vergrepen aan de engelsche grondbezitters en rentmeesters, zelfs zoodanig dat het engelsche parlement de irish coercionbill gaf, waardoor de lord luitenant van Ierland gewettigd was tot alle buitengewone policiemaatregelen. De wighs stelden wel in 1834 een wet voor, om de kerkbelasting af te schaffen, het getal bisschoppen in de toekomst te beperken, hunne inkomsten te verminderen, de bisschoppelijke landerijen in erfpacht te geven, en de kerkgoederen der lagere geestelijken met 70/0 te belasten. Op deze wijze zou niet alleen de uitgaven voor de iersch-engelsche kerk gedekt zijn; maar er zou een tamelijk overschot overblijven om ten beste van Ierland aan te wenden (Appropriations-clausel) maar er ging een kreet op van »No popery!quot; dat zou een roof zijn tegen de engelsche kerk! De wet viel. Eerst in 1838 werd zy met weglating van het Appro-priations-clausel en verder in dier voege aangenomen, dat de belasting, welke aan de protestantsche kerk ontnomen werd, als belasting op het grondbezit zou komen. De protestantsche kerk verloor er dus niets bij eu den armen leren baatte de wet niets; want de meeste onbarmhartige landheeren
617
zochten dit te verhalen op de hoogere pacht van de arme leren. Zij wonnen wel sympathie, zelfs hulp bij vele edele engelsche Wighs, maar hun toestand bleef deerniswaardig. Samenzweringen en moorden bedreigden zooals vroeger weer het leven der grondbezitters, tot dat O\'Connel zgne landslieden weder onder één vaandel vereenigde; bij duizenden kwamen zij bijeen, zonder schijn van eenig geweld uit te oefenen, hun leus was ditmaal »Kepealdat is, opheffing der unie en herstel van het iersche parlement. O\'Connel verkondigde wel in alle repealmeetingen en in brieven, dat Ierland er niet aan dacht om zich van het groote Engeland af te scheiden , maar in Engeland en Schotland was er niemand , die de repealbeweging voor zoo onschuldig aanzag; het lag voor de hand, het er voor te houden , dat de wetgevende scheiding tot de staatkundige moest leiden. Daarom trad de engelsche regeering, bij het gezicht van mon-stermeetingen van duizenden ernstig op. En, even als zij vroeger de Orangisten, zoo genaamd naar koning Willem van Oranje, de hevige verdedigers der engelsche grondbezitters , verboden had, zoo deed zij thans ook met de Repeal. O\'Connel werd zelfs door de rechtbank te Dublin tot gevangenschap veroordeeld, en hoewel dit vonnis door het Hoogerhuis te Londen vernietigd werd, nam toch de repealbeweging een einde (1844). (Zooals boven reeds verhaald is, stierf O\'Connel in 1847 te Genua, op zijne reis naar Rome). Bij dit alles ontstond er in 184(3 tengevolge van misgewas hongersnood, welke de ellende nog naamloos vergrootte; de wanhoop zette de ongelukkigen tot moord en oproer aan. De militaire macht werd er versterkt, maar tegelijk zond Engeland 8 millioen P. st. tot ondersteuiiingj terwijl er door geheel Europa bij de R. Katholieken collecten voor de lijdenden werden gehouden. Sedert verlaten de leren bij massa\'s hun geliefd Hibernia om een nieuw vaderland, vooral in Noord-Amerika en Australië te zoeken ; dit getal bedraagt thans al meer dan twee millioen, zoodat daardoor het engelsche \'element altgd meer voet wint.
Nauwelijks was de emancipatie-bill in 1829 tot stand gekomen voor de Katholieken, of er deed zich een strijd op van
618
ingrijpenden aard , namelijk over de hervorming van het parlement. De engelsche volksvertegenwoordiging leed aan groo te gebreken en misbruiken, welke reeds ten tijde van den minister Pitt ter sprake waren geweest, maar niet opgeheven geworden. Het Lagerhuis, namelijk, bestond uit 658 leden, welke gedeeltelijk door de graafschappen en de steden, gedeeltelijk door zekere corporaties en burgvlekken gekozen werden. Zulke burgvlekken, waarvan Engeland er204kon aanwijzen , waren buitengemeenten , dorpjes , welke in vroegere tijden het voorrecht verkregen hadden ; maar thans zoo achteruitgegaan en ontvolkt waren, dat sommigen geen andere bevolking hadden, dan het gezin van den lord of andere grooten en zijne afhankelijke huurders der woningen en landerijen; want de meeste vlekken (»rotten boroughs,quot; zoo als de reformers ze noemden) waren privaat eigendom geworden en anderen konden geen 50 kiezers aanwijzen. Daarentegen waren steden zooals : Sheffield , Bermingham, Manchester e. a. volstrekt in het parlement niet vertegenwoordigd ; want zij waren nog onbeduidende vlekken, toen het kiesrecht in vorige tijden bepaald werd. Het is te begrijpen, dat deze vlekken (rotten boroughs) of onder den invloed hunner heeren waren of hunne stemmen verkochten, kortom zij waren in de handen der aristocratie, welke daardoor over meer dan 300 stemmen in het Lagerhuis kon beschikken. Wij moeten trouwens tot eer van de britsche aristocratie , welke Engeland van oudsher tot nu toe als het ware beheerscht heeft, zeggen : dat hun land steeds machtiger en rijker is geworden. Nu echter eenmaal de gebreken en misbruiken van het kiesstelsel besproken waren, werd het denkbeeld van verbetering algemeen. De Wighs verklaarden , dat het parlement de natie niet meer vertegenwoordigde en eischten eene kieswet in overeenstemming met den tegenwoordigen toestand der bevolking; de aanvoerders van het volk , waaronder het reformidée ook veel vorderingen had gemaakt, eischte zelfs een eenjarig parlement en algemeen kiesrecht. Van koning Willem V, die zijn vader George IV in 1830 was opgevolgd , en vroeger zelf bij de Wighs behoorde , hoopte men bepaald verandering; maar hij behield het tory ministerie Wel-
619
lington en sprak niet sens in zijne troonrede van de par-lementshervorming. Het ministerie kon zich echter niet staande houden , maar moest aftreden en werd vervangen door een der Wighs onder lord Grey. In Febr. 1831 stelde John Hussel, in overeenstemming met zijne medeministers, aan het parlement de volgende nieuwe kieswet voor: zestig burg-vlekken , waarin de afgevaardigden slechts door eenige kiezers gekozen worden, verliezen het kiesrecht; 47 anderen, welke gezaraentlijk niet meer dan 2000 inwoners hebben, mogen slechts één afgevaardigde kiezen ; 27 steden, welke tot nu toe niet vertegenwoordigd waren , bekomen het kiesrecht ; voor Londen en 27 graafschappen zal het getal der vertegenwoordigers vermeerderd worden; de retormbül vond, niettegenstaande hare billijkheid , zulk een tegenstand , dat het ministerie moest aftreden. De koning echter nam het ontslag niet aan, maar ontbond het parlement. In het nieuw gekozen Lagerhuis werd de bill aangenomen; maar in het Heerenliuis met 41 stemmen verworpen , waarop de koning het parlement verdaagde. Nu wies de algemeene beweging tot eene gevaarlijke hoogte, het land wemelde van reformvereenigingen , hierdoor hadden uitbarstingen plaats, de koning zelfs werd op een wandelrid beleedigd. Engeland bevond zich aan den rand van eene omwenteling , aangezien de arme bevolking van Ierland en Engeland bereid was, onder het veldgeschreeuw van reform, zich op de grondbezitters en rijken neer te storten; daardoor nam het Heerenliuis met eenige verandering de reformbill 4 Juni 1832 aan. Sedert zendt Engeland naar het Lagerhuis 471; Wales 29, Schotland 53 en Ierland 105 afgevaardigden. Om verkiesbaar te zijn wordt voor de graafschappen een zuiver jaarlijksch inkomen van 000 P. S.: voor de steden, 300 P. S.; voor de oudste zonen der lords en voor de afgevaardigden der universiteiten wordt dit niet vereischt. Kiezer is ieder, die een zuiver jaarlijksch inkomen van 10 P. st. heeft. Ofschoon de invloed der aristocratie door de reformbill veel geleden heeft, kan toch niemand dan een ruim bemiddelde eene plaats in het parlement innemen , aangezien hij op zijne eigene kosten in Londen moet loven en er geen inkomen aan verbonden is ;
620
hij heeft alleea het brievenport vrij; daarenboven eischt het bezoek, dat hij ten tijde der verkiezingen bij zijne kiezers gewoonlijk aflegt, verbazende sommen. Het engelsche volk stelt zich dan ook zijn volksvertegenwoordiger niet anders voor dan als een gentleman, dat is: als een beschaafden , onafhankelijken en hooggeachten man. Voor de democraten was de hervorming volstrekt niet voldoende; zij trokken er later het volk, vooral de talrijke arbeidende klasse in en eischten afschaffing van den census, eenjarig parlement, bezoldiging der afgevaardigden en de verdeeling van het rijk in kiesdistrikten. Deze ^ewegmg is bekend als de Char-tisten beweging, volgens hun people\'s charter, zooals zij hunne hervormingen noemden.
In het jaar 1834 werden, als onmiddellijk gevolg van het verbod des slavenhandels, de slaven in de colonies vrg verklaard en hunne gezamentlijke bezitters met 20 millioenP. st. uit de staatskas schadeloos gesteld. Wij betwijfelen zeer of de emancipatie der slaven wel zoo geheel voortkwam uit de christelijke menschlievendheid der Engelschen; om hun voordeel immers zouden zij eene natie ten gronde richten, (denken wij aan ons eigen land, aan Griekenland en China.) Wellicht was neven oorzaak ook hierin gelegen, dat zij tot de bewustheid der onmogelijkheid gekomen waren om ooit weer in eenige gedeelte van het tropisch Amerika gebied te voeren. De tot eene wereldmacht geworden Vereenigde Staten van Noord-Amerika zouden hun dit beletten; de president Monroe had immers gezegd, »geen inmenging van Europa in de amerikaansche aangelegenheden.quot; Door de emancipatie der slaven , wreekte zich Engeland eenigenuate op de quot;Vereenigde Staten; want de groote west-indische eilanden zijn daardoor een toekomstig erfdeel der zwarten geworden. Als de europeesche bezettingen niet op den duur sterk gehouden worden, zullen de zwarten er even goed meester worden als op Hayti, en dan zullen de Jankees nooit in het bezit van de rijke eilanden Cuba, Portorico enz. komen.
Den 20 Jan. 1837 stierf koning Willem IV en werd opgevolgd door zijne nicht Victoria, welke huwde met prins Albert van Saksen-Coburg-Gotha. Zij wordt door de En-
621
gelschen zeer geprezen als koningin, gade en moeder. Ofschoon Engelands handel en fabrieken met reuzenschreden waren vooruitgegaan , zijne Oost-indische bezittingen een onbekenden bloei genoten, waren er toch wolken aan den horizont , welke zich dreigend over het land samenpakten, üe armoede der lagere volksklasse was schrikbarend toegenomen, zoodat Engeland, by al zijn rijkdom , de akeligste toonee-len der ellende en verlatenheid, ja , van verdierlijking aanbood. Duizenden P. st. werden er uitgegeven voor het verspreiden van bijbels in andere landen en werelddeelen, terwijl er in de hoofdstad eene massa menschen huisden, die nauwelijks wisten, dat er een verlosser geweest was. De ontevredenheid der werklieden, vooral opgewekt door de hoofden der Chartisten, uitte zich soms dreigend in vervaarlijke meetings; daarbij bleef altijd het lijdende Ierland voor zijne rekening, waar meer dan eens geweldige oproeren uitbraken , welke met de wapenen moesten gestild worden. Deze moeielijkheden werden nog vergroot door een opstand in Canada, een oorlog in Afghanistan, om den invloed van Rusland in Azië tegen te gaan en eindelijk een oorlog tegen China, over welke wij even willen uitweiden, omdat hy tot bewijs strekt, dat de menschlievendheid der Engelschen, zooals wij hierboven reeds zeiden, niet te vertrouwen is, al wandelt zij in den vreemde als zendeling met den bijbel in de hand.
De Chineezen hadden zich in den jongsten tijd het opium rooken en eten aangewend, een middel om zich te bedwelmen, allernadeeligst voor lichaam en geest. De ontzaggelijke behoefte aan opium leverde bijzonder Britsch Oost-indie op en wel tot een bedrag van verscheidene millioenen P. st., zoodat de opium het voornaamste en voordeeligste product des bodems werd. De chineescbe regeering verbood hare onderdanen op zware straffen en na herhaling op doodstraf, het gebruik des opiums en later ook den invoer er van, om dat zij haar volk niet wilde laten vergeven; maar volgens de bewering der Engelschen alleen, omdat zij het goud niet uit het land wilden laten gaan. Nu, smokkelden de Engelschen noch veel meer opium binnen, dan zij vroeger in-
622
voerden; meu kau zich hiervan een denkbeeld maken , als men volgens daadzaken weet: dat de keizerlijke commissaris Lin 20 000 kisten opium , welke tegen het verbod ingevoerd waren in zee liet werpen; en dit vertoornde den keizer zoozeer, dat hij de Engelschen nit Canton liet verdrijven en allen handel met hen verbood; als het eenige middel om het binnensmokkelen van opium te beletten. En hierop verklaarde Engeland aan China den oorlog. De Chineezen beproefden te vergeefs om de engelsche schepen met hunne branders te vernietigen; door enkele oorlogs-stoombooten werden de chineesche jonken bij dozijnen ver-brgzeld. In den zomer van 1841 werden door Parker en Pottinger het eiland Amoi en de steden, Tschusan, Tschin-hai enz. genomen; de slecht gewapende soldaten werden bij duizenden neergeveld. In Mei 1842 namen de Engelschen Tschapu en Tschanghai, voerden den Jantsekiang op\' en namen daar de sterkste plaatsen in bezit; den 9 Aug. ein-delijk kwamen zij met hunne vloot voor Nanking en lieten den Chineezen 80 op hunne groote stad, geopende vuurmonden zien. Nu ontviel den Chineezen alle moed; zij sloten den 29 Aug. vrede met de Engelschen, waarbij zij zich verbonden 5 havens voor den wereldhandel open te zetten, ofschoon de Engelschen die slechts voor zich zeiven geeischt hadden; het eiland Honkong aan hen af te staan, en in drie jaren 21 millioen dollars te betalen en een billijk tarief voor de in- en uitvoerhandel te bepalen.
De engelsche bladen juichten over de overwinning voor den handel en de piëtisten dankten vroom, dat God den Engelschen zulk een wijd veld geopend had voor de bekeering tot het Christendom. De verwachting van den engelschen* handel werd niet geheel vervuld ; de Chineezen kochten niet zooveel lakens en wijnen, als men gedacht had ; ook de missionarissen der engelsche propaganda maakten zulke groote zaken niet; er werden wel duizenden bijbels uitgedeeld; maar het doode blad alleen bekeert den heiden niet, slechts de zelfopofferende liefde eens priesters treft de ziel, en van daar, dat de katholieke missies in China bloeien en zich hoe langer hoe meer uitbreiden.
623
PORTUGAL (1831—1854).
Zooals wij vroeger verhaald hebben, kon don Miguel, Terceira, waar zich een regentschap voor Maria da Gloria gevormd had, niet bemachtigen , trouwens hij had van deze zijde niets te vreezen, zoolang het engelsche tory ministerie met zijne schepen hier de wacht hield; maar toen in Nov. 1830 dit vervangen werd door de Wighs veranderden de zaken; dezen waren de liberale richting in Portugal toegedaan; ook Frankrijk veranderde ten gunste van Maria da Gloria en toen nu don Pedro uit Brazilië overkwam om voor de zaak van zijne dochter krachtig op te treden, mocht hij in de engelsche havens schepen uitrusten en bemannen en zeeofficieren aannemen, terwijl Frankrijk hem van fransche, poolsche en duitsche soldaten voorzag. In Maart 1832 had hij te Terceira alles gereed tot een tocht naar Portugal, in het begin van Juli landde hij in Duero en bezette den 9 reeds Oporto, welke stad altijd de hootd-zetel der constitutioneelen geweest was. Hier verdedigde hij zich 11 maanden lang tegen de aanvallen der Miguel-listen , terwijl de admiraal Napier zich van Algarvië meester maakte. De overwinning op de vloot van don Miguel, behaald door den laatstgenoemden engelschen admiraal bij kaap St. Vincent den 5 Juli 1833, bezorgde aan de zaak van Maria het overwicht en de zuidelijke provincies verklaarden zich nu ook voor haar. Den 24 Juli gelukte het aan Vil-laflor ook Lissabon te bezetten, waar Maria eveneens als constitutioneele koningin werd uitgeroepen.
Don Pedro nam het regentschap op zich. De aanvallen, welke don Miguel den 5 en 14 Sept. van uit Coimbra tegen Lissabon ondernam, werden afgeslagen. Doch eerst, na het sluiten van een viervoudig verbond tusscheu Engeland, Frankrijk, Spanje en Portugal, volgens hetwelk een spaansch leger onder den generaal Kodil Portugal binnentrok , legde hy de wapenen neder; een groot gedeelte van het leger en der gegoede burgers was hem getrouw gebleven. Volgens de capitulatie van Evora deed hij afstand van de portugee-
624
sche kroon, moest het land verlaten met een jaarlijksch inkomen van 60 conto reis (omtrent f 150 000); maar toen hij te Genua was, herriep hij reeds zijn afstand.
Den 24 Sept. 1834 stierf don Pedro en de jeugdige donna Maria da Gloria aanvaardde zelve de regeering. Zij huwde den 26 Jan. 1835 met den hertog August van Lenchtenberg , welke den 28 Maart reeds stierf, waarop Maria in het volgende jaar met Ferdinand August van Saksen-Coburg in den echt trad. De portugeesche finanties waren natuurlijk door de burgeroorlogen en omwentelingen van 1822—1834 verschrikkelijk achteruitgegaan; het middel , in de vorige eeuw begonnen, om dezen te herstellen werd ook hier toegepast, men maakte namelijk de kerkgoederen en staatsdomeinen ten gelde. Zulke middelen helpen wel voor het oogenblik, maar niet in de toekomst; want het vernietigt het zekerste onderpand, de bezittingen, van het staatscrediet. De gemaal der koningin was in de eerste jaren niet populair , zij kon zijne benoeming als opperveldheer slechts met moeite van de cortes verkrijgen; men beschuldigde hem van te monarchale richting. En in der daad was hij ook voor de partijgangers een steen des aanstoots; want hij maakte het hun moeilijk om in naam der koningin naar gelieve te heerschen en hun eigen verwarden toestand te verbeteren. Al die mannen, zooals Palmella , Cabral, Sal-danha, Villaflor, Bandeira, Bomfin, des Antas enz. ont-eerden hunne namen of door misbruik maken vau hunne hooge plaats om geld te verkrijgen of door opstand. Het laatste geschiedde natuurlijk altijd in naam der vrijheid en altijd in de groote steden zooals in: Lissabon, Oporto, Coimbra, Evora, en telkens door de militairen; het landvolk en de burgerstand hadden er geen deel aan; zij verwenschten de revolutie-mannen en wenschten niets liever dan don Miguel tot koning. Overigens\' is de geheele regeering van Maria vervuld met omwentelingen in 1836—1842—1844—184G—1847; veelal ging men van de eene constitutie tot de andere over, al naar de partij, welke de bovenhand behield. De laatste omwenteling beleefde de koningin in 1851 door Saldanha. Het gelukte hem; hij werd eerste minister, deed een prach-
025
tigen intocht in Lissabon, regeerde eene wijl eigenmachtig en hielp den financieelen toestand nog verder bederven.
De koningin, donna Maria da Gloria, stierf den 15 Nov. 1853, haar gemaal werd door de cortes als regent voor den nog onmondigen troonopvolger Pedro V erkend. Den 16 Sept. 1856 werd hij mondig verklaard en sedert scheen Engeland over de rust in Portugal te waken, aangezien er waarschijnlijk een opstand van het landvolk zou gevolgd zijn ten gunste van don Miguel, welken de engelschen voor hunne belangen niet wenschelyk achtten. In den nieuwsten tijd onder koning don Luis bleef Portugal rustig en sedert den dood van don Miguel is van die zijde ook niets meer te vreezen.
Spanje (1833—1839).
OORLOG OVER DE TROONOPVOLGING.
Wij zagen hierboven hoe Ferdinand Vil in Portugal partij trok voor don Miguel tegen Maria da Gloria, en in zijn eigen rijk zijne dochter Isabella als troonopvolgster en zijne gemalin als regentes liet benoemen. Zijn broeder don Carlos protesteerde hier ernstig tegen en deed na den dood van Ferdinand van uit Portugal een inval in Spanje, welke echter mislukte. Toen nu door tusschenkomst van Spanje , bij de capitulatie van Evora, de portugeesche troonopvolgings-strijd beslist werd, was er ook bepaald, dat don Carlos Portugal moest verlaten. In Spanje legde Christina beslag op zijne goederen en verklaarde hem vervallen van al zijne titels en rechten. Zijne zaak vond echter aanhangers genoeg; het landvolk was bijna geheel voor hem, omdat het liever een koning wilde hebben, en reeds in den herfst van 1833 vormden zich in Navarra en de baskische provincies (Biscaya, Guipuscoa, Alava) sterke guerillatroepen , welke don Carlos als koning uitriepen. Daartoe bewoog de Bas-ken ook voornamelijk het gevaar, hetwelk hunne Fueros of provinciaalrechten te vreezen hadden van de nieuwe in-
ALG. GESCil. 40
626
deeling van Spanje in 43 provincies, in plaats van de onde koninkrijken, te meer, aangezien de regentes Christina zich geheel in de armen der liberalen scheen te werpen. De rechten van die landschappen (fueros, van lut latijnsche forum, gerechtsplaats) waren zeer uitgebreid: bijv. vrijheid van de militaire conscriptie, van dc grenstoilen; eigen bestuur en rechtbanken; gedurende den vrede vrijstelling van alle militaire bezetting enz. zoodat die landstreken eigenlijk republieken waren ouder de bescherming van de spaan-sche kroon, aan welke zij eene bepaalde belasting moesten opbrengen. Zulk een toestand kon natuurlijk by het streven naar rijkseenheid eu de eischen der nieuwere staathuishoudkunde niet blijven voortduren. Aanvankelijk regeerde Christina met het ministerie Zea Bermudez op gematigde monarchale wijze, ofschoon de liberalen van tijd tot tijd hunne eischen deden gelden, tot dat in Juni 1834 dit ministerie plaats moest maken voor een meer liberaal onder Martinez de la Kosa, een voormalig professor der philosophic. Dit ministerie gaf aan Spanje, volgens hun estatuto real van 10 April, eene volksvertegenwoordiging, bestaande uit twee kamers. Intusschen was de aanhang van don Carlos sterk toegenomen; zijne guerillabenden waren de schrik voor geheel Spanje, daarbij was de cholera uitgebroken eu nu verspreidden zich alle in nevel gehulde geruchten, welke zich eindelijk oplosten in het eenige; dat de monniken en de Carlisten gezworen haddeu de bewoners in de steden te vergiftigen, waarop het gepeupel van Madrid, Barcelona , Murcia en andere steden de kloosters bestormden en de monniken vermoordden ; de regeering verordende bij decreet van 25 Juli 1834, de opheffing der inquisitie en de verbanning der Jezuiten.
Intusschen was ook de finantieele nood ten top gestegen, te vergeefs hadden de ministers Burgos eu Toreno beproefd hierin verbetering te brengen, zij zeiven werden wel rijker, maar de staat niet. En nu werd Meudizabal minister van financiën en deze sloeg den nu gewonen weg der liberalen in, namelijk : de bezittingen van 900 kloosters werden bij besluit van den 12 Oct. 1835 tot nationaal
627
eigendom verklaard en zoo het heette ten beste van den staat van kant gemaakt. Scheepsladingen met kerkklokken en andere goederen werden in Engeland verkocht. Men verhaalt, dat eene der vriendinnen van den minister met eene kostbare halsketting pronkte, welke vroeger in eeue der kerken van Madrid eene Madona versierd had.
De verkoop van den kerkroof baatte slechts weinig. Het leger, dat in Aragon en Catalonië tegen de Carlisten streed had gebrek aan alles, de soldy zelfs werd zeer onregelmatig uitbetaald. In Navarra en Biscaya was don Carlos als koning Karei V uitgeroepen. Aan het hoofd van het leger der Carlisten stond Zumala Carregui, Deze man organiseerde, terwijl hij met veel tact en moed de bergen van zijn geboorteland (Biscaya) wist te verdedigen, de guerillabendeu tot regelmatige troepen; by zorgde met zooveel liefde voor zijne soldaten, dat dezen hem waarlijk aanhingen, en hem gewoonlijk »oom Thomasquot; noemden. Vandaar dat hij wonderen van dapperheid verrichtte en ongenaakbaar was op de bergen en in de dalen. Zes malen sloeg hij verschillende spaansche veldheereu; de laatste dezer veldslagen was bij ünate,waar hij bewees, dat hij ook niet minder in het open veld was. De opperbevelhebber der Christinos, llodil, werd vervangen door Mina, die zich in den bevrijdingsoorlog een naam had gemaakt in den bergoorlog; maar ook hij kon niets tegen de veldheereu der Carlisten uitrichten; om ziekte lag hij het opperbevel neer (April 1835) en Baldez verving hem. Deze drong wel dapper de bergen in, maar werd in den Ames-coas geheel verslagen; hij redde nauwelijks de helft van zijn leger te Estella, dat hij, evenals nog de overige plaatsen in Navarra en Biscaj\'a, spoedig ruimen moest. Zumala Carregui, die 20000 man voetvolk en 800 ruiters had, welke even goed met het blanke zwaard als met het vuurwapen vochten. wilde onverwijld op Madrid losgaan. Don Carlos echter, die meer luisterde naar zijne omgeving dan naar zyn beproefden veldheer, beval de belegering van Bilbaos. Zumala Carregui gehoorzaamde; reeds had hij de voorsteden genomen en maakte zich gereed de stad te bestormen, toen hi) doodelyk gewond werd door een geweerkogel (25 Juni
628
1835). Don Carlos moest de belegering met groot verlies opbreken. Roman Cabrera werd opperbevelhebber; deze , vroeger student, had zyne militaire loopbaan geopend met eene guerillabende van slechts 15 man, was later overgegaan bij de geregelde troepen en onderscheidde zich als een dapper en talentvol aanvoerder. Meer dan eens behaalde hij de overwinning op de Christinos, maar schond zijn naam door yselijke daden van wreedheid, welke hij zich en zijnen soldaten veroorloofde. Wel is waar had een officier van generaal Mina aanleiding daartoe gegeven, door Cabrera\'s 72 jarige moeder te laten doodschieten, omdat zij, zegt men, deel had genomen in eene samenzwering om de stad Tortosa (geboorteplaats van Cabrera) in de macht van haren zoon te spelen, waarop Cabrera niet alleen alle gevangenen, maar ook de vrouwen en zelfs de kinderen der nationale garden liet doodschieten. Even zoo wreed handelde de graaf Espana in Catalonië. De Christiuos beantwoordden deze wreedheid met dezelfde barbaarschheid, zoodat het oorlogen een gruwelijke broedermoord werd.
Volgens het viervoudig verbond kregen de Christinos thans hulp; de koning van Frankrijk, Lodewijk Philippus, zond 5000 man van het vreemde legioen uit Afrika; Engeland 8000 man onder Lacy Evans en Portugal (3000 onder Antas. Door deze hulp wasvhet den Christinos weer mogelijk aanvallen-derwijze te werk te gaan. Werkelijk bevocht de generaal Cordova eenige voordeden, maar maakte er geen behoorlijk gebruik van, en ondersteunde de hulptroepen niet; hij haatte, evenals al de Spanjaarden, de vreemdelingen , zoodat de Carlisten weder nieuwen moed kregen. In Mei 183C ontzette Evans het belegerde St. Sebastiaan door een Moedigen strijd; maar de daarop volgende werkeloosheid van Cordova gaf aanleiding, dat de carlistische generaal Gomer, een tocht ondernam, zooals men er geen tweeden in de krijgsgeschiedenis vindt. Hij boorde zich een weg naar Asturië, wendde zich, door christinosche generaals vervolgd, naar Leon, kwam tot Sepulveda en Guadalaxara, sloeg in de nabijheid van Madrid eene legerafdeeling Christinos, eischte brandschatting van Cordova , Jaen en Almaden, waar hij veel nadeel toe-
629
bracht aan de kwikzilvermijnen, werd wel door den generaal Narvaez geslagen; maar vond toch nog gelegenheid den 17 Deo. den Kbro weer over te trekken en kwam met 4000 man en veel buit bij don Carlos terug. Sedert is de naam van Gomez verdwenen; het gerucht zegt, dat hij om staatkundige gevoelens op bevel van don Carlos doodgeschoten werd.
Aan den generaal Cordova werd om zyne werkeloosheid met geweld het opperbevel ontnomen en aan Espartero gegeven. De Carlisten belegerden onder Villareal sedert October met 15000 man en 30 stukken belegeringsgeschut Bilbao eu wendden al hunne krachten aan om het meester te worden ; want het bezit van een groote stad eu een zeehaven was voor hunne zaak van beslissend gewicht. Espartero waagde den 24—25 Dec. een uitval op het carlistische leger, juist toen zich eenige regimenten van de laatsten wedijverend hadden aangeboden tot eene woedende bestorming. De christinosche veldheer bevocht eene volkomene overwinning en redde daardoor niet alleen Bilbao ; maar ook Isabella\'s troon eu Christina\'s regentschap. Espartero werd tot graaf van Luchana (het beslissende punt van den slag van Bilbao) verheven eu zijn naam werd ook weldra beslissend in den inwendigen stryd der staatkundige partyen. Deze man, de zoon eens wageumakers, werd te Granatula in de provincie la Mancha 1792 geboreu en was de jongste van 9 kindereu; om zijne zwakke lichaamsgesteldheid bestemde men hem voor den geestelijken stand, maar op den eersten roep, verliet hij het semiuarie eu schaarde zich by het heilige bataillou, dat grootendeels uit jouge theologen bestond , om tegen de Frauscheu te strijden. Na den veldtocht, kwam hij door behulp van eene aanzienlijke familie op de militaire school te Leon; 23 jaren oud verliet hij deze als luitenant, vertrok ouder generaal don Pablo Morillo naar Zuid-amerika, waar destijds de volkplantingen in opstand waren en verwierf daar al zijne graden met de punt zijns degens; na den beslisseuden slag van Ayakucho, 1824, keerde hij als overste terug. Hij was daarenboven door spel en huwelijk een ryk man geworden. Bij zijne komst in Spanje ver-
630
klaarde hij zich onbewimpeld voor Isabella en trad als brigade-generaal in haar dienst.
Espartero behoorde tot de moderados, maar na de overwinning van Bilbao, scheen hij wijfelend, wellicht huisde toen reeds het plan bij hem om zich gedurende de minderjarigheid van Isabella van het oppergezag meester te maken. Aan zulke gedachten kon zich licht een zegevierend veldheer in Spanje overgeven, aangezien er eigenlijk de verschrikkelijkste anarchie heerschte. De woede der Carlisten en Christinos steeg ten top; de gevangene Carlisten werden in Barcelona en andere steden door de volkspienigte als het ware geslacht. Hier en daar werden de aanvoerders der Christinos van verraad beschuldigd, de soldaten vermoordden de generaals Escalera, Sarsfield Gonzalez e. a. De garde te Madrid weigerde uit te trekken , zoolang de regentes geen ander ministerie benoemde , bijna in alle groote steden vormden zich Juntas en verlangden de constitutie van 1815. De cortes en de regentes weigerden deze zoolang zy konden, vooral om meer in den geest van Lodewijk Philippus te handelen ; want juist wilde de linkerzijde der kamer in Frankrijk hetzelfde. Christina geloofde door de bovengenoemde constitutie te weigeren de gewapende tusschenkomst van Frankrijk te verkrijgen , zij zag zich echter bedrogen ; want Lodewijk wilde de noordsche mo-sendheden door geen tusschenkomst ontevreden maken en
o «-J
Spanje geen vrouwenregeering opdringen. De regentes Christina bevond zich op haar lustslot la Granja, met Munoz, dien zij van gardesoldaat tot haar kamerheer had gemaakt en later in het geheim huwde , uit welke vereeniging 8 kinderen ontsproten; in 1844 werd hij hertog\'van Rianzares ; deze familie is thans nog eene der rijkste van Spanje. Onaangenaam werd zij daar verstoord door een geweldigen soldatenopstand, die bijzonder ook tegen Munoz gericht was en welke haar noodzaakte eene deputatie van 12 onderofficieren te ontvangen en al hunne eischen toe te staan (13 Aug. 1836). De constitutie van 1812 werd met eenige wijzigingen aangenomen; de tienden alsmede de overige kloosters werden opgeheven, waardoor echter de finantieele toestand weinig verbeterde.
De zomer van het jaar 1837 was voor don Carlos, ofschoon
631
zijne troepen dapper vochten, niet voordeelig. In het begin van Mei streden zij verwoed bij St. Sebastiaan, Uernani enlrun tegen Evans, welke bij het einde van zijn tijd en omdat hij door de Christinos slecht ondersteund werd , met zijne troepen naar Engeland terugkeerde. Nu waagde don Carlos den beslissenden tocht naar Madrid; een leger onder Zarea-tegui en Guergue ging bij Miranda over den Ebro, drong in Oud-Kastilië binnen en bezette den 24 Aug. Segovia; bijna gelijktijdig brak don Carlos zelf met 24000 man op , behaalde den 24 Mei bij Huesca de overwinning op den generaal Iribarren en joeg in Juni bij Barbastro het fransche vreemden legioen uiteen, trok den 30 bij Mora ook den Ebro over , vereenigde zich met het leger van 14000 man van Cabrera en kwam voor Madrid. Ueze hoofdstad had tot hare verdediging slechts de nationale garde; een ruitergevecht voor de poorten werd glansrijk door de Carlisten gewonnen en toch waagde don Carlos geen ernstigen aanval, bleef gedurende eenige dagen werkeloos, waardoor Espar-tei-o den tijd won om in ijlmarschen de hooldstad te hulp te komen. Den 12 Aug. was deze in Madrid, wierp het ministerie Mendizabal, dat uit den opstand van la Grange te voorschijn gekomen was , omver en verdreef Zareategui uit Segovia, terwijl don Carlos zich oostelijk wende. Den 24 Aug. behaalde deze bij Herrera eene aanmerkelijke overwinning op eene christinosche legerafdeeling; hierop drong hy nogmaals tot bij Madrid voort; maar den 13 Sept. sloeg Esparteroden generaal Cabrera bij Sacedou en drong de hoofdmacht van don Carlos door nieuwe zegevierende gevechten weer over den Ebro terug, en hiermede was de tocht van don Carlos tegen Madrid mislukt. Op het einde des jaars zond hij wel weer den graaf Negri over den Ebro, maar deze werd don 25 April 1838 geheel verslagen. Espartero nam vervolgens Ripoll en Solsona in Catalonië, voor welke daden bij tot oppermaarschalk van het spaansche leger benoemd werd. Alleen Cabrera hield de zaak voor don Carlos nog staande ; hij veroverde het gewichtige Mozella, hetwelk zijne hoofdwapenplaats werd, dwong den generaal Oraa, die hem in zijne verschansing belegerde tot den aftocht en
632
drong verwoestend tot in Valencia voort, keerde terug en bevocht den 1 Oct. eene roemrijke overwinning bij Maella.
In het hoofdkwartier van don Carlos, alsmede in de verwijderde legerafdeelingen openbaarde zich nu en dan reeds een geest van opstand, welke door Maroto, die tot opperbevelhebber benoemd was, wel onderdrukt werd, maar desniettemin een nadeeligen invloed uitoefende op den gang der militaire maatregelen. In Madrid had Espartero het ministerie weer doen vallen door de openlijke beschuldiging, dat het met voorbedacht het leger verwaarloosde, ook bewerkte hij, dat de generaals Cordova en Narvaez, zijne persoonlijke tegenstanders, verbannen werden , omdat zij zich te Sevilla aan het hoofd eener Junta geplaatst hadden. In het begin van 1839 behaalde Espartero aanmerkelijke voordeelen in de biscaysche provincies. Maroto schreef dezen tegenspoed toe aan den onwil zijner onderbevelhebbers, waarop don Carlos, hoewel ongaarne, hem onbepaalde volmacht gaf om naar omstandigheden te handelen. Maroto maakte hier dadelijk gebruik van en liet den 19 Febr. vijt\' generaals, de hoofden van eene zoogenaamde carlistischu partij, doodschieten, waarop don Carlos hein het opperbevel ontnam; maar na drie dagen, nam hy de orde terug , want Maroto bedreigde hem met zijn leger en moest toestemmen in de verbanning van 30 door Maroto aangewezen ■ personen. De laatste begreep nu evenwel zeer goed, dat hij bij don Carlos in verdenking was en dat eene geduchte partij zijn val voorbereidde, daarom haastte hij zich de reeds in het geheim begonnen onderhandelingen met Espartero ten uitvoer te brengen. Den 31 Aug. 1839 onder-teekende Maroto en 50 carlistische hoofden te Vergara een verdrag, bij hetwelk den Carlisten volledige amnestie en vrije terugkeer in hun vaderland toegestaan werden; Espartero beloofde van zijne zijde alles aan te wenden om de fueros te doen eerbiedigen. En nu legden 18 carlistische batail-lons en 5 escadrons de wapenen neer. Don Carlos kon zich met 10000 man , die hem getrouw gebleven waren niet langer staande houden, te minder, omdat hij niet zeker was van de trouw van velen zijner officieren; hij vluchtte den 15 Sept. naar
633
Frankrijk, alwaar hem Bourges tot verblijfplaats werd aangewezen. Cabrera , Espana , Balmaseda en andere carlisti-sche aanvoerders zetten den oorlog nog voort, maar door dat de eerste ziek werd en niet persoonlijk de operaties leiden kon, was het Espartero niet moeielyk den geringen weerstand in Aragonië en Catalouië te vernietigen; op verschillende plaatsen evenwel werd er nog moorddadig gevochten. De generaal Concha vernietigde het laatste carlis-tische leger en in Aug. hield de tegenstand der Carlisten op, nadat omtrent 80000 man liever verkozen de fransche grenzen over te gaan dan zich over te geven.
(1840- 1858.)
Espartero behield het opperbevel over het leger, kreeg de titels van hertog van Morella en der victorie (overwinning). De Biscayers huldigden koningin Isabella II en de cortes bevestigden de Fueros, in zooverre zij in overeenkomst konden gebracht worden met de constitutie. Moderodos en progressistas schenen met elkander verzoend te zijn en vrede en orde in Spanje terug te keeren; het bleek echter weldra dat Spanje dit geluk niet mocht genieten. De regentes, voornamelijk aangezet door Munoz, en een gedeelte der inoderados hadden geen plan om de laatste constitutie tot waarheid te laten komen; drie ministeries volgden elkander in korten tijd op ; het laatste dezer, dat van Perez de Castro waagde het den gevaarlijken weg van vollen achteruitgang in te slaan. Het droeg eeue wet voor tegen de vrijheid der pers en eene andere tegen de Ayuntamientos (gemeenteraden), waardoor de keus der leden, alsmede vau de officieren der nationale militie weer van de regeering afhankelijk zou worden. De Ayuntamientos hadden door de constitutie van 1812 en 1837 zéér ingrijpende voorrechten gekregen: zij beheerden het gemeentevermogen, handhaafden de politie, en benoemden de overige stedelijke atnhtenaren; zij oefenden door dit alles ook een machtigen
634
invloed nit op de benoeming van leden voor de cortes.
, De Aynntamientos waren de eigenlijke haardsteden van het liberalismns in Spanje, en hunne nationale militie vormde de kern van het leger en beiden, aynntamientos en legfer, waren gewoon der regeering door petities en verklaringen eigenlijk bevelen te geven. De cortes verklaarden zicli in een adres tegen de bovengenoemde wetsvoordrachteu, waarop zij ontbonden werden. Nu gelukte het der regeering wel bij de nieuwgekozene cortes eene meerderheid van modera-dos te krijgen, waardoor de wet op de gemeenteraden in Juni 1810 aangenomen werd; maar Espartero verklaarde er zich sterk tegen en in verschillende steden hadden reeds bedenkelijke gistingen plaats, en toen de regentes, inweer-wil van Espartero\'s zware tegenbedenkingen, de wet te Bai\'celona , werwaarts zij zich begeven had, bekrachtigde, nam de laatste zijn ontslag; dit werd echter door Christina niet aangenomen , dewijl een militaire opstand er het onmiddellijk gevolg van zou geweest zijn en aangezien zich reeds in Madrid en andere groote steden de voorboden van eene omwenteling duidelijk vertoonden , droeg zij aan den hertog der overwinning zeiven op een ministerie te vormen, hetwelk hij alleen wilde aannemen op voorwaarden: dat de cortes ontbonden en de nieuwe gemeentewet ingetrokken zon worden. De regentes bleef wijfelend, en beproefde het nog met een ministerie van moderados, te vergeefs, zij riep Gonzales tot zich, maar déze had dezelfde voorwaarden als Espartero ; reeds grepen in Madrid en elders de nationale gardes naar de wapenen en maakten hier en daar de linietroepen gemeene zaak met hen, zoodat zij wel genoodzaakt was Espartero de vorming van een ministerie met onbeperkte volmacht toe te vertrouwen. Deze werd te Madrid met den grootsten jubel ontvangen, desgelijks ook te Valencia, waarheen Christina zich begeven had, en hij niet zijne ministers gereisd was om den eed van trouw in hare handen te doen, zijn programma bloot te leggen, haar te verzoeken de cortcs weer te ontbinden en de ayuntamientowet in te trekken. De regentes, bevroedende dat zij voortaan van weinig beteekenis meer zou zijn, deed niets van dat al; maar
635
legde haar ambt als regentes neer en scheepte zich onmiddellijk in naar Frankrijk.
Nu had Espartero zijn doel bereikt, hy was reeds werkelijk regent van Spanje en werd ook als zoodanig den 8 Mei 1841 door de nienw gekozen cortes verklaard; Arguelles, de hoofdbewerker van de constitutie van 1812, werd voogd over de minderjarige Isabella , waartegen Christina, haar moeder, te vergeefs protesteerde. Espartero had als regent de cortes en Madrid voor zich, maar de door hem gestorte partij der moderados bleef tegen hem werken en eergierige generaals vonden het onverdragelijk, dat een man, die huns gelijke was, koninklijk geweld uitoefenen en koninklijke gunst uitdeelen kon; buitendien werd hij verdacht alsof\' hij den Engelschen gunsten toestond ten nadeele der spaansche industrie, omdat zijn streven was de invoerrechten tc verminderen. Hij zelf werd ten minste door de en-gelsche regeering ondersteund, terwijl de Franschen op alle wijze de zaak van Christina voorstonden. Bij dit alles kwam reeds de vraag, wie de gemaal van Isabella zou worden.
Engelands belang was, dat het geen fransche prins zou zijn; dit alleen was reeds genoeg voor koning Lodewijk Philippus om te zorgen, dat de hand van Isabella ook niet ter goedvinding van Engeland zou komen. In Parijs vormde zich om Christina het hoofdpunt van de macht, welke tegen Espartero moest aangewend worden; daar bevonden zich al de gevallen ministers der moderadospartij en dappere generaals als Odonel en Narvaez.
Den 10 Juni 1841 vaardigde Christina een protest uit tegen de voogdij van Arguelles en verklaarde, dat hare afdanking gedwongen was geweest. Reeds in den herfst sprong de eerste tegen Espartero aangelegde mijn, maar zonder gevolg, Narvaez, die in de nabijheid van Cadix geland was, vond niet de gewenschte ondersteuning ; want met moeite bracht hij slechts eenige guerillas op de been. Odonel won, wel is waar, eenige bataillons der bezetting van Pampeluna, bemachtigde wel de citadel; maar de stad gaf zich niet over en de opstanden in Yittoria, Bilbao en Estella werden door
636
Zurbano spoedig onderdrukt, Odonel redde zich met moeite weer over de grenzen naar Frankrijk. In Madrid had de generaal Diego Leon een gedeelte der garde gewonnen en was in den nacht van den 7 Oct. in het koninklijk paleis gedrongen , om Isabella met geweld te ontvoeren; maar de hellebardiers (de binnen paleiswacht) drongen de nachtelijke indringers weer daar buiten. Espartero handelde jegens de opgestane boeren en burgers met zachtheid; üiego Leon , die iu zijne handen was gevallen, liet hij fusileeren. Wel poogde hij Spanje ■ stoffelijk te verheffen door het aanleggen en verbeteren van wegen en kanalen , door het bevorderen van den bergbouw en de industrie; maar door het verminderen der spaansche tollen, eigenlijk premies voor den smokkelaar, bracht hy geheel Catalonië tegen zich in eene ouaangenaine stelling. Daarbij was de geldnood steeds grooter geworden; de soldaten en ambtenaren, vooral de mindere. kregen soms in weken geen soldij en om hierin verbetering te brengen sloeg hij den ongelukkigen weg van de cortes van 1834 in, waardoor hij de geestelijkheid, de burger- en boerenstand geheel van zich afstiet; hij lag namelijk de ruwe hand aan de nog overgeblevene goederen der kerk en aan hare oude rechten. Den 1 Mei 1841 sprak de paus in eene allocutie tegen de opheffing der kloosters, de willekeurige afzetting van geestelijken, de onwettige uitdeeling van prebenden en tegen de gevangenneming en verbanning van den pauselijken nuntius enz., waarop de spaansche regeering antwoordde met een aantal geestelijken te verbannen , alle verkeer met itome af te breken en den H. Vader alle gezag over de spaansche kerk te ontnemen, omdat Z. H. de spaansche regeering niet erkend had. Verder werd alles, wat de kerk nog bezat, tot nationaal eigendom verklaard en eene onbeduidende som bepaald voor de jaarlijk-sche behoeften van den godsdienst. Alle partijen vereenigdeu zich eindelijk tegen Espartero, ofschoon zij elkander wederzijds doodelijk haatten, terwijl Christina voor de noodige gelden zorgde.
Den 13 .Nov. stond de bevolking van Barcelona op, dwong Zurbano\'s troepen tot den terugtocht in de forten, waarop
637
Espartero zelf toesnelde en de stad dooreen bombardement van eenige dagen dwong zich over te geven; ook de opstanden in Figueras, Saragossa en Valencia werden onderdrukt , maar in het volgende jaar (1843) bereidde een adjudant van den generaal Narvaez den opstand in geheel Andalusië en generaal Prim in Catalonië.
Narvaez en Concha landden daarop spoedig in Andalusië. Te vergeefs trachtte Zurbano zijn leger tegen Prim aan te voeren ; zijne soldaten weigerden te vechten , een gedeelte er van liep zelfs over; ook Espai*tero moest 18 dagen werkeloos te Albaceta blijven en bestreed in dien tijd zijne tegenstanders met proclamaties. Dezen deden hetzelfde, de eene stad na de andei-e vaardigde hare pronunciamentos (verklaring tegen de regeering) uit, zelfs de weinige oorlogschepen, welke Espartero in Engeland had laten bouwen of koopen, gaven de hunnen. Narvaez kon den soldaten evenveel beloven als Espartero, daarenboven meer soldij geven dan hij, waardoor de soldaten bij mas-sas overliepen. Hij trok, na verscheidene gevechten, reeds den 23 Juli bij capitulatie Madrid binnen. Espartero had zich naar Sevilla gewend, beschoot deze stad van den 20 tot den 23 to vergeefs en ijlde toen, door Concha vervolgd , van de meeste zijner troepen verlaten, naar Cadix , alwaar hij zich naar Engeland inscheepte. In Madrid had zich eene zoogenaamde nationale regeering gevormd, wier leden voornamelijk bestonden uit vroegere ministers. Maar nu weigerde de generaal Ametller, die in Catalonië dapper tegen Zurbano gestreden had , gehoorzaamheid, bezette met zijne troepen Barcelona en de gewichtigste vestingen van Catalonië, terwijl ook Saragossa, Zamora, Leon, Vigo en andere steden zich voor de progressisten verklaarden. Prim, Concha en Sanz bedwongen dezen republikeinschen opstand spoedig; Barcelona echter eerst na een langdurig bombardement. Den 12 Jan. 1844 capituleerde ook Ametller in Figueras, hij kreeg de vrijheid Spanje te verlaten. De nieuw gekozene cortes verklaarden den 8 Nov. 1843 de 13-jarige Isabella voor mondig; hiermede begon tegelijk de parlementaire strijd tusscheu de partijen. De partij der Modera-
638
dos kreeg de overhand door Narvaez. Het progressistische miuisterie Olozaga werd omvergeworpen, door te verspreiden, dat hij Isabella 11 in hare kamer gedwongen had het besluit tot ontbinding der cortes, waarin de moderados de meerderheid hadden, te teekenen. Isabella 11 bevestigde dit gerucht en ofschoon Olozaga en zijne partij alles ontkende , gaf hij veel schijn voor de waarheid van het gerucht, door dat hij verkleed als muilezeldryver naar Portugal vluchtte. Vele opstanden der zoogenaamde progressisten werden gedempt en Narvaez werd hoofd van het ministerie. Hij wist de tucht bij de soldaten te herstellen en de omwentelingsgezinden in toom te houden, zoodat Spanje eene wijl rust genoot. Hij baande ook den weg tot herstel van de goede verstandhouding tusschen de kerk en den staat. De verbannen priesters werden teruggeroepen , de gewelddadige wetten van 1834 en 1843 vernietigd, den verkoop der kerkelijke goederen geschorst, door den staat grootere sommen voor den godsdienst uitgetrokken en de onderhandelingen van een nieuw concordaat geopend, hetwelk echter eerst in 1851 tot stand kwam.
Het ministerie Narvaez stelde tegen het einde van het jaar 1844 aan de cortes wezenlijke veranderingen voor in de constitutie van 1837, en wist dezen ook inweerwil van allen tegenstand door te drijven. Nieuwe onlusten werden bijtijds onderdrukt, eene poging tot moord op Narvaez mislukte en een geschil tusschen Marokko werd eervol voor Spanje bijgelegd; zoodat het scheen dat de in- en uitwendige rust voor Spanje verzekerd was; zelfs de terugkomst van Christina met Muuoz stoorde deze niet. De geheele natie als het ware, hield zich in dezen tyd bezig met het huwelijk van Isabella II. De beste oplossing zou wel geweest zijn, als de koningin zich had willen verbinden aan den graat Montemolin, den oudsten zoon van don Carlos, te meer, omdat de laatste dan ook zijne aanspraken op den spaanschen troon zou hebben willen opgeven. Door fransche en engelsche kuiperijen gebeurde dit niet; beide deze rijken streden tegen elkander om den meesten invloed in de toekomst op Spanje te verkrijgen en stelden daarom alles in het werk om aan Isabella
639
een gemaal naar zijne keus te bezorgen. Lodewijk Philippus, die Cliristina op zijne zijde had won het spel. Isabella 11, aan wien men geen lang leven en ook geen nakomelingen toezeide, huwde met haar neef den infant Frans van Assis en hare zuster donna Louise met den jongsten zoon van den franschen koning, den hertog van Jlontpensier. Deze spaansche huwelijken verbitterden de engelsche regee-riug onverzoenlijk, omdat daardoor Spanje op nieuw aan Frankrijk verbonden was. Isabella 11 liet zich voortdurend door hare moeder beheerschen, en dit verwijderde reeds in April den generaal Narvaez van de leiding der zaken, waarop dadelijk, hoewel zonder gevolg, de progressisten en car-listen hunne opstanden beproefden. Het jaar 1847 zag niet minder dan vijf ministeries; het hoofd van het laatste was weer JSarvaez, die in Maart 1848 een opstand te Madrid onderdrukte en in Mei den engelschen gezant Bulwer, die zich met de onruststokers had ingelaten, zonder omstandigheden uit Spanje verwijderde. Thans scheen alles weer zoo rustig, dat zelfs Espartero verlof kreeg op zijne landgoederen in Spanje terug te keeren. Den 20 Dec. 1851 werd dei-koningin eene dochter geboren, waardoor de troonopvolging van de hertogin van Montpensier minder waarschijnlijk werd, hetwelk de verstandhouding tnsschen Frankrijk en Engeland eenigszins verbeterde. Een aanslag op het leven van de koningin Isabella 11 ontstak bij de Spanjaarden hunne oude bekende liefde voor hunne heerschers; maar Isabella bezat die vaste houding niet, welke den heerschers noodzakelijk is en hare omgeving was ook niet van dien aard om dat gebrek te vergoeden. In 1851 moest Narvaez het ministerie en ook Spanje verlaten. Het ministerie Bravo-Murillo wilde in Dec. 1852 een zoogenaamden coup d\'état beproeven , maar waagde hem echter slechts ten halve, hij trad terug, waarop tot 1854 het eene ministerie het andere opvolgde. Dit jaar vereenigden zich weer gedeeltelijk de partijen om en de constitutie van 1844 en Christina te doen vallen. De generaals Odonel en Concha, die in 1843 met Narvaez Espartero verdreven hadden , leidden de omwenteling door militaire opstanden , /-ij zou echter mislukt zijn , hadden de progressis-
640
ten met Espartero aan hun hoofd zich niet met hen ver-eenigd. De hoofdstad Madrid opende den 12 Juli hare poorten voor hen en de koningin zag zich plotseling van alle troepen en burgers verlaten; zij moest alles inwilligen en benoemde Espartero en Odonel tot ministers. Christina werd, beladen met den vloek van het volk, onder bedekt geleide over de grenzen gebracht. Het\' gelukte aan Espartero door krachtdadige maatregelen den vrede aan het diep geschokte land terug te geven. De constitutie van 1837 werd bijna in zijn geheel weder ingevoerd. Na de opening van de cor-tes 8 Nov. 1854, legde Espartero zijne waardigheid neder, om der koningin de vrijheid te laten zich door een verant-woordelijk ministerie te omringen, waarop de cortes hem dadelijk tot hun president verklaarden en den 30 Nov. werd hij ook door de koningin tot eersten minister verkozen. De constitutie moest nogmaals herzien worden ; het programma van het ministerie was : volledige persvrijheid , de rechtbanken met gezworenen , afschaffing van alle belastingen op de eerste levensbehoeften en het houden van een staand leger van 70000 man. De hnancieele uood was intusschen met reuzenschreden toegenomen; behalve dat er besloten werd tot den voortgang van den verkoop der geestelijke goedelzen, kwam er nog eene gedwongene leening van 230 millioen Realen; daarenboven bleef het land bewogen door opstanden van eiken aard; van carli sten, republikeinen , democraten , proletariën enz. dezen namen zelfs door de dunrte dei-levensmiddelen in 185(3 een zeer gevaarlijk karakter aan. Toen nu de minister van Binnenlandsche zaken, Escosura in een gedenkschrift trachtte te bewijzen, dat al de onrust voortkwam uit de geheime zamenwerkingen der Carlisten, Christinos, Moderados en de geestelijkheid, en verlangde dat de cortes zouden zamengeroepen worden, ten einde te beraadslagen over de verdrijving der Jezuïten, en de minister dit gedenkschrift bij ministrieel besluit wilde openbaar gemaakt hebben, verzette ü\'Donell, de minister van oorlog, zich hiertegen en eischte de aftreding van Escosura. In het verschil hieruit ontstaan besliste de koningin ten gunste van O\'Donell; waarop de andere ministers, ook Espartero,
G41
gezamenlgk hun ontslag namen. O\'Donell werd eerste minister en vormde een nieuw ministerie.
Dadelijk bij het bericht van Espartero\'s aftreding brak er een opstand in Madrid uit. De president der cortes, generaal Infante, streed aan het hoofd der nationale garde tegen de door O\'Donell en Concha aangevoerde regeerings-troepeu, eerst het verschijnen der koningin in het-midden der strijdenden maakte den 1G Aug. een einde aan het bloedvergieten ; de hoofdstad gaf zich over, de nationale garde werd ontbonden , en den verkoop der kerkelijke bezittingen weer gestaakt. Nauwelijks had hij echter Spanje in rust of hij werd weer vervangen door Narvaez, die zijne verbanning te Parijs had doorgebracht, ook hij liet de constitutie nogmaals herzien en maakte spoedig daarop weer plaats voor O\'Donell. En zoo bleef Spanje in voortdurende beweging; geen wonder dat het bij andere landen in ontwikkeling van handel en industrie moest ten achter blijven. Toen verschillende landen, als het ware, met spoorwegen doorsneden waren, moest men in Spanje nog beginnen met aanleggen; hiervoor ligt de oorzaak niet, zooals wel eens beweerd wordt in de R. K. geestelijkheid, alsof zij ook de ontwikkeling van handel en nijverheid zou tegenstaan; voor het tegendeel pleiten Frankrijk , België euz. De voortdurende fout in Spanje ligt in zijne zwakke regeering en de onmetelijke ijverzucht zijner generaals. Zij laten aan de overigens intelligente natie geen tijd om aan de stille vruchten des vredes te denken. Den 28 Nov. 1857 werd Spanje nog beschonken met een troonopvolger in de geboorte van den prins van Astarië.
DE VERSTANDHOUDING TUSSCHEN ENGELAND EN FRANKRIJK.
HET liEGIN DER 00STERSCUE QUAESTIE.
Door de spaansche huwelijken had de fransche staatkunde aan Engeland een stoot gegeven, welke oorzaak was, dat het laatste land Frankrijks bewegingen overal, maar vooral in ALG. GESCH. 41
642
de middellaudsclie-zee, met argusoogen gadesloeg. De heerschappij over de Middellaudsche-zee voert tot het bezit van Egypte, hetwelk de brug is naar de Euphraatlanden en Üost-lndië. Dat het Engelands vurigste streven was deze zee te beheerschen, bewijst eene rij van daadzaken sedert 1704. Frankrijk begreep dit en was zijnerzijds ook sedert den vrede van 1815 niet werkeloos; onder Lodewijk XV1I1 en Karei X werden de linieschepen te Toulon gebouwd, welke bij Navarino vochten en Algiers tot de overgaaf dwongen. Lodewijk Philippus wijdde er niet minder zijne aandacht aan en liet zijn derden zoon, den hertog van Joinville, in den zeedienst opleiden. Door de verovering van Algiers won Frankrijk eene uitgestrekte stelling aan de overzijde der zee. De stad Algiers werd herschapen in eene zeehaven, zoodat er zonder den wil van Frankrijk geen schip tusschen Toulon en Algiers de zee doorvaren kon. Na de verovering van Algiers onderwierp Frankryk ook den bey van Tunis allengs aan zijn invloed ; vooral toen het gebeurde, dat de be-heerscber van het verzwakte Tripoli tegen do opgestane arabische bevolking ondersteuning verzocht te Constantinopel en dit 4000 Turken zond, wier bevelhebber in plaats van zich tegen de Arabieren te wenden hem, den beheerscher, het hoofd afsloeg en zich in naam van den sultan als pacha van Tripoli neerzette (1835). Dit had zooveel invloed op den bey van Tunis, dat deze zich geheel bij Frankrijk aansloot. Eu toen in 1836 eene turksche vloot in de haven van Tunis verscheen, liep er ook eene fransche met brandende lont in, waardoor de turksche bedaard en de sultan genadiger gestemd werd. Later bezocht de dankbare bey zelfs Frankrijk om de edelmoedige fransche natie nog beter te leeren kennen; bij zgne terugkomst verbood hij allen slavenhandel en organiseerde zijn leger op europeeschen voet en wedijverde met de afrikaansche vrienden van Frankrijk om den gevierden onderkoning van Egypte in het bevorderen van de beschaving na te volgen. Daarentegen zette Engeland den turkschen sultan op tegen den ouden Mehemet Ali, die, in vertrouwen op Frankrijk, zooveel tegen zijn opperheer had durven wagen. De sultan kon en mocht ook den over-
643
moed van ziju vasal niet langer verdragen en begon reeds doodziek in den zomer van 1839 den oorlog (zie bl. 562). Het turksche leger werd deu 25 Juni door Ibrahim pacha bij Nisib in Syrië uiteengejaagd eu de vloot voerde kapudan pacha, Achmet Fehwzi, den 16 Juli naar Alexandrië eu gaf hem aan Mehemet Ali over. Nu had Engeland den sultan tot oorlog aangezet eu Frankrijk de verdenking op zich geladen dat het den kapudan pacha tot afval omgekocht had; want het was hoogst opvallend, dat de fransche vloot altijd in de nabijheid van de turksche bleef, totdat deze stuur zette naar Alexandrië; beide mogendheden bestreden elkander nu hevig op het veld der diplomatie. Na den slag bij Nisib eu den afval van de turksche vloot scheen de ouafhauke-lijke heerschappij van Egypte en Syrië voor Mehemet Ali verzekerd, daarom nam hij ook deu wapenstilstand aan. Hadde hi) deu oorlog voortgezet, dan zou de sultan gewis de russische hulp hebben ingeroepen, de christelijke bevolking van Macedonië, Bulgarië, Thessalië en Servië opgestaan zijn; er zou wellicht eeu strijd ontstaan zijn, welke het einde van het turksche rijk na zich had kuunen slepen, hetwelk inweerwil van al zyu gebreken toch noodzakelijk is voor het evenwicht van Europa. Met was dus voor het belang van deu europeeschen vrede , dat Rusland, Engeland, Oostenrijk en Pruisen een verboud sloten tot iustandhou-diug van het turksche rijk; Frankrijk werd ook uitgeuoo-digd, maar weigerde toe te treden, omdat men Mehemet Ali\'s gebied slechts tot Egypte en eeu klein gedeelte vau Syrië beperken en met geweld dwingen wilde, indien hij hunne voorwaarden niet aannam.
Frankrijk toonde zich zeer gevoelig eu Thiers , die destijds minister van buiteulaudscbe zaken was, dreef zijn koning Lodewijk Philippus tot het gevaarlijke uiterste. Frankrijk maakte schrikbarende krijgstoerustiugen, de oorlogsgeest der natie werd opgewekt, het had deu schijn alsof men slechts op de eerste beweging van eeue der mogendheden wachtte om toe te tasten. De mogeudheden van hunne zijde versterkten zich ook, lieten zich geen schrik aaujageu, bleven bedaard. maar vast besloten in hunne aangenome-
644
ne stellingen. Den dapperen franschen admiraal Lalande, welke op de zwakkere engelsche vloot los wilde gaan, werd door Thiers gelast niet alleen niets te doen; maar hij werd teruggeroepen en de vloot moest zich uit de wateren der Levant naar de Grieksche terugtrekken. »Het heette in de organen van Thiers »Frankrijk laat zich zijn slagveld niet voorschrijven. »11 nous faut les Alpes etleRhin!quot; (wg hebben de Alpen en den Rijn noodig). Iets, dat zij tot 1870 hebben gezongen; de afloop is ons bekend.
De onzekere houding van Frankrijk tegenover de beslissende , doch niet uitdagende der mogendheden, deed de fransche natie weldra begrijpen, dat er geen zwaard getrokken zou worden, waarover zij zeer misstemd was, niet zoozeer omdat er niet gevochten werd; maar meer om de belachelijke houding, welke Thiers met haar gemaakt had. Voor het uitbreken der oostersche crisis had Lodewijk Phi-lippus het voor wijs geoordeeld om aan de schimmen van Napoleon I eene grootsche hulde te brengen ; hij had namelijk van de engelsche regeering weten te verkrijgen, om het stoffelijk overschot des eens zoo machtigen helds van het verlaten rotseiland naar de oevers der Seine te vervoeren. De hertog van Joinville volbracht die liefdetaak, den laatsten wensch des keizers, »Je désire être enterré aux bords de la Seinequot; met het fregat la Belle-Poule; het lijk werd den 15 Dec. 1840 met groote plechtigheid bijgezet in den dom van het grand hótel des Invalides te Parijs. Deze, voor het fransche hart, zoo aanlokkelijke plechtigheid verfrischtte de herinnering aan den zoo roemrijken keizertijd, welke zoo verschillend was van hunnen tegenwoordigeu.
Op deze stemming rekende Lodewijk Napoleon, die afgezonderd in Engeland scheen te leven. Hij landde onverwachts met een klein gevolg in de uniform der oude garde den 5 Aug. 1840 tegen den avond met de engelsche stoomboot, stad Edinburgh, bij het dorp Wimeren, 2 uren van Boulogne aan de fransche kust, trok den volgenden morgen onder het geroep van »vive 1\'empereurquot;, Boulogne binnen, plantte den keizerlijken adelaar, liet geld en proclamaties uitdeelen, rekende op het garnizoen , doch niemand
645
dan een enkele vooraf omgekochte officier, verklaarde zich voor hem; hij nam met de zijnen de vlucht, Lodewijk Napoleon had ziet , evenals dit bij de meeste bannelingen gewoonlijk is, de ontevredenheid der natie te groot voorgesteld. Hij werd gevangen genomen en door het hof der pairs tot levenslange gevangenschap veroordeeld (7 Oct. 1840). Het slot Ham werd aangewezen als de plaats zijner gevangenis. Hij wist echter reeds na zes jaren 25 Mei 1846 te ontsnappeu. Ondertusschen bombardeerden en namen de bondgenooten in September Beirut en Saida, waarbij zich de aartshertog Frederik en Charles Napier onderscheidden en den 11 Nov. dwongen zij St. Jean d\' Acre om zich over te geven. Tegelijk stonden de Maroniten en ürusen in den Libanon tegen Mehemet Ali op; de syrische steden en de onderworpen Mohammedanen verzetten zich ook en een engelsch escader blokkeerde Alexandrië. Maar Frankrijk verroerde zich niet, daarom vond het Mehemet Ali geraden, Ibrahim naar Egypte terug te roepen en de voorstellen van den sultan aan te nemen. Hij ruimde Arabië en Syrië en behield Egypte tegen eene jaarlijksche schatting als erfelijk onderkoninkrijk. Het volgende jaar trad Frankrijk uit zijn gescheiden toestand en sloot gemeenschappelijk met de andere mogendheden en Turkije verdragen, welke het toekomstig bestaan der Porte verzekerden. Hiermede was de eerste phase der oostersche quaestie afgeloopen, waarin Thiers Frankrijk noch eene wijze, noch eene eervolle rol liet spelen. Van de oorlogzuchtige stemming, waarin Thiers de natie gebracht had door zijne houding, alsof de Franschen weer geheel Europa als het ware te lijf zouden gaan, wist hij gebruik te maken om Parijs versterkt te krijgen, waarvan de Pa-rijzenaars steeds een afschuw gehad hadden; weinig dacht Thiers des tijds er aan, dat zijne forten eerst in 1870 zoo ongelukkig zouden te pas komen.
Engeland ging intusschen voort zijn invloed, bijzonder voor zijn handel, op Egypte uit te oefenen; dit bleek bijzonder toen voornamelijk Oostenrijk en Frankrijk het met Mehemet Ali eens waren om de landengte van Suez door te graven en een kanaal te maken, bevaarbaar voor de
646
grootste handelschepen. Engeland werkte en heeft dit reuzenwerk tegengewerkt zoolang het slechts kon, het zag er als een ware egoïst gevaar in voor zijn oost-indischen handel. Het kanaal is evenwel, niettegenstaande duizenden moeie-t lijkheclen onder de hoofdleiding van Lesseps , een franschen ingenieur, tot stand gekomen , en wordt thans reeds bevaren door schepen en stoombooten van de eerste grootte.
Den 29 Oct. 1840 maakte Thiers plaats voor het ministerie Guizot, hetwelk met den sultan en de vier groote mogendheden de verdragen van 15 Maarten 13 ,luli sloot, maar kort daarop het aanzien van Lodewijk Phi lippus, eene bijna even zware wond toebracht als Thiers. Engeland namelijk was niet tevreden , dat op zijn aandringen niet alleen alle christelijke mogendheden den slavenhandel verboden hadden ; maar bewoog de vier groote mogendheden nog tot een verdrag (Dec. 1641), door hetwelk de oorlogschepen der contractoerende partijen het recht verkregen om, in den At-lantischen oceaan, de onder een der vijf zeilende handelschepen te doorzoeken, en ingeval dezen eenige tot den slavenhandel betrekking hebbende uitrusting bevatten, hen op te brengen en aan de beslissing der daartoe bepaalde rechters te onderwerpen. Engeland wilde ook de Vereenigde staten van Noord-Amerika daartoe overhalen; doch dezen antwoordden kortaf: »dat zij zeiven wel in staat waren te zorgen, dat de wetten door hun zeelieden geüerbiedigd werden.quot; De noord-amerikaansche bladen verkondigden, dat het door de Engelschen uitgedachte visitatierecht geen christelijk doel ten gunste der slaven had , maar een farizeesche streek der Engelschen was ten einde nauwkeurig met den handel der andere naties bekend te worden. De noord-amerikaansche fierheid maakte de Franschen beschaamd over de gedweeheid, waarmede Guizot hen in dit punt aan de Engelschen verbonden had, te meer, omdat de fransclie reeders bitter klaagden over de eugelsche kruisers aan de kust van Sone-gambiü. Om de groote ontevredenheid der natie en ook omdat Guizot wellicht gevoelde, dat het gouvernement geen zelfstandigheid getoond had, weigerde de rogeering de ratificatie van het londener verdrag te teekenen, tenzij met
647
de noodige wijzigingen, welke Engeland na een bitsen diplomatischen strijd in 1845 toestond ; de spanning tusschen beiden verergerde daardoor evenwel niet weinig. Zij hinderden malkander, waar zij maar konden , niet alleen in de Middellandsche zee , aan de westkust van Afrika; maar in Amerika en Australië, in de Indische zee, kortom, overal, waar zij maar in aanraking met elkander konden komen.
OMWENTELINGEN IN EUROPEESCH TURKIJE.
Evenals het Iberische schiereiland in het westen, zoo zijn Griekenland en Turkije in het oosten de voortdurende schouw-plaatsen van omwentelingen en oproeren. De grieksche opstand van 1821 had met de fransche omwenteling in de verte zelfs niets gemeens; het was in Griekenland het verzet van een onderdrukte, christelijke bevolking tegen hun niet christelijken beheerscher, welke geen ander reciit over hen had dan het zwaard. De europeesche groote mogendheden veroordeelden in 1822 den opstand der Grieken; eerst toen een groot gedeelte van hen verdelgd was, traden Engeland, Frankrijk en Rusland tusschen beiden en vernietigden zonder noodzakelijkheid de turksche vloot. Zij maakten Griekenland tot een koninkrijk, maar te klein om te kunnen bestaan ; het is bijna nooit kalm, omdat elk der drie beschermende mogendheden er zijne partij op na houdt. Turkije wordt daardoor steeds bedreigd ten zuiden, maar niet minder ge--vaar heeft het ten noorden van de Donau-vorstendommen ie duchten. Door den vrede van Adrianopel werden Moldavië en Walachije eigenlijk aan den sultan ontrukt, ofschoon hij jaarlijks G mill, turksche piasters trekt en den door de bojaren gekozen hospodar installeert. De vorstendommen hebben hun eigen bestuur met een verantwoordelijk ministerie, onafzetbare rechterlijke macht, hun eigen leger en vlag. Jaarlijks vergadert de landdag, die uit afgevaardigden dei-bojaren van den eersten en tweeden rang, der middelbare grondeigenaars en hooge geestelijkheid bestaat. De hospodar wordt uit de Bojaren van den eersten rang gekozen door
648
eeue afzonderlijke vergadering, bestaande uit groot-Bojaren, afgevaardigden van den lageren adel, de acadeinie-corporaties en voorname kooplieden. Deze staatsinrichting werd hun als het ware nit Petersburg gegeven; men kon hieruit reeds opmaken , welke de meening van den czaar was over Turkye. Hij zou niet tevreden zijn als hem zulke vrijheden voor de Polen door de mogendheden werden voorgelegd.
Ruslands geheime bedoelingen kwamen meer te voorschijn, toen in 1840 Wallachije en Moldavië zich tot een enkel, dacisch rijk wilden vereenigen; de hospodar van Wallachije, Alexander , Demetrius Ghika, wilde hiervan niet veel weten ; maar do groote party Bojaren, welke hij tegen zich had, drongen op zijne afdanking aan, tengevolge waarvan hij zelf\' in 1842 zijne waardigheid nederlegde. Bij de keuze nu van een hospodar liet Rusland den generaal Kisselew en den russischen consul op de candidaten-lijst plaatsen, waartegen Engeland wel protesteerde, maar de keus viel toch in russischen geest uit op George Bibesco. In Moldavië heerschte llusland om zoo te zeggen door den hospodar Stourdza , die, mits hij zijn privaatvermogen maar kon vermeerderen, gaarne de regeeringzaken aan den russischen invloed overliet. De treurige toestand der bevolking, vooral een gevolg der slechte regeering, veroorzaakte ook onder het volk een geest van ontevredenheid en onder de Bojaren vormde zich eene partij vol geestdrift en wier droombeeld was: de ver-eeniging van al de Donaulanden tot één staat.
Het streven der dacische partij in de b\'eide hospodaraten scheen ook invloed te hebben op de andere van Turkije afhankelijke vorstendommen, er was minstens een verzet onder de christelijke bevolking tegen de halve maan. De onrusten bij de Albanezen of Arnauten waren spoedig bedwongen. De onderlinge verdeeldheid der opperhoofden en hun geldzucht maakten dit den pachas zeer gemakkelijk; zijn er eenige hoofden gevallen, dan is er weder rust en de sultan kan voor geld zoo veel soldaten aanwerven als hy maar noodig heeft om elders te laten rooven en moorden. De Albanees hecht zijn gansche lust aan zijn wapen, de titel vanpalicar (dappere) is zijn hoogste streven.
649
De Bulgareu integendeel zijn trouwe, vlytige en matige lieden, welke niet alleen geschiktheid hebbeu voor den akkerbouw, maar ook voor de industrie en den handel, daarentegen zijn zij niet krijgshaftig. In den russisch-turk-schen oorlog van 1828 eu 1829 toonden zij voor de Russen geene bijzondere genegenheid en bleven rustig; in 1836 echter toen hier en daar in Bosnië eu tursch-Croatië onlusteu uitbraken, haddeu er ook woelingen in Bulgarije plaats, welke evenwel meer de gevolgen waren van gewelddadigheden , door de turksche beambten gepleegd. Maar in 1841 waren zij van een ernstigeren aard.
