-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-

J?

Dl GFJMSBEllJDMS.

CATECHETISCH HANDBOEK

TEN DIENSTE

DER KATROTJEKE JEUGD.

UITGEfJEVEN TEN BATE

VAN DE

BROEDERSCHAP DER H. KINDSHEID,

DOOR

A. B. LEYSER,

Pastoor»

liet is beter dat de geleerden mij niet ver-stauu , dan dut de kinderen mij nift begrijpen.

U. AUGUSTINUS.

\'s HERTOGRNBOSCII, Markt A.\'14. C. MOSMANS. 1880.

Liturgischs Vor\'ceniqing Aartsbisdom UTRECH F A Z » Voignummsr Bibii©th©©l«\' ^ ^

-ocr page 4-

IMPRIMATUR.

Ilarlemi, J. A. van den Akker

die 10 Septembris 1880. Lihr. (\'cits.

-ocr page 5-

Ltevf. Kinderen !

Md lui oikj op uwe voij niet (jehei\'l (mlwihkeldr r/eesl-vmnogms, en ih noodmkeUjlilieid van dr kemm der geloofswaarheden, schreef U; dit hoekje, waarin tij) erne hel.nojtle wijze de waarheden der geloofsbelijdenis, overeenkomstig uw bevattingsvermogen, duidelijk zijn verklaard en ontwikkeld.

Geve God, lieve kleinen! dat de lezing en het \'nuttig qe-bruik van dit werkje, strekken tot Zijne meerdere eer en glorie, alsmede tot nut en zaligheid uwer zielen ; dan zal ik mijne moeite en mijn. arbeid ruimschoots beloond achten.

De Schri.tvep,

Veenhuizen,

op \'t feest van den H. Aloyslu» •1880.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

EEESTE LES.

WAT IS DE GELOOFSBELIJDENIS?

Het is u bekend, mijn kind! hoe de titel luidt van het boekje, dat ik u ter lezing en onderrichting aanbied nl. de geloofsbelijdenis. Zij bestaat uit twaalf artikelen, die den verkorten inhoud uitmaken van al, wat de Christenen moeten gelooven, om zalig te kunnen worden.

Deze geloofsbelijdenis wordt ook wel Symbolum des geloofs of der Apostelen genoemd, wijl zij, volgens eene vrome overlevering, door de twaalf Apostelen is samengesteld.

Hoor eens, wat de H. Augustinus ons dienaangaande zegt. Deze groote Kerkleeraar is de meening toegedaan, dat de Apostelen, alvorens te scheiden, om volgens het gebod des Heeren, den volkeren het Evangelie te verkondigen, op eene bijzondere ingeving des H. Geestes besloten, de voornaamste geloofspunten in korte bewoordingen bijeen te voegen, ten einde ze zoo des te beter den geloovigen in het hart en het geheugen te prenten en tegen vervalsching te vrijwaren. Tevens moest die belijdenis een kenteeken zijn, waardoor de ware geloovigen, ten tijde van vervolging, van dwalen-den en ongeloovigen te onderscheiden waren.

In de nabijheid van Jeruzalem ziet men heden nog de spelonk waarin, volgens de overlevering, de Apos-

DE GELOOFS RE LU DENIS. ]

-ocr page 8-

telen zich bezig hielden met de samenstelling der geloofsbelijdenis ; eene gemakkelijke taak, wijl zij persoonlijk de waarheden uit Jezus\' mond hadden opgevangen. Oenoemde spelonk heeft den vorm van een kelder, en is bijna twintig el lang; haar gewelf wordt, ter gedachtenis aan de Apostelen, door twaalf bogen ondersteund.

Denk niet, mijn kind, dat de geloofsbelijdenis alle waarheden bevat door Jezus geleerd; neen, zij bevat alleen de noodzakelijke, die ieder mensch in het bijzonder moet kennen en gelooven ter zaligheid. Uithoofde dier noodzakelijkheid hebt gij, nog wiegkind zijnde, bij monde van Peter en Meter, gezegde geloofsbelijdenis reeds afgelegd; later bij uwe eerste H. Com-manie, hebt gij haar zelf voor God en de wereld herhaald, of zult die nog herhalen.

Hoe die waarheden nu te verstaan zijn in hun aard en wezen, leert ons de Openbaring neergelegd in de H. Schrift en de Overlevering, alsmede de wijze waarop God moet gediend worden, in Wien wij zeggen te gelooven. De volgende les zal u dit verduidelijken.

O God 1 sterk mijn geloof en hoop,

Zoo nauw aaneen verbonden;

\'k Verzaak, als eens bij mijnen doop.

Aan duivel, vleesch en zonden.

VRAGEN.

1. Hoe luidt de geloofsbelijdenis?

2. Uit hoeveel punten bestaat zij?

3. Waarom wordt zij ook wel het Symbolum der Apostelen genoemd?

-ocr page 9-

3

4. Wat leert ons de H. Augustiims dienaangaande?

5. Met welk doel is de geloofsbelijdenis door de Apostelen samengesteld?

6. Bevat zij alle geopenbaarde waarheden?

7. Kunnen zij zalig worden, die de waarheden verwerpen in de geloofsbelijdenis vervat?

TWEEDE LES.

GODSDIENST, OPENBARING, H. SCHRIFT, OVEELEVEEIN6.

De mensch , niet waar, mijn kind! die schoone en goede hoedanigheden bezit, verdient daarom onze hoogachting en onzen eerbied, Is dat waar, dan zijn wij aan God de grootste hoogachting, liefde en aanbidding verschuldigd, wijl Hij een oneindig volmaakte Geest is, en alle goede eigenschappen, in den uitgestrektsten zin des woords, bezit. Die aanbidding nu en die vereering, welke de mensch God bewijst, noemt men Godsdienst,

Het is evenwel niet onverschillig op welke wijze God aangebeden en vereerd wordt, want joden en heidenen zouden dan met de Christenen op eéne lijn staan. Wij moeten Hem aanbidden en vereeren op eene Hem aangename en welgevallige wijze. Die wijze kan de menschelijke rede niet bepalen of omschrijven, wijl zij slechts eene oppervlakkige kennis van God bezit. Wilde God dus, dat de mensch Hem naar waarde zoude aanbidden en vereeren , dan moest Hij ons ook zeggen, wat we moeten gelooven, doen en laten; hoe wij Hem op eene waardige wijze onzen verschuldigden eerbied

-ocr page 10-

bewijzen en Hem aanbidden moeten. Dit heeft Hij gedaan. Iets nu wat onbekend is, bekend maken, heet

men openbaren.

De aard en de wijze van God te vereeren en te aanbidden, door God bekend gemaakt, wordt de geopenbaarde Godsdienst of de Goddelijke Openbaring genoemd.

Persoonlijk, mijn kind ! heeft God echter niet tot ons gesproken. Hij heeft de heilige geheimen en waarheden op verschillende tijden aan heilige mannen, gezanten, geopenbaard, b. v. aan Adam, Abraham, Mozes en de profeten. Yele van die door God geopenbaarde waarheden zijn door heilige mannen onder bijzonderen bijstand des H. Geestes opgeteekend en in een boek vereenigd, hetwelk II. Schrift of Bijbel genoemd wordt.

Het boek, dat waarheden bevat, die door God, vóór Jezus\' komst op aarde, geopenbaard zijn, noemt men het oud-Testament.

De waarheden en de leer, welke God na de geboorte van Christus, en door Hem geopenbaard heeft, zijn eveneens door de Evangelisten en Apostelen opgeteekend en in één boek verzameld, dat onder den naam van niexiw-Testament bekend staat. De Bijbel bestaat dus uit twee deelen, het oud- en het nieuw-Testament, zoo genoemd, omdat God zijn wil daarin heeft neergelegd; en bevat niet anders dan goddelijke openbaringen, waarheden en leerstellingen, die ons leeren, hoe God moet gediend worden, en wat wij moeten doen en laten om in den hemel te komen. Omdat God waarachtig is en niet bedriegen kan, moet alles wat in den

-ocr page 11-

1

5

Bijbel geschreven staat ontwijfelbaar waar, en de Bijbel bijgevolg een goddelijk hoek zijn.

Zooals wij zeiden, hebben die bevoorrechte mannen vele, maar niet alle geopenbaarde waarheden en geheimen opgeteekend. Niet weinige zijn door mondelinge overlevering medegedeeld, en onder het voortdurend toezicht van het kerkelijk gezag van mond tot mond overgeleverd en zoo eindelijk ook tot ons gekomen. Deze openbaring noemt men Goddelijke Overlevering, en is even onfeilbaar als het geschreven looord Gods,

De Bijhei en de Overlevering, zijn dus de twee bronnen der waarheid, waaruit de mensch zijn geloof moet putten en leeren wat hem ter zaligheid dienstig en noodig is.

Verheug u, en bedank God, mijn kind! dat Hij u, buiten zoovele duizenden de Openbaring heeft geschonken en zoo in de gelegenheid gesteld, Hem te kennen, te dienen en te beminnen , en daardoor eens in den hemel te aanschouwen.

Toen ik was blind en onbedreven,

Weest Gij mij \'t pad der waarheid aan;

O God! wil mij de hulpe geven.

Daarop steeds moedig voort te gaan.

VRAGEN.

1. Waardoor verdient de mensch onze hoogachting en hulde?

3. Waarom verdient dus God onzen eerbied en onze hoogachting ?

3. Wat is godsdienst?

-ocr page 12-

6

4. Kan de mensch door zijne rede en zijn verstand weten, hoe God moet aangebeden en vereerd worden ?

5. Wie heeft dit geopenbaard?

6. Wat is openbaren?

7. Aan wie heeft God geopenbaard?

8. Hoe noemt men het boek waarin die geopenbaarde waarheden voor een gedeelte zijn opgeteekend ?

9. Is er nog eene andere bron der waarheid dan de Bijbel?

10. Waarom kunnen wij alles onwrikbaar gelooveu wat Bijbel en Overlevering leeren?

DERDE LES.

1\'quot; Artikel der geloofbelijdenis.

IK GELOOF IN GOD, DEN ALMACHTIGEN SCHEPPER VAN HEMEL EN AAEDE.

Ik geloof.

Wat wij gelooven en doen moeten om zalig te worden, leert ons, zooals gij weet, de openbaring, door Gods eigen Zoon, Jezus Christus gebracht. Die leeringen nu bijeengenomen wordt de Christelijke leer genoemd. Gelooven nu is iets met zekerheid aannemen op getuigenis van een ander. Met welke vaste zekerheid moeten wij dan de leer van Jezus niet aannemen en gelooven , daar God zelf getuigenis van hare waarheid geeft, God zelf ze ons heeft bekend gemaakt. Evenwel zijn er menschen, die Jezus\' leer wel kennen, mijn kind ! en toch niet gelooven , wijl zij de gave des geloofs missen, die gij door Gods liefde en barmhartigheid hebt ontvangen. Onverdiend is u dat geluk ten deel gevallen.

-ocr page 13-

7

Behalve eene gave, is het geloof tevens een licht, hetwelk ons verstand en onze rede verlicht, om de verhevene waarheden van onzen heiligen godsdienst te kennen , en onzen xoil aanspoort om ze ook geloovig aan te nemen. Reeds vóór den val had de inensch deze bovennatuurlijke gave noodig, omdat God hem tot een bovennatuurlijk doel had bestemd; maar meer nog na den val. Ons verstand , gij weet het, mijn kind ! is immers door Adams val zóó verduisterd, en onze wil zóó verzwakt, dat we door eigene krachten slechts eene zeer gebrekkige kennis van God kunnen verkrijgen, zoodat het licht der rede, (d. i. der eigene kracht) noodzakelijk het licht des geloofs nog meer noodig heeft, om God genoegzaam te leeren kennen, en naar behooren te dienen.

Maar, vraagt gij mij, hoe kan ik weten, wat ik moet gelooven, wie geeft mij daarvan de zekerheid? Die zekerheid, mijn kind! geeft u de Kerk van Christus, zooals ik u later uitvoerig zal verhalen. Wat zij verwerpt, moet door ons verworpen; wat zij voorstelt te gelooven, moet als waarheid worden aangenomen. //Die u hoort,quot; zeide Jezus, //hij hoort Mij, die u veracht, veracht Mij,quot; Op haar kunnen en moeten wij ons geheel verlaten, wijl zij door den bijstand des H. Geestes, evenmin als haar Goddelijke Stichter , kan dwalen of bedriegen.

Het geloof is dus eene gave Gods en een liehi, waardoor de mensch vastelijk gelooft, alles wat God geopenbaard heeft en de Kerk voorstelt te gelooven,

hetzij geschreven of niet.

-ocr page 14-

8

O, mijn kind ! maak toch altijd een goed gebruik van die genade, en leef volgens de voorschriften des gcloofs, dan ook zult gij er uwe zaligheid in vinden.

\'k Geloof, al wat de Kerk mij leert.

Door God geopenbaard ;

Hetzij \'t in Overlevering Of Bijbel wordt bewaard.

VRAGEN•

1 Hebt gij het geloof verdiend ?

2. Wat is dus het geloof?

3. Waardoor is ons verstand verduisterd, en onze wil verzwakt ?

4. Waardoor wordt de rede geholpen?

5. Wat is dus het geloof nog meer dan eene gave?

6. Wat moeten wij gelooven?

7. Waarom kunnen wij dat met zekerheid gelooveu en aannemen ?

VIERDE LES.

IK GELOOF IN GOD.

Voorgelicht door de Kerk, weet gij mijn kind! dat God een oneindig volmaakte Geest is, Schepper van hemel en aarde, van Wien alle goeds voortkomt.

Dat God een geest is, leerde ons Jezus toen hij zeide: //God is een geest; die Hem aanbidden, moeten //Hem in geest en waarheid aanbidden.quot;

Een geest heeft wil en verstand en geen lichaam; dus heeft God geen lichaam, maar wil en verstand, en wel den volmaaktsten wil en een oneindig verstand.

-ocr page 15-

Daarom erkent en onderscheidt Hij ook op eene volmaakte wijze het goed van het kwaad, en kan niet anders dan altijd het goed willen.

De engelen onderscheiden het goed gemakkelijker van het kwaad dan de menschen, omdat zij grooter verstand hebben; ook willen zij het goed (God beminnen en dienen) liever dan wij, daar zij een beteren wil bezitten; maar Gods wil en verstand is oneindig boven dat der engelen en menschen verheven. Hij alleen kf.n geen misbruik maken van Zijn wil en verstand, zooals wij dat in de gevallen engelen en in het eerste-menschenpaar zien; deze kenden het goed en deden evenwel het kwaad, en vinden helaas! thans nog vele navolgers.

Ja, mijn kind! God is een oneindig volmaakte geest, wijl Hij in en door Zich zeiven alle goede eigenschappen in den hoogsten graad bezit. Hij is eeuwig en onver-anderljlc; ahnacillg , oneindig goed en larmhartig ; oneindig wijs, alwetend en heilig; rechtvaardig en alomtegenwoordig.

Gij vraagt mij, u deze eigenschappen Gods nader te verklaren, welnu dat zal ik in de volgende lessen doen, waaruit u dan tevens zal blijken, dat God inderdaad de Gever van alle goed is.

Denk nu echter niet, mijn kind! dat God in zijn aanbiddelijk wezen kan omschreven of begrepen worden, neen, want Jezus zegt ons duidelijk: //niemand kent den Vader, tenzij de Zoon.quot; En op eene andere plaats der H. Schrift lezen wij: «God woont in een ondoordringbaar licht,quot;

1*

-ocr page 16-

10

God is zóó groot, zóó voortreffelijk, dat het niet te beschrijven, veel minder te begrijpen is. Hij is de Oppermachtige Heer, de Schepper aller dingen. Overal heerscht, onderhoudt en bestuurt Hij; overal deelt Hij Zijne genaden en gaven uit; overal haat en bestraft Hij het kwaad en beloont Hij het goed. Alle goed, dat ge bezit, is eene gift van Zijne Vaderhand. Altijd is Hij bij u, hoort en ziet u, en weet dus ook, wat gij denkt, spreekt en doet.

Bemin hem dan, mijn kind! boven alles, als het opperste goed en betoon Hem in alles eerbied en gehoorzaamheid. Zeg dikwijls: Den onsterfelijken Koning der eeuwen, den onzicMbaren God, zij lof en eer in eeuwigheid*

Gij zijt, o God! volmaakte Geest,

En Gever van het goed,

De Schepper van wat is geweest,

Wat is, en wezen moet.

VEAGEN.

1. Wat is God?

2. Wat is een geest?

3. Waarom onderscheidt God op eene volmaakte wijze het goed van het kwaad?

4. Waaruit blijkt dat de engelen en de zielen der menschen geen volmaakte geesten zijn?

5. Noem eenige eigenschappen Gods?

6. Wat zijn wij God verschuldigd?

-ocr page 17-

11

VIJFDE LES.

GOD IS EEUWIG.

Gij hebt in de voorgaande les gezegd, te gelooven aan God, den almachtigen Schepper van hemel en aarde. Daaruit volgt, dat God vóór de schepping is geweest. Immers de bouwmeester heeft bestaan vóór het door hem gebouwde huis, en die iets maken wil moet er zelf toch eerst zijn. God bestond dus reeds vóór alle schepselen, vóór alles, wat in den hemel, aan den hemel, op en in de aarde bestaat. Menschen, huizen, bosschen en bergen, zon, maan en sterren, de engelen des hemels, alles heeft een begin genomen bij de schep-ping. God alleen niet; Hij is niet gemaakt, maar bestaat uit zich zelf van eeuwigheid. De wereld heeft nu reeds omstreeks zes duizend jaar bestaan; denk nu duizendmaal zes duizend jaar vóórdien tijd, nogmaals zooveel en zoo verder, en altijd was God aanwezig: Hij bestaat zonder begin.

Alle schepselen hebben een begin gehad, en alle dingen zullen weder een einde nemen. De dood maakt nu reeds een einde aan het leven van menschen en dieren, en na honderd jaren leeft wellicht niemand meer van het huidige geslacht. Hoeveel schepselen sterven door ziekte en worden er niet door het vuur vernietigd, door het water verzwolgen! Ja, dezelfde natuur, die naast God, oorzaak is van het ontstaan der schepselen, arbeidt tegelijkertijd rusteloos aan hunne vernietiging.

De schepselen nu, die een tijd lang hun ondergang langs natuurlijken weg ontgaan , zooals de elementen

-ocr page 18-

12

en de hemellichamen, ook zij zullen eenmaal op den jongsten dag door vuur vernietigd worden. Uit zich zelf bestaat God dus van eeuwigheid, en zal in eeuwigheid uit en door zich zelf blijven bestaan, en daarom noemen wij Hem neeuwigquot;.

De engelen en de zielen der menschen zullen alleen die algemeene vernietiging ontkomen, en in eeuwigheid blijven voortbestaan, maar daarom zijn deze nog niet eeuwig. Waarom niet?

Innig moet het u verheugen, mijn kind ! dat God eeuwig is. Was Hij niet voor u geweest, dan waart gij niet geschapen; bestond Hij nu niet tegelijk niet u, gij zoudt in het niet terugzinken; bleef Hij niet eeuwig bestaan, gij zoudt hopeloos sterven, en geen hemel te verwachten hebben. Leef dan braaf, opdat de goede God reden vinde, u hier en in de eeuwigheid te be-loonen. nlieer! Gij waart onze toevlucht van de eene ueeuw tot de andere. Vóór dat de bergen bestonden, en ude wereld en de aarde waren, waart Gj reeds van tt eeuwigheidquot;

Gij zijt de Heer van het Verleden,

En God van Toekomst en van \'t Heden;

Gij waart en blijft in eeuwigheid Vernietiging en dood ten spijt.

VEAGEN.

1. Wat bewijst ons Gods bestaan vóór de schepping?

2. Hoe oud is Hij dan?

3. Wat is het begin der schepselen?

4. Door welke oorzaken vinden zij hun einde?

5. Waardoor en wanneer zal alles vernietigd worden?

-ocr page 19-

13

6. Zal Gods bestaan ook ophouden?

7. Zullen de engelen, en de zielen der menschen ook vergaan?

8. Zijn die eeuwig?

9. Waarom noemt gij God eeuwig?

ZESDE LES.

GOD IS ALMACHTIG.

Wanneer wij de voortbrengselen van kunst en wetenschap beschouwen, mijn kind! dan roepen wij in bewondering uit; wat is de mensch toch groot, die zoo iets kan tot stand brengen ! Niet alle menschen kunnen dit evenwel in gelijke mate. Zoo kan een ontwikkeld mensch meer dan een minder ontwikkeld, een volwassene meer dan een kind tot stand brengen. In den regel staan in dit opzicht de ouders boven de kinderen , de overheden boven de onderdanen, de adeldom boven den middelstand, en de koningen en vorsten boven allen; want zij hebben van God de macht ontvangen, te gebieden, en op de onderdanen rust de plicht te gehoorzamen. Yandaar dat men hen machtig noemt: de machtigen dezer aarde.

Maar wat zijn deze machtigen, de koningen en vorsten, tegenover God? Geen keizer of koning, al wordt hij ook gesteund door alle vorsten, waardigheids-beklceders en onderdanen, is in staat één enkelen regel-droppel uit de wolken te persen, een vogel of eene mug het aanzijn te geven of een bloempje te doen groeien. Een doode ten leven wekken, een levende voor sterven

-ocr page 20-

14

hoeden, bouwen zonder bouwstoffen, vermag niemand ter wereld. Waartoe echter niemand in staat is, dat kan God ! en Hij alléén. Hij bezit eene onbeperkte macht over alles wat bestaat, hetzij levend of niet; alle krachten der redelijke en redelooze schepselen, alle wetten van het meest forsche tot het nietigste, worden be-heerscht en zijn onderworpen aan Zijn wil. Wij zien tijdens Jozué de zon stilstaan, en deze bij Jezus\' kruisdood haar licht weigeren; wij zien de wateren der Eoode Zee vaneenscheiden om de Israëlieten door te laten; drie knapen wandelen ongedeerd in den vuuroven te Babjlon rond, en dit alles op den wenk van God, Hoeveel wonderen zijn er niet door Jezus gewrocht toen Hij zichtbaar op aarde rondwandelde!

Wij vinden hierin het onwederlegbare bewijs dat God almachtig is en alles kan, wat Hij wil. Ja, mijn kind! God is zóó almachtig, dat Hij alle menschen verstand en macht, krachten en bouwstoffen geeft, om iets te kunnen vervaardigen; van den Hemelkoning ontvangen alle vorsten hun gezag en geen enkel ambacht zou uitgeoefend kunnen worden zoo God niet de materialen leverde. De medicijnen zouden hare geneeskracht en de zaadkorrel hare vruchtbaarheid missen, wanneer God niet zeide: nik wilquot;

Hoor nu eens wat die almacht Gods ons leert. Ieder mensch wenscht geluk en voorspoed, en hij die een ander in de vervulling dier wenschen behulpzaam is, kan op diens dankbaarheid aanspraak maken. Maar hoe zelden gebeurt het, dat menschen ons gelukkig maken, onze wenschen vervullen, en rampen van ons kunnen

-ocr page 21-

15

afweren? Daarom moeten wij ons oprecht verheugen, dat er een God bestaat, in Wiens macht het ligt u tegen alle ongeluk te vrijwaren, en u alle mogelijke geluk en voorspoed toe te voegen.

Alle schepselen ontkenen hun kracht aan God, en zijn tot niets in staat tenzij Hij het toelate. Geen duivel kan onze ziel bekoren, geen ziekte of bliksemstraal, geen mensch of dier ons lichaam schaden zonder Gods toelating. Alle rampen en wederwaardigheden zullen wijken, en welvaart naar ziel en lichaam zal ons toevloeien , zoo God het wil.

Tracht daarom door een vromen levenswandel God tot vriend te houden of te maken, en ge zult gelukkig leven.

\'kWil altijd, Vader! op ü bouwen,

Gij die mij helpen knnt en wilt,

En op U stellen mijn vertrouwen,

Uw almacht zij mijn steun en schild!

VRAGEN.

1. Waaruit blijkt ten sterkste \'s menschen vernuft?

2. Zijn alle menschen even machtig?

3. Kunnen de vorsten en machtigen dezer aarde maken, dat het regent, sneeuwt enz., een doode levend maken, of een levende in het leven houden ?

4. Wie kan dat?

5. Hoe noemen we God daarom?

6. Aan wien ontleenen alle zichtbare en onzichtbare schepselen (engelen, duivels) hunne macht?

7. Wat moeten wij hieruit leeren?

8. Op wien moeten wij geheel ons vertrouwen stellen?

-ocr page 22-

16

ZEVENDE LES,

GOD IS ONEINDIG GOED.

Wij hebben gezien dat God almachtig is en ons in allen nood helpen kan; maar in zijne oneindige goedheid wil Hij ons ook helpen, wijl Hij ons meer bemint dan de beste moeder haar eenigst kind han liefhebben. Die goedheid Iaat zich het best bewijzen uit de menigvuldige gaven, waarmede God ons begiftigde. Ik zal daarvan eenige voor u opsommen.

De wereld heeft God geschapen voor den mensch. De wolken des hemels schenken de aarde haar mild-dadigen zegen en storten in vrucht, bloem en heester leven en groeikracht. In overeenstemming met de wolken geeft de zon licht en warmte, en verkwikt de aarde, menschen en dieren, terwijl maan en sterren, bij nacht als lantarens ons ten dienste staan. Op den dag der vermoeienissen volgt de nacht der ruste, ter verkwikking des geestes, en tot herstel van de krachten der afgetobde ledematen. De lucht omringt ons opdat wij kunnen ademen; het water lescht onzen dorst en de ontelbare soorten van spijs dienen ons tot voedsel.

Den vogels in de lucht gaf God vleugels om te vliegen, en pooten ingericht naar de behoeften hunner soort, opdat zij zoo in staat zouden zijn, hunne natuurlijke vijanden te ontvluchten en zonder te zaaien of te maaien, in de lucht en op den aardbodem hun voedsel te vinden, en wel tot ons nut of vermaak.

Den visschen schonk Hij een schubbig ondoordringbaar kleed, en vinnen als middel van beweging. Kortom,

-ocr page 23-

17

alle schepselen heeft God volgens hun natuur, aard en leefwijze van de noodige gaven en middelen voorzien om zich te kunnen voortplanten, te bewegen, en te verdedigen tegen, of te vluchten voor hunne vijanden, en dat alles om onzentwil.

Werp nu eens een blik op u zelf!

God schonk u een prachtiger lichaam dan eenig ander schepsel; Hij voorzag u van voeten om te loopen, handen om te arbeiden, van oogen en ooren om te kunnen zien en hooren, en van het spraakvermogen als middel om uwe gedachten door spreken aan anderen kenbaar te maken. In dat lichaam plaatste God eene onsterfelijke, op Hem gelijkende ziel, wier schoonheid, door hare drievoudige kracht, verstand, geheugen en vrijen wil, zoo duidelijk uitkomt, en ons verre boven de rede-looze schepping plaatst, die hiervan verstoken zijn.

Maar hiermede neemt Gods goedheid nog geen einde!

Hij riep u tot het alleen-zaligmakende geloof, terwijl anderen, in den duisteren nacht van dwaling en ongeloof geboren, hopeloos leven en sterven.

Voeg hierbij Gods giften en gaven, welke betrekking hebben op nul, gemak, vermaak, b.v. de lastdieren, spoorwegen, muziek en zang, bloemen enz. en zeg dan, zoo gij kunt, dat God niet oneindig goed is!

God kan ons dan alle goed geven, en Hij geeft het in Zijne goedheid ons ook, maar altijd in zoover wij het noodig hebben, en het voor ons waar geluk dienstig is. Wanneer God dus nu en dan sommigen Zijner kinderen rampen en lijden laat wedervaren, denk dan: het is goed en nuttig, anders zou die goede Vader

-ocr page 24-

18

zulks niet toelaten. Waartoe moet dan die goedheid Gods u aansporen, mijn kind? Dat ge altijd stipt en vaardig zijne bevelen volbrengt, om zoo eenigermate de veelvuldige bewijzen Zijner liefde te vergelden en ook dat ge op Hem geheel uw vertrouwen stelt.

t/Gij, Heer! opendet Uwe hand, en alles ivercl door uJJwe goedheid vervuld.quot; nEén is Uw Vader , die in uden hemel is.quot;

O God! wat is Uw goedheid groot,

Gij steunt en helpt in allen nood;

Maak dat ik mij haar waardig toon,

En geet mij eens het eeuwig loon!

VEAGEN.

1. Wat is God nog meer dan eeuwig en almachtig?

2. Waaruit blijkt die goedheid?

3. Voor wie heeft God alles geschapen?

4. Welke gedachte moet dan het gezicht der rede-looze schepping in ons te voorschijn roepen?

5. In welk schepsel schittert vooral Gods goedheid?

6. Bewijs dat eens?

7. Wat schonk God ons meer dan het noodzakelijke ?

8. Geeft God ons altijd onvoorwaardelijk, al wat goed is?

9. Hoe moet uwe dankbaarheid gesteld zijn?

ACHTSTE LES.

GOD IS OKEINDIG BARMHARTIG.

Die eeuwige God, mijn kind! die almachtige Schepper en algoede Yader is tevens ook een barmhartige

-ocr page 25-

19

God, wijl Hij den zondaars de noodige genade ter bekeering schenkt, en die zich oprecht bekeeren, wederom in zijne vriendschap aanneemt,

Paulus immers werd van een vervolger, een apostel des Christendoms. Maria Magdalena was eene openbare zondares; Cyprianus een bondgenoot des duivels, en toch zijn ze groote heiligen geworden.

Ja, mijn kind! al had iemand ook nog zoovele zonden bedreven, zooveel als het getal der boombladeren en als er zandkorrels aan de zee liggen opgestapeld, dan mag hij nog barmhartigheid hopen , wijl Gods barmhartigheid altijd het getal zijner zonden verre overtreft. De zonden zijn immers altijd te tellen, maar de barmhartigheid van God is onmeetbaar, zonder einde. Het is waar. God verafschuwt in Zijne heiligheid de zonde, en Zijne rechtvaardigheid vordert straf; maar verlaat de zondaar zijne zondige wegen, keert hij zich af van de zonde, en komt hij tot Zijn Vader, dan houdt God de straffende hand terug, zij wordt eene weldoende, en opgericht om het verloren schaapje, den verloren zoon, wederom verzoenend aan Zijn Vaderhart te drukken. Somtijds ook straft God den bekeerden zondaar hier op de wereld, om hem daardoor in het vervolg voor terugkeer tot het kwade te hoeden en afschrik voor de zonde in te boezemen, of ook wel om hem zoodoende de tijdelijke straffen der zonde te doen afboeten. De reden van deze straf is geen haat of vijandschap, maar een gevolg van Gods liefde en barmhartigheid.

Vele plaatsen in de H. Schrift wijzen op die barmhartigheid om in den zondaar het vertrouwen op Gods

-ocr page 26-

20

ontfermende liefde gaande te houden en te verlevendigen. Daar lezen wij: //al waren uwe zonden rood als scharlaken, Ik zal ze witter maken dan sneeuw,quot; //Ik ben gekomen om te zoeken wat verloren was.quot; Inderdaad, drie en dertig jaren bracht Jezus op aarde door, en de vernedering van af Zijne geboorte, tot aan Zijn smadelijken kruisdood roept ons eiken dag toe: God is barmhartig en liefdevol. Toen eens de Apostelen aan Jezus vroegen, of zij zevenmaal moesten vergeven, antwoordde de Zaligmaker : niet slechts zevenmaal, maar zeventigmaal zevenmaal.

