\'J
gt; . At \'
GELIJKVORMIGHEID
MET
MET
DOOR DEN
KERKLEERAAR.
VERTAALD DOOR DEN Ccrw. P. n. C. SS. It.
6de UITGAVE.
LUIK ] \'s BOSCH
H DESSAIN, DRUKKER | W. VAN GULICK, EOEKH.
1 88 Ö
GOEDKEURING.
Door onzen Z. E. P. Generaal, Nicoiaus Miuros, daartoe gemachtigd, laten wij toe dat het werkje Gelijkvormigheid met den wil van God gedrukt worde.
Brussel, dtn 25 April 1877.
A. BAUDRY, c. ss. *. Sup. 1\'rov. Utlg.
i
Imprimatur,
Leodii, 10 Aprilis 1877.
t VICTOR JOS. Episc. Gekker.
t
1)
VAN 1)E GELIJKVORMIGHEID
UITMUNTENDHEID DEZER DEUGD.
Onze gansche volmaalitheid bestaat in God te beminnen die oneindig beminnenswaardig is. : » Hebt de liefde die de band der volmaaktheid is. » 1 Maar de gansche volmaaktheid der liefde tot God bestaat in de vereeniging van onzen wil met den wil van God ; want het is volgens den heiligen
* Galden boekje, dat eerder door den hemel schijnt inge-gegeven, dan door menschenverstand gemaakt. De heilige .Alphonsus herlas het dikmaals; hij beoefeudo gedurig de wijze grondregels die het behelst, en trachtte ze altoos aan andereu in te prenten ; danrom was hij gewoon te herhalen : «t De Heiligen zijn heilig geworden, ómdat zij zich altijd vereenigd hebben gehouden met den wil van God. » Toen zijn gezicht te zwak was geworden, zorgde hij zich dit werkje te luten voorlezen. De vertaler.
(1) Churitatem hu bete, quod est vinculum perfectionis. Col. 3.14.
UITHUXTEXDIIE[D
Dionysius 1 liet voornaamste uitwerksel der liefde, de harten dergenen die malkander beminnen, zoo te veroenigen dat zij een co hetzelfde willen. En bijgevolg, hoe meel-iemand zich zal voreenigen niet don wil van tiod, hoe grooter ook zijne liefde zal wezen. Het is waar, de verstervingen, de meditatiën, de communiën, de liofdewerkenjegens den naaste, zijn den Heere aangenaam; doch wanneer? als zij volgens den wil van God geschieden: anders, wel verre van er zijn behagen in te nemen, verfoeit en straft Hij ze. Indien er twee knechten waren, van welke een den ganschen dag werkte zonder te rusten, doch die alles naar zijnen zin verrichtte, terwijl de andere, zonder zoo veel moeite te doen, in alles zou gehoorzamen, zeker zou de meester dezen tweeden beminnen, en niet den eersten. Hoe zouden onze werken tot de eer van God kunnen strekken, wanneer zij .niet geschieden volgens zijn welbehagen? De Heer, zeide de Propheet tot Saül, vraagt geene offeranden; hetgeen Hij wil, is de gehoorzaamheid aan zijne bevelen.2 Hij die zijnen eigen wil zoekt in te volgen, en niet den wil van God,
(1) De Div. Nom. T. 4.
^2) Numqnid vultDorninus holocausta et victiraas, et non potius ut cbelt;liatur voci Domini?... Quasi scelus idololatrioc est nolle acquie^cere. I Uey. 5. 22.
6
DEZER DEUGD.
begaat cene soort van afgoderij ; want alsdan, in plaats van den wil Gods te aanbidden, aanbidt hij, in zekeren zin, zijn eigen wil.
Alzoo, dc grootste eer, die wij aan God kunnen bewijzen, is, in alles zijnen heiligen wil te volbrengen. Onze goddeli jke Verlosser, die op aarde is nedergedaald om er do eer zijns Vaders te herstellen, is ons dit voornamelijk door zijnvoorbeeld komen loeren. Hoor, hoe volgens den Apostel Paulus 1 Hij tot zijnen llemelschen Vader spreekt: « Gij hebt de ofTeranden der menschen niet gewild; Gij wilt dat ik U het lichaam op-ofiere welk Gij mij hebt gegeven. Zie, Ik ben bereid om uwen wil te volbrengen.»—■ Menigmaal heeftde Zaligmaker zelf verklaard, dat Hij op aarde was gekomen, niet om zijnen wil, maar alleenlijk om dien zijns Vaders te volbrengen.2 En Hij wilde dat de wereld de liefde, welke Hij zijnen Vader toedroeg, zou kennen, door Hom te zien gehoorzamen aan deszeifs wil, welke eischte dat Hij zou geslachtofferd worden voor de zaligheid der menschen ; juist dit
(t) Hnstiam et oblntioncra noluisti, corpus nutcm aptasfi mihi... Tmuj dixi: Ecce venio,... ut fiiciam. Deus, voluntutem tunm Heb. 10.5.
(2) Descend] «Ie cotlo, non utfaciam voluntatom mearc, seK voluutatein ejus qui inisit me. Jo. fi. 38.
7
UITMUNTEN DU 1£1 D
verklaarde Hij toen Hij zijne vijanden te qemoet ging, die gekomen waren om Hem gevangen te nemen en ter dood te brengen : (i Opdat de wereld erkenne dat ik den Vader lief heb, en zóó doe, gelijk de Vader mij vreboden heeft, —staat op, laat ons van hier gaan I » 1 Hij zegt ook dat Hij dien voor zijnen broeder zal erkennen, die den wil van God zal volbracht hebben. « Want alwie den wil doet van mijnen Vader,.... die is mijn broeder. » 4
De Heiligen hebben nooit een ander doel gehad dan den wil van God te volbrengen, wel wetende dat hierin de geheele volmaaktheid eener ziel bestaat. De gelukzalige Hen-neus Suso zeide : a God eischt niet dat wij overvloedige kennissen bezitten, maar dat wij ons in alles aan zijnen wil onderwerpen. En de heilige Theresia : «Zijnen wil gelijkvormig maken aan den wil van God, is al wat men moet zoeken in de oefening van \'t gebed; en men zij wel verzekerd, dat daarin de hoogste volmaaktheid bestaat. Hij die dit het volmaakste beoefent, zal van God de grootste gunsten ontvangen, en den mees-
(1) üt cognosuat mimdus quia diligo Patrem, et sinut mandatum dedit tuilii Patur, siufacio : burgite, eumus hmc. Jo. 14.31.
(2) Quictimque enim fecerit volantatem Patris mei,... ipse meusfruier. Mattii. 12. 30.
8
DEZER DEUGD.
!)
ten voortgang doen in het inwendig ieven.»1De gelukzalige Stephanie van Soncino werd op zekeren dag in den geest ten hemel verrukt, en daar zag zij vele personen, welke zij op aarde gekend had, onder het getal der Serafijnen geplaatst; men zeide haar te gelijker tijd dat die zielen tot eenen zoo verheven graad van glorie waren gekomen, omdat zij zich op aarde zoo volmaakt met den wil van God hadden vereenigd. Do gelukzalige Henricus Suso zeide ook : « Ik wil liever de verachtelijkste aardworm zijn met Gods wil, dan een Serafijn door mijnen eigen wil.
Wij moeten van de Heiligen des hemels leeren hoe wij God moeten beminnen. De zuivere en volmaakte liefde die zij aan God bewijzen, bestaat geheel in de volmaakte vereeniging van hunnen wil met den wil van God. Indien de Serafijnen wisten dat de wil van God ware, dat zij zich gedurende de gansche eeuwigheid bezig hielden, met de zandkorrels op de oevers der zee te verzamelen, of met het onkruid der hoven uit te trekken, dan zouden zij dit, met het grootste genoegen doen. Wat meer is: indien God hun zijn verlangen te kennen gaf, hen
Chat. int d. 2. chap. «.
LTTUOXTENDHEli)
in dn licl tn zion branden, zij znndon zirh oogenblikkelijk in dier. vuurpoel nodei1-storten, om zijnen heiligen wil le volbrengen. Dit is ook hetgeen Jesns-Christus ons geleerd heeft in het gebed te vragen, namelijk de gratie om op aarde den wil van God te volbrengen, gelijk do Heiligen dit doen in den hemel : « Uw wil geschiede op aarde als in den hemel. »1
De Meer noemt David eenen man naar Zijn hart, omdat hij in alles Zijnen wil deed. 2 En inderdaad diegroote Koning was •iltoos bereid om den wil van God te volgen, gelijk hij dikwijls verklaart: «Mijn hart is bereid, o God ! mijn hart is bereid ; f 3en al wat hij van God vroeg, was, dat Hij hem leeren zon Zijnen wil volbrengen: € Leer mij Uwen wil doen. n 4 Eene akte van volmaakte gelijkvormigheid met den wil van God is genoeu om eenen heilige te maken. Zie maar hoe Saulus, terwijl bij op weg is om de Kerk te vervolgen, door Jesus-Chrishis verlicht en bekeerd wordt. Wat
10
Fiat voluntas tun sicut in ccelo et in terra.
(2; Inveni David, filium Jesse, virum secundum co! meum, qui tacietomnes vuluntates ineas. Act. 13. 22.
(;) Doco me facere volnnta\'em tnnm. Ps. 142. 10.
i. — 107. 2.
DKZEP. DKUGD.
doet nu Savilus ? Wat zegt hij ? Eone enkele zaak : hij biedt zich aan om Jen wil van God te volbrengen : « Hoer 1 wat wilt Gij dat ik doe ? » 1 En zie, de Hoer verklaart op hetzelfde oogenblik dat hij een uitverkoren ■werktuig is en de Apostel der heidensche volkeren.!
Wanneer men zijnen wil rum God geeft, dan geeft men Hom alios ; hij die zijne goederen door aalmoezen uitdeelt, zijn bloed door goesoling stort, zijne spijzen opoffert door het vasten, goeft een gedeelte van hetgeen hij bezit; maar hij die zijnen wil aan God geeft, geeft Hom alles, zoodat hij kan zeggen : Heer 1 ik ben arm, maar ik geef U alles wat ik bezit; nadat ik U mijnen wil heb gegeven, bob ik niets meer om U aan te bieden. — En inderdaad, dit is alles wat God van ons vraagt: «Mijn zoon, zegt de Heer tot ieder van ons, geef mij uw hart, n2dat is, uwen wil. « Niets, zegt de heilige Augustinus, kunnen wij aangenamer aan God opdragen, dan wanneer wij Hem zeggen : Heer 1 neem bezit, van mij ; 3 wij geven
Domino, quid me vis facere ? Act. 9. 6.
ei: Posside nos. In Ps. 131.
