V x quot; Hi
EN, IN OF NABIJ DEN GEOND,
MEESTAL IN ZEELAND, G E V O N D E N VO O R W E R P E N GEPLAATST IN DE ZOOGENAAMDE
VAN HET ZEEUWSCH GENOOTSCHAP.
Conservatoren DR. J. G. DE MAN EN J. A. FREDEEIKS
1. Beenderen van den Mammonth, El op lias primigenius, t w. 3 dij beenderen, 2 scheen beenderen, 2 gropte, 1 kleine ellepijp, 1 rib, een stuk van liet scliouderblad en van het heupbeen en een stuk bovenkaak met kies.
Opgevischt op den Diluviaal-bodem der Schelde, vóór West-kapelle en Zoutelande. Zie, evenals voor de volgende beenderen de Mededeelingen van dr. J. C. de Man , in het Archief des ge-nootschaps.
3. Tand van den Mammouth uit de Schelde.
Een tweede exemplaar is, evenals een schedel van ürsus spe-laeus uit den omtrek van Wezel, uit veel oudere grondlagen opgedolven. Deze zijn geplaatst bij de Naturalia.
3. Stoottand van den Mammouth uit den //Zilverputquot; vóór Breskens, tusschen de Hompels en de Walvisch-staart, in Z Z.O. richting van de Nieuwe sluis, 1878.
4. Hoornkernen van het uitgestorven Eund, Bos prisons opgevischt vóór Westkapelle 1874\'.
-2
5. Hoorakern van Bos priscus, opgevisclit in de Schelde.
6. Heupbeenderen, denkelijk van liet uitgestorven Eund, gevonden in den zoogenaamden Zilverput.
7. Gewei van een jongen Eland, CervusalceL, gevonden in de Schelde vóór Breskens, evenals de andere beenderen op eene diepte van 15 tot 20 vademen.
8. Gewei van het uitgestorven hert, Gervus euryceros, of C. elaphus primordialis uit den Zilverput vóór Breskens.
9. IVjssiel gewei van het uitgestorven hert, opgevischt in de quot;Wielingen.
10. Niet gedetermineerde groote rib, gevonden in de Ooster-Schelde vóór Haamstede 1880.
11. Hoornen en voorhoofd van het korthoornig rund, Bos braohyceros? gevonden aan den buitenkant van den dijk van Westkapelle, en dus in alluvialen bodem in 1883. Verg. no. 15, 24 en 64.
12. Wervel gevonden vóór Vlissingen, in de Schelde, denkelijk op geringe diepte en van eene nog levende soort van Getacée.
13. Stuk van het gewei van een hert, denkelijk van den noc elders levenden , maar voorheen veel grooteren Gervus elaphus L , gevonden in den alluvialen grond bij het graven van het kanaal van Zuid-Beveland , op eene diepte van 5,20 M.
14. Fossiele onderkaak van eene kleine Getacée — Delphi-nus (torsio of rostratus?) gevonden bij het graven van eene sloot bij Bruinisse 1876.
15. Hoornkernen van het korthoornig rund, gevonden in den Langedelft te Middelburg, met eenige andere beenderen, bij het verbouwen der Armenschool in 1882, één meter onder den beganen grond met sporen van eene oude straat. Yerg. no 11 enz.
16. De Burcht uit liet wapen van Middelburg, vervaardigd uit kienhout of boomstammen , in 1869 gevonden bij
liet graven van het kanaal van Walcheren nabij Souburg.
17. Veen of derrie, uit Walcheren, zooals dat in de oude eilanden van Zeeland, maar nooit in de jongere polders , op eene diepte van 0,5 tot 5 meters onder het maaiveld gevonden wordt. De veenlaag is somtijds 2 meters dik. Zie Geneeskundige •plaatsbeschrijving van Zeeland, bladz. 42.
Hierbij eene schilderij voorstellende het graven van veen. Zie den Catalogus der schilderijen.
18. Mosselen, bevattende klei en veen , gevonden te Middelburg bij het graven van brandputten, in de wa-genaarstraat op 2,50 en op de balans op 2,85 M. onder den beganen grond.
19. Eigenaardige incrustatie uit Bryozoen, vormende een deel van den bodem der brakke wateren , afkomstig uit de gracht van Veere. Geplaatst bij de Mineralen.
20. Incrustatie, veel overeenkomende met die van Ro-kanje, afkomstig uit het zoogenaamde Groote Gat bij Oostburg. Geplaatst bij de Mineralen.
21. Eigenaardige incrustatie , of product van een anderen aard, dat zich in groote hoeveelheid had gevormd op den bodem van het zeekanaal van Walcheren, gedurende het eerste jaar van deszelfs bestaan.
22. Kas met grondboringen , en eene ophelderende kaart, afkomstig van den te Goes tot de diepte van 250 meter uitgeboorden Artesiaanschen put, met afbeelding der werktuigen.
WALG I IE E E N.
23. Schedel uit de begraafplaats van het strand van Domburg of Westhove. Zie beschrijving van die schedels door dr. J. O. de Man in het Archief des Genoot-schaps. De oud Domburgsche schedels zijn typisch en langhoofdig. De gemiddelde hoofdmaat is 74.
