-ocr page 1-

^ . .■■■■ J\' ........ ■ ~

o- \' i ffi i s 1 wÊ » li

A ijU . .XII. 24,

K\'j.io ÜifiJCiil

ij

-: /.quot; 3ÖÖ6a3ïe

DE

BETEEKENIS DER ZOÖLOGIE

1

VOO II DE

HEGENDAAGSCHE BESCHAVING.

,

i) \'quot; ■ÜKwj^j

iM

il ü mmfc

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

DE BETEEK EN IS DER ZOÖLOGIE VOOR DE HEDENDAAGSCHE BESCHAVING.

DOOR

p. hart iira.

Wanneer men do geschioilenis der buachaving gedurende verschillende tijdperkeu en bij verschillende volken raadpleegt, dan bespeurt men alras dat haar vorm en toestand vooral afhankelijk zijn van on als het ware bepaald worden door de heerschende denkbeelden. Niet de welvaart der natiün, niet de uiterlijke vormen van beleefdheid, van hetgeen men oen beschaafd gedrag noemt, zelfs niet do hoeveelheid opgezamelde kennis, voor zoover deze zich tot enkel feiten bepaalt, zijn als maatstaf te beschouwen voor don trap dien de beschaving werkelijk bereikt heeft. Deze wordt \'alleen weerkaatst in de denkbeelden die allengs op den voorgrond xijn getreden, om wellicht iu den loop der tijden weder plaats te maken voor andere denkbeolden, andere ideön, andere idealen, die op bunno beurt eenen overheerschen-den invloed zullen uitoefenen.

Het getal dergencn, van wie zulko denkbeelden uitgaan, is ten allen tijde gering geweest. De zoodanigen treden als leeraars en leiders op, terwijl anderen , wier denkvermogen minder ontwikkeld is en die overal en ton allen tijde do meerderheid uitmaken, hen eenvoudig volgen en de nieuwe denkbeolden, welker gegrondheid zjj wel is waar dikwijls

-ocr page 6-

DE BETREKRNIS DER ZOOLOGIE

niet ten volle kunnen beoordoelen, maar die hnn toch om daarbuiten gelogen redenen toelachen, geloovig aannemen, ofschoon wederom anderen, op vaak oven weinig afdoende gronden, deze verwerpen en als kettersche dwalingen beschouwen, die met alle macht moeten worden tegengegaan en, zoo mogelijk, uitgerooid.

Zoo aanschouwen wij in de geschiedenis der menschhoid een gestadige eb en vloed, of, juister uitgedrukt, oen aantal stroomen van denkbeelden die elkander het gebied betwisten en do alleeuhoerschappij trachten te veroveren. Do daarbij ontstaande strijd is de noodzakelijke voorwaarde van den vooruitgang van het mouschdom op geestelijk go-bied. Juist door dien strijd worden do denkbeelden gelouterd, het goede en ware dat zij bevatten gescheiden van hetgeen den toots der ervaring en oener op goede gronden steunende kritiek niet kan doorstaao en daarom als tijdelijke dwaling verworpen moet wordon, terwijl datgene wat daarna overblijft, voor alle volgende tijden tot geestelijk eigendom wordt van het menschelijk geslacht.

Voorzeker is niets minder waar dan de bewering van sommigen, dat de menschheid zich in een cirkelgang beweegt. Wol is waar is do monsch, in het algemeen beschouwd, nog hetzelfde door driften en hartstochten bezieldo wezen als in de vroegste oudheid waarvan de kennis tot ons is gekomen, en koeren oude dwalingen telkens weder terug. Ook zoude men zich zeer vergissen door te meonen dat het denkvermogen der monschen, die voor, vele eeuwen geleefd hebben, bij allen beneden dat van hot hedondaagscho geslacht stond. Integendeel, een auistoteles en mouig ander dor oudo griekscho wijsgeoreu, die vóór meer dan 2000 jaren hobbon geloefd, kuunen ten dien aanzien gerust de vergelijking doorstaan mot de voortroffelijkstou onder de nu levenden. Alleen hunne kennis was uit don aard der zaak geringer, niet hun verstand, niet hun vermogen om uit die kennis juiste gevolgtrekkingen afteloiden. Maar wol moet men zijne oogen voor vroegere on hedondaagscho toestanden sluiten om niet in te zien dat het gemiddelde peil der menschheid, d. i. van den mensch, als redelijk en zedelijk wozen in het algemeen, zich in den loop der tijden zeer merkelijk verheven heeft, en dat or inderdaad een wel is waar langzame on hier en daar tijdelijk terugtredende, maar toch gestadige vooruitgang waarneembaar en dus ook voor het vervolg te voorspellen is.

Die vooruitgang nu hangt in de oersto plaats van de allengs veldwinnende denkbeelden af. Soms komen zekere denkbeelden to vroeg.

2

-ocr page 7-

VOOll DE HEDEKDAAOSCHE BESOItAVlNO.

