-ocr page 1-

^ A

.F

3.

■âx

-ocr page 2- -ocr page 3-

0£R RiJf3UNiV§Éiföï;.-
ï£ UT
k£Cï4L -^

-

. 1

M

t

f.

-ocr page 4-

wmm

t -Vn

ff

li

y

1

-ocr page 5-

f .

4

- ■•-\'■^ià\'^S? quot;

-ocr page 6-
-ocr page 7-

i !
1

t

lt;

-ocr page 8-

4

n

«

-ocr page 9-

Inbsp;2gt;jic äSoecRen

Van \'t Recht des Oorloghs

en Vredes.

Daer in het Recht der Nature, en der Volckereni
OQck de nuoornaemfleflucken, \'van het Pubiijcque
Recht ^erkkm veerden.

Door

M^ H V G O de G R O O T,

In fijn leven Ambafladeuf, van hare Konincklijcke Ma-
jefteyt vanSweden, by den Alder-Chriftelijckften
Koningh van Vranckrijck.

Nae de leße Bruck, en met des Autheurs vermeerderde AenteyC-
keningen (by hem overfieii) ghetrour^elijkjverghefet
Door B, D.

Den tmeden Druck

Seer nut en dienftigh in defe tijdt, niet alleen voor Princen, Overheden, en
Regenten, maer oock voor Secretariflen, NotariflTen, en alle Lief-
hebbers van billickheydt en rechtveerdigheydc.

byl^^ir ^\'Amsterdam,
/ ^an Hendricksz
. En Willem van Beaumont.
ßoeck-verkoopers, 16^7.

-ocr page 10-

il

ft V

-ocr page 11-

Wei-Edeler,

root-achtbare ? yeel Vermogende Heeren^ mijn

Heeren \'^ur^ermeeßeren en Regeerders der 1!(gt;ijdt-
yermaerde iLoop-ßadt

AMSTERDAM,

Mijne gebiedende Heeren ^

Ck hebbe meermaels

uyt verfcheyden goede Luyden
hooghes cn laghcs ftandts ver-
ftaen, dat de drie Boecken van
den Hoog-geleerden^wijdc-ver-
maerden
Hugo de Groot,
vant Recht der Oorloghe en Vrede,
in de Latijnfche Sprake befchre-
ven, ^èer dienftigh wierden ge-
houden , voor alle de ghene ^ die haer niet alleen met de re-
geeringc van Landen en Luyden.maer oock met de Rechts-
gheleertheydc in hooghe en Jage Gerechts-bancken willen
bemoeyen, \'t zy als Rechters, Secretarifen, Notarifen, Voor-
fpraken, oft die om publijcque Inftrumenten te maecken
en vervaerdighen , macht hebben ende geauthorifeert zijn 5
ende derhalven van veelen Inghefètenen defer Landen feer
verlanght wierde, van \'t felfde werck te mogen hebben een
ghetrouwe en volkomen Overfettinse in onfe Vaderlandt-

fche

-ocr page 12-

fche Spraecke: Dewijl de Overfettinge des (elfden Weicks
voor eenige jaren in Druck uytghegeven, bevonden wierdc
in veelen deelen ghebreckelijck en vol mis-ftellinghen, tot
merckelijcken ondienft van den Lefèr, als niet alleen de aen-
teyckeninghen op den kant van de Autheuren j Wetten,
en Texten der Rechten, ende Rechtgheleerden, daer op de
Schrijver wijft ^ganifch nalatende: lïiaer oockïn \'t overfet-
ten van des Autheurs text fel ver menighmael defe^iueux en
ghebreckelijck ^ dat het geen van den Autheur breeder uyt-
ghebreydt ende verklaerc werdt, van den Overfetter werdt
verkortetj ende nae fijn goedtduncken in weynigh woor-
den fomnLiierlijckalleen voorgheftelt, daer in des Autheurs
meyninghe niet alletijdt recht, of duydelijck ghenoech ghe-
trofièn, noch klaer ghenoech uytgebeeldt en wert ^ fonntijts
oock door des Overfètters (ücht en reljjeifl tot fijne Kercke,
des Autheurs meyninghe verandert, en van fijn Jd, Kern,
oft van Nem^ Ja^ gemaeckt j oft merckelijck verandert, om
\\ ghevoelen der Kercke niet plat teghen te fpreken 5 bene-
vens andere mifflaghen meereen ghetrouwen Overlètter
niet voeghende in eens anders werck. Dethalven hebbe
ick j tot dienfte en gerief, foo ick vertrouwe, van de goede
ïnghefètenen defer Landen , dele nieuwe ende ghecrouwe
overfetcinge van dit loflijck Werck doen tot mijnen koften
bevorderen , en door den Druck
ghemeyn maken : In de
weicke niet alleen de voorgaende nu ^melde defeden ver^
vult, en alles nae\'t Originael Exemplaer oprechtelijck en
volkomendijck vertaek is 5 maeroock met ^nnotmm

ende

-ocr page 13-

ende Vermeerderingen, v.\'aer mede de Autheuï fijn werck
felfs by fijn leven, vaft foo menighmael dat in \'t Latijn is
herdruckc werden, ( \'t welck by-nae, door den groeten af-
treek, aiie jaren ghefchiede) verrijckt, vernfïeerdert, en mee
der tijdt volmaeckt heefc : waer door het Werck meer als
een derde-part vergroot is j hebbe ick tot volkomen ver-
genoegen en contentement des Lefers, de felfde mede doen

overferten, ende hier by voegen, welckeindeeerfteover-

fettinghe gantfch uytghelaten waren. Oock hebbe ick de
ghemelde/^ra^^r^/m^« 3 tot meerder dienft ende gerief
des goedtwillighen Lefers doen voeghen, niet in eenen
bandt t\'famen op \'t eynde van *t werck ^ noch oock achter
ydet Capittel, als in \'t Latijnfche Exemplaer is ghefchiedc j
maer in yder Capittel achter een yeghelijcke
paragraphe),
afdeelingheof feaie des Capittels, op dat de Lefer ter-
ftondtdie moghcby der handt, ende voor ooghen heb-
ben , en niet behoeve die lange , of verre te Ibecken : welc-
ke ick oock met Cijfe-ghetalen ghenoteert, en yder fijn
plaetfè aenghewefen hebbe : of als de^i^Amotatien kort van
weynigh woorden waren, hebbe ick die tuflchen twee
dufdanighe haeckjens [ ] in den text des Autheurs gevoegt,
foo datfe den text niet en breken. Alleen in de Voorreden
(die de Autheur in gheen fedien heeft afghedeelt) hebbe die
uermeerderinghen mede tuflchen ghclijcke haecxkens afghe-
fcheyden van den text, moeten in den text felfs in-voegen,
tot foo min verbreeckinghe van den loop van des Autheurs
propooft, als doenlijck is gheweeft. Het werck felfs heb-

4 ^nbsp;beick

-ocr page 14-

be ick niet noodigh aen te prijfèn , goede Ware prijft haet
lèIven ,nae\'t fpreeckwoordt, en de tiuitigheydt van dien
werdtdoor den Autheut in fijn voorreden genoegh aenge-
wcfen, (bo uwe Ed. Groot-achtbaerheden dieghclieven te
lefèn. ïn \'t vertakn lal men bevinden dat oprechiigheydt
ghepleeght zy, om des Autheurs fin op \'t naefte en klaerfte
uyt te drucken: fonder yets nae te laten daer aen gheleghen
was, ten ware fomtijts (doch fèer lelden) daer den Autheur
handelt vanden oorfpronck en afkomfte van cenigh Latijns
oft Griecks woordt, het welck in onlè Vaderlandtlche fpra-
ke gheen val noch dienft en heeft.

Dit Werck, Edele, Groot-achtbare, veel vermogende
Heeren j heeft my ghedacht dat ick behoorde uwe Edele
Groot-achtb. toe te eyghenen, en der felfder hoogh aenfie-
nelijcke protedie en befcherminghe onder-dienftelijck tc
verfoecken, om onder der felfder hoogh aenfienlijck au-
thoriteyt veyligh te fchuylen: vertrouwende dat het niet en
lal on-aenghenaem zijn, lbo om de ftofïè en materie lèlfe,
die daer in verhandelt werdt, als om des Autheurs wille,
van wekken het herkomt, welcke uwe Groot-achtb. in
fijn leven aenghenaem en liefcalligh, oock van de felve in
verfcheyden ghekgentbeden hoogh begunftight en
ge-eerc
is gheweeft. De ftofFe en inhoudt van dit Werck is looda-
nigh, dat niet alleen den ïngefetenen en Onderdanen hoo-
ghen en laghen nae yders fiaeten
gheleghentheyt verlchey-
den nutte en hoogh-noodighe Icfien
voor-ghefchreven en
onderwijfinghen ghedaen werden in alle begheventheden,

van

-ocr page 15-

van hare fchuldighe plicht, om wel en Chtiftelijck te ghe-
hoorfamen aller menfchelijcker ordeningen, en hare hoo-
ghe en fubalterne Overheden behoorlijckte ontmoeten en
bejeghenen, om \'t zy in Vrede, oft in Oorloghe een ghe-
ruftenftilleleventeleyden, in alle Godtfaligheydteneer-
baerheydt ^ maer daer felfs oock den Monatchen, Keylers,
Coninghen, Vorflen, Princen, en allen Hoofden oft Re-
genten van fouvera*ine Republijcquen cn Burgherfchappen
groote en kleyne Wetten gheftelt, en onderwijfinghe oft
bericht ghedaen werdt, hoe fy wei en Godtfalighlijck re-

geeren, en hare Onderdanen bejeghenen moeten , niet al-
leen na de Wet der Natuyre, en \'t recht der Volcken ^ maer
oock de Wet van den opperften Wet-ghever, en Coningh
dei Coninghen eertijdts den Hebraifchen volcke felfs ghege-
ven, midtfgaders de volmaeckte Wet der vryheydtdoor
fijnen eenigh-gheboren wei-lieven Sone lefum Chriftum ,
Rechter der levenden enden dooden ter laetfter tijdt in de
alder-heylighfte en volmaecktfte Chriftelijcke Religie voor-
ghefchreven, op dat de Overheden wel regeerende, en de
Onderdanen goedtwilligh en getrouwelijck gehoorfamen-
de, fybeyde niet alleen hier een gherufl: en ftille leven ley-

den, en goede daghen fien moghen , mae^: oock hier nae-
maels met den Heere Chrifto in de Hemelen als Coningen,
en Priefters Gode fijnen Vader leven en regeéren moghen in
der eeuwigheydt. Soodanigen Conincklijck ghefchenck
en waerdighen juweel, wien konde ick dat beter prefente-
alsuweEiGroot-achtb. wekke ghelijck
hare Stadt

-ocr page 16-

enBurgheryedeparel en pronck is vangheheel Hollandc,
alfoo mede uwe Ed. Groot-achtb. met recht erkent wer-
den voor de gene, die in de Lants-dagen en Vergaderingen
van hare Ed. Groot-moghende in de regeeringhe des landts
de Balance en fchale der Rechtvaerdigheydt tot Oorlogh of
Vrede in de befcherminghe van der landen vryheydt en ge-
rechtigheydt doen over-gaen en hellen na die zijde, weicke
hare wijTe welbedachte ad vijfèn en ßemmen wijfen de vey-
lighfte eneerlijckftetezijni en weicke oock in voorvallen-
de noodenuyt hare fchat-rijcke Cafla het Vaderlandt noyt
verlegen laten van het defed van andere leden te vervullen :
daeromvaft aller ooghen ghewoon zijn in voor-vallende
fv^?arigheden op haer veel te fien, als op Arbiters en Scheyts-
rechteren. Wat oock ten anderen den Autheur deiês wercx
belanght, wiens uytmuntende gheleertheydc, fonderlinge
deught, en onghewoonlijcke lieftalligheyt hem boven alle
geleerde en vermaerde Mannen deler en der voorleden eeu-
wen doet uyt-fteken, ende van allen hooghe en aller eeren
waerdigh achten
j alfbo hebben oock uwe Ed. Groot-
achtb.alle-tijdttothemghetoont een uytnemende afFedie
cn vriendelijcke gheneghentheydt, felfs in de tijden
fijnder
droefheydt en verftootinghedaer van de fèlfde menigh-
mael klaer blijck en bewijs in verfcheyden ghelegentheden
ghegheven hebben, ende onder anderen als hy in fijne laet-
fte reyfe uyt Vranckrijck nae Sweden aen hare Coninghlijc-
ke Majefleyt reylènde,fijn wegh nam
door uwe Ed. Groot-
achtb. Stadt ^ om van daer te Schepe te gaen, alwacr hy van

de

i . 4\'

\' 3!

-ocr page 17-

de felfde niet alleen vrïendelijck ontfangen, beleef-
delijek begroet, ghewellekomt, ^n ghehf rberght
wiert 5 maer oock voor fijn af-fGheyt heerly ck ejide:
magnifijcklijck onthaelt, ghetoeft, en ghetraäeertj
hem geluckop fijnreyfe vy^enfcheiide ^ en alle teyc*
kenen van eere, gunfte, en hoogh toe-gedane gene-
gentheyt bewijfende. Soo dat ick ten dien aeBfieQ
geen twijffel drage, oft defe aenbiedinge van een fo
treflijck gelchenck,¥aneenfboHeftalligen^aeng^r
namen 5 kunft-rijckeaMeefter ,{aluwe Ed. Groot-
achtb. oock na fijnen doodt aengenaem zijn. Eyn-
delij ck voor een derde reden beweegt my oock hier
toe mijnen fchuldigen plicht ^^en ootmoedigh^ ghe-
dienfiigheydt;, hebbende daer in niet vooty dan deii
dienß onfes Heven Vaderlandts, en fonderlinge vai^
uwer Ed. Groot-achtb. ghetrouwe eendrachtighe
Burghcrye, datfy defenterjecht wijdt-vermaerder
Hollander infiijn Vaderlandtfclie talehoorende (b^
treflijckenbondighfpreecken,,en alle Standen on-

derwijfen van de lieiij ckhey t, nuttigkey t^ en noot-

delijckhey t, en verderfiijckheyt der Oorloge,oock
der middelen om d^een te verkrijgen, ende d^ander
te vermij den, oft i mm ers ni e t können dc ont
wij ken^
des felfs wilde woeftigheyt te temmen en in te bin-
den, fy te liever en ghewilligherleerenhaer hälfen
buygen onderhet jockvan uwer Ed. Qroot-achtb.

ghe^

- \\

-ocr page 18-

gehoorfaemheyt, waer aen het opkomen, vermeer-
deren, en beftendigh blijven van hare welyaerten
profperiteytzijnhangende, alsmede van uwe
Ed.
Groot-achrkFloriffante Stadt enbloeyendenftaet.

Want daer die plaetfe heeft, en ghetrouwelijck in
eendracht gepleeghtv^erdt 5 daerishethertein den
ftaet gefönt, en van binnen weï gheftelt: daer zijn
gheen Wallen, Bol-wercken, Borft^wreeringhcn,
Slagh;boomen, Guarnifoenen, noch Soldaten van
ïiooden, niet dan tegcn\'\'tgheweldt, dat de Vyandt
vanbuyten doen kan: daer hoort men van geen on-
verantwoordelijck rotten, muyten, pionderen van
haerderMed\'c-burgeren huyfen j daer fent men niet
na Leyden om fchadelijcke Confultcn,tot ftijvingc
van demuytigeconfcientie f maer de Burgers woo-
nendaer met malkanderen vreedfaem als Schapen,
de Onderdanen eendrachtigh als Lammeren, de ïn-
gefetenen onnoofel als Duyven,fonder vreefe, fon-
der fchrick, fonder omme^fien nae malkanderen.
Soodanigeii Regeeringe, Edele, Gïoot-achtbare,
veelvermogendeHeeren, wenfchtuwe Ed. Acht-
èaerheden van gantfcher hertenrder felfder

Gmtfih onderdanigbe en ghetr9ungt;e Dienaer».

-ocr page 19-

A E N D E N

(tAlder Chriflelijckfien Coningh loan Vrmch^iji

fWg n4174w, L ü d o w n c k de X111.

H U G O de GR O O T.

Ldcr-uytnemenfte Coningh, ditBoeck derft
uwen alder-doorluchtighften naen:i ak voor
in\'t hooft ftellen, niet uyt vertrouwen van
hem ièlven, noch van fijnen Autheur, maer
van fijn inhoudt, als gefchreven, namelijck,
voor de R echtveerdigheyt j welcke deught u
alfbo eygen is, dat ghy daer van door uwe verdienden,en toe-
ftcmminge van t raenfchelick gheflachteeennaem foo grooten
Koning waerdig bekomen hebt, fo dat ghy nu aller wegen niet
min door den naem
Kechtvaerdige, als Ludowijcl^gtktm werdt.
Den Roomfehen Vèlt-overften dochten (eer heerlick ende aen-
fienelijck te zijn de titulen van
Creta^ NmidU, Afticay oAfia^ en
andereoveiwonnen volcken bekomen. Maer hoe veel door-
luchtiger is defen uwen naem en cituVdaer door ghy bekent ge-
macckc wert, niet van eenigh volck, oft eenigh meniche, maer
van \'tgeen onrecht is over al vyant, en alle tijdt over winner te
zijn ? De Egyptifche Koningeti hebben het groot gheacht, dat
d een liefhebber fijns Vadert d\'andere fijns Moeders, de derde
fijnder Broederen genaemf wierde. Maer doch hoe geringen
gedeelte is dit,van uwen naem, welcke niet defe dingen alleen,
*ïiaer alles wat fchoons,vvateerlicx kan bedacht werden in fij-
nen omvang begrijpt ? Rechtveerdig zijt ghy,als ghy eert dege-
quot;^chteniflè van dien
Grooten boven alles wat gefeyt kan wer-

« znbsp;den

-ocr page 20-

den.uvves Vaders^hem navolgende: rechtvecrdig,alsgliy uwen
Broeder door alle niiddeleoj doch nergens door meer, als uwe
exeropel ondervvijft: rechtveerdigh^ als ghy uwe Sufteren tot
hoogfte huwelicken verheft: Rechtveerdig, als ghy die by-nae
begraven wetten wederom te voorfcHijn brengt, en u, foo veel
gy kond^ftek tegens dele van c^uaet tot arger vervallende eeuwe:
Hechtveerdig^en oock te gelijck fachtmoedig,als ghy u Onder-
danen, vwlcken de onkunde uwer goedigheyt buyten de palen
van hare fchuldige pligt hadde verruk, niet anders en beneemt^»
als de ongebonden vryheyt tot londigen.en geen gewelt aen en
doet den gemoederen, weicke in\'t ftuck van GodtlHienft van u
ih gevoelen verfchillen: rechtveerdig,en met eenen barmhertig,
als ghy de onderdrude volckeren.de befchadigde Vorften door
uwe authoriteyc vedichtet, en niet toelaet dat de Fortuyne tegens
haer te veel vermoge. Weicke uwe fonderlinge weldadigheyr,\'
die oock fo verre God gelijck is,als de menfchelicke nature ver-
draegt,my bedwingt oock door defe openbare aenlprake voor
my felver in\'t particulier dancktefeggen. Wantgelijcals de He-
melfe gefternten niet alleen indegroote gedeelten der werelc fich
inftort?n,maer ooc tot een yder levendig gedierte hare kracht la-
ten nederdalen; alfo mede ghy op der aerden een fèer weldadig
cn vriendelick gefternte,niet te Vreden zijnde met de Vorften op
te rechten,den Volcken onderftandt te doen, hebt oock willen
my,die in mijn Vaderlant qualick onthaelt was,zijn tot befcher-
minge en vertrooftinge. Daer by komt^ om de Reye van recht-
veerdigheyt re vervullen, na uwe publique
daden,de onfchult cn
fuy verheyrvan u particuliere leven, waerdigh dat niet alleen de
menfcheniOiaer oock de Hemelfche Geeften fich daer over ver-

won-

1 i !

-ocr page 21-

wonderen. Wantlioe veelzijnder Wel onder\'t flechte volck.ja
onder die geneweicke fich van \'t gefelfchap der v^erek afge-
fcheyden hebben^ die fich aifo vry houden van alle mifdaer^ als
ghy, geftelt zijnde in foodanigen ftaet^die van allen kanten onn-
cingelt IS met ontallicke aenlockingen tot fondigen? hoe groe-
ten lake is doch dat^ onder de occupatien, onder \'t gewoel,in \'t
Hof^onder fo vele op verfcheyden wijfe Ibndigende exemplen,
te verkrijgen \\ gene, \'t welck anderen d eenfaemheyt naulicx,en
menigmalen felfs noch nauHcx kan geven^en te wegc brengen?
\'t welcke dan is niet alleenlicken den naem van Rechtvaerdige,
maer oock van H. (èlfs in die leven te verdienen^wekken naem
d over-een-ftemmingeder Godvruchiigen uwe Voor-ooderen
Carolas- Magnus, en Ludo\'ïiPijckjiz hare doot gegeven heeft: het
welcke dan is niet door den naem van fijn geflachte,maer dooï
fijn eygen naem de Alder-Chrißelikfte te zijn. Maer alhoewel u
geen deel der rechtveerdigheyt vreemt en is,nochtans die recht-
veerdigheytjwaer vanden inhoudt defes Boecx handelt, wekke
de raetflagen van oodogh eri van vrede betreft, is daerom uwe
eygen, dat ghy Koning,en Koning van Vranckrijck zijt. Dit u
Hijck isfo groot/t welck fich door fogroote.en vruchtbare lan-
den aen beyde de Zeen uytftrecket; maer noch grooter als dit
Rijck is\'t Rijckjdat gy na geen andere Rijcken en trachtet.Sulcx^
is uwer Godvruchtighey t waerdig en betamelick, waerdig dien
hoogen flaet, niemants recht door wapenen in ftrijt te trecken,
d oudelimiten niet te verfetten.maer in oorloge den vrede-han-
del te drijven, noch te beginnen als met dien wenfch, dat ghy
hoe eerder hoe liever moget ophouden. Och i hoe fchoon ifl,
roemelick, hoe trooftelijck felfs voor de Confcientie, dat

\' 3nbsp;s^y»

/

-ocr page 22-

ghy, wanneer u Godt tot fijn Rijck, \'t welck alleen meerder is
als het uwe, roepen fal, vrymoedighlick fult mogen iègghen $
Dit Svvaert hebbe ick van u tot beftherminghe der Rechtveer-
digheyt ontfanghen, het felve geve ick u weder, niet befbedelc
met eenigh onfchuldigh bloedt^ % ver, en onfchuldigh. Soo
fal het gefchiedenjdat de regu!cn,welcke wy nu uyt de Boecken
halen gt; namaels in komftigen tijden uyt uwe daden, als het al-
dervolmaecktßepatroon, fulleri genomen; werden. Het welc-
ke hoewel dat het zy het aldergrootfte, io derft doch het Chri-
ften volck wat grooters van u vorderen, dat namelick de Wa-
penen over al af-geleyt zijnde^de vrede niet alleen den Coning-
rijcken, maec oock der Kercke door uwe beleyt herftellet wer-
de, ende dat onfeeeu wc leere fich onderwerpen hetgoetdunc-
ken vandie eeuwe, vv elcke alle Chdftencn bekennen dat in
ware en oprechtgeloove Chriftelick geweeftJs. Deghemoc-
deren die den tweedracht moede en verdrietigh zijn, werden
tot dele hope opgeweckt^door de onlanghs-gemaeckte vrient-
fchap tuflchen u, en dien alderwijfflen en liefhebber van dien
H. Vrede , den Coningh van Groot^Brittannien, beveßight
door hetgheluckige Huvveljck van uwe Sufter, Een fvvaer en
moeyelijck Werck, om de heftigheydt van partyen, ontfteken
doordaghelijcksgroeyendenhaet: Maer foo groeten Conin-
gen en is niet waeidiger^ als\'tgeen dat fvvaer is, als \'t geen da«
andere den moedt van verloren geven. De Godt des vredes,
de Godt der Rechtveerdigheyt wil, Rechtveerdige Coningh,
Vreedlame Coningh, uwe Majefteyt de fijne naeft zijnde, foo
met andere goederen, als oock met delen lof en roem verrijc-
ken.

Voor-

-ocr page 23-

Voor. Reden

Oe D^i\'e l^oecl^eu

Van het

RecbtdesOorloghsen Vredes.

Aer helDben haer veek onderwonden het Burger-
recht, quot;tzy hetUoómfche, oft oock een yeder fijn
Vaderlandts recht, oft door uytieggingen te ver-
klaren,of in een kort begrip voor oegen té ftellen.
Maer dat recht, \'t gt;vekk is tuïïchen meer volcken^
oft de Regeerders der volcken, \'t zy dat welck
uyt de Nature felfs is heergevlöcytioft door God\'
delijcke wetten ingheftelt, oft door de Zeden en
ftilfwij gende contrad in-gevöert, hebbender Wèyhighc aengheroert:
doch tot noch toe en heeft het nieraant in\'t geheel en op gewilfe ordre
Verhandelt: daer nochtans voor het menfchelijcke geflachte aengele-
gen is dat fulckx gefchiede. Want
Cicero met waerhey t gefeyt heeft,
dat defe wetenfchap uy tnemende is in verbonden, contraöen, hande-
linghen der volckeren, Coninghen , en vreemde Natiën, eyndelijckin
alle het
Rtch* dei Omhghs èn des Vredes, En Emipiäes ßxlt delè weten-
fchap boven dt kén niifè van Göddelijcke en menfchelijcke faccken:
Want hy doet
Themtymenem alfoö aen-fp reken:

fchmdUfji^ daer ghy \'t weet wat Godt of mnfche maeckï,
E» \'t minfieuièt verfiaét wat Recht en Reden raeckt.

Ende is defen arbeydt foo veel meer noodigh, om datter felfs in onfe
tijden niet ontbreken,en in ouden tijden niet ontbroken hebben, luy-
Qen, die dit Deel der Rechten alfoo hebben veracht, als oft daer niet
^eer aen en ware, als den ydelen naem. Een yeder by^na heeft in den
quot;lonthet wöortvan
Efipbemus hyThmydides. i. Daer en is nieton-
jechtvaerdighs voor een Coningh, of Stadt die \'t opperfte ghebiedt
^etr, als het maer profijtelick is
ï {In \'t 6 Boeck: De ïèlfde meynin-
se ^intmeaoöckin\'t 5 Boeck, alwaerdeAthenienfers doen ter tijdt

Hoogh-

-ocr page 24-

Hooghmoghende de Meliers.aldus aen-fpreken :By hetmenfchelijck
vernuft werden die dingen voorrecht erkent, weicke gelijcke noodt
haer opdringt, maer dingen dieghefchieden können, werden van den
genen die machtiger zijn ghedaen ,cn van den ghenen die fwacker zijn
gheleden. ] Daer mede accordeert, dat in de fouveraine Macht het
fterckfte het billijckfte is: En dat een Republijcke fonder onrecht
niet en kan gheregeert werden. Waer by komt j dat de verfchillen,
weicke tufTchen de Vorften oft Koningen vallen, veeltijdts Mars den
Oorlog,hs-Godt tot een Scheyts-man hebben. Doch foo is het ghe-
voelen niet alleen van den ghemeynen man, dat het recht en den oor-
logh op het wijtfte van den anderen ghefcheyden zijn, maer oock den
Gheleerden en Voorfichtighen Mannen ontvallen dickwils fulcke
fpreucken, dewelcke fulck een gevoelen ftijyen. Want daer niet ghe-
meynder isjals het jecht en dè wapenen tegens malkanderen te ftellen-
Want oocknbsp;heeft gefeydt:

Me^pleyt daer langer niet, elckyordert \'t ßjn door U Swaert,

En Hóratm befchrijft de woeftigheydt van Achilles:

H^ houdt dat hem geen Wet enisgefleldt,
Maer eygent fjch vaß alles metgeweldto

En een ander voert een anderen ïn, als hy den Oorlogh aenhanght»
/prekende:

Den Vrede laet kkhier, en \'t langh gefchende recht.

Den Ouden Antigonm befpotteden genen,diehem,daerhyinhet
werck.was met Steden te beftormen, een tradaet van de rechtveerdig-
hey t prefènteerde.
\'En Marrias ontkende dat hy onder het gedruyfch
der wapenen de Wetten kondehooren.
[Lyfander by Plutarchnm op
fijn Deghen wijfende, feyde, die defen heeft difputeert alder-vorder-
lickftevandeLant-palenenGrenfen. Bydenfelfden
Plutarchtts feyt
Ctefar, dat de tijden vari Wetten, en van. Oorloge van den anderen ver^
fchiilen.
Seneca in \'t 4 Boeck van dé Weldaden , Cap. 38. Ondertuf-
fchen [chencken de Koningen3 infenderheyAt in den kiygh, vele dingen metgbe-
deckten oogen: Een eenigh recht veerdigh Man en
kan\'t niet hoaden teghensfoo
veeie ghewapende begeerlickheden. Niemandt en kan te gelijck »p een tijdt een
vroom Man, ende een goet Veldt-heer\':(i}n.
Selfs Pómpejm diefooheufch
van monde was, derfde wel fegghen: Soude icknaer de Wetten luy-
fteren, daer ick het harnas aen hebbe? {PlmrehmNQxh^dt defei^euc-

ke

-ocr page 25-

ke Pö»?2/7Êi tot den Mamertinen, aldus : En fult ghy niet op-houden
Ons ghewapende luyden de Wetten in de ooren te tuyten ?
Cmtius in\'t
pBoeck.
Sog kan oock den Oorlogh het recht der naturen averechts
omkeeren.] In de Chriftelijcke Schribenten vindt men veéle Ipreuc-
ken van ghelijcken fin : in ftede van veelen fal ons defe uyt
lemlliatiHi
ghenoegh zi^\'n: Bedrogh, flraffighsjft, omechtvaerdigheyt, Tiijn éygw mrc-
Kenvan den Oorlogh.
Die van fulckeen ghevoelen zijn , füllen dit uyt
der Comedie ons teghen-werpen:

Pooght ghy dit enghems vafl enghems te boeyen
Door orderen belejdt j [oogaet met een u moeyin,
Behoudens ßa, en wit te fpeelen dolleman,
En rafen met befcheydt plat teghem reden an,

Derhalven, gemerckt men te vergheefs van \'t recht /öude voorn€lt;=
men te handelen , indiender geen fiilck recht en is; foo fal \'t dietlftigh
zijn, foo om onfe werck aenghenaem te tóaecken, als om het felfde te
wapenen, dat wy defe boven maten grove dolinge korteli jck weder-
legghen, Doch om met den gantfchen hoop niet te doen tc hebben,
willen wy haer een voorfpraeck geven: En wien doch beter als Carnet\'
die foo verre ghekomen was, het welcke denhooghften top in fijn
Academie was, dat hy foo wel voor de leugen, als voor de waerheydt
fijne welfprekentheydt konde den lolTen toom geven ? Defe
Carneades
voorghenomen hebbende de rechtveerdighey dt, infondsrheydt defè
van de welcke wy hier handelen, te beftrijden , en heeft gheen krachti-
gherbewijs können vinden alsditte: Dat demenfchen fich felven de
rechten verfcheyden verdicht hebben nae die ghemaniert waren , en
datfe by de felfde volcken, nae de tijden liepen, menighmael veran-
dert zijn: doch datter geen natuurlick recht en is: want dat alle, foo
wel rnenfchen, als andere ghediertetl door leydinghe der nature fich
Rreckennae hare voordeelenj datter derhalven, oft gantfch geene
rechtveerdigheydten is ■ oft foo daer eenige zy, dat die de hooghfte
.ottigheydt IS, dewijl fy eens anders voordeel foeckende, haer felven
fchadeiick IS. Maer ^t geen defe Philofooph hier feydt, en \'t geen de
Poëet nae-bootfet:

Nat»m m km het rechffan \'t onmkt niit ontfiheydén,

mach men geenfin saennemcn. Wantdemenfche is wel medé eeiï
gcQierte, maer uytnemend« Igvendigh gediertejiin:Y.eel wijder van an-^:

^ *nbsp;der^

-ocr page 26-

dere levende gedierten verfchillende, als de geflachten en foorten van
andere gedierten van malkanderen verfchillen • daer van getuygenifle
geven veele wercken den menfchelijcken geflachte eygen. Doch on-
der dele dingen die den menfche eygen zijn, is de begeerlickheyt tot
gefelligheyt, dat is, van ghemeynfchap, niet van allerley ghemeyn-
fchap, maer vreedfame, gerufte, en nae de mate van fijn verflandt ge-
ordineert, met die genegt; welcke van fijn geflachte zijn, welcke de Stoi-
cinen noemden
Oi^iooßn^ ghemeynfamen omgangh. [Chr^foflhowus
over den Brief tot den Romeynen in de 26 Homilie : Wj menfchen heb-
ben van mtHungifelligheydt met menfchen^ WaeYom niet f dewijloockjle xvil-
de heeßsn fdfsfulcksyets onder haerhehben ?
Siet den felfden over het eer-
fle Capittel des Briefs tot den Ephefèn, daer hy fèydt dat het zaet tot
de deughden ons van de nature ghegeven is. De Keyfer
Marens An-
tottimsi
een groot Philofooph, feydt: Het is over lange gebleken, dat wy
m gsfellighey t geboren ^ijti\'^ Is het niet openhaer, dat de geringer dinghen z,ijn
ten dienfte van de beter dingen, en de beter dingen dien ten dienße van den an-
deren
Als dan gefeydt werdt dat alle levendige ghedierten van natu-
ren trachten nae haer eygen voordeel alleen, kan alfoo, in \'t ghemeen
genomen zijnde, niet toegeflaen werden. Want oock fbmmighe van
de andere ghedierten de bevorderinghe van haer eyghen nuttigheydt
eeniger-wijfè matighen, ten deele om harer jonghen ^ ten deele om
anderen wille die van hare foorte zijn: Het welcke wy ghelooven dat
, in defe voort-komt van eenigh verllandigh beginfel buyten haer, de-
wijl in andere wercken gejénfins fvvaerder zijnde als defe, gelijcke ver-
ftandtinhaernieten blijckt. [Het is een oudt fpreeckwoordt: De
Hondt en eet geen Honden vleefch.
Invenalts feydt: De Tyger houdt
met den woedenden Tyger vrede, en \'t wildt gedierte verfchoont het
Wildt dat met ghelijcke vlecken gheboren is. Daer is een heerlijcke
paffagievan
Phtlo over het vijfde gebodt der thien Gheboden, den
wekken ick hier in \'t Latijn flellen fal, om dat hy tamelijck langhe is,
5} diefè in ■\'t Grieckfch begheert te lefen, machfè nae-fien : Ghy men-
« fchenzijt ten minften naevolgers der tamme Ghedierten: welcke on-
derwefen zijnde, weten de weldaedt te vergelden. De Honden befcher-
„ men hare Heeren: lae fïerven felfs voor hare Heeren, indien haer
fchieiicken eenigh ghevaer over-komt. Men feydt oock dat die Hon-
„ den, welck de Kudden vergefelfchappen,den Beeflen voorgaen, vech-
„ tende tot der doodt toe, op datfe de Herders mochten voor gequetfl
„te werden, befchutten, Ift niet onder verfaeyelicke fïucken het al-
5, der-verfoeyelijcköe ? dat in \'t vergelden van weldaden de menfche van

een

-ocr page 27-

foor-reden,

een Hondt overwonnen werdt, het tamfte gedierte van het alder-ver- „
woedtfte ? Doch indien wy van de gedierten op aerden nietghenoegh „
können gheleert werden, laet ons gaen tot de natu re der vlieghende, „
die de lucht bewandelen, op dat wy ten minften van die leeren wat ons „
betaemt. Onder den Oyevaren blijven de oude in hare neften, on- „
^achtigh zijnde om te vliegen j defèr ghebroedtfel vlieghende j ick ,,
Mdde fchier gefeydt door alle Landen en Zeen, foecken al-om haren ,,
vJuderen de koft, welcke nae verdienfte van haren ouderdom genieten „
rufte, overvloedt van alles, en ielfs oock leckernye: en de jonge ver- ,,
trooftenfich overdemoeytevanheenen weer-vlieghen doorat ghe-,,
Weten van eerbiedinghe der Ouderen, en verwachtinghe van ghelijck „
onthael naemaels, als fy oudt füllen gheworden zijn, van hare jon- „
ghen te ghenieten, ende alfoo betalen fy ter rechter tijdt de noodt-,,
wendighe Ichuldt, weder ghevende het gheen
fy ontfanghen hebben, „
want fy haer voedtfel van anderen niet hebben kennen, het zy in aen-,,
vangh haers levens, noch kleyn zijnde, oft oudt gheworden zijnde,,,
op \'t ey nde van haer leven. Derhalven fy van gheen ander leer-mee-
iter als de Nature, geleert hebben de oude te voeden, zijnde felfs op- ^^
gequeeckt als fy noch teder waren. Als fy defe dingen hooren, moe-
ten fy niet van fchaemte hare aengefichten verberghen , die geen for-
ghe voor hare Ouders draghen , en latenfe ongheholpen , welcke fy,
oft alleen, oft voor allen anderen behoorden te verforghen, infon-^^
derheydt daerfy fulcks doende, niet foo feer haer yets füllen gheven,
als weder-geven\'t geen fyfchuldigh zijn? Want de kinderen en heb-
ben niet eyghens , \'t welck niet eerft haerder Ouderen zy gheweeft, *
welckehet, oft van\'t hare gegeven hebben, oft middel ghegeven om^\'
iulcks te verwerven. Van de uy tnemende forge der Duy ven voor ha- \'\'
le ongl-ien , fiet Porphyrium in\'t 3 Boeck, van gheen ghediertente.quot;

/J\\-^quot;^ffiodorus, 11.40.]
A !nbsp;ï^en oock fegghen van de jonghe Kinderkens, ia

üen weicken fich voor alle onderwijfinghe een gheneghentheydt ver-
toont, om anderen wel te doen, ghelijck
Phurchus Cctx voorfichte-
lijckheeft aenghemerckt: ghelijck mede in de felfde teere jonckheyt
cte barmhertighey t van felfs fich voor-doet. Doch dat in een menfche
van volwaffen ouderdom, dewijl hy in ghelijckefaken op ghelijckec,
wijle weet te handelen, i. meteen uytftekende begeerte tot gefellig-
^-ey t, waer toe hy alleen onder alle levendighe Ghedierten de fprake
-een eyghen inftrument heeft, oockin zy een vermoghen om te we-
. ^ gt; te handden nae de alghemeyne gheboden, behoort mede ver-

* * 2,nbsp;ftaen

-ocr page 28-

ftaen te werden, aenghefien ^t gheen daer toe dient nu langer niet allen
levendighen ghedierten ghemeyn , maer met de menfchelijcke nature
over-een-komende, en daer op paffende zijn,
[i,M. ^ntonïms in^t 9
Boeck :
Men fai Ikhtel^ck^er vimenyet aenfch ^ dat me der aerden niet en
treckt
5 als een menfche van den menfchen af-ghefcheyden. In quot;t 10 Boeck :
^tGheen reden ghehrnjckj j begeert oack.noodifakelifck^ghefelfihaps vergadering
abe. ^icetoi Chômâtes : De nature heeft ons in-ghedruckt en in-gheplant een
over-een-ßemminghe desghemoedts, met de gene die onfesgeflachts zjjn.
Siet
oock ^Hgaßinum van de Chri§elijeke leere in \'t 3 Boeck c.14.] Maer
defe onderhoudinghe van ghefèlligheydt, die met het menfchelijcke
verftandt over-een-komt (weicke wy nu in \'t rouwe befchreven heb-
ben) is de Fonteyne van dat recht, \'twelck eyghentlijck met fulck
eennaem genaemtwert.
[Sernca in\'t 4 Boeck van de Weldaden, c.i 8.
Op dat ghy meghet weten, dat men de danc^bare ghenegentheydt desghemoedts^
am haer felfs mile moet nae-tf acht en, ifleenfaeck^edtemenom haer felfs wille
moetfchmm» -, ondmckbaer teXijn, dewijl gheen dinck foo feer de eendracht
des menfchelijckengheßachts ont bindet, envan den anderenfchemt, als dat ge-
breck,. Want waef door z.ijo wy anders veyligh en verfekert, als dat wy door on-
derltnghebedienßigheytgheho/pen werden ? Door dit fiuck. alleen is onfe leven
beter verforght y en verfekert teghemfehieltjckeaenvallen, door verwiffelinghe
van weldaden. Stek ons elck, alleen op hem felyen, watz.ijnwy? een roof der
Beeßen en Slacht- ojfi. rhanden, en een ongheacht enghereedt bloedt om vergoten
te werden : dewijl de anderen Ghedierten kracht en flerckte ghenoegh hebben tot
haer der befcherminghe. Alle die om in \'t wilde te dwalen, en een leven buyten ge-
felfchap te leyde» ,gheboren werden, ^pgewapent : de Menfche is metfwackr
heyàtomcinghelt noch de klacht van klauwen, noch vm tanden maeckthem
den anderen Ghedierten ontfichlpk^. tweedinghenzjjnhemghegeven, de weic-
ks hem, weicke anders de andere Ghedierten te vreefen hadden, fonden den al
der-ßerckßeamaken, de Reden, ende Ghefellighey dt. Alfoodatdie, wanneer
hy van anderen ghefcheyden ware, teghens gheen van d\'andere fonde op-mogen,
over allen heerfchet. Defe Ghefellighcydt heeft hem, die op aerden te voorenge^
boren xva^, oock overghefet in\'t ghebiedt over een andwnatttre, en beeft hem
gbeboden ooc^over de Zee te heer fche». Defe heeft den aenßoot derßecktenghe-
weert ,behulpfelenvoor den ouderdom yerforght, vertrooßinghe teghens de wee.
daghen ghegheven: defe maeckt ons flerck^, dat
wy vermoghen teghens de For.
myntepleyten. Indknghy defe wechneemt, foo fuit ghy meteenen verfcheu.
ren de emigheyt

Vtïn het menfchelijckegheßachtt, daer door het leven onderßut
werdt. Doch ghy fait die wech nemen, indien ghy te V9%he brenght, dat een on-

-ocr page 29-

^nckbäefghemoet niet omßjnsfelfs wtHe moetgefchmt mfàeK] Tôt welcke
dan behooren, dat men fïch onthoude van \'t geen eens anders is 3 ende
van een ander onder ons iiebben , oft daer by eenigh ge-
win ghedaen hebben, wy fiilcks weder geven, de verbinteniiTe van de
beloften te voldoen ; vergoedinge van fchade die men een ander te on-
recht aengedaen heeft, en verdienfle van ftraffen onder den rnenfchen.
\\1 orphyrim in \'t 3 Boeck van gheen Ghedierten te eten : Derechtvaer-
ätghep i/eßaet âaerin, dat menßeh omhonde van \'t gheen anderen toe-^behoort,
en niet kfchadighe denghenen, die gheen fchade en doen.\']
Wt defe beteycke-
niffe des Rechts is noch een andere voort-ghekomen , die wat wijder
lichftreckt. Want aenghefien de Menfche boven andere levendighe
Ghedierten niet alleen heeft de macht der ghefellighey t, daer van wy
gefproken hebben,maer oock oordeel om te können waerderen quot;tgeen
«em behaeghlijck oft fchadelijck is, niet alleen tegenwoordÏge, maei
Oock toe-komende dinghen, en \'t geen foo tot het een, als tot het an-
dere^hem brenghen kan, foo befluyt men daer uyt, dat nae \'t begrijp
van tmenfchelijck vernuft oock in defente volgen het wel-geftelde
oordeel, en noch door vreefe, noch verleydinghe van de teghenwoor-
dighe wèllufls verlockinghe fïch verleyden te laten, nochte onbefuyft
door onbedachteiï drift fich verrücken te laten , met deraenfchelijcke
ßature over-een-komten \'t gheen gantfch en gaer teghens foodanigh
e«n oordeel ftrijdt j oock moet verftaen werden teghens het recht der
menfchelijcke nature te flrijden. Ende hier toe behoort mede een
voorfichtigheuytdeylinghe om\'t gheen een ydcr Menfche oft verga-
deringhe eyghen is uyt te reycken,, ais. de welcke den ghenen die wij-
fer is, fomwijlen eenen die foo wijs niet en is, oft die Ons nader beftaet
^oör een vreemden, oft oock een Armen boven den Rijcken fielt, nae
dat de eyghen aert van y der daedt, oft de faecke vereyfcht. [Van defe
materie handelt
Ambrcfms in \'t eerfte Boeck der fchu-ldi ehe Plichten.]
t welck aly|noudtsveele hebben gheftelt voor een ghedeelte van\'t
eyghentlijck ghenoemde ,en enghe in-ghetogen recht, daer doch het
eyghentlijckghenaemderechtvaneen gantfch verfcheyden aert is»
daer in beikende, dat, ^t gheen nu een-ander eyghen is, hem vry ge-
laten , en vervult werde wat daer aen manghelt. En alle dit ghene, dat
^vy nu ghefeyt hebben, foude oock eenigher maten plaetfe grijpen, al
^aer t fchoon dat \\yy toe-ftonden (het welck nochtans grouwelijck:
^jn loude) datter gheen Godt en ware, oft dat hy gheen opficht had-

^nbsp;\' dewijl eenfdeels de reden, an-

eemns defteets-vervolghde onderwijfinge-van handt tot handt over-

-ocr page 30-

ghelevert, ons het teghendeel heeft in-geplant, en het felfde veele be-
wijs-redenen, en miraculen van allen ouden tijden betuyght,beveili-
gen , foo volght nu daer uyt, dat wy den felfden God, als den Werck-
meefter, en dien wy ons fel ven, en alles wat wy hebben, moeten danck
weten, fonder weder-fègghen moeten ghehoorfamen, infonderheydc
naedien hy hem fèlven op veelderley wijfe betoont heeft den alder-be-
flenen machtighflentezijn, voornamelijck, dewijl hy denghenen,
die hem ghehoorfamen, kan de aldergrootf^e , en oock eeuwighe ver-
gel dinghe doen, als fèifs eeuwigh zijnde, en oock behoort gelooft te
v/erden, dat hy fuicks doen wil, en dat des te meer, indien hy fulcks
met uy tdruckelijcke woorden belooft heeft, \'t welck wy Chriflenen,
overtuyght zijnde door de geloofwaerdigheyt van ongetwijffelde ge-
tuygeniffen, gelooven. Ende dit is nu een anderen oorfpronck van\'t
recht, behalven den natuurlicken aenvanck, namelijck, welcke voort-\'
komt uyt Godts vrye wille, welcken felfs onfe verftandt onwederfpre-
kelick ons betuygt, dat wy behooren onderdanig te zijn. [Daerom na
^t oordeel van
M. Amoninns in \'t 9 Boeck, wie onrecht doet, godloos
is.] Doch foo kan oock felfs dat natuurlijcke recht, daer van wy ghe-
fproken hebben, oft dat recht der ghefelligheydt en burgherlijcken
omganck, oft gheen ruymer ghenomen recht ghenoemt werdt 1 met
recht Gode toe-ghefchreven werden, als welcke ghewilt heeft dat foo-
danighe natuurlijcke beginfelen daer van in ons fouden zijn: [C/(;r/-
fofthomui over Corinth. cap. ii. vers 3. ^Isick, [egge de Nature, foe veV\'
fiaeick Godt, wam diets Werck-meefter vm de mture. Chrjßppus
in\'t 3
Boeck van de Goden:
Daer en\\angeen ander beginfel, noch oorfpronck^ der
rechtvasrdigheydt gevonden werden, als \'üaaltipher ,endedeghemeynen/ittire:
want vmditer moet men den asnvmckhalen, als wen van goeten qmetfpre-,
kenwiLI
In wekker meyninghe Chryfippm en de Stoicinen feyden, dat
het beginfel des rechts nerghens anders mofl vandaen ghehaelt wer-
den , als van
Ipspiter felfs, van welcken mem fovis by den Latinen ghe-
l.ooflijck kan gheley t werden, dat het woordt /0s her komt. Daer by
komt, dat Godt oock felfs die natuurlijcke beginfelen door ghegeven
Wetten meer heeft openbaer en kennelijck ghemaeckt den ghenen,
welcken de kracht des verftandts te fivack is om te reden-kavelen, en
heeft de ftercke beweginghen, welcke ons tot het teghendeel drijven ^
foo die ons eyghen, als ander luyden voordeel ioecken, niet laten in\'t
wilde onghetoonit henen weyden , maer die flercke beroeringhen, na-
melijck , nauwer in-ghebonden, en haer ey nde en mate voor-gefchre-
v.en, en daer binnen bepaek.^ Selfs oock dê heylighe By belfche Hiflo-

rie j

-ocr page 31-

ne, boven de geboden, welcke fy ons voor-fchrijft, ontfleeckt oock
niet weynigh die ghenegentheydt tot gefellighey t, daer mede, dat fy
ons leert, dat alle Menfchen gefproten zijn uyt de felfde eerfte Voor-
ouderen ; alfoo dat in dien fin oock met recht kan ghefeydt werden,
tgeen
Florentinm in een anderen fin ghefeydt heeft, dat het bloedt-
verwantfchap onder ons van de nature is in-gheftelt, daer uyt volght,
dat d een Menfche den anderen gheen laglien legghen moet. Onder
den Menfchen zijn als feeckere Goden de Ouderen, wekken men der-
halven niet een onbepaelde, maer een fekere foorte nae hare wijfe van
ghedienftigheydt fchuldigh is.
[Hlemles over het gulden ghedicht,
noemtfe
^eidtfche Goden. Philo over de thien gheboden, noemtfeficht-
bare Goden
, wekke den ongheboren Godt nae-volghen, ons het leven
gevende. De anderde verbinteniffe naeft Godt, fey t
Hieronymm in den
92 5endt-brief. P/^ro in\'t ii Boeck van de Wetten, noemt de Oude-
ren, /de« «sfer GWe» • naer het fêgghen vannbsp;in\'tc) Boeck
cap.ii. aen iVfcowïijc^. is men den Ouderen eerefchuldigh als den Go-
den.] Voorts dewijl het natuurlijcke recht vordert, dat men de ver-
bonden fal houden, (want daer mofl noodigh onder den Menfchen ee-
ï^igherhande wijfe van verbinteniffe zijn, en daer en kan gheen andere
natuurlijcke wijfe bedacht werden) foo zijn de Burgherlijcke Rechten
^ytdefèfprinck-ader voort-ghekomen. Want die fich by eenigever-
gaderinghe ghevoeght hadden, oft fich onder \'t ghebiedt van een, oft
meer andere gheftelt hadden, de felfde hadden, oft uy tdruckelijck be-
looft , oft moften.verftaen werden uyt de eyghen aert en nature der fa-
ke ftil-f\\vijghendeaenghenomen te hebben, dat fy fouden ghehoorfa-
nien ,\'t gheen of \'t meerder deel der vergaderinghe , oft de gene,wek-
«fn de regeeringhe bevolen is, fouden befluy ten. Derhalven \'t gheen
quot;^let alleen van
Cameades, maer oock van anderen ghefey t werdt:

Van Recht en Mlijckheydt

Schier Moer is mt tighsydt.

felnbsp;want de Moeder van het natuurlijcke recht is de men-

linbsp;wekke ons felver drijven foude om de onder-

nnghe ghefellighey t nae te trachten j al ware het dat wy geens dinghs

ghe.

-ocr page 32-

•ghebreck en hadden: Doch de Moeder van\'t Burgherlijcke rechtis
ièlfs de verbintenifle uyt over-een-ftemminge voort-komende ;welc-
ke, dewijl fy hare kracht oock uyt de nature heeft, ibo kan de nature
oock de Over-groot-Moeder van dit recht genaemt werden. Maer de
nuttigheydt is een by~voeghfeI van het natuurlijck recht: want dc au-
theur der Nature heeft ghewilt, dat een yder op hemfelven voor fijn
hooft, oock fwack fouden wefèn jen behoeftig van veele dingen dien-
ffigh om wel te leven , op dat wy te ftercker fouden beweeght werdea
om die gheielligheydt te onderhouden: doch de nuttigheydt is occa-
fie gheweeft, en heeft gheleghentheydt ghegheven tot het Burgher-
lijcke recht: want die t\'famen-voeginghe, die wy ghefeyt hebben, en
ondervverpinghe is om eenigh voordeel aenvanckelijckin
-gheftelt:
Ende oock de ghene die anderen Wetten voor fchrij ven, plegen daer
in eenigh voordeel en nuttigheydt voor ooghemerck te hebben, oft
behooren dat immers te doen, Maer doch ghelijck de Rechten van
yder Stadt haer ooghemerck hebben op het profijt van hare Stadt, foo
können oock uyt over-een-ftemminghe tuflchen alle, oft meeft alle
Steden ontftaen eenighe Rechten, en het blijckt datfe
ontftaen zijn s
welcke hare ooghemerck hebben op het voordeel, niet van yder ver-
gaderinghe in \'t byfonder,, maer van die groote alghemeyne vergade-
ringhe. En dat is het dat der Volckeren recht ghenaemt werdt, foo
dickwils wy \'t felfde van het recht der Nature onderfcheyden. Welcke
ghedeelte van Recht
Carneades naer-gelaten heeft te melden j het gant-
fche recht verdey lende in natuurlijck, en Burgerlijck van yder Volck
op hem felven idaer hy doch füllende handelen van dat recht,\'t welck
tuifchen de Volcken onderlinghegeldet. (want hy heeft daer by-ghe-
voeghteenRelaes van de Oorlo^hen,. en \'t gheen by Oorloghe ver-
overt wert) noodtfakelijck hadde moeten, van dit recht vermaen
doen.
Doch foo werdt de rechtvaerdighey t met onrecht met den naem van
fottigheyt van Clt;s!y»f4^(«uytgheftreken. Want ghelijck na fijn eygen
bekentenilfe een Burghcr gheen Sot en is, die in een Stadt het Burger-
recht volght, al ift dat hy uyt eerbiedinghe tot dat recht »femtijdts
moet eenighedinghen nae-laten die hem fouden vOrderlijckzip ;
foo
cnis oock een volck niet dwaes , \'t welck fi^jn eygen voordeel fob hoo-
gkenieten achtr dat het daerom het ghemeyne recht der
Volckeren
foude achter de hanck werpen: want in beyden geit even ghelijcke re-
den : want ghelijck een Burgher het Burgher-recht verbrekendeom
hetteghenwoordighprofi^jt, otn verre ftoot het ghene, \'t welck fijn
eyghen ? ea fijner Nakomelinghe eeuwigheprofijt te laraeff houdt j al-
foo

-ocr page 33-

foo mede een Volck, fchendendehet recht der Nature en der Voicke-
r^en , verbreeckt oock voor den volghenden tijdt het befchutfel van
hjne eyghen verfeeckeringhe ende gheruftigheydt.
Amonims
w / ï j gi^ebruyckt oock wel ten propoofte defe ghelijckenilfe:
Weiche ti^e daedt gheen inßcht en fal hebben van vene oft nae-by, op \'t ooghe-
gemeynfchap, diefchemt het leven, en lijdet niet dat het felfde eenigh
ype, ends en is niet min opvoenfeh , als de ghene die in een Folck aenhanck^ op
Jyn zyde alleen maeckt.
Want, ghelijck de felfde Antoninus feyt: \'t Geen
eengantfehefmrmnpitts,iso$ck^yderByenHt.-]
Daer-en-boven noch, al
en verwachte men uyt onderhoudinge van \'t recht gantfch geen voor-
deel, foo foude het doch gheen dwaefheyt, maerwijfheyt zijn, fich
aaer henen te begheven, daer toe wy ghevoelen dat ons de Nature felfs
^^ydet. Derhalven oock niet aller weghenwaerachtigh is dit feggen:

^en moet bekennen dat de vrees\'t Recht heeftghebroet.

. wel ck eener by Plato alfoo uyt-leydt, dat de Wetten gevonden
zijn uyt vreefe van verongelijckt te werden: en dat de Menfchen door
te li ^nbsp;bedwongen werden om de rechtvaerdigheyt in eeren

^ gouden. Want dat heeft alleen plaetfe in die Ordinantiën en Wetten,
hnbsp;^ijn tot lichter uytvoeringhe van \'t gheen recht is:

veele, zijnde op haer fèlven alleen fwack, op datfe van den
penen die machtigher waren, niet fouden onderdruckt werden, heb-
t K ^r u ghefpannen , om in te ftellen, en met ghemeynder macht
ebelchermendeGherechts-bancken, opdat fydie ghene, wekken
yelck alleen niet konden in macht ghelijck zijn, te famen ghelijcke-
^Kk fouden können te machtigh zijn. Endeindefenfinkan het eerft
\'lïhr^j^^^^^nbsp;werden ^t gheen men feydt, dat het recht is

redit fijn fterckften behaeght, om te verftaen te gheven, dat het
tige handt^Q^^^tquot;\'^^^^^ eynde niet béreycken kan, ten zy dat de mach-

feer croote dbr^^^\'J®^.^\'\'^?®nbsp;\'

Onbsp;ö«en heeft uyt-gherecht:

Recht, en kracht der fiercke hande.
uien tfelfde^^^^^ mghenfpmde.

quot;tf^k en wapenen diel^ flutten.] \'Noch-

f^^nder eenigh effea oft vrucht, al ifl van
foZ/\'^^^^^^^nbsp;gheeft gheruftheyt

niginie quot;nbsp;i^^^\'^^^^^^^rdighey t gLeft knagingheen pij-

noedanigh in ^t ghemoedt der Tyrannen befchrijft:

-ocr page 34-

De ghemeyne over-een-ftemmingke der Vromen prijft de rechtvaer-
digheydt en verdoemt de onreGhtvaerdigheydt: en\'t welck wel het
grootfteis, de onrechtvaerdigheydt heeft Godt toteen vyandt, de
rechtvaerdigkeyt gheniet Godts gunfte, die fijne oordeelen alfoo tot
een ander leven uy t-ftelt,dat hy oockin dit leven de kracht der felfder
laet blijcken, als de Hiftorien roet veele Exempelen ons leeren. Doch
dat veele die rechtvaerdigheyt, welcl^efy vanden Burgeren vórderen,
in een gantfch Volck, oft Regent des
volcks overfien, en niet en vor-
deren , van defe dwalinghe is de ooriaecke voor eerft , om dat fy in^t
Recht anders nerghens op fien, als op \'t profijt dat daer uyt ontitaet,
welck merckelijck in den Burgheren ghefpeurt werdt, weicke elck op
haer felven alken onmachtigh zijn tot haerder befcherminge: maer
grooteBurgherfchappen , dewijl fy alles felfs hebben wat noodighis
om hare leven wel te befchutten en verfekeren,en fchijnen die deught
niet noodigh te hebben die buytenwaerts uyt op anderen fiet, en
rechtvaerdigheyt ghenaemt werdt. Maer om iiiet te verhalen ^t geen
ick gheieyt hebbe , dat het recht niet in-gevoert is om de bloote nut-
tigheyt alleen , daer en is gheen foo machtighen S tadt, weicke niet
t*eenigher tijdt hulpe van anderen buyten haer foude moghen ghc-
■ breek hebben,,
\'t zy tot den koophandel, oft oock om af te weeren
het gheweldt van veele te famen-ghevoeghde Volckieren tegjien haerj
daeromwy oock fien dat fèlfs van de machtighfte Volcken en Conin-
ghen de Verbonden begeert en gefocht werden, wekker kracht gant-
fchelijck werdt vernietight van den genen, die \'t recht binnen de pa-
len van der Stadt befl^uyten. Het is een feer waerachtigh woordt, dat
alles onfeker is, foo haeft als men van het recht af-wijckt. Indien daer
gheen ghemeynfchap is weicke fonder recht kan onderhouden wer-
den, ghelijck
Arifioteles met het ghede nek waerdigh Exempel der
Moordenaren bewees, foo ift ghewilfe, dat die ghemeyn fchap, weic-
ke het menfchelijck gheflachte , oft
meer Volckeren onderlinghemec
den anderen verbindt, en te lamen houdt, het recht noodigh heeft:
het weicke die feer wel verftaen heeft,die feyde, datrnen felfs om \'t Va-
derlandts wille niet fchandelicks behoort te bedrijven.
[Chyyfoßhomm
over het 4 cap. des Briefs tot Ephelèren: Maer hoe komt dan, falyemant
fegghen, dat de Moor denaers in vrede leven t Maer ic\\Hdde u, feght doch

minneer? namelyck^, foowanneerfy niet als Moordenaers handelen ^ want als

fy ïn \'t deylen van den roof \'t voorfchrift der rechtvaerdigheyt niet volghen, en
de deylinghe met nae ghelijckheydt deen, fnltghy ßen dat fy oock fonder den
mdereninmlogheenßr^dtgheraken. Phtarchns j zls
ny Pyrrhi f^xcuckc

ver-

-ocr page 35-

v-erhaelt hadde, dat hy \'t Rijck na-liet dien onder fijne Kinderen , die
het fcherpfte Swaert hebben foude , feydt, dat fulcks even foo veel is
als
Euripides ghefchreven heeft in Phmjfis :

Datfy met \'t hloedighSvfaert het hup te [amen deykn.

En vöeght daer by defe heerlijcke vervvonderinghe : Sooanghefelligh
en beeflachtigh is \'i vosrmmen van mèer als fijn eygen te hebben. Cicero, Epifl,
^ib.it, Epiß.i6. Als men eens van\'trecht af wyckt, ifi alles onfeker, Poly-
bint Wammc\\ defarticfilieret\'fHmm-rottingm der Qùoitâoendersen Die-
ven pkghendm dit middel meft^yt-gheroeyt te werden, ais fy onder inalk^mde-
^en ghten recht en doen, en infumma, als gheioove en t rmwe onder haer uyt iw.]
^Yißotehs béfehuldight fwaerMjck die ghene, welcke niet willende lij-
den dat onder haer yetnandt fal re geeren 9 als die recht daer toe heeft;
niet daer naeen vraghen teghens Vreemde en Wtlandtfche wat recht
oft onrecht zY,
XEn Plmarchm in quot;t leven van Ageßms: De Lacede-
moniers fielletide voor het eerfie en voornaemfle deel van\'t gheen eerljjck. is het
voordeel en profijt van haer FaderUnàt, en kennen geen ander recht, nech ke-
ten geen ander, als dm door fy tneynen dat haer Stadt kß» vermeer den werden.
Van de ïèlfde Lacedemoniers fegghen de Atheniehfèrs by Thucydides
in \'t 5 Boeck ï Wat hénhyden onder haer, en hare Bmgherlijèie Kecken he-
länget ,mderhondên fy de deught nieefi : mmhoedanigh fy tègem anderen
d(tèr vmn foftdemen Beddingen kànnenfeggeni dochkortél^ckX^^ ^^^ ^^ finck^
verklaren, fèggende, dat fy vèoir eerlijck. houden \'ï geenfoet en vermakel^ckjs y
vûdr recht\'tgeenprofijtelgckjs.\'] Stlfs àiè Pompejm,
welcke wy te vooren
over d\'ander zijde ghenoemt hebben , \'t geen een Lacedemönier Co-
ningh ghefeyt hadde , dat die Repüblijcque aider-gheluckighfte was,
jekkers Grenfen eyndigden , daer haer SpieïTe en Swaert eynde tiam»
felfde verbetert, fègghende, dat die Reptblijcque waerlijck
gheluckigh was /wiens Grenfen waren de rechtvaerdigheydt : tot bel-
wijs van \'t welcke hy oock heeft können ghebruycken het ghetuyge*
niffe van een ander Lacedemonier Coningh, welck de rechtvaerdig-
heyt boven de Öorloghfche dapperheydt verheven heeft, door defe
reden, dat de dapperheyt van eenighe rechtvaerdighcyt moet beftiert
Werden : maer indien alle Menfchen rechtvaerdigh warén, dat fy die
dapperheydt niet foude van nooden hebben.
[Agefilaus, zls hy den
Coningh van Perfien hóórde den grooten Heer noemen , fèyde , hoe
kan hygröotet zijn dart ick, ten zydathy rechtvaerdigher zy ? dit
hy PlHtarchm.) Selfs de dapperheyt werdt vancïen Stoici-
nen ûéfchrevén,egn deüght, vechtende tot voorftant van de billick-

-ocr page 36-

heyt. Themlflim difcoureert met goede aenghenaemheyt in fijn aen-
Ipraeck aen Valens-, dat de Coninghen geftelt fialcks als den regul der
wijfheydt vereyfcht, niet alleen forglie draghen voor een Volck dat
haer aen bevolen en toe-vertrouwt is, maer voor het gantfche men-
fchelijck gheflachte , en datfè zijn , foo hy fpreeckt 5 niet liefhebbers
der Macedoniers , oft liefhebbers der Romeynen , maer liefhebbers
der Menfchen,
\\_M. Antomnas Ctyi feer treffelijck: Mijn Stadt enFa-
derlandt voor foo veelick^Antoninns ben, ü Romen ^ voor foo veel ick^ een
Menfche hn, de Werelt. Porphyrim
in \'t 3 Boeck, van gheen Gedierten
te eten:
Die reden ghebrnyc^ ,fal fch teghens de Bmgbers onfchuldigh dra-
ghen , jae oock filfs teghens de Freemdelingen, en allerley Menfchen, foo veel
Goddeltjcker, als hy in redelyckheydtayt-fieeckt.\']
Geen ander faecke heeft
den naem van
Minos by de Nakomelinghen verhaet gemaeckt j als dat
hy de billijckheyt binnen de palen van fijn Rijck befloot, wreedt te-
ghens den vreemden. [Daer van feydt een oudt Poëet:

Het gantfche Ey landt fucbt, ghe druckt door Minos jock,.

Siet over dit ftuck Cyrillnm in quot;t 3 Boeck teghens lulianum^\']
Doch het is foo verre van daer j dat men foude moghen toe-ftaen
quot;t gheen eenighe Raes-kallen , dat alle Rechten in den Oorloghe ftillc
ftaen , dat felfs gheen Oorloghe behport aengenomen te werden, als
om recht te verkrijghen ; noch aenghenomen zijnde, kan ghcvoert
werden dan naer de wijfe van recht en geloove.
Igt;emoflhènes]\\tt£z w^ï
en recht ghefèyt, dat Oorlogh ghevoert werdt tegens de g^ncjjweic-
ke door Rechts-pleginghe niet kennen bedwongen werden: want de
Rechts-vorderinghen hebben hare kracht teghens de ghene, welcke
•fich te fwack en onmachtigh bevinden: maer den Oorlogh werdt aen-
ghenomen teghens fulcke, die fich maken van ghelijcke macht, oft
ineynen fulcks te zijn: nochtans alfoo, dat het met geen minder om-
fien en religi\'eufe toeficht ghevoert werde, op dat het recht zijn mo-
ghe, als de Gherechts-vorderinghen plegen onderhouden te werden.
Soo laet dan fwijghen de Wetten onder het gheklanck der Wapenen j
doch wel verfïaende de Burgherlijcke Wetten, de Ordinantiën der
Vyerfcharen, en die eygentlijck in tijdt van vrede gelden; maer niet
die eeuwigh zijn , en op alle tijden even-wel paffen- Want van
Dien
wel ghefeyt is, dat onder Vyanden wel de ghefchreven
Rechten , dat is de Burgherlijcke niet en gelden , maer dat nochtans
de onbefchreven Rechten gelden, te weten, welcke ons de Nature felfs
in-gheeft j oft dcover-een-flemminghe der Volcken gheflelt heeft.

[Daer-

-ocr page 37-

paerom de Coningh Alphonfm ghevraeght zijnde, oft hy jweer aen
de Boecken, oft aen de Wapenen ghehouden was, feyde , dat hy uyt
^^nbsp;gheleert hadde , niet alleen de Wapenen, maer oock het

recht der Wapenen. Fliitarchm feydt: Onder den eerlyck^n Lieden ^ijpi
oockjenighe Oorloghs rechten, en men moet niet alfoo nae de overmnninge juch-
ten, dat men niet foude fchoamn en wijden het voordeel-, \'tmlck fp^^Jt »^f
^ofen engodtloofen handel.\']
Sulcks leert ons oock der Romeynen oude
formulier van Oorlogh te verkondighen:
Defe dmghen verflae ick dat
dooreenfayveren Godtvrnchtigh Oorlogh moeten weder ghehaelt werden.
De
felfde oude Romeynen, foo
Varro heeft aengewelen, namen den Oor-
logh
feer traghelijck, en met gheenderley ongebonden vryheyt aen,
om dat fy verftonden dat men gheen ander als Godtvruchtigen Oor-
logh behoort te voeren.
Camillm feyde, datmen den Oorlog niet min
rechtvaerdelick,als met manhaftige dapperheyt voeren mofie.
Aphri-
canm
feyde, dat het Roomfche volck den Oorlogh rechtvaerdighlick
aen-nam, ende eyndighde : By eenen anderen kondt ghy lefen :
Ds
Oorlogh heeft hare Wetten, ghelyckmede de Frede.
Een ander verwondert
uch over
Fabncinm, als over een groot en uy tfl:ekende perfonage, en
het welck alder-fwaerfte valt, in den Oorlogh hem fuy ver en onfchul-
digh houdende, als die gheloofde dat yets was, \'t welck felfs mede te-
gens een vyandt ongheoorloft was. Hoe grooten kracht in den oor-
logh heeft het geweten en vertrouwen van een rechtveerdige faecke te
hebben, verklaren ons over aide Hiftori-fchrijvers, de welcke dick-
wils defè oorfaecke alleen de vidorietoe-fchrijven : Daer van daen ko-
roen defè fpreuckcn: Dat de faecke, daerom den Krijgh is, den moedt
en couragie der Soldaten vermeerdert oft vermindert: dat hy felden
g^^^den t\'huys komt, die het Harnas met onrecht heeft aengheto-
■nbsp;goede faecke de Hope tot medeghefellinne heeft: ende

j-D\'-^j\'^kerneer.

L Pf/w^ feydt recht by Appiamm: Men moet op de Goden ver-
trouwen, en op de oorfaecke des Krijghs met eerlijcken en rechtveer-
digen vhjt aengenomen om den ftaet des Vaderlandts te bcfchermen.

feydt by den felfden: In den Krijgh is de befte hope de recht-
veerdigheydt der faecke. lofphmin\'t^ Boeck der Indifche Oudt-
neden: Die \'t recht voor hem heeft, die heeft Godt voor hem. By
fpreucken op defe meyninghe; als in dé aenfprake
dZnbsp;\' «quot;der anderen dit ftaet: De

hevdrK? ^^^^ deviaorie niet geven, ten zy datfe de rechtveerdig-
\' /^^iiebbe tot haer mede-ftrijderfche. En in deanderdc aenfprake

^nbsp;quot;nbsp;voor

-ocr page 38-

voorden Veldtflagh niet wijdt van Carthago: en in de reden der Lm-
♦ gobarden
aen dt Hernien, daer dit ftaet., foo \'t van ons verbetert is: Wy
nemen Godi tot ghetuyge, wiens alderminfte gedeeltefijndermacht
foo Véél vermach als alle menfchelijck ghewelt, weicke foo gelooflrck
is,aenfiendedeoorfaecken deroorloghc, fal een uytkomfte van dên
flagh ghéven, nae beyder partijen verdiente j welck hare fègglien de
wonderlijcke uytkomfte korts daer naer beveftighde. Soo %dt by
den felfden Hiftory-fchrijver TV^/a/ tot den Gotthen: Het is onmo-^
gelick,onmogelick, fegge i\'ck , is het, dat de gene die met gheweidi-
ghen overlaft en onrechtveerdigheydt haer behelp«n , met ftrijden
eere fouden behalen, maer naer dat een yder fijn leven aenftelt, foo
bejeghent hem oock het avontuyr in den oorlogh. Korts daer naer
Romen nu ghewonnen zijnde, doet
Tml4 een anderde aenfpraeck, al
mede ten felfden eynde ftreckende.
Jgathim in\'t t Boeck: De öii»
rechtveerdighèydten verachtinghe Godts moet men alle tijdt ver-
mijden, en zijn óock Ichadelijck, en doch dan aldermeeft,üls de oor-
loghs-faecke tot den Veltflagh gekomen is. Opeen ander plaetfè
be-
wijft hy fulcks met de vermaerde exemplen van Danm, Xerxes, en der
Athenienfen in Sicilien. Indien\'tu belieft, fiet nae de aenfpraeck van
Crifpims aen dié van Aefuilea by Hewdianum^ in \'t 8 Boeck. By Thucy^
didem
in \'t 7 Boeck, fchrijven de Lacedemoniers de oorfiieck van hare
nederlagen by
Pylum en elders geleden toe, haereyghen fi;huldt,dat
ly voxir recht ghevordert zijnde , niét hadden willen haer \'t recht on-
derwerpen. Maer als daer nae de Athen ie n fers veel onvrome ftücken
bedreven hebbende, haer gheweygert hadden te recht te ftellen, heb-
ben de Lacedemoniers wederom hope ghefchept van beter gheluck en
uytgangh.]

Doch en moet niemandt hem daer aen ft:ooten , dat onrechtveer^i-
ghe aenflaghen oock wel geluckelijck af-Ioopen. Want dat moet oils
gj^enoegh zijn, dat dê billickheydt der faecke heeft feeckere hare ey-
ghen, en doch gröote kracht
om te wercken; al-hoe-wel die kracht,
ghelijck meer in menfchelijcke faecken gebeurt, dickwil door tegen-
ftandt van andere oorfaeckén in haernbsp;verhindert werdt
: Oock

foo vermagh de opinie, vandatrtien den oorlogh niet Onbedachte-
lijck noch onrechtveerdelijck aenghevangen, en Godtvrachtelick ge-
voert heeft, (eer veel, óm vriendtlchap te verwerven, Welckegt; gehjck
iy ydereen voor hem felven, alfóo oock den volcken tot veele dingen
noödigh
is. Want niematidt fal fich liehtêlick by foödaiiige voegen,
die recht, rédelijckheydt, en tromde kleynachïign,

Ick

-ocr page 39-

lek dan 5 als ick om redenen nu verhaek, my ten vollen verfekert
hieldt, datter eenigh recht onder allen volckeren ghemeen was, het
welck mede tot den oorlogh, en in den oorlogh gelden mofte j hebbe
veele en
ghewiGhtighe oorfaeckenghehadt om daer van yets by ghe-
fchriftete ftellen. lek fagh in dl Chriftenheydt een onghebonden
vyerigheydt van oorlogen,waer vande BarbariTche Volcken felfs fich
fouden fchamen j dat men om gheringhe, jae gantfch geene oorfaec-
ken,totdevvapenen greep, en die eens aenvaerdt hebbende, datter
gheen eerbiedinghewas noch ontfich voor Goddelijcke oft menfchc-
lijcke Rechten , gantfchelick als oft door een Placcaet de rafeiide dol-
ligheydt ware uytghelaten tot allerhande fchelmftucken. Door aen-
merckinghe van welcke felligheydt, veele, gheen onvrome luy den,
tot die meyninghe vervallen zijn, dat
fj den Chrifteneh , als wek-
kers Leere principalick beftaet in alle menfchen lief te hebben , het
ghebriiyek van
alle wapenen verboden hebben: ITermliiams van de
Opftandinghe des vleefches:
EenSvffaerPwelMhedt yaaden Oorlogh, en
hteraUeen döodtßagher,] met
welcke fomwijlen fchijnen te ftemmen
lohmm Fefm^ en onfen Erafmus, mannen, welcke foo den Kerckelic-
ken, als Burgherlijcken vrede feer liefhadden , doch, foo ick houde j-
met fulck een voornemen en ooghemerck, ghelijck wy pleghen, het
gheen te feer over d\'eenzijdeuytgheweecken is, naer d\'ander zijde
overtebuyghen , op dat het wederom in de rechte ftelle moghe ko-
men. Maer dit beftaen van al te feer teghen te dringhen, is fomwijlen
fooverre van daer dat het foude voordeel doen, dat het felfs fchade
«oet, omdat lichtelijckghemerckt zijnde, Ygheenteveel in defen
ghedaenis, beneemt oock het aenfien en credijt aen andere dinghen
j- le met waerheydt ghefeydtwerden. Derhalven moften fy beyde ge-
werdenquot; , foo op dat men niet ghelooven foude datter niet met
, \'^\'t dattet oock alles in defen gheoorloft ware.
Met eenen hebbe ick de Rechts-gheleertheydt , welcke ick voor
üeien in publijccmc bedieninghen, met foo grooten oprechtigheydt
ais moghehjck was, ghevordert hebbe, nu nae dat ick onverdient en

onwaerdehjck uyt mijn Vaderlandt (\'twekkick met foo veelvoudi

ghen niijnen arbeydt verciert hebbe) verftooten was, \'tgeen my noch
over-ghelaten was, door particuliere naerftigheydt vanftudien willen
vorderem Veele hebben voor defen
voorghenomen de felfde Rechts-
feheleertheydt een forme van konftete gheven : maerniemandt heeft
et volbracht: Oock en kan het niet
ghefchieden, ten zy dan, daer
cccnochtoenietghenoeghisop ghelettct, die dinghen welcke uyt

over^

-ocr page 40-

over-een-kominghe lieer-komen, recht af-ghefondert werden van de
dinghen die natuurlijck zijn. Want de natuurlijcke dinghen , dewijle
ly alle-tijdt op eenderley wijfe geftelt zijn, können iichtelijck tot re-
galen van een konfte by een ghebracht werden : maer die dinghen,
welcke uytinfettinghe her-vloeyen, dewijl fy dickwils verandert wer-
den , en oockin andere plaetfèn anders ghepleeght werden, blijven
buy fen de kunfte ghefloten, ghelijck als mede doen andere ordinan-
tiën van particuliere faken. Indien eenighe voorftanders der waerach-
tighe rechtvaerdigheyt wilden op haer nemen te verhandelen de dey-
len van de natuurlijcke ende alle-tijdts durende.Rechts-geleertheydt,
af-fcheydende en bezijden (lellende die dingen, welcke uyt vrye wille-
keur haren oorfpronck hebben, als d\'een van de Wetten , d\'ander van
de Contributien, een ander van\'t ampt der Rechteren, een ander van^t
nae-ramen van den wille, een ander van fey ten tebewijfen ^ foo foude
daer nae uyt alle die deylen, tefamen ghevoeght zijnde, können een
corps oft lichaem ghemaeckt werden. Immers hebbe ick wat wegh dat
men behoort in te gaen, liever met der daedt felfs, als met woorden
willen aenwijfen in dit Werck , \'t welck verre het edelfte deel der
Rechts- gheleertheyt vervatet. Want in onfe eerfte Boeck na de voor_
reden van den oorfpronck des Rechts, hebben wyonderfocht de al-
ghemeyne vraghe, öfter oock eenighe rechtvaerdighe Oorloghe zy:
daer nae om te moghen onderkennen het onderfcheydt tulfchenpu-
blijcquen , en particulieren Oorlogh, hebben wy moeten verklaren dc
kracht felfs van het opperfte ghebiedt, wat Volcken, wat Coninghen
die in \'t gheheel, wie maer ten deele, wie met recht om die te moghen
vervreemden, en wiefe op andere wijfe hebben: daer nae hebben wy
oock moeten handelen van der Onderdanen plicht .tegens hare Over-
hoofden. In het tweede Boeck, voor hebbende alle oorfaecken, uyt
welckeOorloghkan ontftaen, te verhalen, werdt wijdtloopighver-
handelt , welcke dinghen ghemeyn, welcke eygen zijn, wat recht Per-
foonen over Perfoonen hebben , wat verbinteniffe uyt beheerfchinge
fpruy t, wat recht-fnoer daer zy der Coninglijcke fucceflien, wat recht
uyt VerdraghoftContraólenontftaet, oft Verbonden, welcke daer
zy de kracht van den foo particulieren, alspublijcquen eedt, en hoe
die te duy den zy, wat fcliuldt uy t aengheoorfaeckte fchade ontftaet,
welcke de heylighe veyligheyt der Ghefanten zy, welck het recht zy
van de Dooden te begraven, en welcke de nature der ftrafien zy. Het
derde Boeck , eerft hebbende verhandelt wat in den Oorlogh gheoor-
loftis,
als het ghene onvejrbeurt ghefchiedt, oft oock van vreemde

Volc-

-ocr page 41-

Volckeren voor recht befchermt werdt, heeft onderfcheyden van\'t
»bene dat fonder ghebreck oft ondeughdeis, komt verder tot aller-
lande foorten van vrede, en allerley Oorloghfche verdraghen. Ende
leeft my defen arbeydt te meer ghedocht depijne waerdigh te
zijn,
omdat, foo ick ghefeyt hebbe, niemandt defe gantfche materie ver-
h Kk iieeften die eenighe ftucken daer van verhandelt hebben,
nebben t foo ghedaen, dat ïyvoor eens anders naerftigheydt noch
veel wercks over-ghelaten hebben: Van den ouden Philofophen en
IS mets voorhanden van defe materie, noch van den Griecken, onder
\\VQlckcn Anfioteleseen Boeck hadde ghemaeckt, \'t welck hy den naem
ttadde ghegheven,
Rechten der Oorloghen j noch van den genen die fich
tot het eerft op-ghekomen Chriftendom begheven hebben , \'twelck
leer ware tewenfchen geweeft: Oock van der ouder Romeynenboec-
ken van het Recht der Heraulteti, en is tot ons niet als den blooten
naem ons naer-ghelateri. Deghcne, wekken fommieren van de ghe-
vdlen der confcientie, foo fy die noemen, hebben gemaeckt, hebben
ghelijck van andere faken, alfoo mede van Oorloghe, van beloften,
van deneedt, van reprefalien eenighe capittelen gheftelt. Ick hebbe
oock eemghe eyghen Boecken van \'t Recht der Oorloge ghefien, ten
öeelegefchreven van Theologanten, als
vamp;nFrancifcui FiUoria, Hen-
^*cmGonchemHS , Wilhelmus Mmhd, [lohmnes vm Carthagena , ght-
druckt tot Romen in \'t laei-kJo^.] ten deele mede van Doftoren in de
J^echten, als
lohmnes Lupus, Fr and fem Ariusjohannes de Lignano, Mar.
tnus Lmdenßs:
maer alle defe hebben van foo feer overvloedigen ma-
^ene uyttermaten weynigh by-gebracht, en den meeften hoop alfoo,
re^ ^^^ ordere die dinghen, die tot het recht der nature behoo-
BuroK hetGoddelijcke,die tot der Volckeren recht, die tot het
menszijn h u ^^^quot;y^^^^^^onij\'cke oft Geeftelijcke rechten geno-
allen dcfèVo uquot;nbsp;onder malkanderen geworpen, \'t Geen

begonnen te\'vnbsp;namelijck , \'t licht der Hiftorkn, hebben

van fijn SemefirlTdoï\'\'^\'nbsp;\'

alleen by-brengher^lnbsp;naer de wijfe van fijn opftel en de paffagien

der ^ L gt;nbsp;wijtloopieer, en alfoo dat fy den hoop

drbeSvr\'\'nbsp;^^quot;ighe reduien brenghen, hebben \'t felf-

i^aerfiiaK u • • V \' ^ noenmeeraer ^imtcm uenmss: wiens
enbekpnn^V gnf ijckick wete, datfe anderen kan behulpelijck zijn,
oordeeltnbsp;ben j alfoo late ick deLefers

derfchevd \'nbsp;manier van fpreecken , op de Ordere, op het on-

\\

\\

/den van de vraghen, en verfcheyden foorten van Rechten,

.nbsp;foude

-ocr page 42-

foude moghen te fegghen vallen. Dat fal ick alleen fegghen, dathy
veeltijdts in \'t af-handelen en beflechten der verfchillen pleeght te
volghen, oft weynigh Exempelen die niet alle-tijdt de befte zijn,
oft oock de authoriteyt der nieuwe Rechts-gheleerden in hare ant-
woorden en advijlèn, onder welcke niet weynighe meer nae de gunfte
der ghener die raedt vraeghden, als nae den aert van billijckhey dt en
goetheydt ghevoeght en ghepaïfet zijn. De oorfaken, om welcke den
Oorlogh rcchtvaerdigh oft onrechtvaerdigh genaemt werdt, en heeft
^yalit niet eens aengheroert:nbsp;heeft wel eenighegemeyne foor-

ten op flilcker wijfe als \'t hem goet dochte als gedoodt-verwet j maer
de inhoudt van de meeftc der edelfte, en meeft voorvallende verfchil-
len, heeft hy niet aengheroert. Wy hebben daer op acht ghegheven,
dat van fiilcks niet onghefèytvoor-by pafferen mochte j met aenwij-
finghe van de Fonteynen, uyt welcke de beflcchtinge moet genomen
werden j daer uyt dan lichtelijck , indien yets van ons mocht over-ge-
flaghen zijn, beflechtet werden kan. Rcfteert noch dat ick kortelijck
verkläre, met wat behulpfelen, en met wat forghvuldighey dt ick defe
faecke hebbe by-der handt ghenomen. Voor eerft hebbe ick daer op
forghvuldelijck acht ghegheven, dat ick alle die bewijs-rédenen, die
tot het recht der nature behooren, foude brenghen tot eenige foo fe-
kcre en gewiffe ken-fiucken, dat niemandt die kan ontkennen, als die
hem felven wil gevvelt doen. Want de beginfèlen en fundamenten van
dit recht, foo men daér maer recht oplettet, blijcken van felfs, en
zi jn foo klaer-fchi jnende by -nae, als de din ghen gt; welcke wy door de
uytteriijcke finnen begrijpen , welche oock ïèlfs als de Inftrumenten
des ghevoelens nae behooreti gheftelt zijn, en wat daer toe meer noo-
digh is , by-der handt is, ons niet en bedrieghen. Daerom doet
Euri-
f ides ia Pheffes
aJfoo^»reken Päynice» , wiens faecke hy wil dat opent-
lijck rechtvaerdigh zy gheweeft:

Ick fight n kiöet, ghgnné /gt;pmht en biil\'gckheydt,
Die en omysßet y m hmdt vow \'t recht befcheydt.

En terftont voeght hy daer by het oordeel van deÄf/^t welcke uyt
Vrouwen ,en noch Barbarifche Vrouwen beftaet, die \'t ghefeyde toe-
fteramen.
[Dtülids Ettripdes als Her mime feyde:

Me» letft in éefe Stadt niet nae H Bdrharifchmfefm,

Doet jtindromacham antwoorden:

\'i Gheen by h^terfchmdl^ck^ü gt; werdt hier mk.wet g^eprefift.]

Ick

-ocr page 43-

Ick hebbe oock tot bewijs van dit recht ghebruyckt, de ghetuy ge-
niflfen derPhilofophen, Hiftory-fchrijvers,Poëten, eyndelijck oock
derOrateuren, [waerom niet? dewijl
Alexander Severus placht
te lefen Ctceronü Boecke« van deRepublijcque, en van de fchuldighe
Plichten.] niet dat men de felve fonder onderfcheydt oft nae-denckcn
en omfien mach ghelooven, want fy ghewentzijn fich te voeghen nac
nare fe^e, materie dielè voor hebten, oft (ake diefè bedienen: maer
dat men het ghene dat van veelen op verfcheyden tijden, en ver-
fcheyden plaetfen voorfêkerverklacrtwerdt, moet brenghen tot een
a^lghemeyne oorfake: welcke in onfe verfcHHen geen andere wefenen
kan , dan oft een recht befluyt uyt defundamenten der nature voort-
komende, oft een ghemeyne over-een-ftemminghe. Het eerfte flaet
op h€t recht der nature, het andere op het recht der Volckeren, wek-
ker onderfcheydinghe niet uyt die ghetaygcniflen Welver .(want 4oor-
gaens v«rmenghen 4e Schribetiten onder malkanderen het recht der
Nature^ der Yolclcereri) maèr uyt dc hoedamigheyt der materie felfs
raoetvei^aen werden. Wanthetgheen,\'t welck uyt ghewiffe funda»
menten door fekere en vafte reden-kavelinee niet en kan befloten wer-
den, cn nochtans blijckt dat %et aller weghen onderhouden werdt,
volgr^at het moet uyt vrye wille-keur Jajn oorfpronckhebben. Daer-
omtóbe ickalllt;Hti5lt;itnaerftdijck mijn beft« ghedaen, om deiètwee
dmghen niet min onder fich van malkanderen , aïs oock van het Bur-
gher-recht te onderfcheylt;i€n: oock hebbe ick in \'t recht der Vokke-
ren onderfcheyden, het gene waerlijck en geheel in allen deelen recht
Yamp;lisne^t w^kkmaer alleen eenig^he uytweodige effeÊt naer ge-
alder-eerfte recbt werckt, namelijck, dat men met
gee^igewek m»ch weder-flaen,of oock dat dler-wegen met publijcque
behoorufnbsp;voordeel, oft om groote onghevallenteontgaen,

zv to.f vp Vnbsp;te werden: welcke aenmerckin ge hoe noodigh die

kpn mÜ ■ quot;Shen ,falin\'tvervolgh van dkmitn Werckfdft blijc-
phen T)nbsp;l^ebkk oodk\'onderfcheyden die din-

rnbsp;hetTécht behooren op \'t nauft^gnomen,en eysent-

en dif?nbsp;de v^fibintólfe tot vergoedinge fprüyt j

der. ! T^ a •nbsp;werden Rechters te^ijn , om dat an-

vaLll ïquot;\'\' rnbsp;=

fDrnr.nbsp;rechts wy oock hier voor-en yets ge-

«erfte nquot;! rnbsp;demüofophenkomt Ar^ateUsimtr^ée

fmniX ^ • t zy dat wy-de ordere in ^t verhandelen, oft fcherp-
ö eyt in t onderfcheyden , oft ghewichtigheyt van bewijs-rede-

znbsp;nen

-ocr page 44-

nen willen aenfien: \'t ware te wenfchen dat alleen dat defè fijne hoog-
heyt niet al voor eenige eeuwen in tyrannye ware verandert, foo ver-
re , dat de waerhey t ^ daer
Arifloteles getrouwelijck nae getracht heeft,
nu ter tijdt nerghensmeermedeverdruckt werdt, als met den naem
van
Aïifioteles. Ick volghe hier, en elders de vryheyt der oude Chri-
ftenen, die fich aen gheen fededer Philofophen en bonden ^ niet dat
fy met die flemden, welcke flt;^den dat men niets weten en konde,
quot;t welck het fotfte is dat men bedencken kan; maer om dat fy\'tdaer
voor hielden, datter gheen Sede en was, welcke alle waerhey t bekent
hadde, en oock ghene, welcke niet yets van de waerheydt hadde be-
grepen. En daerom foo hielden fy \'t daer voor, dat de waerheyt door
yder een verfpreyt, en door de Seden wijdt uyt-gebreydet in een li-
chaem te vergaderen , dat fulcks was waerlijck de Chriftelijcke Leere
voort-planten. [Het zijn de woorden
wzn LaBmtm, in \'t 6 Boeck
fijnder Inftitutie,cap.9.
Itiftinus m fijn eerfte Apologie: Niet dat de
leeringknvan VMQ gamfchvreemt ^n van Chrifiileeringhen , maer datfe
niet gheheel daer medeover-een-kpmemghelijckjuede niet deleeringen vanan-*
deren, als te weten, der Stoicinen, Poëten, en Hiflory-fchryvers. Want een yder
van hen-lieden door de in-gheplftnte reden, V gheen daer mede over-een-kom te»
deele fiende, heeft foo verre recht gefprokjin.; Tertullianm
neemt Seneca dick-
wils den fijnen j maer, ghelijck hy felfs ons vermaent, op geen men-
fche en paft de gheheele menighte der ©heeftelijcke leeringhenj als
alleen op Chriftum.
Augtifiinus in den 20a Sendt-brief: De ^eden,
mlcke Cicero en andere Philefophen ons recommanderen, werden in de Ghe^
meenten , diedpor degantfche Wereltaengmeyen , geleert en aengenomen.
Soo
ghy de tijdt hebt, fiet op dit ftuck den felfden
Affgfifiinnm van de Pla-
tonifche-, welcke hy feyt dat weynigh dinghen verandert zijnde, fou-
den Chriftenen zijn in de 55 5endt-brief: ende van de ware Religie,
cap.3. en in \'t 7 Boeck der Confeffien, cap.5). en in
\\ 8 Boeckcap.i.]
Onder anderen , op dat ick dit oock hier, als niet gantfch buy ten on-
fe voornemen.in dcfèn zijnde, ais in^t voor-by gaen vermane, dunckt
my dat fomraige Platonifehe, en oude Chriftenen niet fonder reden,
[Uit verhandelt LaUantim wijtloopighin fijn Inftitutie in \'t
6 Boeck,

cap.i 5.i6\'.i7.J En Caffiodorm: Doorhens-tochtennietbewceght, oftnade

felfde beweeght te wet den, uprojijteiijck, oft hinder lyckj;! Arifioteles
wijcken, daer in dat hy de nature der deughden in de middelmatig-
hey t dér ghenegentheden en werckinghen heeft geftelt j \'t welck eens
gheftelt zijnde, heeft hem daer toe ghedronghen, dathy oock ver-
fcheyden deughden, ais te weten, de ghefpaerfaemheyt endemildt-

dadig:

-ocr page 45-

heeft: ende dathy tegens de waerheydt
heeft geltelt dingen die niet even gelijck op den anderen accorderen ,
als roemlucht, en veynfinge j en dat hy in fommige dinghen de naem
van onaeught heeft ghegeven aen dingen,de welcke, oft nerghens en
zijn,
Ott in haer felven geen ondeugden zijn, als verachtinge van wei-
Do f^^j\'nbsp;ledig te zijn van gramfchap tegens menfchen,

^och dat defen grondt met onvoegen foo alghemeyn werdt gheftelt.
Kan oock afgenomen werden uyt de rechtveerdigheydt felfs, waer van
ais hy hetteghendeel van te veel oft temin niet vinden konde in de
nerts-tochten en daden daer uyt volghende, heeft hy\'t beyde ghe-
tocht in die dinghen felfs, waer in de Rechtveerdigheydt gheoelfent
werdt j het welck dan eerftelick is van den Oi op den Ezel fpringen,
t welck hy in anderen met recht beftraft. Ten anderen, dat men min-
eer ontianght als een toe-komt, kan wel eeh by-komende ehebreck
hebben , ten aenfien van ^t gheen yemandt nae gheleghentheydt van
r^ i! \'quot;nbsp;\' den fijnen fchuldigh is, maer ten kan

fc Ä quot;nbsp;rechtvaerdigfeydt. welcke ghe-

heel en al daerin beftaet, dat men fich onthoude van\'t gheen een an-
deren toe-komt. Ghelijcke mis-flagh begaet hy oock dier in, dat hy
het overfpeluyt geyligheydt, en den doodtflagh uyt toorn, niet en
Wü dateyghentlijckfal voor onrechtveerdigheydt gheho-uderi wer-
den, daer doch de eyghen aert der onrechtveerdigheydt daer in be-

«aet, dat men eens anders dinghen fich aettmatight en ghebruy ckt;
ionder dat in confideratie behoeft tekomeiV, oft fulcks gefchiede uyt
giengheydt, geyle wulpfheyt, toorn , of^uyt onvoorfichtige barm-
^ertigheyt, oft uyt de begheerte van boyen anderen uyt te fteecken ,

^^ fpruyten. Want

j.j^f^\'^yghentlijck het werck van Rechtveerdighey t, allerhande atn-
dat de m quot; oeweginghen te verachten alleen om defer oorfaecken , op
fihekrennbsp;ghefellighey dt en Burgherlijcken omgangh nier

propQ^, .quot;locht werden. Om wederom te keeren tot onfe eerfte
fynbsp;»is wel waer , dat fommighen deughden als by-valt, dat

deuehd^^\'^ \'^^?\'^^quot;nbsp;^^ niet daerom, dat fulcx alleen

tot aller tijdt, maer om
dat men • rquot;nbsp;\'
Wekken de deught allerweghen volght, leert

^aer tor if ^quot;quot;^g^\'^ dinghen mate moet houden, en in fommighen
^ynovitnbsp;uytterfteacnporret: want Godt en können

^^ä^ftGodnbsp;wantdefuperftitie en mifdoet daer in niet,

dt te veel dient, maer datfe op een onrechte wijfe verkeerde-

PtH-H-M- jnbsp;lijek

-ocr page 46-

lijck hem dient: wy en können oock de eeuwige goederen niet t« veel
noch te leer beminnen; noch de eeuwige flraffen te feer vreelèn i noch
de Tonden te feer haten. [Agathiof in \'t 5 Boeck in de aenfpraeck van
Beliz,arim: Onder dshewegm^tn desgemoedts moet men dh gantfihel^ck.en
fonder ommeßen aenvaerden a in wekken \'t gheen met onfe fchuldige plkht over-
een-komt ,en waerdigh is aengevaert te werden, reyn en fny ver bevonden werdt^
Maer fulcke j welckfn wel toe-valt datfi mckjen /jmden nejgen en af-wecken,
die en moet men niet in allerley wyfeghebruycken» maervoorfoo veeUIs fy vor-
der lijck kannen Foorfchtigheyt is eenfnyver en onvervalfckgoet, \'t weJck
niemandt kan ontkennen, In de gr amfchap is pr^fei^kftgeen dravende en roe-
rende «, \'t geen hupen defcbrevegaet, mo^ men vermjjdeoals \'t welck/cha-
de veroorfaeckt^
Is derhal ven met waerfaeyt van Geïïins ^efèyt»datter
fommighe dinghen zijn 1 wekkers wijdtluchtighe uytbreydingebtn\'
nen geen palen kan beflotea werden, maerhoclc grooter en ovcrvloe-
digher zijn j hoe datlè oock prijfèiijcker zijn.
LaBatftitis t als hy veel
van de herts-tochten en beweginghen gheiproken hadde 1 ièydt: D«
flaet engheleghentheydt der wjjfAeydt, en is niet gheleghen in defe it^ts-toch\'
ten te ßieren, ende matighenj maer in hare üorfaecken te befiieren, dewyt
fy van buyten beweeght werden: ende men behoort niet haer^ vmnameiij(^
ie toornen ende hreydelen , dewylfe Wei kfeyn kannen zyn in größte fchelm-
ftucken-, ende ooe^ml gr ootebevf eginghen kennen
zy ft fonder mifdaet. Onlè
voornemen is, dat wy Arifiotths in grooten aenfien willen houden,
maer met voor-behoudingh-e van die vryheydt, weicke hy hem felven
uyt begeerte der waerheydt teghens fijn eygen Leer-mewers toe-ge-
laten heeft. De Hiftorien belanghende, die hebben tweed^rley ghe»
\'bruycktötonïe materiedienftelijck j want fy voorfien ons van«xem-
pelen en van öordcelen. De Exempelen, hoeifè van beter tijden, en ge-
ichickter Volcken zijn , hoefèmeeraenfiensen geloofs hebben: daer-
omwy oock de Oude, fo Grkckfche, als Romeynfche den voortocht
ghegeven hebben voor anderen. Zijn oock niet te verfinaden de oor-
dcelen en advijfen, infonderheyt met den anderen over-een-ftemmen-
de: want, gelijck wy gefèyt hebben, het recht der nature werdt daer
door eenigher maten beweïèn j ende der Volckeren recht en kan door
geen ander middel beweièn werden. De fpreucken der poëten en Ora-
teurenen zijn van even ibo grooten ghewichte niet, en wy gebruyc-
ken die dickwils, niet foo feer om daer door de wacrheyt te bewijlen,
als wel om \'t gheen wy iègghen willen door harewoorden eenighfins
te
ver eieren. Dickwils gebruycke ick de authoriteyt en gheloofwaer-
digheyt der Boecken, wekke van Mannen, door den Geeft Godts gc-

dre-

-ocr page 47-

dreven, zijn gefchreven, oft goet gekent,met onderfcheyt van de ou-
de en nieuwe Wet. Men vindter die de oude Wet voor ^t recht der na-
ture felfs willen op-dringhen ; doch buyten alle twijffel met onrecht,
dewijl veeledinghen her-komen vanGodes vrye wille, welcke noch-
tans met het ware recht der nature nimmermeer en ftrijdt : ende tot
loo verre toe kan men daer uyt met recht bewijs-redenen nemen , als
men maer naerftighlijck onderfcheydt Godes recht, \'t welck Godt
lomtijdts door de menfchen uyt-voert, en het recht dat de menfchen
onder malkanderen hebben. Derhalven wy oock defe doolinge, foo
veel wy hebben können, vermijdet hebben: als mede een andere doo-
linghe, defe contrarie en tegen zijnde, welcke houdt dat nae de tijdt
des nieuwen Verbondts, het oude gheen gebruyck langher en heeft,
noch te paffe kan komen. Wy houden het teghendeel waerachtigh,
loo om \'t gheen wy nu ghefeydt hebben , als mede om dat den aert
des nieuwen Verbondts fulcks is gheftelt, dat \'t ghene in het oude
Verbondt gheboden werdt, belanghende de deughden der zeden, het
nieuwe daer vanhet felfde, oft oock meerder en volmaeckter dingen,
gnebiedt • ende in fulcker voeghen bevinden wy dat de oude Chrifte-
lijcke Schrijbenten de ghetuygheniffen des ouden Verbondts hebben
ghebrayckt. Maer om den fin en meyninge van de Boecken, behoo-
rende tot het oude Verbont, beter te verftaen , können ons de Schrij-
vers der Hebreen merckelijck behulp doen, infonderheydt foodani-
ghe, welcke haer Vaderlijcke fpraeckeen zeden beft hebben verftaen
en ghwveten. [Dit is de meyninge van
Caffianus in fijn Inftitutie der
^oddelijcke Schrifture.] Het
nieuwe Verbondt ghebruycke ick daer
^e, om te bewijièn quot;t gheen men elders niet kan leeren, wat een Chri-
«engheoorloft zy: het wekke kk doch , hoewel de meeften hoop
quot; a«rs doet, van het recht dernature hebbe onderfcheyden j als die
r r ^^^^^\' ^^^ ^^ alkrheylighfte Wet, ons grooter hey-
^igneydt gheboden werdt, als het bloote recht der nature door hem
e ven vordert. Nochtans en hebbe ick niet naerghelaten aen te wijfèn
gn^nerghens mochte wefenfukks, dat het om meer gherecora-
andeerten aengheprefen , als gheboden werdt, op dat wy moghen
eritaen, dat het ongh«oorloft en ftrafwaerdigh is van
\'t ghebodt af te
jcken, maer in allen dinghen nae\'thooghfte te ftaen en trachten,
™gh-hertigh edel voornemen , het welck oock niet fal onbe-
zijn^^ ••nbsp;Canoncsenderegulen, die rechtmatigh

delikr^S eenighe befluyten, uyt de generale Spreucken der God-
} eWet ghemaeckt, ghepaffet op het gheen voor-viel: Wek-
ke

-ocr page 48-

te dan oock., oft toonen het gheen de Goddelijcke Wet beveelt,
oft vermanen ons tot het gheene Godt aen-radet. Ende dat is het
ampt van de ware ChriftelijckeGemeynte,\'t gheen haer van Godt
behandight is, over te leveren, en dat op fulcker wijfe, als \'t haer
over-ghegheven is. Doch de zeden en gebruycken by de oude Chri-
ftcnen , welcke dien naem met eeren draghen konden, aenghenomen,
oft gheprefen, moghen bock met recht voor Regulen gehouden wor-
den. De tweede plaetfè van authoritey t en credit naer dele, komt foo-
danighen toe, welcke elck op haren tijdt, van weghen den roem haer-
der Godtvruchtigheyt en gheleerthey t onder den Chriftenen uy t-ge-
fteken hebben, en over gheenderley grove dolinge zijn gecenlureert,
oft ghebrandmerckt gheweeft. Want \'t gheen foodanighe fèggen met
groote verftkeringe, en gelijckals fulcks bevonden hebbende, moet
van grooter gewichte gehouden werden, tot verklaringhe van \'t geen
in de Heylige Schrift mocht duyfter fchijnen, en dat des te meer, als
het van veelen blijckelijck werdt toe-gheftemt, en nader komt tot de
oude tijden der fuy verhey t, als noch eenighe heerfchinge, noch eeni-
ghe t\'famen-rottinghe de oorfpronckelijcke waerheydt heeft können
befoedelen. De Scholaftijcque Leeraers naer defe ghevolght, toonen
wel hoe kloeckfy van verftandt zijn gheweeft: maer zijn geraecktin
ongeluckige, en der goeder kunften gantfch onwetende tijden j daer-
omhetïnin te verwonderen is, indien fy onder veele prijs-waerdighe
dinghen oock eenighe mochten ghefchreven hebben, die te vergeven
en verfchoonen zijn. Evenwel daer fy in^t ftuck der zeden over-een-
fteramen, fal
\'t felden ghebeuren datfè dolen , als zijnde feer fcherp-
fiende omin ander lieden fègghen te door-fien wat berifpelijck mocht
zijn: doch in dien y ver van het teghendeel te beweeren, geven en too-
nen fy evenwel een loffelijck Exempel van zedigheyt en befcheyden-
heydt; want fy ftrijden onder malkanderen met redenen, maer niet
met fcheld-woorden,een fchandelicke vrucht van een gemoet dat fich
felfs niet beftieren, noch in toom houden kan, welcke maniere nu vaft
heeft begonnen de gheleertheyt te befmetten en vergiften. Daer zijn
drie foorten der gener, welcke haer profeflie maken
vande wetenfchap
derRoomfche Rechten. De eerfte is der ghener, weicker wercken
voorhanden zijn in het
PandeEie, 7heodoßaenfche en/f^ß^\'^Menfchea Co-
dex
, en Novelle Cottflitmien. De tweede begrijpt de ghene, welcke zijn
nae/wnwfw ghevolght,
Accerßtis, Bartholm-, en foo veel andere be-
roemde Mannen, die langhe \'tghefagh in de Gherechts-bancken ge-
hadt hebben. Tot de derde behooren die ghene, welcke met de weten-

fchap

-ocr page 49-

yo O n-RE D E N.

fthap der rechten de gheleerthcydt en wetenfchap der Vrye-konften»
foo menfe noemt, te famen ghevoeght hebben. Vandeeerfte houde
rek veel, want fy gheven menighmael
Cccr goede redenen, om te be-
wijfent gheen dat tot het recht der nature behoort, gheven oock
dickwils ghetuygheniffe van \'t felfde recht, als mede niet minder van
het recht dei; Volcken , doch alfoo, dat fy mede, foo wel als andere
öele namen dickwils verwifïelen , jae oock wel dickwils der Voickeren
recht noemen, \'t gheen dat maer \'t recht van fommighe volcken al-
T fnbsp;^^^ over-een-kominghe, maer \'t welck \'t een

volck het ander naevolghende, oft oock by wanfchaft en gheval aen-
ghenomen hebben. Infghelijcks mede de dinghen die in waerheydt
tot het recht der volcken behooren, verhandelen fy dickwils onder
een en on-afgefcheyden onder die dinghen, welcke tot het Roomfche
recht behooren, gelijck uyt de titulen van de Gevangenen , en
Poß-
Itmmte oft
wederkrijginghe der verloren dinghen blijckt. Hier toe

hebbe ick dan mijn vlijt aenghewendt, dat die dinghen mochten on-

derfcheyden werden. Die van de tweede foorte gheen acht ghevende

noch werck makende van het Godddijcke recht! noch van de oude

ttUtorien, hebben alle verfchillen der Koningtien en Volcken willen
bellechten uyt de Roomfche rechten , fomtijdts daer toe nemende
oock eenighe C^öfl«« der geeftelijcke rechten. Maer defen is mede dc
ongheluckighe toeftandt van haren tijdt hinderlijck gheweeft, dat fy
aie wetten niet recht verftaen hebben , daer fy anders fnedig en gauw
ghenoegh waren om de nature, van\'t gheen billijck en goedtis, te on-
derloecken: daerdoorhet dan ghebeurtis , datfy menighmael zijn
^er goede raedts-luyden om rechten te maecken, oock als dan felfs,
^^anneerfyquade uytlegghers zijn der ghemaeckte rechten. Doch
ghe^r^^ quot;^en als dan meeft nae haer luyfteren, als fy ghetuygenilfe
lerYQj^^^^^^iJckcenghewoonte, welcke tot onfen tijden het recht
befluvt ^W^ quot;^aeclit. De Leeraers van de derde foorte, welcke fich
oft allnbsp;de palen van het Roomfche recht, ende oft noyt,

en trgt; ? vlucht eens uy t-fpaetfèren tot dat ghemeyne recht, foo
hnluT^^ ^nbsp;Werck gantfch gheen fonderlinghe b^e-

laftr l\'^^vee Spangiaerden Corruvia en Faf^mus, hebben de Sch\'o-
recvJf^\'^\'\'^^ rnbsp;der wetten, en Canonijcque

afeh.r ^^ Tghekoppelt, fukks dat fy felfs oock de handen niet
delaeVrnbsp;en Koninghen:

niet fonS meerder vryheydt, de andere wat beleefdelijcker,.oock
quot;cicr een feer wel gheflepen oordeel. De Francen hebben be-

gon-

-ocr page 50-

gönnen de Hiftorien wat meer met de ftudien. der Rechten te famen
te voeghen: onder de weicke
Bodinm en Hottommnm feer vermaert
zijn : De eerfte met een gantfch döor-gaende Werck,* de andere door
eenighe verftroyde queftien hier en daer^ wekker befcheyden, en
redenen der felfder ons ftoffe füllen leveren om de waerheydt nae te
vorfchen. In dit gantfche werck hebbe ick drie dinghen my voor-
ghenomen , als dat ick redenen tot beflechtinghe foude gheven foo-
danighe, die gantfch klaer-fchijnende waren j en dat ick de dinghen
die verhandelt moften werden, in ghewilfe ordere fchicken foude
endatickdie dinghen, wekke mochten fchijnen met den anderen
eens te zijn , en doch niet en waren , klaerlijck onderfcheyden\'
mochte, kkhebbemy onthouden van die dinghen , wekke tot een
anderTraftaet behooren, ais wekke leeren wat oorbaerlijck zy te
doen: want die hebben hare eyghen kunfte de
Politica ytlckQ Art.
ftoteles
alfoo op haer fèlveh alken verhandeltdat hy niet vreemdts
daer onder en vermenght, daer van
Bodinus het tc^h^ndeel doet,,
weicke die wetenfchap met dewecenfchap onfer rechten vermenghet
heeft. Even-wel hebbe ick in fommighe plaetfen oock vermaen ghe-
daen van het gheen oorbaerlijck is, maer alleen als in \'t voorby-gaen,
en op dat ick het gheen oorbaer is, van de vraghe, wat recht is, te
beter mochte onderfcheyden. Hy fal my onghelijck doen , foo wie
meynenfal, dat ick mijn oogheghehadt hebbe op eenighe verfchil-
len in onfè tijden, het zy aireede gheboren , oft die men konde voor-
fien dat noch ontftaen fouden. Ick proteftere met waerheydt, dat
ghelijck de Meet-kunfte alleen de figuren en ftreecken afghefondert
van de Lichamen, aenmerckt^ kk alfoo in het verhandelen van\'t
Recht , mijn ghemoedt van alle particuliere daden af-ghetoghen
hebbe. Wat de manier van fchrijven belanghet, ick hebbe niet wil-
len met overvloedigheydt van woorden te voeghen tot de menighte
der faecken die te verhandelen waren , den Lefer vervelen en ver-
drietigh maecken, wiens nuttigheydt ick föchte, Derhalven heb-
be ick ghevolghteen befnoeydeenbequamemanierevan Ipreecken,
voor eenen die anderen leert j op dat de ghene die de ghemeyne faec-
ken bedienen , als in een kort begrijp moghen
voor ooghen heb-
ben, foo de foorten der verfchillen die-der
pkghen voOr te vallen,
als mede de fundamenten uyt weicke fy können af-ghehandelt wer-
den j weicke verftaen hebbende , het gheen grooteri arbeydt wefen
fal, fijne propooften te paffen tot de faecke die men in handen heeft»
enibo veel als men wil, uy t te breyden. Der ouder Schribenten
ey*

ghen

-ocr page 51-

ghen woorden hebbe ick fomtijdts by-ghebracht, als die foodanish
waren , datfe , oft met aMthoriteyt,, oft met eenfonderjinghe erafie
cn aenghenaemheydt fchenen ghefeydt te wefen j het welcke ick
me-
de inde Gr,eckfchefpreuckenfomtijdts ghedaen hebbe, doch meeft
2 f 1« quot; w^s, oft daer ick gheen moedt hadde de gheeffigheyt
, f Latijnfche fpraecke te können
bejeycken: hebbe
evenwel de Latijnfche Overfettinghe alfer-wéghen by-
ghevoeght ten
dienitederghener, diedeGrieckfcheipräeckenietÄ^^^
^e vryhey dt die ickghebiniyckt hebbein demeyninghen en fchrif-
ten van anderen te oordeelen, en onderfoecken, bidde
en fmeecke
datfe alle over my willen ghebruycken, in wekker handen defe
Jioecken füllen komen, fy en füllen foo bereydt niet zijn om
my te
waerfchouwen waer in ick mocht dookn,
als ick wel vaerdigh zijn
lal den waerfchouwer te völghen.

,nbsp;•nbsp;»my ghefeydt is dat met

trfff^\'^^\'l oft g«ecïe zeden, oft Heylighe Sclirifture, oft

Chriftelijcke Ghemeynte , oft eenigher-
feande waerheydt niet over een mocht komen,dat zy als ongefeydt.

BLAD-

40

-ocr page 52-

BLAD-WYSER
Der Capittelen van yder Boeck.

Caplttekn lt;vm het eerfle\'Boeck.

At Qorlogh, wat Recht zy.nbsp;Pag. i

II.nbsp;Oft men oyt met recht oorlogh voeren mog«, i8

III.nbsp;Verdeylinghe des oorloghs, in ghemeyn, en parti-
culier. Verklaringhevan het opperfte gebiedt.
60

ÎV. Van den oorlogh der Qnderdaderi teghen de Overheden, io6

V* Wien vry ftaet den oorlogh te voeren.nbsp;130

fykteien fvànt tweede Boec^,

I, TT An de oorfaken der oorloghe. Ende eerft van fijns felfs, en fij-
V ner dinghen befcherminghe.nbsp;Pag. 133

11^ Van de dingen die rn\'t gem^eyn den menfchen toe-komen. 159

III.nbsp;Van de oorfpronckelijcke verkrijginghe der dinghen, alwaer
oock van de Zee, en de Rivieren ghefproken werdt. -

IV.nbsp;Van ghemeynde verlatinghc, en daer op ghevölghde in-nemin-
ghe, endewaer in die van de verkrijginghe door de langhdurighe
befittinghe, en verjaringheonderfcheyden zy.nbsp;183

V.nbsp;Van de oorfpronckelijcke verkrijginge van recht over pcrfoonen;
alwaer mede gehandelt wert van
\'t recht der Ouderen, van de Hou-
welijcken, gefelfchappen i van \'t recht over de Onderdanen en Sla-
ven.

VI.nbsp;Van de af dalende verkrijginghe door eenighe daedt des men-
fchen; daer ghehandeltwerdt van de vervreemdinghe des Rijcks,
en Rijcks\\goederen.nbsp;2,24

VII.nbsp;Van de af-dalende verkrijginghe die door de Wet ghefchiedt :
alwaer van de verkrijginghe, die fonder teftament ghefchiedt, ghe-
fproken werdt.

VIII.nbsp;Van de verkrijginghen die ghemeynelijck ghenaemt werden
door\'t recht der volckeren.nbsp;2,58

IX.nbsp;Wanneer de opperfteRijcken en Heerfchappyen op-houden.

X.nbsp;Van deverbindinghedieuytbçheerfchingefpruyt.nbsp;282.

XI.nbsp;Van Beloften.nbsp;28?

Van

-ocr page 53-

BLAD-W Y SER.

XII.nbsp;Van Contraélen.nbsp;301

XIII.nbsp;VanEeden.nbsp;315»

XIV.nbsp;Van Beloften, Contraden, en Eeden der ghener, die het op-
perfteghebiedt hebben.nbsp;3 3«

XV.nbsp;Van verbonden en vrywillighebeloften.nbsp;34^ .

XVI.nbsp;Van uytduydinghe.nbsp;S^S
X V11. Van fchade te onrecht aengedaen, ende verbinteniffe die daer

uytontftaet.nbsp;385

Xviii. Van\'t recht der Ghefantfchappen.nbsp;3S»i

XIX.nbsp;Tan\'t recht der begraeffeniffen.nbsp;40J

XX.nbsp;Tanflraffen.nbsp;417

XXI.nbsp;randeghemeyn-makingederflraffen.nbsp;484

xxii.nbsp;Tanonrechtvaerdigheoorfaken.nbsp;508

xxiii,nbsp;Fantwijffelachtigheoorfaken.nbsp;520
XXIV« Waerfchouwinge van niet lichtvaerdighlijck oock om récht-

vaerdighe oorfaken, den oorlogh aen te nemen.nbsp;530

XXV, Fan de oorfaecken om oorloghe voor anderen aen te nemen.

542

x x V i, Fan de rechtvaerdighe oorfaecken waerom oorloghe voeren
moghen de ghene, die onder een ander ghebiedt zijn,nbsp;
550

Capittelen ^m V derde Boeck*

i- r^ Emeyne regulen uyt het recht der Nature, hoe verreyetin
dien oorlogh gheoorloft zy, daer oock van bedrogh en leu-
ghenen ghefproken werdt. ,nbsp;Pag. 56^1

ïi. Op wat wijfe nae het recht der volcken de goederen der Onder-
danen voor de fchulden der Overheden verbonden zijn: daer van
Qc Reprefalien ghehandelt werdt.nbsp;58^

rt^ ^echtvaerdighen oft folemnelen oorlogh nae\'t recht der
volcken j daer van \'t aenkondighen ghehandelt werdt.nbsp;55)
3

IV.nbsp;Fan t recht om in den folemnelen oorlogh fijn vyandt te doo-
den j en van ander gheweldt teghens \'t lichaem,nbsp;lt;^02 .

V.nbsp;^an\'tberooven, en ontnemen der goederen.

VI.nbsp;Fan *t recht om de goederen te verkrijghen, die in den oorlogh
ghenomen zijn.nbsp;lt;^24

VI i. Fan\'t recht over de ghevanghenen.
^an\'t ghebiedt over de overwonnene.

-ocr page 54-

BLAD-WYSER.

IX.nbsp;Van\'trccht om\'t verlorene weder te krijghen.

x.nbsp;Waerfchouwinghen voor dinghen, die in onrechtvaerdigen oor-
logh ghefchieden,

XI.nbsp;Matiginghe van het recht, van in een rechtvaerdighe oorloghe
devyanden tedooden.nbsp;(58o

xi i. Matiginghe van verwoeftinghe, en xlterghelijcke.nbsp;704

xi ii. Matiginghe over de gheroofde goederen.nbsp;717

xiy. Matiginghe over de ghevanghenen.nbsp;721

.XV. Matiginghe over het verkrijghen der lieerfchappye, 731

XVI.nbsp;Matiginghe over de dinghen, weicke nae der volcj^n recht niet
konnen weder-ghekreghen werden.nbsp;758

xvii.nbsp;Van de gene die in den oorlogh fich tufTchen bey den neutrael
houden.
nbsp;745

XVIII.nbsp;Van dinghen die in openbare oorloghe in \'t particulier ghe-
fchieden.nbsp;748

xix.nbsp;Van de trouwe onder vyanden.nbsp;7 ja

XX.nbsp;Van openbare trouwcj waer door de oorloge ge-eyndightwert;
daer gheh\'andelt werdt van fluytinghe, van vrede, van \'t lot, aen-
gheftemdeftrijdt, fcheydtmanfchap, overghevinghe, gyfelaers,
en panden.nbsp;y^a

XXI.nbsp;Van trouwe, ghedurende den oorlogh daer ghefproken werdt
van ftilftandt, vry-gheleyde, loffinghe der ghevanghenen. 787

XXII.nbsp;Van trouwe der lager Overheden in den oorlogh.nbsp;75)8

xxiii.nbsp;Van particuliere trouwe in den oorlogh,nbsp;803

xxiv. Vanftilfwijghendetrouwe.nbsp;808

Befluyt j met vermaninghetot trouwe, en vred«.nbsp;819

BLAD-

-ocr page 55-

jen 3nbsp;II enz

zonbsp;S9

JZnbsp;13

u s.

R E C H T E R E

Cap,

Vm

Bwei ci^,

3

IS

l 4

19

IS

2\' 20

8

2t.

a ij:

S

1. SAMUEL.

s

II

t 4

3

la

S,io

3 tr

19

Ji

0

3 i

17

IS

ï8

3 rr

10

IS

0

z tj

«

t R E G U M.

%

41

r i

is

II.

R E G U M.

3

0

2 13

«

6

IJgt;

3 i

17

11

z

Z 13

H

18

0

Z 18

ï

I. C H R 0 N I C A.

IS

i 3

ZO

23

0

1 4

18

26

31

1 3

20

quot;

11. C H R 0 N I C A.

2,7

Z IJ

9

19

z

a IJ

9

10

37

a 15

9

14

IS

1 3

16

25

7

2 is

S

28

17

1 3

16

1 0 B.

3t

IJ

3 14

.3

ï\'S A L M E N.\'

1

0

t z

7

IJ

4

Z 13

6

IJ7

Jgt;

3 4

9

148

ö

I i

Ifi:

P R 0 V E R B I A,

16

4

Z 20

4

E C C L E S I A S T l C X7 S.

7

2p

. 2 \' 2 \'

2

li

7

- 1 IP

z

E

S A I A S.

i

4

I z

s

3 la

3

I E R E M I A S.

3S

5 en 26

3 1

7

E 2

B L A D - W T S E R
Van Spreucken ér Heylighe Schrifmre in éfi rBoecien

byfonderlijck^ uytghtUyit of onderfocht.

Wt het Oude Teftament,

genesis.

Bmk C»f. Afdaling,

Vm

%

9

4

14

14

Sgt;

S,6

14

14

1«, amp;c.

20

»7

13

18

13

S,o

IZ

as

6

31

10,26,17

3S

0

41 -

ïJ

48

2

z
2
Z
t
16
16
6
t
I

7

7

I

II
13
6

S,

1

2

•S\'
2
20
ZQ
XI

Z

S
S
5
4

3
X

4

4
7

5

n
sgt;
11
I

E X O p U

45

O

a.amp;c,
J

11. amp;c.
17
44

z
9

10.11,li,13

II

17
ao

I

1
2.
1

2
Z
2

1 eai

z

z

16
3.

4S
39
30
39
S

14

L E VI, TI C
Onbsp;2

IJnbsp;I

4.7.47. 2

N U ME K
ïonbsp;1.

18
li
»5

6

16

II

s

I

12.

H

io cnij
D E

4

7
IJ
ï?

10

i
1}

U T

7

J

19

lOjtJ
II

Ij»
tr

16
4

E O N O M I U M.

16
li
4

z
i
6
z~
9
7

1

z

14
li

2

3
li
IJ

4

15
I

SJ.

ïi
iJ

n

I O S U A.

9

fl

13
u

-ocr page 56-

B t A D-W Y S E R.

EZECHIEL.
Vers Boeck Caf. Aféyhg.
Onbsp;Z io 30

I O N A S.
10nbsp;j 10 3

anbsp;ï II 9

Nieuw Teßment.

M A T T H E U S.

Cap.

iz

13

14

i
7

Cap,

xs
%

II

F««

Boeck

Cap.

Aßyrwg.

I

IJ»

2

20

10

6

;

17

I

2

6,7, amp;c.

10

21, amp;c.

I

amp;

6

II

34

2

13

ir.zr

12

35» amp;C.

I

2

S,9

44.ö:c.

I

2 en,j 7 en 7

i

7

I

2

20

16

4

II

13

I

2

7

S

15

s

\'2

IJ

7 61111

6

22

3o

I

4 ,

20

iJ

21

2

13

II

2

23

2

14

6

a4

SI

2

IJ

21

6

26

2J

3

I

10

SI

I

3

3

MARCUS.

3

«

48

3

I

8

10

19

2

20

39

LUCAS

2

2

I

2

21

13

%9

2

19

ly

■I

3

14

3

17

2

13

33

I

3

20

2

14

. 23

2

20

17

3

i

ZO

10

22

30

3

X

IO

6

ï

ï

3

7

24

28

3

I

8

3

II

I O H A N N E S.

4

9

Z

IS

9

8

7

2

20

3

18

35

2

22

14

HANDEL.

dci APOSTOLEN.

I

«

27

I

I

16

4

10

2

1

I

16

J

16

3

3

I

g

4

I

X

16

Z

R 0

M E ï N E N.

»

14.16

I

I

16

4

2

20

47

3

X

2

6

S

7.«gt;lo.

X

3

3

2

7

14

I

2

6

3

10

S

X

I

16

J

Vmnbsp;Beuk Caf, AfiyMgs

17nbsp;I i 8

igt;anbsp;I z 8

4nbsp;12 7

23nbsp;2 23 a
i. CORINTHEN.

linbsp;quot;3 t z

21nbsp;1 J 29

2Jnbsp;a 5 13

36nbsp;2 S 10

14nbsp;2 12 z6

II. Cnbsp;O R I N T H E N.

14 .nbsp;- 2 IS 19

3nbsp;I

3nbsp;I

14nbsp;ï

aj

I

I

s
3

14

12
24

C O

22

I. T

1,2,3

GALAT

1

2

1

2

E P H E S
1

I

1

2

E N.

S E
z

3

6
17
17
46

2

17
13


7
6

33)34

LOS

2J

I M

II. TIKOTHEUM,

9nbsp;2nbsp;a

Ad T I T U M.

ï.nbsp;2nbsp;S

Ad H E B B. Ä O S.

anbsp;IJ

Inbsp;2

Inbsp;2

1nbsp;2

2nbsp;20

Inbsp;Z

2?
9
21

4en7

29
7

19
6

7

H V\'

I A C O B U S.

IJnbsp;a 20

Inbsp;12

12nbsp;2 13

1. P E T R I.

I2cn2rnbsp;rnbsp;

16nbsp;2nbsp;J

12,13,amp;c.nbsp;I

I. I o Hnbsp;A N N I S.

16nbsp;i

16nbsp;Inbsp;a

6nbsp;1nbsp;20

IS
\' 2
2
7

E N.

I

J

I

29
L N,
12

1

2
2

N S
s

O T H E U M.

I 2 7

2
S

17
é

2J

ZS
li
S

2

-ocr page 57-

Het Eerfte

Wat den Oorlogh

werck.

j fakende rschLnbsp;, ende ghdijck-

hoedanigheydt geno-
SentlipL.nbsp;vexdeylt in een veimo-

V. Afd.bequaemlieydt.
en l van vermogentlieydt, oft in\'t
quot;ge ghenoemdc recht, in hectfchappiie. en
VI ^A f°e-v«trouwt is.

T T t ^ ^cquaemheydt zy.

\' «n toe-voeghende
xcchtvaeidigheydt; en dat de felfde niet ey-
gnentlijck door Geometrifche en Arithme-
tnch^e proportie onderfcheyden werden:
noch oock niet daer door, dat de eerfte in
doeMe^quot;*^\'nbsp;particuliere faecken

^nbsp;het eenrecht-

tuurlijck, eTvrtw^Hg \' ^«^eylt in na-

VI
VI

Pag: i

^VGONIS GKOTII

eerste boeck.
Recht des Oorloghs en Vredes.

Capittel

, wat Recht zy ?

X.nbsp;Bepalinahe, verdeylinge, en onderfchey»
dinge van t natuutlijcke recht, van die din-
ghen , die eyghentlijck alfoo niet ghcnaemt
werden.

XI.nbsp;Datdenatuurlijckeinghevinge, welcke
de Menfche met andere ghedierten gemeyn
heeft, oft hen alleen eyghen is, gheen ander
foorte van recht en maeckt.

XII.nbsp;Hoe het nataurlijckc recht bewefea
werdt.

XIII.nbsp;Afdeylinge van het natuurlijck recht,
in Menfchelijck, en Goddelijck.

XIV.nbsp;Het Menfchelicke recht wert afgedeylt
in Burgerlijck, \'t geen nauwer ing«ogen is
als \'t Burgherlijck, en wijder fich uytftreckt
alshetBurgherlijck, welck is het recht der
Voickeren. De uytlegginghe daer van, e»
hoe het felfde bewefen werdt.

X V. HetGoddelijcke recht werdt afghedeylt
in \'t gheen alghemeyn, en dat ccn Volck al-
leen eyghen is.

X VI. Dat de vrecmdelinghen noyt aen het
recht der Hebreen zijn verbonden geweeft.

XVII. Wat voor bewijs-redenen de Chrifte-
nen kennen nemen uyt der Hebreen Wet,
ende op wat wijfe.

5nbsp;Ö^r öéiiec/to^ïcfie gern öemcpnfcöaï» i.

taan ?J5ur3ec-r$c0t ontec ben anöeren öeöBm (Doe^
janïge 5i)tt bte gene / be toeKïtg nocö tot geen Uoïtfe
ta^fameït/ m We ban becfcficpDcn Doltß^cßrt

Snbsp;f^ïfs^ﻫ eöeïöcöe macfit

tttetticn koningen öeöften/foa öe boo?naf m(le batt
ößlt;©ejiißpnte/oftlj?öeijolcfemn) WebccfcDtlïcn/

nnbsp;a^n?

-ocr page 58-

aettafienomen/^tt öattóceöeenïjerïêïïnbsp;upt bjeïcfiê m «©ÖJÏOÖÖ\'

niet fouöê ftonnen ontfïaeii/fulïen bp g^eïcgemficpöt ban öet
KÊCÖt elteljocgölijclt
Uerljaaöelt Wtm aüe fiiltfte berfcötïlen / ötc öÖ«-
ntepniiicö sjoojUallai j ^aec naec faï m0 öe^i^oiïoge feiUÊc tot öen
ïs^/aï^ fijn epnDe/öö^ï^iJöen»

lt;Bm öan Uanöet mïjt öernbsp;tefianöefórt /^a onsf te fieften/

mt #o?ioaö 5P Öaeï W Uan öanöeien / toeïcïf m mDt 5ïgt;. öaet top Dan
enba-foetlien.
cicero ïjeeft öefepöt/ öat lt;©i)?ïoöö tss een ficööt öoo? aïl^-
iijelöt (IO ilaec
ïjtt gö^tooonïiicUnbsp;fieeft u hjegïje seö^acöt/

nat niet öc öacöt/maei: een fïaet öoo? öat tooo?öt öetepcöent toetöt: foo
üat
o^oiïogft 3P een (iact m genec öte öoo? getoeït flrööen / uoo? foo beel
fp toiiöenöe 3ön. a©eïcfee aïseniepnöepöt aiïe ijte fooaten ban lt;i^o?ïo0öe
ieOTjiöt/ban toelcfee ötec naeu fat moeten eBeöanöeït toeröen: toant
\\th
Mf^alïjteröenpartïcuUemi lt;©o?loöö tuffcBen privé gerfonen met upt
en fiupte/alsJ toelcfeeeerber tjs öan öe jiuölöcBe lt;©o?ïoöe/ en i^upten allen
ttoilffel eenöeclep aert fieeft met öen puBlijtfiert / toettfee Derfialben Doe?
eenfepe en
bteoocftepöö^nnaem moile«pta?teb?ucfetb3ei:ben. lt;gnöe
oo3fö2ontamp; banbe Hatijnfcöe en lt;©ctecïtf£öe «aem enflcijlit ba$cntet
teaften» €n beuDal^J«quot; / fomtojjlen be naem ban lt;©o?lo0öe alleen ben
Muölncfeen €gt;o?losD toe-öefjcö?etoen mm / bat enDinbert ons? ntet: be-
toiil feecfeec t$s/ bat fomtoijlen be alöBemepne naem eenfoo?te/infonbec?
ftepbt
Ui be itptnemen(li? baec ban (js/bpfonberlötfe aenfileeft: Wi mU\'
éaecbïsöept en becbate telt niet tn be öepalinge/bjant bat tjs felfts \'t geen

Ijet ööene bat onbecfotöt toerbet / onberfcïjepben ban \'t gö^en baec ban
fulcfejSonberfotDttoerbt.nbsp;, ^ ^ . , .

[Vermeerderingh. (i.) Philo in\'t 2 250ecfe »Ärt U fïgt;etiale 3Jletten :
Voor vyanden werden gehouden niet alleen die ghencj weicke nu al-bereyts
door Veldc-flagh te Water of te Lande ftrijden, maer oock die ftorm-werc-
ken teghens de Havenen oft Wallen aenvoeren, al ift dat fy noch gheen Slagh
aenvanghen. Servius0JJ b^ tbOOJben in\'t eer(ïe 35oeCft ban^neidos:
Momdßrtmmis, Bellum, Oorloghe heeft oockberaedtflaginghe: Wapenen
zijn alleen in de daedt van ftrijden felfs.
^e felfbe 8 23»Oe(fe: Bellum,
Oorloghe is alle de tijdt, in weicke felfs yets bereydet werdt tot den
ftrij^t,
noodigh , oft oock terwijlen
daer gheftreden werdt Maer Priclium Veldt-
öaeh, beteyckent den VeldC\'flagh felfs in de Oorloge, 1nbsp;, ^ ^

IL

111. bJp ö^t opftö?tft ban bit (Ccact^t (feilen/ ban W recBt bec

3©ant öet recDt in befj^n anberiS niet betepcfeent / ai^ D« öïrene bat tuU
i en bat meer in negatiben/ alsf afficmatiben fin/bat rec^t 5P/
\'t geen
göeen onrecöt en ijS:
maet oncecöt / \'t cDeen grübet tecBenis ben aert
m ööefellisöepbt/ en ^dncgecigcBen omgancft ber gïfener/ bie reben ert
^erfïant glieamp;ppïfte«» lifoo fepbt Ciceroj bat öa tegö^«^ be nature t^

-ocr page 59-

eetiéit omfött epoömp^oföt petiSKonttcetficttj enöctoijlïöet
te meiig / om bat/ alss fuicfe^ foube göcfcöteöen / be gDefeHiööèPbtbet
jBcnfcöcn/en onberlwgDe gemejjnfcfiap/noobtfaïJelijcïi toecfi

Florentinus feetofjli / Mt ffU OHÖÖeOOJÏOft W / ^at beeert De Offic. 3.

wnanbcrenJagïien ïeggöe / om bat be nature feUere bectoam- ^ \'f
np/P^^ waegöfcöaponbeconisbcroibemöecft* senecafepbt: Ghelijck
aue icaematen onder tnalkanderen wel accorderen, om dat voor het gheheel
Deira iib.t,

ghelegben is, dat yder der felfder behouden blij ve; alfoo behooren
ae Menfchen een yder particulier te verfchoonen , omdat wy tot by-een-
wooninghe gheboren zijn: (i,) Want de ghefelligheydt eti kan niet beftaen .

pcr$f/©?tenbÉn/95onbt-geneoten; anbere met ottgelftcfeö^pbt/ tocltfic

bp uptflefentBepbt ban Ariftoteies gBenaemt toecbt/ ai^ tufTcÖ^n ©aber
tocDt/^oningöen ©nbeïbanen/ (2.) »©obten
beiBenfcfien: ^Clfootfreceenatiber recftt öetsöenec/ bic fn gïielöcft^
öcpbt onber ben anberen tooonm / een anbecber ggenec bte cegeeren/ en
gereseect toojöe^ boo? foo M fp foobanigöe 50« i ban toeïcfte men m
laetfle/mön^acötenjs/
rntmm Reótorium Regeerende Recht, Ö?t Wft?

Gclijckmakende Recht .Equatorium noemen macD.

CVermeerderingh. (i,) ^efelfb« Seneca fnfÖtt48^ettbt-bMt Defe
gnelelhgheydt moet naerftighlijck en heyllghlijck onderhouden werden,
welcke ons allen met allen vermenget, ende te kennen gheeft, datter feecker
ghemeyn recht is des menfchelijcken gheflachtes. |Benmac|)OpbïtfïU£fe
ttae^ten Chryfofthomus, ObeC r.Corinth. i
r. vers i. (2,) ^tet ban befe

ooclfe eemgfie btngöen m\'tïebm

^^^^ BßtepcfeetttfiTe m recötjS tgf noc0 een anbere baat berfcS^P^ i v
wen / öott) ban befeoocö afnemenbe / toelcfee een aenfien ö^eft op be petf
ff ^ w bjelcïten fin cecöt gftenaemt toeubt een
morale oft toetttge fjoe^^
jjsöepbt/ ben jïecfoon toeftometibe / om met
miß te ßeböen/ oft

foneipnbsp;tn betgöelijcfemgöe ban anberegöeöeel per-

h5gt;«/ l^röten ^ ntet aïgs oft be felfbe niet mebe benjjetfoon toe-beöoo?^
(tïnbsp;batfe geen anbec pecfoon toe-feomen/alsf bte feecfeece fafee

nnrmiiSf^\'^* ^ocD be bolfeomen moraie öoebanigöepbtbessperfoonsi
sSi. becmogentfiepbt: be onbolfiomen een Deguaemfiepbt; toaer
^^^ op paffen in natuurltcfee btngen met be ber^
quot;xptÖ^Pöt/be baebt oft toeccft; met be bequaemfiepbt be matfit.
her fi ; ^^JÖtfgeïeerbe gïjeben be ©ecmogentDepbt ben naem ban fm v.
naemhVboo?taen noemen / epgbentUjcfe en opt eng(ie göe^
bjeiff J^ipf ^aer mm begrepen 5ön/ iBacöt/ foo ober öen felben/
Babmi^iwbt (u) genaemt toerbt / al« ober anberen j göeïnctt tsf be
•^«f^ujöt«/ ^n ber ?|eeren matDt ober Dave ^ïaben. 25efieerfcptn=

ntnbsp;m/

-ocr page 60-

4nbsp;Het eerfte Boeck, van het

cöe/ M boïftomètte/ oft mtnticc m Jjolßomcm: öeïöcfe m
Bmitlt/öanDt^göewcöttööcpöt/en \'töten ter göctroutoet m^t seflett

ijj/teseaötoeïtftettttesenDeelpajTet^StDuïtJt»

rvermee7deringh.

ï«rtiefeec toelDefcö?jjbèn metöm naembatt Facultas, ©ecmoöï)ent==

VI.nbsp;^Scnbsp;bjeüerom ttoee«eïgt;: te toeten/ «en

flecöte oft öemepne/torfcfie tot eemsö pacticulw
ßrcgfient^^ntieeenuptfieecfienöe/toeltliesoogöeftisiianöct

ïïecöt/aï^ Det öDemepn toeßomentie oDec tre öeeïen/ en ïimgen/öen gge^
mitm toe-öeöoo?enöe tot öet gemepne öetten. Siïfoo Beeft Ue Konmgo^
fütße iBacöt onöeï öaec mm öe ©aöt cUjcfte / mm 3|eecen macfit i
loot^^öeöeecfcïjappije/ oftöeöeecfcöwöBeöejfpotttngp^totöetsöe.
meunefteften/arootcc otoec be öoeöecen toan fingultece petfonen/ (i.) m
sjarittöecpawttuliec ï|eece oft Cpgöenaei:; alfoo tss een pöec boo?fön
Booft meer toetpltcöt aen be i«epuölöcfee/tot öet gemepne 0eU?U!gt;cfe/ m
toeïaenfönftDwïöt-eplTcöer.nbsp;vri- i, u ci

[Vcrmeerderingh. Philo Jjan Öe pïantittÖÖe: Ghewiffelijck hctSilver,
Goudt, en andere koftelijcke dinghen, wclcke by den Onderdanen bewaert
werden, behooren meer toe den genen die regeeren, als diefe befitten. Pli-
nius tn fört Panegyrico : Wat haer allen toe-behoort is oock het fijne, hy
heeft foo veel als fy alle hebben. €n terflont baemaerj Siet de Keyfer
oock yets dat het fijne niet en zy ? ^Oet Öter Öp \'tgeen Sanfberienfis fcB?Uft
fnfnnPoUcratico, 5 5!5oecfe/Cap.i.Dnbsp;, ^ u •... ^

VII.nbsp;^eöequaemöeptnoemt Anitoteiestoaerbioeept: (r.) MichaelEphe-
fius noemt ïjet gDene/bat naer befelföe göelöcß gïjenaemt toerbt/1 geen
baeroppalfet/oftbaermebeouereenfeomt» ^ __ ^ ^ ^

rVcrmeerderingh. Cicero in\'t i 550eCHkantte ptC0ten : Indien daer
teghen-ftellinghe cn verghelijckinghe gefchiede, wien men de meefte dienft
fchuldigh
zy, foo hebben den voortocht het Vaderlandt en de Ouderen, aen
weicker weldaden wy aldermeeft
verbonden zijn • denaeftedaer aen zijn
onfe Kinderen, en gantfche Huyfghefin, wclcke alleen
op ons fiet, ende geen
anderen toevlucht kan hebben. Daer aen volgende onfe na-yerwanten , met
de welcke wy in fToedeeenigheydt ftaen j endicoockveel tijdtsgemeynge-
luck oft ongheluek met ons hebben ,
daerom de noodighc leef-tochcis men
aldermeeft fchuldigh aen den genen die ick te vooren
genoemt hebbe: Doch
onder den Vrienden zijn meeft in fwangh omganck en
ghemeyne taeftel, bc-
racdtflaeinghen, t\'famcn-fpreeckinghen, opweckinghen, vertrooltinghen, en

fomwijlen oock beftraffinghen. ^tet \'t geert {)ter naer fal gefjpbt toerben
tn\'t 2 25oe(ït/tap.7.
9. en 10. seneca ijan be toelbaben/4 25oecß/tap.2t
baeröp banbetcetlamentenfpjeecfeti
Wy

wekken wy onfe dinghen moghen overgheven. ^.tetömaetfefelfjg nae.

€n Uoegöt baer öp Auguftinum toanbeCÖJtttelöCtteEeere/1 J^oecft/
Cap^aS.enzp.]nbsp;_

-ocr page 61-

lt;®fie«cDtt0Bßptit Wft öaetinfitöt tjjb^ aB^citto^ v 11 r.
quot;amt ö?ac0Dtban epgïjentUjtü en nautoeoljeno^
Sïn^ï^f^^iEP^Pïïf- Ariitmeies noertitfrtiectotffeUnge/met «m al te
SfSSft /nbsp;ant öat een öte mijn goeöt ftefit / \\m IM felföe toebec

fSVr,. ï öö^f^ö^t niet öoo? UeciaJtfTeltnööe / en nocßtan^ beïjoojt ïjet
SÄl^^^öBececöttöfjepö^ öecöalDenöeeftßp öefeïföeöetecööe^
Oftnbsp;öerecöttgöepbt/oftuecgoeöentie. ^e toeftljtcftenije

X!I- Sfierecöttgöepöt fietop öe 25eQuaettiöepöt / een mebe-
yn7\'^»quot;nnebantifeöeugöï)ert/ toeïtfie anöerennuttigDeptJt enUoo?öeeI
: aï0 3ött mtlbtgöepöt/öatmöerttgftepöt/regeetentie boo?^
TJCflttgöepbtj g^ocö bat befeïfbe
Ariftoteies feubt/ bat be becbuïïenbe
Söececptgïjepbt ftet op ftmpeïep?opo?tte oft eben-rebenöepbt / toeïcïie
m Anthmetifche noeuit/ bjeicfie alleen bp ben teijs-^onftenaren be naem
b?aegöt ban p?opo?tte ofteben-cebenßepbt. (lOJBoetmenreecïteneit
tite btngen/telcïte toel bttïttotl^flant grijpen/maec niet alle tijbt:
mcfi en becfcötlt be berbullcnbe gßerecöttgDcpbt tn öaec fdben/ ban be
Mptbeplenbe/boo? \'t göeb?ui»cft ban foobantge p?opo?tte/ntet/ maec boo2

SÄSSJ Äl\'nbsp;ttiaetfWpije ootö

SSLnbsp;toergljelDCfienbepjopojtte; en foo baecmaer een be.

mÏÉf hftS r öequaem tot publtjcïte Debtentnglje/fal be toe-fcljüïtmglje

Nr^ui^rquot; ^nbsp;Teggen/aat oe uptbepienbe gerecijtigDepbt

be gftemepne bmgöen/ maer be berbiUlenbe göececöttgöeubt be bingljen

3©anttec tontcacten/bieban
fungoebecen btfponecen totlöpupttecftebJtlle/ pleegïjtbaecinte gïie^^

.^{beronftotlet öebben/boet öet ampt ban berbultenbe gïiecctBttg^
Bepbt. jBelcö becfcïtil be 3leec-meeflec ban CyrusbJel heeft aengfie^
Sf^^^nbsp;^^^^ ïï«quot; öï^P««quot; longen/

teSffin hSsI met toe-guam / en ben grootflen aen eTn gïoo^-

rechSrSinÄnbsp;mmntt / mm^ be umbeplenbe

Den Slechten flechte hy gaf, Den Grooten

groote gaven.

\' \' \'nbsp;(lO^tet

-ocr page 62-

(2.) ^tet öett felfbett xenophon ttt fïjtt opboeöwööc Jjatt Cyrus a ^Oétft^
toe Dient OOtfeöe 3©etMoris,
Exod.23. LeviM9. 1$. chyenfult
den gheringhen niet voort-trecken in lijn twift-fake. a©ant /fOO Philo fept/
men moet de faken af-fonderen van\'t aenfien
der pleytende perfoonen. ]

IX.nbsp;^^^aec notïi een DerDe öetepcfeeniffeDan\'t Mtfit / toeïcINeeUen foö
beel seïDet m öe a©et. Het toooiöt Wet opfjet B^eettte genomen

als? een recBt-fnoec Der moraie DaDen/en toercïten Der reDen/on^ berfiin^
öenDetotBet gfiene Datrecöt tsf» (i.) herepfftöcn bframp;inDingöej
toant aenraDingen/enfoo Daer eenigö«attDereDco?fcB?ïftett 5ün/toelcfee
toel eerlücli
»/Dotö niet en UeröinDen/ en mogm Den naem tean ïïecöt
oft ï©et niet DiasO^n. a®aer toelatingfie en isf epöSentïöcö göeen DaeDt
oft toercft Der 3©et/ maer DejS hjercfes? loocïjeninggen; ten 5p fase/ Doo?
foo beelalss Die een anDeren DerötnDt/Dat öp öeïetfel en Doe Den ge^^
«en/Die Bet toe-gamp;elaten g^ocB foo Beamp;öen top gBefepDi/berbinDenDe
tot ïjetgBene Dat recfit W niet fimpelötft tot Bet gene rerötbaerDfgD tJf:
öm Dat Det tooo?Dt Jus Recht, in Defe DetepcftenifTs nwt alleen tot De ma^
ter ie ban recötbaerDigBepDt / foo top Die berfelaert Bebben / maer oocö
ban anDere DeugBDen beBooit ^ocö ban bat ïSecöt/toelcft Re»ftum,
oft recBt en toel gSebaen giet/toerbt petjs toat rupmer gBererötigö göe«
naemt. ^e be^e afbeelingfjeban bit ï^ecfit / alfoo ggenomen
5önbe/ lt;ss
be gBene / toelcfie bn Ariftoceies ggebonben toerbt / bat Bet jSecBt 5P/ oft
natuurlijcfe / oft b?ptoilligö / toelcft
Bp toettelijcfe noemt / nemenbe Bet
tooo?bt Wet toat engBer t fomtijbtif noemt Bp^t ootft / \'t gBeen in lt;©?bt^
nanttebeiïaet, 3|etfelfDeonberfcBepbt bittbtmenoocfebpben3|eb?een/
aljsfponberfcBepbentiöcö toiUenfp?eecfeen: noemenbe Betnatuurljjcfee
jSccBt/Rechtvaerdighmaeckinghen, en \'t gBeen in infettingBen betlaet/

Gheboden,

CVermeerderingh. (i,) ^n fulcfeett fin fepbt Horarius: Uyt vreefevao
ongelijck het Recht is ingevoert. Cn elber^: Hy feydt het Recht voor hemf
noch ongheboren is. ^aer be llPtleggBer fepbt: Hyis een verachter der

Wetten, (z.) ocrempeï ijs in be a©et ban zaïeucus, bieftraffe (ïelbe boo?
bengBenen/ bie tegBenjf B^t gfieöobt banbe HebicBn-meefier aa^ü«
bjintöenfoubeO

X.nbsp;.^et natuurlötfee 30etBf tsS (lO mgBeben Der sB^fonbc reben/aen^
toöfenbe bat in een baebt oft toertït / nae Dat Bet felfbe met De
reDeïijcamp;e
en berfïanDigöe naturefelf$f/oft ober een/oft niet ober een feomt/ fleecöt
een moraie fcBanDeïi)tfeBe»bt/ tegBen^goeDe^eDeniirijbigB/ofteen mo-
raie noottoenDigBepDt; en bp gebolgBe/ bat fuïcïi een baebt ban ben Mm
tBeur ber igature/ a5oDt felf0/ oft berboben / ofte gBeboben toerbt Xi^c
baDen/ ban toelclamp;e fulcS een gBetupgBeniffe oft tngeben boo? BanDen W
5ijn in Baer felben/oft fcBulbigBe Die men Doen moet/oft ongBeoojlofbe;
en berflaen Derialben Datfe ban »0oDt nooDtfafeelöcfi aBeboben/ oft ber^
öoDen 5ön j ^00? toeicft Sen-tepcïten Dit fïecBt onDerftBepDen toerbt/
niet alleen ban Bet jBeïtftBelijrtfe recBt / maer oodt ban Bet a^obDelücfte
bJpto JlligB»? ï^^ffi^ i toelclt? niet
m gBebtebt oft bcrbtebt bie Dingen/

toelflte

-ocr page 63-

toeïcfte it^aut fßiben/en öoo? mt epoöen aecbt/5iitt fcöuïö»/ oftoit^
0Beoo?lonie Ï
matt boo? \'t uecbteöen foo maecUtfe bie onsöeoojloft / cn
tsöeötßben maecfetfebiefcöulbtgö orng^ebaen«moetentecben.
Smtrtftnbsp;Öet natuurlö^fee recUt moet men toaec nemen/bat

y tnsöen toecben gefepbt tot ïiet retöt bet nature te beDoojcn/
Sm/Ä^ V^tft / maer/ gelycfe men in be ^tfiolen ßöebjoon te
K^y«nbsp;tesöenss toeltlamp;eöetnatuurïijcfie recïjt niet en tïrij^

Sfy^lücfe hjp terfiont ööefepbtöeböen/ bat fommigfie bnigöen recöt^^
toerben/ baer m gfleen ongeretötigßepbt en t$f; fom
ïDot^ jplegïjenootfeabufiveiijck bfebtngiamp;eH göefepbttuerben tot Bet na

«uun^ts» 0115 i gijeen aaer teggen geiteit merot/ ai-tjoe-meitjet
soeen ftBnïbigöe bingöen 3ön/ble men te boen geBonben ©erber foo
nwetmen oocfttoeten/ batBetnatuurljjcfeerecBt nietaïleenbanfuïcöe

uitlilrnovt itart}ttHi-/VM»T^ïti» Ftttn«-^»nbsp;t^^it^nbsp;____ , maet

VMV« w*«^»«. Mctit^ijv^iv uitpii,««: yv-i uan aes .ïiaenicnen CDtUe DOl^^
öBen. SCïfoo lö booitotllebecjBenfcöen tngöeboect be beöeetfrfnnafte
Oft epöBenöom/ fooöefeifbe al^snbsp;ittaernae batbe

Godt, dien \'t gewcldt mifHaegHt, en wil niet dat met Roovengt;
Men geldt en goedt vergaer\', maer wel met eerlijck flooven:
De Rijckdoni, die met eer en recht niet werd\' vergaert,
En is geen prij{èns,maer veel meer verachtens waerd\'.
Het Aerdtrijck is gemcyn, deEucht oockallen Menfchen,
Waer in een yder kan fijn Huys uytbreen naer wenfchen j
Midts dat hy fijnte hand\' van.\'s naeftens goedt houw\' reyn,:
door gheen overlaft fijn middelen verkleyn\'.

^^^^ onueranber!9cß/bat Bet felfis ban

S löÄSS mffiÄ^quot; ö^t ttoee maeï ttoeeglje^n bier

ÖP ntet maßen / bat Bet geen tntoenbtöft in
tinstÄnbsp;^«aebt en 3©ant mm Bet toefen bec

-«»\'öuen/toanneerfe nu jp/^n boo? foo mi fp sÄrröen?? anber^aen

iMt

-ocr page 64-

crt nanöét î aïfoo ï»oe« mm De epgenfcfiappen / toeïtfte bat tóefett ttûoamp;t^
faMücft Uol3öen; enbefootiamgDtsstie boofôepbt ban fommtsfie öa^
ben/ bergöeleeciïen 5ijnbe met be nature/ toelcöe be gïjefonbe rebengfie^
bjupcfet. ^erïjalben oocfe lt;6obt felbe nae bit recljt-fnoec ban ôem toe-

ïàet teoo?beelen/aïsÈmenfienMncenef. is. 2ï. Efat. 5.3. Ezech. is. 2f.

]erem.2.9. Mich.â.ï. Rom.2.5. en cap.3.3|0CÔtanSS gÖeftfJietÖetfom^

toüien/bat tot bte baben/ in bjeïtlie \'t cetfit bec naturen petsf geo?bineert
Reeft/een fcfiijn ban beranberinge ben onboojficötigfien ftomt te beb?ie^
gften/baer bocï) in toaeröepbt ôetrecïitber nature nietenberanbert/aljs
\'t toeïefee onberanberlöcft isS : ittaer be fafte / baer ober 0et recfit bet na^=
ture eenigfie o?bere fieeft gfieitelt / en toeïcfee fafee bocft beranberen ïta«.
m^ bP ejcempeï : Snbien be ^cBuït-epffcôer mp auöt fcïjelbt ôet gôeen
îtïî öem fcôutbigô Ben/foo ben ttft niet ïanger ftöulbtgfi te Betalen j met
om bat ïiet recfit ber nature langer niet en gfiebiebt te Betalen
\'t geen ttfe
fcguibigt Ben
î maer om bat fiet geen itft fcljulbigö toasf/nu geen fcBwït
meer en isf
j «Öelgcft Arrianus in Epideto te recDt fepbt î h« en is niet ge-

noegh om fcbuldigh te zijn, dat het Geldt gheleent zy : maer moet oock den
bandt van Obligatie door leeninghe onverbroken blijven.
tCïfOO/Bp al bien

lt;0obt gbebiebe pemanbt te booben / pemanbt öet fóne te benemen / baeac
boo? en fal be boobt-fïagô oft bieberöe niet gïieoojlofttoerben ; bjeltfie
b300?ben een onbeugDt inficfibegrijpen: maeröetenfalgfjeenboobt-
flagfi noté bief-flal jijn/ \'t gljeen gefcöiet boo? Bebel ban ben ©pperfïett
ban\'t leben/en aller bingöen* ï©aer m nocö fommigfie btngen/toeitse
niet fïmpeljjtfi tot 0et recfit ber nature BeSoo?en/maer alleen na feeefeere
gïielegöentöepbt ban fafeen : alfoo ijS
\'t göemepn göeb?upcS ber goebe^
ren natuurlücft getoeefl/ foo langSe be beöeerfcBingÖe notö niet toasï in^
0ï)eboert j en eer baer 3©etten gfiefielttoaren / toafi recfit öet föne met
gijetoelt toeber te berftrögöen*

[Vermeerderinghen. (i.) Philoin\'tbatpberb?ÛOm jBan OOtft
b?p 3P : De ghefonde reden is een wet die niet lieghen en kan -, welcke wet
niet van defe oft die fterflijck Menfche fterffelijck , niet in doode Papieren
oft Columnen doodt oft zielc-loos, maer fonder te konnen verderven, is, als
zijnde van een onfterflijcke nature ghegraveertin het onfterffelijcke verftant.

Tertuiiianus ban be ^roone begf lörögfifinanjssuitghy dan codtswet

foecken, daer ghy diegemeyne Wet hebtin de openbare en natuurlijcke taef-
felen der Werelt ? Chryfofthomus f(Ö?Öft Bterban ÖeerlgCÏÏ in\'t I2 ett

IS îJSoecft ban be 25eelbem €n is? oocfe niet te bertoerpen \'t göeen Tho-
mas fcöjyftsecundasecundseïr
7.1. ^^nScotus J. dift. 37-

(2.) julianus : Een tweede Wet iffer oock, felfs van naturen Heyligh en
Goddelijck, die alle tijdt en over al gebiedt fich te onthouden van \'t geen een
anderen toe-behoorr : ende en laet oock niet toe door woorden oft werc-
ken, oft felfs doorjieymelijcke ghedachten des hersen daer teghens te doen.
Cicero
in\'t 3 25oetfe ban be ©lichten / upt chry fippus : Dat een yder voof
fich neemt in\'t leven \'t gheen hsm dienfligh is , en is niet onbillijck ; dat hy\'\'
een anderen ontneemt, en is gheeo ghewelt, ]

-ocr page 65-

^^ j^omepnfcöe JSecötjS-geieerbe fïeïïen / m x r.

Öf 3P ttoeöeclep: toaec ban m um/ toeïcü be
SffKSSl^ïfquot; .ïBmfcamp;c rntrnm öeöben/öet bjeïcfte fp in een nautoet
SZZ h^SW FÖ^ ^^^ noemen/ïtet anbete ben JEenfcßen ep^

öetcecöt ber ©aïcamp;eten noemen/en öeeft
Smnbsp;aöebjuptfe. a0ant epgentiijcife geen nature beguaem

fimnS^nbsp;^^^ gSebjupf ßen / al^ toeïtfee genet aïe gehoben glje^

ti^MPCHt; toelcïte Hefiodus bjel ßeeft aengemerclit/ feggenbe:

Het Menfchelijck gheflacht van lapyn is ghegheven
De Wet daer \'t wildt ghediert, de Voghelen die fweven
DcK»r d\'open Lucht, en alF het fwemmende gheflacht
Der Vilfchen, fonder rechts-beftier nae\'t voedtfei tracht.
Ons is Gherechtigheydt, het befte deel van allen,
Door Goddelijck beftier, als eyghen toe-gheyallen.

ïfruS?quot; Snbsp;J De Wet en gherech^ghe^t ghebruyckt men van

in ,11nbsp;de Menfchen. Laftantius ét 5 25oetfe j Want wy fien -

üat in alle ghedierten, die geen wijfheydt en gebruyckcn, de nature van haer
lelven forget, en haer felven recommandeert; want fy befchadighen ande-
ren om haer eyghen voordeel, niet wetende dat het quaedt is een anderen te
befchadigen. Maer de Menfche, dewijl hy kenniffe heeft van goet en quaedt,
omhoudetfichvananderentebefchadighep, oock met fijney|henongherief

mm eerU teaten öp een bergabect/boeoBt baec bp: (z.) indien yemandc
hjnen Ouderen, oft die hem goede ghedaen hadden, onrecht hadde aenehe-
daen, dat het niet moghelijck was, dat andere fulcks niet en fouden qualijck
Ö^v quot;^n ^f^^.^\'^^öenbebooKßbenbaerbp: Wantdcwi)
en redSnbsp;r van andere ghedierten verfchilt, dat het verftant

de WneLlnti^\'^f\' \' VÏ gï^^looflijck, dat fy fouden hebben door
re vervreemtwaf f^^^^^^een daedt, welckevan harenature foover-
Sen I«nbsp;ghedierten ghefchiet: maer dat het geeü

dat Sfn^f/fu^r^nbsp;ghenomen werden, met te kennen ghevinghe

ttSssjSSSSS

bocö / bft be baebt felfjs / bjaec ban
öeeft / onjs göcïwpn 5p met an^

[Ver-

-ocr page 66-

[Vermeerderinghen. (i.) Juvenalis m ftjtt 15 Salyra:

Ons Menfchen is alleen het waerdigheVerftant, .
Bequaem om \'t Godlijck Recht te vaten, ingheplant.
Om meenigh kunftigh werck te leeren, en te pleghen,
Van boven op ons quam een Eed\'ler Geeft ghezeghen j
Waer van ontblootet is al *t andere Ghediert,
\'t Welck, fonder op te fien, \'t hooft nae der Aerden ftiert:
Den wekken in\'t begin, de Schepper aller faken,
Het leven fchonck, maer ons met een \'t Verftant ginck maken ,
Waer door \'t mee-waerdigh hert hulp eyflfchen kan, en doen ?
Oock de verftroyden hoop tot Burger-omganck fpoen.

(2O Cïcntpeï ftetmen in cham, Genef. lo. 2z. öaer ootft öc ffraffe
bOïaftn
Chryfofthomus tïl\'t Öan De 25eeïDen: Wy hebben dat van na-
turen, dat wy onfe verontwaerdinghe en ftoorniffè te famen voeghen met den
ghenen , die qualijckonthaelt en mifhandelt zijn. Want terftont werden wy
vyanden den ghenen die anderen overlaft doen
, al ift dat wy felfs door dien
overlaft niet befchadight werden. Wt Scholiaftes oijer Horatium Satyr. 15.
lib I. Het ghevoelen en verftant fal fich anders verftooren, als het hoort van
een Doodt-flagh die ghefchiet is, als van Dief-ftal diebegaen is. (3.) Plinius

tn\'t8 55oecfe/ €aiï.54 toötïaen mim nae-camtóööe banrecBtbaer^
btgftepDt tn Den «©ïppDanten t m felfDe Detöaeït in\'t 10 25oecfe/Dat een
^langïje ïjare ^onge felf^ gßeDöoDt öeeft/ om Dat Dte 9lo^e öaDDe ge==
DooDt%n ^one Dan Daren 3©aerDt. (4O seneca m\'t 5 25oecïtDanDe
lt;0ramftöap/Cap.3* fepDt Dat tn De totïDe 25ee(len Dm too^n geen pïaet^
ft en öeeft
j maer Datfe tn pïaetfe ban too?n/ fiebtott feßere Jfercße betoe^

Ötngfte» Oe ftomme Beeften, fepDt W en hebben gheen Menfchelijcke ghe-
neghentheden, maer hebben eenighe drijvinghen ^e defelfde ghelijck ztjn.

;goo fepDt origenes tegens ceifum, Datin ben 55ee|ïen g^een onbeugï)^
ben / maer eenigöe göeïjjtfeeiitffen ban onbeugfiben 50« / ptim Dat De
SeeubJ too?nigïj bierDt/alss De
Peripatetifche ^pötiofopöen feggen bp Por-
phyrium
tn\'t 3 ^Soetfe/ban göeen lt;©eDterten te eten. 1

betoefen te toerben/ oft Doo? \'t gfieen bat boo?en W oft upt mmnmt
na bolget j ©an toeïcfte ttoeeberlep toöfe ban Betoösf/be
eerfle fubtölDer/
be anbete toat gemeenfamerisf« ©ant göeenboojen in neemt men be^
toijjs / tnbten b^toefen toecbe bat eentgöe fafie nooDtfaWcfie ober-een-
aomtngeöeeft/oftgantfcDgeneen Beeft n«£öerebel0C|e«n tot g^^^^^
ïtgBepbtgöenepgïjbenature. ^ocöDan\'tgöeen D^ na öomt/ aifoo Dat
niet toel met bolfeomenfeetïteröepDt / maer npcpang feer toa^fcBöne^

Wt. 3ï^ant m algemepn effect berepfcöt oocR m algemepne oo?fa|^;

-ocr page 67-

^sn fuicften aïaemepnen mmim eentge m^
m oojiatîe «an 5iïn / afsi îjte men noemt senfui comwums. \'t gemepn nelooe^
jen. Heüodi feggijen ïjan beeïe gfjepsefen
mt \'cisfeiden fonder grondt,
r geen eiCK neett in de mondt. ( i.) Heraclitus fepbe : \'t Geen een ghemeyn

lefe feeï-i\'^^r^^u^®^ • loubenbebatîteôôemepnefpjafteôet

pen dPrtr«-nbsp;\'\' iquot;uigt;-ii ly aiicovcr-ccn uemmenin tgeen wy icg-

r^\'^^ï®\' ^^ over-een-ftemminghe van alle Volcken in een faeckc, I. TuifeuL
moet men houden voor het Recht der Nature. Seneca : Het is een bewijs van »i?-
wacrheydt, dat een fake van allen voor fulcks gehouden wort. Quintilianus:
wy houden die dingen voor vaft en feecker, in wekken, door een ghemeyne
toe-ltemminghe, allen belieft en over-een ghedraghen is. ^OCft fOO en fieÖ?
öe ICft met te bergeefss gefepbt: De ghefchicktfti cn beft gemanierde volc-
ken. 3©ant geïijcfe m Poiybius feer bjeï
aen-top: (zO sommige vok-
Keren zijn verwildert, en zijn on-menfchelijck gheworden; door welcke
oock van billijcke Rechters , de menfchelijcke nature gheen fmaethevdt moet
aenghedaen worden. Andronicus Rhodius : By den Menfchen, die recht en
ghefondt verftant ghebruycken , is dat Recht, dat men het Recht der Nature
noemt, onveranderlijck: Doch foo het den ghenen, die van onghefonden en

Sètfchiïtnbsp;^^^^ löan Plutarchus met ert

oectctjllt in t [eben bmt Pompejus: van Naturen en is wel gheen Menfche,

noch is oock gheweeft een wildt oft ongefelligh ghedierte: maer hy verwil-

do^ \\ A ^nbsp;^^^^nbsp;ghewent te fondighen ; en wederom

torïmquot; •gewoonten,oock veranderinge van leven en plaetfe, wederkeert

«« geen t)em epgen isf/bufbantgö J (^) De Menfche is een ghedierte, van
jn eygen nature tam. 5©efeifïteop een anbec pïaetfeï Wat natuurlijck zy, Top^r.s.t.
niJ- aentnercken in die dingen » wekken na de nature wel geftelt zijn -
in uicM^ekke verdorven en verkeert zijn.

van allenAriftot.Nicom. lo Boeck, cap. 2. Hetghenedat
die dit seilrfnbsp;fulcks te 2ijn, fegghen wy dat het foo zy : Doch

waerdiPhÏÏv ^ech-nemen, en fal felfs niet by-brengen \'t welck geloof-
fullen fy alle a!nbsp;•nbsp;grooten verfcheydenheydt van oordeelen,

ghedaen hehhnbsp;betuygen, dat men den getten die ons goet

fprakf.nbsp;» weten moet. Quintilianus: Ickfal\'tghebruyck van

bruyck en^y ^^er-een-ftemminghe der Gheleerden • ghelijck \'t ghe-
tn\'t irtnbsp;over-een-ftemminge der Vromen, Jofephus,

in\'t eheWl ; ^OÖiftÖe (©UbtÖepben J Daer en is geen Vokk, \'t welck
Stadt pront.nbsp;de felfde ghebruycke. Veeftijdts werdt van Stadt tot

\'Menfchen CT^ T-^\'^l\'^\'^^y^enheydt bevonden: Doch het Recht felfs is allen
fchcn als Gri V ^ dienftigh ^ en is profijtelijck, foo welden Barbari-
acht ghevenS ?\'nbsp;Wetten, die onder ons zijn ,alder-meeft

ae ea lettcRde, maken dat wy, foo wyfe maer reynelijck onder-

B znbsp;houden,

-ocr page 68-

houien,allen Menfchen gunftigh en vrienden zijn. Sulcks zijn die dinghen,
welcke de Wetten behooren te verey fchen, ende moeten andere nietyerftoo-
ten, noch mey nen dat die Wetten haer niet aen-ga«n, om dat die van infettin-
gcn verfchillen: maer daer op moet men veel meer letten, oft fy tot dc deught
en vromigheydtbequaemzijn. Want.datgaetallen in\'t ghemeynaen , en is
oöck in fich felfs genoegh tot befcherminghe van der Menfchen leven. Ter-
rullianas
Ijatt U pjxficrtptie teSfimiS öe lämer^ t \'t Gheen by veelen een-
ftemmigh bevonden wordt, en is gheen doolinghe, raaer oyerleveringhe van
hanÄ tot handt.nbsp;, ,, ,

(u) Juftinusinöet\'fatWrt-fpjeecSïttSÏje iwttryphon: Uytghenomcn
de ghene, die van den onreynen Gecften verrückt, en door quade opvoedin-
gen , flimme infettinghen, en onrechtvaerdige Wetten, verdorven zijnde, de
natuurli jcke aen.gheboren inghevingen verloren hebben. Philo ttt\'t ®lïeClt/
bat pber bjoom l^enftöe b?p 3P: Met recht mach fich dan eener verwon-
deren , dat haer een foo groote duyfterniffe bevanghen heeft, dat fy foo klare
eyghenfchappen der dinghen niet en fien. Chryfofthomus in\'tnbsp;/ Jjat

Cö^ilïns^^obtjpt En neemt derhalven de onderfcheydinghe en \'foor-
deel der dinghen niet van den ghenen , wekken \'t ghemoedt bedorven is.

(2.) i^et felfbe feptootß Chryfofthomus, in\'t 11» banbenbsp;phi-

lo mt be («Bten 40eboben becMaettbitbjeebet: Het gcneonder allege-
dierten het tamfte wcfen moefte, het felfde heeft de nature oock gemaeckt tot
gefelligheydt,
en begeerigh tot by-wooninghe, en heeft het tot eendracht eo
omganck gheroepen; hem ghevende oock de fprake, welcke de verftanden
temperende en tot accoort brengende, tot malkanderen geneyght maken fou-
de. ;©efeïfbe/banbeonberberfïöc60epbtbec3©mïtt Het tamfte onder
alle ghedierten is de Menfche, als aen weieken de nature tot een gave oock de
Spraecke verleent heeft ^ daer door de herts-tochten, hoe feer die oock ver-
wildert zijn, als door betooveringeoft belefinge getemmet worden. ]

XIII m anbm foo?te ban «etöt öebbm top gcfepbt / bat i$s Bet b?ptotlïi gg\'
^ietbtj oettoefcßefön oojfp^oncßDeeftbanbetotUe: enbewoftusen^
ftfieliicfe/oft 45obbelöc6*

mp f««ett beginncnban BetHenfcßeUjtftc/om bat Bctfelbe bceïen hP
Uent m felfbe
ban/isf/ ttfmmmlW ofttoöbec ftcD uptflretften^
be/oft nautoecingBetOööen. i^ctJBucgerlöcfiewftw ttoelcßbanb«
fgiui-geïïtjcfee (©berfgge macDtnbsp;25urgert0cfie

macöt / bie Bet gBebtebt ober een ^öucgöerfcBap Beeft,
fcöap m / een bolmaetßte bergaberingfle ban b?iie penfcBen / te ^men

menbe/ aï-Boe-toeï Betbe felfbe onbectoo?pen i$s/ \'tfelfbei^ beelberïep:
onbec ficö begtöpenbe be ©aberïöcïie / bet teeren / en foo ba« eemgB«

jtEtni- Mift liJK-\'U taTKu; t toiavHi? yi^»-\'nbsp;^v ««w / i. JM^V»«-»\'

jafr^iu^i.nbsp;isïlïe/HratBt totbetbinbtngöe berßregöen Beeft, ^cïi boege

j^j ^^^^^^ voickcren, om batter bwpten B^t natuurlptfee ï^ecBt/
i^wvyr/nbsp;(\'ttoeltft

XIV.

-ocr page 69-

(öocB öec^aïtïtewn retfit öfienamitpfeegötte hserben) Dp-
\'«^jeriit/ \'t wm allen ©oicßen eöemepn t^: ^

^ïa^VfVunbsp;öeaeeite fuicBjei niet en j gsiyiö rop lot m-

i^S • ^^ oSebancltentfTe / en \'t recfit ban be berloacn goeberen
SSll^H?^«/ aentotjfenfiUlen. ^ocljfoabjerbtbitretljtber^olc^
SSmBS^H^^^ Bebjefen/ aï^ftet onBefc0?eben 25urger-rc£ljt/ boo?
SfrSi® Sfieamp;?uïïcamp; / en göetupgfiemffe ber erbarene perfoonen. a©ant
gfielijtft
Dio Chry foahomus bjel aett-mercfet/ pm bat boo^
oentöbtengetooontegebcmbenijsj enbeberöalbenïtonnennminbefen

ber Slaer-^oetftenfeerbienjïtgö jün.
ageltfee öet b^p-bjilltgfje ïletfit jp/hjerbtltcötcltjtö
upt be bsoojben/
foobtelupben berfiaen/batnamelijcft/
\'t bjeïclöuptbebjille fijn

* baer tooi öet ban\'t ïJetfit ber nature / toeltlfe toP glje^
lepot neouen bat mebe «e\'SfihhÉïiif ït fean iYigt;tuïïgt;ni«- v^^c hot« /

na

\'^ae

XV.

KÄÄÄl^*!!^^quot; ^^^ b?te-malen toe ban lt;0obt recöt

ö?tgerlep ïlecamp;t berbtnbt bupten tbJötfel aHe iBenfcften/
Sïmen^\'^^\'^nbsp;gfienoeglji^/ tolaeïberSS

\'nbsp;^oï\'t öpfonberlijcïi ^ecfiten x v r,

pceft bertoaerbtgBt te neben/namelücïi fiet ?ieb2eeufcftßiaftifft/\'t hi^rrït

Ende^^SaTi^ fi^fwy hem aenroepen ?

heeft de?. \'Sr\'\'nbsp;rechtvaerdige infettinghen ende rechten

\'nbsp;aenghefichte gheve ?

HylfÄcob^

TeLTennbsp;gt; infettinghen ende fijae

kennen ^ nWnbsp;g^^aen , ende lijnl rechten die en

ë Ä SeÄ?^nbsp;«tbJöffelen/oft bie ^oben öeb.

ÄSßSt V ^^^^^ ^^yph^quot; »«fijn t\'famen-

Ät MphÄnbsp;Ö^t ^^^^ ï»® aieteufclje

^^«iÄffi^^^^^nbsp;begfienemet/ bten:=

öatbe^et gegeben m^mmp felfiS

• lt;n beujisufött geboefen upt Deuter.3 3.4.3 w boo?gaeni bjerbt

-ocr page 70-

toelfto Herodotus öttbec De
SelïS^ Snbsp;Homeriten. ] ttt aïïen atiDecett

Wet niet ^^^^nbsp;Rom z.x4. Dewijlde Heydenen, die de

DeeetfïelïönSvSI\'lfnbsp;(Dattó/öoo?ceöetï/toeïtfeeupt

SrftSamp;iÖi^^^^nbsp;5PPemanDt IteUerfieeftfiet tooojt

Den tertÉttlS® ^^ Öet Doo^jgaenDe; alfoo Dat De tepDenen aefieït toec^

-ocr page 71-

öïKftpiit/bat Set Becbonöt met Saec sBemaecftt tjS/ett öat fp tot eeit hf^
fonisec ©oltft lt;0ot!tg5 amgïjenomen ^et toelcfie Maimonides Befient
bjacuatöttgS u 5tjn / en öetoöll Öet upt öe (Cejct Deuter. 33.4. ^at meec
t^/onöer iren ^eö?een feïf^f öeöDen aUe-tijamp;t gßebjeejt eentgöe uptfieem^
ftïje tupöen/ lt;©oJïtfïiten(ïïgöe en lt;6obtti?eefenïie göenaemt j goebantgöe
getoeejt möe 30?outo upt «^pjopfj^^nitten/ Matt. ^ooöantgD
oocß Cornelius, A^ior. i
o.z, en öelt;0oDtbieefenöe lt;6?tecßett/ Aótor. 17.4.
^eöjeeufcö genaemt lt;©o53lJ?ucBttge upt öen ïeptienen/alfmenfean

lefen in ä3e Xlialmuth litulo van den Koningh. [^igt;OCß tn Öe Titul bant
Sanhedrirn, cap.ii.] ï^te fUÏClJl^tSf/bJerÖt iniie3©etgBettaemt Vreemde,
Levir.12
.z5. ^otïi Vreemdelingen en Bywoonders , Levit.25,47. ^aetrbe

CDalöeeiifcfie (©bei\'fettingefielteenonbefneben intooonbec. (i.) We/
foo be ï|eb?eeufcïje ïeec-meetïecss becöaïen/ toaven bjel geamp;ouben be 3©et?
ten bie Adam en Noah gßegDeben toacen te onbecöouben j fitft te ontöou^
ben ban ben ?iifgoben/ ban ^25Ioebt/en anbece btngöen/ bie int berbolgö
Öiei: naerfuUen becfiaeit toecbenj maec toacen niet beebonben te öou?
ben be epgen JBetten ber ^fcaëtöten» 3^ecbaiben/a{foo ben ^Ifraeliiten
ntet geoo?Ioft toajs/een tüewbat fijn epgen boobt ge|lo?ben toasJ/ te eten
foo toass bocD fuïcït^ geoo?ïoft ben ©?eembelingen bte onber öaer tooon^
ben/Deur. 14.21. 25e0oubeïtïcö/batin fommigöebpfonberea©ettenflaet
Kptgeb?ucbt/batfoo toei be ©jeembe ^ntooonbersï/alsbe ^ngeboojne/
be felbe berbonben 5Ö« te onbecö0uben.^et oocfe geoojïoft getoeefl ben
Hptöeemfcöen/ bie ban anber toegöen guamen / en ben ^ebjeeufcDen tn^
fettingen niet onbertoojpen toaren/in ben tempel tot gierufalem lt;0obt
aen te bibben / en #ffer8anben te lt;i^fferett. [^iet bp lofephus, baer be
5|tjïo?ie ban ben (Cempel saiomons beröanbelt toerbt;] ^otöftaenbe
op een bpfonbere plaetfe / afgefonbert ban
ïjet quartier ber ^fcaëlijten/

i.Reg.8.41. 2.Machab.3.3 5. lohan.u.io. Aólor.S.zy. ©OCßenDeeftEli-
faeus
ben Naamanbatt^p?ien/ [Hilarius Op cap.iz. Matth. tjS bantfelf^
begöeboelenj ] nocfl lonasbeNiniviten , nocfj Daniel ben Nebucadnezar,
nocö be anbece ^^opöeten ben (Cpaierss/iBoaöiten/ Cguptenaren/ aen
toelcïte fp fcamp;?eben/oft te berfïaen göegeben/bat ïjet noobigö bat fp
be 3Bet Mofis fouben aennemem ^et geen itfe ban be gantftbe 3©et
mo-
fis göefepbt Ijebbe /1 felfbe toil icö oocït göefepbt ïjebben ban be 25efnij^
binge/ toelcö gelicß een ingantfe toajs tot be a©et; SClleen bat onber^
fcljeut iffer ^ bat alleen be ^fraelijtßn aen be 3©et Mofis beröonben toa?
ceni maer aen be 3©et ber 23efnijbingöe toaren ailenabomirlingöen
Abrahams berbonbem daerom lefen b3pinbeï|i(t02ienberJ|eb?eenen
a5?ieclïenj batbeSlbumeenbanben^oben gebbJongen5ijrtöe25efnjj=^
beniiTe aen te nemen. ^eröalben/toelffteBolcöen/gbeen ifraeiijten jijn^
be/notötan§s befneben jijn/ (baer sönber feer beele/ban toelcïte gljetoagö
maecben/en bermaenboen/ Herodotus,S-trabo, philo, Iuftinus,Origenes,

Clemens, Alexandrinus , Epiphanias, Hieronymus : [,J©en feaU baer 00Camp;

bp boegDen iheodoretus, ] be felbtgbe i^ gljelooffijcti öat ban ifmaëi, oft
ban
Efau, oft ban be naßomelingen cetturje afßomfligönbsp;toeïc^

feeit

-ocr page 72-

öuptote fióüé/fleaüontit ùp «©oöe^ fiaumfiertigBeptit/öeamp;Bêtt BOttöett/rttt
mütmt toeröm üm een erp^efe ïjerbonöt : en^t topfeonmn^tefa^
men ioepen tot een gemeente met öen leb?een / fetnöeren öec i^ata^
acctien/ ïjaec
3©et toecö-senomen öoo? be toelcfee fp/ aïss boo? een

fclïepbt-finmse/ban onsJ afgefonbert toaren/Ephef.214.

rVermeerderingen. ( i,) ©an fuïcïî eenen toetbt gefpjofeen Exod.i ï.4f.
ban bjelcfeen onbecfcöeïïöen een Soben-gïjenoobt/b^tss/een befnebett
bjeemöeïtngfi/ m umt m becgelijcfeinge ban be paffagie/
Num. 9.14.
©anfuïtBelt;0ûbtsj-btentîîgôeonôefnebene fcö?öft Maimonid«beeïtnt
25oecîîbattbe Wgoberiie/cap.to. §.é. ^efelfbemebetnfött Commen?
tarten op Mifnaids, en eïbersf btcfttoüsf j öoubenbe bat foobantge lt;0obt?=
b2ucfttïge «pt ben fêepbenen beeïatötigö fulfen bjecben becgoebecen batt
be toeïïomenbe eeubje*
chryfofthomus obet Bet 2 Cap. tot ben Romey-
nen : Wat voor een Iode wijft hy hier aen ? en van wat Griecken fprecckt
hy s Van de ghene die voor de toekorafte Chrifti zijn gheweeft. Want fijn
propooft en is noch niet gekomen tot de tijden der genade.
^aernanOtjÖ î
Hy nocmc hier Griecken, niet de Afgoden-dienaers, maer die Gods-dienftigh
waren, die de natuurlijcke reden gehoorfaemden, weicke buyten de lodi^e
infettinge, alles wat tot Godtvruchtigheydt diende, onderhielden : Cn

öerom noemt fip een (©rtecft/ntet een Slfgoben-btenp/maet bie ^obt^
bjucftttgô tó / beugöbelöcö/ en ban be infetttngfien m 3®et b;p» ^telt

OOCfttotejcemp\'lenMelchifedech, lob, deNmiviten,Cornélius. (COtbe
felfbemepningepaffet ÖP OOCS bte toOOIben : Der ghenen die fonder Wet
Zijn, als fonder Wet, tn be 12 lt;0?atie ban ben 25eeïbett : Hy noemt hier
een Grieck, niet die den Afgoden toe-gedaen is, maer die den eenighen Godt
aanroept : maer nochtans fulck eenen, die aen de nootwendtgheydt der lodi-
fche Ceremonien niet verbonden is j te weten , aen de onderhoudinghe der
Sabbathen, Befnijdinge, verfcheyden WafTchingen : doch ondertulTchen foot
danigh, dat hy in allen betoone vlijt tot wijfheydt ende Godts-dienftigheydt.

(z.) Chryfofthomus fepbt Î Door natuurlijcke colledien en befluyten.
Cn be felfbige terflont baeï naer ; Men heeft fich daer in over haer te ver-
wonderen,
fepbt f)p/ datfe gheen Wet van nooden ghehadt hebben, ^fitem/
De confcientie, en \'t gebruyck van reden, is genoegh om een Wet te verftrcc-
ken. TertuIlianustegenSfbCSIOben: EerdcWetMofisinSteenenTaeffcleti
ghefchreven noch was, drijve ick datter gheweeft is c*n
onghefchreve^et,
weicke natuurlijck werde verftaen, en van den Vaderèn onderhouden.
ban niet beeïenberfcfiiït befe fp?eUt6e lfrocratis : Die een goeden ftaet van
regeeringe willen genieten, en moeten niet de Gaelderijen met fchruten ver-
vullen, maer in hare gemoederen omdragen\'t geen recht is. _

( ^elf^ Tryphon, fgtt boojig« garïiigBept toat batten latenbe/fepbt

aïfOO tot luftinus : Indien ghy waert ghebleven in fuJcKe wijle vanPhi olo-
pheren, foo foudet ghy behouden hebben hope van een beter leven.

(4,) luftinus in f8nt\'famen-fp?aeCftmetTryphon: Een loden-genoot*
die Befneden zijnde, den Volckcby-ghevoeght werdt, is den ingheboreo

mm

-ocr page 73-

Ä\'ÄÄÄi\'-\'- «fwanùmapoilctPaulus,sepHBe/mfttgt;
uSc Samp;ïtÂÂ \'»a»quot;\'^

-ocr page 74-

gpfcfit/ (2.) m f? tn öenttaet mnbsp;mntotccöm UetÊpfcfit:

ch öat met recöt / öe\\jjöiO0Cï{ öelemeïfclje Beloften tnöen €uanöelto
toeel Slaecbec booigeitelt toecöen. ^^aecom ïse ouise
a©et tn beceelöcftin^
ne tesenjg Ijet lt;euangeltum öefepöt toert nocö bolmaecfet/nocö onflraffe^
lücft getoeetite5p/^\':br.7.i9.en
cap.s.y. €n toert €ö?ttiusöetepnöetiec
a©et
genaemt/ aom. i o. ^. en De toet een lepts^-man tot Cljjillum/Gai. ? .25.
SClfo leert on^f öe ouöe Wu ban ben ^abbatö/ en een anbere toet ban ben
töienben/ (aObat fu niet minber alis \'tfebenbe beel ban ijaren töt tot ben
«aobsf\'bienji moeten Befleben j oocft niet minber alsf Bet tfitenbe beel ber
bïucöten en infiomfien moeten toecfi leggen tot Beöoef ber gener/bte ben
tóepltgen bienfi toaer-nemen/oft tot anbere 45obtb?ucDttge Beöoeftem

[Vcrmeerderingh. (i,) Tertuilianus battbe^^UpfljepbtJ Devryheydtin
Chrifto en heefc de onnoofelheyt niet verkortet: De gantfche Wet der Godt-
vruchrigheydt, waerheydt, volftandigheydt, reynigheydt, rechtvaerdigheyt,
barmhertigheydt, goedt-dadigheydt en kuyfheydt blijft noch. (2O Chryfo-

fthomus battben.ïHaegïJbelÖCfeen flaet 94* Men moet nu meerder deught
betoenen, dewijl nu overvloediger genade des Geeftes uytgeftort is, en Chri-
fti toe-komfte is een over-groote gave.
^«rgfielijcfie fCÏ)?Öftöe felfbe lUf

töeur in\'t ^ïclae0 / bat be lt;©nbeugDben upt fïoffigöepbt fp?upten: oocfe
in\'t
3. ban\'t ©afien j en ober Rom.6.14. en cap.7.5. 5^oet baer Bp ircnsus,
425oe(li/nbsp;ban fiet ïto?t Begrijp ber

toelch onber be toertfeen ban Athanafms göebonben toerbt/ öanbelenbe

ban\'t 1 cap. Matthaei, Chriftus verfcherpt hier de geboden der Wer. (3.) 2111«
foo gamp;eB?uptftt
Irenieus befe 3©et Bp ben €{)?i(ienen / 4 25oetö/ €ap.34 -
€nbe Chryfofthomus Dp\'t epube ban\'t laetde Cap» bejs eerden 25|ief$s
aen ben
Corinthen, en tot ben Ephcfen, cap. 2.20.3

Het tweede Capittel.
Of men imoiermeer met recht Oorlogh voeren mach ?

I.nbsp;Dat het recht der Nature niet en ftri)t tegen
den Oorlogh, wert met redenen bewefen.

II.nbsp;Met de Hiftorie.

III.nbsp;Met over-een-ftemminghe.

X V. Wert beweert, dat der Volckeren Recht
niet en ftrijdt tegens den Oorlogh.

V. Dat het Goddelijcke wille-recht, voor den
tijdt des Euangeliums, niet en ftrijdt tegens
den Oorlogh, werdt beveftight, met weder-
legginge der tegen-werpingen

VI. Waerfchouwinghen, aengaende het ver-

L ITf^^ € fonteune enbe ben oo3fp?ontamp; ban\'t ïSecBt aengfieitwrcSt
öeBBenbe / foo laet ong^ nu booit-^aen tot be alber-eerfle en ge^
mepnfie biagfie: #fter eentgöen «©o?logB recamp;tbaerbigö 5p i
2llnbersf: #ft immermeer gDeoojlof15P lt;©0?logBe te boeren i
^efebiagBe/gfielötö meb? be anbere/bteboo?taen bolgöen fullen/moet

booi

Tchil, oft den Oorlogh ftrijdt teghens het
Euangelifche Recht.

VII.nbsp;Bewijs-redenen uyt de H. Schrifture,
dat den Oorlogh niet en ftrijdt teghens het
Euangeliura.

VIII.nbsp;Weder-legginge der bewijs-redenen,
de welclce by-ghebracht
werden , om te be-
toenen , dat den Oorlogh flrijdt-tegens het
Euangelium.

I X. De over-een-ftemmiöge oer Oude Chri-
ftenen, over defe fake, werdt onderfocht.

-ocr page 75-

Recht des Oorloghs en Vredes.nbsp;19

Äulims Cifro^fnSf.öömsutortmthm mt-mmber mmw

; Gell. üb. IZ.
, S.

enJjßtiatDeteerfie pitcöt
iÄnbsp;^^^^ ftaetbernature: en baertiaer/bat
öp bte

ten ^ütt aiö bt7htS^ /nbsp;öeöbenbe/ meer te atö^

Sterbenbsp;onfeöloote öertftocöt

Snbsp;Sf^^^ ongf bjeJ op be samp;i

^rTl T\' ^ •\' ^^^ »atwren Ijanbelt/ men aiföan
/bft petbJe^ niet onmötfegitsiöölifl^ ßan gDebaen

-ocr page 76-

ïjcn: enamp;atfuïcli^eeïflboo? oncccötbaetötsö fea«öBe0ouigt;mi»eröen/
\'t tolcït nooötfafeeïöcB (Icjjöt teööen^ öe ceDeliicfee en sDefcHtSe natum
(©nöec öe eerfie Desmfeïen Dec i^ature en ntetsf Dat tegfiensf Den €gt;03:=
iogïj flcijDt j aUe DinsBen ftomen beeï m met De felbe obec-een / en $ijn
Den felben gunflisö* 3®ant Set epnbe en oogöe-meccö Dec aojiogge/ De
beöouDentffe De$f lebensf/en bec leben/ tnfgeïjjcBen De betoactnge oft bec^
ttcijginefie Dec Dinaöen Die tot Det ïeben nutteïgcït
gt;n/ftomt met De eec=
(leltngöen Dec^latuce alDecbefi obec-eett; enbaectOfaBebjettteööe^
b?upchen/tnDtent öe nooDt becepfcDt/fieeft nietjs tn Sem Dat met De eec^
(ïebeginfeïenbeci^atuceflctiDet: 5laej:Dtettaïlen ^iecettbanbej^a?
tuce Daec toe ftcacöten gegeben 3Ött/Datfe macöttgö fouDen 50« fiaec fel^
ben te befc0ecmen en
Delpe«» xcnophoo fepbt; Alle ghedierten hebben
eenige kenniffe van ftrijden, \'t welck fy van niemant anders, als van de Natu-
re geleert hebben, ^jn
eöt Obecgebïeben flutft ban Halieuticon liaet s

Sijn Vyandt yder kent, erkent oock het ghewelt

En fch\'erpte van \'t Gheweer, daer op Natuur hem ftelt.

€n Horatius fiabbe göefepDt:

De Stier ftoot met fijn Hoorn, de Wolf bijt met fijn Tandt:
Wie leert haer anders dit, als \'t innerlijck verftandt ?

Lucretius fepDt bieeDec:

Want elck Dier kent fijn kracht, daer\'t fich met ftelt ter weer 5
Het dert\'le Kalf dat kent fijn Hoorens oock al-eer
Sy \'t voor-hooft dringen uyt; want daer met valt het aen
Op fijnen Vyandt, die hem leedt heeft aenghedaen.

(3.) a©aec ban Gaienus De mepnfngöeaïDus becßlaect: Wy fien dat een

yder Dier het gheen tot fijnder befcherminghe ghebruyckt, daer het aldcr-
irachtighfte in is: Want een Kalf, dat noch gheen Hoornen heeft, dreyght al
evenwel met dat deel des Hoofts, daerfe groeyen füllen: En een Velen, hoe-
wel het noch geen harde Klauwen heeft, flaet achter uyt; En een Hondeken,
eer dat noch fijne Tanden fterck zijn, pooght te bijten, fßjfamp;e Gaienus

fletupgBt ootfe/ tn\'t 126oec6 Dec Deelen be$f Stcöaemsf / bat De «nfcö
?en gïjebterte / tot ©jebe en tot lt;©o?logö göcftojen j Den toeicften toel
geen3©apenettaengebo?en5önj (40 maecgeeftDeöanbt/beauaemom
a©apenen te maften / en gfiebjuptften: 3©elcöe öanDt men ftet Dat oocft
De^tnDecen banfelf^/en ban memanDt anDec^ gelee« 5UnDe/boo?l©a^
penen gebjuptBen. ^00 fepbt mebe
Ariftoteies, tn\'t 4 ©oecn ban De Dee^^
ïenöeclt;©ebtecten/C^»
10, g^atDe3|anDtDen|BenfcöeDtentboo?een
;§pietfe/^toaect/ en allecfianbe a®apenen/ al$s toaec mebe öp allesf feati
aenbaecDenen öouben. 3©ataen-gaetDegfiefonDeceDen/ en nature Dec
toeltft? boo? öet ttoeebe / i^ntoetUoo?nameïöffe moet irt

aföï

-ocr page 77-

Recht des Oorloghs en Vredes.nbsp;21

aiïeen / \'t toclcfe «öftcns öe aöefßßisöepöt (icflöt, öa

IMÉnbsp;^»ne Beöouöe / am ööemepm gulpe en onöct^

SSftamp;i/i^^^^^^ ttcötelötfe becfiaenßaW öatoocBpïaetfc
noemäS^t^ teeöetepgfienbom oftBeöeecfcBtngöe (foo topötenu

SeSSiquot;?^^®^quot;^- toantöetleben/beleöematÄWpÖcpötfou.

wcongoeincft bananbmn fißfcftahmFit m nmrtïtd^fljï u^öt-ïim.

«Ptöjucßen fal mec öê immm Mm Cicero: Ge- 3. oßc
iJjckerwijs het geheele Lichaem foude moeten verfwacken en om-komen, by
al-dien eick lidt fi,n eygen verßant hadde j in fulcker voegen, dat bTme^nl

llSd^rd het deghefontheydt des na\'eftenlidts^

Sfakeliiel^^ï^^^^^^^nbsp;^^ ghemeynfchap der Menfchen

tmTHnfi t ^quot;\'^^^-g^bracht werden, by al-dien elck een van ons na fich

vKJht IV^f^nbsp;^i\'^f voor fich felven, als voor anderen

In^I Ir \' a^ ■ onderhoudt des levens noodigh is, ftact yder een vry,
LTonv-n^K\'^\' daer niet tegen : Doch daten lijdt de Nature niet!dat wy
S eTrTrä\'nbsp;\' ^^shen middelen, over-

vil»
vi\'

trvi arm(tta%

«es Menrrhf.n »I j - jnbsp;, eer datie volmaecKt is j a loï

4 h^ ^ÖJ 76 ^enöt-fijtef: Dat is\'t befte in een yde
net voort^-ghebracht is, daer naer het ghefchattet werdt.

ï-SnAenghefii daer tweederl^Zie^^ i. off.

geweld?. 1 rnbsp;gedingh en rechts-pleginge, d*andere door

IS; foo moe,nbsp;tAcakhen, de laetfte den Beefteneyghen ff

kebruySnbsp;^^ , alfmen de eerfte nietSkan t\'^o^ ^ •

gheweldt fondernbsp;^^ anöCC plaetfe: WatiCTer dat teghens —

iKt cSamp;ïh? f\'ïnbsp;ghefdiieden ? ülpianus lim

bliSdatLn ^n^\'\'^\'\'^quot;^ men van de Nature : Waer Hyt, fepöt Ul»/

kSiSSX?\'quot; \'net Wapenen machaf-fchutten. Oviaius feptl He

f virl.^\'^\'^ïnbsp;quot;eraen tegens de ghewapende.

imtluu Gelijck yder

MetSh ƒ • ï »nbsp;\' ^^^ volmaeckt is j alfoo is oock

quot;nbsp;\' ^oor dat de reden in hen volmaeckt

jcneca trt fitrt mK -Si^hn«-nbsp;^ . . . t n ■ lyder dingh

rdt. Wat is\'t
C 3 ~nbsp;befte

-ocr page 78-

befte in den Menfche ? De reden en \'t vernuft, ^«t ji^ nj^ ^g
Juvenalis Satyra ly.

Des Zenoos Wetten ons wel alderbeft bchaghen,
Die leeren dat men wat, niet al, voor \\ Lijf moet waghen.

(5.) Martialis: Het Kalf met\'t Hoorn-loos Hooft al huppelt nae den ftrijdt.
Porphyrius
ftt\'t 5 25oeCfe/iJatt geen Ceötecten te eten : Een yder ehedierte
kent en verftaet welck gedeelt aen hem fwackfte oft fterckfte zy: het fwacke
bewaert het, het fterckfte gebruyckt het, als de Pardel fijn Tanden, de Leeuw
oock Klauwen en Tanden, het Paerdt fijn Klauwe, den Os fijn Hoornen.
Chryfofthomus
tn\'t i ban öe »ïiien: De ghedierten die fonder vernuft
en reden zijn, hebben hare Wapenen in\'t Lichaem felver : als den Os Hoor-
nen,\'t Wilde Swijn Tanden, de Leeuw Klauwen. Maer Godt heeft my mijne
Wapenen met m de Nature des Lichaems, maer buyten het Lichaem gheftelt;
daer door betoonende dat de Menfche een tam gedierte is, en dat het voor my
niet alle-tijdt fulcke Wapenen t« ghebruycken ghelegen is. Want ick dickwils
\'f gheweer aflegghe, fomtijdts neme ick het weder op,op dat ick dan te vrijer
en min gebonden zy, en niet alle-tijdt gedwongen werde de Wapenen te dra-
ghen , heeft hy verordent dat die van mijn Nature fouden afghefondert zijn

a©elcße ïaetfïe tooojOen feectoelaccojamp;eren/ metöetgßeneiiattnbe«
(CejCtbOïget/Upt
Galenus. (4.) CalTiodorusbanbe^teïeJ Aenghefiende
geftalte
vm \'s Menfchen Lichaem nieten vermagh met Hoornen, oft Tanden,
oft fnel vluchten (ais andere Gedierten) fich te befchermen en verweeren, is
hen vergunt een ftercke Borft, cn Armen, op dat hy het ongheiijck, hen aen-
gedaeo, met der vuyft verdedigen, en door het tegen-ftellen fijnes lichaems,
als met een Schildt afweeren foude. 3

\'teeentopfeggenj ^at ntet affelt;©o?logöefirööttegftettS riet ïretiftt
be^atuce/toecötö^eeberöetoefenuptbelepligöeil^^^ »ntS
Abraham, m^fyne ï^netfiten en 25öntit-g9enooten/bo0? öe Wmmn be

ï»^ ^mngöen bie sodoma
«ptflöepïui^bertöabben/ De^
m baebt/ booi fijnen mum Mei-
chifedech
goept göeöentj 3©antf00fp?acfe MelcWfedech tot Abraham:
Ohelooft zy de Alderhooghfte Godt, die uwe Vyanden in uwe handt heeft
overghegheven,Genef
.i4.2o. I^OtgtattSf Öabbe Abraham ( bie met alïeert

eenfe^llepïtgD/maecoocfreen feec3©ij.«Hlan toasf/feïf-s/naccgetge«

tuonftemflfebec uutfteemfrfto/aiö t»«nbsp;\\nbsp;.

Dalben (lennenbe opfteti^ecfttbecjSatmre. ^e ©ifto^ie ban be feben
©oicßeren / bjelcfee (0obt ben fffraêlijten öabbe obecgegeben om i pt te
roepen /en faltefentet göebjupcften t mm baec 10 een bpfonbei- geamp;ïbt
Sf^^f^S-^iquot; ^^ quot;^objES lt;©o?beel/ gamp;edceecften obec Bolcfeeren/

SfSJ\'JiälÄl^^\'l®\'quot;nbsp;^^^^^ epgentlöfft be Ägen

lt;0obtsf genaemt toetben/ alss bieop lt;©obt^s bebel/en ntet boo? nien^ett

goebt-

11.

w

-ocr page 79-

letötmtöctertecfaßm/öatöe

LS.nbsp;^an Mofes m iofua, U Ämalekijcen , öteijacc

ßrÄiÄl, getoapentrer öanbt öeößen afgetoeett/ Exod.i 7.

Ï sebaen mamm öaöbe gßeboben: maec gßebam
gfieftent. ^aec-en-boben foo mft lt;0obt fijn mth

ïï^aecmebetebennengebenbe/
bSi ♦ ^^cötbaccbtgöe lt;©o?ïoge üan m l fonber fön uptgbeb?wcßt
Snbsp;opentïötfe onberfcDepbt/ tuffcljen Det

©olcfóren/enöetftucïibananberestatten: €nna^

feennen/

mn peianten göefcöenbet toacen/ i.sam. 10. g^aec-öeneffenö ootfe llaet

Samuelnanbece/boo \'t ge.

öftebf^K^öo? obec-een-fïemmtn^ 111-
baSflfL^m ittf^becöepbt bec 3©ijfert. ©an\'t göetoeïbt/
btßÄSJÄ^^?®^^*^?^ t^befeentbefpjencïteban cicero, t^« ä..

•nbsp;gefcD?eben/maec

lïem gedaen te zijn. lofephus: Want dat is de Wet der Nature, de

weicke

fiebben fttnbsp;aengijegrepen/göeput/en uptgeb?ucßt

\' maec gfjemaecfet, namp;onber.
in aetoeït/\'tnbsp;^ ^^^^ »«ï««quot; on^ leben tn eenige lagen /
\'t 5igt;

See tr rSnbsp;eeclötft fouben jönom on^Wt öet -

ÄSSÄ

-ocr page 80-

igt;e hello Ju- weicke in allen krachtigh is, te willen leven; cn dat is het felfde, waercm
dair. Lib.j. wy den genen, die ons opentlijck het leven wällen benemen, voor Vyanden

houden. lt;Ên bit ïjecft m foo openbare ötUjjcltïjepbt / bat top ootStn be
25eeflen felfsf (be toelcße öet ïiecöt felbe ntet/öBelijch ööefepbt t^/maec
alleen een ft^abutoe baer ban öebben) tufcöen öet ööetoeibt bat onöBe^
Ujcß boet / en bat onsöelijcli toeert/ onberfcDepbt raafeen.
3©attt al^ ui-
Lib. I. D.ß planusöefepbt Babbe/bat een rebelooss^ier (i*) öamp;eenongßelöcftßonbe
gfjebaen Deööen; foo boegöt öp-ber nocötatt^f batelgcfe bp/ bat toanneec
^Hamp;plra- De ïiammen oftlt;©fren tegöensJ malfeanberen (ïoctfen/enb\'eenben anbe^
i»m ren ombjacBten / men onberfcöepbt maecfeen mofle / nae\'t geboeien ban
Q^Mutius, alfoo bat bp al-bten bte omoöefeomen toa^/bie eerfi begonnen
Öabbe / men be fcöabe ntet foube mogDen toeber epflTcJren j maer foo bte
omgeïtomen toass/ bie be oo?faïte baer ban ntet en toais/ bat men al^-ban
befcDabe foube mogöen toeber epflTcDen» (€ot berMartngße banbltfaï

bienen \'t gljeen Plinius fepbt t De wreedcheydt der Leeuwen vecht teghens
malkandercn niet ^ de Serpenten bijten de Serpenten niet ^ doch foo haer
overiall;
gefchiedtgt; foo en iffer geen onder haer al en, in weicke men niet vin-
de een toornigheydt, een Ziele die gheen onghelijck en kan verdraghen -
ende foo men haer befchadight, een bereyde dapperheydt om haer te be-
fchermen.

[Vermeerderingen, (i.) Seneca: Deverfeeckertftebefchermingeis, die
naed
by der hant is: een yder is hem felven bevolen. Quintilianus 7. cap. j.
De befcherminghe moet het eerfte zijn in allen dingen j want van naturen is
ons liever onfe behoudenis, als onfes wederpartijen verderf, ^aerom So-
phocles toel fepbt tn Trachiny is: Hadde hy lich opentlijck befchermt, Godt
foude hem vergheven hebben, ais eenen die met recht vochte.
lt;§jet OOCfe bß
3©etberwifig0tten, 6 Boeck, Tit. t.cap.^.

(2.) (©p gBelïjtSer toijfe fp?eecftt oocft seneca ban be totlbe bieren:
Soo kan oock felfsdeghedurigheydtvanaenhoudendc weldaedtvermorwen
de Gedierten, weicke geftelt zijn buyten verftant en waerdeeringe der wel-
daden. ^ttt be gantfcamp;e plaetfe nae/ m\'t 125oetft ban be3©elbaben/
Cap. en, bergöelljtftt baer tegDen \'t göeen top op be
©003-reöen upt
Philo boo?göefleit öebbem ]
IV. i^et Blöcßt ban göenoegö ban\'t natuurlpcfte mtW bat men ootfe W
sRecBt ber ©olcfeeren San noemen/ bat boo? \'t felfbe niet alle m^mttm
berboben toerben. ^at oofß boo? Bet totl-ßeurlgcfe ïSetBt ber ©oiciten/
ntet alle ^^o?logen afgefieurt toerben/ leeren on$s gBenoegB be ï^tflojien/
mtbtfgaberjf be a©ettenen^ebenbanalle©olcfien» §ae bat meer W
Lih. ^ w (I.) Hermogenianus Beeft gßefepbt bat be lt;iE»o?logB ingBeboert toasf boo?
SÄr! öet ßecöt ber ©olcöeren:
\'t toelcß/mönsf oo?beeli0f/een wepnigB anber^
beritaen moet toerben/alfl gemepnlöcö uptgelepbt toerbt j te toeten/bat

\'t ïlecBt Der ©olcöeren / bpfonbere epgBenfcBapP«n m feofiupmen ftaä^
Den. upt Bet onberfcBepbt ontfiaet / Dat top Bi^c ?iaetfuïfen

ten

-ocr page 81-

aläS fo niaèrnbsp;^^ Komcn. 3©ant anoe«

iteccn nSt tSquot;nbsp;mhtn/rn fiaet m m ßecljt Oer ©olt^

Berte rH.^ ^?* Vo^ghens \'t Recht der Voickeren , fepDt Livius , ift foo Lib. 41.

^tlFlorenrinusfepötÖßti,

nen S\'nbsp;» ^^^ ^^ Athenienfers door fij-

Sn^n f \'nbsp;\'^^^\'^en orncinghelt, \'t gheen fy vermochten te

voTr VvS^K^quot;nbsp;\'nbsp;^^ iichrmochten

erHuyfL Tnbsp;ghemeyne , en hareVaderlijcke Goden

V.

mSe oftÄÄnbsp;maecboo? mtm

3©ant ffiSmnbsp;ö^Pï»^quot; ^a» tcfe aen-nemem

ïïanbsp;fiacfft/

-ocr page 82-

fïagïj/ nwtallerïepomftiettgöen «rtiSfBcnfcöeneitberflam/ maerem
ijooj-fteöacöte omB?engtiiseöe0 onfcöulöigen» iBaec
\'t geen öattcc nae
mm/ ban \'t 2amp;ïoebt toeöecom te Uecgteten/ gïieeft mijns^ oojöeeïjs ntet
be öloote baebt / maer
\'t ïiecöt om 251oebt te mogDen bergteten teften«
nem ïi^efe faïie becfeïareicftatbusf: ban naturen metontrtUijtft/
bat pemanbt foo beel
guaebtjS lijbe/ alsf Dp gebaen öeeft/bolgöeitjs \'t geen
batöetïlecDtban Rhadamamhus genaemt bjerbtj

Soo yemandt lijdt het gheen hy and\'ren heeft ghedaen,
Soo werdt noch buyten Recht, noch billijckheydt gegaen.

[25p Apollodorum, tn\'taJÖOetft: Rhadamanhi 3®et: Indien yemandt
fich wreeckt aen den ghenen die hem eerft overlaft ghedaen heeft, raach dat

onverbeurt doen. ]

Seneca be J^aber geeft befe mepntngDeaibusJuptgßebjutftt: Door een

■ feer rechtvaerdighe verwiftelinghe van lijden, foo ontfanght eener tot fijn
ftraffe, \'t gheen hy tot ftraffe voor een anderen hadde bedacht. ftennt^e

ban befe natuurlötße ötllöcfeDepbt f{gt;?acfe cain , ftegbetouftjünbeban

fünsf 23?0ebers{neerfïag0 / Genef. 4-1.14. Wie my vinden fal, die fal my
Dooden.
iBa«r lt;0obt öeeft tn bie eerfte töben/ \'t?p om batter notö
bjepnigD IBenfcDen toaren/ oft batter nocft toepntgfteöaer met oberlaff
teboenbergrepen/ bat öet niet noobigfientoasf een ejcempelteflellen/
m ggeen natuurlijcfe fcDeen g9eoo?loft tejön / öin^^obt-fiagö / booi
fón beröobt tegen-geöouben: en öeeft geteilt / bat men bess ^oobt-fla?
glier0 aenrafien/ en ommegancfe blieben foube/ maer fiet leben ßem ntet
benemen. lt;0DelijtfeerbJÖ3S oocamp;PJatotnfpne Wettm geeft tngjiefïelt
tn Eu
npides leert met befe ©erfen / bat eertöbtjs in lt;0?ierlten-lanbt ge^
b^uptSelötft bjasf:

Ons Ouders wijßelijck, in voorgheleden tijden,
Wie \'s Menfchen Bloedt vergoot/t gefelfchap deden mijden j
En Burger-omganck vlien: om fulck een fnood\'beftaen,
Te boeten niet door Doodt, maer uyt haer Oogh te gaen .

Lib. 3. a©aer toe oocß bient \'t ggeen Thucydides fepbt: Het is geiooHtjck, dat

in ouden tijden , felfs oock voor grove mifdaden , lichte ftraffen gheweeft
zijn j (r.) Maer als die metter tijdt weynigh gheacht wierden, is men tot het
Lih.i. Dooden ghekomen. Laftantius fepbt i Want het fcheen als-noch onghe-
oorlofttezijn, met de Doodt te ftraffen de ghene, die, oftfefchooï^boofe,
nochtans oock Menfchen waren.,
^egiffinggeen nae-raminge ban lt;0o^
öe^ bjiiie/genomen upt foo een bermaert feut/iss tot een 3©et gebjojben i
SSlfoo bat
Lamech, biergftelijcße flucß Begaen öeBöenue/ [oft Beter / in^
bien
Dp eentgö biergelijcfee fïucfe ßebjebe; toant be broo?ben bie Bp mo-
fen ftaen / ftonnen bien fin oocïj b^agöen] ficD bafi tnBeelbe/ bat ßp/ bol^
göen^ bat erempel/ onööeflraft foube Blüben/ Genef.4.
f. 14. Mm boe

m

-ocr page 83-

SSSZSS^ op m tre felfbe sebJüonte niet ^Beöerom ftmh
Sepöt tÉSi«^« sebonöen\'tfelföequaebtmetmeecbetttcengig^\'

Sfnbsp;* ^^foo nocötan^/ battec am felfsf/nae bat be

Sf^\'fnbsp;^^ oube maniere obecgebleben

ben tot een boojtpffgïöcfjen ^iutöenr / ban befe onfe uptlegsmglS / öen
Abraham, Dß toeïc^/aifoo ßem be mmm Noah feegfteamp;n S onbequot;

SfiSfiS

maSll?^??^ ^^ Dajsf-flcafen met alleen tegDen^ be 5^oobt-f[ager^/

ööeUjcft tot gbelöcbboojt-gßegaentoass/ bat ftet S^

öDe en toaSftnbsp;^ö« fommige hingen bie foo öoo^

bÄÄ^^^^^^nbsp;: Wöcft 5ijn be acöt^

leben niet Itanbepïigö

boen/ nietSSnbsp;tegöenjsbe toeltïie/ foo tote Sif^

z

-ocr page 84-

toeïcfie lt;0otit hm feinbeceii Noë öebolen ffum / feggBcrtfe bit ootfe öBé^
b)eefltC3öii: ^atnietaUecnbe^oobt-fïasöen/ maeroocïibes©bet-
fpcïen/en öet ^Sïocbt-fcöenbigf) bp-jïapen: Sl«m/geb3elbigöu ontfcfta?
^ingl)en/met be ^oobt göefïi\'aft toterbett j l)et toelcïte be tooo?ben lobs
bebeSiigïjen/ cap.i§. t.n. ^aec-eti-bobet»oocftbe3©et/
boo? ïofeo
gegeben/ boegï)t foobanige cebenen bp be öal^-firaffen/toelcfte niet min
öp anbece ©oicïien/aï$s hp beï|eb?een geïben/ gïjelucK te fien i^ Lt vit. i s.

verff. 14,15, 17, 28. Pfa!. lo r. vers f. Proverb. 20. vers 8. Cnbebanbett

q^oobt-fïagö toerbt tnfonberftepbt gftefepbt/ bat be^Cerbe niet ftonbe
gerepnigDt toerben/ban boo^\'t becgieten ban be^ ïpoobt-fïagerjs bloeöt/
N um. 5 5. verff.31,33. ^aer-en-boben i(i feer ongöerijmt te bentfeen/bat
gcn\'ti|eb?eeiifcöe ©oïcït bergunt foube / be goebe o?bere en tucjt/
niet öet gTjemetsn en pber0 in\'t particulier befie en toelbaren te bebeflt^
gljeii met ijalss-flraffen / en ficfj boo? aojioge te befcöermen en bat öet
felfbe ben anbeten moningöen en ©olcfeeren boen ter tijbt met foube
gfteoo?loft gDetoeeji 5ijn; en bat nocötan^ bie föoninglien en ©olcïteren
nopt ban be ^?opöeten fouöen bermaent 50«/ en göetoaerfcöoutot/ bat
lt;0obt ftet gljeö?upcfe ber ftalö-liraffen/en alle lt;©o?logï)en af-fieurbe/ ge^
liicifp ban anbete fonben bicïttoifó bermaent 50«» Siae tote foube niet
lieber in\'t tegen-beel gelooben/ aengßefien be a©et
Mofis, be oo?beelen en
gïjetecfttsf-plegingöen betreffenbe / een uptgl)eb?uc6t beelbt ban lt;0obtsS
toslle Ijabbe/ bat be ©oltßeren toel en 4Bobtb?ucöteltjtS fouben göebaen
Debben/ foofeöaerJBetten naebefelfbeöabben aengöefielt ^ \'t^Belcö
boo;jtoaer göeloofliöcft tis bat be «6?tecften/en fonberlingöe bie ban Art,cs
eöcbaen ftebben toaer boo? foo grooten gelijcamp;bepbt in\'t oube ^tttfcöe/
en
m ïSomepnfcöe ttoaelf (€aeffelen-recöt / \'t toelcfe b^r upt genotnen
ijcS/met be3©etten ber lieb?een gebonben toerbt. ^efebtngen 59n mijnsf
bebuntftens?göenoeglj/ om te boen blijcfeen/batbeï©et/bte
Noe gegeben
jg/ foo niet te berflaen 5p / ató biegljene toillen / ble öoo? befe reben a»e
»©o?logBen bebetöten/ en foecften toetö te nemen*

[Vermeerderingh. (i.) Servius op\'t i 5!30eCfe iEneidos , Ober\'ttoOO?bt
Luétis, Op\'t2 250ecfe Ober Expendere , Op\'t 6 250etfi ObeC Pendere , fépbt

bat bte mattiere batt fp?eöen fter-ftomt ban lt;!5elbt te geben / \'t toelcö bp
ouben töben pleegftt toe-gftetoogften te toerben/aengefien bp ben lt;©uben
alle flraffenmaerÄbt-boeten toaten. i iiHiusberöaeltin fijn ^atuur^
löcfee l^iflo?ie/7 25oecfe/ Cap. 17. bat ftet eerfie OaHf-gerecftte tot mm-
neninbeï5ecftter-plaetfegfteljoubeni0.1nbsp;^ . ^

VI. ^ie bingften/toelcïte ujJt ben €uangelio bp^geB?acftt toerben tegfteniS
ben lt;ao?logft/ bte ftebben meerber fcftijns^;
tn toelclter onberfoecè fal icö
niet boo2 öeltent ncmen/\'t geen beele
boo2 balt ftouben/ bat m ben €uan^
gelio/bupten be Irticulen be0 lt;©eloof^/en gfteboben ber ^acramenten/
niets? gljèbonben toerbt / \'t toelcfe niet confo?m en 5P
mt pecftt ber
ture i toant iclt fulcHö in bien fin / in toeleven ftet ban meefl alle gljeno^
men toerbt / ftouöe ontoaeracftttgft te 50«- ^at ttae tcfe gaerne beftent/
bat ons^ in ben cuangelto nietsf gijeboben toerbt /
\'t toelcft geen natuur^

-ocr page 85-

înfitôfûubeBeaciioenj maer bat top boo? öeaBet^
SSffiSl?! ^quot;ïMîï^n becbonbm 50« / aï^ tot b« mmm / am
Srtnbsp;^at«« rnmtim becbtrtbt/en fïe tcfe aöem

foubetoe-fiam, €ri moet men ftcftbectoon^
aSffÄI^IL^ ^ ^^^^^^ ^^^^^^ aöeboelen / ïjoe f? ftcïî bemoepen en
öetoijfen/bat bte bfnsöen/ toeltbe in ben Cuangeïto bep

Sflx ^ 7.Znbsp;ghcbiedr. ] btngen jijtt toetfoobanigb/ bat

^^^^^^ eertöcfeec 3p bte te taten ; bocïi en 5ön fulclt^
met / tnbetoeïcbe/ foofemaec boo?belt;©obbelticfee 3©etmetbecöoben

fcbanbelöcbbepbt

gbocö tote becft feggben / bat top boort ^ecïjtber^atuce beepHtöt
toerben aen
\'t gbene / bat onsJ Cft?i(li 3©et gfiebtebt/ bat top boo? mal==
Hanbecen ßet leben moeten ïatcn
î « .ioh.3. vers 16. luitinus fcpamp;t : Naer
érxb d« Nature te leven , îs des jjhenen , die noch niet en gheloofr, [^efe

g?eucfie luftini fiaetjnt fcftjijben aen zenam: en be felfbe mepmngïie
Äu^Sf
nbsp;to^îf^^ Phiiocatia gbenaemttoerben.3

iï,« SI™ ^^^^ ^^^Sfteneniet nae-bolgften/ btê toat anbecjS / bat
»an göeen feiepner gbetotgbte is/ boo2bajî bouben
î ^at €ô?tfîu^/ al^
SP .viatth.î. en betbolgens f^ngijebobengljeeft/ be3©et Mofis alleenfou^
be uptleggen
î 3©antbe tooo?ben/ mentgömael beeftaelt/ lupben b?p an^

^SSî vihv hebtghehoort dat den Ouden ghefeydt is, maer ick fegghe U L.

^elcfee tegen-fielîtngïte/ gbelijcô mebe be ^p?tfcDe en anbere «©berfet?
imgöen te bennen gbeben/bat ôet tooo?bt
d»n ouden, betepcbent tot den

JJUden , met van den Ouden ■ gbeliïCÏÎ uw\' Luvden betepCfeent rot u Luy-
oen
, met van u Luyden. ïje ©ube en 5ön ööeen anbere gbetoeefî/ al^
oteten tgben Mofis leefben : toant bte btngften bte bp-geb?acljt toecben/
««îijn ntetbe Eeecebec Ï0et-gî»eleecben / maer ban Mofcs feibeu /
\'t 3p
»an tooojbt te tooojbt/ oft nae ben fin. lt;5f{p en fuit niet T^oobt-flaen/
I ev^tr ^^^ \'©oobt-tïaet/bie fal m lt;©o?beelsf fcbulbiglj 50«/
iaen/\'inïquot;^\'-nbsp;verff..6,17,30. ebp enfuit gbeenlt;©bei:fpel

Sfteöhrfi.\'f\'l^VT^rl\' 30. a©ïe fijn ï|upfb?outo beclaet/ bie gßebe ïjaec een

^ÔP fuit utoen |^aeîien( te toeten/ gifraelöt) lief öeböen/ Lcvit.19.

ScLiïffl^lUÂÂ^quot;^^^nbsp;te toeten/ biefeben

S/ Ä^J metbetoelcfee Oaec berboben toecbtbjienbtfcôap teïjou.

^^«d.34.versi i. Deuter.7. vers r.

Abanb.nie! fepïjt op Deuter, ij. vers ii. batb00?be

^ »» w-0?iaten r Cer te óaten» ] mm befe moet men mm boegen en

bp

-ocr page 86-

Het eerfte Boeck, van het

öp öoen iji ?Êmalcïtiitett / teslKti toeltfee ben seBoliett toecbt ort^
Uerfoenïijcte lt;©o?ïogöe te homn l Exod.17. vers 19. Deuter.iT. vers 19.
^ocfj om öe tooo^ben €ö?tjtt te bec(ïaen/moet tn aUec mantecen bjaec-
genomen tocben/ öatöe Wet Mofelt;; tajeefinsê aenggemercfit toerbt • te
toeten / oft nae 0et gOenebat f? gïjemeen geeft met anbere ïBetten / bte
ban ben lïSenfcgen plegen gemaetfet te toerben/boo? foo beïe f? be grobe
en ftoare fonben / boo.3 bieefe ban ficgtbare liraffen/ öebtotnggt en tn-
toomt/Hebr.t. vers 2. en Op bcf^ toijfeget l^eö?eeufcge ©oïcfe tn ben ftaet
ber 25urgerï|jcamp;e gemepnfcgan gonbt/ tn toeïcften fin fp genaemt toerbt
be3©etbejïbïeefTcgeIgcfeen ggeöobtsf/ Hebr.7. vers en be 3©etber ba«
ben / Rom.j. vers 27 of nae \'tggene bat ber ïBet lt;6obts5 ewggen tis j te
toeten/boo? foo beeï f? oocfe berepfcgt be fupbergepbt bes? g^moebtss/en
foobamgge baben / toeïcfee fonbertöbtïöcfeefiratfeRonnen naeggelaten
toerben; tn toelcfien ftn fp genaemt toerbt een lt;©ee(ïelöc6e 3©et/ aom. 7.
vers 14. \'tggemoebt bergeuggenbe/ pfai. 19. jgnbe bp be Eatintfien/
pfai. is. vers 9, ^e 3©et-geteerbeen ^gartjeentebjeben jijnbemet get
eerfle beeï/ fïeïben get ttoeebe/ bat treffeïgcfeer toa^/ter 3gben/en fcgcrp«
ten get feïfbe ben ©oïcfee niet tn: \'t 3©elcß toaeracgttgg te jgn/ ntet aï^
leen upt onfe 2$oecßen / maer oocfi upt lofephus en be ^eb?eeufcge
bgnenïtan betoefen toerben» 5©otgtoatbttttoeebebeeiBelanggt/ moet
men oocfe toeten / batbebeuggben/ bie ban ben Cg?ifienen berepftftt
toerben/ oocB ben i|eö?een/oft aenggep?efen/ oft gehoben toerben; bocö
nietinfulc6engraebtenb?eebteaï3SbenCg?iflenem (u) €nbeinbefe
öepberiep fin fielt Cg?ifluiS fijne ggeboben teggen^s be lt;©ube: JBaer upt
DlDcfet bat cg?ifiitooo?ben niet alleen een bloote uptleggingge jfinban
be
a©et Mofis. ^ocg aen be fienniffe ban befefaïre/ tjS onjes niet alleen ge«
leggen tn bit flucfe/ bat top nu onber- ganben fiebben/ maer ootfe tn beeïe
anbere binggen; op bat top be autgo?itept en macgt ban be 3©et ber
Be^
b?een/ niet googg« c al$f billgcfi W en ggeb?upf feen.

Cvermee, denngh. (i.) ^iet op\'t epnbe bant eerfle Capittel fommt^
cge bingenaengetepcßentbiegter toe bienen. tj^aer ijS een feer trefTelnc^
tfe fpjeucbe ban
chry fofthomus, ban ben jBaeggbelgcfien flant / cap. 44.
In voortijden en was ons geen foo grooten mate der deughden op-geleydt:
maer fich te wreecken a«n den genen die ons ongelijck aen-dede, en den ge-
nen die ODS fchelde, wederom met fchelden te betalen ; en naer Gheldt tc
trachten was gheoorloft: lae oock fonder valfheydt te fweeren , voor een
ooghe, een ooghe uyt te flaen, en fijn Vyandt te haten, noch oock welluft te
ghebruycken, toornigh te werden, noch oock d\'een Hnyfvrouw uyt te ftoo-
ten, de andere in te halen, en was niet verboden. Het is weynigh dat ick noch
ghefeydt hebbe: De Wet liet oock toe, dat men op een tijdt twee Huys-
vrouwen mocht hebben: en was foo in defe, alsin andere faecken , veel-
voudighetoe-ghevinghe in die tijden: Maer nae Chrifti komfte isdc wegh
veelengher gheworden.
^n\'t felfbe 25oec6/ Cap»83^ Van ons, en van
haer, en werdt niet de felfde mate der Deughden vereyfcht. ^^
felfbe/ iU\'t

^tfcaurjf/ bat be iSone ben j^aber ggeiötfi jp,- toeltft in\'t 6 xomus

ftaet/

3

-ocr page 87-

SghlbodeJ.nbsp;Euangelio is verfcherpinghe, cn by-voeginghe

/ W onfe^ mm mnm te
tot öfiSt fti/ ^^ \'t mflc en booinaimfle gfietupeentffe/
öe metiSyUii^ \' lt;©o?iogöete boeren / niet t\'eenemael boo^
verfla, z , ^
^^^^^ bjecïj-gbenomen/ be bjoojben: auii, «pgt;t i.Tim.z.

kingcn, vnLk-jnbsp;nu voor alle dinghen, datter ghebeden, fmeec-

voor KoninT^nbsp;\' danckfegginghen gefchieden voor alle Menfchen,

sheruft ft tr\'nbsp;Hoogheydt gheftelt zijn, (i.) op dat wy een

Want dU;nbsp;moghen, in alle GodtfaJigheydt en Heyligheydt:

Menfrhtn f f- u ^^ acngenaem by Godt onfen Salighraaker, die wil dat alle
riSïnbsp;Jf\'nbsp;^^nbsp;waerheydt komen. a©ant

ßÄ^nbsp;* batfe/€ö?t(ienen göetoo?ben

DatSÄnbsp;\'t3®elcft JuftinusMartyraibugsbermaertBeeft?

liickenbsp;\' de Komnghen en Princen te ghdjjck, met haer Koningh-

iycke Macht, een rechcfchapen verftandt en ghevoelen mochten kniphln

gfirt lieber toilbet

om trftrate?nbsp;fy isGodtsDienareffe, een wreeckfter.

