EN
p D ü A R D VAN y^EES, \'T ^ X. I T G E V F, R. ? t
VOORAFGEGAAN DOOR
U I T G E V E «.
Datum in Hoeven, hSc 3a Martii 1881.
Onder de edelste gaven, die de mensch boven alle andere schepselen van God ontvangen heeft, behoort voorzeker de spraak.
Dit vermogen werd den mensch geschonken, opdat hij het zoude gebruiken, om God te loven, en de waarheid te verkondigen.
Hoezeer is het te betreuren, dat de mensch soms ondankbaar genoeg is, dit kostbaar geschenk des Hemels te misbruiken, om God te belee-digen, en zich zeiven en anderen te benadeelen.
Ook kinderen misdoen dikwijls in dit opzicht ; vooral door onoprechtheid en leugentaal.
IIMIIPlRIIvI.A.TXTrR.
Datum in Hoeven, luie 3a Martii 1881.
Iibb. Censor.
Onder de edelste gaven, die de mensch boven alle andere schepselen van God ontvangen heeft, behoort voorzeker de spraak.
Dit vermogen werd den mensch geschonken, opdat hij het zoude gebruiken, om God te loven, en de waarheid te verkondigen.
Hoezeer is het te betreuren, dat de mensch soms ondankbaar genoeg is, dit kostbaar geschenk des Hemels te misbruiken, om God te belee-digen, en zich zeiven en anderen te benadeelen.
Ook kinderen misdoen dikwijls in dit opzicht; vooral door onoprechtheid en leugentaal.
4
Wat is liegen?
Liegen is spreken tegen zijne overtuiging, met de meening om anderen te bedriegen.
De neiging tot liegen, die zich tegelijk met het verstand openbaart, en alle leeftijden doorloopt, is voorzeker een vreemd verschijnsel.
Wij hebben de waarheid lief; wy verlangen ze voor ons zeiven, haken er naar ze te bezitten, en niettemin verbergen wij ze voor anderen.
Het liegen wordt niet geleerd, maar het wordt geraden.
Zou het onaangenaam gevoel, dat het kind bij zijn eersten leugen ontwaart, niet de adem des duivels zijn, die over het hart des kinds gaat1?
Hoe vertoont zich de leugen 1
De leugen is aanvankelijk on-
behendig ea beschroomd, in den beginne komt hij nooit over de lippen, zonder het gelaat met schaamrood te kleuren.
De reden daarvan is, dat de leugen zoo leelijk staat voor een kind.
De gewoonte echter doet weldra de schaamte verdwijnen , en het hart en het voorhoofd worden, evenals de handen van den arbeider, als met een ruw eelt bedekt.
Eerst liegt liet kind met onbehendigheid, vervolgens met stijfhoofdigheid, dan met sluwheid, ein-delyk met het masker van oprechtheid.
Het kind wordt huichelachtig; het afschuwelijkste wat er op de wereld bestaat, omdat de huiche-larij het meest op den duivel doet gelijken.
6
Hoé geschiedt de leugen?
Men liegt soms door te zwijgen. Er zijn in den tuin bloemen afgesneden , een broertje of zusje wordt daarvan beschuldigd; men laat hen straffen.
Ziet ge niet, hoe het hart reeds onverschillig wordt. Nog een weinig tijds en het zal anderen beschuldigen.
Men liegt door volledige bekentenissen.
Men heeft verschillende fouten bedreven, en men beschuldigt zich van eene enkele, om daardoor de andere over het hoofd te doen zien. Eindelijk liegt men door eene al-geheele ontkenning der waarheid.
Dan is het onbeschaamdheid en, overmoed.
Er zijn weinig kinderen, die zoover gekomen zijn»
7
Wanneer ge een kind eene fout ziet bedreven, en het durft met een strak gezicht, een onverschrokken blik en een open gelaat stoutweg tot u zeggen: „ Ik heb het niet gedaan.\'\'\'\' Zeg dan gerust: Ga heen, ik wil u niet meer zien. Zulk een kind is bijna onverbeterlijk.
Gevolgen van het liegen.
De leugen veronderstelt altijd andere gebreken, dikwijls ondeugden, hij dient hun tot zetel, zegt zeker wijsgeer.
De leugen is de nacht voor het hart, en het kwaad wordt in de duisternis bedreven.
Wie zijn het, die liegen?
De gulzigaards, die stil iets weggenomen hebben, dat hunne zinne-
8
lijkheid streelde; de nieuwsgierigen, die een geheim ontdekt hebben, de tragen, die hunne fouten niet willen inzien.
Als men de waarheid verheelt, is het altijd, of om eene fout te verbergen, of om eenig voorrecht te verwerven.
Bovendien weet het kind, dat een leugen spreekt, niet, welk werk het onderneemt, het moet duizend andere leugens uitvinden, om den eersten staande te houden.
Uitwerkselen van den leugen.
De leugen, die in zich zeiven reeds zondig is, voert ons met onweerstaanbare kracht tot het kwaad, doordat hij de straffeloosheid belooft en verzekert.
In de schaduw van den leugen groeien en bloeien alle hartstochten.
9
en toonen zij zich ten bekwamen tijde in al hunne afschuwelijkheid; wat is b- v. de lastertaal voor den leugenaar ?
Ook wordt het kind, dat men als leugenachtig kent, overal verfoeid. Zelfs als het de waarheid spreekt, wordt het niet geloofd, en zoo het zich niet haast, die ondeugd uit zyne ziel te roeien, dan is het te vreezen, dat het, eenmaal groot geworden, door niemand meer geloofd zal worden.
De gewoonte van liegen brengt den goeden naam eene diepe wonde toe, deze wonde kan wel genezen, doch het lidteeken ervan blijft altijd.
Laat ons deze leering, die enkel op de menschelijke rede rust, in de leer van Jezus Christus samenvatten.
Hoort deze vervloeking: „Leuge-
10
naars, gij zijt kinderen van den duivel. De waarheid is niet in hem; hij is leugenachtig en de vader der leugentaal.quot; (Johannes 8—41.)
Weest op uwe hoede, verbetert u: het brood der leugentaal is zoet voor den mensch, die het eet; doch weldra vult het zijnen mond met vuiligheid-
Leugenachtige lippen zijn den Heer een gruwel. (Spreuken-12—22.)
Het gedrag des leugenaars is eerloos en zijne schande is altyd bij hem. (Spreuken 20—28.)
De leugenaar misbruikt de schoonste gave Gods; de leugen randt God aan, die de waarheid zelve is. Door eiken leugen wordt God, die onze gedachten kent, gelogenstraft-
11
De leugen maakt de menschen
[slecht;
De leugenaar is der zonden knecht, Die dikwijls liegt, gelooft men niet
[meer,
Al spreekt by waarheid keer op
[keer.
George Washington, later President der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, had op zesjarigen leeftijd, een bijltje ten geschenke gekregen, waarmede hij alles stuk hakte, wat onder zijn bereik kwam. Zekeren dag hieuw hij de schors van een prachtigen engelschen kerseboom. Toen zijn vader den volgenden dag zag, wat er gebeurd was, werd hij hevig vertoornd-
Middelerwijl kwam de kleine George met zijne bijl in den tuin, de vader herkent hem als den schuldige, en vraagt of hij niet weet, wie den kerseboom beschadigd heeft. Het kind aarzelt een
13
oogenblik en antwoordt: » Vader, het is mij onmogelijk, de loaarheid te verhelen, ik heb den boom met mijne bijl beschadigd.
Op deze bekentenis, zoo vol oprechtheid, voelt de oude Wasiiington
,n , zijne drift bedaren. „Mijn dierbaar
!u kind,\'quot;\' zoo spreekt hij, „de open-
te hartigheid, waarmede gij uwe fout
tk bekent, vergoedt mij ruimschoots het
ii. verlies van mijnen boom. llooger
cs schat ik uwe oprechtheid dan duizend
in kersehoomen, met de schoonste vruchten
;n beladen!\'\'\'
•d Deze deugd zijner kindsheid heeft Washington zijn geheel leven be-
ie oefend.
n, Verscheidene jaren later, zelfs
gt;11 toen hij aan het hoofd stond van
Bt het Bestuur zijns Lands, Avaarvoor
a- hij de onafhankelijkheid verworven
!n heeft, steeds, ook in de behandeling
14
der meest ingewikkelde staatszaken, legde hij eene buitengewone oprechtheid en waarheidsliefde aan den dag.
In een collegie had een der jongelingen de vergunning verkregen met zijnen vader uit te gaan., op voorwaarde, dat hij bij den aanvang der klasse tegenwoordig zou zijn. Hij kwam te laat, en werd bij den Overste geroepen. Deze zeer ontevreden, zeide: „Gij verdient eene geduchte straf, „ik stond u een bijzondere gunst toe op voorwaarde, dat ge op lijd terug zoudt zijn, en zie, de klasse is reeds een kwartier uurs begonnen!quot; „Mijn-
15
heer,quot; hernam de jongeling, „ik ben hier al meer dan een half uur.quot; „Foei! deugniet,quot; hernam deze, „gij ontwapent mij,quot; hij gaf hem een tik op de wang, en dit was de ge-heele straf.