Do grond is nog niet genoegzaam voorbereid om zo wortel to doou schioten. Roods hadden do Griokscho wijsgeoron demockitus , Epicurus , empeuocles en do Uoitioin luchetius oeno natuurbeschouwing gehuldigd, welke in vole hoofdpunten met die der hodendaagsche natuurkundigen overoenstemt, maar dio natuurbeschouwing kon volo eeuwen lang geen ingang vinden; zij was te zeer in strijd met andore heerschende denkbeelden, en daaraan ontbrak de onmisbare grondslag, namolijk oeno voldoende, door ervaring verkregen kennis, welko oerst do vrucht van latoron, eeuwenlangen arbeid moest zijn.

Aan do heerschende denkboeldon of ideön beantwoorden do daaruit voortspruitende idealen. Men hoort onzen tijd vaak beschuldigen van gemis van idealen. Ik geloof ton onrechte. Mot do verandering van denkbeelden veranderen ook do idealen. Voor den Griek was schoonheid hot hoogste ideaal; to xcehv zat to werden in éónen adem genoemd ;

bij den ouden Eomein was de dapperheid in don oorlog do hoogsto deugd; beiden worden dan ook met hetzelfde woord, virtus, aangeduid. Toon do loer van Christus de in de hoideuscho oudheid overheerschendo donkbeoldon verdrongen had, tradon gohoel andore idealen op don voorgrond. Haar stichter loerde liefde tot God en monschon als hot hoogste ideaal kennen, maar nog geen tweo eeuwen na zijnen dood was daarvoor iets gohoel anders in do plaats gotrodon, namelijk godsdienstig geloof en onderwerping aan het gezag der kork.

Hot is waar, evenals eertijds hebben ook thans volen de vroegere afgoden verbrand of zoo vervormd dat het voorgeslacht zo niet moer herkennen zoude, maar zijn daarmede do idoalon verdwenen ? In geenon deele. Klopt ons hart niot nog altijd warm bij het vernemon oenor edele daad, conor daad van zelfopoffering, van zelfverloochening? Is menschonliefde, philanthropie, niet juist een der kenmerken van onzou tijd, al uit zij zich soms op onverstandige wijze? Is niot de strafwetgeving zeer verzacht, do doodstraf afgeschaft? En al leert helaas do ondervinding, dat in te velo gevallen macht boven rocht gaat, blijft daarom hot ideaal van recht niet in de gemoedoren bestaan ? Hot autoriteitsgeloof verdwijnt wel is waar moor en moor, maar daarvoor is hot strovon naar vrijheid, en wel in do corsto plaats naar vrijheid van den geest, van do gedachte, die van den homo liber van spinoza , in de plaats getreden, en daarmodo tovons het streven naar waarheid, echte, onvorvalschto, objectieve waarheid, wol to onderscheiden van hetgeen do verschillende kerken, die olk zich in het bezit der absolute

3

-ocr page 8-

T)E RETEEKRNIS DKR ZOOLOÖIE

waarheid waaudon, daarvoor uitgaven. Wat men tegenwoordig onder waarheid verstaat, is iets geheel anders. Zij wordt niet verkregen door een lijdelijk berusten in en aannemen van de denkbeelden van anderen, hoe eerwaardig deze door ouderdom en door hot tijdelijk uut dat zij aan hot menschdom hebben bewezen, ook mogen geweest zijn; maar zij is de vrucht van het actief optreden van den zich meer en meer bewust geworden monschelijken geest, van onbevooroordeeld onderzoek, van onverdroten arbeid op het ruim, zich al verder en vei-der uitbreidende veld dor wetenschap. Eu al gelukt het nu ook aan deze do waarheid slechts stuksgewijze te veroveren, en al erkent zij ook gaarne dat hare overwinning steeds onvolkomen zal blijven en het haar nooit gelukken zal haar ideaal ten volle te bereiken, wie onzer zoude nog de wetenschappelijke waarheid voor eone geostroijeerde waarheid, of een grondwet die uit don boezom van het vrije volk is voortgekomen, voor eene gcoctroijeerde grondwet willen verruilen ?

Die strijd tusschen do vrijheid der gedachte, welke elk denkend mensch gevoelt dat hij recht heeft voor zich te eischon, en het gezag dat aan andoren zijn denkbeelden tracht op te dringen, heeft eeuwen lang geduurd en is nog niet voleindigd. Hij hooft voel bloed en tranen gekost, veol onheil over hot menschdom gebracht. Ofschoon lang reeds in het verborgene bestaande, is hij eerst met volle kracht losgebarsten bij de herleving dor wotenschap ua den duisteren nacht der middeleeuwen.

Wanneer men de geschiedenis van dien strijd nagaat, dan valt het in het oog dat sommige gedeelten der wetenschap dien vroeger geopend hebben dan andere. Alle onderdooien der natuurwetenschap wortelen reeds iu de grijze oudheid, maar niet alle konden in gelijken tijd gelijke vorderingen maken. Hoe samengestelder do verschijnselen zijn, waarmede eene natuurwetenschap zich meer in het bijzonder bezig houdt, des te inoeielijker zal hot zijn die verschijnselen te ontraadselen en zo te ontdoen van het gohoinizinnig waas, dat hen aanvankelijk omgeeft en hun ouderling verband als reeksen van oorzaken en gevolgen voor hot oog verborgt. Uit onderling verband te ontdokken is het eigenlijk dool der wetenschap, maar daaraan moot kennis voorafgaan, kennis louter verkregen door ziutuigolijko waarneming, maar waaraan hot verstand, dat de feiteu verbindt en daaruit gevolgtrekkingen afleidt, de materialen ontleent om daarmede hot gebouw der wetenschap op te trekken. Het vroegst was de sterrokundo, do een-