ÄWt^iw ui^^^nbsp;^nbsp;ghedaen heefr, (©nber/t J^etftt be^

niaemauenbsp;ƒ xff;^ ^3• Hebr. y. vers y. ^efe Pfsim ber==

In defen

bevoleUerdtfalsV^^^^^^^

bieden • niet alleen datnbsp;Inbsp;ghebieden, en het quade ver-

de GoddSe Sit e^^

^ijfe diS dande^nbsp;€nopeettanberpïaetfe: Op wat ^^ -so«/.

dinghen diquot; rtll Komnghen den Heere in vreefen , anders, als datfe die ^P\'ß-
gh^e\' thefd^vl^nbsp;Godts ghefchieden, door een Godts-LnSi-

dien^lfjjï If\'f\'l\'jnbsp;•nbsp;voor foo vca hy Koningh

up een anoer wiiie, als voor foo veel hv een Menfche is.

cn

-ocr page 88-

Ctt topnlgB baec nae: Daer in dienen de Kpninghen den Heere j voor foo
veel fy Koiunghen
Zijn, alsfy doen om te dienen, dat fy anders niet doen
kennen als Kouinghen 2ijnde,
3|ßt tbjeebe ïjetóijjs öljeeft oniS Öe felföe

fMieucüe/fejaer ban bj? nu een gö^beeïte öeBbenbp-ööeö?acfit/ te bieten/
Rom. 13. aïtoaec be öooöBfle iBacftt / aïjs baer t^ be 3äontntfeUjcße/ qW
fepbt toerbt ban lt;©obt te 5ön/en een €gt;?binantie lt;0ob3S genaemt toerbt ?
3©aer upt befloten toerbt/ bat-menfe moet gljeDoojfamen enbe eeren/ en
bat no£ö ban Berten j en bat be gene/bte Baer toebec-tiaet/€»obt toeber-
ttaet: 25p al-bten boo?\'ttooo?öt Ordinantie, alleen berfïaentoterbteen
falte/bie lt;©obt maer alleen niet en toil beletten/ geljjcöertoö.é lt;©obt Bern
aen-(telt ontrent be fonbe / foo en foube baer upt gantftB gB««« berbanbt

liBacBtfoo 0BetoelblgB p?ö(l / ««t gBefepbtBebtten / \'t toeltü ooffe niet
mebe op öe HSoojberöen en ^teberöen feonbe gepafl toerben. I^ter upt
bolgBt öan/bat befe matBt beritaen moet toerben Ingeftelt te jijtt ban be
goebt-btnbenbe totlle lt;0obtsf. a©aer upt beröer be|toten toerbt/ nablen
lt;!5oöt gBeen tegBen-HrijölgBe ötngBen en totl / öat öan öefe macBtntet
en Itrööt tegBenjS öen totlle lt;©obtss / bie onsi tn öen lt;ßuangelio gBeopen?
baert isf/en alle jiBenfcBen berbinbt* oBnöc toerbt öefe reöen niet ßcatB^
telooö gBemaeclit Bier öoo?/bat be gßene/bie boen ter töbt in regeertnge
toaren/alss Paulus befe hingen ftB?eef/gefepöt toeröen/ gBeen CB?t|tenert
getoeeH te ^ön: toant boo? eerU entsffuW allentBalben ntet toaeracB^

tig§. 3©ant Sergius Paulus, eett ^tabt-BOUber ban Cypreo , toaiS nu al
een €B?i|ien gBetoo?öen/
Aftor. rj. vers u. ojgt;öatic|ttuboo?-bpgae
\'t gBeen eenoubtfeggBengBetoeellijS ban ber Edeflener^oningB j toaet
onber mi|TcB«n
pm niet al te toaeracBtigB loopt t maer foo notBtaniS/
öatB^t fcBijnt banöe toaerBepöt fijn oo?fp?oncftgBenomenteBebbert.
[Edeffa iäS gBelegBen in ofroene. naem ban Abgarus ijs te bier jplaet^
fenfeer gemepn/alii blijcftt upt
oubeÄbalien/Tacitus, Appunus, Dion,
foo in be aSrtracten/ boo? langBen ttjbtuptgBegBeben / al$s pieutoe/ Ca-
pitoiinus.] ©oa?t5$ foo en tss\'t berfcBtl niet banbejjerfoonen/ oft bie
lt;!3oötloo3S gBetoeelt 50n / maer oft öie beöieningBe in Baer-lieöen lt;0oö^
beloo^gBetoeeftjp; B^ttoelcfeetop feggen öatbanben?Cpo|ielontfeent
toerbt/toanneer BP fepbt/batbe BebteningBe ban lt;l5oöt ingeflelt t^/oocft
boo? öie tiiöt / en öatmenfeberBalben eeren foube in\'t btnnenile besf
ten en gBemoebtjS/toaer ober lt;0obt epgBentlBcfe fön BeerfcBappue Beeft.
i§oo ßonöen ban oocß nero, en bie 3äoningB Agrippa, toelcften b\'lpoliel
Paulus foo ernileliicft bermaent beCB?tfielöcfte jßeligie aentenemen/
Aüor. t6. lt;c:B?i|tenen toeröen; ö\'een/ beBouöenss fpn^oningBlpcß^/
b\'anöer/ beBouöensf fpn täepferlgcftemacBt: öe toelcfie fonöer\'t gB^^
b?up£fe öesE ^toaerties en öer 3©apenen niet fean berliaen toeröen.
IBcfe öan am be #fferBanben/ bolgBensf be 3©et / eertijbtjS lt;6obtfbiert^
fiigB toaren / al-Boe-toel öatfe ban lt;©obtloofe#?ie|ter8S göeoifert toter^
öen j foo tsf Bet ©pper-gebiebt oocß een osoöfbtenfJtgBe falte/ al besttf^f

fcijoon

-ocr page 89-

hureS äSSr^ ^^ iSomepnen btenben / ggelijcH mtUwt |o-
f en tVo2n Ätfnbsp;^ ^^öcfet) toat fp boen nioflen/om

renbienftafte^

gïjeSSft ^^^^^nbsp;öp bpen mofte/foo bat €iDbiS bjtUebjare

SenTeSLm^^^^ ^tfe göeen o^riaft foubenboen / batfe niemanbt fou^

beKÄft flSnbsp;m^im/ éi\'

SlIßbaenteieBbenin ben
bautötm^ie ber boet^

hmï^H/ T...nbsp;Cnangeïtum teberfeon^

-ocr page 90-

14

tesBertisEnbsp;en ïïoobcr^tóöefföecmen / toerbt

toetlj-sbenomen/roo fal baer op bolsöett een albergrootde ongöebonben
b^pöepbt ban fcöeim flucften / en al0 een ^unbt-bloebt ban boofbeben:
^etoijlmenfeifsfnii/ baerbeïSetljt-bancfien en ©pet-fcöarentngöe^
bjupcft 5ija / be booföepbt ftoaerlöcßßan bebtotngDen.
[Chryfofthomus
tót ben gDelOObtSfjen ©aber: Om defer Luyden wille zijndeGherechts-
bancken, Wetten, Executien, en foo menigherley foorte van ftraffen.] ^ien-

bolgïjensf/bi al-bten Cljjitlu^ foobanfgöen fiaet öabbe toillen tnboeren/
toiengf gbeUjiße nopt göeljoojt en toasi / foo foube öp öupten ttoöffel/ bat
wet beaïber-nptbiHCbeliiclifie en bpfonber uptgöelefen tooojben ijeböen
moeten bebelen/ bat ntemanbt ober eensfanber^ leben bonntsfflrijtfjen
foube / bat nfem^nbt a©apenen foube boeren j ttoelcftmennocljtansl
nergben^ leeft bat ïjp gbebaen öeeft: toant be btngöen bte öp-geb?acbt
toetben/3ön/oft gantfcö generael en onbepaelt/oft bupjïer^ foo leert
be Billöfiamp;öepbt/ en gfjemewe reben felfs? / bat generale tooo?ben ntet al?
ïeen tngfjetrocben/en be bobbelfinntge ttoöifelacötigebeguamelöcft upt-
gijelepbt moeten toerben: maer bat men oocöbanbeepgDenftbap/ en
\'taengöenomen gijetoóonincbe gbebjupfft bertooo^bentoeleenigöflnjS
itioet toijcben/ om te onttoijt^en blen fin/toelcbe be grootfie ftoarigöep^
ben acöter fiel) foube fïepen. 5®ebiiföebetoö$E-reben5p befej ^atmen
met gljeen reben fean betoonen/bat be 3©et Mofis, foo beel be 45erecötsJ-
plegingben aen-gaet/ opgebouben beeft/ eer bat ^erufalem bertooefiet
toierbt en met be felfbe / be göebaente en fiope ber J^epublijtgue ber=:
biel en onbér-gintfe. a©ant notamp;in be a®etMofis toerbt eenigDe feßere
töbt gijefielt/boe langïje bie buren foube/notöte Cb?i|luss oft be 3tpofle?
ien fpjeecften nergljenss ban ïjet opöouben ban bie 3®et/ban boo? foo beel
fcöijnen ftan fultftjS begrepen te 5i)n in be bertooefiingöe ber J^pu^
bljjcgue/aliS top gftefepbt Öebben: ^ae Paulus fepbt in\'t tegöenbeel/ bat
be €gt;pper-^?tefler gbeflelt i^ / om te oo?beelett bolgöeniS beWt Mofis,
A»a:or.2,4. vers Cf)?tftu0feigt;btfelbeinfun boo?-reben fpbet geïKibejt/
bat Dp niet göeftomen isf om be
3©et te ontbinben / maer om tetïerbul?
ï^n/ Marth.f.vers 17. ^oe bat ban be3©et berCeremonien teberjlae«
5P/ban itcbtelücfi afgöenomen en berllaen toerben t toant be afbeelbtn^
gljen toerben berbult/ alsSbebolmaecfete gbebaentefelfiStebooafcöört
toerbt gbeb?acöt. iBaer öoe 6an öet toaeracöftgö 50« banbie 3©etten/
toeltfte tot be oo?beelen ober be mifbaberjs beöoo?en / inbien CO?tfi«p
be felfbe/foo fommigöe mepnen/boo? ftin ftomfie/öeeft toecD-genomen $
25jï al-bten ban be berbinteniffe aen bie ï©et buurbe/foo langöe ber
b?een lt;iStaet en ilepublöcgueiiaenbe bleef / foo bolgöt baer «pty bat b«
Robert / oocß tot €Ö?ijlum beheert 5jjnbe/ foo fp tot DetlïlagiftraetjJ-
2£mpt beroepen toierben / \'t felfbe nietöeöben bonnen toepgöeren te be^
bienen j cn bat fp nietanbersê ftebben bonnen oojbeelen / alss Mofes öaeï
öabbe bebolem ïöoojtoaer / als tcfe alle befe btngöert bp mp felben mt\'
ïeggöe/fooenfian icbniet btnöetteenigljebegöeringötienae-ramtngö^
oft gilftngö
^/iwaer boo? een lt;0obtb?u(ötigö .penfeöebetoogften 5önbe/

öoo^

-ocr page 91-

rönnftyjw^F^^quot;^^^ SDmecR j \'t 5P teti Op tCD» uan oc uptujen^

ïiSttfSlf^^P^^/ \'t3Pootfe tcnaenftcitbanUefuptoetöepbt be^
-quot; quot;U Sï^ ^^^ ömefiett nu naubjer te onbecfoecfecn / en tiS niet noo^
_ «uentiontt m» noffttiref-frïti^Ti^ftft«»« ^ higt;viiigt;ïfïttgt;drüitlt;!inps fitttÊtt

®nbsp;boo?\'tlt;0emöte tojaecfee teepffcljenober

St fSnbsp;eöeguetfï öeeft ï mm tuffcben bie geboben

Smnbsp;to^ï «^«ïöïJe betfcïjepbenfiepbt / maer gljeett

partttuiter ftbuïbisö toaiS/ berafjeeft / bieen

^^ ^^^Öter t(l b?p anberjs oöefielt/ ben bjeïcïten be
Sm/nbsp;ben^^oobt-flaööermetben^^oobtte

t nteten bebe, ^oo ban €ö?tftuö befen iSeffttcK hÉrftfé/hm

en ban ben tCaoM Petrus in lt;fl:ft2iftt
flSS^il r^an Petrus inbeCftaifteïöcfee Keltsie

b?nfrüS\'quot;^ fIS\'^^^ ï\'^örepen 5Ön/fet oSS ban
Sr?/al-bien ïjet fefeer en bupten ttoöfTeï

mmmmfS^

vers 19 fien Snnbsp;elberss/en met namen Ador. 19.

oftbatöP
oeen met berteït toert/

€ znbsp;be

-ocr page 92-

be feïfbe öeit ©beef!en öeeft bjtïïen te ïiennen gïjeben x €nbe hjanneec
Ijßmbe
(©becftemet lt;;§0lbatenboo?ftenöabbe/ booj hjelrïiec befcftec^
mmgöe öP bepltg^ fonbe mogften cepfen / fteeft baer ntet tegen gefepbt
fjeefê cocfï öen #bec|im oft .^öïbaten ntet bermaent / bat öet lt;0oöt
nieten beöaegfibe/ grjetoeïöt metgöebjeïbt te toeöerftaen x ^aer Paulus
ttocötan^ bie gtjcne bjaevöe bjelcamp;e göeen göelegïientbepbt/om een pöer
fün fcöulötgöe pticöt te leeren/oft felfss naer liet/ oft toiïöe öatfe ban an^
beren foube naegeïaten toerben/ z.Timoth.4. vers z. Eaetfiier bu fiomen
öe negfjenfïe reben; bat öet epgften toit en epnöe ban een eerlgcfte en be?
öoojlöcfefafee/
niet0n eerliic6nocöonbeöoo?liicfeßan 5iin. imaeröet
i^
eerïijtl^ / jae een göeöobt/ onfe göetoeten berpltcötenbe/ boïgöensê bes!

Pauis berfeïaringöe/ bat top ^cöattingöe betalen: \'©otö öet
epnöe en oogO-toit
ban öe ^cöattingen / i0 / öat be ^ublijcgue Hlacö==
tenen^beröeöenmogöen öebben/ toaer upt fp feonnen berbaïlen be
ftojien
/toeïcïie fp boen tot befcöermtngöe ber goebe/ en (iraffeber guabe/

hißof.lii.^. Roni.i3.verffi 4gt; 6. Cornelius Tacitus fpjeecfit reCÖt te paffe tOtbit

pOOfi ♦ Men kan noch de rufte der Volckeren fonder Wapenen, noch de Wa-
penen fonder befoldin^he, noch de befoldinghe fonder Schattinghe hebben.
cmtraiauß. \'t Auguftinus fcö?öft / tjS ött feggöett göeöceïgöeïöcft i Daerom,
hbaz. c.74. fepbt ÖP/ gheven wy Schattinghe, op dat men, om de noodtfakelijckheydt,
den soidaet befoldinghe verfchafFe. 3|et ttenbe betoös? geeft ottsf be plaet^
fe/ Aftor.
2?. vers n. aïtoaer PaulusaïD«3^fp?eeCfet: Soolckyemant ver-
onghelijckt, en wat doodt-waerdighs begaen hebbe, ick en weyghere niet te

fterven. (3©aer Upt tcfe befïupte/ bat Pauius tn biemepningöe
toeeü/ oocfe nae be berfeonbingöe ban be 3©et m €uangeïiumsf / battec
fommige miföaben jijn/toeïcfte be biïïijctiöepbt lijbt/ oft oocfe berepftöt
bat met be ^oobtgöeflraft toerben. \'t ïDeïcfe ban ban gelöcfeen Petrus
ïeert/1. ßrief, Cap.2. verir. 19,10. 25p aï-bien lt;©obt boen ter tijbt getoilt
öabbe bat men alïe öaïsf-bonntfTett foube na-ïaten/foo öaööe Pauius öem
felben toel ßonnenontfcöulbigöen/ maer öabbe be Supöen in bat geboe?
len niet moeten laten blijben / al^ oft öet nu toel foo toel atö eertnbtss ge^
oo?loft toasf be mifbabigöergf met be ^oobt te firaffem läaer nu betoe^
\' fen
5önbe / bat men nae be feomfle €ö?ifit öalsê-fïraffen macö met retöt
in\'t toercft fiellen/ foo mepn icli te göelijcfe betoefen te jiin/ bat men eent^
göen lt;©o?logö boeren macö/te toeten/tegöengs beele bie fcöulbigö ge«
toapent jön j be toelcfee / op öatfe göeflraft mogöen toeröen / men met
©elöt-fïagö moet obertoinnen* 5©ant be macöt en (iouttgöepbt ber
mifbabigöe/om tegöenflanbt te boen/ göelticftfe in een boo?ficötigöe be^
raebtfïagtngöe ïtan ijaer infien en getoigöteöeöben/foo en berminöertfe
öocö ban\'t ïSecöt felbe niet tet elföe betop^ San 5ön/ amp;at Cöiifii ï©et
alleen bte 3©et Mofi.s öeeft toecö-gö^nomen / toaer boo? öpbe^eb?eert
ban ben ^^epöenen affonöeröe/Bphef
.i. vers 14. iBaeröieömgen/toelc^
fte/ \'t5P ban i^aturen/ oft boo?ober-een-fïemmingöebertoel-gftema^
nierbe ®olcHeren/boo? eerljjcfe geöouben toeröen/isf foo toööt ban öaer/
öat ÖP fouöe toecö-ööenomen öebben / bat öpf^ onber öet gmeraleen al-
gemeens

-ocr page 93-

geöottt uan ai(c eecïtjcfegepjjt tn öeuaöt Begrepen öecft/ Phii.4.
mïfhAhVn ri^H • ^ 3\'\' »er nu foo toeröen öe firaffen öer
r ^ ï^apenenste\'tongfjeïöcfe toeeren / ban naturen boo?
SSfhSSSpö pöeöouöen/ enöe toerben onöerbeöeugööt ban recgt^^
SfSSS^^^^^öamsöepbtgöereetfeent. Cnbeïjierflaet tn\'tüoo?^
KfL??.? ^ertfeen / be btoalingge ber ggener / bie get ©
ojïoöüjS-

ïte^ïh^^*^®^^^^^^nbsp;batöaer lt;0obt

y^t ïtanos; anaaii öfißitftßhßtt ftflhhsgt;. manf htf Viiigt;rjgt;ott rßrfitbaerbt?

vin.

^^ Sifraetijten felf^ baer nae om anbere oo?fafeen ggeooilogljt
^^ ^^ öDefcöonben lt;©gefanten. ^aer-öeneffen^/

rSliÏÏ?nbsp;aïSÈ oft Öem ^jsobtïjabbe ggeftöontßen j

enoe oat aecpt en toerbt boo^ \'t Cuangeïium niet toecö-genomen.

Seneca, Epilt. 73- fepbtJ Dat de ghene, welcke
QÊ Fnilolophie ghetrouweii)ck toe-ghedaen zijn , met onwaerheydt befchul-
Slcnbsp;verachters der Overheden , en Koningen.

S • en ri Jrnbsp;^ Geen andere zijn danckbaerder teghens de felf-

dee! aid ^^ unbsp;Want fy en bewijfen niemandt meerder voor-

L vlquot;nbsp;welcke moghen gebruvcken gherufte ledigheydt. quot;^t

we! fl H «^erbtgf) gïjeïefen te toerben/baer in men ootfe bit binbet: De

wcmaedt van defen Vrede, die tot allen fich uytftreckt, betreft naeder de ge-
N m ^nbsp;^^^ ghebruycken.

faitfi; l Concilium van Africa ggebjuptßt be autgojitept ban befe paf^

legtiens weicker ontfinnigheydt können wy verkrijghen gheen on-
gaewoonhjcken , noch van de Schrifcure vreemden byftandt 5 als waftneer
«apoltel Paulus, ghelijck uyt de ghetrouwe Handelinghe der Apoftelen be-
»ent i^S , de t\'famen fpanninghe der
oproerighen oock door hulpe der Sold-a-
ïen afgheweert heeft. Auguftinus
geB?Uptfet OOtfi be feïfbe fpieUCfte bitfJs
fcS\'nbsp;Bonifacium : Epiit. 15 4. aen Pubhcolam, baer

door th ^^ Schelaifche menfchen in die Wapenen ghevallen , oft daer
Bloedtnbsp;\'nbsp;Paulus, in\'t Sorten van haer

beftelt dlrhquot; mifdaedt erkennen, ^e feïfbe / Epift. 164. Paulus heeft
werdennbsp;\'^^^\'^^quot;«inghe van ghewapende mochte ghegheven

Doodl^nbsp;^^^^ Aaor.iS. vers iS. Om dat gheen fchuldt des

Setah. quot; r • Mi«us,Apolog.i. Datfegheftraftwerden, welcke
^let ghelijckmatign nae die geboden leven , maer alken met den naem Chri-

S felfsquot;]nbsp;^ felfs gheftraft Meerden, fuicks wenfchen wy

\'-ytietoerbeubeboojfeggtngöebanEfaias: (u)^eggUenbe/batbet

-ocr page 94-

ööefcDito foubê/ öat öe ©oïcfeeceii ban Ba« «i^bsaerbm / ^pabctt / m
ban bare ^ptetfen / ^itMS fouben mafen j bat b\'een tegljenss b\'anbei;
CDeen ^toaccbt foube tn be banbt nemen / nocö meer ïeecen
cap.ï. vers4- ^ocö befe booife0gtngDemoet/ oftonber f^bereconbttte

(2.) ÏBet €b?tflt aen-namen / en naer guamen / bjaer toe lt;!Sobt ban fgn
5ïjbe ntet foube ïaten geb?eetben
î j|u/ bat tiS een-maeï fcbec/ bjt al-btett
aiJe iBenfcben Cbiidenen b3terben/en €b?t(teïijcfe ïeefben/ battec gamp;een
(©ojïogöen toefen foubeit let toeïcfee Amobius aïfoo fieeft uptgeb^ucfet î
3, ^nbten f? aile te geïtjcfe/toeïcfee ntet boo? göeflaïte ber 3ttcDamen/ maec
,, boo? feracbt ber reben berflaen / bat (p lâenfcBen 50«/ een toepntgö totC^
„ ben ïupfteren naer föneóeplfame en bjebtgDe lt;©?binantiea m mum/
„ enbatfp metopgbeblafen boo? fiaren fioobaert en grootföepbt/ Iteber
„ öaer epgben ftnneïötftöepbt/ m föne toaerfcïjoutotngöen en bermanin^
„ gïjen gljeloofben j be gantfcOe 3©erelt foube nu aï ban ober langue / öet
„ gbeamp;?upcïï ban\'t^fer/ totfacfitmoebtgber toertfeen gbetoenbetsijnbe/
„ leben tn een feer fatóte gfierudigöepbt / en tot öepifame eenb?acöt / boo?
„ onberbaïfcbte flicbtingôe ban berbonben aao?beren» Laftantius mebe
îîberbïaertbîtalfooî
a©atfat ber gbebeuren mbtenfeaUetot eenb?acbt
berfïaen i ^ct toelcfee gïjetotffeïöcft faj bonnen gbefcfiteben/ tnbten f^p be
,, berberfreUjcbeenlt;!]5obtioofe ontfmnigbeïibttoetb-toerpenbe/ onnoofel
ji en recbtbaerbtgb 5ijn toïHen, (©ft ftet moet berflaen toerben ïouterlijtft
foo alfl ïujïbt ; tn toeïcïten fin gbenomen
5önbe / ïeert en toijfi be faecbe
felfss / bat befeboo?feggingöe nocb niet berbult en
: maer bat be ber^
bUUingbe ban bic / gbeïijtb oocb mebe ban be aïgbemepne befeeeringbe
ber ^oben / nocö flaet te bertoacDten. lt;©p toelcft ban befe bepberle?
toöfe men bet neemt/foo en ftan baer upt niet-met-aïlen befïoten toerben
tegöenis be recötbaerbigöepbt ber aojlogfie/foo tangbe men nocb iBen^
fcben binbet / bie be©?ebe-ltebenbe ben ®?ebe niet en laten gbenieten/
maer boo? göetoeibt ftaerfoecbentebefcbabigOen. a©t fiet böfbe
Cap.
Mauhœi ijs men gbetooon beel betoöss-rebenen büo?tteöaleh^ tottoelc^
fter onberfoecfe bet ban nooben tsf/bat top om toeberom inbacötigb ma^
hmj en gbebencamp;en \'t gfieen
top een toepnigb te boo?en göefepbt ftebben :
25P al-bien
CÔ?ifit boo?nemett toare gbetoeefï/aïle öal^-gbèricbten/ en
\'t ïïecïït ban €gt;o?l0gfien toecD te nemen / bat fipbat foube gbebaen fieb^^
ben met feer uptb?ucfeeliïcfee en epgöenebupbelücbetooo?ben/ ombe
groote gbetoigfitigöepbt en nieutoiggepbt ber fabeen bat beis te meer/
om bat gbeen ^obe anberjs bencben en bonbe / aljs bat be ïBetten Mofis,
gDe8oo?enbetot be lt;0erecl)ts5-plegingben
en flaet ber iSegeeringe/ fjare
bratbtmoflen beboubenober be^oben/foo langöe aUS bie ïïepuamp;iijfgue
fïanbt fitielt Albevorens ban ban befe fafte gbetoaerfcöoutot 3ijnbe / laet
onjö be ftracötban pber fCejct o?bentelijcö onberfoecben» éettegóett-
fïrubtgfie geboelen ban / fiaelt fön ttoeebe befcljermingDeen fcfiutfel «P^

befe toO0?ben.i Ghy hebt ghehçort dat ghefeydt is, oogh om oogh, cn tandt

OïB

-ocr page 95-

crm tandt: \'ckJegghe u-Iuyden, wederftaet niet die uvetODghelijckt :

bcctaïen t o o a d i k o n t i, t,at t^/

? fl Jnbsp;Aaor.7. vers 27.) Maer die

imSrX^^^^^^nbsp;»tttÖKj;

Sft SSmßf^y^öÖ^^^^«^»^ öïiee« mmm macö/ \'t 3? af-getoeeit/
^ 5? puwücaueliicfe ban bc mmm/ oft pat.
SoJSÄÄS^^^^nbsp;^ocfrfuTO mfegöö^nötß

quot;nbsp;mtt be (©bertaöepbt nfetaen/macc

SLfifïï/^^^^^\'^P^SÖelöcfetbjecben, 5^aer-ett-bobcn fob en Ijanbelt
allerftanbe becongöelöcßtngöe/ maec foobanige/
S
hS-j biant be bolgenbe tooo?ben ifea^ten eti

bec boo^gaenbe bjoojben. ©an öDelijcßen

w l Wtgtienbe öDebObti Die met u wil pleyten om uwen Tabbaert te krij-

Sm»«!-™nbsp;^ (3\') 3©erbttttett\'eette-mael becboben/

rS^ ïïïSi ï^ecSter/ oft ^^epbts8-man foube mosöeit
«Ptïessingöe ban
Paulus, bte ntetalle fiepten en
hSmc^S^r\'^cttZ\'? \\ ö^fóft CöJtfïenen / batfe boo? on^

Sas SÄS^ Det erempel bec gioben / bp be toeltfie befe fpjeutfee

W ^ngijenomen J Die eenighe Ifraêlijtifche faLn brenght voor vreemde

onfelSÄÄ^^

SftfflSÏS^^^?^ öonnenferögBen/al^ baer t0 een €abbaert/oft/mbten\'i
Kïï t^/beniBantel met ben €abbaert/ntet en fullen te ïSecö^
^^ \'tmeefle ööelöcft / \'t berbolgen ban
fömirSEl?^^^^ ApoiioniusTyanxusfepbe/ bat Bet een
loopö met en betaembe om een fommetjen lt;©elbt0 te ïtecBt te gaen. De

aci^ut, fijpUt Ulpianus, en laeckt dies Mans daedt niet, die liever fijn goedt T-hihfir,
miffen wil, als daerom veel Pleytcn ; want defe ghedachte van dien, welcke \'

ae PröcplTpn iTflt-rrtBiT» on ;lt;■ n.\'^»nbsp;__sa ^r-^^^^rit •_____ i-...«..

T ■nbsp;v-tiuui vcci i\'xcytcn ; want aeiegneaacntevan aieo, weiCKe

San w £quot; verfoeyt, en is niet te mifprijfen. \'t mjm Ulpianus fepbt/bat

tiofFebanfhn ûftebobm îititîit«gt;httifrriigt;n / twoT^Hhoh^aTh^i-U. i.

S IVh^r^ï^ »an «n CBnften ^enfcBe eBefepbtî indien hy Proces
«S i J î benaerftighen te verdraghen, al foude hy oock^cenig^chade

-ocr page 96-

Vers 41. dwingen fal een mijle weeghs met hem te gaen, gater twee met hem j ^tèft

öc Mmè €lj?tjïuss ntet gftefpjofeen toan öonöect mölen toeegôiss / toelcfee
reïjfè ben jfienfcije tn fijn Ijanöel te feer foube berïïo?ten/ maer ban een
enïoo\'t alfoo te pafeïïomt/ ban tbjee. 3©eltlte bjanbeltngöe guanfupss
ntet beel en te adjten. ^e mepntngamp;e banßter ban/ts/bat top om bie
bingljen / bie ongs fonberlinglie niet grootelijclîSf «« ßonnen ftinberen/ op
onsJ ïtecamp;t niet moeten b^ingljen / maer lieber meer göeben/ m een an^
ber öegöeert ^ op bat onfe Iptfaemljepbt en goet-babtgftepbt pber iiBan
befeent macö toerben. [
Jultinus in fijn 2 Apolog. Het geen hy feydt, dient
daer toe , dat wy teghens allen füllen zijn gheduldigh , bedienftigh , en niet
Vers4z. toornigh-l 3
©ttO?tSÈfOObOlgÖt : (4-) Gheeft den ghenengt; die van u begeert j
endeenfethem niet af, die van u wat te leen wil hebben. ^OOgÖPDatfon^

ber onberfcöepbt en bepalingöe berfiaet / göP en ftonbt niet öacöer nocö

flrengöer bebencfeen. Die gheen forghe en draeght voor fijn Huyfghenoo-
ten, is ergher als een ongeloovigen,
fepbt Pauius, i.Timoth.5, vers 8. KLaet

onö ban bolgöenbenfelfbenPaulus, bealberbefleuptleggöerbanföttsï
HaeeflersS 3©et
j be toelcfeebe Corinthers, tot milbtbabtgöepbt tebetoti^
fen / aen bie ban flerufalem optoecfienbe/ fepbt
î Niet op dat het ander«

ruym hebben, ende ghy bekrompen : maer op dat uwen overvloedt haer ge-
breck ghelijckelijck (y.) te hulpe kome, ï.Corinth.8. vers 13. ^at ÏJS/ (ttfi

totl be toooiben ban Lïvius tn een göelgcftefafte geb?upcfeen/ ) op dat ghy

uyt het ghene dat tot uwen Rijckdom toe-vloeyt en aenwalFer, ghy de noodt-
druftigheydt van andere te hulpe komt en onderhoudet
: ^elClten filt meiï
ootö binbet bp
xenophon, in\'t leben ban Cyrus : \'t Gheen ick fie dat in
mijne Schatten alleen fchiet, dat verftreeke ick tot behoeffiçheydt mijneer
Vrienden.
Saet onjS met göelöcamp;ebiltücfiöepbt bit göebobt / bat top nu
beröaelt öebben/uptleggöen. ïï^e l^eeufcöe 3©et / göelpcïï fp be bjp^
Öepbtban «ecöt-fcöepbingöeberguntie / op batfe be öarbt^epbt ber
iBannen tegensf öare ©?outoen foube fiutten.j alfoo li^tfe ben beronge^
ïijclïten en befcöabigöben toe/om epgöen to?afèe/ tot be toelcfie bie iSati«
feer gfjenegöen toajs/ te berötnberen / bat öp bergoebtngöe ban ben göe?
nen/bie öem berongöelijclït öabbe/niet boo? fijn epgenj^nbt/ maer boo?
bie lt;©beröepbt mocöt epffcöen; \'t toelcft beï©^ ber ttoaelf (Caeffeleit

oocfi göebolgötöceft j Soo yemandt een lidt ghebroken heeft , die doe men
van gheiijcken.
3[amp;ocö foo berreifï ban baer / bat Cö3tfltisf {be ïeeraec
ban grooter igbtfaeittöepbt ) ben berongelijcfeten foube b?p flelien

göetoeertöébben j \'t jpöaitbod? epgöen göetoelbt/oft boo? ïiet «©erecö^
te. Haer toat berongöelötfeingöen I m toeten/bte licöt te berffetten/en
ober te feomen
sm \'* T^iet Chrvfofthomum, op 2. corinth.8.] i^tet al^

oft bit en ftoaerbere/oocfe nietp?tj$e-toaerbigö toare: maer bat öP Ö^n*
te b?ében öüöbt met feecfeere ingöetogftene berb?aegöfaemöepbt. (€öt
bten epttbeDeeftöp een erempEl gefielt in een ^nnebacfe-flagö/bie\'tle^
ben ntet en raecfit / nocö öet Eicöaem enbermincfet /
maeröeteptJtent
fïecö^ $migöe beracötingeban onss/ bte onss niet een öap? erger ittaecftt«

Seneca,

-ocr page 97-

Seneca, tit\'t 25oecl! ban bß fiantbaftiaßepbt cßtts^ 3Böfßn jlans?/ niaetbt
onbecftïjepbt tuffffien bei-onöUeliicïiinoïje en fmabeiijÄPbt: Deeer-

Ite 5 fepbt DP / is van naturen fvvaerder, maer defe liciiter i en valt alleen den
teeren en deiicaten fwaer, daer door fy niet
gequetfet, maer alleen verftoort
werden : Soo groot is de lofligheydt en ydelheydt der ghemoederen , dat
lommighe niets voor fmartelijcker konnen houden : foo vindt men Slaven
rtn im Segeeffelt werden, als een oor-bandt ontfangen. ^e felfbC ftD?ljft
fpwnanberpïaetfeï Oefmaedtheydtis minder dan veronghelijckinghe
over welcke men eer klaghen , als die wreecken en te recht uyt voeren
kan,
die oock gheen Wetten ftrafbaer ghekent hebben. ^00 fepbt eeneC bp Pscu-
nus: Ick lijdeIichtelijck \'t onghelijck, ift datter gheen
verYmaetheydt onder-
loopt. CnbeeenanbeUbpCscilius: Ellende kan ick Iichtelijck draghen,
loo daer gheen onghelijck by en komt: en noch kari ick veronghelijckinghe
verfetten , foo der gheen verfmaetheydt in de wegh is. Demofthenes ntebe j
want gheflagen te werden, hoe-wel het fwaer valt, foo en valt het doch den
eerlijcken en vry-hertighen ghemoederen foo fwaer niet, als met verachtin-
ghe en verfmadinghe gheflaghen te werden, ^e felfTSe Seneca , öfe bJp tec^

fiont berntaenben/fepbt een bjepntgï) naet boc?g|jemeïbe/bat be fmerte/
toeicfteuptb^fmaetfiepbtonttlaet/ tjseenserts-tocöt/ ontjlaenbeupt
fïcö mtcetbenbe en ontfleïlenbe ober eentge eec-
foobanigbe gbeïegbentbepbt ban/foo gbe^
btebtCö?tjlus? be löbtfaemßepbt en beeb?aegbfaenibepbt: Cnopbat

memanbtbetoubefeggben/ Door\'toudeonghelijckte verdraghen , noo-
^ght ghy het nieuwe te doen,
tegïjen-teerpe J foo boegbt bpbaec bp/ bat
wen lieber oocfe (6.) bet ttoeebe ongfielijebfal berbiagSen / m bat men
öet eetiïe foube tegöen-(laen/en aftoeeren: om bat on^baer booi göeen

aï^ (70 alleen\'tgöeenbettaetineen
lOttetnbeelbtngöe»
De wangetoeckeren, beteptfeent nae be 3^eb?eeufcöe
mamerebanfp^eecben/ metgöebuitberb?agen, ai0 blijtbtupt Efai.30.

Ki^egh.Lieden 3. vers 30. Tacuusnoemtöetï flenge^
3 550ecfe ber Ittloaien j [€n Terennus
^ttV ^ tßengöefteöt hieben. ]

«Pt öet göeen bp Matth^eus bolgöt J

rn/p uï. Lnbsp;IS : Ghy fult uweA Naeften lief hebbert,

The tfe dTe X^rnbsp;quot; \' hebt uwe Vyanden lief. .e-

ISf r^^l^irhl v«^ \' bidt voor de ghene die u befchnldigen en vervolgen.

Sj^igftt/batfpöaren S^aeften fouben «eföebben/^^^^ biS

wn be ^oabt-iïagöersf / en anbere grobe ^onbaer^ te i^ooben:

d?nbsp;€n

-ocr page 98-

Dtigniet Wsi-iiaenbe/öebben bcelf fïaitimeit/ijetlamttie Benjamin,
om cmfcöantielvjtïje mifcaebt/metredjtbaerbtgen lt;0o?ïogöbecbol3öt/
|u isr. 2 1. ntet teggen-fiaenbe/öeeft David, tueïtfte Delt;©o?{o^ert

leeren boeröe / fiet liijcfe öat öem Mooft toas? / ban ifbozet fonöet
fanbe met ïBapenen toeber göeboiöert. lt;0D\'^nomen ban fcöoon bat/ aïsi
nu
ben naem ban Naefien toijber uptgöebjepbet tsf tot allen H^enftöen/
Dm bat fp alle in gljemepnegßenabe aengöenomen / en ggeen ©olcfeeren
ban «©obt bertoojpen ^ijn j foo isf nocötans? geoo?ioft tegenss alle iBen^
ftljen / \'t toelcïi boen teglien.0 be ^Ifraè\'lijten göeoo?loff toasf / be bjelcfie
lt;©obt boen gljeboobt lief te öebben / min nocö meer aljs ÖP nu bJil bat
b35ï alle iBenfcöen lief öeöben. ^nbien gBp oocft bJilt/ bat in be €uart^
gelifcöe 3©et een grooter en (ïercber lief be göeboben isS / men ßan\'t ootfe
toe-tïaen/öpal-bien maer bat oocft boo? felter geöouben toerbe/ (9») bat
menaïfe .fiSenfcöen niet eben feer enftertfe moet beminnen / maer ben
j^aber meer al^ eenb?eemben: foo moet men oocfe öet hjelbarenbe^
onfeöuïbigöen/ öoben öet toelbaren bess fcöulbigöen ^ quot;t gemepne boben
{^et
particulier tiellen / bolgöens^ be bjel-söereguleerbe a©et ber 3tiefbe
iBaer upt befe liefbe ber onnoofelen en onfcöulbigöen/ 5ijn göefp^oten be
l|al.ö-1ïraffen/enlt;©obtb|ucötigelt;©o?logöen. 25efietbe ^ebe-fp?eutïj/
bjelcfee ftaet
Proverb. vers i r. ^00 moeten ban be göéboben €ö?ifti/
ban pber een lief te öeböen/ alfoo berbult/ en nae-göeftomen toerben/ bigt;
al-bien ber geen grooter en recötbaerbiger liefbe tegen-flaet (i o.) 3|et
tu een oubt en beSent feggöen
: Het is foo grooten wreedtheydt allen, als
niemandt te vergeven ofte fparen.
jDoegöt öier bp/bat onjE geboben toert/
bat top onfe J^panben ttioeten lief öebben / naer öet ejrempel (©obtss/ bie
ober be guabe fnn^onnelaet op-gaem iBaer bie felfbe lt;©obt flrafr
fommigöe boofe iBenfcöen in bit leben / en falfe naer bit leben ftraffen
met befbjaerfte firaffen. iBettoelcßereben tegelöcfetoeber-lepbttoer^
ben bie bingöen/bte tot bit p?opooft plegöen bp-geb?acöt te toerben ban
be facötmoebigöepbt/bie ben €Ö2iflenen isf geboben. 3©ant lt;0obt toert
facötmoebtgö/barmöertigö/en langömoebigö göenaemt/
Jon, 4. vers 2.
Exod.34. vers
6 |Baer baer-beueffens? foo befcö?öft onsf oocfe bei§cö?tf^
ture boojgaenss föne gramfcöap tegöensf be toeberfpannigöe/ bat i^/fij^
nen toille om te ftraffen
/ N urn. 14. vers i8. Rora.ii.vers s. [.gietöier
bancyriiium, tn\'t 5 Ätfe tegljensf luiianura.] €nbelt;©berigöepbtis5
göefielt tot een 23ebienfler ban befe gratttfcöap
/ Rom. 13. vers 4. Mofes
toevbt göep?efen ban toegöen fijne facötmoebtgöepbt j maer be felfbe
öeeft niet-te-min be mifbabigöe göeftraft / ooffe metbe \'©oobt.
toert boojgaen^ belaft/bat top €0?ifii facötmoebigöepbt en berb^aegö^\'
faemöepbt füllen naebolgljen: .fBaerCÖJifiusfisfnocötanjSbiegöene/
bie be ongeöoojfame ^oben feer ftoaerlijtfi geftraft Deeft/Matth.i2.T^.7\'
(
11.) €n bie begobloofe/na berbienfie/ten jongfien bage fal berboemen*
(12.) ^e tipojteien öebben nagöebolgöt öaers? jiBeefleris facötmoebig^
nocötanjs be macöt/öaer ban lt;©obt gegeben/ gebjuptfet öebbert
totfiraffeberboofboenber0/i
.cor.4;ii. encap.y.t.j. i.Tiro.n lo.

éw

-ocr page 99-

_ ^ebücöepïaetfeöretcgljen-söctoo^^nbsp;Rom.iz.vers 17.

vergelac niemandc quaedt met quaedt: betomht daceeriijckis in yder Mans
^/hefchieden kan, foo veel in u l. is, met aile menfchen in vre-
thnnrn nlf .. quot;nbsp;vvreeckendc, mijn beraitsde, maer gheeft den

rlvZLlh.lA \'nbsp;^^er is ghefchreven, my komt het wreecken toe, ick

foo fp;ïl h \'r ^^ •nbsp;^^-\'^ien uwe Vyandt honghert,

doetnbsp;^ , dorftigh is, geeft hem te drincken. Want foo ghy dat

wonnpn ^nbsp;hooft vergaderen. Werdt riet over-

fitVrrttï.?quot; ^^ quade, maer overwindt het quaedt met het goede. ^OCft
S £nbsp;feïföeantujooiben/ öat op ïjeboojfepöepïactfc

SVif\'nbsp;/ aïsf€5oötgMepbtöabtïe/ Mv komt de

temW/ om SraföeF

\' oftïiSiibS

Snbsp;59tt/.om irc mmm te onWcljepbe«/

fn batnbsp;^LTnbsp;BBcftftfcDt/

BljcftpWfiS/ongdctijmteï/ ban/ nae bat Bigt;

ten Sn «obt KltlSif^^^^nbsp;©«»tW mattj»

aooffXSteSfott\'^? IS®quot;? ^^^^^ •»« Ptefc te

f anbsp;bat

-ocr page 100-

mt PauiusaMecontier ben naem vieefch becfïaet be ftoacße conbttte
en
QfieïeaOentöePbt beö Etcftaemss / bie men met oogöen fien ftonbe/ en
bjeicfteu-öalben öP beracöt bjterbt ^iectesöenjs ftelt Paulus fpïDa^^
penen / te bieten / be macöt bie Ijem / al^ een ^poftel sunbe/ ööeööeben
toa^ / om be toebecfpanniglje te bebbJingöe«/ Joebaniafte öp gebjupcftt
ïiabbeteg0en
$fElymas,ben Corinthifchen 25l0ebt-fcöenbec/ Hymen^us,
ätAlexander, ^efemacßt/fepbtöp/ntetbleeffcBeUjcfe,;batt^/fecacl)te^
looö/maecinteoöertbeel/ iiptnemenbefterclttesDn. g^at caecfit b^ö
fulcH^ Ijet ^ïecljt ban aen\'t leben te ftcaffen/ oft #o?logt) te boeren ißa,
ter contrarien / ombat belt;0eemepntetebier tijbt begulpe ban be ©u^
blücgue lOlacöten niet enljabbej baerom öabbe lt;©obt tot öaerberbe^
fcöermingOe bie bjonberbare macöt oö^ööeben: toelcfte banbtertpbt
af/ bat be Bercfte €ö?tftelijcfie ^epfersf öeeft söefiregöen/ bafl ö^fcft be?
flonnenaf tenemen:
aOelöcft öet »nnaopsöeöouben öeeft/, boen öet
©olcfe^fraeliS in b?ucötbare Eanbenbjassööeöomen. ^e plaetfe bte
ten
feflen toerbt bp-ÖÖeÖ?aCÖt upt Epher.6 vers n. Doet aen de gantfche
VVapenioghe Godts, op dat ghy beftaen meught teghens alle lilten des Duy-
vels, om dat ghy gheen ftrijdt en hebt teghens vieefch en bloedt (
te toeten/
alleen, nae be ©ebieeufcöe manier ban fp?eecïten:) maer tegens de Rijc-
ken, amp;c.
gBgt;teöanbeltbanbenflröbt/toelcfeebeCö?tflenenal3S €Ö?ifte-
nen te flrnben öebben i niet ban ben toelcfeen fp rnet anbete iBenfcöen
in feecßeregöeballenööemepn mogöen öeöDem ©ooi\'tfebenbetoerbt
bp-geb
?ac0tbefp?eucße lacobi» cap.4. vers I. Waer van daen zijn de Oor-
loghen en ftrijden onder
u-luyden ? Ift niet uyt u 1. welluften, die in uwe
leden Oorlogh voeren ?
Ghy begheert, ende en hebt met: ghy begheert, en
trachter nae, maer ghy kondt niet krij^hen; ghy vecht, ende Oorloght, maer
en verwerft niet, om dat ghy niet en bidt: ghy bidt, ende en ontfanght niet,
om dat ghy qualijck bidt, datghy\'t in uwe welluften foudt moghen door-

brenghen. ^efe plaetfe cn berbaet niet algöemepnsr t maer fepbt alleen/
bat be j©o?logöenen flröben/biebeberftropbegioben malftanberenfeet
jammerlöcftaett-beben/ (bantoelc6eWo?ie meneengöebeeltelefen
San bp
lofephum) öaren oo?fp?onefe öaöben upt onrecötbaerbige oo?fa^
feen
j öettoelcSe to»» nu oocfe fien/en befilagöen bat göefcöiebt. xibuiius
öeeft bp-nae be felfbe mepningöe toan lacobus albusS uptgeb?uc6t:

Eer \'t Goudt foo hoopigh quam, men van geen Oorlogh wifte,

Soo langh men fijnen dorft uyt Houte Nappen lifte.

(154) oEnfult göP öp strabo btnben bp berfcöepben plaetfen aengöe^
metcfet/ bat bie ©ölcfteren alber-eenboubigöfl ïeben/ toelcttet leef-tocöj
albetfïecötfie en eenboubigöfie isf. 3©aer ban befetooo?ben Lucam ntet
toijötenberfcöillen:

■). i
i\'; .i,

-Ver\'

Foey gulfigheydt I die noyt met kleyne koft wil leven,
Wiens trotfen honger, Zee, noch Landt genoegh kan geven

J

-ocr page 101-

Veranderingh van Wildt, oft wijdt^ghevanghen Vifch,
Om op te Hoopen \'t Graf van Lecker-beetjens Difch.
M n ^ unbsp;^et z Y, daer by een Menfch kan leven;

H^ lle cht, daer met Natuur fich kan te vreden gheven:

^hedroncken, niet verdrijft der Siecken langhe quael;
ten koelen Waters-dronck kan ^t leven weder-brengh\'en,
lin Ituck van\'t drooghe-Broodt de daghen doet verlenghen:
Rampfaligh zijnfe dan, die ora den yd1en waen
Der flijmerighe Tongh, den Oorlogh vanghen aen.

J^aecbi» tttm bait oocft Itan boegfien t geeti piutarchus feptrt titöe tegett-
fttgötgBereJjßnetUjeC^tOiCmmi Daer enis gheen Oorloghe onder den
Menfchen, datfijn oorfproncknietenhecfc uyt eenighghebreck. (i6.) Het
cen fpruyt uyt begheerte van welluft, het andere uyt gierighcy dt j het andere
Werdt berockent door te groote luft en begheerlijckheydt van eere, oft heer-
fchappije. luftinus
, aïss öp ö^ï ^^tSijtljm 0?timantten göep?efett Daööe i
OchJ. oft by alle andere Menfchen ghelijcke matigheydt, enonthoudinghe
van *t gheen eens anders is, ware te vinden: Voorwaer, daer en fouden niet
foo veele Oorloghen, tot allen eeuwen, in alle deelen der Aerden ghedurigh
gheweeft zijn ^ en daer en fouden niet meerder Menfchen, door het Swaerdt
en Wapenen, als door natuurlijcke Doodt wech-gheruckt werden. Ci-
cero,
ttt\'t 1250ec6i)att ïie €pnöen/ flaet: Wt debegheerlijckheden fpruy-
ten haet, tweedrachten, on-eenigheden , oproeren j Oorloghen. Maximus
Tyrius: Nu foo ift alles met Oorloghe vervult j
want debegheerlijckheden
fweven aller weghen, en verwecken in allen Landen luft nae ander luyden
goederen. Jamblichus : De Oorloghen, ftrij-den, oproeren brenght hét Li-
chaem cn de lichamelijcke begheerlijekheden te weghe: want de Oorlogen
werden ghevoertom de dingen die dienftelijck en nut konnen zijn. 3©OO?t0/

ïJacttfuHecen0mm epgentlijcfe göeßoojt/ (toant €m\'
gusneifss göwft öefe reben/ toaerom öpfön befcfiecmingBe tegßen-gBe^
Soutien/ oft naer-gfjeiaten öeeft/ om bat fön i^ijcS ijan befe 3®erelt ntet
en toass,/
lohan. 18. vers 3 6. ) foo fulleu top bat beguamet tot föner plaet^
fenbetöanbelen.

[Vermeerderingen. ( r.) Chryfofthomus bupbet btt OP ben ©?ebe/toelt^

«eboo? toe-boen ban\'t ïïoomfcöe ïincb/be 3©erelt bebomen öeeft/tn be
^3atte/bat CÖ?tfluss lt;l5obt iss : ^ocö foo en t^ ntet alleen boo?fepbt/bat „
jefeïïeHgtebéflenbtgö/ onbetoegöelijcb/ enbeonbetrucfet foube 50quot; Jquot;
Wc bat ootfe met be felfbe ben ©?ebeber a
©etelt toe-bomen foube ^ „

-ocr page 102-

,, bec ggeöeeïte m feïben ©^eöc öeböen foube/tesgeniei \'t ßfieen bat te boo^
,,ten@öef£ötebe. 3®anttnboo?£öbett foo biel be l^anht-toercte/ aïss
,, lt;aiato?en/be bjapenen boerben/enflonben tnbe (ïagö-ojbentnöe^ JiBaec
nae be iomfie jij geeft bte ggetooonte opagebouben / en tiS be oeffe^^
,, ntnöge beu #o?logö^f-öanbelinggen ggeb^acgt tot een feechete bejtembe
,, foo?te ban iBenfcgen. €ben bie felfbe mepningge binbt ggpoocamp;bp

Eufebius deprsparat. Lib.i. cap. 10,

(2.) 3©ant Jtißinus fepbt ban ben Cgjiüenen t Wy vechten niet tegens
de v yanden.
€ben ggelgcft Philo ban ben Effenen fepbt in\'t ^ifCOUCjg/
bat alle bie b?00m Sgn / oocfe b?9e 5Ön :
Ghy en fult onder haer niemaadt
vinden, die, oft Schiet-Spietfen , oft Pijlen, oft Swaerden, ofc Storm-hoedt,
oft Harnafch, oft Schildt maecket; niemandt die Waoenen oft Oorloghs-In-
ftrumenten maket.
«l^iecggelgCfee fepbt OOtfe Chryfofthomus, Obec i.Cor.
cap, 13. vers 3. Indien onder den Menfchen fuickeen liefde ware, alft be-
hoort, datter gantfch geene hais-ftrafFen wefen fouden.

(3 O ^00 berfelaeirt befe tooojben cyprianus ban be ïpbtfaemgepbt:

Dat ghy niet wederom vordert \'tgeen u ontnomen is. Irenxus,tn\'t4b0etfe/
-Cap.27 Die u den Tabbaert neemt, gheeft dien oock den Mantel: doch niec
alfoo, dat wy daer over bedroeft werden , als niet willende daer van ont-
bloot werden: maer blijde zijnde , als oft wy met wille die hem ghcfchonc-
ken hadden. Ende indien yemandt u dwinghet een mijle met hem te gaen,
fepbt gp/ gaet met hem noch andere twee mijlen, op dat ghy niet als een Sla-
ve hem volghet, maer als een vrije hem voór-gaet.
«i^ocll Libanius, biCbe

€uangelien ggelefen gabbe / p^gfi ben ggene / bie om een (Cabbaect oft
USantel niet bjillen te ïïetgte gaen/ in\'t bettoogö ober bebetoaringe bec
mifbabersï.
Hieronymus, in be eetfie t\'famen-fpjeecfetngge teggen Pe-

lagius.; Het Euangeliura leertdat men den ghenen die ons wil in Recht be-
treeken, en door Proces en kijven den Tabbaert ontwenden, oock den Man-
tel moet volghen laten.

(4.) juftinusin be felfbe Apologetico: Doch dat wy onfe middelen füllen
mede-deylen den ghenen die behoeftigh zijn ■ en dat wy niets doen om eere
te bejaghen, heeft hv dit ghefeydt; Gheeft een yder die van u begheert, amp;c.
cn Op e^ anberplaetfe : Oeylen het onfe mede een yeghelijcken die ehe-
breck heeft. Cyprianus
in\'t 3 25oecfe/Cap. i. ber ggetiipggeniffen: Dat
men niemandt een Aelmiffe fal weygheren
: ^nfOgeliiCfeSI albaer t Gheeft
een yder dievanubegheert j enden ghenen die van u leeaenwü, en ont-
feghtniet.

(y.) Seneca, tn\'t 2 250etfe ban be 3©elbaben; ick fal den behoeftighen
gheven J doch alfoo, dat ick felfs gheen ghebreck en lijde. Chryfofthomus

Ober ben (Cejct tot ben Corinthen, Algier aengetogen; Godt vordert naer
^le vermoghen , nae dat een yder heeft, niet nae \'t gheen hy niet en heefr-

®m t toeicpe retgtte ber(iaen/ foo boeggt baer bp\'tggeenbolaßetJ

wypnjlt wel tgheen boven vermoghengaec, (tetoetett/ tnbieban Thef-
falonica;} maer hy en dwinght defe
(te toeten / bie ban Achaia ) nietvafl
ghelijcken te doen.nbsp;, \'

(;6,)Chry-

Bftr\'.\'

\'IÏ:

tf

li

\'\' .i;

i\'tiii

J

-ocr page 103-

(6.) Chryfofthomus, op\'t 7 cap. tOt bm Romeynen: Dit\'s een heerlijcke
en trefFelijcke Vidopie, meer hem te fchencken als hy begheert, én de palen
van fijne onbefcheyden begheerlijckheydt, door onfe eygen verdraeghfaem-
heydt te boven gaen. ° gt; i

(7.) Chryfofthomus, ttt\'t m^e ban bCnbsp;: De verfmaetheydtwert

aengedaenj oft vergaet, niet naer \'t opfet en voornemen des genen diefe aen-
fa ^^ oordeel def ghenen diefe verdra^hen.

toeïcfeen tm ^oben-gbetioobt ööeïöch bi 3©ettew
/ bjtcrben oocft uptgbeflwtbt tot fuïcfie onbe^
jneben ^ïnbjoonbecgs / ban toeïcfte top sDcïjanbelt fjcbben / Cap. i. af#
wwööe 16, naeberxhaimudiften feggbea*

(9.) Tertullianus tegDettjci Marcion 4 ^oecft J De tweede trap der goedt-
neydt is teghens den Vreemden : de eerfte tegens den Naeften. Hieronymus
WCfte tTamm-fpJCWfefnge tegens Pelagium: My is gheboden dat ick mijn
Vyanden fal lief hebben , en bidden voor diemy vervolghen : Maer ift oock
recht dat ickfe alfoo fal lief hebben , als mijnen Naeften en Bloedt-verwan-
ten j fulcks^ datter tuflchen een benijder en nae-maghegheen onderfcheydt
en zy ?

let5önb$tooo?bmbaitseneca, ttt\'t 155oec!i/ iCap^banbe
^acstmoebtgfiepbt. chryfofthomus obec i.Corinth. 3. vers iz. ehbol^
öpnbf / fianbeïenbe battbe USenfcïieïöcïte ficaffett: De Menfchen doen

lulcks met uyt wreedtheydt, maer uyt goedigheydt. Auguftinus : Ghelijcker
lomwijlen is een ftraffende barmhertigheydt, foo iffer mede een fparende en
Verfchoonende wreedtheydt. ÏÖepfe«tt Valentinianus, Theodoffus, Crt
Arcadius, Lib.j. in Codice Theodefiano, ban be befcöectttecss bec ^^tebett:
i-aetatghefchaft werden de voorfpraken der ghener, die den mifdadighen
f Tv®\' aquot; ( \'P® boofwichten bewijfende, hebben veroorfaeckt dat de
ichelm-ftucken te eerder voort-ghekomen en rijpgheworden zijn. Totilas
bpProcopnim, in\'t 2 25oecft bec lt;©otttfcöe gficfcfiiebenifTen: ickftelle
in eenen graedt, tefondighen, en te verbieden dat de mifdaders gheftraft

SrcBeftpft toP/^^gf ^^^ ^ 25oet6/Cap,21. af-fnöbtngfi

TA^fiP/ Matth.zr. vers 44. Luc.19. verfT. 12,

öfêhatt éSilSlquot;^ Rom,;i4. berfiaeïtDebbenbebepïagöenban\'

ïnbsp;DatChriftusdegheneis, die dit ghedaen heeft,

uvHnbsp;ifquot; verkondighen , foo door parabelen, allopentlijck en

gtdruckehjck. ^ecgöeïöcifeenfepbtöpinbetWelt;©?attetegfjett^bett

iJhldnbsp;Salick hem dooden , fal

rnbsp;? Want ghelijck daer een gheeft der langhmoedighevdt

ïnbsp;Auguftinuf, tn\'t

gSus berlSïf\'T g 8 ^^ ^ ^^^^^^

Waecnbsp;fteït boo? wreeckende, befchermende.

^wv wenwttbet bat tooojbt bpben Cfijitienen booatoieecfeengïjeno^

wen

-ocr page 104-

»»meit toecöt TermlUanus ban be becbjaesBfamifiepbt: indien ghy dan
te facht befchermt werdt, fult ghy ontfinnigh zijn j indien te overvloedigh,
fultghy befvvaert werden. Wat hebbe ick met fulcke wraeckc te doen, wek-
kers wijfe en mate door onverduldigheydt der fmerte niet regeeren en kan ?

„ in\'t 2 55oeffe teggenss Marcion: 3|eten fmaecfet met naec ottgöebonben
,, bjpftepbt ban onbecïtngöefön ïeebt te tojeecften / maec öp bstt boojften
„batgantfcöelöcfeattegöetoeibtmogöeberötnöe«toerben: opbat/al?
,, foo\'t ben öaiben en ongöclocbigöen ©olcöe te langöe / oft ootït te onge?

looflncft fcöeen/ban Cobt te bertoacöten be beftöetmtngöe/ toeltfee nae?
.,mael0b0o2ben#?opöeet foube berltonbtgöt toerben; iBijne t^bebe?
töermingöe/ icïi falÓefcliermen/ fepbt be leere j onöertuffcöenöetbe?
gam ban ongöelöclt/öoo? bjeefeban göelijtfee bergelbinge/foube toeber^
5 gt; houbcn toerben j enöetconfent banbergöelbingöe/ een berbobt foube
.. bectlrecten ban een anberen baer toe te bobberen / opbatbeftöalcfee
„ lt;©C!btlöoff|epbt alfoo mocöt op-öouben / betopl be ttoeebetoe-göelatett
.,5ijr,be/ beekfïeafgöefcöltcftt toerbt; enbe eerfle afgöefcö?tcltt5{jnbe/
«be ttoeebe niet tn\'t toercfe göeflelt toerbt: mibtssoocfeanbei^ bebjeefe
.\'ban göelijcfte bergöelbingöe Itcötelijcö beanbereberötnbert/ boo?be
j, feifbe fmaecfe ban Itjben, ^aer en balt niet bitterber/ alss\'t felfbe te
moeten löben\'tgöeengöp anberen göebaenöebt.
Siin\'t 25oecamp; De Mo-

nogamia: Andere ongherechtigheden hebben de Sundt-vloedt berockenr,
weicke een-mael befchermt,
(bat iW geftraftett gÖeto?06en Jijnbe) hoe-
danigh fy oock waren, nochtans niet verdient hebben, als de twee Huwelijc-
ken feven-en-tfcventigh malen gewroken te werden, ^e fp^eUCl^e Pauli,

bjaer ban top öter öanbelen/toerbt ban Auguftinus niet gualijcft uptgöe?

iepbt Epift. 1 y 4. Want hierom is ons gheboden, dat wy den quaden niet fül-
len wederftaen, op dat wy gheen vermaeck en nemen in wraeckc, die door
eens anders leedt het herté kittelt,
^iet Ö«r naer tn\'t 2 25oecft / Cap. zo*
affttijii^ u en 10.

(t4.) Chryfofthomus berfiaet in befe plaetfe / b002 be bleeffcöelijcfe^
a^apenen/rjjcßbom/ öeerlucltöepbt/ macöt/ toel-fpjeecfeentöepbt/ toac?
feeröepbt / onberltruppingöen / blepingöen / bebjiegöerijen. {
i f.) philo
fepbt öet felfbigöe ban\'t contemplative leben / en b?engöt bp befpieucße
ban
Homerus: ^^e arme Laccomidons 5jjn be recljtbaerbigöfie natie on?
ber alleiBenfcöen.
luftinus fepbt ban ben ^cöütöen: syen begheeren

het Goudt en Silver foo graghe niet als ander Menfchen. ^n\'t 2 ?50eCH batt

Gregoras ijs eett papgte/ toaerbigö om lefen/ bangelpcfeen inöoubt ban

Öe^cöötöen. laxiles, in\'t leben ban Alexander: Wat ift noodigh, Alexan-
der, dat wy te famen Oorloghen oft ftrijden , dewijl ghy hier niet ghekomen
zijt, op dat ghy van ons, oft Water, oft noodigen Lijftocht mocht af-halen,
om weicke dinghen alleen redelijcke Menfchen behooren te ftrijden? 3|ieC
toe geÖOO?t öet feggöenban Diogenes Want uyt den gherien die beflagh
en biy eten, en komen noch Dieven , noch acnftifters van Oorloghen
voort.

Porphyrius, in\'t 2 ^oeclt/ban göeen «©öebierten te eten : Hetghene dat
licht te verkrijghen, en van kkyne keften is» dat is dienftigh tot gedurige ghequot;

luck\'

-ocr page 105-

luckfaligheydr, en dat voor allen. (i6O3BatßanÖ^tfC0atieit/öatntßnÖit
feec toaemcBttsö/öocf) ban beniKenftbenhJcpntgÖ betratfite geboelen/

Athenaus be ^b«OfoopÖ fepbtbp Diogenes Laertius:

Ghy rockent felfs uw\' fchaed\' ellendigh domme Menfchen,
In Oorlogh en in ftrijdt ftort u \'t on-eyndigh wenfchen.

Fabianus Papyrius in Controverfis ban Seneca be ©abec: ^t\'et bO£Ö be 3gt;
toe-5|etuflebe bep^-bcacbten / menigbmaeï ban 25urgöee^ en fragen/
naenberepbtommalbanberenfïagöteïeberen/ enbebeubeïen toecben

oan een menigfite ber boobe HltcDamen/oftbie uptgeplunbert 3m »
men pemanbt bjaegßt / toat oo?fafie öen jBenfcöe tcgbenss ecn .ïBenfcöe gt;»
tot foo groutociijcben flutb betoogen öeeft i toant betotlbe ^teeenfieb^
ben onbec ftcö geen lt;©o?ïoge j en foofe ftöoon öabben/ foube fuïcïi^
bocö
SÄSÄIJ?^!!^^\'?®quot; / fatötfinmgö
/ en ber Oobtöepbt alber.

Opgetoetbt i a©at beo?een foo groo^
ten ongöelutb t^ ben menfcöelötben genaeöte/ \'t 5p bp gebal oft noobt- »
tot ober-gebomen I ^tï ban be pöne toaerbigö getoeefl ©aber-moojbt

M2J \'^quot;P^tbe bmgöen m getoeefl/ baerom fp göetotlt öeb^ „
SSnnbsp;(Caeffelen en osöetoelften aenfcöoutoen foube/

aisbatbepnfcöulbtgöe öet licöt fouben aenfcöoutoen. nBoetmenban »
gantfcöe 3©ereittnflabernjjegöeb?acDttoerbe/„
en gepligöepbt nietö göetoepgfiert toerbe i Baer toe»
SfJiShi^^^ peflllentiale röcfebcmmen foo feer begeert/tnbten\'t ntet „
Ser be mifÄ^fquot; ^^öen naeliomeltngöen naelaten mocöte i Philo,,
Oftnbsp;* ^^ fot ^^^öt/ oft ©?outoen/ oft €ere/ „

omffi aÄ anberefabebtetoellufltoe-b?engöt/tsrbleoocb
beSrt?«^nbsp;engöemepneongfjelutbene iterom toerben „

benatuurlöcfeetoe-gene.,
en bmÄ^^^ Äfo«njijcbenöaetberanbert5önbet botö groote „
ttotff ÄÄ^nbsp;^^^^^^ föoi ^öurgöerltjcbe

®nbsp;^«^tp^n ^arbartfcöe ©olcberen/ \'t 5P onber „

ö^^an^\'ß^n/toelfbe oocbin be Sreur- „
öegTeSfö^^^nbsp;a«^ öer-göebloept upt be eentge b?on-aber „

\'t 5p ban ban rjjcbbommen/ oft eere/oft toeiiuften. „

lt;0nbsp;Plinius

-ocr page 106-

Plinius (rt fjjtt ttatuurlöcße ï^ttïCi?te/2 250CCÖ/tap.3. Doch hebben wy met
de Aerde te beter vrede hierom, dat alle defe uytganghen der overvloedig-
heydc, ftrecken tot Schelm-ftueken, Doodt-flaghen en Oorlogen, en dat wy
haer met onfe bloedt bevochtighen , met het onbegraven ghebeente decken.
Hieronymus
ttt\'t 2 550etlt WttlS luliamim: Diogenes hielt ftaende, dat de
tyrannen en uy t-roeyers van Steden: midtfgaders de Oorloghen, foo teghens
de Vyanden, als Burgerlijcke
InIandtfche,ontftonden, niet om de bloote leef-
tocht van Warmoes en Boom-vruchten, maer leckernije van vleyfch, en lec-
ker-beetjens van Maelttjden. Chryfofthomus OÖeC i.Gor. 13.vers 3. Want
indien de
Menfchen onderlinghe malkanderen beminden, niemandt en foude
den anderen veronghelijcken, verre fouden van ons zijn doodt-flaghen, ge-
vecht, Oorloghe, oproer, beroovinghen, verkortinghen door bedrogh, en
watter meer van fulcke quade ftucken mach zijn. ^ïamp;efelföcaettöen SeïOO?

toatt Öe ^^tht i Komen niet hier door de oproe-
ren, en Oorlogen, en ftrijden, en verwoeftinghen der Steden, en Menfchen-
dieverijen, en dienftbaerheden, en gevangen-nemingen, en doodt-fiagen, ea
ontelbare ongelucken defes levens ? Claudianus fepUt:

Verftonden wy dit recht, wy hielden ons te vreden
Met flechte koft en kleedt, men foud\' ten ftrijdt niet treden :
Men hoorde geen Trompet
noch Trommel,\'s windts geblas
Geen Schepen fonck, noch Bock de Muren ftormde in d\'afch.

Agathias tn\'t Inbsp;Öec ltflO?ten: Der Menfchen gemoederen, van fich

felfs vervallen tot te groote begheerlijckheden eo onrechtvaerdigheydt, ver-
vullen alles met Oorlogen en beroerten. ^CÖ falUWfó toeï-gefUpÖe
ftm Betïupten ntet een fegsDen ban Polybius: Een ghcmoedt dat met fijn
noodtdruft te Vreden is, en behoeft
gheen ander Leer-meefter om wijs te
werden.

^00 toanneer öaec berfcS« baït mt ben ftn cn gt; mpntnge ban eentaö

iir

.1

IX.

men oocfe tnbelt;©otiöeïi)cfeefcö^tften mm naeboïgöem 3©antï)«tntet
hjaecfcönndtjcfe W bat aïle ije öcccfeen öte öe tCpoflelen
opgecec|£ geö^
m/ oft fcöteUjcfe/ oft oocfe aUe-te-famen afgetoeetfeen 5ï)n
gen/toeïtfee tn\'t feo?te Befc8?ebcn/be SSpofïelen bp monöe touw-ioopgec
berfeïaect/oft oocfe boo?\'t gebjupcfe ingeboert gabben. bte be mp
ïogöe beoorlogen en toebecfpieecfeen / plegDen b? te bjenguen fommtgue
fpjeucfeenbecoubeCbJtjienen: opbetoelcfee
icfeb?iebtngöentefeggen
Sebbe. ^aec ban 0et eec(ie 10 / bat upt bte fp
?eucfeen meer ntet befloten
en afgbenoitten fean bjetben / afó fommtgbec parttcultec / en ntet öet ai^
ööentewe aenaöenomen gljeboelen ber^ercfeen. ^aerbp oocfe feomt/
bat bfe göene/toeicfeecjsfpjeucfeen toerben bp-göeb?acÖt/beel-tijbt3S ban
anberen toillenaftoiicfeen / en lup öebbenom
toatöoogöer^en öeerinc^

tterp

?

li

-ocr page 107-

fitcjstcïeewttj ÖOeJjamgBe öan Jün ongenes en TertulJianus, öteooclt
mct öaer fcïben ntet sïjenoeaï) ober-een fiomen. 3©ant Die felfb\'e
orige-
i)es fcpöt / bat be JSijen ban lt;©obt göegöeben sön tot een betoüsf / Gatter

rechtvaerdighe en wel-gheftelde Oorloghen , als de noodt fulcks vereyfchr,
onder de Menfchen ghevoert werden :
€n felfSS bte Tertullianus, bte eïber0
be öaiss-flraflfen nfet fcfiönt toe te ftaen/Deeft göefepbt
: (i.) Niemandt en

ontk^t dat het goedt zy , wanneer de mifdaders gheftraft werden. €n bjat

»Jquot;^ö?lögf)Mangßt/ flaetöp tntbJöffeï: aaanttnrütt25oecfebanbe

«tTgOber^e fepbt öl»: Daer Is verfchil, oft de gheloovighe haer ten Oorlogh
moghen begheven , en oft den Oorlogh tot het gheloove mach toeghelacen

werden: eh fföiint baet ter plaetfe te öellen na bie mepninge/bie geban^
tet tegöen ben lt;©ojlogö» iBaer in\'t^Zdoecb ban be ^olbaet^ ^roon/
nae bat Dp eenigöe bingöen tegöen ben lt;®oilogö öabbeingöebjacöt / foo
maecbt bp terftont onberfcöepbt tuffcöen bie göene/ bie ten v©o?loge fitö
begeben öabben/ en bie gene/ toelcïte/ na batfe geboopt toaren/ ten

logöe Öaer begaben : Gantfch anders, fepbt ÖP/ iit gheleghen met haer, die
tot het gheloof komen 5 naer datfe haer ten Oorlogh hadden begheven j als
by exempel die Johannes doopte, en die feer ghetrouwe Hooft-mannen, die
Chriftus prijft, en Petrus onderwijft; tn dier voegen nochtans, datfe \'t ghe-
loove aenghenomen, en bezegelt hebbende, den Oorlogh, oft moeten varen
laten terftont, ghelijck veele ghedaen hebben , oft in aller manieren toe-fien
en vermijden datfe haer nergens in teghens Godt en befondigen. [^it felf^

be onberfcöepbt/bjelcß öp öier ban ben lt;©03l0öö-bien(lbp-b2engöt/paft
DP oocß eibers tot öet lutoelijcïi; foo in\'t 25oecß ban niet meer m eenjs
te i^ubjelötben/ aläS in be bermaninge tot repnigöepbt«] ^oo ijS öpban
tn bie mepningöe göebjeett/bat fp na öaren ^oop in ben bienli ter mz-
Ipgöe 5ön göebleben/\'tbjelcb fpgöeenfin^fouben gebaen öebben/inbien
fp berflaen öabben / bat €B?itlu.é ben lt;©o?logö öabbe berboben j niet
meer ató ben iCoobenaergs en anberen iBeefler^ ban berboben bonfïen/
nae batfe göeboopt toaren/bp öare feonften toe-göelaten igs te berblgben»
(^\'l felfbe 25oetfe / een ^olbaet bie felfss Cö?i|ïen toa^ / p?pnbe/
flaJf/ili: ° heeriijeken Soidaet! 3|et tbjeebe bat bjaer te nemen
S« / iS * €ö?i(lenen Utmm ben (©o?logö/ oft öebben mif^
/ wpt ittfïtöt ban be omfïanbigöeben ber tijben/
weiche nauigcfes itiößn feonben/ bat be
lt;©o?lügö göeboert foube bjerben/
Kr^^^^ïf^L^quot;?!\'® toereken te boen / be bjeltfie ittet Cö?tflt 3®et (tre^
oen. ^tt ben mUf ban
Doiabeiia, aen bie ban Ephefen, bie men bp lofe-
Phum
Jiïiöet / fian men ften bat be ^oben focöten b?p te5ön ban ben
gcögösf-tocöten / ombatfpbermengöt 5ijnbe onberb^eembe©olcbe:=
m/ be göeb?uptßen ban öare Wtt niet göenoegö fouben öonnen onber^
^^^nbsp;ï^ufl-basöen firnben/en groote repfen boen

Änbsp;^^ befelfbe oo?fafee ban p. Lentulus ontflagen

-ocr page 108-

töübert böei*en/ö003 ontficö batt Bare ©aberïijcSe 3©ettctt/ tetoetett/om
iitei- ooifaSen toüïe/ me mp m geöacöt öeöben 5 toaec bp oocft fomtöbtss
öuam be becbe/om batfe tegfien.^ öaec Sanbtgf ïupben eit ©jtenben mo/
ften becïjten: tegöensÈ f^m Sanbtg^-lupben toa^ ongeooiïoft ^rtjgf)
te boeten/ te
toeten/al^ Date Sanbt^-ïupben/ om be onbetöoubtnge ban
fiace©abecïöcBe3©et/
tn ftoactgïjepbt toaren. ^ocötoanneerbelo?
ben befe ongöelegentïjebenfionben ontgaen/foobtenben fpoocft tenlt;©o??
logïje onber b?eembe ^ftontngöen/ bocö blijbenbe bp öare ©aberlijcïte tn?
fettmgïjen/ enbe nae\'t boo?fcD?ift ban btenïebenbe / Üo^phi tooo?bert
ftaen m\'t II
25oecïtber51obtfcBe#nbtamp;epben/] \'ttoeïcftfp eerft plegen
te beboo2toaerben en te Bebingfjen/ foo be felfbe
lofephus göetupgöt.. Wt

cfDftiiofininfnnen

aheen ghetneynfchap tuffchen den Godlijcken en Menfchelijck KriJRhs-eedt,
fufTchen het teycken Chrifti en des Duyvels j
te toeten/Om bat be ^Olbatett
öpbe^epbenfcöelt;©oben/
Jupiter, Mars, en anberenftoeerenmofiem
€nbe tn\'t JBoetlfe ban be ï^roone bes^^olbaetsf: sai
hy de wacht houden
voor de Templen , die hy verfaeckc heeft: en fal hy daer eten , daer t dea
Apoftel niet en ghevalt ? En die hy by daghe door befweeringhen heeft doen
vluchten, fal hy die by nachte befchermen ?
^0?t3S baer aen: Wat al andere
feylen fpeurt men in de
Krijghs-plichten, die voor overtredingen xijn te hou-
den ?
let berbe bat top öeBben toaer te nemen / isf bttte: ^at be
fienen tn bte eerftetpben metfulcfeen pber ontfteecfien 5ön göetoeeg/om
jjaer
tot be albertreffelijtfefie btngöen te fiegljeben / batfe oocït btcfttotg
belt;!E50bbelij
£ÖeRadenb00? Gheboden omljelfben. De Chriftenen , fepbt
Athenagoras , en pleyten teghen die ghene niet, die haer \'t hareontrooven.

. Salvianus fepbt / dat Chriftus gheboden heeft, dat wy \'t ghene, daer twift en
ghcdingh om is, moeten laten varen, als wy ons maer van\'t pleyten moghen

ontflaen. ^otf) batfoo tu\'t grosf göenomeu tss/mogöeltitfe een Kaebt en
tegfiel t^/ban een öoogöer en bolmaecfeter leben/ maer geen gebobt notli
bebeï. (3O ^ulcfejiiss mebe/batbeeleban ben lt;®wbenalleeebt-ftoeeren
mtfp?i)fen/fonber eentgfie erceptte baer
bp te boen/ baer Pauius nocötap
ineen ftoaer-totcBtigfiefaecfiegöeftoo?en öeeft. Een chriften, fepbt bp
L,b.s. Tatianus : Het Capiteynfchap en wil ick niet. 25p Tertullianus : Een Chn-
fa^.ït. ften ftaet oock niet nae\'t Omfangerfchap. ^oofepbtLaftantiusOOCÖ/.pat
een rechtvaerdigh Man
( toaer bOO?ÖP een €Ö?tften ÖOUbt) gheen Kn)gh
en fal voeren;

bocö alfoo/bat ÖP meteenen fepbt/ dat hy oock niet te sche-
pe en fal varen,
i^oebele ban ben lt;0uben ontraben ben CÖJtfienen öet

göeenbtoangö baneenlgöe 3©et ons^afgöebojbert. ^efebmgen fullen
glenoegö 5ön om te toeberleggöenbebmgöenbte ons? tegöen-getoojpen
bjerben. op bat top onfe mepntngöe bebefltgen/ foo feggen top boo?
eerll/bat onsf göeen ^cöjtjber^/en bat ban be #ube/en omb?efeen/toric^
i^eban batgöeboelen5ön/ bat m Cö?tflenen be öaïss-fïrafïen/ e^^^

-ocr page 109-

©0?l06Ö/ hie öaec am bafïnbsp;moscn gctijupfi^eit, 3©ant Cle-

mens Alexandrinus fcpbtj Dat een Chriften , by al-dien dat hy tot de Re-
geeringhe gheroepen werdt, ghelijck als Mofes, den onderfaten een leven-
Yv\' ^^^ \' dat hv de ^oede fal beloonen , en de quade ftrafFen,

jÊrtöeelöerjtie läfeebmgöe toaneen €ö?tfïett öeMjjijbeittie/fepötöP/ dat

ny Denow bloots-voets te gaeii, ten ware moghelijck dat hy ten Oorlogh
m^ün\' lt;©?ïitnanttÈtt/ toeïcfee tim naem biagen ban Clemens ro-

Niet als oft alle doodt-flagh ongheoorloft ware, maer al-
leen.die van den onfchuldigen : doch alfoo, dat den doodt-flagh , die recht-
vaerdigh is, der Overigheydt alleen voor behouden zy.nbsp;bß ßetUpSe^

ntflTen ban fommtgöe bpfonbece aen b\'een 5öbe fieUenbe/ laet on^ bomen
totjet alabemepne söeboeïen bec i^etcbe / \'t toeïcbe aïbermeetïbeboo?t
tetoegijen. ^oofeggbetcftban/ batfe nopt ban ben ^oopafgbebjeew/
notb ban be 3äewbe gbcöanmn 5ön / b« tn ben lt;©o?togb btenben: öet
löeïcbe nocötan^ beöoo?be te oöefcöteben/ en foube sö^feOf^t 5ijn/
tnbien
ben lt;©o?loöö en iäcösö^^bienfi tegöensJ be boojtoaetben ban öet ^teu?
toe 0eebonbt göeiïceben öabbe. fn be cecöt Öter booten genoembe a?^
ötnantten/Lib.s.cap.jz.öanbeltbte^cÖJÖtoecbanbensöenen/toeïcfee
tn ouben tijben pïacöten tot ben l^oop toe-geïaten/oft baet ban berfloo?

ten te toetben; Een Soldaet die begheert gedoopt te wefen, fal men leeren,
dathy fich van overlaft en befwaringhen onthoude, met fijnbefoldinghete
Vreden zy. Indien hy fulcks ghehoorfaemt, fal men het toe-laten. Tertullia-

nusinApoiogetico,fïgt;?eetbenbeinbennamebeKCö?tp«ett/fepbt: Wy cap4i.

varen oock met u-lieden te Schepe, en dienen met u ten Oorloghe. I^OJtjS te
boojenöabbeöpgöefepbtt
Wy zijnuytheemfche, en hebben onder u alle .Cap.!/.
Oorden vervult j uwe Steden, Eylanden, Sloten, Vrydommen, Vergaderin-
ghen , ,jae felfs uwe Leghers.
3|n\'t felfbe 5eoecb Öaböe ÖP becteït / bat be
aaepfec M.
Aurelius, boo?\'tbtbbert ban be«|lenen/ een ïïegöen öabbe
wctoo?ben» [^tet
xiphiiinus ban befe lijlb?ie:3 ^n\'t^oetb banbe
Sl?/*?^ fepbt öp/bat be ^ölbaet/toelcbe be ïscoone öabbe toetö-setoo?^

y«^fommtgöe ^olbaten / boo? ben j^ame?tflt be to?^
menten en boo^gb^ïeben öebbenbe/ öebben ban be ßeccße be felfbe eete
met be anber »eteiacen ontfangen: onber toelcbe getelt toerben ooeïi
»?ie mebe-göef^wn ban
Pauius, [ j^oegöt öter bp feecber .i^olbaet ban
eor^ims göeboopt/ toaer ban bp Ado bermaen toerbt göebaen ] onber

«en ttepfer Deaus : al^ Cerialis, Marinus onber Valerianus; bÜfttSÖ Oïl\'
JJ^\'^urciianus, viftor, Maurus en vaientinus j een «©berjie ber .i^olbatett
SJJJf Maximian US j otttreut be felfbe töbtMarciiks , een lop-man ober

Severianus onber Licinius. Cyprianus fepbt ban Laurentinus en
Krüphquot;^ \'^^\'■\'canen: Sy-luyden oock eertijdts in ds Wereltfche Leghers ten
JgAedieoende, jnaer waren
Geeftelijcke Krijghfluyden Godts, door dien

G ?

-ocr page 110-

{y den Duyveldoor de belijdenifie Chrifti overwinnen , hebben door haer
lijdeü verdient de
Palm-tacken en Kroonen des Heere■^ Orn fijeCUpttSS

cpmamp;aer/ toatamp;eaïgöeiwpneCgJtfïettamp;epJït/ oocïieertiatbe^epferjs
Cfi?tftenett toaren/ban öett lt;©ci?io0ïj gebo4t imfu aï-bim be
ftenen tn bte ttiben ntet gaerne bp be galsf-gOececDten gïjebjeefl 3bn / bat
en moet on^ ggeen bjonbec geben/bebjijï meetïen-tijbt ober ben CöJtjïe^
nenfeïfsf btefententie gbebeïtbjerbe/ enfpterboobtbecoojbeeïtbJtec^
ben. \'S^aetr-en-bobenfoobjacenbeïi^omepnrrtje 3©etten oocfe tn anbe^
ren btngen toat Darber / aljs be €fi?tfieïijcfee facbtmoebtggepbt bjel feon^
be berb?agljen / fiet toelcfee aïleen imt Det
siiamanfche ïiaebtsf-beftbepbt
gfjenoeggfaem fean Wijcfeen. (4O iBaer naebat
Conftannnus be €f)?t|ie^
Ijjcfee laeligie beeft beginnen toe te tlaen/ en te bebojberen / foo en jijn be
ijaïsJ-ftraffen baer boo? niet opgbebouben. ^atmeeriö/
conttantmus
felf^ beeft onber anbere 3©etten oocfe eena©etgöemaecfet/ bie in ben
Codex flaet/ onber ben i€itulban be ggene/ bie gare «i^uberss oft Kinbe^
ren ggeboobt gebben/ bat men fuïcfee «©uberen oft ï^inber-moo?ber0 in
een aieberen facfe foube naepenaï-goe-toeï gp anberssin\'t firaffen feer
facgtmoebtgg tu ggebjeefl / tn boeggen bat gp ban beeie 3^iflo?p-fcg?9^
Mm beflrafttoerbt ban al te grootenfacgtfinniggepbt. (5.) ^ier-benef^
fenjS foo geeft gp in fgn Eegger beel Cgjiflenen ggegabt/foo be l^iflojten
ggetupggen/ en geeft ben llame Cgjifii in fgn ©aenbelsê ggefleit ©an
bier tgbt af t.^ oocfe ben €ebt ber ^olbaten beranbert op fulcfeer fo?me/

alfmen bie bp Vegetius binbet: By Godt, Chriftum, ende den H. Geelt, en
by de Majefteytdes Keyfers , die het Menfchelijck^eflachte naeft Godt moet

béminnen en eeren. oênbe men leeflniet/battet boen ter tgbt/upt foo bee#
ïe 25i1ftgoppett/onber be iweltfee batter beelebjaren bie allerganbe fbja^
riggebenen\'tgartfleboo^beCöJiflelgcfeeJSeligie uptggefïaen gabben/
een 5P ggebjeefl/be toelcfee/oft
conftantinum gantfcgelgcfe ban a le galsS-
flraffen/ enbanbenlt;©03logggantfcgelöcamp; / oft beCg^ifienenbanten
lt;©o?loge te bienen/ boo? bertoonen ban be b?eefe ber (©obbelgcfee gram^^
fcgap/foube gebben afgefcg?tcfet/ baerber nocgtanjs beele bjaren/bie feer
ftrengge op get leben letteben/ enbe tuggtbooi-flonben/ enggeenftnsS
ober
\'t gooft en faggen bie binggen / toelcfee get ampt en plicgt / foo ber
3^epferen/alsf anberen betreften: ^oobanigge alss Ambrofius getoeefl
ten tgben ban
Theodofms, bie in\'t 7 .Sermoen albujs fp^eecfet: oorio^h

cap.zj. te voeren en is gheen mifdaedt, maer omdenbuyt tekrijghen isfonde. «JBtt
banbe^^licgten: Defterckheydtdieoftdoor Krijgh het Vaderlandt verde-
dight teghen derouwe Menfchen , oft te huys de fwacke befchermt, oft fijn
mede-gefellen teghen de Moordenaers, is een volkomen rechtvaerdighcydt.

ïDit argument mgn^ oo?beel3S foo feracgtigg/bat tcfe niet meer en be^
geere. s^ocgtanis en isf mp niet onbetouff / bat bicfetoils^ be 25tfTcgoppert
en be ggemepne €g?iflenen (6,) be firaffen / tnfonbergepbt bie ben gal^i
aenginggen/afggebebengebbenï
€n bat oocfe bie maniere i^ ingeboert
getoo^ben / bat bie gene / toelcfee tot be löercfee garen toeblucgt
genomen
gabben/ntet toierben toeber uptgeiebert/ aijs onber belofte bat fp \'t leben

begoM^

Lib.i.

-ocr page 111-

aeöouöm fouöen/ C^ict Chryfofthomum iti\'t 1(5. Dstt öeÄlöett. Coit^
ttUumöannbsp;Cap.5. g^e3©etmï^tftaottöe«/Lib.6.xit.j.i^.

m Lib. 9. Tit.2 cap. 3.3 en bat bte om öare mtfbabett söeiJanöBen jaten/
wtrent ^aefcöen lo-s söeïaten toterben:
IL. rnme. c. è Epifr. suée^tk.:
enbtersbeïöcöe btnßöenmet oDmertfeenoberlepbt/
lÄ^Äquot;\' Ö^t mercfe-tepcfienen ban Cöjt^eïiitlfee (©oebigöepbt
Söelegöentöepbtban goebertterenöepbt toaer-neemt/ en b?
j bocD ntet ban een ööemoebt bat aUeBalö-bonntffen ber=
«ttberoojbeelt: baerom ootfebtetoelbabenbantijbenenplaet^
fen/en boo?btbbtngöen felfss/ boo? feecfeere ercejjtten en upt-bebingingen
3ött göemattgöt göetoojbem [^tet be felfbtgöe bp caffiodorus, Lib. 11.
quot;P-40. entnfonberbepbtbanbeläercMöcße b?p8epbt tn decreten»]
Jtertoerpenonsfommtgöe tegen ben canon ban\'t Niceenfche syno-
aiis , toelcfee aïbUjS ïupbet: Alle de ghene, die door de ghenade gheroepen
Zijnde, voor eerft haren yver oft gheloove getoonc, ende den Krijghs-gordel
afgeleydt hebben , doch daer naer als Honden tot haer iiytbraeckfel weder-
ghekeertzijn
5 in dier voeghen, dat fommighe oock geldt daer voor gheven,
endoor giften fich wederom ten Oorlogh inkoopen , defe laet naer gehoor
van drie laren, thien laren legghen. Endein alle defen moet ghelet werden
op het voornemen en maniere van boetvaerdigheydt. Want alle de gene die
met vreefe, tranen, lijdtfaemheydt, en goede wercken, harebekeeringhe on-
ghevey nfdelijck becoonen, defe den ghefetten tijdt van\'t ghehoor vervullen-
de, fullen dan eerft de ghebeden deelachtigh werden, en daer nae fal den Bif-
ichop gheoorloft zijn, wat fachtet met defe te handelen z doch die haer foo
tuflchen beyden aengheftelt hebben , dat fy meynden dat een Kerckelijck
kleedt genoegh was tot hare bekeeringhe, defe laet den beftemden tij dt gant-
fchelijck vervullen ende uythouden. ^Ileett be ttjbt ban bertÖten ^aren

belt. €nbebuptenttoiiffeltoertergeïjanbeltban1lfgoberöe. (7.)3©ant
battnbenboo?gaenbequot;tt
n canon bermaen toa^gßebaenbanbetöben
Licimi, niQ^t ^^^ öouben bat
in befen Canon ^tl-ftoögö?nbe berljaelt
L öB^iöcft btcfttoil^ be mepningöc ber bolgöenbe canones öangöt
aenbenooagacnbe. ^tettot exempel ben
n canon ban\'t Eiibertinfche

Concilium. 3(©ant. Licinius (\'t 5Ün be toOOjbeU ban Eufebius ) omfloegh
de Soldaten van haren dienft, in ghevalle fy de Goden niet en wilden offeren.

(«O toelcöe oocït luiianus baer naer Beeft naegebolgöt ; baerom ban
Wen ban
viftricius en anberen leeft/ batfp ben ^rjjdjs^-go^öe! cm
Ht totUe toecB-SÓ^^ïï?^^« öebben» ^et felfbe öabben eerïöbïiÈ ggebaen/
fïfc ^ Diocietianus tn lirmenten/ öupfent/ öonbert/en bier/ban toeleven

bermaengöebaentoerbt: oocBm €gppten/

Arft

onbei:

-ocr page 112-

mhtt Licin b cett-macï/ boo? bjartgö ban €onfctgt;ntte/ben MtiMM^p
m toe(ö-3ï!etoo?pett ïjabben/ïionben göeen toe-gangö tot ben ^rjjgö^-
bienfl toebetom öebben/ afó boo? \'t berlootöenen ban öet cö?tfïelötfe ge^
ïoobe; De toelcöe/ nabtenfe foo beeïbja^/al0 be boo?tge baebt göetupgö/
be/ban grootec feenntlïe ber €»obbeïijcïiectottle/baecom foo toerben oocfe
mu afbalber^ ftoaerber göejiraft/ aW öie Qljmt/ banbjeicfee beboo??
gaenbe
Canon göeöanbelt öabbe/bie bupten pergcßel ban öare ïeben/og
öoeberen te herliefen / benbsp;ßeltgie berfaecfet öabben. ^otïï

ben Canon bie topaengetogen öcDöen ban allen l^rjjgö^ötenfï in\'t gross
en algöemepn upt te leggöen/ftrööt tegensf alle reben. JBant be ^tJo?te
aftetupgöt opentlöcß/ bat m befe/ bie onber
Lidnio ben ïsrijgöss-btentï
berlaten öabben/en foo langöe
Licinius regeerbe/ bien ntet toeber aenge?
nomen öabben/ op bat fp öet Cö?ilt;ten geloobe niet
fouben fcljeiiben^/ban
conftantinus in Öaer feeure göeflelt W oftfe ban ben jörpgö^-iïlettd totl^
ben b?p 5ijn / oft öaer toeber tot ben felfben begöeben: \'t toelcfe ongöe?
ttosjfTeltUeelegöebaenöeöDen. ^aer jöttber ootft bie ben 5©?ief ban
Leo ongs bOO?toerpen / be toelcfee fepbt / dat het ftnjdt teghens de Kercke-
lijcke regulen , nae dat men boete ghedaen heeft, fich te begheven tot den

Wereitiijcken Krijgh. iBaer men moet toeten bat in ben göenen bie boe?^
te beben / foo toelaljStn ben lt;©öee(lelöcfeen en lälootlet-lupben toterbe
berepfcöt/ niet een leben bat eenigöftnsf €ö?i|lelijcß toa^ / maer ban een
fonberlingöe repnigöepbt / (9O op battet foo groote boo?gaenberjS / ben
anberen boo? öaer ejcempel toefen fouben tot beröeteringöe/ai^ fp toaren
totfonbigöengöetoeetl. ^nfgöeïöcfeen inbe alber-oubtflegöetooonten
ber ï^ercfee/ be toelcfee/op batfe boo? een öeerlöcfeen naem aengöenamer
fouben 3ön/göemepnelöcö Apoftoiifche canonesgftenaemt toerben/ijS in
ben
s i Canon befïOten l Dat gheen BifTchop, Ouderlingh, oft Diacon, fich
ten Oorlogh en begheve, behoudende te ghelijck het Roomfche ampt, en de
Priefterlijckebedieninghe : Want wat des Keyfers is, komt den Keyfer, en
wat Godes is, Code toe.
3[©aer mebe felf^ Betoom toerbt/ batben€ö?i^
fienen/bie nae be eere be^ l^ercfeen-bienfl niet en öaecfeten/ben iärögö^-
bienflntetberbobenentoasE. i^ocömeer/ foo toterbt oocït berboben tot
^äercftelijcfee bebieningöe toe te laten be göene/ bie nae öaren ^oop/ oft
«©berljepbt^/oft^rögö^-ampten betreben öabben/gelpcfi men fien fean

«pt be ^?ieben ban Syricius en Innocentius,enÖetConcilium van Toledo.

(10.) 3©ant be ^Kercßelücße toerben uptgöefeo?en / niet upt be göene btj

14^11nbsp;whj\'yyt\'yyu.ivm jjhwm«-»« vut» vvt» |vvvnbsp;*

ttiaecïït leben, ^oet öter bp / batbe berbinteniffe banbeniärtigö/ en
ban fommigöe i®agi|lraetss-ampten/ buurbe
alle-tööt ; maer bie öae^
begöeben öabben tot ben tepltgöen bienfï/ en
moflen boo? göeen anbet»
fo?göe / en bagöelöcfefe beßommerniffe baer ban afgöetrocfeen
toerben.

[^iet ben Canon ban\'t Conciliura van Mentz, Öp lt;^rananus, Tit. Nechr0

vel Momchi. ] lt;©aerom ootfe be fefïe Canon o?bineetï/ bat geen SStffclloï?/
ö^ubcïïingö/ oft ^taften/ eenigfie töblöcßebeöommeringöen bebiene gt;

en

-ocr page 113-

tn öe taeötßtttisötlc/ bat Dp ficö m sfieett ïgt;uWöflïue fiebientttöß cn flcsc^

m: cn öc fcfte onöcc öe Africaenfche canones, bat fip \'tößtotnöt ban an^
Oer tupbcn faften ntet aen en neme/ [^tet ben ^?tef
Hierony mi aen Ne-
ponanus] ttotg boo?fp?aecfe ban ïïetï)t-faecïten Debtenc: alfoo oo?beeït
öat ïiet ongöeoo?loft 3p/ be felfbe tot ©oogljben teflellen.
\'ïttfe mepningöe bebben bjp Set
uptöljeb?ucbteoo?beel
Der 3äerme/in\'t eerfte
Arelatenfe Concilium, bat geljOUben onber Con-
Pantben berben Canon ban bat Concilium mu alhmt

van aele die de Wapenen aflegghen in tijdt van vrede j M\'erdt goedt gevori-^
^n, dat die haer füllen onthouden van de ghemeynfchap j batiSf/btcbcn

Jo?l0öb berlaten bupten töbe ban berbOlgingöe. (nOïBantbatga^
ben be Cöjiftenentefeennen onber ben naem ban©?ebe/ gbeliicöalsf
blDCßtupt
Cyprianus en anbcre. Eaet gier bp bomen\'terempelber
mrijgijfiupben bie onber
luiianus bienben / enbe in be CbJifielijcbe
ugie niet toepnigö Dabben toe-gDenomen / al^ be toelcbe bereabt toaren
Jit» Cfi?ifti bJille te flerben j ban be mim Ambrofius albus^ fp?eecltt:

De Keyfer lulianus, al-höe-wel dat hy een afvallighe was, hadde nochtans
Chriftelijcke Soldaten onder hem : de welcke, als hy feyde, voert uweflagh-
ordere aen tot befcherminghe van de RepübHjcque, foo waren fy hem ghe-
hoorfaem j maer als hy tot haer feyde: Treckt uwe Wapenen tegens de Chri-
ftenen , foo erkenden en ghehoorfaemden fy den Hemelfchen Keyfer. ^00^

bantgD bjajs oocfe langDe te boo?en gDetoeefi Det (CßebaenfcDe ïSegiment
w l^epHcgDer/ ftet toelcfee onber benläepfer
oiocietianusban zabda,
ben bertigDflen 55iffcDop ban ^erufalem/ be Clj?iflelöcfee i^eligieSab=
öe ontfangfjen/en baer naer een eeutoigD gljebencfetoaerbigD p?oef-fiucfe
ban CD?ii;etücfee fiantbafiigDepbt en berbjaegDfaemDepbt/ \'t toelcfe top
öler naer füllen bertellen / fieeft naergDelaten. i^ter ter plaetfen fal onsï

—ïjy •.•v^k^v.^i.ii. wvtuavv yi^«. niiifui. wan k^K^Hnbsp;(lt;%iuigt;.iatpi. »nbsp;3,

gp u op/ tegbenss allerDanbe ©panben/ onfe Danben / be toelcfee top on^ „
SÄ?? öouben met Det bloebt ber onnoofelen te befmetten: onfe,,
ïSnÄ^!? feonn^becDten tegens be «©obtloofe en ©panben/maer „
SS?en 55urger0 niet berfcDeuren ^ on^ gebencfet „

öauot gtjenomen: mtt fttiiheti aife-trthf frofin^ïrtrth«- v^^,nbsp;.

lÄÖ toe onsf loon getoeefl ban alle periculen: mp

f ftt rM«?;^.^« tó MiP üiPituMuiiöö^POi:; Boe luuen mp oie legenp u
nKif «t öen ^epfer) feonnen Ijouben/ foo toöfe aen onfen eobt
met Doubenl Bafihus fpjeecfet albu^ ban ben ouber CD?iflenen: Onfe;

voor j quot; hebben dedoodt-flagen die in den Oorlogh gefchieden,
gene foolt-flagen gereeckent j houdende die voor ontfchuldight, de

rVeTm ,nbsp;^^ eerbaerheydt en Godtfdienftigheydr.

foude nSr/ƒnbsp;• ^nbsp;Tertullianus ban be Wc : Wie en

«e werclilijcke Gherechtigheydt hooghe achten, welcke oock

^nbsp;d\'Apoftel

-ocr page 114-

d\'Apoftel betuyght, datfe het Swaerdt niet te vergheefs en draeght j welcke
tot voorftandf van den Menfche, wreedtheydtghebruyckendc, Godtfdien-

ftieh is. en aen Den ^taötöautiec seapula : Wy en yerfchncken u met ge-
li ick wy oock niet vreefen : Maer ick wenfchte dat wijfe alle mochten faligh
maken, vermanende teghens Godt niet te ftrijden. Ghy kondt
oock wel het
ampt uwer lurifdiftie bedienen , en met eenen der befcheydenheydt ghc-
denckeo , al waer\'t maer om dat oock ghy-luyden felfs mede onder het
Swaerdt ftaet. (2..) Tertullianus ban Öe ^fiföOÖerUe: Tot de Kercke en wer-
den niet toe-ghelaten die welcke kunften oeffenen , welcke de Goddelijcke
Leere niet toe-laet. Auguftinus ban\'t öeïOOW en ßOebe hjeïCben Ï Hoeren
en Batament-fpeelders, en allerley andere Meefters der openbare fchande-
liickheydt j en werden tot Chrifti Sacramenten met toe-ghelaten, ten zy dat
fy van
fulcke banden ontbonden , oft die verreten hebben, ©^een

ment-fpeeïbec fiet een ejcempeï W cyprianus in fan 65^^enbt-b?tef-
S icöecmec^ / JSofFianen / ^nftoopecs bec^ïacftt-ofrerbanben/ bï?
Tertuiiianus. Mn m ©oecttian in be Cictenfe fpeïen/b? Auguftmus.

(ï.) let bietbe Concilium ban Carthago : Een Biffchop, fchoon ^er toe
gheterght zijnde, moetom geen verganckelijcke dinghenpleyten. J^OeaÖt
lier bp Ambrofium ban be i^ïitöten / a 25oetb / taju zu €n Gregonum

Magnum,2 250eCb/Iud.ir.Epift.nbsp;vnbsp;r^

(4.) 3®elcberss(IrengiöSepbtbe =^epfer Admims berfatfiwt8eeft/aï^
Spanianus berfiaelt. mt bebJö^ banbe Ijarbtgöegïtber Jomepnfebe
a©etten/bientooc6/bat be feïbe gbebieben/bat een ^ïabe öbeen gbetup^

gbentffema(Bsöebett/banööepilntöÖt5Öttbe.

Cy.) Zonaras: Hy toonde fich goedertieren teghens de ghene, die hare
quade leven hadden verlaten ; dewijl hy fey de , dat men een kranck en ver-
rot lidt moet af-fnijden, op dat de befmettinghe met en verderve de ghefon-
de leden:
maer niet het lidt dat nu, oft al ghenefenis , oft ghefondt werdt.

^iet Eufebium tnebe ï mm €fl?tfienen ban te groote fatöttsbepbt
^nftantius gßeblaegbt Ijebbenj en alfoo btnbt men b? ben Itgo?/-
fcö?0bee
saxo, bat be ^enen gbebaen öebben ban ben l^ontngö He-

raldus.

(6 ) Auguftinus : Het Ampt des Priefters is , te bidden voor de mifdadl\'

she.\' ^n fnne 253ieben 5iin beel betooningen batt befe goebigöepbt.

. (7.fsimeonMagifter, in\'t bO?t begrijp ban bten Canon: Die, als haer
gheweldt werde aenghedaen , hebben ghefchenen te wederftaen : maer van
de Godtloofheydt overwonnen zijn, en den Krijghfdienft weder aengh.eno-
men hebben, fal men thien laren af-houden.
felfbett ftn battbefe Cz-
nonbjerbt ooch foo uptgöebjucbt ban
ßalfamo , zonaras, ettKuffinus.

(8!)°a©eïcbê be öoogölle mtfbaebt/be öoogöfle fcöuft ö^fer eeutoe/bart
Tertuihanus, tn\'t 25oectf banbe 3lfgoberije / genaemt toerbt Cypnanus»
Epift. 1
noemt öet be alberftoaerfle en uptterfte mifbaebt.

(9.) Sulpitius Severus: Ghewiffelijck hadde als doen Licmius, dewi)fiy
tetïhens Cooftantinum ftreedt om het Rijck, fijnen Soldaten gheboden te ot-
onbsp;feren •

-ocr page 115-

feren : die\'t weygherden , omfloegh hy van den Krijghs-dienft. Om defer
oorfaecken heeft Valentinianus, die naemaels Keyfer gheworden is, onder
uihnianus den Knjghs-gordel wech-gheworpen. Defen en is niet ongelijck
t gheen Viótor Uücenfis verhadt, datter veele onderden Coningh Huneri-
chus, den ereltfchen Krijghs-dienft verlaten hebben, om datfe verkoppelt
wasmetdeArnaenfcheKetterije.

van on\'ph ^^ ^mötamp;jiff ad Knfiicum: Die verghevinghe begheert
Infrlf. f.nbsp;dinghen, moet oock fich onthouden van veele gheoor-

nttirtTt rquot;!) • ïis^nïe^flinöeit 252tef öer SdtfTcBopjpeit/ am öm^o^

Een yder moet foo verre de gheoorlofde dinghen van
iicti at.fnijdea , als hy ghedenckt dat hy oock de ongheoorlofde bedreven
neek. öe puntten CaroliCalvi: Een yder foecke foo veel te grooten
gnewin en aenwas der goede wercken, als hy hcm felven door fijn fchuldt
grooter fchade aenghedaen heeft.

Eufebius, 7.. Bemcnßat. ftefcßjöft ttoeeuetlep lebenöec
uenen/ öet een bolmaecßt/ öetanamp;eire toatmtnbec ^ ötcin\'t ontierfie
3ön/iiat öte onöec anöecen/öen aöenen öie retötUaetöelöcö ftrntren/aen^
lögfentoatfeöoen füllen.

ts^ilXl quot; ^ ^^ lt;©uöerKttööett / ^iatonett/ en \'t ^mm
Snbsp;tft(€ucnem ;©oet mt ftp i^emmiuir. c.éEpif-

(13.) Tertullianus ban be SllfgOberÖe t lae felfs, hoe fal hy oock in vre-
^s-tijdt ten pijghe dienen ? ;©e felfbe ban\'t blieben ber betbolginööen:
wat Oorlogh heeft onfen Vredeandersj als devervolginghe 3 Cyprianus,
Jtpilt. IC. Als onfe Moeder de Kercke te vooren eerft vrede van de barmher-
tigheydt des Heeren fal ontfanghen hébben. Epift. 22. Als de Heere fal be-
gonneri hebben fijner Kercke fclfs vrede te gheven. Epift. 31. Dat de Kerc-
Ke vrede moet verwachten van de ghevallene. Delanghe vrede hadde de
tught verdorven. Sulpitius Severus : Terwijlen Anthoninus Pius regeerde
heeft de Kercke vrede ghehadr. €n tetflont baec naer : Maer acht-en-der-
ifüJ^\'unbsp;Ghriftenen vrede ghehadt. €ntent9bßbartConftan-

quot; ^^^^^^^ftj^fe zijnde, ghenieten wy vrede. In\'t
det jdefv?n^^d De vervolginghen des ChriftenVolckJ, endaefnae

Htt

-ocr page 116-

Het derde Capitttl.

Verdeylinghe der Oorloghe: datter is een Publijcque
Overheydts Oorlogh. en een particulieren Oor-
logh van ghemeyne Luyden,

I.nbsp;Afdeylinghe der Oorloghe, in openbare, en
byfondere. oft particulieren.

II.nbsp;Dat niet alle Oorlogh van particuliere per-
foonen, nae dat de Gherechts-banckenVer-
ordent zijn, ongeoorloft
zy, na \'t Recht der
Nature, werdt bewefen, oock met by-voc-
ginghe van exemplen.

III.nbsp;Oock niet felfe na\'t Euangelifche recht,
met bcantwoordinghe det teghen-werpin-
ghen.

IV.nbsp;Verdeylinge van den openbaten gemey-
nen Oorlogh, in die weicke folemneel, en
minder als folemneel is.

V.nbsp;Oft dat een Publijcque Oorloge zy, weic-
ke ghevoert werdt door authoriteyt van een
Overigheydt, die het opperfte ghebiedt niet
en heeft, en wanneer.

VI.nbsp;Waer in dat de Burgherlijcke macht bc»
ftaet.

VII.nbsp;Welck de hooghfte macht zy.

VIII.nbsp;Wert wederleydt de meyninge, weic-
ke houdt dat de opperfte macht alle-tijdt
by \'t Volck is, en werden de bewijs-tedenen
wederleydt.

IX.nbsp;Werdi wederleydt de meyninge der ghe-
ner, die doorgaens flellen een onderlinghe
onderwerpinghe van den Koningh en het
Volck.

X.nbsp;Om het rechte ghevoelen wel te verftaen,
werden eenighe waerfchouwinghen voor-
ghtóelt. Waer van de eerfte is , dat men de
gelijckheyt van woorden moet onderfchey-
den, daer de faken onghelijck zijn.

XI.nbsp;De tweede is, dat men moet onderfchey-
den het Recht; en de maniere, lioe dat piejs
het Recht heeft.

XII. Werdt bewefen, dat fommige opperfte
Rijcken volkomentlijck gehouden werden
3
dat is, datfe konnen vervreerat werden,

XIH. Sommighe niet volkomentlijck.

XIV.nbsp;Sommige geen opperfte gebiedenvoi-
komentlijck; dat is, datfe vervreemt kon-
nen werden.

XV.nbsp;Dit onderfcheydt werdt beveftight, door
het onderfcheyt, van een befchermer te ge-
ven in de Koninghrijcken..

XVI.nbsp;Dat de opperfte macht niet wech-ghe-
nomen werdt door de belofte j\'datfe noch
van\'t Natuurlijcke, noch van\'t Goddelijcke
Recht zy.

XVII.nbsp;Dat het opperfte ghebiedtfomtijdts
ghedeylt werdt, \'t zy in onderworpen dee-
len, oft in machtighe.

XVIII.nbsp;Doch dat fulckfrevenwel te onrecht
daer uyt befloten werdt, dat de Koninghen
(bmmighe hare daden niét willen voor vaft
ghehouden hebben, ten zy datfe van eenige
vergaderinge eoet gekent werden.

X IX. Dat oock fommighe andere exemplefl
te onrecht hier toe getogen werden.

XX. Waerachtighe exemplen.

X X I.Dat een,die aen een onghelijck verbont
gehouden is, het opperfte ghebiedt hebben
kan: met oploflïnge der tegen-werpingen.

XXI I. Oock die tribuytbetaelt.

XXIII.nbsp;Oock die Vafallen zijn.

XXIV.nbsp;Ondetfcheydinge van Recht,en oef-
feninge oft gebruyck, met exemplen.

€ eerfle euölöer-ttoobiööfleafliepltnöfie ban ïrcti lt;©o?iogö t^
befe: jatter ijS een particulieren lt;©o?loöÖ Uan pquot;ve perfo^
nen/ eenpubltlcauett algöeniepnen öft openbaren lt;©o?logD/oft
ban bepben ggemenget. ©penbaren oft bet lt;0emepnten
ïoaö is / bjelcfee ban bien gfteboert toerbt/ bie ^urifbictie oft ööebiebt
Seeft: ©arttculieren oft bpfonberen lt;©o?los8 i^s gefteei anberjef. we ge^
ntengöben «©ojlogft/ toelcfee eenfbeelss ijS openbaer oft goemepn/ anber^
beelö particulier oft bpfonber/ oftbieeenfbeelsfboojbelepbtber Wj
rigöepbt/anberbeelis boo? particulieren gïreboert toerbt* ^ocö laet ort?
banbW#o?logö tuffcBen particuliere atupben/ toelcamp;ebe oubtfleip/

eètit

-ocr page 117-

«ctpantieïemJamp;atfict aöeoojïoft tufcDett uartttwïww öpfojiöm
perfoomn cem^en «ü^ojïogïj u boccen i foo beeï Ö« J^etöt bec jlaturm
ÏÏZSfï/Jl^ï^r^VÖ«?^ bcbcncben^ oenoegfifacm upt m ööenctop fjiec
SSf Öebben/ baer bj? bebjefen öebben/ bat öet tesöen^ m

batpemanbtöetonsöelöcß/\'ttoeïtft
SSSKS^\'^^Sebaen/ oocb met gsbjeït aftoere. ^otö motöte pemant
«^«Pttcn/bat mtm nae bat be openbare
oEJerecöt^-bancben
en berojbent sön/met langöer ööeoo?loft 5p: 3©ant aï-öoe-
S«; JP^bbare ööerecötsf-plegtncöien ntet ban be nature / maer ban be
Squot;»töeïi)cbe baebt en tnfleUmgöe öer-ftomeUi betoöl öet nocötansi
geei eerlgcfter iss / en tot rufte ber ilenfcöen bo?beriötöer / bat eener bte
»aer in niet söeraetftt i^/boo?beeï nocö «abeel b^ öeeft/ femniffe ban fa^
«en nemen / al$s bat eltb particulier perfoonop fönepsöenöanbt/ bie
jeei-tobtjSöaer felben te feer beminnen/en öaer epgen boo?beel foeeben/
juicbss metber bupji recöten/ en öaer felben to?eeeften foo leertfelf^be
Wlincftöepbten be natuurlöcbe reben/ bat
men foobantgcn loflücben tn=;
jettingöe beöoo?t te onbecöoubem
Paulos be ssecötsj-ööelcertfe ftemt

fulCb^tOe: Men moet elck een niet toe-latenop fijn eyghen goedc-duncken
te doen,\'t gheen opentlijck door de Overigheydt kan ghedaen werden ; op
dat
fiilcks gheen geleghentheydt gheve meerder oproer te verwecken. Dit is
de oorfaecke, fepbtbe^OningÖ Theodoricus, dat het Heyligh ontficht der ƒ N»» #
Wetten
ghevonden is, dat men niet met eyghener handt, niet door eyghen
aendri j ven beftaen fouden. Want wat verfchilt den geruften vrede, van een Laf nb 4.
Oorloghfche verwarringhe, by al-dien de twiften door gheweldt ter neder- ^V\'ß\'\'*-
geleyt
werdein ? (ßn be 3(©etten noemen bat gewelt, foo wanneer yemant,
\'t gheen hy
waent dat hem toe-komt, niet door den Rechter weder eyfchr.
[^§tetben felsen läoningö Theodoricus in\'t Ediifl, cap. 10. en Ï S4.1

lt;©öetoiffeltjcftbaereni$fnietaentettoöfelen/oftbeb?pöepbt/bjelc^ ii.
Ite be jBenfcöen öabben/eer be
«©erecöt^-plegtngö^n tttgeboert toaren/
5P mertbelöcö ingöctogöen en bepaelt. ^otötanjs göebeurt öet nu ooeb
nocö/batfe öaer plaetfe öeeft/ te toeten / baer be lt;i5öerecötsS-pkgingöen
Jtifófiaenj 3®antbea©et/ bie baer berbiebt/ bat men öet föne nietfal
foemen te bcïigöen fonber ïletöt / moet beguamelücK berdaen toerben/
« aïfmen tot öet ßecöt fön toeblutöt ban nemen. 3|et mtU nu
flaet fttlle/oft boo? een feer feo?te toijle tijtsf/oft boo? alle töbt. (u) mm
t5ttïto?tetoöfe flaet öetïSecöt fltlle/ baer men ben jSetöter niet ban
bertoacöten/fonbec getoiffe peröcbeï oft fcöabe. ©oo? alle tjjbt flaet öet
^lle/oft met recöt/oft met bet baebt. iBet reeöt alsf-ban / al^ pemanbt
X» tn plaetfen
bie ban niemanbt göe-etgt;göent 5ön: al.ö tn ^ee/ ïlBilber?
wiffen/onbetooonbe €planben/ oft foo baer nocö eenigöe anbere plaetfen
3ün / in toelcbe göeen ^tabt oft ssojgöerfcöap
tsf. HBet ber baebt flaet
«etïïetöt fltlle
/ bp al-bien be ©nbecbanen nae ben ïfïecöter niet en lup=^
Jccen / Oft
bat öet openbaer iW bat ben iSecöter bertoepgöert öeeft feen^
SÄ^®^ faben te nemen, \'t lt;0een top göefepbt öebben/ bat
oocb/na bat
w lt;©erecöt^plegingöen tngöebciecttoaren/ niet alleröanbe particwitej

1 snbsp;quot;

-ocr page 118-

ren oft bpfonöeren lt;0o?ïoöB flrijtit tegfjenjs fict Pleegt ber i^sfure / fiart
oocïi afööenomen toerden iipt öe 3©et/tfen ^oben gbegeben/ baer lt;©obt

Moiw. d,f- Molen albu^ fjpjeecftt / Exod.2,2. vers i. By al-dien eèïi-Biêf, betrapt
ITbiumv.t\'\'^? Huys-brake, alfoo gheflaghen werdt, dathy fterfc, foo zy de ghene, die
Knbsp;gh^fljghen heeftj des doodtllaghs onfchuldigh , tenware hetnudai^h

gheworden ware: want dan fal hy des doodtllaghs fchuldigh wefen. 3©ant

befe aBet foo foisöbnïbeUjcfi onberfcöepbt inabenbe /. fcöönt gantfcöe^
iijcft
niet alleen een onsDeflraftbepbt mebe te bieiigljen / maer oocß öet
ïiecljt ber 5^aturen upt te leggöen; en ntet göegronbt te 3ijn meentgO
bpfonöcr
öebel lt;0obts? / maer tn be algöemepne btllijcfeöepbt. daerom
to)joocïïftenbatöetattbere©olcfteren nagöebolgöt öebben* 3|eti0bei
fent toatin be iz Saeffelen ber €gt;ube ßoomfcöe a®etten (ïaet/ bupten
ttoölfel boa?tgöe{iomenuptöetlt;©nbe
Attifche ïSecöt: (i ) Soo yemandt

des nachts fteelt, en yemandt hem ombrenght, die zy met recht doodt-gefla-

ehen. ^ifootoerbtbteoocïi/ toelcïfefijh leben tegöens?een befp?tngöec
èït göetoelbenaerberbebtgötö^eft/ boo?be a^etten ban alle ©olclten/
foo beel top ber felfber feennen/boo? onfcöulbtgö geoojbeelt* a©elcfte foo
openbare ober-een-|ïemmtngöe te bennen göeeft/ batter nkt0 tn begre^
pen 3P/ bat tegöen^
\'t JSecöt ber i^aturen lïrijbt.

[ V ermeerdenng. (i.) Servim: ad n, Mneid. op be toOOjben ♦ ln]um mama*
Tarc£. £y hebben ghenomen\'tgheen haer toe-behoorde. lt;èn ÖP Öeeft bß

termen ban\'t ßecöt geb?upcbt 3®ant be öanbt ergenjs op-leggen/ toer^
ben top al3$-ban göefepbt/ alji topfonbereentgö bebet bejsisecöterss aen^
tatïen \'t göeen on^ toe-feomt.
( j. ) soionis toooiben jijn befe: By ai-diea

yemandt by daghe fteelt \'t geen meer dan vijftigh Dragmen waerdigh is, die
fal men met recht voor de elf Mannen moghen halen; Maer indien yemandt
by nachte oock het minde fteelt, fal vry ftaen den felfden oock doodt te

flien. ©oegötöterbp\'tgöeenöiernaertn\'ti55oetfe/ falgfje^
fepbt toerben. ]

11 r. ©an liet bolmaecftter lt;©obbelüc6e 3Btlle-recöt/ te toeten/ ^t Cuan^
gelifcöe/balt be ftoarigöepbt grooter. 3[cb en ttoijffele baer ntet aen/oft
lt;j3obt/bte
Ober onsi epgöen leben meer recötjs öeeft/al$f top felben/ öabb«
onfe lijbtfaemöepbt foo berre ïtonnen uptflrecften / bat
toP ootfe tn\'t par^
ttculter tn göebaergöeb?acöt 3önbe/ onss lieber foubenmoeten boobt-
flaen laten / aljs eert anberen ombjengöen. jïSaer oft öpon^i foo berre
öeeft toillen berplicöten / bat \'t göeen top onberfoetfeen. €ot betogs?
bat onsi lt;0obt foo berre berbonben öeeft/ toerbengöemewtelöcfettoee
plaetfen bp-göeb?acöt/ toelcfee top bier boojen beröaelt öebben/ tn\'t ber^
öanbelen ban be algöemepne b^agöe
: Maer ick fegghe u-iïeden, weder-

ftaét den ghenen niet, die u oftghelijck doet, Matth.f, vers 39\' Rom.ü\'
vers r9. Ufelven niet wreeckende, mijn beminde, SJltoaer be EatÖttfCÖß
Dberfettingöe öeeft / U-lieden niet verdedighende, alderlieffte. berD«
Matth. ï6. plaetfe ijS tn be toOO?ben CÖ?tfii tot Petrum Steeckt uw* Swaerdt weder
in de fcheede ; want alle die het Swaerdt aengrijpen, fullen door het
Swaerdt

omme-komen. i^ommijjeboegöen öier bpöetejcempeïCö?i|ii/ bte booi

fp««

-ocr page 119-

fötte« bpanten ööefiojijen / Rom. 5. verff.8, i ©. €m onïicï tt
Cö?t|lcitm en ontB?eecfeentiec oocamp; geen/toelcße toel öe puBIijcgue open^
ßace ®o?ïosSien met bertoo?pen Deböen / maec be patttcultece en b^fon^
ö^^Öecmtnsöe boo? engôeoo?ïoftôljebouben öebben. ^e
tût booifîant ban ben lt;©ü?Iogö/Öcbben W te boo?en
SfS Auguftinus 5jjnbec nocö beeï meecbec en bïaetbcc / bjelc?
çnS «enneïöcft jön. ^ocöfoo öeeft be felfbe
Ambrofius gefepbt î

ha Knbsp;fchien feyde hy tot Petrus , als die twee Swaerden voor de Lih.i^. ,n

nandt^aelde, \'t is ghenoegh, als oft tot op den tijdt des Euangeliums toe ge-
ware gheweeft j in fulcker voeghen, dat in de Wet zy een onderwijs
van billijckheydt, maer in\'t Euangelium van waerheydt.
^tem / Op een an?
wec plaetfeî
Een Chriften , ai viel hy in de handen van een gewapent Moor- T^^oßc.i.
denaer, foo en mach hy hem niet weder flaen, als hy hem flaet. Auguftinusnbsp;^

fCÖ?ÖftalbU^ï Ick en berifpe de Wet niet, die foodanighe (ÜlOOjbenaeC^/ L-b.i deUb.
en anbece lt;6Öeb)elbenaeC3$ ) toe-laet te dooden ; maer ick en fie niet, hoe ^rb. wf. s-
^K die ghene, die dooden, fal befchermen.
gitem / Op ectt anbec plaetfe :
Den voorflagh van de luyden te dooden, op dat niemandt van haer ghedoodt Epiß.i^^M
en werde , en ftaet my niet aen ■ ten ware dat het by gheval een Soldaet wa-
re, oft die fulcks fijnes publijcquen ampts halven doen mofte : alfoo dat hy\'t
niet foo feer en dede voor hem febcn, als voor anderen, wettighe macht daer
toe vcrkreghen hebbende.
€n bat Bafilius ban\'t felfbe ÖÖebOelen 3P ööe- ran.^i-
toeejl/ blncbt göenoegöfaem upt fijnen ttoeeben ^enbtb?ief aen
Amphi- ^^ ^ 5.
iochium.
[Boeggtbaec bp ben Canon ban\'t Cor ciiium ban Orleans, ban
Gratianus bp-göeb?acót/ c. uit. imß, 13. qa. //.] ^ocööet tegen-flcöben?
be göeboelen / gfieUjcb öet gljemepnbec iss / en meec aengöenomen / foo
buncftt öet on^ oocfe toaecacötigöec te 3ijn / bat top tot foobanioöe Ujbt?
faemöepbt niet en 5jjn becbonben. 3©anton^ toerbt in ben €uangelio
belaft / bat top onfen eben-naeften füllen lief öebben al$s ons? felben/ niet
meer als onssfelben. !31ae baer een eöelöcfee quaebt ongs en een anber
ober-feomt/ en toerbt on^ niet berboben/ on0 felbenlieber te öelpen/ a]^
^quot;bere/geiijcfe top te boojen boo? \'t erempel ban
Paulus betoefen öebben/
2SLÖP ben regul en mate ber liefbe upt~lepbt. ( i.) ^BogöeUjcfe fal
mSft iÏïS^quot;Öouben / en feggöen : al-öoe-toel icfe mijn toelbaren meer
Ö^t toelbaren ban mijnen eben-naeflen/bat fulcr eben=
öeeft / öet toelbaren ongljelücfe isf i enïiat icfe
Î1nbsp;^Pööen leben moet laten / alö bat men foube toe-la--

f^iw^» quot;^r rnbsp;oTt oat DP KjaencoyneiijiR imis^ ytiu

felf^ ben göetoelbenaer boo? fyn mm
te befeeeren. ^at oocfe baer-en-boben fcöönt/
baLnbsp;beôoo?t in acljtingljetefeomen öet gebaer

-ocr page 120-

64nbsp;Het eerfte Boeck, van het

nftehjaöettt j \'t toeïcfe top oocft upt lofephus ftcn feonttenbati attbete
liieec^ bat fp cftebaett öeamp;öe»/ repfenbe upt fiacc ©abecïanbtnacbe
looft-ftabt / bctoijï be toegïjen ban be |Boo?benaecs onbepïtaD toaren:
\'t toeltfe be felfbe lofephus oocfe berOöeltbanben Cffenen/feer onfcftulbt^
ööelïlenfcöen. 3©ant flier boo? tfl oücfcfitebt / bat m Cö?tttu^ fepbe/
batter foamp;bantööen tijbt op Ijanben toasS / bat men een ftleebt foube ber#
ïtoopen om een ^toaerbt tebeïtomen
/Lucse z^.. vers 36. be 3lipoftelen
belöcfe sDeanttooo?bt öebben / bat in öaer söefelfcöap ttoee j^toaerbett
toaren: i^u toaren in bat gefelfcöap aeen anbere/alsï 2tpo(lelen. ^aer-
beneffen^ \'t göeen Cö?ttl«^ gefepöt öeeft/ öoe-toel öet tn ber baebt geen
gebobt en
ig/ maer alleen een fp?eecfttooo?bt/ te bennen göebenbe batter
ftoare ongljeballen op öanben toaren/göelpcft betegöen-flelltngöeban
ben eerfien tijbt / bie bepligö en boo?fpoeblt;gö toas göetoeefl/ btjpbelpcfe
te bennen göeeft/
vers j ^ ^sS nccötanjs foobantgö / bat öet fcötjnt göe^
fp?oten te 5ijn upt öet göene/ \'ttoeltftplagöt tegöefcljteben/ en batbe
gupotlelen boo? göeoo?loftötelben. m foo isfijan
cicero toelgöefepbt j

Voorwaer het en ware niet gbeoorloft Swaerden te hebben, indien het met
gheoorloft ware die in eenigerley wijfe te ghebruycken.
a©at be toOO?bert
belangÖt
/ En wederft aet niet den ghen en die u ongheli j ck doet, en móeten
niet meer in\'t generael en algöemepn göenomen/maer foo toel ingöeto^
oöen toerben/ alsi \'t gljeen bolgöet/ Geeft een yder die\'t begeert; \'t toelta
nocötan^\' onber befecjcceptte en bit Debingö te berflaen ts/foo tor^iet te
feer baer boo? benautot en beftoaert toerben: ^at meer t.«; t lt;©ebobt
ban te göeben bie öegöeert/ en toerbt niets bp-göeboegöt/ bat öet felfbe
bepaeltenupt-lepbt/ maer toerbt alleen bepaelt boo? be öillpcfeöepbt
f^lfSÉ I baer nocötans öet göebobt ban ntet te toeberflaen fijn uptleggin^
fjöe bp öem öeeft boo? öet erempel ban ben Üinnebatfe-flagö: alfoo bat
öet berflaen moet toerben ais ban eerfl foo nautoe te berbinben/ ais onS
foobanigljen ongöelijclt göefcötebt/ bat/ oft een l^innebacb-flagö ts/ oft
een l^innebaclt-flagö göelöcfe 3©ant anbers toare öet beter getoee J

te feggöen: Wederllaet niet den ghenen die u onghelijck doet, maer ttertc
liever , als dat ghy u met Wapenen foudt behelpen. ^nben25?ief tOtbert
Romeynen,cap
.i2.vers 19. beteptftentÖettooo?bt ekdikein,gant^
fcöelijtfe niet verdedighen, maer wreccken fich. lt;6ÖeliiC6 mebe Judith,
cap.i.versi.encap.z.vers r. Lues iS.vcrlï.7
.8.cap.ii.vers2i. i.ThelT.r.
vers 8. r.Petr.
2. vers 14. Rom. 13. vers 4. i.ïhelTal. 4. vers 6. «ïEtt f^l£«Sf

toont be tonnejcie enbe t\'famen-boegingöe bertooo?benoogöenfcöi)ne^

lijcftj toant te bOO?en toas göefepbt/ Vergheldt niemandt quacdt voor

quaedt; \'t toelcö ban een befcö?9bingöe is ban to?aec6e/en ntet ban fijnS
befcöermingöe. 55aer-en-boben foo bebefligöt Pauius fpn bermaninge
met be plaetfi? upt
Deuteronomio , My komt de wraecke toe, ick fal\'t ver\'

gelden. epgöenfcöap ban\'t l^eö?eeufcöe tooo?bt ö?engöt mebe / bat
baer boo? tojaecfegierigöepbt betepcltent toerbt / als mebe \'t
boo?n^men
in bte plaetfe te feennen geeft/ toelclt niet en löbt bat baer boo? alleen W
fcöermlngöe berflaen toerbe» 35elangöenbe\'tgöeentotPetru$göefepoi

-ocr page 121-

toCKöe / bat bßtba« toel m berßobt ban öet ^toaerbt te ööebjuptbett/
maerniettnööebaïbanbefcöermmeei a©am€Ölt|ïu0aïreebe banbe

^ifCtJJlUen Oöefepbt öabbe: Laet defe wech gaen: En dat, op dat het
woordt, \'t welck Efaiasghefproken hadde, vervult foude werden 5 van die
ghene, die giy tny ghegheven hebt, en hebbe ick
niemandt verloren, lohan.

tpenbeöoefbe €ö?tflum ootfentet te becbebisöettj
K^n quot;^l^tlöe ntet berbebtööttoefen. 3©ant baetrom boegöt ÖP W

V r U 00?fafie bp \'tberbobt: Sal ick den Drinck-beecker, die my de
vaaer ghegeven heeft, niet drincken ? vers ir. €nbpMattha:umfepbtÖpi
Hoe fouden dan de Schriften vervult werden, de welcke fegghen, dat het al-
foo moft ghefchieden ? ^00 toecbe batt Petrus ßöebjeben/ geïïjcïi ÖP pbe^

«SÖ toasf/boo? ïufi/ntet om te befcöermen/maec om te to?eben. ©oegöt
Ster öp/ bat Petrus be a©apenen ööeb?upc6tetesöcn^ fuïcbe/ bie Mpt lafl
ban bellooööe (©beröeben quamen; be toelc^e / oft men in eenigenge-
bai toeberfiaen matö/bat U een bpfonbec becfcöiï/\'t toeitb top öiec naec
op öem felben füllen beröanbeïen. ^at nu be ^eere baer bp boegöt/
Alle

die het Swaerdt nemen, fullen door het Swaerdt om-komen bat iSf/Oft een

fp?eetbto0o?bt/göenomen upt öetalgöemepn göebjupcö j te bennen ge==
benbe/batbloebtboo?bïoebtuptgöelotfittoe£btj enberöaltoen/ batöet
gebjupcfe bec toapenen nimmecmèec fonbec gebaet en W ^ ofte (\'ttoeltö
bentepmngöe tlS
batlOrigenes, Xheophylaaus, Titus enbe Euthymius) \'
öet toöjt aen bat top niet en beöoo?en lt;©obt be to?aecfiete ontnemen/ bie
ÖP wt fgnec töbt göenoegö fal in\'t toercfe fiellen t min notö meer m in

be(©penbaringÖegöefepbttoerbt/ cap.ij. vers lo. Die metdenSwaerde
öoodt, moet met den Swaerde ghedoodt werden ; hier in is geleghen de ho-
pe en de lijdtfaemheydt der Heylighen. 3©aer mebe Tertu lianus Ober-een
ROtnt/ baeröpfepbt: Soo bequamen fcheydts-man van lijdtfaemheydt is
Godt, foo ghy hem u onghelijck opdraeghtj foo is hy een wreecker • foo ghy
nem uwe fmerte beveelt, foo is hy uM^en Medicijn-meefter; foo ghy hem
uwe doodt vertrouwt, foo is hy uwen verwecken Wat vermagh delijdt-
J^^heydt al, datfe Godt heeft tot een fchuldenaer ? (Ce gelgCß fOO fCÖÖ^t

ÏÏSfö^S^quot; €ö?lt;|ïi ootß eenboo?feggingöete5öttbartbeflraffen/
K fmïS^^F^\' ^^^ ßomepnen / ben bloebtbojfligöen ^oben aen-
iÄnbsp;^^^ »««O? föne »P^infen göe(ïo?bert Rom. 5.:

\' ^We iiaiien €ö?ifli toel bol beugöt m/

maerbatfe .

ÄÄ®^ 5ön / batfe / oft upt eenigöe a©et

«ptftecfwsi yti^ïv/ ^ 10. 3ïjno?c?5/bat bit een fonberlingö«
betoontnbsp;göelijcöen naulijcb^ petss te binben 3W

i auUu, Rom.y, vers 7. €ttb« CöJtW göebïebt ons?/bat top onfe

lebm

-ocr page 122-

icben fuUm toagm/nißtuoci? ptitt m/ maer Doo? be 23?oebecS / i joh.?.
vers 15. mat aen-aaet be fp?eucöett/bte upt be Cö?ttielriffee^tD?öberS
mn b002ta|)eb2acöt/ fcDönen eenfbeeïs nteec en eec een goeben raebt/ en
aenpjüfingDe ban een goog^er en groot boo?nemen / m een uptbjuclamp;e^
im gfjeöoöt te berbatten i anberbecïS foo t(t öaer bpfonber / en ntet öet
aïgeme^ne geboelen ban öe gantfcöe ^ercße. a©ant tn be alber-oubtfte
4J.
Canones, bte ben lüpoflelen toegöefröjeben toerben / toerbt fulcß een aU
leen ban be göemepnfcöap göetoeert / bte in\'t feracïieel en ttotfi met ben
eerden tïagö fön tegöenpartije öeeft
boobt-geflagen/ door fi,n al te groo-
c.ßvero ten heftigheydr- (i.) €ïi befe mepttingöe fcöönt oocß felbe Augudmus,
itt amp;c ^ie top in\'t tegöenbeel öebben bp-göeb?acöt/ boo? goebt te öennen/ m bg

irajit, 84ll?ageober Exodus.nbsp;^ ^ -nbsp;-/n-

dibtmeridh. [Vermeerderingen. (i.) Cafliodorus bartbe©?tentfCÖap: Gcwilfelijck
niemandt en is ghehouden, uyt krachte van eenigh ghebodt, oft eenighe re-
den, te bevorderen de behoudenifle van fijns naeftens Ziele, door verlies vao
fijn eyghen Ziele} noch de verloffinghe van fijns naeftens Lichaam, fon-
der hope van de eeuwige faligheydt, door \\ verderf van fijn eygen Lichaetn
te bevorderen.

(2.) Ambrofius, ttt\'t io55oecß ObecLucam : o Heere 1 waerora ghe-
biedt ghy: my een Swaerdt te koopen,
daer ghy my verbiedt daer mede te
flaen ? Waerom ghebiedt ghy\'t te hebben i het welck ghy verbiedt uyt der
fcheede te trecken ? Ten zy dan op dat de befcherminghe ghereet ty, maer
de wraecke niet noodigh zy. ]

ï V. ^e Openbare lt;©o?logöe ts / oft folemneel en göeb?upf Jelticö / nae öet
i^ecöt bec ©olcfteren / oft mtnbec
m folemneel. i||et göeen tett öter fo-
lemneel
noeme / toerbt in\'t göemepn recötbaerbigö göenoemt / m fulr^
hm mepntngöe / ais een recötfcöapen (€e|lament teggens be
codiriiien,
crt een op?ecöt ^utoelöcft tegöens be ^laeffröe bp-toooninge in ï|ups-
öoubingöe göeflelt toerbt
3 niet om bat öet niet göeoo?loft 3P codiriUen
te maecfien / oft bat een ^labe een ©?outoe foube te lutoeltjcö fleBB^ **
[ ^elfs onber ben 25urgeren toaren fommigöe i|utoelötfeen niet recöt/
niet retöte ^tnberen/
p««/. se»t. l. nt. 19. t, smxcr. d. m/ l. luUam éMem.
^00 toas öaer oocfe een niet recötfcöapen b?pöepbt; smMdevmBmta,
Mp.j!^. smonmoäavio.Mf.\'fio.^ moerom bat een folemneel (Cefiament/
en
folemneel ||utoelöcö / eentgöe bpfonberetoercfeingöennaer
ïjjcBe Setöten öebben: öet toelcïte nut is en bienflelöcß bat met-mi
nomen toerbe: 3©ant om bat beele öet tooo?bt
Recht oft Rechtvaerdigh
aualpcfe en onrecöt berflaen/tttepnen bat alle bie lt;©o?logett/toelcöe« ben
naem ban recötbaerbigö niet toe-öomt / als onrwötmatigöe en ongö^^
0o?lofbe berboemt toerben. ^ocö op bat ben #o?loaö
folemneel y^/m
öet iftecöt ber j^lcfieren toerben ttoee bingöen baer in berepfcöt. ©00?
eerfl / bat bie ten toeberjööen göeboert toerbe boo?autöo?itept bes göe^
nen/bie beöoogöfle macöt onber be25urgöerfcöap öeeft. Cen anberen/
batter eentgöe göetooonlöcèe manieren ban boen bp jrjn/ ban be toelcp»
toptotfönberplaetfefuiienöanbelen» ^etoöl
befi? öepbe bingöen göe^

-ocr page 123-

^an\'t ©oïcb/öaer beboïen/aïss tot oeffentnge ban
Ä^ömcöttgöepbt/ foo/nameïtjtït/göebjeït boo?-balt/ macöt te öeb^
»^om(©o?logöete boeren, jiiaerom bat boo? ben ^c?logö iißöant^ ^
ffe 25urgöerfcöap ftomt in göebaer/ foo t^ boo? be jBetten bp-nae ban /r
mie ©Oleben boo?ften / bat göeen lt;©o?ïogöe macö göeboert toerben/ al^
boo? autöo?ïtept m göenen/bte \'t öoogöfte göebtebt tn be 25urgerfcöap
öeeft. Sn\'tlaetfie 25oetli
piatonis, banbe3©etten/ binDtmenfoobant-;\'quot;^!-;
Cöen 3®et. €nbe m\'t j^omepnfcöe «tecöt toerbt göefepbt/bat bte ftöwl^ 100.
btgö 10 aen göeguetfle .jlaieflept/ bie fonber bebeï ban ben ^?ince lt;©0?^
logö boert/ oft ©oltït toerft / en een mm toeugabert. fonber bebel bess •
J^olcb^/ flonbt inbe 3©et
ComeUa, göefleltboo? L. Cornelius Svlla. ^n San. inL.
ben luftiniaenfchen Codex een 0?binantie ban Valentinianus ett Valens: \'m\'-
Gantfch niemanden zy toe-ghelaten, fonder onfe weten en raedt, eenigher- ^ r®
hande Wapenen te roeren oft reppen,
^aer toe mebe bient Öet feggen Au-

gultmi: iLih. zi. cap. Contra Taußum, Citat. Gratimu, C. quid criff »tun clt;t»jfa 23. «quot;quot;quot;A^^fe-

qutfi I 25p ben 3|eb?een toerben alle ©o?ïogöen / bie fonber a^obtsJfpe-^^^/l /Z/el
ttael bebel göeboert toerben / göenaemt eo?logöen berlBacöten.]
De cmdum,

natuurlijcke ordere, gefchickt tot den vrede der Menfchen, vereyfcht fulcks,

oat de macht en ract om den Oorlogh aen te nemen by den Prince zy. ^Otfl 1/\'

|Öelötb alle fp?eucben/ öoetoel generael/en ban allen fp?eetbenbe/ nocö^
tan^nae ber billöcböepbtmoeten göebupbeten berflaen toerben j alfoo
moet befe 3©et mebe. 3©ant eerflelöcft/ baer en i^ niet aen te ttoëff^^len/
Oft bte göeftelt isf om recötäS-pleginge en gerecöte te oeffenen / bien flaet
»?Powboo?fön^ienaer3Stemogöen btotngöen fommigöe toepnigöe
Jquot;5öeöoo?faitie/ foo toanneer fp baer toe göeen meerber öulpe ban boen
SV ï®®^ ^^^^ göebaer boo? be 25urgerfcöap upt te b?eefe«
5i?^Samp;^\'^/®quot;^««Öetperötftelfoonae-bpi0^ bat baer göeen töbt

göenenbte onber beSßurgöerftöapöetop^
mÄÄ r\'^n®^^^ alsE-ban fal on^ ootb be noobt eenejcteptieberlenen.
^eicH recDt L.
1 innarius, Commaubeur ober öet €5uarnifoett ban ßnna LMm b.

bLnÄlÄSÄ^*/ alssöpiti\'tfefiertoitlebatbiebanberj^tabt
SS.
nbsp;Carthaginienfers af te ballen / öeeftfe boobt^

ööetiagen/ en alfoo be^tabtbeöouben. 25u»tenfoobanigennoobt/öeeft

öen^öurgeren tribe^tebenberloftegöeben
^ to?eecRen ben oberlafl toelcfee be läoningö ber?
toSJenflraffen t mmmrmgöeboelenen mepntngöe
^S« ïctöt ban anberenbertoojpen.

\'nacöt öebben tot be Bapenen te grijpen/ ^önbe iSetöt^-aeieerbe

9! i \'

faimntlgtB öaet toe berepftfjt toeröen / baerom en öet een fonber öet
anbereaUeen ntet
genoeööt tJ^ocöben openbaren mmfoiemncien (©o??
ïogö ban befe göeb?upcben / ontberen en mtlTen j oocb tegöen^ parttc«.
Jie« pnve perfonen geboert bierben/boo? autöojitept ban een
pber lt;©be^=

-ocr page 124-

uydi de ju- tn becfcöepamp;en söeboeïen / oft men öat een openöace (©o?Ioöe macïj noe^
«li. j^gj^ j ^ommisöe fegggen iae/fommtööe neem lt;6öetoiffeïöcfe/foo W
öoo? openöaren #ojlosö ggeen anöeven enbecftaen/ alss\'töfieentiooi
Beiiu^M.T. \'t isecöt öer «©berigöepïit öeftötet/ foo en W öaec ööeen ttoijffel aen/ oft
\'W#^^^-fooi3antgöe€gt;o?ïogöert3ijnopenöace#o?^^^ en öecfialben/ ötetn
faoöantgïje gDelegïjentöepöt banfaïten ftcö tegens öe «©Uectgöepöt m\'
in»oc. c. ïcn/beci3a«en m be ticaffen/gfiefieïttegDenss ben genen/öte öais-fiacttgö

ß^gt; N 5- ftetepcftentlfe / boo?\'tgbeen bat foiemneei ts/ gfielacfe^n bebenttsbat
i^T^\'f; öetbtfbbsüsgöenomenbjecbt j fooenjönfoobantgöe lt;©o?logbengbeen
uZ d de openbace a^o?iogöen / om bat tot be bolbomentDepbt ban foobantgg
C\'^ti. j^ecftt beteufcöt toecbt/foo fiet toe-ftemmen bec ßoogfifie macfit/aljs me^
, ^ be nocfi anbere btngfien meer. i^et en gelbt bp mp ntet / bat in fultb een
LZnSr ttotfitngfieoocfepiegfienben genen bie tegfien-flceben fiaregoebeceti af^
gfienomen/en oocfe
b3el ben ^olbaten gfiegeben tetoecben: biant fulcfeS
en 10 ben foiemneien ^o^iogfi nietaifoo epgfien/ batfietoocfe ntet biel
foube feonnen plaetfe fiebben. [^enJüecötfgfieleerbentotbttpro^
q^^f. 40. öp.gfieb?acfit/mogen bp-geboegfit toerben t vrmc. Am. conf. n. 7.

Terbo ieUnbsp;^uUm, Mf.z. N.-Sö. Cordinalis Tufihis, Tr»B. qmfi. litt. B.verhoBeUum,

iumy^.i. N.js. G6dd£(iscoaf.Mwf.£S.N,2os. ^feqq.\'] ^abatfianoocfe bjelgfiebeu^^
N. I. ^^^ Inbsp;jjgt^tji, ijjjjjjt upt-flrecfet/ be minber lt;©ber8eben

macfit fiebben / fiaer bergunt ban fiooger fianbt/ om ben lt;©o|iog0 aen te
bangfien: \'t toelcfe/alfi gfiefcfiiet/ foo moet men\'t baer boo? fiouben/bat
bte lt;i^o?logfie gfieboert toerbt upt feracfitban be oppf pe macfit. [^tet

be 3©etban 3^epfer Frederich, bp ben Hbt Conradus ürfpergenfis.] 3©ant

baer toe pemanbt een anberen lafl gfieeft om te boen/ baer ban toerbt fip
felfs boo? fjutfieur gfiefiouben. ^aer aen (laet meer tettotifrelen/ oft
baer fulcfeen bebel ntet en is/baer be nae-camingfieen giffingfieban ben
totile ber üoogfie «©berfiepbt gfienoegfi IBp en buncfet niet bat men
fulcfes befioo?e toe te latem 3©ant fiet niet gfienoegfi ts baer op teletten/
Djat ben gfienen bie be fioogfifle macfit fieeft in fulcfeen toe-(lant ber fa#
feen/ foofipgfieb?aegöt toerbe/ foube moglien bebauen enbefiagfien ;
maer baer llaet meerberop te letten/toat be felbigfie/tnbien be fafee upt^

fee een 3©etmotle gfiemaecfet toerben. a^antofttoelfcfiooninwmgfie
bpfonbere baebt / be bpfonbere ingeften reben/ bie ben toille bes (©pper^
(len gfiebiebers betoeegfit/ (lille (laet / nocfitans en flaet ntet (lille be re^
ben7 tn\'t aigfiemepn ingfieften jijnbe / toelcfee toil bat men be perituien
dutten en feeeren fal : fiet toelcfee niet en fean gefcfiieben/ tnbien een pbec
(©berfiepbt fiet oo?beel baer ban fiaer felben aen neme en toe-ftÖ?9p^\'
LiviHs in\'t g^erfialben ts
Cu. Maniius met recfit ban fön bp-gfieboegfibe j^aben W

^iBoeck. quot;quot; «f v.. ... . ,r - . - .nbsp;. ^nbsp;... -----

-ocr page 125-

Eeööec öan Antiochus bjacßtt söetoeefï / foo tttotl nocBtans ntet in Cu.
Maniii, maertnbCjS ï^oomfïöen 3^oïtfeSöoetöunc6en cn öcltclien tlaen/
ben ©jebemct Antiochogijefloten 5nnöe / of^t men bat onmDt aenbm
ealatm to?eecften en pberen mm / ofte ntet* cato betjlonbt bat men

^üptfcöen beßoojbe ober te sieben/ om batöp ben
@en be ©ojiogfje öabbe aengöebaen j ^cït acöte niet foo feet op öet
jRecöt ftenbe/ aïstoeï totUenbe be^tabtDebjööettbanbebjeefeeensJ

jo^^owenben ileeceit bte be^oubecepniteptbejaegöbe* a©ant be^upt^

ftöen öabben öuïpe en bpflant gebaen be lt;©aUen / 3©panben m iSoom^
fcöen ©olcïts/ en becöalben öabben fp göeen oo?fafee te ölagöen bat öaec
oncecöt göefcötebe / tnbten maec be oo?faße/ toaecom be fiomepnen be
\'6a«enbêoo?togöben/recötbaei:btgötoaS» »er c^farbeöoojbetebie^
öen göetoeefl te 5ön / bat öP öe ^uptfcöen
im €gt;aWten/ een f jobtntte/
Öem aen-bebolen om te regeeren / öabbe berb?eben/ enntetbe^upt-
fcöen j tnfonberöepbt baer göeen göebaer ban öaer te berbjatöten bja^
in öaren Eanbtpaïen met (©oiïogöe te becboïgen/fonber öaer ober eerft
Öet goetbuncfeen bes ïioomfcöen j^oïcös göebiaegöt te öebben. ^oo en
öabben ban be ^uptfcöen göeen recöt om te berfoecïien bat öP öaer
mocöt obergöegöeben toerben
f maer öet Jtoomfcöe ©oïcfi öaöbe recöt
om Csfar te ftraffen. €ben aïs be Cartöagmtenfers turn jfiomepnen ter f««^»
anttooo?btgaben; ^icfeöoubeöet baer boo?/ batonsöternietfïaette*\'-
cnberfoecfeen/ oftsaguntum, boo2 particulier / oftpublpcgueraebten
Qoet-binben beflojmt 5p j maer oft fulcfes met recöt/oft itiet onrecöt 5P
ööefcötet: 3©ant oft öp\'t op fön epgöen / oft op onfer aller goet-binben
ööebaen öeeft / baer ban/ betoölöp onfe 25urgöer W ïtomt ons be feen-
nifTeenfiraffetoe: met u-lieben öebben top göeen anberberfcöH/ alS
bit i oft boo? \'t berbonbt oocfe göeoo?loft 5P göetoeefï fulcfes te boen .
M. Tuiiius Cicero berbebigötbe baebt/foo ban oftavius, als ban Decimus
Brutus, bie op liaer epgöen öanbt cn goet-buntfeen be 3©apenen tegöenS \'
Anthonium ïjabben aengöenomen. iBaer bocö/al toaer\'t bat bleecBe bat
Anthonius berbient öabbe als ©panbt göeöanbelt te toerben / foo mofl
men botö öet goet-binben bes Uoomfcöen ïïaebts en J^oltßS bertoacö^
u ^ ^^^^ ^^^^ göemepn befie bat fept ober te fièn/ en ais on^
gtiemerpt teiaten pafferen/ oft te to?eecßen/ tot boo?f[agöen ban ®?ebc
te treoeti / ^t tot be a©apenen te gröpen: toant niemanbt göebtoongen
toerbt f^n mecöt te 5öeb?upcfeen en berbolgöen/ \'ttoelcfe menigömael
met perocfeel ban fcöaöe bergöefelfcöapt is* ^©aer-ett-boben nocö / alS
A^honius al ftöoon boo? Bpanbt berMaert toas/mofi men ben iSaebt en
t ©olcfe ban aomen göelaten öebben öare beraebtfïagingöe/boo? toelc^
«en fp boo?namelöcli bien lt;ao?logö toilben göeboert en belepbet öebben.
^00 öebben be 3Söoi5ters geanttooo?bt aen caffius, als ÖPban öaer öul^
Sl^focöte/ bolgöens öet berbonbt / batfpbiefenben fouben alfï ben
i^fpt ban öaer foube öegeerem 5©oo? bit erempel getoaerfcöoutot
tS AÏWnïïenber ons meer b0o?-fiomen) laet ons göebencßen niet ai^
m te p?9f?n jjj^t göefepbt toeröt Uau öoogö-öeroembeiï^annen j m^t

^ Inbsp;mentgu^

-ocr page 126-

mentöÖJttaeï Vioesöen fp Daer nae bm tijöt/amp;tcfetotiss öteitett fp Dören öe^
gïjegrlijcfeöeiien / feeeren öet 5epl nae ben totnbt. daerom men öaer nae
moet tradjten / öat topin öuföaniaö^ öinsljen een repn toeï gßefupbert
oozöeel mog^i^n gïjeö?upcï!ett / öan öat top öie öingftm / öie Ijeeï eer Die^
neh ten ftefiengtjeïiupbet/ban ggepjefen te toeröen/niet litfjteljjcfe nemen
totejcempien / toaer in met groot göebaer pJeegßt gïjebooït te toerbem
^ocö betoiit gßefepDt W bat be openbare lt;©o?!ogöe niet macD göeboert
bserben/ alss boo? autöo?itept ban ben gßenen bie\'töoogöfïegöebiebt
beeft i foo toiï öet noobigö 5Ö«/ foo tot berfiant ban befe fabe/ aï^ mebé
\'tberfcöii bat baer iss ban ben folemnelen (©o?ïogö? infgöeiijcftsfmeb?
ban beele anbere bingoën / te berfïaen toeïcamp;e bie öoogöfie macöt 5P / en
tote be felfbigöeöebben: en bat bes? te meer / om bateentgöe göeleerbe
iBatinen tot onfen tijben / bat flucft een pber ttteer / nae\'t tot öatß« booi^
beelbienbe/ alsf naer toaeröepbtberöanbelenbe een faecfte/ toelrfieban
öaer felben niet al te blaer en toajS/notö beel meer öebben bcrtoarret^
VI. modale bermogöentöepbt ban om een 23urgöerfcöap te regeeren/
toelcfiemengetooonlijcftplegetmet ben naem ban ^urgerlütfeemacöï
te benamen/ toerbt ban
Thucydides befcö?eben boo? bite bingöen/ als ö?
een aöurgerftöap/toelcbetoaerlöcßeen 25urgerfcöap5p/«0emt/bieöa«c
epgöen
a©etten gebjupcftt/ öare oojbeeïen oft göererötss-plegingö^t/^tt
älBagiflraten» c ^muu ijs een bobbelfinnigö tooo?t/ en fean oocfe foo toel
Tollen oft inkomften, al0 Magiftraten betepcöenen: en foo Öeeft Öet be
n\'oiit.uh,^. scoiiaftes ban Thucydides berflaen»] Ariftoteies ftelt oocb b?ie bcelen in\'t
bebienen ban een 25urgöerlöcamp;e göemepnfcöap / beraebtfïagingöe obet
be göemepne faben/ fojgöe om iBagifiraten te berbiefen/ en göeretöt^-
plegingöen oft oo?beelen; ^otö onber öet eerfie beel begrijpt ÖP be be*
raebtffagingöe ban lt;©o?logö/©?ebe/ berbonben te maecften oft bjeecßeit
ban be 3©etten j öP boegöt baer oocft bp ban boobt/ ballingöfcöap/ ton^
fifcatie/ toeberbo?beringöe ban \'t geen t\'oncecöt genoten iss j bat w/ foo
icö öet ber(lae/be openbare oojbeelen en geretötst-plegingen/ bie \'t göe^i
mepn beften aengaen/ alfoo ÖP te boo?en / boo? be oo?beelen oft gerecgts?-
plegingen/ be particuliere Jïecöt^-bo?beringen berftaen öabbe.
Diony-
Lih. 4. lius HaiicarnaiTenfis
tepcfient booinamelöcït b?ie binggen aen j öet J^ecÖt
Jt I om iBagiftraten te beröiefen öet ^ïecöt om beuren en 3©etten te ma#
quot; ■ ften/ oft te b^eecfeen; öet ïïecöt om te beftupten ban aojlogö en a^?ebe;
lt;©P een anber plaetfe boegöt ÖP öet bierbe baer bp/be «öerecötsf-pï^öïrt^
gen: en toeberom op een anber plaetfe boegöt öp baer bp/ be befo^gingß
ban
\'t geöepligöbV oft be Religie / en befcö?pingöe ber glanbtjS-bageit
oft göemepne bp-een-ßomften. \'©ocöinbien pemanbt bittoercferecöt
toil afbepien / fal licötelsjcft allesf binben bat öier toe beöoo?t j fuïtb^/
batter niet fal ontb?eecfeen/ nocö oberftftieten. 3©ant bie een ^urgö^\'f
fcöap regeert/ boet fulcbsJ / oft boo? öem felben/ oft boo? anberen. g^oquot;?
liem felben
öp boenbe/oft in algöemepne bingöen / oft in particulier^*
amrent algöemepne bingöen / isSöPboenbemetaCDettenen Éeurent^
niaben/ oft af te fcöajfen j foo ober be göeöepligöbe bingöen (boo?

-ocr page 127-

M öe befojötrtöïje hmt ban fee 55nr@öecfcöatgt; tm feomt) m be ongBe-
bjtjbe btngöen. ^efe ßonfte noemt
Ariftoteies be Bouwmeefterfchap ^ be

pacttculiere faecïien/baer njebe W befigö W 5ön/ oft epgöentlicb open?
bate/oft \'t sbemepn aenaasnbe/ oft ootb bjeï sacttcuïiece en pnvé fafeen/

bei\' feïfbeïtotbe?5urGÖerfc|iaptoBoo?t.
/publöcQue btngbeiV3i?n/oft toercfien en ïjanbeünööen/ais
ISif o?ïosï)e/ becbonben te maften; oft 3ön faecfeen/ m Coïïen en
Oft toatbtecööelöcben meec tsj baec onbec ban mebe be^
ocepen ts be uptfieecbenbe bebeecfcbingtje en obectgöe macgt/toelcbe be
pwcaöecfeöap geeft obec gace 25ucggecs en goebecen / bec 25ucgöecen
ten bienfte/en ggeb?upcfe ban\'t ggemepn. ^efe bunfïe noemt Ariitoteks
ntet ben ggemeiwen naem
Poikijcqu© j bat ts/25ucgecïijcfie/ oft becaet^
fiaggenbe. ^acttcuïiece oft
privé binggen / 5ön faben / bjeïcfte tulfcgen
pacttculiecen (n becfcgil flaen; baec aen totonbecgoubingge ban ben
ögenbacen ©?ebe ggereggents/ batfe boo? pubïgcgueautgojiteptont?

ftgepbentoecben. ^efe feunfle noemt be felfbe Anftoteies, Oordeelende
oft Rechc-pieghende. ^t binggen bie gp boo? anbeten beccecgt/ beerben
beccicgt boo? be jBagtdcaten/oft boo? aitbece 25efo?gecs; onbec toelcbe
oocftbe lt;!3efanten te reeebenen 5ön. Én befe btngen ban befïaet be
0ecl0tfte macgt.nbsp;^ i »

^otg foo bjecljt be opperfleoft googgfle macgt genaemt j bte/bJtens v 11.
boen niemanbts anbecs opftcgt oft ggebiebt onbecbjo?pen is / alfoo bat
öetbooieenigge anbece i^enfcgelgcbe toille foube bonnen teniet gge^
baen/ oftfecacgteloos ggemaecbtfean toecben.
SUIS tcbfeggge eens an-
oers, fïupte icft baec bupten gem felfs / toelcbe bie googgfle macgt gge^
bjupclit/ ben toelcben ggeoo?loft is fönen toille te becanbecen/ als mebe
fönen na5aet/ icatheranm Dmf, pedem. isß.N.ä\',^ bie get felfbigge ïïetgt/en
becgalben be felfbe macgt öeeft / en ggeen anbere. Eaet ons ban beften
bjat
fubjea befe macgt fieeft baer in fp ts* ^et fubjea ts / oft ggemepn/
oftepggen: ggelgcb als get ggemepne
fubjeft ban\'t geftcfite isgetSt^
Jöaem^ ^et epggen fubieót ts be ©ogfie: alfoo is get ggemepne fub)ea
macgt be 25urggecfcgap/ toelcfee top teboo?en ggefepbt

i^k*quot;\'I*\'»»■felfcgap. ^00 fïup^
^^ ©olcfeen / toelcfee onbec \'t ggebiebt ban een
anbec ï^oicfe ogeraecfet 3ött / goebanigge toacen be ©?obtntien bec

* S?quot;^ ©olcfeen 50n tn gaec felben geen 25ucggecfcgap/
tn fmcfeer boegen als top gtec bat tooo?bt becflaenmaec 5ön leben ban

i|00ft 3P ban beele ©olcfeen/ toelcfee ©olcfeen boeg pbec op gaec felben
waetfeen een bolfeomenbecgabecinggeoftggefelfcgap. 3©ant öet gaet
^^^ / ^^^! ööelgcfe in een natuuclijcfe Etcgaem ggeen een
ban beele ïitgamen/bat fulcfes in een
morale gitcgaem
a©artt albaer fean een felfbe perfoon / op
«•^H^Depben toijfe aenggemewfet sönö« / \'t gooft sön ban beele
en onber^

ftgepben

-ocr page 128-

Het eerfte Bocck, vanhet

op ftcft mm tocijerïteert. ^oo ftan ïjet mebe sefcïjteöen öat beeïe
eecfdtappen/ beo? een feer nauto en itercb betöonbt aen malfeanbec bec^
bonben bseeben/een Stcbaem maften/ foo
strabo op berfcöepben plaetfen
fpisecbt, enbe en laten baerom ntet pber op bem felben ben ftaet ban
bolmaecïite 25urgerfcöaïgt; te beöonben
ï bet toeltbefooban anberen/

Tolk lih z.banAriiioteies Op berfcöepben plaetfen aenööebjefen ^oo ftellen top

tjanbet gljemepne fubjea, toaer tn be booaPe macbt tss / en baer bp bte
beftaet/be25uröerfcbap op fulcfter toöfe öljenomen/ alö top nii^öefepbt
fiebDen« ©eteps|}enfubjea^t^eenoftmeerperfonen/ naebeJBettenen
toftupmeri ban pber i^atte: lt;©benaemt beöoogamp;ftebeerfcöappueban

Galenus, Üb. c. ie Tkcitü Hippocratis amp; Flatoms.

€nbe ftter ter plaetfe fiaet onu boo? eerft te bertoerpen \'t eeboelen ber
flbener/bte totïlen bat aller-toeaben/ en fonber exceptie oft uptfonbertn^
Cbe/be fioogöfte macbt ben ?^oïcbe toe-bomt j foo bat beti J^oicbe foube
b?ij ftaen be Koningben/ foo bitbtoil^ fp bare fteerfcbappije guaipcb ge^
b?up£ben/ooclitebebtoingbenenftrafren j 3©eltbemepnmgebaft 59^

/ «hof Vkoflïaiihtrtfto hiigt;ï ftorrrtitK-tfif ftoebeefó

bie felfbigbe met befe rebenen. let ftaet een pber iBenfcöe b?p bem fel^
ben in particuliere bienftbaerDepbt te begbeben aen toien bp toil / al^
mt be ieb?eeuf£f)e en ïSomepnfcbe Wtt blöcbt ï J^aerom foube bet

fiet ben felbigöenbet 35ecbt en öaer te regeeren gantfc0elijcb oberb?age/
iv M 6 In- geen gebeelte baer ban boo? ficb beboubenbe i lt;0bP befioeft niet te feg^
fm. denbsp;^atfuTO niet ftaet te bermoebeu j toanttopenonberfoecbennu

niet toat tn ttoöffelacljtigöe faecften te bermoeben ftaet / i^er toat tnet
i.b,z.cat.7.m\\^tmogöegbefcöiebem [omi.éAneßif.cup.^r.é-iBenb?engöt
oocb te bergfieefss bp be ongbelegentbeben bie bier upt ontftaen/oft bon^
nen bolgöen: toant öoebanigöenfo?me ban regeeringbcgÖP u oocbtn
utoen fin boo?ftelt/göP en fult nimmermeer fonber ftoarigbeben en gïje^

baerliCbÖeben3ijlt. Ghy moet, fepbt beCom^bte/ defe met die hebben,

oft die met defe verlaten, (i.) ïi^otö geltjciö baerbeelberlep foo?teen tou^

feban leben i^/ b\'een beerlöcber aljss b\'anber/ enbeeen pber b?p ftaet upt

foo beel foo?ten te berbtefen / \'t göeen öem belieft; alfoo bermagö ooc«

een ©olcb te berbtefen fulcb een fo?me ban regeeringe al$f öet totl j enbe

moet men öet ïSecöt afmeten/ niet nae be öeerlöcbö^Pöt ^^f^ ^ft bte

fo?me/ toaer ban beoo?beelen banberfcöepbenberfcö^pöelöcïtballeru

maer nae ben toille. (2O ^ocb foo l^onnen baer beeleoo?faecftett 5ijn/om

toeltöer toille een3©oltb öet gantfcöe ïSecöt bantegöebteben ficöf^l=\'

ben ontfeggöe/ en een anberen obergöebe i te toeten/ om bat öet in gö^^

baer bess lebenjs göeraecbt sönbe/ niemanbt ban binben bie öet op anbe^

xe (onbitie en boo?toaerbe berloffe i oft om bat öet boo? beöoefïöcftö^p^f

en

cap. 9

v ii i.

-ocr page 129-

ctt atmoeïie ööeb^acfet 5önïie / aitïjer^ göeen mtböeï ïjan öel^owen baer
t)et ficö ban onfeerftouje enïebe. 3©ant inisien U Campanier^/eertijöt.s
Joo? nooöt gepecfï 5Önöe/ ficö Oen ïtoomfcöen mitU op ijefec topfe mv

ttemojpenÖeSSÖen: (3.) Het Campanifche Volck, de .Stadt Capua, de Lan-.
den, de Templen der Goden , alle Goddelijcke en Menfchdijckefaken heb-
po^d^r uwe heerfchappijegheftdt:
lt;Ên batöocfe eenigöe S^oUfeen/
bec ïlomepnen göeötebt obergöeben toilöen/ feïf^ niet
T« Onbsp;Appianus beitelt* L€n ban bc©ettetia^

Virgilium ïefen b)p / Als hy fich aen\'c Rijck op conditiën van onbiüijc-
«n Vrede fal overgegeven hebben. ||et MW OOCS geEseuren bat een lUpg^-

wabec / gtoote en bjijbt-fïtetbenbe €rf-gronben £!e5ittettlse / niemanbt
otibec anbere tonbitie biil toe-ïaten te bjoonen in fijn Eanbt: oft bat
pemanbt / bie groote menigöteban ^laben öeeft / ben felben bjpöepbt
gtjeeft/op fulcfie booibaaerbe/ ban fijn öebteöt te geöoo?famen/ en fcöat?
Jmge te betalen: baer ban geen eremplen en ontb^eecben. ©an be M^-
ben bet ^oogöbuptfcöen ftaet bp
Tacitus: Een yder heeft fijn wooninghe,
en regeert fijn eyghen Huys j maer de Heer ftelt haer als fijn Landt-bouwers,
een mate en taxe van Granen , van Wage , van Kleederen , en de Slave ghe-
hoorfaemt hem in fulcks.
©oegöt Öier bP / bat / fOO Ariftoteies göefepbt
öeeg/ fommigöe il^enfcüen ban naturen iSlaben jijn / bat i^/ beftuaem
tot fïabernije; alfoo jijn mebe fommigöe J^olcften alfoo göe-aerbt/ bat? „ ,
fe beter bonnen göeregeert bjerben ban anberen / alsf felf^ anbere regee? ff-quot;^^\'
cen/öet toelcfte fcöönt bat bie ban
cappadocien ban öaer felben göeboelt jujim. m.
gebben ^ toclcbe/ alsf öaer ban ben ïtomepnen biPöepbt toerbe aengebo^ s s. t»^. s-
beiyIteber berfiojen öebben onber een ï^oningö té leben; feggöenbe bat
Jp fonber Soningö niet en bonben leben. ^00 fepbt phiioitrat
us in\'t le?
oen ban
Apoiionius, bat öet btoaeföepbt ijs / bie ban Thracicn, Mifien, en
ben Goten tot b?pöepbt te bJillen beröelpen / baer fp göeen lufi nocö toer^
in öebben. #ocft öebben fommigöen bonnen bcbjegö^nbe m
ïSt^.ï^\'^ ©olcften/toelcbe beele eeubjenlange/onber gantfcö honing?
f! w idnfr V / SÖelucbigöen boo^fpoebigö göenoegö geleeft öebben.

^teben / onber ben l^oningö Eumenes, nieten
fi^ïet/ wet menigöerlepe ^teben göelegent^
ffïfPyiSS\' bertelt
ifocrates, bat beele upt be b?öe lt;©riecS^
Söebotmn jijn tot jgalamanitien en Cpp?en / \'t toelcb öet
ft^hSSiSJil^^^^^ letgöebeurt oocb mmm toel/ bat ben
S A^Snbsp;fwicfe^ 3P / batfe fcöönt niet anberiS/ al^ on.

W J^ïMtnoöe ban een ©ooft beftoWen te bonnen blüben/ ge^

mt btt iJPM^\'a^*^®^nbsp;^ lebenban ben mepfer Auguftus. c d

ghetemm ■ • \'nbsp;vreefen dat de Romeynen,

meer kon? door veelderley regeeringen, als ru gheen veranderin^he

men verdraghen.] b^fe m biergöelöcbe oojfaïjeït ban/ ban

^nbsp;öet

-ocr page 130-

74nbsp;Het eerfte Boeck, van het

mt ntet aïïeen/ mm pïcegöt ootü tc gïiefcötelien / öat m öe iBenftöß«
eens anbers cegeecinsöe enmaeftt onberbjerpen; öettoeicüeopcfe ci-
eero in\'t i ^oecfe ban be ©Itcftten bermaent. ban boo? recötbaer^

nmeeriOjuäüU\'^«»»»uiPHtt^ü^» wi^vwvn / »UVVnbsp;vvuttvvö»^^». w--.-

ben 25itrgerlijcfee beöeerfcljinge/oft iSecfit om te regeeren/ ban nteman^
ben ftangenbe nocö bepenberenbe. i^ocötans moet men met mepnen bat
befebtngfienaHeengöefepbtbjerben/ om tebcfcïjermenbejeerfcfjappije
ban een aUeen/ baer bte aengïjenomen maer öet fepe recöt en be

lt;4ae baer en toerbt geen JSepuamp;löcgue gebonben / foo popuïaer/ en atten
äen-nae/tn be toelcfee ntet eentgöe/
\'t 3P feer arme/oft uptöeemfcöe/ )ae
oocß ®?outoen en ^onge gefelïen ban be göemepne en openbare beraet=^
fïaatngöenMptgöefïoten toerben. 5^atmeerts/eemgöe©oïcamp;erenöeb^
ben onber ficö anbere ©olcfien / öaer ntet min onberbanigö / ais fP ben
i^oningöengöeöoo?famen fouben: (4.) ^aerban öomtbefeb?age j is

Ubi oock hec volck der Collatinen fijn felfs Meefter? €n bte ban Capua . alS fP

firn ben fsomeïitten öabben obergöegöeben/toerben göefepbt onber eens
Tih 7 anbers macötgljefeomen te 3ijn i Acamania, ais mebe Amphtiogia, toer^
r\\ ■ ben gefePbt onber \'
t J^ecöt ber ^Ecoien te 5ön göetoeetï: Peraïa en cardius
^ ; onber RhodusPydua ban Philippus bCtt Olynthiers gegÖeben te 5ï)tt. €n
Äfc.i 6. be lt;^teben bie onber ben Eacebemoniers getoeefl toaren / nae batfe öare
gftebfebt afgettomcn toaren/ öebben ben naem ban Eieu^eroiacones, ge^
f^f^^^quot;\'t!2übe3lacebemoniers/ befeomen. ^e^tabtcorcyra toerbt bpXeno-
■ phon göefepbt onber be ^gpnopenfen te 3ijn. Nicaea tn Stalten / bte ban
Äarfilientoe-göeltent/bp strabo: enöet€planbtPithicufaben 33ea=
nb ^ öolitanen i foo lefen top Bp troncinus, bat be ^tabt Caiatis, be Colonte
T. ban capua, Candium, be Colonic ban Beniventon, met öare onb^-öoo^
UK I. rigöe ilanben toe-göeïtent 3tjrt. Otcho öeeft be *uritaenfcöe ^teben
aen be ®?abintie ban Baetica bereert en göefcöoncfeen/ gelpcö xaeitus ber^
ftaelt. 3E©elcfie bingöen alle-te-famen moeten om-berre gefïooten toer^
ben/inbien top toe-fiaen/bat öet üecöt ban te regeeren/onbertoo?pert 3P

ben ban\'t ©olclt / oocß in\'t göeöeel göenomen / gljetupgöt ^^ / J\'W Je
nmter 17 i^epliglje als SDereltlljcfte i^ilt;io?ie. lt;0obtöetgifraWfc9e©olch aen^
Dmter. 17.nbsp;. {„^ien ghy fegghen fult, Ick fal een Coningh over my

i.sara.8.4. fetten. «gUtOt Samuel: Verkondight baer het Recht des Coninghs die over

\' haer hecrfchen fal. i^ieromtoerbt beläoningö göefepamp;t göefalft te3Un
op r;\' ober öet ©olcfe / ober öet €rfbeel bes leeren / ober ^fr^el; en saiomo
i.sam. f.z. läomngö ober göeöeel Sfra^. 9llfoo bancfet David (©obt/ bat öP f^n
v^tl\'l\' ©olcß öem onbertoo?penöeeft. €n CÖ?Wfepft: De
Coningheo der
Luc.zrzi; Heydenenheerfchen over haer. Horati
feggeniStoel BefietttJ

pe?

-ocr page 131-

Der Koninghen ontfigh haer Kudden houdt in dwangh,
Maer hare Scepters felfs zijn voor Godts Scepter bangh.

Seneca öefcöi9ftaliïuj5ö?iefoo?teti ban cesemitge: Somtijdtsis\'iVokk 14.
dat men vreefen moet j fomtijdts, indien de ordere der Eurgerfchap fulcks is,
door den Raedt afghehandeU werden, werden ontfien
de Mannen die daer in aengenaem en liefcalligh zijn ^ fomtijdts ift een alleen,
Sfrt / ^ macht des Volcks, en
over het Volck ghegheven is. ^OOöantSß
ägn / lUelCflß Piutarchus fejgt;bt / datfe \'t ghebiedt hebben, niet alleen uyt de
Wetten, maer oock over de Wetten,nbsp;Öp Herodotus ftefcOjljft Otanas

mt ööcbtebt m ö«rfc0appö ban ten alleen albuss/ boen \'t ööeen een totl/
aifoo bat bp aen ntemanben rebenfcöap gebe. Dion pruf^enfis befcbJÖft
eet a^ontngbröcS alfoo regeeren/ bat men aen gbeen anberen reetben^

tcbap, göebe* Paufanias in Miltenicis, ftdt Öet Coninghrijck tegens fulcken
ghebiedt en macht, welcke reeckenfchap van hare doen gheven moet. Ari- s-

ftoteles fepbt/ batter fommigöe ïtotttngöen^ïjït metfulcbeen ^ecöt/alsi
eibers een ©oicft ö^eft ober fttö felfjS/ en fijne goeberen. 5llfoo / nae bat influ. de;«.
be ïioomfcöe^?tncen öebben beginnen te göebiupcben een in ber toaer^
öepbtJontngöUjcbe öeerfcöappöe / toerbt göefepbt / bat öet ©oltb alle^^*^ ^
paer göebtebt en macöt öen-lteben obergegöeben öaiiamp;e/ oocb ober öaer
felben/göelötböetTheophiiusupt-Iepbt. tier ban bomt/bat
m. Antho-

ninus Philofophus fepbei Niemandt kan Rechter zijn over den Prince i als

Godt alleen. Dion, Uk ss. fepbt ban fulcS een p?ince/ bat öP b?p tss / en
ntacöt öeeft Ober öem felben en ober be Sletten,- foo bat
öP boen ban
toat ÖP toil / en laten bat öp niet en toil. ^oobantgö een ïtöcb toa^ ban
wer ouben töben in €5rtecben-lanbt / öet ifïöcb ber rnachiden tot Argis.
Jaant alfoo boet be €reurfpel-fcö3ööer ^fchyius öetj©olcb ben^o^
bmgöaenfpjeecben:

Ghy zijt het Volck alleen, den gantlchen ftaet ghy maeckt t
^taet onder niemandts oogh, uw\' Throon wel vaft gheftaeckt
Als op een Autacr ruft, u wille niemandt wraeckt.

StriSnbsp;ïïepublöcgue ber SStöenienferen / be ^ontngö

nei^us ïeitP Up Eunpides fpjeecfit:

-ocr page 132-

tngeiïciïct toacm / alïecn met bett naem /intet met öec baebt ^onittööm
Lib. 4. Vit. ggetoeetl 30«. evempel ootft anbete tn lt;ï5ctecöen-(anbt nae-sfie?

cieom.vit. jjgjgijf ^jjji^ paufanias in Corinthiacis fepbt J Die van Argos, vanoudts
liefhebbers zijnde van ghelijckheydten vryheydt, hebben deConinghlijcke
waerdigheydt feer kleyn ghemaeckt ■ alfoo dat fy den Sonen en Nakomelin-
ghen van Cifus niet dan den blooten naem des Coninghrijcks overghelaten

hebben, ©an fuïcïie ßijcfeen fepbt Ariftoteies, batfe göeen epgfjen Dpfom
.ToHt. cap. jjgjg foo^teban regeectnge maßen / om batfe tn een Kepubiöcgue / toaec
be ïEgt;oo?naemfïe/ oft oocft bet mith bet oppecfle gïjebtebt öebben / met
ttteec ais eengöebeelte betfïrecben. katmeet tS/ onbec bte ©olcben/
bjeïcbentet alïe-tijbt onbec ^ontngöen tlaen/ ften top e?;empïen ban een
tijbelijcb1^ontngöcöcfe/\'t toeïcb ben 33olctte ntet onbectoo?pen ts. ^oe?
bantööe ban toacen be
Amvmones bp be cmdiers, en bp ben ftomepnen
be
Diftatores tn be eecfle tijben / alfmen notö aen\'t ©oïcb ntet motöt ap^
pelïecen:
[Livius saiinator tn fijn ampt ban Cenfor, öeeft aïlebetoijcben
en flammen bes ©oïcbS/ een alleen uptgöefonbect/ ban jaecjse^t ban
flemmen afgöefet/ en alfoo getoont bat ÖP obec öet gantfcöe ©olcb cetöt
Liv. nb. 2. en göebiebt öabbe 13 ^aecom Livius fepbt/ batbe bebelen bes Dictators
Ttet^r.fe i« «©obbelijcbe bebelen göeöonben toiecben: en bat baec tegens nec^
M^ccLHa.nbsp;^yjpg gj^ JJJJJ^ I gj^ jjg ^^jggg ^jgj^ fg göeöoo?famen; €n

■ cicero fepbt/ bat boo? öet Diftateurfchap be macöt ban be ïftontngölntfee
ittatöt is\'befet göetoeefl. ^e cebenen
bie boo? öet contcacie göeboelen
bp-göeb?acöt toerben/ 3Ött licöt te toeberleggöen.
3©ant boo? eerfl/ bat
fjj feggöen/ bat be göene bie eenen inflelt en
bero?bent/ tS boben ben göe^
nen bie ban öem ingöeflelt en bero?bent toerbt/ tS alleen toaeratöttgö w
fulcb een inflellingöe en bero?beningöe / toelcbers effect en bracöt öan^
göet boojgaens aen ben toille en belieben ban ben tnflellers: maer geen^
fins in fiilcften tnflellingöe/toelcfte toel in aenbancfe öanget aen ben toil=^
le / maer baer naer öeeft fijn effect en ftracöt ban noobtfaMijcböepbt;
göelöcb een ©jontoe öaec felben een »nberftiefl / en ober öaer fielt/
bien fp aller tijbt noobttoenbigö moet göeöoo?famem m feepfer
va-
lentinianus
anttooo?be ben ^olbaten/ bie öem öabben 3äepfer gemaecbt/
ais fp
pets / \'t toelcb öem niet aengöenaem en toas /.ban öem begöeer^

Sozom. Hiß.^zn l Hetftondtin uwe macht, 6 Soldaten! my te verkiefen om over u te
itb. Ié. jrebieden : maer nae dat ghy my verkoren hebt, ftaet in mijn believen \'f geen
ghy begheert, niet in u-lieder goedt-duncken : ü-lieden , als Onderdanen,
ilaet toe te ghehoorfamen , mykomt toe te
bedencken wat ghy fuk doen.

(7.) jHaer ten is oocb niet toaer \'t göeen göefielt toerbt / bat alle monin^
gfjm ban ben ©olcbe ingöeflelt toerben: ^ttoelcbgöenoegö^nafgöe^\'
nomen toerben upt be eremplen ban een ^upS-©abec/ bte be ©?eembe^\'
lingösn in-neemt / op conbitie ban öem te göeöoo?f^gt;^ett en ber ©olc^
feen/bï?Jboo? lt;©o?lo3öe obectoonnen
toerben/toelcbe öïer boo?en bp-gö/^
b?acÖt 5ijn. ^et ttoeebe betoijs iS gOenomen upt öet feggöen ber ©öi^^
fbpöen/öat alle regeertngöe ten bienfle ban bie geregeect toerben/en niet
boe? bie regeeren/ingijeboert is: ^aer upt fp mepnen bat bolge» moet/

3
li

-ocr page 133-

om U ebdöepbt ban bet epnbe en coabemercb / bat be ebene bie öftere.-
öeeut bjerben / 5ijn ßoben Den ^enen btefe regeert. iBaer bat en tjs me?
be ntet ober-aï toaeracßtigb/ bat aUe regternige bettelt tö om be$s genen
totlle/bte gljeregeett bjerbt t toant fommtgljeTegeectttööen 5tjn epgent?
U)£b upt öaer felben/tot boo?beel ban bengljenen bte regeert/al^ bat ban
^ilSS-\' gt;^ntbettutttgöepbtbanben ^labe/1^ maer ban bupten/
1quot; S1Ï9Ö / Oöeïijcfe m |Bebtfi)tt-itïeefïer0 p20föt tot be illebtajn-
sil\' ^ en göeöoo?t ^aer 5ön oocft anbere öeerfcöingöen / cm
Ottberltngöen en toebersöbtgöen p?oföt^ bJtlle/al0 m JBans? tn ben
«ccijten-ftaet. ^ifoo bonnen fomuttgöe regeertngöen om ber Koningen
»?ofOt 5ün ingöeboert/ alsf bie boo? obcrtoinningöe berbregöen 3ijn/ en
beröalben ntet tp?annifcö beöooien göenaemt te bjerben/ bebJöl bat tp?
pnnöe / foo bat bJ00?öt mt ter tijöt gfjenomen toerbt / onrecötbaerbig^
Bepbt in ficö begrijpt, fommigöe bonnenoocife tot öaer ooglje-twrcb
öeoben be nuttigöepbt en
\'t booabeel / foo ban ben genen bte regeert / al??
ban bte göene bte göeregeert toerben; göelijcft toanneer een ©olcb/ on^
macötigö om ftcö felben te befcöermen/ een macötigöen Säomngö tot
befcöermtngöe ober ficö ftelt. ©nbertuffclien en ontftenne tcb niet / bat
in be meefle regeertngöen toerbt ï^jefien op be nuttigöêpbt epgöentlijcft
ber göener bie gerege^ct toecben eit bat toaeracöttgö i^/ \'t geen
Cicero
nae Herodotus, en Herodotus «ae Hefiodus göefepbt öeeft t bat/om ïlecöt
te mogöen göenteten / be ?!äontngöen ingöefielt jijn. llaer baerom en
bolgöt niet
\'t göeen fp baer upt beflupten / bat be 3©olcberen boben ben
goningö5ijnj toam oocït beboogöböe ber ï©eefen/ i^ om ber 3®eefen
totlle tot öaren nut göebonben/ en ebentoel nocötan^ t^ be boogöbije een
mötentttacötoberben aieefem €nbeengelbt niettefeggöen/batbe
©oogöt/foo
ÖP be boogöböe qualtjcfe bebient/ fean afgöefet toerben: en
^t baerom \'t felfbe ï^ecöt oocb tegöeniS ben Soningö beöoo?t te gelben*
^ant in een ©oogöt ban fulcbss plaetfe öebben/ alö toelcfie een öoogöer
boben öem öeeft: maer in be JSijcft^n/aïfoo men ergens fiupten/ en niet
fonber epnbeaitijbtisboiber en öoosö^ïtïijgften ban/ moet men noobt^
Kv^ffe/ oft in een feber perfoon/oft göetotfe bergaberingöe / be lêm
Sflï U«^«/ en fïaenbe blijben ^ toeïcfeer fonben en miföanbelingöen / be?
rotji ip göeen öooger ï5ecöter boben öaer erkennen / lt;6obt getupgöt bat i^rem. 2 j.
öPfonberltitqöetnacöt nemen enrecötentoille j toelcbe oocft befelfbe/\'^-
oft firaffet/ tnbtenöp fulcliö acötet noobigö te 30« i oft bulbet en ber?
ojaegöt tot fïraffe oft bepjoebingöe be^ ©olcfts?*
Tacttus fepbt feer toel t

J:»eU)ck de onvruchtbare laren, al te groote flagh-regenen, en andere natuur-
^}cke onghelucken : alfoo verdraeght mede den overdaedt en gierigheydt
®er heerfchender). Soo langhe daer Menfchen
zi}n , füllender oock gebreec-
Ijgquot; maer doch niet2 le-tijdt durende, en diemettuffchen-komen van
vergolden werden.
Cn Marcus Aurelius fePbt / bat be

örX J/.^artttttliere f erfonen/be ©?inreit ober be pagifïraten/ en

^Jincenoo^beeit. (8.) ^aeri^ een
^\'c^ormsTuronenfis, ^aerö^felfö? »öopben

m 3

-ocr page 134-

Beitaïfooaeilfïïltwfeti indien eener van ons, o Koningh! de paaen van
rechtvaerdigheydt wil te buyten gaen j die kan van u beftraft werden : maer
indien ghy daer buyten treedt, wäe fal u beftrafFen ? want wy fpreecken wel
tot u
; maerfoo ghy wilt, foo hoort ghy ons: maer foo ghy niet en wilt, wie
fal u veroordeelen , anders als de ghene, die betuyght heeft dat hy de recht-
vaerdigheydt felfs is ? porphyrius tterfiaelt Ottbcc Det öDeboefctt ber €ffe^
nen : Dat niemandt tot het Rijck komt,
fonder Godts fonderlinghe beltel-
Jinghe. (9.)IrenjeusfcpÖttrelfeïijt6j Door wiens bevel de Menfchen ghe-
boren werden, door des feifden bevel werden oock de ConifSgen ingeftelt j
bequaem voor den ghenen , weicken die tijden vaa haer gheregeert werden.

^n be©?bmanttenbte Clemens toe-sDefcö^eben toerben fiaet belfelf^

be mcpninglie : Ghy fult den Coningh vreefen , wetende dat hy van Godt

verkolen is. Cttbe Öter tegßen tïrijbt met \'t ööeen top ïefen / bat fommt^
CfieBoïcïien om be fonben öaerber ^äontngen gefiraftjijn t toant fulcïiS
ntet baerom göeft|)tet/om bat öet ©oïcfe ben ^^ontngö
met en flrafe/oft
meten toeberötelt^ mferombat öet in fijn fonben / tenminftenfltï-
fteösöenbe/mebe confenteerbe. 3Eï-öoe-toeloocS bupten bat / lt;5obt öet
öooaöfie recöt en macöt / toelcfee öP Öeeft ober ïeben en boobt ban een
Pber/öeeft ïtonnen geb?upc!ten tot ftraffe ban een läoningö/totens Hcaf-
fe öet
W ban fijn lt;!3nberbanen berooft te toerben.

[vermcerdcringhen. (i.) Cicero in\'t 3 250ecÖ banbe 3©etten: Het is
een onbillijcke wijfe in\'t befchuldighen van alle dinghen, met overflaen van
de goede, de quaden die daer in zijn alleen te verhalen, en de ghebreecken
uyttekiefen. Cn ßO?tS baer nae ï Doch het goede dat daer in ghevonden
werdt, en fouden wy fonder dat quaedt niet hebben.

(2.) lt;a$gt;be felfbe tijbt öeeft be ^tabt 3Cugfburgö Dan^epfer Carel
de V.
begöeert/bat be toiïle-Reusen ban ben aSaebt öaerber ^tabt öÖeen
Uracöt fouöen öeööen; ten toare be^ooft-mannen ber «©ilben baer tn
öabben betoilligöt: JloienburgÖ Öeeft santfcö Öet tegenbeel begeert.

(3,) lt;^elÖCft be Falifcen bp liv. B. }. beSamniten, Uk S. foO ÖeÖDenblC

ban Epidamnus, berlaten jijnbe ban bie ban corcyra, öaer aen bie ban
corinthen obergöegöebeu/ op batfe Jttocöten befcöermt toerben tegen b^
Taulantien, en ballingen: rhucyd. ub. i.

(4.) Seneca banbe a©elbaöen/ 2 55oec6/capi2o, ban Bruto göefpjoßen

ÖeÖbenbe* Mydunckt, daer hy in andere dinghen een treffelijck Man ghe-
weeft is, dat hy in defen hem dapper vergrepen heeft, en niet hem ghedragen
nae de Stoifche infettinghen dathy , oft den naem van Coningh ghevreeft
heeft 5 daer de befte ftaet van een Burgerfchap onder een rechtvaerdigen Co-
ningh zy, oft ghehoopt heeft dat daer vryheydt foude wefen 3 daer foo groo-
ten prijs en loon was voorgeftelt van te heerfchen en regeeren oft te dienen ;
ofc dat hy gheachtet heeft dat de Burgherfchap in haren voorighe forme kon-
de herftellet werden , daer devoorgaende zeden en ghebruycken verloren
wzren ■ endat aldaer ghelijckheydt van Burgherlijck Recht wefen, ende
Wetten op hare plaetfe blijven ftaen fouden , daer hy foo veel duyfenden
Menfchen hadde fien ftrijden ■ niet oftfe dienen fouden, maei- wien van bey-

dcn

Lib. j.

Lib j. f, 17
i.Rcg 4.1Ö
ï. Reg. 10,
17-

ilii\':;

-ocr page 135-

den fy fouden dienen, ^tet £i0tö Bezanum j in öß IfftOI« isait Genua,
lik Jr^. p, s^ß-

(50 ^ooisJ Saiamin, ße« Cplflttöt onößc\'t öÖÊöïcöt ößc «entßttfe^
tm/ getoecft/ aï Dan öe tnamp;en ban Phiisus en Eurifaces, Rotten ban Ajax,
ï^^en toa« soJoquot; berbïaert. ^it cpïanbt beeft Augu-
ftusben^tbentenferenafabenomen/
selijcö namaeljs Adrianus ïjaer ce-
ßi ^nlTf^SÖ^^omen beeft / nae\'t fegsöen ban Xtphiiinus. Atamaeus.
üdn öUOtg Chionifn,f00 Herodotus
fepDt/ i JÖOeCb. €n Strabo fepbt/
bat bte ban samos beel ^teben aen \'t bafie Eanbt beseten Hebben,
flnactonum beöoo?be ten beeïe aen b^ban corintiien, ten beeïe aen bte
»an CoEcyra, fept Thucydides, Lik i. ^n ben ©jebe met ben iEtoIen flaet
bp Livius Oeneaden met be ^tabt en omIesöbenbeEanbt / füllen
wen Acarnanen tOe-beÖOOjem Plinius tn fijn SlatUUtlijtbe i|iflO?ie /
Lib, s.

\'ß. fepbt bat Alexander de Groote fejS ^teben aen ben Halicameffenfen
pbeööebenfleeft: lt;!^e felfbecap.^^t. fepbt batiindus eenCplanbt
Waen Rhodus toe-bomenbe
t \'t felfbe bebtaöp oocb ban Cannus, uk 3s.
t feiföe öetupgßt cicero tn ben 25|ief aen fiin 25|oebec» Eutropius
nk 3.
[epbt/bat ben felfben iSöobiecjS beele ^teben gefcboncben om batfe
be isomepnen tegben^ Antiochum geamp;ölpen Ijabben/ be toelcbenben felf^
ben ban ben j^aebt toeberom benomen
3ön. 25epbes5 binbt men tnbe
€jctractenban Poiybius.

Mn tooo?ben/oft tote öet ban 5P/bie öet leben ber \'©oojlutötige
äi^nnen befcö?eben öeeft/in\'tleben ban Agefiiaus, jö«: ß^t fy twee Co-

nwgen fouden hebben : meer met den naem , als in der daedt. lt;ïtn elber?^ t
Agefiiaus is met den naem, maer niet in maehtj Coningh van Lacederaonien
gheweeft: ghelijck mede de andere Spartanen.
(7.) ^öne tooojben beröaelt Theodoretus albujS / cup- -f. Het was

quot;We woordt, 6 Soldaten ! doen daer gheen Keyfer en was , my den toom
dit Rijck over te gheven : naer dac ick dien bekomen hebbe, ftaet niet
? kft^quot; * raaer mytocj daticktoe-fic wat voor *tghemeyn bcfte profijte-

j Jf\'^^^hilinus: Vandehooghfte heerfchappije kan Godt alleen oor-
nincrhli\' V ^quot;ïnWÖÖ Vitigisfepbt bp Caffiodorus: De faecke van de Co-
ngnujcKe niacht moet ghebracht werden voor het hooghe Ghereehte van
all ruVJT^\'^^ quot;y«den Hemelher-ghekomen is, en aen den Hemel
r cT Squot; Ir onfchult te doen blijcken. m ben felfben Caffiodo-
^ynbsp;genen anderen buygen , dewijle

cufHc\'^ïiquot;^\'\'«^^\'^^^^ hooghfte eere komt van Jupiter. DiodorusSi-
een h\' r ! ^^^^^nbsp;^^^ ^^ Cgpptenaten: Sy houden dat niet fonder

hoooKft ^ voorfienigheydt Godts, dat dc Coningen gekomen zijn tot de
Majffenbsp;in\'t 5 250eclt /
DsCivitateDei: Die

Iianus V^\'l^geven hadde (aljS boo?göegaen toajf in bie jeben) aen vefpa-

ven aen de?nbsp;^^^^ lieftallighe Keyferen, de felfde heeftfe oock gege-

® alderwreedtftsn Domicianus: En op dat ickfe niet elck in\'tby-

foßder

-ocr page 136-

fonder behoeve te verhalen, diefe Conftantino ghegheven heeft, de felfde
heeftfe oock den afvalligen julianus gegeven, vitigis Cafliodorus fepbti
Allen voortganck , aldermeeft.dar Coningen , moet de Goddelijcke welda-
digheydt toeghefchreven werden, ^et SjJOOJÖt ban hen ^tpftt Titus m^i

Dat de Machten van\'t Noodt-lot ghegeven werden.

IX. ^ lt;Bmt 5i}n anöere bie ftcü fdben becbttöten een onberUnge en toeber^
3iibtge onbetbjecptngïie; aifoo/ nameïijcfe/ bat be moningg/ toeï regeer
ïenbe/ fiet ggeDeeïe^oïcïi öem moetonberbantgösun : maecnualöte
regeerenbe/ ben ©oltfie onbettnoipen : toelcfee / tnbten fp fepben/ bat
men op bes läontngöS öebel ntet boen moet btngöen / bie feenneliitfe on^
recötbaerbigö 3ijn / foo fouben fp be toaeröepbt feggöen/ en \'t gieen bat
alle bjome öefeennen en toe-tïaen: maec fulcfes en begcppt nocö eentgö«
bebtotngingöe/ nocö eentgö cecöt ban göebiebt oftöeecfcöappoe tn ficö»
qinbien oocfe eentgö ©olcfe tnocöt boo?-göeöabt öebben/öetgöebtebt en
öeecfcöappije met ben ÏSoningö te beplen / (ban toelcfee materie top Öiec
naer toat füllen moeten fp?eecfeen) foo moflen baer ban ten toeberjijben-
göetoifTelijcfe foobaniglje bepalingljen ban pbers macöt m aengöetoe^
fen / toelcfee licötelijcfe feonben onberfeent toerben upt öet onberfcöepbt
ban piaetfen/perfoonen/en boojballenbe fafeen en öanbelingen. «©ocö be
goetöepbt oft Quaetöepbt berbabenen toercfeen/ tnfonberöepbt ttt25uc^
gerlncfee öanbeltngen/ toelcfee menigömael bupflere bifputen onbertoo?^
pen 5ijn / en 5ijn nietbequaem nocö btenfligö om be partgen teonber^
fcöepben: toaer
uPt be öoogölïebertoarringöe noobtfaecfeelpcfe bolgöen
moet 5 mibtsbeÉoningöaenb\'een/ öetJ^olcfeaenb\'anbersöbebanbe
felfbe fafee/ nae
\'t ßecöt ban pbers macöt / onber becfefel ban goetöepbt
oft guaetöepbt/ be fienntffe tot öem fat treeften, ^oobantgöen bertoar^
ringöe ban fafeen/foo beel mp befeent is/ nocö göeen ©olcfee tot nocö toe
tn ben fin göefeomen is te toillen tnboerem
X. ^e balfcöe meuningöen toecö-göenomen jjjnbe/ foo iS nocö obertgö/
bat top öier bP boegöen feecfetr toaerfcöoutoingljen en cautelen / toelcfee
ons ben toegö feonnen toöfen/ om recöt te oo?beelen/ toien bat öet ïtecgt
ban öoogöfle macöt ober pber ©olcfe toe-feomt. ^e eertte cautele ert
toaernemingöe
3p befe t bat top ons niet bebjtegen laten boo? ben ttoijf^
felacöt
igen felancfe ban ben naem/ oft boo? ben fcöijn en glants batt upt^
terlöcfee btngen. erempeli ?il-öoe-toel b» ben Eatijnen öet ®?tns^
fcöap tegöens öet Kijcfe göefïelt toerbt; ais toanneer Csfar fepbt/bat be
©aber ban vercitorix öet #?infbom en ®?ancferijcfe besat / maer bat ÖP
boobt-göeflagöen ts / om bat öï» nae \'t ßöcfe lïonbe: en bat Pifo bp Ta-
citus fepbt/ bat «ermanicus
een ^oon is ban ben ^?inte ber Komepnen/
en niet ban ben^oningö ber ^Barfen: en bat suetonius fepbt/bat öetna-
bp toas / bat
caiiguia öet^?infbom ineen föoningöcöcfe öabbe beran^

bert: €n veiiejus fepbt/ bat waroboduus niet een ^?tnfbDm/ beflaenöe
in göetoilïtgöei^t ber €gt;nberbanett/ maer een läoningölijtfe getoelbt in
0en fin öabbe: ^oofientoiïbocö bat befe namen en titulen
bicfeto»?
bectoilfelt en boo? een genomen toerben; toant oocfe beïacebemonierw

Wjfri^

-ocr page 137-

Bûî^Étt upt naefeomeïtnôen ba« Hercuks, mt bat fp bm Ephoren on^^
bertoojpett toarctt / toerben eben-toeï l^ontitgertööeiiaemt / aïstop tm
jtotjmmaent öebben : cn be oube l^ontnööen bet
^uptfcöen toaren/
toelewTacitus fepùt / bat ober öaer regeerben boo? autôo?itept ban aen^
•^fnbsp;n^^tfit ban göebteben* €rt
Livius fepbt ban ben ^o^

iïlïÏH--bat öptegeerbe meer boo? autöo?ttept enaenften / alS
opoj tjeerftötttgöe. lt;©ocft
Ariftoteies en Poiybius, noemen ben suffetban
j moningö : €nsoiinus noemt Hanno l^oningö ber Cartöa-
(i.) €tt Strabo bertelt ban scepfis, aïSÖPöelBiïefters tnbe
^taqt tn-göenomen öebbenbe / aentóngö een burgöerïötïïe regeertnge/
öaertn\'tboïtamp;bcöoogöfiematöt öabbe / bateben-toel ben naehoitte^
22SÖen ban ben ouben ^oningöen ben i^ontngölötften naem / en eent^
ööeröanbe eere ober-göeïaten ts. 2in tegöenbeeï be ^oomfcöe ^epfets/
ttae batfpoïjentïötfe en fonber eentgöe betotmpeïtngöe ofte bepnftngöe/
een bolftomen b?0e Soningölöcfee macöt aengöenomen öabben en befa^
Jen/ toerben nocötan3S3^?incengöenaemt: ^at meer ts/ m eentgöe
w?tie^tebettcn ^urgöerfcöapïïen/tïlegöen oocö be €er-tepcfienen ban
ï^ontjigöïöcamp;eiBajefieptben ^?tncert bergunt te toerben. ïBatnu aen-
eaet be aanbts-bagöen en ©ergaberingöebet Staten/ bat
ts/ foo Gun.
ther us fepbt / be betgabertnge ber p?«ïaten / €beïen en eöefanten bec
tnatottgöe^tiben/ bte btenen (nfoobantgöe plaetfen alleen baer toe/
Jat fp 5ött ben grooten ^aebt bes SontngöS / boo? toelcïien be Macöten
oes boltfts / bie beeltöbts tn ben göeöepmen iSaebtberftoegöen en bet?
ooncfeert toerben/totbessontngös oo?en göeb?acöttoetben/ toelcfee
SenfieflclSefen^^ ^aet baer ober te o?bineren \'t göeen öem buncïit

r.nbsp;plaetfen om beöanbeltngöen ber ©?lncen teobcrften/oocfe

baer aen be p?tnce berbonbenjp. ©eele
5ijnber bte mepnen bat öet onberfcöepbt tuffcöen öet opperfïe göebtebt/
en t göeen toat mtnber isals
\'t opperfïe / moet genomen toerben upt U
öeerfcöappije/\'t $p boo? berfetefinge/oft boo? fucceffte en
erffelöcfeïtirt / bteöouben fp batbe öoogöfle en op^
5Ön/ maer niet bte boo? betöteffnge opgöeb?agöen
^Sht^fJ^^^^^^^^^^^^ fefeeröouben/ batfulcjc ntetb0û?gaens
wi^/ffiK* 3©ant befucceffie ett erffentfTe en ts göeen tijtel bes

Toliidih-l.

een
een

SfK^^nbsp;^^^^^^ berbSgt; beröalben/foo beel be eerfte

«X«nbsp;yacebemonie?s guam öet ïiijcô op be erfge^

lt;ä^nban foobanigljen

door bioç:^^3P^tnfbOm/ fept Anftotelcs, dat fommige bekomen werden
werdennbsp;» fommige door verktefioge
op-ghedra^en

\' \'«-noe bcfelfbe Ariftoteies en Thucydides betmelbcn/bat bp be ïij==

%nbsp;ben

Lik 1.
Lib.is-ca^,
70.

mi 3..

-ocr page 138-

81nbsp;Het eetfte Boeck, van het

öen htt ûuîiefôelbeit/ mceiï alle i^öcó«» tn €5?iccamp;ett-lanïit foobantge ge?
toeeft ^iin : r \'t toelcBoocft
Dionvfius Hahcamaffcnfis aentoöfl /
^n teaftenbeel bjetrbe bet fïooitifcôe fSöcß / f^lf^ nae bat aïïe ntacbtbest
Sootnfcöen ßaebtjs en boïcft^ toecD gfienowen toa^ / boo? toerfeieflngôe

\'\'^rvlrmeefSoghea. (r,) ^00 fepbt begfiette/ bjelcfee îjetîeben batï

Hannibal befcD?eben öeeft : Want ghelijck tot Romen Burghermeefters, al-
foo wierden tot Carthago alle laren twee Koningen voor een laer gemaeckt.

55P befe oneugbentlgcft göenaembe ï^onfngöen / matö wen oocfe teUeti
en heeftenen belonen / toeïcften ben l^oningöïöcftennaetttban ö^««
©aberenfögöegöeben/ btebocöbeï^omngöiijcfte ittacöt felfsï beö«}^
ben* ^utcftss tjsgOebjeeH bte
Darius , bjelcfte be©abec Artaxerxes,
ÖPbet:oo2beeïtbja$f/öeeft göeboben te boobenonbsp;^ ^

X ï ^etbjeebecauteleentoaeu-nemtngöe?? Î\'^f\'îî ^at ö^tmat anbets
\' ban be faecfte felfss te öanbelen en onberfoecften / en bjat anberss ban
bebJijfeen manterebanbiete öeamp;öß«/ \'ttoeltft ntetalleen tn ïtcöame?
Itjcfte faecften / maet; oocft bie bingöen/ bjelcfte göeen Itcöamen öebben/
plaetfe öeeft. a®ant gelijcfc ben mm een bincft W alfoo mebe b« repg/
be obetbaift / bebjegö î IBaec befe bingöen öebben fommige boo? wcöt
ban bollen epgenbom / anbetretoat recöt ban b?upcft-bjate / anbere boo?
ti)btl0cft en bepaelt recöt ban feecfteren tgbt* [^ie \'t göelegöen is? / be*

fteöier bait Carolus Molinaeus, ad confamdinet Tofifienfit tit.r. §•
amp;nbsp;Gregorius, in\'t beginbatt\'t Werbe

pelbaneenlöepfer/ boo? feecfteren töbt in-göefïelt.] WO Bpbe be
ïtioomfcöe Diâator Öet opperde gebiebt boo? töbtlöcft
tetvt/ Dat ijs/booi
feecfteren töbt
alleen: ij^ocöbeläoningöen/ foo biebteertïe berôo?en
bjerben / alsi bte ben berftojenen in toettelöcfte o?bete futceberett en boi?
gen / boo?
\'t recöt ban bjucöt-göeöjupcfe ; maer fommigöe Boningöen
boo? bolftomen recöt ban epgöenbom / al0 be tóelcfte boo? recötbaerbp
gen
oo?logö öet ïïijcft berferegen öeööen / of onber toienjs gebiebt eenigö
bolcft om
een meerber auaebt te ontgaen/ ficö alfoo öeeft ober-göegpe^
ben/ bat öet
nietjEf öeeftupt-bebongöen: 3©ant icftenflemmebenööe?
nen niet toe / toelcfte mepnen bat be Dictator öet öoogöfie en opperfle
biebt niet geöabt öeeft/ om bat öet niet alle-töbt burenbe en toaö : toant
be nature ber bingöen / bte (lerfTelgcft en bergancfteljjcft 50« / ^erbt be^
ftent uPt öare biercftingöen : baerom be bermogöentöeben /toelcfte be
felfbe effecten en toercftingöen öebben/ moeten met ben felf ben naem
göenaemt toerben*
iBaerbeDiótator, gfteburenbeftjnentobt / pleegöf
alle baben met geïijcfte en \'t felfbe recöt/alsf bie naer m alberbefle recÖt
een =öottingö / en
fün boen en ftan ban göeen anbereti macöteloojsi ge^
maecftt toerben / [oocft felfsf tot foo berre toe / bat / al$s öet bolcft Fabiun»
Rutiiianum bjilbe beöouben / baeroitï met bibben bp ben Diftator aenge^
Öouben öeeft*] ^ocö be buuracötigölïen beranbert be nature ber faftetj
niet* Snberfinis foo men bifputeert ban be toaerbtgöepbt / toelcfte metj
Hlajeftept noemt / foo i^ bupten ttoöffeïbatbte gwotecen meetbeffg

-ocr page 139-

a«e-tijbt burenöe wtöt m macfit Oeböen / ban
öDcßbebentgs/ betoöl betoöfe
tot be toaetbtgöepbt enaenftm.
totl berflaen öebben ban bengöenen/ betoelc^
fifftrSSquot;totöarertïonbtsöeSarenööebonien m/
fûûtûtSi?FôÔ 5Ott/ofbOD?0ebancbentf^\'eop-geöouben toerben / ai^

toojben gefielt/ bat fp onber öet mtlî
tûÉm»nbsp;toeïcfeer ntatötboo? ben recöten töbt met ban toeber-

SïnberjS moet men göeboelen ban bengöenen toelcbe
Snnbsp;öebben/ bte tot allen tijben ban toeber-roepen toer=

^\'fjster leenof tot beliebe
J^anbaltfcöe ßijcß tn Sifrtca / ( i O en öet lt;©ottötfcöe tn itfpanten ge^
• t ^ ^^ 3©olcfeen af-fetteben foo bicbtoil^ fp öaer mtf^
h.nlr^O ^ ^^^^ ^ö^öt ^an fulcfee ban ßracöteloo^ gemaecbt too?^
oen »an ben göenen / toelcbe öaer bte macöt toeberroepelöcb öebBen ge^

fuW be felfbe braeöt en toercbtnge ntet/

nocö\'t felfbe recöt*

heüJslSÖi^:^ €en boetflap ban b\'oube toöf^? (n ben Be-

rir^kl^îSf\'^P^â^ Procopius OOtÖ göemelbet ban ben HerulenWA^.

PauiusWamafredi,/«t.^.eötf^. ban ben
^wgonbterj.
Ammianus, ban beniBolbabier^. Laonicuschai-
cocondyias
, b^ ben ïSoningö ban ^Cgabien / bp ben ttfrtcanen. lohan-

hll-m \' -nbsp;fepbt Guilielmus Noubrigenfis, bat

geboobt öabbe. Ban ben Qsa-
^ï/nÂquot; » btergelöcSe in beejctratten ban Dion.]

öebbe / bat fommtgöe ßöcßen beflaentn
n^^Öt ban epgöenbom / bat m/ 5ön aljs epgöen patrimonie besï ge^
SJJ \'««seert/ beflröben fommtgöe göeleerbe iBannen met befe be^

XIT.

ató ^^I\'rfquot;* gtjeiBCHoe mactjt oer i^eeren een anoeris w

^^^^^^^ ^^^^^^ perfonele b?pöepbt toat
felben / eS^ï^^^löerlöcbeeen anber ts be b?pöepbt ban pber op öen „
nbeonbeTtoïte^^®quot;®*^^^^^^nbsp;ïDantbestoicifepben/ bat

^ ISSÄ^ ^^quot;^ööe bienflbaeröepbt göelegöen toa^ / en in be \'^IJÄ

toningöss bnecöten göenaemt: x sam.z.
Wöcbbannbsp;—-flupt/ alfoopptbe,,,

ööÄmKuStt?! ^ ^«^anbere epgentlijcbe
renPföo fielt
Livius bie btngen tegens? ben anbe==

tocht he^ - ~de foetigheyt van vryheydt noch niet ver-

■ LivMh.x.
Lib
.2.

\' en alle anbere epgentlöcbe
e btngen tegens? ben anbe=

ku Jnbsp;.i..^ \' wctieneyt van vryheydt noch niet ver-

^■\'^WVöt.v îî\'^^-nbsp;♦ ^ haer onbehoorlijck, dat het Room-

noch Van ■ u ——waauuucr aen Koningen, met geen uoriogn,
van den H^\'i f Vyaquot;den beleghert was gheweeft: het felfde nu vry zijnde
plaetfe*nbsp;werden. Cn Op een anbet

^ net Roorafche volck niet onder een Coninghrijck, maer in vry-

% znbsp;heydt

-ocr page 140-

heydt was. tocbcront tti m anöec pïaetfe (lelt gji teööeitS öert attbe^
ccit / u boïffem Ö« tn bjpöept toarm / en öte onbec ^ntngöen ïeeföen.

rf^/,\'-(!,) Giccrofepbe/ Dat men, ofdcConingen niet hadde moeten uyt-jagen,
P\'^- of dat men den voicke met der daedt en niet met woorden, vryheydt moeft
^»a.i.
gheven. i^aecbefenfepÖtTacitus: De Stadt Romen hebben van aenvanck
de Coninghen gehadt: de
vryheydt en Burghermeefterfchap heeft L.Bru-
7jemortb. tüs in-ghcftelt. €n eibers: Der Duytfchen vryheydt is fcherper als de Co-
Ge,-man. ninghlijcke regeeringe van Arfaccs. Arrianusin Indicis : Den Koningen cn
vrye Steden. Coeciona fepbt by Seneca : Dat zijn Koninghlijcke blixemen,
door welcke kracht of het Raedt-huys, of eenighe voornaemfte plaetfen van
een vrye Stadt gheraeckt werden , weicker beduydinge de Stadt dreyght met
een Coninghrijck. [^fetÖJtBezarastn\'tipSßOecfe ber

nua / een Cremjjel ban fulcfe eenbertoontngöe.] strabofepbt ban Amr-

fus, datfe fomtijdts vry, fomtijdts onder Coninghen gheweeft is. J§O0 Wt»

ben bie ban Cilicia, toelcfee ben^omngDenntetsfieSeojfaemben/
thm cilices, b?pe Cilicters genaemt» €tt boo^gaenstnbeiRoomfcöe Weu
ten ban ben lt;©o?logb/tni«amp;«jrec«/gt;e^lt;«tfWtf, gerecbts-pïegi^ toe^
ber-ferijgtngbe/ toerben be a^tfjeemftfie onberftfiepben tnöoningbeit
enbjöej^olcfeen. ^eröalbentsmier be b?agöe/ niet ban pbers iBens
fcöen b?pöept tn
\'t bpfonberymaer ban be b?pöept bes gantfcDen ©olcfes^
t©at meeris/ gelgcfe om biepacticulier«/ alfoo mebe om befe publöcfie
onbertoerpingöe / toerben fommigöe gefepbt öaec epgen iBeefiets niee
te jön/ttoeööaecfelfs macöttgö» ^aecuptfeomenbufbantgeröi^en/

Lhni.it. welcke Steden »welcke Ackers, wclcke Meofchefl eertij dts onder treehten
Xw./iè.j. gebiedt der Stolen gewecft zij n, 8rc. ^ftt / is oock het CoHatijnfche volck
fijns felfs machtigh.
jBaer epgentlgtfeflls eentgö^oïcfe berbieemt tooit/
foo en toerben be iBenfcöen ntet berbieemt / maec öet aitpts-bucenbe
cecöt ban öaec te regeeren / boo? foo beel fp een^olcft 3ijn. «ïfoo me^
be / alseenb?p-göemaecfetetocöttoanfött#atcooBtoecbt obec-göe^
göeben aen een b?öe f^ecfoon / en göefcßiebt göeen berb?eembtnge ban
een b?p iBenfcöe / maer toerbt alleen ober-göetoefen \'t recöt
\'t toeltfe ÖP
öeeft op ben j^erfoon. lt;©ocfe en gaet niet ba^ec \'t gßeen fp feggöen / Wi»
bien beSontngö eenigöe©olcfeen boo? (©oilogöe becfecegen enbcctoo?^
ben öeeft / aen^efien öp bie niet fonbec bloebt en ftoeet bec 95ucgfi^
becRcegen öeeft / bat men beel eec moet öet baec boo? öouben/ ba^^ben
25ucgöeren ten befien / en niet boo? ben läoningö berobect jijn» aajant
öet feangöefcöieben batbe l^oningö nptfón
epgöenpacttculiecemi^^
ienbeöeiï?ftcacötonbecöoubenDeeft/
(2.) of oocfe upt beb?ucötett baij
öet patrimonie en epgöen infeomtten/ toelcfee aen beBroone anner 59n/
en be felfbe bolgöen / (3 .} toant of toel ban foobanigöe bomepnen en pa^
trimonte eenigöe 3äoningö nietals öet b
?ucöt-geb?upcfe öeeft / «ben ge^
, lijcfe ÖP öeeft ober öet recöt felfs om öet ©olcfe te regelen/ \'t toeltfe öent

T/£r berfeo?en öeeft/ foo 5ön bocö be b?ucöten öem epgen, lt;!5eljrcfi U\\ be
I
D göerlöcfee recöten göeo?btneert ts / batban öet €rfbeel/ \'t toeicfe bebo^
.ds.urn. ijs to^becom te söeben / be bgucöten en opfeomfl^n ^mtx-m^^

Wjsiflif.------------

-ocr page 141-

ijcn teïiitt / öm iiatfe nietöenoojen tot öe ecffeittfTe / tnm tot be faecBe
feïfs. ïf 00 fm Bet ban sebeucen / bat een ^onmgö Set gebtebt en

ïeggenbetesöen obec Tanaro, öeeft toe-befio0?t aen Eurycies ^jtnte bec
yacebemontecs / boo? ßratötban fön epgöen partttuHec recöt. 3Wfoo

Ijeeft be mntngö saiomo aen Hierom, ben 3äon(ngö ban ^öentcten / ge^
geben ttointtgö ^teben; ntet ban ben ^teben m leb?eeufeöen boïtr t j Rcg-
Jöantcabui (bjeïcïte naem bten^teben gegeben toerbt) toerbt bupten^,,^,®
wer%b?een Eanbtpaïen göeflelt/Jofu. 19.27. IBaer ban bte ^teben/i.parai«,
telcöe be obertoonnen ©olclten/ bpanben ber iebieen/ tot bier töbt toe
h.
öefeten öabben / en toelcfee ten beele ben läontngö ban €gppten /
saio-
^ons ^cöoon-baber / obertoonnen / en gt;aiomon tot 2ß?upbt-fcöat met
jpn^ocöter gegeben öabbe / ten beele oocö
salomon felfs berobert öab^
oe.
a®antbatfetebier töbt ban ben ^feaëliten niet betooont toaren/
ölDCfet baer upt / bat
saiomon eer^ nae öatfe öem ban Hierom toeber ge^
ÖÖeben toaren / gintooonberen baer göeplant öeeft.
^00 leefl men/ bat
Hercules, na bat ÖP be ^tabt spana ingenomen öebbenbe/be ?|eerfcöap^
Pöe en\'ti^ijcft ober be felbe aen Tyndarus gegebenöeeft/ opbefeboo?^
toaerbe: ^at/ inbien Hercules felfs eentgöe fitnberen mocöte nae-ïaten/
|P ben felbigöen bat ïiöcamp; toeber-göeben foube. (5O
AmphipoUs u tot
35?upbt-fcöat gegeben aen Acannas be ^oon ban Thefeus. €n Bp Home-
belooft Agamemnon bat ÖP feben ^tebe« aen Achilles göeben fat.
peläoningö Anaxagoras ÖeeftaettMeiampus göefcöoncften ttoeebeelen
oeS ^ÖtJC* (ö*) Juftinus fCÖ?Öft baWDarius: Hy heeft by Teftament gemaeckt
aen Artaxerxes het Rijck , aen Cyrus de Steden over weicke hy Stadthouder
J\'as gheweeft. llïfoomoetmenöoubenbatbe5lae-bolgöersentf$utcef=
feursban Alexander, elc6 boo?öaer göebeelte 5ön göefuccebeert tn bat
ooifeomen recöt en epgenbom / ban te öeerfcöen ober be ©olcßen/ bie on^
oer be ^erfianen göetoeefl toaren; of bat fp ooc6 boó?
\'t retöt ban obec=
wtnninge / bat ïSgcfe boo? ficö berferegen öebben: baerom öet nietflaet
teberbjonberen/ batfp öaer felben be macöt en\'t recöt banbe felfbe te
|jerb?eemb«n / aengöematigötöeBöen* ^00 mebe /alsbe läontngö
At-

Öet 5ßoomfcöe®olcft gljeflelt öa^ej^t^
Sr ben nS®\'^^quot;^quot;^ ^^ goeberen / öeeft öet ^oomfröe ^ol^^ ^^ ^ ^

fepbt ban befe faße: He^lïoSeVoLk deerffeniffe aenvaerdende,be-
nielt de Provincie, met wel door Oorloghe of Wapenen, maer welck bil-
^^^^^ Teftament, €n baer naer ais Nicomedes honing
SXS/®nbsp;öet Ïioomfcöe ©olcft fpn €rfgöenaem öabbe

beftinbsp;^öcö toteen ®?obintie gemaecfit. [55eftet Appia. inbe

cSl^ï^^i\'Öe ban\'t|Bitö?tbatif£öe enBurgöerSoo?logöe 155oecfeJ

bekomJ^?^^quot;^Önttoeebelt;©?atietegöenS RuUum: wy hebben Erlfeniflc

EenenBithynien: ^ooisoocfieenbeelbanEpBten/Cp^
^ Lwaec tn Ööelegen Jijn fleben ßerenice, ptolomais, Cyrenos, E_u-

^ ^nbsp;tropius.

Lih.t.

-ocr page 142-

tropius(j250écfe] Danijenmontttöö Apion, ßp cefiameme öm feïföet»
Uoïcftenae-gïjelaten. Tachm dmai lé.r^. bectnelbt Jjan Eanöen / öte m-
tnijt^ öen ^ontngö
Apion fiaamp;öctt tac-l)eöoo?t / m Den ïtoomfcDentooïc?
fee tefamett met öet ßöcfi aen-göe-ecft toaren. (80 cicero % :

ÊviuLiv 43 Wie en weet niet, dat het Rijck van ^Egypten by Teftamecte des t-pnuT;h$
van Alexandrien het volck van Romen toe-ghevallen is ? Mithridates tnfött
.Apf.Mithr. jlelaejsöpluftinus, fp?e6enDebattPaphlagonien ,fept: Welcke niet door
inß iib.ii. ghev^/eldt, noch Wapenen, maer door adoptie en Teftament fim Vader aen-
itloï.ri. gekomen was. mfelfbebetöaelt/ bat Orodes, becfartöen Itomngö/
idmM.u. ïangöe göettoöffelt öeeft / toelcb een ban fijn ^onen bat öp nae öem tot
Sontngöftellenfoube €nPoiemo||eerbeï:Tibarenen, en be^ om-ltg?

göenbenïanbt0/öeeftf0n^upfb?outototlt;erfgettaem bec öeerfcjjap?
Müebeco?bent: \'ttoeltbootb eertübtss
Maufoiustn caria öabbe gebaen/
baer ÖP nocö Wbecjs tn\'t leben öabbe.nbsp;,

[Vermeerderingen.] (r.) Thucydides: Defe Theres, Sitalcis Vader, heetc
alder-eerft het Rijck van Odryfien alfoo vermeerdert, dat hy de andere Ko-
ninghen in Thracien te boven gingh: Want oock een deel van Thracien m
vryheydt is.
SeneciyPaterfmfori/tprimtt: Men moet niet op eenderley wijfe fijn
gevoelen feggeh in een vrye Burgherfchap, als by den Koninghen, Jofephus
ban be Sobtfcöe «©Ubtöeben/ 13 25oecb: Aen den Koningen en vrye Voic-
keren. Plinius,
ub.ir. cap.20, ban ben ^nbianen : nu die genedie geberg-
te, \'t welck met een doorgaende ftreeck de kanten van de Oceaenfche Zee
bedeckt, bewoonen, zijn vry,endefonder Koningen.

(2.) M. Anthonius: ^filiS be^cöat-fiamec uptgeput toasf/ en öp tot ben
oo?logö tegenssbeÄcco-mannenben bolcbegeenfcöattinge opleggen
totlbe/öeeft ÖP op bemawfet ban Trajanus becftoop-bagö geöouben / en
berbocöt fijn gouben baten/CöJtlïalijne lt;©?ittcb-beecberiS/ fijner l^upf?
b?outoen en fijn epgen ^ijben en lt;©ouben ftleeberen / en beel SIjutoeelen
en bercierfelen ban Heerlen.

(3O ©aeromöeeft Ferdinandusbe eene öelftban\'t ^iijcbban lt;0ra*
naten ficö felben toe-ge-epgent/ alsf toelcbe öP (taenbe öoutoelijcfe upt be
tnbomfle ban ^afiilien berobert öabbe/ foo
mariana leert in fijni^t^
fpanifcöe^iflo?ie/z82$oecb.nbsp;,

(44) ^ie met Balduin in (©?ienten ten oojlogöe gegaen toaren/ f^ebbm
öem toegefiaen/ batöp be öelft b00?ficö beöouben
foubebanbe jSteben/
^^obintten/ (Collen/ en bingen bie boo? ben oo?logö berobert toaren.

(5.) 3^efelfbe Hercules öeeft be Oryopes bie aen ben 25érgöafnaffus

tooonben / alss öPfe ntet oo?logöe obertoonnen öabbe / aen Apollo göe^

fcöoncfeen* Servius op\'t 4 ï^oecb ^Eneidos: iEginu» Koning der DorienfeU
heef: Hercules tot medegefel genomen,in den oorlog
tegen deLapichen,hen»
gevende een deel des Rijcks tot loon van fijnen
byftanf. Cychreus ^äoniPff

ban^alaminen fonber binberenjönbe/ öeeftbp^eflamentfön ßijt»
aen
Teurez nae-geiateu. Peieus öeeft ban Euryiion asoningö ban Phytm»
öet berbe beel besfïSijcftgetot^iupbtfcöabtbebomen/ foo Apoiiodorus
beröaelt. üvius fepbt in\'t x JSoecfe: Proca maeckt by Teftamente fijo

RijcK

-ocr page 143-

Jijck aen Numitor. 25p Homerus geeft lobates fïjtl ^OCßtet teittopeaetl

ßeiierophon, meteen öeel ban fijn ïSijcfej fepbt servius op be öEcioga

Wn Virgihus. Phaenix fepbt ban Pelius , hy heeft my veel volcken gegeven,
dat ick de Lant-palen van Phythia,die \'t rijck der Dolopen zijn, befitten fou-

^^quot;fï^it\'^\'ïwtoenbe met Pyrrhus moninsbbanCpitoten / öeeft tot
y ?upbt-fcöat aen öem öeb?atöt be ^tabt Corcyra, toeïcbe öaet ©abec
Agaihocius in ben oojlogö becobert öabbe / foo piutarchus tn \'t leben bau

2 Ammianus fepbtbatt ^etflett/botötttetaltegetroutoelijcbnaebe
waetöept ber ltfio?te /bat upt btacöte ban öet (Ceflament / be gantftöe
asatte onbec \'t gebtebt ban eenen futceffeuc obetgeb?atöt tss/ uè.

(70. Valerius Maximus: Attalus door billickheyt van fijti Teftament,danck-
oaer zijnde, heeft den Roomfehen volcke Alien befproken en gemaeckt.

(8.) Appianustnbebefcö?ö^)inaöe betoo?logöe tegöenjs withridates:

Appion een Baftaert u5t het geflachte der Lagiden heeft Cyrenen by Tefta-
^ente na-gelatep. Ammianus tn\'tia 25oe(b J Door de uytterfte wille van
QcnKoninghAppïon hebben wy woeftLybieh verkregen: Cyrenen met de
ovenghe fteden van Lybia - Pentapolis hebben wydoor mildigheydt van

ptoiomaeus verworven: Mmt bte feomngö bfltt Cp?enen bjajs bepbe Ap-

pio en Ptolomaeus genaemt: Éet Breviarium Livii, lägt;. 70. ^efe felfbe Ap.