Een kind van negen jaar had stilletjes eenig suikergoed weggenomen. Toen zijne fout ontdekt werd , weende hij bitter ; omdat hij zeer goed wist, dat zijn vader zijn misslag niet ongestraft zou laten.
Een dienstbode des huizes gaf hem den raad, zijne toevlucht tot een leugen te nemen, om zoo de straf te ontkomen. Doch bet kind
16
verwierp dien raad met verontwaardiging, en zeide: „Ik wil liever „gestraft worden j dan liegen; „Vader kan met mij doen, wat hij „wil; maar liegen doe ik niet. „Is mijne schuld niet reeds groot „genoeg? En hoe zou ik nog iets „aan de II- Maagd durven ver-verzoeken, indien ik mijne fout „nog zwaarder maakte, door aan „de waarheid te kort te doen?quot;
Een jong soldaat, die te Adras in garnizoen lag, had eene teedere liefde voor zijne moeder, en haakte onophoudelijk naar het oogenblik, waarop hij haar zou wederzien.
Na eenige maanden dienst, vroeg
17
hij eenige dngen verlof, hetwelk hem echter niet werd toegestaan. Deze weigering vermeerderde nog zijn verlangen, om eenigen tijd in den familiekring door te brengen; hij herhaalde zijn verzoek met v zooveel aandrang, dat hij niet alleen een eenvoudige weigering, maar bovendien strenge berispingen ontving. De jongeling nam daarop in zijne opgewondenheid het dwaze besluit te deserteeren. , - Zekeren nacht, toen hij wacht hield op de bolwerken der stad, deed hij zich een lang koord om het lijf, bevestigde dit aan zijn bajonet, die hij bij wijze van haak in den muur had gestoken, en trachtte aldus zich naar beneden te laten glijden. Door het gewicht van zijn lichaam echter brak de koord; de arme jongeling viel in
16
verwierp dien raad met verontwaardiging, en zeide: „Ik wil liever „gestraft wordendan liegen; „Vader kan met mi] doen, wat hij ,,wil; maar liegen doe ik niet. „Is myne schuld niet reeds groot „genoeg? En hoe zou ik nog iets „aan de H- Maagd durven ver-verzoeken, indien ik mijne fout „nog zwaarder maakte, door aan „de waarheid te kort te doen?quot;
Een jong soldaat, die te Adras in garnizoen lag, had eene teedere liefde voor zijne moeder, en haakte onophoudelijk naar het oogenblik, waarop hij haar zou wederzien.
Na eenige maanden dienst, vroeg
17
hij eenige dagen verlof, hetwelk hem echter niet werd toegestaan. Deze weigering vermeerderde nog zijn verlangen, om eenigen tijd in den familiekring door te brengen; hij herhaalde zijn verzoek met » zooveel aandrang, dat hij niet alleen een eenvoudige weigering, maar bovendien strenge berispingen ontving. De jongeling nam daarop in zijne opgewondenheid het dwaze besluit te deserteeren. ! - Zekeren nacht, toen hij wacht hield op de bolwerken der stad, deed hij zich een lang koord om het lijf, bevestigde dit aan zijn bajonet, die hij bij wijze van haak in den muur had gestoken, en trachtte aldus zich naar beneden te laten glijden. Door het gewicht van zijn lichaam echter brak de koord; de arme jongeling viel in
18
de gracht en brak zijn been.
Eene vrouw, die den volgenden morgen daar langs kwam, hoorde zijn gekerm, en gaf daarvan kennis aan de wacht.
Men kwam in allerijl den gewonde te hulp, en de sergeant ondervroeg hem naar de oorzaak van zijn droevigen toestand. De jongeling antwoordde, dat hij, gedreven door een hevig verlangen, om zijne moeder te zien, had willen deserteeren; maar, dat hij ongelukkig niet was geslaagd in zijne pogingen.
„Wees op uwe hoede,quot; zeide de sergeant, die den soldaat zeer genegen was, en hem wilde redden; „wees op uwe hoede, dit niet aan „de officieren te zeggen; zoo ge u „voor deserteur uitgeeft, zijt ge „verloren!quot;
19
„Er zal gebeuren wat God wil,quot; hernam de soldaat; „maar de „pastoo. en mijne moeder hebben „mij altijd geleerd, nooit te liegen.quot;
De krijgsraad kwam by een; de jongeling verscheen voor zijne rechters, vast besloten zijn leven niet door een leugen vrij te koopen. Zijne makkers hielden hem de verschrikkelijke gevolgen voor oogen, die zijne bekentenis voor hem kon hebben, waarop hij steeds antwoordde : „Men doe met mij wat men wil, wat er ook gebenre, de waarheid zal ik zeggen, wijl ik van jongs af geleerd heb, dat het beter is te sterven dan te liegen.quot;
De raadsleden, verwonderd en getroffen over zijne waarheidsliefde, zagen uit naar middelen, om hem te redden; doch de wet was uit-dvukkelyk, op deserteeren stond
20
lijk
rege den gek( van die te 1 lijdt Kau god de Mie troj
was
Ten tijde der vervolgingen van kon de Christenen leefde een vrome kin man, genaamd Kardias. Hij was gew negentig jaar oud; zijn hoofd was j grij nog slechts met enkele grijze haren | uit bedekt. Zijn geest was echter nog gij
de doodstraf. De jeugdige soldaat onderging den dood met dezelfde kalmte, waarmede hij zijn misslag beleden had, en terwijl allen, die getuigen waren, van zijnen moed, en zijne godsvrucht, de rechtvaardige gestrengheid der wet prezen, konden zij echter niet nalaten den veroordeelde te beklagen en te bewonderen.
21
jeugdig en zijn aangezicht vriendelijk als dat van een jongeling. Hij regelde zijn leven naar de leer van den Godmensch, die op de aarde gekomen is, om het menschdom van de zonden te verlossen, en
pre-1, die om de waarheid zijner zending te bewyzen, na veel vervolging en lijden aan het Kruis zijn leven gaf. Kardias was vroom, weldadig en godvruchtig- Doch zijne liefde voorde waarheid, en zijn haat tegen Valle soort van leugentaal overtroffen al zijn andere deugden.
Zekeren dag, dat hij verdiept was in de lezing der H. II. Boeken, van komt eensklaps zijn kleinzoon, een ome kind van tien jaar, met groot was geweld binnen, grijpt de hand des was grijsaards, en roept in vervoering aren uit: „Zij zijn weg, zy zijn weg, nog gij zjjt gered.quot; Kardias vroeg ver-
daat elfde sslag , die toed, icht-
aten i en
i
22
wonderd: „Ik begrijp u niet, van wie spreekt gij?quot;
„Gewapende liedenzeide de knaap, „kwamen aan de deur, en „vroegen naar u. Zij keken zoo „woest, dat ik hen voor vijanden „van de Christenen hield, en begon „te vreezen, dat zij u even als zoo „vele anderen zouden medevoeren „en u kwaad doen. Ik zeide, dat „ge naar de kerk waart gegaan, „om den God der Christenen te „aanbidden. Zij geloofden mij en „gingen heen.
„O, wat ben ik blij dat ik u „gered heb.quot;
Kaudias echter zeide met groot en ernst: „Mijn zoon, waarom hebt „gij onwaarheid gesproken? Heb „ik u niet altijd geleerd, in geen „geval van de waarheid af te wijken? „Hoe kondet gij mij zoo bedroeven?
23
„Dit is de eerste leugen van uw „leven, maar door dezen hebt gij „niettemin alle aanspraak op geloofwaardigheid verloren.quot;
Verschrikt, smeekte de knaap weenend om vergeving. „O,quot; riep hij uit, „ik heb onwaarheid gezegd, „maar de liefde tot u. de vrees „voor uw leven, de hoop het gevaar „van u af te weren, hebben mij „er toe gebracht.quot;
Toen nam de grijsaard het woord op, en sprak: „O, spreek nooit „in uw leven weder één leugen, xi „Laat u nog door liefde, noch door „vrees, noch door hoop bewegen, „al ware het maar ééu onwaar „woord, uit te spreken. Gelijk wij „door de waarheid het meest aan „God gelijkvormig zijn, zoo is het „de leugen, die ons het meest van „God verwijderd en het beeld Gods
„m onze ziel onteert. De leugen „was van den beginne het grootste „kwaad. God is waarheid, en wie „de waarheid loochent, loochent „God. De waarheid is het grootste „goed, dat de Godheid der mensch-„heid verleent. Hij die leugentaal „spreekt, wordt een verrader jegens „God en de menschen. De recht-,,vaardige verafschuwt de leugentaal, wijl zij boos is. 0 mijn kind, „vlucht, vlucht den leugen, wijl „hij boos is. Beter is het, dat er „een ongeluk geschiedt , dan dat „gij het door een leugen afweert.quot;
En de knaap beloofde het den grijsaard met tranen in de oogen, en nam zijne woorden zeer ter harte; want hij had zijnen grootvader hartelijk lief.