4

-ocr page 9-

voor du heuendaagsche beschaving.

vomligsto der na tunr weten schappen, eu de daarmede in nauw verband staande kennis der aarde als kosmisch lichaam, ver genoeg gevorderd om het besef to doen ontwaken dat niet alios wat de theologen toon verkondigden onomstootelijke waarheid was. Toen ooiaimbus Amerika had ontdekt, toen mageliian do aarde had omgezeild, eu daardoor het feitelijk bewijs was geleverd dat deze een bol is, gelijk reeds sommige oude wijsgeeren beweerd hadden; toon vervolgens copebnicus aantoonde dat die bol niet stilstaat als middelpunt van hot heelal, maar om zijne as draait en om de zon een loopbaan beschrijft, ontbrandde de strijd, want zulk eene leer wierp vele der meest geliefkoosde voorstellingen dor heerschende kerk omver, en deze liep gevaar een gedeelte harer macht over de menigte te verliezen, wanneer zij zulko ketterijen toeliet. Zjj beschouwde zich als de voogdes, als do opvoedster der monsch-hoid, en wee dengene die haar die taak uit do handen wilde nemen en leer in gen verkondigde die met de hare in strijd waren ! Hem wachtten de kerkers dor inquisitie. Copeiinicus ontging dit lot, want hij stierf op het oogeublik toon zijn boek was afgedrukt, maar öiokdano bruno werd verbrand en galilei gedwongen tot eene smadoljjke afzwering zijner vermeende dwalingen. Maar toen keppleu uit zijne eigene waarnemingen en dio van ïycho brahi\'; do drie naar hem genoemde wetten omtrent den omloop der planeten om do zon had afgeleid en newton daarop het zegel had gedrukt door ontdekking van de wot dei-zwaar tekracht, toen bot derhalve onwederlegbaar gebleken was dat er in de natuur onveranderlijke wetten heerschen, toen had tevens het bekrompen godsbegrip der oude theologie en do daaruit voortvloeiende natuur- en wereldheschouwing een stoot ontvangen, waarvan het zich nooit hersteld hoeft. Men behoefde slechts op dezelfde baan voort te gaan om het geheel te doen vallen. Ook op het gebied der physica werden weldra veroveringen gemaakt eu het bestaan van vaste wetten aangewezen. Tobricelli toonde aan dat do\'lucht zwaarte heeft, en pascal bewees het door zijn beroemde proef. Robert boyle ontdekte dat de drukking der lucht evenredig is aan hare dichtheid, doch het was voor onzen tijd bewaard daarvan de verklaring te geven. Newton, onze snelliüs eu CHRisTiAAN uuygens ontdekten de wetten die de lichtstralen volgen.

Zoo werd het allengs duidelijker en duidelijker dat alle natuurverschijnselen do noodzakelijke en onveranderlijke gevolgen zijn van even vaste oorzaken. De overtuiging van dit onverbrekelijk verband leidde

-ocr page 10-

du het15ekrnis dek /,001.001 e

liassendi en descautes or too, do oude voorstcllingon viiu demochitus on epicukus to doon horlovon , den gehoelen kosmos als een groot me-chanisnio to beschouwen , waarin olke beweging het noodzakelijk gevolg is van oen of moor voorafgaande bewegingen.

Doch terwijl astronomie en physica aldus met al vasteron en vas-teren tred voorwaarts\'gingen on overal hot bestaan van orde on wet aantoonden, was do chemie nog slechts eouo verzameling van dikwerf door louter toeval, bij het zooken naar iets geheel anders, ontdekte feiten, die ter nauwornood op den naam van wetenschap kon aanspraak maken. Hier hadden do zonderlingste voorstellingen, — voorstellingen die ons thans bijna belachelijk zouden tocschijuen , — nog ruim spel. Het is nauwlijks een eeuw geleden dat i.avoisier als horvormer der chemie optrad en onwedersprekelijk bewees dat geen stof vernietigd, maar ook geen stof uit niets geschapen wordt, doch dat elke verandering die de stof ondergaat slechts eene vervorming van reeds bestaande stof is, waarvan do hoeveelheid altijd dezelfde blijft. .Eerst in onzen leeftijd is hetzelfde gebleken van do kracht. Ook hier allerlei vervormingen, zich aan onze zinnen openbarende als mechanische beweging, als warmte, als licht, als elektriciteit, als magnetisme, die alle in elkander volgens vaste aequivalonte verhoudingen kunnen overgaan, maar nimmer vernietigd noch nieuw geschapen kunnen worden.

