-ocr page 1-

Vak 20

J( GEMEENZAME

quot; lilTIMin M WBIDEN \'

ALSMEDE

BEDEN VAN VERSCHILLENDE HEILIGEN. VOOR DE BIECHT. DE BEKEERIN8 DER ZONDAREN, KETTERS, ENZ,

BOOR

P. CHAIÖNON, S. J.

G. MOSMANS, \'s Bosch\', Maekt A 14. 1881.

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

Vak 20

tol

GEMEENZAME

ONDERRICHTINGEN EN GEREDEN

VOOR HET

JUBILÉ.

ONDERRICHTINGEN WAT EEN JüBILE IS,

WAT MEN DOES MOET, OM DE AFLATEN EN GUKSTEN, BIJ HET JUBILÉ VAN 1881 VERGUND, TE VERDIENEN;

ALSMEDE

GEBEDEN VAN VERSCHILLENDE HEILIGEN. VOOR DE BIECHT. DE BEKEERING DER ZONDAREN. KETTERS. ENZ.

DOOR

P. CHAIGWON, S. J.

ELFDE VERMEERDERDE DRUK.

MET DE OVERWEGING TER EEUE VAN HET li. ÜART, GEBEDEN ONDER DE H. MlS, ENZ.

-ocr page 6-

IMPRIMATUK.

Amstelodami, F. T. H. van Ogtiiop,

die 13 Maji 1881. Lib. Cens.

-ocr page 7-

l,te PUNT.

DE AFLATEN.

Oorsprong. — Uitwerksel. — Vereischten om de aflaten te verdienen.

Iedere zonde besluit in zicli twee zaken: de beleediging Gode aangedaan — en de verplielitiiig om eene straf te oudergaan, die geëvenredigd is aan deze beleediging: eene eeuwige en tevens tijdelijke straf, zoo de beleediging zwaaar, of enkel eene tijdelijke, indien het eene dagelijksehe fout is.

Wanneer God in zijne barmhartigheid onze zonden vergeeft, dan scheldt Hij ons niet altijd de straffen kwijt, die wij, door Hem te belee-digen, verdiend hebben. Hij neemt wel is waar, als Hij vergeving scheukt, de eeuwige straften weg, die wij door eene doodzonde verdiend hadden, zoodat wij, is de doodzonde vergeven, geen hel meer te duchten hebben; maar Hij vergeeft niet_ altijd de tijdelijke straf, \'t Was aldus0 dat David, na de verzekering te hebben gekregen, dat zijne zonden vergeven waren, niettemin quot;veroordeeld werd ze in deze wereld uit te boeten, door de rampen, die God hem overzond.

Eén Sacrament bestaat er in de Kerk, het .Doopsel namelijk, dat nooit de zonden vergeeft zonder op hetzelfde oogeublik de straffen aan

-ocr page 8-

_ 4 —

de zonden verbonden weg te nemen. Gesteld \\ dat iemand gedoopt wordt op zijn vijftigste jaar. t Heeft hij de noodige gesteldheid en een levendig i berouw over zijne zonden, \'t zij dood- of dage- 1 lijksche zonden, dan wordt daarvan de vlek niet alleen, zoowel als die van de erfzonde, uitge- i wischt, maar God schenkt hem volkomen verge- 1 ving van alle straffen, die hij verdiend had voor / zijne verschillende zonden. Zoo is het niet altijd \\ met het Sacrament van boetvaardigheid. Gewoonlijk i laat dit Sacrament nog de verplichting over om ] tijdelijke straffen te ondergaan, hoewel het de lt; zonden uitwischt en de daaraan verbonden eeuwige i straffen.

Sterft men zonder voldaan te hebben aan de ( rechtvaardigheid des Hoeren, dan moet men uitboeten in het vagevuur. Wat de middelen aangaat om er ons van te ontslaan in dit leven, | deze kunnen wij tot drie terugbrengen: 1° kun- • nen wij ons zeiven straffen door vrijwillige boet- lt; pleging; 3° de straffen, het verdriet, de tegenspoeden van dit leven, het verlies van ouders, goederen enz. enz. van Gods hand geduldig aannemen, en 3quot; cjldten verdienen.

Om de leer der aflaten goed te begrijpen, moeten wij ons vooreerst herinneren, dat Jesus Christus, toen Hij tot zijne Kerk zeide: „Al „tcat gij op aarde zult ontbinden, zal onthanden „zijn in deu Hemel , aan de macht die Hij gaf om te ontslaan, geen grenzen voorschreef.

Alle geestelijke banden, die een hinderpaal voor ons geluk zouden zijn, kan zij verbreken. De tijdelijke straf nu, zelfs nadat do zonden vergeven zijn, is een van die banden, omdat

4

-ocr page 9-

wij, indien wij zouden sterven, zonder daarvoor te hebben uitgeboet, in het vagevuur zouden moeten voldoen, voor dat wij den Hemel konden binnen gaan.

Wat meer zegt, daar de kerk een groot gezin is, waarin men gemeenschap heeft van goederen, volgens het geloofspunt van de gemeenschap der heiligen, is zij in \'t bezit van zeer groote schatten, bestaande uit de overvloedige verdiensten van Jesus Christus, van de H. Maagd en de Heiligen; en zij kan de rijkdommen van dien schat toevoegen aan hare kinderen, om hen aan de regtvaardighcid des Heeren te helpen voldoen. Dit doet zij, wanneer zij ons aflaten toestaat, door middel van eenige werken, welke zij ons voorschrijft.

Van deze magt heeft de kerk voortdurend gebruik gemaakt. Men ziet zulks in al de eeuwen der Kerk.

Laten wij slechts het laatste algemeen Con-oilie (het Concilie van Trente) aanhalen. „Daar „de Kerk de magt ontvangen heeft om aflaten „toe te staan, en daar zij die macht van af de „eerste tijden heeft uitgeoefend, besluit en ver-„klaart het Concilie, dat het gebruik der aflaten „voor het volk zeer heilzaam is; dat het gegrond „is op het gezag der Conciliën, en in de Kerk „moet onderhouden worden. Het spreekt het „anathema uit tegen hen die zeggen, dat zij „zonder nut zijn, of ontkennen, dat dc Kerk „de macht bezit om die te verleeneu.quot; (Sess 35.)

Wat het toevoegen van de overvloedige voldoeningen van Jesus Christus en van de Heiligen door de Kerk betreft, men heeft daarin

-ocr page 10-

verschillende graden. Neemt de aflaat alle straffen weg, \'t zij hier \'t zij in het Vagevuur te verduren, dan is het een volle aflaat-, strekt hij zich slechts uit tot een gedeelte dier straffen, dan is het eenc gedeeltelijke aflaat.

Dit is genoeg om de natuur der aflaten te kennen; men kan zich nu ook een juist denkbeeld vormen van de uitwerksels, die zij hebben in eenc ziel, welke het geluk heeft ze te verdienen. De aflaat heeft geenszins de kracht om de vlek der zonden, zij mogen dood- of dage-lijksche zonden zijn, uit te wisschen; evenmin kan er de straf door vergeven worden van zonden waaraan men nog verkleefdheid blijft behouden, en die bijgevolg niet vergeven zijn; want een aflaat onderstelt altijd de vergeving der zonden zeiven. — Maar de aflaat helpt ons voldoen voor de straffen, die ons na de vergeving der zonden overblijven om te verduren; en — naarmate hij ten volle of slechts gedeeltelijk verdiend wordt, voldoet hij ten volle of slechts gedeeltelijk voor de onvolkomenheid der biecht.

De aflaten hebben nog een ander uitwerksel, dat onzen ijver wel mag opwekken, om ze te verdienen; zij kunnen voor \'t grootste gedeelte aan de zielen in het vagevuur worden toegevoegd. Niet, dat de macht om te ontbinden, welke de Kerk heeft, zich uitstrekt over hen, die niet meer in deze wereld leven, maar vermits zij de macht heeft om tc beschikken over de oneindige verdiensten van Jesus Christus, draagt zij die aan God op voor hare overledene kinderen door middel der nog levenden. Zou God nu die voldoeningen kunnen versmaden, of zou hij de aangebodene

-ocr page 11-

— 7 -

verdiensten van Christus wel knnnen weigeren?

Maar welke voorwaarden stelt de Kerk, om aflaten te kunnen verdienen? Het spreekt van zelve, dat men, wil men ze voor zich zeiven verdienen, in staat van genade moet wezen, ten minste wanneer men het laatste werk ver-rigt wat is voorgeschreven, want iemand, die nog de eeuwige straf schuldig is, kan niet ontslagen worden van de tijdelijke.

Ik zeg voor zich zeiven, want het is een gegrond gevoelen, dat de aflaten, die toegevoegd knnnen worden aan de zielen in het vagevuur, en waarvoor het Sacrament der Biecht niet ver-eischt wordt, (bijv. de talrijke aflaten aan de godvruchtige oefening van den H. Kruisweg verbonden), verdiend kunnen worden voor de overledenen, zelfs door hen, die het ongeluk zouden hebben in staat van doodzonde te zijn. Wat meer is: de oefening van den Kruisweg voor die arme zielen verricht, is een werk vau barmhartigheid, dat zeer geschikt is om het Hart van God te bewegen en voor de grootste zondaars de genade der bekeering en de eeuwige zaligheid te verwerven.

Ten anderen, om een vollen aflaat geheel te verdienen, moet men vergiffenis bekomen hebben van alle dood- of dagelijksche zonden, zonder eenige gehechtheid aan welke zonde ook te behouden, Schijnt het ons moeijelijk daartoe te geraken, verliezen wij daarom toch den moed niet, door te gelooven, dat wij niets doen, zoo wij niet alles doen; de volle aflaat wordt ons dan gedeeltelijk toegevoegd, dat wil zeggen: wij krijgen er het deel van, dat aan onze gesteldheid geëvenredigd is.

-ocr page 12-

Ook moet men een zeker verlangen of althans eene algemeene intentie hebben om den aflaat te verdienen, \'t Is goed eiken morgen deze intentie te vernieuwen, om daardoor aan God te toonen, dat men alle aflaten wenscht te verdienen, die er aan de dagelijksche oefeningen van godsvrucht en aan de werken van liefde zijn verbonden.

De derde voorwaarden eindelijk, die wij te vervullen hebben, bestaat daarin, dat wij stiptelijk volbrengen al wat tot het verdienen van een aflaat wordt voorgeschreven, bijv. een of ander gebed knielend, staande, bij het luiden der klok te verriehten, enz.; iets na te laten, ook zonder onze schuld, zou ons de aanspraak op die genade doen verliezen.

Gewoonlijk stelt men 3 vereisehten om een vollen ajlaat te verdienen.

1quot;. De Biecht; maar \'t is niet noodzakelijk dat men de absolutie ontvange, indien de biechtvader namelijk, geen groote fouten bemerkende, het noodeloos acht ze te geven. Personen, die de gewoonten hebben wekelijks te biechten, k\'n-nen al de aflaten verdienen, die in den loop der week voorkomen, mits zij in staat van genade blijven.

2°. De II. Communie. Het is echter zeker, dat men meer dan één vollen aflaat op een dag door eene enkele Communie kan verdienen, mits men de overige vereisehten stipt vervulle.

3°. Het Gebed, tot intentie der Kerk. Men houdt algemeen, dat 5 maal \'t Onze Vader en 5 maal \'t Wees gegroet bidden voldoende is, om deze voorwaarde te vervullen.

-ocr page 13-

VERKLAEINGEN.

•1ste Vraag. Zeg eens met de meest mogelijke duidelijkheid wat men door aflaten verstaat?

Antwoord. Door aflaten moet men verstaan de volkomen of gedeeltelijke kwijtschelding der tijdelijke stral, die verbonden is aan de zonden, zelfs nadat zij vergeven zijn; eene kwijtschelding, die buiten het Sacrament der biecht verleend wordt door hen, die de magt bezitten om over de schatten der Kerk te beschikken.

2de TV. Waarom zegt gij huiten het Sacrament?