4
24. Rimderhoorn of kern van een kortlioornig rund, gevonden nabij de begraafplaats van Domburg met vele andere beenderen, naar liet schijnt van geiten en schapen , alsmede een of twee ramshoorn-kernen. De beenderen lagen verspreid in mesthoopen. Verg. no. 11 enz.
Vgl. Jhr. C. A. Rethaan Macaré, Verhandelingen over de Dom-burgsche munten 1838 en 1856 en dr. J. ab Utrecht Dresselhuis, Godsdienstleer der alotide Zeelanders, bladz. 96.
Onder deze beenderen, die in niets van gewone afwijken, kwamen nooit geslepen beenderen voor.
25. Urn van donker grauwe kleur, gebakken uit zware klei. Hoog 8,5 c. M. ; grootste middellijn 9 c. M.
In 1S17 gevonden te Domburg bij een der geraamten van de aldaar in de vorige eeuw aan het strand ontdekte oude begraafplaats. Er was geen asch in voorhanden. Vgl. Jhr. C. A. Rethaan Macaré, Verhandeling over de Domb. viunten enz. 1838.
26. Urn van donker grauwe kleur, peervormig, hoog 12 c. M. afkomstig uit Domburg.
27 Urn van donkere kleur, rond van vorm, hoogte omstreeks 7 c. M. (Domburg.)
28. Een bewerkt stuk van een aarden kruik of kan, zwart van kleur. (Domburg )
29. Een fragment van een wit grijs schaaltje (Domburg.)
30. Een rood aarden kruikje, omstreeks 5 c. M. hoog, (Domburg.)
31. Fragment van een tempelaltaar.
Deze steen, vermoedelijk dagteekenende uit de 3e eeuw n. C. is gevonden bij Domburg in Januari 1647. Op den zandsteen is afgebeeld Jupiter den linkerarm naar boven, den rechter benedenwaarts gestrekt; van zijn linkerschouder hangt een mantel af; waarschijnlijk heeft hij in de rechterhand den bliksem, in de linker den schepter gehouden; rechts van hem zit de gewijde arend op den wereldkloot. De beneden helft bevatte het opschrift Jovi Optimo yl/aximo Texquisius Facti[tius] Votum .Solvit Zubens Aferito. Vgl. Dr. L. J. F. Janssen, De Romeinsche beelden m gedenksteenen in Zeeland, , Midd. 1845 , bladz. 23. Sinds die beschrijving werd uitgegeven is hel gedenkteeken bij gele-
genheid van den brand der kerk te Domburg den 10 October 1848 zeer geschonden.
fragment van een tempelaltaar.
Dit stuk is aan drie zijden bewerkt. Van voren aan den bovenkant eene nis, waarin drie vrouwen op een bank gezeten, zijnde waarschijnlijk Nehalennia met twee gezellinnen (matres of matronae), van onderen een kleine nis waarin twee personen met offeren bezig. Het aan N. gewijde opschrift is genoegzaam onleesbaar. Aan de zijkanten hoornen des overvloeds gevuld met vruchten.
ïtagmeut van een tempelaltaar.
Dit stuk is aan drie zijden bewerkt. De voorzijde ingesloten door twee met lofwerk versierde Corinthische pilasters, vertoont van boven in eene ni? Nehalennia zittende op een bank of troon zonder leuning en vruchten op den schoot houdende. Hoewel bij den brand zeer geschonden is het opschrift nog gedeeltelijk leesbaar.
Fragment van een tempelaltaar.
Op de voorzijde Nehalennia in eene nis met den linkervoet op den steven van een schip en op de linkerknie een mandje met vruchten. Aan hare rechterzijde zit een hond. De zijstukken zijn met lofwerk versierd. Deze steen heeft bij den brand zoozeer geleden dat het opschrift ter nauwernood meer zichtbaar is.
Steenen outaar, lioog 27 , breed 18 c. M., gewijd aan de godin Burorina. Het onduidelijk opschrift moet waarschijnlijk gelezen worden Beae Burori ne qm[d\'] Votum \\_f\\ecit Julius [mjm Pro s[e] et suis
Deze steen in 1756 ontdekt in den gevel van een huis te Domburg , werd in 1803 aan het Genootschap geschonken. Vgl. Te Water, Verhandeling over de godin Burorina, N. Verh., dl. I, bladz. 255. Dr. L. J. F. Janssen, Rom. beelden cn gedenkstee-nen van Zeeland, bladz. 86. Not. 2 Februari 1803.
Benedengedeelte van een outaartempel, hoog 37, breed 40 c. M., met het opschrift Herculi. Magusano. iüfarcus Priminis. Tertim. Fbtum «Solvit Zubens Jferito.
Deze steen in 1514 aan het strand te Westkappel gevonden, was vervolgens gemetseld in een pilaar der later afgebrande kerk aldaar. Zie Dr. L. J. F. Janssen, Rom. beelden en N. Werken Z. G., 2». dl., 2e. st., bladz. 27. Not. 13 Oct. 1834.