Ziedaar in weinige hoofdtrekken den toestand geschetst der tegenwoordige natuurwetenschap, voor zoo ver zij zich beweegt op het gebied der zoogenaamde doode natuur. Geen der zake kundige twijfelt hier meer aan het bestaan van vaste wetten, en het komt er slechts op aan die wetten te leeren kennen, om met zekerheid de verschijnselen te kunnen voorspellen. Zelfs do schijnbaar zoo grillige weörsver-schijnselen zijn ouder de macht der wetenschap gebracht, en alleen geheel onkundigen kunnen nog de meeniug koesteren, dat de godheid zich door vurige gebeden zal laten vermurwen om warmte of koude, droogte of regen, stilte of storm te schenken. Eenmaal zal do tijd komen, — zij hot ook eerst over vele eeuweu, wanneer de waarnemingen zich genoeg zullen vermenigvuldigd hebben, — dat men weken, maanden , misschien jaren vooruit, evenals thaus voor de eclipsen v:in zon en maan, zal kunnen berekenen hoe het weder op eenen bepaalden dag, op eene bepaalde plaats zal zijn.

Er is echter een ander gebied der natuur, waar de groote samengesteldheid der verschijnselen schijnbaar te onoverwinnelijko hinderpalen

6

-ocr page 11-

VOO li, DE 1IEUENDAAGSCHE BESCHAVING,

in den wog stolt, om ook daar do heorschappij van orde on wet to herkennen. Het is hot gebied der organische natuur. Do biologische wetenschappen, de botanie en do zoologie, stonden lang onmachtig tegenover de raadselen wolko hot leven der planten- en dierenwereld aanbiedt, en velen, wanhopende ooit eene juiste verklaring dier ver-schijiiselen te vinden, behielpen zich met schijnverklaringen, liever dan do onmacht der nog niet ver genoeg gevorderde wetenschap te erkennen. Eene mystische kracht, do zoogenaamde levenskracht, verschillend van de overige natuurkrachten, werd to hulp geroepen. De zoogenaamde eindoorzaken, die, als verklaringsgrond, op elk ander gebied reeds gevallen waren, bleven nog altijd, zelfs in het oog van de uitstekendste beoefenaars dor wetenschap, zooals cuvieh en onze van der hoeven , onmisbaar om eene redelijke verklaring te geven van de verschijnselen der organische natuur.

Allengs echter brak ook hier het licht door. Overleveringen, afkomstig uit de kindsheid van het, menschelijk geslacht, uit den tijd toen natuuraanschouwing zich bij sommigen verhief tot uatuurbesdhouwing en die deels in dichterlijken vorm, deels iu dien van moer of minder naieve verhalen, in telkens andere gedaante aangetroffen worden bij alle\' volken die een lang verleden hebben, werden al vroeg op afdoende wijze weerlegd door de meerdere en juistere kennis onzer aarde, die bij reizen werd verkregen, en door do ontdekking van andere wereldstreken, waar eene geheol andere fauna en flora bestaan dan in het van oude tijden af bekende gedeelte der wereld.

Het door onzen tasman ontdekte Nieuw-Holland vertoonde aan de verbaasde blikken der eerste bezoekers dieren en planten, waarvan do gelijken nergens elders ter wereld gevonden werden. Het was hun alsof zij op eene andere planeet waren aangeland.

Do nauwkeurige kennis van do levenswijze der dieren, van de voor-waaiden van hun bestaan , in verband mot klimaat, bodem, water enz., als ook met do geheele hen omringende overige planton- en dierenwereld deed meer en moer inzien dat geen enkoio diersoort op zich zelve staat, maar afhankelijk is van hare omgeving en dat die afhankelijkheid zich richt naar vaste wetten.

Niet minder werd de horizon onzer kounis verwijd door de ontdekking van talrijke overblijfselen van planten en dieren, die in vroegere tijden geleefd hebben en thans in den schoot der aarde bedolven liggen. Vele dier overblijfselen zijn afkomstig van organische wezens,

7

-ocr page 12-

DC BETEEKENIS UEH ZOOLOQIE

dio zeer verschillend zijn van do hedendaagsohe, ofschoon door ban-don van verwantschap daarmede vereenigd. Weldra bleek het, dat. onderscheidene floren en faunen elkander op bepaalde plaatsen der aarde hebben afgewisseld en opgevolgd, en naarmate dat het getal der ont-dekkingeu op dit gebied toenam, werd het steeds duidelijker dat onze aarde reeds sedert millioenen jaren de woonplaats van levende schepselen is geweest, die, in hun geheel beschouwd, eeno allengs in den loop der tijden toenemende vervolkomening dor vormen aanwijzen. Zoo werd het ware schoppingsphm van lieverlede onthuld, hoovele raad-solen nog op eeno oplossing wachten.

Ook de tijd, waarin hot op den hoogsten trap staande dier, de monsch, hot eerst op aarde verschonen is, moest, ten gevolge der op vele plaatsen van Europa gedane ontdekkingen van overblijfselen van menschen en van hunne nog ruwe kunstvlijt, veel vroeger gesteld worden dan men tot dusver, op grond der in den bijbel vervatte overlevering geloofd had; in eenen tijd namelijk toen nog vele, thans uitgestorven, dieren in dit werelddeel geleefd hebben, on het in vele opzichten nog eone geheel andere gedaante had dan tegenwoordig.