Antw. Omdat het Sacrament der Biecht, wanneer het met de noodige vereischten ontvangen wordt, ook een gedeelte dier tijdelijke straffen vergeeft, overeenkomstig de gesteldheid van den biechteling.

3de Fr. Blijft er voor de dagelijksche zonden ook nog iets te boeten over, al zijn ze vergeven 7

Antw. Ja! want de vergeving, die wij van de dagelijksche zonden bekomen, vermindert wel de grootheid der straf, welke wij verdiend hadden door ze te bedrijven, maar zij ontslaat ons niet altijd geheel en al; en dan hfebben wij zelfs voor de dagelijksche zonden adaten noodig.

4de Vr. De penitentie, ons door den biechtvader opgelegd, dient om ons van die schuld te bevrijden; is deze dan niet voldoende?

Antw. Deze penit«ntie is wel een begin van voldoening aan de goddelijke rechtvaardigheid, maar het is gemakkelijk hare onvolkomenheid aan te toonen. Toen de Kerk weleer zoo zware langdurige straffen oplegde, meende zij niet, dat zij daardoor meer eischte van de boetvaardigen, dan zij aan de rechtvaardigheid des Heeren verschuldigd waren; zij werd toen bestuurd door den H. Geest, die haar ook nu bestuurt en altijd zal besturen. De zonde verdient altijd dezelfde straf, want God heeft niets van zijne heiligheid verloren En kunnen de straffen die nu opgelegd worden, wel vergeleken worden bij die der eerste Kerk? Het is dus duidelijk, dat de Kerk onze zwakheid in aanmerking neemt, en dat zij ons liever lang

-ocr page 14-

-lO-

in het vagevuur dan eeuwig in de hel ziet branden. Gewoonlijk is dus die kleine penitentie, die de biechtvader oplegt, onvoldoende om voor de geheele straf te voldoen.

5de Vr. Indien nu de absolutie en de penitentie der biecht niet ten volle aan de goddelijke rechtvaardigheid voldoen, hebben wij dan nog andere middelen om haar voldoening te verschaffen ?

Anlw. Om niet van \'t vagevuur te spreken, waar de voldoening streng zal zijn volgens het woord des Heeren: dal alles tol de laatste penning zal moeten betaald worden, zoo hebben wij in dit leven nog drie middelen om te voldoen: 1° Naauwgezet alles nakomen, wat de godsdienst en de plichten van onzen staat ons opleggen, de deu^d beoefenen, inwendige en uitwendige versterving beminnen, enz.; want ieder werk, waarvan de liefde de drijfveer is, vermeerdert onze verdiensten en vermindert onze schuld. 2quot; Alle straffen en tegenspoeden die ons overkomen, b. v. het verlies van ouders, goederen, gezondheid, enz. van Gods hand gewillig aanvaarden. Wanneer men die beproevingen met geduld lijdt, vergadert men zich zeer groote verdiensten. 3quot; Aflaten verdienen.

6de Vr. Welke is de schat, waarover de Kerk beschikt, als zij aflaten verleent 7

Antw. De schat, dien de Kerk bewaart, om te voorzien in de behoeften harer kinderen, bestaat uit de overvloedige verdiensten van Jesus Christus, van de H. Maagd en van de Heiligen.

Één enkele druppel bloeds van Jesus Christus ware meer dan voldoende geweest, om voor al de schulden van het menschelijk geslacht te voldoen, en nu was geheel zijn leven eene gedurige marteling, en zijn dood de vereeniging van alle versmadingen en alle pijnen. Hoevele Heiligen hebben der goddelijke rechtvaardigheid ook meer betaald dan zy schuldig waren! De H. Joannes do Dooper zij hier slechts aangehaald ; hij was geheiligd in den schoot zijner moeder, leefde in de woestijn, stierf in de gevangenis als slagtoffer van zijn ijver voor de dienst des Heeren. En wa-; te

-ocr page 15-

— 11 —

len. zeggen van die onvergelijkelijke Maagd Maria, die iht- nooit iets aan Goj te voldoen had, dewijl zij zelfs de traf schaduw der zonde niet kende, — die de Koningin der Martelaren genoemd wordt, omdat zij meer ge-itie leden heeft dan alle Heiligen ooit geleden hebben, ar- Ziedaar, waarin de rijke schat bestaat, waaruit de [en Kerk de Allaten put.

7de Vr. Wie heeft de magt om over dien schat iar te beschikken ?

les Antw. De magt om over dien schat te beschikken,

en of om Allaten toe te staan, behoort den Paus van ■ie Rome voor alle geloovigen, en den Bisschoppen voor a- hunne onderhoorigen, voor zooverre het hun door het sn H. Kerkelijk recht is toegestaan.

;n 8ste Vr. Is het niet moeijelijk te begrijpen hoe

er wij onze schulden kunnen voldoen met de verdiensten rt der Heiligen; de Heiligen toch worden in den hemel

le voor al hun verdiensten beloond, hoe kunnen zij ons

l*. er nog iets van mededeelen?

i. Antw. Men moet onderscheid maken tusschen twee

n zeer verschillende zaken te weten: tusschen verdienste

li en voldoening-, de verdienste is een persoonlijk regt

op belooning; dat kan men niet afstaan. De voldoening is de betaling eener schuld, en waarom zou men niet kunnen betalen voor een ander? Ieder werk, gt; dat men uit een bovennatuurlijk inzigt verricht, bevat

t verdienste en voldoening te zamen. De Heiligen heb-

i ben al hun verdiensten medegenomen ten hemel,

zij worden er eeuwig voor beloond, maar de overvloed ! hunner voldoening, of liever hetgeen zij meer voldaan

hebben aan de rechtvaardigheid des Heeren dan noodzakelijk was, kon methen het verblijf der gelukzaligen niet binnengaan, omdat daar geene schulden te voldoen zijn; die overvloed is der Kerk geworden, als aan de natuurlijke erfgenaam harer kinderen. En zoo hebben zich de overvloedige verdiensten der H. Maagd en der Heiligen gevoegd als kleine stroomen bij den onmetelijken oceaan der verdiensten van JesusChristus.

9de Vr. Een volle allaat vergeeft alle straffen, waarom dan meer dan één vollen aflaat verdienen?

-ocr page 16-

— 12 —

Antw. Om een vollen aflaat te verdienen moeten wij ontslagen zijn van alle doodelijke en dagelijksche zonden, en niet de minste verkleefdheid aan de een of andere zonde behouden. Daaruit volgt, dat men zeldzaam een vollen aflaat in al zijn uitgestrektheid kan verdienen, en de onzekerheid, waarin wij ons bevinden of wij hem wel verdiend hebben, is reden genoeg, om dikwijls tot die schatten van genade onze toevlugt te nemen en zoo ten minste gedeeltelijk de vergeving onzer schulden te bekomen. En moeten wij dan alleen op ons zeiven bedacht zijn? Zijn er in het vagevuur geene zielen, die ons dierbaar zijn; misschien de zielen onzer ouders en vrienden, wier pijnen wij verlichten en verkorten kunnen? Zullen wij haar onze hulp weigeren? Willen wij ons ijverige beschermers bezorgen voor den troon van God; wij kunnen het, zoo wij haar uit den kerker verlossen en haar geluk bespoedigen.

10de Vr. Wat moet men verstaan door een aflaat van 30, 40, 100 dagen, van een jaar, van 7 jaren en 7 quadragenen, enz.

Antw. Die verschillende tijds-bepalingen moet men niet toepassen op den duur van de pijnen in het vagevuur, maar op den tijd, die door de vroegere key-kelijke wetten tot boeting bepaald was. Een aflaat b. v. van 7 jaren en 7 quadragenen scheldt ons eene schuld kwijt, waarvoor wij 7 jaren en 7 vasten tijden kerkelijke boete zouden moeten doen. Zoo wij stierven na zulk een allaat verdiend te hebben, dan zouden wij in het vagevuur bevrijd blijven van die pijnen, die door eene boete van 7 jaren en 7 quadragenen worden uitgewischt.

11de Vr. Wat verstaat men door een aflaat van 100 jaren; heeft de Kerk ooit iemand zulk eene lange boete opgelegd?

Antw. Veronderstel eens, dat iemand 10 of 20 maal een van die groote misdaden heeft begaan, waarvoor de Kerk eene boete van 10 jaren oplegt, dan zou de Kerk hem natuurlijk verantwoordelijk achten voor 10 of 20 boeten ieder van 10 jaren, of

-ocr page 17-

voor een boete van 100 of 200 jaren. Verleent de Kerk een aflaat van 100 jaren, dan zegt zij als \'t -ware: Ik vergeef u doer toevoeging van de overvloedige verdiensten van Jesus Christus en der Heiligen, de boete, die gij gedurende 100 of 200 jaren zoudt moeten doen, indien gij er voor in staat waart, of de straffen des vagevuurs, die er aan beantwoorden.

12de Vr. Noem eenige aflaten, die wij het gemakkelijkste kunnen verdienen ?

Antw. Zoo gij ingeschreven zijt in het broederschap van den Rosenkrans, dan kunt gij op den Isten Zondag van elke maand 3 volle aflaten verdienen; op eiken feestdag der H. Maagd en op de feestdagen der geheimen van den Rozenkrans één vollen aflaat; zijt gij lid van het broederschap van het li. Hart of van het broederschap tot bekeering der zondaren, dau kunt gij voor elk broederschap twee volle aflaten in de maand verdienen; ook oen voor het broederschap van een Goeden Dood, van de Voortplanting des Ge-loofs, enz. Er zijn ook vele aflaten verbonden aan het bidden van den Rozenbrans van den Angelus, enz. En wat den Kruisweg vooral betreft, inen kan door die oefening, wanneer wij ze van tijd tot tijd verrichten, vele zielen uit het vagevuur verlossen! De Pausen hebben aan die oefening alle aflaten verbonden, die zij verleend hebben aan hen die de H. Plaatsen te Jeruzalem bezoeken. Wij bevelen ook bijzonder aan het Scapulier der Onbevlekte Ontvangenis, waaraan nog meer aflaten verbonden zijn dan aan den Kruisweg; alsmede het Scapulier van O. L. V. van den berg Carmel, dat zoo rijk aan aflaten is.

2lie prjNT.

DE GIIOOTE AFLAAT VAN HET JUBILÉ.

Het Jubile werd bij de Joden alle 50 jaren gevierd ter gedachtenis hunner verlossing uit

-ocr page 18-

dc slavernij van Egypte. Het trompettengeschal, dat dien tijd aankondigde, was het teeken eener groote vreugde: alle schulden werden kwijtgescholden, de slaven herkregen hunne vrijheid, en wie genoodzaakt was geweest zijn erfdeel te ver-koopen, trad weer in \'t bezit zijner goederen.

De Kerk heeft in navolging- dier plechtige kwijtschelding, op zekere tijden hare geestelijke schatten overvloediger willen uitdeden. Het Jubile der nieuwe wet is een volle aflaat, ver-ionden aan eeniye voorgeschrevene werken en vergezeld van verscheidene voorrechten, die zijne waarde aanmerkelijk verhoogen. Het aankondigen van zulk eene gunst moet de vreugde in het hart van elk Christen opwekken; want het is de aankondiging van eene algeheele kwijtschelding, van eene volmaakte verzoening met God, waardoor, zoo wij slechts willen, alle banden verbroken, alle schulden betaald zullen worden; waardoor wij in al onze regten en in het bezit onzer goederen, die wij door de zonden hadden verloren, hersteld worden.