6
37. Steenen altaar, hoog 31, breed 16 c. M., van witten kalksteen , gewijd aan de godin Nehalennia.
Op de zijkanten schijnt een boomstam met bladeren te zijn uitgehouwen. Onder het dekstuk leest men Nehalenni ] ae Inge-nu 1 inius Janu | arus ex j precepto ] aram posuit ] pro salute ] filü sul. Gevonden in 1870 in de duinen te Domburg en vermoedelijk verloren toen in 1647 de aan het strand gevonden voorwerpen naar het dorp werden overgebracht. Vgl. Archief Z. Gen. dl. UI, bladz. 238, (1872).
Afgietsel in gips, hoog 98 , breed 62 c. M. van de best bewaarde der Zeeuwsche gedenksteenen. Dit altaar werd sedert menschen geheugen op het huis Ilpenstein te Ilpendam bewaard en kwam eindelijk door koop in het bezit van het Rijksmuseum te Leiden. Op den steen is afgebeeld Nehalennia op een troon, met vruchten op haar schoot en in een nevens haar staande mand. Aan de linkerzijde zit een hond en van achteren hangt een gordijn. De zijkanten vertoonen uit eikenbladeren gevormde fantasie planten en vruchten. Het opschrift luidt: Nehalenniae Dacinus Liffionis Filius V(otum) S(olvit) L(ubens) M(erito). Vgl. alsboven bladz. 72 en pi. XVI, no. 29.
Afgietsel in gips , hoog 75 , breed 50 c. M. van een te Domburg gevonden gedenkstuk afkomstig uit de verzameling van Paludanus en thans in het Museum te Leiden. In eene nis met schelpvormig gewelf zit Nehalennia op een troon ; op haar schoot heeft zij een mandje met vruchten; nevens haar zit een hond en aan de linkerzijde een mand met vruchten. Op de zijstukken uit eikenbladeren samengestelde fantasieplanten. Het oorspronkelijke droeg sporen van beschildering. Het voetstuk droeg tot opschrift: Deae | Nehalenniae | Ammacius | Hucdionis F(ilius) L(ubens) M(e-rito). Vgl. alsboven bladz. 66 en pi. XV, 27.
Afgietsel in gips, hoog 65 , breed 40 c. M., van een te Domburg gevonden gedenksteen afkomstig uit de verzameling van Papenbroek en thans in het Rijksmuseum te Leiden. Het dekstuk van voren met lofwerk van eikenbladeren, waarop vier ronde vruchten liggen, heeft tot opschrift Deae | Nehalenni | ae T(itus Fla Vj^us) I Fortunati lib(ertus) Primitius V(otum) S(olvit) | L(u-bens) M(erito).
41. Fragment van het beeld der Overwinning.
Van het nog overig gedeelte van dit beeld is na den brand
7
alleen dit voetstuk bewaard gebleven. Het beeld werd gevonden in December 1715.
42 Afgietsel in gips van een metalen beeldje voorstellende een zoogenaamden genius.
Het oorspronkelijk beeldje in 1737 te Domburg gevonden wordt in \'s Rijks museum te Leiden bewaard. P. de la Rue en Can-negieter hielden het voor echt, later werd het verdacht, doch in den laatsten tijd schijnt het weder als echt te worden beschouwd. Vgl. als boven bladz. 95 , alsmede de Notulen van 5 December 1849.
43. Karton, waarop bevestigd zijn voorwerpen, gevonden op het strand van Domburg of Westhove. Het blad bevat:
a. Drie koperen sleutels , waaronder een met bewerkt handvat, na 1856 gevonden; de andere zijn van 1852 en 1812. Macaré pi. IV , fig. 1 en Ma-caré II, pi. IV , fig. 4.
h. Drie vingerringen. Drie van deze, vóór 1838 gevonden, hebben respectievelijk een plaatje met de letters C. A. S. E., of een plaatje met een rechthoekig figuur of eene ovale holte, waarin een steen moet geplaatst zijn geweest. Macaré I, pi. V, fig. 1, 2, 3. Een vierde, bewerkte koperen ring bevatte vroeger ook een steentje.
c. Een rond gouden plaatje, waaraan vroeger een ringetje of belière was bevestigd. Aan de voorzijde een gewerkte rand, met fijne kringetjes alsfiligrane, die een kruis vormen , met vier puntjes in de hoekeu als bij het Carolovingisch kruis. Macaré II, pi. IV, fig. 1.
d. Negen kleine fragmenten van gouden sieraden in een doosje.
e. Een klein medaillon van brons of koper. Macaré I, pi. V, fig. 9.
f. Een koperen en twee loodeu schijfjes , denkelijk gewichtjes. Macaré II, pi. IV, fig. 8, 9, 10.
(j. Eragment van eeu kleine houten kam. Macaré II, pi. IV, fig. 13.
8
h. Vijf koperen gespen. Eene daarvan is bevestigd aan een metalen sleufje. Macaré I, pi. IY, fig. 8 en 9.
i. Fragment van koper. Macaré I, pi. IV, fig. 6. k. Stukje lood, waarop een gekroond beeldje is
gewerkt Macaré I, pi. V, fig. 16.
I. Twee fragmenten van eenigzins bewerkte plaatjes. Macaré I, pi. V , fig. 12 en 13.
m Drie voorwerpen van koper, aan liet eene einde van een oog voorzien, en liet andere gaffelvormig. Macaré I, pi. V, fig. 11.
n. Drie priemen hebbende aan het eene einde een oog, en aan het andere een lepelvorm.