Intusschen maakte ook de vergelijkende anatomie groote vorderingen. Hoe meer dieren aan hot ontleedmes werden onderworpen en men de daarbij verkregen uitkomsten onderling en mot het maaksel dor vroeger geleefd hebbende maar thans uitgestorven soorten vergeleek, hoe moer men tot do overtuiging kwam, dat zich van den beginne af in de dierenwereld eene zekere eenheid van plan heeft geopenbaard , dat zich in don loop der tijden onder zeor verschillende gedaanten en gestadige difforentieering vorwozenlijkt hoeft, met één woord dat ook in do elkander opgevolgde scheppingen van dioron en planton orde en wet herkenbaar zijn.

Nadat physica en chemie een hoogen trap van zekerheid hadden bereikt, worden dezelfde methoden van waarneming en proefneming, die in de doodo natuur tot zoo voortreffelijke resultaten hadden geleid , ook toegepast tor ontraadseling van de geheimen dos levens. En ofschoon die ontraadseling wegens de saraengestoldheid der levensverschijnselen, oneindig bezwaarlijker is, zoo is het toch ook hier gelukt in vele gevallen die verschijnselen tot zuiver physischo en c\'ao-mische werkingen te herleiden en de wetten van het oorzakelijk verband tusschen dio verschijnselen op te sporen; en al is er nog veel dat zich harcinokkig aan waar- en proefneming onttrekt en daardoor

8

1

-ocr page 13-

voor de heukn oaagschk beschaving.

vooreerst onverklaard blijft, toch zal het wol aan geen hedendaagscb physioloog in do gedachte komen om daarvoor eene bijzondere levenskracht, als een deus ex machina, in te roepen.

Zoo werden allengs in den loop van een drietal eeuwen do denkbeelden omtrent do natuur verhelderd, en hot kon niet missen of de daardoor gerezen voorstellingen moesten zich van uit het studeervertrek en de werkplaatsen dor natuuronderzoekers oenen weg banen naar allen die gewoon zijn na to denken over de groote vraagstukken die do wereld ons aanbiedt. Theologen en wijsgeeron moesten er rekening mede houden, en zeer velen deden dit ook. Men erkende dat do bijbel geen natuurkundig leerboek is, al is zij ook een boek waaruit vele en voortreffelijke lessen voor het leven to putten zijn. Reeds in 1823 werd het over galilei uitgesproken vonuis en de veroordoeling van het stelsel van copeknicus, 276 jaren nadat dit het licht had gezien , te Rome herroepen en daarmede voor het eerst openlijk erkend dat de kerk in haar oordeel over zaken, die alleen voor de rechtbank der wetenschap bohooren, niet onfeilbaar is.

Nog echter was er één vraagstuk dat volkomen onoplosbaar scheen, de vraag namelijk: hoo zijn do talloozo soorten van planten endieren die thans leven en vroeger geleefd hebben, ontstaan ? waaraan zich a\'ls van zelf de noch gewichtiger vraag sloot: welke is de oorsprong van don mensch ? Lang scheen het alsof hier elke natuurlijke verklaring onmogelijk was en dat men slechts do keus had tusschen een belijdenis van volslagen onkunde of het inroepen der goddelijke almacht, waardoor niets verklaard wordt. Wel hadden sommigen, zoowel ouder de oude grieksche wijsgeeren als onder do niouweren, beproefd zulk eene natuurlijke verklaring te geven, maar met weinig goed gevolg. Men hield hunne pogingen om aan to toonen hoe de eene dier- of plantsoort uit oono andere dier of plantsoort door allengsche vervorming kan zijn voortgekomen, hoo zelfs do mensch waarschijnlijk van do het meest op hem gelijkende dieren, do anthropomorpho apen, zoude afstammen, voor de uitspattiugen eener verwilderde phantasie. Zelfs het hoogst merkwaardige book van lamakck, Philo-sophie Zoologique, dat in 1809 verscheen, deelde in die bijua alge-meeno veroordeeling. En, erkennen wij het, die veroordeeling was , tot op zekere hoogte rechtvaardig. Nog was do kennis niet genoeg gevorderd, om zulk een diep ingrijpende hypothese met feiten to staven. Verreweg de meeste botanisten en zooiogen verwior-

9

-ocr page 14-

dp; beteekenis ueii zoologie

pon haar dan ook; slechts emiigen twijfoldon on schortton hun oordeel op.

Zoo stond de zaak, toen, vóór oen en twintig jaren, hot boek van CHARLES DAivwiN, The Origin of Species, verscheen. Ik geloof niet dat ooit eenig boek zulk een omkeeriug in de denkbeelden heeft te weeg gebracht. Het was een licht, opgegaan in oen stikdnisteron nacht. Elk die het onbevooroordeeld las, moest erkennen dat, al had dar win niet het raadsel van den oorsprong der dieren- en plantenwereld, zooals wij deze thans om ons zien, ton volle opgelost, — iets trouwens dat bij zelf de eerste is van toe te stemmen - hij toch den juisten weg had aangewezen om het op te lossen. Van nu af zouden de pogingen daartoe niet meer hopeloos zijn. Eu inderdaad, do tijd die sedert het verschijnen van dit boek verloopen is on gedurende wolkon tallooze onderzoekingen in het licht der ontwikkelingshypothese gedaan zijn, waardoor deze al meer en meer bevestigd werd, heeft dat bewezen. Aanvankelijk heftig bestreden, ook door deskundigen, mag die strijd thans op wetenschappelijk gebied als geöindigd worden beschouwd. Schier allo wetenschappelijke botanisten en zoologeu, die niet onkel verzamelaars zijn, bijna allo vorgolijkende anatomen en physiologen van eeuigon naam, nemen haar aan, zij het ook met kleine wijzigingen.