Te vergeefs haddeu zij afgevaardigden naar Constanti-nopel gezonden om vermindering van de lasten, welke op hen drukten, te vergeefs wendden zij zich tweemalen tot den pacha van Nissa om zich in eene genadige behandeling aan te bevelen, zij werden smadelijk afgewezen; toen grepen eenige bulgarische districten onder aanvoering van Miloje eu Gavra naar de wapenen, zij verbrandden een wachthuis op de grenzen van Servië, eu dit was genoeg voor den pacha om op de Bulgaren los te gaan; hij zond in hun weerloos land eene batterij van 10 kauouueu en eenige bataillous Arnauten , welke in een korten tijd meer dan 200 dorpen neerschoten of verbrandden, de inwoners neersabelden of als gevangenen naar Nissa voerden, en zóó werd de opstand spoedig bedwongen; hij schijnt in verband gestaan te hebben met de bewegingen in llumeliö, Bosnië en Albauië, maar ontijdig te zijn uitgebroken. De Bulgaren deden nog een beroep op het christelijke Europa, maar de tijd scheen nog niet daar te zijn , om deu Mohammedaan over den Hellespont te zetten. De onderlinge naijver der christelijke mogendheden handhaaft hem nog in de stad van den eersten christen keizer.
De westelijke naburen, de Serviërs, zijn des te krijgs-zuchtiger, eu hebben sedert 1804 eene bijna ouaflianke-lijke stelling ingenomen. Het is een slavische volkstam, van een schoonen en krachtigen lichaamsbouw, het overblijfsel van dat volk, hetwe.lk zich sedert de negende eeuw van het byzantgnsche rijk afscheidde en na 1337
650
zich over een gedeelte van Macedonië en lllyrië uitbreidde.
Bij het indringen der Turken in Europa, vielen ook deze landen in hunne macht. Bajazet verdeelde hen onder zijne vasallen. üe Serviërs stonden dikwijls op en sloten zich dan eens bij de Hongaren en dan eens bij de Turken aan . totdat Mohammet II in hun land viel, de meeste voorname families vernietigde en meer dan 200000 menschen in slavernij sleepte en Servië werd eene turksche provincie onder een pacha te Belgrado, üe overwinningen van prins Eugenius ontrukten aan den sultan weer het grootste gedeelte van Servii;, het bleef echter slechts tot 1739 onder den keizerlijken scepter, bij den vrede van Belgrado kwam het weder onder een pacha. Nu bleef het jareu een oord voor de pachas om zich te verrijken en den Janitzaren en Turken eene plaats om hun gemoed op den christen te koelen , totdat geheel Servië in 1804 onder aanvoering van Czerny Ueorg opstond. Eene rij van gelukkige gevechten bevrijdde het land van de bloedige Janitzaren en den 12 Dec. 180G bestormden de dappere Serviërs met goed gevolg Belgrado.
De oorlog duurde, soms door een stilstand van wapenen afgebroken, tot 1842 voort, toen gedeeltelijk door russischen invloed, den vrede van Bucharest tot stand kwam. waarbij de Serviërs algemeene amnestie en een eigen inwendig beheer kregen; maar den sultan schatplichtig bleven en de vestingen moesten afstaan. De sultan echter hield den vrede niet; het land, dat nu geheel open lag, werd overstelpt door Janitzaren en Arnauten, die even als vroeger roofden en moordden; Czerny Georg moest vluchten en Servië was op het punt weer geheel te moeten bukken, toen Milosch Obre-nowitsch aan het hoofd van 10 000 dapperen voor Servië billijke voorwaarden van onderwerping bedong. Den ONov. 1817 werd hij te Belgrado in eene groote vergadering der knesen (voornamen adel) en der geestelijkheid tot vorst van Servië uitgeroepen en door den divan als zoodanig erkend. Bij het tnrksch-russisch verdrag van Akjerman kregen de Serviërs: vrije keus van hun opperhoofd, onafhankelijken rechtstoestand, volkomen vrij inwendig beheer, eigen belastingstelsel ; maar daarentegen verbonden zij zich eene bepaalde
651
schatting te betalen. Ofschoon Rusland eenigennate borg was gebleven voor de vervulling der bovengenoemde bepalingen , en het volk van verlangen brandde om zich op de Turken te wreken, hield Milosch zich onzijdig in den tnrksch-russischen oorlog van 1828/29, alleen belette hij den Turken Servië door te trekken om in Bosnië te komen, waardoor hij tevens den rechtervleugel der Russen dekte. Bij den vrede van Adrianopcl trok Rusland zich nogmaals Servië aan ten koste van Turkije; op zijn wil kreeg het de in 1813 verloren zes districten terug, werd het in opzichte der wetgevende en besturende macht onafhankelijk en de jaarlijksche schatting op 2,300 000 turksche piasters bepaald.
In 1834 werd Milosch tot erfelijk vorst verklaard. Zoo stond er nu midden in Turkije een bijna christelijke staat van meer dan C00 vk. mijlen, met eene krachtige, krijgszuchtige bevolking van meer dan een millioen zielen, welke bovendien in het fiere Montenegro, dat door de Turken nooit volkomen is kunnen bedwongen worden, in het tnrksch-Croatië, Herzegowina en Bosnië christelijke stamverwanten heeft, die de banier der Serviërs met vuur tegen den turk zouden volgen. Milosch kon, gesteund door Rusland, zich ongehinderd toeleggen om zijne macht te bevestigen, de hulpbronnen van Servië te openen, orde en veiligheid te herstellen, waarbij het wel wat op zijn turksch te werk ging want het kostte aan velen het hoofd. Hij zocht zijn voor-uaamsten steun bij het volk, tot dat doel veranderde hij de hoofdelijke in eene klassen belasting en verordende tegelijk eene schadeloosstelling voor het weiden van het vee, waardoor hij bijzonder de groote veehouders trof. In 1835 wilde hij eene nieuwe grondwet invoeren , waartegen het petersburger hof opkwam en eene andere gaf. Geheel tegen zijn staatkundig systeem, moest hij zich een senaat laten welgevallen, uit den adel gekozen, welke met hem de uitvoerende macht deelde en evenals zijne ministers onschendbaar waren. (1838)
In 1839 beproefde hij door een volksopstand de hem gestelde beperkingen omver te werpen; maar de adel zegevierde
G52
en hij moest Servië verlaten. Zijn zieke zoon en opvolger Milan stierf reeds eenige weken daarna, tot een regentschap wilde de aristocratie niet overgaan, maar nam den tweeden zoon van Milosch, Michael, tot vorst. Ook tegen dezen ijverde de senatoren-partij, aan wier hoofd Wnksitsch en Petroniewitsch stonden, zij waren gezworen vijanden van het huis Obrenowitsch, tegen hetwelk zij den zoon van Czerny Georg stelden, wiens vader in 1817 heimelijk naar Servië teruggekeerd was, maar, volgens vermoeden, door Milosch vermoord of aan den pacha van Belgrado verraden was geworden. Nu verhief zich het volk tegen de vijanden van Obrenowitsch, en dwong hen tot de vlucht op turkschen bodem , van waar zij tegen het gebeurde protesteerden (1840). Milosch kwam in Servië terug en gaf op verlangen van de Forte algemeene amnestie, waarvan de meesten gebruik maakten. Om de geregelde betaling der officieren en ambtenaars te doen, had de senaat de wet op de verhoogde belasting doorgezet, waarover het volk ontevreden was geworden, welke ontevredenheid nog bijzonder vermeerderde, toen de vrije eikel-mesting opgeheven werd. De Serviërs leefden namelijk hoofdzakelyk van de veeteelt en de uitvoer der zwijnen was een gewichtig middel van bestaan. Vroeger mochten de boeren ongehinderd hun vee in de bosschen laten weiden, thans werden dezen aan de meestbiedenden verpacht. Het volk wist, dat deze maatregelen bijzonder door vorst Milosch voorgestaan waren; hij werd daardoor spoedig impopulair, en een opstand, 1 Sept. 1842, aangevoerd door Wnksitsch en Petroniewitsch noodzaakte hem naar Semlin te vluchten. De pacha van Belgrado en een bijzondere turksche commissaris bekleedden Wuksitsch en Petroniewitsch voorloopig met de regeering en den 15 Sept. verklaarden eene vergadering van notabelen en het volk Obrenowitsch voor afgezet en voor altijd van de regeering vervallen en kozen Czerny\'s zoon, Alexander Georgewitsch tot vorst, welke keus de Porte erkende.
De consuls echter van Engeland, Frankrijk en Oostenrijk protesteerden tegen de afzetting van vorst Michael, waarom de sultan zich niet eer bekommerde, dan toen Rusland
653
zich liet hooren eu verklaarde: dat hij de door de oraweute-ling tot stand gekomene regeering nooit zou erkennen. De uitweg was spoedig gevonden; vorst Alexander liet zich den 27 Juli 1843 nog eens kiezen en werd nu erkend; de twee hoofdaanvoerders van de omwenteling moesten Servië verlaten, maar mochten spoedig daarna weder terug komeu. Het was intusschen duidelijk geworden, dat de vorsten in Servië, even als in Moldavië en Walachije alleen door den wil van Rusland afgezet en aangesteld konden worden. Door eene nieuwe omwenteling is sedert Michael übrenowitsch weder vorst geworden en in 18G7 besloot de sultan tot de ontruiming der servische vestingen.
DE POOLSCHE BEWEGING IN 1846. KRAK AU WORDT EENE REPUDLIEK.
Sedert 1831 hielden zich de poolsche emigranten onvermoeid bezig niet plannen voor nieuwe opstanden; zij stelden zich in betrekking met en ter beschikking van al de ontevredenen van alle landen; maar juist die verbroedering met de samengezworen en van alle kleuren was ook de reden , dat er onder de emigranten zeiven de grootste verdeeldheid heerschte. Oneenig waren de Polen zelfs in 1831, toen de Russen hen de bajonet op de borst zetten en in de verbanning waren zij des te minder eeuig, aangezien hunne bondgenooten zoo oneonig waren. Het kleinste gedeelte der emigranten verwachtte, niettegenstaande de les van 1831 , eene restauratie van eene vrijzinnige wending der staatkunde in Frankrijk en schaarden zich om vorst Czartoryski; het grootste gedeelte echter sloot zich bij de republikein-sche partij aan. Deze partij onderhield van uit Parijs een levendig verkeer met de ontevredenen in rnssisch, pruisisch en oostenrijksch-Polen; in Parijs, als het hoofdkwartier der europeesche omwentelingen werden de plannen ontworpen ; maar Krakau was voor Polen, wat Parijs voor geheel Europa was en bestemd voor uitgangspunt der nieuwe poolsche beweging. Deze kleine republiek, de oude poolsche kroniugsstad, welke in 1815 door de groote mogendheden,
654
als zelfstandige staat tusscheu Silezië, Galicië en russisch Polen verklaard was geworden, werd van 1815 tot 1830 door beambten bestuurd, die onvoorwaardelijk den russischen invloed gehoorzaamden; maar sedert de omwenteling van 1830 werden dezen vervangen door meer poolschgezinden. Krakau ondersteunde den Pool èn met geld èn vrijwilligers eu nam ook vele vluchtelingen op en werd daarom na den val van Warschau door den russischen generaal Rüdiger bezet, van poolsche vluchtelingen gezuiverd en spoedig daarna door de Russen weer ontruimd. Reeds toen dachten de drie besehermende mogendheden, dat het noodzakelijk zou zijn den vrijstaat op te heflen, en waarschuwden de regeering in de volgende jaren te zorgen, dat Krakau niet de schuilplaats werde van alle samenzweerders en het brandpunt der revolutionaire ontwerpen, üe regeering verontschuldigde zich, maar de omwentelingspropaganda ging ongestoord haar weg en waagde het zelfs in 1835 een zekeren Paw-lowski, die een geheime agent der russische politie was, door moord uit den weg te ruimen, zonder dat de dader ontdekt kou worden. Daarop eischten de mogendheden iu Febr. 1836 de verwijdering der vluchtelingen en toen dezen er nog bleven, omdat niemand hen tot weggaan dwong, rukten den 17 Febr. oostenrijksche, dexi 20 russische en den 22 pruisische troepen binnen; het opperbevel over de gezamenlijke troepen werd aan den oostenrijkschen generaal Kautmann opgedragen. Toen Krakau van vluchtelingen en samenzweerders vrij was, trokken de russische, pruisische en ook de oostenrijksche troepen in den herfst van 1837 wreder af; zij moesten echter spoedig weder terug komen en bleven er tot den 20 Febr. 1841, omdat het vorige woelen eu zelfs de geheime moorden terug kwamen. Een door de beschermende mogendheden ingestelde onderzoeksraad ontdekte een geheim verbond der poolsche natie; velen der medeleden werden gevangen genomen en beliepen de zwaarste straffen. Maar ook na deze waarschuwing bleef Krakau het middelpunt der samenzweringeu, welke van het democratisch comité iu Parijs hare bevelen kreeg. In Maart 1845 vestigde zich in Posen, Miroslawski, een der hoofden vau
655
de democratenclub te Parijs ; alles werd door hem en zijne handlangers zoo bewerkt, dat de uitbarsting des opstands vastgesteld werd op het voorjaar van 1846. In den winter van 1845/46 werkten zij met grooten ijver en hun getal vermeerderde bij den dag. Van den 18—26 Jan. 1846 hadden in Krakau de geheime vergaderingen der hoofdsamenzweerders plaats en de nacht van 21/22 Febr. was bestemd voor de algemeene uitbarsting.
Maar reeds den 12 Febr. was Miroslawski te Posen gevangen genomen; velen zyner medeleden hadden in Galicië hetzelfde lot, de senaat van Krakau echter weigerde om pogingen te doen, ten einde de voornaamste samenzweerders in handen te krijgen en uit te leveren, waarop de oostenrijksche generaal Collin den 18 Febr. Krakau inet zijn leger binnenrukte: maar aangezien een algemeene opstand hem bedreigde, ruimde hij den 24 de stad weder. Nu vormde zich in Krakau dadelyk een veiligheidscomité, met Jozef Wodzicki aan het hoofd, hetwelk echter plaats moest maken voor eene nationale regeering, bestaande uit Tyssowski, Gorzewski en Grzegorewski. De laatste verklaarde zich zeiven dictator, hetwelk hem betwist werd door professor Wizniewski en een hoop studenten en terwijl men hierover inwendig nog oneens was, werd het krakauer leger in Galicië geslagen en uiteen gejaagd, en rukten de Oostenrijkers en Kussen op de stad zelve aan. In den nacht van den 2 op den 3 Maart wisten de gewapenden en velen der samenzweerders uit de stad te ontsnappen, welke den volgenden morgen door de oostenrijksche en russische troepen bezet werd. Tengevolge dezer gebeurtenis werd de vrijstaat Krakau, in weerwil van een protest van Engeland en Frankrijk, door de drie beschermende mogendheden opgeheven en de stad met haar gebied den 16 Nov. 1846 als een gedeelte der oostenrijksche monarchie bij het ko-ninkrijk Galicië ingelijfd. In het jaar 1848 werd er nogmaals een opstand door wapengeweld onderdrukt en in 1850 verminkte een brand Va vau schoone stad.
De in Posen afgesprokene uitbarsting bepaalde zich tot een onbeduidenden oploop in de stad en tot eene belachelij-
656
ke proef om Poseu met boeren te overvallen; de duitsche ambtenaars en soldaten lieten zich niet overvallen en doodslaan , noch de wapenen on kassen wegnemen, zooals Mi-roslawski bevolen had.
In Russisch-Polen beproefde den 21 Febr. Potocki Sidlec te overrompelen, hij viel echter in de handen der Kussen en werd opgehangen. Hier toonden de boeren zoo als elders de grootste lust om de edellieden uit te plunderen en te vermoorden ; maar zij werden hierin door de russische regeering verhinderd; deze verklaarden den 5 Maart Polen, Volhynië en Podalië, Wilna, Grodno enz. in staat van beleg ; en terwijl de schuldigen in Pruissen en Oostenrijk hun onberaden aanleg met kerker en vestingstraf moesten boeten, vonden de ongelukkigen in Rusland een snellen dood of verbanning naar Siberië.
BEWERKT NAAR
Or. JOHANNES BUMÜLLER,
DOOR
MET KERKELIJKE OOEIXKE U -KIJSTQ-
DERDE GEDEELTE.
Rotterdam , G. W. VAN BELLE.
VAN 1847 TOT 1859.
KORT OVERZICHT VAN DEN MAATSCHAPPELIJK EN TOESTAND.
Wel waren de Frauschen in 1815 verslagen en was het groote rijk ineen gevallen; wel had het congres van Wee-nen weer volken en landen na eigen goedvinden verdeeld en het H. verbond op zich genomen elke poging der volkeren om deel in de regeering te erlangen te onderdrukken, dat alles kon echter niets baten. De groote mogendheden konden den geest, welke van uit Frankrijk over de wereld gewaaid was, niet afsluiten, deze vond vereerders bij alle naties en vooral daar, waar het oude regime zich weder geheel wilde doen gelden. Het tegenwoordige geslacht had het lijden der fransche overheersching niet gevoeld , het bewonderde slechts de helden uit dat tijdperk en de lange rust, welke gevolgd was, werd eentoonig. Er was intusschen veel van het frau-sche leven overgebleven. De stille huiselijke haard gaf geen genoegen meer. Elke tamelijk bevolkte stad moest een Parijs zijn , waar de vermakelijkheden op de wijze der Franschen elkander opvolgden. Het leven moest genotrijker zijn dan dat der voorvaderen; men moest beter wonen, schooner gekleed zijn, waardoor de weelde hand over hand toenam. Het nieuwe crediet-wezen maakte dit gemakkelijker; maar bracht ook velen door schulden ten verderve. Daarbij brach-ALG. GESCII. \' 42
658
ten stoombooten en spoorwegen, onschatbaar voor den handel, de geheele wereld in beweging; ieder werd op zijn tijd reiziger; de naties konden elkander gemakkelijk bezoeken en in hunne tooverpaleizen bewonderen, waardoor bij de verschillende volken veel nationaals verloren ging. Het jonge geslacht had daarenboven op de schoolbanken veel moeten leeren, wat den voorvaderen vreemd was gebleven; want wedijverend hadden de staten voor het onderwijs gezorgd. De wetenschap en de verspreiding er van hadden een verbazenden omvang gekregen. Dat onderwijs in de veelsoortige wetenschappelijke vakken kon bij velen niets meer dan eene oppervlakkige kennis bezorgen, en juist die oppervlakkigheid vormde vele lichtvaardige ontkenners, onberaden veroordeelaars en onbescheiden bedillers. Het onderwijs was door den tijd eene bloote vorming des verstands geworden, welke het hart koud laat, terwijl de godsdienstige vorming had moeten wijken.
Er had zich eene soort van liberalen gevormd, voor wie alle godsdienstige meeningen hetzelfde waren, of die aan het Christendom zelfs geene goddelijke instelling toeschreven , en dit ongeloof beperkte zich weldra niet meer bij de geleerden en, als mode, bij de hcogere standen; maar drong spoedig by het volk door en vooral in Frankrijk en Zwitserland onder den werkenden stand. De fransche omwentelingspartij , die zich de ware democratische noemde, omspon weldra den gezamenlijken werkmansstand in haar verderfelijk weefsel. Zy wekte de laagste hartstochten by dien, weleer, zoo tevreden stand op, zooals : nijd tegen rang, vermogen en wetenschap; de traagheid, diorlyke zinnelijkheid enz. De hoofden des bederfs waren voorzichtig genoeg de zaken niet zoo bij hun rechten naam te noemen ; neen, zy verbloemden ze onder andere benamingen, het heette: organisatie van den arbeid, evenwicht tusschen arbeid en kapitaal, aanspraak van elk mensch op het genot des levens enz. Zij vormden communistische, socialistische en democratische vereenigin-gen enz. en spuwden zoowel door hunne geschriften als door de gesprekken hunner volgelingen hun doodend vergift over geheel Europa uit, en van daar ook, dat de Fe-
659
bruari-omwenteling in Parijs alom als een vreugdebericht ontvangen werd.
De gang der geschiedenis zal ons dit nog beter leeren kennen.
ZWITSERLAND.
De Zwitsers hadden zich over het weener-congres geenszins te beklagen ; want het gebied des eedgenootschaps werd met Genève, Neuenburg, Pruntrut en Wallis vergroot; hun werd eeuwige neutraliteit verzekerd en eerst dan, als zij zich zeiven niet meer redden konden, zouden de mogendheden zich met hunne inwendige aangelegenheden bemoeien. In de tijdruimte vau 1815—1830 genoot Zwitserland een ongekenden bloei. De staatssclmid werd afgedaan, desgelijk geschiedde ook met de afzonderlijke schulden der cantons; de belastingen waren zeer matig en daarbij waren de handel en industrie met rasse schreden vooruitgegaan. En toch gaf de Juli-omwcuteling hel teeken toteene menigte veranderingen; en hoe weinig zij eigenlijk noodzakelijk waren bewijzen het talmend toetreden der cantons en de moeite, welke zich de mannen van den zoogenoemden vooruitgang moesten geven, om het volk te overtuigen, dat het ontevreden was. Het middel, waarvan die volkshelden zich bedienden, waren groote volksvergaderingen onder den blooten hemel, waar het den redenaars niet moeielijk viel een gedeelte der volksmassa mede te slepen , en den republi-keinschen magistraten bleef niets anders over dan toe te geven. Zoo kwamen in de meeste cantons de veranderingen dei-staatsinrichting tot stand. Zij bestonden voor het grootste gedeelte in het afschaffen of vermindereu van den kiezerscensus.
De weg voor de volkssouvereiniteit was door de demagogen reeds geopend. Het canton St. Gallen gaf weldra aan het volk het veto, dat is: een besluit van den grooten raad kon binnen een zekeren tijd door afstemming in eene vergadering van staatsburgers vernietigd worden. Eu hoe hel-derdenkende en welmeenende burgers ook waarschuwden, dat hierdoor de beste wetten en besluiten konden vallen en
660
de wijde deur voor de volksmenners opengemaakt werd, werd dat veto of eene dergelijke inrichting bijna in al de cantons ingevoerd. Nu ontstond er een gejaag naar de volksgunst, omdat dit de zekerste weg was naar ambten en bedieningen; het getal volksvrienden vermeerderde van jaar tot jaar en ieder verzon de eene of andere weldaad ten behoeve van het volk uit. Met deze ambt jager ij gaat de oppositiemakerij hand aan hand, en moet ten laatste, als de oude, deftige burgerzin vernietigd is, tot ochlocratie (de regeering van het gewone volk) voeren.
In sommige cantons, zooals in Bazel en Schwgz, hadden die veranderingen niet quot;zonder hevige tooneelen plaats. Evenals elders stonden de R. K. geestelijken en vooral de Jezuiten den liberalen hervormers in den weg en waren de kloosters hun een doorn , maar tegelijk een lokaas; zoodat er van aelf verschil ten opzichte der hervormingen in de bonds-constitutie verrees tusschen de katholieke en de protestantsche cantons. De eersten sloten zich meer aaneen en vormden den zoogenaamden Sarnerbund (Schwijz , Baselstadt, Uri, Unter-walden, Wallis en Neuenburg); het doel was de handhaving dei-rechten hun door de bondsconstitutie verzekerd. De bijna protestantsche cantons vereenigden zich ook onder den naam van Siebenerbund (Bern, Aargau, Ziirich, Thurgau, St. Gallen, Luzern en Solothurn). Deze cantons dreven voornamelijk aan op eene herziening der bondsconstitutie en hadden he^; gemunt op de Jezuiten en kloosters. Voor dezen had de Genever Rossi (een gevluchte carbonaro, vervolgens protes-tantsch-geneefsch burger, later weer katholiek en afgezant van Lodewijk Philippus en ten laatste als minister van Paus Pius IX vermoord) werkelijk een ontwerp voor eene nieuwe constitutie vervaardigd, het werd echter in Luzern afgestemd, waarop het voor eene latere gelegenheid ter zijde werd gelegd. Van niet minder belang was de vluchtelingskwestie. In de jaren 1831—1835 hadden namelijk eene menigte staatkundige vluchtelingen uit Duitschlaud en Italië in Zwitserland een veilig toevluchtsoord gevonden, bij welken zich, na de poolsche omwenteling, meer dan 300 Polen voegden; zij allen vonden daar niet alleen eene schuilplaats; maar werden in de zoo-
genaamde liberale cantons letterlyk gevierd als vrijheidshelden, en door het gezag op alle wijzen begunstigd, üat die vluchtelingen voor het revolutioneeren der naburige staten werkzaam waren, was geen geheim ; waut zij predikten het zeiven als van de daken en verspreidden tallooze vlugschriften over de grenzen; zwitsersche dagbladen en volksredenaars voegden het hunne daarbij, zelfs bij de feesten gingen hevige fanfarounades op tegen vreemde regeeringen. Meermalen wendden zich de gezanten der betrokkene mogendheden tot de zwitsersche autoriteiten, doch werden telkens met uitvluchten gepaaid. Toen echter de vluchtelingen in Febr. 1834 van uit Genève en Waadt onder Ramorino een inval in Savoye ondernamen, eischte de duitsche bond gebiedend de uitzetting dier vreemde revolutionairen, hetwelk Zwitserland niet waagde te weigeren; zij werden door Frankrijk opgenomen, welke hen bij het vreemdenlegioen in Afrika inlijfde. De goede verstandhouding duurde echter niet lang; kort daarop vierden eene menigte duitsche handwerkslieden, duitsche emigranten en vluchtelingen, te Steinhölzli bij Bern eene soort van broederfeest en gedroegen zich uitzinnig, als ware Dantons (het refrein van een hunner liederen was by v.: mit Blut, mit Tyranuenblut netzt eure Bahn). Nu traden Oostenrijk , Pruisen, de zuidduitsche bondsstaten, Rusland en Sardinië met hunne diplomatieke nota\'s tegen Zwitserland op, daarenboven verbood Duitschland zijnen handwerkslieden het reizen door Zwitserland eu den studenten het bezoeken der zwitsersche hoogescholen, dit alles zou wellicht nog weinig gebaat hebben, indien Frankrijk zich niet bij hen had aangesloten; maar dit rijk was zeer gevoelig voorde wederrechtelijke behandeling tegen twee fransche burgers, de gebroeders Wahl in Bazelland, omdat zij Joden waren. In Juli 183(5 vorderde het fransche kabinet van den landdag gebiedend de uitzetting van alle vluchtelingen, welke zich aan onbehoorlijkheden jegens de andere mogendheden hadden schuldig gemaakt. De landdag besloot dientengevolge tot de verwijdering der vreemdelingen; vele cantons, en voornamelijk Waadt, verzetten zich hiertegen, waardoor de verwikkelingen met Frankrijk niet ophielden;
662
maar stegen integendeel tot eene bedenkelijke hoogte, toen Lodewijk Napoleon, na den aanval op Straatsburg, zich in Zwitserland kwam vestigen en van daar uit door den luitenant Laity eene bon.ipartistische brochure in Frankrijk wist te verspreiden. Lodewijk Philippus eischte zijne verwijdering, doch men antwoordde: dat hij niet uitgezet kon worden, aangezien hij thurgausch burger was; tegelijk werd den koning herinnerd , dat hij zelf vroeger eens als vluchteling eene schuilplaats in Zwitserland gevonden had. En toen nu Frankrijk zijne troepen naar de grenzen van Zwitserland liet oprukken, riepen ook de cantons Genève, Waadt en anderen , benevens de landdag, hunne manschappen op en rustten zich tot den krijg uit. Alles kreeg een zeer oorlogzuchtig aanzien, maar het liep vreedzaam af; want Lodewijk Napoleon verliet vrijwillig Zwitserland, waarop Frankrijk door zijn gezant liet aankondigen: dat het nu ook de verwikkelingen als geëindigd beschouwde en hiermede liep de zaak ten einde.
Terwijl dit alles voorviel, bedierf de systematische vijandelijkheid , met welke de heerschende partij tegen de Katholieken te werk ging, de beste sappen van het zwitsersche volksleven. En hoever de liberalen en radicalen het reeds gebracht hadden, kan men daaruit opmaken, dat Dr. Strauss, die in zijn boek de geschiedenis van Christus als eene mythe had voorgesteld, als leeraar in de dogmatiek aan de universiteit\' van Zurich beroepen werd. Volgens de badener conferentie, gehouden tusschen de regeeringen van Lüzern, Bern, Thurgau, St. Gallen, Aargau, en Bazelland, moest de kerk aan den staat onderworpen, de concordaten vernietigd , de kloosters opgeheven en de Jezuiten verdreven worden; oni de eenvoudige reden, dat zij der algemeene volksontwikkeling tegenstonden en de onverdraagzaamheid aankweekten!
Onbegrijpelyke liberaliteit, als men gelieve op te merken: dat in Zurich, zoo min als in Schaffhausen, Bern e. a. een katholiek het burgerrecht kon krijgen; dat in Appenzell geen man eene katholieke vrouw mocht huwen, al werden al de kinderen protestant; in Bern en andere protestantsche
663
cantons moest de heidelbergschc catechismus als schoolboek gebruikt worden, waarin de katholiek een vermaledijde afgodendienaar genoemd wordt; dit alles beduidde niets ; maar onverdraagzaam heette het, als de bisschoppen opkwamen tegen elke onwettige verordening tegen do kerk en verkorting van hunne kerkelijke macht, als de geestelijken ijverden tegen het venijn der radicalen, als de Katholieken zich met al hunne kracht verzetten tegen elke aanranding van hun dierbaar geloof, als zij hunne kinderen, in plaats van naar de rationalistische meesters, naar de Jezuiten zonden, wier inrichtingen van onderwijs de sieraden van Zwitserland waren.
Om meer eenheid in het zwitsersche eedgenootschap te verkrijgen, zoo heette het; maar voornamelijk om alles in den zin der radicalen te hebben, moesten de cantons constituties herzien worden, hetwelk thans door den invloed van het volk wel gemakkelijk viel; maar evenwel bij de meeste catho-lieke cantons om bekende reden groote tegenkantingen vond, zoo werd, bijv. Luzern, welke van het verdrijven der Jezuiten niets wilde weten, twee malen Joor de zoogenaamde vrijscharen, uit de omliggende cantons bezocht, welke trouwens niet alleen niets konden uitrichtten, maar zelfs het hazenpad moesten kiezen.
Nadat de radicale partij zich de meerderheid in] den landdag had weten te verschaffen, bereidde zij zich om onder het schild van het eedgenootschap, dus der wettigheid haar hoofdslag te slaan. Luzern «namelijk , had met Uri, Schwijz, ünterwalden, Zug, Freiburg en Wallis een verbond gesloten, Sonderbond geheeten. Niet tot een aanval, daartoe waren zij te zwak, maar tot onderlinge verdediging en bewaring hunner rechten. Zij waren daartoe volkomen gerechtigd ; want de algemeene bondsaete verbood slechts verbintenissen met buitenlandsche mogendheden , en dezulken , welke ten nadeele van het eedgenootschap of enkele cantons konden zijn. Op den landdag van 1847 werd evenwel met meerderheid het tegendeel beslist; volgens een besluit van den landdag werd Luzern het eerste opgevorderd: de Jezuiten te verwijderen en zijn verbond met de zes bovengenoemde cantons op te geven. Luzern en zijne verbondenen , de
664
Souderboud, weigerden en betoogden op goede gronden, dat zij in hun recht waren. Als in een oogopslag was de ge-heele radicale party in de weer met uitrustingen tot den burgeroorlog. Van de buitenlandsche mogendheden gaven zich Oostenrijk en Frankrijk alle moeite om den storm te bedaren ; het jonge Zwitserland bekreunde zich echter daarom niet, integendeel, zij bespotten zelfs den franschen gezant Bois le comte, dien zij «Holzgraafquot; noemden. Vooral toonden zij zooveel vermetelheid, om dat lord Palmerston, Engelands minister van buitenlandscho zaken, de cantons der meerderheid tot krachtig handelen aanspoorde en tegelijk Frankrijk verhinderde met nadruk op te treden. Ook was de openbare meening in Frankrijk reeds tegen den Sonderbond ; de voorteekenen eener omwenteling daar werden reeds meer zichtbaar. Sardinië had ook zijne vroegere rol reeds verwisseld; de italiaansche omwenteling deed zich ook in de verte zien en in Uuitschlaud zelf heerschte reeds eeue hoogst onaangename stemming, welke zich mede tegen den Sonderbond uitte.
üe meerderheid van den landdag bepleitte op eeue eigenaardige wijze haar recht ten aanhoore van Europa. Zij verkondigde ; dat niets tegen den katholieken godsdienst en de rechten der Katholieken ondernomen werd, die zoo iets beweerde , was eeu leugenaar; maar tegen de leden van eeue orde, welke wegens hare gevaarlijkheid in de vorige eeuw zelfs dooiden paus ontbonden werd, tegen mannen , die geen vaderland hebben, en er dus geen beminnen kunnen, die de bestrijding der Protestanten tot hoofddoel stellen, en in de vreedzaamste landen, den onvrede brengen; zulke mannen mochten zij niet langer op zwitserscben grond dulden. Even zoo min, luidde het, zijn de rechten der afzonderlijke cantons in gevaar; maar de Sonderbond moest opgeheven worden; want hij vernietigt de eenheid van het eedgenootschap, bedreigt hare toekomst, stelt den inwendigen vrede in gevaar en biedt het buitenland de gelegenheid aan om zich in de zwitsersche zaken te mengen en kon eenmaal den ondergang van het eedgenootschap bijvoeren. Zulke taal bleef niet zonder uitwerking.
Nog eens werd de Sonderbond en Luzern aangemaand,
C65
den bond op te lossen en om des vredens willen de Jezui-ten te verjagen. Toen nu de landdag in den herfst vau 1847 besloot tot het gewapend optreden tegen den Sonderbond , stelden zich niet alleen de militie der protestantsche cantons onder de wapenen, maar ook die der katholieken van Tessen en Solothurn en uit de andere cantcns is ook niet bekend, dat een katholiek zijn dienst weigerde voor den Sonderbondsoorlog. De oorlog nam een onverwachten ras-schen loop. De overste Dufour uit Genève, die als genie-officier onder Napoleon gediend had, voerde als opperbevelhebber het driemaal sterker leger van het eedgenootschap aan. Zijn leger bestond uit ruim 100 000 man, dat van het Sonderbond 36 000, zoodat er in het betrekkelijk kleine Zwitserland mot den landstorm medegerekend 200 000 man onder de wapenen stonden.
Dufour oefende eenige weken zijne miliciens, omtrok voorzichtig de cantons van het Sonderbond en viel den 14 Nov. Freiburg aan, dat kapituleerde. Den 21 gaf zich Zug zonder weerstand te bieden over ; den 24 had reeds de beslissende slag plaats aan de brug van Gislicon, bij Houau en Meijerkappel. Dapper hield zich Ochsenbein, de aanvoerder van bet leger des Sonderbonds, hier den geheelen dag tegen de overmacht staande; maar \'s avonds moest hij wijken , zijne troepen namen de vlucht, waarop Luzern zich ook overgaf, den 25 Schwijz en Unterwaldeu, den 26 Uri en den 29 Wallis, de laatste cantons hadden geen hevigen tegenstand geboden. De hoofden van den Sonderbond, alsmede de Jezuiten hadden zich door de vlucht weten te redden.
De landdag hield de onderworpen cantons nog eenigen tijd bezet om de noodige veranderingen in radicale wijze door te zetten, overigeus werden de cantons vau het Sonderbond veroordeeld om de krijgskosten enz. te betalen, waarvoor hun echter toegestaan werd zich voor een gedeelte uit het opheffen der kloosters schadeloos te stellen, waarvoor thans het volk, dat er vroeger zoo tegengestreden had, gaarne zijne toestemming gaf. In 1848 kwam de nieuwe bondsconstitutie voor geheel Zwitserland tot stand. Zij is voor het grootste gedeelte een namaaksel van de
606
noord-amerikaansche, alleen heeft de president van het eedgenootschap niet de uitvoerende macht, zooals in Noord-Amerika.
DE OMWENTELING IN FRANKRIJK. (1848).
De Franschen, welke zich zeiven de groote natie noemen, konden den burgerkoning op den duur niet vereeren. Hun vorst mag tyran of despoot ziju, als hij hun door zijne daden roem bezorgt, dan noemen zij hem groot, vandaar dat Lodewijk XIV en Napoleon 1 nog bij hen afgoden zijn. Lodewijk Philippus deed niets , waardoor Frankrijk buitenlands verwondering verwekte , integendeel zooals wij gezien hebben , offerde hij zelfa de fransche wapeneer op om den vrede te bewaren; de zorg voor zijne familie overtrof die voor zijn rijk.
Daarenboven verzaakte hij het grondbeginsel, waarop zijn troon rustte; hij was tevreden, dat hij aan de tafel der andere groote mogendheden mocht aanzitten en zijne ministers waren even kleingeestig als hij en hadden ook geen ander streven dan hun koning; trouwens de laatste jaren regeerde hij alleen en eigenzinnig. Wij hebben reeds gezien hoe de ontevredenheid zich tegen de regeering uitte, zelfs door aanslagen op des konings leven, en toch geloofde hy evenmin als eenig mensch, dat zijn troon op het spel stond. Hij was immers koning geworden door den derden stand, welke door zijn getal , zijne bezittingen en vorming sedert de groote omwenteling de eigenlijke natie vertegenwoordigde. Wat vermochten de legitimisten, de aanhangers van de verdrevene koningsfaniilie, meestens uit adelijken bestaande , tegen de massa burgers ; gesteld dat zij aan eenige onderneming dachten ? Zij hadden in Juli 1830, toen het staatsgeweld in hunne handen was en het leger te huuner beschikking stond , na een zwakken tegenstand hunne zaak verloren gegeven, van daar dan ook, dat de manifestatie, welke zij in Engeland aan den hertog van Bordeaux gingen brengen in Parijs volstrekt
667
geen weerklank vond. De plattelandsbevolking was bij de Juli-omwenteling stil gebleven en bleef dit ook gedurende de regeering van Lodewijk Philippus; want zij had rust en bekommerde zich slechts om hare akkers , weilanden en wijnbergen. De militaire stand was niet zoo ingenomen met de vredensstaatkunde des konings, vooral na 1840, toen er algemeen alarm werd geslagen en de fransche soldaat reeds gloeide naar den strijd; maar er werd rust gecommandeerd , voor dat er nog een schot gedaan werd; gelukkig dat Algiers een ruim veld voor de strijdlustigen aanbood en eene gunstigere gelegenheid gaf ter bevordering dan de eentoonige garnizoensplaats. Zoodat de koning oogenschijnlijk , niettegenstaande de scherpe debatten in de kamers, de spaansche huwelijken en de vernederende houding in het oostersche vraagstuk, gerust op zijn troon zat en de regeering in zijne dynastie verzekerd scheen door zijn oudsteu zoon den hertog van Orleans, den lieveling van het volk en het leger; toen deze den 18 Juli 1842, van Neuilly vertrekkende, waar hij op het bescheiden landgoed afscheid van de koninklijke familie had wezen nemen om naar het kamp van St. Omer te vertrekken, ongelukkig het leven verloor. Op de chemin de la revolte raakten de paarden in het tuig verward, zij schrokken, de jockey kon hen niet meer houden en de hertog, vertrouwende op zijne gewone vlugheid, sprong uit het rijtuig, maar werd met zulk eene kracht tegen een steenen paal geworpen, dat hij be-zinningloos daar neer lag. Men bracht hem in een nabij-zijnd huis, alle middelen werden aangewend; maar te vergeefs. De koning was toegesneld, geen teeken van kennis gaf de lijder; toeu de koning de woning verliet verkondigde hij aan het volk; geen hoop meer! De troonopvolger stierf, eene weduwe en twee kinderen nalatende: den op den 25 Aug. 1838 geboren graaf van Parijs en den anderhalfjarigen hertog van Chartres. Lodewijk Philippus, over wiens hoofd zoo veel stormen gegaan waren, die hij met onverauderlijken moed had weten te verdragen, stortte dagen achtereen tranen over den hem zoo smartelijk ontrukten zoon. Reeds den 26 Juli werden de kamers tot
ü(i8
eene buitengewone zitting opgeroepen. De koning reeds oud van dagen, gevoelde zich verzwakt en, zoo als hij zich uitdrukte, bezorgd over het heil en de rust van Frankrijk, droeg eene wet voor, waarbij de hertog van Netnuurs, tweede zoon des konings in geval van overlijden zijns koninklijken vaders, als regent benoemd werd gedurende de minderjarigheid van den graaf van Parijs. Vijftien lange zittingen waren er noodig om deze wet aangenomen te krijgen. De legitimisten wilden natuurlijk van eene bevestiging eener geüsurpeerde kroon niets weten; den republie-keinen was elke troon een doorn in het oog en de liberalen ijverden voor de moeder van den graaf van Parijs, de hertogin van Orleans; deze vond vooral een hevigen voorstander in den dichter Lamartine, die bij deze gelegenheid de juli-partij voor de liberale verwisselde, Thiers integendeel, die destijds tot de hoofden der oppositie behoorde, sprak welsprekend voor den hertog van Nemours; hij wilde voor de toekomst den terugkeer in de koninklijke gunst niet verbeuren, hetwelk Odilon Barrot deed uitroepen, toen Thiers de liberale partij tot zijn gevoelen wilde overhalen: «wij stellen onze overtuiging boven onze belangen!quot; Na den dood van den hertog van Orleans scheidde zich de koning onder het ministerie Gnizot hoe langer hoe meer van de liberalen af; daarbij ijverden de legitimisten bijzonder voor den hertog van Bordeaux, anders den graaf van Cham-bord; het wemelde in Parijs van portretten en beeldjes met het onderschrift van Hendrik V, koning van Frankrijk enz. Onder de leiding van den beroemden advocaat Berryer en anderen had er in Londen weken lang eene legitimistische manifestatie plaats, waarbij echter het volk koel bleef; honderden van den bloei des adels en hunne volgelingen stroomden naar het Bel grave-Square te Londen, waar de afstammeling der Bourbons zijn hotel had, om zijne hoogheid als hun koning te begroeten en hem hunne eeuwige trouw te betuigen. De liberalen en republikeinen lachten er om , niet alleen om de dwaze vertooning; maar vooral ook omdat zij hoopten, dat het den koning en zijn minister Gnizot meer tot hen zou brengen. Zij vergisten zich echter, en dat bleek
669
alras in de Kamer over de debatten omtrent verordeningen in de wet op het onderwijs; dezen werden bijzonder door Villemain en Cousin in liberalen zin verdedigd. De wensch was voornamelijk om de geestelijke inrichtingen van onderwijs, de kleine seminaries, bijzonder die der Jezuiten, waarvan ijverig door de Franschen gebruik gemaakt werd, aan het gezag der bisschoppen te ontrukken, het mocht niet baten; de meerderheid der kamer, waarin door den tijd vele ambtenaren zitting hadden gekregen , volgde den koning en zijn ministerie. Thans hadden de liberalen eene snaar aangeraakt, welke zoo vaak en overal getrild had, namelijk de Jezuiten. De Franschen waren reeds voorbereid door den kwaadaardi-gen, onnatuurlijken roman »le juif errantquot;, van Eugène Sue. Thiers en de zijnen dachten nu de regeering klem te zetten ; en de eerstgenoemde, die , toen hij zelf minister was, het niet gedaan had, deed nu in de kamer het voorstel »om de wetten, welke den Jezuiten het yerblijf in Frankrijk verboden , ten uitvoer te leggen.quot; Na hevige debatten, waarin al het kwaad, dat men wist, met voorbijgang van het goede, dat zij gedaan hadden, nogmaals met ophef uitgebazuind werd, ging de kamer met meerderheid van stemmen over tot de gemotiveerde orde van den dag, waarin zij haar vertrouwen uitsprak: dat de regeering voor de uitvoering der wetten zorgen zou. De regeering liet zich niet in den strik vangen; Guizot wist bij den H. Stoel te bewerken, dat de generaal der orde , Roothaan, de congregaties der orde ontbond. De Jezuiten sloten hunne scholen en kloosters ; maar verrezen hier en daar weder onder een anderen naam. Niets kon de liberalen of republikeinen verder brengen; ook niet na de nieuw verkozen kamer van 184G ; want zij bestond voor twee derde uit ambtenaars of zulke leden , die door belangen aan het ministerie verplichting hadden; er ging reeds een algemeene roep van kiesvervalschingeu op, en vooral Thiers met Odilon Barrot en Dufaure e. a. gevoelende, dat zij tot geen ministerportefeuille meer konden geraken, sloten zich bij de democraten aan en er ontstond een algemeene kreet van kieshervorming, uitbreiding van het kiesrecht! Zij werden hierin bijzonder ook bygestaan door het dagblad »le Bien publicquot; van de
670
Lamartine, die nu van streng legitimist in een streng republikein veranderd was. Liberalen, radicalen, republikeinen, kortom alle partyen vereenigden zich aan feestmalen (Reform banquette); in de kleinste steden en dorpen, vooral in het zuiden van Frankrijk, hield men zijn reform banquette; men had ze onder alle standen, en natuurlijk ontbrak het niet aan de felste redenaars, welke daar de dolste theoriën verkondigden; vi-ve la reforme ! was de officieele leus ; de toast op den koning was verboden; daarbij had het communismus (gelijkheid van bezit) en het socialismus (gelykheid der standen) onder de armen en nietsbezitters snelle vorderingen gemaakt door de hersenschimmige geschriften en redevoeringen van de apostelen der vroegere dwaasheden. Het klonk zoo scboon voor het proletariaat (de nietsbezitters) als zij van Proud-hon leerden: dat «eigendom een diefstal isquot;; dat de voor het volk gelukkigste staat zulk een is, waar in het geheel geen regeering of wetten zijn, waar ieder doen en laten kan, wat hij verkiest. Dat learie van Cabet was voor hen het land van belofte; waar de staat de algemeene bezitter is en aan ieder broederlijk een gelijk aandeel der bezittingen en inkomsten uitdeelt. Moest het den werkman niet verlokkelijk voorkomen, wat Louis Blanc hun in zijn geschrift »L\'organisation du travail voorspiegelt en in zijne redevoeringen nog vuriger aanprijst bijv.quot; dat de staat verplicht is bovenal voor het welzijn van de arbeidende klasse te zorgen ; de staat moest om den treurigen toestand, waarin de werkende stand vervallen was, door de afhankelijkheid van het kapitaal en de ongeregelde concurrentie, als bezitter van het grootste kapitaal, alle aannemingen , ondernemingen, fabrieken enz. op zich nemen; groote nationale werkplaatsen oprichten en daar al de mogelijke werkkracht verzamelen ; hij wilde den staat als het ware herscheppen in eene groote werkplaats, waarin de werklieden zeiven, door de door hen gekozen opzieners, het arbeidsloon en den werktijd bepaalden, zoo dat niemand lauger behoefde te werken dan hij verkoos; maar toch altijd genoeg loon had voor zichzelven en de zijnen. Moesten zulke denkbeelden het hoofd van het volk, van den werkman, vooral van den tragen en ongodsdienstigen niet
671
op tien hol brengen en niet alleen in Frankryk, o, neen, zij doorwoelden geheel Europa , vooral Duitscbland en vonden overal voorstanders en aanhangers. Wonder is het, dat die zoogenaamde wijsgeeren alle kwalen willen genezen door de consequente gevolgen der ziekte te vergrooten en te bespoedigen, in plaats van, zooals de verstandige geneesheer doet, eerst de oorzaak der ziekte op te sporen, deze weg te nemen , waarop dan de genezing van zelve volgt. De grond lag in een sedert 80 jaren ongodsdienstige opvoeding en onderwijs; door dezen had men alleen de bron van het bederf kunnen dempen.
Er was geen zeer scherpe blik noodig om te zien, dat de 1\'ransche maatschappij op eene gevaarlijke helling stond, niettegenstaande den schijnbaren voorspoed, in weerwil dat er openbare werken ondernomen werden; onder anderen een spoorwegnet, dat geheel Frankrijk omvatte eu meer dan drie duizend millioen Fr. kostte. Bij de opgewondeuheid, heerschte er een geest van jacht op vermaken, een voor-beeldelooze zucht naar pracht, vooral onder de vrouwen, welke zoowel de hoogste als de geringste standen aantastten; toen zich daarenboven schandalen openbaarden, welke den laatsten zweem van achting voor de regeering van Lode-wijk Philippus moesten vernietigen. Wij kunnen u al de daden van oneerlijkheid, van omkoopen en verkoopen van ambten en concessies in de hoogste kringen niet verhalen; den koning zelfs pleitte men niet vry van het speculeereu in spoor- en bankacties, en Thiers, hoewel hij als minister zelf het beursspel niet dreef, liet het, zegt men, ziju schoonvader des te sterker doen. Toen men den laatste der Condés, den vader van den ongelukkigen hertog d\' Enghien den 27 Aug. 1830 dood in zijn slaapkamer vond, was de hertog van Aumale, vierde zoon van Lodewijk Philippus, als hoofderfgenaam in het testament aangegeven, daar kwam de naast verwante familie Rohan tegen op; zij wierp de zaak in proces, hetwelk de hertog van Aumale wel won, maar algemeen werd de zelfmoord van den prins in twijfel getrokken en luid riep men over erfenis, diefstal en geldzucht des kouings. Door de openbare pers en later door
672
gerechtelijke aangifte was bekend, dat het bestuur der oorlogshavens Toulon en Rochefort bedriegelijk was, dat de voorraad uit de magazijnen verdween; meermalen zelfs werden overtuigende inlichtingen aan de zeeprefecten, en aan den minister van marine Duperre gegeven en toen na Rochefort, het arsenaal van Toulon onderzocht zou worden, vloog het den nacht te voren in brand, de brandstichter echter werd niet bekend.
Emil de Girardin beschuldigde openlijk den minister van binuenlandsche zaken, Du Chatel, dat hij van den ondernemer van een nieuw theater in Parijs zich voor de concessie , welke volgeus de wet kosteloos kon verkregen worden, 100,000 Fr. had laten betalen om de kosten te bestrijden van het nieuwe ministrieele dagblad 1\' Epoque onder de redactie van Granier; Girardin verklaarde nog : dat de belofte, voor een zetel in de pairskamer door de regeering was verkocht geworden ; de regeering echter zweeg op beide beschuldigingen. Maar ijselijk opzien verwekte het proces, gevoerd tegen generaal Cubières, pair van Frankrijk en vorigeu minister van oorlog ; den president van het hof van cassatie, vroeger minister van openbare werken; den advocaat l\'armentier en tegen den rentenier Pellapra; waaruit bleek: dat Cubières als minister van oorlog in 1841 den advocaat Parmentier behulpzaam was geweest om van den toenmaiigen minister Teste, door omkoop, de concessie tot ontginning van mijnen te verkrijgen. Er werd bewezen dat, de laatste daarvoor, onder schijn van aandeel in de onderneming, een geschenk van 94000 Fr. had aangenomen. Teste beproefde zich door een pistool in de gevangenis van het leven te berooven, doch het schot was niet doodelijk. Hij werd veroordeeld tot eene geldboete van gelijk bedrag, drie jaren gevangenis en verlies van alle burgerlijke rechten en de anderen als deelachtig aan het omkoopen tot gelijk verlies en 10000 Fr. boete. Nog waren aller monden vol van de schelmstukken dier grooten, toen eene bloedige misdaad in de hoogste kringen der maatschappij opnieuw algemeene ontzetting teweeg bracht. De algemeen beminde echtgenoote van den hertog van Praslin, eene dochter van den maarschalk
673
Sebastiani, werd in den vroegen morgen van den 18 Aug. 1847 op eene gruwelijke wijze in haar slaapkamer vermoord; de volle verdenking viel op haar man; hij had zich in de netten verstrikt van de nietswaardige gouvernante zijner kinderen, de moordenaar werd wel gevangen genomen, maar onttrok zich aan alle straf door den giftdood. De dagbladen, het volk van alle partijen en kleuren schreeuwden met afgrijzen over de diepe bedorvenheid der hoogere standen , alsof het bederf niet van top tot teen gegaan was ; het was eene tijdige aansporing om met het bedorven constitutioneele leven van Frankrijk te breken; de kreet van »vive la reforme !quot; werd luider; zelfs de stille burgers begonnen er mede in te stemmen; dit alles was den liberalen en republikeinen koren op bun molen. Er heerschte groote afkeer tegen den koning en zijne regeering en eene algemeene opgewondenheid deed zich overal gewaar worden, de wolken, welke den storm aankondigden , waren voor ieder reeds zichtbaar. In-tusschen waren er in meer dan zestig steden reform-maaltijden gehouden om reform-petities te teekenen. De minister van bin-nenlandsche zaken. Du Chatel, had er geen gevaar in gezien, hoewel het bekend was, dat en liberalen en republikeinen hunne hevigste redevoeringen ter maaltijd brachten en nu besloot men gedurende de kamerzittingen, welke weldra zouden geopend worden, om in elk der twaalf arondissemen-ten van Parijs een reform-maaltijd te honden, ten einde de afgevaardigden uit de provincies gelegenheid te geven zich van den waren toestand van Parijs te overtuigen en de nauwste eenstemmigheid tussclien de hoofdstad en de provincies te bevestigen. Den 28 Dec. 1847 werden de kamers dooiden koning geopend; hij scheen te gevoelen, dat er een hevigen strijd te wachten was, zijn optreden was niet meer zoo krachtig als vroeger, wellicht ook een gevolg des ouderdoms. Nadat hij van hervormingen , zooals van vermindering op de belasting van het zout, van het brievenport en andere gesproken had, hetwelk evenwel geen uitwerking meer had, zeide hij met eene eenigszins bewogen stem: »Mijne heeren, hoe ouder ik word met des te meer ijver en zelfopoffering, wijd ik aan het geluk, belang en de waardigheid van Frankrijk alg. gescii. 43
674
de werkzaamheid en kracht, welke God mij nog gelaten heeft. Te midden der opgewondenheid, welke vijandelijke of blinde driften opwekken, geeft mij ééne overtuiging moed en steun, namelijk: dat wij in de constitutioneele monarchie en in de eensgezindheid der groote staatsmachten de zekerste middelen bezitten om al die moeielijkheden te boven te komen en om aan al de belangen, zoowel zede-lijke als stoffelijke, voor ons dierbaar vaderland te voldoen enz.quot; üeze paragraaf verwekte bij de hoofden der beweging den hevigsten toorn op, welke zich bijzonder lucht gaf bij de beraadslagingen over het adres ter beantwoording der troonrede. Thiers, die de kaarten gaf, welke gespeeld werden, maar zelf stil bleet, was persoonlijk bi) geen reform-maaltyd verschenen, daarom kon hij uitroepen: »ik behoor niet tot diegenen, tegen wien die woorden gericht zijn, maar daarom ben ik des te meer gerechtigd de hardheid der uitdrukking te misbillijken.quot; De Lamartine, die om zyne dichterljjke redevoeringen het orakel der tribune was geworden , zeide in zijne vurige rede onder anderen : »In vrije landen is er boven het constitutioneele geweld een rechtuitsprekende en scheidsrechterlijke macht; het land, de openbare meening, wier vrije uiting zich niet door wetten laat binden, maar zich openbaar uitspreekt in de pers en in de volksvergaderingen. Dit moet natuurlijk niet plaats hebben dan om gewichtige reden; maar gaf het vorige jaar, zoo rijk aan euveldaden, geen noodzakelijke aanleiding daar toe? Ik beweer, dat wij veel meer te beklagen zouden geweest zijn, als het land het recht niet gehad had zijne verbazing en afkeer te betuigen over zoo vele schanddadenquot; enz. De minister had in de kamer verklaard, dat de regeering geen herhaling der reform-maaltijden zou dulden, omdat men hen misbruikte om het volk in kunstmatige beweging te brengen, daarom zeide Lamartine nog: »denk aan de kaatsbaan en hare gevolgen van 1789quot; enz.! Wij kunnen hierbij afmeten, als de fijn gevormde dichter zoo spreekt, wat de clubmannen wel niet moeten gezegd hebben in hunne vergaderingen en hoe zullen de roode republikeinen zooals een Caussidière, Sobrier, Blanqui, Cabet, Proud-
G75
hon e. a. in zich zeiven gejuicht hebben; zij hielden zich nu stil, werkten in het geheim, maar sloten zich alsnog bij de reformpartij aan. Door het verbod des ministers waren de reform-maaltijden in eene geheel andere verhouding tegenover de regeering gekomen, desniettemin besloot men op aanraden van Thiers, de Lamartine en den legitimist Berrijer den woorden des konings en het verbod des ministers den 22 Febr. met een reform-banquet in de Champs-Elysées te beantwoorden. Des avouds evenwel van den 21 Febr. na afloop der zitting, vergaderden de leden der oppositie nogmaals, en bewust van de politie en militaire maatregelen, tot welken de regeering besloten was tegen het houden der reform-maaltijden, deed zich ernstig de vraag op, of het geraden was een stapte doen, welke hen onmiddellijk in openbaar verzet tegen de regeering kon brengen en eene mogelijke omverwerping van de staatsregeling kon ten gevolge hebben, waaraan op dit oogenblik de meesteu nog niet dachten en zelfs niet begeerden; de meerderheid deinsde hiervoor terug en sloten zich bij Odilon Barrot aan om het banquet af te zeggen en den volgenden dag eene klacht tegen het ministerie in de kamer te brengen. Thiers was hierbij niet tegenwoordig, Lamartine , Dupont de l\'Eure, de advocaat Marie, Duvergier de Hauranne e. a. waren hier sterk tegen. Door dit alles heerschte er in geheel Parijs, bijzonder onder het werkvolk en de mindere klassen, een geest van woeligheid, welke ook al niets goeds voorspelde. En zoo brak de morgen van den 22 Febr. aan. Scharen van menschen, bestaande uit duizenden, die gedeeltelijk van het afzeggen des reform-maaltijds niets wisten , stroomden reeds vroegtijdig naar de Champs-Elysées en toen zij hier in plaats van de gedeputeerden slechts troepen vonden, stemden zij de Marseillaise in , werden uiteengedreven en verspreidden zich onder het geschreeuw van vive la reforme •\' a bas Guizot! Steeds in getal toenemende in de wijken dei-hoofdstad, wierpen zij de ruiten in van het ministerie van binnenlandsche zaken en begaven zich naar de kamer dei-gedeputeerden , waar zij echter door de troepen teruggedreven werden; hier en daar waren reeds barricaden op-
676
gericht en had reeds bloed gestroomd. Den 23 vertoonden zich meer barricaden en meer volk gewapend; de echte blousse mannen vertoonden zich, voorzien van geweren en pieken, en aangevoerd door echte roode republikeinen. De regeering had ook van hare zijde eene geduchte strijdkracht ontwikkeld; daarbij was de nationale garde opgeroepen , die sedert 18 jaren trouw naast de troepen had gestaan om elke. republikeinsche beweging en oproer te helpen onderdrukken, maar nu weifelde deze. De bourgeoisie , welke de kern vormde en wier koning Lodewijk Phi-lippus was, stemde met de reforme in en sloot zich bij het volk aan; de koning kon bier zich van overtuigen, toen een legioen zgn paleis voorbijtrok en den kreet liet hooren van »Vive la reforme! a bas Guizot!quot; Nog waren de kamers vergaderd, waar het niet minder woelig toeging over het in beschuldiging stellen der ministers. Op hetzelfde oogen-blik werd door den joodschen advocaat Cremieux eene petitie, onderteekend door 500 man nationale garde, waaronder 25 officieren, neergelegd, waarin zij gebiedend eischten, dat het ministerie in beschuldiging gesteld en dadelijk ontslagen zou worden. Guizot stond van zijne plaats op en beklom met vasten tred de tribune en verklaarde: dat de koning den graaf Molé had opgedragen om een nieuw ministerie te vormen, maar, voegde hg er bij, dat zoolang het ministerie de macht in handen had, het de orde zou handhaven. Dit verwekte gejuich aan de linker- en gemor aan de rechterzijde. De graaf Molé was wel gezien bij het volk, hij was mede van de conservatieve tot de reformpartij overgegaan en had ook niets verzuimd om Guizot uit het zadel te lichten. Op de straat was intusscheu het oproer van uur tot uur, van minuut tot minuut bedenkelijker geworden; de stormklok riep duizenden bij duizenden samen om aan den strijd deel te nemen; reusachtige barricades werden genomen en weer genomen , op vele punten stroomden plassen bloed ; de nationale garde bleef werkeloos of sloot zich bij het volk aan ; zelfs onder de linietroepen had hier en daar verbroedering plaats, steeds hoorde men »vive la reform! a bas Guizot!\'1 maar ook hier en daar »leve de republiek, weg met de Orleansen!quot;
677
Toen zich met bliksemsnelheid het nieuws door de hoofdstad verspreidde, dat het ministerie Guizot was afgetreden; deze tijding werkte als een tooverslag. Op eens werden de wapeuen neergelegd, er had verbroedering plaats tusschen de nationale garde, de troepen en het volk; het woeste geschreeuw maakte plaats voor gejuich. Parijs kreeg op eens een feestelijk aanzien en baadde zich \'s avonds in eene zee van licht. Maar de roode republikeinen, die de blousse mannen, het gespuis, tot hunne beschikking hadden, waren niet tevreden, zij rustten niet. In de meening, dat de geheele beweging op zulk eeue wijze nog tot een blijd einde was gekomen, wemelden de boulevards van duizenden wandelaars om de illuminatie te zien, toen \'s avonds te 10 ure in de richting van Montmartre, de Marseillaise uit duizenden keelen tegemoet klonk; het was eene gewapende menigte met vaandels en fakkels voorzien, bestaande uit blou-sen, werklieden, nationale garden e. a., een eindwegs voegde zich bij hen eene bende der ergste soort, met fakkels en de roode vlag voorop, het waren de eerste revolutie-mannen met opgestroopte hemdsmouwen, gezicht en handen zwart van het kruid, gewapend met geweren, sabels en pieken; het was de schare van den bloedigen republikein Charles Lagrange, die op de barricaden van Saint-Martin gevochten had. Op eens waren de boulevards leeg, en het licht uitgebluscht, elk der welgezinden spoedde zich naar zijne woning.
Eene kleinigheid of liever een loos verspreid gerucht van wellicht eenige ellendelingen moest eene oplossing teweeg brengen, welke niemand had kunnen vermoeden. Het gerucht liep: dat de municipale garde voor de prefectuur van politie op het volk geschoten had , het bleek echter spoedig dat dit niet zoo was; vervolgens verspreidde men: dat Guizot niet afgetreden was en de regeering dit alleen het volk voorpraatte om tijd te winnen en daarop stormde de drom volks nog onder hevig getier van »vive la reforme!quot; h bas Guizot! naar het hotel van den laatste, hetwelk door linietroepen bewaakt werd. Steenen vlogen van alle kanten naar het hotel, en hierbij werd ook een pistool afgeschoten, waarop
678
tie solclateu insgelijks op de samengepakte menigte losbrandden , 50 menschen lagen dood ter aarde! te hulp toegesnelde dragonders dreven de massa niteen. Nu verhief zich een vreeselijk geschreeuw van »verraad, verraad! Men vermoordt het volk! De lijken der neergevelden werden op karren door de straten van Parijs gereden en wraak, wraak! weg met Guizot! weg met Orleans ! klonk het uit de heesche stemmen.
In een oogenblik waren de barricades weer bewapend, talrijke nieuwe opgericht en vernieuwde zich de woedende strijd tegen het gezag op onderscheidene plaatsen, terwijl eene ontembare schare van schuim zich reeds een weg naar het paleis der Tuileriën baande.
De koning en het hof, onbewust nog van al het verschrikkelijke, dat daar buiten het paleis voorviel, waren na den goeden afloop van het eerste drama in eene behagelijke rust gevallen, doch schrikkelijk werden zij daaruit gewekt door het gebeurde van den laten avond. De koning zond dadelijk zijn trouwen intendant Montalivet naar den graaf Molé, doch deze weigerde, omdat de zaken zulk een ernstigen keer genomen hadden, een ministerie te vormen, en nu bleef den koning niets over dan zich in de handen te werpen van die mannen, welke den grond gelegd hadden tot den tegenwoordigen opstand. Nog ten één ure in den nacht zond de koning om Thiers, nadat eerst nog den maarschalk Bugeaux tot opperbevelhebber over de gezamenlijke strijdmacht van Parijs benoemd was. Een paar uren latei-had er een onderhoud tusschen den grijzen vorst en zijn ontrouwen dienaar plaats. Thiers nam op zich een ministerie te vormen op voorwaarde van kieshervorming, ontbinding der kamers, benoeming ran Lamoricière tot opperbevelhebber der nationale garde en den maarschalk Gerard over de troepen en staking van het vuren ; de koning willigde alles in.
Den morgen van den 24 Febr. verkondigde de Moniteur de benoeming van een nieuw ministerie, bestaande uit: Thiers, Odilon-Barrot, Duvergier de Hauranne, Remusat en de generaal Lamoricière. Maar de tijd voor concessies was reeds voorbg! Den gauschen nacht had men bloedig ge-
679
vochten ; vaa de boulevard des Italiens tot voor de poort van St. Dénis, waren alle toegangen met reuzen barricades bezet, zoo ook op andere punten; eindelijk staakten de troepen het vuren, en weer verbroederde het volk zich met de troepen, hier en daar keerden zij hunne geweren om of gaven ze aan het volk; eene proclamatie door Odilon-Barrot en Thiers onderteekend werd verscheurd onder het geschreeuw van: te laat, te laat, weg met de Orleansen!
\'s Morgens 24 Febr. eischte het dagblad la Reforme reeds openlijk de afdanking des konings. De strijd, ja, de baldadigheid , nu het volk geen tegenstand meer vond , werd al heviger en heviger; de koninklijke gebouwen werden geplunderd, en wagens, meubelen tot barricades gemaakt; tusschen 10 en 11 ure bemachtigde een hoop volks het palais royal; de nog weerstand biedende soldaten werden afgemaakt en de dichtst bijzijnde liuietroepen kwamen, sedert het vuren verboden was niet te hulp; integendeel hier en daar traden zy zelfs in de rijen des volks. De koning vertoonde zich nog met zijne twee zonen aan de bij de Tuilerien wacht hebbende regimenten nationale garde en linietroepen ; de eerste echter ontvingen hem met den roep van leve de reform ! de anderen stonden koud ; en nu werd den koning zijn toestand ook recht duidelijk. In zijn paleis teruggekeerd, vond hij geen betere troost. Thiers verklaarde , dat hij zich onmachtig gevoelde tegenover zulke verrassende gebeurtenissen en legde zijne portefeuille neder. De koning was buiten zich zelveu, niemand van de hem omringenden, zooals: de koningin, de beide hertogen van Nemours en Montpensier, Thiers, Lamoricière en de Remusat, waagden het thans raad te geven; toen op eenmaal , zonder zich vooraf aan te dienen, Erail de üirardin , de uitgever van het dagblad la Presse , binnentrad en zich onmiddellijk tot den koning wendde en in haast zeide: dat de proclamaties van het ministerie Odilon-Barrot en Thiers overal door het volk verscheurd waren geworden en dat talrijke benden in aantocht waren naar de Tuilerien; intusschen hoorde men nu en dan reeds het vuren van het palais royal, waar het bloed bij stroomen vloeide.
680
Wat moet ik doen? zegt de koning; afdanken sire, was het ronde antwoord van de Girardin, het volk wil geen verwisseling van ministerie meer, sire, haast u, anders is het te laat, red het koningschap; de koning bleef aarzelend; zijn jongste zoon, de hertog van Montpensier drong er insgelijks tot heil van Frankrijk op aan. Bugeaux, die iutusschen toegesneld was, wilde nog met de wapenen den troon redden, de koning echter wilde niet, dat er nog een droppel bloeds om hem vergoten zou worden, en zeide met bedaarde stem: «daar gij allen wilt, dat ik afdanke, welnu dan, ik dank af,quot; en de koninklijke grijsaard schreef — »J,abdique en laveur de mon petit-fils le comte de Paris, je désire qu\'il soit plus heureux que moi.quot; (Ik dank al ten gunste van mijn klein-zoon, den graaf van Parijs ; ik hoop dat hij gelukkiger zal zijn dan ik). De generaal La-moricière nam de afstandsacte op en ijlde er mede naaide strijdplaats. In dien tusschentijd waren er andere raadgevers, onder anderen ook den Joodschen advocaat Cremieux, het paleis binnengedrongen; de laatste vooral raadde den koning aan zich zoo spoedig mogelijk door de vlucht te redden ; terwijl hij hem verzekerde, dat de woedende menigte in aantocht was om de Tuilerien te bestormen en niemand voor zijn leven kon instaan. Dit bericht bracht een ontzettenden schrik te weeg, alles in het paleis kwam op de been: adjudanten, officieren, hofdames en hee-ren, alles liep heen en weer; de koninklijke familie kwam in des konings kamer bijeen en bereidde zich tot de vlucht. De koning trok een eenvoudig zwart gewaad aan , desgelijks de koningin en terwijl zij nog met toebereidselen bezig was, viel haar Thiers in het oog, dien zij met bitterheid toevoegde: »Dat is uw werk, mijnheer, zoo ver hebt gij het gebracht!quot; hij sprak geen woord, maar redde zich ook. Koninklijke reiswagens konden niet meer verschaft worden. Men zorgde dat twee huurkoetsen op de Place de la Concorde klaar stonden, generaal Regnault de Saint-Jean d\'Angely, die het bevel over de ruiterij op het bovengenoemde plein voerde, had op zich genomen de vlucht der hooge reizigers te beschermen en zoo verliet het hoog
bejaarde koninklijke paar het paleis, waar zij nog pas zoo rustig toefden, gevolgd door de hertogin van Nemours niet hare kinderen, prinses Clementine , twee hofdames, eenige adjudanten, officieren en hofbedienden. Op de Place de la Concorde, bij de obelisk, niet ver van de plaats, waar de hoofden van Lodewijk XVI, Maria Antoinette en ook van des konings vader Philip d\'égalité vielen , stegen zij in de voor hen bestemde wagens en nu als nagejaagd door duizend dolken, was het een galoppee-ren naar St. Cloud, van daar naar Trianon en verder naar Eu. De angst om herkend te worden deed de koninklijke familie besluiten van elkander te scheiden en de koning met de koningin reden met een klein gevolg een andereu weg in. Zij bereikten spoedig Dreux, en hier vernam de koning de uitroeping der republiek , de hoop zijner dynastie op den jongen graaf van Parijs was verloren. Nu werd het hem nog angstiger, hy vloog naar Honfleur en uit vreeze van ontdekt te worden, verborg hij zich met zijne gemalin van den 29 Febr. tot den 1 Maart by een ouden schipper in Trouville aan het strand, eindelijk gelukte het hem door de zorg van zijne vrienden en den engelschen consul den 2 Maart met zijne gemalin de engelsche stoomboot de Express, te bestijgen, welke hem veilig in Engeland overbracht, alwaar hij tot den 20 Aug. 1850 leefde.
Nauwelijks had intusschen de koninklijke familie de Tuileriën verlaten, of eene woeste bende trok er binnen, en in een oogwenk was het zoo prachtige vorstelijk verblijf van binnen veranderd in een onbeschrijfelijk verwarde huisboel; al, wat aan de koninklijke familie of aan den troon herinnerde, werd verbrijzeld of verscheurd. Wat al kostbaars werd er niet verwoest! In de hofkapel verwoestten zij alleen de zitplaatsen der koninklyke familie en hovelingen; het altaar met al de sieraden bleven niet alleen onaangeroerd; maar de kostbaarheden werden ter bewaring naar de kerk van den H. Rochus gebracht. Gewis zou er veel meer verwoest en gestolen zijn geworden , hadden die haters van al, wat schoon is, geen tijdverdrijf gevonden in de welbezette, kostbare wijnkelders; zoo werd er tijd gewonnen, tot dat er betere be-
682
waking voor het nationaal goed aanwezig was, welke den verderen roof verhinderde. Onmerkbaar verplaatste de volksstorm zich naar de plaats, waar de eerste wolkjes zich vormden, naar de vergaderzaal der gedeputeerden. Tegen half twee ure trad daar, op aanraden van Dupin, de hertogin van Orleans met hare twee zoontjes, den graaf van Parijs en Chartres binnen, vergezeld van de hertogen van Nemours en Montpensier en eenige hoofdofficieren; Dupin maakte op zijne gewone, krachtige wijze de kamers bekend met de afdanking des konings ten gunste van den graaf van Parijs, onder voogdijschap van de hertogin van Orleans, hetwelk van vele banken met luide bravos ontvangen werd, doch op de tribunes der toehoorders liet zich de wanklank hooren van •)het is te laatquot; en terwijl nu vau de eene zijde de kreet ging: »leve de graaf van Parijs, koning van Frankrijk!quot; en de partij van Marie en Cremieux riep, om de vorming vaneen voorloopig bestuur, ten einde de geheele natie te raadplegen, vulde zich de zaal met gewapenden van alle soort, waarvan een gedeelte in schrikwekkende houding tot het spreekgestoelte voortdrong. De grootste verwarring had plaats, de hertogin met haar zoontje, de hertogen en officieren vluchtten en heesch klonk het door de zaal »weg met de Orleansen, tot den laatsten, leve de republiek!quot; Sauzet verliet daarop de voorzittersplaats, welke door Dupont de l\'Eure ingenomen werd , en te midden van het geschreeuw en gekletter der wapenen verschenen Ledru-Rollin en Lamartine tegelijk op de tribune, zonder gehoord te kannen worden , totdat een geschreeuw van de galerijen het woord aan Lamartine bezorgde, die in een dichterlijken omhaal van woorden verklaarde, dat men eene provisionneele regeering zou benoemen en dadelijk werden de stemmen zoo goed mogelijk opgenomen, zij waren : Dupont de l\'Eure, Lamartine, Cremieux, Arago, Ledru-Rollin, Garnier-Pagès en Marie, de lijsten werden op bajonetten rondgedragen en vonden bijval, welke zich kond gaf in : Leve het voorloopig bestuur, leve de republiek, naar het stadhuis! Hierheen begaf zich het pas benoemde bestuur, onder het gejuich en gejoel van duizenden en opende hare zittingen. De omwenteling was volbracht! Lamartine vaar-
083
digcle eene proclamatie aan het volk uit, kondigde de republiek, en ontbinding der kamers af; met eene andere sprak hij tot het leger, dat gedurende de laatste dagen veel be-leedigingen had moeten ondergaan, maar gelukkig sloten zich alle maarschalken, zelfs Bugeaud, en generaals bij het voorloopig bewind aan. Na zulk een storm van drie dagen was alles als het ware vermoeid en neigde van zelf tot rust. De rooden echter, die dronke en woedende socialisten en communisten nog niet, zij waren teleurgesteld; die mannen van het bewind waren niet allen de hunnen , zij stormden de vergaderzaal binnen ^ Lamartine stond op en vraagde hun bedaard , wat wilt gi] ? Uw hoofd ! Lamartine antwoordde met zijne doordringende , vloeiende stem, »gave God dat gij allen zulk een hoofd op de schouders haddet, dan zoudt gij thans verstandiger zijn!quot; zi] barstten in lachen nit en keerden onder het »leve Lamartinequot; terug. Nog telkens deden zich buiten het paleis de volkstemmen krachtig hooren , terwijl het voorloopig bestuur van binnen zich haastte om zich te constitueeren en maatregelen voor de openbare veiligheid te nemen; en om aan het ongeduld der schreeuwende menigte te voldoen, werd de eerste acte bekend gemaakt, bij welke het volgende bepaald was: Dupont de l\'Eure minister-president zonder portefeuille; Lamartine, minister van buiten-landsche zaken; Ledru-Rollin van de binnenlandsche; Cre-mieux van Justitie; Bedeau van oorlog ; Arago van marine ; Gondchaux van financiën; Bethmont van handel en akker, bouw ; Marie van openbare werken; Carnot van onderwijs en eeredienst; Cavagnac tot gouverneur-generaal van Algiers; Courtois opperbevelhebber der nationale garde en Etienne Arago tot directeur-generaal der posterijen. Denzelfden dag nog werd de doodstraf voor staatkundige misdaden afgeschaft en het algemeen stemrecht en de kiesbevoegdheid afgekondigd. De republiek werd even spoedig door geheel Frankrijk aangenomen en weldra door al de mogendheden erkend.