44. Karton met voorwerpen van het strand van Domburg.
o Vijf en twintig meestal koperen platte ringen van verschillende grootte: één is van zilver en drie zijn van groen glas. Macaré I, pi. IV, fig. 11.
p. Groote koperen ring , gevonden met vier lange blauwe kralen en eene koperen priem er aan.
j. Zes verschillende kralen.
r. Zilveren kettingje, uit eigenaardige, zeer eenvoudige schakeltjes bestaande, lang ongeveer 70 c. M. «. Twee kleine fragmenten van koperen kettingjes. t Een klein scharnier. Macaré I, pi. [V, fig. 10. n. Acht kleine , platte plaatjes , waarvan sommige eenigzins bewerkt, van koper. MacaréI,pl. V, fig. 8.
v. Een koperen bewerkte knoop. Macaré I, pi IV, fig. 12.
w. Koperen haakje.
x. Klein koperen pennetje, min of meer in den vorm van een kruisje. Macaré I, pi. V, fig. 5.
ij. Koperen knijptangetje met een ringetje er aan. Macaré I, pi. IV, lig. 3, voor 1838 gevonden. Het oorspronkelijk, door Macaré afgebeelde ringetje is verloren en door een ander vervangen.
9
z. Rond , fijn bewerkt ornamentje van zilver, in den vorm van een knoop.
45. Karton met voorwerpen van het strand van Domburg.
aa. Twee en twintig naalden, priemen of fibula\'s, alle van koper, behalve twee van zilver. Zij zijn zoo wel vóór als na 1838 gevonden. Zes hebben dunne ringetjes, de overige knopjes of oogen. Macaré I, pi. V , fig. 4 en 6.
ab. Groote zilveren ring , met een haakje en oog gesloten, die misschien voor halsband heeft gediend. Een daaraan bevestigd ringetje toont aan dat er een kettingje en medaillon of ornament aan gehangen heeft.
ac. Dertien fibula\'s of ornamenten van verschillende gedaante. Een daarvan , die den vorm heeft van een knoop heeft tot omschrift: Severus aug. Part. max. Zij zijn gevonden tusschen 1838 en 1856. Sommige ronde zijn misschien knoopen. Macaré I, pi. [V, tig. 4, 5, en Macaré II, pi. IY, fig. 2, 3, 5, 11.
ad Vijf platte ornamenten van koper met verschillende bewerking. Macaré I, pi. V, fig. 14 en 15 en pi. IV, tig. 7 en Macaré II , pi. IV, tig. 14.
ae. Een soort van haak, Macaré II, pi IV, tig. 12.
46. Karton met voorwerpen, op het strand van Domburg gevonden tusschen 1869 en 1874; meerendeels geschenken.
af. Twee zilveren vingerringen met eene uit spiraalvormig gewonden zilverdraad gevormde roset, en nog een stuk van een ring met min of meer bewerkte plaat.
ay. Een i\'ing of gesp van eigenaardigen vorm en met eene en relief bewerkte plaat.
ah. Vier platte koperen ringen.
ai. Klein bewerkt koperen gespje.
ah. Twee koperen ornamenten, beide en relief mei figuren bewerkt, die een menschengelaat voorstellen.
al. Zeven verschillende koperen ornamenten.
10
am. Negen koperen fibula\'s, waaronder drie met ringen.
an. Een koperen haakje.
ao. Aclit fibula\'s of broches van verschillende bewerking en vorm, waaronder eene van zilver, die vroeger een steentje bevatte.
ap. Een ronde fibula of broche van geel koper, denkelijk een medaille, op de voorzijde een Erankisch hoofd en profil, met het omschrift Buodacus? aan de keerzijde leest men waarschijnlijk . . . IPEEX.
aq. Looden broche met een man staande in een vierkant, dat van boven open is, maar met omgeslagen hoeken. Op zijde de letters O B P I.
ar. Bewerkte looden knoop.
as. Eraaie koperen sleutel met bewerkt handvat. at. Zeven verschillend gekleurde kralen. aw. Koperen kettingje uit lange S-vormige haakjes bestaande, 15 c. M. lang.
av. koperen opstaand sieraadje of knoop.
47. Twee ijzeren en een koperen vischhaak. Macaré II, pi. IV , fig. 6 en 7. (Domburg.)
48. Twee koperen haken. (Domburg.)
49. IJzeren sleutel, in twee stukken gebroken. Het is zeker , dat deze niet bij , maar in een doodkist gevonden is. (Domburg.)
50. Eraai bewerkte ijzeren sleutel, misschien uit een tijdperk na den Erankischen tijd. (Domburg.)
51. IJzeren ring of gesp. (Domburg.)
52. Een dubbel, min of meer bewerkt plaatje, aan een ring bevestigd ; misschien was er vroeger leder tusschen de plaatjes. (Domburg.)
53. Groote ijzeren ring. (Domburg.)
54.. Doorboorde, rood aarden steentje , denkelijk spin steen. (Domburg.)