Met het optreden der ontwikkelingshypothese nam de zoologie onder de natuurwetenschappen den eersten rang iu, voor zoover dezo moet worden toegekend aan die wetenschap, welke den grootsten invloed uitoefent op de denkbeelden en daardoor op den gang der mensche-lijko beschaving. Eu geen wonder, want elk die nadacht gevoelde dat zij niet eukol voor planten en zoogenaamd redolooze dieren maar ook voor den mensch gold, voor den mensch dien volon zich als zoo verschillend van alle overige organische wezens dachten, zoo eindeloos boven zelfs de hoogsten daaronder verheven, door zulk een scherpe kloof van dezen gescheiden, dat i^en volgens hunne meoning voor don mensch en zijne verschillende rassen een afzonderlijk inenschenrijk moest openstellen.

Erkennen wij het dadelijk, dio kloof is diep, maar zij is niet onpeilbaar. Niet enkel door zijne lichamelijke bewerktuiging stemt do mensch in hoofdpunten met allo andere zoogdieren overeen, maar wanneer men de dieren van meer nabij gadeslaat, dan bespeurt men alras nog andere punten van overeenstemming. Evenals wij, worden zij zich door zintuiglijke waarneming van hot bestaan oener uitwendige

10

-ocr page 15-

VOOK 1)K HKUUNDAAGSCUU BESCHAVING.

wereld bewust., evenals wij worden zij tot handelen aangedreven door hartstochten en driften, door liefde en haat, door sympathien en anti-pathien , en, hoewel vele hunner handelingen zuiver instinctmatig en onbewust geschieden — wat trouwens ook van vele mensohelijke ban-dolingen, hoewel in merkelijk geringere mate, moet gezegd worden — ontdekken wij toch bij hen niet zelden bljjkeu van overleg om een gesteld doel to bereiken, die, wanneer zij bij menschen voorkwamen , zonder cenigen twijfel als uitingen dos verstands zouden worden beschouwd.

Wel opgevat leidt dan ook do ontwikkelingshypothese volstrekt niet tot eene verlaging van den mensch, maar wel tot eene vei hooging der dierenwereld in de algemeene schatting. Br was een tijd dat adellijkon met de grootste minachting op hunne onderhoorigen en lijfeigenen neerzagen; eene zoogenaamd hooge geboorte werd bijna als een deugd beschouwd. Die tijd is voorbij, al heft hier en daar men-schclijke hoogmoed nog het hoofd op. Er was ook een tijd dat de Europeaan minachtend op hot negerras nederzag en het beschouwde als alleen geschikt om hem slavendienst te bewijzen. Ook die tij(Hs voorbij. De slavernij is afgeschaft en alle beschaafde volken bobben zich vereenigd om haar ook voor het vervolg te weren. Dezelfde strooming van den menschelijken geest bespeurt men thans in de toenadering tot de dieren, bepaaldelijk tot die dieren welke do gezellen van den mensch zijn en daarom zijne sympathie hot oerst wekken. Die toenadering, die sympathie worden gesteund door de Darwinischo hypothese, on al orkent men dan ook in de talrijke, overal verrijzende genootschappen tot bescherming van dieren meer de uiting van het gevoel, van het hart, dan van het vorstand, zij zijn niettemin een teeken dos tijds, een blijk vau verandering der denkbeelden omtrent do verhouding waarin do mensch tot do overige dierenwereld staat. Reeds wordt in goeden ernst, zelfs door rechtsgeleerden, de vraag overwogen: of aan de dieren niet, evenals aan den rnonsch, réchten bohooren te worden toegekend ? Ik zal hierover thans niet uitweiden, maar alleen doen opmerken , dat men, voor zoover hot althans den mensch betreft, gewoon is tegenover zokere rechten ook zekere plichten te stellen en dat plichten verantwoordelijkheid, toerokenbaarheid medebrengen. Zoo zoudon de geestelijke rechtbanken in do middoloemwen gerechtvaardigd worden, die muizen, sprinkhanen en andere dioron die de velden verwoestten, varkens, die zich aan kindermoord hadden schuldig gemaakt, voor hun-non rechterstoel daagden, eene procedure togen hen openden volgons

11

-ocr page 16-

DE BKTEEKKNIS UEll ZOOLOGIE

al dü regelen Vim het canonieke recht, hun een advokaat-toevoegden, gotuigen hoorden on ton slotte een vouuis, natuurlijk meestal bij vor-stok, tegon de schuldigeu uitspraken, dat echter gewoonlijk niet kon worden uitgevoerd.