Er bestaan twee soorten van Jubile; het een noemt men het heilig jaar of het groot Jubile, het ander het buitengewone Jubilé,

Heilig jaar noemt men het vijf en twintigste, het vijftigste, het vijf en zeventigste en het honderdste jaar van iedere eeuw. In die jaren ziet men te Rome een grooten toevloed var. ge-loovigen, die uit alle doelen der wereld te zamen komen om de graven der Apostelen te vereeren en den aflaat van het groote Jubilé te verdienen. Het jaar daaropvolgend wordt die gunst verleend aau alle Bisdomzuen der wereld, zoodat men in

-ocr page 19-

— 15 —

al de kerken door den Bisschop daartoe aange-3oiier wezen, den aflaat van het Heilig Jaar verdienen jtge- kan, mits men alles volbrengt, wat hij heeft , en voorgeschreven.

ver- Voor het huitengeicone Jubilé is geen vasten tijd bepaald: de Kerk verleent zulks bij eenige gedenkwaardige gebeurtenissen, zoo als bij de verheffing van een nieuwen Opperpriester, of om de een of ander algemeenen ramp af te weren, of om eene buitengewone gunst van den Hemel te verkrijgen.

VERKLAEINGEN.

Iste Vraag. Heeft het Jubilé der Joden in iets overeenkomst met dat der Christenen?

Antwoord. Het was daarvan een af beeldsel, zoodat het Jubilé der Christenen op eene geestelijke wijze datgene uitwerkt in de orde der genade, wat het Jubilé der Joden uitwendig uitwerkte. De volle aflaat, dien wij er in verdienen, is eene kwijtschelding van al wat wij aan Gods regtvaardigheid verschuldigd zijn; hij bevrijdt ons van de slavernij der zonden; hij neemt weg wat voor ons het bezit der eeuwige erfenis zou vertraagd hebben.

2de Vr. Waarom moeten de geloovigen zich meer beijveren den vollen aflaat van het Jubilé dan een anderen te verdienen ?

Anlw. Hoe uitstekender eene gunst is, des te meer moeten wij haar trachten te verdienen. De aflaat nu van het Jubilé overtreft alle anderen; 1. in zijne uit-(jestrektheid, omdat hij aan de geheele Kerk wordt toegestaan, de andere slechts aan zekere kerken, broederschappen, personen, enz.; 2. in zijne voorrechten, omdat den biechtvaders grootere magt verleend wordt. 3. om de meerdere zekerheid, die wij hebben dien aflaat te verdienen.

3de Vr. Waarin bestaat die gruutere magt der biechtvaders.\'

-ocr page 20-

— 16 —

Antw. Er bestaan zekere groote misdaden, waarvan op gewsne tijden niet alle priesters kunnen absolveren, wijl de Paus of de Bisschoppen zich voorbehonden hebben de misdaden te vergeven; maar ten tijde van het Jubilé wordt die macht ook verleend aan alle biechtvaders. Eveneens is het met het opheffen der excommunicatie. Hij kan u ook omslaan van alle yedam beloften, al ware ze ook met eede bevestiyd of den Paus voorbehouden, ze veranderen in andere godvruchtige werken; hiervan zijn uitgezonderd de belofte van zuiverheid en de belofte van den religieusen staat te omhelzen.

4de Fr. Waarom is men tijdenshet Jubilé meer zeker, dat men een vollen allaat verdient, dan op andere tijden ?

Antw. Men denke slechts hoe moeijelijk het is de noodige gesteldheid te hebben, om een vollen aflaat in al zijn uitgestrektheid te verdienen. Om nu die gesteldheid te hebben is er geen geschikter tijd denkbaar dan het Jubilé. Want dan is God als het waie bewogen dbor de gebeden zijner Kerk, al hare kinderen liggen dan geknield voor zijne voeten, dan stort Hij zijne genade om hun vasten, om hunne aalmoezen, om hunne tranen overvloediger over hen uit. Al wat wij in dien tijd zkn en hooi en sterkt ons geloof, doet onze godsvrucht herleven. Al die onderrichtingen, al die goede voorbeelden, die ijver, om de verplichtingen van de godsdienst te volbrengen, dat alles stemt het hart van den mensch tot een oprechter berouw en het hart van God tot eene grootere barmhartigheid. Wij kunnen dus nooit met meer grond vertrouwen, den vollen aflaat in al zijn uitgestrektheid verdiend te hebben, dan na een Jubilé, dat men met de noodige gesteldheid gehouden heeft.

5do Vr. Welke werken zijn gedurende het groote en welke gedurende het buitengewone Jubilé voorgeschreven?

Antw. De biecht, de H Communie, het bezoeken van kerken zijn gewoonlijk voorschriften voer beide Jubiléën ; vasten, aalmoezen uitdeelen is eigen aan het

-ocr page 21-

— 11 -

groote Jubilé. Men moet dus zien wat er wordt voorgeschreven als de Paus een Jubilé toestaat, of de Bisschoppen zulk een Jubilé afkondigen.

3.1e PUNT.

WAT MEN MOET DOEN VOOR ZIJN NAASTE GEDURENDE HET JUBILÉ.

In dien heiligen tijd werkt de genade wonderlijk in de zielen: Het is als het ware eene heilzame verandering, die de zieken geneest, zelfs een groot aantal dooden tot het leven der genade terugroept. Hoeveel onder onze bloedverwanten, onder onze vrienden zijn tot eene beklagenswaardige lauwheid vervallen! Hoevele hebben de vriendschap Gods en bijgevolg het eenig ware leven verloren, en zijn op het punt in de hel begraven te worden. De goddelijke barmhartigheid komt hen te hulp, doet meer dan ooit poging om hen te redden; Zou het misschien de laatste niet zijn? Zou misschien ook aan onze vurige gebeden, aan onze stichtende voorbeelden, aan onze wijze en liefdevolle raadgevingen de genade der bekeering en bijgevolg de eeuwige zaligheid van zoo iemand verbonden zijn? Zeker is het, dat wij er veel -toe kunnen bijdragen; want zoo de verergernis de hel met zielen vervult, de zielenijver bevolkt den Hemel.

Toon dan bij deze gelegenheid uwe liefde voor den naaste. Iemand beminnen is iemands geluk willen, en dat; eluk volgens zijn vermogen be-

-ocr page 22-

vorderen; iemand beminnen is medelijden hebben met zijn ongeluk en zijne gevaren. Is er wel een toestand, die meer medelijden verdient, dan die eens zondaars, ingesluimerd aan den rand eens afgronds, waarin hij ieder oogenblik kan nederstorten ? En toch, wij hebben tranen om de minste tijdelijke ramp te beweenen onzer vrienden, en wij blijven ongevoelig, wanneer wij hem het verschrikkelijkste, het onherstelbaarste aller ongelukken zien overkomen. Eene moeder, eene eohtgenoote vergeet haar eigen lijden, en offert zich als het ware op, om een ziek kind of echtgenoot bij te staan. Hoevele nachten brengt zij slapeloos door! wat al geschrei, als het gevaar grooter wordt, en wanneer zij haar dan door den dood ontrukt worden, wat al droefheid, wat al geween! Maar moet men dan zulk eene toegenegenheid laken ? Zeker niet I maar laken moet men het, dat men alle zorg besteedt voor het lichaam, terwijl men de ziel vergeet. Neen, wij beminnen onze broeders niet, wanneer wij de belangen hunner zaligheid niet behartigen. En wat moet men wel zeggen van onze liefde tot God? Bemint men iemand zonder te verlangen, wat hij- verlangt,, zonder te wenschen, wat hij wenseht? Zoudt gij hem beminnen, die aan uwen haard gezeten, uw kind in \'t vuur liet vallen, of het er niet uit zou trekken als het er was ingevallen? Zoudt gij het hem gemakkelijk kunnen vergeven, dat hij niets gedaan had, om u een zoo groote droefheid te besparen? Bedriegen wij ons derhalve niet, de ijver voor de zaligheid der zielen is het wezen des Christendoms; hij is voor de liefde, wat de

-ocr page 23-

— 19 —

warmte is voor het vuur. Is er geen warmte, er is immers geen vuur; is er geen ijver, er is geen liefde. En de gelegenheid, die zidi nu aanbiedt is zoo schoon, om uwe liefde te tomen. Want in dagen van het Jubile gaat God doppen aan de harten zijner kinderen. En wal zal er van worden als wij niet medewerken om Hem den ingang te openen. Welk een tnost zal het voor ons zijn, wanneer wij bij bet iin-digen van het Jubilé zoovele ongelukkige zilen den vrede des harten hebben teruggeschonkn! welke zalige vreugde, wanneer wij tot (od kunnen zeggen : Gij hebt beloofd, o mijn Gd, dat hij, die een werk van barmhartigheid ;al beoefend hebben, barmhartigheid zal erlanga; ik ben barmhartig geweest voor mijne broedts. Gij zult dan ook mij barmhartigheid bewijzen

VERKLARINGEN.

1ste Vraag. Wat moet men van hen denken, 6 zeggen, dat de zorg voor het heil der zielen allét den Priesters is opgedragen?

Antwoord. Dat zij in eene grove en gevaarlijl dwaling verkeeren. De priesters hebben, het is waa het grootste deel in den apostolischen arbeid. Z zijn krachtens hun staat verplicht aan het heil de zielen te arbeiden, maar, ieder geloovige moet hei daarin de behulpzame hand bieden. Het apostelamb is verschillend, maar ieder heeft het zijne. Aaniedei heeft de Heer de zorg opgedragen voor elkanders welzijn te waken. (Eccl. 17. 12). Vragen of iemand van die zorg bevrijd is, is hetzelfde als vragen of iemand God en zijn naaste en zich zei ven niet behoeft te beminnen; want onze belangen zijn ten nauwste met die van onzen naaste verbonden.

-ocr page 24-

2d« Vr. Bewerken wij ook ons heil door dat van anderen te behartigen?

Antw. De aalmoes is even voordeelig voor hen die iel1 ze utreikt, als voor hen die ze ontvangen; en dit is ont bijzmder waar, wanneer wij Geestelijke aalmoezen ver gevsn. Esn stukje brood, een kleed, een glas water, ze^ dat men den arme geeft, zal eenmaal in den hemel heiflijk beloond worden, hoeveel te meer kunnen wij dat op bclooning rekenen, wanneer wij God doen konen in het hart eens ongelukkigen wanneer wij aai eene ziel den hemel geven.

Jde Vr. Hoe kunnen wij de zaligheid van anderen beverken?

\\ntw. Door alles wat de heiliging der zielen ten del heeft te ondersteunen en aan te moedigen, bijv. d godsdienstige opvoeding der jeugd, de voortplan- he tig des geloofs, de vereeniging ter uitroeijing van\'t be: vieken en tot bekeering der zondaren. Deze en ve drgelijke instellingen ontrukken duizenden zielen aan ]n( (i hel. Voor hoeveel duizenden is de Hemel niet ge- „ oend door het genootschap der H. Kindsheid? O\' de . Ver, de ware zielenijver is zoo rijk aan middelen! ln ooral zijn er drie zaken, die wij niet moeten verge- te gt;n, te weten: het goede voorbeeld, wijze raadge- ve ingen, vurige gebeden.

4de Vr. Waarom zegt men, \' \' quot; \'

leeld zulk een grooten invloed

len mensch? s

Antw. Omdat \'s menschen natuur genegen is. tot W navolging Velen schijnt de beoefening der deugd na boven hunne krachten. Zien zij anderen de deugd beoefenen, dan komen zij natuurlijk met den H. Augustinus tot de gevolgtrekking, zij hunnen het, , waarom zou het mij ondoenlijk zijn? De kerkelijke geschiedenis leert ons, dat een geheel volk bekeerd c\': is door het goede voorbeeld van één gevangene. de

5de Vr. Hoe kan men het best goeden raad geven, ui om iemand tot de deugd aan te zetten?

Antw. Een wijze wenk, een goed woord over het W| geluk van een gerust geweten, over Gods goedheid.

ee

-ocr page 25-

— 21 —

die steeds onze zonden wil vergeTcn, kan menigmaal iemand brengen tot eene oprechte bekeering. Maar — ontbreekt u dit middel, bid dan. Zou God u niet verhooren, wanneer gij Hem datgene vraagt, wat Hij zelf zoo vurig wenscht?

4^ PUNT.