0. mijn kind! dat die barmhartigheid u tot de innigste wederliefde zal stemmen is mijne zekere overtuiging. En mocht ge soms het ongeluk hebben iels kwaads te doen , heb er terstond berouw over, opdat u de dood niet onvoorbereid overvalle: na den dood geen barmhartigheid meer, maar rechtvaardigheid. Bid in zoo\'n oogen-blik van zonde om vergiffenis, en zij zal u geschonken worden, want de eeuwige Waarheid zelve zegt: //Ik wil den dood des zondaars niet, maar dat hij zich be-keere en (eeuwig) leve,quot;

Gij wilt niet, dat de zondaar stei-ve,

Maar wel, dat hij den hemel erve;

Daarom ontneem mij alle straf,

Ja, Heer! neem mij de zonde af!

VEAGEK.

1. Waarom noemt gij God barmhartig?

2. Kan de zondaar meer zonden doen , dan God kan vergeven ?

3. Waarom niet?

-ocr page 27-

21

4. Waartoe dienen de straffen welke een bekeerden zondaar somtijds treffen?

5. Waaruit kunnen wij vooral Gods barmhartigheid afleiden ?

6. Is er na den dood nog ontferming te hopen?

7. Wat moet hij dus doen, die in zonden gevallen is?

NEGENDE LES.

GOD IS ONEINDIG HEILIG.

Wellicht zou iemand kunnen denken: welnu, is God zoo goed en barmhartig, als ik in de vorige lessen geleerd heb, dan zal Hij ook de zonden wel niet zoo haten en verfoeien, als ik mij wel voorstel. Bedrieg u niet, mijn kind ! want juist daarom heeft God niets dan goed geschapen, wijl Hij het kwaad met een oneindigen haat verafschuwt. «Wees heiligquot;, zoo roept Hij ons toe, //gelijk ik, uw God, heilig ben.quot;

Vandaar dat het Hem niet onverschillig is, wat we denken, spreken of doen; integendeel, Hij vordert dat wij het goede doen, en het kwade verafschuwen. Een goede vader zal immers niet dulden, dat zijne kinderen doen en laten wat hun goed dunkt, maar op een braaf leven aandringen! Welnu, dan zal God, de beste aller Vaders, die ons zoo innig lief heeft, ook de zonde in ons moeten haten, die ons geluk en onze zaligheid in den weg staat, en eischen, dat we die werken verrichten , welke ons voor tijd en eeuwigheid gelukkig maken.

Deze waarheid leert ons het voorbeeld van Kaïn en Abel. Hemelvuur verteerde Abels offer, wijl hij braaf

T

-ocr page 28-

22

en godvreezend was; doch in het offer van Kaïn had God geen welgevallen, omdat hij door de zonde een gruwel was in Zijn oog. Ook hunne ouders waren voor den val Gods lievelingen, maar nauwelijks hadden zij van de verboden vrucht gegeten, of zij werden door God vervloekt. Zoolang de Israëlieten God dienden, gaf God hen voorspoed en welvaart; verlieten zij echter de wegen der gerechtigheid, dan moesten zij Zijne straffende hand gevoelen. Zie, mijn kind! zoo bemint God het goed en verafschuwt het kwaad en de zonde in het oneindige en daarom noemen we Hem nheiligquot;. Om gelijke redenen noemen wij ook de menschen //heiligquot;, die tijdens hun aardsche levende deugd beoefenden en het kwaad, de zonde verafschuwden en thans met God in den hemel heerschen. De engelen echter beminnen en beoefenen veel nauwgezetter de deugd dan wij, en bereiken daarom ook een veel hoo-geren trap van heiligheid. In den haat tegen de zonde en de liefde voor de deugd overtreft God, in het oneindige menschen en Engelen, en daarom is Hij volmaakt heilig, de heiligheid in persoon.

Wilt gij dus door God bemind worden, haat dan het eenigst kwaad, dat er bestaat, de zonde; bemin de deugd, en bedenk wel, dat niemand als heilige in den hemel wordt opgenomen, wiens aardsche leven niet heilig geweest is. Ce mensch immers sterft zooals hij geleefd heeft en wordt daarna, naar zijne werken beloond. //Ik ben de Heer, uw God; wTees heilig, gelijk //ik, uw God, heilig ben.quot;

-ocr page 29-

23

Heilig, driewerf heil\'ge Vader !

Hoor, Uw kind, ik \'treed U nader,

\'k Smeek, ach ! schenk mij heiligheid ,

Hier en ia de eeuwigheid !

VRAGEN.

1. Heeft God ook de zonde geschapen?

2. Waarom niet?

3. Welke voorbeelden leeren ons dat?

4. Waarom noemt ge God heilig?

5. Wie leven reeds heilig op aarde?

6. Waarom zijn de engelen heilig?

7. Wie staat in heiligheid ver boven engelen en menschen ?

8. Wie zullen eenmaal onder de heiligen des hemels worden opgenomen ?

9. Wat staat u dus te doen om heilig te worden ?

TIENDE LES.

GOD IS ONEINDIG EECHTVAARDIG.

Zooals gij reeds meermalen gehoord hebt, mijn kind! is God de beste aller vaders, en wil als zoodanig niet anders dan ons aller geluk. Immersliet Hij ons. Zijne kinderen, aan het lot over, zonder vermaning, loon of straf, dan zou Hij daardoor toonen, dat ons geluk Hem niet bijzonder ter harte ging. Vandaar dat Hij alles in het werk stelt om ons van het kwaad af te schrikken, tot de deugd aan te sporen, en langs deze twee wegen voor den hemel te winnen. Daarom zet Hij ons tot deugd en volharding in het goede aan, door de beloften van tijdelijke en eeuwige belooniugen

-ocr page 30-

24

en roept Hij ons toe: wdie den wil van mijn Vader in den hemel volbrengt, zal zalig worden.quot; Wijl nu alle menschen zich door het vooruitzicht op loon niet ten goede willen laten geleiden en in het kwade volharden, moet God, als goed Vader, wel straffen aanwenden opdat ze zich beteren, tot hun plicht terugkeeren, andereu hierin aan hen een voorbeeld nemen en van het kwaad terugschrikken. Kan een kind, dat spot met loon en straf, zich even goed op God verlaten als een braaf, godvreezend kind? Zeker niet, want Gods heiligheid en rechtvaardigheid eischen, dat Hij het eerste kind hate, het laatste beminne; het eene reeds hier op aarde en hiernamaals straffe, het laatste gunsten en belooningen toekenne juist zooals vader en moeder doen. Zij immers beminnen het gehoorzame kind meer dan het ongehoorzame; het eerste ontvangt bewijzen van liefde en belooningen, het andere straf en berispingen, en wil het volstrekt niet luisteren, dan wordt het geheel buiten hun hart gesloten. Is het anders bij God? Neen, mijn kind! Zij, die goed en braaf leven worden door God bemind en beloond, terwijl de god-deloozeu een gruwel zijn in Zijn oog en vroeg of laat de rechtmatige straf niet ontgaan. Een ieder zal dus naar zijne werken beloond worden, daarom noemen wij God urechtvaardig quot;

God duldt soms jaren en jaren, dat de zondaar Zijne genade en zijne ingevingen van zich stoot, ja zelfs zien wij de booste menschen nu en dan tijdelijken voorspoed genieten en in welvaart leven. Hieruit, mijn kind, kunt ge Gods oneindige lankmoedigheid en barm-

-ocr page 31-

25

hartigheid leeren kennen , waarmede Hij den zondaar afwacht en hem tijd tot bekeering schenkt. Die tijdelijke voorspoed is het loon voor hunne natuurlijke goede werken, zooals ons de historie van Lazarus en den vrek leert. Maar wie hunner zal de eeuwige straf ontgaan?

Een schrikwekkend voorbeeld van Gods rechtvaardigheid geeft ons de volgende geschiedenis. De nakomelingen van Adam en Eva waren weldra de vreeselijke straffen hunner stamouders vergeten, en stoorden zich aan God noch aan Zijn gebod. Er was slechts één enkel huisgezin: Noë met zijne drie zonen en hunne vrouwen, d. i. dus acht braven. De wereld was op dat tijdstip zóó goddeloos, dat het God speet haar geschapen te hebben. Hij besloot dan tot verdelging, en sprak tot Noë: //Alle menschen zijn boos geworden, en daarom //zal het menschdom uitgeroeid worden. Bouw u een //groot schip, 300 el lang, 50 el breed en 30 el hoog. //Arbeid er eene eeuw aanquot; (opdat de mensch tijd tot bekeering hebbe). Toen de ark eindelijk gereed was zeide de Heer tot Noë: //Ga met uwe drie zonen //Sem, Cham en Japhet, en met uwe en hunne vrouwen //in de ark en drijf tevens paren van alle dieren daarin.quot; Zoodra dat bevel volbracht was, sloot God eigenhandig het schip van buiten dicht. Daarna opende Hij alle springwellen van den bodemloozen afgrond en de sluizen des hemels, en er viel gedurende veertig dagen en nachten eene ontzettende hoeveelheid regen, zoodat het water 15 el boven den hoogsten bergtop steeg. Alle menschen en dieren, welke zich buiten de ark bevonden, kwamen op eene vreeselijke wijze in het water

1gt;C GELOOFSBELIJDENIS O

-ocr page 32-

26

om, tot straf hunner zonden. Zoo verschrikkelijk strafte Gods rechtvaardigheid de wereld, nadat zijne barmhartigheid honderd jaren te vergeefs op bekeering had gewacht.

Vreeselljke straf voor de boezen, niet waar mijn kind, maar ook groote belooning voor Noë met de zijnen. Bemin daarom vooral de deugd, dan zal tijdelijk en eeuwig loon uw deel worden, terwijl de zonde u wellicht tijdelijk, maar zeker eeuwig ongelukkig maakt.

üe deugd is het kenmerk van het kindschap God.».

O God! och, wil mij toch versterken,

Opdat ik doe der braven werken ;

En schenk mij Ow genadelicht;

Want schrik\'lijk is Uw strafgericht.

VllAGEN.

1. Waardoor tracht God den mensch liefde voor de deugd, en afschrik van het kwaad in te boezemen ?

2. Als de hoop op belooning noch volharding in de deugd noch bekeering uitwerkt, wat doet God dan ?

3. Waarom noemt ge God oneindig rechtvaardig?

4. Waarom schenkt God den zondaar soms tijdelijke welvaart ?

5. Waarom moest Noë honderd jaren aan de ark bouwen ?

6. Wat leeren wij daaruit?

-ocr page 33-

27

ELFDE LES.

GOD IS ONEINDIG WIJS.

God is oneindig wijs wil zeggen, dat Hij alles op de besie wijze weet in te richten, om liet doel te bereiken dat Hij wil. Gij gaat op school om iets te leeren, en gebruikt in ziekte medicijnen om de gezondheid terug te krijgen; met dat schoolgaan en dat innemen hebt gij dus een doei. Wil men zijn doel bereiken dan moet men ook de middelen gebruiken, die daartoe noodig zijn, en wijs is hij die het juiste middel daartoe gebruikt. Wie steelt om aalmoezen te kunnen geven, wendt slechte middelen aan tot een goed doel; wie geld geeft opdat een ander zondige, gebruikt goede middelen tot een slecht doel. Beide handelen niet wijs, maar onwijs. Om wijselijk te kunnen handelen, moet men ook weten, wat goede doeleinden en rechte middelen zijn; die dat weet, is wijs. Wijzer is hij die ze beter kent en de middelen beter toepast; het wijst is hij, die altijd en in alles het beste doel nastreeft, en de beste middelen gebruikt om zijn doel te bereiken, zooals God en God alleen doet. Hij toch is alwetend en kent dus de beste middelen, Zijne almacht stelt Hem in staat ze altijd aan te wenden en Zijne liefde heeft geen ander doel dan door de schepping Zijne eer en glorie en ons geluk voor tijd en eeuwigheid te bereiken. Kent men den kunstenaar niet het best aan zijne kunstgewrochten ? De wijsheid Gods kan men het best uit Zijne voortreffelijke werken afleiden. Beschouw eens uw eigen lichaam, dat pronkstuk der schepping! Hoe edel

-ocr page 34-

28

en schoon is dat gebouwd, versierd met eene redelijke ziel en vijf zintuigen! Hoe fier verheft het zich te midden der redelooze schepselen, wier koning en meester het is. Overweeg daarbij het nut en den geregelden loop der hemellichamen, der zon, maan en sterren, de afwisseling van dag en nacht, van de jaargetijden, en Gods wijsheid zal u tegenblinken. Hoeveel soorten van bouwstoffen kan men niet optellen; voeg daarbij de delfstoffen en metalen, geschikt en noodzakelijk tot verschillende doeleinden, en ge zult hierin Gods wijsheid bewonderen. Ja, elk ding, hoe nietig ook, heeft God met zeker doel geschapen, en het moet dus ook zijn nut hebben, want een vruchteloos of schadelijk doel kan de Schepper nooit gehad hebben: het eene schepsel is om en voor het ander geschapen. uHoe veel, hoe groot zijn u Uwe werken, o Heer! Oij helt ze alle wijselijk ge-umaakt,quot;

Niet altijd evenwel, zijn de menschen in hunne zwakheid tevreden met Gods beschikkingen. Nu eens klaagt men over het weer, dan over slechte tijden, misgewas, ziekte enz. en zij morren tegen Gods wijze raadsbesluiten, wanneer hun een kleine tegenspoed overvalt, Zouden die menschen wel innig overtuigd zijn, dat God alwijs is, en alles op de beste wijze voor ons geluk en heil inricht? Het is waar, er zijn vele arme en ongelukkige menschen; er zijn braven wier ondernemingen bijna altoos tegenvallen, doch meen niet, mijn kind, dat Gods vaderhand hierin onzichtbaar is. quot;Was die arme rijk, die zieke gezond, had die mensch voorspoed, dan zou hij weilichtverloren gaan; om hem

-ocr page 35-

29

dus voor den hemel te bewaren laat God toe, dat tegenspoed zijn deel zij. nEr valt geen haar van het hoofd, fjeen musch van het dale zonder Gods toelating!\'

Mor dus nimmer tegen Gods raadsbesluiten , zoo iets niet naar u«r zin gaat, of Zijne Vaderhand u een kruis oplegt, maar zeg altijd: u Wat God doet is welgedaan.quot;

Ondoorgrondlijk zijn Gods wegen ,

Goed, al wat Hij ons beschikt,

Tegenspoed of milde zegen ,

Alles is door Hem gewikt.

VRAGEN.

]. Waarom noemt ge God oneindig wijs?

2. Wat moet iemand gebruiken ter bereiking van een doel ?

3. Waarom gaat gij ter school ?

4. Wie is loijs, wie tvijzer, wie het wijst?

5. Waarom is God het allerwijst?

6. Waaruit kan men dat afleiden?

7. Heeft God iets zonder doel geschapen?

8. Aan wien heeft de mensch zijn voorspoed te danken?

9. Wie laat toe en waarom dat den mensch soms rampen treffen?

10. Wat moet ge in voor- en tegenspoed zeggen?

TWAALFDE LES.

GOD IS ALOMTEGENWOORDIG.

Wil een bouwmeester een huis bouwen, dan moet hij zich ter plaatse bevinden, waar het zal worden opgetrokken. Wilt gij in den tuin bloemen plukken, dan

-ocr page 36-

30

moet ge in den tuin zijn. Op eene plaats waar men dus niet is, kan men ook niets doen. Hieruit kunnen wij derhalve besluiten, dat God overal tegenwoordig moet zijn, in den hemel, op aarde, en op alle plaatsen, wijl Hij alle schepselen , over den aardbodem verspreid, onderhoudt, bestuurt en beweging geeft. De dieren op het veld, de vogelen in de lucht, de visschen in het water en alle redelijke schepselen leven en bestaan, en blijven bestaan omdat God ze onderhoudt. Elk plantje, ieder bloempje geeft Hij leven en wasdom; de zon, de maan en de sterren ontvangen van Hem haar licht en hare krachten. Dat zou God niet kunnen doen, ware Hij niet te gelijker tijd op alle plaatsen en bij elk schepsel, in het bijzonder, tegenwoordig. Alles zou in het niet terugzinken, indien God niet bij ons ware; en dat we leven, denken en handelen, dat alles doen we in en door God.

Niemand had God bekend gemaakt, dat Adam en Eva van de verboden vrucht gegeten, noch de plaats aangewezen waar zij zich verborgen hadden, en toch kende Hij hunne zonde en hunne schuilplaats.

Toen Caïn, door nijd gedreven het plan opvatte, zijn broeder Abel te vermoorden, dreigde God hem met de zwaarste straffen, zoo hij er uitvoering aan gaf. God was dus ook in het hart van Caïn, want Hij kende zijne gedachten. En nauw had deze den haat in het bloed zijns broeders gekoeld, of God vroeg hem : n Waar nis uw hroeder Abel? Zie het Hoed mos broeders schreit uien hemel om wraah. Ongelukkig zult gij leven op de naar de, welke hel broederbloed gedronken heeft.quot;

-ocr page 37-

31

De nakomelingen van Noë zagen zich genoodzaakt te scheiden en naar verschillende oorden te vertrekken , omdat de streek lands, welke zij bewoonden, te klein was voor de bevolking. Alvorens echter uiteen te gaan, besloten zij een toren te bouwen, waarvan de spits tot aan den hemel zou reiken, om zoo hun naam te vereeuwigen. Dit stoute voornemen mishaagde God, en daarom verwarde Hij dermate hunne taal, dat ze elkander niet verstonden. Zij merkten steen voor kalk aan, en het bevel tot optrekken werd volbracht alsof er afbreken bevolen was. Was God niet in de harten der men-schen, oefende Hij door Zijne alomtegenwoordigheid geen invloed uit op hunne handelingen, dan zou de toren van Babel tot eene verbazende hoogte zijn opgetrokken, maar door Zijne tusschenkomst viel het plan in duigen.

Zoo dan, mijn kind, is God overal tegenwoordig; geen plaats hoe duister en afgelegen ook, is voor Zijn oog verborgen. In de zee, op de aarde en in de lucht, aan de uiterste grenzen van het heelal, overal is God, tot zelfs in de hel om de verdoemden te straffen, en in den hemel om de zalige zielen te loonen. Zoudt gij dan durven wagen in Gods tegenwoordigheid kwaad te doen, die u schaamt in het bijzijn uwer ouders te zondigen? Wanneer u dus de lust bekruipt om te zondigen, denk dan, zooals Adam, Caïn en de Babylo-niërs ook hadden moeten doen: uGod ziet mij!quot; en gij zult de bekoring overwinnen.

Mijn God, G* aauschouwt mij allerwegen,

En ziet hoe mijne werken zijn ,

En richt daarna Uw straf of zegen ;

Ik zal dus leven braaf en rein.

-ocr page 38-

32

VRAGEN,

1. Waar is God?

2. Waaruit is dat af te leiden?

3. Toon door een voorbeeld aan, dat God \'s men-schen gedachten leent, en dus ook in diens hart is ?

4. Wanneer moet ge u vooral Gods bijzijn herinneren ?

5. Kunt ge ook iets van den Babelschen toren vertellen? Zoo ja, vertel op!

DERTIENDE LES.

GOD IS ALWETEND.

Wanneer ik altijd bij u geweest was, nog was, en altoos bleef, daags en \'s nachts acht gaf op uwe handelingen , dan zou ik ook alles weten, wat gij gedaan hadt, nog deedt, en in de toekomst doen en zeggen zult. Ware ik vroeger altijd op alle plaatsen der wereld geweest, kon ik op dit oogenblik overal te gelijk zijn en in de toekomst blijven, dan zou ik ook weten, wat vroeger gebeurd is, wat op dit oogenblik geschiedt en in het vervolg van tijd geschieden zal. Welnu, het vermogen daartoe, hetwelk den mensch niet is gegeven, bezit God en daarom noemen wij Hem alwetend, want flij was van af den beginne en is en blijft op alle plaatsen en bij alle schepselen tegenwoordig, waaruit als van zelf zijne alwetendheid volgt.

Let nu eens op! Een ambachtsman kent de natuur en de kracht der zaak, welke hij zelf gemaakt heeft, beter dan een ander.

-ocr page 39-

33

Is dat waar, dan moet God de natuur cn bet wezen van elk schepsel ook zeer juist bekend zijn, wijl Hij alle schepselen heeft geschapen en onderhoudt. W as dat niet het geval, dan zou God minder zijn dan een bouwmeester, wien de kracht aller onderdeelen van een huis, met betrekking tot het geheel, bekend zijn. Daarom kent God het verledens, want Hij schiep en was altijd bij alle schepselen.

Gij ook, m, k., hebt eenige herinnering van hetgeen voorbij is, b. v. wat ge gisteren hebt gegeten en geleerd, maar de spijs, welke gij voor een jaar gegeten en de lessen, welke gij gedurende het grootste gedeelte des jaars ontvangen hebt, weet ge niet meer en veel minder weet gij, wat ge hebt gesproken, gedacht of gedaan.

Vele andere zaken en dingen hebt ge nooit geweten en zult ge nooit leeren kennen. God echter weet wat geschied is, van het begin der wereld af in het duistere woud, op den bodem der zee door de menschen en dieren en zal het nooit vergeten. Wat gij en ieder mensch vóór dagen en jaren gedacht, gesproken of gedaan hebt, is God zoo juist bekend alsof het op dit oogenblik geschiedde en dat alles zal Hem op den alge-meenen oordeelsdag nog even juist bekend zijn. Ja, de menschen kunnen uwe zonden, misstappen en deugden vergeten maar God nooit.

God kent ook het tegemvoordige, wijl Hij door de schepping de natuur van alle schepselen kent en door zijne tegenwoordigheid hun leven en bestaan moet onderhouden. Er bestaan op de wereld honderdduizende soor-

1*

-ocr page 40-

34

ten van dieren, waarvan gij nog geen honderd kent. God weet op dit oogenblik hoeveel bladeren aan de boomen, hoeveel waterdroppels zich in de zeeën, rivieren en plassen bevinden, en wat alle menschen over dorpen, steden en landen verspreid, op dit oogenblik willen en doen, wijl Hij bij hen is.

Niet alleen de iiiiwendige handelingen en zaken, maar zelfs de inwendige begeerten en gedachten, die gij voor uwe ouders kunt verbergen, zijn aan God bekend. Judas had zijn boos voornemen immers zoo geheim mogelijk gehouden en des ondanks duidde hem de Godmeusch als zijn verrader aan.

Het toehomslige wat nog gebeuren zal, ook dat licht voor God open, terwijl wij nog niet weten, welk weer het morgen zal zijn. God weet met zekerheid van af dit uur alle gebeurtenissen, alle geboorten, sterfgevallen , het denken en doen van alle menschen, tot aan de voleinding der wereld. Vóór Petrus er nog aan dacht, voorzegde hem de Zaligmaker zijne verloochening. Welnu, m. k,, tegenover uwe ouders kunt ge liegen, uwe zondige begeerten, gedachten en handelingen verbergen, maar God laat dit niet toe; Hij ziet en weet alles, ook de goede gedachten en handelingen, welke loon waardig zijn. Terecht zegt dus de H. Schrift; uGod is de door gr under van harten en nieren.quot; n Geen schepsel is voor Zijn oog verlorgen.quot;

\'k Geloof Heer! dat Gij mij bespiedt,

Uw oog, mijn doen en deuken ziet :

Prent vast die waarheid in mijn hart,

Dan doe ik nooit iets, wat U smart.

-ocr page 41-

35

VRAGEN.

1. Waaruit volgt Gods alwetendheid?

2. Wie kent de natuur en den aard va» eeue zaak het best?

3. Waarom moet God dan alles weten?

4. Welke waarheid blijkt uit de voorzegging van Judas\' verraad?

5. Wat leert ge uit de voorzegging van Petrus\' verloochening?

6. Kunt ge iets doen, wat God niet weet?

7. Wat moet ge dan denken in bekoringen, lijden en wederwaardigheden?

YEEllTIENDE LES.

OVER DE II. DRIEVULDIGHEID.

Tot dusverre, in. k., heb ik u gesproken over één God, maar die één God bestaat uit drie personen, den Vader, den Zoon en den //. Geest, die alle drie waarachtig God, en toch maar één God zijn, omdat zij alle drie dezelfde natuur en hetzelfde wezen hebben. Daarom zijn ze ook alle drie even oud, even wijs en even machtig, even goed, alwetend en barmhartig, en bezitten zij, om het kort te zeggen, alle drie, alle goddelijke eigenschappen op dezelfde volmaakte wijze. Wat de een kan, wil of doet, kennen, willen en doen ook de beide overige personen. In hun wezen is dus geen onderscheid, maar wel in de personen, zoodat de Vader niet de Zoon, de Zoon niet de Vader en de II. Geest niet de Vader of de Zoon is. üc Vader bestaat van alle eeuwig-

-ocr page 42-

36

heid en is door niemand voortgebracht; de Zoon is van alle eeuwigheid uit den Vader geboren en de fl. Geest komt van alle eeuwigheid uit den Vader en den Zoon voort.

Deze verhevene waarheid van onzen heiligen godsdienst blijkt ons voor een gedeelte, m. k., uit de schoone wereldorde. Welk eene heerlijke overeenstemming tusschen de verschillende onderdeelen van het geheel! Plet een bestaat en is geschapen om het ander, het eene schepsel moet het andere dienen tot nut of vermaak, eu alles bijdragen tot eer en lof des Scheppers en tot geluk en zaligheid van den mensch.

Zou dat alles wel mogelijk zijn, als meerdere goden aan de schepping van het heelal gearbeid hadden ? Wanneer b. v. eeu de aarde, een ander de zon, maan en sterren, een derde de zee en de dieren en een vierde den mensch enz. geschapen had? Inderdaad, die onverstoorbare orde, die regel op alles en over alles roept ons toe ; er is maar één God, die alles geschapen heeft, onderhoudt en bestuurt. De waarheid van één God, welke de zichtbare schepping ons leert, wordt door de openbaring nader bevestigd, als zij zegt: Ik hen de eerste en de laatste en huiten mij is er geen God.

De heidensche volkeren, m. k., die van de openbaring verstoken waren en nog zijn, vereeren en aanbidden niet één, maar vele goden, houten en steenen beelden, maaksels hunner handen en velen zijn er, die aan dieren en boomen, aan zon en maan goddelijke eer bewijzen. Het is waar, door de rede kunnen zij den eeni-gen, waren God wel kennen, maar zij erkennen Hem niet

-ocr page 43-

37

zoo als Hij is en zonder het liclit der openbaring, zouden wij in denzelfdeu ongelukkigen toestand verkeeren.

Het mysterie nu van een God in drie personen noemen wij het geheim der 11. Drievuldigheid of wel II. Brieéénheid, zijnde samengesteld uit drie en één, namelijk uit drie personen en toch maar één God. Aan den Vader kennen wij de schepping toe, aan den Zoon de verlossing door Zijne menschwording en zijn dood, aan deu H. Geest onze heiliging, wijl Hij de verdiensten van Jezus\' zoendood door het doopsel en door andere Sacramenten en genademiddelen op ons toepast.

Deu grootsten dank zijt gij aan God verschuldigd, m. k., voor de openbaring der ware kennis van God, voor het geloof in den waren God en voor de bekendmaking der wijze waarop Hij door u wil vereerd, gediend en aanbeden worden.

Ik geloof in een Drievulclighcid,

Den Vader, Zoon en Geest;

Eén God, die blijft in eeuwigheid,

Eu eeuwig is geweest.

VRAGEN.

1. Hoeveel goden zijn er?

2. Hoeveel goddelijke personen?

3. Is de eene persoon ook iets meer dan de andere, b. v. ouder, wijzer, barmhartiger enz.; waarom niet ?

4. Is er dus onderscheid in natuur en wezen of in de personen?

5. Waaruit laat zich de eenheid Gods bewijzen?

6. Zou de dwaasheid van het veelgodendom der heidenen ook geen bewijs zijn?

-ocr page 44-

38

7. Hoe noemen wij het geheim van één God in drie personen ?

VIJFTIENDE LES.

SCHEPPINO DER ENGELEN.

ïot de redelijke schepselen, die God geschapen heeft, behooren, behalve de mensch, op de eerste plaats, de engelen. Toen God hen schiep waren alle goede en gelukkige geesten met de heerlijkste gaven, ook met verstand en vrijheid voorzien en hebben, als zuivere geesten, geen lichaam. Daarom kunnen zij het goed van het kwaad onderscheiden, en het als goed erkende willen, het kwaad verafschuwen en niet willen. Het vermogen goed te erkennen en van het kwaad te onderscheiden, heet men nverstandquot;, en het vermogen om het als goed erkende te willen noemt men muilquot;. De engelen hebben dus verstand en vrijen loil. Een engel is derhalve een wezen, hetwelk geen lichaam heeft, maar verstand eu vrijen wil bezit.

De bestemming der engelen is op de eerste plaats. God te dienen te loven en te prijzen en ons menschen in het werk des heils behulpzaam te zijn. Daarom zegt de H. Schrift: uDe Heer heeft zijne engelen bevolen, opdat zij u, op alle wegen, beschermenquot;. Deze taak rust op alle engelen, maar vooral op den engelbewaarder, dien God elk mensch bij zijne geboorte, ter bescherming en als helper toevoegt, tot aan den dood. De engelbewaarders zijn er altijd op bedacht, ons van het kwaad af te houden en tot deugdswerken aan te sporen;

-ocr page 45-

30

ze zijn onze beste vrienden, raadgevers eu beschermer? in stoffelijke en geestelijke onheilen en ze dragen onze gebeden aan God op. Bid daarom dikwijls het volgend schietgebed ter eere van uwen engelbewaarder:

Heil\'ge Schutsgeest mijner ziele.

Richt en volg steeds mijne schreen ;

Voer mij uit dit dal der tranen.

Naar U opwaarts, naar God heêu!

VRAGEN.

1. Wat is een engel?

2. Bezitten de engelen verstand en wil?

•3. Ook een lichaam?

4. Wat is de bestemming der goede engelen ?

5. Welke zorg rust vooral op do engelbewaarders?

ZESTIENDE LES.

DE DUIVELS.

üij weet, mijn kind! dat God Heer en Schepper aller dingen is en alle schepselen Hem dus onderdanigheid en gehoorzaamheid verschuldigd zijn. De redelijke schepselen, engelen en menschen, zijn daartoe bijzonder verplicht omdat ze verstand bezitten, waardoor ze het goed van het kwaad kunnen onderscheiden, en een wil om het goed te willen en de boosheid te verwerpen. God in zijne heiligheid bemint en wil slechts het goed, de deugd, en haat het kwaad, de ondeugd, zoodat in den haat der zonden, en in de liefde voor de deugd onze heiligheid ligt opgesloten. Een groot gedeelte der engelen dacht er echter anders over en plaatsten de redeneering

-ocr page 46-

40

van hun verstand en de besluiten van hun wil boven het verstand en den wil van God; zij weigerden Hem de verschuldigde gehoorzaamheid en wilden aan Hem gelijk zijn.