Zoover denk ik nu wel niet dat eenig rechtsgeleerde van don tegon-woordigen tijd zoude willen gaan, maar alleen het feit dat men or aan denkt aan do dieren zekere rechten toe te kennen, bewijst hoezeer het besef reeds is ontwaakt dat, zoo niet de dieren tegenover elkander en den mensch, dan toch de mensch zelf tegenover de dieren plichten to vervullen heeft, die hij niet mag schenden zonder zich aan eene overtreding dor zedenwet schuldig te maken.

Die toenemende belangstelling van bet grootero publiek in onze dierlijke medeschepselen, ofschoon geenszins eone reehtstreeksche vrucht dor Darwinischo hypothese, die veeleer in dezelfde kringen dikwerf de hoogste afkeuring vindt, wordt toch door haar ondersteund en bevorderd en werkt op hare beurt, ofschoon onbewust, mede om do moe-ning dat de mensch — zij het dan ook niet van de heden ten dage levende anthropomorphe aapsoorten — van lagere diervormen afstamt, als minder verwerpelijk te doen beschouwen en haar veeleer te steunen en ingang te doen vinden.

Met voorliefde worden alle gevallen vermeld, waaruit blijkt dat dieren vermogens on eigenschappen bezitten dio men vroeger maar al to geneigd was bij uitsluiting aan den mensch toe te kennen, en deze gevallen, medegedeeld in dagbladen, tijdschriften en booken, vormen, mits zij do waarborgen van goede waarnoming leveren, oen geenszins te minachten materiaal voor oene allengs zich opbouwende psychologio der dieren.

Ook de van lieverlede op alle grootero plaatsen tot stand gekomen dierentuinen en aquarien werken in gelijke richting mede om don baud te versterken tusschen menschen eu dieren en in hen schepselen te herkennen van gelijke bewegingen als wij, zij hot ook dat de mensen, zelfs de op den laagsten trap staande, er zich veel meer van bewust wordt en er zich bovendien rekenschap van kan geven. Het is vooral de spraak, do aangeleerde hoor- of zichtbare teekentaal, die hem daarbij te hulp komt en daarom als het gewichtigste onderscheidingskenmerk tusschen menschen en dieren moot worden beschouwd.

Koeren wij ons van het grooto, moer gevoelende dan donkonde publiek tot hen, die door hunno kennis, door don aard hquot;niier studiën.

12

-ocr page 17-

vooll dl? hkdendaagsche beschaving. 13

door don stand dien zij in de maatschappij innemen, door do betrok-kingen die zij beklooden, meer in hot bijzonder geroepen zjjn den gang dor denkbeelden en daardoor der beschaving te leiden, en wij treffen overal do duideljjke blij kon aan van den grooton invloed dien de Dar-winische hypothese daarop geoefend heeft. Zelfs de heftigheid der tegenkanting, soms klimmend tot haat en afschuw, die zij van sommige zijden ondervindt, bewijzen dion invloed. Alleen een krachtigon vijand, wiens macht men gevoelt en onwillig erkent, kan men zoo vreezen, zoo haten. Ecno kalmer beoordeeling, ja niet zelden eene erkenning van de hooge waarde dezer hypothese om als uitgangspunt te dienen voor verdere beachonwingen treft men aan in vele philosophi-sche geschriften, ook van theologen, dio terecht inzien dat, willen hunne leeringon niet allen invloed op het denkende gedeelte der maatschappij missen, deze oenen philosophischon achtergrond moeten hebben en in harmonie zijn met de denkbeelden, die do steeds voortstrevende wetenschap heeft doen ontstaan.

Reeds is do literatuur , waartoe het Darwinisme aanleiding heeft gegeven, zoo uitgebreid geworden, dat de daartoe behoorende grootero en kleinere geschriften eene matige bibliotheek zouden uitmaken, en nog gestadig noemt hun aantal toe. Wel een bewijs, hoe krachtig de geesten door de nieuwe leer geroerd zijn, hoe deze als een gisting wekkend ferment werkt.

Doch is het nu waar dat godsdienst en zedelijkheid daardoor gevaar loopen, gelijk door velen beweerd wordt, die daarbij vaak de duidelijkste blijken geven van het Darwinisme niet eens goed te kennen, en do noodige voorkundigheden te missen om er eon juist en billijk oordeel over uit te sproken ?

Zeker, do anthropomorphische voorstellingen, dio velen zich van God maken, zijn daarmede geheel onvereonigbaar; maar godsdienst in den hoogeren zin des woords is geheel\' onafhankelijk van hot al of niet aannemen der Darwinische hypothese, evenzeer als van hot erkennen van de wet der zwaartekracht, die hot planetenstelsel beheerscht. Eu wat do zedeloer betreft, men leze de geschrifteu van Herbert spencer , den philosoof en moralist van hot Darwinisme, en men zal zich overtuigen dat zich op haren bodem eene zedeloer laat opbouwen, oven voortreffelijk als de christelijke moraal en daarmede grootendeels go-heel overeenstemmende, maar die wortelt in do ervaring en de vrucht is van de vergolijkonde sociologie, waartoe ook de beschouwing van

_

-ocr page 18-

1)Ë BETEEKENIS DEtt ZOOLOGIE

andere in maatschappijen levende dieren bijdragen heeft geleverd.