^o öabbe btt 3löcamp; ban Cp?enen boo? €efiament ban fön ©abecbelto^
«len/ foo juftinus getupgöt t«\'t 59 25oecb. ©an ben anbeten Appio, baer
Ammsanus ban gebencbt / bte ben isoomfcöen bolcbe Upbten bp Cefta^
gjetttgemaecbtöeeft/b)0?tbermaentin EufebU chronico, op\'t jaec 1951.
^aecbp bomt bat procopius bettelt / bat boo? (Cefiamentban ben ©o^
Jtngö Arfaces sitmeutenölfoo gebeplt W batöet meede beel aen Arfaces,
get mtnfte aen trïganes {tomen foube» lofephus m \'t 15 en 16 «ßoetb bet
pobtfcöeoutöeben/leettonsf/ bat Herodes, m Augußusöembergimt
gabbe bat öP \'t mt^ motöt maecben aen toten ban fijn btnbecen bie öP
totibe/ fön (Cefiamentettelöcbe malen beranbett öeeft. \'ï^efeitianiere
IJ^^ft onberöouben göetoeeftbp ben lt;0ottöen en a©anbalen in bie bin^
Mfquot;; wficlte fp met ben ftoaecbe berobett öabben. Gizerichus vandaius
bp ïCeiiamente bermaecbt j Procopius in fön lilt;lo?ie
m 3©anbaien/i ^goetb. Theudericus, geeft Lyiib«um in Citizen tot een
g?upt-fcöat aen fgn fujiet Amaiefrida, procop.ibid. ^ulct iss ootb bp an^
jeteboictten gepleegöt, pipinus öeeft Aquitanien, bat öP met benftoaer^
u! öjtoonnen öabbe onbet fgn binbeten göebePlt / Fredegarius in
\'t epnbe
«an fgn chromjek. ©an 25urgonbien bu (Cefiamente nae-göelaten/ fiet
Ayt^aus5,(ap.68»en7 5.^eläontngban Feffa maecbtbp (€e(iament
h?«nbsp;^^ ^Ött ttoeebe foon/ Leo Afir,
lih.3. fiet bp ben felfben ootB

5 25oecf!. Suitanus Aiadinus Öeeft Bp (Cefiament beel
f^PÖt Leonclavius in\'t 1 250ec6fÖnbeï
SbSSfS^ ^e ^ontng^ foon ban Germanien öeeft be ^teben ban
Sfbii^.. r bocötec gegeben / aijsfu met Bajazeth tcoutoen
foube/
ui^ieiToe Leoticiavius tn\'t 5 3|et Spcfe bet mxmm in Cappabo^

-ocr page 144-

88nbsp;Hctccrfle Boeck, van het

tim ißtft Mufal ontrcc fij« ßfnöecen seamp;ecït/fepttt Nicetasj nh.^,
Iben aen ben Pontus Euxmus, ^uft öe 2ötgat|)uttnus aen Mui athus obec^
ßgcgeben/ Leonciavius,!!^,/. Bajazeth (jeeft be^tebm ban «gecbtenaen
stephanus cSeseben m eecen ban fijn ïupf-bjoubje / bie stepham fufiee

toas. iteiti, lt;r. Mahumech Sultan ïjeeft bp (Cefïawettt get JSijcbe
obecgelatenaen
Murathus.item,jü^.-r^. lacupes Bigm ban «öecmeanogtten/
fieeft Crfggenaem ban föne öeecfcöappije ööemaetöt Murathus sukan.
Item, Lib.i^. ïï^e (^Tuccfe Mahumeth gabbe booa-söenawen aen,fijnen
ttoee^onen Anmrath getJ^öcfebanCuvopa/ en Mußapha ban ^fien
nateiaten; aïs bp
Chalcocondylas lïaet/4nbsp;Bafil. PorphyrogenBC-

tuj, ^epfec/ts ban David curopaiateserf0enaemgemaecBtbanbeïanbert
toelcfiebe felfbe tn 3jberien befeten öabbe/ alssonarasbecöaelt. icfi
trebetigt;tbe€ö2iflenenin lt;©?ient«n/ bictojieus jönbe*
Michael Defpota
öeeft {^öetfalien onber fön binbecen gebeelt/ lt;taet bp Gregoras, tj^e
^2inte ban ^tolien öeeft möenen ben ©enetianen naec-ööelaten/en

öeeft Bjeotiam aett Antonius becfeOfÖt/Chalcocondylas^.-s\'.^e felfbe bec^
Ijaelt bat
Meffena, ithone, een plaetfe ban SCrmbien / aen be 5ee gelegen/
be #?ince ban ^ wabien aen fijn bocötec tot 55?upbfcöat jijn göegeben/
als fp
metThomas, ^one ban ben i©?iecbfcöen ©epfec trontobe /
Acarnanien ts onbec be 25aflaerben ban j^?incecaroiusboo?fön€eftas
iitentgöebeelti bebeelenban -ffitolienjijnbeiBagöen göegöeben/foo
be felfbe becöaelt i^oo
5ijn oocït be l^oningörötften ban ^emfaiem m
Cpp?en/ten beele bp ceftamentebecmaecßt/ten beele boo? conjcacten
obet-geb?agen» a©an Cpp?en / fiet
Bembus in fön ^tali^nfcöe li(lo?te
i 25oecfe/ en
Paruta I 25oetft. ^atbejgtabt caftram in ^arbinien
bie ban lt;©enua/en anbete itieec in\'t gebiebt ban Calatitanen/ gefcöonc^
ßenjött/ fcfi?öft Baezarus tn\'t2 25oecbbanbelt;^o?log6emet pifa.
Ro-
bertus
Öeeft aett fijn jonger ^oon Batimundus göegebm / Dyrrachiunj en

Aulon, fept Anna Comroena, Ub.s. Alphonfus van Arragon Öeeft Öet JSgtÖ

ban ^apeis / als met ben ftoeecbe getoonnen / fönen jeal^ert-fobn Fer -
dinandus ttae-ggelatem 3|n\'t felfbe jSöcft öeeft i erdinandus eentge^te^
ben bp €efïamente fönen s^ebe gemaecbt/ fo
Mariana beröaelt/ jü^ .3
XI Ii. iBaec in bie ^oningöröeben bie met toille bes ©oleßs op-geb^ge«
5Ön/ flae itft toe/ bat niet en is te becmoeben en p?efumecen/bat bc bj«^
le bes l^olcfts 5P göetoeefl/ be berb?eembingöe ban öaec l^oningöc^ne
ben ^oningö toe te laten, (i.) ïï^ecöalben öet göeen
Crantzius, als toat
nieutoSinünguinusaenteptbent/ bat öi» l^o?toegöen bp ®elt;iamente
nae-gelaten öabbe / en ts niet te beflcaffen/ tnbien öi» fiet o^ec i|008Ö^
bnptfcöenmanierenengöeb?upcft / bp ben toelcben be ^»öcßen boo? foo#
banigö recöt niet befeten toterben. JBant bat men leefl/ bat
caroius
Magnus Ludovicus Pius
, en anbere / baer nae oocß bp ben 3Banbalert
en Inngaren bp (€eflamente ban öare ïSpcben göebifponeertöebben:
^ulcfis öeeft bpben ©olcbe meerber ftracötgeöabt ban
(2.) aenp?öftrti
göeenberecommanbatie/ als ban toare berb?eembingöe. €n fuW
beröaelt Ado, bpfonberlöcß ban Garoius, bat öP öeeft i^etoilt / bat föquot;

(fefla-

I !

quot;IT\'

-ocr page 145-

(Ceflament battîïeïioojttaemîîebecffattcften fowöebetotïieöttoeröen^
scïötfe / ineöe \'t geett top ïefen bp Livius, bat be Kontnsb Phi-
lippus, atôôp Peifeusban\'t3Söfbto«be toeeren / en in fpfteöcfiln^
Antigonusiäontneamp;totlbemafien/ fjeeft boo? be lîeben
ban.ïBatebomen samp;erepft/ om Antigonusbeii^?infen aen te pjöf^ï^^^ïï
retommanbecen« ( 30 éocb en btent m faecften niet \'t aSeen men ïeefi/
DatöefeïfbeLudovicusbe^tabtïSomen aenbe^au^ paifchaiis, fjeeft
toebec-gbeöóeben / betoöl be 5Ftancften bet gebiebt ober be ^tabt M ^
^en/ toeïtfte fp banbeniSoomfcbenboIcfte ontfangbenDabben/ met
jecötbermocDten ben feïfben J^olcfte toeberom te gbeben/ toelcfter^
©oïcfegperfoonrep?efenteerbebie gbene/ bie öet looft toajs ban ben
««tien fiaet onber öaer.

[Vermeerderinghen. (u) Vopifcus in\'tïeben ban Tacitus, fepbt / bat

men öet üïöcft niet beöoo?t naer teïaten erffeiijcft / göeïöcft ai^ Slcfter^

bft ^ïaben. Salvianus ; hy en vermocht niet de volcken, welcke hy regeer-
de by Teftament den armen en behoefcighen over te geven.

(2.; ^ietCap,i2. ber ©ergaberingöe adcamémam onber Carolus
Caivus.
©oegötöter bpöet (Cefïament ban Peiagius, toaer bpöP lifpa?
nien naer-geïaten öeeft aen
Aiphonfus en ofmifinda j oocft eenige bingen
ban ^enemarcften bp
Saxo. cnbe iö baerom niet toonber bat fommige
(ceftamenten ban ben bolcfte bertoo?pen 5pbe/ ftracöteïooss göetoo?ben
5ön
/aiSSbatbattAlphonfusbanArragon,fiet Msriana, li^-./ö. CttbanAl-
phonfus
ban Leons, aï^ bie föne ^ocöteren boben fön ^oon göep?efe?
reert en boo?-getogen öabbe.

(30 ^ietgel0cfte€rempeïbpcaffiodorus, uh.s. ^piß.s. enbeboïgen?
oe. 2liifoo5önbeberb?agöen ban onberïingöefucceffie tuffcöen sanetius
en lacobus bepbe ban Arragon, banbeboo?naemfïe flanben bebefiigöet/
ivianana, lA 12. (gn ban Henricus ^oningö ban 3^abarren/baer öP £ohan-
nem
tot Crfgenaemfielt/ befelfbe Manana, ukis. ocn ban ifabeiia,m^
ntnginne ban Cafïilien/be felfbe/ A

.,-^ocô\'t göeen top tot öier toe bermaent öebben / bat be loogöepöt
Sn ^öcft/ en regeerenbe macöt ban be bolöept / ban bie macöt te öeb?
h^ i^Ä^l^erfcöepben toerben/ iïS tot foo berre toaeracötigö/ bat felf^
tÏm w w iSijtften niet met bolftomen recöt geöouben en befe?

oocft beele bie göeen «©pperfïeoft fouberainebeer?
bolle recöt befeten toerben : ^aer upt ban ftomt/

...... ^^nbsp;\' \'ïtelicfterberftocfit/enbp

singöröcften. [^iet Ma-

:rius ]

bit onberfcöepbt / in be x vgt;

yei iftgtK î [ ^tet Lothmannus, Tom. /. Comil. ^r. ». ]

fijn mai?^ %ningö boo? fijn joncftöepbt oft fiecftte beröinbert toerbt/
5ön/flflHÏi^80eb?upcften. 3©ant ben ïtijcftenbie niet ^atrimoniael
Wn nSS^ ^ogöbije aen bie göenen / ben toeïcften oft be puölijcaue
quot;^Ttbaer bie niet en i^/ (lObeober-een-flemmigöe m boicft^

Lih.î.

XIV.

-ocr page 146-

(nm^ oïJ-ïCïJïït iPaec tn öe patnmontaïe msthm fïaetfe aen öen ßöe?
mn/
toel£ïieöe®aöer/ of naefle ©itenöen öaec toe berftoienöeöbem
(i,) ^00 fien top min\'t ilijcft ban Epyrus, \'ttoeitfe öoo? obec-een-tiem^
mtttMiebeS®oïcüSfino0|fpjomööSenomen öabbe/ benminbet-iacf::
Ulmnbsp;Aïibas, upt söemepnen naem Boogöben 5öit seflelt göe==

too2ben: en bö02 be Staten ban Hacebonten ben ^oon ban Alexander
Magnus, nae f^m boobt aöeöoien. iBaec tn ftlepn Elften / bat met be«
^Mb. ^toaecöe göetoomien toas / öeeft be ^ontnaö Eumenes fönen 25^ebec
I ? • ■ ® etïelt
m ©oogöt obec fijn ^oon Attaius: iifoo öeeft Hiero, be ©abec
^ßtfl-j, in ^ictlteïitegecrenbeobecfönen^oon Hieronymus, tot®ooööbeitge?
Zn^frter fteïtöp (Cejïamentebte\'t öembeïtefbe. ^et 5P banbat beComngööoo?
fttn epgöen ïiartttuïtece cecöt / ntet eenen teece en €pgenaec jp bececf-
ötonben / als beConingöban cgppten nae betijben ban lofeph, en be
Libi. moningöen ban flubeen / foo Diodorus en strabo feggöen / of metfultös
balt ben Bontngöttïcfie ban bupten toe/enbe en beöoo?t tot bes feïfS na^
ture ntet
j baerom ooci fulcßs nocö een anbece foo?te ban cegeertngöe/
ïiocö een anbece toöfe ban \'t felfbe te öeBBen / maften ïtait.

[Vermeerderingen, {i.) ^tetMarianam\'tïebettbanAlphonfus, bflfbe

^ontngö ban Eeons. jBaec öet (€ef!ament ban ^ontn^ Johanns, be^
tangöenöebeboogöbpeenbebtemngöe bes J^ticfes/
ts ban ö^ staten
en ïincïfS-llanben ntet boo? goebt geßent; Mariana ,m.rs.

(2,) ptoiem^us,Comngöban€gppten/öeeftöet^oomfcöeboïcStot
boogöt obec fijn ^oon göejïelt / Valerius Maximus,nbsp;. ^^

V V ï quot;mt becbe toaecnemtnge 3P befe i ^atöet oppecfle göebtebt^tjtet op
öoubtoppecjïeenöoogöftetesön/aïtflbatbegeneötecegtecenfaj/em?
flfte bingen ben «ä^nöecöanenen lt;0oöe belooft/ (lO felfS ooclt fulcaebtni
Glien / bie tot be toöfe en maniece ban cegeecen / beöoo?en. lt;!Enbe fp?eSc
oocu öiec nu niet ban öe onbecöoubingöe ban bec natucen en eobbelpc^
feececöt/ boegöt öaecoocfe bp öet cecöt öec ©olcßen / öaec aen alle läo^
mngöenbecbonöen5ön/ al toaec\'tbatfp niets belooft öaööen/toaer
baneenigöeceguienbaec aen^p/ inbien fp\'t niet belooft öabben/ met
fouben becbonben nocö göeöouben jön. ^atöetgöeen icö fegge/ toaec^
acöttgö 5P / Blöcltt upt öe gelpcfeeniffe ban een ©abec bes lupfgöeftns/

toelclte/inbien öpöenlupfgöefinnepetsMooftöeeftte boen/\'ttoeicß

totbe|iiecingöeöesiupfgöeftnsöeöoo?t/ foo en öouöt öaec öw? met
op öet öoogöfle cecöt obec fön
5^amilie te öebben / boo? foo beel öe ftaet
ban fön tupfgöefin toe-laet. €»ocfe toecbt be ilanniet ontbloot of af-
gefet ban fijn mannelijcfee gececötigöepbt / al tfl bat öpfön g«P\'ö?outoe
pets belooft öeeft. \'©ocö foo moet men beSennen/baec fulcRS gefcöiebt/
öetgöebicbtalbaectoatengöeceningöetogöenec toerbt/ tjp banbat
be berbintentffealleen ftrecfet tot öet plegöen en oeffenen ban eenige öaet/
ofte oocït regöel-recöt tot be bermogöentöepbt f^fS. ^ pae be eerfle foo?^
u fal be baebt tegöens belofte göebaen/onrecötbaerbigö 5ön/ toant/ ge==
ïiicü eibers füllen leeren / toaeracötigöe belofte göeeft recöt ben göenen/
toelclten p^t belooft toerbt; .Sa be anbere.foo?te fal öeöaeöt oocft nul en

ban

J

-ocr page 147-

ban becmogöentbepbt. mtljtmß

SJ SS ^^^ quot;ï^t/ ^^tm boben bten beïoobec m fjoogec 5p ï bsani

ßß\'öaue bracöteïoois / m toel um upt i^cacbt ban
S.rÄ\'^\'^.^^Öt/ n^a^ï »Jan möt^-toegöen felfë. 25p ben
f^ttfm
Ä / ifnbsp;ßet öooööfle aöebtebt / abfoïupt en ontoeberfp^ebe^

/1«nbsp;fepbt/ en toerbe aïjs öet beeïbt aSobt^oocb aengljebe^

h^L öö^iötb bp I uftinus (laet / toerbe ootb ntet beranbert m booi be /i
een llonins ban Herfen / bte tot ben ^tanben ban f er^ /Jt
Scböebbeubpeen bersabert/omntettefcöönenmön epgen \' \' \'\'
laeot alleen te bolgöen: maer göebencfet bat u-lteben meertoe-flaette
OTeöoo?famen/al!8teraben. Sbtötansi foo bebe öP ben €ebt al^ öP\'t
j«öCRaen-nam/ al^ xenophon en Diodorus skuiusaentoöfen/ en toaö
gern ongöeoojloft op feecbere toöfe be gemaecfite lt;©?btnantten te beran^^
wpn / (lO göelöcb be l^tfloaie ban Daniel en piutarchus, tn\'tleben ban
i neraiftocies onsf leeren/ ootft Diodorus siculus, en langöe töbt baer
lt;n
\'t 125oecfe ber ©erftaenftöe »©o?logen / baer menbtnbt
«effelpcbe l|t(lo?te tot btt flucft btenenbe» c^e felfbe nocötan^ ber^
^ontngö beaBet ban
\'t Cafleel Lethe beranbert 5p/
SvfLSK/nbsp;to^J
Met felfbe ööetupgljt Diodorus sicuius mebe L,b.

h?ÄS^?quot;3Öenban€tötopten: €nbe foo be felfbe ftöJöft/toterben
S; S»8Öen tot onberöoubtngöe ban beele btngen berpltcötet / toeic^
/ öelötb anbere Contngöen tn lt;©?ienten / bupten alle ttoöf^

maerfoo fptegöenssbte beloften
bS ? Jönbenfpbp öare leben ntet befcöulbtgöt toerben/ maerge|lo?

Jegcaeffeniffeberojbent/ 2.Paral.a4.zj.en zS.zg. [^tetlofephusbanbep^
Contngö ban ^uba/ b\'anber ban Ifrael/ ith.s. mp.3. en s.

Contngö tot lerufalem.] €en treffelöcbe mattnge en
tnocfitÄquot;F ^^^^ öefiepltge toaerbtgöeptbanbeöoogöfle macöt
fe bShS®quot; ^i^m / en nocötansf be Conmgen mocöten boo? b?ee^
beloftentßfPÄ^\'\'®^^^^^nbsp;^a« öaretroutoeen

S hSJhSl?^\' 3©P leeren oocbban Piutarchus tn\'t leben ban pyr-
regS nÄÄ?^quot;nbsp;tejtoeeren / bat fp fouben

beSSSÄ!*!^ iBaerof baeröpgebaentoerbe: ginbten

SSanS/ffi^^^^^^nbsp;mwtrnmmmmm/ m

€jcempelbp crantzius, m\'t9mtm hct
KtöooÄ^^Änbsp;Cbentoelenfalfön göeblebt ntetlaren

opperfle te^ijn / maer be toöfe ban bat te beööen fal ber^
öö« Ki ITSf^ tonbttte/ en fal fön Mt^ 30« göelöf^ be regeerin^
^aöeÄtt Jf ■nbsp;beröaelbeban benConmgö

ftentoas/nbsp;ÖP onilrafbaer/ en met feer bJöemacötboo?^

waer foo ÖP bupten fön lof öem begaf/ möföt Dp
m z

-ocr page 148-

ïiïSÖttoicbeit. lethjßltfteoocß strabo aenbJöit op \'tmöötban Artemi-
dorus \\ifo em€cf of gcont/toeïcöe fidemmmiffi fuBject is/ BlDft toeï ccïi
ttf of ütim (aïfoo m of öptn mm spsenöom öefetcn toace/ en
wm aiïeen öefeten / aïfoo öat fjet öeftt San becïojen toecöen. mm
Mcïi een commifibreaie
Wtt ïtan ntet alïeen tn öe opbjacöt m ïtijCïiS
öw-afteuoegftt toeröen/maec oocfi Dp anbetre comracten. 3©anttop btn^
ben oocfi/ öatfomititöDeberbonöen met beni^aeburen/ met fuïcfien

Mnbt ben toom bec «6oöen/ tnbten öptoetenbebalfgepot quamteple^
aen. PHnius paoegyr. m Mtpftt Adrianusfbjoec/batgp nopt^ ßaebS-
heectoaffen foube / als met goebt-btnben ban beniSaebt. ^eisepfec
Anaftafiulïjeeftögefb30?en/bat öpbe^ecrwen ban\'tCgalcebontfcöe
conciiium otibeïgoubenfoube t ^ulcfis becgalen zonaras, cedrenus, en
anbere meer. ^e anbere later e?iecfifcöemepferen beben eebt aen be
iäercfie; fiet benfelfben
zonaras, ban Michael Rangabe en anberen rftet
oocfi een Crenipel ber lt;0ottBtfc9e Coninggen bp
caffiodorum, m.i^..

\'quot;quot;■^\'(i/riofephuïtnbetiflojieban Vafthi. Hy konde met Vafthi door het
tuffchen-Vomen der Wet nier verfoent werden. ^UlCfie a^etteU plaCgtett

aaBetten bes ïïncfisggenaemtte toerben / gelgcfi lacchiades op oaniei z.
.nbsp;vers 13. aentepéent j^anbe J^ettmbecComnggrgcfienmï^tfpanien/

\' \'Snbsp;fret Mariana, Ä^.iff.nbsp;^

(^) ïigt;e a©etten ggebieben / bat men be licgamen ber (Cpiattnen on^
begrabenbuptenbeEanbt-paleittoecg toerpenfal/
Appianus tn\'t ber^
beïèoecfiber gsurggerigcbe «©ojioggen.
g^e ISepfer Andromcusgeett
Michael
fün ©aber be begraeffeniffeontgouben / om bat gpt ggeloobe

ban beïïatönfcgei^ercfiegabbe beginnen te bolgen/Gregoras, w/.

(4O ^gntooojbenjgn: De Koningen in\'t Landt der GaflarenjtwelcK

een deel is van Molotteren, plachten aen lupiter Areus te offeren, en den Epi-
«;nbsp;roten eedt te fweeren. Doch foo fwoeren de Koninghen , dat fy fouden re-

:\'nbsp;geeren nae de Wetten : én de Epiroten , datfy fijn Rijck nae de felfde Wetten

fouden befchermen.

(u) ^ftoocfi/batbelt;©nberbanenbenContnsg/aisgpbeberbon^^
benberbjeecfit enfcgenbet/niet en füllen öelpen/ oft Öfn niet ggegoo?^
famen. ^iet
crommenes tn\'t 19en 2025oecft berpoolfcgeggefcpebe\'
niiTen. ^aer iS oocfi een Crempel bp saiif
burgenfis, in be ganbeitngen

ivnbsp;ban Henricus,op\'t^aer 1074.1nbsp;, ,

XV rI. (3ren bierben / moet toaer-genomen toerben / bat/ ai-ipe toelget tm^

perjïegöebiebteenis/enbeinficgfelbenonbeplbaer/ befïaenbe uptbie

beelen / bie top tc boojen bergaelt gebben / be upt-jteecfienbe googöep^®
alleen
baer bp geboegljt 3ijnbe / bat is be ontoeberfp?eecfielncfie macgt;
:nbsp;bat
get nocötans fomtogien göebeurt / bat öet göebeplt toerbe / \'t 3P

\'!nbsp;beelen bie men noemt ittacötige/ of oocfe onbertoojpen beelen. C^tet z»*

4nbsp;ziumfingHUrnm npnßnbsp;?8ifoo baer get ï^oomfcge ^öcfe maeï

-ocr page 149-

m s^öcft tosis/ t(l notßtatt^ meer-malcnöfteBeuct / bat b\'cen lt;©?tettteit
b\'auber ^^ccibenten Be^^ït/ b\'een in #o|len / b\'anbec in 3®c|len w
Qeccöei ofbatootfeb?tebca®mitinnbsp;mfoo fean

Det mebe toei gefcfjieben/ bat ßet ©oicft een Contngb berbtefenbe/ eem?
Qïjebabeitboo?Den felben upt beboube/ anbere ben läonmglj met bolle
retJ)top-b?agöe. j^otïjtanss en gïjefcötebt fulcb^ niet / gbeUjcfttopnu
pebben aengbeVoefen / foo menigbmael al^ be Coningb boo? eemgöe be?
loften berplitbt bjerbt i maer moet berftaen toerben bat fulcbs« al^ ban

öbeftöiebt. (i.) gnbien/ ofuptb?ucbelötbbet?lingetoerbe gebaen/ban

toeïcbe faecbe top nn öier boben gefp?often fjeböen / of inbien öet J^oltö
notö b?p 5önbe/ ben toebomenben Éoningö pet bebeelt/ bp maniere ban
eenbiöbenbegöebobt/ of inbien baer pet bp göebaen 3p/ baer wptber?
J^en toerbt / bat beConingögöebtoongöenof göefiraft ban toerben.
J©ant öet göebobt ftomt ban een öoogöer / immersf in \'t göeen bat göe?
boben toerbt: bocö göebieben en ftomt niet alle-töbt ban een öoogöer/
toant oocft een pber ban naturen macöt öeeft fün ^cöulbenaer te btotn?
ÖÖen / maer al^ ban toanneer be nature m göenen bie minber ijs / baer
tegöen firöbt / en ficö on-ftelt / beröalben bolgöt upt btoangö ten mm?
ften göelijcftöepbt / en bien-bolgenbe beplingöe ban uptfleecftenbe öoog?
Bepbt. ©eele b?engöen
beele ftoarigöeben bp tegöen^ foobanigen ftaet/
gl? ttoee-öoofbigö 5ijnbe / maer / göelijcft top oocft öier boben göefepbt
Sebben/ in 25urgöerlöcfte faecften en ijs göeen bingö \'ttoelcft ban allen
«anten b?p 3p ban ongöemacften j en öet recöt moet men afmeten/ met
«ae \'t göeen bat beft biincftt / befen / of göenen / maer nae ben totlle m
ööenen/ upt toeïcften öet recöt fön oo?fp|omft neeittt. ©an Piato m\'t
3 25oecfe ban be 3©etten / toerbt een oubt crempel bp göeb?acöt*
w l^aeftoitielingöen ban
Hercules, bestehen Atgos, Miffenen, en Lace-
demonQöeboutot öabben/ toaren beConingöen berbonben te regeetren
nae öet boo?fcö?ift en regöel ber göefi^iöe
mmm / en foo lange fp fulcjï
beben/toaren be ©olcften berbonbenöet iSijcft öaer en öaren i^aeftome?
«ttaöentelatenöeöouben/ en niet te löben bat pemanbt öaer\'t felfbe
ï^ebenemertj toaer toe niet alleen be3©olcftenaett öa^ï^oniböW
aen öaer ©olcfteren/ maerfelf^ oocft be ^oningöen
onber maibanöeren / enbe©olcften aen ben anberen / oocft be ^onm?
Söen aen be nabucigöe i^olcften / en be ©olcften ben naburigen Kontn?
Söen öare tooojbt en troutoe öebben göegöeben/ en baer toemaiftanbe?
ïen te öelpen/ belooft. (z.)

Vermeerderingen, (j,) ^ifoo beeft ten tübenban Probus, ben ï^aebt

Je 3©etten ber ^?incen beftracötiget ■ beröoo?be be ^ppeliatien; maecft?
Jf w^tabtöouber^j o?btneerbeben25urgöeïmeefteren bp-göeboegö\'
«\'\'«iaebts-Öeerett. ^iet oocft
gouL uh^. obf.tsj. ».7. lt;!£n Cardinalem Man-
fó\'quot;°?quot;öeöepmelijcfteen ttoijffeiacötigöe berb?agöett en contracten/

• 7. tlt.s. ii,^,

ber5^oo?berfcöeboïcften/ 3tjn beele €rempelen.
ioiïannes Magnus in fijn ^toeebtfCÖe ?|iftO?ie / m Crantzius

m s

-ocr page 150-

fit fört ^uabtfcöe ^tlïOJte/ U^s. Pontanus m fijlt Wtiftïit / UJJ
X VI u. J^ocötans $ijn fp beere bebiosften / bie mepuen / mmm be ^onirt^
öBen niet en tbifien / bat öate bejïupten ban feiadjte fuUen toefen / ten 5P
batfe ban ben ï^aebt/ ofeenisöe anbere ï^ergabecinoen goebt gfiefeent
toerben / bat baer boo? be macöt göebepït toerbt: toant be befïupten bie
op fuïcïf een toöfe te niet göebaen toerben / moeten bentaen toerben boo?
bes läoningös bebeïfelber/ toeïcfee op fuicfeer toöfe ftcö feiben öeeff MU
ïenboo?fien/ bat niet pets beb?iegöïi)cï5er toöfe berbregïjen/ boo? fp
recöte en toare toilïe foube geöouben toerben: foobantgö ban toas öet
fcö?tftelöcft bebelbes öoningöS
Antiochi bes berben / aen bejBagtfica^
ten / batfp öem niet en fouben göeöoojfamen / inbien ÖP pets guame te
• geöiebenbat tegen be ï©etten flrebe: €n ban
conftantinus, bat be a©ee^
fenena©ebutoenniet fuHengöeötoongöentoo?ben/ ter oo?faecfte ban
recöt-bo?beringöe tot bes Söepfers 3^of-göefin/al toaer \'t ootft bat men
fcö2tfteïijcBbebelbes3^eprersbertoottbe. [©oegöt öter bpL.r,c.depe-
tmnihmbommmfHbktü.-\\ ^oobatbcfefaeclte beniCefiamenten geïöctt iS/
ÖP ben toeleven geboegöt too?bt/ bat geen Jater fCeflament ban feracöte
toefen faï; toant befe
ciaufui toercbt oocfe / bat öet later (Ceflament ber^
tnoebt en göep?efumeert toerbt / niet te feomen upt recöte en toaeracöti==
göe toiïïe: jBaer göeïücö bie
ciaufui itan toecö göenomen toerben / aï^
foo ïtan mebe bat bebet ban ben Coningö toecö göenomen toerben boo?
erp?effebebeï/ enfpettalebeßent-maecßingöe ban fön ïater en böigen^
betoiïle.

xix. ^oc^ en göeb?upcfee nocö boïgöe icfi öier ntet be autöo?itept ban po-
ivbius, bie onber be bermengöbefD0?teban25urgöerïöcïfs regeertngöe
tteït be i^oomfcöe ïiepublöcgue / be toeïcïte bier tpbt / foo «ten ftet / niet
op öe haben felfs / maer op öet recöt ban te boen / louter en aantfcö po^
pulair gljetoeefi is: toant foo toel be autöo?ttept ban ben mm / toelc=^
fee ÖP onber be regeeringöe ber b0o?naemfie telt / als ber ?5urgöermee==
(leren / bie ÖP toil bat al^ Coningen fouben getoeefl sijn/ toas ben©olc^
Reonbertoo?pett. I|et felfbe toil icfe mebe gefept öebben banbemepnin^
öenbananöere^tönjbers/ bie banbe politie gefcö?eben öebben/ bte
totöaerboo?nemenbienflelijcfeoo?beelen/ meer te fien opbe uwterlüc^
ïiegeöaente en bagelpcftfcöe regeeringe / als op
\'t recöt felbe ber öoogö-
fle regeeringöe.

X X. ^et bi ent meer ter faecßen \'t göeen Ariftoteies göefcö?eben öeeft / bat
tuffcöen öet bolfeomen ßpcfe en öet ïacebemonifcöe Köcß/ \'ttoelcfe niet
anbers ais een ^?infrcöap en is / eenigöe foo?ten ban iSöcßen tuffcöen
bepben 5ijrt. Icö acöte bat öter ban een drempel fean göegöeben toer^
beninbeConingöenber^èb?een: toanticamp;öoube buptenalle ttoöffel\'
bat befe bafl in meefl alle faeclien met \'t öoogöfle recöt geöeerfcöet öeö\'\'
ben.
a©ant öet ©olcït totlbe een Coningö öoebanigöen öarenaeburert
öabben. (i.) ifêaer be «^?ientaelfcöe bolcfeen toerben feer ingöetogöen
göeregeert.
iEfchyius tn ©erfen boet Atefla feggöen: ^p en is be ^taft
niet onberto0?pen let feggöen
virgiUi iS beftent:

Noch

Bon.aic.ï.
de Conft.itt
d creet.Tlut.
•A-^oth. L.
ltn:cuLman\'
do imf erator.

-ocr page 151-

^ocK \'t wijs Egyptifch volck, noch \'t wijde Lybifch landt,
Noch Perfen , noch Meden biedthaer Koning gaen aen handt.

frh^^ lïaetj De Syriers en die van Afien, zijn een foorte van men-

aTm flavernye gheboren, Uatt ittet en Uerfcöeeït \'t fegaöen Uan

fchao öp Philoftratus: De AfTyriers en Meden aenbidden feifs de heer-
»iinbsp;Ariftoteles^i-.PÄta^./^«. Die van Afien dragen de heerfchap-

svrSfi^rr^^- öp Tacitui feptöe lottantier civilis tot öen Caïïen;

npf. ^ mochten dienen , en Orienten aen den Koninghen ghewen-

iiS;^« ^^^ ^^^^ ^^^^ quot;ïöCfe fn ^uptfïanbt en in m^nthtm

* Pf ^^^^^^ aenVööd/ Seamp;benïie ttiaet een m m\'
S
sSj ö^öeögft retöt ban regecen/en boo? autbo?itept ban aen te taben/
nietboo? ,ttatamp;tban tegöebieben. Wp öebben biet boo?enoocbaenge^
/ i®^ santfföe leb?een boïtfe ootb onbec een Coninsö öeflaeu
nSIi:.\'^^^ \' befcö?öbettbe öettecötbet Coningöen / ööeeftßöe^
tïSïi?^quot;quot;^quot;/ batbpben©oïebeööeen tnacöttoass obet-ööebïeben
Coninsö^ obetlafï. ^tt bjeïcbe be lt;©nbe met recöt befliß-

dJah.nbsp;ban ben #falm J Teghens u alleen hebbe ick gefon-

enoh \'^^toeï(fteb}00?benHieronymusfepbtJ Ora dathy Coningh was,
hvnbsp;vreefde, . (a*) €rt Anabrofius: Hy was Coningh, en was

den ^ Letten ghebonden , om dat de Coningen vry zijn van de ban-
Verf^^quot;\'nbsp;j vp\'ant fy door gheen Wetten tot ftraffe gevordert werden,

\'tnbsp;^^^ heerfchappye. [Arnobius Minor f{:Ö?Öft eben

vitiges fepbt bp caffiodorus: Defa-
dfn Jo^inghjcke macht moetvoor\'t Hemelfche gerechte gebracht wer-
Hemel ghekomenis, is fy aen den Hemel fchul-
fcF h o^^chuldtte doen blijcken.3 Hy heeft derhalven tegens geen men-
mirnH^fnbsp;\' welcken hy niet onderworpen was.
3|et felfbe maCÖ

Peiufiota, tn ben 3 85 ^enbt-b?tef ban ben laetfleti
blïï:.nbsp;^^^ J|eb?een öiec in obet-een-fiemmen/ bat/ al^

SS?Ä^^ööens8be3©ettenfonbi0öbe/ toelcbe ban öet Slmptbe^
Siennbsp;/ boo?-öanben toaren / bat öem alfban eenige m^

maet bie toaten onbec ftaet fonber fcftanbe/

maer bie toaren onber öaer fonber fcöanbe/
ro»}S /SÄquot;^\'\'«^«öÖb)tlögöaengöenomen totbebjösf ban be^
btenft«Wf£%nbsp;maer ban ben genen

öiSLnbsp;öabbe/ gefïagen: en fielbe nae fön goebt-

fen wÄ Äi@ctalberf!agöen/ maer ban bebbJingenbeftraf^
ipffiymJSyÄil®quot;^^^ ^00 garttfcöb?p/ bat felfjstegöensföaec

quot;P««/ ï\'^toöl bie ntet fcötmp en
^en SSÄ^f^Ö^ej^^^^^ lt;©nberbefp?eutben beriSabbi^
^anS JJP^^\'^quot;^^^^nbsp;ßarnachmon ben3|eb?eer / in ben tötel

ghezeg^g\'^^W^ett: ^heen Crjsature en oordeelt over de Coningh, maer de

\'^^num bertfebentigömannen / \'tmm np\'t bebel lt;0oDt^

ban

Lib.^é.

4 Hißar,^

Lik 6.

-ocr page 152-

Exod.Jï.S. ban Mofi in-3öêfïeït 5ijnamp;e / boo? sfieflabtgfie aettitemtitgê / tn fïebe ban
beut. 1.17. af gaenbe/tot op be töben ban Herodes gebuurt beeft» ^erfialben ban
rchron\'19 foobjelMofes aïS
David be ï^ecgterS lt;©oben noemen / en be oojbeeïen
6.S. \' bjerben €iobts oojbeeïen genaemt j en toerbt göefepbt/ bat be KecbterS
I .ch:on.i6 tj^ ^gjjg uai^ iienfcDen / maer tn flebe ban lt;iBobt bet «©ererbte bou^
rdronisben. ^atmeerts/ befaecbenoBobtstoerben bïaeriöcbonberfcfiepben
n. \' ban be faecfeen bes ContngDs t baer boo? be faecben €gt;obts / foo be göe^
ïeertfïe 5|eb?een ons leeren / berjïaen moeten toerben be oo?beelen/ toelc^
benaebe3®etlt;©obts moelïentn\'ttoercftgljeftelttoerben» ^cbenont^
benne ntet / bat be Conmgö ber Soben oocb toel eentgge boo? bem felbet:
ban\'t leben ter boobtbertoefen beeft/ tntoeicben beele Maimonidusgern
(telt en bergeftboben ben Contng ber töten flammen Sifr^ëlS / \'t toelcfe
oocfe met beele €rempelen/ fo tn be ^cö?ifture/ais tn be boecfeen bec
3|eb?een/betoefen toert: »eröetfcböntbatbenComngöntetjptoe-
göelaten göetoeefl fienntffe te nemen ban feecfeere faecfeen / göelöcfi
ais ban een Stamme / banbenï^oogöen-^?iefler/ baneen©?opöeet4

ier.3 s.j. [ Het en ghefchiedt niet dat een Propheet ghedoodt werde buyten lerufalem,

Luc.13.3 3.3 3©aerban top een €rempelöebben tn beltflo?te bes
pöeten leremie, ben toelcfeen/ als be©D?flen bo?berben bat öP mocöte
\' göeboobt too?beft/ geeft be ^ontngö tot anttooo?bt;
siet, hy is in uwe
macht j want teghens u en vermach de Coningh niet
, berflaet bp fOO gÖe^
legen fafeen. giae oocfe felfs/ bte omeentgöe anbere oo?fafee bp
öetsan-
hediium
aeu-göefelaegöt toas/ btenen feonbebe Contngö ^an öetlt;©0?^
beel en lt;0erecöte ntet berloffen» daerom oocfe Hyrcan us öet oo?beel batt
M Herodes, \'t toelcfe ÖP ntet feonbe beletten / met Itfltgöepbt pbel gemaecfet
öeeft. ^00
caiifthenes fept bp Arrianus, bte affeomfltgö toareu ban ca-

tf-jp.i/. ranusin Macedonien\', befaten het Rijck over de Macedoniers, niet door ghe-
weldt 5 maer door de Wet. Curtius
fn\'t 4 250eCfe: De Macedoniers zijn ge-
wendt onder deConinghlijcke heerfchappije, doch in meerder fchijn en
fchaduwc van vry heyt, als andere Volcken. 3©ant OOCfe be 00?beelen ObeC

öet leben ber 25urgöerett / en flonben aen ben Éontngö ntet. ^e f^fbe

Curtius in \'t 6 25oecfei Van hals-faecken oordeelde nae \'t oude ghebruyck
der Macedoniers gt; het Heyrlegher: in tijdt van Vrede ßondt aen \'t ghemey-
ne Volck: de macht der Koninghen vermocht daer in niet, ten ware dat eerft

deauthoriteyten het ontfich gelde, ^aerisoocfenocöeen anber tepcfien
ban fulcfe een bermengingge op een anber plaetfe ban
Curtius: De Mace-
doniers hebben, nae\'t ghebruyck van hare Volck, befloten, dat de Koning«
te veel niet foude ter jacht gaen, fonder de uyt-ghelefene van de Princen en
Vrienden. Tacicus
fepbt ban ben «©OttÖen: Sy werden een weynigh en-
ghergheregeertalsde andere Duytfche volcken , doch noch niet boven de

wijfe van vryheydt. 3®ant ö? Öabbe te boo?en öet ^?infbom öefcÖ?e^
ben / boo? autöo?itept ban aen te raben / en niet boo? macöt ban te göe^
bteben: bocö Öet bolfeomen ïSöcfe befcö?öft ÖP Öier naer met befe tooo?^

ben* Een heeft het ghebiedt, fonder aen eenighe uytneminghe of excep»^
ghebonden te zijn, niet door een recht van regeeren, dathy ter bede of^^

leeo

Lik },

-ocr page 153-

öen Ph^acenfen fepjebmtecbt/ fepÖt/ bat bie yets ghemenghette
i4men van Koninphliicke en
der lt;^r^^pn m^rh^ f-, \\ mtït moirfeo wf

itoomfcïje Contngben / toant boen m tijöt
ci t f. f® bingöen boo? be öanbt ber Coningen bccritötet Ta-

nnniil. M ifomulus hadde nae fijn believen over onsgeregeert, €nPom-
den UfS^iquot;nbsp;^^^ aenvanck der Stadt de Koningen alle machthad-

b0D2nbsp;^ ^^^^ iquot; bietiiben eenige bingen

^otöinbien top be ïiomepnen
nisnbsp;\' öeeft aengöetoefen upt beboecben cicero-

anbsp;uptber#?ieffeienboecben/ en uptFeneßei-

aenSSoïcbnbsp;^^^Öt appelleren

meTr ^ Kht Wnbsp;^öCße bertjeben 5ijnbe / öeeft oocb nocö

ShS^S!^ ^^^^^ berminbert / alösiinbe/ foo Tacitus fp?eecbt/ 3
^ntniMler ber mmm/ toelcbebeConingöen ooch fouben göeöoo?fa?
Ä ^afommenfUö min öeeft te bertoonberen ban\'t göeen Livius

öp naeinbiteenigöe

SftXbfhSS fonmgen/ batfe maer een laerbuurVe.
SfrfEZi/fÄquot;^^ pöpulatre en ber Stauben macöt en

SSÄf ifnbsp;/ tentöben ban \'t Interregnum,

in fommige/en bat oocb groote getoicö\'

SfSSÄ^^^A^^\'^*^quot; ^^ ©aber.«/ bat i^ben mm/ \'tfelfbe

beShmÄ^SÜ^^nbsp;ban\'toubegöeb?upcfe

nenbsp;4 ^^^nbsp;op \'t onfeecber be uptbomfie ber gemep?

w^ergaberingöen öebben beginnen soettefeennen/ göelöcb Livius en
wnbsp;^^^^ ^^^^ ^at later isf nocö al toat

fp?eeclt/stn^nbsp;foo langljeals^be felfbe Livius

bp ben Patricüs, aflomeiingöen ban ben
TribunosrfSlS^!^^^^»^^^^\'^) enbebpbe boo?|ianber3S beiSboW
toeten fietrecftt b/JS 2 Q^timpu peupel) beöulpe baer tegöen toas / te
Equot; S ShÄ? berbteben/ en tuffcöen te ßomen. ^Ifoo toil oocft
5P göetoeeft een iSS ftöenienfer^ / ten tijben ban
soion,
onbereSZafff^^^^nbsp;boo?naemfte^tanben/ bermengöt

/nbsp;^^f«nbsp;foogeitelt

tiiejb^^^^^^nbsp;b?agöen/toelcfte in befema?

^öeSSf/ir^^\'quot;-nbsp;mepnbe/ foo rofephus fepbt/ bat

SöeÄtÄ^^^^^nbsp;betoölöare göeburen banConingen

namen. quot;^»«öen/ batfp oocft be felfbe fo?me ban regeeringöe aen-

^^\'^«ro iit be Oratio dl ProvincHs mfuhrib. De ISaden der Judeen en Sy-

Mnbsp;riers

-ocr page 154-

riers tot dienftbaerheydc gheboren. Euripides in Helena : C^tt aïïeetï üpt\'

öenomen / m \'t wm öe ^saröactfcBetoolcöen alïe ^labem i^et toelcfie
«Pt
iECchylus tta-seöootfet ts/ óp toelcfien mm Mim : 25uptett öert eem^
g§eiiiupiter. ctttiSotiöecöenletoenötööe«tttemanötb?p. ^aec opttie^
öe
fïaetltet feggen ban Lucanus : De Keyfer fal voortaew m de gantfche We-
relt alleen vry zijn. Saluftius fept ban öe lt;©?lentaelfCÖebOlCftenï soo feer
is haer aengeboren de heylige waerdigheydt van den Coninghlijcken naem.
Servius ÈttPhylargyrust
gt;?eitgÖen ött Dp Op Öte plaetfe inGeorgicis. Apollo-
nius ÖpPhiloftratus, tó. 7.
fepbt ba» Danus : Dewijl hy eenAffyrier is, en
naebuur der Meden, en verfinthy niet treffelijcks tot voorftandt der vry-
heydt. J ulianus teg0enS öe€Ö?t|lerten : Wat behoeve ick u tiu particuher-
lijck te verhalen , der Duytfchen ghemoederen de vryheydt het hebbende,
en het jock niet lijdende, of in teghendeel de
Syriers en Parthers, en alle die
teghens \'t Ooften en Zuyden gheleghen Barbarifche volcken, geleert en ge-
wendt der Heeren handt te draghen, en veele andere verachte Natiën, leven-
de onder Coningen, die der Heeren wijfe naevolgen. Claudianusfeptï

Ghy rechtet gheen Sabeen töt flaverny gheboren,

Noch zijt tot Heere van Armenien verkoren.

(3,) Laonicus chaicondyias fepöt / öat Öe «ipcßen ban ^^annonien m
cngfielanöt föobantgöenbsp;mtt lficcagon//it.:f. cnban ^a^

barre tn\'t felfbe 25oetïï/ baer Bp fept/ bat nocB »gtflratett ^ be Co^
ntngô berßojeny notB befetttngöen en lt;0«arttijbenett op;*epbt ^r^
ben /
ais met belteben ber «©nberbanen / nocB pets ben jmm op-goe^

ïepbt bjerbttegBens B^ï^ôBebitipcfe. \'©atter fomttttge Cöntngen ïört
met bollen recBte/ en anbere bte onber be
3©ettett flaen / Beeft cocfebe
^obe Levi Hecfonides aett-geteptfeent Op r.sam.8.4. ïettsbjonöec\'tgeen
Plinius fcB?öft ban laprobanœ, likcap.ii. TO ban \'t ©olcö be läontn^
göen beröo?en toerben/ oubt en facBtmoeblgô/ bte geen Omberen Beeft/
en foo
Bp baer nae »beren teelt / bat BP toerbt af-gBefet/ op bat Bet
ïSijcïJ niet erffeltjcö en toerbe : bat Bem ban \'t ©oîtô berttgB JSegecrî»
bers gegeben toerben / en bat niemanbt ter boobt bertoefen toerbt / alS
bp be meefte flemmen: bat alfoo ooclt toe-gBelaten toerbt te appelleren
aenBet©olcfe/ batter tfebentigB ißecBters gBeflelt toerben: Slnbten
Bem bie niet meer als met bertigB flemmen b?p fp?e«fien / bat öe felbe
gBeen aenfien nocBtoaerbtgbepbt beBouben/ maer groote fcBanbebe^
Balen. :©atbeConingBBeeftbeb?acBtbatt
hher pater, of Bacchus, bean^
öer öe ^ürabifcBe Sïeebinge. ^nbten be ContngB pets miföbet / bat w
gBebooïJt toerbt / niet bat Bem pemanbt om-B?engBt / »naer batfe Bem
alle te famen fcBoutoen / en toepgBeren met Bem fp?afte te Bouben.

vmtfdillaeiit.^m(i.pop»lumjHeF4tref^ue : Sommige willen dat in defe woordeO
de drie deelen der Politic begrepen xijn , des Volcks, der Stenden, en der
Coninghlijcke macht. ï©ant Cato fepbt î dat Carthago uyt die
drie deeleo
gheordineert was.

(4.) Plutarchus tn\'tleben ban Coriolanus: Het Volck ea hadde gheeo

j^elit

-ocr page 155-

recht noch macht om eenighe Wet te maecken, of yets anders te ghcbieden,
ten ware de authoriteyt van den Raedt eerft voor ginge* Chalcondylasj
lib.s.

toöfi oWtfee bermensinsfie m in be j^epuDltjcane ban lt;0enua tot fö==

iS/ of fuïcfi een \'t oppecfle seöiebtöeDöen fean / bieaen een x x i.
ongöeïpcfe^bectjonbt ögeöouben is. ^00? \'t onsöeïijcfe beïöonbtberfïae
tcft / ntet bat öefloten toecbt tuffcgen pactgen bie onggelgcfe ban iitatgt
0Ö«0tfibe^tabt
Thebe, ten töben ban Peiopidas, met ben €o^
ningt) ban Herfen een becbonbtgabbe / en beJaomepnen eectöbts gab^
wen met bie ban ilarfiöen/baei: nae tttet ben €oninßö
Maiäniffa: ofget infuhb.^i..
toelcfee geeft een boo?-bp caenbetiaebt / egelgcfe toanneer een bte bpanbt If ^f
^ / tot b?ienbtfcgap aengenomen toecbt / itiibts bat gp be onfeofien bec \' •
J3o?ioggebetale / ofpetanbecs boe/ maec \'ttoelcfee ttptfecacgteban\'t
öecbonbt felfs/ eenigeblgbenbeuptdeecfeingeengooggeptben anbecen
ggeeft; bat is / baec be eene ggegonben is bes anbecen geecfcgappöe en
majeftept te cefpectmn en onbecgouben/ geigcfe ais fïonbt in \'t becbonbt
bec
iEtoien met ben ßomepnen / bat is /eenfbeels fgn be(ie boen/ op bat
föngeecfcgappöe bec^ecfeect 3p/anbecbeeis/ bat oocfe fgn toaecbiggept/
toelcfee boo? get tooo^bt HBajeliept/ becftaen toecbt / onbecminbect blö\'-

Jf quot;quot;^r^!^!nbsp;«n tot be geecfcg

becmaert get felfbe albus % Met woonplaetfe en Landt-palen blijven fy bin-
nen haren Oever, met herte en finnen woonen fy by ons. Florus
fept: De \'
andere, noch overighe, welcke vry waren van *t gebiedt, gevoelden noch-
tans de grootheydt, en erkenden meteerbiedingheherRoomfche volfk, als

overwinner der Volckeren. ^ot toelcfee foojten gegoo?en fommige ^ecg^
tm / btemen nunoemt \'t;cecgt ban befcgecmingge/ ®oo?fp?aecfefcöap/
»i^aecfcgap
j ais oocfe get cecgt bec ©oetfiec-fleben obec be Colo^

^tefp elbecs geplant en tn-gefet gabben bp ben lt;©?iecben. a©ant/ ^ ^
Soeintfe
Thucydides fepbti: ^ Colonien toaren metbe jjBoebec-fteben \' •
goetncfee bjpgepbtsgentÊtenbe / maer moeffen be ©oetfier^dabt eeren/
betoöM fte|wo?ïöc6e eerbiebinge / meenigge tepcfeenen
Livms fepbt ban
\'t oube berbonbt tuffcgen
Srtnbsp;^^ Alba alleiaec Hecgt befeomen gabben/ en be

iS;» K u^^\'^ögetetento^^nbsp;Romeynen ftack

SSi^SxSSÄ\'^öen onggelöcfeepartöen bat ep

aJB^toetentoat Procuius op Hefe b?agge geamtooo?t
Sinbsp;\'\' toelcfeeensanbers macgt niet onbertoo?^

Sft.CfüF^®®\'^quot; öattn^berbonbt b«grep^nts / batget felfbe ©olcfe
ï«iennbsp;en erfeennen. in^

\'t félfbenbsp;öetopperfïeggebiebtxttfouberatnitept begoubt. €n

quot;^«et menoocfe baneenConingg fegggen; toant get geeft met

-ocr page 156-

m\\ Mm ©oïcft / en met een ContngD öte bjaerïöcft «ConinsD i eenöec^
iePtJefcftePötengDeïegïjentDenöt.
ProcuiusbDegötöaerbp/ öat fuïcfe0
öaemntn\'tberbonötöaec öp gBeboegbt tooibt / om te bennen te gfte^
ben bat bet anbere ©olcßfjoogöettjs/ maer ntet oitt te berflaen tegbe^
ben/ batbetanberentetb?pfoube5ijrt. loogber ban moeten topfiter
berflaen / niet tn macöt en göebtebt (toantöP öabbe te boo?enal gefept/
bat fulcb een ©oïcft eenssanbersf macöt ntet onbertoojpentoajS) maer w
toaerbtgöepbt / autöo?itepten aenften: öet toelcbe be boigfienbe tooo?^
ben met een feer bequame gbeUjcbentffeberblaren: «öö^ocb / fepbt öP/
toJJberflaenbatbegöenebteonberonfebefcöermingöe flaen/ b?p 50«/
aüfl bat fp nocö tn autöojttept / nocö trt toaerbtgöept / nocö tn aïie recöt
on.ögöelötfe3önj alfoo moet men mebe berflaen bat bte330ic6en b|p
5ön/ bie onfe ^iïlajefleptbeleefbelötfteeren enerbennen moeten.
Ghe-

iijck diebefchermt werde, ftaet onder fchut en fcherminge des befchermersj
alfoo mede de Volcken die minder zijn in \\ verbondt, ftaen onder befcher-
minge van die in waerdigheyt boven is cn uytfteeckt: Sy ftaen onder befcher-
4pt i4ithT minghe, doch niet onder\'t ghebiedt: afóSylla fepbt bp^Appianus, en fOO

Livius fp?eecbt: f» flaen op bejöl^eban bat©oïcb/ maerntetonberöa?
re gebtebt. €n
cicero tn \'t z 25oecb ber pltcöten/ befcö?öbenbe be boo?#
treifeïDCbe töben ber ïSomepnen / fept / bat bp öaer \\stm be befcöermtn^

pio Africanus: ^atöet ïSoomfcöeboïcïiïïebetboo?toelbaben/ alsJboo?

b?eefe/ beHSenfcfien totïbe berbtnben/ enbe a©töeemfcöe boïcben met
ftcögöeboegöt öoubenboo? troutoe en bonbt-göenootfcöap/ afö met
ïafltgöe bienflbaeröepbt öaer onbeetoo?penöoubent €nt göeen
strabo
ban be ^latebentonierjs bettelt / na be bomfle ber ]ßomepnen in 45?iecf

ben-lanbt: Sy zijn vry ghebleven, fepbt ÖP / quot;iet als Bondt-ghenootfchaps
huipetoe-brenghende.
o^öeïötfe Öeparttcultete befcöetmtngöe be per^
fonele bjPöepbt niet toecö neemt/alfoo neemtbepuölöcgue befcöermtn^
göe bei25urgöeriücbe bjuöept niet toecö / toelcbe fonber öet opperfle ge^
biebtntet ban begrepen toerben. daerom fiet men bat befe bingöen bp
Livius, tegöensS ben anberen göeflelt toerben / onber pemanbtsf getrouw
toebefcöermtngöe jijn/ enbe onber pemanbtjs göebiebt flaen: «ï^nö?
Auguftus bjejjgöbe Syilaeus, Coningö ber«bier$f/foo lofephus göe^
tupgöt / inbien öP ntet afliet bert nae-göeburen ober-lafl te boen/ bat öP
ban een ©jienbt een ©nberbaen toerben foube i in toelcften flaet be
ningen ban 3Crmenien toaren / toelcbe
Pastus fcöieef aen voiogefes, bat^
fe onber öet iaoomfcöe göeöiebt flonöen / en beröalben meer met blant»
ban ben naem / atö ittet ber baebt Coningen toaren / öoebanigö bie ban
Cpp?eu en anber Coningen in oube töben onber be l^erfifcöe Coningen
toaren/ «©nberbanen/namelöcb/ foo
Diodorus fepbt. (CegenjS \'tgene
top göefepbt öebben/ fcöönt te flröben\'tgeen
Proculus fept: Oock wei-
den by ons uyt den Steden die met ons in verbondt ftaen, wel fommige voo?
\'c Recht aen-geklaeght, en nae datfe verdoemt zijn,
ftraffen wy-fe. Sß^^

0tn

Xi-j./famp;.lfi.

nki6.

-ocr page 157-

smbefefaÄ te berflaen/ «loetmen toeten batter bteröeröanöe ber--
fcßtuen bonnen ontflaen en op
-riife«. €erfleïijcfe/ tnbten be«©nberba^

nenbaneen of Conmgö/bie onber eens anbers beftóermtnöïje
tlaet/ oïiefepbt toerben tegBensfiet ©erDonbt gfjebaen te öebben
î (€en
anberen / be©oïcfeen of Coninsöen felfs befröulbigöt toerben: (Cen
berben / inbien be 55onbt-0öenüoten/ ban bie onber bat ©olcfeS of €o^
ninos befcöerminge flaen/ met malftanberen en ohberficö berfcöil öeöf
ben: €enbierben/ inbien be #nberbanen ülasöen ober ben oberïaft
ber óöener/onber toeltfeers öebiebt fp flaen en beöoojen. ^nbien bUjcïtt
öat opbe eerfle toöfe mtföanbeït is / foo ts öe Coningö of öet Wtm
Ööeöouben/ ben göenen bie fcöaöe göebaen öeeft / of teflraifen / of ben
eöenenöiebefcöabigöt is/ oberteïeberen: öet toeïcfee niet aUeenon^
öer ben göenen bie ongöeïöcït 5ijn / maer oocfi onber ben göenen bie ban
Söeïöcfee recöt en macöt in \'t berbonbt 5ijn/ plaetfe öeeft / jae ooc6 felfs
onber bengöenen bieg\'antfcö geen berbonbt met malftanberen öeböen/
geljjcfe toP eibers füllen betoijfen. Ip i.ë oocfe geöouben fijn
befle teboen/
bat be fcöabe
bergoebet toerbe / toelcïï tot 3«omen öet ampt toas ber se-
m^rmm, bie be berio?en goeberen toeberom ftregen en boiberöen. ïDaer

ban fepbt iSlius Gallus : Wederkrijgingheis ï wanneer eenighe Volcken,
Coninghen, Natiën j en vreemde Burgherfchappen onder fich veraccordeert
en orderegefteit hebben, op wat wijfe door de Wederkrijgher de faken we-
der ghegheven en, weder ghekreghen werden, en de particuliere faken onder
hen-iiedenvervoightwerden,
fj^aer beeeu 25onbt^göenoot en öeeft ep^
Ööentlöcft en birectelöclï göeen macöt nocö recöt ober een lt;©nberöaett
ban föne 25onbt-göenooten/ om bien te bangöen ofte flraffen. ïi^aerom
oocft
Decius MagiusCampanusbatt Hannibai göebangöcn/ en nae Cp?e^
Ken göebjacöt / en ban baer nae 3llexanö?ien göeboert/ ais ÖP betoefett
öabbe bat ÖP tegens Öet recöt bes berbonbts ban
Hannibai in banben ge^
«agöen toas / is ÖP ban ber göebancfeeniife ontfïagöen göetoo^ben. %n ^
ïjettoeeöefoo?teöeeftbeeen25onbt-göenoot macöten recöt ben anbe^
ren^onbt-göenoottebtoingöen / batöpöet berbonbt öouöe/ en öeeft
®Jt«tnacötöetn te flraffen foo öP\'tberbonöt niet en öoubt: maer bit
«n ts mebe niet epgöen ben ongöeïijcften ber bonbe i toant öet öeeft oocft
plaetfe m \'t goeujcfte berbonbt : ïBant op bat pemanbt ficö to?eße aen
ben göenen bie mtfoanbelt öeeft / baer toe is göenoegö / bat öp öen ge^
«en bte mtföaen öeeft / niet onbertoo?pen 5p / toaer ban top op een anöer
Plaetfe tullen öanbelen. ^[^aecom fulclis oocft onber Coningen en ©olc^
mn bie göeen berbonbt met ben anberen öeböen / göeb?upcftlijcß ts. in
öe berbe foo^te / göelijcïï be betfcöillen göetooonlücfe göeó?acöt toerben
npöebergaberingöeöer25onbt-göenooten/ be toelcïte bp
bie falte niet

nen

jSiX»»/. ^^^ oocU tot ben #berflen bes berbonbts / aïS een göemepnen

^ 3

-ocr page 158-

mn öiebé eppécHeiiSttt\'t uetöottöt ^a^ecMiJeit fuWootö seeit Je^
tottóbeclicetfttbatt cetitgerecïit öet; fieet:ftfiapptje/ aengcftettootft Co?
nmsöetipWmtemöttedaettlaoojgetamp;tece^ tipfiaet:
fto?en.nbsp;foojteBcöbett be 25onbt-a0enooten gantfclj aUeen

ïccDtaïttt fietiitïffebattfaecbeit tetteitten. ^©aecoittalsf Herodes «ptep?

Jofiph 116. öe 0ber-gfieb?acöt/ïtebbm fp baetjop gcfepbt: Ghy konde ons felfs, ver-
Hiti mogens uweRecht, teffen.,
foo ten aenfienghy onfe Vader, alslt;»ock onfe

Coningh ziir. €nbeaï^ Hannibal tot ^lometibatt eeiitge bet; Cattbagt^
tttetifettbefcfiuïbtgöttoerbe/fepi«e
scipio, batbe^
fttft ittet beöoo?be te (leet^ ittfaetamp;ett batt ben ftaet ber Cattbagttnett?
vaKM... fem [^tetPoiybimrtitio5 Cictmttber3eittbaffabett.]^^lt;^^
IA 4 cat.j. Qhm baer
tn Ariftoteies fepbt / bat eett gfiefelfcDap of 25onbt-gpenootj
fcbap berftljeeïtbatt«en 25ut:0ba:febap / ?at bejtebett^sfgöefelfcïi^
en becbottbtss befojgben / batüen-ïteben gïjeen obertaft toerbe göebaen/
maecnietbatbe»göeï^bec^teben ^^»^öonbt begcepe^^^^^^
, T./;» .9 feanberett^eenobecïaflenboentijotötett* USen
\' \'bit üt te bSngen/batben göenen/biebobenistn^t^

ftojienöetteo02btban göebteben / en bie nttnbec tsê/ öet bJOOJbt ban
göeöoo?famen / fomtütsf toe gefcö?eben toetrbt. iBaec bat en moet ong
oocb ntet bebiegöen nocö ontrufien j bjant / of baer toert gcöanbelt bat»
bingöen bie tot öetgöemepne beften ber 25onbt-göenooten beöwn / of
ban\'tparticuïiernwtenboojbeeibeogenen bie tn,:tberbonm^
^nfaecften\'tgöemepnbefte betrefrente mpten^t

eamp;oft^^beröonbfi ber^^ Sn 25onbt-göenooten te gebieben/
afé Af^amemnon ben Cooingen ban «0?iecfeen-lanbt/ en baer nae be Ea?
tebemonter3Sbe€»?iecben / baernabe möenienfer^. 3©piefenbp
Thu-
cydides, in ^t beröael ban bie banCo^tntöen j l|etbetaemt ben^nen/
bie iïJliberfien 5ijn ban \'t berbonbt / bat fp toel^öeen boojbeeï biHjen^j
beren in öare epgöennuttigöeben ficöfeïben aenmatigöen/ maer^et
batfp in \'t befb?göenber göemepnefaecSen boben anber«ntMptfteef«engt;
ifocratesfepbt/bat be onbeSCïöenienfet^ alfoo öet beïepbt geboert öeb?

ben/ datfy forghedroeghen voor alle de Bondt-genooten, maeralfoo dat
fy hen hare vryheydtonvermindert lieten. Cn OpJCen anberiplaetffe ï Alfoo
darfy \'tbeleydt.en ghebiedt hadden in denOmlogh,
maer hielden d« haer
aiettoe^ftondt over de andere te heerfchen. ^^tem/datfe als-Bon^dtjlicnoo-
ten, maer nLetals Heeren de fakenibeforghden. gg^JUtómen be^attjnen

gebieben j be€gt;?iecbenbeleefbeli)cfeer f^Öt^J^\'J?^»\'^^\'^\'
mi^ ben -Mtöenienferen \'tbelept ber i^ojlogetegen^ben^rfe^ ^ng^
bolentoasi / fepbt Thucydides, bat fpgöeo?bineartö«bö^v toat^teben
gelbtop-b?engöenfb«ben tegöen$sben25arbareïi / ptoelcfte^cöepe»
femien fouben/c^lfoobie lipt aomenini©?iecften-Jp^M^

ben/ toerbengöef^btgöefonben tejün/ omteo^bm^eniam fta^bïr
bp Plinius ,nbsp;®am tiibienif«lcft0.boet bte

maeï

-ocr page 159-

maer en looft ban getberDûttîit/ foo ett t(lnKtbJöttöet/bat
In wn ongeiiittt becbonbt / öet feïfbe boet be gene / toeïcbe itt \'t berbonbt
bobetttjsenuptfieecbt: letöebtebtbanittfulcfteenfïnbetlïaen Jöttbe/
boo?boo?-gaeti ett belepben/eit neemtbeb?ïgt;öeptbatt anbeteit ntet toecö.
^e Rhodiersfeggöentn fiate aenfp?aecfee aen beni^aebt/ bte bp Linus uh. ,7.

ÖÖebonben toecbt. De Griecken hebbea met hare eyghen krachten, diele te
huys by haer felvetj hadden, oock eertijdts het Rijck en ghebiedt in-gehadt,
nu wenfchen fy, dat daer het Rijck is, aldaer eeuwigh blijven moghe, het
IS haer ghenoegh door uwe Wapenen hare vryheydt te moghen befchermen,
dewijl fy\'t door de hare niet doen konnen.
^0 betÖaelt Diodorus, bat/ tta Lik 15.

^t bf e ban ïCöeben cadmaea toeberom berobert öabben/beïe lt;©?tecbfcöe
^teben tefamenberbjagen en
ober-een-gebomen Jim/ datfe alle fouden
Vry zijn, maer de Athenienfers alleen fouden hebben het beleydt der faecken.
Dion Prufarenfis
fepbtban ben 3fitÖenfenferen felfss/ ten tijde van Philippus,
ten wekken tijde fy \'t beleydt en beftieren der Oorloghe verlatende , be-
Ichermden alleen hare vryheydt. 3fiïf00
bp Cœfar, BteÖ» fepbt bat Onbet
öet göebiebtber^toaben toaren/ noemt öPterfionbtbaer naessonbt-
ööenooten. ^ocö in bie bingöen / toelcftentotpbetsi epgöennuttigöept
firecbett/ pïegöen besï göenen bie be opperfte t^ berfoecben en petttten
toelbebeïen/ göenaemt te toerben / niet nae recöten / maerombegöe^
ïöcböeptt ban toercStngöe eneffect / göeiötb «ten bicfitoilss fept/ bat bet
Coningöen beben göeboben ïön/ en batbe^rancfee ober beimebicön-
weeflec regeeren. «©nbertuffcöenijs öettoaeratötiöÖ/ bat toel beeltgbtsï
ôôebetttt / \'t göeen
Livius^ //è.^^ f«^t : Eer defe (tetoeten e. Pofthumius)
Èurghermeefter werde,, en hadde noyt yemandt den Bondt-genooten tot be-
waringhe of onkoften gheweeft, daerom föo wierden de Magiftraten van
Muyl-ezels, Tenten, en aïle andere Legher-ghereedtfchap verfien, op dat fy
Van fulcks niets den Bondt-ghenooten op-legghen noch af-vorderen fou-
den.
©ttbertufTcöenifïtoaeracötfgfi / batöet beeltöbtsfgöebeurt/ bat
begöenebiein
\'t berbonbt be oberöanbt öeeft/ inbien öP in macöt be
bette te bobengaet/ met bet töbt öet epgöentlijcamp;göenaembe
S?.wÄlquot;Öeerfcöappöe ficö aenmattget/ infonberöept inbien öet een
3ï* / «n met macöt om befettinge in be ^teben te mo^
tn-b?engöen / göeïöt^ be ^töenienfér^ gebaen öebben/
££?^Ä^®^^^^fnbt-göenooten aen öaer mochten appelteren / öet
«eicbebeEacebemomer^noptgöebaenöabben. ^ntoeltbe
föbenifo-

tfitöenfenferen^ een Coningö^
^ooblaegöben be3lattjnen
î (z.) Dzt fy onder het
^CKlel des Roomfehen verbondts met flavernije onderdruckt wierden. •^^^t\'ji\'M\'f-
W A\'quot;u\'Nóeteettpbelenfcöön/ enblootennaemban b?pöepbt toa^.

hevdrnbsp;^^^ verbondt nu was een ghewillighe dienftbaer-

mSctS\'^^^^^^öÖt beiollanberciviiis bp Tachus, ban be felfbe ïio- quot;\'ß-\'\'\'\'-\'^-
maer als lt;îinbsp;langher als Bondt-ghenooten, ghelijck in voor-tijden, ^ ^^^ ^

baerhevdt mnbsp;\'ïSntlberSf: Dat de ellendighe dienft-\' \'

J quot;iet onwaerheydt vrede ghenacrat werdt, Eumenes fept OOCK bp

Lmusj

-ocr page 160-

iJvius, Mt öé»ibtg9ettootctt ttÉï^ûûîiferjS mtt beit ttâ^m^Boitôt^
gîjicîiûoîen sm / ntaer in îtet baebt en toaerïjepbt «©nbetbanen / enbe ben
ßijcBeünbef iBû^pen» ^e Magnetes feggöen mebe / bat be ^tabt Deme-
trias in fc^ûn iJ^Pi!^/ maec bat in bec Jwaecöepbt/aUes nae
\'t goebt-
buncïîen becïtomepnen befîiect toecbt. [^ulcfte toacen oócft be
lazi, ten

tijbenban iuftinianus. Procopius tn fijn #eCfif£Ïje 2 ^gOeCït.] Polybius

Uecmelt oocït / bat bie ban (OTöefTaïien in ben fcDön toacen / tnaec in
bec baebt onbec \'t gïjeamp;iebt bec 3!î§aceboniecS* bufbanigfte binaD^n
ööefcöieben / en aïfoo ggefcgieben / bat be itjbtfaemöepbt en becbjaegft^
faemöepbt in een cecöt becanbect / ban bjeictïe faecbe op een anbec pïaet?
fe fal moeten göeöanbeït bjecben / aïs ban bie ^onbtgöenooten gebjeetï
5i3n/ toei\'benof «©nbecbanen/ of immecs öet oppecfte gebiebttoecbtges
beelt/ öoebantgöebeelingöebjp öiec boben göefepbt öebben / bat göe=»
fcöfeben ban.

[Vermeerderinghen. (i.) ^ietbenCacbinaelTuffchus/pp. Cch«/. e»
encempel öebtgöp in ben Diiimniten bp Agathias, B.s. toeltbe
en öaecfelfs leecensönbe / ben#ecfen bienben. ^oo toas öet boojne^
men ban irene, öet iïijcb onbec öaec »ns Éinbecen alfoo te beeïen/
bat fp / bte nae gebogen toacen / toel minbec in toaecbigöept/ maec bocö
ÖaecS felfs meeflecs en ten bollen macötigö maften foube. ^iet Crant-
zius
tn \'t IO 25oecb ban c^acen / belangenbe be bteben / toelcfee ficö on^
becbebefcöecmingöebaniaoflencijcfe begljeben öeööeny Herodianus,
jib.i, ^eofreners en Armeniers, ban toelcfee belaetfïe fuKen lt;©nbccba^
nenjijn/ beaubeceï^?ienbenen ïBonbtgöenooten. (2-) \'©at is \'tfelf^
be toelcfe piutarchus, tn \'t leben ban Aratus, noemt een facötebienflbaec^
Öepbt. FeftusRufus fept ban ben ïtöobïers: €ec(ïleefben fptnbipöept/
baec naec als öaec be bomepnen beleefbelijcfe öanbelbenen noobigöben/
3ön fp göefeomen tot be getoootïte ban te göeöoojfamen* Cïefar, boe öï*
te booten göefèpt öabbe / bat in b^ienbtfcöap tïonben met be ^Eduen, tn
ïjabfe ciienten bieonbecbefcöecmingöe fïonben/ göenaemt/ fepbt baec
nae/ batfeonbec öaec gebiebt en öeecfcöappijetoacein ©oeggt öiec bp/

JUlïÖetU/ Fredericus Mindanus, ©an be ^?OCeffen/ caf.i-f.n.s. Ziegle-
rm §.htndj0fimumS(^. GzWïiùs, lib.s, ehfirv. »,\'!\'. ^tet Agathias , fiè.r. baeC

öe lt;i5üttöen getoaecfcöoutot toecben/ toat fp met bec töt ban ben ^Fcanc:\'
feen te bectoacöten öebben.

X XI r. ^ocö bat be gene/ toelcfee pet feecfeecS geben/ ( i.) \'t 5p om obecïajï af
te feoopen/ oft/ gelöcfe ais be Coningen (2.) bec ^eb?een en bec naburige
©olcfeen nae be töben ban Antonius toacen / niet-te-min öet öoogöfïe
gefagö en göebiebt öebben / baec ban en iS göeen ceben om te ttoöffelen/
al-öoe-toelbebefeentenilfebanftoacfeöepbt/pet toat ban öacetoaecbig^
gepbtbecmtnbect.

[Vermeerderingen. (i.) ^^e ^ecfenontfittööenjaerlöcfeSeenfomrtte
geltS ban juftiniano.toaec ban men fien ban bp Procopius, tn\'t z jsoecfe
bec^ecfifcljefaecfeen: €n\'t42Soccfeban be €gt;ottöifcöe. 55at toerbe
met een facöten naem genoemt een befolbinge/ om be cafpifche poorten

teöe^

p

-ocr page 161-

i sesoecfe ban be Slelmoeffen ; x^c .uu^..,...nbsp;.—

Den begonnen te rugge te gaen, zij nde den Roomfchen Rijcke by-gevoeght,
ni«,als voor henen, in volle vryheyt, noch oock niet als fy nu zijn,
gantfchelijck Slaven, maer werden met den naem van Bondtghenooten ver-
eert, betalende Schattinge aen haren Coningen, en ontfangende van den felf-
den Stadthouders. Maer in de meefte dinghen ghebruyckten fy hare Wetten,
100 dat fy oock de mifdaders onder haer volck felfs ftraften, nae hare Vader-
iijckegebruycken.]

fu^^ bjagöeban ben banbt bec Heen-mannen fcBijnt beel en itteecbec x x 111.
mactgöepbtteöebben/ maecbteuptDetbooj-gßefepbe IttDtelijtlt ßan
œecô-genomen bjecben*
3©ant tn bit contract/ \'t toeïclfeben ^üptfcßen
bolcßen epgen w/ en nergßens gebonben toerbt / als öaer öe ^uptfcöen
Saer neber-geffagen öebben/ (laen ttoee hingen aen te mertfeen : een pec^
çneleberbwtemiTe /
m\'t cecöt tot een faecfee. ^e perfonele berbinte^
nt je fS öüo?gaens eenöeclep ett be felföe /
\'t 5» bat petttant öeeft öetcecöt
llS^^^^^\'^^öeecen/ oft öat öp pet toat anbksbefitte/ oocfefcöoon el^
jers gelegen, ^ocö foobanigen berplicötingöe / göelijcß fp eenp?ibaet
Oft parttculierperfoon niet foube Benemen öet recöt ban perfonele b?p^
Beneemtfe oocft niet een Coningö oft ©olcft öet öoogöfïe
sebîebt/ toelcß be 25urgerlöcfeeb?pöepöt is. tet toelcfte alber-ßlaerfie
geimt toert tn be bipe lenen / bie men
Francken noemt/ bie fonber eenigö
SB öe fafee/ alleen Befiaen in perfonele berbinteniffe. ^efe/ aenge?
jjen fp ntet anbers 5Ôn als fooaten ban ongelöcß berbonbt/ toaer ban top
sjgSeit Bebben/ baer boo? b\'een ben anberen öulpe Belooft/en b\'anbec
rtSSSy quot;r^^becom boo?jîanbt en Befcöecminge. l^eemt oocB bat te?
fÄS?Äquot;Öquot;^3Pebeloüft5p/\'ttoelcßmen
mTeudum Ugiummmt/ (toant
rSKSl^r^^^^^âîtooo?ötficötoijbecupt4) [^iet
Baiduminbe©ßo?-
^n Concii. ^Si.] bat CU becmtttbect in göeenen
mi HiHvIilî öoogöne göebiebt obec be lt;©nbecbanen î op bat
ith
öÉn /J / • S^^ \'j alie-töbt baec onbec een flilftoijgenbe conbitiebegre?

ƒ «nbsp;: ban\'t toelcßetop dp een an?

batnbsp;Öanbelen. 3©at Belanget Ijet recöt tot befafee/

fiouSÄ foobantgö/ bat öet recöt ban gebteben / inbien öet teelen göe?
ceSSf\'^^î \' ^ 5P öoo? \'t berfterben ban öe familie/ oftoocfi om eeni?

ßanberlo?en toerben : maer öet en laet baerom nietöet op?
öe faÄÜquot; * snt foo top bicötoils gefepöt öeBBen/ öet iS toat anbers
öe
Ith ÄlSf^yquot;^^^^ / ^^^^ ^quot;ö^ts öe toöfe ban bie te öeBöen. €n bin?
ftflt 3nn/ aïf^? koningen ban ben ^ßomepnen met fuïcïî een recöt in-ge^
- quot;\'^\'quot;^ï\'/nameïgtïï/öatöeConingölijcïteftammeup^gelto^^^^^^

-ocr page 162-

12. jönö^/ B^t ßöcfi toeberom tot Baer ßeerbe/ \'t toiïcft strabo ba« Paphh-
ponien tn eentgeaitbere aew-toijft*
XXIV IBett moet oocb onberfcDepbt maetBen / foo toel tn \'t en leer?
fcbèobtje
Ober een »aöerfcöap/ alss oocft in be particnliere befteer?
fcljinsbe / tulTcöen
Ijet recfit oft macöt/ en öet ööebjupcft ban \'t recöt en
macöt. 3©ant ööelijcft een läoningö / een feinbt 5önbe / öet recöt öeeft
om te regeeren/ maerfön regeerenbe macöt niet geb?upcftenftan alfoo
mebe een ftrancftfinnige en göebangen / en biein eenss anbers gebiebt en
Eanbt alfoo leeft / bat öem be toercften en baben ban b?ije regeeringöe/
in faecften bess iSöcftsf / batelberjs gelegen ijS / niet toe-göelaten toetben/
toant in allen befen geballen moeten ©oogöben en 53oo?(tanberss gefieft
toerben. beröalben
Demetrius, alfoo öP in be macöt ban seieucus jgn^
be/ niet b?p genoecö en leefbe/ öeeft berboben/ bat men nocö fön ^egeï/
nocö fön ?5?ieben göelooben foube/ maer öeeft getoilt bat men alle bin?
göen niet anberjéf regeeren foube / al^ oft fft» boobt toare fi®etoeeft^ ^tet

Plutarchus in \'t leben ban DemettiH^.

Het vierdi CafiiteU

Van den Oorlogh det Onderdanen tegetis hare

Overheden.

ï. Gelegenthéydt vJrt de Vrage oft verfchil.

II.nbsp;Dat de Oorlogh tegens de Ovetften, voor
foo veel fy fulcks zijn, ordinairlijck nae het
ree ht der naturen niet gcootloft cn is.

III.nbsp;Noch toc-gelaten door de Wet der He-
breen.

1 V. Noch minder door de Euangelifche Wet:
\'t welck bewefen wert uyt de H. Schrifture.

V.nbsp;En daden der oude Chriftenen.

VI.nbsp;Werdt wederlcydt de meyninge, dat den
minderen lager Overheden foiide \'geoorloft
zijn , teghens dc hooghfte machten, en dat
met redenen, en H. Schrift.

VII.nbsp;Wat men gevoelen fal) indien de hoog-
fte en onvermijdelijckc noodtfacckclijck-
heydt ons voor-komt.

VIII.nbsp;Dat men met recht oorloghen moge,
oock tegens een Prince van een vry volck.

I X. Tegens een Koningh die de legeeringhe
heeft neergeleydt.

X. Tegens een Koning die\'t Rijck vervreemt,
alleen om de overleveringhe te beletten.

XI.nbsp;Tegens een Koningh,die fich bli]ckclijck
als een vyandt van\'t gantfche volck draegt.

XII.nbsp;Tegens een Koning, na dat hy \'t Rijck
verloren heeft uyt krachte yan \'t recht van
Fidei Comrms,

XIH. Teghens een Koningh die maer een
ghedeelte van\'t Rijck heeft gt; voor dat deel
\'t welck hy niet befit.

XIV. Indien de vryheydt van tegen te flaen
in feeckere gevallen voor behouden zy.

Xquot;V. Hofe verte dat men moet ghehoörfaei»
zijn den Invaller in eens anders Rijck.

XV I. Dat men den lïivaller uyt het recht der
blijvende Oorloge mach weder-ftaen.

XVII.nbsp;WtvoorgaendeWet.

XVIII.nbsp;Oock op het gebodt des genen dic
macht heeft om tc gebieden.

XIX.nbsp;Waerom het buyten defe gevallen met
geoorloft zy.nbsp;...... ,

X X. Wanneer het recht flrudigh is.dat alfda»
particuliere perfoonen het oordeel fich nict
moeten aen-nemea.

lt;©?logöe mogöen boeren particuliere tegöens? particuliere/ af
tpcft een repfenbe iBan tegöenss eennaoo?benaer ^
en bie JJ
öoogöfie regeeringöe öebben tegensf be gene bie gelijcfte nïflCiJf
öebben / gbelöcft David tegöens? ben Coningö bet
Ammoniten;
oocft particuliere perfoonen tegöensf be göene bi^\'t öooi^fleöD^amp;i^öt/

-ocr page 163-

boeg n«t Ober öm-ü\'cben Seböeit / ögeïtjtR Abraham «gen ben ConmgTj
ban 23aamp;pIomen/en fijne Jaburenj aisniebe bie\'tïjoogblïe gbebiebt
bebben tegöens partituliere / of bie öace ©nberbanen 3ijn / göebjcb oa-
vid tegöens öet beel bat met ifbofeth öielt j of ootb tegöenS be gene bte
öaec lt;!^nberbanen niet en jön / göeljjfb be jSoittepnen tegljens be ^ee-
toobers.
mt bomt alleen in berfcötl en bifpute/of \'t oocb/\'t 5» ben pac^
ttcuueren / of publöcguen ^erfoonen ftae en geoo?loft te oorlogen
tegoens bte göene / onber toienS göebiebt fp fïaen / \'t 3p öet be öoogöfte
Of mtnber lt;aberöept3p. €nboo? eerfl iS bat bupten alle tbJijlfel/bat te^
gnens lagöer ©beröeben be bjapenen tttogöen aengenomen toerben ban
bengöenen/ biemetbeautöojtteprberöoogöfe lt;©bertgöepbtbaer toe
Ö0eflijft3ön/ foobanigöe toas
Nehemias , göefïertbt boo?\'t bebel
Artaxerxes, tegöensbenaeburigöeContngöfbertsen a:anbt-böogöben.n\'iw
^00 geben be ßoomftöe i^epferen aen ben Eanbt-öeere b?pöepbt / ban
beïiopmeeflerstemo^nitpt-bsijben^ »erbe b?agöe iS/toat baer

bie nocötans \'t göeett fp boen op bebel en bOO? autöo?itept ban be öoogö-
fle lt;0beröepbt boen. ^atis toel bp allen bjömen bupten berfcöil/ tn-
bien fp pets göebteben bat tegöens \'t recöt ber naturen / of lt;©obbeli3cbe
göeboben flrybt j batnten niet moet boen \'t göeen fp göebiebem 3©ant
als Mpoflelen fepben / batmenlt;©obtmeermoetgöeöoo?famen/ als
wnpenfcöen/ öebben bie beroepen op eenfeer baflen regul/göefcö?e^
Jen tn aller IBenfcöen öerten / ben toelcben top bp-nae tttet eben foo beel
tooo?ben binben upt-^b?ucßt bp
Piato: maer inbten ter oo?faecbe ban
fulcbs / oft om bat öet ben genen bie \'t öoogöfle gebiebt öeeft/ alfoo göe^
wft/ onseenigöenoberlafl toierbe aengöebaen/ bat moet men lieber
®^5?agöen / als met göetoelbt tegöen- flaen.

^ocb fooöebben alleiföenfcöen ban naturen recöt om te mogöen m 11.
pe^aen / ten epnbe fp ben oberlafl en ongöelijcft mogen af beeren / als
Jf P öter boo?en göefepbt öebben. iiBaer nae bat be burgöerlijcfie göefel^
mS N «« omï^ncö in-göeboert is / tot befcöermingp ban be göeru^
SiSS/P^ö^^^t^^tamp;aer uptterflonbt eemgö meerber recöt booibe

\'SJieröalbenfoobermagö be25urgöerfcöap bat
ffhF/bfilÄ^^^^^nbsp;guam/ om b?ebe en göe-

teberbieben: en flaet baer niet aente
i»i«en boen / betotjl fpanbersöaer
bSÄ^^S\'^^^l^fäBant inbien bat recöt fbnberonberfcTjepbt
^^^^^.»»ï\'er open flaet/ fooenfartnugeen^^ur^^
bKÄ^ «wPw^Öeröjcfeenomme\'gam maer eenongebon^

quot;■en v^rounbsp;^^ ber Cyclopen ÖOOp/ die yder ha-

daer niem Kinderen recht fpreecken, maer een verwarreden hoop zijn,
ÖebaitÖÊB^K deiiandereahoort nochluyftert, [Valerius fept Öetfelf^
Rechten
dienbsp;• ^^ hoüden van gheen baridt der Wetren\', noch van

^ ae bedaerde ghemoederen in toom houden.] ©falSbeAbo-

0 2nbsp;rigenes

-ocr page 164-

rigenes, lîjêïcfeenaé\'tîjecDaeïUan saïuftius, toawit «n DoecffBmöoüp
aasmfcöen / fonber
a®etten/fonberregeeringe/ b?pen ongebonben : €n
bpben felfben beïetuien of Tartaren op een anber plaetfe/ bie naegbeen
gljeb?uï»cben / nocö eentgöe 3®etten / of pemanbtss gebiebt / göeregeert
bjierben» iBaerfulcbiS als? icb göefepbt öebbe/ isJ öet göeb?tipcft ban
aUe25urgöerfcöappenj iettss een al-gemepn berbonbt ber menfcöe^
ïöcbe göefelltgöepbt /fepbt
Auguftinus, ben Contngöen te geöoo?famen.
iEfchylus fepbt: Het is de Coningh, die ghebruyckt fijn Recht, niemandt
onderworpen. Sophocles : Het zijn Princen, men moetfe ghehoorfamen,
waeromniet ? Euripides : Hetonverftandtvan de ghenedie het gebiedt heb-
ben, moet men verdragen,
©oegötötet bp \'tgöeen tóp Öter booienupt
Tacitus, tot befe materie göeöoo^enbe/ bp göeb?acöt öebben. 55p ben
felfben öebtgöp oocb befe fpjeucbet
De Goden hebben den Prince het
hooghfte ghetagh aller dinghen ghegheven j den Onderdanen is
de eere van
ghehoorfaemheydt over-ghelaten.
^00 fepbt 00C6 Seneca :

Neemt overlaft voor lief, indien\'t de Coningh doet,
Wat hy u op-leydt, draeght, het zy dan quaet of goet.

^00 (taet mebe bp-Saluftius : onverbeurt alles te moghen doen, dat is
een Coningh zijn.
C^iettOe bienen beb)00?ben ban Mare. Antonius, te

boo?en upt lofephus aengöetogöen.3 upt Somt bat ober al öe USa^
ieaept/ battsSöetoaetbigöepötenaenfienlöcböept/ öet jpbes©olcb^
of ban eenen bte\'töoogöflegöebteöt öeeft/ met foo beel aBetten/ met
fulcb een mentcöte ban tiraffen / befcöermt toert : toelcbeniet ßan ftaem
be blöben / bp albien een pber b?pelöcb be felbe macö toeber-fïaen. €en
x.»«;i;ns.^oïöaetbietegöen-tiaetfön^opman/ toelcbeöem Itafïöbentotl/ tn^
irreverent. bteu ÖP öe fïocfï bafl Doubt / toerbt gecaffeert j tnbien öp met boojbacöt
D. de »mi- {»leecbt / of fön öanöt fiaet aen ben iopman/ toerbt aen \'t leben gedraft.
Ruf^sie^ih. €tt flaet bp Ariftoteies: Indien een Magiftraets-perfoon yemandt flaet, foo
OTi/iwr.cas-moet men hem niet weder-flaen.

111. Sin belebjeeufcöe 3®et toerbttetboobt beroo?beelt bie göene/ toerc^
be / of ïmt opperflen ®?tefler / oft ben genen bte bupten o?b?e ban lt;©ûbt
Deut. 17.11 tot een Getötet öe^jgblcb^göeflelt m/ rebelen toeberfpannigö iS î botö
lofu.! .1 s. \'t göeen bp Samuel flaet ban öet recöt besf Coningbss / bUjcßt / al^ mert
öet recöt infiet/ gantfcöelöcb/bat öet nocö ban öet tecöteen toarerecöt/
• ^ ^batt0/ banbemacötompetsseerlöcberenrecötbaerbigertoöfe temo^
gen boen / (toant in bat beel ber 3©et/ toelcbe ban \'^t ampt besf Coningh
fp?eecbt/ een geöeel anbere maniere ban leben ben Contngö boojgöe^
fcöjeben toerbt) nocö banbe bloote baebt te berflaen 3p/ toelcbe baet^
boone bennen göegöeben toerbt/ betoöl baer in niet bpfonbersijönfou^
be / aengöefien oocb particuliere perfoonen malbanberenoocb toelpl^quot;
ööen Oberlafl aen te boen: maer moet baer boo? berflaen toerben fultbe
baeöt/ toelcftefeecöer effect enb?ucöt ban recöt öeöbe/ öat t^ berbtrt^
tentffe omntet te mogöen tegen-flaen : ( i.) baerom toerbt baer bp üW
boegöt / öatamp;et ^oicb boo? foobantgóeoberjafl öDebjucbtjönbe /

Wp

-ocr page 165-

ticsBulpemrfoÄnfal/ omöatter/ ttameljjtß/ aBeenj^ienfcöeïiitfte, .,...
temcöiett öaer obec-gljclötm toaren. ^Ifootoeröt ött recfitgenaemtin trv^l
mnftn/ göeïötfiaisöeüïecöt-Deergöefepbttoojötrccötteöoen/oortt inß.

toanmer onrwötbaeröelpcfi oojöeelt.

, CVermeerderingh. (u) Philo teSÖ^nS Flaccum: Wanneer en zijn wy
nietvanallen gheoordeeltbeminders van vrede te zijn ? De infettinghen die
wy alle daghe ghebruycken, zijnfe niet onberifpelijck • zijnfe niet vorder-
hjck tot eendracht, en goeden ftaet ter Burgherfchap ? ]

J^eere CDjtHus tn \'t nfeutoe ©ertjonbt/ öeBteöentre ben M^fcv u 1 v.
öoeoen \'t öfieen bes MepM iS / Deeft totHen öaer öoo? te berliaen göe?
Jen/ öat ban öen naebolgöersföttöer Heere/ geenttttnöer/ tnöten an?
vm göeen meeröer göeBoo?faemBept/ ittet ïijötfaemftept en toerö?aegö^
faemöept/ fo
\'t nooöigö / bergefelfcöapt / öen opperflen macöten moet
öetoefen too?öen/ als öe %B?een ftBttlötgö toaren öen 3^eö?eeufcl)en Co?
btngïjen: Bet toelcße öe SCpoflel Paulus, öe Befte JDtleggBer fijns mee?
uers/ bjeeöer berßlaert/öe amptenöer «©nöeröanen in \'t l)?eeöeöefcB?ii^
benöe/ enonöeranöeren feggöenöe:
Die de macht M^ederttaet, diewe-
dcrftaetde ordinantie Gods ; en die de felfde wederftaen, die füllen het oor-
deel teghens hen felven nemen:
Cn tetflonöt bOegBt B^Öaer Bp: Want hy
is Godts Dienaer die de macht ghebruyckt, u ten goede.
Ctt öaet naetRomiJ-
Daerom moet men onderdanigh zijn, niet alleen om derftraffe, maer oock
om der confcientien wille.
lt;©nöer öe onöetöanigljepöt Begröpt Bp ootfe
öe nooöttoenöigBept ban niet te toeöerfiaen / en niet alleen fulcfte/ toelc?
ße alleen fp?upt «pt b?eefe ban ttteeröer guaeöt / maer öetoeltfie boo?t
«omt felfs upt Bet gBeboelen ban onfe fcBulöii^e pltcBt / en toelcfie ons
met alleen aen öen lüenftöen/ maer aen lt;©oö felfs berplicßt en berBint.
ypboegljt öaer Bp ttoee reöenen: t»e eerfle iS/ batlt;©oöt felfs öe o
?öi?
nantte ban te gBeBieöen en geBoo?famen / Beeft goeöt gBeltent / foo eer?
tpöts in öe leB?eeufcöe 3©et / als nu oocfi in öen Cuangelio t öaerom
öepuWijtgueiBacBtenenaPberöeöen ban ons moeten erßent toeröen
SJJIJgööanigBe/ als oftfe ban CJoöt felfS in gBeflelt toaren. a^ant top

\'ttoelcfr top tttet onfe autBo?iteptBe?
SÄr^^^^\'^\'^^tötigBen. lt;©e anöere reöen
ts / om öat öefeo?öirtan?

«er/mocBtpemanöt feggBen / ongBelöcß
enisnietp?ofötelötß. Iter op artttooo?öen
ISFlm?/«^^^^nbsp;«ae toaerBept / als toeltepaffe op öes

S?fföatoocöfulcfeenoarecBt enoberlafi ons bo?öer?
«JCR ^ / en ötenfltgB / om öat öie
berö?ae3BfaemBepöt oocft niet fonöer

öenbsp;«««JtvnwsijepDt en b?eeötfaemi3ept / tn toeictie me?

fepötSS.^^^^quot;quot;quot;^^^^\'^3ÖerujiigBepötBegrcpeniS. [chryfofthomus
predickt h JC)^ Pnncehelpt u, en vordert u als ghy hec Euangdium
toiffeltifïtnbsp;maeckt effen \'t gheen ghy bewerpt. J €tt fiaet gBe?

M\'M! »flwmetbaeraentntojjfTelen/ ofttopBefiomen meeflen-tijötöat

lt;© 3;nbsp;goeöt

-ocr page 166-

machten i toantntemanbtetttoenfcfjt Dem feU
benauaeötï entimDooifjJoet Der Regenten öcjïaetmömboojfpoetöec
#nöerDanert. Cenecfepöe feer toeï: Later overblijven, over welcke ghy

regeeren moghet. (;Plutarchus , Florus, en anbere ööempöljett/ batfuICjC

tot sylia ööefepbt toterbt/ baer ban Det Auguflinus ghenomen Beeft/ de
viMe Deiy Isb 3. capM. ] ^et eenfpjeecfe-tooojt bp ben leb?een: ten ^ra-
re de pubiijcque Overigheydt daer ware, d\'eene foude den anderen leven-
digh verflinden. 3
©el(fte ttiepntngDe men oocft binbet bp chryfofthomus:
Indiender gheen Regenten der Steden waren, wy fouden wilder als de wil-
de Beeßen leven, niet alleen bijtende, maer oock malkanderen op-flocken-

de. (i.) cnbeaïsföetfomtoölen gebeurt/batbeßegeerber$s/\'t5pboo?
b?eefe/ of öaejitge gramfcbap/ oft anbere genegöentDeben/ bupten fpoo?
ban\'ttecöte}ïabtaf-göeb?eben toerben/ batfpjupft ben recDtentoegÖ
ntet öouben / toelcfte tot be göerufitgöepbt ïepbet / fulcftsf moet men re?
ftenen onber bte btngöen / bte felben en ntet beeltübtsf gebeuren/ en toelc?
fte / foo
Tacitus fïjjeecftt / boo? beter btngen / bte tuffcöen bepben longen/
bergoebet toerben. ^ocööettsfgenoegö/ bat be3®etten ften op\'t geen
batbeelttjbtss göefcöiebt/ göelijcft
Theophraftus fepbe; baer toe mebe
bient\'t göeen
Cato fepbt t Gheen Wet is voor allen aller weghen bequaem
ghenoegh ■ dat werdt alleen gefocht, datfe voor \'t meerder-deel, ende in\'c
X. ra
g^r. priflcipaelfte in\'tghemeyn vorderlijck zy: lt;©OCDbebingöen toelCftefelbett

D.dtugtb.nbsp;tnoeten ebentoel boo? göemepne regulen bebtoongöen toer?

i, depctM- ben i toant of toeï bejs 3©etsf epgen oo?fafte tn fulcft een bpfonbere baet/
redh. L^^^-^fcöoongöeenplaetfeöeeft/ foo öoubt bocö bie reben flanbt inöarege?

tf rmepnöept/toelcftebe bpfonbere baben moeten onbertoo?pen jijn. 3©ant
Ti. ^ bat iss beter al0fonber regöelteleben/ of bat men ben regöeïaeneensi
pberjs epgöen goebtbuncftenflelle.
seneca fepbt toel te paffe tot bit p?o?
poolt J
Het ware beter dat van weynighen, eenighe oock felfs rechtvaerdi-
ghe ontfchuldinghe niet aengenomen werde, als datter van allen een by der

hant genomen werde, ^ier tttoet oocft plaetfe öeböen bie nopt genoegöge^

r0embefp?eucfteban Pericles bp Thucydides: (2.) Ick boude het daer voor,
dat oock felfs voor een yder Menfche in \'t particulier, de Burgerfchap profij-
telijcker is, die in \'t gheheel wel gheftelt is, als die wclcke floreert in par-
ticuliere voordeelen maer felfs in \'cgemeyn qualijck gheftek is: want, die
voor fijn particulier fijn faecken wel beftelt, en in behouden Haven heeft,
als het Vaderlandt verloren gaet, moet hy mede noodtfaeckelijck verloren
gaen. Daer«en-tegben, indien eener ineenvoorfpoedighegemeyneregee-
ringhe, voor fijn particulier weynigh ghelucks en voorfpoets heeft, werde
nochtans veel lichter door ghemeyn behouden. Derhalven, aenghefien de
ghemeyne Burgherfchap een yders particuliere fwarigheden kan op-houdefl
en verlichten, maer een yder in \'t particulier»foo wel de ghemeyne fwang\'
heden niet flutten waerom en fullen wy niet in\'c ghemeyn ten beften
raden,
en de gemeyne faecke behooren te befchermen 5 en niet doen, als ghy-luy den
doet, door dien ghy als verfufc en buyten verftandt verrückt, door fchade vao
yders particuliere huy^-faken, het welvaren van den geraeynen ftaet verraden

eo

-ocr page 167-

en te vooren geeft ?nbsp;bStt Livius be meplttttöge ftOlteïIjCfe ölfOO Upt-

bupbet: De gemeynen ftaet behouden zijnde, kan eens yders ftaet iti \'t par- Ltv. hka.
ticulier lieht in behouöenifle ftellen j maer\'c gemeyn welvaren te vooren ge-
vende, fuk ghy te vergheefs trachten uwèh particulieren wèlftandt te behou-
den.
Platofepbe/in\'t 4 250ecfeijmt besmetten: Het geen gemeen is, ver-
bindt de Burgerfchap aen den andéren • dat eens ydersis, vcrftroytfe; Daer-
om ift voor\'t publijcque en voor \'t particulier beter, dat men eer en meer het
gemeen, als het particulier beforge. Xen op hon
fepbt J Diein den Oorlogh
tegens den Overften fich oproerigh acnftelt, doet fulcks tegen fijn eygen wei-
varen.
^aec toebtenenbe/\'tgeen Jatnblichusfepbt J De particuliere nut-
tigheydt en is niet ghefcheyden van de ghemeyne , jae in\'t ehemeyne be-
fte is het particuliere oock begrepen : En ghelijck in den Beelten, en ande-
re nature, alfoo mede in den Steden, beftaet in de ghemeyne welvaert, de
^elvaert der particulieren,als ghedeeltén. Nu in het publijcque, is bxiyte^
ïM/ijffel de ordre van teghebieden en te ghehoorfamen , het befte i maer dïip
cn kan niet beftaen met particuliere onghebonden vryheydt van teghen tc

ftaen. ^uïcfes lufi ttip te betfilacen met een aenmercfteïgcfee paffa^
gfeban
oio. Caffius, feggöenbe : Ick doch achte het niet betamelijck, dat
de Regent van een Stadt , voor de Onderdanen wijcken moet , noch
dat hope zy van behoudeniffc, indien \'t gheen gheftelt is om te ghehoor-
famen, wil gebieden en regeeren, Want bedenckt eens, wat ordre ofghe-
fchicktheydt gheven foude in een Huyfghefin, indiende Oudtften van de
longhften verachtet wierden ? Hoe füllen de Krancke tot ghefondtheydt ge-
raecken, indienfe niet in alles den Medicijn-meefters ghehoorfamen Wat
fekerheydtfuUenfe hebben die te Schepe varen , indien \'t ghemeyne Boots-
jnans graeu\'t bevel van de Stierluyden verwerpt ? Van naturen is fulcx noot-
{aeckelijck, en den Menfchen heylfaem , dat d\'een
regeere en d\'ander ghe-
«oorfame. HaetOnSbp Paulus tOtgfiefeïfcBap OOtfe boegen Petrus,toelf^ I.rctri.u.
«e albus fept J Eert den Coningh : ghy Knechten zijtden Heeren onderda-
nigh met alle vreefe, niet alleen den goeden en redehjcken , maer oock den
narden. Want dw-is^henade by Godt, indien yemandt om der Godtlijcker
confcientien wille, fwarigheydtverdraeght, lijdende t\'onrecht. Want wat
eere ift, indien ghy ghefondight hebbende, en geflagen zijnde, verdraeght ?
maer indien ghy wei-doende,en nochtans qualick onthaelt zijnde,vcrdraegt,
dat IS genade by Godt. [Tertullianusnbsp;De vreefe der Menfchen is

feebefiigbt fulcfestecflontbaetnamet Cö?ttlt exm-
fetföen fin upt-i®eb?ucftt in be ojbinantten

«an Clemens, met befe bJOO?ben: Een knecht die Godt vreeft, dat die oock
Socdt gunne, al is hy godtloos, al is hy onrechtvaerdigh.

S * wee binggen |iaen toaec te nemen t battec göefepbt toecbt / bat men

OOtfe ben öaröen/ bat fultfeS
upt-göeficecfet toecben* «nt öet geen
becbaSÄ ^J^ ^\'«Iföe funbament göeboutot / fiet nietmin op bec m^
fooSifi^ï* ^^^ mnetöten fcöulbige plicöt. €n baec nae / bat ootfe
jMMMtt«u8oe onbectoecpingöe ban ons becepfcöt toecbt/ toelcfee met ftg

-ocr page 168-

£j?en30tnbsp;uatt onçecDteit oUecte^/ öeltjtß mert pïeeööt

lian ÖCtt (©llöecen t$ feggöe« î indien uwe Ouq ^.s billijck zijn, hebtfe
lief. zijnfe fulcks niet, verdraeghtfe. €nfee(feiTEretrienfer ^OUgfie?
ïtngô / öïelaoge û? Zeno tec fcßoolen gBegaea rjaböe / gfleUjaegöt SÖU\'
öe / toat Ôλ öaer göelem Daööel i|eeft göeaiittooojöt: Mijns vaders
Li^. 3j, gramfchap te verdragen. (2gtt Juftinus feptban Lylimachus : Met een groot-
moedigheydt verdroegh hy de gramfchap des Coninghs, als fijns Vaders.

17- Ujï Livius fîaet : Gelijck der Ouderen wreedtheydt, foo moet men oock
des Vaderlandts overlaft door lijden en verdraghen verfachten. Tacitus
(laet : Der Coningen finnen moet men verdragen : Clt Op eeil atïöer pïaet^
fe:
Om goede Keyfers moet men bidden en wenfchen, maer verdragen hoe-
jimaLi6. danighe die oock ons toe-vallen.
öett^erfett / fOO Claudianus p?tjîî/
Mijm.6. werden fchoon hoe wreedtfy zijn, de Heeren evenwel ghehoorfaemt.

[Vermeerderinghen. (lO ^uWflaet ttï\'t Ö20OetÖl3attöe25eeïÖett/
llieöe öttte :
Neemt de Recht-bancken wech , en ghy fult met eenen alle
gheruftheydt uyt het leven wech nemen,
(ïEtt öaer ttae : En verhaelt my niet
dieghene, die de eere qualijck hebben ghebruyckt, maer fiet aen de fehoon-
heydt van deinftellinge felfs, en de wonderbare wijfheytdesgenen, die de
eerfte ftichter daer van geweeft is.
^e felföe OÖer öett 25?tef tOt öetï ï^Ottt.
Indien ghy de Overheydtwech neemt 3 alles fal verloren gaen, de Steden
en füllen niet blijven ftaen , noch Ackers, nochMarckt, noch eenigh ander
dingh : alles fal om-ghekeert werden, de fwacke fal het aes en fpijfe werden
voor den ghenen die machtigher is.

(2.) Sitt\'t 2 25oecamp;/ öaer tneöe toel oöer-eett-ßomt\'tgfieett Ambro-
fms
fept tn \'t 3 öan öe pltcöten : Het profijt van yder particuliere, is *t felf-
de profijt van allen in \'c ghemeyn.
€n \'tggeen tn öe ïïecïlten (laet: Men
moet niet alle-tijdt dat onderhouden, dat eene van \'tghefelfcap in \'t particu-
lier vorderlijck is, maer
\'t gheen voor \'t ghemeen ghefelfchap dienftelijckfte
is
f L. Acïiom§, libem D, pnhech. Adàet, unkam, §, penult, C, de ca^cü toUendis,

(5.) Terentius Hicyra : Godtvruchtigheydt ghebiedt m.y\'s Moeders leedt
te draghen.
Cicero pro Cluenßo : Het is behoorlijck, dat de Menfchen niet al-
leen haerder Ouderen onrecht verfwijgen, maer oock met fachtmoedigheyt

verdragen. Chryfofthomus Dermaentop ött (lucfe beel fcljoone leeringen/
foooberöen
z ïSgt;|iefaenximotheum, al^fin\'t 5 25oecïitegfiensföen Slo^
öem ï^ientoocft Dier toe \'t gDeen Epidetus, en nae Dem simpiicius, ber^
Dalen ban ttoee oo?en of Dant-batten/baermen een fabe mebe aengrijpt J
V. ©an befeaBet onfesf beeren / en toijcbt oocb niet be gDetooonte bet
ouöeCD?iflenen/ 3tjnöeöe belle uptleggfierfcDe banbe3©etv [(Cotbe^

fe gDetooonte beDoojtbeGanon 18 in\'t concilium van Chalcedon, ber^
nieutotin
ben4Canonbeä3IConciliiinTrullo: Det 4 Concilium van Tole-
do,
Xitt^Capimlum Caroli Calvi »« villa Colonic: öe. Sueffenionenfe Synode

Can.5.] îBantof toel bicbtoifö befnoobtfle iBenfcDen Det Koomfcb^
ïüöefi Deûben befeten / en batûet niet Deeft ontb^oben aen lupben bie oh?
ber Det becöfel ban be gDemepne regeeringDe te Delpen / ficD tegenss
jïelöett/ foo enDebDenöocD öe CD^iflenennopt öerfelfber opfeten boo?^

neme«

-ocr page 169-

i\\mm bc öantrt gattoben om te geipen. ^n öe ojötnarttien Mm Clemens

ftaet: Het isongheoorloftde Coninghlijcke macht te wederftaen. Tertul-
lianus/»^/■u^eïKof^ptlt: Van waer zijn ghekomen, Cafili, Nigri, en Albi-
ni? Van waer quamen fy, die tuffchen twee Laurieren denKeylerbelegher-
den ? Van waer zijnfe, die ora hem den hals te draeyen , kampen en worftè-
ien ? Van waer komenfe, die metghewapender handt het Palleysin-dringen
rquot;nbsp;, ftouter als alle Segerii (i.) en Parthenii ? Ick mey ne weit

100 ick het recht hebbe, datfy uytden Romeynen , ennietuyt denChrifte-
ƒ komen. gt;t lt;ï5öeett ÖP öan öe 3IBo?fieI-pIaetfe bermaent / bec?
petfitö banbe boobt ban
commodus, gefcötebtonbec öet beïepbt ban
öen (©beeften iEiiusiaetus, göebaen boo? be öanbt ban een 3©o?(telaec/
»Oben toelclten Sepfec bctö bafl ntemanbt obecgöebenbec^cöelm ge?
weeftts.
Parthenius, bjtensöaebt Tertullianus mebe ban gelöcßen bec?
wpt / toas öe göene / bte ben fnoobtflen ®:epfec
Domitianus öabbe om-
söeb?acöt. iBet befe becgöelijcbtöppiautianus, öen obecften a©acöt-
meeflec / bte tn
\'t ^^alleps öabbe totUen omamp;?ettgen öenfeer bloeöt-öo??

ittgöen feepfec Sepnmius Severus. (CegenS öen felfTjen Septimius Severus,

aïsuptWeföe totbengöemepnentoeïflanöt/ öabbe tn ^p?ten be Jl^a?
penenaengl^nomeu/
PefcenniusNiger, tn B?ancftctjtß en25?ttanmett
Giodius Aibinus. fjgaecbefec befiaen en boo?nemen öeeft itiebe be €ö?t^
nenenmtföaegöt/ öettoelcßeTertuiiianus aen scapuia mebecoemt: wy

^erden over het ftuck der Keyferlijcke Majefteyt qualick bcruchteten na-ge-
iproken : en nochtans en hebben de Chriftenen noyt Albinianen, of Nigria-
quot;en,of Cafllanen konnen bevonden werden. Cafiianen toacen begene/toelf?

Bar ÖOO? en flcopbe upt / bat öp op-tcocö om \'t gemepn befle en cegeectn?
gy^tegaenöecfieiïett/ toelcïiM.
Antoninusboo? fön floffe onacötfaem?
ö^t becbojben öabbe.
Ambrofius, öaec öp \'t boo? fulcfiSöMt / batmet
quot;vSyem / maecoocft
fön mubbe/en€ö?ifio felfs toasongelöfßaen?
kn
H, quot; vakncinus, be ^oon ban vaientinianus, en öeeftmet totl?
itdtnbsp;^^ betoegtngöe bes ©olcftS / öat öappec göenoetö ont?

cnwJ!^^?w®*^^^SenflanbtteÖOen. (2.) Chedwonghen zijnde,fepbtÖP/i^^J ^\'\'-^.
nen frhnbsp;te flaen cn vechten; Ick fal konnen bedroeft zij n, kon-

mea^nbsp;fuchten, teghens de Wapenen , Soldaten , en Gotthen

Pripftnbsp;de tranen: wantfulcks zijndebefchanffingen der

va»öers en kan ick, noch behoorcick gheen teghenftandt te doen.
JJinS^^^^f ü^^* Van my Wierde vereyfcht dat ick het Vokk foude be-
niet onnbsp;• ^^^ antwoorde, dat het in mijne macht was het felfde

öe AmKnbsp;\'nbsp;handt het felfde te bedaren en ftillen. ïl^efelf?

öeeft be öep?fecacöt ban Maximus iwet totllen göeB?yp£? rhe^d».
öoetoelbteeen
Arrianer. en bec tollen la^

beaf-balliglje Julianus, qIsijp\'quot;\' \'^•^•
öecöauben^ßnbsp;fin öabbe / öoo? betrauen bec €ö?tftetwn toe?

boegöenöeöaecbp: De WIJ idaer gheen andere remedie te-

mnbsp;ghens

-ocr page 170-

Orat- In Ju- ghens den vervolgher was, als dat alleen. lt;gtt n0tf)ta«!$ BeftdUöt Öp-ttÄ fi)tt

\' • ijantfcSe geiïjficacïjt upt CöJtfï^nen* ^aer öp noctj feomt / \'t ööeen na-
zianzenusaemepcfeem/
öatöeto?eeDtï)eptiti)artjulianus, mctaliecn ow?
mïytm obevïafl DeDe / maec oocfe öen sDemepnen ftaet felfu möoogDfte
öÖeUaeröaböe gjjeöjacöt» ^aet i)p ftomen nacD be tooojben
Auguftmi,
baecftpbecbïaectbebjoo^ben beiS SÊpofiel.« tot ben aomepnen: Hens

noodigh om du leven datwy behooren onderdanigh te zijn, gheen tegen-
ßandt doende, indien fy (beïïegeecbecsf} yets willen wech nemen.

[Vermeerderingen, (i.) Xiphilinus JU\'tleben batt Domitianus : Parthe-
nius de overfte der Camerlinghen, en Sygerius mede een van de Camerlin-
ghen , met malkandercn beraedtflaeght hebbende, foo hebben fy hem lagen
geleydt, Martialis, Ghy relict niet anders
als loutere Sigerios en Parthe-
nios.
:©en naem Sygerius, toasf ntet alleen Ster bp Tertullianus bebo?^
ben en beranbert/tnaet; ftaet nocö foo bp
suetonius, baer men Wnbtsa-
turius, en tn ben gemepnen b?ucb ban viftor, baer men btnbt Cafpenus.

(2Ó Gratianusberöaeltbttf»«/«^S-qu-S.befelfbe/Ambrofius,Epift.3?.
Wilt ghy my in banden en boeyen fluyten ? Mijnen wille is daer: Ick en fal
my nietomcinghelen meteen walle van Voickeren.
^e grOOtC Gregorios
öeeft fUlCbïSnae-gÖebOlgSt/^^.\'^.Epj/Ï A Hadde ick my willen vermengen
in den doodt der Longebarden, het Volck der Longebarden foude op de-
fen dagh, noch Coningh, noch Hertoghen, noch Graven hebben, en foude
met grooter verwarringhe verdeylt zijn.]

V ï.nbsp;öeeft tot onfen tgben gebonben / .fßannm / bie toeï göeleert toa^

ren / maer bie ficö te feer boegöben nae ben tgbt en göeïegöentöepbt bec
irtaetfen / toelcfee eerft öaer feifjs (foo göeloobe icö) en baer naer oocft an^
beren öebben toij^göemaecftt/ bat/ \'t göeen bJpnu göefepbt öebben/
toel in particuliere perfoonen plaetfe öeeft enftreecftöoubt/ maec niet
tnebe in minber en lagöer #beröeben / be toelcfte fp mepnen bat recöt
en macöt öebben te toeberftaen ben oberlaft ber gener/toelcften öet öoog^
fte göefagö en fouberain göebiebt toe-ftomt / jae felfsf oocft batfe fonbi^
göen / inbien fp fulcft^ niet en boem
[ Petrus Martyr, ober öet 3 cap« bec
i^gcöteren.
paraeus ober öet 13 cap. tot ben ^omepnen. junius Brutus,
Danacus, lib. e. FoUticorum, eu aubereo 3©elcfte göeboelen niet en moettoe-
göelaten nocö aengenomen toerben: toant in be Diaieaica, bemibbelfte
fpecies, ten aenften ban
\'t genus, bat boben i^ / aengefien 5iinbe / fpecies
/ tnacr fienbe om lage op be benebenfte
fpecies, foo iss fp genus; en foo
mebe be lt;©beröeben/ 5ön
toel ten aenfien ban be gene bie onb^ öaer jtpi/
puuijjcgue perfoonen j tnaer foo men aenfiet bie boben öaer jgn t^
«©beröepbtssampt/ foo 5ünfe maer particuliere perfoonen» aBantaU^
bermogöentljepbt om te regeeren
/ toelcfte in bejBagiftraten ijs/ ftaet
alfoo onber beöoogöfte macöt/bat/allesJ toat fp boen/ tegenjSbentoip
ban ben opperften ï^enfer / of (©öebieber / bat öet felfbe ban foobanigu^
bersnogentöept ontbloot en berooft
5P/en beröalben boo? een particuli^if
^vet^s- toercft en epgen beftaen/moet geöouben too?ben. 3®ant alöier öeeft ooc»
pia)gt;tfe \'t göeen be ^öilofopöenfeggöen / battec o?b?een ist /

tpet

-ocr page 171-

ntet opficöt uattpßts öatfitteerfte tief* €tt be ggeoe bte attbecs baec tegen
SÖeboeïen / fcgijnen tn mijne oogßen fuïtfe een toetlanbt ban faetben tc
bjiUeninboecen/ flamp;elöcft beoubebecbitfiten bat tnbenlemei5pgne^
Voeeti / eec bat be Majeiteyt gebo?en toiecbe: ten toeicben tijbe fpfeggen/
bat be anbece minbec lt;!3oben /
Jupiter niet bJöcben nocö nae-geben bJtl^
ben. 3iBaecbeo?b?ebjeIcbe icftgebbe
aenöbetoefen/ en onbec fleUtnobe
batt b\'een onbec ben anbecen /(i.) bjecbt niet aïleen boo?\'tgbemepnoe-
tooeïen becftaen en bebent / baec upt öet feggen bomt
: Alle Ri,ck buyght ^ ^^^^.
onder een hoogherenfwaerder Rijck.
€n\'tgeen Papiniusfepbt: EJCkop^^J^^-
fijn beurt regeert, en werdt beheerfcht om
\'t ander. ^aeC tOe OOCß Augu-
ftmi
becmaecbefp?eucfte bient: Lettet felfs op de trappen der menfcheli)c-
ke dinghen : foo de Beforger yets bevolen heeft, men moet het doen j doch
niet indien deStadthouder het teghendeel ghebiedt: Oft indien de Burgher-
tteefter het een ghebiedt, en de Keyfer beveelt wat anders, foo .en veracht
ghy wel de macht niet, maer ghy verkieft den hoogher te dienen en gehoor-

famen: ende en heeft fich de minder fulcks niet te beigen, dat men den hoo-

gher boven hem eert. [25p tta getfeïfbefepbt Auguftinus OOCfein\'t 6 ^eC^ ^

moenobecbeb)oo?benbesÉeecen.] ^infgeïgcbS befe föne bJOO?benban
Pilatus: Godt hadde hem, namelijck, foodanighe macht ghegheven , dat hynbsp;^

oock felfs foude ftaen onder de macht des Keyfers. f^aec bjecbt OOCb felfS

met dobbelöcbe ggetupggeniffe en autbo?itept fulcfis betoefen. Wam
be §^?ittce bec 2fipo(leïen toil / bat top op een anbec toöfe ben Contngö
wS ben jBagiftcaten füllen onbectoo?pen 5ön: benConingö alS ben op?
pcflen / bat ts/ fonbec eenigöe exceptie of upt-bebingtnge/ anbecs alS
«an bie btngöen / toelcbe lt;©obt
direfte en epgöentlöcfe göebiebt/ toelcfte

get becb?agenban oncecötenobeclalï goebt bent en toe-tiaet / enniet en

becbtebt: ben magtftcaten / als bie ban ben Coningö göefottben 5nn/
5atts/ bie öace macöt ban ben Coningö bebomen/ enban öem tcecftem
«en als
Paulus totl / bat alle hielen bec lt;©bec|le macöt fal onbectoo?pen
3Ön / foo befiupt öP oocfe belagec €)becöeben baeconbec. €nbe fiet men
met / bat opt onbec öet ^eb?eeufcöe bolcfe / onbec \'t toelcfee foo beele Co^
SISSSfquot; Qöetoeefl 5ön / bie eobbeUjcfee en menfcöelöcfee ïïecöten bec^
acijteoen/ beiagöec ©becöeben / onbec be toelcfee beele lt;6obtb?ucöttge

göenflellenfouben / als alleen bie gene / toelcfee baectoe ban 43obt / bte

Coningljen/ een epgljen bp^
jonbec bebel ontfangeti öabben. jiBaec in
tegenbeeltoont Samuel, toelc^
«e baec 5p öet ampt en pitcijt bec ©?incett en beeren/ alS W tn\'taen^
y;,quot;®«tooo?beoogöenbanbeboo?naemfte leecen en bes ©olcfes / ben
wS?.albecfeeecbelöcfeeniïualöcfecegeerenbe/ met bete boo?engöe\'

ge-eett. cnbatmeects/ noptiffectöbt
POfïtir£\' Jat iïefiaet bec openbare ßeligte niet öeeft göeflaentotbtf^
ConSs^^quot; Contngö / enbe öet
synednum. 3©atttbat oocfe naeben

^« ï^agiftcaten te famen met öet ©olcfe belooft öeböen/lt;©obe

^ znbsp;göetrouto

-ocr page 172-

SïjetcouhJtc3ö«/ öat moet becflaen toerben / boo? foo beeïafô tn een^
pber0 macöt en ber moabentoa^. ^elfsfbe^eeïbenberbalfcbelt;©oben/
bie opentïiîcb ten toon flonben/en ïefen top ntetbat opt af-geû20ben 50n/
af^oft boort bebeïnbsp;m benb?ijen fiaet banregeertngöe/ of

bsrConingben/ atöfpbanContngben göeregeert toterben» ^ocö foo
baer t\'eentg|)er töbïpeï!^ itïet göetoeibt tegöen^ ben Contngen göebaen
ï^ / toerbt beröaett tot göetupgöeniffe ban lt;6obt^ boo?ftentgöepöt/ bte
fültmmiatïs maer met om bie jiï^enfcöelöcbe baebt toe te ^aen/ of
goebt te bennen, ^e b?öber^ ban öet tegöen-fïröbenbe göeboeïen / pïe=
grjenöptebjengöenöeïfeggöen ban Trajanus, als? ÖP ben ^oingiaert
öberieberbeaenbett€ipper-toacötmeef!er: Ghebruyckt defen voormy,
foo ick wei regeere j maer foo ick qualijck regeerc, teghens my. I
^aet fïaet
te
toeten/ batTrajanus, foobïöcbtupt Phnii paneeyricus, baer naeten
öoogöfïengöetracöt öeeft/ batöpntet Coningölöcb^ foube betoonen/
maer fïcö b^agöen alg^een recöt §^?ince/ (2.) toeïcbe bien-boïgenbefiaert
toilbeonberöetoojbeelbanbenïlaeöt/ertbanöet ©olcb/ ber toelcftec
bonnifTenbeoiîberfîefoube moeten uptboeren / oocb felf$s tegöenssben
^jjnce. ^iergöeiiifben ijS\'tgöeen top lefen ban
Antoninus, bie\'tgöe?
îîiepn gelbt niettotlbeaenroeren / fonber goebtbinben ban öen ^iaebt.

[Vermeerderinghen. (t*) 5llfOO mebe tn\'t ÖUpfgeftn / be i^UpSf-babeC
Î0 be eetfle / baer nae öe lOâoeber / ban be binberen / boojtsf be ojöinaire
fenetöten/ epubelgtb/ bieinfieöebanbnecötenöienent î^tet Ghryfo-

fthomus, op t.Cönnrh.rj.j.

(2.) J^ettoeïcamp;enaemaefó Pcrtinax en Macrinus nae-geboïgöt öebben/
toelcber öeerlöcbe aenfp?a6en/ göP bonbtiefen bp
Herodianus. ]
VII. ®eelftoaerberisJbefeb?age/ oftbe3©etbangeentoeberflantteboert/
onsf ban oocb berbinbt/ toanneer top tn een feer groot en getoiffe gebaec
m peröcbel fïaen i 3©ant fommige 3©etten / oocfe bie ban lt;0oöt göege^
ben 5ön / Ööetoel fp in öet algemepn 3ön boo?-göeflelt / öebben nocötan^
in öaer een fiilftotjgöenöe uptflupttngöe ban öoogöfle nooötfaecbelöcb^
öepöt : göelücb ober be ï©et m ^abbatösJ / ban ben 3©öfen / ten töbe
ber Hafamoneen berblaert ijS en befïoten : ^aer upt ontfiaen is? be ber^
maerbe^P^eucbe:
Penjckeivan\'tieven, loftdensabbath op. €n feec=
Ser Siobegeeft öe pben bp
synefius, toaerom öpben ^abbatö berfupmt
gaöbe:
Wy zijn ghebracht m gewiflè ghevaer onfes levens, (i.) âèelCbC

ejcceptte CÖJtfïns^ oocb goebt göebent öeeft/ aljs mebe in öe anbere 3©et/
ban beiCöoon-b^ooben niet te eten. €nbeM?eeufcöe ïïabbtnen boelt;
göen befe felföe etteptte / en göeb?upcfeen bie meöe in öe
mttm ban be
berboöen ^pöfen /en eenige anbere meer upt bracöt ban een oube (Cra^
bitte j en bat recöt en toel : Jiet om bat lt;©obtgeen recöt foube öebben/
om on^ te berplicöten een feecbere boobt te moeten flerben/maer om bat
fomnitge a©ettenban fulcben inöoubt 5ön/ bat fiet nietgeloofincb nocÖ
toaerfcfiunlicb
5P/batfe uptfoo een (irenge toille gegeben jjjn / fiet toelc^
fee in menfcbelijcbe a©etten nocö beter boo?tgang öeeft/en lichter bolgt»
^cb en ontfienne ntet / öat am boo? öe menfcfielötfee Bet eentge öeuö^

belijffi^

-ocr page 173-

beïtjcfee 3®éttett ftonncn seBctijen toerben/ op ftraffeban öD^toiffe öooöt/
aïssbattfön£gt;cfette3!Bacï}te niet te berïaten. [^iet
Jofephus, baer W

banS3uIs 5©acBteCSSfp?eetftt. Polybius: Byden Romeynen was de doodt
de ftrafe der befettinge, welcke haer ordre verbiedt.]nbsp;men ïieeft niet

fonberooebe rebeniitfitelijcfe af tenemen / batfuïcbss be mepninaDs
öetoeetï ban ben genen/ be toelcbe bie 3©et gemaetfit öeeft / enbe fcöijnt
oocft met / bat be menfcöen ober öaer felben en ober anberen foo grooten
recöt berftregen öebben/ berber niet aljs be öoogöfie noobt fulcft^ berepf-
fcöenmotöte. a®antbe toetten plegen en moeten banbe menfcöen göe^
(ieit en gemaecftt te toerben / met geboeïen ban be menfcöeïiicfte fteacft^
Öepbt. ^u befe ïBet / ban toelcfte top^ier öanbelen / fcöönt te
öangöea
aen ben toille ban be gene / bie ficö aïber-eerfl in een 25ürgerli)cfte gefel-
Jigöepbtbpbenanberenbergabertöebben/ ban ben toeïcften öet recöt/
berber tot beï^egeerbersJberboïgen$fboo?t-bloept. nBaer foo befe göe?
bjaegöt toierben/ oft fp allen toillen bien lafi op-leggöen t bat fp lieber
fouben toenfcöen te ftcrben / alsf in «mtgeröanben bal oft gelegentöepbt
Öetgöetoeïtöaerberlt;©ber-öoofbenmet göetoapenber öanbt ban ficö
te
toeeren i ^00 en toeet icft niet oft fp fullen anttooo?ben bat fulcft^ öaVcn
toille
3P/ ten jp ban mogelijcft met bit bp-boegöfel: (€en jp bat öet niet
Bonbe toeberftaen toerben/ aljS met be öoogölie bertoarringe en beroerte
ban ben gemepnen toelfianbt/ oft berberfban beele onfcöulbtgöe. a®anf
ÖW.geen
be liefbe in foobanigöe omfianbigöepbtfoube göebieben / bat en
ttoöffel icft niet / oft foube oocft tot een menfcöel#tfee
3®et mogöen göe^
maecftt toerben. pemanbt fal feggöen / bat bie öarbe en firenge berbin ^
tenifTe/ banlieber be boobtte fierben / alis opt eenigö onrecöt en oberlaft
oer ©ber-öoofben af te toeeren en toeberflaen/ boo?t-ftomt / niet upt be
menfcöelijcfte/maer upt be€gt;obbelöcfte3©et. iBaer men moet inacöt
«enten / bat alber-eerfibe menfcöen / niet boo? lt;0obt^ lt;©öebobt/ maer
«an fgfjs betoogöen jijnbe / boo? be bebinbingöe ban be ftoacftöepbt ban
poer ^^upfgefin / alleen elcft op öem felben ficö öoubenbe tegenjj
getoel^

miifTit hT ^ \' quot;quot; »quot;«iwwuwv«» yifuwuyi / uaeruptoi; SJWöet-ipitii;

öeeft/ toelcfte Petrus baerom een MenfcheUjcke j.pet.z.r.^
mm^f^Slnil^quot;!^^ al-öoe-toel fp eibers oocft een €gt;obbeUjcfte lt;©?bi=
quot;^m bat €»obt ber menfcöen öeplfameopfiel goebt
menfcöelöcfte 3©et goebt ftennenbe / moet
K^SfJSS\'nbsp;l^^»««««« wete fïaen al^ menfcöelöcfte/

S-SfSfii^Pf\'^:. Barciajus, een feer fiercft boo?|ia«ber ban öet m.,.

\'^an telSr^^^^ gantfcöe ©olcft fiaet onber ben
öeöoEffï^^^!^^\'^ Öoe batöet meerber ban toaerben t^\'t gïjeen
eenercentKH\'\' öat oocft bebillijcftöepbt foo beel grooter 10/ toelcfte
öeeft teööen^-be tooo?ben ber 3©et. i^ocötani? en foube icft

niet^

-ocr page 174-

nut îia-bcn Detbocmcn fonîrec onïtcrfrtjept / \'t partituWéte We ûp fiaç
tmn öanbt/ oft oocfe m mtnöer sebeelte ban \'t bolcß/ toeïcfee tn ouoen
tijöcn m ïaettîem iiptterfîc Dcfcöutfel tegens öennooDt alfoo öeefteöf^
mpm / bat öet onöectuffcöen ntet öeeft nae-göeïaten op öet ööe^
.
.Sam. x.x. niepne bellen acöt te geben. 3©ant David,btebjepntgöbabett aU«n tipt-
c».. I.. rtenomen / göetupgentlfe öeeft ban een boïmaecfet ïeben nae öe ïDetten/
liccft ontrem öem göeöaöt / eerfl bier öonbert/ baer nae b?? bia; meer?
ber : a©aertoeanberS/alsom \'tgïjetoeïtaf tefteeren / foo öem t felfbe
toerbe aen-gebaen i iïSaer moet met eenen bit toaer-genomen »erben/
bat David fuicïïS niet öeeft gebaen / boo? bat öP / foo öoo?f)etmelöen en
o
)3enbaren ban fonathan, en beele anberefeecfterebebJöS-rebenen bebon?
bköaöbe/ batsauiöemnae fön leben flonbt. ^aer-en-boben foo en
taH ïp oocfe geen fleben aen/ nocö foecßt göeen occafie tot betöten/ tnaec
foecöt fcöuïïl-plaetfen / fomtöbts tn ongebaenbe bjegfjen/ fomtjöts on?
ber
uptöeemfcöe ©olcßen / en batfoo confctentieufelucßej^ntficptgö/
bat öPföne aanbts-lupben nimntermeer fcöabe en boet. J©egn fcögnt
ber
Machabeen boen gelöcft tesön : a©ant bat fommtgöeöefe Çapeneit
baer mebe bïiïïen boo?fp?efeen en berfcöoonen / bat A°quot;ochu^öeen co?
ningö/ maer een Eanbt-berberber 5? göetoeefl / fulcfis acöte tgpöel
te5ön: betopl nergens inbe gantfcöe ï§ifla?ie be
Machabeen en bte oa?

re partpe göebolgöt öebben / öem anbers noemen als Contngö / en öat
met recöt / öetoplöe tebjeen nu al ban ober langöen töbt be bebelen bec
macebonterserfeentengöecefpecteert öabben / tn b)£c6«j^te^t
An-
tiochus göefuccebeert en göetreben toas* 3©ant bat be 3©et b^bteöuen
b?eembelingö tot Coningö ober öet ©olcft te flellen / moet batt ^
bjilligöeberSiefingöeberilaentoerben/ en niet ban\'t göene öet Mc»/
betoogenboo?bennoobt banben töbt / gebtoongen toerbe te boen. IBaec
bocö \'t göeen anbere feggöen / bat be Machabeen göeb?upcfït öeö^n öet
recöt bes ©olcfts/ toelcß men fcöulbigö toas öet b?i3e söeb?uprtt ban
öaer epgöena©ette laten / bat en gactoocfè niet bafl. »nt beloben
ccrfl ban
Nabuchodonofor obertoonneu jönbe boo? öet recöt bec lt;©o?io^
göe / öabben upt firacöt ban bat felfbe recöt / ben nae-Uolgöeren
been / Heben en ©erfengöeöoo?faemt: toelcfter gantfcöe ßijcö opbe
IBaceöonierSgöelïomentoas.
(^0 ]^ierom toerben behoben banTa-

cirus göenoemt: Soolanghe Orienten onder de Aflyriers, Meden ende Ver-
j, fen gheweeft is , het gheringhfte ghedeelte der Slaven. 3^0CÖ fP^^^Oen

ban Alexander, enfön ^utcefTeurenniets bebongöen / »n^er wonöcc
eenigöe conbitie of befp?ecb onber öaer göebiebt göefeomen / S0ei0tmp
te boo?en onber öet göeötebt ban Darius toaren göetoeeft. ^noten ban
nocö benSoöen fomtijbtS tS toe-göelaten göetoeefl /
en ïBcttenopentlijcft te mogöen oeft\'enen en göeb?upcsen/ batts öog
tóelöaebt ber CovsfngOen^fetocell / een toe-latmgöe «pt£Öenaöe/ ^^
bje^rfeggöenis toe/ en niet uptcenige 3©et ben föijctte felfS bp-gebow^
^óoöatterniet ents \'ttoclcS öe Machabeen fian befcöermen/ aïS|^
uptterfle
en feecïta-fle gebaer : foo lange/ namel#c6 /fp öaec

-ocr page 175-

ScBßm Btttttm be palen ban baecber befcßecminabe / alfoo / bat fp naet\'t
€)cempel ban
David, tn onsöebaenbe plaetfen Ijaec bectcocben / om ba^ i -^«ni r:
te becfeecfeertSepbt te foecben / en tot be 3©apenen ntet en grepen / boo?
batfe felfss eer|i befireben toierben» ©nbertuffcöen moet men bie toaer^
ftboutotngöe in atöt nemen / bat menoocfeinfulcben göebaer be per^
foon beiscontngöjs moet berftöoonen enfparen,- \'ttoelcft foobJpmep^
tten bat
David foube göebaen öebben/ niet boo? noobttoenbigöepbtban
fönpiicfit/ maer upt een öoogöerboo?nemen/ bie öebben baer in een
nwfberdanbt. a©ant
David fcifss ftlaerlöcb öeeft göefept / bat niemanbt
feanontfcöulbtgö m/ bie fön öanöen aen ben Contngö fïoege. aifoo öP
bjifte bat in be 3©et gefcöieben flonbt
: Den Goden (bat tsJ ben opperften Deut,
ïïecöteren) en fult ghy niec vloecken , en (3.) den Prince in uwen Volcke en
fultghy niet vloecken.
^n bjelcbe 3©etboo? bten bermaent toert/ bpfon?
berlöcft ban be uptfleecfeenbe macöten / toöfl onss aen batter pet fonber^
Ungs gehoben toert baerom
optatus Miicvitanus ban befe baet ban Da.

Vid fpjebenbe/ fept: Hem wederhielc de volle gedachteniffe der Goddelicke
geboden.
Cn ÖpfCÖ?Öft David tOe/befetoOO?ben: ick wilde mijn Vyant wel
overMännen,maer ick achte meerder de geboden Gods
t\' onderhouden. fBaet

balfcöe lafletingen moet men ootfe tegenss particuliere niet upttoerpen:
^00 moet men ban tegenjs ben ïSoningö oocb ban toare ficö on^öouben.
a©ant göelöcß be d$cö|ötgt;er fepbt ban be Probiemata, bie ben naem ban Tron.i-o.

Ariftoteies bjagöen: Die den Regeerder laftert, doet de Burgerfchap onghe-
lijck en overlaft. (4.)
inbien men öem ban met tooojben niet en moet
guetfen/ beel minber met ber bupft: daerom top ootb lefen bat
David i-sam 146.
berouto en leebttoefen geöabt öeeft baer ban / bat öP fön feleebt gefcöen^
bet öabbe; ^00groot ötelbtfipbat beöepltgöepbt toasf ban bien per-
foon / en bat met recöt: toant aengöefien ntetmogöelötbi0(5.)oföet
Soogöfle göebiebt moet ben öaet ban beelen onbertoo?pen 5ön / foo ittofl
be berfeetftertöepbt ban ben perfoon / bie \'t felfbe bebient/ bpfonberlijcb
betoaert enomctngelt 5ön: \'t a®elcb be ïCïomepnen oocfe in acöt göeno?
«jen öebben met öate
xnbunen, 3|ooft-mannen be$8 göemepnen bolcb^/
SSJül^Ä? ï»^ We onbefcöa\'belöcb oft
invioiabei fouben 5ön / baer
S^ £f öanben aen fcöenben mocöte. «fonber be ^pjeucben ber

^ f^^nbsp;^^ Koningen moften voor heyligh gehouden werden.

jcntssgebewfttoeerbigö\'tgöeen Homerus fepbt: Want voor den Herder
van het volck was hy beducht, dat dien geen fchaedquot; gefchied , noch \'t licht

feilw -g^f lt;gnbe en isf oocb niet fonber reben / gelöcb Curtius

«pot/ dat alle volcken den Koninghliicken naem voor een Godt eeren,
Artabanus
een a^erfiaen/ fepbt bp Piutarchus, in \'t leben ban xhemiftocks:

ïftoïquot;^\' onder veele en goede Wetten, is defe de befte i dat men den Koningh
bloev^^quot;^®quot; en aenbidden , als een beeldt Godts, die alles doet groeyen en

Het en is niet betameliick noch
handen aen des Conincks lichaem te flaen. ^efe b?agÖe ï^

ben MachaK ^^?iflenen oocb foo beel göeoo?loft jp / al^ i^\'avid, as^
■nbsp;getoeefl i betoöl ter Cö?iffenenlleet tt«e^

t.l2.i8

-ocr page 176-

ffci: foo menïgfjmaeï geDteamp;enöe get Crups op tê mmat / ftöönt m boï-^
maecIitecUecöjaegDfaemDepöt te Uecepffcgen. lt;0fieUJtfeïijcamp; baec be
«©Der öeben om be eïtgfe ben Cö^iflenen ben boobt foecfeen aen te boen/
foo laet öaec Cö^tjïus toe te biteben / namelijcft/ ben genen/toelcftebc
nooöttenbigöepbt uan öaec plicöt niet en binbt aen een febece pïaetfe/
e r 4, j maec boben öet blucöten boo^tjs niet meec» €n Petrus fgpbt / bat

fius / afé ÖP leebt / ons een €]cempeï nae-göeïaten öeeft / bat top fouben
boïgen / todcbe baec öP fonbec fonbe toas/ en b?p ban alle beb?ogö/ geen
fcöelbenmetfcöelbenbecgolben öeeft/ nocö onbec\'t Inben göeb^epgöt
öeeft / maec be faecbe bebolen ben göenen bie cecötbaecbelijcö oojbeelt*
felfbefepbt oocb / bat be Cö?iftenen lt;0obt bancben moeten / en öaec
becbUjben / inbien fp
ais CÖJiüenen göeflcaft toecben* €n lefen top bat
booj befebecb?aegöfaemöepbt / be Cö?i(lelöcbe Religie albecmeefï toe-
göenomen öeeft ^aecomöoubetcb öet baec boo?/ bat een gcoot on^
recöt toecbt aengöebaen ben ouben €ö?i|ïenen / bie becfcö fiomenbe upt
be ïeere ber ^poflelen/ en Ipolloïifcöe iBannen/öare geboben en boo?^
fcöiiften beter berilonben/ en bolbomentljjcber onberöielben/ biet baec
boo? öouben / bat öet öaer niet aen
\'t öerte / en aen ben toille / maer aen
be macöt ontb?oben öeeft / bat fp öaer felben in göetoiffe göebaer bes
öoobtsnietbefcöermtenöebben»
Tertullianus moejt boo?toaer onboo?^
ftcötigöen onbefcöaemt 3ön göetoeefï/ tnbien öpboo? ben ï^epferen/
toelcben be faecben niet bonben onbebent jijn / foo flout en bermetelöcft
alöusöabbeoerben liegöen;
Wanc indien wyals vyanden cn openbare
Vyanden j en niet als verborghen heymcHjcke wreeckersons aenftcllen wil-
den , foude het ons aen de macht van getal, en menighte van troupen, over-
vloedigh ghenoech ontbroken hebben ? Souden de Mauritaniers , deMarcO\'
mannen, en felfs de Parthers, en foo veel fy oock wefen mochten , nochtans
Volcken van een plaetfe , en uyt haren Landt-palen, meerder zijn, als alle
Volcken der gantfcher Wereit ? Wy zijn Wtheemfche, en hebben alle uwe
plaetfen vervult, de Steden, de Eylanden j de Caftcelen, de Vryheden , de
Vergaderingen , felfs de Legers, Stammen, Benden , het Palleys, den Raedt»
deMarckt: alleen de Tempelen hebben wy u over-ghelaten. Tot wat Oorquot;
loge fouden wy nictbequaem, niet handigb en vaerdigh geweeft zijn, oock
in menighte defwackftezijnde, diewy foo gaerne fterven en
doodtghcfla-
ghen werden, indien het niet by die Leere meer vry ftonde, doodt
.MDe. „ te werden , als doodt te flaen. Cyprianus bOlgÖt tn befen OOCft fgn

„ tier / enberftonbigötopentl}jcamp; ^ baer ban bomt öet/ batniemantban
„ ons tegöen-fpertelt toanneer öp aengljegrepen toerbt / nocö /Wegens
„ utoe onrecötbaerbigöe göetoelbt ficö to2eecïtt/al-öoe-toelonfes ©olcbS
,, te beelen teoberbloebigöisf* ^eberfebertngöeengljeriidöepbt batt be
„ toe-bomenbeto?afie/ maecbtonsgebulbigö. 35e ontfcöulbigöe toijc^
„ ben boo? ben fcöulbigöen. (6.) Cn Laaantius: 3©p bertroutoen op be
,, jBajeflept bes göenen / biefoo toel föns felfS berfmabtngöe ban to?ee£
„ ben / ais fijner Unecötenarbepbt en oberlafl. €n baeromals
top fulcbj
,, ®n-iiptfpiebel|jcften oberlafl lijben/ flreben top felfS niet niet een tooo?oj

baec

!3a4.i5
ii.

-ocr page 177-

Recht des Oorloghs en Vredes, 111
öaec testen /maer bjp öeljeïett lt;©otit öe toaaetfie^ en Seeft
Augu-

ftinusmetaniJerSfbOOjgDeïjaÖt/ aféöp fepöt: Laet een rechtvaerdighe
in defe dingen voornamelijck niets dencken , als dat hy den
Oorlogh aenne-
me, dien gheoorloft is te oorloghen j want heten is
niet allen gheoorlofr.
^e^felfseii f0 oocït Öefefï)?euc6e: Soo dickwils deKeyfers in doolinghe
fteken , maecken fy Wetten totvoorftandtderdoolinghen tegen dewaerheyr,
door welcke de rechtvaerdighe beproeft en ghekroont werden, ^e feïföe
op eett attUer plaetfe: Het ghemeyn en moet alfop de Coninghen , en de
Knechten hare Heeren dragen , dat onder de oefeninge van verdraeghfaem-
heydtdetijdtlijcke dinghen onderhouden , en de eeuwighegehoopt werden.

let toeïcfeeDpeïber^Ooo? ïjet €]cempeï öer oubeCDJitïenen alfoo ber^
Jlaert: i^ocö öe .i^taöt €mm / aïïioetoeï fp noclj op üeröen ttt bieem^ „
öelingDfcöaptoaitOelbe/ eit öatfeïjaööefuïcfeearooteöepJfecacötettöer „
©olcfeeren/ ïjeeftntettegöeitsiöeöotitïoofejjerijolsöerss gDeltreOetiom „
oen töïïtïöcfeett toelbaert: maer öeeft beeï eer ottt Oe eeutotgöe teieltoaert „
teberferöööett/ met tegen cöeflrebett. ^p toierben gebonben/fptoter^,,
ben op-göefïoten / toierben göeflagöen / göepijnigöt / göebianbt / ban
een gljereten/ göeboobet/ en toierben bermenigljbulbigöt» t|et toagf,,
öaer 000? öare toelbaert-becöten anbere niet / al^ öare toelbaert boo?
berecötetoelbaertenfaligöepbtberacöten. «©ocïten is? niet min treffen
tücb /
\'t toeïclt op be feïfbe mepningöe Cyrillus fcö?öft/ ober be tooo?bert
Johannis, ban\'t^toaertPetri. lletfSöebaifcöeÈegioen/beitaenbeupt
gs bupfent/fe^ Öonbert/fejs en tfejïigö ^olbaten/bie alïe te famen
wenen toaren/alöbe ïSepfer
Maxïminianus, bu be ^tabt oftodurum, fijn
sepjbracötbebtoongö ben baïfcöen lt;©oben te offeren / öebben eer(l öare
ïepfe göenomen nae
Agaunum, gnaï^ be ïsepfer aïbaer tot öen eenigöe
ÖÖefonben öabbe/ toeïcïte öaer fonben gebieben te ïtomen ottt te offeren/
jnfp göetoepgöert öabben fulcït^ te boen / öeeft
Maximinianus göeboben
000? fön (Cratoanten / ben töienben .ïBan boobt te paen onber ben gant^
Itöett öoop: toeïcbe fonber tegenjianbt ban pemant / ïicötelijcb öacr be^
Rebben in\'ttoetcbgöeftelt.
Mauritius (7.) be€gt;ber|ïe ban batïSegi\'
KV oantoeïcben
Agaunum, baer na s. Maurits-^lecft göenaemt i^/
Sf«! Ä^ßif^^*^ töbt / foo men ïeefl bp
Eucherius, ^ötffcöopban %iom/
?blSftSfr?^5^^\'^^aïbussaengöefp?oBen: loe grooten b?eefe öebbe»
JLnSÄSl u pemanbt ban be onfe /
\'t toelcït boo? ben €gt;öetoa= „
SfwIilS^? göereebt / onber öet becbfel ban befcöermingöe/te-„

boo?raebt/ tot berbiebingöe ban fuïcb^/ öet,.
^«mpeionfesS CD?ttti/ bie booj bebeï ban fün epgöen fïemitte/ öet»
SSf %ofieï0 al upt ber fcöebe göetogen 5ijnbe / toeberom baet „

toÄS^Öeeftj betoonenbebatbebeugötb^^

ïjanbeSh^^^^\'f^ allea©apenen/ opbat niemanbt boo? flerffeïijclte,,
ÖetbcrtcS^r^\'^ff^^Öcben toercbe toeberftanbt foube boen / maer beel eer
bienftiaiS/u ^^^ aengöebangöenen toercbsf / met göeburige lt;0obt0-»

i^ywberbullenfoube. ms8nubttmoo?benbolb?acöt5Dnbe/be,.

Q^nbsp;l^iepfer

■ Lilgt;.6.

De
Dei

ctva.
, M.

-ocr page 178-

^cpfecbcnûbec-sebïcbenengôeôooîtt/ Bet felfbe bat ôp teboojettsBe^
,, boöen ftaböe/ antiBoojben f? a!îe te famen albus: Wp 3ijn bjeï / ô Mep\'
gt;, fer / iitoe .^ofâatciî / en Beüben be îBapenen aengenomen / tot befcOer^
mîitge ban öen |faet Des ^oomfcôen ïtijclîS / enbe en jijn noj»t/ of bjecB-

of^etuabers ban öen ïâcijsBS-btenfî gBe?
;»toeetï / nocBBeööenoptberbtentbefcBanbt-blecfee teb?agen banbloo?

beenbertfaegBöeluptgBepbt. BeööenoocftutoenbebelengöeBoo??
ï, faen«/ anöers als
bat top tn be CBîtfîelBcfee ïSeltgte onbectoefen jjjttöe/
J, Blößen gBefcBoiîtot öen bienfien stitaren bec ^upbelen/bte alle-tBbt
,, met bïoebt Defoebelî sijn. Wp bebtnben bat gBp gBeboben Bebt/ bat gBP
be €B?î1t«tten / of met ïâeccft-coof befmettenfoubet / oft boo? ben tBten^
ben jîSan
Ut gïjeöooöt ts/ ons foubet becfcB?lcfeen : €n foecïit nietlan^
gîjec
nae be gBene bieficBmocBten becflefeen Bebamp;en en fcBuplen j toeet
s,
bat top alle €B?tîîenen 5i]in : gBp fult allée licBamen Bebben/ utoe macBt
» onöectoo?pen : maec be 5ielen/fienbe op Bacen geplant €B?i1lum/en fult
gBp niet toebecBouben. ^s^aec na Beeft Exupenus,be 25aniec-boecbecbatt
bat î^egtment/ \'t felföe albus aengBefp?oßen: lt;6Bpfiet/ toaecbeme?
« öe
-gBefellen / bat icß be 25aniecen ban befe tpötljjcfee lt;©o?loge baii Bou?

be: maec icB en bo?becenocB bectoecße u l.niet tot bufbanige 3©apenen/
jgt;nocBenbetoegBe utoe g0emoebecenenb?omigBeptniet tot befelt;©o?lo^
\'»gBe: gDp moet een anbere foo?te ban fïcijben becßiefen: lt;©B
p enftonbt
,,ubüo?befeftoaeröennietfpoebtgBen tot Bet i^emelfcBe CotiingBcöcfe.
^aecnaec bebeeltBp batmenben läepfec bit fal boobtfcBappen:
Het

gheen in ghevaerUjckheden het fterckfte is, de wanhope en heeft ons tegens
u, ô Key fer, niet ghe wapent. Wy hebben, fiet vry toe, de Wapenen in han-
den , ende wy en füllen gheen wederftandt doen j want wy liever fterven
willen, als overwinneß, en wenfchen vecl raeer onfchuldigh te fterven, als
fchuldigh televen. (8.) Cnbaec nae: Wy werpen defe Wapenen wech:
uwe Trawanten füllen onfe rechterhanden wel vinden ontwapent, maer fül-
len deborft vinden ghe^rapentmet het Catholijcke gheloove. ^aec UaeC

bolgljtbefTacBtingBebecgBenec/ bte gBeen tegBentoeec enboben/ in
toelcftersberBael
Eucherius befe tooo?ben gBebJupcßt: De menighte en
heeft- niet verkreghen dat de Rechtvaerdighe niet fouden ghedoodt werden»
daer doch , het gheen de menighte mifdoet, niet placht ghewroken te wer-
den.
^n\'t oube jBartelaers-boecS toerbt be felfbe fafee albus berBaelt :
„ ^p toierben alfoo met ^toaerben aller-toegBen berfïagBen/ niet tegen-
„ fp?e{ïenbe/ enbe3©apenentoecBgBetoo?pen Bebbenbe/ boöen fp Bare
„Balfen/ enbenae£ßte bü?fiben©erbolgBers/ fp en jpnniet felfs boo?
„ Bare menigBte/ nocB boo? Bet fcBubben Baerbec ï©apenen betoogen ge^
„ too?öen / om be faerlte öec cecBtbaecbigBepbtmet ben ^toaecbe boo? te
„ (ïaen / maec bat alleen gBebenrßenbe / bat fp bien beleben / toelcße fon^
„ ber tegôen-coepen tecfTacBtingegelepbetis/enalseenSamfpn monbt
„ niet open gBebaen Beeft / Beöben fp mebe ais een Cubbe ban bes èeecert
,, fcBapen/ftcB laten berfcBeuren ban be aenballenbe3®olben.
vakns Beeft
gobtloofeljjtö en to?eebeitjcfe getooebet tegBensöe gene/ bie nae beiep^

itgö^

-ocr page 179-

HöÖe / m bec ©abecen tttfleïïtnsFien / be eentgöept besf eobbe^
ïöclien toefens in b?te pecfoonen boojllonben j bec toelcfeec/öoetoel baec
^tfeecoccote memggte toas / foo öeeftfe ficö «ocßtans nopt met be

papenen oefcgecmt» [,^jet be Cxtcacten ban Johannes Antiochenus, upt
öet öefc0?eben 25oecfe ban bes nout bol-piefenen iBan
Nicoi. peircftusj
iget ta feecfter: / ft^lt / v«atgt;r ttonbsp;rtïïoFinhon Vrturïif-/

we / ba; fbegeben tot be bebieninge ban be iSepuölijc^
\'^öngÄSil^^^Ö^quot; / ^^^nbsp;i»ienen tot öet gemepne üejle/ W

quot;\'S* Aiphxlinus upt Dion, be toOO?ben ban Livia tot Auguftus.

QU.nbsp;(70Chry.

^y^Mu/ais\'ttoeitb ons flaet nae te boisben/ tou_nbsp;......

SS^i?i ^i^oobt toe uptflcecbt. ^otö bte alfoo fön Ziele becliefl/toecbt
becblaect/bat öpfe toaeclijcb totnbt en becbcöafit. 3©p Seb^
«en ban nu becbiaect bat men met cecßt niet matb toeberflaen ben aße^
S/ ÖooöDfle macbt en cegeecinse befitten. m foo jijnbec notlj
SWjebtngöen/ toaecbantopbenEefec moeten toaecfcöoutoen/ op

cegul mifljanbelen be göene

Ljermeerderingen. (i,) i.Machab.cap.^.verff.io. 43.en 44. AlsBacchi-
^s dat hadde ghehoort, is hy met een groote Heyrkracht ghekomen aen den
Oever van de lordaen, recht op den SaBbath-dagh : Doch Jonathan feyde
cot
den li;nen: Laet ons nuop-mäecken, en voor onfe leven ftrijden, wanc
onieiaecken enßaennuniet,
ghelijck fy gifteren eneergifteren deden.

[U) luftinus, lib.s ff. Xerxes de Coningh van Perfen, heeft de loden eerft
onder-ghebracht. Daer nae zijn fy te ghelijck raet de Perfen onder\'t gebiedt
gneKomen van Alexander de Groote , en zijn daer nae langhe onder het ghe-
\'edtvan\'rMacedonifche Rijck gheweeft. Als fy van Demetrius af-gevallen
wa^n, en der Romeynen vriendtfchap verfocht hadden, zijn fy de alder-
cerite van de Onentaelfche volcken gheweeft , die hare vryheyt hebben we-
delifck d \'nbsp;Romeynen lichtelijck van ander lieden goedt mil-

betone Semjei, fepbt bp lofephus: Soudt ghy niet ftervcn,
hebt den genen, welcken Godt in den Stoel des Rijcks

heeft ghefe^^S^quot;® fepbt ban David : Maer terftondt leedtwefen hebbende,
den ^nhfltl\'nbsp;een onrechtvaerdigh ftuck was,fijnen Heere tedoo-

ennbsp;♦ is grouwelijck eenen Coningh, al is hy fchoon boos

Coïbghgh^^^^^^^nbsp;den ghenen. dieden

Mi^opogonus: Want daer zijn ftraffe Wetten voor den Prin-
v^\'illènbsp;veronghelijckt, werdt gehouden uyt moedt-

(6nbsp;vertreden te hebben.

^^f- / bat fultbS ben flaet en gele^
«quot;e /allnbsp;^^^ begeben tot be bebieninge ban be iSepuöljjc^

btor»»-^— quot; btnaen / bte aih^r migt;igt;fi- htöMon «-rt«- f»««- «umi^nrti»

nen

-ocr page 180-

(7.) Chryfofthomus fepîlt mfft Op r.Timoth. i. ^at / fttöfm pémanÖt

een ^^cDaep öe l^eeî af tîeecïît/ôat öe Cuööe öoo? öem becmtnöeet bject î
quot; maec tnöten pemanöt öen lauöec omBjengöt / öat öan öien öe gantfcöe
quot; Cuööe becfieopt toect seneca, tn 1125oecfe ban öe facötmoeötgöepöt/
cap. ^önen fïaep toerbt boo? nacöt-toacöt berfeecbert : föne5ööeri be^
„ fcöermen be göene bte ronötjS-om en ter 3ööen loopen :
fp fieïlen ficö te^
„göeniSöeaenbomenöepericulen. ^efeober-een-flemminge ban ©olc^
ben en ^teben / en ijs niet fonber reben / ban be Coningöen alfoo te be^
quot;fcöermen en te beminnen / en öaer felben neifeniS öet öare te toagöen/
quot; altoaer öet be beöouöeniffe ban ben ßegeerber berepffcöen mocöte. €n
oocb bat men öem felben foo göeringöe acöt / en licöteïötb toagöet / en
« i^ göeen uptfinnigöept/ bat foo beel bupfentbooj een Hooft in\'t ftoaert
„ballen / en boo? beeler booben een^ieleberloffen/ en bat nocö ban een
„onbtenftoacbjlenfcöe. lt;©öeUjcfe öet gantfcöe licöaem befiele bient
en befo^göt (öet toelcbe öP albaer toöbtloopigö bertoont) alfoo mebe be-
fe ontallöcbe menigöte om be Eiele ban eenen / göelöcö aiss om-getogert
quot; of om-göetoonöen/ toeröt öoo? fönen göeefi betoeegöt / toeröt öoo? fön
quot; bertîanbt göeregeert / öaerfe öaer felben boo? öare getoelt anbersÈ b?uc^
ben en bjefienfouöe/ ten toare batfe boo? goeben raebttoieröe onöeröou^
öen. lt;©eröalben foo öebben fp öareepgöen beöoubentffeltef / $t.

8.) ^itfïaetin\'tgefcö3ifteaenDemetrianum. ï©efelfbefepttn\'teerffe
boecb ber 25?ieben/
Epift. i. Hy (te toeten be tegöenpartöe) heeft verftaen
dat Chrifti Soldaten waeckten, dat fy nu nüchteren en gewapent tot den ftrije
ftonden 3 dat fy niet konden overwonnen werden, datfe fterven konden, en
daer door onwinbaer waren, om datfe felfs niet vreefen te fterven, noch wil-
len niet wederftaen den ghenen die haer bevechten, dewijl een ontfchuldi-
ghe met gheoorloft is felfs een fchuldighen te dooden, maer ghewiUigh hare
Zielen met haer bloedt over te gheven.

(9.) ^iet ban öeeereöefesf .ïBartelaer hp öen aitferen Guiiieman-
nus,
tn een ouötgefcó?ifte ban öet ober brengen ban s. luftinus tn nieuto
Corbye: toaer upt top nae\'t geloobe ber €ö?onöcben hernemen / bat W
tn bte alöergcoutoelncbfïe berbolginge/öie öaerjs göelöcbe niet göefiabt
Öeeft/50nbe na Nero be töienbe berbolginge/gelebenöeeft/toelcbe to?ee=^
ber getoeeftt^ al^ be boojgaenbe berbolgtngen/bermitsf fpeen aenfiene^
lijtlïe menigöte ber iBartelaren nae ben ©emelgeftiert öeeft / onber be
toelcbe oocb mebe be boojnaemfïe getoeefi 5ön öet Collegie en gefelfcflap
ban
s. Mauritius, enbeeen fpiegel ban onnoofelbept. ©an\'tberboeren\'öec
(€öebaïfcöe.ïBartelaren na 25?unftoöcfe fiet
crantzius saxonie, itb.7.c.i(r.

(10.) ^ooöanigöe5ön itieöeöe tooo?ben ber ?ciejcanö?inifcöe gioöen

tot Flaccus : Wy zijn, gelijck ghy fiet, ongewapent, en nochtans zijnder die
ons alhier aenklaghen en befchuldighen, als publijcqueopenbare vyanden
Selfs die deelen , welcken dénaturé ons tot onfer befcherminghe ghegheveO
heeft , keeren wy nae achteren op den rugge, daer fy niet te doen en hebbeP,
wy bieden onfe lichamen naeckt en open voor den genen die ons füllen wil-
len dooden, om die aen te vallen. J

-ocr page 181-

bw p?mcmontißcfietDo!tß3Ö« /\'t?P batfebanam- vi i f.
baitöb fulcbe twatbt ontfansben öebben / oft bat naemaeïss alfoo becb?a=
öen en becaccoibeect iw selijcb be EatebemontecjS/ (i.) tnbten fp tegöen
be 3©etten/en ben gemepnen toelfianbt mtföanbelen/ bonnen niet alleen
wet göetoelt af-göetoeert toetben/ maec oocß/ fóo \'t noobigö i.o7 met be
boobtgeficafttoetben: iet toelcfi
Paufanias, KoningöbanSacebemo^
niengebeuttisf. (gnbeaengöefienbe oubtfie3^ijcï?e«öoo? ^taliën ban
befe fïagö getoeefi jön/ fo en i$f niet too«betbat
virgiiius, na batöP bep
Baelt öabbe be feet tojeebe baben ban Mezentius, baet bp boegöt:

Met recht dan tegens hem opftondt het gantfche Landt,
En wilden met der vaert hem helpen aen een kant.

[Vermeerderineh. Plutarchus in Lyfander : Die van Lacedemonien had-

IJS..

X.

------------ ^ -----------------^ylan--------------------

den haren Coningh tot het hals-gerechtegedaget,\'t welck hy ontwijckende,
is ghevlucht nae Tegsea. fel^e in Sylla: De Lacedemoniers hebben
fommighe Coningen het Rijck benomen , als onbequaem om te regeeren, als
Äijnde verachte en ondeughende menfchen.
^tet ben fllföen Plutarchus

ban Agis, bie/öoetoelt\'ontecöt/bettoefen i!^. lt;©ie Mofquxi booböen
öaten Iftoningöboojöonget/ fepbt Meia, tiè.-^.]

een ttoeeben: ginbien een Éoningö / oft pemanbt anbet^ö / öetgöe^
mebt öeeft nebec-göelepbt/ oft ftennelijcb boo? berlaten öoubt / tegöen^
benfelfbenmacömennaebietöbtb?»enonbètbeuctboen/ toelcb men
tegen?s een patticuliet petfoon te boen betmacö^ Mm men moet geen^
jtnss öouben / bat bie een Stijcft boo? betlaten öoubt/ bieöet feïfbe toat
fïoffelöcït en betfupmelöcb tegeett.

(€enbetben: Bardajus mepnt / inbien eeni^oningö öet ïïöcb bet^
b?eembet/oft een anbeten onbectoetpt/ batfuicb eenöet^ijfïibetlietf» ^^^
pcït fiae öier fïilïe: »nt fulcS een baebt / inbien öet ïïijtb bp berbie^=\'
nngöe / oft boo? toet ban fuccefTic op-göeb?agöen toerbt / isf nul en ban
ontoaerben: maer be bingen bie nul en ftracötelooiS 5ön / en öebben geen
^5^quot;ötönae-b?ucbbanrecöt. baerom mu ootïi be mepningöe ber inßt d,u.

toaeratötiger buncbtban ben b?ucöt-göeb?upcber/gt;f ^
öebben/ bat foobanigen ^^oningö gelijtb W bat in- L \'„^sfru.
ï^^föt ober-b?aegöt / bat öp niet^ m-a^sodn«.
gefepbt toerbt bat öet b?ucöt-geb?upcb toeber-\'\'«
^quot;E^^^^^^\'^PöÖenbom^ / moet berfiaen toerben/ ter recötet
SES?\'^^\'^nbsp;nocötangs be Koningö in ber baebt felf^ foube

iracöten en ^Ö öenmpcn em \'t jsgtli ober te göeben / oft te onbertoer^

oftmenfoubein bten beele ïjem

ofb Jw S^r^yi^^Ä^r^^Ö^^ manier/op toelcbeöp öet i^ijtltöeeft
toantnbsp;ÖetBoïcïiban beletten bat bie niet beranbert en toerbe:

ïijcb fSl*^ Ö^t quot;«t begrepen, ^aer toe mett ntet gua^
faecfte quot;nbsp;^^ tooo?ben ban
seneca, ober een niet ongeiijcïïe

♦ «\'Uit dat men in alles fijn vader racet ghehoorfamen, foo moet mea

, m znbsp;hem

-ocr page 182-

iLikz^conp\', hem doch in dien deele niet gehoorfamen, waer door te wege gebracht wert»
dat hy geen vader meer en zy.
XL (CenUterbèitfepötöefclföeBarciajus, bat Bet ïïücSbecïo?m toerbt/

jnbsp;foo be üontnglj met een gantfcö bpanbisB gemoebt tot ben onbergangö

?!nbsp;en berberf bes gantfclien boïcfes geö?eben toert, üet toelcft tcft toe-flae:

toant be toille om te regeeren/ en be totïïe om te berberben / en ßonnen u
\' inbsp;famen ntet öejïaen j ïï^erfialben bte ficB opentïöcft bertoont een bpanbt

bes gantftfjen ©oicïts te jijn / bte ïepbt met ber baebt Bet i^öcïi ett
geermgeneber. .ïiBaerBetfcBöntbat fulcfeSnaülöcfeS fian gBefcBtebeti
ban een 3äontngB bte toel bp fiin ber lïanbt ts/ en ober een mm regeert»
jüQaer inbien Bp ober meer ©oltfeen regeert/ foo ban Bet gBeöeuren / bat
Bpombegunileban \'t een bolcfe/Bet anbere fonbe toillen berberben/om
bat Eanbt met nieutoe ^ntooonbers te befetten.
X11. (Cen böfben: inbien Bet ütöcfe in cemmh gegeben toerbt / \'t 5» upt m
nigBe ontroutoe begaen tegBens öen gBenen bJiens Eeen Bet is / oft upt
feecfïeredaufelegBefteltinbeopbjacBtöeSï^ÖcfeS/ als / inbienbeCo?
ninöB bit / oft bat boet / füllen be «©nöerbanen ontöonben jött ban alle
banben ber geBoo?faemBept / foo berbalt be JäoningB mebe tot ben flaet
baneen jjarticulier perfoon. ^iet Mariana, uks. ban\'ti^ötfeban Ar-

ragon.

[CVermeerderingh. (©m eben gelpße 00?faerße Beeft Cajus Gracchas

betoeert feer bernuftelijcft/ bat Bp/ öie een Tribunus bes 3Bolc6s toas/bati
! i fnbsp;recBtS toegen opBieltfulcftS te jiin / toiens tooo^ben toaerbigB om lefen/

bP piutarchus fiacm Johannes Major, fepbt Op\'t 4 Jöoecfe Öer ^ententtett i

55atBetbolclJ ficB felben niet fean ontblooten ban be macBt om ben
^?ince af te fetten/tnfulcften bal/ baer Bp tot bertooeflingöe nepgBet/
:nbsp;\'t toelclt göp moet beguamelijcö uptleggen boo? \'t geen Bier gefept iSJ

XI i I. rSen feflen: Inbien be ^oningB een beel Beeft ban \'t BoogBfle gBe^
biebt / en Bet ©olcfe oftöen üaébt Bet anöere öeel / foo macB men met
rccBtbaerbtgö getoelt ben ï^oningö tegfjen-flaen / toeltfie Bet gebeelte/
bat öem niet toe-fiomt/ aen-balt / betoöl Ö*» tot foo berre toe Bet gebiebt
niet en öeeft. ^ettoelcfie iclt Boube bat ootfe plaetfe Beeft / altoaèt^t
oocït bat befp?often toare / bat be macBt ban b\'#o?loge te boeren Bp ben
Coningö foiibejön: toant fuicfts moet ban ben éo?logB tegBens
ïanötfcöe berflaen toeröen: baer anberfins / foo tote een beel Beeft ban\'t
BoogflegeBiebt / nieten^an 3ön fonber recöt om bat beel tebefcBermen:
ïjet toelcïte / toanneer öet göefcötebt / foo ftan be Coningö oocft fön göe^
beelte boo? recöt ban ©o?logöe herliefen.

[vermeerderingh. ^ierbanöeBt göpeert Crempeï inbe ïtegublpc^
tiueban Genua, bp Bezarus in \'t
18 ^25oecö. 55oöemen ten tijbeban
Wenceflaus, in\'t io25oecfiberl|iflo?ie. ©oegötbaerbp Azorius, i»ßitut.
Morai.hb.io.cepj.
gn Lamberrus Schafnaburgenfis baU Henricus I V. 1

XIV. (Cen febenbeni ^nbienin beopb?acötbeS ïïöcïtSBebongöen3p/bat
in feec^eren boo?baile men ben Coningö macö toeber-flaen / al ifl bat
tuen niet en Itan Bet baer boo? Bouben / bat öoo? fulcli een toöfe een göe^

beelte

yrf^

-ocr page 183-

iJceïtèöesS ïSöcltsifouöe Bupten sScfioubcn 5ört / foo m öocö sebJiffelijcB
eentge natuurïöcfee mpgept tjeöouöen/toelcfeeoocb onöec öesf Contngl),^
göeöteötmetenitaet. ti^ocïjbte fönrecfitbecUjeemöet/ ftan ootb fün
ïecDt öoo? Contracten Decminöeren.

[Vermeerderingh.^tCt\'eyempïenBp Thuanus, in \'t i^F^OeCÏt Öet

%fto?ten/ tn\'tUetBaelUan \'t^aet 1604»en \'t 133 25oecfe/ op\'t !|aec
*V lungacen.
Meyems, op \'t giaec 13 39. tn 5^?abanDt
ett^Bïaenbeten. 3!n
\'t berftael / obet \'t laet 1468, tn \'t ffietbonbt tuf^
fcöen ben asontng ban i©?ancbcijcb en
Karei van Burgondien. quot;mmt baer
bp ban 3poïen/ \'t geen
chytr^us berbaeït/ saxonicorum 24. €n Bonfinius
banigungaren / Derades 4. Lib.jgt;. ]

€ot nocö toe fiebben bjp göefpjoben ban ben göenen bte öet recöt ban x v.
göebteben öeeft / oft göeöabt öeeft. ^u refteert nocö bat bjp fp^eecben
jan ben SinbaHer bie een ïlöcït aenbaït en aen- tafl / niet nae bat öP ««
WO? ïanöötoiflige pofTeffie/ oft boo? berbjagö/ recöt berbregöen öeeft:
«er foo langöe nocö buurbebeoojfaecbe ban met ourecöt te befittenr
lt;icnbe foo ïangöeaféöP\'tbeftt/bonnen be baben ban regeeren/ bteöP
pïeget/ bracfit öebben ban teJberbinben/ niet upt fön recöt/ \'t toeïcb geen
en w ma^ baer upt/bat öet gantfcö gDeïoojïötfe i^/ bat be göene / bien
öet recöt ban regeeren toe bomt / \'t 5p bie öet botcb feïf^/ oft be mo^
öen ßaebt^p / lieber teilten/bat öet göeen öpgöeïstebt/ ban
toaerbe fal 5ön / ban bat be 3Betten en gerecöts plegingen bjecö-göeno^
öoogöde berbjarringbe in-göeboert toerbe.
cicero mif=
P?öjt be a©etten ban
syiia, alsê tojeebt tegöensf be binberen ban be göe?

batfe niet en mocöten ftaen nae flaten ban eeren: s^ocö-
ïans? öielt öp bat menfe mocöte onberöouben / berblarenbe / foo
Quinti-
jwnus
onss leert / bat benfiaetberSSurgöerfcöapboo? bie 3©ettett alfoo
tefamen en in een göeöottben / batfe fonber be felfbe niet foube
«onnen flaenbe blöben.
Fiorus fepbt ban be felfbe acten ban syiia: lepi-
Qus maecktegereedtfchap om de Aften vanfulck een man te niet te doen en
fon^nbsp;donderreden, indien hy nochtans fulcks konde doen

H« g«)ot naedeel van de Burgerlijcke regeeringe. €tt baet naet ï
levnbsp;voor de kranckeen ghevronde regeeringe, op eenigher-

«y-wijie te moghen ruften, opdat de wonden door \'t verbinden felver \'niet

hS^Ä«3^ocötatt^tnbiebittö®enbie foo öeel noobigö

ben roober in fön onrecDtbaerbtgepoffefTie te
^quot;^^\'^srootgebaer ban niet gljeöaoafamen/ foo
äBaer oftmen foobanigljenroobec
^aer Ober bSrfSnbsp;epnbelöcb oocb booben mogöe/

^quot;Ä/ ««?ielöcb / inbien öp boo? onrecötbaerbtgöe ^oiïoglj/ en x^v i.
iJpen än «1 öeconbtttenboo? \'t recöt ber naturenbcrepfci^t / niet
1 aen-göegrepen öeeft / en baer en gïjeenberöaube

Öß^ÖfiebW^t^Ä nocö toe-feggingöe öen gSeöaen/ of troutoe

n»aer bat alïeen boo? bloot göetoeibt be pofelTie in-geöoquot;^

ben

-ocr page 184-

bert fcoêtamp;t j foo fcöjjrtt get mm öec #o?foge nocB u öuwtt / en fïantrt tt
gcijpcn / m Dat öetOaltren tegïjens Öem flaet te boen/ aï toat men te?
ööens een ©panbt boen matö / toeltïte met recöt oocft ban een pber jjac#

ticulier ban boobt göefïagöen toerben. xertuiUanus fepbt j Tegens de ge-
ne dse aen ghequetfte Majelteyt fchuldigh zijn , en alghemeyne Vyanden , is

yder Menfch een soidaer. ^00 mebe tegöeu berloopen ^olbateu is een
\'!nbsp;pber ber gunt / tot boo?flaiibt ban be göemepne rufle tegens öen-lupben/

jnbsp;be opentlücbe en publöcque flraffe in \'t toercb te flellen.

5nbsp;X VI r. ^cbberflae batmen \'t felfbe moet geboelen met i^iutarchus, bie alfoo

1nbsp;göeböelt in \'t 25oecb äefato ad pißmm y namelijcft / inbien boo? ben tnbal

inbsp;een openbare 3©et göetoeefl is / be toelcbe een pber b?öe macöt geeft om

Inbsp;boobt te flaen ben genen / bie öet een of \'tanber bat ficötbaer boo? oogen

inbsp;balt / fal bo3ben beflaen / ais neemt bp Crempel / bie een particulier

Ijerfoon jijnbe / (Cratoanten om ficö genomen öeeft / \'t Cafleel aen-ge*
ïoopen öeeft / bte een onberoo?beelt 2a»urgöer / oft niet boo? toettelpcfi
oo2beelen fententie / om-geb?acöt öeeft / lïSagifiraten fonber toettigöe
toe flemmingöeenberbiefingöegemaecbt öeeft. ^ulcamp;e 3©etten toa^
renberbeelinbe bteben ban lt;i5?iecben-lanbt/ in ben toelcben bien-
bolsöenbe öet om-b?engöen ban fulcbe (€p?annen / moet recötbaerbigö
geöouben toerben. ^oobanigï)toastot?Ctöenenbe 3©etban
solon ,na
be toeberbomfie upt Pir^o, tegöens be göene / toelcbe fouben ben popu^
lairen flaet en rege^ringöe bes göemepnen ©olcfis toecö nemen/ of na \'t
toecö nemen Staten en Hmpten bebienen fouben: gelöcb mebe tot ïio^
men be a©et Valeria, tnbien pemant fonber bebelban\'t ©olcb een iBa^
:nbsp;giflraets ampt öebienen ttiocöte j be 25urgöermeeflerfcöe 3©et / na bat

öet Jïijcb ber tbien jBannen af-göefcöaft toaS / bat niemanbt be iBa^
gtflraet berbiefen foube fonber beroepingöe / en bat öet b?p flaen en ge^
oo?!oft foube toefen ben göenen te booben biefe berbo?en öabbe«

,;nbsp;[ Vermeerderingh. Plutarchus in Publicola : Dat men fonder voorgaende

Inbsp;oordeel offententie macht foude hebben dien te dooden, die nae de heer-

fchappije foude trachten. Cn bOet bOO?tS baer bp : Solon wil, dat men den
j 1nbsp;genen die de heerfchappijeaengrijpt, aTshy daer op bevonden wordt, dagh

j:nbsp;van rechte beteyckenen en aenfegghen fal: Maer Publicola laettoe, dat meo

i ;nbsp;fulcken oock dooden mach, eer dat hy terechte ftae.]

XV III 5|etenis oocb niet minber geoo?loft ben aenballer ban\'taijcb te boo^
Mnbsp;\' ben / inbien baer toe bomt be autöo^ttept ban ben göenen / bie öet toare

en op?ecöte recöt öeeft om te regeeren/ \'t 5p bat befelbe 3p een Coningö/
of be ïSaebt / of öet ©olcb. .ïBet ben toeldïen men ban oocb reecbenert
moetbe©oogöbenen©oo?flanbersber Coningöen in öare binbtfcöe
1 .parau. 3 • ^aren / foobantgö toas bp ben
Coningö loas, ais ÖP Athaiia ban\'t
iSijcbberfliet.

XIX. 25upten befe göeballencn fean icfe niet goebt feennen nocö toe-flaen/
bat een particulier perfoon göeoo?loft foube5ön upt te booten/ of te
booben / eenen bie öet öoogöfle göebiebt tegöens bancfe aen ftcb göeW^
göen öeeft / oft in-göenomen
mmt öet fean gefcöieben / bat bie gene/

bient

■ ■ ^

-ocr page 185-

ölen \'t recöt toe-feomt/om te reaeeren/ lieber fouöe öebBen ben ginballec
tn be befittinsbete laten / alss bat gbelesöentöepbt en occafie gtjegöeben
bjerbe tot söebaerlöcfteen bloebigöe beroerten / toelcbebtchtoil^plegen
te bolzen / toanneer bie gßene /
\'t w göeauetfiof göeboobt jij? / öie ee«
nercb^ aenöancb öebben onber öet ©oltb/ of oocft itptöeemfcöe Julien -
Sfquot;;. ^mnicrs ifi onfeecfter/ of be Coningöof\'t 3©olcft oocft toil/bat be
KS? £?Srooten göebaer aöebjacöt toerbe / fonber ftenniffe/ ban
weicner bJtlle göeen göetoelbt recötbaerbigö ftan 5ijn.
favonius fepbe t

^t een ßurgherlijckc Oorloghe flimmer was, als onwettigheheerfchinghe.
lt;sCtt Cicero : My dunckt daralle vrede met den Burgheren , profijtelijcker is
als iniandtfchen Oorlogh. T. Quintius
fepbe / bat öetbeter toare getoeejï/
oen (cpjan
Nabis binnen ïacebemon te laten blöben / nabien ö\'\' niet an^ ^«^ ß» 3 ^
wrss ftonbe t\'onbergöeb?acöt toerben / m boo? ben ftoaerften bal ban be
^tabt/bte tn\'ttoieftenban öare b2pöeptt\'onber-gaen foube. (i.) €rt
itrecftt oocft tot göeen anber epnbe
\'i geen bp a riftophanes ftaet / bat men
SOeen Eeeutoin be ^tabt moet op-boeben / foo öP ban nocö op-geboebt
U / bat men öem becbiagöen moet. ®oo?toaer / aengöefien öet een feer
ftoareberaebtfïagingöejp/ oftmenbe3©?PöePbt ofbe©?ebeberftiefen
IS^^fÄnbsp;^^/öftwen/toanneer öet

f5®^^/^^quot;öÖ^önberb?ucftttoerb alletoegöen enopallema^
/ ^»fijn beft boen bie af tefcöaffen/al foubeoocft ben
Eïf\'^^^Pquot;^*quot;\'tfi«*ögöftegebaergeb?acöttoerbenj foo en moeten niet
^of ? öaer particulier tot öaer rucften öet oojbeel baer ban/ öet
gemepn isf. iBaer bit feggen i^ gantfcö on^

«•»tötraeröigö; Wy ontrecken de Heeren de Stadt, die bereydt is om tc die-

toaeromöp alfoo getoapentsönbe/
nae t ©aberlanbttrocft / tot anttooo?bt gaf:
Op dat ick het moghe van

SL Xnbsp;infön25?ief aen Perdicca, raebt/toien^

rooopen Cicero alfOO öeeft Ober-göefet: Dat hy foo veel in de regeerin-
I?« A ^quot;\'■g\'^erfchap foudebenaerftigen, als hy fijnen Burgeren foude kon- ^f\'ß\'
Phep^llnbsp;: dat raeh noch fijnen Vader, noch den Vaderlande

Lf ft« f behoorde aen te doen. JBelcfte mepningö\'e men oocft bin^
SnnJnbsp;Want met gheweldt te willen regeeren het Vaderlandt, of

iff n^h«!,quot;\' kondetghy fchoon, en dat ghy de gebreken verbeterde, foo
_nbsp;infonderheydt dewijl alle veranderingen der faken,

doftHfnbsp;..\'»quot;\'lonaerneydtdewijlalle veranderingen öer laKen,

en andere vyandtlijcke dinghen dreygen. ^ï^aer
Sïhit^^^^^^quot;nbsp;Stallius bp plutarchus. in\'tle^^^^-

en wiicnbsp;■nbsp;\'\'^^^\'Jck noch redelijck is, dat een voorfichtigh

beroerrS\',nbsp;en dwafer menfchen wille, fich inghevaeren

toemebenietgualijcftfalpaffen \'tfeggenban

quot;y«dehan!iquot;nbsp;gleden naem, foo men een arm menfchenbsp;2,

♦oorfooveeinbsp;cenverwefen uyt de doodt ruckt,

fchijnen door fonder verwarringhe gefchieden kan r en op dat wy niet
der wonden.nbsp;meer j als door barmhertigheyt te doen, enfwaer-

\'•c uacn , dewijl wy arbeyden om minder te ghenefen. Thomas i. \'

^nbsp;fepbt/

-ocr page 186-

fepöt/ öatöê «ütcoepmgDe uan eentaße/ ai tfi oocfe feïfisStmttttW
iuü 3.1 s. regcectitgg/ fomtijbtsscöttieus cn op^oecffcB üet fept toan
Adon tc?
gïjens öen ContngD öeclBoabtten/ Egion, moet ons ntet öetoegljen tot
öetcontractegöeboeïen: toant öe i^.^cfi^iftbetupgötopentlöcß/ öat
befe tot een becioffec öan eoöt felfs beutoecEtt toas/ öoo? een fpeaaeï
bebeU iBaertjetenöIöcötoocöniet bat befe Contngö bec iBoabiten/
göeen cetöt ban te göebiebeniipteentgötontcatt göeöabt öeeft: toant
CJobtoocli obec anbece Coningöen boo? fulcöe^lenaecs ais ÖP totlbe/

z.Ktg.9. föne oo?beelenuptboecbe/ais boo? lehutegöenSJoram.

[\\/ermeerdenngen. (i,) J|et toeJCfee Plutarchusttt\'t leben ban T. Quin-
tius
alfoo becMaeCt: AIs hy iagh dac de Tyran niet konde t\'onder-gebracht
werden, fonder groot quaedt van de andere Lacedemoniers.
^et tS Htet

bupten bit p?opoofl \'t geen piutarchus becöaelt tn \'t leben ban Lycurgus,
bat een 3lacebemontec göelefen öebbenbe befebecfen:

Als defe d\'heerfchappy met Wap\'nen gaen bedwinghen,
Komt Mars voor Selimunt haer leven t\'onder-bringhen.

€otanttooo?btbaecopgaf: jBet cecöt jönbieiBannen om-göe6o#
men; toant fp moefïen getoacöt öebben tot bat be öeecfcöinge ban felfS
öabbe becb?anöt en becteect.

(Z4) Plutarchusbanbengcooten AntiochustrtCa«»eM«/i)w.-Hy nam tot
een deckfel van den Oorlogh, de Griecken in vryheyt te ftellen , dieghect»
vrvheydt en behoefden.]

X X. ^ocö albecmeeft moet een pacttcultec #ecfoon tn öefen ficö öet 00?^
beel niet onbectotnben / maec be pofTeffte bolgöen» ^00 bebal Cö?tflwsf
be fcöattingöe te betalen aen ben ©epfec / om bat fïïtt beelbt op ben pen^
ningö (lont / bat is / om bat öP toas in befit bes ïtöcfeS. [^at \'s öetfe^
feecjietepcfeen
is ban potTeflfïe: i^iet Bezarus tn öe litlo?ie ban Genua.
in\'ti825oetfe.]

«

Het vijfde Capittel-

Wekke dat den Oorlogh vryelijck voeren.

I.nbsp;Dat (bmmighe werckende oorfaccken vaa
den Oorlogh, ofc principacl zijn in haer ey-
ghen faecke:

II.nbsp;O ft in vreemde faecke;

III. Oft infttivmenteel, ghelijck als Dienfl-

knechten en Onderdanen.
I V. Dat door hec recht der Naturen niemaBt
den Ooilogh verboden werdt.

Clpcfe in anbece öaben / alfoo mebe in be baben ban öen tollie/
5ön gemepnlijcfeö?iefoo?ten ban toec£ïtenöeoo?facc6en / p?in^
cipale/ öelpenbe/eninflcumentele. ^ep?tncipale toeccbeno»
oo?faecïte in ben lt;©o?logö iS gemeenlöcß bte gene / bie epgem^
Incßbefaecßeaen-gaet/entoienstïucftgeö?ebentoecöt: fn pactic«^

lieten

-ocr page 187-

ücmt (©ö?ïoööeen pacticaïicc ^^ecfoonj in eenpwblötlt;Ji« ^^o^ïoglje be
pWitaue ttiacöt / boo?nameïöcb öe opperfie: of oocb boo? anberen bte
feifss fttö ntet roeren notft reppen / mogbe lt;©o?ïosb ban anberen aenge^
bangben bjerben / füllen top opeen anber pïaetfe beften: boubettbeon^
Jertuftben boo? ba|l / bat ban naturen een pber felfs iS een befcbermer
Sla f ecbt: baer toe jön ons be banben ggegbeben.
»er bat wen ootft een anber bo?berlöcb 3p baer men ban / en ts ntet i r.
S rJ OÖeoo?loft / maer oocb eerltjcb. 5!^te ban be ©liebten gef£l)?eben
peöbeit / feggben recöten toel / bat ben tttenfcöe geen bingöP?ofötelijclt J^-JTquot;\'

als een anber iBenfcöe. ^ocö baer sijn berfcöepben berbintegt;
mifen ber IBenfcöen onber tttalbanberen / toelcbe öaernoobigen tot on^
oc^m. x.
serltngöeöulpe. 3©ant niet alleen be 25loebt-bertoanten tot öulpe bp
ecn bomen/ maer ttien roept oocbbe25uren toe/ en bie onber een
suerfcöap beöoo?en«
Ariftoteies öeeft göefepbt / bat een pber beöoo?tbey?2«i//«y^^-
^penen aente nemen/ oft boo? öem felben / inbten öem onrecfit of
obïrlaflgöebaen is/ oftboojfpn jBaegöfcöap/ oft boo? fön toelboen^SicT.
Oers / oft bat men fön mebe-göefellen/beronsöelöcbt jijnbe / beöoo?t j?/«.\'
nulpcenbpflanbtteboen.
€nsoion(i.) öabbe göeleert/ batbeiSepu=
bltjcauen fouben gelucïtfaligö m / in toelcfee een pber t\'onrecljt een an= quot;
öeraen^^baen/ refeenbeöem felben göebaente5ött. iBaer al en toa- Ean. ,nL.
rwbecbteanberebanbenniet/ begöemepnfcöap ber menfcöelpcfee na^^n.^-^:

toant ban een iBenfcöeents niets b?eeittt bat itien4S • ^
iCDelgcfe ts» let feggöen ban
Menander is:

Inf. iiid, n,
Z9. Infi, ai
L.i.%. Jui
gent. eodtnt.

Bart. adL.
hßet Tgt;. de
capt. n.
9,
Inme. ad C-
ßcut. de Ju.rt
JuraH\'. in
c.olim de reflï
ffol.n.iS.pa\'
nur. n.ll.

Sylveß. in
verba BtUam.

Soo yder een terftondt gingh wraecRe doen,
Van d\'ovcrlaft aen fijnen naeften koen j

Van \'t boos ghefpuys moedtwillighli jck bedreven,
Als oft hem lelfs de fchimp war\' toe-ghefchreven ,
En wy alfoo met tTaem-ghevoeghde kracht,
Als eenMän op onf\' faecken gaven acht ^
d^Onnoofelheydt en foud\'niet duycken onder

Het ftout beftaen, maer eerder tot een wonder,
Den boofen hoop befit van elcken kant,
Haer ftraf ontfaen terftondt van yders handt;
Waer door fy gantfch ver del ghet van der aerden ,
Soud haeft vergaen, oft weynigh zijn van waerden.

hoortnbsp;*nbsp;«ïooj^ onrecht onderdruckt werden, bc- Lib. 6.

^«Icks quot; u oefchermen nae vermogen . en fulcks niet te verfuymen: want

Met toelcfee Lalt;ïtantiusalöus berfelaert:

•^oor natuur,-wijfheydt ghegheven heeft, heeft dieHb^n.
ter bewaert eh^ befchutfelen voor aenloop en periculen feeckerder en be-
tnaeckt haddenbsp;\'^^quot;\'^^wijl hyden Menfche naeckt en broos ghe-

gt; op dat hy hen liever met wijf heyt voorfien foude, heeft hen

jfl anbsp;onder

-ocr page 188-

onder anderen ghegheven defe genegheBtheydtvan Godtvruchtigheydt, Cf
dat d\'een Menfche den anderen befchermen, liefhebben, koefterea j en te-
ghens alle periculen hulpe bieden en ontfanghen foude.

[ Vermeerderingh. Piutarchus U^Daelt ÖCf« hJOOjtien î Die Stadï
werdt alder-gheluckighfte bewoont, in welcke de ghene die geen ongelijck
of overlaft ghevodt hebben , fich daer teghen ftellen , en de ghene die on-
recht en overlaft aenvangen, ftraffen. ^aer tOe Ötcnt OOCfe fiet fcggctt batt
Plautus in Rudente : Draeyt het onrecht eerft den hak, eer het tot u-lieden
kome.]

^00? be ginflcumenten baer top ban fpieetßen / berfïaen top aibtec
metbea©apenen/ en toat biergbeltjcbe meer macbsnn/ maerbeaene/
toelcbemetïjarentotlleaïfootoercben/ batbtetotlleaen eenen anbere«
totUebange. ^uïcït een Slnflrument berflrecfttbetone boo? ftinen m^
ber / alïSnattwrtöcb 5Önbe fön beel j fulcbsf téootfebe ^tenfl-ftnetöt/
al0 fj^n beel boo? be ï©et. 3©ant göelöcö een beel ntet alleen een beel tif
ban\'tgöeöeel boo? gljelöcferrelatteen refpect / al0 öet geöeel öet ge^
öeel ban\'t beel/ maer oocfe bat felfbe bat bejsgöeöeelis t$f: alfoo tjs be
ïïoffeffte petsf m gljenen bte beftten poffibeert»
Democritus fepbt î Ghs-
bruyckt de Dientt-knechten als deelen des Lichaems, \'teen tot het andere.

lau / fulcfiäS al0 m \'t tupfgöeftn tss be btenfl-bnecöt / fulcb^ im be re^
publïjcgue be €gt;nberbaen / en beröalben een infirument ban be göenc
bie regeert.

^aer fiaet oocb niet aente ttoöffeïen/of nattmrlöcb feonnertalle
berbanen tot ben lt;ïi)o?logö geb?upcbt toerben j maer een bpfonbere mtt
toeert fommtge baer ban j göelöcbeerttjïrtjïtot Komen be^laben/ nu
ter ttjbtbafiober albe aöeefielöcbe. ïBelcfte 3©etnocötanl^/ göelücft
alleanberebanjtefïagö/ meterceptie ban be öoogöfie noobtto^big^

öan foo beel in\'t algöemepn göt
{^^PötbanbeöelpfSJenlt;©nöerbanenï toant\'tgöeen fj,e«aelt// falop
ft)n plaetfen elcbberöanbelt toerben.nbsp;Ff^««.^^*?^/ i v

bienfl göetoeefl/ foo lofephus bermelt. ©an ben Clercften fiet Nicetas

Choniates, !é.lt;f C^oli Calvi. eap,tulu», in Sp^mco 37. in Gmiam C.Clmcum MJ.

amp; cmf^3.1«; ». €nbejbo öouben toel be canones, maer boe beelfoigö^^

5ulbt^erbtebanbene?tecben/ afë ban beu llatönm SnonbÄ
ben /baer ban
ftetAnnaraCommenam.]nbsp;i/Mvii jyuMHv

Eynde van \'t eerfte Boeck.

Ith

■y^rißet.l.S
démunir, e,

ÏO,

L.Qmcchus
(, de adxt.
ftiii I. «a.quot;?

IV.

ar.z. Sylv.
MbeEop.^.

i

-ocr page 189-

tweede boeck.
Recht des Oorloghs en Vredes.

Het Eerfle Cafittel.

Vandcoorßeckcndes Oorloghs: Ende voor eerft van
de befcherminge fijns felfs, en fijner goederen.

I.nbsp;Wekke de rcchtvacrdighendc oorfaken der ----------------\' \'

Oorloge genaemt werden.

II.nbsp;Dat die haren oorfpronck nemen uyt be-
fchermmghe, af.orderinghe van \'t geen dat
Äaffenbsp;fchuldigh is, oft

^V. Alleen tegens den aen-valler.

In ghevaer dat voorhanden en feecker is,
quot;iet dat gewaent werdt.

Vnbsp;i\'t ^\'f ïï\'nbsp;seheel te behouden.

Vnbsp;11. Aldermeeft voor de eerbaerheydt.

„3^^®«|j«§eootloftis de befcherminge

^ ^quot;V^i^^tiefcherminghe fomtijdts onghe-
™ r quot;nbsp;F«\'\'quot;®« die voor \'t ge-

i.

r i

mandt jnbsp;gheoorloft is ye-

oft diLÄl^\'\'quot;\'^^ Kinneback-flagh,

Ott dierghehjcke verfmaedtheydt, af te wie- .

Sfii?^^ ^^^ ^^ oo?faec^en öer «©ojioge. ^cß ber=
% te^änbsp;oo2faecïien a©ant Daer

^nbsp;3Dn oocamp;nbsp;öetoelcfeedetoegïjen boo? aenfien ban

S hHÄ\'^Öepbt/ onberfcöepbelijtß fomtöbts ban be ge^
quot;fXlPJ^ep boo? aenfien ban recötbaerbigöeptj ^e

: afl.Bh.t,

öetnbsp;ïl\'-. ruegtnteien oer ^0?ioge/goeöantgi

€nbeöoeb3eïöeton.

namen foSf^^Jquot;®^quot; openbaer W foo plegen nocötans be tooo?ben en
smi top recWÄ^Ä\'^^\'\'®^quot;^^*^^« Vermenget te toerben. mmt öet

ren, oft om niet te moeten vluchten.

XI.nbsp;Dat nae het recht der naturen niet onge-
oorloft is te dooden om fijn goederen tc
befchermen.

XII.nbsp;Hoe verre fulcks toe-ghelaten zy na de
Wet Mofis.

XIII.nbsp;Oft, en hoe verre het toe-ghelaten zy
in de Euangelifche Wet.

XIV.nbsp;Oft de Eurgerlijcke Wet, toe-latende
yemandt te dooden om fich te befchetmen,
recht gheeft, oft alleen van ftraffebevrijdt,
wordt met onderfcheydt verklaeit.

XV.nbsp;Wan neer een byfondere kamp-vechtin-
ge geoorloft zy.

XVI.nbsp;Van de befcherminghe in een publijc-
que Oorloghe.

XVII.nbsp;Dat die befcherminge niet geoorloft
zy, alleen om de macht van fijn nae-buur
te verminderen.

XVIII.nbsp;Noch oock in den genen, die recht-
vaerdige oorfaecke tot Oorloghe ghegeven
heeft.

^yibaerbtgöenbeoo?fae(ßen noemen/öeeft Livius oorö begtn^ nh. 4,,

rx}

felen

-ocr page 190-

feïcngenaemt tnöeamfpaaecßeDec ßDobierjS: (i.) voorwaer, ghy Ro-
meynen zs Jt de gene , die u 1. laet voorftaen, dat uwe Oorlogen daerom ghe-
luckighzijn^om datfe rechtvaerdigh zijn j en beroemt u 1. niet foo feer op
de uytkomfte , dat ghy overwindt, als wel op debeginfelen gt; dat ghy fonder
oorfaecke gheen Oorloghe aen-neemt. ^fnöen felföett ft« noemtfe OOCft
.€!ianus,Begïnfeïenöei;lt;®o?Ioge/i»amp;.\'-ï.M/\'--^i €n oiodomssicuius, ié.i4gt;.

fpjeecïtenöe Dan öe lt;©o?loge öec Eacebemontecss tegens öe Eiiers, noemt
befe felfbe praphfeis. boojbjenbingto / en mhas, beginfelen. [ Procopius,
Heith. 3. DIK A r oo m
a t a , recgtbeecbigbrnafeïngen. ©oegbt öfec
bp
\'t geen bier nae in bit felfbe 25oecb / tn \'t begin ban \'t 2 z €ap» fal ge^
fepbt toerben. virgiiius noemtfe Exordia rugn^ , aenbaneb ber firnbeno
:©efe recötbaerbigenbe oojfaben / beI)oo?en epgentlöcö tot befe onfe ma^
Lzh. s. terie/ totbetoelcbe bepoojt\'tgeen corioianum fepbt bp Haiicamaifenfis:
Ick houde dat u 1. ftaet te beforghen, dat ghy bekomt een Godtvruchtighe en
oiynth.z. rechtvaerdige oorfaecke om te oorloghen, Cn Demofthenes: Gelijck inde
Huyfen en Schepen, \'t geen onder geleydt werdt het ftijffte cn fterckfte moet
zijn alfoo moeten
in de daden en handelinghen, de oorfaecken en funda-
menten accorderen methet gheen recht en waerachtigh is. ^iet min oocft
nb.ii. bitbanDionCaffius: Wy moeten alder-meeft acht nemen op de rechtvaer-
digheydt • welcke, foofe op onfe zijde is, \'t geweldt
der Oorloge goede ho-
pe gheeft: Indienfe by ons niet en is,
foo eniieeft men niet feeckers, al ifi: dat
1/^.3. den eerftenaenvangh naer onfen fin ginge. €n\'tg|teen Cicero fepbt: Die
Oorlogen zijn onrcchtveerdigh, die fonder oorfaecke aen-gevanghen wer-
den. 3©eïcfteoocft eibers craifum betifpt/ bat W üaW« toöïen ober ben

Euphrates trecften / fonder eenige oorfake van oorloghe. (14) ^et toelCfte

niet min toaeracötigöiss inbepublötgue lt;©o?ïogöe / alsf tn be particu^
ïiere. \'©aer upt ftomt befe ftlacöte ban
Seneca: Bedwingen wy het doodt-
flaen, en particuliere nederlaghen ? Waer blijven wy met de Oorloghen, en
het beroemde fchelmftuckvan\'t verflaen en ombrengen van gantfchevolcke-
^t\'ß-96. ren? Noch de gierigheydt, noch de wreedtheydt weet mate te houden, Wt
kracht van Raedts befchey den, en befluyten des volcks, werden wrecde da-
den in \'c werck geftek, en *t geen in \'t particulier verboden isi werdt publijc-
queiijck gheboden. [^e felföe Seneca ban be (Coojnigftepbt / i 35oecli
cap
.8. Voor eere werdt ghehouden, welcke foo langhe fy können onder-
druckt werden, fchelmftuckenzijn. g^oetöieï öp*t0ö«tt gtec «aer upt
Seneca en Cyprianus fal beröaelt toerben / xi^. i. §. s. ontrent öet
epnbe.] ^e €gt;oalogöen boo? publijcgue autöo?itept
aen-göebangöen/
öebben toel eenigöe effecten ban recöt/ göelpcft mebe boen be ^en^
tentien: 3©an toelcfte Öier nae fal moeten göeöanbelt toerben: naaet
baerom en 5ön fp niet meer fonberfonbe enbe mifbaebt / tnbttnfecöeett
oa?fafte en öebben: ^ulcftj^ bat
Alexander, inbien öP tegöensf be l^erfe«/
en anbere ©oicften/ fonber oo?faecfte belt;©o?logöe öeeftaenggedrepen/
ban ben ^cptöen bp
Curtius, jae oocft ban seneca (een USoojbenaet/
ban
Lucanus, een ïioober genaemtijS/ en baneen ^ee coobeceertöft»
in göemepnfcöap ban göeiöcfte mifbaebt sfietoggen «öö^ötft meW

Juftuiw*

il,:;;\'!
1. \'i-i

-ocr page 191-

Tuftinus Uêcöaeït/ öat öoo? fütt ©aöec Philippus thjec Cotttrtööm batt
«Öjacicn ban gacc ^iijcben \\nmr\\ berooft / boo? bebjotö en fcDelmeröe
ban ben ïioober. ^ier toe beöoojt \'tfeggöen Auguitmi: De rechcvaerdig- ^rt. uh.j.

heydt wech genomen zijnde, wat zijn de Rijcken anders als groote moordt-
kuylen ? (©pbettfUlCSenpafï Det feggen ban Ladantius: Door fchijn van ^,^ \'^ 2
ydele eere ghevanghen zijnde, geven fy hare fchelm-ftucken den naem van

deught. ^aeren ban gDeen anbere recDtbaerbigDe oo?faetbe sijn
®O?lO0fte aen te nemen / aïjS OnrecDt: D
c onrechtvaerdighey dt van de te-
ghenpartijeveroorfaccktrechtvaerdighenOorlogh.
fepbt be felföe Augu- j

ftinus, öaer Dp onrecDtbaerbisDepbt gDefepbt Deeft / boo? oberlaji en on^ -
öeUjtfe» iSioo toerbt in\'tfo?multer ban ben 3iomepnfcDen3|erault gDe^
fepbt:
Ick betuyghe dat dat Volck onrechtvaerdigh is, ende geen recht en
doet.

Cvermeerderingen. (1 ) jBoo?toaer naulütfejS eentgfi ©oltfi foo lan?
öÏJebelïanbtgD gDebleben tn \'t onberfoetbenban be oo?faecben ber

lOgDe. Polybjus fepbt bp Suidas : De Romeynen hebben ten hooghften daer
voor forghe ghedraghen. dat fy niet eerft teghens haren Naburen vyantfchap
of gheweldt ghebruycken fouden: maer dat men alle-tijdt het mochte daer
voor houden, dat fy teghens haren Vyanden optrocken om onrecht en over-
laft af te weerea.
ï^uïcjc betojjfl Dio« met een ftDoone bergelijtbinge ber
jSomepnen / tegen
Philippus ban lEacebonien/ en Antiochus in Excerpns
Peirefianis.
benfeïfben tlaetootb bittein be €]ttractenbecllmbaffa^

ben ; De Romey nen trachten feer daer nae, dat fy rechtvaerdige Oorlogen
moghen aen-nemen 1 en van fulcks niet befluyten fonder oorfaecke en onbe-
dachtelijck.

(zO Appianus fepbt/ batbettfelfben Craffus banfönen ^^ooftmannen
aengDefepbtisf/ bat Dp ben ©erfen gDeen lt;©o?logeaen-boen foube / bte
aen gfieen ongelöcö nocD oberlafl ftDulbigD toarem
piutarchus fept ban

benfeïfben: Veele vergaderden met ftoormife, datter eenen gevonden wer-
de, die ging oorlogen tegens Menfchen, die niet alleen op geen onrecht noch
ovCTlaft warén bevonden, maer oock door vrede befchermt waren.

(30 3tamp;e plaetfe flaet in\'t 155oecfebattbetoelbaben/ tap.i5* ïuftinu®

quot;quot;^quot;y^fepbt niet gualjjéfe in fön 1 Apologetico: De princen die den waen
Verheffen boven dc .waerheyt, vermogen even foo veel gt; als de Moordenaers
aoen in de wildernifTe. Philo
fepbt: Die groote dieverijen begaen, die met
«en eerlijcken naem van Prinfdommen en heerfchappijen, bedecken die din-
ghw, wekke nietanders als ftraetfchenderijen en zijn.]

0|toifTelöt6 / foo beeloo?fp?ongen alffer 5ijn ber p?oceffen enretD-
«l8tbe öanbelingen/ fo beel jönber ootb ban be ©o?logen: toant öaer
öe
S^öf^-ïïlegtngDenop-Douben/ baer bangDt ben#o?logD aen. ^ocD
blagfieen actietegDenss
pemanbt aenfiellen/ oft om ongDe^
Oft om öatalgDefcDieötis?.
en wi niet gDefcDieöt i^ / als toanneer berfocDt toerbt cautie
en anblÄ ^^^^ ^^ befcDabigDen. Stem / ban aengebane
fcDaöe/
öatmengBeengDetoelötfalöoen. j^anongDeiöcp

pat

II.

-ocr page 192-

bat göebaéti fs / oft bat öet mogöe bccgoebet / oft mogöe ööefifaft toet^
ben, toelcfeettoeefpatngö-äbecen ban becpUcöttnge/ i^iato recöt en toel
onberfcöei»btin\'t92Seecfebanbeï©etten. (i.) i|et gene moet bergoe^^
bet toerben / gaet aen \'t göeen oft onfe ts / oft getoeefl tS / baer ober bal?
len eentgöe bebjijbtngen en bagingöen oft
\'t göeen men ons fcöulbigö
ts/ t5puptberb?agö/oftuptmtfbaebt/ oft upt ï©et/baer toe mebe
moet gljeb^acöt toerben be btngöen bte ons feoitten upt
quafi contraa tn
quafi mifdaedr, foo men uoemt/ UPt toelcfeeöooft-puncteubeanbere ba?
gingen fpjiipten. #et fept / boo? foo beel als öet moet göeflraft toerben/
bjengötbe aenfelac\'öte en openbare göerecöts-plegingöen boo?t» ^en
meeflen öoop flellen b?ie recötbaerbige oo?faecfeen ban ben lt;©o?logö / te
toeten/befcöermingöe/ toeber-ferögingöe ber goeberen / enoeffeninge
ban flraffe* a©elcfee b?ie bingöen men binben fean in be berfelaringe ban

Camiilus tegöens be «©allen? Mies wat te befchermen, weder te vorde-
ren, en te wreecken recht en gheoorloft
zy. ^n toelcfee berfelaringe / tert
5P bat men öet tooo?bt M^ederkrijghen toat rupmer neme / foube upt-ge?
laten 3ijn öet inbo?beren ban \'t geen men ons fcöulbigö iiS \'t toelcfe
Pia-
to
niet öeeft upt-göelaten / als ÖP göefept öeeft / bat lt;©o?logÖ geboert
toerbt / niet alïeen toanneer pemanbt met getoelbt onberb?ucfet toerbt/
oftupt-göeplunbert toerbt/ maer oocfe tnbien öPbeb?ogöen5pgetoo??
ben. \'©aer mebe öet feggöen ban
seneca ober-een-feomt: is een feer

billijck woordt, en welcke het recht der Volckeren uyt-druckt, geeft we-
der \\ gheen ghy fchuldigh rijt.
€nbein \'tfo?mttïier bet i^eraulten flont:

\'t Geen fy noch gegeven, noch betaelt, noch gedaen hebben,welcke dingen
men behoorde te gheven , te doen, en te betalen. Cn bp Saluftius tn be MP
(lO?tei Nae\'t recht der Volckeren eylTche ick de goedtfren wederom.

Auguitinus fepbt / bat recötbaerbigöe lt;©o?logöen befcö?eben en genoemt
toerben/ toelcfee öet ongöelöcfeto?eecfeen/ öeeft öet tooo?bt wreken ge?
neraelber en rupmer göenomen/ boo? to?eecfeen öet toecö nemen en toee?
ren berfläenbe/ göelijcfe oocfe be bolgöenbe tooo?ben upttoöfen / in toelc?
fee niet en ts een bertellingöe ber göebeelten/ maer een bp-boeginge ban

exempelen t Soo moer men een Volck oft Burgherfchap aentaften , welcke,
oftverfuymt en verfloft heeft, te wreecken het gHlen by den haren heyloo-
fehjckmifdaen wasj oft weder te gheven\'tgheen door onrecht en overlaft

was wech ghenomen. ©olgöenbe befe ttatuurïijcfee billicfeöept befcöul?
bigöt ber ^nbianen Coningö / foo
Diodorus skuIus beröaelt/ semua-
mis, batfpbenlt;0o?l0göaenbincfe/ baer öaer geen ongelöcfe nocö ober^
lafl gefcöiet toas» lt;;Soo begeerben oocfe be bomepnen op be senpnes, bat
fp niet en toilben beflröben bie göene / ban toelcfeen öaer göeen ongelijc»
oft oberlafl aen-gebaen toas»
Ariftoteies, Apadamp;.jt. fepbt / bat bj
lt;©o?logöepleegöt aengöenomen te toerben
tegöen bie göene/ bie eerft
ben anberen ongöelöcfe en oberlafl göebaen bebben» Cn
Gurtius fept ban

be libpen/i^cptöen: Het was bekent, dat fy de rechtvaerdighfte wareO
onder de Barbarifche volcken , fy onthielden haer van Oorloghe, ten
dat fygeterght wierden. (3.) ^ooisbanbe ^erfleooifafe^baneenrecöt^

C.deßrvit.

Wilh.Maltb.
de kelh jufio
amp;■ Licito,

Livim lih.S\'

\'^kibiad.

Lib.i.debt\'
ttef.cap.14.
Xjivius Itb.i.

Lih.6.qiieß.
Jo.fapCï Ic-
ß.

LéfJih.s.

Lihn,

-ocr page 193-

baerbialie ^ojlogSe t\'onmamp;t of obecfafï tiocD ntet bolDiacßt/ Wim/
Oft mn onfe Ucßaem/ oft aen \'t goeöt raccftt.

[Vermeerdennghen. (i,) CnöeUOO?fjcm Öaööß Homerus öat Onöer=^
|cößpöta[acngOeh3efen; toant als be
mwm banPeneiope bjeuclieen
boetetotlbenbetalen/fepbt
üiyfi\'es:

Afgaeftghymyrchoon weer mijn Vaers gheroofde goedt»
Met eens foo veel daer toe, foo liet ick doch uw\' bloedt
Niet ongheplenght, tot dat u over-groote fchanden,
Ontfanghen volle ftrafvan mijn rechtvaerd\'ghe handen.

Gaffiodorus, hk s. Epiß.ss. Op dat wy j die de wraecke nae-ghegeven heb-
mïsl. L ?^ gheenfins moghen draghen. ©oegßt ölec bp \'t gljeen in bit
fcifbe^oecïïbolgöt/inöebeginfelen ban \'t i6 en 20 capittelen.
denW ^,™sop\'tp5!5oec]fe
^neidos, fepbt ban öe aomepnen: Als fy
cn uoüogh yemandt
wilden aenfegghen, footrockde Fatcr Fmmus, dat is
oe
ovpfte der Heraulten , na de grenfen van de Vyanden , en na dat hy eeni-
ghe ghewooahjcke formulieren voor henen ghefcydt hadde, foo .feyde hy
met heiderel.emtne, dat hy haer den Oorlogh aenfeyde om ghewilTe oorfa-
rf nA i 7nbsp;r Bondt-ghenooten befchadight hadden, oft om dat-

f \\ nfnbsp;Heeßen weder gaven, noch de fchuldige over gaven.

toiikl £nbsp;= ^at Hercules ßem öefcBecttienbe aisöp ge^

Siffig ®^ öabbe t\'onbec-geö?atljt. jofephus, Anüq. / 7. ;©ie öaec
bp
iSJSl^?^nbsp;9enen bie niet bpanbtlijcfes en becmoeben/

S^lïf^^^^öe öanben toillenflaen / öat jijn be gene / toelcfte be ontoil^

mSoe-b?uStten^^nbsp;^^^nbsp;wocöten befcßecwen/

ciiSwfnbsp;toecbt ttiettegfjentooojbigöpe-nr.

feri^ftSrJ^^.^^^/ bat niet anbecsontgaen fian toecöen/ bat ban ben

gljenen bie oits öet

rnmTif^?^^^^^ / öebben top te booien göefepbt/ baec top upt befe

«amelilfïtnbsp;^^^ öan befcöecmingöe epgöentlijtß en booi^ bU i.

mS/nbsp;batöe^atuceeen pbecftcöfelfS tebiienöt

Jenennbsp;/ ^ ^^^ uptoncetötbaecöigöept oft

fönberSfi^^nbsp;pecijclielftomt/ Beföalbenoftöie al -.n.^nL

JöorfeÄnÄnbsp;^^^ toaecöepbtben/ oftbatöP

\'^♦\'enSmiS!!^^^^^nbsp;beccucltttoecbt/ göelijcli top ^\'

öaec mebe en toecbt niet toecö göe^
ntet oftglSi^^« fïtö te befcöecmen: becmiöts öet genoegö ts / bat
nïeecaiSj«öen öentd^^^ \'t göeen
öp mp foecRtaen teöoen / niet
^ft öet off- »II mp focöt te befcöabigöen.

göeoo?loft 3p/ be onfcöulötgöe öie tuffcßen bepb^n i v.

^nbsp;fcomen^

-ocr page 194-

{tomcttïiê / öe Beftöecmitiööc oft öc Dlutöt / fonöec toeltfie men öe booöt
ntet ontgaen ftan / Deïetten / te öooifïeecften / oft te Uertceöen / öaec ban
toerbt oDcïigïjeöïfïJuteeït/ en baïtberfcbepbenoDeboelen. ^aer jun^
ber oocft (Cfieologanten/ bie mepnen bat Bet öbeoojloft ipt €n göe^
toifelijcft
/ inbien top alten be btoote nature aenfien / bp befelfbe ftomt
oi) beel nae in foo öoogöe confiberatie niet be gefeUigöept en bp tooomn^
gfje/ al^befo?30eboo3 onfe epgen toelbaert. lEaer be 3©et ber liefbe/
infoiïberljepbt in ben Cuangelio/ toelcfte ben naeften onsS gelöcft maecftt/
en laet fulcfts? gantfcfjelijcft niet toe. ^oclj ïjet U toel göefepbt ban Tho-
mas ,
inbien \'t toel göenomen en berftaen toerbt / bat in recöte toare W
fcöerminge/belHenfcöeniet met intentie en booinemen boobt göefïa^
göen toerbt
; niet bat öet niet fomtoölen / inbien baet göeen anber mib^
beltotbeöoubenilïeboo?öanbeni0/ niet foube göeoo?loft jönmetoü^
fet fulcft^ te boen/ baet upt be boobt ban ben genen bie onsf aenbalt/ boï#
göenfal/ maerbatinbiegöeïegljentöepbtfulcfteboobt niet toerbt bet/
ft02en / al^ pet^ bat men oo?fp?oncftelöcft boo? öeeft / gelocft in \'t ftraf^
fm bp ojbentlöcft recötiS-plegingöe / maer aliS öet eenigöe / \'t toelcft te
ïrtet töbt boo? öanben isf / baer bie göene / toelcfte nu al aen-geballen ts8/
oocft op bie felfbe töbt lieber moet toillen fulcftsS petss boen/ baer boo? be
anbere ban fön opfet af-göefcö?icfit/ oft berftoacftt en macöteloo^ige^
maecftt toerbe / afö baer boo? öï» omftome.

3|et peröcftel bat top öier berftaen / moet tegentooo?bigö boo? oogen/
enalsfopöetftipftett5ijn. (i.) 2Bcftöeftennetoeï/bpal-bienbe25efp?im
göer be a©apenen aengröpt / en bat alfoo/ bat öet BMt öp fulcftjs boet
met opfet ban boobt te fïaen / bat men öet fept ftan boo?ftomen / en in be
ljoo?-öaeï 5ön: a©ant in biebingöen bie be jeben betreffen / aïjS oocft m
bie natunrïijcft jijn / en binbt men göeen ftipften fonber eenigöe b?eebte»
iBaer bie toerben feer beb?ogöen/ en beb?iegöen oocft anberen / bie aïïer^
iep b?eefe aen nemen boo? göenoegöfaem om recöt te geben een anberen
boo?teftomen/ enöetboo?beeïaftefien/ om in be boo?öaeI te toefen
met boot te fïaen. a©ant
cicero in\'t 125oecft ban be picöten/met toaer?
öept fepbt / bat beeï onrecöt en oberlaft upt b?eefe ontftaet / boo? bien be
gene bie boo? öeeft een anber te befcöabigen / b?eeft/ ten 5? bat öP fnïf^^
boe / bat öem feïfis mocöt eenigöe fcöabeobec-ftomem
ciearchus bp xc-

V.

■ïh\'-\';:

nophon, fepbt X Ick hebber veele ghekent die door achterklap oft quaet ver-
moeden bewoghen zijnde, dewijle fy vreefen, en liever willen een ander
voor-komen, als lijden, veel grouwelijcke quaden hebben aen-gedaen defl
ghenen, die fulcks in \'t minfte niet fouden ghedaen hebben, jae die \'t felfs
niet en hadden ghedacht te doeo. Cato
fept tn fön teben bOO? biebart Rho\'
dus:
\'c Gheen wy fegghen dat fy hebben willen doen, fullen wy dat ons hac
ften om eerft te doen ?
^tt i0 een tteffeïgCfte fp?eUCfte bp Gellius: Wanneef
een Schermer ten ftrijdt gheftelt is, foo ftaet dit avontuur uyt het ghevecW
te verwachten, oft een ander om te brengen, fo hy hem een voordeel kao a\'quot;
fien , oft felfs fterven, foo hy hem ftille houdt. Doch het menfchelijcke
ven en is met fuick een onbillijcken en onverwinnelicken noodt-dwaog

niet

CdYd. qti.ii
lib.i.

Petr. Nitvuf.
iib.ii, f.j,
n. 147.
Cfyjet.z.z.

Aft. i.

-ocr page 195-

rüetbefet j dat ghy daerom een ander eerft foudt moeten beledighen, op» dat
ghy, fooghy hennietenbefchadighde, felfs foudt beledight konnen wer-
den. Cicero fpjegCfttOp eenanbeCptóetj^aïfOO tceffelöfß J wie heeft dat
CH. s^htH,
oyt befloten , oft wien kan dat fonder hooghfte ghevaer van elck een vry ß^lj^^t!\'
gheftelt werden , dat hy met recht heeft mogen om-brengen , van den welc-
ken hy feyde ghevreeft te hebben, dat hy felfs daer nae mocht om-ghebracht
werden ?
ï|tecöonttÖetfeggetlljailEuripides«paffe:

Indien u, foo ghy feght, u Man heeft dooden willen,
Het willen dooden hadd.\' uw\' toorn oock moeten ftillen.

^efenööeïöcötss\'teöeen xhucydidesfepöt: Het toe-komende is noch
onfeecker, en niemandt en mach daer door bewoghen werden om vyandt»
Ichappen aen te nemen, niet die noch toe-komende zijn, maer die al feker en
als teghenwoordigh zijn. ^cfeïföeThucydides, Ut plaetfen baer ÖPÖe
fcöabentrecfiecoemn/ bte öelt;@?tecfefcöe|leamp;enontfleltöatiöen/ upt-
ö?ucbel0camp;becfelaea/ foo ttitfpjöfi ÖPött oocßafss eenmtfoaebt:
Hy

Wierdt gheprefen die inde voorhael was geweeft , om eerft te doen het qua-
de fchelm-ftuck dat een ander meynde te doen. Livius: Midts beforghende
dat de Menfchen niet en fouden vreefen, maecken fy datfe ghevreeft werden
van felfs: en het onghelijck oft overlaft dat wy van onsfelfs af keeren, drin-
gnen wy een anderen op, als oft noodigh waer overlaft te moeten doen, oft
overlaft
te lijden. (2.) lt;©p foobantööett paft niet ftualöcfe Öet feogenban

vibius Crifpus, foo \'t Quintilianus becÖSelt: Wie heeft het u toe-ghelaten ub. .

w?nbsp;• f^Pöt ootft bp Dion, bat fp befcöattbe niet ontblie^

«en/bie tftDelm-flutb/\'tbjeltfefpb?eefen/ felf^ tnbeboo?öael stjttte
ooen. 25p aï-bien pemant foetbt oberlafl te boen met gebjelbt / bat nocö s.«»:?« 64.
öanbten tegenb300?btsö ijS / maer bebonben toert be boobt

multis C- de

SSh??^quot;^^»^^\'«quot;* 3l0ant öetnptflelban töbttuffcöenbepbeni«\';

remebien/ en geeftoocbopenittge^J^^ jf
tiÄ;«nbsp;J «ae \'t Slatönftöe fp?eecb-tooo?bt/

Ijomirid. Co-

ban toat boo?ballen öoetoel batter (Cöeo^r^quot;^ ^\'\'
^wÄS^h^fÏSI\'JJ;^ ïifttreffeiöcbgebiupcbennuttigöepbtbanSE.\'^.

nichus .^Ewbt/ fïetbpAgathias,fiamp;.^. ÖpThucydides ,BS. fepöt Phry- sil. inved,

öaerinfiöp öaeten opfpjaetfe toefen foube/inbtenöpnu boo? bouumtz.
i»« / ennbsp;lebend göeb?acöt 5önbe / lieber bat felfbe toaegö^

Lih. t.

Lib. 3.

-ocr page 196-

(2.) tsïscajfar, öebjeïcfeeaïSDpöesöemepiie ceseecütööefitDfelfS
cpsïjenöe / fepbe / amp;at W txm ban fün ©ranbcn öaec toe Hetoogen
toas. Appianus tn \'t 2 25oetft öec öui-göetïijcöe lt;0o?ïo3Oen / ts eert
treffeli)cïiepaffagie.j

3Bat füllen top öaec ban feggöen / toanneec öaec {»ecötfeel ts / bat ee?
ntgö itötöes licöaemsbecmtncbtmocöt toecöen: gljetoiflTeUjcft/ na?
bien öefcßaöe ban eentgö Itöt/ tnfonbecöePbteen banbe boo?naemfle/
feecftoaects/ en foo beel als öet leben felfs i baec-en-boben batmen
gualöcb toeten ban/oft fp ntet becgefelfcöapt 5P met pecöcbel bes boots.-
foo meen tcft / bp al bten men öet gebaec anbecsntet ontgaen ban / bat
men öem / bte ons
in bat pecöcbel b?engöt / toel macö booben.

VIL (©ft öet felfbe göeoo?loft 5p te boen boo? be bupföepbt en eecbaecöept
tot becfelfbec befcöecmingöe / bat
ts fcötec bupten alle becfcö« / nabe?
mael niet alleen be göemepne toaecbectngöe/ maec oocft be lt;©oböelncfte
a©etbe ftupfamp;epbt en eecbaecöepbt met öet leben in een göeltjcften gcaet
fielt, (i.) lt;©aecom öeeft oocft Paulus beiSecötS-göeleecbe göefept/bat
be fcöaemte oft eece te cecöt met fulcft een baebt befcöecmt toect. €cem?
pel öebben top in ben ©becflen ban Marius, ban een ^olbaet göeboobt/
foo Cicero en Quintiiianus becöalen.
(2.) €n binbt men oocft in beöiflo?
cien €cemplen bec göenec / bie ban ©?otitoen om-göeb?acöt ?nn. cha-
riciea noemt bpHeJiodorus fulcft omb?engöen/ een cecötbaecbt^e be^
fcöecmingöe/ tot aftoeecingöe ban \'t ongöelöcft tegens be cepnigöept.

[Vermeerderingen, (i.) Seneca ban be toelbaben i ?!50e(ft tap. II» Dc
naefte bier aen zi;n, fonder welcke wy wel können leven, maer doch alfoo,
dat de doodt ons aengenamer zy i als de vryheydt, de kuyfheyt, een oprecht

femoedr. Paulus, Smunt.^, lit.^St Die een Moordenaer, willende hem- doodt\'
aen, oft een anderen wie hyzy, willende hem verkrachten, doodt-flaet,
en verftaenwy met dat geftraft fal werden: want d\'een befchermt door een
openbaer feyt fij n leven, de andere fijn eerbaerheydt. Auguftinus,
Ub.r. At li-
heto arhitrie
; De Wet geeft macht oft aen den reyfenden Man, dat hy den Moor-
denaer doodt flae, op dat hy van hem niet ghedoodt werde; oft yemandt an-
ders , \'t zy Man oft Vrouwe, dat fy den ghenen die haer gheweldelijck over-
valt om te verkrachten, oft nae dat hyfe verkracht heeft, foo fy können,
moghen om-brenghen.nbsp;^

(2.) «^te^OCfe Plutarchus in Mario. Hen fePbt OOCft itót Mars D002 \'t

oo?beel bec «©oben b?p göefp?oftenis/ als ÖP boobt-göefTagen öabbe ben
göenen/ btefön^ocötecbecftcacöt öabbe. ^ulcfts
mnmU Apoiio-
dorus, ÄrM.i.
boegöt öaec bp een fcöooue iifio?ieiipt öet 9 25oec6

Gregorii Turonenfis.]

VUL ^attopöiecbobengefepbtöebbett/alöoe-toelöetgöeoo?loftfsbiert
om te b?engen/ bie ons foecftt te booben/ bat
öP nocötans lofïöcftec boet/
bteItebecban een anbec göeboobt toil toecben/ ais bat öp een anbecen
Doobt-flae/ bat fiaen fommigein fulcftec boegöen toe/ bat ft» bepecfoo«/
bie beele menfcöen nut en bienflelicft is/ uptfonbeceniBaec m?buncfet

set al toat gebaeciijcfe/beciöbtfaeittöepbttegöenficpig^ toet aW

genen

\'I \'

ii n

A

-ocr page 197-

ücnett op tt ïeggen/ aen tier toeltßecs leben anbeten gelegen iS. ts^erüal^
ben öouöettßbat fulcfis Befioo?ttn-gBetogen te toerben / tot bte gljene/
toelffeers ampt en pltcöt ts/ \'t göetoelt ban anberen af te Heeren/ fooba^
ntge m be gelepbtS-lupbenop ben toegö tot bien epnöe en op bten boet
aen göenomen / en ggemeene ïsegeeröers en aanbtfljeeren/ toaer op b!t
bertaelbebttöt ban Lucanus ßan gepafi tooiben t (i.)

Naedien aen defen Heidt foo veeler vokk\'ren leven,
Soo veeler welftandt hanght, in wiens macht fich begeven
Heeft een foo grooten wer\'lt, hem kiefend\' tot haer Hooft,
Soo waeir\'t een wreede daedt van menfch\'lijckhey t berooft,
Te willen ciat ons Landt die fuyle foude derven,
En die heylrijcke ziel d\'onrijpe doodt foud\'fterven,

[Vermeerdering, (i,) Curtius m\'t lo 25oerß: Daer ghy fobegeei-iglick
^Wclichaem tevooren gecftin openbaer gevaer^fchijntghy te vergeten jdac
ghy foo veeler bürgeren zielen raede treckt in perijckel]

wm tn tegenöeei fean öet gebeuren / bat / öetoöl beS göetoelöenaers
leben beelm pjofötelüclt ts / ÖP fonber fonbe ntet en fean boobt- geflagm
Sïyt?quot;^®^quot;«^ Alleen upt ßracöt ban beeoöbelöclie/ \'tjp ouöe
Ofte meutoe mu / ban toelcfee top öter boomen gefp?ofeen öebben/ als top
5Sfenbatbe perfoon bes iïOtttngöSöepltgö ts / maer oocft boo? öet
jetömr nature felfs. a©ant öet recöt öer nature/ boo3 foo beel öet een
mt betepcßem/ ftet ntet alleen op btebtngen/ bie be recötbaerbtgöepöt/
roeicfte top berbultler noemen/leerte tttaer bebat tn ftcö ooclt anöere
jeugöben/ toercfeen en baben/ als mattgöepbts / tlercfeöepbts/ boo?ftcö^
^^^ tnfeecltereomfianötgöeben en gelegentöeöen / ntet alleen
sanbe / maer oocfe fcöulbtgö bat menfenae-ftome. iSu / aen bat
W3J öat top göefepbt öebben/ berpltcöt ons be Itefbe. a2n ban btt göe^
vafquius nletaf/ als ÖP fepbt/bat een^?mce/
imtihf ontfcöulbigöen b?abeert en befp?tngöet/met ber baebt
\'«
ha^HfillÄ^ ^^ 5ön: toant tnen naulöcßs pet ontoaeracötlger / oft ge^
hSdKa©antgelötft bebeljeerfcötngöen / alfoo mebe

IX.

Sotod:i

/ en toerben boo? \'t befonötgen en mtföan^
toeffinÄ^^^^^^ ten 5P bat be ï©etfulcfeS0?btnerej ^ocöbe a©et/
SSIJSSÄ^^ ^eerfcöappöen foube o?btneren / bat men boo? ee=
ßeÄtthi^?^quot;^^^quot; gemeenpartttulter man / baer ban foubeber^

nergöens gebonben/ en gljeloobe oocß ntet/
S/ÄtÄÄÄ öat fouöe eenbertoarringöeban alle
gepen. €n \'t mm öat
vafquius, bau ölten anbere be^
fien 0ü4ui5quot;nbsp;bat alle i^eerf^

»»erbtenbsp;^^^ 5ener bte geöoo?famen / en ntet öer göe^

öe öet äÄ^

öelijcfe 0»/S? ter faecfte ntet btenen j ®ant een ömgö en öouöt ntet öa^
»Joer bau öet p?oföt
in eentgen öeele opöoubt. ® ocö \'t geen

-ocr page 198-

ïp t}m bp ijoet / bat öettoeföaren ban fceirgemepmn ffaet Uatt m pbeif
èetoenf£öttorbtoni f#u» fdf^bJüle / en öat baerom oocft een pber be^
ï)oo?t fijn epgb^n öeïjoubenife te acïjten öoben \'t bjelbaren ban be gant^
fcöe ïtepiiblijcïiue/ en öangöt niet genoecfj aen malftanberen* 3©ant top
toenfcöen toel be beöoubeniffe ban ben gbemepnenflaet / om onfesf felfjS
totlle/ maer niet alleen om on^ / maer oocft om anberen toille. iBant be
mepninge ber gener bte toanen / bat be b?tenbtfcöap alleen upt göebjecft
en
mm/ öaren ooifpioncft öeeft/ i^ balfcö/en ban be göefontde pjilo^
fopöenbertoo?pen. i^aebientopbanfelf^enbannaturen tot be felfbe
geb?eben toerben. lt;en bat icft \'t toelbaren ban beelenflelleboo? mijn ep^
göen toelbaren alleen / baertoe bermaent be liefbe bicfttoiljs / en gebiebt
Öet oocft fomtöbtö. [ï^efefcöabelijcfte mepninge toeberlepbt seneca ban
betoelbaben/1 ^oecftcap4i. en425oecftcap4i64] s©aet toe bient befe

• fpjeucfte ban Seneca : (i.) Ten is gheen wonder, dat Princen, Coningen,
en aile die onder andere namen eenighfins voorftanders zijn van den publi|c-
quen Staet, bemint werden, felfs boven particuliere eyghen Maeghfchappen :
wantby al-dien luyden van gefondt oordeel, *t gemeen beften waerdigher
houden als haer eygen particulier welvaren, foo volght dat haer oock liever
en waerdigher moet zijn , op wekken fich den ghemeynen ftaet ghewendet
heeft en ruftet. Ambrofius : Eick een houdt voor acnghenamer de periculen
voor \'t Vaderlandt af-ghekeert te hebben, als voor hem felven fijn eygen pe-
riculen.
gemelbe seneca: Calliftratus ende Rutilius, defe te Athenen,
en ghene te Romen, hebben niet ghewilt, dat hare Huys-goden haer weder
fouden ghegheven werden door een ghemeyne nederlaghe en flachtinghe :
Om dat het beter was, datter twee een quaedt fouden draghen, als alle te fa-
men een ghemeen ellende.