Door die afschuwelijke zonde van trotschheid en hoo-vaardij werden zij een gruwel in Gods oog; zijne heiligheid kon ze niet meer beminnen en zijne rechtvaardigheid stiet hen in de hel. Die verworpen engelen, gij weet het, worden duivels genoemd. Zoo rusteloos nu m. k. de goede engelen zijn om ons tijdelijk en eeuwig geluk te bevorderen, zoo ijverig zijn de duivels er altijd op uit, om ons voor tijd en eeuwigheid ongelukkig te maken. Eene eerste reden hunner handelingen is afgunst en nijd tegen den mensch. Zij weten, dat de mensch, voor een gedeelte uit stof geschapen, bestemd is, eenmaal hunne plaats in den hemel te bezitten, waaruit zij voor eeuwig gebannen zijn en dat kunnen zij niet verdragen. De tweede reden , waarom zij op ons ongeluk uit zijn, is haat tegen God, die hen naar verdiensten heeft gestraft. Daarom trachten zij Gods werk in ons af te breken ; want door Gods barmhartigheid en liefde zijn wij bestemd voor den hemel en de duivels willen, tegen Gods beschikking in ver-doemelingen van ons maken en zoo God in ona treffen. Vrees echter niet, m. k. , de duivels kunnen u niet schaden, zoo ge van goeden wil zijt, omdat Gods genade altijd grooter en sterker is dan de bekoringen van Satan. Zoek dan in de bekoringen door een hartelijk gebed, altijd Gods hulp en bijstand. Hoep in die oogenblikken de voorspraak in der II. Maagd en van

-ocr page 47-

41

den H. Josef, van uw engelbewaarder enz. en ge zult de overwinning op Satan belialen.

Ik vrees niet voor den vorst der liclle,

Ook ducht ik niet zijn helsch venijn ;

Ik zal op God miju hoop steeds stellen,

Maria zal mijn bijstand zijn.

VRAGEN.

1; Ueoft God ook duivels geschapen?

2. Waardoor zijn die engelen dan duivels geworden ?

3. Welke zouden hebben zij bedreveti ?

4. Waarom haten zij den menscli ?

5. Waarom haten zij God?

6. Wat moet ge doen als de duivel u tot zonde tracht te verleiden ?

ZEVENTIENDE LES.

DE SCHEPPING DER WERELD.

Nooit hebt gij gehoord, mijn kind ! noch gezien, dat een huis zich zelf gebouwd, een horloge zich zelf gemaakt heeft en met recht noemt ge hem een dwaas, die zulks zou beweren. Gelijk nu elk huis door een bouwmeester, elk horloge door een horlogemaker is gemaakt, zoo ook heeft alles wat op de wereld, aan den hemel en in d m hemel bestaat een maker gehad, dien wij God noemen. Om alles te maken wat er bestaat, had God niets noodig; door zijn almachtigen wil alleen heeft Hij alles geschapen. Wat Hij wilde, was aanstonds aanwezig. Wij menschen kunnen niets maken door onzen wil, maar hebben behoefte aan vele zaken,

-ocr page 48-

42

om iets te vervaardigen. God alleen kan door zijn wil iets voortbrengen, hetgeen we scheppen noemen. Scheppen is dus iets voortbrengen van en uit niets. Heeft men b. v. om iets te vervaardigen hout, steen of ijzer uoodig dan wordt dat umakenquot; niet scheppen genoemd. Den schoenmaker noemt men daarom ook niet schoenschepper maar schoenmaker. Door de kracht van zijn almachtigen wil schiep God in den beginne hemel en aarde, alle zichtbare en onzichtbare dingen. Vóór de schepping was de aarde woest en ledig; duisternis rustte op den afgrond en de geest Gods zweefde over de wateren. God besloot in zes dagen, alles in regelmaat, schoon en volgens orde, tot een prachtig woonhuis voor den mensch in te richten en beval daarom op den eersten dag: nhet worde lichtquot;, en terstond was er licht. Op den tweeden dag sprak God: uJiet firmament wordequot;, en beval dat een gedeelte van het water wolken vormde en deze op tijd, den droogen aardbodem zouden bevochtigen, hetgeen aldus geschiedde. Vervolgens sprak God: nde aarde Irenge groeiende kruiden voort, tvelke zaad geven en vruchtbare hoornen, die, elk naar zijn aard vruchten dragen en zaad in hebben!quot; en het geschiedde aldus; eensklaps was de aarde voorzien van al die schoone boomen, bloemen, heesters en gewassen, waarmede wij haar getooid zien. Dit was de derde dag. Aan den hemel schiep God, op den vierden dag, de zon, opdat zij groeikracht, licht en warmte zou verspreiden; de maan en de sterren om den nacht te verlichten.

i/De lucht wemele van vogels en het water van alle soorten van visschen, en het geschiedde, volgens Gods

-ocr page 49-

43

wil, den vijfden dag. Hij zegende hen, zeggende: Groeii en vermenigvuldigt.

Op den zesden dag wilde God : nde aarde brenge viervoetige en hruipendt dieren voort, elk naar zijn aard\\ en ze waren aanwezig, ook werd de inensch op dezen dag geschapen.

Sterren, maan, zon, hemel, aarde.

Ze zijn geschapen door Gods macht;

Prijs zijn grootheid steeds naar waarde.

Zij ligt voor u, in volle pracht.

VRAGEN.

1. Wie heeft de aarde geschapen?

2. Waardoor heeft God de wereld geschapen?

3. In hoeveel dagen heeft God de wereld geschapen ?

4), Wat schiep God op den eersten dag en wat op

de andere scheppingsdagen?

ACHTTIENDE LES.

DE SCHEPPING VAN DEN MENSCH.

Na de schepping der dieren op den zesden dag, sprak God: uLaat ons nu den menseh maken, naar Ons beeld en Onze gelijkenis.quot; uDat hij heersehe over de geheele aarde en alles wat zich daarop beweegt, over de vogelen des hem,els, over de visschen der zee en over de dieren.quot; En God schiep den inensch naar zijn evenbeeld : naar het evenbeeld Gods schiep Hij hem. Het lichaam van den eersten inensch vormde God uit leem der aarde en blies in het aangezicht den levensadem, dat is: Hij schiep eene onsterfelijke ziel en vereenigde haar met het lichaam.

Het is deze geestelijke eu redelijke ziel, welke den

-ocr page 50-

44

inensch boven de dieren verheft, van alle andere schepselen onderscheidt en tot evenbeeld en gelijkenis Gods maakt. Den eersten inensch noemde God , Adam , lot wien Hij alle dieren voerde, opdat hij die een naam zoude geven. Daarna sprak God nliet is niet goed, dat de rnensch alleen zijquot; en Hij schiep de vrouw. Tot dat einde nam God eene rib uit Adams zijde, bouwde die aan tot een lichaam (schiep de ziel daarin) en Eva, zoo noemde God de eerste vrouw, was geschapen. God bouwde uit eene rib des mans, de vrouw, opdat zij elkander oprecht beminnen en zóó vereenigd zouden leven, alsof zij beiden slechts één lichaam uitmaakten. Op deze wijze werd het heilig huwelijk ingesteld, waarvan de Schriftuur zegt: udaarom zal de man zijn vader en zijne moeder verlaten en zijne vrouw aanhangen en zij zullen twee in één vleesch zijnquot;

Van deze twee menscheii uu stammen alle menscheti af, die er sedert het begin der wereld geweest zijn en ooit zullen zijn. God plaatste hen in het aardsche paradijs, een schoonen lusthof, beplant met allerlei schoone boomen en bloemen. Niets ontbrak hen; zij hadden noch lijden, noch ziekten, noch kommer, noch ellende te verdragen en waren niet aan den dood onderworpen. Hun verstand was verlicht in al hun doen en laten, hun wil ten goede geneigd en rechtvaardig en zij bespeurden niet de minste neiging tot het kwaad. Het lichaam was aan de ziel gehoorzaam en de ziel aan den goddelijken wil onderworpen.

Onder de vele boomen, die het paradijs versierden, was ook de boom des levens en der kennis van goed

-ocr page 51-

en kwaad, geplaatst in het midden des pavadijzes. Om hunne onderworpenheid en gehoorzaamheid aan zijn gezag en zijne opperheerschappij te beproeven gaf God hun een gebod zeggende: vliet van alle hoornen in het paradijs; maar van den loom der kennis van goed en liivaacl moogt (jij niet eten; ivant op den dag, dat gij er van eet, zult gij sterven.quot; Dit was het eenige bewijs van gehoorzaamheid, wat God van hen verlangde en waaraan een allergelukkigst leven op aarde en een eeu-wis zalicc leven in den hemel was verbonden.

O O

God eischt ook van u, mijn kind! gehoorzaamheid aan zijn wil en zijne wet, maar daaraan heeft Hij ook het loon, uw geluk voor tijd en eeuwigheid vastgehecht. Zeg daarom dikwijls:

Lieve Jesus! ik wil strijden En volbrengen uwe wet;

O ! help mij, de zonde mijden;

Waar mij vrij van hare smet.

VRAGEN.

1. Wanneer schiep God den eersten mensch?

2. Waarvan schiep Hij hem?

3. Wat verheft den mensch boven de overige schepselen ?

4. Hoe schiep God de eerste vrouw?

5. Hoe heeten de eerste menschen?

6. Waar plaatste Hij hen?

7. Wat verbood God den eersten menschen?

8. Waarom?

9. Welke straf wachtte hen bij overtreding?

-ocr page 52-

46

NEGENTIENDE LES.

DE ZIEL VAN DEN MENSCH.

De mensch is naar Gods evenbeeld geschnpen eu bestaat uit ziel en lichaam. Naar liet lichaam kan de mensch geen evenbeeld van God zijn; want God heeft, zoo als gij weet, m. k., geen lichaam, Hij is een zuivere geest dus moet dat evenbeeld in \'s menschen ziel bestaan; zij moet op God gelijken , zoo als het beeld op hem, dien het voorstelt.

En zoo is het werkelijk.

God immers is een geest en onze ziel ook. God heeft wil en verstand, onze ziel ook, en daardoor slaat ze ver boven de redelooze schepselen. God onderscheidt en wil altijd het goede-, onze ziel bezit ook de kracht, het goed van het kwaad te onderscheiden en door Gods genade het goede te willen en te doen.

God hlijft eeuwig en onze ziel is ook eeuwig in haar voortbestaan, zij zal nooit sterven. God is harm-hartig en ook in de ziel ligt het vermogen barmhartigheid te gevoelen en daadwerkelijk te beoefenen. God is rechtvaardig en onze ziel bezit ook het gevoel dei-rechtvaardigheid en kan haar werkelijk beoefenen, door God en den naasten, het zijne te geven. God is alomtegenwoordig en door haar verstand en geheugen, verplaatst zich de ziel ook in het verledene, beschouwt het tegenwoordige en werpt zich op de toekomst, om haar te ontraadselen en hare gebeurtenissen te voorzeggen. Onze ziel gelijkt dus op God, maar is niet gelijk aan God; want Hij bezit zijne eigenschappen in een oneindig volmaakten graad, terwijl de op God gelijkende

-ocr page 53-

47

eigenschappen onzer ziel zóó onvolmaakt zijn, dat ze zelfs tot zonde kunnen misbruikt worden, gelijk de val van Adam ons duidelijk leert. Door haar leeft en werkt het lichaam ten goede en ten kwade. O ! welke schoone evenbeelden moeten Adam en Eva vóór den val dan niet geweest zijn ? Zij dachten geen kwaad, gevoelden geen aanzoek tot zonde en wilden en trachtten naar niets anders dan wat God wilde. Onschuldig en heilig, gelithkig en onsterfelijk wandelden zij voor God en waren dus zeer sprekend gelijkende beelden van den Schepper.

In het H. Doopsel zijt gij ook, m. k. door Gods barmhartigheid , het gelijkend beeld van den Hemelvader geworden. Bewaar toch getrouw die reinheid, heiligheid en onschuld des harten en vergeet nooit, dat zondig denken en doen, die schoone beeltenis van God, uwe ziel besmet en tot vloekwaardig evenbeeld des duivels verlaagt. „ God schiep den mensch naar zijn beeld, naar Gods evenbeeld schiep Hij hem.

Ja Vader, ik gelijk ü sprekend;

Bescherm dat beeld, ik vraag U smeekend,

Opdat het U gelijken mag,

Op den gevreesden oordeelsdag.

VRAGEN.

1. Uit hoeveel deelen bestaat de mensch?

2. Waarom bestaat Gods evenbeeld niet in \'s men-schen lichaam?

3. Waarom wel in de ziel?

4. Bewijs uw antwoord door eenige voorbeelden?

5. Wie waren eens de schoonste evenbeelden Gods?

-ocr page 54-

48

G. Waarom?

7. Waartoe verlaagt de zonde Gods evenbeeld? TWINTIGSTE LES.

DE BESTEMMING VAN BEN MENSCH.

Waartoe zijn de dieren, b. v. de koe op aarde? Zij moet den mensch melk , boter en kaas verschaffen en dan, na eenige jaren aan die bestemming beantwoord te hebben, sterven. Is de mensch ook geschapen, om hier eenigen tijd te arbeiden, te eten en te drinken, pleizier te maken, een ambacht te leeren en ten laatste te sterven en vernietigd te worden? Neen, m. k. zijn doel, zijne bestemming ligt veel hooger, hij is op aarde, om God te hennen, te dienen. Hem te beminnen en daarna eeuwig in den hemel te aanschouwen. Welk eene schoone toekomst heeft Gods liefde den menschen bereid; terwijl alles zal sterven en vernietigd worden, is de mensch bestemd om eeuwig Gods glorie en zaligheid in den hemel te deelen. Opdat de mensch aan zijne bestemming beantwoorde, moet hij God kennen; want zonder die kennis, kan hij Hem nocli dienen noch heminnen.

Immers uonlehend maakt onbemindquot;, ja wij zijn zelf niet in staat, iemand liefde toe te dragen en zijne bevelen te gehoorzamen, die ons volstrekt onbekend is. Van daar, m. k., dat ge vóór alles moet trachten. God het volmaaktste Wezen de opperste Majesteit en Heer van leven en dood te leeren kennen. Bij de overweging, dat gij geheel van Hem afhangt en uwe toekomst voor deze wereld en de eeuwigheid in Zijne handen berust.

-ocr page 55-

49

zul eene heilige vrees u bevangen en tot onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aansporen.

En beschouwen wij God als de opperste goedheid in zich zeiven en tegenover ons; zien wij de giften en gaven waarmede Hij ons naar ziel en lichaam als overstelpt , dan gevoelen wij ons gedrongen, Hem innig weder te leminnen, die ons het eerste heeft lief gehad. Inderdaad, die God kent, zal Hem om zich zeiven en uit eigen belang, geen gehoorzaamheid weigeren en die Hem gehoorzaam is, toont daardoor ook Hem oprecht te beminnen. Merk wel op, m. k. God dienen en beminnen is dus hoofdzaak, en al het overige in dit leven is slechts bijzaak.

Valt het u soms zwaar, als God u iets gebiedt of verbiedt, b. v. uwe lessen te leeren, den omgang met een slechten speelmakker af te breken, te bidden of stipt de bevelen uwer ouders en leermeesters te volbrengen , denk dan: ik moet God dienen en beminnen, en zoo mijne bestemming, den hemel bereiken.

Kennen, dienen, eeren, minnen,

Wil ik TJ met hart en zinnen.

Mijn Vader! die mij alles zijt,

In tijd en in de eeuwigheid.

VRAGEN,

1. Wat is de bestemming der redelooze schepselen ?

2. Wat is de bestemming van den mensch?

3. Kan de mensch zonder God te kennen, Hem dienen en beminnen ?

4. Waarom moeten wij God gehoorzamen?

5. Waarom Hem beminnen?

3

DE GELOOFSBELIJDENIS.

-ocr page 56-

50

6. Waardoor kunnen wij ons doel en onze bestemming bereiken?

7. Wat is dus de hoofdzaak van ons leven?

EEN-EN-TWINTIGSTE LES.

DE ZONDE.

Wijl de eerste menschen een onverzwakt verstand en een onverzwakten wil bezaten, was de kennis, welke Adam en Eva van God hadden veel vollediger dan die wij bezitten eu daarom konden zij veel volmaakter Hem gehoorzamen en lerninnen en hunne bestemming beter bereiken dan wij. Zij gevoelden immers geen trek naar zonde, noch weerzin van het goede en spraken, dachten of deden nooit het minste kwaad; zij waren onschuldig en heilig. Gelukkig in al hun doen en laten, bezaten zij alles wat goed eu misten daarentegen alles wat ramp en lijden was. Geen kwellingen verbitterden hunne levensdagen, geen honger of dorst, geen koude of warmte vergalden hun geluk, terwijl verdriet eu tegenspoed hun zelfs bij naam niet bekend waren. Die toestand, zoo had God hun beloofd (ook voor hun nageslacht) zou hier op aarde blijven voortduren en zij eens met ziel en lichaam den hemel binnengaan, op voorwaarde, dat ze Hem gehoorzaam bleven en van den boom der kennis van goed en kwaad niet aten, terwijl God erbij overtreding de straf bijvoegde, zeggende : nop den dag dat gij er van eet, zult ge sterven,quot;

Wat een klein en gemakkelijk te volbrengen gebod, niet waar? Te meer, daar er behalve dien boom nog

-ocr page 57-

51

zoovele andere in het Paradijs stonden, waarvan ze eten mochten eu zij er dus geen behoefte aan hadden.

Dat overgroot geluk naar ziel en lichaam, door God den mensch toegedacht, was Satan een doorn in \'t oog. ff Zal de menschquot; zoo dacht hij wellicht, „uit stof en aarde gemaakt, onze ledige plaatsen in den hemel innemen, die wij eeuwig moeten derven en zal God het genoegen smaken, dat alle redelijke schepselen aan het doel der schepping beantwoorden en zalig worden, wij verduivelde engelen alleen uitgenomen? Beletten zal ik het, zoo het mogelijk is.quot; De duivel verborg tot dat einde zijne afschuwelijke gestalte onder de gedaante van een slang en knoopte met Eva het volgende gesprek aan.

// Waarom eet gij niet van alle vruchten uit den hofV\' n Wij eten van alle vruchten; maar van de vrucht deamp; looms, die in het midden staat heeft God ons verloden te eten en yezeyd, dat toe sterven zullen, als we daarvan eten\'\' antwoordde Eva. De duivel hernam: nneen (jij zult niet sterven, zoo gij er van eet, maar loeten wat goed en kwaad is, niet meer aan God onderworpen zijn en uw eigen ivil doen.quot; Verleid door die schoonklinkende beloften, welke Eva\'s trotschheid prikkelden, zag zij opwaarts naar de vrucht, vond haar schoon, plukte ze, at en gaf er Adam ook van te eten, en helaas! de eerste zonde was bedreven.

Deze ongelukkige geschiedenis, m. k., leert ons, hoe gevaarlijk en roekeloos het is, zich in \'t gevaar te begeven van te zondigen.

Wacht u dus voor plaatsen en gelegenheden, waar

-ocr page 58-

52

uwe onscliuld gevaar loopt, waak vooral voor slechte kameraden of menschen, die de reinheid uws harten belagen en geloof Satan niet, zooals Eva deed, maar God alleen.

O God ! wil mij voor kwaad bewaren,

En steeds mijn steun zijn in gevaren;

Dat geen bekoring, wat \'t ook zij,

Mij rukke uit uw kmd\'renrij.

VRAGEN,

1. Waarom konden Adam en Eva gemakkelijker God dienen en beminnen dan wij?

2. Waren de aardsche zorgen en rampen voor hen ook beletselen om God te dienen en te minnen?

3. Wat moesten zij doen om voor den tijd en in de eeuwigheid gelukkig te blijven?

4. Door welk gebod heeft God hunne gehoorzaamheid beproefd?

5. Waarom verleidde Satan, Eva tot overtreding des gebods ?

6. Wie verleidde Adam?

7. Wat leeren wij uit het gedrag van Eva?

TWEE-EN-TWrXTIGSTE LES.

DE GEVOLGEN DER ZONDE.

Nauwelijks hadden Adam en Eva van de verboden vrucht gegeten of de oogen gingen hun, zooals de duivel helaas ook voorzegd had, open. JZene groote vrees beving ïien en zij hemerkten, dat ze naaht waren en verlor-gen zich uit vrees en schaamte, onder de boomen van

-ocr page 59-

53

het paradijs. Maar wat helpt het, zich voor God te verbergen, niet waar? Weldra verscheen God in het paradijs en riep: nAdam waar zijt gij?quot; Adam antwoordde: vlk vrees mj aan U te vertoonen en Jieb mij verhoryen!\' u Waarom vreest gij?quot; zoo sprak God. Is het, omdat gij van de verboden vrucht gegeten hebt? Adam antwoordde: nlJe vrouw heeft mij daarvan gegeven\'\' Nu vroeg God aan Eva: // Waarom heb gij dat gedaan?quot; Zij antwoordde: uBe slang heeft mij misleid!\' Geen van beiden wilde schuld bekennen. Adam gaf de schuld aan Eva, en deze aan de slang, maar daarom trof ook beiden de vloek des Heeren. In zijne rechtmatige gramschap vervloekte God nude slang, zeggende: uZjt vermaledijd onder alle dieren der aarde, omdat gij dit gedaan hebt?\' Op uw buik zult gij kruipen en u met aarde voeden. Gij Eva zult, ter wille moer kinderen, veel smart te verduren hebben en in alles uw man onderworpen zijn.quot; Vertoornd richtte Hij zich nu tot Adam en sprak; nBaar gij naar de vrouive geluisterd hebt, zij de aarde om invenhville vervloekt; dis-telen en doornen zal zij voortbrengen en gij zult in het zweet ims aanschijns uw brood eten, totdat gij wederkeert in de aarde, waarvan gij gemaakt zijt, roant gij zijt stof en tot stof zult gij wederkeeren?\'

Vreeselijke straf, niet waar, mijn kind ? Daar staan nu de weleer zoo gelukkige menschen, vol schaamte, beroofd van bovennatuurlijke gaven; want het ongeluk heeft hun geluk, de boosheid hunne heiligheid, de schuld hunne onschuld, de sterfelijkheid hunne onsterfelijkheid vervangen. Bevend van schande en schaamte

-ocr page 60-

54

staan ze nu voor God en wachten met angst af wat hun verder zal overkomen. God bedekte hunne ledematen met rokken uit huiden vervaardigd en dreef ze daarna het paradijs uit, om de aarde te bebouwen. Het verlies van Gods genade en vriendschap, het lijden en de dood des lichaams, de verbanning uit het paradijs moesten hun en ons voortaan ook tot eene waarschuwing dienen, hoe rampzalig de ongehoorzaamheid is en tot een behoedmiddel tegen verdere ongehoorzaamheid. Ja3 mijn kind! vrees de zonde, anders zal ook u de gerechte straf treffen.

Stort in mijn hart den haat der zonden,

Dat smeek ik, Heer! door Kruis en Wonden;

Bespaar mij straf, aan hem bereid,

Die spot met deugd en heiligheid.

VRAGEN.

]. Waarom verborgen zich Adam en Eva onder boombladeren ?

2. Hoe kon God weten, dat zij gezondigd hadden?

3. Wat zei God tot de slang?

4. Wat tot Eva ?

5. Wat tot Adam?

6. Welke ontzettende verandering bracht de zonde in hunne zielen en lichamen teweeg?

7. Waartoe moest die straf dienen?

DRIE-EN-TWINTIGSTE LES.

DE EKFZOKDE.

Zooals u bekend is, m. k. had God de eerste menschen heilig en onschuldig, gelukkig en onsterfelijk gemaakt en beloofd, dat zij en al hunne nakomelingen, die rijke

-ocr page 61-

55

geestelijke goederen altijd zouden blijven bezitten, mits zij Hem gehoorzaamden en de verboden vrucht niet aten. Zondigden zij dus niet, dan zouden wij hunne heiligheid en onschuld, hun gelulc en hunne onsterfelijkheid hebben geërfd; zondigden zij integendeel wel, dan ook zouden wij hunne schuld en hun ongeluk, hunne boosheid eu sterfelijkheid overerven, juist zooals een kind, na den dood zijner ouders, de goederen maar tevens ook hunne schulden erft.

Helaas! zij zondigden en nu zegt de schriftuur terecht: nDoor één mensch is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood en zoo is de dood op alle menscJien overgegaan.quot; Allen worden nu in slavernij des duivels geboren, beroofd van Gods genade en vriendschap en het recht op den hemel en aan lijden en dood onderworpen.

Welke schade richtte daarbij de eerste zonde in onze ziel niet aan! De zonde onzer stamouders heeft de schoonheid van Gods evenbeeld in onze zielen verwoest; want daardoor is ons versland verduisterd en wij kunnen het goede en de waarheid niet zoo gemakkelijk, als vóór den zondenval, van het kwade en den leugen onderscheiden. Onze ivil is zoodanig verzwakt door de aangeboren neiging tot zonde, dat het ons moeite en inspanning kost, te willen en te doen wat God wil en wij helaas! zoodoende zonde op zonde bedrijven.

tiet bederf der natuur, de zielsziekte, de zonde onzer stamouders, waarmede alle menschen geboren worden, noemt men erfzonde en sluit allen (die niet gedoopt zijn) buiten den hemel; loani die niet gedoopt is zal niet zalig worden.

-ocr page 62-

56

Welke schade heeft ons lichaam, door de eerste zonde geërfd! Vóór de zonde kende Adam geen wederwaardigheden of rampen des levens; maar na de zonde moest hij en wij allen met kou en hitte, met honger en dorst, met gebrek en armoede, met lijden en dood kennis maken. Alleen op het zien van al die plagen roepen wij uit: de wereld is waarlijk een dal van tranen. En die plagen, m. k. overkomen het menschelijk lichaam, omdat Adam en Eva gezondigd hebben: het is een erfstuk der zonde. Schreiend wordt de mensch geboren en weenend verlaat hij de wereld, die hem niets dan beproeving en misleiding opleverde.

Eene zware kastijding en bestrafllng veronderstelt ook eene groote misdaad; hoe groot moet dan de ongehoorzaamheid, die ééne zonde van Adam en Eva niet geweest zijn, daar zij voor God, den besten der vaders, zulk eene zware straf verdiende! Inderdaad, alle ongeluk en lijden van het verledene, van het heden en van de toe-lom st , is ten laatste eene erfenis van één mensch, van de eerste zonde.

Leer dan m. k. uit de gevolgen, de boosheid der zonde kennen en wapen u tegen haar verderf door waakzaamheid op uwe woorden, gedachten en handelingen en door een vurig gebed. Dan zal God uw verstand verlichten en uw wil versterken, om altijd het goede in te zien en te volbrengen, en de ondeugd te vluchten.

Het eerste mensclienpaar liet zicli tot kwaad bekoren. En daarom hebben zij en wij het heil verloren;

Wij vonden het terug in Jezus, Godes Zoon,

Hij kocht den hemel wéér, de zoek geraakte kroou.

-ocr page 63-

57

VRAGEN,

1. Zoo Adam en Eva niet gezondigd hadden, wat zouden wij dan van lien geërfd hebben?

2. Wat hebben wij nu door de zonde geërfd ?

3. Waardoor is de zonde en de dood voor alle mensclien in de wereld gekomen?

4. Welke schade heeft de zonde aan onze ziel berokkend ?

5. Welke schade heeft daardoor ons lichaam beloopen?

6. Wat noemt men erfzonde?

7. Waaruit kunnen we de groote boosheid der zonde afleiden ?

8. Waartoe moet die kennis ons aansporen?

VIEE-EN-TWINTIGSTE LES.

DE BELOFTE VAN VERLOSSING.

Terstond, nadat onze stamouders gezondigd hadden, sprak God de straffen over hen uit en gingen zijne woorden in vervulling.

Maar gelijk het een goede vader weê doet, als hij zijn schuldig kind moet straffen en het na de straf weêr vergiffenis toezegt, zoo ook had God medelijden met den ongelukkigen mensch en zeide tot de slang: M zal vijandschap stichten tusschen u en de vromv (Maria,) tusschen uw zaad en haar kroost-, zij zal u den hop verpletten en gij zult haren hiel met list belagen. God zeide dus tot Satan (die in de slang verbleef); Ik zal eene vrouw opwekken (Maria), die u haat en vervolgt en die gij ook haat (wijl zij altijd goed

3^

-ocr page 64-

58

en heilig is). En uit deze vrouw zal iemand geboren worden (Jezus), die eveneens uw vijand zal zijn. Deze (Jezus) zal u den kop vertreden (d. i. u de macht ontnemen, zoodat ge den meusch geeue schade meer kunt berokkenen door de zonde) en gij zult zijn hiel met list belagen, d. i. door de zonde en booze menschen zult gij den Verlosser trachten te benadeelen in zijn verlossingswerk, maar zonder gevolg, want juist zijn lijden door en voor de zonde, zal Hem de verheerlijking zijner menschheid en den mensch genade en zaligheid verdienen. God beloofde dus Adam en Eva en in hen aan ons allen, om de verdiensten des Verlossers, vergiffenis van zonde en heropening des hemels. O, welk eene troost voor hen m. k,, te midden der bittere wereldsmarten! Met wat dankbare harten zullen zij die beloften Gods, aan hunne kinderen verhaald en deze tot geloof en vertrouwen opgewekt hebben!

Opdat de mensch echter het geloof in God en den Verlosser, door den loop der tijden niet geheel verliezen zou, koos God een volk uit, waaraan Hij zich op eene bijzondere wijze openbaarde. Dit volk waren de Israëlieten, afstammelingen van den Aartsvader Abraham, die de belofte ontving, dat in zijne nakomelingen alle volken der aarde zouden gezegend worden, omdat Maria en Jezus uit zijn geslacht zouden voortkomen. Dezelfde verzekering gaf God later aan Izaak en Jakob, uit wiens zoon, Jezus, de Verlosser afstamt en hernieuwde ze aan David. Zooals gij weet, besteeg Jozef, een der zonen van den Aartsvader Jakob, als onderkoning den troon

-ocr page 65-

van Egypte en dit gaf aanleiding, dat de geheele familie zich metterwoon in dat land vestigde. Nadat die familie onder de Egyptenaren tot een groot volk was aangegroeid, beval God aan Mozes, een braaf man uit hun midden, met nadruk de komst des Verlossers te verkondigen, de hoop op Hein levendig te houden en zijn volk uit Egypte, naar \'t beloofde land Kanaan te geleiden. Onder zijn geleide hebben de Israëlieten 40 jaren in de woestijn vertoefd en na vele bewijzen van Gods wonderkracht, rechtvaardigheid en liefde ontvangen te hebben, kwamen zij eindelijk in het beloofde land.

Daar zond God hun van tijd tot tijd profeten, die reeds honderde jaren van te voren, de omstandigheden, welke Jezus\' komst op aarde zouden voorafgaan en vergezellen, voorzegden. Zoo werd voorzegd, de plaats waar, uit wie en onder welke omstandigheden de Verlosser zou geboren worden.

Eveneens dat bij zijne verschijning op aarde, de blinden zouden zien, de dooven hooren, de stommen spreken, de dooden levend en den armen het Evangelie zou verkondigd worden. Ook voorzegden zij nauwgezet alle feiten, welke Jezus\' lijden en dood zouden voorafgaan en vergezellen en dat zijn lichaam aan geen bederf onderhevig, zou verrijzen en ten hemel varen.