WAT MEN MOET DOEN VOOR ZICH ZELVEN sren y

GEDURENDE HET JUBILE.

ten

bijv. Van de vijf voorscliriften om den aflaat van lan- het Jubile te verdienen: Biecht, Communie, het ln bezoeken van kerken, vasten en aalmoezen ge-on ven, is zeker de biecht het voornaamste. Heeft quot;gequot; men goed gebiecht, dan is men verzoend met 1 de God, en in staat Hem waardig te ontvangen len! in de H. Communie en daardoor groote genaden tge- te verdienen. Daarom moeten wij niets vuriger Jgs- verlangen dan het Sacrament der biecht met oor- noodige gesteldheid te ontvangen. De bieeht van van Jubile moet eene gebeurtenis van ons leven zijn, die nooit uit ons hart wordt gewischt. Wel hem, die daarin, wanneer hij den dood nabij is, een krachtige beweegreden tot vertrouwen mag vinden!

Ieder onderzoeke vooral zijne voorgf.ande biechten. Konden wij helaas met grond gelooven, dat zij Gods verontwaardiging slechts vermeerderd hadden, o! dan is er geen tijd meer van uitstellen; dan is het oogenblik daar, waarop gij dat verschrikkelijk juk van uwe schouders moet werpen, Hoe wilt gij nog langer voortleven met eene hel in uwe ziel?

wij

-ocr page 26-

— 22 —

Maar waarin bestaat dan die volmaakte gesteltenis bij het ontvangen van het Sacrament der biecht? De woorden, die Mozes tot het volk van Israël sprak, zijn ook tot ons gerigt: „Zoo gij den Heer zoekt uit ganscher harte, zult gij Hem vindenquot; (Deut. 4. 29.)- Iets uit ganscher harte doen, is vurig verlangen om het goed te doen, en daarvoor alles met oprechtheid in het werk te stellen. Dit laatste zegt alles. Wij moeten oprecht zijn in het verfoeijen der zonden, oprecht in de beschuldiging der zonden.

Slechts de berouwhebbende verkrijgt vergiffenis van God. Stellen wij dus alles in het werk, om met deze gesteldheid voor den biechtvader te verschijnen. Zij zal voor ons dat edelgesteente zijn, waarvan het Evangelie spreekt, zij zaj ons heil zijn. Laten wij al onze oefeningen, onze gebeden, goede werken, alles daartoe inrichten, om een levendig berouw te verkrijgen. Denken wij vooral hoeveel genade wij van God hebben ontvangen; aan de groote ondankbaarheid, waarmede wij Hem behandeld hebben, toen wij zondigden; aan het smartvol lijden van Jesus Christus, waarvan wij de oorzaak geweest zijn; want Hij is gestorven voor onze ongerechtigheden. Denken wij toch, dat, zoo wij in staat van zonden sterven, we niet minder tot de eeuwige straf zullen veroordeeld worden, als ware een God voor ons niet gestorven.

Hebben wij een oprecht berouw, dan zal onze beschuldiging ook oprecht zijn. Want eene ziel, die levendig getroffen en afkeerig is van hare zonden, vreest geene vernedering, zoo zij slechts vergeving kan bekomen. Fn hebben wij eenmaal

-ocr page 27-

_ 23 —

eene goede biecht gesproken, dan is het gemakkelijk de overige voorschriften van liet Jubilé te vervullen.

VERKLARINGEN.

1ste Vraatj. Waarom moet zich het berouw ook tot de toekomst uitstrekken ?

Antwoord. Niemand wil nog datgene bedrijven, wat hem leed is ooit bedreven te hebben. Na berouw volgt bekeering, na bekeering verandering van leven; een vermorreld hart is een hart, dat veranderd is, dat alles haat, wat het vroeger misdadig bemind had. Die de zonde haat, schuwt de gelegenheden en maakt htt vaste voornemen geene zonden meer te bedrijven.

2de Fr. Dikwijls gebeurt het, dat men meer door eenig ander ongeval getroffen wordt, dan door het ongeluk God vergramd te hebben, heeft men dan geen goed berouw?

Antw. Daar de zonde het grootste van alle kwaad is, moeten wij niets zoo verafschuwen als de zonde, als de zonde, maar ik zeg nit-t, niets zoozeer fceiuecnen. Want hoezeer zij ook al onze tranen verdienen, stelt God toch een vermorzeld en verootmoedigd hart vóór betraande oogen. Hij eischt van ons die gevoeligheid niet, die van ons niet afhangt, maar Hij vraagt van ons een vast besloten wil. Het vast voornemen om alle zonden te vluchten wordt te recht als een derken-teekenen van een goed berouw aangemerkt.

3de Vr. Zoo men in de osimogelijkheid verkeerde eenige van de in \'t Jubilé voorgeschreven werken te verrichten, moet men daarom de heep opgeven van Aflaat te verdienen ?

jlniio. Geenzins, want de biechtvader kan hierin dispenseeren, krachtens de hem verleende macht. Zieken en zwakken kunnen van het vasten en het bezoeken der kerken, armen van het geven van aalmoezen ontslagen worden, \'t Is evenwel in den geest der Kerk deze wefken door andere te vervangen ; bijv. de lig-chamelijke aalmoes door de geestelijke; het vasten of

-ocr page 28-

het bezoeken der kerken door eenig ander godvruchtig werk.

4de Vr. Welke orde kan men \'t best houden in

hetgeen is voorgeschreven 7

Antw. De werken die men gedurende het Jubiléin v staat van genade \'doet, hebben bij God zeer groote a verdiensten. Men kan dus niets beter aanraden, dan eerst te biechten, vervolgens de andere werken te ver- c richten, en ten laatste de H. Communie te ontvangen. !

A. M. D. G.

EENIGE GEBEDEN,

DIX MEN MET VRUCHT

GEDUKENDE HET JUBILÉ ZAL KUNNEN BIDDEN.

(De volgende korte gebeden kan men dikwijls gedurende den dag bidden, b. v. vótfr of na de predikatie).

Schietgebed tot Jems.

Mijn Jesus, barmhartigheid! (100 dagen aflaat.)

Opdracht van zich zeiven aan het 11. Hart van Jesus,

(Voor een afbeeldsel van het H. Hart.)

Om Ü mijne dankbaarheid te betuigen en mijne ongetrouwlieden te herstellen, geef ik NN. (J mijn hart, en wijd mij zeiven geheel en al aan U, minnelijke Jesus; met hulp van uwen bijstand neem ik mij voor, niet meer te zondigen. (100 dagen.)

-ocr page 29-

— 25 —

uch- Gebed van de gelukzalige n in Margaretha Maria Alacoque

Eeuwige Vader, vergun mij, dat ik U het hart lein van jesu3 Christus, Uwen welbeminden Zoon, aanbied, gelijk Hij zelf het U als zoenoffer heeft Ter. opgedragen. Aanvaard dit offer voor mij, zoowel gen. als al de verlangens, gevoelens, neigingen, bewegingen en handelingen van dit heilig Hart. Zij zijn alle de mijne, sedert Hij zich voor mij opofferde, en voortaan wensch ik geen andere verlangens te hebben dan de Zijne. Neem ze aan in voldoening voor mijne zonden en als dankbetuiging voor al Uwe weldaden. Verleen mij door Zijne verdiensten al de voor mijne zaligheid noo-N dige genade en, inzonderheid, die van volharding tot het einde. Ontvang ze als zoovele betuigingen van liefde, aanbidding en lof, welk ik Uwer Goddelijke Majesteit opdraag, aangezien het door het Hart van Jesus is, dat Gij op eene U waarden dige wijze wordt vereerd en verheerlijkt. Amen.

OVERWEGING

:en

TER EEEE VAN HET

HEILIGHART.

Gebed.

en O Goddelijk Hart van Jesus, ik wensch Uw getrouwe

^ leerling te zijn. Ja ik wil met den bijstand Uwer genade .* trachten, de schutten van liefde in deze aanbiddelijke woorden verborgen, tot voorwerp mijner overweging te maken: die Bn woorden, welke het Hart van Maria als een onschatbare nalatenschap van den Calvarieberg medenam en door onzQ Moeder de H. Kerk in het Evangelie zorgvuldig worden bewaard.

-ocr page 30-

— 26 —

Maar de onbestendigheid van mijn geest i% voortdnrend een hinderpaal voor de ingetogenheid, waarmede men behoord te bidden. O mijn God, Gij kent mijne zwakheid, lauwheid en broosheid. Zonder U kan ik niets doen. O Maria, gij, die de woorden van Jesus zorgvuldig in uw hart bcwaar-det en ze overwoogt ten einde de vlammen der Goddelijke liefde in u levendig te houden, verkrijg, smeek ik u, voor mij een weinig van dien geest des gebeds. Amen.

„Vader, verge*/ het hun want tij weten niet wat tij doenquot;,

O Gebed, door JeBus\' Hart zelf voorgezegd! O afgrond vaa goedheid! Eerder nog dan aan Zijne moeder te denken, aan Zijne vrienden of aan zich zelven, waren de eerste woorden, die Jesus aan het kruis sprak, voor Zijne beulen, voor Zijne beschuldigers, voor Zijne onrechtvaardige rechters, voor eene volksmenigte, die Hem lasterde: Zijne eerste zorg was voor degenen die er het meest behoefte aan hadden, maar haar tevens het minst verdienden.

Elk woord is een gloeiende schicht, die het Hart Zijns hemelschrn Vaders treft. Jesus beklaagt zich niet over hunne wreedheid en boosheid: üij verontschuldigt en verzacht hunne zonden.

„Vader! vergeef het hun.quot; Zij zijn Uwe kinderen, Uwe schepBelen, verwerp niet het werk Uwer handen. Zie Uwen Zoon; luister naar de stem van Zijn bloed, dat om genade smeekt voor Zijne broederen. Ik bezweer U bij den teederen naam van Vader, bij de gehoorzaamheid, die ik bewezen heb, bij de doornenkroon, die op mijn hoofd gedrukt is, bij de nagelen, dis mijne handen en voeten doorboren, bij het bloed, dat van mijn lichaam vloeit: : „vergeef het hunquot;; zie, ik vergeef hun, ik, dien zij belee- ! digd hebben. Dood mij, folter mij, hecht mij aan het kruis, 3 — het is mij hetzelfde, mits Gij vergeeft dengenen, die mij ? den dood aandoen. Zie hieruit, hoezeer het Hart van Jesus de menschen beminde!

Het H. Hart van Jesus is op het altaar hetzelfde als aan het kruis: Zijne liefde is onveranderd gebleven. Nog bemint Hij degenen, die Hem zoo weinig beminnen. Hij bemint degenen, die Hem niet beminnen, die Hem hatea, lasteren en hoonen. Hij toont Zijnen hemelschen Vader Zijne wonden voor ons, van welke Hij nog de teekenen draagt; voor ons zegt Hij nog: „Vader vergeef het hun; want zij weten niet, wat zij doen.quot;

De zonde is een mengsel van boosheid en onwetendheid. De Heiland, voor ons biddende, tracht ons te verontschuldigen. Zoowel op het altaar als op den Calvarieberg is

-ocr page 31-

- 27 —

Jesus een slachtoffer, een middelaar, en riet een rechter; Hij verontschuldigt de boosheid der zonde, en spreekt slechts van de onwetendheid, waarin ze bedreven wordt. O Heer, hoe blind ben ik, wanneer ik toestem in de zonde, niet bedenkende al het kwaad, dat ik mij zei ven aandoe, en de kastijding, die ik beloop. Nochtans is de onwetendheid niet geheel vrijwillig. Doe mij begrijpen, wat de zonde is, en boezem mij zulk een afkeer van haar in, dat ik ze nooit meer bedrijf.

Indien Jesus Zijnen Vader bidt voor degenen, die Hem kruisigen, wat zal Hij dan niet doen voor degenen, die Hem wenschen te dienen? Kan het ons aan vertrouwen ontbreken, wanneer wij zulk een machtigen middelaar bij God hebben? O mijn Jesus, hoe oneindig beminnenswaardig zijt Gij! Ach, had ik duizend levens om aan Uwen dienst te wijden, en daardoor eene zoo edelmoedige liefde te erkennen!