Nihil gratins Deo possumus offerre, qnnm ut dicamuj
12 UITMUNTENDHEID DEZER DEIIRD.
U geheel onzen wil; geef ons te kennen wat Gij van ons verlangt, gt;vij zijn bereid uwen wil te volbrengen.
Willen wij alzoo volkomen aan God behagen, laten wij dan ons best doen, niet alleenlijk om ons in alles aan zi jnen heiligen wil tc onderwerpen, maar ook nog om ons met Hem to vereenzelvigen, indien ik zoo mag spreken ; het woord onderwerpen be-teekent dat wij onzen wil naar dien van God schikken, maar vereenzelvigen beteekent daarenboven, dat wij van twee willen maar éénen maken, zoodat wij niets anders willen dan betgeen God wil, of dat de goddelijks wil alleen de onze zij en blijve. Dit is het toppunt der volmaaktheid ; ziedaar wat wij aanhondend moeten bedoelen in onze werken, verlangens, overwegingen en gebeden; om dit te hekomen, moeten wij do hulp inroepen van onze heilige Patronen, van onze Bewaarengelen, en vooral van de Moeder Gods Maria, die hierom de volmaakste was van alle Heiligen, omdat zij altoos op eene meer volmaakte wijze met den wil van God was vereenigd.
GELUKVOIIMWHEID IN ALLES.
GELIJKVORMIGHEID IN ALLES.
Deze deugd vereischt dat onze wil met dien van God vereenigd zij in alles wat ons overkomt, in tegenspoed even als in voorspoed. In voorspoed weten zelfs de zondaars zich naar Gods wil te scliikkeu; maar de Heiligen doen dit insgelijks ia tegenspoed en in zaken die hun strijdig zijn en hunne eigenliefde kwetsen. En hierin blijkt de volmaaktheid onzer liefde tot God. Pater Avila zeide : « Eén God zij geloofd! in tegenspoed is van grootere waarde, dan duize:id dankzeggingen in voorspoed.»
Daarenboven, moeten wij ons naar Gods wil schikken niet alleen in de kwalen die ons rechtstreeks van God worden toegezonden, zoo als ziekten, troosteloosheden, tegenspoed, dood der ouders, eu andere der-gelijken; maar ook nog in de wederwaardigheden die ons overkomen van den kant der menschen, zoo als verachting, eerroo-ving, onrechtvaardigheden, en alle soorten van vervolgingen. Wij moeten hierbij op-
13
GELIJKVORMIGHEID
nierken, dat, wanneer wij door iemand be-leedigd worden in onzen goeden naam, in onze eer of goederen, alhoewel God de zonde niet wil van die ons beleedigt. Hij nogtans onze vernedering, onze verarming, onze versterving wil. Het is zeker, en zelfs een punt des geloofs dat er niets in de wereld geschiedt builen den wil van God.1 Van God komt ons alle goed en alle kwaad, dat wil zeggen, rampen die wi j fen onrechte kwaad noemen, maar die wezenlijk een geluk zijn, wanneer wij dezelve uit Gods hand aannemen. Dit verzekert ons de propheet Amos : «Er is goen kwaad in de stad hetwelk de Heer niet hoeft veroorzaakt.» 2 En de Wijze Man had reeds vroeger gezegd : «Goed en kwaad, loven en dood. armoede en rijkdommen, alles komt van God.» 3
Wel is waar, gelijk ik reeds heb gezegd, wanneer u iemand ten onrechte beleedigt, wil God de zonde niet die hij bedrijft, en werkt geenszins mede met zijnen kwaden wil; maar Hij draagt bij tot de stolïe-lijke handeling van hem die u slaat, be-
(1) Ego Dominus, et non est alter, fonnuns lumen et teue-bras, faciens pacem etcreans malum. Is. 45. 6.
(2) Si erit malum in eivitate quod Dominus non fecerit? Am. 3. 6.
(3) Honn et mala, vita nt mors. paupertas et honestas Deo sunt. Eucli. IJ. 14.
14
IN ALLKS.
steelt of bfleedi^t, zoodat Hij zeker het onrecht wil dat gij lijdt, en Hij u overzendt. Zoo zeide de Hoer tut Divid, dat het zijn wil was, dat hij heleedisd wierde door Ahsalon, in zoo verre dat hij zijne vrouwen voor zijne oogen zou wepnemen, en wel tot straf zijner zonden. 1 Hij voorzeide insgelijks aan de Israëlieten, dat Hij tot straf hunner misdaden, de Assjriërs zou zenden om hen te plunderen en te vernietigen. 2 Do heilige Augusünus verklaart dit aldus: God bediende zich van de kwaadwilligheid als van eenen geesel om de Israëlieten te kastijden. 1 — Josus-Christus zelf zeide tot den heiligen Petrus dat zijn lijden en zijne dood Hem niet zoo zeer van de mensnhen kwamen, als wel van zijnen hemelsohen Vader : « Don kelk, dien de Vader mij gegeven heeft, zou ik dien niet drinken ? » 2
Toon een hode, dien men veronderslelt de duivel zelf geweest te zijn, Job kwam aankondigen dat de Sabeërs boni al zijne goe-
Cl) Ecce ego suscitabo super te malum de domo tua, et tol-lam uxores tuas in oculis tuis, et dabo proximo tuo. II. Requot; 12. 11.
(2) Assur, virga furoris mei...: maudubo illi ut auferai. spoliu et diripiatpnedam. Is. 10. 5.
(S) linpiefas eorum tumquam seeuris De: facta est. Tü Ps. 7.1.
13
18. li.
(alu:em nuem dedil :iiihi Pater, nou bibam illuui ? Jo
GELUKVOHalGaEID
deren ontnomen en al zijne kinderen gedood liadden, wat antwoordde toen de heilige man : « üe lieer heeft ze gegeven, de Heer liceft ze weggenomen.» 1 llij zegt niet: De Heer heeft mij kinderen en goederen gegeven, en de Sabeörs hebben ze mij weggenomen ; — maar : De Heer heeft ze mij gegeven, en de Heer heeft ze mij ontnomen. — llij bekende alzoo dat God dit ongeluk wilde, daarom voegde hij er bij : Gelijk het den ileer behaagd heeft, zoo is het gesdiied: de naam des Heeren zij gebenedijd. -
Men moet derhalve de ongelukken die ons overkomen, niet beschouwen als toevallig gebeurd, of aan de moedwilligheid der men-schen toeschrijven ; maar wij moeten overtuigd zijn, zeg de heilige Augustinus, datai wattegen onzen wil geschiedt, niet geschiedt dan volgens den wil van God.5 De gelukzalige Martelaars Epicteius tn Astion werden up hevel van den dwingeland op de pijnbank geplaatst, met ijzeren haken verscheurd, met brandende fakkels verbrand, terwijl zij niets lieten hoeren dan deze woorden:
16
Domiijusdcdit, Dominus abstulit. Job. 1. 21.
IN\' AIXES.
n
t IIeer ! dal nw wj In ons geschiede ! » en tuen/iij op destrafpl.ials waren aangekomen, riepen zij nil niet luider stem: a Eemvige God 1 wees gebenedijd, omdat uw wil geheel in ons is vervuld ! » 1
Cesarius verhaalt dat een kloosterling, die zich uiterlijk van de anderen uiet onderscheidde, nogtans tot zulke heiligheid was gekomen, dat alleen het. aanraken zijner kleederen de zieken genas. Zijn overste, daarover verwonderd, vroeg hem op zekeren dag, hoe hij zulke mirakelen deed, aangezien zijn leven niet voorbeeldiger was dan dat der andoren. Hij ant.woordde dat hij zelf daarover verwonderd was, en dat hij niet wist hoe dit gebeurde. — Maar welke werken van godsvrucht oel\'ent gij ? hernam de overste—Do ootmoedige kloosterling gal\' ten antwoord, dat hij weinig of niets deed, behalve dat hij altijd groote zorg had gedragen om in alles dat te willen wat God wilde, en dat hij de gratie had bekomen om zijnen wil geheel aan den wil van God over te laten.Voorspoed, voegde hij er bij, maakt mij niet hoovaardig, en tegenspoed maakt mij niet neêrslachtig, dewijl ik alles aanneem als komende uit de handen van God ;
(IJ U.nivei.l. Vit. Put. 1. I.e. 12.
I 8 GELIJKVORMIGHEID IN ALLES.
en in al mij ne gebeden bedoel ik anders niets, dan dat zijn heilige wil volmaakt in mij vervuld worde. — En die schade dan, zeide de overste, welke een kwaadwillige persoon ons eergisteren heeft toegebracht met onze hoove in brand te steken, waarin zich onze granen en beesten bevonden en waardoor hi j ons bestaan vernietigde, zijt gij daar niet gevoelig aan geweest? — Neen, mijn vader, ik heb er zelfs God over bedankt, gelijk ik in zulke gevallen gewoon ben te doen, omdat ik overtuigd ben dat de Heer niets doet of toelaat, wat niet strekt tot zijne glorie eu tot ons grooter geluk, en zoo ben ik altoos tevreden, wat ons ook overkome. — Na dit antwoord, welk eene zoo volmaakte gelijkvormigheid met den goddelijken wil te kennen geeft, was de overste niet meer verwonderd over de groote mirakelen van dien goeden kloosterling.1
(IjCacs. Dial. !• 10. z. 6.
8.
quot;iSLFIK DKP VOLMAAKTE GELIJKVORUir.HEID. 19
GEMJK DER VOLMAAKTE GELUKVOHMIGUEID.
ik limiet en
=305 —dit
te
_en
AI wie deze deugd beoefent, wordt niet. alleen een heilige, maar geniet daarenboven op deze aarde eenen gedurigeu vrede. Men e.^ vroeg op zekeren dag aan Alphonsns den Grooïe, koning van Aragon, een zeer ver-standigen vorst, welken mensch bij den ge-h\'kkigsten op deze wereld achtte. Hij antwoordde: « Dengene, die zich aan Gods wil overgoeft, en alles, zoo tegensgoed als voorspoed, uit zijné handen aanneemt.»
«Hun, die God liefhebben, werkt alles ten goede mede.» 1 Zij die God beminnen, leven altijd tevreden, omdat zi j al hun genoegen vinden in \'t volbrengen van ïods wil, zelfs in zaken die hun tegengaan. Zij vinden hunne vreugde zelfs in hunne ongelukken, omdat zij weten, dat zij, met deze aan te nemen, aan God behagen; niets is dus in staat hun geluk te storen. 2 En inderdaad, welke grootere voldoening kan
(1) Diligentibus Dcuin omnia cooperaatur in bonmn. Rom. 8. iS.
(2) Non coutristabit justum, quidquid ei accidfrit. Prov.