[Vermeerdering. (i 4) Plutarchus fn\'t begin ban Pelopida: \'t Eerfte werck
der deught
is , behouden denghenen die alle de refte behoudt. Caffiodorus
éAmicirn: Indiende handt door behulp der ooghen mcrckt dat een fwaert
uy t-ghetoghen , ghenaeckt een ander lidt, fal fy • haer eyghen ghevaeraiin-
der achtende, meer voor een ander als voor haer felfs vreefende,
hetfwaert
aengrijpen. ^aer nae: Derhalven die door hare eygen doodt hare Heeren
van de doodt ver loflen, doen wel daer aen recht, indicnfy voor oorfaecke
daer toe ftellen, liever en meer de faligheydt van haer eyghen Ziele, als de
verloflinghe van eens anders Lichaem ; waiit, aenghelïen
de confcientie haer
ghetuyght, dat fy hare ghetrouwigheydt aen hare Heeren moeten faewijfen,
foo fchijnt het oock met de reden te accorderen, dat fy het leven van hare
Heeren boven hare lichamelijcke leven moeten achten,
^aer natoeberOltt ♦
Door de liefde dan, en alder-meeft voor veelen faligheydt, kan eener heyl\'
famelijck fijn lichaem in den doodt gheven.]

5ijnber bie mepnen/ bat begene/ toelcfte perpcftel loopt ban^

ftinnebacft-fiagö oft biergelijcfte guaebt te moeten ontfangöen / \'tfelflt;J
macö fcöutten met ottibjengen ban fönen bpanbt/fo men alleen toilft^quot;
op beberbullenbe recötbaerbigöepbt/ foo en fp?eecfteicft öet niet tegel\'
Wmt al-öo^ toel be boobt en een ftinnebacft-fiagö ongeïöcft sijn / nocöj

tan?

jyf.xJeCk-

VlOlf,

H.dtOßc,
\'■■af.^.

Lib.6,de Le-

nef, caf.fj.

X.

SotoD. lo-
to.
Navtf\'.c,

IS.n.3, Syl\'
uefl, in -vetbo
Homirid. I,

-ocr page 199-

tans öe semWe mt» foecfet tc ïjeïeötöm / öte gfieeft itip öaec meöe cccïjt/ L.d.
öat ts / feec6et:c jeöeïöcfee oft moraie tttacftt tegaiS öem fonöec öepaïtu?
se/ (lO boo? foo beeï aïs tcfe atiöersöat uuaeöt torn mp met featitoem»,
^e Ifeföeen fcöönt oocfe öooiepgett aect öiecons met tebecöinöen / tett
seballe ban öenftönïötaen. iBaec öe Cuangettfcöe a©et öeeft foobant?
gen öaeöt gantfcö ongeoo?ïoft getttaecfet: a©ant €ö?tfl«?s göebiebt bat
ïiebec een feinnebacfe-ffagö boo? lief nemen / ais öat W onfe tegöen-
partije fouben befcöabigen: ioebeeï meec becbtebt öp ban öem te boo?
ben omeen feinnebacfe-flagö teontgaeni \'©oo?toelcfe ecempel top bec^
maent toecben ons te toacöten boo? \'t feggen ban corruvia, bat bemen?

■ L\\\'T.

pet boo? natnncliTCfee ceben toe- göèlaten toecbe / \'t toelcfe bp «6obt / bte
natuce felfs iS /nt«t ban göelijcfeensp toe-gelateti. 3©ant lt;©obt/ bte al?
foo be fEuteenc
is bec natuce / bat öP oocfe boben be natuce b?ptotlugö
toeccfet/ öeeft cecöt om ons apSetten boo? te fcö?öben / oocfe ban bte bm?
gen / bie upt epgljen aectb?p en onbepaeltsön t €n nocö beel meec / bat
top oocfe fcöulbigö fuUen jijn \'t göeen ban naturen eerlijcfe / öoetoel ntet
fcöulbigöen ts» ^t
is ban nocö te bertoonöeren/ bat/ niettegenfiaenbe
be toille lt;©obts tn ben €uangelio foo bupbelötfe boo? oogen fcöönt / bat?
ter nocö (Cöeoïoganten/ en Cölitien (Cöeologantengöebonbentoerben/ 2t
bienietaileenmepnen/ batJtteneen boobtfïagö »t^acÖ begaen/ omeenn. i
f innebacfe (lagö te ontgaen^maer oocfe ais men ben fïagö al toecö Öf ft/1quot;quot;
tnbienöegene bie \'tgebaen öeeft/ficö opbe Wucöt geeft/ban nocö fulcfe^
^acö boen/ om fön eere/ foofe feggen/ toeber te fertigen i liet toffee mp
«uncfet feer b?eemt ban reben en lt;!0foötb?ucöttgöépöt te 3#n. »nt be

•u».« tuul/ uiK iwnt/ gat ijp uptiteecnenoenbsp;isgt; / «f» wtvu-vy^yv,^

iïccmeecbectöpmeecföneece/ alsöPfebecminbect. €nbaecen ts ntet
aen beb?eben / bp al-bien fommige met een bebo?ben oo?beel befebeugpt
met Bateigcfee en fcöanbelncfee namen obec-öalen: a©ant bie berfeeerbe
W^enenberanberenbefafee niet/nocö ber fafeen acötinge. lt;!Beoube
öebben bat nietalleen gefien / ttiaec oocfe be f ötlofopöen/
f^Senbebatöeteen tepcfeen ban felepnöertigöepbt
toas / geen fmaebtte

Sots art. t:

D.qs.D^d-

\'. Kt vtm,

de Juß.

SÄnbsp;fcöanbeltjcfe is/infbnberöept boo? een Cbelman. ^ocö

bSfl*^ göeenfcöanbe / maer alleen een fefeerenbalfcöen toaen
tttS?i?^^/^elcfeealle be göene bie bebeugöten toijföept nae-bolgen/ ^erh \'ndium

in toelcfeen beele icir tntJ berbhjbe/bat tcfe onber be » 4-
Sn »eöen öebbe tot een toe-lïemmer/
^^^quot;\'\'^^^«nebacft-flagD/en ban beblucöt göefepbt öeamp;öe/\'tfeï^^

Nüvar.cap.
Henr.
trreguf, c,
Viéior de
ure Belii,

-ocr page 200-

m

teü iclï oûf lï bei\'tïaen ïj^bbm ban anbere binsen/ toaer böo? be toareeere
r^tr. N\'.vdY. niet obeanettî en toerbt. iBaer oft pemant pet^ ban ongf fepbe/ \'t toeltft
ub.x^cap.i. gDeïaoftsönbe/ onfen goeben naem bp beBiome foube berminberen:
3|iîîber Die ïeeren / m men befen oocb macD booben î bocD met
groot mifberfratïbt / en oocb tegljen.^ \'t recbt ber nature î toant bet om-
bjengben en isï göeen Degnaem mibbeï om onfen naem en eere te befcöec^
men.

[Vermeerderingh. ( u) Apollodorus tn \'t z 5$OeCbfP3eetbenbe ban Li-
nus : » bp tot (COeben gbebomen toai$ / en een ?5urgöer ban (Cöeben
gbetoojben / igs öP baer gbefïo?ben / ban Hercules met een Cptber gefia^
gigt;en5ijnbe. îBant alSS Linus , Hercules gbefïagenöabbe/beeft Hercules,
gÖe1loo?t 5öttbe / Dem göeboobt : en ban fommigöen aengebïaegöt Jö«^
be ober ben beb?eben boobt-fïagö / öeeft öpin \'t êöerecDteop-göeïefett
bea©etbanRbadamanthus, baer tn bie onfcöuïbigö berblaert toerbt/
toclcbe fal befcöabigöt öebben ben göenen / bie Dem eerft getoelbt öeeft
aen-0öebaen.]

X h i^aet on0 nu bomen tot be berongDelöci^ingöen / toaer boo? onfe goe?
beren aenglietafi toerben. lt;^oo top fien op be betbullenbe recDtbaerbig^
Ijepbt / foo en fal icb niet loocöenen / bat men om fön goebt te betoaren/
öcnïïoober/ bp al-bien\'tbe noobt berepfcljt/ oocbmaeö omb?engen:
aSDant be ongelöeböepbt bieber i$f tuffcDen \'t goebt en\'t leben/ bte toerbt
b00?begunfîebe^(©nrt0ôfelen/ enöaetbesfisooberjs toecö göenomen/
gljeujcb top boo? göebacöt öebben. a©aer upt bolgöt/ bpal-bien top on^
fe oogö alleen op bat recDtbefien/ bat men ben ïl^ief met Det goet blucö^
tenbe/ in göeballe men\'t goebt niet anber^s ban toeber brögöen/ met
eenfcöï^t-getoeer macD neber-bellen. Demofthenes tnfönlt;j^?atietegenj?
Ariftocrates: Achleyder! ift niet een harde ende onrechïvaerdighe faeckc,
ïiiet alleen ftrijdigh teghens de ghefchreven Wetten , maer oock
fnoer-recht
teghens dcghemeene menfche ijcke Wet, dat ick gheen gheweldt foude mo-
ghen ghebruycken, teghen hem, diemymiitre goederen vyaodelijck bè-

rooft ? ^e liefbe ftaet öter niet tegöen bp manier ban göebobt / be lt;0ob^
belöcbeen menfcDelöcbe met ter jijben göejïelt ^ijnbe / ten 3P fabe bat
öet goebt niet beel enbeb?aegöt/ en bien-bolgöen^ betbient beracDtt«
toerben. ïBelcbe upt-fonberingDe fommigöe feer toel baer
bn boegen.

laet oniE^ nu beften toat be mepninge 5P ban be ï|eb?eeufcöé 3©et/met
be toelcbe oocb ober-een bomt be oube î^etban
soion, bie Demofthenes
smd. beröaelt tegljen^STimocrates ,eiïöe3J9etberttoaelf (Cafelen baer uptge#
nÄ^T\' nomen/ (i.) oocbbe lt;i^?binantie ban
Plato, tn öet 9 ï©oecb ban be

lafir- Higt;m.

a©ettenj toant alle bte ïiaetten Somen Dier in ober een/ïiatfe ben i^acöt-
jnft.dr^ii. bief ban ben ^agÖTbiefonberfcöepben: bocö ban be reben befer 3©et
d amp; ^alt berfcöepbenmepningöe. fommigöe nieptten bat baer alleen oï»
a ibùdX göeften m om bat be gene bie bp nacöt bomt / biet ban onberbent toet^
kjf.d,.. ben / of ÖP een t©ief 5p / of eenHoojbenàer / en bat ÖP baerom^alèeett
11 .«.é 5. |Boo?bettaer macö óDeboobet toerben. -3Enbere mepnen / bat öet onöer^
fcöepbtöïer iugöelegöen 5P / om bat Dp nacöt öet goebt./ betoöl be quot;mm

onö^^

xn.

-ocr page 201-

enMent fs / mfttDetfcöönt tuetscc sïjeferesm u Tonnen toeröm. Wml)
»nönjs öebuncfienis m Scöben öe^infleltiecss Defer 3©ettcn nacö Oter/nocfi
mt op ßpööcntlöcß ööefien / imet lübec cn meec öat boo? gefiaöt / öat
epöijcntlijtfe om
m socöt gßeöooötmacD toeröen: ftet toeïcft
aissöanöefcgteöenfciuöe. Krempel: Snöientcß in\'t bluteten öen
^iw Ä®quot; ^tBut-oetoeer neöer-bc!öe / op öat
Ijp aïfoo
mi^^L -^Ö^Söeötfouöe toeöerßrijgöen: maer tnöten tcïi felfS in dknr.de ho-
S?«nbsp;gebiacïit toeröe / öat icl! m ban öet perijtfeei ban \'JZtffft

mSÄl^^^^^®^«quot;/ oocßmetperijtfieïbaneettsanöersleben: en bat\'ri«
inpmetßan ßinberen / bat tcfe \\m felben tnbatperijcM geöaacöt Deb^
• ^^^ quot;^Ö« g«söt totl beöouben / oft gljenomen 5önbequot; / totl ont^
sröpen / betoijl mp tn allen öefen nietss ßan te
X toa-öen / als öie icß niet ongeoo?lofts en öoe / en niemant

quot;acBty ualöcè göetupgïicniffe ftan beleggfien; en beröalben/ inbien be
^tef toerbe göebonben boobt göefïagöen
5ijnbe/ öem te licöter gelooft/

omfönlebentebefcöermen/ om-geö?acöt
hfnbsp;Bebonben
\\mt eenigö toercl^-tupgö / baer mebe

wnoebanbenmef Bmmchetmth, \'ttoelcfeefommigöebertalen
tTTJ^. -iï 7®\' anbere/ mogöelötfe beter/ perfos^ommfimme».

iiVfeS Lnbsp;werck-tuygh, dieniiighom huys-brake te doen: göe^

mnoo£6battooo?btbanbegeleertfie]ieb?eenberltlaerttoerbt/ icr.ii.
WïVïit\'befeberWartngöe toölï ons be 3©etber ttoaelf (Cafelen/ be
bn^htSf ^^ ^agö-bief te booben / befe tiot-fonöeringeöaerbp
S jSSÏlfd Öï* öem met eenigö göctoeer berbebigötöeeft/ foo
fcrïS u nioeben op ben i^acöt-öief / öat öP öem met göetoeer be?
K/«f öeeftt (©nber öen naent ban Geweer, toerbt berfiaen/pfer/ floc^

toerbt/^acöt-biefgefepbtfamp;;-
mS/h.ïi^^öÖenebie öem ter neer lepbt/ fulcfes fonber flrajfe boen
fonberfSil^l??^t^^tben/ ban eerfi plaetfe te öebben/ fooljpöem
aoebt Snnnbsp;Öeeft feonnen fparen / te toeten / beljowbens fön

öien / hSfS^/rSö«löcfticlt göefepbt öebbe/ öet bermoeben boo? i,/-^«« p
tuurirTinnSïïï?.^nbsp;maerfoo

adl corn.ds-

öaer bp

but

tuur ttfiVtuöÄfi^X^^^nbsp;maertoo oaer op am

/ Sm Sfnbsp;/ «Pt öe toeltfte men Han mmnrn / ï

ban fiin fSSVS\'^^Ï^^^Öt Öeeft / göeen peröctel göelcopen öeeft
öie gene
ƒnbsp;op-öotiben / en bien bcigösns fal

a^Hfifiï^ nocö bat be 3©et ber ttoaelf tafelen/foo toel bp ^J
öat mftïK?? berepfcöt/ bat öe gene / öie eenen :©ief öabbe öetcapt/
ten bien
ensl^wöm göeben/ göelöcfe top upt o jus leeren;

inbien öet göefcöieben lionöe/ basr
ban #berigöepbt oftnae-göeburen foube
gljefcö jebm/

-ocr page 202-

omteMpeti/etiteöfïetupöïjen. »er om trat fuKftett tefamett-ïooj?
öc^
bacgÖ^ öeter m ïicDtec ftait ftcïjomen ioeröen / aïs^ fip nacöte/ söe^
lijcö
Pipianu3 aeittoiillop öc aensctefm pïaetfe ban Demofthenes, öaec^
om ööeloaft men oocli meec ben gbcnen / bie betupgbt bat öem eerttgö
nacöt-Söebaei: obec-aöebomen t^. ^efen göelöcb t^ / bat be 3|eb?eeu^
fcöe
5©et / een iBaegöt / feiagenbe obec göetoelbt / bat öaer op ben tEc*
feer aengöebaen / toil göelooft öebben; maer niet ban göelöcben al^
foo in be ^êtabt/ om barfe met roepen öeeft moeten/en ïtonnen öet ©olcft
boen toe ïoopen. (2.) öet boc2-göebacöte bomt bit oocb/ bat/ aï
toaren
fcöoon aïïe be anbere bingöen göeïöcft / nocötanss bie bingen / bie

nacötsf göebeuren / niet foo toeï bonnen onberflaen en bebent toerben/
öoebantgö en öoe groot batfe 5ön/ en bien-boïgöensf berfcöJicbeïtjcfeec
3ön. lt;;^oo göebiebt ban foo toeï be leb?eeufcöe aïss be iSomepnfcöe 3©et
öaren 25urgöeren / \'t göeen bat be ïiefbe raebt / bat fp niemanbt en boo^
ben/aïleen baerom/oitt bat ÖP eenigö goebt fteelt ^ maer bat öet om^
bjengöen ban eerft göeoo?loft tamp;/ in göebalïe öP/ bie fijn goebtöeeft
toiïïenbetoaren/felfs? in perijcbel toare göebomen.
Mofes Maimctnides
öeeft aengetepcïient / bat aen een particulier perfoon een anberen te boo ^
ben / niet anbergs en iss toe-göelaten / alsf om te betoaren quot;t göeen ontoe?
berbrögöeïitcbenirreparabeii^/tetoeten/öetïeben en eerbare repnig«
öepbt.

[Vermeerderingen, (u) .fHenftan baer bpboen be3©etbet3^ifa-lt;0ot^
töen/
itkr.tit. T.mp.ij. en capitukrs caroli Magni, tap.jßi. ^ae ber
S-ongobarben Wzt/ biebpnacöte tneenifanbersï Quartier ftomt / foo
ÖP öem niet ïaet binben / macö göeboobt toerben.

(z.) Philo berftïaert bit recöt/ bat be pïaetfe baer meer göegaenj^ijS/
tot €]rempeï 5p göefteït / en niet bat baer upt aïïeen be faecfte alïe tijbt
moetDefïecötettoerben. 3©ant öet göefcöieben ftan/ göeïijcft öP tn\'t
25oecft ban be bpfonbere 3©etten aentoijft / bat een ilaegöt in be ^tabt
berftracöt toerbe / bemonbtöaer toe-göeöouben toerbenbej en op ben
38cfter eenfeïfgs betotlligöen batfe göefcöenbet toerbe.]
XIII. ^öfÖ toat fullen top nu ban be €uangeiifcöe 3©et feggen i ^atban
befelfbetoe-göelatentoerbt/ öet göeen ban be3©et
moIïs toe-göeïatert
öabbe j oft batfe / göeïijcftfe in anbere faften boïmaecftter igf aïjS be
3©et
Mofis, oocft öier in befe faecfte meer ban onss bo?bert: 31cft en ttoijffele
baer
niet aen/ offpbo?bertmeerber. 3©ant inbien Cöltftusf göebiebt/
bat men ben ïïocft en ben iHanteï fal berïaten i en Paulus bebeeït/ bat
men lieber eenigöe onrecötbaerbige fcöabefaïïijben/ banbaeroittpïep^
ten / \'t toeïcft een onbïoebigen ftröbt is? öoe beeï meer toiï ÖP / bat mert
oocft eenigöe goeberenban meerber toaerbe lieber fal berlaten / aljSbat
ban on0 göeboobt foube toerben een .fèenfcöe/ lt;0obt0 ebenbeelbt/ u?t
eenen bloebe met ons? göefp^oten i ^ien-bolgenbe bp foo berre
men öet
goebt ftan beöouben / in fulcfter boegöen batter geen noobt fcööttt te W
fenbaneenboobtiïagöteboen/ foo is? Öet toelj ittaer inbientaitberï^
göeïegö?n isf / foo moet men öet goebt ïaten baren
j ten jp mogeïöcft bat

Ijet

-ocr page 203-

ÖetMtßemgoebttjf/ baeramort^ epgöett/ m onfesJlwfgöefm^ïe\'
ben öanööt / m bat boo? öïjccecfite mt ban toßöec gbebitgïjen toerben/
moööelijfb boo? bien berief onbebentt^/ en öat baer eenighe Dope t^
öat be faeebe fonber öooötfïagb faï af-Iooi?en.
€tm al-öoe toeï ten m^ quot;
ptgöenbagöe Hieeft alle/ foo toel ^etbts^-gbeleeröe a!^nbsp;5,

boo?gbeben / öat men een äiEenfcbe toelmacl) omöiengen / om fiin mt bcis,^
tebefcßermen/oocb felfs bupten bepalen / binnen toeltfeen öe i^ofat^^ \'^ -
pe en Homepnfcöe aBet fulcbs toe-laet/ te toeten / in geballe öen ^tef
öet goebt nu geftolen öebbenbe / blucöt ^ nocötansen ttoilfteleit top ntet/
of be mepningöe / bte top boo? göeftelt öebben / 3p Öet geboelen getoeeft
banbe oube €ö?tftenen. Auguftinus öeeftoocb nietgöettoölfelt/toiens ^
toOO?ben befe 5Ön: Hoc zijnfc by de Goddelijcke rechtvaerdigheydt vry van
tonde, die om defe dingen , welcke behooren veracht te werden , met men-
fchelijcke neerflagh befmet zij n ? tj^ocö iti befe materie / göelöcb in beele
anbere/ i$s met ber töbt (i.) be lucöt rupmer göetoo?öen / en öe uptleg^
Qtngöeban öe €uangeliftöe Wtt/ b^cft nim te met op öe leeft ban öefeS
töbts manieren beginnentepaffen. ©oo?maelsplacötbe gebaentebanT\'«quot;
be oube inftellingbe in be lt;©öeeftelötbe onberöouben te toerbenepnöe- JX;;;
ïöcb öeeft men oocb öefe om öe felföe oo?faetfie öen toom ban beltraffrä- ^^ \'
ööe rupmer los göelaten.

[Vermeerderingh. (i.) Hieronymus in\'t leben ban Malchus: bat öe

Sertbe öeeft begonnen Cö?iftelöcfeelt;©beröeöente bebomen/ iS fptoel
w^ötigöer göetoo?ben in rötbbom / itiaer in beugöben minöer.
vids

G. jHfcepmiei de homicidio noluntmo, é- C. de hü Aifi. i. ]

^.. ©an fommigöen toeröt göeb?aegöt / oft ntet ten minften öe 25urger^ x i v.
»mite a©et/ als maeöt öebbenbe ober leben en booöt/ inbien fp tneent^
ööen göeballe toe-laet/ bat een ^ief ban een particulier perfoon macö
Söeboobt toerben / oocb met eenen öat te toegöe b?engöt/ bat öet felfbe
oortt ban alle fcöulöt en mtfbaeöt b?p $p i gicft berftae bat men fulcbs in
ööeenbec manieren beöoo?t toe te ftaen. a©ant boo? eerft foo en öeeft be
wet göeen macöt bes bool^s ober alle 55urgöeren upt alletöanöe mif^
Äf / maer eerft upt een foo grooten mtfbaebt / toelcbe öen boobt ber^
w foo be mepningöe ban scotus feer geloofïötb/ bat öet niet
Effiy? P«manbt ter boobt te bertoöfen / als om fulcfte mtföaöen/
Mofes gegeben/ met beöooöt öeeft geftraft/ (i.)al^

t«;en bat öaer b» boenbe / en die door oprechte waerderinge den foodanigeo

ffÄ l^iTven fcöönt ntet / bat be benniffe ban ben
SÄ^I^/ S^« alleen öet göemoebtgöeruft ftelt/ ban elöerstn öefe
ban bebomen toerben /
als upt bte 3©et / toelc^
«n ffi^tff^ïöcö ober ben lt;Dief göeen boobt-ftraffe en bero?bent. ^aer-
teSte\'^\'^^^föO en beöoo?t / nocö enpleegöt beïBet oocb göeen recöt
pactituï?^ öegöene bie beboobtberbient öebben in\'t privé, en opeens

öantbentebergöeefssöntngeftelt. beröalbenaisöem^t

Ca

Til

-ocr page 204-

öat ittert een ïi^tcf onbecbeutt niacfl öooöctt/ foo moet men öet öaec boo?

ftouöeu/ öatfe toei öe ftcaffc bjecö neemt / maec ootb ntet ntet eenen cecöt
tsaectoegöeeft»

[Vcrmeerderingh. (t.)nbsp;a©etteit/bjeïcbeöe^oecen / Öte Op

beiacötsaen/ metöeöooJstflmffen. ^tet orcgormsTiu-oneniïs, Hb.io.

cap.iJ. [ohannes Sarifbcrienfis, Polier./,asp.\'*. Petrus Blefenfis,

X V. jiat öet gfteen bJP nu gefepöt öebben / foo bïijcbt / öat öet op ttoeeöec?
lep toöfegebeucen ban/ öat tufTcöenpacticultece prfoonen/ fonöecfon?
öeeenpacrtculiece bpfonöece bamp-becötingöe aengöenomen toecbe:
Cecilel^cb/ tnbien ben ^enbaïlec ben anbecen toe-ïate/en becgunne b?p?
Öcpbt om met öem te becöten / baec öp öem anbecs fonbec becöten boo?
ben foube, (€en anbecen / inbien be Coningö oft be lt;0becigöepbt / ttoee
bie be boobt becbient öebben / tegens itialbanbecenflelt: öettoelcftge?
fcöiebenbe/ fal\'t öaec toel göeoojloft jünöeöopeban beöouöenobecte
blöben/ teaenbaecöen/ maec öie öaec fulcbS göeboben öeeft/falfcöö^
nen fön ampt niet cecöt te bebienen / aengöeften öet betec toace getoeeft/
inbien öet göenoecö toas battec maec een fiojbe/ batfe öet lot baecom
fouben göetoo?pen öebben.

X VI. ^ocö bie bingöen bie top tot öiec toe göeöanbelt öebben / ban\'t cecöt
om ficö felben en fijne goebecen te befcöecmen / beöoo?en meejltoel tot
ben pacticuliecen ©ojlogö/ bocö alfoo / batfe oocb mebe tot ben publöf ^
guen^o^logöfiOgöepali toecben moeten/ acöt nemenbeop\'tonbec^
fcöept tuffcöen bepben. a©ant tn ben pacticuliecen lt;©o?togö öet ïlecöt
ais maec boo? een oogöenblicït / en {to?ten tijbt / en öoubt op foo öaefl be
faecbetoe laet/bat ttten tot ben ï^ecötecftan gaen; i^aecbepublpcau?
lt;^o?logöe/ aengöefien bie niet en ontdaet/ ban baec göeen göececötS-
plegingöensp/ oft baec bie opöouben?nfiille flaen / foo bectcecftt ficö
be felfbigöe langöec / en toecbt fleebts geboebet boo? nieutoe fcöaben en
Decongelijcbingen / bie toe-ballen / en baec bp bomen, ^aec-en-bobet»
tn ben pacticuliecen lt;©o?logö / toecbt bp-nae niet ais be bloote befcöec?
nitngöe in acöt göenomen j maec be publöcgue macöten öebben neffenS
bebefcöecmingöeoocbcecötomteto?eben: ben toelcben becöalbenge^
oo?loft is öet göetoelbt/ \'t toelcfe nocö niet boo? öanben lt;s/ maec ban
becce fcöönt / bat öet nabect en b?epgöt boo? te feomen / niet toel epgent?
Ipcfe en bicecteljjcfe / (toant fulcfes öebben top öiecboo?en geleectbat on?
recötbaecbigö iS) maec inbicectelijcfe / to?efeenbe öet guaebt bat nu aen^
göèbangöen/ maec nocö niet bolb?acöt toaecban göelegöentöept
fal ballenelbecste fp?eecfeem

[Vcrmeerderingh. (i.) Ammianus, äj.jj. aengöefïert Öet toanneecöe
b?eembequot;©o?logöetn-balt/ öet een eentgöe en eeutoigöe a©etis/ fijt*
toelbaectboo?allemibbelente befcöecmen/ niet tegenflaenbe öet göe^
toeibt ban be toöfe oft mantecef «©e läepfec Alexander tn fgn aenfp?afee
totbe^goibatenbp
Herodianus: ^teeecflbenanöecertbecongelijcfet/ert
öeeft gantfcö göeen fcöönbace becfcöooningöe: maec bie be göene af^
toeect bieöemmoeptemaecfeen/ fcöeptmo^bt upt begoebe confcientie/

01

-ocr page 205-

ên tie öoeüe Bope ftlöft Bern ö»/ baer wpt / bat ö? öö^^n obecïafi aen boet/
inaeraf-toeert.1

If^aec Bet en sBeenftns te becbjasBen \'t sB^n fommtsBe gebieben x
öebben/ bat men naöetredjtber 50oïcfeeren met cecötbebjapenen macö
aen-nemen / om te becminberen be aengcoepenbe macöt / toeïcfee te feec
becmeecbect en bergtoot jönbe/ foube bonnen fcöabe boen. ^cb be^
Sf ^at fuïtftss oocb mebe toeï bomt in beraebttïagingc ober ben mp
1?öÖ//\'t« onbec fcöön ban \'t göeen cecötbaecbigö / maec ban \'t geen
g?oföteUjcfe iss: op bat/ inbien ben (©o?ïogö upt een anber ooifaïte mW
baerbtgö / be felfbe upt befer oo?faecben oocft geoojbeelt toerbe boo?- \'\'
iicöteïöcft aengöebangen te 5ön: en be ?Eutöeuren bie tot befer mepnin-
göeaengöetogöen toerben / en feggöen oocft anbersi niet. iBaer batge^
weibt te mogöen löben / recöt foubegeben om göetoelbt aen te boen / i^
b?eembt ban alle reben ber billöcftöepbt. mt isi met öet menfcöelijcfte
jeben foo göeflelt / bat top nopt ten bollen göerufï / en tegöen^ alle fojge
«erfeecftert5ön. (Cegöenssbeonfeftere b?eefe moet men befcfiermtngöe
foecften ban lt;©obtsf boo?fienigöepbt / en onnoofeie toe-ficöt / maer niet
ban\'t göetoelbt.

lt;©ocft en miföaegöt mpntet minber / bat men leert / bat oocft be be^ x v 111.
fcöermmge ber göener / bie ben lt;©o?logö berbient en berocftentöebben/
tecötbaecbigö 3p/ ombatter toepnigebasr mebe te b?eben 5ön/ eben foo g^ Tt
5eelto?aecftetebetgöelben/ aljSfp oberlaft göeleben öebben. 3©ant
Sgffisjan een faecfte bie nocö onfeecfter W en ftan geen recöt göeben tot
«^igö getoelbt. ^aeromoocft eener bie aen eenmifbaebt fcöulbigö W

i.Reg.18.7-

I . ene,

mjtöte göefiraft toerben. iBaer bie tegöen^ een anber mifbaen öeeft/
TOOeteerft ben genen/toeïcften ötgt; belebigöetöeeft/ aenbieben bolboemn?
SKnbsp;ban een eerlöcft man / en ban foo füllen eerft föne toape^

S^.J5obtb?ucötigö ^00 Beeft fzechiaï, al^ öP \'t berbonbt niet ge^ ^
\'ttoelcft fön ®oo?\'0uber3$ met ben ^oningö ban mr-
SK!!?^?^ öabben / en baer ober met #o?loge aen-gegrepen toerbe/
en fielt felf^aen\'tgoebtbuncften ban ben läoningö
»ÄwlS! ï?^^® teïeggen: €nfulcft^ göebaen öebbenbe / en baer

SÄÄÄ^^\'^^w^^cötberbpanbentegöen-göefiaen/ m öeeft
Jöobe^guttjïegenooten. Pontiusbe^Samniter/naerbatöpben^omep^

»w^wrt/fepbt ÖP * Alle de gramfchapder Goden die om het breecken des
die h« Knbsp;^^^^\' ghenoegh verfoent. Ick wete wel dat die Goden

Wednbsp;dringen tot de noodtwendigheydt, om de goede-

foenin^i^ te geven,

dat het den felfden niet en heeft behaeght dat de ver-
den Romeynen verworpen is.
fecnick ïïnï • Watben
ick u Romeyn, watben ick den vcrbonde, wat
«^öQodcn , Rechteren des verbondts, meer fchuldigh ? Wien fal ick

C 3nbsp;« »

Gent.

C.14.

Bald. li.

rer.ih\'if.

-ocr page 206-

Uj uwes toorns, en mijner ftraffen Rechter kiefen en aenbieden. Ick en fchro-
me niemandt, \'t zy eenigh volck, ofr particulier.nbsp;IHeÏJe/ aïS? ïïe

banen alle dtKijtöe mibbelen ben a^atebemantecsi boo?-0Dcfïaöóen öab^

ben/enfpnocDUerbectotïbeneaen/fepbtArifti.dcs,B»ïi3rK»prima: Dat de
goede faecke van haer geweecken, en tot de partij s gegaen is.

CVermeerderingh. ^fet Zonaras batt ben ^?fttte Chalepi, bie aen be«
Kepfee
RomanusArgyropoiusbenb2ebeenacötec|larbes Ccibuptss ööe?
ïjjefenteect fiabbe. ^ieïseïöcöe is ban be a^rups-bjagees bp
Cronurus,
jjb. 17, ban be ^toitfecs / bie Karei van Burgondieii be 3©agen ntet ^cöa^
pen-bellen geiaben/ en ben jföoop-ïupben ontnomen / fiebben gl)epiefen^
teert te bolboen/ ftet
Philips de Cominees, Uk7.]

Hn tweede Capittel.

Van die dinghen, die den menfchen in \'t ghc-
meen toe-komen.

L Verdeelinghe van\'t gheen dat ons toe-be-
hoort,

II.nbsp;Den aenvangh van de eygenfchap, en den
voort-gangh.

III.nbsp;Dat fommige dinghen niet konnen ey-
gen gemaeckt werden, ghelijck als de Zee,
in \'t geheel, oft voor hare principale deelen
genomen zij nde: en de reden waerom.

IV.nbsp;Dat die dingen die noch niet beflagen en

zijnj den genen toe-komen, diefe eerft aen-

vaerden, ten zy datfe van het volck voor het
gemeyn aenvaert zijn.

V.nbsp;Dat de wilde Dieren, Viflchen, Voghelen,
denverkrijghertoe-komen, ten zy dat de
Wet fulcks belette.

VI.nbsp;Dat in die dingen, die ey?en ghemaeckt
zijn gt; de menfchen recht hebben om die te
gebruycken in tijdt van noodt: en van waer
dat fulcks her-komt.

VII.nbsp;Dar fulcks plaetfe grijpt, ten ay dat de
noodt anderfins kan gemijdet werden.

VIII.nbsp;Oft ten ware de befitter gelijcke noot
hadde.

ÏX. Dat daer by ghevoeght is de laß, van te
moeten wedei-gevenj als het kaigt; weder-ge-
geven werden.

X.nbsp;Een exempel van dit recht in de Oorlo-
ghen.

XI.nbsp;Dat de menfchen recht hebben over ey-
gen-gemaeckte goederen, tot eenige profij-
telijckhey t, by de weicke dat een ander niet
tekort komt.

XII.nbsp;Hier van komt het recht,tot het vlie-
tende warei.

XIII.nbsp;Het recht van doortocht tc Water en
over de Rivieren : Het wekke verklaert
werdt.

XIV.nbsp;Oft men Tollen ftellen mach op de
Waren,die doOr oft voór-by reyfen.

XV.nbsp;Het recht van tot een lèeckeren tijdt te
vertoeven.nbsp;^ \'

XVI.nbsp;Het recht omtc moghen woonen, toe-
komende den ghenen, die uyt hare woon»
plaetfen verdreven zijn, onder het Rijck dat
gevonden werdt.

XVII.nbsp;Het recht om woefte plaetfen in te
houden: en hoe dat men fu}cks verftaen
moet.

XVIII.nbsp;Recht tot de daden ch händeling«:iij
, weicke het menfchelijck«
tev«u vereyfeht

enbehpeft.

XIX.nbsp;Als om te koöpen \'t gheen men noo-
digh heeft.

X X. Maer met mede om het fi jne te verkoo-
pen.nbsp;.

X XI. Om Huwelijcken te verfoeeken: het
weicke verklaert wordt.nbsp;r j

XXII.nbsp;Recht om te doen,\'t geen tonder on-
derfcheydt den vreemde» oock toe-ghela-
ten is. .

XXIII.nbsp;\'t Welck inoet verftaen Werden, ii^\'
dien yets als uyt het natuurhjcke
recht toe-
gelaten werdt, niet gelijck als een weldaeft
uytgunfte. . rnbsp;.

XXIV.nbsp;Ofc geoorlott zy met een volck con

tiaa-te maecken, dat het fijn vruchten a^n

den ghenen met welck het ghecontraheP\'-
heeft, verkoopen fri, en aen geen

ï^oïgP

-ocr page 207-

mm öe oojfaetfeenUan öe« ao^ïoge öet aett-üfjeöam t
onööeïöcfe / en boo? mft tegens öet gene öat ons toe^*^
^u/ foo ljeöoo?t ons pets toe / oft öoo? \'t recöt ^««iS^^^f

___ gemepn/ oft öoo? ons epgen enparttcuUererec])t. |ae^^^^

aenbangen ban\'t recöt öat öen menfcöen gemepnts* ^tt recpt ftrecnt
ficö epgentltjcb en ötrectelncö tot een Itcöamelijcbe faecbe/ oft tot eemge
öaöen en öanöelingöen. m licöamebjcbe goeöeren jijn/ oft b?p ban er
genöom/ oft nu eentger lupöen epgene. ^e faecben Die nocö ban epgen^
Dom b?p 5ön/ 5ön oft fulcbe / öat fp niet epgen bjeröen bonnen / oft öatg
bonnen, ©p öat öit beter mogöe berftaen bjeröen/ moet men
toeten Den
aenbangö ban öen epgöenöom/ toelcbe öe i^ecöts-göeleeröe beöeer-

, lt;5oöt öeeft terflonöt nae öe ^cöeppinge ber 3©erelt öen menfcöelöc^ i ^•
|ettgöeflacötein\'tgöemepnop-göeö?agöenöetreJt ober Moeöfren
«efer beneöenfle nature / en anöer mael nae öat öe a©erelt nae öe ^uno- L,b. j.
«loeötbernieutottoas.
^OOtulHnnsfpjeeCßt: Alle dinghen waren ghe-
njcyn , en ongedeylc voor allen, als oft hct een gemeyn Vaderli; ck ert -goedt

van allen ware geweeft. ||ier Upt ts geftomen / öat een pöer menfcöe ter^
ftonöt öeeft mogen tot föngeb?upcb aen-ta|ien toat ÖP toilöe/en bertee^
een toat öP berteeren ßonöe. [3^ier ban toas nocö eenigöen fcöön onöer
öen ïiomepnen ober-göeblebenin öare jFeetl
satumaiia göenaemt.] cn
fulcbeen göeb?upcb ban \'talgöemepne recöt toas öoen ter tijöt m fteöe
ban öen epgenöom. a©ant toat eener alfoo öaööe aen-getatï /öat en bon^
we öem een anöer niet benemen / als met onrecöt. ^ulcbS »an berfiaen
toeröen upt öegöelöcbeniffe toelcbe tlaetbp cicewAn\'t 3 25oecbbanöe

^pnöen : De schouw-plaetfe, hoewelfeghemeen is , foo kan men nochtans
Wel en te recht fegghen
, dat die plaetfe eens yders plaetfe is, welc^ hy be-
»»etenin-genomen
heeft. [Seneca, 7 25oecbbanÖe3©elöaöen/ Cap^i^v
De Sit-plaerfe der Ridderfchap is allen ghemeyn , die Rootnfchc Ridders
zijn i nochtans in
de felve werdt die plaetfe my eygen, die ick in-genomen

hebbe.] 3©elcbefïaetoocb toel öaböe bonnen buren/ inbien be menfcöen
Oft tn een groote eenboubtgöepbt en onnoofelöepbt befïenbigö toaren ge^
bleben / oft batfe onber ben anberen in een uptnemenbe onberlinge Itef gt;
bc öabben göeieeft. mn toelcben öeteene/ nameUjcb/ uptnemenbe een^
boubtgöepbt/ men ften macö aen eenigöe 3©olcberen ban
Amenca,
(i.)toelcfecbeeleeeutoenacDter een fonber ongöemacb/ bp bie toöfe en
Jat göeb?upcb göebleben 3ön. ©an öet anöere/ te toeten / be göemepn^
5,W upt liefbe/ baer ban öebben onseerttjbts een öetop göegöeben
ne Cffetten. [€n be
Pythagoriften upt befen gefp?otea. ^iet Porphy nus,
quot;Irenes Laërtius, Geilius, tö.3 ^aer iia oocbÖe€ö
?iftenenbte

ftßfS^faiem eerfi toaren/ en oocb itu ter tpt niet toepntge bie een läloo^
ßWÄ\'^^^\'öen. ©anber onnoofeleeenboubigöeiJt/in be (i.) toelcbe be
toa«inhÄÖ®quot;ööefcöapentoaren/ gafbetoö^ benaecbtöepbt. ^af
SI JJ.Sj^\'ï«quot; eer en meer een onftunbe ber onbeugöben / alS feenwJ^

leoecbeugöt/ göel9CbTrogusbatt be^cptöenfp?eecbtrDe aider-oudt»

Genef.

-ocr page 208-

ïnfi. iih.1.. ße Menfchen, fcpöt Tacitus, doender noch gheen quade begheerlijckheydt
en was, leefden fonder fchande , fonder fchelmerije, en dien-volgende fon-
z.Mhm. derftrafteof kaftijdinghen. JSpMacrobius
flaet: Alder-eerft was by den
Menfchen een onnoofeleeenvoudigheydt, die gheen quaedt en kende, en in
gheen loofhcydt ervaren noch bedreven was. ^efeeeilttOttbtgïie OtlttOOfel^
Sap Î.23. Sepbt fcBöiït batt ben bJöfen ^eöjeec onverderffeHjckheydt göetiaemt te
toeïöen / [aïslïteöeban Paulo, Ephef.6. vers 24. en onbecber^ijtfeóepöt/
2.Tim.i.9.] en ban ben ^flpoilel Paulo eenvoudigheydt, toeïcfteöpfïeïtte^

2 .cot.i 1.3 göcns be loofe fcbalcifeDe^bt. ^ace eenige toercft en Danbel toa.« lt;©obt te
bienen/ toaer ban ben boa m bes ïebens een tepcftentoas/ gDelöcß bat
\'^Thil\'ll\' be oube ï|eb?een berfeïaren/ (3O met toe-flemntingDe batt be
Apocaiyp-
munit ereat. (is Oft Openbaringhe. ^ocl) leefben figt;ücïït en góemacfeeljjcft ban\'t geert
Apoc. Z2.Z. ïrc 35erbeban feïfs fonber aröepbt boo?tb3ac0t. r.;^tetöter ban een tref^
felicfiepaffagie bp
varro, in \'t z 25oecfe bân beEanbt-boutoeröeupt Di-
csarchus,
en bergöcïöcfetbaertegïjen\'t geen Upt ben felfben djc^ ï chus
beröaelt toert bp Porphyrius, in\'t4 25oecli / bangöeen gieren te eten»!
IBaer be USenfcöen en 3ijn niet göebleben in bit eenboubtgö en onnoofeï
leben/ maer öebben öare finnen getoenbet tot berfcöepben feonflen / toaec
ban eentepcben toas be boom ber feenniffe ban goebt en guaebt / (4»)bat
ts ban bie bingöen / bie men toel en oocö gualijcfe / bat tS / ten goebe oft
oocfe ten guabeftan gebjupcïten/ toelcfe
Phiio puronefin, boo?ftcötigöept
ïöElef.7.29 noemti i|ier op fiet Salomo, feggenbe: Godt heeft den Menfche recht ge-
maeckt,
batis/eenboubigö/maerfy hebbenveelevondsn ghefocht. lt;ßeit

toegancfetotfcöalcfeöepbt/ foo Philo ter göemelberplaetfefcpbt. Dion

Prufjeenfis in be6 lt;0?atte/ fept: Dat den Nakorntlingen van de eerfte Men-
fchen, de loofheydt, en verfcheyden gevonden dinghen, rot onderhoudin-
ghe deslevens, weynighprofijts hebben ghedaen^ dewijl de Menfchen het
Wrftandtgebruyckt hebben , meer tot welluft als tot manhaftigheydt ende
rechtvaerdigheydt.
[^it berfilaert ? eneca toöbtlooptgö m fijn 90 ^§enb-
bjief. Seefïbaer: als mebe\'t göeen Dicxarchus fepbt bp benugenoem^
be ?iutöe»ren. ] ^e alber-oubfie ïâunflen en ilanteeringen/ als Slanb^
boutoeröe en 2^ee-öoebingöe / 5ön tn be eerfle 25?oeberen geblefeen : bocÖ
niet fonber eenigöe berbeplinge ber goeberen» Wt berfcöepbenöept batt
Öanöelingöe / iS nöötgöepbt en oocft boobt-fïagö göebolgöt : en epnbe^^
iijcfe/ ais be goebe boo? ben omgancfe met ben guaben befmet toierben/ i.S
een foo?te ban leben ber ïïeufen boo?t-göelromen / bat
is ban göetoelbt-
boenbers/ toelcfte belt;©?iecfien noemen
cheirodikas, bie ficö «tet be?

bupfïrecöten. [Seneca,nbsp;in\'tepnbe: De wilde Dieren te ghelijck

uyt-gheroevt zijnde, welckeraerten naturede Menfchen aengenomenhad-
den ] ^e 3©erelt boo? öe ^unb bloebt gefupbert 3önöe/foo is in plaet^
fe ban bat toilbe en tooefle leben/ be begöeerteban toellujl en toulpföept/

[Seoecatergöefepber plaetfe: Defelve tuilen mede by hare onnoofelheyt
niet blijven , ais foo langhe fy nieuwzijn.]
bjaer tOe be 3©ijn bieUfligÖ

göetoeefl en göeöolpen öeeft / baer uut oocft ongöeüo?lofbe b?pagien en
bpfïapen gefp?oten 5ön. [
seneca ter felfoer plaetfe î De hooghite prijs eo

looR

-ocr page 209-

os

loen der dronckenfchap, af-fchouwelijcke byflapingen en wulpfheydr, een Gen. lo.en

genf ughiijck fcheimßuck.] mm boo^tiamelvjcft Beeft öen eenöaacüt ge^ i ^ •
o?often en becftoojtöoo^een Dooabmoeötgö geö?ecb/te toeten/ eergtertg^

öen naeöurtgïjen / en ontrent öen anöcesn
fS^nftöen geöleben gemepnfcbap/ ntet ban ©ee / maet ban
öetoöl onber\'tbïepn gïjetal ber ïBenfcïjen fulcbeen
ftViK T?quot; »anöerijen toagf/ öatfe fonöer eentgö ongöerijf tot beeler ge^
gtlenoegbfaem flretfien feonöen.
Daer was gheen recht om \'t Landt i
oft te deylen,
fepöt virgilius: (€ot öat öaer naer\'tgbetal/
öer 3®ei»-bee(len bermentgïjbulbtgötsijnöe/
ijmi beeft begonnen nu beïanben met onber ©olcben/ als eertijDts/
jnaeronöeröe^ups gefinnenuptteöeplen. (5O Haer öe »ter-put^ GcMf u

5önöe in öte bo?re en bo?fligbe S^anben een feer noobttoenbigöe
Iii» toelcbe beelen niet toel bonnen gberijben/ nocb göenoeglj
3ün / beeft een pbec aentajïenbe / ficö felfS gbe-epgbent. ^it is \'t geen
WS be bepitgöc i§ifio?ie bier ban leert / gßenoegöfaem ober-een-bo? Gen.zr.

oer goeberen berpaeltbeböen/ toelcber gSetupgbentffen eibers 5ijn ban

quot;Pt ï^^^n en mercben / toeltbe be oo?faïte
leffi / om toelcber toille men getoeben is ban beeeriïeoo?fp?onc^

Marr. libero

ca^.13.

ïaHXVr\'^^i\'^\'^^^ö^^ö^«^ goeDeren: (6. jte toeten / öat/aisoejpraenicpen
ftSl*^ bergbenoegbt 50nöe met te eten \'t göeen ban felfs toies / in
mi/ met naecbten 3ticljame te gaen/ oft \'t felf^
«e met fcljo?flfen ban 25oomen / oft ©ellen ban toilbe ?®ieren te bebiee^
rir/JJ» «Pt-gelefen en tierlijcber maniere ban leben berfiojen öabben/

tÊttnbsp;gebjupcßen en te toertfte leggen, ^ocö bat be b^ucö-

bcS w iS^^^^pn bp een geb^acöt toerben te öoope / fuïtfts öeeft eerft
fee hPnbsp;^an ben anberen gelegentöeptber plaetfen/ in toelt^

bseci eTÄÄquot;ïquot;««anberenbertrocbentoaren: baernaoocft\'tge^
fciS/ SÄ?.^^quot; recötbaeröigöepötenlieföe/ toaeröoo?öetge^

Wen iÄnbsp;ais toel betaemöe. ©anglje.

«nbsp;bloote baebt bes gemoebts/ toant

fttönbsp;toilbe bat \'tföne foube toefen / om

^mtS quot;JJ^ontöouöen/ en beele ftonöen öet felföige goeöt boo? öaer
^^^linabe »52.ec öoo? fee(bertontraft / \'t5» upt-göeb?ucfit/ ais boo?

C^iettóaiS?Jt-ftougöenbe / als boo? aenbaerbingöeenaentaftinge.
Alcoraa sSf wet ban Öeeft teboo?ftöijn göeö?acöt unt Gemara en ben
ban€itgelanbt/ in xhaiaffocraticQ j mm foo
©nbsp;öseft

-ocr page 210-

Sn öOetaftWMS.) H« is gheoorloft,fepDtCicero, ^t een yder lie-
ve^SSÜn begheert, \'fgheen tot onderhoudinge des Icve^ dient,
te verkrijghen, als voor anderen , daer de nature met teghen is.nbsp;O?

iwn mmm maclj Dit fegaïjen uan c^intilianus: Ind.en ^d« lt;ie cond.t.e

en gheleghentheydt der faecken is, dat, alles wat eener tot ghebruyck fijns
levins ghenomen heeft,
den ghenen die het heeft, eyghen zy en toe-behoo-

re, voorwaer. alles wat dan van yemandt met recht befeten werdt, d^^^^^

hem metonrecht weder af-ghenomen. €nÖeOUÖ^alJfp Ceres genacmt
öcftöctt em 3®ct-0öeeffler / en öaren Dienilen fj^^^^^^

m baer öoo?te bennen göeööetoen/ bat uptöet mm ber 25oubïïanben
«en nieubj recötfönen oa?fïgt;?oncb göenamen öeeft, (9O

[Vermeerderinghen. (i.) Horatius:

De Scyth, wiens dwalend\'huys op karren ^t velt door-wandelt,
En ftuurfche Geet in \'t Woudt al veel gherufter handelt,
Wiens onghemeten grondt, en onbefloten Landt gt;
Hem vrye vruchten draeght verrijckt van elcken kant:
Ên ploeglit niet langher dan een laer den milden Acker,
Dien
\'t naefte laer verpooft fijn beft-gheleghen macker.

{!,) Adam een boo?öeelt ban\'tme5cöeïötamp;
nes tegöen Ceifus. €nbeöoo?to(it6öieït0e eemgöfinsJ tgjeenxertui-
lianusfepbtbanbe
^iele: Het gheen natuurhjckis, ftaej te ghelooven dat
redeliick is, het welcke der Zielen van aenvanck lo-gefchapen is, te weten,
van den redelijcken Autheur, want wat falder met^redehjck zijn, t welcK
____\'nbsp;.r.tiflkfi/\'Ni\'. irlf late ftaen tpeen nv door

ti\'ghe moet men verftaen later te zijn, als \'t welcke d^oor rn-geven vatL -
pent is by-ghekomen en toe-ghevallen. Het bedrijf der overtredinghe felts»
en daer nae voorts in-ghewortelten voort gegroeyt, is io de Ziele, ghelijCK
oft nu natuurlijck mede ware, om dat het terftondt in het aenvanck der na-
ture by-ghevallen is.nbsp;j

(5.) sfneca ban befelfbe in öepo^enb-bjie^sy war« ojo^^i, d^^^
dien fy de dinghen niet en wiften noch kenden. Cnbaer rme^b^begJ;

fïgt;?oben ban recötbaerbigöepbt /tooo?ficBtigöept /
tigïjepbt/ boegöt ÖP baer bp: Het rouwe onbcfnocydf Icven hadde y^
vSfen allen d^^^^^nbsp;lofephus: Hebbende\'tgenspedt nietbc

roert door eenighe forghen.nbsp;- , ,nbsp;. . .

(4.) ^©eßabbönettnocmett\'t/nbsp;obet^

Apodaiypfis, lt;0obbei9cfeeteöföepbt. ^m öet S^arabö^/ftet Eccicß»

Ck. 3.

\'DecUm. 13 ■

M\'tcreb.Sai

-ocr page 211-

BS

ftes3c3p.43.vers 17.nbsp;tJenfeifW

( 5.) Jofephus: Welcke Boom was van kloeckheydt en verftandt. Tele-

niachus fepbt bp Homerus: Ick weetal goedt en quaedt, en ben niet kleyn

aisvooren. Zeno cittienfisnoemtfeboöificöttööepbt/ benuiffebangoe^
öe/ijuabemitttbbelmatt0öe btngben/ als bp Diogenes Laemus fiaet.
Plutarchus ban bCSÖCntepnc fienniffen: Wat foude hetfchaden, indien de
quade dinghen wech ghenomen zijnde, daer gheen voorfichtigheydt en wa-
re, maer wy hadden voor de felfde een andere deught gt; welcke ware een
kenniffe, niet van goedt en quaedt, maer alleen van goedt ?
; .(^O ^tet Olyrapiodorus bp Photiutn, ban be #ateC-pUtten bp Oafis,

bie beelen samp;emecn toawn*

^(70 een leben beftbjöft ons beftöepbelöcb Procopius, tnbe
^cctteftnnen/Geübte, hb.t. ^aer bpboegöt pUnius,b.h, cap.j. en vitru-

(8.) Cicero: Waer door, dewijl eens yders eygen werdt, \'tgeen van na-
turen ghemeyn was gheweeft, foo laet een yder behouden \'tgheen hem ten

deele ghevallen is. %t toelcBe ßp becblaect boo? een öbelijcfeemffe boo?
chryfippus, bebatöt ban een loop bane/ baet men met loopen fijn tegen-
pattöe macb obectoinnen / maer niet ßem matb toetö flooten. ^e fiho-

tMßes »iwttmpmkam ümtii; Ghelijck een Huys oft Acker fonder Heer gemeyn
maernuin-ghenomenenaenghetaftzijnde, eygen werdt. Varroin-^ï^e
mdo: De Aerde is van oudtsparticulierlijck uyt-ghedeylt om te bebouwen,
als Eturien dea Thufcen, Samnien den Sabellen. Solon bie fept: Den Rijck-
dotn wil ick wel, maer niet t\'onrecht verkreghen. Cicero
j. offic. Oock en
«aet de verbeteringe van fijn goedt niet te beftraffen, die niemant fchadelijck
\'Sj maer men moet alle-tijdt wachten gheen ongheiijck te doen.

(9*) Servius ObeC get 4 JSoetb ^oeidos, OP be b)00?bett cmri: Na
oat
uyt hct verdeylen der Bouwlanden de Rechten ghefproten zijn.

Söeflelt 5iinbe / foo fegsöen top / bat be ^ee/ \'t 5pin fiaec gefteel/
SiSE®^®®*^® boo?naem(le beelen gbenomen 5önbe / niet en ban ban pe^
quot;Ä^^e-epgbenttoerbem ||et toelcbe / betoöl\'tbp fommigentoe-
Swnbsp;firteä^J« «iet ban particuliere ban gSefcbieben/ maec

S?/ tISÏS^quot;^ betoöfen topftet felfbe boo? eccfl boo? befe moraie ce^

/ toaecom bat men ban be gbemeenfcbapgbe^
öoubt / en in befen göeen plaetfe en öeeft a©ant be
noEr.r?Ä?r?inbsp;alleröanbe göeb?upcb allen ©olcberen göe/

Sra?^quot;* W Ööerteben ban / om toater upt te fcöeppen/ om te btf=
be ^^nbsp;\'t^eifbe foube men oocfe mogen feggen ban

aS,ÄÄquot;^^^\'^^^^^^t9B5eö?upcfefeonbeöebben/toaertoeöet

en toare / göelöcfe baer iSöetJ^o^
opnbsp;felfbe fön 3©ettenontfangöt ban be göene bte

nen. ffiï^ öet göebiebt öeeft [ ©ocït öet recöt ban te mogljentooo^

ten / few poï?^^ ^^ gronbt/als ben temel oft be Sucöt me^

quot;™Ponius , LfiopMS D, quod vi aut tkm adde legem pimltimm D^profocquot;». ]

© a ,nbsp;Met

III.

-ocr page 212-

Het tweede Boeck ^ vati het

Met feïföe moetmen ooaößuöeti banbe^ant-pïa««/ ööcl- nt^iSöat
öéauaemjrïomteöeDoutocn/ m eenigöenbsp;batfe öeböen/

omsanbtbaerbanteöaïen/ enfianntet tipt-göeput toerben. ^aertS
cofft
een natuarïötfte reben/toelcRe niet toe-ïaet bat be Eee aengemercH«
3ttnbe / fm aïs top gefepbt öebben / peitianbt foube epgen toerben: toant
be innemtngöe tirecftt fttö alleen / en öeeft öaren boo?t-gancfe m btngen
btebepaeitsön/ [Baeromöeeft Horatius be^Ccfterenbtegöeenigeere en
öeböen / immima, onbetjaeïbe göenèemt.] baerom foo öeeft Thucj^ides,
öetïebfgö leggenbeEanbtonbepaeltgenaemt;
enifocrates, öetj:anbt
batban ben ^Ctöentenferen tn-göenomen
toas/ öareaf-geparibe Eanbt.
ïBaerbetoaterigöebïoepenbebtngöen/ om batfeepgöentlpcft tnöaec
felben niet bepaelt toerben / Cöet toater / fepbt
Ariftoteies, en toerbt boo?
fnn epgöen palen niet bepaelt) en ftonnen niet in-genomen toerben nocö
göe-epgöent / als boo? foo beel ais bie in eenige anbere faecfte begrepen
3ün: göeltjcït be
iniep?en en flaenbe 3©ateren 5ört göe-epgent en tn-göe^
tiomen / ais mebe be ïSibteren / betoöl fP binnen öare «ï^eberen en mt^^
üen begrepen 3ön. I^aer be Zmn toerbt ban be Slerbe ntet benepen/
ais 5i3«befoo groot ais be Sïerbe/oft oocft grooter/ ffoo öeeft Jarchus bati
ben lt;0ceaen göeboelt bp
Phiioftratus, hk^. cap.i.\'i baerom be ^ube gefepöt
öebben / bat be ?8erbe in be JBateren begrepen / en baer ban ombangett
iS: batbe groote^eealseenbanbtombelCerbegaet/ fepbt
Apollomus
•bp
Phiioftratus. SulpiciusApollinarisbpGcllius : Wat kanderghefeytwer-
den buyten den O ceaen te zijn, aenghefien de Oceacn van allen kanten alle
Landen omringet en omvattet ? lt;gnter(lOnbtbaei:Ka J Dewijl hy alle Lan-
den
op allerley wijfe, cn van allen zijdenoravlocyt naealle oorden henen,
foo en is buyten den felfden niet, maer door den omvanck fijnder wateren,
alle deelen der Aerden omringhelten bewallet xijnde, foo zijn alle dinghen
in\'t midden van de felve, diebinnen fijne grenfen befloten zijn.
germeeder M. Aciliusfept tot fijn ^Olbaten bp Livius: De Oceaen, weic-
ke den
aerdtbodem omvattende, eyndighet en bepaelt. ^efgÖelÖC«^ tn be

fmfinis stmci, toerbt be ©ceaen genaemtben banbt ber gantfcöer 3©erelt/
cnbetoaringöeberifierben:
€nbp Lucanus, öet toater bat be apaerelt
bepaelt en omcingöelt. €nbe en macö men Ölet göeen beelingöe berfte^
ren: toant alS be Sterbe eerfl göeöeeït is / boen toas be ^ee ten
meefte«
beele nocö onbeftent: en beröalben ftatt men göeen topfe berfier^/ op
toelcfie bê i^atien foo berre ban ben anberen göelegöen / tn be b^ungije
fouben ober-een-geb?agen / en malftanberen
berflaenöebben- «n oaer^
om be bingöen bie allen göemepn göetoeefl 3ön/ en in

ïctOvn

S.aet*ons ftomentot bie bingen / toelcfte epgen toerben fionncn / ma^
nocö niet epgen göetoo?ben jgn. j^oobanige jun beele plaetfen bte nocp
onbeDoutotenonbetooontsön» [i^ietBcmbus, itt\'t635o«6ber

Lib. 1.
Faxe^.

\'De Gen er.
lA.i 1,

Zihj.caf.z
Liè.i.t.ii,

-ocr page 213-

[^00 ficeft Alcm^on EcWnadas tit-m^
wentse/0em tiefcIfDetoe-ge-ïpsmt/ [Thucyd.tn\'t z 53oecuop tepHticq

i.iij

tis \'t semepn/ öc anïsm boo? grontiun. eerfie pïeegbt te gbefcöiebe«
iioojbetbolcfe/ oftöengfienen/ bte ober fietboUït regeert: ^epbere
Cefcbtebt baer nae b002 pber een/ bocö meer boo? aentoijfingOe / aï0 boo?
ïj?pbj««ge fteure en
aen-nennngbe. ^ocö foo eenigïje faecfte tn \'t gene?
taeï en grois aengenomen / nocö onber uarttcultere leeren en epgf aecg
met berbeeït en isf / foo en macö öet baerom ntet göeacöt toerben lebtgü

ntngö3$. foobantge btngen plegen te ^m öe ïïtbteren / jliep?en / jiaen-
bca©ateren/25ofrcöen/routoeenfcöerpeWgen.nbsp;^

3©an be toflbe ^teren/ ©tffcöen/ ©ogöeïen / moet men bat toa^-ne^ v
«wen / bat boo? be toet ban ben göenen bte
\'t gebiebt öeeft o^er be SSerbe •
Oft Eanben/ en be 3®ateren/ eenige bonnen beïet en beröinbert toerben/ ..
bat öaer niet 0öeoo?loft
5P be toiïbe 5^ieren / ©iffcöen en ©ogöeïen te
bangen/ oft bangenbe / boo? ficö te epgöenen en te beöowben: €n bat be
?^?eembe oft 55upten-ïanber^ aen fnlcfte Sletten mebe göeöouben 3ljn:
^e reben i$s / om bat tot be regeeringe m bolcftjs/ na ben regel ber ^ Jgj,
tjsn/ mebe noobigö t^/ bat be göene / bie ficö oocft maer boo? een ttjbt on^c. ^e
iitt begöeben/ \'t toelcft göefcöiebt / toanneer fp in bat gebiebt ftomen en rn,.
terft in-treben / ficö be ^nftellingen en lt;©?bittantien ban bat ©olcft göe= IZ\' Z
cj
ipcftfo?migömaecftenen(lellen» Cttbeengeltötet: tegen niet/bat mnob^fi.d^
Jitfttoil^ in be ïioomfcöe ïlecöten lefen/ bat nae \'t recöt ber l^ature/ oft r^^t-

^oomfcöe ï©et beele bingöen liet bp ben eertien flaet / baer ober anbere
l^itft^nanbersf öebben geo?bineert« iBaer toanneer be ^giurgöerïöcfte

mm te gebieben ban \'t geen \'t recöt ber Nature berbiebt/ nocö berbie^
sefiiebt/ foo ftan fp nocötansi be natunrlijcfte b?pöepbt bepa^
«« berbieben/ \'t geen natuurlöcft göeoo?loft toa^ / en
Sy» ïif öeöeerfcömgeenepgenbom félfiS/ toelcfte natiturlöcft berftregen
öomie toerben/ boo? öare ftracöt boo?ftomen en onberfcöeppem
aiaetongberber beften/ oft oocft nocö eenigö recöt in ^t gemepn ben

fS^L® \'Xquot;®^ onoer o?agöen oft btfputeren /

alle bat recöt/ \'t,................

moet ffiS ^\'^ftanbt aller bingöen. ïegt;ocö öet en i^ niet foo: toant men
eerftnbsp;be mepningOen ban ben göenen bte

ffir^^öquot;»nbsp;pemantinocöt b?eemt buncben/ oat men oaer

yiwcö foube onberb?agöen oft bifputeren/ naebemael be epgenbom

--------- \'t toelcft ontflonbt upt ben

wuere beöeerfcöingSen en epgöenbom in-geboert öewö^quot;

ynbsp;toeït^

-ocr page 214-

toele!« uööeïooben ftaet oat fooöaniöö öDetoeeft 5P Aöatfe op *t aïöêr^
iinnfteaftoeecfteuatttienatuiirUjcbe öiliütfifiepöt. 3©am/ aengöefteïi
oocü öe oeftöjenen ïï^etten moetert tot öten fin/ foo öeelöoenlijcft ts/ se^
toaen tottöeiv öeei titeet öan nocö öe ntanieren en geö^upcfeen / öte fnïc#
Itebanöenmetenöeamp;öen. ïDaecuptöan eerfteujcö boïgöt/ öat tn feet;
nrootennooöttoeöeeop-ïeeften fön Sracötöecbattet öatouöerecöt/ ö«
öoeöecentegebjnpcfeen/ als oftfe gemeen göeMeben toaren t om öat W
alle menfcöelöcbe 3©etten/ öten-tiolgöenöe oocö tn öe met ban epgöen^
bom en beöeerfcötnge/ bte öoogöfte en tiptterfte noobt fcöpnt upt-befon^
öert te 3ött. lier upt bomt / bat op be ^cöip-baert / inbien be Boft W
gint te ontb?eecben / een pber göeöouöen is öet föne in \'t göemepn bp te
bjengöen j €n foo macö tcb/ om mp felben te befcöermen/ alffer b?anbt
ontftaet/ ntönsnae-burenlupsaf-b?eecfeen: Cocft be (Coutoen enb«
petten aen ftncfeen fnöben / baer in mön ^^cöip bertoarret is / inbteji
öet anbers niet ban gerebbet toerben. [^oobanigöe bingöen en öebbert
geen boo?t-gangö ais upt groote en göenoecö-noobtfaecbetöcbe oo?fab^
uipianus,
Ljinitm, D. qaod vi autckm; bacr bolgt Öet €]cempel ban \'t öup0
tuffcöen bepben af te b?eecften / ottt ben bjanöt te ftutten.] a©elcbe öin^
genal-te-famenniet öoo? öe 25urgerUjtbe JBettn-göeboert/ maer bec#
Itiaert enupt-gelepbtsön. 3©antoocb onber öeCöeologanten öiemep«\'
ntnge aengenomen is / in fooöantgen nooöt / tnbien pemanbt ban eiber?
neemt\'tgeentotonberöoubingefönsiebensnoobigöis/ bat bie göeert
^ief- ftal en begaet: ©an toelcbe upt-fp?abe öereöen is / niet öie fott^
mige bp-b?engen / öatöeepgenaer ban öat goeöt/ nae öen regel beriief^
be geöouben is/ bat goebt te geben ben göenen bie göebjecb öeeft /maeic
om bat öetfcöijnt bat alle bingen onber öen epgenarenberïKplt 5ön/ntet
eenigeröanöe beleefbe beöoubeniffe ban öareeerfte gerecötigöept. 3©ant
tnbien ber eerfte uptbeplbers toaren göeb?aegötgetoeeft/ toat fp ban bat
ftuclt geboelöen / fp fouöen geanttooo?t öebben \'tgeen top gefept öebbm»

Seneca be ©aber fepbt: Denoodtfaeckeli)ckheydt, welcke een groot be-
hulp is voor de menfchelijcke fwackheydt, breecktalIeVVctten. (!♦)

ftaet/ menfcöelöcbe/ oft nae menfcöelöcbe toöfe göemaeclito cicero, i»

dc IX Pbilippica: Caffuis is in Syrien getogen, m een vreemde Provintie, in-
dien de menfchen de gefchreven Wetten volghden j maer naedien die onder-
druckt zijn, in fijn eygen nae de Wet der Naturen. Curtius
ftaet / dat in
een gemeyne plage elck een fijn eygen avontuur ftact,

[Vermeerderingh, (r,) Al M?at dwinght, befchermt oft verantwoordt*

comQv.2 7. ugt;.^. ïï^e felfbe seneca betblaett öet boo? €j:empelen in öe

(Ü^jetracten bartbe4Controverrie: Het is de noodt die de Schepen door
over-boort werpen, ontlaftet: Het is de noodt die door \'c omrftorten v3J»
Huyfen, den brandt blufcht: De noodt is de wet van den tijdt. ThcodorüS
Prifcianus, eenouöt iBeÖiCÖn-meeftet: Het is oirbaerlijck en dienftigh

denfwangercnVrouwen, ftaendeinperijckel van haer leven , voor \'t verhef
van cen gedeelte oft lidt, te koopen hare gewiffe behoudeniffe, ghelijck meO
aen de Boomen gebruyckt het heylfameaf fnijden der tacken gt; en deSchepeO

tc

X. 2. Ci»p
in rodem D-
ad C. Kha-
dhim, l. qm
«Aufragium
\'^.qmdait
\'D.de\'wcend.

L.

■ modmn.
item D. ad l,
.A luitiam.
Tom.z z. 66

CtVAT. cap.
feccatum.
f.l.J.I.

SsiQ lib.s.cj.

-ocr page 215-

te fwaer geladen zijnde, als fy door groot onweder gedreven werden, hebbranbsp;; ;

hare hulpe enverlichtinge door Ichade. j^et eerfïC OCCl ÖSfcr toOOjbétt fïetnbsp;i

op fcetfter inflrumettt / baer boo? men be ®?utf)t ben (toangeren
toen af-öaeït/ toelcïters befcöjpinge men btnt bp Gaienus en ceifus j

Haaet öter moet men feecftere toaerfcöoutotngen en cauteïen bp-boe- vir.
öen/ om ficö te öoeben en boo? te fien/ op bat befe b?pöepbt ficö ntet al ie
toöbt upt en b?epbe. ^aer ban foo laet be eerfle befe jjjn t ^at men op nk. z .nbsp;;

eile manieren eerfl moet berfoecden / oft men be noobt op göeen anbere ;

toöfeöanontgaenentebobenftomen/tetoeten /boojbemagiflraetaen \' \' •
tefpjeecften /oftoocfebatmen öetgcb?upcßberfaecltebanbenepgenaer
berfelfber/ittetbiöbenftonneberltrögöem Piato laet ais ban eerfl toe
toater te öalen upt fön siae-buurs putte/ inbien pemanbt op fpn ^göennbsp;|

Sconbt om toater te fbeclten tot op öet ^rpt toe gegraben öeeft, lt;Stt so-
ipn, inbien pemant op fönepgen tot beertigö ellen btep gegraben öeeft:nbsp;I

baer Plutarchus bp boegöt: Hy hieldt dat men de noodt molte te hulpe ko-
enen , maer de luyheydt niet voeden.
Xenophon in fÖU ^nttoOOjbt aen be
Synopenfen, fepbt: Daer men ons het recht van te moghen koopen
Vergunt, *t zy iti der Barbaren, oft der Griecken Landen, daer net
*t geen wy noodigh hebben, niet uyt moedtwil, maer uyt noodt.

ï©e ttoeebe is: ^at men fulcßS niet en moet toe-flaen nocö bergunt v 111.
lien/ inbien be befitter en epgenaer felfs tn gelöcfee noobt en göeb?eclt 3p.
3©ant in geUjclte oo?faecfie is be conbitie en gelegentöept ban ben beftt^

ter beter. Hy en is niet fot, fepbt Laftantius, die eenen» weicke Schip ƒ reucw L,b.s.c.i6.
«egeleden heeft, van fijn plancke,alwaei\'t oockom fijn eygen behoudenifle,
öiet heeft af-geftooten, noch een gequecften van \'t Paerdt geworpen- dewijl
ny hem onthouden heeft van een ander te befchadigen , \'
l welck fonde is , en
oiefondete vermijden, is wijfheydt. Cicero in\'t 3 ^ÏÖOeC^banbe ptCÖ-
W öabbe göefepbt
: Sal dan oock een Wijs man . indien hy door hongher

lelfs verfmachtj fiin fpijfebenemeneên anderen menfche, die nergens toenut
en
is ? In gheender manieren. Want mijnlevén én is my met liever, als ioo-
damgen genegentheydt des gemóedts , dat ick niemandt om mijns voordeels
Wille en verkorte. 25pCurtius lefen top:
Defaeckevanden genen die t üj-

nemetover en geeftis beter, alsdieèen ander\'tfijneafvordert.nbsp;\'

een berben: ^at men öet toeber gebe oft bergoébe^foo \'t toefen Itan. i x.
5^et 3Unber bie anbers gtjeboelen / om befe reben / bat eener / bte fijn
^Öt öeeft geb?upcftt/ niet berplicöt
istottoeber-gebenoftbergoeben.
Paer öet lt;S ber toaecöepbt meer gelöcfe / bat ßier geen bolltomen recöt

jtoobt foube opöouben en ober 5ön. 3®antfoobamaö«cöt ts göenoegö^
iSr« onberöoubingöe ban be natuurlpcüe billtcltöepöt / tegöens be
\'quot;^Wsöepbt ban beöeerfcötnge en epgenbom.nbsp;^

neSh?«**^^ »an men af neitten/ in toatbcegenöet geoo?löft ?p/ ben göe^
. otc een CJobtb?ucötige lt;©o?loge bijèrt / in te nemen eert plaetfe / ge^
tnbsp;bat in b?eben i^: fCe toeten / inbienbaèr geen iff^

bie

mamp;x. tn Exfcd. Cvhnbsp;i ji

nemen wy/\'^-J\'nbsp;quot;

-ocr page 216-

isie pïaetfe fottfenTosöentn uemen/ ett upt be felföeoiibecöamp;eïbeïgcBe
fcljaöe boen. €en anbeten i Snbien tnen niets en neme aïs alleen \'tgeen
noobigli 5p / om op fön öoebe te toefen / namelijcß/ be filoote Detoating«
en toeifeecliei-ingöe bec plaetfe / latenbebencecöten ^eecebe Slucifbic^
tie en infeomften: cpnbelijcft / foo bat göefcöiebe met boojnemen ban
be betoacingöe toebec obec te göeben / foo öaefl bie noobt fal obec 59«

Lih. 14. Jn OP\'ÖOUben» Enna , fepbt Livms, is ghehouden door een quaedt oft noo-

digh feyt: toaut Öet in befen guaet iS / alles toat eenigöfins bupten noot
^ejytiin göefcöiebt. ^e lt;Si?iecben bie met xenophon toacen / alsjptenöoogö^
cyu. Ut:;, ^töepen ban nooben öabben/ öebben boo? caet ban xenophon felfs/
beboo?bp-bacenbe aengöetaflet/ botö alfoo / bat fp be in-göelaben goe^^
becenben €pgöenacenonbecminbect enonbefcöabigöt lieten/ en öet
^töeeps-boltbbenbofïgaben/ enöacetoatöt betaelben. ^00 is ban
öet eetfte cecöt / batnaebebeöeecfcöingöe banbe oube göemepnfcöap
nocö obec-göebleben is/ \'t göeen top nu göefepbt öebben/ becnoobtJ=
toenbigöebeöoefte.

X T. 3|et anbecbe cecöt / iS ban onfcöabeljicfte nuttigöepbt want, fept ci-

i.offc. ccro, waerom en fal hy nieteen anderen mede deylen, als hy \'tfonder fijn
fchade doen kan j van \'t gheen den ghenen die \'t ontfanght, nut en dienftigit
is , en den ghenen die\'tgheeft, niet lafligh noch befwaerlijck ? ^©aeCOm

4. de bmef, jeneca ontbent / bat öet een toelbaebt macö göenaemt toecben / bat men
pemanbt becgunt macöt om bpec te itiogöen aentieben ban \'t onfe» 3©?

lefen bp Plutarchus innbsp;Wanthetons niet en is gheoorloft, oft eet-

bare waren te verderven, wanneer wy-der meer dan genoegh hebben, noch
de Fonteyne, wanneer wy daer uyt, foo veel ons luft, gedroncken hebbeHf
teftoppen, oft verberghen en bedecken j noch de baken en teyckenen van
de Schip-vaert, oft op de reyf bare weghen wech te nemen, als fy ons nut
gheweeft zijn, en ghedienthebben.

X11. ftlfoo een ïlibiec / boo? foo beel bie fulcbs genaemt toecbt / iS epgen/
enbeöoo?tbat©olcft/ binnen toiens ïanbt-palen biebloept/ oft ben
göenen bie öet göebiebt öeeft obec bat ©olcft: en ifaet bien b?p eenigen
lt;©am baec in te leggen ^ \'t geen in be ßibiece gcoept en toafl/ öoo?t öent
^toe. iiBaecbefeifbe ïlibiece/ boo? foo beel bieeen ücoomenb\' en af-blie^
tenbetoatects/ bat baec boo? becflaen toecbt/ is göemepn göebleben/
namelöcb / om u mogöen göeb?oncben en göeput toecben ban pbec eem

Ovidiusfßpbt:

Wie faLverbieden Ylicht van\'s anders licht te ontfteken ?

Oft fluy t (de Zee, dat hem gheen water mocht ontbreken ?

toelcfeen Ovidius Latona oocfe tot be Lyciers fp?eeCfet ï Wat hindert
ghy my\'t Vocht ? Is\'c Water niet ghemeen ? ^aec ÖP OOCfe be 3©atecen

noemtpublgcgueal göemepnegaben/ bat ts/ bie ben.ïlli^,nfcöeiigöe^
mêpn 5ün ^ öet toao?bt pqbiijcq, toat onepgöentlöcfe gebjupcfeenöe/ i^i
toelcfeen ftn oocfe fomtnige btngen publöcgue nae \'t cecöt b^n jaolcfeecen

gm

-ocr page 217-

öTjenaemt toetîren. virgiiius neeft m gfidncfeen fin géfepöt/ öat ôet m^
tec boo? een pöee open ftaet

^ ^^ Sattöen/be^teoomen/en foo een geöeeïte öer ^ee ban x 111.
eentôbfoitbgbe-epgbenttiS/ moeten open ftaen öen gfjenen öieöoo?-
tocöt beboeben/ en ban boen öebben tot recötbaetötgöe oo?faben j als te
toeten/öte
ttpt öate Eanöt-palen berbjeben sönöe/ leöige Eanöen foec^
^^nbsp;öanöeltnsöe ban moopmanftöap / met ©olt^

öaer af-eöelesöen / oft oocb / om öat fp öaer ßcebt öool
ÎSÎinbsp;lt;©oilogö toeber öalen bjtllen. Iter ban ts be felföe re? -sm 3.«./.

r öoojen / om öat be beöeerfcötngöeen epgenöom öeeft bonnen •
m-gijeboert bjeröen / met beöoubingöe ban foobanisö geb?«pcß / toelt=
He oefen
nnt en ötenfttsö / en ööeenen met ftöabelöcb en ts : en baerom
woaer boo? moet oöeöouöen ioeröen/ öatöeinboerbers ban tenep^
penbom öat lieber gljebjilt / en foo berftaen öebben. a©p öebben baer
m?öeerlöcb Cjrempelin be tifto?fe ban Mofes, be toelcbe / als ÖP
moeft boo?-trecben boo? anber lieben Sanbt-palen/öeeft ÖP eerft aen öen
^oumeen/ öaer naeaenbe2Cmo?iten öefe 3©etten enConöttten boo?-
pflagen / öat öP op be Hlanbt-ftrate öeen trecben foube / en niet af-toöc^

^nﻫ» ÖPP^t^ ban\'t öare noo^
SiSS« (i\'^^?\'quot;^^Öpbeöoo?lötbbetalen. 3©eltbeConbttien/allfe
öeeft
öp öen 1tlmo?ttenöeföalbenöeretötbaerbi^
Pelt;©0?l0gÖeaen-gÖebaen.
(u) VVant, fepbt Auguftinus, de onfchade-.
quot;jcke door-iocht werde haer ghcweyghert, welcke haer behoorde openÄTo\'\'\'
quot;tf ^^ . alder-billijckfte recht der menfchelijcke ghefelligheydt. ^e \' \'
J®?temen bie bp Clearchus bjaren / feiJÖen ; Wy füllen naer huys gaen, foo
gt;Te ons mcmant mpeyte aen-doet ; maer foo ons yemant overlaft acn-doet,
hifsiî\'^\'iquot;^^ quot;jp®nbsp;pogen af te keeren. 25p-naeopgelöc6e

^\'\'^\'^öp uptlfientoeöer-öeerenbe/totTroas göeft
S*«nbsp;Öt^»^ ^an Piutarchus tnfgn leben.] geb?aegt/oft fpbjilben

be ?nbsp;iî?ant boo? treeften foube î €n Lyfander b?aeg^

tnetrS^ piutarchu. in öefes leben.] oft fp toilöen öat öP
TacitusfSïf^^ oftmetgöebelbepietfeenboo? ttetbenfoube. 25?

ftandt dede dat hnbsp;öien ban 230rt aen î Soo niemant haer tegen- mßorJih.^,

; 1

Vlut.CfM.

men

J door-tocht onfchadelijck wefen foude ■ maer foo
openen ritsnbsp;ontmoetede , dat fy met het Swaert den wegh

^ftter^bL hSL^^^^nbsp;gDeb?atöt öoo? öeEanöen öer .Co?tn.

ﻫ Wrtmnbsp;ober beftraft sönbe/ batöp niet eerft

ï\'^Seliim ^^^^^^^nbsp;öabbe/ betoöï felf^ öie aen eens anöers

^^^rghvSL?*^^ ttt-öaetaismetbeiiebenban ben^upSöeer/ fepbe:

^vrmï ïnbsp;Cleoncrenen Megarenfen deuren nietghe-

ghenennbsp;Op-gebroken, rekenende dat alles moeft open ftaen voor

ft^pbenniihbihnbsp;hebben. ï|et göeboelen öat tuffeben

totötte berfSff^ï^®^^/ toaeratötigö / öat men eerft beöoo?t boo?-
quot;\'\'^^«en^ maec foobiegöetoepgöert toerbt/ bat menfemet

ünbsp;aöe^

-ocr page 218-

ööetocïöt ttettieit (2O macD. ^ifao Ißtft ööebaert Agefiiaus, bjeöec-öee^

wnbß upt 2fifien i [^tet weöe öiet uan Plutarchus tn fön leben.] aï^ W
ban ben Coningö in iBacebonien boo?-totöt berfotöt öabbe / en bie ge^
anttooo?t öabbe/bat öPftcö öaei* foube bei:aben
j fepbej Laet hy fich be-
raden, wy füllen ondertuifchcn door-wecken.
€nbe ÖieC eugelbt ttiet/bat

pemant mocöt inbienben/ öat ö» be groote menigöte ber boo?-trecfeenbe
b?eeft. 3©ant miin recöt en toerbt boo? utoe bjeefe niet toecö-genomen i
en bat nocö beiS te minber / om batter toegöen enmibbeïen 30n om op
fön öoebe te toefen / en baer in te booifien göelöcß aljs batfe met ber^
beplbe öoopen boo?-göeïaten toerben bie ^ep?ïegöer$s / oft oitgetoapent
fonber göetoeer/cjogöelöcb bie ban Coln tot be l|oogöbuptfcöe fep#
ben: toelcamp;e toijfe oocb strabo aentoyfï / bat ban oubtss in \'t Eanbt ban
H.juih.i. jjg Eieenfen ijS onberöouben getoeejt: ^nbien be gene / bie ben boo?-tocÖt
toe-ïaet/tot boften banbe göene bie boo? - treeften / beöoo?ïücfte befet^
tingöeenlt;©uarnifoenenöure enbeftellej ^nbienber lt;©üfeï^ en #fta^
gierss göegöeben toerben/[€]cempel
ijtbt göp in Procopü 2 ^oecft bet
©erfifcöefaecftenO öet toelcfte
seieucus epfcöte ban Demetrius, op bat
ÖP öem lieteberbiöben binnen bepalen ban fgn nijth, aülfoo mebe en
gélbt niet om ben boo?-tocöt te toepgöeren / be b?eefe boo? ben göenen/
tegöen^ ben toeïcften be göene bie boo?-trecftt / recötbaerbtgöe ©o?loge
aenbangöt. ^taet mebe niet ttteer aen te nemen/ bat men fepbt / bat
men boo? een anberen toegö oocft ftan bO0?-trecften: toant een anber fou^
be oocft eben \'t felfbe alfo ftonnen feggen/ en fbube alfo öet recöt ban boo?
ie treeften / gantfcö te tuggöe göefet toetben; maer öet isê genoegö / bai:
beboo?-t0cötberfocöt toerbe fonber argö of lift / baer öet naeftenbe^
^uaemft i^. Snbien be gene bie boo?-trecften toil / een gantfcö onrecöt^
öaerbige lt;©02l0gö aenbangöt ^ inbien öp mön ©panben met öem fteept/
foo ftan icft öêm ben boo?-tocöt toepgöeren: toant öet foube felfjs geoo?^
Joft 3ön öem in fjjn epgöen Eanbt tegöen te treeften / en fön repfe te be^
ïetten. \'^ocö foo i^ men niet alleen ben perfoonen/ maer oocft aenbe
^oopmanfcöappen enlt;0oeberen ben boo?-tocöt fcöulbigö t toant nie^
manbt en öeeft recöt om te beletten / bat öet een ©olcft met öet anbere/
toie bat oocft 3p/ ban öem af-göelegöen / ben l^oop-öanbel en €om#
«tercien b?öbeen onberöoube; toant boo? be menfcöelöcfte gefelligöept/
cn oRberïIngöen omgancft baer aen göelegöen / bat fulcft^r toe-cöeia^
ten toerbe / en fulcft^ en göerepcftt oocft nietnanbt tot fcfiabe: iJ^ant of
fcöoonpemanbtbetoinfte/ öieöpöoopteenbertoacöte/ maer bte men
Dem niet fcöulbigö toas? / tnifte oft minberbe / bat moet boo? geen fcö^^
be göereecftent toerben. 25p begetupgöenijfen bie topeiber^ öebben/ tot
betoösS ban befe fafte
öp-göeb?acöt / fullen top-bet nocö een toe-boen upj
Philo: [^n fijn gefantfcöap aen cajus be ^epfer.J ds gantfche zee wer«

met Vracht-fchepcn veyligh ghenoegh bevaren, door middel van den Koop-
handel , welcke fpruytuytluft en (4 ) treek totde nabuurlijcke ghefellighey^
cn omganck, we cke onder de Voickeren is, vermidts onderlinge de over*
«loedigheydt van
\'t eene, de behoefiijckheydt van d\'andere te hulpe ko^J\'

net

-ocr page 219-

anöerc tsf «pt Plutarchus3 ÖtcölfooUan Ztt: Dit elsmenc
peefc onfe leven, dat anderfins wildt en fonder handelinge was, vereenight
quot;1 ghefelfchap ende volmaeckt, vervullende door onderlinghe hülpe\'t geen
öaermanghelde, endoorverwilTelinghe der goederen, de ghefelligheydt
en vriendtfchap
te weghe brenghende. ^m mCÖChèft tOOO?bßn tjait Liba-
ßms
puec-een-#emmcnj Godt en heeft niet aen alle deelen der aerden alle
dinghen vergunt, maer heefc fijne gaven door de
Land tfchappen verdeylt,
op aat de Menfchen d\'een des anders hulpe van doen hebbende,den omganck
5quot;|®^^®|j^gheydtmetden anderen\'onderhouden fonden.
Daer toe heeft hy
oe Koophandel verweckt, op datfe
alle in\'t gemeyn mochten nutten enge-
Ei^S ^^^ esnigher weghen ghewaffen en voort-ghekomen was.

mm Euripides mfijniCwuc-fpeï/ öe^upplicantengöcnaemt/boert
toelcbe ontïer bte brngfjen/ toelcbe betttienfcïje^
St inS befe If merfquot; ^^^^^ ^^^ gemepnen beften / oocb be ^cljtp-baert

Wat hier ofdaer ontbreeckt, en d\'Aerde niet wil draghen «
Met Schep en werdt gebracht gt; die \'t over Zee gaen waghen.

^ Florus fïaet: Den Koophandel wech ghenomen, en ^ verbondt des uh. j.

ö»enfchel!)cken ghdlKhtesverbroken zijnde.

AuguftinusfepbttecplaetfenStec aengbeto^
Si^^^Ö^^^^\'^^öÖe lt;©ó?logben toiecben ban ben ï^inbecen SfcaHs
ööeboect tegbenss be ?(Inio?itecs* ^00 öeeft Hercules boobt göefïagöen
ÄN^y \'Contngö ban
Orchomenen, ombat öpöemboo?-tocöt toep^

Sicnoiiaites ouec Horatius aensopfi» ©oegöt
oaecbpbea®etbec Sonsobacben/Ä^.--. cap.^.

U»; AriftophanesinAvibus:

^^s wy nae Delphos gaen op eenderhande tocht,
aen B^otien moet palpoort zijn verfocht.

Dan werdt eerft door-tocht verfocht, als

ïinptSttSr^nLt/\'quot;^\'^\'quot;^^- ^e©enetianen öebben aenbeloogö-

Cö^nbsp;fpflceben OmMaran.

Sn\'tfeulÄ/ anbecs als tegens openbace ©panbente göebinpcben.

Bern-

^«ffßbecttflojiebanltaltm» iêietoocbaenmeccbeipc»

§ znbsp;biagen

-ocr page 220-

bjaaenUattÖOOJtOCÖt tUfiTtBen Fredenck Barbaroffa, en Ifaacius Angelus,

ö» N icetas m \'t z 25oe£fi Uan \'t lebenban ben felfben ifaacias op ettelijtSe
piaetfen. ^n\'t ïl^uptfcöe ßgci^/öte boo?tocljt berfoecftt/moet bozge flel^
len ban be fcbabe tebecgoeben» ^tet Crancziusm be^aytfcbe / en Men-
doza .tnbej^ebeïlanbtftöe ^iftojte. C^far beeft ben ^bjttfecjS gfieen
boo?-totötbooifön5p|obinctebatHenbec0nnnen/ om bat öp acötebat
bie lupben/ toeltbe op öem ntet bjel te b?eben toatin / öaec ban obei:la|l
en guaet-boen ntetfouben ontöouben / lAi. ban be ealltfcöe#ojloge*

(4,) Servius op be4 Ecloga : DeSchipvaert komt uyt den Koophandel.
lt;Ên Op I.Georg. Hy gheeft te kennen , dat de Menfchen de ervarentheyt en
\'t ghebruyck der Schipvaert ghevonden hebben , uyt noodtwendigheyt vatt
veele dinghen die fy moeften foecken , het was een ghemeyn goedt en voor-
dceljdat den handel ter Zee open was. Ambrofius
tn\'t bjercft ban be ^CÖep^
ptngöei
Oe groote Zee als een Herberg hs van alle Rivieren, eentoe-voe-
ringe van voor-raet, waer door te famen vereenight werden de Volcken,
die
van den anderen gheleghen zijn. a©eltbe Upt Öet 4 250eCft Hexam. ban Ba-
ftiius
göenomen i0, Theodoretus in \'t 2 25oecS ban be ©oojfienigöepbt/
öeeft aet:bigölötbbe Zee göenaemt / bejISarcbt banbeSBecelt/ enbe
€planben / be uptfpanningen en rufï / oft berbecfcö-plaetfen in be Zee.
fal öier bP boegöen be tooo?ben ban
chryfofthonids\'aen steiechms:
„ 3^oe ban pemanbt toaetbigölöcb göenoegö upt-b?utften / öet göertjf en
„ gftemacbelötßöept tot onbei:lingen öanbel en tommetrcien onssberleenti
„ 3©ant op bat be l\'angöepbt ban ben bjegö / ben toe-gancb be^ eenen tot
„ ben anbet:en niet foube beletten / foo öeeft lt;0obt be ^ee / een bojte^
„ ren bjegö/aller-bjegöen befielt/ opbatbJpbe3©eceltalseeettï|upsfin\'t
„ göemetn betooonenbe/ malfeanbecen bitötoilss fouben befoecben/ en bat
„ een pbet:
/ \'t göeen bp öem bja.^ göetoaffen / mebe bepien / bieberom be^
„ guaitielöfït en göeboegölijcb ontfangöen fouben / be goebet:en bie albaeï
„ obecbloebigö m / en alfoo befittenbe een ftlepn göebeplte ber ^Herben/
„ al!S oft ÖP be gantfcöe ^erbe befat/ foube gljenieten öare goeberen bte
„ Ier-toegöen 3tjn. ^00 mogöen ban
nu/ m aen een göemepne €afel / be
3, (ïBafien
pber een / \'t göeen öaer boo?-göefet i$f / toe-repcften ben göenen
bie
berber af-gö^feten 3ön/ en baer-en-tegöen toeberom ontfangöen
„ \'t
göeen bu öem ftaet / alleen maer be öanbt upt-fleecbenbe.]
XIV. |igaerbeb?agöeig?/ oft op be 3©aren bie alfoo boo?-pafTerert te^am
be / oftboojbe^ïibiere/ ofteen gOebeelte banbe^ee/ toeitbalsfboo?
een aenöangöfel Eanbtss göerefeent toerbt/ mogöe tol göet^ot toer#
ben ban ben göenen bie \'t göebiebt ober bat Eanbt öeeft i ^et tlt;f getot?/
bat alle 3la|ien/ toelcfte geen opficöt öebben op bie 3Baren en Coopmart^
fcöappen / be billijcftöepöt gantfcö niet lijben ftan nocö berb?agöen/ m
bte foobanigöe a©aren op-göelepbt toerben. ^oo en ftan öet looft\'
gelbt / \'t toelcft ben ^urgöeren tot af-bjaginge ban be lafien ber $tep«\'
blïjcgueop-göelcpbt / ben
boo?-pafTerenben 3©?eembeltngen niet af-g^\'
gpl^cöt toerben. j\'feaer inbien/ \'t 5p om ben boo?-tocöt ber 2©aren te bet^^
feecfteren/ enbipertegöelepben/ oftimmer^ onber anberen Oocft

-ocr page 221-

öe / baer toe fulcfeïaflengöei)?asöenis3eEïJen/ foofeanoocjtottoetgoe^
binge ban fultbs/ oocb eenigen toi op be J©aren gefielt bjerben/ ais men
maec be mate ban be oojfabe ntet te bupten gae.
3©ant baec aenjangije
be cecljtbaecbigöepbt ban fcbattinge en oocb ban toU [^iet be Eongo^
bacbifclje Wtt/in tmh 31.C.3s- en ben 55?ief bec 2ßiffcboppen aen Cotttng ^ ^

Ludowijck, bte men binbt mtercapmU Careli C»lvi, cap.i\'f.\'] ^00 fieeft Salo- ^^

ttiontolgbenomenban bewerben en linnen-gaten/ bat be ^pjtfcije

engïjtepaffeecbe. ®anbena©iecooffe./ fepbt pftnius: sy en kan niet uyt-
ghevoert werden als door der Gebaniters lande, derhalven oock aen haren
Coningh tol betaelt werdt. [^iecgbelfjcben leeflmeU mebe öp Leo Afer,
itietbecceban\'tbegin.3 ^oo5ö»t»ieban|Bacfiliert beccöcftt boo? be
ötacöt / toelcbe Marius uptbe Rhodanus tn be ^ee öabbe boen lepben / ne-
mende tol van den ghenen , die met Schepen de Reviere opendeafvoe^n ,

als Strabo, ith.^. bectelt. [Ariftophanes in avibu4,t^ut mebe fpottettbe/ bjtl/
öatmen ootfebeEutötfaltse-floppen/op batbe a5oben motöten m^
otoongöen biecben ban ben bicben reucb bet (©ffecöanben/ tol te geben.]
^e felfbe
strabo,/«è.^. leert ons/bat bie ban Co?tntöen ban obec oube »#4.
töben tol ontfangen öebben ban beaäoopmanfcöappenen a©acen/ toelc^ ZfilZ
be om ben omloop bec ^ee bp Mal sa, te lanbe ban b\'een ^ee in b\'anbec
nb.i.
ööebocct bJiecbem 3lilfoo ontfingöen be ^aomepnen gelbt boo? ben obec-

tocljt op ben Itöön. Sclfs oock op de Brugghen werdt voor den over-pcht
betaelt, fepbt Seneca: Cn ban ben obec-töcöt obec be ßibtecen / 3ön be 190. zab^r.
^oecbenbec ßecftts-geleecben bol. i®aec öetgefcötebt btcfetoi^ / bat
be billycbe mate niet en toecbt glïeöottben / bjaec ban strabo be ^mpt- deeaheUMb.
ïupben bec 3llcabtecs befcöulbigöt / bit baec bpboegöenbe t want iiet valt ,6.

waer onder Machtighe en Vermetené een mate te ftellen, die den Koopman
niet laftigh en valle.nbsp;,

,.^et ntoetoocb benboo?Bp-bacenbenoft boo?Bp-pafrerenben öeoo?loft x v.
»/ een toepnigö te mogen bectoetoen / \'t 5P om öaerbec ^fonötljeptS
bjtuen/ oftpmeenigöeanbecececötbaecbigöeoo?faeclie. a®antbatöe^
Öoo?t mebe onbec beonfcljabelöcbeboojbeelen» daerom ihoneus bp vir-
^lus. ais men betroyanen itt 2llfctca niet bailbe aen lanbt laten/ beeft be
^Oben tot ^ecötecs coepen: (r.) enbeiS bp ben (a?iecben boo? ^cöt^
baerbtgöap-gbcnomenbeblagöebecMegarenferen, tegöens be ^töe^

riucdrtuui iji^ecKt. ^ojj sjat jie ïiacebemontecs ggeen teiyiuwi^w»\' /
pee oo?faecöe bonben om te oorlogen, ^aec aen ban meöe bit öanget/ \'Jy ^
«at men oocb boo? een feojten
tüöt een i^utien moge op-fïaen / te toeten/
göen lt;©ebec of ^tcanbt/ öoetoel top bebennen bat öe flranöt ban t
Web ts aengöetafl en gfte-epgöent. aa^ant öat
pomponius gefept öeeft/
baec toe öet confentban ben i5ecöt-öeec moet öebben/ om op öe
bSlï?^ ^tcanöt of in ^ee
pets te mogöen boutoen / bat betflaet ftcö
\'töftpS\'^35 lt;6öeboutoen
bte flanöt öouöen/ ban toelcbe te becflaeti t s

ohtnnbsp;Horatius fejjbt; De Vifeh voelt haer benauwt door \'t kg-

gtien van veel Dammen in \'t dieps van de Zee.

.Kegt».

-ocr page 222-

CV€rmeerderingh. (i.) Servius Opnbsp;VirgiUi: Want het befic

des Oevers komt toe den ghenen diefe in-neemt: daer uyt bewefen werde
datfe wreedtïijn, die anderen oock M^eeren van dingen die ghemeen zijn»
LaomedontSSban HercuIesJJOObt-ßÖeflaÖÖen/ Om bat Ö^ttl becba^ef
upt be 3|abeit ban fCcopen / foo be felfbe servius albaec berteït ]

gae ben 3^?eembeïtngöen felfs bie upt öare bjoonpïaetfen becb?ebeti
3önbe / aenïjoubt en baoonflebe foecRen / en macö men geen bjoonpiaet^
febjepgöeren/ als fpöetbejlelbe göebiebt en regiment ficö onbertoet^
pen / en anbere bingen meer / bie noobigö 50^ om ophoer te beletten / op
ficö ttemen. 3©elc6e btlliicfeöepbt be booKreffelpcfee ©oet recöt öeeft itt
atötgöenomen/ alsöp^neas boet befe conbitien boojfTaen/
schoon-
vader d\'oorioghs macht, Schoon-vader\'t Scepter houde.
lt;Sn Öp Halicar-

naffenfis fepbt be Coningö Latinus felfs / batbe faecfte ban Äneas recöt
enbillijcftis/ inbienöpbaergöeftomen toare bu göebiecft ban tooon^
plaetfe. I|et is be toöfe ber 25arbarifcöe bolcfteren/ beb3eembelt;©a^ett
te berbaöben / fepbt
strabo upt Eratoiihenes; enbe 5ön in befen beele bie
ban ^parten mtfp?efen en göelaecftt: €nbe nae öet oo?beel ban Ambro-
fius, sönoocftniettepjöfenbiegljene/biebe©leembelingen uptöate
^tabt berö?öbert. Ifoo öebben be
-ffioies be coiophoniers,bie ban iStoquot;
bus phorbas en fijn göefellen/ bie ban
carien be Meiiers, bie ban La-
cedemonien be Minyers, enbeCumecrs,attberetotöaerftomenbe/b2eem^
be ontfangöen. €n fepbt Herodotus met recöt ban be felfbe Minyers, alJ^
fp in-göenomen sijnbe / een beel begeerbenin be Regeeringe /
dat fy on-
recht en overlaft deden, enbeftonden \'t gheen niet gheoorloft was, en Va-
lerius Maximus
fepbt ban öaer / bat betoelöaebt öp öaer tn oberlaftbec^
lieert ts.nbsp;-

^nfgöelpcftS / inbien binnen öet göebiebt bes l^olcfiS eenigö on^
betooontonb?ucötöaer ïanbt göelegöen is/ bat moet men oocft bett
©jeembelingöen/ foofp\'tbegöeeren/ ober-laten / oft öet toerbt met
recöt ban öaer felfs aengöetaflet/ toant öet moet geöouben toerben boo?
nietaengöebaert/ \'t göeen niet beboutoet en toerbt / beöalben foo beel
Ijetgljebiebt baer ober belansöet/ öet toelcfte ben ouben ©olcfteonber^
ntinbert blpft. lt;§oo toijfi
Servius aen/ bat ben Cropanen ban be Eatön^
fcje
Aborigenes, gegeben 3i)tt tfebenttgbunberen öarbenfcö?ael3;antS\'
[3©t
Caro,Sefinna.en atlber auben.] wp lefen bp Dion Pmamp;aüCor^t. 7.
.Sy en mifdoen mets, die een deel des Landts, dat onbebouwet leydt, be-
bouwen,
^e A nfebarii riepen in ouben tpben; Gelijck den Hemel den Go-
den, dat alfoo de aerde den menfchelijcken ghefiachte ghegheven was, en
wat deel ledigh leydt, dat fulcks ghemeen was: oock op-fiende nae de Son-
ne en Sterren, als oft die teghenwoordigh daer by waren, vraeghdenfc, oft
fy oockwildenledighegrondenaenfchouwen: datfy liever de Zee wilden
doen daer over ftorten teghen de gene, die haer deaerde quamen ontnemen-

.fi^aer fp paffen befe generale fp?eucften ^ualijcft tot bte tegöentooo?btge
faecfte j toant bie Aanbenen toaren niet gantfcö lebigöcnonBefïagöen/
maerbienben om be ?aeeflen/ en öet m^ öee ^olbaten te toepbenJ

\'ttoelfß

Lib.i.

Lib, IJ.

i-DeOße.
mp.y.

HeroA. lib.i.
lt;t- 4. Tauf.
lHf.T.Orof.j.

DindJlb.s.
lib.^ c^p.6.

XVII.

II.amp;

neid.

Taelt. .An-
.tu/.is.

-ocr page 223-

J bjeltß eett retötbaerbtge oojfaecbe toas boo? bm ïïomcprttït / om baec
becfpccb te toepgljecen. Stet mtn cecbtbaecbelöcß biaegböen eectijbts

oe tiOmepnen aen öe Gallen Senones: war rechr (y hadden om van den Be- Lh. iiks.
Utters Ackers te ey flehen ^ oft die met Wapenen en Oorloghs gheweldt drey-
ghen gt;

* ?®löet ßbemepne cecöt tot be goeöecen / boigöt öet göemepne cecöt x v n 1,
tot be öanöeïtngöen en haben / \'t toelcb oft fimpelijcb / oftonöec feecbec
J^öecfteiungöe oft conbittegöegöeben toecbt. ^tmpelöcft en fonbec bef
otngn toecbt btt cecöt göegöeben tot foobanigöe beben en öanöelingöen/
»aec boo? men becbcijgöt en bectoecft be bingöen / fonbec toelcbe men
wt leben niet begaamelöcft nocö geboegölöcb ban onbecöouben. 3©ant
Diec en toecbt göeen eben foo gcoote noobttoenbigöept becepfcöt/ als om
em anbec fön goebtaen te taften: toant öiec niet geöanbelt toecbt bant
peen göefcöiebt tegöens toille en bancbbanben €pgöenaec/ maec ban
een toijfeenmaniecomtebecbcögöen met toille ban be Cpgöenacent
mtöts alleen bat öet niet göeoo?loft 5p boo?\'t Hellen ban eenigöe
Wtt/
oftt\'famen-fpanntnaöe fulcbstebecöinberen. 3©ant fnlcbe becöinbe^
rtngöe en beietfel|lr#öt tegöens be natuce ban göefelligöepbt en bucgec?
Uj^en omgancb / in bie hingen toelcbe tcb gefept öebbe.
mt tS \'t geen
ttoelt»
Ambrofius noemt (i.) affonderenvao den omganck en gemeynen J.ö^.c.y.
handel des ghemeynen Vaders, de vruchten die voor allen zijn uyt-gheftort
le weygheren, en de ghemevnfame omganck van leven af te wenden en ver-

3a^antbanobectolltgöe/ en bie alleen tot toellufien bectel^
P/J\'otbienen/ en öanbelen topniet / maec ban bie bingöen/ toelcbebit
«benbecepfcöt/ te toeten / boebtfel/bleebingöeenmebicönen.

[.Vermeerderinghen. (i.) Plutarchus, tn\'t leben bau Pericles , feptban
oei^egacenfecs: Sybeklaeghdenfichhooghlijck, dat fyvan alle Koop-
^anfchap en Marckten , van alle Havenen die de Athenienfers befaten, wier-
den gheweert en af-ghedreven, teghens de rechten der volckeren., Seneca,

Sï/ïT; ^«^^eit öebbenbe öet becs ban virgiiius, toat pbec Hlaitót boo??

entoatfetoepgöectboo?t te b?en8öen: Die dinghen
n d• h r Landtfchappen verdeylt, op dat den Menfchen den Koophandel
nooaign ioude zijn onder hen-luyden, indien de een van den anderen on-
aerlinpe wat moefte verfoecken en afvorderen,
m felfbe/ Nam^UM:
^oclf heetf hy alle vokken onder den anderen de commercien en handel ge-

cecötöebben om befe btn^
öillöcbep?ns tebebomen j upt-göenomennocötans/ in^
Bocw^öen^^ ban toelcbenfuicbs begeert toecbt / bie btngöen felfs be^-
»eXnnbsp;öebben: göeUjcfe ban in öoogötie öeb?ecft t becboo^ J/.

berboben toerbti CCaffioüorus,E/i/?.i^. De over-
daer het \'l^\'^^^^dt-koorn moet eerft en vol tot voordeel ghedven den Lande
^quot;^alfenis.]
^OCfttaUS betOOnt AKbrofius Op be aett-^^e^^

XIX..

-ocr page 224-

168nbsp;Het tweede Boeck, vati het

urn Mlaetfe / öat men feïf^s nfct in ben öoogöften noot ïre jBieembeïinöen/
bie men eenjs beeft in-oöenomen / macö upt-jagôen / maer fiet gemept
ne Quaebîin \'t göemepn te famen moet b?agijen en bulben.nbsp;_

X X naaer om bet fijne te berftoopen / en öeeft men göeen btllijtft recöt»
d-4. kanteen Pber (ïaet b2P bp öem felben boo? te nemen en te fiellen / toat
joj.amp;g», totöilberferögöenoft niet. fllfoo toilbeninoubentöbenbeHeberlan^
fegöeen ïl^ijnen /nocö anbere b?eembeBoopm^fcöappen toe-laten
ïL-i.»./; qftin-nemen. €n fepbt
strabo ban bemabtfcöe ^abatöeen: Dat het

gheooriofc is fommighe Koopmans waren by haer in te brenghen, doch fom-
%rab.uii. migheniet. [^ietCrantziusSaxon.n.]nbsp;. ^ ^

XXI. lt;©nber bit iSecöt / baer top ban fpieecben / öouben top bat mebe W
grepen is? be b^Pöepbtban l^outoelijcfeen te berfcecben / en te bj^upten
metbenaeburigöe©olcfeen/ te toeten / inbien
een©olcbbanjBannert
«Ibers? upt göeb?eben
5ijnbe / op anbereplaetfe aen bomt î toant oft toei
niet gantfcöelöcfe tegenis be menfcöelijcbe nature en fitpbt fonber ©?ou^
toe te leben / foo flrpbt öet bocö tegens? be nature ban\'t meerber-beei ber
iBenfcöen
x toant beongöeöoutobe flaet pad alleen ben uptfleecfeenben
göemoeberen. baerom be macöt om ©?outoen ficö te berbregen /ben
mannen niet moet benomen toerben. 25p
Livius berfoecbt Romuius tot
benaeburen/ batfp göeen ftoarigöepbt toillen maften / menfcöen mw
menfcöen öare bloebt en göefïacöte te bermengöen. Cn
Canuiej us bp bert

felfben: VVy verfoecken het Houwelijck, \'c welck den Geburen en Vrecm-
delinghen pleeght ghegunt te werden. Door het recht der Oorloghe , fal
dc
Overwinner met recht ten houwelijck nemen de Vrouwen , die hem met on-
Deàvitau rechtgheweyghertzijn, nae
\'too?beelbanAuguftinus. ^ocö be25urger^

D» gt; likt. jjjcite ji^etten ban eenigöe ©olcften / toelcfte ben 30?eemben öet ^outoe^
lücft toepgöeren/ fleunen/ oftopbefe reben/ battentijbealssbieï©et^
ten göemaecftt toaren / geen Bolcften en toaren bie geen oberbïoebt ban
3©?outoen öabben / oft en öanbelen niet ban alleröanbe ïloutoelpcften/
bierecöt-fcöapensijn/ bat is?/ toelcfte fefteregetoiffe effecten en b?ucö^
ten ban 25urgöerlijcft recöt boo?t-b?engöen.nbsp;^ .

X X t T 3|et göemepne recöt tot feecftereöanbelingen en baben / upt onberflei\'
2. linge oft fuppofitie/ iss/toelcfte eenigö ©olcft ben bjeemben en a©töeem^
fcöen fonber onberfcöepbttoe-laet en bergunt. 3Bant inbien als? b^
eenigö Ï^olcft toerbt upt göefïoten / foo göefcöiebtöet feïfbe ongöelöc»\'
ailfoo / inbien ergöens? ben ©jeemben toerbt toe-göeïaten tejaaöen /1»
btffcöen/ ^aerïentebifTcöen/ bp€eflamenteteerben/ öaw
goeberen
te berftoopen / oocft aï öebben fp göeen geb?ecft ban ©?oui^n / aen ö^J^
teöoutoeïöcften/ foo en ftanfuïcfts? een ©oïcft alleen niet geto^gert toet;
ben/ tenjpbatter eenigöe mifbaebt
5p boo?-gÖegaen: om toelcfte ooi\'
faecfte be anbere i^ebjeen ben 25eniamiten
ontnomen öebben / be maCB«\'
ban aen öaer te mogöen öoutoeïijcSen. ,nbsp;, i-^i

iBaer \'t göeen top göefepbt öebben ban bingöen bie toe-göelaten
moet berflaen toeröen ban fuïcfte
btngen/bie toe-gelaten 5ijn upt ftcW
ban be natunrlijcfte b^pöepbt / boo? geenberöanbe Bet nocö toecö-Ä

Lib.i.
Lik.\'t.

Tat. d. rel
■a.z.i

lud.io.

XX III.

-ocr page 225-

nemen ^ijn: en nfet foo-fe toe-gïjelaten 50«/ boo? toelbaebt be ®et ont^
binbenbe. aBant in
\'t baepölieren banteeiöaebt en iS aSeen onrecfit ööe^
mim. €nbe alfoo aeljten top bat fean gljeacfo?beert en ober- een glje-
bjacöttoerben / \'tgfteen Molina geeftaengöeteMlsem
naFrandfcus vi-
«ona, als l)em comrarierenbe.

IlBpöiiebencßtbatootiEigöebtfuiiteertiS/ oftoot!» gljeoojloft ?p en xxiv.
b?P Ii«/ bat een ©olcfe met öet anbere een berbonbt maecto/ bat öet
l,/ ! f eenigeröanbe biucöten/ bte elbers ntet en toafen / aen öaer
alleenglberlioopen. Scftöoubebatljetgeoojloft 5
p/inbienbat^olcH/
ttoeitUe bteïioopt/toilligsp bie boo? bil}ijcfeenp?ijsaenanberen te ber^
«oopen. 3® ant baer én is anberen ©olclieren niet aen gelegen/ban toie«
bie bingöen / bie be nature begöeert. ^ocö be toinfle fean een
poer ben anberen onberbeurt onberfcöeöpen / infonberöepbt foo baer re^
oen enoo?raetlte toe 5p / als inbien -t ©olcït / todclt fultfis Öeeft bebon^
/ öet anbere ©olcli in fön befcöermingöe aengöenomen öeeft / en
v^r toe moet Itoften boenen aentoenben. €n foobanige op-ltoopinge met
nucßen mepntngöe göebaen / als tcft göefepbt öebDe/ en fïröbt niette^
Sgens öet recöt öer nature / al-öoe-toel fp fomtoijlen öoo? burgöerlöcße
3®etten/ om gemepn
p?0fgts toille/ pleegöt berboben te toerben.

verklaeit S : wdcke onderfcheyt
^ Ï- Op wat lechr shear?.?^nbsp;werden.

^ U\'rden!nbsp;in-Ehenomen

j wlJiien.^\'nbsp;^^^ in-ghenomen

V fuiä\'\'de deelen des Roomfchen
. ^athetn«!quot;\'^*^gheoorlofcwas.

i\' »n eenVifi^\'^quot;-^ \'sgens de nature niet en
Zee, weicke van\'t

quot; watw

Het derde CafnteU

Van de oorfpronckelijcke verkrijginghe der Goederen:

Alwaer van de Zee en de Rivieren gehandelt wert.

verkrijginge ge-
Ï Inbsp;in-Seminle.

XII.nbsp;Dat foodanighe inneminge geen recht
en gheeft, om te moghen onfchadelijckc
door-tochten beletten.

XIII.nbsp;Dat men het ghebiedt over een ghe-
deelte det Zee mach in-nemen, en op wat
wijfe.

XIV.nbsp;Dat men uyt ghewiffe oorfaecken tol
mach op-legghen, den ghenen die ter Zee
varen,

X V. Van verbonden, door weicke eenighe
Volcken verbieden buyten fekere Limiten
te varen.

XVI.nbsp;Of de loop van de Riyiere verandert
zijnde, het gebiedt mede verandert: werdt

met onderfcheydt verklaert.

XVII.nbsp;Wat men daer van houden fal, in-
dien de gantfche Piepte en Gracht veran-
dert zy.

X V111. Dat fomtijdts de gantfche Riviere
tot de Landt-flreke behoort.

X I X. Dat de verlaten goederen den Aen-ne-
mer toe-komen, ten zy dat het Volck eeni-
ge algemeyne beheerfchinge heeft in-ghe-

mnbsp;^00?

-ocr page 226-

lt;803 pactîcuïîcc en Dpfonöec wcïit/tocröt pet öet onfe boo?
fP2üUCbeli)tBetoerbrö0tnge/ oft doo? af-WoepenDe oft af-w^
: ntenöe» €evti)ötS aïS öet gantfcöe menfcöeiöctïe oöejiacöte W
«nbergaöecenftontie/ foo öeeft öeoo?fp?oncfeeUjcfee Je«;
gtnaöe oocïî öoo? öeelingöe bonnen göefeöieöen / aïS top gefept öeamp;öen/
ntaecnnaïleenöoojtn-nemtngöe.nbsp;^^

f emanöt mocöt ntogöelöcfe feggöen / öat oocït öoo? to^-ïattnge ba«
btenaöaecöepöt / 0002 fleiïingöe ban panbt / pet oo?fp?oncbcIiicbS bet\'
firegöen toeröt: maec öte\'tcecöttnftet/ faïbebtnöen batluWgöeert
ntento cecöt iS / als aUeen tn öe toöfe en mantece : toant tn bcacöt felf?
toaö öet tn öe beöeecfcötngöe öes üeecen en Cpgöenaecs begrepen.
Paulus be iwecöts-gbeleecöe cefeent ött oocb onöec öe oo?faben ban ber-
Lnbsp;/ toelcbefcööntalber meeft nam

§ JuL.Ti. feifó öeböen te toege geb?acöt/öat öet tn öe nature 5p/ öat ts/ fo toP Çïff
Ltlöfiemaecbt/ te toegöegöeb?acöt/ oftfö« toefen göegebenöebbejt.
baer aengöefien niets natuurlöcber toöfeontftaet oft boo?t-bomt / aï^
MPt ftoffebie te booïen al toas / toeïcfetftoffe / inbtenfeons epgöen toaS/

IV.

geöaente öaer is in gebaacöt/ en öaer öie geftafte gegeben : inbimfe nie^

ban in neminge : inöienfe eens ©?eemben is / fal öier nae blöcben/ bat
fulclts boo? ons alleen niet berbregöen toerbt.

âtaet ons öan nu te beften ban be in-nemtngöe / toelcbe nae bte eer^

fte töben öeeemgöenatuuitïjcfetoöfeiSbanberbrögtnge / oft bteoocB
ieû0îfp?0ncbelii£be 5p. ^nbérbie bingöen bteepgöentltjcfcntemanöt

0ratkquot;lt;3 î.

boo? foo beel öie ban öet onöerfcöepöen ts. seneca öeeft bepbe oe-

fe bingöen albus Upt-geÖ?U£bt: ( i.) De macht over alle dinghen behoort
den Coningc!] toe, den eygendom aen een yder in \'t particuher. Dion i ru
fenfis,
Dp öefe toöfe: Âlîsndtrchapbehoort de Burgherfchap toe, doen
des niet.-te-min befitdaer in een yder het fijne,
let ^pCß Öeeft gemepmiÇ»

ttoeeöeilep ftoffe bie öen onbertoojpen is : boo? eerft be ^erfoonen/toeit^
U fo9?ïe fomtoölen alleen göenoegöfaem iS/ als in een ôep?bracDt »ju
jannen / ®?0utoen/3äinöeren/ biemeutoetooonplaetfefoecwn. oj
anïïere ftoffe of ttoeebe materie / is öe plaetfe/ toelcbe gemeenjncR w
Terntormm, ôeEanbt-ftreîie göenaemt toeröt n^ocö ai-öoe-toel giF
meenlfjtB en beelttjötS Det mm en öe beöeerfcöingöe ^^n eemge ^
be felföe baebt plegöen berïiregBen te toerben / foo .TOtanS

becfcöepöen, [lëerDalben men ooc^ bp Apoiiodorus ftet/ öat öe

öenfoo toel ban Arcadien, als Attica, göeöeplt toaren /^n een met-fj
min m gantfcöe mm göebieöt beöMtt] ^aewm öe beöeerfcj Wj
niet alleen aen ben ïèncgeren / maer oocb aen ben ©?eemöen bomt /
ïtöcö blöbenbe bp ben göenen/ bP toelcben öet te boo?en toas.
fön ^ ban öe öeplingöe ber icberen/ fepbt :
üc Autheurs van de ac

II.

IIT.

-ocr page 227-

^ijfinge en deylinghe, alfo de Ackeren der Colonien, en nieuwe plantingen
aer Burgeren, niet ftrecken oft toe-langen konden , die fy uyt de naeburigc
^ant-ftreeckeen Jurifdiaien genomen hadden, hebben fyfe wel den toe-ko-
nienden Burgheren der Colonien aenghewefen, maer de Jurifdi^^ie over die
tanden die haer aengewefen waren , is gebleven bv den genen uyt wekkers
Lant-ftreke die genomen waren. Demofthenes ttt fp OratieUatt Halonefus,

ïJf ESf^^fßew« / toeïfite ben mm toe-tieïjoojen/ bten be aant-fiïeUe
we-Hointj
egktaemeta , bte baec öupten toe beöoo?en / ktaemeta.

(ï^) pïaetfe ts int 7 ban be toelbaben/

©olgbttn \'t 5 cap* De Coningh befit alle dinghen door heerfchap-
Pye en ghebiedt, yder in\'t particulier door beheerfchinghe, €ncap.6» De
Keyier heeft het alle : De Fifcus heeft alleen particuliere en fijn eygen goede-
vrf\' ^^quot;quot;^^chas, hh.ie. Epiß.s^. Ghy-lieden regeert het alles, maer laet een
yder het fijne. Philo: De Coninghen , hoewel fy Heeren zijn van alle din-
»nen, die binnen haer ghebiedt zijn, oock van die dingen , welcke van den
articulieren befeten werden nochtans fchijnen fy maer die dingen te heb-
welcke fy haren Verforghers en Rentemeefters bevelen om uyt te dey-
len , van wekken fy de jaerlijckfcheinkomften ontfanghen. Plinius Pane-
gyrico : Eyndelijck is het rijcke der Princen grooter als fijn Erfgoedt oft Pa-
trimonie,]

een pïaetfe toeïcbecs Jlptfe nn aensbebaect en tn-ööenomen
öebben top biec boben gbefepbt/ bat öet recöt ban coecenbe goebe^
S te taflen / boo? ®ucgöerltjcbe
Wtt ban boo?-geftomen toerben:
want bit recöt bomt upt öet toe-latenbe recöt ber nature/en ntet upt öet
«Deotebcnbey batöetalïe töbt foube göeoo?loft3ön: toant be menfcöen
ff/ 5Öefelltgöepbt fulcbs ntet en berepfcöt. ^nbten pemanbt fept/ bat
get ftötjttt een recöt ber ©oïcberen te 3ijn/ fal tcb anttooo?ben / aï t|t
.vgooit bat tn eentgö beel ban be JBereït fulcbs tn \'tgöemeen alfoo aen^
§S«jen5p/oft aengöenomen göetoeefï 5P/ bat öet nocötans göeen
berb?agö onber be ©olcberen/maer bat öet tsöet bur^
onber öaer berbeplt/ öet toelcft ban pbec
3Öbber nocöbeele

SÄÄ^ be toelcfee be ïïeètS-göeïeerbe noetben/ \'t recöt bec

toerben/ tnbfen top alleen öet natuur^
ööS / if/Änbsp;beöeerfcötngöe plaetfe öeeft / alS m ben

VI.

in-göeboert/ bat oocft bejongöe
öÖen S hnbsp;mogöen beöeerfcömgöen qntfan^

maer ntSll ^^P^^en beele btngöen tnflellen bte bupten be nature 5!)n/
wpt gunZJ5iquot;nbsp;daerom be beöeerfcötnge/toelc^

tot be jongïje ^tnbmn / ^n ben göenen bie ö^ersöeipcö

® 2nbsp;59quot;

V.

-ocr page 228-

3i)n öoo? tonfettt en toe-fïemmtngöe öec ©oïcftecert / ötc toat öeftfiepöc^
iöclier teben / iö tn-geboect / bie beftaet binnen be eerfïe baebt / foo men
in be ^cöooïen fpaeecfit / enbe fean tot be ttoeebe baebt nictgöercpcben/
bat ij$/bef}003t alleen tot beamp;öen ban\'t recöt/ en niet om batbooi öen^
felben te göeb2UMfen/ nocö in\'ttoercö te fiellen. a®ant be berbjeem-
binglje / en foo baer eenigöe anbere bingöen meer ban göelijcber nature
5tjn / beflupten in öare eiigöen nature een baebt/ ban toille bie berflanbt
eöeb?upcftt/ toelcfte in foobanigöe perfoonen niet 3ijnftan. 3©aer toe
Gal 41. men niet gualijcft macö paffen öet feggöen be^ ^pofiel0 Pauü, bat een
minber-iarigöe onber ©oogöböe flaenbe / al iO W l^ere ban föns ©a=
ber^ goeberen / foo lange alss öP minber-jarigö fs niet en berfcöilt ban
ben bienflftnecöten / te toeten / in
\'t oeffenen ban fijn öeerfcöapppe. a©p
öebben öier boo?en begonnen ban beEeepet toat te feggöen/ \'t toelcfte
top nu moeten bolepnbigen.
VII. ^e i^ibieren öebben ftonnen ingenomen toerben/ al ifl batfe nocö Bo^
ben / nocö beneben inbe Eanbt-fireecftebefloten 5ijn / maer met öet bo^
benfleenbenebenfietoater/ oft met be Zee te famen aen een öangöen»
3©ant öet göenoegö bat öet meefle gebeelte / bat ië / be 5ijben boo? be
oeberenbeftotenjön/ en bat beiSibiere in aenfien ban be aenleggöenbe
Utanbeneengeringeisisj.
vin lt;©P fulcfter toijfe fcöönt bat oocft be Zee öeeft ftonnen tngöenomett
\' toeröen / ban ben genen bie be S^anben aen bepben 3öben befittet / al ifï
batfe ban boben open i0/ alj^eenboefemoftfnöam/ oft ban bobenen
banonberenopen alleen baert/ flrate/ oft engen boo?-gangö/ alsf maec
\'t gebeelte ber Zee foo groot nieten i^ / batöet metbe Eanben bergele^
ften 5önbe/ niet ftan fcöjjnen een gebeelte ban be felfbe te sijn. €n \'t geen
m bolcft oft ïaoningö b?p fiaet/ bat fcöönt oocft aen ttoee oft b?ieb?p te
flaen / inbienfptefainenmetmalftanberenbe tuffcöen-göelegljen Zee
öeböen toillen aenbaerben en in-nenm
a©antop fulcfter toöfe^ijn be
iSibieren / bie tuffcöen ttoee ©olcfteren bloepen ban alle bepbe ingöeno^^
men/enbaernaegebeelt.nbsp;.

I .X. iBen moet beftennen / bat in be beelen ben ïSoomfcöen ïiijcfie beftent/
banbeeerfïetpenaf tot op öe Uepfer Juftinianus toe / ber J^olcfteren
recöt getoeefi i^ / öat be Zee ban niemanbt ingenomen nocö
aengebaert
foabe toerben / felfiS foo beel öet recöt ban te biffcöen aengaet. moet
men ntet lupfieren nae be göene / bte nieptten / al^ in be ïtoomfcöerecö^
L. ten be Zee toerbt göemepn göenoemt / bat men bat moet uerfiaen ben
D- derc^ iJlooittfcöen5:5urgöeren göemepn. 3®antboo?eerfifoo
5ijn be tooonben
rii\' Mvlr foo generael en alööemepn/batfe befe reflrictieen inbinbingöeniet fton^
\'i. nenlijben. 3©ant afö in \'t Satijn be Zee gefepbt toerbt allen gemepn te
X. vendit. 3ijn/ berftïaert rheophiius bat in \'t lt;0riecftfcö göemepn allen menfcö^^;
Tiame D Ulpianus Öeeft gefepöt/bat be Zee bau ttatutert allen opeu flact/ enalfo®

h- allen toe-ftomt göeltjcft als^ be lucöt boo3 allen fo. Ceiius f^pbt / bat
co pMico. g^b^upcft ban be Zee göemenn isJ allen menfcfien. ^aer- en-boben fg®

f f • onbetfcö^pö^nbe iïecötsi-göeleeröeftlaerïijtft ^\'^öingöenb^

-ocr page 229-

ban befe ßöentepne

: Inftitutien : Eenige diog\'en zijn nae\'c recht der
naturenaUenghenieyn,fommigezijn publijcque dinghen: Naa \'t recht der
naturen zijn allen gkemeyn defe dinghen, de Lucht, het ioopendc Water, de
Zee, en dien-volghens mede de Oevers en Stranden der
Zee: maer alle Ri-
vieren en Havenen dat zijn publijcque dinghen. 3BeïCfte ban Theophilus
becmaect/ ghemeen allen menfchen ■ Püblijcq, fepbt ftp / dat is den Room-
fchen volcketoebehoorigh. [Michael Attaiiates: €entge binden üclioojm
mien toe/ aöelijcïi be Eucöt/
m blietenbe en fïcoonienbe Wmt / m öe
^ee / en «©ebei- bec Eee.] lïaes:oocfe ban be ^tmnbt en #ebei: öeeft
N eratius gefepbt/ batfe ntet alfoo publijfg jijn/ als bte ömgen toelcfte tr-
pen goebt en patrtmonte bes bolcjC5ijn / maec ais öie bingöen/ toelcfte ^cTl\'J
eec|t banbe nature boo?tgöeö?acöt5ön/ en nocö onber niemanbts öe^
d.l nuore.
seerfcöinge geftoitien 5ön / bat iS / felfs niet onber be macöt ban eenigö p
boito; [^n Bafiiicoruin Egiogis, uh.i. i,t, i. cap.r^. ^e flrauben mn
«lier macöt. ^ietoocftii^.^^-.Ä^.ö- ] |Bet toelcfte anttooo?bt fcöönt te

jtrgben\'tgeen Celfusfcgjijfti De ftranden daer over het Rooagt;fche volck
het ghebiedt heeft, houde ick dat des Roomfchen volcks zij\'n : maer dat hec
gebruyck van de Zeeallen menfchen gemeyn is. |Baer ÖetfCÖfjttt batmCH

befe bepbe alfoo fbube ftonnen accoiberen / inbien top feggen bat Neracius
TO?cecftt ban be tiranöt / boo?foo beel \'tgöeb^uucft ber felfber / noobigö
ben barenben oft boojbp-barenben ï jiBaer bat ceifus ban be felföe
jPieecfttboo? foo beel öe felföe tot nuttigöepöt aengöenomen toeröt/ te
toeten/ toteenblijbenöetooon-öiipS: \'ttoelcft
pomponius ons lern/bat
jnen^n ben i^ecöt-ljeer mofie berftrijgen / göelöcft ntebe öet recöt ban
in öe Ece te boutoen / in een öeel öer ^ee nae bp öe firanöt / en \'t toelcfte
on^r be tïranöt gereecftent en begrepen toeröt.

^efe bingöen/ al-öoe-toelfe toaeracötigö 50«/ foo ftomt öet nocfttans x.
P/ft upt natuurlöcfte reben / maer upt inftellingöe boojt / bat öe ^ee op
jM^^ec maniere als top gefepbt öebben/ niet ingenomen ts/ oft oocft met
if ^ Ingenomen toeröen» [.niet toelcfte infiellinge be €nööel^
tegens beï^eenen/ als te fien is bp ben

fnöer \'t ïiöcft ban Elizabeth, ^nno 1600,] j©ant

h^n fnbsp;publöcg / göelöcft top toeten / en nocötans Ijet recöt

Sflr/tl^llÏÏ «1 upttoöcft en omfteer ber föibieren / macö batt een
ffnbsp;toerben. #ocft foo öeeft
Paulus göefepbt

tnbten öet cpscn recöt ber ^ee»emanöt toe-ftomt/ öat öim
wttt toe. ftomt öet
bcrboötuupoffidetis. q^etoöl befe faecfte nu tot geen

faek/f^Ö^^^quot; göenteten en göeb^utscften/ \'t toelcft upt een particuliere vr^/c^\'p l.

eenen toe-ftomt: altoaer öP buptenZ-^f\'\'^
toerfftnbsp;(^^^Pn gebeelte bertoelcftetn-ggelaten f4 T«.

anberen ffnbsp;alsmenleefiöatban Lucuiius en

% heeftnbsp;Valerius Maximus feÖ?i)ftban C. Sergius Orata :

voor hem felven eygen particuliere Zeen bedacht, door lage dellm-

ii

-ocr page 230-

een en water-pDcIen de water-baren onderfcheppende en in-Iafende. ^Og

Sttfeïfamp;e mn öaet- nac öe Leo tegïjerts öe aöötfen öec ouöe
ïïecöts-geleeröen tot öe ijoû?-pû?taïen en infeomflen öan öen
Bofphorus
ban Thracien upt-ge|ïrecftt / öat öte oocfe met eenige fcfiuttingßen ettaiS
fin. D.dem- fa^fn Befïoten/ enaifooin \'t particuïiet: ge-epgent feonöetoecöen. [^tet

Leonis Novellas, 17.102. 103. io4. Arfaliates Pragmaticor. ƒ Hartno-
nopylus, w./. §. Peri Prothyroôn.
^tet oocfe Öen ïjoojtcefTelötfeetï
lacobus Cujacius, obfer.i^.r.] ^nöienöan aengïonöen en s:anöen W
ïjacticuliece perfoonen een göeöeeïte öer ^ee ftan toe-gomen / boo? foo
beeï öat ais binnen gefloten is/ en oocb foo filepn / öat bet moge boo? eett
öbeöeeïte ban öe gronöt gerebent bJeröen / en bet recßt öer nature ftruöt
baer niet tegben / öat fuïcbs niet fouöe gefcöieöen ; toaerom en faï ooc»
niet bet gbeöeelte ber ^ee/ \'ttoeïcb tuiTcben be^tranben en ©e^rett
befloten is / bat ©olcb / of bie ©olcberen bonnen toe-bomen / ben-torfc^
ben öie ^tranöen en €gt;eberen toe-beBoo?en / alSîjat göebeelte öer ^ee
tegbensöeSanöt-flreecfiebergöeleben^ijnöe/ ntet grooter en ts/
ais
een wpttoïjcft oft bocljt öer ^ee / bergbeleben tegöens be groote ban eert
particulierelof-tlebe i €n öat Öet öter in nietenötnöert/ öat öe^ee
niet ban allen banten ingöefïoten toeröt / ban af-genomen toeröen upt
bet Stempel ban een ïSibiere / en upt öet Ctempel ban be ^ee / tot een
Eanbt öofingöelatenengöelepöet. iBaerbeeleöingentoelcbe benatu#
re toe-laet/öeeft öet recöt öer ©olcfteren upt eenige göemepne ober-een-
ftemmingöe bonnen berbieben. beröalben in toelcbe plaetfen fulcfe m
recöt ber ©olcberen in göeb?upcb en bracht göetoeefï
ts / en boo? göe^
mepnconfentnietenisaf-göefcöaffet/ albaer en fal/ ftöoon een mepn
göebeeltebanbe^ee/ altoaer öet ootfe befloten/ en meefien-beeletm^
nen föne lt;©eberen/niet bomen onber öet epgen recöt ban eentgö ©oltb.

[Vermeerderinghen. (i.) Saluftius fepbt? Dat van veelen particulieren
Berghenaf-gcvoert, en Zeen bebouwt zijn. Horatius,o^/lt;^^/^6.^.0»wJ.^^.

Het ruyfchend\' water van de Zee,
In Baeyen doet ghy wijeken :
€n s\'^SoeClt r,Cmrm. De Vifch door Dam en Dijcken mee
Beklemt werdt in haer wijeken.

Vellejus Paterculus fepbt t Dat men groote fteenen en Dammen in de Zee
gheworpen heeft, en door de onder-graven en uyt-gehoolde Bergen de Zee
in-gelaten. Seneca
in be €]CtraCten bet controverfien, likJ. ^ontr.s. De Zeen
werden wech gedreven en verfchoven, door \'t
inwerpen van groote ftceflc®
enfwaerten. Plinius ban bewerbe /
liU.cap.ss. Sy werdt van de Wateren
uyt-ghehoolten af-ghefpoelt,
op dat wy de Zee mochten in laten. Lampf \'

dius, in \'t leben ban Severus, feïïöt / öatter ontficöïïgt;t«e {iaenöe toateten
boo? öet tn laten banbe ^eegöemaecfit toerben. cafiiodorus pf
H^et toat grooter stammen 5önalöaeröe palen öer Zee beguamelijf »

aeu\'

L. Injmiii\'
rum ctrcA

-ocr page 231-

atnseöwpen/ öoe toijt ts be mmz tot in be Singetoanben m Eee boojt-

ÖBefeti Tibullus:

De Dam befluyt de woefte en onghetemde Zee,
De Vifch daer in, veracht des onweers woeden mee.

^an fuïcfte©ifcö-böcfeen bec^ee/öanbeïtPiinius,lA.sr. c^^.c. Coiu-
meiia, ban be Eanbt-boutoecne/
iaj. mp.Kr.i?. baec onbec anbecen tlaet/

dat deleckernijederRijcken deZeen en Neptunus felfs geboeyt en op-ghe-
floten hebben, ^efggeïgCftS fept OOCft Ambrofius, Hexameron,
lik s, cap.is.

en ban i^aöutö tap.MartuUs op etteïöcfie plaetfen.

(it) Varro fepbt bart-Lucullus: L. Lucullus, als hy ontrent Napels een
Bergh door-ghe\'graven hadde, en de Rivieren uyt der Zee in fijne Vifch-
Qijcken in gelaten hadde, welcke door ebbe en vloedt op en af loopen kon-
den , foude hy \'t felfs met die viffcherije Neptunus niet hebben
nae-gegeven.

mtarchusinbesfelfsiebenï TOÖpbebceben bec^ee/ enfpeupenbol
©tfftöen conbtfom fgne Hlanbt-boben gelepbet öabbe/ en felfs in be^ee
eet-faentimmecbe/ piimus,iib.j,.cap.s^.
lucuUusontcent i^apelSöeb-
benbe een »gö upt-göeöoubjen / öeeft met gcootec botïen / alSÖPbs
iiof^ftebegetimmect öabbe/ boo? een op en af-loopenbe flcoom en fpupc
be Eeein-gelaten. lt;©m bJelcbec oo?fabeöem be Groote pompejus noem^
be Xerxes Togatus, Xerxes bte ben (Cabbaect bjoeöö\' J
_ ^OCÖ nio?t oocb toaec- göenomen toerben / altoaec
\'t bat in fommige x i.
plaetfen bat recöt bec ©olcbecen ban be Eee niet toare aengenomen / oft
oocb af-gefcöaft / bat nocötans alleen baer
mt/ bat een ©olcb öet aiant
geeft in-göenomen/ niet ban begoten toerben / bat be^eetwbe is in-
genomen t en bat be baebt bes göemoebts baer toe niet göenoegö en iS/
maer bat baer toe een upttoenbtgöe baebt berepfcöt toerbt / toaer upt bie
in-nentingöe moge beriïaenen af-genomen toerben: bocö bat baer nae/
Kf p^cffic «j,t fuicb ingt;nemen göefpjoten / berlaten toerbt / bat alS

toeberom beert tot öare oube tiature / bat is / tot öet gemep- ^ ^
: \'t toeicb Papinianps göeanttooo?bt öeeft ban beonbeboube
\'nbsp;öet biffcöen in ben tntoijcbban be mwu.nbsp;/«;. quot;

göene bie be^ee in-göenomen öeeft/ beonge-- xii.

fmnucjd.i.7.

»«t »^acö berboben toerben / be toelcbe bocö
enmeerfcBabelycbte^Ijn.

paer bat alleen öet göebiebt ober een gebeelte ber Eee/fonber eentgö x 111.
Sfcf foube in- genomen toerben / öeeft licöter bonnen boo?t=
sa^tcböebben/ (i.) en tcbacöte bat öet recöt ber^olcben/ baer ban
SitSl\'^^iquot; öebben / baer tegöen niet en fïtijöt. ^e
Argiven öebben
ben ^^ titöentenfers ficö bebiaegt/ bat fp be Spartanen / bpan^ ^ojp«^ tn.

^^^^ öare geeöabbenlaten baren j als oftf
een ©oiffenbsp;toare berb2o1amp;en / toaer tnbefp?oben toas/ bat öet \'^Bliotk.

/nbsp;r^i^jj^ jgj^j^ pafferen boo? be ^ aüou

plaetï

-ocr page 232-

17 6nbsp;Het tweede Boeck, van het

Fi^ei pïaetfen ban fijn gebiebt. €nbe in \'tiaeriijcftfcfie bejïanbtbec Pelppone-

7unm tlI #0|ïog|)e / toerben ben megarenfen toe-geïaten te bebaren be Zee/
rw.^.4! toeïcïteöeöo0?ttotöareen fiaerber^onötgöenaoten ïanben. Dioncaf-

lïus fepbt Alle de Zee welcke tor het Roomfche Rijck behoort, lih.^^i, The-
niilrius f^pöt ban be ï^oamftöe läepfer / Dat hy de Aerde en de Zee hem
onderworpen heeft. Oppianus tOt ben^epfeti DeZee dobber fich onder

uwe Wetten. €n Dion Prufasenfis, inbe ttoeebe aenfp?aec6e aen bie ban
rCfjacfen / fepbt bat ban
Auguftus beele bingben bie ^tabt toaren ber^
gunt / onber anberen/
rechtover de Rivier Cydnus, en\'t naefte gedeelte
Lik 4. der Zee. €n bp Virgiiius iefen top : Die d\'Aerd\' cn Zee te faem met vol ge-
biedt beftieren.
30p Gellius (laet: De Rivieren, welcke in deZee, foo wijdt
het Roomfche Ri;ck ftreckt, vlieten. Strabo
bertelt batbtebaniBarfïUert

grooten biipt bebomen öebben / aïi^fpbGo? ^cöeep-dröben obertoon^

Lik li. nen öabben/ begïjene die haer te onrechte over\'c recht ter Zee queftie en

verfchil maeckten. ^efelfbefepbtmebe/bat SvnopeOber beZeegöere?
geert öeeft tufcöenbecynncefche €pianben. ïl^orö foo fcöönt batöet
gebiebt ober een göebeelteber Zee op be feïfbe toijfe berftregöen toerbt/
gsïijcïi m anbere ïïöcben/ bat / m top öier boojen göefepbt öebben/
ten
aenfien ban perfoonen / en ten aenfien ban be aänbt-flreecbe. lt;©ber
be perfoonen/geïijcït aijs toanneer een ©ïoot fcöepen/toeïcbe iiseen
bracötterZee/ ftcö tot eenigöe plaetfe ontöoubt: (Cen aenfien banbe
fg^anbt-fireecbe/ boo? foo beeï al^ ban \'t Eanbt bomten geotoongen toer^
ben / be göene / toeïcfee ficö ontöouben in be naefle beeïen ber Zee / niet
minber aï^\' oft
fp op \'t ïanbt berfeeerben en gebonben toierben.

[Vermeerderingh. (i.) Philo, batt be ÖOttiUgÖen : Sy hebben oock de
Zeen in getale ontelbaer, in grootteoneyndelijck en onmetelijck totde Lan-
den gevoeght. Lycophron: De Scepter over Aerde en Zee, en der Rijcken
fchattcn. Virgiiius:

Voor \'t water van de Zee welck vloey t om \'t aerdtfche dal,
Tot haer behoude Soon u Thetys koopen fal.

luliusFirmicus: Deheerfchappijenvan Zeeen Aerde befittende. Nonnus:
Beroé hadde de Zee onder haer gebiedt, ^e l^aUbt-païeU ban be SßjjCäBen

ban ^toeben / jijn in\'t mibben ban be lt;©?i3unb / fept lohannus Magnus
inbebefcölijbingeber25t(Tcöoppenban üpfalen/ Cap.15. curtius fept
banXyius:
Syheeft niet alleen de naeburighe Zee, maer werwaerts hare
Vioten ghekomen zi/n, onder haer gebiedt ghebracht. ^aerban bOmtÖ^t
fp?eeCbtoOO?btbpFeftus: TymM^m, Tynkhs Zeen. Ifocrates fepbt ban

be EacebemoniersÈ en ItöenienferiS: soo ift gefchiedt dat beyde defe fte-

den hebben verkregen die Landen, welckegelegen waren aen de Zee, dief/
waren befittende, en hadden veele fteden die haer onderdanigh waren.
mofthenesinp^(%K«^, banbe EacebemonierjS
: sy hadden de gantfche
Zee in, en de Landen,
^egöetie bte\'t ïeben ban Timotheus befCÖ?eben
öeeft: Dit ghefchiedt zijnde, hebben de Lacedemoniers op-ghehouden var»

hare

-ocr page 233-

SJvnbsp;j ftrijdigheydt, en hebben van felfs de overighe mächt van ^

SbaEfnaionefusnbsp;m He.

KStï^nïr \' ^^^^^^ ^^ tje Oratien batt Demofthenes, fg^eeC^
Macedonien: Hy en foeckt anders niet, als v?n ons
fen iL vJ^Änbsp;\'nbsp;bekenteniffe uyt te perf-

^VifiïS^i. t-nbsp;bewariogheder zee niet konnen behouden,

ïSraSiS^^nbsp;^ i^atöp mumc rnmmt m^^

Zee SSSL^^^^^^/ ^y ^^^^nbsp;w^\'^\'ien van de Acrde en gantfche

drAerT^\'9^quot;®®^\'^\'fÖCCAntiochusEpiphanes,fipGorionides: Zijn niet
i\'tolomcus?nbsp;^ Tfacocrit«s,
ban m anbec fön naebolsficf

^fom ïieerfchet wijdt en zijd te Water en te Lande,
•^tem. De Stroomen paffen felfs op Ptolem^i hande.

An??nbsp;ïiomert tot ben jsomepnen: (Cotscipio Major fepbt

jnn.bji^ Livius : De Carthaginienfers b]i;ven befloten binnen de St«n-

fcheR^tfn? =nbsp;Godt-wouts, füllenwyfien oock de uytheem-

^c^RijckemeLandeen ter Zee regeeren. Claudianus, ba« betl SonsBm

Als hy om f\' Vaders doodt te wreken, \'t Spaenfche Meyr
■ueed buygen onder \'t jock van fijn raanhafte Speer.

be btnnm-^ee ^m^/
ter
ttnfhnbsp;Dionylius Halicamaffenfisboeflö^

alleen r?nbsp;* quot;quot; Roomfche volck regeert over de gantfche Zee, niet

over dp^A wclcke is binnen de Columnen van Hercules, maer oock
feïfbe ;nbsp;» verre als die bevaren wert. Dion Caflius fepbt ban be

©00?.Vebm7hSnbsp;^^ Ze«quot;- Appianus tnfijtt

mi ftÄÄöJöb^^nbsp;\'t ïloomfcBe «öcft / (lelt

ï^amphilifcKe ® Euxinus, Propontus, Hellefpontus, de .flEgeifchei

öantfrfte^ee/^fK\'\'^®^®^- Pompcjus tsfaegeben\'tgebtebt ober be
»^\'rchus en apänbsp;be Columnen ban Hercules ts / foo ais pIu-

^heflachteXnbsp;teg^enS Flaccus: Nae dat het Huys en

^anAuguJSfeÄnbsp;bekomen hWt.

E^tfÖttblreeren/fS^^^ pe.ec fal hem oock dienen. €en opfcfi|tft
ï^eh CuftuS^ I Aerdtbodem en de zee bevrcdight hebbende,

I

-ocr page 234-

greep de Aerdeendedegee. ^efriföeüattCajusTiberii ttae-toïS^t: Ga-
jus die na de doodt van Tiberius, alle het gebiedt over Aerde en over zee aen-
ghenotn^n heeft. Jofephus nOfmt Vefpafiaous jeenleecßöcr fCßCöett ßtt
^ccS: let felföe möt fcö?9ft oofß Ariftides4n taecle plaetfen toe a^^
toninus. Procopius Uettelt/öat Öe 25eelöenöet läepfecen ßemaecßttotet^
öen/fiouöenöeöe Jöetelt/ om dat haer de Aerde ende zee onderworpen
was. Nicctas patricius, ößgouöetban öen lö?tattft0ett «©eUec/ fnfön
$[5?ief aen Ludovicus 11. Conftantinus Monomachus teecöt tn öe5^ifi0?tj
genaemt / Keyfer en Heer der Aerde en der zee. Ctt Onöecöe Themata, ÖSt

ts / ^?obitttten öes Jloomfcöen Jlijtfis / toetöt oocH öe €gelt;£P
^ee göeftelt. Procopius, Gotthic.s. bettelt / öat öeiptancfeen obec be
bp .CBacfilien/ en öaec ontcent gecegeect öebben. ©an öet cetöt bec
nettaenfcöe -ßepubiötgue / fiet Paruta,
m.7. cn een epgen Hifloiie batr

beüfochen. 25pbefeftanmenboegöenbejottööecilec9ts-0eïeeïbec.»ff

ftrUulttm (k Ekciii in C. Bmolus, Angelas, leüam C. ad Itbentndam in principio: dtiuäieiif
Baldm ad mulum Digeftomm Je rmm Mvißmihus eoU. JffltHui in tit.qm fint RegaM
CacheranuiécifioneFedemontan» tss. n.
baeC ÖP «Pt Baldus fepbt / bat Ö^

ööeöeele a^ecelt bit recöt söebjupcbt/ ^mtm Gmtnu advmtionh u^»quot;

niu /.

XIV. g^aecomenfalbientettegöensöetretötbecnatuce/ oftbecmitW
ren boen / bic op öem göenomen öebbenbe ben lafi ban be ^cöip-baep
te befcöecmen/en bebo?becen boo? j^cöt-bpecen/en baben ban ö?oogÖ^
ten en platen / m mrenben eenigen bttlftcSen tol af-bo?bect. (i.) äoo^
banigö bpben j^omepnen eectöbts getoeefl iS ben tol aen be ^oobe ^ee/
tot becbal ban be onboflen bec öepjfecacöt te
3©atec / tegens öe upt-ioo^
ptorwäi.pingftenbec^ee-toobecs: €n\'tgeenbie Byzantiers (n öe engöte ban
pontus: {2.) €n \'t geen eectöbts öe itöenienfers / nae öatfe chryfopo^
lis öabben in-göenomen/ inöefelfbePontusgöeboabectöabben/geW
Poiybias ögpöes bettelt: cngelötft\'tgeneDemoahenes fept/ (?,} bat»^
felfbe sfitöenienfecseectöbts itt be Hdiefpontus göenomen öeb^n^ ei;
Procopius in fën o^epmelliftoaie/ fepbt/ bat tot fonen t^ben be iSoon»^
ftöeläepfecsnamen.nbsp;„^ ^ ^

[vermeerderingen, (i.) ^^e ïïöobtecsÖebben eectgbts l^abett-flelo»
göenomen ban be €planben / oocb ban toegöen be bpec-babe bp Aiexaj
drien, foo Ammianus göetupgöt/Ä^.^-». 3©anöe®enetianenbie ttt Gai»»
5Ön / fepbt Cafar: In een grooten cn openen aenloop der
Zee weynigh B*
venen tuflchen beyden zijnde, welcke fy befitteo, hebben fyfe by-nae alk d
de felfde zee gebruycken, onder tribuyt. Fiorus, ban ben Ülomeptten:
edele Volck fchaemde fich dat de zee haer ontnomen, de Eylanden ghero^^^
zijnde, fy moeiten tribuyt geven, welcke fy plachten anderen op te

Plinius, ukf. cap.22. bermaent ban eenen Aanius pio^nus, bte ben toi »»
öe ïïoobe Eee gepacöt öabbe ban öe Fifcus: Iföe tn t boigenoet^

pittel/ fp?eecbenbebattöe^eebaecmennae9nötenbaett/fepöt:

vaert alle Jaren daer henen, mede nemende eenighe beoden Sdsutters «iji
pc: want de Zee-roovers maecken die Vaert feer onveyligh. bP

J9. .
S^rak /.17

iJ

-ocr page 235-

Rcchtdcs OörfógbfS en Vredes.

Jnusin tielf(ïci?«ija« Elizabeth, 1582.$« 1602. tw#eïöc6c It^

1to?ien / öe tnanww ban bm mi belanöbenbe^

(2.) Kerodiaiius (n\'tlebcnbanseverus ,becrtiaetttbattbentoïban By-
ïantien; Procopiusbccmeïroocit foo «tt fört Söemepne / m feccete ttflo^

we/ ban ben tol tn Heiiefpontus,en ban ben nieutoen in be engSten ban be
Euxinifche Zee / en in befirateban Byzamien. Theophanus fept / bat ben

S^? ^^ 95p3antintÖnfCÖe tol m^ aen\'t Blanchariacnfche
en ban Hciiefpontus tot Abydon. Agathias, hb.s. noemt ben 3lbpbeenfcBett/
«n tol ban tgienben» irene ßeeft ben felf^n berminbert^ m 3äepfec
,®^»quot;quot;iComnenus geeft eenigöen läloofieren göegöeben beopfeomften
«ptberEee/
fooBaifamo leert op ben4 canon, ban öet conaUum ban
\'^nalcedon , en op ben tz Canon bejS 7 Synodi,

^e felfbe fept tet felfber plaetfe / batbe 3ltöenienfer0 Byzaonum
ö^omen öebbenbe / meeflergs ban be Zee göetoo?ben 5ön. Ulpianus

fepbt / bat baer be töienbe ©enningö betaelt toerbe.]nbsp;^ „

Cjcemp\'ien batt berbonben / toaer boo? öet een ©oltß fito _ * y ,
JfCplicöt aen öet anber / niet te baren bupten feSere limiten. ^ootoa^ jjfjX;^\'\'®
^en eertöbtss be Coningöen / tooonenbe omtrent be iloobe Zee / berb?a^ nb. iJp.ü.

raïW^u ^^^ \'\'P\' mfoouonnen oocft ©oicfieren /
^ b^t vwöt m Sw epgentiötft toe-ftomt/

t^r^rx *nbsp;enmet^aït-icDepeuw« „

weet als? ^nftertfe. mfoo toa^tentöben ban cimon beliefttuffcöenbeT.».,^/
Sipenienferf en ptfen / bat göeen göetoapentdStötp «Pt »ben ba^
JSg5»etufrcöenbecynadifehe€planbenett cheiidonia: €n nae ben
nagö öp salamine, tUffCÖen be Gyaneas en Phafelis. ^nöet jatige beflant
1\' 4.

#0?iogöe/ batbeEacebemonierjs niet fouben
hhJ^? »«^ïanööe ^cöepen / maer met anbere^töepen / bie niet meer
bSnbsp;^^^ ^öf öonbetttaient-ponben j €nbe in \'t eerfie berbont r.iA

bS ynbsp;/ terflont nae batfe be Coningöen upt-göeb?eben öab^

öeCartÖagintenfet^ öabben göemaetbt/(I.) to
bSnSÄ^ÖbeaSomepnen / nocö bet ßomepnen 55onbtgöenootett
bShSf, Hooft^oft uptflebenbeCaep/barenmocfiten/ten toare
S-hf?hïS^^^^*^oftgetoeltberbpanben baetbupten geb?eben toier^
SSfetnbsp;baer ftomen fouben/ fouben niet0 nemen

(^SfäteSif öabben/ en binnenbenbtjfbenbagö bertrecften»
«ooft flffSttVÄJfnbsp;/ ^ ïtomepnen bupten öet
fchoone

«n bienbsp;nte^m met ttoee licöte ^cöeepften^/

öp nfetnbsp;/ toaren fouben* ^n beb?ebemet Antiochus, bat

«pt-SJSfipt toarenjupten beöoofben ban caiycadnium en sarpedom, uv m.a.
^«^»SJS^nbsp;ïite^oubpe/ lt;0öefanten/of lt;0öfeïaer0

äöftban\'tÄ\'^^®^^^^quot;SSenettbetoöfengöeeninncminge ban beZee/

-ocr page 236-

1 Sonbsp;Het tweede Boeck, van het

ban \'t söene fp met aïïen ilenftöen göemeen öeböen / tec bjöïe en gebaï^\'
ien ban öen göenen / öie öaec aen göelegöen is / af-bjijcben: bjeïcb aïS
\'tgöefcöieöt/ moet men feggöen\'t göeen üipianusfepöt/ ban öien baï
enfoo^tebanöanöeïingöe/ öaec boo? febece gconöt toas becbocöt met
bit befpjecb / bat tegens ben 3©ecboopec be biffcöecije bec (Cöpnnen niet
foube göeb?uptbt toecben / bat men bec ^ee göeen bienfibaecöepbt
op-leggöen öabbe bonnen/ maec batbe goebe tcoutoe bes Contcact^
becepfcöte / bat be conbitie ban ben boop foube göeöouben toecben t bat
becöalben be Jp^ecfoonen bec befittecs en öace nae-faten becbonben 30«*

[Vermeerderingen, (i.) ServiusOjÊï\'t4250eCbÄneidos,obeCbetoOO?^
ben ♦ Uttara üttonhtit contraria .- Om dat in het verbondt bedongen was, dat noch
de Carthaginienfers fouden komen aen de Oeveren der Romeynen, noch de
Romeynen aen de Oeveren der Carthaginienferen. ^iecgeïijCfte beCbonbt
ï)abbenbeïïOmepnenmetbe Tarentinen : Dat de Romeynen nietenfou\'
den varen boven het hooft Lacinium,
^UlCfeS binbt men in be lt;^ctcacten
banbe^mbaffabenupt
Appianus. strabo becöaelt/ nb.r?. batbanbeCac^
tbaginienfecs becbjoncben jön/bebaeembe/ bie in
Sardinien, of bupten
be Coïumnen boecen.

(zO %n \'t felfbe becbonbt toas mebe bit begcepen / batbe ïïomepnen
niet fouben in Afrjca oft Sardinien aeubaceu / ten toace ban om btctualie
ttbebomen/oftbe^cöepentecalefaten* SaebebecbePunifche mzW
ge is ben ï^aebt ban Cftctöago beftcaft / batfe tegöens öet becbonbt eert
3äcögöS-öep? en (lojfe tot een ^cöe^S-bïooteöabben / als Livius göe^
tupgöt/ m SP. ^iecgelijcfien is / bat öe
suitao ban «ggppten /bec^
bonbt met ben lt;!5?iecben gemaecfet öebbenbe/ becfecegen öeeft/ bat öen*
fouöe toe-gelaten 3ijn/ eenmaelin \'t^Iaecttoee^cöepen obec öen
Bof-
phorustefenöen/ als Gregoras, liJ.^e. becöaelt. 31nbeb?ebemet Antio^
chus, toas eectijbts oocfe bat begcepen / bat öP niet meec als ttoaelf göe^
toapenbe iêcöepen foube öebben / Appianus ban be ^pjifcöe €gt;o?logöe»
3©tfecacötebecbecbonben/ toecbt ban ben ©enetianen becboben/bat
göeen lt;©o?logös-^cöepen in becoifo feomen mogöen i ^iet Thuanus,
i^.^\'ö.op\'tSaecisSf.]
XVI. _ .^icfetoils baitec ttoifl tuffcöen naebucigöe ©olcfeecen / toanneec
ßtbiece öacen loop öeeft becanbect / oft ban oocfi met eenen be S-anöt-
palen bes SïjjcfeS becanbect toecben / ^beoftöetgeen be jSibiere öeeft
toe-göetoo?pen en boen aen-toaflfen/beh göenen toe-feomt/ toelcfeen öef
toe-göetoo?pen is
x 3©elcfee becfcöillen upt be natuceen toöfe ban bec^
feciiginge moeten befïecötet toecben. usetecs leecen ons battec b?te
foo?ten ban aïanben 3ön: (Ce toeten / gebeelt en aengetoefen / toelcfee oe
isecöts-göeleecbe
Fiorentinus noemt/ bepaelt/ om bat öp öeeft boo? föquot;
bepalinge gcenfen / bie met öanben gefielt en gemaecfet 5ön aengetoe^
. fen boo? öet gemeen / ofte becbaet in feecfeece mate / als bp öonbectcoe^
€nbegcens-feeecenbe/ foo genaemt/als varmleett/
da ac^. rer.\' om bat ÖP epnbeu öeeft / bequaem om be bpanöen te feeecen / bat iS /

tuuclijcfee gcenfen en epnben / öoebanigöe 5ön ïïibiecen en söecgöen*

-ocr page 237-

U») ^efeneemt AgeenusUrbicus, ocmpcttorios, innemelijcke.nbsp;gCt

ö|eït9ötsfulcfteaanöen5!jn/ öe toelcfte / oft om öatfe ïebtgöïegoöen/
Of t öoo? öen ©o?io8ö ingenomen toeröen. ^n öe ttoee eerfte foojten öec
lanöen^i tü öat öe J^tbtere öaren loop beranöert/ foo en toert nocötans
oan öe »®nt(ïrefte ntet beranöert/en tnötenöen aentoas pets toe-getoos-
SSÏwlï. ^ ftomtonöer \'t gebteötban öe geneöte \'t tn-nemen. Sn öe
ï^!^« ffiiï^®quot; grens-fteerenöe 3lanöen/öe ïlïtbtere met öer tööt öaten
loopberantierenbe/ beranbertoocft öepalen ban öetantjirefte. [^tet lo-
Andrase, en anöere/aengetogenöp
Reinkingius, uKt. ciajf.s. wp./.]
«ntoat öeïStbiere aen öe anöere ftantaengetooipen öeeft/ ts onöer öet
Srïl^ r ^^^nbsp;aengöetoo?pen ts: lt;©m öat / namelöcft/

Spetoobentïaet/ öatöepöerboïcften met öte mepntngöe eertöbts ö^t
JJöcft öebben ingenomen / bat bei^ibiereboo? fön miböeltnge öaer ban
oen anberenfcöepbenfoube/ aïseennatuuriöcfte bepaïingöe en ïanbt-
Höepbinge» [^iet een erempel tn öe ïSibiere vedafui,bp Mariana^tó.^j?.] Dev,mb.

^acitas fepbt t Oe Rhijn heefc nu fijn feeckere gracht, en is genoeghfaem om
®engrens-fcheydingeenlandt-paletezi)n. (z.) Diodorus Siculus, baer ÖP

beröaelt öet berfcöil batter toas göetoeefl tuffcöen be Egcftanen en soh-

muntius, Jzpt; Dat de Riviere de lant-palen fcheyde. €n Xenophon noemt

fbobanigöeßlbierefimpelöcft eyndigher. ïï^eoube ^cöJöbersSÄ.
bertellenbatbe atbtereAcheious boo?fön onfeecfteren loop / fomtpöts

XVI r.

_ Trapoae-

batm D. di
j^didU\'

S ^J^^^ï^nten gefneben/fomtijts ficö ftrommenöe( toaer ban öP oocft ge^
I
t \\ r ^^ gebaente ban een ^tter en Serpent aengenomen te öeft=^
Jen; lange aen bie ban ^Etoiien en Acamanien öeeft oo?faecfte tot oojlogen
segeben/ ober be aenleggenbe Eanben / tot bat
Hercules öem boo? ^öc^
«en getemt en bebtoongen öeeft / en öeeft boo? bie toelöaeöt be ^ocötee
oan oeneusgt; ?^oningö ban iEtoUen, tenöoutoelijcftgeftregen.

[.Vermeerderingen, (i.) Tacitus de Germania\'Van den Sarmatenen Da-
«en Werden
fy door onderlinge yreefe, oft de Bergen ,af-gefcheyden. Plinius,
Möquot;. Wy
voeren die dingen uytden lande,weicke tot lantpalen geßelt waren»

m de Volckeren van den anderen te fcheyden, fp?eftenbe ban be Alpes.
ftflHffftÄr^^quot;
tn\'t leben ban Adrianus: ^in beele plaetfen baer be
StSfrtÄnbsp;tn^ïec boo?a:anbt-palen ban ben

toerben. Coaftantinus Porphyro Genetagt; cap.^s. noemt

Sfff.rÄ/squot;quot;\'^®^\' ts / aen be grenfen loopenbe,]

endanbt grijpen/ inbienbe
SffewAquot; gracöten\'tbiep niet beranbert öeeft^ a®ant een mwt/
ttiw Ä!nbsp;I? be iSöcftenban ben anberenfcöepöet/en toerbt

tec hft^^öcft aengöeften / boo? foo beel als fv toater is / maer als toa^

eengracöt enbiep/ en binnenfulcfte ^öcften ern:.
öenbeffoten. beröalben oocft be aenfpoelingöe en af-fpoelingöe/
toeiSïf af-nemenbanftlepnebeetjens/ ofte fulcfte beranberiiigöe/^^\'
bat bSlFÖ^^\'f ^^ ^^^^ gebaente nocö beöouöen laet / be felfbe maecftt
Öet öftS^ ^föörtt i»e felföe te jijn. il^aer inbien öe geöaente ban
^i^mu mebeberanbert toecbt/ foo fal^t een anbece göelegöentöept

% 5nbsp;öebben*

!!

-ocr page 238-

i,nbsp;Het tweede Boeck, van tiet

Beööm. Cttüe ïiaetom ecu iftïbiec bergaet / toeltfte fttóbett met
5©ammen oöefïopt en gOepten 5ö«ï»e/ een nteutoe toecöt / aïss men met
öanben een gracöte maecbt/ baec tn men bet bjatec af ïaet i alfoo me^
I !nbsp;be / tnbten be tóbtece fijn oube btep en gcaeöt beclatenbe / aen een an^

becen oo?t upt-bacjïet en boo?-b?ee£bt / [ais be ßtbtece Bardan bp Anna
commena
, iib.i.^ eu falfe be felfbe ulet jiju btefete boo?enbjas/ maec fat
L. bocjme. eennieubïe5ij!t/beoubebecgaen5önbeï €nbegöelöcli als bp al-bten be
% dTJZa ^tbtece becbjooggt bjace / bet mtbben ban\'
t biep oft gcatßt / toeltfte
ecHd. ^iiva. laetfî gfiebjeeH bias / be pale bes J^ücbs 50« fbube ; aengeften men bet
baec boo? moet bouben / bat be mepntnglje bec ©olcftecen fuW 3P ö«^
toeefl / bat fp totlben natuuclöcb boo? be i^tbtece gbeftbepben bjecben ;
I :nbsp;maec tnbten bte «ïtbtece op - Dtelt oft upt-b?oogfibe/bat alS ban een pbec

\'nbsp;foube bebouben bet gbeenbat bp befeten öabbe^ alfoo faï men ootb ban

Inbsp;gïjelöcben\'t fel^e moeten bolgöen en becflaen / tnbfen be ficoom öaec

btep en gcatöt becanbect ^ocö be faecben ttoöflöcß flaenbe/ moet men
öet baec boo? öouben / bat be ßöcften Me aen be ßtbtece göeïegöen 3ön/
gcents-bjeecingljen 5ön / baant om be ilpt^en en öet göebtebt te onber^
fcöepben / ntetbeguamec ïs / aïs öet gene baec men ntet ïtcöteïötb ban
obec gaen. jiBaec felben göebeuct öet / batfe bepaelt oft gj^eten 5önj
cn bat met foo feet upt eecfle becftcögtngöe / aïs toel upt toe-latinge bati
anbecen»

X 7111. 2lï-öoe-toeI / göeïötfe top göefepbt öebben / baec ttoöfféïfnge baït / be
abgeben ban toebec-5öben flcecben tot öet mibben ban be ßtbtete / foö
öeeft öet nocötans feonnengöebeucen / en ften top ootß bat öet eeniööec
toegöen göebeuct ts / bat be gantfcöe ïïtbiece b\'een pactpe toe-balle e«
toe-beöoo?e/ boo? bten öet mm ban b\'een bauten lt;®ebec ïatec öeeft fp
aenbancb göenomen / aïs be J^ebtece nu aï toas ïn-góenomen / oft on»

bat boo? becb?agö be faecfee aïfoo befïecöt en befïoten toas.

XIX. ^tt is mebe toaecbigö aen-göemeccftt / bat men moet oocS boo? een
inbsp;oo?fp?ontlïeïöcbe becfectjgingöe / öouben ban bte btngöen / toetje

toeï een 3|eec geöabt öebben / maec c-ïoos göetoo?ben 5ön : €e toe^
inbsp;ten/ om batfe betïaten 5ön/ oftbat be ï|eecen upt-geflo?ben sijn
î 3®ant

bte goebecen 3ön toeberom gebomen tn bien flaet/tn toeïtben alïe btngen
eecflmaeï 5ön getoeefl. iBaec moet met eenen bat oocft
toaec-getwmm
Inbsp;en aen-gemeccftt jön / batfomtoöïen be eecfle becBcngingen bec goebe^

inbsp;cen ban öet boïcb/ oft ban \'t igooft bes boïcfts in fuïcftec boegöen gebaen

! ;nbsp;3ön/ bat fp niet aïïeen öet ïïöcfe en gebiebt / baec tn beflaet bat uptfleec^

; 1nbsp;benbe cecöt/ toaec ban topelbecs göeöanbeït öebben/ maer ootb be par#

\' inbsp;ttcuïiece en boïbomene beöeecfcötngöe / eecfl ben boïcfte in \'t generael/

oft boo? öare ï|ooft en «©berfleberftregen toerbe î lt;!Ert bat baec nae ott^
ber be particuliere be berbeelinge alfo
gefcöiebe/bat nocötans be beöeet^
fcötngöeberfelfbecgoebecen/ aenbieeecflebeöeerfcöingeöinge enbaec
! Inbsp;ban öer quame / tnbien niet als een
vafai aen ö^t recöt bes lt;©ubtfien/

iiii rnbsp;oft ais öetrecöt bes €rf-pacöters aen \'t recöt bes epgenaecs/ nocötang

flnbsp;op eenige anbece geringer toijfe/ geiöcb baer beelefoo?ten 5ön ban recöt

-ocr page 239-

Recht des Oorloghs en Vïcdes.
tot eett faetBe/ hm onöct oocfe ts öet i:ecöt bau eenec / bte ottbec conbttfe

bectoac0tlt;ett bertrOUtot ßOebt oft fi^i Commis, seneca fepbt: Hec en is
geen bewijs, dat yets het uwe niet en is, om dat ghy het niet meught verkoo-
pen j om dat ghy het niet meught verteeren, niet meught veranderen in flim-
mer, oft beter : Want het is oock het uwe, dat onder feeckere conditie het

wwe t^epïaetfe tiaet itt \'t 7 25oecfe ban be a©elbaben / cap.12* €n

m 18 ^OeCfe/ cap. I Z. sommige dinghen behooren eenigen toe ondere fe-
kere conditiën.] Dion PrufseenfisRhodia: Daer zijn veel wijfen en manie- .
ren, op de welcke een dingh gefeydt werdt een yders te zijn, en die felfs veel
van den anderen verfchilleo; fomwijlen, fo dat men
*c noch verkoopen, noch
nae fijn believen ghebruycken mach. Strabo btnbt men J Hy was Heer
daer van, maer \'t recht van te verkoopen, was hem benomen. Tacitus
jleït Moni.

JttSeeno^jcempeï/ban\'tööeenbJpfesöentn benloosöbuptftöent

Landen werden nae\'tghetal der Bouw-luyden van allen aengetaft en in-ge-
ßomen, welcke fy daer nae onder den anderen, naer yders waerdighey t en
aenfien deylen. 2CÏS ban be beöeecfcöinööen tn fuïcfeec boesöen upt-göe^
«epltjönbe/ öaneöenaenbe«ïgöemepne beöeecfcömaöe/ tnbten pets
vegtnt ^eec«loos te toecben fonbec pacticuliecen Igeec/ fean öet niet toe-
feomen ben göenen bie\'taentafl / maecfeeect toebecom tot belt;0enecas
Utept/ ofttotbenlt;®ppec-öeec^ 3©elcfeencecöte oocfe biecgelöcfeececöt
w be 25ttcööeclöcfee 3©et / foo top nu öebben begonnen aen te toöfen/
Beeftfeonnenin-göeboect toecben* [^00 fean men af-nemen upt öet
125oetfe O
dy ffe«, bat be goebecen bes genen / bie fonbec ^inbecen fioif/
aen \'tBolcfe becbielen
j en foo becfelaect EuHatius be toooiben ban Home-

ïw j Odyf.f. De Regeerders der Stadt deelden den Rij ckdom. ^at be ^be^

Jtgi^bt cegeecbe be goebecen ban be göene / bie fonbec ^^inbecen (io??
»W. ^itlo?icn leecen ons/ bat eectijbts in\'t isöcfe ban Mexico, biec^
Söelöcft göebaupcfe ts göetoeelt.3

Het vierde CapitteU

Van gewaende oft vermoedeverlatinge, cn daer op ghe-
völghde in-nemioghe: En waer in die van eyghen-

makinge door lange befit, en van prsefcriptie
oft verjaringhe verfchillet.

Eygeninge door lange befit, en veijarinse

hebben tuffciïcn
^ejs^yden volcken /en derfclfderrcgeer-

pWe^^^^^täns onder den felvighen mede
oefutin^r^^^\'^^\'clï\': te werdea langhwijlige
III.

lamingen van onderfocht. uyt nae-
van dei menfchen wille, wckke

genomen werden, niet uyt woorden alleen^ •

I V. Maer oock uyt daden en wercken.

V. Wt\'tgeen niet gedaen IS.

Vnbsp;I. Hoe dat de tijdt,gevoeghtby het met be-
fitten en flille-fwijgen, kracht heeft tot na-
giffinge dat men fijn reCht verlaten heen.

Vnbsp;11. Dat ordinairlijck tot foodanighe nae-
raminge genoegh is, een tijdt, gaende buy-
ten gedachteniffe, en hoedanigh^\' op

-ocr page 240-

VIII.nbsp;Oploffinghe der tegenwerpinghe, dat
niemandt mach vermoedt werden hec fijne
wech te werpen.

IX.nbsp;Dat oock de nae-rätriinge bezijdetj ghe-
ftelt zij nde, fchijnt nae \'t recht der volcken
de behcerfchinge over-ghebracht te weiden
door immemoriale pofleffie.

X.nbsp;Oft den ghenen die noch ongeboren zijn
haer recht op fulcker wijfe kan benomen
werden.

XI.nbsp;Dat oock het recht van hooghfte macht,
voor een Volck oft Koningh verkrcghen
werdt door langhwijligh befit.

XII.nbsp;oft de burgherlijcke Wetten van eyge-
ilinge gt; door langh befit cn verjaringe, oock
vwbinden den ghenen die \'t opperde ghe-
biedt heeft : werdt verklaert dooi onder-
fcheydinge-

XIII.nbsp;Dat die rechten, welcke het hooghflc
gebiedt aenhangende, kennen daer van ge-
fcheyden en andeten mede-gedeelt werden,
door eygeninge van langh befit en verjarin-
ge, kennen verkregen en verloren werden.

XIV.nbsp;Het gevoelen der gener,die houden dat
het den Onderdanen alle-tijdc geoorloft zy
haer in vryheydt te herftcllen: werdt we-
derleydt.

X V. De Rechten die alleen aen dc macht
hangen, werden door gheen tijdt verloren!
\'t welck verklaert werdt.

1.nbsp;SI^ïontlïaeteettörooteftoaciöBepöt/toatttoeöenöetrétötöéC

€pöenmgeöoo? ïangljeöcrtt. a©ant aengefien bit recöt boo?
25«rgerï0cftebjet ijS in-geboert/(bjattt be töbt upt öaer epgeti
nature en öeeft geen toercßenbeferacöt / toant baer en toerbt
niet^ gebaen ban ben töbt / aï-öoe-toeï aïleiS gefcöietin bertjjbt) mepnt
vafquius bat geen pïaetfe ftan öebben tuffcöen ttoee ®olcßen bie bepbe

II.

.Arckid,

I

J

$1.». 18.

b?p 5ön/ oft oocft ï^oningen / oft oocft tuffcöen een b?p ©oïcft en een
ningö t niet tuffcöen een iäoningö en particulier perfoon bie Öem
niet onbertoo?pen t0 j nocö oocft tuffcöen ttoee bie Onberbanen ?iin bart
berfcöepben3äoningenoft©olcften. [Snbea©etberi2 iCafciw ftont:
iBeteenbieemben beöoubt men eeutoigöïöcfe fön recöt.] Éet toelcfte
bjaeracötigöfcöönt/ uptgöenomenbatöetgoebt/ oft be baebt aen be
toetten ban beïanbtfirefte berbonben is?. iBaer inbien tow fulcftjS toe-
ïaten/ fcöönt baer uptte boïgen een groote ongeïegentöepbt / bat/ name^
Ipcft/ be berfcöiïlen ban be ïiöcften/ en Xanbtpalen ber J^ncften/tot gee^
niger töbt fullen ten epnbefeonnengöeraecften: i|et toelcfte niet aïïeen
(Irecfttom beeïer göemoeberen te ontfieïïen/ en oo^logöen te bertoecften/
maer tiröbet oocft tegens? öet gemepn geboeïen ber boïcten.

3® ant top ïefen oocft in be ïg. ^cöjifture bat lephtha, als be i^ontnaO
ber ammoniten be Sanben tuffcöen
Amon en labock, en ban berabë
fcöe a©oe|lönetotaen be Sojbaen gelegen / öem felben toeberom epgfte^
mnen innemen toiïbe/ ben feïfben tegöen-toerpt be poffeffie ban b?ie
öon^rt iaren / en,b3aegötöem/toaerom öP / en föne ©ool-ouberjS foo
langöebertoeftöebbenJ Cnbelacebemonier^bp ifoSaS Ä bat
aïsf feer feecfter/ en bp aïïe i^atten beftent/ bat niet min be puWöcguebe^
mnngöen/ ai/ be parttcuïtp/ boo^ ïancftöepbt ban töbt foo toerben be^
befitgöt/ batfe met ftonnen berb^often oft beranbert toerben: boo? toeïcö
recöt fp af-topfen ben genen bie Meifenen bjeber epfcöten. cgin bie feïfbe
mepningefpieecftt boo? ©?ancftrijcft ben ^rtogö ban
Nivers, bp ThU-

nus, ub.jj,. op \'t iaer 1574.] ^e felfbe ifocrates aen Philippus • AIs de
latickheydt van tijdt de poffeffie vaft en beftendigh gemaeckt hadde «©tj bit
Liv.u.iz. recöt (teunenbe/fepbebe^longer Philippus tot T. Quïntius: Dat hy de fte-
den, welcke hy mghenomen hadde, foude bevrijden en los ge\\ren • Maer die

hem

-ocr page 241-

van fijn Voor-ouderen over-gegeven waren door een rechtvaerdighe en
crffelijcke belittinghe, van die en foude hy niet wijcken. Sulpitius, îîifîîHtes \'\'\'\'\' ^ ^

renbe tegô«t Antiochus, ftetotjfi öat ßct oncecQt cn onbiHöcS 5P/ öat W!
om bat hcnbsp;©oïtftm cectjjDts tn Hficn btenpaer toaren

toeejt / öaer upt totl retftt nemen om öaer naer eentgeberloopen eeutoen
toeb^om m nabermje u bjengen. €n be ltfïo?t-fclj?öbers5 noemen m
be oube blngôen toeber te epffcDem
cicero in\'t

asöoecnbanbepfcöten: Watbefcheydtoftbillijckheydtheeft het, dat
yemandt een Acker, dien hy veel jaren, oft oock veel eeuwen te vooren befe-
ten heeft, wederom fal verliefen ? [Florus,
Liib.s. cup./s. Nochtans befaten fy
«c woonfteden, vaa haren ouderen naer-eelaten, door den langhen tijdt, als
Qoorerf-recht.]nbsp;^ ^

^quot;^sgen i ^e effecten en toercfitngen ban\'t recöt/ toelcfie in.
«jn öet gemoebt öangen / en feonnen nocötans niet alleen op be baebt oft
joercßtnge bes gemoebts bolgen / ten 5p bat bie baebt oocft boo? eenigöe
«PChenen jp teftennen göegöeben : €tm bat öet niet acco?beerbe met be
menfcöelpcfte nature / aen bloote baben en toercftingen bes göemoebts/
te geben en toe te fcö?9bert toercfienbe ftracöt bes recöts / toelcfte men^
be toercftingen niet anbers als upt-tepftenen/ hernemen
oocft be bloote intoenbigöe toercftingöen be
îSSîfnbsp;onbectoo?pen 5ön t iBaer göeen tepcftenen en

^^^ göemoebts een iBatöematifcöe oft bolmaecftte
fiïP^P^^göelooftoeerbigöeoft toaerfcööneliicfte :
j^antbe menfcöen ftonnen met tooo?benupt-fp?eften toat anbers als fp
Sil geboelen/ oft oocft boo? baben berufen. €n nocötanS en Ipöt
wn aert bet menfcöeftjcfte gefelligöept niet / bat be baben bes gemoetS/

HiowZruiquot;quot;quot;\'nbsp;qiJaecom / i geen genoegijsaem aprcgy^roKi«»

S^\'^^^^^^^fÖttgö geöouben / tegens ben genen bie \'t aengetoefen

^^^^ ^oo?ben belangöt/is befaecfte ftlaer»
toolSn wsï! ,^eramp;t berftaen/ pets berlaten te $ön / \'t geen toecö-göe^ i
v.
bat SSt iï^ ten 3p bat beomfianbigöepbt bec faecfte foobantgö

to rSSSjlquot;^nbsp;a^« / toecö-göetoo?pen 5P. ?llfoo

S-aeftnbsp;Öanbtfcö?tft / bat be fcöiilbt

ïaKSeS^^^nbsp;^^eerffeniffe/fepbt pau us,

ÖanbEtJnTrH^?^nbsp;maer oocft boo? eenigöe faecfte/ enaller^ t^i/us.^.

^ bi^aLKl^^^nbsp;L^ ban eetitge fafte / met een anberen / toelc^ f ^^ igt;

meSnbsp;ber felfber een berb?acö maecftt/ ^.vtSrquot;^quot;
^«tenbaSi^feen bie fijn recöt nae-gtjegeben

ISfnbsp;oo?faecRe toaerom bat fulcB]C oocft niet

L^J/nbsp;gröpenfoube.^©efen göelöcft

\'^o^n/ ïnbsp;een bie minber ts/ pets toe-laet oft gebiebt«

de of. Tféei,

ban

-ocr page 242-

uan u Wu cn \'t beuboDt ontfïagen bjecbe/ foo biect berflaen bat öïgt; Iß^^
ban
be a©et ontfïasben ïjeeft. a©ant fulcbs bomt niet upt be 2Surgljer^
iücfeea©«/
maer u!ïtbe3©et ber nature/ toaer boo? een pber öet fyne
/ ■!.»» «mtrtflii-injrïsirïip jii^fiim«ttß ßtt bßcmoßamp;tnac/ öaev

0002 eenec gnoOTV gKUJllllKljï^yutfU ui^üituwuyiras^tuyK^i«^ w««.

i « nen gegeben, ^n toelcben ftn recöt ban genomen toerben/\'tgeen üipia-

Iii D.acar- nus göefepbt Öeeft/ bat begugtfcöelbingöe bomt upt öet recöt ber ©olt^

V.

L.

dam

beten.

lt;©nber be baben toerben in öet moraei oocß göereecbent \'t göeen meti
ntet boet/ aengefien itiet öarebeöoo^löcbe omfianDeUi tllfoo bie toeten^
be / en tegentooo?bisö 5önbe / fülle ftoögöt/ ftöönt te tonfenteren: 3|et
toelcb ootb be^ebjeeufcöe aaet toe-fiaet /
mm.3 o.5.en 11. ten 5pbat be
omflanbigöeben te bennen geben/ bat öP boo?b?eefe/ ofteentgöe anbere
D02faetbe / beröinbert toert/ bat öP ttiet en fpjeetfee. Sllfoo toetbtberïo^
ren aerebent/ öet gene / baer ban men beöope toecö toerpt ban toeber te
ßrngen/ als be ^toynen/ ban ben 3©olf toecö -göeöaelt / en
\'t göeen top
L Ton^po- tioi fcöipb^eucb berliefen / fepbt uipianus bat opöoubt öet mft te 5ön/

D. \'^\'metterfionbt/ maer nae bat bte bingöen niet ftonnen toeber-göeßregert

Ts^ßZ toerben ^ bat is/ais baer göeen reben langöer tS om te geloob^/ bat pe^
l-LZl manbtbe mepningöe nocö öeeft ban 3^eer baer ban tesijn / alffer göeert
juüm D. de tgptiiejten ban foobanigen toille meer oberigö 5ön. 3®ant / tnbten baet
d^ i.fir- upt-göefonben toaren om \'t goebt te foecfeen / en bergö-ïoon bej
looft/ banfoube menanbersmoetenoojbeelen. 3llfoo /.bte toeet batfpn
goebt ban een anber geööuben toerbt / enbe tn langen
tm niets baer t^
gen en fepbt / bie/ ten bat een anbereoo?faec«ebaer ban openbaerWg
blncbe/ fcöönt fulcßs m^et geen anbere mepntnge göebaen te öebben / alj

batöP niettoilbebatfulcb goebt langer onbec öetf0netoefenf0ube.€jj

c««,fl«i-batis \'t geen ülpianus jener toegen göefepbtöeeft/ bat boo? langöe fim®
ftoögeneenlupsfcööntban fön =^eereboo? betïaten geöouben 1X50*
\'r® \'^quot;quot;;©e^epfetPiusO?bineert; Ghyverfoeckt met kleyn rccht de verloopen
intereftcn en renten, welcke het laoghe verloop van tijdt te kennen geeft, da«
ghy nac-gegeven hebt:
dewijl ghy die van uwen fchuldenaetf op dat gny
te aenghenamer by hem foudt zijn, namelijck, niet hebt goedt
ghevonden te

.«.eyflcheo. ^efert geïgcb binbt men oocß pets lt;n be getoooute^
97. «ri.3. ß fian mebe/ be 25urgerïücbe toetten aen een
50be gefieïtsönbe/ toettBj
toiïlen batfe binnen getotffen töbt en toöfe faï tn-göeboert toerbe« / öaj»
ban een boïcb bat onberbanigö
ts / in-geboert toerben boo? »atmtbbev
batfe geïeben toerbt ban ben genen bie öet gebiebt öeeft: maec be t^/
toanneecbiegetooontetoeccbinge ban cecöt becftcjigöt/^tß ntetjw

paeït/maec fiaet in\'tgoebtbunc6en/boo?foobeeïgcnoecö^^^^^^^

ftomt/omöetconfentteßennentegeben^ »ecopwtöetmiftoö^^^

bcacötigö 5P om bebecïatirtgöe teboen PJefumewn «n b^moeteit/J»^
toerben baec toe ttoee bingen berepfcöt/ bat gfW^^i^J^R^^
ugih^, nen bie öet toeet/ en ban ben göenen bte b?0el!)«^ööen totïle.

ö^tnietboenbaneenbie\'tnietentoeet/ötfwïwïfffett: C« Wi^j^g

-ocr page 243-

Jewoo^factßMiitßt/ öoubt öet nae-ramen Uan öen toüfe op» r^tet
ytcr naec tn ölt felföc25oecö/ cap.22.§.ii. ©oegöt öaec öp soc.

Comlio jS7. coU. Meifchnerus, ämßone Camemliß. n. 113-T^o^o

öat öan moge gelooft toecöen öat öefe ßepöe öaec öp gebseefl jön/ V i.
foo öeöben oocfe eemgeanöecenae-camingenen giftngen öace fecacöt:
tnaec öe tijöt öeeft gcoote fecacöt in öepöen. 5Bant boo? eecft foo fean öet
guaipcfe 5iin/ öat een faecfee öte eenen aengaet / niet öoo? eenigöe mtööei
in langen tijöt tot fön feenniflfe fouöe feomen/ öetovji fP öeel gelegentöeöen
öaec toe meöe-ti?engöt» ;©ocö onöec öe göene öietegöentooo?öigö5Ört
en bp öec öanöt / tss minöec becïoop ban tijöt tot öefe giffinge göenoegö=
gJetn/ m onöec öe gene öie af-bjefenöe en ban öec öant 5ijn/oocfe fcöoon
öe25ucgeclöcfee3©et aen een
5ijöe gefielt 5pnöe. Sifoomeöe öe b?eefe/,
öte eens is eenen aengejaegöt/ bject gelooft bsel een bjöle te öucen/ maec
«let eeub3igölöc,fe nocö altijöt/ öetoijl öe lange tööt beel göelegentöeöen/
;m tegöensöe b?eefe öem felben teboo?fien/
öoo? öem felben/ oft öoo?
anbeten aen öe öanöt geeft/ oocfe metbectcecfeen bupten öe gcenfenban
ben göenen öie men b?eefi / ten mtnfien bat öp p?oteftece ban fön cecöt/
l. uc /«r..
Oft / \'t toelcfe betec
is / öatmen op i^ecötecs/ oft.^cöepts-mannen ficö
becoepe.

USaec om bat be tijbt/ toelcfee boben be göeöeugeniffe gaet / tn \'t mo- vir.
raei, geijjcfe
als on-epnöelöcfe is / foo fal tot nae-camingöe / ban bat een

59n öaec tegen. [Menochitw,/.ow.j)«.] ^ocöiSbanbenboo?ficötigert
getöts-i^leecbentoel aengemeccfet/ bat be töbt / boben memo?iegaen^
jey ntet garttfcö \'t felfbe iS met öonbect jacen / al-öoe-toel befe bicfetoilS
n^t beelbecfcöelen / (t.) om batbe gemepne bepalinge ban \'smenfcöen
l!fen / öonbect iacen ts / toelcfee fpatie gemepnlöcfe b?te (2.) oubecbom?
men ber menfcöen fcöönt upt temafeèn: a©elcfee be Äomepnen
Antio-
£??J°\'*o?toiecpen/ aisfp bectoonben/ batbanöem toeöec glje-epfcöt
S;nbsp;öP/«ocöf|jn ®aöec/notölt;0coot-baöec/

opt ueteten öabben*

(Ï •) öeeft fulcfes genoteect / en Covarruvias
gPy^Tbematecie«
Reinking. T)iaoiA.i.ciajr.s.mp.iT.n.4o. ^ietbanbe

bett feec geleecben Faber tnfónconciiioboo?

öenea ts een tijbt ban bectigö 3!acen/ais P®rphyrm$

Homerus aeutepcfeent. Hero^anus . tu\'tleben ban
Phil« ^nbsp;batb?ie Geneai oubecbom 5ttn een ftcuhm, eeutoe»

lt;n «^SJöquot;lt;0efantfcöap/ noteert /bat in 300 ^acen töten mnirnm
feptnbsp;göetoeefl» CotEacebemonienin 500 f a«n beectöien/

Itfïbt »^^^quot;« W\'t leben ban Lycurgus. juftinianus, i» Newff^ bec^
becloojitttoä^®^\'^^^®^ ^^^^\'^quot;®®^quot;^ ombatnubiec oubecbommen

-ocr page 244-

i S 8nbsp;Het tweede Boeck, van het

VUT. femanötmocötötccteööetttoerpeit/aengöefien beiBenfcöen mi
feïbenenöetöareïieföeöben/ bat men niet beöoo?ttegöeïooben/ bat
(lgt;\'t öare fouben bjecöbjecpen/ en bat beröalben be baben ban niette
boen / oocft boo? een langöen tijbt / niet göenoegö 5ön/ om fulcft een
naer-ramingöeengiffingöe/ als? top göefepbt öebben / baer op tefun^
beren» iBaer toeberom moeten top bencften/ bat men ban be iBenfcöen
ten bejien moet öopen / en bat men beröalben niet moet mepnen batfe al^
foo göefint 5jjn / bat fp fouben toillen / bat een Jälenfcöe om een berganc^
fteUjcft bingö0 toille / in geburigöe fonbe fbube blpben fieften / öet toelc^
fte bicfttoilö niet fal ftonnen bermöbet toerben fonber foobanigöe beria^\'
tinge. a©at be ïtijcften en ^eerfcöappijen aengaet/ al-öoe-toel bie öoo^
göe göeacöt toerben / moeten
top toeten / bat öet groote lafien en beftoa^
ckmpro rtngöen sön / en toelcfte / foo-fe niet recöt bebient toerben/ ben iBen^
fcöe fcöulbigö maecften aen ben too?n lt;i2»obt^: €nbe gßelöcft öet öarbt
ballen foube / bat be göene bie ficö ©oogöben en ©o^ftanbersf noemen/
tot fcöabe ban ben onmonbigöen ttoiflen en piepten foube / toie ban bep^
Uk I. be tot be boogöböe recöt öebbe; oft / toelcfte göelöcfteniffe Piato tot befe
faecfte göeb?upcftt/ bat be ^cöips«-lupben / tot perpcftelban öet ^cöiP
fouben flröben en ttoiflen / toie boojnemelpcft ban öaer öet fluur foube
öouben,- batfe alfoo mebe niet alle-töbt te p^öfen jön/ bie met ober-
groote fcöabe/ menigömaeloocftmetöetbloebt-ftojtenbessontfcöulbi^
göen ©olcft0 begeeren te ttoiffen en flröben / toie be faften ban bat ©olcft
befo?göen en beflierenfal. ©an ben (®uben toerbt gepjefenöet feggöen
nkr. m^k. Dan Aoiiochus, bie öet ßoomfcöe j^olcft bebancfttöeeft / baer boo?/ bat
ÖP ban een al-te-grooten bebieninge berlofl 5önbe / mateïpcfte palen n»
boo?taen göeö?upcftte.
[lonarhan be ^one ban saui, fcöönt alfoo gefïnt
te 3ön göetoeeflj «©nber beele bingöen ban
Lucanus toöfïöcft ööefepöt/
jjs bit nieteen ban be minfle:

S taen fy met lui ck een hoop van nicuv/e boofè nuckcn,

Om\'t hoogh gebiedt der Stadt eick aen fijn hant te rucken ?

Het was nau foo veel waerd\'den Burger-krijgh t\'aenvaen,
Op dat van beyden geen de handt aen \'t roer mocht flaen.

g^an oocft fooifTer boo? be menfcöeïöcfte göefelligöepbt aen gelegö^i
bat be öeerfcöappöe ten laetflen eenmael mogöe tn \'t feecfter / en bupten
gebaer ban firöbigöept gefielt toerben / en baerom be giffingen en na^-;
ramingöen / biebaer toe öelpen enbienen / beöoo?ert gunfligbiijclt^\'
göenomen te toerben. 3©ant inbien
Aratus sycionius göeacöt öeeft / ^^
öet öarbt toasf be particuliere poffefTien ban böf«öö fawn tn flrpöt g
treeften en berftoacften
; c^oo öabbe oocft Thrafybuius , benb?ebe tjj
getöenengöemaecftt öebbenbe/ bepoffeffien göefóten/ göeïöcft
tosefl toaren.] ©oe beel meer beöoo?t men öet tauben met öet feggj
toan
Auguftus, batbie een bjoomusan en aoeötJSurgöerfsf/toelcfte

-ocr page 245-

ftaet öecwseetittgemetenMbecanöertSaBcti j en
roelcfie/foo Akibiadesfpje^cfet Öp
Thucy dides ,öietjeaecrt öatbe tesöen-
«JooiDtoöe fo?me Uatt poïttie faï öeöouöett öjecöen: gelöc^ ïïof^ cicero^
Ormont ad Qumtes sontra RuSam fgpöt / Dat een 3©oo?ftatttïer Jjaii ïufte eït eengt;
Jjatöt/ Betaemt en toeïBoegt/ te BefcöecmenBen ftaet Bet ßepuBlöcatie/
foo Biet\'alïer tg^t ts
j en Livius fcpBt / Bat pBet B?oom ?5ut0et fitö
maetßt en te BjeBen öouBt raet Ben tegöentooo^Bigen ftaet. €nBe aï toa^
re öet / Bat ootft Bie Bingöen / Bie top gefepBt öeöDen / ontïJiaïten / nocö-
tans tegöens Be piefumptte en BetmoeBingöe / Boo? toeitfie men geïooft
^t pBes: öet föne toiï Betoaeen/ tS een fteccftet p?efumptie / Bat öet ntet ^xß-d^cu-
gelooflöcfe 3P/ Bat pemanBt Ban öet göene öP toiï en Begeert / in ïangen
Jööt santftö göeen Beguaem BetoöS oft teptfeen met alïen göeBen fouBe/ hvema.

v^rantzius , Saxomcomm ji. n. lo. tn 13.

€nBe mogöeïöcïi öan öier niet fonBer toaerftööneïöcftöepBt göefepBt i x,
toecBen/ Bat Befe faetfee niet in p?efumptie en BermoeBingöe aïïeen ge^
«öÖ«nis/ maer Bat Boo? toil-fteurlöcfe(i.) recöt ïier^oïcfeeren/ Befe
^et in-geBoert ts / Bat Befittingöe / Boben lEenfcöen gebencben gaen?
be / ntet jönbe berb?oben oft berftoo?t / nocö Boo? p?oteft oft beroepin?

in ober-een göeftemt öebben / aïfBo tot ben gemepnen b?ebe baer aen aï^
jer-meeftgöeïegöentoas: ^ocö öebbe icft met recöt gefepbt/ een on-
verb?obett befittingöe
j bat iS / göeiötb suipitius bp Livius fp?eecßt ] die ub. 3 s -

eenen den felfden ghedurighen voet j en ganck van rechten fteedts houden-
Je, noyt heeft op-ghehou den: BefeïfBe Öeeftfe eïBetS genaemt / eenge- Lit-Jf.
®«nghébelittinghe, fonder eenighetwijffclinghe van yemandr.
3©anteen

«eranberlücfeeenongöeftaBige oft ongeBurige befittinge / bie entoercbt
notö öeeft göeen bracöt: oööeïötb bieban^umibien ejrcipieet^
wntegöensBeCartÖaginienferS: Oat
nae ghelegentheydt nuzy, nude

J^oninghen van Numidien het recht hadden ghebruyckt, en dat het belit al-
«-tijdt was gheweeft bv den eenen, die de meefte macht van V/apenen had-

ftinnbsp;(lO Gregoras betöaeït / aïs ban Be lt;0?ietbfcöe ^ep--

SSS\'iHö^^^ntoasaen Be©oo?-oubers bancarana, bat befe
SlSfÄuP^r^ ööebaen / bat een pber ban Be ^ucceir0?en fouBe tm

ban ficö g bat öP \'tfeïfbeEanbt be?

5ï)nbeinacötgöenomen/ boo?\'tberïoop banïan^
SKiï^^ 3^epfersrecöt upt-Äen foube, J
ïJiSftnbsp;««ï\'ere / en
feer ftoareb?agöe/ oft ben göenen x»

liÄ. 3 5.

ten /Sh?!iöB^öo?en 5ön / öare recöt ftiï-ftoöaenbe / boo? fulcb berïa?

k

SlnBtentop feggöen BatfuïcbS nietenban
öebben/mÄ^wöeeftöetbefcöepBt/ battopnuterftanbt gïjegeben
QÖefien hfJ»!?öÖebo?bert tot rufte ber ïiöcben en beöeerfcöingen/ aen^
-quot;^quot;quot;\'^^»^^ftaïlefooBanigDjün/ Batfe oocbben
nae-ftomeïtn^eft

tOSquot;.

-ocr page 246-

t05gt;-feonteit. ^egaöctt top jac öaec toe / fal öet Jj?eemt fcDötten / öoe öat
öet nu-ftoösöen fean fcöabett Den genen bie nietfpjeüen bonnen/ alSöe
toelcfte felfs nocö met en toacen^ oft öoe be baebt ban anbecen öeeft öaec
ftonnen fcöaöelöcft toefen» lt;©m befe ftnoop teontbtnben/ moet men toe^
ten / bat be göene bte nocö niet göebo?eniS / geen cecöt met allen öeeft/
göelöcft ban oocft geen toe-ballen 5ön ban een faecfte bie nocö niet in toe^
fen is. 5©accom /inbienöet^olcft/bantotens toilieöetcecötomtecc^
aeecen / fönen oo?fp?oncfe öeeft / fönen toille becanbect / foo en boet öet
ben göenen bie nocö ntet göebo?en jön / ais ben toelcften nocö geen cecö»
becftcegöen is/göeen ongelöcft» €nbe göelöcft een ©olcft uptb?ucfte^
ïöcft fön toille fean becanbecen / alfoo fian öet oocft göelooft toecben bien
ftil-fbjögöenbe becanbect te öebbem ^önbe ban bes ©olcfts totlle bec^
anbect/ en nocö niet jönbetn toefen öet cecöt bec göenec bie bectoacö»
mogen toecben / (i.) en be ©ubecen/ upt toelcfee fp ftonnen gebo?en toec^
ben / en toelcfte tot fönec töbt bat cecöt fouben öebben / bat felfbe cecöt
beclatenbe/ foo en iffec niets tn ben toegöe \'t toelcfie fian becötnbecen/
toaecom öet felfbe niet ais beclaten jönbe / ban een anbecfoube ftonnen
ingöenomen toecben. Wp fp?efeen ban öet natuuclijcfte cecöt/ aengeften
boo? öet 25ucgöec- cecöt göelöcft anbece becfiecingöen / alfoo mebe befe
öeeft ftonnen tn-göeboect toecben/[SÏIS be25ucgöeclijcfte3©et inlegt
göenbe ecffeniffe.] bat onbectuflïöen be
a©et b?agöe be pecfoon bec gSe^
nee / bie nocö nieten 3i}n/ en alfoo becöinbece/ bat tot öacen nae-beel
niets ftan in göenomen toecben: öet toelcfte men bocö nietUcötelöcft en
moet öouben bat be J©etten alfoo totllen / om bat fulcft pacticuliecboo?^
beel tegens öet gemepne feec flcpbet en \'t felfbe tegen is. 5amp;aecom ooc»
foobanigöe leenen / toelcfte niet upt cecöt ban ben naeflen beftttec/ maeif
i^ f\'/#»ruptftcacötbanbe oo?fp?oncftelöcfte invefimre becleent toecben / pae öet
f-g.j gjjemepnfleen göeb?upcftelöcftflegöeboelen/ boo?langöetttöbtbecftce^
Sf.r.üt. dt göen ftonnen toecben j öet toelcfte covarruvia, een ïïecötiS-geleerbe ban
fen quo- fgßc groot oo3beel / iteunenbeop ftcacötigöecebenen/ uptflcecftt oocft tot
\' öet cecöt ban Majoraetfchap, eu be bingöen toelcfte
fiéi umms onbeï^
chajf. d^ to02pen5ön. 3©ant baec en is niet bat Beletten foube/ bat boo? ^ïöuc^
eo„f Burg gecïöcfte 3Bet fulcft cecöt niet foube ftonnen in-geboect toecben/ \'t toelc»
6 öoo? eene baebt niet b?üelöcft foube ftonnen toecben becb?eemti maec
vcif far An nocötans foube ftonnen / om öe onfeftecöepöt bec öeöeecfcötngöete mö^
boo? becfupm ban feftecen töbt/ langöebeclo?ett toecben: en bat
uZ\'p Ts bocft alfo/bat ben genen bie nocö ftomen füllen/ öace pecfonele actie bo^
m^^uL beöouöen ölöbe / tegens ben genen / bie Ij^t becfupmt öeböen / oft fiacen
€cfgöettamen4nbsp;^ , ^^

[Vermeerderingh. (i.) be liflo?ien jijn beele ^ïempelctt bjj
fulcfte beclatingöen. ^ieteenboo?tce
lt;felöcfte)eempelin Ludovicus, ^
elföe Coningö ban ®?ancftcöcft/ boo? öem en fijne ftinbecen/af-leg^

been nae-gebenbe öet cecöt bat ÖP öoo? fpnlBoeöec Bianca öcbten ftOö\'
be tot\'tïiöcft ban Caftilien/bp Mariana, mm\'.] ^

XI. m öet gfiene top gefepöt öebben j bipcftt / bat öen eewn

quot;\'\'\'ifi?

-ocr page 247-

tten anöecen / cn öet een tojöe ©oïcfe tegens öet anbete ©oïcS/
recöt toeclitögen fian/ foo boo? üptb?ucfeei0cfee toe-(lemitnnöe / als me^
be boo? uerlatingöe/ en baec op göebolgöbe / oft baec upt nteutoe ßcacöt
fcöeppenbe aen-neminge. Bant \'t göeen töen fepbt / bat be btngöen bte
tn \'t begtn niet en beugöen/ upt quot;t göeen baec naec göebaen toecbt/ göeen
Jcacöt feonnen ferögen/ nocö baec boo? ßefecacötigöt feonnen toecben/ ts
befe e)cceptteonbectoo?pen / ten 5p batteceen nteutoeoo?faecfee tufcöen
feome / beguaem om cecöt boo?t te b?engen. infgöelijcfes fean oocfe een
toaecacötigö 3äoningö obec een ©olcfe/ öet JSi)cfe becliefen / en ben bolc^
wonbectoo?pen toecben: €n bte in bec toaecöepbt geen 3^oningö/maec
#?infe toas/ fean läoningö toecben met öet öoogöfte en oppecjie gebiet i
en öet öoogölïe gebiebt/
\'t toelcfe bpben Coningö / oft bp öet ©olcfe in \'t
Sseöeelen bolfeomen toas / fean göebeelt toetben.
C^iet vafquius, ukr.

Cofsiroverßarttm lllußrium. CUbeU felftieU/ capJjJ.jgt;. eUbOlgeU?
be. Panortnitan. bh.r, ConfJj. lt;JJn Peregrinus, de jure Tifci. Lib.ff. cup.8.

^tt\'s oocb ben acbepbt toaecbigö te onbecfoecfeen / oft be 3©et ban x i r.
^pgeningöe boo? lange öefit/ enban becjactngöe oft p?efcciptie / göe^
tbaecfet bp ben genen bie öet oppecfie gebiebt öeeft / oocfe ft^ uptflcecfet
tot öet cecöt bec J|eecfcöappöe felfs/ en tot beS felfsf noobige beelen / bte
top elbecsbefcö?eben öebben. ©eele ßecöts-göeleecbe/ toelcfee be©?a^, »^^oi
öen ban öet oppecfie gebiebt upt öet 5öucgec-cecöt bec ïiomepnen/ bec^ J
ganbelen/ fcöijnen ban geboelen te 5ün batfe baec toe öaec mebe uptflcec^ i. \\; d.
«en. 3©p5ön ban anbece mepninge. c^ocfe
DonGarziasMaftnn.«i^ Mfl- lt;»3^^f/«xgt;.

g\'ßrMu, Lib.s.eap./T,2(f, Joh. Oldendorpius, Conf. Marp.s.». \'f7. vol.J.\'] ■ ï^anf^ï;. .

göat pemanbt aen be ïDetten becbonben 5P/ footoecbtin ben Sfiutöeuc ^iu.i. quot;
jn gebec bec 3©et becepfcöt / ittacöt en toille / ten minflen bie göep?efu^ ^j^on
jyeectenbecmoebttoecbt» .flBaecbpfo?meentoöfe ban a©et/ bat ts/ ÄLt
«p öoogec en boben ben genen bie \'t öoogöfle gebiebt öeeft/ en fean öem/ ru iju „ 6 ^
ote be oppecfie felfs ts / niemanbt becbtnben: €n baec ban feomt / bat

^ocöfeanpemantaenfj}nepgentoetbecbonbentoo?ben/niet^£l/.rf.;„^-
ftX / s«^^^ maec bp nflexii en als toeec-oitt-bupgtnge oft toeec- f,
fto beel als ftP een gfeebeelte is ban öet göeöeel (i.) cor^s oft ^

^ep«göeltfio?teaentoijflin saui,inbeeecflebeginfelen fij: .. ^

öeeft aiöiec gljeenplaetfe / betoijl top ötec ben
Sn hSÄquot;.\'?!?^^aenffenais een beel / maec als eenen tn toelc.

3®anttopfp?efeenban \'toppecfieglje^
Kt fe^^^ ^ öe fulcfes ts. iBaec oocfe toect ntet göep?efu^
/ ^at ^ttïe tot fulcfes baec 5P göetoeefl t a©ant be
onbec tónbsp;^^^ etten en toecben niet göeloof t öaec felben baec

3©et ainSS^^^quot; / aHeen ban / baec b« floffe en be oo?faecfee ban be
Ißaec feSf^JÖ«/ aisin\'ttoaecbeecenbanben p?öS becgoebecm.

gebiebt en flaet niet in gelöcfeen gcaet ban toaecbtg^

-ocr page 248-

Het tweede Boeck, van het

öepamp;t met anbere bingen: ^ae obertreft boo? fijn ebeïöepbt anbew btngt;\'
gen feer berre* ^ocö icft en Hebbe oocft geen 55urgeriijtße 3©et gDef«n/
öanbelenbe ban p?efcriptie en berjaringe / toelcfte Det Doogbfie göebiebt
mebe begreep / oft toaerfcöijneïijcft ftonbe geacöt toerben / bat te öebben
toiUenbegröpem ^aer upt boigöt / bat oocft be tjjbt/ boo? be a®et be^
(iemt / niet göenoegö en i.0 om öet öoogöfie göebiebt te berftrögöen / oft
een noobttoenbigö beel ban\'t felfbe/ inbien baerontb?eftenbenatmy.
ïncftenae-ramingen en giffen/ ban toelcfte top teboo?en gefp?often öeb^
ben* ï©at oocft foo langöenberloop ban töbt niet toerbt berepfcöt/
bien binnen bien töbt be nae-ramingöen boo? foo beel göenoegö isi / bp
be toercft 5ön: €n bat oocft be burgerlöcfte
Wet / bie berbiebt boo? feec^
lieren töbt be bingen teberftrpgen / totbe bingöen ban
\'t öoogöfie gö^^
biebt nietenöeöoo2t/nocö ficö baer toe upt-flrecftt. iBaer in beopb?acöJ
ban öet aöcft felfss/ foube öet ©Olcft mogen fön toille berftiaren/ op toat
toöfe/ enbinnenöoebanigöentöbtöetüötït\'tfelfbe niet göeb?upcftett*
be / foube ftonnen berlo?en toerben: toeïcften toille men bupten ttouf^
fel foube moeten bolgöen/ enbe foube felfiS ban ben Contngö niet fton=\'
nenberb?oftentoerben/ al öabbeöpfcöoon öet opperfte göebiebt: be^
toöï fulcftsi niet foube raften öet öoogöfie göebiebt felf^ / maer alleenbe
tnaniere ban bat te öebben: ban toelcft onoerfcöepbt top op eenanbet
plaetfe göefp?often öebben.

[Vermeerderingh. (i.) ^tet Öier na in bit felfbe 250ecft/Cap.ao, 22.
Seneca, EpißJf. Een Stierman draeght twee perfoonen, eene die hy gemeen
heeft, met allen die in \'t felfde Schip haer begheven hebben, daer in hy mede
een vaerder is, de andere hem eyghen , voor foo veel hy Stierman is. ^efe

materie beröanbelen/ ciaud. seifeiius, ^ rep. gm. i./. chaffan. «fegiorm mmdt

■part.s. camp;nf.s. GailiuSj/iè..«. ohftw.\'f. n.7. BodinuSj«^ B-tpuU. Lib, f. cn^.i. Reinking-
lib.I. cap.IJl.\']

s 111. jBaer bie bingöen / toelcfte tot be nature ban öet öoogöfie gßeöigt
niet en beöoo?en / en oocft alsf natuurlpcfte epgöenfcöappen ban
\'t felfbe
baer aen niet ftleben / maer oft natuurbjcft ftonnen baer ban gefcbepben
toerben / oft immers? met anberen göemepn aemaecftt/ bie 5ön in aliej
manieren be ^urgöerlöcfte 3Betten ban een pber ©olcft / belangenbe be
berftrögingöe boo? langötoijligö befit / en berjaringöe göemaecftt / on^
c.väY ^ f^r- bertoo?pen. 3iilfoo fien top batter lt;©nberbanen sön/ toelcfte boo? pr?fcr\'\'
feß--v T Ä1. ptie berftregöen öebben / bat ban öaer niet ftan göeappelleert toerben;
foo nocötansf / bataile
-töt ban öaer eenigö tippel oberigö blöft/te toej
ten
/ boo? fupplicatie / oft eenigöe anbere toöfe. 3©anï öet flröbt tegen?
ben perfoon eens? #nberbaen$f/bat ban öem en fön bonnisf in göener m«/;
nieren foube mogöen göeappelleert toerben / en beöoo?t fnlcfts? berö?»\'

«.II,ï3-

ben tot öet öoogöfie gebiebt oft gebeelte ban bien / enbe ftan anbere niet
berftregöen toerben algf boo? öet natuurlöcfte recöt / \'t toelcfte be öoogy^
^eöeerfcöappijenonbertoo?pen5ijn.nbsp;. ^ , ^^^rt

mt befen bläcftt / öoe berré öet macö aengöenomen toerben / \'tgöf
fommige feggöen /nbsp;öat öet benlt;©nD^^

-ocr page 249-

Hanert aire-tijamp;tu?p flaet öaer feto te fleïïert tn bjpôepbt/fuïcfie/ namc?
ï0tfe / aïs een b?? boUft toe-Homt: aEgt;m bat Det a^ebtebt/1 toelclt met
Setoelbt berßregen is / met getoelt toeberom macD berb?ûfeen toerben :
MSaer \'t geen upt totile gefcötebt tS / öat men baer ban fean berouto
ben/ en fijn totlle beranberen. 3©antoocfe be leerfcöapppen en rtijcfeen/
bie tn \'t öegtn boo? gfjetoelbt berferegen 3iin / ftonnen upt fltl-ftoijgenbe
totlle een bafi en befienbtgD recfit berftrijgen : €n be totlle ftan/
\'t jp npt
Bet begtn ban bc tnflellmge bes ^»cftS/ oft upt nae-gebolgljbe baebt foo^
3îjn / batfe een recgt göebe en berlene / öet toelcft baer nae acn öe
totlleuïet meer enöange.
Agrippa fpieecftt bï» lofephus alfoo tot ben So\'
ben / toelcfte om öaren berfteerben ontöötgljen totlle ban öaer bjpöcpöt
toeber te ferijgen/
zeloten en pberaers genoemt 5ön : Men mofte eemjats

jeltreden hebben, op dat de vryheydt niet verloren ware gheM^orden. Want
is een hardt ghclagh,ghevaer te ftaen van in flavernije te komen : En om

julcksteontgaenis\'teerlijck te ftrijden. Maer die eenmael t\'onder-ghe-
hracht zijnde, weder af-valt, moet gheen liefhebber van vryheydt, maer een
hardtneckigh onghehoorfaem flave ghenaemt werden.
Cn lofephus felfS
fpjeecftt tot befe felfbe î
Het is wel eerlijck voor de vryheydt te vechten,
maer dat moft men eertij dts ghedaen hebben: maer die eens overwonnen
Xijn, en lange tijdt hebben ^hehoorfaemt, indien fy het
jock afwerpen, han-
delen als defperate wanhopige menfchen, en niet als liefhebbers van de vry-

heydt. [^ÖP fult ten naefïen-bp befe felfbe tooo?ben btnben in be reöen

öanöettlt;©rabebanBlandraten, aen bte ban Milanen, bpR-adevicus,W./.

€n bat feï^e gaf tn ouben töben cyrus tot anttooû?bt aen öen ^«f • ^^^
gfmngöbanlrmenten/ bte föne rebellije totlbe berfcöoonen met öe;,,.]. •
ojgeerte ban be eertööts berloien b?pöepï.
mocf) öoube tcft / batter met
g aente ttoöffelen/ bat oocft bes ïsonthgös langljburtgöe bcrb?aegö=^
fuïcfts top bieteboo?en befcö?eben öebben/ ftan oocft ben
öfienoegöfaem 5ijn / om publöcque bjpöepbt te berftrggöcn / upt
Ä^l®quot;öep?efumeerbeberlatingebes»ft^. . \' , ^..
toc^S ^^ ^^«^Ôt^n bte niet bageltjcfts göcö?upcftt en m\'t toercft göc^^^^
f^\'gfi^Qec eens als öet gljelegljen ftomt/ alstofTingeban öet panöt/
ffiUlx\' tnbe©enetiaenfcöei|tfi03ie/ 7 ] ais oocft öerecljten
Kn iïPf??^/ ^^ïtften öeöaeöt/öie gepleegftr / niet regel-recöt contra^
nc2r«;S/.?Ä^ö^tmberbaetiSalseen öeel in fön gljeöeel j aistoatt^
öonbert jaren langöe met een 55uurman alleen göempp
ben / ïS?®H^^quot;Öeeft/baer öP bocö oocft met anberenöaöbe ftonnen öeb^
Oft
hÄl^r^^S!quot; niet berlojen/ais ban bte töbt af/ batter een berUobt
ttoeoHHP tquot;jTcöen geftomen is/ en \' t felföe göcöoo?faemt tS niet göe:=
auSmgöeben ban confenteren. quot;mi toelcfte / betotH tmet
t^bcnS ben ^aurgerlöcften iSecöten / ittaer oocft met benatuurlijcfte

XV.

b

Het

-ocr page 250-

Het vijfde Capittel.

Van de oorlpronckelijcke vérkrijginge des rechts over de
perfoonen: Alwaer gefproken werdt van \'t recht der

Ouderen; Van de Houwelijcken Van Coilegien ■
Van het recht over de Onderdanen j
Over de Slaven.

I.nbsp;Van het i€cht der Oudeten over haic Kin-
deten.

II.nbsp;Onderfcheydingc van de (ijdt det kindtf-
heydt, alwaer ghefproken wert van de heer-
fchappije der jonghe kinderen over de goe-
deren.

III.nbsp;Tijdt, buyten de kindtfheydt, in\'t huyf-

gefin.

IV.nbsp;Alwaer ghehandelt werdt van \'t rccht om
de kinderen te bedwingen.

V.nbsp;Van \'t recht om de kinderen te moghen
verkoopen.

VI.nbsp;Onderfcheydinghe des tijdts, buyten de
kindtfheydt en
\'t huyfgefm.

VII.nbsp;Onderfcheydt van der Ouderen natuur-
lijcke en burgeilijcke recht.

VIII.nbsp;Van \'t recht des Mans over lijn Huyf-
vrouwe.

IX.nbsp;Oft de onverbreeckelijckhcydt des Hu-
welijcks, en verbindinghe aen een Vrouwe,
noodtfakelijck zijn tot het Huwelick, uyt
de Wet der nature joft alleen uyt der Euan-
gelifche Wet.

X.nbsp;Dat doorhet recht der naturen, alleende
Huwelijcken niet zijn krachteloos , door
het niet toe-ftemmen der Ouderen.

XI.nbsp;DatnaedeEuangelifche Wet, krachte-
loos zijn de Huwelijcken met een anders
Mans Vrouw, oft anders Vrouwen Man.

XII.nbsp;Dat de Huwelijcken der Ouderen met
haren kinderen, ongeoorloft en krachteloos
zijn, nac \'t recht der nature.

XIII.nbsp;Dac de Huwelijcken der Broederen
met haer Sufteren ; der Stiefmoeder nset
haer Stief-foon } des Schoon-vaders met
fijn Schoon-dochter, cn dierghelijcke gt; nae
het wil-keurli jcke Goddelicke recht, onge-
oorloft en van onwaerden zijn.

XIV.nbsp;Dat het felfde niet en fchijnt van Hu-
welijcken raet Vrienden, die ons verder be-
ftaen.

X V. Datter oock eenighe Huwelijcken ghe-
oorloft zijn , welcke van de Wetten den
naem van by-fittinge gegeven werdt.

XVI.nbsp;Datter fommige Huwelijcken onghe-
ooilofder-wijfe können ghefchieden , die
nochtans van waerde cn bondigh znn.

XVII.nbsp;\'t Recht van \'t meerder ghedeelte iß
allerhande gefelfchappen.

XVIII.nbsp;De ftemnicn ghelijck zijnde, welck
deel d\'overhandt heeft.

XIX.nbsp;Welcke meyninghen dat moeten ghe-
deelt, oft tTamen-gcvoeght werden.

X X. Dat het recht der af-wefenden den aefl\'
wefenden aenwaft.

XXI.nbsp;Wat vooi ordere daer zy tuflchen ge*
lijeken, oock Koningen.

XXII.nbsp;In ghefelfchappen »welcke haer fun-
dament in de faecke hebben, moet
men de
meyningen achten en fchatten, nae het
ge-
deelte
dat cen yegclijck heeft aen de fake,

XXIII.nbsp;Het recht det Burghcifchap over de
Onderdanen.

XXIV.nbsp;Oft het den Burgeren geoorloftzy»
van de Burgerfchap aftewljckcn: wertmct
onderfcheydinge verklaert:

XXV.nbsp;0e Burgerfchap heeft geen recht ovd
de Ballingen.

XXVI.nbsp;Van het recht door tocftenaminghc
over een aengenomen Soon.

XXVII.nbsp;Het recht overde Slaven.

XXVIII.nbsp;Hoe verre ghefeydt werdt dat i»
dit rechr begrepen
zy, het lecht van leven
doodt.

xxrx. Wat nae het recht der naturen m«quot;
houden mach, va^n dc ghene die uyt Slavef
geboren zijn.

XJC X. Verfcheyden foorten van flavernij^

XX XI. Van \'t recht uyt toe-ftemnaingquot;\'^
over een volck \'t welck fich onderwerpt-

XX XI I. Van \'t recht over cen perfoon
mifdacdt.

%èt Mïecn Obertje öoeberm/ tnm ootfi öber be iwrfootte«/
toerbt eeniöb r^cötberftregben/ «n batooifiïjoncfeeïöcft ^
teeitnse/toeHemmtnöe/mtfbaebt* 3^oo?teettnge betßcööfj
be lt;©uberen recDt ober be Omberen: feagbe / bepbe^
«©Ubers/©abetenbenaoebetj naaectnöfenof? Jleerfcj^ëen onb^

-ocr page 251-

Rccht des Oorloghs cn Vredes. 19 ^
KrSS/S^?quot; ^ ^^^ ^^^ J^aberSööeöteöt Jjoo? / om ös

[Vermeerderingh. (i.) Seaecz, Lih. s.Comrowrfiarj;. Het eerfte ghefagh
«omtden Vader toe, het tweede de Moeder. Chryfofthomus, OJJÊC i.Cor.
1
.3. Met rechtwerdt de vrouwe den Man onderworpen: Want gehjckheyt
tweeïmfnbsp;^efeïföe/ OUcr\'t 4 cap» tot ben Ephefen : De

r^hfnbsp;quot;nbsp;lt;ierhalven moet fy haer felven gheen ghelijcke

lecnt aen-nemen , (want fy ftaet onder het hooft) noch en moet haer de man
hfltfvnbsp;want fy is fijn lichaem. Cn

vaec nae: De an^rde macht is fy, hebbende oock ghebiedt en ghefagh, en
_ ei vermoghens in de eere van\'t ghefelfchap: maer nochtans de man heeft
atmeerder. Auguftinus, Epift. 19r. EenSoneuyt wettelijcken Huwelijc-
ranbsp;ineer onder de macht des vaders, als des moeders. Grego-

d- . 1\' w^^amp;PfP^eetÖtllÖtt Andronicus Palxologusm Irene: Hy voegh-
e aacr by, dat de vader meer vermocht als de moeder, en datter niets konde
erhinderen, waerom des vaders wille over fijn Soon niet gelden foude, oock

^^ eerötebtnöfie bte men be iBoeber fcfiul^

OlÖU tSt/ fïet L. Congruentius, C. de Fatm petefiate.-]

öJiebeclejï tijbettonbecfcöepben. ^e

fiEH^Jftl^iSil^nbsp;beberfeiefinööe en öeraebt.

g^nsöenocöontoecftti ttoeebe is ban bolUomenoo?beel/ maec
bJrfJ^f.^^^ÖöïDiJenbeeen beer ban\'tiluiïfgbeftn bei: Anbecen f m
Öi» upt öet lupfsefin sefcöepben tS» Sn be eerfte töbt
ï»^ Étnberen / onbec öet göeötebten Beöeec^
C^P5Öntnbten oubecbom alfoo öaecbec €»ube=
«S!. ^^quot;rF^ goebecen bte be ©ubecs öefttten / fept Maimonides,
c^no.
bant^f»ntöet tsbillücit/ bat bie ficö felben niet
«»n cegeecen/ ban elbecs göecegeect toecbe. ^fchyius fepbt:

p ^^^^^ jonckheydt als een onvernuftigh beeft,
Behoeft tot goedt bellier, eens anders hulpe meeft.

banbec göeen anbec gebonben toecben / bien be ce^
^^^^ aubecen. i^ocötans is oocft bie töbt een
beöeecfcöingöe obec be goebecen / nae\'t
maecbe oeffeningöe en\'tgöeb?upcb toecbt bec^
^\'^tftchff\'S^^i???nbsp;toelcbe icb ge^

befitnbsp;öet cecöt/fo Plutarchus ban be l^inbecen fp?eecbt/

^ecen biT^quot;^^ ^ göebjupcb. becöalben bat alle goebecen bec Itin^
^e wnbsp;«tet natuuclöcb/maec bomt upt

toelcbe oocb ben J^abec in befen
^^abctjKS??!«« iJan i^e Hoebec / en be ^onen / bie nocö onbec bes
natuut^gSiÖÖ^»«« ﻫ« öaecs felfs l^oogöt 3Ön / en öe
«ntoeet/nbsp;öantoelcbonbecfcöepbt be natucenfet

quot;i\'fSDenomen alleen bebooitcetfeltjcböepbt bec jiejce/ bieicft

55 b z \'nbsp;göe^

ir.

Hier boves

De fotiun.

W -^rn O-it

-ocr page 252-

Het tweede Boeck, van Het

Cïjefepötöebüc/ inötenöeleerfcDersf onbecöeit anömn om öe
fcDtippïje ttoiftcn.

^n öc ttoeeUe tijbt / ain ïjtt oojbeeï nu cöP sebjojben tsf / boo? ben oU\'
beröom/ fiaen onber öet göebwbtsbcen anbere baben en toercben/ ai?
bie pet toat te bebupben öebben tot ben tïaet ban öet baberlöcbe en moe^
berüjcbe öupfaöefin. a©ant öet biüptb W bat öet beeï accojbere nt« »ƒ
Söelegöentöepbt ban öet göeöeeï. [lt;i§oo berftïaert Maimomdes be 3©etA
Num.ïo.io.j ^n anbere toertften en öanbeïingöen öebben be »beren
moraie macöt om te boen / bocö 5ön göeöouben baer tn alïe-töbtss te öe/
tracöten/ bat fp öaren OBuberen mogen beöagen. iBaer betojjï bie ftö^\'\'
niet en ftomt upt ftracöt ban
bemoraie macöt/ gelöcftaïjSbe boben-gj^
fepbe bingöen / maer upt lt;0obtb?ucötigöepbt / eerbiebingöe / en pïicöt
tot ber göeibtngöe ban bancftBaeröepbt / en maecftt niet bat öet ftracöt^\'
ÏOO0 / en ban ontoaerben 5p / \'t toeïcft baer tegöen foube mogen
gebaen
3ön: göeïijtft oocft niet ftracöteïoos? iss be toecö-fcöencftinge ban eemgö
goebt ban eenigöeröanbe leer en €pgöenaer / göebaen tegöeng bent^\'
gelbangöefpaerfaemöepbt*nbsp;.