Kakdias nu bad luide tot God, ging henen, plaatste zich op de
markt, verkondigde openlijk den Heer en sprak: „Christus , de Zoon van God, is de Waarheid en het Leven; Hij is verrezen en leeft in hen, die naar Hem verlangen.quot;
Dit vernemende, zond de Keizer eenige soldaten en vijanden der Christenen, die hem ter dood voerden. „Heer, vergeef hun,quot; bad Kardias, „want zij weten niet wat zij doen,quot;
Hij, die het Hemelsch Vaderland reeds het zijne kon noemen, legde zijn hoofd gerust onder de bijl van den beul, en bracht zijn leven en zijn bloed voor het Geloof ten offer. Velen, die hem zagen sterven, geloofden en aanbaden den God der Christenen in geest en waarheid.
Het lijk van den braven grijsaard werd door de zijnen begraven,
26
dezen plaatsten eenen steen op het graf met dit opschrift: „Hier ligt
de man begraven, die nooit een slecht of leugenachtig tv oord gesproken heeft.
Zijn naam was Kardias.
Een aardig knaapje, van negen jaar, was na den dood zijner ouders opgenomen in het weeshuis te Milwaukee, eene stad van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Een pachter, die geene kinderen had, had den kleinen Eduard lief gekregen; hij nam hem als zyn eigen zoon aan, en belastte zich diensvolgens met zyne opvoeding. Het kind wou weldra door zijne uitmuntende hoedanig-
heden en goed karakter de genegenheid van alle huisgenooten.
Op zekeren dag zag Eduard , dat eene der dienstboden iets, dat haar niet toebehoorde, wegnam-Denkende, dat het zijn plicht was, verhaalde hij -zijnen pleegvader, wat hij gezien had. Toen de schuldige ondervraagd werd, ontkende deze echter den diefstal, en toonde zich zoo verontwaardigd, dat de Vader het er voor hield, dat Eduard schandelijk gelogen had.
De diefegge ging zelfs zoo ver, dat zij eischte, dat Eduard zou geslagen worden, totdat hij hare onschuld had betuigd.
Eduards pleegvader liet zich bepraten; hij bond het kind met een touw aan een balk van het huis vast, en sloeg het gedurende een geheel uur.
28
Eindelijk hield hij op, en vroeg Eduard, of hij volhardde in hetgeen hij verklaard had: „Vader,quot; antwoordde het kind, luid snikkende, „ik heb de waarheid gezegd, ik „mag mijn woord niet intrekken;
„want dan zou ik liegen.quot;
De man aarzelde, het kind nog langer te kastijden; doch door de aanhitsing der schuldige overwon- ^ • nen, nam hij opnieuw den stok en sloeg met verdubbelde woede op het kind, dat altijd bleef zeggen: l „Ik mag God niet door een leugen beleedigen.quot;
Eindelijk viel de kleine bijna levenloos neder.
De beul, door dit schouwspel bewogen, haastte zich, hem los te maken; maar het was te laat. Het kind stierf na eenige dagen aan de gevolgen der bekomen
wonden. Weldra mengde zich liet gerecht in deze zaak. De pachter en zijne verachtelijke dienstbode moesten hunne wreedheid met tien Jaar gevangenisstraf boeten, terwijl op schitterende wijze werd bewezen, dat het kind de waarheid gesproken had, en als martelaar der waarheid gestorven was.
Lieve kinderen! wanneer gij, hetwelk maar al te dikwijls gebeurt, bekoord wordt , onwaarheid te spreken, om eene verdiende straf te ontwijken, denk dan aan den held, die liever eene onrechtvaardige kastijding wilde ondergaan, dan zijn geweten met een leugen bezoedelen.
EN
BREDA, EryCT-A-RD VA-IsT WEE©,
U I T G E V E n.
Datum in Hoeven, hac 16a Jauuarii 1881.
Libh. Cknsob.
Laat ons overwegen, hoe de wetten der natuur zelve ons aanwijzen en ingeven, veeleer nog dan leeren, den plicht, dien alle kinderen jegens hunne Ouders te vervullen hebben. Zelfs is de natuurdrang voldoende, om den dieren des velds een zeker gevoel van eene dergelijke genegenheid in te storten.
Diezelfde kracht kati gezegd worden ook ons het eerst dien plicht te leeren.
Want, voordat wij nog begrijpen konden, wat een gebod is, voordat wij nog in staat waren, door eene wet verplicht te worden, is reeds het gevoel van liefde voor onze
Ouders met ons opgegroeid en voortdurend sterker in ons geworden, Docli nog krachtiger wordt die liefde, als wij de gelieele uitgestrektheid begrijpen van de weldaden, die wi] hun verschuldigd zijn;
Van de geboorte af aan droegen zij de teederste zorg voor ons: toen wij nog zwak en hulpeloos waren, voorzagen zij ons van voedsel, woning, kleeding, kortom van al wat wij behoefden. Zij waakten bij ons in ziekte en beschermden ons te midden van de duizenden gevaren, die de kindsheid omringen. Zij hadden geduld met onze eigenzinnigheden , onze luimen, onze gebreken, onze dwaze wenschen; zij zagen niet alleen onze ieder uur herhaalde fouten en de moeiten, die wij hun veroorzaakten , over het hoofd, maar waren zelfs maar
al te zeer geneigd, al het verkeerde in ons gedrag te ontveinzen en te verontschuldigen. Bovendien droegen zij zorg voor onze opvoeding, hetwelk ongetwijfeld een zware taak voor hen was, en hun misschien groote opofferingen en ontberingen kostte. Zij waarschuwden en behoedden ons tegen alle gevaren en verleidingen, waren altijd bereid, ons in alle moeielijkheden met goeden raad bij te staan, en gaven niet slechts hunne toestemming, maar hielpen ons, om aan Gods wil te gehoorzamen in het volgen onzer roeping.
Zelfs, als wij volwassen zijn, hebben wij geene verandering in hunne liefde te vreezen; steeds zullen onze Ouders onze beste vrienden zijn.
Doch behalve deze gevoelens van
liefde, zijn er nog andere, die niet minder belangrijk zijn , die n. I. van eerbied, onderdanigheid en gehoorzaamheid.
De Voorzienigheid gaf hun, toen Zij ons aan hen toevertrouwde, gezag over ons, recht op onzen eerbied en macht, om ons in alles, wat niet tegen zijne wet is, te gebieden. Zij werden verantwoordelijk gesteld voor ons welzijn, geestelijk zoowel als tijdelijk. Hoe zouden zij kunnen verantwoorden voor hetgene zonder onze medewerking niet bereikt kan worden, indien zij de macht niet hadden, ons te leiden en ons te gebieden?
De ondervinding, die zij hebben en die de onze verre overtreft, gepaard met hunne liefde tot ons, maakt hen tot onze natuurlijke raadgevers en beste leidslieden.
7
st Doch behalve dit, stelt de natuur-
1. wet zelve hen als onze gebieders
n aan, wijl hun gezag over ons het voorbeeld en de grondslag is van alle rechtsmacht in de Maatschappij.
i, Hoe eerbiedig, hoe onderdanig
n en tevens hoe vol liefde moet diens-
s, volgens ons gedrag jegens hen zijn.
:e Bemerken wij verder, hoe de wet
-- , van God de stem der natuur be-
, \' krachtigd heeft, door hetgeen deze
\'6 leerde, te verheffen tot een gebod,
n God plaatste dit gebod in de Oude Wet onmiddellük na de ge-
3, boden, welke zijne eigene eer be-
i, troffen en toonde ons daardoor,
i? dat in de orde van liefde en eerbied,
ft onze Ouders het naast by Hem
;, staan. Daardoor maakt Hij het
s, ons voortdurend duidelijk, welke
:e eer, onderdanigheid en liefde Hij
i- van ons vordert. door deze te
8
vergelijken met die, welke wij onzen Ouders bewijzen. Hij noemt zich onzen Vader, opdat Hij onder dien naam zijne rechtmatige aanspraak op deze gevoelens duidelijker zou doen uitkomen, en wij beter in staat zouden zijn, ze te begrijpen. Hij dreigt met de zwaarste straffen hen, die te kort schieten in eerbied of onderdanigheid jegens hunne Ouders. Zijne wet stelde vast, dat voortdurende ongehoorzaamheid aan hen strafbaar was met den dood.