ID0I1
size ■ize =Dor ■iet
GELUK DER
iemand genieten, dan al zijne verlangens ve
vervuld te zien? Nu, hij die niets wil dan kc
hetgeen God wil, heeft al wat hij verlangt, hc
dewijl er, uitgenomen de zonde, nooit ter de
wereld iets kan geschieden, dau door he
den wil van Cod. Men leest in de levens det w\'c
Vaders van de woestijn, dat de akkers van sij
zekeren landman meer opleverden dan die zoi zijner geburen. Gevraagd wat hiervan de
oorzaak was, gaf hij lot antwoord, dat rnen ki
zich hierover niet moest verwonderen, aan- he
gezien hij aliijd dusdanig weder bekwam rij
als hij verlangde. ■— En hoe dat ? zeide men. lij
Wel, hernam hij, omdat ik nooit ander all
weder verlang dan hetgeen Cod overzendt; lij
en daar ik niets wil dan hetgeen God wil, all
daarom geeft Hij mij altijd de vruchten ge
Salvianus zegt dat de zielen die zich ge- ijd
heel aan God hebben overgegeven, wanneer wa
zij vernederd worden, die vernedering wil- sle
len ; wanneer zij arm zijn, de armoede de
beminnen : met een woord, zi j zijn tevreden he
met al wal er gebeurt, eti dit maakt hun we
leven gelukkig.\' Met zij koud of warm , het de:
20
regene of hel waaie, hij die met Gods wil kw
VOLMAAKTE GEUJliVORMIGHKlD.
s^ens vereenigd is, zegt altoos: Ik wil dat het dan koud, dat het war m zij, dat het regene, dat ngt, het waaie, omdat Cod het zoo wij. — Dat - ter de armoede, de vervolging, de ziekte of dood -loor hem overvallen, dan nog zegt hij : \'t Is deï wel! ik wil arm zijn, vervolgd worden, ziek van ïiju; ik wil zelfs sterven, omdat het God die zoo wil.
m de Ziedaar de heilige vrijheid, welke de —oen kinderen Gods genieten en die meer waarde ■an- heeft dan alle vorstendommen en konink-_\'am rijken dezer wereld. Ziedaar den beminne-men. lijken vrede, dien de zielen genieten en die ■der alle zinvermaak overtreft. 1 Deze godde-_dt; lijke vrede is verkieslijk boven alle feesten, ^vil, allo maaltijden, al\'e eer, alle wereldsche =ton genoegens; deze . treelen wel de zinnen op ftet oogenblik dat men ze geniet, maar ge- ijdel en vluchtig als zij zijn, verre van eere =eör waie voldoening Ie verschafTen, kwellen zij =i\'il- slechts den geest die de zetel is der ware tevre--^de denlieid. Daarom riep Salomon met droef-zden heid uit, nadat hij alle genoegens der Bun wereld ten volle had genoten, dat hij in ^iet dezelve niets had gevonden dan ijdelheid en —wil kwelling dos geestes.2
f.rio ^ ^dX ^Uaï fcXsr,Perdt 0|1,r,enr. sensnm Phil. 7.
(1) Et hoe raultaset aülictio spiritus. Eceli. 4. 16.
21
GEI.UK DER
Hoor wal do Heilige (jcest zegt: 1 De vo( dwaze, dat wil zeggen de zondaar, is veran- gr.; derlijk, ongestadig gelijk de maan, die Xl: heden wast en morgen afneemt; vandaag ooi zult gij hem zien ladien, morgen weenen; yrt vandaag geheel zachtmoedig, morgen woe- ;ia] dend ais een tijger; en waarom? omdat\'da zijne gemoedsgesteltenis afhangt van den ]io voor- of tegenspoed dien hij ontmoet; hij da verandert even als de zaken die hem over- giv komen. De rechtvaardige, integendeel, is ou als de zon, altoos zich zeiven gelijk, wat hem ook moge overkomen, omdat hij dit zijne tevredenheid vindt in zich te schikken gei naar den goddelijken wil; daarom geniet de hij eenen ongestoorden vrede. De herders 201 van liethlehem hoorden de Engelen zingen: bli « Vrede op aarde aan de menschen van goe- Ap den wil i» 2 Wie zijn die menschen van goe- vrc den wil, tenzij die altoos vereenigd blijven on met den goddelijken wil, welke allerbest en zij allervolmaaktst is? God wil niets dan het- eei geen het beste en het volmaakste is.3 ge
Do Heiligen hebben op deze aarde eeneE hij
alt
(1) Homo sanctus in «apientia, manet sicut sol; nam stul- o-g tus sicut luna raututur. Eccli 27. 12. ^
(2) Et in terra pax hominibus bona\' voluntatis. Luc. f. 14.
(3) Voluntas Dei bona, et beneplacens et perfecta. Rom ( 12.2. ves
22
VOLMAAKTE GELUKVORMiGÏÏEID. 23
B De voorsmaak des hemels genoten, mot zich ran- gelijk vormig te maken «.an den wil van God.
die Alzoo, zegt, de heilige Uorotheüs, leefden de 3aag corste Vaders der woestijn in eenen groofen zien; vrede, omdat zij alles uit de hand van (iod -voe- aannamen. Wanneer de heilige Maria-Mag-ndat dalena van Pazzi maar het woord Cods wil den hoorde uitspreken, genoot zi j zulken troost, hij dat zij door liefde verrukt, Iniiten zich zelve ver- geraakte. Wel is waar, de deugd maakt -gt; is ons niet ongevoelig; men zal wel eenige wat smart gevoelen inde moeilijkheden, maar hij dit zal alleen plaats hebben in het zinnelijk ken gedeelte; doch in het geestelijk gedeelte niet der ziel zal altoos stilte en vrede heerschen, —Iers 200 lang onze wil mot (!ods wil vereenigd —cn: blijft. Onze Zaligmaker beloofde aan zjno =gt;oequot; Apostelen eene volmaakte en gedurige 30e- vreugde: «Uwe vreugde, niemand zal zo u ven ontnemen.... Opdat uwe vreugde volmaakt ten zij.»1 Hij die zich altoos metGods wil verbet- cenigt, geniet dat volmaakt en altijddurend geluk ; volmaakt, omdat hij alles hooft wat «er hij verlangt, gelijk hiervoren gezegd is; altijddurend, omdat niemand hem van dat geluk kan berooven, dewijl niets kan bclet-— n, ten dat Gods wil geschiede.
—IIom (l) Gaudiiim vestrnm if-mo tollet a vobis^. Gaudium vestrnm sit plenum. Jo. 92-2\'».
GELUK DER
24
Pater Tanier vorliaalt het volgende voorval, welk hem zeiven overkomen is. Sedert lange jaren had hij God gebeden hem iemand te zenden die hem het geestelijk leven zou leeren. Op zekeren dag hoorde hij eene stem welke hem zeide: » Ga naar die kerk en gij zult vinden hetgeen gij vraagt.«Hij gaat en vindt aan de deur een bedelaar, ongeschoeid en bedekt met lompen. Hij groot hem en zegt: Goeden dag, vriend ! — Pater, antwoordde de arme, ik herinner mij niet dat ik ooit eenen kwaden dag heb gehad.— Welnu, hernam de priester, dat God U dan een gelukkig leven schenke 1 — God zij gedankt, zeide do bedelaar, ik ben nooit ongelukkig geweest— en hij voegde er bij : ik heb u niet zonder rede gezegd dat ik nooit eenen kwaden dag heb gehad ; want wanneer ik honger heb, dan loof ik God ; sneeuwt het of regent het, dan prijs ik Hem; wanneer mij iemand veracht, verstoot, of overkomt mij eenig ander ongenoegen, dnn eer ik God daarvoor. Ik heb ook gezegd dat ik nooit ongelukkig ben geweest, en ook dit is waar ; want ik ben gewoon alles te willen wat God wil, alles, zonder eenige uitzondering ; al wat mij ook overkome, zoet of bitter, ik neem alles met vreugde aau als komeiidu uit zijne hand, en als voor mij
VOLMAAKTK GELIJKVORfflGHElD. 2quot;gt;
hot beste ; en ziedaar wat mij gelukkig maakt. — Maar, zeide de Pater, indien God wilde dat gij verdoemd waart, watzoudt gij dan zeggen ? — Ach ! hernam de arme, wilde God dat, dan zon ik Hem met de ootmoedigheid en de liefde omhelzen en Hem zoodanig vasthondun, dat, in geval Hij mij in de hel wilde werpen, Hij genoodzaakt zou zijn met mij mede te gaan ; en het zou mij voel aangenamer zijn, in do hel mot Hem te wezen, dan zonder Hem al de genoegens des hemels te smaken. —Waar hebt gij God gevonden ? — (vroeg de Pator ; en de bedelaar antwoordde :) Ik heb Hem gevonden, waar ik de schepselen heb verlaten. — Wie zijt gij dan\'? — Ik ben koning. — En waar is uw rijk?—In mijne ziel, waar ik de orde doe heerschen : de driften gehoorzamen aan de rede, en de rede aan God. — Tauler vroeg hem eindelijk, hoe hij tot zulk eene volmaaktheid gekomen was. — Hij antwoordde : met den omgang der menschen daar te laten en te verkeeren met God in wion ik mijne rust en al mijn geluk vind. — Dusdanig waren de gevoelens van dien armen bedelaar : door de vereeniging van zijnen wil met den wil van God was hij voorzeker in zijne armoede rijker dan al de koningen der aarde, en in zijn lijden was bij
20 GOD WIL ALLEEN\'UJK
gelukkiger dan al de wereldlingen te midden hunner genoegens.1
IV.
GOD WIL ALLEENLIJK ONS GELUK.
O boe dwaas zijn zij die weigeren zich aan Gods wil te onderwerpen ! Zij hebben daarom niet minder te lijden, want niemand Uan beletten dat Gods besluiten volbracht worden: « Wie wederstaat, er aan zijnen wil?» Integendeel, niet alleen lijden zij zonder voordeel, maar zij vermeerderen zelfs de sU-affen, die hen wachten in het andere leven, en do onrust die hen kwelt in het tegenwoordige.3 Dat de zieke in zijn lijden klafre, zoo veel hij wil; dat de arme in zijne ellende morre tegen de \'goddelijke Voorzienigheid; dat hij gram worde en vloeke, zoo veel hij wil; wat anders zal hij daarmede winnen, als zijn ongeluk te verdubbelen? Nietige sterveling ! roept de heilige Augustinus uit,4 wat zoekt gij toch
(1) S. Jure, Conn, et Am. i. 3. ch. 8.
(2) Voluntati enim ejus quis resistit? Rom. 9. \'9.
(3) Quis restitU ei, et paeem habuit? Job. 9, 4.