^n alïe bepbe befe töben begrijpt öet recöt ban regeeren / oocft onö«^
ficö öet recöt ban te bebtoingen / boo? foo beeï / nameïöcft / aïjs be ißtn^
beren moeten göebtoongen toerben om öare pïicöt te boen / oft om Ö^^^
te berbeteren. lt;ï^ocö toat men moet öouben banftoaerber flraffen / baef
ban faïeïber^ göeïegentöepbtbaïïen tefp?eftett*

5rgt;ocO aï-öoe-toeï öet j^aberïijcftegebiebtaïfoboïgötben perfoon ban
be©aberfeïfgï/ bat öet baet ban niet ftan af-göefcöepben/ nocö opeen
anber ober-gefet toerben /nocötansê natuurïijcft/ en baer öetbe bürget;
ïöcfte 3©et niet beïet / ftan een ©aber fijn ^oon betpanben / / en foo m
be noobt beretïfcöt/oocft berftoopen/ inbien baer göeen anber ntiWj;
boo?-öanben
isf / om öem te boeben. [ jomandes in fön lt;!5ottöifcDe m^\'

tÏ0?ie: Want de Ouders niet anders doen, verforgende de behoudenifle vaquot;
hare Kinderenj fy overleggen dat het beter is, dat haer Wel-geboorte-recni-
verloren werde, als haer leven , aengefien het meer barmhertigh is , dat y®^
mandt behouden wert, verkocht zijnde orn gevoedt en op-gebracht te

den, dan dat hy fterve. ^jcft biube bat fuïcft eeu 3©et oocft oubet bei!l|gj\'
tanen 5pgöetoeejt.]
Mu toeïcfte fcöönt upt beoube (€öeöaenfcöe3®J:
(toeïcfte
.®iianus in\'t z 25aecft beröaeït) onber anbere ©oïcftenboo?t-gj/
feropen te 5ön ^ en bat bie (Cöebaenfcöe 3©et feïfsf ban be
en boo?t0 ban ben 3|eb?een geftomen is? j €n ïeert
Apoiionius in fön
aen
Domitianus, bat be felfbe oocft mebe bpbe ©ÖJpgierjs in göeb?nsjj
ijsgöetoeefl. 3©ant men öoubet batbe nature feïfsf recöt geeft totffjjf\'
atleö / fonber \'t toelcfte niet ftan berftregen toerben \'t geen batfp geötfMj:
Sin be betbe töbt / ioquot; een .i^oon in alle^ fönsf felfsf ©oogöt en epgP/V
iBeejïer / blöbenbe ebentoel alle-töbt befcöulbt ban i0obtb?ucöttöpSt
gneerbiebinge/toelcfterssoo?fafteeeutoigöbuurt, ^aeruptbolgöt/^^.
ber Coningöen baben baerom niet ftracöteloosf ftonnen göenaemt we»^

ben / om batfeöare «Ruberen öebbem

1 ^ó

ill.

IV.

V.

-ocr page 253-

^^ 3aiat ï)«c ïjupten is / öat ftomt m benbsp;aBet / bie op b\'een v i r.

JiaetfeanbersîSaîsopbeanbere4 [sencca banbe3©e!baben/ ub.3. c.ir.
Jtooatbetbeioncîîbepbtoojôaeciiîcfe is göeregeert te toerben/ öebben
top öaer göeiijcb aïs lups-oberöeben befîeït.3 Sllfoo toaS bpben le^N^.soz.

göegöeben öabbe/ be macöt bes
hSS o Bp öe beloften bpfön ^oon oft ^ocöter göebaen/ bonbe ont? cep» u^y,
wTCit/ ntet alle tnöt biirenbe/ maer btmrbe foo ïangöe /aïs hMnWfr^^r-ove.
S5quot;ööebeeïte toaren ban öaerber lt;©uberen öupfgöefin. [3finberfittS
^aereen^oonnaebe^eD?eeufcöeco|ïupmentot fön bertöien klaren/
lV?!?/iSööemteberbitiöen/ gïjeïöcbfp aentepcbenen opbe göemelbe
Ätfßtn iSumert.] ^00 toas ben 25urgöeren ban Komen een epgöen
J^aoerlöcbg macöt göegunt / ober be^onenfeïfs bte öoofben ban öare
jpsen f amiïie toaren / foo ïange aïs fp niet toaren in b?pöept/ en op öa^
K^y öoetengefieït. ^oobanige macöt beSïomepnen feïfS bebennen/
^«t anbere ober öare ^inberen niet en öebben.
sextus Empiricus, pyrrho-J^ßfepatr.

^quot;mterüs: De Suchters der Romeynfche Wetten, hebben gewilt, dat «ienbsp;m

fïf^nbsp;macht haerder Ouderen fouden gelijck als de Slaven zijn, en dat

y gheen Heeren over haer eyghen goederen fouden zijn, maer de Ouders,
dat fy in vryheydt wierden gheftelt ghelijck als de Slaven pleghen: het
. ®lcke andere als tyrannifch verwerpen. [Philo is
kgatme ; Want nae \'t recht
-®fß.omeynen, komt den Vader toe allerhande volkomen macht over fijn
Simpiicius
1i\\iZtBpiättiEncbiridh}}: De oude Wetten der Romeynen
koi^* quot;hebbende, eenfdeels op de uytfteeckentheydt, welcke van de nature
Rhe \'nbsp;op den arbeydt, welcke de Ouderen aen wenden en dra-

yy®® ^opr haer Kinderen , willende daer-en-boven dat de Kinderen fonder
quot;^\'quot;logheoft exceptie den Ouderen fouden onderworpen zijn, fteunen-
Qy?*®^latendefich mede, foo ick gheioove, op de natuurlijcke liefde der
des j hebben den Ouderen macht gegeven, hare Kinderen , foo fy wil-
,.3 ^verkoopen , en onverbeurt te dooden. ^©iergÖeïÖebe 3©aberïÖ£be

teS^JS^Çïaft Ariftoteies in be Herfen / aïs tp^annifcöS* \'tîBeïcb tot^Nfquot;«.«?
iïan ons toerbt bprgeb?acöt / op bat top fcöerpeïöt^ öet bur^
iffiï^^l\'^ ^»n natuurïöcbe mogöen onberfcöepben.

\'ttoeïcb fön oo?fp?oncb öeeft upt toe- v i n,
bomt/ oft upt bergfjefeïïingöe/og tipt
bïSifSö^- bergöefeïïingïje / bie aïber-meeftnatuurïncb ts/
(bSfiSy^^^ibeïöcöï maer ban toegöen öet onberfcöepbt berfete/
Ap^S\'^^^P^^naertbaniBanïücben ©?outoeïictï)en is öet gebiebt
ööemepn/maer iS be

infaecbenöetöoutoeïöcbbetreffenbe/ en tnfaïten
toant be3|upfb|ou toerbt een göebeeïte ban\'t
öïbtoS^i^^^\'^^ daerom bomt ben üEan toe öet recöt ban te
toecaS.-nbsp;tnbten be Hannen nocö eenigö berber recöt

ïoftenS^*^!/ ^^^ beleö?eeufcöe a®et / öet recöt om aïïeröanbe be^
lienïtetr0^5quot;ï\'lt;^?ûutoebanontoaerbetemaben/ bp fommige ©oïc?
^mtm föner lupO)?outoett goeberen te)ïerïioopen/fuï(X bomt

m 5

-ocr page 254-

ttiet mt öe nature / maer upt infteUittgïje. mfe pïaetfe öerepfcßt /
toponöerfoecßen/ toeïcfe be nature Uan\'tl|outoelöcfe 5P» 3©p
öan/bat Ijet ^outoeröcftnatuurlijcftts/ foobantflöe een bptooontng^
öes Haans met öe ©?o«toe / toelcfee öe ©?outoe fielt geltjcfe als onö^»
ooööen en betoarmgße bes lïians. ^ant foobantgö een göefelfcpw
macö men oocfe ften t« fommtge flomme «©ebterten: bocö möen mejj\'
fïöe / boo? foo beel bte een ^ter iS / toelcfte reben geb?upcftt / tSöae^
göeftomen oocft betroatoe / boo? toelcfee be ©?outoeficöae« öett

(©ocftenfcöötttbe nature ntet anbers teberepfcöen / op bat öet HOJJJ
toelpcfe Befienbtgö5P
t 9!a oocli fcöönt bat be lt;0obbelöcfte 3i©et met JJ
bers öeeft berepfcöt/eer bat öet €uangeltum berftonbtgöt toerbe.
oocft beiepltge 4jBannen öebben boo?be 3©et/meer als een ©?otttoe^
öabt: (I) Cnbetn bellet toecöen eentgöe 3©etten boo?-göefcÖI^%*
bengöenen / bte meer ©?0utoen öebben als eene; (1.) enben Conf«
toerbt göeboben / öat öP nocö ban ©aerben / nocö ban ©?outoen / tm
felben te grooten mentgte nemen fap baer op be J|eb?een aentefeenen/b^
öem toe-gelaten toaren 18.
\'t 3p ©?outoen oft 25pfitten en Concubtnen»
lt;gn «©obt bertoöt David, bat öP Öem beele / en felfs boo?lucöttge
toen göegöeben öabbe.
(3.) Blfoo oocft/bte fön 3©?outoe totl berlaten/

toeröt boo?-göefcö?eben be toöfe öoe öp baer tn öanbelen fal; enbe b^J
oocft ntemanbt beröinbertbe ©erlatenete troutoen / uptgöenomen biet®
berlaten öeeft/enbe ben #?tefler. (4O WÖ
befe b?pöept/ban tot^n
anberen iBan ftcö te begöeben / moet felfS boo? öet natuurlijcfte cem^
alfoo tn-göetogöen toerben/ bat baer upt göeen bertoarrtngöeen ttogi\'
feltngöe onber beJätnberen en ontftae» TDaer upt feomt
bp Tacitus tf**
^?iefierlÖCfteb?agÖe: oft een vrouwe fwanghcr zijnde , cn noch ^etflg
baert hebbende, noch de Vrucht ter werèlt ghebracht, met recht

trouwen ? 53p öe« l|eö?een toas geboben / bat tuffcöen öeteen ett öetan^
bere^outoelpcfe/ b?te iBaenben moeflen berfirpcften* »ecl^»^
€ö?tfit/ öeeft foo anbere/ als oocft öefe JDetten öes iloutoelpcßS/on»^
öen€ö?ifienentoteenbolmaecftter regul göeb?acöt/naec toelPBenw
ben göenen bte bupten bal ban oberfpelfön J|upfb?outoe berlaet / en.\',
be©erlatenetroutot/ berftlaert bepöe aen #berfpel fcöulbigö te
enbe fön Wpofielen uptlegger Paulus, geeft ntet alleen ben jmn ttia^J
obecfönecJ^pfb?outoenlicöaem/ \'ttoelcft oocft mebe in ben natuf^
löcften fiaet recöt toas en fianöt greep
/ (want die door Wet des hd^

welijcks met der Vrouwen te famen ghevoeght is , die heefrrecht ov^»®^
Lichaem,
fept Artemidorus) maccoocft ban gelpcften toeberom bec
toe obec öet iicöaemöaresusans.
Laftamius: Want heten i$

alfoo hiermede, ghehjckdeghelegentheydtis van \'t publijcque recht,

alleen de Vrouwe, die een arideren Man heefr, een Overfpeelftcr is

Man, al heeft hy veele Vrouwen, vry zy van de mifdaedt des overfpeJs. M ^^

de Goddtlijcke Wet heeft alfoo twee in een Houwelijck, \'t wclck isid een
nch3em,
lt;ioorghelijckejock te famen ghevoeght, dat hy voor een Overipe

IX.

Deut.II.15
Deut.17,16
17-

j.Sam. iz.8

Dcut.14 4-

Matth. 5.32
cn 195.
i.Cor.7.4.

-ocr page 255-

^«ghehouden werdt, wie de t\'fameti-voeginge des Lichaems aen verfchey-
den deelen verfcheurt. ^cöhjeet toeï bat bait ben meeflen boopbet baet
ooo|^ecbt öbeöouben / bat ban Cb?i(to tn befe bepbe Hutfeen geen nteu

V öy^öu^jen 5p / iTtaet: Det^jleïlet be 3©et/ toeïtbe lt;©obt be ©abet:
S^^baenbancfeaïïerbmgben öabbe geemaecftt: (Cöt toeïcft gïjeboeïen
tftf JE \'^Öönen CD?i|lt epgften tooojben göebaacöt te öebben / baer ÖP on$s
eerfie beginfettoöjirÄer ba op ftan men anttooojben/ bat
quot;PJ oteit eerflen flaet en geïegentöept / baer lt;©obt eenen |Ban ntet meer

SnS töben fuïcft^ treffelöcft en pjöfeïöcft 5P getoeefi: bocö foo nocö^
ffSS/ Ö«t ntet ongöeoo?ïoft oft berboben toasJ anberss te boen i toant
St? 88een 3©et en / baer en tiS göeen obertrebtngöe ber 3©et* iBaer
ïirr ^Ööen toass baer göeen 3©et ban bat flucft. ^ïfoo mebe / toanneer
bSi! ^ 5P boo? Adam oft boo? Mofem göefepbt öeeft / bat öet berbortbt
I;5,Wtoeïöcftsi foo bafl en fiercft tsf/bat een iBan fönsf©aberss öupf^
Fim moet berïaten / om metfpn 3gupfb?ou een nteuto lupfgeftn tema^
^ Öeeft ÖP bp naeöet feïfbe gefept /
\'t toeïcft tot be ^ocöter ban pha-

^ Öefepbt toerbt / Pfal45:. 11. vergeet uws Volcks, en uwes Vaders huys.

Ji^upt befe tnfleïïtngöe ban een foo nautoen b?ïenbtfcöap / bïöcftt ge^
«gj^ö/ batöetlt;©obetenöoogöflen aengöenaemtó/ bat btet\'famen-
JJlömgöe boo?gaen$s bure en bïpbe j (6.) nocötanis toerbt baer upt ntet
SSjöttgöbetoefeh/ bataïboentertöbtban lt;©obt göeboben 3p/ batöet
\\ iJ^\'föonbtom göeenberöanbe oojfaecfte foube göeb?often toerbett.
Äw^®®\'^lt;EÖ3tflu^Ö«^fttoerboben/ toat lt;0Dbtinbetnfleïïtngetefamen
grjoegöt öabbe / bat göeen »nfcöe bat fcöepben foube / upt öet gene
Efttytbefleen lt;0obe aengöenaemfle tj^/nemenbe een feer toaerbigöe

êettjS feecfter / bat be meefle ©oïcften ban
l^fï? iJJPÖepbt ban öare ©?outoett te berïaten / al^ öet loutoe^
mSïS£^«ïe©loutoengeb?upiftt^bben. Tacitus beröaeït/ batbp-na
«w^f ï^oogöbuptfcöe onber aïïe ?5arbartfcöe natten tot ftnen tpben/
flacÄ gIÜ^quot;PftJ?outoe te b?eben toaren : €nfuïcft$8 betoöfen boo?^
foö ber f^erfen/ aï^ ber SInbtanen. C€n bte ban

«IrSrh.T^^\'^^önSÖnbe berfen ban Menander, en Euripidesin An-
25pbe€gpptenaer3^toa^aïïeen onber ben 3P?tefleren öet
KrÏÏ? ^ ®?OUtoe tn gÖeb?UpCft. C^tet
Herodianus . lib.^.l
Äw5®°quot;^®»^ i»enlt;©?tecftent^cecrops be eerfie göetoeefl/ bte een

öeeft: let toeïcfte bocö öet €)cem^
m anbere/ toonen/bat felfss onber bie ban 2Etöenen niet
Slnbien eenigöe ©oïcfteren ingöe-
öebben/ gljeigcftbeiSomepnen boo?gaen!es ban ttoee
ïangöeban berïatingeöaerber ©?outoen ficö ontöouben
P?öfen/ aïjitoeïcftegöeftomenjöntotöet
«en betnbsp;öaerom oocft be^?ieflerinnenbp ben feïfben ilomep^

«H tjoutoeïucft niet en fcöepben / aï.$ boo? be boobt: ^^aerom nocö-

tansf

De morik.
German.

Diod.lib.ï.
geli.hb. IJ.

-ocr page 256-

2 00nbsp;Het tweede Boeck, van het

taitscnbolöïjttttct/ üatöfe aöcfonöfsetgeöbcn/ öic mM SÖ/ba««
Deböen / eec öat öeftemme öes Cuangeitums betbonöigbt bjas. (80

[Vermeerderingen, (i.) Chryfofthomus ban Sara: Sy van ghehjcKequot;
föchte trooft voor hare onvruchtbaer houwehjck te foecken uyt de Maghej •

want fulcke dinghen en waren doen noch niet verboden, ^tet benfelfÖ«»

Obec i.Tim.j. Auguftin. ban öe Cb2lt;fteïöcbe Seece/Aamp;.i. He^as een

onbeftraffelijcke ghewoonte, van veele Huyfvrouwen te hebben, mm\'^\'

ïljcbefepötöpalöaecnocö cap.i8. en öantap»2a* Daer zijn veele dmgen,

welcke in die tijden bcboorlijck en nae plicht ghedaen 2ijn, de welcke «»
tertijdt niet dan metwulpfheydt ghefchieden können. (^nB.Kf. de ctvtm
Dei, Mp.sS. Dewijl gheen Weten vetboodt meer vrouwen te hebben, om f®
naekomelinghen te vermenighvuldighen.nbsp;,nbsp;,

(z.) lofephus, ban beloötfcöeouötöeöen/ Bj?. Mp.r. Hct is by oas
een vad rlijck ghebruvck meer vrouwen te hebben.

(2.) Jofephus tecfelfbec plaetfe f£ineclilïo?te: Dewijl hem God hu^\'
vrouwen ghegeven hadde, welcke hy met recht en wettehjck hebben moCO\'

te. Pefiaha obec Levit. 18. fept / Öat ftenneïijc» ts / öat bJte fepöt / öatjet
becbööen jp gbebjeefl meec 3©?outoente fjeöben/ öat öte ntet toeet w»»

LeStfltr. 25pöe®ecflootene toect oocb een 3©eöub)e geboesfij
tec feïföec pïaetfe / aïS meöe r4. üet toelcbe phüo ^benomen en be^
ftaen beeft ban öen toogöen-l^jteftec / en baft be meefie uptieggecs baquot;
öefen ttjöt / om \'tgeen öattec boo?-gaet/becs io. enboïgens. IBaec o^
ïiet ban een ïgt;öec ©jteflec moet becflaen toecöen/blnCbt Ezech.44. i .
itt öe utJtïeggtngbe öec 3©et: en lofephus tn\'t i ?5oetfi tegïienS ApP\'^fJ
foo öat öe a©et moet te famen gljeboeggt toecöen met get begtn ban
tapttteï / foo öat\'t göeen ban öen 3|oogöen-p?iefiec gefepöt toecöt/. aiJ*
tec ïoop en boo?-bp-gaenöe öaec 5P tuffcöen gefielt» •nbsp;,

(5.)nbsp;altoaec oocb öttboïgöt: Door het exempel va»

onthoudinge, moet men de vrouwen leeren, datfe fich reynelijck houde««
Wanthetisonbillijck, datghv dat fulteyflchen, \'twelck ghy félfs me^^,
kondt doen.
g^e feïfbe mepnïngÖe iS bp Gregorius Nazianzenm^; HO^
eyfchtghy , ende en vergeh niet ? Hieronymus aeuOceanus: Een ander ziJ
de Wetten der Keyferen , een ander de Wetten Chrifti: Wat anders g^hie^
Papinianus, wat anders onfe Paulus, By geenen M\'^ert den Mannen de too
iran onreynigheydt los ghegeven, eo alleen
Maeghden-fchenderijeenove
fpel verdoemende, werdt doorgaens aller-wegen door de Hoeren-winc»^^;
en met den Dienftmaeghden de ontucht en wulpfheydt
toe-ghelaten,\'als o ^
de waerdigheydt de fchuldt en mifdaedt maeckte gt; en niet de wille. ^^
ons, ^tgheen der vrouwen niet gheoorloft is, en is even alfoo dennbsp;jg

niet gheoorloft, ende felfde dienftbaerheydt werdt op ghelijcke cooa»

^efe mantece tS oocb eectöbts ban beeïen wmn boo? öetfï
0O?beeït» Euripides fepbt tn Andromachauptbepecfoonban HcrmiöDc.

feö

-ocr page 257-

Ten paft niet dat een Man Heer van twee Vrouwen zy:
Sal \'t Huys wel zijn beftelt, hy maeckt fich met een bly.

«ï^ïtWbeReye:

Ick prijs gheen Kind\'ren oyt van twee verfcheyden Moeder,
Noch dubbelt echte Bedt Ick hatef\' huys verwoeder
^Ghekijf: Een Man heb een ontwijflijck Eed-ghenoodt j
Twee Heeren niet foo wel een Stadt oft Landt in noodt,
Als \'t Scepter van een handt ghedraghen, en beftieren:
^en hoopt maer laft op laft, en doet de Burghers fwieren
^oor tweedracht, die de bandt breeckt van de lieve vree,

ftort al over hoop, wat luft en ruit bracht mee.
^^e Meefters van \'t ghefingh, twift onder Tweelinghs fliehten j
En als de lichte windt \'t gheladen Schip doet fwichten:
^eel beter eene handt, al is die fchoon veracht,
Het Schip met order ftiert, en houdt by
\'t Roer de wacht:
Als oft den goeden raedt verdeylt in veele hoopen

wijfheydt moeft van d\'een tot d\'andefefoecken loopen ;
^en Macht regeer\' de Stadt, een Hooft het gantfche Huys,
ïndien men vrede foeckt, en afkeer heeft van\'t kruys.

Plautus Mercacore:

Een deughdelijcke Vrouw gheen Man begheert als een)
Waerom
fal niet de Man met een Vrouw zijn te vreên ?

cJH maccfet ftet oocft Ambrofius, ttt\'t fïUCft bStt mttt ©jOUtett/
\' batt Abraham: toCÏCfte trtaCtfeGracianus0efiCÏtÖ«ft/

teöftenö Fauftus, lib mp.i.7. Ter tijdt als het de maniere
önh^r hm «Lquot;^quot;\' het gheen fonde. ^tt mft Gratianus OOCft Scjïcït/ maeC
Ambrofius.

toetcfee lutocïijcftcn na \'t recöt ber naturen/ ba|l
te oolfÄ ; ïJ^t Äe te onberfcöepben/ enrecöt baer ban
tecfttnbsp;aebencften / bat ntet alle btngen / bte tegen öet

\' ®*^acöteloosbjerben booj öet recöt b^ ttature/

tn toelcften ontb?eecftt öet begtnfel/
oft intoelcfteöet

innbsp;»t« öeteffect oft toercft. let begtnfelfoo öler/alsS

ïecfttnbsp;ï»aben/ ban toaer öet recöt öer-ftomt/ tS bat

»net genn?Knbsp;bermogöentöepbt genoemt öeböen / te fameij

^^quot;■^^^öfame totlle.nbsp;totlle göenoecöfaem 3Pomrecötboo|t

Ccnbsp;\'te

-ocr page 258-

lOZ

tc Bjensgett / faï fiUt «ae Deguaitieïocfeec ijecamp;anöcït toecïrctt / öaet Batt
Be Beloften lt;11\'töBemeert faï söeïJanBcït BietBen. 25eïansôenBe Be
mo-
rale
Bei-mogDentôepBt/ baït berfcbtï / beïangbenbe bet confent en betou^
ïtgtnoöe Bec «©ubecen / bjeïcbe fommigbetot befienBigbePt Bec i^oubje^
ïöcben/aïsnatuucïöcb/becepfeben. iBaecfpboïenbaecin» a©antbeBe^
toJüS-cebenenbiefpbpbjengben/ enbetoöfen anbecsniet/ aïS Bat
met Be fcbuïBigbe plicbt Bec lätnBecen baeï obec een bomt / bat fp be öe^
bjtïïtgtnge Daecbec €gt;ubecen baec toe bectoecben : bettoeïcfte top gattt^
fcDeïöcbtoe-tlaen/ öotömet temperamenten mattgtngbe/ ten5pbat
bec lt;8uBecentotïïe gantfcö onótïïöcft5Pgt; 3©ant fnbten be l^tnbecent»
aïïenbtngbenöacenlt;©nbeceneecbtebtngbe fcbuïbïgb jijn/ feecbecïôS
foo5ijnfebtebooinameïücbfcöuïbïgbtnbatlt;ïucb/ toeïcfee ïjetgantfcSf
gbefïacbteenafbomiïeaengaet/ aïsbanissfietlloutoeïötb, iBaecbi^J
upt en boïgöt ntet/bat ben ^one ontb^eecbt bat recöt/ \'t toeïcb berbiaetf
toerbt boo? ben naem ban bermogentöepbt oft öeecfcöappöe» 3®ant öte
een^upfb?outcoutot/ moet tot beöoo?ïöcben oubecbomgebomenjött\'
tn gaet btipten öet i|upfgöeftn / fuïcbs bat öP tn befe faecbe be cegeerW^
göe bes ï^upfgöeftns ntet onbertoo?pentsf4
€n öet ampt en pïicötbaj
eerbtebtngöeaïïeenenmaecbtnïet/ batbe baebt / toeïcbe baer tegÖ^quot;
ftröbt/ bracöteïoosenbanontoaerbenjp, iBaec \'tgöeen ban ben
mepnen/ en eentgöe anbece beco?btneect ts / bat fommige öoutoeïöcbeït/
om bat öet confent bes ©aBers ontB?eecbt / nuï en ban ontoaerben 5ÖF

ben bocö Be 3äinBeren natuurlöcb eerBiebingefcöulbigö5ön/ en maectU\'
Boo?öaerrtietöetotItigöenenafflemmen öet öoutoelöcfi nietbracfit^j
loos: ^a felfs tWet Be 3©aBer ban een ^oon / bie nu b?p gelaten / en fpj
felfs JBeefler göetoo?ben is: 3lae inbien be ©aber felfs nocö iS in flR
©abecsmatfitengöetoelbt/foo moetbe^abec/ en «i5coot-©aber ^

totlligöeninf9ns,;^oons öoutoelötb: tot bes^ocötersöoutoelö£«*5
bes lt;0root-©abers confent genoegö. C9[ae bes «0root-©abetS / inwej»
bie eenb?peiiBan is / gelbt meer als bes ©abers / inbien be felbe baquot;
(laeffcöeconbitie is/ ««/-i^ qmß.iu.-] a©elcö onberfcöepbt in\'t retgf
ber naturen onbebent / göenoegöfaem te bennen göeeft / bat befe Bingen
Öeer-fiomen upt öet 25urgöerlöcbe recöt. 2ltt be ä|epligöe ƒ£?
top toel bat be lt;©obtb?ucötige Hannen / en beel meer be ©?outoen (BJ^
toelcber fcöaemte alBer-befi paflTet / in befen eens anbers
raebten goet-
binben te bolgöen / baer toe ootb bient \'t göeen top in Ben eerfien ÄI
tot Ben
corinthen, cap. 7.lefeu/ban fön »egötte Belleben) (i.) Jquot; 5
aengaen en flupten ban öoutoelöcfe/ öebben göebolgöt Ben raebt en beoj;
Berlt;©uBeren: maer nocötans öet öoutoelöcbBan
efau, en toerBt n»^
ban ontoaerben berblaert / oft fön läinberen boo? ontoettigö seöonBej;^
om batöpfonberfulcft Bebel en goet-btnben geöoutocUicbt toas^
tilianus op \'t ftößcpe cecöt/ en felfs bec natuce fienbe/fepbt albus: ^^fL
fomwijlen gheoorlofc is, den Sone oock teghens den wiUe des J^gheO

L.filim e-
manci-fatus,
D. de rit»

JUSift.

L. Oratione
^.nepote, D.
tod. tit.
i. in conjun-
äiene C. de
nuptiis.

Gencf.jÄ.
Xeclm.zs?

-ocr page 259-

Recht des Oorloghs en Vredes. 2 o |

^inghen te doen, die anderfins gheen berifpinghe noch beftraffinghe verdie-
lijd/ quot;^^^^\'^\'\'^^quot;^\'^^^^y^^y^^^erghens foo noodigh ais in het houwe-

CVermeerderingen, (i.) Wanthetenbetaemt deMaeghdelijckefchaemte
CaS\'
^^a verkiefen , fept Ambrofius, hh.i. ijan Abraham XU \'t laetfte
De h
itt öert Coéx ban Gratianus, canjk 3z. qutß.ur. Donatus Andria :
c nooghfte macht van \'t houwelijck is by den Vader der Dochter,

^ermioneöp Euripides:

^ijns HuwMijcks forgh ick aen mijn Ouderen beveel,
Ten ftaet niet aen mijn wil, ten is oock niet mijn deel,

Wy können t\'lamen niet in echten ftaet vergaren,
I^e Vader ftemt hetaf, de Moeder fagh \'t niet garen.

XI.

beclatm Öeeft,- toant foo ïanööe buutt fön
ntaSfcT^^öe: maec nae be 3©et €ö?ffït/ tot bat be boobt ben öanbt m
ïfif^rauiinbsp;tsf baecom ßcacöteloos/ om battec ontBjeecfit be

^eiftrl / ^^\'^öÖentöepbt / aïs toecö-aenomen boo?öetboo?5aenbe öou^
tnfïrh ^ ï^aebt ts gebjebtgf) en faulte/ toant een pbec baebtgeeft
anUc S^fttttööe en öanbelingeban eens anbecsgoebt. 3©ebecom tec
(It / ïjetS\'Ji^ ^^^^ bcacöteïoos en ban ontoaecben / nae be 3©et €ö?i\'

5 «acenbsp;roeirne «ö^dzmïh

©an SSÄ ï\'®^«^« / obec öacen Uan»
J^ai6anbp?m?2öcben becööenec/ bte ban 25ïoebt oft .fiBaegöfcöap .xii.
öecoerte Srl^®^quot; / tS be b?aööe b?p ftoaec / en btcbtoüs met gcoote
3©ant bie getoiffe en natuuclijcbe oo?faben fal toil-
^öö?nbsp;amp;ï» b?engöen/ toaecom fulcbe öoutoelöcfeen / fulcbS bie

S^« 5iin / hSiquot;/^®^^ ^^^^^ geb^upcb becboben sm / ongeooiloft fou^
S^aebatbPÄ^^^^nbsp;toecben öoe ftoaec \'tfelfbesp:

^^^chus i «r?nbsp;göebaen toecben. 3Bant be ooifabe bie (i.) Plu-

«iet / bSf Ä^fi\'^\'^äBaegöfcöappen/ en is ban fuïtbengöetoicöte
«föet göeen baec tegöen gljefcöiebt/ booJïiracöteloos/ ofton==

€t znbsp;m-

-ocr page 260-

oïicoojïoft moet ööeftouöen teeröen. mant ntet öet göeen min pjofötquot;?^
ïncft t^ / ootfe terflonOt ongeoo?ïoft tis. ©oegöt öaet: hW bat öet ftan ge^

Mmm/ battegöet^befenutttgöepbt/ öoebantgö bte 50n matö//|»
anberemeeiröecboojbeelfïcööt/ en bat nietaïteeninbten bal/bjelcue
«0obt in bec Ifeöieen Wtt uutgefonbert öeeft/ m een iBan fonbei: ©tn-
beren gefiojben is? / be bjelcbe niet ongöelijcb
W \'t geen ban be ,ïBaegtF
ben / bjelcbe alleen\'t gantfcöe erföeel beftomen/ in öet^ebjeeufcöeen
Sittifcöe recöt göeo^bineert
/ C^tet Demofthenes aen Leochares,
tmntimm Rhetor, Domm rhomione, Aa.J. Scon.Ji. tn Adelphts^. Sc. f.l Om m *

l^upfgefin te betoaren ber ©oo?-ouberen goeberen ^ maer oocfe om beeie
anbere/ bie/oftgöefien/ oft
bebacötbonnen toerben. ©anbefealge^
mepitöepbt nocötan^s / fonbere icb tipt be öoutoelijcften ber lt;©uberen / tn
toat graebt bte oocb 5ijn/met ben l^inberen/ban toeïcften be reben/toaeï\'
om bie niet göeoojloftsijn / göenceclj/ foo icft acöte / beftent en openbg
ië. 3©ant nocö be iBan / bie boo? öet recöt ban öontoelöcft öooger w
fjan aen fön iBoeber fulcfte eerbiebingöe betoöfen / als be nature m^
ßPfcöt; nocö een ^ocöter aen öare ©aber j toant al fp tn t öotitoj^
tócft itiinberenonberöem/ fooft?engöt nocötansS öet öoutoeltjcft feïg
fulcft een göefelfcöap en omgancft met ficö / toelcfte be eerbiebingöe batj
fulcft een maegöfcöap upt-fïupt. pauiusberecötjS-göeleerbe Öeeft niet
fjnvdes.nbsp;^gj I jjogn ÖP göefepbt öabbe/ bat men in \'t fïupten ban öoutoe^

löcften/ öet natuurlöcfte recöt / en befcöaemte moetaenmercfeen/ej»
tnacötnemen/ (2.) baerbpgöeboegöt/ bat öet tegens? befcöaetmet^/
fnn ^^ocöter tot een lupfb?ou te nemen, ©an fulcfte öoutoelöcften bj*
ftaet niet te ttoölfeïen / oft fp 3ön ongeoo?loft / en oocft met eenen ftwcö;
tmm om bat be faulte en \'t göeb?ecft (teebtj^ ftleeft aen be baebt* a^nje

moetonss niet betoegöen öet betoöJS ban Diogenes cttChryfippus, uan ö®

lanen en anbere fiomme bieren genomen / baer boo? fp toilben betoö\'

-ocr page 261-

Het Hof door overdaedt van eer en fchaemt\' ontbloot,
Geen byflaep fchouwt noch grouvvt, alwaer\'t de Wet verboodt.

€ntertionï!ti

Die\'tfwang ren van fijn Moer niet fchroomt, watfoud hy Ichro-
men l

^jpionPfuf®enfis,o«^^. fcßiöft boojftcöteïijcfe öc oo?fae(feeJan
ïïefe mmku öer mm / fpecCalijcfe m öe auaöe mmxnm Jwl^
jbP alöfer te beriSnöeren ober öe BeiifeUnge ban socvues xenophon,

öet ntet ferkfiteïoos /nocöonö0eo0?loft3t|tt /. met meer ais- onaet
önbcreS^^nbsp;ouöeröom toel foo toeeliaren berfcöeelt / al|

^e©uöerentntarenöarefeinöeren te boben gaen plegöen. \'©at mo(i
^en
beellfeber onöerfoecfeen/oft met tnöen menfcöen/toeltfje boo? geen
juabc opboebingöebetbo?ben 39« /boben öet göenebat to? tiu gö£epbt
«ebben/bat öoo? \'t berflanbtfean begrepen toerben / f? ^^^^^

faecfeebtenenbe/ Änbsp;©aerbt. (4O €n

m/ ÖefenfetongöSöcfe/^Oppianus, banbe»Öt/i^-^. seneca m

ße pieren mijdenfelfs de fchandelijcke min, .

d onbekende fchaemt fchoont \'t Maeghfchap m fijn fin,

tVermeerderingeD»(ï.) Philo, ban be bpfonbere3©etten: wat ift van
quot;ooden, der menfchen maeghfchap en banden onder
hen-luyden in te knra-
lill\'nbsp;de enghten van een huys te befluyten, foo grooten en heer-

\'JCKcn werek, \'t welck kan verfpreyt en uytgeftort werden door Landtfchap-

-ocr page 262-

Het tweede Boeck, vatiliet

Jcomen. Waer op Mofes fiende, heeft oock veele andere Houwelijcken mCï
den nae-verwanten verboden. Chryfofthomus j op r.Corinth.ij, vers iJ-
Wat dwinght fy de wijde breedtheydt der liefde binnen enge palen ? Wat ver-
lieft ghy te vergheefs de oof faecke van vriendtfchap, daer door ghy koodt
gelegentheydt bekomen om noch een andere vriendtfchap te verwerven, ecO
uytlandifche Vrouwe ten houwelijck nemende?

(2.) ^uïtfes bccamp;anireft l\'hiio tceffeïgcfe Jjatt öe öiifottt«« a©cttett/

öaec ftpfepDt: Sijnsdoodenvadersbedde, \'t welck als een heylige faecke
behoorde ongheroert ghelaten te werden, fchenden, en noch door \'t refpeö:
van ouderdom, noch door fchaemte van de naem der Moeder bewoghen
te
werdendat een en de felfde is haer Soon en haer man, de felfde vrouw des
felfden Moeder en Huyfvrouw.

(3.) PhiloiiJödaen/ batöefecmffamp;aeötinöfenbeeïe/battlt;®oötmét
gebuBtóelt;©o?ïogenenboobtf[aenbec25?oebet:en/ geflcafttsf.
Hierony
mus,
nb.-i. tegens lovinianus, boegbtbp ben ^ecfen oocb begeben /
bianeneniBoojem ©anbe25at:bactffBe®oïcbentn\'tgftemepn/ fifpöt

Hermione in Andromacha ban Euripides-:

Het gantfch Barbarifch Volck houdt fulcke wijs: De Vader

Sijn Dochter trouwt j de Soon fijn Moeder, en hoe nader
De Broer fijn Sufter is, hoe beter dat het paert,
Dies moort het bloetfijn bloet:geen fchelmftuc wert gefpaer^

(4.) Plinius tn fijn natuöcïöcfee^lftojie/nbsp;ban be

^aecben öanbeït; Een ander, ais het kleedt en deckfel af-getogen was, e»
merckende dat hy fijn Moer befpronghen hadde , heeft nae de fteyle klippe^^
fich begeven, en is om-gekomen. En vindt men oock dat in het Reatijnfchß
landt een Merrie uyt gelijcke oorfake *t lijf op-gefcheurt is : Wantin hen is
mede verftandt van maeghfchap. t^iergeïÖCSebtnbt öbp bp Varro, bStt^

EanbtboubJtnge/iéamp;.-s.lt;gnbp Antigonus, banbe3®onberen:
Ariftoteies, in \'t 25oecb bau be felfbe tituï.]
XIII. jiubolsbt be b?agbe ban alle be trappen ban ilSaegöfcöap i en ba«
betrappen ban bloebtbertoantfcöap/ banbejöbetioft ober btoerS ß®^
tnenbe / tnfonberöepbtbte
Levit.i s. (ïaentiPtgeb?ucbt. a®ant oocb toe-
gbefiaen sijnbe / bat fulcbe berbobennteten bomen ban öet bloote
tttlß
ber nature alleen/ fo ban nocötans fcöijnen bat boo? \'t becbobt bec
belijcbe totlle/ befe bingöen onbec be becboben faecben göejlelt 5ön t
bat bit göebobt oocfe fulcfes niet en is / bat öet ben ieb?een alleen fouoj
aengacn en becbinben / maec alle menfcöenbecbinbt / fcöönt befloten te

toecbenupt jïie bJOO?Öen lt;0ObtSbp Wofem; En verontreynlght u niec tnet
eenige van defen : want de Heydenen, die ick van u acngefichte uyt-werp^\'
zijn met allen defen verontreynighr,
^n tecflonbt\'baecnae: En doet n^quot;
van alle die grouwelen : want delieden
defes Lants die voor u geweeft zi)«\'
Iwhbefl alle defe dingen ghedaen, en het landt is onreyn,gheworden.

inbif»\'

2O6

■L.evit.18.
14.1S-27-

-ocr page 263-

Sä öe Cananiters m fia« s^ac-öuten aefontiiafltöeöB««nbsp;öin?

nft^^^^^ü®^ / ^\'\'^ööt öaer upt tratter eentöBe Wtt moet te Book« 3ijn
wemeeft. 3®elcße/a!foofenieteöe0eelnatuur!öcfets/ foo moetfe hm
5i)n/ \'t 5P öen-Iieöen ttt \'t öpfonamp;er
Ct toeïcït niet toaer^
ftftSFquot;^^/*^quot;^\'^ tooo?bettniet toeltoeröaagöen Sonnen) oft öen men^
5P in beeerfie fcbeppinge/oft in be bjeber-opjecö\'
i^u/foobanigDebjetten / toeïcbe ben gant-
gefïacötegegeben jtjn/ fcfitjntnietbat banCö?i-
twrSMfÖaft Hin/ maer alleen bie/ toeltbe be gioben ban anbere
affettSl^quot;^? fcbepbts-muur oft öepninge tuffcßen bepben gbefielt/
^^ïwoecben. 5©aerbpfeomt/ bat
Paulus öetöoutoelütbbanbe^tief-Epherz

bjÄbetoÖJS / als bat fultfe een bermenginge onrepn gebouben
bt«X(.f«fSban be onrepne lepbenen en ©oltben: ^iet toelcbe ban
eCrT^ Set bjaeratbtigö 5P/ boben anber betops / uptbe
3Btttm ban
biefultben öubjelöcß bjantmertften met een fcöanbtblecbe j
fch Jöeen öaer (laet inbe
Orade ban Lyfias: Die onreynfte van aile men-
fcfiiïV\'iï^®^^®quot;nbsp;Moeder en Dochter.
a®aer ban ntetbJÖöt en beCï

^antnbsp;G\'uentius, tn bp-nae gbelflcbe faecbe j

ttoiiK Op werteltDabbe / bat be d^tboon-moeber be^tboon-foon ge-

Vrou^* öabbe/ boegöt öp baer bp/ O ! onghelooflijck fchelmßuck van een
in alle lijn leven van gheen als van defe aljeen ^hehoortis.
thus t
^iJï^^PÖÖ Seleucus, fön lUpfb?OU Stratonice, aett fön lt;S00tt Antio-
ïgt;aecnbsp;saf / b?eefbe öp / foo piutarchus bettelt / bat fp öaer

ban S tlooten / als aen een ongöeoo?lofbe faetbe. [^n \'t leben
Appianus in be^pjifcöe ^|i(lo?ie / bie \'t een ongöe^
^oersnbsp;Iteföenoemt.] 20p virgiiius lefenbjp: Die stief-

,geyie luft onteeren. 3©elc6e göemepue mepninge
noobtfSffi{ £ttöten\'tfön oo?fp|ontß niet öeeft göeöabt ban eenigö
af-feomt En wnbsp;! foo bolgöt gantfcöelöcß/ batöet

^eïcöeuiït iS?®?t-öÖeb?epbtis upt oube trabttie en ober-leberingöe/
^PtleggeSSl^ lt;6obbelöcfi göebobt göeßomen is. oube i|eb?een/
^ öie alle bfl??:?/^ lt;©obbelöcfte retöt / in befen beele niet te bertoerpen/
Mofe. m!-\'quot;ööen göelefen / en met groot oo?beel in oib?e geb?acö£
Jörnen/\' feggöen / batter ttoee oo?faecben sönbanbte
cap is. 5i)nboo?-göeflelt: €er(l eenige natuur^

aisoo?fäecbe e«
\'t5p in öaer felben/

^ \'-^.uiuFnf^yt. IXnbsp;oftboo?öoufeeiöcbfcöebetmengini

Magien boo? öoutoelöcb bonben te famett^eboppelt toer^

öen.

-ocr page 264-

beu, [Philo : AI ift dat de deelen van den anderen gedeelt zijn, foo behou-
den fy doch het recht van Broederfchap, en werden door Maeghfchap als een
natuurl.jckcn bandt te famen ghehecht.] JBeïCfie tUJCe OOjfaetfiCtt/ inDl^»

ïm öie niet oojbeeï m opmertßen totïlen paffen op öie gemelöej^oöpe^
ïijcfee
mntrn in Levitico, foo faï licöteïpcfe bljjcïten / öat tn öe IBagen/
toelcfte tn öe recöte linie m/ (op öat icft nu niet en fp?efte öan öe#^
öers en ütnöeren / aïs toelcfters t\'famen-öoegingöe / foo tcft geboet^/
oocft fonöer uptöiucfteïöcfee 3Bet / öe natuurlijcfte reöen feïfs göenoecr
faem berbteöt) en oocft in öen eeriten graet ban bïoeöt in öe ötoerfctje
nie / toelcfte ban toegöen öen oo?fp?oncft ban öe gljemepne flamme /
ttoeebepleegDtgljenaemt te toeröen/ omöe féerberfcSeggebaente
lt;©uberen in öe fetnöeren/ öe eerfle oo?faecfte ftracljt öeeft/ ais ftomen
be ban öet göene / \'t toelcft / inöien \'t öe nature niet göebiebt / getotll»
incft nocötans leert eerlpcfter te 50» i öoebanigöe bingöen beele floffe
bentotäoöbelöcfteen|BenfcöeUjcftea©etten» €nbeöter om ifl bat
® cD?een in be recöte linie/ oocft bie graben bie niet upt-geb?ucftt en
nocö göenoemt / ban be Bet totllen begrepen öebben/ om be ftlare en if
ftenbe göelpcftöepbt ban reben: ban toelcfte graben bit benamen
öen-lupben: ^e iKoeber ban fön iBoeberbe iBoeber ban be ^ajjj
fönsiBoeberSj be|Boeberbanfön©aber; bejpioeber ban be m^^^
fÖnS^©aberSi öelupfbjoubanbe ©aber fpnSHoeöerSi be beö0«P\\
^ocöter fpns ^conS j be beöouöt-^ocöter ban öe .j^oon fpns ^oortji
be beöoubt ^©ocöter banfpn ïï^ocöterj be \'©ocöter ban be^^ocöterfP^
^oons.- be^ocöterbanbe^goon fpns ^oonS; öe^ocöter ban f
;©ocöter föns ïPocöters; öe ^^ocöter ban öe ^oon föns ^ocöterS i
^ocöter ban öe ^ocöter bes lt;^oons fönber ©20utoebe ^ocöter
be ^ocöter öes ^ocöters fönöer ©joutoe j öe^nBoeöer ban be
bes ©aöers fönber ^ut)fb?outoej be jloeöer ban be IBoeber beS
bers föncr l^upfb?outócöat iS / alle öe ®efle-moeöers / en
fle-moeberSi öe ^^uöt-flief-moeöersgt;be€»ubt-nicötenj be »©«öt-bo^
öocöters i öe auöt-beljouöe-öocöters; öe^uöt-fcöoon-moeöerSi
öat onöer öenaem ban maegöfcöap/ oocft geiöcfte 25loet-bertoantf®^
begrepen is / en onber öe eerfle graebt öettoeeöe / en onöer öe ttoeeo^JJj
öeröei Bupten öe toelcfte guaipcft eenigö berfcöil ontflaen ftan/
anbers / inöien
\'t gefcöteöen ftonöe / fou öe felfbe reöen fonöer epnbc » ^
Ie-tijbt plaetfe öeböen. We 3©etten / als mebe öat öe 25?oeöerS
Öare^uflerS öaer niet fouöen bermengöen/ öouben be ^b?eert Jj
Adam felfs göegöeben 3ön / te göelöcft iwt be ï©et ban lt;i5oöt te btequot;^^^
recöt te fp?eften / göeen bloeöt te floaten / geen balfcöe 4£gt;oöen te öt^^ ^^
een anbers goet niet te rooben: öocö alfoo / öat öe öoutoelt)cftfcne^if^
ten öare ftracöt niet fouöen in
\'t toercft flellen / boo? öat öet menfcQ]^
fte göeflacöre nugöenoecöfaem foube bermentgöbulbigöt 5iin/1 ^\'.^jt
in\'t eerfle begin fonöer ÖoutoeUjcft ber^?oeöeren met öaren
niet öeeft ftonnen göefcöieben. €nöe öouben fp bat öaer met 5P af %;
legöen/ bat fiilcfts ban
Mofes op fijn plaetfe ttiet ts bertelt en becua^^^j

%

\' i.\'
i?;

.Ê i-

l\'i-itl

I

■rl

-ocr page 265-

wmtegfjeijeri / alssnbsp;©olcton ober öat fiutft Uertioenit.

w^t öattccuecï Htlu öinaDen tn be 31^et 3Ö« / toeïcfte met nae o?bece
«dntübt/maeir bp^bccafeberöaeït toerbia^ baeu upt ftomt bte bertrtaet:^:
ï^öjeen / t^it tn bé JlBet ntet en t^ eerit oft iaetfl:
jjttsy beel btngen öet acöterfieboo? betröaelt toecbem [ïlBant bte 3©e£

bat Thama. foube bet:b?ant
^f,Jï^n. ^00fepbt Jaduh, bat bie ban sichan met recfit toatren boobt-
bin iï^Öen / bat fp be.i]Bae:öltgöefcöenbetDabben/ cap. enbe ru-
fÖn ©aber berbïoecftt om fijn bioebt-fcöanbe.j ©an be
tjJUtoelijcfe?n titffcjöen 20?oebei:sf en ^uftec^ / 5ön bit be tooonben ban

^^f^phamp;fius snbsp;begin was\'t een middelmacigh p\'idtCskt,

i\' dat-^e Broeder fijn Sufferb^iep: maer dewijl nu teghens fulck by-
Cfn Wet gheftelt IS , foo iffer veel aenghelegen oft die gehouden wer-quot;\'^quot;\'^quot;
fnbsp;DïodorusSieu lus noemt fjet een ghemeyne maniere der Men-

öat be 25?oebem ntetöoutoelijcften met fiaet: ^uflerssquot; ban toelc^
.^jnaniec öpuptfoftbei;tbelt;2öpptenaersf |,én Dion pruf^enfis oocft be
^aïbariffÖe;bOÏCfteiJ*-^eneca:Önbsp;Wy fluyten oock de hou-

^®»Mcken ;c^r G.o^enf^^^^^^ felfs^niet Godtvruchtelijck, te weten , van

j^^eders hareSuièers. Plato iti/t 8?5oecftbanbe3lBetten/noemt fulc=

y ÖOUtoelÖCfien/ geenfins GodtvrUchtigh,,maer Godt onaengenaem. 3©elC^

Ite SJS?öÖen Ottsf aetitotifen ljetoube gberucöte en roep ban een lt;©obbelijc^
ffg^^t teööenss foobant0ben fïaaö ban öoutoelöcften / baerom top oocft
r^i\'^f tfiei^g^ ^^^ lt;?0gheoorlofi:. ban be feïfbe göeö?upcftt toerbt.
■nbsp;baer onber begrepen toerben / fuloc

SpfS^/enbjt bocö berfcöepbeiöcft^:

fïbS s^\'^^Sïfe\'JliïcïteiiptbJucftingöe fcöönt aen te toöfen öet onber^ x r v.
fn\'nSJ^^^stt/ teflïöenbef^/ ena, berber graben. ïDant
aSioSE^^n ©aber.0 toegöeit te trotttoen / i0 berboben: jjBaer
fiim
^erbüftm ^öcöter i -\'t toeïcft göelöcften graebt / te troutoen / i^ niet
^Pbt S VSae 3ijn ban fuïcfts? €jremplen bp ben ^ebieen. By
ons,

^otjgj. ^^i-^^iiifnjcuwte^^^^nbsp;Dochters: maer by

^^at fiirX^ - quot; :Sebruyckelijck, en door geen Wet verboden. Ifsus betoötï/
lyfjy^^\'-^tot^ltöenengöeooaïofttoa^: €n Plutarchus, in\'tlebenbaiï^quot;quot;^\' --

^Tt tooon^Mnbsp;Mttu yme ^ipcoot- üauci

fiaecb^r ^^ öaer te famen^netöare jKoepeUi tuv u»;

f^o bicfttotl^ niet / enbe en öebben baer
SrtStnbsp;bingen/ foo top aennettien/ göebjcft fp

öe-^eïy®« wet öe r^pt ober-een -ftomen / fulïen toJJ beftennen / bat
w oati ntet te fiotttoeïöcïien aen be »göen in beti recöten
graebr/

^ b

-ocr page 266-

m met öe ^ufïeren / ttae öatfet mettfcôeïîjcfi efteffatCïisegteèft beiomte^
becmeïiïgïjbuïöïaöttetöecöett/ geöurtiö en^töts^ßrpenöeis ^ en ïjen
menfcöen gUemepn / aïss toeïcbe fleunt op öe natuurlijcßeeecBöetröepöt/
fulcfîS öat öetbocïï bracöteïo«^ toetóé/möim^èïS teiïétts öefe^a©et ge^
öaen tóetöt/om öefaaté enlîÊ^êBW^Jàîî^ôîï ÖïÖ^^i^act be anôece
3©etten niet aïfoo j
ais bte beel i^eetïe^ toéfitljt becbatm/\'teöcbe toe^
ftcDt oocb Ö0Ö3 anbere bjijfe enmanfère ban ööeb?up£ßf tbetöew. ^m^
tiïerstnöealöec-öuötfle canones, öfeSlpoflollfcfie göenaemt toeröetv
bie
tbjee ^ufïers b\'een nae b\'ànbere gettoubàt öabbe / oftaen 3amp;?öeberf
oft^uflers ^ocöter / bjerbe alleen banbe €feefiel^fie bööiemngöe ar
geöouben. (öocb en l^niet fb3aei:teäntbjoö?bettop:t®^en? gMept»
öebben/ ban be fonbe ben
cananiteren toe-gereftent /«n öarenaeburtgö^
©olcberen. 3©antbealgemepnemänierebanfp?eben ban tn-göetog^
toerben tot öe boo?naem(ie öooftfiiicften ber felfber/ als ban öet leggfie»*
iip mannen/ bp ben 25ee(ïen/ bp ben «Ruberen/ juffers / anbec manneJ»
©?outoen / tot toelcbec booj-feoititngöe en boo?-fcöwtttngöe be anbete
îBetten baecbp geboesöt 5ön: 9®antöat men \'t ban pbec beel bèc felr
bec niet
macö becfïaet]i/ B\'an bCöcben Up^öetbecbóbt / bat men niet op
een tijbt ttoee ^ulïecep tenöoutoelijcö öebben fal rn toelcft bes la«®^\'
lt;0obtb?ucötigöepbt / bie^^ tegßenbeiel göebaen öeeft/ niet toe-laet b^t
top fouben gelooben / bat ftilcb een geboötin \'tgemepn allen fbuöe gegf
benjön* ^aec bpfeatt gebóégöe toecöénbe baebt bón Amram, bie Mo»®
©abec getoeeft ts î toant oocô bieboo? be töben bec 3®et /ten togbe

föns 2S?0ebeCS ^ocötec Arete;; [€n upt Euripides blÖ^t / batEle^f
aen öace iBoebecs 25?óebecGaftor beclooft?p getoeeft.] ?©ocöfbo
ben nocötans be oube Cö?iftenèn cecöt göebaen/ toelcbe niet alleen
3©etten/ toelcbe in\'tgöemeenööègöeben toacen / maec oocb anbece bP\'
fonbece3©etten ben^eb?eeufcöen ©olcbeböo?-göefcö|ebett / banfenj
goebttotïligölöcb onbecöouöen öebben i laé oocfe öebben bepaleti
öare fcöaemte tot fommigöé berber gcaben upt-göeb?êpöet / op bötjf
oocfe tn befe beugöt / als in anbere / be ^ebjeen mocötente boben gf^
€n bat fulcfes ban obec langöen töbt göefcöiebt 5P / blftcfet met gf^®^
D^cia-itó. eobec-een-ftemminge upt be
Ganones. Auguainus fp^efeenbe ban beööjjj
\'\'\'quot;^-bjelijcfeenöec^ufteclingöen en nae-i^eben (2;) onöec öe

fepbti Het ghefchiede felden door dc\'zeden, \'tgheen door de Wetten fc
oorloft was, want noch de Goddelijcke Wet heeft het verboden, en deiri^^g
fchelijcke en haddet noch niet verboden : nochtans fchrickté men vo^

daedt die gheoorloft was, door de nabuurfchap van hetohgeoorlofde. W^J

fcöaemte bec ?eben/ 5önbe 3©etten ban Coningöen en ©olcfeec^L

göebolgöt: oBöelöcfe ban be conftitutie van xheodofius, beÖpubjeliJff^,
ban .^ufteclingen en nae-^eben becboben öeeft t toelcfee baebt ban ^
Ep.fi.u, brofius,alsbollt;0obtb?ucötigöepts/ giamp;epjefentoecbt.(3.) iBaecS
moet oocfe met eenen toeten / inbien gefcöiet • t gew boo? llénf#el||\'J^

dn. îs.

câp.16.

-ocr page 267-

bennengbebenbe/ batbenbanbtbeSDoubJlötbs bafiblijft.
^quot;^öTOtbbjpnn oefepbt öebben/ inbecanones, bie ^Sjjojioltfcöege?
teStmfè ^nbsp;^nbsp;^ogtecgetcoubJt

fjY^Jöieerderitigfeen.:(I.) ^OObanigÖ i^nbsp;Abraham göetóeetl/

^^[»tepias iitèïïttt. ^e felfbe ööeeft ans uotb ccentpelen / nae bat be
eben toas / in Merodes, bie föns 253oebecs ^ücötec getcoutot

gobtfcöeoubtöeben/ lth.jj:ë»i(r. quot;Andromede toaSbeclOOftaen phineus,
®abecs5®?ocbec /; Ovidius, Äamp;; Metamorph, ^at naettiaels Bp Ben
,\'^imepnen becboben 5 öttbe / öeeft öet
Claudius toe-göelaten/N er va bec-

/^^fön ^tltec aen fgn 25?oebec pherVra7betlooftr^ret ban be

7 Héraclms Igoebec t^-göelaten»

fÉnlV^ -^fchyiusnoetntfebpleggingöen/toeltbe \'t cecöt becßieBt/ en
/ Bat Baec boo? öet göeflacötbefoeBeltbjetBt. jBaec Be
schoiiaftes
Baec bp7 Bat fultfte ioutoelötften ontoettigö toacen/ om bat bec
f£9Öben©abecnocöleefbe/ aisoft bietoettigöfoubenjön getoeefl/
ß2Je©abec toaceboobtgöetoeefl* Slnbe Oratic ban sp. xiguftinus,
Vro^^ftö-bucgöecbptiviüs, flaet: WijnVaderheeft my tot mijnHuyf-
u\\srgheghfeven Iiins Broeders Dochter. ^ietOOCft Plauti Psnulus.

fchïiu ban:f^pbt viaor: ^e fcöaemte en raatigöept foo beel toe-

öoutoelötben becboBen öeeft/ge^
Orat- w ^^ ben^flecen. Libanius göebencftt oocb baec ban in fön
banbe
Aügariis. g^aeciS OOCfe een 3©et ban Arcadius cn Honorius,
d,iquot;7\'^fBemeptttngö/ toelcbebebecbeisinben codex Theodofianus,
irnhm^quot;\'- no^tans boo? inbtilten / ben 3^?incen fulcfte öoutoe^
ban Hnn ^^\'^^ßf^n toe-göelaten te toecBen / leect ons een anBece 3©et

PHfcripto t^^ ^n Theodoflus de Jonge, tnben felfBen Coéx, titHloßnuptk

caffiodorur\'quot;\' ^tt öebben oocfebelt;©ottöifcöe Coningöen göebolgöt/

eerbare o d ^quot;i!^quot; ^ooJ\'fichtighe Mannen dit Exempel volgende, hebben de
Voor ™°quot;dinge den naekomelingen verder naer-gelaten, den Prin-
^^tiiophnbsp;weldaedt van de Sufterlingen in \'t houwelijck

^iöh Sp^nI voeghen. ^aec ÖP oocfe fielt een fo?multec ban fooba?
(4 Bes ^?incen*

naebecöaelBecbecboben ïloutoe^
ï\'P-ai cbÄ^*^nbsp;^^ nae-göelatene bes 25?oebecs / toecbt baec

^\'eden j ^^ ♦ welcke wy alfoo voor den teghenwoordighen tijdt ver-
^quot;^atianus fti?^nbsp;gheordineert is, niet en ontbinden.

\'ï^tecgöeiöcbe tS\'tgöeenban Pau-
^•^nbecSnÄ^quot;quot;!quot; göeflelttoecbt/ äk^.tuf^a. um Howtoelöcben
^wnfent bec ©ubecen göefïoten/ oncecöt sön/ foo nocötans/ öatfe

^0 2nbsp;niet

-ocr page 268-

nietonttiaen toecöen: ÉenspmosDeïgcïiDat Arrianus bfefefaetffeWJ
öen Daec tJpgDeöaen öeööe. TewuUianus, fpieècftenöre ömt\'^putotóW
meteen ©naöeïooötge / fepöt:
mtöeleece iiteecöaB\'toaiïCömiottW
öat öet i^outoetijcfe «tet göefïoten en toecöe/ aïsöat ö^öatitftipro^aet?
toecöe. lt;^ietötecnae§.nbsp;\'

(5.) ï©eEongoDacDtf£öea©et//«5.-» M^/^ öetoölöecanoneif^^
öen ban ttoee ^«Itecen / göeUjcfe öan ttoee 252oeöeptt. quot;\' ^ . ,
lt;®mboo|t te gaen tot anbece ötngöen/ fiaet oocR btttoaecte net^/
öat feftec Conctibtnaetftöap ?peen toaecacötigö en öef^öigamp;||outoe\'
uiifU I id\' ïtoi- Mfigt;i- ört ftigt;:igt;f*\'rrtmmiflrlij» Vnigt;rfttmfrett oie netiZBUCaec-\'

XV.

feïfcöap niets tot be nature batï èeni^outoeïöcfe bjeïcfe baecom oocm»
öe oube Canones, met öenaem
ban Gamos , l|oatoei9Cfegenaemt toert»

göen/ booj^beletfeï banbe25ucgöeclöcbe3®et bectteft ^öp^cenipei/
nae beaoomfcöe^ecöten toecbt göefepbt / bat tuffcöen een^ïabe en

feecenae-boïgingöeoocïj tot anbece ©ecfoonen / bieban ongelijtftegua\'
ïitepttoacen/ berberupt-göeflrecbtis/ als tot Htöenen tuffcöen een
25urgöer en bieembe uptöeemfcöe ®?outoe t \'©aerom servius ober fgc;
fce tooojben virgiiü, \'ttooojbt 25afiaert/ berftlaert bte b^
öaersiBóeberS59öeon-ebel/ enbangfjeringeafftomftesijm baerom

öie blïAnftophanesAvibus göefepbt ÖabÖC: Ghy zijt een Baltaert, en ni«\'
echt
; betoöfl fön feggöen albus: AIs die uyt een vreemde Moeder ghebo
ren zijt. CnbpiEIianus
toerbt een echte SoonftefCÖ?ebett/ die van Vadc*
en Moeder, beyde Burghcrs zijnde, geboren is. ©berfUlCftS tUffCÖenfO^

öantgljen ais top nu göefepbt öebben / öeeft in öen flaet bec natuce
toaecacötigö3^outoel0cft ftonnen 3ön/ tnbten bc©|Outoe
fionbt onbe»;
. -------------------, gj^gaceniBantcoutoetoe-göefepbt öaöö«\'

Gratiani colhBiont i.e. äs est^Hph fervoruff\'^

biefteliicfte t\'famen-boegtngeban een jpan met eene ©?outoe / al ift
eenigöe toeccftingöen bec25ucgcclöcfte 3©et niet
en bolgöen/oft aiwg
baerfe ban felfs fouben bolgöen / boo?be 3©etberötnberttoerbem ^ j,
tn öefen fin moet men berflaen be tooo?ben ban\'t eerfle Conciiiutn w

Toledo: Doch de gene die geen Hnylvrouwe heefc, maer inplaetleva»
Huyfvrouween By\'fit heeft, en fal men van de communie en ghemcym«-
des Avondtmaels niet verftooten: doch dat hy te vredea zy met
ginghe van een Vrouwe, \'tzy Huyfvrouw, !t2y By^t»nbsp;^^

-ocr page 269-

Ji») ^m öp mm boecben ßatt ItejJlaetfe tn be Conftitutien uan Clemens,

^aer tOß oocft fteftOOlt bat Xheodofius en valentinianus, fgftcr L.fiquUn^

^neubinattfchap, itoemenöetongMötftloutoelöcfe/enbatootftaöe^f^^^^^^^^^
\'Wbjecbi/batbaet;uptfttacötebanobei-fpelont(iaet.nbsp;i.ß uxor. Dt

. tVèrtneei detingen. (i.) ^ocö be t\'famen-becbtnbtngenbet: ^laben//.j«««-».
«ïecben oocft
^?uiil0ften oftïoutoelöcften öenaemt in lt;0t:tecften-fó^^^
lïj wtbaöo/ enin^Cppulten. Treiogtuincaßnam^imti. mebe in be
^^ttcnbet^Eongebacben/ tó
enis-3- iegeßUca,tH.i\'f. g./r.
J^a^cbat fonbet: eonfent bet: leeren fulcfte boutoeiicften niet ban ftracbt
bjaecïj^ grt bjaren b? ben leb?een / toerbt ban ben feïfben aensßetoe-
{5quot;öpExod.3i. aïtoaerban fuïcfteloutoeïiïcften bermaent toerbt i en
quot;P be -©riecftfcöe CÖjifienen ban Bafiiius in fön Canones. ^at men oocft
ÄBtbertofbanben#?incetebibben/ omtemoöben een lupfbjou^
JJ^ troutoen ban onsDeïöcfte conbitie en jïaet / fiet men bp Caiuodorus,

©an fuïcft een 55pfit fp?eecftt Auguftinus, deßä amp; operêus: Van dc
yutoock, indien fy belooft, dat fy gheen anderen Man fal bekennen, al-
^^er *t dat fy van den genen, die fy onderworpen is, verlaten wierde, werdt
^®\'*quot;echtghetwijffelt, oft menfe niet moet toe-laten tot den doop. ^Ufge^
é botto cor^ugii, lib, s. Men pleeght oock te vragen, als een Mans en Vrou-
perfoon, hy niet zijnde de Man, noch fy de Huyfvrouwe van een an-
gt; niet den anderen niet om kinderen te teelen, maer om datfe fich niet
onnen onthouden , alleen om byflapens wille te famen verbonden werden,
^ƒt tuflchen-komen van falcke trou-belofte, dat noch hy met een ander
oochfy
met een ander Man fulcks doen fal, oft men dateenHouwe-
JCK mach noemen. En mach milfchien wel niet onbillijck \'t felfde een Hou-
» P .gj^ghenaemt werden, indien tot der dopdt toe van een haerder beyden,
u^« onder haer werde belieft, en fy de voort-teelinghe van kinderen,
rnS^^ fich daerom niet hebben t\'faraen ghevoeght, niet en hebben ghe-
don \'nbsp;fy quot;iet wilden dat haer kinderen fouden geboren werden, oft

^^^ ^snighe boofe daedt te weghe brenghen, datfe niet gheboren werden.
^ Mben iacapmlari Fmncico 7. c.2ss. toerbt Ößßfepbt t. Die een Huyfvrou«
bvfich * en kan op dc felfde tijdt geen by fit hebben, op dat de liefde der
fijn Huyfvrouw niet fcheyde.

Tep^l*^®^ ^^^ tjs/ inbien be menfcöeïöcfte a©et berbiebt tuffcöen x v r, ;
SS^i\'^\'if\'^\'^quot;^quot;öoutoeïtjcftetttef!upten/ foo en fal baerom niet bol^
flSÄ^lÖOtttoelöcft ftracöteloois en ban ontoaerben 5p / inbien \'t söe^
»ntöetjönttoeeberfcöepbenbinsöen/ eenfaecfteber^

3©ant öet ber^

Äföquot; ftracöt betoonen boo? fïraife/ \'tsp upt-aeb?ucftte/ oft arbi-
binrt\'Äi^^^SÖ^ a©etten
Ulpianus ottbolftomeue noemt/ toelcfte toel een
ntiSS ,nbsp;$önbe/niet cafferennocö ontboen oft ber^

een feïw ^ ^^^ ^oobanieö toass be 3©et cincia, toelcfte berboobt boben .
«ietnbsp;te berfcöencften / bocö \'t eöeen berfcöoncften m0/ j«-

\'«^wontbebe. 3©ptoetatöatbaef naeboo? be a©et ikeodofii ingöe^fef ^

-ocr page 270-

boert tjS/ bat / tnbtm be 3®et eetttgD bm^ aUeett becïtooöt ■/ m «iet
ctaïöcö fepbe/ batöetonnut enbergeefSJtoefm foube \'t seen baer tegens
gebaen toecbe/öet feifïie bes niet-terütfttsecaffeect/.onnut/ en ats onoe»\'

ftetcocfeentetoecbenv |lSaecbefciiïïtö?eï»biiïgamp;e en oöefcDiebt niet M
ficatïjtbatt öet becbobtaHeen / maec upt ftcacöt ban be meutos a©et/
toelcbe anbece 3©oïcben niet ban nooben öebben te bolgen.
a©antiïe m
betamelijcböept bicötoils gcootec is in^be baebt / ais in be toeccbinggn»
^icbtoilS 5ön oocb be ftoacigöeben m ongentacben / toelcbe ui«; ï» bei^
bjeecbinge/oft be te niet-boeningöe bolgen/ gcootec / ais be onbasme^
inbsp;ïöcböepbtfelfs
/0ftftoacigöepbtbanbebaebtfeifif.(2») r

[Vermeerderinghen. (i.) Liviusnbsp;Als de Wet Valeria verhodöi

hadde gt; dat men den ghenen die gheappelleert hadde, niet foude met spedeO
flaen, noch met de Bijl heen rechten en dooden, heeft daer niet anders by-gCquot;
voeght, als dat
*t geen daer tegen ghedaen vvierdt, \'t felfde onvromelijck CoUf
degedaenzijn. Dat geloove ick, nae dat te dier tijdt de fchaemte ónder deo
menfchen was, dat gefchenen heefteen genoeghfamenbandt te zijn voor de
Wer. Noen foudenaulijcksyemandt fijn flave alfoo dreygen. ^eïl^tFu-

ria ban be (€eftamenten / becboobt boben bupfent ponben boo? een
gaet/ oft tec ooifaecbebes boobts / niet te ontfangen; beöalben be upt^
gefonbecbepecfoonen: lt;®n ftelbetegensben genen bic meec ontfangöert
foube/ tot Itcajfe/ biec-bubbelt te moeten toebec geben/foo Uipianus bec^
öaelt.
Macrobius, op \'t epnbe ban \'tgöeen öP göefcö?eben öeeft obec ben
b?00m ban
Scipio, fepbt: Onder de Wetten werdt die onvolkomen ghe-
naemt, in welcke geen ftraffe tegens de overtreders geftelt werdr. ^ietÖie^f

boo?en in bit Cap. 14. in\'t epnbe. i^epfec Marcus öeeft becblaect/

dat de Erfgenaem, welcke weygert de begraeffenilfe te laten gefchieden door
den genen, welcken de Teftateur daer toe verkoren heeft, niet recht en doet
Doch dat evenwel geen ftraffe tegens hem geftelt en is.

(2.) baecom toilbe Coningö a lei nous bat Medxa foube to^ec- gege^
ben toecben / inbienfe nocö niet göefcöenbt toace getoeefl/ ais a poiiooius

in Argonauticis gebencbt / en fijn Scholiaftes j OOCft Apollodorus JU fün

blioteecg.]

X V11. \'©aec 3ön nocö anbece becgefelfcöappingen en gemepnfcöappen bup^
ten befe/bie albecmeefï natuudijcft is/en be felbe 3ön/ oft pacticuliece en
bpfonbece / oft publijcque en openbace: €n be felfbe 5ijn / oft tot een
,nbsp;bolcft/ oft onbec bebolcftecen. ^ocö foo öebben fp bit aiie onbec

gemeen/ bat in bie bingen/ om toeicftec toille elcfte gefelfcöap en bp-een-
boeginge ingeflelt iS/ be gemeente/ en öet meecbec-beel/ tn name en ba?
toegen öet göemecn / becbinben en becplicöten/ pbec een bie in \'t Qff^w
vicin defo. fcöap is. a©ant men gantfcöelijcft moet göelooben/ öat fulcfts 3p
ufhu toeeflbetotlle bec göenec bie tn bat göefelfcöap ficö te famen begöet»^\'*
• öeBöen / battec eenigö miöbel mocöt 5ön om öaec faecben te
becricfttetj
en te befïicöten t matt öet is ftennelöcft onbilïöcb / bat öet grootfle b^e»
fal öet minfle bolgöen; daerom/ natuuclöcftectoijfeöeeftöet itieeft^

-ocr page 271-

^r öet wtgt bart \'t göeöeeï/ iiptööe«owen bebecbonbrnert m
gn fo?me en toöfe/ om alle faöen tebccöanbelen / boo?-fcö?öbett* im^
bJekïtetJQmen bat ttoee beelen füllen: obec-een-flemmen / als Capit.6»

« Etóm.] Thucydides: Soo wel in Landt-daghen, als in \'t Gherichte -f \'.^. s.

het meefte deel, AppianüS, en Diottyfiüs Halicarhaffeofis ban ÖÖelßC^ \'
5|btDät\'t roee^der gedeelte goedfvindet, moet gelden, (i.)-Ariftoteies
»an selgtlten l «gnCuttim,M.io. mt men bliiveby \'c geen het meefte deel ^quot;l\'t-
Gefloten heeft. Cn Prudentius:

;:nbsp;ontbreeckt,in \'quot;t kleyn getal

j^Beftaètiniet depérlböridqs

fwackfté ftem van quot;t kleyn en \'t minder-tal laet wijcken *
En ruften vi-y fijn ho\'öft, den gróötften hoop fal \'t ftrijcken.

%it toetbt bp Xcnophoo genaemt: Alles doen nae de meeninge en \'t ge-

*o^eï) datoverwini^ ^ : \'

^^LVefmeferderiogh. (i,) 5^efen fïn ÖÖ^eft Chaldgus Paraphraftes, ettbe

g^obtnenopbentertExod.z3.5. j^oegöt baee bptJfto,amp;L. ?omponm.
finS^^- \'tgeenötecnaec/ub.s-cap.jo.§,cn\'tgeen
Ambro-
raL^^\'fÖCfiÖepbt met Prudentius f(Ö?Öft/ tegenS Symmachus.]

\'\'e tne^ningöen en fïemmen göelöcft 5ön / falbec niet göebaen x v 11
SL^ffoten toelben / otn battec geen göenoegöfaem getoicötets om te
X upt toelcfte oo?faecfte / alS be flemmen fleecften en göelöcft
fm^^^Pben jgben / too?t geöouben batbeaen-göeftlaegöbe bip göe^
ggjents* zi. im,rpms. v.^rejudkm. j^ietiuiianusbattEufebia.] a©elcft
gtötbelt;©?iecften noemen be flemme ban
Minerva, mt be ^abelban
forflï!^\' toelcfte flucft ban ^Efchyius Furüs, «nbp Euripides in be (€ceuci=
öreftcs en Eieftra, becöaubelt toecbt. ^00 öeöoubt OOCÏi
ban h?amp;8^^0^ebt ï toelcfte ceben niet guaiöcft is in acöt göenomen
bm / c?^fi?öbec bec
Probiemata, toelcfte Ariftoteies toecben toe-gefcöje^
doemrnbsp;feftec contcobecfieban Scneca flaet: d\'Een Rechter ver-

fachfft .^quot;aerfpreecktvry : (2.) onder verfcheyden ftemmen laet het de

öetXS?®,quot;- 3©antaifoomebein be Diaiedifche befïupten/ bolgöt
I-vermeerderingen. (lOaocft Iphigenia in Tauris. €tt Ele^ra, feptÖPt

Wanneer gelijcke ftem het vonnis M doet ftaen,
Sy recht voor yder, dat beklaeghde vry fal gaen.

I^sfCquot;« gheen hatelijcke macht, weicke door

^ecbocmEi^\'^\' \'\'\'\'^^quot;\'\'quot;^- ^elfs bpben 3|eb?eett/ alS be flemmen bie
nwinbsp;met een flemme boben toacen / toecbe bie flem boo?

»-quot;^v^^uentt alfoo beCöalbeec fepbt op begemelbe plaetfe/ Exed.zs-

-ocr page 272-

en Mofes dè Kotzi, onbec Öe öeDteöettöe DeMen5gt;8. en becBfebenijeipj«^
X E X. jiBaecöterotttfiaet gemepneitjcfeeen becfcfifl/ ban beflemmen tefaj
nten te boegben / ofte teberbeelen: Snbieïtbe fabe upt bet bloote reföf
bec nature aUeen./ batts/ tnbten göeen ©erb^asO oftÓIDetauber^gfJ
biebtteboen/ fcöönt bat itten onberfcöepbt moet maecben ttiffcöen
optnten en mepntngöen / bte in be göeöeele fabe berftöilïen,/ en tuffcpeg
bie/ ban toeïcbe b\'een een göebeeïte ban be anberetoc-(iaet / en in ftf»
begröpt j bat befe öeöoö?en te famen göeboegöt te toerben / in \'t gö^^*^
baer in fp ober-een bomen; maer be anbere niet. (i.) SClfoo bie in ttoin^
tigö/ en öie in töten berboemen/ füllen in töien tefamen geboegöt toet\'
ben / tegöens öé göene öiegantföÖf b?pfp?eben. iBaer öie:;ö.enMeönj\'
bigöben niet öe öooöt fïraffen / en öie öem upt öen Eanöe bannen / fMjquot;
len niet te famen göeboegöt toerben / toant in be boobt is göeen iKcbfl»^
ningöe: maec oocft bie öem b?p fp?eben / en bonnen niet te famen
boegljt toecben ntet bte Item bannen / toant al ifl bat fp baer in
ober-een
flemmen / bat men öe 25efcöulbigöbe niet fal booben / foo en is bat bocu
niet öet felfbe /
\'t toelcb öaer (lemme in öeeft / maer toeröt bp gebolP
öaer upt gftetogen j maer bie ten Eanöe tipt öanöt/ en fpieecbtniet
ih.%.Epifi. g^aerom pimius met recöt/ alffer fulcös pets in öen üJöeöt boo?-gebai\'
\' \' len toas / göefepötöeeft/öatter foógröotenljerfcöepöenöept ban opt\'
nien toas / batfe niet anbers als pber op öaer felben fiottöen 5Ön / en ö»}
öet toeunigö berfcöilbe / oft nietöet felföe miföaegööe öen gönnen öi^ I
felföeriiet öaööemiföaegöt. lt;Sn
Poiybius toöft aen/ öat ban poaume«®
öe lt;©öerecöts - öeer in \'t op-nemen öec fiemmeti/ tec quaöec troM^

een tööt langö aenöouöen fouöe / te famen boegöbe / tegöens be gö^^
E^cept. u- t!iefeb?pfp|aecben. jBenbinöt ötiföartigenb^agöebp
Gciiius,

bp Ca^Ua Vortumtm in locode qumtitatum compstmiese; CUbp Quintilianus Öe Wy^

\\)sxicomroveifta scs. baet befe tooo?öetï fiaeri: Nu maeckt ghy ppe^chg

meer als een: nu maéckc.ghy dien hoop, welckè te ramehichaden föudp

door die te deylen teniet: twee ftemmeti ballinghfchap ; twee fchifnP-^j^
fmaedtheydt: wilt ghy dat ick die fal tefamen voeghen, die haer fel ven V?
een deylen? \'nbsp;,

[Vermeerderingh. (i,) ^aetom toetbenöe ïïaeöts-Öeeten belaftPf:

göeboelen / \'t toelcS meer bingöen te famen begreep; te öeelen en fcö^;
ben / foo
Afconius getupgöt. cicero in t % 2$0ecïi ^^^um adfmtl v^^

haiven als de eerfte meyninghe van Baldus uytghéfprökén was, datdrie_^
fanten den Coningh fouden wederom gheleyden • De
tweede van Horteoi
dat ghy fonder heyrkracht hen foudet wederom brengen j De derde ^
catius, dat Pompejus hem foude wederom brenghen Is
verfocht, jg
buli meyninghe foude ghedeylt werden , voor foo veel als hy van de

fprack, en welcke faecke nu nietkondeteghen-gheftaen werden, quot;.jie

menBibulustoe-geftemt: van drie Gefanten , en is metveele fteromen ^^
de refte goedt ghevonden. seneca,nbsp;\'t Gheen in de Raedt

Lih,
ad ^ri.

-ocr page 273-

ghefchieden, \'c felfde achte ick dat in de Philofophieoock moet gedaen wer-
ben i als eener ghevoek \'r gheen my ten deele behaeght, ghebiede ick hem
«m gevoelen te deelen, en volgehem ten deele.
\'^tfü^ht^vitahsau, mp.s.
Jck hebbe oock recht om te ftemmen : derhalven fal ick eenen volgen,
eenen
lal ick ghebieden fijn meyninghe te deelen. Pliniusnbsp;OOfÖ Ua« W

a^^iet flaet oocfe Dtt ßp teboeößett/ tnöi\'eneeiiiöBeboojaftoefeti/oft
anuscs berömbew toecDen / öaecrecßt ntet te feonnen göeö?upcfeen / m
0acet:ecöf onöectufTcDen hm gönnen öte tegöentöoo?ötgö m / aentoaf^
\'^tmtoe-Mt/ öet toelcfee Seneca ijeröanöelttnfeecfeernbsp;C^\'^-?*

Houdt dat ghy een ghemeen Dienftknecht zijt j defen Heere fult ghy
oienen, die tegenwoordigh is.
[^n fulcfeec UoegeniCiatoocfe öe naew ban\'t
^f^tfcöe gemeen op eenen fean ballen//./««,
d. qmd cujufque mmrfmw mmm.

ptet Wefenbecius alöaeE \'©Oet öaec bp / h Refcripmm D. depaHti. Zaf. inpara-
O.dep^aU.
B/i«. inl.i. n.3. di Alho fcrtbtndo. Bset. decif.r. n ^f. Anconium Fabrum,
T*^^\'iUHdic0AÜgt;.i.m.ii.dtfina.4.o. Reinking./»a./. C/aj^/. ^OCÖ ÖtCfe\'

göeben öe3©etteneentgee]cceptie/ fooöter/ als tn\'tmeeröec ge^
Jquot;^elte/ te toeten / öat öe ttoee göeöeeltenittoeten tegöentooo?ötgö 5ön/

^»m. D. dia» titulo quod cujufq. umv. nomine, l Nominationum C. de dttumnihut: öat

jjaftoefenöe mogöen öentegöentooo?ötgöen öace betteten bebelen / oft
öoo? ©olmacötlgöeöaceflemme geben / Ufiqmjußo. di emionu.^
..^ocö öe natuucltjcfee o?ö?e onöeciBeöegefellen / ts öefe / (t.) na öat x x i.

Pöec ts tn öet göefelfcöap göefeoitten» ?filfoo toecöt onöec ®?oeöecen
jjeojöeceonöecöouöen/ öat öe göene öieeecfl göebo?en ts/be anöece
ÄSae/ en fo0b0O?tS / alleanöeceöoeöantgöeöen obec-göefïagöen/

Oders als nae dat den ouderdom haer onderfcheydt, fept Ariftoteies. Theo-

bS\' ^^ v^ïens gt; öe o?öece öte onöec öen 25ucgecmeeflecen fouöe ge^

y^Uöen toecöt i Waot wie foude in een en de felfde foorte van waerdighey t L t. c. d^
^«eerüe moeten zijn, als die eerft de waerdigheydt verdient heeft? lAdde^\'V-i-^\'-

L. fimper D. de jure commmitatis. L.uU, C äety^

fnSL^\'^efematttecetsoocfebanouötsonöecöouöengöetoeefl/felfS
SÄJlftöap öec Cöltflen Contngljen en
mitUm / öatöefiene/ öte
S??tfleiijcfeÊ ßeligfe öaööen beleben / in öe Conctlten öte be fa=

LVermeerderii5ghen. (i.) ©an be Ptfcedentien, ftet / fOO\'t U belteft/

—^,--.^-,.„be^iflo?iebanöet .........- ■ .....- - -

ÖbeÄftquot;^®*^^^toecben / bat / foo bicfetoilS Öet x x 11.
tnfS?®?r^Ö«futtbamentöeeft/ en göegconbet ts opeen faecfee / toaec
^ »«et alle eben göelöcfe eneben biep beel öeböen / göelöcfe als toan^

^ gnbsp;neec

-ocr page 274-

Majore»,, nm Écn €cffc9ap / oft am eettfiucß Eanöts? ö\'ecn öe öeïft ö^öö^/
farum D de^^ gj^öes eeH öei\'öe Oeeï/ öe anOere eert bteröe beeï; bat aïgf ban öe o^öere
L fip\'ures woet gfienomen toerben /ntet aïïeen uptbe mantere ban ïjaer partmpe^
•jgt; d/poßgt;. ren / en \'t beeï bat fp baer in öebben / maer oocb bat be (ïemmen na öte
L. c«« tojji^g/ jiat / nac geittatigböe p?opo?tte / foo men fepöt / moeten gne^
jZ toaecbeert toerben. let toeïcïte/ geïijcfe bet tnet be natuurïijcbe büïöcït^
toßü: quot; ïjeubt ober-een bomt / aïfoo ifl boo? be ïioomfcöe aBetten mebe goet ge^
i\'t\'feent. ^00 berteït strabo, m Lybica, en ö?ie naburige ^teöen /gelijcB
aïö in een ïitöaem te famen göefïoten toaren / bat berb?agöen isf / bat qe
anbere eïtb een flemme öebben fouben/ maer
Lybica ttoee / om bat bte
beeï itteertotöet göemepn befle rontribueerbe aföbe anbere. ^e feïfbe
fepbt / bat in Epcten jijn göetoeefl ö?ie-en-ttointigö ^teben/ toaer ban
eenigöe b?ie / eenigöe ttoee / eenigöe een flemme in b?acöten / en op ge^
iöcbe toijfe be ïaflen b?oegen. .fEäer
Ariftoteies mercbt bat toeï aen / baf
fuïcbss aïss ban eerfl biïïijcfe faï 5Ön
/ indien het ghefelfchap aenghegaen ^
•Pcöï.3. c.9. ghemaeckt is , ter oorCaecke van de befittinghen en pofTeflien. [^00 Öabfe

be ^are ©o?fl ttoeeflemmen in \'t smalcaidifche berbonbt 1
xxiii. lt;©e bergöefeïïingöe / toaer boo? beeïe ©aberjf ban lupfgefinnen m
een ©oïcb en 25urgöcrfcöap ficö te famen boegen / geeftöet ïicöaem w
grootfle recöt ober begebeeïten: toant bit \'t boïmaecötflegefeïfcöap;
en baer en iss göeen uptterïöcbe baebt besS menfcöen / toeïcbe niet/ off
ban feïf0 flrecftt tot bit göefeïfcöap / oft uptbe omflanben flrecfien ftan.

Mor4is.3. ^JJ ^gj gtjjgjt Ariftoteies Öeeft göefepbt/ dat de Wetten van alle foor-
te van dinghen gheboden geven.

X X ï V. lier pïeegöt befe b?agöe beröanbeït te toerben / oft öet ben

ren b?pflae en göeoo?ïoft5p banbe 25urgöerfcöap te bertrecften etjat
te fcöepben/ fonbet berïof en confent berftregöen te öebben* (i.)
toeten toeï battet ©oïcften
5iin / baer fuïcftssf niet göeoo?ïoft en isf / aï0 bp
öc Mofcoviters j en top en ontftennen niet bat men öet 25urgöerïöcfie g«\'
fdfcöap ftan met fulcfte berb?agöen en accoo?öen aengaen / en bat wen
be tttanieren en getooonten ftracöt ban berö?agö ftonnen getoinnen. Jpaj
L. F.tii D. öe jfiootttfcöe 3©etten / immerss nae öe ïaetfle / toasf öet toeï göeoo?ïOT»
tiZquot;quot;quot; fön tooonfleöe te beranberen j maer ebentoel biefe beranbert öabbe/bïen

^ \' ebentoel berbonben tot belaften ban fön ^tabt öaer ÖP ban baenguattj

Hüaer be göene / tegöensi toeïcften fulcftjS toaiS göeo?öineert/ bie blebequot;
^elöcfte toel binnen be palen ban öet ïroomfcöe Jlpcft: en bie feïfbe ot
binantiefagöopeenbpfonöere p?ofötelöcftöifpöt ban\'t göeben bantr»^
bupt en fcöattingöe. USaet top onberfoecften / toat natuurlöcfe / inöte»;
öer niet anbete berö?agen nocö beracco?beett W moefle plaetfe öebbnl;
en bat niet ban een göebeeïte / maer ban een geöeeïe iStabt oft ïSU\'^K
fcöap / bat i$f / ban \'t gantfcöe begröp bejS opperden göebiebtjs. €n
toiffeïöcft batmen niet tnet troupen bertrecften macö / isS genoegö bwr
öeïöcftttptbenoobttoenbigöepbtban öet epnbe/ \'ttoelcft in öe mora|
bingöenöetrecötmaecftt.
zonarasfp?eftenbeban ben Coningö i-^^iifJ
toeïcfte ban öen §^erfen tot ben ßomepnen af-^baöen toaji / fept:

-ocr page 275-

ishetbeginfcl der Oorloghe van den Romeynen teghen den Perfen geweeft»
a« de Roomfche Prince tot hem lockte de Onderdanen der Perfen.] a©ant

wbtcnfuitftsaïieoojïofttjs/ foocnfionDc

fiaenög ölpm. iBet bcctrccfeen ban pber boo? öem felben / fcöpt
wt een anberefaetfee te m/ ööelöcït öet bjatanbers is / bjater tefcgep-

penuptcenißtble«/ ofteenarmenflroombaeebanafte lepbp Try-

photiiusfep^itj Yderecnheeftvryemachtom voor fijn Burgherfchap ordi-

nantiente maken. Cicero pro Balbo, p?öfl bat teCÖt/ dat niemandt teghen^^^,/ •
iijn danck in de Burgherfchap bliive, en noemt bat ÏJU fundament van
^quot;^yheydt, dat een yder Heer zy van fijn recht, \'t zy om dat te behouden, olt ^

«e verlaten, s^otötansfmoet men öterootfi onbecöouben ben ce^elban
yatuutïötftgfttHjjcfeöepbt/ bjeltöenbeßomepnen gebolgöt öebben m t
jcjcpben ban partlcültece gefelfcöappen / bat fulcßs ntet göeoo?loft 5P/

Ibepnfcöau aenafleleaften ?ön / bat ntet en bectwcbe een 25ucööee / m^
Jïenbaeegmotefeöulbtgöettiaetfitjp/ tenspbatbe^öurgöee berepbt
göeeeebt fnn beel tecftont te betalen. [Bembus,/«^.?.] ^tem/ bpab
iU®*^ Of Öet bectcoubjen ban be mentgöte een lt;©o?logö aengebangen 5P/
Monbetöepbt / inbienbaer een belegermgöe boo?-öanben tS/ ten
3P bte
ffgöeebecepbtsp een anbeten / eben foo beguaem/ tn fön Plaetfe te
Wellen / ombeßepublöcguete befcöecmen. 25uptenbefegöeballe/ tft
yoofföcBbatbe^olcbenfullentoe-ftaenöet b?pebectcecß becJSuc^
gyecen/ b^p fp upt bte b?pöepbt geen mtnbec boo?beel ban elbecs m\'

r. .^iföo en öeeft be 25ucgöecfcöap geen cecöt obec be ^Salltngen. r^tet

mecnaectn t3^oecUcapao.nbsp;^eHmchden upt Argosge(loo^

Jf^^^l^p^n^Euryftheus, fp?eSenöoo?öace©olmac]^tigöen joiaus, alfoo bp

Bie hy ter Stadt uyt dreef, hoe kan hy die noch daghen,
Mae Micffineen, die nu gheen naem van Burghers draghen.

L. ABlone,
Ç. Lubti D.
^nfoci».

XXV.

ï,.?J,^öOïïbanAicibiades, fnbe Oratie ban Ifocrates, fp?eecB

feuX ïïfön©abecuptbeci§tabtgöeb?eben bias/ fepbt î

»rgherfchap in \'t minfte hem niet aenginck. [Nicetas, hb.r ban be fafien
S. unbsp;Angelus : Het en is niet vreemt, indien yemandt de vyandtaen-

iT^Kt j enhemvleyt, diebeproeft heeft dat de fijne hier vyanden teghens
. em thoonden.] n^aec becbec nu be becgöefelltngöeban beele mum/
ban ffi^lfelfs/ oft boo? öace öoofben / tS epgentUjcft een becbonbt/
«n ^ïc^g^g nature en bjecclnngöe fal plaetfe 5ön om te öanbelen / alS
ak» ^ gamp;efeomen 5ijn tot be berbinteniffe boo? becb?agö. , ^^^ w u »
•«^eonbecbïecpinglje wpïbebïtlligingöeentoe-ftemmingöe/

2

ecfeenbeban

Als onfe

-ocr page 276-

Ijacttcuïwc oft puöïijcg. pacttmltece onöecbjecpt\'tiöBe / boo? Betotl^
ïtginglje Mn beeïöecJep $iin / geïijcfe baecbeclbetlep foojtert 5ün ban tP
geeringbe» albec-ebciftc foo?tc tS acnnemtngö«/ baet boo? eenec ftc0
alfoo öegöeeft meens anbersl|iipfg|)efin / bat öp baer onber 5P atseen
^oon/ totboïtoaffenonberbomgebomenjijnbe/ onber fön ©abertS\'
S^aer een ©aber en ban fön ^^oon op fuïcfter bJöf^ / een anberen ntet ge^
ben
/ bat öet ©aberïöcbe recöt bolfeomentlöcb op öem ober-gae / en Öi*
ban fön ©aberïöcbe plicöt ontfïagen toerbe: toant fuïcbs en löbt be na^
tiirentet/ maer öp ban fönen ^one een anberen bebelen/ en op teboe^»
ben geben / geiöcb aïS bten fubflttuerenbe / en tnfön plaetfe (tellenbe.

XXVII. ^e aïber-0nebeölefoo?teban onbertoerpinge/ tS / toaer boo? pemant
ficö felben ober-göeeft tot «en boïfeomen (ïabernöe/ göelötfe bie bp bert
3||oosöbuptf cöen beben / bie boo? öet toerpen ban be bobbel-ff eenen öat^
b?pöepbt in betoaegö-fcöaïe gelben/ foo bat/göeïöcfeTadtus fept j Die

Ds mcrib. ovcrwonnen was, fich ia llavernije begaf. (©OCfi bp ben lt;©riecben/ gelöf®
i^ermsn.nbsp;Prufscofis, Oratiofie/s. bettelt: Ontelbare zijnder, welcke daer fy vry

zijn , haer felven in flavernije begeven, op dat fy nae inhoudt van\'t contra*^
by haer ghemaeckt, dienen moghen, (i.) ^©OCÖiS eettbOlmaeCbteflaber^

nöe / baet boo? men eeutotgöen arbepbtfcöulbigö ts / boo? be bofi / en
anbete beöoeften/ biebesïebens noobtb?uft berepfcöt.
3©eïcbefaecbe
alfoo ingöefienjönbeinnatuurlöcbe termen/ en Öeeft tn ficö göeen te
grooten ^rengigöept nocö bitteröepbt. c^iet öier ban een öeer löcb bif^
coursbanBufbequius. in fön 3 2egt;?tef betuptöeemfcöebingöen.] 3©ant
bie eeutoigöe berbinbtngöe toerbt toeberom bergoebten bergolben boo?
eeutotgöe feecberöept ban onberöoubt / toelcbe bicfetoils niet en öebben
be göene/ bie om een bagö-gelt öaer berftuten/ baerombicbtoiisgö^^

beurt \'t geen Eubalus fepbe: Hy wilde fonder loon , met koft te vreden blij-
ven.
€n fepbt be felfbeComebi-fcö?öber eibers:

Die fich als vryen, op de vlucht begaven eerft,
Tot d\'oude krebbquot; weerom met hoopen fpoeden feerft.

Plautusfepbt eener: indien ick vry ware, foudeick op mijn gevaef
Jeven , nu leve ick tot uwe laft,
Melijfiu SpoUtinus Gnmmatkm, toilbeU ttiet

göelatenjön.] SWfoo öeeft Pofidoniusstoicustn fön ï|iflo?ien aengetoe^
fen/ battereertöbts beelegöetoeedjön/ bie öaer felben betouft 5ön?!f
öaerber ftoacfeöepbt/ ficö felben b?ptoilligö aen anberen in ftabernf

begöeben öebben J midts dat de Heeren haer fouden verforghen van aood^\'
druft, en fy wederom doen fouden den arbeydt die fy doen konden.
€tempel boegöen anbere baer bp be Mariandinen, bie om be felfbeoo?^
faecbe ficö tot ^laben göemaecbt öebben ber
Heradeoten.

[ Vermeerderingh. (i» ^ulcïts toss eettöts bp ben Cgppteuateu bet;
boöen
j tot sntöenen toe-göelaten tot op be töben ban soion, toelcfte ber^
si?bineertöeeft/ batöetEicöaem boo? göeen fcöwlbt foube betbons^

-ocr page 277-

^tmtt, Piutarchusitt\'t teben ban soion. g^e3©etPetiiia|jeeft toti^oï
felfbe beroibentj

l^aecïjet recöt ober leben en boot(itfi fp?ebeban boïbomen en tntoen^ xxviiï;
wööe recötbaerbigöepbt) en öeböen be leeren ober öare ^ïaben met j
^nsöeenjBenfcöefeanmetrecöteeniilenfcöe booben/ ten 3P bat öP
JJquot;quot;®?i»tbjaerbisöe mifbaebt öebbe begaen. iBaernae be letten ban
©olcberen/ om toat oo?faecbe oocb een leer fön ^labe öeeft

MrjVv\'^i\'®« / toelcöe eenaiber-b?pfie mactjt öeooen. ^eie uecsgiiiv u»^

^JöeeftSenecabOO?On^gÖebWbt: mdien eenSlave.om
quot;en tot eenighe verdienftc gheraken, de noodtwendigheydt in de wege is, ^ \'
en vreefe van het uytierftete moeten uyt-ftaen j het felve fal oockin den we-
j den ghenen, die een Coningh heeft, en die een Overften heeft, de-
wijl die even het felfde, hoewel onder onghelijcken titul, over haer vermo-
gen en machtigh zijn.
^aer botö bupten allettoöffeï een ^labe ban fön
^«ïban onrecöt enongöelöcb aengöebaen toerben/ göelöcfi be felfbe

^^neca rnbsp;quot; -. - ...... ........ir.^—»L^^«./

—vvM umq; jjgjg istnoeren uaooe toe-geiaren/en we »uue wti.

wnen. Sopater fepbt J Het was hem geoorloft, alfoo hy Vader was, fijn ^\'«quot;^pj^

te dooden ; te weten , indien fy yets mifdaen hadden: want deWet;;,,^:^/
^eett hem fulcks toe-ghelaten, om datfe gheloofde dathy een onpartijdigh
ï^^^.er fottde zijn. DionfejJbt/
omiomi}. batöet felfbe tecötgeöjupcbe^
*flC» ts? over veele Volckendie den roem en eere hebben van goede Wetten

Politie.

fttt?lt;?iü ^^ Ööenen bie upt ^laben göebo?en toerben / balt be öanbelin^
^ntoaerber. mt öet iKoomfcöe/ en oocbber ©olcberen recöt ober be
SSteöÖenen / göelöcit top eibers fullen feggöen / eben ^elijcJ in be
g®quot;/alfo mebe in be Henfcïjen ban flaeffcöe conbitte en fï^t/bolgöt
SifiSS^\'^^^eber. let toelcfte nocötan^met öet natuurlijcbe recöt
SHSll^öö ober-een ftomt / aljsbe ©aber boo? eemgöe genoegöfame
amp; S toerben* »nt aengefien in be tïomme »tien be m-
baer bon^lSiquot; ^^ iBoebersf fo?göe b?agöen boo? be ^ongöen / toerbt
tsnbsp;betoefen / bat be ©?ucöt öaer bepben göemeen

bSiy??!quot; toe-ftomt. c^ietöiernaecap.8. §.i8. piinius

«Myj; (j^nn^Pj. - . , .nbsp;mf hareTonfrhen.l Sllffl

XXIX.

natiir;U ïir\'nbsp;oeftenoft be ©?ucöi ban naer goeceeir / uaii

anbS mfii^Ott ban flaeffcöe tonbitie. lt;6öetoi1TÊïöcfe/ inbien baer geen
foo SJH^? göetoeedom öare ©2ucöt te boeben en op te b?engöen/
foubc ari^.nbsp;be macöt geöabt/ om be ©?ucöt/ toelcfte uptöaec

ÖÖebennbsp;/ m ueffen^ öaer felben infïabernöete Be^

a» jvvai. amgöefïen öet oocft göeoojloft isJ upt fulcfter oo?fa6e/ oocft bte

in

-ocr page 278-

tnnbsp;5ün/öenlt;®utigren tetoecHoouem niaecitetoijlöät

rccDt natuurlücft fjjn o£i?fp?oncfe ïjeeft upt öe naoöt felfs / foo en Ijeïjöen
fp öupten öienooötgBeen cecötomßace ©?ucDtaenpemanötteöecßoo^
pen. [^00 öeeftoocß caroius caivus ööeojölnee«/ tap434. Mai p«/?«J
^ecDalöen fal öet recDt tree %eren Ober öec flauen fetnöecen tn öefen
üalontflaen/ upt nteöe-öepltuööe felfs öan Uoeötfel/ enöte ölngenöi\'^
tot onöecöouöingeöes leöensnooötgö 5ijn: Eistet Leo Afer,
ub.lt;r. de Bar-
«.3 €nöe öecöalöen alfoofe langöe öeööen moeten boeöen/ öe ööene öte
upt öace iSlabengöeöojen toacen/ eec öat öacen acbepöt öacen J|eecen
• feonöep?ofötelöc!t5ön/ en öace öolööenöenacDepöt flaet tegen öentööi^
, öatfenuacbepöen/ foo en fal öet öen göenen/ öte alfoo göeöo?en 50«/
niet göeoojloft jijn öe öienflöaecöepöt te ontgaen / ten 3p öat fp öoo? ïw
ceop-öoeöingöeöetalen \'t göeen göenoegöfaem iS* €n öïo öec ^eecert
to?eeötöepöt onmenfcöelöcfe iiS / getoiffelücfe is öat geboelen toaecfcöö^
nelöcb/ öat fulcftelänecöten oocb öoo?öe blucöt en toecö-loopen ficÖ
mogöenceööen. a©antöatöetlpoflelen/ enöeouöe
Canones öen
ben bebelen / öat fp ficö öacen leecen niet füllen onttcecben/ öatis in\'t
gcosengenecaelgöefp?oben/ en göefielt tegöens öe öoolingenöec göe^
nec/ öte alle onöectoecpinge/foo toel pacticuliece als pttbltjc^ue/bec^
toiecpen/ alSflcööenöemetöe€ö?iflelöcbe b?pöepöt. C^ietöiec na«

tn\'t5 25oecbcap.7»?.6.]

CVermeerderingh. (l.) Seneca ban Öe 3©elÖaöen/ 7250ecft/ tap.H*
Hoc, zijn de kinderen, den Vader en Moeder gemeen ? ^e 3©ifO0»ttÖifCÖ\'^
3©et/
Ijb./. tit.ijy. Want indien een foon van beyde Ouderen geteelt wert»
cnghefchapen , waerom fal de felfde alleen behooren tot den Itaet van ßjrt
moeder, die fonder Vader geenfins heeft können geteelt werden ? ^aec na •
Door defe reden werden wy redelijcker wijfe bewogen door de Wet
der na-
ture, dat de geboorte van eendienftmaeght, die door by-leggen van cens an-
ders (lave gebaert heefc, behoort onder beyde Heeren gelijck gedeelt te wef

den. ^e3©?ucötbaneen^laefeneen ^labinne/ bolgltöe ben©aöec/
sptcukms«xoni£Hms.7s. I|et fclföeis meöe Öe mauiec in eenigöe plaetfe«

bow^t^iten/c. licet de conjugio fervomm. j^pöß S-Ongebacöen euöe .^ace«
bolgötöe©?ucötöejiBoeöec/s^«.5«xo»././tf-. i^^at öet felföe in ©ifp^\'
nienbpöea©ifogottöenonöecöouöen5p getoeefl/ tentijöebanifidoru«
leefl menc. «i. £««ƒ«nbsp;g^ie upt een fiabe cn b?nc b?outo-peC\'^

foongöebo?eniS/ toecöt nac öe felföe 3©et öec a©ifogottöen een flö»^\'

III. tit. 11. s. IV. tit. F. 7. IX, tit. I?. Iff. upt een fïabe en öienflmaegt a^,
bo?en50n/ toecöen onöec öc beeren geöeelt. Slnöienöecen3peenfoo£
JOo öeeft öem öeäleec ban öe flabe/ miöts betalenöe öe öelft ban
toaecöp aen öen J^eccc ban öe öienflmaegöt. in onginarUf patris ori^inarH vo^\'

Ufa duasfert partesfamine originnrix Domintu anaw ex EdiBo Theodoßi apud Cajftoiof*quot;!\'

InAngli» Vr^cmqmtß mt villanus ex patre: Ittmq -, (this conditianttm dif^*^
minibmdfctvMHr.
Litleton de Villanagio, e^ ÄfeerrfsAgaw» Anglit. fhOquot;^

roasAquinasbeßentOatöeJ©ertcnban\'tßoomfcöe cecöt becfcbinertöf;
met öet cecöt öet natuce niet en flcööen» 3©aecom niet i aengefien

L^f. lib.s.

cip.f.dub.s
!.Cor.7.21
Galé.j.
Colof.3.11
Tit.z.s.
s.Pet.
z.i6
C.fi^uUfir
vum 17.q,^

-ocr page 279-

^Jt Menfia, Dp Ben ïSomcpnett / bie upt Anberen gbeboien bjas^/ ban
gJi^ö^öe een een baeembeïtnsfi bjas / boo? een b?eembeUnab aebouben
^^ \' f ns ülpianus leert/ in InfUtumnihm, de hisquimpottftMe.^

ban toelcfie top nu göefianbeïtxxx.
rJSfn/5önber oocb anbere onbolboitien btenfibaeröeben/ ais bie boo?
H^^Jïeren töbt en bagö buren / oft onber tonbitie / oft tot feecbere fa-
iSber b?p-semaecbten / ber b?p-öe(lelben/boo? (Ce^
bSff ^^ ^^^ berpanben/ ber toe-gebenben boo? fcöuïbt / ber iïacöters/
£X^w-Jarige bienfibaeröepbt / algf ootb tot öet ^ubeï-iaer toe bp ben
tS quot; / ber
Peneftaren in {CöefTaïien / en ber göener bie men be boobe
biJivfquot; quot;o^ntt/ epnbeUjcb / oocb ber öuurlingen / [onber toeïcbe be gene
aïw^quot; in €ngelanbt Prentifen noemt/ foo ïange öare ïeer-jaren buren/
cctt/ aen ben liaet ber ^ïaben ftomen.3 toelcbeonberfcöepben/öan^
gaV^^H aen be toetten / oft aen be berb?agen en accoo?ben, ©ocli fcöönt
bS^öcïi een onbolbomen bienflbaeröepbt te toefen / bie göebo?en ijS
ttS.®quot;peren/ toeïcïie b\'een b?p / b\'anber ban fïaeffcöeconbitie iS / om
^^fnebie top te boo?en gefepbtöebben.

ftpe^J^nbïijcgue onbertoerpinge is/ toaer boo? ftcö een bolcb onber bexxxï
QjJföappö ban een menfcö/ oft ban meer menfcöen/ oft ban een anbec

. quot;tvB beaeefl-. ïéigt;f frtimtiïtt»!* liflil rnrthiïmnfti»tt fttihigt;rhiigt;rntfinrftigt; h(gt;hhi»it

kinderen,
Thebaenfche

obergöeben.
^aer5ön oocb anbere min

S«^« Oabbm y««?»^ öoeoecen op oe^cöat-ttieefiersntetaen-ge
WmbefiöÄS^^öanbtoocftb?outoen-perfoonen/ bic ficö ntet
■\'\'^nabeö
amp;eftoppeït öabben; [2e»pbe Lyders, mm] n.coi

all2 te rGoddelijcke en menfchelijcke faecken, deStadt gt; en
Volcknbsp;en tot goedtduncken aen \'t Th

^otfth5r^\'^^\'^o^ngt;ï»ebe3perf^nöeta©ateren be «erbe obj

boïfeomen onbertoerpinge; ^aer 3ön oocb an----------

ibomenSL * ^p in be maniere ban te öebben / oft ten aenfien ban be boï^
hjerbenS!*®quot; te weren / toaer banbe trappen bonnen afgöenomen

^e oXfl^ene öier boo?en ban ons iS beröanbeït getoo?ben.
^^nbe fSifoK ^^quot;ööeuptmi^aebtontflaet oocft fonber baer toe fto^xXXIL
l^?PbeiihM-I ir^^*^ öetoiïïtgingöe/ foo toanneer een bie berbient öeeft fön
wff^jerïiefen/ ban ben göenen toeïcfte recöt öeeft bieflraffe in\'t
bat mSSfquot;^ getoelt onber föne macöt geb?acöt toert. (i.) lEaec

ejeecuteren/ fuïlen top

l^etepccSKquot;* ^ocïrfoo bonnen op befer maniere niet alleen particu;\'
^^eïeenbnff/ ^^^^ boo? fön öooft onbertoo?pen toerben boo? parti^
^^m Sfr^l^ onbertoerpinge/ ööeïötft ais tot i^omen/ bie in \'t upt-
■^quot;^fftatnbsp;opgeroepen 3önbe/ niet en anttooo?ben / en bie on^

Ft^^i^aren / oft öaer goeberen bp be^cöat-ttieeflersnietaen-gege=

meteen
Nicolau»
Daraaf-

-ocr page 280-

Damsfcenus: 25|gt;liea©tfosottBeit/ oocfe Ucefóiiwom Ätttiew mißrflöen
ïjerooiöcclt teacen/ foo upt Bare tomen Dlücfet»] iBaec oocft troo?
jjkquot;
ftlijcaueonöerlijerptnsesantfcfieboïcfterenotneen puöïjicQue mifOaet*
H^aecbatonberfcöepöttffei:/ öatbetitenftöaecöepbtban een boïcft aï^
tpt öï#ft burenïre / om bat De beenieubjtnge bec gebeeïten ntet en belet
bat öet ntet een en
\'t felfbe bolcft foube 5ijn. USaec be pacttcultete btenft^
baecöepbt bte tot fïcaffe bient/ en gaet ntet bupten be perfoonen / om bat
be ititfbaebt öet öooft bolgöt» lïlaer alle bepbe btenflbaeröept / foo wd
öeparttcwltere aispublöcgue/ bte tot firaffe btent/ ftan toefen/ oft bol^
ïïomen/ oft onbolftomen/ nae göelegentöepbt ban berbtenfïe/ oft opgöe^

Söelegöentöepbtballen öter nae tefp?eecften / alsf men totbe effecten en
bjercfttngen ber oorloge fal geftomen 5ön*

[Vermeerderingen, (i.; lt;0ÖelÖCft bte mebe-gÖefellen ban ülyresvöi^

be €gpptenaers göeplunbert öabben/ ban toelcfte Homerus fepbt tn

Odyflea:

Sy onfèr een party met fteenen wierp en doodt,
Een deel tot flaeffchen dienft
Cy dwongen in den noodt,

fClfooöeefï lupiter, alsöP Apollo inbe^letoerpentoilbe/ banti^\'
conaberbebensönbe/ tot^labeöemberftocöt/ foo
Apoiiodorus fepbt/

Het fefie Capittel.

Van de afvloeyende verkrijginghe door de daedt eefl^

menfchen : Daer ghehandelt wert van de vervreemdinghe des
Rijcks, en des Rijcks goederen cn toe-behoorten.

\'Chero pro
■Ciscina.

I.nbsp;Wat in den gever vereyfeht weit, op dat de
vervreemdinge gefchiede.

II.nbsp;Watindeaontfanger.

11 r. Datdc Rijckcafotmijtsv-an d« Ko-nin-
ghen,\' fomtijdts door \'t voick können ver-
vreemt werden.

IV.nbsp;Dat het ov€r een ghedeelte des volcks
niet kan vervreemt werden, van
\'t volck te-
gen wille van dat gedeelte.

V.nbsp;Noch dat gedeelte het gebiet over haer felh
niet kan vervremden.als inde hoogfte noot.

VI.nbsp;De oorfaecke van hec onderfcheydt.

VII.nbsp;Dat liet ghebiedt over «en plaetfe kan
vervreemt werden.

¥ II I. Wert verworpen het ghevoelen, hou-
dende dat de gedeelten des Wjcx met recht
van den Koningh, om profijts oft noodts
wilk jnogcn vervreemt worden.

IX.nbsp;Datde beleenin——-------

onder de vervreem

X.nbsp;Dat oock tot de vervie«n2i»gbcvawy^j
der lurifdiffien , verqyfrht werdt

des volcks , \'t zj fpeciacU oft door g»

XI.nbsp;Dat hetcyghem patrimosiale ■goe«t j,
, volcks door den Koningh niet ka» ^

vreemt werden.

XII.nbsp;Dat de dinghen, weicke vruchten^^
van\'t patrim^ome, moeten »ndetfch^y^
werden van quot;t patrimonie felfs.

XIII.nbsp;Hoeverre de deelen van \'t

van den Koninghen mogen verpandet w
den, en waerom ?nbsp;^e

X IV. Dat het Teflamcnt oock een ft\'\'\'
van vervreemdinghe is , ea tot hei tecoi
namrc behoort.

-ocr page 281-

eo? öfbïOÊïJcntie tecfei-jjstnööe toecbtpm öetonfeboo? be^ r.
menfcöen/ oft bejs mm Oaebt. ^at tre metifcöen m ^eeren
en €ï)öenaersf öer öoeOecen jtinbe / mosöen beijeöeecfcötnsöe
^,. ^ oft epaenbom/\'t sp tn \'t geöeeï/ oft ten Deeïe anöeren o\\3et:ö?aï
g^/. Wo?t tot öet natuucïöcfee recöt / nae öat ben epaöenbom tngöe^
ftftftt Jr * toantfuïcbsf isS tn be epgen nature batt epgöenbom en beöeer-
Srï tnbsp;te bjeten / ban bollen epööenbom* beröalben fepbt

rech ^: De befchrijvinge van eygendom, is, daer wy hebben aen ous het

te mogen vervreemden. Silieen fiaeu tbjee btngöen oen temerc^
Wrs?^^ Êene tn ben geber / öet anbere tn ben göenen bien öet göegöeben
C°V„©anben lt;©eber fiaet aen te mercben / bat be inbjenbigöe baebt f f/f
oft wüquot;^/ niet göenoegö en isï/ maer baer beneffen^ berepfcöt Wtijm^
^r^^öjöen/ oft anbere uptbjenbigöetepcbenen: ombatbeintoenbige
foo top elbersf göefepbt öebben/ niet is confojm be nature bec
WttXöelöctte göefelligöepbt en omgancft* Haer bat oocft be ober-lebe=
toiAquot;®^*^ toe berepfcöt toerbt / ftomt uptbe 25urgöerlücfee3Bet/ be
JJJ^^Ê/om batfe ban beel i^atien aengenomen is?/ onepgentlijcft \'t recöt

r^^^ren göenaemt toerbt. «^oo i^ mebein fommigöe plaetfen ge- tcjr. m.t.
offi!5^Öcft/ öat baer toe oocft berepfcöt toerbt öet aengeben bp \'t bolcft/
ftSS^^Hêagifiraet/ enöetaenfcö?i)öen/ en te 25oecft fiellen in beiJie^
Ijyi toelcft alleö feecfter itf / bat uPt ftet 25urnfterliicfte recöt boo?t-

Ncfttto

biSrl\'^\'^t/ moet berflaen toerben ban een rebelöcfteen berflanbt-ge-

toille. [Caffiodorusa.n.Devervreemdingederdingen , ver-
\' nebben een beftendigh oordeel.]

^Ä^öfi\'öcftäS in ben göenen/ toien eenigö bincft göegöeben toerbt/ öe
ter sööen gefielt jpnbe/ toert natuurlöcft berepfcöt/
boïöh?ft?®quot;tfangöen/ met öare tepcften/ toelcfte toille ojbinairlpcft
peShÄ^^quot; / maer ftan oocft toel öaer boo? gaen / te toeten / inbien
benbsp;begöeert / bat öem pet göegöeben / oft toe-geflaen fo«^

IL

III.

öatfeohptfi^^^an recöt / alif totaennentinge berepfcöt toerben / en öoe
ïoften S^rf ^an/ fullen top öier naer in\'t Capittel ban öe
öen enSKf\'^^.^quot;^ ^©ant tn befen beele t0 geUjcfte recöt in\'t berb?eem^
«n öïtÉSHÏ?\' nae \'t recöt öer nature, [baerom oocft gaben
^iift n 1 i öpo? 25oben ftonnen göefonöen toerben/ al.ö servius aen-
quot;^So^fft Ji ^Ofnbsp;, op be toOO?ben / ««\'Wjm^^et abfem.^

®quot;öere bingen / alfoo ftonnen oocft be ^tiicften ber^
öte toapwiS??^quot; quot; Ööenen / in toten0 beöeerfcöinge enepgenbom
öen Coninil^/^quot; L^^^^É Öt«^»^ öoo?en aengöetoefen öebben / ban
«ïbebcftJ^^iCnbsp;tïïijcft aigs fijn patrimonie en ©aöerlijcfte

\'t 3©olcft/ maer mibt^s m Coningö^ betoilli==
«J-^een Sfrf?/ \' ^ ^^^ bie oocft eenigö recöt baer aen öeeft/

Hïi0?«cöt-0öeb?upcfter/ \'t toeïcft tegöen fijn bancftöem niet moet

^ f

ontno?

-ocr page 282-

ontnomen toerben. €n befe btnsöen aUe geïben tn Det sBeöeeïe ojjjjetff^

göebiebt.nbsp;-

[Vermeerderingh. (i.j Sal. amp; Olikadui C. IntelleBo éjtifejuranJt/. létUfBaUtt*
Cdiif.s^7. n
.7. Cardimh Ihafcmpp. Coml^o. n.t. é Coml.(fß*. öEXempïen fcp HS\'
IK lis
, Tomo 2. op \'t Saer 15 26. en Guicia rdin 16 ^oecft.]
1V. Slnberb^eembtngöebatt een ööebeelte toerbt baer-en-bobennotö toat
anbers berepfcöt/ bat / namelpcft Öet gebeeite/ ban toeïcfters berbjeent^
bingöe göeöanbelt toerbt/oocft baer in betotlligöe. [GaiU^épmpdHca

c.rs. n.14.. ^iet Scrranus in Carolo Sapiente, enbenfel^nban Francifcus

baer ban 25urgunbiettgöefp?oftentoerbttJ a©ant bie in een25urgöet^
fcöap te famen bergaöeren/ bie recöten een eeutoigö-burenbe en on^err
felöcft göefelfcöap op j foo beel aengaet be beelen / bte op-maftenbe oft
bofttiaecftenbe göenaemt toerben: baer upt bolget / bat befe beelen niet
alfoo en flaen onber öaer licöaem / ais be beelen 3ön ban eennatuurlpcft
licöaem/ be toelcfte fonber öet leben bes Itcöaems/ op öaer felben niet
ïeben ftonnen/ en baerom tot nut ban\'t licöaem met recöt af-gefneben
toerbeit. 3©ant bit licöaem / baer ban topfp?eecften/ is ban een anöeif

quot; ! ii,

,\'elfs recöt ober be gebeelten af-meten upt b\'e..,., —-
ïe/ toelcfte men göeenfins moet göelooben bat foobanigö
5P göetoeefl/.
bat öet licöaem macöt foube öebben / om be beelen ban ficö af te fnpöen/
tn een anber onber fön göebiebt te göeben.
V. ^00 mebe ter anber 3öben / öeeft öet beel göeen recöt / om ban
licöaem af te topcften/ ten toare batöet baerblöcfteïijcft ficö niet anberj
enftonbebeöouben: (i.) toant/foo top öier boojen göefepbt öebben/n»
allen bingöen bieuptmenfcöelpcfteinfettingöen spn/fcööntbe öoogög
noobtfaecftelöcftöepbtuptgöefonbertte spn/ toelcfte be faecfte toeberon?
t)?engöt tot öet bloote en fupbere recöt ber nature. Auguftinus, de

Bei, üb.iS. cap.i. By-naeonder alle Volcken heeft eenighfins defeftemme de\'
nature gheklonckcn, dat fy liever wilden van den Over winner onder fubjej\'
élte ghebracht werden, als met allerhande verwoeftinge van Oorloge gantfc*^

uy t-geroey t. beröalben in ben eebt ber lt;0riecften/ toaer boo? be ^riet^
ften/ bie ficö ben ©erfen öabben o«bertoo?pen/ toierben ten bloecft obf^\'
Hend». FO- gÖCgÖCbeU / toas bp-göeboegöt / ten ware gantfch ghedwonghen. .

[Vermeerderingh. (i.) ©ergelpcfttöter fip\'t geen tn bit felfbe 25oec»

Öter nae cap424\' göefepbt toerbt lt;©m befer oo?faecften totlle tS ban
be 3lacebemoniers
Anaxiiaus b?p göeftent / bie boo? b?angö ban ö»naf?
By zantien ftabbe ober-göegöeben: Xenophon in fön «©rtecftfcöe
125oecft. ^e^^epferAnaftafius öeeft oocft bebancftt be«®berflen/ b»;
be ^tabt
Martyropolis ben perfen Öabbe ober göegöeben / om batfe nt»«;
ftonbe befcöermt toerben.
Procopius. g^efe felfbe

De manhaftigheyt weygertby den Honger te woonen,en de nature lijdt nie»»
ïnbsp;dat de felfde,
diehonger lijden, oock kloeckmoedelijck handelen.

I ■ \'11nbsp;Camnena, iS een 2$?ief ban Cephala, aett ben l^pfer Alexius,

^nbsp;belegöeringe ban Laritra aengaenbe / boer in fïa?t; Den noodt diea^

-ocr page 283-

Twant wât kander teghen het gheweldt van-de nature gedaen werden ? ) heb-
j ^\'^wy befloten de^Stadt over te geven, den ghenen, die ons niet alleen be-
gouden, maer oock, gelijck \'t openbaer is, verworghen,]

»•^fhf u quot;Pt fe^tt men söenocaö Ucrflaen / îxiaecom tn befe faSe fjet
St M fc quot; öcooter cn mccröcr 5n om ftcït tc öcfcßctrmcn /
m ban
*t Äfc obccccn gôcîïccïtc î îrctoôiôet gcöccltc öcamp;?up£bt öatrecßt/
fcwïïia Öctacóattöccftboo^öcnaenbancïï cnopjccïjtinge ban öet gc^
irfiS?/?.\'\' tnacr öetlttöaem aïfoo ntet, €n beöoeft mp niemanbt te feg^
ctthai.i\'^^Ö^töamp;ebtebtenöeecftöappöctn\'tïtcöaem is in een fubjett/
mï« J^^ beröalben ban becb?eettit toerben / göelijcfe be beöeerfcöinge.

felJJSJöt/ toeïcfee be fafeen toebec-b?engöt tot öet recöt ber nature / en
ftpi\'«ter geen jjïaetfe öebben / toant in bat recöt ber nature toas toel öet
bipfr begrepen/als eten/ aenöoubcn/toelcfee natuurlijcfe 5ön i maer
inSf ^^^Öt ban te mogen becb?eemben / bat boo? menfcöelijcfee baebt
geboert ts / en moet baerom ban öet felfbe fijn mate ontfangöen.

ft-fföer öet göebiebt ober een plaetfe/ bat is / een göebeelte ber Äanbt-
foS/ ^^toeten/ bienietbetooontofttooeftis/ en fte icfe niet toattec
ien / to^öB^ / toacrom bie niet foube mogen berb?eemt toer^
tänL y ^ een bipe ©olcfe / oft oocfe ban een Contngö / met betoilïi^
beeft / rquot; Öet ©olcfe j toant öet beel bes ©olcfes / alfoo \'t een b2pe toille
tó-fo\'Öeeft Öetoocfe recöt ban tegöen tc fp?e6en: maer be Eanbt-
OttöK w öaer geöeel / als öace beelen/ 5ön ben ©olcfee gemeen/ ais
be^y en fiaen baerom onber bes ©olcfesgoebtbuncfeen en belie^

VIL

biSW®®^^ inbien ben ©olcfee niet göeoojlöft is te bcrb?eemben öet ge^
faSJïer een beel bes ©olcfeS/ als top nu göefepbt öebben/ beel min
ttf et wogen een Coningö/ bic toel \'t bolfeomen gebiebt öeeft / bocö

Jömelijcfe / als toP öter boben aengöetoefen öebben.
IceKnbsp;top niet goebt feennen be mepningöe ber ïSecötS-ge^ v 111.

ben /! M ï^en regul / ban göeen göebeelte bes ïtgcfes te berb?eem^ B^uuga. m
bennoöL^^ööen ttoee exceptten / ban be publtjcuue nutttgöept / en ban p\'-- fr^-
tigfeent f«;.?\'^ 5P ban in befen fin / bat / altoaec be felfbe gemepne nut^ tTslcb.
SÖen toflS?^\'^ licöaem / en ban
\'t gebeelte / Itcötelöcfe upt öet flilftoö\' de cum,

Söeen langöen töbt / fcöönt/ bat be betoilligingöe ban\'t con/Mr^e
^«ïgt;ieitnbsp;Söebeelte baer bp göefeomen 5p / en nocö licötelijcfeer/ tL t t

\'Willenbsp;\' ^e noobt baer toe göefeomen is. iBaer baer be m dhg^u

tejtjn/ blöcfet/ \'t3P ban öet licöaem/«
moetberfïaentoerbenbattec nietsupt-göerecöt ^
öet «cy®®^!nbsp;/ Ö^t göebeelte göebtoongöen iS

^Pfi^LÏSf gmebeeenberb?eembingöe onbec conbitie. ^aec^-
\' oat ban beele ©olcfeen oocfe ban ontoaecben göeöouben siin/

^f Znbsp;foo

VL

-ocr page 284-

jjjgj tiebecbjeembittoSen/ aïs oocft Meenfngöenöecßöcftett /öJeï^^

èli\'.quot;\'\'^\' ftebeConmoöen / fonöer öet J^oïcft öaer 09 te Soojen/ eöeöaenöaböen*

[«©ocftnae-ööebtngöeban Homachie, ftetCromerusPolonic.ij.l

fü-\' f-s öat öet ©olcft öaer tn DetotHigöt Öeeft / berflaen top / \'t 5P öat öet gö«^

I inbsp;öm . i^. {^gjg^Qïfïj tefïiiwnisbergabertgöetoeefï/\'ttoelcfe eertöbtjS bpben

tequot; : i
^I f ;

i^oogööuptfcöenenlt;6alïenpïeegöt tegöefcöieöen / oft öoo? ^fgöefsn^
tenbanöegöeöeel-maftenöe göeöeelten/ tenboïten onberricöt.
top boen oocft\'tgöeen top öoo? een anöerenöoen. [^00 isin\'ttefe^quot;\'
tiicftoberöeberb?eembingöen/ öet confent ber CÖeur-©o?flen öoo? {
öÖeb?«pcft en berbiagö boo?
\'t confent ber ^tenöen. l iBaer oocft en fa»
göeen beel öes ïlötftjS mogöen berpanbet toerben / als met göelötfte bej
toilligingöe: niet alleen om öie oo2faecfte / om öat upt panöt-gebinge/
berb?eemöingöepleegöt te bolgöen / maer om bat be Contngö berbon\'
ben iS/ öen ©olcfte/ om öet öoosöfle gebieöt öoo? öem felben in \'t toerc»
te flellen / en öet ©olcft aen öaregöebeelten / om be oefftningöe in öa^J
göeöeel te betoaren/om toelcfter faecften toille men in bit ^aurgöerlöt»®
göefelfcöap tefamen bergaöert iS*
X. ^©eminber burgöerlöcfte bebieningöen San oocft öet 3©olcfe totel berj
gunnen meterf-recöt fonber beröinöeringöe/ betoöl öie öe göeöeelöeP
besiicöaems enöesopperflen göebieöts ntet en berminberen.
fonber öet ©olcft baer op te b?agöen/ enbermacö öetbeConingönïei/
c^\'jtr. Tw/inbien top toillen blöben binnen benatuurlöcfte palen: toant be effecten
Ï94. « a. gj^ tuercftingöen ban een töbtlöcft recöt / öoebanigö iS öet recöt öer bet^
tZ^\'L ftojen Coningöen / oft öie nae öe 3©et in \'t ïlötft fucceöeren / en ftonne;
».IÉi, oocft niet anöerSais töötliitft 5ön^ iSocötans foo öeeft öes ©olcjt / \'tJJ
uptö?ucftelöcfeebetoilligingöe/ oft oocft flil-ftoögenbe toe-fiemminp^
boo? göetooonte ingeboert/ (öoebanigö topfien bat nu bafl aller-toeö^^^,
in ftoangö gaet) öen Coningö fooöantgöen recöt ftonnen gSebem^oo\'
banigö recöt lefen top öoo?gaens / öat öe Coningöen in Ißeben en WL
fien eertööts göeö?upcftt öebben / ^teben oft göeöeele ïanötfcöaï«?»;;
göefcöoncften / om met eeutoigöen retöte tc beöouben» [Hls toan oan«\'

^. \'
vquot; w

ji: -r

yj be ^tabt ban syiofonten, en öet Cplanbt ban samos.]nbsp;gt;

te c «©oeften ftan öet patrimonie en €rf-goebt bes ©olcftS/ ^^rSi
jmeu^am de b?ucöten en opftomften bero?bent 5ön om be laflen bet i^epublötan^/JJrt
0er Coningölö£ftetoaerbtgöepbtteb?agöett en af te öouben/ ban v^*
néiM Coningen / nocö tn \'t geöeel/ nocö ten beele berb?eemt toerben.
■ ~ pelen öebt göP öP Homerus in fön iiias, ban Beiicrophon bp ben ^y^fJ/t
ban Meieager»ban Glaucus.öaer opfietöeschoiiaften. rfSonöer tonfent

i : i!nbsp;plane. D,

Meleager,ban Glaucus.Öaet Op fiet öe Scholiaften. jgonöet WMi^^r
Âé«^tenôen: CjcempelbpThuanus,w.o.3finnoi577.] »ntfpoocböJJ;
cel.rega cj.^. Ober göeen meerber recöt Öebben / aiseen 3^?ucöt-ööe6?uptfter. ^^
quot;quot;quot;-en
neme icft bie etceptie ntet aen / indiende faecke weymgh tebeduyquot;
heeft, toant\'tgöeen\'tmönenietenis/ baer banen ijsmp niet
367. loft oocft öet minfle flucftien tebetb?eemben: maer tn matelpcfteo»».
B^ru^. gljen toerbt bes ©oicftsbetoilligtngöeuptbesfelfs toetenfcöap eng»
licötelücfterbermoeöt en gep?efumeert/aïs tn ötoote. 3n

-ocr page 285-

^Uitt nm totîiefaîîénbartfiet oôemcpne patcimottie Umm öepafTet
«ettten/ößtiirtöen/ iJtetoptßboigt;?engöefeptö«nbatt bepuMptgue
jutttcöcpbt
m nooöt / in öet bgcuiwmben batt be gebeeïtett m ïiöcfesf/
bat foo hui u meec / om bat öter een fafte ban mfnber ööebJtcöte aen
sansöet. 3©ant öet ©atrimonfetsom ^tmm^ totlle bero?bent.
.^JÇaecölertnmlffenbeele/ batfpbtebingen /toelcfteonberbebiucö^
wn ban \'t patrimonie en ban be ^omepnen beöoojen / met be bingöen
Ift öet ^trimonie felfs ttpt-maften / onber een toerpem 2«lfoo pleegöt

ftl; patrimonie felfs ttpt-tttaften / onber een toerpem \'4ttioo pteegp
rAfetöttotbeaentoaflTenenaenfpoelingentefteöoojen tot öet erf-goet
TO / maer be bingöen felfs bie aentoafen oftaenfpoelen / beöoojen tot
J« b?ucötenr öet retöt om fcöattingöe te bo?beren / beöoo?t tot öet pa^
J^Jbonie / maer
\'t gelbt bat ban be fcöattingöeftomt / en baec ban ber^
sabert toerbt / tot be b?ucöten: öet cecöt ban confifcatte / is patrimo-
«le^n gront oft 38cfter bie geconfifgueert is/beöooat tot be biticöten.

be göebeelten ban ^tpatrimonie / ftonnen om oo?faecfte ban ben
gontngöen berpanbet toerben / bte bolle göebiebt öebben / bat iS/ toelc^
SlWt öebben om ooafaecfte nieutoe fcöattingöen op tefïellen. 3©ant
»oeiocft öet ©olcft be fcöatttngen upt ongenoembe ooifaecfte op-ge|telt/
söeöouben is te betalem ^Ifoo ift mebe göeöouben/\'t goebt/toelcft upt
Waecfte berpanbet
is / te loflTen. 3©ant fulcfte upt-lófftnge iS oocft een
»eban fcöattingöe: €ttbe Öet epgöen erfbeeloft patcimonie bes
ffitftjs/ tg jjgrt Coningö boo? bes bolcftSfcönlben boo? panbts recöt
öötth IBaer be faecfte bie mp berpanbet is/ ftan oocft mebe boo?

xrL

Xiir,^

wjwogöen öeeft.

tihf!^^^^^ »«bet men bat toeten/ ais top öanbelen ban berb?eembin^ x i v«
fioßnbsp;bie foo?te oocft öetCetlamentbegrppen.
Wantal-

ItofuS^feï^^^B^^^nbsp;foojönbe/ beöoo?t mebe tot öet

fïïjSrw E^^öt. 3©ant tcft ftan mijn goebt berb?eemben/ met alleen
maer oocft onber conbitie j en oocft niet alleen
/ maer oocft toeberroepelpcft j oocft mebe mim onber^
w ®?»benbebe poifeifie / en bolftomen recöt om te geb?upcftent
op ben bal
\'bes boobts / iS boo? be boobt toe^
öSSItS \' beöoubenbe onbertuffcöen öet befit/en recöt om te göe^
toSVb»nbsp;(Cedament. ^ulcfts öeeft piurarchus toelgemercftt/

beSmf ö^lt;ept öabbe / bat soion ben 25ucgecen toe-geïaten öab?
Änbsp;boegöt baec bp:
Op dat eensyders

/nbsp;en in voller beheerfcbinghe foude ziin. Quintilianus,

:anions fchijnen befwaerlick

swijl ons j terwijlea wy le-

apfs

_ .nbsp;-----Jinghlt;

tc 2iin t.Tquot;quot;\'-\' Vaderlicke erf.goet fclß k
~ ^ \' indxenhetdcYolkWetniethceft, cn dewijl ons

-ocr page 286-

Hettvv^ecdeBoeck, vatiheï

ven, \'alle recht daer over toe-ghelaten werdt, het den ftervenden beiJOfflCS
werdt. ^ae bit cecöt foube Abraham, t\'nbfenDpfoubec^Stnbmngejïo?^

bettbjaw/ fijngoebeccn amEiiezer naec-gbeiaten öebben/ göeljicßfe

(Cert Genef. r j. p. z. fCÖÖnt aett tebJÖfem I^P Sophocles Trachimis btnOÉ
gÖP öet €e(lament ban
Hercules, bp Euripides ban Alceftes, bp Horaeruï»
öegtftetecoojfaetbebesfboobtss ban Teiemachus, bjeïtfee oocö aï0 eert
(Ceflamenttsf» fCnbece oEicempelen bec oube t^Teftamenten öebben tóP
bp-geb?acöt ötec boo?
in \'t 125oecb/ cap.4.tn ben €ej:t/ en oocft
bebp-boeööfeïen. ^atbpben l|eb?eenbe(Ceüamenten öeb?upcftelöt»
$ünööebjeefi/bïöcfttDeur.ar.i6. syrach. cap.33.2j.] ^ocöbat tnfont^
mtgöe plaetfen ben b?eemben niet toecbt toe-ööeïaten €ejiament te nta^
Iten / fuïcfeö en ftomt niet upt öet cecöt bec ©oïcftecen/ maec upt öet ep^,
eöen cecöt ban bie ^tabt oft 25ucaöecfcöap / en foo icft niet en mm
ftomt ban bien töbt öeec/ in toeïcften be3©töeemfcöe en®?eembe aï?
boo? bpanben göeöouben toiecben: baecom fuïcftssbp öetec gemanieï\';
be ©oïcften becflo?ben ijS.

• J-i;

T

Het fevende Capittel,

Vati deafvlietende verkrijginghe die door de Wet gbei

fcjhiiedt: Alwaer wert gehandelt van de fuceffie en erf-
fchap der gener die fonder Teftament
gheftorven zijn.

i t: ;

ï. Dat fommighe Burgherlijcke Wcften 011-
rechtveerdighzijn, cn derhalven dc behcer-
fchinge en cygendom niet overdraghen, als
dat men dc goederen der ghener die fchip-
breuck geleden hebben, confifqueert.

II.nbsp;Dat nae de wet der nature een fake ver-
kregen weidt, den ghenen, die eens anders
goedt aenghenomen heeft, om fijn fchiildt
daer door betaelt te maecken ; wanneer
fulcks plaetfe heeft,

III.nbsp;Hoe den oorfpronck der (ueceflie en
ejf-beuringhe, daer gheen Tcflament en is,
van de nature heer-komt.

ï V. Of nae \'t recht der nature, den kinderen
■ yets van der Ouderen goederen toe-komt :
wert door onderfchcydioge verklaert.

V.nbsp;Dat in de fucceffie dc kinderen des verftor-
venen haren Ouderen voor-ghetoghen wer-
den, en waerom.

VI.nbsp;Oorfpronck van fucceffie by reprefenta-
ne, daer eener een ander perfoon, als oft hy
tegenwoordigh ware, vertoont en draeght.

Y11. Van affettinge oft uytfluytinge, en ont-
crvinge-

T M l. Van \'t recht dei natuurlijckc kinderen
oft baAaeraen.

I X. Alffcr geen kinderen zijn, daer gee»^^
fiament, noch gewilfewet
voor-handefl\' \'
dat-der Voor-ouderen goederen weder-quot;®
ren tot de ghene , van wclcke fy ghekoi»
zijn, oft tot haren kinderen.nbsp;jg

X. Maer de nieuw-vcrworvcn goederen,tot .

naefte vrienden.nbsp;„ ,,((

X I. Verfch^denheyt der Vt^etten, op c
van fucceffie.nbsp;u/ye\'

XII.nbsp;In de Patrimoniale oft Erf rijcken»
danigh de fucceffie zy.

XIII.nbsp;Indien die Rijcken ondcylbaet
dat de oudtft-geboren voorgaet- ,

X IV. Dat een Rijck, \'t welck met beW

gingedes Volcks erffclijck is, buyten t^

k1 ondcylbaet is,nbsp;, foO

XV.nbsp;Dat het langher niet en du««
langhe daer erven zijn van den ceriie»
ningh.nbsp;-fuUP*

XVI.nbsp;Dat het niet toe-behoort den
lijcken kinderen oft baftaerdcn. te Cf

XVII.nbsp;Dat in dien deele de tnannelJjC»
ven den vrouwelijckenin ghelijcken
S
zijnde, voor-getogen werden.nbsp;^„en^®

XVIII.nbsp;Dat onder de mannelijcke ervt

oudtft-geboien voor-getogen werden. ^^
X *

-ocr page 287-

ciiff foodanigh Rijck oock een deel der
X X ^^

datnbsp;prefumeren en houden,

fielfquot; u focdanige facceffie zy inghc-
kei;;\'.^oedanighe in aiideie faken gebruyc-

vancfe

crvi. quot;ï-®™\' \'t zy dat het Rijck is een evffen

X X li oock een beleeninghe,
WaijtLnbsp;de fiicceOIe dcï Bloedt-ver-

Vannbsp;^ï\'^n hoedanigh hcE overlaten

Xxin^^\'^t^ndefdvezy.
iijg^^-^ Hoedanigh de linie der fncceffie der

CenT\' ^^«cceflle, waei in alle tijdt ghe-
Ihewefe
qP ^aeft-beftaen van den left-

hv^quot;-^^ Soon kan ont-erft wciden.dat

X X v\'r^quot;quot;ederein\'tRijck,

: Oft eener hec Rijck kan af-legghea
X Xnbsp;\' voor hem en fijn Kinderen,

^eel Vnbsp;cygcnt^ijck genaemde oor-

den Vnoch den Coningh, noch
^quot;Volcke toe-komt.

Xx

Dat de Soon, welcke geboren is

eer fijn Vader tot het Rijck quam , asoee
voor-ghetoghen werden, rooiden ghenen
die daer nae gheboren is.

XXIJC. Ten zy dat blijcke, dat het Rijck op
een andere conditie op-ghedraghen zy.

^ XX. oft een Neve uyt de oudtfte Soon dc
i ongher Soon voor te trecken sy; wert mét
onderfcheydt verklaert.

XXXI. Item, oft een jongher Broeder des
€oninghs, nochoverigh en in leven zijndC}
des oudtften Broedets Soon te pratfeisrca
zy, en hem voot te ftellen.

XX XII, Oft des Broeders Soon vooï dcü
Oom des Coninghs gaen moet,

XX XIII. oft des Soons Soen vooï de
Dochter des Goninghs behoort te gaen.

X XXIV. oft de jonghet Neef die uyt een
Soon geboren is , voor een ouder Neye uyt
een Dochter gheboren , te ftellen zy.

XXXV. oft de Nichte uyt een ouder Soon
vooreen jonghei Soon tc ftellen zy.

XXX VI. Oft een Dochter Soon voor ecH
Soons Dochter moet gaen.

X XXvll. Oft dc Dochter vaneen ouder

Bioeder^voor een jonger Broeder te flellen zy.

€ af-Uïfetenöe bcïfiröaitteöe/ toe» öoo? öe mtt öefeSfeöt/ l
Komt/ oftöoo?öe3©et öer natuce / oft öoo? tott-Seucljjtfte
-««SBM 3©etöec©oïcfeecen/ 0ftöoo?öe25ucö0ecfijc6el©et J^anöe
««ett^ï -^quot;*^ö8eclötfie3®etenfianöeïentopntet/ toant öat toace een
bjcK!?^\'^^*^^^ / boojnaemfïe öecfcöfïïen öanöen lt;©o?ïo0|)/
tneS!J???^^^quot;»^5Öecïöcfie3©etntet fieflec0tet. 2IKeen (laet aen xt ^utknaufr.
ïgt;taïi ^^^ fommfsDe Buceecïöcfee mmm santfcB oncecfitbaec^
éamp;tt^/ ^^leöe öe goeöecen öec genec öte ftgtp-ö^eucfe geïeöen
a©ant Vrtisnbsp;/ en tot söemepnen öeflepjöjs maften en becbeuct»

beöcecfcfiSfboojöaenöe betogfelijtfee oo?faetfee / pemanöt fgn
^\'pides SHöe ^ epgamp;enöom af te nemen/ ts ïoutec obecïafl. (2.)
eu-

een te Sdnbsp;* ^^^ fchip-breuck geleen : \'t fchelrofch ift foo

^^OOjöen) innbsp;Fifcael, (\'tjjin Conftantini

^Mcken faecke rquot;^ aoders jammer en ongheluek, dat hy in een foo beklage-
ÖÖefmfrW ftlli? Voordeel foude foecken ? Dion Prufsenlïs tn Öe 7 Oratie,
\'^»ïwy fulX®nbsp;H« zy verre van ons,

CVermprnbsp;foecken uyt der Menfchen ongheluek.

^««HaSnbsp;lt;5eï0fiamp;eectïibts Bpöe€ngeïfcfje/ ^cfiottin/ £.1.6 ^^

l^ne. OUhthJf:. 9in^ctecben-ïantfsbpSopaterenSyrianus tn Hermo- ^
J^^ttemaccSS^l^fl^S^öfi^ 3©et, chriftiaen ,öeConinöbban

BrieirÄÄi^^nbsp;af-geaaen

ire^guaöe maniec/ uu.UVen
\'Bornum fpj^^tß^n^,^ Jjan ^wmactfeen / en g, mo^n^mm-

-ocr page 288-

tsom éraptmha. ^Otft Crantzius, VanJalkomm, lib.73.^19.en i. Cromerus fOquot;
lonicor.z i. (i,) J^oeggt ftfcc ßp / i Ne^ido. de incendio ruim, naufrtgio. Nieetä*

chomattt, noemt öet een oncetieïiicfiaöelJ?itpcamp;. ^tet Caffiodorus nieö^/
7. toat is Bodinus in ben fin gebomen/ bat öP fulcbs gincb boo?-fp?£
Serti Iget felfbe/ namelpcb/ bat öptn
Papinianus be^taft/ om batö?
liebet toilbe flerben / ais fön Confcientie guetfen,]

1^00? be 3©et bet natute / toelcfee upt be epgöen nature en feracöt
beöeerfcöingöe bolgöt/ gefcöiebt be berb?eembinge op ttoeebetlep toiji\'^\'
te toeten / boo? berbulltngöe bes recötS / en boo? nae-bolgingöeoft
. - ceffie* ^00? berbullingöe bes recötS göefcöiebt berb?eembingöe/ P^
l\\ ui^ß ntenigömaelals öet göene öet möne nocö nieten is / maer mp moetgf\'
^^ jiipuum. göeben toerben / oft in plaetfe ban mgn goet / oft \'t geen men mp fcöquot;»\'
n^^.de js / ais icß bat felfbe niet ban bebomen / (i.) toat anbers bat eben
^im^de^ foo iJeel toaerbigö iS / bebome ban ben göenen / bie mön goebt beöoubt/
éo». rapmd. oft bie
\'t mp fcöulbtgö iS. 3©ant be betbullenbe recötbaetbigöept / fquot;^
txm D. jïtcbtoils fp niet ban göeraben tot öet felfbe / foo iteert ft» öaer tot \'t geen
Sr/?« «^«vbeel is/ \'ttoelcö na moraie toaerberingöe öet felfbe is. ^ocbfj!
ü. ad i. jui. be beöeerfcöingöe en epgenbom op fulcber toöfe ober-gaet op een anbet/
^ vi privat. ïeiröt beteefun upt öet epnbe / toelcbe in moraie bingöen \'t befle betoU J
öéTrtjo^\'i.^* 3©anticb en ban göeen berbullingöe ban mön recöt bebomen/te»

5JÏ bat icb j^eer toerbe: toant öet beöouben ban be faecfee fal te bergeet?

5Ön/ inbienicfibefelfbenaemönbeliebennietßangöeb?upcben«
baniseenoubt€tempeïirtbeï|itlo?ie ban
Diodorus, baer Hefioneu?^
boo? \'t geen fön \'©ocöter ban ixion belooft / maer niet betaelt toaS / fyquot;
a Lik 4. gerben aentaH. ^ mp toeten toel bat boo? be burgerlöclte 3©ettert bet\'
boben is/ öem felben recöt te fp?eben/ ootb foo bette/bat öet göebjeij^
too?bt göenaemt / inbien eener /
\'t geen men öem fcöulbigö iS / met
Öanbt af-bo?bert / en bat in beelen plaetfen fulcb een fön recöt berÄ
om fön fcöulbt te bo?beren / bie fulcbs boet. Sae al toaer \'t bat be ut»\'\'
gÖerlöcbe3©et öet felfbe nietberbobe uptb?ucbelöcb / foo foube«
felfs uptbe inftellingöe ber göerecöts-plegingöen bUjtbßn/ bat fmfJJ

fer^.ongöeoo?loftis. ^ ^00 fal ban/ \'tgöeen top göefepbt öebben / alS»»quot;

Ml/rn (ial gröpen / en plaetfe öebben / baer be göerecöts-plegingöen booj
^Hi^cHriai\'s gaensop-öouben/ \'ttoelcb top öier boo?en berblaert öebben/ foo JJ:
öet göefcöiebt: maer baer eenfeo?ttoi3ligöeopfcöD?tingöeen

recöt iiS/ fal toel öet aentaflen ban\'t goebt göeoo?loft 3ön/ na^^,
inbien
göP anbers nimmermeer aen öet utoe foubt bonnen au^
raecben / bermtbts mogöelöfö be ^cljulbenaer toecö liep.
Tad TJ^- beöeerfcöingöe enepgö^nbom/ moet ban bes ßecöters toe-bennen
toacöt toerben / \'t toelcft göefcöiebt in be
Reprefaiien, toaec ban

tgt;laetfe göefp?often toerben. liBaer foo öet reept ^
feecïieris/ bocö tegöeUjcfe oocft
moraeifche toöfe f^ecber/ batboo? quot;^
ßecötec niet feanbe be becbulUngöe bes cecljtS berbregöen Bjerquot; ^
itamelöcfè/ om bat öet betons ontb?eecbt/ foo iSbefe mepntngö^^

toaerö^pöt bell gelöcb/ batinbefeom|ianbigöepbtbe3©etbanre^j,

ir.

Syh.hi ver

5 i\'

-ocr page 289-

Recht des Oorloghs en Vredes. 2 ^ |
fiiue (ïaet / m m men tocöec-ßeeten mm totïieteerfïe

ößfcfierttit irenaeus be ïieö?een öoo? ßct cecöt bec natuce feïber / bat
iL^^berößelbtttööeban öaren acbepbt / bec €gpptenacen goeberen ge?

jwwen öebben. Want, fepbt ÖP / de Egyptenaers waren den Volcke fchu!-
few^\' \'^iet alleen hare goederen, maer oock hare leven. Tertullianus Öet
ypjberöanbeïenbe/Äi.^.
Adverßs Macrionem, fepbt: De Egyptenaers
j^Mcheij yju den Hebreen wederom goude en filvere Vaten j daer-en-tegheo
beK quot; de Hebreen weder-zijdighe verfoecken, bv-brengeßde, dat men haer
weder te vergoeden haren flaeffchen arbey dt. ||ter tOe beÖ00?en

^»te bmgöen /bie göefepbt füllen beerben/ B j- c^/\'.^ ]
öfi-H ^ fncceflTie / toelcfte göefcöiebt baer göeen (Ceflament gemaecftt W 111.
jjp quot;5^-ftominge in pemanbtsf plaetfe/bie geen uptterjle toille gemaecftt soieMj^^p.
®epgöenbom en beöeerfcötngöe göefielt 5önbe / alle 55urger^
Sf ^^tbe5öben göe(telt / öeeft öaren oo?fp?oncft upt giifinge en nae-

Vnbsp;[Daerom können de vertroude goederen ghege-

glj^srden den ghenen, die naer-volghen den genen, die fonder Teftament
fi:^quot;orvenis, om datde Huys-vader ghelooft werdt van felfs den fulcken
te hebben nae-ghelaten, fepbt Paulus,
l co»fcimm §.i. D. ds

öahh. ] a©ant aengefien be beöeerfcöinge en epgenbom bie ftracöt
^oS / i«atfe boo? ben toille ban ben leere en €pgöenaec op een anbec
binbsp;toerben / oocft tec oo?faecfte m boobt^ / en beöou^

gftppJP befit/ alsftopöiecboojen göefepbt öebben/ inbien pemanbt
ioSl^tt\'pgingöe ban fönen toille öabbe göebaen / baec bocö niet göe^
fijhXquot; ^^^ f ÖP biec mepningöe toace getoeefi / bat nae fön boobt
toe-ftomen foube / ben göenen biefe aenbaerben foube / en
tßb iVnquot; / foo bolgöbe / bat men foube baer upt berflaen / bat be goebe^
bat bfi?\'^-t\'«ÖO0?ben/ ben toeïcften meefl betoijflöcft en geloofïöcft toa^/
der K^^ïïebene öabbe göetoilt/ batfe toe-ftomen fouben. Den wüic

verftaen te hebben , isin ftede van recht, fept Plinius de

öBetoï{.S.ötö in ttoöffelacötigöe faecften toerbt göelooft / een pber bat ƒ e^^lj,.
befefgi\'tfJebbjn/ \'t toelcft alber-bilbjcftfle en eeriöcftfle i0. IBaer tn
^öec aS hiS ^^ ^^^^^ ^ fa^fïJ^ göeen men fcöulbigöis« j be naefle
^Pt fiTfrtS?quot; t eöeen / \'t toelcft oft men toel niet fcöulbigö / nocötan^

^ömt. _ ______________j ^

Franc.pifd.

ff rSföÖ met be natuurlöcfte reben ober een ftomt/ bat be ï^inbe^
\'^«^nfcrlilÄ.l^quot;\'®quot;^^\'^^quot; op-göeboebttoerben/ maer bat öetnocötan^^Tf™;i:L
.^oet onwr!quot; ^^ öouben gantfcöelijcft/öat men fiet tooojt fchuidr,
^/nbsp;fomtoijleu fcberpeUjcft genomen toerbt gt; t(t

tsjbtsgW^^^^ toelcfteöetberbullenbe recötin-boert; fom^^lpitó. \'
^^^-SÖelaten ^^ te betepcftenen \'tgljene niet als? met oneere ftan

recöt\'

-ocr page 290-

z 3 4nbsp;Het tweede Boeck, vati het

recDtuacfôtgôept/ mm upt m attbec fpjttiöö-aöet Dooit-îtomt iBfƒ

î3ît/ bacrtopbanôanbeîen/ (sfcBulôigômtite rupmec öeteptftemfle*

^00 bectîaetcft\'t gem Valerius fepöt î De ouders ons op-voedende,heo-

ben ons verbonden aen de fchuldt van onfe Neven , van gelijcken op te quc^
ken. lt;et\\ plutar chus
tn fön aetbtgö^oecöfften/ban bc lief öe bet ^tnöf
ren
: Oe Kinderen vervt^achten de erffenifTe, als die men haer fchuldigh ï®\'

( IO ^et is öet feggöen ban a riftoteies, bie een btncfe fön fatfoen en gÖf^
baente göeeft/ göeeftmebebiebingöen/bjelcitetotbtegöebaeme no»;
bigö5ön: becöalben bie be oo?faec6e is / bateen|®enfcöein toefen IP/
biets fcöulbigö foo beel in öem is / en foo beel noobigö ts / öemtebg;
folgen en becfcöajfen be bingen/ bie noobigö 5ön tot een menfcöelöcß
ben / bat is een natuuilöcfe en gefeiligö leben oft ommegancit met
me^\'
fcöen / toant tot fulcft een leben is be USenfcöe göebo?ett, biec
faecften toille / namelöcft / boo? ingöeben bec «atuce/ foo becfo?gen oo/f
be anbece ^iecen öace^ongöen/ foo beel noobigiö iS/ öace boebtfj»;

^aecom oocft Apollonius Tyanaeus, \'t geen batt Euripides gefepbt WaP*
Allen Menfchen zijn de Kinderen het anderde leven,albUSbecaUbecbe î
Ghedierten zijn hare Jonghen foo veel als het leven, ^p-b^eugenbe geb)*\'\'

felöcft beele cebenen / baec mebe öP betoölï bat be fo?göc en göenegcnt\'
öepbtisin-göejplant/ toelcfte men lefen ftan bp
phiioftratus, 7.
m S. C Plinius ^ià.te. cap.33. ban be dStoalUtoett j Sy deylen om\'t andere aj
fpijfe onder hare Jongen met hooghfte billijckheydr.] ^et toelCfte pW^fi

feec toel obec-een ftomt een anbece / bte flaet Bpoppianus ban be
liks- enbanbe©iffcöecöe/Ä6./. €tt bie felfbe
Euripides tnfjjn (Ccenn?:*
Diftye fepbt / bat bit be eenige a©et boo? alien is / toelcfte foo ben
fcöen onbec öaec/ en oocft met ben anbecen ^tecen göemepn 5p.
omifl bat be oube jsecöts-göeleecbe be op-boebinge
bedtinbecentte^
ften tot öet natuucigcfte cecöt/ bat is tot bat cecöt/ \'t toelcft gelöcft
ingeben bec natuce/ bat aen anberen ® iecen mebe cecommanbeect/ ain
ons oocft be ceben felfs boo?fcö?öft en bebeelt
De natuurlijcke pnc^L

TmZllaU drijfcde Ouders tot op-voedinghe der Kinderen, fepbt Juftinianus. j;
D. de 7«/?. felfbe op een anbec plaetfe : Hct is noodig,dat de vader fijn Soon oft \'DoC?
trjme.i.Kn, terop-vocdcom der naturen vaille felfs. Diodorus Siculus : Denature j
fiiZri melijckquot;, isdebefteLeer-meefterfche aller Gedierten,
tot onderhouding®\'
reiMx. aa. i. niet alleen van haer felven, maer oock van hare longen, op datfe door de
«/( C.^it^o«. aengheboren liefde met ghedurighefuccelïïe en nac-volginghe, tot den c»^
tfJ!\'^\' Gulvaneeuwigheydtgheraecke. 25p Quintilianus fept een ^OOrt:
L. ß ^«if §. fche een gedeelte door \'t recht der volckeren. Saluftius Öeeft een (€eflan«^^

p d. toaec boo? beloon toecbt upt-göefïoten/gobtloos genoemt. ^nbej^
^^^^^jjyj^j „^(„„pijjçi^^jj/ baecom ittoet oocft beUâoebee
ben be ïâtnbecen bie fp obec belbt gecaept öeeft. €n al-öoe-toel b^^
mepnfcöe a®etten toilben/batben ftinbecen bie upt öpflaep boo? be^
ten becboemt / göebo?ett toacen / gantfcö geen goet nae-laten fo«be ^ ^
lÖcft mebe bea®et ban Solon, öabbe göeo?bineect/battet nietnooow^
toacebennattturlöcftenï^inberen/ oftï^afiaerbenpetïS naer te tat^jjj,

!îtinbsp;.nbsp;cul

; ji inbsp;Ifjum.

■ 1!\'

■ vtçj;

-ocr page 291-

feöfpsön/ tcmötefulcßsnacc-selatentoerbt/ jaeoocß/tnment
jooöißösp/ batwcn|iaeroDc6moetlaten/\'töÖeentotonbet|oumn0C

»oobtgö ts. lt;!mt ts mtmhm tc bcrfiaett / \'t sccn men pleeööt tc fecg
/ öat öooi öe iBenfcöelöcße 3©etten öe km porm, met f»an toecö
^enömentoeröen/ 000? foo beel / namelöcß/ tn uhp»^rgt;iepmio beo«-
ShJi® / nooötgö onöeröouöt a©ant m gcen öaer boben is / ban toecö-
Söenotttentoeröcn/ fonöer öat öenature öaer tegöen flrnöt. ©ocöfoo
göeboeöt toeröen/ ntet alleen öe »tnöeren ban öen eerften graet/
Wr oocb ban öen ttoceöen / foo öe faecbe foo göeicgen is/ jen oocb batt
Sy- ä^ettoelcbc luftinianustcbennengöeeft/ als
ÖP öerblaert / öat
S^^ntctallccnöe^onen/ maer oocb öegene öte öaer nae 5ön/ öoeöen
^et/ oiti öcnatnrefelfs: \'ttoelcb oocft upt-gefirecbttoeröt totöenge^
SS ^ jBjoutoen upt onsboojt-bomen/ foofe ban clöirsmetbon^
quot;^Söebocöt toeröen.nbsp;. ....... , .

,..lt;-Vermcerdenngb. U») lulianus Caifanbus: Het is billijck, dac men den
Jquot;gt;deren de erffchap late. lt;©OCb
ÖCU ^Ocötcrcn/ todCßC Öe fecr OUÖC

öS ^^nbsp;epnöctoont/ öatneffens betonen Crfgöenamen

V.

Diog.Laert.
in Sohn.

ban Samp;««er/ öte öare ® tnöeren ont-erben. ^e plaetfen flaen /

ciergie, cnlu\'t Sermoen tot öe25?oeberentn bc^e^
lt;quot;ïgt;ten anbers \'t felfbe
Auguftinus toercb tS-, Gratianus öeeftfe

«wwelt in cmfit ,3. e» m«/« 77. tU \'t CpUbC* Procopms i.ftrfm^m: De
kaM quot; \' welcke anders onder de menfchen met veele verfchillen onder mal-
.-öeren onderlinghe ftrijden, accorderen en ftemmen over een , foo wel
als by de Romeynen in dit eene ftuck, datfe de Kinderen
laten heeff^^\'®quot; en Eyghenaers te zijn der dinghen, die de vader naer-ge-

ntS!ljJ®of^toiben(©uberenonberöoubtnööe fcöulbigö/ \'ttoelcb
Cipeh!quot; ï^etten bebelen / maer oocb öet göemeen fp?eecb-tooo?bt/

te/fe^jPttop. c^iet L

benS; ««5?engöenfp niets rttcbe toaer ban fp leben bonnent enjeb^
nocö langöertc leben alSbelt;©uberSi cn beröalben
biSS^^J^ ^^«cn geöoo?faemöepbtben Ruberen fcöulbtgö tSS / maec
ben StS?quot;^^\'^«quot; j alfoois men be opboebingöe en onbecöoubtnge meec
eubSfff®\'^^ aisöenlt;©ubecenfcöulbis-ö» toelcben fin tcb neme

deretï;3 öet ^egSÖen ban Lucianus : De natüre ghebiedt meer, dat de Kin-
^iuderlt,quot; Ouderen ghelieft en bemindt werden, als de Ouders van den
«en. gi^^gj^ Ariftoteies
fCpbt: De voor-teelendeoorfakedraeghc

lt;©g anbsp;meer

C. cumhahe-

rct. de CS
dux. quam
fol. l, adL

Ipfumh

Hit. Cdi igt;lt;gt;«\'
qua; Hb. l, fi
qtm^.fed H-
truKi. lt;amp;■ §.
item Divwt
Tim l. non

qmmadmo-

dum D, de
ag. lib.

-ocr page 292-

236

Hïcom, 8.

meer gheneghentheydt tot het gheen voort-gheteeh is, als \'c gheen voort-gC\'
teelt is tot den ghenea die \'t gheteelt heeft. Want \'t gheen uyt een gefproteö
is, dat is dien ghelijck als eyghen. ï^fec upt feomt / ôatÛOCSfOttbeCÔUÏP^

banöe®ucgïjecUjcfee3©etögeec(ïefiifcefrteennae-lt)0lgw mtse goe^
öcïenöenöïnöecentoe-göefiaeti toecDt: öetoijl ttteit gftelooft/ öatöe
«©uöcren fiagc aïs gljebeeltai öaws ItcDaems ôeôben hjtlfen op t mP
ijioeöigöfïeljooiften/ ïitetaUeenUan\'tgöeenuoobtgDtoas/ ntaecoocp
ötetitngöen/ to«!eïïei3tenfïtgö5Ötïomgöemacfeelöcïïee en eertöcamp;ect^
jïiogöenleijen/ infonöecöept ban öten töbt af / aisfp feïfsöate goeöe^
renmetïangöecen ïïonöen göebjupcfeen. ïSecötS-göeleecöe pauius

fepbt: De natuurlijcke reden, ais cen ftille-fwijgende Wet, wijft den Kin\'
deren haerder Ouderen erfdeel toe, haer roepende als tot een fucceflie en na-
L. e»m ratio volginghe die men haer fchuldigh is. Cn Papinianus : Men is den Ouderei^
D. de bm. der Kinderen erfgoedt niet alfoo fchuldigh, als men den Kinderen doet deï
damn. Ouderen nae-ghelaten erfdeel, de reden van medelijdentheydt laet de Ou-
deren toe tot de goederen der Kinderen : maer de Kinderen teghelijck dege-
meyne wenfch der nature, en der Ouderen : ( i.)
bat tS/ben btUÖerett bOlö^

Set erfgoeöt / ten öeeïe toel ban toegen be pjectfe fcöulbt bec natuce / tejj
öeeieupt natuucïöcfee gtffingöe/ öaec öoo? nten gelooft öat öe lt;©uöecen
öattotllen/ öat öacefötnöeren mogöen ten beften boo?ftenenbecfo?0yJ

3Ön* Hy heeft fijn bloedt de eere nae-ghelaten, fept Valerius Maximus, b^n
Lib.s c.9.
Q^Hortenfius, btefön^lamp;ocötec/óoetoelöem tenbefienntetbeöagenöe/

tot €cfgöenaem göefïelt öabbe. ilec toe btent öet feggen bes SCpofieï^

a.Cor.iz,!4 Pauli ; Want de Kinderen en moeten niet fchatten vergaderen voor de Oo^quot;*
ders, maer de Ouders voor de Kinderen.

[Vermeerderingh, (i.) Philo bau\'tlebeu Mofis, HB.j. Aengheffeo de
Wet der nature, is, dat de Kinderen den Ouderen, en niet de Ouders deo
kinderen nae-volghen en fuccederen in de goederen, heeft Mofes, \'t ghef?^
teghens der Ouderen wenfch, en van quaden voorfpoock was , met ftilf*^\'\'\'
ghen bedeckt en voor-by gegaen. Xenophon,
Socmkemm : De Man he\'
reydt den kinderen die hy krijghen kan, alle dinghen die hy meynt dat ha^r
nut konnen werden tot het leven, en dat felfs in foo grooten overvloedt S^®
moGihelijckis.]

V ï. lilaec oocb / betoöl btt een o?btnatc göeb?upcb en göetooonte tS/ ^
L fi^mp^; ©aöec en ^ïBocöec öate ^atnbecen becfo?göen / foo en becfïaet men ntet/
Zâ.\'ntr foö ïange als bte leben/öatals öan be lt;0coot-®aöecs oftC^coot-lfff;
furj. öecstotöeopboeömgöegöeöouöensön: maecaisöie/ofteenbanöaf»^
i 2. W fiepbenobeclebentS/ foo ts öet ötlUjcb/ bat lt;0coot-©aöec en
ITth.\' IBoeöec / tn plaetfe ban öate ^oon oft ^ocötec / öe fo?göe aen-nem^;
NovdL ut obec öate i^eben en j^ïcöten : öet toelcfte meöe tn ben ba^becen ï^fo?
fiamm fiiii ouöecen op gelöcbec toöfefönenboo?tgancböeeft. €n ötecuptöeeö

cecöt föitaenbancb göenomen/ (i.) öat bej^ebe in plaetfe ban be^JJJ
fucceöeect en ecft /als
ülpianus fnieecbt. ;âulc):noemt Modeftimw,

Legntione
Cajum.

fucceöeect en ecft / als ülpianus fp?eecbtt ,;Sulcc noemt 1
adafgefio?benen ©aöecs plaetfe betbullen. phiio ludasus: oe Neven nae c
doodt haerder Ouderen, behouden by haren Groot-Vaderen de P^^^^^J^a-

-ocr page 293-

Recht des Ootlbghs en Vredes. 257
^onen. ^efßUechjiflrelöefuccßff« ö« tnöUefïatï)ten^*«öïjefcï}fcïst/

quot;fernen öe nieutoe ißeeöt^-geleecöen saerne reprefentatie, toelcfie be
SSfe^^^^^ö® ^^^ lltbecen lt;n ^t
%mt/ ben ïâinôeren racobs beïooft/felaec^
öatonöecöenleb?een mebe ingbebjupcb t^
ffift *®öeïöCfenu^oon en ^otôtereen pegeïijcftbenaejîe 59n/ aï-
ne.nbsp;«Pt be ^oDHOft g^ocbter Éöebojen bjerben/ fept
Demoftfas-

■ p\' »quot;be lt;©?atte tegamp;enss Macartatus.

^gç ;^\'^®eerderiBgen. (i.) ^aer ban feggen be=ieb?eenî De Soon fucce-

Jscchiades Op Daniel 5.2. gïjebenrbt OOCB
aïfnatuurïicb 5nnbe. HetfchijnctenhoogWlen billijck te
nia \' ■nbsp;Squot; Nichten in haers Vaders plaetfe fuccederen, fepbt

\'««i»Inßitutiommà hmdimihus queé inteflàtodsfermtur. Eginhardus, tn \'t
Carel de Grootte, fcÖ?Öft fultßsf öer lt;@Obtb?WtfitfgÖepbt toe.
^nael Attaliata
fepbt: Datdenaekomelinghen, eenyderin fijns Ouders
Fiaetle komên.

du » ^ïfoo tn\'töepïen öer ^teöen onber öen Heraciiden, öebben Pro-
«hpS ^quot;quot;fthenes, aïjSaf-bomenöeban Ariftodemus, eenlot geöabt / te?
»yeitss Temenus en Crifphon , aïjS Apollodorus, berûaeït* Paufanias
^«^nthiacis. Strabo,

beSwnbsp;^^^ toe gefëpöt öebben ban\'t gifen en naeramen

^tttt l^^Z öeeft alfoo pïaetfe/ ten 5P bat öaer tepcltenen ter contrarien
SJk^Pöer öefe tepcbenen öeeft öe eerfie pïaetfe öe affeggïnge oft ber^
öt^ î^P lt;0?tetben / en öe ont-erbtngöe/ öfe bp ben

§nbsp;[^tetBabaKatna,cap.9. ^.lo.enötet^na:

l\'^i; J .^00 notötans? / bat men ben göenen / bte be boobt niet berbient
öÄtötöeböfsöeben / ombe reben bie top öier boojen bp-

bie^rS^ iocb notö bp-göeboegöt moet toerben befe erceptie ban v 11 r

tÄ quot;j^t genoegöfaem en bïpcbe bat befe upt bie geteeït isf»
ÄeSl^^ / bat men ban be baben geen feeeber geboeïen öebben ftan :
ftôieben / ï^^öen / toeïcfte in öet aenfienber menfcöen pïegöen te göe^

^ïebp hSi^quot;/ ^^ boo?-ö3nben 5ijn / \'t 5P lï^anjs oft ©loutoen

getoeefi: jBaer ban

Subietnbsp;fulcften felfben graebt eben foo goebe berfeecfterin^

S^cft. ^P^w^n toerben / \'t toelcft Homerus met befe tooo?öen teftennen
geüachts hem felven zijn bewulK €n Menander

^n op^SSer piaSfequot;^^quot;quot;^* ^^^ ^^^^^ g^eteek»

^e Moeder meer bemint de Kind\'ren als de Vaer,
-^y weet datf hare zijn, de Vader ^ift daer naer.

^tom öeeft tnen eenigö iniöbeï moeten binben / toaer upt men ee

VIL

-ocr page 294-

lïjnfïöcïtüftbmrfcöijrtïiicftmotBtiiJetert/ iu« öat öe^döèt. batt p^tt
3©2U£öt toare. Wit mimü is fiet üoutoelijcït / gcttomen tn fut» »atu^\'
ïöcfte termen/ bat iS/ een toergefetlinge / toaer öoo? öe ©?o«toe toert öj;
ftelt onöer öeamp;ceöe en öetoaringe ban öen man. ^ocöaïtd öat op
nigerlep anöere toijfe Ijet feecfeer 3P toie öe ©aöer 3? gelweft / oft bat bj
©aöer felfs öat boo? ongettoijlfelt geöouben öeeft/foo fal natuurlijtfe bt|
®lutöt niet minöer als alle anöere fucceöerem a©acrom niet/ baer oot»
een b?eemöe opentlpcl! boo? een i^oon geöouben/ öie twen een aengöenO\'
men ^n noemt/ fucceöeert upt naeraminge ban öen toille. [«©n oocj
een 3^ebe boo? een ^oon aengöenomen / göelöcft ban ncob öe Jeben
Ephraitn en Manaffe.] lt;©ocft öe natuurUjcfte/ nae öat boo? be 3©et öet
berfcöepbt tuffcöen öaer en be toetttgöe in-geboert iS/ (pe Baftaert is i»

Peca diogh minder als de Echte, de Wet alleen hem druckt, fepbt Euripides.J

foo ftonnen fp bocöebentoel bes niet-te-min tot ftinberen aengöenomen
toeröen / ten 5P öe ï®et fulcftS belette^ €nöe fulcftS liet eertööts toe ö»
jnhemm jgoomfcöe 3©et ban
Anaitafius bocö baer naer in gunfte ban öet recöte
r,namr. ^-^jj^p^n ïjoutoelöcft/ iS göebonben eenigö ftoaerber miöbelom öaer ben
toettigen ftinberen göelöcft te maften / boo? opb?atöt ban t ï|of/ oft nae^
bolgenbe öoutoeftjcft» €en erempel ban öe ouöe aenneminge tot fttnocj

I..

itk

beelgeöeelt^ ^aer-en-tegen ftan öet göefcftieben niet alleen upt ftracö^
ban öe 3©et / maer oocft upt berb?agö / öat be göene bie upt öotttoeiöc»
göebo?en 5ön / alleen öaer onberöoubt öebben/ oftimmers ban be boo?;;
naemfie erffenttfe untgefloten toerben. [lt;0elöcft eertööts be ^nen nf^

ben eer{ïengebo?eninöea:anöen ban Mexico ] l^et öoutoelijcft op fulcj
een conbitie aengegaen/ oocft met een b?pe 3©?outoe/ noemen be i|eb?eeij
Concubinaetfchaploebanfgö getoeeflis öetöoutoelicft ban Abrahamtnej
Kethura, toelcftersftinberenebengöelpcftals ifmaëi, be ^on banov
bienflmaegöt
Agar, gaben / bat is / eenige Eegaten ontfangöen öebb^f
maer geen erfbeelbeftomem fulcftS iSöetöoutoelpcft bat men no^^
omHSojgen-gaben: a®aer ban ntet beel berfcöillen be ttoeebe öo«®!;
ïpcften bp ben 25?abanbers/ toam be epgöenöom ber bafle goeberen tm
leggöenöegronben/ bie boo?-öanöen toaren / alsöeteer^cöoutoeWjJ
nefcöepben toerbe / blöft bp be ftinberen beS eerfien öoutoelöcftS. C^*^
een geUjcfte oube
Wtt öer 25urgonöierS/ nkf. tit.i.j

fft;

Slllffec geen ftinöeren $ön toelcften natuurlöcft öefucceffie en erifeniy*
toe-ftomt/ais öanen is öe faecftefoo licöt nietom te onttoarren/ e^ejy
geen faecfte toaet tn öe
Wtttm itieer ban ben anberen berfcötllen.

IX.

befiaen/ be anbere toil bat be goeberen toeberotti baer öeen fteeren/ ögj^
fe ban baen göeftomen 5öni
alS men fepbt/be®aöerlöcfie aen öeS
bers/öe,ïïSoeöerUjcfte aen öe|loeöerS5Ööe. ^Bgt;ns öuncfttgantfcöelöfj,
öat men moet onöerfcöepöt maecften tuffcijen öe 3^aöerlöcfte en

-ocr page 295-

oen oberaaoigen uecgunter inbsp;ÖM-^W«^»^»» wvi,

W-gefepöt j en tuffcïjen öe goeöeren öte ban tmubJSlsertöOjben jyn:
ifmbanöttonöerftljepöt/ tnöe25urgonötfc|iea©et/nbsp;/
3

jwlefesöattnöegöeene pïaetfe öebbe öet feggöen ban Piato: ick stich-
ter der Wettcn,ordinerc, dat noch ghy-lieden uws felfs meeftcrs lult zijn,
noch uwc
patrimonie, maer dat het voor uwe gantfche gheflachte fal zna.
too tgheen gheweeft is, als dat noch hier nae wefen fal. fcoeïtber

Wöecben bjtlïe piato totï öat öet €rf-goeöt öer 3©oo?-^ouöeren
gÖouöenf5aïbïtjbenboo?\'t göeöeeïegöefïatöte/ öaer\'tban göebomen
Jf;%tbjWt(lt ntet aïfoobjtiberfiaen mum/ m oft ttatuurïncfe
?Wö«t«egöeoo?loft5ön/ ban öes ©aöers ofte ^«ot-baöers goeöe.

ïïp^eftamente/ te ötfponeren/ (toant öe beöoefïöcböepïJt enbe
imiift ban eentgö biienöt / ittaetbt öicbtotïs öat fuïtfts te öo^ / met
|ï?np?ijfel0cb/ tnaecoocft nooötfaecbeïncbjP.) («^»quot;S^öP^öwblnc^
Sfii^öff^löcfte faecfeen / toeïcfee nwn faï ööeïooben öat öe toUlt^
öes genen/ ötefonöec(€elt;latttentgeflo?bents.
3©apttopftaen
ffi / bat öe bolïe beöeecfcöingöe en epgöenöom 5P / bigt; öm göenen / ban
SS top öanöeïen. IHaec aengöefien öp nae fon öo^t^n ^
Söenöom niet en fean beöouöen/ enöatgantfcöeïtjcfe nrnt jimmm
Peöouöen toecöen / öat öP niet en öeeft toillen becöecben öe ftoffe ban

foo llaet te befien/ toelcfee öemeetienatu«clöcfeeo?ö?e5PWt^
«ecöe toelöaöem
Ariftoteies fept toel: Het is beter danck te vergelden den
ghenea, die ons weldaedt bewefen heeft, als eea Vriendt een weldaedt te
ewijfen. Cicero: Daer en is gheen plicht foo noodigh, als danck te
yerghelden. ^tem i Alfoo daer twee foorten zijn van mildtdadigheyt, een
SJf^ïdaden te bewijfen. de andere in\'t weder-vergelden, oft wy geven en
^cidaedt bewijfen willen, oft niet, ftaet in onfe macht i maer met weder te
en ftaet een eerlijck Man niet vry, indien hy anders
X ^^^^ ï^an fonder onrecht, Ambrofius: Het is fchoon en heerhjck, dat
sSi^^^^\'»«rdertoe.gheoeehentheydt voorthelpt den ghenen, die ueenige
^aaedtbewefen , oft eenighe gave ghebracht heeft.
tecflonöt ÖaeC
ftrijdt foo feer te?hens onfe pHcht, als niet weder-gheven ,

khïnw^\'^^ ontfanghen hebt ? m foobecgelt men toelöaeöt / tft^nöe

quot;»ftaenöeöooöe. (lO ?£enöeöcoöe/ fooLyfias mfonEocfe-

becgelötmengoeötaen öace ^tnöecen/ ötejtatunclöcfe
öeS??^te3iinbanöacelt;©uöeten/ entoelcfeen/
foo öe©uöe^lee^
liicfeftÄ^^^t^^ft Etilen fouöen/ öat goeöt geöaen toiecöe. lt;en ögpe bil^
be bÄJgöebolgftt be flicöters ban öet
luftiniaenfche cec^/ tot
tSSi^Beptfeecgöenegöen/ möetberfcöiltufTcöen bolle^joebecs/
anS A •^^\'\'\'to^ïi^ten / en öalbe 23?oebecs ban een ll^oebec / en eentgöe

dewliif quot;quot;^^^\'^^ fepbt;nbsp;beminnen onderlinghe malkanderen,

n^aeck^nbsp;Ouderen geboren zijn, want de gemeene oorfpronck

rechtlïFÏnbsp;Valerius Maximus, B.s.cap.f. Gelijck het met

sneftouden werdt voor de eerfte bandt der liefde, veele en feer groote

wclda-

Oßc.i.c-ii.

L. ^uedfaiis

l,b. l.dec\'
mancifatif
N enim,

C. do hgit-
h^red. I faiquot;
Unmt C-corH.
de ßccejf.
Novell, de.
cänf. um.
fi»t.

I

-ocr page 296-

weldaden ontfanghen te hebben, alfoo moet men \'t mede voor den naefte\'\'
^ bandt houden» datmenfe te famen ontfangen heeft. luftinus bJCCtrt

fepöt / ijat fjßt m gemeen recöt öer ISotcfeeren tS / öat een 25?oeöer fP
55?oeöer fucceöere. ^ocö foo öie niet te ötnöen ts / ban toeïcfien öe goe^
öerennaeft-göeftomen^ijn/ nocö fünBinöeren/ foo filöft
oberigö öf
men öancb bergelöe ben göenen / bte menfe toel minber / maer bocö ai^
ber-nae(i aen beboo?gaenöe fcöulbigö iS/ bat is/ be ©aber ban een öfquot;^
göer graet / en fönen läinber cn / infonöeröepöt / öetoöl men foo öoenO»
blÖftonöeröenaefle5©?ienöen/ foo öes genen/ bantotenserfgoebtge^
öanbelt toeröt/ als öes göenen / ban toelcften öe goeöeren naefi göefic^

menjön* \'©efelföe Ariftoteies: Doch de Neven en andere ßloedt-vrieHquot;
den werden te famen ghevoeght door de Ouders,voor foo veel fy uyt de feli\'
de haren oorfpronck hebben : fulcks datfe malkanderen nader oft verderben
ilaen, nae uytM\'ijfen van den onrfpronck.

[Vermeerderinghen. (u) Seneca,banöe3©elöaöett/t^.i*.««?.quot;. Seit«
ais wy nu op \'t uytterfte eynde van onfe leven ttaen, als wy onfe Teftamen«
órdiHeren, deylen wy niet weldaden die ons gheen voordeel füllen doen-
Hoe
veel tijdts wort\'er verfleten, hoe lange wort\'er in\'t geheym ghehandelt»
hoe veel, en aen wien wy füllen geven ? Want wat ifler aen gelegen, wien
geven, daer wy van niemandt weder füllen krijgen ? Maer wy en geven noy\'
met meerder naerftigheydt en omlien, wyen quellen onfe
oordeelen noy^
meers als wanneer de nuttigheden ter zij den geftelt zij nde, alleen \'t geen eef\'.
lijck is, voor de oogen ftaet.
(z*) Procopius , pfc//. fepbt een öte Op flerben lagö: Ghy fult hg

mybewsjfen, al wat ghy aen mijn kinderen fult doen. ^ict een CjCertÜ\'^

in be baebt ban Theodofius, bie ben ©aber ban ben jongen vaienfiman«^\'
bergeltenbergoetin
vaientinianofelfs/ bp zofimus, ^in be
Mofis fucceöeeröe nae öe 25?oeöers öe €gt;om / als 5önöe öen eerfien befi*-\'
ternaeöer aisöes25|0eöers,^0nen/ Num.a7.li.]

Ilaer in öe nieuto berto02ben goeberen / aengefien baer be plicöt »JJ*
toelbaebt te bergöelben / op-öoubt ^ foo refieertbat be fucceffie enerm
niffe bien toerbe toe-göeftent/ toelcfte öen «©berieben alöerlteffle gy;\'
toeefltesön/ gödooft toerbt. ( i.) nBaer befe is bie gïjene/ toelcfte
©berleöeneningraeötban jsioebt-bertoantfcöapnaefl beflaet.
Deur.iMi.en i?.?. Proverb.i 1,17.] ^OO fepbt Ifseus, bat bp ben

ften toas aengöenomen/ bat öeslt;©berleben goeberen guamenaen ^quot;
göenen/ bie öetn tn göefïacöte naefl beflonöt. tp boet öaer t^:

rechtvaerdiger, als dat de goederen die den Bloedt-verwant toe-gehoort n
den , aen de Bloedt-ver wan ten oock komen ? felfbe mepningöe
oocft bp Ariftoteies, in\'t/!50ecft aen Alexander, cap.z. Cicero fept^ quot;^t
ghefelfchap der Menfchen, en de t\'famen-voeginghe falalder-beft
werden, indien, naC dat yemandt alder-naeft ons
verwandt is,

lijckheyt aen hem bewefen werde, ^ieoocftop eetl ano^^

öei

êen öjagöen. [Samp;epöe öefe plaetfen ban Cicero^ laetfï aengetogen

X

ti\'

quot; \' ■ \' -------j» —\'— j

de meeftevriendelijckheyt

■H,

-ocr page 297-

€gt;ïieïücamp; oocft Tacitus fepötj^ nature
quot;^«tgewilt, dat een yder fijn kinderen en
naefte Vrienden de lut .te fouden
jijn.
jnefeïfïieCicero, opccnattOcc ploctfcbattije Söïocbt-bcctoamctt
j9?WCHentie/feptJ Denoodtfaeckelijcke middelen tot onderhoudinge des

\'nbsp;defen alder-meeft fchuldigh. ^Cfiulötgï) tttCt tta \'t

letfte ïecgt / maer nae Btïlijcftöcpbt €n eibers / alS öï» öÖefp?often Dab^
övï^^^^öDenegentBepbttotbej^ae-berbjanten/ boegöt baer öp:
yraefeghenegentheydtdesghemoedts, zijn ghefproten deTeftamenten,
^^«•ecotnmandatien der gener die fterven.
^e felfbe fept OOCftOp een
als
het billijcker is, dat wy onfe Rijckdommen hever ojife 5^e-magen,

vreemden\'uyt-rcycken en nae-laten. Ambrofius ntebe: Oockisdic
•^dadigheydt te prijfen, dat ghy ^e naefte van uwen zade niet en verfmaet.

® SgöenomenuptEfaie,cap.58.7. ^tergljelöcfte Wööpbpchry\'
op
r.corinth.4 7. en Bp Auguftinus. ban be €ö?tfleli}Cfteleere/
^ocöbe fucceffte en nae-bolgtngöe ban ben göenen btefon^ ^
ag lt;^eflament gefio?ben ts/ ban bjelcfte top öanbelen / en is anbers ntet
een fc;efiameitt upt nae-ramtngeban toille.
Quintilianus be 3©aöer/
™ iase; be naefïe plaetfe nae be (Ceflamenten / öeBDen be

30.

fe:;:»gefto?ben is. *tombatöet)upfirecötbaerbtgi)5p/ oatoegoej
in vl^-^ïberflojbeneaen öaer ftomen/ itiaerom batfeberlaten/ en alS
liV^^ïbben göeflelt 5önbe / niemanbt fcöönen naeber te raften. \'tlt;©een
öebben ban be nieuto-bertoo?ben goeberen/ bat bte natuur^
fe fti^^ quot;^^ften ©lienben toe-göeftent toerben / öet felfbe fal oocft plaet^
Kï?^ tnbe goeberen ban ©aber en lt;©root-©aber/ inbten nocö fP/
5tin / f.^^ eerfl geftomen 3ön / nocö öare ^inberen meer boo? Ijanben
V fiucïig bat bebancftöare bergelbinge geen plaetfe meer en bmbe.

fjiy ^quot;^eerderingh. (i.) Herocles: Deverforginghe van de Nae-magen ,

een V? ontfanghen van het natuurlijck nae-beftaen, dat nae de Ouders
beftae j ßloedt-verwancen foo veel
toe-gefchreven werden, als het nae-
recht p k Ouderen vereyfeht. PoftidiusbaU Auguftinus : Hy fagh dat het
\'^\'Jck was, dajfe der geftorvenen , \'t zy Sonen , oft Ouderen, oft

banïiMW^\'^^o^denbefetenwerden, te toctctt/ be erf goebcren/ toaer
tooofben^^P^eecftt. lier ban öanbelt
Servius op 6 ^neidos, ober be

\' ♦nbsp;DAVffim ttnftjomji htn^ quot;1

................. bie top nu göefepbt öebben/ met be

raminge feer toel ober-een ftomen / foo en 50nfe nocö-

XI.

ïen enS^^\'^^n boo? berb?a0en en accoojben/ öoo? toetten/ öoo? ttiante-
toelcfte be fucceffte in eens anbers pfaetfetnettelöcfte
1nbsp;anöere niet toe en laten. (i») 3n fommige plaetfen

öamp;ebEn S. toaer be goeberen göeftomen jijn / in anöere plaetfen
^neertSfnbsp;^aer 5ön plaetfen öaer öe
eerfl-göeboo?ne

^^mm / als öie nae göeöo?en toerben / ais öen leö?een:

Ö

-ocr page 298-

5011 pïaetfen / baecfe maïamp;anöercn geïijcS gemaecfittoccbett. ^aec 505!
pïaetfen/fcaecmentieaengöetcoubcjiBaesDfcöajïinacDt neemt: oaj^
5ijn plaetfen / öaec pöer öer 25ïoeöt-bccUjanten eben beel bepien alfJJ
aengöel)oubjelii£fete iBagöen. ^neentgbe plaetfen geeft oocft öe^ff
eeatgb gOebsïcDte / tn anbere gantfcö geen: enelberiS toerbt be^loeot\'
bertoantfcöap/ aengefien binnen benaefie graben ^
eibers toerbt bte bet\'
ber iipt-gi)eb?epöt. a©elcft alless te beröanbelen / telangöe ballen pnf\'
en öient tot onfe boo?nemen niet. ^ocö öat moet men baii öouben / Pj
toanneer baer göeen uptöjucfeelöcftertepcftenen3iinbattben toille/ bj:
m ban göelooft toerbt/ bat een pber ban fön fucceffie fulcftsi geojbin^JJ
öeeft / alsr öe 3©et / oft geb?upcft öesS ©olcftsf tneöe b?engöt / niet alif*quot;
upt ftracöt ban \'t göebiebt / maec upt giffingöe / toelcfte oocft gelbt oJJJ
bie göene/ in toelcftec öanbt öet oppecfte göebiebt isf. a©ant bie toerojl;

oftboo? öaec göeb?upcft goet ftennen /icft feggöein öieöingöen/in
fte ban geenberöanbe fcöabe boo? öaer göeöanbelt toerbt.nbsp;. ^

[Vermeerderingh. (i.) ï^etgöeb?upcft becoubeftoogöbuptfcöenöjj^
ben bie cep?efentatie niet göeftent / felfjs oocft niet onber öareminberjj^
5inj»rancften öeeft
chiidebertus eerfl boo? €öict öat in-gö^boert*
öe lt;©ber-röönfcöe ïanben /
otto, be ^oon ban Henricus, nae \'tfegöfl:
ban withekindus, b.
j. ^utbeEongobarbifcöe a©et/nb.j.m.
oube^cöotfcöe recöt fagö mebe alleen öe naeöept öer graöen aen.
Pontanus tn \'t 7 25oecft Öer 3^eenfcöe liflo?ie/öaer öP beröaelt i bflt m)
ben Coningö ban €ngelanbt / bie tot i^cöepbtjS-cecöter genomen tosf\'
alfoo göefp?often3p.]
XIL iiBaer in be fucceffie ban be Coningörpcften / moet onberfcöe!gt;öt ORJ^
maecftt toerben tuffcöen fulcfte iSpcften / toelcfte op bolftomen toöf\'^^^e
ten toerben / en erffelpcft
5ön / bte foobanigöe/ toelcfte öare toöfe fffi\'
te öebben/ beftomen upt be toe-flemminge en betoilliginge bes^ J^o^^S«
ban toelcft onberfcöepbt top öier boo?en göeöanbelt öebben.
foo?tebanlt;Coningöröcftenftonnenoocft göebeelt toerben onber mfL
nen / (i.) en 3©?outoen/
(2.) göelpcft topfienbateertöbt#in€gpp»%,
55?itanniengöefcöiebtisr. ©ancgppten/fept
Lucanus: Datfonderoi
derfcheyt van Man oft Vrouw, Egypten \'t regiment van een ConiDgioquot;® \'»J

den kan. 3^an25?itannien/Tacitus: WantfydeSexe.Mannelijckoft^^^

welijck pheflachte in \'t Rijck niet en onderfcheyden. lt;gnbe fullen öejglö

nomen löinberen foo toel fucceberen / alis öe toare ïSinöeren upt öv^ffo,
smh,i,b.9. fumeeröenen bermoeöen toille/ fooisf nae
.ffipaiius, Conin^ öec %
loffen
, gefuccebeertin\'ti^öcft «ïfus» beloon ban Hercules, ooo?^»^
tie oft aenneminge.
Moiofïus een 55aflaert / (^) ijsop \'t oo?beeï ban
j^aberPyrrhus, biegöeen toettigöe ïftinberenen öabbe / in\'tm^^^L
JtJ\'n t\' Epyrengöefuccebeert. g^e Coningö Atheas öeeft göeöanbelt
pus öentenementotbefucceffieban^cptöien»
lugurthaeen
maet: tot een aengöenomen / göefutcebeect tn \'tillöfft ^i^lJit J

-ocr page 299-

i öWtß top metse lefen/aatm öe J^üffi^^^

met öe 3©apenen berobett öaööen / be aentiemmgc tot
pnberen ban bracht entoaerbe ööetoeeftts. katmeet ts/öet ßijcb^tw.
mnm bomen tot bie naebomeïtngöenban ben ïaetfl-getoefen beÇtter/
in bloeöe öen eerften coningö niet enbefiaen/ tnbien tn fultbe
J aetfen fooöanigefucceffie tsaengöenomen i göeiöcfe Mithridates bp lu-

wÄ^^Pöt / öat papölagonien/ öoort berlïerben ban öare epgöen Co^ ï«-
quot;»n / aen fön ©aber boo? erffeniffe göebomen tS.
ïfti^^ermeerderingen. (i.) ÉntCfien ïegeetöen ttoeeComngen tegöe^
Wb/ bocöfoo/ öateenboojnamelöcb öet recöt öabbe tot öe Croon:
L.o^yb. in exen. Ugat.ßs. lt;0ÖP btnt Öet oocfe bp Livius,en öp öen felföen Poiy-
hpiï»at€gppten onöer ttoee 25?oeöeren / Ptoiomaïen genaemt/i^öe^
SK^Setoeeft» g^e ^onen ban
Attila berfocöten / öat men öa^ öe ©olc^
fe^o? geïöcftmatigö ïoten öeelen fouöe :
lomandes ban be eottötfcöe

r^tben. Gregoras,Aè.7. ban Irene , be||Upfb?OUbanAndronicusPalaeo-
^ gus : Het gheen meeft was te verwonderen, fy wilde, dat niet een foude
. geeren nae de oude wijfe van\'c Keyferdom van Conftantinopolen, maer
ttien nade wijfe
der Wefterfche Princen,de Steden en Landen deelen fou^.
J aen yder der Sonen, op dat alfoo het Rijck als eens yder eygen patrimo-
en erf.goedt van de Vaders, op haer komen foude, gelijck als in des ge-
^enen Mans goederen pleeght te ghefchieden, en alfoo ghedurigh op eens
fch^*^® hinderen en Erfghenamen af-dalen. Want fy, alfoo-fe uyt de Wefter-
Quartieren afkomftigh was, hadde fy in haren fin voor-ghenomen , de
» welcke fy daer ghefien hadde, alhier fonder Exempel in te voeren,
ïIn^
M l^att Alexander en Laodice, fittVolyh.mexceptJegat.r^o. ©aU be
;^ocötec ban Auieta, strabo 17. Arrianus betöaeït/ batin Wta nae semi-
göeregeert öebben, ^oobanigöiiJ tot25abpïo^

flfjnnbsp;Nitocris - tot HalicarnafTen , Artemifia j bp be ^CptÖen To-

op \'t 1 25oeCb iEneidos : Want eertijts regeerden oock vrou-

gtjäj^^fel.fbefepbt oocb op \'t p 25oecb / öat onöer öen ïiutuïen ftrtcbsf

en toettigöe^^inöerentn

een ß\'FäeÖt. ©an öe ©erfen / fept Herodotus : By haer ift de manser, dat
bien h^ quot;^egeere, tot datter een wettighe ghevonden werde. Slnltfpa^

^hu Ä^»tö)ee3©anöa!engöeregeert/ Gotharistoettigö/ en Rigeri-
bac^^^öfïaertbanGodigifei, ais Procopius göetupgöt: namenjcb/
Ada^«re ber 3©eflerfcöe boïcfeen / toaer ban göetupgöen ^m f
Vicis \'^\'■etnenfis, in fön ^ercbeUjcbe tiflo?ie/ cap.ioó. Heimoidus

l^er Michael, teer ban ^öeffaHen/ xf göefuc^
gora.nbsp;be 55|Hïaert / mtbts toettigbel^inöeren ontö?aben / Gre-

feïfbe r ^efeMS toeöerot» een 25aftaert ten öeeïe göefucceöeert / öe
^msfin^s^-\'^\'r^-
©anwoiofTus, ïie^atlaertban Pyrrhus, fietser-

ïïenTSiSÏ^n baer befpjoben iS / bat öet mjm ntet en faï geöeeït toer- x i n.
w oatter niet en is upt-gebiucbt op toien öat öet bomen faï/ foo faï

-ocr page 300-

öe gene öie öe ouötfle ban öeöoo?te t^ / \'t ?»»iBan oft ©joulojS\'jjerfoön/
öet iSöcbe öeböen, (i.) Sn öen
talmud ïefen top in öen tttul ban öe

«ingeu l Oie het voomaemlle recht heeft in de erffenilfe j heeft hst oockin £
befit des Rijcks. Daerom werdt de ouder Soon voor de jonger voor-gheto\'
Ttiym», ghen. Herodotus fepöt: Het is de manier van alle Volcken, datdeoudtft\'
gheboren het Rijcke hebbe. 5©efeïfÖenOemt OOCfi eïbec^ ÖÏCfttoifSf btt

i \'i. 31. toet oft seb^uptS bec l^onmgöcijcben. Livi us fepbt ban be ttoee
beren onber be
Aiiobroges, (irijbenbe om \'t üöcï! / bat be jongöfle
recöt minber/ ntaer met getoeibt meer bermocöte. 25p
Trogus pompe-

jus jïaet t Artabazanes de oudtfte door privilegie van den ouderdom, eyge^\'
de fich felven het Rijck , *t welck de ordre der gheboorte, en de nature fequot;^

den volcken gegeven heeft, feïfbe noemt bit 00Camp; eïberjE ö^t recöt b«\'^
jHflm. aki. ©oïcberen / göeïiicfe tttebe Livius, toeïcïie öet oocb beosbere be^ onbef^
iï\'
tï\'.» I nature noemt i \'t toeïcb göP berflaen moet / ten 3p bat f®
30aber anöersf beboïen öeeft / göeïöcft Ptolomasus bebe bp ben felben
t^®\'
gus. iBaer bie in fuïcft een ]Köcamp;f«ccebeert / faï föne mebe-erben
öouben 3ön/ boo? öare göebeeïte nae toaerberingöe tebergoeben/ inöt^»
fuïcftsf/ en boo? foo beeï gefcöieben ftan.nbsp;^

[Vermeerderingh. (u) ©anbe^^toeben/ftet Brigitta, e-i;./.
öe betten/Saxo jüè.i-A«»Appianus Mithridatico: Hy hielt billijck t®
2ij n, dat de oudtfte het Rijck hebben foude. Nicetas Choniates, in \'t ïeWp
ban lohannes Comnenus: De nature hareordre volgende, eert de gene dj®
eerft geboren zijn. Maer Godten volght niet alle-tijdt in dc grootfte priviquot;.
legien en voordeelen die ordre. ^efeïfïie in\'t ïeben batt Manuël,
ftenbe ban tfaciysDoor ordre van gheboorte werdt hy tot de fucceffie v»quot;^ ^
Rijck gheroepen. Antipater fepbe bp lofephus: Dat het Prinffchap Hyrc^\'
nus toe-behoorde van wegen de ordre der gheboorte. ^^tet OOCft Leond»\'\'

vi us, ban be (Curcftfcöe faecften/ lif. ]
XIV. IBaer bie iSöcften/ toeïcfte erfïöcft göetoo?öen jön boo? b?ptoiïïi0« %
toiïïigtngeöesS ©oïcftsf/ toeröen oïigeb?agen uptgöep?efumeerben mv^
bess ©oïcftsf. ^ocö foo bermoebt en tj?efuitteert men öat öet ©oïcft PZ
begöetoilt\'tgöeenalber-p?ofötelöcftfïetoa3S. ^aer upt eerflelöc8 quot;f/
bolgöt/ bat/ c I.) ten 5p be 3©et / oft getooontepet anberjï meöe-b?engf\'
(göeïöcft m ban tot (€öeben in 25eotien öet J^öcö onber öe manneï^!
erben öepïbaer toasf/foo upt be ï|iflo?ie ban
zeifus en Amphion, aïsJ
be ban be ^nen ban oedipus bïöcftt: €nöe öetouöt
Attica t^ onber JJ
ftinöerenban
Padion geöeeït,- en öeSanöen ontrent Rhodus, tufffg\'
camirus, iaiyfus,en Lindus, lt;©eb?oeöeren j en öet iSöcftöer Sirgiben JJ/
öer be biertonen
banPerfeus) bat/fegge icft/öet ïSöcftonbepïbaet^^;
om bat fuïcftss beeï bermacö tot befcöermingöe ban \'t ï^ötö / en tot e^j
b?acöt ber 25urgöeren.
luftinus, in \'t 2125oecft: Hy hielt het daer vo»»
dat het Rijck vafter foude zijn gheweeft, indien \'t by eenen waer gheble*
als indien \'t aen gedeelten onder den kinderen gedeelt wierde.nbsp;^

[Vermeerderingh. (i.) Dardanus en Lazius Öebben te gclgCft in (^f^gj

ööeregeert/ fepötservius, ziEneidos, opbe tooo?ben;

-ocr page 301-

^reta, Minos m Rhadamanthus, |ulianus tggg«!€0t Alba,
^mitorcn Amulius, aïsfcecfeccnbsp;boojlucörtgöcc

leben. 3!Bantanberefeggljen/öatNumitoiöetöÖeibt/ AmuUus
5^;,^8tfe/0e\'ei:ftljeeft/aeUjtamp;aïs Plutarchus: «aelöcfefommtööe bet«
fiiïrf ^ ^^^
Etheocies bet iSijcb ban ^beben/ en Poiynices, (nfieiseban
H?/ öel^alfbanbt ban Hermione beboinen beeft. óSelgtb in
fiii!» öet ïïijcb et ft / be anbere be ^tïjepen / en be öope ber €ons

iJan be upttotbten ter ^ee.]
bÉtt ƒ ttoeebe is / bat be futceffie moet blijben binnen be göene / bie ban
gt;,3\'^f^ften ïioningö afbomftigö 50n: a©ant men öoubt öet baec boo?/
i,J;^»e5paniiiieom öaren €belbom berbobeniS/ en bie ge-epnbigöten
tjquot;:8e|l03ben 5önbe / bat öet ïlöcfe bjeberom beert tot öet ©oicfe. cur-

jjj.Mn t io25oe£b: Patin \'tfelfde Huys en Familie de kracht van \'t Rijck
foude; dat de KoninghlijckeStam het Rijck fich erflfelijck toe-meten
den \' ghewent waren felfs den naem te eeren, en in waerden tc hou-
ggg^^^^quot; dat niemandt dat konde vaten, als die gheboren was om tc re-

berben/ bat geen anbere futteberen / ais bie nae be 3©etten ban \'t x v i.
göebo?en 5ön: Sliet bie alleen natuurljjcbe ftinbecen 5Ön/
^^«nt fp becfmaebtöepbt onberbjo?pen / toelcbeciBoebecbe ©abec

Jr^^^jeeft^bectoaè^

onihflf rrtïgt;nfemtrihprnöOJfrhÉhtiflfeïtfrihtgt;rÉtt hart fiiïrftÊÉn
^ » Perfeus, bië be oubtfle toas / om bat
Demetrius Upt eeh cetöte ïBoe

botnbsp;tntnbec boo? göetoiffe binbecen ban fulcb eett

ïtiS^quot;* 3©elcbebeoo?faecfeeisgetoeeli/ toaecom beiBacebontecS
«ö
rquot; / öet jSötbeec Demetrius toe-guam / bte beiongöfïe toas/

rnbsp;lil«-»!}«\' liuiw«!. vuv,« ^^«^uii^fnbsp;i,

maecinbeßöcbeniSöetbienflelöcbboo? öet©oltbbe
beciiifi^^^^^^J^P\'^tt^ öebben/bie»nbsp;om becfcöillen te

Livdih.^é,

iwpfgefins gebo?en toas* €n lefen top bp o vidius :

kond* ick huw\'lijcks trouw, noch echten-ftaet verwerven,
P ^at ghy Baftaert bleeft, noch \'s Vaders Rijck kondt gt;

^^toe^föifL^^tï^^fP ^^ göelöcbelöcb tot beecffeniffe fon^ x v li.
^^ftaen/Oft h!!V r ^ ^5pom batfe in eenen gelpcben gcaet eben tiae

^^\'^öeöoiihVi S!? f^^J\'^^Ö / alstot anbece beelen beS göebiebtsbeeua^
^«\'tfebenban^nbsp;L^ielNicetaTchoniatcs.k^.

ïlös

let

:erven.

tt MmJ^^ aengenomen Rinbecen / om bat €belöepbt ban\'t toa^
Sennbsp;gefïacöte meec aenfienlijcft en eectoaecbigö be ^onin^^

\'«aecbt/en men gcootec öope ban be felfbe fcöept.

XV.

-ocr page 302-

XVIII. let bijftre / bat onber be manneïijcfte erben / oft ©?ouhJ-iJerfoóiiej;/
baer itianneïöcfte ontb^eecfèen/boojgaebte beoubtlie gebojen W (lO onj
bat men gamp;elooft bat bte na boïmaecftter ban oo^beeïen berflanbt iS/oquot;

eerft fulCÏtSbJerbenfaU Cyrus fepbt bp Xenephon: Ick late het Rijck r^e
voor den oudtften gheboren , als den weicken betaemtin faecken ervarende^

te zijn. iBaerbetoöï uptfïeetftentDepbt ban ouberbom maer tijtitlijc»
ts alleen / maer be boo?trefTeli}Cfefiepbt banlt;;§ere oft iBanlöcßliepbt ai^
tijbts burenbe / baerom tS öet booabeel ban ^eye oft iBanlötfeöepbt öf
ter/ ais ban ouberbom* 2£lfoo Hcrodotus, ais ÖP gefepbt öabbe bat per\';
be ^oon ban
andromeda, cephius toas gefliccebeert tn \'t j^öcfe / boeglJt
beooifaftebaer bp: WantCephius enhaddegheen mannelijcke kinderen»

€nfoo Diodorus\'bertelt:Thuetrasöeeftöetï^Ötftban.ïBpftenfönb0CÖ^

ter Argiopenae-gelaten/hebbende geen mannelijcke kinderen. ^00 fe?quot;\'

Trogus, bat öet JSöcfe ber .flBeben be bocöter toe-beöoo?be/ om bat Artis\'
ges göeen iBanlöcft Olren öabbe. ^nfgöelötßS Cyaxaresbp xenophof
fepbt/ bat^lBebten fijn botöter toe-feomt/ wantiek en hebbe geen wettig®
mannelijcke iioon,
fepbt ÖP* Virgilius ban bett I^OniUgÖ Latinus:

Hy had\' geen Soon, de Goón een hadden jongh doen fterven ?
Een Dochter moft het Rijck, en all\' dien fchat be-erven.

Sllfoo boo? be regeertngöe bec Heraciiden, tot Eacebemonten / tS
rotas, göefuccebeert fön bocöter sperte, oft öace lötnbecen j geljjcft
rpay/. lib.i. dareus be öinbecen ban Helena, om battec göeen mannelöclte Äbeten
toacen: €n in \'t ïlöcö ban iBpcenen / tS nae Euryftheus gebolgöt Atrf««
Lih. 1. fön aom / foo Thucydides becöaelt. 55^00? öet felfbe cecöt iS Öét ÖtJt^
ban Sfitöenen op
Creufa, öet ïtijcfi ban (Göeben op Antigone gefeomen/t«\'
becmelt toerbt / om bat be mannelpcfte erben ontb?aRen. c^tet Eunpi\'

des in lone.] €n Öet 3lrgOlifCÖe ïiöcft op Argus, be l^ebe b^n PhoroneU^J

upt fön ïïDocöter. (2.) ^aer upt men bat oocfe mebe fean berflaen / baj/
al-öoe-toel be feinberenin fommigöe trappen / be
plaetfe en beurte baquot;
liare Ruberen te boo?en berflo?ben/ fionnen befïaen enberbullen/
fulcfes nocötans alleen te berflaen is/ bat fp beneffens anberen begnaej\'
cn capabel ntoeten 5ön / blöbenbe ebentoel onber ben göenen / bie caP»\'
bel 5ön alle-töbt / boo?beöouben öet boo?beel eerfl ban ^ece / baer
oocfe ban ouberbom.
a©antbeöoebanigöepbt ban j^ereenouberboigj
boo? foo beel bie in befen banöet©olcfe aengöeften toerbt / öangöt
perfoon alfoo aen / batfe baer ban niet fean göefcöepben toerben»

CVermeerderinghen, (i.) Homerus infÖn Ilias:

Wy waren beyd\' van een Gheflacht, en Vaderlandt,
lupijn doch als de oudtft\' van alf\' hadt beft verftandt.

met Homerus topffelljcfe / göelöcfe ÖP pleegöt / be oo?faecfe amtoÄ
toaerom be
mme in ^t ^öcfe booi-göetogen toerben/als ^^^^ffjg^tt

-ocr page 303-

Recht des Oorloghs cn Vredes. 2 47

oft mwficit tööt / \'t to« in fulcfee öirtsfiett ööenoesö lt;iBe
^öueeft ben oubtjien onbec be^ ContnöBss lätnberen öet gebtebt ober

^et i^ötft / aï$f öet in fuïcfter boegöen toerbt op-ge^ x i x.

gUen / fepöt zofimus, hb.2. ban bepcfifcöe 3©et. Periander j^fjjn^a^

\'t ^Öcb ban Coitntben nae-geboïgöt / nae fijn onberbom / oft 0?^
bfps?^^ gi)eboo?te/ gbeïijcb
Nicoiaus oamafcenus fepttn fön €iWtacten/
gjjjwp öebben boo? toeïbaebt ban ben tceffelöcfieniKan
Nicoiaus peire-

ftem\'V^quot; foo Oreiies fonbec afbomfle göeflo?ben toare / foube Eieftra
des ööefuccebeert öebben / foo top fien upt Taurica iphigcnia ban e uripi-
«• ^0 to öet ^öc\'ft toan caiydon geftomen op Andrxmonde, beöoubt-
öh^TiVnbsp;• l^t J^ücft ban
Alterius op fön beÖOUbt-iSOOn Minos,

ter ifc ® Apoiiodorus beröaeït / boenbe boo? oo?faecfte baer bp / om bat^
manneïöcfte l^inberen toareno

»en/?mgöebee

te 5P ban be erffeniffe. €n ijS öet toaeracötigöfle/
an).—» ^vmyyeecTT^niffe 5P/ (lO bocö afgöefonbert ban be erffeniffe ber
goeberen: i^oebanigöe bpfonbereerffeniffemen fietinfostimi^
nS^fn-goeberen/ €rf-pacöt/©atronaetfcöap / en\'t recöt bat men
fiohvJf Jboo?naemjïem ^aer upt boïgöt / batöet M^thz bien toe-be^
oocö f €rfgenaem ber goeberen ftonbe 3ön/ foo öP toiïbe/ maec

?®Jöcteenigöe\'erffen
goebecen: i^oi
Jen-goebecen/\'
Je3$boo?naemf
wie oocft €cfgei

benquot; ^ Öï*nbsp;góebecen / en bec fêïfbéc ïafi ftan aenbaec^

\'t % n^li^P^ / inbien öP öet felfbe foube nae-ïaten / ben genen/ toeïcfte öP/
tnSi^^quot;5tttfangöentoeibaebt/ oft fonberïingöe uptnemenbe ïiefbe/
»vgqtec htflofho fttor^-

bat ft^^ ceben iiS / om bat öet ©olcft göelooft toecbt te öebben göetoilt/
Öcft metöet albecbefle cecöt foube op-geb?agöen toerben j enbe
Oft öat boo? \'t ©olcft niet / oft be Coningö be erffeniffe aen-neemt
ntaS? ^L^etoöl öet be o?bere ban erffeniffe niet baerom berfto?en öeeft/
eeSS? ^^tter pet feecftero mocöte toefen / en bat boo? öet bloebt eenige
te fiH\'iTöÖe foube bp-göeb?acöt toerben j en te gelöcft upt öet gefiacö^
».»»quot;^boebinitß / ftnmmrtfhtVttßfßnhfltt höfiJtrßfTßliifftß ti^uflftt/ £11 bat

/ öope mocöt toefen ban booitreffelpcfte beugöt/ enbat
ni^^}.*«gÖetfïöcft te menbsp;en ftloecftmoebigöer befïöer^

ibe

«ctoaerbeftißit.

XX.

^Pöen^ïrnbsp;fucceffie göefcöieben nae be 3©et / nae toelcfte in be

op^i^f f-soeberen göefuccebeert toerbe / ten ^be aljef öet ïSncft toerbe

^quot;umgorpcuen ote aenbancfteïpcft tot leen-goebt upt- x x i,
^oiöbcn hls» ^^nbsp;bolftomentlöcfe leere toaiS / moet men

ÖObSÏLTS fwt«fTte in Eeen-goeberen; niet alle-tübt bie Eon^
\'-•\'ntöe / bie top öebben befcöjeben / maec öte onber een pöec bolcft

aem

-ocr page 304-

aeitgcnomen toas/ ut (ijöt / ais öe eecfïc mvsßime m öcbe^fitöe gefcÖi^J^

3Bant öe lt;aottöen / ®anöaïett / tllïemannen / iprancfien /
öiers / Cnaöcïfcije / ^^aren / aï-te- famen ^ooöamp;öuptftfie ©oïcfien/
öe öefïe öeelen öan \'t ïïoomfcDe fiücfi öoo? lt;©o?Ioge mgenomen öeöbe»/
Rebben elcft foo toel öare toetten en oeb^upcftenöe Eeen-goeöeren beian-
eenöe geöaöt/ aïs öe Eongebaröem
x x n.nbsp;tn öe ^oningtinjcfeen toeröt ötcfitotïS ööebzupcSt een aitW

fmceffie/ metöieerifeïiicöiS/ maer öie nae öeltnte ggenaemt toerog
(i,) in toelcfte niet söeöoigöt en toeröt öat recljt öan rep?efentatfe / öj^
tlcllen in öer «©itöeren plaetfe/ maer öet recRt öan öe töeftomenöe ftg^
ceffie/ ais oftfe op0öeö?agen toare/ te toeten / öe
3©et/ upt öope / toelcß®
uptöaerfelöenen natuurUjcftnteten toercftt/ eenigö toare «cöt
^ ßb ogt;n- toecftenöe. ^oeöanigö recöt/ namelöcft/ is/ in öie öingen / öie men m
IvtZoquot;\' eenconöitionele beloftefcöulöigö is» c^tem/in Eegaten/toelcfteröaöP
Derfireecften tS/ niet feomt j FulcftS öat öit recöt op öe ^aeftomeltn\'
gen / ban öen eerfïen Coningö afftomfligö / nooötfaecftelöcft ober-gact/
öocö op feecftere ojö?e/ öat eerfï göeroepen toeröen öes laetHenbefittecj
ftinöeren ban ben eerfien graeöt / foo öie nocö leben / ais öie gftefio?be»\'
5ön j en öat als öan onöer öe lebenöe en öooöe göelet toeröe op öe
öaer nae op öen ouöeröom t €nöe bp al-öten öer öooöen recöt obertref J/
öat öet ais öan oöer-gaet / tot öen gfjenen öte öan öaer af-ftomen / bJJ\'
öerom met geiöcfte boojbeelban ^ere/en öaer nae öan ouöeröom/ boor
öeöouöen alle-tööt öe oberlatinge öer öooöen op öen lebenöigen / en »^
k
lebenöigöen op öen öooöen. Snöien öes felfs ftinöeren ontb?eecftew
ftoitït men tot öe göene öie öe naefte öaer aen 5ött / oft toefen fouöen / n«
öienfe leeföen/ met geiöcfte oberlatinge / en onöer öe gelpcfte in öe feif ^
linie / onöeröouöenöe öe o?ö?e öan ^ere tuf^\'cöen Äanneftjcft en
toeUjcft / als meöe ban ouöeröom / fulcftS öat men om öer ^ere oft
öeröomstoille nopt oberen gae ban b\'een linie in ö\'anöere. ©aer nj
boigöt/ öat öe \'ï^ocöter upt een ^oOn göebojen/ toeröt booj-göetoöö^,
boo? belt;^one upt een bocöter j enöelt;ï^ocöterupt een 25?oeöer/ »ojj
een^oon upteen^ufter. ^tem/ een^oon ban een ouber ^ö^oeo^w
Covar.c.i. boo?eeniongöer25?oeber/ enfooboo?tStnöerefle. ^itiS öe fuc^\'\'
fraa.^. ..38. j«ji^fß jjan caftiUeu/ na toiens lt;Srempel oocft öe ïSecötenban JJ^^
quot;\'Lim de ioo?fcöaptn\'tfelfbei^öcftgöefielt5ön. »er inbien öe Bet en ^^
pelen ontb?eecften / ftan öet betoös ban befe lintale fucceffte göenonj^*^
eaf.t. toerben upt be o?ö?e / toelcfee in öe publpcgue ©ergaber ingen toeröt^ /
öeröouöen. 3©ant inöien in öe felfbige acöt gegeben toeröt op öe mj^ jj
öatfaleentepcften5ön/ öat öe öope ban öeï©et tot recöt/ i^^^ebeSii
göemaecftt / fulcftS öat öet ban öen fterbenöen obergaetop ben lebe«quot; /
bte oberigö 5ön. €n btt iS öe liniale fucceffte öer 25loeöt- berigquot;^
tn toelcfte öe ©?outoen / en öie ban ©?outoen geöo?en 30« / niet toev
Kptgefïoten / maer toerben in be felfbe linie te rugge göeftelt /
oocft totbe felföe nocö ftan toeöer-gefteert toeröen/tnöienöer ban li^Jg,
nelöcfte erben/oft uptiBannelöcfte erben gebogen/ontbjeecften / ^^^f

-ocr page 305-

Recht des Oorloghs eti Vredes.

^y tiftebenfoonae^fj«. Mtt funöamcntUan befe fuc«f«/ udd? foo
ßS ban öc crfFdöcfee becfcfitït / mm öec mmm ban be be^
bec öDenec / bie een recamp;tbaecbtgebopetot öetcijtfiöeb^
btesöenesön / toelcbecslt;©ubecs fouben cegeecen/in^
^\'««fpin\'tïebenbjacem

ie ^ ®\'\'®eerdcringb. (i.) ^tetbeU Cacbtrtaeï Tufchus, praS. cencl. lt;fcf. ver^

Gulieimus de Montifferrato, ban be fucteffie bec Contugen/

^jY ^ 250eCÖ is inoceamlam. Teregrinuide jurefifci ,lib.r,ut.Jr.n.^^. ßU hh.s.

€xemplen ban fuïcbe fucceffie in \'t ^lijfß ban i^ojtoe^
S^*^/ bpbenfeecgfieïeecbenennaecftigben
Johannes pontanus, infijn

lSlWetiflo?iein\'t925oetB: ©anbe Coftupmenbec j^oimannen/
J?®quot;ööenbe be naebecamp;epbt bec Ccfgöenamen»
Johannes serranus m
ta^co Groflb,
obec\'tbecfebtiban SSononien. Argentr«us tn fön 55?it^
wquot;quot;/fcÖe ?|iflo?ie / ubA cap.^. %n be fuccefften beceecfi-geboien i^tnbe^
5p batfe iBannen oft^joutoensön/ enoocßban gbelöcbenbe
lüften bec nae-gDebo?enen/ inttienbeeecff-göebo?ene fonbec epgen
^pocbe iäinbecen gßeftoiben 3ön / in fucceffie ban leenen nae \'t recbt bec
t(,V{-9eboo?te/cep?efentecen be pecfoonen ban öace©abecen/en bomen
bißK^öe cecbten ban fucceffteen eecfigt;gbeöoo?te aCS öare ©abecs / irt:=
tta quot;\'P leefben/uptfluptenbe öace ©abeclöcbe en iBoebeclöcfie lt;©omen/
t^Jgsenecale en bebenbe göebjoonte / foo in fucceffien nae be cecöte Ii-
bjöL ban bejöben aenbomenbe» €n nae \'t boo?fepbe gebjupcb en ge?
töS^futcebeectbe 5[^ocötecinfeen goebecen/ \'t 5p bat öet l^ectogö\'
enSin/ lt;8caeffcöappen/ ^aicfcöappen/ oft fzgsaconöen $ön/öoe gcoot
bte lt;gn bat futcbs toas gefcöiebt in be lt;©caeffcöappen ban

füc^o«^/ Campanien/ (Colofen/ en isjitannien. ,;^uïcbe een o?bece ban
^eöfÏÏ^ tsf öet iBaccbgcaeffcöap ban
Mantua, boo?-gefcö?eben ban ben

Jl^ifmundus, 1432» €n ban carol. V. läepfec / en Phihps 11,
ïen T; ® bsn ï|ifpanien / tn föne «öcben en ^itnffcöappen / in be

en 1594.]

ööSw ^^ ^^^^ een anbeceïinie ban fucceffte bec ©lienbenen üBa^ xxrii.

manieceöebt göpbp Agathias, iib.2. i©efelfbe
^oojfn^vT ïnDavidsgbefïacötenae
Salomon, ftet z.Paraiio.?.] ^efe/
tïitnbsp;^^ fucceffie bec 25ïoebt-b?ienben becfcöiït / iS meet!

/ fp öat niet boo?öoub)eïöcbenbec©?ou^
tuccem;»nbsp;becbaïlen tot b?eemt bïoebt ®ocö in bepbe Uniale

ßen rtSP^^^^^n fonbec epnbe toe-göelaten / oocb bie in ben aïbec-bec^
^eneiftÄquot;nbsp;befittecaf sön/als fp maec afbomfïtgö 3Önban

^«taSif^quot;^quot;öö. ^aec 3ön oocb piaetfen/in toelcbe als befucceffie
^«b tnnbsp;5ööe
mtmmt/ be fucceffie bec 25loetbectoan^

^«quot;anSS\'^^^^^^ö^ft^ï^ toect» cms in be ^jobincieban Narbon, ^ict
ban carei de VIII. mfulcBelBetgöeloobeicb/ bat/ais T^eu-

^ inbsp;doricus

?;t Ü

Mil

m

-ocr page 306-

doricus fottbcc Binöcwn 0eflo?bett bjas / fön fuUec iSoon Athaiarlcus

fuccetseect tlS. %tfCflÖnt oocfe öat fuïcfes WCtjjtSJ tn Arragon gcpïccgt 3?;
^aer feonnen oocfe nocö anöecc manieren Uan fucceiTie in-ofteuoef^
x x i v. bjerUen/ {u) \'t 5P öoo? öe hJitte öes ©oïcfes/oft öes genen/ öie get ^iö^»
aïfoo in l3?pe ecföeel öeeft/öat öP \'t oocfe öecö?eemöcn fean. a©ant Set^J
g0eoo?ïoft öat te fieïïen öp €ïempeï / öat öe ^ene/ toeïcfee öem tot
tööt öenaefte fuïïen 3ön / in
\'t ïïöcfe fucceöeren / (2.) geïijcfe eertgötss ^
öe ^umiöters / ntepne icfe / upt fuïcfee oo?faecfee öe ^?oeöers gingÖ^
Lwj}h.2f. 1)00? öe lliinöeren öan öen 25efitter, ^at öet feïföe eertgts in cgcfe

Dien göeamp;?upcfeeïöcfe 5P göetoeeft / öermercfee icfe upt strabo. ^e ionofj
^Cö?iöentengöetup0öenöetfeïföigöe Uan öeTauricaCherfonefus.
öet ts nocö niet feet: ïangöe geïeöen / öat tn Africa öet feïföe öoo? öe J\'
lih. 16. ningöen Uan Maroco en Fez göepïeegöt is.
(3.) €n öat is öet toaetacr
tigöfie göeöoeïen / öat men in ttoöffeltngöe Uan Mi cemmu, \'t toeïcfe ej;
L. cum. iu 5pamiïie toeiröt nae-geïaten / 6eBoo?t te onöeröouöen/ oUec-een-fiomeJ\'^
fe oocfe met öe föoomfcöe
a©etten / al t(i öat öe uptïeggöecs öte anoe^^
f-TTii toillen öupöen en uecö?aepen. g^efe öingen toel Uetrfiaen jönöe/ fal im
clt;.wr.«.i-5önteanttooo?öenopöeUei:fcöillenUanöet recöt öer Coningöröcfe^J
toelcfee om öe uerfcöiïlenöe mepningen öer i^ecöts-geleeröe / feer fto^^
dl ï. c.6. göeöouöen toeröen»

».47.nbsp;[Vermeerderingen. (i.) %ti Ethiopien fucceöeeröen CertÖÖtS ben

ningöen öaeröerï§u}ïer^onen/foo Nicoiaus igt;amafcenusUeröaelt.
fietupgöt/ öatöetfelföe öpöenpi(aentsgöeö?upcfet/ en öataïle-töj:
öe SBloeöt-Uertoanten Uan öec ©?outoen jööe fucceöeeröen. Tacitus w

Uan öen ^oogööuptfcöen : De Sonen der Dochteren die by den Vader z\'rj
werden in eeren ghehouden; fommighe achten defe bandt
des bloedts hey

ligher en nauwer, oforius, «rtanöece/ göetupgöen öat fulcfes nteoe®*^
eenigöe SInöianen göefcöieöt.
(2.) TO is in Africaonöecöouöen/ uolgensöeticefiamentuanö\'zj

richus. Pxocopiüs jVanMcammprimo: Eenighen tijdt daer nae is Gizericn^
gheftorven, feer oudt gheworden zijnde, hebbende Teftament ghemaecK^J
waer in hy veel andere dinghen den Vandalen hadde gheboden , alsinfondej^
heyt, dat hy heeft ghewilt, dat het Rijck der Vandalen alle-tijdt komen fo^
de op den ghenen, die door demannelijcke linie hem,
Gizerichus, de n»^\'
foude wefen in gheflachte, en onder de naefte de oudtfte foude wefen. ^^^
nandes fepötmeöe: Gizerichus langhe regeerende, heeft voor fijnen doo«J\'
de menighte fijnder Kinderen ontboden hebbende, gheordineert, datter
der hen-luyden nae fijn doodt, om de eergierighe begeerte des
Rijcks ,
ftrijdt foude zijn, maer dat een yder in ordere op fijn graedt na den ^^ ug^
volghen foude, dat is, dat fijnen oudtften Soon de naefte daer
foude in diefuccelïïe, en nae die wederom de naefte aen hem.
Vi(5lor
nus, B.j. Den welcken, om dat hy de oudtfte van allen was, nae de
tutie van de Coningh Gizerichus, het Rijck onder den Neven voornamelU j.
toe- behoorde. toeröt aïfó-tgt gefien niet op öe laetfte fiefittec/m» ^

op öen eerden UectoecUec öes ^iiicfej?* 2©eïcfe c?cöt / oft öet

-ocr page 307-

ttptAfricafcïfjSööenommöceft/ öaer top tnörnCertaengeWett mj
Sg*/öatfuïcftsstttgöeöJMpcfesöetoeclitjS j oft IteUec Uan eemö|e onfe
Wiecfcïie boïcfien / fean gettoöffelt toeröen. 3©ant ootfi Dp öe S-ongo^
«JJöen / nae öe Contngö vaacus, toelcfte ïSfnöeren nae «et/ en woft me^
jnanötöauföniäinöerenfucceöeren/ maeraifiuiphus, öie ban\'t felföe
SOenacötetoajS/aljS
Procopius, s.Gonhic. göetupgöt. €n Nicetas Chonia-
banöe faecften ban Manuèi, b.^. beröaelt / bat in \'t mjth ban lim-
/ aiss latra göejïoaben toa.ö/ niet fön läinberen/ maer fön 25?oeber
rfj^ecöt ban fucceffie bequam. ^cft toete niet/oft öier toe oocft bient öe
jri?JTie bp öen Patzinaciten aengöenomen / öocö öupfïerlöcft boo?-göe^
JWan Gonftantinus Porphyrogennetus, ban be beöieningöe bejs ?Kepfer-
töwcap.3
cvinn\\m,Dmcor.^. fept/bat Öet felfbe oocft in ^enemarc^
J;quot; IS onberöouben(©ocft tot Alba ijs nae iEneas göefucce?
^^^t/ nietjuiusgöebo?enbanAfcanius, be oubtfle ^oonbaniEneas,
«naer be anberbe ^oon ban Mnsss, te toeten/ syivius.nbsp;.