684
Van lieverlede nam wel de stad Parijs hare vroolyke, rustige gedaante weer aan; maar het was slechts eene schijnbare kalmte, de rust van een vulkaan, die later weer met des te meer woede vuur en vlam uitbraakt. De roode republikeinen waren met den gematigden gang niet tevreden; de communisten en socialisten hadden niet naar hartelust met de rijken kunnen afrekenen, zij moesten eene andere gelegenheid afwachten. Van het recht van vereeniging, wiens schending de eigenlijke omwentelingsvlam ontstoken had, werd nu ijverig tegen de regeering gebruik gemaakt. Er verrezen talrijke clubs, welke die der Jacobijnen uit de eerste omwenteling tot voorbeeld namen, zooals: de club de la revolution van Barbes, een pas losgelaten gevangen, een eerste communist; de club de la société republicaine centrale van den even beruchten Blanqui; de société frater-nelle centrale van den chemist en socialist Kaspail; daarbij nog tallooze aangevoerd door mindere; maar niet minder hevige democraten, onder de schrikbarendste namen zooals de clubs des voraces, des vautours e. a. Al deze gezelschappen hadden ten doel den republikeinschen geest te verspreiden, het volk in te lichten over zyne ware belangen en de groote schurken, (dat waren: de regeering, de rijke en welhebbende burgers) te ontmaskeren. »Ja,quot; riep Blanqui uit aan het einde zijner redevoeringen, »aau de lantaarn met de schurken, die onze roemrijke omwenteling onder de asch willen begraven !quot; Zulke clubs hadden altijd nog eenigen vorm en geschieden binnen de muren; maar \'s avonds hadden andere vergaderingen plaats van het minste gespuis op de hoeken der straten, waaronder geschreeuw en gevloek geuit werd, wat de clubs nog onder zekere oratorische vormen uitbraakten; zelfs de namen van zekere families werden reeds bevlekt en aan de vervloeking prijsgegeven. Eu dit alles had zelfs aanhangers by het voorloopig bewind. Wel had de regeering maatregelen genomen en middelen tot afleiding in het werk gesteld ; zoo had zij bijv. tien nieuwe bataillons mobile nationale garde opgericht en daaronder de meeste jonge proletariërs weten te krijgen tegen eene soldij van 1 fr. per dag en door den generaal üuvivier, die in Afrika gediend had, en offi-
ciereu en onderofficieren uit de linietroepen, tot gedisciplineerde soldaten gevormd werden.
Den 25 Febr. had de regeering het decreet moeten geven, waarbij den werkman door werk zijn bestaan verzekerd werd, en den 28 vergaderde onder het voorzitterschap van Louis Blanc in het palais de Luxembourg de permanente commissie, bestaande uit 400 mannen der verschillende werkmansklassen om over de vraagstukken betreffende den arbeid te beraadslagen, alwaar nu de theorist Blanc op zijn gemak zijne w\'jsheid te berde kon brengen; men ziet dat de tegenwoordige internationalen niets nieuws hebben uitgevonden. Tegelijk kondigde de regeeriug (12 Maart) de oprichting af van nationale werkplaatsen; eerst in Parijs, vervolgens in al de groote fabrieksteden des lauds. Geen van deze in-riahting beantwoordde in de verste verte aan de minste verwachting; hier was volstrekt geen verhouding tusschen kapitaal, arbeid en product. Er werd meer geld vereischt, maar zij deden minder arbeid en gaven slechter producten, bijv. 10 000 kleermakers zetten zich aan het werk voor de levering van militaire kleedingstukken en het bewijs is vooi\'hauden, dat de laatste duurder en slechter waren dan vroeger eu zoo ook in andere bedrijven. Die werkplaatsen onder hunne directeurs namen weldra een bedenkelijk karakter aan. Het stroomde uit de provincies naar Parijs. Een werkman, die zich aangaf had al dadelijk fr. 1,50 zeker; van 20 000 klom het al spoedig tot 150 000 man ; het werden plaatsen van luiheid en samenspanning, bij duizenden sleuterdeu zij langs de straten en werden eene macht, die elk oogenblik in staat was om de orde omver te werpen. Daarbij vereischte dat alles verschrikkelijke sommen, tot Mei toe waren alleen meer dan 7 millioen fr. verspild aan het werkvolk. Handel en nijverheid hadden stil gestaan; de gewone fabrikanten en ondernemers in eenig tak van nijverheid konden geen werkvolk krijgen, en bij scharen verlieten de gegoeden Parijs.
De schatkist was ook uitgeput, de staatspapieren vielen tot de helft der waarde ; de regeering was genoodzaakt hare toevlucht te nemen tot eene verhooging der directe belasting van 45 centimes per franc en wat het meeste het crediet
686
schokte, was dat zij de stortingen in de openbare spaarkassen van hooger dan 100 fr. niet meer in contanten, maar in rente-gevende staatsbewijzen gaf. Het landvolk, aan hetwelk de Pa-r ij zenaars de republiek hadden opgedrongen, vervloekte ze en de burgers betreurden het reeds , dat zij zich hadden laten opzweepen tegen het burgerkoningschap, zij begrepen dat zij nu aan het gespuis waren overgeleverd en opbrengen moesten voor eene bende deugnieten en luiaards. Ouder zulke omstandigheden begon de verkiezingstrijd; de rooden lieten geen middelen onbeproefd om de kiezers aan te sporen om de hunnen te stemmen. Het blad van Louis Blanc, »l\'orga-nisation du travailquot;, wierp zelfs den communisten en socialisten de rijkste grondbezitters en kapitalisten als lokaas voor; dit deed van zelf de goeden ook op hunne hoede zijn en nauw aan elkander sluiten; uit de stembus traden dan ook door het geheele land de gematigden met groote meerderheid te voorschijn, hoewel de rooden ook tamelijk wel vertegenwoordigd waren. Den 3 Mei vergaderde de nationale vergadering, uit 900 leden bestaande, voor het eerst in het palais des Bourbons en na eene redevoering van üupin de l\'Eure lag het voorloopig bewind zijn mandaat neder en keerde tot het volk terug, vervolgens werd er eene uitvoerende commissie (commission executive) gekozen van vyf leden; de keus viel op Arago , üarnier Pagès, Marie, Lamartiue en Ledru-Rollin, welke de zaken zouden voort-besturen en de ministers kiezen. Deze samenstelling was volstrekt niet naar den zin der »ware democratenquot;, zij verdubbelden hun ijver in hunne clubs en organen, en braken uit, wat zij konden om hunne volgelingen aan te zetten tot daden, welke ook niet lang uitbleven. Den 15 Mei zou er in de nationale vergadering eene interpellatie plaats hebben over de houding in de poolsche en italiaansche zaken en juist dien morgen trok eene schare van 40—30 000 man, meest ongewapende werklieden , aangevoerd door Sobrier , Hubet, Blanqui en Raspail ouder den kreet van; »leve Polenquot; van la Place de la Bastille naar de vergaderzaal der nationale vergadering om eene petitie ten gunste der Polen over te reiken, zij kwamen daar zonder veel tegenstand te
687
ontmoeten van de nationale, mobile garde of linietroepen en met \'geweld droug een gedeelte er van binnen; de grootste verwarring ontstond daardoor in de zaal. Blanqni beklimt ongeroepen de tribune en eisclit uit naam van het volk, dat de nationale vergadering dadelijk zou besluiten Polen te herstellen; zooals het voor 1772 was, enz. Barbes eischt, dat men dadelyk een leger naar den Kijn zende, Rusland den oorlog verklare en een milliard belasting van de rijken heö\'e; iutusschen wordt de verwarring al grooter en grooter, midden in de zaal ontrolt men een zwart vaandel, waarop men las club des Jacobins, Herbert beklimt de tribune en schreeuwt: ^Burgers, aangezien de kamer geen beslissing neemt, verklaar ik in naam van het fransche volk de nationale vergadering voor ontbonden.quot; Buchez, de president, wordt van zijn zetel afgedrongen , welke dadelijk bezet wordt door Laviron en oogen-blikkelijk worden de namen van een nieuw bestuur afgelezen , zij waren de burgers: Barbes, Albert, Louis Blanc, Ledru-Kollin, Blauqui, Hubert, llaspail, Caussidière, E. Arago , Lagrange, Cabet en Pierre Leroux , en oogenblik-kelijk gaat het, evenals den 24 Febr,, van duizenden gevolgdi naar het stadhuis. Doch hier vergisten zij zich, de nationale garde begreep haar belang, de burgerij wilde geen socialistisch-communistische republiek, wilde geen oorlog met het buitenland. De nationale en mobile garden hadden het stadhuis bezet en de » ware\'democratenquot; eer zij zich konden vestigen, werden uit elkander gedreven en Barbès, Albert, Thoré en andere hoofden met 70 anderen gevangen genomen.
Later werd ook de vergaderzaal van de indringers gezuiverd en nog denzelfden avond werd er zitting gehouden, waarin de onderdrukking van den opstand werd aangekondigd. De nu van hunne opperhoofden beroofde oproerlingen moesten dulden, dat de befaamdste clubs gesloten werden. Uit het onderzoek der laatste gebeurtenissen was gebleken: dat er verstandhouding had bestaan tusschen mannen uit de naaste omgeving der regeering, onder anderen met Caussedière, welke tengevolge daarvan zijn mandaat als volksvertegenwoordiger en zijn ambt als directeur der politie neerlag. Weinige dagen na het oproer, den 21 Mei werd er in de
688
Eliseesche velden, met het doel om zich te verbroedereu het zoogenaamde eendrachtsfeest gevierd, ofschoon thans niets verder lag dan juist de eendracht; de lucht werd integendeel altijd zoeler en de eene bedenkelijke demonstratie volgde de andere. Vlugschriften en vliegende blaadjes met de ijselijkste bedreigingen verschrikten de welgezinde burgers, daarbij kwamen nog berichten van bewegingen in bonapartischen zin, welke den opstand der proletariërs in de hand werkte om hem naderhand zoo mogelijk tot hun voordeel te kunnen aanwenden. Zoo vervloog onder de ge-grondste vrees en de droevigste vooruitzichten de eerste helft der maand Juni, gedurende welke men zich in de nationale vergadering bezig hield;met het vraagstuk over de nationale werkplaatsen. Men was tot de overtuiging gekomen , dat, om de geschokte financies te herstellen, het vertrouwen te herwinnen en om tevens de inwendige rust te verzekeren, men die werkplaatsen moest opheffen of minstens vervormen. De welgezinde burgers waren het ook zat, dag uit dag in, 100000 kerels te betalen, die zich werklieden noemden, maar wier hoofdbezigheid was in de straten rond te slenteren, te loopen zingen, baldadigheid te plegen en als zinneloozen tallooze vrijheidsboomen te planten, welke dan door de geestelijken moesten gezegend worden; wat konden die heeren anders dan gehoorzamen ? Het is opmerkenswaardig, dat en geestelijken en kerken zoo vrij bleven van mishandeling en roof, voorzeker niet omdat het gespuis zoo godsdienstig was; neen, de aanvoerders wisten wel, dat als zij dezen aanranden, de geheele burgerstand zich van hen zou afscheiden, maar meer nog, was het oogenblikkelijk eigenbelang; want had men eenmaal op eene enkele kerk last gegeven, dan waren de kostbaarheden, de werken van kunst, kortom de geheele rijkdom der kerken en pastorijen in een oogenblik onder het volk verloren gegaan ; zij wilden dezen liever voor zich zeiven bewaren tot na de overwinning, van welke zij zich toch zeker waanden.
De nationale vergadering ging met behoedzaamheid te werk: zy beval een nauwkeurig onderzoek, ten einde den staat der werklieden te leeren kennen , en daaruit bleek dat er
689
28,000 waren, die volstrekt geen handwerk kenden; vervolgens moesten de niet fransche weggezonden worden, wier getal ook niet gering was, en eindelijk verordende de egeering, dat al de ongehuwde werklieden tussclien de 18 en 25 jaren of in het leger konden treden of in de verschillende departementen moesten verdeeld en hun daar werk zou verschaft worden. Die werklieden begrepen, dat het op de volledige ontbinding der nationale werkplaatsen zou uitloopen. Alle arbeiders protesteerden, en daar dit niet hielp, grepen zij naar de wapenen en leverden van den 22—27 Juni de vreeselijkste straatgevechten, waarvan de geschiedenis melding maakt. Van uit hunne steunpunten in de wijken van het stadhuis en de Cité , de voorstad St. Jacques en St. Antoine hadden de insurgenten over half Parijs met taktische berekening, van afstand tot afstand, barricaden opgericht; hun samenhang en overvloed van krijgsmaterieel bewezen, dat alles door mannen van het vak voorbereid en aangevoerd werd. Het algemeen alarm wordt geslagen, de klokken luiden , het grootste gedeelte der nationale garde sluit zich bij de mobiele garde en troepen aan; de nationale vergadering verklaart zich permanent, de generaal Cava-gnac wordt als dictator aangesteld en geholpen door de dapperste generaals als Lamoricières, Brea e. a. stormen zij los. Elke barricade is als eene vesting, welke ingenomen moet worden; honderden sneuvelen er, van weerszijden wordt geen genade gegeven, ijselijk is het moorden, punt voor punt wordt veroverd, de oproerlingen moeten eindelijk wijken en de strijd bepaald zich nog slechts tot do geduchte voorstad St. Antoine; maar hier is de strijd ook het hevigst. Het gespuis wil van geen onderwerping weten; de aartsbisschop Mons. d\'Affre, bewogen met het lot van zooveel zondaars en weenende over zooveel ^e-stort bloed, krijgt van den generaal Cavagnac verlof om midden in den bloedigen storm woorden des vredes te Taan
t-» o
spreken. Vergezeld van twee zijner vicarissen, begeeft hij zich op weg, zegent en troost de gewonden, geeft de absolutie aan de stervenden, die hij op zijn weg ontmoet, en bereikt de strijdplaats. De officieren stellen hem hetge-alg. gkscii. 44
690
vaarlijke zijner edele bemoeiing nog voor oogen , doch de verheven bisschop antwoordt slechts »Bonus autem pastor, dat vitam suani pro ovibis suis.quot; Hij beklimt de barricaden, het vuren houdt op en zegenend smeekt hij zgne verdoolde schapen den strijd te staken, en werkelijk schenen dezen gehoor aan zijne woorden te geven, toen hij, de noodlottige plaats willende afklimmen om zich onder hun midden te begeven, door een kogel in de zijde getroffen wordt! Met de woorden, »vriend ik ben gewondquot; , zonk hij in de armen van een arbeider neer. Men bracht den grooten prelaat naar de pastorie van de kerk St. Antoine , waar hij op zijn smartbed niet ophield de opstandelingen, van welke velen, door schrik getroffen, de barricaden verlaten hadden, tot onderwerping aan te manen. Den volgenden morgen vroeg werd hij, door zes arbeiders gedragen, naar zijn paleis gebracht, alwaar hij nog dienzelfden dag aan zijne wonde overleed; zijne laatste woorden waren smee-kend ; »Geef, o. God, dat mijn bloed het laatste zij, dat gestort wordt.quot; (27 Juni) Het is zeer waarschijnlijk, dat de diepe indruk , welken het treffende voorbeeld van priesterlijke zelfopoffering op velen der insurgenten maakte , de reden is, dat de laatste weerstand toch niet zoo hardnekkig was. Den 26 \'s avonds werd de laatste hoofdbarricade genomen; de insurgenten vluchtten of gaven zich op genade of ongenade over. De overwinning op de anarchie , op het droombeeld van de socialistisch-communisti-sche republiek, was door verschrikkelijke offers gekocht. Er waren 7 generaals gedood en 5 gewond; meer dan wij in eenigen veldslag voor het keizerrijk gelezen hebben: de gedooden en verminkten schatte men tusschen de 10 en 11 duizend; meer dan 4000 gevangene opstandelingen van alle rangen , werden later naar verbanningsoorden gevoerd. Cavagnac bedankte in den naam des vaderlands en der menschheid de nationale en mobiele garde en het leger voor hunne betoonde trouw en dapperheid; vervolgens lag hij de hem opgedragen macht neder. De nationale vergadering verklaarde in dezelfde zitting, dat de generaal zich verdienstelijk voor het vaderland had gemaakt, en benoemde
691
hem tegelijk weder als hoofd der uitvoerende macht en minister-president. Lamartine trad van het staatstooneel af. Cavagnac koos zijn ministerie , waar Lamartine buiten viel. Changarnier werd opperbevelhebber der nationale garde en de generaal Bedeau militair-gouverneur van Parijs. De verschrikkelijke Juui-opstand had de regeering tot de overtuiging gebracht, dat zij het kwaad bij de bron moest uitroeien en verbood daarom de clubs. Zij verbood insgelijks de haar vijandige bladen en eischte eene borgstelling van 24 000 fr. van dezulken, welke meer dan tweemaal in de week verschenen. Deze besluiten, vooral het eerste, werden met onverbiddelijke gestrengheid ten uitvoer gebracht. Wat moeten de liberale mannen uit de regeering van Lodewijk Philippus , zooals Thiers, Odilon-Barrot, Duvergier de Hauranne, Passy, Dufaux , Dupin, die zich hier weer in de vergaderzaal te zamen bevonden vau de vruchteu vau hun werk gedacht hebben ! Zij hadden hun vaderland op eene helling gesleept, waarop zij het met al hunne wijsheid niet konden staande houden. Jegens het buitenland nam de regeering de meest vredelievende houding aan en terwijl de roode republikeinen, de legitimisten en bonapar-tisten hier en daar woelden , besteedde de nationale vergadering twee maanden om eene nieuwe constitutie te bewerken, welke den 4 Nov. aangenomen werd. De hoofdzaken waren: volksvertegenwoordiging met eene kamer en een president met de uitvoerende macht aan het hoofd, welke om de vier jareu herkozen moest worden en minstens twee millioen stemmen op zich vereenigen; de aftredende was niet dadelijk, maar eerst na vier jaren herkiesbaar. Van dat oogenblik af traden alle andere belangen op den achtergrond; slechts eene vraag, wie de eerste president zou zijn, bracht geheel Frankrijk in rep en roer. intusschen was er een man op het tooneel verschenen, die de meeste voorafgaande berekeningen deed falen, het was prins Lodewijk Napoleon. Sedert zijne vlucht uit het kasteel Ham, leefde hij in Londen , zoo het heette , stil ; maar had in Parijs van af de raadzaal tot in de revolutionaire clubs zijne geheime handlangers, die alles in het
692
■werk stelden om de oude napoleontische herinnering weer bij het volk te doen herleven; geld werd met handen vol onder het volk uitgedeeld en bij elke omwenteling, opstand of oproer werkten de zijnen en niet het minst bg den bloe-digen Juni-opstand. Toen het bericht van de Februari omwenteling hem gewerd, begaf hy zich dadelijk op reis naar Frankrijk en bood der voorloopige regeering zijne medewerking aan, deze verzocht hem echter het fransche grondgebied te verlaten, aangezien zij het oogeublik voor als nog ongeschikt achtte; hij voldeed op aanraden van zijne vrienden hieraan en vertrok weder naar Engeland. Maar, nu (September) moesten dertien nieuwe verkiezingen plaats hebben; in vijf verschillende departementen werd hij tot afgevaardigde verkozen en aarzelde daarom ook niet langer om den franschen bodem weer te betreden en zijne plaats in de kamer te komen innemen; den 26 Sept. nam hij voor het eerst plaats in de vergadering. Zijne eerste verschijning had plaats zonder den minsten ophef, maar trok toch de aandacht van alle leden, overigens hield hij zich zeer stil; eens sprak hij eene korte redevoering, waarin hij zich verdedigde tegen zekere geruchten en zijn staatkundig gevoelen trachtte bloot te leggen; hij sprak slechts middelmatig en maakte weinig indruk, zoodat bij velen de groote vrees voor zijn invloed zeer verminderde, iets, wat hij wellicht juist wenschte; want daardoor kon men in stilte zonderde tegenwerking te vermeerderen zijne verkiezing als president voorbereiden. Daarenboven had toch de naam van Napoleon bij het volk en vooral onder de plattelandbewoners iets aanlokkelijks; iets, dat den franschen trots opwekte. Met gretigheid hoorde men altijd nog naar de groote daden van den keizer, in elke dorpswoning of hut trof mei} eene schilderij van een wapenfeit of zijn portret aan, en destijds waren er medailles en prenten met zijne beeltenis bij duizenden verspreid, zoodat men gegronde vrees begon te koesteren voor de keuze van Cavagnac, aan wiens verkiezing men vroeger niet twijfelde. De stemming had eindelijk in geheel Frankrijk gelijktijdig den 10 Dec. 1848 plaats. Bij opname der stemmen bleek, dat van de 7,326,345 uitgebrachte stemmen
693
Cavaguac 1,448,107 ; L odewijk Napoleon Bonaparte 5,434,220, Ledru-Kollin 370,119; Raspail 36,920 en Lamartine 7,910 op zich vereenigd hadden. Den 20 Dec. gaf de commissie van stemopening verslag er van aan de nationale vergadering. De generaal Cavagnac lag zijne waardigheid neder. De president der vergadering Armand Marrast riep Lode-wijk Napoleon als president der fransche republiek uit en vorderde hem op , om den door de constitutie voorgeschreven eed af te leggen, welken hij hem in de volgende woorden voorsprak: »ln de tegenwoordigheid van God en van het fransche volk bezweer ik de een en ondeelbare republiek getrouw te big ven en alle plichten, welke mij de constitutie oplegt, te vervullen.quot; De pas geworden president verschijnt op de tribune, zegt den eed na, steekt zyne vingers op en zegt duidelijk: »Ik zweer het!quot; Daarna hield hij eene korte redevoering, waarin hij bijzonder ook deed uitkomen, dat hij ieder als vijand des vaderlands zal beschouwen , die de republiek zou willen omstooten, welke geheel Frankrijk opgericht heeft. Honderd en één kanonschoten verkondigden aan geheel Parijs zijne benoeming. Zijn ministerie koos hij zoo tamelijk uit alle partijen.
OMWENTELINGEN\' IN ITALlë, 1847—1849.
Zooals te voorzien was, deden zich hier al ras de gevolgen van de overwinning der radicalen in Zwitserland gevoelen. Trouwens de samenzweerder Mazzini, het hoofd van het jonge Italië, had niet opgehouden van tijd tot tijd van zich te laten hooren, en het geheele land met strikken te overspannen en de bevolking op te zetten. Zoo hadden er in 1843 onlusten plaats te Dologna, Ferrara, Imola en Cesera. De twee gebroeders Bandiera, zonen van den aan Oostenrijk getrouwen admiraal, en zelfs zeeofficieren, beproefden onder het zeevolk aanhangers voor iMazzini te winnen j
zy landden van uit Corfu met een klein schip en twintig gezellen in Calabrië en dachten hier de bevolking reeds voor de omwenteling gewonnen; zij vergistten zich echter, want zij
694
werden gevangen genomen en te Consenga, 19 Juli 1844 volgens het krijgsvecht, doodgeschoten; zoo openbaarden zich de samenzweerders van tijd tot tijd op alle punten, daarenboven was geheel Italië door de vreeselijkste geheime genootschappen overstelpt, voor wier leden niets heilig was; vaak werden er moorden op klaren dag gepleegd. Ook de liberale pers deed het hare ; als een harer bedienaars deed zich bijzonder Vincenzo Gioberti kennen, een piemonteesch priester, wel geleerd, maar verdacht van verstandhouding met het jonge Italië. In zijn werk »il Gesuita moderno (de hedendaagsche Jezuiët) tastte hy niet alleen de Jezuiëten; maar voornamelijk de regeering van paus Gregorius XVI aan; en in zijn geschrift, »il primato civile e morale degli Italianiquot; (het burgerlijke en zedelijke primaat der Italianen) predikte hij eene italiaansche omwenteling, door welke de Oostenrijkers uit Italië moesten verdreven, de italiaansche staten liberaal geconstitueerd en in eenen bond vereenigd moesten worden , aan welks hoofd de paus zou staan.
Dit boek werd verslonden; want het streelde de ijdelheid der Italianen , die zoo trotsch zijn op den roem van een groot verleden. Mazzini zelf trad niet op tegen de ideën van Gioberti, want het was in alle gevallen eene omwenteling tegen de Oostenrijkers, wat de schrijver verkondigde. Mazzini wilde de omverwerping vau alle italiaansche tronen en in hunne plaats eene romeinsche republiek brengen. De liberale partij had bijzonder het oog gevestigd op Karei Albert, koning van Sardinië; want deze had niet alleen den naam van een goed veldheer, maar hem stond een goed uitgerust leger ten dienst; zonder leger was tegen Oostenrijk, den steen des aanstoots, toch niets uit te richten. Karei had wel is waar de carbonari bloedig vervolgd, maar hij was heerschznchtig en eergierig, daarom vleiden zij zich hem wel te winnen, als zij hem Lombardije en de Po-vor-stendommen voorspiegelden. Dit gelukte allengs, bijzonder ook door den engelschen invloed; want deze natie was der hervorming in Italië zeer genegen. Elke beweging trouwens is den engelschen welkom op het vasteland, als zij maar strekken kan tot handelsvoordeel, tot verzwakking eener concur-
Ü9ö
reerende natie of tot wraakneming; zoo waren zij bijv. in JNapels voor de hervorming, omdat na de spaansche huwelijken , welke bji Engeland eene onverzoenlijke vijandschap tegen Frankrijk hadden opgewekt, Ferdinand 11, koning der heide-Siciliën zich bij Lodewijk Philippus bleef aansluiten. Zij waren den liberalen niet genegen om het grondbeginsel van vrijheid en gelijkheid, dan hadden zij het zeiven wel het eerst mogen toepassen op hun ongelukkig Ierland. Overigens drijft bij de engelschen altijd het »No poperyquot; boven.
Intusschen had er in Rome eene gebeurtenis plaats, welke aan de italiaansche beweging eene wending gaf, die niemand verwacht had. Den 1 Juni 1846 was paus Gregorius XVI gestorven; het conclave koos den kardinaal graaf Mastai Ferretti, een geboren Romein (10 Juni), die den naam van Pius IX aannam. Hij en zijne raadgevers geloofden , dat zij het beste den revolutiegeest zonden kunnen bezweren door liberale maatregelen te nemen en zoo mogelijk de beweging te leiden. Hij begon al dadelijk met het opheffen der militaire commissie in de Romagna, ter onderzoeking van de oproeren, welke onder paus Grregorius XVI hadden plaats gehad; hij zette onwaardige ambtenaren af, verzachtte sommige policiemaatregelen, stelde eene commissie aan tot onderzoeking der spoorwegvraag e. a. De bevolking juichte, aan het »evviva Pio nono!quot; was geen einde en de geestdrift steeg ten top, toen hij den 17 Juli eene bijna volledige amnestie gaf aau de staatkundige veroordeelden. Rome, de eeuwige stad , was als eene zee van vreugde ; de feesten om de grootmoedigheid des H. vaders te vieren, waren ontelbaar; de naam van Pius was op aller lippen, deze was voldoende om de hevigste twisten onder het volk zelfs te stillen. Die geestdrift heerschte niet alleen in Rome, maar door geheel Italië. Als keerzijde moeten wij niet vergeten te vermelden, dat de Kerkelijke Staat weldra de verzamelplaats werd van meer dan 400 staatkundige vluchtelingen , waaronder velen, wier harten niet te winnen waren door daden van goedertierenheid en grootmoedigheid. De gevolgen , welke de maatregelen van Pius IX,
696
op de naburige staten, vooral .Napels eu Toscane hadden, lieten zich niet lang wachten, zij waren genoodzaakt met de pauselijke regeering gelijken tred te houden./ Het volgende jaar volgde de ontwikkeling sneller dan de regeereude hoofden wel verwacht en gewenscht hadden. De duurte der levensmiddelen gaf\' aan de steden in de Romagna het voorwendsel, ten einde hunne eigendommen te beschermen, om zich te wapenen tegen de hongerige hoopen volks, waardoor zij aangevallen werden, üit had ten gevolge, dat de pauselijke regeering bij decreet van den 6 Juli de zelfbescherming der burgerij als, guardia civica, toestond, te gelijker tijd werd er ook eene nieuwe provinciale inrichting aangekondigd ; want reeds vroeger hadden de gouverneurs der provincies last gekregen om de regeeringsmauneu van algemeen vertrouwen eu bekend om hunne bezittingen en rechtschapenheid aan te wijzen, ten einde uit elke provincie één te kiezen om een raadgevend lichaam te vormen, hetwelk in Rome zitting zou hebben, en bij alle gewichtige vraagstukken der regeering geraadpleegd worden. Wat kon de bevolking meer verlangen, als zij hun toestand bij vroeger vergeleken ? De goedaardige paus zette haar van zelf op den constituonee-len weg, zij hadden den edelaardigen vader slechts te volgen; want hij begreep de eischen des tijds. Zijn hart sloeg warm, als hij het geluk zijner onderdanen zag; en toeneenige kardinalen en ook Oostenrijk hem deden opmerken, dat het volk niet door toegeven tevreden te stellen was, antwoordde hij: Dinen moet van mij ook niet verwachten, wat ik als paus niet geven kan\' en mag.quot; Het volk jubelde nog; maar onder die vreugdetonen hoorde men ook reeds wanklanken. De pers, zonder reeds wettig vrij te zijn, spuwde over de rein bedoelde hervormingen van Pius haar giftdruppels uit; zij moest beteugeld worden en hier gevoelde des pausen hart den eersten voorsmaak van den dank, die hem wachtte. Hetzelfde recht, dat de pers zich aangematigd had, namen ook de clubs, die broeinesten, waarin alle omwentelingen gerijpt werden; zy vergaderden zonder wettelijke veroorlo-ving, vooral de staatkundige club, »civcolo romanoquot;, welke oude den schijn van slechts de vele feesten te regelen,
097
zich aan het hoofd werkte van de volksdemonstraties, waarin die feesten op het laatst ontaardden.
Door geheel Italië eischte men, wat in de pauselijke staten gegeven werd, en Toscane moest door volksbewegingen in Florence en Livorno al dadelijk volgen. Ondertusschen gebeurde er in Ferrara iets , dat het geheele schiereiland met wraakgeschreeuw tegen Oostenrijk vervulde. Oostenrijk had, volgens de verdragen van 1815, in de pauselijke stad Ferrara het recht van bezetting, hetwelk de paus , wel is waar niet erkend had; maar ook noch in woord noch in daad had getracht te verhinderen. Ferrara was altijd eene stad geweest bekend om hare oproerige bevolking, en toonde dit ook nu weer in 1847, daar op klaren dag in de openbare straat de baron Baratelli vermoord werd, die als een aanhanger van Oostenrijk bekend was. De gouverneur-generaal van Lombardije, de maarschalk Kadetzky, beval deswege niet alleen, zooals tot nu toe geschied was, de citadel te bezetten; maar dit ook uit te strekken op de voornaamste punten der stad, en weldra doorkruisten Oos-tenrijksche patrouilles haar, omdat officieren en soldaten klaagden over beleedigingen, welke heu van tijd tot tijd door de inwoners werden aangedaan. De pauselijke legaat, kardinaal Ciacbi in Ferrara kwam hiertegen met ongewone kracht op, desgelijks sprak ook de pauselijke regeeriug hare afkeuring tegen het oostenrijksche hot uit; maar Oostenrijk stoorde er zich niet aan, en bezette den 13 Aug. de geheele stad.
Deze zaak verwekte groot, maar voor de ultra-liberalen tevens een gewenscht opzien. De regeeringen van Florence en Turin stemden dadelijk met de pauselijke in, en hiermede werd het eindelijk, wat men bedoelde. Kadetzky meldde zijn keizer, dat men te wachten had dat geheel Italië zich op het oostenrijksche leger in Lombardije zou werpen. Al spoedig namen de bewegingen ook eene ernstigere wending en bleek het, dat zij den vorsten boven het hoofd begonnen te groeien.
In het hertogdom Lucca wilde Karei III, een bourbonsche prins, niets van de hervormingen weten, hij noemde ze
698
uitvindsels van eenige geletterden en snoevergen van onbedreven jongelingen; van burgergarde wilde hij evenmin ■weten , en toen hij eenige dagen daarna door demonstraties, zooals dagelijks te Rome en Florence plaats hadden, verrast werd, stond hij alles toe; maar verliet den 15 Sept. zijn hertogdom, en begaf zich met zijn gezin naar Modena, alwaar hij den 7 Oct. afstand deed van zijn landje. Volgens de Weener congres-acte verviel dit na aan Toscane, hetwelk daarvoor gehouden was aan Modena en Parma, volgens dezelfde acte, een landstreek aan den voet der Appenijnen, Pontremoli en Fivizzano af te staan. Met Parma sloot de groothertog van Toscane een verdrag, maar Modena bezette dadelijk met zgne troepen Fivizzano, dat aanleiding gaf tot eene schermutseling met de bevolking; het scheelde weinig of de groothertog van Toskane was genoodzaakt geweest om zijne troepen tegen Modena te laten oprukken; maar door tusschenkomst van den paus en den koning van Sardinië werd de zaak nog in der minne geschikt. In Sept. hadden er oproeren plaats in het koninkrijk Napels, waar Ferdinand 11 niets van de hervormingen wilde weten.
In October trad een liberaal ministerie in Turin op, waar de hervormingen op ruime schaal ingevoerd werden , ofschoon in het najaar van 1846, G-ioberti\'s werken nog door Karei Albert verboden waren geworden; zóó hadden de pers en de geheime genootschappen reeds gewerkt; vooral bij het bezetten van Ferrara lieten de piemonteesche dagbladen den oostenrijkers zien, wat zij in hun schild voerden.
Te Rome, waar Pius IX uit de volheid van zijn vaderlijk gemoed, zonder eenigen drang van buiten, zooals wij reeds gezien hebben, den wenschen zijner onderdanen was voorgekomen , hield het jubelen langzamerhand op; wel had men nog feesten gevierd, en klonk het sevviva Pio nono!quot; toen de paus den 15 Nov. het staatsconsulta opende; maar zijne leden werkten niet spoedig genoeg voor de revolutionairen en clubmannen; zij wilden niet genoeg afbreken, maar in den geest van Pius gebreken opsporen en middelen ter hervorming zoeken; ook waren de bedorven volksleiders onte-
699
vreden, dat geen vreemdelingen zitting in de consulta di stato raocliten erlangen. Dit en andere grieven zouden zij den H. Vader op den aanstaanden nieuwejaarsdag uitdrukkelijk te kennen geVen; het bedorven element der bevolking en de duizenden vreemdelingen, die in Rome waren, hadden zij door hunne clubs reeds aan zich verbonden. Toen nu de minister van policie Salviatie, om elke demonstratie van dien aard te verhinderen, de ten dienst staande militairen ter bewaking had ontboden , voelde het souvereine volk zich hoogst beleedigd. Eene schreeuwende en razende menigte doorliep Rome\'s straten, hielden halt voor het pauselijk paleis en de vaderlijke Pius was genoodzaakt om de razernij te stillen, zich aan het ondankbaar volk te vertoonen en hij werd niet zooals vroeger met het »evviva Pio nonoquot;, maar met het geschreeuw van gerechtigheid, Heilige Vader! weg met de politie, weg met Salviatie! ontvangen. Eerst toen de paus onmachtig neerzeeg over zooveel ondank en op de toespraak van prins Corsini, verwijderde de menigte zich.
Eenige dagen later had er eene verandering plaats in het ministerie, gedeeltelijk in den zin van het volk. Op zulk een ondank had de reine, groote ziel van Pius niet kunnen rekenen; hij meende door zijne wijze goedheid zelfs de bedorvensten te winnen. In de steden Modena en Reggio hadden den 12 en 13 Dec. hevige onlusten plaats; welke op verzoek van den hertog door de oostenrijksche wapenen gestild werden. Den 17 Dec. stierf Maria Louisa, gewezen ecbtgenoote van Napoleon 1, hertogin van Parma; volgens vroegere verdragen kwam het aan den vorigen hertog van Lucca, welke het derhalve in bezit nam; ook daar was de geest van hervorming doorgedrongen; om het in rust te houden, nam de hertog eeue afdeeling hongaarsche soldaten in bezetting.
Hoe nauw keizer Ferdinand I van Oostenrijk ook zijne schoone italiaansche landen , het Lombardisch-Venetiaansch koninkrijk, liet afsluiten, de geest, welke het zinnelijk Italië doorwoelde oversprong bajonetten en muren. Milaan werd al spoedig het brandpunt der samenzweerders en al de
700
steden vau Lombardije en Venetië waren als door een geheimen draad verbonden, en wachtten slechts op een gegeven teeken tot den opstand. Over onderdrukkiug, in stoflelijk opzicht ten minste, kon men niet klagen; dat bewees de rijkdom en over het algemeen de uiterlijke welvaart, welke men overal gewaar werd. Ook werden de Italianen in den keizerstaat niet achteruitgezet, dat bleek duidelijk uit de namen der admiraals , generaals en der andere hooge en lage ambtenaren uit dien tijd. Het was een grief, welke reeds bij de vereeniging met Oostenrijk ontstaan was, namelijk: het keizerlijk patent van 12 Febr. 1816, waarbij den Lombardiërs verschillende staatkundige vrijheden beloofd werden, was niet vervuld geworden. De Italianen, vurig als zij zijn, wilden alles op eens hebben, en lieten der regeering geen tijd om hervormend op te treden. Het car-bonarisme verspreidde intusschen in alle steden zijne verderfelijke wortels en spoedig vervulden haat en mistrouwen aller harten. De regeering schroomde nu de teugels losser te laten eu liet vaak in den kerker van Spielberg de aanvoerders der samenzweerders streng boeten. Vandaar dat de oostenrijksche regeering met zooveel bezorgdheid den paus den voet zag zetten op de baan der hervorming. Het kon niet anders, of dit moest de gemoederen in Lombardije aanvuren ; ras hoorde men dan ook daar uit aller monden »Evviva Pio nonoquot;, maar alle Oostenrijkers wisten ook dat hunne harten meenden; »Morte ai Tedeschi!quot; (Dood aan de Duitschers). Uit Milaan, zooals gewoonlijk uit de hoofdsteden, moest de beweging vooropgaan. De ade-lijkeu en vooruame burgers konden over groote sommen beschikken, daardoor werd het hun mogelijk zelfs door om-kooping der beambten in verstandhouding te blijven met al de broeinesten der samenzweerders; daardoor ontbrak het hun ook niet aan mannen cm het gemeen op alles voor te bereiden en bij de bevolking een brandenden haat tegen al, wat Duitsch was op te wekken. Geheime en openbare moorden waren door geheel het lombardisch-venetiaansch koninkrijk aan de orde van den dag. Den 8 Sept. werd de komst van den nieuwen aartsbisschop gevierd, \'s avonds
701
was Milaan prachtig verlicht, er vereenigde zich eene menigte menschen voor het paleis van den aartsbisschop, zij zongen de nationale Pinshymne en een daverend »év-viva Pio nono,quot; steeg omhoog. De gewapende politiedienaars om sterkeren oploop en ongeregeldheden voor te komen, wilden de massa uiteendrijven; naar zij werden door eenigen met steenen beantwoord, waarop zij van hunne wapenen gebruik maakten en meer dan 50 personen gewond werden. De klachten, welke men daarover bij den onderkoning, den aartshertog Reinier inleverde, bleven zonder gevolg. Zulke voorvallen waren wel in staat om Milaan en geheel Lombardije in de uiterste opgewondenheid te brengen, en het was alleen aan de maatregelen van den maarschalk Radetzky te danken, dat toen de opstand niet reeds uitbrak; doch men wreekte zich op eene andere wijze. Algemeen besloot de bevolking van den rijkste tot den armste om met nieuwejaar 1848 niet meer te rooken of in de staatsloterij te spelen; beiden waren staatsmonopolies , waardoor de schatkist een inkomen van 5 millioen livres zou lijden; en werkelijk voerde men het uit, en toen nu den 3 Jan. zich rookende officieren en soldaten op de straat vertoonden, werden zij gehoond en be-leedigd, op afgelegen plaatsen zelfs mishandeld, hetwelk aanleiding gaf tot ernstige botsingen tusschen het volk en de gewapende macht, waarbij er een paar gedood en verscheidene burgers gewond werden; dergelijke voorvallen hadden ook plaats in de meeste steden van Lombardije. In Pa via en Padua moesten de hoogescholen gesloten worden; ook Venetië begon, onder aanzetten voornamelijk van haren democraat Manin, hare woelingen. In eene proclamatie van den onderkoning, die over het algemeen wel bij de bevolking gezien was, sprak deze den wensch uit: dat de bevolking alle stoornis zou vermijden, en men op wettelijke wijze hare behoeften voor den keizerlijken troon zou brengen; dit gebeurde ook; maar ongelukkig, vond de omgeving des keizers meer vertrouwen dan de aartshertog-onderkoning. Zijne keizerlijke Maj. antwoordde »dat hij niet genegen was verdere concessies te gevenquot;. In plaats van verzachting ,
702
werd den onderkoning en den landvoogd graaf Spaur, verscherping der politiemaatregelen aanbevolen, waardoor verscheidene voorname mannen in de gevangenis geraakten. De bevolking bleef\' overigens in rust; niemand uam deel aan het anders zoo opgewekte carnaval; de orchesten speelden voor de soldaten of ledige banken , zelfs de wandelwegen lagen verlaten; er heerschte eene onaangename stilte, eene stilte, welke gewoonlijk den storm voorafgaat, toen op eenmaal de bevolking, als door eene aardschuddiug op het bericht van den opstand te Weeuen den 17 Maart, opgewekt werd. \'s Avonds waren alle pleinen en straten vol menschen, hier en daar verzamelden zich wel hoopen en men hoorde wel geschreeuw , maar geen bijzondere demonstraties hadden er plaats en \'s nachts was alles rustig. Den 18 Maart, fs morgeus reeds vroeg , werd eene keizerlijke proclamatie afgekondigd en overal aangeplakt, waarin de afschaffing der censuur, de bijeenroeping eener centraalvergadering voor Lombardije en Venetië en der provinciale stenden enz. den volke aangekondigd werden; even spoedig echter waren zij er afgescheurd en vervangen door democratische afkondigingen; en weldra klonk het noodlottige »te laat, te laat!quot; de driekleurige vanen en kokarden verschenen en donderend dreunde door de straten de roep van »op de barricaden!quot; De strijd van de woedende menigte begon op alle hoeken van de stad en duurde met wassende hevigheid tot den vroegen morgen van den 23 Maart, toen de maarschalk Radetzky te vergeefs den Milaneezen een wapenstilstand aanbood; hij had het bericht gekregen, dat ook in Bergamo, Brescia, Pavia en in andere steden het oproer was uitgebroken; dat het garnizoen hier en daar bad moeten capituleeren, dat gewapende boeren in aantocht waren en de koning van Sardinië, Karei Albert, zonder voorafgaande oorlogsverklaring met een talrijk leger den Ticino was overgetrokken. Radetzky, begrijpende dat geweld hier niet meer hielp, en in gevaai\' door de snel omgrijpende revolutie omsingeld te worden, trok den 23 Maart \'s morgens vroeg af, 17 voorname Milaneezen als gijzelaars met zich voerende, met de geheele bezetting en het krijgs-materieel naar Verona , waar hg zgn hoofdkwartier opsloeg.
703
Daar vernam hij, dat ook Venetië met haar onmetelijken voorraad eeu buit der omwenteling was geworden, dat de meeste andere steden gevolgd waren en de republiek was uitgeroepen, ook dat de romeinsche en napolitaansche troepen tot versterking der vryscharen in aantocht waren. Met omtrent 40 000 man stond hij tusschen de Po, Miucio en Etsch, leunende op de vestingen Peschiera, Mantua, - Leguauo en Verona en alleen door zuidelijk Tirol met het overige des rijks verbonden. Tegen hem voerde Karei Albert meel dan 60 000 man; Toskane 6000; Panna en Modena bij de 4000, benevens eenige duizenden Lombar-diërs; in den rug van den maarschalk trokken 17 000 man uit] den kerkdijken staat, waaronder 4500 Zwitsers, verder 15 000 Napolitanen, die op 200 man na teruggeroepen werden eer de strijd begon, daarby moest hij tegen verraad en opstaud in Mantua en Verona bedacht zijn. Karei Albert en zijn leger, ja, geheel Italië juichten en geloofden eene lichte overwinning over het zwakke en verspreidde oosteurijksche leger te zulleu hebben; maar hun droom duurde niet laug, reeds na de eerste behaalde voordeden, begon hunne vreugdezon te tanen en in Mei volgde het onheil van alle zijden. Wel overwon de koning vau Sardinië bij Goito, Pastrengo en Monzambena en viel de vesting Peschiera in zijne handen; maar de grijze maarschalk Radetzky had versterking gekregen onder den generaal Nugent en sloeg het italiaansche leger bij Carta-tone niet ver van Mantua.
Den 10 Juni werd de generaal Duraudo met 18 000 man, ■waaronder de pauselijke zwitsers en de Crociati, kruisvaarders, zooals zy zich noemden, bij Viceuza geslagen en over de Po teruggedreven. Den 23 Juli trok Radetzky by het aanbreken van den dag uit Verona en nog denzelfden morgen veroverde hy de sterke vijandelijke stelling bij Sommacompagua, waardoor hy het centrum vau het vyandelyke leger vernietigde; en nu volgden den 25 en 26 Juli de beslissende veldslagen van Custozza en Volta, welke den Pieiuonteezeu den vollen nederlaag gaven. Karei Albert was genoodzaakt in alleryl op Milaan terug
704
te trekken. Snel ging nu de zegetocht der Oostenrijkers over deu Oglio en de Adda weder naar Milaan; de stormklokken luiden daar nu weder zooals in Maart. De stad herbergde niet alleen de gelgke massa menschen , die zich luid geroemd hadden den maarschalk verjaagd te hebben;maar tot hunne ondersteuning stond bij de stad een leger, dat minstens gelijk aan dat van Radetzky was. Dit leger werd den 6 en 7 Aug. echter in de stad geworpen. De Milanee-zen schreeuwden en raasden wel, maar grepen niet naar de wapenen, weshalve Karei Albert, zijn toestand onhoudbaar bevindende, een wapenstilstand sloot en Milaan en geheel Lombardije, Modena en Parma ruimde. Den 9 Aug. trok Radetzky weder zegevierend met zijn leger de stad binnen, welke dadelijk in staat van beleg verklaard , maar overigens zeer verschoonend behandeld werd.
Tot op Venetië na had Radetzky voor den keizer zijn schoon koninkrijk weer heroverd, en maakte zich nu gereed ora deze eilandstad te belegeren, welke zich tot eene republiek had laten verleiden onder het dictatorschap van den gewe-tenloozen Manin. Na zelf een gedeelte der stad doelloos in de \'lucht te hebben laten springen, moest zij zich aan Radetzky overgeven. Veel onrust bleven de vrijscharen nog verspreiden, zooals die onder den aartssamenzweerdef en hater\' van alle gezag en bijzonder van den godsdienst, Garibaldi , die zich om geen wapenstilstand of vrede bekreunde; maar zich met zijne rooverbenden in Tessin wierp en van daaruit in Lombardije den guerilla oorlog voerde; hij werd evenwel bij Barese geslagen , maar ontkwam in Tessin, om later te Rome weder eene rol te spelen.
Daar hadden intusschen de zaken ook eene bedenkelijke wending genomen. Den 31 Maart rukte het gepeupel het oos-tenrijksche gezantschapswapen af en verlangde met groote onstuimigheid , dat de H. vader aan Oostenryk den oorlog zou verklaren ten einde daaraan den stempel van een heiligen oorlog te geven; maar de groote Pius IX verklaarde op de waardigste wijze, dat hij nooit zulk een oorlog zou bevelen of goedkeuren. Thans was het bij het ondankbares volk \'met de populariteit van Pius gedaan, het vergat zijne
705
vaderlijke genegenheid en alles, wat hij gedaan had; daar bij bezette den 7 Ang. de oostenrijksche generaal Welden Bologna, een der broeinesten van de samenzweerders en omwentelingsmannen. Alles drong bij den paus aan om zich gewapend tegen Oostenrijk te stellen; zijne ministers en velen der gedeputeerden lagen hun mandaat neder. Om nog te beproeven zijn volk te vreden te stellen, riep hij den graaf Rossi, een geboren Italiaan, om een ministerie te vormen (18 Sept. 1848). Deze was een aanhanger van het plan om oeiV italiaanschen statenbond te vormen, wilde geen oorlog tegen Oostenrijk en toonde vastheid van wil om de omwenteling te onderdrukken. Te vergeefs word Kossi gewaarschuwd, dat den dood hem toegezworen was.
Den morgen van den 15 Nov. toen hij de kamer der gedeputeerden zou openen, ontving hij nog een naamloozen brief, welke hem zijn lot voorspelde. Hij sloeg echter geeu acht op de waarschuwing en begaf zich midden door het gewoel naar het paleis, maar op den eersten trap gekomen, trof hem een doodelijke dolksteek. — Den volgenden dag stoof eene groote menigte volks naar het Quirinaal en vorderde van den paus een democratisch ministerie en zijne toestemming tot eene constitueerende vergadering voor geheel Italië. Zijne H. weigerde beiden en nu vielen schoten in zijn paleis , de secretaris Palma werd gedood, de troepen maakten gemeene zaak met het gespuis en zoo bleef den paus niets anders over dan aan den eisch om een democratisch ministerie toe te geven, en den anderen, om eene constitueerende vergadering voor geheel Italië, naar de kamer der gedeputeerden te verwijzen. Z. H. werd voortaan als een gevangene bewaakt; en wie weet, wat de ellendolingen zouden gedaan hebben, als hij niet met behulp van den beijerschen gezant, graaf Spaur in den nacht van 24/25 JSov, naar het napoli-taansche grondgebied had weten te ontvluchten, alwaar hij in Gaëta zijne zetelplaats koos, en van waar hij plechtig tegen elke daad in Rome protesteerde.
De echo van het gejubel aan den Tiber weergalmde ook aan den voet van den Vesuvius en den Etna. Den 6 Jan. 1848 stond Messina reeds op en den 12 antwoordde het
ALG. GESCH. 45
706
stormgelui vau de klokken te Palermo op de salvos, welke ter eere vau des kouings naamdag geschoten werden; maar voor het volk het teeken was tot de uitbarsting van den opstand. Uit alle huizen stortten zich gewapende mannen, welke zich in hoopen verzamelden en onder het geschreeuw van »leve de vrijheid!quot; de straten doortrokken. Een dertigtal, vooraf aangewezen mannen, stelden zich aan het hoofd, en regelden den strijd tegen de gewapende macht. Intusschen waren verschillende andere steden zoo als Trepani, Catania opgestaan en bij duizenden stroomden de landlieden naar Palermo, om tegen de t roepen te helpen strijden, waar het vechten in de straten hevig was begonnen. Het geschut van het fort Casteiamare wierp zgne bommen en granaten in de stad, welke het volk uiteen deed stuiven, en zeker zou de opstand gedempt zijn geworden, toen een napolitaansch escader van stoombooten met 5000 man troepen op de reede verscheen. Maar nu verklaarde de bevelhebber van een engelsch oorlogschip, dat zich mede op de reede bevond, dat hij zich tegen het verder bombardeeren verzetten moest ter bescherming van den eigendom en het leven der in Palermo wonende en-gelsche onderdanen; daardoor werden de opstandelingen in hun verzet gesterkt en de maatregelen van de regeering verlamd. De graaf van Aquila, broeder des konings, maakte Ferdinand II met den stand der zaken bekend, en raadde zijn koninklijken broeder aan, ten einde de interventie der onbillijke Engelschen te voorkomen, toe te geven. Den 19 Jan. verscheen van wege den koning eene rij van decreten , waarbij aan de wenschen der Sicilianen voldaan werd. Het zou zijne eigene regeering, vertegenwoordiging en ministerie hebben enz., meer had het vroeger niet verlangd, maar nu riepen het voorloopig bewind en het volk »wij leggen de wapenen niet neder voor dat de constitutie van 1812 bezworen is.quot; Gedurende dat alles, was de toestand der troepen bedenkelijk geworden; van alle kanten bedreigd door vijanden, en moeielijk om op den duur van levensmiddelen voorzien te worden, waren zij wel genoodzaakt het eiland te verlaten. Te Napels was
707
onderwijl het oproer ook uitgebroken , stroomeu van volks doorlopen de straten, ouder het zwaaien vau de driekleur en het geschreeuw van »Leve de constitutie!quot; — De troepen kwamen onder de wapenen , doorkruisten de stad, maar er behoefde geen schot gedaan te worden. Den volgenden dag, den 29 Jan., verkondigde een koninklijk besluit de nieuwe staatsinrichting: zij gaf voornamelijk een verantwoordelijk ministerie, volksvertegenwoordiging door twee kamers, vrijheid der pers en de nationale garde enz. en allen schenen volkomen bevredigd te zijn, de sa-mengezworene hoofden echter niet; hoewel de koning volgens den volkswil er in toestemde, om 15000 man naar Opper-Italië en eenige schepen naar Venetië te zenden en tegen den 14 Mei nieuwe kamers bijeen te roepen te Napels, werd hij toch weder met een opstand in zgne hoofdstad beloond. Het was duidelijk, dat het om den koning en zyn troon te doen was, en elke concessie, welke hij gaf tegen hem zeiven gekeerd werd , zoodat de koning besloot de wapenen te laten beslissen, opdat het hem niet mocht gaan zoo als Lodewgk Philippus. Zijne zwitsersche regimenten, geholpen door zijne napolitaansche soldaten, toonden zonder talmen, wat eene revolutionaire bende bij een goedj leger te beduiden heeft; zij werden spoedig verslagen eu het oproer bedwongen; de kamers ontbonden, het ministerie veranderd, en de tegen Oostenrijk gezonden troepen en schepen teruggeroepen. Nu beproefde de koniug het in Februari eu Maart 1849 nog eens met de parlementaire regeering, maar bevond haar voor zijn toestand onbruikbaar en keerde tot de onbeperkte macht terug; hy zag dat concessies niet kouden bevredigen en daarenboven het eiland Sicilië in zyn opstand volhardde. Den 28 Febr. gaf Ferdinand aan de Sicilianen een ultimatum, zij verwierpen het, waarop hij zijne troepen , onder deu ouden generaal Filangieri, den 2 April op het eiland liet landen. Syracusa, Catania , ïaormina werden genomen, na een bloedigen stryd ook Messina en den 23 April capituleerde ook Palermo , hetwelk den 4 Mei weer opstond eu den 15 Mei voor goed door de koninklijke troepen met storm genomen werd. De Pool Mieroslawski had
708
de Sicilianen aangevoerd; hg redde zich onder de En^elsche vlag, om elders zgne rol te hervatten. Er werd aan allen vergiffenis geschonken, uitgezonderd aan de voornaamste hoofden des opstands, waarvan echter de meesten wisten te ontvluchten. Zoo overwon de koning van Napels met eigen macht de omwenteling. De woede der andere italiaansche en duitsche revolutionairen tegen den koning van Napels kende geene grenzen. Dat men hem »il re bombaquot; (de bommenkoning) noemde, hinderde hem minder , dau dat bij overtuiging gebleken was, dat Engelands groote staatsmannen , de lords Palmerston en Gladstone den opstand in de hand hadden gewerkt.
duitschland, 1847—1849.
Liberalen, republikeinen en alle ontevredenen in Duitsch-land juichten, toen in 1847 de Zwitsers, in weerwil van de groote mogendheden, hunne staatsregeling van 1815 omverwierpen en zich eene nieuwe gaven ; zij verhieven hooger het hoofd, toen Pius IX, vrijwillig den weg der stoute hervorming betrad en de gistingen in Italië eene spoedige uitbarsting tegen Oostenrijk beloofden; en toen onverwachts het zekere bericht kwam, dat Lodewijk Philippus, die zich als hevige bestrijder der omwentelingsgezinden had doen kennen, op eene bijna onbegrijpelijke wijze zijn troon verloren had, was er geen mogelijkheid meer voor de vorsten van de kleine en middelstaten om in het oude regeerings-stelsel te volharden. Spoedig na elkander begonnen liaden, Wurtemberg, Beijeren, Hessen, Hanover, Saksen enz. te hervormen, benoemden mannen van vooruitgang tot ministers, gaven vrijheid der pers, van vergadering, de volkswapening enz., kortom alles , wat op het programma der liberalen stond. De bondsvergadering zelve wendde zich den 1 Maart met eene verklaring aan het duitsche volk en vermaande het zijne vorsten getrouw te blijven en bekwame, vertrouwde mannen uit geheel duitschland naar Frankfort te zenden ten einde eene nieuwe bondsconstitutie te ontwerpen,
709
welke, na bekomene goedkeuring van de zijde des bondsdags, aan eene nationale vergadering, eene soort van duitschen rijksdag, zou worden voorgelegd, om zoodoende door samenwerking van regeeringen en volken, alle duitsche onderdanen tevreden te stellen, zelfs de drie oude duitsche kleuren: zwart, rood eu goud, werden weer ais nationale vlag aangenomen.
Te Heidelberg kwamen 51 mannen uit de verschillende duitsche kamers van duitsche regeeringen te zamen, welke den 5 Maart eene uitnoodiging deden aan meer dan 500 mannen, die het vertrouwen der natie bezaten om bij wyze van Voor-Farlement de voorloopige maatregelen te nemen en der regeeringen de noodige voorstellen te doen ten einde een duitsch-parlement of rijksdag te vormen. Den 31 Maart vergaderden die mannen, uit alle streken van Duitschland te samengevloeid, in de Pauls-kerk. De hoofdspreker der republikeinsche party was de baden-sche advocaat Hecker. Eu ofschoon hem bij herhaling toegevoegd was geworden, dat Duitschland nog niet rijp voor de republiek was, sprak de meerderheid van het Voor-Parlement toch na de oproeren in VVeenen, Berlijn, Milaan enz. zeer ten gunste der volkssouvereiniteit, iets, gelijkbeduidend, met revolutierecht, willekeurige heerschappij eener meerderheid, dat niet alleen monarchen, maar alle staatsinrichtingen beurtelings opheft. Het Voor-Parlement brak na 4 dagen zijne zittingen op en liet eene commissie van 50 leden achter om de noodige maatregelen tot de verkiezing eu bijeenroeping van het rijksparlement. Niet alleen Holstein, maar ook Sleeswijk, dat tegen Denemarken opgestaan, eu den 3 April door den bondsdag aan de bescherming van Pruisen toevertrouwd was geworden; ook Oost- en Westpruisen werden in den bond opgenomen en gerechtigd om afgevaardigden voor het parlement te kiezen. Den ^18 Mei kwamen de 550 gekozene afgevaardigden te Frankfort aan den Main te zamen. Men verwachtte er groote zaken van, maar zij schiepen niets ; de vergadering diende alleen als afleider voor de revolutionaire electriciteit, waarmede de lucht vol was : zij verschafte aan de heete republikeinen ge-
710
legenheid om hunne vurige gevoelens te berde te brengen en den staten ook tijd om vastere stellingen in te nemen, üe hevige partij in het parlement begreep zeer goed, dat het geheel een kind der omwenteling was, dat het geheele parlement in duigen zou vallen als het Oostenrijk en Pruisen gelukken mocht de omwenteling te onderdrukken, daarom spanden de republikeinen ook alles in om de omwenteling in omvang te doen toenemen. In het parlement waren zij de minderheid en konden dus weinig anders dan stormachtige redevoeringen houden; maar daar buiten, als parlementsleden en vooral in den omtrek, zoo als van Heidelberg , Hanau, in de Paltz enz., hitsten zij de gemoederen op in de volksvergaderingen, welke zij druk hielden. Door hunne aanhangers had den opstand te Frankfort plaats den 18 Sept., waar de republikeinen het volk gebruikten om der vergadering schrik aan te jagen ; de generaal Auerswald en vorst Lichnowsky werden daar door het opgezette volk vermoord. Andere opstanden, zoo als in Baden , werden insgelijks door de troepen onderdrukt. Een dei-heethoofden, Robert Blum, reisde zelfs naar Weenen om het oproer te prediken; maar vond er zijn ondergang. Behalve de republikeinen bestond het parlement nog voornamelijk uit twee hoofdpartijen , namelijk, de kleinduitsche, wier getal niet onbeduidend was. Haar doel was Oosten-rgk geheel van Duitsehland af te scheiden en den koning van Pruisen tot keizer te maken; deze partij bewerkte ook hoofdzakelijk de breuk tusschen Denemarken en de hertogdommen , ten einde voor hun keizer eene betere stelling aan de Noordzee te bewerken. Zij zagen over het hoofd, dat de Sleeswijk-Holsteinsehe zaak een europeesch vraagstuk was.
De derde partij eindelijk , de zoogenaamde groot-duitsche, stond zoo wel tegen de republikeinen als de klein-duitschen; deze wilde Duitsehland niet uiteen doen spatten , noch door de omwenteling, noch door een nieuwen keizer, maar zij wilde een rijksbestuurder (Reichsverweser). De voorzitter van Gagern wist daartoe den 29 Juni den aartshertog Johann te doen verkiezen. Deze omgaf zich met een ministerie, zoodat men nu bij een rrjksparlement ook eene rijksregeering had;
711
zij heeft mede weinig uitgericht. De duitsche vorsten, in wier rechten zijn werkkring moest vallen, hadden er niet veel op tegen, wijl de rijksbestuurder hun een borg was ) dat hij de weinige macht, welke hij nog kon hebben , eer zou gebruiken tot beteugeling dan tot uitbreiding van den omwente lingsgeest.
Het rijksparlement hield zich overigens bezig, als het niet door den deenschen oorlog, door opstanden, door het oprichten eener duitsche vloot of eenig ander onderwerp verhinderd was , met het omschrijven van de natuurrechten (Gruudrechte) des duitschen volks; den 21 Dec. kwamen de leden hiermede klaar, en bevatten zoowat de gewone zaken van al die soort van vergaderingen, natuurlijk: het gelijk maken der standen, de afschaffing van alle adelsvoor-rechten enz., onbepaalde vrijheid van de pers , den godsdienst en vergadering en het recht aan een ieder om wapenen te dragen enz. ; zoo ver zij konden, aapten zij de fransche nationale vergadering uit de eerste omwenteling na.
OOSTENRIJK.
Ontzaglijk was de uitwerking der omwentelingsperiode op de oostenrijkscbe Monarchie. Dit keizerrijk had nog altijd in de oogen van het duitsche volk iets eerwaardigs ; de geschiedenis was nog niet geheel uit het geheugeu ge-wischt, men wist nog dat de keizers zoo vaak voor Duitsch-laud\'s grootheid en eer het zwaard getrokken hadden. Ofschoon er bij alle standen welvaart heerschte, had zich toch evenals elders, in weerwil van de censuur op de dagbladen en andere voortbrengselen der pers, de geest der beweging een weg gebaand. Het was in Oostenrijk spreekwoordelijk geworden. «Bij ons blijft alles nog bij het oudequot;. Gedurende de lange regeeriug van keizer Frans en de daaropvolgende van Ferdinand, was Metternichs eenigst streven geweest het liberalisme te bestrijden. En hoe groot staatsman ook, is het te verwonderen, dat toch het turksch-grieksche vraagstuk buiten Oostenrijk beslist werd; dat Pruisen het tolverbond zonder Oostenrijk tot stand bracht, waardoor
712
de invloed van Pruisen op de duitsche middel- en kleine staten zoo zeer vermeerderde.
Behalve dit alles, heerschte er sedert eenige jaren reeds in de kroonlanden een sterke revolutiegeest; vooral in Hongarije, waar men er onverholen voor uitkwam, dat men zich eene onafhankelijke stelling wilde geven, en hoogstens den keizer als hongaarsch constitntioneelen koning dulden ; tot overmaat van ongeluk stierf juist te midden van deze spanning (13 Jan. 1848) de aartshertog Jozef, die de hooge betrekking van palatinaat van Hongarije, eene halve eeuw ontzien door alle partijen , had waargenomen; zijn zoon de aartshertog Stephanus volgde hem wel op, maar kon het aanzien zijns vaders niet verwerven; hij trachtte zich bemind te maken bij alle partijen, waardoor hij allen verloor. Spoedig verlieten hem de vrienden van het keizerhuis en zag hij zich verstrikt in de netten dei-tegenstanders. Aan het hoofd der beweging in Hongarije stond de gunsteling van graat Batthyani, de advocaat Kossuth , welsprekend , maar brandend van heerschzucht en bijzonder geschikt der beweging vuur bij te zetten, hij was de ziel en het leven der samenzweerders. Door hem en zijne partij waren de anti-Oostenrijkers reeds tot de uiterste grens voortgezweept; te Pesth en in andere steden hadden reeds bedenkelijke bewegingen plaats gehad, welke gewoonlijk eene omwenteling voorafgaan , toen in Februari 1848 alleronverwachts de berichten kwamen van de tooneelen in Milaan , Pavia en Padua en ten laatste ook van den val van Lode wijk Philippus en de oprichting der republiek. Dit was voor Kossuth en de andere volksleiders in de oosten-rijksche monarchie olie in het vuur; overal kwam men onverholen uit voor hetgeen men wilde, zelfs in de keizerstad Weenen, Daar waren juist de neder-oosteurijksche stenden vergaderd (13 Febr.); de leden der oppositie ver-eenigden zich dadelijk tot vervaardiging van een verzoekschrift aan den keizer om constitutioneele hervormingen en erkenning van het duitsche parlament, dat destijds de leus was van het duitsche liberalisme. Het antwoord der regeering was noch toestemmend, noch weigerend , maar
713
uitstellend; des avonds vormde zich een verbazeude oploop van studenten en werklieden, welke niet alleen de cousti-tutioneele hervormingen, maar met woest geschreeuw de verwijdering van vorst Metternich en de Jezuiten eischten. Voor het gebouw der staatskanselarij werd eene militaire afdeeling beleedigd, waarop deze vuur gaf op de dicht opeengepakte menschen; 5 vielen dood neder, verscheidene waren gewond eu de anderen vluchtten naar alle kanten heen. Het oproer verspreidde zich in de andere deelen dei-stad ; het volk woedend en gewapend met al, wat bij de hand was, geraakte op vele plaatsen handgemeen met de gewapende macht, op de meeste plaatsen behield deze de bovenhand , maar dreigender werd de volkswoede. Intusschen bestormden deputaties van alle soort den keizer, deze gaf toe , liet de militairen aftrekken , stond de volkswapening , de vrijheid der pers en van vereeniging toe, ook Metternich, die lang geaarzeld had, legde zijn ambt neder, waarop de gewapende burgers en studenten het eerst opgehitste volk weer tot rust brachten.
Thans stelden ook de Hongaren hunne eischen: zelfstandigheid van Hongarye met kroonvereeniging en eigen ministerie ; het werd hun toegestaan , zoodat de eenheid van het leger en de staathuishouding verbroken was. Voor Kossuth en zijne partij was dit echter niet genoeg, zy namen het aan om er wapenen van te smeden ten einde de volledige scheiding te bewerken ; de hongaarsche volksleider stond in voortdurende verstandhouding met de italiaansche mannen en in Weenen zelf had hy zijne lieden in dienst, welke, door bestendig woelingen te verwekken, zorgde dat de regeering niet tijdig en met kracht kon optreden. En dit gelukte hem maar al te goed; de door den keizer op den 2G April verleende staatsinrichting werd door do woelzieken juist tot een nieuwen opstand aangewend. De nationale garde en het academisch legioen, hetwelk behalve de studenten, verschillende bestanddeelen in zich had opgenomen en over de arbeidersklassen beschikten, eischte in Mei eene kieswet zonder census en eene constitueerende rijksvergadering met eene kamer. De keizer, zich niet langer meer aan de-
714
moustraties durvende blootstellen, begaf zich den 17 Mei naar Innsprück in zijn getrouw Tyrol; den SO^verklaarde hij de beweegredenen van dezen stap en benoemde den aartshertog Johann tot zijn plaatsvervanger, terwijl hy niet meer in Weenen zou terugkeeren, voor dat de rust en orde hersteld zonden zijn. Intusschen had zich het studentenlegioen alle gezag aangematigd en toen de regeering het wilde ontbinden verzette het zich , ondersteund door het volk , krachtig ; barricaden verschenen op nieuw, de burger garde sloot zich bij hen aan en zoo kregen zij, wijl de militaire macht, om bloedvergieten te vermijden, niet toetastte, als het ware de regeering in handen. Treurig was de toestand der keizerlijke monarchie: Italië in vollen opstand , Hongarije gescheiden en de overige kroonlanden allen wijfelend. In Bo-heme echter ging het anders. In Praag, de hoofdstad, wilden de democraten en het studentenlegioen naar het voorbeeld van Weenen te werk gaan; maar de bevelhebber van Praag, vorst Alfred von Windischgraz liet zich zoo gemakkelijk niet uit het veld slaan. Toen den 12 Juni de opstand in de Altstadt uitbrak en barricaden opgericht werden, liet de vorst zijn batterijen in de straten werken, en wel zoodanig, dat de burgers, om hunne eigendommen niet plat geschoten te willen hebben, zich haastten de barricaden omver te werpen en uiteen gingen, zoodat de rust weldra hersteld was. Gelukkig voor de oostenrijksche monarchie , dat de Hongaren ook Croatie, Slavonië en Dal-matie en de andere Donau streken in hunne scheiding wildon medeslepen en over hen gezag uitoefenen; wel hadden zy ook hervormingen geeischt, maar wilden toch geen Hongaren worden, üe keizer vond in den veldmaarschalk, den banus van Croatie, Dalmatië en Slavonië, Jellachich, een getrouwen en bekwamen veldheer.
Intusschen deed de hongaarsche rijksdag den laatsten stap tot eene volkomene scheiding ; hij schiep namelijk eigen papieren geld, organiseerde eene sterke landweer en beval der slavische bevolking welke zich niet met Hongarije wilde vereenigen, met de wapenen daartoe te dwingen, üe keizer, dien de Hongaren nog altijd hun koning noemden, kon natuur-
715
lijk niet toegeven , dat zij op eigen gezag den oorlog zouden voeren tegen medeonderdanen, die hun keizer en koning getrouw bleven en sloot zich nauw bij de slavische stammen aan. De Hongaren integendeel verlangden, dat de keizer de onderwerping zou bevelen en hunne ministrieele maatregelen goedkeuren; de spanning werd hoe langer hoe grooter en eindelijk wilde de keizer geen hongaarsch ministerie meer erkennen. Kossuth had den bamis bij zijn afscheid te Pesth verklaard, dat de strijd tusschen de Hongaren en Croaten aan de Drave zou beslist worden, waarop Jella-chich had geantwoord »aan den Donauquot;. En werkelijk rukte hij den 11 Sept. met een aanzienlijk leger Hongarije binnen en drong tot in de nabijheid van Ofen door. Bij Velencze leed hij den 29 een tamelijk verlies aan gevangenen , waarop hij zich naar Weenen wendde, waar hij voor het oogenblik noodzakelyker was dan te Ofen. In dientus-schentijd had de keizer tegen het drijven van den hongaar-schen rijksdag beslissende stappen gedaan: den 25 Sept. zond hij den graaf Lamberg als commissaris en opperbevelhebber naar Pesth, deze werd echter den 29 door eeue bende op den klaren dag in de openbare straat vermoord en de rijksdag verklaarde Jallachich buiten de wet; de keizer daarentegen benoemde hem tot opperbevelhebber met uitgestrekte macht, beval de ontbinding van het ministerie en den rijksdag en gaf aan den graaf Reksey de volmacht om een nieuw te vormen (3 Oct). Nu bleef er voor den rijksdag van Kossuth geen middelweg over, hij moest kiezen tusschen oproerig verzet en gehoorzaamheid. Kossuth was reeds lang daarop voorbereid en aarzelde geen oogenblik; hij had in Weenen zijne lieden en met dezen speelde hij tegen de keizerlijke regeering het gevaarlijkste spel. — Daar hadden zich den 22 Juli de vrijgekozene afgevaardigden vergaderd en op hunne bede was de keizer den 12 Aug. naar Weenen teruggekeerd; maar moest van die vergadering eischen aanhooren, welke alle palen te buiten gingen. Daarenboven werkten de agenten van Mazzini en Kossuth op ongeloofelijke wijze. Den 12 en 13 Sept. hadden er weder oproerige bewegingen plaats in Weenen en toen den
716
5 en 6 Oct. troepen naar Hongarije moesten vertrekken, weigerde een gedeelte te gehoorzamen en wilden zelfs, ondersteund door het gepeupel, den goeden beletten aan het bevel gevolg te geven. Een oproer brak ten gevolge daarvan in de binnenstad uit; de oude generaal Latour, minister van oorlog, die het afmareheeren der troepen naar Hongarije bevolen had , werd als verrader opgezocht eu door de wacht slecht bewaakt, wreeddadig vermoord en nog als lijk dierlijk mishandeld; ook het tuighuis werd opengebroken en de wapenen aan het gepeupel rondgedeeld. Greneraal Auersperg verliet met zijne soldaten de stad en nam zijn verblijf in het door prins Eugenius gebouwde slot Belvedere De 6 Oct. was voor Kossuth en medesamenzweerders gelukt ; de opstand had den strijd op leven en dood begonnen , er was geen middelweg meer open. — Den 7 Oct. vertrok de keizer van Schönbrunn naar Olmütz en verklaarde in eene proclamatie zijn vast besluit om aan de omwenteling in Weenen en Hongarije een einde te maken en de moordenaars van zijne getrouwe dienaars Lamberg en La-tour te straffen en vorderde alle trouwe Oostenrijkers op om zich om hun keizer te scharen. Den 16 Oct. gaf hij het opperbevel aan Windischgratz over het leger, dat op Weenen moest aanrukken ; voor de stad vereenigde dat zich met Auersperg en Jallachich en verlangde van Weenen onbepaalde onderwerping, algemeene ontwapening, sluiting der hoogeschool, het stellen van gijzelaars en uitlevering der raddraaiers. Er kwam een weigerend antwoord, dat trouwens te wachten was; want de stad bevatte zoo vele vreemdelingen en schuldigen. dat de betere burgers, door de hevigste bedreigingen verschrikt, niets durfden uitrichten ; van voorwaarden of schikkingen wilde de opperbevelhebber niets weten. Den 24 Oct. begonnen de operaties, den 28 waren de voorsteden genomen, den 30 werd het hongaarsche korps, waarbij Kossuth zich bevond, echter niet om te vechten, bij Schwechat geslagen, den 31 de burgtoren met storm genomen en denzelfden avond waren de troepen meester van de geheele stad. Vele vreemden en woelgeesten waren reeds gevlucht, anderen hielden zich
717
verborgen; van de gevangenen werden er eenige dadelijk doodgeschoten, daaronder ook Robert Blum, die zich als medelid van het franktbrter parlement voor onschendbaar geloofde en in deze meening naar Weenen gekomen was om de omwenteling door woord aan te vuren. De nationale garde en het studentenlegioen werden ontbonden, en de stad in staat van beleg verklaard.