(4) Quid qua-ris, homuncio, qna-rendo bona ? ama unum bnnum in quo sunt omP** bona. Man. c. 34.
CWS GELUK.
buiten God? Tracht God fe vinden, vcreenig u met Hem, omhels zijnen heiligen wil, en gij zult altoos gelukkig zijn, in dit leven en in het toekomende.
En wat anders wil God, dan ons welzijn? Zouden wij eeneu vriend kunnen vinden die ons meer bemint dan God? Al wat Hij wil, is dat niet één mensch verloren ga, maar dat allen zalig en heilig worden.1 God heeft zijne glorie gesteld in ons geluk, omdatHij, gelijk do heilige Leo 2 zegt, uit zijne natuur de goedheid zelve is; immers, daar de goedheid uit hare natuur geneigd is zich mede te deelen,zoo heeft God een vurig verlangen om de ziélen aan zijne hemelsche goederen en aan zijn geluk deelachtig te maken. Indien Hij ons in dit leven kwellingen overzendt, dan moeten deze nog tot ons geluk dienen.3 Zelfs de straffen, gelijk de godvreezende Judith zeide. worden ons van God niet toegezonden om ons ongelukkig te. maken, maar om ons te verbeteren en te zfiligen.4 Om ons van de eeuwige straffen le bevrijden, heeft Hij ons met zijnen goeden
(I) Nolens aliquos perire, sed omnes a(\\ pcenitentiam re-vorti. IT Pet. 3. 0. — Uo\'C est enira voluntas Dei, sanetilicatio ve-tra. I Thcss. 4 3.
■ i) Deus cujus natura bonitas.
\'3) Omniacooperantut* in bonum. Rom. 8. 28.
(\'*) Ad emendationem, et non ad perditior-em nostram, ev \'üisse credamus. Judith. 8. 27.
27
28 GOD WfL ALT.EKNLMK
wil als met een schild omringd. 1 Niet li
alleen verlangt Hij onze zaligheid, maar V
zelfs is Hij er voor bezorgd en bekommerd.2 d
En wat zou God ons kunnen weigeren, zegt \'1
de heilige Paukis, Hij die voor ons zijnen Ij
eigen Zoon heeft ten beste gegeven?5 Ij
Met welk betrouwen moeten wij ons dan G
niet aan de schikkingen der goddelijke Voor- n
zienigheid overgeven, dewijl ze allen voor ^
ons welzijn dienen I Zeggen wij dan altoos ^
in alles wat ons overkomt: O lieer ! ik zal in ^
vrede rusten, want Gij hebt mijne hoop 11 versterkt.4 Laten wij ons geheel in zijne
handen stellen, zeker zal ilij voor ons d
zorgen. 5 Laat ons alleen aan God denken, z
en niets zoeken dan zijnen heiligen wil te 11
volbrengen ; dan zal Hij onzer gedachtig zijn 11
en ons geluk bevorderen. De lieer zeide eens s
aan de heilige Catharina van Senen : « Mijne 8
dochter, denk aan mij, en ik zal aanhou- 1
dendaanudenkcti.ii Laat onsdikwijls her- fi
S
(11 Dntnine, ut seuto bona; voluntatis tuje coronasli nos; d
(2) Dominussol\'iciius est mei. Ps. •\'». 9.
(3) 0quot;i etiam proprio Filio suo non pepercit, sed pro nobis V omnibus tradüiit illum, quomodo non etiam cum illo omnia ^ nobis donavit ? Rom. 8. 32.
(4) In pace in idipsum dormiam et requiescnm; qaoniam tu, Domine, singulariter in spe contituisti me. Ps. 4, 9.
(ö) Omnera sollicitudinem vestram projicientes in eumt
vjuoniam ipsi cura est de vobis. I Petr. 5. 7. ^
OXS GELUK.
halen met de Bruid der Gezangen 1 : Mijn Welbeminde denkt aan hetgeen mij voor-deelig is, en ik wil aan niets denken dan aar Hem te behagen, en mij aan zijnen godde-lijken wil gelijkvormig te maken. De heilige abt Nilus zeide : a Wij moeten niet aan God vragen dat Hij doe wat wij willen, maar wel, dat wij mogen doen, wat Hij wil.» 4 Wanneer ous dan eenige tegenspoed overkomt, laat ons denzelven uit Gods hand aannemen, niet alleen met geduld, maar zelfs met blijdschap, naar het voorbeeld dei-Apostelen, die zich gelukkig achtten, voor den naam van Jezus te lijden. 3 En kan eene ziel ooit gelukkiger zijn, dan wanneer zij iels te lijden heeft, wel wetende, dat zij, met het goedwillig aan te nemen, het grootste genoegen aan God geeft, wat zij Hem geven kan? — De meesters van het geestelijk leven zeggen, dat, alhoewel het verlangen om voor God te lijden den Heere welgevallig is, Hij nogtans die zielen verkiest, die niets vragen, noch vreugde, noch lijden, maar die, volkomen aan zijnen heiligen wil onderworpen, niets anders verlangen, dan denzelven te volbrengen.
(1) tyilectus meusmlhi, et eguilii. Cunt. 2. 16.
(2) De Orat. c. 29.
(3)Ibaut gatulenles a conspectu uonciiiii quoniam digni babiti suut pro nomine Jesu contomeliara pati. Act. 3. 4.
29
30 GOD WIL AI.UiENLIJK
Indien pij ahoo, godvreezende ziel, waarlijk ann Güd behagen, en op deze aarde gelukkig leven wilt, vcreenig u dan altoos en in alios met Gods heiligen wil. Weet dal gij nooit in zonde zijt gevallen, zelfs t,e midden van uw meest, ongeregeld leven, dan wanneer gij zijt afgeweken van den wil van God. Omhels dus voortaan alleenlijk Gods welbehagen, en zeg altoos, bij al wat 11 overkomt: Ja, mijn God I dat het aldus geschiede, omdat het al/.oo aan U behaagd heeft. 1 — Wordt gij gekweld door eenige onaangename gebeurtenis, denk dat alles van God komt, en zeg terstond : God wil het zoo ; — en stol u in vrede, en herhaal met David : 2 Gij, o Heer ! hebt het zoo geschikt, ik kan er niet over klagen, ik neem het aan uit uwe hand. —En daarheen moe-tjn al uwe gedachten eu al uwe gebeden strekken, dat wil zeggen, dat gij in uwe meditatiën, in uwe heilige Communiën, in het bezoeken van het allerheiligste Sacrament, altoos moet zorgen te verkrijgen en altoos moet vragen do gratie van Gods heiligen wil te volbrengen. Offer u gedurig aan
(1) Ita, Pator, quoiiiam sic fuit placitum aute te.
It. 26.
(2) Obmutui, ct uou aperui os mcuin, quuuiuui tu fecisti, PÖ. 38. lü.
ONS GELUK gt;
God op, zeggende : 0 mijn God ! zie mij hier voor uwe voeten ; doe met mij en met alles wat ik bezit, volgens uw welbehagen, — Dat was de gedurige oefening van de heilige Theresia: zij droeg zich dagelijks ten minste vijftigmaal aan God op, smeekende dat Hij over haar zou beschikken volgens zijn welbehagen.
0 hoe gelukkig zult gij zijn, lieve lezer, indien gij altoos zoo doet! gij zult zeker een heilige worden ; gij zult in vrede leven, en eene goede dood sterven. Wanneer iemand van deze wereld scheidt, dan berust al de hoop wegens zijne zaligheid, op de onderwerping aan Gads wil, die hij bij zijne dood getoond heeft. Indien gij, na gedurende uw leven alles als uit de hand van God te hebben aangenomen, ook nog alzoo de dcod aanneemt, met overgeving in zijnen godde-lijlien wil, dan moogt gij van uwe zaligheid verzekerd zijn, en zult gij de dood der Heiligen sterven. Laten wij ons derhalve in alles aan Gons welbehagen overgeven ; want daar Hij oneindig wijs is, weet Hij wat het beste voor ons is ; en vermits Hij ons zoo zeer bemint, dat Hij zijn leven uitliefde tot ons heeft opgeofferd, zoo wil Hij ook datgene wat voor ons het voórdeeligste is. « Laat ons overtuigd zijn, zegt de heilige Basilius, d it
31
GELEGENHEDEN TOT
God ■ïonner vergelijking moer zorg draagt voor «.nis gelnk, dan wij zelveu dit zouden Uuiinen doen of verlangen. » 1
V.
GELEGENDEDEN IN DEWELKE MEN DE OVERCEVING IN GODS WIL MOET BEOEFENEN.
1° Gewone voorvallen.
Wij moeten ons aan Gods wil overgeven in natuurlijke zaken, welke buiten ons plaats • hebben, zoo als warmte, koude, regen, duurte van levensmiddelen, besmettelijke ziekten en andere dergelijke dingen. Wach- \' ten wij ons wel van te zeggen : Welk eene onverdraaglijke hitte 1 welk eene vreeselijke koude 1 welk een ongeluk ! wolk eeue ramp 1 wat een droevig weder 1 — of andere dergelijke uitdrukkingen welke eenige tegenstrijdigheid met Gods wil te kennen geven. Wij moeten alles aannemen gelijk het voorvalt, want het is God die alles schikt. De heilige Franeisons van Borgia kwam op zekeren nacht aan een klooster van zijne orde, terwijl het sneeuwde. Hij klopte menigmaal
(t) Ep. ad Eustutüiuiu.
BEOEFENING DlliH DKUGD.
aan de deur ; maar dewijl do Paters sliepen. Weel de deur gesloten. Toen liet dag geworden was, toonde men veel spijt, van hem zoo te hebben laten wachten, blootgesteld na i hot ongunstige weder, doch de Heilige verzekerde dat hij oenen grooten troost had genoten, bij de gedachte dat het Gjd was die hem die sneeuwvloliUon toewierp.
Zoo ook moeten wij ons aan Gods wil overgeven in zaken welke wij in ons gevoelen, zoo als bij oogonbliliken van dorst, honger, armoede, mistroostigheid of vernederingen. lu alles wal ons overkomt, moeten wij tot God zeggen : Hoer 1 ik ben altoos tevreden, handel volgens uw welbehagen ; ik wil alleen hetgeen Gij wilt. — Pater Rodriguez 1 loert ons ook boe wij do listen van den duivel moeten verijdelen, wanneer hij onzen geest met zekere inbeeldingen bezig houdt, om ons in eenige zonde te doen vallen, often minste, om ons te verontrusten, bij voorbeeld : Wat zoudt gij zoggen, wat zoudt gij doon, ingeval die persoon dit tot u zeidc, oi\'zoo met u handelde? —Antwoord dan terstond : Ik zou zeggen en doen wat. God behaagt. —Eu zoo zullen wij alle zonde en alle ongorustheid vermijden.