De raven van den bergstroom zijn de werktuigen zijner wraak tegen hen, die dit gebod overtreden; z:j pikken de oogen uit van hen, die hunne Ouders bespotten. De geheele nakomelingschap van Cham wordt tot een verworpen geslacht gemaakt, wegens zijne on-
O
eerbiedigheid tegenover zijn\' vader. Doch behalve door deze bedreigingen , beveelt God zijn gebod nog aan door eene belofte: „Eert uw\' vader en uwe moeder, opdat gij lang moget leven op aarde.quot; „Dit,quot; zegt de H. Paulüs, „is het eerste gebod, dat eene belofte heeft.quot; Het is voor hen, die dezen plicht vervullen, eene belofte van tijde-lijken voorspoed, waarbij hun een lang en gelukkig leven hier op aarde wordt toegezegd; maar het is eene nog veel sterkere belofte van een eindeloos leven in het waarachtige Vaderland, dat God ons zal schenken na den dood. Want de vervulling van dezen plicht geeft, zoo zij geschiedt door die daden, welke Gods wet aangeeft, eene rechtmatige aanspraak op belooning in den Hemel. Van-
10
daar vinden wij Jezus, den Leermeester en het Voorbeeld aller deugden, reeds in de eerste jaren van zijn leven op aarde bezig met ons voorbeelden van kinderliefde te geven. Geboren uit eene zuivere Maagd en daarom zonder iemand op aarde te hebben, die als vader recht had, zijne liefde te vorderen, verkoos Hij toch een1 voedstervader te hebben, dien de menschen ai-gemeen voor zijn\' vader hielden, opdat Hij aldus zou toonen, hoe dierbaar Hem deze deugd was.
Niet alleen onderwierp Hij zich aan den H. Jozef even goed als aan zijne dierbare Moeder, maar Hij stond hem ook bij in zijn nederig ambacht, werkte met zijne gezegende handen, alsof Hy noodig had van zijn\' dagelijkschen arbeid te leven, ons daardoor toonende,
11
dat geen dienst te gering is, als die verricht wordt uit gehoorzaamheid aan hen, die God over ons gesteld heeft.
Besluiten en gevoelens. — Ik bedank U, mijn God, dat Gij mij, reeds vroegtijdig gevoelens hebt ingeboezemd, die mij de vervulling van dezen plicht gemakkelijk en aangenaam gemaakt hebben. Ik bedank IJ, dat Gy mij Ouders geschonken hebt, die door de opvoeding, welke zy mij gaven, uwe liefdevolle plannen te mijnen opzichte in de hand werkten, en mij toelieten de roeping te volgen, die gij mij hebt ingestort.
Laat mij nimmer hunne goedheid vergeten, en nooit ophouden, mij te beijveren hunne liefde te vergelden. Maak mij onderdanig en eerbiedig jegens hen, vol oplettend-
heid voor hen, gelijk zij waren voor mij, teeder en bezorgd, gelijk zij waren in mijne jeugd. Ik zal, zoo lang ik leef, trachten, hen in hunne klimmende jaren te steunen door kinderlijke liefde, hun een rustig einde te bezorgen, en hun aandenken levendig houden door gebeden en smeekingen voor de rust hunner ziel. — Leer mij dit. Uw gebod, onderhouden, opdat ik uwer belooningen deelachtig worde.
Iedereen kent de heldhaftige trekken van kinderlyke liefde, waarvan het bloedige tijdperk dat omtrent den lOden Augustus van het jaar 1792 eindigde, getuige was.
De kinderlyke liefde blonk in die droevige dagen in al haren luister.
Wij zullen er eenige trekken van aanhalen, die niet alleen der menschheid, maar vooral den godsdienst tot eer verstrekken.
Onder de gevangen Priesters, was er een, met name Boucher , die, alvorens Priester te worden, gehuwd was geweest. Zyue dochter kwam hem geregeld eten brengen. Toen zij zich eens naar gewoonte van deze plicht van kinderlijke
14
liefde kweet, wendden de gevangenbewaarders pogingen aan, om haar terug te houden. Zij bad en smeekte, haar het geluk van haren vader voedsel te brengen en den troost van hem te zien, niet te ontzeggen. Ue wreedaards echter stieten haar terug en zeiden, dat, als zij niet spoedig terug keerde, zij haar zouden neerschieten.
„Gij kunt mij dooden, wreedaards!quot; antwoordde zij met vastberadenheid, „doch gij zult mij niet beletten mijn\' vader te bezoeken en hem eenig voedsel te brengen, Den grootsten booswichten in de gevangenis mag men ongehinderd eten brengen. Gij staat toe, hen te bezoeken, en gij zoudt mij willen beletten, mijn\' armen vader te helpen. Welnu, doodt my; ik wil hier sterven of mijn1 vader zien en
15
hem eenige verkwikking brengen.
Op het droevige geween van het brave meisje en het geschreeuw der booswichten, die het kind met geweld wilden terughouden, kwamen eenige Priesters, onder welke zich ook haar vader bevond, toesnellen. Hij had hare stem herkend, en verscheen op de plaats, waar zy uit lietde voor haren vader, zich verzette tegen de vervolgers van den godsdienst. Zij ziet hem, werpt zich in zijne armen, en roept uit: „Dierbare vader!quot; De gevangenbewaarders schieten toe en trachten te vergeefs haar uit de armen haars vaders los te rukken. Weldra kwamen eenige brave men-schen naderbij, die eenstemmig hunne verontwaardiging te kennen gaven, en alle pogingen aanwendden, om den vader en de dochter
IG
tegen de aanvallen der woestaards te verdedigen.
Terwijl bloeddorstige beulen op het punt waren M. igt;e Sombreuil ter dood te brengen, kwam zijne dochter toesnellen, wierp zich te midden der woestaards en riep weenende uit: „Houdt op, wreedaards, het is mijn vader!\'\'\' .Nadat zij deze woorden had gesproken, wierp zij zich voor hunne voeten neder, kuste hunne handen, en smeekte hen, haar te dooden en haren vader te sparen.
De moordenaars echter schenen doof voor de smeekingen der vader-minnende dochter, die, dit bemer-
17
kende, opvloog, en den arm van den beul, die op het punt was, haar\' vader om het leven te brengen, tegenhield, terwijl zij zich zelve als slachtoffer aanbood.
De moordenaars werden door deze edelmoedige daad van kinder-lyke liefde zoo getroffen, dat zij zich lieten verbidden, en haar beloofden, haren vader, dien zij zoo teeder beminde, dat zij voor hem haar eigen leven ten beste wilde geven, te sparen. Zij eischten echter van haar, dat zij eerst een glas bloed zou uitdrinken, en zij dan haren vader zouden vrijlaten.
De kinderlijke liefde gaf haaiden moed, dit verschrikkelijke voorstel aan te nemen; zij dronk het bloed in een\' teug uit, waarna de booswichten haren vader de vrijheid schonken.
18
Sedert dien tijd leed zij veel aan maagkrampen. Ondanks hare ziekelijkheid werkte zij echter dag en nacht, om haren vader het noodige te verschaffen. Eene dame met name Mevrouw Rosambo , die zich tegelijk met haren vader, den roemrijken Malesherbes, in de gerechtszaal bevond en Juffrouw de Som-breuil daar aantrof, sprak haar deze merkwaardige woorden toe: Gij hebt het geluk uwen vader te redden, en ik zal den troost smaken met mijn1 vader te gelijk te sterven.
Den 2den September werd Juffrouw Cazoth, die met haren vader in een Abdij was gevangen gezet, voor onschuldig erkend; daar zij
??
19
de gevangenis niet wilde verlaten en haren vader zonder hulp en troost alleen achterlaten, werd haar toegestaan, by hem te blijven.
De droevige dagen waren gekomen , die aan het leven van * zoovele Franschen een einde zouden maken.
Op den vooravond der terechtstelling waren er eenige reizigers | nit Marseille, die de Abdij wensch-ten te zien.
Juffrouw Cazotte had, door haar zacht karakter, de harten van allen gewonnen; allen deden dan ook hun best, om haren vader, die na twee dagen aan de beulen zou worden overgeleverd, te redden, doch te vergeefs. Het verschrikkelijk oogenblik was daar, en ierwijl men juist haren vader den laatst en slag ging toebrengen, wierp
3
20
zij zich, bleek en verward, tusschen de omstanders uitroepende: „Gij zult mijn vader niet aanranden, alvorens gij mij den doodsteek hebt (j eg even\'quot;\'
De omstanders werden door medeleden bewogen, en allen herhaalden den kreet der kinderlijke liefde. De menigte baant haar een weg, om naar haar\' vader te snellen, en deze keerde met haar naar zijne familie terug.
De vreugde was echter van korten duur, want den 12den September werd hij ten tweeden male in de gevangenis geworpen.
Zyne dochter ging weder met hem mede, doch aan de cipierswoning gekomen, werd haar niet toegeslaan, haren vader te volgen. Zij begaf zich daarop in alleryl naar den rechter, die, bewogen
21
door hare tranen en snaeekingen, haar toestond, bij haren vader te blijven en hem bij te staan. Dagen nacht waakte zij aan zijne zijde, en verliet hem niet, dan om naaide rechters te gaan, ten einde hun te smeeken, haars vaders straf te verzachten of hem vry te laten.
Somtijds ook bracht zij een bezoek aan de personen, die haar vroeger hadden bijgestaan en haar beloofd hadden, haar altijd naar best vermogen te helpen.