De stichting en eeuwige duur zijner Kerk is ook duidelijk door hen aangegeven.

Dit alles liet God voorzeggen en opteekenen, om daardoor de hoop op den beloofden Verlosser levendig te houden en opdat de menschen hem bij zijne komst als Messias zouden erkennen, aan Wien alles vervuld

-ocr page 66-

00

zou worden, wat door de profeten voorzegd was. Met recht sprak Jezus dus tot de Joden: n Onderzoek inde Schrift: zj is het, die getuigenis van Mij geeft.quot;

Vol liefde Vader I vol ontferming Beloofdet Gij aan ons erbarming.

Verlossing van den eew\'gen dood:

Dank voor de redding uit den nood!

VRAGEN.

1. Wanneer gaf God de belofte van verlossing?

2. Met welke woorden gaf God ons die belofte?

3. Wat deed God, opdat het geloof in Hem niet geheel verloren zou gaan?

4. Wat zijn profeten ?

5. Wat hebben de profeten aangaande den Messias voorzegd?

6. Waarop beriep zich Jezus tegenover zijne vijanden ?

7. Waarom had zijn beroep zooveel kracht?

VUÏ-EN-TWINTIGSTE LES.

2 Art. des geloofs:

IK GELOOF IN JEZUS CHRISTUS, GODS EENIG GEBOREN ZOON, ONZEN HEER.

Vervulling dezer beloften in Jezus Christus.

Na \'1000 jaren brak de tijd aan, waarop God besloten had zijn Zoon te doen mensch worden en door het werk der verlossing de boeien te verbreken, waarin de zonde den mensch gekneld hield. Vier duizend jaren moesten de menschen, zoo wilde het Gods rechtvaardigheid, door straffen en lijden de zonde boeten en diep

-ocr page 67-

61

in ellende verzinken, om zoo in hen het gevoel van eigen onvermogen en liet verlangen naar verlossing op te wekken. Zoo ver moest het eerst komen, dat de menschen door ongeloof en boosheid radeloos, harten en handen hemelwaarts zouden heffen, en den beloofden Verlosser door vurige gebeden zouden afsmeeken.

Even als het goud door \'t vuur gezuiverd wordt, zoo ook moesten de langdurige straffen en ellende, de harten tot boetvaardigheid stemmen, en den rechten geest in den mensch opwekken, om bij Zijne komst met vrucht den Verlosser op te nemen. Immers, die zich verbeeldt alles te weten, verlangt geen leermeesters en die meent gezond te zijn, wijst de hulp van den geneesheer af; en zoo het kind denkt alleen te kunnen loopen, dan stoot het de hand terug, welke het leiden wil. Wie echter zijne onwetendheid, ziekelijkheid en machteloosheid gevoelt, die zal naar een helper uitzien en diens hulp met vreugde aannemen.

Dc mensch moest gedurende dien proeftijd zich verootmoedigen, bidden, gelooven en vertrouwen, beminnen en danken en dat alles wilde God in de harten bewerken alvorens den Verlosser te zenden. Daarom verscheen Jezus dus niet terstond na den val op aarde, niet op \'t einde der wereld, om wanhoop en vertwijfeling te voorkomen, maar in het midden der jaren, toen de tijd door God bepaald en door de profeten voorzegd, was aangebroken en alles wat voorzegd was in Hem vervuld werd. Hij werd immers, m. k. door de kracht des H. Geestes, door eene maagd, Maria ontvangen, aanschouwde te Bethlehem op den voorzegden

-ocr page 68-

62

tijd het levenslicht. Volgens de voorzegging maakte Jezus de blinden ziende, de doe ven hoorende, de stommen sprekende, den lammen gaf Hij het gebruik der ledematen, den zieken de gezondheid, den dooden het leven weer en den armen predikte Hij het Evangelie.

Judas verkocht en Petrus verloochende Hem; Hij werd bespot, bespuwd, gelasterd, gegeeseld, met doornen gekroond en na met gal en edik gelaafd te zijn, stierf Hij den smaaddood des kruises, juist zooals het honderde jaren te voren, door de profeten was voorzegd.

Na drie dagen in \'t graf gerust te hebben, verrees Jezus uit eigen kracht, heerlijk uit den schoot der aarde en nam door Zijne Hemelvaart, bezit van den troon Zijns Vaders, om van daar uit de verdiensten van Zijn lijden en dood over \'t verloste raenschdom uit te storten, zooals insgelijks de profeten voorzegd hadden.

O, mijn kind! verheug en verblijd u in uwen Verlosser, den Godmensch Jezus Christus. Toen ge machteloos nederlaagt en alle engelen en menschen te zamen niet bij machte waren, om een enkel mensch van eéne zonde te verlossen, toen werd Gods Zoon mensch om als Godmensch voor de zonde te kunnen voldoen en ons van slaven des duivels, vrije kinderen Gods te maken en ons zoodoende in \'t recht op Gods vaderschap en den hemel te herstellen.

In Jezus hebben wij gevonden,

Die door profeten was voorzegd;

Hij werd miskend, bedekt met wouden,

En stierf voor ons verloren recht.

-ocr page 69-

63

VRAGEN.

1. Hoeveel tijd verliep er tusschen den zondeval en de komst des Verlossers?

2. Waarom wachtte God zoolang met de Verlossing?

o. Waaruit blijkt, dat Jezus de beloofde Messias is?

4. Wie was Jezus naar de menschheid, wie naar zijne Godheid?

5, Waarom kon Jezus dus aan God voldoening geven ?

ZES-EN-TWINTIGSTE LES.

3 Art. des geloofs;

DIK ONTVANGEN IS VAN DEN H. GEE6T, GEBOREN UIT DE MAAGD MARIA.

JDe gehoorle des Verlossers.

Het is u bekend, mijn kind! dat de heilige jonk-vrouwe Maria, de moeder des Verlossers werd. Zij was verloofd aan een heilig man, Jozef genaamd, een timmerman van beroep. Beiden stamden af van \'t koninklijke geslacht van David. Het gebeurde nu, voor dat ze samen in een huis woonden, dat de engel Gabriël, Maria de boodschap bracht van haar goddelijk moederschap. Terwijl ze in het gebed verzonken was, stond Gabriël eensklaps bij haar, omgeven door een hemelschen glans en haar aansprekende, zeide hij: u Vrees niet Maria, zie ! gij zult een zoon ontvangen en hem Jezus noemen, kj zal groot zjn en Zoon des Allerhoog sten genoemd worden. God de Heer zal Hem den troon van zijn vader David geven en in eeuwigheid zal hj over het huis Jakob

-ocr page 70-

64

JieerscJien.quot; Toen Maria hoorde, dat zij het kind door de kracht en almacht des H. Geestes zou ontvangen, onderwierp zij zich aan Uods wil en zeide: uzie! ik ben eene dienstmaayd des Heer en, mij geschiede naar uw woordquot;

Merk hier op mijn kind! door de ongehoorzaamheid der eerste Eva kwamen alle soorten van ongelukken en rampen over ons, arme schepselen, maar door de gehoorzaamheid van Maria, de tweede Eva, ontvingen wij den Verlosser en met Hem alle heil, zaligheid en geluk.

Gij weet zeker nog, lieve kleine! dat Maria het beloofde kind niet te Nazareth ter wereld bracht. Wat was daarvan de oorzaak? De Romeinsche keizer Augustus beval, dat zijne onderdanen, tot welke ook de Joden behoorden, zich in hunne moederstad moesten laten opteekenen en daarom waren Maria en haar bruidegom Jozef naar Bethlehem gegaan, de geboorteplaats van koning David, hun stamvader, en aldaar aangekomen, kwam Jezus ter wereld in een armoedigen beestenstal, wijl er in de logementen geen plaats meer was, of omdat meu zulke arme menschen niet wilde herbergen.

Dat kind, waaraan Maria het levenslicht schonk, was tegelijk Gods Zoon, van daar dat Maria moeder Gods genoemd wordt en ook inderdaad is. Is zij moeder Gods, dan ook moeten wij haar als zoodanig beminnen en liefhebben.

O, hoe arm, lief kind! kwam uw Heiland op de wereld te midden van redelooze dieren, verstoken van alle gemakken, overgegeven aan de bitterste ellende

-ocr page 71-

05

en dat alles uit liefde voor u en alle mensclien, om ons allen rijlc te maken aan genade en de eeuwige heerlijkheid!

Miju Heiland, o! hoeveel genade,

Stovt Gij in Beth\'lem op ons af;

Boor woord en daad, langs alle padeu,

Zijt Gij voor ieder steun en staf.

VKAGEX.

1. Hoe heet de Moeder van Jezus?

2. Hoe is de naam van Maria\'s bruidegom ?

3. Wie bracht haar de blijde boodschap?

4. Wat zeide de engel?

5. Wat antwoordde Maria?

6. Hoe kwam het, dat Jezus te Bethlehem geboren werd ?

7. Waarom is Jezus in een stal geboren?

8. Waarom noemt ge Maria, Moeder Gods?

ZEVEN-EN-TWINTIGSTE LES.

DE HERDEES.

Eenige arme en vrome herders, die de nachtwacht bij hunne kudden hielden, hadden het geluk, den pasgeboren Heiland, het eerst te vereeren en te aanbidden. Een engel verscheen hun en zeide: nheden is u in de stad Davids, de Heiland gelorenquot; uGij zult een kind vinden in doeken gewikkeld, liggende in eene kribbequot; (ten teeken der waarheid). Daarna hoorden zij eene groote menigte engelen jubelen en zingen: //Eerc zij God in den hooge en vrede op aarde den mensclien van goeden wille.quot;

-ocr page 72-

66

Terstond gingen zij het kind zoeken en vonden alles zoo als de engel voorzegd had, vielen neder en aanbaden het arme kind als hun Heiland en Verlosser. Teruggekeerd , verhaalden zij hun wedervaren aan vrienden en bekenden en deze vertelden het weer aan anderen, en zoo werd die gelukkige gebeurtenis, wijl er zoo veel vreemdelingen te Bethlehem waren om hunne namen op te geven, weldra door het joodsche land verspreid.

Leer hieruit, lief kind! hoe lief God de armoede en deugd heeft. Eene arme jonkvrouw koos Hij tot moeder van zijn Zoon ; een armen timmerman tot diens voedstervader en arme brave herders worden geroepen de eerste aanbidders van zijn zoon, onzen Heiland te zijn. Geen rijkdommen of grootheid hebben dus waarde voor God, maar braafheid en deugd. Bewaar daarom uw hart rein van zonde, doe immer het goede, dan zult gij altijd hetzij ge rijk of arm zijt, Gods vriend zijn.

Vergeet nooit het groote geheim der menschwording van Gods Zoon Jezus Christus en herinner er u vooral aan, als des morgens, \'s avonds of \'s middags de Angelus geluid wordt. Bid dan aandachtig en dankbaar den groet des engels, om zoo Maria en den Heiland in zijne menschwording te vereeren, te loven en te prijzen.

De Kerk heeft ook een feest ingesteld, //Maria Boodschapquot; genaamd, om ons aan de menschwording van Gods Zoon te herinneren en tot dankbaarheid op te wekken en dit terecht; want was de Zoon Gods niet mensch geworden, dan waren wij allen verloren.

-ocr page 73-

67

Zeker moet gij dankbaar zijn, dat Gods Zoon voor u de menschelijke natuur heeft aangenomen, vooral op \'t Kerstfeest moet uw hart geheel liefde zijn voor \'t kleine Christuskind, bedank ook den heraelschen Yader voor de gift van zijn Zoon, en den H. Geest, die door zijne almacht, Maria het goddelijk kind heeft geschonken ; zoodoende zult gij het Kerstfeest op eene aan God ge-vallige wijze vieren.

Met de herders kniel ik neder,

Bij ü mijn God ! van eeuwigheid ;

\'k Geloof in Ü, en min U teeder.

Al zie ik niet Uw Majesteit.

VRAGEN.

1. Wie ontvingen het eerst de tijding van Jezus\' geboorte ?

2. Wat zeiden de engelen tegen de herders ?

3. Hoe luidt het jubellied der engelen?

4. Wat was oorzaak, dat Jezus\' geboorte zoo spoedig in \'t Joodsche land bekend werd?

5. Hebben rijkdommen en aardsche grootheden bij God ook waarde?

6. Waaruit blijkt dat?

7. Welk feest herinnert ons vooral aan Jezus\' geboorte ?

AC Hï- EN-TWIN TIGSTE LES.

DE BESNIJDENIS.

Acht dagen na de geboorte werd het kind Jezus, even als alle knaapjes, besneden, volgens het gebod

-ocr page 74-

68

door God aan Abraham gegeven, waarbij de joodsclie priester het kind eene kleine wonde maakte. Dit moest den Joden de vele weldaden herinneren van God ontvangen en tevens, dat ze Hem toebehoorden en trouw moesten blijven. Bij gelegenheid van de besnijdenis ontving \'t kind zijn naam, even als dit bij het doopsel geschiedt, en den Heiland werd de naam //Jezusquot; gegeven, zooals de engel Gabriël bevolen had, hetgeen in onze taal //Verlosserquot; beteekent. Zoo dikwijls gij dus den naam //Jezusquot; uitspreekt, noemt gij Dengene, die voor u is mensch geworden en van zonde en straffen verlost beeft. Van daar, dat gij dien naam altijd met aandacht en eerbied moet uitspreken en als ge zelf of een ander dezen naam uitspreekt, uit eerbied uw hoofd moet buigen, want Jezus uw Verlosser is tegelijk Gods Zoon, Wien ge alles verschuldigd zijt, vergiffenis van zonde en de hoop op zaligheid, ja zelfs de zekerheid daarvan, als ge Hem getrouw dient.

Bij den doop ontvangen alle christelijke kinderen ook een naam en wel van den eenen of anderen heilige, die weleer op aarde braaf en godvruchtig leefde en thans bij God in den hemel is. Uw naam herinnert u dus aan een heilige, wiens of wier godvruchtige levenswandel gij op aarde moet navolgen, zoo ge eens in zijne hemelvreugde wilt deelen. Eiken dag maar vooral op naam-en geboortedag moet ge u zijne deugden te binnen brengen en om voorspraak en bijstand smeeken, opdat ge niet alleen den naam van een heilige dragen, maar ook eens heilig en zalig moogt worden, in de eeuwigheid.

-ocr page 75-

69

Schenk Jezus I mij een van die kronen,

Die eeuwig dragen mijn patronen ;

Plaats mij eens aan Uw rechterhand Naast hen, in \'t hemelsch Vaderland!

VRAGEN.

1. Waartoe diende de besnijdenis?

3. Bij welke gelegenheid ontvingen de Joodsche kinderen een naam?

3. En welken naam ontving de Heiland en op wiens bevel ?

4. Wat beteekent de naam Jezus ?

5. \'Welken naam draagt gij?

6. Welke herinnering moet die patroonheilige in ons opwekken?

7. Wat moet gij dus doen om ook eens zalig te worden F

NEGEN -EN-T WINTIGSTE LES,

DE WIJZEN UIT HET OOSTEN.

Den Wijzen uit het oosten, ook wel drie koningen genoemd, maakte God, door eene wonderbare ster de geboorte van zijn Zoon bekend. Te Jeruzalem gekomen vroegen zij: // Waar is de nieuwgeboren Koning der Jodentquot; Wij keilen zijne ster in \'t Oosten gezien en zijn gekomen om hem te aanbidden. Toen koning Herodes dit vernam verschrok hij geweldig, vreezende dat de nieuwe koning hem rijk en kroon zou ontnemen.

Daar hij wist, dat de profeten veel van den beloofden Messias voorzegd hadden, ondervroeg hij priesters en schriftgeleerden omtrent de geboorteplaats des Heilands,

-ocr page 76-

70

Zij antwoordden hem : «Te Bethlehem, zoo toch heeft de profeet voorzegd.quot;

Daarna liet Herodes de drie koningen bij zich komen, onthaalde hen vriendelijk en zeide: u Gaat naar Bethlehem, het hind zoeken en als ge het gevonden en aanbeden hebt, komt het m j dan zeggen, opdat ik het ook kan gaan aanbidden!\' De meening van Herodes was evenwel om het Kind te dooden. Zoodra de Wijzen buiten Jeruzalem kwamen, verscheen hun de ster wêer en ging hun vooraf naar Bethlehem, alwaar ze staan bleef boven de plaats, waar het kind zich bevond. Binnengaande vielen zij neder met een geloovig en liefdevol hart, aanbaden en gaven \'t kind kostbare geschenken als goud, wierook en myrrhe. Zij waren de eerste heidenen, die tot \'t geloof geroepen werden en de geboorte van den Messias aan de heidenwereld bekend maakten.

Leer hier van de Wijzen de goede ingevingen, werken en geboden Gods, stipt en vaardig te volbrengen en uwe eigen inzichten mistrouwen, dan zal God zelf de ster zijn, die u, als ge Hem volgt door de wereld heen, naar den hemel zal geleiden. Herinner u, lief kind! op \'t Driekoningenfeest, hunne aankomst te Bethlehem en spiegel u vooral aan hun geloof, hunne hoop en liefde. Val met hen in \'tstof neder en aanbid dat Kind als den Zoon Gods en bedank het voor zijne mcnsch-wording en geboorte. Schenk het Jezuskind geheel uw hart als dankoffer en beloof, dat ge altijd den weg der deugd zult bewandelen, al moet het u ook bespotting, vervolging, ja zelfs het leven kosten.

-ocr page 77-

71

Dc Joden, die profeten hooren ,

Zij sluiten oog en harten dicht;

Een ster, wier licht niet treft de ooren Toont aan de Wijzen \'t godd\'lijk wicht.

Wij knielen met de Wijzen neder,

En willen wreken Jezus\' hoon.

En roepen met geloovig harte:

Zeer wis 1 Gij zijt Gods mensohenzoon !

VKAGEN.

1. Waardoor maakte God de geboorte van Jezus aan

de Wijzen bekend ?

3. Wie wees hun den weg?

3. Wat vroegen de Wijzen te Jeruzalem?

4. Hoe nam Herodes die vraag op?

5. Wat deed hij om de geboorteplaats te ontdekken ?

6. Wat deed Herodes, toen hem Bethlehem als zoodanig was aangewezen?

7. Met welk doel?

8. Welke geschenken otterden de Wijzen aan het Kindje ?

9. Wie waren de eerste geloofsboden, die Jezus\' menschwording aan de heidenen bekend maakten ?

10. Op welken dag herinnert ons de Kerk de aanbidding der Wijzen ?

DERTIGSTE LES.

DE OPOFPERmG IN DEN TEMPEL.

God had den Joden bevolen ieder eerstgeboren knaapje, 40 dagen na de geboorte, in den tempel aan Hem op te offeren en bij die gelegenheid, wanneer de

-ocr page 78-

72

ouders vermogend waren, een lam te slachten en als offer te verbranden; waren de ouders arm, dan was God met een paar tortelduiven of jonge duiven tevreden. Ingevolge dat gebod gingen Maria en Jozef met het Kind, veertig dagen na de geboorte naar Jeruzalem, om het in den tempel aan God op te dragen en offerden een paar tortelduiven. Door Gods geest geleid, bevonden zich op hetzelfde uur, de vrome Simeon en de god-vreezende Anna ook in den tempel. Simeon had de belofte ontvangen niet te zullen sterven, alvorens den Verlosser gezien te hebben. Nauwelijks was de heilige familie in den tempel gekomen of zij erkenden door Gods ingeving, in dat kind hun Heiland en Verlosser, namen het vol vreugde op hunne armen, loofden en prezen God met luider stem. nlleer!quot; riep Simeon in vervoering uit, nlaat nu Uw dienaar in vrede sterven, volgens Uw woord; want mijne oogen hebben Uw Heil gezien,quot; Door God voorgelicht, spraken Simeon en Anna veel en allerwege over Jezus, waardoor de geboorte van den Heiland meer en meer bekend werd.

Jaarlijks herinnert ons de Kerk deze gebeurtenis op het Lichtmisfeest, ook wel Maria-zuivering genoemd, om ons de nederigheid en den ootmoed voor oogen te stellen, waarvan Jozef, Maria en Jezus zulke schitterende bewijzen gaven, door zich aan eene wet te onderwerpen, welke op hen niet van toepassing was.

Op dezen dag worden ook kaarsen gewijd, ten dienste der godsdienstoefeningen. Die brandende kaarsen beduiden ons, dat Jezus //het licht der wereld is,quot; wijl Hij door zijne heilige leer en goddelijke genade alle

-ocr page 79-

73

menscben tot de keunis Gods en tot al het goede voorlicht.

Vraag dagelijks mijn kind! om die bovennatuurlijke verlichting, vooral dan als ge een licht ontsteekt of ziet ontsteken en smeek tot uw hemelscben Vader eu tot Jezus uw Heiland:

Zou ik het offer van mijn leven Weigeren, aan mijn God en Heer ?

Neen, wat ik ben, mijn doen en streven.

Leg ik, aan Jezus\'voeten neêr.

VKAGEN.

1. Wanneer werd Jezus in den tempel aan God opgedragen?

2. Wat moesten de vermogenden, wat de minvermogenden bij die gelegenheid offeren?

3. Wat offerden Maria en Jozef?

4. Welke belofte had Simeon ontvangen?

5. Wat zeide Simeon?

6. Wanneer herinnert ons de Kerk deze gebeurtenis?

7. Wat beduiden de brandende kaarsen bij de godsdienstoefeningen ?

8. Wanneer worden die gewijd?

EEN-EN- DE RTIGSTE LES.

DE JEUGD VAN JEZCS.

Toen Herodes zag dat de Wijzen niet terugkeerden, wijl deze, in een droom door God vermaand, langs een anderen weg trokken, besloot hij, gelijk ge weet, te Bethlehem en omstreken alle kinderen te vermoorden,

4

DE GELOOFSCLLIJÜENIS.

-ocr page 80-

74

die twee jaar of daar beneden oud waren, vertrouwende, dat zoodoende ook Jezus gedood zou worden, die evenwel, op ingeving eens engels aan Jozef gedaan, door de vlucht naar Egypte gered werd. Zoo beschermt God de zijnen. Wanneer gij dus braaf en godvruchtig leeft, dan zal God u ook nooit verlaten. Denk vooral daaraan op \'t feest der Onnoozele kinderen, hetwelk de Kerk, drie dagen na Kerstmis, jaarlijks viert ter herinnering aan den moord op die lieve kinderen, volgens zekere meening veertig duizend in getal, gepleegd. Na den dood van Herodes keerde de heilige familie op bevel des Engels, terug naar haar vaderland en vestigde zich te Nazareth.

Twaalf jaren oud zijnde, reisde Jezus met zijne ouders naar Jeruzalem om \'t Paaschfeest te vieren. Terwijl Jozef en Maria reeds weêr van daar vertrokken waren, bleef Jezus achter. Jozef was in de meening, dat Jezus bij Maria, en Maria dacht, dat Hij bij Jozef was. Na eene reis van drie dagen ontdekten zij hun verlies.

Met droefheid keerden zij op hunne schreden terug, overal vragende en zoekende tot dat zij den kleinen Jezus tot hunne groote vreugde in den tempel vonden, waar Hij bezig was de Schriftgeleerden te antwoorden. Aanstonds ging Hij met hen meê naar huis, was hun onderdanig en nam toe in wijsheid en welbehagen bij God en de menschen, zooals de H. Schrift getuigt. Welk een schoon voorbeeld, uwe navolging overwaardig, geeft hier het lieve Jezus-kind! Het was zijne vreugde in den tempel te verwijlen, te bidden, van zijn hemelschen Yader te spreken of te hooren spreken en in alles gehoorzaam

-ocr page 81-

75

te zijn. Gij ook moet altijd aandachtig bidden, gaarne naar kerk, school en catechismus gaan en aandachtig toeluisteren, als er van God of Jezus gesproken of geleerd wordt, dan handelt gij als Jezus en zijt God en menschen welgevallig.

De lieve Jezus was zijnen ouders eu leermeesters ook onderdanig en gehoorzaam. Hij gaf u hierin eveneens, \'t schoonste voorbeeld. Nergens was Hij te zien, dan bij zijne t ders, in den tempel of op school, langs de straten slenteren kende Hij niet. Ontloopt gij dus \'t ouderlijke huis, de kerk of school, weet dan wel, dat ge niet op Jezus gelijkt en dat ge God onmogelijk kunt welgevallig zijn, en noch aan Hem noch aan de menschen behagen.

Geef Jezus ! toonbeeld van mijn leven.

Onvermoeid er naar te streven,

Om U te volgen op den voet.

Zooals een deugdzaam kind steeds doel.

VEAGEN.

1. Wat deed Herodes toen de Wijzen niet tot hem terugkeerden ?

2. Hoe kwam het, dat Jezus niet vermoord werd?

3. Welken dag herinnert ons de Kerk den moord der Onnoozele kinderen ?

4\', Wanneer keerde de H. Familie naar Nazareth terug?

5. Bij welke gelegenheid verloren Jozef en Maria den kleinen Jezus?

(5. Waar vonden zij Hem terug\'?

7. Wat deed Jezus in den tempel?

-ocr page 82-

76

8, Wat getuigt de H. Schrift van Jezus\' kinderjaren en mannelijken leeftijd, tot aan zijn dertigste jaar?

9. Wat moet gij in navolging van Jezus doen\'?

ïWEE-EN-DERTIGSTE LES.

JOANNES.

Joannes, bijgenaamd de Dooper, was de voorlooper en wegbereider van Jezus. Hij leerde en diende op bevel des Heeren den menschen \'t doopsel van boetvaardigheid toe, en hield zijn verblijf in de woestijn, in de nabijheid van eene rivier, Jordaan geheeten. Daar leefde Hij uiterst boetvaardig en streng, zoodat hij niets anders dan wilden honig at en water dronk. Een ruig haren kleed, omvat door een lederen gordel, bedekte zijn lichaam.

Liefdevol, maar tevens berispend en bestraffend waren de leerredenen door hem gehouden, en allen beoogden de harten tot boetvaardigheid te stemmen. Op den roep van zijn streng en vroom leven, alsmede door het ongewone van zijn optreden en zijne predikatiën, kwamen er vele menschen uit Jeruzalem en omstreken tot hem iu de woestijn. Zonder aanzien van persoon hield hij hun de fouten en misstappen voor oogen en vermaande de menigte van leven te veranderen en God om vergiffenis te smeeken. De van goeden wille doopte hij, door hen, staande in den Jordaan, met water te overgieten, om zoo te leeren en aan te duiden, dat, zooals het water het lichaam van vuilheid reinigt, ook hunne zielen van de zonde gezuiverd moesten worden.

-ocr page 83-

I

111

Velen geloofden, dat hij wellicht de beloofde Messias was, daartoe gebracht door zijne strenge en vrome levenswijze en zielroerende onderrichtingen. Toen Joannes dit merkte zeide hij: nik doop slechts met ivater tot loetvaardigheid en verbetering des levens. Weldra zal er echter één komen, die grooter is dan ih, wiens schoenriemen ik niet waardig hen te ontlinden, deze zal u met den heiligen Geest doopenquot;

Op zekeren dag kwam ook Jezus tot Joannes in de woestijn en God gaf hem te kennen, dat deze de Heiland was, Joannes, Jezus ziende, sprak toen op plech-tigen toon aldus tot het volk; „Ziedaar! het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Deze is het van Wien ik gezegd heh: Na mij komt een man, die voor mij loas, loant Hij was eerder dan ik.quot;

Joannes noemde Jezus een lam, wijl de joden tot boete der zonden in den tempel lammeren moesten offeren en Jezus zich ook eenmaal vrijwillig als een lam, tot vergiffenis voor onze zonden, aan \'t kruis zou opofferen. Joannes zeide, dat Jezus voor hem was geweest en toch was Joannes alsmensch ouder, maar hij doelde op Jezus\' Godheid, welke van eeuwigheid is.

Nu vroeg Jezus aan Joannes Hem te doopen, hetwelk hij na eenige tegenkanting ook deed, wijl hij zich daartoe onwaardig achtte. Toen hij Hem gedoopt had, opende zich de hemel en de H. Geest in de gedaante eener duif daalde over Jezus neder en eene stem werd gehoord, die zeide: udeze is mijn welbeminde Zoon, in ivien ik mijn welbehagen heb genomenquot;

.

-ocr page 84-

78

Vcrbveck Heer! wat mij houdt gebouden Aan duivel, wereld, vleesch en zonden ;

Lam Gods! geef dat Uw bloed cn pijn Voor mij toch niet verloren zijn.

VEAGEN.

1. Wie is Joannes?

2. Waar verbleef hij en hoe was zijne levenswijze?

3. Wat beoogde Joannes met zijne leerredenen?

4. Wat gaf aanleiding, dat vele menschen hem in de woestijn bezochten?

5. Wat moest het doopsel met water aanduiden?

6. Wat zeide Joannes, om te kennen te geven dal-hij de Messias niet was?

7. Wat sprak hij, toen Jezus tot hem in de woestijn kwam?

8. Waarom noemde Joannes, Jezus een Lam?

9. Welk wonder geschiedde bij Jezus\' doopsel?

DRIE-EN-DEETIGSTE LES.

JEZUS WORDT BEKOORD.

Na gedoopt te zijn begaf Jezus zich naar de woestijn, bad en vastte aldaar veertig dagen en veertig nachten als voorbereiding voor zijn leeraarsambt. Zoon Gods en God met den Vader zijnde, wist Jezus alles wat Hij zou leeren en behoefde daarom geene voorbereiding, maar Hij deed dit om ons te leeren, niets gewichtigs te ondernemen, zonder door gebed en overweging daartoe te zijn voorbereid.

Bid daarom, liefkind! gaarne\'s morgens en\'s avonds

-ocr page 85-

79

en voor iederen arbeid, zooals dat ook gewoonlijk voor cn na schooltijd of Catechismus geschiedt.

Ter onzer onderrichting, hoe wij Satans bekoring moeten weerstaan, liet Jezus ook toe, dat de duivel Hem in de woestijn tot driemaal toe bekoorde.

Satan kwam tot Jezus en zeide: uIndien Gij de Zoon Gods zijt, maah deze steenen tot broodquot; Maar Jezus op God vertrouwende, die Hem reeds 40 dagen zonder spijs onderhouden had, sprak tot Satan : nBe mensch leeft niet alleen van hrood, maar van elk woord, dat uit Gods mond voortkomt.quot; Toen plaatste Satan den Heiland op een der hoogste punten van den tempel en zeide: nZoo gij de Zoon Gods zijt, tverp U dan van hoven neder, want er staat geschreven, de engelen zullen U op de handen dragen.quot; Jezus antwoordde: vin de heilige Schrift staat ook geschreven: gj z%dt God niet tergenquot; Nu toonde de duivel den Heiland vele rijken en heerlijkheden der wereld en beloofde Hem, dat alles te zullen geven, als Hij hem, n. 1. den duivel, aanbad. Jezus sprak echter met verontwaardiging: n Wijle van Mij Satan, want er staat geschreven, gij zult God alleen aanbidden en Hem alleen dienen.quot; Ontsteld vlood Satan nu weg en de engelen kwamen, dienden Jezus en brachten Hem spijzen.