(ij CÜrisl. Vulm. i. b.ü.7.
33
3
fiELEGEVMEDE.V TOT
2° Katuurlijke gebreken.
Wanneoi\'wij eénig natuurlijk gebrek licb-bcn, naar ziel of licliaam, een slecht gelieu-gcn, een traag verstand, weinig geschiktheid tot iets, ?en vej-minkt lidmaat, ecne zwakke gezondheid, dan moeten wij daarover niet klagen. Welke verdiensten hebben wij, en welke verplichting heeft God, om ons een fijner verstand te geven, of een lichaam dat beter gevormd is? Kon Mij ons niet tot redelooze dieren scheppen of ons in het niet laten ? \'gt;Vie beklaiigf zich over eene ontvan-gene gift? Laten wij dii?!.;od bedanken voor hetgeen üij ons uit loutere goedheid heeft gegeven, en ons te vreden stellen met zoo te zijn als Hij ons heeft geschapen. Wie weet, indien wij meer lalenten hadden, eene sterkere gezondheid, eer. bevalligervoorkomen, of wij niet zouden verloren gaan ? Voor lioe velen niet zijn de wetenschappen en talenten eene gelegenheid geweest van hunnen eeuwigen ondergang, dewijl zij daardoor hoovaardig zijn geworden, en anderen hebben veracht 1 Voor hoe vele andere onge-lukkigen heeft de schoonheid of de sterkte des lichaams niet tot gelegenheid gestrekt om zich uan duizende misdaden over te
34
BEOEFENING DIER DEUGD. 35
geven 1 Hoe vele anderen daarentegen, omdat zij arm of ziek of mismaakt waren, hebben een heilig leven geleid en zijn nn in den-hemel, die, waren zij rijk, gezond ofschoon geweest, zouden verloren zijn gegaan. Laten wij dan tevreden zijn met hetgeen God ons heeft gegeven. « Want er is maar ééne zaak noodzakelijk.» 1 liet is niet noodig, dat men oen schoon gezicht of eene sterke gezondheid, of veel verstand hebbe; öéne zaak alleen is noodig, onze ziel zalig maken.
3° Ziekten.
Hst is vooal noodig dat wij ons aan Gods wil overgeven in de ziekten, er. dat wij deze gewillig verdragen op de wijze en op den tijd, gelijk liet God belieft, ze ons over te zenden. Wij moeten gebruik maken van de gewone geneesmiddelen, omdat God het zoo wil; maar, wanneer deze niet baten, laten wij ons dan met Gods wil vereenigen; dit zal voor ons vee! voordeellger zijn dan do gezondheid. Zeggen wij dan: Heer! ik wil noch genezen, noch ziek blijven, ik wil alleen hetgeen Gij wilt. — Het is zeker vol-
(l) Porro unumcst necessarinm. Luc. 10. \'»2.
GELEGENHEDEN\' TOT
maakter, wanneer men in do ziekten niet klaagt over do pijnen die men lijdt; evenwel is het geene zonde, wanneer deze ons lievig drukken, dat wij daarvan aan onze vrienden kennis geven, en zelfs dat wij God bidden ons er van te verlossen. Ik spreek hier alleen van i;roote smarten; want men .indt er, bij wie hot een groot gebrek is te klagen zoodra zij eenige pijn, of bet minste ongemak gevoelen, en die dan zouden willen dat de gansche wereld medelijden met ben badde en rondom hen kwame weenen. — Overigens hoeft Jezus-Cbristus zelf, op bet oogonblik dat Hij zijn bitter lijden ging beginnen de groote droefheid zijner ziel aan zijne leerlingen bekend gemaakt : «Mijne ziel is bedroefd tot de dood toe.» 1en Hij bad zijnen bemclschen Vader bom daarvan te verlossen : «Mijn Vader! indien het mogelijk is, dat dezo lijdenskelk van mij wegga;» 6 maar de goddelijke Zaligmaker loerde ons te gelijker tijd, door zijn eigen voorbeeld, wat ons na dergelijke gebeden te doen staat, namelijk ons terstond aan den wil van God over te geven, en er met Hem bij te voegen: «Evenwel, dat bet
36
Trislis est anima mea usque ad mortem. Mattli. 26. 38.
BEOEFE.MNG DIliR DEUi:D.
freschiede, niet gelijl; ik wil, maar zoo als Gij wilt. » 1
Hoe zeer bedriegen zich dan niet zij, die zeggen dat zij de gezondheid verlangen, niet om vrij te zijn van lijden, maar om God beter te dienen, om de regels te onderhouden, nuttig te zijn aan do gemeente, naar de kerk te gaan, de heilige Communie te ontvangen, boetvaardigheid te plegen, te studeeren, te werken, zich toe te wijden aan de zaligheid der zielen, met biecht te hoo-ren of te prediken ! — Doch ik vraag het u, godvruclitige ziel, zeg mij eens: waarom verlangt gij deze dingen te doen ? Is het niet om aan God te behagen ? Maar wat zoekt gij dan, wanneer gij zeker zijt, dit het God behaagt niet dat gij bidt, de lieilige Communie ontvangt, boete doet, studeert, preekt of andere werken verricht, maar dat gij mot geduld verdraast die ziekte en die pijnen, die Hij u toezendt? Vereenig dan uwe smarten met die van Jesus-Cliristus. — Maar hetgeen mij pijnlijk valt, zegt gij, is gedurende deze ziekte geen dienst te kunnen bewijzen en zelfs tot last te dienen aan do gemeente of aan het Imis. — Maar terwijl gij u aan den wil van God overgeeft, moet gij gelooven, dat uwe oversten of uwe ouders
(1) Verumtamen, uou sicut ego volo, sed sicut tu.
37
38 Gl\'XEnF.NnnAEN TOT
ook zoo doen, wmmuer zij zien dat gij door a\' den wil van God, en niet dooi-uwe schuld dien last aan het huis toebrengt. O neen, die verlangens en die klachten spruiten niet voort uit liefde tot God, maar uit do eigen- j]( liefde die een voorwendsel zoekt om zich van Gods wil te verwijderen. Willen wij aan God ^ genoegen geven, zeggen wij dan, zoodra wij ziek worden, alleen deze woorden: « Heer 1 uw wil geschiede I » 4 en laten wij dit hon- ^ derdmaal, duizenrlmaal, ja altoos uit den ^ grond onzes harten herhalen ; door dit en-kei woord zullen wij aan God meer vreugde veroorzakenj dan door allo mogelijke ver- ^ stervingen en oefeningen van godsvrucht. ^ Er is gecne hetere manier om God te dienen. ^ dan zijnen heiligen wil met vreugde te om- jn heizen. Pater Avila schreef eens aan eenen [jr zieken priester : « Mijn vriend, wil niet on- ^ derzoeken, wat gij zondt doen, indien gij ^ gezond waart, maar houd u tevreden mot ziek te zijn, zoo lang dit aan God zalquot; beha- j10 gen. Indien gij Gods wil zoekt, wat moet jjj, gij u dan bekommeren of gij gezond of ziek ^ zijt?» 2Zeker zeer wel gezegd; want wat wa God waarlijk verheerlijkt, dat zijn niet gu onze werken , maar onze onderwerping
(1) Fiat voluntas tual
(l) Deel II, brief 54.
BEOEFENING DIKR DEUGD,
Dor arin«Gods wil cn welbehagen. Daarom _ilci zo\'c\'e hei!iSe Franniscus van Sales, dat _jie men Rod heter dient niet te lijden dan met
te werken. v
=n- zal. dikwijls gebeuren datdegenees-
~aiï hecren 0,1 geneesmiddelen ons ontbreken, otl Wc^ za\' Dcrle0s\'lpci\' onze ziekte niet, ^ leeren kennen : ook daarin moeten wij ons -j.; vereenigen mot den wil van God, die alles tot ons welzijn beschikt, quot;tlon verhaalt van 311 \'emand dio eene groote godsvrucht had tot n- ^!1 t0\'\'\'oPn Thomas van Kantelberg, dat _je hij ziek zijnde het graf van dien heiligen Aartsbisschop ging bezoeken, om hem do _j. herstelling zijner gezondheid te vragen, en —j f\'at hij deze bekwam. In zijn vaderland —j\' teruggekeerd zeidehij tot zich zdven : «Maar ^ indien die ziekte mij dienstiger ware ter zaligheid, wat baat mij dan de gezondheid —. die ik nu geniet? » Getroffen door dio ge-_t lachte, keerde hij terug naar het gi-af van __ den^ Heiligen, en smeekte hem. God voor hem te vragen wat hem hot zaligste was. Na , dit gebod herviel hij in zijne ziekte, en was —j, daarover zeer getroost, dewijl hij verzekerd
_|. was, dat God het alzoo toeliet tot zijn welzijn.
Surius 1 verhaalt insgelijks van eenen blinde dat hij genezen werd door de voorspraak
(I) G Fohr.
30
40 GF.LKCliXIIKDE.V TOT
van don heiligen Vedasius, doch daarna yioeg weder hlind te mogen worden, indien het gezicht niet dienstig ware voor zijne Ziel; hij werd verhoord, en hij werd blind gelijk van te voren. Wanneer wij dan ziek zijn, is bet beste noch ziekte noch gezondheid te vragen, maar ons aan Gods wil over te geven, opdat Hij over ons beschikke volgens zijn welbehagen. Verlangen wij noquot;-tans do gezondheid, vragen wij ze dan ten minste met volle onderwerping en onder voorwaarde dat de gezondheid voordeelig zij I ter zaligmaking onzer ziel, anders zou ons gebed gebrekkig zijn en onverhoord blijver; omdat God de gebeden die gedaan worden zonder onderwerping aan zijnen wil niet verhoort.