Men ziet het, de leer dat alle thans levende organische wezens, ook de menscli, in den loop van duizentallen van eeuwen, door eeno zeer langzame ontwikkeling uit vroeger bestaan hebbende wezens ontstaan zijn, hooft rechtstreeks eenen moeiolijk te hoog te schatten invloed uitgeoefend op den gang der denkbeelden omtrent onderwerpen die voor de menschheid ten allen tijde van het hoogste gewicht zijn geweest. Haar invloed bepaalt zich echter niet daarbij alleen. Do bio-logischo wetenschappen, eu wel inzonderheid de zoologie, hebben een nieuwen prikkel ontvangen, waardoor do belangstelling daarin versterkt en verhoogd is. Men beseft het meer en meer, dat op haar gebied de oplossing ligt van vole raadselen, waarvoor vroeger do grootste denkers moedeloos en radeloos stonden. Vandaar do gestadige toeneming van het getal dergenen die zich aan de beoefening der woten-schappelijke zoologie wijden. Jaarlijks begeven zich geheele drommen zoologen naar de zeekusten van Europa en Amerika, naar de zoogenaamde zoologische stations, om daar de morphologie en vooral do ontwikkelingsgeschiedenis der zeedieren te bestndeeren, en niet zelden vindt men daarbij in do opvolgende toestanden, die de embryo doorloopt, den draad waardoor vroeger geleefd hebbende vormen aan do tegenwoordig levenden verbonden worden.

De regooringen van schier alle beschaafde volken hebben, vooral op aansporing der zooiogen , doels zeer kostbare expedition uitgezonden , waarvan het hoofddoel is de dierlijke bewoners der diepe zeeën en van baron bodem tot op duizenden motors onder hare oppervlakte aan het daglicht te brongen en aan een nauwkeurig onderzoek te onderworpen. Ook onze WILLEM bauentz heeft, ofschoon op zeer kleine schaal, daartoe medegewerkt. De hoop, dat men op dio wijze dieren zou ontdekken die de nog ontbrekende schakels zijn tusschen sommige fossile vormen en nog tegenwoordig levende dieren , heeft zich , althans voor een deel, verwezenlijkt. Ook het land en de zoete wateren van de meest onherbergzame streken der aarde worden in alle richtingen doorzocht, niet moer onkel om daar nieuwe diersoorten te ontdekken, deze kortelijk te beschrijven, met nieuwe namen te bestempelen , onder bijvoeging van het gebruikelijke mi/ii, en ze vervolgens in de musecn op te hoopen, maar vooral ook om do bijzonderheden hunner levenswijze te bestndeeren, buune varieteiten te loeren kennen, den invloed van hot klimaat daarop na te gaan en van de geheele omgeving te midden waarvan zij leven,

14

-ocr page 19-

voor TIE HEDENDAAGSCirrc BESCIIAVIHO.

Wciartoe in tie eorste plaats do voi-liomling behoort, waarin elk dier tot de overige dierenwereld eu de plantenwereld staat. Wallace , eatrs , fhitz MüLLEii e. a. hebben in die richting hoogst belangrijke bijdragen tot uitbreiding onzer kennis geleverd.

Zoo is derhalve de zoologie, waaraan do ontwikkelingsleer hare hoofdgronden ontleend heeft, zelve daarvoor beloond geworden door groote vormeerdering van haren inhoud en do meerdere zekerheid waarmede zij, in het licht dezer hypothese, voorwaarts schrijdt.

Haar invloed heeft zich echter nog veel verder uitgestrekt. Allo vakkon van menschelijke kennis, alle wetenschappen ondervinden haar. quot;Ontwikkelingquot; is de leuze, het wachtwoord van onzen tijd geworden. Meer en moer beseft men de waarheid van het: quot;niets is, alles wordtquot;, en wording is ontwikkeling, ontwikkeling nit iets anders dat vooraf ging. Ook wanneer dezelfde woorden, dezelfde namen langen tijd behouden blijven, verandoren de daardoor aangeduide begrippon. Die gestadige ontwikkeling grijpt zoowel plaats op geestelijk als op stoffelijk gebied; zij betreft zoowel den godsdienst als .de wetenschap. Denkt men daarbij aan God als den alles beheorschenden geest, dan is ontwikkeling niets anders dan eeno onophoudelijk voortgaande schepping.

ZÜ die in den waan verkeoren dat er hier op aarde iets, wat ook, blijvends, onveranderlijks is en zich op grond daarvan verzotten tegen elke wijziging, elko verandering, waarvan zij govaar voorzien voor datgene wat hun tot dusver heilig en onaantastbaar is toegeschenen, zijn te beklagen. Het rad van den tijd, do voorwaartsche beweging van den tnenscheljjkea geest te doen stilstaan, vermogen zij niet meer. Zij verrichton eenen Sisyphus-arbeid en zullen eindigen mot of van moeheid te bezwijken, of onder het rotsblok vorpletterd te worden. Prometheus , de hemelbestormende titan, die het aan do zon ontroofde licht aan do menschheid bracht, heeft zich aan zijne boeien ontwor-y/é\\d en kan nooh wrer gekluisterd worden.

15

-ocr page 20-

j

.

j i

, ..................- ........

-ocr page 21-
-ocr page 22-
-ocr page 23-