Den 15 Nov. werd de rijksdag te Kremsier in Moravië geopend, den 21 een nieuw ministerie benoemd met vorst Felix von Schwarzenberg aan het hoofd, en den 2 Deo. legde de keizer de kroon neder ; ook de aartshertog Frans Karei deed afstand van de opvolging en daardoor beklom zijn 18 .jarige zoon Frans Jozef 1 den troon. De jonge keizer nam eene zware taak op zich. Het rijk moest naar de nieuwe orde van zaken opgebouwd, en den vrede hersteld worden, waartoe hij binnen- en buitenlandsche vijanden moest bestrijden. De rijksdag te Pesth erkende den nieuwen keizer niet. Eerst den 15 Dec. was Windisch-grütz in staat den hongaarschen veldtocht te openen; over Presburg en Raab (27 Dec.) rukte hij, na de zegevierende gevechten bij Babolna en Moor op Pesth los, dat hij den 5 Jan. 1849 bezette. De rijksdag was in tijds naar De-breczin gevlucht en het hongaarsche leger nam achter de Theiss zijne stelling en werd dagelijks versterkt door nieuwe Honvedbattaillons en huzarenregimenten.
DE OMWENTELING IN BERLIJN.
Den 11 April 1847 verklaarde de koning nog in zijne troonrede bij het openen van den landdag aan de afgevaardigden: »Het is uwe roeping niet, meeningen te vertegenwoordigen , of tijd en school-ideün te doen gelden. Dezen zijn volkomen ouduitsch en boven alles onbruikbaar voor het welzijn van het geheel; want zij moeten noodzakelijk tot verwikkelingen met den kroon leiden, welke volgens de wetten van God en het land en volgens eigen vrije bepalingen regeeren moet en niet volgens den wil eener
718
meerderheid. Ik zou U hier niet geroepen hebben als ik den geringsteu twijfel gekoesterd had, dat gij de rol zoudt willen vervullen van de zoogenoemde volksvertegenwoordigers.quot; Zoo gerust was de koning nog, en zoo onbekend liet de hofparty hem met den wezenlijken stand der zaken, ofschoon zij zeer goed begreep, dat de tijd van den adel-regeering voorbij was en het vaderland onmogelijk den storm, die rondom reeds woedde, anders kou vermijden dan door in tijds hervormiugeu te geven. Daarenboven reikten de geheime draden van het geheime verbond der samenzweerders van Italië enZuid-Duitschlaud ook tot in Prui-seu uit. Behalve de pruisische volksmannen zelveu, bevoud zich hier ook een heir van geheime agenten, die zich tot taak stelden het volk op te ruien, en uiet alleen in Berlin, maar vooral in de provincies; van daar, dat terwijl men in de hoofdstad zelfs geen vermoeden nog had van het dreigende gevaar, hadden er reeds onrustige bewegingen plaats in het begin van Maart 1848 in Keulen, Dusseldorp, El-berfeld. Maagdenburg, Breslau , Danzig en Koningsbergen; hier en daar moest de gewapende macht zelfs krachtdadig optreden ; het regende verzoekschriften aan den koning om algemeen stemrecht, vrijheid van godsdienst en drukpers, volkswapening, volksvertegenwoordiging , verantwoordelijk ministerie enz. En eindelijk sprong ook de omwentelings-mijn te Berlijn. Reeds van den 6 Maart af hadden er hier en daar in koffie- en bierhuizen, in en buiten de stad, vergaderingen plaats, waarin de zaak der hervormingen op min of meer hoogen toon besproken werd. Aanvankelijk bestonden die vergaderingen uit studenten, geletterden, jonge advocaten e. a. allengs trok men het volk, vooral de werklieden er ook bij, terwijl het den volksredenaars niet aan vuur ontbrak om de aanhoorders in vlam te brengen.
Van den 13 tot 16 Maart wiesen de bijeenkomsten tot vervaarlijke volkshoopen aan, welke nu en dan reeds in onaangename aanraking kwamen met de politie en de militaire macht; het werd reeds duidelijk, dat men stelselmatig te werk ging; de avonden werden woelig, men hoorde reeds kreten van weg met het ministerie, volkswapening
719
e. a., toen eensklaps het bericht van de omwenteling van Weenen kwam , welke het volk in de grootste opgewondenheid bracht. Na de tijding van Weenen was het den koning duidelijk, dat hij den stroom niet meer zou kunnen bedwingen, hij scheidde zich van zijne raadslieden af en stelde zich aan het hoofd der beweging. Den 17 verklaarde hij bij eene proclamatie aan zijn bemind volk : de hervorming van den duitschen bond, vrijheid van drukpers enz. en opening van den landdag den 2 April. Jubelend werd dit door het volk ontvangen on duizenden »Lebe hoch\'squot;, vervulden de lucht. Den volgenden middag verzamelden zich eene onafzienbare schaar van menschen voor het koninklijke slot om den koning hunne vreugde over zijne concessies te komen betuigen en met een daverend gejuich werd hij op het balcon begroet, maar midden dit gejubel, lieten zich de wanklanken hoeren van »weg met de militairen ! Wij vragen den koning onzen heer, te gelasten dat zij binnen rukken !quot; De koning weigert dit, en nu ontstaat er een hevig geschreeuw en gedrang; de dragonders, die voor het slot geplaatst zijn bewegen zich om de massa terug te zetten; terwijl tegelijk eene compagnie infanterie uit het hoofdportaal rukt om van daar ook de menigte te verdrijven en ongelukkig gaan twee geweren af, hoewel zonder iemand letsel te doen. Nu verhief zich een woedend geschreeuw: «wij zijn verraden ! men schiet op de burgers! onze broeders worden vermoord ! verraad! te wapen!quot; zoo vluchtten allen en snelden in de straten der stad; in een oogenblik was men gewapend , bouwde barricaden, bezette de huizen tot op de daken en wachtte den strijd af. Te vergeefs werd bekend gemaakt, dat een misverstand, geen bevel de schoten veroorzaakt had; het mocht niet baten, de volksleiders hadden hun doel bereikt, het oproer was begonnen! De barricademannen vochten verwoed , van af de daken regende het moordtuig, veel leden de troepen en toch namen zij barricaden na barricaden ; straat na straat en zouden gewis \'s morgens den 19 het oproer overwonnen hebben, als niet de koning den strijd had doen staken. Deputaties hadden hem bezworen, dat de strijd dadelijk zou ophouden, als de
720
militaire macht verwijderd werd en zoo moesten de soldaten, die den ganschen nacht met plichtgevoel en zelfopoffering gestreden hadden, het kamp ruimen voor de schuldige oproerlingen. Daarop bracht het volk, een treurlied zingende, in optocht de lijken der 81 op de barricaden gevallenen voor het koninklijke slot; de koning was genoodzaakt dezen, met ont-bloote hoofd aan de armen der koningin, in oogenschouw te komen nemen. Alles werd toegestaan, wat men volkswen-schen gewoon was te noemen. Evenzoo werden alle staatkundige gevangenen losgelaten, waaronder 250 Polen. Den 21 verklaarde de koning, dat hij zich aan het hoofd der duitsche nationale beweging stelde en doortrok te paard, versierd met de driekleur, vergezeld door eene jubelende schaar, de straten der hoofdstad. Den 1 April vergaderde de landdag en ontwierp eene kieswet voor de pruisische nationale vex-gadering, welke den 22 Mei geopend werd. Deze constitu-eerende vergadering had een geheel ander aanzien dan de vorige landdagen. Van de eigenlijke hofpartij (de grooten adel), had de prins van Pruisen, bekend als voorstander van het liberalisme, zitting verkregen. De leden bestonden uit alle standen en zij zouden werkelijk veel goeds hebben kunnen stichten, waren zij niet zoo als elders in uitersten gevallen, waardoor zij der goede zaak meer nadeel dan voordeel aanbrachten. Al dadelijk wilde de linkerzijde , dat de vergadering zou verklaren, dat de strijders van 18 en 19 Maart zich verdienstelijk jegens het vaderland hadden gemaakt ; maar zoo ver was de eigenlijke burgerstand nog niet gekomen , want volgens een amendement ging men tot de orde van den dag over. In pruisisch Polen ging het nog anders; hier wilde men geen duitsch zijn en ook niet in den duitschen bond opgenomen worden. De Pruis-Polen grepen den 29 April naar de wapenen, maar werden dooiden generaal Hirschfeld tot hun plicht gebracht; Miros-lawski vluchtte naar elders om daar de omwenteling te dienen. In Berlijn en andere groote steden maakte het volk ruim gebruik van hunne zoogenaamde emancipatie; men kreeg arbeiders-vereenigingen van alle soort. Wat de linkerzijde in de nationale kamer wilde, vond daar buiten bij het volk
721
steun. Vele leden der rechterzijde, die wezenlijke hervorming in constitutioneelen zin wilden, maar geen gepeupel-regeering, werden met den dood bedreigd, terwijl de linkermannen al verder en verder gingen : uit den koninklijken titel moesten de woorden bij de genade Gods vervallen, adel en ridderorden afgeschaft worden ; het werkvolk eischte van den staat de zorg voor de opvoeding hunner kinderen on zoo honderd andere dwaasheden meer. De regeering scheen niets ernstigs tegen de woelingen te willen ondernemen en de houding af te wachten van den eigenlykeu burgerstand, waarvan zich een gedeelte in Maart had doen medeslepen, maar nu begon in te zien, dat die democratie toch ook niet alle roze kleuren had ; hij werd de baldadigheid, evenals wij elders gezien hebben, van het gepeupel moede. Toen dus den 14 Juni het volk, aangezet door de hevige mannen der linkerzijde en aangevoerd door hunne geheime handlangers, het onbewaakte tuighuis bestormde , de wapenen ronddeelde en de tooneelen van 18 en 19 Maart dacht te herhalen, vond het geen steun bij de burgerij; want de kwellingen der anarchie drukten juist op al, wat goed gezind was. Tot eindelijk de koning den 2 Nov. een nieuw ministerie Brandenburg-Manteuffel benoemde, hetwelk de goeden met blijdschap begroetten en hoopten, dat het nu den koning toch ernst zou worden om aan de voortdurende woelingen een einde te maken. Deu 8 Nov. werd de nationale vergadering, welke als in een jacobijnen-club veranderd was, verdaagd tot den 27in de stad Brandenburg, waarop de rechtschapen en vaderlandslievende leden oogenblikkelijk de zaal verlieten; de oppositie echter, onder een zekeren heer von Unruh als voorzitter, weigerde te gehoorzamen en zette hunne zitting voort; maar den 10 trok de oude generaal Wrangel met 15 000 vertrouwde soldaten Berlijn binnen, en den 12 werd Berlijn in staat van beleg verklaard. Der oppositie, welke deu 15 Nov. den Pruisen geboden had geen belasting meer te betalen, werd, nadat zij het op verschillende plaatsen in de stad beproefd had , het vergadering houden belet; waarop een gedeelte van hen met hun president von Unruh aan het hoofd hetzelfde te Brandenburg beproefde, toen de koning eindelijk den 5 ALG. GESCH. 40
722
Dec., om aan al het gewoel eeu einde te maken, wel genoodzaakt was de nationale vergadering te ontbinden en tegelijk uit eigen macht eene constitutie te geven, welke hij ter herziening aan de nienw te kiezen kamer den 26 Febr. 1849 zou aanbieden.
EERSTE DEENSCHE OORLOG OVER SLEESWIJK-HOLSTE1N.
Sedert jaren bestond er reeds hevige spanning en een geest van ontevredenheid bij Sleeswijk-Holstein tegen Denemarken ; den koningen van het laatst genoemd rijk was het niet genoeg deze duitsche hertogdommen ais hertogen te besturen; zij wilden hen tot deensche provincies maken , daartoe stelden zij alles in het werk om het duitsche element te vernietigen; het land werd overstroomd door deensche ambtenaren, de duitsche taal en zeden zelfs moesten verdrongen worden. Daartegen verzette zich de duitsche bevolking der hertogdommen met kracht, en toen nu Chris-tiaan VIII den 20 Jan. 1848 stierf, en opgevolgd werd door zijn zoon Frederik VII, welke reeds den 26 eene voorloo-pige constitutie gaf gezamenlijk voor Denemarken en de hertogdommen, kantten de laatstgenoemden zich sterk daartegen. Wel kozen zij afgevaardigden voor den vereenigdeu deenschen landdag, maar om gezamenlijk tegen de constitutie te protesteeren en eene bijzondere voor de duitsche hertogdommen te eischen. In dien tusschentijd waren de omwentelingstormen over Europa losgebroken , ook de Sleeswijk-Holsteiners werden er door beroerd. Den 18 Maart had te Rendsburg eene vergadering plaats van afgevaardigden uit de beide hertogdommen, waarin besloten werd eene deputatie naar koning Frederik te zenden, om behalve eene afzonderlijke wetgeving ook den koning te verzoeken de noodige stappen voor beide hertogdommen te doen ten einde in den duitschen bond opgenomen te worden. De deputatie kreeg een ongunstig antwoord en tegelijk zond de regeering eene sterke troepenafdeeling naar Sleeswijk, hetwelk de Denen voornamelijk reeds voor deensch hielden. Daarop
723
trad in Kiel eene voorloopige regeering voor Sleeswijk-Holstein te zamen, een medelid hiervan was prins Frede-rik van Sleeswijk-Holstein-Koer, jongere broeder van den hertog van Augustenburg. Prins Frederik ontrukte den Denen by verrassing den 24 Maart de vesting Kendsburg ; met alle inspanning werd er een legertje van 7000 man te zamen gebracht en naar Sleeswijk gezonden, hetwelk den 8 en 9 April bij Bau en Flensburg door een dubbel zoo sterk leger der Denen geslagen werd. Tengevolge van een besluit des duitschen bonds van den 3 April, rukte een pruisisch leger ouder aanvoering van den generaal Wrau-gel op, sloeg de Denen den 23 bij Sleeswijk en bestormde het Dannewerk (eene rij sterke verschansingen). In Mei bezetten de Pruisen bijna geheel Jutland, maar nu voegden zich bi] de deensche strijdmacht ook zweedsche en noorweeg-sche vrijscharen, daarby gaven Engeland eu Rusland ook uiet onduidelijk te kennen, dat zij uiet genegen waren het besluit van het duitsche voor-parlement voor Sleeswijk in den duitschen boud op te nemen en te erkennen, waarop het duitsche centraal bestuur (de rijksbestuurder en zijn ministerie) aan Pruisen de volmacht gaf te onderhandelen en door bemiddeling vau Zweden kwam den 26 Aug. de wapenstilstand van Malmö tot stand, tengevolge waarvan Jutland geruimd werd en de Denen hunne verschanste stellingen bij Düppel, den Brückeukopf op het eiland Alsen behielden. Er verhief zich wel is waar in de Paulskerk een verschrikkelijke storm tegen den wapenstilstand, welke iu alles ten voordeele van Denemarken was; maar meu kon toch ook niet vorderen, dat Pruisen zich aan een oorlog zou wagen tegen de groote mogendheden. Deu 22 Oct. 1848 trad de voorloopige regeering der hertogdommen af eu werd vervangen door eene andere, welke bepaald was bij de voorwaarde des wapeustilstands, met den graaf Kevent-low aau het hoofd.
724
REPUBLIKEINSCHE BEWEGINGEN IN BADEN.
Wel was geheel Duitschland, van den grootsten tot den kleinsten staat, in rep en roer om te hervormen en constituties te maken, doch niets meer; men wilde zijn vorst of koning nog behouden; alleen in het groot-hertogdom Baden hoorde men van de republiek, eu geen wonder ook, het grensde in zgne geheele uitgestrektheid aan Zwitserland en Frankrijk, en kreeg van daar uit alle lessen eu hulp om eene zusterrepubliek te worden, ongelukkig had men gerekend, dat geheel Duitschlaud zich tot dat schoone zou laten verleiden; dit bleek al ras, toen Struve, een advocaat, en lid van het voor-parlement in de vergadering te Frankfort het eenvoudig voorstel deed om de monarchiën in Duitschland af te schaffen , dit voorstel werd trouwens eenvoudig op zijde gelegd; evenzoo dat van den advocaat Hecker, om het voor-parlement permanent te verklaren. Hecker keerde in de grootste verontwaardiging naar Mannheim terug, met het voornemen, om behalve al de gewone eischen des tijds, van uit Baden de republiek aan geheel Duitschland te bezorgen, lutusschen had de regeering ook reeds hare maatregelen genomen. In alle steden des lands ontstond de hevigste beweging, overal hadden gewapende bijeenkomsten plaats om hunne eischen klem bi] te zetten. De advocaat Hecker vond evenwel in Mannheim zelf de ge-wenschte opwekking niet, waarop hij naar den linker rijnoever tot Constanz reisde en bracht met veel moeite 200 man te zamen, waarmede hij het meer langs trok, hier en daar sloten zich geestverwanten en landloopers bij hem aan en eindelijk ook de advocaat Struve met eene dergelijke bende. Zij hadden het plan om over Donaueschingeu door het Höllenthal naar Freiburg te trekken ; maar wurtemberg-sche troepen verhinderden dit, zoodat zij de zwitsersche grenzen hielden.
In Waldshut kwamen Hecker, Struve en Sigel, een baden-sche luitenant, met hunne vrijscharen te zamen, waarbij zich hier ook de rijke waard Weishaar uit Lottstetten met eene troep voegde. Eene schaar onder Sigel trok over Stühlin-
725
gen naar St. Blasius, terwijl Hecker met de hoofdmacht zich in de richting van Kandern en Schliengen bewoog. Op den morgen van den 2 April stond de heckersche schaar omtrent 1200 man sterk bij Kandern , toen zij bericht kreeg van het naderen der troepen onder den generaal von Gagern, deze verzocht een gesprek met Hecker, hetwelk in de nabijheid der beide legerkampen plaats had. Nadat de generaal von Gagem tevergeefs beproefd had Hecker van zijne dwaze onderneming af te brengen, keerden beiden naar hunne troepen terug. Weldra stonden zij tegenover elkander, de vrijscharen riepen tot de soldaten, »schiet niet op uwe broedersquot;! zelfs verlieten eenigen hunne gelederen om de soldaten tot hun gevoelen over te halen , toen von Gagern zich voor het front zijner troepen plaatste, hen met ernstige woorden hun plicht voor oogen stelde, en eensklaps geweerschoten afgingen en de geueraal, door drie kogels getroffen, dood van zijn paard viel. Zijne soldaten , verbitterd over den verraderlijken aanval op hun aanvoerder, grepen naar hunne wapenen en dreven de vrijscharen in een oogenblik op de vlucht. Hecker zelf ontsnapte slechts met moeite, en redde zich in Zwitserland. Struve zat eeuige uren in Sackingen gevangen, maar werd weder losgelaten, omdat vluchtende vrijscharen het stadje in brand dreigden te steken. Den 23 April werden de vrijscharen van Sigel en Weishaar door de badensche en hessische troepen overhoop geworpen en het gebergte ingejaagd. Tot ondersteuning dezer opstanden kwam Herr-wegh, die zich in den laatsten tijd te Parijs had opgehouden , met eene schaar van omtrent 900 duitsche handwerksgezellen , waarbij zich ook fransche en poolsche omwentelingschreeuwers gevoegd hadden, op Baden af. Hij trok niet ver van Bazel over den Rijn, maar werd by Dos-senbach door een wurtembergsche compagnie soldaten verslagen en uiteengejaagd; hij zelf, die zoo veel van sterven voor de vrijheid, zooals al die schreeuwers, gezongen had, nam laf de vlucht en verstomde sedert in verzen en prosa.
Het woelen hield niettegenstaande al deze mislukkingen niet op. Hecker, Struve en vele andere vluchtelingen huis-
726
den en stookten op den zwitserschen bodem, gaven eene conrant uit, welke zij over de grenzen wisten te krijgen, hielden gemeenschap met hunne geestverwanten, kochten wapenen, en achtten dus de zaak nog gansch niet verloren. Het zwitsersche eedgenootschap verhinderde niets en in Baden zelf was, inweerwil van de nederlagen der vrij-scharen, door de vele vertakkingen der republikeinen de ware reactie niet ingetreden. Daarenboven hadden de omwentelingshelden eene lente van hoop voor zich, omdat in Weenen en Berlijn de regeeringloosheid nog haar zetel had. Tegen den herfst, na den wapenstilstand van Malmö, maakten zij zich tot eene nieuwe poging gereed. Aan de Bodenzee en den Boven-rijn ging plotseling het gerucht, dat het parlement te Frankfort door het volk uiteen was gejaagd, en het de republiek wilde; werkelijk zooals wij weten, hadden er den 18 Sept. onlusten plaats en werden Lichnowsky en Auerswald vermoord , en nu kwam ook Struve uit Zwitserland over den Rijn naar Lörrach, riep de republiek met gelijkheid, vrijheid, welstand en gelijk genot voor allen uit, rukte met zijne schaar landwaarts in, inaar vond weder weinig aanhang en werd bij Staufen door de badensche troepen aangevallen en uiteengejaagd. Hij zelf werd te Wehr bij Sückingen door de boeren gevangen en later tot vier jaren tuchthuisstraf veroordeeld. Hiermede had ook dezen sep-tember-strijd der onruststokers zijn einde; want de scharen, welke andere aanvoerders, zooals Doll en Willich , in het Zwarte-woud hadden samengebracht, liepen, toen de jobs-tijdingen aankwamen, met massa\'s uit elkander.
DE NEDERLAGEN DER EUROPEESCHE OMWENTELINGEN IN 1849.
FRANKRIJK.
Men verhaalt, dat vorst Metternich in het jaar 1848, toen de golven der omwenteling het hoogst gingen, zou gezegd hebben: «Frankrijk zal het eerst weder tot rust komenquot;, en dit werd ook bevestigd. De president Lodewijk
727
bonaparte begon zijne regeering op een voor hem niet ongunstig tijdperk: de rooden met al hun aanhang neergeworpen en de vrienden van orde meer dan immer gereed om elke uitspatting te onderdrukken; wel lieten de verschillende partijen zich in de nationale vergadering hooren en schreven vele leden zelfs der republiek geen lang leven toe. De roodeu hielden het daarom voor noodzakelijk , door een levensteeken het bewijs van de macht der repu-blikeinsche partij te.geven, maar de bevelhebber van Parijs, de generaal Changarnier, overtuigde hen den 29 Jan. 1840, dat dergelijke bewijzen door de militaire macht niet geduld werden en dat er van verbroedering met de troepen geen sprake meer was. De constitueerende vergadering eindigde hare lange beraadslagingen over de kieswet en stemde den 15 Maart voor het algemeene stemrecht; den 20 Mei ging zij uiteen en maakte plaats voor de wetgevende vergadering (Assemblée legislative). Ofschoon deze uit het algemeen stemrecht te voorschijn kwam, was zij toch in meerderheid niet republikeinsch, maar monarchaal; Thiers, Bai\'rot, Berryer , Bugeaud en andere bekende namen verschenen weder, en de keus van Dupüi tot president bewees ten volle van welken geest deze republikeinsche wetgevende vergadering zijn moest. Nog duidelijker deed dit zich kennen uit Frankrijks buitenlandsche staatkunde: de badensche en italiaansche revolutionairen wendden zich te vergeefs tot Frankrijk om hulp, en de romeinsche republiek werd dooide wapenen van de frausche republiek omvergeworpen. Vooral de interventie in Rome maakte de linkerzijde der kamer woedend; den 14 Juni onder anderen was de zitting onstuimig: Ledru-Kollin beklom het spreekgestoelte en eischte de inbeschuldigingstelling van den president en zijn ministerie, doch onder hevig geraas en bedreigingen werd de interpellatie op zijde gelegd. Nu grepen de ultrarepublikeinen weder tot het laatste middel; in een manifest aan het volk en het leger herinnerden zij aan de sympathie der Franschen voor de vrijheid der volken, en hielden den 18 Juni eene processie naar de woning van den president en het paleis der Bourbons, waar de wet-
728
gevende vergadering hare zitting hield. Een verschrikkelijke massa inenschen was er op de been, bedreigingen bleven niet uit; maar de generaal Changarnier drong den opeen-gepakten zwerm zoo dicht op elkander, en de soldaten toonden zulk eene neiging om het nogmaals met de straatvechters af te maken, dat de meesten blijde waren ongeschonden het hazenpad te kunnen kiezen. Ledru-Rollin, Caussidièré e. a., die in 1848 niet hadden beschuldigd kunnen worden, namen nu de vlucht naar Engeland. Parijs en tien departementen werden in staat van beleg verklaard; want ook in andere steden, zoo als Lyon, Nancy en Orleans enz. hadden oproerige bewegingen plaats gehad. Meer dan honderd leden der bergpartij (zooals zij zich zeiven noemden) werden in staat van beschuldiging gesteld; ook verscheen er eene wet tegen de clubs en de dagbladen. De natie over het algemeen was met den afloop zeer te vreden, zy waren nog niet vergeten; wat het zeggen wilde door het volk geregeerd te worden. Er waren er wel , die de tusschenkomst van Rome afkeurden, maar de meeste burgers en al het landvolk juichten den president toe, dat hij den H. Stoel beschermde en Frankrijk als een katholiek rijk liet handelen.
ITALIË.
Den 1 Jan. 1849 sprak Pius IX den ban uit over de Romeinen , welke aan de constituente zouden deel nemen, hetwelk evenwel de omwentelingsmannen niet afschrikten. Rome was de verzamelplaats der vermetelste revolutionairen geworden, ook Garibaldi had zich daarheen gewend en werd tot opperbevelhebber gekozen. Den 5 Febr. had de opening der constituente plaats en den 9 verkondigde zij de romeinsche republiek. Hetzelfde geschiedde in Toscane; de groothertog was den 7 gevlucht en den 8 vormde zich eene voorloopigc regeering en den 18 werd de republiek afgekondigd. Voor Karei Al-bert waren deze omwentelingen allernoodlottigst. Zij spraken allen hunnen haat uit tegen Oostenrijk. De aanvoerders
729
eischten 30 000 man om Venetië te ontzetten. Wel was de koning hun bondgenoot; maar aarzelde toch om nogmaals|tegen Oostenrijk op te trekken, ofschoon de republikeinsche propaganda ook in zijn eigen rijk veld had gewonnen en hem dreigde de kroon van het hoofd te rukken, als hij niet spoedig de wapenen opnam, want begon Garibaldi den oorlog tegen Oostenrijk , dan zou het in Turijn en Genua weergalmen van het geschreeuw ^oorlog tegen de barbaren!quot; Zijn minister Gioberti wilde in Toscane en den Kerkelijken Staat met een leger onder den generaal de la Marmora tus-schen beiden komen , maar men begreep toch ook, dat het voor den beschermer der italiaansche omwentelingen moeie-lijk was tegen de italiaansche omwentelingen op te treden. Er bleef dus voor den koning geen andere keus over dan den oorlog tegen Oostenrijk, trouwens hij had daartoe reeds uitrustingen gemaakt; door den drang der gebeurtenissen werd hy er nu slechts door overvallen, üen 12 Maart zeide Ka-rel Albert den wapenstilstand op , hetwelk met den grootsten jubel door het oostenrijksche leger begroet werd. Dit was niet zoo sterk als het piemonteesche, maar brandend van verlangen om zich met de Italianen te meten. De koning van Sardinië wilde van den Tessino af, recht op Milaan en de beide üanken van het oostenrijksche leger losgaan; onkundige spionnen hadden hem bericht dat lladetzky op den terugtocht naar de Adda was. Maar de oude veldmaarschalk was den 20 Maart den Tessino bij Pavia en andere punten reeds overgetrokken en stond eensklaps iu de rechterflank van het vijandelijk leger. Karei Albert moest terugkeeren en kon alleen door een gewonnen veldslag zijn tegenpartij den weg naar Turin verhinderen. De eerste gevechten vielen echter al dadelijk slecht voor de Sardiniërs uit; bij Mortara versloeg de generaal d\'Aspre twee piemonteesche divisies (21 Maart), denzelfden dag dreef de luitenant-veldmaarschalk Wohlgemuth een vijandelijk leger naar Bigevano terug, waarheen zich de poolsche generaal Chrzanowski ook met eene sterke macht begeven had, maar op het bericht van de nederlaag bij Mortara wendde Karei Albert al zijne strijdkrachten tegen N ovara, waar hij iu eene gunstige
730
stelling den hoofdslag aannam. Hij werd den 23 geleverd; d\'Aspre begon den strijd \'s morgens tegen 11 ure, met slechts 20000 man, dewijl hij meende niet de vijandelijke hoofdmacht voor zich te zullen hebben, tot 3 ure behield hij het veld tegen de overmacht, zijne vermoeide soldaten begonnen door den aandrang der vijandelijke macht reeds te wijken, toen juist het oostenrijksche reserve-leger in snelpas te hulp kwam aanrukken en inweerwil van den dappersten tegenstand der Sardiniërs, tegen het vallen van den avond de volkomene overwinning behaalde. Karei Albert had zich aan het vuur blootgesteld, als iemand, die den dood zocht; hij zag de onmogelijkheid in den vijand den weg naar Turijn te verhinderen en evenzoo was hij overtuigd, dat hij na zijne trouweloosheid en vijandelijkheid tegenover Oostenrijk en bij zijne stelling, welke hij in de italiaansche omwenteling had ingenomen , geen koning meer kon blijven , nadat hg tweemalen en de laatste keer zoo snel en zoo beslissend was geslagen geworden. Nog des avonds legde hij zijne kroon ten gunste van zijn zoon, den hertog van Savoijen, Victor Emanuel , neder, verliet Italië en ging rust zoeken aan het westelijke einde van ons werelddeel, aan het strand des Oceaans, te Oporto, waar hij reeds den 28 Juli stierf. De nieuwe koning sloot, na eene persoonlijke samenkomst met Radetzky, den 26 een wapenstilstand, waarbij hij plechtig beloofde, den vrede met den keizer op duurzame grondslagen te willen sluiten, welke den 6 Aug. tot stand kwam. Victor Emanuel betaalde 57 millioen francs voor oorlogskosten en zag van alle aanspraken zijns vaders af. In 6 dagen had Radetzky den veldtocht volbracht en mocht dus met Cesar schrijven veni, vidi, vici.
Lombardije was, inweerwil van den roep tot omwenteling rustig gebleven. Brescia alleen maakte eene uitzondering en diende tot verzamelplaats voor de vrijscharen uit Veltlin en het gebergte. Generaal Haynau vorderde de stad te vergeefs op, het bericht van den slag bij No-vara werkte evenmin, omdat de revolutionairen niet geloo-ven wilden aan zulk eene snejle beslissing, eh zoo bleef er geen ander middel over dan de bestorming. Eene zwakke
731
brigade voerde (1 April) dezen in weerwil van den wanho-pigsten tegenstand, welke de oproerigen boden, uit. De oproerlingen vermoordden de gevangenen en de gewonden, welke in hunne handen vielen , daarom gaven de soldaten ook geen pardon; maar doodden ook allen, die in hunne handen kwamen en Brescia had het alleen aan de tucht, welke aan het oostenrijksche leger eigen is, te danken dat het niet geplunderd en verbrand werd. Modena en Parma werden door oostenrijksche troepenafdeelingen bezet en keerden tot gehoorzaamheid onder hunne vorsten terug. Ook Toscane, nadat Livorno den 11 Mei met storm genomen werd; en de Romagna werd insgelijks door de oostenrijksche troepen bezet.
Nadat Radetzky zich in den rug beveiligd had , wendde hij zijne macht tegen Venetië, welke stad, vertrouwende op de berichten en beloften van Kossuth tot eiken prijs , zooals de dictator Manin verklaarde , tegenstand zou bieden. De belegering van deze eilandstad kostte aan het oostenrijksche leger meer manschappen dan de veldtocht tegen de Piemonteezen, dat niet zoozeer veroorzaakt werd door het vuur, als wel door de koortslucht der lagunen; de soldaten stonden vaak uren in de loopgraven tot aan den gordel in het water , evenwel was hunne volharding en moed onoverwinnelijk. De loopgraven werden tegen het sterke fort Malghera gekeerd en van den 23 tot 26 Mei donderden 100 stukken geschut er tegen aan ; de bommen deden verscheidene kruitmagazijnen in de lucht springen, verbrijzelden twee kazernen , doodden of wondden een derde der bezetting. welke eindelijk in den nacht van 26/27 hare goed verdedigde posten ruimde. Desniettegenstaande zette de ontoegankelijke stad (de prachtige spoorbrug had men gedeeltelijk laten springen) haar tegenstand voort, want zij had eene bezetting van 15000 man uit verschillende streken van Italië. De strenge blokkade evenwel veroorzaakte spoedig gebrek aan levensmiddelen, waarbij zich nog de cholera voegde; en toen eindelijk de oostenrijksche artillerie van den 19 Juli tot den 17 Aug. van tijd tot tijd bommen in de stad zelve wierp, eischten de inwoners van\'Manin, dat hij kapituleeren zou. Den 22 Aug. stond de veldmaarschalk
732
aan de stedelijke regeering de gunstigste voorwaarden toe: de vreemde troepen kregen vrijen aftocht; de bewerkers van den opstand moesten zich verwijderen, alsmede de of-liciers, die tot de Venetiërs waren overgegaan en de overige bevolking kreeg volkomene amnestie. Met den val van Venetië ging voor de omwenteling het laatste rustpunt in üpper-ltalië verloren; want Genua, dat na den slag van jN ovara was opgestaan en de republiek had uitgeroepen, was door den generaal de la Marmora den 11 April bestormd geworden; de ijverigste republikeinen scheepten zich naar Kome in, waar de revolutionaire banier nog uit den top woei.
INTOCHT DER FRANSCHEN IN ROME.
Het geschiedde veel eer uit ^verzucht tegen Oostenrijk en om in den geest der Franschen te werken en ook om voor zyue toekomstige plannen de geestelijkheid op zgne zijde te hebben, dan uit gevoel van godsdienst en liefde voor den stedehouder van Christus, paus Pius IX, dat de president Lodewijk Napoleon met zijne troepen Garibaldi en Mazzini uit Rome liet verdrijven. Den 5 April 1840 landden de fransche troepen, die Rome uit de handen dei-laagste samenzweerders moesten rukken, te Civita Vecchia aan. De bevelhebber der expeditie Oudinot nam in het begin geen vijandelijke houding aan, eer die van gewapenden bemiddelaar , maar toen hij met zijne troepen voor Kome kwam, werd hij met geweerschoten ontvangen en afgeslagen.
Niet beter vielen zijne bestormingen uit van 30 April en 3 Juni. Oudinot was dus verplicht Rome regelmatig te belegeren en hij deed dit, met zooveel omzichtigheid mogelijk , ten einde de aloude, kostbare monumenten te sparen; het kon niet anders of veel moest vernield of beschadigd worden. Oaribaldi leidde de verdediging, en had de beruchtste samenzweerders, republikeinen, vluchtelingen van andere naties enz. onder zijn bevel. De burgers waren volstrekt niet meer ingenomen met het driemanschap Mazzini, Saffi, Armellini; zij ondervonden ras dat het hun geen voordeden aanbracht en hunne vrijheid woeste dwingelandij was, zoo-
733
dat Garibaldi, ofschoon hij zich wel dapper verweerde, ten laatste de onmogelijkheid inzag Rome te behouden; hij kapituleerde en trok met 4000 man af. De Franschen bezetten den 5 Juli Rome. Garibaldi wendde zich eerst naar de Abruzzen, en daar geen aanhang vindende, naar Toscane , steeds de fransche en oostenrijksche troepen ontwijkende, totdat hij eindelijk bereikt en geslagen werd, hij zelf echter ontkwam.
Uit de rest zijner troepen vormden zich rooverbenden , die geheel Italië, maar bijzonder den kerkelijken staat onveilig maakten. Nadat Pius IX vooraf bij een motu pro-prio de noodige hervormingen had gegeven, alsmede eene amnestie, waarvan alleen de hoofden der misdadige beweging waren uitgesloten, keerde hij, onder het gejuich van de geheele bevolking, den 12 April van Gaëta in het ondankbare Rome terug, waar de Franschen bezetting bleven houden , niet om de eigenlijke romeinsche bevolking in rust te houden , maar tegen de nimmer rustende revolutionaire bent.
HONGARIJE.
Een heviger strijd dan Italië vereischte de onderwerping van de krijgszuchtige Hongaren. Vorst Windischgrütz had den 5 Jan. 1849 Pesth en üfen bezet en schoof zijne posten tot aan den Theiss vooruit, vereenigde zich met het leger van den generaal Schlich, die over Kaschau, waar hij den 4 Jan. een insurgentenkorps geslagen had, nader trok. In Februari trok het hongaarsche leger, waarover üembinski het opperbevel voerde, den Theiss over, maar werd dooiden slag bij Kapolna (26 Febr.) teruggedreven. Levendiger was de strijd in Zevenbergen, hier voerde Bem, een dap-père poolsche generaal het opperbevel, hij nam Klausenburg en Kronstadt in (Jan.), sloeg een russisch korps bij Her-mannstadt, hetwelk het zwakke oostenrijksche leger onder generaal Puchuer te hulp was gekomen, dreef beiden in Wallachije (20 Maart) eu volgde zelfs over de grenzen
734
om zoo mogelijk eeue breuk tusschen de Porte en Ruslaud te bewerken.
Wallachije was ook in 1848 opgestaan en had eenevoor-loopige regeering aangesteld, het werd daarop door russische en turksche troepen bezet, welke er zoolang bleven, dat het vorstendom weer in rust en tegelijk uitgeput was. De Turken hadden natuurlijk wel geen goed oog op de Russen, maar lieten zich toch niet door de aanblazingen van Bem en Kossuth tot een oorlog verleiden, tl et hongaarsche leger, hetwelk in strijdkrachten, dat van Windischgriitz ver overtrof, begon den 4 April den aanval door een gelukkig gevecht bij Szolnock, overwon bij Gödöllö en Waitzen en den 26 bij Komorn, welke vesting evenals Peterwar-dein in het Zuid-Oosten niet slechts een steunpunt der opstandelingen was, maar hun ook ruim van geschut en krygs-materieel voorzag.
Den 3 Mei stonden de Hongaren aan den Raab en den 21 bestormde Görgey, die in plaats van Dembinski het opperbevel voerde , de stad Ofen, welke genoraal Hentzi, die hier den heldendood stierf, dapper verdedigde. Zij moest zich overgeven; den 5 Juni hield Kossuth ziju iutocht in de ontredderde stad, hem volgden de rijksdag en do andere leden van het bestuur. En nu overmoedig geworden door het geluk der wapenen van Bem en Görgey, wist Kossuth den rijksdag over te halen het huis Habsburg van den troon vervallen te verklaren, de republiek uit te roepen en zich zeiven tot regeeringspresident te laten kiezen, hoewel er reeds groote verdeeldheid heerschte in den schoot der regeering en vooral tusschen Kossuth en Görgey. lu-tusschen had Oostenrijk de tusschenkomst van Rusland ingeroepen, welke des te lichter daartoe besloot, omdat eene uitbreiding van den hongaarschen opstand, welke ten deele door poolsche veldheereu en officieren werd aangevoerd , voor Rusland zelf dreigend kon worden , van daar dat dit rijk voor eene snelle onderdrukking was. In het begin van Juni reeds stond een russisch leger onder Paskewitsch op de strijdplaats. Vereenigd met den oostemijkschen generaal Wohlgemuth drongen zij den 21 Juni Görgey tot aan de
735
Waag terug; den 22 werd Raab bestormd, den 2 Juli werd Görgey bij Komorn, en van den 15 tot 17 Juli bij Waitzen geslagen, waarop hij zich door eene stoute manoeuvre een weg wist te banen door de Kussen heen, ging den Theiss over en verscheen weer in de nabijheid van Arad. Paskewitsch was hem in afgemeten marschen gevolgd, sloeg een hou-gaarsch korps onder Nagy Sandor den 2 Aug. bij Debreszin, terwijl het oostenrijksche leger onder Haynau de Hongaren onder Dembinski den 4 en 5 Aug. bij Szoreg sloeg , in snelle marschen naar den Theiss voortdroug, Szegedin bezetteen den 9 Aug. bij Temeswar den beslissenden slag won, door welken de vesting ontzet en üembinski\'s leger over hoop geworpen werd. Op den dag dezes slags was liem hier juist aangekomen, echter niet met een zegevierend leger, maar als geslagene; want den 22 Juni waren Oostenrijkers eu Kussen onder Clam en Lüders in Zevenbergen gedrongen en hadden hem verscheidene malen geslagen en met het overblijfsel van zijn leger naar Deva gedrongen.
Velen hunner nederlagen hadden de Hongaren te danken aan de oneensgezindheid, wederzijdschen naijver en de daaruit onsamenhangende bewegingen hunner troepen. Görgey, aan wien Kossuth het dictatorschap had overgegeven, zag geen kans meer om met eenig goed gevolg aan de legers van Paskewitsch, Haynau en Lüders het hoofd te bieden ; daarom besloot hij tot eene capitulatie met den russischen generaal Küdiger, en gaf zich den 12 Aug. met 28 000 man en 142 kanonnen op eene vlakte niet ver van Vilagos aan de Kussen, niet aan de Oostenrijkers, over. üe manschappen werden deels naar s Zaraud, deels naar Grosswardein en de officieren naar Arad vervoerd. Spoedig volgden de andere hongaarsche bevelhebbers. Alleen Komorn, de sleutel van Hongarije werd nog door Klapka zoo dapper verdedigd, dat men bij de capitulatie aan de bezetting een eervollen aftocht (5 Oct.) moest toestaan, en hiermede was Hongarije onderworpen. Kossuth, Dembinski , Bem, Guyon en tallooze anderen waren bytijds naar Turkije gevlucht; de meeste officieren, welke zich aan de grootmoedigheid der Kussen hadden toevertrouwd, werden aan de Oostenrijkers uitgeleverd en vonden als rebellen den
736
dood of lange jarige kerkerstraf. Görgey kreeg eene jaarwedde en Klagenfurt werd hem als verblijfplaats aangewezen; deze mildheid had hij voornamelijk daaraan te danken, dat door hem de oorlog snel eindigde en hij altijd tegen de scheiding van het habsburger huis geweest was. Hongarije werd in staat van beleg verklaard, welken Haynau met bloedige gestrengheid handhaafde.
DE UNIE.
Pruisen won, door het overwinnen der omwenteling in zijn eigen land en het onderdrukken van die in Baden , Saksen en de Pfaltz zijn vroeger aanzien terug. Den 26 Mei 1849 reeds kwam tusschen Pruisen, Hanover en Saksen eene vereeniging tot stand, welke ten doel had de samenstelling eener grondwet voor Duitschland (het drie koningen verbond), waartoe 27 duit-sche regeeriugen toetraden. Pruisen zou als rijksbestuurder, het opperbestuur over den bond verkrijgen; de bond zelf zou bestaan uit een vorstencollegie, een staten- en een volkshuis en over de rijksconstitutie zou te Erfurt dooreen rijksraad beraadslaagd worden. De unie was zoo wat hetzelfde , wat de pruis-duitsehe party in het parlement te Frankfort had willen doorzetten. Tot datzelfde doel vergaderden nog in Juni 130 leden van dat ontbonden parlement te Gotha, welke afspraken alles aan te zullen wenden om de unie tot stand te doen komen.
Daartegen trad Oostenrijk met een ander ontwerp op; dit wilde zes duitsche statengroepen, van welke ieder haar leger, parlement, gerechtshof enz. zou hebbeu, en te Frankfort bij eene bondsvergadering, waarin Oostenrijk het voorzitterschap moest bekleeden, door gevolmachtigden zouden vertegenwoordigd worden. Beijeren en Wurtemberg werkten bepaald tegen Pruisen en toen ook Hanover en Saksen terugtraden, kwam er evenmin van de pruisische als van de oostenrijksche unie iets. Duitschland scheen slechts door den terugkeer tot het oude voorloopig te vereenigen te zijn.
737
Beijeren kwam nog wel met eene andere verbinding, namelijk: een vierkoningenverbond met een rijksbestuur, waarin Oostenrijk en Pruisen beurtelings het voorzitterschap zouden bekleeden , dit idee ging evenmin op. Intusscben had de gotha-partij alles in het werk gesteld om de pruisische unie tot stand te krijgen; de unie-ryksdag vergaderde den 20 Maart 1850 te Erfnrt, de constitutie kwam tot stand en den 10 Mei kwamen de unie-vorsten op een congres te Berlijn te zamen; Hanover en Saksen waren teniggetreden. Daarop hielden Oostenrijk en de koninkrijken (Pruisen natuurlijk uitgezonderd) ook den 10 Mei een bondsplenum te Frankfort en herzagen den 2 Sept., terwijl zich altijd meer staten bij hen aansloten, den ouden duitschen bond, waartegen de unie-vorsten te vergeefs protesteerden; zoo verward en netelig stonden de duitsche zaken , toen het vraagstuk door eene gebeurtenis in Keurhessen beslist werd. In dit landje, dat bijna geheel tusschen Pruisen inligt, was een opstand ontstaan; de keurvorst wist zich niet meer te redden, daarom riep hij de tusschenkomst van den Bondsdag in, waarop den 1 Nov. een beijersch-oostenrijksch leger de grenzen overtrok, maar tegelijk bezette ook Pruisen Kassei en Fnlda; en weinig scheelde het of de oorlog was onder de stamgenooten uitgebroken. De pruisische generaal en minister van buiten landsche zaken Kadowitz , een der hevigste voorstanders der pruisische nnie , wist de mobiel verklaring van het leger te bewerken, en reeds stonden meer dan 400 000 man onder de wapenen en waren de voorposten tot bij Bronnzell voortgernkt, toen Rusland tusschen beiden trad en aan Pruisen door zijn minister Nesselrode liet verklaren: dat zijn hooge meester Pruisens gedragslijn in zaken der unie en van Keur-Hessen niet onverschillig zou aanzien en den koning ernstig moest aanraden, voor het behoud van den Europeeschen vrede, tot zijne stelling van 1848 terug te keeren. üe pruisische minister Manteuffel noemde een oorlog tusschen Oostenrijk en Pruisen, een duel van twee Japaneezen, van welke, ieder zich zeiven den buik opensnijdt; door zijne bemiddeling werd de mobiel verklaring geschorst en gaf Pruisen toe. De schijnbare vereeniging alg. gescii. 47
738
tusscheu Pruisen en Oostenrijk kwam tot stand in de conferentie van ülmutz den 29 Nov. 1850. Tot liet regelen der duit-sche aangelegenheden werd er nog eene conferentie van de ministers uit alle duitsche staten te Dresden bijeengeroepen , welke van den 22 Dec. 1850 tot 15 Mei 1851 vergaderden , echter door den onwil van Pruisen niets konden uitrichten dan de oude bondsconstitutie bijna onveranderd weder aan te nemen; en zoo bleef de geheime naijver eu spanning tusschen Oostenrijk en Pruisen bestaan.
DE TWEEDE DEENSCHE OORLOG OVER SLEESWUK-HOLSTEIN EN LAUENBURG.
Bij den wapenstilstand van Malmo was het den Denen duidelijk genoeg gebleken, dat zij vrienden hadden en Pruisen om de hertogdommen geen oorlog tegen de groote mogendheden zou wagen, ofschoon bijna geheel Duitschland het zou toejuichen. Het was in het belang van Denemarken eene spoedige beslissing in de zaak te bewerken en daarom zegde het in Febr. 1849 den wapenstilstand op en in Maart begonnen de vijandelijkheden reeds. Een duitsch leger samengesteld uit verschillende contingenten was weldra op het oorlogstooneel. Den 5 April verscheen een deensch eskader, bestaande uit het linieschip Christiaau VIII (80 stukken), een fregat, een stoomoorlogschip en eenige kleinere schepen, zij beschoten in de bocht van Eckeru-förde het duitsche strand, maar werden zoo duchtig dooide strandbatterijeii ontvangen, dat het linieschip in brand vloog en de anderen het ruime sop kozen; den 13 April bestormden de Beieren en Saksers met goed gevolg de Düppeler-schans en den 23 werden de Denen, voornamelijk door sleeswijk-holsteinsche troepen onder aanvoering van den generaal Bonin bij Kolding overhoop geworpen. Hierop rukte Bonin Jutland binnen en belegerde van Mei tot Juli de vesting Frederica aan de kleine Belt; in den nacht van den 5/6 Juli dwongen de Denen hen na een bloedig gevecht af te trekken. Intusschen bad Pruisen in Londen reeds over een nieuwen wapenstilstand onderhandeld, welke
739
den 10 Juli te Berlijn gesloten werd. Slees wijk werd door een demarcatielijn tusschén Flensburg en Tonderu verdeeld en het noordelijke deel zou door zweedsche, het zuidelijke door pruisische troepen bezet worden. De hertogdommen protesteerden te vergeefs. Pruisen riep in den zomer van 1850 de officieren terug, die in het sleeswijk-holsteinsche leger dienden en sloot den 2 Juli iu naam van Duitschland vrede met Denemarken , waarin de hertogdommen aan zich zeiven werden overgelaten. Hun leger bedroeg 27 000 man, waarover de uit pruisischen dienst getreden generaal Willisen het bevel voerde. Den 16 Juli rukten de Denen Sleeswijk binnen en den 25 wonnen zij door hunne overmacht den moorddadigen slag by Idstedt, waar de sleeswijk-holsteinsche troepen als leeuwen vochten; Willisen moest tot over den Eider terugtrekken. Den 2 Aug. verzekerden de mogendheden , waartoe ook Oostenrijk en Pruisen traden, te Londen bij een nieuw protocol de onschendbaarheid van het grondgebied van Denemarken. De sleeswijk-holsteiners verloren den moed daardoor nog niet; met Denemarken alleen meenden zij konden zij zich nieten, en werden zelfs aanvallers. Zij beschoten en bestormden van 29 Sept. tot 4 Oct. te vergeefs Friederichsstadt; ongelukkig voor hen trad de generaal Willisen uit hun dienst; daarbij wilden de mogendheden niet langer toezien, dat Denemarken zijne beste krachten aan den Eider ten koste bracht, en Pruisen en Oostenrijk, beducht voor eene zweedsch-engelsch-russische interventie, bezetten nogmaals in Febr. de hertogdommen en dit maal om den koning van Denemarken in zijn volle gezag te herstellen en de Sleeswijkers weder aan de deensche onderdrukking prijs te geven. Tegelijk werd door het War-schauer protocol van 5 Juni 1851 , de troonopvolging geregeld. Christiaan Vlli was opgevolgd door Frederik VII, welke, geen wettigen troonerfgenaam hebbende, als zoodanig prins Christiaan von Sonderburg-Glücksburg had aangewezen , hetwelk door bovengenoemd protocol goed gekeurd en door den vereenigden deenschen landdag in Juni 1853 aangenomen werd.
740
FRANKRIJK.
Ofschoon de omwentelingen van 1848 overal onderdrukt en verslagen werden, de democratische constituties in dien tijd afgedwongen, even spoedig ingetrokken waren, kon men toch niet meer geheel tot het oude terugkeeren. Vorsten en hoven voelden zeiven de noodzakelijkheid om het volk een ruimer deel in de regeering af te staan; van daar dat er toch bijna in alle landen van Europa nieuwe grondwetten tot stand kwamen, welke voor bazis hadden : een uitgebreid stem- en kiesrecht, vrijheid van drukpers, onderwijs en godsdienst; de laatste kwam hier en daar wel ten bate der Katholieken, maar leidde ook tot eene betreurenswaardige karakterloosheid in het godsdienstige, welke weder de noodlottige scheiding van kerk en staat voortbracht.
In Frankrijk echter , van waar de storm zich over bijna geheel Europa verspreid en waar hij stroomen bloeds gekost had, trok men de minste vruchten van den kamp voor de vrijheid, zij werd verkort en vervangen door een bajonetten keten , het tweede keizerrijk.
De eerste fransche republiek had van 1792 tot 1804 noo-dig om tot de militaire monarchie te gaan ; de tweede deed dit in veel korteren tijd. De wetgevende kamer droeg zelve eenigermate tot dat werk bij. Den 31 Mei gaf zij eene nieuwe kieswet, door dewelke meer dan 3 millioen Franscheu het stemrecht verloren; eenige dagen daarna kwam er een regeeringsbevel, dat alle kiesvereenigingen verbood, die voor de rust gevaarlijk konden zijn , tegelijk met eene beperking op de persvrijheid. Weinige maanden daarna verhoogden de leden het inkomen van den president met 3 millioen Fr., zoodat hij reeds vorstelijk kon leven. Thiers sprak te vergeefs tegen die vermeerdering ; de voormalige minister en plaaggeest van Lodewijk Philippus beschouwde ze voor den president der republiek als eene eerste trap op den ladder naar\' het keizerrijk. Thans hield deze staatsman niet op te verklaren : dat de republiek alleen in staat was om al de partijen in Frankrijk te vereenigen, temeer omdat de legitimisten en Orleanisten niet te vereenigen waren ; want de erven van Lode-
741
wijk Philippus wilden de fusie niet aaimemeu, dat is: zij wilden het recht op den troon van Frankrijk van den kinder-loozen Hendrik V niet erkennen, waardoor de laatste den graat van Parijs als zoon had willen aannemen. De Orlea-nisten meenden sneller tot hun doel te kunnen komen; zij hoopten, door de aangenomen beperking van het stemrecht bij de spoedig volgende presidentskeuze met den beminden hertog van Joinville te slagen, en dan zou het niet moeie-lijk vallen voor den jongen graaf van Parijs, den verbrijzelden koningstroon weer op te richten. Zij vergaten echter, dat zij te doen hadden met iemand, die zijn leven in samenzweringen had doorgebracht, *eii steeds geprikkeld werd door eene onverzadelijke heerschzucht. Lodewijk Napoleon was niet genegen zich als brug voor de fusionisten of Orleanisten te laten gebmiken. Onder den schijn van de republiek te willen bevestigen zette hij de bakens reeds voor de monarchie. Hij wist kunstmatig en door huichelen alle snaren te zijnen voordeele te stemmen. Door zijne expeditie naar Kome om Pius IX weder te herstellen en het onderwijs weder gedeeltelijk in de handen der geestelijken te geven en zelfs, die onderwijzers te weren, welke verderfelijke beginselen verkondigden, won hij de geestelijkheid en de goede katholieken; de industrie bevorderde hy door het voorbeeld van weelde aan het hot; den landbouw moedigde hij mede bijzonder aan, daarenboven behield de naam van Napoleon bij den boerenstand toch iets aantrekkelijks. Op zijne reizen, welke hij in alle richtingen door Frankrijk deed, spande hy alles in om door houding en vage gezegden de natie voor hem te stemmen.
Het leger was hem mede gedeeltelijk reeds genegen door de groote daden, welke aan deu naam van Napoleon kleefden, en gedeeltelijk wist hij dit te winnen door dikwijls bij revues persoonlijk te verschijnen en te zorgen, dat de hoofden vele andere officieren hunne bevordering aan hem te danken hadden. Terwijl men nu in de kamer reeds lucht van alles dacht te hebben en vele redenaars vaak op het gevaar der republiek wezen, en alles meenden in te spannen om deze te behouden, was Napoleon reeds gereed en
742
begon zijn werk , ofschoon hij in eene boodschap bij het heropenen der kamer na de gewone staking der zittingen, nog plechtig betuigde: »dat het hem leed deed, dat sommigen zijne trouw aan de staatsinrichting in twijfel durfden trekken.quot; (11 Nov. 1850). Om den generaal Changarnier, met wien hij sedert eenigen tijd niet meer op den gewoon ver-trouwelijken voet was, te beletten te eenigen tijd de rol van den engelschen generaal Monk te spelen, ontnam hij hem het opperbevel over de nationale garde en de troepen in en om Parijs , en gaf het aan den generaal Perrot over de nationale garde en aan Baragug,y d\'Uilliers over de troepen ; beiden waren twee zijner vertrouwdste vrienden. In Juli 1851 diende de president der republiek bij de kamer eene voordracht in tot herziening der constitutie, waardoor ook de tijd van zijn presidentschap zou verlengd worden ; zij werd echter na hevige beraadslagingen verworpen; hetzelfde lot viel zijn voorstel om het algemeen stemrecht te herstellen ook ten deel. Nu omgaf hij zich met een zuiver bonapartisch ministerie , een als; Morny, St. Arnaud, Pould, Rouher e. a. en den 2 Dec. 1851 voerde hij den algemeen verwachten slag in geheel zgn omvang uit. Na middernacht werden de gewichtigste punten der stad door de troepen bezet, en de voornaamste mannen, omtrent een honderdtal, uit hun bed gehaald en weggevoerd, velen er van werden later verbannen ; en de nationale vergadering, de staatsraad en het hooge gerechtshof werden ontbonden, de pers aan banden gelegd en het algemeen stemrecht hersteld, en tegelijk werd zijne keus tot president voor tien jaren ter goed of afstemming aan de kiezers overgegeven. Een flauwe opstand in Parijs en de beweging der rooden in sommige departementen werden spoedig bedwongen. Den 20 Dec. werd de uitslag der stemming bekend gemaakt. millioen Franschen
kozen Lodewijk Napoleon tot president voor 10 jaren en nu ging hij met afgemeten tred op het keizerrijk af- Den 1 Jan. 1852 werd de adelaar weer het veldteeken voor het fransche leger, de persvergrijpen aan de Jury onttrokken, spoedig daarna de nationale garde ontbonden en den 14 Jan. kreeg Frankrijk eene nieuwe grondwet naar het model van
die des consuls van 1799. Het privaat vermogen van Lode-wijk Philippus (gestorven 20 Aug. 1850) liet hij in beslag nemen en zich zeiven eene civiellijst van 12 millioen fr. toekennen. De 15 Aug., de Napoieonsdag , werd met schitterende feesten en onder het gejubel van het volk gevierd , terwijl hij aan velen der verbannen notabelen kwijtschelding schonk. Van den 14 tot den 1G Oct. doorreisde hij het zuiden en zuidwesten van Frankrijk en vond de volksstemming rijp voor zijn doel, in dien tijd sprak hij te Bordeaux de merkwaardige woorden «l\'empire c\'est la paixquot; (het keizerrijk is de vrede). Den 4 Nov. word de senaat opgeroepen en reeds den 7 maakte deze een besluit bekend, volgens hetwelk de fransche natie te stemmen had , met ja of neen, of zij den president tot ertelijken keizer wilde hebben ; en 7,839,522 jaquot;s traden uit de stemurne; Lodewijk Napoleon was keizer der Pranschen. Den 2 Dec. 1852 werd dit den volke bekend gemaakt. Veranderingen in autocratische richting lieten niet op zich wachten; Napoleon lil (als de 11 werd de hertog von Reichstadt geteld) streefde om in de voetstappen zijns grooten ooms Napoleon 1 te treden. Evenals de laatste wilde hij de souvereiniteit als een door de natie op hem overgedragen last bezitten en uitvoeren; hij beroemde zich even als zijn oom als overwinnaar der omwenteling, en redder der maatschappij van het socialisme der rooden. In Januari van 1853 trad hij in het huwelijk met de schoone spaansche gravin Eugenie de Montijo, nadat hij vergeefsche pogingen bij duitsche princessea had aangewend en den 16 Maart 185G werd hem een zoon geboren, in de meeste zaken van bestuur scheen hij het voorbeeld van zijn grooten oom te volgen, in eene echter, den godsdienst niet. Napoleon i nam Pius Vil gevangen en beroofde hem van zijne staten; Napoleon 111 kwam den paus, Pius IX, legen de omwenteling te hulp en herstelde hem weder in zijn wereldlijk beheer ; de eerste gaf wel is waar der kerk weer haar door de omwenteling ontrukte vrijheid terug; maar stond haar toch hai\'e volle rechten niet toe ; de laatste integendeel deed alles, wat hij kon, om den K. C. godsdienst te verheffen , waardoor hij zich niet alleen een sterken
744
aanhang onder de geestelijkheid verwierf; maar mannen als Montalembert en anderen voor zich stemde. Dat dit alles niet uit godsdienstig beginsel geschiedde, bleek eerst duidelijk uit zyne handelingen sedert 1859. Overigens was de verheffing van Lodewijk Xapoleon een groote slag voor de europeesche omwentelingsgeest; dit bleek ras uit den woedenden haat der revolutionairen van alle kleuren tegen hem. Het is ook altijd nog de vraag, of de drie op elkander volgende dure jaren in Frankrijk zonder geduchte schokken zouden voorbijgegaan zijn, als de nieuwe keizer de teugels van het bewind niet met vaste hand gehouden had.
DE TWEEDE PHASE VAN IIEÏ OOSTERSCIIE VRAAGSTUK.
DE KUIMOORLOG.
Vroeger behandeldeu wij de eerste phase der oostersche quaestie , thans treden wij de tweede in, welke bloediger en uitgebreider gevolgen had. Wij stellen haar begin bij Montenegro , een omtrent 80 □ mijlen groot, eu door zijne bergen ongenaakbaar land, tusschen Dalmatië, Herzegowiua, Bosnië en Albanië gelegen. Het is een overblijfsel van het oude koninkrijk Servië, welks halfbarbaarsche bevolking meer dan eens turksche legerafdeeliugen, welke zich in hunne bergkloven waagden, vernietigde. Sedert czaar Peter 1 werd Montenegro door de Russen beschermd en tegen de Turken gebruikt, ontviug zelfs subsidies om zijne voortdurende rooftochten in de vruchtbare dalen van het aangrenzende Turkije te kunnen volhouden. Deze telkens vernieuwde aanvallen der Montenegrijnen deden eindelijk den sultan besluiten, dit voor hem gevaarlijk bergvolk te onderwerpen of te vernietigen. In Jan. 1853 zond hij ümer Pacha met een sterk leger Montenegro binnen, welke gewis het geheele landje weldra zou veroverd hebben, ware nu Oostenrijk niet tusschen beiden getreden. Terwijl keizer Frans Jozef een talrijk leger op de grenzen van Croatië
745
samentrok, zond hy den graaf von Leiningen naar Con-stantinopel (30 Jan.) om gebiedend van den sultan te ei-schen: de ruiming van zijne troepen uit Montenegro, herstel van den toestand als vóór den oorlog en verzekering der rechten voor de christenen in Albanië en Bosnië. De porte zag zich genoodzaakt hare troepen te laten terugtrekken en den strijd, welken de Montenegrijneu begonnen hadden, op te geven. Rusland, zgn invloed in Montenegro door de Oostenrijkers verdrongen ziende, hield dadelijk op subsidie te geven ; maar wendde zich nu onmiddellijk aan den zieken man zeiven, zooals de czaar het turksche ryk noemde, ofschoon hij toch deerlijk moest ondervinden, dat de zieke nog niet opgegeven was.
Hij zond vorst Mentschikoff als buitengewoon gezant naar Constantinopel (28 Febr.) Deze verscheen daar met groote pracht, liet zich door een hoop grieksch volk plechtig ontvangen, behandelde den divan met ongehoorde trotsch-heid, en eischte het ontslag van den minister van buiten-landsche zaken, met wien hy niet wilde onderhandelen, omdat deze geen gunstige houding jegens Rusland had aan den dag gelegd. Nadat Mentschikoff onderscheidene zaken, kennelijk om eene oorlogsverklaring te voorschijn te roepen, op de beleedigendste wijze had te berde gebracht, kwam hij met de voornaamste en teerste voor den dag en eischte kort en bondig van den sultan: dat deze plechtig de overweldiging der grieksche christenen van de grafkerk te Jeruzalem, van het heiligdom te üethlehem en van de grafkerk van Maria te Gethsemane zou bevestigen en daarenboven zich bij verdrag verbinden om alle rechten en gunsten, welke de sultan aan andere christelijke secten had toegestaan of in de toekomst mocht verleenen, zouden beschouwd worden alsook aan de grieksche kerk toegestaan. Deze eischen van keizer jNicolaas op de H. plaatsen waren van zeer groote beteekenis; zij beduidden als het ware , dat hy zich de roeping aanmatigde de heer der oostersche christenen te zijn, waardoor hem met den tijd de weg naar Constantinopel gemakkelijker kon gemaakt worden. De porte begreep dan ook duidelijk , dat zy , door het bovengenoemde toe te staan,
746
zich feitelijk aan eeu oppertoezicht des russischen czaars zou onderwerpen en blootstellen aan voortdurende waarschuwingen en het geven van inlichtingen als anderszins. Daarenboven had zij aan Frankrijk een firman gegeven, waarbij de rechten der latynsche kerk op die H. plaatsen waren hersteld geworden. De turksche regeering liet zich dan ook geen schrik aanjagen door Mentschikotfs dreigend ultimatum, ook niet toen hij vertoornd het rijk verliet, maar gaf daarentegen nu een firman, door welke aan alle christelijke kerken plechtig bescherming op de H. plaatsen verzekerd werd. Waarschijnlijk had de vredelievende en zijner zwakheid bewuste sultan Abdul Medschid toegegeven, indien niet de vernederende handelwijze de Turken in vuur en vlam had gebracht en Frankrijk en Engeland met hun invloed desnoods hunne hulp hadden beloofd. In Parijs zeide keizer Napoleon III in zijne troonrede van 2 Maart 1854: »Frankrijk zal het zwaard trekken om de gevaarlijke aanmatigingen van Rusland te bestrijden , de zaak des sultans te verdedigen , de rechten der christenen te beschermen en om Frankrijks invloed en rechten op de Middellandsche zee te handhaven.quot; Engeland, wiens handelsbelangen het voortbestaan van Turkije en de vrijheid der Middellandsche zee vereischten, sloot zich nauw bij Frankrijk aan; hunne vloten vereenigden zich, naderden meer en meer de Dar-danellen en gingen voor anker leggen in de Besika-baai (bij kaap Sigeum, aan den mond van den Skamander). Oostenrijk ried den czaar alle uiterste stappen af en bood zijne bemiddeling aan, maar niets kon den slecht beraden russischen alleenheerscher matig stemmen , hij geloofde zich op zijne beurt almachtig; den 23 Juni verscheen zijn manifest, waarin- hij zich even trotsch als bitter over de turksche regeering beklaagde en verklaarde niets anders te willen dan dat Turkije de verdragen nakome en de rechten der tot de grieksche kerk behoorende onderdanen, ongekrenkt late ; als pand daarvoor en opdat Turkije zijne verplichtingen jegens Rusland nakome, zou hij, czaar, Moldavië en Walla-chije bezetten tot zoolang aan alle eischen voldaan zou zijn. Den 2 Juli trok werkelijk een russisch leger onder Gortschakotl\'
747
de bovengenoemde vorstendommen binnen. De turksche regeering protesteerde tegen eene wederrechtelijke bezetting, terwijl Oostenrijk zijne pogingen verdubbelde om den vrede te behouden. De gezanten der vier groote mogendheden ontwierpen te Weenen wel eene bemiddelingsnota, maar de russische staatskanselier Nesselrode wilde echter van geene andere weten, dan zulk eene, waarin de eischen van Rusland als erkend werden opgenomen. Turkije van zijne zijde wilde van niets weten, waarin in de verte slechts zou gezinspeeld worden op eenig protectoraatschap over de grieksche kerk binnen zijn gebied, zoodat deze onderhandeling tot niets leidde. Den 24 Sept. 1853 kwamen keizer Nicolaas en Frans Jozef in Olmütz te zamen; den 1 October de beide keizers en de koning van Pruisen in Warschau en den 7 Oct. kwam keizer Nicolaas nog te Berlijn ; hij bereikte echter zij n doel niet, hij kon geen drie noordsch-machten verbond tot stand brengen, hij wildeniet belooven het turksche rijk ongesch onden te laten voortbestaan ; waarop keizer Frans Jozef verklaarde : dat alleen de belangen van Oostenrijk en Duitschland de richtsnoer van zijne staatkunde zou zijn en Berlijn\'s uitspraak kwam op hetzelfde neer. Ondertusschen werd de sultan door de oorlogspartij in Constantinopel altijd heviger bestormd en eindelijk gedwongen , den 4 Oct. een manifest uittevaardigen , waarin hij Rusland den oorlog verklaarde, als de vorstendommen niet binnen 15 dagen ontruimd zouden ziju.
RUSSISCH-TURKSCHE OORLOO.
Reeds had zich een turksch leger aau den Donau samen getrokken en in Schumla en Varna, welke wapenplaatsen zeer versterkt werden, vereenigden zich insgelijks aanzienlijke strijdkrachten en eene egyptische vloot had twee afri-caanschfe legers op de strijdplaats aangebracht. Op het einde van October wierp ook de engelsch-fransche vloot met haar 3000 vuurmonden het anker in den Bosphorus. Den 1 Nov. verscheen ook het russisch oorlogsmanifest, waarin hij bijzonder liet uitkomen, dat hij de onderdrukking zijner ge-
748
loofsgenooten in Turkije niet langer mocht dulden. Het russische volk beantwoordde met geestdrift aan den krijgs-roep huns beheerschers , het geloofde zich met hem dooide Voorzienigheid geroepen om de door den Turk onderdrukte christenen te verlossen en in Europa en Azië de overwinning over het Islam te bevechten; de strijd werd voor hen een heilige oorlog.
Het eigenlijke drama van den oorlog werd door de Turken met de overrompeling van het fort St. Nicolaas niet ver van Batum (in Transkaukasië) geopend. Verscheidene turksche legerafdeelingen gingen de russische grenzen over; maar werden in verschillende kleine gevechten geslagen, en beslissend door Bebutoff bij Ughusli 1 Dec., waardoor zij van nu af in Azië tot den verdedigenden oorlog beperkt werden.
Aan den Donau voerde Ümer Pacha den oorlog met groote bekwaamheid: reeds den 17 Oct. bezette hij eender Donau eilanden tusschen Weddin en Kalafat, weinige dagen daarna Kalafat zelf, hetwelk hij met sterke verschansingen omringde en tot steunpunt van zijn leger maakte, waardoor hij de Russen belette onmiddellijk op Servië los te gaan. Den 2 Nov. nam een turksch leger post op Wal-lachijschen bodem bij ülenitza, verschanste zich spoedig en sloeg eenige dagen later den aanval van den russischen generaal Danneuberg met goed gevolg af, later ruimde hij deze stelling weder in en bleef te Kalafat aan den linker Donauoever staan. Den 30 Nov. verloren de Turken daarentegen door onvoorzichtigheid hun geheele vloot; zij had troepen en krijgsvoorraad naar Batum gebracht en lag op de door zwakke batterijen verdedigde reede van Sinope zoo zorgeloos voor anker alsof er op 60 uren noordelijk geen Sebastopol of geen russische vloot was, en deze verscheen ook zoo plotseling en in zulk eene overmacht, dat slechts een turksch stoomschip ontkwam, om de boodschap der vernietiging van de geheele kleine turksche vloot te Constantinopel te brengen. Nu liep de engelsch-fransche vloot den Pontus binnen om de nog overige turksche schepen en de kusten te dekken, waarop de russische naar Sebastopol terug trok. De daad
749
van Sinope ontstemde de diplomatie, welke nog altijd aan het herstel van den vrede werkzaam was, niet weinig; want Kusland had door dezen slag, welke als het ware onder de kanonnen der engelsch-fransche rloot ten uitvoer was gebracht, duidelijk bewezen , dat het de tussehenkomst van Frankrijk en Engeland niet vreesde, waardoor het die beide ijverzuchtige mogendheden wel tot beslissende maatregelen moest nopen. De vier groote mogendheden onderteekenden den 5 Dec. te VVeenen een protocol tot bescherming van Turkije in zijn volle gebied; Rusland echter wilde van geen bemiddeling weten en ging voort de vorstendommen op zijn russisch te laten bestaren en de inwoners door zgne legers uit te pntten. Terwijl keizer Nicolaas alzoo alle pogingen der mogendheden om den vrede te herstellen versmaadde, misrekende hij zich toch deerlijk. Hy rekende er op, dat Oostenrijk, even als in 1828—29, den oorlog tegen de Turken, hoe wel ongaarne, werkeloos zou aanschouwen. En Oostenrijk bleef, wel is waar, onzijdig ; maar het trok toch een leger van 60 000 man op de grenzen van Turkije te zamen, waardoor het bewerkte, dat Servië neutraal moest blijven, dat de Montene-grijnen niet tegen de Turken optrokken en Bosnië met Herzegowena rustig bleven ; zonder de gewapende oosten-rijksche bewaker, zouden daar zeker opstanden zijn uitgebroken , waarop Kusland bepaald gewerkt en ook gerekend had. Van eene andere zijde was er een formeel verbond tusschen Engeland en Frankrijk tot stand gekomen , iets, dat men te Petersburg onder de onmogelijkheden had gerekend. Keizer Napoleon toonde niet de minste neiging om even als koning Lodewijk Philippus eeue voor de Franschen vernederende rol te spelen; neen, Napoleon lil kon en wilde voor keizer Nicolaas niet wijken, aangezien hij zelf ook aanleiding tot de crisis had gegeven, door de oude rechten der Franschen op de H. plaatsen weer geldig te willen maken. Zoodra hij daarom Rusland zonder bondgenoot zag, en van Engelands bondgenootschap verzekerd was, trad hij als hoofdpersoon op den voorgrond en nam de leiding van den oorlog in handen. Hij schreef
den 29 Jan. 1854 een brief aan den czaar, waarin hij hem tot eene vreedzame bijlegging der hangende vraagstukken nitnoodigde, maar daarbij op zulk een toon van meerderheid en aanmatiging, dat den alleenheerscher aller Kussen niets anders overbleef dan met een oorlogsmanifest te antwoorden. Den 22 Febr. maakte keizer Nicolaas aan zijn volk bekend; dat een oorlog met Frankrijk en Engeland voor de deur stond, omdat die beide mogendheden zich wapenden, ten einde hem te verhinderen zijn goed recht tegen de Turken te doen gelden en de christenen, hun geloofsbroeders, voor de onderdrukking der Turken te beschermen ; hij riep zijne scharen dus te wapen voor den rechtvaardigsten en heiligsten oorlog en hoopte op den bijstand des Allerhoogsten. Met dit alles strookte weinig, wat tbans de engelsche regeering openbaar maakte , namelijk: dat keizer Nicolaas het vorige jaar aan den engelscheu gezant, lord Seymour, het voorstel had gedaan om met Engeland een verbond te sluiten tot verdeeling van Turkije, aangezien de zieke man het toch niet lang meer kon uithouden ; Rusland en Engeland in verbond, had hij verklaard, behoeven Frankrijk niet te vreezen ; van de lijdzaamheid van Oostenrijk was hij zeker en Pruisen werd niet eens genoemd.