Jesus is ons voorbeeld, zoowel als onze Verlosser. Zijn gebed is een voorbeeld, dat de lessen, die Hij gedurende Zijn leven gegeven heeft, kracht bijzet. Deze goede Meester brengt hier in beoefening, hetgeen Hij op den Berg geleerd heeft. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is; „Gij zult uwen naaste beminnen, eu uwen vijand haten; doch ik zeg u: Hebt uwe vijanden lief, doe wel dengenen die u haten en bidt voor hen, die u vervolgen en lasteren; opdat gij kinderen van uwe Vader zijt, die in de hemelen is, die Zijne zon doet opgaan over goeden en kwaden, en regent over rechtvaardigen en on-rechtvaardigen. quot;Want indien gij degenen lief hebt, die u liefhebben, welk loon zult gij hebben? Doen dit bok niet de tollenaars P

Dusdanig is de leer vun het Hart van Jesus. Het is niet mogelijk Hem waarlijk te beminnen, ais wij deze groote les niet in beoefening brengen. Hoe menigmaal heb ik mijn hart niet voor Zijne lessen gesloten! Maar welk hart wordt niet verteerd bij de woorden; „Vader- vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen.quot;

Vindt gij het moeilijk eene zware beleediging, een scherp woord, een bijtenden spot te vergeven; sla dan uwe oogen op het Hart van Jesus, die voor u bidt, terwijl gij Hem beleedigt. Bijaldien Hij zich op u gewroken had, wat wai er van u geworden, en waar zoudt gij thans zijn?

Gij antwoordt, dat u een groote sn aad is aangedaan, en dat gij uwe belangen niet kunt prijs geven. Beschouw den smaad, die Hem wordt aangedaan. Vergelijk, wat Hij lijdt, met hetgeen men u doet lijden; vergelijk Zijne woorden; „Vader vergeef het hunquot; enz. met de uwe.

Hij verontschuldigt Zijne beulpn; gij overlaadt degenen, waarover gij meent reden te hebben u te beklagen, met verwijtingen. Hij stierf om hen te verlossen; gij wilt hun

n-

-ocr page 32-

niet den geringsten dienst bewijzen, zelfs niet eens groeten als gij hen ontmoet. Zijt gij een kind van dit hart vol goedheid en vergevensgezindheid.

Akte van Eerherstelling,

Aan uwe voeten nedergeknield, o mijn Goddelijke Meester, vraag ik ü allerootmoedigst vergiffenis, dat ik TJw voorbeeld en voorschrift zoo slecht heb opgevolgd ; wei verre van de geringste beleediging te vergeven, heb ik slechts getracht mij te wreken door kwaad met kwaad te vergelden.

O getrouw en edelmoedig Hart van Jesus! Gij vergeet onze zonden en de folteringen, die Gij om dezelve hebt verduurd, ten einde Uwe strafwaardige kinderen te vrijwaren. Stort over mij en aan de dienst van Uw heilig Hart toegewijde zielen de wateren uit van die barmhartigheid, van welke Gij de onuitputbare bron zijt, door onder ons dien band van eenheid te herstellen, die het kenmerk der eerste Christenen was en hen slechts één hart en ééne ziel deed zijn.

Ach, Heer, Uwe woorden bekeerden de krijgsknechten op den Calvarieberg; zullen zij op mijn hart geen irdruk maken? O Jesus, laat zulks nimmer toe, maar geef, dat ik uit liefde tot U, die zoo edelmoedig Uwe vijanden vergiffenis schonkt, vergeef aan allen, die mij beleedigd hebben, opdat Gij ook mijne beleedigingen vergeven moogt, nu en in het uur van mijnen dood. Amen.

Toewijding aan het Hart van Jesus, den Oceaan van goedheid,

O Hart van mijn goeden Meester, deze eerste les van Uw kruis af mij gegeven, vervult mijn hart met het innigste vertrouwen.

O Heer, Gij hebt gezegd: „Als ikzaropgeheven zijn, zal ik alles tot mij trekken.quot; Ik begrijp nu de liefde, die U de harten deed winnen van de kinderen der menschen, in wier midden het een vermaak voor U was te zijn. Hart van Jesus, Oceaan van goedheid, daar Gij het offer van den Calvarieberg hernieuwt, ten einde de verdiensten daarvan op mij toe te passen, wijd ik mij zelf geheel en al aan U. Maar al te dikwijls heb ik de smadelijkheden van TJw lijden hernieuwd. Geef, dat ik deel mag hebben aan den geest en de uitwerkselen van TJw Goddelijk gebed; en beveel mij Uwen hemelschen Vader aan, opdat ik, gereinigd in TJw kostbaar bloed, TJ van nabij moge navolgen, door nimmer in mijn hart eenig gevoel van haat of wraak te koesteren ten einde alzoo met vertrouwen te kunnen zeggen: „Vader, vergeef mij, gelijk ik vergeef. Amen.

-ocr page 33-

— 29 ~

Gebed van den H- Alphonsus de Liguori tot het Heilig Hart van Jesus,

Aanbiddelijk Hart van mijn Jesus, Hart opzettelijk geschapen om de menschen te beminnen, tot heden heb ik U niets dan ondank betoond. Vergeef het mij, o Jesus, Hart van mijn Jesus, afgrond van liefde en barmhartigheid, hoe is het mogelijk, dat ik, bij het zien van Uwe goedheid jegens mij en mijne ondankbaarheid, niet van droefheid sterf? Gij, mijn Schepper, hebt, na mij het aanzien geschonken te hebben, ÜV bloed en leven voor mij ten beste gegeven; en daarmede niet tevreden, hebt Gij nog een middel uitgevonden om U in het H. Sacrament Uwer liefde dagelijks voor mij op te offeren, U blootstellende

Iaan duizend beleedigingen en versmadingen. Ach, Jesus, verwond mijn hart met een groot berouw over mijne zonden en eene vurige liefde tot U. Verleen mij door Uwe tranen en bloed de genade om in eene vurige liefde tot U tot aan mijn laatsten zucht te volharden.aan duizend beleedigingen en versmadingen. Ach, Jesus, verwond mijn hart met een groot berouw over mijne zonden en eene vurige liefde tot U. Verleen mij door Uwe tranen en bloed de genade om in eene vurige liefde tot U tot aan mijn laatsten zucht te volharden.

Offerande van het dierbaar Bloed van J. C.

Eeuwige Vader, ik offer U het dierbaar Bloed van Jesus Christus, ter voldoening voor mijne zonden, en voor de behoeften der Heilige Kerk. (100 dagen.)

Gehed van den II. Ignatius.

Ontvang, Heer, geheel mijne vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand, geheel mijnen wil. Alles

-ocr page 34-

wat ik heb of wat ik bezit, heb ik van U ontvangen ; ik geef het ü geheel terug en stel het volkomen ter beschikking van Uwen H. wil. Schonk mij uwe liefde en uwe genade, dan ben ik rijk genoeg en vraag U niets anders.

Schietgebed tot Maria.

Zoet Hart van Maria, wees mijne toevlugt! te (300 dagen.) he

I ge

Opdragt van Maria. m(

(Des morgens en des avonds met een Onze Vader W£ en Wees gegroet.)

O mijne Meesteres, mijne Moeder! ik offer mij geheel aan u, en om u mijne liefde te toonen,

wijd ik u heden mijne oogen, mijne ooren, mijnen mond, mijn hart, mij zeiven geheel en al toe. Daar ik dus geheel de uwe ben, o goede . ]a Moeder! bewaar en bescherm mij als uw eigendom en uwe bezitting. (100 dagen.)

glt;

Gebed van den II. Barnardus.

Gedenk, o goedertierende Maagd Maria! dat het nooit is gehoord, dat iemand die zijne toevlucht tot u neemt, uwe hulp verzoekt, of om voorspraak bidt, door u is verlaten geworden; met zulk een vertrouwen bezield, neem ik mijne toevlucht tot u, o Maagd der maagden, en zuchtende onder den last mijner zonden, kom ik tot u, en werp mij voor uwe voeten neder. — Ach! wil toch. Moeder van het eeuwig Woord, mijne gebeden niet versmaden, maar verhoor mij genadiglijk. Amen. (300 dagen.)

zal on we aa: da

-ocr page 35-

— 31 —

ont- Gebed tot den H, Josef.

liet

wjj O Vader en beschermer der Maagden, gelvik-zalige Jozef, aan wiens getrouwheid Jesus, de onschuld zelve, en Maria, de Maagd der maagden, werden toevertrouwd; ik bid u met het vurigste aanhouden, in den naam van Jesus en Maria, dat dubbel pand uwer teederheid, mij de genade te bekomen, dat ik van alle onzuiverheid bewaard, het geluk moge hebben, met een onbesmetten geest, met een hart zonder vlek van zonden en met een rein lichaam, Jesus en Maria altijd waardiger te dienen. Amen.

Aanroeping van Jesus, Maria en Josef.

iien, Jesus, Maria, Josef, ik geef u mijn hart, mijn miJquot; geest en mijn leven!

n ^ Jesus, Maria, Josef, staat mij bij in mijn oede | Matsten strijd I

oenquot;; Jesus, Maria, Josef, dat mijne ziel, na mijn , dood, in uw gezelschap in vrede ruste! (100 dagen voor elk dezer schietgebeden.)

dat toe-quot; om den; lijne ;uch-k: tot Ach! lijne rena-

GEBEDEN VOOR EN NA DE BIECHT.

(Meo kan deze gebeden ook zeer nuttig alle dagen van \'t Jubilé bidden.)

Gebed van den H. Ihomas van Aquinen vóór de Biecht.

Tot U, o mijn God! bron van alle barmhartigheid, nader ik arme zondaar. Gewaardig U dan mij van mijne ongeregtigheden te zuiveren. O

ugt!

\'ader

rmij

-ocr page 36-

7.on der rechtvaardigheid, schenk het licht aan een blinde. O eeuwige geneesheer, genees mijne wonden. O koning der koningen, bekleed mij met het kleed der genade. O middelaar tusschen God en de menschen, bewerk de verzoening voor een schuldige. O goede herder, voer een verdwaalde terug op het pad der waarheid. Schenk, o mijn God, barmhartigheid aan een ongelukkige, vergeving aan een zondaar, het leven aan een doode, de rechtvaardiging aan een goddelooze, de zalving der genade aan ecu versteende. O God vol van goedertierenheid, breng mij tot ü terug, die mij van U verwijderde ; trek mij tot IJ, die aan de genade weerstand bood; rigt mij op vivn mijnen val, houd mij staande in de genade, blijf mijn leidsman op den weg, dien ik moet bewandelen, vergeet mij niet, die U vergeet, verlaat mij niet, die U verlaat, verwerp mij niet, die\' tegen U zondigde. Ik smeek U, wil toch geen acht slaan op mijne ongerechtigheden, maar op uwe onmetelijke goedheid, vergeef mij vol goedertierenheid, wat ik misdaan heb, schenk mij droefheid over het verledene en krachtige genade voor het toekomende. Amen.

Gehed van de II. Catharina van Senen vóór de Biecht.

O goede Jesus, die nog een zachtmoedig Lam zijt, doch weldra mijn rechter zult zijn, behoud voor mij uwe zachtmoedigheid, wanneer ik voor uwen rechterstoel zal verschijnen. Heer, mijn God, straf mij voor mijne zonden in dit leven. Het lichaam, dat ik van ü ontvangen heb, breng

-ocr page 37-

ik U heden als een offer, gewaardig het te aanvaarden. Ik geef mij geheel aan U over, handel met mij volgens uwe rechtvaardigheid. Kap en kerf mij in dit leven, maar spaar mij in de eeuwigheid.

H. Maria, Moeder Gods en mijne moeder, bid voor mij, nu en in het uur van mijn dood. Amen.

Gebed van de II. Gertruda vóur de Biecht.