Ook gij mijn kind! wordt nu en dan bekoord, dat is, tot zonde aangezet; dikwijls valt u iets kwaads te binnen of bevangt u de lust kwaad te doen of wordt gij door anderen aangezet zulks te doen. Jezus kou niet zondigen, maar gij wel, daarom moet ge in bekoring uwe toevlucht door een hartelijk gebed tot God nemen;

-ocr page 86-

80

ook zult ge, door aan Zijne alomtegenwoordigheid te denken, een afschrik tegen het kwaad in n trachten op te wekken en zoodoende zult gij geen gehoor geven aan de stem der verleiding en miskent ge de raadgevingen van uw Engelbewaarder niet.

Tot aandenken aan Jezus\' veertigdaagsche vasten, vasten wij van af 40 dagen voor Paschen tot aan dien feestdag, welke vasttijd voor de menschen, die den leeftijd van 31 jaren bereikt en geene reden van vrijstelling hebben, verplichtend is en groote vasten genoemd wordt.

Word ik bekoord, help mij dan strijden.

En ben ik traag, wek Heer, mijn moed!

Dan zal ik steeds de zonden mijden,

En leven braaf, oasehaldig, goed.

VEAGEN.

1. Had Jezus voorbereiding noodig?

2. Waarom bereidde Hij zich dan voor?

3. Waarom liet Jezus de bekoring van Satan toe?

4. Kunt ge ook zeggen, wat Satan deed en sprak om Jezus te verleiden?

5. Wat moeten wij doen als Satan of zijne mensche-lijke dienaars ons tot zonde trachten te verleiden\'?

6 Wat herinnert ons de veertigdaagsche vasten ?

7 Wie is verplicht te vasten?

8. Welke redenen verschoonen daarvan?

VIER-EN-DERÏIGSTE LES.

JEZUS\' EERSTE LEERLINGEN.

Toen de 40 dagen der voorbereiding voorbij waren, trad Jezus, dertig jaren oud zijnde, openlijk als leeraar

-ocr page 87-

81

der menschen op. Bij zijn vertrek uit de woestijn, keerde Hij terug naar den Jordaan en Joannes, die daar nog predikte en doopte. Hem ziende zeide nogmaals tot zijne leerlingen: nZiet daar! het Lam Gods, dat de zonden der ivereld wegneemt.

Twee leerlingen van den H. Joannes, Andreas en Joannes (later Apostel en Evangelist) volgden Jezus terstond, om van Zijne lippen lessen van levenswijsheid en waarheid te vernemen en vertoefden den geheelen dag bij Hem, Daarna ging Andreas terstond zijn broeder, Simon genaamd, opzoeken en verhaalde hem, dat de Messias gevonden was en leidde hem tot Jezus. Toen Jezus Simon zag zeide Hij tot hem: ugij heet Simon, maar voortaan zult gij Petrus (Steenrots) genoemd worden\'\' Den volgenden dag ontmoette Jezus op Zijn weg, zekeren Philippus, sprak hem aan en zeide; -nvolg Mijquot; en hij volgde Jezus. Het gezelschap van Jezus beviel Philippus zoo, dat hij zich tot zijn vriend Nathaniel, ook wol Bartholomeüs geheeten, spoedde om hem deelgenoot zijner vreugde te maken. Hij trof hem aan zittende onder een vijgeboom en riep hem toe: tnvj hebben den Messias gevonden, het is -Jezus van Nazareth, kom en zie!quot; Beiden gingen tot Jezus, die over Nathaniël aldus sprak: ziedaar in waarheid een Israëliet, in wien geen bedrog is\'\' Verwonderd over dat gezegde, vroeg Nathaniël: uvanwaar hent Gij mij? Jezus hernam: i/Voor dat u Philippus onder den vijgeboom riep, had ik u reeds gezienquot; Nu zeide Nathaniël, overtuigd van Jezus\' alwetendheid: n Meester, Gij zijt de zoon Gods, de koning van Israél!\'\'\' Jezus antwoordde: «gij gelooft,

4*

-ocr page 88-

82

wijl Ik zeide, u onder den vijgeloom gezien te hebben. Gij zult nocj grooter dingen zien dan dit. Foorwaar, Ik zeg u, gij zult den hemel zien openen en Gods engelen, hoven den Zoon des menschen, zien opklimmen en nederdalen.

Ziedaar! m. k., de eerste volgelingen van Christus en dus de eerste christenen, \'t kleine begin der Kerk; ziedaar! de vruchten van \'t geloof in Jezus Christus. Bedank God, dat Hij u ook geroepen heeft, buiten zoo vele anderen en toon dien dank, door te leven tot sieraad en niet tot schande van uw heilig geloof.

Zeg dikwijls :

Leerling wil ik zijn en sterven Van den Heer, die mij bemint;

Dan zal ik het rijk eens erven.

Dat ginds wacht het brave kind.

VRAGEN.

1. Wanneer trad Jezus als leeraar op?

2. Wat zeide Joannes, toen hij Jezus bij den Jordaan zag ?

3. Hoe heeten de twee eerste volgelingen van Jezus?

4. Wat zeide Jezus tot Simon ?

5. Wie was de vierde leerling van Jezus?

6. Wie geleidde Nathaniel tot Jezus?

7. Waaruit blijkt in deze les, dat Jezus alwetend was?

8. Wie ziin de eerste Christenen of eerstelingen der Kerk?

-ocr page 89-

83

VIJE-EN-DERïIGSTE LES.

EERSTE WONDER TE CANA

Eenige dagen na liet onderhoud met Nathaniel, was er een bruiloftsfeest te Cana, een stadje niet ver van Nazareth gelegen. Maria was daar en ook Jezus en zijne leerlingen waren onder de genoodigden. Als Jezus\' moeder bemerkte, dat er wijn ontbrak, verzocht zij haren god-delijken Zoon, overtuigd van Zijne almacht, in den nood te voorzien. In \'t eerst hield Jezus zich weigerachtig en antwoordde: umijn uur is nog niet gekomen,quot; (om wonderen te doen.) Later beval Hij evenwel den dienaren, zes kruiken met water te vullen en ze bij den hofmeester te brengen, die dit bevel, op aandrang van Maria, volbrachten. Na den wijn geproefd te hebben, verklaarde de hofmeester den bruidegom, dat de wijn kostelijk en hij, tegen den regel in, den besten wijn tot het einde van den maaltijd had bewaard. De leerlingen, die getuigen waren van dit wonder, geloofden nu nog meer in Jezus.

Dit wonder moet uw geloof in Jezus versterken, m. 1c. en uw vertrouwen op Zijne hulp in u bevestigen, Hij, die ons altijd helpen kan en wil.

Maria, zoo medelijdend met bruidegom en bruid is en blijft ook onze voorspreekster, in onzen geestelijken en tijdelijken nood en God verhoort, haar gaarne. Hebt ge dus behoefte, verlangt ge iets van den hemel, smeek dan hartelijk: //Bid voor mij Maria en uwe bede zal verhoord worden.quot;

-ocr page 90-

84

Zou \'k Hem geen vertrouweu scheuken,

Iioochenen de wonderkracht.

Van Hem, die met wijn komt drenken.

Door zijne almacht voortgebracht?

VEAamp;EN.

1. Wie verzocht Jezus een wonder te doen?

2. Wat antwoordde Jezus op \'t verzoek ?

3. Wie zette de dienaren aan, um te doen wat Jezus zeide?

4. Wat deden zij dan op Jezus\' bevel ?

5. Wat zeide de hofmeester, toen hij dat oorspronkelijke water geproefd had\'?

6. Wat leert ons dit mirakel?

ZES-EN-UERÏTGSTE LES.

CE RIJKE VISCHVANGST.

Jezus predikte inmiddels Zijne goddelijke leer, waardoor zich dagelijks meer en meer personen bij Hein aansloten. Zijne leerlingen bleven echter in die dagen nog niet altijd bij Hem, maar keerden nu en dan, weer tot huiine bezigheden terug, zooals Petrus, Andreas, Joannes en Jacobus, die visschers van beroep waren. Het gebeurde eens, dat Jezus bij hen kwam, nadat ze den geheelen nacht in \'t meer Genezareth gevischt hadden, zonder iets te vangen. Op\'t zien van Jezus, verzamelde zich daar aanstonds eene groote menigte menschen, be-geerig Zijn woord te hooren. Ten einde beter verstaan te worden beklom Jezus een schip, dat aan Petrus toebehoorde en richtte van daar uit zijn woord tot de

-ocr page 91-

85

menigte. TNTa afloop hiervan, beval Jezus Petrus, verder in zee te steken en het net uit te werpen. Petrus antwoordde: v Keer ! wij hébben reeds den geheelen nacht gearbeid en niets gevangen-, op Uw woord echter wil ik het net uitwerpenquot; En m. k. wie zou het denken, de vangst was zoo overvloedig, dat het net scheurde, door de zwaarte der visschen, waarmee zijn schip en dat van Jacobus en Joannes, tot zinkens toe gevuld werden. Het gezicht van dat wonder greep Petrus zoo aan, dat hij aan Jezus\' voeten viel en uitriep; // Heer ga van mij weg want ik hen een zondig mensch\'\' Jezus sprak tot hem: // Vrees niet, voortaan zult gij menschen vangenquot; d. i. zooals Ik oorzaak ben van deze vischvangst, zal Ik u ook helpen, om menschen voor mijne leer en Kerk te winnen. Nu verlieten zij alles en volgden Hem.

Leer uit dit wonder ra. k., dat alle arbeid, zonder (Jods bijstand en zegen vruchteloos is en zijne hulp daarentegen alles ten goede doet uitvallen. Bid daarom :

O, Vader ! help mij mijne plichten,

Met zuiver inzieht le verrichten,

Dan zal mijn arbeid altijd zijn,

Verdienstvol, heilig, zuiver, rein.

VKAGEN.

1. Waardoor nam het getal van Jezus\' leerlingen toe ?

2. Bleven zijne leerlingen toen reeds aan Zijne zijde ?

3. Welk beroep oefenden de. eerste leerlingen uit?

4. Waarom leerde Jezus van uit een schip?

5. Hoe was de vischvangst, op Jezus\'bevel begonnen?

6. Wat zeide Petrus tot Jezus?

-ocr page 92-

86

7. Wat sprak Jezus tot Petrus9

8. Hoe is dat te verstaan ?

9. Wat kunnen wij uit dit wonder leeren ?

ZEVEN-EN-DERÏIGSTE LES.

JEZUS GENEEST EEN VERLAMDE EN AV\'EKT EEN DOODE OP.

Toen Jezus op zekeren tijd te Capharnaüm, in zeker huis, eene groote menigte volks onderwees, brachten vier mannen op eeu bed, een zieke tot Hem, die door jicht verlamd was. Jezus bekend zijnde met het punt, waarop hun geloof stond, sprak tot den verlamde: // Wees getroost, mijn zoon, uvk zonden zijn u vergevenquot; Eenige Schriftgeleerden en Farizeën, daar ook tegenwoordig, dachten bij zich zei ven: uWj lastert God-,quot; God alleen kan zonden vergeven. Jezus die hunne gedachten kende sprak tot hen : u Waarom denkt gij kwaad in uwe harten? Wai is gemakkelijker te zeggen: uwe zonden zijn u vergeven of wel, sta op en wandelt En opdat gij zoudt weten, dat de Zoon des menschen macht heeft op aarde de zonde te vergeven, zoo beveel Ik u verlamde: 8ta op, neem uw led en ga naar huis ! Op dat gezegde richtte zich de zieke op en ging gezond naar huis.

Vrees en bewondering beving allen, die van dit wonder getuigen waren, zij verheerlijkten God en zeiden: „Zulke dingen hébben we nooit aanschouwd.quot;

Eens toen Jezus de stad Naïm bezocht, werd juist de eenige zoon eener weduwe grafwaarts gedragen. Jammerende en snikkende volgdeu de bedroefde moeder.

-ocr page 93-

87

vrienden en bekenden de lijkbaar. Door medelijden bewogen sprak de Heiland tot de troostelooze moeder: nwilniet weenen.quot; Naderbij gekomen zijnde, beteekende Hij de dragers stil te staan. Vervolgens sprak Jezus tot het lijk; u Jongeling, Ik zeg u, sta op!quot; De herleefde richtte zich op dat woord terstond op en sprak met de omstanders en Jezus gaf hem aan zijne moeder terug.

Alle getuigen van dit wonder werden met vrees bevangen en verkondigden luid Gods lof en zeiden ; «Een groot profeet is onder ons opgestaan en God heeft zijn volk bezocht.quot;

Wie lief kind! bewondert hier niet Jezus\' barmhartige liefde met het ongeluk van den mensch ! Wie roept hier niet uit: Waarlijk! Jezus is God, gelijk de Yader! Ja Jezus heeft macht over levenden en dooden; Hij is almachtig en kent het getal onzer zonden en hunne grootheid en bezit bij de macht om ze te vergeven, tevens den wil om ons, als we door de zonde, den geestelijken dood gestorven zijn, tot het leven der genade op te wekken.

Altijd mag ik dan vertrouwen.

Lieve Jezus! inden nood;

Altijd op Uw goedheid bouwen.

Zelfs, al was ik geest\'lijk dood.

VRAGEN.

1. Wat bewijzen de vier mannen, door dien zieke bij Jezus te brengen?

2. Waardoor bewijst Jezus den schriftgeleerden. Zijne alwetendheid ?

-ocr page 94-

88

3. Wie had Jezus gezegd, dat de zieke een zondaar was?

4. Hoe kon Hij het dan weten?

5. Hoeveel weldaden bewees Jezus den verlamde?

6. Wat bewoog Jezus den jongeling te doen herleven ?

7. Hoe kon Hij dat?

8. Kan een lijk hooien?

9. Wat moest Jezus dus eerst doen?

AGHT-EN-DERTIGSTE LES.

JEZUS\' WONDEREN IN HET ALGEMEEN.

Ontelbaar bijna en dus te veel om alle op te teekenen zijn de wonderen door Jezus\'almachtigen wil gewrocht; z/Ik wilquot; zoo sprak Hij en melaatschen waren gereinigd, blinden zagen, dooven hoorden, dooden leefden, ja zelfs stormen, zee en duivels moesten Hem gehoorzamen : Hij was Heer en Meester over de natuur en de bovennatuur.

Geen wonder, m. k. dat de wonderen door Jezus gewrocht heinde en ver weerklank vonden en de begeerten bij velen opwekten om Jezus, den Weldoener, van nabij te leeren kennen.

//Waarom deed Jezus zoovele wonderen,quot; vraagt gij wellicht, lieve kleine?

a) Vele vinden hun aanleiding in \'t medelijdend hart van den goeden Heiland. Een ongelukkige te zien, deed Hem weê. Ongelukken af te weren, wel te doen en gelukkig te maken naar ziel en lichaam, was Zijn eenig streven, het doel van Zijne komst op aarde, zoodat de H. Schrift naar waarheid zegt: uAl weldoende trok Hij rond.quot;

-ocr page 95-

89

b) Jezus verrichtte ecliter vooral zijne mirakelen oin daardoor de goddelijkheid van Zijne leer en zending en zoodoende de godheid van Zijn persoon te bevestigen. Daarom verrichtte Hij bij voorkeur zijne wonderen na afloop Zijner leerredenen, in tegenwoordigheid van vele menschen, om zoo het gehoorde woord, als Gods woord te doen aannemen, hetgeen meestal met gunstig gevolg geschiedde. Zoo immers moest het volk redeneeren; Hij, die zulke dingen doet, moet meer zijn dan een eenvoudig mensch ; want God alleen of hij, die daartoe de macht van God ontvangen heeft, kan zulke dingen ten uitvoer leggen; Jezus doet die wonderen ter bevestiging van zijne godheid; Hij is dus God en Zijne leer, eene goddelijke leer. Ja, m. k., Jezus\' wonderen moesten dienen tot bevestiging der waarheid zijner leer en zending door den quot;Vader. Vandaar, dat Jezus zeide; vindien Ik niet de werken Mijns Vaders doe, gelooft Mij dan niet; doe Ik ze ecliter, zoo rjelooft de werken, indien gij Mij niet gelooven wilt; opdat gij erkent en gelooft, dat Ik in den Vader hen en de Vader in Mij is.quot;

nGelooft gij in den Zoon Gods?quot; vroeg Jezus den blindgeborene, nadat Hij hem het gezicht geschonken had. De ziende riep in vervoering uit: uJa lieer, ik geloof.quot;

Wilt gij m. k., bij hem achterstaan in de uiting uwer geloovige\'gevoelens? Zeg dan: ja Heer, ik geloof alles wat Gij geleerd hebt, ik wil alles doen, wat Gij bevolen en nalaten, wat Gij verboden hebt. Gij zijt de Zoon Gods, mijn Heiland en Zaligmaker! en ik belijd;

-ocr page 96-

00

Mijn Jezus! Uwe wonderwerken Dragen Uwer almacht merken.

\'k Geloof, ontwijfelbaar en wis,

Dat Uwe zendiny goddelijk is.

VEAGEN.

1. Waardoor genas Jezus de zieken?

3. Wat toonde Hij te zijn door zijne wonderen?

3. Waarom kwamen zooveel menseben tot Jezus ?

4. Waarom deed Jezus wonderen?

5. Wanneer verrichtte Jezus zijne wonderen ?

6. Waarom?

7. Tot welke gevolgtrekking moesten de getuigen Zijner wonderwerken komen?

NEG EN-EN-DERTIG STE LES.

BENOEMING EN ZENDING DEK APOSTELEN.

Zooals ge reeds gehoord hebt, lieve kleine! werden de volkmassa\'s, die begeerig waren, Jezus te zien en te hooren, dagelijks talrijker, getrokken door \'t ongewone van Zijn optreden, Zijne wonderkracht en ongekende leer. Op zekeren dag zeide de Heiland tot Zijne leerlingen : nde oogst is groot, maar het getal arleiders klein. Bidt derhalve den Heer des oogstes, dat Hij arleiders in Zijn oogslveld zen de \\quot; Den nacht hierop volgende, bracht Jezus op een berg in het gebed verzonken door en riep tegen den morgen Zijne leerlingen te zamen en koos er twaalf apostelen of\' gezanten uit, die Hij twee aan twee uitzond om \'t Evangelie nu en na Hem

-ocr page 97-

91

te prediken. De namen dezer twaalf apostelen zijn: Petrus en Andreas, zijn broeder; de twee gebroeders Jacobus en Joannes; Philippus en Bartholomeüs; Matheus en Thomas; Jacobus en Judas Thaddeüs, en Simon en Judas (verrader.)

Bij hun vertrek schonk Jezus hun de macht om zieken te genezen en duivels uit te drijven, waaraan Hij de volgende vermaningen en voorzeggingen knoopte. n Gaat den verloren schapen van Israels huis prediken , dat \'t hemelrijk nabij is.quot; „Ziet Ik zend u als schapen onder de wolven.quot; nWeest voorzichtig als slaii\' gen en eenvoudig als duivenquot; Om mijnentwille zullen u de menschien op allerlei manieren vervolgen. De leerling is immers niet hoven den meester ? Vreest hen niet, die \'t lichaam kunnen dooden, maar Hem, die lichaam en ziel in de hel kan werpen. Belijdt Mij vrijmoedig voor de mcnschen, ook Ik zal u dan voor Mijn Vader erkennen. Neemt uw kruis op en volgt Mij enzquot;

Daarna verlieten Hem de Apostelen en predikten in steden en dorpen, boetvaardigheid en het nabijzijn des hemelrijks, terwijl ze, even als Jezus, de waarheid hunner leer door teekens en wonderen bevestigden. Naast de Apostelen, koos Jezus nog 72 leerlingen, om twee aan twee op die plaatsen, voorbereidings-oefeningen te houden, waar Hij later zelf ging prediken, en ook zij ontvingen de macht wonderen te doen. Was de prediking in deze of gene plaats afgeloopen, dan keerden zij tot Jezus terug en verhaalden Hem hun wedervaren, welke waarheden zij verkondigd hadden, hoe hunne woorden door \'t volk waren opgenomen en welke won-

-ocr page 98-

92

deren zij verricht hadden. Dien korten rusttijd besteedde Jezus om hen zeiven te onderwijzen en Zijne leer nader te verklaren en op te helderen, wijl zij na zijne hemelvaart in zijne plaats, der wereld alles wat zij van Hem gehoord en gezien hadden moesten verkondigen. Merk hier, lieve kleine! den aanwas der Kerk. Het zestal, hetwelk bij \'t begin van JezusJ prediking aan den Jordaan, tot de gemeenschap toetrad , waarvan Hij 5t hoofd was, is hier reeds tot zulk een groot getal aangegroeid, dat Jezus naar welgevallen uit hun midden eene keuze kau doen; de vrouwen ongerekend.

Weldra zou Jezus henen gaan,

En tot Zijn Vader keeren,

Daarom stelt Hij apostelen aan,

Om in Zijn plaats te leeren.

A^RAGEN.

]. Waarom bad en beval Jezus den Apostelen te bidden ?

2. Hoeveel Apostelen koos Jezus?

3. Waarom?

4. Kunt ge de namen der Apostelen opnoemen?

5. Welke macht ontvingen ze bij hun vertrek ?

6. Waardoor bevestigden de Apostelen de waarheid hunner leer?

7. Hoeveel leerlingen koos Jezus, en waarom?

8. Wat deden de Apostelen als ze nu en dan bij Jezus waren ?

9. Wat deed Jezus in dien rusttijd?

-ocr page 99-

93

10 Waaruit kunt ge reeds op dien tijd den aanwas der Kerk afleiden ?

VEERTIGSTE LES.

JEZUS IS PROFEET.

Zooals gij weet, m. k. toonde de Heiland ontegensprekelijk God te zijn door de wonderkracht, die van Hem uitging en deze waarheid bevestigde Hij nader, door toekomstige dingen en gebeurtenissen te voorzeggen, welke een mensch onmogelijk kan weten.

Alles wat Hij voorzegde is juist zoo geschied als voorzegd was.

Het volgende diene tot bevestiging van mijn gezegde, aldus sprak Jezus.

a) Bij gelegenheid van zijn feestelijken intocht binnen Jeruzalem, sprak Jezus met betraande oogen; Er zullen dagen leomen over u Jeruzalem, waarop uwe vijanden u van alle kanten met een toal omringen, u insluiten en van alle zijden zullen beangstigen.quot;

n U en moe Idnderen zullen zij verdelgen en geen steen in n op eilander laten\'\' Deze voorzegging zag 37 jaren na Jezus\' dood hare vervulling. Eomeinsche legers sloten de stad van alle kanten in, juist op een tijdstip, dat duizende joden uit alle deelen des rijks, ter feestviering te Jeruzalem vergaderd waren.

h) Voorden laatstenkeer met zijne leerlingen naar Jeruzalem gaande, voorzegde de Heiland hun zijn lijden en dood met de volgende woorden; uNu zal aan den Zoon des menschen alles vervuld ivorden, wal de profeten van

-ocr page 100-

94

Kern voorzegd heihen; men zal Hem gevangen nemen, bespotten, bespuwen, aan de heidenen overleveren en eindelijk kruisigen; maar op den derden dag zal Hij weêr levend uit het graf opslaan.quot; De Zoon des menschen hier bedoeld is Jezus Christus, ouze Verlosser en Zaligmaker, en dat de voorzeggingen letterlijk zoo aan Hem zijn vervuld m. k., hebt ge reeds meermalen gehoord.

c) Bij gelegenheid van \'t laatste Avondmaal sprak Hij met bewogen stem tot de Apostelen; //Een vanu zal Hfj verraden.quot; En toen Judas nadat eenigen gevraagd hadden, ook vroeg; uHeer ben ik het 1quot; antwoordde de Zaligmaker; ngij hebt het gezegd.quot;

d) u Gij allen suit dezen nacht in Mij verergerd worden en Mij verlatenquot; aldus ging Hij voort. Daarop legde Petrus de plechtige verklaring af: nals allen u verlaten, ik Heer zal U niet verlatenquot; De Heiland antwoordde hem: uvoordat de haan dezen nacht tweemaal gekraaid heeft, zult gij Mij driemaal verloochend hebben,

é) Dat de kerk zou lijden en te midden van strijd en vervolging aangroeien en tot het einde der tijden zou voortduren, profeteerde de Verlosser met de woorden ; uBe poorten der hel (uwe vijanden) zullen niets tegen haar vermogenulh zal met u zijn tot aan de voleinding der dagen!quot; «Ze hebben mij vervolgd, ook gij zult vervolgd wordenquot;

Lieve kleine! leg hier de overtuiging van uw geloovig hart aan Jezus harte bloot en zeg met Petrus: vlieve Jezus! Gij zijt de Zoon van den levendigen Godquot; Ik geloof Uw woord, ik hoop en vertrouw op Uwe beloften, ik bemin U, omdat Gij mij arm kind zoo innig liefhebt.

-ocr page 101-

95

Gij weet, Heer, wat gebeurt op aarde.

En kent geheel der toekomst waarde;

Wat thans gebeurt ontgaat D niet:

Wat ia er dat Uw oog niet ziet?

VRAGEN.

1. Kan een mensch uit zich zelf de toekomst ontsluieren ?

2. Wie kan dat wel?

3. Wat moet Jezus dus zijn?

4. Kunt ge ook eenige profetieën opnoemen?

5. Moet de vervulling der profetieën van \'t lijden der Kerk in ons niet de zekerheid opwekken , dat ook de voorzeggingen van haren triomf zullen bewaarheid worden?

6. Met welke woorden heeft Jezus hare overwinning voorzegd?

EEN-EN-VEERTIGSTE LES.

JEZUS\' DEUGDEN.

Door de nederigheid, de bron van alle deugden, bekroonde de Heiland zijn werk: //7k ben niet gekomen, om gediend te ivorden] maar om te dienenquot; zoo sprak Hij. Door de nederigheid, die hem bezielde, verbood Hij eenige zijner wonderen openbaar te maken; den duivels, die Hem als Zoon Gods uitriepen, legde Hij \'t zwijgen op en toen het volk, na de wonderbare broodvermenigvuldiging Hem koning wilde maken, verborg Hij zich. Jezus zocht dus zich zeiven niet, maar wel de eer des Vaders. Zachtmoedig, ootmoedig en vredelievend van

-ocr page 102-

96

harte zijnde, wees Hij niemand terug, die Hem met eene goede meening naderde, zoodat Hij de Apostelen berispte, toen zij de kinderen, gebracht om Zijn zegen te ontvangen, wilden verwijderen. Jezus zegende hen en zeide: uals gij niet aan deze hinderen gelijk wordt, zult ge het rijk des Kemels niet linnengaan.quot; Toen twee van Jezus\' leerlingen vuur van den hemel wilden doen nederdalen op eene stad, welke hen niet wilde opnemen zeide Hij: // Gij toeet niet van wellen geest gj zijt.quot; Be Zoon des menschen is niet gekomen om zielen te verdelgen, maar om te redden. Geduldig verdroeg Hij de aanvankelijke ongemanierdheid eu kleingeestigheid Zijner Apostelen, even als den last der zieken, welke in groote menigte, genezing bij Hem zochten. De dood van Lazarus deed Hem tranen storten; Hij werd door medelijden bewogen met de weduwe van Naïm en riep haren zoon tot het leven weer. De zondaars, die zich wilden bekeeren, vonden zijn hart en armen open om hen te ontvangen. In de gelijkenis van den verloren zoon, leerde Hij ons Zijne liefde en barmhartigheid met de zondaars kennen; terwijl Hij verharde zondaars, zooals de farizeën en schriftgeleerden, bestrafte en hun verwijtingen deed over hunne boosheid en zonden. Dag en nacht was Hij bezig met de eer Zijns Yaders en \'t heil der menschen te bevorderen; \'s nachts door bidden en des daags door onvermoeid in de ondragelijkste hitte, langs ongebaande wegen, de leer Zijns Vaders te verkondigen en \'t verloren schaapje op te zoeken. uilen goede herderquot; zeide Jezus: «geeft zijn leven voor zijne schapen,quot; hetgeen Hij later ook feitelijk heeft gedaan.

-ocr page 103-

97

Als Jezus, die alles was, zich zoo vernederde, zult gij u dan, m. k. op iets verhoovaardigen, gij die niets zijt? Neen, Heer!

Ik was en ben en zal niets wezen,

Dan dat, wat Godes gunst mij maalit,

Dit kan ik in mij zeiven lezen ;

Heil hem! die dus den trots verzaakt.

Neem weg, Heer ! de verblindingsdoeken ,

Geef mij de deugd van ned\'righeid.

Opdat ik U, mij zelf niet zoeke.

Waaraan Uw Rijk is toegezeid.

VRAGEN.

1. Kent gij eene deugd, die Jezus niet bezat?

2. Welke deugd schitterde vooral in al zijn doen en laten ?

3. Waarom is de nederigheid zulk eene schoone deugd ?

4. Kunt ge ook eenige voorbeelden aanhalen aangaande Jezus\' nederigheid ?

5. Noem eenige voorbeelden van Zijne naastenliefde,

TWEE-EN-VEERTIGSTE LES.

4 Art. des geloofs.

DIE GELEDEN HEEFT ONDER PONTIUS PILATÜS, IS GEKRUIST, GESTORVEN EN BEGRAVEN.

Jezus wordt vervolgd.

Ondanks al die weldaden en deugden kon Jezus evenwel den haat niet ontgaan der bedorven menschen, wier gedrag Hij door de waarheid te toonen, tevens veroordeelde. Sommigen verachtten Hem wegens zijne afkomst.

I)F GELOOFSBELIJDENIS. 5

-ocr page 104-

98

üe vleeschelijke Joden, die in den Messias een grooten koning verwachtten, konden zich zelf niet overreden, noch door Jezus daartoe gebracht worden, in Hem, een zoo arm en nederig mensch, den Messias te erkennen. Anderen haatten Hem, zooals de Schriftgeleerden en Farizeën, wijl zij Hem Zijn roem benijdden en niet konden verdragen, dat Hij hunne schijnheiligheid en ondeugden openlijk verweet en hunne hoovaardigheid en hebzucht op de kaak stelde. Weêr anderen mochten Hem niet, wijl Hij den ondergang van stad en tempel voorzegd had. Hoe hoog evenwel de haat ook steeg, niemand kon iets ter Zijner beschuldiging inbrengen, noch Hein van eene zonde beschuldigen.

Vandaar, dat ze dikwijls beproefden om Hem in zijne woorden te vangen, maar telkens moesten zij beschaamd afdeinzen. Met spijt zagen zij, dat eene groote menigte den Heiland was toegedaan en steeds toenam. Dit alles was te veel voor hunne gekwetste eerzucht en hun hoogmoed , en zij gingen beraadslagen , hoe zij hun sinds lang gekoesterd plan, dat bestond in Hem te dooden, zouden ten uitvoer brengen en traden tot dat einde met Judas, den verrader, in onderhandeling. Zie eens lief kind! waartoe haat den mensch kan brengen; hij maakt hem zelfs tot moordenaar.

Verwijder daarom terstond de kleinste afgekeerdheid uit uw hart en bemin uwe naasten zóó, als gij door God en anderen wenscht bemind te worden.

Tel mij nooit Heer! tot Cain\'s kind\'ren,

Verdrijf van mij, al wat kan hind\'ren De liefde, en geef mij toch wat schaadt Aan trotsehheid, baatzucht en den haat.

-ocr page 105-

99

VRAGEN.

1. Waarom haatten eenigen Jezus?

2. Waarom verafschuwden Hem de vleeschelijke Joden ?

3. Wat was de reden, dat Schriftgeleerden en Farizeiin den Heiland haatten?

4. Konden zij iets ter beschuldiging van Jezus inbrengen?

5. Wat beproefden zij dan?

n. Met welk gevolg?