FRANSCIl-KNGELSCHE OOULDG TEGEN RUSLAND.
De laatst genoemde kuiperij van Rusland maakte op de Franschen niet alleen een alleronaangenaamsten indruk, maar stemde hen ten hoogste oorlogzuchtig, zoodat de keizer der Franschen geheel in den geest zijner onderdanen handelde, toen hij een bepaald verdedigend en aanvallend verbond met Engeland en Turkije sloot en tegelijk den 28 Maart Rusland den oorlog verklaarde. De sultan had vooraf plechtig de rechten op de H. plaatsen en de volkomene gelijkstelling der christenen met zijne mohamedaansehe onderdanen moeten beloven.
De oorlog kreeg thans een geheel ander aanzien. Een engelsch eskader liep de Wittezee binnen, blokkeerde Archangel , en verwoestte eenige onbeduidende kustforten, want
751
de russische vloot was de Amur opgesteveud. In de Oostzee kruiste de eugelsch-fransche vloot onder den admiraal Charles Napier, kon echter evenmin hier iets tegen de russische uitrichten, aangezien deze zich verborgen hield in de krijgs-havens van de sterke vestingen Kronstadt en Sweaborg. Napier moest zich tevreden stellen met het blokkeeren der russische oostzeehavens en het verbranden der houtina-gazijuen in de weerlooze linsche zeeplaatsjes.
In het Zuiden hadden er ernstiger gebeurtenissen plaats. Sedert den 0 Jan. was er tusschen de Russen en Turkeu langs de geheele Donaulinie moorddadig gevochten zonder dat er beslissend voordeel behaald was geworden, integendeel, de Turken gaven weer tcekenen van hun ouden moed en toonden dat zij in den kleinen oorlog niet voor de geregelde troepen behoefden te wijken. Ueze wijze van oorlogvoeren werd de czaar eindelijk moede, en gal\' daarom bevel, dat zijn leger tegen den 23 Maart op verscheidene plaatsen te gelijk den Donau moest overtrekken; dit gebeurde, verscheidene kleine üonauvestiugen vielen in hunne handen, geheel Dobrndscha werd bezet en in Mei kwam het russische hoofdleger onder bevel van den maarschalk Paskewitsch voor de vesting Selistria. Deze vesting, verklaarde Paskewitsch , moest hij hebben , al zou hij tot aan de knie in het bloed badeu, en toch kreeg hij haar niet, want de Turken sloegen alle stormen heldhaftig af, den 9 Juni werd hy gewond en gaf het bevel aan Gortschakoti\' over. De Russen hoopten, dat ümer Pacha met het hoofdleger zou toesnellen om zich aan een open slag te wagen, dan hadden de Russen wellicht hun wapeneer hersteld, maar ümer Pacini verscheen niet en de Turken weerstonden heldenmoedig alle krachten der belegeraars ; hierdoor en door eene beweging der oostenrijksche troepen , waren zij genoodzaakt van öi li stria af te trekken en tot den linker Donau oever terug te keeren. intusschen was Oostenrijk en door zijne ligging en door zijne verhouding tot de andere mogendheden in de moeielijkste verhouding gekomen. Naast de zijde van Rusland had het gestaan om het eerste fransche keizerrijk omver te werpen en sedert dien tijd om den geest der omwentelingen te onderdruk-
752
ken, daarenboven had Rusland der oostenrijksche monarchie zulke gewichtige diensten in den strijd tegen de Hongaren bewezen, zoodat de czaar met recht over ondank mocht klagen, en toch kon Oostenrijk hem in het oosten om zijn eigenbelang en voor het statenevenwicht en om de R. C. belangen, niet almachtig laten worden. Van eene andere zijde zochten Frankrijk en Engeland en ook de openbare meening van Duitschland hem ook tot den oorlog tegen Rusland over te halen; dit mocht Frans Jozef ook niet doen, want hij wist wat bondgenoot Engeland was en wat hij van een Napoleon verwachten kon. Nu hij deu oorlog niet had kunnen beletten, stelde hij nog alles in het werk om den vrede te bewerken o{ minstons den ongelukkigen oorlog te localiseeren. Hij sloot den 20 April 1854 met Pruisen te Berlijn een verbond, waarin beide mogendheden elkanders gebied waarborgden en tegen elke aanranding, weder-zijdsche hulp en handhaving der rechten en belangen van de andere duitsche staten beloofden. Zij beteekenden aan Rusland de ontruiming der vorstendommen, terwijl Oostenrijk met de Porte, Frankrijk en Engeland overeenkwam dezen te bezetten. De Rus, hoewel schoorvoetend en vol gram , liet eindelijk zijne troepen er uit trekken ; hij gaf wel voor uit strategisch oogpunt , maar begreep toch ook, dat de stelling der Oostenrijkers in Zevenbergen en Buko-wina hem in de flank bedreigde en desnoods den teruo--
O O
tocht onmogelijk konde maken. Nog stelde men te Wee-nen, vereenigd met Pruisen , hoewel beide het zoo volkomen niet meer eens waren, alles in het werk om den vrede te bewerken. Nicolaas was doof voor elk voorstel, dat eenige opoffering van zijne zijde eischte. Daarbij had de krimtocht der westersche mogendheden hem reeds in de ooren geklonken en nu rekende hij op den verren afstand van waar alles moést aangevoerd worden, op de stormen in de Zwartezee, en Mentschikoff, de russische opperbevelhebber, waande zich reeds zeker het leger bij de landing in de zee te werpen; en zoo moest zich een oorlogsdrama ontwikkelen, waarvan ons de geschiedenis geen tweede voorbeeld aanbiedt. Het was het stoute plan van Napoleon III om naar de Krim
753
te gaan en daar Hebastopol, waar de russische vloot, de tuighuizen en onmetelijke voorraad geborgen waren , weg te nemen; gelukte dit, dan was de eene arm van Rusland verkort en de voordeelen voor de bondgenooten onberekenbaar. Den 14 Sept. landde eene vloot van 33 linie- en 102 stoomschepen en 104 gewone transportschepen met 35 000 Fran-schen , 26 000 Engelschen en 7000 Turken bij Eupatoria in de Krim, zonder dat de Russen het schenen te willen verhinderen. Mentschikoff wachtte hen integendeel met 30000 man en 92 stukken geschut in eene voordeelige stelling aan de Alma, eenige uren noordelijk van Sebastopol, af; den 20 Sept. 1854, werd hij daar aangevallen en geslagen , maar wist zich met veel beleid bij Inkerman weder vast te zetten en Sebastopol met behulp van den bekwamen genie-officier Todt-leben onbeschrijfbaar te versterken. De maarschalk St. Ar-naud en lord Raglan , de beide aanvoerders, van het fransch-engelsche leger, begrepen nu ook dat hun eerst gehoopte plan : het russische leger geheel te verslaan en dan door een snellen aanval Sebastopol bij verrassing in te nemen mislukt was , en zij dus tot eene geregelde belegering moesten overgaan. Beide legers namen hunne stellingen in; de bocht van Ba-laklawa diende den Engelschen en die van Kamieseh den Franschen tot haven, waar zij hun belegeringsmaterieel, troepen enz. ontscheepten. Gedurende deze toebereidselen stierf de maarschalk 30 Sept. aan de cholera, welke in beide legers vele slachtoffers maakte; het opperbevel werd door Napoleon 111 gegeven aan den generaal Caurobert , die even als St. Arnaud zijn naam in Algiers had gemaakt. De aanvoerders hadden zich voorgesteld met de beschietino-
0 O
en bestorming der vesting spoedig klaar te zijn, zij bedrogen zich echter; de verdedigingskrachten van Sebastopol vertoonden zich onverwacht groot en wel geleid; den ingang dei-haven hadden de Russen door het laten zinken van 6 linieschepen versperd. De landzijde der stad , welke oorspronkelijk een verbazenden uit bazaltsteenen gebouwden muur had , werd nog versterkt door steenen torens met kazematten voorzien, door diepe loopgraven, G aarden bastions, verschillende kleinere voorwerpen om het naderen van den vijand te be-ALG. OESC1I. 48
754
moeielijken enz., alles overigens bezet met stukkeu geschut van het eerste kaliber, zoodat de vesting door geheel Europa voor onneembaar werd gehouden. De bondgenooten lagen er voor en konden dus niet meer terug, ook Napoleon\'s wil was het, dat Sebastopol moest genomen worden. In den nacht van 9/10 Oct. openden zij voor het eerst hunne loopgraven en den 17 donderden 12G zware vuurmonden tegen de vestingwerken, welke krachtig beantwoord werden en geen aanmerkelijke schaden aanrichtten ; gelijktijdig beschoot de vloot de zeezijde , maar moest zich spoedig uit het bereik van het russisch geschut terugtrekken en waagde van die zijde geen aanval meer. Den 25 Oct. greep Mentschikotf, die zich zeer versterkt had, met groot voordeel de Turken en Engelschen bij Balaklawa aan, waar de laatsten tot dekking hunner stelling verschansingen hadden aangelegd, de Engelschen vooral leden hier een geducht verlies; de Kussen veroverden 3 sterke verschansin -gen, waardoor zij voortdurend den verbindingsweg tus-schen Balaklawa en bet engelsche leger voor iSebastopol bedreigden. De engelsche belegeringswerken vorderden slechts zeer langzaam , omdat zij te weinig manschappen hadden om Balaklawa te behouden en tegelijk tegen de vesting te werken , daarenboven woedde de cholera in hunne rijen en kregen zij slechts onbeduidende versterking van de Turken. De Franschen leden wel is waar ook van de cholera , maar kregen eene divisie onder den generaal Levail-lant tot versterking en rukten altijd meer voorwaarts naaide vesting, in weerwil van het vuur der Kussen. Zij waren besloten, zoo spoedig mogelijk, om eiken prijs ook, bres te schieten en de vesting te bestormen, eer Mentscbikoft al de hem toesnellende troepen om zich kon vereenigen. De laatste echter was hen reeds voor; deu 5 Nov. viel hy met volle kracht de rechterflank der verbondenen bij Inker-man aau, terwijl hij tegelijk bij Balaklawa en tegen de belegeringswerken der Franschen aanvallen liet doen. De Kussen overvielen de Engelschen en ofschoon dezen zich met den grootsten moed weerden, kregen de eersten de overhand , toen tegen 11 ure de fransche generaal Bosquet
755
met zijne divisie aanrukte en de Russen tot den terugtocht dwong, welken zij in de beste orde voltrokken. Deze laatste slag kostte den llusseu 8760, den Engelschen 2590 en den Franschen 2000 man aan gewonden en gedooden. Aan eene spoedige verovering van Sebastopol kon men vooreerst niet denken, dat was duidelijk door den slag bij Inkerman gebleken. De Kussen staakten hunne aanvallen en gingen steeds voort hunne vestingwerken te versterken, en rekenden op de noodlottige uitwerking eens taurischen winters voor het vijandelijke leger. Deze was voor de troepen verschrikkelijk genoeg, omdat men zich te Londen en Pa-rgs te laat van de noodzakelijkheid eens winter-veldtochts overtuigd hield , waardoor ook de meest noodige voorzorgsmiddelen te laat aankwamen. De soldaten legerden in linnen tenten, (de houten kwamen te laat aan) waarin zij bij het ruwe, koude weder geen beschutting en verwarming genoeg hadden, als zij doornat uit de slijkerige loopgraven kwamen; voor de gewonden en zieken waren geen behoorlijke en toereikende hospitalen; kortom, er was gebrek aan alles voor een leger om in zulk een klimaat een winter door te brengen. Bij de Engelschen ging dit vooral alle beschrijving te boven. Bijna al de paarden hunner ruiterg gingen te grond en het leger was allengs tot 8 000 strijdbare mannen gesmolten, zoodat de Franschen een gedeelte hunner loopgraven moesten overnemen. Voor de Turken was nog slechter gezorgd, zij onderwierpen zich met de hun eigen fanatieke onderwerping, welke de coran predikt. Daarenboven vernietigden de winterstormen van de Zwarte zee een tamelyk aantal schepen der bondgenooten, onder anderen ook dat, hetwelk de winterkleederen voor de Engelschen scheep had. Van de Russen daarentegen werden ook in de steppen van zuidelijk Rusland gelieele wagentreinen en troepenafdoeliugen door de sneeuwstormen bedolven.
De inneming van Sebastopol was voor de bondgenooten eene noodzakelijkheid, een punt van eer geworden, zij kon-
756
den alleen over een gouden brug eens -wapenstilstands, door Rusland aangeboden, in plaats van in de zee geworpen te worden, naar hun vaderlandterugkeeren. Napoleons naam als keizer, staatsman en militair stond echter op het spel, want hij was de bewerker van het gewaagde plan en had er Engeland mede ingewikkeld. Daar was men vooral verbitterd over de slechte verpleging der landskinderen ; het ministerie Aberdeen moest aftreden en\' lord Palmeiston, aan wien het engelsche volk meer energie toeschreef, kwam weder aan het roer. Gedurende den winter werd van weerszode alles in het werk gesteld om de krachten te versterken. Napoleon zond van Nov. tot Febr. niet minder dan vier divisies en eene brigade der keizerlijke garde naar de Krim. Ook Engeland spande alles in en versterkte zijn leger door 12 infanterie regimenten, elk van 800 man; daarenboven haalde het, in overeenstemming met Frankrijk, den koning van Sardinië, Karei Albert, over tot een verdrag, volgens hetwelk men aan hem eene leening van 25 millioen livres waarborgde, waarvoor hij een leger van 15 000 man in de Krim zou zenden en voltallig houden, waardoor hg tegelijk in het koor der groote mogendheden werd opgenomen en over eene wereldkwestie mede zou mogen beslissen. De koning van Napels alsmede Zweden dankten voor die eer. Engeland nam bovendien nog 20 000 Turken in dienst, die evenwel eerst tot een leger georganiseerd moesten worden. Op aan-wijzing van Napoleon werd het leger van Omer Pacha, hetwelk sedert de bezetting der Oostenrijkers, aan de Donau in de vorstendommen onnoodig was geworden, naar Eupa-toria vervoerd, welke opene stad in eene wapenplaats herschapen werd. Om dit te verhinderen beval Mentschikoff den generaal Chrulew den 17 Febr. 1855 de Turken, 20 000 man sterk, aan te tasten, de aanval mislukte geheel en de Russen werden geslagen. Het bericht hiervan verbitterde de laatste dagen des Czaars, die reeds lang lijdend was, zoozeer, dat hij Mentschikoff terugriep en door vorst Gort-schakotf liet vervangen, terwijl de graaf Osten-Sacken het opperbevel in Sebastopol kreeg. Ook Rusland, evenals de bondgenooten, versterkte zich verschrikkelijk, meer dan
757
«ÏOO OOO man werd opgeroepen; maar vele troepen moesten langs ongebaande wegen meer dan 1000 mijlen afleggen eer zij op liet oorlogsveld konden verschijnen, zoodat er duizenden onderweg omkwamen. Terwijl alzoo van beide zijde de on-gelioordste toerustingen tot den strijd gemaakt werden, zat de diplomatie ook niet stil. Keizer Nicolaas zelf toonde meer bereidwilligheid tot den vrede, omdat deze, zoolang Se-bastopol niet gevallen was, kans had nog tamelijk tot zijn voordeel uit te vallen. Ouder die bedrijven echter stierf de czaar den 2 Maart 1855 aan eene borstziekte , het zien vallen van zijne gewaande almacht had aan zijn leveu geknaagd. Zijn zoou Alexander 11 volgde hem op, welke verklaarde, dat hij de staatkunde zijns vaders zou volgen, en bevestigde de volmachten gegeven aan Grortschakoff en Titoö op de conferentie te Weenen, welke den 15 Maart geopend werd. Engeland werd door Hussel eu Westmoreland, Frankryk door Bourqueuey en Drouyn del\'Huys , Turkije door Arif Eö\'eudi en Ali Pacha, Oostenrijk door Buol-Schauenstein, welke voorzitter was, en Prokesch vou Osten vertegenwoordigd; Pruisen bleef uit gesloten, omdat het tot de vroegere verdragen niet geheel was toegetreden. Ue onderhandelingen duurden tot 4 Juni, maar leden schipbreuk op het derde garautie-puut, door hetwelk de mogendheden de russische zeemacht in de Zwarte zee zeer wilden beperkeu ; een bemiddelend voorstel van Oostenrijk werd daarentegen dooide andere mogendheden verworpen , zoodat de oorlog moest beslissen, welke trouwens gedurende de onderhandelingen heviger dan ooit was voortgezet geworden.
VAL VAN SEBASTOPOL.
Omtrent het einde van Februari werd de hoofdaanval tegen de oostzijde van Sebastopol , voornamelijk door de Fran-schen ondernomen, aangezien de Engelscheu te zwak waren. Zij schoten van 9 tot den 23 April uit 508 stukken geschut van het zwaarste kaliber eu wierpen zelfs gedurende den nacht bommen en granaten, om de Russen geen
758
rust te laten; maar tie vestingwerken leden weinig; het* verlies van manschappen aan beide zijden was verschrikkelijk. Den 19 Mei nam de generaal Pelissier op zijdelings bevel van Napoleon 111 het opperbevel van Canro-bert over; de keizer had den nieuwen opperbevelhebber der afrikaansche bestormers gezegd: »hij moest den Ma-lakotftoren en Sebastopol nemen, en Pelissier had geantwoord ; »lk zal beiden nemen.quot; De zachtere held Canrobert nam, als een held der ouden, onder den generaal Bosquet het bevel eener divisie op zich. Pelissier volgde al dade-lijk een ander plan van aanval dan zijn voorganger; hij wilde namelijk de voorgeschreven vijandelijke werken een voor een met alle macht beschieten en dan bestormen en zoo tot de vesting zelve toe. Reeds in den nacht 21/22 Mei wierp hij de Kussen na een moorddadig gevecht aan de zuidzijde der stad uit hunne loopgraven, bestormde den 7 Juni de Mamelonvert en waagde den 18 Juni, den verjaardag van den slag van Waterloo, een hoofdstorm. 14 000 Engelscheu en 30 000 Franschen , de eersten op den Redan, de laatsten op den Malakoff bestormden met razenden moed hun aangewezen posten , maar werden in hunne loopgraven teruggeworpen. Deze dag kostte den Franschen 5000, den Engelschen 1500 en den Russen 5600 dooden. Den 28 stierf de engelsche bevelhebber lord Raglan aan de cholera. De fransche verliezen werden door nieuwe troepen weer aangevuld. De belegering werd weer geregeld voortgezet, nog meer vuurmonden werden geopend, dagelijks kostte het van beide kanten honderden menschen. Den 16 Ault;r. deden de Russen nogmaals een wanhopenden uitval bij Tschernaja, maar werden woedend door een in massa bajonetten gevecht, en een sterk aanhoudend vuren teruggeslagen ; de Russen verloren 8000 man, de bondgenooten, vlugger in beweging en vooral de fransche zouaven, hadden slechts 2000 dooden en gewonden. Door dezen slag was als het ware het lot van Sebastopol reeds beslist; de Russen zagen, dat zij de vesting niet konden ontzetten, meer\' dan 700 stukken geschut bestreken de werken, dagelijks kostte het den Russen van 500—1000 man (ook de
759
bondgeuooten vau 200—500) en toch volhardden zij manmoedig in de verdediging.
Den 8 Sept. \'s middags 12 ure werd eindelijk de laatste storm ondernomen; 70 000 man zouden zich opofferen om hem op drie punten te gelijk uit te voeren, maar 85000 wijden zich ook ten dood om hem af te weren. De aanval der Franschen op de zuidzijde mislukte, evenmin waren de Engelschen gelukkig tegen de Redan ; maar daarentegen behield het door Bosquet aangevoerde korps na eene moordende bestorming, welke verscheidene malen afgeslagen werd, den Malakofftoren! Sebastopol was genomen, maar was slechts een puinhoop ; verwoest waren de tuighuizen, en de voorraadmagazijnen. Hun vloot aan de Zwarte zee hadden de Kussen laten zinken! Eu toch maakten de bondgeuooten nog onmetelij keu buit aan krijgs-, scheepsmaterieel en levensmiddelen. Deze uitslag was met een verlies aan dooden en gewonden van de zijde der bondgeuooten met 10 000 eu der Russen met 13 000 man gekocht.
De laatste strijd werd in Azië gestreden; hier voerde de russische generaal Murawiew een leger aan van 35 000 man, met hetwelk hij de vesting Ears op klein-aziatischen bodem belegerde, zij was bezet door 12 000 man turksche troepen onder den engelschen generaal Williams. Murawiew bestormde de stad wel den 29 Sept., maar het kon echter niets bijbrengen om eenigennate den glans der wapeneer van het russische leger te herstellen; eerst door den honger gedwongen, kapituleerde Williams den 27 Nov.
vrede van parijs. (30 Maart 1856).
Oostenrijk, hetwelk zich door zijn samentrekken van een groot leger, op de grenzen van Rusland veel opofferingen moest getroosten en daarenboven door zijne gewapende neutraliteit in geen aangename verhouding, vooral met Rusland, was gekomen , vernieuwde nogmaals zijne vredesvoorslagen en vond bij den keizer van Frankrijk gewillig gehoor; want de naam van Napoleon klonk weer helder,
760
der Franscheu krijgskunde en dapperheid klonken weer van aller lippen en Rusland\'s trots was gebroken, en Turkije tegen nieuwe aanvallen genoeg beschut. Welk belang kon Frankrijk bij het verder voortzetten van den oorlog nu nog hebben, die toch reeds zooveel zware offers van menschen en geld gekost bad ? Om ook de eer der engelsche wapenen , welke veel geleden had, te helpen herstellen, daartoe had de keizer geen lust, hij leende met voorkomendheid zelfs, in weerwil van Engeland\'s tegenzin, gehoor naar vredesvoorslagen. Keizer Alexander 11 was insgelijks bereid de hand der verzoening te reiken en zoo werden 1 Febr. 185G te Weenen de voorafgaande vredesvoorwaarden geteekend. Den 20 Febr. werd er te Parijs onder het voorzitterschap van den transchen minister van buiteuland-schc zaken Walewski, een vredescongres geopend, waarbij Sardinië en later ook Pruisen vertegenwoordigd waren; den 30 Maart 18ÓG werd de vrede van Parijs gesloten; volgens welken Kusland het beschennrecht opgaf over de Donauvorstendommen en Servië, de neutraliteit der Zwarte zee en de vrije scheepvaart op den Donau erkende; tevens verbond het zich op de Zwarte zee slechts een met Turkije gelijk bepaald aantal oorlogschepen van minderen rang iu de bovengenoemde zee te houden en stond eindelijk een stuk lands (200 □ mijlen) van Bessarabië aan Turkije af, zoodat zijne grenzen van den waterweg des Donaus weggeschoven werden. Andere punten, alsmede de organisatie der Donauvorstendommen zouden op een congres behandeld worden. De sultan verbond zich de rechten der christenen by een Firman vast te stellen , welken hij de contractee-rende mogendheden ter goedkeuring beloofde voor te leggen.
De mogendheid, welke eigenlijk den oorlog tegen Rusland gevoerd en wier legers Sebastopol vernietigd hadden, was Frankrijk. De transche krijgsroem straalde glansrijker dan ooit, want de fransche soldaat had onmiskenbaar zijne grootere deugdelijkheid boven den russischen en engelsclien bewezen. Parijs werd door het sluiten van den vrede aldaar het middelpunt der europeesche staatkunde, de keizer
761
der Franschen zelf trad trotsch op als scheidsrechter in de europeesche zaken, eene stelling, welke de keizer aller Kussen zich sedert den parijzer-vrede van 1814 had aangematigd; dit alles had trouwens Frankrijk gekocht met minstens 80 000 slachtoffers en l1^ milliard. Daarenboven had Napoleon nog oen ander doel bereikt; namelijk het H. verbond of sedert 1849 het noordsche, was uiteengespat. Oostenrijk, hetwelk eerst alles in het werk had gesteld om den vrede te behouden, bestendig later als bemiddelaar en eindelijk als bewerker van den vrede optrad, en in alle gevallen door zijne gewapende neutraliteit den europeeschen oorlog voorkwam , maaide van alle zijden ondank in. De czaar was innig op Frans Jozef verbitterd en Pruisens ijverzuchtige gevoelens levendiger; beiden kwamen Napoleon te stade en werkten hem in de hand. Zoodra de vrede gesloten was, waren de keizers van Kusland en Frankrijk vrienden en gingen in alle strijdvragen hand aan hand, zelfs in die waarvoor zij zoo bloedig gevochten hadden , zoodat Oostenrijk na den vrede, even als Kusland vóór den oorlog geïsoleerd daar stond.
Engeland\'s aanzien had door den oorlog zeer geleden; zijne houten vestingen, de geweldige oorlogschepen, durfden de steenen wallen van Kronstadt niet te na komen, slechts daar, waar niets te vreezen was, beschoten zy weerlooze gebouwen.\' liet trotsche Albion kon niet eens een leger van 60 000 man uit zijne eigene bevolking op de been brengen, maar moest daartoe in het buitenland aanwerven; de manschappen , die zij hadden vochten wel met eene bewonderenswaardige dapperheid, maar zij waren noch zoo goed geoefend, noch gedisciplineerd als de Frausche soldaten en niemand op het vaste land had zich ooit een denkbeeld kunnen maken van zulk eene gebrekkige en onberadene verzorging voor een leger als die der Engelschen. Zij wonnen evenwel door het terugdringen der Russen en het verijdelen hunner plannen; want door de uitbreiding der russische macht was de hunne zoo wel in Azië als in Europa bedreigd.
Turkije werd door den oorlog wel uitgeput, maar van de dreigende russische beschermheerschappij verlost; door
762
den vrede van Parijs werd het als een waar bestanddeel voor het enropeesche statenstelsel erkend en de erfvijand der christenen ondor de bescherming der christelijke staten geplaatst. En volgens de groot heerlijke Hat Humaynm van den 21 Febr. 1856 gaf do sultan den christenen in zijn geheelerijk volledige vrijheid van godsdienst en burgerlijke gelijkstelling in alles met de Muzelmannen, welke evenwel moeie-lijk zal zijn uit te voeren, zoolang er nog recht geloovige Turken zijn, aangezien alles lijnrecht tegen den coran is. Nu volgde er in Europa een vrede van slechts drie jaren, of liever eene stilte, zocals gewoonlijk den storm voorafgaat. Keeds op het congres te Parijs, dat bijeenkwam om den vrede te bevestigen, hoorde men wanklanken, welke de toekomst met vrees vervulden.
ITALIO.
in Parijs zat ook aan de tafel der Enropeesche groote mogendheden de graaf Cavour als vertegenwoordiger van het koninkrijk Sardinië, een staat van nog geen 5 millioen inwoners, deze eer, zooals wij weten, had dit rijk zich verworven door deelname aan den oorlog tegen Rusland in de Krim ; voor zich zelf had het geen de minste beweegreden tegen Rusland, maar gehoorzaamde hierin alleen het drijven van Engeland en ook van Frankrijk; later, toen de huichelarij zich ontmaskerde, werd het duidelijk waarom. Cavours \'rol in de conferenties, het behoeft niet gezegd te worden, was hem ook door de westersche mogendheden , vooral door Frankrijk voorgeschreven en daardoor alleen kon hij het wagen van Italië een nieuw vraagstuk te maken voor het congres, en schilderde den toestand zoo zwart af, dat liet tot eene geweldige uitbarsting moest leiden, welke den vrede van Europa op nieuw bedreigde. Deze tartende uitval, welke bijzonder Oostenrijk en den H. Stoel, gold, had op de conferentie zelve geen verdere gevolgen, doordat graaf Buol-Schauenstein zich van elke opheldering onthield. Daarentegen zette Sardinië, door zijn premier,
763
Cavour, zijn drijven in Italië met volharding voort, vooral door zijn aanvallen op den rechtstoestand der geestelijken , door de invoering van het burgerlijk huwelijk, de willekeurige opheffing en toeëigening van een zeer groot aantal kloosters en de begunstiging van de engelsche zendelingen, enz. Eindelijk nam Cavour in een memorandum (hetwelk in een gedenkschrift door den franschen gezant te Kome Kayneval, zoo overtuigend is weerlegd geworden) tegen de pauselijke regeering zulk eene vijandige houding aan , dat er geen twijfel meer omtrent zijne bedoelingen overbleef. Tegen Oostenrijk werd geene uitdagende taal gespaard , het luidde in alle dagbladen geen vrede met Oostenrijk, zoolang er nog een enkele Oostenrijker op italiaansch grondgebied is ; daarbij zaten de aartssamenzweerders en opruiers ook niet stil; de bedorvenste elementen van geheel Italië werden op de oude revolutionaire wijze weer in beweging gebracht.
De toestand van Sardinië zelve was ook niet zeer troostrijk; zijne staatsschuld beliep volgens oöicieele opgave van 1 Jan. 1855 niet minder dan 615,9fgt;3,4291/; livres en dejaar-lijksche uitgaven bij de 141,374,532 livres; de druk der belastingen was velen ondragelijk, daarom zette Cavour alles op het spel; door eene nieuwe omwenteling en ten koste van Oostenrijk en de italiaansche hertogen het rijk te ver-grooten , dat moest het volk in zwijmel brengen. De vooruitzichten echter vertoonden zich aanvankelijk niet zoo gunstig; want keizer Frans Jozef werd, toen hij in Jan. en Febr. 1857 zijne italiaansche staten bezocht door de geheele bevolking met gejubel begroet en de volledige kwijtschelding, welke hij aan alle staatkundige misdadigers schonk, alsmede de staat van beleg, welken hij overal ophief, waren toch wel de duidelijkste bewijzen, dat Oostenrijk geen uitbarsting van eene omwenteling voorzag en nog veel minder vreesde. Evenmin in de llomagna, welke Paus Pins IX van Juni tot Sept. bezocht; elke stad ontving Z. H. met onbeschrijfelijke bewijzen van eerbied en genegenheid en aan het »evviva Pio nonoquot; was geen einde.
Het tegenbeeld van Sardinië was in vele opzichten het koninkrijk der beide Siciliën. Koning Ferdinand II be-
7G4
dwong in 1848 de omwenteling in zijne hoofdstad en onderdrukte den opstand op het eiland Sicilië, welke vooral door Engeland aangemoedigd was geworden. Hij zette de door hem zeiven verleende constitutioneele staatsinrichting op zijde, omdat zij door de revolutionairen als wapen tegen het koningschap gebruikt werd, en regeerde zijn land even zelfstandig als Napoleon Frankrijk. De belastingen waren in zijne staten veel minder dan in Frankrijk en Engeland ; het crediet des lands was zoo gevestigd, dat zyne staatspapieren niet meer op de buitenlandsche beurzen te koop waren, het leger was talrijk , wel uitgerust en geoefend ; de vloot sterker dan die van Sardinië; handel, akkerbouw en nijverheid bloeiden; er werden bestendig wegen aangelegd en verbeterd , spoorwegen begonnen en voltooid, en toch werd Ferdinand 11, na den vrede van Parijs, door Engeland en Frankrijk op eene voorbeeldelooze wijze te recht gewezen. Eene nota vertelde hem, dat zijne wijze van regeeren onvermijdelijk tot een opstand moest leiden,\' waarom zij hem welmeenend aanraadden een anderen weg in te slaan, waarop de koning hun met waardigheid ten antwoord gaf: »dat hy elke inmenging van vreemde mogendheden beschouwde als strijdig met het volkenrecht.quot; De gezanten der beide ongeroepen raadgevers vertrokken in October en daarvoor verschenen er verscheidene hunner schepen in de havens en wateren van het koninkrijk , zooals zij voorgaven om de frausche en en-gelsche onderdanen en hunne bezittingen bij eene mogelijke uitbarsting te beschermen. Zulk eene handelwijze moest natuurlijk de kwaadgezinden en de dienaars van Garibaldi en Mazzini aanmoedigen en toch volgde er geen opstand; alleen beproefde het den 22 JNov. Bentivenga te Cefalu op Sicilië, maar hij vond bij het volk geen weerklank. Den 7 Dec. 1856 maakte een zekere Milano bij gelegenheid van eene revue over de troepen een aanslag op het leven des konings; en den 4 Jan. 1857 sprong een stoomfregat dicht bij het paleis des konings in de lucht; beide misdaden zijn naar alle waarschijnlijkheid revolutionaire heldendaden. Korten tijd daarna werd er ook door
765
den Italiaan Pianori een moordaanval tegen Napoleon beproefd. Wellicht had dit ten gevolge, dat de mogendheden hunne snaren lager spanden, ten minste hunne taal was niet meer zoo aanmatigend en de schepen bleven niet meer om en nabij Napels. Napoleon zal begrepen hebben door de verfoeielijkste hartstochten tegen de gekroonde hoofden te helpen losmaken, hij zich zei ven aan hetzelfde gevaar blootstelde. Tegen koning Ferdinand was hij al dadelijk, omdat deze een Bourbon was en daarenboven had hij hem niet in de Krim willen volgen , eu stond zijne bekende ideën omtrent Italië in den weg. Engeland was tegen Ferdinand, zeker vooral uit den traditioneelen haat der Engelschen tegen het katholieke Italië en het vleide zich misschien het eiland Sicilië tot buit te erlangen om de Middellandsche zee te beheerschen. De engelsche pers hield niet op met haat tegen den koning te stoken en dischte de ongehoordste wreedheid op, welke de gevangenen in Napels moesten ondergaan; later is overtuigend door de revolutionairen zeiven bevestigd geworden , dat het verzinsels waren. Het jonge Italië verfoeide Ferdinand II doodelijk, omdat hij zich niet even als de ongelukkige Lodewijk XVI, aan de revolutionairen overgaf, maar hen met de wapenen in de hand te gemoet trad. Het mocht evenwel niet baten, Napoleon III en Victor Emanuel hadden de kaarten reeds uitgedeeld, Italië moest van onder tot boven omgewoeld worden.
OOriLOG VAN FRANKRIJK EN SAKDINIë TEGEN OOSTENRIJK. TOT DEN SLAG VAN MONTE-BELLO 20 MEI 1859.
Wat Victor Emanuel of liever Cavour wilde, was, zooals wij reeds gezien hebben , geen geheim, alleen echter konden zij niets tegen Oostenrijk uitrichten, maar Napoleon was reeds hun bondgenoot en men wachtte slechts op eene geschikte gelegenheid om met Oostenrijk te breken; in stilte werden intusschen reeds verbazende oorlogstoerustingen gemaakt. De verstandhouding tusschen Frankrijk en Oostenrijk was al dadelijk na den parijzer vrede niet meer zoo innig en deze
766
verbeterde uiet door het verschil van beider staatkunde ten op-aichte der Donauvorstendommen, en verpletterend klonk het door geheel Europa, toen keizer JSapoleon 111 op ^Nieuwej aars morgen by de ontvangst van de buitenlandsche gezanten tot den oostenrijkschen baron von Hübner op vrij bitseu toon zeide: »lk betreur het, dat onze betrekkingen met uwe regeering uiet meer zoo vriendschappelijk zijn als vroeger!quot; Het daaropvolgende huwelijk van den neef des 1\'ranschen keizers, prins Napoleon, met Clotilda, de dochter van quot;Victor Emanuel, bewees genoeg, dat er een verbond tusscheu hen bestond. Tegenover deze bedreigingen begon Oostenrijk zich ook te wapenen en zich in Italië, waar de onrust zich reeds openbaarde , te versterken, en ofschoon een artikel in den Moniteur van den 5 Maart 1859 de vre-delievendste inzichten van Napoleon opdischte, logenstraften toch de onmetelijke wapening en het samentrekken der troepen die half officieele vredesverzekeringen. Intusschen was het leger in Sardinië reeds mobiel verklaard en Cavour wist door het aanwerven van vrijwilligers door zijne agenten in alle oorden van Italië en vooral in Lombardije zijn leger machtig te \'versterken. De oostenrijksche regeering zond eene nota aan den sardinischen minister, waarin hij aandrong zich te verklaren, of anders de wapening te staken en de aangeworven vrijwilligers te ontslaan, zij kreeg echter geen bevredigend antwoord, zoodat eindelijk Oostenrijk aan Sardinië een ultimatum richtte, van welks aanneming of weigering het den oorlog afhankelijk maakte. Ue 03iderhande-liugen duurden tot in het oneindige, waardoor Oostenrijk\'s vijanden immer tijd wonnen om zich geducht voor te bereiden. De aangeboden bemiddeling van Engeland en Rusland om de italiaansche zaak voor een congres der groote mogendheden te brengen leed ook schipbreuk, doordat Oostenrijk voor zijne intrede in het congres de ontwapening van Sardinië eischte, waartegen het zijn woord gaf laatstgenoemd rijk niet te zullen aanvallen.
De sardinische regeering weigerde en Cavour ontkende zelfs dat het leger mobiel verklaard was. Trouwens van een congres had Frans Jozef ook niet veel goeds te wach-
767
ten; Rusland was het volkomen met Frankrijk eens; op Engeland was niet te rekenen en tusschen Pruisen bestond in laug geen hartelijkheid; integendeel, de naijver tusschen dat rijk en Oostenrijk omtrent de duitsche zaken was sterk toegenomen. Wel zond de keizer van Oostenrijk den aartshertog Albrecht naar Berlijn om met het pruisische hof over een verbond te onderhandelen, maar eer dit ten einde liep, was het zwaard reeds uit de schede getrokken en moest hij onverrichter zaak Berlijn verlaten.
Den 26 April gaf Turin een weigerend antwoord op het ultimatum. De toestand in Midden- en Boven-ltalië werd voor Oostenrijk altijd dreigender; de wapenen moesten beslissen eu den 29 rukte het oostenrijksche leger over den Ticino Sardinië binnen.
In een manifest rechtvaardigde de keizer van Oostenrijk zijne handelwijze en wendde zich daarin met warme woorden aan de vaderlandsliefde zijner volken. Den 25 April had reeds eene fransche divisie de grenzen overschreden en landden er afrikaansche jagers en zouaveu te Genua, een bewijs, hoe vurig men het teeken tot den oorlog verwachtte; en toch heette liet nu, Oostenrijk heeft den vrede van Europa verbroken ! Napoleon sprak dit luide uit in zijn oorlogsmanifest van den 9 Mei en verkondigde dat Italië vrij tot aan de Adriatische zee moest zijn. Den volgenden dag verliet Napoleon Parijs om zelf op het oorlogstooneel tegenwoordig te zijn, hem lachte ook in zyne ijdelheid het oord toe, waarop zijn oom eertijds zijne schitterendste overwinningen behaald had. Intusschen was in Toscane, Modena, Panna en de Komagna de omwenteling reeds uitgebroken; die staten waren vol met en bewerkt door de agenten van Mazzini en Garibaldi, het kostte weinig moeite om er den schijn van volksbeweging aan te geven; de vorsten dier landennamen de vlucht en oogen-blikkelijk waren hunne legers onder het bevel van piemontee-sche officieren en onder-officieren. Er kwamen sardinische commissarissen om orde in de zaken te brengen en de landen in naam van Victor Emanuel in bezit te nemen. Algemeene volkswil was het niet, bijna al de gegoede burgers hielden zich buiten allen strijd; het waren de revolutionairen, die
7(58
de mindere volksklassen onder hnnne bevelen hadden. Van -alle kanten stroomden vrijwilligers naar Sardinië, daaronder ook vele gevluchte Polen en Hongaren en schaarden zich grootendeels onder Garibaldi\'s vrfjscharen, waarmede hij den guerilla oorlog voerde, landstreken in verzet bracht en voor Victor Emanuel in bezit nam, ook het oostenrijksch leger bezighield om de ware beweging van het fransch-sardinisch leger te bedekken. Keizer Napoleon III nam zelf\' het opperbevel op zich over het fransche leger, dat bij de 130 000 man sterk was, en het sardinisch leger van 65 000 man, ook onder hem, werd aangevoerd door koning Victor Emanuel. De laatste had in last eiken aanval der Oostenrijkers afzonderlijk te vermijden en zich zoo snel mogelijk in beweging naar de Franschen te stellen; de Franschen zouden zich tegelijk bewegen in de richting naar de Fiemonteezen om zoo spoedig mogelijk de vereeniging der beide legers te bewerkstelligen. Napoleon, onder wien veldheeren als Mac Mahon, Canroberf, Niel, Baragray d\'Hilliers enz. dienden, had daartoe het gunstigste punt van het piemonteesche oorlogsterrein gekozen, en wel het gebied van Alessandria en Casale, waar goede wegen en spoorwegen voor eene vlugge beweging voorhanden waren. Voor de vlugheid en het minder vermoeien der soldaten en officieren was daarenboven alle onnoodige pakkage achter gelaten. Behalve hun wapen- en schietmaterieel, hadden zij slechts een paalschoenen en levensmiddelen voor eén dag te dragen. Voorde verpleging was medo behoorlijk gezorgd, daarenboven kwamen zij in vrienden land, waar de bevolking hen welkom ontving ; en zoo bereidden de Franschen zich tot den een of ander hoofdslag voor. 150 000 Oostenrijkers onder het opperbevel van den veldtuigmeester Gyulai, waaronder Benedek, Zobel, Schwarzenberg, Urban enz. dienden, ook veldheeren van naam, waren den Ticino overgetrokken. Dat de Oostenrijkers even goede soldaten waren als de Franschen was reeds gebleken uit vroegere oorlogen ; maar het komt in den oorlog op aanvoerders, samenhangend werken en een aangegeven doel aan, iets, dat bij de Franschen volkomen en bij de Oostenrijkers niet was. Bij hen was alles bij het oude ge-
769
bleven, zelfs na 1848, toen de gebreken der legerinrichting zoo duidelijk gebleken waren, had men niets verbeterd , bijv. de soldaat was nog even zwaar beladen met alle soort van toerusting, zelfs een parade-tenue was in zijn randsel gepakt, de verzorging liet ook veel te wenschen over; later bleek, hoe zelfs hoofdpersonen den schelm met de proviandeering hadden gespeeld.
De oostenrijksche opperbevelhebber Giulay, in plaats van, zoodra hij den voet op piemonteesch grondgebied gezet had, op te rukken, de Sardiniërs op te zoeken en te slaan, voordat zij zich met de Franschen vereenigd hadden of minstens het laatste te beletten, bracht weken lang door met onbepaald heen- en weertrekken en zocht den vijand, waar hij niet was, zoodat Napoleon zyn vereeniging met Victor Emanuel volkomen ten uitvoer kon brengen. Den 20 Mei eindelijk gaf Giulay bevel tot een sterken verkenningstocht met 25.000 man onder bevel van den veldmaarschalk Stadion. Bij Monte-bello stiet deze op de piemonteesche cavalerie, welke hij terugwierp en dwong Montebello te ruimen; maar toen hij verder voortdrong werd hg bij Ginestrella ontvangen door de fransche inianterie der divisie van den generaal Forey. Deze daagde nu zelf op met zijne geheele macht. De Oostenrijkers moesten uit Ginestrella wijken en hielden bij Montebello stand; van beide zijden werd met moed en hardnekkigheid gestreden , vooral bij en op het kerkhof; zij moesten eindelijk wijken en naar Casteggio terugtrekken , alwaar zij \'s avonds ten 7 ure in orde front maakten. Forey had zich niet sterk genoeg gevoeld om hen te vervolgen; beider verlies werd op 1300 man geschat.
SLAG VAN MAGENTA (5 JUNl).
Na den slag van Montebello kon Napoleon zijne strijdmacht volkomen samentrekken tusschen Boghera, Alessandria en Casale en zich tot een hoofdslag voorbereiden Intusschen was Garibaldi met zijne jagers in Lombardije
ALG. QESCH. 49
770
gevallen, bevorderde overal den opstand en wilde tussehen het Lago- enComo-meer naar Milaan voortrukken; wel werd hij door den veldmaarschalk Urban, toen hij van Barese naar Como wilde voortdringen, op de vlucht gejaagd; maar het gelukte niet hem over de grenzen naar Zwitserland te dringen. Hij bleef den Oostenrijkers veel afbreuk doen en strekte als het ware tot loots voor de fransch-sardinische troepen. Thaus (28 Mei) was Napoleon volkomen in staat om aanvallenderwijs te werk te gaan, hij talmde nu ook niet langer. Hij besloot om langs den kortst mogelijken weg naar Milaan te trekken, namelijk met den spoorweg van Alessandria over Casale naar Vercelli en van daar over No vara en de Tecino-brug van San-Martino (Ponte Nuovo di Buffalora). Napoleon zou dezen gevaarlijken tocht wagen op een sterk fatalistisch vertrouwen in de overwinning zijner soldaten, zoo eigen vroeger aan den eersten Napoleon; een enkele nederlaag stelde hem aan een onvermijdelijk verderf bloot. Hij liet 4 sardinische divisies, gesteund door de troepen van Canrobert bij Vercelli samentrekken, den 30 Mei gingen zij de Sesia over en grepen de punten Palestro, Confienza, Vinzaglio en Cosalina aan, waar de sterke voorposten van den rechtervleugel der Oostenrijkers , de divisie van Lilia, stonden. De Oostenrijkers, door eene grootte overmacht verrast, waren genoodzaakt deze punten te ruimen. Den 31 Mei wilde de veldmaarschalk Zobel, na versterking gekregen te hebben, de punten hernemen , maar zijne poging leed schipbreuk. Hierop gaf hij aan de brigade Szabo bevel Palestro aan de zuidzijde van Rivoltella aan te vallen. Szabo dreef de Sardiniërs terug en bezette gelukkig gedeeltelijk Palestro en richtte zijne batterijen op; aan de rechterzijde had hij loopgraven en aan de linker dacht hij zich beschut door de Sesietta (kleine Sesia). Den volgenden dag 1 Juni werd hij weer door den vijand aangevallen, en toen de strijd op zijn hevigst was, doorwaadden de zouaven, die aan de overzijde der Sesietta stonden, dus in den rug der Oostenrijkers, de rivier en wierpen zich met woede op de vijandelijke batterijen, op hunne bedekking en de toesnellende Oostenrijkers, en daar deze door het terrein zich
771
niet ontwikkelen konden en nu van alle kanten beschoten en aangevallen werden, trokken zij op Robbio terug. En terwijl nu de Oostenrijkers daar • beziggehouden werden , waren de legerkorpsen van Niel, Mac-Mahon en de garde per spoor van Casale naar Vercelli vervoerd. sloegen onmiddellijk den weg in naar Mo var ra, alwaar zii den 2 Juni ten getale van 70000 man samentrokken. Wel hadden de Oostenrijkers het schelle gefluit der treinen gehoord, maar dachten dat het troepen waren om de Sardiniërs te versterken en geloofden zeker hen den volgenden dag tegen hun front bij Eobbio te zien; zij waren verschalkt geworden, het fransche leger was op weg naar Milaan.
De krijgskundige critiek zegt: dat de opperbevelhebber Giulay hier nogmaals eene zeer groote fout beging; zooals wij namelijk hierboven zagen begon Napoleon de snelle verplaatsing van het leger den 1 Juni, den 2 was de ver-eeniging der troepen nog niet volkomen en den 3 zelfs om strgd te levereu nog niet geschikt; de oostenrijksche bevelhebber had moeten, minstens kunnen weten , wat er rondom hem omging, hij had dus tijd gehad om vier, ja, zelfs 5 legerkorpsen voor den 3 Juni samen te trekken en het nog in beweging zijnde en verspreidde leger tusscheu de Sesia en den Tecino met veel kans van slagen aan te vallen, hetwelk verschrikkelijke gevolgen voor het fransch-sardinisch leger had kunnen hebben. Vele oostenrijksche generaals, en voor-namelgk Zobel, hadden er wel aan gedacht, en nu nog, om van hunne voordeelige stelling tusscheu de Po, Sesia en Tecino gebruik te maken en eene offensieve beweging te ondernemen; zij hielden dit voor gunstiger dan den vijand, zooals Giulay wilde, in zgne volle beweging te overvallen. Het laatste moest echter gebeuren. Giulay gaf bevel tot den terugtocht van zyn geheele leger aan den linkeroever van den Tecino en om over Bigevano, Vereguardo en Pavia zich op den weg van Butfalora over Magenta naar Milaan dwars op den weg te stellen. De verschillende legers zetten zich vol moed in beweging, bereikten de aangewezen plaatsen en nu ontwikkelde om en bij Magenta (5 Juni) zich door de verschillende bewegingen der beide legers een
772
der afgrijselijkste gevechten; met voorbeeldelooze dapperheid werd van beide zijden gestreden; de Oostenrijkers lieten zich eer wegmaaien dan dat zij weken. Meer dan eens waren de Franschen in gevaar en ware er meer samenhang bij de Oostenrijkers en geen bedorven elementen in het leger geweest, dan zoude wellicht den Franschen de overwinning niet te beurt gevallen zijn; eene tijdige wending van Mac-Mahon noodzaakte de Oostenrijkers terug te trekken. Van beide zijden was bij de 70 000 man in het gevecht geweest. De Oostenrijkers verloren 10000 man, waarvan 4000 Italianen niet onvrijwillig zich krijgsgevangen hadden gegeven; de Franschen gaven 4500 man aan dooden en 700 gevangenen op. In den loop van 5 en 6 Juni ruimden de Oostenrijkers Milaan alsmede Pavia en zetten hun terugtocht in drie kolonnen tot achter den Mincio voort. De achterhoede van het centrum onder den veldmaarschalk Be-nedek, wélke Melegnano nog bezette, Jmoest nog een harden strijd doorstaan met de veel sterkere macht van Baraguay d\'Hilliers; het viel den franschen generaal niet zwaar haar voort te stuwen, aangezien het niet in Oostenrijks plannen lag die plaats bezet te houden. De Oostenrijkers weken echter niet alvorens hem geduchte verliezen bij zijn aanval te hebben toegebracht. Met den terugtocht stond een algemeen opgeven van alle versterkte plaatsen achter zich in verband; alle vestingwerken zooals van Pavia, Piacenza, Pizzighetone werden dus geruimd en de versterkingswerken, alsmede de bruggen en forten geslecht.
Niet meer van Giulay gingen de bevelen uit, Frans Jozef was zelf bij het leger aangekomen en de veldtuigmees-ter Hess was chef van den keizerlijken staf geworden. In het keizerlijke hoofdkwartier te Verona was het besluit genomen, het geheele leger aan den Mincio naar den beroemden , sterken vierhoek terug te trekken (Peschiera, Mantua, Verona en Legnano), en dezen door een nieuw korps en de bezettingen der in den steek gelaten vestingen te versterken. De troepen, welke in de steden Ancona, Bologna, Ferrara en Commacchio lagen, namen aan het noorden van den Po post. Parma en Modena, alwaar in het begin van Mei,
773
weinige dagen na de eerste beweging, de verdrevene vorsten met weinig moeite weder bezit van hunne staten hadden genomen, werden aan hun lot overgelaten, zoodat de vorsten ten tweeden male hunne staten moesten verlaten, üe eerste fransche troepen trokken den 7 Juni Milaan binnen en den 8 deden Napoleon III en Victor Emanuel er hun intrede in. Napoleon roemde te Milaan in eene dagorde de volbrachte daden der soldaten en wees hun op den nog te behalen roem. Ook wendde hij zich in eene proclamatie aan de italiaansche natie en vorderde deze op, zich, tot bevrijding van haar land, onder de vanen van Victor Emanuel te scharen. Natuurlijk weerklonk deze roep ook in de Legaties en den geheelen Kerkelijken Staat, welke trouwens reeds wemelde van onruststokers. De Romagna stond op , zoodra de Oostenrijkers vertrokken waren; er vormde zich een voorloopig bestuur en Victor Emanuel zond er dadelijk kaders van offieieren en onderofficieren heen om de militaire organisatie te regelen.
SLAG BIJ SOLFERINO (24 JUNI 1859). VREDE VAN VILLAFRANCA (11 JDLI.)
Eerst nadat de Oostenrijkers zich geheel achter den Mincio hadden teruggetrokken, nam Napoleon maatregelen om hen langs deze rivier te volgen. Den 22 Juni begon het leger van de Mella tegen den Chiese zijne beweging, om deze rivier over te trekken , de versterkte hoogten van den Mincio te nemen, en van daaruit zijne aanvallen aan den Mincio en de Etsch op den vierhoek te beginnen.
Tengevolge van het niet overeenkomen der bemiddeling van Pruisen, liet Oostenrijk zijn oorspronkelijk plauvai-en, namelijk, om binnen den vierhoek den vijandelijken aanva-af te wachten en af te weren; maar keizer Frans Jozef bel sloot den Mincio pver te trekken en nog eens de Franschen in het open veld, aan den Chiese of de Mella, of waar ook , op te zoeken, hen zoo mogelijk te slaan en Lombardije weder uit te werpen. Den 23 Juni trok het oostenrijksche
774
t
leger vol vuur en brandend om zijn ouden wapenroem te herwinnen op zeven punten den Mincio over; des avonds, nadat men hier en daar op zwakke voorposten had gestoten, welke echter zonder weerstand te bieden terugtrokken, nam het leger zijne stellingen in; den 24 Juni zou men uit deze stellingen vooruit marcheeren; men rekende op geen bedenkelijken weerstand , hoogstens den 25 dacht men tot een gevecht te komen, de marschorde was gegeven tegen \'s morgens ten 9 ure. Het bleek echter later, dat de vijandelijke legers op geen duitsche mijl van elkander stonden. Ook Napoleon had voor denzeifden dag bevel gegeven voorwaarts te rukken , zoodat er eene botsing moest volgen. De fransche keizer had echter het tnarschuur op 2 ure \'s morgens bepaald, om de groote daghitte te vermijden (wellicht was bij door verraad ingelicht van de plannen uit het oostenryksche hoofdkwartier, want grof werd verraad betaald), zoodat de ontmoeting reeds vroeg moest plaats hebben. De Franschen vonden de Oostenrijkers op de meeste puuten nog in hunne stelling van den 23 \'s avonds. De bloedige slag, naar zijn beslissend punt die van Solfe-rino genoemd, nam een aanvang; hij verraste de Oostenrijkers en veranderde voor hen van een offensieven in een defensieven. Hij duurde van af den vroegen morgenstond tot laat in den avond met de grootste woede en menschenslachting voort; alleen een hevig onweer brak den strijd over de geheele slaglinie eenige oogenblikken af, alsof de Schepper door de hevigste donderslagen zijn afkeer wilde te kennen geven over het onschuldig bloed, dat voor de eerzucht en den overmoed van een paar vorsten gestort werd; het gevecht eindigde ten nadeele der Oostenrijkers. Zij verloren 13000 man aan dooden en verwonden en 9000 aan gevangenen. De Franschen en Italianen gezamenlijk 18000 dooden en 2000 gevangenen.
Na den slag van Solferino waren de Oostenrijkers uiterst ontmoedigd, maar nog niet verslagen ; zij konden hunne manschappen aanvullen en zich in den vestinghoek vastzetten. De Franschen integendeel stonden op ,het [toppunt van militaire eer; hun moed was grenzeloos, alles, zelfs het gewaagdste
775
was hun gelukt en toch, in weerwil Napoleon zijne krijgstoerustingen voortzette, scheen hij te aarzelen. De Italiaansche omwenteling wies hem boven het hoofd. de teugels werden uit zijne handen gerukt. Het beviel hem niet, dat de Italianen, zoodra zij van de Oostenrijkers of hunne vorsten be-vrgd waren, zich dadelijk tot Victor Emanuel wendden, zonder zijn believen of besluiten tot organizeering af te wachten, vandaar dat hij protesteerde bij Victor Emanuel tegen de aansluiting der Legaties en alleen genoegen nam in het regelen der krijgszaken; daardoor was hij van zelf gebonden dat gebied neutraal te houden en het minstens niet met zijne troepen te betreden. Daarbij had Pruisen reeds na den slag van Magenta zijn leger mobiel verklaard om eeue stelling aan den Boven- en Midden-Rijn in te nemen, ook was er sprake van, dat een duitsch bondsleger onder aanvoering van Beijeren den Boven-Riju zou bezetten ; daarenboven onderhandelde Pruisen met Engeland en Rusland om zich bemiddelend in den gang der gebeurtenissen te mengen; zoodat de keizer het gevaar inzag, dat de oorlog in plaats van plaatselijk algemeen kon worden en hij er dan twee tegelijk zou moeten voeren ; daarentegen was het hem ook bekend, dat Oostenrijk en Pruisen over de wijze en den gang der bemiddeling meer dan ooit gescheiden waren, iets, dat hij juist beoogde; dit alles deed bij hem de gedachte ontstaan van vrede, en als om de wereld te verbazen, bood de overwinnaar aan Franz Jozef een wapenstilstand aan (8 Juli), welke door den oostenrijk-scheu keizer aangenomen werd. En om de verbazing nog te vergrooten, had er den 11 Juli te Viilafranca eene persoonlijke samenkomst der beide keizers plaats, alwaar zij het te zamen eens werden over de vredesvoorwaarden, welke later op de conferentie te Zurich bevestigd werden ; zij waren voornamelijk als volgt: de beide keizers zouden de vorming van een italiaanschen bond onder het eerepresidentschap van den paus begunstigen; de keizer van Oosten-rijk Lombardije aan den keizer der Franschen afstaan met uitzondering van Peschiera en Mantua en de laatste dit weder aan den koning van Sardinië overdragen; Venetië zou een
776
deel van den italiaanschen bond uitmaken, maar aan den keizer van Oostenrijk blijven ; de hertogen van Toscane en Modena in hunne staten terug komen en een deel van den bond uitmaken; door geheel Italië zou volledige amnestie verleend , en den paus overgehaald worden om de noodzakelijke hervormingen in zijne staten te brengen.
Deze zoo plotseling gesloten vrede, welke het programma van Napoleon, »ltalië vrij tot aan de Adriatische zee,quot; onvervuld liet, bracht in Italië eeue geduchte opgewondenheid te weeg. Het was niet, wat Cavour, Garibaldi of Mazzini wilden; de eerste vooral wilde het koninkryk Italië, bestaande uit geheel Italië, met Rome als hoofdstad en Victor Emanuel als koning, zoo als later bleek. Tegenover Frankrijk rechtvaardigde Napoleon zich hiermede : dat de oorlog op het punt was een omvang te nemen, welke niet met de belangen van Frankrijk strookte. Franz Jozef daukte in een manifest zijne getrouwe volkereu voor de gebrachte offers en beklaagde zich vrij bitter, dat zijne natuurlijke bondgenooten hem aan zijn lot hadden overgelaten. Na den vrede trokken de legers terug, maar geen der mogendheden ontwapende zich, integendeel de wetenschap werd uitgeput om de wapenen nog doodelyker te maken. En in Italië trad een tijdperk van statenroof in, van welks willekeur en onrechtvaardigheid de geschiedenis geen tweede voorbeeld kent.
ITALIë EN NAPOLEON III.
De vrede van Zurich bleet onuitgevoerd; de zaken liepen niet de baan, langs welke Napoleon 111 gedacht had ze te leiden. Men kan zeggen, dat de keizer na den slag van Solferino op het toppunt zijner grootheid stond en na den vrede van Villafranca begon te dalen. Zijne woorden doen de wereld niet meer zoo beven, men begint zonder hem te handelen, vooral in Italië; hij is weer de man der revolutionairen geworden en deze kennen geen middelweg. Napoleon\'s tijd van het initiatief is voocbij.
777
In Italië ging intusseheu alles met wonderbaren spoed op den weg der omwenteling voort. Een congres der mogendheden , dat door Frankrijk: en Oostenrijk bij de vredesvoorwaarden van Villafranca bepaald was geworden , leed schipbreuk, doordat de paus vooraf waarborgen eischte voor het volledige bezit zijner staten en Oostenrijk ook dit ge-^ voelen bytrad. Wel liet Napoleon door Lagueronnière eene brochure »Le pape et le congresschrijven, waarin wel beweerd werd, dat de paus souvereine vorst zijn moest, maar tevens ook, dat zijn gebied niet klein genoeg kon zijn, bijv.: Eome en omstreken; zelfs schreef de keizer, als gehoorzaamste zoon, een eigenhandigen brief aan Z. H. De paus antwoordde met het onveranderlijke »non possumusquot;, dat is, de paus mag niet afstaan, wat zijn eigendom niet is, maar aan 200 millioen Katholieken, over de geheele wereld verspreid, toebehoort , en hetwelk hij gezworen heeft ongeschonden te bewaren. Pius IX wendde zich dan ook in Jan. 1860 met een Encycliek tot al de bisschoppen der geheele wereld, waarin hij plechtig protesteerde tegen elke beperking van zijn gebied; waaraan de bisschoppen, als vertegenwoordigers der 200 millioen Katholieken in een adres met eerbied en waardigheid hunne goedkeuring hechtten. Nu volgde er in Italië de grootste comedie, welke er ooit gespeeld is en waarin de keizer der Franschen, Cavour en de partijganger Garibaldi de hoofdrollen vervulden; smadelijk moest de eerste ondervinden, dat zij hem in al zijne grootheid op hun gewilde baan medeslingerden , terwijl de bommen van ürsini, een carbonaro, welke bij de intrede in den schouwburg den keizer bijna het leven kostten, hem tevens moesten herinneren aan zijn vroeger gezworen carbonarischen eed omtrent Italië en dat hij onverbreekbaar aan de revolutie verbonden was (Het testament van Orsini).
Zooals wij vroeger zagen wareu Toscane, Parma, Modena en de Romagna in militaire betrekking reeds met goedvinden van Napoleon geheel met Sardinië vereenigd; aan Farini was als dictator de regeling en het beheer opgedragen.
In het vredesverdrag van Zurich waren wel uitdrukkelijk de rechten der italiaausche vorsten voorbehouden geworden,
778
maar wat kon Oostenrijk doen; het was verslagen en machteloos. Napoleon wist spoedig een equivalent voorzin italiaanscheu boud te vinden: als Sardinië namelijk zich versterkte met het bezit van gansch Midden-ltalië, dan moest Frankrijk zich om zijner veiligheidswille ook versterken aan zijue Zuid-Oostelijke grenzen; het wenschte Nizza en Savoye , de bakermat der eens zoo vrome Sardinische vorsten, waarover geheel Sardinië inwendig morde, maar Frankrijk juichte, uitgenomen de verstandige Katholieken; dezen zagen er eene volledige kwitantie in aan Napoleon voor bewezene diensten, het ontheffen van dankbaarheid jegens hem en tegelijk het verlies van het pauselijk gebied. Wel verbond zich Victor Emanuel nog om de andere pauselijke staten onaangeroerd te laten; maar hij was spoedig den loop niet meer meester; Cavour, (jaribaldi enz. wisten wat zij wilden. Nu was de zaak spoedig beslist. Er kwamen deputaties uit de te annexeeren staten naar den koning en Cavour om allergenadigst bewaard te blijven voor den terugkeer tot hun vorigen toestand en bij het roemrijk Sardinië, voor goed aangehecht te worden; de koning, even grootmoedig nam het verzoek gunstig op, maar zou de natie zelve laten beslissen door eene vrije, algemeene stemming, en deze had in don kortst mogelijken tijd plaats; het spreekt van zelf, eene overgroote meerderheid besliste voor de aanhechting bii Sardinië. Wij hebben u niet te zeggen, dat zulk eene volksstemming geschiedde onder den druk van alle vreesaanjagende krachten, terwijl de goedgezindeu gedwongen werden werkeloos te blijven. Het ging in Toscane, Modena, Panna en de Romagna even als in Lombardije; de meeste kloosters werden gesloten en hunne bezittingen tot nationaal eigendom verklaard; hier en daar kerken ontruimd en tot kazernes ingericht, de geestelijken door het gespuis bespied en mishandeld. De bevolking ondervond woldra, dat de annexatie geen goud aanbracht; de schatkisten waren spoedig ledig , de kerk- en kloostergoederen verslonden, en zij moest de zesvoudige belasting van vroeger betalen , en zich onderwerpen aan wetten en bepalingen, welke vroeger bij hunne wettige vorsten dwingelandij zouden geheeten hebben.
779
Intusschen had Cavour met eene groote meerderheid vau stemmen de goedkeuring tot den afstand van Nizza en Sa-voye in de kamer der afgevaardigden weten te bewerken; wel verhieven er zich in sterke bewoordingen stemmen tegen en riepen »geen Piemont meer zonder Savoyequot; ; maar de meerderheid begreep met Cavour, dat Napoleon thans voor goed aan de omwentelingswagen gebonden was, en reeds klonk hier en daar eene stem van: »het eenig Italië, het koninkrijk Italië met Rome als hoofdstad.quot; En terwijl deze woorden gesproken werden, was op het eiland Sicilië reeds een begin tot uitvoering gemaakt. Garibaldi, nadat in het begin van April in Palermo en Messina, op het eiland Sicilië , oproeren waren verwekt geworden tegen de regeering van Frans 11, die zijn vader Ferdinand II in Mei 1859 was opgevolgd, landde den 11 Mei 1860 met eene vrijschaar van 1500 man bij Marsala op de westkust en nog voor het einde der maand had hij Palermo veroverd; zijne benden vermeerderden dagelijks door het toesnellen van vrijwilligers en het overloopen der koninklijke troepen; bij Milazzo sloeg hij de napelsche troepen en den 22 Mei stond hij voor Messina. Koning Frans gaf zijn volk eene gewijzigde constitutie en knoopte onderhandelingen met Victor Emanuel aan tot het sluiten van een bondgenootschap en gaf den opperbevelhebber zijner troepen in Messina last zich met het leger naar het vasteland in te schepen, waarop Garibaldi, in naam van Victor Emanuel, bezit van het geheele eiland nam en er een voorloopig bestuur aanstelde. Dat Cavour onderricht was van den tocht uit Genua tegen Sicilië , daaraan behoeft men niet te twijfelen. Hoe kon Garibaldi daar de uitgebreidste maatregelen nemen en eene nationale inteekening voor de onkosten openen ? Het was eene comedie, toen het gouvernement Garibaldi twee schepen nazond, welke hem moesten inhalen; en Engeland had er grootelijks de hand in. Het was met engelsche papieren, dat hij van Genua uitliep naar Malta en twee britsche fregatten dekten zijne landing op de siciliaansche kust tegen de napolitaansche vloot; Engeland wilde wel gaarne in Italië een geduchte nabuur voor Frankrijk zien. Het bleek later uit het Gele
780
boek van Frankrijk, dat de toebereidselen van Garibaldi ook Napoleon niet onbekend waren, maar deze durfde zich niet bewegen, omdat de zaak van Nizza en Savoye haar volkomen beslag nog niet had.
Victor Emanuel nam het eiland Sicilië uit de hand van den vrijbuiter Garibaldi aan, maar verzocht hem tevens by eigenhandig schrijven het hierbij te laten , aangezien het vaste land den koning in moeielykheden met de andere vorsten kon brengen. Garibaldi was evenwel van een ander gevoelen , en betuigde niet te kunnen gehoorzamen, voordat Napels, Rome, Venetie vrij en Nizza , zijn geboortegrond, weer aan de Franschen ontrukt zouden zyn.
Den 9 Aug. landde reeds eene garibaldische vrij schaar in Calabrië en tien dagen later stapte Garibaldi met 6000 man bij Reggio aan wal. Door verraad en lafheid geholpen, vervolgde hij zijn weg tot in de hoofdstad Napels, alwaar hij den 7 Sept. zyn intocht deed onder het gejubel der revolutionairen en het in zwymel gebrachte gespuis. Koning Frans had zich, gevolgd van zyn tot de helft ingesmolten leger, achter de Vol-turno teruggetrokken. Hij moest voor de overmacht wijken, want een sardinisch leger kwam de Garibaldianen weldra te hulp, en sloot zich in de vesting Gaëta met het overblijfsel van zyn leger op.
Terwijl dit alles in het Napolitaansche geschiedde, werden er door Bertani, als het ware de minister van oorlog van Garibaldi, de uitgebreidste toerustingen gemaakt om in den Kerkelijken Staat te vallen; daar had men ook door alle revolutionaire middelen de beweging tot kookhitte weten te brengen; zoo ver evenwel wilde noch Napoleon, noch Victor Emanuel het laten komen; maar zij zelve hadden de omwentelingswagen in het onzalig spoor gebracht en werden nu als van zeiven voortgesleurd. Zy lagen nu Garibaldi alle hinderpalen in den weg ; zelfs de sardinische officieren bij zijn leger moesten dit verlaten. Of die twee gekroonde hoofden werkelijk het eigendom der 200 millloen Katholieken wilden sparen, of dat zy slechts nog terugdeinsden voor de verantwoording, willen wij hier niet beslissen, zeker is het, dat hun moreele invloed op dit oogenblik reeds on-
781
beduidend was. Victor Emanuel gebruikte men slechts voor naam en vertoon en Napoleons trouweloosheid en geveinsdheid waren der geheele wereld bekend. Cavour was de man, die alles beheerschte , en nu hij zag, dat hij op het punt was door Garibaldi overschaduwd te worden en daarbij dat Mazzini, de republikein , zich ook met de zaken begon te bemoeien, begreep hij, dat het thans de tyd was, dat de sardinische regeering zich zelve aan het hoofd der beweging plaatste. Dadelijk werd de minister Farini en generaal Cialdini naar Chambery gezonden, waar keizer Napoleon destijds vertoefde, om dezen te overtuigen dat het tijd van handelen was , ten einde het monarchale grondbeginsel nog te redden. En spoedig daarop klonk het door geheel Italië, dat de keizer zou geantwoord hebben »Faites, mais faites vitequot; (handelt, maar handelt snel). Te gelijk bijna verscheen er eene deputatie van zoogenaamde burgers uit Umbrie en de Marken bij Victor Emanuel, om te verzoeken hen van den druk der pauselijke regeering te verlossen. Den 7 Sept. reeds werd Z. H. opgevorderd om zijne troepen uit die staten terug te roepen , waarop de kardinaal Antonelli den 11 Sept. een weigerend antwoord gaf en nog dienzelfden dag, eer de zon onder was , betrad het leger der roovers het grondgebied van den weerloozen , maar oprechtsten en wettigsten vorst der wereld, van paus Pius IX. De gewone comedie van stemmen, hetwelk natuurlijk met groote meerderheid ten gunste voor Victor Emanuel uitviel, werd weder herhaald. Te vergeefs protesteerden de paus, de bisschoppen en de geheele katholieke wereld. De roof werd door de roovers in bezit genomen, en zij huisden er in zoo als zij elders gedaan hadden. Napoleon nam nog den schijn van ontevredenheid aan, alsof hij den Kerkdijken Staat geëerbiedigd had willen hebben, daarom riep hij zelfs zyn gezant uit Turin terug en versterkte het fran-sche garnizoen in Rome. Indien het hem ernst ware geweest en hij den wensch zijner katholieke onderdanen, en den lof van alle goedgeaarden der geheele wereld had willen verdienen en den eervollen titel van beschermer des H. Stoels, aan de kroon van Frankrijk verbonden, willen waardig blgven, dan had hij het kunnen beletten. Al had hij ook
782
het zwaard moeten trekken tegen zyne italiaanscbe vrienden, die hy toch ook op het dwaalspoor geholpen had, dan zon dit een strijd geweest zijn, welke Karei den Grooten weleer tot eer verstrekte; maar Napoleon rijk in phraze om zijn onwil of onmacht of zijne staatkundige feilen te bedekken, sprak het non-interventiebeginsel uit, en zoo kon de roof door Victor Emanuel voltooid worden.
In het Napolitaansche bleef de oorlog tot de belegering van Gaëta beperkt. De wettige koning Frans verdedigde zich ongeveer drie eu een halve maand (4 Nov. 1860—13 Febr. 1861) met moed, waarna hij capituleerde en de wijk naar Rome nam. De handelwijze van Napoleon ten opzichte van koning Frans is ook nooit, goed begrepen geworden. Drie maanden lang ligt eene fransche vloot voor Gaëta, onder den schijn van Frans II te beschermen , zy dekt de proviandeering der vesting, belet der Sardinische vloot het bombardeeren van den zeekant, maar laat het aan de landzijde zijn gang gaan, eindelijk trekt zij af en geeft den koning prijs aan zijne roovers. Het eenige resultaat, dat daardoor verkregen werd, was eene noodelooze verlenging van den strijd, meer kunnen wij er niet van zeggen.
Den 7 Nov. 1860 had Victor Emanuel aan de zijde van Garibaldi zijn intocht reeds in Napels gedaan en den 8 ontving hij uit handen van den vrijbuiter de oorkonde der stemming en daarmede de geroofde kroon van Napels en Sicilië. Zijn gebied strekte zich thans uit tot geheel Italië, behalve Venetië en het Patrimonium Petri. In het bijeengeroepen italiaanscbe parlsment (18 Febr. 1861) werd Italië tot een koninkrijk verheven en Victor Emanuel nam voor zich en zgne nakomelingen den titel van koning van Italië aan. Spoedig werd het door de meeste mogendheden onder den nieuwen term van »fait accompliquot; (voldongen feit) erkend; een gezegde, waarmede men dan ook in alle diefstallen, moorden enz. zou kunnen berusten. In de laatste dagen van Maart ging het parlement nog een stap verder en verklaarde Rome voor de hoofdstad van het koninkrijk, waarbij echter Cavour de opmerking bijvoegde, dat dit doel niet zonder de goede verstandhouding met Frankrijk te bereiken
783
was. Hij, de man van de vrije kerk in den vrijen staat, beleefde het echter niet; hij stierf reeds den G Juni 1861, maar zijne verderfelijke staatkunde met hare gevolgen stierven niet. Hoe het in Italië toeging kan men zich licht voorstellen. Alles werd in het werk gesteld om die zoogenaamde vrije kerk in den vrijen staat te bewerken, maar daartoe werd aan de eerste alle vrije uiting belet, vele kerken ontheiligd, aan de meeste kloosters werden hunne bezittingen ontnomen en de geestelijken vernederd en mishandeld en daarbij alle staatB-wetten gemaakt, welke der kerk of haren bedienaars hinderlijk konden zijn. In liome zelf hield Napoleon eene sterke bezetting om den Paus te beschermen en het Patrimonium Petri te bewaren. Dwaas genoeg drong hij aan bij den H. Vader op liberale hervormingen, alsof zij noodig waren ; in der daad de Romein was heel wat vrijer dan de Parijzenaar. Pius IX kon dan ook gerust antwoorden: dat er van geen hervorming sprake kon zijn, zoo lang hij niet in het volle bezit zijner staten was. Alles werd ook door den keizer in het werk gesteld om een »Modus vivendiquot; met Victor Emanuel uit te denken, doch alles stuitte af op het onveranderlijke »Non possumusquot; van Pius.