■ V30 Livius fepbt ban Mafinilfa: Terwijlen hy voor de Carthaginienfers
jquot; quot;irpanien ter Oorloghe dient, fterft fijn Vader (Galba genaemt) het Rijck
op Defalces , des Coninghs Broeder, foo is \'t gebruyck onder de Nu-
^\'aiers. ^^^ gfiefteel Mauritanien, fiet Mariana,
lib.^ß. ^ier ban be^a^

jaccnen Cjcempeinemenbe / öie upt Africa in lifpanien göeftomen top
S« Ö«6amp;ertöe2520eöer$s boo? öe ^onen in öe fucceffie göeflelt / tot öe

^n toe ban Abdecamenes, fept RodericusToletanus, infön StrablfCÖe
/ cap.0. Thüanus,
mßor. üb.lt;fs, Op \'t ^aer 1578. ban Haniet: Als
JiiQedoör Teftament fijns Vaders in ordere nae fijn Broeders, tot het Co-
gheroepen, hare Kinderen uyt-ghefloten blijvende. SiCftmercftß

ini^^iftö?tenban Mexico en Peru, bat öefelföe maniere banfucceffte
quot;«mjcftenisfonöeröouöengöetoeefl.3^nbsp;^w

toerbt göeb?aegöt/ oft een ^oon ban fpn ©aber ftanont-xx
öatö» in\'t fööcftnietenfuccebere^ m toelcfte materie
namp;\'^^fonbetfcöépbenbieberb?eemtftonnen toeröen / bie patrtmo^
toech.?öÖenerffeÄ 5ön/banbe gene/toelcfte nietmogm
SfS* ïBantbieberbjeemtftonnen toerben / en t^ geenttonffel ofttn
beJ^JÏ^ öe onterbingeplaetfe öebben/aengefien bie ban anbere goe^
bJüSfc ^^^ berfcöillen: en bten-bolgenbe \'t geen na be a©etten/ oft ge^

bSSr/ngelbetin onterbinge/ftan öier mebe plaetfe öebben: enaltoaer t

ecbftS^quot; 3©etten oftgetooonten bpgeb?acöt toierben/ fo fal bocöbe ont^
3ön totop be onberöoubinge en nootb?uft m^ oft mm
ben ïiL?^ ^rceptie / inbien be ^oon een boot-toaeröige mifbaebt beb?ej
»bibK^ Oft anbere ftoaerlijcft göefonbigöt öeeft/ en bat öP anbere
ftaen S ^l^ft / toaer ban öp leben ftan. [©an falcft een ïïtitft moet ber^

gorii s?lquot;\'^9Öeen Baldus fept/inbe boo?-reben op be Decretalen Gre-

tm / w Coningö tot een ^ucceffeur berftiefen ftan upt fön läinöe^
CO. y^J^ 8P toil» ^aer iss oocft een Crempel in beli|lo?ie ban wexi-
tïöcb^fi ^^ oni fön mifbaebt ban
lacob, ontbloot ban fön eerfte
\'\'^^«n recöt. Adonia boo? David ban\'t^ötft^ [3©antöet »ftto%^

-ocr page 308-

LMs Ti David foo Uéeï aïspatcimottt\'acl/ niet öoo? \'t recßt bannbsp;rttae«?

booioifteban^oötfdf.] ^eifs macö öpgöeDoubm toecben (lii-ftoO^^
D.dei.i.\' genöe ont-ecft/öteecn grobe mtfbaebt tegöens fön ©aber öeeft begaen/
i:.M». è |nbtenber gantfcö göeen tepcftenen 5ön/ bat öem biemtfbaebt5pbec^
gijebm. j^aertnbfeïtöcften/ toelcfte ntet ftonnen berb?eembet toct^
Hoflier.fis beu/a! ifl batfe erffelöcft ?ön/en ftan öet felfbe ntet gaen/ toant öet ©olc»
f ƒƒöeeft toel ben toeg\'ö ban érffelücft berfto?en/ bocö erffelöcft fonber mPi
rnttithhmefim. [^tetöp(€e|tament/ met boo3 aboptiey aennemtnK
tot een Stnbt/ fiet Mariana, m.jto. ban t ^apelfclje EEöcft»] ©eel min fa»
be ont-erbinge öaren boo?tgancft öeböen in be liniale fucceffte/ baec fon^.
öec eenigöe naebolgingöe banecffcöap uptloutec gefcöencft bes bolcft?\'
öetïïöcftftomtopeenpöecnaeboo?-göefcö?ebeno?bece»nbsp;^

X X VI. lt;©öelöcfte b?agöe iffec / oft men öet fïöcft / en \'t cecöt om in \'t Mm
tefucceöeren/bertöenenop-feggöenftonne» €nöe is öaer aen niet t;
ttoöffïelen/ oft pöer ftan öet boo? öem felben bertöen en op-feggen/ maef
oft ÖP \'t oocft boo? fptt läinöeren öoen ftonne / öaer ban is meerber bet^
fcöil/ maer\'t toelcfte öoo? öe felföe onöerfcftepöingöe moet onttoarcef
toeröen. 3©ant öie in erf-goeöeren fpn recöt bertpet en op-fept / en ftan
op fön ^inöeren niets oberlaten. jBaer tn be lintale fucceffie en ftan öe^
©aöers öoen öen l^inöeren / öie ai göebo?en 5ön / niet fcöabelpcft 30%
toant foo öaefl als fp göebo?en
5ön/ iS öaer epgen recöt berftregöen öoö?
öe 3©et j üae oocft niet öen göenen / öie nocö füllen
göeb02en toeröen/
toant ÖP en ftan metberöinöeren/öat niet tot fgner tpöt upt bes ©oK^J
gifte öet cecöt mebe öaer toe-beöüo?e. Cnbe geit öiec tegens niet/ \'tgee^
top ban \'
t obec-laten öebben göefepbt / toant bie obec-latingöe / foo be»^
ben (©uöecen aengaet / is nootfaecftelpcft / en ntet b?ptoilltgö. ^at on^
öecfcöepöt is öan nocö tuffcöen öie göeBo?ett / en nocö ongöeBo?en jg
bat öen ongöebo?enen öaec cecöt nocö niet becftcegen is / en
baecom öe»\'
felfben ftan benomen toecben boo? ben toille bes ©olcfts /
inbien ooc» J:
^Buöecen / toelcften öaec aen göelegöen is / bat öet felföe cecöt op W^l
^inöecen obec gae/ öet felföe öebben nae-göegöeben: ^^aectoe fien«-
\'t göeen top öiec boo?en ban berlatingöe göefepbt öebben.
XXvii. ^en pleegöt oocft öit te b?agöen / oft ban be fucceffte in \'t ïSpcft öo?\'
öeelen mogöe/ \'tsp öe Coningö öie nu regeert / oft öet ©olcft öoo? öequot;*
felben / oft öoo? göegeben ßecöters. ïöepbes moet menontftennen/
beelöetoo?öeel ban ^Iwtiföictie en göerecöts-plegtnge belanget.
OöececötS-plegtngöe en uptfp?eftingöe/ mp niemanöt ais bp eenÖJJ
göer / ntet alleen blootelöcft in aenfien ban öe pecfoon / maec oocft te

Afft/

toelcfte nu cegêert/ onöertoo?pen is: [©an \'tïïiicft ban ©?attcftcytJJ

fiet Thuanus,Op\'t jaer 1595. ^tetoocfe Guieciardin,] \'tSaelCB

Upt blöcftt / bat öe nu regeerenöe Coningö fönHabolger en ^«ttlftfiJi;
aen göeen 3©et berbinben ftan/ toant be fucceffte in
\'t ^öcft/ en fl^t
onöer öet recöt öes ißöcftS/ entSöten-bolgöenöe göebleben tn oen ^^

-ocr page 309-

fpL«quot;5quot;99eö?agöen / en fulcfes göeöurenöe / en öeeft geentge oöerblöf^
S wer ban beöouöen. Écfe fp?efee ban een toaeracöttgö recöt-fcöapen
»fe/ en ntet ban een #?tnffcöap. ^^ocötans/möienöer berfcötlmocöt
buifquot; öe eerfte oo?fp?oncfeelijcfee totlle öes ©olcfes / foo en fal \'t niet
quot; »^eöen 5i)n/ öat öet ©olcfe/ \'t toelcfe nu fs / en toelcfee öet felföe ge^
ff^toerötmetöat^^olcfe/ \'t toelcfe eertöbts getoeefl tstesön/ fön
i^toööe öaer ober berfelare/ öte men öan fal öebben tebolgöen/ ten
fn feecfeerlöcfe toeteöateertööts öes ©olcfes mepntnge anöers
JWetoeefi/enöet recöt öaer upt bertoojben. [ïietjpin bergaöerm^^
ftSi o\'^\'^ïaten/ göelöcfe m€ngöelanöten^cöo«anöttS göefcöteöt/
(Zh^nidenus beröaelt / in öe ^aren 1571- en oft öoo? fefeere 2Cfgöe
{«ntentot öte faecfee / göelptfe in fSrragon gefcöieötis / als Mariana ber

««Vitnbsp;n «rtA Kiiöö^*\' hodTrttlttiitf» PiinhaM . htf «ISßfiferttßrS tOC-gCla

C .ffipytiden

Ij^^^^^gjetereaeeren. öen ban\'t ber fcbtl tulicnen Aerxes en Arrabazanes

É

S?folcfegöeoo?öeelt.nbsp;^ . ^

SebSquot;*^^ 3©antineenöeplbaer3(Stjcfefalöieongöettoöffelt

göelijcfe als in öeanöere goeöeren/ in toelcfee nimnietuitjpv
MS Ä\'^ffÖ^Pötgöemaecfet toeröt / op toat tööt öie5önbertoo?bett.
«Sïx in een öeplbaer iSöcfe een göeöeelte befeomt / öie toeröt oocfe tn
omnbsp;öoo? \'tpjibilegieban öen ouöeröom boo?-getogen/ öaer=

ren f?®j!^tleen bolgöt öen ^one / öie boo? öe eerfle inflellingöe göebo^
ööen ftföocfe in öeliniale fucceffie / foo öaefl als öet mt^ öerfere^
ïen öS: Wer feecfeere öope berferegöen öen läinöeren / öie al te boo^
toaren i toant neemt öat göeen anöere öaer ttae göebo?en
Unbsp;fal feggöen / öat men / öie te boo?en göebo?en toaren/

IBaer in öefe foo?te ban fucceffie / ntaecfet öe öopeeenS

i^ecbt / r öe fucceffie öer ïBagen ban ©aöers 5tjöe op-gef ctjo?i
fenbsp;B?outoen öoo? p?!b!legie ber manneljicfee geboo?tß. ^e^

f%n rl quot;quot; beröaelt / öeeft be oberöanbt öeöouben in ferften tuf^
^nemnrquot;!,®quot; [^ie ben naem gfiefecegöen Öe^ft ban Amxerxes
fcßennbsp;^quot;»\'\'erxesfepöt.] ^n\'tSinöifcöe lanöt tuf?

WöST^^\'öe^oon ban Herodes de Grootte, en fijn 2a?ocbecS; in
öet ï^ücfe göefeottien is; enüe in ^uptfianöt/
ntet fonbec lt;©0?l0ge / tuffcöen
Ofto de eerfte, en Henncus. c^tet

^t 3-nbsp;Bwe

Taufan.l
lüflin. lib.i,:
Tlutareh. de
amor. frat.
Hstcm. z.q,
r.üt pnraog.

XXVIII.

-ocr page 310-

gtecban S\'gebertus, en \'t genoteerbe/adlib.s.Withkindi. Bajazeth en G^quot;
mes beböen met ben anberen om öet (Curtbfcöe ilïöcfe gbeflreben j.
jazeth toas be oubtfïe/ maer Gemes toas onber f^ns ©abers regeertny^
göebojen:
Bajazeth öeuftbeoberbanbt bebouben: Mariana,coo
ttantinus Ducasöeeftöetßijeft fönen .^onen nae-gfielaten / toaer b»»;
itoee bent noeö bupten regeeringbe sijnbe / gebogen toaren / be berbe on^
ber fön regeertngöe/ fept
zonaras. Nietöet (Cractaet ban Corfet, de ^o\'

hregdt s.parte quiß.nbsp;^

IBaer bat top ïefen/ bat öet tot Eacebemonten anbers gegaen i^l
ts upt bratöt banbe epgöen bpfonbere3©etbanbat ©oïcb göefcöt^quot;^
toeïcfie/ om bebeurïöcberenfo?göbulbtger opboebtngöe/ booMogen
göene / bte / göeburenbe öaers ©abers regeeringöe/ toterben göeöo?rl\'
l^et feïfbe fean ootö geftöteben upt een bpfonbere 3©et ban be eerfie o»?
fp?oncbeïöcbe mveßmre, en infïelïtngöe / tnbten öet J^ötb tot ïeen aert e«»\'
vafai göegöeben toerbt / en ben göenen bie upt öem fuïïen göebojen bje^
ben j op toeïcfte reben bat ficö öeeft geflennt Ludovicus, tegens fön

betGaieatius tn\'tbetfcöiï ban\'tifettogöbom ban Milanen. 3®ant/\'

XXX.

Hottomait,
lU.q.i.
Tiratj. de
prim. ^ 40.
Mo tin. de
prim. Hb.j,
cap.6.

^uu ncrouocusnbsp;oemactji: uanTyn^Asoeoec Atoud

bermogöen/ aïs öet recöt. (i.) €n in bat feïfbe jperfifcöe M^^ISi
baer nae \'t feïfbe berfcöiï ontfiaen toas / aïs
top nu aengöeroert Ö^öö^quot;
tuffcöen
Artaxerxes Mnemon, en Gyrus, be i^Onen batt Darius en
des , iS Artaxerxes, aï-ÖOe-toeï ÖP tn ben privé flaet föus ©abetssf^*^

ren toas / nocötans aïs be oubtfle / Coningö berftlaert. ^ ...u

[vermeerderingh. (i,) ^jaefeïfS ArtaxerxesiSmebe-gÖefelin\'t wllj^

getoojben ban Xerxes, maer Darius en Hydafpes niet / aï-öoe-toel fP ^^^
ber toaren / maer niet gebo?en nae bat be ©aber toas Coningö ö^Ä
ben. ^ocö mogöeïöcft faï toaer 5ön / bat in #erfien öet i^öcft ö^Sirt
gen öeeft aen be flemmen ban \'t ©oïcft / bocö tuim bie benoten we»^\'
binnen öetConingöïötfte göefïacöte 3©ant bat göetupgöt Amana^quot;^
©an be
Arfaciden, toeïcfie Parthers 5önbe / obet be Herfen WJL^
göeregeert: en
zonaras bp juftinus, oocft ban ben ©erfen/ bie befenquot;
Opartöers 5ön nae-göeboïgöt.]nbsp;^^rt/

^iet min is oocft boo? lt;©o?ïogöeenparticuïiere ftamp-becötinöy^\'
geö?eben öet berfcöiï/ (i.) oft een ä^ebe upt een ouber
^one/foube
gaen boo? een jongöerlt;^oon. iHaer bit en öeeft göeen ftoarigÖÄßi
be ïiniaïefuccefTiei toant tn bitfeïfbige toerben beboobeinbit flw^vW
ïebenbigöegerefient / foo batfe öare recöt aen öaren
^tnberen ober-
ten : beröalben in foobanigöe fucceffie fal fonber eenigö aenften ban ^ ^
berbom een ^oon boo?-gaen/en bat meer ts/ in be i^ö^ften ban
bertoantfcöap/ oocft een lt;©ocöter ban beneerfl-göebojen ^oonj en
nocöouberbom/ nocö^etemaecften/
bat men be linie foube berta^
»erinerfféïöcfteen bepïbareïlöcfeen/ füllen fp te famen m een
beeltefucceberen/ ten 3p ban in bie ïSöcft^n/ baer göeen rep?efe^quot;jf^
toe-gelaten toerbt; 3iiseertöbtsin52^uptpnbtonberbe nieefie|^^j|

XXIX.

-ocr page 311-

Recht des Oorloghs tn Vredes.

l^ïett / (2») toant f«r fpaïrc jön be ^eben neffens ben ^one« tot be erf^
pntffetoe-aOelatem »erbe faecfte ttoMeltaö fiaenbe/
flaet beter te

Tlutar-Lye-.

wùi. quot;8t be ttature bteteirs gunittgtj ts / ms top uter üouen gnci^put
gfbben. iBaer ttibien opetttlijcft boo? ßet 25urgerli}cfte recßt in bie San^
tn-gfjcjjoert iS / be
reprefenratie in ber oberieben lt;©iiberen fîebe / fa!
ï^/JPïaetfegrijpen/ altoaer\'toocft bat ineenigfte 3©et gïjetoagö toare

jf weïtft men faï totïss toerben / ais men bie mmm feïfs titftet. Jüaec
vjt ts be befïe reben / bat men in een faboaaöele faecfte / be betepcfteniffe
ä^,^ftooo?ben moet uptflrecften tot aUeröanbe epggenfcöap/ niet alieen
CnatuurlijcftiS/ maer oocft nae beftunflen/ foo bat onber ben naent
jjn ^onen berflaen toerben/ en baer onber begrepen/ aengenomen ^o^
2 i onber éet tooo?bt doodt, oocft 25urgerli)cft boobt / bat iS / berban^
tllv om bat be 3©etten gfietooon 3pn foo tefp?eftem \'©aerom ban met
onber be naem ban naefle / ftan gaen be gfiene / toeïcften be a©et in
«en naeflen graebt fleït. iBaer in be erffelijcfte onbeplbare Kijcften/ baer
SJ\'^epjefentatie niet iS upt-gefïoten / en toerben niet aïïe-tpbt be 3lebe/
Ä oocft aïïe-tgbt be jongOer ï^one boo?-göetogben / maer aïs onber
® öcfte oft eben nae jpnbe / te toeten / aïs bie boo? toercfttngbe ban\'t
ffit in ggeïijcften graet ggefleït 50n/ faï bte be naefle jijn/ bietn ouber^
S bûo?.eaettoant top te boo?en gfiefept öebben / bat in be erffeltjcfte
wj^en in
\'t büo?öeel ban ouberbom / geen fucceffieen baït 25p be Co?

bet lt;5 ^oecft ban Diodorus Siculus. ?iïfoo mebe bp ben ©ànbaïen/\'
Sîlbero?bent / bat Crfgamp;enaem foube toefen /bie naefl in bïoebt / m
bÄ^fte in ^aren toas / iS be ttoeebe gebo?en ^on boo?-gegaen boo?
bo^önebanben oubtfl-gt;göebo?en.
(3.) ^00 ts in ^iciïien Robertus
3:9Öetogöen boo? Martellus, ^one ban fijn ouber $B?oeber / met ep^
CJötft om bie reben / bie
Bartoius bebacöt fieeft / om bat i^icilien een ^
ouÄ^/ »^aer om bat öet een Crf-rpcft toaS. 25p
Gunthcrus is een^/--^^
bS ban geïpcfte fucceffte in \'t ï^öcfte ber
Francken, maer ais
bSS ööefcöiebt upt berftiefingebes^oïcfts/ toeïcftete bien tijbe nocö
ftn^^Öeeï öabbe op-göeöouben. Haer nae bat fonber eenigöe berftie^
foÄbelittialefncceffieberiBagöen bi----------- ------

oaer ïjet ïiijcti ben Heraciiden op g«eb?agtim spnoe/ ge^ nißU.

ftgeJ quot;^ïe fucceflfie ber USagöen ban ©abers 5öbe onberöouben is ge^ ï.

röiS J^öerom Areus upt een ouber 2S?oeber cieonymus göebo?en/
ucfpfi-^\'iP^ cieonymus is büo?-göetogöem iBaer oocft tn be Itniaïe
n SÏfJ?ïoebt-bertoanten fal beigebe boû?gaen: (©öelöcft ais
ben / ff |oh.-!nnes be l^ebe ban Eduard, upt ben eer^-göeamp;o?e^
000? ben felfben
Eduardi iconen/ Hemon enbe Thomas gincftr

\'t toelcft

-ocr page 312-

\'t toeïcft tn öet ïiöcft öan Cafltïten öoo? öe Wtt eö^Jöfneectf^« {4\')

[Vermeerderinghen. (i.) ^iet Chopious de Domania, Ijè.^. Thomas
Grammaticus j
dscißoae NeapolimAr, lohannes Ié Lecier, deprimogmitus. ^^t
250CCfttïaettnOff«B»jZ«m. Mariana,Ä6.^ö.««^ir, Ctomtms ylikso.

(2.) ^iet \'tööeentopte ijoojenopöe ^.io.aenööetepcftent öeöB^rt»
lt;Om
öefec ooafaecfteii eertööt^ in öen ©falt5/ Rupertus deiun-
gher
ööefïeït / boo? öen anöecen Rupertus, afftomfttgö ban öen
b0?enen. ^tetbpReinkingius, ltb.f.Ckf.^.cap.r7.n,ss.

(30 Henricus,^OOnbanGenzo,boo?Gundemundus. ©anfUÏCftenfttf^

teffie fiet\'t ööeen boo?gaet tn ben (Cejct eni^otuïen/§.24.

(4.) Serranus, itt \'t ïeben ban Carel de Wijfe. €n Wariana, libjS\'\'
biefept / bat Eduardi ^iïtberen feïfss göeen berfcöiï baet; obet: göemaecftt
öebben* ^e feïföe Mariana,
hb.i^. aï^ öPgerp?often öaööe ban \'t becfcötj
tuffcöen ben ^oon ban Aiphonfus, en be i^ebe upt be$f feïfjS ,^oon/fepöt/
bat ban ben ßaebt fententie boo? be ^oon sandms, göefp?often i^ / nt«t
cecöt oft onrecöt ïaet ÖP in\'tonfeecftetr. 3nbsp;.

X X X r. iBet göeïijtfee onberfcöepbingöe moet men attttooo?ben op be b?agÖ^\'
A tuffcöen ben ober-göebïeben53?oeber ban ben ïaetfien Coningö/ en bj
^one ban fön ouber 25?oeber / mibt^ bat nten baer bp toeten moet / bat,
in beeïe pïaetfen be fucceffie in be^ berflo?benen graet onber ben
MnW
ren aengöenomen isf / baer fe ebentoel in be ötoerfcöe ïinie niet aengertO^
men igr. iBaer baer öet recöt niet ftïaer en igj / moet men ïieffi nepgö^i*
ober öie 5ijöe / toeïcfte öe ï^tnberen fleït in pïaetfe ban öare dBuberen/
[^iet Serranus ban lohannes, en Artus in Philippus Auguftus,be feïfbe fept/
bat tn Britannia Armorica fententie göefp?often i^ boo? be ïiniaïe fucceffi^
om Philips de vaioys. en Garei de VUL] om bat otï^be uatuurïücfte btl^
ïöcftöept baer toe ïepbet / nameïpcft / in be goeöeren öer ©oo?-ouöerert*
Cnbe ötnöert niet öat luftinian us öat recöt in öer 25?oeöeren ^onen bec
23?oeöeren toeöerrecöteïöcft noemt toant fuïcfijJ öoet öp niet / ten aej^
ften ban benatuurïöcfte biïïücftïjepbt/ maer ten opften ban öet oufj
jSootnfcöe recöt. Eaetonsfboo?t0öe anbere b?agöen ober-ïoopen/ öt®
Emanuel CoftabOO?-fieït.
^ ^ X.. ^p fept / bat besJ oberïebetten 25?oebers? ^oon oft ^ocöter/oocft boö?
X r«/lt;/^.§.i3C0Comngösflt;©omgaet; tnet recöt j en bat niet aïïeen in be
lintamp;Z
■D^dètZ. fwc«fr« / maßt ooftï tn be erffeïtjcfte / en be itlijcften baer rep?efentat;f
nnhm.^\' tn ftebe beiS oberïebenen pïaetfe ïjeeft: maer niet aïfoo mebe in be

ften/ toeïcfte met m^tife toDO?ben ben natuurïijcften graet aenfien j ^^^^
in bie faï boo?-gaen / bie in lt;;^ere oft #uberbotn boben faï 5ön. ^^

XXXIII.nbsp;3|p boegöt baer bp / bat een i^ebe baneen ^oon göebo?en / gaet bfo^
een ^acöter: toeï gefepbt/ te toeten / ban toegen be ^ere oft manïijf^y
Ößpbt ï
mtt befe ecceptie / ten 5P bat öet berfcöiï 5p in fulcft een ^ano^
baer men oocft feïfsf onber öen ftinberen alleen be graebt aenfiet.

XXXIV.nbsp;^p öoet öaer toe/ bateeniongöer s^ebeupteen jgoon/ gaetboo?»*\'
ouber l^ebe upt een ^ocöter gljebojen; \'t toelcft toaeracötigö i?^
liniaie fucceirteber»ebtbertoanten/ (i.) maec in öe ecffeïtjcfte f|5

Novell.it.

xxxir.

-ocr page 313-

SlfF\'? ttï^t / ten Mt hmt ban een bpfonbere teet getoont en boo?t-
f« bjerbe. €n ts be bp-geDjacöte reben ntet fuffifant / om bat öe^

foü^d®nbsp;lloeber foübe ttptöbefïoten bebben; Wm fultbs

^\'iet boilffïft^^^^^^^^nbsp;^^ perfoneïe biaerötgöepöe/ toeiefe

^nïtöjS pm Mariana,nbsp;m ^oitusael*

miua.\' r\'i^sennocötansfepbtbp/ batEmanue!boo?ben»epfer Maxi-
be/ S iss/ öoo? be genegentbepbt ban \'t boïcb* tEïfoo fepbt be feïf^

garia ïl»nbsp;t^ijcb ban Caiifïten / Ferdinandus, beloon ban Ben-

öbctt JS^Ser ^ujier ban ben oberteben ïSoningb Henrick, ts boö?aöeto=
ö^chfl^ \' be ouber ^ufïerban ben feïfben Kontngb/ bat fultbs
^^ f^öens ©lancbrtjtb/ baet Bianca aen geöoubseïötbt

een 8p baer bp boet/ bat öem buncbt bjaerftööneliitft te jrjn / bat x x x v»
nunjpiTF/ öebo?en upt een eer(t-gbebo?en ^oon/ fouöe een ^one upt-
feïfg ^/«an tn be erffeljjcbe 3^ontngbrijeben ntet aengenomen toerben/
^^ reprefentatie fn pïaetfe bes ber|io?benen aengöenomen
öte maetbt toeï öatfe
capabel 5p tot öe fucceffie Mlaec
^„ïisene öie
capabel 3ön/ moet ïjet boo?beeïber ^etegeïben.

Mt^ ban mragon öe ^on^ban een ^gujïer/xxxvr.
«ertSiSSquot;^quot; boo?een l^ocDter bes 25?oebers. [Mariana fepbt / bat men
*«ï!S^^SSSöeïooftöeeft/batbesa^onings^?oeber/ennietbe;©ocö==4;^ •
^ocöbatnamaeïsbe Hniaie fucceffie aïfoo be^ ^pa.c.u

% heeft^^feïfbe/xiè.fp?eecbenbe ban Aiphonfus: a^oi. «.u.

^«s bovenbsp;erffeniffe van\'t Rijck de Neven van Ferdinan-

btaken quot; Sonen, oock uyt de Dochter, foo daer mannelijcke erven ont-
Soo Werd des felfden Dochteren fouden voorgaco. €n bOegÖt baet bp ï
ren. Vers j quot;^^quot;\'Shmael nae der Koningen believen de rechten om te regee-
«SiïwïiL\'Mariana,

^iböbS\'^^^f^öfefaïin öe €rf-ïlijcfenöejongöfïe ^loeöeröes la? xxxvii*
saen boo? be ^ocïjter ban öeouötfïe ^?oeöer*

m

m ^

-ocr page 314-

Het achtße Capittel.

Van de verkrijginge, welcke gemeynlijck ghefeydt werde

door \'t Recht der Volckeren te gefchieden.

I.nbsp;Dat veele dingen voor\'t recht der Volcke-
ren gereeckent werden, welcke, otn eygent-
lijck te fpreecken, fulcks niet en zijn.

II.nbsp;Dat de Viflchen en wilde Dieren in ftaen-
de Wateren, oft parcken befloten, door\'t
natuurlijcke recht onder beheerfchinghe en
eyghendom behooren , teghens \'t gheen de
Roomfche Rechten voor-geven.

III.nbsp;Dat de v/ilde Dieren, indienfe wech loo-
pen , niet laten den genen toe te behooren,
diefe gevangen hadden, indienfe rccht kön-
nen bekent werden.

IV.nbsp;Of debefittingedoór inflrumenten ver-
kregen werdt, en hoe ï

V.nbsp;Dat hct tegen\'t recht der Volcken nieten
flrijt, dat het wildt Gedierte den Koningen
toe-kotne.

V Igt; Hoe\'t befit verkregen werdt van andere
dingen, die geen Heer en hebben.

quot;Vil. Wien dat een fchat natuurlijcker-wijfe
toc-behoore: en daer over verfcheydenheyt
der Wetten.

VIII.nbsp;\'t Geen in de Roomfche Rechten ge-
leert wert van de Eylanden, en aenfpoelin-
gen, dat fulcks noch natuurlijck, noch met
het recht der Volcken o ver-een-ftemmen-
de is.

IX.nbsp;Dat natuurlijck een Eylandt in een Ri-
viere, en het diep van de Riviete uyt-ghe-
drooght zijnde, de grondt en bodem dien
toe-behoort, wien de Riviere , oft een deel
van de Riviere toe-komt, namelijck, hct
Volck.nbsp;\'

X.nbsp;Dat natuurlijcker-wijfe doos hooghe Wa-
ter-vloedt en overloop der Rivicre . den ey-
gendom en beheerfchinghe des Landts niet
verloren werdt.

X I\' Dat oock in twijffeünghe de aenfpoelin-
gen het Volck toe-behooren.

XII. Maer datfe fchij nen gegunt tezijnden
genen , weicker Landen geen andere pal^
en hebben, als de Riviete.

XIII.nbsp;Datmen hct felfde oock ghevocl^
moet van een verlaten Oever, en ghede^\'
van den uyt-ghedrooghden bodem der ^
viere. .

XIV.nbsp;Wat men voot een aenfpoelinghe gt; ^
wat men voor een Eylandt houden fal. •

XV.nbsp;Wanneer dat de aenfpoelingen den \' *
fallen toe-vallen.nbsp;.

XVI.nbsp;De redenen werden wederleydi, ^ ^^
door de Romeynen hare rechr als natuquot;\'
lijck befchermen.

XVI I. Dat een wegh natuurlijcker-wijlc
aenfpoelinge belet.nbsp;u

XVIII.nbsp;Dat het niet natutirli;ck is, dat
vrucht alleen den buyckvolge.nbsp;,

XIX.nbsp;Dat natuurlijcker-wijfe, gheüjck

vetmenginge, alfoo mede door fatfoeO\'ij
vinghe uyt een vreemde nature, een
gemeen werdt.nbsp;^

X X. Oock al waer\'t dat de materie ter qquot;^
trouwen aengevaert ware.nbsp;pi

XXI.nbsp;Dat het niet natuurlijck is , j^ji
meerder vermoghen een minder faecke
meerderen toe-behooren foude : daer \'
andere dolingen det Roomfche RechtS\'»
leerden aengewefen werden.

XXII.nbsp;Dat natuurlijcker-wijfe , uytplä^^^jj
ge, ingiiffinge , bouwinghe, op eens an
gemeeßfchap fpmyt.
nbsp;-Me,

X X 111. Dat de beütter natuutlijcker-w^^
de vruchten fich niet kan eygenen»®®®
onkoften mach in rekeninge brengen- rj,

XXIV.nbsp;Oock die ter quadet trouwen

XXV.nbsp;Dat de overleveringhe natuiirW^,,er
wijfe, tot de beheerfchinghe niet wetquot;
eyfcht.nbsp;jjic\'

X X VI. Het ghebruyck van \'t geen tquot;^
toe verhandelt is.

€ ojöece mft ons ööeBjatamp;t tot De berftröötnööe / to^ïf f
fcöieöt öoo? öet cecöt öec ©oïcfeecen / foo öecce öat ban t t^^\'p
öec natuce onöecfcöepöen ts: bielcb cecöt
öec^oïcben / ^
Öiec boben ööefepöt öebben öat b?pbJiUt0öï^. iêoeöaïnöy ^j)
öie becbcüoinsöe / toelcbe öoo? \'t cecöt öec lt;©o?lo3öe ööefcöieot^^^i^
ban öie faecbe fuïlen top öiec naec betec öanöeren/ ais top
öe toeccbi^gj^
öec lt;©o?ïo0öe fuHen becöalen.
^e J^oonifcöe j^ecöts-ööeleetöen / ^^

-ocr page 315-

isïfrfu ^^.^^öötnaöe öer Öeßeecftötnge mt öe öoeöereit/öanöeieit/ bec^
jrtien beeïe manteren ban bte te berftrijflen / toelcfte fp Bet recöt ber boic^
^gnoemen: tnaer foo eener baer recöt oplettet / falbebinben/ batbte
binbsp;öet recöt ber lt;©o?lose / ntet en beöoo?en tot bat recöt

toeS*nbsp;maerbatfe/ oft tttoetengljebaacljt

recöt ber nature/ ntet toel öet fupbere recöt ber nature/
öom / quot;LSyeen / toelcft bolgöt be nu in-gefielbe beöeerfcötngöe en epgen?
iticfe/m ^^^^ 25urgöerlöcfte aBetten j oft oocft totbe 25urger^
om-rr^ ntet alleen besfißoomfcöen Bolcft^/ maer ban beele
fuicÄl ï^öen ©olcften. (i.) ^cft göeloobe/om bat ben Oo?fp3oncft ban
aöoïrfcfiv^öÖeftomen toassban ben lt;©rtecften / toelcfter tnfetttngöen be
l\'carn.5? Italien / en anber naburtgöe ©olcften bolgöben / foo Ha-
Olichail\'r^^^^ï^ï\'^t^^aentoöfen. iBaer bat en tentet öet epaöentlijcft
itno\' recöt ber ©oicfteren toant öet en beöoo?t ntet tot\'be onber?
totnbsp;otttmegancft ber®olcften ntet malftanberen/maer

op öem felben: baerom öet oocft ban
Jae wlf ® anbere baerom te b^agöen / beranbert toerben ftonbe/
iäecJrl ^ oocft göebeuren/ bat op anbere plaetfen en tpben een geöeel an?
ftenVittnbsp;en topfe/ en bten-bolgenbe anber recöt ber ©olc?

foo göenaemt / tngöeboert toerbe: \'t toeïcft top oocft
göefcöiebtt^/ nae batbe 3|oogöbuptfcöe ©olcfteren
ingöenomen öebben. 3©ant gelijcftalj^eertptss
öïler recöten/ alfoo 5ön nu be3|oogöbuptfcöe infettingöenbafl
^öfe SS®quot; aengöenomen / en blöben nocö in öare ftracöt* eerfie
Öetnbsp;/ toelcfte ban ben ïSomepnen göefept toerbt/ tot

^«c bSunbsp;te beöoo?en / m be in-nemingöe oft aenbaerbinge

f^ï natit.21 ^ ^^^^^^ niemanbtepgen 5ön: toelcfte toöfe bupten alle ttoöf-
Penbomi®? ï^/1quot;ﻫquot;ftquot; / al^ ïfife göefepbt öebbe / nae batben ep?
^®5ftS!E\'quot;öÖeboerttoa$È/ en foo langöe göeen
mtt pet anbere ett
^e^Ê^rgöineert. 3©ant beöeerfcötngöe ftan oocft boo? beSSurgerïöc?
eVernf^^^taecftt en te toegöe göebiacöt toerben.

(i*) loebanigöeober-een-ffemmingöeber ©oïc^
^t^tg en ftcl oo?faften/ oocft in anbere tttanieren / öie tot öet recöt
% nfp^?^^quot;^ ©an
Plinius toerbt aengöetoefen / bat men een .pen?
S^WetteSf^h®\'\' ^^^ ÖP tanben öeeft/nbsp;mt

. cap.s7. ^at men ^cöeerber^ oft

IL

ïsiisjniet tjupten
»»^f otetn be ?l»oflcöen befïoten jtjnbe / tn \'t toiïbe ober aïïoopen. j

IBaer

mn z

-ocr page 316-

L.\'Tof.deri. i^aetjïg^ifcöen toeröen ntet mirt öefïoten Samen ee:! parttotïter ep^
D dZS. öÖen fïaenöe mm/ m tn een MMt/ oft ©tfcD-ötjcften öe 25aircf)ert/
hT. öte toel omliepntngöt en öefïoten 3ijn/en beötotngen en beflupten öe toii^
öelt;0öeöterten ntet minöer/ ais öepten pereben: enbe en berfcDtllen
befeöingben nergbens anöers tn / ais öat öe eene betoarinae oft beflup^
ttnglje
toat enger / en öe anbere toat toiöer is. daerom tot onfen tijöett
bie anöere mepningöe öeeft öeoberljanöt göenomen / öat men berliaet
bat öe toilbe lt;©Öeöiecten binnen partituliere epgöen 25o|T£öen / en ©if^
ftöen in particuliere tïaenöe toateren befïoten /gelöcbfe befeten toerben/
alfoo oocb in beöeerfcöingöe en epgöenöom jön.
ï r r. w^t ïsoomfcöe ïiecötS-göeleeröe feggöen / öat öe toilöe lt;©öeöierten/
L. fud mim foo öaefï fp öare b?pöepöt toeber brögen / laten onfe langer te jön. JBaet
J nocötans in alle anöere faecben/ be beftttingïje/ toelcbe ban beöeet^
• quot; fcötngöe aenbangöt / en toeröt baerom niet ber lo^en; maer göeeft bee»
unmp.v. eec cecöt om be befittinge toeberom te bo?öeren. €nöe ts toepnigö öaet
««ggji göelegöen / oft een anöer onfe goeöt ban ons toecö neemt / oft batf J
öaer felfs toecö maecben/ aiseen,i^labe bie toecö loopt daerom P]
toaeracötigöer is / bat be beöeerfcöingöe baer boo? niet berlo?en toeröt/
bat be toilöe \'Slieren upt öe betoaringe ontbomen jön / »«aer upt toaet^
fcöönelöcbe en betoöfelöcbe nae-giffingöe / bat top göeoo?öeelt toeröert/
obermiöts öat öet feer ftoaer ts öie te acöter-bolgen / be felfbe boo? bet\'
laten te reeebenen / infonberöepbt als be felfbe niet bonnen ban anbeten
L. namrai. onbetScnt toeröen / toelcbe öe onfe 5ön getoeefï. iBaer öefe nae-ramit^^
■-D 4, acq. nati ÖOO? anbere giffingöen te niet göemaecftt toeröen/ ais toanne^J
öet toilöt«©öeöierteeenigöe ben-en mercb-tepcftenen aengöeöangöfquot;
5öni öoeöantgöe men toeet öat eenigöe 3|erten en©alcben gebaötÖ^5\'
ben / bie öaer aen erbent/ en öaren leeren toeöer-göegeben 5ön. ^rr
baer toeröt berepfcöt eenigöe licöamelöcbe befittingöe en beöeerfcö^;\'
göe te berbrögöen / en baerom is niet göenoegö Öet ï©ilöt göeguetfi
öebben / göelijcb met cecöt tegöens
rrebatius goet gebent is. ^aer

bomt öet fp?eecb-to00?0t: Ghy hebt den Hafe voor anderen op-ghedaequot;\'

öcnovidius Metamorphof.fiè./.öouötöettoat auöets te 5ön/ te toef^\'j
toaer ÖP is/ aïs öem te binben. CHarmenopulus,/«t.i. €ener en toetp^

ban een anöeren göeguetfi 5önöe / öooöet / oft binöet / neemt öaet
een fcöolöer met böf ribben / tot be refïe öeeft öie göene recöt / öie t
toonöt öeeft / öocö niet langöer ais binnen biec-en-ttointtgö nun-^ .,
i V. t©ocö foo ban öat befit bècbcegöen toecben / niet alleen met öen
i^inhqum. / maecoocïï öoo? ^nfirumenten / als ballen / netten / flricben :
D. deae^. j^gg^ ^^^^^^ ttoeeöiugöeu : eerfïe
tS / öat öie Sinflrumenten
\' • in onfe macöt : ten anöeren / öat öet toilöt lt;0eöterte öaer in foo b^^^t
3P / bat
öet baer niet ban uptbomen4 toelcfte toöfe moet befi^^^
toeröen öe b?agOe ban \'t toilbt ^toön / bat in ben fïricft geloopen toa^- ^
V. ^efe bingöen öan / füllen pïaetfe öebben / inöien öaer geen S^^\'fpe

-ocr page 317-

Wentgöe goeöeren fouöeaentoöfen / öaer op fp öaer toaerötgöcpöten
gfßiKötenonöeröouöen/ öeböen toötïöcftgöeoo?öeeït / öat men ban
fS |öenbeöoo?beaenbantï{ temaecfien/ toelcfte fonberpöeri®anS
K^fftonöen göegöeben toeröen / öoeöaniöö
5ön aïïe öte öingen / toeïc?
J:Jjyti tn niemanöts beöeerfcötngöe geftomen 3ön. L^ocö ban \'t ber-
Kf quot; 8Öeb2Upcft ban ött recöt/ fiet
Sarifberienfis in Policratico.] ^eïCft
oocft öe €gpptenaers göeB?upcftt öebben. 3®ant bp öie
öe Coningöïöcfte berfojgöer oocft fuïcfte bingöen. €nöe öeeft
con^^^r in c.
hnmfi^\'ïtït boo? be innemtngöe befer öingen / beöeerfcöinge en epgen^ |
VÄ ober-biagen / betopï om epgöenöom en beöeerfcötngöe te ^ \' \'
Sf-nbsp;^^3©etaïïeengöenoegöfaemis.

hcii^^;^. 3©ant fuïcfte bingöen / inbien top aïïeen be nature boïgöen / be
A
ciSk 5Ö«nen toe/ öiefebinöt / oft aentaflet. ^oo ts öet €pïanöt
ftompH?\' toe-göeftent öie ban
chaids, toeïcften öaer eerff toaren op-ge^
ben
7rt\' ^ biet öie ban Andria, öie öaer eerfl een in- gefcöoten öaö==
litfiLr? oat öet begin ban befittingöe is / be t\'famen-boegtnge ban een
èailh^!?/^\'^^ öet anöere / \'t toeïcft aen betoegöeïöcfte öingen meefl öoo? öe
SS; ®en bafle ïeggöenöe gronöen öoo? öe boeten göefcötebt.

leer-ïoofeoftonbeöeerbegoeberen/fteöoo?enöeberbo?gett vïi.
öat is/ geïöeren toeïcfters ^eere onbeftent ts.
ïöcft bJfJï^^ ^^öcftt / is / aïs oft niet en toare: öaerom oocft natuur^
ban hl\'rf^fen ftomen toe öen genen öiefe binöet/öat ts/öen genen öiefe
menÄr^^^^\'^^\'^^\'^t/en aentafl. igocötansen beröinöert öit niet/öat
9Öen oSi ï^etten / oft manieren en göeö?upcften anöers fouöe mo^
^en /nbsp;(lO P\'^to toiï / öat men \'t öe lïSagtflraten faï aen-ge^ nmr. t.n

^«ttfcïir/ oft(0oötfp?aecftraeötb?agen: lt;!Bn Apoiiooius toeeS\'quot;^-\'^

mSVÄ^fquot; sabe lt;0oöts / bien toe / öte öem öocöte öe befle te toe^
^^öatftnKïF^S^^en toas aengöenomen/ öat öen leere öes tScfterS öen
^PtbeCrll fJF^quot;!quot;/ (^0\'t toeïcft fcïjönt te ftonnen bepten toeröen
F^enrefSïfÖJmt/bp Matth.
nbsp;en öat öet feïföe oocft in ^p^

loftratus y/ö^^eefl/ befïupte icft upt öet iflo?ie/ toelcfte flaet bp Phi-
^fï^ettenöer^oomfcöe Kepferen jiin in öefen
S h/ffi^ï\'^^quot;/ ten öeeïe upt öe Conflitutien bïöcftt/ ten
severi,r.^iwo?ten(.?.)banL3mpridius, [^n\'t ïeben ban Adriaenen
^^Öatten / IS-fl\'nbsp;©oïcfteren ban ^uptfïanöt öeböen öe

^^ öat is nS /Ä? ^eer-loofe öingöen / öen #?tncett toe-geftent:
.ïu een gemeen recöt / en als een recöt öer amp;ilcften. (40 3©ant

3nbsp;öet

Bet tuffcöen öoiwj toant öe nieutoe llecöts-ööcïcetöe^ön fget
jeöjosöen / toeïcfte mepnen bat befebingfien aïfoo natuuclötft 3m öatfe 2 i^if
juet ftonnen becanöert toeröen: toant fp niet fimpelöcü natuurïijcli 3m/ Mon. c«/

-ocr page 318-

ïjetbjtcbt onöetöouben itt i^^Hptftanöt / tn ©?ancfit;ijcfi / tn cngelanöt/
tn^tfpantm/ en^enemaccBcn, €tt toaecom öet fdfbe Dan ööeen on^
recöt fean göefïcaft toerben / öeööen top nu ööenoeöö söefepöt.

[Vermeerderinghen, (i.) ^e 3©ettJan Biblis tS/ ÖatOÖP ntetgeïe00t

en öeßt / en neemt ntet toecö fulcfes pjöfi Apoiionius fep phiioftr uus.

(z,) fulcfe een recöt fcöönt oocfe bat tot ïtomen 5p getoeefï ten tijb^l^

banPlamus: toant Caiicles fepbt: Die\'c Huys kochte, foude dien dat gel\'
toe-komen? €n baer nae: MaerdeKooperdes Huys foude dien fchat van
my, als fijns Vaders, weder-eyflchen.

(^tet Tacitus ban befcöatten tn Africa, bte Nero boo? öopeaïöaö^
beop-ööefïocfet/nbsp;^tet
phiioftratustn\'tïeben ban Atticus, toeïc^

ite plaetfe zonaras tn Nerva öeeft upt-aöefcö?eben.

(4.) ^tetSpeculumSaxonicura, cap.jf. COttfïttUtfen baUFrede\'
ricus
tn Steilten/ m. ss. en JOS. ^e feïfbe mantere ts bp ben lt;0ottöe*^\'
Coningö TheudericusbpCaffio dor US,nbsp;Het en is gheen be-

gheerlij ckhey dt te ontnemen de dinghen, om welcke geen Heer en fal fuch\'
ten dat hy verloren heeft, feïfbe / likc.//. De wech-geleyde gelden mc
de, welcke door langhen tijdt en ouderdom, haer Heeren verloren hebbeögt;
füllen door uwe onderfoeck in onfe fchat-kiften ghebracht werden, op dat»
dewijl wyfe alle toe-laten het hare te befitten, fy dc vreemde goederen o«®
garen behooren te laten volgen, gewiflelijck fonder fchade verlieft hy \'tgeeö
ghevonden is, die fijn eyghen niet en verlieft.]

Eaetons nu feomen tot bie bingöen/ toeïcfee be ßibieren aengaeti\'
ban toeïcfee boojöanben jönbeeï anttooo?ben en confuïïatien ban ouö^
Kecöts-göeïeerbe/ en banbe nietitoe oocfe göeöeeïe CommentarteïJ,

[5ian lohannes Borreo, Antonius Marfa, lohannes Gryphiander, beÖ^Ï^^quot;

be gene / toeïcfeer namen ftaen op be feante ban ben Cert.] ?©ocö be bi«\'^
göen / toeïcfee ban öaer ober befe materiejön göefcö?eben / bie jön
te-famen tengoeben beeïe upt infetttngöeban fommigöe ©oïcfeeren/ J\'.
göeenfins upt öet natuurïijcfee recöt / aï-öoe-toeï fp bicfetoiïs öate tn^
fettingen met bten naem boopen en befeïeeben, a®ant beeïe ban öare
fpjafeen fleunen op bit funbament / bat be lieberen en ï^ncfien m\'%
Öoo?en ben göenen / biebe naefl-göeïegöen ilanben befitten; en oo£»
feïfSbebieptenenbobemenber ßibieren/ fooöaeflbte banbe3$ibtef
berïaten 3ön: baer upt boïgöt / bat oocfe be €pïanben/ toeïcfee in be
biere getoaffen 3ön / ben fdbtgöen toe-beöoo?en, ^an oocfe onberfcÖ^J!
ben fp in \'t ober-loopen ban be ïSibiere / bat een göeringöe oberïoop^oj:
beöeerfcötngöe en epgöenbom niet toecö en neemt / ntaer een
groote öi»
toecö neemt j bocö aïfoo / bat bp aïbien be ötbiere met een b?ift en g|/\'
toeïbt toeberom teruggöefeeert / bat ais banbegronbt
bieberbjoncfeequot;
toas / toeber-feeerttot fön leer / boo? \'t recöt / toaec boo? \'t geen becio\'
een toas / toebec göefecegöen toecbt i maec inbien be bïoet allencfefng?^
toeberom te cuggöefeeect/ aïsbanbegconbt niettoebec-feeect totfP\';
boo?igöenleec; maecfeïfs ben
naefï-göeïegöenenbefitttngenaentoai^

fe. 3©elcß alles icfe niet en ontfeenne bat boo? be 3©et öebben

quot;ïém. i.z.
éfiht.
(Vttjet. (ivar.

l.pei.cat,
f
.3..

VIII,

Mart. Tyher,
\'^apt. .Aytn.
de aH.jxre.
Cengn. l, 3.
jur.civil c.\';.
L. Meo. igt;.
de acqx. rer.
dem. d.t.adeo
quodfi. l.er-
fo. 1, Mart.
ädut.z.

-ocr page 319-

-quot;^ufiunmftercHett/ ucfcöecmt toeroen: opcvjoatpjuaiw^\'^^y^quot;

.5ijn / gfieujcïi fp fcfiijnm te geboeïen / en fean icö geenftn^ toe-ftaen,
L^t een paffagfe ban
caflius bp ürbicus, en Boètius.]nbsp;^ . ,

^ant foo top letten op \'t göeen göemeenïötfe aïfoo gefcßtebt/ be ©olc^^ i x.

öebben eetjï be Sanben tngöenomen / niet aïïeen boo? \'t göebtebt/
»^oocftboo?öeöeecfcöingöe/ eet bat be «en ^ctimlteren
wiecbenupt-göebepït [^iet \'t göeen top öiec boo?en gïjefept ö^BB^«/

§.19. in ben toten bp-bOegÖfeïen.] Séneca fept: Wy noemen het De hms.i.j,
^andt-palen der Athenienferen , oft van Cspua , welcke daer nae de na-
h
klquot; den anderen met een particuliere bepalinghe van den anderen
eh -Onderfcheyden. ^00 fept OOtft Cicero : Van natureti zijn geen dm-
Ipn die yemandt in \'t byfonder eyghen , maer oft door oude innetninge, als
, ® «ertijdts in ledighe Landen ghekomen zijn, oft door overwinninghe, als
certijdts door Oorloge verkregen hebben; oft door de Wet, verdragh,
^quot;Qitie.oft lotinghe. Daer uyt komt dat de landen van Arpinas der Arpina-
gt; die van Tufculumder Tufculaner Acker genaemt werdt. Dion Prufaeen-
®»nbeilÖ0bifCÖelt;iP?atie: Doch fy zijn onder byfonder« elck een\'t fijne
verdeylt. Tacitus fepbt ban be ^UptfCÏjeni De Landen werden in \'t ghe-
meyn by viecken ingenomen, welcke fy daer nae onder den anderen deylen

waerdigheydt. ï^eïösï^en be bingen/ toeïcbe eertöbtjs ban ben
SSÏJcn ingenomen/en naeberöanbt nietnptgöebepït
mm / öte moet
E öowben bat ben ©oïtbe epgen toe-beöoo?en: €n geïncb tn een ^t-
Sïi^»^«t«c9teenpaïttciiïiet: pecfoontoeboitit/ «ngetoaffen
j^Banöt/ oft berïaten biep/ ben particulieren toe-bomt: 3Cïfooineen
ö^mepne pubïtjcgue
mtiimf beöoo?t bepben öet ©oïcb toe / oft ben göe^
ïgt/^*«nöet©oïcbfulcït.égïjegebenöeeft g^ocö\'t geen top bant ber^
rSÏ!^\'\' ^^^ ßibiere gefepbtöebben/\'t feïfbemoet men ban ben o^ber
toe «tï^\'^ftaen / toeïcbe öet uptter(Ie epnbe ban \'t biep i^ / bat t^ / toaer
s«,j^ft«ui1Ötïtbe3^ibiereficöuptfp?epbt. [SCïfoogeïbt tn ©?anc|rtjcfe
ftïi^ ^orep, Lih... inlollanbt/ enbenaeburtgeSant:^
/ baer in ouben tijben feer beeïe bufbanigöe gefcötïïen 5ijn göf
bet ^ ïagen gronbt/ grootöepbt ber ftroomen / en nae-bp-öepbt
aubSf«^^^^^^ Ö^t toan öier ontfangöt/enbaer toeberom aen een
3Ue SsÄ^^t ^oert / boo? \'t göetöe ban ebbe en bïoebt /öeeft men t
toatpS / ï^^^ geöouben/ bat be €pïanben/ bie toaerïijcb Cpïanben
bietnbsp;tot öet pubïijcgue patrimonie enbe erf-goebt/oocft

be berïaten biepten enbe bobem^ banben ïiüön en iBafe:
f^^\'^^^^ «ptfp?aecft gebaen / en fïeunt bat op feer goe^

li hS^öftostfen/ moet toefen onber \'t recöt ban bien/ onber toeïcften /r
ebennbsp;j^iaer met be ütibiere / en öet ïebige biep of bobem/ ^ia. lu,.

^^ se^Bcft geïesen / en öeeft öet feïfbe befcöepbt / niet aïïeen ban bte b.

50be/

-ocr page 320-

öie iïjp u bootennbsp;öcBöen / öat öefe öingiien te famen ban Ijeï

büïcfe ingöenomen 5ijn/ en 5ön onöet gDeen pacticuïiece t)eDeecfcDitt9y|
nocö epgöenöom geftomen: vï^aetom top öat oocft niet ais natuticïö^p
aen-nemen/
\'t göeen fp feggöen/ inöien öe S^anöen af-gepaelt en öeöep^
ntngöt 5ön / öat öet cplanöt fal toe-ftomen öen göenen öte \'t in-neentt*
i.i. ^ iJiv 3©antfulcftS fouöe öan eecft plaetfe öebamp;en/(2.) inöien öeiSibietefelfp/
jhu D.dc ^^ j ^gji^ pgj j,j^p gjj jjgj^ boöem / niet ingöenomen toaren/ gö^^
löcft een Cplanöt in öe ^ee getoaffen / ftomt aen öen göenen öie öet in-
neemt*nbsp;^^
[Vermeerderingen. (i.) 25efcö?öbingöebanö?öbenöe €planöen bino«\'

men bp Seneca, Natural. Ub.3. cup.^s 25p Plinius de Oude 3 Ub,2. cap.jgt;7. MS\'

crobius, T.smrmh.?. €enaeröigeöefcö?öbinge banfulcfte €planöen/

in öet LacvanVademone» biUbtmen bp Pliniusde Jonge, IjM.mMquot;. e»

öer©laemfcöe€planöen/ in\'t ^oecft ban Chifledus, toaerbigö ö»^

(1,) Siculus Vhccusjibre de coaditiomhusagrorum: ^n fOmmige ïanbett

be toöfe ban beJïibiere mebe onber betoe-toöfinge begrepen: Sin fot^^
mige/alsban\'tp?incipaelfie afgefonbert/göelaten alleen: fjn anberen
wptgefonbert/enbaerbpgefcöieben/bie^tbierfoobeel* ®an be mn?\'
pjinctpale bingen/ fiet \'t geen saimafiut fcöJöft/ feer trefïöcft / als alle w
bingöen 5Ön/ op
soiïnum. ©an öit gantfcöe (lutftöer ]öibieren/en btn^
göen tot öe ^ibieren beöoojenöe / fean öe göene öie öe tgöt öeeft / beft^

Kofcnthael, ban\'tteCÖtÖet ïeenen/ Cap.s.corel.23. Sixtinus de Ktp»quot;
buSjIiè.^z. cap.3, CxpoUz,deftrvitmibetsruJiicorHmpridwrum,cap.3/,\']

X. €nöe foo top alleen öe natunrlöcfte reöen bolgen/fian men oocft \'t ml
be niet toeliaen ban een groote i»mdatie etf oberloop ber J^ateren.
oft alfcöoon öet bobenfle beel bes ïanbts in janbt toerbe beranbert/PJ
blöft bocö öet bafle öeel ban ben gronbt beneben / en al t|ï bat bie tof^
ban öare öoebanigöepbtberanbert/ fooenberanbertfebotö öet toeP\'
t niet/ niet meer / als toanneer een beel öes Eanöts ban een flil-(ïaenS
toaterbebecftt enbe oberftoommen toerbt/ toiens recöt öe «oomfw»
z. ucHu D. 0ecöts-geleeröe te recöt en toel oo?öeelen / öat öaer öoo? niet toert »e»^
dj accj. rer. anöett* lt;©ocfi eu is öat niet natuurlöcft / öat öe ütbteren / alS tn P^.
T^cinus % ban upt-meters 3ön/ en ban gemepn oft publötg particulier / ban
fin.-v.deac^. ticuliet eu privé goet publöcg en gemepn maecften. [©an öen 3lanOtg!/
f/- „ ... ter fepöt caffiodorus: (Bp Öe toöfe ban een feer fiercfteen toööe
de neemt öpfommigen een geöeelte af/anöeren geeft öP recöt*]
boelen öaööen öe €gpptenaers / banbe toelcfte bp
strabo bit fiaet

is noodigh gheweeft dat men doen foude een volkomenen fubtijle deyl\'quot;?
der Landen en Ackeren , om dat de Nijl door haer waflen toe-doende
nemende, de gedaente en teyckenen veranderende, verwarret de Ltn^Pj^gj.,
daer door men hier en daer
het fi/ne en het vreemde onderkennet: p
om heeft men dickwils de metinge moeten hervatten,
©an befe Wepntnö^^

-ocr page 321-

hÄ^\'^ÖÜttttetSetgöemfelfsöeïSomepnfffie tSutljeuren leeren/ öat
««öOeen / \'t bjeïtfe öet onfe ts / niet opöouöt öet onfe te 3P/ anöers aïs
r??onfetiaeötj öoetöaerDp/oftöoojöeJ^et. m Öebben topöoben

ïöftM gt;.nbsp;inoieu ue Hjater-mueoi; / ino^ewiR / m uwir-

S PF toateren feer groot en ftoaer iS / en öatter geen anöere tepcbenen

Ä^^t/bat öet Eanötljoo? iberïaten göeöouöen ineröt : toefcße fcöattin-
gr/QÖeïöcSfe natHurïijcbertoöfe iS onbepaeït/ ostt öe berfcöepöen?
gSger omflanötgöeöen / en gefielt moet teeröen aen \'t feggen en goet^
»}S«en ban goeöe Hannen / alfoo pleegötfe ootböooiöe »Betten be^
K toeröen* ^00 toeröt in iollanöt / een Sanöt boo? berïaten ge?

ben i-- ^

\'twi^l?* intoeltben beele niét fonbe^r reben bp ons iS äengöenonien/i./j^g«
i^^eub öe Somepnen bertoerpen / bat / inbien \'t anbers niet gefcöieben f
;S/,tenwinfïenboo?tbiffcöenbepoffeffieenbefitttngöeberboW
t.l:;^üOuben te sön / berfiaen toerbe. ilaer be ®?incen placöten febe^
be 31 SSE te fcöiiftoen/ binnen toelcben be oube
beftmt0 ber aanben/
beSn / r quot; quot;^oeflen bjoogö maecßen toelcbe / inbien
fp fulcbs niet en
bie toierben göetoaerfcöoutotbe göene/ bie recöt ban panbtop
ölle^ • öabben j baer naer oocb bie göene/toelcbe ^lurifbictie/ \'t
M eS quot;v\'ie\' oft oocb criminele baer Ober öabben; toelcbe alle / foofe in
öSftT?\'\'®^^quot; / fooberbielöaerberallerrecötaenben#?ince; toelcbe
bie ÊI w J?^^ öie Sanben b?oogöe maecbte/ en onber fön epgen patrimo?
ööeKS^^^^ö^^^t/ oft anberen gafombioogete maßen / mibtseen

Snbsp;beöoubenbe.

^ßeltienS^H^^^toas en aenfpoelingöe / bat iS / aentoerpinge ban eenige x i.
biet en ^ niemanbt bonnen göe-epgöent toerben / om bat men J--
öan epÄl^^quot;toaerfebomen (anöerftnsfoubenfe natuurüjcber toöfe^eiZ
toiffe öo«\'quot; beöeerfcötngöe ntet beranberen) moet men boo? glje- p^t-

/ bfiorr öEijeericömgye ingnenomen ij^i^ti / i iw^i^«»..... „

\'^^^ftaetua^^^i^/ moetgöelooben j anbersfalfptoe-beöoo?eni^§.

ö öat recöt te bergunnen/ foo aen anbecen/\'^x i r
S^feii aSf^Äquot;^ teöebben/inbten bte ïanben geen

^^ten öjooej^/ a^^ top maer ontöouben en gebeneben / bat
^^^ op ööetotffe mate in befen beele göelöcb recöt öeef

ßf.m,.
quot; fi^\'uisde

öeeft/

öet

-ocr page 322-

öet Sanbt m fijn paieit öeeft. 3©attt öet ööene top ötei; boojett sefep^t
öeöOen ban öet göeßfeöt / a!sf top öanbelben ban bes felfS tn-nemen/ »JJ
felföe buigen öeböen oocft plaetfe tn öe particuliere lanöeröen i öocö quot;Jr\';
bjj-boegtngöebanöttonöerfcöepöt/ öat öe öeerfcöappöen / öaer öei»;
fte in ttoölfel flaet / göeöouöen toeröen te 5ön grens-epnöenöe oft fcÖ^J\'
öenöe / toant fulcftS met öe nature öer Eanöt-fïrefte / oft ban \'t ,
riumöe(iacco?beert j maer öe nature öer particuliere Eanöen iS w^«
bat fp
eöeen grens-toeerenöe geöouöen toeröen / maer boo? bepaelt/
in göetotffe tttate begrepen / betopl fulcftS beter ober-een feomt met
öj\';
aert ban particuliere befitttngen. i^ocötans ontfeennen top
niet/bat ft*,
fouöe ftonnen gefcöteöen / öat öet ©olcft een flucft Eanöts fouöe aeW?/
fen / met fulcft een recöt / ais Öet öat felföe in-göenomen öeeft / öat Jg;
tot öe ïtibiere toe; \'t toelcft / inbien öet blpcfte / bat baer ban öet r^
ban aenfpoelingöe en aentoasbpbeöoojt:
toelcfte in ^ollanDtbOquot;^
eenigöe öonöert blaren boo? fententie upt-gefp?often is ober öe
aenöeiBafeengffel göelegöen/ ombat foo
in öe2$?iebenbanberBoy,
pingöe / als in öe i^egifler öer Äeften-ftamer alle-tööt göefepöt tof
i.7«to 6.öatfetotaenöeiflibieretlrecftten. €nöefooöanigöe Sanöen/ inbiejquot;
ß Tniusfun. berfeocöt toeröen / oft fcöoon tn öe boo?toaeröe öer berftoopingöe eenjf ^
»Tem amp; feecftere mate toaer göenoemt / aisfp maer niet op bie mate bet«ö%
•vtnd. toerben / maer bp ben öoop in \'t geöeel / fo beöouben fp öare nature /
\'t recöt ban aentoas / \'t toelcft oocft be J^oomfcöe 3©etten o?öinecett / ^
Ö03?gaensgöeb?upcftlöcftis.

^et göeen top ban be aenfpoelingöe göefepbt öebben / bat moet
ban ben berlaten (©eber/ enupt-göeö?oogötgöeöeelte ban be
beritaen toeröen/ öat öie / öaerfentet in-göenomen Jön/ toeröen oe? y .
nen / öiefe in-neemt: öaer öe witbieren in-göenomen 5ön /
en ber particulieren ais öan eerfi / inöien fp ban\'t ©olcft/oft b^Lc
genen öie \'t recöt öes ©olcfts aen öem öeeft / öebben beftomen een ^ JJJ^^
oft flucft ïanöts / toelcft tot aen be ]ßibiere firecftt / boo? foo beel
öe foobanigö

XIII.

maer aengöeften top göefepöt öebben/ öat öet recöt ban
lanöt toat anöers ts/ als öet recöt ban aenfpoelingöe en
aentoas/» (
balt öier bicfttoiisberfcöi / met toelcfter ban bepöen namen men
noemen fal / toanneer öaer een göeöeelte öes Eanöts toat uptfteecft t / ^
met öe naefie atanöen alfoo te famen öangöt/ öat nocötans ^^T^vlZw
göelegöenblacftteenlaegötemet toater ober-loopen toeröt: öet^r^t;
fee top bp ons öicfttoilS fien göebeuren / om öe ongelpcftöepbt

xiv.

fen. ^n öefen ballen öe manieren en geB?upcftett berfcöepben:Tg^n
öerianbtöeöoo?ttotöeaenleggöenöeEanöen / \'t geen öaer men njj^^^
göelaöen3©agöentoe-ftomenfeatt/ miötsöein-nemingöe baecüp^

niP.nbsp;ATÏO\'f rthi»!»« eßtt flSante vvift\'ut

me. In\'tEanöt ban jutten/ alle\'t göeen baer een^fHante
een upt-göetogöen ^toaert fean berepcfeen. (i.) ^etalöer-itatiJM^»y-^
(ie is/ öat men öet öaer boo? öoube/ batöet af-göefcöepöen
3F\' ^
men öen meeflen tööt te fcöepe öoo? baren ftamnbsp;j^vcrmec^\'

-ocr page 323-

^ CVermeerderingb. (j.) ©olßfienjSÏJC fUt mU tïiattWlt ©öj^^«
N ^uptfcfjlanöt. Paulus Warnafrcdi fclj^öft Mm Authans, Ö£t
^cömamp;omnofi: Tocdefeifde(betjïacteen€oïumttetniïeEcc) is AU-
t^aris te Paerdc fittende, ghenadcrt, en heeft die met de fpitfe van fijn Lancie

?®ngheroert, fegghende: Tot hier toe füllen zijn de Landtpalen der Longo-

m^tmmrnttmmmttmmmmm ö/^öf-
S^beftent / bat aïteeit in be opb?acbtbart söebtebt / be ae^^^^
gfttittbeiUibiewnnietbeöwnenjön. iBaei: flaet toaec te mmw

iStfommtöbebanbefevafaiien, tesßelötft ntet bat bepaelbe gebiebt en

öebbenbetßWnbe Eanben in \'t öbeöeel oft f^^^^/^^ï
r« nptaefonbert jünbe / \'t toeïcb ben parttcuiteren toe-beboo?t/ te toe^

bTfKfanVee«übtsben ©^»«««ft ben ©oltfie öe^
S*^S?t/oftbant^en©?infeöebötbten b?ooööeööemaecbtiS. Cnöem
L^J« Wen is baet» aen tettoijffeïen/oft tgt;e©afa«en 8ebbenbatjf^
tim/-mmmmt^/oftbef?inteööeöabtöeeft, €nbe£foo
I^Äbatbe ©afälen inEeelanbt/ oocbfelfsbte
iÄwacfitbebben terecöten/ boo? bengantfcöen öoop öet aanbe«

^nbsp;_ item ß

vicins, JJ-
i^fifr.
XVI.

3ön / en ontfK tetbt boo? be bare Souben. aer baet

gnanbewVinS

«îi toeicbersfaetbe tegbens ben Fifcaei qualiîcfî fîaet/ ten 5? ban/
«i^^^^a^i^ï-^nöïjetooonte besXanbtf öaernbsp;/

bTSi^^ööe acöter-een-bolgenbe befittingöe / baer öp Jotnenbe oocb
tj ry^ öaer toe berepfcöte bingöen/ öaer eemgö^retöt «r^pen
ffiu^ocö inbien niet ôà göebiebt/ maeraUeen öet lanbt öaer te
löcH^oöeben is / tnoet men infien ban toat nature öet 3lanbt /
Oe Sfi^^öo?en gefept öebben. 3©antiS Öet Sant een srenS-toeetm^
öpfüLïÏ öouben bat ben aentoas onber \'t ïeen begrepen tS /. ntet boo?

t«aerboo?göeïegentöeptban taanöt:

iïaunbsp;göeïegentöept foube öe aenfpoeïingöe feïfS tot boo?öeeï

SPif?quot;cfit-OÖeb?upf!ïer flcecben.nbsp;^ , \'

/ om te bebJijfen bat ftet recöt/ \'t toeïcft fp geb?upcften/
natürJ^^lVquot; ¥ ^ Pïegöen bit göemepn feggöen bp te bsengöen ^ öet iS öe
^^elft! g^ïïl^^öïmtgö / bat ban pber faecfte be boo?öeeïen öien boïgen/
\'^«^oefcöabe baer ban ö?aegöt: en baerom
/ aenaôefien öe Jatmece

3J,1 inbsp;ÖtCK\'

XV.

-ocr page 324-

, ban mön Eanbt em (ïucb af-fpoeït/ bat bet bt«i)tft W bat f cß
be0 felf^ toeïbaebt sïjentete. maec bien ceguï en beeft geen pïaetfe / aj?
baec be boo^beeïen ontftaen upt ïjet gene/bat onfe isf: maec Diec ontfiaen^
fe iiPt De
itibieve / bic b^eemt t0, iBaec batjsf natuuclijcït / bat \'t gp^
bec
}o?en gaet/ boo? ben ^eece bedoren gaet Cpnbeïöcb/ bat Ijst niet aj^
ebemepn
sp \'t göeen fp bp-b^engöen / bebJölï feïfs^ be ejcceptieen nptfon;
becingöe
bec bepaeibeïanben / toeïcfte fp toe-ïaten; om nu te becftor
göen
/ bat öet beeltöamp;t^ foo toe-gaet/ bat be iSibiece ben eenen beccöc«*\'
ben anöeren becacmt» Lucanus fepbt:

d\'Een vliedt en fchouwt d.e Aerd.\' j en wilfè tot geen Heeren gt;
En d\'andere gaet de Po door aenwas \'t Landt vermeeren.

X V ï ï. #ocft \'t göeen fp feggöen / bat begöemepne toegöen öep?baen beaetj^
fpoeïingöenietenöinbect/ en öeeft geen natuucïiicfte ceben/ ten?py5;
Hanbteenpacticuïieren toe-ftomt / biefcöuïbtgö 5P bien toegö te be^quot;
lenen / en lijben obec\' t fijne.nbsp;.

X YI iL ^aec i^ oocft een toöfe ban te berftrpgöen onber bie gene / toeïcfte ts^
öet recöt ber ©oïcftenbeöoo?en/ boo? boo?t-teelingöe ber^SöebiertejJ;
^n toelcfte faecfte /
\'t göeen bp ben ïiomepnen / en eenigöe anbere ©olf\'
Sen in-göefielt iis
j [\'©aer mebeacco?beert/ cap.31. caroii Gaivi, ediao ft\'
flenfi. ©an anbere ©olcften 3©etten in bit flucft / fiet \'t göeen öier boo?^»?
cap. 5. ban bit 25oecfe / in ben fcect en aentepcfteningen gefePt ifj^
bat be bjucöt ben bupcft faï boïgöen / en tgt;f niet natuurlöcft / gelpcft

XIX.

mtv UIlUVRli\'lll\'nbsp;»uw»»-»! MMM,« (nbsp;VlrM^ll UIW\'»- WHII WVIW»

toare/ ftan geen reben bp-gebjacöt toerben/ toaerom oocft niet öe bjnfP,
tenöeeïeöe®aöertoe-beöoo?enfoube. aBantisffefter/ bat/\'tgeens®\'
bo?en toerbt / oocft een göebeeïte be^ ©aberjS isf. ïDocöoft be
meer ban be ©aber / oft ban be iBoebec tcecfte / toecbt onöec öen P\'iy
ficis en ^atucaïiflen om geöifputeert.Piutarchus öifcouceect ban öefe w
ftealöu^: De
nature vernienght de Lichamen der Sexe oft Gheflachten,
datfe van beyde een ghedeelte nemende 3 felfde onder een menge, en bcy
den gemeen raaeckte, \'t gheen daer uyt gheboren werdt ^ fulcks dat gquot;^®
van beyden kan onderfcheyden, \'t welck het fijne, of\'twelck eens anders

€n fuïcft^ 5ön be ouöe 3©etten öec f cancften en Eongobacöen nae-gu;
boïgöt. [^iet een pïaetfe öiec toe öienfleïöcft bp
caienus, hk.^. «/«/quot;^\'hef
en \'t geen öaec upt Athenaeus becöaeït toerbt* Chryfofthomus Obec EPquot;^ \'

cap^ï. Het zaedt vermenght zij ode, werdt de vrucht gheboren.]nbsp;gj

inbien pemanbt upt een b?eembefïoffeeenigecöanbefoo2tegettta^^j^
öabbe
/ toilbenbegabinianen, bat ben göenen/toeïcften befïoife psf^j
toe-befjooït/ öe beöeecfcöfngöe baer ober foube toe-ftomen: ^«fL^
toilöe öaer-en-tegöen / batfe bien toe-beöoo?en foube/öie
\'t fulgen ^
baente göeben / en tot fulcfte göemaecftt öaööe / en boo? öem ^ööf
eöebangen fulcft^s te3ïin/ \'t toeïcft öet te boojen niet en toasf; ll^w^gV

-ocr page 325-

Jü^ eptttte u mtööeï-tttepntnae tuffcßcn bepöett aensetiomett/ u toten/
JJpten
öe ftoffe tot öare boo?tae foo?te toeöer ßonöe ßeeren/ öat öe ^ecre
gan öe ^offe / öe
faertte öebben fouöe; fjonöefe ntet / öan fouöe öe söen£
Jfe öe ööeöaente göemaecßt öaööe / öiebeöouöen. ^tt toeöer-fpieetKt
;;«nnanus, en mi m men ött alïeen faï tnften / oft öe materie en Hoffe
^eer toaeröiöö 5«J / oft öen arbejJöt öaer toe geöaen/ foo öat \'t geen öan
jnepej ^aeröe
W \'tgeen öan minöer ts / tot ftrö trecße öoo? fön ober-
Wn / boo? \'t bebj^ ban
öte öingen / toelcfee oocfe ban ben ^oomfcöen
gecöts-göeïeerben göefcöieben 5ön ban toe-fiomingöe. Haer footop^
j^^^natuucfiiffephiflßrfti^taßnfrßit/ ftfteïütfe beßoomfcfte ïSecfttS-göe= n

g^ena

®wn upt^ffê en göèbaentè / als m öäre beeïen / inö\'ien öe (ioffe öe^

XX,

XXI..

\'e göeöaente beranbert 5önöe / öet toefen bp-nae bergaen toas.
ï5,Sotö öat be göene / toeïcfte öe ftoffe ter guaöer troutoen aen ftcö trec^
tot fl.^® göeöaenteberïiefen / is toel niet onbtllöcft tngöelïelt / maer tS
cfffoS^l^^/ enöeröalben nietnatuurlpcft. a®ant öe nature en fcö?i}ft
QgSfttaffenboo?/nocöte neemt omgeenmiföaebtepgm^^^^

Wöom enbeöeerfcötngöetoecö/ al-öoe-toel natuurlpcfter topfeöie
K^n/eenigöe firaffe toaeröigö5ön.nbsp;. ^ ^ ^ ^^^

.^©aer bat tot boo?öeel banöe meeröer faecfee be mmöec berftregöen

beelm^P®«oegronöti blöftfoo toel^eer/ ais öte oe negijeniuw«
tol-^^t^ ^n öaerom\'tgöeenöeï5oomfcöe 3®et o?ömeertban öet
en in ftf^lquot; om öet obertreffen / en meerber in toaerbe of memgöte 5vjn/
iteecÄ^^^\'^egöeballett/ oft in anberen oocft fian tngöefielt engöeo?bt=\'
bocÄ?^quot;/ïïötenisnietnatuurlöcft/ maer23urgöerlijcft/omge^
teftStaecöefaecftenteberöanöelenenafteöoen; öocö oocftöenatui\'

öer ïSecötS-gïjeleeröen 5ön. a©ant toie x
N fipf / ïnöien läoper en €»out onöer öen anöeren bermenget 5ijn/ \'j

ftanaf-gefcöepöentoeröen/ \'t toelcft ül-
SittöheS/L\' oft öat öoo? fouöeertngeoft t\'famen-lömtnge bermen^
ööentLW-ö^eöt / \'t toelcft Paulus ö?öft i oftöat öet een anöere göele?
anbete tlj ^ ^quot;^^^Öben / als met fcöilöeren / öät öitberöt moet öet

ff batuurïöcfeetoaeröeut aenfien / göeïöcfe öei^oomfcöe JSecötS-g|e?!,/^d£:llt;6.
Sjen oocfe öeböen berfiaen / öat öoo? \'t onöer-een-mengen ban floffen l de .aeM.
^tgöemeenfcöapingöeboert/ omöat öefaecfee natuurïöcfeer toijfe\'
n anöer uptfeomfle ftonöe binöen i alfoo meöe / aengefien öe öingen
\'enuptfioffeengöeöaente/ als upt öare öeelen / inöien öefioffeöe^
be ööeöaente geenen toe-ftomt/ bolgöt / bat natuurltjcfter topfe be
ßemepn toeröt nae aöbenant ban öetoaeröe/ enp?ijsban eenpöer

bsnda. ^.ß
qitis D.
»xhib\'

een geplant oft göesaept ts / öen gronöt bolge / ftomt me

XXIL

be

3115

-ocr page 326-

öe upt blt; irt-ööedeïöe möten / toacc öereöeit öan tS / öat öte öïngen
öen ötonöt gtjeboeöet toeröen. 3©ant öaerom toeröt oocö tn öen öoc^t
onöerfröepöt göemaecfet/ oftDP oocït too?teïen göefcDoten Beeft. iBaec
öetöoeötfelöaneen faecfee/ toeïcfee te lioo?en al tn toefen toas/ maecfet
alleen een göeöeelte öaer öan / en öeröaïöen / geïtjcfe öoo? öeniieereUart
öe gronöt / eentgij recöt tot öe faecfee ontflaet upt öet öoeötfel / aïfo meö^
en öerltefl öe leere öan
\'t jaet / ban öe plante / ban öen boom / meöe na/
tuurlöcfeer toöfe göetolffeïöcfe fön recöt ntet. beröalben faï öter ooc®
göettteenfcöap plaetfe öebben / als meöe ntet ttttnöerfn een göeboub?/
totens öeelen 5ön öe gronöt / en \'t göeen öaer op geboutot ts
t toant an^
öerftns foo öet gebouto betoeegöUjcfe/ en ntet gronöt-bafl ts/ fal öe lee^
L mus D. u ban öen gronöt geen recöt öaer toe öebben / \'t toelcfe oocfe scxvoia fof
f^^i-.rer. Jj^tjig^« Öeeft.

XXIII.nbsp;^ ^atöe göene öte ter goeöertroutoeneen ötngöbeft\'t/alïe öebjucö^^^
öle ÖP ban öat goetgljetrocfeen öeeft/ftcö felben epgöenen fal/fuic8?
IS mebe ntet nattmrlöcfe/ ittaerött alleen/ öat öP recöt öeeft om öeott^
feoften/ öte ÖP öaer aen göeöaen öeeft / en be beöoojlöcfee bo?öerlöc^^
moepte te reecfeenen / en öte te feojten aen öe göenooten bjucöten j

I. sedamp;fi oocfe Öte nocö boo?-öanöen 5ön / öaer boo? te beöouöen / f nöten öem ^^
s.c^iuh. öerftns göeen bergoeömsöeen göefcöteöt. ^^ut öter ban
m!nbsp;• ^\'t-f- öaer beel feer btllgcfee ömgöen fiaen. ]

XXIV.nbsp;let felföe fcöönt men oocfe macö feggen ban öen genen/ öleterou^i
öertroutoen befïtter ts/ öaer göeen 3©et ban firaffe tuffcöen m\'^^

D.rf. feomt. Paulus öe ïieCÖt^-gÖeleeröe fepÖt ï Het is beleefder en befcheyde\'
h^rtd.pt. ner, dat men felfs oock in den perfoon des Roovers acht gheeft op de onlf^\'
ften , want de Eyffcher en moet uyt eens ander mans fchade geen profijt foeC

X X V. ^e laetfie topfe ban berferpglnge/ toelcfee gefept toeröt / upt öet recöj
-L-wk.nbsp;iBaertopIjebbenteboog^

f aLZ. göefepbt / bat natuurlncfeer-toyfe tot oberb?engtnge ban beöeerfcö^öf
bL./;/.r^.gÖemoberlebertngöe toerbt berepfcöt; (i.) öet toelcfe oocfe bei^ecöt^\'
fJloT\'nbsp;befeennen / als in een faecfee bte

e Ufl. de rer. fcöoncfeen toerbt / met beöouötngöe ban öet b?ucöt-geb?ttpcfe: «oft.f?
s inuu öem ober-göeb?agöen / btefe beftt /1gt; oft göeleent 3önbe/ betoaert /
ötjeen te grabbelen göetoo?pen toerbt: ^%ifs
eer men bepoWeb^^^
\'4;?/: ßtegljenöeeft/ gaet nu ter töbt oocfe ben epg^nöom en KrVöW^^^
^/f\'\' oöer / j ais ban erftemffe ban Eegaten / e bén faecfeen ber ^ercfee /
f L ^obtb?ucöttgöeplaetfen / oft Stehengljefcöoncfeen/ foft totonberöjj
t\'. de s.S. ■ ötngöe g ban goeberen / toaer ban een algöemepn göefelfcöap op-w^
Eccieß recöt ts»hnbsp;f\'

ri.) eöetotfTeïijcfentet: fietbe3©etber
^^^ßhmo. toen/ƒnbsp;ïï^anfcöïintbeoberleberinge toaeracöttgö

tr , toanneer ÖP nu öet fcö?tft ban fcöencfeingeöP öem öeeft. Crtbp treuöJ\'
^ / i\'Jnbsp;be bingöen bte berfeocöt totecben / toerben bßlfef

ïüctï berb?eemt boo? feoper en fcöaïe/ fiet varro, ub.^. é uHn^.

-ocr page 327-

j^^^Pejus, op \'t toOO?tit Rodas. Ulpianus» Inflit. Itb.iß. Boetius, ad Topim ci-\'

.„^^«febinßö^nöÄntoptottitert epnbe aetigfteteptfiem/ opbatnte^ xx v i:
btnbcnbe Dp be fifcbtecgs beö ïtoomfcöen retßtiS / ben naem ban\'t
bolcberen/ teiftont baer boo2 foube bermaen bat retfjt /
\'t bieïcfe
J^aV.^^^^\'^attï\'^rtbjerben: maer bat öp naerfielöcft onberfcöepbe be
ft^üy^^Öcße göeboben / ban bte göene / toeïtfté tn feberen flaet en göele^
;«)epbt natuurlöcfe 5ön : lt;i^ocb mebe be recöten/ toelcfte beelen
frhJr • göemepn 5ön / ban bte gene / toelcfte ben banbt ban öet men^

j^rtfiyiepbt natuurlöcft 5ön : lt;i^ocft mebe be recöten/ toelcfte beelen
^.quot;»yöeren göemepn 5ön / ban bte gene / toelcfte ben banbt ban öet men^
i gefeïfcöap te famen öouben. ^ocö foo moet itten bat oocft toe^
bien boo? bit onepgentlöcft genoembe recöt ber ©olcfteren / oocft
\'O? be 3©et ban een 5©olcfe 5p in-göeboert een maniere ban ber^
öQ^f^\'röe/ fonber onberfcöepbt ban 25ut^Öer oft ©?eembe/bat baec
wi* jocft ben uptljeemfcöen recöt gebo?en toerbt/ en foo be Ccecutie be^

.„\'■tyecot/ haf\' haot. I^rt^b ttMlt;-nbsp;rtHrthi^Ttii-ïi / Vvtoïffct»

ten - quot;quot;quot;nbsp;quot; — \' -nbsp;- - \'

tcfSSF^t/ bat baer oocft upt ontflaetfoobanigöen ongöelöcft / toeïcfte
waerbigöe oo?faecfte tot oo?logöe göeben ftan*

Het negende Capitteh

Wanneer de Rijcken en beheerfchingen ophouden.

èdtnbsp;l^et B^iicï^ oft gl^e-

\'quot;otnerllnbsp;we«\' als wech-ghe-

, quot;^»evoW™\' die\'ttceht hadde, cn gheen
^ Dat fir\'«n voor-handen is.

Van een i ° ghefchiedt tóet het lecht
j Ziindcnbsp;\' ^quot;»ilie uyt-gheftorven

1nbsp;als \'t volck

wann.

^quot;nbsp;wanneer de noodt-

wech-genomen werden.

V r^o\'ft^jquot;^

\'ioor het een volck

äenomen zijnde.

1 Öebben genoegö baer ban göefp?often / öoe bat oo?fp?oncfte\'=
gcftbe particuliere beöeerfcöingöen/ en oocft be üöcften en
-\'«^»sss x^\'^ffÖ^pptjen berftregen toerben/ oocft öoe batfe aen anberen
S^b»nbsp;^^^^ fefien öoe
batfe bergaen en te niete toer?

/ bat öebben top in \'t boo?bp-gaett
^^«ïSï^^^ö^^^\'^^^^^^öïbetoiïle opöoubenbe / be beöeerfcöinge
^etett/ ifiSnbsp;nocö een anbecemanieceban opöouben/

S^^\'ttfeen J -V ^^ Söene toecö-genomen toecbt/ in / en bp

toeï becflaenbeboo? be ber==
quot;\'«ige/13p uptb?ucfteïpcfte oft fliïftoögenbe / geïöt» baec i0 in be

fuccefï^

VII. Maer oock niet doot vcranderingc van

woonftede.

VIII- Oft door veranderinghe van regeerin-
ge. Alwaei ghehandelt wert van de plaetfe,
welcke den nieuwen Koniïigh, oft het vry-
gemaeckte volck toe-komt.

I X. Wat men feggen fal, foo eenige Volcken
vereenight werden ?

X.nbsp;Oft wat men feggen fal foo cenigh Volck
gcdeylt werde S

XI.nbsp;Wien dat nu toe-behooren die dinghen^^
welcke des Roomfchen Rijcks eyghen ghe-
weeft zijn,en niet fchijnen vervreint te zijn»

XII.nbsp;Van feet recht der Erfgenamen.

XIII.nbsp;Van het recht deè oyerwinners.

-ocr page 328-

fîiccelT« Ijait m bte fonbec (Cefiamente gefîojben tS. ^ecfjaïbett tnbftrt
eenigö
pecfoon/ fonbec te ôebbengbeggeben eenigD tepeben ban fijnen
bîilïe / fonbec eentgb bloebtbecbjanbt nae telaten / fiomt te flecben / fcj
becgaet en bjecbt te niet a!Ie bet cecöt bat öi» geöabt öeeft / en
becöalbett
be^ïaben(ten 5pbemenfcöeïöcbe3©et fulcbs belette) füllen b?? 3ipj
be ©oltbecen bie onbec fijn göebiebt öabben göeflaen/ füllen öaecS feïfj
^eecen bjecben / om bat befe bingen upt öace natuce niet innemelpcfe et»
3ijn/ ten5P batfe ban feifs öacebjpöepbtbeclaten; |©aec anbece hinget*
beöoo^en ben genen toe/ biefe inneemt.nbsp;^,

î î. î^et felfbe moet men oocft feggöen / tnbten eenige jpamtlte upt fïerft/
bjelcfte eenigö cecöt öabbe*

[Vermeerderingh. (i.) TOeeCtÖbtSbe ^eertfCÖe familie* CrantziUS
Vandal.
Lik S, caf, 33. ©an Rügen , be felfbe Crantz. Vandal. S. it.
Ufanchaniden in ©ecfiett/ Leonclavius 16. bOegÖtbaecbp / Leo, lik^. b^J^
®fCicanenbanTaredento; en foogöp toilt oocft EmeftusCothmannuSf
to/f«\'. ».\'. en bolgöens.]
I
î î. lt;©efgöelötfts oocft ban öet ©olcft. ifocrates öeeftgefept / en naec ö^
^D.paci. oocft belïepfec
Julianus, bat bestehen oft25ucgöecfcöappenonfiecfffj

löcft 3ön / bat is / ftonnen fulcfts $ön / om bat / namelöcft / öet ©olcft
banbiefoojtebec Hlicöamen/ \'tbjelcft beflaet upt bingöen bietoelcB^
ban ben anbecen 3ön / en niet aen een öangöen / en onbec een naem flaet/
z) \'tbjelcft een geflalteöeeft/foo Piutarchus fpjeecftt; en fo Paulus be i^ecöt^;
aeh.ß^,. ad gïjeieecbe fept / eenen göeefï* ^ocö bie geeft en geflalte in een ©olcft /
öet göefeifcöap ban een bolftomen en bolmaecftten ^^ucgöerUjcften oin;

gancften göefelfcöap/ [Ariftoteies,cap.2. De Politie is het leven àc^
Burgherfchap.] bsiens eec^e boo?t-ftiengöen ts öet oppetfle gebiebt/ ö^J
banbt / toaec boo? be ßepublöcgue te famen öangö.t i be lebenbige ge^\':
tn aeffem / toelcfte foo beelbupj^nben fcöeppen en inttecften / als semf^
Âi ckznr^. fp^iictht. ^ocö befe boojftonfl-gemaecftteEtcöamen/ öebDenficö

fcöelöcft na be toöfe bec natuuclöcfte licöamen. ï^et natiiuciöfïïe licöa^ J;
en laet niet na \'t felfbe te 5ön / als ifl bat allencjcftens be beelen eens ö^Jl
ijyiX anbecen/ blöbenbenocötansbefelfbegöebaente/göelöcft
AiphenustiP
S be#öilofopötß bifcouceect. ( 2 O €n becöalben moet men öet gbeboeöf;
Mfiß.s». löcft uptleggöen\'tgeen
Seneca fept/ batniemanbtbanonsinfünouö^l
bom be felfbe iS / bie öP göetoeefl is in fgn joncftöepbt / bat fulcftS ^Z
be floffe alleen becflaen toecbe/ göelöcft
Heraclitus gefept öabbe / foo
toin Cratylo aentcecftt/ C^^OCftEpicharmusbpDiogenesLaërtius.] eU ^jJ.
neca
tec göefepbecplaetfe/ bat toptn befelfbe fôibiecenietttoee-ntaj?;,
in-bupcftenî öet toelcfte
Seneca alfoo becbetect: De felfde naem àerl^\'
i/TW^w.!. viere blijft, maer het water is voor-by gheloopen. lt;0elÖtft mebeArift^t
les, öet ©olcft bp een ïïibiece becgelöcftenbe / fept / bat be ïtibiecen a»^.
töbt befelfbe göenaemt toecben / aHjoe toel bat alle-töbt anbetbjaj /
baet in ftomt/ en öet anbete toecö loopt* Sïlïfoo toecbt oocft öet »Li
nae be mepningöe ban
Aiphenus en Piutarchus, totbefec töbt *
göeöouben boort felfbe/ bat obec öonbect^üaten göetoeefltS/

-ocr page 329-

^SSalnbsp;enïeeft: Soo langhe als die ghemeenfchap die een

\'■^chtvan Knbsp;Riet onderlinghe banden verbindt aen den ;^nderen, het

bewaert; \'tWlth ÖSSfdfbeit Plutarthi toöOlöm

iiat tattnbsp;€it tkt upt ontfiaen öe mantereöatt fpjeecfien j

\'^toelcfenutsaenfpiefem^^ fefföert toe-fcD?ö^
ïiareti i«« F^F^ toelcfee öoo? eenige öonöett klaren öten ©éïcfee toeöec-
^^elrr^Sfï^^^^tJi«\'?»-^^^^nbsp;i^/ als meöetnöelep^

fiietö^x,nbsp;Marc.10.5. Joh.ö.3Z.encap.7.i9.22. Aótor./.^S, [^oet

Tacitus Anbsp;r.Corinth.rf.yz. i.Thefl;4.i7.] »Oßp

V öfenenöe onöec vefpafianu
«iusdeTJ P^\'^^\'^^Segtmentöan öeouöeöaöen/ hoe fy onder m. A\'nto-
^et fghftrt quot;r Corbulo de Armeniers tc rugghe ghedreven hadden.
^ifoontfeÄ^I^^^/ en niet upt toaecfiepöt/öatöp öenfeïföen Tadtus
toacen /nbsp;te fönen tööe göeenjltöenienfecs en

IS, öecmaentöe^ol^

^^^nfecsTnVnbsp;[(€ec contcacien fp?eecfet ban öe felföe 3lltöe==

^»emoabSfeu^Mefopogeneo 3©antöieupttecïöcfeetoebaïUngeöaö\'
Jnbec
©oSh quot; ï^e toaecöigöept toat becminöect/maec en öaööe geen

fönen töötöe ouöe öingöen/
ö9ecepÄ?§^iquot;/^elijcfeen tegens öe iBaceöoniecS / to?ebeUjcfe tegens

öaööen« i^aecgöeïöcfe öe becanöecingöe
amp;nbsp;/ niet en maecfet öat \'t ©olcfe fouöe opöouöen\'t felf^

pacen- afÄ^ toelcfee öet göetoeefl is / felfs niet in öupfenten meec

göefcöieöen/

«P toijfe^nbsp;^quot;me en becgae. €n fulcfes gefcöieöt op ttoeeöec^

^att öetlicöaem/ oftbecgaenban öegöeöaente

CvertneerH • 9Öefepötöebbc.

f «^alkandnbsp;Seneca, E0.foj. Daer zijn fommige Lichamen

j^\'^nineponbsp;en vaft zijnde, als der Menfchen : fommighe te

«eelen verS,^nbsp;» \' eyndelijck alle die weicker

v\'^\'ttigh»nbsp;, door t\'famen-paflinge in een zijn ghedwongen:

deelen, weicker leden als noch van
ii^Mrachr e^f»nbsp;^^^^ ^^^^en beftaen, als een volck, een

tooojöen o^a^; \'^^«^\'»«ööenjöngöenomen upt Achilles Statins.
iPf-^^iseCTfiXt- ï\'^fesnn/genomenuptöienconon,toiensin^

ii y\'chamenXn,quot;\'^\' • Pquot;quot; Mathematicus Conon heeft waer-ghenomen,

u\'nbsp;ghevolgh een zijn: nu

WelSfi^\'nbsp;Dochtefamen-ge-

rSquot;? = ^he van Tn f?^ fnbsp;^^^^ plancken, en een Huys uyt veel

bïr^.^-^^^vondLfil ^r vn\'^quot;?nbsp;\' ^^^ ^eye: en defe ziji oock

^ijn gt; en weïïJr n-\'^t^-nbsp;^ommigh, zijn uyt lichamen die

\' ^en vokf Lfffr-^i\'\'.nbsp;\' fommighe uyt on-eyndt-

voick. letblöcfetöatöiec uptgöenomen 5nnöieöittgen/

l^innbsp;toelcfee

-ocr page 330-

toelcfie Pompenatius geeft/1. A ufurp. amp; ujue«p. €t1 \'t Qm Paulus fep|/

bat een 55eelöt boo? eenen lt;00eefl toecbt te famen söeamp;ouben / /. \'»\'\'f l
item. ^aec IJP ban sljelöcfeen onbecfcöepbt (lelt/ tuffcöen ïtcöamen bte if
famen öangöen/ en bte upt ban een-fiaenbe befiaen.
Anbece aöeb*

ßen befefïgt;?afiemebe. philo de Mundo: Tenor, de toon, is de gheeft «cni
hem felven weder omwendende. 3|tem: De unoroh toon is eengheeU^
lijcke t\'faem-hanginge, een bandt die niet en is onlofbaer , maer fwaerli)c
om te ontbinden. jgfetOOCfi Boëtius, /.Arithmeticorum. inneemt In flCD»/
ais topban\'t ©olcfifp?efienbe/Hexin Oft spiritum noemen / bat to«
S3jbo3btbanmetnemenopföiifc9ect)fleettert0öfle/ als
ïjeeft/ maecbpeenlgecöanbegljelöcfientffe/ toelcfie top oocfibanpP
bjupcfien/
ais top öet ©olcfi een licöaem noemen* Aiphenus noemt o»^
fen aöeefl / be göebaente ban een faecfie
/«/ prepamb^m. d. dejHäm. , ,
(2.) Aiphenus göeeft baec ban een ccempel tec nu aöefepbec plaetf«/
ban een ^CÖtp. €n
üipianus,»» /. qmi tamm D.qu^M modif ufuifruBui »rntm*quot;;
^P feggen bat öet felfbe ^cötp ts / tnbten \'t bp gebeelten becmaecfit i?;
maec anbecs / inöien \'t ontfloopt/ en toebec t\'famen göefet iS. i-

Atean. D. èefohétionihut. Plutarchus in Thefeus: Het Schip daer m Theleus P
de uyt-ghelefen jonghe manfchap heen ghevaren, en behouden weder-gö^^
komen is, bequaem tot dertigh riemen, hebben de Athenienfers bewaert f ^
de tij den toe van Demetrius Phalerenfis^ uytnemende de houten die door oquot;.
derdom vermolfemt waren, en andere in de plaetfe in-voeghende, foo dy,
te famen hinghea, waer uyt dit Schip oock een Exempel geworden is den d«\'
puterenden Philofophen, over die vraghe, weicke ghenaemt werdt vao »
aengroeyende dingen, in welck verfchil, d\'een feyt dat dit Schip tot de I^c
fte tij den toe is het felfde geweeft, en andere ontkennen fulcks.
^Jn btt b^

fcöil ban ben ^öilofopöen becöanbelt / öebben be ßecöts-göeleecbejj;
boo?ficötelöcfi göeöouöen met öepactöe öie jae öaec toe fept:
tuiiianus, feec ecbacen in öe ïïecöten / tn \'t ïöoecfi ban öe opflanötngy
bes bleeffcfles / fept: Een schip door ftorm-windt verftroyt, oft door vc ^
molfemen öntdaen zijnde, alle leden weder aenghebracht en verftelt
hebben wy gefien dickwils wederom\'tfelfde te zijn,oock roemende met ? »

naem en titul van herfteiUnghe, te toeten / foo langöe Öen fiiel uocö bwL^
gnfoot«oetöettooo
?btrefoiuta, oocfi göenomen toecöen in PauU tojjj^
ben/ LinterfiipuImm§.facritf».D.éverb.ebhg. €n fUlCfiS fiCtopfCn be b»^^^^^

gaenöe tooojöen bp Tertullianus,en öe bolgenbe bp Paulus, philo de ^

do : Wsot wiens deelen vergaen, dat en is geen onderganck onderworp
maer wiens deelen te ghelijck alle-te-famen en op eenen
tijdt vergaenj _

Ï V; let licöaem becgaet / oft öoo? toecö-neminge ban alle be öeelen/
öec toelcfie öet licöaem niet fian befiaen/ oft boo? toecö-nemtngïJej^^e.

öet toefen eens licöaems. IStrvim in luUenfibus excerpm ad I Mneidos: op
derley wijfe werdt een hevrleger vernietight, oft door doodt-flaen , ort
yerftroyen.3 (^otöeeecfletopfe beöoo?enÖie©olcfien / toelcfiecbecgj./

toecö göeboert 5ön/ alsöe Atiaotifchcbolcfiecen/ foo Piato gljettip^
LwMTaü.
en anöere/ ban toelcfie Tertullianus bermeltj [Wyunta^jp vitruvius. ^.^g

-ocr page 331-

innbsp;ÏJp Paüfaoias, Strabo, Seneca, mtural qmfi. lih.s.nbsp;ett

mh öK gfieite/ torfcfte ten aeriJtfieDingöe/ oft
^i» mooe oecaecben gantftö berfïonben 5ijn/ban toelcfee bp seneca, Am- ta.
?aianus,Marceiiinus en anberen/ €%empelen m t en bie ban feïf^ öaer feï^ ^^^Sf ft

S K^^^SÖt öebben / al^ be Sidoniers en Sagunrinen. Plinius fepbt / bat ilYtjuL
JJc^ftoubeLatium b|ie-en-bijfti5ö®olcberenberöaen3ijn/fonberee= mivcrf

f ber te ïaten. €n oft upt fuïcb een ©oïcb foo toepnigeobe^ f-if ^aa. 5;
eeS?^/quot; / ïiat fp göeen ©oïcït bonben maïien i ban ftan in fuim
be w?? quot;öcö befiaen bte beöeerfcötngöe / bjeïcbs öet ©oïcït öeeft op
particuliere / maer niet
\'t bjeïcb een ©oïcb / aï^ een ©oïcö
rhftT/J\'^^-ïifntt j \'tbjeïcfe men oocbban eenColïegie en göefeïfcöap
Xjööeboeïen.

oft^t^toefeneenjS ïicöaem^ toerbt toecö göenomen / inbien öet^oïcb/
W/ ompejliïentie/ oftom opjoer ban öet göefeïfcöap en om^
toSquot;^« aftopcfet/ oft boo? göetoelbt alfoo ban ben anberen göetogöen
biS ■ ^^^ Ö^t ««t ^n ban te öoop en bp een bomen oft bergaberen / öet
^öecb dnbsp;fomtoplen göefcöiebt. [Phiio in \'t nu göenoembe

V.

Arißnt.^.
P dit.II.

rof \\ ^undo : Die uyt van eengheftanden dinghen zijn , als Cudden,
Heyrkrachten j niet min als lichamen uyt tTamen-gebonden dee-

■nbsp;^iet

enontbindinge.

\'t nftl^^quot; ghedronghen , vergaen door fcheydinghe

een^cötp öier boben göefept i^.]
tna^fcpö^w^nte bergaet en toerbt tot niet/ toanneer oft alle/ oft be bol^
Pber w öemepnfcöap ban recöt toecö-genomen toerbt/ öet 5P batfe/ oft
töcfehSÖ^^^^i\'^^foonelcfebooiöem felben geraecben in (ïabernpe/ ge^

vr.

Lib. ïé.

banenhï?^\'^^\'^^^quot; ban ben Argiven, be Olynthiers ban Philippus , be The-

m/ be Brutü ban ben ttü^
Oft baZi^ïJ^öÖemepne^laben boo? ben bienfï ber lt;©emepnte berbocöt i
ï^iebt ontSf^^ perfonele b?pöepbt beöoubenbe / ban \'t ïitj^ït m alle göe^
«en ciÄ^^E^ toerben. ^00 beröaelt
Livius ban Capua, bat be JSomep-
toetben/Öebben / bat bie plaetfe m een ©lecb foube betoomt
^^ï^tnoÈpSI?^^*^^^^^ ïicöaem ban ©urgeröe/ nocöïïaebt/ nocö berga?
fen fon^pJJ^yP-een-feomflebejSgemepnen bolcbss / nocö iiagitïraten toe-
^ï^bt/nbsp;menigöte fonber publijcguen ïSaebt / fonber göe=

l^n. r I ? ^^ ^en ©ber(le ban ïiomen gefonben/ foube recöt fp?eec^
Cicero fepbt inbe eerfie oratie tot öet ©olcb tegens
gantfcö geen fcöönnocö gelpcbeniffe ban gemepne

cseverus Öeeft bie ban Alexandrien recöt batt
onlSll^^l\'^Ä\'\'^quot;^quot; gegeben/bie te bo0?en fonber pubUjcguen

bef KSSn\'\' to^^^^^^^nbsp;öaöben.3nbsp;quot;ï\'^n^en

S^^eru, SLw^n anber bolcb geïtomen sijn. ^00 Byzancmm ban Hipr.e.cief

ty^ /nbsp;^an Severus, Hero-

\'t göeen öter nae/§. 7. bolgöt.3 neo.M
*ianTheodofiusonber Laodicaïagefielt: r^ietzonaras.3

mmtnbsp;ever-

-ocr page 332-

oeö?acïjt. mtm ÔÎCC bp be ejrempcïen bp-aeó?acöt / c»p:gt;. §

IBacc bp al-btcn ïjet boïcfe ban tooû«(iebe becanbect /15P wigt;t epöP
nee betoegtnöe / om fiongecs toille / oft anbece guaben en ongemaw gt;
oft oocb boo? btoangb / m ftet bolcft ban carthago tn be öf öe ^n
lt;0o?ïoge/ foo ïange bie gebaente/ baec ban icft göefepbt öeböe / öïöft / ƒ
en ïaet öet niet een j^oïcft te toefen/[aïsbeceioi, obec-geb?acötna Phij
j. tida : Diodorus sicuius.i twnocöbeeï minbec/ tnbten maec bec ^tm^
mucenaf-getoojpenjön. becöalben ais om be b?ebe ban lt;0?tecften
ïant te bestoeecen/ be Eacebemoniecs b?eben / bat men ntet öeöoo?b^J^
teïaten/ be Meffeniers, om bat be mucen ban bie ^tabtaf-geûjoftenw»
cen / iS tn öie faecfte ban \'t gemeen bec 2$onötgenooten fententte tegens\'
baec upt-gefp?often.nbsp;t^i

^aec en is oocft niet aen-göeïegen / öoe een ©oïcft gecegeect toetöi^
•tïPöooïConingölijcfee/ oft ban beelen/ oft oocft öüo?;tgöeötgt bagt;
öe gantfcöe menigöte. 3©ant öet is öet felföe ïSoomfcöe bolcft onöet ^
Coningen / 25ucgccmeeflccen / en Jftepfecen. ^ae / al toace öat ö^S
ïiet alöec-bolmaecftttle ^oubecainegebiet gecegeect toecbe/ fart ÏPOifj*,
ftet felfbe 5ön/ toelcft öet te boo?en toas/ als öet fpns felfs iBeeflec toag
m een
Coningö baec obec cegeect/ aïs öooft ban bat ® oïcft / en met m
öooftbaneenanöec^oïcft. 3©antöetgöebieöt/ toeïcft tn be Com^^
iS / aïS in öet ï|ooft / blöft in öet ï^olcft alS tn een ööeöeel / totens *
beelte öet öooft iS : en öecöaïben be Coningö/ öte becfto?en toaS/oft JJJ
ConingöSfamiïiebet|ïo?ben5önbe/ fooftomtöet
tecötban gebtebt®»
cegeecingöetoeöecom aen öet ©oïcft / aïSÔiecboo?enbanonS
js. Cnöe beöoeft mp öiec niemanbt
Ariftoteies tegöen te (ïellen/^ wei^^

VÎIÏ.

jSticgöecfcöap niet en blöft/ göelöc« / m ÖP / be toon^n öatmomj
ïi. «.3. s^ufticgue becanbect toecbt / als men ban be
oonfche topfe toöcßt
phrygifche. 3©antmen moet toeten/ bat ban een faecfte bie öoo? »»\'\'L
toecöt te toegöe göeb?acöt / beelöecöanöe foo?ten ftonnen 5iin / S
ïttcft
een regiment ^olöaten een anöer göefïalte öeeft / boo? foo beei ^
ïiet geregeert toert/ en een anöer / boo? fo beel als öet ten lt;©o?logeDtequot;
in firööet. ^ïfoo iüeen göebaente ber 25urgöecfcöap/ be 0entlt;^niw^
cn göefelïtgöepöt in recöt en göebiebt: be anbece ts / öet onberlW^
ftcïjt/
toelcftebegöebeeïtentot maïftanberen öebben / bie regeren/ j,
öie göeregeert toeröen: öefe ïaetfte beöoo?t tot öe Poime, en toerw
öen (\'oUgus beröanöeït: öe eerfle foo?te toert beröanbeït öan öen v ^^
göeïeeröen. ^tt toeïcfte feïfS
Ariftoteies met isonbeftentgöetoeeft/ .
toÖÏÖP alfoo baer bp fept; Maer oft men de forme van regeeringhe ^ ^
dert zijnde , defchuldsn oock betalen fal, is een andere overleg^ogn ^

toeten/ beöoojt tot een anbete ftunft/ toelcfte Ariftoteies met wi»

VÎL

TUrns

\'Pïütmeh.
^gefihto.

-ocr page 333-

nwt en bermensöet / om feïfsntette jom sbeen w «1
anberen öeftraft / nameUitß /
van d\'een foorte van verhandelmghe toteen
andere over-fpringhende.
€ett ©OiCfi Sil laet ntet fcïjulötafjteftlïjbenpt
gibt / alsöeteenContngöoberfttöljeeftgeflelt /
»e/fcöulötsötoas: äam bet ts nocö ïjetfeipe©oUö/ert^^^^
SJcöbebeöeerfcölngöe Ober bte bingöen/ toelcfee beS©olcfeSteboo?ett
Öteeefttoaren/jaebeöotibtoocfettocööetgeöfe^
«el \'t felfbe nu ntet ban \'t Itcöaem / maer ban öet öooft ^et te
f etj / en »j ^ercfe te (lellen, ^aer upt ban berepbe anttooo?t baerbtgl)
g/ op bat berfcöil/ toelcfee met ber baebt en toercfeenfomtpbgs göeb?^
ts / op toat plaetfe in be bergaberingöe bte moet fttten / toelcW5
S^agöfie gebiebt befeomenöeeft ober een ©olcfe / bat teboe?en biP toas/
Samelötfe / op be plaetfe baer \'t ©olcfe felfS foube fitten /
ïftgaberingöe banbe
Amphiaioncs, fat Philippus, C^ngöbanjBa^
^«bonien/ inbe plaetfe ban bie ban
phocea: alfoo ter anber jöben fal een

b?ueBolcfe beftaen be plaetfe biebesConingöS toas göeto^fl.

.25p albien tot eenigöer tpbt ttoee ©olcfeeren bereentgöt toerben / ful^
amp; als ban öare reïöten ntet beriefen / maer onberltnge fmmma^
eerilber
Sabinen, baernaerber Aibanefenrec|topben

S\'^wepnät oSr-göeWt ts / en iS een »göerfcöap ööetoojben / m
w Livius fpißcclt. läet felfbe moet men oocfe öouben banalfulcfeeCo^
g ngörrf^/ bjelcfee niet alleen boo?berbonbt/ oft ^ae^
ge een Coningö öebben / ma« boo? een toare eemgöepbt te famen glje^

r^ÖÖt 3t3m céoo 3ttn uptbe Cehen en Iberen gefeomeU be Cdtiben, al^
^\'^dorustoert^. jÄbien\'tugöelegöeniS/

, ßfe.,. Chjr.fmp.i7. n.ßs. en \'t göeen baer aengöetogöen to^btvQ

göebeurt öet oocfe / bat\'t göp te boo?e^^^
bÄ^a«/ göebeättoerbt/ \'t5Pboo?onberltngöebetoilltgmgöe/ 0^

A ir^Etä rtohßlätt/

-w^o?iogös-göetoelöt/ göelncfe öetlicöaem beS perfifcoen^pcHs

E^S^\'tti^oamp;rSefeoiS ban Alexander. ^Sfu cfesgebeurt/

te ontflaen in SSS^nbsp;otjoerfle öeerfcöapppen metöare

IX.

Lib.

X.-

bat foH*^\'^ poer göebeelte* ^ocö moten oaer nunj pu^ y y^ui^«« i w
ƒ söemin moeten geregeert toerben / oftnbsp;wbecS

a?S|«töept göebeplt. €nbe öier onber moet men oocfe reecfeenen bte
SÄ«öe/ toelcfee gefcöiebt itiet betotlligingöe / om meutoe tooongj
te planten: toant alfoo ontfiaet mebe een meuto mm/

want fyen werden niet als fl.ven uyt-
def waer op datfy pelijcke recht mögen ghebruycken , fepbt Thucydi-

EDid, felfbe beröaelt / bat be ttoeebe coionie ban be €o?tntöterS nae

t^muquot;quot;quot;^ is göeboert/ op datfe in gheliicke recht met haer ftaen fouden.

eechf nocötans ben H^oeber- fleben / boo?-beöouben be fcöulbtge
tius v^^nse/ ^an be toelcfie top geöanbeltöebben /«f-?-nbsp;gLu^t-

gaen^ 11\' ^^Tyriers hebben Carrhagoghebouwt 3 en zijn van haer door-
Halica,« 5^J?iiderenge-eert.]
^^eï^OntngÖ Tullus fepbt fip Diotiyfms
^«naiicDfis: Dat
de Moeder-fteden, welckc anderen tot nieuwe woo-

mtm

:- ? Lih.t,-

-ocr page 334-

ningen uyt-ghelateo hebben, over die Colonien en voortplantingen foude®
gantfchelijck regeeren , als nae het recht der nature, fulcks achten wy noc»

waerachtigh, noch billijck te zij n.

X Î, ^tt 10 oocfe een becmaecbe biage Bp ben lt|ïo?t fcó?öbecS en ^ïecWr
ööeïeeröen / toten öte öingöen nu toe-feefioojen / toeïcfee eectïjötjS totïjej
ïïüomfcöeïsöcfeüeöoo^töeööen. ©eeïetoiïïenöatöte beöoo?en totïJet
^upïfcöe iSijcfe / foo men \'t eectöötS noemöe / of foo men
\'t nu noenit/
3^epferöoiït/(öocD öoe men\'c noemt/en toat naem öan üepöen men geeft/
ïtient tec faecfeen niet î ) en öetöicöten ficö/ icfe en toeet niet toat W
een f^nogme en tnfïeïlinge in öe plaetfe / öaec nocötans genoegö Befeent p/
öat gcoot-\'^uptfcöïanöt/ toeïcfe oöec öen ïlöön göeïegöen iS / in \'t göf
fjeeï öen lîieefïen tööt öupten öet öegcöp öes ï^oomfcöen
:ßöcfes gW
toeefï 5P. Mp en öuncfet niet öattec te p^efumecen fïaet eenige öecanoe^
tinge oft obecöjagtngöe / ten 3p öat fulcfes met getoiffe öocumenten
toefen toecöe. baecom fegge icfe/ öat öet ïïoomfcöe ©oïcfe
ais nocö
feïföe is/ \'t toeïcfe öet eectööts toas/ öoetoeï öecmengöt öoo? toe-feon^quot;
ban öjeemöe en uptöeemfcöe j en öat öet ïïpcfe en göebieöt öp \'t feïÇ;
©oïcfe göeóïeöen
is/ aïs öp öet ïicöaem / öaec in öet 50n/ en ïeöen fouoe\'
3©ant aï öet gene öat öet i^oomfcöe ©oïcfeeectöbts met cecöt öeeft mo^
göen öoen / eec öat öe iSoomfcöe feepfecs cegeecöen/ öat felföe cecöt ort]
fulcfes te öoen / öeeft öet oocfe göeöaöt / nae öat pöec l^epfec göejïoiijen
toas/ en öattec nocö geen anöec en toas. .^ae felfs öe öecfeiefingöe een?
ïâepfecsguam öet ©olcfe toe/en
is ettelöcfee malen öan \'t ©olcfe öoj?
ficö felben / oft öoo? öen ïïaeöt fulcfes göefcöieöt en in \'t toeccfe göeftelj;
(i,) €n öe becfetefingöen / toelcfee nu ban öefe/ nu ban öte Legioenen en
îîtegimenten öec ^olöaten göefcöieöen / en toacen niet ban toaecöe up
öet cecöt öec
Legioenen (bjaut in eenftoebenöe en ftoecbenöe naem feo»\'
be geen feecfeec nocö göetoiffe recöt 5ön ) maec öoo? goeöt-feenningöe ^^
toeflemminge ban
\'t bolcfe. 3©aec meöe niet en firööt/ öat öoo? öe
flitutieban
Antoninus, fp alle en pber een / foo beel alffer in öe ^ootn\'
fcöetoerelttoaren/ 25o?gersban^omengöetoo?ben3ijn. 3Bant 0055
öie Confïïtutieöebbenbe(©nberbanen bes iSoomfcöen iSijcfeS berfe^\'
gen bie recöten/ toelcfee eectijbts öabben be
Coionien, en gep?ibilegie^^
be fleben/ en be ©?obintten öie ben (Cabbaert b?oegöen/ bat fp tot fïflt^quot;
ban eeren feonben geraecfeen in bebteningöen / en \'t recöt ban be a^ï^^\'lS
göeö?upcfeen î îBaer niet bat onöer anbere ©olcfeen foo toel / ais óP.Ö;:
3©olcfe öer flabt Komen / be f ontepne en ^p?ingö-bo?n bes iStjcfe^
fen foube/ (2.) \'t toelcfe tnbe macöt ber föepferen niet en toaS oni JJ
toege te b?engen/ bie niet en feonben beranberèn be toöfe ban öet M^fJl
öebben / nocö beûo?faecfee ban\'t felfbe. 5Socö bat baer nae be ïSepfe^J
lieber tot Conflantinopolen / als tot ftomen öebben toillen
tooonen /J^
berminbect gantfcö niet ban \'t recöt bes i^oomfcöen ©olcc t iBaer oof^
boen ter töt öeeft öet gantfcöe Bolcfe be berfeiefinge tot
Confïanttnopy
len ban een gebeelte ban öaer göebaen / goet gefeent en ban toaecfcen ^^
felaert / toaecom
oocfe claudianus bie ßyzantijnfche, Quirites «oen^^*

-ocr page 335-

öeeft öeen fïecötDebJiïö en gebentft-tefeenban fönrwBt öeöouben/tn
(3.)öepi^rog«ivel3anöaei:^tatit/ tnöe eece ban\'t!0uraöfmeegeer
ïföap/ en anbere bingöen meer. beröalben atte öet recöt/ ttoelcfe^
ööene öabben bie tot Conftantinopoïen tooonben / öebben bonben / om
^n ïïoomfcö feepfer te berbiefen/ bat öingö aen ben toiïle ban öet
ift^—u-» f\' ------- ....nbsp;geö?upcti be^

^septer te Dernieien/ oai ijusyu «»fn w
göomfcöeBoïcfe j en aïssfp tegöen^ be mepningöe en öet g
wmfcöenboïcb^
(4.) ficö öabben göeftelt onber öet göebi

^«omicöenboïcb^ (4.) ficö öabben göeftett onoerijet göebiebt baneen
P?outoe/ Irene, [aen be felfbeoocbeebtboenbe/ foo
zonaras fepbt.3 om
gnbere oojfaecbennaete laten / foo öeeft öet öe ©olcb niet rec^^
conceflie en toe-latingöe /\'t 3P batfe npt®eb|ucjt ofttïil-ftoösenbe
toas/ toeber-roepen/
en op ficö felben een pepferber|o?en/oocbW
ftemme ban öaren eerfien ^urgöer / bat tis / öaren 25tfcöop (gelijcfe

i;-^^xeiter be eerfte perfoone toajs/) neri.,^..^...^. ^ ^. ^
gcecbiefingöeperfoneelgöetoeefl
i0op Carolus Magnus, en eenige fgne
|««efTeuren: be toelcfte amp; oocft öaer öÖ«B«öt/;ttoelcft fP öabben
Jüer be francften/ al^ oocft ober be Eongobarben / fojgöbulbelpcft öeb^
ÏSquot; onberfcöepben / ban öet recöt be^ gebiebt^ ober be iSomepnen / al^
5önbe boo? eeti nieutoe oo?faecfte berftregöen. r^iet be
synode Po^^tige-

Caroli Calvi: €n Paulus Ämiiius, hèj. ban CarolusMa-

ynenuB?ancftrircftbefitten/ en #ofierfcöe / toelcfte ^^uptfianoten
giemanien in-öebben/( ifi?enfis noemtfettoee ilijcftenber franc^

EÄ^S^^\'^I^^ ConiÄen / al^ ber ©aberlpcfte magöen fucceffie/ geflaen
Ettft^ntmen m ©olcr) [^00
Prifcus aentepcftent in excer/xfi Ugattonum,
Reginon op \'t ^aer I ? 16. carolus Magnus in fön (Seftament: Indien
zy van een defer drie Sonen.] ÖeeftÖet iSOOmfCÖebOlCft goet

gue^nben / op bat öet een fefterber befcöermingöe en toeberfwöt Jeb^
fien?»« / geen epgen Coningö obei ^ÖJ^ft^iHV^SSlf/Ä
öeÄ?quot;P^lt;\'^Öenöaböen ober öaer gefielt / öocö alfoo/ bat öet aen ftcö
recöt / om be berfttefingöe te mogöen goebt ftennen / oft

öothlffyj^^Ötoniteregeerenoberbe^uPtfcöen nae öate tnaniereni
EjoÄXsoebt-ftenningöe besf ßoomfcöen ®olcft^ / toerbt be felfbe
oftïJepfer/ oftfaoöe ï^i|ïo?t-fcö?ÖW Utmm
Öeeft ftiquot; ^Co^ingö bejS $5i)cft^ ban Italien\'/ (6.) ettbe onberbien
tttul
ennfptf.r^l^Ö««^/ allejs toat öet ïrsoomfcöeBolcft toe-befjoo?t öeeft/
^V 15p 000? accoojben/ oft in-tiemingöe ber berlaten bingöen -/ oft

-ocr page 336-

mu ban otoctotnnf nsöe / onbec Det göebiebt ban anbece ©olcRett gö^^
bomen is. lt;©aec tipt ban mebe bit ïiebteiücb ban becjiaen toecben/ booi
toat cecöt be ï^oomfcDe 25ifcDo?ï/ toanneec baec geen ïâepfec ts/ be inve-
ftiturenenintïeïïingöeninbes tóoomfcDen j^öcbS Seenen göeeft / om
bat ÖP / nameïöcb/ onbec öet ï^oomfcöe bolcb/ tot fuicfeec töbt b?p
be / be eerjïe en oppecfle plaetfe tn öeeft. c (€e toeten / gelöcb in
\'t ^upt^
fcöe ïïötb be
^faltj-grabe/ en ^aten ais bes ïSöcbS vicarifen, bp af
beplbe beurten en gebeelten. ^iet serranus in \'t leben ban Ludowijck de
XII.] ïBant bie bingöen / toelcbe öet licöaem toe-beöoo?en/ plegen boo?
be eerfïe perfoon in ben name ban \'tlicöaem betriebt te toerben / gelöc®,
top oocb
eibers gefept öebben. [ 3©ant oocb in\'t Coningröcfe ban #olen/
foo
lange baer göeen Coningö iS / befïaet be 3Cerbt5-biffcöüp ban onei-
nen bes ConingöS plaetfe /fit in besConingöS fioel / als be eerfïe onö^\'\'
ben btenben. Philippus Honorius in fön bifcours ban öet ïiöcb ban
ïen.
j lt;©oc6 en öeeft cynus en Rainerius niet onrecöt gefcö?eben / bat/ tn^
bien be ïïoomfcöe ISepfer boo? fiecSte oft gebancbeniffe toierbe berötf^^
bertöetïïöclïteöebienen/bat öem ban öet ï^oomfcDebolcbfelfSe^quot;
^ubftitupt foube mogöen göegöeben toerben.

CVermeerderingen. (i,) 25p Dion,Spartianus, Capitolinus,Lampridiü^

vopifcus, binbt men boo?gaens Ccempelen ban berbiefingöen boo?
maebt göebaen / oft goet-göebent tn
Adrianus , Pertinax, julianus, sevc\'
rüs, Macrinus, Maximinus , Balbinus , Aurelianus, Tacitus, Florianus Pr*\'\'
bas. ©00? Aurelianus
is Öet ööcl^ fe0l^aeuben getoeefl fonber
en öebben be halbaten ettelptfee malen be berbiefinge ban eenen aen oeij
iïaebt göep?efenteert. ©oo? öet recöt ban ben iSaebt ts een treffelöÄ
S5?iefbanAibinus,bpcapitoiinus; eueeu3amp;?iefban bemsaebtbooiw®
Gordianen. Macrinus in fgn Oratie : Sy hebben het Rijck my op-gedrage^\' »
waer van ick ondertulTchen, ô Vaders des Raedts, de Vooghdye aen-nem^\'
Ick fal het Rijck behouden i indien
u-lieden mede fal behaghen \'tgheen
Soldaten goet ghedacht heeft.
ïï^e^epfet Tacitus fept bp Vopifcus, in \'t
ben ban
Probus : My heeft ghewilTelijck den Raedt Prince ghemaeckt, ö^®
de voorfichtige wille van de heyrkracht.
22gt;p ben felfben Vopifcus fept P^f quot;
bus: Het is, ô Raedts-heeren, voorleden laer rechten wcl-ghedaen.
uwe voorfichtigheyt der Werelt een Prince heeft ghegheven, en dat uyt
den, die zijt Princen der werelt, en alle-tijdt gheweeft zijt, en in uw\'el^^quot;\'
komelingen wefen fult. MajorinusfcÖ
?Öftaenbenißaebt iUNovellis: BJ\'\'

kent, Ô Raedts-heeren, dat ick door goedt-vinden van uwe verkiefinge j
verordeninge van het kloeckmoedige heyr-leger Keyfer geworden ben.

(2.) 25p Herodianus betmaent ben ï^aebtbe ©?ûbintien boo? Gor^»»^
nus: Den Romeynen onderdanigh te zijn, wekke van oudts
het Rijck\'®
behoorde, welcke de andere volcken door oude recht,
liefde en gehoorfa^
i^ydtbewijfen. 55p bettfelfbenfepbt Maximinus in fönaenfp?abe a^^^
^Olbaten:
want dit Rijck en is geen befittinghe van cen Man alleen,
van oudts
afift de faecke des Roomfehen volcks ; in defe Stadt beftaet hetg ^
luckvarihetPriniTchap, maerwy, ôlSoldaten,
zijn met u-lieden daer

-ocr page 337-

Bhen^J^ünbsp;»nbsp;het Rijck behooren gt; fouden befor-

n ende befchermen. Claudianus Uanöe^taöt^ßomenj

Öe Moeder van het Recht, en Moeder van \'t Gheweer j
■^le wijdt ftort haer ghebiedt door alle Landen heer.

öoubL?quot;/\'quot;^^ fept/öat Ïlottiertöe Sjooi-tocïjt en \'t oubtfie retgt be^
^ ombat öet ÄSöcfe ban baec göefeomen toas. Ammianus,

^ïjn g, quot; ^\'^nien/ nochtans werdt fy door alle deelen, foc
^äbennatoaT\'^ en Coninginne aenghefien. Claudianus, aïS

Si H ^ oorfaeck dat de Macht nu buytens
dat het Keyferdom moet achter lande ga

7

;gaen

ntS^^^^^oefleenbanfeepbe25urgöecmee(lei:en3ön uptbe ^tabtïJo=
^^^ ^^^^^ pïaetfe / fepbt Procopius m fön feccetu

hootL^^f® Öïgt; Tacitus, fiJ.^. Anml befCÖUlbtgÖt fÖn lloebec/ Datfe ge-
Cot^pg de ghemeynfchap des Rijcks te bekomen, en dat de Soldaten en
^«t een^quot;^^ de Li jf-gaerde aen een Vrouwe den eedt doen fouden, en
^ecöScrflJrt\'^^quot;\'^^\'^^®^^^^quot; voicks. prifcus
m be Cïtcacten
want het Prinflchap des Roomfchen Rijcks behoort
^eliorrabnbsp;den Mannen toe. Lampridius, naebe bOObt baU

foude\'nbsp;verboden, dat niet tot eeniger tijdt een Vrou-

^^^fen en jquot; Raedt ghebracht werden, en datdiens Hooft ter hellen ver-
aen Hemnbsp;werden, die fulcks foude doen. Trebellius Pollio

alft een Vnbsp;\' ^enobia haer felven het Rijck aenmatigende, heeft langer

(5.) JJ*quot;^\'-°ef3emde,deRepublijcquein-gehouden.
hoott,nbsp;^naïbaecbeaenteptfeeningen ban Mey-

«ent|f^u^quot;«ïbaecöetbecb?agöban caroius en Hemicus, naebegebanc-
«lundus Onbsp;• €nbaecobecbe s^otwïen ban lacobus sir-

XIL

öetSS^^ öe ©aus / tn ben »ban wenricus, onbecfcöepbe^

amp;nbsp;^tetöet #?ibtïe0te ban ottho. gegeben

^^^y^potn uptgegeben / nae be ^acifcöe faetfeen ban
K\'\'^\'^\'^usinÄir.fr!^^nbsp;mbeneebt ban otto, toe»

r^^lf\'och Snbsp;In Romen fal ick gheen

u (3^aUS) oft de Romeynen

^ ^en setotffeïeeöt/batbeperfoonbanbeaEt:fgenaem/bco?een

nnbsp;feïföe

foo veel als daer
Honorius
tOt

huys moet ftaen,

-ocr page 338-

felföe pecfoon met öen oöerïeöen göefiouöen toecöt/ öoo? föo beel SiM
aengaet öe becbolglngöe ban öe publptgue/ als pacttcultece
feöingbe.

XIII.nbsp;öoe becce be ©becbJtnnec ben obecbjonnen fnccebece / fal Sief

naec onöec be toeccfiingen bes ^9o?logöäS becftlaect toecben.

Het thiende Capittel\'

Van de vcrbindingc wclckc uyt beheerfchinge fpruyt.

I.nbsp;Dcv«rbindinghe van eefl vreemde faecke
aen haren Heere weder te gheven , van waet
die heer-komt, en hoedanigh datfe zy.

II.nbsp;De verbinteniffe van weder tc gheven ,
\'t geen yemandt heeft ghewonnen met eens
anders goedt: weicke met veel exempelen
werde verklaert.

III.nbsp;Dat de gene die ter goeder trouwen yets
befit, niet gehouden is weder te geven, in-
dien de faecke vergaen is.

I V. Dat de felfde gehouden is uyt te keeren,
de vruchten die voor-handen zijn.

V.nbsp;Oock die verteert zijn , tenware hyfe an-
ders niet foude verteert hebben.

VI.nbsp;Maer niet die, weicke hy verfuymt heeft
in te vorderen.

VII.nbsp;Dat hy defghelijcken niet gehoudenis
weder te geven, een dinckgt; welck hy een an-
der gefchoncken heeft,met onderfcheyding.

VIII.nbsp;Noch, foo hy een dinck dat ghekocht
was, verkocht heeft, van ghelijckcn mct oö ■
detfcheydinge verklaert.

1 X. Wanneer de gene, die een vreemt go?quot;
ter goeder trouwen gekocht heeft,den pr\'r\'
oft een deel daer van behouden magh. _

X.nbsp;Dat het vreemde goedt verkocht ziiquot;quot;-
den verkoopernietmach
weder-ghegheve
werden.nbsp;t;

XI.nbsp;Dat de ghene, weicke een dinck heeii»
waer van de Heer onbekent is , niet ghenquot;
den is dat yemandt over te geven. _ ;

XII.nbsp;Dat men natuurlijcker wijfe niet gquot;
houden is weder te geven, \'t geen meti oO
fanghen heeft om een fchandelijcke facc*
oft om die men doch fchuldigh was. , ;

XIII.nbsp;Wcrt wederleydt de meyninge,

ke ftelt, dat de beheerfchinghe van di^g,
die in ghewichte , ghetal , en maet hen^?^
over-gaet, fond« bewilliginghe van den quot;
heerfchei.

•©tnotötoebecfilaectöebbenöe/ foo beeï tot onfe p?opoo|ïg\'
noegö ts/ bat cecöt / toelcft ons / \'t 3P obec ï^cfoonen/ oft ^
öecen toe-ftomt / (laet ons oocft boojts te beffen toat boo?»JJ^
filntentffe en becplfcöttngöe tegens ons baec upt bolgöt. «J^
fe ontfiaet / oft upt faecften bie nu al booj-öanben jpn/ (onbec öet
faken, totUcft nu begcppen öet cecöt obec pecfoonen / boo? foo beel^

ï.

bte onfe goeöt tn fön göetoelöt öeeft / göeöouöen ts/ foo beel al^
fön macöt ts / te toegöe te b?ettgöen / bat öet tn onfe getoelöt ftome. (;
Ücft feggöe/ foo beel tn öemts: ïï^ant
öP en is ntet becBonö^ »^
onmogljelöcfte bingöen / nocö om öe faecfte toeöec te
göeben tot
ftofïen/ maec is göeöouben fulcftsaentegöeben/ op bateenanö^ %
föne toeöec ftcpgöen mogöe 13©ant gelöcft
in öen flaet ban gemeenf Jg
allee öingöen / mofleenigöe göeUjcftöeptonöecöouöen toecöen /
eenen niet meec fouöe göeoo?loft jpnbegöemeene goeöecen tegöeöJJL\'
ften ais ben anöecen: alfoo / nae öat öen epgenöom en beöeecfcöin0j^^#

-ocr page 339-

gjöjatStfs/ fooisbaertuflFföentreimenenCpöÖ^ttaeïjseïijtftaïs
«fnpcfeïftfiapop-eöerccötenaenefieöaeii/ ijatötegene/ tJiecensan.
Sf?90«tgt;ttnfön macötöatitie / \'tfeïfïiefönen lemtocöer-geUenfou.
of; 3©antfip alötett ött aïïeen öeßcacrjttoawaetoeeff öan Beöeecfcöm^
gje / öat I foo tote eens anöets eoeöt onöec fön öanöt öaööe / öat öP öen

JJfteïDcfe. €nöe toetöt ötec niet aensïjefien/ nocö öaec op ööeïet / oft
«entecöoeöecofttecguaöectcoHtoen/öetßefit öan eenigö ötncft Beïio^
öeeft: toant öet is een anöere öecötnteniffe öie upt miföaet ontfiaet/

v^^v^we«; maecfpfeïfs m öan oncecöttoaecöiööepöt ïjefcöuïöigöt/ ^^ ^
Squot;^^t-te-mtnöetifeïotfeïfS öeöteïöen. (2.) €nöe öeeftxenophon^^-- o»^
«engöetepcfeent/öatöieoncecötöaecöigöept/ aïStoatt»pfonöecS5tjnöe/
« öoo? fonöecïinge öoojfienigöept lt;0oöts/ gejïraft is. tCïfoo öetifpt

Mceröiwnbsp;r« OOM ht^i-igt;rfflt;-ftss« hoïifttihort

3 Oßdoy.

a^\'ti/semaecfittoas. ^otö öetoöt oeteDerwnoingDe/ ai? upt ee«
SiïL^^^^röiagö/ aïïe jBenfcöen öerpïicöt/ en öen l^eere enCp^-
^\'^»töÖ «töt t« toegöe Bjengöt; foo fiomt öaer ban öaen/ öat öe
ecöSJFlf»^« tontratten / aïs jongöer in tööt / eentgöe uptfonöertnge en
Trïilquot;^ Nr ban ontfangen. ^aec upt men öan öetec fean berftaen toat

u. \'Pnoninus hfi»!.mohor^iYiYfn»» Vn« * Pen Moordenaer heeft den buyt, dien ^ ^onafida

A-,^ onwetende was van

de vraghe, oft Se-

Wy dpnbsp;Moordenaer, óft aen my moet weder-gheven: Indien

de eoM ^quot;^ver en den Ontfanger beyde in haer felven aenfien, dit vereyfcht
Ven heJfnbsp;» dat die het vertroude goedt weder-krijghe , die \'t gheghe-

Vüitw j* ^\'«quot;^wyopdebillijckheydt van de gantfehe faecke, welcke ver-
hetnbsp;die perfoonen, die in dit ftuck gheraeckt zijn, foo moet

dien het door een feer fchandelijckfeytbe-
Vaerdiol!\' ÖP
boegt öaet te retöte bp: Ende ick bewi j fe dat dit recht-
ghetoifh^\'\'^quot; welcke een yder alfoo het fijne gheeft, datfe niet werdt af-
WtÊM/s«^®nbsp;rechtvaerdigher weder-eyffchinghe. (Ce

^^^ €pgöenaers tS recötbaerbigöer / boï^
topgöefetJtöebbenbatebenfoooubt is/aïsöe
öÄÄtnsbe feïfs: toaer Spt öan oocfe öit boïgöt / \'t toeïcfe bp öe feïf==
^aten /nbsp;i ^^ söene öie fön epgen goeöt ontoetenöe te be==

öne?iÄSlquot;Öeeft / niet göeöouben is öet feïföe toeöec te geben:
^a«nbsp;toepnigö te booten toierbe göebiaegöt/

toiens goeberen aengeiïagen
toaren / moet beeï eer upt ött funbament befï«Ö^
\'-^«n/ aisswpt öet göeen
Tryphoninusbpb?engöt/ banbe mtttq^

^n z

-ocr page 340-

ïjepöttiettïraffm. 3©anttoti5ertatureijatt fieöecrrcötttö^mepamöötn
en geeft öet niet/ oft öe feïföe fpiupte upt öet recöt öer®oïcftereit/OTJ
upt öet !©urgöerïijcfee recöt: toant öet öeeft aïïe-tööt ijpftcöaïïe^to^J
L. Rerum, Öem natuucïöcft €n öat tsi
\'t göeen wartianus fept / öat nae öet reey«;
D.de aB.rer. j^oicfieïeu / öefaöcu ttiogöeu toeöer göeöojöert toeröen ban öen

ötefemetuptretötbaerötgöeoo?faecfte befttten. 3©tbefe5pontg
«xo de ne fpjupt \'t göeen ban
Ulpianus gefept toerbt / bat toïe een bjeemt goe^j
fnnu.c^jet göebonben öeeft / batbieaïfoogöeöoubenissombatfönen^eere toe»;^
6 Ate göeben/ batöP göeen bergö-ïoon/ nocö pet^È boo? fön binben niacn
epffcöen. lï^en moet oocft feïf^s mebe öe b?ucöten toeöer-göeben / mtoif

w ^ [Vermeerderinghen. (i.) oDttberöe bebeïeubegöeöoöen öer ï©etE»^
leb?eengöegï)eben/ ijs oocft / batbegöebonbenfaecfteöarenï|eereJj;
toeber-göegöeben toerben / in \'t 74 göebiebenbe göebobt. ^it öeeft fy\'
funbament / foo in benatuurïöcfte bilïöcftöepbt/al0 inbe pïaetfe / of^i

cap.22.1. Chryfofthomus Op r.Corinth. 5.8. Sulcks ftaen oock deVereltic\'
Wetten toe, welcke ons het recht maecken, dat wy den Roover oft DieH^
ren latende, die aenfpreken, die onfe goederen, hoedanighe die oock zUquot;\'
in handen hebben. Hieronymus Ober Leviticus: Veele meynen dat het fo»
derfondezy, indien fy eens anders goedt, \'t welck fy
ghevonden hebbe» \'
behouden, en fegghen. Godt heeft het my ghegheven. wien hebbe ick p®
weder te gheven ? Laetfe leeren 1 dat defe fonde den roof ghelijck is,
yemandt \'t gheen hy ghevonden heeft, niet wederom geeft. Auguftinus •

19 Sermoen Ober betooo?öenöe^2Cpofïeï32f: mdien ghywatghev^de

hebt» endeen hebt het niet weder-gegeven , foo hebt ghy\'t gerooft. W^^i
nae: Die eens anders goet verloochent en nailfaeckt, die foude het oock ^
wech nemen, indien hy konde. 25epbei$ Öeeft Gratianus beröaeït / S

g^e feïfbe Auguftinus ban\'tlt;©öeïoobe en beï^ercften:

nae \'t recht der Landerijen , een yder te rechte gefeyt werdt ter goeder tro
we te befitten, foo lange hy niet en weet dat hy een vreemt goedt befit j «J.
als hy\'t weet, en jiietvan eens anders goet af treckt, als dan werdt hyg^\'^j
ter quader trouwe te befitten, als dan fal hy rechtvaerdelick een of^^^^ffAf;:
dig befitter genaemt werden,
i^ier tOe geÖOO?t mebebe Wit ber

töen/ hb.ß.tit.r. caf.p. ;©ocö fomtoöïen berfcöerpten bermeeröertöe
gerïöcfte 3®et / om göetoicötigöe ooifaecften / befe berbinteniffe:
ïöcft in een toecö-geïoopen ^ïabe be 25urgonöifcöe
Mtt!
goeberen / toeïcfte Domitianus met onrecöt öen €pgöenaren ootn^»
öabbe / öeeft
Nervs göeboben toeber te göeben / aï^ bp XiphiUnos ^

Procopiiis, Ub.z.Gottkic. fepbt Belizarius : My belieft foo t.egh^\'^P^erJ
dat die eens andeis goedt behoudt, en niet weder en gheefc, in gheiJj
graedt fta«t met een Roover.nbsp;c^

{!,) ^0000:beeïtDiodorus,fiJ./j. Plutarchus en Agefiiaus: Hynec^^^^
Burgherfchap
O verredet, datfe de fchuldt op haer nemen fouden , net ^
meifche Slot voor haer behoudende.nbsp;W

öouben ban NicopoUs, öebt göp bp i-eonciaviüs, uk^. jnbsp;^^^

-ocr page 341-

H.

_ 5|att öß timsöett 55« m\'etUoo?-ïianticn 50« / Ö^cft ben iBenfcBeïöcfem
sMacfiteecamp;aegöt/ batöpaibieuöÖPöoo?\'t öBeenmijntoag/ toaect
Jöcïjcc söetoojben / baec icfe be fafee ntet en öabbe / cöP in foo ^

j toant boo? foo beel ais 0ÖP m ijet nttjne gewonnen peoi/ ij^u
«gpmeec/ baec icfe minbec öebbe
ï maecbebebeecftöingensuntnalje-
jjjet om göelöcfeöeptte onbetöouben/ baec in / namelöcfe / bat een pbec

U^t ftjne foube öebben. Cicero fepbt; Dat het teghens de nature is, dat men - -
^^eens menfchen naedeel fijn voordeel vermeerdere. €n Op eett attbCC
P»«etfe;
Dat en lijdt de nature niet, datwydoor eens anders bcrooyinghe
^i^nieerderen onfe middelen, inkomften en rijckdommen. [Caffiodorus ^
•\'
o.c.kt. Dat bekennen wy tot onfen tijden vyandigh te zijn, dat d\'een fich !

;«c\'etten befïecöten / altpbtsficö becoepenbe op be bilïöcfeöept feif^/ uß.
Äecfeiaecenöelbec fcöönenbe. SHenbe baebt ban een i^ienaec bte
S^ï^ttöÖebmft/ is be göene göeöouben/ bie öem obec bien öanbel

amp;ïtöeeft/ ten5PbatöPtoaecfcöoutoingöegöebaenöeeft/ bat men

yent niÊt hotfrtttv^^ort rtft fifrtrthott fftiihe. ïimaeK oocfe/ittbten fuïcfee toaec^

L. Huum\'

/ oft bat öet tot föns leecen boo^beel gefeomen ts / fal mo-
toecbenbanbebjogö* Want, fept
Procuius, hyfchijnt

dp quot;r gieken bedriéghhjck te handelen, dieghewin foecktuyt eens an-

fSJade. ailtoaecöettoooitguabetcoutoe/ oftacgölifiig»ft a«es

öat tegöensöetnatuuclöcfee cecöt enbe btlU^
fcfó^ïl ^^^ op \'t bebel ban be Höoebec bo?göe getoo?ben ts boo? ben be=
l. vxor
ftftSf ^^^ / tim göeen cecöt ban bebel tegöens ben »

■vir.iü\' ux.
L. Servo-

^»f ^ öeeftepgöentujcfe fpn fafee ntetbebo?bect / oe^Diijp wi-
bae hp «^«fien ban be iloebec / bo?ge göetoojbeniS: S^ocljtans/

Wcnbsp;ban Papinianus jal öem toebec tegöens ben ^

foo ifeseflaen toecben/ felagöe ban betoinbt/ te toeten / moftjteinjte/
SelüS^Ö^® I OW bat ÖP boo? \'t gelbt ban be bo?göebeclo|ï toecbt. ^nf
f« een jaifinv«» ho^fi- ïiaatl
itofrftrtttffeßrt ÉÉntflft neibt/ t toelcfe

^atnbsp;ie op öet goebt / bat boo? bat gelbt göefeocöt tS / om

feetcn tL®®quot; ontfeent toecben / fept Uipianus. bat be iBan cöcfeecoftbec^
«nbatisbe b?agOe/ toat öP ban bec®?outoen goebt beftt.

faipjÄÄquot; Ö^t göeleenbe/nae be JtoomfcSr^eFten j nacötaus

-----— \' quot;

w^vüMut wecom / tnbien be 3©eefe 5? cöcaec ^^
\' ^^^^^ b?eemtgoebt becpanbet/ en ^nbeit
WcffiSfffSfött^/ foobeelbeccebiteucbelangöt/ fal be ^cöul^
wbiöbt toecben nae be gcoote ban ben p?ös / bie baec ban göefeo^

m 5nbsp;^^^

De OßJib,3,

-ocr page 342-

men is: toant / feyt Tryphoninus, upt ftoebanigfje Uerötttöinge öet oot^
?ijn macö / öen öoo? occafte ban öen ^cöuïöenaec öecftregöen/
büïöcïi toe-feomen öen i^cöulöenaec/ als öen Creöiteuc;
^cöulöenaec fal göeöouöen 5ön öen ^oopec te beb?eöigljen / cnfcjjao^
loos te öouöen / op öat öP niet upt eens anöers fcöaöe boo? ïjm
öate en boo?öeel rape: toant oocït / inöien öe Creöiteur
meeröer b?«^.
tenöenïSefitteraf-göenontenöaööe/ fouöe öte alle-te-famen in
oroote moeten in-ö?engöen in fön ontfancft. Sllfoo meöe / inöien gyj
r.i^D\', metmönlt;^cöulbenaer/ ntet als met mönen/ maer mepnenöe öat£g
^^^jmftum. gen anöeren fcöulöigö toas/ göeöanöeltöebt/ enöeDtgelötbanöenfJ*
leen beftomen / foo toeröt göp mp berbonöen/ niet om bat icli u gelöt
öaen öebOe/ ( toant öat ftan niet gefcöteöen ais tuffcöen öe gene / öie ^L
öeöaerinöetoilligöen) maer om öat öet goeöt en öillöcftts/ öatjp\'
öelöt / \'t toelcft aen u göeftomen iS / mp ban u toeöer-göegöeben to«^
öe. 5©eiongöer ïtecötS-göeleeröe meöe firecften öefe öingen upt tot gi.
Ujcfte öaöen / en öat met recöt: ais toanneer pemants goeöeren/ ötefwj
berbo?gen ötelt /enfcöuplöe / berftocöt toeröen/ öaer ÖP ejcceptie öaöj*\'
öe felbe toe-göelaten toeröe tot öet gelöt öat ban fön goeberen getn^^
iS j en öat öe gene / toelcfte aen öe ©aöer gelöt berflrecftt öeeft / otn ftv^
^oonteboeöcn/ inöienöe©aöernietftan betalen / aenfp?aecfte WL
op ben ^one felfs/ bie fön jBoeöerlöcfte goeöeren öeeft» ^efe
bepoe g.
gulen toel berflaen sönöe / en fal nietftoaer ballen te anttooo?öen op Jp
biagöen / toelcftefoitttoölen boo?-göeflelt toeröen banben
Jsecöts^-Ö^L
leerben / en öen lt;0oöt-göeleeröen / öte öe intoenöigöe bierfcöare öe^
nioeötsonöertoöfen,
11 ï. a©anteerflelöcft foo blpcftt/ öat een öie ter goeöer troutoen petS b^JJä
lih 4. (ijjant öte ter guaöer troutoen befit/ is berbonöen boben öe toaeröe
tvar.Zd c. faecften öoo? föne öaeöt) niet iS berbonöen tot eentgöe toeöer-göebt™Ht
tenat.part.1. inöïcn öct gocöt te nict göcSomctt
Oft berio?en is: toant nocö öetS^\'^
lll^tT / quot;öcö eenigö göetoin öaer ban bp öem en is.nbsp;^ iAi

IV ^quot; €en ttoeeöen: -mat een 25efitter ter goeöer troutoen göeöonben ^^
oocft toeöer te göeben öeb?ucötenban een faecft/ bie nocö boo?\'Ö3amp;
q. ö. 3ijn. feggöe b?ucöten ban be faecfte: toant b?ucöten ban
ttamp;fEt
Medrm dc j^gpf q^tj ßjo^eß jjgpt / al tfl bat bie fonber be faecfte geen boo?tgancB
7551». ben fouben / öie en is men nocötans öer faecfte niet fcöulöigö*
14. faecfte ban öefeberbinbinge ftomt upt öe beöeerfcöinge: toant öie
17 fg jjau Öe faftc/ öie is natuurlpcfter-topfe meöe ^eer ban be b?ucÖte^
V (^en berben: ^at bie ter goeber troutoen befit/ geöouben iS bJes^j^
om te göeben öet goebt / en oocft be b?ucöten bie berteert 5ön / inö^e»

Sm cm

om te gtjeoen pet goeot / en ooru oe b?uctjten öte berteert 5yn / ^a
oocft anöerfins foo öeel fouöe berteert öebben; toant baet in toetoy^r
göeöouöen foo beel berrpcftt en berbetertte^ön. ^ifoo toeröt c. ^«^
„xÄ. caiiguia in \'t begin föns ßöcftS göep?efen /öat öPben göenen / toeic» .
ÖP öare ßpcften toeöerom gaf/ öP öebjucöten ban öen tuffcöen bep»»^
berloopen ttjöt öaer meöe bp-göeboegöt öeeft.nbsp;... m

(€en bieröen: ^at öp niet göeöouben iS tot öe bjucöten / toelcH»

JdJon in P.
l. fi me amp;
\'Tij-j/im,

-ocr page 343-

J«rfupmt öeeft te öcntetett: toamöpenö^eftnocöbefaetRe/ nocöw

tn ftcöe ban be faecfte ftomt.
JEenböfben: ^nbfen fuïcft een Witter/ öet söeen öem ban een
S??5.ööefcöottcften m^/ een anberen toeber berfcöoncften ö«ft/ ÖP
ÜMÖeöouben m pet0 toeber upt te fteeren/ ten toare bat öP
Petocft oocft bupten bft oöefcöencft eben foo
beeï foube berfcöoncften
gebben: a®antaï.ö ban faï öet ööetoin toefen/ batöP\'tföne eöefpaert

H.5quot;^nfeftenj ^nbtenöp öet aöeftocöteberöocöt öeeft / batöpaï^öan
ESöeöouben m toeber upt te fteeren / ten jp boo? foo beeï öP \'t mogöen
C^itetberberftocöt öabbe j bocö foo öP/ \'t göeen öem göefcöoncften
^as / berftocöt öeeft / bat öP göeöouben tss ben toeber upt te ftee^ x..
hfj/ten5pbatöpbenp?össb00?-göeb?acöt öeeft/ \'ttoeïcft öP ^Jnöer^?,,
\'«t foube göebaen öebbemnbsp;^ , ; L.j.a^p

^enfebenben: ^at eens? anbersS goebt ter goeber troutoen göeftocöt/ lege,
JJioet toeber göeben / en bat men ben upt-göegebenp?ö^ ntet macö toe^ t^pie
oh^^PfTcöem 25t» toeïcften reguï mpbuncftt/ bat befe exceptie beöoo?t
peboegöt te toerben / ten 5p batbe Cpgöenaer \'tbe^tban fpn goet niet

fonber eenigöe onftofien ftonnen toeber ftrögöen toaerfcöönej^cft/ ^
rjf^öP€]cempeï/inbien \'t goebt onber beamp;-roober^ toare/ (i.) toant^^
g faï mogöen af-göetogöen toerben / foo beeï aï^ be «Êpgenaer gaerne, v. de
foube öebben toiïïen teftofle ïeggïjen: toant feïf^ be babeïpcfte ^^

toiïlwööe/ infonberöepbtinbienfeftoaerisfom toeberteftrugljen/ tgs e^éknibm.

öehlT^ göefcöattet en getoaerbeert toerben / en in bien beeïe toerbt l. p labo-
gamp;ï\'w / bat be üeer / nae bat be faecfte berïo?en toa^ / röcfter getoo?^ fi
hjS.f nbe baer om / oft toeï öet ftoopen ban fön epgen goet nae t ge^

öcfte recöt niet befïaen ftan / foo fepbt bocö be ® öecötjS-göeïeerbe dun. Asjd.
bat ^ I öatfe beflaenftan / bp aïbien ban aenbancft fuïcftsf berb^gf W;
tn wïMittinge/ bie bp een anberen U / faï göeftocöt toerben. ^ocö tcft
batS^flT^^Ö« Uit niet/ bat be faecfte göeftocötjp ntet bie mepninge / op de

toeber foube toe-göefleït toerben/ isfuHiumsaxonkum\'^-^^^r^
beonS®»öt-recöt/w./j.] in toeïcften göebaï fommige feggen/bat fou^

faecfte göebojbert te öebben / \'t toeïcft« l. a «
quot;öntSP^tft^ttwen. b a©ant be aaie ban öanbeï-b?öbittge boo? anberen/ J j;;:
nteE ^^ burger ïöcfte 3iaet: toant fp en öeeft geen ban bie funba \'
ernt,
tiettS{ ïïaer uptbe nature berbinbingeinboert. maer top onberfoec^ b amp;
fïfijS natuuriïcft i^.^efen niet ongeïpcft \'tgeen
üipian. c ge^

bp boïgöt een bïoote actie ban betoinbt ober een faecfte / maer bat 5 idem

feïfh/.SP\'?^\'^ ^^ bilïöcftöepbt boïgöet / betopl be nature ber ftïage öem %
Pentaïl?Ha^t. €n \'t geen be feiftre op een anber pïaetfe fept / ^ inbien saifim^ ai
niQeri\'ïJmónefaecften berricötöeeft / niet ter contempïatie banmp/ cau.io.cn-
,iS JPquot; en göetoinis toiïïe / en aen möne bingen eenige on^ fff;^!,
t gheètt h fi^^ft! fsl ÖP aenfp?aecfteop mp öeöben / niet ban toegen /;, ^ ju p
BP wpt-göesöeben öeeft/ maer boo? foo beeï tcft baer boo?ber^
d.

V ï L

VI TL

^.Klt.P.fur.

IX.

L.fi amp;rem
. de peüu
hiereditat.
fidamp;fi

-ocr page 344-

gt;•. ae WK.II.K. uuKu^iujij uau üKïi «um^teii/ KiEicKer goeoecen 000? oatooee-oi.quot;\'^;
\' toei-penbeDouöen 3mt toant oocö öte göene/ toeïcfte öeöouöen Ö^fJ
^ \'t göeen anöei\'S fouöe öecïo?en gegaen öeööen / fcöönt tn öien öeeïe tw
ftertesön.nbsp;\'

[ Vermeerderingh, (i») Terretius fîaet itt Heautontimorumenoj A«^\'
4.fceoa4. Maer het gheen ick u ghefeydt hebbe van\'t gheldt, dat fy
Bacchis fchuldigh is, dat moet men haer nu wederom gheven : En ghy^^*
fult nu uwen toe-vlucht niet daer toenemen, wat gaet het my aen?
ghegheven ? Hebbe ick hetgheheeten ? Heeft fy oock mijn Dochter teghe^J
mijn wille konnen verpanden? Men feydt met waerheydt, Chremes, ^^^
hoo^hße recht is dickwils het hooghfte onrecht,
^iet OOCft öaeC OÖeï

grafius. ^Êfe óilïöcftöept toeröt meöe öan öeèeD?eeufcïie Heefteed
piefen x €n öan öen 3©iftgottöen / b.i. tk.y. cap.y. encetp.n.] . ,

X.nbsp;. (€en acötfïen : :©at öe göene öie eenigö ö?eemt goeöt göeftotöt W^L
met en öermacö Öet feïföe öen ©erftooper toeöer te geöen/ op öat ÖP

moge óeöotiöen : toant öan öie tööt af/ öat öet goeöt tn fön maw^
göetoeefi ts / aïs top göefepöt öebben / foo öeeft aengöebangöen be
btnteniffe ban te moeten toeber-göeben.

XI.nbsp;f€en negenben : ^at eener toeïcft goeöt öeeft / toaer ban ben
naer metbeftent is / natuurïöcfe niet berpïtcöt mamn 3Crmen
ben/ aï-öoe-toeï fuïcjc feer lt;aoöb?ucötigö tS /
[Chrvfofthomus ter

fen nu aengetoefen] en oocft te recöte in beeïen pïaetfen gôeojbineert^ f !
reöen is/ toant upt be beöeerfcöingöe en öeeft niemanöt recöt aï^ij
leere. gamp;ocö niet te 5ön / en niet beftent te 5ön / geïöt eben beeï boo? ö«quot;
QÖenen / bien \'t niet en bïöcftt.nbsp;^ w

XII.nbsp;^atuurïöcfter-toöfe \'t geen ontfanghen is om een fcöanbeïöc^^/K
L f Oft oocft om een eerföcfte faecfte/ bocö öaer toe pemanöt ebentoeï be^j

beöoeft toeöer te göeben: aï-Ö0^;S
fulcfts oocft ntet fonöer reöenöoo? öe 3©etten in-gïieboertiS. ^^
ad cp.pecc,- iö / g Voant ten aenften ban \'tgoeöt / is niemanöt tot toeöer-göeben.%

çi.sam.iz. öonöen / ten 5Pöatöetb?eemt/ofteensanberSgoebt5Jgt;. ïBaer Ö^fr
V
ê. benepgöenöom mettotuebanbenboojigöen Cpgenaer ober-göeÄ
fnbten m öe toöfe ban ontfangöenfeiber miföanbelt is/ foo fal Ä
anöers 3ön/ [
auguftinus onöerfcöepöt öefe ötngen feer toel / Ep\'ß-
melöcft/foo ^t öem af-göeö?ongöen is. a©ant öat is een anöer begtquot;\'\'
ban berbinöingöe / toaec ban top öier niettn öanöeien.

XIII. Saetons nocööitöier bp boen / bat te onrecöt ban Moiina
D.reß.^u, toecbt / batbe beöeecfcötngöe en epgöenbom ban baeemöe goeöer^\'^
onsobec-ftomt/fonbec confentban ben èeece / inöien öie goeberen f^j^
5Ön/ öatfe pïegöen met göetoicöte/ gbetal/ en mate göetoaeröeejj j.
toeröen / toant öie öingöen ftonnen toel toeöer-göegeben toer öen/
l:!i:ftfi SÖ^ne öat öet felföe ts in geflacöte en foo?te / maer eerfi ais öan /
Zn.tet. öaer confent boo?-göegaenis/oft berfïaen toeröt öoojöeï^et/y^ft

288nbsp;Het tweede Bocck, van het

2. jöetect öett. e ï^ant aïfoo amp;efiomert tneöe öe €i»aïïettaecs öec öoeöetett/

. e

6t. é.Suto l,
4. 9-7. Aft.

Z. CovAsr, de
Ixo
, /. I
ail

i

-ocr page 345-

5|yptftboo?-öSeöaente5iin/ ais in\'t göeen ööcïeettt tSj oft oocfi / fit?
^n\'t goebt / aïssönbebectee«/ nfet fian toebet-gljegïjeben toerben.
a^aer bupten foobantgö confent/ \'t5P upt-gijebjucfit/ \'tsp bermoebt
rti?yejj2efumeert / en bupten be noobt / en öeeft fulcfi een bergoebtngöe
ööeen plaetfe»

Het elfde Capittel,

Van Beloften.

XII. Maniere om door anderen krachtelijck
te beloven : daer mede gehandelt wert van
Gefanten, die hare bevelen uytvoeren.

X 111. Hoe verre de beloften van Schepen te
verhuren en bevrachten , uyt het recht det
nature voort-komen : daer oock een niifflag
van \'t Roomfche recht aengéwefen wert.

X I V. Dat tot vaftigheydt der belofte, werde
vereyfeht aenneminge.

X V. Oft noodigh zy, dat het aennemen den
belover bekent gemaeckt werde: wert door
onderfcheydinge verklaert.

XVI. Dat de belofte kan wederroepen wer-
den , indien de gene, dien het belooft wasj
fterft, eer hy de belofte heeft aengenomen.

XVI I.Wert door onderfcheydinge verklaert,
oft fulcks oock gefchiedenkan , fo de Bode
fterft, die de belofte foude overbrengen.

X V 111. Oft de belofte kan wederroepen
werden, als de aenneminge door een ande-
ren is gedaen : wert met onderfcheydinghe
verklaert.

XIX. Tot wat tijdt men de belofte een laft
magh aenhangen,

X X. Hoe dat een krachteloofe belofte krach-
tigh kan werden.

XXI.nbsp;Dat beloften fonder oorfaecke gedaen,
natuurücker-wijfe niet krachteloos en zijn.

XXII.nbsp;Waertoehy natuurlijcker-wijfever-
bonden zy, die eens anderen daedt belooft
heeft.

\'wederleydt de meyninghe, die fielt,
OQt^^\'^\'^\'iïliick uyt belotcen gheen recht en

1 I j ^^^^ Inloot feggen niet en verbindt.

mquot; ^ftocfegginghe natuurlijck vetbindt,
Ott.i ^^ uyt geen recht voor een ander
V. w

cennbsp;belofte «y, waer uyt recht voor

ontfiaet.

den genen die belofte doet,daer toe

. . . .

V, quot;ijquot; ^nder ontfiaet.
dengenen

hff-^\' quot;\'Wert gebruyck van verftant;alwaer
recht van de Burgherlijcke
, Jnina ^®\'^\'^fonlt;ierfcheyden, foo veel de

Of »atige aengaet.
gt;. «lennbsp;de belofte eens dwalen-

^iL^ilijck verbindt,
dat die
pKnbsp;vreefe verbindt, maer

gegevp^L®quot;®\' welïke oorfaecke tot vreefe
V Inbsp;ghehouden is^den belover te

de r^l^L^^t geen belooft wert, moet zijn

j |eldcn fnbsp;\'

de^h!.!ooderfchcydinghe verklaert,
„ Sedaennbsp;een fchandelijcke oorfake

\'^^«note?nbsp;v^n een belofte, ghe-

3fnbsp;^^\'^«quot;Igen het geen dat men ons

Ma^n^^huldighwts.
beloven®nbsp;krachtelijck

; € oibere öeeft ons nu göeb?acöt tot be berbinbingöe / bjeïcfie i.
? i^upt upt beloften» ^aer tn ftcö oös terflont tegens fielt / een
wan ban geen geringe geleertöept/ Francifc. ConnaoHs. 3©ant Lib.i.cap 6.
ï^öQften mepningöe beranttooo?bt / bat bie Contracten en ©er^ ^ -\'quot;e-\' •
r^btnté^tf^^^^^^quot; ÖÖeen mangeiingöe oft bertoiffelinge befiaen/ geen
i^^ien anhSl^ï^ b?engöen: bocö bat öet eerUjcfi iS/ bat menfebslöoe/
fïS^^faecfeefulcfiS5P/ bat fjet oocfi buPten belofte eerlöcfi
^■^\'ben:nbsp;^^quot;tööe beugöt toelober-een-fiomenbe / fulcfisnae te

^ocö b?engöt ÖP bp tot bebeflingöe ban fnn feggen/«iet alleen

O \'nbsp;fpjeuc?

-ocr page 346-

fpjeucften Dec ïSecötS-acIecröcn/ maer oocft öefc reöertett:
Uait fee göene / öte ïtcöteïöcfe eenen göelooft / toeïcfee fonöer oojfafee K
ö^ïooft/ niet mtnöer en is/aïs öes göenen / öieïicötöaeröigöepöt in^
öeïoöen gïieb?upcftt: öat öet een groot göebaer fouöe 5ön boo? e^\'
pbers mtööeien / inöien öeilenfcöenberbonöen feonben too?öen öo^
belofte / toeïcfee menigömaeï meer upt poccöerije en öoogömoeöt / »jj
upt toiïïe boo?t-feomt/oft upt toiïïe / öie ten minfïen ïtcötbaeröigÖ/
toepnigö bebacöt oft beraöen is
j ten ïaetflen / öat öet recötbaeröim|quot;
göetoeefl / eenigöe öingöen eens pbers eerbaeröept beboïen te ïaten ö»^
ben/ en niet te trecfeen tot noobttoenbtgöept ban belofte: bat öet fcöf
beïöcfe iS / fön beïofte niet te boïb^engöen / niet om bat fuïcfes te ïa^S
onrecötbaerbigö5P/ maer om bat baer boo? beïtcötbaerbigöepbt
beïofte ontbecfet toerbt. Ip göeb?upcfet oocfe öet göetupgentffe ban
lius, bie göefepbt öebbe / bat men göeen beïoften moet öouben/ toeif^j
onnut en onbtenfligö 5ön ben göenen bie göpfe beïooft öebt / oocfe bif j;
meer fouben fcöaben / aïs baten / ben genen bie göp belofte gebaen W.,^
IBaer foo be faecfee in öaer geöeeï niet ïangöer is / toil öp / bat men
faï fcöuïbigö 3Ün
\'t göeen beïooft iS; maer ben tnterefl ban bten: Jjt
öeberb?agöen berferijgöenbeferacöt/ toelcfee fp upt öaer felben niet*/
öebben / oft upt be contracten
en öanbelingöen baer in fp begrepen
oft baer bp göebaen toerben / oft upt be oberleberingöe ber faecfee \'* ^.p
upt ban ontflaenten beele felagen en epffcöen/ ten beele emptien/ ertgj;
boben toeberottï-epfTcötngöe. «©ocö bie berb?agen / toelcfee nae öe
feracöt banberbinöen öebben / aisberbonöen bp af-b?agingöe ertgj^
opgljebolgöbetoe-feggingöe/ en fommige anbere/ bat biefulcWJ^/
ben boo? toelbaet ber J©etten / toeïcfeer toercfeenbe fecacöt foobaniy^a^;
bat fp /
\'t geen tn ficö felfS eerlpcfe is / oocft feonnen noobttoenbiö£Sati
feen. iBaer befe mepningöe foo in \'t generael göenomen / göeïöf quot;J^Mnr
öem toecbt boo?-göefleït/ en fean niet beflaen. a©anteecflelöcßJ;S
öaec upt / bat tuffcöen Coningen en becfcöepben ©oïcfeen be
gantfcö geen fecacöt en öebben / foo ïangöe baec ban nocö niets
en is/ infonbecöeptinbieplaetfen/ baec nocö göeen fefeecefo?m^0^
bonben ts ban becbonben oft becbinteniffen boo? beloften.
fean göeen ceben göebonben toecben/ toaecom be 3©etten/ toeic^^ ^^
.15. een göemeen becb?agö 5Dn bes Bolcfes / en met bien naem ban r.^
ksenDemofthenes göenaemt toecben/ fouben mogöen ben ijerö^al^
fecacöt ban becbinben toe-b?engöen / en bat be toille bes gö^l^ i Mtf\'

lügt;it.lib

L.i.V.de
kgibm.

beletfel mebe b?engOt. ©oegöt baer bp/ bat/ toanneer be totïïejjgt^
faem is te feennen göegöeben / be beöeerfcöinge en epgenbom »ƒ» ^ git
gÖeb?agöen toecben / göelöcfe top te boo?en göefept öeööen: wa^f ^ ggtt
foube ban oocfe niet feonnen obec-göeb?agöen toecben öet tecpt
perfoon / oft om beöeecfcöingöe obec te b?agöen (toelcfe c£öt quot;
ts / ban be beöeecfcöingöe felfS) oft om pets te boen: aengefien

-ocr page 347-

Jtier foo ^mm retöt öeöDen mt onfe öaöm m teectfictt / aï^ ouec onfe
pcöccen: ï|tec öpBomt De oUec-een-fïemmmgöe isei-a^öfcm [^00
h?Joocft toillen / öat in een faecfte öie oeen uptftel lijöen Jan/
EtftUftoösöenftracöt öan Belofte falöeööen/ ßaba Kama, cap. 10. §.4-J
J^antsöelöcft alj^öe^ßecöt^-öÖeleeröe feggöen/ öat göeen öingöjöo
ff quot;«clöcft / alsf öat men ban ftracöt en toaeröen öouöe öen bjUle ban
fft?5Pööenaer en leere/ öie bjil fön goebt een anber ober-bjagöen i al^
JJJ bierbt mebe göefepbt / bat göeen bingö metbe menfcöeïöcftetronbje
l^tcrober-een-ftomt \'/ als? naer-ftomen en onberöouben\'t göeen onber

E-\'-onberlinftöe belieft ijS. ^00 toerbt göefept / batöet göebobtban

Pif^tgeiöt/baergö- quot; ........^ - . ---------------

\'-göegaen / bi
Wttigö5p. ^

fcöulbigö i^/i
2 top gebolgöi

icftepiaetfe ö«^ ________________ ^... -.............., ,

fci^y^ft betepcftenn €nbe (laet niet aen te nemen quot;t geen connanu? fept/
tPhT5«3cöttoerbenaljsbanoppemanbt0 tooojöt en troutoe berlaten
göeoöen / al^\'befaecfte langöer in öaer göeöeelnieteni^ : toant psuIus
W^ Pïaetfe öanbelbe ban bagingöe / ober \'t göeen men ntetfcöulbigö
Sï^^iJergoeben/ toelcfte opöoubt/ inbienmen upt ftracöt ban eeni-
ten Sf^ ^erö?agö / fulcftsE al0 \'t 5ön macö / betaelt öeeft / om bat te boo^
tuïp f nocö tn öaer göeöeel 5önbe / beöooabe nae öet recöt ber na^
Xntli B^it ©oicfteren/ göegeben te toerben / al toaer ^t bat be 25urger?
ÄÄ^ / om af te fnpben occafien tot pjoceffen/ öare ö«ïpe niet aen^

Ve oßs.lih. I

batöpbe troutoe noemt öet funbament
biöKtbaerbigfjesïbt/ toelcfte
Horatius oocft be ^ufter ber recötbaer
bicamp;S göenaemt öeeft/en b

en bePiatoniften noemen berecötbaerbigöept p-^f/J^/\',

de B^epub.

beSfJ\'Äaer M.Tuiiiusin fön^ÄcfteÄnöeiircötett/ \'fcöaöft ben

\' .......

Ijbtg^ .......____________

Pertradt-
lionem Inß.
de rtr. divif.

L.i.D.de

faffs.

L.i. dejseca,
confi.

L. cum ar,t-

^lim D. de
r eer, jurk.

gelbt / baer göeen oo?faecfte ban fcöuïöigö te $ön / in öen ?5efitter
gJ\'öoj.göegaen /_banalleen bebetoilligingpe / ö^i^atui^löcfte

SÄe

JJ toelcfte plaetfe^\'öe^^^^^ /öP beöoo?
»ptbetepcftenn €nöe(!

\'-uijegaen / can aueen oe ueroiuisxuöij»;/ uk sjuiuuny^«»? umy^n\'
J. quot;\'ïjantigö5p. i^eïïecötsf-göeleerbe
Pauius fepbt mebe/ bat öpban
tSf.«« fcöulbigö i^/bie na \'t recöt ber ©olcften toe-(laet te geben/toien^
iT^ bjp gebolgöt 5Ön/ en op bJiensf tooo?bt top on^ berlaten öebben;
«quot;toelcfteplaetfe öet tooo
?toporcet, öP beöoojt / een moralenoobttoen^

tcouOTtoaeröVWaiaethëiZ \'ttoelcft ApJemsöeeftober-gefet/Ve-
Öet Dm/Öepbt J €n simonides befcö?eef be recötbaerbigöept/ niet alleen
^ocft n quot;Söene toeberom te göeben/ maer oocft toaeröept te fpjeecften*

Oen / ht ■ nemen o?ie trappen uan ipjeuen oan lOE-Homeuw u
^épS^^n onfe macöt 3ön / oftgöemepnt toeröen te fullen 5ön.

berfeecfteringöe oft bebeftiginge / berftïarenöe ben fin en
^«ï öSquot;quot;quot; öeeft ban öet toe-ftomenbe / tot befe/ op batfe fon=
^nSS? \' berepfcöt toaeröepbt ber göebacöte boo? ben te^
^aiit^Jftgöentööt/ maer ntet batmen in bte göebacöte bolöarbe.
^^\'^tbeBh; ^^quot;fföen göemoebt öeeft niet aïïeen een natuurlöcfee bermo^
^nif -^^önboojnettien te beranberen/ maer oocft öet recöt baer
\'^ftfaur^fSlquot;^!!quot; ^^^^ \'t beranberen ban mepningöe eenigö geb?ecft
Öet toeïgöebeurt / baten igs berberanöeringe niet
^tfte mcenfngij \'nbsp;^^ nameïöcft / om öat be

II.

lt;00 a

-ocr page 348-

j n. ttoeeöe trap ts / toanneer öe toide boo? öen toe-bomenöen tijöJ
baer felben bepaelt / en refolutte neemt / met söenoeeDfame teutften oif
te bennen te gbeben be noobttoenöigöept ban te bolfiaröen, ïlDeïcbe t£gt;e\'
feggmgbc ban göenaemt toeröen / bte be 25urgberligt;cfte ï©et / be3P.^j;
gbeftelt jö\'^öe / toel berbinbt/ \'t5P abfoluteïöcb / oft onöer tonöttte/
maer göeeft een anöeren göeen epgöen recöt» 3©ant öet göebeuct inbe^\'
ïe ggebaUen / öat bp ons toel berplicötingöe 5P / en bp anöeren ebenwe»
göeen recöt om te bo?becen / göeïöcb blöcbt in fcöulbt ban barmöertiö\'
öepöt/ en toelöaeöt te bergöelben; toelcbenbefe fcöulbt bantianötbS;
pigöepöt oftgöetroutoigöepöt göelöcft iS. beröalben upt foobani0|^
toe-feggingöe ftan öet goebt bes toe-feggets niet aengeöouben / nocö y J
bie toe- göefept öeeft tot naer- ftominge ban fön troutoe / nae \'t recöt
nature niet göebtoongöen toerben»nbsp;.

IV. ^e berbe trap is/ ais bp fulcft een bepalinge en befïupt nocö bp ftopi
eentepcften/ ban te toillen aen een anber epgen recöt op-b?agen/ toeW^
bolftomen belofte is/ öebbenbe gelöcfte toercftinge/ ais be berb?eemötj:
göe ban beöeerfcöingöe: toant öet iS/ oft een toegö tot berb?eembiti0y;
ban onfe goebt/ oft een berb?eembinge ban een beeltjen ban onfebjpÖ^^;
Cot öet eerfïe beöoo?en be beloften ban te göeben/ tot öet laetfïe be bel?/\'
ten ban te boen* 3©p öebben in be lt;©Qbbelöcfte ^cö?iftuur een öeerlöjj
betoöS ban \'t göene top feggöen / öie ons leert / öat «0oöt felfS / öie öO^j
göeen göefïelöe3®et ftan beröonben toeröen c^oo fepöt
Bald, «/./.P f
faaii.-^ tegöens fön nature fouöe öoen/ inöien
öp fön beloften nietboy

b?aCÖte. Neh.9.8. Hebr.6.i8. en 10.23. iXor.i.i^.encap.io.ij. i.Thefl«\'\'
cap.5.24. i.Theff.j.versj. z.Tim.z.rg. ^^aecuptbolgt/batöetftottttJJ;
be beloften göeöouben toeröen upt öe nature öer onberanberlöcfte tecyj\'
baerbigöepöt / toelcfte 45oöt/ en allen öie reöen göebjuptften / op P;
^rcvtr.
6.1. toöfegöemeenis. 5^aer bp ftomt öetoojbeel ban saiomonwijn son^

handt verplicht j ghy zijt verftrickt met deredenen uwes mondts. ghy
ghevangen met de redenen uwes mondts.
CnÖtetOm toetbt bebelOff^lS

ben =ieb?een een banbt göenaemt / en toerbt bergöeleften meteen
tebielt;!5obtgebaetttoerbt/Nam.3o.4.y.6. [^cöoliafl.
Horatii: n^f

fchen met de Goden gelijck als verdragh oft contradl maken, door het

indien ghy eenen anderen wat belooft hebt, ghy hebt eenen Vreemden
............................

löelof
ïetne«»

van beloften. ] Euftachius op \'t 2 25oeCft ban Ilias: De gene dien debelof
ghedaen werdt gt; vanght en bindt eenighfins den ghenen, die hem yets
p
looft. [Donatus ad Eunuchum ,noemtöetbanbeitbantroutoe.D
fin
Ovidius, b.2. Metamorphof. niet gualöcft upt-göeb?ucftt öeeft /
25elober fept tot öen genen öien öp belooft öaööe /
f« mafitaa tuaeß

woordt is het uwe gheworden. ^efe bittgöeubetfïaen 5Önbe/ fa»\'quot;rtt

ftoaer ballen op bebetoösf-tebenenban connanus teanttooojöen.
öer 0ecöts-göeleeröen tooo?öen ban bloote beloften / fien op
\'t a^en/^.^
öoo? öeiSoomfcöe3©etten in-göeboert toas/ be toelcfte toteentepe» ^
ban een toel-berabenen göerefolbeert göemoebtöeböen ÖÖefïelt/r^^js
toe-feggingöe / aen een öiebecfeecfteringöe ban belofte begeert* L\' ^ p^t

-ocr page 349-

iib.^.ciip.1.^\' Indien daer maer een bloot verdragh
liehen ghckonjco is, van woecker te gheven, dat\'s van geender waerden :
antuyt een bloot verdragh werdt onder den Roomfchen Burgheren gheen
bS^\'nbsp;vorderen , geboren.] lt;!Dotfe «H OntfietinCtt iUpttiCt/

bfetgöeïiicfee 3©etten 5ijn. wat wet verbindt
fm ^^ volbrenghen \'t gheen wy yemandt belooh hebben gt; fept Seneca,

enbe ban be menfcBelötße 3©et / en ban een belofte bte ntet folem=
fS- ööebaen ts. [^atts/ baec naecaf-biagtnaöe gfieen bafle toe-
inWöÖe sßebaen ts. ^00 onbecfcßepbt öp befe bingöen /
Epift. 19. Nu

^eloven fy dat niet van u, maer feggen\'t valt toe, naevoorgaende af-vra-
funbsp;amp; Sponfio, werden folcmniteyt van woorden genaemt van Pau-

hftVnbsp;en ban Cajus ) tit.deobhgat.quaexconfenfufmt.\'] fBaeC

«ec Rönnen natuticlöcfeec-bjöfe oocfe anbece tepffienenjön ban een be#
ijr^bengebelibeceect gemoebt/ als be
stipulatie, oft pettoes anbecS/
^eicfe om actie en cecöt te maecfeen / be 25ucgeclöcfee 3©et becepfcöt.
^JJD\'t göeen göefcölebt fonbec een becaben göemoebt / bat öouben top
^\'^n bat nieten gelbt tot ficacöt omtebecbinben/ \'ttoelcfe oocfi
Theo-
jjraitusitt^t25oecfebanbe3©ettenöaöbeaengöetoefen. SaeoocR/ bat
obectoegingöe ntet opfet göefcöiebt / maec nietupt fuicfiec mepnin?
baJ ^ Oto een anbec baec boo? epgöen cecöt te göeben / feggöen top / bat
natuuclöcfiec-toöfe niemanbt cecötom af tebo?becen /göege^
ai^\'^ï\'t j al-öoe-toel topniet en ontfiennen/bat ötec upt ontfiaet/ niet

V.

cSuH9Benenaccoo?ben» g^ocö laet ons beften toat tot be ficacötban
quot;^\'Jboimaecfite belofte becepfcöt toecbt.
ft^y^ eecfl toecbt baec toe becepfcöt \'t göeb?upcfi ban ceben en bec^
is / S * ^^tom ban be beloften ban een cafenbe / oft bie bupten becflant
be II?- ^^^ een Binbt / ficacöteloos en ban geenbec toaecben en is. 3^an
fö SJnbec-jacigöe moet men aitbecs geboelen. 3©ant befe/ al-öoe-toel
beSonben toecben göeen göenoegö bafl oo?beel te öebben/ gelöcfi me^
ooffe\\wutoen/ fooeniSbocöfulcftSnietalle-töbtSbucenbe/ enbets
mj^tn ficö felben niet göenoegö / om beficacöt ban bie baebt te niet te
en^^^ben» iiBaec toanneec bat een 3^inbt beginne ceben te göebjupcfien/

n*^\' fefieclöcfi bepaelt toecben / maec moet af-göenomen toecben
in Wh! »^iööelöcfifcöe toeccfien / oft oocfi upt öet göene bat gemeenelöcfi
halrl^^anbt göefcölebt. ^ien-bolgöenbe toas bp ben lebjeen ban
Cffreen belofte / toelcfie een jongö lt;ï5öefel göebaen öabbe/ toelcfie fön

eneenjongöe^ocötec öace ttoaelfbe
C : In anbece plaetfen öebben be25ucgöeclöcfie a©etten/ betoogen
boorrftP^^^^tbigöe ooifaecfien/ eenigöe beloften bec 3©eefen/ onbec
onSÏ^® \'^^^nbe/ en bec minbec-iacigen/ becfilaect ficacöteloos enban
ïien/ !; ? •quot;! niet alleen bp ben Siomepnen/ maec oocfi bp ben lt;©ciec^
/ geipcfi
Dion Chryfofthomus inbe 75 lt;©?atieaentoöfl ï tegens fom-

lt;00 snbsp;migöe

ZJi,;, Caoi
de benejic.

-ocr page 350-

nitoöe öeamp;öenfe oocfe öet beneficie van reftitutie Oft 0ec|ïeïït\'ttÖÖe/ t«

ööefteel m-oöeboect: maec öefe toeccfemgöen 3m m\'Ötn öe 25ucaeri0j;
fee 3® et / en öeböen öecöalben met öet cecöt öec natuce / en öec J^olcn®\'
een niets ööemeen / anöecs aïs öat öet natuucïöcfe iS / öatfe tec ïJiacyf J
öaecfpgeïöen/ oocfe moeten onöecöouöen toecöen. €n öaecom//};\'*
öat een 3a?eemöe met een 25ucööec öanöeïe / en becö?agö mafte / fa^
aen öie 3©etten göebonöen sön: toant öie in een plaetfe öanöeït ettcoj;
tcact maecfet/ is aïs een ©nöecöaen boo? een tööt gebonben aen öe
ten ban öie pïaetfe. »ec foo öet becöjagö op Eee gefloten toecöt/ ff ,
göeöeeïeenanöecegijeïegentöepöt öebben/ oft oocfe opeen leöigÖ®£\'
ïanöt / oft öoo? 25?ieben onöec öen göenen öie niet teööentooo?öigÖ
a©ant fuïcfee becö?a3öen toecöen alleen öoo? \'t cecöt öec natuce geceöL
leect / gelöcfe meöe ööen öe becö?agen öec genec / öie be öoogöfïe ntajg:
öebben/ boo? foo beel fp foobanigöe 5ön: toant in bie bingöen / toe^:
fppacticuïiecïöcfeöanbeïen/ öebben oocfe pïaetfe bie a©etten/ toeifj.
een öaeöt fecacöteïoos maecfeen / öaec fulcfes tot öacen boo?öeel en
göefcöieöt / maec niet tot ftcaffe.nbsp;. w

VI. öanöelingeban quot;tbecö?agö eenes öie öoolten in mifbecfianötg
^moni^.f. öieisöupfïec cn bectoaccet genoegö. 3©ant men is getooon onöecfcHrt
^\'T\'ü\'Id temaecfeentuffcöen öoïingöeen mifbecfianöt / ontcent öe fubfiantij^J j
i:,ntr/suf öet toefen öec faecfee/ en öieniet en is ontcentöefubflantie öecfaecfe®\';«

Oft\'tbeö?ogöoo?faecfee göetoeefï is ban\'tbecöjagö/ oft niet: oftof^S
SSi öe anbece/ met toelcfeen göeljanöelt is / öeelacötfgöJP göetoeefl Äf
9 57. Af^^i beö?ogö/ oftmet: oft öe öaeöt 5p nae fcöecpigöept ban cecöten/ oft;;,,
c.
dc reß. goeöec tcoutoen x toant nae öe becfcöepöenöepöt ban befe öingöen/^

2

;77 uTdi-mmli/^^ftmu
na. cdc reß. goeöcc tcoutoett X:
\' • feiacen öe ^cö?ibenten fommigöe öaöên fecacöteïoos/ fommige toei^.^
toaecöen / maec alfoo/ öatfe nae goetöuncfeen ban öen göenen / bie^^.,
bpbefcöabigötoftbecfeo?tiS/ feonnen ontöaen/ oft gecefo?meert^j:rt
ben. naec be meeflen öoop ban befe onbecfcöepbingöen öebben
W^a
D0?fp?0ncfe upt öet ïioomfcöe cecöt / foo öet ouöe 25ucgöeclöcöe iJZ

felaren öe ^tbitftßnten fnmmtirft^ hnhi»« femfftfornntó/ fummtdi» hjelïquot;*...

f./«.v.i.^«noegötoaccacötigö/oft nau-feeucigögöenoeglj. ^ocö baent ort. ^
.mfiit.n.^o, toeoö om be natuurïijcfee toaecöepbt te binben/ \'t göeen boo? toe-K^
tt\'c dT ï\'P-^ae ban allenis aengöenomen / ban be fecacöt en toercfei\';^
i.r. amp;faschttwmm/ bat bp aïbien be3©etgöegronbet is op bermoeöing«!

öec ^Cöouten oft 45öececötS-öeecen j fommigöe oocfe en 5ön
noeabtoaccacfetinb/oft nau-bßucinrftlifiÉtioeirrt. sstiff» fiacnt ort?\':\',,,

Cevarr. in C.

é^p.ri 1 bie3©et niet en berbtnbt/ toant baer be toaeröepbt ber baebt ontö?eecL
baer ontb?eecfet oocfe öet gantfcöe funbament berSBet. ,ïBaer toan L^t
«,:3.jïg3©etopfuïcfeenp?efuniptie göefunbeect 5p/ moet uptöettttilquot;^^po
öer 3©et / öe toao?öen / en omjïanöigöeben af-göenomen
toerben.
fuïïen top öan op göelöcfeetoijfefesgljen/ inbien öe belofte
iS op bermoeöingöe en p?efumptte ban een öaeöt / met öe toelcfee
foo niet göelegöen is/ [Seneca ban be 3©elbaben /
b.^. a^p.jtf. «yquot;.

-ocr page 351-

iJfA\'die aen dolinghe fijn trouwe verplicht en houdet.] bat natUUllöcbCC

We bie belofte gantfcfi geen ïtracöt en geeft: om bat be belobee gantfcD
Ws^^^^^^^toiütgötinbebeïofte / aïs onbec febececonbttie/ toeïcfie in
K^ebt en toaecbepbt niet boo?-banben is getoeefl. 5©aec toe gefioo?t
S; S^asDe/ toelcfie gbebonben toecbt bp cicero, uki. é ormn, ban eenec
efWfcöelöcfigfieloobenbe batfön^one boobt toas / een anbecen tot
(, J^oenaem fiabbe gbemaecfit tnbten be 25elobec becfupmigb 3?
§H,®eefiin\'tonbecfoecfienbanbefaecfi/ oft om fijn mepningöe upt te
ÏDvfi^? / en bat een anbecbaecboo? fcöabe geleben öeeft / foo fal be^Se?
hÊTP^Öouben5önöembtefcöabete becgoeben/ niet upt ficacöt ban
maec ban toegöen be fcöabe boojöembecooifaetfit/ ban
? SI top öiec nae fuUen öanbelen. [^n bit 2Boecfi cap.174 19- en
L\'T\'SKcap.ip^a.] :©ocö tnbten baec toel eenigö mifbecflanbton^
bef\'ööeioopen öeeft / bocö fulcfis bat be belofte baec op niet iS gegcon-
to \'yoo fal be baebt ban toaecben en ficacötesön/ betoöl baec be toace
ort^^\'^^ntingöe niet enontb?eecfitr maec oocfi in befen bal/ inbienbe
IdTS / toien be belofte göebaen toecbt / boo?acgö oft lifl ooifaecfie
?jet mtfbecflanbt göegeben öeeft / al toat fcöabe be 25eiöbec boo? bat

bÄrlftanbt löbet / fal öP göeöouben 3ön te becgoeben / upt bat anbece
Sliftncfi ban becbinbinge. Snbien be belofte ten beele op mifbecflant
^J^i^nbetts / foo falfeJaeo?öet obecigöe göebeeïte ban toaecben 5ön.
bietm ööene bat upt b?eefe göefcöiebt / baec ban
is be becljanbelinge v 11.
ÄVuW^\'^toaccet. 3©ant ötec pleegöt men oocfi onbecfcöepbt tema^
fienffl«quot; een gcoote en fteccfie b?eefe / \'t 3P in öaec felben / oft in aen^
Oft pecfoon bie bieejl / om een licöte oft gecinge / bie met cecöt/
^cii J J\'ï^tÖt pemanbt aengöejaegöt toecbt / ban ben genen / aen toelc^
ben ff ööebaen toecbt/ oft ban een anbeten: Stem / tuffcljen ba^
baeÄl^^^öabigöepbt/ oft bie tot lafte en beftoacingöe göeböen: en
lilatvVT^^iftÖepbentöeben toecben fommigöe baben ficacöteloos bec^
Öeeft /u??*^«^^ / batfe fionnen tot goetbuncfien ban be gene biefe belooft
ööeft«\'ff w-coepen toecben j anbece/ bat baec obec öecflellingein fön
PbecSr^\'^^* niet fonbec gcoote becfcöepbentöept ban mepningen obec
QÄ7 ^cft flemme gantfcOelöcfe toe be mepninge bec genec/ toelc^
N bÄp!?^quot; ^ ^at / be ^utgetlöcfie a©et öe5öben göeflelt 3önbe / toelc^
^^eefenbsp;fian toecö nemen / oft becminbecen / bie gene bie upt

^^ batS B^^ft/ becbonben iS; toant öiec iS confent bp getoee^/
^^^ifhßÄ?quot;^®*^ conbitie / als top tecflont fepben ban ben göenen bie in
^iftotei.lquot;\'^^ \' ftmpelöcfi en abfolutelöcfi. a©ant/ göelötfe
Pen /^quot;^^föteen toel leect/ bie tipt bjeefe ban ^cöip-bjeucfie
Nouhm V Qoebecen obec booit toecpt / foube fön goeberen toel toillen
ÖP bjtibaec göeen .;§cö{p-bieucfie boo^öanben toace; maec

iaten becloien^aen / te toeten/^^^^^^^

Uei.q,. 8.

baec^

-ocr page 352-

s^iv.vérh. öaerbtöljebjccfe/ al toacc\'t oocft een ftlepne oft Itcljtebjéefg/ enbatöé
KejumJo.i baec upt göeboïgDt tS / bat bie gfjefjoubeit is ben 25eïobec te om\'

fïaen enbeb^ijöen / inöien be ?5eïobec bjiï ontjlagïjen jijn / nietom
»belofteftracDteloosjpgöetoeefl/ maecomöefcöaöe öte ft? gÖ^öa^J
iz.«51 ^ 7: jjeeft boo? oncecöt / \'t toelcft / öoebanigen ecceptie öet geeft naeöet recp^
K.^of^^ïïecBolcftecen/ fal ötec naec aengöetoefen toecöen op fön plaetfe. [fquot;
Öit 23oecft cap« 17. §.19. en nks. ca^.\'ß. §■ a ] 5©ocö öat eenigöe faften oni\'
baen en te niet göemaecftt toecöen/ bantoegöenbebjeefe öie pemano*
is aengöejaegöt ban een anbecen/ als met toelcften men geöanbelt öeetH
(lOfulcftstsuptbe^ucgöecliicfteïSet/ be toelcfte oocft menigÖ»nf;rt
baben / bie bjptoilligö göebaen «pn/ ombeftoacftöepötöesoo?öeel?JJ
becflants/oft ftcacöteloos/oft toeöec-coepelpcft becftlaect. 3^ocö \'t
top ötec boo?en göefept öebben ban be ftcacöt en toeccftinge bec
Ipcfte ïDetten / fulcftS toillen top öiec mebe öouben boo? becöaelt / nwjj
toat ftcacöt ben eebt öeeft om be beloften te becfleccften/ füllen top
nae beften.

[Vermeerderingh. (i.) Seneca be UatUCe bOlgenbe / W.«».

cenmvirßa ^tT. ban toecöett teniet göeöaen öe öingöen / toelcfteöjjf
göetoelöt en nooöt-ötoangö göeöaen 5ön / inöien öet getoelöt en noo»^
btoangö ban ben göenen/ met toelcften men öanöelöe/ aengöeöaen%
3©ant / fept öP / ten gaet mp niet aen oft göp göeötoongöen toecöt /»J,

hb.j. cap.iß. §

V lï I. 3©at öe matecie öec beloften aengaet / öet beöoo?t öat öie jp / oft^^
L. Item fen ftonne onöec öet cecöt ban ben 25elobec / op bat be belofte ftcacötgg
fi ««Fi- 5pentoeccftenbe* ^ien-bolgöenbe boo? eecfl/ foo ensönbangeenj^^
quot;toaecben beloften ban een ongöeoo?lofbe baebt: toant baec toe en amp;
niemanbt cecöt / nocö en ftan öet niet öebben. iBaec be belofte/ sAP^h
tß boo?en gefept öebben/ beftomt öace ftcacöt upt öet cecöt bes belonen . /
enbe en flcecftt oocft becbec niet.
Agefiiaus op fpn belofte gemaent W^A
gaftOtanttoOO?bt:
Het is wel, indien\'t rechtvaerdigh is-, maer iftr^ue
niet, foo hebbe ick het maer ghefeyt, doch niet belooft. fBaeC inöl^-^if

faecfte toel nu tegöentooo?bigö niet en 5p in be macöt bes beloberS/niV
tot eenigöec tpöt toefen ftan/ foo falfe alföan een öangenöe op-gefcMW
öe ftcacöt en toeccftingöe öebben / om öat alföan öe belofte moet göffn
toecöen op conöitie te 5ön göefcöteöt/ inöien/ namelöcft/ öe faecfte tn«^^
macöt en becmogöen quame. ^ocö inbien be conbitie/ optoe^»L#
faecfte ftonbeftomen in be macöt bes Mobecsfelfs / mebemaec
ïöcft is / foo fal be 25elobec geöouben 5ön alles te boen toat
Ipcftis/ op batfe becbult toecbe. iBaec oocfi in befe ftio?te piee^V^
Söucgöeclöcfie 31Det beel bingen ficacöteloos en tot niet te maften/^\'^^
fte natuuclöcftec-toöfe fouben berbinben j gfjeUjcftal.« belofte ban/J«
fiomenöe ^^outoelpcft göeöaen ban iBan oft ©?outoe / toelcfte
öare göetroutobe ©?ou oft man tegöentooo?bigö öeeft: en met

-ocr page 353-

öittöfjen / tiw uan mmöer-jactgößn oft ^onen m tupfgfjeftn^ se^
«a^.bjecöen.nbsp;. ,

.Attt jjfeesöt g0eb?acöftt u toccbm/ oft m öeloftß m a^öaen i^/ om
jjnoojfaecfte bie natuurlöcft onbeugenbe 13$/ ban naturen feracönan
? ? toanneer petsibelooftbjerbe om een boobt-fiagö te boen. Iter m
J^Octocftgöenoesö/batbebeloftefelfss onbeugöbeUjcft

r^^ot fept. IBaer ntet alles toat onbeugDbeigc« otjeictjteot/ ip »
K^toercfttnöbebanrecljt; Set toelcft blijcftt aen pberöabtgbetoecö-
ïfefetoöije. ^ocöbatonberfcöepbttlTer/ bat / als^ J«pencfttrtg|e

tlp / mifbaebt bolb?acöt i^. ^aer upt bolgl

Öbeitbeblöft/ gbelöcfttopterlïonbtfepbenban een beloofbefaecfte/
gljeen recöt toe enöebben: maer be mifbaebt en
\'t guabefeptnu

S Wtjunbe/ batais banbe ftracöt ber belofte ftcö bertoont/ ^elc^
ti\'^öegin aen intoenbelöcftniet en ontb?acft/tnaer ban be öP-ßomen^
HS^öfiti« beröinbert göetoeeff. €n ban befe faecfte foube tnen een
l^rnhomm ftp-ö?engDenban mda, be ^oon ban ucob .be toelcfte e
\'tÄ\'S^\'^\' öieöpmepnbebateenloeretoa^/ Ijetbeloofbe loon/
ÄS^^\'^fÖMÄtoW/ betaeltöeeft. [fcöulbigö / natttelpcft/nae

i»: •«quot;iure / na/gt;nbsp;-«Hk.»«- lt;■lt;» Strtf tmgt;rt ïi?igt;fh«gt;. AqUlllUS {jeett

X.

Maxitnus ge«

nen / if\'nbsp;JBaer inbien be onrecötbaerbtgöeptban ben ge^

belooft is / oo?faecfte göegeben öeeft totbe belofte/oft
Ongöelöcftöepbt iS in \'t contract/ öoe tuen bte btngen ber^
^feien fnf? gt; ^^t ig een anbere bjage / ban toelcfte top hm Öier nae öan^

«gWlenccap.12. §.9,10.11.]
^iöhnbsp;^«t belooft toerbt om een fafte / bie men te boo?en fcöul^

ïiaerotit teminber niet fcöulbigö/foo^^^^^^
\'^«ontSWt^n bolgöens\'t göeen top teboo2en göefept öebben ban
^an b?eemt goebt; toant oocft
\'t geen fonber eentge oo?^
iSÄ foube men oocft natuarlöcfter-toöfe fcöulbtgö toe^
fta^n te bergoeben be
fcöabe/aengj^aen boo?
Öier naeS^ / oft be ongöeiijcftöept in \'t Contract / nae be 3©etten bte

XL

^\'^tcftittrT^TJ^\'^y\'^quot; öEf üeoeerfajtnge/öerepfcöt een uptteriycHe uaev ut
fei«nbsp;genoegöfaem tepcften ban totlle/öoebanigö fom

ttïin eentoe-ftnicften/ntaer meejicn tut beftetnme oft bitei^i.
\\nbsp;^ pnbsp;iisaer

-ocr page 354-

XIL Haer top toerben ootfe boo? een anber .ïiBenfcöe beröonben/ tnbï\'eit Ö^j
maer dljjcfee ban onfen toille / baer boo? top öem berfeo?en öeöben /

onfe inftrumentfpecialöcfe baer toe / oft oocfe onber generale temen
ööemeen. €nbe in alaöcmepne öebel-göebinge fean öet gefcöieben ,
be
göene / bien top bebel göegöeben öeöben / ons berbinbe / öanö^\'SJ^
tegens onfen toille/ öem alleen befeent gemaecfet: »©m bat öier JrL
fcöepben baben ban toille / een baer boo? top ons berbinben banftt»^
en toaerbe te öouben / aUestoatöpin fuïcfee foo?tebanöanbelinaöe
göebaen öebben j be anbere / baer boo? top öem berbinben aen on^s/
p niet falboen als naer onfe bebel/ öem/en geen anberen befeent. ^^
toelcfe moet aengöemercfet toerben / om\'t göeen be «©öefanten ö^\'A^ge
boo?be Coningöen / upt feracöt ban öare©olmacöt / öare öepmeiFquot;^
bebelen te bupten gaenbe» [lt;^iet een Cyempel bp Manana, uh.^r. en

anber bpGuiciardin,r«w./.]nbsp;.Jj

X ï IL €nbe öier upt foo fean men oocfe berftaen/ bat be reeberöe in ^^ »ej n
enfacto?0e/ toelcfee nietfoo feer öanbelingöen / als
öoebanigöebe» ^
öanbelingöen3ön/ felfs op öet natuurlöcfee recöt jleunen. a^aerbP-T,^
oocfe te boegen ^aet / alöier / bat qualöcfe boo? be fïoomfcöe 3®etten
neboert is/ bat boo? be baebt ban ben ?9atroon alle be öeebers elc»

göensbenatuurlöcfeebillöcfeöepbt/ bie göenoegö acötet / bat eeuF^vt
boo? fön aenpart macö aengöefp?ofeen toerben j enbe ten iS oocfe »ä
gemeen niet p?ofötelöcfe / toant be.fllenfcöen toerben af-gefcö?t%agDt
te reeben aen jScöepen/ inbien fpb?eefefer0göett/ bat fp boo?
ban ben ^patroon on-epnbelöcfefouben mogen berbonben toerben.
L.^iii at/en-fÈlf^ oocfe bp beloHanbers/ baec be läoopmanfcöap ober lange
^h
K D. äe a^q. geflo?eect öeeft, befe 3®et bec ilomepnen / nocö nu / nocö in jat
êfmez iom. CU ts oubecöoubeu göetoeefl: ^ae is baec-en-tegöen beco?bineec^^^
a w/- 9, be Jrteebecs niet tojjbec fouben becbonben jpn/ als boo? be toaec£^e^»

ban \'t ^cöip / en bec goeberen bie in \'t^cöip 5Dn.nbsp;.fji\'f

XIV. iBaec op bat be belofte cecöt obeclebece/ toect alöiec niet min a»
obecgaen ban beöeecfcöinge / becepfcöt aen-neminge/ tTertuiuanquot; ^

men is »maeckt voort vervolgens een Wet. J ^00 nOCÖtanS/

een ßecöts-göeleerbe ban\'t baflerii De belofte, als fy van Godt ae^g ^

tans/ ti^^ÖiSett

becflaen toecbt/ beboo?gaënbebebenocö\'tébucen/enfecacöt^^quot;foften

Mdm. drfp. ban aennemingöe. €nbe gelbt öiec tegöen niet / \'t göeen ban be m^^up
aen be 25ucgecfc0ap gebaen / boo? be 2^ucgöeclöcfee cecöten tf «Ält
oibineect j toelcfee ceben fommigöen öeeft betoeegöt / batfe ööfquot;?Juec^
öebben/ bat nae öet cecöt bec natuce / alleen be
baebt beS^, 1,3t
göenoegö toace: a©ant be Komepnfcöe 3©et en fepbt «at ^^
boo? be aen-nemingöe be fecacöt bec belofte bolfeomen 5P/ quot;^K^rben gt;
fe / te toebec-coepen / op batfe tot allee töbt moge aengenomen ^
toelcfee toeccfeingöe niet natuucïöcfe is / maer ïouter toetteipcB/
btergelöcfee mtthttmmmm! uks.m.r.cap f.) toelcfeen^
im / \'t ööene öet cecgt bec J^olcfeecen boo? ben fecancftftnntgy»^
jöh^

-ocr page 355-

ifttöfißnbsp;öeeft fn-ööeboect» mmtboo? ben foobanigen becbuit ^f\'J\'^fl\'

«ettecöt öetboojnenien / foo ban te befitten be goeberen / bte boo? befit^ en c.V.s;
*tngöeberïiregöentoerben/ alsmebebentepningöebanaentenemen. enc.4 s 10.

pieegöt mebe göeb?aegöt te toerben / oft genoegö / bat be aen^ x v.
jjmingöegöefcöiebe/ ban oftfe oocfe moet ben 25eïober feenöaer göe-
jjjaecïtt toerben/ eer batbe belofte öaer bolfeomen toercfeingöe befeo^
jyj* €nbe ts göetois bat op bepberlep topfe be belofte göefcöieben fean;
i^P op befe toöfe: S\'cfe toil batfe gelben fal/ en ban toaerbe
3ön/mbtenfe
ff^t aengöenomen j oft oocfe op befe: Slcfe toil batfe feracötfalöeb==
w-i/ inbien icfe berflaen fal batfeis aengöenomen. €nbe in bte btngen/
S^Jegöeöoo?entotonberlingöeberbinbingöe/ toerbt belaetflemep^
tr?öÖe göep?efumeert j maer in belofte upt loutere milbabtgöept/ tfl be^
bat men\'t baer boo? öoube/ bat be eerfle mepningöe baer bp göe-
S5P/ten 5P bat pets anbers bltjcfee.nbsp;. ,nbsp;„„r

..tier upt bolgöt/ bat boo? öet aen-nemen/ als toanneer öet recöt nocö ^ v r.

iber-göegaen iS / be belofte fonber onrecötbaerbigöept fean toeöer-
Än toerben/ oocfe fonber ongöeflabigöepbt/ inbienfetoaerlvjcfe met^{^

mepningöe göebaen iS / batfeeerfl foube aenbangöen ban feracöt en ^ei ßh.,
gjerbe tejön/ nae batfe aengöenomen foube toefen, ^^atfe oocfe ban ^ Ê\'2.
S^-ïöepen toerben / als boo? be aennemingöe geflo?ben is / be gene/ ^ijj:^
h ÖÖeöaen toas / om öat öet fcöönt öat öet aennemen aen fön goetj l. n^m
SSJengöeflelttoas/ maer niet föner erben. 3©am öet tS toat anbers
bßK?;etoiiiengeben recöt/ bat op fön erben fal ober-gaen/ entoatan^^ •
UTJ- fönenerben te toillen göeben: toant baer beel aengöelegen
fpu^^ienbe toelöaeöt göeöaen toeröt. [\'©aerom pleegöt om öefe ttopf^
Vi u ®Öe boo? te feomen / gÖefergt;t te toeröen / hem en fu nen Kmderen. Ser-
Cr\'^? \'t 9 25oecfe iEoeidos. ^iet oocfe öer 3©ifigottöen Wet / n^. s. au.
tieltii ^^ bat is quot;t göeen Nseratius ter anttooo?bt öeeft göegöeben / bat
ntet en öocöte / öat öe ^?ince /
\'t göeen öP öen genen bergunt öaö^
\' «tp ÖP mepnbe öat nocö leeföe / öen öooöen öaööe bergunt. .
hj^i f f tfe feonnen toeber-roeperi toerben / inbien bie göeflo?ben tS/ x v i T.
boöhS jot25oöeberfeo?en toas / omonfen toille ober te b?engöenente l. Mandat.

/ om batbe berbinteniffeinfön tooo?öen göelegen toas. SSt
onÄr ïft met een 25?ief-b?agöer göelegöen/ bie geen ^nflrumentban § donatio.
fernbsp;is / maer een lt;©berb?agöer ban öet Snflrument m f f.

ööe pn \' beröalben be b?ieben-aenmelöers ban onfe betotlltgm^ ki^\'il
$|grtquot;^quot;^efiemmingöe/feottnen boo?pbec een ober-göeb?acöt toeröen.
is / oocfe onöerfcöepötmafeen tuffcöen een dienaer öieberfio?en sj- c de do»

^H^f^mMmterntimu

PiiiQhjy^be belofte te öoen. ^n öien eerfien bal/ fal öe toeöer-roe^tß.
WS^l^\'^^töt öebben / at 1 n bat fulcfes öen^ienaer niet 3p feenne^ f--
fi p;«;;:
^^loos pv. v!quot;^quot; * ^^^^ anberen bal/fal öe toeöer-roepinge feracö^ j^il Z^L

fL Iii»quot; ontoaeröen $ön / om bat öet recöt ban te beloben / öingö
^ent w 7\' toelcfee toille / foo langöe öe toeöer-roepingöe Ijem onbe=^
«»as / bupten alle fcöulöt toas. \'^ifoo meöe in öen eerfien bai /
öc

2nbsp;^cöenc^

-ocr page 356-

5önöe baïfîavïîcn ban be een jnbe/al boe-bjeïbjcbeï-roepeïttb; ftet bjelj\'
be men bïaetbec ban fien tn be Legaten: 3In ben anbecen bal fal ftet JJJJ.
bonnen gbefcbieben / om baife niet gbebaen is/ maec toel bebolen om »
boen» »ecinttoijffeligbefaecbe/ toecbt gelooft/
batbe toille beSJ.
beelbecS5pgôetoee(i/ bat bet bebel foube nae-gbeftomen toecben/
5P bat baec een gcoote becanbecinge tufTcben bepben guame/ öoebanjög
IS be boobt bes bebel-gbebecs» \'©ocb foo bonnen baec nae-camingö\'L
b3gt; bomen/toelcfte caben anbecs te oo?beelen/ toelcbe licamp;telöcfe
te nemen / op bat beftaen mogbe \'t gbeen tot een lt;©obtb?ucbttgôe m^i
bebolen toas. €nbe ban op gclijcbec-toijfe befïecöt toecben bet becfg
eectijbts göeb?eben / oft tegöens ben €cfgöenaem oocft aenftlacöt^ ®
becgunt toecben obec göegöeben bolmacöt : obec toelcft (lucft be
bec aen
Herennius, üè.^. becöaelt/ bat Mare. Drufus, jjecöt-öeec/eu
tus fuiius, becfcöepben upt-fp?afte göebaen öebben.nbsp;^^

X VI î I. îî^aec plegen oocft eentge becfcötUen boo? te ballen / ban be aennejm\'j,
Ööe boo? een anbecen göebaen j baec in itten moet onbecfcöepbt
tuffcöen belofte bie mp gebaen is/ban een fafte aen een anbecen te
en tuffcöen belofte tn ben naem ban öem göebaen / bien bie
faecfte
ovarr. c. gbegöeben toecben. fnbten be belofte aen mp gebaen iS/ fonbec iiml^^ftt
^uam^.hp.x, g^ji^p \'t pacticuliec baec aen gelegen 3p/ toelcfte öet «oomfcöe

öeeft itt-göeö?acöt/ foo fal natuuclötftfcöönen bat itip öet cecöt
ben toecbt / om aen te nemen / te toege te b?engöen/ bat öet recöt toJJ^J^
anbecen ftome/ foo öet bie oocft aenneemt ; fulcfts bat
mibbelec-tïpj
belofte ban ben ©elobecniet fean toebec-coepen toecben / maec öat »J^jj
Alex conf. jjjçn jiß belofte göebaen is/ bie ftan los göeben en ontfiaen. a©ant o*^
^^llicar fin flcöbt niet tegöens öet cecöt bec natuce/ en ftomt feec toelobf
Molin. \' metbe tooo?ben ban foobanigöen belofte / notö baec en is mp ^^H^m
göelegöen / fooeenanbecbe toelbaebt becftcpgöt. lUaec foobeoe^U
göebaen is in ben naem bes göenen/ bien
öet goebt moet gegeben^/
ben / foo moet men onberfcöepbt maecften / oft be gene biefe aenne^
Sebbe/ oft fpectale bebel ban aen te nemen / oft foo generael/ oft
ïjouben moet toerben bat fulcft een aenneminge baer in
begrepen
bat ÖP fulcfts niet en öebbe. ^aer fulcft een bebel boo?-göegaert t^i^Zp
be icft niet bat berber moet onberfcöepbt gemaecftt toerben / oft je f ^ci
foonfönSfelfSmeefier5P/ oft niet / \'t toelcft beJîoomftôeîf^JS
dquot;^
Sebbentoillen/ maer bat boo? fulcft eenaennemingöe aantfcö^w j g^it
belofte bolftomen toerbt; toant be toe-fïemmingöe ftan
oocft
^ienaer göefcöteben / en te ftennen göegöeben toerben. 3©ant icb jQt/
be göeöouben te toillen / \'t göeen icft aen eens anbers toille ôeôbegjj, ^^jt
inbienöpmebetoille. iBaer inbienbaer bebel ontb?eetfit/
anber/ bien be belofte niet gebaen is/ befelfbeaenneemtmetto«%f^
ben 25elober / foo fal bit be toercftingöe 3ön / bat ben
25elober mei
macö öe Belofte te toebec-ro^en/ boo? bat be gene/ toien be öeioft^ ^^t/

-ocr page 357-

SfJ^öefeïbe/ \'tjpbantoaectim/ofttoaiiontoaecDmrjccWam Beeft:
öïf\'ïo öat in iniööelec-töDt öie öDene / bjeïcftefe aengenomen
SElnbsp;quot;i^t fian guöt-fcöeïöen / om öat W ntet öaec toe gfje^

tep ;f u eenigö recöt te ontfangen/ maer om öes JSeloöersS trou==
S,/® öfcöinöen/ tot onöeröouöinge en onöerfluttinge öan öe toeiöaeöt:
öat öe Seïober felfs / inöien öPfe toeöer-roept / öoet tegöens öe
ff^^^ööepöt/ niet tegens öet epgöen recöt ban pemanöen.
hft^«r^^oo?gaenöeamp;anmeöe berflaen toeröen/ toat men moetgö^\'
feonn?^®quot; öen lafï öie bpöe belofte toeröt göeboegöt; toant fulcbS fal
xS^ ööefcöieöen / foo langöe als öe belofteniet boltogen is boo? aen^
lïpööe/ en boo? tnffcöen-göefïelöe troutoe ontoeöerroeïJelijcb getoo?^
faffi ^ocöbelafleöaerbpgöeboegöt/ totboo?beel ban een öeröen/
faïïï^^n toeöer roepen toeröen / foo langöe fulcbsban ben berben niet
in^ö^omen jpn: al-öoe-toel baer göeen ontb?eben / foo in befe/ alS
fanbsp;bie anbers göeboelen. 3!ïSaer bie be faecfte recöt infiet/

Sn«f!3?^quot;quot;\'^ïÖffte btUijcftöept foo ftlaer bebinben/ öatter göeen beel be^

y»iainooöigö 5Ön.

Sèment, lihl
2,. de mAiri^
monta dtff .
Î1. ».». ~

xxr.

ftci5Slquot;pleegöt oocft öat te öifputeren/ öoe bat een belofte ftracöt be-
Öeefl / / tot be toelcfte een mifberflanbt oo?faecfte göegöeben
fiinwJ^öien be 25elober ftenniffe ban be faecfte beftomen öebbenbe/
ÖKÏ^^Q^«/ enfünbelofteöoubentoiU €n öet felfbe ftan oocft ge=
«Shl^^^öen ban bie beloften / ben toeïcften beburgöerliicfte 3©et
oojfK^^^tf^l boet upt b?eefe / oft eenigöe anbere 0o?faecfte / inbien bie
beSri «aemaels ftomt op te öouben. a® ant om befe bafl te maecften/
boerr® .^quot; fominigöe maer alleen een intoenbigöe baebt / toelcfte göe?
facmiypöe bp be
bO0?igöe uptterlöcfte baebt / fp öouben bat genoegö^
toifftlLl^ berbinbingöetetoegöe teb?engöen. »ere / toeïcften btt
be inCff / om bat be uptterlpcftebaebt göeen tepcften ftan toefen ban
iofteSötgöe baebt / bie eerfl nae-bolgöet / berepffcöen een nieutoe W
göebaen/ en aennemingöe» 3|et miööel geboeïen tuf^
berepfS?^ ts toaeracötigöec / öat toel een uptterlöcfte öaebt baer toe
ben bani^^*^^/ jnptï niet met tooo?ben gebaen / betoöl öet beöou?
Jlöben hiS\'^^t/öoo? ben genen aen toien be belofte gebaen iS/ en \'t laten
/ cteSE/ öoo?ben genen bie\'t belooft öabbe/ oft pets biergelöc==
^ ^tt iSquot; «onnen 3tjn om be toeflemminge en confent te betoöfem
S®nbsp;naer-göelaten toerben / bat men be 25urgöerlöc^

il^^ÖbaV «w Löe natuurlöcfte recöten niet moet onber een bermengöen/

toelcfte göeen npt-göeb?ucftteDO?faecfte öeb^
\'^^\'^Söen w ö h ^^quot;öen ftracötelooS3ön/niet meer als befcöenc^

fi^öööen / ïm göebaen toerben / om öie öaeöt oft öat toercft te ber
quot;quot;^^ttsöernbsp;Oft be nature ban bien öanbel/ een

vwnteniffeiwöebaengöen. AIs fijn belofte gequeten hebben-

ip» 5nbsp;de,

XÎX.

L. prfella.
C. lie denat.

do.

quot;JSarth. in l.
ejui Koma.
§
Flavius dt
verbomm
ohJigat.
Navar.i.ll,
«•si. amp; Sa.
Ut. 3.

XX.

Sine, lib, 2.
de mmima-
nk dif2.}Z.
n.%.

-ocr page 358-

Cöv^y. c. de, fepöt Livius 3 omdat het aen hem niet hadde ontbroken, dat h^J^iw
^^nmmvis ware volbracht gewordeo. [©eCöelÖtÖtSWÖp\'tÖfieenÖïeïï^^^\'^\'\'^®^
lib.s.

Hettwaeifde Capitttl.

Van Contracten.

I.nbsp;Verdeelinghedcï menfchelijcke handclin-
ghen, die anderen Menfclien profijteüjck
zijn , in flechte en ghemenghde.

II.nbsp;Verdeeünp der flechte in loutere welda-
dighe, ofc die met onderlinge verbintenilfe
verghefelfchapt zijn.

III.nbsp;Oft oock in vermanghelinghen, foo die
de ghemeynfchapfcheyden.

IV.nbsp;Als die de ghemeenfchap aenbrenghen.

V.nbsp;Dat de vermenghde zijn, oft ten principa-
le vetraenghc.

VI.nbsp;Oft door by-kominghe.

VII- Wat voor handelinghen dat contrafben
ghenaemt werden.

VIII.nbsp;Dat in den contraften ghelijckhcydt
werdt vereyfcht, eerftelijck omtrent de da-
den die vobr henen gaen.

IX.nbsp;Totdekennifle.

X.nbsp;Tot de vryheydt om tc willen.

XI.nbsp;Ten tweeden, in de daedt felver, fóo het
een verwiflelinghe
zy.

XII.nbsp;Ten derden, in \'t gene daerom gehan-
delt werdt, \'t welck verklaert werdt.

XIII.nbsp;Waf voor ghelijckheydt plaetfe hebbe
in handelingen, die louterlijck en gantfch,
oft ten deele weldadigh zijn.

X I V. Hoe men in verkoopinge den prij-S des
goedts waerderen fal, en uyt wat oorfaecken
de felfde rechtvaerdelijck vermeerdert oft
vermindert werdt.

X V. Hoe dat de vetkoopinghe natuurlijcker-
wijfe volkomen zy, en wanneer de beheer-
aer nature, en ae w et uer uciu».
X V XI. Op wat wijfe het geldt een b«quot;\'

II,

ghe verktijght.nbsp;natquot;\'quot;^\'

XVII I- Dat men van het huur-loon quot; ^ efl

lijcker-wijfe om de onvruchtbaerney
diergelijcke gevallen niet mach qu^ geffte
den; en wat men doen fal, indien
m-
Huuc-manbelet zijnde, hetgoe^ \' ^er\'
bruycken, men dat aen
een anoei
huurt heeft.nbsp;, .„„j, vel\'

X I X. Hoe dat een rechtvaerdign

meerdert en vermindert.nbsp;undei^

X X. Na wat recht den woeckernbsp;de»

XXI. Wat roor profijten datter on»

naem van woecker niet zijn begr^P
X X I ï. Wat kracht de Burghethjcüe
hebben omtrent defe faecke.nbsp;n^ak«quot;

XXIII.nbsp;Wat voorwaerderinge quot;\'^af-hoW\'
fal in\'tcontraft vanaflurantie.

dinghe van periculen.nbsp;. gen ^Lt

XXIV.nbsp;Wat voor waerdennghe m

felfchap: Alwaer veele foortequot;quot;
verklaert werden.nbsp;^^mpaSquot;^^^ \'

XXV.nbsp;Vaii Ghefelfchap en Coinf
Scheep-reedinge.nbsp;,

XXV I.\'^Dat nae hec recht d^\'J^Xewillff\'!,
onghelijckheydc, in welcke n^en^n belf
heeft , foo veel de uytterlif.cke aa . eo i ■
ghet. niet in acht ghenomen w« ^^eidf

^nbsp;fin\'tfelfd-e natuurlijck genae®

öc menfcöeUjtfieöanbeltneöen / m tütpjo^töartJj^ygt^
menfcôen flrecfien/ jijn fommige flecftt/ een^^u^^^SS
_ mmgOt/ antiew3Lin Vermenget/ en
tefamen genoesy
«©nöec öe fîecôte onbecmengööe/ 5Ön
anöeceöeltaen tnöectotffeitnge. m toelöaötge^fi
oft met eenige onöeclinge becBinöinge,
me ïoutetïijcfe wetoa ^^^ ^^cb

toecöen/oftteg{)entooo?ôeUjcfeôoû?tsboïtogïjen / o^ïfSä^
upt tot öen toefeomenöen ti)t. 3ln Ijet tegentooojöige toect ar y
bamp;togen öe pjofötelijcße öaet oft
toelöaet/öan toe cfee ntet^^^^^ ^aef
te fp?eecfien / öetojjl öie toel nuttigöepöt en P?of0t mn-mmv g^^n

wat

ante

-ocr page 359-

gf^n toeccfetttöe Dan cetöt: lt;^tm / fcDcncfitnge / toaec öüöi öen cpgen^
Jöm obec-ocö^aacn toeröt/ ban toelcïte top öier boo?en ööefP?often öeb^
jw/ aïs seöanöeït toerbe ban be berbröstngen ban fieöeerfcötns^»
«en toebomenben töbt firecben ftcö upt be beïoften / foo ban te geben/ als
gjn tc boen/ban toeïcfee top nu recöt öter booten geöanbelt öebben. Wü^
öanbeltngöen ntet onberltnge berbinbtngöe 5ön/ toelcbe / oft ban
ï^n mecbe oft goeöt oabineren fonber berb?eembingöe / oft ban eenigöe

w^uuantge ts ban eentgö soebt oft faecfte/ bergunntngije om oie te mo^
quot; Sebiupcften/
\'t toelcft menleeninge noemt: Sn öaöen/ öet öoen ban
tj^Suen arbepbt baer ftoflen op loopen/ oft ban berplicötingöe / toelcfte
tS\'öB^öingöe genaemt toerbt/ toaer ban een foo?te is \'t geen ter göe^
^autoec öanbt göejïelt toerbt/ betoöS/ namelöcft / ban öulpe en arbepbt
iüquot;l^n.faecfte te betoaren. ^efe toercftingen 5ön gelöcft be beloften ban
EJ«tngen/ uptgenomen/ foo top gefepbt öebben/ bat befe ficö uptflrec^
baiil?^ öen toeftomenöen tööt
t \'t toelcft top oocft toillen berflaen öebben

^ÜOe toerrïtf nrrm hf c hm nii fiiTTm fraen hßrMflCßiix

IIL

fchSquot;3en toelcfte partöen ban een fcöepben / toeröen ban ben mm^
öfflj^ecöts-geleeröen te recöte beröeplt/ tnöefe: Scftgöebe/opbat
foü Jïit geben i fcft boe/ op bat göP foubt boen; Scfe öoe/op öat
gljp
luquot; f * J^an toelcften men fien macö bp öe ïiecöts-geleeröe Pau-
befe,nbsp;i^aeröe ïSomepnen fonöeren ban

foo fjiv ®®«i9Öe contracten / toelcften fp noemen nominales, genaemde, niet
biaK ^JP ^at öie öaren epgöen naem öebben / (toant foo boet oocft be
batnbsp;/ toelcfte fp bocö uptfïupten ban be göenomineerbe) ais oitt

^^nbsp;l^atfe bicfttoilber toerben geb?upcftt / een fulcfte ftracöt

^PeciaSf lösöben beftomen / toelcfte / al toas baer niets Bpfonöerltjcft en
trfS^? ööefepöt / uptöe naem felfs göenoecö ftonöe beftent toerben:
befpfL^^\'^uius,
ub.comroverßar. wp./ö.Op\'tepube.] ^etöalbenoocft ban
Wrch.^öetoitTeen epgen formulieren ban ftiagenoftepfcöen/ beraemt
■ïiian^l«.^®^^^quot;anbete contracten/ toelcfte foo
\'bicfttoils niet boojen
P^en alleen begrepen toas / \'t toelcft gefepbt
toas / en beröalben
^ecci fÄ?®quot; en geö?upcftelöcft formulier / ittaer gepafl tot öet fept en
P^ide tt, \' öegeben toerbe/ \'t toelcft baerom
pnfiriftis verbüß met voor-ge-
^^öjUöTbf. fquot; ^ ööenaemt toerbe. lt;©m be felföe oo?faecfte ban meerber
eSfgenomineerbe aenfp?aecften en epffcöen / tn^
^^n ^^\'^«ï\'fcöteconbitien baer toaren/
ais in berftooptnge/ inbien
m iti^l^f^ P?öSberacco?öeert toas / oocft öe faecfte nocö tn öaer göe«

h • ^HeaeSSltoeröt berftaen / bat öe ftoop niet boltogöen is / eer i
anbSS / 5P toaerUjcft / oft in inbeelbinge gefcöiebt tS.] ^aer in
ntet foo bicfttoils booi-ballenöe actiën/ öefaecfte nocö tn öaer

-ocr page 360-

geöeeï ïönö^/ gegeben toecbe b^pöepbt tot beccuto / öat tS / öat men b?^
en onbecbeuct öaec macöt npt-fcöepben / om öat öe 25ucgöecïücbe ^^^
faoöanige obec-een-bomingen en accoojöen öe macöt benam ban te njo\'
gen tot nae- bominge ötoingöen/ fuïcbs öatfe aïïeen fleunöen op öe goey»
tcoutoe öec Contcaöenten en J^anöelaecs. iBaec öet cecöt öec natu^
m toeet ban öefe onöecfcöepöen niet : #ocb en 5ön öie contcacten/
be ban öaec ongöenoemöe göenaemt toecöen/ nocö minöec natuucïöf^
nocö minöec ouöt/ aïS öie anöece
î 3[ae feïfs öe cupïinge en mangöe»)],
göe/ toeïcbe fp onöec öeongenoemöe teïïen / iseenbouöigöec/ ( lO en
öec aïs öe boopinge. €n tuftathmsop \'t lo 25oecb lüados, öaec göeöfj/
öeït toecöt ban öet openbaecbampbecöten/ öaecpjö^fopgöelïeït
f^epöt / öat fuïcbs oocb een foo?te ban contract en onöecöanöeïingöe f\'
nameïijcb/ öefe : Slcfe öoe/ op öat göp gebet : 3®p öan boïgöenbe öen»,
tuce / fuïïen aïle pactpen- fcöepöenöe contcacten / fonöec eenigö onw,
fcöepöt ban genomineecöeoft ongenomineecöe/ b?engöen onöec öie o^»
gefepöe foo?ten. ï©p fuïïen öan feggen/ öattec gegeben toecöt/ op ö^i®
toeöec-göegöeben toecöe / tecfïonöt toeï goeöt bD02 goeöt/ \'t toeïcb njL
rupïinge oft mangeïinge noemt / bupten aïle ttoöffeïöe ouötfle
ïsoopöanöeï: aft geïötboojgeïöt/c^iet öaec ban
procopius in fpn ö^
öepmeï|iflo?ie. let gemunt geïtiseectpöts boo? ^oopmanfcöap .ar
^ïïpjientn ^taïien geb?acöt / fepöt
Plinius, Lib.s3. cap.s.i \'ttoeïcbbJnj.
genaemt toecöt : lt;©ft goeöt boo? göeïöt/ aïS in \'t boopen en becboope»\'

(©ft öet geb?upcb ban eentgö goeöt boo? goeöt j lt;©ftï)et göeb?upcBP^rt
een öingö boo?\'tgeb?upc6 meöe ban een öingöi «©ftljet geb?upcb J^j
eenöingöboo?geïöt: ^eïcftïaetfïeoocïïbecöucen en öucen göenjjj\'f
Mßgt;tei. toecöt. ^00? öen naem ban geb?upcben/ becflaen top öiec/ foo tf^^^ifM
, pohüc. geöjiipcben/ aïs oocb öat/ \'t toeïcb met bjucöt en göenietinge becgne i/
«fcSV fcöapt iS/;t 3P bat\'t fepe 5P boo? een ti)bt/oft pecfoneeï / oft ecffc
D. ie con-r Oft op eenige anöece toöfe bepaeït/ göeïijcb bp öen 3|eb?een \'t göeb?^
trahe». »wï. toeïcb öuucöe tot öet lubei-faec. ^ocö foo toecöt göegeben / opb^J\'^^
becïoop ban eenigöen ttjöt/eben foo beeï/en ban göeïpcbe
foo?tetoe» ^^
gegeben toecöe/ aïs in \'t göeïeenöe/ \'t toeïcb pïaetfe öeeft tn bingye^ jjjt
jn göetoicöte/ göetaï Aen mate beflaen/ foo toeï tn anbere faecben /
göeïbt. g^e bectoiffeïingöe ban baebt met baebt / ban ontaHü^ß^ Täip
öebben/naebe becfcöepbenöepbt ban baben. iBaec icb boe / op öat
geben foubt/ oft namelpcfe/ göeïöt/ en bat/
\'t 3p tn baben en toercben
öageïöcbfcöe nuttigöepbt / toeïcb öuren en beröuren is göenoeniHf.ft/
tnbe baebt ban fcöabeïoos te öouben tegens göebeurïpcïïe ongöepf quot;ci^
3Önbe afbeeringeoft aföoubinge ban gebaer/ \'t toeïcb men nu ^^-^^fHct^
noemt/ toeïcbe contract eertpbts nauïpcbs bebent/ nu tS onber bea^
meefl göeb?upc6eïöcfïfle ; ©ft bat göp göeeft öet goebt / of \'t gö^w?^^
ban\'t goeöt.nbsp;,

CVermeerderingh. (i.) ^uïcfes bïijcftt tipt be bcrfen ban ^^
aengöetogöen/
1. /. d. é comrakmdit emüone. tacitus ban be loogôbn^\'^^ae

Die binnens landt maer woonen,ghcbruycken eenvoudigher, en nâe cJe ^

-ocr page 361-

J\'iife vermangelinge van Waren. Servius Op öe 4 Ecloga, oUcr Öeh)00?beit/
^\'»^bunt merces: Om dat de Ouden Waren voor Waren manghelden.
jJ\'^/g-nbsp;Datfe voor hooghen prijs ver-

quot;^^erden. Wantby den Voor-ouderen beftondt allen Koophandel m
ruïr roftruylinge, °t welck oockCajus methet Exempel van Horae^
devü^^ beveftight, Plinius, IJb.js- Hoc veel geluckiger eeuwe, doen
Waren felfs tegens den anderen vermangelt wierden, gehjck oock betaerat
©an te gelooven, dat in deTrojaenfche tijden gepleeght is, lifc.tfquot;. cep.n.
de n ff •nbsp;over-zijde dc Waren voor-geftelt zijn-

fno \'t gheen fy te koop hebben, indien haer de mangelinghe behaeght,

IV.

bêS^*^ öe ööemepn-ttiaecfienbe ïjanbeïinslie«/ öie mabe« / oft öe öa^
/ oft öe öoeöeren j oft ban öiec be goeberen / ban ginber be
ftftan Söemepnen oo?t»aer / toelcft alles onber be naem ban gemepn^
begrepen toeröt: onber toelcfte oocft gbefelfcöap ter
ntett S^öWn toerbt / öoeöanigöbponsfeergbemeenis/ bet\'fa^
öerè\'ff ^^ ban particuliere ^cïjepentegtiens be ^ee-roobers/oft an^

/ toelcfte men Admiraeifchap noemt» ^ _ ^
Oft«lquot;^^0öbeöanbelingljen3ön/ oftpjincipalöcftenmeefïfulcfts/

fatWti N®?^/ en toat aen öen p?ö0 te beel is/ öen anöeren mmm/

ten öeelefcbencftingbe 3ijn. ^nöien icft öen
fal \'t CÉnfï\'öt gelöt belobe / op bat bP mp ban fön goubt itingen mafte/
5Ön/ anberbeeis öuur. ^oo göefcijiebt Ijet oocft
öernbsp;Compagnie/ bat b\'een fijn boen en gelbt inlepbt/ ö\'an^

öehaHJPquot; seïöt €nbe in contract ban leen-goeöeren / be berleenin=

vt

ö^baffi/P €nbe in contract ban leen-goeöeren / be berleenin?
^^enii hnrf, s quot;/öoeöt iseen toelöaeöt/ maer öet berö?agö ban pgöS-

Icfeöoe/opöatgöpfouötöoen. ^n^
^^ïöt Kïï^! ftelattingöe ban penfioen te betalen / baer bp ftomt / foo
öeerf-pacöt bermengöen #ocft öetbobemerp-gelbtber
öeiïjt, tspets te famen göemengöt ban leeningöe/ enaffurantie-

i^^S^\'w^^^^Söe tot een anbere baebt / gefcöiebtmengingöe/ ais
inSiS^^!^^^nbsp;«« panöt-gö^iJtngöc.
3®ant bo?göe

Pl\'^cii^aieSï^SF ^^^^ Ö^«öei / bjelcfte tuffcöen be boige en ben
Squot;S®^5Ö»ïöenanbsp;iS beeltööts een bebeloft

tuffcöen ben Creöiteur enbe

ntets toeberontfangöt / omme-gaet/ foo fcöünt öet

Q^qnbsp;sen

-ocr page 362-

een loutere öaet Uanmtïïjaöïsöepttó mt maer om öat ötenBanbelö^
lafïtgljen contracten nae-öp ftomt / pleegöt öie öaer göeoo?öeelt te wj ,
L. uko.D. öen. ©et panöt-fetten oft geöen/fcamp;pnt meöe een öaeöt öan mtlötgF^;
deverkßin. ÖOO? Ijzt öeljouöen toan \'t goeöt / bergunt toeröt j maer öefe neen»
oocft öaren aert upt öet contract / toelcft baer boo? berfeecftertngp

^^Scö alle öanbeltngöen bie anberen bo?öerlöCft en P?ofötelöt^
beöalben bie gantfcö enlouter toelöaöigö5ön/ toeröen met öenn»»^
ban Contracten göenaemt.nbsp;^i-Ailc^

^nbenComracten ®®ebteöt öe nature göelpcftöepöt / en öattn p j,/
r boeg1?en / öat uptöe ongSelöcftöepöt recöt ontfiae / boo? öen ge»\'^

gaen / ais öte ten p?incipale beöoo?en.nbsp;..