55. Stuk van een ijzeren boor of beitel. (Domburg.)
11
56. IJzeren zwaard, zonder handvatsel — zeer verroest. (Domburg.)
57. Een stuk van een hamer , en nog een dergelijt niet doorboord stuk ijzer. (Domburg.)
58. Een of twee doosjes met kleine stukjes van voorwerpen (Domburg.)
59. Een stuk gesmolten lood, en een stukje gesmolten koper. (Domburg.)
60. Een in stukken gevallen metalen bal, ongeveer 3 c. M. middellijn , van binnen kristallijn. (Domburg.)
61. Een verroeste spoor. (Domburg.)
62. Stijgbeugel. (Domburg.) — Misschien niet op het strand gevonden.
63. Een houweel. (Domburg.) — Misschien niet van liet strand.
64. Een runderhoorn of kern van een rund met korte hoornen, verg. no. 11 enz. (Domburg.)
65. De kern van een platte hoorn, misschien vaneen ram. (Domburg.) Zie J. Ab Utrecht Dresselhuis, Godsdienstleer der oude Zeelanders, bladz. 96.
66. Een in 1874 gevonden houten schuifdoosje, te Domburg in het duin of op strand gevonden.
De verzameling van de op het strand van Domburg gevonden munten wordt bewaard in eene der bovenzalen.
67. Stuk van een grijs zwarten steen, 20 c. M. en 40 breed, uit eene steensoort, die fossiele planten schijnt te bevatten, waardoor onregelmatige figuren ontstaan. De steensoort komt voor te Arelghem in Vlaanderen.
Deze steen is even als de volgende voorwerpen, tot no. 73 gevonden bij het afgraven van een vliedberg onder Serooskerke in Walcheren, den »Luycksbergquot; genaamd.
68. Stuk van een handmolensteen, die een middellijn kan gehad hebben van 40 tot 50 en eene dikte van 3 c. M. In het midden was eene ronde opening en een der stee-nen had een opstaanden rand. Luycksbcrg.
12
69. Scherven van bewerkt vaatwerk, waaronder een met verglaassel. (Luycksberg.)
70. Kleine platronde steen van roode aarde, een zoogenaamde spinsteen, breed 5 c. M. met eene opening in \'t midden. (Luycksberg.)
71. Verroeste ijzeren sikkel of snijmes. (Luycksberg.)
72. Middenstuk van een (walvisch?) wervel, met vele insnijdingen door bijl of hakmes ontstaan. Het is met andere beenderen van paarden, runderen en slagtanden van zwijnen gevonden, die alle de gewone hoedanigheden hadden van in den grond gevonden beenderen. (Luycksberg.)
78 Eenige Tibia\'s van paarden, waaronder vele die steenhard zijn en een donkerder kleur hebben dan gewoonlijk; deze zijn aan den eenen kant glad geslepen en zijn aan de beide uiteinden met gemaakte gaten voorzien. Zij hebben waarschijnlijk bij Anglo-saksische volkeren en bij nog oudere stammen voor schaatsen gediend. Twee van deze zijn gevonden in een anderen vliedberg bij Serooskerke in 1812; de andore zijn afkomstig uit den Luycksberg en zijn geschonken in 1834. Verg. Ab Utrecht Dresselhuis, Godsdienstleer, bladz. 100 en Archief des Gen. 1®. dl. 4e. st., bladz. 84.
74. Eerste vingerkootje van een paard , even als de zoogenaamde schaatsen, bruin van kleur en aan eene zijde vlak gepolijst; liet beentje is zwaar en is gevonden niet hij of op, maar in een vliedberg tusschen Koudekerke en Biggekerke.
75. Fragmenten van een grafzerk ontdekt in 1817 in de Koorkerk te Middelburg, en hoogst waarschijnlijk afkomstig van het graf van graaf Willem II, Roomsch koning.
Zie mr. N. C. Lambrechtsen van Ritthem ia de N. Verh. Z. G., Illquot;, dl, 6e. stuk. De beenderen zijn bijgezet in de Nieuwe kerk.
13
Zie Verslag ter viering van hef Eeuwfeest van het Z. G. 1869 bl. 54.
76. Een Ohristuskop van natuurlijke grootte, van gehouwen steen met bloeddroppels op liet voorhoofd.
Deze hier en daar geschonden kop , vermoedelijk afkomstig van een kruisbeeld tijdens de beeldstorming omver geworpen, werd in Junij 1864 opgegraven bij de herstelling van den vloer in het Auditorium te Middelburg, ongeveer een meter beneden den be-ganen grond. In de Xlle eeuw komt het Christusbeeld ongedekt voor of somtijds gekroond met een diadeem 5 in de XIIIe eeuw ziet men de doornenkroon verschijnen, zoodat dit voorwerp tot het eerste tijdperk moet teruggebracht worden.
Zie A. Demmin, »Encyclopédie des, Beaux-Arts plasiiquesquot; en »Notes sur les divers genres de croix in Bulletin d\\x comité archeologique du diocese de Brugesquot; 1 cahier 1854.