Intusschen liet de begeerte om ook de H. stad te hebben aan de volbloed revolutionairen en vooral aan Garibaldi en zijne benden geen slaap. In den nacht van den 24/25 Aug. landde Garibaldi nogmaals niet verre van Reggio aan het vaste land, ofschoon Victor Emanuel en zijn eerste minister Ra-tazzi zich tegen hem verklaarden; hg stoorde zich aan niets en riep in eene proclamatie alle harten en denkende koppen van Italië op om met hem naar Rome te trekken: »Op! op! gy, vurige jeugd van 1859 en 60, ten kruistocht naar Romequot; ! zoo heette het. De italiaansche regeering bleef op haar aangenomen standpunt staan, uit vreeze van met Frankrijk te breken. Den 29 Aug. 1862 werd de garibaldische schaar bij Aspromonte geslagen; Garibaldi zelf aan den voet gewond en gevangen genomen, maar den 5 Oct. weder op vrije voeten gesteld. Met de wraak in het hart en de be-loftè later terug te komen, vertrok hg naar zijn eiland Caprera. Zoo bleef Rome, bewaakt door de Franschen, nog
784
voor den Paus bewaard. In 18G3 verscheen eene brochure »le congrès et le papequot;, op ingeving van Napoleon geschreven , en in zijne troonrede den 5 Nov. 1863 sprak hg in gloeiende woorden, alsof hij nog in de jaren tusschen Se-bastopol en Villafranca was, de begeerte uit, om een congres der mogendheden te Parijs te houden, waar alle hangende vraagstukken zouden beslist worden, en werkelijk werden de mogendheden nitgenoodigd. De meesten namen het aan met een voorbehoud, hetwelk aan eene weigering gelijk stond. Paus Pius IX nam het aan en verklaarde tegelijk, dat hg aan zou dringen op het herstel zijuer geschondene rechten. Italië insgelijks rekende ten minste er Venetië bij te winnen. Rusland wilde Polen niet ter sprake hebben en Engeland weigerde ronduit, omdat het vreesde, dat een oorlog het congres mocht sluiten. Het congres gaf de nieuwsbladen een paar weken stof voor huniie kolommen, maar er kwam niets van. Italië constitueerde zich ; maar jaarlijks werd het deficit in de schatkist grooter, niettegenstaande de vele kerk- en kloostergoederen, welke tot geld gemaakt werden ; de belastingen werden naar verhouding verhoogd. De moorden zelfs op de openbare wegen en bij klaarlichten dag werden als het ware ongestraft bedreven. In de kamers, de dagbladen werd luid Rome als hoofdstad van het thans zoo gelukkige koninkrijk Italië geëischt, zelfs Victor Emanuel moest op dien wensch in zijne troonrede zinspelen. Napoleon, met Cavour de eigenlijke bewerker van den on-zaligen toestand, oogstte reeds zijn loon in. Had de Krim-oorlog Frankrijk in plaats van Rusland, tot het zwaartepunt van Europa gemaakt, de italiaansche oorlog maakte dit wankelend; gelijktijdig vertoonden zich in het centrum van Europa, op duitschen bodem, reeds de voorteekenen van een te wachten omkeer van zaken, vooral door de spanning tusschen Pruisen en Oostenrijk na den deenschen oorlog in 1864; zoodat Napoleon met recht vreezen kon, dat Italië wellicht een bondgenoot in het Noorden van Duitschland mocht vinden, waardoor het te gelijker tijd Rome en Venetië zou kunnen verkrijgen. Om dat te beletten maakte Drouyn de L\'huis, Frankrijks minister van buitenlandsche zaken, het
785
kabinet van Victor Emanuel bekend dat de keizer, zijn meester, genegen zou zijn de fransche bezetting Rome te doen verlaten, als Italië genoegzame waarborgen kon aanbieden voor de veiligheid van den paus. üit rijk was bereidwillig om te onderhandelen en zoo ontstond de September-conventie van 15 Sept. 1864, welke voornamelijk het volgende bevatte: Italië verplicht zich, het tegenwoordig gebied van den H. Stoel niet aan te vallen en zelfs om eiken aanval van buiten te verhinderen; Frankrijk zal zijne troepen, naarmate der vordering van de organisatie van een pauselijk leger, terugtrekken, de geheele ontruiming moet in twee jaren voltrokken zijn ; de italiaansche regeering verhindert geenszins de vorming van een pauselijk leger uit vrijwilligers van al de katholieke mogendheden, onder voorwaarde, dat dit leger in sterkte en strekking niet ontaarde in een middel van aanval tegen de italiaansche regeering: Italië verklaart verder zich bereid in eene overeenkomst te treden tot het overnemen van een gedeelte der vroegere schuld van den Kerkdijken 8taat; als aanhangend protocol werd nog bepaald : dat de conventie van 15 Sept. dan eerst kracht zou hebben, als de koning de verlegging der hoofdstad des kon in kr ij ks in eene daartoe bepaalde stad zou afgekondigd hebben, welke verlegging binnen zes maanden na het sluiten der conventie moest plaats hebben. Het laatste is Italië spoedig nagekomen. Florence trad als hoofdstad in de plaats van Turin ; deze verandering had in de laatste stad een opstand ten sievolge, welke met kracht moest onderdrukt worden. De italiaansche mannen van vooruitgang beschouwden Florence slechts als een rustpunt op den weg naar Rome. De laatste stad bleef toch hun doel, daar waren zij niet van af te brengen, dit werd zoowel in de nieuwsbladen, als in de kamers luid verkondigd, zelfs Victor Emanuel moest er op zinspelen in zijne troonreden. De groote pans Pius IX, op wien thans de gemoedelijke wereld het oog gevestigd had en die zelfs door geleerde Protestanten bewonderd werd, gaf den 8 Dec. 1804 zijne beroemde Encycliek en Syllabus, waarin hij, ten aanhoore der vijf werelddeelen, al de verkeerde stellingen van het liberalisme en de nieuwere beschaving doemde.
ALG. GBSCH. 50
780
Volgens de Septeinber-couveutie, zooals wij gezien hebben , kon de paus een leger tot eene bepaalde sterkte aanwerven onder zijne katholieke zonen ; zoodra hg nu zijne vaderlijke roepstem liet hooren, snelden de edelste jongelieden uit de geheele wereld, zelfs uit de verwijderdste hoeken van Auijrika onder zgne vaandels; heerlijk was Nederland hierbij door zijne trouwe zonen vertegenwoordigd. Ware een leger noodig geweest om den rechtvaardigsten der vorsten , den paus, in zijne onbetwistbare staten te herstellen , dan hadden honderdduizenden jongelingen en mannen uit alle oorden der wereld de wapenen voor hem opgenomen, en dit is ook de troost voor den Paus-Koning, voor dien edelen grijsaard, in al zijn lijden, dat, daar buiten Italië, millioenen harten warm voor hem kloppen, en hem toonen, dat geen offer voor hen te groot is, of zijn zal. Dat alles baatte echter niets, Pius was overgeleverd. Italië wachtte slechts op de gelegenheid om zijn roof te voltooien , te meer, nu het ook in het bezit van Venetië was gekomen, waarover wij later zullen spreken.
Napoleons houding was huichelachtig en werd door niemand begrepen; dit zag elk, dat hij door de omwenteling , welke hij met Cavour georganiseerd had, zelf overmeesterd was geworden, daarbij was elke andere katholieke mogendheid verhinderd iets voor den bedrukten Paus-Koning t.e doen; voorzeker had anders Isabella hare spaansche scharen beschikbaar gehad om den H. Vader destijds te beschermen. Reeds in het begin van 1867 maakte de fransche regeering de italiaansche opmerkzaam, dat er onrustbarende bewegingen tegen Rome voorbereid werden. Spoedig daarop verklaarde de oude vijand van Rome, Garibaldi, dat hij zich aan het hoofd der beweging zou stellen en riep luid alle Noord-en Zuid-Italianen op om Rome te helpen bevrjjden. Het fransche gouvernement was door spionnen en mededeelingen van alles onderricht, terwijl men te Rome in de grootste ongerustheid verkeerde. Ratazzi, Italiëns hoofd van het ministerie , gaf ontwijkend antwoord, ofschoon er overal openbaar voor de vrijscharen aangeworven werd. Eindelijk deed Garibaldi nog stouter stap; hij richtte namely k eene nota aan de ge-
787
zanteu van Engeland, Pruisen en Rusland te Florence, waarin hij tegen de souvereiniteit van den paus protesteerde en in welke hij in herinnering bracht, dat de romeinsche constituante hem vroeger tot gouverneur van Rome benoemd had, en dit mandaat hem door het volk nog niet ontnomen was geworden. Deze stap, welke iiome verschrikte en Parijs verbitterde, want ook tegen Mapoleon zette Garibaldi de Italianen met vuur aan, noodzaakte toch Ratazzi om maatregelen te nemen, te meer aangezien Frankrijks houding meer dreigend werd; hij liet de zoogenaamde romeinsche vluchtelingen, die zich op bevel van Garibaldi op de grenzen ophielden, verwyderen en den 22 Juni werd eene kleine bende, welke bij Terni over de romeinsche grenzen wilde gaan, uiteen gejaagd; (iO werden er gevangen genomen , waardoor Frankryk voor eenige weken gerust gesteld werd. In het italiaaosclie parlement ging het niet beter toe. Het verkoopen, toeëigeuen van kerk- en kloostergoederen had geen einde, kortom, alle wetten en bepalingen werden gemaakt om de Kerk en de geestelijkheid.te hinderen en den tl. Vader te bedroeven ; toen in het midden van Sept. Garibaldi zelf in Florence aankwam. Den volgenden dag verscheen in het dagblad de Reforma de oproeping van alle ita-liaansche patriotten om goed en bloed voor de bevrijding van Rome en de verdrijving der Franschen te wagen en in de Italia riep Garibaldi de Romeinen op om op te staan en vast op zijne hulp te rekenen. Ratazzi, die of geen vertrouwen in de onderneming stelde of Napoleon zand in de oogen wilde strooien , richtte den 21 Sept. in de officieele courant eene vermaning aan de Italianen om zich door den grooten naam van Rome niet tot schending der internationale verdragen te laten verleiden en verklaarde, dat verder de regeering tot de uiterste grenzen hare eenmaal opgenomene verplichtingen zou nakomen en noemde het strijdig met de ware vaderlandslietUe eens burgers zich boven de wet te willen stellen en het hooge gezag aan te matigen. Het was te laat, woorden baatten niet meer; men had dan ook vroeger moeten handelen. Garibaldi sloeg niet de minste acht op dit soort van manifest en vertrok uit Florence om zich aan
788
het hoofd zijuer scharen te stellen, welke hem op de pauselijke greuzeu wachtten.
Den 23 Sept. 18G7 kwam hij te Asinalonga bij öiena aan, daar kreeg hij van de provinciale autoriteit de aanmaning om van zijn voornemen af te- zien en naar Caprera terug te keeren en aangezien hij niet gehoorzaamde, werd hij den volgenden dag gevangen genomen. In Florence , waar meu niet twijfelde of Garibaldi handelde in geheime verstandhouding met Ilatazzi, maakte dit bericht verschrikkelijken indruk, eindeloos waren de verwenschingen tegen den minister en Frankrijk. Het bleek echter spoedig, dat Ratazzi het zoo euvel met den woelgeest niet opnam, want hij werd naar Alessandria gevoerd en den 27 Sept. naar zijn eiland gebracht en op vrije voeten gesteld en sedert bewaakten italiaansche oorlogschepen zijne verblijfplaats. In Parijs was men verwonderd, dat men van Garibaldi geen waarborgen voor de toekomst gevorderd had, alsof waarborgen bij mannen van die soort iets zouden geven; wel moeten wij opmerken, dat op liatazzi\'s handelwijze de partij van de daad en Garibaldi\'s verhouding als lid der gedeputeerden invloed moest hebben. De aanvoerders van den strooptocht lieten zich echter niet uit het veld slaan en beproefden , hoe weinig kans van slagen zij ook hadden, na korten tijd den inval. Van de zijde der pauselijke onderdanen zag men niet de minste opwekking, en Rome zelf, hoewel alles in het werk was gesteld geworden om het tegendeel te bewerken, bleef rustig. De voorposten, welke in kleine afdeelingen de pauselijke grenzen waren overgetrokken, vonden op het platte land en in de kleine steden geen bijval, maar werden zelfs hier en daar door de bevolking uiteengejaagd, voornamelijk ook om hun roof en het schenden van kerken en andere godsdienstige gestichten. De pauselijke regeering stelde vertrouwen in haar leger van omtrent 8000 strijders; en deze beantwoordden hieraan met vuur en moed ; waar zij de lage overweldigers aantroffen, werden deze dapper teruggeslagen en over de grenzen gejaagd. Ratazzi bood aan deze schending geen werkdadigeu tegenstand. De cordon, welke het ministerie Kacasoli reeds aan de pauselijke grenzen
789
getrokken had, bleef\' niettegenstaande Frankrijk op versterking had aangedrongen, zwak bezet, vandaar dat gewapende benden in groot getal vrij over de pauselijke grenzen trokkeu, en van den 30 Sept. af begonnen er onder het opperbevel van Garibaldi\'s zoon, Meuotti, groote scharen stelselmatig van het Zuiden en Noorden het pauselijk gebied binnen te rukken. Men hoopte met geringe moeite Rome binnen te dringen; ware dit gelukt, dan zouden natuurlijk de italiaanschc troepen hen op de hielen gevolgd hebben en de zaak was beslist geweest. Op een oorlog met Napoleon rekenden zij niet, maar hielden zich overtuigd dat hij zijn Magenta en Solferino niet verloochenen zou. En toch nam de keizer die houding aan. Hij gaf dadelijk bevel om drie brigaden in de nabijheid van Toulon zamen te trekken en lier eene transportvloot in de Midd\'ellandsche Zee in gereedheid brengen; hij rekende in Toulon even dicht bij Rome-te zijn als het italiaansche leger. Sterk verwierp Napoleon het plan van Katazzi om de italiaansche troepen de romeinsche grenzen te laten overtrekken, ten einde het dryven der vrijscharen te beletten, hoewel de italiaanschc minister gelijk hij voorgaf, onmogelijk de grenzen hermetisch kon afsluiten; de keizer evenwel verklaarde het als eene schending der September conventie te zullen aanzien. . In het pauselijk gebied werden intusschende binnengerukte vrijscharen met zeer weinig geestdrift ontvangen , maar zeer veel hadden de bewoners van hunne buitensporigheden te lijden. In het algemeen kwam het zelden tot een gevecht, voornamelijk omdat de romeinsche regeering de hoofdstad niet ontblooten wilde en slechts zwakke afdeelingen tot de landsverdediging kon uitzenden; daardoor konden de vrijscharen zich eenige weken in het pauselijk gebied staande houden ; maar den 18 en 19 Oct. werden zij volkomen teruggedrongen en den 20 was het gebied weder ontruimd. Door al het gebeurde werden de betrekkingen tusschen de fransche en de italiaansche regeering vrij gespannen. In den franschen ministerraad van 16 Oct., waarin ook de keizerin, welke den paus steeds bijzonder genegen was geweest, tegenwoordig was, werd besloten den franschen gezant in Florence op te dragen om
790
van Victor Emanuel bepaalde waarborgen te eischen voor den ernst van het optreden tegen de vrijscharen, alsmede de opheffing van de werfkantooren en andere dergelijke maatregelen, en eene proclamatie daaromtrent aan zijne italiaansche onderdanen. Toen deze depêche te Florence aankwam, was er reeds eene ministerieele crisis begonnen. De koning was door het voortdurend dringen van Frankrijk aan het wankelen gebracht, waarop Ratazzi hem zijn ontslag had aangeboden. Victor Emanuel aarzelde nog dit aan te nemen, toen bovengenoemde fransche depêche aankwam, te gelijker tijd met het bericht, dat Garibaldi, niettegenstaande hem zes schepen bewaakten, het eiland Caprera had verlaten en te Livorno geland was ; tengevolge hiervan besloot de koning zich naar de inzichten van Frankrijk te schikken en riep generaal Cialdini, die Garibaldi bij Aspromonte gevangen had genomen, om een nieuw ministerie te vormen; waarop Napoleon voorloopig het bevel introk tot inscheping der troepen te Toulon. Cialdini spande te vergeefs alle moeite in om bg de gematigde linkerzijde mannen te vinden, die met hem beproeven wilden om de goede verstandhouding met Frankrijk volgens den wensch des konings te herstellen; gedurende dien tijd voerde het oude ministerie in naam nog de zaken, maar in waarheid was eigenlijk Italië zonder regeering en hiervan wist Garibaldi gebruik te maken. Den 23 Oct. verselieen hij vrij en frank in Florence en sprak openlijk tot het volk, dat hem met geestdrift ontving. Elke verwensching, welke tij tegen Frankrijk deed, werd luide toegejuicht; de verovering van Rome en de verdelging der Franschen, dat was zijne leus en beiden zou hij onmisbaar bereiken. Denzelfden dag verliet hij met een buitengewonen trein, welken men te zijner beschikking stelde, de hoofdstad, vereenigde zich aan de pauselijke grenzen met zijn zoon Menotti en beproefde reeds den volgenden dag de stad Viterbo te bestormen, maar hier werd hij dapper door de pauselijke zouaven teruggeslagen; den 26 Oct. ontrukte hij echter aan de zwakke bezetting Monte-Rotondo. Hier zette hij zich op omtrent twee mijlen afstands van de poorten van Rome met 4000 man vast, om zich te vereenigen met de, uit het Zuid-Oosten, aanruk-
791
kende scharen. In Rome hadden zich, tegelijk met het verschijnen van Garibaldi te Florence, oproerige bewegingen geopenbaard.
De boosaardigheid en wraakzucht der ellendige revolutionairen gingen zoo ver, dat zy een gedeelte der kazerne, waarin de pauselijke zonaven lagen , in de lucht lieten springen ; gelukkig dat de meesten reeds Rome verlaten hadden en de overigen op wacht waren, zoodat het slechts aan eenige\' ongelnkkigen het leven kostte; ook werd de stelling op Monte- Pareoli door de insurgenten in bezit genomen. Veel aanhang vonden de oproermakers niet, zoodat de regeering gemakkelyk meester bleef van den toestand. Monte-Pareoli werd weer hernomen en Rome den 25 Oct. in staat van beleg verklaard en versterkt. Den 2G Oct., denzelfden dag toen Garibaldi zyne stelling in Monte-Rotondo innam en Cialdini zijn mandaat tot vorming van een nieuw ministerie in de handen des konings teruggaf, kwam het bericht van den toestand bij Napoleon aan , tegelijk met verzoek om hulp uit Rome; de keizer gaf dadelijk bevel tot inscheping der troepen met bevel tot vertrek uit Toulon en den 30 Oct. had de ontscheping te Civita-Vecchia plaats en denzelfden dag nog werden de eerste kolonnen reeds per spoor naar Rome vervoerd. De fransche versterking werd door alle volksklassen met gejubel ontvangen.
Garibaldi, wiens sterkte nu tot omtrent 7500 man was aangegroeid, waaronder vele jongelieden zelfs van 15—1(5 jaren, stond nog altijd in afwachtende houding te Monte-Rotondo; hij scheen van de aankomst der Fran-schen niets te weten. Den 3 Nov. rukte eene kolonne van 3000 pauselijke zouaven Rome uit, zij werd gevolgd op een goeden afstand door 2000 Franschen; spoedig stieten de zouaven op Garibaldi\'s voorposten. De pauselijken, hoewel klein in getal, maar sterk door de rechtvaardigheid hunner zaak, en brandend van verlangen om hun leven voor de heiligheid des strijds op te offeren, bevalen hunne zielen aan God en in de gebeden der Kerk, aanvaardden den strijd, en onder de muren van Mentana , zuidelijk van Monte-Rotondo, kwam het tot een hevig gevecht, waarin de zouaven streden.
792
als helden en in hetwelk vooral ook onze hollandsche jon-gelingen ouverwelkbare lauweren behaaldeu. Meer dan eens moest Garibaldi wijken ; maar door eene zijweuding, welke hij onverwachts maakte en zijne groote overmacht, werd hun toestand bedenkelijk, toen juist de fransche reserve opdaagde eu met hunne chasse-pots de overwinning hielpen voltooien. Garibaldi liet 600 dooden en 1600 gevangenen achter; hij vluchtte met zijne scharen naar het Zuid-Oosten om zich nog met de toeijlende troepen te vereenigen, doch dit werd verijdeld. Zijne troepen redden zich over de grenzen, waar zij door de italiaansche ontwapend werden. Garibaldi werd gevangen genomen, maar weinig weken daarna weder op vrije voeten gesteld.
In Florence was den 27 Oct. door generaal Menabrea een reactionair ministerie samengesteld geworden. Zijne eerste schrede was de uitvaardiging van het manifest des konings in den zin van Frankrijk, waarin de ondernemingen van Garibaldi ten sterkste afgekeurd werden ; het heette daarin: zijn vaandel is niet dat des konings en een oorlog tegen Frankrijk zou een broederstrijd zijn. Om echter de partij van de daad niet te diep te kwetsen, werd er bedekt in gewezen op het parlementsbesluit om Roaxe tot de hoofdstad van Italië te maken en op de hoop de ro-meinsche zaak in verstandhouding met Frankrijk op te lossen. (Sedert 1870 is de toestand geheel veranderd, toen heeft de Gualantuomo gedaan , waarvoor de barbaar Attila terugdeinsde.)
OMWENTELING IN GRIEKENLAND.
Griekenland kwam niet tot die rust, welke men had mogen verwachten, na zoo veel jaren van bloedigen strijd om zich van Turkije los te scheuren. De beschermende toestand der drie mogendheden was reeds een staat van inwendige verdeeldheid door den drievoudigen invloed; daarbij kwamen nog de onmatige geaardheid der Grieken eu de be-
793
rooide toestand van het land zelf na de worsteling. Koning Otto was niet de man om zoo vele moeielijkheden te bestrijden. Bij dit alles koesterden de Grieken steeds het denkbeeld om zich ten koste van Turkije uit te breiden, en toen nu Otto zich gedurende den Krim-oorlog buiten alles hield , was zijne zucht om aan (iriekenland\'s grootheid werkzaam te zijn, verdacht. Verschillende opstanden en vooral die van Nau-plia werden wel gedempt, maar de lucht bleef vol revolutionaire stoffen. Nadat koning Otto den 8 Juni 1862 weder een nieuw ministerie ouder deu generaal Colocotronis benoemd had , hetwelk der natie rechtvaardige handhaving der constitutie beloofde, en de algemeene kwijtschelding van 19 Sept. had ten uitvoer laten brengen, en den 23 Sept. de wet op de nationale garde door de kamers was aangenomen, meende hij gerust een tochtje met zijne gemalin in het zuiden van zijn rijk te kunnen doen. Den 13 Oct. scheepte de koning zich met de koningin in op het stoouifregat de Amalia, en bezocht achtoreenvolgens Hydra, Spezzia en Sparta eu kwam den 19 te Kalamata aan, waar den volgenden dag generaal Mavromicholis zich bij hem vervoegde met slechte tijding uit Acarnanië. De generaal Grivos had de bezetting van Vonizza opgeroepen om de vrijheid en de volkssouvereiniteit te verdedigen, welke de koning en zijne ministers, zooals hij uitriep, met voeteu hadden getreden; dergelijk bericht kwam ook uit Patras. De koning besloot daarop dadelijk naar zijne hoofdstad terug te keeren, maar toen hij in de Pireus aankwam, had de opstand reeds de uiterste grenzen overtreden. Er had zich reeds een voorloopig bestuur gevormd onder het voorzitterschap van Boulgaris, welke eene constitueerende vergadering bijeenriep. Toen de koning en de koningin te Salamine wilden ontschepen, kwamen de vreemde afgezanten, waaronder die van Beije-reu, en deelden den koning met ontsteltenis mede, dat zyue zaak verloren was en hij Griekenland moest verlaten, hem aanradende op een vreemd schip zijne toevlucht te nemen, als hy zich niet bloot wilde stellen aan mogelijke verkeerde behandeling van de bemanning der Amalia zelve; en bijna op hetzelfde oogenblik kwam de minister Kalifronas om hem
794
het reTolutionaire besluit te beteekenen. De koning scheepte zich met zijne gemalin in op het engelsche schip de Sylla, vau waar hy den 24 Oct. 1862 eene proclamatie uitvaardigde, in welke hij onder anderen zeide: »dat hij, om zijne grieksche onderdanen niet weder in een bloedigen strijd te werpen, voor het oogenblik het land verlietquot;. Van afstand sprak bij niet, zooals hij later ook niet gedaan heeft. Zoodra hg de Amalia had verlaten, werd de vaan des opstands ten top geheschen. De omwenteling was voltooid. Den 1 Dec. werd de grieksche natie door het voorloopig bestuur opgeroepen om een nieuwen koning te kiezen , en nu bleek het, dat het gemakkelijker is er zich van te ontdoen daa een nieuwen te verkrijgen ; daarenboven waren de Grieken in het begin vrij keurig in hunne keus. De nieuwe koning moest zijn: lid van een der regeerende europeesche vorstenhuizen , geen Duitscher, een groot fortuin bezitten en reeds kinderen hebben; zg moesten echter later hunne eischeu heel wat lager stellen om niet zonder koning te blijven.
De eerste naam, welke ernstig ter sprake kwam, was die van den jongen hertog van Leuchtenberg, kleinzoon van Eugène de Beaubarnais en van den keizer van Rusland Nicolaas I. Tegen dezen was Engeland bijzonder gesterad, omdat hij te gelijker tijd een Romanof en een lieauharnais was; het vreesde eene te nauwe vereeniging van Rusland en Frankrijk omtrent Griekenland. Engeland liet door zijue agenten de candidatuur opwerpen van prins Alfred , tweeden zoon van de koningin van Engeland , het gouvernement spiegelde daarbij aan Griekenland als lokaas den afstand der Ionische eilanden voor. Dit plan beviel natuurlijk aan de beide andere mogendheden niet, welke Engelands invloed daar niet zoo heerschend wilden hebben, en verscholen zich achter het protocol van Febr. 1830. In Griekenland zelf gaf men reeds manifestaties ten gunste van prins Alfred, want dat zou met een nieuwen koning nog eene prachtige aanwinst van gebied zijn; maar Rusland en Frankrijk bleven zich tegen Alfred en Engeland tegen Leuchtenberg verzetten, zoodat beide candidaturen vervallen moesten.
Nu was er nog sprake van den hertog van Aumale en
795
van den hertog van Saksen-Coburg, maar beiden bedankten ; totdat eindelijk het kabinet van Londen met een anderen candidaat voor den dag kwam, namelijk prins (Jhiis-tiaan-Willem-Ferdinand-A dolf-George , tweeden zoon van den tegenwoordigen koning van Denemarken, wiens dochter gehuwd was met den prins van Wallis. Weder liet Engeland de afstand van de Ionische eilanden doorschemeren. Frankrijk en Rusland traden tot de keuze bij en Griekenland maakte geen bezwaar den deenschen prins aan te nemen, al was hij ook Duitscher van afkomst en geeu fortuin of kindereu bezat, ja, zelfs nog mimierjarig was. Den 30 Maart 1863 riep hem de nationale vergadering onder den naam van George I als koning der Bellenen uit, in plaats der Grieken, op bijzonder verzoek der Porte. Eene griek-sche deputatie, bestaande uit den admiraal Canaris, Zaïwis en Philemon, vertrok naar Koppenhagen, welke aldaar met de grootste plechtigheid werd ontvangen, waar Canaris zich in zijn ijver zoo ver liet vervoeren, dat hij in zijne aanspraak tot den jongen koning zelfs de woorden van den ouden Simeon sNunc dimittis, Domine, servum tuuinquot; gebruikte. De jonge koning nam de kroon aan en beloofde de constitutie te handhaven enz. Den 29 Oct. deed hij zijne intrede in Athene, en geheel Griekenland juichte; hij was vergezeld van den graaf Sponnek, die bij hem zou blijven om hem tot bijzonderen raad te dienen. In het voorjaar van 1864 werden de Ionische eilanden met Griekenland vereeuigd Sedert regeert George 1; maar de inwendige verdeeldheid, de onrustige aard der bevolking en do slechte toestand der financies beletten het land tot dien bloei te komen, waartoe het anders door zijne ligging en vruchtbaren bodem zou kunnen geraken.
DE OPSTAND IN POLEN.
Bloediger dan de omwenteling in Griekenland was de opstand in Polen tegen de russische overweldiging. Bet was den czaar niet genoeg de Polen te beheerschen, ueen,
796
limine nationaliteit, hunne taal zelfs moest verdwijnen en vooral mochten zij niet katholiek blgven , in één woord, zij werden zonder ophouden in hunne heiligste belangen gekrenkt. Het was alsof de beheerscher aller Russen hen tot den opstand uitdaagde , ten einde reden te hebben hen te verdelgen en in het hart van Rusland arm en verlaten te verspreiden. De Polen boden lijdelijken weerstand en stelden alles onderling in het werk om hunne nationaliteit aan te wakkeren, en hun godsdienst en taal te bewaren. In 1861 eu vooral in 1862 was reeds duidelijk eene zekere spanning pnder hen zichtbaar, voortgebracht door de overmate van willekeur; van eene samenzwering was echter nog geen spoor waar te nemen. Den 8 Juni 1862 zond keizer Alexander zijn broeder Constantin als stadhouder, vergezeld van den pool Wielopolski naar Warschau, zoo het heette, met eene vredelievende en verzoenende zending. Constantin beloofde dan ook te trachten de grieven weg te nemen en wettigheid en orde te herstellen. Maar Rusland scheen met de eene hand terug te nemen, wat het met de andere gaf. In 1862 werden alleen meer dan 14 800 personen te Warschau in de gevangenis geworpen. Den 27 Aug. deed de grootvorst in eene proclamatie een beroep op het vertrouwen en de medewerking van het verlichtste gedeelte der poolsche natie en toen velen hieraan beantwoordden en als voorwaarde van hunne medewerking de vereeniging der poolsche gewesten onder een poolsch bestuur stelden, werd op het onverwachts Andreas Zamoyski, als leider dier party, opgelicht, naar Petersburg gebracht en in ballingschap gezonden; evenzoo ging het den adelijken van Podolië, welke hetzelfde eischten in eene vergadering; zij werden naar Petersburg gesleept om als misdadigers veroordeeld te worden. Wel werden er aanslagen op het leven van den grootvorst en van Wielopolski gedaan, maar dit waren afzonderlijke feiten, zooals later bleek, waarvoor de natie niet verantwoordelijk kon zijn. Alles bleef nog bij den wettigen vorm, er scheen zelfs meer vertrouwen in de regeering te zijn, toen er eene gewelddaad ten uitvoer werd gebracht, welke alle hoop den bodem insloeg en duidelijk maakte, wat de czaar beoogde. Het was
797
de lichting van rekruten volgens een keizerlyk bevel van 5/17 September. Om al het harde en uitdagende van zulk een maatregel te begrijpen, moet men het volgende wel in aanmerking nemen. Sedert dat Polen, na den opstand van 1831, eenvoudig tegen alle traktaten en rechten in, als eene russische provincie werd beheerd, moest het ook geduldig de zoogenaamde russische conscriptie verdragen. De jonge soldaten, door het gouvernement van St. Petersburg weggenomen , verlieten hunne families zonder ooit weer terug te komen. Een enkel district, dat van Piotrkow, leverde sedert 1831 11000 manschappen aan het russische leger, waarvan er slechts 400, verminkt en buiten staat om te werken , terugkeerden. Sedert den Krim-oorlog had er geene lichting plaats gehad en in 1859 was er eene wet verschenen, waarbij de willekeurige lichting volgens bloote aanwijzing van personen, zou vervangen worden door de conscriptie met loting, zooals zij bij ons en elders geschiedt; maar deze wet werd voor deze lichting op zijde gelegd en alles werd aan de autoriteiten overgelaten. Men wilde op eens al de weerbare macht uit Polen rukken; in een woord allen-«/eg-voeren , die verdacht waren niet alleen te werken, maar zelfs te denken aan de poolsche nationaliteit; dit was de gedachte van VVielopolski, door wien het plan was opgemaakt en dat gretig aangenomen werd door het kabinet van St. Petersburg. Er had eene geduchte samentrekking van russische troepen in Polen plaats ; in Warschau alleen 50 000 man voor eene bevolking van ruim 200000 zielen. Poorten en straten werden \'s nachts afgezet en sterke patrouilles doorkruisten de stad. Angst en siddering vervulden het hart der arme Polen, bevend zagen zij eiken nacht aankomen , want zij kenden hunne onverbiddelijke beulen ; wat nog vluchten kon, vlood met angst en wraakgevoel vervuld naar de bosschen, toen eindelijk in den nacht van den 15 Jan. 1863 de gevreesde slag viel. In het holste van den nacht bevond zich Warschau op eens als eene stad, ingenomen bij verrassing, door benden van woeste soldaten en politie-agenten vervuld, welke gereed stonden om in het duister de afgrijselijkste bevelen ten uitvoer te brengen. Op het bepaalde nnr drongen de woeste-
798
lingen de woningen van wijk tot wyk binnen, om volgens lijsten de aangewezene personen op te lichten; bij het licht hunner lantaarnen beschouwden zij de te bed liggenden, dwongen hen zich te kleeden en leverden hen gekneveld aan de soldaten over, zonder hun tijd te laten om van hunne dierbaren afscheid te nemen; in troepen van twintig werden zij geboeid naar het stadhuis gevoerd en van daar naar de citadel. Vond men den aangewezen persoon niet, dan moest zijn vader, hoe oud ook, of zijn broeder hem vervangen en werd medegesleurd. Zoo werden er duizenden \'s nachts opgelicht, maar ook duizenden wisten te ontkomen. Het was een hartverscheurend schouwspel, toen den volgenden morgen die ongelukkige zonen en vaders, als misdadigers geboeid, werden weggevoerd, zonder dat zij zelfs de hand hunner ouders, kinderen of verwanten mochten drukken. Het ijselijke gekerm, de wanhoopskreten der achter-gelatene moeders, vrouwen en kinderen klonken zoo droevig door de koude lucht, maar konden toch de ijzeren russische harten niet verwarmen. Toen de eerste aandoening der slachtoffers dier tirannie voorbij was, hernamen zij hun moed, riepen hunnen verwanten een hartelijk afscheid toe en hieven hun nationaal poolsch gezang aan , gevolgd van een lofzang aan de Moeder Gods en onderwierpen zich aan hun lot.
Den 19 las men in het officieele dagblad van WarschauJ: »dat de lichting den 15 in de grootste orde en rust was bewerkstelligd en de rekruten den besten wil aan den dag hadden gelegd.quot; Verder kon toch een gezag, bedwelmd door zijne macht, den spot met de ongelukkige slachtoffers zijner dwingelandij niet drijven! Kene trilling doorliep Polen van het eene einde tot het andere, en niets kon de ongelukkige crisis meer afwenden. Geheel eene getergde natie stond op tegen hare beulen, al wie kon greep de wapenen aan, honderden recruten ontsnapten. Zij verzamelden zich in de bosschen bij Blonié en het stadje Serock, hun getal nam van uur tot uur toe; reeds den 22 had er een gevecht plaats tusschen de verzamelde|vluchtelingen en de russische troepen, waarin de laatste met verlies moesten wijken. Dat er geen geregelde samenzwering voor den 15 bestond, zooals de
799
Russen wilden beweren, blijkt ten volle; want de eerste troepen dwaalden rond zonder orde, of opperhoofd, zelfs zonder wapenen. In weinige dagen was de opstand, uit wanhoop geboren, overal, ofschoon nog slecht georganiseerd en gewapend ; maar sterk en vurig door het gevoel van een strijd tegen den wrecden onderdrukker voor haard en leven. Eenmaal uitgebroken nam hij weldra een geregelden vorm aan. Ev ontstond zelfs in Warschau onder de oogen van Wie-lopolski eene geheime regeering (comité), welke door geheel Polen hare bevelen gaf en zelfs belastingen uitschreef, die trouw geïnd werden, daarbij was deze verborgen regeering bekend met alle besluiten en plannen der russische autoriteiten; de generaal van Berg antwoordde daarom aan den grootvorst stadhouder Constantin, op zyne vraag of hij iets van het geheime comité ontdekt had; »lk heb ontdekt dat, behalve uwe keizerlijke hoogheid en ik, iedereen deel uitmaakt van het comité.quot;
Weldra ontbrak het den Polen ook niet meer aan aanvoerders : Leon Frankowski, Padiewski Bogdauowicz , Mie-lencki en vooral Langiewicz kwamen uit hunne schuilhoeken te voorschijn; de laatste werd weldra de opperaanvoerder en door het geheim comité als dictator aangenomen. Van nu af kwara er meer eenheid in de beweging; de troepen werden gewapend en waar wapenen ontbraken , vocht men met de zeis, zelfs een bataillon zonaven werd aangevoerd door een Franschman, Rochebruu; vele andere vreemde vrijheidkampers vochten onder de vanen der Polen en ofschoon de eerste grondbezitters eu rijke boereu nog geen openbaar deel in den opstand namen, hielpen zij toch zijdelings door de gewonden te verzorgen, door levensmiddelen en gelden te verschaffen. Geheel Polen was een legerkamp; men vocht overal, te Tomaszow, Wonchok, te Biala en soms met voordeel. De vaderlandslievende Polen streden met een moed en verachting des doods, welke alle beschrijving te boven ging; zooals bijv.: te Wengrow, in het palatinaat van Lublin den 6 Febr. 1863. In deze stad hadden zich verscheidene benden vereenigd; zij werden aangevallen door eene vrij aanzienlijke macht Russen, geholpen door 6 stukken
800
zwaar geschut. De Polen behoefden er niet aan te denken om zich tegen zulk eene overmacht in eene opene stad te verdedigen, zij konden alleen strijdende terugtrekken en dit nog was hoogst gevaarlijk; toen boden zich 200 jonge Polen aan, de meesten adellijken en velen nog geen 20 jaren oud om met hun lichaam den terugtocht te dekken , en hunne zielen God aanbevelende en het poolsche volkslied zingende, wierpen zij zich woedend op de Kussen; zij werden allen gedood, maar hielden den strijd meer dan een uur aan, en bezorgden daardoor aan het gros van het poolsche leger den tijd om zich te redden.
In de bergen van Sainte-Croin, te Surur en te Kozienice werden de Kussen met groot verlies teruggeslagen. De czaar en zijne regeering waren woedend, zij dachten deze keer slechts met een handvol oproermakers te doen te zullen hebben; maar als uit het zand verrezen de strijders, en de wreede handelwijze der troepen, welke zij afzonden om te vuur en te zwaard een opstand te beteugelen, welken zij zeiven uitgedaagd hadden , gaf aan den weerstand altijd meer voedsel. De russische troepen, welke het land doortrokken en dikwijls geslagen werden, wreekten zich door verwoesting en moord. Als zij in eene stad of dorp kwamen, plunderden en verbrandden zij alles en doodden zonder onderscheid van geslacht of ouderdom, wat in hun bereik kwam. Te Tomaszow en te Stiematicze werd meer dan de helft der bevolking wreedaardig vermoord en de barbaarschheid te Miechow, dat uitgeplunderd en in vlam gestoken werd, bedreven door de russische soldaten , weigert onze pen te beschrijven.
Door de benoeming van Langiewicz als dictator was der poolsche natie wel een zichtbaar vaandel aangeboden, waaronder zij zich kon scharen, ook werd het vertrouwen wel groo-ter in de omwenteling, dewyl velen dit niet stelden in het geheime comité; maar van eene andere zijde werd het kamp van den dictator de hoofdmacht, waarheen de meeste vrijwilligers zich begaven; er kwam dus te veel kracht op één punt, juist wat de Kussen wenschten, ten einde in eens den opstand een doodelijken slag toe te kunnen brengen. En dit
801
ook. Zoodra zij zagen, dat de dictator eeue bepaalde macht bij zich had, werd hij door verschillende kolonnen in alle richtingen, niet ver van de Weichsel in het voormalig palatinaat Krakan aangevallen. De Polen vochten dapper gedurende drie dagen, 17,18 en 19 Maart, en hielden moedig stand, maar werden altijd nauwer ingesloten; toen nam Langiewicz het besluit om zijn leger te ontbinden en te beproeven in verschillendekleine afdeelingen een ander gedeelte van het land te bereiken; hij zelf moest zich redden op Oostenrijks grondgebied, waar hij ongelukkig herkend en gevangen gezet werd. Rusland verkondigde in zijne officieele bladen aan Europa, dat de opstand volkomen gedempt was. Het was wel een groote slag voor de Polen; maar in de andere provincies bleven de poolsche dapperen zich moedig weeren , en deden meer dan eens de Kussen vluchten. Het geheim-comité hernam oogenblikkelijk weer, onder de oogen zijner woedendste vijanden , de regeering en van het eene einde tot het andere beantwoordden de Polen aan eene onzichtbare stem uit Warschau. En waren de gevoelens der Polen zeiven bij den aanvang dei-omwenteling en gedurende het dictatorschap van Langiewicz nog verdeeld, het geheim-comité vereenigde hen weder. De stedelijke raad van Warschau weigerde op hare post te blijven; de leden van den poolschen staatsraad bedankten, ook de bisschop Felinski bood zijn ontslag als staatsraad aan , hetwelk de grootvorst Constantin echter weigerde aan te nemen. De bisschop zond daarop aan den keizer zeiven een brief\', waarin hij hem zijne trouw en gehechtheid betuigde en in de roerendste woorden smeekte om een einde aan den strijd te maken. Korten tijd daarna werd de prelaat naar St. Petersburg geroepen om in het binnenste van Rusland voor zijn brief en het protest, dat hij tegelijk geschreven had tegen de ter doodbren-ging van een geestelijke van Warschau, te boeten. De czaar bood nu, om aan de buitenlandsche diplomatie alle voorwendsels te ontnemen, eeue kwijtschelding aan en beloofde vergiffenis en vergetelheid van het verledene aan al degenen , welke voor den 13 Mei de wapenen zouden neergelegd hebben. Die amnestie was eigenlijk eene bespotting; want bijna tegelijk verscheen er een keizerlijk besluit tot verbeurd-
ALG. GESCH. 51
802
verklaring der goederen van allen, die deel hadden genomen aan den opstand en te gelgker tijd werd Wielopolski vervangen door generaal Berg, een der rnssische officieren, die de dwangmiddelen van keizer Nicolaas, na de omwenteling van 1831, hadden ten uitvoer gebracht.
De geheime poolsche regeering wilde geene kwijtschelding, tenzij zij vergezeld ging van een waarborg voor de autonomie van Polen. Kusland maakte zich intusschen gereed tot de grootste militaire krachtsontwikkeling om den opstand met geweld te onderdrukken, en dit werd voornamelijk opgedragen aan mannen, wier aard en genoegen moord en plaaglust schenen te zijn; in Polen aan den generaal Berg, in Dunaburg en Lijfland aau Dlotowskoi, in Lithauen aau Mouravief en aan Anuenkof in de Ukraine. Na Wielopolski had ook Constantin Warschau verlaten; want hij wilde met zijn gezag niet al de wreedheden dekken, waartoe men op het puilt was over te gaan.
Intusschen was de strijd der dapperen geen oogeublik gestaakt geworden. Vaak gedecimeerd door het vuur, vernieuwden zij zich steeds, en tal van heldhaftige aanvoerders zagen zg aan hun hoofd; allen vielen of door het lood of dooide galg; wij noemen met weemoed Mielenki, Faczanowski, den poolschen schrijver Lelewel, Sierakowski, die kolonel in russischen dienst geweest was, en zooveel bijgebracht heeft tot de afschaffing der zware lijfstraffen in het leger, Mackiewicz, een priester, die, na den dood van zijn hoofd Sierakowski, in wiens leger hij als veldpriester diende, zelf het bevel op zich moest nemen en den dienst des altaars met dien des vaderlands trachtte te vereenigen. Maanden lang hield hij zich staande in de bosschen van Lithauen, van waar hij soms met geluk zijne uitvallen deed; het verraad leverde hem in de handen zijner beulen over. \'Vi ij kunnen u al de beroemde namen niet noemen, wier daden eene afzonderlijke beschrijving zouden verdienen. Zij vielen allen, maar onoverwonnen en de meesten als christen helden. Terwijl dit alles op het strijdveld gebeurde, werden elders de bloedigste en voor eene regeering de onteerendste maatregelen met eene ongekende hardheid ten uitvoer ge-
803
bracht. In Lijfland is eene sterke plattelands-bevolking, bestaande nit tot de grieksche Kerk behoorende dweepers; dezen vuurde men tegen de katholieke heeren en grondbezitters aan, zij verspreidden zich en vermoordden en plunderden allen en alles, wat zij konden vinden. In Mei werd Mouravief als gouverneur-generaal naar de lithausche provincies gezonden, alwaar hij, evenals generaal Berg in Polen, de kroon op het bloedige werk zette. De wreede ter doodbrengingen vermeerderden dagelijks; adellijken en vooral ook priesters werden doodgeschoten of opgehangen, talloozen weggevoerd, waarvan geen spoor meer te vinden is; dagelijks vulden en ledigden zich de gevangenissen, en zoo ver dreven zij hunne wreedheid, dat zij aan de moeders , vrouwen en kinderen den rouw verboden. De vrouwen , die zwarte kleederen droegen, werden beboet en bij herhaald overtreden van dit verbod, werden zij als opstandelingen gestraft, zooals ook meer dan eens met weer-looze vrouwen gebeurd is, en bij dit alles vorderde de beul Mouravief, dat men een adres van getrouwheid enz. aan den czaar zou onderteekenen; door bloeditcen dwans en
7 O O
de hemel weet hoe, kreeg hij er een met 89,315 hand-teekeningen, waarop de bedrogen czaar Alexander hem de orde van St. ArfUreas zond als belooning voor zijn ijver en zelfverloochening, aan den dag gelegd in het herstellen der orde in het poolsche rijk! Ten platten laude was het nog erger; daar liet Mouravief de boeren en dienaars tegen de eigenaars opzetten. »Boereu en oude dienaars heette het in eene proclamatie, »gij behoeft niet meer voor uwe heeren te werken, gij zijt vrij.... vereenigt u, helpt ons de oproerige onderdanen van uwen heer en keizer opsporen, levert hen aan ons over, of als gij overtuigd zijt, dat zij schuldig zijn, doodt en verjaagt hen, onverschillig adellijke, heer of geestelijke, hunne bezittingen vallen u ton deel.quot; Gelukkig dat ook he*- nationale gevoel bij de boeren diepe wortels had geschoten en zij voor het grootste gedeelte eenvoudige, goede Katholieken waren, anders ware het eene ware jacquerie geworden; uitgenomen een enkele, bleven allen rustig in hun stand, maar des te erger woedden
804
de rascoluiks (grieksche dweepers onder de boeren), die van alle einden uit Rusland aangevoerd werden om te moorden en te plunderen. Vooral ook moesten het de R. K. geestelijken en kerken ontgelden. Een ander onmensch, de kolonel Moller, militair opperhoofd van Wilkowir, zeidein zijne circulaire van Aug.: »Ik schrijf al de wanorde toe aan de R. K. geestelijken; van af den paus Pius IX tot aan den geringsten pastoor hebben zij eene bekende neiging tot roof en oproer!quot; Zij dreven de eerbiedwaardigste priesters met het kruis en het Evangelie voorop, als zij eene poolsche kolonne gingen aanvallen, en weken de Polen niet, dan vielen zij als eerste slachtoffers. Zoo als Moura-vief in Lithauen handelde, zoo deed generaal Berg in de poolsche provincies en de andere bevelhebbers elders. De edele poolsche vrijheidstrijders verloren den moed niet en bleven den kamp, zelfs gedurende den winter van 1864 volhouden; en zich steeds vleiende met de tusschenkomst der vreemde mogendheden, vooral, na de troonrede van Napoleon III den 5 Nov., met die der Franschen, hoopten zij betere dagen te beleven; maar te vergeefs, wel hadden de dagbladen schoone frasen voor het gemartelde Polen ten beste ; maar hulpe daagde niet op, en toen in 1864 de oorlog tussehen Duitschland en Denemarken uitbrak, was de aandacht van Europa ook op een ander punt getrokken, zoodat Rusland gerust zijn werk van verdelging kon ten uitvoer brengen. En zoo moest Polen voor de verschrikkelijke overmacht bukken. Niet door de wapenen overwonnen, maar ontvolkt, en uitgeput en ter aarde geworpen door barbaren, die met de teederste banden en gevoelens lachten. Onbegrijpelijk is het, als men dan leest: dat sedert dien tijd Alexander II alles aanwendt om door bevordering van welvaart en beschaving en door uitbreiding van het schoolonderwijs den toestand van Polen steeds te verbeteren; aangezien het toch zoo duidelijk blijkt, dat Ruslands eenigste streven is: het laatste poolsche element en het laatste R. Katholiek gevoelen uit die oorden te verdelgen.
805
DE BERDE DEENSCI1E OORLOG OM SLEESWIJK, 110LSTE1N EN LAUENBURG.
Keeds by het eerste opkomen van het uoordsche vraagstuk, zagen vooruitziende staatkundigen, dat het eenezaak van langen duur zou zijn, welke zoo gemakkelijk geheel Europa in beweging kon brengen om de geheime drijf-veeren, die reeds op den bodem loerden. Wij zullen de geschiedenis kort te samenvatten.
Volgens de gesloten overeenkomst tusschen Oostenrijk, Pruisen en Denemarken, had het laatste rijk zich verplicht Slees-wijk niet bij Denemarken in te lijven, het zou in dezelfde staatkundige verhouding tot Denemarken staan als Holstein en Lauenburg tot den duitschen bond. De Denen echter behandelden de hertogdommen en vooral Sleeswijk na den vrede van 1850 als eene veroverde provincie; zij stelden alles in het werk om het duitsche element te verdringen. Deeu-sche ambtenaren werden overal met voorbygang der Duit-schers aangesteld; de deensche taal in kerk en school verordend enz., kortom, de Denen toonden overal hun natio-nalen haat, en onmogelijk was het voor de hertogdommen om met eenig goed gevolg hunne stemmen voor huu recht te verheffen; want in den rijksraad hadden de Denen de overgroote meerderheid en sedert 2 Oct. 1855 gold de deensche constitutie ook voor de hertogdommen. Veelvuldig waren de klachten der hertogdommen bij den duitschen bond. Deze diende vertoogen in by de deensche regeering, waarop dan wel een onderzoek werd ingesteld, maar in den grond bleet alles hetzelfde. Eindelijk kwam de zaak in 1857 weder voor den bond, en volgens de besluiten van 11 en 25 Febr. 1858 werd aan het deensche hof bekend gemaakt dat: de gelijkheid der deensche constitutie voor de hertogdommen strijdig met de overeenkomsten, strydig met het bondsrecht en formeel ongeldig was voor de weener slotacte, en dat dientengevolge de deensche regeering verzocht werd de noodige veranderingen te maken en zich verder van alle maatregelen te onthouden, welke tegen bovengenoemd bondsbesluit zouden zijn. De deensche
80Ö
regeering echter gaf zich alle moeite om de bondsvergadering te overtuigen, dat zij in dwaling was, en de meeste bezwaren, door de hertogdommen aangegeven, overdreven waren; waarop de bondsvergadering antwoordde, dat zij van de regeering binnen zes weken bepaalde mededeelingen verlangde of zij al of niet aan de besluiten van 11 en 25 Febr. 1857 gevolg wilde geven. Eu daar hierop van Dene-markens zijde geen genoegdoend antwoord volgde, stelde de bondsvergadering den 11 Nov. eene voorloopige executie vast, met bepaling later eene executie-commissie tot het nemen der vereischte maatregelen te benoemen; maar den 6 Nov. had de deensche regeering reeds het besluit genomen om de gezamenlijke constitutie voor Holstein en Lauenburg op te heffen, echter niet voor Sleeswijk, en de holsteinsche stenden op te roepeu, en ook bepaald, dat het bestuur over Holstein en Lauenburg niet meer verantwoorde-Igk zou zijn aan den rijksraad, maar aan den koning. Sleeswijk bleef geheel aau de Denen overgeleverd, zelfs werden alle vereeuigingen, welke men daar met de hertogdommen mocht hebben, verboden.
Hoe oprecht gemeend het der deensche regeering was alle bezwaren weg te nemen, kan men uit het volgende opmaken.
Toen het deensche parlement (ook Eider-parlement) het budget voor 1860—1862 vaststelde, willigde het alle posten percentsgewijze in, het ontbrekende werd door den koning op Holstein en Lauenburg gelegd, waarover dezen niet eens mochten stemmen. Den 7 Febr. 1861 gaf daarop de bondsvergadering nogmaals kennis aan de deensche regeering: dat, als. zij binnen zes weken zich niet bereid verklaarde om aan den uitgedrukten wensch van den bond te voldoen en Holstein en Lauenburg te ontheffen van een budget, hetwelk door de stenden niet vastgesteld was, de bondsexecutie, waartoe drie jaren geleden reeds besloten was, ernstig ter hand genomen zou worden. Intusschen had Engeland zijne bemiddeling aangeboden en drong op eene bepaalde oplossing der zaak aan, waartoe Denemarken evenmin genegenheid toonde. In Pruisen was graaf Bernstorff minister van buitenlandsche zaken
807
geworden, die de zaak ernstiger opvatte dau zijn voorganger Schleinitz en verlangde thans van Denemarken kortaf eene ronde verklaring, of de regeering willens was om hare verplichtingen na te komen, waartoe zij zich reeds in 1852 verbonden had omtrent de hertogdommen, daaronder Sleeswijk begrepen, waarop Denemarken antwoordde: dat het in Holstein en Lanenburg slechts een provisioneele toestand was, waarin met onderling goedvinden veranderingen konden gebracht worden ; maar dat Sleeswijk in alle gevallen den bond niets aanging. En in de zitting van het Eider-parlement van Januari 1862 deed de regeering voorstellen, welke op eene grensbepaling van het koninkrijk Denemarken tot den Eider doelde, dus de vernietiging der aloude betrekkingen tusschen Sleeswyk en Holstein. Pruisen , Oostenrijk en de duitsche bond protesteerden hier ten zeerste tegen. By de ernstige wending, welke thans de zaak nam, trad Engeland nogmaals tusschen beiden en den 24 Sept. 1862 stelde lord liussel de volgende schikking voor; Holstein en Lauenburg krijgen de staatsregeling, welke Duitschland voor hen vordert: Sleeswijk krijgt een afzonderlek bestuur en wordt niet bij den rijksraad vertegenwoordigd; tusschen de deensche provincies Sleeswijk, Holstein en Lauenburg wordt een normaalbudget bepaald, hetwelk door een staatsraad uit de geheele deensche monarchie zal worden vastgesteld, twee derden van dit lichaam zal uit Denen bestaan; elke bijzondere uitgave wordt aan de afzonderlijke stendon der deensche provincies , Sleeswijk, Holstein en Lauenburg voorgelegd. Pruisen en Oostenrijk namen dit vergelijk aan, het kleine Denemarken weigerde het, niettegenstaande den bijzonderen aandrang van Engeland en ging voort met vermeerderde willekeur in de hertogdommen te handelen, vooral toen de ultra-Deen, Hall, minister voor Holstein benoemd was.
Nu bleef er natuurlijk voor Pruisen, Oostenrijk en den bond niets anders over dan tot de reeds zoo vaak bedreigde executie over te gaan. Zij besloten daar dau ook den 1 Oct. 1863 toe, maar gaven nogmaals aan Denemarken een uitstel van drie weken om aan zijne verplichting te voldoen. Den
808
29 Oct. antwoordde Denemarken ontwijkend en bleef\' niet alleen op zijn oud standpunt staan; maar den 14 Nov. naai werkelijk het Eiderparlement eene nieuwe staatsinrichting aan, waarbij aan Sleeswijk alle rechten als zelfstandige provincie ontnomen werden, en waarin wel niet van inlijving sprake was, maar dit toch feitelijk geschiedde. Reeds den 15. diende de pruisische gezant te Koppenhagen protest daartegen in; toen op denzelfden dag koning Frederik Vil plotseling stierf, en aangezien zijn oom Ferdinand reeds den 29 Juni 18(53 gestorven was, volgde Christiaan van Öonderburg-Glücksburg hem ouder den naam van Christiaan IX op, zooals in het londener protocol bepaald was. Hij aarzelde aanvankelijk de November-constitutie aan te nemen, doch volks-demonstraties dwongen hem er toe of ten minste deden hem er toe besluiten. Maar tegelijk deed zich een pretendent op als hertog voor Sleeswijk-Holstein in den persoon van Frederik van Augustenburg, zoon van Christiaan van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Augustenburg, die in 1852 tegen betaling van 3 millioen Th. voor zich en voor zyne familie van zijne verre aanspraak op de hertogdommen afstand had gedaan; en ditzelfde den 16Nov., een dag na den dood van Frederik Vil, nog eens deed; maar nu teu gunste van bovengenoemdeu zoon, die als majoor in pruisischeu dienst was. Het grootste gedeelte der bevolking in de hertogdommen riep hem dadelijk als hun sou-verein uit. In Duitschland, vooral de zoogenaamde fort-schrittsraanner, juichte men hem toe; de bondsvergadering was verdeeld. Een gedeelte wilde dadelijk de hertogdommen gewapender hand voor den Augustenburger iu bezit nemen, een ander echter, en daaronder voornamelijk Pruisen en Oostenrijk, was voor de handhaving van het londener protocol en de erkenning van Christiaan IX, maar hem , daar hij de staatkunde van zijn voorganger scheen te volgen , door de reeds zoo vaak bedreigde bondsexecutie tot het erkennen van de rechten der hertogdommen te dwingen.
De laatste partij behield met eene kleine meerderheid de overhand.
Nogmaals werd aan Deneraarken de uituoodiging tot
809
nakoming zijner verplichting gedaan en een uitstel van eenige weken gegeven ; de Denen echter stoorden zich hieraan niet. En nu rukten eindelijk den 24 Dec. 1863 de bondstroepen het gebied der hertogdommen binnen en den 31 Dec. was geheel Holstein reeds bezet.
De Denen waren wel woedend; maar Engeland, Rusland en Frankrijk hadden het deensche hof aangeraden uit de bezetting geen casu belli te maken en zijne troepen te doen terug trekken. Bijna gelijktijdig met de bondstroepen was Frederik van A ugustenburg in Kiel gekomen, waar hij met jubel ontvangen en als redder des vaderlands begroet werd. Hij vaardigde eene proclamatie uit, waarin hij onder anderen de werkzaamheid der bondscommissarissen voor overtollig verklaarde, aangezien hij nu zelf in zijn land was; hij ontving deputaties en werd verheerlijkt door de fort-schrittsmanner en liberale dagbladen van geheel Duitsch-land. Hy richtte zelf den 2 Dec. 1863 een schrijven aan keizer Napoleon, waarin hij hem bericht gaf. dat hij bezit had genomen van de regeering der hertogdommen en riep des keizers tusschenkomst in ter handhaving der gerechtigheid zijner zaak. De keizer antwoordde hem echter zoo koel mogelijk, dat hij zich aan het londener traktaat hield. Later werd den erfprins door Pruisen beteekend, dat hij zich rustig moest houden, waarop hij de verklaring gaf, dat hij zich als privaat man in Kiel zou ophouden.
Intusschen was aan het pruisische hof\' de stemming ook heimelijk eene geheel andere geworden. In 1862 was de vrijheer von Bismarck-Schönhausen aan liet hoofd van het ministerie gekomen; deze als een noordsche Cavour, koesterde reeds heimelijk het plan om Pruisens macht te ver-grooten. Dit te beginnen aan de Oostzee met hare uitmuntende havens lachte hem reeds toe, daartoe hield hij zich vooreerst streng aan de verdragen van 1851 en 1852 en rekende op de halstarrigheid van Denemarken in het niet vervullen, waardoor Pruisen zich dan ook\' natuurlijk van het londener protocol kon losmaken en dan trad van zelve het oorlogsrecht in , waardoor licht eene volledige scheiding der vorstendommen van Denemarken en eene mogelijke veree-
810
uiging met Pruisen kon volgen. Hij berekende dus vrg sluw, dat, om zijn doel te bereiken en niet den argwaan der andere groote mogendheden op te wekken en een europeescheu oorlog te vermijden, hij zich vooreerst op den bodem der verdragen moest stellen en een bondgenoot hebben; het latere zou dan wel volgen. Ofschoon hij de parti) van de koniugin en van den kroonprins van Pruisen tegen had, welke voor een samengaan met Engeland was, hetwelk Denemarken wilde toegeven, was de adel toch sterk voor hem. Eene derde partg, bijzonder gunstig voor de geheime plannen van von Bismarck , de militairen , aan wier hoofd prins Frederik Karei stond, was zeer oorlogzuchtig gestemd; want oude en jonge officieren brandden van verlangen naar den strijd. Sedert 1815 had het pruisische leger geen kruitdamp geroo-ken; zij schreeuwden oorlog! al was het dan ook tegen Denemarken, de strijd van den leeuw tegen de muis, dan was er toch gejubel over krijgsdaden en overwinningen en dan kon von Bismarck wijzen op de vruchten van de nieuwe organisatie van het leger, welke de afgevaardigden in de kamer met alle macht bestreden hadden. Deze laatsten, meest fortschrittmanner, waren voor den Augustenburger en bovenal tegen von Bismarck, hoewel hij zich weinig om hunne redevoeringen en besluiten bekreunde ; hij durfde er zelfs luid voor uitkomen, dat hij de kamer ontbinden en het geld, dat hij noodig had, nemen zou, waar hij het vinden kon, zoo als hij dan ook werkelijk deed. Oostenrijk, hetwelk, zooals wij weten, sinds jaren zoo vertrouwelijk met Pruisen niet was en zijne eerste plaats in den duitschen bond volstrekt met Pruisen niet wilde deelen, zag met leede oogen de hervormingen in Pruisen aan, en was inwendig tegen dat rijk gestemd. In de zaak tegen Sleeswijk-Holstein echter sloot het zich onvoorwaardelijk bij Pruisen aan ; mogelijk wel om von Bismarck van zekere stappen af te houden en in geval van nood eene vergoeding te vordereo.
Nadat nu de bonds-executie voltrokken was, werden Oostenrijk en Pruisen het spoedig eens over de verdere maatregelen en eischten nu van Denemarken op grond van het londener protocol de intrekking van de November-
811
constitutie. Zij zonden gelijkluidende nota\'s aan de andere mogendheden, waarin zij hun eisch rechtvaardigden en de hoop op eene vreedzame schikking nogmaals uitspraken. Engeland vooral, wiens kroonprins met de dochter van Christiaan IX gehuwd was, stelde alles bij den duitschen bond en de enkele staten in het werk om voor overijlde stappen te waarschuwen, en dreigde zelfs. De minister Russel deed nog het voorstel om de deensche zaak voor eene conferentie te brengen, dit vond evenmin bijval, vooral bij Napoleon niet, welke zich daardoor wreekte op Engeland voor zijn tegenzin in een congres, hetwelk de keizer vroeger had voorgesteld. Den 28 Dec. 1863 brachten Oostenrijk en Pruisen het voorstel in de bondsvergadering om Denemarken op te vorderen de November-constitutie in te trekken, en ingeval van weigering onmiddellijk Sleeswgk te bezetten. Den 14 Juni kwam het in beraadslaging, en werd met eene groote meerderheid afgestemd, waarop Oostenrijk en Pruisen verklaarden: dat zij niet konden dulden, dat de duitsche eer geschonden werd, en zij de zaak voor zich zonder den bond zouden opnemen en Sleeswijk bezetten, ingeval Denemarken niet aan hun eisch voldeed. Men kan zich een denkbeeld maken, hoe de bondsvergadering , maar vooral hoe de middel- en klein-staten gestemd waren; zij werden niet beter behandeld dan de afgevaardigden in de pruisische kamer door von Bismarck; zij gevoelden levendig dat hun zelfstandig bestaan bedreigd en hunne waardigheid met voeten getreden werd. Veertien staten, waaronder Beijeren, Wurtemberg, Saksen, Baden enz. dienden onmiddellijk protest in tegen de verklaring van Oostenrijk en Pruisen; dezen bekommerden zich echter niet om hunne protesten, maar begonnen dadelijk hunne troepen samen te trekken tot de bezetting van Sleeswijk , ingeval Denemarken bleef weigeren. Reeds den 16 Jan. 1864 werd het ultimatum aan de deensche regeering overgereikt. Denemarken verlangde uitstel om den rijksraad bijeen te roepen , hetwelk toegestaan werd. Daar had intus-schen ook alles reeds een oorlogzuchtig aanzien gekregen. Onbegrijpelijke verblindheid! zij stonden alleen, zonder
812
bondgenoot. Engeland dreigde wel, maar deed verder niets, hoogstens konden de Denen 52 000 man onder de wapenen brengen en dezen moesten over alle punten verdeeld worden. Zij stelden al hun vertrouwen slechts op hun Dannewerk, en ofschoon zij wisten, dat zij tegen twee reuzen moesten strijden, was alles in en buiten den rijksraad brandend om den strijd te aanvaarden , zoo zelfs , dat toen de bisschop Monrad, de minister-president, in de zitting des rijksdags van den 27 Jan. verklaarde: dat hij het londener protocol verbindend achtte, met oproer bedreigd werd; zoodat de teerling geworpen was. Denemarken wil de November-constitutie niet intrekken, de wapenen moeten beslissen; voor Oostenrijk en Pruisen zal het een oorlog zijn, waarin, door de zwakheid des vijands, weinig roem zal te behalen zyn. Het gosamen-lijke leger van Oostenrijk en Pruisen bedroeg omtrent 60 000 man met 146 stukken geschut; de opperbevelhebber over het geheele verbondeue leger was de SOjarige pruisische generaal-veldmaarschalk von Wrangel; de Oostenrijkers werden aangevoerd door den Oobtenrijkschen veldmaarschalk von Gablcnz.
Tusschen alle bedrijven en onderhandeliugen wareu de legers reeds tot aan den Eider voortgernkt. Den 30 Jan. zond von Wrangel uit zgn hoofdkwartier Bondesholm twee officieren van den generalen staf met het bericht naar den generaal de ileza, den opperbevelhebber der deensche troepen , dat hij bevel had , ingevolge de weigering van Denemarken om de November-constitutie in te trekken, Sleeswijk te bezetten eu hem diensvolgens verzocht zich met zijne troepen terug te trekken; waarop de Meza antwoordde : dat hij tegenovergestelde bevelen van zijne regeering had eu elke aanranding van Denemarkens gebied met de wapenen zou te keer gaan.
Den 1 Febr. \'s morgens vroeg, bij sterk vriezend weder, trokken de geallieerde troepen op vier plaatsen den Eider over in de richting van Eckernfórde. Bij laatstgenoemde plaats en bij Windeby, Missunde, Lottorf en Oberseik hadden min of meer hevige gevechten plaats, waar de Denen zich wel dapper verdedigden, maar voor de overmacht moesten wijken; in de pruisische bladen en illustraties werden die
813
feiten als daden van grooten krijgsroem opgedischt. De Denen wilden al hunne macht in het Dannewerk samen trekken en daar den vgand staande houden. Het Dannewerk is een groote aarden muur of dam van lo—20 voet dik en van ^0—36 voet hoog, hij doorsnydt bijna het ge-heele schiereiland ,■ is hier en daar door forten versterkt, heeft in hot front een diepen, moerassigen grond, welke daarenboven nog op grooten afstand onder water kan gezet worden, waardoor de werken des zomers of bij zachte winters voor den vijand ongenaakbaar zijn; bij harde vorst blijft het terrein wel ongemakkelijk, maar biedt geen onoverkomelijke bezwaren aan. Volgens het gevoelen der bevoegden zou eene bezetting van 40 000 man gemakkelijk aan een leger van 100000 man weerstand kunnen bieden. Doch de zaken hadden tegen de verwachting van de Meza eene andere en voor hem nadeelige wending genomen. Prins Frederik Karei namelijk was met 23 000 man bij Amis over de Schlei getrokken en bedreigde de Denen in den rug; 26000 man stonden tegenover het Dannewerk en 11 000 bij Missunde. Daartegen had de Meza slechts 30 000 man beschikbaar , hem bleef dus geen andere keus over dan den vijand voor het Dannewerk ten spoedigste te verslaan en zich dan op Prins Frederik Karei te werpen; mislukte dit, dan was de deensche zaak geheel verloren ; of hij moest zijne stelling verlaten, en zijn leger voor betere tijden sparen; hij koos het laatste. Reeds den 5 Februari gaf hij aan het leger bevel het Dannewerk en hiermede ook Sleeswijk te verlaten en op Flensburg, Alsen, de Diippeler Schans en Jutland terug te trekken. De verontwaardiging der deensche bevolking en vooral in de hoofdstad op de Meza over het verlaten van Sleeswijk was groot, en toch kon hij volgens de getuigenis der bekwaamste krijgskundigen niet beter handelen; overal immers stiet hij op eene overgroote overmacht. Het opperbevel werd hem ontnomen en aan den generaal von Lüttichau gegeven, hij was de eenige, die in den krijgsraad voor standhouden bij het Dannewerk gestemd had; trouwens later moest hij evengoed overal voor de overmacht des vijands wijken.
814
Tot Juli duurde nog met afwisseling het vechten voort; voor de verbondenen was de taak niet zwaar en voor de Pruisen eene erbarmelijke oefenschool in het oorlogen. Was het getal der gesneuvelden wel niet zoo vreeselijk groot, het kostte toch altijd menschen genoeg. De Denen streden overal met de grootste volharding eu dapperheid; het baatte echter niet. Na Sleeswgk, viel geheel Jutland mede in de handen der vijanden; Denemarken kon niet langer weêrstand bieden. Door de bemiddeling van de conferentie der gezanten te Londen, welke reeds sedert April alle pogingen deden, om den vrede te herstellen, kwam er den 12 Mei een wapenstilstand voor eene maand tot stand, welke later nog verlengd werd. Gedurende dien tijd stelde de conferentie alles in het werk om den vrede te bewerken; men was echter te verdeeld. Pruisen en Oostenrijk hielden zich nu niet meer aan het londener protocol, ook niet meer bij de intrekking van de zoogenaamde November-constitutie; maar wenschteu Sleeswijk en Holstein met elkander vereenigd, gescheiden van Denemarken , zoowel in staatkundige als administratieve betrekking, alleen personeel verbonden met den regeerenden vorst van Denemarken, op de wijze zooals wij het groothertogdom Luxemburg bezitten. Hierin nam Denemarken geen genoegen; dit wilde alleen als basis tot onderhandeling het londener protocol van 1852, waarom het zich vroeger niet bekommerd had. Nu kwam het op een verdeelen aan, men kon het niet eens worden over de demar-catie-lijn; daarbij was de partij van den Augustenburger niet minder werkzaam. Deze was in de meeste steden van Sleeswijk als hertog uitgeroepen, maar kon natuurlijk zonder den wil van Pruisen niets uitrichten; hij reisde zelfs naar Berlijn en had eene conferentie met von Bismarck, maar er kon voor hem niets van komen, tenzy ingeheeleafhankelijkheid van Pruisen, en dit wilde de prins van Augus-tenburg niet; hij meende de hertogdommen reeds zoo goed als in zijn bezit te hebben. Zoo stonden de zaken in Juni; geen der andere mogendheden, zelfs Napoleon niet, die bijzonder den toon van vredebemiddelaar had aangenomen, kon voor de oorlogvoerenden eene basis vinden , welke allen
815
wilden aannemen, zoodat de conferentie te Londen den 26 Juni uiteenging, zonder zelfs eene tweede verlenging van den wapenstilstand te hebben bewerkt. — De wapenen werden weder uit de schede getrokken. De troepen hadden reeds hunne rustkwartieren verlaten en stonden gereed voor den nieuwen strijd. In de plaats van den ouden Wrangel was het opperbevel over het verbondene leger opgedragen aan prins Frederik Karei. Het plan was, aangezien zij Jutland bezetten , achtereenvolgens de eilanden Alsen en Fühnen weg te nemen.
De Denen brachten het eiland Alsen zoo goed als zij konden in verdedigingstoestand. Zij hadden zelfs 30 on-derzeesche kruitmijnen in den Alssont golegd, op de plaats, waar zij het voor het waarschijnlijkst hielden , dat de vijand den overtocht zou beproeven. Een Amerikaan had dezen voor hen vervaardigd. Zij bestonden uit groote glazen bollen, gevuld met kruit en gesloten in houten kasten; uit den bol kwam een glazen buisje, waarin zich licht ontvlambare stof bevond, welke door de minste aanraking moest ontploffen. De verbondene troepen kozen echter deze plaats niet, maar namen een noordelijker punt. Dan 28 Juni werd de overtocht door middel van 160 vlakke booten volvoerd; de Denen konden met hunne 9000 man voor het geheele eiland slechts korten tijd weêrstand bieden. Den 1 Juli was het reeds in het bezit der Pruisen; van de zijde der Pruisen kostte het ruim 350 man. De Denen hadden 1400 dooden en gewonden en 2000 man werd van hen gevangen genomen, voor Denemarken was dit op zijne kleine kracht een ontzettend verlies. Thans begon toch de oorlogzuchtige pr.rtij der Denen te begrijpen, dat, nu de vyand het eiland Alsen had, het even goed Fühnen kon krijgen, ja. Koppenhagen ook niet meer veilig was; daarenboven verklaarde eindelijk Engeland, waarop zij altijd zijdelings gerekend had, en hetwelk ook die houding had aangenomen , dat het geen oorlog om Denemarken kon voeren; dezelfde teleurstelling ondervonden zij ook van Zweden en Noorwegen. Koning Christiaan IX wendde zich buiten zijne ministers om tot Napoleon om raad en hulp. Deze
810
ried den koning aan, als de kortste weg oin tot eene schikking te komen, zich tot de twee tegen hem oorlogvoerende vorsten zeiven te wenden. De koning volgde dezen raad en zond in het begin van Juli zijn broeder naar Karlsbad, waar de koning van Pruisen juist met den keizer van Rusland eene bijeenkomst had, om over een voorloopigen wapenstilstand te onderhandelen.
Onder deze omstandigheden werd het ministerie Monrad, dat den oorlog begonnen en hopeloos voortgezet had, onhoudbaar ; daarenboven was Monrad zeer vertoornd, dat de koning zich buiten hem tot Napoleon had gewend; hij trad dan ook den 12 Juli af, en een nieuw ministerie, een meer menschiievend, trad op , en na de voorafgaande onderhandelingen , werd er eene wapenrust tot den 1 Augustus gesloten , tegelyk met de bepaling, dat onmiddellijk tusschen de oorlogvoerende partijen alleen de onderhandelingen over den vrede zouden aanvangen. Dezen begonnen dadelijk te Weenen, welke door twee gevolmachtigde ministers van elke der drie oorlogvoerende mogendheden gevoerd werden; voor Pruisen was er natuurlijk von Bismarck bij. Keizer Napoleon, die steeds de rol van bemiddelaar had willen spelen, beval den koning van Denemarken in de grootmoedigheid der vorsten aan, wellicht ook om Engeland te believen, hetwelk wel voor Denemarken een groot woord had gevoerd ; maar het in den nood jammerlijk in den steek had gelaten.