(€ot öeboo?gaenbe babenbeöoo?t/ bat be gene bie metpemanotj^^jt
belt en contract maecftt / be göeb?eftett ban t goebt / baerom seuf jgt
toerbt / toelcfte öem beftent spn / moet te ftennen göeben / öet toeit»
L. I. D. d. alleen pleegöt öoo? 25urgöerlöcfte Letten geo?öineert te toeröen^»
^ ftomtöie öaéöt oocft met öe nature ober een: toant tu^cöen ben^J, ^^

IX.

aSi, emti

öie t«fameti öanbelen / ts een naöer göemeenfcöap en göefelfcöap/^
öaer i^Jin \'t göemeen met allen jiBenfcöen. €nöe alfoo toeröt

Cicero ^^f\'t geen Diogenes Babyioniusfepöe/öit^ucftberöanbelenbej bat n*^ ^

offic.lib.i. jgjji j^uat gijeftoegöen toeröt / oocft beröolen göeöouöen toeröt; no^/
mp niet nooöigö alles te feggöen / toat u toel p?ofötelöcft tSte^^n/
göelöcft als ban öe i|emelfcöe faecften. JlBant öe nature ban con^
ais epgentlöcft göebonben 5önbe om p?ofötS totlle / berepfcöt JJ jrou\'

bers. CValeriusM3Xittius,/lt;è \'f.«.-2. Een Verkooper die ter goeae^^j^
wen handelt, en moet noch de hope van voordeden vergrooten, quot; jp^j-.
kennilfe van naedeelen en ongelegentheden verduyfterer.
^aet toe

fp?óften ban öet ö»PS / öat öe Augures, öie op \'t bogöel-göefcÖ?e|V
öen/ öaööen bebolen af te b?èften / \'t toelcft öe ©erftooper
perberftoegöenöabbe.J Ambrofiusfepötrecöt: mde contractei

gheboden, dat men oock de ghebreken van de dingen die verkocnc
aengheven fal, en openbaren ende ten
zy de Verkooper die aengquot; ë
heeft al heeft hy \'t goet ten behoeve en onder \'t rccht van dennbsp;W

ghedraghen, foo werdt fulcks door klaghe van bedrogh te
Lii. s. ftantius gaÖÖe göefepöt: Die des Koopers mifverftandtnbsp;g^f

op dathy \'t Goudt voor gheringhen prijs moghe koopen gt; oft yju d®
vluchte Slave niet aengheeft j oft dat hy

een Huys verkoopt» c go\'^ ^
Tm j.2. Peftbefmetis, lettende op fijn ghcM\'in en voordeel,
78.
art}\'. \' wijs, foo Cameadcs wilde doen fchijnen, maer loos en ^P^\'^ifff

y.u. de i^gn moet öet felföe niet feggöen meöe ban fulcfte btngöen / ^dF

l:t.. c. faecfte felfs niet en roeren: ais / inöien p^anöt^

f„;:penopr^fetoaren/öieamp;oo?enboeren.

X. «ö. loKbfgöentoelöeufïijcftenloffelöcft/oocftbtcfttotistotfoo

VIL
V II I.

-ocr page 363-

Jat öet tttet ftatt nae-geïaten toeröen / fonöer öe a©et öer ïteföe te ftöen^
J^n: maer en is nocötans niet onrecötbaeröigö / öat iS / «tet firöDen^
toet öet recöt öes ööenen/ mctöentoeïcfeen topte öoen öeööen: foo
Wier Mnpïaetfe öeböen/ \'tgöeen öe felföe
Diogenes niet onBegua^
jjjjöcft fcpöe / foo
M. Tullius ÖerÖaelt: ick hebbe het hier ghebracht, ƒ k
«ebbe het te koop gheftelt: ick verkoope mijn goedt, niet hooger als ande-
doen: moghelijck oock om minder, alffer meerder overvloedt is: wien
l^^fchiedter onrecht aen ?
^eröölöen moet metttttetöoo?öaensenal-om
Äöen / öet feggöen ban öefelföe
Cicero, bat berbo?göen en beröolen
fljüben is/ aisgöP/ \'tgöeengöptoeet/ toili/bat niet füllen toeteit öe
Kne / toelcben baer aen göelegien is / bat fp \'t toeten / om u p?ofijts
maer
als ban öeeft fulcbs eerft plaetfe / als ban bingöen geöan^
Sft toetbt / toelcße be faecfte bte onber öanben ts / felfs raften j als/ tn=»
^«n een
éups met pefte befmet tS/ inbien\'t be lt;j^beröepbt bebolen öeeft
K«ö?eften / toelcfte Stempelen göP oocft ter felföer plaetfe ftonbtbtn^
lï^aer be göebieften/ toelcfte öen genen /met toelcften göP öanbelt/
SS^tjön/ enbeöoeft men niet aente göeben/ als be^^erbitupt ban\'t
\'ttoeltft
M. Marius Gaditaous betftOtÖt aett C. Sergius Orata ,

D. Lecal

1gt;,!. D. di
contr. emt. in
firie.

^quot;^etcit oocft ban Piato is aengöetoefenttt \'t 9 250«tft ban öe J^etten^
tnWÖ otetaileenin\'tberftanbt enftenniffe ber goeberen/ »tim oocft
ban ben toille moet eentgöe gelötftöept 3ön tHffcöen ben

ÄlP^ntanbtaengejaegöt/toareboo^nbsp;bat bteöem moetnbsp;^

biHf^toerbenj toant bat ftomt ben tomracte ban bupten aen j mm^it.i.j.^.ß

öem iyFii»!»»^ utrtAA» AM* Sa.« i^atthoiä VMtïr^ fiigt;fwrfiPtflß(Tfit Vnectie / oft fOO rervum.

X.

^cnbe EacebemonietSbenftoop öesianbtsberb?0^
quot;chtenï^l^\'^«quot; f e
Eiienfers ,000? b?eefe ben 25efitters af-geperft öabben/

ondL „ dat het niet een hayr beter was, noch rechtvaerdiger, den fwacken ^ ƒ J •
Rhen ^nbsp;van koop , als met louter geweldt een dingh af te dwm-

U. fcoXenophon ïupbètt. iBaet bocö toat etceptte
^nbsp;XI.

Hieei^ en epitcijeats t geennbsp;ip* w^i^w

contracten nauiöcßs ftan plaetfe öebben. 3©ant tnbten
JeboßÄ tgöeieenbe/ oftboo?fönbientlenmoepre om onfen laft upt
^^ibttrtft/J\'^^\'^nt öet bertroube goebt te betoaren / eenigöe geringe be^
quot;\'Söebetepfcöte/ öie en foube öaer aen göeen onrecöt öoen/maec

:nbsp;tat

-ocr page 364-

tcactset gen nait uecmangueienq? uiaHen. ^isaet xn aueiwuw«^»--,
tjicmangöefittööe moet öat fojgamp;öuïötgö tn acDt genomen toecöen/j^
ïje fteöoeft ntemanöt te feggöen / öat / \'t geen ö\'een pactöeoöecöe
öetneecöeïooft/ öat Ijet feïföe göefcöoncßen te 5ön / öecfiaen roejquot;
a©ant öet enpleegijtöe mepntngöe ntet te 5önöan öen göenen / öte t»«
fie öanöeïtngöen aengaen / en moet ootß niet gepiefumeect oft öecmj
öet toecöen / ten 50 öat öet öïijcïie. 3©ant öet göene fp Deïoöen / pg g ^
ben / (laet te gefooüen öat fp beïoben / oft göeben / aïS 5önöe geiÖ^Ä
göene öat fp öaec boo? fuïïen ontfangen / en m \'t toeïtb fp ten inften

öie gÖeïÖCbÖepÖt öaec bOOjfCÖUÏÖigÖ 5Ön» lohannes chryfofthomus • ^
menighmael als wy in eenighe handelinghen, en foo menighmaelals ^^ ^
koopen oft betalen füllen, daer over ftrijden, en met alle vermogen tra^.^j.
tenomminderalsdewaerde daer voor te betalen, en is in defe
eenige dieverije ? ^e^êcö^öbecban\'tïebenbanlfidorusbp

telt / öat Hermias, aïSÖP pets boopen toilöe/en \'t felföe »ttogelöc^EWt
öec göelooft en tn-gefet toiecöe/ ais cecöt toas/ öaecbpgeboegöi^.tj
\'t geen aen öen cecöten p?ö$« ontbaacb/ om öat öï» öet öielt boo? een l»^^

...... ...vv.^.. ---------—tn TUitB KJen iin oifi\'quot;♦\'^\'^ Irot\'\'

^eÖ?eenÖea©et/toelCbeftaet/Levit.i4.vers4.en7. [^iet Mofes de»-
Zi, op \'t 8 2. göebieöenöe göeboöt.]

tï^aec is nocö obecigö be göelöcböepbt in \'t göene baecom göeöf quot;J^rtt
toecbt/ öiecinbeHaenbe/ bat/oft toel fcöoon niet becftoegöent^\'^^
göeen beöoo?be göefept te toecben / nocö meec ge-epfcöt ais men
be bat baec boo? beöoo?be göegöeben te toecben / nocötans inbei^#
felfsongöelöcftöepbtbebonbentoecbt/ öoetoel buptenfcöulbt »JU^ji/
töen / te toeten / om bat eenigö becbo?göen göeb?ecö aen
\' t goeoc

XII.

.P, LQC9f

oftbateenmifbec(lanbtinbep?ijS5!» göetoeeH; batfulcbs bot^^ut^
becgoebet toecben / en ben göenen bie meec öeeft af-göetogöe«/
mtttbec öeeft / göegöeben te toecben: betoöl in\'t contcaöecen en^^
öelen/ bat ban toebec-jöben öet boo?nemenis getoeefl/ oft^ö\'gj\'fti^
toeeflte3ön/ bat pbec ban bepben eben beel öebben foube.
fcöe 3©et öeeft fulcbs göeo?bineect / niet in alleröanbe ongöeine^amp;t^
toant een blepntjen enacöt fp niet op / jae öoubet bat men be ntequot;^
öec öcacftelen moet flupten / maec in een foobanige / bie ftoaec
ts/ ais toelcbe gaet boben be öelft ban ben beöoo?löcben P^ö^vSjfquot;quot;,
3©etten/ foo cicero fepbt/ nemen be oncecötbaecbigöepbt toecö/
....... quot; \' \' \'nbsp;\' rnaecbe^Öt^ïii^

beel ais bte met öanben ban göegcepen toecben j maec L ^^ ,
boo? foo beel-fe met ceben en becflanbt ban begcepen toecbem i^jj^t^tt
göene/toelcbe be ?$ucgöerlöcbe ïOetten nietsön onbertoo?pen /» ^
bolgöen öet göeen berecöte en göefonbe reben öaec leert en gpet» ^ m
billpcb te 5ijn: ^ae feïfS oocb bie be Stetten onberto^peiUgy
btcbtoiisgöeljanbelttoerbtban\'tgöeen göeoo?lof^t en lt;©obtn?u
iSi toanneecmaecbea©etten göeen recöt göeben/oft benemen.

-ocr page 365-

ten.

Jl^aer men moet toaer-nemen / bat ootb eenige gelijtfeb^öt moet m x 111.
ï^öt genomen toeröen tn öe toelöaötge rontracten/ ntet toel allentöalben
Pöcïtöepöt / Ijoeöanige berepfcöt toeröt tn öe contracten ban Jertot^e^
S?3e / maer naer epfcö en gelegemöepöt ban \'t geen baerom göeöanbelt
S^cbt/ op bat/ namelijcft/ npt fijne toelbaebt/ ntetttanöen fcöabe toe-bo^ ,, „ «
ffier 00^ een boltttacötige Joiïeloos tttoet geöouo^
ban fnne aengetoenbe onbofien/ en fcöabeloos / ban be fcöabe bte,. „.y.
S»««ptbeaen-bebolenefaecbemocötaen-göeöaentoerben: m göene

Tom.t.z\',
afW.

»abigeontfanginge: \'tï^elclt alfoo moet nerttaen roeroen / im w^-
^Jtc faecfte anöers öocö gantfcö bp öen epgenaer felfS fouöe 3m berlo^
Sff^nteniet gftegaen. [^e a©et ber
mumttljm/ uh.s.m.s.c.r.^s^ j
^antittfKSjebal enberltenöe epgöenaer öoo? öet leeneti tttets^
^^^ï-enlFeSS / toelcft pets ter göetroutoer Ö^öt geje t ts om
vS^toaren/ en öeeft niet op ficö genottien / ais getroutotgöepöt in t be=
€n
baerom/ toerbtöetgoebtberlojen/ oftftottttöettot met
Sl^ïöaerbooj niet göeöouben^

^^^^ fal baer booj niet göeöouben 5ijn: mt ten aenften ban öet goeot/

ïfitm aenfien ban \'t ontfangöen en aen-nemen / toanpoo? öet omfan^
f men öeeftöpgeentoelbaebt ontfangen / maer göegöeb
Q««Panbtte göeben/ oftoocftm \'tberöuren/ moet men ben mibbel-

sSëSESISSpSS

ïïftisvJ-quot;ign enbe onereus

contract. 3©elcfte bingöen toel alle met öe
SttÄetoettenober-een-feomen/ maer en öebben öaren oo?fp?o^
ÄS^elöcft upt be felbe ntet / maer upt be natunrlijcfte ötUgcftö^t:
ootfe öe felföe Betten bp anbere ©olcften fal binben. m^

w®quot;Öerettbpben^eb?eeufCÖett Mofes Maimonides,I«amp;-i. onsiem Dub,^

^ofe^nt\'^^- [?ecco?beertiitetbeplaetfe/ Exod.zz.vefffó.i^

3 in bebebelenbe lt;©öeboöen/ 88.en Iter op öeeft

^eren ^«fien/ aisöpfepbe: Dat men fommighen geJoove en trouwe, an-nbsp;quot;

anw^\'^^ge fchuldigh is. ^aebitboo?fcö?iftmoetmen bajï ban be^
beUtt^\'\\«tracten mebe 002öeelen. iBaer öebbenbe öe generale beröan^
StJeSs ï quot;öe Contracten / foo beel tot onfe boo?nemen genoecö iS/ af^
\'^^moop / laet ons eenige bpfonbere biagöen / be contracten
roerenöe/

-ocr page 366-

aïööc-natuucïöcfefte mate Mn \'t toatcett pbeï ötrtaÖ ^JJf.
\' tJigïj / ts be öefioeHijcfeOepöt / m Aniioceies toel öeeft aenaöetoegn
foMc. \'t a®elcfi iïi becttpliïtööeen totlfelingöebec aoeberen fipbe
j. ^ s- ©olcfieren albermeefl gefpeitct toecbt. .ïiaaec befe en ts «otötans® Xh«
ntge mate ntet: 3©ant be totlle bec menfcöen / bteb?oittoe en ineep^
bec btngen ts / begeectfommigöe bingöen meecbecban fp noobtgö

S.c, 35. Plinius fepbt; Debegeerlijckegeyltgheydfder menfchen heefeden Pe^^

hare waerde ghegeven. (i.) lt;Ên Cicero tegen Varres, ban be «Èecen-Ö^j;.
ben: De mate der begeèrliickheydt, is in defen oock de mare der

en waerderingè. €nbe in tegenbeel foo gebeuct / bat behingen bie ai^^j
ttieetï noobigö 5ön/ ban minften p?öfe 5ön/ om ben obecbloeöt. ^
toelcfte seneca met beele exempelen betoöfl/ in\'t 6 25oecfe banbe
ben / cap.i 5* baecöpoocfi bit baecbp boet: De waerde en prijs vao y J^

dingh is nae den tijde: als ghy die dingen al wel fult gheprefen hebben gt;
lenfe foo veel waerdigh zijn , alsfy dierder niet konnen verkocht ^^quot;^Lit,
L.
Trem. Paulus be ÜïeCÖtS-gcleeCÖefepbt J De prijs van yeder dingh werde gh^ji^f
niet nae eens yders luft, oft profijt, maer in\'t gemeen, batiS/ fOOÖr

elbecs becfilaect/ foo beel als öet allen toaecbigö iS. C Plinius, nbj«-

Demate van eenbillijck en befcheyden Huyfvader ,is, te ghebruy^^^^,
leef-tocbt van yder aer.] 3|iecban fiomt / bat eett bittCfi fOO ÖOOgöJJtg

fcöattet toecbt / ais men göemeenlpcfi baec boo? pleegöt te bieben ot^
geben / \'t toelcfi nawlpcfis toefen fian / oft öet moet eenigöe
b?eebte
ben / binnen toelcfie meec oft min fian göegeben oft ge-epffcöet »^quot;iw
ten 3P bat be
Wtt be faecften op een fupflen p?öS / tot op een flipft^tótJ
L.fifervum. göcflelt öceft. ^ocö in bien gemepnen p?öS pleegöt oocft acöt SJJ;\' ^
te toecben/
op ben acbepbt en ftoflen/ toelcfte belSooplupben «

boen: (Zi) en pleegöt oocfi fcötelpcft te becanbecen nae bemenigP^^ei»

toecben / om toelcfie be faecften ftonnen onbecbeuct/ meecbec or»
^bec geftocöten becftocöt toecben / boben oft beneben ben gemepnen ^^
^te toeten / om bolgöenbe fcöabe / opöoubenbe toinfle / fonbeclinge
ö^
gentöepten lufl baec toe/ oft foo men een anbec te toille een btnc»
oftbecftoüpe/ bie men anbecs niet fouöe ftoopen oftbecftoopen:

öet flille flaen öec toinfle boo? ben tpbt / toelcfte ontfiaet upt Ö^^SaöÖ
fien/ oft becb?cegen öec betalinge / öat men / oft boo? / oftnae oe» quot;
betaelt.nbsp;,

[Vermeerderingen. (i.) felfbe / B.37. ban be ©aecleU. ^^

föpben^nöianenbep?öSban\'tCo?ael. 3©ant bteötngeniwM-
rtgoeötöuncftenöec©olcftecen.
Auguftinus, éavtmeDet, , wm«\'

aer wat wonder ift, daer felfs in der Menfchen wacrderxnghe, wei«-

MoralNk

Lib

-ocr page 367-

»«reghewiffelijcken van foo gropter waerftigheyt is , veel dierder een Paerc
aiseen Slave, en Perel als een Dienftmaeght ? Alfoo ver-
quot;ilt door de vryhey tin \'t oordeelen feer veel de reden en \'t inficht des aen-
luft^ van de noodtwendigheydt desbehoefcighen,
\'tzy door de wel-
hegeerders, als die weghet wat yder in de trappen der dinghen zy in
felven, raaer de noodtwendigheydt bedenckt, wat,en waerom hy \'t be-
le • cn dieonderfoeckt wat het licht des verftaodts oordeelt waerachtigh

maer de welluft, wat des lichaems finnen geneughlijck toe-Iacchet.
deVM^^Uky^^mHjplÜftAuguftrnnbsp;70^faïm:Maer

i^..^oopman felfs/feyt : Ick brenge de Waren uytverren wegen ; IckeyfTchc
^quot;^beydts loon, waer van ick leven moghe. Maer een Huurlingh is fijns
jj^ quot;^j^waerdigh. Men fpreeckt van leughen en raeyneedigheyt, niet van den

fûiiS®quot; berfeoûptttsamp;eett ftooptrtöße fîaet ooefe aen te meccfeen/ öat ootft x v.
SSJ oöerteöectngfte ou
\'t felföe oogfienöltcft / m Det tractaet gefïotett
eenîS C^^quot;wnöomfianoöec-0öeö?asöen öjeröett/ enöat fuicfeSöe

(iiquot;quot;Jquot;Ötgt)fieÖ3Öfe ts. ^00 ts öp seneca, be öeefeoopttige een vervreem-
enovergevingevan fijn goedt, en fijn rechr aen een anderen. [De

berhî.] 3©ant alfoo saet öet oocft itt öecupltnge. maer inöien
jag^agenis/ öat öen epgettöom niet tecjlonöt fal obergaett/ foo falbe
fcft^îîp^e becbonben 5ön ben epgöenbom ober te göeben / en onbertnf^
ben hlrJ^t goebt flaen tot fcöabe en bate ban öe ©erftooper î en öeröal^
mX o^eftoopittgöe ett ftoopingöe beflae / in te toegöe te b?engen / bat
ban Ä toaringöe öebbett mogöe : Stem/ bat öet goet flae tot gebaec
feftÄf ooper / en bat öem be b?ucöten toe-ftomen / eer bat be beöeer^
ïecfitepgöenbom ober-gae/ 5ön berbicötfelen bàtt \'t 2ßurgerlöcfte
ften toelcft oocft ttiet ober al onöeröonöen toeröt j Sae öat öen mee^
toe /öer a©etten befl göebocötöeeft/ öat tot öe oberleberittge
Theoöhnbsp;en gljebaerbanben^erfeooper/ öeeft

n K quot;\'\'aengöetepcftentop be plaetfe / bie bpstobsusis/ mahde
ï^mnïi,gt;«öÖp oocft beele anöere tnfettingöen binben fult / ban befo^
ï\'ooö /nbsp;berftoopingen/ ban ben €gt;oöts-penningö / ban rou-*^

ï^ioS PrT?^^^^ berfcöillen ban öet ïSoomfcöe ïïecöt : lt;6elöcfe mebe
«n eeniÏÏ^rquot; aengöetepcftent öeeft in
Rhodiaca, bat öe berftoopingöe/
ftïeten?« contracten plegen boltogöen te toeröen / öoo? öetregi^
^oetrnJl fnbsp;onöer öe göemepne acten en protocollen, ^at

^anbieSf^^S toeten: Snöieneenöincftttoee-malenberftocötiS/ bat
fal ban toaerbeen ftracöttgö5ön/öie / toelcfte
ööcen S
qI! öegrepen tegöentoooiöigöe ober-ö?agingeöan beöeerfcöin^

Ï^ogcnfaquot;^^^^^^^^nbsp;nature, (i.) aBant fp

^^^tbiaconSJj^ ^anbe öoogfle macöten toegelaten toeröen/ om recöt-
a«^ oojtaecfte / en op een beflemöen piös j toaer ban ons öe Itfio^

-ocr page 368-

m ban Jofeph, centceiT«lü£ß Crempel abeeft / als Bp tn plaetfe ban
Coningö obec Poppten toas gefielt, ^ifoo Babben onbet: ben CJontep»
bieban Alexandria pan be ünbifcöe / en Ctöiopifcöe bjacen / ^

fp?eecbt / be vionopolian. lltk/?. fiet OOCfe caffiodorus, lib.ß. cap.s. amp;
mrnq^ caufa r^.qu^ß.ic.-]
Jietban oocfe banparticnlieren göebaenbjero^j^^
alleen Op billiicfi gBetoin. {2.) jBaec bie baet: toe ficö bet;binbett/om^

ietten / batter geen tneet^bet: boojraebt en obecbloebt i_n-göeb?acötj®

be / bftbaecotïtbe3©arenop-feoopen/ op batfe tttpgöen

falcbenp?i)S/ bte ten tijbe bet:bediooptnge onbillpcftis/ öefelföe JJ/w

onrecöt/ enbe 3ijn fcöulbigö bat ongöelöcb te beteren, ^ocö

XVII.

op anbere tuaniere belettetï beinboeringöeban 3©aren / oft baerprn ft
feoopen / op bat fpfe bierber mogen berïioopen / bocö boo? een ^^
jtae loopenben töbt niet onbillöcft en iS / bie öanbelen toel tegenS
gul ber liefbe/ göelöcb
Ambrofius met beele rebenen betoöfl/
t-^ö. lt;r. maer en ber bo?ten epgöentlpcft eens anbers recöt niet. fi^

[Vermeerderinghen. (i.) ^e3|iflO?iebanThales iSbebentbaiJ ^J^j;

toasberlt;ï^lÖben. Cnbeinbentiebanpychocies, ban öet(Cp?tf(i5fy^
op te boopen / öaer upt öet bolcft ban SCtöenen p?ofüt foube treeften ^^

bp Ariftoteies .ï. Oeconomic. ijan Monopolie, ber biUgÖeU öaer men Ö^ J*/jjtl
berenmeöerepnigöt/ fiet Plinius, lê.g.cap.s?. ban Monopolie ban
garen ban bé seres, fiet Procopius in fön göeöepme ï|iflo?ie. ^^ ^^tt
(2.) \'©aer is een billöcfteenboo?ficötigöea©et ati^MmepoB-^^Qp
notabele paffagie bp l vfias, tegens be amp;oo?n-berftoopers / bie öo»? H
fcöe gerucöten ben p?ös op-jaegöben. J^oegöt baer bp
Caffiodorus,

cap. s. en C. quuumque cmß i-^. quaftione

©an Bet gelbt moet men toeten / bat öet felfbe natuurlöcft fö^^^tn^i^
ningöeontfangöt/ niet alleen in öe materie/ nocö in bpfonöere %^t/
mingöe oft fo?me / ttiaer in een meer gemepne tttaniere /
öaer
nameljjcft / berftregen toerbt / \'t 3p tot alle/ oft totbe meefl-noooti^Jj,^g/
gt; lijcftfle bingöen; riliet foo feer upt befubflantie/ als upt öeniemy^
/./.
D. de cmrit. empt. lü^en moet öier göeen licöaem / maer öe groo^^t
aenfien / ijüchl §. r. D.defoiutionibus.-] toelcfte
toaeröeringe/inöte»«^

niet anöers berb?agöen is / fal moeten gefcöieben ten tpbe en »»frr v^f»

betalingöe» MichzélEpheüus «dqHi?2tamNkomack Het gheennbsp;wgC\'

behoefiijckheydt, \'t felfde mach men in munte oft in \'t geldt fien. ^fgho^quot;
lijck als de behoefiijckheyt niet alle-tijdt even groot is, want wyef^^^er\'
ven niet alle-tijdt even feer de vreemde goederen j alfoo is demuot^ j.}i£f
de van\'t geldt niet alle-tijdt de felfde, maer werdt

verandert, en

te vooren hoogher geg.\'ien heeft, daer nae geit het minder, oft wcl ^^ ^jt
allen. Doch de prijs des geldts is duurachtigher,
en daerom plcgCquot; ^^gti
felfde te gebruycken als een mate der andere dinghen die
wy koopen- l

publöcgue en alle-töbt burenbe toaerberinge/ d. u d. é JJ / oP
toeïcfteplaetfeöitöefinis: ll«es toat baertoe göeb?upcftttoecfw^^^^

-ocr page 369-

jjtöttcmmatcfduöesönbananöm öingöen / bat moet fulcfes 5ön/
Pat ijet ban öem felben gantfcö ntet en öujjgöe. paer fulcfeS m onöec

Necöejön: maer nae öat öe anöere öingöen / toelcfee öei^enfcöenbe^
S^^ben / oberbloeöigö 5ön / oft toepnigö te öefeomen/ alfoo meöe öet
öelöt upt een floffe göemaecfet / o|5 eenöerlep göetoicöte / öoet öefe
y« minöer / öe anöer tööt meeröer.nbsp;^ . , ^^

^eberöuringöeen öurmgöe / göeUjcfe caji« recöt gefept Öeeft / feo^
S be berfeoopingöe en feoojpingöe alöer-naefl / en beflaet tn be felföe
yen.
a©antöep?ö!Smetöebetalingöeban loon/ enbe beöeerfcöm^^
gyemctöet göeb?upcfeban\'tgoeöteenigöegöeUjcfeeniffeöebben. ^er^
y^iben göelöcfe öetgoet fönen teere bergaet / alfoo natuurlijcfeer-tonfe
hLi?lquot;fötbaeröepöt / en anöere ongöelucfeen öie\'t göebjupcfe be^tn^
feiS ^quot;^nien tot fcöaöe ban öen ï|uuröer: €nöe öeeft öaerom öe
uwurbergöeenmtnöerrecöttot öetbelooföegelöt/ öetoöl ÖP\'tbermo^-
i^nt \'t goebt tegöeb?upcfeen/ ober-göelebert öeeft / toelcfee te bter
WfooueeitoaeröigötoaS; al-öoe-toel fulcfes öoo?öe3Betten/ oocfe
berh?arjh.gt;Hnbsp;han Viigt;rfliihßrf hißcben. «ïnöten nocfitans

X V11 r.

L z. D. Is-

Cittu

/ Öetfelföe eenen anöeren beröuurt Ijeeft/ toatöP öaer ban
betS* 1 Öl» ben eerfienï|uurberbergoeöen / op öat öP baneens an^

^soebt ficö nieten berrpcfeeenberbetere.nbsp;,,

teÄ^P^n top ban be berfeoopingöe öier boben göefept öebben / bat
inöÄ^ quot;»^t öoogöer berfeocöt / nocö minber göefeocötmacö toerben/
anhp?/^^ on^ eens anbers göeröf berfeocöt oft gefeocöt toerbt / baer Ijet
berfeocöt oft göefeocöt foube toerben: let felfbe moet mebe
is. Ä^^\'^^^en ban een faecfee / oft arbepbt/ bte beröuurt oft göeljuurt
ÏÖcreS;^quot; öan nocö be felföe arbepöt beelen te göelöcfe feonbe p?oföte^

XIX.

ban p^ m \'t göeöeel pber een ban oten oeroonoen peert/ inm-y ys»
/ öet bolle loon bo?beren /
\'t toelcfe öP ban eenen epffcöen fou^
biocZ ï^een^^et öet felfbe enberötnbertj toant bat bte arbepbt en
oocfe p?ofötelicfe iS/ bat feomt öet contract/ met ben
bennbsp;\' buuten aen / enbe en berminbert ten aenfien ban

^nbsp;niet quot;ban betoaerberingöe.nbsp;. ^^

ben tóoiS^\'^ï^an leeninge pleegöt geb^aegöt te toerben/ boo? toat recöt x x.

enbeal-öoe-toelöetgöemepnflegeboelents/
nature berboben 5P / foo geboelt nocötans Abu-
€nbefcöönenoocfebebetoö0-rebenen/bïeboo?öet gt f.\'

ben be tS F öÖeb?acöt toeröen / fooöantgöe niet te 5ijn / öatfe een fou^
l^Piit
bannbsp;upt-perffen en af-ötoingöen. a©ant öat itien

ban öelöt/ öatïjeteengunfligöe öaeöt iSj öetfelföe fean
«ïnoKilS^^^^nt goeötoft öincfe gefept toeröen. Ci.) ^aer öocö
y9eoo?ioft ts / boo? \'t göeö?«pcfe ban een öincfe gelöt te epffcöen/

^tnbsp;maer

-ocr page 370-

L. t. -T). de ,
ufifmB. tar. :
rer. quie ufa

T^r^. fi öoo? öes ïSaeötS befcöepöt tngöeboert is / öat nocötans öaec nif^^^art

tifus fruäusnbsp;\' - - - -nbsp;- .....- - -nbsp;...

Igt;. adl.Fal-

epgenfcöap op Vnïft een cecö\'t niet en paffet; öat nocötans öaer «PJ JJJJ
eti bolgöt / öat fooöanigö cecöt niet met aïïen fouöe 3ön / oft öat Ö« J\'^^tt
te toaeröeren fouöe 5Ön i öetoöï in tegöenöeel feecfeec iS / bat / W te
pemanötöen €pgöenaec fooöanigö recöt toefiaet oft opö?aegÖt/®%t/
ötec oo?faecfeen geïot fean af-göebojöect toecöen. 3lïfoo meöe öat rjv^j,/
ban niet/ aïs nae fefeeren toiffen tööt öet geïöt toeöer te geben / oft JJLf/
oftpet anöers öat getoaeröeert fean toeröen toant öP betaeït
öie in tiit minöec Betaeït. daerom \'t geb?upcfe ban
\'t geït/ met öe gt;
tenbaneen^öouto-acfeergöeïpcfe gïjefcöattet toeröt. ii. cum èi»tor-

qtiibm cmßs pignta. L. ea pailiom C. de ufurit. ] #OCÖ Öet gÖCeU baU Cato» i j^jj;
ro, I lutarchtjs
, euanöere/ tegensöen3©oecfeergefp?ofeen toeröt/L^/pti

niaec bat öaec öoo? aWeen öat contract en fjanöeïtngöe een aw^eren na^jj
örijgDt. #ocfe en ö?tngOet niet fiercftec / öat men fept / öat gelöt in
felöen onö?ucDtamp;aec is* 3©0nt öecHenfcf)en öccnuft itisecfit occb ^
liipfen / cn anöere öingen / öie öan uatiiren onözucOtöaer sijn /
fjaec. [iBantöct gelöt moet niet onöjucötöaec 5ijn / /. (^mdergo §

é contr. mek. I. debim. D. de u^um. ] ^at 0eeft ÖJat meetöer fCÏJÏjnS / ^^fybil

faecfee öoo?faecfee göegöeben toeröt / maer öet göeö?upcfe ban e^
en feonne ban öe faecfee niet göefcöepöen toeröen / öetoöl \'t in
bejïaet / en öat öeröaïben öaer boo: niets beöoo?t göe-epfcöt tc tti^j/
Ipaer moet öter op toaer-genomen toeröen / öat / toanneer
gefept
öat öet b?ncöt- göeamp;inpcfe öer öingen / toelcfee öoo? öet geb?«pcfee» J^/
gaen en te ntet feomen / oft onöer eens anöers beöeerfcöingöe

Appianus ban öe25urgöerïöcfeelt;©o?ïogen.] öie öingöen enfienjjj^tj^
feer op \'t göeen öen tooecfeer upt fpn epgöen aert ban feïfS epgen i? j-ftt.
toeï op \'t göeen öem ban bupten aenfeomt / enöe beeïtpötS
ï^ocö toat tnen oocfe ban öefe faecfee öouöen en geboeïen toiïïe/ser»
genoegö 5i|n öe J©et ban lt;0oöt / öen 3|eb?een göegöeben / lie wei^J^attt
i^eb?een berbieöt öare geït aen öen ï|eb?een op tooecfeer te oe^^^^ foquot;
öe
fïotfe en inöouöt ban öefe Wzt / inötenfe niet öoogö-nooötö^JJ
ts öie
bocö moraeifchetoöfeeerïöcfe/ (2.) öaerom fp oocfe anoecKM^rt
göen/ ötetenöoogöfïen öeseöenaengaen / toerötbp-göeboegjtjp^tt/
ly
pfaio). €nöebpEzechiel, cap.18. [pfai.tot. iS eenöoeotjj,
öte ficö ober een anberen erbarmt / en öem geïöt te ïeenöoetJ
bingïjen / toeïcfee fooöanigö 5ön / berbinben be Cö?i(lenen meoe /
toelcfee tot betooningöe ban grooter beugöben göeroepen 3Un»

fee pïicöten aïs boen een ^eb?eeufcöen/óft oocfe een öefneben^^ tt
(toant befe met ben i|eb?een in eenen graebt ftonbt) ïoat^\'^SS «ijn®;
öoen / be feïbigöe moet nu een pöer .jlenfcöe
nae-feomen en öoeu / ^z
boo? öet €uangeltumöet onöerfcöeptban alle ©oïcfeen toecö ^J) pi
en öet berftanöt / toie onfe naeflen 5ön / toöbec wpt-gö^?epof/jj|jï
toeïcfee onbec anbecen
betoont bie öeerïöcfee^acabelCö^w»/

Luc. 10.IS

-ocr page 371-

Recht des Oorloghs en Vredes. 3 i f
§amacitaett. \'©oröaïbenfept Laflant. ïjanöeïenöe üanöcjsltcötettmis Eph. /«/.

menfcßcs: Hy en fal fijo geldt niet geven op woecker, want dat is
*?orded rapen uyt eens anders ongeluck. Ambrof. Het is heufheytjden genennbsp;\'

niet en heeft, te hulpe te komen ; maer het is hardigheydc hem meer af te
^ffTcn als ghy ghegheven hebt.
(4.)nbsp;Csfar Auguiius geeft eemsfje

^eftcaft / om batfe gdbt op Ittïjten tnterefi op-gBenomen / eit op öoo-
SuentooetfiecMpt-göebaenöaöbett.nbsp;^

CVermeerderingen, (ï.) t^enbsp;Commdatumm Mutmm mm^l^

■ r

. --«M^cen feec ttae / en öpßaits öet felfbe betepcfeenenbe/ göelpcli meöe
loeath mfirnm becöucen/en op intcefl uptboen. /«/ aUtod. quod

f^s/ï. Fecmiamcommodst, hy leent geldt uyt. luftinianus Öeeft gijlelt/ w»-

i^t, hy geeft te leen. Horatius noemt Öet gelöt op öjoecfiec upt-gefet/
^Öeöuuct gelöt i ^aec be
Scholiaftes fepbt / «»erees ,ufum.- loon , woecker.
^ (2-0 Hieronymus op\'t 17 cap. Ezechielis: Sommighe meynen dat den
g Becker alleen met geit gefchiede: het weicke de Goddelijcke Schrift voor-
, neemt den overvloedt van alle dinghen wech, dat ghy niet meer en
als ghy ghegheven hebt.
A
3») Arnobius, fept/bat be CÖ^tflenen Jpn/ mede-d^ylders der goc-
, en dat aen allen, weicken de verbindinge der Broederfchap te lamcn
^^htet.
lt;jgn op een anbec: Die alle Menfchen voor Broeders lief hebben.

J40 Cyprian us de Lap fis, bccöalettbe gcobc en fbjace mtfbaben/boegöt

Sil * Door verdubbelinge der renten den woecker vermeerderen. Chry-
5^«omus,/iè.^.ban\'t3©a|ien: indien ghy vaft, fiet toe dat ghy uwe ghelt
1.70p woecker en fettet, vaftghy } verrijt en verfcheurt de banden ende
i^achteliRghenderghewddighecontraaen.
g^e felfbeObeC Ö^t laetfle

Ä ban ben 125?tef tot ben Co?mtöecen/ fept / bat öet geit öoo? tooec-
arïnbsp;/ tot aelmtffe geben / lt;©obt niet meec aengenaet« en ts/

i\'foft ban ioecen-loon göegöeben toecbe. Auguftiuus^E^j/Z/^^. Wat fai

^ den woecker fegghen , weicken oock de Wetten en Rechters gebie-
Wederom te geven\'? Soo is hy wreeder, die eenen Rijcken wat onttreckt,
rf\'®quot;tneemt, als die den Armen doodet door woecker. Maximus , boml.^.

I\'

XXL

Jen /nbsp;^ .. ,

ipMtansmoet men toaecnemen/ battec fommigöe btngöen JP«/
I \'Xfcöönen na-bp tefeomen tot be gelpcbeniffe ban tooecfeec/ (i.) en
een affi^\'^een ftöönen tooecftecte m / baec öet öocö accoo?öen jijn ban
ïieffi^F^n flagöen geöaente: mig ban toeöerom tebecgoeöen öefcöa^
»biS^\'^e ÖP ïööt / öiefön göelöt upt leent / öoo? öten ÖP langöe fpn geit
ïsqqJ ï! * ^tem / ban toegöen öet op-öouöen en fWle fiaen ban fpn totnfte
/ leenen/ af-trecbenöe / namelpcfe / öe ongöetoiföept öer öo-
be L®quot; ben arbept en moepte öie ö»» Öaööe moeten aentoenöen^ 2511S me=
öe onfeojien ban öen göenen / toelcfee beelen fön gelöt te leeti öoet/

mt z

-ocr page 372-

cn baec toe óUe-tijbtömpamp;ttnboo?-mct beeft: ootbboo^bet aÜ^^Jlf
bat bjj flaet om bè gantfcbe fomitie te becïiefen/aïo
ijp fjem ntet genoecu\'
faem boet becfebecen, mbien boo? fuïcbs aïles pets af-öebo?bett bjecow
en ts tn toaecbepbt göeen bjoecbec. Demoithenes m be oratie aen
netus, fepbt / bat men ben göenen / bie / öet gene bat ö»
0002 boopnt»quot;\'
ftöap/ ofteerlijcben
acBePbt ennioeptebecfecegöen öeeft / opmatwö
göetoin uptfettet / eenfbeeis/ op Dat öP een anberen aengöenamen bigM
boe / anbecbeeis/ op bat ö»gt; Öet fijne betoace/ niet
beöoo?t met ben y^
telpcften naem ban
a^oecïtecaec te beftoaren, (2.)

[Vermeerderinghen. (i,) ^jnbien bjp met be iSOOlttftÖe iSetÖtlS^Wg-

leerben fp?eecben toiUen /f«»m, woecker, is een öatelijcbe naem /
«yäw, renten, foo niet. Renten werden af-ghenomen, niet tot winft^j^
de ghene diefe af eyffchen, maer om het ophouden en vertragen der
ècrsj.cum quidtm D.k ufarU, Cujaciut inparatit. de fmmnmtico: Woeckerjis \'t ^^^^
boven de hooft-fomme daer by komt om winlt wille; renten zijn, \'t
by komt, op dat de Crediteur geen fchade en lijde. |Baer Om bat ben m*..

(ïen öoop öet tooo?bt «ƒ«« oocb öeeft beginnen te mifb?upcben / IJ
bat bjoo?bt mebe begonnen ten guaetjlen genomen te toerben /
en m»^
goeben fin baer boo? göeb?upcfet te toerben öet tooo?btban m^creft. -
(2.) Procopius, s.Gotthic. itt ben lof banGermanus, toeltße maegpi^Pgit
toas ban luftinianus : Hy gaf een yeghelijck die van doen hadde, groot $
te leen, maer nam noyt van haer fulcks, welck foude mogen wocckcrg^
naemt werden.]nbsp;^.jl

XXII. IBaer be menfföeïijcfte 3®etten / toeïcftetoe-ïaten toat te

boo? öet göeb?upcften ban öaer geïbt / oft ban eenigö anber goebt/
ïijtb in ^^oïïanbt ban ober ïangöe toe-göeïaten is atßtban \'t öonber^ ^
onber beiSoopïupbenttoaeïf/ boo2^tgöeb?up£fe
tn\'t gantfcöe \'X.m
nemen; aengefienfuïcfestoaerïijcbbeüaet binnenbebergoebinge
ööeen fp tniffen / oft miffen mocöten / foo en flröbt fuïcbS niet teg^
öet natunrïöcbe / oft lt;©obbeïöcbe recöt; maer foo fp bie mate te
gaen / bonnen bejiBenfcöeïöcöe 3©etten toeï ban flraffe beb?öö«quot; \'^Lt a

göeen recöt göeben. clt;©aerom öeeft luftinianus göeoo?beeItf!jnamv
toefen/ beintereften boo? fijnen tijbttoe-göeïaten/ tot een btïïpf*quot;^*^
göeï toeber te b?engöen/ ^tmeü. 3^.33.3-^. ]nbsp;^^rtit/

^et contract ban pericuïen af te öouben/\'ttoeïcft men affurantie nj^» ^
[sueconius in
\'t ïeben ban Claudius, noemt öet/ be fcöabe op W^^li o^t
58ïfoo öeeft cicero bojgöen göenomen boo? öet göemepne geïbt
öet ©oïcfi tnocöte berfeecftert 5ön / fonber göebaer te ïoopen ban ^ ^^^
boeren / Epiß.i^ 77.] faï gantfcö ban gïjeenber toaerben 3ön / wojquot; tßnt
ban bepbe Contraïjenten te boo?engöetoeten öeeft / bat befaec^^ft^^
ober toerbt göeöanbeït/ oft beöouben / ter bero?bineerbe P^^\'^^ZmP
bomen / oft bergaen en berïo?en toare : l^iet alleen om
öepbt/ toeïcbe be nature ber bermangöeïenbe Contracten be^a ett
tnaer om bat be epgOen fioffe ban bit contract / iS be onfeec»^\'^^
ongöetoiffe fcöabe/boo? foo beel bie nocö onfeecberiSt

XXII1.

-ocr page 373-

n\\en onamffi / foo fal öe öeplttiölje oocfi nae aööenant öan elcfiS patt

Smamp;Somemtrnt/ oft setseljt met öen aröcpöt ^ mo ?te
NöSeiefien toeröen / öaer öan fiet
fP?eecfi-tooo?ötfiomu G^jck
^efc ghdinbsp;ghedaen , arbeydt ennbsp;,

intoelcfiensöeöalöe

InöeScetoerötöetoyrö^nbsp;JfBJ

fapitS toe-^^^^^^^^^nbsp;toaeröe ban «

JapttaS/ öteöenarbepötenmoepteeljeöaennbsp;f^l^ïjem^

^toocpteXfSöe^^ öatfelfbemoet ootfi berflaen toerbenban
öthDHNi.nbsp;«ffioi^tt.viflrÉö / Énblerahelncfeen. ^ocg

Liv.lib.iS.
Mfi.i. Pt-
\\ cap 6.
Tim D^

Atlurantie , in OIKltHK mmwm yy^^tytnyvs-v

/inbien ftp / bte befcfiabe op ftcö neemt/ foo beel meer trecfieban t,, lt;57. suv.
Söetotn/ aïöLSnbsp;IBaerbat pemantficu^

h?i5^ööemepnfcliap banp?oföten \'tööefelfcljapfoö«PöettjS/bati^on-
feuïtr ^^^^^^^^nbsp;^ocö bet öeen Ja« öen ï|ecöts.

»ecben oljcfepöt toiröt / öat / alS öe öeelen ntet wpt-ööf

tt ais öan moet öouöen öatfe gelijcfi m / moet a Jijf «^g
w\'^atbttghaftefiouöen toeröen / tnöten/ tgöeen pöer öeeft tn-mi\'^ fi\'r\'

men ntet/ \'tgeen ban Ijter oft baer aenfiomt/ maer tgeen
4HöneUjcfeftonbegöeöoopttoerbeny foecfienteberfirögöem
berl^^ WS-compagnte oft Admiraeifchap, ts öet gemeen pjofötöe x x v.
4amp;^ingöe felfs tegens be ^ee-rooberS
ï fomtoöi^n oocfi bm bupt»

Sfifoopiegöenbe^cöepen / tnfgöclöcfiSbegoeberentnbe^cöepen

WhS» / göetoaerbeert te toerben / en öaer upt een fomma semaecfit/

\'\'«t be fcöabe öte göefcöteöt / toaer onöer oocfi öe onfioflen öer lt;©öe^

5nbsp;® ■

Vlavay, ïf,
150. fo-
ysr. 3. var.

-ocr page 374-

^mtfien feomen / öBeb?a0öm toecben ban be Cpgenaecs Utt^tW^i
en Cpgbenaecs bec goebecen / nae abbenant baec gbebeeUe/ toelcfenj
bebbenmbiegöemaecfetefomma. (i.) 3Jn befe bingOen bie top tot Pquot;\'
toe gOefepbt öebben / bomen felfs met öet cecöt bec natuceobec een» ,
[Vermeerderingh. (i.) ^ietbiecgelöcfeeinbe3©etbec3©ifigottÖ«quot;^

üb.s. fit.s.cfip

lt;©otfe en blöcfet niet/ bat in befen pets boo? öet toilfeencUjcfee cecöt
©olcfeecenbecanbect5p/ eenbincfeuptgöenomen /batbeongeljjcfeÖ^J
bec goeöecen / toaec in men obec-een-göefeomen is / baec göeen los^quot;;
taelbp göefeomen is/ nocöbecftoöainöOe ban\'t göeen beöoo?begefg*
te toecben / tnbe uptteclöcfee baben boo? göeiijcfeöeubt geöouben toefO;^
foo bat/göeljjcfe nae 25ucgöeclöcfee cecöte boo? be conftirurie ban oioc^i
tianus, göeenfelagöe in cecöte tegöens fulcfe eenongöelöcfeöepbtaen^J;
nomen toecbe ^ alfoo oocfe mebe onber benrrbÈtieti / hipïffj.» aHÊen fO\'«

XX VI.

L. in eauj
ne.D. demi

Item ,ßfre
IM D. locati

i.Goï.ii.
14-

\'t cecöt bet ©olcfeecen te famen göeboegöt3ön / geen afbo?becinge notw
bebtoangö baec obec en balt. 3©ant bat is öet gene bat Pomponius m^J
bat öet natuucïöcfe b?p (laet in ben p?ös ban becfeoopingöe en feoopt^^J
malfeanbecen onbeclingöe te beb?iegöen : baec b?p (laen foo beel / t^L
ais göeoo?loft3ön / maec aïfoo toe-göelaten 3ön / battec göeen cein^®;^
nocö öulpe aengöetoefen is tegens ben göenen / bie ficö toil beöelP^f ^\'

notDuuipeaengpeEDcien IS tegens oen göenen / bte ficö toil befeeip»^ \';:.
befcöecmen met öet becb?agö. i^atuurlpcfe mebe tS in bie paffagie/?!
ïöcfe eibers bicfetoilS göefielt / boo? \'t göeenbat bafl boojgaW een
göenomen toöfe
ts / göelpcfe bp ben Slipofleï PauJus göefept toerbt /
felfs öe nature leect / bat öet fcöanbelöcfe ts boo? ben iBan langö »ö
b?agöen j baec bocö fulcfes tegöens öe natuce niet en flcnöt/ en bpjl^i;
3©olcfeen göeb?upcfeelöcfe iS. 2Clfoo noemt öe ^utöeuc ban \'t 25oec« J
a©0fÖepöt / öe 2Cfgoöen-öienaecs / tttaec niet alle iBenfcöen ba«

Sap.iM. ren ydel: en ö\'ICpOflelPaulus, van naturen Kinderen destoorns

iphef.t.3. öe niet foo feecuptfönpecfoon/ aïsöeci^omepnen/ buöentóelcfeen |)
boen ïeeföe. [^oo fepöt Geiims, hb.j,. e^p. ro. ban \'t öoutoeïijcfeS v

een fake, na de Wee der nature, om tebedecken.3 Euenus een oubt ^OCt\'

Lit.nbsp;\'t Gheen wel is overleydt fal oock te langher dure,

En dat houd ick^ ó! Vriendt, den Menfch is de nature.

g^enfepenfin öeeftoocfe m mt fp?eecfe-tooo?bt/ bat öp g^\'JJJ

flaet: Oeghewoomeis een aenghenomen nature, ^p Thucydides
Op göeïpcfee toöfe göefepbt: De menfchelijcke nature is de o verw«quot;»^\' bt
Wetten. 25p Diodorus ^iculus lefen top : Als de noodt de nanire, de » ^
\'f • ^ ^^des ghemoedts
overwon. $ïlfOO Pomponiusbe ïteCÖtS-gÖeleeCbe/
göefept öabbe / bat öet ïïoomfcöe ^ecöt niet lijben ban / be felfbe

L
ßrKfn

\'Kl-

! quot;atuet woomiröe ïïecötntet lijbenuan/ mi-^j/
be
lt;©o?p-iirpben (Ceflament maecfeen / en fonber (Seflament ftecj\'^Uf^ ^
boegöt
ÖP baer bp / bat bte bingen natuurlpcfe tegen malfeanbere»
ben / baer bie btngöen nocötans alleen öangenaen be manieren net ^^^
mepnen/ en bp göeen anbece 3©olcfeen plaetfe öebben / en felfs p^c

-ocr page 375-

Rccht des Oorloghs en Vredes. 3 19
Jjr tm Komeprtm inöe €cfïamententier ^oïttaten. cgja feïfs öttfetoüs

JJi?^r Bo?p-ïupöen\'€efïaiwnten/ aïflerfttóööeban mofficives aenge^
|«U toeröt / l. Mater, l mm etfi. l. circn D. de mf. T^Jiamento , öacr Öp bOCgenÖÊ/

^quot;\'quot;»dttohmc.eoérntmio.^ i^amp;otöfoo tftcctt BIjjcfeelvjcBe «titttgöepöt ijart
totooeren ban ött / \'t toeïtfe m gefepöt fiebbc / tn te boeren gbetoeeft/
bJl^T te fnijben onepnbelötbé berfïBtllen/ toeftbe oocb / om be berfcïjep^
tp? ^^Öfeti öer goeöeren onöer öen gBenen / öie gfieeit gbemepnen iSecfs-
Squot;J^öben / ttiet ts om te onttoarren/ öe toelcbe ntet bonöen ontgaen
ïSoermööet toeröen / tnöten \'t toaer göeoo?ïoft göetoeefi om öe onge^ ■ ^ ,
y^tjept uptfietgÖefeïfcDapentompagnte tefcöepöen.
Dit is de fubftan-
bBh^quot; verkoopingheen koopiogiie, (feggfienöe^epferen / bmpthmm^r^rU^e^di
j moo? \'t tooojbt fubftantie Öe öoo?gaenöe toöfe en mantere) dat de koo-

VerlT^\' een ghemoedt van gOedt koop te koopen, de Verkooper óm dier te
Koopen, tot defen handel komen, en nauwelijcks naer veele knibbelin-
fljgquot; de Verkooper van\'t gheen hyghe-eyfcht hadde, allencxkens wat af-
een f 1? * de Kooper tot het gheen hy gheboden hadde, wat by doende, in 3 ^
ifTenbsp;Pquot;]s over-een-komen. Seneca
fept/ ftenÖeOpbtt reCÖt: Wat ^

den Shelegh en, watfe koften , aenghefien de Kooper en Verkooper over
ko |fquot;^®^^i\'draghenzijngt; Hy en is den Kooper niet fchüldigh , die wel ge-3
^^cht
heefr. Andronicus Rhodius fept OP ben felfben ftnj Het ghewin dat 5
Oófe der ghener die te famen handelen , verkreghen werdt, en is noch
totf,, ^quot;^digh, noch en Mrerdt niet gheftraft, want de Wet heeft vryheyt

«en SI?® gegeven, g^e t^cö^öber ban Detleben ban ifidorus,baer bantcft
be feörtn Öter teboojen ban bermaent Deböe/ noemt beneben be toaer^
/ Oft öooger berboopen
onrechtvaerdigheyt, van de Wet wel toe-
feptnbsp;die in der waerheyt, \'t geen rechtveerdigh is, verkeert. [^00

L.ö.dehe-
IS-

^icenti- Rhodius,nbsp;y. toant tot befe btngen ïjeeft be3©et

quot;^SÖegljeben.]

Httderthiende Capit tel.

^nbsp;Vanhet EEDt-zWEEREN.

ïnbsp;Eedt - zweeten heeft,

.nbsp;der Heydenen.

gemoed^nbsp;g^^efot-

11 J^^eten. quot;\' dat yemandt wille

rquot; Eedt-zweerders ver-
? i\'^omen^ u Tu\' «^«-^^dic gelooft werdt
I v\'^\'^Seda^ quot;\'nbsp;behoefden

\' die door bedrogh

itien^\'verbindt.

van den eedt niet

VI. Datelt;needt, ghedaen yan cfca^igeoot-
lofde faecke. niet en ve^bittdc.nbsp;■ gt;

V 11. Oft wclcke een mtcrfcf moralc goedt
verhindert.nbsp;... . •

VIII, Oftfoo de daedt onmógeiuck i!.

I X. Wat men houden fal, indicnlc mact voor

een tijdt onmogelijckis.

X. Dat men io \'t Bwceten God noemea moet,
ende in wat fin.

S I. Dat het oock ghefchieden kan met iiêt
noemen van andere dinghen» doch met in-
ficht tot Godt. .nbsp;\'

XII. Dat dea eedt, die door vatfcke «Sodca
gedaen weidt, evenwel eea eedt is.

1

-ocr page 376-

XIII.nbsp;Dewerckinghcn van het eedt-zwee-
reii : Alwaer twecdetley verbindinghe uyt
deneedt, ten tijde des eedt-zweerens, en
daer nae: Het welck ondeifcheydclick Ycr-
klaext werdt.

XIV.nbsp;Wanneer uyt het eedt-,zweeren recht
verkreghen werdt voor den menfchen, en
oock voor Godt, ende wanneer alleen voor
Godt.

X V. Wederlegginge van \'t gevoclen,dat ftelt.
dat de ghene 1 weicke ten behoeve van een
Zee-roover, oft een Tyran gezworen heef[gt;
men Godt niet gehouden zy.

XVI.nbsp;Dieeentrouwloofen heeft gezworen,
oft hy fijn eedt moet houdca : werdt met
onderfcheydinge verklaert.

XVII.nbsp;Als eenei alleen Godeverbonden is,
dat fijn Etf§enaem daer aen niet is ghehou-
den.

X V111. Dat die niet meyneedigh is. di« j^j
eedt niet naekomt aen den genen meic
begeert voldaen te hebben, oft wech gn
men zijnde, de hoedanigheydt van_de^

nen, den welckèn hy ia die hoedamgn\'^J
den eedt gedaen heeft.nbsp;„heeS^

XIX. Wanneer het krachteloos zy \'t êquot;\'

tegens den eedt gedaen werdt-nbsp;, jjn

X X. Wat de handelinghen det
vermogen, ontrent het gene dat een
daen ghezworen heeft, oft welck een ^^^
derdaen toe-ghezwoten is ; werdt ff»®
derfcheydinge verklaert.nbsp;lt;■• k. b^\'

VIII. Dat die niet meyneeoigquot; . „jet
eedt niet naekomt aen den genen o\'^j^gjio-

X XI. Tot wat voor een eedt eygentU^^j^
hooren de waerfchouwinghen Chnlquot;\'

df

met te zweeren.

XXII. Weicke onbezworen trouwe
ghewoonte ende maniere kracht hcei
eedt.

® alfett ©oïcften/ en toan aUen ecutoen af / öeeft ontrent öe tj^
^agmsßen / beïoften / en contracten/ öen €eöt een feer

ftracöt geöaöt j toant / foo Sophocles fepöt in Hippodami».

Den Eedt weckt op \'t gemoedt te vlieden tweêrley faecke»
Der vrienden lafter , en met een der Goden wraecke.

Onfe Voor-ouders, fepöt Cicero, hebben ghewilt, datter gheen quot;JJ\'JJt
bandt foude zijn om de trouwe vaft te binden, als den eedt. JgierOtn Ijquot; ^

allen tööen gelooft/ öat öen genen öie öalfcöelöcft jtooeren/ groote
f«« oöer öet öoOft öingen t gelöcft
Hefiodus fepöt öan öen €eöt:

Van hier den menfche komt het ongeluck en finerte ,
Wanneer hy valfchelijck zweert met loofen fin en herte.

«©ocfttotfooöerre/ öat felfj^öe naeftomelingöen öaeröer j^nJJJo^
miföaöen boeten moflen/ öet toelcft men ötelt/ öat niet alS om feet 0 w
te en groöe miföaöen placöt te göefcöieöen: €n öat felfsf oocft öe» ,5
fonöer öeöaeöt/ öe firaffe oöer ficö öaelöe: a©elcft bepöeS JJ^tt
öeöefligöt/ öoo?öetberöaelban
Giaucus Epicydidts, öie ti^^^lfJ^
bp ficö felfs oöerlept öaööe/ oft öp fönen eeöt/ öan toegen öet ^
öe goeöt öem toe-geflelt/ b^eecften fouöe: ^aer öe felföe
Herodotus v
öaelt öefe Jöerfen öan
Pythia :

Den eedt, \'t geen fonder hand\', oft fonder een\'gen voet

Stei\'ck aen-komt met gedruyfch, het nameloos gebroedt j .

Met Stam en Huys gantfch brenght om wel vaert, en om go

[^iet zachar.cap.y. verr.r.2.3, cnöeuptleggingöeöanchryfo^Jj,

I.

Oßc. X,

Lii.z.

-ocr page 377-

tttfieti5toatibe»ïbeii.] €n luvenaiis tsefe feïföe Itdoiw aen^
soetoggen fieöbenöe / öeiïupt j

Deef ftraf de bloote wil tot fonde draghen moet.

Cicero fepbt bJeï: Den eedt is een religieufe verfeeckeringhe : maer het o^c.^.
ghene ghy vaftelijck Godt tot ghetuyghe roepende, belooft hebt, dat m^

:moet

quot; V \'.^uucn.nbsp;i yyeen yp yj» vyv^y«. ♦ «-------p— ,

niet aen den toorn der Goden , die niets en is, maer aen de rechtvaerdig-

J^ydt en trouwe j inöien gp ÖOO? öen too?n berffaet eenigfieontfleïtenifTe
Sööemoeöts/ foo en iS öat feggöen niet teïaben/ maec becfiaet
öp
5«iSÖeclep göenegentöepbt en bjiïïe om fcöabe en ïeebt aen te boen / foo
Snbsp;fört feggöen niet aen-nemen / geïöcb Laftantiuspcöt be^

* aaet ons mi befien ban toaec be bcacöt ban ben eeöt öerbomt/ en
\'ö^?fp?oncb öeeft/en öoebecce bie ftcö uptfïcecftt.nbsp;. ^^ tt

^00? eecfi / öet göeen top ban be 25eïoften en Contcacten gefept öeb^ 11-

.t.^A.

Cavitr.
quaquot;!\'--

k

P^ï» ban cydippebecteït toecbt/ [«©eltjcbe becteïïingöé binbt men ban
^ßius Liberatis, ban clefyiia en Hermechares.] fo ïtan öaec pïaetfeöeb^
quot; t ööeen o
vidius öaec toe-fcö?iifti

\'t Verftandt ghezworeix heeft, wy zwoeren niet met een.

toeïcft ttpt Euripides göenomen iS / öie tn Hippolyts öaööe

I^e tongh\' ghezworen heeft, met hert en zwoer ick niet.

öÄ^ bat Hippoivtus be tooo?öen ban be3©oebttlec öabbe becflaen/

faecfte/bie men ftoögöenmoefl/niet ban (©b^
biet wJ^Banbe.] iBaec inbien pemanöt toiïïenöe jtoeecen / en ftcö bocö
öinbf Jiïf ^^«^öinben/ toecbt bes niet-te-min becbonben/ om bat be bec^ .
ïöeiiS® ^an beneebt niet ftan gefcöepben toecben /enöesfeïfss nooöt^pj

ermeerderingh. (i.) Ovidiustetfeïföecpïaetfe:

^en wel-beraden fin zweert met een wijs beftaen,
■^es oordeels bandt alleen den eedt doet vaftegaen.

\'^\'«terflont baec nae:

heeft de mondt alleen, en niet het hert gezworen,
^o hebt ghy\'t bloote woort, de kracht blijft gantfch verloren.
^ zwoer niet, maer ick las de woorden van den eedt.

^tsöeenmeecboïgöet.3

^ fnbsp;lïsaec

-ocr page 378-

I ï I. mm tnülm pemantit too?-öetiacBtclöcB fp?eecamp;t tooojbett ifU eej
ßßlit tn DeöBcn /
en becitcecfeen ftonnm / en nocötans met mepninae bflquot;
ntet te stoeeten / foo ïeeren fommtae/ öat fulcft een öaec aen niet toecnon:
öents/ maec öat ÖP nocötans fonötgötltcötöaecötoö/ en te öecööef|

jtoeerenöe. iHaecöet ts öec toaecöept meec en öetec göelüclt / öat fuu»
een göeöouöen tS toaec te maften öle tooo?öen / öaec obec öP lt;0oöt t^]
een göetupööe göenomen öeeft a©ant öte öaeöt / toelcfte upt öaec ep
göenaectbecötnöet/ tsboojt-geftomen upt
eenbooj-beöacötgemoepf\'
^aec upt öan bolgöt / öat / al-öoe-toel beeltijöts toaec ts \'t geen tuII\'quot;;
fepöt
: \'t lt;i5öeengöp uptutoes öecten mepnfngöegestoo^en öebt / fnl^J
ntet te öouöen /
ts mepneeötgöepöt j öaec toe oocft ötent \'t göeen bp »o

tnerus fepÖt Calypfo, 3toeecenÖe aen UlylTes : \'t Geen mijn gemoedtho»^\'
waer, dat fal de tonge fpreken
: ^at Öet felföe nOCÖtanS met Öefe ejCCC\'
tie 5P te nemen / ten 5p öe göene öie jtoeect / toete / oft toaecfcööbeWJf,
göeloobe / öat öe göene / met toelcben öP te öoen öeeft / öe tooojöert an;
öecstteemten becjïaet. 3®antlt;0oöt totgetupgenemenöeobec f0n tooo/\'
öen felfs / foo moet öP fön tooo?öen toaecacöttgö maecfteninfulcbffj
fin/ aisöp meent öat öie becftaen en göenomen toecöen. (u) cnöat\'f
\'t göeen öe felföe
Cicer© fepöt: Het gheen ghy alfoo ghezworen hebt?
het verftandt des ghenen die den eedt vorderde, verftont, dat behoorde te^
fchieden, dat moet ghy houden.
3©p lefen bp Tacitus : Die gene, welc»^
haer gheweten van het boofe feyt bewuft te zijn, quelde, waren beveU«\'\'\'
en veranderden de woorden van den eed door verfcheyden prad:ijcqu«i. ^^^
guftinus: Sy zijn meyneedige, die de woorden houdende, de verwacht^
ghe der ghener, welcken fy ghezworen hadden, bedrogen hebben. ^^
dorus:
de fummo hono, cap. 3\'. toeCÖt bp geb^aCÖt M»f* f
rumqm.J Met wat pradijcque van woorden dat yemandt oock
zweert ,
nochtans, die ghetuyge is van de confcientie, neemt dat alfoo, als hy t J j
ftaet, tot wiens verfeeckeringhe hy zweert.
lt;én ött iS \'t gÖeen mett J ^e-
blijckelijck zweeren. (2.)
€nöe Öeeft öecöalbeumetcecltj^.,.
^tp-ff/if tellus göetoepgöectöe Apuiejaenfche 3©et te be3toeecen/ al-öoe-toei»^
toacen öie fepöen/ öat öe3©etomöe ontoettelöcftöepöt öec uubli^
bcacöteloostoas/ enöe öat öeneeöt op \'tonöecöouöen ban öie wet^^
jnr Siiv. -^Q^^j moefïe becflaen toecöen / bpalöiettöie3©et toetteUjcßt»;V
\'Z lit boect en becbonöigöt toas. 3Bant al-öoe-toel in anöece beloften

löcb becflaen toecöt eenigöe flil-ftoijaöenöe conbitie boo?-beöotwgJfft
3ijn / toelcfte öen 25elobec b?p öoube en ontbinbe / foo en moet nien
tn ben eebt fulcftsniet toe-laten; baec toe bient bie tceffelpcftep^^

• bes ?SpOflelStOtbeni|eb3een : Godt willende den Erfghenamen der oc^

* Anirr*^ -------1___i___... A^« ________j f fi_____/il^r. .««lo/ifnbsp;. -

Hcbr.é.17

zbi Tom. teniOeovervloedelijck bewijfen de onveranderlijckheyt fijnsraedts,

eenen eedt daer tuflchen ghekomen , op dat wy door twee onveranderi ^^^^
dinghen, in welcke het onmogheHjck is dat Godt lieghe, een ftercke
trooftin^e fouden hebben : (baCCÖettouJOJbt lieghen, bOO?beb?ie|ei ^

nomen toecbt / en foo be^uaem ban obec-göefet toecben / göelpfquot; 7
cublacetooo?bentoaecOepbt göenaemt toecben/ Dm.7.16. eocap- ■ ^n

Uißor. 4.

Tan. in C.

Clencut de
jarejur
tn verba

-ocr page 379-

Om toeïcftetooo?ï3Ctt teberflaen/ mcret toaer-ööenomen
jjerjcn / batbelepïiglje^cïjjöbecstneniöömaelban lt;©otFt fpieecften
SfS5?®Wec-toöfe/ enmeernae\'tööeen onsfcftijnt/ als toamp;eenm
w felben is. 3©ant lt;©obt in bec toaecöepbt fön befïupten ntet en bec=
SÏSF* IBaecöP toecbteöefepbt bie te becanbecen/ en (5.)becoutoteion.4:
seoben / foo bicfttoils ÖP anbecs öanbelt / ais be tooo?ben fcöenen te lup^
S/fntttebe te bjengen / namelöcft/ om be conbitie biebaeconbec bec^
»«en toas/ toelcfteopöoubt/en niet en bolgt/ c^iet seneca, nmr.q.^. c.sr.i
rem. 18.8. ccempelen öiec ban fiet men Genef. 20.3 Exod.? z. 14- iReg.

Efai.38.1. Jon.j.y.ii. Sin toelcften fin €gt;obt oocft
COÖentlöcftftanööefepbt toecben ons te bebjiesöen/ en pleegöt öet
»btP/É«*^, \'tbjelcft in begöemelbe plaetfe totbenlebieen fiaet/
Keen betepcfteniffe te öebben / ais toanneec be tiptftomfle onfe öope
Efni ^5Öt/ oöeljjcft men fien ftan / foo elbecs/ alSLevit.é.^. iofu,z4.27.

Abac.3.i7.iob4r.^. Oze.9.z. ^et toelcfeebanalbec-
S?*ïöo?tgancft öeeft / en plaetfebinbttnbe b?ep0öementen / otn bat
ha.?emanbt eenigö cecöt göeben t bocö in ben beloften oocft fomtoplen/
^f/ naitieiöcft/ eentgöe öepmeftjcfte conbitie onbec becfiaen toecbt.

noemt be ^ipoflel ttoee bingen / be toelcfte onbecanbecUjcftöept
fö^^quot; i belofte / toelcfte cecöt geeft / en ben eebt / om bat bte be bec^
iS^mn / en eenigöftns becbo?göen en becöolen conbitien uptfïupt: ge^

bettflï^quot;®ötftfienfal/Pfa!.89 ver{nnbsp;3©ant tnbten

becS? ^^quot;be faecftefelfs eentgöe conbitien opentlpcftaentoijft / en te
ïsZ^^n göeeft/ foo ifl toat anbecs* ^aec toefommige tcecftett 0« geen
QÖcf^^Ci® • iBaec öet is bec toaecöept meec gelpcft/ bat öet ïanbt
uSl^^^ï\'t n^et eebe belooft te 5ön öaec-lieben / nietbe pacttcultece
ben ff !?/ maec ben ©olcfte / namelöcft/
ben naeftomeltngen bec genec/
totan;i %quot;«i5obtge$too?ett öabbe/vers 23. €nfoobanigöe belofte ftan
botSetJ becbult toecben / enbe is aen göeen feecftece pecfoonen bec^

(r.) Auguftinus, Epift. göefp?oftett Öebbenbe
3ÖnbÉ ? / bie upt öet Segöec bec Cactöagtnienfecen upt- gegaen
ööeïnL?^^^\'^ in\'t felfbe göefteect
toas / en baec nae toti^omen toas
^etï/hS!quot; ♦ ^ülfooöebbenbegöene/ bie öem upt beni^aebt göefet Ijeb^
ÏJötibe nhL^ï\'.öÖ®^» atbt göegöeben / toat öP Jtoeecenbe / bp öem felben
^etbjafS?^®^\' n^aec toat be genen / bien öP ben eebt 3tooec / ban öem
^§iet oocft\'t göeen baec naebolgöt. €nfietoocft tgeen
^^onciK^\' ^^fe tttatecie bienenbe / göefepbt toecbt in
\'tTroflejaenfche

Hincmarnbsp;der Conciliën, ban ben Sicmondiaenfchen b?UCft; ettftp

entethh«\' »quot;öetCcactaetjenbanbe €cöt-fcöepbingöe baniothaiius
^^«ing^g\'liefepöttonbsp;^^aec tpet cecöt ban lt;ï5obt in befec

^ien Ph^^^ ^^^ \'t zweert, maer foo \\ die geen vcrftaet, \'
bny den eedt doet, u voor bey den fchuldigh laet.

^f znbsp;m

-ocr page 380-

Sn ößc ^ebreennbsp;uecMacinsDe boor^^tfpamen i

niet met die mtemie volbracht hebt, gehjck de woorden der belijdenm
ons, terwijlen ick bekedt, ghehoort en verftaen zijn.

(z,) Donatus Op betooojben ban Terentius in Andria: Si forte opmit^^^^^
Itujnretndum mihi, liquidopofm :
beïblaCCt %««lt;/« » pure, mmifeße ,
klaer. Nicetas in Alexia,beflcaffcnbeïjet beïgt;?0gD ban Andronicus*^

nenus, fepbt î fBen öabbe ntet beï)oo?t / boo? gefocDte mantere ban
fien / be tooo?ben te becbaïfcben / maer bte upt te fp?eben gelijcbf« yj g«
öïjefpelt toaren. ^te oocb op een anber pïaetfe fept ban
Alexius ,
be toûo?ben tegens ben ftn b?aepbe / bP ötngö aïfoo aen bte
be ï^ïtegöen aen een oubt jeer. Cegïjens befen regbeï beeft bet W
Arcadius gconöcbgbefonbtgöt/ \'t toeïcfe tetoegamp;e gbeb?acbt beeft
ÎJP tot
Chalcedon om-göeb?acöt toerbe / bie totConfianttnopoïen %,

feomentoas opbe5too?en beïofte ban fijner beöoubeniffe. zozome\'
hb.s. 3©oegöt Öter bp\'tgöeen öier nae boïgöt/cap. 16. §.2. .^ic

(3.) ConcüiumToletmumS.cap.i. Het eedt-zweeren Godts is, gheen» jj,
dingen verbreken die van hem felfs geordineert zijn. Maer berouw J
wefen hebben , is , de felfde gheordineerde dinghen, als hy wil,
quot;f^^f^gj^t

Gratianusboert öetinM«gt;nbsp;betfeïaett öet / foo\'tin onfen

göebaen is,]

mt öet göeen top nu göefept öebben / fean berflaen toerben / toj» \'

IV.

■ fintth^nVtfïnhimigt;(gt;hl- /hit\'hnn»flrCTftïf(ïtfrftigt;nftinlt;-.A^ÏOClitW\'^h/

»,13.

eenigöe baebtboo? bafl bp ficö geöouben öeeft /\'t toeïcfe tn ber
alfoo niet en is göefleït / en foo ÖP fuïcfeS niet öabbe geïooft/Y^x^m^^
foube göe5too?en öebben / foo en faï bien eebt niet berbinben. (
tnbien in ttoöffeï flaet/ oft
öP fonber fuïcfeS te göeïooben / niet a» ^^
toeï foube göe3too?en öebben / foo faï men tooo?bt moeten Öquot;KgtïieP:
bat in ben eebt be meefle eenboubigöepbt beöoo?t göeboïgW Ç ^L oejJ
icfH. 9. i^jgç refeene icfe ben eebt / toeïcfee lofua, en be «i^wgi\'^^gte»»
SfraeïitifcöenboïcfeS/ benGabaoniten göe5too?en fiebben. ^Ç^^^ceii
toel ban ben Gabaoniten beb?ogöen / bie berbicöteben/ bat fP^ lofua^\'\'
aanben gfiefeomen toaren : maer baer upt en boïgöbe niet /
be«©ubtflett/ inbienfpfcöoon göetoetenöabben/ bat fP^^^^Ut^

feen i mm toeï befen fin öebben / batfe baer boo? ben ^a^a^mtequot; c^jg^/
Ööen / öoebanigöen berbonbtbat fp begeerben ban 25onbtgenoquot; \' ^ g^ec
en aïs 25ontgenooten aengenome,n te toerben/ oft
ban oberge»»« » ^^t f
aen ben Sfraeïtten in öaren öanben
ober-gebenbe î oft iwcu / ^tnc»

maer niet bat fp toiïïen te berflaen geben/bat ôaçr met foube
mm te fparen/ en berfcfioonen ben genen / bte fttö felben aen

-ocr page 381-

paUen. Bant m 3©et / öaer öoo? lt;aoöt öte jBolcfeeren öaööe ööeboöett
Lt^J^cöeS / en m te roepen / mo(i upt »erö Wt^npöe toan e^^^^^^^

\' öteöeoberWöffelenöerCananeefcöeBolcfteren onöer^^^^^^

Äenonöertriöupt ßfienomenfieeft. €n öter toej«^JÄÄ?
ff cfe lofueaöefepöt toeröt/ öatter geen ^taöt onöer öefeben^^
JJ« 3P ööetoeefi toelcfte J3?eöe eemaecftt Ijeeft, waer öatfejpn ^
S^Wcfttaöetoojöen/ opöatöaergfieen gljenaöe sDefclneöenJjuöe»
J^iben/aengfieften fiet göelooflöcft toas / öat / tnöten öe Gabaom-
S^öarefaecftefelf recfitV^^ aengßegfieben / \'ttoelcft fp upt b?eefe

Deu. zo.it\'.

i.Reg.p.z.

Cap. 11.15^
7.0.

2.Sam.21.

Squot;Pt9öeïjanbeltöabben. [Göeïöcft eertööts öeßrunanenban öen

rquot;;^pnett/ Gellius,,, ^

(i.) «»cft Hyp poli tus, ban toelcftenfto?tsöp
«ystoftcttöebben:
bie op\'t geen bpscphodes tn oed^us Coio-

^^eldLÖ\'Ö^fepbt toerbt: Bedrogh komende tot bedrogh P^^ÄS,?/.
öe
Tk quot;^aer met fware ongelucken vergolden te werden ; ^nttoOO?Ot»
toe aK
meynen, dat fy den Oedipus aen-nemende, hem behoudeniHs
te Vl\'^^^dt hebben, oorfaecke van hem daer toe gegeven zijade, daer iy

binnens huys fchul-

diehnbsp;verftaen hadden , dat hy aen een grouwel bi:nbsp;,

\' hoedanighdanmedeis: Detongh ghezworen heeft, met hert
XVor\'en^\'^^^\'^ noyt. Want Hippolytus hadde mede, bedroghen zrjnde, ghe-

biebpbeïBetban öaceb^Mgin^
ÖS^^öÖ^üoegöt/ Exod..4.33.Deut.7%. »Ut bteoo?fagcfteöoubt
(ïcihirrSV®^^^quot;\'^»/ toelcfte be göeboben Der »öeren Noë aennemen/en
foogöetupgöen
Maimonides, en samfon Mi-cpfi, en
, (2nbsp;, in \'t 15 en 1184 göebteöenöe bebel.nbsp;^

tooonben/ inbeliflo?ieiofue, cap. 1^.10. ctt

«ï npt ben Cuangelto/öat öe Oargazenen, nocö tot öe tpben Cönfi^

^f 3

-ocr page 382-

toe/obec-geftïeben 50« / Matth.8.z3. bjantbteöaöbeit fttB«c(lonöt^
öegtti otoec-göegöeben / baerom fp ttt \'t beröaeï bet: ©panöert ttpt-ö*^*\'
tentoerbeit/ Deut.2o.i7- lefu.^.i.]

socötattsew maeö beöetepcfeentffebatt beit eebt niet göetogDert w^j^

ben / Buptenbe gBetooonïtjcamp;eengöebjuptfieljjcfte totifebanfjJ?e^JL{j
ludic. 11. ©aerem en bjaren \'t ggeen mepneebtgöe / be toelcfee / ais fp
\' öabben / öace ïpacötecen ben 25eniamtten niet tot #upfb?outoen tejy.^
ben/ öeBöen toe-geïaten bat öace ontfcöaecfete ^ocljtecen met ben /
fcöafeecs ÖnpiäS öoubef fouben. 3©ant öet is toat anbecs felfS te ggeiJ^jj
oft\'t göeen bieclojents/ ni-et toebec te bo?becen.
Ambrofius fepöt

r.\' cßc.i. bit ^UCfe: Defe genade feljijnt niet te zijn fonder behooriijcke ftraffe f.

heraanierdebegeerlijckheydt, dat haer alleen toe-ghelatenwerdtg^\'^ ^^
!ccn ontfchaeckte, en niet nae ghewoonte ordentlijck voltoghen

lijeken. ^efen en is niet ongöelöcfe / bat be Acheen, ais be ï^ontep»
niet toe-fionben / nocö boo? goebt feenben / eenigöe bingen bp Ö^ef ^^
baen en bejtoojen / be ïïomepnen göebeben öebben bat fp felfS / W-rt\'
öaec goebt bocöte/ becanbecen fouben / en be
Acheen niet befcÖ«}?\'ft^#
leggöen ban ben eebt te b?eecfeen / mibts boenbe te niet \'t göeen fï* ^^
Mvix\' i. SS. ojbineect / en met eebe befecacöttgöt öabben.nbsp;.

[Vermeerderingh. (i.) lofephus fepbttn befe li(lO?ie: De Ilr^e\' ^^
en vermaendenfe daer toe niet, noch fy en verboden\'t haer niet. Seneca j , ^
cerptorum, likc. c,3. De Wet houdt dien voor fchuldigh , die een ballingquot; jy
pe bewijftj maer niet die toe-laet dat hy gheholpen werde, Symmacbu^ \'-j.
foecken een ydel^vreefe uwe Goddelijck ghemoedt aen te jaghen gt;
yemandt wil fegghen, dat ghy uwe gheweten met toe-fteecken eo
reycken befmettet, ten zy dat ghy op u ladet den haet en op-rpraec»
haer \'t hare te onttrecken.]nbsp;nlUP

VI. bat ben eebt fecacötigö en ban toaecbe 5p / foo moet be
tingöegeoojloft jön. fi.) baecom een be5too?en belofte ban een
oo?lofbe faecfee/ en fal gantfcö geen fecacöt öebben/ \'t 5p natuuclpc«\' ^
boo? lt;0obbelöcfe becbobt / oft oocfe menfcöelöcfe becbobt / toaec gjj,^
tecfionbt öiec nae öanbelen füllen.
Philo be§obe fepbt toel ban ^
„ fonbece J^etten: lt;Sen pegelöcfe bie om een onbeöoo?löcfeen eebt P^t
„ gint te boen/ bie moet toeten/ bat öP geen bolboenbec ban ben
eebt/^
„ beel eec een uptcoepec baec ban toefen fal / toelcfeen eebt gcoote ee^ \'g^^
„ eecbiebtgöepbttoaecbigöiS/ enbaecboo?eeclöcfeeen ÖepltSÖUnit
,, plegen Befecacötiget te toecben. 3©ant fulcfe een öoopt beeene fcn^^^jti^
,, b\'anbece/ ben eebt niet beöoo?l0cfe boenbe / en baec ban oocfe be
,, ge baebt betec naec-gebleben toace. baecom öp ban ban be o^^wij«
„ baecbigöe baebt ficö ontöoubenbe / laet öem lt;i5obt bibben/ bat
pp
„ beplefön bacmöectigöepbt / bie öem mee(i epgöen iS-
„ ben te becfetefen/ als men öem ban
\'t een ontladen fean / iS eequot;3
lücfee bolligöepbt/ en gebjecfe ban beciïanbt. jiBen fean een ecenjF jjjo^
Ben aen David, bjelcfee ben Nabai gefpaect öeeft / öen toelcfeen upy Aga-
ren öabbe tebooöertt
cicero fielt gelpcfeeecempel in be belofte v^\'^stß\'

V.

-ocr page 383-

Jgmnon ; Dionyfiüs Halicarnaßenfis i« öe t\'famétt-fpSnnfttÖÖC bän t»e
laatmen om öe i^epuWöcaue te otectoelbtgen, seneca fepöt t

trouw\' ick houden kan in \'t fwijgen gt; is die maer
Onfchuldigh j fomtijts trou een fchelmftuck fleept met haer.

.Ambrofius: Het ftrijdt fomwijlen teghen onfe plicht, fijn belofte te vol-
den eedt te houden. (2.) Auguftinus: Indien trouwe ghebruyckt
fonde te bedrijven, foo ift wonder datfe noch trouwe ghenaemt
^erdt, ||et feilte ïeett ßafilius
ad Ampilochium.

Vermeerderingen, (i.) TOtoewöjeïöeröattöeïtöait Ambrofius/. ä

en anöeee geaUegeert cmf» 22. op de 4. vrage. Ufer toe gfiefioojt öe
öan \'t Concilie van Hilerden, tngeÖ?atÖt tn Öe
S Tomuf Öec «Con^
lÄ^^n ©?anf6icöc6/ en onöec öe 3®ecföen öan Hincmarus, ntet
T bingen.

ttlV \'^tBmoCon]»g«U,eap..f.\\m^tyitt^Qldtdeqmfi. ^ietOOCÖ Géidepn-
a£nbe3|iti03iebatt Albinus öp Paulus Warraftedi,

feïfsf/ aï toare be faecfte bie belooft toerbt niet ongeoo?loft / maer v i r.
^/b meerber moraie goebtberöinöeröe / foo en fal als öan oocft öen
tfe^ biet öan ftracDte 5ön
t €n öat top / namelöcft / öen boo?tgangö en
W^n^inge in \'t goebe fcöulbigö 3ön / foo bat top fön b^pöepbt ons fel^
bjlï*etftonnen benemen. Cd^ulcftic toas ben eebt Hononi ban nopt geen
ïe ^niet Aiaricus te maften / ais zozymus bertelt. ^iet c. onbec ahbe?

op öe nu gefepöe biagöe/ en \'t Concilie ban Hiierden in 3 Tomo,
tS5®Wenbatt©?ancftröcfi canon /. €n Hincmarus fn\'t göefepöe
Qhe quot;®et)en opöe
14 ©jage. €n in \'t 25oecjcftenbatt öe €cöt-fcöepöin^
bahK6eni4®?agöe.] t|iec toe bient een feec tceffelöcfte fpieucfte
felföen Phiio, öien icft göenoemt öebbe / toelcfte mp niet fal bec*

P^^li if bp te boegöen : Daer zijn fommighe van foo harden., en tot Bur-
thP r ^quot;\'gïngh ongheneyghdcn verftandt en finnen ,
\'tzy uyt haet vaa
fcheijj\'^^\'^helijck gheflachte, oft door t\'pnder-ghebracht van dc harde heer-
grimmigheydt, dat fy de woeftigheydt en beeftigheydt haerder Ze-
Haer da\'^t®quot;^quot; verftercken, dat fy defen niet aen hare tafel, noch onder
dijden willen,

datfe dien noyt eenigh goet doen willen, dat fy van
^^Ict Rtot op haren doodt toe, niets ontfangen noch aennemen willen.
S^tiftan?-nbsp;metöeaentepcfteningen banben feecgeleeröen

ï^^n nn mlquot;^ ÖP fepbt / öat fommigöe stooecen / öat fp öefen/ oft
«Oen ööeöt öoen fouöen / öat noemöen öe ^eb?een Belofte over wel te
Jy QÓdt Tnbsp;het Korban, öaer ban flaet Matth. IJ.?. De gave

JoDit.nbsp;\' indien ghy oyt eenigh goedtvanmy ontfanght oft be-

/ feggöen: ^oo u opt eenigö goeöt ban mp ftonöe
bat toil icft öat lt;@oötge-epgent5P/ entotfön^cöat-ftifl
ïBelcftebelofte/ metöe flraifeban lt;i3oöt

4\'«9öt te 39n / bebefligöt toefenöe / öe %b?eeufcöe S-eeraers boo?

vö!»

-ocr page 384-

toaflettbûnî3îôïjti«lôm (5önöe ttt öefen feec fïtmmeuptléôflet^ ^^Jf,
lt;0oööeïöcïïeceföt) al toace ooefe öte öelofte tot naeöeelöanfiacelt;fw^\\
^ cen ßlieöaen: öettoelefeecöitflustec aengetoefen plaetfe toeöec-iepquot;^;

-nbsp;fteteptfient/B^\'\'

IX.

X.

xi.

. . op ött felföe fluclï/ enöetooo?öenpauii,T.iimotn.4.3i7.en JNuiii.-j^/

fZi Jnr\' Sï^a^«^ oocft / al toace Det oocft tegfiens anöecen fulcft een öelofte geöaf;^
î. ■ feggüen to? öat öien eeöt niet en öecöinöt / om öat W öen öoo?t0ant»

Det toe-nemen öecötnöett.
VIII. Jüan öingDen öie onmogelpcft ?ïjn / iS niet nooöigó öat men P^t^
gDeï toant Det ftlaecgDenoegBis/ öat niemanöt öecöonöcn iStot
gljeen gantfcft onmogDelpcft is?»nbsp;^^^

jBaec öan\'t gDeen öoo? een tööt langD/ oft om pets öat boo? my
fupponeectgfteljouöen toecöt/ onmogDeljjcftiS/ fulcfts batbe
teniffe aisfufpensen DangDenbe blijft / als op-gefcDo?tet/ baerom n^Jf/
be gbene / bie alfoo met conbitie gDe5too?en Deeft / fön befle boen / ^^
öet göeen ÖP göe3too?en öeeft/ mogelücft toerbe om te boen enboi»?\'^
göen.nbsp;uAftit

^etoüfeenfo?mebaneebt-3toeeren berftDiltintooo?ben/maer bj\'^/
tn bec baebt op een upt. 3©ant öet moet befen fin en mepningöe
bat lt;ï5ûbt aengöeroepen toerbe / te toeten / op befe toöfe /
Godt zy ^^^
ghe, oft Godt wille wreker zijn , toelcfte bepbe Op eeUUpt-ftOmeU»

ais een öoogöer bie macöt öeeft om te flraffen / tot göetupge toeröt
göecoepen / toecbt met eenen ban bien begeect / bat öp to?eftec ton
obec be mepneebigöept : €n bie alles toeet / is oocft to?eftec / om o«^

göetupgöe iS- [ Ambrofius aen Valentimanus be ^Kepfec : wat is eedt-^w ^^
ren anders , als des genen , welcken ghybetuvght ophenderover u^^^

we, Goddelijcke moghentheydt belfj den ? ^iet een tCeffelÖCft
Siu^fi.Rom Chagani Avarorum, bp Menander, excerpthlegatmum.] Piutarchus

eedt eyndigt met vervloeckinge,indien men valfch zweert. ï|ieC\'■quot;^^{afpt

be fo?muliecen bec oube becbonben / baer men oocft #fïeröanöenj» ^^^
bpteDebben/ alsBUjcftt/
Genef.ij.^ enbolgöens: Wnbsp;jit

fcöe fO?mebp Livius : Chy lupiter, wilt hem alfoo flaen, als ^^^ .\\(oO
Liv.iib. Zwijn. lt;en Op een anber plaetfe: De Goden biddende, dat fy rtPC\'
dooden fouden, als hy dat Lam gedoodet hadde. (©QCft
Bp Poly\'^^quot;^ Qoàt
ftus : Indien ick Willensen wetende lieghe en bedriege, foowerpei^y
alfoo wech, als ick defen fteen doe. \'nbsp;ttiirtÖ^^

IHaer öet iS mebe een oubt göeb?upcft te jtoeeren/ met Benam ^
ban anbere bingöen / oft perfoonen / \'tjpbatfptoenfcöen/ wjquot;*/pen
mocöten befcöaöigöen / en leeöt aenöoen / als öe ^onne /
ïjj ff/f^êC^
i^emel / ben #?inceoft öat fp berfocöten in öie ötngen QW^ll^ mi^^\'
öen / als in öaer looft / öaer jföinöeren/ öare ©aöerianöt / i^X n^W
te. €nöe is öit niet alleen öer onöeplige ©olcfteren / m^r
öen toöfe göetoeefï / göelöcft öefelföe philo ons leert/
[®an öe df ^^^
reï©etten.3 toant öpfepöt/öat öegeneöiestoeerenfüllen/nteten ^^jt

-ocr page 385-

Recht des Oorloghs en Vredes.nbsp;319

tenomanecöanöefaecfimtÈCfïontit mlt;^mnbsp;^f)

2.Reg. II.i.

= enöe Scholiaftes Ua« Ariftophanes. [©an Socrates ftpt ApoIIonms 13?

Hy zwoer by die dinghen , niet als by Goden, maerop
hy niet by de Goden zweeren foude.] ^OOiefcntoptsatJofeph gegJJO^

öeeft Up öet leben ban Pharao, nae be öeb?upcbelöcbe toöfe ber
ffcnareu / toelcfte
Abenefdras albaer aentoötï j Ehf^us bp Ijet leben ban
ftetoocftz
.Reg.4.3o.cantic.2.7. lt;£nbetotlCöitW ntet/ gelijcft
lÄ^töÖe mepnen/
Matth, y. bat befe eebenttttn fouben ööeo^oft 5ijn/

J f bte met uptbjucftinge ban ben name mm ö^cßteben j paer aen j
»entie%b?eenbtemtnber acöteben/ boo?
gbelijcfteopttttebp-nae/
w Öljeen bte fepbe t Hy ghelooft niet dat het Scepterjijn Godt z^y

L, per
jy.dsjurejMr,
^retian.
caiifa ZI.qtf,

Matt.ij.zi.

él\' ^«wiji hVtTn äenfien van de Goddelijcke Majefteyt zweert. ^00 tOOM

®\'Int / bat begeen bte bp ben (Cempel stoeert / bp lt;0obt 3to;ert /bie
S»reisoberbenf€etnpelt €nbiebpben a^^meijtoeert/ öP^lt;!?obt
in ben temel öeeft. .ïBaer beteb?eeufcöe Seeraers in
/ mepnben/batbe.penfcöennietberbonben to^^röen boo? bie
r^i^en / hipïrfcö f,« rtïtrtivft^.«.»« htMrtfK^n lt;ir!gt;hfip»i ïtttÊïöen / ten baer een

Mf-y ^erbe/ «eW göeöepltgöt toierbt: toant bat toas ben eebt Korban,
• •^\'ooeenioi^.^jve^ Etj to5do6ro5, toaer ban niet alleen tnbe aenglje-

quot; 3öï?etfe Matths!, maer oocft in be 3©etten ber (€p?ters toierbe ber
top berfïaen upt
bebifpute ba^iofephus, tegens

XII.

^^n afo?muiter/ixiaeruanojp outRiji«^^ umm
\'©obf/ï?^®quot;/ baer inbeCö?iflen^olbaten stoeeren/ niet alleen bp
^^öh/Ä^^öf\'^ öp be iläaieflept besmepfers/ toelcfte öet tnenfcljeloc^
|fóZ?wnaefllt;©obt moet lief öeböen eneeremnbsp;r ..

bce^f/?/ inbienpemanbtfcöoonbp bebalfcöelt;©obengöe$^?en
amp;«Pt/ fSJf f^\'ttoerbonben 5tjnben eebt teöouben/ [^n \'t 250ecft ber Bof^
tbaet iv 3©ant nietbe ftracöt ber gener/öp toelcfte men stoeert/
öer göener biefonbigen / ftomt alle-töbt ober beober^
ombatö»» / öoe-toel onber balfcöe
en bebupbingöen / nocötans in generale begröpinge op

(C tnbsp;ÖÖ?\'

-ocr page 386-

aöef«tt Beeft: en beröalben foo öpbalfcöelijcfegöejbjojen öeeft /
be toaeracötiööe lt;0obt tot föner berblepnmgöe fultbS gefcöiebt te 39quot;\'
Cnbe ften top bat be lepligöe IBannen toel nopt tn fulcber toöfe
i en ov
bten naem ben eebt aengöeöoben öeböen / beel min batfe foo fouben W\'
^.ugu.npfl. 3too?en öebben /
\'t toelcb mp bertoonbert bat Duarenus toe-(iaet i ntaej
i^.^d p«- nocötans / inbien be gene / met toelcbe fp te boen öabben / niet fionbej»
• betoeegöt toerben om anbers te 3toeeren / batfe met öaer geöanbelt
ben / felfs 3toeerenbegelöcamp; ais öet beöoo?be/
maer ban öaer fulcb een

eebt aennemenbe ais fp berbrögen bonbem ^aer ban top Crempel W\'

benin lacoben Laban,Genef.3r.53. lt;gn bat iS\'tgÖeeU Auguftinus fepoj*

[3}n \'t zS^ermoen/ ober be tooo?ben bes ^pojiels / toerbt aengöeto0e»

OtMur c. C. Ecce dico caufa is. j.^,] Oock die by een fteen zweert, indien ghy valfcheU\'\'^
Twvn c\'ï»/» zweert, foo is hymeyneedigh. Cn baer nae:
De fteen en hoort u niet fps^^\'
ken, maer Godt
ftraftu, als ghy lieght en bedrieght.nbsp;/ ü/

XIII. ^e boo^naemfie toercbingöe ban ben eebt is / be berfcöillen af te fnr
ben. \'©e lt;0obbelöcbe ^cö?öber tot ben 5^ebjeen/ fept: Den eedt tot ver

fterckinghe ghedaen, is den Menfche het eynde aller tegenfprekinge.

mebe bit feggöen ban Phiio ober-een-fïemmet: Den eedt is het gctuy^^,

nilTe Godts , o^^er de faecke daer aen ghetwijffeh werdt. Cn bit feggen b^*
Halicarnaflfenfisniet gÖeÖeel OngÖeïÖCb : Delaetfteenuytterfte trou«\'^®^
der den Menfchen , foo Griecken als Barbarifche^ welcke gheen langhe ve^
loop van tijdt uyewiffchen fal, is die j welcke door be-eedighde verbood«P^
de Goden tot borghenftelt. [Procopius, ^ficsrum3. Den eedt, welckev^^
alle Menfchen gehouden werdt het uytterfte en alder-fterckfte pandt, e«
fekeringhe van onderlinghe trouwe en waerheydt.] J^QO toerbt
OOCft ^^
BM.nbsp;€gpptenaers öeneeöt göenaemt / de aider-grootfte trouwe der m« ,

fchen onderlinghe onder den anderen. ^00 tS ban öe göeue bie

ttoee bingöen fcöulbigö te betracöten / eerdelöcfi / bat fön toooiben v^
fön fin en mepningöe ober-een-fiomen / \'t toelcfi chyfippus noemt
hevt zweeren : bet anbere 7 bat ftin baebt met ftin tooojben ober-ee»\'». /

bieferacötöeöben/öattoelbiel^enfcöegeettp^t

onberfcöepbenbe/ öoetoel fomtöbts \'t een boo? \'tanber onber een gew^f
pen toerbt. [©alfcöe 3toeeren toert berboben/
Exod. zo. USepneebtgy^^^
oft eeb-ö?eben /
Levit. i sgt;. foo öe leb?een leeren op \'t 240 göeöteöentquot;?»

XIV. €nöe bp alöien öe materie fooöanigö ijS / en öe tooo?bert «If»quot;\'
fielt / öatfe nietalleen tot lt;0oöt/ maeroocb tot öe j®ienfcöen
toeröen/ foo fal bupten ttoöffel ben naenfcöe felfS upt öeneeöt tetvK^f
feoitten / als upt belofte/ oft contract / toelcfee öingen op \'t eenbouwg^^
fle berfiaen en göenomen moeten toeröem ïBaet inöigi/oft (ieii/

-ocr page 387-

ïiJfiï^^Ötansöte aöejtooicttfieeft/ boo?€5oöt uerboïiïsentsöetueöttg
ööuöen cn boïöjcnaöcn. J^tec Uan
ffeeft men €jcempei in Den genen / öte
ooo?oncecfitbaerDtgDeö?eefeoo?faecfte göegeben tjeeft tot be$b)0?en be^
Sll /1 Auguftinus,nbsp;leert bat oocfe een af-göebtoongöen

fp be eerbtebtngöe tot lt;0oöt/ moet geöouben toerben.] 3®ant öe^

göeen recöt / oft foobantgö/bat öpitioet toeberom göe- ,
ÖP oo?faecfee tot fcöabe göegöeben öeeft. ^00 ften top bat
S®Jer^eö?een€omngöenbanben©?opöetenöeflraft?ijn/ enban
SJ^t göeflraft/ batfp be göetroutotgöepbt / toelcfte fp ben Contngöen
Hff abel ge3to02en öabben/nfet öabben onberöouben.
cicero bte pjöfi
Koquot;wman Pomponius, bte göeöouben öeeft / \'tgeen öHjebtoongen//ié.s.

(w\'^tbjeefe belooft öabbe/foo krachtigh was in die tij den den eedt, fepbt\'»«■7.

feplpöecom ntet alleen Reguius öeeft moeten toeber fteeren tn benJ^erc^
Ijjii; ®itoa.ö bie fcöoon onrecötbaerbigö j maer oocft bie tölen/ ban
ÖÊtt fnf ^^^ero bermelt/ moflen toeber-fteeren tot Annibaitoant fp öab^

göe5too?en / en öaren eebt göegöeben.
Oömu^ öebben befe bingöen niet alleen plaetfe tuffcöen göemepne en
aS^^v^ bpanben
/ maer onber pber een j toant men moet nietalleen
perfoon bes göenen/tot toiens beöoef men jtoeert/ maec
i§ oiJ/ öp toelcften göe5too?en toerbt / be toelcfte alleen göenoegöfaem
beSrIöinbingöe te maecften. Gregoras fepbt: ^e mepneebtgöepbt
nioet föne naelatigöept enfïoffigöepbt. 5^eröalben men
c

XV.

Cicero

men hif ä^tpen / bie fepbt / bat öet göeen mepneebtgöepbt fS / tnbten
fön Ä^ee-rooberen niet en betaelt öet rantfoen / bat men öaer boo?
oitibff ?\'^^quot; belooft öeeft / al öabbe men fulcftS fcöoon göe3too?en:
toaer^^ee-roobernieten ts ban\'tgöetalber beflembe ©panben/
%h S®ïööemepnbpaitbtbanallen/ ittet toelcften men nocö trotitoe/
een Sïï^semeen macö öebben. tet toelcfte be felfbe eibers mebe ban

bCittofh Söefepföeeft/ als mebe oocft Brutus bp Appianus: beïSOmeps CjwA /ii.2.

ben fCiï^annen göeen troutoe/ nocö göeloobe/ geenen
ï^/bat7..5.8Öelöcftin öet beflelbe recöt ber ©olcfteren toaeracötigö
nanbsp;en ©panbten Eee-roober onberfcöepbt iS/ en ban ons öter

fe IjehK^L^quot; toerben; alfoo en moet bat onberfcöepbt öter geen plaet^
«bet (jBas; / oft fcöoon öet recöt ban ben perfoon ontbjeecftt / met»
quot;^t ts / ftJïrirquot;\'^^quot; öeeft t baerom oocft ben eebt met ben naem ban vmm,

göebaen/toerbt bereert. [PiutarchusenLycur-

[önnbsp;ïien eebt fön ©panbt om ben tupn lepbet / bie toont bat ÖP

r^ient SÄ^It/ ^^^^ €gt;obtberacötet.3 «©ocft \'t göeen cicero boo?
Jöapban Ä «n ts ntet toaer / bat men met een ßoober geen gemeen^
S\'^^tis/ ttSf^^^^^ a©ant öet göeen ons ter getroutoer öanbt ge^
^bben iS!^?quot; nae öet recöt ber ©olcften felber toeberom göe= ®

tnbienbe€pgöenaernietbeftent en iS/ göelöcft
^ ^ ïïöcft tmïffgeanttooo?bt öeeft. [©ocft ben genen bie fonber recöt

^^\'^-ÖöSbS\'A\'^ïr^öeeft: lt;©ÖelÖCft be Brienenles aeU Orofernes toe^

yy^oen öebben / ^t göeen öP öaer öabbe te betoaren bertroutot.

mt znbsp;i\'oiy-

Icie. 29.7.
Ezcch. i;.
12,IMS.\'

Cajet. ^kx,
Lucul. in C.
■verum deju-
rejar. Sow

-ocr page 388-

Poiybius m Diodorus Siculus irtbe^etccfiaenfcße €xtcactett.] ^^\'^fSS

cn fian tcöntet toe-fïemmen \'t sïjcen ban fammigBen getoet toecbt/
be gïjene bte eenen ïïoobec toat beeft belooft / met betaltnge / in een o»
genbUcfi ftcö baec fian
af maecfien / foo bat öP / \'t göeen öP betaelt / PJ\'
gößoo2loft5Ptectionbttoebec0mteficögöen. a©antbe tooo?ben
eebt /
foo beel ais lt;0obt aengaet / moeten op \'t albec-eenboubtgÖP^ / X
becöalbenbanbetaltngöemeteffectbecfiaen toecben. €nbten-bolP^
bebteöepmelöcfitotben©panbt toebec-göefieect ts / en ts toebeto»,
toecö
Sfiegaen /bte en öeeft ben eebt ban toebec te fiomen/ raetboioa^quot;
göelöcfi ben ßoomftöeni^aebt cecöt göeooibeelt öeeft.
XVI. iBaeC bat feggöen ban
Accius: (C. Ghy hebt uwe trouwe verbroken. ^^

L.ficMin Dieicknoytaeneenighen ontrouwen ghegheven hebbe, no;:h gheve: ^ ^

jhe de gTj^^i^ tn blen fin goebt gfiefient toecben / tnbten bat be be5too?en Bfi^L/
r^^unao. jj jj gj^ fiiaeclöcfi öaec inficöt öeeft göeöabt op een anbece beiop^
ïuelcfie öaec als een ingetoitfielbe conbitie sp göetoeeflrc.

tß dejurejuratido. Adeo l. legifiihdo inD. del. commifforia,} maeC niet / ^

be beloften ban betfcöepben aett 50«/ en fonbec onbeclingöetnfjcöy
malfianbeceni toant als ban fal een pbec gantfcöelötfi moeten
toat öP0öe5toO3en öeeft. €n obec bit flucfifp^eecfit siiius, alfoo ^^^
lusaenöempjöfenbe:

Wiens lof fal altijdt groen van eeuw\' tot eeuwe ftaen,
Dat
§hy u woordt hielt den trouloofen Africaen.

Wp öebben te boo?en göefept / bat be ongelöcfiöepbt in ben
ten natuuclöcfi göelegöentöept göeeft / om be Contcacten te
m: oft te cefo?mecen. €n al-öoe-toelöet cecöt bec ©olcfiecen in befen f^b
.»«citjctanbect öeeft/ bat nocötans boo? öet 25ucgöetlöcfie tecöt//J^Bijt-
ß adv. vznd. jij^ji^j j^ji^j^ gjj göebeelten ban \'t felfbe ©olcfi gelbet / bicfitotls »^rt
göefieett toecbt tot öet göene bat bannatucen göeoo?loft toaS/»r V^
top oocfi te boo?en betmaent. iBaec öiec mebe/ inbien ben eebt oa^
fcöen göefiomen is / inbien men be ©ecfoon niet / oft minbec fra^» 0iït
toare / foo moet men bocö ^obt / tooojbt en tcoutoe öouben. ^fj Mi
be §^faïmifï / baec öP be beugöben ban een b?oom jBan beröaen / ^ ^^

Ïfal. 1S.4. ÖP oottï öefej Heeft hy ghezworen tot fijn fchade, evenwel en vcrano

X V n.

cecöt berfirögöt/ maer onfe troutoelt;0ûbe berbonben toerbt/
ban be Crfgljenaem bes göenen bie ge5toû?en öeeft / niet bet ^^ jrt
3©ant göelöcfi aim goeberen / bat
is / \'t göeen onber ben JP^y „uet
öanbelingöe be(ïaet / tot ben €rfgenaem ober gaet / foo gaen na ^xz
belaften ber goeberen : maer oocfi niet aïfoo mebe anbere
eener plicöts-öaïben/
als toegöen 43obtföienfttgöept/£not^^ P},

oft troutoe fcöulbigö toas. »^ant bie bingöen en beöooaen niet v

-ocr page 389-

èjiene/ \'thjdcft onber öen iBenmjensenaemt toert / nau genomen en
gsfietesöen recöt*nbsp;ons gfiebencftt öat top oocïi eïöers aenaöe^

. i^aeroocti/ öaer boo? öe ©erfoon geen recöt en ontjiaet/ tnöien nocö- x v 111,
Jönsben eebt firecbt tot pemanöts nut oft boo?öeeï / en ÖP öat feïfbe met
««begöeert/ foo falbe göene bte 8öe3too?en öeeft/ ntetberbonbensön/
Lnautus Rudente : Ickbidde u , oncflaet my van den eedt.] gelöCbÖpme-

JJ met fal berbonben 5ön / tnbten be öoebantgöepbt opöoubt / o^er öe
SS^^« ÖP göe5too?en öeeft / ais tnöten öe iBagtfiraet opöouöt iBagt^
jj;®^tte5ön. c^tetölergöelpcfte in i.faufu§.GmmmD.äemufat.mt. oen

T? I2, ohferv. n.8, amp; de inceßisjth./o.ß. Azoriusj InßmUombui Mom-

f^\'-^^^quxfl.ff.pmj.-] 55i»C3efar, banöe25urgöerlijcbe#o?loge/
^gjfbt curio foo aen öe göene Öte ^olöaten ban Domitiusbjaren göe^
jyeeit: Want hoe heeft hy u-lieden aen uwen eedt konnen-^bmden, als hy
J quot;Undelen teyckenen van authoriteyt, en als den Gheweldt-ftaf wech-ghe-
, en het ghebiedt neder-gheleydt hebbende, als een particulier Bur-
Ia \' en ghevangen , felfs in de macht en \'t gheweldt van een anderen ghe-

bÄ ? €n tertont fePt ÖP / bat ben eebt toas toecö genomen / boo?

fön b?pöepöt berlojen / en ban fön ^urgöerfcöap ontfet toas.
(jtt^w toerbt göebjaegöt / oft \'t göeen tegöen ben eebt gefcötebt / alleen X i x

Wt 5P / oft bat öet oocft ftracöteloos en ban ontoaerben 3P:. m J;;
mgj^yafte Icft öouöe bat men onberfcöepbt moet maften/ bat/ bp alöten
ba^/^^\'^\'^ntoe berbonben ts/ als banbe öaeöt tegöens öen eeötgöe\'t.2«~
tttS\'^^\'^ö^ / en ban toaerben\'sp/ als/ te toeten / een (Ceitament / berftoo^ ^
aifon ï\'atfe ftracöteloos en ban ontoaerbe 3P / bp alöten ben eebt \'
tiatie ^Wefielt ts / bat baer tn met eenen begrepen 3P bolftomen renun-
ïütfeVt. 3 ^3cöt tot bte baebt. €n btt 3ön bie bingen / toeïcfte natuur^
eebthtÄf^^^« eeötbolgen: toaer upt ttten
banmoetoo?beeïenbanben
beernbsp;/ en \'t geen bat b?eemöe aen b?eemöen jtoeeren/ toan==

oaebt upt be plaetfe göeen onöertoerpingöe beftomen öeeft.
beffi^,^»^ nu eens gaen befien / toat bermogöen bat öeböen be bebelen X X.
bi«S^;-Beeren/als Coningöen/©abers/ teeren / Hannen / in bie
^sf/.y^öie tot öet tnannelöcft recöt beöoojen: [ Auguftinus, Epifl.^ifo. en
öennbsp;baebt en ftan toeï bat niet te toegöe öiengen / bat

enLï^^^S^^ beel ais ÖP toaerbjcft tot berbinbingöe öeeft gefïrecftt/
P^tttahfÄSÖeöoubenen na-göeleeft toerben: toant bat beöoojt tot
^ölftoSi®^?^ ^^ lt;©oböelöcfte recöt. .ïIBaer aengefien onfe baben niet
«©berKr*^? 5on in onfe tnacöt / maer alfoo / batfe öanggen aen onfe

l^^f aSffi®!!\'^^ / ö\'anberegöerecötet op öen f erfoon / tot toiens be»

Oftnbsp;©erfoon bie stoeert ftan fp gerecötettoer^

tefrirtw\'r 5*»-viatter ae^;Vnö2ßtt hieraf,\' iipnnbsp;miiTtonst»/r^f

rj^/Oftnbsp;iperioon ote sbieert«an fpgerecntetnjer^

/ KfÄ^^3e5too?en toeröt/ ben eebtte niet maftenbe/ en ftracö- t\'cT^
«linieren f«/ ^^ ^^^^ ^^^ Öet recljt ban öe gene bie minber / en onöer een
begrepen ts/in\'t recöt ban ben genen bie boben öem j oft

(€t 3nbsp;nae

-ocr page 390-

nae öattecnbsp;öeneeöt te öoïbjenaamp;em Ä^i

een öte onöet: een anöeren flaet/ boo? fo beeï öp onöer ßem tsf/ett beef J w-j
niet bonnen berbinöen / ais boo? foo berre ïjet felföe fouöe öeltebgj w^
«Dberbooft: toant itteeröer en rupmer macöt en öaööe öpwet* %
recöt öeöe bp öen leb?een öe IBannen öaeröer©?outoen/ öeff ;\'^
öaeröer Rotten / öie nocö onöer öare ittacöt toaren
/ eeöen te ntet
f.fo..,^.i.-maecfienfe bracöteloos.
seneca fieltöefe b?aaöe boo?: indien daer

e 35. vvet gheltelt ware gt; dat niemandt doen en foude , \'t gheen ick mijn j
hadde belooft te doen.
Cn BeanttoOO?öt Öie alfOO: De felfde Wet die
verbiedt. befchermt my.
iBacr Öe öaetban oocft jöuUpt bepöeu öerin^
Ööet/
ais/ tnötenöelt;©beröeeröeo?öineert öeeft/ \'tgeenöeminöe^
(©nöeröaen öoet in öefen oft öien bal / namebjcb / upt b?eefe / oft ftoa^L
Ijepöt ban oo?öeel / öat fulcbs öan eerfl ban toaeröe faljön / inöten »
ijem toe geflaen toeröe. €nöe upt öit funöamentbonnen öefcöermtj»^;
öenöe ontfiaoingöen baneeöen / toelcbe in ouöen töben bp öen WJ^g^

[Suetonius inTiberio, cap.? 5. ^00 fepÖt Vafquius , öat laUÖÖe itt.f quot;Lj
\'«\'•^/p-nien is göebjupcbt göetoeefl/«i^/wc^/fr^a^.ftè.js. nu met totue^/
felföer ^?incen / op öat öe lt;©oötb?ucötigöepöt te beter
berfeecbert
■ ban öe^?elaten öer l^ercbe toeröen gljepleesöt. 3ïen öen perfoon^,
öe göene / tot toiens beöoeben öen eeöt göeöaen toeröt / ban öe öae^
recötettoeröen/ öoo? toecö nemen ban\'t recöt öat öem berbregöjfjljfit
oft oocb / inöien\'t recöt ontb?eecbt/ metberbieöen öat Öpnp^^Ä

Mol:
149 . .
to dtjmjm
L. uit. ad
m»n.

Oft OOCK/ inuien injcjjmuig^mitt/ uit^i.nbsp;ürte\'^

ban fulcb een eeöt niet aennemen/ nocft ontfangöen fal. €n öat op t^t
öerlep toöfe/ \'t 5P tot flraffe/ oft tot nut ban \'t gemepne befle/ uptb^/
banöeuptfleecbenöeöeerfcöappöe* €r\\ öier upt ban berfiaen toe\'^\'j^gt
tnbien be göene bie beneebtboet / nieten is onber \'tfelfbe göeöieJJ
ben göenen / tot toiens beöoef ben eebt göebaen toerbt / toat be f jje^^/
öen ban öefen / oft geenen / ontrent öen eeöt bermogöen. USaer be
toelcbe met eebe pets belooft öeeft/ ben göenen bie öem befcöabiyyjet
boo? foo beel bie foobanigö iS / neemt een ^ee-roober / en bertnacn ^
öem \'t recöt/ batöp boo? belofte berbregen öeeft/onber fcöpn
ober \'t felfbe/ öettt te benemen: toant ais ban en fouben be tooo?o^\' ^^
effect nocö toercbingöe öebben/
\'t toelcfe gantfcö flaet te bermpben.
gö^lpcfeer oo?fafee en fal oocfe niet mogen göecompenfeert toetben ^ ^
belooft iS / met öet recöt / \'t toelcfe te boo?en tn berfcöil

te ban baben göefielt öabbe / upt ben toege nemen/ inbi^baer^^^
öanbe eebt/ oft op fefeere fo?me bp gefeomen ts: öet toelcfee be PO\' ^
fcöe 5©etten göebaen öebben / tn bie öinberniffen / toelcfee ntey^y,
löcfe \'t göemepn nut / maer öet particulier
boo?bee ban b^göene^
ben eebt bebe/betreffenbetoaim
3Belcfe/inbten t gjyf^cöteby i ^
be toe-ge5too?ert baebt ban toaerbe 5ijn / op fttlf^^^^i^\'l\'^JlftfiLv^eefl^
ïijcfeer-toöfe fonberiTOenfcöelöcfee 3©etnbsp;^ W

\'t5P alleen betroutoeberbinbeitbe/ oftbenanberen oocferecljtgu\'^ „g/

-ocr page 391-

Recht des Oorloghs crt Vredes. 335
«ae be becfcöepben natuece bec baben/ bie eïbecss ban m bec^

. Jiecftaetitt\'t boojbp-öaenbo?tebjcftaentecoecett/ \'tgeeninbegbe^ x x l

/ ett bp lacobus, ban met te^toeecen/ öbefepbt tof bt / ep^
Sgitiöcb niet en befioojt tot ben eebt/ bie tot becfeecbecinge oft bebeftttt^
ööebaen toecbt / toaec ban top eenige eremiïelen öebben öp ben tïpo^

i Tunbsp;z.Corinth.i.aj. ett cap.11.31. Phihp.i.8.

x.Tim.2.7. iBaec tot ben eeöt ban beïoften op toebomenbe
»cfeece bingöen. ^uïcbs betoöft bïaecïöcö bie tegöenHeïlingöe in öe

Jquot;quot;y?Öett CÖJifli: Ghy hebtgehoort dat tot den Ouden ghefeydt is: Ghy
fe» unbsp;breecken , maer fult den Heere uwen eedt betalen. Maer ick

hBvlquot;\'nbsp;gantfchelijck niet. pibtfgabecS be Cebett bie lacobus

».^.tbpbOÊftïir ♦ Op datghy geen bedriegersbevonden werdt te zijn, toant

Qaf^ ^ wuegijt ; up aatgny geen oeanegersoevonucn m\'ciui lc /üj», wouv

«t oeteptbent öet tooo?bt Hy pocrita, bp ben 3|eïïeniïlen / aïS bïötbt lob
fti h.^\' ^ quot;• oocfe eïbecs meec. ilet feïfbe betoöft ntebe tn

Oe.7\'\'\'5?Öen befe mattiece ban fpjeben: Maer uwe woort zy, jae, jae, en
^ «meen : \'ttoeïtb lacobus aïfOOttptb?Htbtï Maer uwe jae zy iae, ende
^ntoeïcbetooojbetteettfiguuclütbemattiec ban fpie^
Ons Onbsp;genaemt: aïSfbp VirgiUus ; van die «jdt was

Corydon : €n öpeettanöec : van dien daghaen was Mem-
tteS w 3©anf \'t eecfle ja/ett neett/ betebettt bebeïofte/ en \'t ïaet-
een ^5quot;ïïittgöe bec beïofte : 3®ant öet €»?ieffiftöe tooo?bebett
n«, is
ï-7nbsp;beïobett/ baecom öet ootb ^w«» toeet obecgefet/.Apocai.

^«fi/?!^H!^\'^»«ßöebp bei^oomfcöe JiecötS-göeïeecbe öet lt;©3tecbfd[je
öenim!quot; Ö^t Eatönfcöe
oaidni. 33oo? be becbuïïinge bec beïofte toeet öet
^ i.Corinth. I. ÎO. aïs ÖP fept / bat aïïe beïoften «©obtS
5ött
N^i en ^me», laeen Amen. ï^tec batt fiomt bec ^ebjeett ou^

Uchtvae J! ®^^ be ^pofleï Paulus feïfS / toattt otttfiettt öebbenbe dat hy geen
War.nbsp;gebruyckt hadde
, bOegÖt ÖP öaet bp / dat fijn woorden

en Neen. ^§00 fe^t öatt CÖJiflu^s Öet feïföe öat
^\'^alderK^^^\'^^^ töien lt;6DebOÖen:
Het is het belte, en profijtelijckfte,
de redelijcke nature over-een-komende, dat men fich van
gt; dat °quot;^houde, en fich alfoo gewenne tot waerheydt in fijn fpreec-
\'^^^Pïaéffi\'unbsp;voor een eedt opgenomen werden. €nOp eett an^

Vaften ^^ ^^ ÖpfOttbece 3©etten: Eens eerlijcken Mans reden zy voor
f^usbattnbsp;«n onbedriegelijcken eedt. €n \'tgeen lofe-

fepöt: VVatfy fegghen gaet vafter als een eedt, en fy
fOfiha«i. quot; zweeren vo^^r een nftnrl(.1r»r.fpnbsp;«aar» h«gt;rt RrtVn^ti.tift hm

\'V!F
■ j\'\'

M.-ii

-ocr page 392-

naei(iigöeii / bat men öem oocft fonöec jtoeecen gSeïoobe. (u)
then feggöen ban öaec felben tot Alexander, fooGurtius becöaelt*
looft niet dat de Scythen door eedt-zweeren hare gutifte beveftigen,de tr _
we cerende en onderhoudende, zweeren fy.
Cicero, pro Kofiio Cotfmo\'• ^^
ftraffe die van den onfterffelijcken Goden gheftelt is den meyneedighea gt;
felfde is mede den loghenaren gheftfit. Want de onfterffelijcke Gody P . ^
ghen den Menfchen niet gram en toornigh te werden , om-de verbinQ|quot;ê ^
der woorden V waer in den eedt begrepen is, maer om de meyneedig»^ .j
trouloofheydten boofheydt, daer door yemandt liften en laghen gh®^^^,
werden,
^et feggöen ban soion toecötgöep?efen: zijt van fbodanjge

migheydt, dat die felfde meeralsuwen eedt ghelooft en vertrouwtv^ .ƒ

lt;©OCft öeeft Clemens Alexandrinus gefept / bat een b?00m jBan toe^tl» J
de trouwe van fijn beloften te vertoonen, in beftendigheyt en ftantvaitig ^
van fijn woorden en leven. Alexis Comicus: Mijn wercken gelden my
een eedt. Cicero
bectelt ïn be Oratie bOS? L. Cornelius Balbus ,

^töenen een ilan /.bie öepligölijcft en (iemmtgölöcft göeleeft ti^^^fUf
opentlöcft tn een faecfte göetupgentffe göegöeben öabbe / aen ben ^fft
göenaecftte / om ben eebt te boen/ bat alle be
Kecötec^eenfiemmtgy ^^^

toas* ©an Cönlït fp?eucfte en becfcöflt niet beel öet feggöen ^^^^t^tt
des, ad 4ureat}i carmm: t» \'t bcgtnföefept Öabbe /
€ecten cefRe^\'; jf^

ftebingöen / toelcfte ftonnen göefcöieben en ntet göefcöieben / en^o^t
een ottfeecfteceuptftomile bp göebal. (54)
3©ant fulcfte bingen
men ftleen acöten / en mn becanbeclöcft / baecotti öet niet toaecjjjy^^git
ttocö bepligö baecom te 5toeecem €nLibanius
fielt onbec ben lof »» ^(i^
CöJiflen läepfec i W isfoo topbt ban mepneebtgöepbt af / bat :
fcö?oomt in toaecadamp;tige faecften tejtoeecem Euftatius obec be f^^Vfeef^
g|n onfeecftece bingöen moet men ben eebt niet
göeft?upcften tot
ftectngöe/maecbibbenomeengoebeuptftomfle.nbsp;•

[vermeerderinghen. (i.) 3©ant OOCft Hermippus Pythag^\'Jquot;;flJl?

bat be J^öilofopöte ban Pythagoras göeftomen toasban ben aSe«?^* ^
Origenes 0öet«pgöt tegens Geifus. let felfbe öeeft mebe Jo\'^P^eïi* ^
||eb?eec/ en Jambiychus, eenpptöago^ifcö Phiiofophus göefc0?%t / w

(20 SBantbe göene / ban toelcften ben eebt af-göebo?bect toe^
«ualbecbacötbanjttepneebigöept 25psophocies, ais oedip»» ^
göefepbt;

Ick wil u tot den eedt, als quaedt, foo hoogh niet dringequot;^ gt;

3linttooo?bt Thefeus baec Op;nbsp;. ,

Het foud\' oock anders niet als woord^n-klanck uytbringhe ♦

nie

M. Antoninus fept in be befcö^öbinge ban een bjoomiBanf gheeo

-ocr page 393-

gheen eedtbehoeft te doen. Chryfofthomus i y. Dan öe »föettJ Indien
Fyghelooft dathy, met welcken ghy te doen hebt, waerachtigh is, mu
Ii
pt» dan den noodt niet op-dringhen van een eedt te moeten èweeren; maer
ghy weet dat hy doch liegen fal, bedwinght hem dan niet om oock vaifch
Zweeren.

.,(3.) ^ulcjcöeeft Chryfofthomus 12. öatiöe25eclöen/toelaettgettiewfet:

J** »ft dat u niet en ghebeurt \'t gheen ghy door een haeftighe beweginge ver- /
«ckt, oft door vreefe, oft niet eens daer opdenckendegt; ghezworcn hebt,
yo lal dorh
f^p pircpn a/»rf pn nafnrp der faerken fomtiidts met fich brengheB,

Êpv^aecomtnöeeïcpïaetfensöeamp;jwptMöcfet^/ öat mpïaetfe banöenXxii.
;;^/iïctcoutoe /metöetgebcn öan öerecöter-öanöt/
wekke den aider-

en fterckften bandt van trouwe was by den Perfen, (i.) OftÖ00?e$nt^ %remra»do.
HKLn^,^^--------teMtïienöeöefiigöttoeröen/nt«tfooöani0enferacöt/öat/^iod./it.i6.

aures de his
t^ux vi vel
teer met as ca»fa.
yjafinl.i.^.
jurari. D, de
jmejurando.
Mcyijf.ohf,
\\q-vent.x.

anöer teptïien BeöefitöÖt toeröen/ntet fooöanigen ttracut/ oat/
joienöe öeïofte ntetöoïöaen toeröt / öe »oöer niet mtn öerfoepelncft
öfftïiQi,i««ïtif fe t«.gt;r?if / jïïïê oft fit) baiftfieïiicfi öïie3to02en ftaööe. ^n^

ö^öepöt Dan öen Contnsöen / en f jinteiptne perfoonen / iss öat feer«
öat öare troutoe een eeöt öerjiretfet. 3©antfooöanige :
öè! f?quot; P 5ön / öatfe met
Auguftus mogöen feggöen ? ücß öen öan goe^ j
iS^ö^toe. (2.) cnmetEumcnes, öat fpiteöer öare ïeöen totïlen ber:=
^S
^rtkis? öare trontoe* ^aer toe oocö öient öet feggen öan Gunthers

bloote Coninghs woordt moet zijn van fulck een waerde,
boven allen eedt het gelde op der aerde.

\'ar^S^? öe Oratie ÖOO? Dejotanis, p?ö(l Öe recöteröanöt öan c c»-
6tt hjfl?;\'^ in lt;©o?ïogöen en ©eïöt-fïagöen niet flereSer nocö öeflenötgec
SftS/ öeïoftenen göetroutoigöept. €nöeöeeft
Ariftoteies aen^
^OttiS/ öatinöe^eroifcöe tööen öet op-göerecöteöe Scepter öec

lier öan göeöencSt Euftatiusoöec odyffea.

AnftophanisjafiTNftfof. DiodorusSiculusCrantzius
^quot;ttrpoßf^\'\' ^^nbsp;his 2«« vi metufve cmßt ä^rnnturjuramentum amp;ßn

^feinSfr\'^^®®.*\'^^^^®quot; Euagoras, ConingÖiSanSaIaminen,öatÖPfOO

chus\'«» Jï\'e^ggtngöen mettooo?öen / m fönen eeöt öaHöieït. sy mma-

hope,als inde belofte der goede Princen.
\'fïh ,nbsp;\' ^\'eisjoeöec öan Ifaacius,
üb.i. De Coninghen

boven alle andere dinghen ach-
/
mnbsp;Cornelius Balbus: Mm fepöt öat tot 5$töetten geöeurt

^ eenec öte öp öen-ïiipöen öepiigöïöcfe en ftemmigöïöcfe QiM^\'

Dnbsp;\'^en

-ocr page 394-

i\'enöattöe/ mottóna^tH fön becölacingftegDeöaeti Batibe/aï^SÖP

öec lt;©«ecamp;cit mamerets) nae ben ^llltact: gtncb/om ben eebtt»
boen/ aaebef^ecfitecsmetsDemepne (ïemme baet: tegben-öÖWFquot;
itebben/ bat öP niet jtoeemt foube.

Het veerthiende Capittel.

Van de Beloften, Contraden;, ende Eeden der ge-
ner die het hooghfte ghebiedt hebben.

I.nbsp;Werdt wededeydtde meyninge der geneti,
die houden , dat de herftellingen in fijn ge-
heel , dic ayt het SurghtrMicke iccht vofïrt-i
komen , oock tot dehandclingcii en daden\'
4er Coninghen, voor foo veel als fy fooda-
Migh zijn. mede behooren: Item, dat de
■Coningii »en den eedt niet gehouden uoch:
rerboindon«.nbsp;- ,

II.nbsp;Werdt door ondeïfcheydinghe verklaert,
tot wat handelingen dei Coningen, de Wet-
ten behooien.

II I. Wïwuieer de Coningh aen den eedt ge-
houden 5 oft niet ghehouden zy.

IV. Hoe verre de Coning gehouden zy aen die
dingen, die hy fonder oorlake belooft heeft.

T. \'t Ghebruyck van\'t gene over de kracht der
Wetten , ontrent der Coninghen handelin-
ghen ghefeyt is.

VI. In wat fin cn meyninghe te recht gefeyt
wetdt, dat dc Coningh natuurlijck,oft oock
Burgherlijck aen den Oaderdanen verbon-
den zy.

VII.nbsp;Hoe , oft op wat wijfe dat het verkieg«^
recht der Burgheren gheooiloft zy te

VIII.nbsp;Wert hier verworpen hetonderfrh^
tuflchen \'t geen uythet natuurlijck»oftquot;
gerlijck recht verkregen is.nbsp;.fc

IX.nbsp;Oft de contraften det Comnghcfl lt;quot;
Wetren zijn» en wanneer.

X.nbsp;Hoe dat uyt kracht van der Coningen t ^^

traften ghehouden zij nde Erfghcnam«quot;

Ier goederen.nbsp;aMi

XI.nbsp;Hoedat uyt kracht det felfder Contt^^j;
ghehouden zijn de ghene die in het J^\'
luccedeten.

XII.nbsp;Ende hoe verre.nbsp;,

XIII.nbsp;Wert doorondcrfcheydingc
welcke weldaden der Coningen wedeiquot;\'-
pelijckzijn, en welcke niet. , ^„gt\'

X I V. Oft de gene die het Rijcknbsp;ge-

de , gehouden zy aen dc Contraifbe» ^ pjjf
ner die hem in\'t Rijck in-vallenjeii«®
weldighen.

lt;ê 25eïoftett/€ontrattenenbeeeben ber Coningöen/en bfjC
tier / bjeltfiebenfetfben geUjcfe jönbe/ \'töoogöile geöiebt^Jt
regeertngbe öebben/ bie öebben bpfonbere epgöen b?agÖf
ttooffeïfttgöen / foo belangenbe \'t geen öaer-lupben
ober brj

benfelfsbaPilaet/ als\'tgöeenöaergöeoo?loft5noUer öare
nen/ banniebe ober öare^uweffojen eniSaebolgöerS. mt JfS

fleteerneflucfe/ Öierl»erbtgöeb?aegöt/oftbeConingöfelf^/ f^tZ^
ÖP bermacö /
fm lt;©itberbanen/ alfoo mebeöemfelben macö ^^^fv^W

enöerflellenin\'tgöeöeel/ oftöetContractfiracöteïooSenbanon^^

L

berftiaren/ oft ban ben eebt omflaen. Bodinusgöeboelt/b«
mngö /
\'t 3pboo? bebjogö enlifiban anberen bebjogöen sönbe / ojr ^
mtfberflanbt berflrtcftt/ oftupt b?eefe/ ftan öerfiellet toerben «f ^V fpa
be
O0?faften / upt be toelcfte een anberbaen foube öerfiellet toeroeu / ^^
in bte bingen/ toelcfte raften be bertuinberinge ban be Recöten bequot; ^

f3.x

boegöt baer bp / bat be Coningö felfs aen fönen eebt niet i0

-ocr page 395-

^n/ fnamp;tmtieContmctenm©erb^aaßenfoobanigïi jgn / batmennae
J»;tï)ten baec motfite upt fcï)épben/al-f)oe-bJel be ©ecbjagßen metbe
ffW^pbtobec-eett-ßomen:
j©ant batf)p ntet baecom ts becbon^
jen ÖÏC te öouben/ om bat öP
\'t gftestoojen Deeft; maec om bat een pbec
«ecbonben ts aen cecbtbaecbtge ^ccoo?ben en Contcatten / boo?
foo beeï
baec bpsDeinteceffeect/enboojbeel baecbp öeeft. a©p/ öbe-
gg bjp elbecs onbecfcöepbtööemaecSt öebben/alfoo öouben bjpötec
ïff\' ^Qt ïnen moet onbecfcöepbt maetßen tufftöen be baben en öanbe^
»n bes ComngöS/bie Contnglöcß en bes Coningösf 50«/ en tuffcöen
lSl»acttculfeceöanbeimgöen. 3©anttn beContngölöcße öanbelingö/
d%en be Contngö boet / moet tn fulclten acötingöe en toaecbe göe-
als
Oft be gantfcöe göemeenfcöap fulcïts bebe, i^^aec
Xrffoobantgöe baben en öanbeltngen/gelöclt be Betten bp be gemeen^
\'ffif felfs göejlelt/ geen macöt fouben öebben / om bat be gemepnfcöap
öaec felben ntet en ts 5 foo en boen oocft be Contngölöcfte a©etten
bSk ^ecöalbenenöeeftbeöecjielltngöe göeen plaetfe tegöens fooba^
fiSbnbsp;/ to®quot;^nbsp;öet 25ucgöerlöc6e cecöt. ^ec^

tßjbbien een ©olcft een Contngö göeitiaecftt öeeft fonbec bolftomen
Ä./ tnaec metbp-göeboegöbe aäBettenen Conbitien / foo füllen gant?
bS^® öoo? bie 3©etten ftonnen ftcacöteloos gemaecftt teeeben alfulcfte
ij^t\'^^b enöanbelingöen / teelcftebaectegöen flcpben/\'t 3P göeöejgen al/

JL j.......77

iSh^/ maecöetJSijcftnietaisepgöenbefitten / boo?bjelcife ö^tjje-
tißffi \'t 3P öet 3ßöcft / oft een gebeelte ban
\'t fipcft / oft be Conftfca^

tißttö«nbsp;ofteengeoeeite oan twpcH/ uTiwif^wiw^w

böH fifcaie bingöen becb?eembet teeeben / baec ban öebben tepö^ep
batiirS ö^Öanbelt/ en beteefen / bat fulcfte baben felfs boo? öet cecöt bei

quot;ee / ntiï igt;n vta«nbsp;VM^oi-hort / ^ïis rtigt;nïigt;igt;«ïtt nh^r hSÈÊttioe/

belittS^SÖen ber Coningen / moeten aengöeften toerben / niet als öan^
ban be göemeenfcöap / ntaer als toercften ban een

iacïttV ^\'^^^n geenbec teaecben 5ön / als gepleegöt obec b?eembe/
janbÉïi toe-beöoojenbefaecften. iBaec be pacticultete privé baben m

ööemcttn\' becöalbenais met fuïcft\'ec mepntngöe göebaen / batfe ben

te.nbsp;^^n conbitie göecontcaöeect en berb?agöen toa^

ïï^oetSJfPI! /J?®^ fommige Coningöentegens öet guaebt ban ben
ïient S^\'^Öboojften öebben / boo? becemebienbp beJSecöten beco?^
epsen hSSfContngö fal becmogöen göelpcft anbece/ alfoo mebefpti
^JOeÄ?!quot; 3©etten te beb?öben I en oft
öp fulcfte Öebbe toillen
ölJebÄ^l^!? quot;Ptbeomlianbigöeben moeten af-nemen. ^nbien öP\'t
^et naStrS/ ^^^^^^ göeoo^beeit toerben / blootelöcft «pt
quot;«luuciecfte recött \'©itmoet men ötec bp boegöen / inbien eentgie

\'ii I

I L

Öbbeeïe/ betopl Öet ©olcft foo topöt fön cecöt ficö boo?-beöouben
Sil ^bcö ban fulcfte öanbelingen bec Coningöen/ bie met bolle cecöt

-ocr page 396-

baebt te met mfimcfiteloosmaccfet/ ntet tn öWbiï^^Hifll);
ne btefe gebaen beeft / maec tot ficaffe / bat be feïföe geen
ben ïn öe öaöen bec Coningben / gHeïycb meöe geen anbece aapetteu ^ ^^
flcaft\'en/ oft
mtm oocb bcatOt ban ötoangb beeft*nbsp;ert

btoangb en bonnen ntet boo^t-bomen/ aïsbanbecftbepben totuf» * _
becöalben öte ötotngbt/ en öte göeötoongöen toecöt / moeten beijtyj^t
ben pecfoonenjö«: lt;Snöe 5ön öaec toe becfcöepöentnficöten aiiee»
genoecönocöfuffifant.nbsp;^„^fuöti/

^ocö öen eeöt ban öe Coningö alsfeenpcttculiec p?ibaet PJJ\'J
öoo? boojgaenbeöaeöt bcatöteloos maecSen / inöien öïgt; öem l^JJacÖt/
booten ööo? boo?gaenöen eeöt gantfcöelötb ontbloot öeeft ban öe m«
om fulcfts pets te jtoeecen: maec öoo? na-bolgöenbe baeöten b^quot;

III.

Ui^i.V^i\'ïl^Ut\'.nbsp;i.HiHlMit.uu»ünivvnbsp;uyvtnHvvMv w- ■ ^ rtt^^

binnöen öaööen al te bo0?enin ftcö öie etceptie / ten jp een öooeg^ j^tt
en toille : maec alfoo te 3toeecen / öat göP nietfouöet geöouben ^t/
eeöt teöouöen/ ten toace göP feïfS toilöet/ tsten öoogöfienongecy^^ot
en lïcööt tegöens öe natuce bah ben eebt. JiBaec oft toel öoo? o^\'^fß
göeen cecöt boo? een anbecftan becftcegöen toecben / om eentgö y\'L^ti«
tn öen perfoon: ,^00 öeUben top öocö boben aengöetoefen/
bie göe5too?ett öeeft / boo? Cgt;oöt beröonben iS : öet toelcft ntet mj»
Coningen / ais anberen aengaet/en raecftt/ tegöens\'tgeen ter y»^
ber plaetfe Bodinus gljeboelt.nbsp;^.»Hortt^**

IV. Ti^at oocft öe beloften / toelcfte bolftomen / aDfolupt / en aenrocquot;quot; ^jf #
Angelus 5jjn/ natuurlöcft \'t recöt ober-b?agen/ is öter.boo?en betoefen/öjj ^^^
evZ (urtMvcim ! foo toel ben Coningö / als anberen aengaet j fwl^^?/öj^f^ö^
jf^n. conf. immers in befen fin moet bertoerpen öet göeboelen öernbsp;fott^

s. «.4. gugj^ j jjat (jï:oningö nimmermeer göeöouöen is / aen \'t göfquot;ful^
ber oojfaecfte belooft öeeft: \'t toelcft top nocötans terftont Öt^^quot;quot;^

13S.

Lib

Tl.ïi

len befien / in toat fin öet plaetfe öebben ftan.

V. IBaer \'t göeen top öier boben göefepbt öeböen / bat benbsp;e»*

■•2. co^- ïBetten öes i^öefejS göeen plaetfe öebben inöec Coningen ï^^SggnÖï!
4^ontracten/ fulcfts öeeft oocft
vafquius cecöt gefien. -ï^aet Jyy
öaec upt befïupt / öat ftoopingöe en berftoopingöe fonbec fe^i^i «^cöf
beröuringöe en öuringöe fonber upt-göeö?ucftt Öuur-gelöt / «»J j-ul^
fonöer fcö?ift / inöienfe ban Coningen göefcöteöen / öonötgÖ equot; ^^^ p^it
len 3ön / en moet men niet toe-fïaen j toant öefe öanöelinglje« ^^ 0
Coningö / niet boo? foo beelöp een Coningö iS / ban öeny fooi;
. i^b.i. ban een anber / en elcft een gebaen plegen te toeröen. lt;^er ^. ^jjct
e^f.is-n.u- U ban baben öet foo bette ban baer is/öatöe aemeen^^etten ^ pat
baer ober göeen ftracöt fouöen öeöamp;en / öat top oocft felf aewjj ^^
be JBetten öer ^taöt / tn toeïcfte be Coningö ^oont / beöo^ /
beti / betoöl be Coningö op een bpfonbere toüfe OcD ^aec on^t-i
eenliötmaetbanbatgöefelfcöap.
2©elcbe bingöen twcöta^^/^^^^^
göefept öeböen/ alfooboo?tgancft öeböen/ ten3Pöatuptöeon^^^ ^^f/

-ocr page 397-

t^beb^öößn. ^ctanberenbsp;batvafquius

^ïJeentgerBanbe maniere ööebaen/ fiomt toel tep?oppolïe /en ban upt
ö« gijeen tou Öier booien göefepbt öebamp;en / berblaert toerben.

«^^^Ï^ïx.nbsp;u^ß «Urt «t \'i-nbsp;/ rtïtPhUpTfitt / öa

contracten / toelcbe be Coningö aengaet/enmaecßt met njn^nu^y«-

^en/ ÖP baer aen alleen boo? natuurlöcbe/ en niet mebe boo? ^©ur^
§ÊïUjcbe\'3©etten berbonben toerbt. ïBelcbe
mantere ban fó?eecben feer
»er is. a®ant natuurlöcfte berbintenife toerbt fomtoplen ban be^.

S^fööelben: toelcfte bingöen alle-te-famen boen op-öouDen / peniaguB
^«nietfcöulbigöte5ön.^ocöfomtötsnoemetifpepgemiijc!w^^^^^

Seen bat ons toaerlijcft berplicöt en berbinbt / \'t bat een anber baer.
gt;3ïetöt SKögöe / göeïöcft in ©ero?agöen
rn mttm^rn/ oft met^,

^«nideS}nbsp;ottberfcöeptoepamenjcftbefeb?tebt^ ^^

/ en bie bingöen / toelcfte men niet fcöulbigö iïf / g^^ft ÖP öen naem ^

«innax«

öuibigö iS te boen j göeïöcft iS be Legaten, geneeijonoer aT-trecm iyi
m be
Faicidia te betalen / betalen be fcöulöt / toaer ban eener boo? (liaf
TSnbsp;t«^^ / \\vngt;ïhai«gt;h4\' niDt rrhehicftß hieberon

adl.Falc.
..fedetfiU\'

rechcvaerdigheydt, batiS/ billöcftöeptOftbefcöepöemjept. ^e^u^
g ec ban Maub^s, ap.z3.^3.barmöertigöepbt / oo?beei / f ßjjob^
Z^öo pißh, göeloobe oft troutoe noemt/ \'ttoelcft be iellenijï^ oft
»cftfcöe (©berfettersgöemeenlöcft noemen, «^^^s toerbt
ffsöenomen/ Marc.c.p.7. i s. en?^. boo? ;t geen öaer tnen t^ejlw^^^^

tÉfhi-o ff,^ iTTöfirt

be ^^ werben upt inne oaeot uerwuwu in tiyn / mi^ im*»-
^tgatie en berbintentlfe ontlïae en boo?t-ftome / ntet al

recöt ber nature / tnaer upt Ijet 53urgöerUjcfte recöt / oft upt al-

ten u^ V\'^cut oer nature / maet upi y^i.nbsp;/ 0^ i^t al^

fïWen.oftinbiermepn^nbsp;r r-

b™ ; Blacöteen aenfp?aeïft bergunt / en toe-göe|ïaen toerbe. mtm
K\'i fegsen top/ bat upt belofte/ en contractbeS lt;Contngö#/;t toelcft • ^
rquot; fnnnbsp;uocft / Vrtar^pti currentlncfte oerotn* ;„.„prt:,

ïïip»^ quot;^quot;öeu / feïfs mebe tulfcöen lt;©obt enbe oen sh^eistcij^». m^^i ui- lt;• , .

baben 5ön/toelcfte ban ben Coningö toel gefcöteben/bocö
^JJ aigban een pber anber .ïlEenfcöe / foo fullen oocft be 25urgöerlmfte
infianötgröpenj iBaerittbien öeteen öaeöt
ts öes C^
\'^m /
11,00? foo beel öp Coningö / foo en gaen öem öe 25urg^rtj£be

2nbsp;jl^etreu

-ocr page 398-

aiBmenmetam: toeltüonïierffDepiïtlïan vafquius niet
acamp;tgOcnomem €n nocötans en fal niet bes te minbec uptDepben onj
üaen aenfpiaecS en fiiagöe / nameïöcft / fulcamp;s bat öet cecöt beS
teucs toecbe becMaect / maec bebtoangö en fal niet mogen bolgöen / J;;
ben fïaet en göelegentöepbt bec genec/ met toelcben men te boen
toant öet en is niet göeoo?loft ben »©nbecbanen te btoingöen/ ben gen^»;^

[Verraeerderineh. fi.) 3|iec tOe beÖOO?en be btngett / toelcbe Ottl f
anbece oo?faecbe göefcöieben / als om milbigöepbten toelbabigöepp/,.^
betoöfen / foo baec ban fpjeecfet /
i^x d. é donatiomhus. plutarchus tn»*,

ben ban Cato Major : De weldadigheydt fpruyt uyt de overvloeyende ^
teynevan een fachtmoedi(zh ghemoedt,

1. lt;©ocö foo moet men bit oocb toeten / bat ben «©nbecbanen Ö^^quot;^ fép
i\'i.i\' bcegöen cecöt oocb ban benotnen toecben ban ben Coningö/op
• lep to öfe j te toeten/ oft boo3 flcaffe/ oft upt fecacöt bec uptflefeenbe PVj
fcöappije. IlSaec op bat öet göefcöiebe boo? göetoelbt ban uptfteecB^^,(;
öeecfcöappöe / foo toecbt baec toe becepfcöt / boo? eecft / boo?beei en»«
ban\'t göemeen befïe; en ban baec nae/ foo\'tgöefcöieben fean / bavquot;
göenen bie boo? \'t göemeen Bet fpne beclo?en öeeft / becgoebinge Q^Xm
toecbe. fulcfes ban göelöcfe öet in anbece btngöen plaetfe öeeft/S.
geit öet mebe tn\'t cecöt/ toelcfe boo? belofte oft contcact becfecegen wj:*/
€nbemoet alöiec göeenfins toe-göelaten toecben öet onbecfcöf quot;„t

VÏI.

Cmt.IU
in pr. amp; l. J
freq Ontr,
■Cofir. lii\' I.

VÏII.

toelcfee fommigöe bp b?engöen / tuffcöen cecöt bat becfecegöent^.^cl^
jfecacöte ban öet natuurbjcfee cecöt / en
\'t göeen bat upt be ^Bucge^ji
3Betfp?upt: toantobecbepben öeeft be Contngö göelpcfeececÖt/Sit
bit niet meec fonbec oo?fafee toecö genomen toecben / als \'t göen^^Jut

baec epgenbom / oft eenigö anbec cecöt toettelpcfeec-toöfe boo? fä? ftH^
bectoo?ben is / becepfcöt öet natuudpcfee cecöt / bat öem \'t felföe L^/
^ bec 0o?faecfee niet benomen toecbe. Sïnbien be Coningö baec te0en_quot;%.
Zbii^Js. foo is öpfeupten ttopffel göeöouben beaengöebanefcöabe te becgg^fl
i» i.ß- toant ÖP boet tegöens öet toace cecöt ban ben #nbecbanem Im^
D quod becfcöilt baec in öet cecöt bec «©nbecbanen/ ban öet cecöt bec
fß« en3©töeemfcöen / bat öet cecöt bec ©?eemben mt^/ öiei«
hU. viu. becïep-to0felt;©nbecbanen5ön) onbec öet cecöt banuptfleecfeenben^jfip
TJÏV\'r f^öappije in göeenbec manierenen fiaet: toant ban flcaffe (ümS^f
Tt^f- nae beften j |Baecbec€gt;nöerbanenrecöt fiaet onbec öieöeecfcÖ^f\'P^

________racBt^\'^^

Wt öet göene top gefept öebben / blpcfet oocfe bat/ öoe ontoae
bat 5p/ \'tgeen fommige leecen/bat be Contcacten bec Coningen/
5Ön. 3©ant upt be 3©etten en befeomt niemantcecöt tegens ben
cn becöalben inbien öt^ bie toebec-coept/ foo en boet ÖP niemant jee»» ^
recöt. IBaecebentoel
fonbigötöP/ fooöpfefonbecoo?fafee toeb^fteit
mm upt ben beloften en contcacten ontflaet cecöt.\'a^oo? öe

-ocr page 399-

Recht des Oorloghs cn Vredes. 341

alleen öe €ontcaöenten gebonöen / öoo? öe aE©ettett alle lt;©nöec^

. «nen. ^anffifftnntim hflor Igt;igt;nffrift»nbsp;ittif dfnntrAftcn m Wtts

x.

tSïquot;* llocfitans ftonnen öaer eentgöe ölngen upt Contracten en Wtu
^aermengi)et50n/ als een Contract gemaecftt meteennaeöurtoljen
Jrry^ngö/ oft met een ^acöter öer göemeene mtööelen gefloten/ toelcfte
biSöcft oocft öoo? een aaaet göetrubïtceert toeröt / öoo? foo öeel öaer m
^quot;Söen begrepen 3ijn / toelcfte öe «©nöeröanen moeten onöeröouöen.

tot öe ^uccefTo?en en i^aebolgers ftomen. [^tet öe^cö?t\'
toelcfte
Reinkingius gf)eb?upcftt /m.i.cLjf.3. .] ©antoelcfte
S SJt onberfcöepbt maecften moet / bat öe göene / öte een epgöen erf?
ftnmnbsp;öp (Cefiamente/ oft fonöer (Ceftament bp berfierben be^

tPH, oft öatfe alleen blootelöcftnaebolgöetS 30« tn\'tïlöcft/ te toe^
nteutoe berftteftngöe / oft upt boo?fcö?tft / oft upt eenlgöerlep
JMgingöeban göemeene en geb?upcftelöcfte erffcöap/ oft anberfins;
tjK^tfe boo? eentgö anber bermenget recöt fucceöeren. a©ant öte €rf?
g^toen 3öttban alle nae-gelaten goeöeren/gelöcft fp 30« öan\'t ïïöcfe/
flaet met te ttoöffelen / oft fp 3ön aen öe beloften en contracten
a©ant bat öe goeöeren ban öen ©berleben boo? be perfonele
^\'^\'quot;löen berbonben blöben / is een foo ouben recöt / als öe beöeerfcöin^

«S^ ^Pöenöom öer bingöen felfs iS.
u Jf aer bie alleen fucceöeren in öet recöt öeS ïlöcfeJS/ [^tet
Aymonuis,
tf
»göeben ban Frecherus. p. 3 73-} oft ten beele tn be goeöeren / maer
tn \'t göeöeel/ öoe berre bie berbonben 3Ön / iS foo toaerbigö
^afonberfoeeften/ aïSöettot öter toe bertoarbelöcft beröanbeït iSx
SH®^uccef^?en tiietepgentlöeft/ nocö fonber miöbel beröonben
loij;
^00? foo beel fp fuW 3ön / ts openbaer genoegö: C^oo toas sa-

Xr,

ma«quot;! berbonben aen be belofte / toelcfte David simei gebaen öaööe.]
Kn ontfangien öet retöt om in \'t ^igtft te fucceöeren^/ tjiet ban

lyjöfc.vr--quot;^^nbsp;: ban toelcft onöerfcöept topteboo?engöe\'

^uS\'Öebben. lïlaer boo? miöbel/ bat is boo? tuffcöen-ftomen ber
«P^Wjaptoetben oocft fulcfte ^uccefeuts beröonben: öet toelcft
birt/Wöen toerbt. €en pöer bergaöetingöe en menigöte öeeft foo
WffiP^^®^ Wicuiier perfoon/ recöt om ficö te berbinben/ \'13? boo?
menVSrquot; / oft boo?fön meerber göebeeïte. 5©it recöt ftan fulcft een
Oïitft|r\'^ober-ö?agöen/foo uptö?ucftelöcft met ronöeöerftlaringe/ alS
9amp;enh?quot;-S3^^toenbigögebolgö/ te toeten / mtöts öetïiötïï ober-ö?a?
ölJcEfr / want in moraie öingöen öieöe5eöen aengaen/ toieöet epnöe
öljcjfti öte geeft ooeft be öingöen / öie tot Öet epnöe lepöen. c^iet öter#

t-defolutmihus. ber faeCfteU ÖtWt C.Ahbm, de fetitmiis amp; re

tooo?öen flaen aen te mercften: tïengöefien foo öes

X11.

-ocr page 400-

om öet ïtöcfececöt te Ereisterten / ea \'t söeDfebt te aebjupcfeett / en
Kooöjgö een onepnöeföcbe onbepaelbe macöt ban te becbinben / ö\'J^J^w
mebe niet en boet tot betuteie oft CUrareic becï®eefen oft onmonbigijew
maec boo? fo beeï be natuce ban fobanige macöt becepffcöet. oe v oog^^i

ax ^uifun- fj2|3t julianus, a werdt in ilede van de Heer ghehouden , als hy de faecke
Ä\'Squot; \' maer niet als hy de Weefe berooft, (i.) bjeïcbenfirt OOCft^ \'
X.
d, agnau. bcc jlaeu toecben \'t geen ui pianus fept / ^ bat öet Contcact ban een
^e ^««r.fiecbesööefeïfcöaps/oft ban Compagnie niet aïïeen bo?becïijcb/ï«^^,
oocbfcöabeïöcbisf. l^ocötansen ma^cö men befe faecbe niet / foofo»^^
L. comramïgöe mepueu / ^ na be natuce ban betoint/ obec anbec lieben faben ep^
fi Cursor,D ntïnècen en cecöten/ bat aïs ban ben ö^nbeï eecd bad en ban toaecbe®
b lSI p. t«öien ÖP b0?becïöcft is / en tot nut bient. aBant öet feïfs boo? ben m:
de f^sk. foube gebaecïöcb 5ön / bat men ben befïiecbec en cegeecbec bec genj^c^
inbsp;^^^ foobanigöe engöte b?ingö0 / en foo nau bepaïen foube. ^^

TmI. de om men oocb öet baec boo? niet öouben moet / bat fuïcfts be mepniquot;^^
caßro. 1.1. bes ©oïcy foube5öngetoee|l/in öet opb?agen bes ïSpcbS» IBaec

ts in faecben bec

\\.vnuL fcöap/ batbeaf-öanbeïingöe boo? belBagiflcaet göemaecbt/
Re/nï.^epo-ttoöffeïacöttgöe faecbe ban bcacöt en toaecbe foube 5ön/ maec «t^\'^Iaf
tZrixi omtoöffeïöcb gupt-gefcöoïben 5P /\'t geen men mocöte fcöuïbig
i;;. i feïfbtgöe moet en ban oocb göepaffet toecben op onfe b?agöe banpÄ
. lt;»«.3. öeeïe Boïcb / bocö mtbts onbecöotibenbe p?opo?tie en geïiicbmattgöfrtt
lt;j5Öeïüci^ öan niet aïïecöanbe JBetten be lt;©nbecbanett becbinben / ^rlß
bupten be göene bie göebteben \'t göeen ongeoo?ïoft is/ bonnen bae^ ƒ L
eenigöe $ön/bie benneïöcb/foten ongöecömtjünj
(2.) aïfoo meb^ft»
ContcactenbecïSegentenbecbinben/ aïfoo be(©nbecbanen/ i^öi^Jik
ïjebbeneenigöefcöönbaceceben/ öet toeïcbe in ttopffeïinge ban^ey ^
öet aenfien en autöo?itept bec ïSegenten/moet toecben göep?ef«|Seit
(3.) 3©eïcbeonberfcöepbingöebeeïbetecis/ aïs be toeïcbe ban »^Jig^
pïeegöt bp-göeb?acöt te toecben / ban ben uptbaï bec matige oft
é ranAn c tigebecbo?ttngeen fcöabe. lt;i
3©ant men in befe fabe niet op be m^L tt
,umEcch. jie bec faecbe/ maec op betoaecfcööneïpcbe ceben / omtoeïbeffletquot;j,^f
i~ro.SeïepbeVm^nbsp;3©eïcbe/ foofe baec 5P/

runornm i» ©oïcb feïfS becbonbeu 5un / inbien öet eenigöfins b?p en fnn^ ffiaV
f/\'Zftnbsp;/ en bejpaeboïgöecs en ^Hcceff0?en aïS öoo®^^

3Bantoocb/ tnbien een b?p®oicb eenigö Contcact öfitP
7.s ér p. maecbt / foo foube bie göene / toeïcbe baec nae met boïbomen cecp; ^^
Mjinc.n- ßöcbontfangöenfoube/ becbonbenjön» ^etofecritus toecbt
XlinTU- fe» öeeïe göep?efen / bat öi» niet en öeeft göeïeben / bat be toeïoajf\' ^
j,»/ƒ ,1 » 5,0. anbecen te boo?enbecgtint/ banöemanbecmaeï fouben becfocp®

beiy (40 öaec xiberius, en bie öem göeboïgöt 5ön/ betoegaof^\'^^e^
anberen göegeben / niet anbecs en öebben bebefiigöt / en ban

-ocr page 401-

fePöt t ïck en wil niet dat yemandt fal meynen, \'t geen hy, pFt parti- mßor. ny.i.
quot;emjck voor hem, oft in\'t ghemeen en publijckelijck ondereen ander
en Ph^nbsp;heeft, \\ felfde van my daerom len minften weder-roepen

^ün rf • werde, dat hy liever aen my daer voor foude ghehouden
ghelnbsp;vaft en van waerdenbekrachtighet hebbe, noch de

bidjquot;^ ^^^quot;^\'^h\'ngevan yemandt, en behoeft geen vernieuwt verfocck oft
bat ^f^ecamp;acctóöamp;ms/alsf Tacitus ßabbe betöaelt ban viteiiius,
betffi\'^quot;quot;^^ eentsöc fojsbe boo? be ^aeïtomeHngben / öet ßöcfe öabbe
gtörtl wt / ben göemepnen öoop ban \'t göejjeupel toe-loopenbe tot be
öp Sh benefieten / en fommige bie boo? gelbt ßoopenbe; boegöt

^sloos u^* Dat by den Wijfen en Verftandigen werden voor nul en krach-
fanpu ghehouden die dinghen, weicke noch wech ghegheven, noch ont-
(e Bonden werden, als den ghemeynen ßäet behouden blijven fouda.

baieÄ® ^^^quot;^o^^Ölecbpgöeboegöt toecben^/bp albien ineentgengöe^
ootftfftffbtrattbegtntte geböen/ niet alleen tot eentgöe fcöabe/ maec
ttatr fHW^ gemepn bebecf/fulcßs bat ban ben beginne foobanigö Con?
onrßXJöne uptb?epbinge tot bien bal foube sön te öouben getoeejï boo?
foofL??®ecöigö/en ongöeoo?loft/ bat als ban foobanigö contcactniet
binist / bjebeccoepen bjecben/ais becfelaect /batöetlangecnietbec^

baec aen göeöouben ts/ als gemaecftt
ben ftonh tonbitte / fonbec \'t bjelcfte öet niet cecötbaecbelpcft gefcöte^
ïlngften wnbsp;€cempel iffec in beactenenöanbe?

«ÜSnbsp;Alphonfus en Sanaius, ftp Mariana, hh ia. cap. uh. bp Camde-

ööeen^!,!^^*^ 1595»en 1597. in öet becfcöil metbelanfe-fieben.] let
ßaen w«^ beContcacten göefepbt öebben / öetfelfbe moet oocft bec^
^etiiaS S^^anbebecbieembingöeban bes^olcfts gelben/ oft ban
^-\'efle^m^r\'^^^\'^ecfte/ bjelcftebe Coningö naebe a®etten / totgemeenen
800\'t S^f gt;?eemben. r^jn be Conciliën ban©?ancftcöcft
/2\'öw.i. öebt
ötec toe bient.] 3©ant öiec moet men mebe göelöcfte onbec?
u becfcSSquot;^quot;?npcften / oft baec aennemelöcfte ceben 5p gebjeefl / om
^^^bjepmx - / oft becbjeemben. jBacc foo be Contracten flcecften tot
^ouihS löÖe ban öet ^öcft / oft een gebeelte bes felfben / oftban öet
^^^^t^^onie/ boo? foo beel öet felfbe ben Coningö ntet
QïjéfcïiS, ƒnbsp;geenbec töaecben nocö ftcacöt ^ön/

faecfte. €benalfoo fal\'tmebe5öninbe
^ ^an bah^tt \' inbien öet ©olcft eenige matecie/ oft eenige foo?^

uptgöefonbect/ en bie niet
Squot;/ fooSrhÄ ^antopbat fulcfte baben ban ftcacöt en toaecbe
ht\'ïöojöKJÏ^^^^^nbsp;\'t3Pboo?ficöfelfS/

rep?efenteren / gelpcft

fiff\'bbinXSS^^nbsp;^^^ top ötec te boo?ett banbebec^

befe onberfcöepbinge geb?upcftt/
föbaerSnbsp;Pft be erceptien ber Coningöen

j^wen bec boo?gaenbe Coningen te betalen / toelcfters «ïErfgc^

^ %nbsp;«amen

-ocr page 402-

namen fptttetöDetoeeHtoaceni öec tolcfter Crempeïen menöpBodi^
BUS macö ftem

[Vermeerderingben. (i.) Iteïtoeötent\'tööeen Camdenus beCÖ^v*^\'
Op\'t^lacc
1595. onöec öeregeennge Uan Elifabeth: en cromf»e
rus, banöefcönlöen öanGeorgius, Coninsö Uan?5oöemen/ onöop?\'
ficöteïöcfeaengöenomen ban wiadiflaus, B.27.

(z.) «0eï#cfei!Söe3©etbancabades, Coningöban^ecfien/öpPfJ.
copius en Agathias. g^ttbetopSbanöeS^et/ paffet Petrus, öelt;0pp7
ban luftinus de tweede, Op Öe becb?eembtn0öen / öanöelenöe öp ca^]
roes, ban \'t geen juftinianus fcöeen öen zarazenen beïooft te öebben:

de ghemeene Regeeringhe en Staet fal nimmermeer veroordeelt werdefl
eens menfch ghebruyck en ghewoonte alleen, oft oock uyt een Wet die n»
nut noch dienftelijck en is, al ift dat hy oock Keyfer
zy, die fulck een g»
woonte en manier heeft bekrachtighet, oft door Wet in-gheftelt.nbsp;u

(j.) Sidonius, Itb.s.Epißj?. Wat de Princeoock belooft heeft, dat
en volbrenget het Prinffchap aller-tijdt. ^tet Ambrofius m Öen i^ff c.
Theodofius. Symmachus,
bb.^. Epiß.7. enijgt;, lib.s.s7. Concil. Jsktanum s. -j

Mterumédomtmibus. Corippus,/»è..?. becöaeït/ batbe fcöHïben ban
flianus, btegcootefcöuïbennae-göeïatenÖabbe/ banjuftinusjfijn»^
boJgöecm\'tßöcb/betaelt 39n.nbsp;. „

(4.) ^ï^e^tlïO?iefiaet bpSuetonius, cap.s. ï^pXiphilinus upt
en bp viftor. 5©tergöelöc6e/ c. i»ßiti* cmfii^s. qmß.i. gzW. obfirv.\'-^-^
^iet oocftöe^tfïojiebanRadevicuj. Guntherus, ä^.a ban Öe
fcöe faecften:

Op dat gheen volgend\' Heer oft Coningh foude können
Weer-roepen , \'t geen hy nu den Hertogh wild\' vergönnen»
Heeft hy van als den Vorft een deughdelijck befcheydt j
Met hand\' en Zeghel wel verlèeckert toe-ghcley dt.

€nin\'t825oecfti

Doch is des Coninghs gunften trouw foo groot ghewee^
Dat alle die voor heen befaten onbevreeft,
De Mijnen haer vergunt van d\'overleden Coningh,
En daer van klaer befcheydt veitoonden gt; hare
wooningh
Behielden, en\'tbefit van d oude tijtel, nocht
Van nooden was op
\'t nieuw daerom te zijn verfocht.

(5.) Mariana,nbsp;jj^jjfï fuïcjc/en pafï Öet op öeob«r-gcoote

öaötgöepötbanFredericus, Conmgöbanisapets. let aene
bjecö göefcöoncften toas / Öeeft Gaiba oocft ban benjäooperS fjV,
göeboabert/ öaer ïatenbe ben töienben pennmgö /
ßoiu, en Plutarchus. pertinax öeeftoocft ban ben bip-gemaecftten ^ t^n

-ocr page 403-

öBcboabert / \'t gfieett fp snöcr commodus fiaîjtieît geijon^
Mtpfet Rafilius Maccdoïjcefttoe^

yfcmgbenoimn\'t göeen be ilgpfecMichaë! toecö Ööefeöontfeen öaöbe,

fept ban öem: Met ghemeyne bewilliginghe is goedt ghevonden ,
fan if^^^-quot;® ^ welcke fonder eçpighe bewy0elij.cke oorfaecke gelderen ont-
^ gnen en g^oî;efî;hadclen, deielfde ten deelc gheheel, ten deele de helft
wp-feven fouden.
^tetben feïfben m\'t !ebenban Ifaacius Comnenus,
ftfiencbagfèn ban Ludowijck de elffte. ^tetSerranus batt Carel de

bßHnbsp;feïfS bottatten aen be^eccben göebaen / en ntet göeöOH^

Corn-nbsp;Cominaïus, M.ii. Mariana, batt begtften/toeïCbeRamirus be

ban SHrcagon gebaenöabbe/ bte toebec^roepen 5ön / quot;.^tf-.

rïjp quot;ö^öiften ban ifabeiia, öoo? öaer feïfsgecafeert/^amp;.^7. crom-
«öpiï öet €eüament ban Cafimirus, Contngö öan ^oïen / ten beeïe

Xlftebettt / ten öeeïe becto0?pen //iè.}
itteTh^^ «n öan fonbec onbecfcöepbt ntet göepaffeect / notö toe-göef!aen
X ii i.
bjgiS./ \'tgöeenbeeïetïaenbeöouben/ bat be toeïbabettbec#?mcen/
^i! £ \'P mtïbeïötfe becgunt öebben/ tot aïïen töben bonnea toeöec-coe^
\'Snbsp;[^tet beaettgöetoefettffiutöeucen bp Reioking. iib.2. ckff.^.

ban \'I^^\'fööenbej ï©ant baec 5ött fommige toeïöaöen öie öe Conittgö ^
öbel^ne boet /en göeeft / en toeïcfte / foo öaec be cïaufeïeban om niet

nietbp eniS/ ftcacöt öebben ban boïftoitiett fcöettcftagie.r»«/us.\'
ben L^t «quot;^nnen ntet toebec-coepen toecben / aïs foo beeï ben «©nbecba^
/Ä\'^^totficaffe/ oftom öetMiemepnenut/bocömetbecgoeöin^
W^. tsefcöieöenftam [^m^ßantdmßonns.n.ia.] t^^aecjänan^n,i%Jeü.m
beccS^tt / toeïcfte aïïeett ben Battbt bec a®etten toecö nemen / fon- fquot;/-
tCnbefeftonnen toebec-coepen toecben. »nt ge^ ä\'/1

Cenc.è.n.ia\',
amp; Concl.-j.

xrv.

^oectpSÂsemcaïôtftaf-gefcfiaft/ ftangenecaïöcfttoebecom tn-ge^
^en 4Wfteït tobben / aïfoo ftanfe ttiebe pacticuïiecïötft toecö göetto^ quot; quot;
saffie / PactiCKïtectïjtft toebecom öecfïeïïet toecben. a©ant öiec en
^oS? ®Öeen cecöt bectoo?ben tegöens ben 3Ilutöeut öet a©et.
^toctt SÄ* ö® Contcacten öec göenec / öie fonöec cecöt öet ißöcft tttge^
«nf^^^ öeï^oïcftett/ nocö toace en cecöte Conittgöen
toant fuïcfte geen cecöt göeöaöt
^^tte rtpmi^^S^ te becbtnöen. ^^otötans öan toegen \'t geett fp öaec te
/nbsp;/ ïsatis/ boo? foo beeï fp baec boo? ctjtftecgetoo?^

\' «nfttö becbetect öebben / ftiïïenfp becbonben 5ön.

Het

fy a

-ocr page 404-

Uet v^fthiende Capit teL

Van Verbonden en vry willighe toe-fegginghen.

I.nbsp;Welcke openbare verdraghen cnovcr-een-
kominghen
zijn.

II.nbsp;Dclè werden verdeelt in verbonden, vry-
wiilige toe-feggingen, cn andere verdragen.

III.nbsp;Onderfcheydt tuflchen verbonden en
vry-willighe toe-feggingeii, en waer toe de
vry-wiihghe toe-feggingen verplichten.

IV.nbsp;Deverdeelinghe der Verbonden, welcke
Menippus gemaeckt heefr, wert verworpen.

V.nbsp;Af-deelinghe der Verbonden in fiileke,

. welekc het felfde ftellen met het recht der

nature, en van waer fulcks komt.

VI.nbsp;Enfulcke , Welcke daer yets by voegen,
welcke oft ghelijcke zijn.

VII.nbsp;Oft onghelijcke, welcke wederom ver-
deylt werden.

^jy.P®\' nach« recht der naturen geoor-
loft zijn de verbonden mee den ghenen , die
vreemt zij n van de ware Religie.

IX.nbsp;En datfe niet in\'t generael door deHc-
breeufche Wet verboden werden.

X.nbsp;Noch oock door de Chriftelijcke Wet.

X1. Opmerckinghea ontrent foodanigheveï*\'

bonden.

X 11. Dat alle Chriftenen verbonden zijn
verbondt te maken teghen de vyanden va»
Chriftendom.

XIII.nbsp;Wert met onderfcheydingeverkla«\'^\'
indien veele det Bondtgenooten Oorlog!?,
voeren, wien men voornamelijck huipe
doen,

XIV.nbsp;oft een verbondt kan ghehouden
den, flilfwijgende vernieuwt te zijn.\' ^

X V. oft de trouwloofe meyneedigheydt
d\'een partye d\'andere bevrijdt.

XVI.nbsp;Waer toe dat de Toefeggets veibof\'.
zijn, indiendetoe-fegginge wetdt,
fen ; daer ghehandelt werdt van de CaDO\'
fche toe-fegginghc.nbsp;. „ ,

XVII.nbsp;Werdt met onderfcheydt verkla«^
oft een toe-fegginghc, niet zijnde mi\'P.j,
fen , verbinde uyt wetcnfchap cn ftille-\'^il-
ghen. Daer van de Luftafiaenfchc toc^^
ginghe ghefproken werdt.

.tpianus öeeft tteberMöDm ettoöec-eett-ltominööett af-öf!
i Deelt ttt openöace Oft söemeen aengaettöe/ ettpacticultere JJ*
^ privé afcoo?iiett. €tttie öeefttrepuöïöcaue/ \'tgetttepn aett»
- - H/ ^«^rMaert/ ttiet0eïöc6fottimi0e nteptten/ öoo?
O^tc!
ett öepaltttgöe/ rtiaecöoo^öp-boeainsDeDanCjrempeïett: weicke g»®

fchiedt door vrede, \'thjelcftöeteecfte €jreittpen$f: Soo menighmael^
de Veldt-overften in den Oorloghe yets met malkanderen
verdraghen en ^^^

corderen,\'ttoeïcfeöettiöeebe €re«tpeïts. ©uWijcgueettgeittepn«
ö^agöett b^att beeftaet öp / öte ttteten fiotttten gefloten oft gemaecSt WJJ
ö^/ fottbecöwretötöesöoogöen/oftitttnöetren geöieötSJ toae«
btentet aïïeen becfcötïïett ban beCotttcacten bec pactSiere pnvé fc

ÏI.

tot lt;©o|ïogö fp^npten Eian / foo göefcöiebt bocö fuïcft bicfttoiibec
publpcQue becöjagöem ïl^ecöalben top oocft / na bat top ban öe nj^V^i

benen ©bec-een-ftomtngöen itt^tgöemeen genoecö göeöanöeit/«^
0ÖefP|often öebben / fuiïen top öaec eenigöe öingöen bp boegen / to?
tot befe uptfieecftenbe foo?te bec felfbec
beöoojen.nbsp;^ ^f-

we t göemeen amp;ett:e|fenbepubïttcgue©erö?agöen/ ftonnen ^^
iregentttbecbonben/b^ptoaiigöetoe-feggtngöen/ en anbere ber»»»\'
mfrenoftberöjagöen.

I.

L. twven\'
ihvum D,
tie fttUif,

-ocr page 405-

Ottbecfcöepïit tufTfößn becöonöen en toe-feööinsen / San men
V- ^ »öaer öïgt; te recöt / en toel ons leert / öat öet ©crBon*
/ toclcfee öoo? Betelban öe öooööfte macöt söefloten toeröen/ m
«Jtoelcfeen öet ©olcß félfs aen öen too?« lt;ï5oöts toerpltcöt toeröt/ fnöten
gf^tenöouöt\'tööeen ößfjgt;?oßentS. ^efe placöten öpöen i5omep=
«I «00? iïe Herauiten te gefcöteöen / öaer ßp ööeöoegöt 5önöe öe ?lt;tttr-
linS; toe-fesötngöe iS / öaer öe sene / toelcfie öan öe öooge
ïm öaec toe söeen Bebel en öeBBen / pets beloben / \'t toelcfi epgent^^
aK.öeöooööe^becigöepötaengaet. 3©p lefen
bpsaiuftius: De Raedt,
büv ^^^^ was, heeft befloten, dat gheen Verbondt konde gemaeckt werden
ftJJI\'^hare, en des Voicks bevel. Hieronymus, ConlngÖ ban ^p?aCUfen/

kßf/^i«slJecteIt/ öaööe ftcö met Hannibal beceentgöt: ntaec öaec nae
teJI^öPwae Carthago göefonöen/ omopöiebeceenlgtnge een becbonöt
Äiquot; effent 5^ecöalben\'t göeen öaec flaet bp seneca bejamp;aöecj icentr.

\'^che V 1 yeldt-overfte heeft een verbondt gemaeckt, fchijnt dat het Room-
IttOw u ^ \'t felfde ghemaeckt heeft, ende in het verbondt begrepen is: ^at

ttart ^ftaen toecöen ban öe ouöe ©elöt-obecflen / toelcbe öaec toe fpe^
toe^Jfoei öaööem IBaec in öen Coningöcöcben fiomtöet öen Contngö

^ ^ecbonöt te maecbem Euripides in Supplicibus, fepöt t

Adraftus zweeren moet» cn fluy ten foo quot;quot;t verbondt,

te verbinden \'t Volck, \'t welck anders niemandt kondt.

viüÄf t öeen ötec nae bolget / 5 25oec6 cap.20. u en bolgens* ser-

Watith ^^^etfe .®neidos, Obecöe toOO?öen; Sevataque firv» Trijafdtm:
^nbflönbsp;^^ Coningh belooft, fchijnt den gheheelen ftaet te beloven.

«eit ffiLSquot;quot;\'\'\' fullenöe met Turnus een bampbecötinge aengaen / eec^

*Jen eedOll?ecÖt met Latinus, fept Öp I Hy en voert Turnus niet in om

Coningh felfs

nietenbeet

leghen^oen, om dat diegheen machten heeft, daer de lt;

^OCÖ gelöcftöeHlagiflcaetBet®olcfe^^^
59«tfcü?\'\'^quot;^ecbinöt oocb een mtnöec-gbeöeelte öes ©olcfts niet öe
SenoneTï \'t toelcft gelöt boo? öe iiomepnen/ tegens öe
Gaiiea
öocho„;«antöet meefieöeelöeSBolcbS toas öpöen Dictator camiiius:
Ï^WnK^\'^l^^ï* toöfe / göelöffeGeiiius fepöt / en ban men met Bet
USaec öaer öe gene/ toelcbe öet cecöt öes ©olcbs
^ts toe SliP^quot;\' öBeen öat öet©olcb aengaet en toe-beöoo?t/
en wl®®en en beloben / laet ons eens Befien / toaec toe öie göeöou?
RöQöeïJS^ï\'«quot; 3ön. femanöt mocöte mogelöcb mepnen/ öat öe toe^

F^WtftSïlquot;^^ bolgljens \'tgöeentopöiec boben
S^\'^öteenffi-^^^^ eenComcact inbegcepents/ bec^

^^^eontrahÄtonbsp;toant öe gene/ toelcbe öanöeïen==

•\'^\'^aöecenöe pets Ban \'t fgne geeft / oft belooft/ öie toil tec anöec

-ocr page 406-

ytn^ya«? wewi^n ; «s^affmm OÖCH nae \'iöucgeeitjcacn xctme / i a?«»«^** ^
beloftett ban eens bjeemamp;m öaeöt ijectoetpt/ öe ôelafte nocDtanS/ ^^
öantoaeröetegüaöenenöoenseïöen/ öecpitclK en öeeötnöt tot öenif^\'
ceieft mfcßaöet

Meaippus, öelt;@9ef9nt Öan öen Contngö Antiochus, aen öe^^otrt^r
«en / foa Livius öecöaelt/ [^et öaec öp oocft oiodorus sicuius, mtrpf\'
gtit.^j öeeft öe becöonöen meec tot fön epgöen nut en ötenft / aïS «ae
regulen öec ftonfïe/ alfoo af-göeöMt / öatöp fepöe/ öaer toaren ôÇ
fooiten öer öeröonöen / toelcfte öe Coningen en ^teöen met öen anoet^\'ï
öengaen en opjecöten ; €en foo?te toasf/ ais öen göenen öie öoo? «©ojW»:
oöertoonnen toaren / a^etten toieröen boo?-^fcö?eöen / en toelcfte fgS
te öet ftonöt aen \'t goeöt-öuncften en öelieöen öan öen «©öertoinnec/
öeoöectoonnentïartöeöelïöen/ toat öem tot firajfe fauöe af-gôenoÇjL
toeröen te o^ötneren ; Be ttoeeöe toas / öaer öie in lt;©o?loge göelöe^ S
macöt toaren / te famen in een gelöcft öeröonöt tot ö?eöe en ö?ientfcö^

î V.

/Jb. 3-^.

en öefit öerftooit toa^ öoo? öen (©o?logö / fulcr toteröe / oftnae inö«^St
ban \'touöe recöt / oft nae öepöer partöen meejle öoo?öeel Bp-göeïgi
en berö?agöen: ^e öeröe foo?te toi«s / als öe gene
öie nopt öpanöen
ren gamp;etoeeiï/ te famen ficö beceenigöbe« tot öjienötfcöan / öoo?een b^J,
bonöt ban göefelfcöap en onbeclingöe befcöecmingöe / toelcfte maï®^quot;
beren göeen 3©etten fïelben / nocö ban öaerontftngöen.

mm top moeten öe becbeelinge toatnaufteucftjcftecen nettec ae«f,
len / öat top feggöen boo? eeciï/ öat fommigöe becbonben\'t felföe
necen /
\'t toelcft öet cecöt bec natuce meöe ö?engöt/ en anbece öte
toat öp boegöen. ©ecbonbenbanbeeecfie foo?te/ plegen niet al^^S
maecftt te toerben onber ©panöen/ öteupt öen lt;©o?logö fcöepöeit / n;^
toieröen in ouben tpöen öicfttoilS gemaecftt / en toaren eenigöee t^^^n

V.

L. uit. Tgt;
OlUgtis.

ban öet natuurlpcfte recöt/öat ban naturen eenige bloebt-bertoantfs
iStulTcöenben i^enfröen/ en bat öet baerom ongeoo?loft3P/ öat»
benjnöerenöelebtgöenoftöefcöabigöenfulle/ göelpcfefe eertpotsfS
öe^unöt-bloeöt/ alfoo meöe eenigöentpöt nae öe^unöt-bioeötöjj;
öeboofejeöenengöetooontenöeröupfiert toaSï fulcftsöat fpbooJfi
d, oo?loft öielöen te moo?öett / en te öerooben öe ®?eemöe/ fonöer öaetr^e
lt;©o?iogöaert te feggöen ; \'t toelcft
Epiphanius noemt scpht߻um,
w
.jfe en gebruyck. (i.) ^iec öanftomt be b?ienbelöcamp;e b?agöe bp j

rus : ZijE ghy oock Roovers ?nbsp;öaeC OÖec be Scholiaftes W^i^

quot;-------\' , _ . ...

-ocr page 407-

amp; * be tijben ban Tarquinitss tm l toerbe öet ^rwpiö-mben uk 4,.

imans eerelient. ^er m Somt oötfe bat tn\'t ^oom^
ftïtó«^nö«quot; meteeniöö mm nocö b^tenbtfcöap/ «ötö toaerbe
jilSfquot; Öerberae / notö berbonbt ban bjienbtfcöap en toa^ / öat öe felf^
aSSÖeen ©panben jön fouben j maer
\'t göeen ban ben «omepnen
baiRööeftomentoas/ öet öare foube toeröen j en een IBenfcöe
ben .^quot;\'\'^Wn ban öaer göebangöen jönöe/ een ^ïabe foubetoer==
bÊttifquot; ïiöt öet feïfbe toeberom göefcöieben foube / tnöfen pemanbt ban
nftW^n onber öen-Somepnengöeraecbtei enbat oocfein foobanigen
eetS\'quot;^quot;^ toeber-Êeeringe tot öet föne bergunt toeröen. ^oo toaren

lOöirr^\'ïj^banCorcyren, bOO?Öe tÖöeUban bePeloponnefifchen lt;00?^

ben f/ï Jö^^» ©panöen ban bie ban getöenen / maer en öabben oocb met

Boch Inbsp;op rnucydiaes. ïgt;aiuinusfeptuan ooccnus: nycn wasuu»

^^\'lüoor Vrede, noch door Oorloghe bekent, ©an ÖierftOmt/ öat bp

ft?? 8öep?efen toerbt / opbe25arbarifcöe ©oïcben terooben/en
ïaï^öettooojbtM». bat nu eenbpanötbetepcfeent/ öaööe bp be oube
göeen anöer betepcfteniffe aïs een b?eembe oft uptïanöifcöe.
te E!Lquot;^lt;«foo3tebegröpe icft mebe bie berbonben/ boo? toeïcfte toerbt
fth^ö^ 0öeb?acöt / bat men ten toeber-sijöen recöt öeeft ban toaert^
^anft^^^^nbsp;recöt ban öanbeïingöe en ftoop^

Lih. ifl-

bae[ feïïtgeb^upcftt oocft Arco in fön bifcours tot ben Htöeen bp üvius,
^anbp^^Il^^^ / ïïatter göeen berfcöiï toas ban ^onbtgenootfcöW/maer
^eren / ?^5\'\'W9amp;«öanbeïingebanrecöt teboen/ en recöt toeöer tebo?^
%-bh,.L^^f^quot;/fatbe.ïBacebonifcöe^ïaben bpenonber öaer göeen
ben/i2st«ocDfcöupï-pïaetfeöebbenfoubenv ^efefoO^te ban hum-
bi^ ^^ lt;©riecften epgentïöcft met ben naem ban Eirene, en fïeï*
|att/f:J®ensspondaisj bjeöe tegöens berbonben/ göeïöcft men fien

aïsinbe3eöenbanAndroeidcsgt; ober ben bjeöe metbe
ï^ooveri^^\'quot;{quot;g- M C«far fept ban ben ioogöbuptfcöm ï De ftruyck-

gatitfci, P ouyten eens yders Stadts-grenfen ghefchieden , en hebbeft

^ »banfïi^tquot;»?^^quot;^^- ^aer bp ftomt öet göetupgeniffe ban Tacitus, ban
S\'^^ius hiï ^Mptfcöen/ en saxo, en eibers» tetfeïföe fcö?öft
^oicfeftt / ^quot;®.®P?röetten/ op öet 8 en lo 25oecft iEneidos,en ban anbere
1126oecft
Äneidos. Diodnrus sicdus bait be ^ojtuoüfen/

-^^Öfcöecnbsp;©ber-een-ftomingen/ toeïcfte pets toe-boen i

nature/ mvoft göeïöcft/ oftongöelöcftt 45elöcfte 5ön /

vr.

boen tot öet
toelc^
fte

-ocr page 408-

fee ten toebec-jpm al eben-eens bedelt 3ö«/ bteffcBtenbepbett
öeïöcfi en gemeen Ijottbett/ foaifocracestn Panegyricofpaeetfet: baetw\'^
beïjooaen befe tooo?ben ban virgiiius:

leeföen. Pompejus fept öp Lucanus, ban öetfeïfbe ©oïcfe öec Ipactliï^^^;

Alleen genaeckt my de Parthier in ghelijckheydt.] lt;©ngel9Cfee beCÖCrtt^/g
fepbt Demofthenes, tn be lt;©iatte ban be b?pbepbt bec ïlbobtets / öfltfi
betmöben moeten / toelcfee bare b?pf)ept Itef bebben / om batfe feet w
bp feomen aen be bien(lbaecbept 22»epbecIepfoo?ten ban becbonben
öengöemaetfetenaengegaen/ oftomb?eöetemaetfeen/ oftomefj^^
ebemeenfcbap en gefeïfcbap oft tompagnte te maetfeen. m eecfle n
te / nameïötfe/ öe gelötfee becbonben tot b?eöe fftetfeenöe/jijn/ öaer tJJ/
ottt ban öeóbebangben toebec los te göeben/ban göenomen goeöetjg
tn ban onbecïtngöe göecuflöepbt en becfeetfeectnge te öanbelen / pï^ft
bp een te feomen/ ban toelcfeeflutfe ötec naec onöec öe toeccfetngö^^^
pebolgöen ban ben ©ojiogö fal moeten göeöanbeït toecöen. ^^^la

löc^ om-gemeenfcöap en foctetept op-gecetötebecbonben/flcecfeen/»L

fnbsp;\' onöerltngen Ijoopöanbel/ oft tot göemeenfcÖ^P

gjefelfcöaptn eo?logöe/oft tot anöecen öingöen. ^egelöcfee^^®
göen öen ^oopöanöel betteffenöe / feonnen berftöepöen 5ön / te
bat ten toeber-sööen göeen tol göegeben toeröe / \'t toeïcfe in \'t ouoe f
bonbt tuffcöen ben ïSomepnen en Cartöaginienferen
begrepen ^
Qöenomen bat aen ben ^cö?öber / en 3©troeper betaelt toeröe / oft
ter göeen öoogöer betaelt toeröe / als öen tol tegen tooo^ötgöt^f/
een fefeeren tac göeflelt toeröe. 2l!lfoo meöe in be gemepnfcöap ö^nf^.
ïogöe/öatgöelöcfeeöulpeban^Kupteren/ ©oet-bolcfeen.;§c0e/f gt;
ööebaacöt toerben/ \'t5P tot allen (©o?logö /
\'t toeïcfe be «0riecbert^
tnachmn UOemeU: en
Thucydides berfelaert / Dat men de felfde ^yan^f quot;hW;
de felfde Vrienden heefr.
\'tï©elCfe men mebe Öp Livius biCfetoil-Sf

Oft alleen om^e ^cenfen cn iprontieren te befcöermen / oft tot een fgl^
imgöetoill^i^oalogöe/ of tegens fefeere©panöen/ oftikteglf^j
öotöS«25onötgenootenuptgenomen/ gelöcfein\'töfS
tufTcöenöeCartöagtnienfers ep jBaceöoniers/ öaer ban ^Py\'^oot
flaet: lt;©p toelcfeenbsp;- - - -----

TlutArch.
^mmtr.

berbonbt öulpe toe-gsjeiepoi: uejjoen tegöens alle ©nanoen / «/v^r fieU^
men Ptoiom^us. cen göelöcfeeöerbonötfean oocR /\'ais top Q^lZ^M\'
ben / tot anöere ötngen bienen / als öat öe een
göeen ip0?tenpft
ïen öebbe ontcent be gcenfen ban öen anöecen / öat ö\'een öeS anöf ^^git
becöanenntetenbefcöecme/ öatöpben©jgt;anbtban öen
anöeren y, ..

pasnocööooj-tocötbergwnne. Ct^teteen tempel öp Procopi^^

ficor.f.]

-ocr page 409-

t öotO fOö toßcöen ongöcUjCBi? öcioftm stjeoaen / oft
bS toaecbt® fle jjartöe/oft ban bte nitnfi bjaecbtö ts. ©an be bjaee^
JïQöflesöbe / aïsfoo pemanbt fiuïpe belooft / en geen toebecom en miiv
ft?/»?^öcootet;öulpebelooft: bieongßelötSsöttban be onbJaeubtglj-
Su\' Oft met becminbecingbe bes göebiebts /oft fonbec fooba^
tS^f\'^^^^nbecingbe. |©et becminbecingbe besgbebiebts / alS iti W
CÄ^^\'^bonbt bec Cactöagtnienfecen met ben ïtomepnen/ bat bte
fcfti S^F^öago niemanbt fouben beoorlogen / fonbec bebel ban
\'t Koonv

de\'-^^Wli. ©an bie töbt af/ foo Appianus fp?eeCßt: Soo gehoorfaem-
f«j.^®Carth3ginienfersnaer inhouden des verbondts den Romeynen. ^e*

ttoS öP-göeboegöt toecben beobec-göebingöe op conbitien/ upt-ge?
biS be felfbe in ficö Öeeft / niet een becminbecinge / maec obec-
bSquot;ööe ban öet gantfcöe göebiebt / ban toelcöe faecfie top op eenan^
dotlf^^fegöefpjofien öebben. ^ulcfi een becb?agö en accoojt noemt
innbsp;elbecs met ben naem ban becbonbt/ ais^\'^. Die van Teaten

\'^ie\'-ff hebben verkreghen dat verboodt met haer ghemaecktis, doch
des p ^\'\'ly ghelijckcn verbondt fouden ftaen, maer dac fy onder \'t gebiedt

^Ütth ^\'quot;^chen Volcks fouden ftaen. ^onbecbecmiubecingebesgebiebts
bciaftlr^^n / oft booi-bp en obec-gaenbe/ oft blöbenbe. ©oojbp gacn^
banfS^ön/aisbanfoubijete betalen / ban be a©allen aftetoecpen/
©ïti^ftVbtngfje plaetfen te beclaten / bat epfelaecs göegamp;eben toecben/
ï^a® fcöepen. 25löbenbe laflen 5ön / als ban öet göebiebt / en be
fpioK^Ptbeleefbelpcftteeecenenecfiennen/ toaec ban top elbecs göe==
bc. aengöetoefen öebben/ toat ftcacöt foobanigöen becbonbt öeb?
ben
SpIx\'^quot;^t naefl bp / bat bie gene boo? ©jtenben en ©panben geöou?
^mit r^ / toelcfte b^een oft b\'anbec bec pactpen toil: bat göeen öep?^
^\'^•ö^ren^\'ïfte met b\'een pactöelt;©o?logö öeeft/ boo?-tocöt boo? beS
i^éfem-\'^snben/ nocöbib?esenn0obtb?uftbecgunttoecbe: ban oocft
btngöen / bat niet göeoo?loft 5p op feecftere plaetfen jpojten
ÏP^Ö tep?legöers te boeren / geen meer fcöepen te öebben
^acrtS Sfembegöetal/ göeen ^tabt te boutoen / en een ^cöeep-
quot;otö^olbatentn eenigöe plaetfen aentenemen: bat
^et baniïiy^ 25onbt-genooten te bebecöten / be ©panben met toe-
^^tintc Äi^^Hf^teöelpen/ be göene bie ban anber toegöen ftomen/
^^aecftt/ ffiiquot;^ bat men be©etbonben/ teboo?en met anberen göe?
, enS\'®®^quot; * allen toelcften men Cjcempelen bp
Poiybms,
ï^nben ftan. :g^ocö foo plegöen ongöelpcfte becbonben
. quot;^nnen xïï / ^etben/ niet alleen tuffcöen be (©bertoinners/ en bte ober^

Öielt / maer oocft tuffcöen be göene bie
Squot;^9öemet maiSeren^nbsp;bie nopt in

batt öicfttoilS berfcöil / oftgöeoo?loft3P
öie bjeemtjön ban be toare ïJeligte:
»^»^fetn öet recöt öec nature geen !ttoöfTeltngöe en öeeft: 3©ant

f pnbsp;bat

VI II.

-ocr page 410-

,1. can tteugie toe ett täte* sitaaec uan ijet lt;i£)ooqeiöctie rec0i nH^i-w^ «y-
Brcr.s.w/puteei-t/ tipt öet tocttfèe öit toecfcPDecöanöelt toecöt / «iet alleen

(Cöeologanten/ [(€etoeten/ABtoninus, Caietanus ,Tolerus, WoUnagt;

defms, Maiderus.] maecootß eenißöe ifïetöts-ööeleecöe/onöer öeaquot;^»

ße^ljnOldradusenDecianus.nbsp;jr^

Eaet ons eerfl öefien öan öet ouöe lt;0oööelücfte recöt / öaec nae
top oocït öanöelen ban öet nieutoe^ ©oojöeaBetMofists ööeoo?ioTi| jj
toeefl met öen göenen / öie b?eemt ban öe i^eligie toaren /
öerboiwt ^^
te gaen / ban een öen anberen niette befcöabigöen. ^aecbani$f «^{^ j^t
Seu;
V\' P^ï \'t öecbont ban Jacob tttet labao: op öat icb nu ban Abimei^«

en fcggöe / öetoöl ntet göeöeel blaec en blöcbt / öat öP een SCfgoöep\'^
naec göetoeefl5p. €nöeöeeftöea©et/öoo
?Mofem^egöeben/ twUt
niet becanbect {€ot €cempel bienen be €gpptenaecs/ bie boen tev^^^
buptenttoöffeiscfßoben-bienaecstoacenjen nocötans toecbt
Beut 7 1. b?eenbecbobenbefelfbeboo?eengcoutoel teöouben. ^ocö ntoeteny
uptgöefToten toecben bie feben ©olcbecen / boo?
fententie ban
bectoefen/ ban toelcfee fententie beffcaeliten tot uptboecbecS «S^rt
neect toacen» a©ant als befe bp öace 3CfßObecöe bleben / en toepgue^ ^^
öet göebiebt bec ^Ifcaeliten ficö te onbectoecpen / toas Öaec becb^ ^p
feïfbe tc fparen oft berfcöoonen; ben toelcfeen oocfe boo? lt;0oöbelpf^
fïupt öe t$malefeiten bp-göeboegöt jpn. 5©oo? öea©et iS mebe öF^
loft / met ben «©nöepligöen oft ©?eemben ban be Religie / becbono» ^^^
maecfeen ban feoopöanbelingöe / en anbece öiecgöeïöcfee faecfe^/ fi^t^
gemepnen nut/ oft öienfl/ban ö\'een pactöe bienen t toant in öe J-jtt^
göebonöen toecöt / \'t toelcfe fulcfes becöinöect» €nöe öebben toP
^
j pelen öec becbonben / toelcfee David ensaiomon, metHiron

° ^ öec (€p?iecs/gemaecfet öebben j Cn moet toaec-genomen toecöe \'/oii
in öe öepli0öe^iflo?ie göefepbt toecbt / bat bit becbonbt ban^J\' «p^l
göemaecfet is / nae betoöföepbt bie öem lt;©obt göegöeben Ö^poe\'
ts toaec / batbe 3©etMofis bpfonbecljjcfebebeelt ben Sta^öt-U^^o«
teboen/ fönen naeflen lief te öebben: baec-en-boben/ bat ben J»
bpfonbecetoöfebanleef-tocöt/ oocfe ban maniecen èn^mgant»*
göefcö?eben/gualücfelöbett en toe-laten feonbe / een gemeenff quot;JJ: / oat
gancfe met alle be anbece IBenfcöen. iBaec baec upt en bolgötjj^g^nt^
öaec niet foube göeoo?loft5ön göetoeefl/ oft ben ©?eemben ^^M^jP^
fcöen goebt te boen/ ^ftöat fulcfes oocfe niet loffpcfe en P^ÖÄ? «pt W
toelcfee bec nae-göebolgöbe .iBeefleren guabe uptleggingöe jae«\'
floten öeeft: baec ban feomt öat
JuvenaUs ban öen Globen fepbt ♦

t; I

„«f V ööeenfinsiafligö/

c batmenbenonbefeenbenbeöoo?t ce neroöT»^quot;/nbsp;7ï.,vden

• toe beöoo?t oocfe \'t göeen radtus ban befelfbe fepbt: ßy hen ou«\'^

IX.

-ocr page 411-

^i^ouweftiiffinnieh, de barmhertigheydt vaerdigh en bereydt» tegens allen
\'quot;deren
een vyandelijcken haet. ^OOlßfetl töp ÖtCfeMSS til öelifiOJtetieS

l^teubjett (Ceflattietits/ öat ije »ett ntet eftetooon toacett mtt öen

d....................______________________

^ hadden met den ghenen , die in infettinghen van haer verfchi
,®ïtenbenban Antiochus, beftSulbigen be Sloben bp Diodorus : Dat fy al

AM J . 1« ... 1 1nbsp;* .nbsp;. . .. I_____... j^» Ir...»^*«*A*^

Jtenbjett (Cejïaments/ öat öe ^oöen ntet eöebjoon toaren ntet öen
®?eemöeltn0óen te eten / om te gaen / maeltööen te öouöen / beel
ttm-
JJ\'^tnem Apollonius Mofobertoeet bengioben; Dat fy niemandt onthn-
fificn, die van Godt een ander ghevoelen hadden, en dat fy
niet ghemeyns
ctihi^j-------- .. . ----- j:-nbsp;yerfchilden. ^e

onder alle Volcken in gheen ghefelfchap met den Vreemden fich bega-
frio?nbsp;^y ^^^^ anderen voor Vyanden hielden. CnbOlOÖt ban ben

\'Jiföen; Datfy met gheen andere Natie ghemeyne tafel ghebruycken , noch

fquot;eifden gheen goet en gunden. €n terjïonbt baer nae toerbt öen-ïup^

rJtOe-göefcb?ebenj haet teghens het menfchelijcke geflacht. CnbpPhi-
Va„^®^s,fepi!tTyan€nfisbanbegiOben: Sy hebben ghevonden eenwijfe
leven , foo wijdt verfcheyden van menfchelijcken omganck, dat fy felfs
^nderen gheen tafel ghemeyn hebben, battS/ met anöeren ntetetett
Si!*^* lt;®Öelöc6 oocft öoo?gaens bp Jofephus, öen Sloöen toeröt tegen-

»ue^Ojpenj Ben wijfe van leven, welcke met anderen gheen ghefellchap

ghemeynfchap houdt. iBaer öatfulcftS Öe mepnwgöe öer 31^et niet
Öiö««ftonsbcio?fön€rempel€D?Wgöefeert/ aisijp met g|e^
©eet ïteeft toater te ontfangen bän be ^amarltaenfcöe / bte
hSto allen boojgaensbe 3®etnautoeen fcßerponberötelt. Sla^f-^ïf^
bK «ïocft David, eertöbts bp be ©olcften b?eemt ban ßeligte / m tot-
JoS^nfcbuPi-piaetfe göefocöt/ en tó nergens baer ober beflr^t.^26p
öaer saiomon ben (Cempelmtoöet/ en bibbet / bat lt;©obtal^
CJ^S^cSberbjeember gßebeben totlbe berfioo?en/ toerben öem befe

fHoS ^^^\'^^-gSefCbjeben: Want wy en zijn niet van onmenfchehjcken ge-
^efth \' ^^^^ qualijck bewoghen den
Vreemden en Wtheemfchen. ©an

be moeten ttpt-gefloten toerben / ntet alleen be boben-genoem^

maeroocftbeAmmomten enMoabiten, ban toelcfte gne^

nie{r^^*11ïaet/Deut.23.^. Ghy en fult haren voorfpoet, noch hare belle

bjethS^\'^®quot;^ de daghen uwes levens. ;©oo?toelcfte tooojben beramp;oöen
^acrlA^^^\'^ïïöttï\'^nbantoelöaöigöepöt metöte©olcften te maecfteit/
bPi.^ ^^«^öt baer niet met eenen recöt ban €gt;o?logïie tegöens be felf-
^ebiSquot;,quot;^* ^ft immers/ \'ttoelcft öet göeboelen iS ban fomttttgöe
^aet;?/. ^^^^t öaer berboben göeen b?ebeban befelfbete berfoecften/
biebe öaer ban ben felfben aengöeboben/ niet tnogett
^^n ^
dS Simmers öet recöt ban be Ammoniten te beoorlogen/ toeröt
^^nbsp;€nöeöeeftoocft
Jephtha

^tbS?«*^^quot; t^ööens öaer niet aengöenomen / boo? öat öP eerft btlUjcfte

enberfocötöabbe j nocö oocft Da-
pat ÖP teboo?en boo? ftoare en grobe injurien göeberget en ge=
Si ^^ quot;OfÖ oberigö be b?agöe ban be göcmeenfcöap in ben

met ben göenen bie uan

toaren/ niet ongöeoojloft 5? göetoeetl/ blpcftt tjpt öet

-ocr page 412-

€)cempel ban Abraham, bie boo? lt;0o?ïo3b be gobloofe ^obomitett f^dP^
t^e felfbe beeft oocft beebont geöabt met
Efcoi m Aner : j^oo boetoot^
David met Achis ett Naas : Salomon met be CgpptenaetS ; Afa met^^^quot;
hadad.] €«be lefett bjp ttiet / bat in be ï©et Mofis pets genetalöf fe quot;fg
fett beranbett 5p. €nbe fien top bat tn befe mepnittgöe göetoeefi
Affamoneen, bieittbeîî^ettoelerbaren toatett/ en feec nautoertfcÖJJJ
onbecöielöen/ (i.) göelöcft blöcfet uptbe fo?göbulbigÖe onbetöoubtn^
ban ben .jSabbatö / toe-latenbe alleett be bloote befcöecminge fönS
fonbec anbec göeb?upcfe bau toapetten. €n befe öebben nocötans
3lacebemonietS / en met ben j^omepnen betbottbt göemaecfet / met m
(iemmittge bet ^?iefiecen/ e« bes 3©olcfeS : Slae öebben oocfe felfS
baeclöcfe göeoffect boo? öace toelbaect en beöoubeniffe, \'©ocö be bt W
bie öiec tegöen ïn-göeb?acöt toecben / öebben öace bpfonbece oo?faB*Jt

fiaen upt^öeb?ucftt / ban öem geöaet / en tot ongelucft beroo?beelt
eett / foo toas öet btipten allen ttoöffel ongeoo?looft / bec felfbec beftFJ,
mittgöe aente nemen/ oft öace aBapenen met bec felfbec te boegy^L
l|iec toe bienen be tooo?ben bes ^?opöetett tot lofaphat, batt bett Con*» ^

iftaelS: Sultghyalfoo den Goddoofen helpen, ende lief hebben,
eere haten? Om dies wille is over u den toorn des Heeren ontfteken.

a.Par. ip.z

S.Paï.

nccrcurttcur «-^ui U1C5 wmc la uvcr u ucn toorn acs neeren onnteKCii-

be ©?opöeet Micha, öem nu al te boo?ett be ottgöelucfeige uptfeomfie
be b00?fept. [^p befcöulbigöbe öem /
dat hy fodereyt en bondtfchap
de ghemaeckt met Achab, een godtloos en fchelmachtigh Menfche, feFjI^ji
fephus. Gratianus
Öeeft fönett (0om Valens gefcö?eben / als bie önïï\'^
öem becfocöt tegens be^tptöen:
Dat het niet geoorloft was gct\'el^chiP
Wapenen aen te gaen, met een die Godts vyandt was, feyt Zonaras.] ^^ (,,
attbec ^?OpÖeet fept tot Amafia : En het het heyr Ifraèls niet met u
want de Weere en
is niet met Ifraël,noch met allen kinderen Ephraiw. \'

bat fulcc niet feomt upt ben aecten natucebes ©ecbonts/maec «P^
göe bpfbttbece göefialte bes ^ecfoons/ blöcfet öiec upt / bat oo?^

fafte/ bat öP om ftoopöanbel Compagnie gemaecftt öabbe met ^t
ben Coningö gifcaels/op gelöcftec-toöfe ais
David en Salomon gemf
öabbenmetHiron, toelcfte top göefeptöebben/ bateenfbeelS ^a^LV
niet beficaft / anbec-beeis göep?efen 3ön. ïBant \'t göeen
baec werj §jt
göeboegöt / bat Ochozia gobtloofelöcft göeöanbeït öabbe / bat jno®* gi^

ï.Pataï.io.

»7. quot;

fön gantfcöe leben becfiaetTtoecbettToÄSs

quot;nbsp;a^:öelöcftbefeJ|ifio?iealfoobecftl^2^o0cß

ïe fön boo?nemett tegen toas :

tn \'t 25oeCft göettaemtOrdinantiën van Clemens, Iiklt;r. mp.jS.
bat toaec te nemen / bat be faecfte gualjjtftec flonbt met ben öenew ^^^^
fee ban
lacob afftomfligö5Önbe/ ben 45ûbt/ toelcften fp toel feen^quot;^^ ^^^
benbeclaten/ als met ben 3®töeemfcöen b?eembe©olcften.
ööens fbobanigöe af-balligöe /quot;toietben öace Sanbt-lupben gö^g jo-
boo?be$Pet/ toelcfte flaet Deut. 13.13. c\'ï^oet baet bp öet

-ocr page 413-

■-«•muh:} _______________

S^«öecepia«fe beficaft^^ Ö^^^^^nbsp;flelben op ben Cgp^^ Èrki.

«jacen/ baec bocö ^aiomon öeeft bjprgöeflaen met Cgppten ficö te^Re^.,.,.
gjaegöftöappen. ^aec bp ban bit nocö moet geboegöt toecben / bat
?^o?een onbec ben flaet becoube aBet/ öebben göeöabt uptb?ucfeelpc^ en c. 13 2
i^rSfwftenbanbictone/ itibienfp belletonbecöielben/ baecom fptecap.2z.24
^quot;Jttoobigööabben nae menfcöelöcfeeöulpeom tefien.
te fS^\'?®quot; mebe ntet toepnigö fpjeucfeen ban bec Ciobioofen gefelfcöap
ettX^toem iBaecbat jön toaecfcöoutoingöen ban boo?ficötigöepbtA
9U?S.^quot;,öB^amp;obenbec3©et: en bie felfbe becmaningen/ göelöcfe meefl
^oraie bingöen / öebben beele ej:ceptien.

be^^l^.^^f\'leringh. (i.) I^acen lof flaet in beChaldeeufcheTargum, ttt

»einSf?^» öec iBacöabeeti/inben 25?ief tot ben ^eb?een.^efec Cxem=
ïfoS^\'^ööenöe/ öebbenbeCö?iflelöcfee
»epfecsenConingöenbec^
öbeS%»naecfet met be gene / bie geen Cö?tflenen / oft tmmecs geen
tó^ eCösiflenenen toacen. Conflantinus,
metbe«6ottöenen©an^
met benEongobacben,- met beé^acacenen/

ieonbsp;5prancfeen/Sueben / ©anbalen/ Theodofius, Hononus,

benbsp;\' Bafilius, Ifaaaus Aflgelus, Palseologus ilet ben |BO?m/

Gaftus »quot;sen bani^ifpanien / Alphonfus Hifpalenfis, Ramirus, Aiphonfus
I»ecru,\'nbsp;ban Caflilien / Fcrdinandus, toe-geuaemt de Keyllghe,

^nnbsp;ban Leon. Alphonfus, be feec boo?ficöttgöe Coningft

hannisTquot;^^quot; j met ben (Sactacen/ Rudoiphus Habfpurgenfis. ^efiet lo-

/nbsp;\' ban t cecöt bec lt;0oalogöe bes 3^aus ban j^o^

, W^it^e ^aus Julius de tweede, Öeeft be (€:uctfeengeb?upcfet.]

^uangelö Öeeft in befen niets becanbect: ^ae tS x.
quot;l^ecgunfligöbenbecbonben / boo?toelcfeebegene/ toelc^ nacna f:
^öï\'iöSSquot; ^^ / op-göeöolpen toecben / om bat fpbe toel^ Jf \'^^rÄ:
^*etafïSl?öÖens alle IBenfcöen bp göegeben occafieen gelegentöept/
peöobSflJ/\'^^^^quot; öeeft / en lofiöcfe becfelaect / maec oocfe onbec be

öeeft. 3©antboo?öet ccempel ban
quot;^^onne laet opgaenobec soeben enguaben/
enboojfpnen regen

quot; ^nbsp;alle

fe\'f\'P-\' ] ^Ottitööts toccöm oocfe be becBonben Deftcaft om öet ge^
o?ecfe enfaute m gemoeöts / baet upt bte boo?t quamett: mfoo toecbt
2^ oef!raftbanben©?opöeet/ bat ö»» ficö metbe ^pliersf bei:8öefel^^ ïatai.is.
JJöapt/ en bie tot öwlpe genomen öabbe / lt;0ob toanttoutoenbe: \'t toelcfe ^^^
W Betoefen öabbe / als öP be bingöen / bie €5obe geöepligöt toacen / tot •\' •
«e^Pjiecs fonbt. jjBaec ts oocfe be felfbe Coningö feeflcaft / bat öPfö«
wcoutoen op be Hebicpn-meeflecs Öabbe göeftelt / en niet op lt;©obt.
Sjjen bolgöt ban upt befe ï|ilt;lo?ieniet meec/ bat in ficöfelben/ oft^;^\'^^^^-\'«-
JTOaens quaebt 5p / göefelfcöap en compagnie te mafeen / met fooba^ Jr^br. ad
oSaïjSbe^pjiecS toacen / als batöetboo?gaens en in öem felben nom.cf.i.
S^t jaebt te b?agen aen be iBebicön-meeflecS. 3©ant beele btn-

öaec felben niet guaebt 3önbe / nocö ongeoojloft / toecben boo?t u
Kyöebtgöefcöenbetenongeoo?loftgöemaecfet/ göelöcfe be tellingöe».sam.24.
S^lcfeS in
David, be tooningöe bec fcöatten in Ezcchia. ^00 toecbt op Jf
Squot;««beceplaetfebeficaft/ öetbectcoutoenbatfp flelben op benCgp- Edi.ji 1.
her?®t^en/ baec bocö ^aiomon öeeft bjprgöefiaen met Cgppten ficö te^Reg.j.i.
bfamp;ööfcöappen. ^aecbpbanbitnocö moet geboegöttoecben / bat

onbec ben ftaet becoube aBet/ öebben göeöabt uptb?ucfeelpc^ en c. 13 zo.
;?\\oeiaftenbanbict02ie/ itibienfp belletonbecöielben/ baecom fptecap.2z.24.

-ocr page 414-

f\' aHcfieptre Bébocrjtisöet/ toecbt ons öljeöobett geett foo?tcbatt mettfcÖJÏ
• ban onfe toeibaöen upt te fïuptem
Tertuiiian us fept feec toel i soo lang««

f rfp V^rKrtrcrhf»nfhpïr/^f no/\'HrTrijaiT n^-^c-

fc.l.c.}.

beginnen vervuicte werden \'t gheen tot Ozeaghefeyt was, dat gheen Volc^
was j is mijn Volck, en die gheen barmhertigheydt verkreghen hadde gt;

bcett

barmhertigheydt verkregen, het Volck, namelijck, foo beeft van doen afjquot;
Chrißus de Wet van Broederlijcke vriendelijckheydt tot allen üyt-gheftrc^J\'
niemandt uy tfluy tende in \'t ontfanghen , ghelijck oock niet in *t roepen.

Galat. Ö.I«. toelcfte moet öBenomen toecben met boo?amp;ebaubinge ban\'t onbecfcbcrj
bec tcappen / bat top allen toel boen/ bocö meefi/ bte iteltatonjS bectof»;
ten sgn» Sn be lt;©?btnanttenban ciemens lefen top: Wy moeten allen oe^
len van onfe werck en huJpe , maer alfoo , dat voornamelijck acht g^S^f,
werde op den Heyligen. De volkomen mildigheydt,fept Ambrofius,
nae gheloove, oorfaecke, plaetfe, tijdt, gerecommandeert, dat ghv eerft
beydt aen den Huys-genooten desgheloofs. 5^efen ÖÖelÖCft tS \'t ÖÖ^^n
ftoteles fepbt: Want het en is niet behoorlijck, dat men gheüicke forgs
ghen fa! voor den Vreemden, en voor den Vrienden, ^e gÖcmepUfsn^JL

pmöancft/ en öet eten met ben ööenen bie b?eemt 5ön ban be ßeltgi^
toecbt nietbecboben: oocft
felfs met ben ööenen/ toelcftec faecfte fluaWL
ftec flaet/en bieban ben cegelbec Cö^lflelöcfteleece af-toncften/en tfi:
met allecöanbe göemeenfcöap en omgancft becboben/ maec alleen J^u
göemeenfamen fonbec
noobt / bocö niet bie öace öope göeeft tot öa^\'^S
z.rhtffi. becbetecingöe. iBaeC \'t göeen Paulus fepbt; Treckt gheen jock met de;
»,Cor.6.i4. ghenen die van het gheloove vreemt zijn : want wat mede-deel heeft d^^uj;
rechtigheydt met de onphprprhriohpuHf.

Sylvef.verb
helium
9 Cmcl. 3.
Pd«
(\\md fafe
VilCt

ractacauyirernuie; en wateendrachtigheydt heeh Chriftus met Beua\'^. j|
wat deel heeft de gheloovighe met de ongheloovighe ? lt;©aet bengÖ^

aen/ bie tot bec aCfgoben-cï^ffec-tttaeltöben gingöen gafiecöeöonben/^
alfoo/ofafgobecöebeb?eben/ofttmmecsgaben eenfcöön
ban bieten
b^pben. .^ulcfts toöfenbe bolgenbe tooo?ben aen: Wat over-eeo-^^j

mingheifler tuffchen den Tempel Godts, en de Afgoden ? ^ttUbe

öet gljeneöp in ben eecften 25?iefaen be felfbeCo?intötecs fcöjöff vSy-

en kondt met deelachtigh zijn der tafel des Heeren, en den tafel der TW
velen. €n baec upt bat men niet ban felfs moet ftcö flellen onbec öft gj,
biebt bec onb?omen/ nocö met ben foobanigöen ©outoelncften aeng»^ ^
fean metcecötfulcft eenbefïuptniet göemaecftt toecben.
3©antjn
bepbe göeballen bectoont ftcö een meecbecgOebaec/ oft immecSm^f
becftoacigöepbt in \'t oeffenen ban be toace tóeligte. ^aec Bpfton\\t/ J^f

langötopltgöec 5iin / enoejnj^,
Z ü^outoelpcften be becftiefingöe b?pec / baec men be
©ecbonben
3. men moet nae göelegöentöepbt ban tpOen enbe plaetfen. JP^etJ^^rf
iLeï\'d}^^^ öet niet guaebt is ben lt;t^nöePligöen goebt te boen / fö^^fpau\'
oocft niet quaebt öace öitlpe en Bpflanbt te becfoecften/ göelötquot;

-ocr page 415-

quot;\'JS! / ett m ïlopmans ßulpe berfotfit 0eeft*
öeSbt ;nbsp;Söeert ttttoenöige nocD algfiemepne onöeöoojïijcfe^

tetnbsp;quot;Pt beómfianötööeöett 3öei)0?Deelten gefcöat^

«enSK^* 3Bantttîentoe-fteitttîûet/ tratrttet te groote bectttertsittfle
öenftoatfeen aenBjengßej tot toelcfeett epnbe bet

Uw\'spits-broerkond\'ick niet om goede reden welen»
Wetten fchelen wijdt, en ons gebruyck in defen.

Uïaetfen ge^

ptijfSS iquot;/ ^^ ^^Itöte betgoben enberCb?t(lenen/ enbarenS\'t^ .

îîiaeraïbîare öet oocb bat upt p
^^löcb« fnbsp;töbtïöcfee röcbbommeu en fcöatten groo=

ontboiiN bermeerberen/ foo moet men ficö nocötans baer ban
ïtiücvd^quot;Pt^n ben öoogöfiennoobt. ^n bjeïcbepïaetfe öeeft öet geen
^\'ghen k ft ööelötïte faecfie göefept öeeft
î Den genen, die met liften en i.
Itt».- . eitredenAthenienfers, en moet

fiaen niernbsp;» ghelijckwydoen van de Athenienf«

nulpeej/^quot;\'« maken , daermede, dat fy haer behoudeniffe foecken door
niet alleen der Griecken , maer oock der Barbaren en

Frod. tibA.
krie quot;^e-
ménfit ca^.S.

î^^âften L aïïeröanbe recöt en is niet göenaegö baer toe / om te
lt;ï)tb ^ \' \'t göeen men mepnt bat be aeïigie / inbien niet epgöent^
SÖenfSfSH^ï-ïecöt / nocötans bp göeboïgöen inbiretteïötb foube mo^
r\'^/bafW^^^ 5ön. a©ant men moeteer}lfoecftenöetröcöeberi|eme= Mmh.6.n

bes Cuangeïiums. Hettoaretetoenfcöen/

ont-
)ea

nedeX \'

r^P^nener^V^\'\'\'^quot;^^^quot; Chriften ^\'aem^ devervloeckceHeydenfche
r^h niet den „°quot;^®naen-neerat? want heten verfchilt niet, oft yemandt
^odt ve7r 1^quot;voeght, en in haer ghefelfchap begheeft. oft dat
R^^Wtbebfltt Al «^en Afgoden dient. 50p Arrianus binbt tttett bef^

\'•»t oeeÏÊ ia-i ^■^«^quot;^•^PUinge uess vîcuangeuumjî. si^ei wate iif weuivyw»/
n\'^ ^ïBüKr^^^^^^ï^oïcbenöebenfbaegöS ter öerten namen / be b?ö«
^eiïös quot;b^Bt^öÖ^ aenfp?abe ban Priico, eerttjbts mrts-bifftöop ban

j^^Y^roJus Simplex aïbus bermaent: Wie en foude fich niet(
quot;ede^i J Squot;y-liedcn begheert de vriendtfchap van Godts vyanden, (r.
en verder ■ quot;nbsp;. ^ - A

quot;onverbonden
^den Heydenen
^ye^aeckende
5 oan Alexander

fch

VoiucTrnbsp;• Dat fy groflijck mifhandelden , die den Barbari-

der Griecken teghens de Griecken, teghens de Rechten en Wet-

^Sdnbsp;^Cjrempeï tn Mancafa bp Nicetas ortbec be faet^

weicbenbeboïenis/ bat eïcb bes anbers Pônenfrwàteboeïen-\'C»/quot;\'

fnl*

xr.

-ocr page 416-

fulïen; geïijcft fuïcïts een pamp;ec boo? fön uacticuïtec aengaet / bat bet ajj
foo mebe aengaet be Boïcberen / boo? foo beeï f? boïcben / en ben Conmj
Qöen/ boo? foo beeï fp Coningöen 3Ön. 3©ant niet aïïeen een pberbow
ïiemfelben/ maer ooeft nae be aen-beboïen macöt öen op-göeïf?®^
Cö?it5o bienen moet^ iBaer fuïcbS en ftonnen be Coningöen en
niet boen/ tertoöïenbegobtïoofe^panbenmetgöebieïbtban biaÄV
töoeben/ten 3P batfp b\'een ben anberen te öuïpe ftomem Llt;;êtet opJJ^
flucft Marians, Aè.io. Paruta,/«^.^«. Bizarusj/i^-.r.ew/a] Cn\'t feïfbe en K»\'

niet göeboegöïöcft gefcöieben / ten 3p bat ten feïfben epnbe een berbon«j
toerbt op-ööerecöt t toeïcft berbonbt aï ban oubts gemaecftt is getp^^Jc
entotï^ooftenopperfïeban\'tfeïbigöe/ met gemepne toe-ftemmtne^
ljero?bent be Jlïoomfcöe läepfer. baerom foo moeten aïïe Cö?i(ïenen^gt;^JL

öat fp\'t feïföe niet en boen/ ten 3» batfp feïfs te öups boo? onbertni\'
beïöcften lt;©o?Iogö/ oft biergöeïöcfteongöeïegöentöepbt op-göeöquot;^^
toerben.

XIIr. j|etpïeegötoocftbicfttoiïSbefeb?agöeboo?tebaïïen/ inbienbeonjj^
öaneeninlt;©o?ïoge3ön/ ben toeïcften ban bepben öpönïpe boen faï/
met bepben in berbonbt is* 3^ier moet men boo? eerfl toeten \'tgeen ^£
te boo?en göefept öebben / batter geen berbinteniffeen geïbt tot onr^JJL
baerbigöelt;©o?ïogöen4 ^©aerombe göene/ toeïcfte onber ben JBonöty:^
noten een recötbaeröigbe faecfte öeeft/moet boo? anöeren geöoïpen
ben / inöien ÖP meteen 3©?eemben te boen öeeft» r^iet öier naer//;\'
eap.Jis. ^nbegöetroutoigöepötbanïenentoerbt göefepbt: ^quot;^^IcH

dien ick fal weten dat ghy yemandt rechtvaerdelijck wik aentatten, eno^.^
daer toe, \'t zy in\'t generael, oftparticulierlijck fal verfocht zijn » fal
mijn hulpe nae vermoghen bewijfen
.3 (©OCft inöienÖpte ÖOen Ö^ihj^
eenanöer25onötgöenoot: foo toont
Demofthenes in fön Oratie iJ^Jl p^
ban
M egaiopoien, bat be 2(itöenienfers beöoo?ben bpftant te boen a^\'
^elfeniersöare 25onbtgöenooten / tegöens be ïacebemonierS
öare 25onbtgöenooten / inbien bie eerfl aengöebangöen öabben/ ow-\'^^
lijcft en oberïafl te boen. Hgaer bit faï aïfoo toaer 5ön / ten 3P öat VLjt
befp?oftcn en beracco?beert 3P / bat öetniet faï geooiïoft 3ön tegenj ^
Ibpfianbt tefenben. 5ln öet berbonbt ban
Hanmbai metbeiBaceDom^^^,

mjb,i.6. toas begrepen : Wy fullea vyanden van vyanden zijn, uytgenomen de
ninghen. Steden, en Havenen , met welcke wy verbondt en

hebben, ^ocö inbien beSSoubtgöenooten om onrecötbaerbigöe
ften onber ben anberen (ïrpbigö toeröen / \'t toeïcft gefcöieben ß^y/JJifije
men ficö ban bepben beeïen ontöouï^n» ,;^oo toeröt göefept in be ^y\'^^.

EeUtrifCÖeOratiebanAriftides: Indien fy teghens anderen byft^ano ^
fochten, foude de faecke licht zijn ; maer indien d\'een
Bondt-ghen ^^^-jt
gens den anderen hulpe verfocht, dat fy niet wilden daer in gen\'eoget,
inghetoghen zijn.
Haerinöien öe ^onötgöenooten PöeromrecF

bigöe oo?r^ecamp;en lt;0o?ïoge boeren / foo men bepben ftan önïpe en

-ocr page 417-

bûm/tetoetmv met^olDaten/ oftnietgdôt/ DeïjooitmenfeDepöe te
Su^ SôeïiîcïîmenmetpecfoneleCreîtîteurert ïjanödt. jBaeettîtsien
X^ïecepftïjt to«öt îie tegeittoûo^bîgôepbt Uaii öen aôeuen / bte Belofte

göeöaen öeeft/ öteonöeplbaer ts / en ntet meer ais op een plaetfe toefen

ftebnbsp;^ hafhtoVsftrri irraigt; / migt;t ÏMigt;ïfftp» mert flÉt OUÖt?

Jenöfe

getantj

^Heent

niet fnbsp;[Mén moet den Vrienden byftandt doen tegens den Vyanden,

pi,. fS?nsdenVrienden,feptPtolomxus,tegenSblebanlStÖettenbp Ap- ^, ^ .

«eh«\'i!^®^\'gt;^f\'^aquot;enbergefantfcöappen.]|laeröterm
öeKF^®^0Öttoerben/namelöcft/ ten 5p bat öet jonger berbont boben «7.

ftnnSr öap baf er getoee^. Anöere onöerfcöepöen öefe öingen fcöerp=
göet ïs 5 { \'t göeen icft göefepöt öebbe / göelpcft als öet eenbouöi^

^5;|lfoo acöte icft öet meöe toaeracötigöer.
fbjiiófiJtomme 3önöe / moet men niet öouben öat öet berbonötflil^ X î v.

^^ieut3p/ anbers ais upt foc^ranigöe baben en öanöelin^
menmJÏr®quot;^^»^^«let ftonnen genomen nocö göebupbet toerben: toant
, InSP^\'^t nocö bermoebt niet licötelpcft nieutoe berbinteniffe»
bón\'t biiy^ eenpartije öet berbonbt geb?often öeeft / foo ftan beanbere x v.