Doch helaas, alle pogingen waren vruchteloos; men ging zelfs zoo ver, dat men haar vader afzonderde, en haar zoodoende belette, hem nog te verzorgen en voor hem te spreken, dewgl men vreesde, dat hij ten tweeden male zou worden vrijgesproken.
Kort na hare verwijdering werd
22
haar vader terecht gesteld. Na den dood haars vaders herkreeg Juf-trouw Cazotte de vrijheid, en vernam toen eerst de droevige tijding van den dood haars vaders. De smart, welke zij daardoor gevoelde, was onbeschrijflijk. Haar eenige troost was de droefheid harer moeder te verzachten, welken plicht zij met even groote zorg en liefde vervulde.
Keizer Ferdinand opende in 1S38 een wedstrijd in het schijfschieten, waarop de Tyrolers met hunne karabijnen over den schouder weldra in groote menigte naar In-spruck togen.
23
In dien tijd woonde te Pusterthal eene arme weduwe met haar eenigen zoon. Hunne kleine woning, die dreigde in te storten, was daarenboven met zware hypotheken belast, en, hoewel de zoon een voorbeeldig en werkzaam leven leidde, stond niettemin de openbare verkoop van het huisje en de aanslag der meubelen voor de deur.
In deze benarde omstandigheden had de brave zoon hooren spreken van den grooten keizerlijken schietwedstrijd en de aanzienlijke prijzen , die aan den overwinnaars zouden worden uitgeloofd. Ras nam hij het besluit, ook eens zijn geluk te gaan beproeven. Gesterkt door den zegen zyner moeder, vertrok hij met de karabijn over den schouder naar Inspruck. Alvorens zich naar het strijdperk te begeven,
24
knielde hij neder in de Parochiekerk voor het beeld der H. Maagd, en beloofde, dat, mocht hij slagen, hij het vaan der overwinning aan de wonderbare Moeder ten geschenke zou geven.
Na dit gebed voelde hij zich zoozeer versterkt, dat hij met geestdrift en vol hoop naar de aangeduide plaats vertrok. Doch . helaas, hoe bitter werd hij te leur gesteld, toen hij vernam, dat ieder schutter om toegelaten te worden, zestien gulden moest betalen. Bedroefd en verslagen, ziet hij naaide schijven, denkt aan de prachtige vanen, die hij nu niet aan Onze Lieve Vrouw zal kunnen offeren, en tevens aan zijn goede moeder, voor wie deze tijding zeer bedroevend zijn zal.
Een deftig heer, die den jongeling
met aandacht had gadegeslagen , begreep de oorzaak zijner verlegenheid, en was edelmoedig genoeg, hem ter hulp te komen.
Vol vertrouwen op den bijstand der goddelijke Moeder, aan wie hij het vaandel beloofd heeft, schiet hij met moed er op aan. Na eenige gelukkige schoten slaagt hij ei-eindelijk in, het middelpunt te treffen; zijn hart springt op van vreugde.
Hij is echter nog niet zeker van de overwinning, daar de roos door meer anderen getroffen is, zoodat de prijs hem nog ontvallen kan in den ouderlingen strijd der overwinnaars. Voor deze laatste beproeving neemt hij op nieuw zijne
toevlucht tot Maria en......nog
eenmaal heeft hij het geluk het middelpunt te treffen.
20
Zijne overwinning is volkomen. Hij ontvangt de schoonste vaan, benevens negen honderd gulden.
Eene groote menigte toeschouwers komen hem geluk, wenschen, en verheugen zich reeds op het onthaal, dat zij van den gelukkigen winner verwachten. Men herinnert hem aan het gebruik, doch hij weigert; daarop tracht men hem over te halen, ter eere van zijne overwinning eenig bier ten beste te geven, doch niets van dit alles; hy wijst allen af met de woorden: Ik zal zelf geen enkel glas bier drinken.
Ik ga mijn vaandel aan de U. Moeder Gods opdragen, en het geld: Is voor mijne moeder bestemd.
En inderdaad, hy betaalde de schulden, liet het bouwvallige huisje herstellen, en de ellende week voor altijd weg van het huis der moeder,
27
wier deugdzame zoon door God bijzonder gezegend werd.
Een man had, hoewel hij rijk was, zijn\' vader in een oud-mannenhuis besteed. Gedurende een strengen winter liet hij zijn zoon bij zich komen en zeide tot hem: „Die sukkelaar gindsquot; (hij bedoelde zijn\' ouden vader) kon wel eens last van de koude hebben; ga een mantel voor hem koopen. De zoon, vol medelijden met zijn grootvader, volbrengt met vreugde dezen last. Bij zijne terugkomst vraagt hem zijn vader, of hij den mantel gekocht heeft. „Ja,quot; antwoordt de zoon, „ik heb er twee gekocht.quot;
28
„Twee! waarom dat?quot;
„Vader, den tweeden zal ik voor n bewaren, Wanneer gij niets meer kunt doen, en ik u ook in het oudmannenhuis zal besteed hebben.quot;
De vader werd door deze woorden van zijn kind zoo getroffen., dat hij onmiddellijk zijn\' ouden vader in den kring der familie opnam, en hem van dan af met den grootsten eerbied en de hartelijkste liefde behandelde.
Alphonsl\'s , Koning van Leon, in Spanje, aan wien zijn vader Ferdinand II, reeds tijdens zijn leven kroon en scepter had afgestaan, onderscheidde zich op zeer
29
bijzondere wijze door zijn kinderlijken eerbied. Zoo dikwijls hij ambtshalve het paleis verliet, vroeg hij zijnen vader knielend om den zegen, en na de terugkomst was steeds zijn eerste bezoek bii ziin\' vader.
Op zekeren dag nu gebeurde het, dat deze edelmoedige vorst op de vijanden van zijn Rijk en van de Christenen, namelijk op de uit Arabië afstammende en met den valschen profeet Mahomed dvvee-pende Mooren eene schitterende zegenpraal behaalde.
Bij het vernemen van de overwinning, liet zich de hoogbejaarde vader op een\' draagstoel naar zijn innig geliefden, roemvollen zoon brengen, om hem voor alle anderen geluk te wenschen.
Nauwelijks had Ai.rnoNsus zijn\'
DO
vadei\' bemerkt, of hij sprong blijmoedig van het paard, snelde in de armen van den gelukkigen grijsaard en ging vervolgens eerbiedig naast den draagstoel zijns vaders. Te vergeefs maakte hem Ferdinand de opmerking, dat het niet betaamde, dat hij, de Koning, te voet ging, terwijl al zijn gezellen te paard zaten.
De edele zoon antwoordde: „Laai mij begaan Vader, deze immers zijn uwe zonen niet.
Alphonsus schaamde zich niet zijn vader te voet tot aan het koninklijke paleis te vergezellen, en daar aangekomen, hem op de armen in zijne kamer te dragen.
01
Waarom rookt gij niet meer?quot; vroeg eens een heer aan zijn knecht. Deze wilde in den beginne niet antwoorden; doch toen de meester dringend aanhield, antwoordde hij eenigszius verlegen: „11c meen, dat het heter is, dat ik het geld, hetwelk mij de tabak kost, aan mijn\'\' armen vader geefquot;
Hoewel de tydelijke zegeningen, die den goedeu kinderen ten deel worden als belooning voor den eerbied, de liefde en de gehoor-yaamheid, aan hunne Ouders betoond, met immer duidelijk zicht-
32
baar zijn, zoo kan toch niet ontkend worden, dat er bezwaarlijk een braaf kind is te vinden, in wiens leven geen blijken van bijzondere bevoorrechting van de zijde der goddelijke Voorzienigheid merkbaar zijn.
Wanneer, bijvoorbeeld, de raen-sehen aan een kind, dat zijn\' plicht betracht, hunne achting en liefde niet weigeren kunnen, wanneer zij doorgaans zulk een kind eene geheel byzondere opmerkzaamheid en ondersteuning waardig achten , zoo heeft dit zijne voornaamste reden wel hierin dat. God hen geëerd en bemind zien wil, die Hem zei ven in den persoon zijner plaatsbeklee-ders, de ouders n. 1. eeren en beminnen.
Men vindt hierin een blijk van de loonende Voorzienigheid Gods. Keizerin Maria. Theresu bezocht
33
eens de militaire Academie van Weenen, waarop grootendeels zonen van arme, doch verdienstvolle officieren op kosten des Keizers voor den soldatenstand opgevoed en meesterlijk gevormd werden. „Wie van mijne beminde zonenquot; vroeg zij den waardigen Bestuurder van de Academie gedraagt zich het beste?quot; „Uwe Majesteit,quot; antwoordde deze, „zij ziju allen braaf, allen uwer bescherming waardig; de jonge Bukassovich is echter de deugdzaamste van allen.quot; Alle leeraars prezen den wakkeren jongeling. De Keizerin schonk den braven jonkman eene belooning en zeide: „Zie hier eene vry willige bezoldiging, kleine soldaat, neem voor dit geld eenige uitspanning. De jongeling wierp zich aan de voeten der goede Vorstin; deze liet
34
hem echter opstaan en reikte hem de hand. Na verloop van eene week reed de Vorstin weder voorbij. Zij liet zich andermaal den jongen Bukassovioh voorstellen, en vroeg hem, welke uitspanning hij voor het geld genomen had. De jongeling werd verlegen en bleef in zijne woorden steken. „Hebt gij het geld verspeeld, of waaraan is het verkwist T\' sprak de Vorstin eenigzins ontevreden.