77. IJzeren zakmes, voorstellende een windhond , in 1869 opgegraven te Middelburg bij den aanleg van het kanaal.
78. Steenen kogels, gevonden in de kelders van het voormalige Ammunitiehuis, thans gymnastiek-lokaal te Middelburg.
79. Een scherf van een kan met de afbeelding van feestvierende landlieden.
Gevonden bij het graven van het kanaal te Middelburg in 1868. Deze en de drie volgende nummers zijn afkomstig uit de fabrieken te Raeren, zie J. B. Dornbusch, Die Kunstgilde der Töpfer in der abteilichen Stadt Siegburg (Köln 1873). J. 13. Dornbusch. Ueber das sogenannte »/landrische Steingutquot; des XVI und XVII Jahrhunderts (Utrecht 1878).
80. Fragment van eene bruine aarden kan met opschrift: Weib ; Pille: Stout: Alhei : end: Blasen: zum: Buren : Dans: uf: Hans : Dans: dei: Pef: geit: Recht: wir: dansn: ho.
Gevonden in het kanaal.
81. Fragment van eene bruine aarden kan, met opschrift: Gerhet: du; mus : daper : blasen : so: dansen: dei; Buren: als : weren : si; rasen : Ers: uf: spricht: Bas-tor : Ich: verdaus: dy: Kap: mit en Kor, 1583.
Gevonden bij het graven van het kanaal te Middelburg in 1S68.
14
82. Fragment van eene bruine aarden kan, met jaartal 1586.
Gevonden in het kanaal.
83. Steenen kan, een zoogenaamd Baardmannetje (masca-ron), hoog 25 c. M.
Gevonden in het kanaal.
84. Groote steenen pot van zwarte kleur, lioog 22 c. M.
Gevonden in het kanaal.
85. Klein potje van gebakken aarde , een soort van apothekers potje, hoog 48 m. M.
Gevonden in het kanaal.
86. Steenen vaasje met een deksel, denkelijk gedraaid, hoog 60 m. M.
Gevonden bij het afgraven der bolwerken te Middelburg in 1863.
87. Aanééngekoppelde figuren van been.
Gevonden bij het afgraven van het Molenwater te Middelburg, gediend hebbende voor messenheft.
88. Groote wit-aarden pijpenkop en eenige kleine pijpjes, zoogenaamde Spanjolen pijpjes.
In menigte gevonden bij het slechten der bolwerken en het graven van het kanaal te Middelburg. Zie Westendorp, Verh. over kleine rookpijpjes, Gron. i860.
89. Koperen tabaksdoos met de beeldtenissen van keizer Frans en Maria ïheresia.
Gevonden in de gracht te Middelburg.
90. Steen, misschien een aloude beitel.
Gevonden te Middelburg in den grond tusschen de Seis- en Langeviele-barrière. De steensoort is eene zwart geaderde witte marmersoort.
Gevonden bij het graven der Vlissingsche waterleiding, drie meters onder het zand, binnenduins, op de grens van Koude-kerke en Zoutelande, denkelijk afkomstig van de landing der Engelschen in 1809.
92. Steenen melkkan, met drie pootjes, oud model.
In 1883 gevonden in den grond van het voormalige lusthof Duinenburg bij Domburg. Er lag het geraamte van eene kat in. Geplaatst in de antieke kamer.
93. Koperen lepeltje met bewerkten steel waarop een beeldje met een staf in de hand.
15
Gevonden bij eenige oude munten op het strand te Zoute-lande. Not. 2 Januari 1856.
94. Eood aarden kruik met sporen van verglaassel, hoog 27 c. M.
Gevonden in den grond bij Vlissingen 1882.
95. Drie borden , waarvan liet glazuur verdwenen is , of die niet verglaasd zijn geweest, diam. 22 c. M.
In 1883 gevonden bij oud Vlissingen.
96. Koperen of bronzen paarden-lialsbel met de Eransclie leliën er op gegraveerd.
In 1883 met een ouden ring en een paardengeraamte gevonden bij Oud Vlissingen.
Gevonden bij het graven van een welput, één meter onder den grond, op het erf van het laatste huis in de Westdijk-straat te Araemuiden in 1884.
Gevonden in 1885 bij het afgraven der wallen bij de Veer-sche poort te Arnemuiden, van omstreeks 1600. Een bijna gelijk wapen wordt te Araemuiden op het stadhuis bewaard.
Gevonden in 1885 te Arnemuiden.
100. Steenen ornament, voorstellende een tegen een rots steunende olifant, denkelijk gediend hebbende voor bloemvaas.
Gevonden met soortelijke ornamenten bij Souburg, en wellicht afkomstig van een in het laatst der zestiende eeuw, daar bestaan hebbende steenbakkerij.
Gevonden in 1865 op eene in de 16e eeuw overstroomde begraafplaats nabij Colijnsplaat, bij de overblijfselen van een kapel van het oude dorp Houcke of \'s Gravenhoeke. Zie Midd. cour. van 16 December 1866. De schedel is typisch en kort-hoofdig, de hoofdmaat is 87.
102. Roodbakken metselsteen, .voorstellende een menschen-
• ö
Gevonden even als no. 101 in de zoogenaamde »kuipequot; nabij Colijnsplaat, misschien van het dorp Houcke.
16
ZUID-BEVELAND.
103. Schedel uit de begraafplaats van Reimerswaal.
Deze schedel, denkelijk uit de 16e eeuw is typisch en kort-hoofdig met eene hoofdmaat van meer dan 86.