Ik noem den tijd der ziekte den toetsteen dei ziel j want alsdan ontdekt men hoe groot hare deugd is. Wanneer zij diebeproe- •\' ving verdraagt zonder zich te v\'erontrasten, te klagen, of iets te verlangen, maar gehoorzaamt aan geneesheerenen oversten en. daaibij kalm blijft en gansch overgegeven aan Gods wil, dan is dit een tcekenj dat zij eenen waren grond van deugd bezit. Maar wat moet men denken van eenen zieke die ■Uaagt dat men te weinig voor hem bezorgd is, dat zijne pijnen onverdraaglijk zijn, dat
RKOpENlNO DIKB OEOOD.
de geneesmiddelen niet baten, dat de doc-toor onkundig is, en die soms tegen God zeiven mort, alsof Hij hem te hard behandelde ? De heilige Bonaventura verhaalt, dat toen de heilige Franciscus op zekeren dag op buitengewone wijze leed, een zijner kloosterlingen die zeer eenvoudig was, hem zeide : « Vader, bid God dat Hij n een weinig zachter beliandele, want het schijnt dat zijne hand u te zeer drukt. » Üe Heilige, dat hoorende, liot eenen grooten schreeuw en antwoordde : « Hoor, broeder, indien ik niet •wist dat gij zoo spreekt uit eenvoudigheid, ik zou u niet meer willen zien, omdat gij Gods oordeelen durft afkeuren. » Daarna, ofschoon zeer zwak en uitgemergeld door dn ziekte, wierp hij zich voor zijn bed, en den grond kussende, riep hij uit: « Hoer 1 ik bedank U voor al de smarten die Gij mij overzendt; ik smeek Li dat Gij ze. nog vermeerdert, indien het U alzoo behaagt. Mijn verlangen is dat Gij mij nederdrukt en volstrekt niet spaart ; want de vervulling van uwen wil is do grootste troost welke ik. in dit leven kan genieten. » 1
4» Verlies van vrienden.
Wij moeten ons ook nng met volle ovor-
(1) Leven, h. 1 V.
41
42 gelegenheden tot
beving aan Gods wil onderworpen bij het verlies van personen die ons voordeelig zijn in tijdelijke of geestelijke zaken. In dit punt begaan de godvruchtige zielen dikwijls groote misslagen, niet zich niet, zoo als zij verplicht zijn, aan de beschikkingen der goddelijke Voorzienigheid te onderwerpen. Onze heiligmaking is niet het werk quot;van onze zielbestiorders, maar van God. Hij wil dat wij onze ziel door hen laten geleiden, maar wanneer Hij ze ons ontneemt, dan wil Hij ook dat wij, verre van ontevreden to zijn, integendeel ons vertrouwen op zijne goedheid verdubbelen en alzoo tot Hem spreken : lieer ! Gij hadt mij dien steun gegeven, en nu ontneemt Gij hem mij: dat altoos uw wil geschiede; maar kom Gij zelf mij nu ter hulp, en leer mij wat ik moet doen om U getrouw to dienen. — Op die wijze moeten wij uit Gods hand alle kruisen aannemen, die Ilij ons oveivendt.— Maar, zegt gij, die kruisen zijn straffen. — Ik antwoord : Do straffen welke God ons in dit leven overzendt, zijn dat geene gunsten en wddaden? Hebben wij Hein beloedigd, dan moeten wij op do eeno of andere wijze aan zijne rechtvaardigheid voldoen, het zij in dit of in het ander leven. Laat ons dan dikwijls zeggen met den heiligen An^nstinus :
■
UEOEFEXIXG DIER DEUGD 43
Rrand en snijd, o Heer ! spaar mij hier niet, spaar mij maar in uc eeuwigheid. 1 Wij moeten inde smarten van dit leven eene rede zien van vertroosting, naar het voorbeeld van den heiligen man Job, die zeide : « Dit ^ zij mijn troost, dat gij mij het lijden niet sparet.» 2 Inderdaad het moet troostelijk voor iemand zijn, die de hel verdiend heeft, i te zien dat God hem kastijdt in deze wereld ; want dit moet hem doen betrouwen, dat God hem wil bevrijden van de eeuwige straffen. Laat ons ook, wanneer God ons straft, den hoogepriester Heli navolgen, en met hem zeggen : « God is Meester; dat Hij doe wat Hem behagelijk is. » 3
S» Zielskwellingen.
Men moet zich ook onderwerpen in alles wat de ziel aangaat. God is gewoon eene ziel, welke zich op het geestelijk leven begint toe te leggen, te overladen met vertroostingen, ten einde haar geheel en al van de vermaken der wereld te onthechten; maar zoodra zij genoegzaam in liet geestelijk leven geves-
(1) Hic ure, hiü seea, hie non parcas, ut in yjternum parcas.
(2) Ha\'C sit mi hi consolatio, ut aflligon^ me dolore non /arcat. Job. 6, 10.
(^) Dominus est; quod borium c^t in ncnlis suis, faciat. I Rejj. 1, 16.
i
GtXEGEVUEDEM TOT
tigd is, trekt ilij zijne hand van haar af om hare liefde te beproeven, eu te zien of zij Hem dient en bemint met getrouwheid, en niet om de gevoelige genoegens, waarmêe de godsvrucht zelfs op aarde beloond wordt, a Gedurende dit leven, zeide de heilige Theresia, bestaat ons voordeel niet in God op eene gevoelige wijze meer en meer te genieten, maar in zijnen wil te volbrengen.»1 En op eene andere plaats ; « De liefde Gods bestaat niet in teedere gevoelens, maar ia God kloekmoedig en met ootmoed te dienen. » - En elders : « God beproeft door dorheden en bekoringen degenen die Hem beminnen. « 3 Dat dus de ziel den Heer bedanke, wanneer zij met zijne liefkozingen wordt begunstigd ; maar dat zij zich in de dorheden niet aan droefheid en ongeduldigheid overgeve. Hier moet men zeer voorzichtig zijn; want sommige zwakke zielen denken in de dorheden dat God hen verlaten heeft, of dat het geestelijk leven niet voor hen is, en zoo verwaarloozen zij het gobed, verliezen al wat zij reeds gewonnen hadden.
Er is geen geschikter tijd om de ouder-werping aan Gods wil te beoefenen dan den
(1) Leven.
lt;2) Leven, h. 11. {:t) Ib.
u
DiioKi-T.NiNr, mi n ti\'XT.n, 4S
tijd der dorheden. Ik zog niet dat men aan de berooving van Gods tegenwoordigheid ongevoelig moet zijn. liet kan niet anders, of men moet die berooving gevoelen en daarover klagen, dewijl onze goddelijlie Zaligmaker zelf daarover klaagde op het kruis : « Mijn God ! Mijn God ! waarom hebt Gij mij verlaten ? » 1 Mnar. hoedanig ook onze verlatenheid zij, wij moeten ons altoos geheel aan Gods wil overgeven. Al de Heiligen hebben die dorheden en kwellingen geleden. « Wat is mijn hart ongevoelig geworden, zeide de heilige Bernardus ; ik vind geonen smaak meer in de lezing, geen genoegen in de meditatie, noch in het gebed. » 2 De Heiligen hebben meer dorheden dan troost ondervonden. God verleentdie voorbijgaande gunsten maar zelden, en wellicht maar aan de zwakke zielen, opdat zij niet blijven stilstaan op den weg der dengd ; maar de genoegens, welke de belooning moeten zijn onzer getrouwheid, wachten ons in den hemel. Deze aarde is eene plaats waar men verdient door het lijden ; de hemel is de plaats der belooning en der vreugde. Hier vandaan dat de Heiligen gedurende hun
(1) Deus meus! Deus meus 1 ut quid dercliquisli me? Malth. 27, 46.
\'.2) lu Cuut. s. 54.
GFXrGEvriKDKN\' TOT
leven niet verlangd en gezocht hebben der ui
gevoeligen ijver, in drnwelken men troosl br
geniet, maar den ijver van den geest, ir Di
denwelke men lijdt. « Ja, het is veel beter,, gr
zeide Pater Avila, met Gods wil in dorheid Gc
en in bekoring te leven, dan zonder God; ze,
wil ia de verrukking van den geest.» 1 nc
Ja, zult gij zeggen, indien ik wist dat. die ze
mistroostigheid van God kwame, ik zou ze in
verduldig verdragen; snaar hetgeen mij de
verontrust en kwelt, is de vrees dat zij eer Di
gevolg zij mijner zonden en destruf mijner za
lauwheid. — Nu dan ! houd op lauw te zijn tit en word ijverig. Maar boo! is het omdat gij
in de duisternis lecl\'t, dat gij u wilt veront- de
rusten, het gebed achterlaten, en zoo uwe so
kwaal verdubbelen ? Veronderstel dat uwe ht
dorheid eene straf zij, gelijk gij zegt, is het m
dan niet God, die u die straf toezendt? di
Neemt ze dan aan als eene straf die gij wel he
verdiend hebt, en onderwerp u aan den wil bc
van God. Bekent gij niet dat gij de hel ge
verdiend hebt ? Waarom klaagt gij dan 1 wi
Verdient gij dat God u trooste ? Ach ! wees dc
tevreden met de wijze waarop God u behan- ga
delt; houd aan met bidden, ga voort op op den weg dien gij hebt ingeslagen, en in bet
vervolg vrees dat uwe klachten voortkomen sti!
46
BliOEFENIN\'G niER DECGD. 47
ïet uit te weinig ootmoedigheid on uit een ge-osf brek aan overgeving in den wil van God. it Die zich op het gebed toelegt, kan er geenc er. greotere vrucht uit trekken., dan zich niet 3ict Gods wil te vereenigen. Onderwerp u dus ec id: zeg uit den grond des harten : lieer ! ik neem die straf aan uit uwe hand, en neem 3ie ze aan voor zoo lang het U zal behagen ; \'■\'( indien Gij wilt dat ik alzoo lijde gedurende \'lij de gansche eeuwigheid, ik hen tevreden. — \'en Dusdanig gebod, hoe moeilijk het ook zij, iw zal u meer helpen dan alle zoete verlroos-\'jn tingen.
^ij Ondertusschen, men moet bedenken dat, it- de dorheid niet altoos eene straf is, maar ■wt somtijds eene beschikking der Voorzienig-heid, om ons grooteren voortgang te doen iet maken in do deugd en ons iu de ootmoe-11 digheid te bewaren. Zoo liet God toe dat de pel heilige Paulus gekweld werd door onzuivere ■vil bekoringen, opdat hij zich over de unévan-iel gen gaven niet zou verhoovaardigen. 1 Al 3 1 wie het gebed verricht met zoeten troost, 3es doet niets groots. Hij is een vriend die u -n- gaarne gezelschap houdt aan de tafel, doch (\'F op den dag der beproeving zal hij niet :el
maSnitndo rovelationnm ex tol lat me, datus e«t milt stimulus curnis mea;, augelus Sutana.\', nul me colupüizet U Cor. 12. 7.
r.KLIiOKXIIKDKN TOT
blijven. 1 Gij bondt niet voor eenen waren vriend, die u alleen aan tafel gezelschap houdt, maar die u in uwe hehoeften en zonder zijn eigen voordeel bijstaat. Zoo ook erkent God zijne ware vrienden in de duisternis en in de troosteloosheden. Palladius, in het gebed door eene groote verveling gekweld, ging op zekeren dag den heiligen Macarius bezoeken, die hom dezen raad gaf: « Wanneer de duivel u ingeeft het gebed te verlaten, geef hem tot antwoord : Ik ben tevreden uit liefde tot Jesus-Christus hier te Wijven en do muren dezer cel te bewaren, i-Zoo ook moet gij antwoorden, wanneer gij bekoord wordt om hot gebed te laten, omdat het u toeschijnt dat gij daarmede uwen tijd verliest; zeg dan: Ik blijf hier, om aan God genoegen te geven. — Do heilige Francisous van Sales zeide, dat ons gebed wel zou verricht zijn, wanneer wij daaronder ook niets anders zouden doen dan de verstrooidheid en de bekoringen te verdrijven. Tauler verzekert zelfs dat hij, die volhardt in het gebed niettegenstaande de dorheid die hij ondervindt, eene grootere gratie van God zal bekomen, dan wanneer hij langen tijd
48
Est amicus socius mensa;, et nou permauebit iu die necessitatis. Eccii. C. 10.