„Ik heb het mijnen vader gezonden,quot; hernam de jongeling bescheiden.
„Wie is uw vader1?quot;
.Hij was luitenant in uw Ma-jesteits dienst, hij heeft zijn post verlaten, en leeft zonder pensioen in zeer bekrompen omstandigheden. Ik meende aan de goedheid, waarmede mij deze gulhartige gift ge-
35
schonken werd, niet beter te kunnen beantwoorden, dan met ze tot ondersteuning van mijn1 vader te gebruiken, want dat was de grootste vreugde die ik mij toen verschaffen konde.quot;
„Gij zyt een brave zoonquot; zeide de Keizerin diep bewogen. .Neem inkt, pen en papier, zet u neder en schrijf! Bevend en met een kloppend hart deed de jonge Buk/vs-sovich wat de Vorstin bevolen had. De goedige Keizerin zeide hem voor! „Liefste vader! Den brief, dien ik thans schrijf, zegt mij de Keizerin zelve voor. Mijne vlijt, mijn gedrag en mijne kinderlijke liefde en dankbaarheid jegens IJ, mijn\' Vader, hebben de Vorstin zoo zeer behaagd,
o \'
dat gij van dit oogenblik af een jaarlijksch pensioen van 500 gulden bekomen zult, en ik zoo even weder
36
een geschenk van twintig dukaten ontving.
Men verbeelde zich de vreugde van den goeden Bukassovich. Het schrift van dezen blijden brief was wel het beverigste en slechtste, dat hij ooit in zijn leven geleverd had; zelfs het papier was met zijne tranen bevochtigd.
Op deze wijze werd dankbaarheid, en kinderlijke liefde tegelijk beloond. Grooter was echter het loon, dat in de toekomst volgde.
Bukassovich kwam na het verlaten der Academie in het leger, klom van rang tot rang op, en bewees in verschillende oorlogen de gewichtigste diensten. Hij bracht het tot luitenant-veldmaarschalk, eene der hoogste waardigheden in den militairen stand.
37
De Keizer vau China.geeft allen Chineezen een voorbeeld en eene les, hoe kinderen hunne ouders moeten eeren. Hij doet dit op de volgende wijze. Op Nieuwjaarsdag begeeft zich de Keizer in feestgewaad, vergezeld van alle Prinsen van het Hof en de Grooten van het Rijk, naar het Paleis zyner Moeder.
Een Mandarijn van de Lezu, d. i. een ceremoniemeester treedt nader, en verzoekt Hare Majesteit ootmoedig, op den troon plaatste nemen, opdat de Keizer zich voor hare voeten kunne nederwerpen. Vervolgens zet zij zich op den troon neder.
De Keizer komt de zaal binnen en blijft aan den ingang staan,
38
met haugeude armen en de mouwen neergeslagen. Intusschen worden in de keizerlijke warande muziekstukken gespeeld. Eindelijk roept een Mandarijn met luider stemme eerst: „Op de knieën.\'quot; De Keizer werpt zich op de knieën, en met Iiem het geheele Hof. Dan slaat hij op den grond, waarop de Keizer zich met het aangezicht ter aarde werpt, hetwelk eveneens de Grooten doen. Staat op roept de Mandarijn ten derden male, en allen staan weder op. Nadat zij driemaal hunne eerbetuiging herhaald hebben, treedt de Mandarijn tot voor den troon der Keizerin, en overhandigt haar een schriftelijk verzoek van den Keizer, weder naar hare vertrekken te gaan.
Gedurende deze plechtigheden luidt de klok van den grooten toren,
39
Al de inwoners van Peking hooren het, dat de Keizer, de Heerscher over tien duizend koninkrüken, zooals zij hem noemen. aan de menschheid hulde brengt.
Het gelui houdt op zoodra de Keizerin weder in hare kamers is binnengetreden.
Na afloop dezer plechtigheden ontvangt de Keizer in zyn paleis de gelukwenschen zijner onderdanen. Zoo bewijst de Keizer van China, de machtigste Heer dei-aarde, ten aanschouwe van geheel het volk, aan zyne Moeder de nederigste eerbewijzingen. De Keizer en zyne Chineezen volbrengen dus zonder uitdrukkelijk bevel, het gebod van God, dat luidt: „Eer Vader en Moeder!quot;
40
Thomas Morus streefde geenszins naar aanzienlijke ambten; nochtans werd hy tot Grootkanselier, eene der voornaamste staatsbetrekkingen van Engeland verheven. Zijn vader was enkel een van de oudste leden van de Koninklijke Rechtbank , zoodat hij in rang ver beneden zijn\' zoon stond. Treffend was het te zien, als de rechtbank zitting hield, en de Grootkanselier de gerechtszaal binnentrad, hoe deze tot zijnen vader naderde, zich diep voor hem boog, en hem om zijnen zegen verzocht. Gebeurde het, dat zij in een ander gezelschap te zamen waren, zoo bood hij altijd zijnen vader de eerste plaats, ofschoon deze ze weigerde aan te nemen, om de hooge waardigheid zijns zoons.
41
Hardvochtige ouders nog te achten en te beminnen, is een bewijs van waren kinderlijken en Christelijken zin. Eens wilde de II. Genoveva. naar de godsdienstoefeningen gaan, doch hare moeder, die eenig werk te verrichten had, weigerde het haar. Genoveva weende, en bad hare moeder, haar te laten gaan; doch Gerontia (zoo heette de moeder) antwoordde met gestrengheid, dat zij verkoos, dat Genoveva thuis bleef. Het vrome kind hield echter niet op te bidden en té smeeken, waarop hare moeder haar verwijtend toediende: „Zulk een hoogmoed past niet aan kinderen.quot; Bedroefd stond Genoveva feestelijk uitgedost in een hoek der kamer en weende bitter. Toen
42
de klokken der kerk begonnen te luiden, verzocht zij het voor de zevende keer. Toen hief Gerontta toornig de hand op en dreigde haar te slaan. Het meisje echter zeide: Moeder, weet gij dan niet meer, wat ik den Bisschop beloofd heb! Laat mij onder de bescherming van God naar de kerk gaan. Toen werd Gehost ia nog boozer, en opvliegende sloeg zij hare dochter in het aangezicht. Genoveva sprak geen woord, richtte zuchtend hare oogen ten Hemel, en deed haar feestkleed uit. Van dien dag af aan begonnen de oogen der Moeder te verzwakken, en eer eene maand vervlogen was, was zij steke blind.
Hare dochter weende bittere tranen over het ongeluk harer moeder; eiken nacht lag zij op hare knieën en bad in haar eenzaam
43
kamertje om hare genezing. In den vroegen morgen nam 74} een aarden kruik, en spoedde zich naar eene bron, waar zij dikwijls hare schapen gedrenkt had, schepte water daaruit, zegende het door haar kinderlijk gebed, en bracht het hare moeder, opdat deze daarmede hare oogen zoude wasschen. En o wonder! na verloop van een en twintig dagen had Gerontia het licht der oogen terug bekomen. Tot op den huidigen dag toe, trekken de zieken uit Nantterre en omstreken ter bedevaart naar de bron; die de H. Genoveva gezegend heeft. Onder de koele schaduw van de lindeboomen, die in een\' kring rondom de brou groeien, rusten zij uit van de vermoeienissen des lichaams en der ziel , drinken vol geloof en ver-
4
44
trouwen het water der bron, en . verkrijgen dikwijls de geweaschte gezondheid.
Grf.gorius WiLMfcR verloor reeds vroegtydig zijne brave moeder. Toen hij dertien jaar oud was, huwde zijn vader voor de tweede keer, en Gregoriüs kreeg helaas! eene zeer booze stiefmoeder. De knaap mocht doen en laten, wat hij wilde, hij kon het haar niet naar den zin maken. Zelfs zijn vader nam zij tegen hem in, dooide fouten van het kind te ver-grooten, en dikwijls bracht zij het zoover, dat deze Gregoriüs bestrafte, zonder dat hij bet verdiend
45
had. Ook werd hij slechter gekleed en gevoed dan zijne jongere broeders en zusters; dikwijls zelfs moest hij gebrek lijden. Nochtans klaagde hij nooit, bejegende zijne broeders en zusters met liefde en zijne moeder met eerbied. Hij dacht, zij is toch mijne moeder, die God mij bevolen heeft, te eeren.