O mijn opperste Heer! ik onwaardige zondaar beken met de meeste droef heid, dat ik helaas ! door menschelijke zwakheid, zoo dikwijls tegen uwe goddelijke almacht, door onwetendheid, tegen uwe goddelijke wijsheid en door boosheid, tegen uwe eindelooze goedheid gezondigd heb. Dan, o Vader van alle barmhartigheden, ik bid U, vergeef het mij. Uwe almacht geve mij krachten, om voortaan al de hinderpalen, die ik op deu weg der zaligheid zal ontmoeten, uit den weg te ruimen; uwe grenzelooze wisheid lichte mij voor, om met de meeste zorg alles te vermijden wat aan uwe allerheiligste oogen kan mishagen; en uwe eindelooze goedheid helpe mij, om voortaan mot onverbreekbare getrouwheid mij aan uwe heilige dienst te hechten, en nooit meer, zelfs\' het geringste te doen, dat zou strijden met uw goddelijk welbehagen. Amen.

Gebed tot de II. Maagd Maria vuur de Biecht.

Heilige Maagd! ter nedergeslagen over mijne zonden, over mijne zwakheid en over mijne armoede, neem ik mijne toevlucht tot u. Verwaardig

\\ -

-ocr page 38-

— 34 —

u mijn gebed aan te hooren. Open uwe ooren voor mijne verzuchtingen, en de bron uwer barmhartigheid voor mijne tranen. Doordrongen van oprecht berouw over mijne gebreken, smeek ik door uwe tusschenkomst, van uwen godde-lijken Zoon vergiffenis. Haast u om mij te verzoenen met mijnen Eechter. Maak dat ik door u de nederigheid, zuiverheid, liefdadigheid, zachtmoedigheid en al die deugden verwerve, die in reinheid de leliën overtreffen en den glans der bloemen, die de aarde versieren. Wees voor mij het liefelijk paradijs, van waar een stroom des levenden waters vloeit, dat mij kan zuiveren en mij welgevallig kan maken in de oogen des Heereii. O Maria, toevlucht der zondaren, bid voor mij. Amen.

Aide van een volmaakt berouw.

O allerbeminKetükste God! neen, niet zoozeer de schrik voor de hel, de vrees van uw schoonen Hemel te verliezen, maar uwe liefde is het, die mijn berouw, mijn leedwezen opwekt. Helaas! door mijne zonden heb ik uwe goddelijke majesteit beleedigd, uwe beminnelijke goedheid veracht ! O allerzachtmoedigste Jesus ! vergeef mij, ach, vergeef mij en erbarm U mijner. O mijn God! ik verfoei de zonden, die ik bedreven heb, meer dan de hel zelve; ik verfoei ze allen in het algemeen en elk daarvan in het bijzonder om U. Ach! ondersteun mij door uwe goddelijke kracht, dan zal ik voortaan de zonden, die U mishagen, niet meer bedrijven; dan zal ik, verrezen tot het leven der genade, in uwe liefde volharden. Amen.

-ocr page 39-

Gebed na de Biecht.

Almachtige en medelijdende God, wiens barmhartigheid zonder grenzen is, en wiens goedheid nooit wordt uitgeput, ik dank uwe liefdevolle Majesteit uit geheel mijn hart en uit alle krachten mijner ziel voor de onschatbare genade, die Gij mij bewezen hebt, door mij al mijne zonden te vergeven, en mij weer in uwe vriendschap op te nemen. Gezegend zij de teederheid van uw goddelijk Hart, en gezegend zij de liefde van uwen allerliefsten Zoon, die ons een zoo gemakkelijk en krachtig middel geschonken heeft tot vergeving der zonden. In vereeniging met al de offers van dankbaarheid, die alle ware boetvaardigen U ooit hebben opgedragen, dank ik U, o mijn God, uit al de krachten mijner ziel, in naam van alles wat is in den hemel, op de aarde en onder de aarde, voor nu en voor de gansche eeuwigheid. Amen.

Ander gebed na de Biecht.

Hartelijk dank, lieve Jesus, voor de onuitsprekelijke genade, die Gij mij hebt bewezen. Ik had gezondigd, ik had dikwijls uwe goddelijke majesteit beleedigd, en Gij, lieve Jesus, Gij hebt mij nu in uwe eindelooze goedheid vergeven. O! verleen diezelfde genade, vergeving en barmhartigheid aan allen, voor wie gij den smartelijken kruisdood hebt willen sterven. Ik vraag het U, goede Jesus, door uwe eindelooze liefde, door uwe tranen, uw zweet en uw dierbaar bloed, ik vraag het U door de verdiensten der H. Maagd Maria en van alle Heiligen. Amen.

-ocr page 40-

— 36 —

TT

GEBEDEN VOOR EN NA DE Hr COMMUNIE.

(Mea kan deze gebeden nok eiken dag vim \'t Jnbilé Ter-richtcn, zoo men dan slechts op een geestelijke wijze eom-municeert.)

Gebed vóór de H. Communie.

Heer, ik ben niet waardig aan uwe H. Tafel te verschijnen, en U in mijn zondig hart te ontvangen, maar Gij, o mijn God, Gij wilt ook bij de zondaren uw intrek nemen, en schenkt den ootmoedige genade. Ach! spreek slechts één woord, het troostwoord: Uwe zonden zijn n vergeven, en mijne ziel zal gereinigd wezen. Uwe ontfermende liefde is grooter dan mijne onwaardigheid. Om mij te bewijzen, dat ik weêr in genade ben aangenomen, noodigt Gij mij aan uwe H. Tafel, en Gij wilt mij spijzen met uw allerheiligst Vleesch en Elocd, om mij op het innigst met U te vereenigen. Kom, goede Jesus, kom; bereid zelf in mij eene woning Uwer waardig. Verdelg door het vuur uwer liefde al wat in mij zondig is. Vereenig mij op nieuw met U, zoodat mij niets in eeuwigheid meer van U scheide. Kom, mijn Jesus, kom, mijn Jesus, kom mijn hart is bereid.

Gehed na de II. Communie.

Neem, goede God! deze H. Communie tot voldoening mijner zonden genadig aan. Zie ontfermend op mij neder! Geef mij kracht tot den strijd tegen de zinnelijkheid en sterkte tegen alle bekoringen. Verleen mij, goede Jesus, uw bij-

-ocr page 41-

— 37 —

stand, om mijne voornemens getrouwelijk ten uitvoer te brengen, en het werk mijner bekeering standvastig te voltrekken. Zegen mijne voornemens, zegen mijne werken, opdat ik waardige vruchten van bekeering moge voortbrengen!

Verleen mij en allen, voor wie ik verplicht ben te bidden, de ware vreugde en den vrede des harten, de verbetering des levens, tijd tot boetvaardigheid, de genade en vertroosting van den H. Geest, de volharding in het goede, en na dit leven het leven in eeuwigheid. Amen.

Geied ter eere der H. Maagd Maria,

na de H. Communie.

O allerheiligste Moedermaagd, die verdiend hebt denzelfden Jesus, dien ik nu heb ontvangen, in uw allerzuiversten schoot te dragen, en Hem als Verlosser aan de wereld te schenken; bid voor mij bij uwen Zoon; en verkrijg mii de vergilïenis voor de onachtzaamheid er . waardigheid, waarmede ik Hem in de H. Communie heb ontvangen. Amen.

GEBEDEN

OM DEN VOLLEN AFLAAT BIJZONDER VAN HET JUJJILE TE VERDIENEN.

Voorhereidings- Gebed.

Almachtige, eeuwige God, door wiens barmhartigheid ik hoop ontslagen te zijn van al mijne

-ocr page 42-

— \'Sb —-

zonden eu vau de eeuwige veroordeeling, ik neem mijne toevlucht tot den onuitputbaren schat der verdiensten van uw eeniggeboren ZoonJesus Christus; en van alle Heiligen, omdat mij nog tijdelijke straffen wachten; dat de overvloed van dien schat mijne armoede en behoefte aanvulle: daar ik uit mij zeiven niet in staat ben, die straffen uit te wisschen. Ik verklaar mij bereid, om alles te doen, wat daartoe vercischt wordt. Gewaardig U, Vader van barmhartigheid, dit alles aan te nemen in vereeniging met het lijden en den dood van uwen Zoon, en mij, hoe onwaardig ook, deelachtig te maken aan dezen vollen aflaat.

Onze Vader. Wees gegroet, enz.

le GEBED.

Gebed tot God den Vader, voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk.

Gedenk, eeuwige Vader, uwe vergadering, die van het begin de uwe geweest is. Erken de Kerk als de bruid van uwen eeniggeboren Zoon, die zich gewaardigd heeft voor Haar zijn bloed te vergieten. Verhef Haar, smeek ik U, dermate door den glans der heiligheid, door den rijkdom der genaden en door de voortrefielijkheid van het toekomende erfdeel, dat het blijke, dat zij zulk een bruidegom en zoo groot een verlossings-prijs is waardig geweest. Zie met goedertierend-heid neder op de kinderen dier H. Moeaer, en vereenig met hen alle volkeren der aarde, opdat allen U, den eeuwigen Vader en Jesus Christus,

-ocr page 43-

— 39 —

dien gij gezonden hebt, met een levendig geloof erkennen, met een groot vertronwen aanroepen en volmaaktelijk beminnen. Amen.

Onze Vader. Wees gegroet enz.

y. Bezoek, Heer, en beschouw dien wijngaard.

r. En volmaak hem, dien uwe rechterhand geplant heeft.

Laten wij bidden.

Zie gunstig neêr, bidden wij U, o Heer, op deze uwe vergadering, waarvoor Jesus Christus niet geaarzeld heelt in de handen der goddcloozun te worden overgeleverd en aan het kruis te sterven. Hij, die met U leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen dei-eeuwen. Amen.

2\'J GEBED.

Gebed tot God den Zoon. voor de uit-roeing der Ketterijen.

O Jesus, waarachtig licht, die eiken mensch verlicht, welke in de wereld komt; maak, bid ik U, door uw onschatbaar lijden en dood, dat de duisternissen en dwaling en ongeloof verdreven worden, dat allen het licht uwer waarheid omhelzen, en dat allen tot den schoot uwer eenig ware Kerk terugkceren. Goede Herder! die uw leven voor uwe schapen hebt ten beste gegeven, beveilig uwe kudde en bescherm haar tegen het geweld en de hinderlagen van hen, die in schaaps-kleederen zich vertoonen, maar inwendig grijpende wolven zijn. Geef, dat allen slechte éca herder

-ocr page 44-

— 40 —

erkennen, en dat allen slechts céue kudde uitma- H. ken. Blijf bij ons, Heer, want Gij hebt gezegd; kra „Ik ben met u al de dagen, tot aan de volein- toe ding der eeuwen.quot; Toon, dat uwe Kerk op eene des steenrots gebouwd is, en dat de poorten der hel lei( niets tegen haar vermogen. Amen.

Onze Vader. Wees gegroet, enz.

v. Lever de ziel van hen, die u beleiden niet aan verscheurende vijanden over.

k. En vergeet toch niet voor altijd de zielen uWer arme kinderen. ra

ge

Laten wij bidden. nj

Verhoor, bidden wij U, o Heer, goedgunstig \' a: de gebeden uwer Kerk: opdat zij U, nadat alle v\' tegenstand en elke dwaling vernietigd zijn, in s( vrijheid en vrede diene. Door Christus onzen ^ Heer. Amen.

1 c

3e GEBED.

Gehed tot God den H. Geest, oma de eendracht der Christ ene Vorsten te vencerven.

; t

O H. Geest van liefde en vrede, die zoovele c en zoo verscheidene volkeren in de eenheid des ; geloofs vergaderd hebt, verleen aan de Christene Vorston en lunine raadslieden den overvloed uwer genade en schenk aan hunne harten de ga if uwer liefde, opdat allen daardoor mogen erkennen, dat zij tot het getal der uitverkorenen behooren en den naam van Christen waardig zijn. Maak, dat zij door geen begeerlijkheid vervoerd, ooit iets bedrijven, wat met uwe glorie en de eendragt der

-ocr page 45-

H. Kerk in strijd is: maar dat zij met vereende krachten zich zeiven, en het volk dat hun is toevertrouwd, tot de woningen des eeuwigen vre-des en tot het liemelsch Jerusalem trachten te leiden. Amen. Onze Vader. Wees gegroet enz. v. De vrede zij in uwe kracht.