Reeds den 1 Augustus 1864 werden de vredesvoorwaarden bekend ; de aanbeveling van Napoleon scheen weinig gebaat te hebben. Zij bestonden uit vijf artikelen, waarvan het voornaamste zoowat het volgende was;
In Artikel 1 staat de kouing van Denemarken al zijne rechten op de hertogdommen Sleeswijk, Holstein en Lanen-burg af ten gunste van den koning van Pruisen en den keizer van Oostenrijk.
In Art. 2. Om in de toekomst alle verwikkelingen voor te komen wordt er eene grenslijn getrokken, waardoor Denemarken een stukje van Sleeswijk terugkrijgt, maar even zooveel van het Jutlandsch gebied moet afstaan.
Art. 3 zegt: De vorstendommen nemen naar evenredigheid
817
der bevolking een gedeelte der openbare schuld over, hetwelk bij de 29 millioen deensche daalders bedroeg , daarenboven moesten zij aan Pruisen en Oostenrijk de oorlogskos-teu betaleu.
Voor Denemarken was geen keus. Het eens zoo machtige rijk van Canut en Waldemar was verslagen en uitgeput, het was vau 2,605000 inwoners op 1,700000 ingesmolten ; zijne hooge betrekkingen, waarin het met Engeland eu Rusland door zijne princessen stond, hadden tot niets gebaat. De rijksraad nam de voorwaarden uit besef van onmacht aan , ofschoon Monrad daar nog even oorlogzuchtig voortpraatte. Den 30 October 1864 werd de vrede te Weenen gesloten. ZeS weken later ontruimden de bondstroepen Sleeswijk en Hol-stein , welke door de quot;Pruisen en Oostenrijkers bezet werden. Hiermede eindigde het waagstuk voor Denemarken, dat wel is waar aan uitgebreidheid veel verloor eu daaronder ook de Sleeswijkers, die zoo gaarne deensch hadden willen blijven ; maar het werd ook verlost van de bemoeiingen van den duitschen bond, welke echter in de geheele zaak door Pruisen en Oostenrijk niet meer gekend was en eene niets beduidende rol had moeten spelen. Denemarken kon zich nu wel klein , maar vrij ontwikkelen. De quaestie zelve was verplaatst. De hertogdommen waren niet afgestaan aan één , maar aan twee, aan Pruisen eu Oostenrijk gezamenlijk ; dus aan wien moest de buit ten deele vallen, dat was de vraag. De oplossing hiervan zullen wij in ons volgende hoofdstuk zien.
oorlog van pruisen en italië tegen oostenrijk.
De bloedige strijd, welke tusschen Pruisen eu Oostenrijk zou plaats grijpen, was geeue verrassing , wij zagen er de kiem reeds van leggen door Frederik den Groote. Hij immers waagde het van Oostenrijk eene zijner schoonste duitsche provincies weg te nemen en vestigde Pruiseus wapenroem ; hij begon aan Oostenrijk de suprematie, welke trouwens door de hervorming niet veel meer beteekeude, in Duitschland te betwisten en vestigde het voor de kleine alg. gesch. 52
818
staten gevaarlijke dualisme. Oostenrijk van zijne zijde kon nooit den roof en de pruisische vermetelheid vergeten en klemde zich aan zijne hooge stelling vast. Wel vereenigden hen in den loop des tijds gelijk belang en gevaar; zooals de roof van Polen, de fransche overweldiging onder Napoleon I en later het Heilige Verbond; dit nam evenwel hun wederzijdscheu naijver niet weg. Dit werd vooral duidelyk na 1848 in de bondsvergadering; toen hoorde men onder de liberalen reeds van een pruisisch-duitsche, keizerskroon en van een engeren bond onder pruisische leiding spreken. Er openbaarde zich hoe langer hoe meer eene zekere groepeering van staten of bij Oostenrijk of bij Pruisen; de Katholieke veelal bij ^Oostenrijk, ofschoon Pruisen in dien tijd den Katholieken meer vrijheid gaf dan zij ooit genoten hadden, vooral in de katholieke Rijnprovincies; zoolang evenwel Pruisens vorst zich nog vastklemde, aan ministers, voor wie annexatie roof was, bleef het bij het oude; maar toen de koning in 1862 het liberale pad opstapte, was ook de duitsche zaak beslist. In den minister von Bismarck trad er een man aan het hoofd, in wien de gedachte tot rijpheid was gekomen om Pruisen machtig en tot het hoofd van Duitschland te maken; hij verlokte Oostenrijk met hem mede naar Sleeswijk-Holstein te gaan, wat juist moest dienen om Oostenrijks val in Duitschland te bewerken.
Wij hebben gezien, dat volgens den weener-vrede van 30 Oct. 1864 Oostenrijk en Pruisen te zamen als souvereine vorsten voor de hertogdommen optraden; ongelukkigerver-eeniging kan er wel nooit bestaan hebben. De ministerpresident van Pruisen, von Bismarck, het ware evenbeeld van den bekenden Cavour, had geen ander plan dan de hertogdommen bij Pruisen te voegen. Oostenryk, voor wien zij die waarde wel niet hadden, aangezien zij te ver van zijne staten gescheiden lagen, mocht toch die vergrooting van Pruisen zonder gelijke aanwinst niet toegeven; hadde het laatste een gedeelte van het eens geroofde Silezië willen afstaan, dan ware de zaak wellicht geschikt geworden; maar von Bismarck wilde meer: Oostenrgk moest, zooals wij boven reeds zeiden, Duitschland uit, de oude
819
bond vernietigd worden en Pruisen, vergroot, aan het hoofd van een nieuwen duitschen bond komen. Hij gevoelde zeer goed, dat dit alles zonder een geduchten oorlog niet te verkrijgen was, ook dat hg dezen tegen Oostenrijk en een gedeelte van den duitschen bond niet alleen zou kunnen voeren; derhalve moest hy een bondgenoot hebben en dezen zocht en vond hij gemakkelijk in Italië, bij den aartsvijand van Oostenrijk. In midden April werd in het geheim een verdrag tusschen Pruisen en Italië gesloten, waarbij het laatste rijk zich verbond gelijktijdig Oostenrijk met Pruisen aan te vallen; de aanwinst moest zijn Venetië en voor Pruisen behalve de vorstendommen nog eene gelijke vergrooting ; toen later het verdrag bekend werd, lazen wij dat het begon met de woorden: »Pour assurer la paix ii l\'Europequot; (om den vrede van Europa te verzekeren). Natuurlijk begreep von Bismarck, dat hij buiten keizer Napoleon 111 niet handelen kon; hij was toch nog altijd de man, zonder wien de groote europeesche vraagstukken niet beslist konden worden; maar deze was spoedig gewonnen; want het betrof eene napoleontische staatkunde, dat is, eene van bedrog en veinzerij. Na eene samenkomst van den keizer met von Bismarck te Biaritz, gaf de eerste aan den laatste vrijheid van handelen, en wat von Bismarck den keizer voorgespiegeld heeft, is tot nu toe nog niet duidelijk gebleken. Hadde Napoleon kunnen vermoeden, dat hij het zwaard hielp smeden, waardoor hij vijfjaren later zelf zijn kroon en zijn rijk zou verliezen! Zoo waar is het, dat de mensch wikt, maar God beschikt. Binnen \'s lands had von Bismarck eveneens alles voorbereid ; niettegenstaande alle tegenwerking van de afgevaardigden , had hij de nieuwe organisatie van het leger klaar gekregen; binnen 14 dagen kon hij een goed uitgerust leger van 600 000 man in het veld hebben, zoodat er niets aan ontbrak dan de oorlog zelf, en diens weg, zooals wij verder zien zullen, had hij reeds aangewezen.
Nadat de troepen, welke voor de bonds-executie gediend hadden , Holstein verlaten hadden, aanvaardden Pruisen en Oostenryk gezamenlijk het bestuur over Sleeswijk-Holstein en Lauenburg onder twee commissarissen, de
820
zetel der regeering was Sleeswijk. Pruisen liet er 6 regimenten infanterie, 2 cavalerie en 3 batterijen. Oostenrijk 2 regimenten infanterie, 1 bataillon jagers, 2 eskadrons cavalerie en 1 batterij. Oostenrijk, welke , om reden hierboven vep-meld, geen byzouder belang bij de vorstendommen had , en zoo duidelijk von Bismarcks plan begonjin te zien, stelde den 12 Nov. 1864 reeds voor om de souvereiniteits-rechten over te dragen op prins Frederik van Augnstenburg, dien de bewoners der hertogdommen nog bijzonder genegen schenen. In dien tusschentijd had ook de groothertog van Oldenburg aanspraken gemaakt; maar nu maakte de brandenburg-sche dynastie, volgens het iegitimiteits-recht, ook aanspraak op de hertogdommen. Het beriijner hof kondigde dien tengevolge in zijne depêche van 13 Dec. aan : dat het de rechtsvraag door de rechtsgeleerden der kroon zou laten onderzoeken en hoopte, dat de zaak zoodanige beslissing zou krijgen, welke beantwoorden mocht aan de belangen van Duitschland in het algemeen en aan die van Pruisen, als aangrenzend land, in het bijzonder. Oostenrijk daarentegen opperde zelfs in eene zijner nota\'s het gevoelen of men Chris-tiaan IX wel geheel de hertogdommen had mogen afnemen. Den 22 Febr. 18Ö5 gaf Pruisen aan het weener kabinet te kennen, op welke voorwaarden het Sleeswijk en Holstein als zelfstandigen staat onder een souvereinen vorst zou kunnen dulden; dezen echter stonden gelijk met eene annexatie.
De zaak werd voor von Bismarck nog moeielijker, toen de bond er zich positief meê ging bemoeien. Den 27 Maart 1865 deden Beieren, Saksen en Hessen-Darmstadt in de bondsvergadering het voorstel , om der regeeringen van Oostenrijk en Pruisèn te verzoeken, dat het haar mochte behagen het hertogdom Holstein thans op te dragen aan den erfprins van Augnstenburg. Het is zeer duidelijk, dat dit voorstel in den zin van Oostenrijk en tegen Pruisen was; het werd met 9 tegen 6 stemmen aangenomen. Men ziet dat de zaken zich hoe langer hoe meer verwarden; daarbij had men in de hertogdommen zeiven voortdurepd botsingen tnsschen de beide commissarissen en de troepen. Om aan alles een einde te maken, kwamen de twee mogendheden
821
overeeu de zaak op nieuw te regelen, ja, de keizer en koning zouden zelfs bij elkander komen. Terwijl de koning van Pruisen te Gastein zijn verblgf hield, werkten de gevolmachtigden aan eene nieuwe onderlinge regeling. Den 19 Aug. had de ontmoeting der beidé vorsten te Salzburg plaats; de koning werd hartelijk door den keizer ontvangen en den 20ste namen beiden het zoogenaamde verdrag van Gastein aan. Beide vorsten scheidden en omarmden elkander hartelijk; wat is toch der vorsten vriendschap! Men geloofde nu alle zwarighedeu opgeruimd. De oude toestand werd echter slechts in een anderen vorm voortgezet; de sluwe von Bismarck was niet veranderd. De hoófdbepa-lingen van het gasteiner verdrag waren de volgende: Het hertogdom Lauenburg laat de keizer van Oostenrijk aan den koning van Pruisen over, welke hem daarvoor 2% millioen Th. betaalt; het beheer in de hertogdommen wordt verdeeld: üostenrgk bestuurt voorloopig Holstein en Pruisen Sleeswijk; zij zullen gezamenlijk aan den bond voorstellen om de duitsche vloot te herstellen, Kiel tot bondshaven en Keudsburg tot bondsvesting te verheffen.
Van vele zyden werd het gasteiner verdrag sterk afgekeurd; in Oostenrijk en in de Midden-stateu betreurde men het, dat de keizer tot de eerste annexatie zelf de hand gelegd, zgn laatste stelling in Duitschland verlaten en het vertrouwen der hem genegen duitsche staten verkort had. Door het scheiden der hertogdommen maakte men eene der hoofdoorzaken tot den strijd tegen Denemarken tot leugen , namelijk : dat de vorstendommen niet gescheiden mochten worden. De bewoners der hertogdommen beklaagden zich met recht, dat er met hen gehandeld werd zonder hen te raadplegen ; waarom ook hen niet even als in Italië over hun lot laten stemmen ? Dan hadden zij zeker geen Oostenrijk en nog minder Pruisen als souverein gekozen; het laatste vooral sloeg niet de minste acht als bevrijder op de wenschen des volks.
Ook Frankrijk en Engeland waren niet ingenomen met het verdrag. Den duitschen bond, welke trouwens in niets meer gekend was geworden, werd bloot kennis gegeven;
822
evenzoo handelde von Bismarck met de pruisische afgevaardigden , die tegen den koop van Lanenburg opkwamen, aangezien de koning volgens de constitutie zonder toestemming der kamers geen beheerscher over een vreemd land mocht zijn enz. Von Bismarck liet hen ongemoeid redevoeringen honden, terwijl hij de zaak afdeed.
PRUISEN EN OOSTENRIJK NA HET VERDRAG VAN GASTEIN.
Sleeswijk werd nu door pruisische troepen bezet en kreeg Manteuffel tot landvoogd; Holstein door de oostenrijksche onder v. Gablenz. Hunne regeeringen verschilden geheel. Terwijl Pruisen de Sleeswijkers met gestrengheid regeerde, elke vrije uiting tegen hun tegenwoordig bestuur of voor Denemarken of voor den prins van Augustenburg verbood, elke volksvergadering te keer ging en zelfs den Augustenbur-ger het land ontzegde, regeerde Oostenrijk met welwillendheid en toegevendheid en duldde, dat in vereenigingen, zelfs in de dagbladen, het recht van Frederik van Augustenburg op de hertogdommen verdedigd werd; het bestuur liet alle volksvergaderingen toe, zelfs eene monstermeeting te Altona, den 23 Jan. 1866, waarin de democratie van geheel Duitsch-land vertegenwoordigd was; Oostenrijk en Frederik van Augustenburg werden er gevierd en Pruisen gesmaad. Dat Oostenrijk hier vrijzinniger handelde dan in zijne eigene staten is niet te ontkennen, evenmin, dat het den schijn had alsof men Pruisen wilde tegenwerken ; er volgde dan ook reeds den 26 Jan. eene nota van von Bismarck op, waarin hij hoofdzakelijk het volgende zeide: »Dat hij, nu de schoone dagen van Gastein en Salzburg voorbij waren, meende, dat Pruisen en Oostenrijk niet alleen van de noodzakelijkheid overtuigd waren om de revolutie te bestrijden, maar het ook over de wijze eens waren geworden; dat echter het tegenwoordig gedrag der keizerlijke regeering in Holstein een ander karakter draagt. Wij moeten het met den naam van aanvallend bestempelen. Het is van wege de keizerlijke regeering niet te verklaren, dat zij in Holstein
823
dezelfde middelen voor bewegingen toestaat, welke zij met ons in Frankfort wel heeft willen bestrijden. Als men te Weenen gelooft rustig de revolutionaire bewegingen van het anders zoo bijzonder conservatieve Holstein te moeten aanzien, heeft Pruisen echter besloten dit niet te doen. Het verdrag van Gastein heeft slechts voorloopig het bestuur der hertogdommen verdeeld; maar Pruisen heeft het recht te vorderen; dat Holstein door Oostenrijk gedurende de voorloopige regeering in het status quo gehouden worde, even als Pruisen verplicht is dit in Sleeswijk te doen.quot; üe pruisische regeering verzocht het Weener kabinet deze verhouding wel in aanmerking te willen nemen en diensvolgens te\'-handolen. »Mocht een ontkennend of ontwijkend antwoord volgen, danzaldataanPruisensregeeringde overtuiging geven, dat Oostenrijk, door een overgeërfd antagonisme behuevscht, niet op den duur met haar gaan wil. Deze overtuiging zou vooral zijne majesteit, den koning, wel smartelijk vallen, maar Pruisen heeft behoefte om klaarheid in de wederzijdsche verhouding te zien. Mocht het onmogelijk gemaakt worden met Oostenrijk te gaan, dan moet ook Pruisen de volle vrijheid voor zijne staatkunde hebben, om daarvan dan ook het voor zijn belang noodige gebruik te maken.quot;
Oostenrijks antwoord op deze nota luidde ontkennend en ontwakend. De üostenrijksche minister graaf Mensdorff zeide voornamelijk in zijne nota van 7 Febr. »Dat in het bestuur van Holstein de keizerlijke regeering volgens het verdrag van Gastein aan geen toezicht onderworpen was. Zij weet zeer goed, dat zij Holstein niet als eigendom bezit, maar dat, zoolang het voorloopig bestuur duurt, zij ook vrij is in de wijze van het uit te oefenen; diezelfde vrijheid en onafhankelijkheid in het beheer laat zij ook aan de koninklgke pruisische regeering in Sleeswijk. De minister des keizers moet bepaald elke aanspraak van de koninklijke pruisische regeering om rekenschap te geven over eene daad van bestuur in Holstein van de hand wyzen enz.quot; Genoeg om te doen zien, op welk standpunt de beide mogendheden tegenover elkander gekomen waren. Voor het afgebakende plan van von Bismarck gingen de zaken naar wensch, en het was om-
824
treut dezen tijd dat volledig zijn geheim verdrag met Italië tot stand kwam. Oostenrijk begon zich te wapenen, zijne regimenten trokken bijeen in Bohemen en Moravië; het heette om de Joden te beschermen, welke vooral in Bohemen door het gepeupel vervolgd werden. Ook op de greireen van Italië rustte het zich uit, wijl alles daar reeds krijgsrumoer was. Ook andere duitsche staten, vooral Saksen en Beyeren wapenden zich. Pruisen, waarvoor trouwens von Bismarck door zijne zoogenaamde legerhervormiug gezorgd had, dat het binnen 14 dagen een wel uitgerust leger van (500 000 man slagvaardig kon hebben, toonde zich als verontrust over de oor-logs-toebereidselen van Oostenrijk en deed bij de natie, welke volstrekt om von Bismarcks plau niet oorlogsgezind was, het denkbeeld ingang, vinden, dat het zich wapenen moest om niet weerloos door Oostenryk overvallen te worden. Von Bismarck sloot, om binnen \'s lands de handen vrij te hebben en niet tegengewerkt te worden, de zitting der kamers vóór den tijd, zonder het budget in behandeling te brengen, üe klein- en middel- duitsche staten waren er niet voor om den sluwen minister te volgen, want zij bevroedden, dat ook hunne souvereiniteit in gevaar kwam en wezen op art. 11 van de bonds-acte, door hetwelk de bondstaten zich verbonden hadden geen oorlog onderling te voeren, maar hunne geschillen voor den bondsdag te brengen. Voor de bondsvergadering had von Bismarck echter evenveel achting als voor de pruisische kamer van afgevaardigden. Den duitschen bond noemde hij vermolmd en deze moest dus hervormd worden en nu kwam hij in April 1866 met een plan van hervorming te voorschijn; dit moest echter meer dienen om den duitschen geest voor hem te winnen. Wat in 1848 mislukt was, stelde hij thans voor, namelijk: de bijeeuroeping van een duitsch parlement, welks leden door rechtstreeksche verkiezingen uit het duitsche volk zouden gekozen worden. Zeer grooten indruk maakte quot;dat plan van hervorming niet op de algemeene stemming des volks, ook niet bij de vorsten ; wel zagen de bezadigde mannen er in, dat von Bismarck de strijdvraag met Oostenrijk van het bijzonder gebied van Sleeswijk-Holstein op een wijder veld wilde overbrengen. Intusschen was ook in Pruisen het geheele leger
825
mobiel verklaard. Oostenrijk gaf zich nog alle moeite om de zaak in der minne te schikken, door voor te stellen om of den bond te laten beslissen, of de hertogdommen aan den hertog van Augustenburg als souverein op te dragen; Pruisen wilde echter van geen inmenging eens derden weten en zich alleen bij den vrede van October en het verdrag van Gastein houden.
Op het laatst van Mei traden Frankrijk, Engeland en üusland nog als bemiddelaars op en deden aan Pruisen, Italië en Oostenrijk het voorstel om eene conferentie te houden, waarin ook de duitsche bond vertegenwoordigd zou zijn. Pruisen, Italië en de duitsche bond namen het voorstel aan. Oostenrijk echter stelde de bepaalde voorwaarde: dat er over geen verandering van grondgebied zou gehandeld worden, waardoor het plan van zelf in duigen viel. Oosten-rgk kon er natuurlyk niet aan twijfelen of er zou over den afstand van Venetië gesproken worden, en dit stond niet het minste in betrekking met Sleeswijk-Holstein. Napoleon 111 speelde hier vooral weer zijne geveinsde rol. Hij had immers alles met von Bismarck te Biaritz afgesproken. Thiers in dien tijd waarschuwde reeds voor de macht van Pruisen, noemde de staatkunde van Frankrgk eene hoogst dubbelzinnige en raadde welsprekend aan om oprecht voor het behoud van den vrede en de handhaving der tractaten op te treden. Tal van nota\'s en depêches werden er nog van weêrszijde gewisseld. Eindelijk verklaarde Oostenrijk de zaak van Sleeswijk-Holstein door den bond te doen beslissen, daarbg de verzekering gevende, er in te zullen berusten; tweedens de stenden van Holstein bijeen te roepen, ten einde hunne wen-schen over de toekomst van hun land zeiven bloot te leggen.
Von Bismarck zag in beiden eene schending van het verdrag van Gastein en zond dadelijk een protest er tegen naar Weenen; te gelijker tijd zond hij den 4 Juni aan de gevolmachtigden van Pruisen en aan de andere mogendheden eene depêche, welke van zijn toorn en opgewondenheid deed blijken ; onder anderen las men daarin tegen Oostenrijk: »de uitdaging (provocatie) tot den oorlog met het doel om door pruisische oorlogsschatting of door een eèrvol bankroet
826
Oostenrijks verwarde financies te herstellen......quot; In
weerwil van dit alles, vaardigde de oostenrijksche stadhouder voor Holstein, v. Gablenz, den 5 Juni het besluit uit, waarbij de stenden tegen den 11 Juni te Itzhöe bijeengeroepen werden. Zoodra dit geschied was, volvoerde Man-teuffel den hem gegeven last, namelijk om pruisische troepen Holstein te doen binnen rukken , terwijl aan Oostenrijk de vrijheid gegeven werd hetzelfde in Sleeswijk te doen om tot den toestand van vóór het gasteiner verdrag terug te keeren. Oostenrijk wilde dit niet, en aangezien de oostenrijksche troepen te zwak waren om weerstand te bieden, trok de generaal v. Gablenz zijn leger samen, en vervolgens over Hamburg naar Hannover.
De vergadering der stenden werd door Pruisen verhinderd en de hertog van Augustenburg verliet ijlings het land. De pruisische regeering benoemde daarop von Scheel-Plessen tot opperpresident over Sleeswijk en Holstein, welke reeds den 11 Juni 1866 zijn ambt aanvaardde.
En nu kwamen de inzichten van von Bismarck omtrent Duitschland meer op den voorgrond en deden ons klaar zien, wat van den beginne af zijne bedoeling was. Wat moest Oostenrijk tegen zulk eene schending van alle tractaten en bepalingen doen? Tegen den 11 Jnni werd de buitengewone bondsvergadering opgeroepen en daarin verklaarde Oostenrijk; dat Pruisen door het bezetten van Holstein niet alleen het, gasteiner verdrag geschonden, maar ook de bondsacte en daarmede den bondsvrede verstoord had, en derhalve voorstelde: de mobielverklaring van het bonds-leger met uitzondering van die korpsen, welke tot het pruisische leger behoorden ; waarop Pruisen verklaarde: dat, indien de bond de mobilisatie aannam, het dan dezen als niet meer bestaande zou beschouwen en zich alleen door zijne militaire macht laten geleiden. Het diende nog daarenboven vóór den 14 Juni, toen de stemming moest plaats hebben, een nieuw voorstel in tot hervorming van den duitschen bond, welke diensvolgens voortaan zou bestaan uit al de duit-sche staten, uitgenomen de oostenrijksche en de nederlandsche (Limburg); het laatste rijk had trouwens reeds lang gewenscht
827
van den duitschen bond ontslagen te worden. Den 14 Juni werd evenwel het voorstel tot mobielverklaring in stemming gebracht en met eene meerderheid van 3 stemmen aangenomen , waarop de pruisische bondsgezant in naam zijns hoogen meesters verklaarde: dat hij het voorstel van Oos-tenrijk als schending van de bondsacte en hiermede den bond zeiven als opgelost beschouwde, maar genegen was op de basis, in zijn nieuw ontwerp aangegeven, een nieuwen bond met de duitsche staten te sluiten; en hiermede was feitelijk de bond van 1815 opgelost.
De oorlog was nu onvermijdelijk; een broederoorlog op leven en dood moest beslissen, wie van beiden öf Pruisen of Oostenryk het primaatschap over Duitschland zou uitoefenen. In alle staten klonk het wapengeroep , duizenden huisvaders en zonen moesten hunne haardsteden verlaten om ze nimmer weder te zien. Behalve Oostenrijk beschouwde Pruisen ook als vijanden die staten, welke met Oostenrijk gestemd hadden. Den 16 Juni opende Pruisen den oorlog reeds tegen Keur hessen , Hannover en Saksen; den 22 Juni tegen Oostenrijk en den 23 begon ook Italië zijue vijande-lijkheden tegen het laatst genoemde rijk.
DE UITBARSTING DES OORLOG S.
Geheel Europa was in bange verwachting op het eerste schot, dat in het hart van Europa zou vallen. De andere groote mogendheden namen eene afwachtende houding aan. De uitrustingen, welke reeds maanden geduurd hadden, werden voltooid. Oostenrijk, dat wel 600 000 man op de been kon brengen, moest twee oorlogen gelijk voeren; het had beneden zich Italië met een leger van 300000 en boven Pruisen met 600 000 man ; daarenboven had Oostenrijk een gedeelte Italianen onder zijne vaandels, op wie het natuurlijk niet kon rekenen. Beide legers van Oostenryk en ^ruisen werden nog versterkt door de troepen der duitsche staten, welke voor hen waren. Wij zullen het eerst spreken over de oorlogsbedrijven tusschen Oostenrijk en Pruisen en daarna over die van Italië.
828
Aan het hoofd van Oostenrijks Noorderleger werd als opperbevelhebber de veldtuigmeester Benedek geplaatst, de populairste man van het leger, die zich in de vorige oorlogen als een uitmuntend en onversaagd veldheer had doen kennen; de critiek echter zegt van hem: dat hij rijk in soldatendeugden was, welke hem in den voorspoed on-overwinbaar \'konden maken: maar dat hij niet de geniale veldheer was, die in den nood zelfstandig durfde handelen, en hierop kwam het juist bij het Oostenrijksche leger aan. Eén mau kan niet alles doen , vooral is dit in den oorlog waar; hij moet krachtig ondersteund worden door gelijkgestemde onderdeelen, zooals in het Pruisische leger, waar één wil van de hoogste tot de laagste rij, alles en allen bezielt en bezielen moet; want de tucht in het leger is daar onovertrefbaar; de Pruis onder de wapenen is nog de oude Pruis van den ouden Frits.
lienedek was geen man van den hoogen adel, hij had zich zeiven door zijne soldatendeugden den weg gebaand; daardoor alleen had hij reeds benijders en was zijne verhouding niet van de vertrouwelijkste , toen hg feudaalheeren als Clam-Gallas, aartshertogen en zelfs persoonlijke vijanden, zooals Ramming, tot onderbevelhebbers kreeg; dat vertrouwvol berusten in éénen wil, zoo noodig op het oorlogsveld , was er niet. En dit was in het pruisische leger volkomen, en om alles nog te voltooien verscheen de grijze koning Wilhelm als opperste bevelhebber met den grijzen von Moltke aan zijne zijde , voor wiens diepen geest die duizenden manschappen reeds hunne bewegingen gemaakt hadden, op het slagveld. Keizer Frans Jozef verscheen niet, zooals in 1859, aan het hoofd van het leger. Nu is het ook wel niet noodzakelijk als een vórst geen bijzondere veldheerstalenten heeft; dezen bezit trouwens de koning van Pruisen ook niet, maar hij is soldaat zooals al de Hohenzollernen. De vorst te midden zijner strijders boezemt niet alleen vertrouwen en moed in, maar het vereenigt daar alle macht in één punt, en verlicht zeer de taak der andere bevelhebbers. Benedek had altijd zijn keizer en minister van oorlog te Weenen te raadplegen. Overigens was het gevoelen algemeen, dat het oostenrijksche
829
leger in geoefeudheid verre boven het pruisische zou uitmunten ; het laatste was sedert 1815 niet in het veld geweest, uitgenomen een klein gedeelte in den deenschen strijd; de meeste officieren en soldaten hadden slechts kruit op de parades of in de kampen geroken, vooral in den laatsten tijd om ziMi met het achterlaadgeweer te oefenen, dat bij de Oostenrijkers nog niet was ingevoerd, üe Oostenrijkers integendeel hadden sedert 1815 verscheidene malen den oorlog in al zijne vormen moeten voeren; daarenboven waren de stellingen, welke de oostenrijksche troepen innamen, veel gunstiger dan die der Pruisen ; ook had Oostenrijk op zijne zijde die duitsche staten, welke door hunne ligging en bevolking de meeste hulp konden verschaffen , zoodat de kansen voor Oostenrijk, in weerwil van den dubbelen oorlog , gunstig stonden. Algemeen dacht men dan ook , dat toen Benedek zijne troepen de volgende stellingen had laten innemen , hij dadelijk offensief zou gaan handelen.
Zijn centrum was geplaatst tusschen de twee vestingen Praag en Olmütz; de linkervleugel strekte zich uit van Praag tot aan de grenzen van Saksen, langs het Ertsgebergte, waarvan het de passen had bezet; terwijl de rechtervleugel leunde op het geretrancheerde kamp van Krakau. Deze positie, met hare vestingen Praag, Olmütz , Köningsgratz , Jozefstad en Krakau , was veel sterker dan de pruisische tusschen Kosel, Neisse , Glatz en Görlitz. Vooral het legerkorps bij Krakau was zeer gevaarlijk voor de Pruisen. Door eene groote krachtsontwikkeling had dat leger in liet begin den linkervleugel van Pruisen kunnen overweldigen en in weerwil der sterkten van Kosel en Neisse de pruisische communicatie-middelen afsnijden over Oppeln en Brieg, zelfs over Breslau, wat van beslissenden invloed zou geweest zijn op een veldslag in Silezië. Dit gebeurde echter niet; en de Pruisen gingen de Oostenrijkers in handelen voor.
Dadelijk na het bondsbesluit van den 14 Juni had Pruisen aan de drie staten Hannover, Saksen en Hessen-Kassei, welke om hunne ligging voor hem in den strijd met Oos-tenrijk zeer gevaarlek konden \'worden en voor Oostenrijk gestemd hadden, den eisch laten doen om hunne legers op den
830
voet van vrede te brengen en zich bij den nieuwen bond van Pruisen aan te sluiten, waarvoor het dan hunne neutraliteit zou eerbiedigen; het verlangde hierop binnen 12 uren een bevestigend antwoord, in het tegenovergestelde geval, verklaarde het hun den oorlog. De gezamenlijke regeeringen sloegen het voorstel van Pruisen af en eer nog de nacht van den 15 Juni verstreken was, stond de pruisische generaal Beijer reeds met zijne troepen aan de hessische grenzen. In den vroegen morgen bezette hij reeds Giessen, hier vaardigde hij eene proclamatie uit, waarin verkondigd werd, dat Pruisens koning geen oorlog voerde tegen het hessische volk, maar tegen de regeering, en bood hun alle voordeden aan van neen duitschen bond met Pruisen. Den 19 bezette hij de hoofdstad Kassei. De keurvorst was met zyne troepen niet op de vlucht gegaan, maar bleef rustig in zijn slot Wilhelmshöhe, waar vóór 70 jaren de koning van Westfa-len Jerome Bonaparte zijne slemppartijen hield en de keizer Napoleon 111, na den val van Sedan in 1870, zijn krijgsgevangenschap zou doorbrengen. De keurvorst, die het voorstel van Pruisen weigerde aan te nemen, werd als staatsgevangene naar Stettin gevoerd.
Den 16 Juni was generaal- Hervvarth von Bithenleld in drie kolonnen reeds Saksen binnengetrokken en den 18 werd Dresden bezet. Hier had men de aankomst der Pruisen zoo maar niet afgewacht. Men had de staats- en koninklijke schatten behoorlijk ingepakt en naar Bohe-men gevoerd, ook de koning en het leger volgden daarheen ; binnen weinige dagen was geheel Saksen in de handen der Pruisen.
In Hannover was den 16 Juni generaal v. Falkenstein binnengerukt en den 17 bezette bij reeds de hoofdstad Hannover. De blinde koning George had daags te voren nog aan eenige stedelijke magistraten geweigerd zich naar Pruisen te schikken om zoo doende de oorlogsverklaring te doen intrekken. Den 16 was hij met den kroonprins naar Göttin-gen vertrokken, waar zijn leger zich bijeen had getrokken ; zijn privaat vermogen en gedeeltelijk dat van den staat was reeds naar Engeland overgezonden. Om spoedig met
831
dit koninkrijkje klaar te zyn rukte ook de generaal v. Mau-teuffel met eene divisie uit Slees wijk Hannover binnen. Het hannoveiaansche leger week zuidwaarts om te beproeven zich met de Oostenrijkscbe troepen te vereenigen, doch zij werden omsingeld en na nog dapper bij Laugensalza gestre-dïin te hebben, waren zij den 29 genoodzaakt te capituleeren.
Volgens het verdrag viel al het krijgsmaterieel ten buit van Pruisen; de manschappen werden ontwapend, de officieren behielden hunne degens, maar moesten zich verbinden hen in dezen strijd niet tegen Pruisen te gebruiken. De koning en de koninklijke familie kregen vergunning zich te begeven werwaarts zij verkozen. Door de bezetting dier drie rijken had Pruisen voor zich als het ware het oorlogstooneel vrij gemaakt, en zich gevrijwaard tegen hindernissen, welke die buren hem in den weg konden leggen bij zijne hoofdoperaties, waarmede wij ons thans gaan bezighouden. Wij kunnen ons om het kort bestek met de strategie en al de bijzonderheden van het bloedig tooueel niet bezighouden, wij geven slechts volgens tijdorde de bijzondere krijgsbedrijven op, welke tot den beslissenden slag moesten leiden.
De krachten der veldlegers stonden tamelijk gelijk ; behalve de bezettingen in de vestingen, stonden van Oostenrijks zijde 248 000 met 800 stukken geschut in verschillende korpsen verdeeld slagvaardig; van Pruisen 286 000 met 792 stukken. Geheel Europa stond verbaasd over den spoed, waarmede Pruisen binnen eene week drie rijken wegnam, zonder als het ware eenigen tegenstand te ontmoeten, zonder dat de Oostenrijkers iets van zich lieten hooren, zelfs niet toen het Elbe-leger en een gedeelte van het leger van prins Frederik Karei het koninkrijk Saksen bezetten, hetwelk aan het pruisische leger eene omvattende basis en een voortreffelijk punt van aanval gif. Benedek liet niets van zich vernemen, elkeen dacht, hij laat de Pruisen zich in eene lange stelling verdeelen en op geschikten tijd zal hij den hoofdslag wagen en zoo op Berlijn aanrukken, maar, hij werkte juist in het voordeel van het pruisische leger; want hij gaf dit den tijd om goed zijne stellingen in te nemen en aan de verschillende legerkorpsen gelegenheid om zich te concentreeren daar, waar het noodig was.
832
Den aanval, dien de wereld zoo krachtig van het oosten-rijksche leger gewacht had, deed juist het pruisische. In den vroegen morgen van den 23 Juni opende prins Frederik Karei den veldtocht. Hij trok met zijn leger in drie kolounen, welke zich tg Keichenberg moesten vereenigen , Bohemen binnen; ook generaal Herwarth deed dit bij Hanspach en Schluckenau, met het aangewezen punt om zich te vereenigen met het leger van Frederik Karei, hetwelk hun latei-door de onvoldoende maatregelen van Clani-Gallas of Bene-dek voortreffelijk gelukte en veel tot het welslagen van den veldtocht voor hen heeft bijgebracht. Den 26 Juni stieten beide legerkorpsen op de Oostenrijkers; Frederik Karei bij het slot Sichrow, tusschen Liebenau en Turnau; er ontstond een artillerie-gevecht van verscheidene uren. De Oostenrijkera weken en de Pruisen zetten hun weg naar Turnau voort, herstelden den overgang over de Iser en kregen den weg naaide stad Gitschin vrij, het strategisch doel hunner operatie. Herwarths voorhoede stiet denzelfden dag bij Hünerwasser op de Oostenrijkers; hier had tot tweemalen toe een licht ruitergevecht plaats, er vielen naar den kleinen omvang van het gevecht veel dooden en gewonden, ook het aantal gevangenen der Oostenrijkers was buitengewoon groot; zij weken terug en \'s avonds bezetten de Pruisen het plaatsje, intusschen was reeds \'s middags in het hoofdkwartier van den kroonprins van Saksen, welke met zijn leger gevoegd was bij het korps van Clam-Gallas, het bevel ontvangen om tot eiken prijs Turnau en Münchengratz, dat is, de Iser-lijn te behouden; tot dat einde rukte dadelijk de oostenrijksche brigade Poschacher op om de brug van het dorp Podol over te trekken en dan stelling te nemen. Toen zij echter daar \'s avonds bij helderen maneschijn aankwamen, vonden zij het dorp reeds dooide pruisische divisie Horn bezet en nn ontwikkelde zich in het dorp een verschrikkelijk nachtelijk gevecht. Clam-Gallas zelf was nog met versterking er bij aangerukt; huis voor huis werd verdedigd en genomen, doch het snelle vuren der Pruisen met hun zündnadelgeweren en de hevigheid hunner aanvallen beslisten overal tot hun voordeel; de Oostenrijkers weken vechtend het dorp uit en beproefden
833
nog eens bij den op 1000 schreden daarvan verwijderden Iser overgang zich staande te h\'óuden, maar ook dit mislukte, zij moesten terugwijken. Ofschoon deze gevechten niets beslisten en slechts voorspelen waren , sprak toch de goede uitslag den Pruisen moed in en deed hen naar daden verlangen, terwijl zij voor de Oostenrijkers minstens niet aanmoedigend waren.
Den 28 Juni werd er gestreden by Münchengratz, waarbij wel de Pruisen eene groote macht ontwikkelden, maar zonder bijzonder gevolg; want de Oostenrijkers ruimden de stad en trokken in eene zuidelijke richting op Fürstenbrück afquot;. Van beide zijden werd er een 30 tal dooden en 200 gewonden opgegeven ; van de Oostenrijkers werden weder 1500 gevangenen gemaakt. Den 29 nam Clam-üallas weder , op eene mijl van Gitschin eene stelling tot den slag in of\' eer tot verdediging dier stad; ongelukkig waren zijne troepen andermaal niet talrijk genoeg voor eene mijl lange linie. Volgens de bevoegde beoordeelaars was het steeds de fout van Benedek, dat hij telkens eene te kleine macht afzond i in plaats van de Pruisen met overmacht te overvallen; te meer daar de Pruisen op het punt waren hunne gansche legermacht te vereenigen, \'s Middags tegen half 4 ure stiet eene aanrukkende pruisische divisie op de Oostenrijkers, waarop de strijd dadelijk begon; de Pruisen kregen steeds aanvoer van nieuwe troepen en ten 7 ure hadden de Oostenrijkers reeds veel terrein verloren, toen een gedeelte der saksische divisie Stieglitz te hulp kwam, maar te laat en te zwak om de stelling te behouden; tegelijk bijna kwam er een bevel uit het hoofdkwartier om eiken strijd tegen de overmacht te vermijden en over Horitz en Miletin de aansluiting bij het hoofdleger trachten te bewerken. Beide plaatsen liggen in eene zuidoostelijke richting van Gitschin ; Horitz op drie mijlen van Königgratz en Miletin op even zooveel in de richting van Josephstadt. Onder bedekking van den avond werd de terugtocht bewerkstelligd; de Pruisen vervolgden hen door de donkerheid en de groote vermoeienis slechts tot aan de eerste huizen van Gitschin; maar te middernacht overvielen zg de stad, welke Clam-Gallas door saksische alg. gescii. 53
troepen had laten bezetten. Zij vielen de stad van twee kanten aan en deze was na een hevig straatgevecht by het aanbreken van den dag in hunne handen. Deze slag kostte aan Pruisen 1260 man aan dooden en gewonden; aan üosten-ryk en Saksen 5000 benevens 2500 gevangenen. Hier was duidelijk de onwil der Italianen en ook van vele Hongaren gebleken; honderden vochten niet mede en zochten gelegenheid om zich gevangen te geven, hetwelk niet weinig bijbracht tot den ongelukkigen uitslag voor de Oostenry-kers en veel tot de demoralisatie en ontmoediging van vele regimenten; daar integendeel na eiken gelukkigen strijd het vuur der pruisische troepen vermeerderde.
Intusschen was het aan de drie legers onder prins Frederik Karei, den kroonprins van Pruisen, en aan dat van den generaal Herwarth gelukt zich te vereenigen, Benedek had, wellicht om zijn strategisch plan uit te voeren, verzuimd in tijds zijne macht tegen elk afzonderlijk aan te wenden. Tot nu toe had Frederik Karei het opperbevel gevoerd, thans nam de oude koning Wilhelm het zelf op zich (2 Juli). Hij vestigde zijn hoofdkwartier te Gitschin, vergezeld van v. Bismarck , v. Roon en v. Moltke en reeds den volgenden dag had de beslissende slag plaats.
Den 27 en 28 Juni werd woedend gevochten om en in Trautenau, op hoogten en in diepten, als onmenschen, man tegen man, met bajonetten en kolven ; den eersten dag moesten de Pruisen voor v. Grablenz terugwijken ; den tweeden waren de Oostenrijkers ongelukkig; duizenden van weerszijden waren er gevallen of gewond en weer maakten de Pruisen bij de 5000 gevangenen. Den 27 werd nog een bloedig gevecht bij Nachod geleverd; Nachod ligt aan het einde derberg-engte, door welke gedeeltelijk het leger van den kroonprins van Pruisen moest komen om zich met de overige pruisische macht te vereenigen; was de oostenrijksche generaal vroeger bij dat punt gekomen en met sterkere macht, dan had hij de Pruisen in de bergengte terug kunnen dringen; maar door het tijdverlies van omwegen kwam hij te laat en vond de sterke voorhoede van generaal Stemmetz reeds ontwikkeld. Er ontstond een hevig gevecht, waarin beiden
■•iK-
groote verliezen leden, vooral vocht hier de pruisische cavalerie met voordeel tegen de zoo beroemde oosténrijksche ; beiden sctreven zich de overwinning toe. Ramming nam zijne stelling bij Skalitz, waar Benedek hem op zijn verzoek 3 brigaden onder den aartshertog Leopold tot versterking zond; Benedek zelf\' kwam hier om den toestand in oogenschouw te nemen en onbegrijpelgk is, zegt de krijgskundige kritiek, de lichtzinnigheid, waarmede hij het naderen der Pruisen aanzag; nu nog\', zegt men, was het tijd om het leger van den kroonprins met overmacht aan te vallen, en gemakkelijk om hem in zijne ongunstige stelling te verslaan en zich dan met Clam-Gallas, die in de richting van Gitschin stond, te vereenigen, en daar den strijd tegen de andere pruisische krachten te wagen. Te vergeefs raadden hem dit ook ervaren officieren zijner staf aan; de overwinning van v. Gablenz bij Trautenau schatte hij te hoog en de macht van Steinmetz bij Nachod te gering; hij scheen een idee fixe te hebben van den goeden uitslag van den naderenden beslissenden slag. Reeds des middags van denzelfden dag rukte de rechtervleugel van het pruisisehe leger met vliegende vaandels, slaande trom en krijgsmuziek op, wierp alles voor zich neder en bestormde de stad; wel werd er woedend gevochten en van weerszijden gemoord; maar de Oostenrijkers waren te zwak en moesten met veel verlies wijken. Steinmetz begon den 20 Juni zijn marsch naar Gradlitz ; onderweg moest hij nog een voorpostengevecht leveren, hetgeen evenwel niet kon beletten, dat hij \'s avonds zijn doel bereikte, üenzelfden dag moest nog een gedeelte van het leger des kroonprinsen een klein gevecht leveren bij het stadje Kouiginhof. De Oostenrijkers werden gedwongen terug te trekken , en nu had niet alleen de volkomene vereeniging van het leger van den kroonprins met de beide andere van den linker Elbeoever plaats; maar het groote strategische doel van von Moltke was tevens bereikt. Na een veldtocht van 8 dagen, zien wij de drie pruisische legers, welke in het begin in eeu wijden boog van Dresden tot Neisse stonden, op eene uitgestrektheid van nauwelijks twee dagmarschen van elkander, elk een weg voor zich naar Köuiggrütz,
836
werwaarts Benedek al zijne krachten verzameld had; en hier moest dan eindelijk de hoofdslag plaats hebben, het groote pleit beslist worden of de Habsbnrger of de overweldigende Hohenzollerner Duitschland zou beheerschen! Van weerszijden wordt alles zorgvuldig gerangschikt, bepaald en afgesproken; alle gevallen worden vooraf berekend, kortom al wat de krijgskunde in de laatste jaren geleerd en al de verdelgende nieuwe uitvindingen, welke op dat droevig gebied gedaan zijn, zullen met zorg beproefd en toegepast worden. Zulke legers, van zulk een gehalte en zulk eene grootte , 300 000 man sterk, had men nog nooit over elkander zien staan.
Somber brak de 3 Juli aan, voor velen zoo droef en den hoogmoedigen zoo roemrijk ; het regende bij stroomen. Reeds zeer vroeg zette het pruisische leger zich in beweging en weldra viel het eerste schot, de woede werd losgelaten en spoedig was de hemel onzichtbaar door den kruitdamp en het gehoor verdoofd door het gedonder des geschuts, waarop het gekerm van duizenden stervenden en gewonden akelig antwoordde, \'s Avonds, toen de zou reeds ondergegaan was, knalde nog het pruisisch kanon op de terugtrekkende Oostenrijkers; de dag was voor de laatsten verloren , hun keizer was in Duitschland gevallen., Benedek had zijn hoofdslag bij Sadowa verloren! Oostenrijk miste 38000 man, waaronder 20 000 gevangenen; van Pruisens zijde werd slechts 9000 man opgegeven.
Te Berlijn verkondigde in den vroegen morgen van den 4 Juli het geschut de vreugdetijding; te Weenen trof de treurmare keizer Jozef en geheel de bevolking als een donderslag.
Het oostenrijksche leger had het slagveld in de grootste verwarring verlaten; het leger was als opgelost, soldaten van verschillende regimenten kozen in wilde troepen hun weg. De lichamelijke en zedelijke moedeloosheid kon men opmaken uit de handwapenen en zelfs vaandels, welke op den weg gevonden werden; de algemeene terugtocht vau Benedek was naar Olmütz. De Pruisen hielden den 4 Juli rust, ook den 5 rukte het leger slechts weinig voor-
837
waarts, zoodat er spoedig eene tamelijke \'ruimte tusschen de beide legers was.
HET O0RL08ST00NEEL IN ITALIË.
Terwijl Oostenrijk aan de Elbe zoo ongelukkig tegen Pruisen streed, moest het tegelijk den oorlog in Italië voeren , waar ook, behalve de vrijkorpsen onder Garibaldi e. a., een leger van bijna 200 000 man in het veld stond, vervuld met den ouden haat togen Oostenrijk, en bluffend tot doel des oorlogs stelde Venetië en Tyrol; koning Victor Emanuel zou zelf het opperbevel voeren. De macht, welke Oostenrijk hiertegen stellen kon, was aanmerkelijk kleiner; maar bestond uit troepen, waarop de keizer rekenen kon en werd aangevoerd door den aartshertog Albrecht, volgens het oordeel der bevoegden, een uitmuntenden, wijd omvat-tenden veldheer, bijgestaan door opperbevelhebbers van beproefde trouw, iets. zoo als later bleek, dat by sommige generaals in het noorderleger zeer in twijfel was getrokken geworden.
Reeds den 23 Juni stelden zich de itaüaansche legers in beweging. Een gedeelte trok onder Cialdini de Beneden-Po over; Garibaldi moest met zijue nog onvolkomen georganiseerde vrijwilligers Zuid-Tyrol iu beweging zien te brengen en 87 000 man met 138 stukken geschut trok den Min-cio over. Ingevolge ontvangen bevelen trokken de Oostenrijkers terug, zonder zich met eenig gevecht in te willen laten. Den volgenden morgen bleek het den aartshertog-opperbevelhebber, dat de vijand bij het voortrukken zeer roekeloos te werk ging; onmiddellijk liet hij daarop de hoogten van Sona en Somma Campagna bezetten en richtte een woedenden aanval op de vijaudelijke stelling bij Cus-toza. Driemaal werd door de oostenrijksche troepen storm geloopen, die eindelijk met groote opofferingen meester van de positie bleven ; intusscheu had zich de strijd over de geheele vijandelijke linie verspreid en overal moesten de Italianen wijken; des avonds ten zeven ure waren zij uiteengejaagd en was het geheele slagveld in de handen der
838
^ \' i. n *quot;gt;lt;9 n
Oostenrijkers. Er was moorddadig gevochten, vaak werden geheele rijen Oostenrijkers door het geweer en geschut neergeveld, oogenblikkelyk echter waren zy weer aangevuld; de sterkste stellingen werden met de bajonet genomen; er stonden hier 57000 Oostenrijkers met 272 stukken geschut tegen 90 000 Italianen met 192 stukken. Van de oostenrijksche zijde verloor men bij de 5 500 aan dooden en gewonden en van de italiaansche 8 750. Het italiaansche leger trok onmiddellijk met spoed over den Mincio terug. De aartshertog gaf geen bevel om de Italianen te vervolgen en scheen niet offensief in Lombardije op te willen treden; wellicht was dit volgens eene geheime afspraak met Napoleon, daarenboven eischte de gang der zaken in het Noorden tegen Pruisen te groote inspanning om hier aan het heroveren van Lombardije te denken.
Na den slag van Castoza had er te land geen gevecht van bijzondere belangrijkheid in Italië meer plaats. Het leger van Oialdini, 80 000 man, behoefde Venetië niette veroveren , want Oostenrijk stond dit af aan keizer Napoleon , zooals wij straks zullen bespreken. Wel werd hier en daar gevochten en vooral in zuidelijk Tyrol, waar vooral ook de aartsvijand van Oostenrijk, Garibaldi met zijne vrijwilligers huishield en alles inspande om het voor het koninkrijk Italië te winnen. De Tyrolers echter hadden zeiven geen lust om Italianen, te worden, zij stonden niet op; maar vochten dapper in de rijen der Oostenrijkers. Ook ter zee toonden de Oostenrijkers , dat ofschoon zij ongelukkig waren in den strijd tegen Pruisen, het hun toch niet aan moed en beleid ontbrak. Zij wonnen in de Adriatische Zee een der beroemdste zeegevechten, waarbij insgelijks al het nieuwe, wat op het gebied der marine was uitgevonden en ingevoerd geworden, in beoefening werd gebracht. Zoodra de oorlog verklaard was, verliet de italiaansche vloot onder het opperbevel van Persano de haven van Tarente en stuurde naar die van Ancona, waar zij den 25 Juni het anker liet vallen. Tegelijk kwam het bericht van den nederlaag bij Custoza, en aangezien eene vloot, daar waar het kan, moet samenwerken in verband met het leger te land, kon Per-
839
sano niets anders tfoeü dau de berichten over het nietiwe krijgsplan der troepen afwachten.
De vice-admiraal Tegethofi\', opperbevelhebber deroosten-rijksche vloot, die zich reeds gunstig tegen de Denen had onderscheiden, vertoonde zich wel met een eskader voorde haven var Ancona, maar wilde evenmin den strijd; hij was te ver van de eigen kust of eene veilige haven verwijderd en wilde liever den vijand naar zich toelokken.
Zoo bleef Persano met zijne prachtige vloot gerust liggen, werkelijk in het voordeel voor Italië; maar geheel het land schreeuwde over de werkeloosheid van den admiraal ; het volk maakte oproeren, de regeering werd eindelijk ook ongeduldig over het dralen van Persano, zoodat hem de keus gegeven werd om het commando neer te leggen of zee te kie ■ zen en te beginnen met het eiland Lissa weg te nemen. Persano koos het laatste.
Lissa ligt op 5 mijlen zuid-westelijk van Spalato; het kwam in 1815 met Dalmatië aan Oostenrijk en heelt goede havens. De Oostenrijkers hebben er hunne depóts voor steenkolen, levensmiddelen, krijgsvoorraad en andere toerustingen voorde vloot; dit eiland nu moest Persano wegnemen. Den 1G Juli,\'s namiddags ten 3 ure, liep de vloot, groot 28 schepen, van alle soorten, de haven van Ancona uit in zee ; de noodige wachtschepen bleven voor de haven van Ancona kruisen. Het gros der vloot stevende statig in de richting naar het eiland Lossin , in noord-oostelijke richting, om indien de vijand de beweging mocht bemèrken, hem in de koers te misleiden. Eerst des nachts word de richting naar Lissa genomen. Omtrent zonsondergang van 17 Juli kwam hetstoom-verkenningsschip d\'Amico met de berichten bij Persano, waarop hij zijne vloot in slagorde rangschikte en de noodige bevelen enz. voor den strijd uitdeelde.
Tegethoff, de oostenrijksche vice-admiraal, kreeg reeds den 17 Juli op de reede van Fasana bericht van de beweging der vijandelijke vloot, vervolgens van een aanval op Lissa; hij hield dit aanvankelijk niet voor ernstig gemeend van Persano, maar voor eene beweging om hem van de istrische kust af te lokken. Den 19 echter kreeg hij een telegram
840
van den oosteuryksclien bevelhebber in Zara, hetwelk bij hem geen twijfel overliet, dat de Italianen werkelijk een aanval op Lissa in den zin hadden, en nu besloot hg uit te loopen en Lissa te ontzetten.
Den 19 Juli verliet hij met zijne vloot, 28 schepen en 500 stukken geschut sterk, de bovengenoemde roede. Den
20 Juli, \'smorgens vroeg, meldden hem zijne verkenningsschepen: dat verscheidene vijandelijke vaartuigen in het gezicht waren. Het was omtrent dezen tijd stormachtig en regenachtig weder, slechts nu en dan drong de zon door de wolken, en ontdekte men een schip en de rotseilanden in de verte. De wind ging sterk uit het zuid-westen en dreef de golven zoo hoog, dat de schietgaten der gepantserde schepen moesten gesloten worden. Tegethoff stuurde aanvankelijk op een behoorlijkeii afstand van de dalmatische kust van het noord-westen naar het zuidoosten, eerst op de hoogte van Solta nam hij koers van het Noorden naar het Zuiden. De wind ging liggen en nu wendde hij den steven naar het noord-westen; de zon brak helder door en onverwachts zag zich de vloot tegenover de vijandelijke. En nu ontwikkelde zich een zeestrijd, die bij al de verschrikkelijkheden eens landgevechts nog de ijselijkheden van het water voegt! Men •zag soms een onmetelijke kolossus van vuur en rook , de brooze golven maakten ruimte en een gedeelte verdween in den afgrond, het prachtige schip de Re d\'Italia was gezonken ; stukken hout, ijzer, menschelijke ledematen slingerden op en over de schepen en honderden zeelieden verloren hun leven in de golven. Het overblijfsel der italiaansche vloot koos het hazenpad naar de haven van Ancona; de Oostenrijkers hadden eene schitterende overwinning behaald. Den
21 was geen italiaansch schip meer te zien en de overwinnaar Tegethoff liet zijne gehavende vloot de haven van Lissa binneuloopen. De Oostenrijkers hadden geen enkel schip verloren; de Italianen twee hunner schoonste gepantserde schepen, de lie d\'Italia en de Palestro; in de haven van Ancona zonk nog het ontredderd geschoten schip de Affon-datore. In Weenen, aan het bedrukte hof, werd de overwinning met gejuich vernomen, zij deed den keizer tranen
841
storten bij de gedachte, hoe het wellicht in het Noorden zou gegaan zyn, als hg daar mannen zooals in Italië aan het hoofd had gehad. Tegethoff werd in rang verhoogd. In Italië ging een kreet van wraak en ontzetting op. Persano was de zondebok en werd voor een krijgsraad gedaagd. —
KEIZER NA.POLEON lil BEMIDDELAAR. VREDE VAN PRAAG.
Twee dagen na den gedenkwaardigen slag van König-gratz zette het zegevierende pruisische leger zich weer in beweging; een gedeelte er van bezette weldra Bohemens oude hoofdstad Praag; en het gros der strijdmacht richtte hare marschen naar Weenen, toen men onverwachts in den Moniteur van Parijs las: »Eene gewichtige gebeurtenis is ingetreden; nadat de keizer van Oostenrijk de eer zijner wapenen in Italië gehandhaafd heeft, treedt hij tot de inzichten, uitgedrukt door keizer Napoleon in zijn schrijven 11 J uni aan den minister van buitenlandsche zaken, toe, staat Venetië aan deu keizer der Franschen af en neemt zijne bemiddeling om den vrede tusschen de strijdenden te bewerken aan.quot; Oogenblikkelijk verlieten 50 000 man Italië, om zich bij het noorderleger te voegen, waar intusschen de aartshertog Albrecht reeds, in de plaats van Benedek, het opperbevel op zich had genomen. De algemeene geest ontwaakte in alle deelen van Oostenrijk, zelfs de Hongaren, welke von Bismarck tot opstand had laten aanzetten, voelden weer hun oude geestdrift voor het habsburger huis, vandaar dat Albrecht voor het voortzetten van den oorlog was. Keizer Napoleon had zich dadelijk tot Pruisen en Italië gewend om voorloopig eene wapenrust te bewerken. Der laatste mogendheid werd beteekend, dat haar doel van den oorlog bereikt was; hij, keizer der Franschen , zou dadelijk na de overeenkomst der vredesvoorwaarden Venetië aan haar overdragen. Italië echter maakte zijn besluit van dat van Pruisen afhankelijk, met hetwelk het gecontracteerd had. Van Pruisen, dat al dichter en dichter op Weenen aandrong, kon men hoogdravende eischen verwachten; het verklaarde geen wapenstilstand te willen sluiten, dan op grond van
842
vooraf bepaalde vredesvoorwaarden en draalde steeds om altijd meer oostenrijksch gronclgebied te bezetten. Van\'èené andere kant verklaarde keizer Frans Jozef, dat hij bepaald de voorwaarden van Pruisen wilde kennen en in alle gevallen geen grondgebied behalve Venetië afstaan, en indien Pruisen echter meer mocht eischen, dan liever de wapenen wilde laten beslissen, en zoo het zijn riióest, met éere ondergaan. Uo bemiddelaar, Napoleon zelf, geraakte in verlegenheid. Pruisen, dat voelde hij reeds, was al te machtig geworden; \'hij had zich zulk een gang van zaken te Biaritz niet kunnen voorstellen, hoewel hij had moeten zien, dat Pruisens grootheid ook Frankrijks vernedering moest worden; vooral in bondgenootschap met Italië, dat altijd bereid zou zijn 0111 met Pruisen te gaan ; zelfs tegen Frankrijk om iSavoije en Nizza weer te herwinnen; maar Napoleon liet door Pruisen zijn natuurlijken bondgenoot tegen het Westen en Noorden weerloos maken, om, na verloop van vier jaren, zelf als gevangene in von Bismarcks handen te vallen.
Talloos waren eenige dagen achtereen de diplomatische bemoeiingen van Napoleon om Pruisen te matigen en Oostenrijk te doen toenaderen, tot eindelijk na een wapenstilstand de vrede te Praag den 23 Aug. tot stand kwam, voornamelijk op de volgende voorwaarden: «Oostenrijk erkent, dat de duitsche bond , zoo als hij tot nu toe bestond, ontbonden is. Het stemt toe in de oprichting van een nieuwen bond, met uitsluiting der oostenrijksche staten. De nieuwe noord-duitsche bond zal worden gevormd uit de staten ten noorden van den Main gelegen, onder het militair beheer van Pruisen en zal door de pruisische diplomatie vertegenwoordigd worden.
Oostenrijk heeft de vrijheid een zuidélijken bond, met de staten ten zuiden van den Main gelegen, in het leven\' te roepen. De keizer van Oostenrijk staat zijne rechten op Slees wijk en Holstein aan Pruisen af, uitgezonderd de noordelijke districten van Slees wijk; aan dezen zal de vrijheid gegeven worden door eene vrije stemming der bevolking te beslissen of zij al of niet tot Denemarken willen behooren.
843
De integriteit van het volle grondgebied van Oostenrijk wordt gewaarborgd, uitgenomen Venetië.
Oostenrijk betaalt 40 millioen daalders oorlogskosten, waarvan 20 milloen contant, 15 millioen gelden als vergoeding voor den afstand der vechten op de Elbe-hertogdommen en 5 m. gelden als vergoeding voor de vrije verpleging der pruisiscbe troepen van den wapenstilstand tot de ratificatie van den vrede. Met Italië werd eveneens de vrede gesloten; het trad in het bezit van Venetië en nam een geëven-redigd aandeel der nationale schuld en der lasten van spoorwegen als anderszins over.
Met Beijereu, Wurtemberg, Baden, Hessen-Darmstadt sloot Pruisen ook vrede. Het kostte allen een gedeelte hnn-ijer zelfstandigheid en eene aanzienlijke som oorlogskosten. Saksen bleef ook nog door den invloed van Oostenrijk als koninkrijk bestaan; Hannover en Hessen-Kassei, het hertogdom Nassau en de vrije stad Frankfort waren reeds voor goed geannexeerd. Aan oorlogskosten ontving Pruisen, in alles zoo wat, 82 millioen gulden of 173 millioen francs.
Berlijn, ja, geheel Pruisen was dronken van vreugde, toen de koning en het leger hunne intrede in de hoofdstad deden, ofschoon de tranen van zoovele weduwen en weezen nog vloeiden. De kamer der afgevaardigden, welke vier jaren lang zoo vijandig tegen de regeering had gestaan, werd de onderdanigste dienares; zij deed niet alleen den budgetloo-zen toestand ophouden, maar keurde alle daden en alle uitgaven, welke zonder hare toestemming gemaakt waren geworden, niet alleen goed, maar gaf zelfs nog een aanmerkelijk crediet. De leden, die vroeger zoo voor de legitimiteit van den Augnstenburger gestreden hadden , stemden thans jubelend voor de onrechtvaardige annexatie van Hannover, Keur-Hessen, Nassau en Frankfort; van de 300 leden stemden er- 273 voor. Pruisen was een rijk geworden van 6490 □ mijlen met 23 millioen inwoners. Er bestaat geen dualisme meer. Hohenzollern heeft gezegevierd en Habsburg is in Duitschland ondergegaan. Keizer Frans Jozef nam den saksischen staatsminister von Beust van den koning van Saksen over om zijn rijk op nieuw te organisee-
844
ren; vooruitziende maunen vreezen echter, dat hij Oostenrijk op eene baan zal brengen, waarop het zijne laatste kracht, zijne beste, den godsdienstzin zal verspillen; de toekomst zal ons dat alles leeren.
Den 10 Sept. 1860 werd reeds de voorloopige bonds-acte van den noord-duitschen bond onder de opperste leiding van Pruisen geteekend; later sloot zich hierbij ook . Saksen, Wurtemberg en Beijeren aan. Met recht kan Prui-*0 sen zich thans op zijne grootheid beroemen ; want het is eene ordelijke grootheid, geen wufte, zooals die der groote natie, der Franschen. Wat Europa er van te wachten heeft, is reeds gedeeltelijk in 1870 gebleken, en de geschiedenis zal ons de verdere gevolgen toonen.
HET OVERIGE EUROPA TOT 1867.
FRANKRIJK.
Wy hebben Napoleons even trouwelooze als weifelende bui-tenlandsche staatkunde gezien, waardoor Frankrijk niet alleen zijne moreele overmacht in de diplomatie als groote mogendheid verloor; maar welke ook voor het grootste gedeelte tot zyn verschrikkelijken val van 1870 leidde. Zijne binnenlandsche staatkunde was niet veel beter. Zij was een samenweefsel van kuiperijen; en aangezien des keizers troon de revolutionairen voor basis had, moest hij om steun te hebben voortdurend concessies aan die party doen en toch van top tot teen gewapend blijven om de rustte behoudên; slechts noode deed hij van tijd tót tijd een stap op den weg tot de con-stitutioneele regeering. Wel bloeiden door zijne maatregelen en wetten handel, landbouw en industrie, de laatste vooral door het voorbeeld van verkwisting en ongekende weelde, welke aan het hof, in Parijs, en daardoor in geheel Frankrijk heerschten; maar van eene andere zijde ging deze gepaard met eene groote mate van lichtzinnigheid en zedeloosheid, welke trouwens toon was in de meeste groote hoofdsteden van Europa, üm den finantieelen toestand be-
845
kommerde de keizerlijke regeering zich minder; de schuldenlast was ontzettend vermeerderd , hetwelk voornamelijk zijn grond had in de gevoerde oorlogen, in het voortdurend op d*T been houden van een ontzaggelijk leger en de nut-telooze tocht naar Mexico, waarvan wij alvorens van Frankrijk af te stappen nog een en ander nader willen aanhalen.
Mexico, een laud in Noord-Amerika, eene vroegere bezitting der Spanjaarden, een land vijfmaal zoo groot als Frankrijk, slechts bevolkt door 7 millioen inwoners, waarvan ongeveer twee millioen van europeeschen oorsprong zijn, was sedert jaren het tooneel, evenals de zuid-amerikannsche republieken, van hevige binnenlandsche omwentelingen, waarin de eeu of andere generaal de hoofdrol speelde om aan het hoofd van den staat te komen. Meer dan eens moesteu het de Europeanen in deze woelingen ontgelden, vaak kostte het hun met schending van alle verdragen leven en bezittingen, en zoo vernietigde zelfs in 1861 Juarez, die met zijne partij, na een nieuwen burgeroorlog, meester van Mexico geworden was, alle overeenkomsten met de europeesche mogendheden. Hij zette den spaanschen afgezant het land uit, liet een aanslag richten op deu consul van Frankrijk en een openbaren diefstal van geld bedrijven ten nadeele der Eugel-schen. Niet minder onrecht werd er door de bevolking jegens mindere vreemdelingen gepleegd; de regeering van Juarez scheen te dien opzichte of onmachtig of onwillig te zijn , om iets ter bescherming of ter vergoeding te willen doen. En hiertegen ontstond nu den 31 Oct. 1861 eene overeenkomst tusschen Frankrijk, Engeland en Spanje oui gezamenlijk voor de belangen van Europa een gewapenden tocht naar Mexico te doen, ten einde herstel en voorkoming van grieven te bewerken en de regeeringloosheid te doen ophouden. Zij werden nog aangemoedigd door de berichten van den engelschen gezant sir Charles VVyke, welke de zaak zoodanig voorstelde, dat als de Europeanen zich maar vertoonden, de Mexicanen het juk van Juarez zouden afschudden om eeu europeeschen prins als hun vorst aan te nemen. De tocht had plaats , de schepen der drie mogendheden kwamen op hunne besteraming (Vera-Cruz) om hunne troepen te
846
•J •
ontschepen ; het bleek echter al spoedig dat de Mexicanen niet zoo gereed stonden om hen vriendelijk te ontvangen. Juarez had eéne geduchte party voor zich, zoodat de drie mogendheden gewaar werden, dat zij meer zouden moeten doeu dan zich te vertoonen en geen van de drie had genoegzame middelen met zich genomen om er een krijgstocht van te maken in een onbekend en voor het grootste gedeelte woest land. Er ontstond weldra verschil tusschen de drie ondernemers zeiven, hetwelk zulk eeue wending nam, dat Engeland en Spanje afdropen en aan Frankrijk alleen de eer lieten; zoodat de zaak van eene europeesche interventie in eene fransche veranderde; dit was op het einde van April 18G2. Het fransche espeditieleger werd tot 7000 man gebracht. Men dacht hiermede, in de vooronderstelling dat er geen mexicaansch leger bestond, en dat alles hen als bevrijder zou tegemoet treden, op de hoofdstad Mexico aan te rukken; maar men stiet deerlijk het hoofd tegen Puebla, dat versterkt was en dapperen weerstand bood. Vier maanden moest de generaal Lorencez met zijne troepen werkeloos uit gebrek aan genoegzame krachten om te handelen in-dit onherbergzame oord, waar het zelfs zoo moeielijk was levensmiddelen te krijgen, doorbrengen, totdat de generaal Forey met eene versterking van 30000 man en het noodige krijgsmaterieel uit Europa kwam. Met de grootste moeite kwam Forey, thans opperbevelhebber, voor Puebla, dat zich wel hardnekkig verdedigde, maar toch den 18 Mei vallen moest. Juarez begaf zich met een klein leger, vergezeld van zijne ministers en een aantal congresleden naar San-Luis de Po-tosi, terwijl den 2 Juni eene deputatie uit Mexico kwam om de stad in handen van den franschen bevelhebber aan te bieden. Den 10 deed de generaal Forey onder het uitbundigste gejuich der bevolking, nadat hij reeds vooraf den generaal Bazaine met een gedeelte des legers vooruit-gezonden had, zijne intrede in de hoofdstad. De generaal-opperbevelhebber gaf eene proclamatie, waarin hoofdzakelijk verklaard werd: dat het doel van den keizer der Franschen niet was om den Mexicanen eene regeering op te dringen; maar hen te helpen in hunne pogingen om voor goed een
847
einde aan de jareu van omwentejing te maken en eeu gouvernement te vestigeji, op welks duur zij rekenen konden, en waarvan Frankrijk herstel zijner grieven kon verwachten. Er werd een voorloopig bestuur gevestigd en iu het begin van Juli kwam reeds de vergadering der notabelen hijeen om over den bepaalden vorm van regeering te beraadslagen. Deze vergadering aarzelde niet lang; zij verklaarde zich voor eene monarchale regeering met den titel van keizerrijk en besloot de nieuwe kroon onverwijld den aartshertog Maximiliaan van Oostenrijk aan te bieden; natuurlijk gebeurde dit op aanbeveling vau Frankrijk. Een inexicaansch gezantschap werd naar Europa gezonden; het begaf zicli naar het kasteel van Miramar, bij Triest, alwaar de aartshertog zijn verblijf hield. Het werd met de grootste innemendheid ontvangen; op het aanbod van het nieuwe keizerrijk antwoordde Maximiliaan zeer welwillend , maar toch uog ontwijkend en maakte zijne aanneming van de mexicaansche volksstemming en de europee-sche waarborgen afhankelijk. Het eerste geschiedde in Mexico en aller stemmen kozen voor keizer den spruit van hetHabs-burgerhuis, hetwelk drie eeuwen geleden aldaar een christenrijk had gesticht. Verders ruimde keizer Napoleon alle zwarigheden van Maximiliaan uit den weg. Dit keizerrijk was zijn kind, zijue schepping. De geldzaken, welke in Mexico door de regeeringloosheid geheel ten achteren waren, werden geregeld, leeningen kwamen tot stand; want Mexico bevat rijke bronnen om bij een goed bestuur aan zijne verplichtingen te kunnen voldoen; Voor de stoffelijke veiligheid van den nieuwen keizer nam Frankrijk op zich 25 0Ü0 man in Mexico te laten, totdat de keizer zelf zijn leger zou georganiseerd hebben en dan nog zouden er gedurende zes jaren 8000 man blijven. Zoodat Maximiliaan meende veilig de hem aangeboden kroon te kunnen aannemen. Den 10 April 1864 ontving hij nogmaals plechtig het mexicaansche gezantschap te Miramar en maakte dit met zijn besluit bekend , waarop de gezanten hem even plechtig uit naam van de mexicaansche natie als Keizer Maximiliaan I huldigden. Den 28 Mei 1864 liet het fregat de No vara in de haven van Vera Cruz
848
het anker vallen en betraden de keizer en de keizerin, zijne gemalin Maria Charlotta, dochter van den koning der Belgen , voor het eerst den mexicaanschen grond. Alle schepen in de haven vlagden, de stad was heerlijk versierd en 101 saluutschoten begroetten het keizerlijke paar. Wel was de keizer bewust, dat hij een moeielijk werk tegemoet ging, maar niet zulk een lijdensweg en nog minder, dat alles voor de toekomst zoo geheel vruchteloos zou zijn. Maximiliaan was een der ontwikkeldste vorsten van Europa en had een weten-schappelijken naam ; met leede oogen zag het oostenrijksche hof hem vertrekken. De verdere reis van het keizerlijke echtpaar naar de hoofdstad was een toovertocht, alles was kleur en vreugdeteekeu. In een eenvoudig dorp JJaraujal werden den keizer vruchten en der keizerin eeue duif aangeboden en de donkerbruine Azteken hielden in hunne taal eene aanspraak, waarin het keizerlijke echtpaar bij den kleu-rigen regenboog vergeleken werd; en de feesten en het gejubel in de hoofdstad Mexico zelve gingen alle beschrijving te boven. Nadat de keizer zich in zijne hoofdstad eenigermate gevestigd en zijne ministers benoemd had, deed hij eene reis door een klein gedeelte van ziju onmetelijk rijk en spoedig bleek het hem dat er gebrek aan alles was. Geen genoeo\'-
O O
zame wegen en vervoermiddelen tusschen de verschillende deelen des lands, willekeur in alle takken van beheer, onveiligheid op de openbare wegen, verdierlijking onder de menschen en volslagen gebrek aan onderwijs, vooral bij de mindere standen en het landvolk, kortom hij moest een geciviliseerd volk scheppen; daarbij verkeerde een groot gedeelte der bevolking ten platten lande in betrekkelijke slavernij. De massa land was te veel in het bezit der rijken en der geestelijkheid. Er bestond zelfs niet eens een geregeld volksregister; en dan eene bevolking, die sedert eene eeuw gewoon was aan den binnenlandschen oorlog, zoodat voor velen de orde berooving van vrijheid scheen. Daarenboven raakte hij met de hooge geestelijkheid in hevig verschil door het handhaven van wetten, welke het eigendomsrecht der Kerk aanrandden en door meer de voorschriften der Napoleontische staatkunde dan de wetten der Christelijk politiek te volgen.