{ij Uist. iaus. c. 2ü.
BEOEFENING DIER DEUGD. i\'j
zou gebeden hebben met veel gevoelige devotie. Paler Rodriguez 1 verhaalt van een godvreezenden man , dat hij gedurende veertig jaren nooit den minsten troost had genoten in het gebed. Maar hij zeide dat hij zich sterker gevoelde op de dagen dat hij het gebed verrichtte, in de oefening van alle deugden, terwijl integendeel, wanneer hij soms het gebed achterliet, hij dien dag eene zoo groote zwakheid ondervond, dat hij tot niets goeds bekwaam was. Volgens den heiligen Bonaventura 2 en Gerson 3 zijn er velen die God beter dienen zonder die verlangde ingetogenheid, dan wanneer zij die inderdaad zouden bezitten, omdat zij alsdan zorgvuldiger en ootmoediger leven, daar zij zich anders misschien zouden overgeven aan de hoovaardigheid, en vervolgens aan de lauwheid, in de overtuiging dat zij gevonden hadden wat zij zochten.
Hetgeen gezegd wordt van de dorheden, wordt evenzoo gezegd van de bekoringen. Wij moeten zorgen dat wij de bekoringea vermijden ; doch, wil God of laat Hij toe, dat wij bekoord worden tegen het geloof,
(!) Christ, volm. I- 8.h. 29.
11\') De Prop. rel. 1. 2. c. quot;-G,
(lt;) De Moule coat. c. 43.
KO (ÏELEGENUliDEN TOT
tegon de zuiverheid of tegen ecne andere dengd, dan moeten wij niet klagen, maar ook daarin ons aan den wil van God overgeven. God antwoordde aan den heiligen Paulus, toen deze Hem bad om bevrijd te worden van de bekoringen van onzuiverheid, dat zijne gratie hem genoeg moest zijn. 1 Zoo moeten ook wij zeggen, wanneer wij zien dat God ons gebed, om van eenige moeielijke bekoring verlost te worden, niet verhoort; Heer 1 doe of laat toe al wat U behaagt, uwe gratie is mij genoeg; doch help mij opdat ik dezelve nooit verlieze. — Niet de bekoring, maar de toestemming in de bekoring doet ons de goddelijke gratie verliezen. De bekoringen aan dewelke wij wederstaan, dienen om ons ootmoediger te maken, om onze verdiensten te vermeerderen, om ons dikwijler tot God onze toevlucht te doen nemen ; zij bewaren ons alzoo van Hem te beleedigen, en doen ons toenemen in zijne heilige liefde
6\' De dood.
Wij moeten ons vooral met den wil van God vercenigen ten opzichte van onze dood, het zij voor den tijd, het zij voor de wijze
(I) Sut^cit tilii mea gialia.II Cor. 12.9.
, BEOEFENING DIER DEUGD. Si
die het God zal behagen vast te stellen. De heilige Gertrudis beklom op zekeren dag eenen steilen heuvel, gleed uit en viel in het dal neder. Hare gezellinnen vroegen haar of 71 j geene vrees had gelwd van te sterven zonder Sacramenten. De Heilige antwoordde: (i Ik verlang zeer de Sacramenten te ontvangen in mijn laatste uur, maar ik verkies toch datgene wat God wil ; want ik ben overtuigd dat de beste gesteltenis die iemand kan hebbrn om wel te sterven, is zich aan den wil van God te onderwerpen; ik verlang dus die dood welke het den Heer zal behagen mij toe te zenden, s 1 Men leest in de samenspraken van den heiligen Gregorius, 2 dat de Vandalen zekeren priester, Sanctulus genaamd, ter dood veroordeeld hadden en hem vergunden zulke dood te sterven die hij verkoos. Maar die heilige man weigerde deze keus te doen en zeide ; «Ik ben in Gods handen, en neem de dood aan die Hij zal toelaten, dat gij mij doet sterven ; ik wil geene andere dood dan die. n Deze akte van gelijkvormigheid behaagde zoo zeer aan God, dat toen de barbaren besloten hadden den veroordeelde het hoofd af te slaan, Hij den arm van den beul tegenhield. iJij het zien van zulk een mirakel besloten zij htt (1) Insin.1.1. c. 11. (S) h. 3. o. 37.
GtLEGEN\'HEDEN TOT
loven van dien dc.ugdzamcn priester te sparen. _ Zoo dan, wat de wijze van sterven aangaat, moeten wij gelooven dat die de beste voor ons is, welke God zal bepaald hebben. Laten wij, zoo dikwijls wij aan de \\ dood denken, altoos zeggen : Hoer 1 mits Gij ons zalig maakt, laat ons sterven zoo als bet U behaagt.
Eveneens moeten wij ons aan Gods wil overgeven, aangaande het tijdstip onzer dood. Wat is toch de aarde anders dan oene gevangenis, waarin wij moeten lijden en in gevaar verkeeren van God ieder oogan-blik te verliezen ? Dit deed David uitroepen: Heer ! wil toch mijne ziel uit deze droevige gevangenis trekken.1 — De heilige Theresia was van dezelfde vrees doordrongen en verzuchtte aanhondend naar de dood, en wanneer zij dek lok hoorde slaan, verheugde zij zich bij de gedachte dat weder een uur van haar leven voorbij was , een uur van gevaar God te verliezen. Pater Avila zegt, dat alwie tamelijk wel bereid is, de dood verlangen moet, om het gevaar waarin men leeft de goddelijke gratie te verliezen. En inderdaad, wat kan er kostbaarder voor ons zijn en wat mogen wij meer verlangen, dan door eene goede dood de
(1) Educ de custodia animam menm. Ps. 141
82
BEOEFE.N\'IXO DIER DEUGD.
verzekering to bekomen dat wij de vriendschap van (iod niet meer kunnen verliezen? — Maar, zegt gij, ik heb nog niets gedaan, niets voor mijne ziel gewonnen? — Maar, indien God wil dat gij nu zoudt sterven, wat zoudt gij dan doen met uw leven tegen zijnen wil te verlengen ? en wie weet, of gij later die goede dood zoudt sterven waarop gij nu moogt hopen ? wie weet of gij niet zoudt van wil veranderen, in andere zonden vallen en u verdoemen ? Wat zeker is, gij zoudt niet kunnen leven, zonder nieuwe, ten minste dagelijksche zonden te bedrijven; dit beleed de heilige Bernard us al zuchtende. Waarom, riep hij uit, waarom verlangen wij dit leven, waarin wij meer zondigen, naarmate wij langer leven? 1 .\\u, het is zeker dat eene enkele dagelijksche zonde aan God meer mishaagt dan alle goede werken, die wij zouden kunnen verrichten. Hem welgevallig kunnen zijn.
Ik zeg meer : hij die den hemel weinig verlangt, bewijst daardoor dat hij God weinig lief heeft. Wanneer men bemint, verlangt men naar de tegenwoordigheid van den persoon dien men bemint; maar wij k nnnen God niet zien zonder deze aarde te verlaten ;
(1) Cui-vitnm is tam de^iderainns. in quu, quanto ampiins vivimus, tautoplus peo^naus? iluil. c.
33
GELEGEMUEDEN TOT
daarom hebben ailc Heiligen zoo vurig naar de dood verlangd, om het aansuhijn van hunnen beminden God te gaan genieten. Dusdanig waren de gevoelens van eenen heiligen Augustinus, die uitriep: « Ach, dat ik sterve, opdat ik U aanschouwe ! » 1 van eenen heiligen Paulus : «Ik verlang ontbonden te worden en met Christus te wezen, » 2 van David : « Wanneer zal ik komen en verschijnen voor het aanschijn van God?» 3 Dusdanig waren de verzuchtingen van al de zielen die branddei van liefde tot God. Zekere schrijver verhaalt dat een edelman, op zekeren dag ter jacht gaande, in ten bosch een man hoorde zingen met eene zonderling zoete stem. De jager naderde en zag eenen armen melaat-sche, half verteerd door do ziekte. Hij vroeg of hij dien man was, die zong. — Ja, mijn broeder, antwoordde de eremijt, ik ben het.
— Maar hoe kunt gij zoo vroolijk zijn, met die smarten die u hot leven gaan benomen?
— O de rede hiervan is dat er tusschea God »n mij gcene andere scheiding meer is, dan deze muur van slijk, dit ellendig lichaam dat mij nog hier beneden houdt; wanneer
(1) Eia moriar, ut te videam.
(2) Dosiderium habens dissolvi, el esse cum Christo. Phil, l. 2:t.
(3) Quando venlam et apparoi o .into fcfiem Dei ? Ps, 41.:).
54
BEOEFENIXG Dllitl DSUGD.
ik daarvau zal verlost zij ü, dan zal ik inijncu God gaaa genieten; nu, ik zie dat het allo dagen vermindert en in stukken valt, e:i dit maakt mij vroolijk en doet mij zingen.
7° Geestelijke voordeelen.
Eindelijk de gelijkvormigheid van onzen wil met dien van God moot zich uitstrekken tot de graden van gratie en glorie, waarnaar wij mogen trachten. Wij moeten zonder twijfel de glorie van God hoog schatten, maar nog hooger zijnen wil. Wij moeten verlangen Hem meer te beminnen dan de Serafijnen, doch wij moeien geenen hoogeren graad van liefde willen, dan dien de Heer besloten heeft ons te geven. Hoor wat Pater Avila desaangaande zegt: «Ik geloof niet dat er onder al de Heiligen één is, die niet verlangd heeft beter te zijn dan hij was ; doch dit verlangen beuam hun don vrede niet, omdat het voortkwam uit liefde tot God jen niet uit eigenliefde; zij waren altoos verfenoegd met hetgeen God hun schonk, hoe weinig hot ook was, overtuigd dat er meer ware liefde bestaat iu tevreden te zijn met hetgeen God geeft, dan in te verlangen om veel te bezitten, o Dit wil zeggen, gelijk Pater Rodriguez 1 verklaart, dat wij alle
(I) Christ, voim. 1. f. :i0.