B. En de overvloed in uwe burchten.

Laten wij bidden.

God, van wien de heilige verlangens, goede raadsbesluiten en rechtvaardige werken voortkomen, geef uwen dienaars den vrede, welken de wereld niet geven kan, opdat onze harten getrouw zijn aan uwe geboden, en de tijden, nadat alle vrees voor de vijanden is weggenomen, onder uwe bescherming rustig zijn. Door Christus onzen Heer. Amen.

4e GEBED.

Gebed tot de II. Tgt;rieviddiglieid, waardoor men alle werken, die men verricht heeft om den vollen aflaat te verdienen, aan Haar opdraagt. Ik meen, o H. Drievuldigheid, alles verricht te hebben, wat vereiseht wordt, om de kwijtschelding der verdiende straffen te bekomen. Niet alleen dit, maar nog veel meer moesten wij doen voor uwe goddelijke Majesteit, waaraan wij zooveel zijn verschuldigd. Aan uwe oneindige goedheid en milddadigheid, die Gij ons, schoon aller-onwaardigst, betoond hebt, moet het worden toegeschreven, dat Gij de nietswaardige werken, die wij U als uwe dienaars verschuldigd zijn, zoo milddadig wilt beloonen. Ontvang dan, H. Drievuldigheid, van mij deze werken, hoe ik ze dan

-ocr page 46-

— 42 —

ook moge gedaan hebben, en maak dat het onvolmaakte er van, door het lijden en den dood van Jezus Christus onzen Heer en door zijn allerkostbaarst voor ons vergoten bloed, wordt aangevuld : maak mij (of de ziel van....) aan dezen vollen aflaat deelachtig, waarvoor U den hemel en aarde lof en dank zullen zeggen met mij, nu en in de eeuwigheid. Amen. Onze Vader. Wees gegroet, enz.

KRUISGEBED.

(Waaraan volle aflaat is verbonden, mits men na gebiecht en gecommuniceerd te hebben, het voor een kruisbeeld verrichte en bidde tot intentie van Z. H. den jPsub. Toepasselijk ook aan de geloovige zielen.)

Gebed.

Zie, o goede en allerzoetste Jesus! ik werp mij op mijne knieën voor uw aanschijn, en bid en smeek ü met de grootste vurigheid des harten, dat Gij levendige gevoelens van geloof, hoop en liefde, een waar berouw over mijne misslagen en den vasten wil, om die te verbeteren, in mijn hart gelievet te prenten; terwijl ik met eene groote aandoening en droefheid des harten, uwe vijf wonden bij mij zeiven overweeg, en in den geest aanschouw, voor oogen hebbende, hetgeen de profeet David reeds van U, o goede Jesus, zeide: „Zij hebben mijne handen en voeten doorboord, zij hebben al mijne beenderen geteld.quot; Ps. XXI, 17, 18.

Gebed van den II. Fans Pius V voor de Kerk.

Heilige God, die de ongerechtigheden van hen, die zich tot IJ bekeerd hebben, niet meer indachtig zijt, maar hunne verzuchtingen vol barmhar-

-ocr page 47-

^ .

— is —

tigheid verhoort, zie op uwe tempels die door de handen der ongeloovigen ontheiligd zijn, en op de verdrukking uwer teergeliefde kudde goedgunstig neder. Wees uw erfdeel, dat gij door het vergieten van het allerkostbaarst bloed van uwen eeniggeboren Zoon verkregen hebt, gedachtig. Bezoek liefdevol den wijngaard, dien gij met uwe rechterhand geplant hebt, welken een verwoestend dier tracht te vernielen; bekleed zijne bearbeiders met sterkte tegen den haat zijner verwoesters; doe hen overwinnen en geef hun, die hem goed bearbeiden, bezit van uw rijk. Door Christus onzen Heer. Amen.

Gebed van den II. Franciseus Xaverius, voor de hekeering der heidenen, ketters en zondaars.

O eeuwige God, Schepper van alles, gedenk dat de zielen der ongeloovigen, ketters en zondaren door U zijn voortgebracht en volgens uw beeld en gelijkenis geschapen zijn. Zie, Heer, de hel wordt tot beleediging van uwen H. Naam door deze zielen vervuld. Gedenk, dat Jesus uw beminde Zoon, om hunne zaligheid den al-lervvreedsten dood heeft ondergaan, duld niet, o Heer, dat uw Zoon door de ongeloovigen, ketters en zondaars nog veracht worde, maar bevredigd door de gebeden der heiligen en der Kerk, de allerheiligste bruid van uwen Zoon; wees uwer barmhartigheid gedachtig; vergeet de afgoderij, ongeloovigheid, verhardheid en boosheid dier on-gelukkigen; maak, dat ook zij eens erkennen, en beminnen, hem, dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus onzen Heer, die onze zaligheid,

-ocr page 48-

_ 44 —•

ons leven en onze verrijzenis Is, door wien wij verlost en bevrijd zijn, en aan wien glorie zij gedurende de eeuwen der eeuwen. Amen.

Gehed om oolharding.

Lieve Jesus! ik heb dan met uwe genade, gedurende het Jubilé alles verrigt, wat Gij van mij verlangd hebt. Ik heb de grootheid uwer liefde eu barmhartigheid overwogen, ik heb het verschrikkelijke der doodzonde, het ondankbare der dagelijksehe zonde beter dan ooit ingezien; ik heb de zekerheid van den dood, de gestrengheid van liet oordeel, het vreeselijke van de hel, maar ook het schoone, het eeuwig gelukkige van den hemel besehouwd. Ik heb na het overwegen van dat alles mijne zonden beweend en verfoeid, ik heb eene berouwvolle biecht gesproken, ik heb op eene heilige wijze gecommuniceerd, ik heb voor eenwig aan U getrouwheid gezworen. Maar, ach Heer, zal ik volharden? zal ik nooit meer zondigen ? schrikkelijke gedachte..... zal ik volharden o Jesus geef mij bij al die genaden, die Gij mij gedurende het Jubilé geschonken hebt, nog de gaaf van volharding; als ik U er om bid, zult Gij mij ze geven, dit hebt Gij beloofd. Ach Jesus, geef mij dan volharding; dit vraag ik U door U, door de verdiensten van u.v Bloed, door de verdiensten en voorspraak van uwe H. Moeder, van alle Engelen en Heiligen. Amen.

J. M. J.

-ocr page 49-

— 45 —

^ - ■

Van het begin der H. Mis tot aan het Evangelie.

Het Hart van Jesus bidt en lijdt.

Gij bidt, Gij lijdt, o mijn dierbare Heiland\' terwijl Uw liart van doodelijke droefheid overstelpt wordt, duld dat ik mij met Uwe smarten vereenige, en geel\' mij deel in Uwe diepe droefheid. Alles wat zich. aan Uwen geest vertoond, dompelt Uw Hart in eene zee van bitterheid; want Gij zaagt den betreurenswaardigen toestand der wereld, al de misdaden en buitensporigheden der mensohen en den stortvloed van ongerechtigheden, welke de aarde overdekt, de menigte zielen die verloren zouden gaan en in de hel geworpen worden; de eer Uws hemelschen Vaders geschonden, de nadering van U smartvol lijden en de nuttelooüheid daarvan voor zoo menige zondaar, die in weerwil van het kostbaar door U voor hen vergoten bloed, voor eeuwig verloren zoude gaan.

O, mijn dierbare Verlosser, ben ook ik niet eene oorzaak van droefheid voor U? Gij treurt over mij. Gij ziet den beklagenswaardigen toestand mijner ziel, mijne lauwheid en nalatigheid, mijne ongetrouwheid en het wederstaan aan Uwe genade; mijne geringe bezorgdheid voor het eeuwige, het weinige werk, dat ik maak om mij te beteren; het gevaar van in znlk een beklagenswaardigen toestand te sterven, waaraan ik ben blootgesteld. Gij weeklaagt daarover, en ik ben niet getroffen; Gij zijt ter neder geslagen, en ik ben ongevoelig. Hart van mijn God, Gij bidt en ik weet niet hoe te bidden. Bijaldien ik bid,

-ocr page 50-

— 4(; _

dan is het met zoo weinig aandacht, vurigheid en godsvrucht, dat mijne gebeden niet verdienen om tot den troon Uwer barmhartigheid op te stijgen. Mijn God, leer mij bidden. Dat ten minste door de kracht van het offer, dat ik U opdraag, mijn gebed aangenaam moge zijn in uwe oogen. Ja mijn God, in dat vertrouwen, draag ik U als huldebetoon dit gebed op voor de zaligheid mijner ziel, welker ellende en uiterste behoeftigheid Gij kent.

Ik smeek ü ook allen, voor wie ik verplicht ben te bidden, te willen gedenken, als: mijne bloedverwanten, opdat wij nauwer aan elkander verbonden mogen zijn door de banden der genade, dan door die des bloeds; mijne vrienden, opdat gij moogt zijn de band en sluitsteen onzer vriendschap; mijne weldoeners, opdat Gij hen honderdvoudig de weldaden moogt vergelden, die ik van hen ontvangen heb; en de wraak, die ik voor mijne vijanden verlang, is, dat Gij hen met uwe genadebewijzen verrijkt. Ik bid ü, o mijn God, ook bijzonder voor de H. Kerk, mijne teedere Moeder, voor de Pars en de geheele geestelijkheid ; stort over allen uwe overvloedigen zegen uit, geef ons allen harten, gelijkvormig aan het Uwe, en dat een en dezelfde liefdeband ons allen moge vereenigen.

Hart van Jesus, biddende onder de folterend-ste smarten, ik bid U, mijne gebeden met de Uwe te willen vereenigen.

Hart van Jesus, weeklagende en zieltogende, ik aanbid U, en smeek U, dezelfde gevoelens in mijn hart te storten.

Hart van Jesus, U zelveu Uwen heraelschen

F

-ocr page 51-

— 47 —

Vilder als een slachtofi\'ei- aaubk-duude ik aanbid U en smeek U, bied mij met U ah slachtoffer aan.

Van het Evangelie tot aan de Elevatie.

H. Hart van Jesus vernederd en vernietigd.

0 mijn liefdevolle Verlosser! welk eene zee van bitterheid overstelpt Uw heilig Hart. Met welk een stortvloed van vernederingen wordt het niet overstroomd ! Geleid of liever gesleurd van het eene gerechtshof naar het andere; de eene verguizing na de andere aangedaan; voor rechters gebracht, die uwe vijanden waren; gebonden en gekneveld als een slaaf, en beschuldigd van misdaad, wordt gij als een boosdoener, verlei der en verstoorder der openbare rust veroordeeld.

In het huis van Caïphas wordt Gij overgeleverd aan de bespotting, beleedigingen en hoon -van een troep soldaten, die U de onwaardigste behandeling doen ondergaan.

Voor Annas ontvangt Gij op U aanbiddelijk aangezicht een kaakslag, hetgeen onder de men-schen voor de grofste onteercndste beleediging, die zij elkander kunnen aandoen, gehouden wordt.

Bij Herodes wordt U uit spot een wit kleed aangedaad. Gij wordt voor geheel zijn hof als een dwaas bejegend, en de achting en bewondering, waarvan Gij het voorwerp waart, is in verachting en smaad veranderd.

Door Pilatus wordt Gij met een roover en booswicht gelijk gesteld, en Gij moet zien, dat deze snoodaard boven U wordt voorgetrokken.

Door de straten van Jerusalem gesleurd moest

-ocr page 52-

— 48 —

Gij de smaadreden, vervloekingen eu verwenschin-gen der te hoop geloopen bevolking, die U met de uitdrukkingen harer woede overlaadde, aan-hooren. O Koning der eeuwige heerlijkheid, welk een vloed van verguizingen overstelpt Uw Hart! Maar ook welk eene bewonderenswaardige deugd spreidet Gij ten toon! welk eeue zachtmoedigheid, geduld en liefde. Gij bidt voor hen, die U beleedigen. Gij draagt Uw lijden op voor hen, die U vervolgen en verguizen.