849
Vele stemmen begomieu zich reeds tegen hem te verheffen. Daarbij kwam nog de hooge toon, welken de Franschen vooral onder den generaal Bazaine aansloegen, niet alleen tegen de Mexicanen, maar zelfs tegen de Oostenrijkers en Belgen, die als vreemdenlegioen een korps van G a 7000 man vormden. Vele vreemdelingen vervulden aan het hof en in den staat gewichtige ambten , hetwelk den haat der Mexicanen tegen de vreemdelingen niet weinig aanvuurde, en uit het hof cn de kanselarij trad deze met meer felheid het gewone leven in. Overigens moet men bekennen dat Maximiliaan welmeenend zijne regeering had opgevat; hij dwaalde veelal te goeder trouw. Daarbij werd zijne regeering bemoeilijkt, wijl Juarez wel was verjaagd, maar niet vernietigd geworden. Hij bleef nog president der republiek , hield zijn congres , gaf proclamaties uit en overdekte het land met zijne gueriHa-benden, waartegen voortdurend fel gestreden moest worden en meesterlijk wist hij gebruik te maken van den strijd, vooral tusschen de geestelijken en keizerlijken, hoewel hij begonnen was met de bezittingen der laatsten in beslag te nemen en hen jaren lang met den grootsten smaad te behandelen. Vooral vond hij steun bij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, waar men, getrouw aan het stelsel van Monroe, niet gaarne een europeesch keizerrijk en leger zag, dit zelfs niet onduidelijk aan den franschen gezant te kennen gaf, en toen nu de strijd tusschen het noordelijke en zuidelijke gedeelte dier staten geëindigd was, stroomden duizenden strijders naar Juarez om den keizer te verdrijven , en daarbij voegden zich scharen dei-Mexicanen zeiven, zoodat zij geregeld provincie voor provincie weder begonnen te overweldigen.
In Frankrijk verhieven zich mede luid stemmen tegen de mexicaansche expeditie; zij werd een voortdurend punt van aanval tegen Napoleons regeering; vandaar dat Bazaine, toen opperbevelhebber van het leger in Mexico, last kreeg zijne troepen allengskens samen te trekken. Schijnbaar geloofde men in Frankrijk, dat het keizerrijk in Mexico als gevestigd kon beschouwd worden; maar naarmate de fran-sche troepen terugtrokken, kwamen ook de troepen van
AL6. GESCU. 54
850
Juarez, welke steeds aangroeiden, naderbij. Den 16 Sept. 1866, bij het vieren van het derde verlossingsjaar, sprak Maximiliaan nog iu eene groote vergadering in het kasteel Chapultepec: »lk koester het vertrouwen, dat met hulp der getrouwe, rechtschapene Mexicanen de toekomst van het vaderland verzekerd zal zijn; ik zal steeds, zonder in iets van iugn plicht af te wijken, op de plaats blijven, waaide wenscb der natie mij geroepen heeft enz.quot; En ter-wgl hij nog in die hoop leefde, klopte het washingtonsche kabinet al harder en harder bij Napoleon aan om de verwijdering der Franschen uit het mexicaausche gebied. Maximiliaan en de zijnen besefter. volkomen den toestand; hij zond zijne gemalin, de keizerin Charlotte, naar den man, Napoleon, die op den troon van haar grootvader zat, om uitstel van het vertrek der fransche troepen af te smeeken; den 10 Aug. was zg reeds te Parijs, maar te vergeefs, de keizer had zich jegens het washingtonsche kabinet verbonden en kon den termijn niet verlengen. Van daar ijlde zij naar Rome, maar vernam op reis de samenzwering tegen haar gemaal en het zegevierende voortdringen der republikeinen op Mexico; dit was te veel voor de anders zoo scherpzinnige vrouw; toen zij in de Heilige Stad bij den paus kwam, was haar geest reeds omfloerst... zij kwam waanzinnig weer in het prachtig gelegen Miramar terug, hetwelk zij nog geen drie jaren geleden met zoo veel hoop had verlaten. Den 15 Maart 1867 zeilden de laatste Franschen van Vera-Ouz af. Nog voor Bazaine zich inscheepte, had hij Maximiliaan aangeraden de kroon neder te leggen en onder zijne bescherming naar Europa tegelijk zich in te schepen, maar hij weigerde en wilde liever met eere als een dappere Habsburger ondergaan. In zijn blijven lag wel eer en moed, maar het had geen staatkundige waarde, er lag eer iets avontuurlijks in. Voor de Mexicanen had hij genoeg gedaan; hij had het goede met hen voorgehad. De grootste fout lag hierin, dat men europeesche en nog wel liberale toestanden eensklaps wilde invoeren bij onvoorbereide niet-Europeanen. Snel volgden na het vertrek der Franschen de gebeurtenissen elkander op. Wel had Maxi-
851
miliaan nog beproefd de geestelijken op zijne zijde te krggeo, maar Juarez had aan dezen herstel van alle grieven beloofd; overigens waren zij ook Mexicanen, die den vreemden indringer geen goed hart toedroegen. Juarez nam met de zijnen oord na oord, stad na stad in, en in het begin va/i April bepaalde zich het keizerrijk slechts tot drie steden: Queretaro, Mexico en Vera-Cruz. In Queretaro, ten noordwesten van Mexico, was de keizer met zijne getrouwe generaals Miramon, Mejia en 800 man ingesloten door den juaristischen veldheer Escobedo met 25 000 man. Aan ontzet of de versterkte stad te behouden was niet te denken; daarom werd er besloten in den nacht van 15 Mei een krachtigen uitval te doen, de vijandelijke linie door te breken en Mexico of de kust van de golf trachten te bereiken, toen de verrader, colonel Lopez, dien Maximiliaan met weldaden overladen had, die ridder was van het legioen van eer, voor 3000 oneen goud, den vijand dienzelfden nacht toegang in de vesting bezorgde en zelf den keizer aanwees, die in den slaap overvallen werd. Miramon bood nog weerstand, maar viel gewond neder; het keizerlijke leger door de overmacht omringd, moest de wapenen overgeven. Behalve den keizer, Miramon en Mejia vielen er nog 9 andere generaals en 400 officieren in hunne handen. Velen werden er dien nacht reeds gefusileerd. Op bevel van Juarez moesten de keizer en de andere generaals voor een krijgsraad te recht gesteld worden. Mexico en Vera-Cruz moesten, hoewel de bezettingen nog dapperen tegenstand boden, nu ook weldra voor de overmacht bukken. Den 17 Juni wapperde voor het laatst te Vera-Cruz de keizerlijke vlag, waarmede het rijk van Maximiliaan en ook het idéé van Napoleon ten gronde gingen. Zoodra Maximiliaan gevangen was genomen, spanden de gezanten van al de vertegenwoordigde mogendheden, waarbij zich ook de Ver-eenigde-Staten voegden, alles in om hem te bevrijden en drongen minstens aan op eene bij de geciviliseerde naties gebruikelyke menschlievende behandeling jegens krijgsgevangenen , men bood zelfs een aanzienlijk losgeld aan; maar alle pogingen der europeesche gezanten bij Juarez,
852
alsmede het protest vau Maximiliaau tegen de geldigheid van het krijgsgericht, bleven vruchteloos ; hij werd door die rechtbank onder voorzitting van Escobedo ter dood veroordeeld. Den 19 moest het doodvonnis aan den keizer en de generaals Miramon en Mejia voltrokken worden. De drie ongelukkigen werden daags te voren naar een gewezen Franciskaner klooster overgebracht. Van nu af liet men niemand meer bij den keizer toe dan zijn biechtvader , den eerw. heer Pisscher; een weinig later kwam ook de bisschop van Queretaro om zijne geestelijke diensten aan te bieden.
Maximiliaan schreef twee brieven, een aan zijne moeder en den anderen aan zijne beminde echtgenoote, in beiden legde hij een lok haar, en verzocht den bisschop de bezorging er van op zich te nemen. Ten 4 ure in den morgen van den 19 Juni 1867 werd de H. Mis door den bisschop opgedragen , waaronder Maximiliaau met zijne twee getrouwe lot-genooten de H. Communie met diepe godsvrucht ontvingen. Teu 7 ure werd hij onder geleide van de militaire muziek naar de strafplaats gevoerd. Daar aangekomen, staarde Maximiliaan naar de opkomende zon, haalde zijn horloge uit den zak, waarop het portret zyner Char-lotta was, kuste dit en gaf het aan zijn biechtvader met verzoek haar dit ter hand te stellen en haar te verzekeren dat hij baar beeld naar hier boven met zich had medegenomen. Toen nam de keizer afscheid van den bisschop, omhelsde zijne lotgenooten, sprak hun moed in, omarmde zijn biechtvader, en riep met luider stemme; dat hij zijn verrader Lopez en den Mexicanen vergiffenis schonk; vervolgens plaatste de keizer zich voor het kruis, strekte zijne armen uit, gaf een teeken, de schoten vielen en een rookwolk bedekte voor een oogenblik het droevig gezicht! Geheel Europa was smartelijk aangedaan op het bericht van den dood des ongelukkigen en algemeen was de kreet; hij en zoo vele duizenden zijn het slachtoffer geworden van een heerschzuchtig idee van den keizer der Franschen! Latei-doorkliefde nog eens het fregat de Movara den oceaan; maar met de treurvlag ten halve mast, om het stoffelijk overschot
853
van deu misleiden aartshertog terug te halen. — NadeeliS werkte de mexicaansche tocht op Napoleon terug. Hij was voor vele afgevaardigden een punt van aanval tegen de keizerlijke staatkunde en bij het volk was die kostbare onderneming steeds veroordeeld geworden. Miet zoo het bezettingsleger in Rome ter bescherming van Z. H. den Paus ; deze was zelfs door 11/ia gedeelte der natie gewild. Frankrijk voldeed daardoor aan zijne hooge roeping van beschermer des H. Stoels. De fransche troepen bewaarden niet alleen hun , maar ook het eigendom vau meer dan 200 millioen Katholieken, hetwelk den pausen slechts toevertrouwd wordt om het telkens ongeschonden aan huune opvolgers over te geven. Den dag, toen Napoleon III de fransche bezetting Rome deed ontruimen, onderging hij ook de eerste nederlaag van de Pruisen in den oorlog van 1870.
RUSLAND.
Na den oorlog in de Ivrim onthield Kuslaud zich geheel van de- inmenging in de europeesche zaken; het bleef bij al de oorlogen op zyn neutraal standpunt staan; maar was des te meer bedacht op het herstellen en ontwikkelen zijner krachten zoo wel van binnen als van buiten. Het onderwijs werd in zijn geheelen omvang hervormd en onder bijzonder toezicht der keizerlijke beambten gesteld. Handel- en scheepvaartmaatschappijen werden onder de begunstiging der regeering opgericht, waardoor er eene geregelde vaart op denDonau. de Middellandsche Zee en andere wateren ontstond, lleus-achtige spoorlijnen werden door behulp van buitenlandsche kapitalisten en huizen aangelegd, zooals van Petersburg naar Warschau; van Moscou naar Theodosia; van Moscou naar Nishnie-Nowogorod enz., en de daad , welke men vooral groot van Alexander II hceten mag is zijne ukase, waarbij hij in zijn gebied de lijfeigenschap der boeren afschafte, welke wet men thans nog bezig is ten uitvoer te brengen, hetwelk door deu verouderden toestand niet weinig moeie-lijkheden aanbiedt. De uitbreiding van zijn gebied in Azië is onmetelijk, en deze geschiedt veelal zoo stil, dat wij ze
854
slechts gedeeltelijk kennen. Zoo weten wij eerst sedert korten tijd dat de russische volkplantingen aan den Jaxartes (sir Daria en Sihon) zich immer uitbreiden en dat in 1854 het leger van den khan van Kokand door russische troepen verslagen werd. Het was onbekend, dat de Russen aan de zuidelyke monding van den Amur eene vesting Nikolajewsk, nog zuidelijker twee forten en eindelijk aan de baai van Castrië eene vesting Alexandrowsk hadden; toen in den oorlog van 1855 het fransch-engelsche escader de russische vloot iu de zee van Ochotzk en vau Japan opzocht, vond het dezen wel gewapend en var. alles voorzien. Sedert kort weten wij slechts, dat het noordelijke gedeelte van Mand-schurei tot aan den Amur, zelfs groote landstreken aan den zuidelijken oever, door de Bussen aan het chineesche rijk ontrukt zijn. Het laat zich zien dat Rusland eenmaal krach-tigen invloed zal uitoefenen op het lot van het onmetelijke chineesche rijk. Evenzoo breidt het zijne macht en invloed naar het krachtelooze Perzische rijk uit, waar het Engeland schijnt te bedreigen. De toestand van Polen is na de wreede demping des opstands niet verbeterd. Alle wetten en maatregelen van Rusland hebben geen ander doel dan de laatste poolsche nationaliteit en den R. K. godsdienst te vernietigen. Hoe overigens de regeering den ingang der westersche denkbeelden tracht te verhinderen, belet dit niet, dat zich van tijd toch geduchte stemmen laten hooren tegen het nog half aziatische systeem.
ENGELAND.
Evenmin als Rusland mengde zich Engeland in de verbazende europeesche oorlogen, al sprak het soms op hoo-gen toon, zooals voor Denemarken. Als het er op aankwam trad het terug, wel wetende, dat niets zoozeer dooiden oorlog kan lijden dan de handel en om dezen te bevorderen ontziet Engeland niets. Zijn handel bereikte ook in de laatste jaren eene onbekende hoogte, vooral door het stelsel der free-traders (vrijhandelaars, of vrije invoer der handelsartikelen). De industrie hield gelijken tred met den han-
del. Als de eerste invoerders der stoommachines in hunne rensaehtige fabrieken , waren zij ook dé eerste leveranciers in Europa, spoedig volgden echter de andere landen. Zij bouwden schepen van eene grootte, waaraan men vroeger niet gedacht had, de Great-Eastern was, als het ware, eene drijvende stad op den oceaan. Nijverheid, handel en zeevaart bereikten vooral zulk eene hoogte door de uitgebreide buitenlandsche bezittingen; in Azië alleen strekte zijne macht zich uit van Perzië of over bijna geheel Zuid-A zië. In het geheel bezit Engeland buiten Europa 3,800,768 □ mijlen met ongeveer 149 millioen inwoners en jaarlijks neemt de bevolking door de landverhuizingen nog verbazend toe. De engelsche staatkunde bevordert deze volksverhuizingen op alle wijzen. Elke engelsche kolonie geniet de engelsche rechten en vrijheden, en krijgt als het getal der inwoners groot genoeg is haar eigen parlement en regeering; het moederland zendt slechts het hoofd des bestuurs en beschikt over de militaire macht. Engeland heeft zich de les van Noord-Amerika teu nutte gemaakt. De kolonies zijn voor het moederland slechts van gewicht als markten voor zijn fabricaat; hoe meer kolonisten des te meer afnemers, des te meer loonende arbeid voor de industrieelen in het moederland en des te meer schepen en matrozen zijn er voor den uitvoer noodig; omgekeerd nemen de Engelschen de producten der kolonies mede en brengen dezen op de europeesche markten. Van bijzonder gewicht voor de wereld werd sedert 1850 Nieuw-Znidwallis en Victoria in Nieuw-Holland door den toevallig ontdekten rijkdom aan goud , welk edel metaal de menschen sterker aantrekt dan de magneet het ijzer. In een korten tijd stortte zich eene massa menschen uit alle deelen der aarde op dit nieuwe Eldorado neer, waar zij ijverig goud dolven en waschten; de uitvoer werd alleen in het jaar 1856 op 14 millioen pond st. berekend. Nevens de goud-wasscherij verrezen de overige behoeften, er verhieven zich weldra steden met prachtige gebouwen; en al vermindert nu ook het goud, de handel, akkerbouw, industrie hebben zich met de gouddelvers gelijk gevestigd en ontwikkeld en stellen hunne markten voor de Europeanen open. De uitgestrekte
856
bezittingen in Voor- en Achter-lndiu zijn geen britsche kolonies; maar veroverde landen, waarvan de meeste vorsten cijnsbaar zijn aan Engeland en door de militaire macht in onderwerping gehouden worden, en ofschoon deze streken hunne kostbare artikelen voor den handel opleveren, eischen zij toch steeds cene kostbare bewaking. In 1857 brak hier een vreese-lijke opstand uit, welke Engelands heerschappij dreigde te vernietigen. Men schat de bevolking op 100 millioen zielen, waarvan een gedeelte tot de Braminen, Mahomedanen en een ander tot de verschillende bloedige eerediensten behooren, tot de Christenen slechts zeer weinigen, ofschoon de Engelscheu er duizenden ponden st. jaarlijks aan bijbels heen zenden. Een groot gedeelte van het leger, hetwelk Engeland hier heeft, bestaat ook uit inboorlingen, waaronder zelfs vele officieren , en jaren lang heeft het hierop vertrouwd, toen in 1857 bovengenoemde opstand uitbrak. Hij was de uitbarsting van eene uitgebreide samenzwering en ging met het ijselijkste vermoorden der Europeanen gepaard; onschuldige vrouwen en kinderden offerden zij aan hunne woede bij honderden op. Eerst na eene reeks van gevechten was de opstand op het einde van 1859 in bloed gedempt.
Te gelijker tijd, dat Engelaud\'s heerschappij in Indië bedreigd werd, was het genoodzaakt krachtig in China op te treden om niet alleen zijn eigen handel en gezag bij die trotsche natie te handhaven, maar ook om dit wonderland voor geheel Europa toegankelijk te makeu. Te vergeefs had Engeland bij de chineesche regeering op het ten uitvoer brengen der verdragen, bijzonder op dat van 1843, aangedrongen , zij wendde integendeel alle middelen aan om het uit te stellen of te ontwijken en liet niet na om op alle mogelijke wijzen haar haat tegen de westerlingen aan den dag te leggen , vooral deed dit de stadhouder van Canton, Yeh. Chineesche christenen, missionarissen, daaronder ook Franschen, werden wreedaardig vermoord, waardoor keizer Napoleon ook gelegenheid vond zich met de zaak te bemoeien. Voor den franschen handel behoefde hij niets, zijne onderdanen hadden geen handelsbelangen in de chineesche zaken, maar het gaf den keizer gereedelijk weer
857
aanleiding om de Franschen van den inwendigen toestand des lands af te leiden. Hij verbond zich met Engeland om gezamenlijk de Cliincezen voor goed van hun vreeselijkeu hoogmoed te genezen.
Napoleon zond den 27 Mei 1857 onder het opperbevel van den vice-admiraal Kigault de Genouilly een escader, bestaande uit 2 stoomfregatten en 8 stoomkorvetten en ka-nonneerbooten. Lord Elgin, de engelsche opperbevelhebber, was reeds den 17 Juni in de chineesche wateren met 24 linieschepen, fregatten en korvetten en 16 stoomkanon-neerbooten aangekomen. Het getal der strijders te land bedroeg slechts ruim 6000 man; versterking uit Tndië kon om den toestand aldaar nog niet dadelijk aangebracht worden. Men moest dus met veel omzichtigheid te werk gaan en gaf daarom het plan van Elgin op om den Pei-Ho op te varen en besloot om weder een aanval op Canton te doen. Het was in der daad geen kleinigheid eene stad, omringd door een dubbelen muur, met eene bevolking van 1,210 000 zielen en eene bezetting van 32 000 soldaten aan te vallen en trachten te veroveren. Aan den onderkoning Yeh. een hartstochtelijken hater der Europeanen, werd een ultimatum gezonden, waarop hij honend en even ontwijkend als altijd antwoordde , te meer nu hij wist, dat de macht der verbondenen niet groot en dat de Engelschen door den indischen opstand op geen versterking behoefden te hopen; daarbij hield hij het versterkte Canton voor onneembaar. Er bleef dus voor de Engelschen en Franschen niets anders over dan den Chineezen het uitwerksel der getrokkene kanonnen te toonen.
Den 26 Dec. 1857 namen de engelsche en fransche schepen eene stelling in voor de stad. Den 28 \'s morgeus ten 6 ure openden de vuurmonden zich met een hevig gedonder en begonnen hun vernielingswerk, onafgebroken viel schot op schot den geheelen dag en den volgenden nacht, gebouw na gebouw stortte in, op verscheidene plaatsen ontstond brand, bressen werden er iu de muren geschoten, zoodat de bewoners, onaangenaam uit hunne gewaande veiligheid gewekt, in scharen uit de stad vluchtten om liet
858
verderf te ontgaan. Den volgenden dag werden de troepen aan land gezet en trokken naar de bressen, de chineesche dapperen weerden zich wel manhaftig, maar waren niet bestand tegen de enropeesche taktiek en wapenen; nog dienzelfden dag was Canton in de handen der verbondenen, zelfs wisten zij den trotschen Yeh gevangen te nemen, die naar Calcutta gevoerd werd, hetwelk voor hem gewin was, aangezien reeds spoedig uit Peking zijne degradatie kwam en hij zich wellicht den buik had moeten opensnijden. De bondgenooten bezetten Canton , waar zij overvloedig krijgs-materieel en proviand vonden en nu begonnen de onderhandelingen met Peking zelf. In Europa, vooral in Engeland en Frankrijk, vernam men met vreugde de wonderdaden van het zoo kleine leger. Intusschen was de opstand in Indië bedaard, zoodat Engeland geduchte versterking kon by brengen, lu Mei 1860 landde generaal Grant met 18 000 man infanterie, artillerie en cavalerie, en daarenboven geduchte vermeerdering van schepen en krijgsmate-rieel, ook uit Frankrijk zond men nog eene versterking van 9000 man; tevens werd aan lord Elgin en baron Gros de uitgebreidste volmacht gegeven om\\te onderhandelen of om met de wapenen een duurzamen vrede en de trouwe nakoming der verdragen af te dwingen.
Nil werden alle toebereidselen gemaakt, noodig voor zulk een tocht, en voordeel trekkende uit de lessen van de Krim , werd er niets verzuimd, wat voor gezonden en zieken noodzakelijk was. Paarden en lastdieren werden in Japan en Schanghai gekocht, daarenboven werden er5000koelis aangeworven tot het lastdragen en de verrichting van zwaren arbeid. En alles nu gereed zijnde, stelde men der chineesche regeering zijne eischen voor, welke voornamelijk op het volgende neerkwamen: 1. »stipte uitvoering der vroeger geslotene traktaten en onmiddellijke betaling van de daarin te betalen 25 millioen Fr. voor oorlogskosten. 2. Eene verontschuldiging der overigheid voor den aanval op de engel-sche schepen aan den Pei-Ho. 3. Toestemming voor het varen van den engelschen gezant op een engelsch schip tot aan Tien-tsin. 4. Voortdurende residentie der gezanten in
859
Peking en \\en 5. het onmiddellijk betalen der door den te-genwoordigen veldtocht ontstane oorlogskosten. Wanneer na 30 dagen deze eiSchen niet aangenomen worden, zullen de bondgenooten den oorlog hervatten.quot;
Weinige dagen voor den afloop van dezen bepaalden tijd kwam het antwoord van den grooten raad van Peking, dat niet alleen alles weigerde, maar zooals gewoonlijk in de minachtendste en hoogmoedigste woorden vervat was. De wapenen moesten dus weder beslissen. Nadat de bezetting van Canton dermate geregeld was , dat van die zijde geen gevaar voor de bondgenooten kon ontstaan, werd alles tot den krijgstocht naar de hoofdstad van het hemelsche rijk, naar dat geheimzinnig ongenaakbaar oord, in orde gebracht. Den 1 Juni 18(30 vertrokken de engelsche en fransche vloten met een leger van omtrent 25 000 man van alle wapens naar de golf van Petschili; den 21 Juli waren de Engelschen en Franschen beiden op de plaatsen hunner bestemming aan den mond van den Pei-Ho en den 2 Aug. volgde reeds de ontscheping bij de aan de monding liggende stad Petang; dit was eene versterkte plaats, maar onbezet, zoodat de ontscheping der troepen, in de beste orde, ongehinderd geschieden kon. Den 11 Aug. was men strijdvaardig en de marsch door streken, waar de verwaande Chinees geloofde, dat nooit een , Europeaan den voet zou durven zetten, begon den 12; de soldaten stieten op versterkte steden, dorpen, gewapende chineesche troepen van alle soort, welke hier en daar wel dapperen weerstand boden, maar ten laatste met tienvoudig verlies voor hen de vlucht moesten nemen; de Arrastrong-kanonnen der Engelschen en het getrokkene geschut der Franschen werkten te machtig voor hen. Den 19 Aug. trok het verbondene leger over eene door hen gelegde brug den Pei-Ho over en begon de bestorming der in China beroemde en voor onneembaar gehoudene forten en versterkingen; maar de eene na de andere vloog in de lucht of werd genomen. Wat den chineeschen soldaten verwonderde en de bevolking gunstig voor de Europeanen stemde, was, dat daar, waar zij kwamen, zij niet moordden en de soldaten, die volgens hunne gewoonte onderworpen klaar stonden om den
860
doodelijkeu slag te ontvangen, slechts ontwapend werden en de vrijheid kregen te gaan, waarheen zij wilden, üe weg naar Peking lag nu open, den 25 Aug. kwamen de verbondenen te Tien-tsin, alwaar den volgenden dag ook keizerlijke commissarissen aankwamen om over den vrede te onderhandelen, en reeds was men het over de voorwaarden eens, toen het bleek dat zy niet met de noodige volmacht voorzien waren, hetwelk het oude middel der Chineezen was om tijd te winnen. De Europeanen braken dadelijk alle onderhandelingen af eu alle pogingen om ze weer aan te kiioopeu werden van de hand gewezen eu zouden niet weer begonnen worden dan te Tung-tschan, vijf inglen van Peking. Den 13 Sept. bereikte de voorhoede Hosewu, eene stad tusschen Tien-tsiu en Tung-tschan; den 11 Sept. hadden de gezanten eene boodschap gekregen, van wege Tsai, prins van J, generaal der keizerlijke garde, welke uit naam des keizers de onderhandelingen wilde hervatten , mits de verbondenen naar Tientsin terugkeerden; dit werd niet aangenomen, maar Tung-tschan als de plaats aangewezen, waar men onderhandelen wilde. De chineesche regeering nam dit aan; maar uu gaven zij op nieuw bewijzen van trouweloosheid, welke snood mogen genoemd worden en de verbondene Engelscheu en Franschen tot het uiterste aanzetten. Er werd onderling bepaald , dat lord Elgin en baron Gros met eene begeleiding van 2000 man naar Tung-tschan zouden komen om aldaar den vrede te teekenen en daarna met bovengenoemd escorte in Peking zouden ontvangen worden om de reeds vroeger geslotene verdragen te herzien; de consul Parkes met verscheidene leden van het gezantschap en 39 man Franschen en Engelschen tot begeleiding werden naar bovengenoemde plaats gezonden om vooraf de noodzakelijke zaken tot de onderteekening des vredes en tot de ontvangst der hooge contracteereuden te regelen. Onderweg stiet Parkes reeds hier en daar op gewapende benden, zag hier en ginds batterijen en andere oorlogstoebereidselen , doch ongehinderd kwamen zij onder parlementaire vlag te Tung-tschan aan , waar zij door den Prins van J ontvangen werden; maar alles , ook zijne houding, kwam hun verdacht voor. Par-
861
kes had uog gelegenheid Loch naar generaal Grant te zenden om hem zijne bevinding mede te deelen, waarop Loch en Brabazon ijlings (18 Sept.) naar Parkes keerden om hem te gelasten dadelijk met zijne begeleiding terug te keeren want ook het leger, dat tot begeleiding van lord Elgin en baron Gros zich in beweging had gesteld, ontmoette voorbeduidingen, welke op mogelyk verraad wezen, bijv. overal vond men het onrijpe koren afgesneden , nu en dan zag men posten cavalerie, die bij het naderen op de vlucht gingen; een en ander bewoog de aanvoerders op hunne hoede te zijn. Te vergeefs werd er gewacht op de terugkomst van Parkes en zijn gevolg, deze waren op hun terugkeer ouder parlementaire vlag door eene overmacht van chineesche (Tartaren) cavalerie overvallen, gevangen genomen , van elkander gescheiden en van den eenen kerker naar den anderen gesleept, alwaar de chineesche overheid hen op de lafste en wreedste wijze mishandelde en folterde , meer dan de helft bezweek onder pijn en gebrek. Ook de behoedzaamheid en de voorzorgen van het leger waren niet te vergeefsch geweest; want toen zij bij Tschan-kiawan kwamen, de plaats waar het leger gedurende de onderhandelingen zou campeeren, bevonden zg zich op eens tegenover een in slagorde gerangschikt leger, welks hoofdmacht bestond uit de bg hen beroemde tartaarsche cavalerie. Het front huns legers besloeg eene uitgestrektheid van 1% mijl, dadelijk maakte hunne cavalerie eene flankbeweging , terwijl de infanterie ondersteund door hunne artillerie op hen aanrukte. De europeesche generaals verzamelden al de hun ten dienst staande macht; GOOO\'man met 600 cavaleristen en 10 stukken geschut, tegen een leger van 20 000 man, daaronder 10 000 ruiters en 100 stukken geschut. De Chineezen wierpen hier hun masker af en zouden voor het eerst den vijand in het open veld ontmoeten. Zij meenden nu zeker van hun slag te zijn; den vijand te omsingelen en tot den laatsten man in de pan te hakken, zou het werk van een oogenblik zijn; maar zij hadden te doen met Europeanen, geoefende en verbitterde soldaten, die besloten waren te overwinnen of te sterven.
862
Het geschut der Fransclien en Engelschen brandde los, de infanterie vuurde, viel aan en de cavalerie maakte zulke geduchte charges, dat de chineesche gelederen weldra doorbraken, hunne batterijen genomen werden en de dapperen in weerwil van hun woest geschreeuw in verwarde troepen de vlucht namen. Het geheele legerkamp, 80 kanonuen en veel krijgsvoorraad vielen in de handen der verbondenen, zij verloren 20 man, de Chineezen bij de 600. Het europeesche leger zette de vluchtende Chineezen na, namen Tung-tschan bij verdrag en sloegen den 20 Sept. den vijand nogmaals, waarop de zegevierenden onmiddellijk op Peking konden aanrukken. Alvorens echter verder te gaan, hielden zij halt, om zich eerst van de verschillende wegen, toestanden enz. te verzekeren en de versterking onder generaal Napier uit Tientsin af te wachten. Den 22 Sept. kwam er een schrgven van prins Kung, broeder des keizers , om de onderhandelingen nogmaals te hervatten en de vijandelijkheden te staken , waarop de europeesche gevolmachtigden Elgin en Gros antwoordden: »dat zij van geen onderhandelen weteu wilden, zoo lang zy nog den consul Parkes en geleide tegen alle volkenrecht gevangen hielden; prins Kung berichtte hierop, dat de gevangenen te Peking goed behandeld werden, maar niet losgelaten konden worden, zoolang nog een Engelschmau of Franse hman op chineeschen bodem was. De bondgenooten lieten weten, dat, als binnen drie dagen niet alle Franschen en Engelschen bij hen vrij terug waren, zij op Peking zouden aanrukken, waarop de prins wel zoetsappig antwoordde, maar de gevangenen niet los liet. Wat moesten zij doen ? voorzeker waren de ongelukkige gevangenen hun dierbaar, en bevroedden zij, welk lot hen misschien van de wraakgierige Chineezen te wachten stond ; maar de eer van hun land, het gezag der westerlingen in de toekomst eischten gebiedend, dat zij den laaghartigen Chineezen voor altijd eene les gaven; zij besloten op Peking los te gaan en de gevangenen zelven te bevrijden.
Don 3 Oct. brak het leger op, alle troepen, welke het
863
ontmoette, voor zich opjagende, en denö bereikte het reeds Peking, de paari der steden, waar de keizer der Chinee-zen, als ongenaakbare god zetelt. Ue Engelschen zouden den rechter-, de Franschen den linkervleugel aanvallen , terwijl de cavalerie in het midden stelling nam, en zoo ging het op de stad los; het hielp weinig of de chi-neesche dapperen hunne vaandels met duivels en gedrochten beschilderd toonden of vervaarlijk geschreeuw maakten of hunne stukken geschut afschoten; de westersche krijgers hadden voor heeter vuur gestaan; alles moest voor de eu-ropeesche vuurwapenen en de taktiek wijken. De Franschen waren weldra in het zomerpaleis , het heiligdom des keizers, waar alle kostbaarheden van schoonheid en kunst van eeuwen opgestapeld lagen. Vloeren , wanden , plafonds waren van het kostbaarst gesneden marmer, hout en leer met goud en edelgesteente doorwerkt. De rijkheid der meubelen , de pracht der damaststoffen, de overvloed van de edelste metalen gingen alle denkbeeld van rijkdom te boven. Alle tucht hield ook op, toen de Franschen er in kwamen; elk roofde en plunderde naar harteulust, de zeldzaamste kostbaarheden eu oudheden werden verbrijzeld en in stukken verdeeld. Den volgenden dag kwamen eerst de Engelschen er in, maar er moest perk aan de vernielzucht gesteld worden; zoodat alleen de officieren eenig aandenken mochten medenemen, hetwelk toch niet belette, dat er wagens vol kostbaarheden naar het hoofdkwartier gezonden werden, ook ontdekte men de keizerlijke schatkamer, welke voornamelijk uit baren goud bestond, waarvan alleen de engelsche majoor Anson zich een gedeelte voor de engelsche krijgs-kas ter waarde van 200,000 fr, verzekerde. De Engelschen verkochten een groot gedeelte ten voordeele des legers, 2), voor de soldaten en het overige voor de officieren. De buit der Franschen was verschrikkelijk groot; er waren officieren, die voor eene waarde van 30 000 tot 20 000 fr. aan paarlen of edelgesteenten hadden. Dezen werden bestemd voor den keizer van Frankrijk en de koningin van Engeland. China lag als het ware aan de voeten van Frankrijk en Engeland en nu kwam er dan ook den 7 Oct. eene boodschap van
864
prins Kuug met de belofte, dat de gevangenen zouden uitgeleverd worden, hetwelk dan ook gebeurde, in zooverre als zij nog leefden. Negentien personen, daaronder Parkes, Loeh, en de fransche geleerde l\'Essayral de Lauture, van de 39 hadden krachten genoeg gehad om de martelingen te overleven ; de anderen waren bezweken, wier lijken de bondge-uooteu opeischten; slechts twee ontbraken er, welke men niet wist, waar zij gebleven waren. Den 17 Oct. zonden de europeesche gevolmachtigden een schrijven aan prins Kung, waarbij zij 120000 fr. eischten als scbadeloosstelling voor de families der door de chineesche overheid vermoorde Fran-schen en Engelschen, de onvoorwaardelijke onderteekening van het verdrag van Tien-tsin, 48 millioen fr. oorlogskosten aan elk der europeesche oorlogvoerende machten en eindelijk werd nog in het bijzonder door lord Elgin verklaard: dat hij, als straf voor de aan de Engelschen en Franschen gepleegde misdaad, het zomerpaleis met zijne omstreken tot den grond zou laten verwoesten; bij niet aanneming zou Peking gebombardeerd worden. Met het verwoesten van het paleis begon men onmiddellijk. Den 18 Oct. trok reeds eene engelsche divisie onder generaal Michel naar het zomerverblijf des keizers, spoedig stonden de onmetelijke prachtige gebouwen in vlam: de wind voerde den rook en de asch over Peking, welke den Chineezen verkondigden, dat het zoenoffer voor de ongelukkigen , wreed vermoorden volbracht was. Er moge iets vandaalsch in deze vernieling liggen; maar men merke wel op, dat de trotsche beheer-schers alleen in hun trots te straffen waren, zij moesten voor het volk vernederd worden, zij zeiven, en niet het volk, moesten de straf ondergaan; hadde men 100 Chineezen ge-eischt om levend te verbranden, zij zouden er gaarne 200 gegeven hebben. Het was de hardste slag, welke den verwaanden hoogmoed des keizers en zijnen trawanten kon gegeven worden. Het middel miste ook zijne werking niet, reeds den 19 \'s avonds kwam het antwoord der chineesche regeering in ootmoedige termen , dat zij alles aannam en om eiken prijs vrede wilden. Nadat van weerszijde alle bepalingen getroffen waren voor eene bijeenkomst
der hooge contractanten, trokken Elgin eu Gros onder eene begeleiding van 2500 man bijna geheel Peking door om zich naar de audiëntiezaal te begeven, waar zij, als gelijken in rang, door prins Knng en zijne staatslieden ontvangen werden. De Chineezen namen al de voorwaarden aan. Engeland won bovendien nog het schiereiland Kan-lung, tegenover Hongkong. Daarmede eindigde de oorlog (Nov. 18G0). Hij heeft den Chineezen eene les gegeven, welke hen wellicht voor altijd van vijandelijkheden tegen de Europeanen zal terughouden. En behalve de aanwinst van de kennis in China en de chineescbe toestanden, kunnen wij als onmiddellijk gevolg van den oorlog aangeven het traktaat van Tieu-tsin, volgens hetwelk China en zijn handel voor de Europeanen open liggen; dit vrije verkeer zal ook bijzonder gunstig op de Chineezen zeiven werken. De vreemde gezanten mogen zich te Peking vestigen ; reizigers, voorzien van paspoorten, de binnenlanden bereizen ; het christendom geniet er vrijheid; geen christen of\' tot het christendom bekeerde Chinees mag meer vervolgd worden. JMu reeds prijkt het kruis binnen Peking, zelfs op de tinne des tempels en op den godsakker, en jaarlijks vertrekken tal van ft. K. priesters, om er allerwege godsdienst en beschaving te planten, en uit alle berichten blijkt, dat zij niet te vergeefs werken, want\'het getal bekeerde Chineezen neemt dagelijks toe.
Binnenslands ondervond Engeland van Noord-Amerika , wat het zelf zoo vaak voor andere landen ongestraft in zijn boezem liet bereiden. Engeland is immers het land, waar alle samenzweerders en deugnieten een veilig toevluchtsoord vinden en waar zij ongehinderd hunne boosaardigste plannen tegen andere rijken smeden , getuige Rome en Frankrijk. Datzelfde werd thans aan gene zijde des Oceaans tegen de Engelschen gedaan. Daar vormde zich de samenzwering der Fenians, eene der geduchtste , welke ooit bestaan heeft;
ALG. GESCH. 55
I
zij telt iu Noord-Amerika en in Engeland honderdduizenden strijdbare en offervaardige mannen, meestens leren, welke hun te lang geweigerde rechten eisclien en geen moord en brand ontzien om er klem bij te zetten^ zij vervullen geheel Engeland met schrik en angst en beschikken over duizenden in personen en geld; het hoofdbestuur houdt zich vrij in Amerika op. Zij willen niet, wat de andere samenzweringen beoogen, zoo als bijv. het carbonarisme, omverwerping van troon en altaar; alleen verlossing van Ierland van den protestantschen druk , waardoor de leren in armoede en gebrek omkomen of hun geliefd Erie moeten verlaten. De geestelijkheid doemt ten krachtigste het Feniannisme en weigert zelfs eiken aanhanger de HH. Sacramenten. Deze wil alleen moreele, wettige kracht, zooals eenmaal de groote O\'Oounell beproefde. En gelukkig ziet men aan de diepte des kiems reeds de betere zon voor de arme en gedrukte leren opgaan ; want zelfs in het ministerie , in het parlement en onder de gemoedelijke engelschc Protestanten verheffen zich krachtige stemmen ten gunste van Ierland. Trouwens, in geheel Engeland ademt de katholiek vrijer dan vroeger; wij zien dit het best, als wij ons herinneren met welk eene dreigende en vijandige houding van de zijde der protestantsche bevolking de kardinaal Wiseman als aartsbisschop werd ontvangen; en toen hij in Febr. 1805 stierf, had zijne begrafenis met al de daaraan verbondene plechtigheden plaats, en werd de lange stoet zelfs met eerbied op den openbaren weg in Londen begroet; evenzoo had de intronisatie plaats van zijn opvolger Dr. Manning , welke vroeger zelf tot de angli-caansche Kerk behoorde.
Wat ook byzonder opmerkenswaardig is in Engeland, is nog wel het volgende: er is geen land in Europa, waar zoozeer de grootste rijkdom tegenover de diepste armoede, de grootste geleerdheid over de onbegrijpelijkste onkunde, de beschaving tegenover de verdierlijking staat, terwijl de reusachtige fabrieken duizenden werklieden op één punt verzamelen. Daarenboven is dat rijk het toevluchtsoord voor alle staatkundige bannelingen en revolutionairen van elders. Vrij, zooals wij gezegd hebben, smeedt er de samenzweerder niet alleen zijne plan-
807
nen, maar hij wordt er verheerlijkt. Zelfs de zoo gevreesde internationalen bewegen eu werken er vrij, en toch ontstaat er geen omwenteling of\' iets van dien aard in Engeland ; rustig houdt men bijv. in Londen meetings van 10 tot 20 duizend man, zonder dat men aan plunderen of opstand denkt; zoo gehecht is zelfs de mindere man aan de instellingen van zijn old, merry England; hij is zelfs trotsch op zijne rijke engelsche lords, die zich even stipt aan de aloude zeden houden. Wij vreezen echter en het kan niet uitblijven of eenmaal zal Engeland ook de natuurlijke gevolgen ondervinden van het aangelokt bederf, gedachtig aan het spreekwoord; »die met pik omgaat wordt er meê besmet.quot;
UE VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.
Deze republiek is na Engeland en Rusland ile derde wereldmacht en door de natuur meer begunstigd dan de bovengenoemde twee. Zij heeft aan de eene zijde den Stillen-Oceaan en aan de andere den Atlantischen; de eene kant wijst naar Europa, de andere naar Azië eu Australië, waardoor zij als het ware tot het wereldverkeer geroepen is. Zij beslaat een samenhangend geheel van 15600 □ geogr. mijlen, doorsneden met massa\'s groote eu kleine stroomen en rivieren. Het, klimaat en de bodem stellen haar handel in staat alle voortbrengselen der wereld aan te bieden, terwijl de moed en de ijver der bevolking de reusachtigste werken en wonderen wrochten. De bevolking der Vereenig-de-Staten bedraagt bij de 40 millioen zielen. Jaarlijks kan men rekenen dat 200 000 menschen, meest leren en Duit-schers, hun europeesch vaderland verlaten om of in het vrije Amerika zonder de knelling der europeesche constituties te leven of om hun fortuin te beproeven. Deze landverhuizers wijden zich meestens aan den landbouw, voor welken altijd nog grond genoeg tegen een lagen prijs te verkrijgen is. De staat verovert op die wijze jaarlijks eene provincie, zonder dat het hem een dollar kost, integendeel veie land-
868
verhuizers brengen nog contant geld mede. Onbebouwde grond wordt vruchtbaar gemaakt en bedekt met nijvere mensehen uit de beschaatde Europeesche landen. Daardoor veranderen de woestynen in vruchtbare streken, ven-ijzen steden, waar vroeger geen spoor van meuschen te vinden was, zooals sedert korte jaren Minesota , Nebraska , Can-sas, Utah e. a. Toen de Unie ontstond, telde zg slechts 13 staten met 7 millioen inwoners, thans 37 en 9 gebieden (staten beneden de 60000 zielen , welke nog geen vertegenwoordiger naar het congres mogen zenden).
In 1850 werd Californië een staat. Het is bijna zoo groot als Italië en had in 1847 slechts eene bevolking van nog geen 40 000 zielen , meestens indiaansche jagers en visschers, en thans heeft het eene bevolking van 300 000 menschen en is een van de merkwaardigste landen der aarde. Het verkreeg zijne grootste bekendheid in 1848, toen de zwit-sersche landverhuizer Suther bij het graven van een sloot voor een watermolen aan de Sacramento-rivier rijkelijk goudzand vond, en aangezien hij van zijn vond geen geheim maakte, ijlden spoedig duizenden gouddorstige menschen uit alle deelen der wereld, zelfs Chineezen, naar deze plaats toe. Sedert giet zich jaarlijks een sterke goudstroom in de wereldcirculatie der edele metalen uit; voor 1850 alleen berekende men het bedrag op 16,400,000 pond. st. Sedert de aanwinst van Californië beheerscht de Unie de ameri-kaansche kust aan den Stillen-Oceaan van den 33° tot den 49°, noordelijke breedte. Om den verbindingsweg tusschen de beide Oceanen te verkorten hebben de Amerikanen quot;ïïcn spoorweg over de landengte van Panama aangelegd en weldra zal de locomotief van de eene kust tot de andere loopen. Voor de bewoners der Unie schijnt niets te zwaar. Om den aandrang der Vereenigde-Staten te weerstaan, hebben de Hispano-Amerikanen van San Salvador, Guatemala, Hunduras en Costa-Rica zich verbonden tegen de Anglo-Amerikanen der Vereenigde-Staten. In de europeesche aangelegenheden mengt zich de Unie niet, en duit dit ook niet in de amerikaansche. Reeds in 1812 durfde zij Engeland den oorlog verklaren, toen het laatste zich bemoeide met
869
de inbezitneming van Oost-Florida. Haar vloot behoeft voor geen der wereld meer onder te doen en voor den handel is geen haven of men vindt er haar vlag, en geen markt *)f men ziet er hare producten. De oorlog tusschen de noordelijke en zuidelijke staten deed ons eerst recht beseflen van hoeveel belang de Unie voor den europeeschen handel was. Wij willen in het kort aangeven, waaruit deze broederoorlog ontstond.
Na de vereeniging der 13 staten , welke oorspronkelijk de Unie vormden, kwamen er van tijd tot tijd meer staten in het westen en zuiden bij. De meer zuidelijk gelegen staten hadden zachter klimaat, vruchtbaarder grond, er ontstonden katoen-, indigo-, suiker-, theeplantages enz. De blanke landverhuizers konden of wilden den grond niet bewerken; zij moesten zich dus elders van werklieden voorzien, waardoor de zoo onteerende slavenhandel in de Unie ontstond. Die slaven werden met scheepsladingen uit Afrika, de eilanden of van waar ook aangevoerd , als vee ter markt gebracht en aan de plantagiehouders tot hoo-ge prijzen verkocht; wij kunnen n al de gruwelen aan dien menschenhandel verbonden niet beschrijven. De bezitters, ja, het geheele zuiden kwam weldra tot een onbekenden rijkdom, vooral door de katoenteelt. Het Noorden, met ruwer klimaat en ondankbaarder grond, moest moestens tot den akkerbouw aangewend worden, waartoe de slaaf minder geschikt is. Het Noorden was de streek voor den landman en den handel, waar de arbeid adel geeft; het Zuiden het tegendeel. Het Noorden bleef ook de markt, waar de zuidelijke producten afzet en vervoer vonden; zoodat de staten wel een vereenigingspunt, de Unie, hadden ; maar hunne belangen al ras verschilden. Het Noorden, waar de euro-peesche landverhuizer versch aankwam en geen ander doel had dan vrijheid te hebben voor zgn godsdienstig of staatkundig gevoelen en zich door zijn arbeid en medegebracht kapitaal fortuin te maken, haatte die onmenschelijke slavernij, welke ook volstrekt niet in het gevoelen lag van de eerste grondleggers der Unie. Daarbij had Engeland de slavernij in al zgne kolonies afgeschaft, hetwelk door de meeste euro-
55*
870
peesche landen gevolgd werd; zoodat de Unie al spoedig in twee partijen verdeeld was: in Proslavers en Freesoilers, welke elkander in geschriften, in redevoeringen en in het congres vooral hevig bekampten, waarin meermalen het afschaffen der slavernij ter sprake kwam. In het zuiden trok men afschuwelijk te veld tegen allen, welke niet voor de slavernij waren; iemand, die zich er tegen durfde uiten, of tegen schrijven werd vermoord, of geteerd en geveerd, dat is: hij werd naakt in een ton teer gezet en daarna in vederen gerold en zoo ter marteling voortgejaagd, welk lot zelfs edelen men-schenvrienden te beurt viel. Predikanten predikten de slavernij als eene zaak berustende op den bijbel aan, enz. Het voor of tegen de slavernij zijn plantte zich bij alle keuzen op het staatkundig gebied over. De Unie verdeelde zich in eene democratische en republikeinsche partij.
Nu moet gij wel weten, dat democraten in Amerika dezulken waren, welke het oude, dus ook de slavernij wilden behouden en in Europa conservatieven zouden genoemd worden en voornamelijk de plautagiehouders uit het Zuiden en Westen en enkele aanhangers in het Noorden had; de republikeinen waren diegenen, welke de slavernij wilden gewijzigd of geheel afgeschaft hebben; de laatsten waren weder bekend onder den naam van abolitionnisten of zwarte republikeinen. Bij elke keus eens lids voor het congres, of eens gouverneurs voor een staat of van den president der Republiek streden de beide partijen tegen elkander. Steeds hadden de slavenstaten zich verklaard, dat zij zich van de Unie zouden scheiden als de slavernij afgeschaft werd. Het was evenwel te voorzien, dat het Noorden eenmaal de zaak winnen moest; want daar was de groote aanwas der bevolking, daar kwamen de landverhuizers aan, en aangezien het getal der congresleden in verhouding der bevolking en niet naar de uitgestrektheid der staten gekozen werden, kregen de republikeinen weldra de meerderheid. Toen nu den 7 Novb. 1860 in plaats vau den ouden Buchanan, Lincoln , een bekende republikein, dus slavenaischaffer, tot president gekozen werd , scheidden zich Zuid- en Noord-Carolina, Georgia, Florida, Alabama, Mississippi. Louisi-
871
ana, Texas, Virginia, Arkansas en Tenessee van de Unie af, en kozen Jefferson Davis tot him president.
De overige staten betwistten hun het recht van zich af te scheiden en beschouwden het verhoud als een contract, dat alleen met goedvinden van partijen kon verbroken worden; zij daarentegen hielden het voor eene vrije aansluiting, welke naar goedvinden kon opgezegd worden. De wapenen moesten dus beslissen. Den 12 April 1861 viel het eerste schot bij het fort Sumpter; de burgeroorlog ontvlamde en werd met de grootste woede tot den 27 Novb. 1865 gevoerd en kostte aan meer dan 300000 menschen het leven. Lincoln werd in den schouwburg vermoord, en de twist eindigde met de onderwerping der zuidelijke staten en de geheele afschaffing der slavernij. Hoewel de oorlog de staatsschuld tot 5 mi-liarden deed stijgen, is het verwonderlijk te zien, hoe spoedig de financieele toestand geregeld en de schuld jaarlgks weer met millioenen verminderd werd; en niet minder verwondering baart het, als men weet dat, al wie de wapenen dragen kan, dienen moet, maar na den oorlog hervat elk even spoedig weer zijn vorig bedrijf, bijv. de hoofdofficier of officier, van welken rang ook, herneemt eenvoudig zijne plaats weer als klerk op het kantoor of bediende in den winkel. Tot nu toekan men nog niet met grond zeggen of de vrije arbeid zoo na-deelig voor de bebouwing der plantagies zijn zal; want het is nog een toestand van overgang; dit leert ons echter de ondervinding, dat daar, waar werk is en goed loon betaald wordt, geen nijvere handen ontbreken. Ook is het te voorzien dat de beschaving, het Christendom in het algemeen en de R. K. Kerk in het bijzonder bij de afschaffing der slavernij winnen zullen. Immers op de meeste plantagies was aan missionarissen de toegang verboden; de slaven mochten zich wel vereenigen, maar niet huwen, ook geen onderwijs ontvangen of liever alle ontwikkeling was hun verboden; zij werden geschat naar hunne lichamelijke krachten ; overigens waren zij minder dan bij ons het dier; geen troost was er voor die ongelukkigen! Thans, nu zij vrij zijn, opent de missionaris zijn vaderlijken arm voor hen. Hij zal er menschen, christenen van maken, die zullen werken uit
872
plichtbesef en om brood voor hun gezin te verdienen.
A.augezien de onbeperkte vrijheid van godsdienst biedt de Unie een mengelmoes van sekten aan, welk altijd nog vermeerderen. De merkwaardigste is wel die der Mormonen, of heiligen der laatste dagen, zooals zij zich noemen. Hun stichter was een zekere Joe Smith, geboren in 1805 te Sharon (Connecticut). Hij gaf voor een nieuw Evangelie gevonden te hebben, gegrift op metalen platen door een zekeren Marmon, het is een\'samenweefsel van ongerijmdheden, en om het aanlokkelijk te maken, staat het de veelwijverij toe. De bovengenoemde Joe Smith zelf was hoogepriester, die zijne profeten, apostelen, ouderlingen enz. had. Nadat zij van verschillende plaatsen waren verdreven geworden, vestigden zij zich in eene streek van Illinois, alwaar zij de stad Rauvoo bouwden, welke later verwoest en waar Joe Smith met zijn broeder vermoord werden. Voor het katholicisme is Amerika een ruim en vruchtbaar veld en bewijst duidelijk, dat het, daar, waar het vrijheid heeft, bloeit. Bij het ontstaan der Unie was het getal der katholieken zoo uiterst klein en thans tellen zij 43 bisdommen. Dat de Unie ook hare gebreken heeft, is aan geen twijfel onderhevig. De openbare veiligheid onder andereu laat altijd, vooral in de groote steden, nog veel te wenschen over. De zoogenaamde loafers of rowdies laten zich aan de meestbiedenden tot oploopen, vechterijen en moord omkoopen; het lynchen, waarbij het volk zich zelf recht verschaft door het afmaken van zijne tegenpartij, is een gruwel strijdig met elke wetgeving; en de jacht op staatsambten en bedieningen en de sommen , welke besteed worden om ze te verkrijgen en tot eigen voordeel ten nadeele des staats aan te wenden , zijn ondenkbaar ; niet minder heeft dit bij de verkiezingen plaats. Bij al deze en andere gebreken blijft zij toch de Nieuwe-Wereld, waar de lust tot werken bestaat en waar de laagste en hoogste standen bezield zijn met eene ondernemingsgeest, welke voor de grootste ondernemingen niet terugdeinst. Zij zal bloeiend blijven, zoo lang zij perk aan hare veroveringszucht weet te stellen; want door te groote uitgebreidheid zouden wellicht burgeroorlogen hare beste krachten kunnen uitputten.
873
BESLUIT.
De gevolgen van den prnisisch- italiaanschen oorlog tegen Oostenrijk te beschrijvenligt buiten de grens onzer geschiedenis; trouwens wij hebben hen reeds gedeeltelijk beleetd. Hij, Napoleon, zooals wij vroeger reeds voorspelden, die den toestand door zijne onoprechte staatkunde in het leven hielp roepen, is er reeds zelf het slachtoffer van en overstelpte zijn land, het eenmaal zoo here Frankrijk, met naamlooze ellende. Wij verlaten Europa van top tot teen gewapend, waardoor niet alleen dezelfde staalkundige onzekerheid blijft heerschen , maar zoo vele krachten aan den arbeid onttrokken blijven en de belastingen der burgers hoe langer hoe drukkender worden.
Vroolijker zien wij over het veld der wetenschappen heen , daar heerscht de rechte vlijt, vooral in de natuur- en wiskunde. Alleen de zoogenaamde speculatieve wijsbegeerte schijnt uitgeput te zijn, zij wijst ons minstens geen een hoog beroemden naam aan , wel mannen, die de ontkenningen van vroeger ophalen en in behagel ijker vorm nieuwe voorstellen. Dat er echter geen nieuwe wijsgeerige stelsels meer opgebouwd en afgebroken worden, daarvoor troosten ons weder de keurige voortbrengselen en de diepe studies der taal-, geschied- eu natuuronderzoekers, welke ons altijd dieper in het leven der menschheid en in het werken der natuur laten zien. Opmerkenswaardig is het, dat thans geen land op het geheele wijde wereldrond zich beroemen kan op een waarlijk grooten dichter ; gelukkig dat wij toch uit onze eeuw dichters hebben, wier verzen nooit hun schoon zullen verliezen. Maar waardoor vooral onze eeuw beroemd is, zijn de drie groote uitvindingen, de drie zegepralen over de natuur zelve namelijk: de aanwending des stooms als beweegkracht, de electro-magnetische telegraaf en de photogra-phie. Het wildste en sterkste aller elementen, de stoom moet malen, zagen, spinnen , weven , boren , pompen enz. Het moet de grootste schepen tegen stroom en wind naar hunne bestemming brengen ; het moet de zwaarst beladene wagens met den spoed -des winds over een ijzeren spoor naar de
874
verst verwijderde oorden voeren. De electrische vonk brengt de tydingen met de snelheid des bliksems overal heen, waar het koperdraad haar slechts den weg wijst; van Constan-tinopel over het vaste land en door het kanaal heen naar Engeland; van het uiteinde van Azië tot in deenropeesche hoofdsteden, en langs den bodem des Oceaans van Ierland naar de verwijderdste handelstad van Moord-Amerika. De photographie, waardoor het licht zelf ons in ondenkbaar korten tijd het trouwste beeld der geliefden, en de schoonste natuurtafreelen aanbiedt, moge den kladschilder schaden ; maar den echten kunstenaar niet, deze behoudt zijne waarde.
De laatste uitvinding hebben wij slechts aangehaald als een bewijs wat het gespannen vernuft des menschen vinden kau ; maar de twee eerste, de stoommachine en de tele-graal hebben als het ware der wereld een ander aanzien gegeven; zij hebben tijd, afstand en kracht overwonnen. Wij leggen thans in uren zooveel afstand af als vroeger in dagen. Eene reis naar ludië geschiedt nu in vier weken, sedert de landengte van Suez doorgegraven is ; kort geleden had men zoo veel maanden noodig. Staat een berg voor den ijzeren spoor in den weg, de stoommachine doorwroet dien. Duizendvoudig is het verkeer met de naties onderling vermeerderd , waardoor een wederzijdsch verkeer ontstaat, hetwelk wonderen schept voor de ontwikkeling en den handel. Wat zij in den oorlog zijn, hebben ons de laatste oorlogen reeds doen zien in het vervoer der troepen, krijgsmaterieel enz, eu bijzonder ook in de tochten naar de Krim en Mexico. Stoom en ijzer zijn tegenwoordig de hcfboomen, waarmede de mensch werkt en wonderen wrocht. Handel en nijverheid hebben daardoor eene onbekende vlucht genomen, waardoor weder eene nieuwe verschijning in het leven is geroepen, namelijk die der verbinding van het kapitaal en crediet. Wij zien tegenwoordig een aantal maatschappijen in het leven treden, wier leden kapitalen te zamen brengen, deels om in industrieele ondernemingen of om op de geldmarkt te speculeeren; velen van hen geven i-eeds schuldbekentenissen uit, welke door eeue onzekere winst moeten
875
gedekt worden , waardoor de zoozeer wisselvallige handel iu papieren geld ontstaat. Wij zijn reeds ooggetuigen van de werken\', welke deze maatschappijen in het leven hebben geroepen, zooals: spoorwegen , fabrieken, bergwerken enz., maar wij zien ook hoe het streven van spoedig rijk te worden de hoofden op den hol heeft gebracht, en de onervarene zijn vermogen in waaghalsige ondernemingen steekt, waar hij zijne zuurverdiende penningen ziet verloren gaan. Ook de geweldige ontwikkeling der industrie heeft hare gevaren. Het vermeerdert het aantal arbeiders, welke zelden tot een zeker bezit komen, maar gewoonlijk van de hand in de tand leven en bij industrieele crisissen broodeloos staan. Spaarzaamheid huist zelden bij hen, wijl zij evenals al de deelen der maatschappij door eene zucht naar genot en weelde aangestoken zijn. Vandaar ontevredenheid en armoede onder hen. Zij zoeken geen herstel van hun lot in meer arbeid en spaarzaamheid; maar wijten hun druk aan de slechte verhouding tusschen arbeid en loon. Hun zweeft voortdurend hetzelfde genot en bezit van den ondernemer voor den geest. Zij staken soms in massa het werk om hooger loon af te dwingen, waarvan wel sommigen , maar niet de massa het gewenschte gebruik weet te maken: de meesten blijven in denzelfden toestand. Sedert eeuige jaren bestaat er eene vereeniging van werklieden uit alle lauden van Europa onder den naam vau internationalen, welke volgens een gegeven machtwoord handelen. Wat zij vermogen en willen heeft ons het jaar 1870 in Parijs getoond. Het wordt voor den staatsbestuurder moeielijker dan ooit om het vraagstuk van den arbeid op te lossen en den vrede onder den werkenden stand te bewaren , en alle staatsmanswijsheid zal niets meer baten als eenmaal de christelijke geest van hen geweken is; daarom is de Katholieke Kerk er op bedacht geweest de massa werklieden in eene broederschap ouder den naam van Congregatie der H. Familie te vereenigen, ten einde genoegzaamheid en arbeid uit plichtbesef met alle kracht bij hen op te wekken en levendig te houden.
Einde.
;
------V . ---— -----—--
------
-------W,.......
%-
NIEUWE Gr ESC H Z E D E IN I S.
INLEIDING. (Bladz. 5.)
üc staatsinrichtingen. Het geschut en de staande legers. Europa liet voornaamste werelddeel. De verbreiding van het Christendom. De boekdrukkunst. De letterkunde. De schoone kunsten, Poëzie en geschiedschrijvers.
EERSTE AFDEELING. 1517—1648. (Bladz. 15.) De Hervorming. Gi ons dien stook log en. Verval van Duitsciilakd.
Frankrijk en Engeland de eerste Mogendheden van Europa.
De Hervorming. Martin Luther. Keizer Karei V. De rijksdag tc Worms. Dr. Karlstadt en Thomas Münzcr. De bocreuoorlog. De Keizer in Spanje. De eerste fransche oorlog. De bestorming van Home. De uitbreiding der Hervorming. De rijksdag van Augsburg. De Hervorming in Zwitserland. Do Wederdoopers. De Turken voor Weencn. Karei V in Afrika. Nieuwe oorlog met Frankrijk. Tocht van Karei V naar Algiers. Oorlog van Frankrijk en Turkije tegen Karei V. De schmalkaldische oorlog. Luthers dood. Het concilie van Trente. Het augsburger interim. Maurits overvalt èn keizer èn concilie. Passauer verdrag. Frankrijk neemt Metz, Toul en Verdun. Dood van Maurits. De augsburger godsdienstvrede. Kareis troonafstand en dood. Dc Hervorming buiten Duitschland. Calvin in Geneve.
b l a d w ij z e 11.
De Hugenoten in Frankrijk. Hendrik IV. De Hervorming in Engeland. Eduard VI. Koningin Maria. Koningin Elisabeth. De Hervorming in Schotland. Maria Stuart. Philippus II van Spanje. De afval der Nederlanden. Tnrksche oorlog. Zeeslag bij Lepanto. Portugal met Spanje vereenigd. Dood van Philippus II. De Hervorming in Zweden, Denemarken, Noorwegen en in Polen. De Jezuiten. Duitschland tot den 30-jarigen oorlog. Ferdinand I. Maximiliaan II. Rudolf II. De 3ü-jarige oorlog. Uitbarsting te Praag. De slag op den Wittenberg. Mansfeld. Christiaan vau Brunswijk. George van Baden. Wallenstein. De deensehe oorlog. Het restitutie ediet. Wallensteins afdanking. Gustaaf Adolf. Zweedsch-Franseh verbond. De verwoesting van Maagdenburg. De slag bij Leipzig. Gustaaf aan den Main, llijn en in Beijeren. Wallenstein teruggeroepen. De slag bij Lützen. Gustaaf Adolf sneuvelt. Van den slag bij liützen tot dien van Nördlingen. Frankrijk treedt als strijder in den oorlog op. De prager vrede. Laatste tijdperk van den 30-jarigen oorlog. De west-phaalsche vrede. Duitschland na den oorlog.
TWEEDE AFDEELING. 1648—1775. (Bladz. 179.)
De Nederlanden. Engelsche Omwenteling. Frankrijk tot Lodewijk XVI. Rusland en Pruisen. Kunsten en Wetenschappen.
De Nederlanden. Engeland. De Stuarts in Engeland. Jakobus I. Karei I. De engelsche republiek. Cromwell protector. De engelsche restauratie. Karei II. Frankrijk. Lodewijk XIII. Lodewijk XIV. Oorlog der Fronde. Spaansche oorlog en vrede. Oorlogen van Lodewijk XIV. Eerste spaansche oorlog. Oorlog tegen de Nederlanden. De Zweden vallen in Duitschland. Chambres de reunion van Lodewijk. De turksehe oorlog. Lodewijk XIV en de Kerk. De vier artikelen der gallicaansche Kerk. Vernietiging van het. edict van Nantes. Jacobus II, koning van Engeland. Nieuwe frausche oorlog. De spaansche Successieoorlog. Spanje sedert Philippus II. Portugal. Karei II. Laatste spaansche Habsburger. De eerste jaren van den spaanschen Successieoorlog. Vervolg van den oorlog. Ontbinding van het verbond tegen Frankrijk. Vrede van Utrecht en van Baden. De groote noordsche oorlog. Rusland van de heerschappij der Mongolen tot aan Peter den Grootp. Czaar Peters hervormingen. Zweden van Gustaaf Adolf
ii
BLADWIJZER.
tot Karei XII. Karei XII. Deensclie, Poolsch-Saksischc eu Russische oorlog tegen Zweden. Veldtocht van Karei in Rusland. Slag bij Pultawa. Karei XII en Turkije. Zweden tegen Denemarken, Polen, Rusland, Brandenburg en Hannover. Laatste daden en dood van Karei XII. Rusland onder Peter den Groote. Veroverings-slaatkunde. Karei VI, de laatste keizer uit den mannelijkcn stam van het huis Habsburg. Ur Turksche oorlog. Spaansche oorlog, üe Pragmatieke Sanctie en de poolsche troonopvolgings-oorlng. Nieuwe turksche oorlog. Pruisen wordt een koningrijk. Frederik Wilhelm I. De oostenrijksche erfopvolgings-oorlog. Engeland. De Pretendent. De zevenjarige oorlog. Veldslagen bij Praag, Kollin, enz., (Mei tot Dec. 1757.) Veldslagen bij Crefeld, Hochkirch, enz., De vrede van Hubertsburg, Vrede van Parijs. Frederik II gedurende den vrede. Rusland. Catharina II. Eerste verdeeling van Polen. Catharina\'s eerste turksche oorlog. Zweden van 1720 tot 1771. Gustaaf III. Denemarken, (1730—17S4.) Oostenrijk-Russische oorlog met de Turken. Keizer Jozef II. Beijersche Successie-oorlog. Het vorstenverbond. Oneenighedeu met de Nederlanden. Jozef II en de Kerk. Jozefs hervormingen in zijne staten. Zijne hervorming in Hongarije, üe oostenrijksche Nederlanden. België onderworpen. Pruisen onder Frederik Wilhelm II. Do Nederlanden. Frankrijk na Lodewijk XIV. Het regentschap. Lodewijk XV. Engeland van 1714 tot 1775.
INLEIDING tot de Derde Afdeeung. (Bladz. .SiO.)
De wis- en natuurkundige wetenschappen. De wijsbegeerte, üe opheffing der Jezuitenorde.
DERDE AF\'DEELING. 1775—1815. (Bladz. 363.)
De Noobd-Amerikaanschk Vkijheidsooulog en de Fjranscue Omwenteling.
De noord-amerikaansche vrijheidsoorlog, (1775—1783.) De engelsche volkplantingen. Ontevredenheid en opstand der kolonisten. De fransche omwenteling. Frankrijk vóór de omwenteling. De Algenieene-staten te Versailles, 5 Mei 1789 tot 30 Sept. 1791. De bestorming der Bastille, (14 Juli), üe nacht van den 4 Augustus. De koning en de nationale vergadering te Parijs. Het Foederatie- of Bondsfeest. Vlucht der ko-
Ill
B L A D W IJ Z E li.
IV
uinklijke familie. Uu wetgevende vergadering. Oorlogsverklaring aau Oostenrijk. Manifest van den hertog van Brunswijk. De ]üe Augustus en de 2e September in Parijs. De nationale conventie, Fransclie republiek. Terugtocht uit Champagne. Slag bij Jemappes, Custine en Mainz. Koning Lodewijk XYI onthoofd. Het schrikbewind. Oorlog met Oostenrijk, Pruisen, het Duitsche rijk, Spanje. Engeland, Holland, Napels, Portugal cn met deu Kerkelijkcu Staat. De revolntionnaire rechtbank. Het coinilc van welzijn en het comité van veiligheid. Koningin Maria Antoinette ter dood gebracht. 21 Girondisten. De hertog van Orleans. De christelijke Godsdienst afgeschaft. De nieuwe calender. Dc opstand der Vendeërs. Girondijnsehe opstauden. De oorlog tegen het buitenland. De val van het schrikbewind. Vervolg van den oorlog. Holland veroverd cu wordt Bataafsche republiek. \\ rede te Bazel. Vrede met Spanje. Voortzetting van den oorlog in den zomer en herfst van 1795. Dc conventie cn de partijen. De oorlog van 170G. Napoleon Bonaparte in Italië. Polen ten tweeden en derden male door dc drie mogendheden verdeeld. Zwitserland. Rome 179S. Bonaparte in Egypte. Dc tweede coalitie tusschen Oostenrijk, Engeland, llusland, Napels cn luikije tegen Frankrijk. Napolilaansehe oorlog. Het congres van Bastadt. Slag bij Stockaeh. Dc oorlog in Italië. Dc Franschcn uit Napels verdreven. Slag aau dc ïrebia. Slag bij Novi. De llusscn in Zwitserland en in Holland. De 18 Brumaire van het jaar VIII, (10 Nov. 1799.) Napoleon Bonaparte eerste consul. Slag bij Marengo. Mureau overwint bij Hohen-linden. Vrede van Luueville. Vrede met Portugal, Napels, Rusland eu met Turkije. Dc veroveringen der Engelsehen. De gewapende neutraliteit. Zeeslag hij Koppenhagen. Vrede van Amiens. Tocht naar St. Domingo. Napoleons handelingen in Zwitserland en Italië. Frankrijk ouder het consulaat. Het concordaat. Nieuwe oorlog met Engeland. Samenzweringen tegen Napoleon. Napoleon I erfelijk keizer der Franschcn. Het eindbesluit van dc duitsche rijksdeputatic. Derde coalitie. Oorlog van Frankrijk tegen Engeland, Oostenrijk, Rusland, Zweden cn Napels. Vrede van Presburg. Het Rijnverbond Napoleon vermeerdert steeds zijne vazallen. Oorlog van Frankrijk tegen Pruisen en Rusland. Veldslagen bij Jcna, Aucrstad, Eylan en Friedland. Vrede van Tilsit. De Engelschen vóór Koppenhagen. Het continentale stelsel. Portugal cn Spanje door de Franschcn bezet. De spaansche opstand en het congres van Erfurt. Napoleon in Spanje. Oorlog van Oostenrijk tegen Napoleon. De tyrolcr opstand. Andreas Hofer, Jozef Speckbacher. Börubcrg, Schiil, Wilhelm van Brunswijk. Napoleon vernietigt deu Kerkdijken
b l a d w ij z e r.
Staat, richt het Grootlierlogdom Frankfort op en lijft Holland bij Frankrijk in. Kusland. Bernadotte wordt kroonprins van Zweden. De koning van Home geboren. De russische oorlog. De veldtocht naar Rusland, (1S12.) Terugtocht der Franscheu uit Rusland. Afval van Pruisen. Veldslagen bij Lützen en Bautzen. De groote of heilige oorlog. Veldslagen bij Grossbeercn, Katzbach, Dresden, Kulm, Dcnnewitz, aan de Göhrdc en bij Wartcniburg. De groote slag bij Leipzig cn bij Hanau. Het leger der bondgenootcn in Frankrijk. Eerste vrede van Parijs. Napoleon doet afstand en gaat naar Elba. Lodewijk XVIII. Het congres van Weenen. Napoleon verlaat Elba en heerscht 10Ü dagen. Slag van Waterloo. Het einde van Murat. De tweede parijzer vrede. Bepalingen van het congres van Weencu.
VIERDE AFDEELING. 1815—1847. (Bladz. 525.)
Het heilig verbond. Spanje onder Ferdinand VII. (1814—1S33). De afval der spaansche volkplantingen in Amerika. Portugal van (1815 tot 1830.) Brazilië van (1822—1854.) Italic van (1815—1830.) De oorlog van Griekenland, (1821 —1827.) Turkije van (1812—1848,) Rusland van (1815—1830.) Keizer Nicolaas I van (1825—1854.) Engeland van (1815—1830.) Frankrijk van (1815—1830.) Lodewijk XVI1L Karei X. Duitschland en Oostenrijk van (1815—1830.) Frankrijk. De burgerkoning Lodewijk Philips 1. Buitenlandsche staatkunde van het burgerkoningschap. Algiers. De omwenteling in Belgie van 1830. Dc omwenteling in Polen. Opstanden in Itaüe. Engeland. Portugal van (1831—1854.) Spanje, van (1833—1839.) Oorlog over de troonopvolging. Spanje van (1840—1858.) De verstandhouding tusschen Engeland cn Frankrijk. Het begin der oostersehe quaestie. Onnventelingen in curopeeseh Turkije. Dc poolsclic beweging in 184C. Krakau wordt een republiek.
VIJFDE AFDEELING, 1847—1867. (Bladz. (157.)
Kout Oveezicht vak den Maatschappelijken Toestand.
Zwitserland. De omwenteling in Frankrijk, (1848.) Omwentelingen in Italic (1847—1849.) Duitschland van 1847—1849. Oostenrijk. Dc omwenteling in Berlijn. Eerste decusche oorlog over Slccswijk-Holstcin. Rcpublikeinsche bewegingen in Baden. Do nederlagen der europecsche
v
bladwij ze 11.
oniwcatelingen iu 1849. Frankrijk. Italië. Intocht der Franschen in Romo. Hongarije. De unie. De tweede deensche oorlog over Sleeswijk-Holstein en Lauenburg. Frankrijk. De tweede phase van het oos-tersche vraagstuk. De Krimoorbg. Russisch Turksehc oorlog. Fransch-Engclbche oorlog tegen Rusland. Val van Scbastopol. Vrede van Parijs. Italië. Oorlog van Frankrijk en Sardinië tegen Oostenrijk tot den slag van Monte-Bello. Slag van Magenta. Slag bij Solferino. Vrede vau Villa Franca. Italië en Napoleon III. Omwenteling in Griekenland. De opstand in Polen. De derde decu«ehe oorlog om Sleeswijk, Holstein en Lauenburg. Oorlog van Pruisen en Italië tegen Oostenrijk. Pruisen en Oostenrijk na het verdrag vau Gastein. De uitbarsting des oorlogs. Het oorlogstooncel in Italië. Keizer Napoleon III bemiddelaar. Vrede vau Praag.
Het overige Europa tot 1867. (Bladz. S44.)
Frankrijk. Rusland. Engeland.
De Vereenigde Staten van Noohd-Amkrika. (Bladz. 807.) Besluit.
VI