104. Zwart aarden waterkruik uit lleimerswaal, hoog 31,5 c. M.
105. Zwart aarden- waterkruik uit Reimerswaal, hoog 24 c. M.
106. Steenen kogel uit Reimerswaal, waarschijnlijk van een negenponds steenstuk.
107. Koperen heft van een pennenmes uit Reimerswaal met ingesneden figuren.
108. Koperen kraanstop uit Reimerswaal met een gothi-sche M.
109. Een belletje van koper van vierkante gedaante uit Reimerswaal.
110. Vijf ijzeren ringetjes van verschillende grootte uit Reimerswaal
111. Een kraal van Keulsch aardenwerk uit Reimerswaal.
112. Een pijpenkop uit Reimerswaal.
113. Een ijzeren bakje met eene opening, misschien het bovenstuk van een kandelaar, uit Reimerswaal.
114. Een stuk van een koperen lepel, zonder steel, uit Reimerswaal.
115. Een koperen belletje uit Reimerswaal.
116. Wapencachet van koper uit Reimerswaal, waaropeen schild met een merk en het randschrift //Thomas Laureys zó,quot; waarschijnlijk uit de 16e eeuw.
Deze voorwerpen werden gevonden in 1874.
117. Rood aarden kan met twee ooren uit Reimerswaal, gevonden in 18S2, hoog 18, breed 16 c. M.
118. Kannetje uit Reimerswaal, hoog 23 c. M.
119. Kannetje uit Reimerswaal, hoog 13 c. M.
120. Geschonden kruikje uit Reimerswaal, hoog 15 c. M.
121. Geschonden kannetje uit Reimerswaal, hoog 8 c. M.
«
17
123. Gebakken aarden lampje uit Reimerswaal, in den vorm van een hoofd.
123. Tegel fragment uit Reimerswaal met randschrift // dAe. door. — romequot; met sporen van verglaassel in groene en gele kleuren.
124. Tegel uit Reimerswaal met opschrift 1556.
Deze tegel wordt vermeld bij A. Demmin, Guide de l\'aina-teur de faiences et porcelaines, 4°. édit., Tome II, pag. 817.
125. Drie fragmenten van tegels uit Reimerswaal, met groene en gele kleuren , denkelijk van schoorsteenen.
Op eene daarvan staan onduidelijke letters, denkelijk »die nu isquot; op een andere de woorden : »hefft grootte,quot; met renaissance versieringen.
126. Gewone plavuis van rood gebakken steen van kleine afmeting uit Reimerswaal.
In 1730 te Reimerswaal gevonden.
Hierbij de plattegrond van het voormalige Reimerswaal of Romerswaal in lijst, afgeteekend naar het origineel in de Zelaiidia lllustrata. Verg. Bcschrijv. van Reimerswaal door A. Geluk, Midd. 1877 en J. P. van Visvliet, Archief Z. Gen, I, 3«. st., 1857.
128. Bal van gebakken aarde, ongeveer 10 c. M. middellijn.
In 1849 gevonden in een vliedberg in de Tol-cf Torenweide in den Oostkerkepolder op Wolfaartsdijk. Zie Ab Utrecht Dres-selhuis, Godsdienstleer bladz. 100 en dr. Janssen, over oude werptuigen in Nijhoff, Bijdr. Ill, bladz. 147.
129. Steenen gewrocht of ruw beeldwerk.
Gevonden in den vliedberg van den Oostkerkepolder.
loO. Twee gekleurde tegels met letters uit het slot Oostende.
131. Ivoren beeldje voorstellende Eva met den appel.
Dit fijn gesneden beeldje werd bij Heinkenszand opgedolven en heeft vermoedelijk gediend als hecht voor een priem of vork of ander scherp werktuig.
[
I
*
18
13a. Steenen pot van grauwe aarde, onverglaasd en zonder figuren , met een scheef aangezet oor , overéénkomende met die uit Reimerswaal, hoog 26 i c. M.
Gevonden in 1S43 bij het dorp Waarde, drie meters onderden grond, op de plaats waar in de 13e eeuw een slot moet hebben gestaan en die nog heden als de Kasteelberg bekend is.
Gevonden bij no. 132. Deze voorwerpen worden vooral merkwaardig geacht in verband met de stelling dat geheel Zuid-Beveland reeds in 850 zou zijn bedijkt. Not. 7 April 1847.
134. Mortier van zandsteen, hoog 12 c. M.
Gevonden te Waarde. Not. I Nov. 1854«
Gevonden bij het delven van een put in den Oostkerkepol-der, op eene diepte van 27 d. M. beneden den beganen grond en onder eene ongeschonden derrielaag. Waarschijnlijk was hier zand afgevoerd, en was de hamer niet zoo oud als het veen. De Oostkerkepolder werd in 1370 door hertog Albrecht aan Willem van Cats ter indijking gegeven. Not. 14 Oct. 1822.
136. Mortier en daktegel in 1858 in Zuid-Beveland opgedolven.
137. Glazen kan, hoog 234 c. M.
In het begin dezer eeuw in den grond gevonden, in den noordhoek van den polder Kloetinge , 2 meters onder den grond. Not. i Nov. 1854.
138. Eonde rood aarden kruik, hoog 16 c. M.
In 1882 in den grond gevonden, denkelijk in Zuid-Beveland.