7. Hoe namen zij het op, dat het volk Jezus zon aanhing?

S. Waarover liepen hunne beraadslagingen?

9. Hoe is de naam van hun snooden handlanger?

DRIE-EN-VEERTIGSTE LES.

JEZUS\' FEESTELIJKE INTOCIIT IN JERUZALEM.

Toen Jezus\' vijanden ter beraadslaging bijeen waren, zeiden zij : // Wat staat er te doen, wijl deze mensch zoo vele wonderen verricht ? Indien we Hem laten begaan , zullen allen nog in Hem gelooven en wij muitend en veracht worden. De hoogepriester stond op en sprak: «Hij moet derven; want het is heter, dat één mensch dan dat het geheele volk te gronde gaat.quot; Allen stemden daarmede in en er werd besloten het plan zoo spoedig mogelijk te voltrekken en zeer geheim te houden, want lekte er iets van uit, dan zou naar waarschijnlijkheid het volk, dat bij duizendtallen ter viering van \'t Paasch-feest fe Jeruzalem was, in opstand komen. Tegen zijn

-ocr page 106-

100

wil en weten sprak de hoogepriester hier eene troostvolle waarheid, want het is goed, dat Jezus voor ons gestorven is; was Hij niet gestorven, dan waren wij voor eeuwig verloren geweest.

Zeven dagen vóór \'t Paaschfeest ging Jezus met zijne leerlingen naar Jeruzalem. In de nabijheid der stad gekomen, zond Hij twee leerlingen vooruit, om in de stad eene ezelin voor Hem te halen. Inmiddels was Hem reeds eene groote menigte te gemoet gesneld, welke kleederen eu boomtakken op den weg spreidde en Jezus op de ezelin gezeten stadwaarts begeleidde, onder den jubelkreet: ugeluh en heil Hem, den Zoon van David! Geloofd is Hij, die daar homt in den naam des Heer en!quot; Te midden dezer jubelende menigte, vervolgde Jezus peinzend zijn weg, wijl Hij wist, dat de zelfde volksschare over eenige dagen roepen zoude: nlVefj met Hem! Aan \'t kruis!quot; en de schrikkelijke straffen voor zijn geest zweefden, die den Joden als gevolg hiervan zouden overkomen. Diep greep dit alles in de ziel van Jezus, Hij was zóó zeerover \'t ongeluk der menschen bedroefd, dat Hij begon te weenen en meewarig sprak: // Ongelulckige stad, ach ! dat ge \'t op dit oogenhlilc nog erlendet, Hoe dikwijls heb Ik uwe inwoners (tot geloof in Mij) willen verzamelen, gelijk eene hen hare jongen liefdevol onder hare vleugels vereenigt; maar gij helt niet gewild.quot; Daarna voorzegde Hij den ondergang der stad, zooals ge reeds vernomen hebt.

Jezus weende: welk eene barmhartigheid, welk eene liefde! Zoo gaarne had Hij die menschen voor zich gewonnen en gelukkig gemaakt, maar zijn arbeid werd miskend en zijne stem niet gehoord.

-ocr page 107-

101

Jaarlijks herinneren wij ons op Palmzondag, den feestelijken intocht van Jezus binnen Jeruzalems muren en wordt er palm gewijd als zinnebeeld onzer vreugde.

Schaar u niet, lief kind! onder deze ondankbare menschen, maar dank Jezus voor alles wat Hij voor u deed, door steeds getrouw naar Zijne stem te luisteren.

O, Jezus! dien de hcêm\'len prijzen,

Ik offer TJ, mijne eerbewijzen;

Ik loof en prijs, ik benedijd

U hier en in de eeuwigheid!

VRAGEN.

1. Welke vraag opperde de raad?

2. Wat zei de hoogepriester ?

3. Vond zijne uitspraak bijval?

4. Welk besluit werd er genomen\'!

5. Wanneer ging Jezus naar Jeruzalem ?

6. Welk lied zong de jubelende menigte ?

7. Waarom was de Heiland te midden van zooveel feestvreugde bedroefd ?

S. Wat zeide Jezus, door droefheid overstelpt?

9. Wat herinnert ons Palmzondag en waarom wordt er dan palm gewijd?

VIEK-EN-VEERTIGSTE LES.

INSTELLING VAN \'T HEILIG ALTAAR-SACRAMENT.

Donderdag tegen den avond ging Jezus naar de zaal, welke op zijn bevel tot het nuttigen van \'t paaschlam was gereed gemaakt en deelde zoodoende in \'t alge-

-ocr page 108-

102

meen voorschrift der Joden om op Paschen een lam zij te slachten, tot aandenken aan den woudervollen tocht de uit Egypte.

Toen nu \'t avondmaal, d. i. het paaschlam genuttigd was, nam Jezus brood in zijne heilige handen, zegende het, brak het, gaf hel aan zijne leerlingen en zeide :

nNeemt en eet: dit is Mijn lichaam.quot; Evenzoo nam Hij den kelk, waarin wijn was , zegende dezen en reikte hem den leerlingen over, zeggende: uDrinkt allen hier uit ; dit is Mijn bloed, hetwelk voor u en velen zal vergoten worden tot vergiffenis der zonden. Boet dit tot Mijne gedachtenis. De Heiland veranderde hier brood in Zijn lichaam en wijn in Zijn bloed en beval den Apostelen en hun opvolgers. Bisschoppen en priesters hetzelfde te doen, aan welk bevel de priester, door het H. Offer der Mis eiken morgen voldoet.

Deze heilige handeling kostte Jezus even weinig moeite m. k., als de verandering van water in wijn, op de bruiloft te Cana. Hij sprak : //Ik wil, wordt gezond en de zieken waren genezen; Ik wil, wordt ziende en de blinden zagen; staat op dooden en zij stonden op en leefden. Door dezelfde almacht, werd brood zijn lichaam en wijn zijn bloed.

Tegenwoordig zijnde bij \'t H. Misoffer, denk er dan aan, m. k., dat daarin hetzelfde wonder geschiedt,

hetwelk Jezus bij \'t laatste Avondmaal verrichtte. Daar ook verandert de priester brood in Jezus\' aanbiddelijk lichaam en wijn in Zijn glorieus bloed. Aanbid den goeden Heiland met een heilig ontzag en geloovig hart in dit Altaarsacrament en bedank Hem voor Zijne liefde,

-ocr page 109-

103

zijn lijden en sterven en offer u zelven met Jezus aan den hemelscben Yader op.

Smeek:

Vervul, o, Jezus! mijn vcilaugen,

En laat mij waardig XT ontvangen,

Opdat aan mij geschied\' Let woord ;

Die eet Mijn vleeseh, leeft zalig voort.

VRAGEN.

1. Wat deed en zeide de Zaligmaker na de mitti-ging van \'t Paasehlam ?

2. Wat veranderde Jezus?

3. Welk bevel gaf Hij den Apostelen en hunne opvolgers ?

4. Waardoor voldoet de priester aan dit bevel?

5. Wat doet de priester dan in de PI. Mis?

6. Met welke gevoelens moet ge bij \'t heilig Misoffer tegenwoordig zijn ?

VTJF-EN-VEERTIGSTE LES.

BEGIN VAN JEZUS\' LIJDEN.

Nadat Jezus \'t hoogheilig Altaarsacrament had ingesteld, sprak Hij tot zijne leerlingen: // Waarlijk, Ik zey u, een van u zal Mij verraden.quot; Op dat gezegde verschrokken allen en ieder vroeg: „Heer, hen ik het?quot; Judas vroeg eindelijk ook en Jezus antwoordde hem : ugij hebt het gezegd.quot; Terstond verliet Judas de zaal en de duivel voer in hem. Daarna zeide Jezus, dat Hij ging sterven, tot zijn Vader zou terugkeereu en dat allen dien nacht in Hem geërgerd en Hij door Petrus

-ocr page 110-

104

zoude verloochend worden, hetgeen feitelijk gebeurde, nl Vervolgens ging Hij met zijne leerlingen buiten de 00 stad naar een tuin, Getsemanie genaamd, om zijn gebed de te verrichten. Daar aangekomen voorzag Hij, voorge- vr licht door Zijne alwetendheid al zijn lijden om onze an zonden en op dat gezicht verviel Hij in den groot- H sten angst. Driemaal vroeg Hij zijn hemelschen Va- hc der, dien lijdenskelk van Hem weg te nemen, maar w voegde er telkens bij ; uniet Mijn, maar Uw ivil ge- vt scAiede.quot; Door angst overmand viel Hij plat ter aarde di en zijn bloedzweet viel in droppels neder. Eindelijk ^ verscheen een engel, die Hem troostte en versterkte. cl

Nu stond Hij op en ging met Zijne leerlingen de soldaten te gemoet, die Hem kwamen gevangen nemen,

en gaf zoodoende \'t bewijs, dat Hij zich vrijwillig gevangen gaf.

Judas, een zijner Apostelen, door de schriftgeleerden voor dertig zilverlingen omgekocht, was aanvoerder der bende en opdat ze zich door de duisternis niet in den persoon zouden vergissen, had hij gezegd: nDien ik zul kussen, is hetquot; Toen ze in Jezus\' nabijheid waren gekomen, trad Judas op Jezus toe, viel Hem om den hals, kuste Hem en zeide; nWees gegroet, Meester!quot;

Jezus zag hem vol teederheid en medelijden aan en sprak tot hem: u Vriend! waartoe zijl gij gekomen, dat gij den Zoon des menschen met een kus verraadt V Blik noch woorden waren echter in staat, het verstokte hart van Judas te vermurwen of tot berouw te stemmen. Daarop keerde zich de Heiland tot de bende en vroeg; u Wien zoekt gj ?quot; Zij antwoordde: //Jezus van Nazareth.quot;

-ocr page 111-

105

u Dat hen ik,quot; hernam cle Zaligmaker en op hetzelfde oogenblik werden zij als door den bliksem getroffen op den grond geworpen. Nog eens deed Jezus dezelfde vraag en na het zelfde antwoord werden Zijne vijanden andermaal machteloos neergeworpen. Vervolgens genas Hij het oor weer, dat Petrus met het zwaard van het hoofd eens soldaats had geslagen, ora ze door die bewijzen Zijner almacht tot inkeer te brengen; maar te vergeefs. Denk er wel aan op \'t punt van te zondigen, dat ge u aan God vergrijpt, die u elk oogenblik machteloos ja zelfs dood kan nederwerpen en eene plaats in de hel aanwijzen. Vrees dus en bemin.

Mijn Jezus! hoe kunt Gij verdragen Dien spot en laster en die slagen?

„Mijn kind!quot; zoo spreekt Uw vaderhart,

Ik leed voor u die wreedo smart.

VllAGEK,

1. Wat voorspelde Jezus aan Judas en wat aan Petrus ?

2. Waarheen begaf Jezus zich met Zijne leerlingen ?

3. Hoe was de Heiland onder zijn gebed te moede?

4. Wat vroeg Hij Zijn Vader?

5. Wie kwam Hem in zijne droefheid troosten?

f). Welk bewijs gaf Jezus daardoor, dat llij de soldaten te gemoet ging?

7. Wie was aanvoerder der beulen?

8. Waaraan zouden de soldaten weten, wie Jezus was ?

9. Hoe zag en sprak Jezus, Judas aan?

10, Met welk gevolg?

-ocr page 112-

106

11. Wat vroeg Jezus aan de bende?

Aai

goe wij gez ten

12. Waardoor werden de soldaten tweemaal op den

grond geworpen ?

13. Waarom deed Jezus deze wonderen en waarom

genas Hij den soldaat?

WK

ZES-EN-VEEETIGSTE LES.

die

011

JEZüS GEEFT ZICH GEVANGEN.

Ziende, dat niets baatte om hun moordlust te bekoelen, gaf Hij zich aan hen over en beval de Apostelen ongehinderd te laten vertrekken. Als bloedhonden vielen zij nu op hun beklagenswaardig slachtoffer aan, bonden en knevelden Jezus in ketens en boeien. Onder de vreese-lijkste mishandelingen, vloeken en verwenschingen, trok de treurige stoet uit het hof naar Annas, oudhoogepries-ter, die Hem vervolgeus geboeid naar zijn schoonzoon Caiphas, den hoogepriester van dat jaar zond, bij wien de joodsche priesters en Earizeën vergaderd waren.

Nadat Jezus voor die onrechtvaardige rechters was gebracht, traden getuigen door geld omgekocht, tegen Hera op met valsche aanklachten, doch Jezus zweeg op alles, wat men tegen Hem inbracht. Als door razernij aangegrepen sprong de hoogepriester van zijn zetel op en schreeuwde den Heiland tegen: uZeg ons of Gij de Zoon Gods zijt!quot; Jezus antwoordde met kalmte eu waardigheid; ugij hebt het gezegd; Ik len het,quot; Nu schreeuwden allen: moat hebben wij nog getuigen noodig ; Hij heeft God gelasterd en is dus des doods schuldig.quot;

-ocr page 113-

107

Aan wreedaardige krijgsknechten overgegeven, werd do goede Heiland gedurende den nacht, op onraen schel ij ke wijze mishandeld. Zij spuwden Hem in zijn heilig aangezicht, gaven Hem kaakslagen en vroegen dan spottend : uZeg ons, wie U geslagen heeftquot;

O, mijn kind! wie zal de vernederingen en den spot, wie de pijnen beschrijven, welke de goede Heiland in dien nacht der hel, voor onze zonde en zaligheid heeft ondergaan. Toon nw medelijden en zeg:

Laat Hem vrij, gij wreede bende,

Ach ! doet Jezus toch geen pijn ;

quot;Wil zijn lichaam toch niet schenden ;

Pijnig ons, die schuldig zijn.

VRAGEN.

]. Hoe werd Jezus behandeld, nadat Hij zich aan zijne vijanden had overgegeven ?

%. Wat moest Hij op weg naar de stad en naar Annas verduren ?

3. Wie waren bij Caiphas vergaderd?

4. Waren de aanklachten tegen Jezus gegrond?

5. Wat antwoordde de Zaligmaker op die valsche getuigenis ?

6. Welke vraag richtte Caiphas tot Jezus?

7. Wat antwoordde de Heiland?

8. Wat kostte Hem dat woord?

9„ Wat moest Jezus in den nacht van donderdag op vrijdag verduren?

-ocr page 114-

108

ZEVEN-EN-VEERTIGSTE LES.

JEZUS WOKDT GEGEESELD, MET DOORNEN GK-KROOND EN TER DOOD VEROORDEELD,

Eindelijk, na de vreeselijkste martelingen brak de morgen van dien helschen nacht aan en werd Jezus naar Pontius Pilatus , den Romeinschen landvoogd gezonden, wijl de Joden, onder de heerschappij der Romeinen staande, zonder diens toestemming geen doodvonnis mochten voltrekken.

Opnieuw liet Jezus zich hier de vernederingen der valsche beschuldiging welgevallen, zonder iets ter Zijner verdediging te antwoorden. Pilatus, die wel inzag, dat niet de schuld van Jezus, maar de nijd en ijverzucht der priesters en farizeën in \'t spel waren, zocht middelen om Hem uit hunne handen te bevrijden, of zich van de zaak af te maken. Daarom zond hij Jezus , wetende, dat Hij een Galileër was, naar Herodes, den zoon van den moordenaar der onnoozele kinderen, die over Galilea heerschte. Herodes was zeer begeerig, Jezus te zien, meenende, dat Hij in zijne tegenwoordigheid wonderen zou verrichten; maar op alle woorden en uitnoodigingen sprak Jezus geen enkel woord en werd daarom als een waanzinnige behandeld en naar Pilatus teruggezonden.

Volgens \'t oude gebruik mochten de Joden tegen Paschen, de vrijheid van een gevangene eischen. Deze gelegenheid nam Pilatus nu te baat, om Jezus te redden en plaatste naast Hem, Barabbas een beruchten dief en moordenaar en vroeg: n Wien van dezen vjilt gij, dat ik

-ocr page 115-

109

de vrijheid schenhequot; ? Allen riepen; „Barabbas.quot; 1\'ilatus liet hierop Jezus wreedaardig geeselen, om zoodoende de Joden te vrede» te stellen en Jezus\' leven te spareu. Overdekt met wonden eu verscheurd van \'t hoofd tot den voet, werd de Heiland van den geeselpaal losgemaakt, met een spotmantel bekleed; een rietstok werd Hem in de hand gegeven en eene doornenkroon op Zijn aanbiddelijk hoofd gedrukt. Aldus als een spotkoning toegetakeld , vielen de beulen voor Hem neder, begroetten Hem spottend als Koning, terwijl men Hem van alle zijden kaakslagen gaf en in het aangezicht spuwde. Zoo misvormd, zóó onkennelijk door bloed en wonden, zóó vernederd en verguisd, voerde Pilatus, Jezus voor de Joden en dacht nu hun medelijden op te wekken en zijn leven te redden.

Maar wel verre van daar, riepen zij allen als uit één mond: * Kruisig Hem, iveg met Hem aan V kruis.quot; Pilatus gedreigd met de ongenade des Keizers, gaf ten laatste toe en gaf Jezus over om gekruisigd te worden. Hierop wiesch hij zijne handen en betuigde, dat hij onschuldig was aan \'t bloed van den onschuldigen Jezus. Het volk evenwel riep: ///?ƒ?« bfoed home over ons en onze kinderen quot; d. i.: de wraak van zijn dood dale op ons en onze kinderen neer.

Toen Judas zag, dat Jezus werkelijk ter dood gebracht zoude worden, ging hij naar de priesters en oudsten des volks, wierp hun het bloedgeld voor de voeten en betuigde Jezus\' onschuld ; maar zij antwoordden hem: i/lFaf gaat ons dat aan, het is uwe zaak.quot; Nadat zijne pogingen om Jezus te redden schipbreuk

-ocr page 116-

140

geleden hadden, greep de wanhoop hem aan en maakte Judas door zelfmoord een einde aan zijn leven, en moet nu in eeuwigheid de straf van zijn verraad in de hel boeten. Acli! had hij zich toch berouwvol aan de voeten van Jezus neergeworpen, vergittenis en medelijden waren hem zeker geschonken.

Wilt gij even ondankbaar zijn voor Gods weldaden, mijn kind! als de Joden, die Jezus van daag onder jubelkreten binnen Jeruzalem geleiden, om morgen zijn dood te eischen?

Moest dat de dank zijn voor de ontelbare gunsten en de leer der zaligheid, dan ware \'t beter, God nooit gekend te hebben.

Pilatus! wie betaalt de schulden.

Waarvan uwe onrechtvaardigheid Geheel uw hart en ziel vervulde.

Geen handen wasschen u bevrijdt?

Onsrhuldig hebt go Hem genoemd,

En toch tot kruis en dood gedoemd!

VKAGEN.

1. Waarom werd Jezus naar Pilatus gezonden?

2. Wat. deed Pilatus, bewust van Jezus\' onschuld, om zoodoende de zaak van zich af te schuiven?

•3. Wat deed Pilatus om Jezus te redden?

4. Wat riepen de Joden , toen Pilatus trachtte hen tot medelijden op te wekken?

5. Waarom gaf Pilatus toe?

6. Deed Judas ook pogingen om Jezus te redden?

7. lloe was zijn einde?

-ocr page 117-

Ill

ACIiT-EN-VEERTIGSTE LES.

JEZUS STERFT AAN HET KRUIS.

Na de veroordeeling tot den schandelijksteu dood, werd Jezus met barbaarsche woede het kruis, waaraan Hij moest sterven, op de verscheurde schouders geworpen en Hij genoodzaakt zijn eigen marteltuig en doodsbed naar den Calvarieberg, de plaats der kruisiging te slepen.

Vreeselijk was die lijdensweg voor den lijdenden Jezus, zoodat Hij, door bloedverlies en pijn, driemaal onder den last des kruises nederzeeg en ten laatste door Simon, in het kruisdragen moest geholpen worden. Op den lijdensberg aangekomen, trok men Hem met duivelsch geweld de kleederen van Zijn gewond lichaam en vernieuwde zoo de onbeschrijfelijke pijnen; vervolgens wierp men Hem op den kruisbalk en spijkerde met plompe nagels Zijne gezegende handen en voeten aan het kruishout vast. Krimpend van pijn leed Jezus al die folteringen, zonder een enkelen klaagtoon te uiten. Terwijl het bloed van alle zijden uit Zijn heilig lichaam vloeit, wordt de kruisbalk met geweld opgeheven, in de groeve geworpen en ter linker en ter rechter zijde een moordenaar naast Hem gekruisigd. Door Jesus in het midden te hangen, wilden zijne moordenaars Hem als den grootsten boosdoener brandmerken.

Ongevoelig voor \'s Heilands smarten, verdeelden de soldaten schertsend Zijne kleederen en over \'t bezit van Zijnen rok wierpen zij het lot. Ue gal en edik, die Hem werden toegereikt om den dorst te lesscheu, werden nog bitterder en zuurder voor Jezus door den spot en de beschimpingen, die men Hem van alle kanten

-ocr page 118-

112

toewierp. De Zaligmaker, in plaats van zijne vijanden te vloeken bad voor hen: „Vader! vergeef hel hun waut zij weten niet wat ze doenquot; Het was twaalf uur, toen Jezus gekruisigd werd en tegen drie uur sprak Hij met reeds stervende lippen: uliet is volbrachtquot; dat is, alles wat de profeten aangaande den Messias voorzegd hebben, is in Mij vervuld. Ik heb God met den mensch verzoend. Daarna liet Hij zijn hoofd op de borst zinken en stierf.

De zon weigerde haar licht, de aarde werd in duisternis gehuld en schudde op hare grondvesten, het voorhangsel van \'t heiligdom in den tempel scheurde en het scheen alsof de wereld zou vergaan. Om zich te vergewissen of Jezus dood was, werd zijne heilige zijde met eene lans doorstoken en er vloeide water en bloed uit, een bewijs van zijn dood.

Twee vrienden van den Heiland Jozef en Nicodemus verzochten aan Pilatus om \'t lichaam van den Zaligmaker van het kruis af te nemen. Na de toestemming verkregen te hebben, begroeven zij het in een nieuw steenen graf. De schriftgeleerden en Parizeen herinnerden zich, dat Hij gezegd had, na drie dagen zal ik weder opstaan, daarom verzegelden zij het graf en plaatsten er eene wacht bij.

Hebt ge geen medelijden met Jezus, mijn kind! op het zien van zooveel onuitsprekelijke smarten, welke Hij voor uwe ziel en zaligheid heeft doorstaan? Zeker, voortaan zult ge geen enkele doodzonde bedrijven en zoodoende zijne smarten en zijn dood niet weder vernieuwen. Bid dikwijls:

-ocr page 119-

113

Heb dauk, God vau barmhartigheid !

Dat Gij voor mij gestorven zijt;

Ik haat en vloek nu alle zonden De oorzaak van Uw dood en wonden.

VRAGEN.

1. Wie moest liet kruis dragen?

2. Waarom moest Jezus daarin geholpen worden ?

3. Hoe verdroeg Jezus do bittere kruisiging?

4. Voor wie bad Jezus, toen Hij aan \'t kruis hing?

5. Welke waren Jezus\' laatste woorden?

6. Wat gebeurde er op\'toogenblik van Zijn sterven?

7. Wat deden Jezus\' vijanden om zijne verrijzenis of zoo als zij zeiden, den diefstal van Zijn lichaam door de Apostelen te beletten?

8. Wat bewijst, dat Jezus werkelijk gestorven was?

9. Wie hebben Jezus begraven?

NEG EN-EN-VEERTIGSTE LES.

5 Art. des geloofs.

HIJ IS NEDERGEDAALD TER HELLE EN TEN DERDE DAGE VERREZEN VAN DEN DOOD.

Jezus is nedergedaald ter helle.

De dood is de scheiding der ziel uit het lichaam gelijk gij weet en door die scheiding stierf Jezus ook aan \'t kruis. De zielen dergenen , die in Gods genade sterven gaan naar den hemel, die der goddeloozen naar de hel. Maar tot aan Jezus\' smartvollen dood kon niemand in den hemel komen, omdat hij door de zonde van Adam en Eva gesloten was. üe mensch had daarom

-ocr page 120-

114

behoefte aan een Verlosser, door God in \'t Paradijs reeds beloofd en in Jezus Christus ons geschonken, ♦ wiens dood Hij als losprijs voor onze zonden, als sleutel ter opening van den hemel eischte. Tot aan des Verlossers hemelvaart was de hemel voor allen gesloten, ook voor Adam en Eva, die hunne zonden oprecht betreurden en in Gods vriendschap gestorven waren,

Hoevelen leefden daarna heilig en stierven een zaligen dood, zooals Abel, Noë, Abraham, Izaiik, Jakob, Jozef, Mozes, de profeten en ontelbare anderen, die of heilig leefden en stierven, of boetvaardigheid voor hunne zonden gedaan hadden en in staat van Gods genade dit leven verlieten. Door de verdiensten van den toekomstigen Verlosser bleven zij bevrijd van de eeuwige straf, maar moesten ook de hemelvreugde missen tot den tijd, dat de zoendood des Verlossers hem zou geopend hebben. God had tot dat einde voor die zielen eene plaats bereid, het voorgebergte der hel ook wel Abrahams schoot genoemd. Daar hadden zij niets te lijden en hunne vreugde bestond vooral in de hoop, dat de Zaligmaker hen eens zou bevrijden en den hemel binnenvoeren. Terstond na Zijn dood, daalde Jezus\' ziel tot dis wachtplaats der oudvaders ueêr, troostte hen en beloofde eene spoedige verlossing. Welk eene vreugde voor die zielen , na honderden jaren gewacht te hebben, de tijding der verlossing te vernemen!

Jezus\' ziel bleef tot Zondag bij die vrome zielen en keerde toen weer in het lichaam terug. Hier mogen we opmerken, lief kind! dat niemand door eigen kracht in den hemel kan komen; dat alle goede werken van

-ocr page 121-

115

de zielen, die in \'t voorgeborgtc verbleven , niet in staat waren eene enkele ziel de glorie des hemels te schenken zonder de verdiensten van Jezus Christus. Door die verdiensten had God hun ook alle zonden zelfs de erfzonde kwijtgescholden. Ook wij kunnen langs geen anderen weg Gods genade of vergiffenis van zonden en \'t eeuwig leven ontvangen; vandaar dat Jezus zeide: tiNiemand komt lot den Vader, dan door Mij.quot; Geloof onwrikbaar aan Jezus, hoop van Hem alleen uw heil en bemin Hem uit ganscher harte, door te leven naar Zijne voorschriften en ook u zal Hij den hemel binnenvoeren tot uw en Zijn Yader.

Hoe rust\'loos Heer, hebt Gij gezoeht!

Hoe duur aau \'fc kruis mijn ziel gekocht.

Ach! dat \'t toch niet vrucht\'loos zij,

Hetgeen Gij hebt gedaan voor mij !

VRAGEN.

]. Waardoor was de hemel, vóór Jezus\' zoendood gesloten ?

3. Wat eischtc de Vader als losprijs der zonde?

3. Waar bleven de zielen der heiligen en boetvaar-digen, die in Gods genade vóór dien tijd gestorven waren ?

4. Welke vreugde vooral genoten zij in die plaats ?

5. Waarom daalde de ziel van Jezus in die plaats neder ?

6. Wanneer leefde Jezus\'ziel wederom in zijn aanbiddelijk lichaam?

7. Welke leer kunnen wij uit deze les trekken ?

-ocr page 122-

116

VIJFTIGSTE LES.

JEZUS IS TEN DERDE DAGE VEREEZEN VAN DEN DOOD,

Zondag, reeds vroeg in den morgen, gingen eenige vrome vrouwen naar het graf, om Jezus\' heilig lichaam met kostbare zalf te balsemen en vroegen onder het heengaan elkander: u Wie zal ons den steen van \'t graf iventelenf\' God had echter daarvoor reeds gezorgd. In de vroegte schudde de aarde op hare grondvesten , een engel daalde van den hemel en slingerde met de snelheid des bliksems den steen van \'t graf, waaruit Jezus reeds glorievol en levend verrezen was. Vol angst en schrik vielen de wachters ter neêr en na een weinig van den schrik bekomen te zijn, liepen zij naar Jeruzalem, verhaalden wat er gebeurd en dat Jezus verrezen was. Toen de vrouwen bij \'t graf kwamen, zagen zij den steen reeds afgewenteld en een jongeling in witte kleederen, waardoor zij zeer ontsteld werden. Die jongeling was een engel, en zeide : nWeest niet bevreesd; gij zoekt Jezus van Nazareth, Hij is niet meer hier, Uj is verrezen, gelijk Hij gezegd heeft. Gaat en bericht dit den Apostelen.quot; In heilige vreugde spoedden de vrouwen zich naar Jeruzalem en verhaalden aan de Apostelen en leerlingen, dat Jezus werkelijk verrezen was. Intusschen hadden zich Petrus en Joannes ook op weg begeven en vonden in \'t graf niets anders dan de doeken, waarin Jezus\' lichaam gewikkeld was geweest eu gaven, terug gekomen, den overigen Apostelen bericht van hunne bevinding.

Op denzelfden dag gingen twee leerlingen van Jeruzalem naar Emmaus, een vlek in de nabijheid en spraken

-ocr page 123-

117

gamen over hetgeen in de laatste dagen met Jezus was voorgevallen.

Terwijl zij treurig voortwandelden, voegde zich een man bij hen en vroeg: u IFal z\'jn dat voor gesprekken, die ge met elkander houdt en waarom zïjt gij zoo treurig V Zij antwoordden: uZijt g j alleen vreemd in Jeruzalem en iveet gij niet, vjat er dezer dagen is geschied?quot; i/Wat dan? vroeg de man. Met Jezus van Nazareth antwoordden zij, udie door onze hoogepriesters is ter dood gebracht. Henige vrouwen vonden dezen morgen het graf ledig en een engel heeft hun gezegd, dat Jezus verrezen was. Twee der onzen hellen daarna ook het graf ledig gevonden; Jezus zelf zagen zij niet. Daarop sprak de vreemdeling: hzoo moest het immers zijn, Jezus moest lijden en zoo zijne heerlijkheid ingaan.quot; Vervolgens verklaarde hij hun de H. Schrift. Te Emmaus aangekomen zeiden zij: u Heer llijf hij ons, want het wordt avond,quot; welk verzoek de vreemdeling aannam. Terwijl zij aan tafel zaten, nam de vreemdeling het brood en deed daarmee, zooals Jezus op \'t laatste avondmaal gedaan had.

Nu gingen hun de oogen open, zij herkenden Hem :— het was Jezus zelf, maar op \'t zelfde oogenblik verdween Hij uit hun gezicht. Opgetogen van vreugde gingen zij naar de stad terug eu verhaalden den overigen leerlingen wat er geschied was en mochten wederkeerig de gelukkige tijding vernemen, dat Jezus ook aan Petrus verschenen was.

Verheug u, mijn kind! met de leerlingen, want Jezus is ook voor u verrezen en zeg:

-ocr page 124-

118

«Hij is verrezen !quot; welk een tijding Voor ons diep bedroefde hart;

/ïllij ia verrezen !quot; wat verblijding Eind\' en kroon van Jezns\' smart!

VRAGEN.