Met vastenavond bakte de moeder pannekoeken; het gezin zette zich aan tafel, at en wasvroolijk; doch Gregorius kreeg niets. Dit smartte hem zeer, doch hij verkropte zijn leed, ging naar zijne kamer, en leerde intusschen zijne lessen.
Maar wat gebeurde er 1 Eenigen tijd daarna werd de moeder ziek. Gregorius verpleegde haar zoo zorgvuldig, alsof zij altijd de grootste liefde voor hem getoond had.
46
Steeds was hij aan haar ziekbed.
Daardoor werd het hart der moeder eindelijk bewogen; zij nam hem bij de hand en zeide; „Gre-goriüs, gij zijt toch een zeer goed kind. Dikwijls heb ik n slecht behandeld, zonder dat gij het verdiend had, daar ben ik nu van overtuigd. Ik zal het nooit vergeten. Blijf zoo braaf en goed, dan zult gij eene ware moeder aan mij hebben.quot; Den knaap stonden de tranen in de oogen, en hy verzekerde haar, dat hij haar altijd als zyne moeder bemind had, en nu zij op haar ziekbed lag, alles doen wilde, wat in zijn vermogen was, om haar te helpen.
Als later de moeder nog onderscheid maakte tusschen Gregorus en hare eigen kinderen, dan was het slechts dit: dat zij hem met
47
eene geheel bijzondere moederliefde behandelde.
Zoo had de knaap heete kolen op het hoofd zijner moeder verzameld. Indien alle kinderen hem geleken, en zich niet door boosaardige menschen lieten opstoken, dan zouden zij ook de meeste, zoo niet alle stiefouders, voor zich winnen.
In het jaar 1787 had er te Weenen het volgende treffende voorval plaats. Terwijl de gevangenen bezig waren, de straten te plaveien, begaf een welgekleed man, een student, met name Hroppen-berge.v, zich tot hen, en kustte
48
eerbiedig cle hand van een der gevangenen. Dit had de Staatsraad, Baron Van Kressel, uit zijn raam gezien, hij liet den jongeling roepen, en zeide, dat het niet paste, een\' misdadiger de hand te kussen,
„Maar,quot; antwoordde de ontstelds jongeling, „deze misdadiger is mijn vader.quot; Getroffen over deze moedige daad van kinderlijke liefde, vertelde de Staatsraad het voorval aan den Keizer, waarop deze bevel gaf den vader van dezen braven jongeling op vrije voeten te stellen.
Veertiende Voorbeeld.
Geuamb verhaalt in zijne „reis naar Jerusalemquot; een\' merkwaar-digen trek uit het leven van den
49
liefdeloozen en gruwzamen Djezzar. Pacha , waaruit ondankbare en ongehoorzame kinderen achting, eerbied en gehoorzaamheid jegens hunne Ouders kunnen leeren.
Een jeugdig Christen, koopman te St. Jean d\'Acre, had door den handel, dien hg als vennoot van Djezzar had gedreven, diens gunst gewonnen. Hij bewoonde met zijn\' vader, een1 ouden en zwakken man, een tamelijk ruim huis.
De vader woonde op de tweede verdieping en had de beste en gemakkelijkste kamer van het ge-heele huis. Bij zekere gelegenheid verzocht de jonge man zijn vader, hem voor eenige weken zijne kamer af te staan, en verzekerde hem, dat hy ze na verloop van dien tijd weder in dank zou inruimen.
De grijsaard stemde toe., en
50
ging in de beneden verdieping-wonen.
Op den bepaalden tijd vorderde de vader echter zijne kamer terug, de zoon verzocht hem echter nog eenigen tijd te wachten; hij geeft toe, en bleef nog een tijd lang beneden. Na verloop van den bepaalden tijd herhaalt de vader zijn\' eisch.
Doch nu verklaarde de oudank-bare zoon, vergetende wat hij zijnen vader schuldig was, dat hij besloten is te blijven, waar hij is, en dat hij niet verwacht, dat zijn vader hem nog lastig valt. De ongelukkige vader verdraagt stilzwijgend deze beleediging. Doch de zaak werd bekend en het gerucht van de onwaardige handelwijze des zoons verspreidde zich door de geheele Stad.
51
Djezzar van het voorgevallene onderricht, liet den zoon voor zich i roepen. Deze rekende op de welwillendheid des Paciias, waarvan hij tot dan toe zoovele bewijzen van genegenheid had ontvangen en begaf zich, zonder schroom, naar het Paleis. Daar aangekomen , vond hg Djezzar gezeten op zijnen divan, en omgeven van zijne dienaren en scherprechters. De ongelukkige begreep spoedig daaruit, dat hij in ongenade was gevallen.
„Tot welken godsdienst behoort gijf vroeg hem Djezzar, op een\' toon, die den ongelukkige van schrik deed verstijven, zoodat het hem niet mogelijk was te antwoorden.
„Ik vraagquot; hernam de Pacha met eene donderende stem, tot welken godsdienst gij behoort 1
„Maar,quot; was het antwoord, „het is Uwe Excellentie bekend, dat ik Christen ben.quot; „Gij een Christen?quot; gij liegt, maar wij zullen zien; maak het teeken des krnises. „Zoo niet,quot; riep toen de Paciia , terwijl hij naar zijn dolk greep, spreek met luider stem de woorden uit, die er by behooren.
„In den naüin des Vaders cn des Zoons en des Heiligen Geestes begon de ontstelde jongeling.
„Zoo behoort het,quot; riep de Pacii.v met eene vervaarlijke stem. „Ellendeling! de Vader is op het voorhoofd, de Zoon op de borst; weet gij wat dat beteekent?
De Vader is boven, de Zoon beneden. Ga naar uw huis terug, booswicht, cn als het na verloop van een kwartier bij u niet eveneens is, dan rolt uw hoofd in het stof.
53
Het is onuoodig te zeggen, dat de zoou ijlings naar huis ging, zich voor de voeten zijns vaders nederwierp om hem vergiffenis te vragen, en hem de kamer, die hij den ouden man wederrechtelijk ontnomen had, terug gaf.
Vijftiende Voorbeeld.
Een beroemd dichter van de vorige eeuw, zoon van een\' fatsoenlijken handwerksman, had aan den arbeid en de vermoeienissen zijns vaders de goede opvoeding te danken, welke in hem het talent had ontwikkeld, misschien doen geboren worden, dat hem thans de bewondering en de toejuichingen der stad en van het hof verwierf.
Om den jeugdigen dichter in aanzien te doen komen, verzocht een voornaam Heer hem bij zich, om een zijner dichtstukken voor te dragen, en verzamelde hij te dien einde de meest beroemde letterkundigen van Parijs. De vader van den dichter, die van de zegepraal zijns zoons getuige verlangde te zijn; verzocht en verkreeg de gunst toegelaten te worden. O! hoe klopt zijn hart, hoe siddert hy van eene rechtmatige aandoening, bij het hooren én van de stem zijns zoons, die met kracht en zalving de heerlijkste verzen voordraagt, én van de toejuichingen der uitgelezen schaar, door het ontkiemend talent in verrukking gebracht.
Dan, de lezing is gedaan, en een der bewonderaars van den
jongen man schijnt hem met de gelukwenschen te overladen, welke deze glimlachend en met een\' zegevierenden blik aanneemt.
Eensklaps staat achter in de zaal iemand uit het gezelschap op, voor wien men met eerbied plaats maakt. Die man, wiens kleeding den ge-ringen stand aanduidt, treedt voorwaarts, terwijl hij met bevende stem herhaalt: „Mijn zoon, o, mijn zoon!quot; De jeugdige overwinnaar, in plaats van zich in die teeder geopende armen te werpen, schaamt zich en wendt het hoofd at. Een kreet van ontzetting weerklinkt door de zaal, de menigte, die zich om hem verdringt, gaat uiteen. „Hoe betreurenswaardig,quot; roept men uit, „dat een man, door God met een zoo heerlijk talent be-gittigd een slecht zoon zij!quot; De
56
verachting volgde op de bewondering. De minachting! welke laagheid ! welke afschuwelijke misdaad is dit onnatuurlijk gevoel, dat een\' zoon er toe brengt zich der armoede zijner ouders te schamen.
De jeugdige Fabianus Debhosse was op een1 steenen bank gezeten, op den «chooneri wandelweg te Hennes. Hij weende bitterlijk en bemerkte niet, dat een hofbeambte hem sinds eenige oogenblikken met oplettendheid gadesloeg.