O aanbiddelijke Verlosser, dit offer van uw Hart was noodig, om de eer van Uwen beleedigdcn Vader te herstellen, om den hoogmoed van onzen geest te vernederen, om de afschuwelijke trotseh-heid, die onze harten doet zwellen, te beschamen, om ons de onschatbare waarde der vernedering te leeren kennen, om ons door Uw lijden een treffend voorbeeld te geven, tegenover lietwelk wij niets kunnen stellen. Tot welk eei staat van vernedering hebt Gij U zeiven uit liefde lot ons op onze altaren gebracht! En toch, o mijn God, hoe verwonderlijk en betreurenswaardig is het, dat niettegenstaande zulk een verpletterend voorbeeld, de hoogmoed ons nog beheerscht; want, helaas! hoe vol ijdelheid, eigenliefde en lichtgeraaktheid zijn wij niet!

Mijn goddelijke Verlosser, hoezeer heb ik mij omtrent dit punt te beschuldigen! Ik zoek alleen de goedkeuring en achting der msnschen, alsof de Uwe niet voldoende ware. Ik kan niets lijden voor U, die zooveel voor mij geleden hebt; de geringste vernedering bedroeft mij en slaat mij ter neder, mijn geest is weerbarstig, mijn hart opgeblazen, mijne gansche ziel verontrust en

-ocr page 53-

— 49 —■

^ ,\' \'■

geschokt; eene laffe en door niets gewettigde menscheuvrees doet mij tij ij nen plicht en Uwe belangen verzaken. Ach! hoe kan ik mij Uw leerling noemen en U als mijn God en Meester erkennen! Moet gij dan alleen, mijn Zaligmaker en Heer, uit den kelk der vernederingen drinken? Neen, mijn aanbiddelijke Meester, ik wil dien met U deelen, ik wil hem uit Uwe handen ontvangen, ik wil deelen in Uwe vernedering; en zoo ik al niet den moed heb verootmoedigingen op te zoeken, zoo zal ik ten minste die, welke Gij mij zult gelieven over te zenden, met onderwerping ondergaan. Van nu af aan breng ik U het offer van mijn hoogmoed en van mijne ijdelheid, ten einde één met U te zijn in Uwe diepe vernedering. t)f ook de natuur zich verzet en de eigenliefde klaagt, toch wil ik Uw voorbeeld volgen en smeek U om genade daartoe. Dit goddelijk voorbeeld, mijn hart met bet vuur Uwer liefde verwarmd hebbende, zal den kelk van vernedering niet slechts kostbaar, maar zelfs eene bron van troost voor mij doen zijn; en een druppel van deszelfs bitterheid zal zoeter voor mij zijn dan al de bedriegelijke en misdadige genoegens dezer blinde en bedorven wereld.

O Hart van Jesus, verzaad van versmaadheden laat mij drinken uit den kelk Uws lijdens.

O Hart van Jesus, gedompeld in eene zee van smarten, dompel mijn hart in uwe tranen.

O Hart van Jesus, gestort in eene afgrond van vernedering en pijnen, vernietig in mij dc eigenliefde en den hoogmoed.

-ocr page 54-

— 50 —

TT

V

Van de Elevatie tot aan de Communie des Priesters.

Eet Hart van Jems, lijdende en dervende aan het kruis.

Was het noodig, o mijn beminnelijke Jesus, dat Gij, na Uw Hart aan de grootste vernederingen te hebben overgegeven, Uw lichaam aan de vreeselijkste folteringen prijs gaaft ? In welk een jammerlijken toestand zijt Gij door de geese-ling gebracht geworden! Na U aan eene kolom gebonden te hebben, hebben zij Uw zuiver lichaam door telkens herhaalde geeselslagen op de gruwelijkste wijze gemarteld. Uw lichaam werd verscheurd, vaneengereten en met wonden overdekt. Gij waart als badende in Uw aanbiddelijk bloed, en toch nog hielden zij niet op de geeselstriemen met verwoedheid op U te doen nedervallen en U tot het voorwerp te maken van al de woede, haat en razernij, die hen bezielde.

Maar mijn God, wat waren te midden dezer allerhevigste foltering van Uw lichaam de gevoelens van Uw hart?

Gij leedt met geduld, dierbare Verlosser, U zeiven aan Uwen Hemelschen Vader overgevende. Hem Uwe smarten opdragende. Hem om vergiffenis voor onze zonden biddende. U zeiven als het zoenoffer voor onze zaligheid beschouwende, de stroomen bloeds uiet slechts met gelatenheid, maar zelfs met een blijden blik aanschouwende, wijl onze zonden daardoor werden uitgewiseht, en de stem van dit aanbiddelijk bloed} ten hemel

-ocr page 55-

roepende, genade en erbanuing voor ons zou verwerven.

Gij, aanbiddelijk Hart van mijn Verlosser, hebt alles voor mij geleden, en voor mij is liet geringste lijden eene marteling; zelfs de naam er van boezemt mij vrees in. Ik draag zooveel zorg voor mijn lichaam, door deszelfs gemak te zoeken en met zulk een nauwgezette angstvalligheid te koesteren, niet bedenkende, dat dit mijn lichaam een werktuig der zonden is en ik eigenlijk verplicht was tot de strengste boetvaardigheid. Ach, mijn Verlosser, dat ik toch niet inzie, dat ik, door mij aan het lijden te onttrekken, het Uwe vermeerder, wijl ik het daardoor nutteloos voor mij doe zijn!

Al Uwe smarten gedurende de wreede geeseling o mijn Verlosser, waren niets anders dan het begin Uwer marteling. Uw bloedig offer moest voltrokken worden. Ik zie U, met Uw kruis beladen, den weg naar den Calvarieberg opgaan. Duld, o mijn God en Verlosser, dat ik U in den geest volge en uwe bloedige voetstappen drukke. Wat zie ik, groote God! welk een wonderbaar schouwspel vertoont het geloof aan mijne oogen, een lijdenden God, een stervenden God, een God, stervende in de uiterste smarten; een God, stervende uit liefde tot degenen, die Zijn dood veroorzaken! Wat kan ik bij zulk een schouwspel zeggen? Hoe kan mijn hart de gevoelens uitdrukken, waarmede het vervuld is?

Ach, mijn dierbare Verlosser, hoe welsprekend werden aan het kruis door U de groote waarheden des geloofs, die Gij ons hebt doen kennen, aangeprezen! Hoe duidelijk deedt Gij ons de groot-

-ocr page 56-

held van Gods onverbiddelijke rechtvaardigheid kennen, de uitnemendheid en hooge waarde onzer zielen; maar vooral de snoodheid en afschuwelijkheid der zonde, de ontzettende gestrengheid der straf, die dezelve in de eeuwigheid verbeidt. En het zijn mijne zonden, o Hart van mijn God, die Gij aan het kruis beweent en waarover Gij weeklaagt. Het zijn mijne zonden, die ü er oplegden, die U er aan vastnagelden, die Uw bloed hebben doen storten en ter dood gebracht; en ik, mijn dierbare Heiland, ik ben niet overstelpt van droefheid asm den voet van Uw kruis, noch wasch mijne zonden af in Uw bloed en tranen. Moest ik ten minste niet mijn leven doorbrengen in zuchten en geween, uit droefheid, dat ik mijn God be-leedigd heb, oorzaak ben geweest van Jesus\' smarten, mij verantwoordelijk heb gemaakt voor Zijn bloed, en plichtig ben aan Zijn dood? Uw Hart, o mijn Jesus, is nog open voor mij aan het kruis. Liefdevol houdt Gij nog uw armen uitgestrekt om mij te ontvangen, en met een oprecht en van droefheid verscheurd hart, keer ik tot U terug.

Dagelijks hernieuwt Gij op onze altaren op eene onbloedige wijze het bloedige offer, dat Gij eens op den Calvarie-berg hebt opgedragen. Het is deze offerande, die ik opdraag aan U, gelijk Gij ze hebt opgedragen aan Uwen hemelsehen Vader. Sta mij toe, dat ik aan Uw offer het offer van mij zeiven en, inzonderheid, dat van een rouwmoedig en verootmoedigd hart toevoege. Ik vraag van Ü, ten einde het U als een offer aan te bieden een door een berouw vermorzeld

-ocr page 57-

— 53 —

^

hart, en het offer alzoo Uwer waardig te doen zijn.

Van de Communie des priesters tot aan het einde der H. Mis.

e

Hel Hart van Jvamp;us in het graf besloten.

Beminnelijke Zaligmaker, Uw lichaam is in het graf gelegd : de laatste vernedering, die Gij hier op deze wereld hadt te ondergaan, want vernederingen moest Gij ondergaan tot aan bet graf. O mijne ziel, welk een staat van vernedering voor den mensehgeworden God is dit: in de wereld te zijn alsof Hij er niet was; in den schoot der aarde bedolven, omgeven door de schaduwen des doods; overgeleverd aan de duisternis; ontbloot van alles, want zelfs het graf, in hetwelk Jesus rust, is niet Zijn eigendom: aldus werd volkomen bewaarheid, hetgeen Hij zeide, toen Hij deze woorden sprak: „De vogelen des Hemels hebben hunne nesten, de vossen hunne holen, doch de Zoon des mensehen heeft geen steen, waarop Hij Zijn hoofd kan nederleggen.quot;

Nochtans-behoud^Gij, dierbare Jesus, in dezen staat van vernedering al Uwe macht.

Mijne ziel, beschouw dit groote ons ter navolging gegeven voorbeeld. De H. Paulus zegt ons, dat wij dood zijn, en onze lichamen met Christus moeten begraven worden. Ja, mijn Goddelijke Verlosser, in Uw graf wil ik mij de gevoelens van Uw aanbiddelijk Hart eigen maken: onthechting aan dc wereld, vergetelheid van dc wereld, dood

-ocr page 58-

— 54 —

zijn voor de wereld en mij zeiven, het besef der nietswaardigheid der aardsche dingen, de liefde voor de afzondering en eene nauwe vereeniging met God, want Gij mijn Jesus, zult mij geheel innemen, wanneer ik met hart en ziel alles om U verlaten zal hebben.

Mijn God gewaardig U deze voornemens te aanvaarden. Ik hernieuw^ ze bij deze heilige offerande, en draag ze ü op. Ik smeek U, mij de genade te verleenen, om daarin tot aan mijn dood te volharden.

Aanbiddelijk Hart van mijn Verlosser, niet altijd waart Gij in vernedering, lijden e:a smart. Na zoo velerlei beproevingen en strijd, zijt Gij ten hemel gestegen als de overwinnaar over Uwe vijanden; zegevierende over de wereld, den dood en de machten der hel; Gij zijt in eere verheven en zit aan de reehterhand Uws hemelsehen Vaders.

Hart van mijn God, ik neem deel en verheug mij in Uwe glorie en zegepraal. Zal ik eens in den hemel deel hebben in Uwe heerlijkheid en geluk? Het is alleen door U en Uwe verdiensten, dat ik zulks mag hopen en deze genade kan verdienen. Ik smeek U, geef ze mij uit kracht van het oüer, dat ik U opdraag. Gij hebt U zeiven op onze altaren geslachtofferd, ontvang mij eenmaal in Uwe eeuwige woonstede, ten einde U daar met Uwe uitverkorenen te kunnen loven en prijzen; gewaardig U tevens, als ondcrpind dezer gelukzaligheid, in den hemel den zegen te bekrachtigen, •welken de priester ons hier op de aarde geeft in den naam des Vaders, des Zoons eu des heiligen Geestes, Ameu.

-ocr page 59-

^r. ■\'

ef der

liefde

mgiiig

geheel

es om

ens te

je of-

i mijn

niet

smart.

Jt Gij

r Uwe

dood

heven

sehen

rheug

ns in

id en

istenj

ra ver-

t van

elven

een-

de U

jn en

lezer

3 be-

3 de

oons

-ocr page 60-
-ocr page 61-
-ocr page 62-
-ocr page 63-
-ocr page 64-
-ocr page 65-

1

_