1. Waarom waren de vrouwen zoo vroeg op weg?

2. Wie wentelde den steen van \'t graf en hoe ging dat in zijn werk ?

3. Wanneer is Jezus verrezen?

4. Waar bleven de bewakers van Jezus\' graf?

5. Wat zeide de engel tot de vrouwen?

6. Wat deden zij daarop?

7. Wat vonden Petrus en Joannes in \'t graf?

8. Kunt gij mij ook de geschiedenis der Emmaüsgangers verhalen ?

9. Waaraan herkenden zij Jezus?

10. Waar gingen zij nu henen en met welk doel?

EEN-EN-VIJFTIGSTE LES.

6 Art. des geloofs.

HIJ IS OPGEKLOMMEN TEN HEMEL EN ZIT TER RECHTERHAND VAN GOD DEN ALMACHTIGEN VADER !

■Jezus\' hemelvaart en zending der Apostelen.

Na de verrijzenis bleef Jezus nog 40 dagen op aarde, in welken tijd hij zijnen leerlingen dikwijls verscheen en hen onderrichtte. Eens waren er 500 bijeen, toen Hij zichtbaar bij ben kwam. Op den veertigsten dag verscheen Hij zijnen Apostelen en leerlingen voor \'t laatst; want het oogenblik was daar, waarop Hij tot Zijn

-ocr page 125-

119

hemelschen Vader zou weclerkeeren. Jezus geleidde daarom Zijne leerlingen op den Olijfberg en sprak tot

hen: uMj is alle macht gegeven in den hemel en op aarde. Gaat alzoo en leert alle volken, doopt ze in den naam des Vaders, des Zoons en des H. Geestes; leert ze alles onderhouden, wat Ik u gezegd heb. Zie Ik hen met u, tot aan \'t einde der tijdenquot; d. i. tot aan \'t einde der wereld zal Jezus, de waarheid zelf, bij Zijue Apostelen en opvolgers blijven , om hen te onderwijzen en tegen vijanden en dwaling te beschermen.

Ook gaf Hij hun bet bevel naar Jeruzalem terug te keeren en daar de komst van den H. Geest af te wachten. Terwijl Hij nog sprak en hen zegende, zagen zij Hem in de hoogte stijgen en eindelijk onttrok eene wolk Jezus, hun Heer en Meester aan hunne oogen. Eensklaps stonden nu twee engelen bij hen en zeiden : i.\'Wat staat ge daar ^ mannen uit Galilea, den hemel te aanschouwen ? \'Deze Jezus, dien gij zooeven ten hemel helt zien opklimmen, zal eenmaal (op den jongsten dag) zóu weer Icomen, als gij Hem hebt zien opklimmenquot;

Zoo dan, mijn kind! zitjezus thans aan de rechterhand van den Almachtigen Vader en heeft met Hem alle macht gemeen, zoowel in den hemel als op aarde. Vandaar uit verzorgt en bestuurt Hij ons en Zijne H. Kerk op aarde en bereidt ons eene plaats, eene woning, opdat wij eens daar komen, waar Hij is. nln Mijns Vaders huis zjn vele \'iconingenquot; zeide Hij eens, en geheel zijn leven en sterven had geen ander doel, dan voor ons eene dier hemelwoningen te koopen en gereed te maken.

-ocr page 126-

420

Verlevendig dan dikwijls in u \'t verlangen naar den hemel en de zucht om eeuwig met Jezus in dat verblijf van zaligheid te leven. Daar toch ligt uwe vreugde, uw erfdeel, daar is uw vaderland en eeuwig rustoord.

Houd uw hart rein en onbevlekt en doe nooit iets, wat met de liefde in strijd is. Wees ijverig in \'t gebed en stipt gehoorzaam, want slechts op die voorwaarden, zult ge eenmaal bezit van de hemelwoning nemen.

Vrucht\'loos is mij Jezus\' lijden,

Als ik den hemel missen moest;

Ik wil dus voor dien schat gaan strijden,

Die niet verteert door mot of roest.

VKAGEN.

1. Hoelang bleef Jezus na zijne opstanding nog op aarde ?

2. Wat deed Hij in dien tusschentijd ?

3. In wier tegenwoordigheid voer Hij ten hemel?

4. Wat zeide Jezus alvorens van Zijne leerlingen te scheiden ?

5. Wat onttrok Hem aan hun gezicht?

6. Wat zeiden de engelen, die aan de leerlingen verschenen ?

7. Wanneer zal Jezus weerkomen?

8. Hoe zal Hij dan verschijnen?

-ocr page 127-

121

TWEE-EN-VIJFTIGSTE LES.

7 Art. des geloofs.

VANDAAR ZAL HIJ WEDERKOMEN OM TE OORDEELEN, DE LEVENDEN EN DE DOODEN.

Toen Jezus voor de eerste maal op de wereld verscheen om ons uit barmliartigheid te verlossen, was Hij arm en liulpbelioevend.

Bij zijne tweede komst echter zal de glorie Zijner godheid hem vergezellen, en de almacht zijne zwakheid , de rechtvaardigheid zijne barmhartigheid en liefde vervangen, om hen te bestraffen, die op aarde spotten met zijne leer en geboden, maar tevens om zijne kinderen volgens zijne gerechtigheid te beloonen. Ja, m. k. God kan in Zijne oneindige rechtvaardigheid niet dulden, dat het goede onbeloond en het kwade onbestraft blijft, hetgeen op de wereld niet altijd plaats heeft, zoodat we de braven niet zelden in armoede en verguizing

O O

en de slechten in aanzien en voorspoed zien leven. Er moet dus eens een tijd komen, waarop dat onrecht door God hersteld wordt en ieder naar verdiensten loon of straf ontvangt.

Wanneer zal dat oordeel plaats hebben, vraagt gij wellicht? Wel, ge zijt toch nog niet vergeten, dat de ziel van den mensch terstond na den dood geoordeeld en dit het hijzonder oordeel genoemd wordt? Op hetzelfde tijdstip, dat de ziel het lichaam verlaat, staat ze voor Gods rjchtbank om geoordeeld te worden over alle goede en kwade gedachten, woorden en werken en zal daarna, naar mate zij loon of straf verdiend heeft,

DE GELOOFSBELIJDENIS. 6

-ocr page 128-

den hemel, de hel of het vagevuur daarvoor ontvangen. Zoudt gij m. k., van daag durven sterven ? Eu toch kunt ge elk oogenblik sterven en voor Gods rechterstoel geplaatst worden. O! leef dan zoo onschuldig, dat ge den dood en Jezus\'rechtspraak niet behoeft te vreezen; want het zal vreeselijk zijn, te vallen in de handen van den almachtigeu, rechtvaardigen en alwetenden God!

Tot aan den jongsten of laatsten dag der wereld zullen de zielen alleen gelukkig of ongelukkig zijn en dan met de lichamen hereenigd, gezamenlijk geoordeeld worden, hetwelk het alyemeene oordeel genoemd wordt, ilet kwaad en goed van alle menschen, die ooit geleefd hebben, zal dan door den alwetenden Rechter aan alle engelen en menschen bekend gemaakt worden. Welk eene schaamte gevoelt ge nu reeds als ge op cene leugen of een kleinen misstap wordt betrapt! Hoe groot zal die schaamte dan wel niet zijn als al uwe zonden aan ouders, bekenden, ja zelfs aan vreemdelingen bekend worden? Biecht daarom, zoo ge schuldig zijt, oprecht uwe zonden, om die groote schaamte te ontgaan. Wat baat het toch de zonden te verzwijgen: eenmaal zullen ze aan \'t licht komen en eeuwige straffen na zich slepen, als ze hier in dit leven niet door eene rouwmoedige en oprechte belijdenis zijn uitgewischt. Vergeet niet m. k., dat op dien dag uwe deugden en goede werken eveneens aan engelen en menschen geopenbaard zullen worden en Jezus alles, wat ge ooit voor God gedaan en geleden hebt, met een zaligen hemel zal vergelden. Waar wenscht ge dan eene plaats in dat verschrikkelijke en voor eeuwig alles beslissende oogenblik : aan Jezus\' rechter- of linkerzijde?

-ocr page 129-

-m

Strenge Rochter van do wrake,

Eer ik rekening met U make,

Voor ik reize naar het graf,

Neem mij alle zonden af.

VRAGEN.

1. Kunnen we voor Jezus\' rechterstoel staande, barmhartigheid verwachten ?

2. Waarom zal het oordeel plaats hebben?

3. Hoe dikwijls wordt de mensch geoordeeld?

4. Waarin bestaat het verschil tusscben het bijzonder en het algemeen oordeel?

5. Wat zal in \'t algemeen oordeel aan engelen en menschen geopenbaard worden?

G. Wie zullen aan Jezus3 rechterzijde staan?

DKIE-EN-VIJFTIGSTE LES.

H E K H A LI N G.

Zooals gij geleerd hebt, m. k., was Jezus waarlijk mensch; want Hij werd geboren, leefde en stierf als mensch, maar wij leerden ook uit Zijne wonderkracht, dat Hij God is zoowel als de Yader en dus ook onze opperste Heer, zoodat we Hem gehoorzaamheid verschuldigd zijn. Door zijne menschwording nam Jezus bij zijne Godheid de mensehheid aan en is dus God en mensch te zamen en van daar, dat zijne geboden, geboden Gods zijn. Gebiedt of verbiedt de koning iets, dan neemt men dat aan als wet. Jezus heeft ons ook als God-mensch bevelen en geboden gegeven en dat is Zijne wet, vandaar dat men Hem wetgever noemt, en

-ocr page 130-

124

op ons de verplichting rust volgens Zijne wetten televen.

Niet alleen leerde ons Jezus veel door Zijn woord, maar vooral heeft Hij ons door Zijn voorbeeld aangegeven wat wij te doen en te mijden hebben, van daar is Hij onze leermeester in woord en voorbeeld en zijn wij verplicht Hem te volgen.

Jezus nam zooals ge weet, de menschelijke natuur aan, om voor ons de straffen der zonde te dragen en te kunnen lijden en door dat lijden ons van de eeuwige straffen der hel te verlossen, en daarom is Hij onze Verlosser uit Satans boeien.

Ziedaar, mijn kind! de natuur en het wezen van uwen Heiland in het kort tot gemoetkoming aan uw geheugen, herhaald. Hij is uw God en Heer, uw Wetgever en Leeraar door woord en voorbeeld en uw Verlosser. Aanbid Hem steeds met heiligen eerbied en zeg met den Apostel Thomas uit de volheid des harten: uMijn Heer en mijn God!quot; Spreek altijd Zijn naam zoo aandachtig uit als den naam van God; gehoorzaam Hem in alles, wat Hij wil gedaan en vermeden hebben en volg Zijn voorbeeld na. Denk zooals Jezus dacht, spreek zooals Hij sprak, handel en leef zooals Hij deed en leefde dan kunt ge u in Zijne liefde verheugen en hopen op eeuwige zaligheid. Denk dikwijls aan Gods barmhartigheid, die ons Zijn Zoon als Verlosser heeft geschonken. Ziet ge een kruisbeeld, herinner u dan de afschuwelijke zonde, waardoor Jezus zooveel moest lijden en den schanddood sterven. Haat daarom voor altijd de zonde en zondig nooit meer.

-ocr page 131-

125

Oat ik mag leven naar Uw wetten,

En nooit mijne arme ziel besmetten ,

Dat vraag ik U , o Kindervrind;

Aeh ! hoor de smeekbee van Uw kind.

VRAGEN.

1. Heeft Jezus de menschelijke natuur aangenomen?

2. Bleef Jezus God bij zijne menscliwording?

3. Hoeveel naturen zijn er dus in Christus?

4. Ook twee personen?

5. Waarom is Jezus mensch geworden?

6. Noem eenige eigenschappen, die Hij als God-mensch, voor ons bezit?

7. Wat moet ge doen om deelachtig te worden aan de verdiensten van Jezus\' verlossingswerk?

8. Bewijs de wonderkraclit van Jezus\' Godheid.

VIER-EN-quot;VIJFTIGSTE LES.

8 Art. des Gcloofs.

IK GELOOF IN GOD, DEN HEILIGEN GEEST.

De neder daling van den II. Geest.

Ik heb u reeds verhaald m. k., aangaande God den Vader, hoe Hij ons geschapen heeft en u ook omslachtig de Verlossing door God den Zoon medegedeeld; nu rest mij nog te spreken over God den H. Geest en te verklaren, hoe Hij de Apostelen en anderen geheiligd heeft en ons nog dagelijks heiligt door de lieiUymakende genade der H, Sacramenten cu door de werkende genade. Doch loopen wij de zaak niet vooruit. Zooals u bekend is,

-ocr page 132-

rn. k. beval de Heiland Zijn leerlingen, te Jeruzalem de komst van den H. Geest af te wachten.

Het zelfde bevel gaven de engelen, die hun na de hemelvaart verschenen. Ingevolge dat bevel gingen dc Apostelen en leerlingen naar Jeruzalem en bleven daar onder gebed bijeen, met Maria en andere brave men-schen, die aan Jezus geloofden. Vurig was hun gebed, voorbeeldig de voorbereiding op de komst des H. Geestes. Op den tienden dag na de hemelvaart, hoorde meu in de lucht, een huilen als van een hevigen wind, welke het geheele liuis vervulde, waarin zij waren gezeten.

En er verschenen vurige tongen, van welke één boven ieders hoofd bleef staan, en allen werden vervuld met den H. Geest en begonnen verschillende talen te spreken zooals de H. Geest hun die te spreken gaf. Het Pinksterfeest, waarop dit plaats had was een van de grootste feesten der Joden, en ingesteld tot herinnering aan de wetgeving of tien geboden op Sinaï.

Daarom waren er op dien tijd vele menschen uit alle oorden naar Jeruzalem gekomen , om dit feest te vieren en het ongewone geluid, dat de nederdalingdes H. Geestes vergezelde, had eene groote menigte menschen naar de plaats gelokt, waar de Apostelen vergaderd waren. Hoe verbaasd stond een ieder op te zien, toen zij de Apostelen, elk in zijne moedertaal. God hoorden loven en prijzen en diens groote daden verkondigen! Verwonderd vroeg men elkander af: ,/hoe is het mogelijk, dat deze Galileesche mannen in onze taal kunnen spreken?quot;

De nederdaling des H. Geestes was tevens de plechtige opening van Christus\'Kerk op aarde; want van af dien

-ocr page 133-

I dag vermeerderde het getal harer kinderen op wonderbare wijze en is de Kerk voor goed gevestigd. Van dit oogenblik af zagen zijne leerlingen de volle waarheid en erkenden alles wat Jezus hun geleerd had. Thans gevoelden zij de brandendste liefde tot God en Jezus en ook onderling in hunne harten en begonnen God luide te loven en te prijzen, bereid bloed en leven te geven voor het te verkondigen Evangelie. De onderlinge naijver om de eerste te zijn in Jezus\'rijk heeft nu plaats ge-gemaakt voor de grootste nederigheid, de lafheid hunner vlucht voor den grootsten moed. De H. Petrus narn, als de eerste, liet woord op en terugwijzende op de profetiën, bewees Hij, dat Jezus, dien zij gekruisigd hadden, de Messias was. Omtrent 3000, door Petrus\' predikatiën tot boetvaardigheid bewogen, lieten zich doopen, werden tot lidmaten der Kerk aangenomen en vermeerderden het getal harer kinderen. dag vermeerderde het getal harer kinderen op wonderbare wijze en is de Kerk voor goed gevestigd. Van dit oogenblik af zagen zijne leerlingen de volle waarheid en erkenden alles wat Jezus hun geleerd had. Thans gevoelden zij de brandendste liefde tot God en Jezus en ook onderling in hunne harten en begonnen God luide te loven en te prijzen, bereid bloed en leven te geven voor het te verkondigen Evangelie. De onderlinge naijver om de eerste te zijn in Jezus\'rijk heeft nu plaats ge-gemaakt voor de grootste nederigheid, de lafheid hunner vlucht voor den grootsten moed. De H. Petrus narn, als de eerste, liet woord op en terugwijzende op de profetiën, bewees Hij, dat Jezus, dien zij gekruisigd hadden, de Messias was. Omtrent 3000, door Petrus\' predikatiën tot boetvaardigheid bewogen, lieten zich doopen, werden tot lidmaten der Kerk aangenomen en vermeerderden het getal harer kinderen.

Over u, lief kind! is de H. Geest in \'t doopsel ook nedergedaald en heeft u, zonder de minste aanspraak noch verdiensten met zijne schatten der genade verrijkt.

Zonder Hem zoudt ge in de duisternis der dwaling en des ongeloofs zuchten. De ware kennis van God en zaligheid zoudt ge missen en tot niets goeds, iu de bovennatuurlijke orde zelfs tot geen goede gedachte in staat zijn.

Kom heil\'ge Geest! daal in mijn hart Met uwe zeven gaven;

Geef, dat ik vluchte, wat u smart.

En leef zoo als de braven.

-ocr page 134-

128 VRAGEN.

1. Hoe bereidden de Apostelen en andere geloovigen zich voor op de komst des H. Geestes ?

2. Wat geschiedde op den tienden dag na hemelvaart?

o. Waarom waren er op dien dag vele vreemdelingen

in Jeruzalem?

4. Waarover stonden zij verbaasd?

5. Wat had de H. Geest in de harten der zijnen uitgewerkt ?

6. Is de H, Geest ook over u nedergedaald\'?

7. Wanneer?

8. Kunt ge zonder Zijn bijstand de deugd beoefenen, alle zonden vluchten en uwe zaligheid bewerken ?

VUE-EN-VIJFTIGSÏE LES.

DK H. GEEST IS WAASACHTIG GOD.

Deze waarheid m. k. zien wij bevestigd bij gelegenheid van Jezus\' doopsel, toen de tl. Geest in de gedaante eener duif boven het hoofd des Heilands zweefde, //Ik keer terug tot Hem (tot Mijn Vader), die mij gezonden heeftquot; zeide Jezus en beloofde den Apostelen, in Zijne plaats, den H. Geest te zullen zenden om zijn begonnen heilswerk te voltooien. Hier is dus sprake van drie goddelijke personen, en de H. Geest, almachtig als de Vader en de Zoon, schonk aan Maria en de ge-heele wereld, Jezus den Verlosser. uDrie zijn er in den hemelquot;, zegt de H. Joannes, udie getuigenis geven, de Vader, het Woord (de Zoon) en de H. Geest en deze drie zijn éénquot; uGj hebt niet de mensehen, maar den

-ocr page 135-

120

H. Geest, God, belogenquot;, zeide de H. Petrus tot Ananias, daar hij een gedeelte van de opbrengst zijner goederen had achtergehouden.

Die waarheid, lief kind I wordt tot op onze dagen handtastelijk bevestigd door de in- en uitwendige werking des H. Geestes in de harten der geloovigen, in \'t ontstaan, den aanwas en het voortbestaan der H. Kerk. Nemen wij de Apostelen tot voorbeeld. Vóór de nederdaling des H. Geestes was hun verstand zeer bekrompen, zoodat ze \'s Heilands woorden dikwijls niet verstonden. Jezus zelf zeide eens: nik heb u nog veel te zeggen, maar ge leunt het nog niet vatten. Wanneer echter de Geest der waarheid zal homen, zal Hij u alle waarheid leeren,quot; En werkelijk, nauwelijks was de II. Geest over hen nedergedaald of zij begrepen alles, wat Jezus hun geleerd had, spraken bovendien verschillende talen en bevestigden hunne woorden door tal van wonderen.

Te voren gingen zij vluchten en waren zoo zwak in H geloof, dat ze bezwaarlijk Jezus\'woord voor waarheid hielden; vandaar, dat ze dikwijls de berisping ontvingen: o! gij zwak geloovigen. Na de komst des H. Geestes is alle zwakheid geweken en was hun geloof \' ersterkt in Jezus en Zijne leer. Vroeger vreesden zij de joden en durfden geen enkel woord over Jezus reppen, sloten deuren en vensters, om niet eenzelfde lot als dat van den Heiland te ondergaan, maar thans verkondigden zij onverschrokken het geloof in Jezus den gekruisigden en verheugden zich, met hun eigen bloed, het zegel op de waarheid des Evangelies te drukken en voor \'t geloof in Jezus te sterven,

6*

-ocr page 136-

130

De wonderkracht was ook eene bovennatuurlijke en goddelijke gave des H. Geestes, die de Apostelen en vele anderen na hen ontvingen. Zooals de H. Geest over de ontluikende Kerk te Jeruzalem nederdaalde, evenzoo wordt Hij ook door de tijden heen, tot aan de voleinding der wereld aan de geloovigen meegedeeld, maar op eene onzichtbare wijze en wel door de verlichting van ons verstand om \'t goede te erkennen, en door de versterking van onzen wil om \'t goede te willen, en door troost en bijstand te midden van de wederwaardigheden des levens.

Denzelfden invloed, welken de li. Geest over de opkomende Kerk uitoefende, ondergaat zij nog in onze dagen. Hij onderwijst haar iu alle waarheid en beschermt haar tegen vervalsching en bedrog. Door de genademiddelen eu bovennatuurlijke gave heiligt Hij voortdurend zijne Kerk eu hare kinderen en leidt haar steeds voort, te midden van dwaling en vervolging, op den weg des heils. De Geest der waarheid beschermt de Kerk tegen inwendige vijanden, n. 1. tegen ongeloof en ketterij eu Zijne almacht maakt hare uitwendige vijanden te schande.

Het is Zijne \'werkende genade die ons opwekt en tot deugd aanspoort, door ons goede gedachten te schenken en deze tot goede voornemens en handelingen te versterken. Hij stort ons afschuw tegen het kwaad in en trekt ons tot de deugd, door de hoop op den hemel en den zoeten zielevrede die op aarde reeds, als een kostbare schat den deugdzame ten deel valt. Door wroeging en knaging des gewetens brengt Hij den zondaar tot berouw eu boetvaardigheid en helpt hem daarna door zijn bijstand, God trouw te dienen. Reden te over niet

-ocr page 137-

\\\'M

waar, om steeds naar de inspraken des H. Geestes te luisteren en zoo onder Zijne machtige hulp het doel uwer schepping te bereiken. God geeft het willen en volbrengen. Vlucht dan mijn kind! de doodzonde, waardoor de H. Geest gedwongen wordt uwe ziel met zijne gaven te verlaten. Tracht door een zuiver en godvruchtig leven den H. Geest uwe dankbaarheid te betuigen. Bid dagelijks om verlichting, sterkte, troost en bijstand des H. Geestes zonder welke gij niet in staat zijt een goed werk te verrichten.

De heiige Geest is waarlijk God,

Met den Vader en \'t Woord;

Hij komt van alle eenwigheid Van beiden immers voort ?

VRAGEN.

1. Kant ge ook eenige Schriftuurplaatsen opnoemen, waaruit de Godheid des H. Geestes bewezen wordt ?

2. Kunt ge mij bewijzen, dat de H. Geest, de Apostelen in- en uitwendig geheel herschapen heeft\'?

3. Hoe werkt de H. Geest op eene onzichtbare wijze op onze zielen?

4. Welken invloed oefent Hij op de Kerk uit?

b. Wat doet zijne werkende genade in ons\'?

-ocr page 138-

ZES-EN-VIJFTIGSTE L1«.

9. Art. des geloofs.

IK GELOOF IN DE HEILIGE KATHOLIEKE KERK;

GEMEENSCHAP DER HEILIGEN.

Ik geloof in de heilige Katholieke Kerk,

Het doei van Jezus\' komst op aarde was de bevordering der glorie Zijns Vaders en de verlossing en zaligmaking der zielen. Dat doel bereikte Hij volkomen door Zijn kruisdood, maar ook daarna moest dat verlossingswerk voortduren en de verdiensten daarvan op de menschen worden toegepast tot aan de voleinding der tijden, want Hij was niet alleen voor de menschen van dien tijd, maar voor alle geslachten, die ooit zouden bestaan, gestorven.

Daarom zien we Jezus leerlingen en later uit deze, Apostelen kiezen, met één als opperhoofd, die Hij met de taak belastte. Zijn arbeid en werk voort te zetten eu met hetzelfde gezag bekleeden dat Hij bezat. Die volmacht bevestigde de Heiland met de woorden: ndie u hoort, hoort Mij, Zooals Mij de Vader gezonden heeft (dat is als wetgever, leeraar en geneesheer) zoo send ik u.quot; Ziedaar! m. k. zooals ik u reeds zeide, de eerstelingen der Kerk, die persoonlijk en zichtbaar door Jezus zelf bestuurd en geleerd werden en tevens den grondslag der Kerk. Die Kerk moest in Zijne hand het middel zijn om in Zijne plaats de menschen te heiligen en naar den hemel te geleiden. Om die reden leert zij den menschen juist hetzelfde wat Jezus femfc,

-ocr page 139-

hetzelfde doen, wat Jezus rjeiood ie doen en vergeeft zonde, deelt genade uit en volgt zoo ook hierin haren goddelijlcen Stichter. Zij is dus het zedelijk lichaam, waardoor Jezus leert, bestuurt en zijne genademiddelen [de Sacramenten*) uitdeelt-, waartoe zij allen behooren die gedoopt en daardoor tot lidmaten der Kerk zijn aangenomen, en alles gelooven wat de Kerk te gelooven voorstelt.

Op de vraag dus: Wat is de Kerk op aarde door Christus gesticiit? kunnen we antwoorden.- Alle gemeenten, alle geloovigen te zamen, die onder den wettigen Paus van Eome, de ware leer van Jezus belijden. Er is dus geen sprake van steenen huizen, maar van eene groote familie, vereenigd in geloof en liefde onder één Vader, deu Paus, den zichtbaren plaatsbekleeder van deu onzichtharen bestuurder Jezus Christus.

Alle katholieken behooren tot hetzelfde huisgezin en volgen in geloof en zedenleer één Vader, die allen bestuurt en leert; want evenmin als een huisgezin , eene gemeente of een land zonder besturend hoofd kan bestaan zoo ook is er geen kerk denkbaar zonder besturend en leereud Opperhoofd, dat de katholiek in den Paus- erkent, zoo als ge later uitvoerig zult zien. Hoe de Apostelen de taak, door Jezus hun opgelegd volbrengen, m. k., zal u de volgende les leeren.

De kerk, haar opkomst en ontstaan.

Neem ik als merk en teekeu aan,

Dat zij door Hem eens werd gebouwd,

Die stierf voor ons aan \'t gaJgenhout.

-ocr page 140-

134

VRAGEN.

1. Waarom werd Jezus meiisch ? \'

2. Hield met zijn dood het verlossingswerk op?

3. Voor wie was Jezus gestorven ?

4. Wat deed Jezus, opdat zijn liefdewerk zou voortgezet worden ?

5. Met welke woorden bevestigde Hij hun gezag?

(5. Wat moest de Kerk in zijne plaats doen?

7. Wat doet de Kerk daarom?

8. Wat is de Kerk?

9. Wie is haar zichtbaar Opperhoofd?

] 0. Wie zijn katholieken ?

ZEVEN -EN-VIJETIGSTE LES.

BEGIN DER APOSTOLISCHE ZENDING.

Toegerust met bovennatuurlijke kracht, verlicht en gesterkt door den H. Geest, begonnen de Apostelen volgens Jezus\' bevel hunne apostolische loopbaan, bereid om alles te vervullen, zelfs met opoffering van hun leven, wat God behagen zou hun voor te schrijven.

Trots alle menschelijke tegenwerking en bedreiging, gingen zij openbare getuigenis der waarheid geven, verweten den Joden, den moord op den Messias gepleegd, en spoorden hen aan tot berouw, boetvaardigheid en geloof in Jezus den Verrezeue, terwijl zij deze getuigenis door eene menigte wonderen bevestigden. Velen bekeerden zich en vermeerderden het getal der opkomende Kerk, maar ook weer anderen ergerden zich

-ocr page 141-

135

aan de waarheid eu wilden de Apostelen eveu als Jezus, verdelgen. Bij zekere gelegenheidj terwijl Petrus en Joannes, een lamme voor de deur des tempels genazen, bekeerden zich vijf duizend menschen. Men bracht de zieken op straat, vertrouwende, dat de schaduw van Petrus als hij voorbijging hen zou genezen, hetgeen ook geschiedde.

Eene menigte zieken en bezetenen werden ook uit de naburige steden bij hen gebracht en allen genazen. Dit alles wekte den nijd des hoogepriesters, die Petrus in de gevangenis wierp, waaruit Hij door een engel verlost werd. Later werd de H. Petrus nog eens door een engel van boeien en gevangenis bevrijd. Den diepstea indruk in de ziel maakte echter het wonder, dat de II. Geest zichtbaar over de nieuwe geloovigen bij het doopsel nederdaalde, terwijl de Apostelen hun door d.e opleggingder handen, het Sacrament des Vormsels toedienden.

Het gebeurde zelfs, dat de H. Geest over de toehoorders der predikatiën nederdaalde. De wonderen door de Apostelen te Jeruzalem gewrocht herhaalden zich ook in andere landen, waar zij of hunne metgezellen het Evangelie verkondigden en zoo bekrachtigde God overal zijn woord door wonderteekenen, een der middelen in Zijne hand, om het getal kinderen zijner Bruid te vermeerderen, want het geloof met zooveel wonderkracht en moed gepredikt, moest noodzakelijk het ware zijn en belijders vinden. Daarom lieten zich dan ook duizenden doopen en werden daardoor lidmaten der Kerk.

-ocr page 142-

136

Hoe klein was toch liet mosterdzaad,

Door Jezus\' bloed geplant;

Thans draagt het vrucht langs heel de aard

Trots helsehen tegenstand.

VRAGEN.

1. Onder wiens machtigen bijstand begonnen de Apostelen hun werk?

2. Waren gevangenisstraf en bedreigingen in staat hun moed te beteugelen?

3. Waardoor bevestigden de Apostelen de waarheid hunner leer ?

4. Met welk gevolg?

5. Wat wekte de nijd en afgunst des hoogepriesters?

6. Welk wonder maakte den meesten indruk op \'t volk ?

7. Vonden hunne woorden ingang in de harten?

8. Waarom?

AC 11T-EN - VIJFTIGSTE LES.

UITBREIDING DER KERK.

Om te voldoen aan Jezus\' bevel; nGaal en onderwijst,quot; verspreidden de Apostelen zich weldra over alle lauden en volkeren, na de geloofsbelijdenis, die wij dagelijks bidden gemaakt ie hebben.

De heilige Apostel Jacobus bleef te Jeruzalem als bestuurder der Kerk, welker lidmaten zoo volmaakt leefden, dat ze slechts eene ziel uitmaakten. Zij verkochten hunne aardsche goederen en legden den prijs aan de voeten der Apostelen, ten einde de hemelsche goederen daarvoor in ruil te ontvangen. Te Antiochië had

-ocr page 143-

137

de H. Petrus zijn bissclioppelijken zetel opgeslagen, maar hij verplaatste dien later naar Eome, alwaar hij gevestigd is gebleven. ï)e II. Markus werd naar Alexandrië, de hoofdstad van Egypte gezonden, om daar de Kerk te grondvesten, terwijl andere leerlingen zich met hetzelfde doel naar Italië en Sicilië begaven. De groote werkkring van den H. Paulus strekte zich uit over Syrië, A,zië, Macedonië en Griekenland, en wonderbaar is het, wat deze Apostel voor Jezus en zijne kerk heeft gedaan. De H. Joannes predikte in Azië en wel voornamelijk te Ephese. Indië was het veld, door den H. Thomas voor Jezus bearbeid en zoo zien we, dat de Apostelen Jezus^ woord begrepen: // Gaai en onderwijst alle volkeren.quot;

Hadden ze hier of elders door hun woord lidmaten aangewonnen, dan wijdden en benoemden zij Bisschoppen, die deze na hun vertrek moesten besturen, terwijl priesters en armverzorgers onder hunne leiding, het heil der zielen hielpen bevorderen, evenals in onze dagen. Al deze bijzondere gemeenten waren zoowel onderling als met de Kerk van Eome vereenigd, het middelpunt, waar zich allen vereenigen moeten, om met haar één en hetzelfde gezelschap uit te makeii, n.1. de Kerk van Jezus Christus.