Eindelijk naderde de magistraat hot kind, en zeide hem: „Wat scheelt er aan, vriendje?quot; „Ach Mijnheer,quot; antwoordde het kind,
„ik doe verkeerd, ik moeamp;t niet weenen.quot; „Maar, wat scheelt er aan V\' „Mijnheer,quot; hernam Fabianus, gij schijntquot; zoo goed, dat ik u mijn vertrouwen niet wil weigeren, doch het is een geheim, dat ik u ga raededeelen. „Zeker, zeker,\'\' zeide de raadsman, die zich naast het kind plaatste, dat aldus begon: „Geachte Heer, ik ben de zoon van den wagenmaker Dk,bros se.quot; „Welbekend, een oppassend en werkzaam man.quot; „Ja Mijnheer en zeer zacht, maar mijne moeder, zij was een engel! Ik heb haar voor twee jaar verloren en ik beween haar iederen dag.quot; „Was dat de oorzaak uwer tranen 1quot; „Neen Mijnheer; mijn vader is weder gehuwd; mijne stiefmoeder is niet kwaad, maar zij is onverbiddelijk.quot; „Maar, mijn kind , ge
58
zijt verplicht haar te gehoorzamen.quot; „O ja Mijnheer, wanneer zij iets gebiedt, dat recht is; maar, ik moet dit jaar mijne eerste H. Communie doen.quot; Mijne brave moeder heeft mij opgevoed in den eerbied voor de wetten der H. Kerk; ik wenschte mijn leven lang te beoefenen wat zij mij geleerd heeft. Mijne stiefmoeder geeft ons geen vleesch op Dinsdag, Woensdag, somtijds zelfs op Donderdag, en Vrijdags wil zij, dat ik vleesch gebruike. Ik waagde het eene bemerking te maken, en toen zeide zij: „Altemaal kunsten; welnu, ge zult iederen dag droog brood hebben tot op den Vrijdag, dat ge vleesch zult vragen. Dit is nu veertien dagen geleden. Ik heb het drooge brood met tegenzin gegeten; echter wil ik noch der
50
Kerk ontrouw zijn, noch mij bij mijn\' vader beklagen; ziedaar, Mijnheer, waarom ik weende.quot;
„Fabianus, ge zijt een goed kind; wilt ge met mij gaan ? dan behoeft ge noch Vrijdags noch Zaterdags vleesch te gebruiken. Echter waarschuw ik u, dat ik soms op reis reis ga en in dioceesen kom, waar het gebruik van vleesch Zaterdags is toegelaten. Wat zult ge dan doen1?quot;
Ik zal van de vergunning gebruik maken. Mynheer; indien de Kerk het recht heeft mij eene wet voor te schrijven, heeft ze ook het recht mij er van te ontslaan. Het is als het verlof van tien uur, dat men in sommige steden aan de militairen geeft en hun in andere weigert. De hoofden weten wat hun te doen staat.quot; „Zeer goed, vriendje; vast gy somtijdsT\' „O neen, Mijnheer,
tgt;ö
ik heb den leeftyd niet; mijne moeder heeft mij gezegd: „Wees zeer godvruchtig maar niet onbescheiden ; de Kerk weet beter dan wij wat ons nuttig is; beproef dus niet uwe krachten te verminderen, voor ge die ten volle hebt. De sterkte is eene gaaf van God, die men moet bewaren en niet verwoesten ; zorg daarby, dat uwe ziel nog sterker zij dan uw lichaam.\'\' „Verstaat ge wel wat ge daar zegt?\'\' „O ja, Mijnheer, mijne moeder herhaalde het mij iederen dag.quot; „Welnu, volg mij naar uwen vader.quot;
„Goeden morgen, Mr. Dkbrosse.quot; Mr. Dkbrosse stond geheel verbaasd op, en zijn hoed in de hand nemende: „Uw dienaar. Mijnheer; wat verschaft mg de eer van uw bezoek T „Deze kleine jongen, vriend; wilt ge hem aan mij afstaan?
61
ik za] hem eene betrekking bezorgen en hem als een braaf Christen doen opvoeden.quot; „Mijnheer, het is mijn oudste zoon.quot; „Ja, vriend; maar, gij hebt er meer en ik heb er geen,quot; „Dat weet ik, Mijnheer, maar.... „Vader, ik zal u evenzeer blijven liefhebben. Mijnheer zal mij toestaan u dikwijls te bezoeken en ik zal u van dienst kunnen zijn.quot; „Dat \'s waar,quot; zeide de stiefmoeder, „Mijnheer zal hem leeren gehoorzaam zijn.quot; „Is hij niet gehoorzaam 1quot; „Tamelijk wel; maar in sommige zaken blijft hij hardnekkig bij zijn gevoelen.quot; „In gewetenszaken, ja, maar een man van eer handelt nooit tegen zija geweten.quot; „Een man , maar een kind 1quot; „Wanneer hij naar zijn geweten luistert, stelt hij zich aan als man.quot; „Welnu, Mijnheer,neem dien man maar mee,quot;
02
Fabianüs volgde den raadsman; gelijk hij getrouw was geweest aan de wetten der Kerk, zoo was hij het ook aan al zijne andere plichten. De raadsman deed hem het ambt van boekdrukker leeren en kocht hem vervolgens eeneboekdrukkerij. Fabianus heeft zijn\' vader bijgestaan in de opvoeding van het huisgezin en heeft zijne stiefmoeder gedurende eene lange ziekte verzorgd. Hij is een toonbeeld van alle deugden geweest, en zeide altoos, dat hij aan zijne getrouwheid aan de H. Kerk zijn geluk te danken had.
Het was het einde van den herfst van het jaar 1776. Op zekeren avond, terwijl de sneeuw in dichte
03
vlokken neerviel, had zich een talrijk en schitterend gezelschap in een voornaam huis te Londen vergaderd, waar men sedert verscheidene uren een beroemd geleerde, met name Samuel Johnson, wachtte. Eindelijk kwam hij, maar hij was zoo bleek, ontsteld en afgemat, dat men hem stilzwijgend en niet zonder verlegenheid gadesloeg , totdat hij zelf aan deze vreemde verhouding een einde maakte. Hij wendde zich tot de vrouw des huizes, en zeide: „Toen ik u beloofd heb hier te komen, heb ik er niet by gedacht, dat het heden de 21ste .November is. Op dezen dag is het veertig jaar geleden, dat mijn vader, die boekbinder was, mij het volgende verzoek deed: „Samukl , neem het rijtuig, en ga naar de markt te
(gt;4
Lightfield, om er in mijne plaats te verkoopen.
Trotsch op eene wetenschap, die ik slechts ten koste van de opofferingen mijns vaders verkregen had, weigerde ik; in eene tent op de markt te staan, om kramerijen te verkoopen, dit scheen mij te zeer beneden mijne waardigheid. Mijn vader hernam met zachtheid ; „Samuel , wees een braaf zoon; het ware jammer eene zoo schoone gelegenheid te laten voorbijgaan; er zal vandaag veel aanvraag zijn.quot; Hoewel ik den ziekelyken toestand mijns vaders kende, bleef ik weigeren ; ik dacht, dat zijne ongesteldheid hem wel thnis zou houden. Maar, tegen mijne verwachting, begaf hij zich op weg met een weer als thans; deze vermetelheid voerde hem ten grave.quot; Bij deze
65
woorden trilde zijne stem, zijne tranen vloeiden overvloediglijk en met moeite slechts kon hij voortgaan. Sedert dien tijd ga ik ieder jaar, op den 21 sten November, te voet naar Lightfield, zonder eenig voedsel te gebruiken, en blijf vier uur op de markt, op de plaats zelf, waar mijn vader zijne kraam had. Dit doe ik sinds veertig jaar; ik ben ouder geworden dan mijn vader was, toen hij deze wereld verliet, en helaas! ik kan niet sterven.quot; Men had deze bekentenis met een godsdienstig stilzwijgen aangehoord, iedereen deelde in de diepe droefheid van den geleerde, maar niemand had den moed om te trachten hem te troosten.
verschijnt in Seriën van 10 Deelcn.
Elk deel is op zich zelve compleet en bevat een geheel leven.
Elke serie kost bij inteekeniug ƒ 3^50« Afzonderlijke levens kosten Cents.
Tien Ex. van eenzelfde leven y\'S^ïi-O#
De Eerste Serie hevat de volgende levens: De 11. Vincentius a Paulo. — de IT. Franciscus Xaverius. — De II. Benedictus. — De IT. Phi-lomena. — De II. Catharina vm Zweden. — De II. Antonius van Padua. — .De II. Petrus, 1 Apostel. — De II. Cecilia. — De II. Jozef. — De H. Alphonsus Maria de Liguoii.
Li de Tweede Serie is verschenen: De H. Elisabeth van Hongarije. — De II. Aloysius van Gonzaga. — De H. Stanislaus Kostka. — De 11. Germana. — De II. Brigitta. — De IT. Genoveva. — De IT. Drie-Koningen. — De Gz. Margaretha Maria Alacoque. — De II. Ben. Jos. Labre. — De H. Lode wijk, Koning van Frankrijk.
Tn de Berde Serie De II. Ursula en hare elfduizend Maagden. — Zuster Maria Bernard. — De H. Angela Merici. —■ De H. Augustinus. — De 11- Johanna Francisca Fremiot de Chantal. — De H. Philippns Nerius. — De II. Clara. — IT. Maagd Mara. — Margaretha van het H. Sacrament. — O. H. Jesus Christus.