139. Rood aarden kruik van eigenaardigen vorm, hoog 12£ en 14* c. M.
Denkelijk uit Zuid-Beveland.
140. Twee met figuren beschilderde tegels uit de XYIe. eeuw.
Afkomstig uit het slot Oostende te Goes. Not. 3 Mei 1820.
Randschrift; Dit es gegevè door Lysbeth Cornelis Willemse weduwe, a». 1552. Afkomstig uit \'s Gravenpolder.
19
142. Fragment van een steenen doodkist.
De kist is van rooden , waarschijnlijk uit de Mainstreken af-komstigen, zandsteen, van dezelfde soort als waarvan nog vele fragmenten te Domburg worden gevonden. Zij stond jaren lang op de oude begraafplaats te Ellemeet en is vermoedelijk gebruikt voor een der eerste bewoners van het klooster Bethlehem.
143. Steenen bal van ruim 30 c. M. middellijn , gebruikt als werptuig bij het beleg van Zierikzee door de Vlamingen in 1304.
Dergelijke ballen werden aldaar later ter gedachtenis in den stadsmuur gemetseld. Zie Teg. staat van Zeeland dl. I, bladz. 267. Not. 21 April 1815.
144. Steen met eene opening, misscliien een stuk van een kruik.
Gevonden te Borrendamme.
Met no. 144 in Mei 1822 gevonden, 4 voet onder den zeedijk, ter plaatse van het 1304 verbrande slot van het voormalig dorp Borrendamme bij Zierikzee dat zelf in 1574 meest onderging
146. Baksteen met twee leeuwen en een wapen er op.
In 1880 gevonden ter plaatse van het voormalige dorp Wes-tenschouwen.
147. Gouden ring met een beeldje van een kikvorsch achter glas en de letters H. O
Gevonden op de plaats waar de berenning door de Franschen in 1672 geschiedde.
148 Koperen plaat, voorstellende eene biddende vrouw, vermoedelijk een stuk van een grafmonument.
149. Koperen tangetje, op beide armen met het opschrift //ave Marie, mater Dei.quot;
No. 148-149 zijn gevonden onder Aardenburg bij de voorm. O. L. V. kerk.
Gevonden in de gracht van het voormalige kasteel te Sluis.
30
151. Gedeelte van een urn, met stukjes been, afkomstig van een liunnebed te Eolde.
152. Een fragment van een steenen ornament, met As-syrisch of Asiatisch hoofd , misschien uit oud \'s Gra-venhoecke.
153. Tranenflesehje uit Athene.
In iSig in een graf gevonden door den chir. maj. der marine Tappert. Not. 13 Oct. 1845.
154. Steenen kop en fragment van een kapiteel eener kolom.
Afkomstig uit Pompeji. Not. 30 December 1777. Verh. Z. G., dl VI, bladz. xix.
155. Twee kleine vaatjes van Romeinschen oorsprong, het eene van bruine, liet andere van witte aarde; op een daarvan sporen van schilderwerk.
Afkomstig uit het kabinet van den heer Spex. Zie Verh. Z. G., dl. VI, bladz. xkiii. Smetius, Afituj,. pag. 116. Not. 25 Febr. 1777.
156. Groote lean, volgens den gever een urn, met twee ooren en nauwe opening.
157. Kan van roode aarde met twee ooren en in het midden eene vernauwing.
158. Kan van roode aarde, zonder ooren met langen hals, overeenkomende met de vormen aan den Congo.
Van den oorsprong van no. 156, 157 en 158 is niets bekend, dan dat zij afkomstig zijn uit het kabinet van Spex, althans no. 156.
159. Drinkschaal van romeinschen oorsprong, vervaardigd van eene soort van witte krijtaarde. De bovenste buitenrand is met keepjes voorzien , liet overige glad en eflen.
Zie Smetius, A/zti/j. pag. 157. Verh. Z. G., dl. VI, bladz. xx.
21
160. Twee liomeinsclie gradampjes, waarvan een bij Nijmegen gevonden.
Afkomstig uit het kabinet van Smetius. Zie Verh. Z. G.. dl. VI, bladz. XXVI. Not. 29 Juli 1777.
161. Stukjes hout uit eene Paalwoning in Zwitserland.
Egyptische mumie.
Deze nog geheel gave Mumie is reeds in 1782 aan het Ge-nootschap geschonken.
Twee stukken gebeeldhouwd marmer, afkomstig van de kantlijst van een gebouw uit Carthago.
Een grafiampje uit Carthago.
Not. 15 Oct. 1817.
Stuk van een tempeltrap uit Java , voorstellende een menschengelaat.
Vgl. over dit merkwaardig fragment Stamfort Raflly, History of Java II ; 15.
Tn de kamer hangt de kaart van Zeeland , benevens eene blinde kaart van Zeeland, vervaardigd door de heeren E. J. M. Bourdrez en A. Huysman, tot aanduiding van de plaatsen , waar de tentoongestelde voorwerpen zijn gevonden
Eene groote menigte stalen van grondboringen uit Zeeland — Zie dr. Seelheim, Grondboringen in Werken Kon. Acad. 1879 —- bevinden zich in een ander lokaal.
162.
163.
164.
165.