Dat priesterdom nu van die tijden moest noodzakelijk blijven bestaan. Immers, zoo alle volkeren moesten geleerd en gedoopt worden, indien de Kerk tot aan de voleinding der tijden moest blijven bestaan, dan ook moest het leerend, hesturencl en toedienend gezag (der Sacramenten) blijven en de Apostelen opvolgers hebben, niet waar? Welnu, de geschiedenis leert ons, dat dit

-ocr page 144-

138

ook de waarheid is en Petrus en de overige Apostelen tot op onzen tijd, opvolgers hebben. Ware het anders, dan zou Jezus \'t onmogelijke hebben bevolen en dwaasheden aangaande Zijne Kerk en haar bestaan hebben gezegd. Zou dat mogelijk kunnen zijn ?

Oj mijn kind! bedank Jezus duizendmaal, dat ge buiten zoo veel anderen, met u op hetzelfde oogenblik geboren, tot de ware Kerk geroepen zijt, terwijl zij deelgenooten der dwaling en ongeloof werden.

Verbreid Heer! over heel de aarde.

De kudde van zoo groote waarde ;

Schenk schaap en herder moed eu kracht,

Om af te slaan der hellemacht,

VRAGEN.

1. Waarom verspreidden zieh de Apostelen ?

2. Kunt gij mij den werkkring van eenige Apostelen opnoemen\'?

3. Wat deden zij om \'t geloof in de harten te bevestigen ?

4. Waarom moest het priesterdom blijven bestaan ?

5. Zou aan \'t woord van Jezus: //Gaat en onderwijst alle volkerenquot;, kunnen voldaan worden, wanneer de Apostelen geen opvolgers hadden?

NEG EN-EN-VIJET1GSÏE LES.

DE VOORRANG VAN PETRÜS.

De Goddelijke Heiland verleende Petrus den voorrang onder de andere Apostelen en sprak daarom tot Hem alleen: i/Gij zji Petrus, (d, i, een steenrots)

-ocr page 145-

430

en op deze rots wil Ik mjne Kerk houwen, en de poorten der hel (d. i. alle machten der hel en der wereld) zullen haar niet overweldigen.quot; Bij \'t laatste avondmaal zeide Jezus tot Petrus: nik heb voor u geleden, opdat ■uw geloof niet bezwtjke en ivanneer gij heheerd zult zijn, versterk dan uive broedersquot; d. i. de overige Apos-stelen. Na de verrijzenis vroeg Jezus driemaal aan Petrus bij eene zijner menigvuldige verschijningen, in tegenwoordigheid der overige Apostelen: uPetrus, bemint gij Mij meer dan deze?quot; En op Petrus\'verzekering, dat hij Hem beminde, beval Jezus tweemaal: n Weid mijne lammerenquot;, en voor de derde maal sprak Hij: // Weid mijne schapen quot; Petrus werd dus belast, niet alleen de zwakken in \'t geloof te versterken, te vermanen en te leeren en acht te geven op hen, maar ook de schapen, d. i. de overige Apostelen, priesters en leeraars te leiden en te besturen. Zoo verhief Jezus, Petrus dus tot den eersten ouder de geloovigen , ja zelfs onder de Apostelen.

Gelijk Jezus nu \'t onzichtbare Opperhoofd dergenen is, die Ban Hein gelooven, zoo ook werd Petrus in zijne plaats op aarde \'t zichtbare Opperhoofd. Maar Petrus is gestorven als Bisschop van Eome, daarom is nu de Bisschop van Eome zijn opvolger, \'t zichtbare opperhoofd aller Bisschoppen en van de in Jezus geloovendeu.

Dezen Opvolger noemen wij Paus, d. i. Vader aller Christenen, wijl hij, als een Vader voor alle Christenen moet zorgen in zaken, die het geloof en de zedenleer betreffen en waarin hij noodzakelijk onfeilbaar is; want is hij feilbaar in leer, dan ook is de Kerk aan dwaling

-ocr page 146-

140

onderworpen, en aan niemand de beslissing in geloofszaken of zedenleer toevertrouwd, hetgeen Gods wijsheid moest verhoeden. De geschiedenis van bijna 19 eeuwen bevestigt dan ook schitterend deze waarheid. De opvolgers -der overige Apostelen zijn de tegenwoordige Bisschoppen, aangezien zij door wettige opvolging tot de Apostelen opklimmen, wier plaats zij bekleeden. Zooals de 72 leerlingen behulpzaam waren in \'t leeren en besturen der geloovigen, zoo ook is thans de bediening der Pastoors en Kapelaans en van allen die onder de Bisschoppen in den wijngaard des Heeren werken, en deze zijn dus als opvolgers der 73 leerlingen aan te merken.

Geef, mijn kind! altijd gehoor aan hunne stem, alsof ze uit den mond van Jezus zelf kwam en ge zult er u voor tijd en eeuwigheid wel bij bevinden.

Ik acht deu Plaatsbcideeder Gods,

Hem min ik als mijn vader,

Eu op dat kindschap ben ik trotsch;

Waut wie is mij toch nader?

VRAGEN.

]. Kunt ge mij bewijzen, dat Jezus den II. Petrus als zichtbaar opperhoofd der Kerk heeft aangesteld ?

2. Wie is en blijft het onzichtbaar opperhoofd?

3. Wie is de opvolger van Petrus?

4. Hoe noemen wij dezen opvolger?

5. Wat beteekent het woord Paus?

6. Wie zijn de opvolgers der overige Apostelen ?

7. Wie kunnen als de opvolgers der 72 leerlingen aangemerkt worden ?

-ocr page 147-

141

8. Kan de Paus dwalen in geloofs- en zedenleer als ITij spreekt als opperste leeraar ?

9. Waarom kan hij niet dwalen ?

ZESTIGSTE LES.

de kenteekenen der wake keek.

Er bestaan, m. k. vele godsdienstige genootscliappen, welke voorgeven de ware Christelijke Kerk te zijn, maar zich valseh daarop beroemen. Het is dus van \'t grootste belang te weten, waaraan de ware, door Christus gestichte Kerk te kennen is, dus welke hare kenteekeneu zijn.

De ware Kerk moet vier kenteekenen hebben en wel ze moet zijn: één, heilig, katholiek en aposïolif.k, zooals blijkt uit de volgende Schriftuur-plaatsen.

De H. Paulus schrijft aan de Romeinen, ]2\'lc Hoofddeel , het 4-5 vers: nZooals wj in een enJcel lichaam vele ledematen helhen, zoo ooh zijn ivij, hoe talrijk oolc, slechts één eenig licliaapi in Jezus Christus.quot; En Joannes 10, 16 vers: uEr zal slechts één schaapstal en één herder zijn!\' iUle rechtgeloovigen maken dus te zamen maar eéne Kerk uit en is de eenheid het eerste kenmerk der ware Kerk.

„Christus is gestorven om ons door Zijn dood en dus Zjne Kerk ie zuiveren en te heiligenquot; aldus schreef de H. Paulas aan de geloovigen van Ephese 5-26, en wie zal beweren, dat Christus zijn doel niet heeft bereikt. De heiligheid is dus \'t tweede merkteeken der ware Kerk.

-ocr page 148-

142

uGaal, doopt en onderwijst alle volkeren,quot; aldus beval Jezus Zijnen Apostelen, uit welke woorden zonneklaar volgt, dat Zijne Kerk, aan tijd, plaats noch personen verbonden is, maar voor alle tijden, plaatsen ea volkeren, fot aan de voleinding der wereld gesticht is. Het derde kenteeken der ware Kerk is dus, dat zij katholiek of algemeen is.

De ware Kerk moet in hare leer en haar bestuur van de Apostelen afstammen, d. i. moet apostoliek zijn, betgeen met de geschiedenis in de hand is na te wijzen. Ziedaar! m. k, de vier kenteekenen, waardoor de ware Kerk van alle anderen te onderscheiden is en die alleen in de E, K. Kerk worden aangetroffen. Ter verduidelijking zeg ik:

De Kerk is een,

a, omdat zij altijd en overal hetzelfde geloof, h. hetzelfde H. Misoffer,

c. dezelfde Sacramenten en

d. een gemeenschappelijk Opperhoofdhad en nog heeft. Zij is heilig , omdat

a. haar stichter, hare leer. Sacramenten en geboden heilig zijn,

b. omdat zij die heiligingsmiddelen voortdurend ongeschonden bewaart en uitdeelt en daardoor de menschen heiligt,

c. omdat zij altijd heiligen voortbracht, wier heiligheid God door wonderteekens bevestigde.

Zij is katholiek of algemeen,

a. wijl hare leer en geheele inrichting voor alle volkeren, tijden en plaatsen geschikt is.

-ocr page 149-

143

h. wijl zij over \'t geheele aardrijk verspreid is, zonder de Eenheid te verbreken,

c. zich noi\' voortdurend uitbreidt, ofschoon het «etal

o \' o

Katholieken reeds tweehonderd raillioen bedraagt.

De Kerk is apostoliek.

a. omdat ze door de Apostelen over de wereld is verbreid,

h, hare leer op de Apostolische overlevering gegrond is en

c. omdat hare bestuurders, Pausen en Bisschoppen, rechtmatige opvolgers der Apostelen zijn.

Andere christelijke kerken missen één of meer dezer kenteekenen, kunnen ons dus geen zekerheid geven in geloofszaken, wijl ze niet de door Christus gestichte, ware kerken zijn. Daarom moet men tot de Katholieke Kerk behooren om zalig te kunnen worden.

Denk nu echter niet m. k., dat alle overige gedoopte Christenen, die wel door \'t doopsel in den schoot der Kerk zijn opgenomen, maar niet met haar in gemeenschap leven, verloren gaan! Neen, zij alleen zullen verloren gaan, die schuldig en halsstarrig de leer der Kerk verwerpen, niet degenen, die ter goede trouw dwalen.

Voor de niet gedoopt en bestaat er geen zaligheid. Wat gelukkig zijn wij, lief kind! lidmaten der ware Kerk te zijn, waarin wij zonder twijfel leven en met hoop op den hemel kunnen sterven.

Een eu heilig is Uw Kerk,

Apostolisch, alge meen,

]Viiet der menschen handen werk Manv van U, o God ! alleen.

-ocr page 150-

144

VRAGEN.

1. Waaraan is de ware Kerk te kennen?

2. Waarom noemt ge de Kerk één, heilig, Katholiek en Apostolisch?

3. Welke Kerk bezit alleen die kenteekenen ?

4. Welke christenen zullen verloren gaan; wie hunner behouden blijven?

5. Wie zal niet zalig worden?

EEN-EN-ZESTIGSTE LES.

IK GELOOF IN DE GEMEENSCHAP BEU HEILIGEN.

Die gemeenschap bestaat uit de nog levende recht-geloovige Christenen op aarde, de lijdende zielen in \'t vagevuur en de trimipleerende zielen in den hemel, welke bijeengenomen de Kerk uitmaken. Hierop duiden Paulus\' woorden: nln Jezus\' naam moeten alle knieën huigen dergenen, die in den hemel, op aarde en onder de aarde zijn. Naar den afstand gerekend zijn deze bestanddeelen der Kerk ver, zeer ver van elkander verwijderd en toch zijn ze innig onderling door de liefde verbonden en allen ledematen van één lichaam, waarvan Christus het\'hoofd is. Gelijk wj aan een lichaam meerdere ledematen heihen, zoo ook zijn we slechts één lichaamquot; zegt de Apostel,

Ik zal trachten u het nog duidelijker voor te stellen. De hand arbeidt immers niet voor zich alleen, maar voor \'t geheele lichaam, niet alleen voor zich, maar voor \'t geheele lichaam waart het oog overal rond. Insgelijks deelen de pijnen van een of meer ledematen.

-ocr page 151-

145

alsook vreugde en geluk des liartcn aan de overige ledematen mede. Dezelfde verhouding bestaat er tussclien de ledematen der strijdende, der lijdende eu der tricm-pheerende Kerk. Zij leven in geestelijke gemeenschap van goederen. De onderlinge gemeenschap der recht-geloovige Christenen op aarde bestaat immers in \'t aandeel der geestelijke goederen, b. v. een ieder heeft zijn aandeel in de Misofferande-gebeden, goede werken enz. (bijzonder de in staat van genade verkeerenden). Elk lidmaat heeft hieraan zijn deel.

Het nut, dat de geloovige zielen in \'t vagevuur uit de gemeenschap mot ons trekken, bestaat hierin, dat we hen door gebeden, aalmoezen en andere goede werken kunnen te hulp komen, bijzonder door \'t H. Misoffer, waardoor hunne straffe verlicht en het eeuwig bezit van God voor hen bespoedigd wordt.

Het voordeel, dat wij trekken uit de gemeenschap met de zaligen in den hemel, bestaat hierin, dat hunne gebeden en voorspraak ons ten nutte komen. Onze zalige broeders en zusters kunnen ons niet vergeten, evenmin als de rechter- de linker- en de linker- de rechterhand missen kan, vooral als wij met vertrouwen hunne voorbede inroepen.

Deze onderlinge geestelijke vereeniging noemt de Kerk gemeenschap der heiligen, niet omdat allen, die daartoe behooren reeds heilig zijn, maar omdat de ledematen door het doopsel geheiligd en dus met de zielen in het vagevuur tot heiligheid geroepen en velen van hen reeds de kroon der heiligen in den hemel dragen.

Bid dus, mijn kind! dagelijks voor uwe mede

DE GELOOFSBELIJDENIS. 7

-ocr page 152-

146

christenen, die of op aarde strijden of in \'t vagevuur boeten en beveel u eiken morgen en avond aan de voorspraak en bescherming der heiligen in den hemel aan.

Bidden wil ik, voor die strijden,

Smeeken voor, die zijn in pijn.

Vragen, die zijn aan üw zijden Om mijn hulp en steun te zijn.

VEAGEN.

1. Wat is de gemeenschap der heiligen?

2. Waardoor zijn die verschillende lidmaten verbonden?

3. Wie is \'t hoofd van allen ?

4. Hoe kunt ge dat duidelijk maken?

5. Welke gemeenschap bestaat er tusschen de lijdende, Aa strijden de en. de triompheerende lidmaten der Kerk?

6. Zijn alle lidmaten der Kerk dan heiligen?

ïWEE-EN-ZESTIGSTE LES.

IK GELOOF IN DE VERGIFFENIS DER ZONDEN.

Jezus, die zijne kerk stichtte om door haar alle menschen den hemel binnen te voeren, schonk haar ook de macht, krachtens Zijne verdiensten , de zonden te vergeven, waardoor de hemel gesloten werd en nog gesloten blijft. De middelen, waardoor de zondaar vergiffenis en genade ontvangt zijn de H. Sacramenten. Onder deze Sacramenten zijn er vooral twee ingesteld tot vergiffenis der zonden, n. 1. het Doopsel en de Biecht, De vergiffenis der erfzonden verkrijgen wij door \'t Doopsel en ook van de dadelijke zonden, welke door volwassenen voor \'t doopsel reeds bedreven zijn. De

-ocr page 153-

147

zonden, welke na \'i doopsel bedreven zijn, worden door \'t H. Sacrament der Biecht vergeven. Tot den lamme sprak Christus: //Uwe zonden zijn u vergeven.quot;

Maria Magdalena mocht zich in hetzelfde medelijden verheugen : ook haar vergaf Hij de zonde en dezelfde macht deelde Hij den Apostelen en hunnen opvolgers mede.

Gelijk Mij de Vader gezonden heeft, zoo zend Ik u, sprak Jezus tot hen, dus ook met de macht om zonden te vergeven, hetgeen verder blijkt uit de woorden: u Wat g j op aarde zult ontbinden, zal in den hemel ontbonden zij\'» •, JFien gij de zonden vergeeft, dien zjn ze vergevenquot;.

Zeg nu niet in lichtzinnigheid: wat maakt het uit of ik een keer zondig, ik kan toch in de Biecht vergiffenis daarvan krijgen. Dan zoudt ge zondigen tegen Gods barmhartigheid en dus tegen den H. Geest en toch geen vergeving ontvangen, want alleen zij krijgen deze, die oprecht berouw over de zonden en den ern-stigen wil hebben zich te beteren met het voornemen, (minstens) geene zware zonden weer te bedrijven. Wanneer ge dan biecht, doe het met een oprecht berouw voor God, die zoo genadig uwe zonden wil vergeven; voor Jezus, die voor u zoo smartvol deze genade heeft verdiend; voor den H. Geest, wiens genade u tot berouw en boetvaardigheid heeft gestemd en met het vaste voornemen, de barmhartigheid des Vaders , het lijden des Zoons en de genade des H. Geestes nooit weêr door de zonde vruchteloos te maken.

-ocr page 154-

•148

Waar vind ik hulp voor zielewonden,

Als bij mijn lieven Jezus, zoet?

Die heeft geleden voor mijn\' zonden En door Zijn dood, mijn\' dood geboet.

Door Doopsel en de Biecht schenkt Hij het leven weer, Dat de arme mensch verloor, verliest nog keer op keer.

TRAGEN.

1. Waarom stierf en stichtte Jezus zijne Kerk?

■2. Wat belet den toegang des hemels ?

3. Waardoor worden de zonden vergeven ?

4. Welke Sacramenten nemen vooral de zonden weg?

5. Welke zonden vergeeft 5t Doopsel; welke het H. Sacrament der Biecht?

6. Met welke woorden schonk Jezus Zijne Kerk de macht zonden te vergeven \'?

7. Wie verkrijgt door de Biecht vergiffenis?

DRIE-EN - ZESTIGSTE LES.

11 Art. des Geloofs.

IK 6F.LOOF AAN DE VERRIJZENIS DES VLEESCHES.

Verrijzenis des Vleesches.

Zal ons vleesch, ons lichaam eens verrijzen, dan moet het natuurlijk eerst gestorven zijn, hetgeen door den dood geschiedt.

Bij den dood scheidt de ziel van \'t lichaam en verschijnt voor het bijzonder oordeel, en het lichaam keert tot stof op aarde weder, waarvan het gemaakt is. Allen moeten sterven, omdat allen in Adam gezondigd hebben; tegen den dood is geen kruid gewassen.

Het uur van onzen dood heeft God wijselijk voor

-ocr page 155-

149

ons verborgen, opdat wij een haastigen en onvoorzienen dood vreezen zouden en ons altijd bereid houden door een braaf leven en met een gerust geweten voor Gods oordeel zouden verschijnen.

Het doode lichaam blijft in \'t graf rusten tot, den jongsten dag, den laatsten dag waarop de wereld door \'t vuur zal vergaan en de lichamen door God wederom met de zielen zullen vereenigd worden. Het lichaam stierf door de scheiding der ziel, de hereeniging zal het weer levend maken. Bij God is immers niets onmogelijk? Dezelfde almacht, die de wereld uit niets heeft geschapen, zal de verstrooide beenderen wederom bijeenvoegen en verdoemde en zalige zielen met hunne lichamen weer vereenigen.

iiHel uur komt, vjaarop allen, die in de graven rusten, de stem van den Zoon Gods zullen hooren en te voorschijn komen-, die goed gedaan hebben tot opstanding des levens ; die hoaad gedaan hebben, tot opstanding des gerechtsd, i. om \'t oordeel der verdoemenis te vernemen. Ziedaar! mijn kind, het woord der eeuwige waarheid, wie zal er aan twijfelen ? nBooden staat op en komt ten oordeel,quot; zullen de engelen naar de vier windstreken uitbazuinen, op die woorden zullen de verdoemde en zalige zielen van hunne lichamen daar wederom bezit nemen, waar ze tot dien dag rustten om voor Gods oordeel te verschijnen, uAllen zullen dan den Zoon des menschen, Jezus Christus, op de wolken des hemels zien komen, met groote macht en majesteit quot; De rechtvaardigen zullen met blijdschap en vreugde God zien naderen terwijl de verdoemden met angst en vertwijfeling zullen uitroepen: nBergen valt op ons, heuvelen bedekt onsquot;

7*

-ocr page 156-

150

quot;Denk dikwijls met eeue heilige vrees aan clieu dag van gramschap en ellende en bid:

Mijn God! Gij hebt mijn ziel gezocht,

J5n mij door Jezus bloed gekocht.

Hij leed voor mij zoo menig slag;

Ach! red mij op den oordeelsdag.

VRAGEN.

1. Wat is de dood?

2. Waarom moeten alle menschen sterven?

3. Waarom verbergt God voor ons het stervensuur?

4. Hoe lang blijft het lichaam in \'tgraf?

5. Wat zal er dan geschieden?

6. Kan God de dooden levend maken?

7. Waarom?

8. Hoe zullen we verrijzen?

9. In welke gemoedsstemming zullen do menschen de komst des Eechters te gemoet zien?

VIEE-EN-ZESTIGSTE LES.

12 Art. des geloofs.

IK GELOOF AAN TIET EEUWIG LEVEN.

Het eeuwig leven.

In \'t twaalfde artikel des geloofs belijden wij, dat er na dit leven een eeuwig leven beslaat, waar de rechtvaardigen eeuwig beloond, de zondaars eeuwig gestraft zullen worden, neen iederquot;, zegt de Apostel, t/zal naar de maat zijner werhen behandeld worden!\'

Waarin zal de gelukzaligheid der zaligen bestaan? Zij zullen God zien, gelijk Hij is en met Hem door

-ocr page 157-

151

do liefde op \'t innigst vereeuigd worden; zij zullen bevrijd zijn van alle kwalen en eene eeuwige vreugde genieten. uZij (de rechtvaardigen) zullen uitrusten van hun arbeidquot; (Openb. 14-13) spreekt de Heer uGod zal hunne tranen afdrogen en er zal yeen dood meer zijn, geen droefheid, geen klaagtoon of smart!\' (Boek der OpeTib. 21. 1.) Geen honger of dorst, geen droefheid of lijden, geen leven of sterven zal hen daar tot last verstrekken; maar alle vreugde zullen de rechtvaardigen niet voor dagen of jaren, maar voor altijd, voor eeuwig genieten.

Zooals het loon der rechtvaardigen eeuwig zal zijn, eveneens zullen dc straffen der verdoemden eeuwig voortduren. quot;Zij zullen dag en nacht in eeuwigheid gehveld worden.quot; Geen mensch is ooit uit de hel terug gekomen om ons te vertellen, hoe het daar toegaat; maar Jezus zelf de alwetende en onfeilbare God heeft ons gezegd wat de hel en hare straffen zijn, n. 1. een onuitbluschhaar vuur, waar eeuivlg gehuil en geknars der tanden ivezen zal. Matt. 42-47.

De hel is dus eene plaats, waar de verdoemden door vuur gepijnigd worden en hetwelk niet uitdooft, maar zonder ophouden foltert en brandt zonder te verbranden. Dat alles gaat dan nog vergezeld met huilen en knarsetanden. Wanneer een mensch vreeselijke pijnen moet verdragen, dan gebeurt het niet zelden, dat hij niet alleen weent, maar daarenboven van smart met de tanden klappert als een razende. Ontzettend zullen dus de pijnen der verdoemden zijn, te meer, omdat ze eeuwig zullen duren, volgens het woord des Heilands,

-ocr page 158-

De hel is derhalve het tegendeel des hemels. In den hemel is geen lijden, maar eeuwige vreugde, in de hel geen vreugde, maar eeuwig lijden.

Geen wonder, mijn kind! dat gij hoopt eu wenscht eenmaal het eeuwige leven in den hemel te genieten. Welnu leef dan naar Jezus\' geboden en eenmaal zult ge hooren: u Welaan goede en getrouwe knecht, Ik had u over weinig gesteld en ge z jt over veel getrouw geweest; treed binnen in \'s Heer en vreugde!quot;

Eeuwig, God nabij aanschouwen,

Eeuwig met Hem zalig zijn;

Dat verkoop ik voor geen zoude,

Voor geen eeuw\'ge hellepijn.

VBAGEN.

1. Waarin bestaat de zaligheid?

2. Hoe lang zal dat geluk duren?

3. Wat is de hel ?

4. Hoe lang zullen de pijnen der verdoemden duren ?

Ziedaar, kleine lievelingen! eene korte schets van de Geloofsbelijdenis, met de belofte, zoo God mij kracht en leven laat, u over eenigen tijd een ander werkje aan te bieden, waarin de vraag behandeld wordt: nwat we doen en laten moetenquot; dat is, hoe we naar ons geloof moeten leven, volgens de geboden Gods en der H. Kerk. Tot dien tijd, Jezus, den kindervriend en Zijne H. Moeder aanbevolen!

-ocr page 159-

JJLAD WIJZER.

LES. blz.

1. Wat is de geloofsbelijdenis....................................................1

2. Godsdienst. Openbaring. H. Sehrift. OverleveriDg................3

]ste Artikel des geloofs.

Ik geloof in God, don almachtig en Schepper van hemel en aarde.

3. Ik geloof................................................................................6

4. Ik geloof in God....................................................................8

5. God is eeuwig........................................................................] 1

6. God is almachtig........................................................13

7. God is oneindig goed............................................................10

8. God is oneindig barmhartig..................................................18

9. God is oneindig heilig..........................................................21

10. God is oneindig rechtvaardig..................................24

11. God is oneindig wijs..........................................27

12. God is alomtegenwoordig..............................................29

13. God is alwetend.................................. . 32

14. Over de H, Drievuldigheid....................................................35

15. De Engelen............................................................................38

16. De Duivels..............................................................................39

17. De schepping der wereld......................................................41

IS. De schepping van den mensch............................................43

19. De ziel van den mensch...............................................46

20. De bestemming van den mensch........................................48

21. De zonde..............................................................................50

22. De gevolgen der zonde........................................................52

23. De erfzonde........................................................................54

24. De belofte van verlossing........... ..............................57

2de Artikel des geloofs.

Ik geloof in Jezus Christus, Gods eenig geboren Zoon ,

onzen lieer»

25. De vervulling dezer beloften in Jezus..................................GO

-ocr page 160-

154 BLADWIJZER.

3de Artikel des geloofs.

Die ontvangen is van den H. Geest, geboren uit de li. Maagd Maria,

LES. blz,

26. De geboorte des Verlossers..................................................63

27. De Herders............................................................................65

28. De Besnijdenis................................. . 67

29. De Wijzen uit het Oosten ..................................................69

30. De opoffering in den tempel..............................................71

31. De jeugd van Jezus..............................................................73

82. Joannes...........................................76

33. Jezus wordt bekoord..............................................................78

34. Jezus\' eerste leerlingen en bet begin der Kerk,..................80

35. Eerste wonder te Cana........................................................83

36. De rijke vischvangst.................................84

37. Jezus geneest een verlamde en wekteen doode op................86

38. Jezus\'wonderen in het algemeen..........................................88

39. Benoeming en zending der Apostelen..................................90

40. Jezus is Profeet.....................................................................93

41. Jezus\' deugden......................................................................95

4de Artikel des geloofs.

Die geleden heeft onder Pontius Filaius, is gekruist, gestorven en hegraven,

42. Jezus wordt vervolgd..........................................................97

43. Jezus* feestelijke intoeht in Jeruzalem..................................99

44. Instelling van \'t heilig Altaar-Sacrament..............................101

45. Begin van Jezus* lijden........................................................103

46. Jezus geeft zich gevangen...................................106

47. Jezus wordt gegeeseld, met doornen gekroond en ter dood

veroordeeld............................................................108

48. Jezus sterft aan het kruis..................................................111

5de Artikel des geloofs.

Hij is nedergedaald ter helle en ten derde dage verrezen van den dood.

49. Jezus is nedergedaald ter helle............................................113

50. Jezus is ten derde dage verrezen van den dood...... .. 116

-ocr page 161-

BLADWIJZER. 155

6dc Aktikei- des geloofs.

Hij is opgeklommen ten hemel en zit ter rechterhand van God den ahnachtiyen Vader.

LES.

51, Jezus1 hemelvaart en vernieuwde zeudtag der Apostelen.. 118

7de Artikel des qeiooes.

Vandaar zal Hij wederkomen om te oordcelen de levenden en de dooden,

33. Jezus onze Keehter............................... 121

33. Herhaling........................................ 123

8ste Artikel des geioofs.

Ik geloof in God, den heiligen Geest,

54. De H. Geest is waarachtig God...................... 125

55. De nederdaling van den H. Geest.................... 128

9de Artikel des geloofs.

Ik geloof in de, II. Katholieke Kerk; gemeenschap der heiligen.

56. Ik geloof in de Heilige Katholieke Kerk..............................132

57. Begin der Apostolische zending........................................134

58. Uitbreiding der Kerk.. -........................................................136

59. De voorrang van Petrus........................................................138

60. De kcuteekenen der ware Kerk............................................141

61. Ik geloof in de gemeenschap der Heiligen............. 144

10de Artikel des qeloofs.

De vergiffenis der zonden.

62. Ik geloof in de vergiffenis der zonden................ . 146

11de Artikel des geloops.

De verrijzenis des vleesches.

63. Ik geloof in de verrijzenis des vleesches.............. . 148

12de Artikel des gelooïs.

Kn hel eeuwig leven.

64. Ik geloof aan het eeuwig leven..................... 150

-ocr page 162-

Bij G. MOSMANS, Groote Markt 14. \'s Bosch, zijn nog de volgende werken uitgegeven:

Beknopte Verhandeling over den Syllabus, in vragen en antwoorden door Mgr. Gamne, naar het fransoli bewerkt onder toezigt van een K. K. Priester. Kerkelijk goedgekeurd, ƒ 0,20. per 13 ex., li ƒ 0,17|-; per 25 ex. a ƒ 0,15; per 100 a ƒ0,12.

(zonder premie).

Beknopte Verhandeling over de meest bekende Broederscliappen en andere godvruchtige oefeningen, door J. Ver hei jen O. C\'.......ƒ 0,40 |

Beknopte levens der Heiligen voor iederen dag van

het jaar, met 370 plaatjes. Tweede druk. . . n 0,4 0 Biecht (het H. Sacrament der) van een leerstellig, geschiedkundig en praetiseh oogpunt beschouwd, door den HoogEenv. Heer Rapltael Meliu.

Uit het Italiaansch overgebracht, geheel omgewerkt en merkelijk vermeerderd door een 11. K.

Priester. Kerkelijk goedgekeurd......n 0,70

Communieoefeningen voor alle dagen der week,

door Verheijen, O. C..........n 0,30

Congeeöanist, de ware. Volledig handboek ten dienste van congregatiën van O. L. V. bewerkt door N. Aussems, Priester van de orde van den H. Franeiseus, 3Je druk in 18°......// 1,—

. . // 1,40 . . // 1,7»

In zwart lederen band. . . . Geperst leder verguld snede. .

-ocr page 163-