56 GELEGENHEDEN TOT BEOEFENING, ENZ.
inoeitf» moeten aanwenden om tot. do volmaaktheid te komen, zonder ooit te verflauwen onder die ijdele voorwendsels, die tf\' traagheid en de lauwheid ingeven, zoo als : God moet mij de gratie geven om voortgang te doen ; meer kan ik nicl doen. — indien wij, niettegenstaande do zorg die wij nemen, in oenige font vallen, dan moeten wij daarom ons nie\' verontrusten, nocli ophouden ons te vereenigen met den wil van God, dio deze fout heeft toegelaten ; maar zonder den moed te verliezen, moeten, wij terstond opstaan, en doordrongen van een ootmoedig berouw aan God eene sterkere gratie vragen, en daarna onzen weg voortzetten. Evenzoo, ofschoon wij mogen verlangen, dat God ons in den hemel verheffe tot in het koor der Serafijnen, niet om meer glorie te hebben, maar om meer glorie aan God te geven, en Hem volmaakter te beminnen, nogtans moeten wij ons aan zijnen heiligen wil overgeven, en ons tevreden stollen met den graad van glorie en liefde, welken Hij zich in zijne barmhartigheid zal gewaardigen ons te geven.
Het zou eene merkelijke fout zijn, de gaven van het bovennatuurlijk gebod te verlangen, voornamelijk geestverrukkingen, visioenen en openbaringen : zelfs zeggen de
BKSLL\'tT.
meesters van het geestelijk loven, dat de zielen die mot dergelijke gratiën worden begunstigd, God moeten hidden dat Hij ze wegneme, om Hom to beminnen alleen uit kracht van hot geloof, hetgeen het zekerste is. Vele Heiligen zijn tot de volmaaktheid gekomen zonder die buitengewone gunsten; do deugden alleen brongen de zielen tot de heiligheid, en voornamelijk de gelijkvormigheid met den wil van God. En zoo het God niet behaagt ons tot een verhovenen graad van volmaaktheid en glorie te verheffen, laten wij ons in alles met zijnen heiligen wil voreenigen. Hem biddende dat Hij ons ton minste door zijne barmhartigheid gelieve zalig te maken. Wanneer wij zoo handelen, dan zal de belooning welke wij van zijne goedheid zullen ontvangen, niet gering zijn, want onze goede God bemint boven alles de zielen die in zijnen wil berusten.
BKSLUIT.
In een woord, wij moeten alle dingen die ons overkomen, of die ons nog zullen over-
57
BESLUIT.
komen, beschouwen als komende uit de hand van God. In al onze handelingen moeten wij alleen bedoelen Gods wil te volbrengen, en daarom niets doen dan omdat God het wil. j; Om met zekerheid op dien weg voort to gaan, is het noodig dat wij ons door onze Oversten laten geleiden voor liet uitwendige, en door onze zielbestierders voor het inwendige, om door hen te vernemen wat God van ons wil, vast betrouwende op de woorden van Jesus-Christus, die gezegd heeft: « Die u hoort, hoort mij.» 1 — Laten wij ons vooral daarop toeleggen dat wij God dienen op de plaats en op do wijze, dat Hij door ons wil gediend worden. Ik zeg dit, opdat wij do fout vermijden van degenen die hunnen tijd verliezen in zich te verzadigen mot ijdele inbeeldingen, zoo als deze : O, ware ik in eene wildernis, ware ik in een klooster, ware ik in eene plaats buiten dit huis, verre van deze bloedverwanten of van dit gezelschap, ik zou heilig leven, bootple-gingen doen, vele gebeden verrichten. — Men zegt altoos: Ik zou..., ik zou...,— maar intusschen wil men niet met gelatenheid het kruis dragen, welk God toezendt, men wandelt niet op den weg op welken God wil dat men wandele, en zoo, verre van
(1) Qui vos audit, me audit. Luc. to. 16.
08
BESLUIT.
zich te heiligen, gaat men van kwaad tot erger. — Die ijdole begeerten zijn dikwijls bekoringen van den duivel, omdat zij strijdig zijn met den wil van God ; daarom moeten wij ze verdrijven en ons beijveren om God te dienen op den weg dien zijne Voorzienigheid ons heelt voorgeschreven. Met zijnen wil te doen, zullen wij zeker heilig worden, in welken staat ook God ons moge plaatsen. Laten wij derhalve nooit iets willen, dan hetgeen God wil; wanneer wij zoo handelen, dan zal Hij ons aan zijn hart drukken. Te dien einde moeten wij ons eenige plaatsen uit de Heilige Schrift eigen maken, welke ons aansporen om ons meer en meer met den goddelijken wil te vereenigen ; bij voorbeeld : « Heer ! wat wilt Gij dat ik doe? » \' Mijn God ! leer mij uwen wil kennen, ik ben bereid dien in alles te volbrengen. — «Ik ben de uwe, maak mij zalig. » 2 Ik behoor mij zei ven niet meer toe, maar U, o Heer ! beschik over mij volgens uw welbehagen. — Wanneer een buitengewoon zwaar leed ons treft, zoo als de dood onzer bloedverwanten, het verlies onzer goederen, en andere dergelijke rampen, zeggen wij dan met onzen goddelijken Zalig-
(Ü Domine, quid me vis facere? Aef. 9, 6.
{%. Tuus sum ego, salvum me fac. I\'s. 118. 94.
59
60 besluit,
maker : « Ja, mijn God on mijn Vader ! dat het alzoo gescliiede, omdat het zoo aan U behaagd heeft ! » 1 — Honden wij ons vooral aan het gebed, welk Jesiis-Cliristus ons geleerd hoeft: s Uw wil geschiede op de aarde als in den hemel. » 3 De Heer beval op zekeren dag aan de heilige Catharina van Genua, van telkens zij het Onze Vader bad, op die woorden bijzonder te letten, God de gratie vragende van zijnen heiligen wil zoo volmaaktelijk te volbrengen, als de Heiligen in den hemel. Laat ons ook zoo doen en wij zullen zeker heilig worden.
Bemind en geloofd zij altijd de goddklijkb wil en de Gelukzalige en Onbevlekte Maagd Maeia !
lij Wl
be di
Ila, Pater 1 quoniam sic fuit placitum ante te. Matth 11. 26.
bijvoegsel.
gelllkvormighkid hut gods wil.
Voornemens var, den heiligen Alphonsus.
1. 0 goede Josus ! iodere maal dat ik zal zeggen ; Bencdictus Den? ! God zij geloofd !
| ol\'; Fiat voluntas Dei, Gods wil geschiede !—
IwiliU daardoor verstaan, dal ik gaarne wil aanvaarden al wat Gij jegens mij vastgesteld hebt voor den tijd en voor de eeuwigheid.wiliU daardoor verstaan, dal ik gaarne wil aanvaarden al wat Gij jegens mij vastgesteld hebt voor den tijd en voor de eeuwigheid.
2. Ik wil gcene andere hedieningen, geene andere talenten, geeneandere woning, gcene andere kleeding, geen ander voedsel, noch andere gezondheid, dan die aan God behaagt en Gij voor mij hebt bepaald. Indien Gij niet wilt dat mijne zaken gelukken, indien Gij wilt dat mijne ondernemingen verijdeld worden, dat mijne rechtsgedingen slecht uitvallen, dat men mij ontneme wat ik bezit, ik wil al wat gij wilt.
3. Wilt Gij dat ik veracht worde of kwalijk gezien, dat aan anderen de voorkeur worde gegeven, dat ik gelasterd en slecht behandeld worde, zelfs door hen die mij het dierbaarste waren ? Ik wil het ook.
r,i
BUVOEGShL.
4. Wilt Gij dat ik tot de uiterste armoede gebracht, uit mijn vaderland verbannen, in eencn kerker opgesloten worde en in gedurige benauwdheid leve ?
Ik wil het ooi; zoo.
5. Wilt Gij, dat ik altoos ziek zij, met wonden bedekt, kreupel, bedlegerig, van allen verlaten, ik wil het gelijk Gij liet wilt, en voor al eten tijd dat Gij het wilt; ik laat mijn leven geheel in uwe banden over, ik aanvaard de dood, gelijk Gij ze voor mij bepaald bebt; en zoo ook aanvaard ik de dood mijner ouders, mijner vrienden en van allen die Gij zelf wilt.
6. Ik wil ook nog al wat Gij wilt. aangaande mijnen voortgang in de deugd. Ik verlang U te beminnen in dit loven uit al mijne krachten, en U in den hemel te gaan beminnen gelijk de Serafijnen ; maar zelfs hierin is mijn wil met den Uwen vereenigd.
Wilt Gij dat ik slechts één graad liefde, gratie en glorie hebbe, ik vraag niets meer, dewijl Gij hetalzoo wilt. Ik schat de vervulling van uwen wil boogcr dan alle goed dat ik zou kunnen bekomen.
In één woord, o mijn God 1 beschik over mij en over al wat mij aangaat, gelijk het U behaagt, zonder op mijnen wil te letten, dewijl ik niets anders wil, dan wat Gij wilt:
62
BIJVOEGSEL. 03
hot zij Gij mij op eeno Imrde of zachte wijze behandell, op cene wijze die gelijkvormig is of strijdig met mijnen wil, ik neem hot aan en omhels het, dewi jl mij dit alles van U wordt toegezonden.
7. Eindelijk, o goode Jesus 1 aanvaard ik op eeno gansch bijzondere wijze de dood en al do kwellingen die haar zullen vergezellen, op de plaats die Gij wilt en in don tijd dien Gij wilt.
Ik vereenig mijne dood met do uwe, o mijn goede Zaligmaker 1 en ik offer ze U op tot toeken der liefde die ik U toedraag.
Ik wil sterven om U te hehagen en om nwen heiligen wil te volbrengen. *
* Vie de S. Alpboiise par le Curdinal Vjllccuurt, IV, 33.
Imprimatur.
Leodii, 16 Aprilis 1877.
VlGTOU JOS. Episc. Gerreü.
BLADWIJZER.
, Uitmuntendheid dezer deugd. . . ^
li. Gelijkvormigheid iiikVonnis-
111. Geluk der volmaakte gelijk onniD^ ^
IV God wil alleenlijk ons geluk. ■ ■ ^ 26
lenen. , 52
j 1 Gewone voorvallen.....
2« Natuurlijke gebreken.
5- Ziekten. . • • •
4.0 Verlies van vrienden. O» Zielskwellingen. • •
G» De dood. . • • • •
7quot; Geestelijke voordeelen.
Bijvoegsel.
öi 55 41 iö 30 55 57
61
Lu,U.— llmUkeiij U. Ues j 1