^iegher Defchüldf van\'t verbondt ghebrokea te hebben , dragen niet rhKcydXu
quot;^e, vvtlX\' Weicke verlaten lijnde , fich by andeien begeven , maer die ge-
\'^ieten be ^^quot;^P® gt; die fy meteede belooft hadden te fcnden, met der daet
; ^n Op een anber plaetfe bp ben felfben: indien oock het

F^deti, dafu^®^ ^ dat verfproken M^as,d\'een of d\'ander parti) fóudeover-

S^eriiiïfî^fjerbondt foude ghebroken zijn. |ï0aer fulcfts fal aisöan
S^^^Qöt f giffil^?^ «^et toat anbers beracco?beert
3P : quot;t toelcft fomtpts
ï»Pbat mennietom alleröanöe oo?faftm ban\'t

gant öefSi^^^quot; ^^^ menigerlep floffe 3ön / ais ban berbonöen. X v l

feS; betfcöïUen inbe macöt öer ©erfoonen öiefe öoen oft maften,
.^laenïi, :\'\'«e toefeoainoften toerhsn thioi» httirrnm rtftemeenliiffe fîïîÉs

^0/nbsp;:3iiw«noeg0eoane toefeggtngöe ban öen Co-

tbenbsp;^^ 9oet göeftent / nocö toe-göeflaen toeröt/

^asene / öte öetoefeggingöe göeöaen öebben/ berüotóien ?ön/

ttf^QÖt;nbsp;toer ttoee öingöen göemeenlpcft gïje

quot;quot; quot;nbsp;quot; quot;ier

leï
î

ftp ùLi^^Pf^Stôe reöen/ öat öte boo? gae/ tMettoelcfeeamenöetonöt^ ,
gp^Jtbonöt öeeftj \'t toelcft beAcamaweß bp Poiybiustot anttooo?tgöe^
jw\'^te bau Sparta : ividedeieH4ü,ith.^.cap,si.} Cnbeöacr toe ötemoocft
S^?®oo?ötbanöen lloomfcfien»g5ermeef5er/ göegeben aen bte

-ocr page 418-

tot öet ööeen baer mocöt aen söeïegöen 3ön Aom bc fcöabe te bersoebetj/
oft om be faecfee toeberom te öerfieHen m ben flaet / baer tn bie toaSb^^
be tcefeggingöe / oft om öare Sicöaemen perfoon ober te göeben. ^
eerfte mepningöe fcöönt met öet ^Surgöerlijcfee ïïoomfcöe ïiecöt
tm te feomen: ^e ttoeebe fcöönt te acco?beren met be bitlöcfeöept / ö^ff
op flonben en bjongöenbe «öemepns-mannen
/ l. Livius, en
tn öet berfcöil ober öet
Caudmfche berb?agö: Beberbe isEboo?öet0y*g
b?iipcfe goebt göefeent: göeljjcfe geblefeen is upt be €icempelen ban tm
bermaerbetoe-feggingöenban
caudineneniNumantien. jBaerbatm.o^^
men boo? allen in acöt nemen/ batbe göene / bte öet opper fle göeWf,;
ïjeeft / in geenen beele geöouben/nocö berbonben is» a©ant Poithumi^

toelfepbe tot ben J^omepnen: Ghy en hebt den vyant niets toe-gefcyt; g^JJ
en hebt gheen Burgher-bevel ghegheven voor u te beloven : daerom f^
ghy noch met ons niets te doen, weJcken ghy gheen bevel ghegheven h^ |

noch met den Samniters, met den wekken ghy niet ghehandelt hebt.
fept oocfe be felfbe: Sonder bevel des voicks ontkenne ick, dat yets ka«/® ^
gefeyt en beveftight werden, daer aen het volck foude gehouden eii verho
den zijn.
€n bit ttiet min toel: Iffer yets waer in het volck kan verbofJjj
werden , foo kan
het aen alle dingen verbonden werden. ^00 eU toaS^L

öet ©olcfe niet berbonben / tot göeen baer aen göelegöen toaS teber^
ben / nocö om be faecfee toeberom te öerflellen in öaren ftaet: toant^Jj,

«n lt;©öefanten nae 0omen fenben / bie met ben aaebten öet
b?ebefouben öanbelen / opbatfpfelfs mocötenoo?beelen en toaeröeg.,
öoe beel öaer be beöoubeniffe ban öare öep?feracöt toaerbigö bja^» ^^
aj
öien ban öet 3Cccoo?t en ©erb?agö niet toare göeöouben / fooöa5?ii
mogöen feggöen /
\'t göeen veiiq us fepbt / bat ban öaer / en ban öie»j,,
S^umantien göefept 5P/ bat men be berb?efeingöe banbe openb^S^
blöcguetroutoe ban \'t göemeen / nietenbeöoo?be te berfoenen
IBans bloebt.
mtt meerber fcöön fean gefept toecben / bat aHe be

baten berbonben toaren. [lt;i§ooöielben bte ban Numantien, toiioe jj

öetoe-feggingöenietnaefeomen/ bat nten öaer öet göeöeel
pber-leberen //t toelcb boo?öie toe-fegginge beöouöen toaS»]
totffelncfefiilcfeSfouöebtllöcfestjn/ tnöienöegöene/ öie öetoe-ffyy
göe göeöaen öabben / op öare bebel/ enöe tn öaren naem geöaquot;fS{i^
ben/ gelöcfe top fien bat gefcöiebt is in
\'t öecö?agö / öat Hannibai t«^-^^

( I.) en öer fes öonöertlt;i5öfelaers öie fp öaer op-göeiepöt öaböfn
bo^n / (2.) foo mogen fp \'t öaer felben topten. a©eöecom/ ittöien
feggöersficö aengöegöeben en göeöouöen öebben / ais macöt fJit^tP
lipt öen naem ban t gemeen teöanöelen/ foo toaren fp geöouben em»; ^ ^jt
goeöinge öer fcöaöe/ öoo? beö?ogö beroo?faecfet. ^nöien fulcfe? quot;
blücfet / foo toaren fp becplicöt upt fecacöt öec öanbelingöe / wt g^fc

-ocr page 419-

Recht des Oorloghs en Vredes. 3 6 3 ♦

^Jöeitfitiigöc/ om Set feïfbe te boen ödöctt / en ban bjaerbeïjouben^

ö^n lammten becBonbengbebjeefï/ten bsarefp in pïaetfe ban\'t
bfl« öaer aen gfteïegijen bjas/ be fïraffe öabben upt-göebiiicbt* 3Bant
quot;ttnoelt;ï5öfeïaer^b3asberb?agöen/ batfp\'tmet ben
ïjm betalen fou^
S { tobten öet Berb?agöniet gljeöoaöen toerbe / oft tegöens ben
Ä bie be toe -feggingöe göebaen öabben / göeïijcïie firaife feefp joben
Shi sl ^^ ongïjetoifTe. IBaer bebingingöe ban flraffe op fuicber toilfe ge^
niTn ^ maecbt/bat bP aïbien öet toercb nietïiau boïb?acöt toeröen/

hftt ^fPne geboeïen / öat men oocïi fön ïeben ftracöteïöcït bonbe berbin^
tn Jßaer bp ons / bie top ban een anber geboeïen 5ön / öonbe icïi öat quot;
j^l^anigöetoe-feggingöe / boo? eerfi be goeberen boo? \'t geen baer aen pua^.
fX

en foo bie niet göenoegö en 5ijn/ boo?tS Öet ïicöaem totfla^ m^™».
tfi2H^^«^»«nflt!aeröepbt beröonben toerbt. Fabius Maximus, in ouben
üuen aï« ïttrtrth^-nbsp;«ïrt v»igt;rh»£iiTft ittjgt;f- hen lawanhm itgtnaccïit/

befels be ^oonfepbt bp Appianus: ^cft faï öe boo?naemfïe upt
!^erö2aïlf/^5®ï^^^«:ïi«renöatfpeöfeïaers 5ön/ totöat öet jBoïcftöet
iie/ bSS. ï\'^^fö^isfi^» ^e f o?tugöfen öebben berfïaen in geïpcfte fa^
göeuPtt \' i iSöenoegö toas öe lt;aöfeïaerS te ïatentot goet-binöen ban ben
oecöea\'quot;^^feinöanbenöabbe/
Mariana cap.i^. bie beobergöeïe-
toerben göeöouben öe fïraffe nae te göeben.
Poiybsus,

y tonhfgt;X7J«aerKen / tuffcöen een bïoot fupber toe feggpen / en t geen
i\'QötfaiJfifsefcöi inbienfuïcbsban beöoogötie macötbebracö^
r^icnmStl. ^ 3©ant öefe conöitie niet 5önbebolbaen (toant öecon-
Jptniet SW^^^^\'^^ïÖt^berbuït toerben) maecbt betoe-feggingöe
quot;^^^CartSS^^^ï\'^r^fÖtpaffet op öetoe-feggingöe ban Ludatius, aen^\'^ jt
quot;\'-quot;Jagijïienfecen. öa^j q^^^y js^t öet ©oïcb / om bat öet fon^ ^ gt;

znbsp;öer

-ocr page 420-

htt öaei\' öebeï 0öef£ötebt toas/ jjabbe beïftïaect baec ntet aen öB^öi^^\'J
tejifn; öecbalben baa? puölijcanen raebt toaS op een nteu een anbec bet\'
bontst fbemaecfet. lt;©aec nae flaet te öeften/ oft boben Ijet flHftoÖPL
oocft eesnffie anbece faetbe baec bpgbebomen jp: toant fonöec eentSr
anöere faecfte oft toeccft / fiet fitïftoüsen aUeen ööeen genoegb toaecfcyP\'
ne!i)cï5enae-camingbeban toiïlegbeeft/ abelijcft ftan berfïaen toero^J
upt bet gljeen top b^rboojen^fiefepbtbebben/ ban be berlattngb^

toeröen / foo fean men te recDt befïupten / bat bet toercft ban toaeramp;e
fecacöterftentsp : lt;6öe{ijcfe
cicero pro Baibo aentoijfi/ bat betoefen ^
j.iyb amp; \'tg^ggn Eietöteban Gades berb?agÖen
toas* ^ejSomepnenb^ort^n?!
f^; fiet fïtïftongben tegbens bie ban Carthago, beïangenbe fietberbjagÖ %
Afdruba] gbemaecftt. IBaer aengöefien bat
a®erb?agö ingefielt toa? ^L
emftennenöe oft ontfeggöenöe termen / batbe
Africanen ntet foubeni*^
menoberöeiSibter
iberus, ftonbeguaïöcft befïaen/ bat bet bïootetjJ*
f toögöen fouöe ftracDtigö gamp;enoegö 5ön / om toe-flemming0e en go»^\'
feenningbetebetoijfenbaneenanberSboen/ aengöefien baer gö^\'^rfi-
göen öaeöt opgöeboïgöttoas / ten toare öat tot eenigöer tööt öe ^^,,
canen, toüleuöe gaen oöer be iStbiere iber, banbenïSomepnen bJ^Ï;
beröoöen getoeefi fulcfts te boen/ en fp bat berbobt öabben geöooj^\'afvift
toant fulcft een baebt Öeeft ftracöt ban een baeöt bte pets fielt /enbe
niet binnen bepalen ban bloot af-flemmen / en niet goet-binben. ^Ze
inbien öet berb?agö ban Luftarius meer beelen öabbe geöabt / enöaJE,
bleecfte öat öe anöere öeelen ban\'t göemepne recöt af-toöcftenöe/ fy
tööt toaren ban ben iSomepnenonberöouben göetoeefï/ foo toare
toös ban bonöigö göenoegö göetoeefï / bat fp öet ©erb?agö to^\'^Sdt
en goebt göeftent öaööen. iiec fouöe nocö obertgö5ön toattefp2^%V
ban be Berbjagöen / toelcfte be J^ooftlieben en Welbaten
maecften /
ban öingöen öie tot öet opperfle göeöieöt beöoojen/ maer ban
ticuliere faecften / oft bie öaec toe-göelaten 5ön: maer baec bat? te ^
beien / fal göelegöenec plaetfe 3ön /
als top füllen göefeomen 50
i;nbsp;bingöen / bte in öen #o2l0gö booj-ballen.

-ocr page 421-

Hetfeßhiende Capittel

Van uytlegginghe oft duydinghc.

11. j®^.®\'\'eloficnvan buyteu verbinden.
Jij daer gheen andere nae-raminghen
den L woorden moetea verftaen wer-
eyghea fm, onder \'t volck ghe-

ljj«yckehjck.

j känftenbsp;\'f gliebruyck der

j^g^Rae-raminghenin ghebruyckko-

^^cndoorlt;Je_dobbelfinnigheydt der woor-
da^r\'i^^^\'quot; wederftrijdigheydt, oft

Vi\'^^Kkalsu.ytdeftore.
Vl\'i.^fewerckinge.

gheen te famen-ghevoeght is,

Vnbsp;ï 1 [ oorfpronck, oft plaetfe.

genbsp;toe mede gehoort dc nae-ramin-

^ Odnbsp;oorfaecke: Wanneer, en

tuyn, quot;^\'^\'cheydinghe der beteyckeniflê in

der beloften, in gunftelijc-
. gemen^hde, en in\'t mid-
ÏI. Ö\'^cnbeydenflaïnde.
quot;^^Ickennbsp;ontrent de daden der

fthcn Cn Coningen het onderfcheyt tuf-
^\'eneioKnbsp;ter goeder trouwe, en nae

^II. feydt van rectte.
feteeckVrrfy® onderfcheydinghen van

Vnbsp;geftpu j beloften , werden regu-
^ f. Ofr\'nbsp;tot uytlegginge.

oocifL ^Bontgenoo-
«nhoeyp*^ quot;«grepen zijn de toe-komende,
^\'\'\'^Ondf \' ghchandelt werdt van \'t

verftaen moet, dat

voele^fïquot;\'^^®

\' dat Carthago vry

houden

XVII.nbsp;Dat,het verbont meteen Koning ge-
maeckt, fichuytftreckt oock tot een Ko-
ningh die uyt lijn Rijck verdreven is.

XVIII.nbsp;Niet tot den ghenen die het Rijck
overvallen en ingenomen heeft.

XIX.nbsp;Wien men fchuldigh is het beloofde te
betalen, wekke beloott was den genen die\'t
eerft dede, indien\'t veele te ghelijck gedaen
hebben.

XX.nbsp;Een naeraminge die fich van felfs voor-
gheeft, oft ftreckt de faecke wijder uyt, en
wanneet fulcks gefchiedt.

XXI.nbsp;Daer mede gehandelt werdt van \'t be-
vel dat door yet anders fal volbracht wer-
den.

X XII. Oft bindet nauwer in: en dat oft uyt

tebreck van oorfpronckelijcke wille gt; welc-
e werdt uyt ongerijmtheydt afgenomen.

XXIII.nbsp;Wc op-houden van de eenighe re-
den.

XXIV.nbsp;Wt ontbreeckcn van floffe.

XXV.nbsp;(Waernemingeoverde naeft-verhaeï«
denaeramingen.)nbsp;■

XXVI.nbsp;Oft uyt tegenftrijdinghe van het op-
komende geval met de wille : \'t welck ghegt;
nomen werdt uyt het geen ongeoorloft is.

XXVII.nbsp;Wt al te fwaren laft, acht nemende
op de daedt*

jïjrvill. Wt andere teyckenen, als wan-
neer de ghedeelten van het fchrift teghens
malkanderen geftelt werden.

XXIX.nbsp;Wat regulen dat ter als dan waer ts
nemenzijn.

XXX.nbsp;Dat defchtift, daer twijffelinghe valt,

; tot vaftigheydt van iiet contiaiä niet noo-
digh is.

XXXI.nbsp;Dat de Contraaen der Coninghen
hare uytlegginge en düydinghe niet nemeiï
uyt de Roomfche Rechten.

XX XII. Werdt metonderfcheydinjghe ver-
klaert , oft men tneer moet letten op dc
woorden van den genen die de conditie aen-
neemt, oft die voorftaet en aenbiedt.

^ ifnbsp;^^ ïien mmn fcïfiS iiit Mooftfiecft / bte i.

\'tacettbaectoefii» öecfttotton

ftnbsp;^^öwben 5i)tt» In trouwe, fepbt Cicero, moet ghy dencken wat De offic.i.

^%fiettnbsp;quot; gheweeft, en niet wat ghy gefeydt hebt: S®aeC

■^quot;wetntowbtge bjewötnge tn öaee feïbennietftc9tbaeïen3ön/

3nbsp;m

-ocr page 422-

eirbat men toat fefeccsffleïlen moet / opbatöe UerönitentfTemettot rti^.^
en loope / tnöien een pöec öem feïUen fulcfeen ftn opbtcötenöe alS If ^L\'!
be / fiel) felben feonbe becloffen / foo beeft naecßet gbetupgbeuitfe
tiatuuiïücfee reben / begene / toelcfeen pets belooft is / recbt
om ben
lober te ötoingljen / tot bet göene / \'t toelcfee be recöte uptleggingfie »y^!/
be biengljt / toant anberfins en foube befaecfee
göeenuptfeomfiebino^w
\'t toelcfe in moraie bingöen boo? onitiogbelpcfe geöouben toerbt.
gijelöcfe öeeft
ifocrates, als ÖP ban be ®erb?agöen en Contracten
öanbelt öabbe / tegöens
Caijimachum göefepbt / in befen fin / en tofquot;;-

gJOpOOjï: Defe gemeyne Wer gebruycken wy alle-tijdt onder onsnbsp;jfJ

riiet alïeen be CJriecfeen / ttiaer oocfe be 25arbarifcöe oft bjeembe
feen/ göelöcfe be feïfbe een toepnigö te boo?en göefepbt öabbe. M^^r^t
Lii.u ötent mebe öet oube foimuïier ber berbonben bpLmus: sonderarcn^»

lift, endeghelijck defe dinghen hier te rechte verltaen zijn.
feggöen Op Num.30. batbe beloften aen C5obt göebaen/ moeten
bet en upt^göeïepbt toerben / göelpcfe göemeenlöcfe betooo?benaÖ^quot;quot;
men toerben.] ^e regöel-mate ban recöte uptleggingöe / is een beng^

ben / en anbere giffingöen oft nae-ramingen j toelcfee/ oft te fameH
göetnercfet toerben / oft pber op öem feïben.nbsp;.
lm

11, Snbicn baer geen naraminge ts bie ons tot pet anbers ïepbe / foquot; 5L

In wiens believen ftaet het Recht en Wet van fpreecken.

[Procopius fepbt toeï J De langhe tijdt en pleeght de woorden ni^^^fgifs
houden by dien fin, daer in fy eerft ghegheven zijn : want de ^^^^^^^
werden gekeert werwaerts de menfchen willen ; niet vragende nae \'jjjj^rl
den en namen , welcke die faken in aenvanck ghegheven zijn.] ^^^f^fUtj
bte ban Locrèn eenfotte uptbïucöt boo? öare mepneebigöept geö?quot;?^ 011
ais fp belooft öebbenbe öet^erbjagöte füllen öouben/ fooiangge^^
befe ^erbe (faen/ en be 3|oofben op öare fcöouberen b?agen fouben tv ,
ben be aerbe / bie fp tn öare fcöoenen göebaen / en be öoofben b^ »5/
tocfe / toeïcfee fpop öaren fcöouberen göefet öabben / toecö öÖ^^Sett
als oft fp boo? bat tnibbel öaer ban ben banbt bes eebts öabben j^/
cntlebigöen / toelcfeel|ilïo?ie fiaet bp
Polybius, [la. 12. quot;^utwl^mti
bat bte ban Baeotien, belooft Öebbenbe be^tabt toeber te gebeiy y^tt/
bie niet flaenbe / ittaer om-göefeeert en upt-göeroept toeber göegj^ß^/

Thucydides, i.i. Cn Mahumeth Sultan Eubxen mgÖenomett ïjeeft

ben genen bienöp Belooft öabbe/ bat öP fön ^ooft beöouben fo»
bebolen mibben boo? te öoutoen.] Cn 5ön ban göelöcfee »quot;epn^sw^ ^^
«enige Cjcempelen bp
Poiysnus, toelcfee niet noobioö Spn
fcO?|jWom
batfe geen flröbt en öeböen. .fiBetfulcfee bebjieget^eu ^^^^^

-ocr page 423-

lt;^icero te wtBt sïjefspöt / bat be mepneebtsöepbt toerftoaett / ttiaec itfet
ïiutgaen / nocb toecB söenomen bjerbt,nbsp;^ ^ ,.., ^^^,

Jl^aec tn be bunfi-toooiben / bte \'t göemeen ©oïcït natilijcbJ berftart/
bioet men bebecbïacingöe bec göenec gbebjupcben/ bte iii pbec bunite
ftbacen
i göebjcb aïs bjat H^aiejïept/ toat ©abec-móo?t sP / toelP
®e btngöen be^eeftecsban Rhetonca bjengen
t$t ben ftaet ban bepaiin^
SÖe. a©ant öet is toaec\'tgeen Ckero fepbt/ Academmmmpmm; DeDia-

en Reden-kavelaers cn hebben gheen woorden die men in \'t ghemeen
S^ebruyckt: fy ghebruycken hare eygen termen , en fulcks is vaft allen min-
den ghemeyn. [Auguftinus in Rhetoricis j göeïötöbeeïnieutoebingen ge^
ijoemttoecben/ foobatibeni^anbttoeccbec/ aïS
3©ïS-bonflenaecs en
ptlofopöen; moeten top bie tooojben nemen/ niet foo feec nae tgt£^
^^««öÖbegöeb?upcbbecgöetooonte/ aïs toeï nae göeïegentöept banjet
ö^obt.] 2Clfo/ Dp aïbienin\'tbecbjagö gef^jobenjp ban een öeplbcacöt/

afïen.

Squot;^becs / en oat met eeu cenjvfiyaf\'^quot; ^«Pè-^-t^üywnbsp;C^Z^^l]::

Sl^b naebe macöt bec bpanben fcöatten «« af-nemen itioet / toat boo?
^^^ntgöteentconiJeneen
^ep? bcacötmaetben. cicero noemt een iiep?

n L

pmsdix.6.

S^t/ obec töien bupfent3©oetbnecöten/ en ttoee
S^öe Livius fieït in acöt bupfent ben fcöön ban een cecötfcöapen lep?-
J». (©pgöeïncbe toöfe faï men mebe ceecïteninge moeten maecben
Sien^cKAlote. 2Blfoo^-.e.ensio

S%boo?eentöbtbesbpanbtsl^ep3bcacïjttoeecenen uytfluytenjan,

jjervius op \'t 125oecb iEneidos, fepbt / bat ftomt ban Amo, toeecen
aläsöponjs
Slot ban fluyten. ben ij^^mmmm^l
toefiupten boo? inb^eucft / om bat ban baet be bpanben afgefteect
quot;TOtnbecttoecben/fepbtöp.]nbsp;. ^ /^fi-

t\'fS^-ïamingenmoet men te öuïpe nemen / toanneec be toooiben/oft
j\'J»ben»binbingöe bec tooo?ben / beeibecïepbetepcftentf^e bonnen ßeb^
öeeft men mebe benae-tamingen noobigö / toanneec tn ben
C?agenfcöönban toebecftcöbtgïiepöt gebonben toept : toant ban
bSS^ngiffingenen camingenfoecften / toeïcften\'teen beeï metöetan^
inhlt;5quot;^*^-«enentoteenfletnmigöeptb?engen / fo\'t mogeUjcft is: toant
getoiffe toebecficnbigöepbt baectn is/ faï \'tgeen öen Contcaöen-
WffS^^Öaegötöeeft/ Öet eecfle ftcacöteïoos ttïaecften: 3©ant nie^
«quot;otftan oï» eenen töbt tegenfïtijöige bingen getoiït öebben /

L. z.\'D.di
hts quinuu
infamiai
Lth.i.caf.i.

ÏV.-

Wmt nie-
en öe na^

ture

-ocr page 424-

tut? e« aert öer bjeccfttngen bte aen be toiïle bangen/tSfuïcBS/ batböJJ
eene baebt ber toiïïe baec ban featiafgbeftöepben toecben/ \'t jp ten beeif/
als in be / en een (Cetïament / oft te famen en gbeïijcbelijcb / aïS
Contractenen ©erbiagem Cnbe in foobanige gebaïïen bebtoingDt
be bïiicbeïijcïtebupfterbeiïbtber tooonben / om onfen toebincßt te netn^J
tot be giffingen en nae-rantingben, fomtoöïen oocft 5ijn be gifïinöPquot;
foo ftlaer en bltjcfteltjcft / batfe ficD ban felfs meiben en boo?-boett / oof»
tegens be gebjupcfteïijcfte betepcfteniffe ber tooo?ben. ^e plaetfen / ttr
toeïcfte benae-ramingen ban ben totlle genomen toerben/ jijn be booj;
naemfleitptbeflofTen/ uptbe toercftingen/ uptbebp-ggeboegDbe ötquot;\'
öÖen,

V.t be floffe oft materie x tCls öet tooo?bt Dagh, inbien befianbt pjj
L fi mn D. .^gteu is boo? bcrtigö bagöen / moet fulcfts niet ban nataurlncfte bagf j
«quot;t tïïaerbaiif25urgerlijcftebagïienberfïaentoerben: 3®ant fulcfts P^^Z

co ibe materie. [TsimUmméPHtUcitk: Wt deftoffe des Wöordts moet
TOäje/w. de reden ftieren en beieyden. 3|et felfbe fepbt Öp OOCft fnquot;t bö^^
lt;©pfïanbittgöecö?ifli0 ^ïfoo toerbt öet tooojbt fchencken göenoflj^
boo? acco?berett / nae beöoebanigöepbt ber öanbelinge. Snfgelöcft^^
tooo?bt wapenen toerbt foititoijlen genomen boo? lt;©o?logöS-infïrun^#
ten en göetoeer/ fomtpbts betepcftent öet göetoapenbe Welbaten j m®*
ban nae be materie is / nu bus / ban foo uptgelepbt toerben. ^oo t^
bie belooft öeeft menfcöen toeberom te gïjeben / moet ïebenbe / en uWïl
öoobeleberen/ contrarie\'tgïjeen be piat
^enfers boo? caviiiatie en ontW;
felinge beben
t Cn bie belafi toaren Ißt f fer getoeer af te leggen / bft

gm D. de Ie-

b?eembt toare. 3©ant in eeii tooo?öt bat buöbelfinnigö iS /

upttocöt upt be .j^abt / moet berftaen toerben mebe bat öet toecfr-JJ^
ffenbjp
JP en bepïigö/ tegöen \'t göeen Alexander bebe. Cn öet plf^^\'t
öer#:ö^en in bebepïinge/ moet berftaen toerben\'t öaltee getal tf^
geöeeïe / nietboo?-göe5aegöbe ^cöepen / contrarie öet geen be
nen beben met Antiochus. ©an anbere biergelöcfte bingen moet men »\'i-
gelijcfte topfe oo?beelen.nbsp;^

VI. mt be b?ucöt oft toercftinge baer in öetboo?naemfte iS / Pj,^
£i-lt;.Kiwlt;.-tooo?öt nae öet gemeen geb?upcft en berftanbt genomen ^iinbe/ eWL
/ trÏT ^^quot;^Öt oft toercftingöenae ficö ftepen foube / bie ban reben en beff®

gm^ Wtootnhf tiinro ^laati«- in Vi^riD^ih«\'nbsp;/ »mUi^

gibus.

aennemen bie betepcftenife / bte fonber faute oft geö?ecft iS. ^^^Kji?
be beufeïinge ban
Bafiiides niet ftonbe aen te nemen/ bie beïooft
ThucydA. Upt öet Bxotifehe lanbt te treeften / ontftenbe bat öet Baot.fch lanbt
baer fön l^epjftracöt op lagö / ais oft bat
toO0?bt te berftaen bjaef/
ban beoube Sanbt-palen / maer ban een «©o?logOfcöe innemin^^quot;g«i/
ftttingöe/ \'t toelcft be mepningöe Jönbe/foo toare öet ©erb?a0ïïiquot;\'
en ban niet göetoeeft.nbsp;^^p

VIT ï^ingöen bie te famen göeboegöt 5ön / bie 5iJrt foobanigö ttg»J
\' fp?oncft /oft oocft boo? plaetfe. Auguttmus öeeft toel göefept teg^^ jp^

-ocr page 425-

cap.4. Sy picken eenighe ftucxkens isyt van de Schrifture, daer
Voo onervarene moghen bedrieghen , niet voegende te famen \'t geen
Sch^quot;^quot; quot;^er ghefchreven ftaet, uyt
Moeleken de willeen het voornemen des
werden. Tï^OO? 0£!?fp?0ntft 50« tC famgH ÖÖ^^

bS.nbsp;bje» upt ben felfben bJtlle Uoojt-ftoraen/ al t|ï

böBr een anbec plaetfe/ en bp anbece ööeleßöentßepbt gefpioften 5ön/

ontffaet/ alfoo tnttopffelinge
liS? ^«tbt/ öat be toille met ftcß felfs acco?ïnbsp;quot; \'

^HDf.- ...........— W acco?öecenöe 5P gßetoeell.

Men^, tSDeen Dp Homerus göefept toas / enbefpjoßen tufcfien Paris en
batöenobectolnnec
Helena te öeel toecöen fouöe/ moefî upt
WfSy^^^^\'fft\'ûbecftaen toecöen / en upt-gßelepbt/ öatbleeecfïöe
Hui: L^^\'^bîtnnec toas/ öle öen anöecen öooöen enomö?engöen fouöe*

plutäreh.

\'farchuî

min Söeeft ceöen öaec ban: De Rechters voeghen fich tot het gheen
is, achter-latende \'t gheen duyfter is.

bewr?ï\'eötngen/toelcfeeootftöoo?plaetfetefamengeboegt5ön/öeeft vin.
ftÖeSiJQemfle fecatöt öe ceöen ban be 3©et / toelcfee beele niet en etiöec=
bjöer 1.« r®« \'ïen fin öec
Wet / öaec öet een ban öe meccfe-tepcfienen is/
ftcarUTt top öen fin öec WU nae-fpo?en. (lO 5©ccö fo is öefe öe alöec-
be toij®^^ fnöec öe nae-camingöen / bp alöien fefeecUjcfe ölpcfte / öat

Everk, in h-
cs h r.onjan-
Sis dastum
Ug.

ï^etfo2lïquot;Pt-göeb?ebenöeeft/bie toelcfie toettelöcfie m
enig/^yf göenaemt/ban alle faecfien bes göenen/bie iu
mzt / hLfü ^ï^nfie ban öet göemepne befte ban öups iS / als bp-na een
JJtoeïS^/^ubflitupteningöeJlelöe in eensanöecsïïecöt; oftöat
HSet / öutoec/ oft 25outoman/ oft öie onöec utoe befcöecmingöe
^^ïiieuwiftnbsp;oft pbec toie ÖP5P/ öte öat getoelöt/

t» ^ochfnft™®^ op utoe becfoecft/en in utoen naem geöaen öeeft.] » _
Sabbertnbsp;/ öat beele tooo?ben ttteec betepcfieniffen i

^ toübcr-nbsp;toatnautoec tngöetogöen / b\'anbec toat cupmec

ïie naeSfnbsp;♦ \'t toelcfe upt beele oo?faecfien boo?t-fiomt/ \'t 5P

tooûJhÏÏ u ts^ntftöe göeflacöteeen foo?te alleen aenöangöetj oft
rPbenomK°^»*quot;®«ïötftengenacöte/ öaec gemepne tooo?öen boo?
m^ÓetgSSquot;/oocfetotnbsp;göeb?upcfit toecben^ oft

Älh. V^^rfp?aecfee : alSöettooü?bt doodt,
^^^fHetoat^Äslfet^^^^^^ bucgöecipcfe boobt / öaecöetbpöen

SCaanbsp;ever-

^öegÄ^önptenceöen/ upt ficacötban öace b?pöept/1toelcfigöe^
becbinteniffe te becoo?faecfien. Sn fulcfiec boegöen fal een
bouffiïSï^e en lt;0eftöencfi ten öoutoelöcft/ ficacöteloos 5ön/ tnbten öet
[ Veri?^® öÖeen boo?tgancfi göeöabt öeeft.

( I*) Cicero pro A. cmm : ^n Öefe foo?te en is göeen
ftootm rsfb Ofttopfe ban cecöt alleen/oft mp utoe fJ^ebelöebbec af-ge^

\' \' . - -.....- - - ï^olmacöttgeen

in ^taliën niet

-ocr page 426-

3 70nbsp;Het tweede Boeck, van het

[Vermeerderinsh. (i.) ^«t Guicciardin, B.ilt;r. ïtaec
Dan \'t ©ecbjagö bait caroius v. öctangïienttc \'t^^mosDbom ^

mm moet ootfe teaec gSettomeit toeröett / öat öe ufltö^^\'^

K.

ref.ij fjepben. €iunfteUjcfe 3ön / öte ttt ftcö öe btïïijcfeöepöt öeüöen /
gemeenett Beften ftrecfeen / toelcfee / öoefe gcootei: ts / en toööeniw
bjepöet/ öoe öe gunfte ban\'t beïooföe gcooter en meecöec fS; ai^ïijflofl;
göen / öie tot b?eöe firecfeen/ meer aengenaem 5ön/ als bie tot
en ban lt;©o?logö tot befcöermingöe aengöenomen / meer alS ow ^ft
oojfaecfeen. Igatelöcfee beloften sön / toelcfeen ö\'eene partöe a^Jf\'itt^^
meer als ö\'anöere beftoaren / en öie in ficö lieaffe begröpen / en
göe babenferacöteloosmaecfeen/ en
bie ban öeboojigetoatberanu^

tnbten baer pet göemengöet 5P / als^ bat toel be boo?igöe öw^t ^^
bert / maer om b?eöens toille / öat felföe fal nae öe grootöept »^LJ^pfl^

XI

ttarftrengigöepöt ban JSecöten göefeeurt toeröen / böo? foo beer^^\'^f^t
ge upt öe ïSoomfcöe ïSecöten fön oo?fp?oncb öeeft/ beöoo?t totpet *
ber ©olcfeeren niet. 5^ocö öet fean nocö in feecfeeren fin
öaer toe
fet toeröen j als / namelöcfe / inöien in eenigöe Hanöen eeniööe
lingöen een göemeene göebaente öebben / boo? foo beel be felfbe nw^
anbert en is / men berfiae bat be felfbe in foobanigöe baebt
3P ».Sb iP
anbere toercfeingöen/ bie tn öaer felben onbepaeltjün/ ÖoeöJWt.
fcöencfeinge / en miltöabige belofte/ meec op be tooojben geflaen ^
X11 \'©it nu alfoo geflelt 3önbe/ moet men befe regulen toaer nemen -
Gi. in Lnon meu iu bclofteu / bie niet öatelpcfe 5ön / be tooo?ben moet net^n® ^t
pffHnt D. gantfcöe epgöenfcöap ban öet göemeen göeb?upcfe onber
be wu^ j,«
4e
kgém. jj^ggj gjjj Ögtepcfeeningöe öebben / in be göene bte fi^^^tm
uptftrecfet / öoebanigö iss / bat öet mannelgcfe tooo?bt gebupöf ^ y^o?
ais bepbe IBannen en ©joutoen göemepn/ \'t
göeen onbepaeiti^^^j^iie
gantfcö alsöemeen ttianier ban fp?eecfeen bie \'t alles begrppt» J^cfi^^

^^rt: -mƒ toOO?ben / waer van yemandt af-ghedreven is, fulleU fiCÖ mebe

qm po em- gerflellingöe ban ben göenen/ bie 000? b?eefe becboben i^ totj^i\' pic
X. te göenaecfeen; toant öet tooo?öt cupm genomen jünbe/ ipeW
uptleggingöe / göelöcfe
cicero te cecöteboo? a. csdna öifpn^JL
faecfeen öie gunftelijcfeec 3ön/inöien be göene bte fp?eecfet/ W^f^^iti
flaet/ oftbenïSaebtban üSecötS-gljeleecbegöebjupcfet/ moet^öfj
tooo2ben cupmec nemen / foo batfe oocfe be betepcfeeniffe bec «uin jjjf/
bie 3®et göeeft / tttebe tn ficö begcüpen. ^ocö tot gantfcö on«\'{
fee betepcfeentffen moet men fön toeblucöt niet nemen / ten toac^
becs eenigöe ongöecpmtöepbt / oft onnuttigöepbt ban \'t ©f Jj^y ƒ J
Bpt bolgöen foube» Ci^iet een oÈyempel/ mUHmvtrumc.dtji^\'f\'^^itquot;.

-ocr page 427-

offittSÖt/ moeten oöenonien bjeröen/tnöïen fultfesnooöisö 5Potii te rtraltV;
öK^nnbsp;oft onserijmtfiepöt: .ïBaec itiöien öaec fooöant^ co„Jb.gi:f.

tipjiyoöthjetiötgfiepöt ntet eit ts / maecfeenöacebtflöffeöept en nuttig^ quot;.uj.
öet H? ö^t in-ötnöen öec öJOO?öen / faï men Dïööen moeten ötnnen öe aï?
tett Jl^^^païen öan epgenfcfiaiJ / ten 5p öe omfianötgöeöen anöecs ïee^
tttpL^nöateïijcftefaftentoecötaltetnetsooÊö öjeïeen ftgiuicïöcïïe ma?
fcftptt fP?eecften toe-gDeïaten / om öen ïafï te ontgaen. ^ecfialöen in
ïioeïï fi^SÖe/ en öecïatingge öan fijn epgöen cecöt/ pïegen öe tooojöen/
ïiinS öatfe genecaeïen aïg jemeen 3ön / ingöeöoitöen te öjecöen tot öie
W/^n/ toantoeïcSetoaecfcöönelötfegöeöacöt isgetooiöen. €nöein
?e(ft\\?J\'?teöan faeclien faï fomöJöïen becflaen toecben / öat fuïcbs öan
beil \'l*quot;quot;SÖenomen / baec banöotje is / bat men öet fal bonnen öeöou=
betk^^^\'öo be önïpe en bpflant öie alleen ban b\'een sööe belooft is/ toeet
buij^gj^attmn fcöulbigö iS te boen / totboflen ban öen göenen / öie öe

een becmaect becfcötl/ oft onöec ben naem öec 25onötgenooten X ii i
^aer begcepen 3ön / öie ten tööe/ aïs \'t becbonbt göemaecbt toecbe/
niae^ toacen/ oft oocb betoe-bomenbe,- göeïötb in öet becbonbt göe^
«©oJ^ttttffcöenöetïSoomfcöeboïcben beCactöagtnienfecs/ naec öet

Vj^bg®om^iciïien: DeBondtghenooten van beyde Volcken, fullen

Volcken aen M^\'eder-zijden verfeeckert en onghemolefteertzijn.

vPf befïoten be j^omepnen/ aï toace öet fcöoon öat öet becbont met
tamp;aöfl- Söemaecbt/ öaec-ïieöen göeenboojbeeï gabe / ban batbe Cac?
tójjfnfecs nietbecmocöten obec be]öibiece
ibems te bomen / obec?
iln^r Cactöaginienfecs bat becbonbt niet öaööen boo? goebt ecbent/

quot;üntènf^ans/ foo be CactöaginienfecsöettoeccbbanAnnibai.biesa-

Lib. li.

Wtlj^rts^ftojmbe/ boo? goeöt benöen en toe-ftonöen/ toeïcfie nae öet
«e ©nlr ^^ ^omepnen saonötgöenooten getoo?öen toacen / itïen öaec
tehnnbsp;aenfeggöen / aïs öie öet becbonbt becö?oben öaööen*

kerin r^nen öecbïaect Livius alöus î Daer was voor der Saguntinen verfe-
^ongl ghenoegh gheforght, midts beyder deelen Bondtghenooten uyt be-
^oen ^^\'aren : want daer en was niet by-ghevoeght, noch de ghene die
^qg » noch datter geen naemaels fouden aengenomen werden , [^it

^tÖ^^Q^n tn öe ©eloponefifcöe b?eöe / tuffcöen öe Saceöemoniets

J\'eu^^.^\'^ntenfecs/Thucydides, Âé.j.] ende aenghefien het gheoorloft was
tne„^quot;dtghcnooten aen te nemen, wie foude het voor billijck houden,
ï^et) j X niemandt om eenighe fijne verdienften tot vriendtfchap aenne-
•^Mde quot;\'et befchermen, die men onder lij a befchuttinghe aenghenomen
çe^ quot;ïaer alleen deBondtgenooten der Carthaginienferen niet tot af-
\'nbsp;^^^^^ af-vielen, niet aenghenomen wierden ? 3©elC=

Sf!Ï ^\'^ö^ftt / öat bp-nae ban tooo?bt tot tooo?öt upt Poiybius göe^ »iß^\'-i■
i^Öffeipn /nbsp;top Öiec toe feggöen ^ ^aec en flaet niet aen te

^^PcfenS^ üftöettooo?öt?5onötgöenooten in bie engöe ennautoe be^
quot;wge /nbsp;^^^^^ ^ ^^^^ ^^^ becöonöts toa

ten/

mn z

-ocr page 428-

ren / en tnföfieïöcfes mebe bte anbere rnpmer / baeltöe ffcö ootB tot
jDc-fiomenbe uptflrecfet / beftoubens be reben ban recöte taeï en wf^L
aennemen en begrijpen. 3©elcftebitpbingöe nu ban bie bepbe B^W.
boo?t te gaen / moet men befïen upt be regulen öier boo?en göegö^^^quot; J
itae be bjelcbe bjp feggöen / bat be toe- bomenbe 25onbt-göenooten
onber niet begrepen spn / om batter göeöanbeït toerbt ban \'t berbjee^^
banberbonbt/toeïcbe materie öateïpcbijef ten ban ben Cartbagimjquot;*
feren öare b?pöepbt te benemen / om be göene / toeïcfte fp geïoofben o»,
öaer ongöeïöcft gebaen öabben / ttiet te mogen boo? toapenenbtoingj^\'!\'/
bjeïcfte bjpöepbt tiatuurïijcftis/(iOen nietïicöteïpcft göeïoofttoec®*^
ban pemanbt toecö göetoo?pen oftaf-geflaen tesöm
leeft öet ban»»\'
ïlotttepnen niet b?p-göeliaen / be
saguntinen tot 25onbtgöenooten aetji
nettten/ oft aengöenomen öebbettbe te befcöermen: ^ae göetoiffew^.^
öeeft öaer b?p göefiaen / bocö niet upt ftracöt ban öet berbonbt /
ïiptöetnatuurïöcfte recöt / batfp oocft boort berbonbt ntetaf-gö^rt
öabben: ^uïcfts bat be saguntinen bp bepben partpen toaren in fuic»^
(laet / aïS oft ban ben 25onbtgöenooten niets berb?agen nocöberacf»*^
beert toare göetoeefl: in toeïcften göebaï nocö be CartöaginienferS 1JJ.
ben tegöen öet berbonbt göebaen öebben/ inbien fp
tegens ben sagu%
jien be 3©apenenaen-namen/ biefp mepnben recötbaerbigö te 30«/®
be iSomepnen / inbien fp be ^agutttinen befcöermbem €ben geïpf^^S-^
töbe ban pyrrhus, tuffcöen ben Cartöaginienfenen ben j^omepnen
bjagöen toas / bat / bp aïbien een ban bepbe ©oïcfteren berbonbt
Tdyh.Hifl.i met
Pyrrhus te maecften / öet feïfbe aïfoo foube maften / bat öet ficö \'JJrt
beboo?-beöoubenöetrecötenb?pöepbtbanöuïpe enbpflanbt tefen^«

Lih, i.

ben genen/ bien Pyrrhus met lt;©o?ïogöeaentaflen foube« ^cften
niet / bat be ©o?ïogöe ten toeber-3Öben ftonbe recötbaerbigö 3ön / ^
tcft ontftennebat fitïcrflrecftte tot berö?eftinge ban öet berbont/

ïijcft Polybius itt \'t berfcötï ban ben bpflant boo? be ïtomepnen/ bett
mertinen gefonben / onberfcöepbt maecftt / oft fuïcfts recötbaerbtpz^

göetoeefl/ en oft öaer nae\'t berbonbt b?pgöeflaen öeeft. cnbati?^./
feïfbe bat bp
Thucydides, bie ban Corcyra feggöen tot Den fCtöenienfe^J^t
batöaerb?pflonötöuïpete fenben/ en bat öaer niet en Öinberbe /
besïtöenienfersberbonbtöabben tttet be EacebemonierS/ a^nöö^U
boo? bat berbonbt öaer b?p flonbt nieutoe 25onbtgenooten aen te nenga^
cn bie itiepntngöe öebben be sitöenienfers baer nae göeboïgöt /
JéH

ren bebeïenbe / bat fp tegöens be Co?intöiers ntet fouben becöt^w / \' ^
3P bat fp bpanbelpcften bedonben in te baïïen tn corcy ra, oft injf^fp
lanbt ban
\'t göebiebt ban bie ban Corcyra, op bat fp/ nameïijcft / öf * Jht/
bonbtnietb?eftenfoubert. ilBaer öet en flrpbt niet tegens öetberBjv
batbe göene / toeïcfte ban beeene befcöabiget toerben / oocft ban ben ^jt^
beren befcöermt toerben / bïpbenbe onbertuffcöenbenb?ebeonbefn^*ö
bert.
(3.) Juftinusfp?eftenbebanbefetïjben/fepbt: 3|etbeflantbatt^ jt
öaren epgöen naem göetttaecftt öabben / b?aecften fp in Den perfoïfJJ^f
öare 25onbtgöenooten / eben aïs oft fp tninber aen mepneebigö«^!^

-ocr page 429-

^eontitgöenooten öuïtie möp^
EHN öatifoofï»mfstnopenöawnlt;£^o?lo0e(ïagï)ïeUei:ösm
nu
CiHlf ?atie ban Halonefus, bJdCbC onbec bie ban Demofthenes gbe=
quot; ««w/ blöfbt / bat tn feet beren b?ebe ber 3Ctfienienferen met

Phi-

ïionncU-quot;*^\'^\' öiötnt / cat tnieetneren njeoe per ^igenieniecen uwi; t-ni.
bc £?bias / bat / toeïcbe bteben ban ertecbenïant tn bie b?e
eSiS?*^^quot; begrepen / b?p fouben jijnj inbten pemanbt ben feïfben
öat bet ben genenbie in \'t berbonbtbegrepen toaren/
tón berbonbe^ ^^ ^^ befcDermen. €n bat \'S een Cjcempeï in gelöc^

sidamp;\'^^/^\'^^^^shen. ( i. ) ^e ïSomepnen / ais be samniters totïben be
be tttiiS öeoo?ïogen / en berfocöten / bat öaer ban ben ^ßomepnen \'t felf^
men „[^ttoe-göeïaten toerben/öebben tot anttooo?bt göegöeben; Dat

difhnr \'^^\'\'^quot;ede, dat het volck der Samniten niet foude hebben vrye

Antio h® van Oorlogh ende van Vrede. Livius, fiè.^. ^n\'t berbOnbt met
feïfs ftaet: indien eenighe van der Romeynen Bondtghenooten, van
foude\'nbsp;fouden beoorloghen, ^^ recht hebben

Voornbsp;weeren : als hy maer geen Stadt door recht van Oorloge

Vius fttnbsp;gt; oft tot fijn vriendtfchap en befcherminghe aen-nerae. Li-

(z ( Q^\' ï\'olybius in excerpt. kgat.sT.

be î U ^ocopius, Terßm.2. Alamundarus, Contngö ber ^aracenen /fep^

Hoaievn*^quot; hem niet verbroken en werde, \'t gheen tuiïchen den Perfen en
dra^hbe quot; ^^^\'^\'\'^gen was, dewijl hy van geen van beyden deelen in het ver-
Ù \'\' Jir^P^quot; \' in-ghefchreven was.

fïotmi S^rç«» öebben naebe boo?-göemeïbe töben bie ban Co?cp?abe^

Wan ^^ wilden nae het verbondt, dien van Athenen byftant en hulpe
Biers
V^kquot; » Bondtgenooten , en niet-te-min met de Lacedemo-
^Ètnbsp;vriendtfchap onderhouden.]

\'^oiïoSfK^^ö^ert en betoiïïigöet is/ bat be een ber 250nbtgenû0ten geen
booïSS^*^^quot; en macö fonber bebeï ban ben anberen ;
\'t toelcb top te
mît öebben / bat begrepen toas in öet berbonbt ber fEomep?
ïöcb ïi;L75®\'^töaginienfers / na ben ttoeeben ^unifcöen oo?ïogö : ge^
?en / ÊpifWi^epen toas in öet Hacebonifcöe becbonbt met be î^omep^
lt;^^öningötoerbe. ?Cengöefien (©o?ïogöeteboeren/ ban
ö^^ttbaßÄ^i®^quot;/ oftbanaïïeröanbe(©o?ïogö in\'t göemeen/ oft bant
ï^^t Sinbsp;beooiïogöt / offenfibe / oft befenfibe / baec

S^^^et/tegöens ben inbaïïenben bpanbt befcöecmt en af-

baït / fuïïen top öier boïgöen be nau^^
■^^öefitg^^^^^^^nbsp;opbatbebapöeptnietaïtefeec ingöetogen

-ocr page 430-

menfle macöt niet ßonöß öccjïaen toeröen/ (toant fp öaööen \'ttetÖJ
ban€gt;o?ïoööetemoööenaen-nemen/ enfommisöe anöereöinspe^
öoo?enberïo?en) foo ïtetöet öaer nocötans eentgöe b??öepöt oberiP\'
en ten albermtnften foo groot/ bat fp ntet göeöouöen toaren op eenSan
öers beöeï öaer .^taöt op een anöer plaetfe te berboeren. baerom ö^o^

toteröe: (öet toelcfie / öoetoelöetonepgöentlöcfits/ nocötansfiantoj
göeftaen toeröen / om öet Dp-göeboegöbe /
\'t toelcfi beter op öen
ren / als op öe i^taöt pajfet/) toant tttetöe tooo?öen
vry-iacen, Appia«quot;
fepöt: ßy hare eyghen Wetten blijven, toaS een fienuelpCfie captie enaty

teröaltngöe.

ïlter toe beöoo?t oocfi öet berfcöil öat ötcfitotls boo?-balt/ ban P^\'
foneieenreëieberb?agöenenberöonben. €nbe tnbten men meteen^
jBolcfi göeöanbelt öeeft / en ts baer göeen ttoöffel aen / oft
\'t göeen oaj^
belooft toeröt/
5P ttpt fön epgen nature reéi, om öat öet fubjefteen ow.
benöe faecfie IS. Slae felfs / tnöien öe flaet öer 55urgöerfcöap beraW i
toerbt tot een Contogöröcfi/ foo fal öet berbonbt beflenbtgö öÄV/
om bat öet felföe Itcöaem blpft / al-öoe-toel öet öooft beranbert toe^quot;
ais top öier boo?en göefept öebben / bat öet gebiebt / toelcfi boo? ben
ningö toerbt upt-göeboert / niet af laet öet göebiebt öes ©olcfiS te
^ocö fal men öaer ban moeten uptfonöeren/ öat öeoojfaecfie / toaetoj*^
öien flaet epgöen 5P göetoeefl / göelöcfi ais/ inöien b?öe 25urgöerfcÖ3j^^

XVI.

peneenberböhötmaecfiten/ omöareb?pöept tebefcöermen. HBaer^

quot;nbsp;göeöanöeltis/fooenfalöatberbonötniett^j^

öienttieteenConingönbsp;-^ quot; . ............

perfoneei3ön teacötett/ toant göelpcfi banPedius enUj^p^aiiu\'.

Uttm
taäU.

;««s™-^önsitperioneei3pn teacpten/ utani gtjeigtH uaiii\'c:uiu5
l\' D \'dT recöt göefepöt is / beeltpöts toeröt öe perfoon in \'t berbonöt gefielt/ n^^
■ cm öat öet een perfoneel berb?agö 3P / maer om te toonen met toten ^^
berbjagöenengöeöanöeltis^ ^ocö inöien öaer bp-göeboegöt tS/J^J^
öet berbonbt fal eeutoigö-burenbe 3ön / oft bat öet göemaecfit iS ten ^
ilenban\'tßpcfi/oft met öem enfpne^uccefTeuren/ oft boo? eettquot; «
flembentpbt/ fooblpcfitnu felaer genoegö bat öet reëi 5p. loebaow^
fcöönt öat göetoeefl 3P Öet berbonbt bec ïtoitiepnen met Phuippquot; (
Coningö ban iBacebonten / \'t toelcfi ais fön ^oon Perfeus ontfienöe ^
öet öem aen-gincfi / foo ts öaec upt öe lt;©o?loge ontflaen.
[Livius,
toecöt göep?efumeect / öat inficöt göenomen 3P op öe boo?ftcötigy2j^t
en lt;0obtb?ucötigöepöt öes genen / met toelcfien geöanöelt toecöt* ^^
paruta,
lib. s. en 7.] jigaec oocfi anöece tooo?öen / en fomtoölen öe mat^Uv
felfs / füllen fomtoölen geen ontoaerfcöönelpcfie nae-gifftngen
göen: öocö inöien öe nae-ramingöen ter eenöer en ter anöer Söben^
ban geUjcfie firacöt
3ön/ foo fal oberigö 3ön/ bat men öet baer boo? y^j,,
öe / bat be reële fabo?aöelöer en gunfiigöer / öe perfoneie öatelpcbet jy.^
berbonöen öie tot bebo?öeringe ban bieöe / oft ban be Comme^^
en tanöteringöen göemaecfit 3ön/öie 3ön gunflige: ^ie om ^i^g/
göemaecfit toeröen / 3ün niet alle öatelöcfi/ göelöcfi fommigöe n\'^^J^t

-ocr page 431-

óöeuiaecfet Wtm totonöevUnsße ßefcBecmirtge / feomen na^
maeuomtefamen
een anöer te öeoojloöóen / feo^
fe
nbsp;^^^ ^^ lafien. ïl^aer öp öan feomt/ öat in een öerbonöt tot aï^

iiüSSÏ^Ö? \'t oDemeen sb^PJefumeert en bermoeöt toeröt / acBt ge?
bcn/ ?J^^öquot;°Pöeboo?ficötigöepbtenlt;0oötb?ucótiöbep^ banben ge^

aisbie men bouöt/bat niet alleen niet
maer oocfe niet onbebacbtelöcfe ben lt;©o?logb fal aen?
boûfh!x ^ocö\'tgöeen göefept toerbt / bat be bonötgöenootfcöappen
behL„r\'\'°ïït«pnbigöen/ baerbanenfp?eecfee icfe öter niet; toant bat
ïeff Ä öe particuliere berbonben / en flaet onber öet 55urgöerlöcbe

Van R ^ft banbe Fidenates, Latinen, ( i.) Etrufccn, Sabinen, nae de doodt

öïtówiöfc \' \' Ancus, prifciis, servius, met tecöt Oft ontecöt af-
«iSfu quot;5ön/ en ttpt öet berbonbt göefcöepben/ fean ban ons niet ge?
boûîSÎÎÎ\'^fÖ ontfcöepöen toeröen/öetoöl öe tooo?öen öer berbonben ntet
öeXSquot;^quot; 3ön. liefen en is niet ongöelöcfe öet berfcöiï bp Juftinus, oft
onber contributiebanöen jBeöen toaren göetoeefï / öet
tóf^nöertsönöe/ oocfi öaren flaet öaööen beranbert/ toant men
eöebpÄquot; ! «ft fp in öet berb?agö be troutoe booiflanbt en befcöermtn?
»bennbsp;berfio?en öaööen. H^aer göeenfins en moet men aenne?

ïen mfÏ ban Bodinus, bat be berbonben ber Coningen fucceffeu?
ten SÏtfÏ^^öaen/ om öat öe feratötban öen eeöt niet en gaet bupten öa?
öïleentt\' 3©antbeberbinötngöebanöeneeöt fean toeï öen perfoon
ten»nbsp;/ maer öe belofte felfs oocfe ben Crfgöenaem berpltcö?

*îetbûSquot;^8^t0Ô««nôpalsbefeentaenneemt/ en isniet toaer/ bat be
ttibt iïS^quot; op ben eebt als een fleunfel fouben ruften / baer bocö meeflen
bec aSï^ï^lofte felfs feracöts göenoegö 3P / toaer bp ben eebt tot meer?

Dec. m.i,
Conf.ii.

Ub,
uit.

\'t h^wi^ ^ ö^öbe öet göemepne ï^olcfe tot momen göe3too?en/
SÖnbe 25urgermeeflers fouben te famen feomen : öP aöefï

^iööebo L. Quintius cincinnatusgefuccebeertinfönpiaetfe :

Öpgöefl0?bett
\' fom«

Lib. :

-ocr page 432-

benban luftinianus met ben ^aratenen bp Menander Proteflor. ^fjt
baet bp \'t obeen be ^bïitfecjs boojbjenbben nae be boobt ban Henrick ƒ «
derde, bp Thuanus,
lih.ji?. ftt \'t ^m 1589 ^tet mebe een notable pmy
fe bp candenus, Op \'t ^aec 157^» baet ban \'t oube berbonbt bec franco»\'
feu met ben ^tgotten gefp^oben toecbt. ]nbsp;,.

lt;©etoijfelöcb bet berbonbt meteen ï^ontngö gbemaecbt/bat blpft/f*
ttï bat be ïâouîngb feïfs / oft fön naboïger tn \'t iSöcït/ ban fön lt;©nöer0a\'
iten tipt öet I5öcfeberb?eben5p: a©ant öet recöt bes blw
öem / al tfï bat ÖP \'t befit berïo?en öeeft
î ^aer toe bient \'t geen Lucanu»
fepbt ban ben ßoomfcöen JSaebt :

Veranderingh van plaets deed\' noyt den Raedt verliefen

Haer over-oude rccht.

^aer-en-tegen / inbien ben tnbaïïet ban eens anbers ßöcß/met to^l
ïebanbeni^oningö/ ofteen onberb^ucberbaneen bJp ©oïc6/ eer »J:
genoegöfame betoiïïiginge bes boïcbS berftregen 5p / met oojloge to^ij,
aengetafi / foo en (aïbaer boo? niets tegen öet berbonbt gebaen toerb^ *
3©antbefobanigetoeïöetbefit/maernietöetrecötenöebben. (i.)
bat is \'t geen
T. Quintius tegens Nabis fepbe î Wy en hebben gantfch g^j\'
vrientfchap noch verbondt met u, maer met den rechten en wettelijckef
ningh der Lacedemoniers Pelops gemaeckt. ^u/ ïjje ÖOebauigfteben ^^

Coningö/ «SucceflTeuren / en btergeïpcfte inbe©erbonben / betepcft^i»^
epgentïöcft öet recöt
î naer öet flucft ber gnbaïïers iS öateïöcft., ^^

[Vermeerderingh, (i,) ^00en Öeeft Valens be berontfCÖUÏbtö®^

ban ber lt;©ottöen Coningö niet aengenomen/bte öuïpe toegefonben W
be aen Procopius, biein
\'t ßöcft ingöebaïïen toas: Ammianus.n^^^
noemt öet een feer pbeïeontfcöuïbinge. 2gpbelt;©?iecftfcôe
be feïfbe 3|iflo?ie / maer onber ben naem ban j^cptöen / toant foo no^JL
ben fp be 43ottöett* ^oo ontftenbe luftinianus, bat öp Öet berbonbt v^ i
Gizerichusb?eecftenfoube/ inbien öp Qeiimeres benlt;©o?logö aenb^
biebenrecöten Coningö iiderichus, met öet i^öcft fön b?pöeptbenom»\';
öabbe. ^iet ben Carbinaet Tufchus, pp. verh Tytmntu, omd.Bos. n.^-

nmdtci[.7ß.n.3s.\']

Chryfippus Öeeft eectöbts befe b?agöe beröanbeït / oft ben p?ös^/
fte in be ïoopbane beïooft toas / ben genen / bie be eerfie ten epnbe bec jt
ne göeftomen toaS / moefl betaeït en göegöeben toerben aen ttoee /
geïöcft baer aen geftomen toaren/te famen/ oft aen geen ban bepben* ^^
göetoiffeïöcft öet tooo?bt Eerfte,isbobbeïfinnigö/ C^ietAibencquot;« ^^
Rofato, deftamii qmß.tolt;r. en 107.inaut Öet betepcfteut oft ben genen
aïïen anberen bûo?-ftomt / oft oocft boo? toeïcften göeen anbere en
iBaer om bat bebeïooningöen ber beugöben fabo?abeï 5ön / en a»* \' ^
berbienen/ isbetoaeracötigöfle mepningöe/ batfe in\'tgöenietf«^j(,,
ben p?ösf beöoo?en te famen te participeren en beeïen/aï-öoe-toeï J „s
[3iïSï)P ntwto Cartöago in ttfpanten getoonnen öabbe.} caefarJ^JJ\'^^^t

X VI i.

XVI II.

XIX.

-ocr page 433-

aèïTïft^^^ mtiöaötsöept / tjm göerten m tt geiycfi tm op oe ïpauen

S\'K^en ijjöcen / eicfe Den bollen pm oDeöDe^en Ijeböen. €n 3? ai==

ii^r \'öO jjeei rrw^nhi- Ha« h^ ««i-ïörtfttsirtrt!» oi-t hftMhtn(tïilt;» ïtcr. hioöiöen/

XX,

Everh iii h-

C9 i ruticm
Isgis adrs-
ftrHHonem:
in locDO.
ratkne iegis
ad
rarnt

ramfnlV^ nocb een anöec toijfe en manlece ban uptleggingöe / upt nae-
in teïfS?^ öupien öe öetepcbentnge öec bjooiöen/ te toeten/ öie toooiöen/
bicïiT be belofte begcepen en becbat W t en öat op ttoeeöeclep ma
Woïii^^^^^^öcb/ oftuptb^epöenöe/ofttnbinöenöe. Haec öebeöKp
inhlH:/toeïcbe öe belofte uptb?epöet/ toil ftoaecöec boo?t-gaen/ öiefe
Qbm f5\'^^^^^tlicïjtec aengöenomen. 3®ant göelöcb öet in allen öin^
botoffröaet/ öatöetoöenoegöiS/ opöatljet effecten teeccbnieten
«loS, quot;^aec een öec oojfaecbeontbjebe / maec op öat öet boïgen
be beS quot;\'^oötsö W öatfe aïïe-te-famen öaec toe bomen i aïfoo meöe in
/ moet men niet ïicöteïöcb aennemen öe nae-camingöe/
aiö itt h?^ ^^\'f^fte upt b?epDet en toööec (icecbt j en öat beeïftoaecïöcHec
ööer bal / öaec ban top ötec boben fpjaben / öaec öe tooo?öen eenï=
laten JS^niiïöebetepcbenilTe/ al-öoe-toel min gbeb^upcbelpcb/ toe -
loftÊ / TTÖiec foeclten top nae-camingöe biipten öe tooo?öen öec be^
öaet tQe ft*^feec ba jï moet gaen / om becöintenife in te boeren j en t$s

unt ÖÊ yX oat met ane-ttjot gpenoegp/ oat lup f egtjöf n / uai
cen feww^^J^oeten toööec uptbjepöinge öoen ^ toant / foo top öiec boo^
bïDote wv/ ^ gt;^eöen betoegöet menigömael aïfoo / öat onöectuffcöen öe
bie ceh?quot;\'^ ^Héen opöaec felben be toercbenöe oojfaecbe $p/ oocb fonbec
^en / K ^^ ^at ban fooöanige tiptbjepöinge te cecöt mogöe göefcöie-
^^uen L nooben bat be reben onber toeccben bien bal bomt / bien top

öebbe ingefien / om bat anbecs be belofte/ ofton^
«eitbannbsp;foube sön göetoeejï» ®efe plaetfe toecbt mebe becöan^

^Öjibentenbec Rhetorica , tn be plaetfe van de woorden en

^m ftn ff\' \' i»aec ban fu eene foo?te lïellen / als top bicbtoilS ben felf^
JbebcbK®^quot; ï maec ooch be anbec pïaetfe
by reden-kaveünghe, bient
T^en heir,?^ * nameïöcfe/ toanneec top upt öet geen gefcö?eben is/trec^
^^^ »^ebeSe ö ^ ^^^^ ^^^ gefcöieben is / foo
Quimiiianus fp^eecbt:

\'t berb?asö/ bat een plaetfe nieten fal mogfien met
ïf\'^^Öbe / S^ööen en Bcpten toeröen / 3ijnbe bat beröiagö gemaecM
Oft Milr\'^ 6^en anöer mantere ban beflupten en bebiööen be^

(2.) ^uits een plaetfe en fal felfs met
fc^öfifaemnbsp;omringijelt en befloten toeröen/ inbien glje^

\' eèhiTi^ ! ^^ ^^quot;iSöe oo?faecbe ban öen muur te berbie^-
\' »^ween/ bat öie plaetfe niet fouöe göeftercfet en bebefiigöt toer^

^bbnbsp;bent

-ocr page 434-

btïi* Srt\'t öömieen plmlMnbsp;tc toecben ban be conbitte/^

bien een ^omi nae mön boobt öDeöojen/ ßometetiecben/
banben sljenen/ biegantfcbelijcftnae fijn boobt een ^oonbectoatyj..
be/ batbiefelfbemepningöebanfïiïcïi een bifpofitie oocfe toerbe WK^
gljebjepbet tot bien bal / inbien foobanige ^oon nae fijns ©aberS bo».
niet toerbe gebojen/ om bat öet befeent 3P / bat be toille ban be ^efta^quot;
ts öetoeegöt göetoojben boo? aenmercfeingöe ban göeen ^inberen na^
laten: ï|et toelcfee men niet alleen bp be isecöts-göeleerbe / maer oo^

Ub. i.amp;z.fi^ Cicero en Valerius Maximus binbet. Cicero b?engÖtbefe reben bW quot;
%utoamp;po i^ompro Cmm: Wat ? was fulcks met woorden ghenoegh verforghet ?
kjecetiam de fins. Wat dinck heeft dan fulcks vermoghen ? de wille: Weicke, indiequot; ^
•ï\' konde, daer ftüle fwijghen , verftaen werden, foo en fouden wy g^ .
fchelijckgheen woorden ghebruycken ; omdat fulcks niet ghefchiedc^^^
kan, foo
zijn de woorden ghevonden, niet om den wille te verhinder^
maer om den felfden te verftaen te gheven. (^erfionbt baer nae tnbefeijH

lt;©?atie fept öp / bat öetfelfbe i^ecöt baer 3P/ baer men ftet een en be
be oo?faecfee ban billöcfeöept / (3,) bat is / be reben bie alleen betoep;,

Sdlfoo mebe öet berbobti van waer ghy my met geweldt hebt ay^Sf ^itö
ten , volck daer toevergadert en ghewapcnt hebbende, Öeeft OOCfe g\'

tegöens alle göetoelt / toelcfee Igf en leben aengaet: want, fepbt ÖP /

daoigh gheweldt ghefchiedt veeltijdts door te famen gebrachte en gewaP
de Mannen j \'twelck, oft fchoon met ander voornemen, doch
met het
de ghevaer ghefchiedt is, heeft men ghewilt dat het felfde recht daerge\'\'^j,
foude. ^nbe Declamatie ban Quintilianus be ©aber/ tS bit Cre^S
Dood?flagh fchijnt tebeteyckenen bloedt en ftael, oft yfer gheweer: (j
een menfche op andere wijfe doodt-ghellaghen zy, füllen wy
weder-k^s ^
tot die Wet: Indien hy onder de Moordenaren ghevallen zy, oft in \'t w 3
gheworpen , oft in een oneyndelijcke diepte geftortet, fal nae defelfde ^
geftraft werden, nae weicke hy geftraft werdt, die met den Swaerde d

ghefiaghen heefr. lt;0elöcfee manter ban befïuptmaecfet if^us infijn^w;
tie, ban be €rffcöap ban pyrrhus, als ÖP tiptöet göene/ bat in be ^n
fcöe 3©et berboben toas / geen €e|iament te maecfeen tegöens
bc bocöter / befïupt / bat öet ban oocfe niet geoo?loft toas tegöen.»
bancfeeen ^oon aen te nemen.nbsp;.

[Vermeerderinghen. (i.) Seneca fept reCÖt en toel tU be €]CtraCteo
C0n£r0berfien/5^.lt;^.i. Vervoordelinge bedeckt alle-tijdt haer mif\'laeci\'^^j,^ »
een fchij n van de Wet, \'t geen men in haer fiet, is wettelijck, het g^ej}
borghen is, dat isbedrieghlijck en arghliftigh. Quintilianus,
Want men neemt noyt fijn toe-vlucht tot defe Wet, (te toeten / batt
qoI\'
fcriptieenberbOO?belinge) als alleen wanneer het rechtte Recht door ^
heytuyt-geflotenis. ^jCempelbittbtmeUbp Plinius,
Naturalis
Als weicke felfs nae de Wet van Stolon Cicinius, boven de beftemo^ ^ygt
van vijfhondert bunderen Landts, daer doorhy felfs van fijn ^W
verwefenwas, in de perfoon van fijn ^hefubftitueerde Soon in fijquot; P-^ti^y
meerder ms befittendc. felfbe lïfiO?te iS mebe Öp Valerius Ma*

invent

-ocr page 435-

fftanuei Comnenus, bebseïtbetssw\'t^Brtecfts-J^oomfrfjeïSecöt.
t^ y
Aureus Arellius, tnbe 10controberfte bpSeneca./iè. Dit IS buyten
foi !f
^^ nieeninghe gheweeft der eedt-zweerende, datfe met gheweldt niet
quot;Uüen van den anderen ghefcheydeo werden, naedemael fy daer in oock

orfien hebben , datfy door dedoodt niet fouden ghefcheyden werden,
fniy bebjöfï Philo\' bat meteensf anbers 55|ui»btüocli ban olier^
ilgö^saetibjerbett/ tn\'t25oecbbanbe bpfonbereïBetten/ boegfjenbe

XXI.
Lib. I, c. 13*

ï^eonbertroutoebeeft be felfbe feratöt/teicüe öet
Sï^^öcb en 25?uploftbeeft Woo bjerben tn
be3®etbûO?Mofen ge^
bet ü \' ben naetti ban ©ffe / berftaen alle tamnte lt;6ebïerten î on^
Chaff ^ naem ban een ^«t/ alberöanbe lt;6racöt/
Exod. en su

öï»^^^\'^\' \'^tabgoglorkmm^s.pmeyceafid.\'fj).}

öter mt ftan beftecBt toerben bat bermaerbeberfcötl/ toaer ban
beJ öanbelt / oft een bebel oocft ftan bolbaen toerben/ ntet boo?
be / üquot;^ / \'t toelcft be 2$ebel-öeber bebolen / en baer toe bero?bent öab^

TacitusAnndJs. teSI bei*«
eert anber tn be Novellen ban

Öat Äquot; ^ bolbaen toerben gelöcft sc^voia befcöepbt söegeben beeft/
/ toelcfte bebel öabbe bo?göete tooiben / oocft bermocöt ben
i^aïïS te bebelen/ bat öPaen ben berbenöet gelbt npt tellen foube.
ïlouSn 9 ^^^ ^an göeen göenoegöfame göetolföepbt en ts / moet men

öcbeihJööeenbp Gellius ter göemelber plaetfe göefepbt toert/ bat öet

öeeft Ä^öebiebers Obertreben toerbt / tnbten be göene / toelcfte bebel
betfoS?
te boen / nfet met fcöulbtgöe geöoo?faemöept/ maer met ntet
[ V erni begeerbett raebt öet felföe berricöt.

^\'^quot;isïhe ^^nbsp;Qaintilianus, Conmvnfi» iS7. De Knechten doen

het fom,quot; ƒ foo wat vryer, onder fchijn van goede meeninge, en achten
oniggi ,\'Jlt;Jtseenteyckenv3nfonderlinge ghetrouwigheydt, datde Slaven
WinhÄ®^\'®\'^^^\' nieten ghehoorfamen. €enCrettipel biuötgöP baer
^^lt;6l ßfiS^^«^«^quot;öerlt;0öefantfcöappen/ in bat göebeeïte / öoe men
«sn bS\'Sv.Söappen moet bebienen en aennemen: en in \'t geen Johannes,
fquot;fftotaenfcöe€gt;berften tegens Beiizarii tooo?ben gebaen öeeft/

L. uit. D.
Martdati.

-ocr page 436-

let eerfïe ïööïer m aftesronbet/ bat niemanbt moet öbeïooft toerö^t^
ongïjerijmbe bingïjen göebjitt te öebben»

^ct ttoeebe baer in/ bat betoDeen in be beïoftebegrepen tS/ all?:quot;:
fnïcb een reben bp-göeboegbt toecbt/oft bat men baer ban berfcecberni\'
ge beeft/ niet bïooteliïcft in ficö felben aengemercbt toerbt / maer^ow
foo beel als
\'t onber fulcb een reben te boojfcöijn bomt.nbsp;^

3|et berbe baer in / om bat men moet betfïaen / bat be materie /
ban geöanbelt toert / alle-töbt fîaet in be gebacöten / en boo? \'t geW^J:
ban be göene bie fp?eecïït/ al ifl bat föne tooo?ben toat b?eeber en rupt^^J
ballen, ^e maniere ban uptleggöen toerbtootli banbe SeeraerS/jv:
Rhetorica betöanbelt/ in be plaetfe ban be tooo?ben / en ben ftn bet ffquot;
ber / en öeeft ben titul / als men toat fepbt / niet alle-töbt in eenen ftïïv^
IBaer ban be reben flaet bit toaer te nemen / bat onber be felfbe öi^J/
toils begrepen toerben fommigöe bingöen / niet alle-töbt nae batfe
maer nae bat mo?aelfcöe toöfe toefen bonnen / aengöemertbt sPE^,
\'t toeïcfe ais öet plaetfe öeeft / foo en moet göeen tnferimpingöe göeffE,
ben. SClfoo / bp albien bebongöen ts / bat öet 3|ep?legöer oft ^cÔ^^îS,.
blote in eenigöe plaetfe niet faï göeb?acöttoerben/ foo en macö fP
niet göeb?atöt toerben / felfs met bûo?nemen ban göeen fcöabe te
om batin öet berb?agö niet göefien is op eenigöefeecfeerefcöabe / ï^^t
op eentgöeröanbe pecicuï en göebaer ban fcöabe. jlBen pïeegöt oofb
te onberfoecfeen / oft oocfe be beloften in ficö begröpen een ftiï-ftoöö^^ïïft
conbitie/inbien be fafeen bïöben in fuïcfe een flaet ais fp ban sm ; \'t^J^
men moet ontfeennen/ ten 3P bat öet felaer löcfe blöcfee/ bat be tegenbJig,
btgöeflanbtberfaecfeen/enbieeenigereöen/ baer ban topgöefï\'J^S
öebben/ begrepen is. ^00 lefen top boo?gaens in be l|iflo?ien/
lt;©öefanten ban öare aengöebangöen repfe/ toeberom nae öups OÖ^K«
5ön / öare lt;0öefantfcöap berlatenbe / om bat fp berflonben / bat O^Sf
_ — ben alfoo beranbert toaren/batbe gantfcöe floffe/oft ûo?faecfe ban y®\'
gM, cap. 49.45öefantfcöap toecö toas.nbsp;.rW

XXVI. mc toeberflröbigöepbt ban ben ontflaenben toebal tegöens ben ^^^

Desematerteteer pertecteiucö beröanbeït öeeft / fielt om ben
oo?beeïen/ upt natuutlöcfee reben/ een epgen beugöt en firacöt in Ö^f JV
flanbt/ bte ÖP noemt biiiijckevoorfiditigheydt, enbe inbetoiile^^\'iïjt^
heyt Oft befcheydenheyt, bte ÖP toöfïöcfe befcö?öft/ te3ön een beröe^t;
göe ban öet geen in be 3Betontb?eecfet / om öare algöemeenfaetoOSft
öet toeïcfe mebe tot beisreflamenten en j©erb?agöen op öaretoö\'^^ljdc

gepaffet toerben. [Seneca, U.\'f^. Conmv.i?. Ghy feght, in de Wet en w ,
niecuytghefondert, maer veele dinghen , hoewelfe niet uytghefondei\'t ^
werden verftaen, en het ghefchrifte der Wét is enghe, de uvtleggiogf
luchcigh i raaer fommighe dinghen zijn foo klaer, dat fy ghees heu^j^ ghe

XXIIÎ.

X s I V.

X X V.

Pafihal h

-ocr page 437-

fa^^^cï en jBeefier maecften öan eens anöers öoen / maer upt genoecö^
Ä^entepcfeenen. (eenfefeerfeent^cfeenents/ inöien in eemgensöe^
oe öjoojöen te öoïgöen / ongeoosloft fouöe 5ön/ öat is/ (irijötgö met
quot;enatuurïöcfte/ oft lt;0oööeïöcfee göeöoöen. 3©antfuïcfeeömgöen/mv
bie niet macötigö jönpemanötteöeröinöen / moeten nooötf^^
din u nptgöefonöert toeröen.
Quintilianus öe3©aöerfepöt; sommighe

B^ u quot;. al ut datfe in ghene beduyüinghe der Wet begrepen zijn , werden
^ns van naturen uyt-ghefloten
. ^ïfOO/ öie ÖelOOft ÖCeft een ^toacrt/

b\\®^ïcfeöcmöertroutot/ en te öetoaren göegöeben is/ toeöeromtege^
Ä en faï öet niet toeöerom geben aen een ^lïen en rafenöen / m öat
^ ntetöenfeïföen in göebaer b?engöe/ en oocfe anöere onfcöuïöiglje.
S\'^en fal ttien oocfe een bertroutot goeöt niet toeöerom geben / ben ge^
Om Jïe \'t ons ter öanöt göeflelt öeeft/ öpttïöien öet öe Epgenaer toeöer^

is \'^Pfcöti Ick bewijfe, fepöt Tryphoninus, dat dit de rechtvaerdigheydt
jj.\' üie eenyder alfoo het fijne gheeft, datfe haer niet laet af-trecken van ee-
fonv^quot; Perfbons rechtvaerdigher
weder-vorderioge. g^e reöeniS/Om Öat/

in-Sfi^^^\'^^ aengöetoefen öebben/ öeaertennattireban öeneenmalen
fSÄp^tben epgenöom en beöeerfcötngöe / öeeft öie feracöt / öat een
toeber tegöebenfönenüeere/aïsöiebefeentts/onrecötbaer^ ^

in t^Äeöe feentepcfeen faï 3ön / inöien öe bjoo?öen te bolgen / niet toeï ^ y^
fapfl? felben en göeöeel ongöeoo?lcft3P/ maer boo? öen göenen öte öe .^^.
Secht ^^ öiiïöcfeöepöt oberlepöt / ftoaer en on-ö?agöel|cfe bebonben
tuSi ï^Pbanöatabfolutelöcfe öeconöitie banbemenfcöelijcfee
en hcfF^^ingefien / oft bat öe perfoon / met toelcfeen geöanöelt toeröt/ c .y, d^h. j

toaer ban göeöanöelt toeröt/ met gct epnöe ban öe öanöeltn^
teUitfe?^® bergöelefeen. ^Ifoo / bp alöien pemant eenigö goeöt.boo? et^
toeh^l\'^^Söenupt-göeleentöeeft/ öte fean öet felföe binnenöieöagen
is öcnl? ®f-bo?öereïi / inöien ÖP \'t feifs öoogönooöigö Öeeft / toant öat
ïoobctt / P ban fuicfe een toelöaöigöe öanöelinge / öat men ntet moet ge^

groote ongöeröf Öem felben fouöe öeböen

«aer\' oerercufeerttoeröen / fooiangije ijpfeiT^teijwp mw-
boo? foo beel ais öPfelfS fön Mgö^-bolcfe nooötgö fjeeft.
ï^anSÏÏ^tngöe ban b?pöepöt / ban tol en fcöattinge / toeröt becflaeiï
llooöS^^öcfefcöe en jaerlöchfeöe / maer niet ban öie göene/ toelcfee öe

Nnbsp;^^ ^^ïtfee öen gemepnen ftaet nietmiffenen ^

men ntpi ^^^^ blöclit/ öat öet ban Cicero al te rupm gefept is / öat „ ad tnhod,
^\'ïoftrtphJV\'^etöaiiöenöebelaften / toelcfee öen göenen / öien göPfeöe^ yfi- con,r.

quot;ïnpiofötelöcfe3ön/nocöoocfe/inöienfeumeer fcöaöeöoen/

-ocr page 438-

aïs fp boojticel öoen öen göenen / bien gïp beïooft Debt* 3©ant bie öe
ïofte göebaen öeeft / en fiaet niet toe te oo^beeïen / oft be fabe / öie W
iooft öeeft/ ben göenen öien öpfebelooft öeeft / jjjofötelöcb faï 5»jn {
SP öan mogöeïöcb in göebaï ban brancftfinnigöept / baer ban top te
reit göefpioben öebben: en op bat be beïofte ben 25eïober niet en ber{»\' /
öe / en is niet göenoegö aïïeröanbe naebeeï oft fcöabe boo? ben
maer moet fooöanigö 5ön / batfe nae ben aert en nature ber Ö^n^öeïtwy
tnoet geïooft toeröen upt-bebongen te 5ön. (2O SSïfo/ bie fön
fiinöuïpeboo?etteïöcbe bagöen beïooftöeeft/ faï niet berbonben
inbienöemeenftoaregöebaerïöcbefietbtebanfijn J^aber oftiSone^^,
öoubt. €n bat fepbt
Cicero te recöt m\'t 125oecb ban be picötenJ ^

dien ghy uverfproken hebt aen yemandcj hem tot hulpe envoorfpraec^
ghenwoordigh te füllen by komen, en ondertuffchen uwe Soon fwaerl\')^^
komt kranck te werden, foo en ift niet tegens uwe plicht niet te doen, \'f

ghy ghefeyt haddet. ^n bien feïfben fin moet göenomen / en berber quot;L
D. he^efie. Qöetogöeu toeröen / \'t göeen
top bp seneca lefen: Dan fai ick mijn bew^
u.\'i.niet houden, dan fal ick de mifdaedt van onbeftendigheydt hooren,fß\'^
ick mijn belofte niec en houde, als alles in dien ftaet fal zijn , daer in het^^ jj,.
ais ick die belofte dede. Anderfins wat ondertuffchen verandert wert,
my vryheydt om van nieus my te beraden, en ontflaet my van de belofte-^
hebbe mijn byftandt en voorfpraecke belooft, maer naderhandt is bevond^ \'
dat door die faecke gefocht werden yets tot mijns Vaders naedeel j Ic^
be belooft mede met het ghefelfchap uyt der Stadt te reyfen; maer daer
tijdinghe, dat de wegh door Struyck-roovers onveyligh ghemaeckt j^é
Ick foude my mede teghen woordigh in-gheftelt hebben, maer mijn kf^\'^Lji

Soon, mijn Huyfvrouwe en Kindts-noodt houden my te huys. Alle dif\'g^gj
moeften zijn in fulcken ftaet, als doen men fulcks beloofde, op datghr ^
belovenden trouwe verplicht moghet houden. (5.)
©erfiaet alïe Öt\'^^rt

nae öen aert en nature ban öie öanöeïinge / öaer \'t om te öoen iS/ aï^ ^

itu terflonöt berbïaert öebben.

[Vermeerderinghen. (i.) ^iet Rofenthal, «feF««^», cap.s.Cmli^-quot;\'^^
Ueig. lUtiflr.iS.n.Ki\'. ptffte /. Lothmannus jCfl»/;//.^.?. Ckrus^.Ieuättmiß\'^\'
dreas Knich, de veflitispartUpart,^. cap.s.n.i^. Henricus Bofer, dseelleSiii Ä.

(2.) ^tet Caroius Molinseus , adctrnfiiettténesParißetifestit.
Vafquius, Aefucceßlonum creettione, lih.z. ^.jg.n.So. Anton, Faber, rermnin
dmjudmtitrnn9, üb.^, tit.30.
Zafius, inl.ßipuktio hec modo,». j. é verborum ^
nibus. quot;^mtimW f C.^HemadmodHm dejm}Hi\'a»de,amp;Alciatits adC. Mco»*^^
todemiitah.nbsp;j.„iael

(34) befelfbe Seneca fepöt/ hb.^.debmßcap.sß. Ick fal ten avond^./
j, gaen, om dat ick het belooft hebbe, al ift dat het kout
zy: ^Cfi fal Opt^

„ombp öeonbertroutoetejön/ aïen öebbetcb befpöf^nocönietb^»^
„ toet / maer niet / tnbien icb be bo?tfe öebbe. ^cb fal af-bomen om ^
„ göe te toerben / om bat icfe öet belooft öebbe; maer niet foo gÖP tnf
,, bieöt boo? een onfeec6erbo?göe te toeröen / inöien göpmp
„ Fifcael berbinben» 5©aer toerbt onber berfiaen / feggöe icfe / een P^^g^oi?

-ocr page 439-

tnbienïcft fal ftonnen / tnöienL,.^,, .....

ftaeS ifi\'FöÖ^quot; ^öo SDelegfien 5ön. liBaecftt öat alles tn öen feiföen

öaec in Det toas öoen icft fiet be^
bai LV?^^^quot; faï Sbeett ïicfttbaecbigöept jtjn / afftanbt te boen / inbien
ÖftenthL J^ll^^ tuffcöen ftomt ^ toat bectoonöect göp u / öaec öe göeïe-
nemMf Lr ^ 2Seïobec becanöect iS/ öat oocft fönen raeöt en boo?^
be feïff^^^^quot; i 25?engt mp aïïes in öen feïfben flaet / en icft öïtjbe
WtJrL r ^ öeï0benboo?i5ecöt tebecfcöönen/ en nocötans bïöben
toeeth^®®^; .liBenberïeent niet tegöens eenpbec bagingïje: bie boo?
fcïicn ^^^Ötteruggöebïöft/ toecbt becontfcöuïbigöt. ^ecngöel-
5rtnbsp;befe uptblucöt bicfttoils göebjupcftt
Mtt camdenus,

^^nfe ftth\'nbsp;öaecbecfcöil met ben loïïanbecen/ aïs met öen

XXIX.

ben OM tS?quot;* ©nöec öie tepcftenen en iS göeen ftcacötigöec / ais toGO?^
top eiLl^^^^^*^ plaetfe göeflelt / niet öie tegel-recöt flcööen / öaec ban
quot;PtftiS ö^cmaent öebben / maec als fp / gelöcft als onberöoopt upt öe
be «©tSJJ-wec faecften felfs tegen malftanbecen geflelt toecben / \'t toelcft

5ittWï L®^ K\'hetores noeitten / ficööt upt omfïanbigöeben.
\'^^n öffiir ^ bifputatie / als bp göebalïe betooojben tegens malftanbe^
Öeeft cir ^ toecben/ toelcft gebeelte öes gefcöjifts tneefl gelöen moet/
, en quot;Pt beoube SHutöeucen eenigöecegulengejlelt/ de uven.
becacft: obec Marius viftorinus.] toelcfte / göeïijcftfe nietenjijnte
tlelt, S \'e buncftt mp batfe in öace cecöte o?bece niet en 5ijn göe^
tfe-lact /nbsp;^öf^ becfcöicften: batöet geen/
\'t toelcft pets

toe-iacf\' 3®Jfï5eboo? \'t göeen bat gebiebt/ (i.} om bat be gene / bie toat
toegfie t\'wnt öet alfoo toe te laten / tenjp battec pet anöers in öen
^cöïnbp»- ^ ^ \'t göeen baec men mebe boenbe iS: en öecöalben / foo öe
T. quot; ^«rennius fept: ^eo?binantie geit meer als betoe-latin^
baenh^Jtö^t göeen / \'t toelcft op göetoijfen beflembentijöt tttoetgöe^
Uhf S;? r®^^ öet göene bat tot allec-tpbt ftan gebaen toeröen:
^^^rtoiof / ^ beeltöbtseenbecbiebenbe berbiagö Öet gebiebenöe
*^®erftÉf\\;l^^®ötöetbecbiebeiiöe becb?agö totaller-tijöt berbinöet/
niet / ten 3P / bat oft ben tpbt 3P upt-^geb?ucftt/
^erbSSSl^^ tïH-ftoögöenbegöeboötin ficöbegröpe. ï©at onöeti
P^lijcfe sffi^l]/ tn öe boben-berïjaeïbe öoebanigöeben maïftanöeren
tot öenbsp;P^t geen bat meer fpeciaeï en bpfonber is / en na.

3ön / a fh^ïl\'^™^ * ^^quot;t öe bpfonbere öingïjen pïegöen ftracöttgöec
fe-aöebS A\'l^^^^nbsp;^^^ ^^ göene bte

Pact;nbsp;flraffeöebben/gaenbooi berritene/baer nfteen flraffebP

-ocr page 440-

ïïtec upt Det boo?0acntieberfiadt toerbe«/Dat be Bejtooieit tCtcûôaamp;^jJ^^
©erb?agDen foobantgöen bracbt öeDóeit / bat
fp aïïe ütlftoijöenbe tni«»
btnoben / en bte upt be nattire berfaecben feffs ntetgantfcf)
noobtfset»
iijfb m 5ijn/ geöeel bertoerpen en uptfïupten» !©aerom / tnbten een^quot; ;
5to03en berbiagb tn feecbere uptbomfïe (ïröbet tegöens een
fal men moeten öet Bestoojen laten gelben boben öet
onöe5too?en /
aenftcnlöcïïeacötöaeröeptbanbeneebt. (2.)nbsp;, ^ vef«

[Vermeerderingen, (i.) Qaimihaom ,écktmt.S7it. De Wet, welcKe Y _
verbiedt, is alle-tijdt machtiger, als die yets tot-laet. Donatns op de jf
a.
Smk.j, ia fhormio : Hy ghebiedt wel, want de Wet, welcke yets toe-laet gt; ^

minder kracht, als die yets ghebiedt. ^ïet Cicero Varrina 2. en Conna
lik^, c.fi.

(2.) AcoatiusfepbtbpOvidius:

De Vader heeftfè my belooft, Sy heeft ghezworen,
De Menfchen Hy, de Goon Sy tuyghen heeft verkoren :
Hy vreeft een loghenaer, nieyneedigh Sy te zijn ,
Seght i wie van beyden lijdt de meefte vrees en pijn ? ]

jt X s ^ter pleegöt oocli onberfocöt te toerben/oft be faetbe tn ttoöff^ffiSlt
be / öet Contract boo? bolftomen moet göeöouben toerben / eer »»^a
^cö^tftboltrocften/enober-göegöebents» aïDant bat toenbe
^ppjinjii- jji tegöens \'t göeen tuffcöen syiia en Mithridates beracco?beert toa?»
öoube bat öet ftlaer 3P / ten 5P bat anbers berb?agöen 3p / bat i^f L
öoojttegöelooben/ batöet^cö?tftgöeb?upcftt toerbt aiseen
getupgeniffe ban öet Contract / en ntet als een gebeelte ban fyn
ftibfïantte : ^nberfmspleegöt fulcfts upt-göeb?ucfttte toecben
î Q^iefl

Zï^-. 34. tn öet befianbt met Nabis: Vandendagh aen dat de befchreven cofquot;

sen Nabis fullen over-ghelevert zijn,nbsp;j^^/c

[Vermeerderingh. (i.) L.inreé\'Ifires gejîât.-D.defià Inflmmentorui^-
Hum qtiod bona fide. C. depaólü fie legem contraêîm qm efl C. de fde Inflmmentoruquot;\'\'\'^

ftlaertBartoiusenJohannesFaber, toelcftermepntngöe in\'t
aengöenomen tegöens
Baldus en Caftrenfis. Maynfingerus, decad. /\'\' iWjîiie^

Neo(iadius , depaSlis amenupmlibHiohfervat.iS. ^aerOm Öet Ulet toaetf

ïijcft nocö betoöfïöcft aöenoegö is\'tgöeen Ligniavus
ânftrumentbanben ConingöonberfcöJeben / maer nocö ^^Siaf
jïocö met bes secretarij öanöt göetepcftent»nbsp;ban^quot;\'

dins gtaliaenfcïjeliftojie.]nbsp;u.mm^^

^ ^ IBaer bit en ftan icft niet aennemen / \'t göeen fommigöen ^ïo^
^ic.y cmj. jjgj jjg Contracten ban Coningöen / en ©olcfteren / foo beet mis\' jjgt
göelöcft is / beöoojt upt te leggöen nae öet ï5oomfcöe ï5ecöt \'
öï^
öet blijcfte / bat onber fommigôe ©olcften bat 25urgerlö£ft^ quot;^^^ titP
bingöen / bie tot öet recöt ber ©oïcftsren beöoo?en / oocft boo? jj^cf
ber ^Bolcfteren aengenomen 3p i öet toelcft men ïuet licötelöf^^^ ^
boo? öouben»

-ocr page 441-

m?^ Ji? ^^^\'tßöeen baerPiHtarchus ban opljMtia sympofms, Oft men

^töt Söeben op De tooojöen ban ben gßenen / öie
miS^ömuftt ons alöiis / aengMi
ÖÊUtói; be gßene / öie öe Belofte öoet / öat öes felfS bjooaöen öen bän^
boifeftm ^^^^^^ fatfoen geben / inbien fp abfolupt / enöe in gaer felben
hßtthJT^^^Jquot;» 3©ant/ inöienfeöco?toe-fiemmingbefienopöeb3oo?s

conöitie
göefienöeaenne;

ng^;;®6Öetten/ öie öeconöitie aenbieöt/ foo fal fcßijnen öatöefdföe

_ ^MSn uect higt;»« rpl-sf;,T«.nbsp;frt he« flHfVMrtrtihi» Vvtohs»!!\' Hïgt;vf»!liöïlt;-

beröaelt
foö iS feecfier / öat felfs niet

antbJOO?öe bjeber

bSS bat be conöitie aengöenomen is / fco iS feecfier

^quot;quot;^»Oen lä hß fïftptii» / WipTfïJigt; üionhtphtstfti» irrtgt;hiSigt;r» hoe

X I V. In eenen die op een ander wijfe ghe-
weldt ghedaen heeft.

X V. Ineen OverfpéelderenVrouwen-fchen-
der.

XVI. In een Dief, Roover, cn anderen.

^VII. In eenen die door bedrogh, oft on-
rechtvaciJighe vreefe oorfaeck ghegheven
heeft tot belofte.

Jï V111. Wat men fegglicn fa!, foo \'t door
natuurlijck rechtvaerdighe vreefe gsfchiedt

. zyj

XIX.nbsp;Wat men fegghen fal van de vreefe,
weicke het recht der Volckeren voor recht-
vaerdigh houdt ?

XX.nbsp;Hoe verre de Burgherlijcke Overheden
verbonden zijn, voor de fchade , door hare
Onderdanen aenghedaen: daet oock ver-
handelt werdt het verfchil, van beroovinghe
ter Zee op de Bondtghenooten, tegens het
publijcque ghebiedt.

XXI.nbsp;Dat natuurlijcker wijfe niemandt ge-
houden is aen de fchade door fijn ghedieite,
oft Schip , fonder fijn fchuldt aengedaen.

XXII.nbsp;Dat oock fchade kan aenghedaen
werden teghens yemandts goeden naem, en
eere; en hoe fulcks verbetert werdt.

entg„quot;ben isöe göene/ toelcUeöeaenöieöingegeöaenöeeft : baant öaer
boojpH^öÖeen recöt berbjojben/ göelöcfe blöcfituptöetgenetopöiec
bittp / ^ beloften göefepbt öebben* €n öefe aenöieöingöe ban con«
\'^«/tsminöer öan öe belofte»

Het feventhienie Capittel.

Van fchade met onrecht aengedaen, en verbin-

jnbsp;dinghe die daer uyt Ipruyt.

1fc^adt^®^*^ verbindt tot vcrgocdinge van

werdt, \'tgheen
Dat Shenomen recht ftrijdet.
^\'\'\'dclii,.?®quot; f»et nau genomen recht forgh-
van de be-

I ^en, gt; daer defe beyde te famen ko-
oock tot de vruchteu haer
ophoudende winfieT en op

Riet voor eerft noch voorname-

* i I j

Xnbsp;oft ten eerfien.

„^atvoornbsp;voornamelijck.

kracht tot dit werck

Iti rj, quot;Crdt,

verbonden zijn, en
fich uyt-

^ i. Evi ^ wigHende fchade.nbsp;^

\'^xcitif.el in een doodtflagher.

^nbsp;^^^^^ / ^^ ^^^^ ®sn berbintenifen iS Öter booten göe-

.göeöanbelt Jtaet ons nu feomen tot öet göeen öat men
»y^^Rer toijfeuptmifbaeöt fcöulbigö is. Wp ttoemen ijUt mtf^

XXXII.

9-Spfof.i3

-ocr page 442-

taebt aUecfianbe fc0uïbt / \'t 5» in boen / oft niet boen ögeïcöen / fl^^ÖJJJ\'i
be tesöens öet göene / bat / oft be lïSenftöen in \'t gemepn / oft n^ep»^^

«ngöeïegöentöept ban feecfeece öoebanigöeben fcöuïbigö5ün- .9
öanigöefcöulbtoft miföanbeltngöe/ ontflaet natuurijjcfeec-bJOfe^J^
binteniffe/ inbien baec boo?fcöabe aengebaen i$f / te toeten/
bat bte

quot;nbsp;\'nbsp;\' t . . t-tnbsp;Snbsp;r • f . jJ/ÉfUfiOquot;

IL

göebetect en becgoebet toecben. c fw«««lt;k(ret»Bta muium dt i^um amp;

to , amp; DigefiU adl, Aquiliam amp; vicina* mèricot.Jnbsp;j„

fcöabe bïgt; ben Satinen ^mmm, mogöeïöcfe foo göenaemt
ban af-nemen / becmtnbecen / mafeen bat pemanbt minbec öeeft ai?
fönebatöem toe-feomt:
\'t 5? bat öem fulcfes toe-feomt ban toegöe»^
bloote natuce alleen/ oft boo? tuffcöen-feomen ban een menfcöejc.^
baebt / te toeten / upt beöeecfcöingöe en epgöenbom/ uptbecb?a9y.j^^
becplicötingöe / oft upt be Weu ©an natucen iS ben iBenfcöeöet\'L/
fön leben/ cn bat niet om\'tfelfbe te becbecben/ maec om tebeto»^
Öet licöaem / fön leben / fgn goeben naem/ fön eece/ fön
epgentlijcfee ^ ^
ben en toeccfeingöen. ^oe bat upt beöeecfcöingöe oft epgenbom/«F
ÉflDiben enbecbintetriflfeti/ eenttóflbeliitfe betftinÈöeeft/ tS i^^^^fe

gaenbe öanbelinsöe aengöetoefen / foo ten aenfien ban be goebecen / ^^
ten aenfien ban öet cecöt obec b?ecmbe baben en öanbelingöen ban
ren. (©pgöelöcfeec toöfe ontflaet een pbec fön cecöt uptbe3®et/
bie becmacö Öet felfbe /en meec als een pbec obec fön epgen bingen* ^tt

foo öeefteen 3®eefe cecötomeen bolmaecfete naecfligöept tebecepfv^
banfön ©oogöt / begöemepneftaetban be jBagiflcaten/ en niet
öegöeittepne fianbt/ maec oocfe pbec 25ucgöec op öem felben/ f
nigömael ais be 31et fulcfes/ \'t 5P uptb?ucfeelöc6/ oft boo? genoefl
göebolgö te feennen göeeft. jBaecupt een bloote beauaemöepbt/
fte min epgöentlpcfe cecöt göenaemt toecbt / en banbe toe-epgyfquot;^^,

recötbaecbigöeptaengöemeccfettoecbt/ en fp?upt göeen toacen m^t
bom / en becöalben oocfe göeen becbinteniffe tot becgoebingöe **
fulcfesen iseenspbecsepgen niet baec toe batöp beguaem iS- ^y p-

doet niet teghens de eygentlijck ghenaemde rechtvaerdigheydt, die quot;L^-e-
righey t een anderen met lijn gek niet te hulpe komt
, fept Ariftoteies. jjt
Niem.s-c-\'^. ro pro Cn. Plancio
fepbt: Dit \'s deghelegentheyt van vrije Volckerequot; j
fy door hare ftemmen können een yeghelijcken gheven oft ontnemen

f7 willen. €n nocötans boegöt ÖP tecflonbtbaecbp/ bat öet
fcöiebt / bat öet ©ofcfe boet \'t göeen öet toil/ en niet \'t göeen
bigö toas te boen / nentenbe öet tooo?bt
fchuldigh tn een cupmec
feeningöe.nbsp;^Mtb^^

11T. IBaec men moet öiec toel toe-fien/ bat bie bingöen niet onj^r e^L ne^
amp; Ca- ntengöt en toecben / bie tot becfcöepben foo?ten göeöoo?ert.
^ne bie öet flellen ban .ïBagiflcaten bebolen is/bie isaenbe
soto\'i^.q.6. engemeenenflaetbecbonben/btetebecfeiefen/bie\'ttoaerbigöf \'^^tP
Lef fulcfes af te bo?bcren / öeeft be ïSepublöcgue öaer epgöen cecöt ^ A^ti
quot;Lt fd\'c öalbenfooboo?bebecfeiefingöeeensontoaecbigöen/ begöenÄjU^l
tccc.ii.% 7 fcöabe feomt te löben / fal öp geöouben 5ön bie te becgoeben. 0e

-ocr page 443-

/ ttte IM niet önbjaecötsfi iS / aï en geeft geen m
recftt / rfinbsp;lt;ïigt;fricie oft Sllmpt/ foo öeeft W notötansöet toare

öpnbsp;öaer nae te mogfjen flaen / in toeïcft fn recöt/

ntet bïwlF öetoeït oft Beöjoeö beröinbert toerbt/ftan öu epïTcöen/
rinaft^ Sl^Spcbinsöe ban öet gantfcöe begeerbe flucft / maer be toaerbe^
bie wrÏÏ^teongöetoifre fcöabe. ^et feïfbe gelbt mebeinbengamp;enen/
bp tSm Oft bebjogö beröinbert is / bat be (Ceflateur öem niets
nentS^^^\'^^\'^^ttffube. 3©antBeguaemöept omeenSegaettefton-
önSS ontfangöen/ iseenigörecöt/toiens göeboïgö bit is / bat
StRberen ^^quot;ööeïöcft jp/ beb?pöept besiCeftateurs baerinteber^

beS^ foo berftaet men bat pemant minber öeeft/ enberöaïbenfcöa^
^^^n /nbsp;öet goebt/ maer oocft aen be b?ucöten en inftom^

^oten^i^^f ^Pöentïöcftopftomflenbanbat goebtjön/ \'tspbatbiege^\'
®f-trSJ?tniet/ inbien öp maer anbers bie foube göenoten öebben/J.V6. ».Vi
bigijt • We be onftoften/ met toeïcfte öet goebt berbetert is/oftbie noo?
bie on«S göetoeefl om be biucöten te göenieten / nae ben reguï/

.ïHs^r^i^toebt röcfter te toerben / boo? eens anbers berïies.
ben / ttf ^f®*^^ ^^ öops toinfïe upt onfe goebt faï göetoaerbeert toer^ v.
itt \'ïï^?^^ be faecfte feïfs / maer naebe nae-bpöept tot be baebt felfs/

\' L rniA^A.*^^ ^ w . jf^ _... 4. ... w . . _ TT.nbsp;tl-ft

vir.

V Whfll^®^^\'^^ öope ban ben oegöft.nbsp;;

^ aen-hftil,quot; göenen bie feïfs/ enfbnber mibbeï ban anberen fcöa^)
^quot;Jft/jön oocft anbere berbonben/foo boo? boen/ aïS boo? niet
S?^quot; 5ön berbonben fommigöe boo?nameïöcft / anbere niet
öebèeit / S®?quot; ©oo?nameïöcft en boo? aï is geöoubenbe göene/ bie fiet 1
biefe öetnoobigöe confent en toeflemmingöe göeeft/ bieöeïpt/;
^ ^tofoS? ï inneemt om te öerbergen / oft bie op anbere toöfe aen

Jjj ®®?quot;ameïiïcft/ bie baer raebt toe geeft/p?öfi/( i.)oft toe floocftt:

het f„ ^^^\'quot;f\'^hey t is daer cuffchen een aenrader, (z.) oft een toefteranjer
[Vet!!^\'\'^ fept Cicero 1. Philippica.

viir.

öenaemben recöte geöouben toas met bebeï te berbieben/ oft

Ccc inbsp;öuïpe

l^^^eïSiiquot;quot;nbsp;Pi-obus, ben «J^berflen.

DeroÉ«.quot;quot;öobarbtfcöe a©et toerbtoocft be raebt-göeber tot compofitte
Rom.i.in\'tepnbebescapittelS/ en baer ober beoube

IV.

Soto q 7,
Lef
dnb

-ocr page 444-

mim Betojjfen öen genen/öienonretöt seöaen toert/\'tfelföenfeteitöc^i.;
^efen noemtöe
Chaldeeufche Paraphraltes,op Levit.2,0.5. een ÖeriY\'J;

iBin öoo?nameïtcft/öteïjetfelföe/oft niet af en raöet/öaec ÖP ^^
öigD toas te Doen / oft öet fept öecftoösöt/ öaec öP \'t
öeöoo?öe te
tegöeöen. ^ocö öit
moeten oft fchuldigh zijn, tcecSen top tn »^l\'L^p
iaingöen tot öet epgöen cecöt / \'t toeïcft fiet op öe öecöuïïenöe tum^^^,
öigljepöt/ \'t3P öat öet feïföe om jiae uptöe
a©et/ oft upt öeöo^;
ïiepöt. a©ant inöien öP fuïcfts fcöuïöigö iS nae öen ceguï öec iKt^Jiw^
m ÖP toeï mtföoen \'t feïföe nae-latenöe / maec en faï nocötans^ «JfJ»
....... toiens oo?fp?oncftis eenigö

ÏX.

LtlT- lib -.

i.li.dlih.io

X.

\'Tfm.z.z.q,
6z, art.6.

öouöen 5i)n tot öecgoeöingöe / .
aïS top teöoo?en göefept öeööen»

iBen moet oocft meöe toeten/ öat aïïe öefe / öie top göefepöt Öf|v
aïfoo öecöonöen 5ön tot öecgoeöingöe / inöien fp toaecïgcft ^^^^SstP
toeetl3önöanöefcöaöe/ öat is/ pets öaec toe göeöaen/ oftgö^^

öan öettoeeöeo?öece/fomtoöïen oocfe in fommigöen öie öan

in toeïcfeen göeöaï öefe / öie icfe gefept öeööe / niet öecöonöen

toeïcfte öocö aïfoo niet en iS te becflaen / öat / inöien anöeceƒgij^
ïöcfe / öiecieöen / oft öieïpen/niet tngöeöjefee göetoeefï toacen/
caöen engöeöoïpenöebben/ ntetfouöen becBonben 3ön/ inbien\'Jij,ti^
öuïpe en caebt be göene bie fcöabe becoojfaecfet öeeft / fuïcftS ^ft
göebaen öebben: toant oocft bte anbecen / inbien fp baec toe getao»^\'
göeöoïpen öaööen / fouöen becbonben 3ön tot becgoeötngöe» ^^ ^^

©00? eecfl en boo? aï 5ön öie göeöouöen / öie öoo?öebeï / oft JJ Vu/
ce toöfe pemanbt aengeb?eben öebben tot öet fept: baec öefeonw
be göene feïfs bie \'t fept öeb?eben öeeft: en nae befen be anb/te. ^^
göeïöcft bie tot be baebt oo?faecfte göegöeben öeeft boo? be
be / inbien be gantfcöe baebt ban öen-ïieben / öoetoeï niet aïïeen /
göeftomen iS« [I«*
LongoUrdm, ukx. tit.p. ƒ. ]nbsp;^ gil«?

^ocö bie aen öe baebt göeöouben iS/ ts mebe göeöouöen a^\'^
toat upt ftcacöt ban bie baebt göeboïgöt is. C^iet
Thoma*

amp;l.ß firvteifen\'Hm§.ß^uümfukmV.ad l. jäquiHam.^ ^U feftece tOmj\'\'p^jjil/

ban Seneca, [Ernrptü s.s.quot;} toett öit beröanöeït in etempeï öan^quot; ^^fgp
bie aengöefleften 5önöe / öet öupS öaec öoo? becb?anbt toaS /
vaf ^^
befefp?eucfte fleït
: ai ift datghy maer hebt voor-ghehadt een dce»
fchade
te doen, foo moet ghy voor de gheheele fchade, alsnbsp;^jg fjc»

en wetende die veroorfaeckt haddet j aenghehouden werden, vv a gjic*
door fijn onvoorfichtigheydtwil befchermen en bevrijden,
heel niet ghewilt hebben. Ariarathes , beConingÖbatt

bat ÖP öoo? b?oobt-b?oncften öecteïöepöt / öen af-ïoop ban 5300?-
Meianustoe-göeflopt öaööe/ aïs öoo?\'tgöetoeïöt ban beS m
b?eften / öe
Euphrates op-göeïoopen 3öaöe / toecö nemenöe een y»^

Ctjei. ^d

quiefl, 62.
art 6. Medi.
1 7\'

xr.

Leff. Hb.z.
c.li. dub. S-
ihid, dab.^.

XII.

Strebal, ll

-ocr page 445-

tef^l^^^öfiftößtenöt / oocïi m lt;0aïatuntn ^öjpat^r^arootc fcïja^^
crt öe uptfp?aecfee öaer oueröenßoraepnencp-
öeeft met öjiefjonöert taïeiitenötefcöaöegebetert.
Ä ^Jf^mpeï ftan öteneit. Cen onrecötbaerötgBen ©ooötfïagöer tS

ènnbsp;/ en öen ööenen/ toeïctie öe neDer-goeiepoeampts

Ä^^-Öaiö^n nïacöte te boeöen/ te toeten/ fön #nöeren /
Sf Ü^tnöeren / foo beeï te göeben/ als bte öope ban onberöouötngöe/
op ben ouberbom ban ben göenen bie boobt-göeffagen W

XIII.

L(f. Iii. 2.
c.s.düb.i)-.

, bat tS / ban eenen bte geen recöt
fiaf^r^ öeeftfuïcïts te öoen / öaer upt bat be boobt göeboïgöt
Cf i^ïii^n pemanbt recöt göeöaöt öeeft / maer tegens öe Iteföe ge^
SWt öeeft /
aïs öie ntet öeeft totïïenïteber bïucöten/ öte en faï met
«^öouöen 3ijn. ^ocö öet leben in een b?öe perfoon toerbt ntet gefcöat^

een 3anecöt / bie berbocöt ftonbe toerben / iS öet anbers. ^
fthStg^manbtbertmncfttöeeft/ ofteenigöïibt af-göeöoutoenenbe^
sCr^^ isgeöouben tot be onftofïen/ en \'t geen bp
toaerbermgeban t
tttcS JpJ^tnber nu faï ftonnen toinnen bie bermincftt ts* Liet feïfbe tS

Lef.dub.zi.
Havar.c.iS\'
n, iz. h ult.
D. de hit qui
offquot;. vel defi

XIV.

in fijn bifcours banbe mi »ergeïiicfttn tboo?^
beiKS\'^ftöattengöeenacötgegeben toerbt op öet ïeben/ aïfoome^
toerS^tetopbeïittepcftenenbertoonbe in een b?p perfoon. ©an öet
Woo SÖebancfteniflTe / moet men öet feïfbe ooibeeïen.

quot;Hte fiigt;f ^nbsp;«ucDouaen te trouroen / mun;» yp wy fw^^« v*»»

. ^ennbsp;ban öare ïicöaem berftregöen öeeft.

ï^oober 3ön göeöouben be toecö genomen goeöeren/ tnet
bobSuciijcfte berbeteringöeen toinfïe toeber te göeben / oocft ntet be
SaÄ/lWbe/en opöoubenbe toinfïe: en foo öet goebt berïo?enge^
metbe öoogöfie / oocft niet belaegöfïe/ tttaer be mtbbelbare
toettP^!? ^quot;öer btt göetal 5ön mebe te reftenen bie göene / bie
^^^öcfte tol-geïöeren bafto?ten en inöoubeni infgelöcR^ 5ön me^

XVT.

Leß.lib.i.
c.6. dab. z,
ér 3. Ibid.

-ocr page 446-

öe göefiouUen öteDoo? ottrecötbaeriJtöBoojbeeï / onretBtbaectóöÜ^^^^^\'\'

c „ dut.t.nbsp;onrecï)tbaecbiöögï}etupo0entffefcBabeDeöDenaen0eDae«r

\'ii
Csvar. cap
fcctitumf z

tttuquot;^/ wuieitjvuttvtuiöu uuwupgygnM^eicijaoe oeooennbsp;^nJ^

Sae oocft öte öoo? öeö?OöD / ööetoeït / oft oiiEecötöaerötge öjeete
XVII. faecft geeft göegfieöett tot eett Contract / oft belofte / ts gamp;e0ouö^ö^
göenen / met öieïcften öet contract göemaecftt ts / te öerfteïlen tn fö» JJ^
l)eel/ toant öP recöt göeöaöt öeeft / foo om niet öeö?ogen te toeröe« / J\'-j
oocft om niet göeötoongöen te toeröen / öet eerfte
upt öe nature öan^yj.
c^^v^yy. c. contract / öet anöere oocft upt öe natuurïöcfte ö?Pöept. lt;©nöer öefe
r.TT^i;nbsp;reftenen öie gene / toeïcfte / \'t göeen fp öan jjïicöts en

toegöen göeöouöen toaren te öoen / ntet öeööen toiïïen öoen / öooi
eer fp geit ontfangöen öaööengt;nbsp;^jhf

X VI II. jiaeröieoo?faecfte öaer toe öeeft gf^egöeöen/ toaerom W gS^S/l
f ïi^. ^Ööen / oft öoo? ö?eefe göeötoongen toeröen / macö fuïcfti^

\'vbentoöten. »ntöetgïjeentegensöetoilleis/ aïs öet fönoo?fïJamp;
öeeft upt \'t göene öat göetoiït
is/ toeröt moraeifche toöfe öoo? getotit y»
reftent.nbsp;^^

Haer göelöcft aïs öet öoo? oöer-een-flemmingöe öet ©oïcftetett JL
göeboert iS / öat aïïe lt;©o?ïogen öoo? autöo?itept ban öe öoogöfie
ten göeboert en aengöefept/ öoo? recötbaerbigö göeöouöen
toeröen
öeel öe uptterïijcfte toercftingöen beïangöet/ toaer öan öier naer faiyj^^
fP?often toeröen i aïfoo öeböen fp meöe öat in-göeboert / bat be
boo? foobanigöen lt;©o?Iogö boo? recötbaerbigö göeöouben toeröt /«
bat \'t geen aïfoo berftregen is/ niet ftan toeöer-ge-epfcöt toeröen»
3. d^opiu. tn fuïcfe een fin ftan öetonöerfcöeptban
cicero tce-ge(iaen toeröen / t^L

XIX.

quot;Sodm.

ff.6.

XX.

m fui «mi y^vuiiujiftiiiji^ptdan v^icero toe-geftaen ujerwtquot; / - ^
fcöen een bpanbt/met ben toeïcften top beeïe recöten/ fooögt;»fepbt/
meen öebben / te toeten / upt ober-een-fïemmingöe ber ©oïcfter^^-rti^

pets 000? o?eeteaf-göeo?ongöen öeböen/ bat ftan men toeber epTi^y:«^
ten 5P baer een eebt 3p tuffcöen göeftomen j maer\'t göeen be eerfle P\'U
men öeböen / foo niet. i^eröaïben \'t göeen
Poiybius mepnt / bat öte»«
Cartöago recötbaerötgöe oo?faecfte öebben göeöaöt / tot öe ttoeeöe^^^
mfcöe©o?ïogöe/ omöatöei^omepnenöaer/tertoöïen (pmttit^XL
ïogöe öer iguurïfngen enïeöigö toaren / öaer öen gt;©o?ïogö
aengefept 0; «
öenöe / öet €pïanöt ban sardinien, tn geïbt af-göeperffet öaööen /
eentgöen fcöön ban natuurïöcfte biïïöcftöepöt / maer toöcftt af ban

recötöeryolcfieren/\'ttoelcfttopeïöersfttïïenaentoöfem ^.é*

mt naeïattgö^t 5un geöouöen en berbonben öe Coningöenen Jf J^t
ftraten / öte om ^ee-rooberöenen firupcft-roobtngöente beletten/ ^
aentoenben fobanige miböeïen/aïs fp ftonnen/en fcöuïöig 5ön te
|en: om toeïcfteroo?faecftentoiïïeeertööts öescy
riers ban öe^/lw
iiiones beroo?öeeït 5ön. IBp göeöencftt / aïs öe ïtegenten mgns^S%
ïanöts ^ beelen berlof boo? b?ieben göegöeben öaböen / om in bet ^
op öen ©panöt te mogöen rooben / en bat eeniglje ban öe felföe o^^
©?tenöen go^eren göerooft öaööen / en öare 3©aöerlanöt öerlaten
benöe/tnöeamp;ftoerföen/ oocfttoeöer-göeroepenjönöe/ nteti^J^.

-ocr page 447-

ÖÄnnbsp;oftti9tfp0öeciiöo?8öe ban öaec öBebojbect

m hft^^? v^^öc öïjeanttooojbt / bat fp becbcc nfct sebouben toacen/
öebeSs^^ ftönïbiaöe / foo fpfebtnben bonben / oft flcaffe« /oft obec-
00 hp ftSis * baec-en-boben bat
fp cecöt fouben geben ban aenfp?aecft
bec üoobecs. 3©ant bat fp geen oo?faecbe toacen getoeefl
ben. 5JS5?Ötbaecbtgöe becoobingöe/ oocft ntetsbaecban genoten öab^
be te w ^ ö^io? Ivetten becboben öabben/be©?ienben geen fcöa^
WiSf«nbsp;öÖeen ßecöt becbonben toacen bo?göe te epffcöen/

JböfWi\'^tt^fcötenoocß fonbec 25?teben/ alleen öacen lt;©nbecbanen

tütione anni
jï3.fap.44 =

xxr.

bet^^SS^ÖÖenooten fcöabe toas aengöebaen / betoöl oocfi pacticuliece
en tiJ^öten/ feifs fonbec foobanige toe-latinge/ ,§cöepen upt te ceeben/
f\'^uhchwf ^isaen t bocö bat men niet öabbe feonnen boo?fien/oft fp guaet
^^ï^fentSh * en bat men öet oocfe niet feonbe boo?bp gaen / batmen

tea« nSy\'ffiwïötom fijnbec ^ienacen fepten foube göeöouben 3ön / en mti
ÖÖeoS^^ öet cecöt bec ©olcfeecen / nae öet toelcfee bit becfcöil mofle\'
j «
\'^^cfenSfnbsp;ntaec toas upt öet 25ucgöeclöcfee cecöt / en bat

ten/Q^^senecael/maec tegens be^cöippecen/ enfommfgöen anbe?
ööen isaS?^quot;®quot; pacticuliecUjcfe in-geboect. Cnbe alfoo is fep ben
baebet ^?quot;®ööenseenigöe#omecfcöenuptfp?aecfee gebaen / enbe bat
fthir^^Pei ban getoöfbe fafeen/ boo? ttoee eeutoen in een genoegö\'

ööecii S\'^tmenmebetoaecnemen/ batöet mebe feomt uptöet^Suc^
fiieeft/nl^^ffit/ bateen ïSlabe/ oftlt;©öebiecte/toeïcfee fcöabegebaen
t^eece eSnbsp;göemaecfet / obec- göelebect toecbt 3Bant be

öbeftfms I ^te bupten fcöulbt is/ natuuclpcfeec-toöfenecgens
göelöcfe mebe nieten boet be gïjene/ toiens^cljip
befcöabigöt öeeft; al-öoe-toel nae
^Öcbeeit f? w?®nbsp;mebe be onfe/foobanige fcöabe pleeg

^öfen/ / om be ftoacigöepbt bie baec is ban be fcöulbt tebe^

top göefepbt öebben / foo fean men oocfe fcöabe boen x x i l
f ^\'^aöen / /nbsp;«aem / te toeten / met fTagöen / befcöim^

ÏÏ^^ieren Su^P?eecfeen/laf!ecen / belaccöen / en anbece biecgöeliicfee
^nbsp;s bingöen niet minbec / aïs in biebecpen en anbe^

\'\'w/öeonbeugöentöepbtbecbaebtbanöeteffect moet onbec^

fcöept

-ocr page 448-

fcfiepöenbjecömj toant op\'teerde pafTetöftltaffe/
eoeDtnaöeöerfcöaöe/ toelcfee öDefcöteöt öoojfcöuïbt^öefee^^^^^
. z dub. gjgftngïje Dan eere /ööetupsïjentffe ban onftöu mgSepat / en bw «
reöefengöelöcfieöingfien: al-fioe-toeïoocfe fuïcfte ^^^
öfieöoetet toerben/ inbienbe gbene bte befeöaötgötts/ fyWStöï*
toülöetgeït een göemepne mate is ban nutteïpcfte ömgïjem L^f ^ff
eenCtempeïbanvivianus, bie berougetoonty^

uan onrecötbaerbigfie befcöwlbingöeJ

HetachthiendeCapitteL

Van het recht der Ghefantrcbappcn,

1. Dittcr eenighe verbimenllTe ontftaen uy.\'t
het lecht der Volckeren, ghelijck als het
recht der Ghefantfchappen.
ï I. Onder welcken dat plaetfe hebbe.
III. OftecnGefantfchap alle-tijdt zy toe te

laten , en te ontfaDghen.
I V. Dat teghens Ghefanten ,die gevaetU|cke
dinghenberockenen, dc befchetminge ge-
oorloft is , maer niet de uytvoeiinghe van
firaffe.nbsp;, ,

V. Dat die ghene, acn welclcen deGhelant
niet ghefonden en is , aen het recht der

.fällt

Ghefanten niet verbonden cn

VI.nbsp;Dat de Vyandt, aen welcken ae
ghefonden is, daer toe ghehoudeti^df^®

VII.nbsp;Dat het recht van ghelijcke veig^

_______letrecnivaHguc\'Mquot;-- ,

daer niet kan t«ghen ghefielt weiüe Qt
r 111. Dat dit recht mede ft teckt t^ ^jilei»\'
fanden ghefelfchap, foo de GeUn«» ^^

lantcn gncicHtua^\' i luquot; «v ----------,

I X. En tot hare roetende goelt;^ercn- jjcl»-

X.nbsp;Exempelen van verbinteniflc lo«quot; ^
vandwinghen.nbsp;Vitvaquot;

XI.nbsp;Van hoe grooter waerde dit recm
fantfchap zy.

lt;©t nocö toe öebben top betöaeït bte btngen / bie nten
öet recöt ber nature/ onsftöuïbigö tS / aïïeen toepmöamp;ett/
baer bpboegenbe/ban öet toiï-fteurïöcfte recöt ber
boo? foo beeï aïs baer boo? pets tot öet recöt ber natK yjÈt/
toe-göebaen. m/fooisoberigö/bat topftomen oocft tot an^^^^
binteniffen /be toeïtftebat feïfberecötber©oïcfteren/ ttoeïcft ^jft-
feeurïöcft noemen/ingeboert öeeft t onber toeïcfte öet öoo?nae w ^ ^^jt?

enjBenfcöeïöcfte^ecöt/ öet recöt ber 45öefantfcöappen fat onö^nji/
©oïcfteren öepïtgö / be berbonben bte bp ben ©oïcfteren im^loi^^
öet menfcöeïöcfe berbonbt / öepïtgöe ïicöatnen ber lt;6Öefanten
fepbt;

De naem tot aller tijdt by allen Volcken heyligh. ^

Cicero, de HamJ^cumrepmfis : Want foo gevoele ick, dat het
fanten, niet alleen met menfchelijcke befettingheomcingelt,
Goddelijcke recht bebolwercket is.
^at beröalben Öet feïfbe Jf M.gjiW^

niet aïïeen onrecötbaerbigö / maer oocft nae aïïer menfcöen btp\'?» ^^Df\'

x.

-ocr page 449-

^obtïoosjp/fepïjtphiiippus, tn fön Wefam We banm8emn.(2.)

(i,) VompomMS, IfiquHB.dskgcstmihui. Indien ye-
älh u®quot; Ghefant van den Vyandt gheflagen hadde, dat werdt ghehouden
h quot;quot; recht der Volcken ghedaen , otn dat de Gefanten voor hey hgh ge-
«naen werden: en daerom,
indien terwijlen de Gefanten van eenigh voick
den Oorlogh met het felfde Volck werde aenghekondight,
^ vry, want fulcks met het recht der Volcken
over-een-komt. Daer-
QjJ^intusMutiusghewoon waste antwoorden, dat de gene, welcke een
gi^eOaghen hadde, behoorde over-ghegheven te werden den vyan-
Öen / Gefanten dat het waren.
Ut 3©et Julia de-uipuhlm, tS Wt\'

ïeimïf ^ ®^«saet öe lt;68efanten / lt;©3ato?en / en Daer aefeifcfiap / tnöiert
öÄ/^EfötolJwtwpöÖttoeröen/ öat öppemanötöan öe feiföegöefla^
®fte«nisDonsfieIijcß aenggeöaen fieeft: \\j\\puno r£o«èmüni.Uglt;t
luim !k vi pibiua. jofephus itt Öe li(lo?ie öer ^oötfcSe ouöt^
fept7h.?/\'- roettitfeeröeöepHööeptöerlt;©efanten/ toeicjernaemöp
« i rf rwet öen €ngfielen / «©oötjs fioöen / genteen öeböen« varro gt;

riuanbsp;De Lichamen der Ghefanten zijn heyhgh. Cicero Var~

titipC ^^^ »quot;echt der Ghefanten is door Goddelijcke en Menfcheli)cke befet-
bicdiJu?^^fchermineheomringhelt, wekkers naem fooheyhgh, eneer-
ïioS^^\'^oort te zijn, dat die niet alleen onder de rechten der Bondtghe-
nioehp\' \'quot;\'«oockonder de pillen der Vyanden veyligh en onbefci^dight

ïbepnhïx^quot;^\'^^quot;- ^e^cö?Perban\'tïeben ban Epaminondas^ jcisö?
Öet ÖP m mmt ban lt;0öefantfcöap berfeetöert fouöe spn/

quot;\'^Srnbsp;Mtm pteegöt ÖepligÖ te 5Ün. Diodorus Siculus . mex^

Verfeeckeringhe en veyligheyt van de heyligheydt der
35pPapinius,ßU.

^tem\' ^^^^^ï^ten is haer gaen , en weder-keeren veyligh,
* Q naem tot aller tijdt by allen Volcken heyligh.

Sy hebben felfs het ghemeyne recht der Menfchen ont-
ViUs ojj de Ghefanten
van alle quaedt verfekert en bevrijdt houdt. Ser-
.ffineidos: Vooralle onrecht en overlaft befchermc
^egfithS.\'Voickeren. öat icH ttiet alle piaetfett upt fcömöe/
Janbeff öp/Livius,
lib.i. ©an be Laurenten, Dion Chryfofthomus,

i^cnand^eun gebjootttett* veiiejus Patercuius, ttt\'tbegitt ban\'t2 boetft»

■■ \' ........

l^et

-ocr page 450-

©panöt upt/cnïcpïitötm af. ^tet oocfe ^adevicusin fört aetiïjartaff}\'

©an ije 5^0len/fiet Cromerus, Ifb.j». ©an De (€uccfeen/ Leunclavjus, Hquot;\'\'\'.

©an De .i3laumanters / Mariana, hè. u.nbsp;.

{!,) PiutarchusnoemtöeteenongoDtb?ucBtt3Ötoercfe/trt\'tïebertpa;\'
iEmyiujs, bet^aïenDe Öet fept ijau Gentius. jofephus tn\'t 15 ©oecft

«©UÖtÖeamp;en: Defen naem kan oock de Vyanden mee Vyanden verfoefSO\'
Wat kan dan godcloofer ghefchieden , als dac men de Ghefanten doodt-fl^^^\'
die voor de bülijckheydt fpreken ? ]

naer men moet boo? eecjl toeten / öat ött cecöt öer ©oltfeeren / PJ.
öantsö öat öet oocfe 3P / öan toeïcfee top öanöeïen fuïien / tot öte
ten aïïeen beöoo?t / toeïcfee upt-ööefonöen toeröen öan öen senen / WfJ\'
feeonöer ftcööe öoogöfie macöt en öet opperfle gfteöteöt göeö?uptfiS
a©ant aïïe anöere öupten öefe / lt;0efanten öan ©?döfncten / i§teöe]l/3
anöere/ öeböen ftcö te fcötcfeen/nïet na öet recöt Der ©oïcfeeren/ \'tW^JS

IL

Lib. é.

fcöen©oïcfes. Cnopeen anöer pïaetfe öp öen feïföen Livius, fepötï
iüoomfcöe JSaeöt / öat öet recöt öan lt;0efantfcöap boo? ben ®?eertt55
en ntet boo? ben ^urgöer tn-gefleït ts : €n
cicero, om te betoöfen %
men göeen (©öefanten aen Antonius beöoo?t te fenben/ fept: toant tï»;!
Heeftnfetteboen met
Annibai,bpanbtbattbenflaet/maer meteenÄ
göer : ^ocö tofe bat bo^b?eembe moeten geöouben toerben / öeetó
gihus foofeïaerïöcfeaengöetoefen/ bat göeen ïsecöts-göeïeeröe
fetaetöecfeonDeöoen;nbsp;-^j^öjvivwM

Wat Landt mijns Scepters dwangh niet onderworpen is,

Maer vry daer van, dat houd\' ick vreemtvoor my ghevvis.

5©ïe göene öan/ toelcfee met ongöeïö\'cfeen berbonbt bereenigötit!(
betopï fp met ïaten öaers feïfs iBeeflers te 5ijn / öebben recöt ban f gn
fantfcöap: lae oocfe bte göene/ toeïcfee ten beeïe mmUanrnsiPill
beeïe met: boo? bat beeï/mae\'t toeïcfee fp geen i^nberöanensön- C^ä
nierus, lib.so.j iBaerContngeubte boo? foïemneïen openbaren
Dbertoonnm
/en upt öaer 5^öcft berjaegtsön/öebben neffens anbere Çj

beren bes ßöct/0ücfe;trecötbattlt;©efantfcöapberi0?em ïDaerontffi,

Paulus Mmiiius bafl öteït be ^erauïten / aen öem gïjefonben ban p^\'^^u
hfêhan ftßm nh^fhtnntipst sart^-fitMnbsp;tttaef?,

-ocr page 451-

bietnoedtK hnbsp;wii iviagnenaus ; ivsagnencius leyae in iijn

S^enfond ^nbsp;over, oft hy oock Philippus foude los laten henen

\'^^^ht de^ rnbsp;rechten , oft dat hy hem bT fich behouden foude , het

^^«itinuc Jf^\'^^^\'chaps met voeten tredende, ^©efe Philippus iuaS Öait Con-

^ Zte-mw en ^tcupcft-rooöers / öte öfjeen
S E^i^ wafeen/ en feonnen op fiet recöt öec ^^olcfieren ntet|!e«=

Tiberius, als Tacharinas aen Ijem
J^etrSrÄ^fquot;quot;^^quot; öaööe/ namöetgualtjcfe/ en felaegßöe/ öat een
Je.nbsp;enöoïöentoiï

t^nnal. 5,
Ceefar. lii.i,
di hello civil.

IH.

Defe onfe ifi. ïi.
en voorde
heeft het recht

5j fept wli:*\'\'quot;^^\'^ ^^^ J^panoen gtieujupcfete / en öoigen ïdu^
ï^ öeiß f . Tacm tooo?öen jöquot;. IBaer fiet öfiefcBieöt fomtoijlen / öat
/ öerferösfien öetrecfit öan eöefantfcfiap op toe^-
^\'■^^\'iShe^o^^fnbsp;göelöcfe eertööts öeöooj-ölucöttge in öet

ficnhS^ 5ön tbjee ötngöen öan öen lt;0öefanten / öte top öoo?gaens
^ tecötöer Bolcfeeren öegrepen toojöen / öet eer jle tS / öatfe
^en
cm\' L Donatus »dpräogam Hecyr^: ^tt tsÖer©olcfeereu reclit/ öat
ö^tÄSÖ^f^nte öoo?e.J öetanöere/öatfe niet göefcöenöet oft öelepöt^
^^eötS h öet eerfte ts een pafagteöp Livius, altoaer Hanno, een
^^ede v^ri^^ Carthago, tegfiens Annibai alfoo ttpt-öaert J

^\'^«itehnbsp;®nbsp;Ghefanten der Bondtghenooten

^erv.i^ten komende, in fijn Legher niet ontfanghen ; hc^x. .....

toft^f ^^^^ genomen. ||et toelcfie ÖOCÖ alfoo rautoen onöefnoept
m Senomen toeröen: toant öet recöt öer ©olcfeeren geöfeöt niet/
oietbc E
t^ fal aen-nenten: c^iet camdenus, op \'t 3laer 157op öe
rt oojfi?®^ öoo?-göeflelt] maer fietöeröieöt / öat menfe fon^
S QlSSS! af-toöfen en fal. ^aer fean ooifaecfeejö« öan toegen
T^eübn f wfe fenöet / oocft öan toegöen öaerom fp gefonöen toeröen,
w^sQftpfrt^^^Ö^fsntöerïaceöemomers/ isöoo?öen0aeöt öanPeri-
.WHu\'i\'boenöuptettöe grenfen öan\'tfanöt öan tttöenen/ omöat öP

Thxcyd. l. z,
Zonaras.

Liv. lib. A\'i
Proio-^.Ut.z,
en ä-
Lib. 4.

JUttoe i^^befietServius op \'t7 25oecfe .ffineidos.] ^e 58cö«enöeööen
?öcteb;Hil\'atenöelt;j5öefanten
öanperfeus, als ÖP ftcö ten lt;©o?logete^
ÄRb^^^P\'^^nöerepöe. 3Clfooöeeft
Juftinianus af-getoefenöe45e=
ban H
r • en öe eottöen / toelcfie tot ürbino toaren/ öe lt;aefan^
lt;©ocfeöertelt
Poiybius, öatöelt;©öefanten öerCyne-

h ^^ öef fcöelmacötigö ©olcft / aller-toegen toecö geöieben sm

f3cuijw^peeöe öebben top een €j:empelin Theodotus, öieArheift göe-
u ^WnS/ ^ toelcfie
Lyfimachus, ais ÖP ban Ptoiom^us aen öem gie?
mÖ^^ft ^tïïen öoo?en t ^et felföe is oocfe anöeren toe^er-
ban SPfPatticulieren öäet. let öeröe öat top gefept öeböen/ öeeft
J^twette/ toanneer öe faecfte öaerom fp gefonöen toeröen/ oft ber^

^ööÄnbsp;bacD^

.nbsp;Recht des Oorloghs en Vredes. ^pf

Vnöïfït nrtfIt ft« ïftrtïfhamp;wtti ftöMrtrtfi

-ocr page 452-

tracDttööisf/ 0öeIöcöfietlt;0efamfcöapUartRhabface, öeti MP^^^^Jtc^
Öet ©olcfe op te öttfen / en opjoeciöö te maften / met cecöt en reojn ^^
chias becöacöttgö toas / [^00 ts öes föepfecs «aöefant Andrsis
tnltfpantennïettoe-aöeïaten/ Mariana, ub.ij,.
cromerus, i,b.2o,-] oft batfe niet en tsban göenoegö nae - toaecbtgy^jgit
, oft op be tijbt ntet en btent nocö paffet. ^^oo öebben be ïSemeï»^» #
Etoien boen aenfeggöen / bat fp göeen €Söefantfcöap fenben fonöen / ^
met toe-laten ban öacen ©elbt-obecflen: en aen Perfeus, bat ÖP
35omen fenben foube/ maec aen Licinius: en ben lt;0efanten ban J^gquot;
bat fp binnen töien bagöen uptgitalien bectcecfeen fouben / ten

V...V.V..nbsp;, M.w öen ben lt;©o?logö aen te feggöen / boen lepquot;^

een plaetfe / bie bectigö mölen becce ban fön göefelfcöap af-gefc0f5j,jii

toas/Guicciardin,Beiiajus,fié.j.] ^ocömetgoebccecötWJ^ge^
bectoepgöect en af-göefïagöen toecben begöebucigöe en blöbenp%f
fantfcöappen/ toelcfte nu tec töbt geb?upcftelöcft5ön:be toelcbe/y/

ï.Rcg.iS.

lib. 31,
Stii\'jugurt,

toepnigö bie ban nooben spn/öet oube göebjupcft en mantece upt-o^f\'
als toelcben be felfbe onbeftentjpn.

IV.

fanten niettefcöenben nocö belepbigöen / bie oocft becfcöepbetttlö£^{jj^
benbecmaecbenbecfianben onfes töbts becöanbelt is. (i.) ^ecPJ^e^
bjp öanbelen moeten ban be ^ecfoonen bec lt;0efanten / ban ban
felfcöap/ enbe goebecen. ©an be ^ecfoonen öebben anbece bit
öat na öet cecöt bec ©olcftecen alleen oncecötbaecöigö göetoelbt bai» j/
lt;0öefantenlicöamen afgöetoeect toecbt: toant fp öouben öet baec
bat men be p?ibilegien nae öet göemepne cecöt moet upt-leggöequot;;.Vfa^
bece mepnen / bat men een lt;i5öefant niet en macö omallecöanoe^jjf^

gcepen: foobatbaneenlt;ïEgt;öefatttomallemifbaben ftan QiMtaft^^ti*
ben/ uptgenomen alleen bie upt öet bloote 25ucgeclöcfte cecöt\'\'quot;rjflfift\'
SHnbece binben fulcfts in tot bie bingöen / toelcfte begaen toecben
ben fiaet bec ïiepublpcaue / oft tegöens be toaecbigöept beS senen\'
toelcben be lt;J3öefantgöefonben is/ göefcöieben: cn ontb?eften^ge^n,jt»
felfbe gebaeclpcfe acöten / en bat men be ftlacöten beöoojt obec tt pM^.
aen ben göenen bie öem göefonben öeeft / en ben lt;5öefant tot öe?
göen goebtbuncften en oo?beel te flellen. ^aec 3önbec oocft öie u ^^
bat men beöoojt caebt te nemen bp Coningöen en ©olcften / bte J» ^ti
geen inteceft en öebben:\'t\' -
3ön/ maec ntet ban cecöt.

b?engöt / en befïupten niet feftecs nocö göetoiffeS

göelöcfe als öet cecöt bec natuce / upt bafle cebenen fmhetipt^ h
feomt/ maecfön mate en toöfe befeomt uptöen toille bec ©olcfeere»»^ ^ju

-ocr page 453-

fto Mben öe mmttrn ftonnen be aööefanten / oft gantfcöeïüeft becf^==
«ecen / oft met fcftecg exceptten en uptfonbecingben: toatitaen b een
to S nutttgïjepbten betboojbeeï ban itcafTen tegens gtobeenfto^y
f yjtföönbeltngben : aen be anbete jijbe benutttgOepbt ban lt;©befant=
SSSS^^^quot;/ bjeltftçrgbembtbepbtengôerijfombte te fenben/ boo; foo
seooten fecuctte»)t en becfeecftertngbeais tmmers mogbeltjcft ts / amt-
«eit öeboïbeït biecbt. ^00 moet men ban beften/ Doe bette bat be ©otc^
^gn obec-een-gbeftemt Ijebben : öet toeïcfte upt Ctempeïen aïïeen ntet
bJS^^^^^fen toecben ; toant baetjönbec beeïe genoegö aen toebec-5ij\'
nSx ^^ïöaïben moet men föntoe-bïucöt nemen / foo tot öet oojbeelen
^^^t-buncften bec 3©öfen en ©eclïanbtgen / aïs totbe gifftna^« ^ »ae-
Jgtotngem Sltft öebbe ttoee meccft-tepcftenen bte feec ftïaec en öeecïucft
Ç^teen bp
Livius, öet anbece bp saiuftius. ^at ban livius , tsbait
g^gefanten ban
Tarquinius, be toelcfte binnen ïSomen beccaebt gefïtcöt

««OOettï Al-hoe-wel fy fchenen bedreven te hebben, dat fy mochcertvoor
Vnbsp;gehouden werden, foo heeft nochtans het recht der Volckeren fi)n

\'SeUiJugm,

Shfi\' \'^öt is / öet bloote cecöt bec natuce ïaet toe / bat be flcaffe toecbe

oecS?»^»ïaetfe/baecbe.|Bifbabecgebonbentoecbt: «jaecöetcecöt

ööeïf bebingöet baec upt be lt;©öefanten / en be öB^ne bte befen
öSllp/öieoppubïöwegöeïepbeftomen. öecöaïben ts Ißt t^
öSl!^ »^«töt öec ©oïcften / bat be €fefanten te cecöte gefteït toecben/

Die öet cecöt öec natu^

op öefe5tjöe. a®ant öet is öec

wee iöoiCHen / wat u»? »«ji^itiuK^i«
ïetoç T;™«ïtfte öeeïe öingöen öecöoöen toecöen /}
^öetfiSs\' ^enae-camtngöeismeöe op öefe si-

\'«iiten wat gnenen oooeii yj^inbsp;n^vyu ^^iw^v» ^v ^»»v

ban oncécötbaecöigö getoeïbt b?p toacen/ fop en fou^
ïieeï / \'i scoots/ nocö büfonöecs 5ön. ^oet öaec bp/ bat öet 000?=^
^öe becfeecftectljepöt öec a5ôefanten göeeft / obectceft Set

ö» Ööenen / bie öe lt;6öefante göefonöen mzft / foo öte totlle j et

^^ft /nbsp;SBaec inbien öe göene / toelcfte öe ©tjeiant gije^onoen

^■ïJlOQhpÂ^tso^ôtftent/ foo en falöeslt;©öefanïs (ïtaife onsban
aoe ntçt öeb?öben. naaec aen öe anbece 5ööe/ toecöt öet toeïbaten

ö ö 5

-ocr page 454-

tn U öeöouöentpamp;ei: lt;60efanten in groote onfeecfeeröeiit S^fï^ïi/ j\'JL
fp aen anöeren / aïs öie Öaer göefonöen öebljen / rebenfcöap J^^fLag?
öen öan öare öanöelingöen. 3©ant aengöefien meeflen tööt oe ra«\'^
göen en öoojnemens öergöener / öle öe lt;0öefanten fenöen
ïenöe / en öicBtoils toeöer-firööigö5ön / ban
\'t boojnemen öer ö^^^
öicfe ontfangöen / ban bet gualöcb miffen / öatter niet pets op oen

ttoijffeï aenen ts / foo tsöocögenoegöfaem tot öe billpcböepten nM YJ,t
Öepötbanöeaï0öemepï?e^et/ öet aïgöemepne göebaer. ^erna^
icb öet gantfdöeï^cb öaer boó? öonöe/ öat öer ©olcberen goeöt-öijnj g
^wgöebjeefl/ öat öegöeitiepne toöfe en maniere/ toelcbe een pegF^^
ö\'ie intens anöers göeöteötgöebonöentoeröt / öat felföe gebieöton^jj^

toerpt / öe lt;6öefanten öaer ban fouöe uptfonöeren en bebjpben / »»-wtt
toelcbe / göelöcft bp eenigöe maniere ban nae- bootfingöe / göeöyquot; ^gs
toeröen boo? öe §perfoonen öie öaer af-gOefonöen öebben / {Hy ha^^^^jti

Raedts aenghefïelice mede ghebracht) de auihoriteyten aenfienelijckhey^^j^

fhiiipf\'.ï.

deRepibiijcque, fept M. taHiusbanfeecRer lt;6öefant) öat fp au\'^f-rtOt\'
jitet göelgcbe naerbootftngöe foiiöen / als bupten öet göebieöt en ijquot;
fireecbe / geflelt toeröen ï öaerom fp öan oocb aen öet gemeen

foi\'rit- Jtixs ïartïfﻫ I ftllh«»r f1igt;f- Vneffhi^ fn Vtigt;i\'ïtigt;igt;rigt;ti / ti#igt;f VlétDOquot;quot;\'^

lÖcBe recöt öes ©oicbs / onöer öet toelcbe fp berbeeren / nietberbonj^
5ön. beröalben / inöien öet fuïcb een miföaeöt is/ öie fcöönt te bon»» ^
beracöt toeröen/ fal men / oft moeten oberften / oft öe eöefant fquot;-^
öenuptöe€ïrenfen oft Eanöt-palen te bertrecben/ \'t toelcb
p^YüW
beröaelt aenöten gefcöieöt te 5ön / öe toelcbe tot aomen öen
oojfaecbe göegöeben öaööe om te ontblucöten. [lt;;§ulcbS öeeft stepn»\'
öe Coningö ban 3polen göeöaen aen öe
Mofcoviters, xhuanus, i\'^\'^J\'iijft
^aer 1581. Elizabeth, aen öe^cöotten enlt;:^pangiaeröen i öepöeS
menbpcamdenus.op\'t^aer MSïten 1584O ^aeruptmen^ntPj\'J^ƒ
bp gaen ban berfiaen / öat opanöeren tpöen öe «©öefanteban
öie öe felföe itiiföaeöt begaen öaööe/ metroeöen göegeeffeït
(Carentinenobertoonnenjönöe/ öaööen aengöebangöen onöer öe
mepnen te flaen. [^00 öeeft
Caroius de vijfde, öen «©öefant.banquot; ^
l^ertogö ban iBiïanen / aïs fpn «©nöeröaen jpnöe / bebolen \' ^
ÖP ban fön ^of niet bertrecben en fouöe.
Guicdardm, ter pïaetfe
ööetoefen.] ^jnöienöemifbaeöt ftoaeröer^p/ en tot göemepn ony^j,
iucb flrecbenöe / faï itren öelt;6öefant moeten fenöen tot öen Q^^^L aef

Virtigt;ïffei?ti ïin ncfnnhprt tïï / ntst tiÉ»\'fnfgt;fït / h?itïin ïtpm / oft

tïengöefepöt öebben / öat aïle iBenfcöelpcbe iaecbten aïfoo i^Li^
^^ , öatfe in öen öoogöflen noobt niet en berbinöen / bar moet 00c» v^^p
ben in bit göeboöt / banöeöepïigöepbt öer lt;©öefanten. *er ^fties
ban öoogöfle noobt en beflaet niet in \'t aen-boen ban fïraffe / toe.;-
nae bïöfi^en fal / bat oocb tn anbere göebalien boo? öet
recöt ber P- .it

-ocr page 455-

toert/ ais top fuïïen fließen Mm îie toectMnsen ban
fe te nS®^^quot; * ^eet minber in be pïaetfe/ tpt/en toöfe ban ftcaf^
seiJhi-SIl^ * t^^er in î)etboo?-bomen ban een groot guaebt/ infonöer^

fchelSn^quot;^^quot;/ enbeonberbjaeööttoerben. tïïfoo öebbenbeiSomepn^
pi^sT^iSÖermeefiers be lt;0öefanten ban Tarquinim aengöetalï / C p^Io-
^ütth.;, ^«^Aiexander
pheraeus nöebanööen Qöefteït / om bat ÖP \'

bemêttho /T\'^ö^iï^er ban \'tïebenban Peiopidas.] met op m uitenen acöt
Serran,/ Livius, op bat bie niet fouöen bermiffet toerben. c^iet
Wen/Mnbsp;de vierde.3 ^nbien be lt;©öefante met söetoeïbt ban

bp pets boojneemt / foo macö Öp boobt-aöefïasöen toerben / niet
öeböen flraffe/ maer bp toöfe ban natnurïöcïïe befcöermtnge. ^oo
ftÖenWu mosöen boobt-fïaen be
fabios, toeïcfte Livius noemt
(CrattPhf Ö^t liisenfcöeïöcfte ïïecöt. ^eröaïben bp
Euripides in be
fORben /
^^\'^^clides, öeeft Demophon, ben ^erauït ban Euryftheus ge^

be / u:;. Öp metgöetoeïbt/ bie om ööenabe baben/ toecö nemen toil«
Qöetoeïbt toeber-flaen / en aïS bie fepbe î

wel een Hérault aen u ghefonden j flaen ?

^quot;t^oojbt öp baerop benfeïfben î

en Zy ct\' Hérault fijns vuyfts ghewelt doe ftille ftaen.

7quot; ^^ojetfiïrtnbsp;Copreus, enom batöp met getoeïbt toiïî

Tï\'hiioaröaen/ is öp ban öet bolcft ban tCtöenen boobt-göefïagöen/
HP^ïöcfte Ss ^nbsp;ïeben ban
Herodes. ( 3iBet een niet feer on^

WÖe aSl^ÇÔ^Pî\'weôe beanttooojt Cicero bie b?age / oft een^one
toant öS h ®fön ©aber / bie een ©erraber ban \'t ©aberïanbt is :

r Ulli rw \' quot;lujjijgi, JP jg jijjg^ ! ggj. aenjiaeïtbe göe==

aj^tg Ui- Fi^utyiüy 5P îuicBjgf te 00e« / urn get agnitaeïwi? m^\'

\' möer niet tot flraffe ban ^tfept/ nae bat öetperpcfteï

J\'y heeft denbsp;Menander Proicftor ban^epfer Jalianusl I.

ghellaghgquot;^^^?^\'nbsp;teghens het recht der Voickeren in de

Era. Corthmannus, ïft§on[o 32. n.-f. amp; fequent. va-

Ij^f lt;!Sxtracten ber €gt;öefantfcöappen: Ais eenighe jonghe

^vatrmgj J.quot;quot; , tot Romen van Carthago ghekomen waren, ende al-
g\'iefon.den fquot; fchimpelijck ghehandelt hadden, zijn
l^^erph^«.,\'!®quot;®^quot; Carthaginienfsren over-selevert, dc

fy nae Cartha-
gelevert j doch die en heb-

maer hebbenfevry laten gaen.

quot;^er ghepn 1 quot; -arthagm:

leï-^^^aniuTnf^^^^pet bupben/ batxheodahâtus Qothus ben

den MeS^^u^^Ptbp Procopius,De naem van Gefan-
«cnen hcyiigh, en vol van eercn. Maer dit rccht behouden

-ocr page 456-

de Ghefanten fomwijlen haer felven, als fydoor hare ghefchicktheyt en^^j,^

digheydt de waerdigheydt van het Ghefantfchap befchermennbsp;j qocI«

WaHtde Menfchen houden het daer voor, dat haer felfs gheoorlotci ^^

een Ghefant doodt te fiaen, indien hy teghens den Prince, ^^^.y^ fl.ßde^\'

ghefondenis, fmaetheyt ghebruyckt, oft eens andersHouweli|CKici ^

»er öe »famen/ aïSfpfjaööenöeöjefen/ öat fp feer

toaren öan alle öeöencfien öan oöerfpeï/ ais toeïcöers quot;Pt-gajquot; \' en

ntet fonöer toacfite en toas / öoeaöcn öoo?ftfDteïijcft öaer öp: ijncc

Ghefant ghefeyt en yoor-ghedraghen heeft, het gheen dat hy van quot;Jquot; ^jgti\'
ghehoort heeft, die hem gefondenheeft, indien defelfde dingen ^ dc
ftelijck en zijn, foo en moet hy daer van de fchuldt niet draghen, iquot; ^gu
ehene die hem ghefonden heeft, alfoo hem niet anders
b^volenis, \' ^
aenbevolen dienft te verrichten, ^fet OOtïl Camdenus Opöe ntiaengi»^

fen pïaetfe öes ^aers 1571*]nbsp;^^ s«^^

USaer öefea®et / öfe tcß öDefeptfieööe / öatmenöettlt;0Befanten J n
öï)etoelötnocï)oöerïatï falaen-öoen/ moet men öerflaenöat öeny
öeröinöt / aen toelcfeen {jet lt;©efantfc0ap gefonöen ts / en öan nocp ^

ïiM \'tnbsp;pti ttgt; fenmm/ h^mtint fieefty nneiö\'ü^^ft

Lib. le.

tuffcöen €frefien en ïSomepnen: öeeï meer öatfe mogöen göeöa
Thneyd /1 tóerOeu/ \'t toeïcft
Xenophon Oöer eentgöen göeo?ötneert öeeft*
^fpan. \'de der tegÖcuS öe göene / öte öan (Cöeöen en Eaceöemonten aen

btUo

r

fidtt
Ur. iib.z.
Liv

foo fean toeï / en pïeegöt oocfe toeleentgfien aengfiefeonötgöet te w^^it
öatfpg|)eettlt;©fiefantenfuïlenfenöen/ oft öatfe anöerS öoo?
fuïïen göeïjouDen toeröen: gfieïöcfe öe iSomepnen öten öan EtoUequot; »quot;pgt
uv i,b 17 göefept fieööen: en öeïSomepnen öeööen öen vejenters aengöefep/^flet
u/r» lih.^. ■ fp öaer upt öe^taöt mafeen fouöen / oft öet fouöe öaer
bergaett ai?
Lars Toiumn lus göemaecfet öaööe i en Öen ïiomepnen lt;S öan öen
ters aengöefept/tnöten fp eentgöe öergaöertngem
samnio fotj^en»^\'^t
feen/ öat fpongefcöenöt öaer ntet öan öaen feomen fouöen.
öan öefe 3©et ntet aen / öen göenen / öoo? toetcfeers 3lanöen öe
ten fonöer öerferegen öerïof paferen en öoo?-repfen; toant foo fP ^jtn^
felföer®panöenrepfen/ oft öan öare ©panöen ftomen/ oft
pet öpanötïöcfeS öp öer öanöt nemen / mogöen fp oocft öooöt-rquot;quot;^\'

tff\' fonöen toaren / öefïomepnen tegöens öe lt;0öefanten öan P.hiiipp ^

£ 4T Annibal, [^fet Appianus, »«««rf^« bgmionum n.iß.-] enÖe ïatljten git

V.

lib-^- öe lt;©öefanten öer voifcen. ^nötenöer fuïcfts ntet onöer en
öat öc45öefantenmiföanöeït toeröen / faï men öet öaer öoo?
öat toel niet öat recöt öer jaoïcfeeren/ toaer öan top
fP?efeen/
öat öe ö2ienötfcöap en toaeröigöept/ \'t 5P öan öen genen öiefe
oft tot öen toelcfeen fjj göefonöen toeröenj öaer öoo? göefcöen^jnöp
fto?tet toeröt. Sfiïfoo fepöt
luftinus öan Philippus, öen jongeren ^^
öan llaciöonten
t Hy fcndet daer nae een Gefant met brieven aen n ^^

IJIgt;. if.

-ocr page 457-

Recht des Oorloghs en Vredes. 401

ffict hem te maecken, die ghevanghen, en aen den Raedt (tOt
ter eerpnbsp;zijnde, vry en los gelaten is fonder mifhandelinge, niet

onsh^fConingh, maer op dat hy noch in twijffel ftixende, gheen

squot;etwijfFelde vyandt werden foude.
mnZTX^^^^\'^^s^quot;\' (I\') siciiianen, gsontitgettootcttUart De actfie^
öïiefSy öeböentrß egefanten ba« syracufen, bte aett be attbere ^tebett
bcnSfaï^aren/gïjebaitgbenööettotttett/Thucydides
,üb.7. ^00m^
Qöefönh« Argiven, be lt;©efattteti baw eett bïeptte factie bftttten IfitSetten

tó.7 K/.öÖebaitgamp;ett/etttotArgosgbeb^acbt/ befelfbe Thucydides,
öteii^rth Bebbettbelt;0efatitetgt; bec Etoiiers, aett be ï^omepttettoiJ-
öjiehPHT^quot; / Öebben öaer rantfoen af-aöebjbngen / bjelcber eett boo?
fcöaSS®\'^ iSotrnptten berïofï is. Poiy blus tn be €rtracten ber lt;0efant^
©an ber ^rancatfen lt;0öefantett aen ben €urcb/
öen / feai ^Pangiaerben op be po göebangöen en boobt göeflagöen öeb^
lt;ÖftefS beoo?beelenftenbp
Paruta,feé./^, Bezari,Aè.^\'. ©an be
quot;^*^^ï®emfcöei$tebenaenben Contngö ban ©lancbröcb/
^^Qftcmu göebangöen / Grantzius, saxmkor./^.ss. ^e facötmoe^
^atirtS®quot; Belizarius feerbt göepjefen / bat öP
Geiimers lt;©öefanten in
nten^SJs Söefonben/ en ban j^pangten toeberom tot Cartöago gebo^

UO Ön* 1nbsp;yi^t-Tt-/ l\'iucupiu» rarmmuivTuift ^ ,

aitbers^ pace toat anbers / tnbten pemanbt bupten föne grenfen eens
feeren aSf®quot;^®» lagen iepbe / toant baer boo? foube öet recöt ber ©oïc=
Maliers rSJ?!^?««^ecben. €n fuïcös ts begrepenin be €gt;?atie ber xhef-

Jfeap^\'^j^ Philippus Dp Eivius.]

Konten JÄ^öefantfcöap / toelcft toe-gelaten f s / en berïof öeeft om te
oitbec öetretöt ber ©olcfteren tot fön befcöermingöe / felfS oocft
jnotötetJIF^^^t\'en/öoe beel te meer onber ben genen bie guabe b?iertben

VI.

^^ïfenbc^ihr hebben, Eacebemoniers / toeïcfte be leraulten bec
ichen Rechter^\'^^^^^ööen ö8bben / toerben göefepbt baer boo? aller Men-

V^\'^fance vannbsp;te hebben. Pomponius fepbt J Indien yemandt een L.«it. D.dt

Volcken u y^^dt flaet, dat fulcks ghehouden werdt tegens het recht
^^»■den öpn T quot; 5nbsp;^^ Ghefanten voor heyligh gehouden

^echtnbsp;noemt bit iSecöt/ baer top banfp?eften/ der vyan- ^»mi. i.

^quot;Cero i. V quot;sylighdom der Öhefantfchappen, en recht der Voickeren.
\'^ll\'^efcha\'^jpLquot;quot;®^ boeten niet de Gefanten onder den Vyanden veyligh en
B^^rchendi? • Seneca, ban ben tOO?n: Hyheeft de Ghefantfchappen
Sl^ScfanJ,, /l\'^^^ende het rechr der volcken. Livius tn be^iftO?te ban
Lib. 4.

^an be Fidenaren boobt geflagen toaren / noemt bien

«^»^wtoeljjcftftiitft/eengobtïoofeboobtflagö. €n op een anoer

€eenbsp;pïaetfe j

-ocr page 458-

pïaetfe J Vermidts de Ghefanten in ghevaer ghebracht waren ,
de Wetten der Oorloghe langer niet by kracht gebleven. Curtius : ^y^
Heraulten ghefonden, die haer tot vrede bcM^eghen fouden , welcKe^^^^^j.,
riers teghens het recht der volcken doodt-ghellaghen , en in de ^^^Jji^jglt

pen hebben, bat ttiet tecfit: toattt oocb tit ben «^öJïoöÖ ap/J^^thßt\'\'
beeïe btngben/ bte fonbec eöefanten ntet bonnen betöanbeït toej
en feïfs ts nauïijcbS mogbeïgcb bat anbecS b?ebe ööeitiaecbt tog^ W
iBen pïeegöt oocït btt te bjagöen/ oftnae\'tcecBt ban göeWW
geïbtngïje/ een (©efant mogöe boobt-gßeflagben/ oft auaïflcïï
beït toecben / bie göefonbentsban eenen/ bie bietgöeïö£fe£ ^^J^agcït«
cen göebaen öeeft» €nbe binbt tnen in be lifïo?ien ban fuïcfte «^tt
oocfe beeïe €]cempeïen maec bocö foo becteïïenbelifiojien/ nm ^^p
bie bingen / toeïcfte cecötbaecbeïöcft/ maec oocft bie oncetötoaef^t

VII.

Apfhu, dt
heU. Fm.

biebeoBöefantuptfenbet/ itiaec oocft bebecfeftecingöe enw^Lgfli
bes göenen / bie upt-göefonbentoetbt/ baerom met
ben feïfben ^^^
lt;iiï-ftoögöenbe contcact göemaetftt toecbt. baecom foo toecb /^ti^
cecötenongöeïöcft aengïjebaen / aïiflbatbengöenen / bieöeiti
ben öeeft/ göeen oncecöt en göefcöiebt. ^^ecöaïben öeeft

aïïeen gcootmoebeïöcft/ maec oocft conforme öet cecöt bec ©oï^
baen / aïs ÖP / toanneec be ßoomfcDe lt;0öefanten ban bie ban Ca^JJ ggf
guaïijcfe göetcatteert en miföanbeït toacen/ en bat be

ban ben Cactöaginienfecen gebaen toas (i.) Livius boegöt baeWy^ii
ÖP aöefept öeeft / bat öP niets boen foube tegöens be toaecbigMf: te^
.beo?binantien
bes ïloomfcöen ©oïcfts. Valerius waxitnus wWh^ê
ïïoomfcöen2$ucgöecmee^ecenineengöeïötfee/ bocö oubec fa»» ^ v^ij

toOO?ben toe: van die vreefe, o Hanno, bevrijdt u de ghetrouwig» \' ^t
onfe Stadt: toant fp Öabben boen oocfe Cornelius Afina, tegöe« ^
ban «©öefantfcöap in be boepen göefmeten / en gebangen genom^^\'

[Vermeerderingh. (i.) Vgt;ioéomsSïm\\\\is inexcerptisVeireßamt:nbsp;b^\'

göefepbt* Dat men niet doen moefte, \'c gheen fy in die van

Uraften: €n be ïSomepnen feïfs / nae bat fp nu öet fept bec
nienferen bebonben öabben / foo öebben fpbelt;©öefanten tat^quot; ^oeo^
^iet
Appianus. conftantius Öeeft Tatianus ïaten gaen/ bie ban ^
tuis aen öem gefonben toas /aï-öoe-toeï Magnentius bajt öieït ^^^LßOi^
pus, bte aen öem ban conftantius gefonben toas/ zofimus, u. ^p
be i^ifioiien bp Cromerus,in be 2Soetfeen 19 en z i. €n paruta,d»^ 5
netiaenfcöelt;6efanten op be cepfe in ©^ancftcöcftaengeöouben/ « . /jja^

eocft foo öebben be iBebe-göefeïïen en be bagagie bec lt;0öefan ^^^
reöepïiSÖepten bepïigöeptop öace toöfe: baecom flontin ^Sifjcif®
muïiecbec llecauïten
: coningh ^ maeckt ghy my tot een Co^\'J^ar
Bode des Roomfehen vokksde Quiriteo ? mijn bagagiecn ^^ (gtw^

Lib, io.
Lsh.6, cap. 7

VUL

-ocr page 459-

föne gcfdfcfiaj) pet fbjaerïiicfiiS miföaett fieeft / fean men
nSffquot;^^quot;/ öatDpöieobec-öljeijeomsfiefiraft tetoecben: toam met
Henrit^^^\'^öfön^enfe niet toecö öalen: [i^tet serranus, m\'t leben ban
] \'ttoelcfe ais belcö^en öabben göebaen tegens fom==
ben L^^^^^ïnönlers / bie met be ïioomfcöe lt;0efanten toacen / fcö?eeu^
toenbsp;/ bat öet cecöt bec ©olcfeecen gefcöenbet toterbt ï öaee

bjttS* «ïent öet oo?beel ban saiuftius, tn be fafee ban Bomiicar, \'t toelcfe
tóf ftv^^öo^en öebben göeb?uptfet. ^ocö mblenfe belt;ïSöefantmet en
boojpSquot;ööeben / fal men op be felbe toöfe moeten öanbelen / ais top te
ïtfbhït^quot; ben lt;0öefant öebben gefept» iBaee oft be lt;0efantefelfs ^U\'
Öefah; / ^ \'^^töt ban recöt te boen / ober fön famtlte en lt;©öefelfcöap
bie fiin o^t ÖP recöt ban b?p gelepbe öebbe in fön öupS / boo?elcfe een
\'ttDhf«5^-blucöt baer toe neemt / fulcfes öangöt aen be toe-lattnge en
geC^^Jan ben göenen / bp toelcfeen
öP te boen öeeft / en baer öP aen

IX.

ftet Paruta,baeï be Coningö ban ©lancferocfe ober
K Woon 5ijnbe/toerbt te b?ebenge|ïelt. ^ietben felfben/ä^.^\'.J
toaeröepbt beH göelöcfe / bat be roerlöcfee goeberen ban een
öenSi/ ^n \'t göeen boo?ts ais een toe-beöoojte ban be perfoon göere^
^cöuC^^^ nietfeonnenteroo?faecfeebanpanbt/ ofttot betaltngebait
teoofftT senomen toerben / nocöte boo? o?bereban be jSecöteren/ nocö\'
^eÄ J fommigöe mepnen /boo? ConingöUJcfeeöanbt* a©ant
allen /fSl»noet b?p jönban allen bebtoangö / foo bte aengaet bte btn^
boiïi^felcfee öem noobigö 5ön / als bie fön perfoon betreft / op bat öP
lt;\'fÖ«Rquot;?^i\'^tSbepbtenberfeecfeertöept öebbe. inbien öp baneentge
ïsetcn^h? ööeniaecfet öeeft / en / göelöcfe Öet toel gebeurt / geen bafte goe?
Öp bjßSfquot; öeeft / fal men öem b?tenbelöcfe moeten aenfp?efeen/ en foo
\'ïen ff Z senenbte öem upt gefonben öeeft / alfoo bat ten uptter^
^etch ^ tegöens öem geb?upcfet toerben be mibbelen / bie men te
.nbsp;fcöulbenaers / bie bupten \'t gebiebt tooonacljttgö 5nn.

ï^iciiSi^f^ Öier niette bjeefen/ foo fommigöe mepnen / bat/ inmen
f^t^tfonSW^P / baer niemanbt fal göebonben toerben/ bie met ben lt;6e^
öjeïienTnr^ï\'^^b öanbelen / oft te boen öebben: toant baer niet enont^
$LW(tTiÄquot;/ bie ben Coningöen bo?göen/ toelcfee niet feonnen göe^
/ en Nicoiaus oamafcenus toöft aeu / bat bp fommige
ölkSktls!?®\'quot;^^\'^^ getoeefï is / bat men op Contracten/ bie op geloot
pJeus QnÄä?gt;^en / geen recöt en bebe / niet meec / namelöcfe / als tt^
fntf^sf bat be iBcnfcöen göeötoongöen toaren/
öet Contract te bolbaen / oft met öet bloote toooibten ttm^

Cee 2nbsp;bJe

Taufm. l, 7.

-ocr page 460-

m m ^töuïbcnaccs te te 50«. toenftöet seoeca om foj^
öantgöetoefianbtöecfaccamp;enj [©an öea^eiöaöen/ ukj.cap.is.l o^^.

ofctnen dat de Menl\'chen konde wijs maecken, datfy het toe-vertroude ei

tiyt-gheborghde gekalieen van de vry-wiiligheontfinghen : Och ! datgejquot;
belofte oÊttoe-fegginge langer den Kooper aeti deo Verkooper en verbono^j
noch dat de befchreven handelinghen en contraften niet langher met oP\'ë^quot;
druckte zeghelen bewaert en wierden. Dat liever de trouwe die
bevvaerd^»
ende een ghemoedt dat de billijckheydt in waerden houdt. Appianus fe?»»
mebe bat ben f etfen miföaesöt öeeft / Geit te borghe te nemen, als een
fatcke, welcke bedrogh en loghenen onderworpen was. .ffllianus Uecps^i
öet feïfbe ban be Inbtanen: baec mebe
strabo obec-een-flemttn b^J*^

bjoojben: Daer en zijn gheen oor deelen, noch gherechts-pleginghen j
ders als van doodtflagh ,en onrecht oft overlaft , om dat het in des Mefl^hej
machtniet is, daer in niet te vervallen: maer de contraften en handeling®^
2ijn in eens yders macht; derhalven men het verdraghen moet, in die«^^^-
mandt fijn woordt niet en houdt; en moet men te vooren toe-lien, wiequot; ,
eenyderghelooft,enborghet, maer dat men niet en behoort
de Stadt
twiften en proceflen te vervullen. Gharondas Öeeft mebe «eOJbtneeCt/

men öem geen reeötelöcft aenfujaecb becgunnen foube / bte ben
bo?göetenbectcoutöabbe: \'ttoeltbootö Piatofttö öeeft
ïatenöebaff^;
Xf-éhib.] Ariftoteies öeeft mebe aengöetoefen: Dat byfommigheo ^v«»

. defe faecken gheen rechts-pleginghen voor-vallen, want fy houden het d^^\'
voor, dat de Menfchen behooren te vreden te zijn met die troowe, daer OY
fy haer verlaten hebben. €nOjP een awbec plaetfe : Daer rijn plaetfen
de Wetten verbieden recht te doen, over het,geen dat ayt-geborght is, a»« ^^
men maer in\'t particulier moeft af-handelen met den genen, daertnef^® JL
mandt verdraghen, en eenighe handel ghefloten heeft, en op
wiens trou^

^e|epbenfcöe%i(lo?fen5önbol ban©o?logöen bte göeboects
ombatbelt;©efantenmifOanbelttoacen. (i.) i^enbtnbtoocBtnbeÄ
ltgöe^cö?tftucebectttaenban benlt;©031030/ toelcbe
David tebtenfi
faecbe göeboect öeeft tegöens be^mmontten. c^iet Chryfofthom«

Stagirius, léks. ] Cn Cicero öoubt/ battec göeen cecötbaecbtgöet;

5Pbanao?logöetegöensMithridates.^ïSbefe.nbsp;.

[Vermeerderingh. (i.) g^eïJomepneu gebbett om befe 00?fa^!Lit
^o?tosöe aengöenomen tegöens be
Senones, Appianus tnbe CCt^S,
bec «©öefantfcöappen 4 emo. tegens ben
niyriers m Luguren,
Sïfr^il^quot; ^^ aiegaten i m en 154» tegöens be iffien, Dion, CCtca
lt;6Öefanten z. tegöens be €oilntöiecs /
Livius, fif, ^/. tegöens be

C^rempelen becjpcancben en ^uptfcöen btnbtmen bp Aimomus, i\'quot;

CiviU. I.

.L-.h.^.
Lih.is.

Sioh. de leg

Moral. Nico.
iib.i.ce^.iS,

Moral.^.c.ï,

-ocr page 461-

Het mghenthiende Capittel.

Van \'t recht der Begraeffèniflè,

«quot;elfde recht d« Volcke n voort-
ik- Wa«nbsp;quot;ie dooden te begraven.
ÏII nquot;quot;y^d«hetgherprotenzy.
^\'gHis. quot; quot; oock den Vyanden fchul-

I V. Oft men het oock den boofdoenders, die

groflijck mifdaen hebben , fchuldigh zy ?
V. Oft oock den genen die haer felven dooden.
V I. Wat men noch meer uyt het rccht der
Volcken fchuldigh zy ï

gild.

No vel. /. 3.

d. loeo.

Sefhoclet

Ajaee,

yöctretïjtïïertooïtfim«/\'tb3dfBtiigt;ttiettb3tUeföiiDo?fï)?ontamp; Ï-
wt/tsmen ootfefföulijfgDöeöooöeïtïöamctt tcBegraUem
; Dion Chryfofthomus onttßc öß manteren/ toeïcfte öp (ieït tegens
^«t t^ öefcö?eUen recöt / beröaeït nae bei^ecöten ber lt;©öefanten:

hnbsp;\' dat de Dooden niet fouden begraven werden.

htt s ®/nbsp;ïïecöten bte ntet befcö?eben/ maer fefter^

^tcSm befcöaeben ïiecöteit / be aerbe te bergutmett ben booben
löcbiSÏ?quot;\' ^eïlebieen Philo en Jofephus, noemen bat een recöt: göe?

öebben/ bat onber ben naem bannatu-^
^^ttcSfquot; begrepen te baerben bte göemepne tnanteren / bte met be na^
Iheai^y^^ \'^ßoen ober-een-ftomen. 25p üanus ^aet: Aengefien felfs de
Waetf/.nbsp;ghebiedt de Dooden te begraven. ^J^e feïfbe Op een anber

^^\'^\'»Icliphnbsp;ende de Begraeffeniffe is men in \'t ghemeen den Menfchen

Wetten Hnbsp;Supplicibus noettttfe Wetten der Menfchen. fEufebiusi

Canusnbsp;mßor. BJ. cap.ip.\'} Ariftides, een ghemeyne Wet: Lu-

Jelt, p\'«®f.Menfchen gebruyck, Wetten der Aerden gt; en verbonden der We-

J^ï\'öt / St\' öanbeïtngöe ban öet menfcöeïöcfte abontituroft geïegent^
= belt;©?ato
?Lyfias,begemeeneöope. dietsebegraef^
ciaudia«us, bat ben Hêenfcöe upt-trecftt en menfcöen
S-T^\'^öÖeet: €tt be ^epfer Leo, mm be nature fcöanbe aen

, bat ÖP be betameïöcftöepbt befcötmpt / en ber^ ^ ^
€nbebetoölbelt;©ubebefe iSecöten/ aïsaïïengöe4r4-I
amp;öeïK?®^??^^quot;*^\'^^^quot;iBenfcöen gemeen5önbe / opbatfe itiocö=quot; \'
S? / foonbsp;^^ öen tot auteursen fWcöters baerban fteï^

fni\'^QeffS^K\' ^iJ recöt ban €^efantfcöappen / aïs mebe btt ban
S gefenhSSf« toe-gefcö?eben toerbt. g^eröaïben btnbt men
sophnri M*® ^^töet ber «©oben
3©et genaemt toerbt;
\'^«iees tebeSto /nbsp;\' ^^^ berboben öabbe po-

\' noch d\'onder-aerdtfche Goden
Ick h^?veej gheboden :
t)a^ Z J^nbsp;Wet niet foo veel envermaghj

^ ly doen wijcken foud\'\'t onfterlFeli/ck ghefagh

lt;ï£ee 3nbsp;Van^t

-ocr page 462-

Van \'t onbefchreven recht, van boven ons ghegheven »
Daer ghy uyt fterflijck zaet ontfanghen hebt uw\' leven.
Dat recht ftaet eeuwigh vaft, wiens oorfpronck
onbekent
Van tijdt tot tijdt beftaet, en noyt en loopt ten endr.
Ift dan niet recht ghedaen, dat
ick de vreef\' eens Menfchen
My niet verrücken liet, maer liever nae mijn wenfchen
Der Goden wil volbracht met onvertlaeght ghemoet,
En pafte niet op uws verbolghen torens gloet ?

, ifocrates, gantieïenöe Uan tscn lt;©o?ïoöD ban Thefeus tegfienS
fpjeecfit albus* wie en weet niet, wie en heeft niet gheleert ten ^ Lj-
de Dionyfiis, uyt de Autheuren der Treur-fpelen, wat ongeluckeo dat A
ftus, ontrent Theben , zijn over-ghekomen ,
als hy willende wederoin^^jg
fijne brenghen den Soon van Oedipus, doch fijn behoudt Soon, feC ^^^ft
van den Argiven verloren heeft j en felfs de Hoofden en
Leydts-luydeo
ghefien doodt gheflaghen gt; doch hy felfsraet fchanden over-ghebleveo^J^^
de, als hy gheen ftille-ftandt van wapenen konde verkrijghen om ^^^jcquot;
den te begraven, isootmoedelijck biddende tot Athenen ghekomen
ke Stadt doen ter tijdt Thefeus regeerde, en heeft hem gebeden, dat
hy
niet wilde gheringhe en kleyn achten, fulcke Mannen onbegraven « ^ ^^fi
legghen, en dathy niet wilde toe-laten dat die oude maniere onder de^^lgn
ghetreden foude werden, ende het Vaderlijcke recht, \'t welck alle Mequot;quot;\' .gf
onder malkanderen ghebruycken
j niet als van de nature in-gheftelt)
als van de Goddelijcke macht bevolen, \'t welck hy (Thefeus) ghehoort

^ Aft*!* AVInbsp;fifiMnbsp;h AInbsp;«^aiAaanbsp;/^M ^ MM

Cicm Orai.
fro ^intio.
Laämii- Xn-
ßit.lib. 6. c

ll,amp; Zl.

Vat. Max.

bende, terßondt een Ghefantfchap naer Theben tefenden, befloten

m feïfbe beficaft tecflonbt baec nae be Cbebanecs / bat fp be ozbtw» ,
tten ban bare ^tabt boben belt;©obbeIücbegöeboben babben
engDebencbtoocfeopanbereplaetfenbefe feïfbe 3gtflo?te/ «r^^rtt^f

Jem Encomia , l\'Utaic» omtiont. [ Piutarchus fßpbt / bat bOO? ©etbjagO /

boo? ©eïbt-fïagö ban ben (Cöebanen becbcegen 3p/ \'t recbt ban öe
bentemogßenbegcaben/ tn\'tïeben ban Thefeus: maet Paufaniasi\'. ^

ticis fept boo? ©eïöt-fïagö.] lt;©OCfe Herodotus in Calliope^, Diodorus. ^

lus, lik^. HißoK Xenophon, ijgf lt;0cietbfc8e3^iflo?ie / en tyfias iv
.lt;0?atte/ tec eecen bec 55egcabenen ^ epnbeïtitb triebe Ariftides in
naicoj toelcfte fepbt/Öat öefe lt;©o?ïogbe5P aengenomen boo?öe0e»\'^
nejlenfcbeïöcfte natuce. €nöefjetme» öoojgaens/ öatbpbenamp;^
fenenbecmaecben^cb?tbenten/ befe btenflaen ben booben tnmM\'^
Igcfte namen bec beugbben beceect toeet. a©ant fp noemen bet njej\'^ t
ÏÖcftöepbtoftDeuföepbt/ aïS
cicero en Laótantius. [a®eïcfte

; Dat het begraven der Vreemdelingen en Armen , is den laetften en gquot;^^
.dienft en plicht van Godvruchtigheyt,Äi tfquot;.
cap./^.l Valerius MaxittJU^li ^jj

bet menfcbeïijcfte öeufttept / en facbtmoebtgßepDt ^ öacmbectigbjj^t/
lt;0obtfötenfiï c^intiiianus/bacmftecttgD^ptenmenfcDelöcß^yS^i^
Seneca j Philo ,eröarmingbebec göemepne natute j Tacitus,

Tmithmn\'f

CD.

-ocr page 463-

amp; batt be meitftöeïöcbe eeïegetttbept eit toedattbt j uipianns, barm^
S ööeptenlt;aübtb?ucöttgöepbtj
Modeflinus, eBebacDtentfc ban be
E,fWeïöcfiegeïegentBept,- Capitoiïnus, goebertieren facbtftnntgbept;
iiSilP
^des en Laftantius, recbtbaerbtg0epti Prudentius, een beïeefïb?ten^
»bbjetcb. tegfienbeeï
optatus Miicvitanus, tegbensbe?©ûnatt^

S,/toeïcbe berbobenbe ïfcbamen ber Catljoïücben te begraben / be^
quot;y«lbtgbt be feïfbe ban gobbeïdofôept^
papinius flaet î

^oorOoreloghs gheweldt moet Crcon zijn ghebracht
Tot reden, dat hy fich een Menfch te zijn betracht.

beÏS^^nus fepbt / bat be foobanigöe 5ön fonber eeröiebinge oft refpect
bjvjjwfcöeïöcböeptï
Livius noemt öet eenbï?eebtöepbt/ toeïcbe gaet
enh?ÏiöÖeïoobebanmeitfcöelöcbentoo?n» Homerus fepbt / bat Jupiter
op Achilles bertoû?nt 30ngöetoeefl / om bat ö?öet ïtcöaem
iOûfÂP-^Ieeïtjcbmifôanbeïtôabbe. Ladantius noemt öet een gobbe=
WiWifÖepbt / be mepninge ber genet / toeïcfee öieïben bat bebegraef^
booben onnoobigö 5» î om be felfbe oo?faecfee toerbt Eteodes
^^^apinius gobtloos göenaemt.nbsp;„.

IL

Gen.50.11.
Tacit,Hiß. f

pi

tfe^^^ ^^ïtfie ooafaecfee befe maniere mft 5P in-göeboert / bat be %U
aerbe toerben bebecfet/ \'tjp eerfl göebalfemt/ ais bp be
oft eerfl berbjanbt aisbp\'titteefle beel ber lt;0riecfeen/
öWÄBF ató befelfbe jön / toelcfeewtaniere
Cicero fept/ batbe oubtfie
te^^eefijn / ^^nbsp;Plinius ^ fgn natuurlücfeeliflojie/

öaer ÖP oocfe bit fepbt t sepuitus, toerbt gefept / bie opb\'een
ÖtaÄ«»^ toöfe toecö göefet iSj
Humatus, bie met aerbe bebecfet en be^
fehioflÏ^*] baerban enisnieteenberlep göeboelen bp allen.
a©antMo-
batbaer toeoo?faecfeegöegöebenöeeftbe to^eebtöeptbet:
WSl^anbe IBenfcöen te eten / enbatbebegraeffenis een tepcfeen
«et öf-fcöaffen ber felfber göetooonte / toant W fepbt albus t

de Dooden met der aerdeti
eer van g rooter waerden

I\' Ecde.

Oen is een Wet gheftelt.

«Wecken, en het lijf wel.. _ .....^__________

brenghen uyt het oogh, op dat men niet meer fagh
e tey ck\'nen van het oud\' en grouwel-raaels ghelagh.

menfcöen opbefe topfe ban felfs befcöult öeb^
\'\'^«crmT ^^ aerbe/be toelcfee anbers be nature felfs tegens toille ett
en tn-bo?öert. 3©ant bat beSUSenfcöen licöaem ban ber
fiïï. anEïtrttr.^« / toeberom be aerbe toe-beöoo?t/ (i.) en öeeft niet

^intJ.xr.
ctf. uU. In\'
flit. Orat.
Senec.debe-
»«/:/. j.c.io.
Vlf. l. at ft
qnis § inttr-
dtüTi D. dt
fan. ää,
Modefiin. l.
quid, in fua
de coad. inft.
Cafitùlin. in
M. .Antm.
Thihßfha.
Optât, lib. 6.
Spartias.vi-
ta Caravan\'s
Livim li.
LaBan. I. 6.
Ta-pin. The-
iaid, lib, 3.

-ocr page 464-

lt;©ee(l toeberom tot lt;6obt ßeere / bie öem göcsöcbe« öeeft» Euripw .
ftucït beröanbelenbeiitbett perfooïi batt
Thefeus, fepbt in fun

ber Stippiicamen, albus:

Eick dinck keert wederom tot \'t geen daer *t eerft uyt fpro®^\'
Ghedooght dan dat de aerd\' bedecke met haer fchoöt
Het Lichaem, dat wel eer van d\' aerde is ghenomen;
De Gheeft ten Hemel vaert, van waer hyis ghekomen:
Het Lijf komt d\' aerde toe, die \'t maer te leen ons gaf»
En niet in eyghendom , dies vordert weder af
Met recht, \'t geenP heeft geleent, \'twelck uyt haer eerft gefp^^
En oock fijn voedtfel fteets heeft uyt der aerd\' ghcnoten.

Lucretius fepbt Op ßö^lficße toöfe ban be aerbe:

De aerd\' die uyt haer fchoot doet alle dinghen fpruyten j
Is oock
\'t ghemeyne graf, waer in fy \'t al gaet fluy ten.

Cicero ftt \'t ttoeebe ban be at^etten upt xenophon: Het Lichaem w^y^t
«\'cder-ghegheven aen de aerde, ende alfoo geftelt en geleydt J^ii^\'\'®^ gt«^
alsmetfijßs Moeders\'deken over-deckt. Plinius Öeeft mebe ÖÖ^W^jj^g

bat be aerbe/ als top cöebojen toerben / ons ontfangöt/ boebt jn^
bat topsöeboien 5ön / en nae bat top eensboo?t-gefiomen5ön /
ons alle-töbt/ epnbelöfïi als top nu ban be anbere nature öelöcfe ^ /
éi»
fept en af-göefet 3Ön / alS een iBoeber omöeltfe ons in öaren ff UJJ
becfet ons. ^aer jönber ootß bie mepnen/ bat öier boo? be öog^*^} 0
flanbinööe ban ben eerfien ©oo?-ouberen öaren naebomeli^^UcS
boo? een göebacöteniffe aengöetoefen en berjeselt foube 5öa*

Plinius göetupööt/ inf.ys. bat Democritus göeleert öeeft/ batn\'^rt
Eicöamen betoaren foube / om be belofteniffe ban
batfe toeberonj\' ^t^
fouben. ^otö be Cö?ifienen firecKen befe maniere ban ben ^of^L^:
töamen eerlöcfe te begraben/bicötoilS tot befe felfbe öope.
Prudeet

Wat ginck men dit Logys foo fchoon en treflijck bouwen ?
Wat feydt ons defe fteen foo kunftigh
uyt-ghehouwen ,
Doch anders, als dat daer het lichaem werdt
bewaert» ^
Niet doodt, maer foet in flaep verborghen onder d\'aerdt •

let eenboubigöfie ts/ betoöl be^nBenftöe be anbere lt;©eötecteni^
treft / en te boben gaet / bat men öet fcöanbelöcfi en onbetametgfquot; iggi;
göeacöt/ bat anbere lt;6öebierten fön licöaem eten / en baer
p»\' i^e^\'
boebtfel nemen fouben j en bat baerom be begraeffeniffe bebacpte
bonben W / om fulcïts / foo beel boenlöcß
toas / te beröoeben / ^

-ocr page 465-

«nnbsp;oegraeffcntffe fuueti pcooen / oat m i^oiju*?«.

Laaantiusennimfetootft tn öe öeöraeffentff^
niffeT^tJ Want wy en füllen niet li) den, dat het beeldt en de gehjcke-
AitiK ^nbsp;wilden Dieren en Voghelen tot een proye legghen fal. cn

dienft \'quot;\'\'tos toOO?tien Ött jtjn: Ghy en kondt hem geen heerli)cker
hetji weldaedt bewijfen, die \'t u nu
niet vergelden en kan , als dat gtiy
de vL\'^\'^raet Uder felfder nature deelachtigh is, bevrijdt en verbïddet van

ïaitvan dewudeDieren, i^ocfialtoareßettiatfulcfeeenober^

%t hS»nbsp;toare / foo fcïnjnt ïjet öotö b?eemt ban ö« toajrbty

^ï« nature / öat öes menfcöen Itcöaem bertreöen en berfcöeurt
batt^^^röeu. beröalben en berfcötlt öat ntet ban öe Controberften

\'jcka?^\'^®quot;^\' feggenbe : Dat het eerlijck is de Dooden te begraven , en ge-
felfs vergunt den Lichamen, dat fijner met nae haren
bat f„inbsp;werde aenghedaen, datfe naeckt leggende, verrotten fouden

iijn quot; behaeght, \'t zv dat het Goden, oft halve Goden gheweeft
ghetjr . ^ den Dooden defe eere vergunt hebben. Want, aenghefien het te-
iloodtnbsp;gt; datdeheymelijckhedender menfchelijcke nature nae dc

mans ooghen tentoon füllen werden gheftelt, foo hebben
beerg^\'^^^ïere van ouden tijden af ontfangen, de menfchelijcke lichamen te
ooju j\' \'^^c fv in den grave befloten in *t verborgen, en verre van den

quot;nbsp;verrotten, ^aer toe bieut oocö Ött feggöen bancre-

^^ »^aeröertttenftöeïijcftöepbt/ batiS/.............. .

ilï\'c^n ^quot;Ö^toefenbaerbt. [Wantdeweldaedtderbegravmghe ismen
^acrnm^^ aen allen fchuldigh
, fcpamp;t Servius Op \'t 11 250eCb Bneidos.]

lei.zz.ïp.
Lib. 6.

Di Tih

tJeubtrt? ^^\'\'ecsenQuintiiianus ött een pubïncoue öenföepöten beleeft-
bonipP^^oemt öebben j en Petroniusnoemtfe ontleent en banelöers ge^\'
nuni^gj: aer upt ban boïgöt / bat nten bte ntet moet benööen oft mtf-

j. dtp,ZO\'

quot;De-

cla-rii.6.

^^^ / bat nten bte ntet moet benööen oft mtf-
5?ienhÉii?5®^önonb?tenben/ nocö ben openbaren 3©panben. ©anon^
üivfi?? ï\'^ï^tttwUere ©panben / ts een fcöoon bifcours bp sophodes,
^ , om Ajax te boen begraben / öaer onöer anberen btt pet:

f

-ocr page 466-

Hoedt, Menelae j u wel, nae foo veel wijfe reden ,nbsp;,

Dat ghy geen fchimp aen doet, die \'t doodt-padt heeft betrede •

fïeöen öDeeft fiwr batt euripides in Antigene:

De doodt den menfchen is een eyndt van alle kijven j
Wat kan men grooter leedt een doen, als hem ontlijven ?

felfbe tn be supplicanten:

Indien d\' Argiven oyt u deden eenigh quaet i
Sy zijn ghevelt, de doodt neemt wech de wraeek en haet.
Virgiiius:

Ick voer gheen Oorlogh met verwonnen en verflaghen.

aiaelcbe fp?ettcbe be i5cö?öbe»; aen Herennius becßalenbe/ öaegp J\'J

bp: Want \'t gheen het hooghfte quaedt is, dac is haer nu over-ghekon
Papinius:

Wy hebben krijgh ghevoert: quot;t is waer, maer \'t droevigh en\'^®
En doodt den toren ftilde, en alle gramfchap wende,nbsp;^

a2nOptatusMilevitanusbJijfibefelfbeOO?faßeaen; indien onderU
levende ftrijdt geweeft is, laet ten minften eens anders doodt uwe gr®®,;,
bedwinghen, hy fwijght
nu, met welcken ghy te vooren ghekeven h®^ jj^g
Cvermeerderinghen. (i») Jobi®.f. Philo
teggenjS Flaccus: ^e ^f^^t

beeft ben lïlenfcöe be aerbe tot een epgfien plaetfe ööeöeben / en.bat •
alleen ben lebenben/ maec oocft ben booben / op bat befelfbe/ bte
onfe eerfte gfieboojte ontfansben beeft / ons oocft tn onfen wptaan JS
btt leben ontfansöe. ^ocDabelücftbaer tnbenmgenfcöe
öÖ^^^Sö«
bjercftents/ toaer ban lt;i5obt niet eentgb teptftenoft boetfiapin f»^5ffi?
anber foojte ban lt;©bebtetten bebbe aöefielt / foo gaet bet mebe tquot; je-
faecfte. ©anbeiHteren/ fept
plinius, lib.u. cap.«y alleen ond^\'^\'

vendighe, behalven den Menfche, werden onder haer begraven. ^je
felfbe fepbt
ban ben Dolphinen, akj». C»p.s. Sy zijn ghefien, den
nu gheftorven was, wech draghendc, op dat hy vati den Beeften niet w
verfcheurt werden.
lt;gn ban be 25pen fept Virgiiius :

Sy draghen buyten \'t huys die af-gheftorven zijn,
En weten \'t droevigh Lijck te begheleyden fijn.

^aer op Servius fepbt : Als met ftatie van uy tvaert.

(a.) .^tet be ©jopöetteban Jeroboams tiaeftomeUngen/tot (IJJ^W
fijn fonben/
i.Reg. 14.11. j^p lertuliianus, ban be opfïanDtnaP* ^
Egiftheus fept Homerus, od^.j,nbsp;Sf

-ocr page 467-

% hebben nae fijn doodt \'t Lijf niet bedeckt met aerden,
^at Hondt en Voghel vry by
\'t doode Aes vergaérdert*

uBSF Mm mh üiyffes amtt / patcoott ban m \\gt;miitp
yy «an. Sophodes in Antigone, tOt lOf UattÏJe felUe Antigone.

^ wiefch haers Broeders Lijck van \'t bloedt, en deed\' begraven,
dat noch bitlèn Hondt \'t verfcheuren mocht, noch Raven.

ïii^P\'^nusfn\'ti 25oec6tier25ur0öcrïöcfte#o?ïo0öett/ban öen genen
töetoel öan
Marius toaren öoobt-söefïagöen: Nochtehet en was

êhel gheoorloft eenen van den verllaghenen tebegraven, maer de Vo-
Honden verfcheurden fulcke kloecke Helden. Ammianus Marcel-
datni\'^?\'^
begin ban\'tl 7 2^0ec6/fept ban Julianus: Bekommert lijnde,
heef rnbsp;Voghelen fouden den Lichamen der verflaghenen eten;

, ^ylefondpr rinrJpt-rr\'hpvrif allp rlopn Kpnravpn.

IU.

bjiifÄ^öoentetigDbattoP 3ön^ let toeïcfte/ op bat be leb?eeufcï)e
ttiSy^cöten aentoöfen / öebben fp berboben / bat nocö be fïecötfle göe^
öacetfjben / nocö beöoogöfïe ban mü / oftinöare geöooite / oft tn
anbers aïs op eenberïeptoöfeban ftoacöteïsen boecften
^pWetoonnen toerben.]
tjjSJaïben fiet een göemeen geboeïen ban aïïen ts / bat men oocft ben
Pianu^npubiijscguenBpanbenbebegraeffentffefcöuï^^^ (i.) AP-

tït^Qt\'^emt bit een göemeen recöt in ben lt;©o?ïogö. Philo, eenöante-

nifl[e^^yerlt;©o?logÖe. Selfs oock de vyanden en mifgunnen de begraefte-
^echonv^^P^quot;^®\'^quot;quot;\'^\' Dio Chryfofthomus fepbt/ batbttreCÖtOOCft OH^
AI iitnbsp;öp ben ©panben in ben «©o?ïogö / en boegöt baer bp:

^ebati N haet fchoon op \'t hooghfte ghekomen is. Lucanus , Öanbeïen^

^lotïinbsp;faecfte / fept / bat men ber iBenfcöen toöfe en göeb?upcft

boojerfS ^panben moet onberöouben. feïf be sopater, baer top öter

Van\'jj^J-^fnbetmaenben: wat Oorloghe heeft het Menfchelijck ghellaehte

Wat vyandtfchap heeft de ghedachtenifTe der
tgt;io Ch fnbsp;ghebreydt, dat fy derfde defe Wet verbreecken ?

^\'^fQtï/^nbsp;*nbsp;rigt;higt;jt hfln fiß Ili^Ét t

fUs.

I/ar* Ht^
T)iodcr.

ï^ban rï\'r\' begraeft pyrrhus, bp Pktarchus. ^ietb|n felfben in\'tïe Jt.17.
r öene bfïfcnbsp;Hercuks fön bpanben begraben,- Alexander,

obertoonnen öabbe j Haanibai öeeft c, Fiaminius,
»Tioenus Gracchus, Marcellus, boen foecfeen om te begraben:

--- ,nbsp;[Plutar-

-ocr page 468-

[Plutarchustrt\'tlebenbattMarcelIus.] Ghy foudt ghdoöven, feP^ÏÏj!
ïtaHcus: Dat een Sydonifch Overfie doodt gebleven ware. ^Ct felfÖ^P

Hannonöetoefuïtj Pompejus
metriusaen
beden/ Antonius aen öen Contnaö Archelaus. ^n öeneept
lt;©rtetben / öie in öe (©oiïogDe teoöens öe Herfen öienöen / tóa^ öu

grepen: Alle Bondtghenooten fal ick begraven, oock deBarbarilcn= ƒ
door Oorloghs overwonnen zijn.
Cnötcbtoiïs leeft meninöe^ippCjgt
öat öertooiöen is vryheydt en verlof om de Dooden wech te halen.

f^ij.] 25p Paufanias in Atticis iseen
Athenienfers fegghen, dat fy de Meden begraven hebben, om dat het ^
cnbehoorlijckis,dat allerhande Dooden ter aerden
beftellet werden- ^^

galben nae öe öerblannööe t^r ouöe a|eö?een7 öe Üoosöe-^^iefi^y^Jfj

lik j.

IV.

toelcben anöers berboben toas / in geenöerïjanöe faecbe ban boooen \'Ljj
tebermensben / oft baer öp te 5ön / toierbt öem nocötans öe^obetj\'
göebonöen onbe0raben.ïBenfcöe te begraben.
[Servius toöfl
oocb aen upt \'t^ïoomfcöe ^?iefterlicbe recöt.] iBaer be CÖ?ifienen y
ben be begraeffeniffe in fulcb er toaerben göeöouben / bat fp tot bien ƒ

öe / ais mebe om be ICrmen teonberöouben / oft «©öebangöenen t^L/
fen en rantfoenen/bezaten ber ISercöe/ oocfe bie göeöepligöt ^J
jP
öebben berfiaen te mogöen gefmolten / oft berfeocöt toerben»
oocfe toel Crempelenter anber 5öbenöier tegöen / maer bie boo?
ne^ententieberboemt3ön.
25p virgiiius fiaet: ickbiddeu, belet
dolhgheyt.
[Sérviusbetfelaertbat: Degramfchapder Vyanden, diequot;®
nae de doodt woeden wilden.}
^p Claudianus flaet:

De Bloedt-hondt heeft den Menfch gantfch woedigh af-gcl^X^\'
En den verflaghenen een handt vol aerde ontlèyt.

Diodorus Siculus fepbt: Het is der wilde Dieren werck Oorloghe tc V
ren met den Dooden, die van de felfde nature gheweeft zijn.nbsp;^ajlö\'\'

[Vermeerderingh. (i.) PhilotegÖenS Flaccus: ©OCfebieinbe«^^!fê
göe boobt göebleben 5ön /plegen be IBenfcöen ter begraeffeniffe öJ^ö«
göeben bie göene/ toeïcfeer goetöepten beleeftöept toat
meerber
ïjare epgöen feoflen/ maer anbere bie öaren öaet oocfe tot be boooe ^yt
t recfeen op berb?agö en accoo?t/ op batfe niet en fouben miffe^^
göeen be maniere mebe b?engöt en göebiebt ban be uptterfle eereJ, j^r
^ocötansfoofieicfebatter oo?faecfeen 5ön om te ttopffeïen / »\'\'jj^t»
recöt ficö oocfe uptflrecfet tot feer grobe/ en als uptfleecftenbe obet-ö; ^^
guaebt-boenbers» ^elt;0obbelöcfee3®et ben leb?een göegöeSft^p«
Heer-meefler gelöcfe ban alle beugöt / alfoo mebe ban menfcöelQéH
en befcöepbenöept / göebiebt felfs be göene bie aen
\'t öout op-geP^^-
toaren / (öet toelcfee boben maten fcöanbelijcfegöeöouben toerbe/^tt*
cap.z5-4. Deut.21.13. i.sam.zr.ié.) öeS felfötgöeu öagöeste

-ocr page 469-

. vvv oefteiien: m anoerc jgeojeeuicy? upueuye^» wu«^» i\'p/
gt öee^öteömgöeaensöetiaett toeröt öetöeelöt €JoDts/ öaer toe öe
pejftïieööefcöapents.
Homerusin^t3ïSoetfeodyffee, berijaelt/ öat

hfj u\' öteöoöenöetoöerfpeinocDöenConmöfiöooöteBeiïaaen gaö^

ßV3quot;\'öesComngös^oonoreaes, öeßtaöents. iBaetootfeöpöen
fc\'^toepnen / fept uipianus, bat tttett öe Sttcïjamen öer gener/ öte aettöett
SWetirafttoeröenmetöeöooöt/ öaren25loeöt-öertoanteit enlia/ ^
g^tetöeöoo?tte toepgöeren
j en Paulus öe ißecßtsi-göeleetöe öouöt/
toenfe öeöoo?t te göeöen een pöer ötefe öegeert. €n öe ^epfers
dio-

^ cianus^j^ Maximinianus ÖeÖÖen Ölt ÖefCBepÖt gÖegßeÖen t Wy en verbie-
full dat de fchuldighe aen mifdaden nae verdienften gheftraft zijnde,

pj^^ fn begraven werden, [©an öefe tttantete öet liomepnen öermaent
ton ®i^ööens Flaccus.] 3©p ïefen toeï tn öen ltlt;lo?ten Ctempeïen / öan
nhipeöte onöegraöen 5ön toecö göetoo?pen / öocö ötcïitoilöer in
EWeiraanötfcöe/ aïsinöjeemöeuptïanötfcöe lt;©o?ïogöen t €nöe
tïtaS\'^^^SÖS fien top oocfe/ öat fommigöer met öe öooöt-göeflrafter lu
^Jörnen/lange in \'t openöaer tot een fcöou-fpeïgöeïaten toeröen. iBaer
ntü!i^^®««ï«oocö«»?ören5P/öaeroöer öifputeren niet aïïeen öefo^^^
/ maer ootfeöelt;©oöt-göeïeeröe(Cöeoïoganten* tegöenöeeïgt;:,f3ii,
thsv^^ öatfe gep?efen toeröen/ öie geöoöen öebben te begraben be lUc
t-S^öergöener/biefuïcfeSanberenniettoe-geiatenöabb ^^t^^^lf^t:!

Ö ^^^^^ ö^taïen / en met biergöeïötfeefept tojefeen foube/ ö^eft bien
fett ^^Ö^m / en öen lt;®riecfeen naem onbetameïöcfe 5önbe / bertooi^
^ Papinius fpieecfet Thefeus Creon aïbUS aen J

ötÄ^Öebben oocfe öe ^öari^een öen Coningö Alexander lannaeus be^ W

öoetoeï Dp öeöooöenföns©oïcfe$s beeï berfmaebtöepts öaööe\'^^^;;,;\'-
fetSaen. ^ocö / inöien lt;©oöt fomtööts eenigöe göefïraft öeeft met
^enÄ^^anbegraeffeniffe/ öat öeeft öP^nae fön recöt/als 5önöebogt;
öeeftiS^^f göeiieït/ geöaen: en öat
David öet öooft öan Goliath betoaert
»iBahVf toon en fcöou-fpeï / öat is göefcöteöt tegöens een beracöter

baÄ\'^anb?eembejt©oicfee/ en onber öie 3©et/ toeïcfee öen naem ban

cß.quot;® ïeen tot öen Mieen uiJt fti:ecfete4

^uefltTf^UT!\' yet wijttwien oec opoooen / lettS öpoennbsp;ij^ji^i^i- quot; j.

^«n / ffi^^löB«quot;^/ toeïcfee öaer feïbengöeöooöt/ enomgeö?atÖt öaö^

s lofephus ons ïeett. €n öaten iSntettoonöer / aengöefien mgeßp. /. j.
1 s ?!ööanigDe geen anöer ftraffe fean in \'t toercfe gefleït toeröen/ \'quot;
boo? göeen tiraffe en refeenen. ^00 5Ön be iBaegöben
^^^ Milefiers af-gDefcö?icfet / batfp öaer feifS met
♦«^öten j als meöe öet gemeett j^oïcfe eertööts tot ïïomen / ai-öoe-

^ff 3nbsp;^^^

-ocr page 470-

Ub. Ij.ijjel Plinius bat mifpjijit. (i.) ^ooöeeft Ptoiom^usboett öP-SsttgJ^t
ïicöaem ban
cieomenes, bie öem feïbenomgöeb?acöt öabbe. CWJ^

A-é.vtci. AriUoteies, batöetbatfbooisaenseengöebiupcfeis/ bat men eem^\'^
T/quot;\' fmaebtöepbt aenboeben öÖenen/ bie öaec feïben öet ïeben bene»«

(a,) tee!cbebJ0O?ben Andronicus Rhodius becbïacenbe/ fept/ bat
omM.\' boobtöare ïicöamen te begraben: öet bjeïcbe
Dion c;hryfoith. ono^ ^^
bere ojöinantien ban Demonaffa, Coninginne ban Cppjen
tïröt niet tegens befe manier/bat
Homerus,^fchyius,sophocies,Motci^
en anbere hermanen/ bat be boobe geen geboeïen en öebben/en berp*^^^
boo? geen fcöabe/nocö fcöaemte betoeegt toerben/nocö ergens
en öebben* 3©ant öet is göenoegö / bat öetban ben ïebenbigöen
toerbe / \'t göeen ben booben toerbt aen-göebaen / op bat fp boo? f»^,
ban fonbeaf-göefcö?ic6t toerben. ^eröaïbenbe mepningöe ber vi^
. . .. niften berre be befte is/toeïcbetegensbestoicinen ,enanberen/ fooquot;^

g^j^jgi^g jjjgjgj, / jjjg jjjg^gj^ / jigj Qj^ fiabernöe en bienfibaeröep»^
fiecbten teontbïieben/ occß öope ban eere en roem te bebomen/ f^^^^n
uaerbigöe oo?fafien toaren / om ficö feïben toiïïens te booben / bat
be Zieïe moefi beöouben in be betoaringe bes ïicöaems / en bat «»n

bit ïeben niet en mofï fcöepben / fonber bebeï en confent ban ben gFquot; ^
bie onsbie ^ieïe göegeben öeeft: op toeïcbe p?opoofl men beeïe
macö fien bp
piotinus, oiympiodorus, en Macrobius, Ober ben
scipio. ^efemepningöe Brutus boïgöenbe/ öabbe eertöbts
öet boen ban cato,
\'t toeïcft öP feïfs naemaeïs öeeft nae-gö^i\'^\'^\'^e

(3.) als houdende dat het noch Godtvruchtigh, noch mannelijck ^
Fortuyn en hetoogheluck te willen ontwijcken, en de overvallende o^^ tgfl

■sttthoii. ghende onghelucken, die men kloeckmoedighlijck behoorde te verdragj^^j

en uyt te ftaen, foecken te ontvlieden. lt;ï^nbe Megafthenes toeeS^en^-^?

ban be toöfe in^inbien/ öet boen ban caiaousmifp?efen toiaS/fl®u
fien boo? öare leeringöen niet toe-göetlaen toerbe / foobanigenepj^^^,
wptgancftber.ïiBenfcöen/ bie öare leben moebeenberb?ietigÖ^^ii^
[^atfulcfts mebe öet göeboelen 3p göetoeefl ban be ArabiersralS^.

Indianen en Perfen, niacömenfien euaf nemen Upt lob ^ir.^ ©quot;^^pj-

Uk $, Uier ban öet göeboeïen ber Herfen niet b?eemt / toeïcfeer Coningy jf,

rius fepbt bp Curtius: Ick wil liever fterven door eens anders fche^^^^Êtt

als door het mijne, ^aerombe |^eb?een öet fierben noemben /ontf ^^^.
oftlosgöeïaten toerben/
göeïöcft men fien ftan/ niet aïïeenï-w^ \'^iff
tnaeroöCftinbelt;i5riecftfcöeoberfettingöe/
Genef im.
epnbe/ toeïcfte maniere ban fp?eecften oocft bp benlt;0riecften gW d»«
fieïücft
is. Themiftius, ban be Eieïe ; De ghene die fterft, fegghef^^^J^, jif
ontilaghen werdt, en noemen de doodt «en ontflaginghe. Jffiip Pfs^^^ igt^

öebertrooflinge / ïefentop befen fin t Tot dat Godt felfs ontflae,
gi^ocö fbmmigöe onber ben i|eö?een bebingöen een oo?fafte «pt/^^^jt
a©et / ban ficö feïben niet te booben / geen pïaetfe foube Öebben/
öÖeooiïoft affcöepten uptgantft / inbien pemanbt boo?fiet bat ör^^/
aen foube febentot fcöanbe enfmaetö^pbtbmt lt;aobt (4.) fetf^^^

toerbe/

VUe Stob,
tn. 126. amp;

-ocr page 471-

Recht des Oorloghs m Vredes. 41 ^
ftSS^ï* öet baec boo? Bauben/ bat ntet teipfeïfs/ maec lt;0obt macöt

W«;^«neett5pbe reben/ bjeïcfie öet boojnemen ban fön boobt teber^
fpÄ/^boo?tefiomen/ fiangoetmaecfien. €nbe baer toe b?engöcn
ïtet^Dnbsp;sampfon, btefacö bat tn fön ïicöaem be toare ms^

\' atl^^u öö^fteït toerbe/ en ban saui, bte tn fönepaöen ^toaert bteï/ i.sam,3i. .

^enbe hl/ ^^^^ ^^ lt;0obts / ntet getoepgert nocö onttoefien/ öeb^
QÖenfflfrF öoo? een eeutotgöe eere berbfent / oocfi nae\'tïofïöcfigöetup?
ben / aftnbsp;toeïcfien oocfi be gene/ bte öem begraben öab^ ^-Mach-u.

«eijXbecpacöabeen, .flaer oocfi ïefen to? m be €ö?tfleïöcfie Itflo^
Ïlebhett»öeïi)cfie ccempeïen ban foobantge / bie öaer feïbenomgeb?acöt
^ecbeV^t^ bat fpniet boo? tormenten en pönigöenfouben göebtoongen
^aSN7^^Ö?tlt;ïeïöcfieïieligieteberfafien. [^ietEufebius.] €nban
^eïcfie ficö tn be ßtbiere getoo?pen öebben / op bat
fp niet
to^tben/ (5.) toeïcfie be Kercfie oocfi onber öet göe- .
S\'ötnbsp;^ocö tsbepöne toaerbigöte befien

ban befe geboeït. (6.) gicfi fte bat bp ben €5riecfien oocfi
®renbei\'«nöeree]cceptieingöeb?upcfi tsgöetoeejl/ toeïcfie bie ban lo-
^rie^i:quot; ^ quot;ocenferentegÖen-toierpen t Dat het een ghemeyne maniere der

\'^Hüsnbsp;gt; flat men de Kerck-roovers onbegraven wech wierpe. Plutar- E^piam.

beröaeït/ batöetfeïfbetot möenente-\'
Jen totrnWtabers toasgöeo?bineert
(7.) il^aer om toeöerom te fiee^
/ be ©ube öebben öet met groote eenfiemmigö^t
u^töthaSPT®quot;^^quot;/ öatmenomöetöertoepgerenban begraeffeniffe/
ï^n Th^f, n^öcöt ©o?ïogeaennemen / geïöcfi aïS upt öie Sgifio?ie
•^^ïban Sv\'öcfit / toeïcfie Eunpides beröanöcït inföngemeïbe if reut-
1- CVermpLi\'PP^^\'^.^\'^^^quot; ^ en
Ifocrates ter pïaetfe bic top beröaeït öeÖöen.

S^\'^^^oo tnnbsp;Servius0p\'ti2 250ecfi iEoetdos: Ghewiife-

lt;lenbsp;\' Pnefterlijcke Boecken geordineert was,

r ^verdpn A®nbsp;verhanghen hadde, foude onbegraven wech ghewor-

H fchanrUiquot; ,nbsp;\' onfatfoeneiijcke doodt, als zijnde een

ftk^^t: laer ^^nbsp;I^^t\'halven, alfoo daer niet leelijcker en is, als defe

r^Proken unbsp;dePoeet nae de waerdigheyt der Coninginne

HVol\'tnbsp;Caflius Hemina feydt, datTarquinius Superbus, als
n? fchimn f\'^^^wonghen hadde, Zielen te maecken, en datter veele, om

aennbsp;verhinghen , gheboden heeft de Licha-

te dopde ^^nbsp;\'quot;^en. Doen is het eerft voor fchande gehouden, hem

I

-ocr page 472-

(2O €ût ^etgeiKit totecöeiï ten tijbe ban iSfchynes be
Óöenen bie öent felben gljeboobt öabbe / op öaec felben / en in een ^^
plaetfe ais öet licöaem besvaben.
.Efchynes tesöens ctefiphoo.

lïiec b? Hegefippus, B.3. cüp.17.nbsp;.nbsp;,

(5.) (©ocbbeele anbece ©öilofopöen beöalben be stoicmen , se\' j,.

^i]l.70. Ghy fulter oock vinden die profeffie doen van wijfheyt, die jgg-
nen dat men hem felven met gheweldt het leven mach benemen j en ^^ ■
len het oogheoorloft te zijn , dat men felfs een doodtflager fijns felft ^^
dat men het epde moet verwachten, welcke de nature beftemt heeft- ^
copius,Gfl«Wf.i». De gheweldighe uytganck uy t dit leven,
is een onnut ^^^
ke ,en vol van onwijfe hevigheyt\', en dieonvertfaeghtheytdie fich ter

datfe fich met onrecht den naem
en-boven moet ghy oock dit betrachten

AttC\'

dat ghy niet ondanckbaer wer

(40 ^at bcleb?een obec bit tïucft ban becfcöepben

haeftet, dewijlfefotider raeHt is, werdt van den voorfichtighen §5?

m van kloeckmoedigheydt toe-fchrijft-^j^^jg,

ghens Godt.nbsp;_nbsp;~ ^nbsp;^

5ön / ban men meccben upt lofephus, baec öp ban be boobt ban\'\' ^
Jus, enbanbebecaetilagin0öebanHerodes fp?eecbt. ^^e^oben t^..

tot Peironius , foa Philo beCÖaelt: Wy füllen het bloedt onder ons ^^ f icP
ghen, van felfs de doodt ons aen-doende, fo raach men den DoodeO»
ghebieden. Selfs Godt en fal ons gheen fchuldt gheven, dewijl wy^P
dinghen letten , dat wy den Keyfer ontfien , ende de
heylige Wetten oü ^^^
houden. Doch dat füllen wy alfoo eerft kon nen verrichten, indien wy
hier fcheyden, verachtende dit leven, dst langher gheen leven en is-

( 5.) Cicero bectelt / bat be ebelfle iBaegöamp;en en jonge ^ocöt^S
tnbejsojn-puttengöebjojpen öebben/ en boo? göetoilligöen co»quot;
fcöanbelpcbebefmettingöeaf-göebjeectöebben/ é
fuhrihm. fulcfes is mebe \'t göeen ban be iongöe iBaegöben ban
becöaelt
Hieronymus tegöens lovinianus , en een Dubtgöebicöte/^g jït\'f
^kiib.s. tit. éjuvenihm. ^e ^obcu bectclleu mebe/bat een Wtiwjf\'jjj;
^cöip/ totfcöanbebecfocöt/enomgefcöoffiecttebjecben/
3önbe / nae bat fp öacen iBan gebjaegöt öabbe / oft oocfe be ^tifysègni^

a^joutoen öebben bJp beele Ccempelenals ban be ©joubjen
tiocöien onbec
Diocletianus J ban Sophonia, onbec Maxencius , in
telaecs 250ecfe /
Zonaras, Sextm Aurelius, Procopius, ük^. Verßcor. quot; i,rlt;?\'
baec bp nocö anbece ©?oubjen ban Intiocöien onbec chofroes.
fius beUSaegöben / toelcfee boo? be boobt öaceeecbaecöept per-
öabben. Hieronymus op\'tepube ban fön Commentacien obec ^j^dt tf

halven my oock niet gheoorloft is, in vervolgingen van mijn eygequot; quot; jaft
fterven, dan wanneer de reynigheydt en eerbaerheydt ghevaer loopt,

(6,) \'©aecmen oocfe bp boen macö Chryfofthomus, obec
en j Concilie van Orleans; ^eoflrecöanbenbecbec(ioibenen/bieoquot;\'^Ufr^

-ocr page 473-

gSßtljat\\tißttttföaebtöößöooöt5ön/ Uecftamtop/ öatfifooiettaensïjg.
tt / tnö/en maec met öetoefen toecöt / öat fP feïfs öe ijan.

feficöfeïöensD^^^^^ enöaecfeïfSöBeöooötöeW. €ttno^

gnsötefeïföe Auguitinusfept/uk^. ckdvimeDft,cap.i^. €iiöe om öefen/

feöauQöm/ ts aengïiemeccïit /öat/ triötettpemariöntieöeïijöejiJ£^
/ totï eett aelmtffe gßeöen / öat W öte öBeöe / en lt;6eBeöen en f faï^
S^ïefe/ ma8cöatfpöe#ffeeDanöenen.f!ïStfTen öecöen en ntet gerne-
t;quot;^.oniöatöeoo?öeeïenlt;©oöts onöegcöpeïöcfejön/ enntemanötjan

i^tet nocö aïöaec tec feïföec

aJ^O Äec Nicetas in \'t ïeben öan Alexius, 25?0eöecöan macius,
oJf Opöecöaeït öaööe öeöooötöan
lohannes Comnenus Craffus , öte Ö00|
P?Oecnart«bÖÖe|iaen öaööe/fepöt aïÖUS:
Daer nae het Lichaem
daer wech ghenomen zijnde, is den Honden en Voghelen tot een fpijfe
R^ieiteit, \'t «,e!ck allen fcheen en dochte vreemt van menfchelijckheydt, en
Oerwilde Dieren werckte zijn.]
nbsp;ï i-ViiiT

VI.

hjJ\'iJf öe natuucïöcfte ceöen fcöönt öpöec öanöt te B?engöen / göeïtjcft
5}feJJ^»^öoo?en öan\'t cecöt öec natucen öanöeïenöe/ aïS tec ïoop aen^

^«öebben.

Het wintighße Capittel.

Vandc Straffen.

\' D»t d^nbsp;e» OOifprong van ftraffe.

1 ^eclitvp j \'\'choort tot de vervullende
* 11. quot;\'Sheydt, en op wat wijfe.
geeriie-^®quot;quot;atuurlijcket-wijfe, de ftraffe
gheoori f quot; perfoon fchuldigh is , maer dat
het requot;
h? Hnbsp;t« vorderen, foo veel

t .quot;«n, dl f. nature belanghet van den ghe-
ö»t n,niet mifdaen heeftquot;
n «nbsp;menfchen ftraffe moet

- «omecDigethande nuitigheyts wil-

Ie, anders als byGodt , en waerotnme.

V. In wekken fin de wrake natuurhjck ghe-
oorloft zy- . , . A iT

YI. Dricdetleynuttigheytderftratle:. _

VII Werdt bewefen, dat natuurhjcker-WMle
van een yegelijck de ftraffe gheyordert wert,
tot nut van den ghenen , die mifdaen heett.
Doch met onderfcheydinge.

VIII. Item, tot nuttigheydt des ghenen-
geus welcken mifdaen is: Daei
Ggg

-ocr page 474-

werdt van wrake, die nae het recht der Vok
keren geoorloft is.

IX.nbsp;Item, tot nuttigljeydc en profijt va.a yder
ecnlt;

X.nbsp;Wat de Euangelifche Wet van dit ftuck
geboden heeft.

XI.nbsp;Werdt wedetleydt het argument gt; gheno-
men van Godts barmhertigheydt, in den
Euangeiio gecpenbaert.

XII.nbsp;Oock \'t gheen genomen werdt van het
af-fnijden van berouw en boete.

XÏII. De onvolmaeckte afdeylinghen der
ftraffen, werden verworpen.

XIV.nbsp;Dat het niet veyligh is voor particulie-
re Chriftenen, fliaffe te vorderen, felfs oock
daer het nae het recht det Voickeren geoor-
loft is.

XV.nbsp;Noch oock uyt hem felven en eyghener
beweginghe, tot befchuldiginghe fich te
fpoedigen.

XVI.nbsp;oft te trachten nae hals-gherechte en
ootdeelen van
lijf en Icveni

XVII.nbsp;Ofde menfchelijcke wetten , die het
dooden tot een ftraffe toe-laten, oock recht
gheven, oft alleen vryheydt van ftraffe, cm
onverbeurt tc mogen deen: werdt met on*
derfcheydingc verklaert.

.ÏVIII. Dat de inwendige daden onderden
menfchen niet ftrafbaer zijn.

XIX, Noch oock fulcke uytterlijcke daden,
Weickede menfchelijcke Iwackheydt niet
ontgaen kan.

X X. Noch fulcke daden, waer door de m.en-
fchelijcke gefelligheydc noch reghel-iecht,
noch van bezijdts gequetft en werdt.

XXI.nbsp;Werdt verworpen dc meyninge der ge-
ner, die honden, aat het nimmermeer ghe-
oorloft zy te vergeven en verfchoonen.

XXII.nbsp;Werdt bewefen dat fulcks geoorloft
zy voor de Wet, welcke ftralfe ftelt en vor-
dert.

XXIII.nbsp;Nochtans niet alle-tijdt.

XXIV.nbsp;Oock nae dat de Wet ftraffe daer op
geftelt heeft.

XXV.nbsp;Wat innerlickewaerfchijnelijcke oor-
faecken daer zijn om fulcks te doen.

XXVI.nbsp;Wat voor uytwfendige oorfaecken.

X X V11. Werdt wederleydt \'t gevoelen\' der

gener, die houden datter geen rechtveerdi-
ge oorfaecke en zy om te difpenferen en in
de ghelegentheyt te fien, ais die, welcke by
maniere van ftil-fwijgende uytfonderinghe
in de Wet aengewefen zy.

XXVIII.nbsp;Schattinghe en waerderinghe der
ftraffe nae de verdienften.

XXIX,nbsp;Dat in defen ingefien werden de be-
weghende oorfaecken, welcke teghens den
anderen vergeleken werden.

JkW X. Item, de oorfaecken, welcke moften
van foadigheii af\'fehricken! Da« ghehan-
delt wert van de trappen der hevelen ff.
thien Gheboden, welcke den naeften
gaen, en eenige andere dingen- , r^^.

XXXI.nbsp;Ooek van dcbequaemheyt\'

daers tot alle beyde, welcke op verlcney
manieren in-seilen werdt. ^ rf^ feati

XXXII.nbsp;Dat de verdienfle der ft\'^^^tei
uytgeftreckt werden tot meerder en g _
fchade, als de fondaer aengedaen Jie«\'\'\'
waerom

XXXll

ST/ii. Werdt verworpen hetgb^®quot;
van de mufïcale proportie in de fï^aiie • .p,
XXXIV. Dat de ftraffe uyt liefde
dert werdt, ten zy dat meerder Iie»?^

JT ^X^Jht ghereedtheydt en vaer^S^ß!
tot fondighen , hoe dat die tot (^\'^^quot;^Lndi\'
porret: Oock dat de ghewoonte van ^f.
ghen tot ftraffen aen-drijfc, oft daer v
treckt.nbsp;,,112-

XXX VI. Het ghebruyck der fachtwoequot; ^.

heydt om de ftraffen te minderen- ■■^i\'
XX XVII. Tot de voorgemelde
gen werden gepalfet die dinghen, j, jO
Hebreen en Romeynen willen dat ß\'
de ftraffen aen-mercken fal.nbsp;, Araf\'

XX XV111. Van den Oorlogh die tot

fe gevoert werdt.nbsp;„~«et\'

XXXIX. Werdt met ondetfcheydinge

klaerc, oft die Oorjoghe rechtvaeif\'S
die om begonnen mifdaden gevoert ^ jj
X L. Werdt verklaert, oft de Koningn®^
Volcken met recht yemanden oono$ j^t
doen, om dinghen die teghens het ie £lt;;-
nature ghefchieden, maer nochtans
ghens hen-lieden, noch haren ^pclef\'
lelfs; met verwerpinghe van het gquot;^ Jiig«
welcke ftelt, dat natuurlijck tot oe»\'

van ftraffe, lurifdidtic vereyfcht weiöt-^^^jt-

X LI. Dat het recht der nature y^g 2«\'
fcheyden werden van de Burgherli)
den, die wijdt en zijdt aengenomen \'ujcB
X L 11. Ende van het vry willige Gpa

recht, \'t welck allen niet bekent
X L III, Dat men in het recht aer
moet onderfcheyden de dinghen ^ gßta^^

baerzijn , van die, welcke niet ï

zijn,nbsp;nequot;*®^

:X L I V. Oft men oorloghe mach aen-

om mifdaden tegen Godt begaen- ^j^gpiee«
X L V. Hoe dat de dinghen die m .t ^eifl«

van Godt meeft kennelijckziin\'»quot; ^ei\'S®\'

geboden de Wet van thien gebode»
wefen werden.

XL VI. Datfe mogen geftraftweiae

fe eerft overtreden.nbsp;. , \'tWejf

X L V11. Maer andere alfoo met. ^^ ^^ pc
bewefen werdt uyt het atgumenc
breeufchewet.nbsp;_

X L y 111. Dat men met techtvac\'

-ocr page 475-

legginghe van de Godde1i)ckc Wet mifver-
flandt hebben; Het weicke door authori-
teyten en exempelen verklaert werdt.
L I. Maer dat het met lechtvaerdighcydt ghe-
fchieden kan tegens die ghene, weicke god-
deloos zijn teghens de ghene? die fy achten
dat Goden zijn.

^cc te \\3oo?ctt aïs top Deamp;öeit Besonnen te ganöeïen ban be ooi?
faecften / baecom be lt;aoiïo0ïje aensDebangfjen toecbt / ïjeïJben
bJp öfiefepbt / bat be baben op ttoeebecïep toöfe ftonnen aense^
Qoehigt;f\'r toerben / te toeten / foo batfe ftonnen gereparcert/ ber^
ÖefaK »!^ berbetert / oft batfe ftonnen aöeftraft toerben. let eerfte beel
ncafflH?^quot;quot;3f-0Öeöanbeïtj refl nocö öet anbere beeï/ \'ttoelcft banbe
becbaJJ^ö^nbelt: toelcfte materie baerom te naerfïiööer ban ons moet
becSn ^^ toerben/om bat beoo?fp|oncft en nature ber felfber nietrecöt
betiftS ^ö^^e / oojfafte aöesöeben öeeft tot beele btoalingöen en mif^
SijnSy^n. ^e firaffe ban ineenalgöemepne betepcfteniffe göenomen

Vannbsp;«quaedt van lijden , welck aenghedaen werdt om een quaedt

ÖÖen fittquot;\' al-öoe-toeï tot firaffe eenigöe toercftenfommigßen pïe^
fizxij uJ\'ÖÖelepbt te toerben / foo toeröen bocö bie toercften alleen aenge
Om ^eel als bie moepelöcft en berö?ietigö
3Ön/en moeten öaer
toacfeètt / 25^ \'^ööen göereftent toeröen. ^ocö öe ftoartgöeöen en ongöe
berm,-i\'^toelcfte eenigöe Igöen öoo? befmettelöcfte fiecftten/ oft öoo?een
«öaem / oft eentgöe onrepnigöeöen / öoeöantgöe beele in be
^ebet-rtSl 3©et te binöen 3ön / te toeten / upt-göefloten te toeröen upt
\')en / oft upteenigöe ampten en bebienfngen / bie en 5ön

irAVsi,

bbfßn;?/^ göeen ^raffen / al i^ batfe om eenigöe gelöcfteniffe / en öoo?
^eitfe ^^^ ^ien naem göenoemt toeröen. iBaer onöer öie öingöen/
felfs leert/ öatgöeoo?ïGft/ en ntet onrecötbaerbtgö/
oocfinbsp;5ijn / is meöe öitte / öat öe gene öie guaeöt geöaen öeeft/

u ^ö^e/öet toelcfte öe ^ötlofopöen noemen öet ouötfieen Rha-
flet fefrn„ ftecöt / foo top elöers göefepöt öebben. ^aer toe meöe öient

Vaerci™ ban Plutarchus , in\'t 25oeCft Öan öe MltttgÖfCÖap : De recht-
ghens vei\'ghefeifchapt Godt, wreeckfter teghens die ghene, welck te-
furenggj^^^ijcke Wet mifdoen: weicke wy met alle Menfchen
vanna-
\'^och der p tegens alle Menfchen als Burgers. Platcffepöt: Niemant,
^^^Nelh^t \' ^^^ M.er;fchen fal fegghen, dat de ghene die onrecht-
h?nbsp;\'nbsp;en behoort te lijden. (i.) €n Hierax be^

f^voflerin \'^J\'^Btöaerötgöept öier öoo? / alS «pt öare eöelfie geöeelte i Een

unbsp;H-nbsp;gene, die eerft een anderen bdey^iget heb-

r^n Isanbsp;noemtfe Medicijn-meefterfche der boofheyt. letfeggen..D,

Chl ff? r®^ aendoen mach den genen,die de
X L I X nnbsp;willen aennemen.

liiek mnbsp;ooilogh techtvaerde-

fien,.? nnbsp;genen,die de Chri-

handelS^®\'^ ^^nbsp;wrecdelick iBÏf-

• -^»er alfoo niet den ghenen, die in de uyt-

i.

u ^ eobhSl^ ^ ^^ niet toepnigö öeröoolt / öie öe befiraifinge/ \'-i
menfcöelöcfte/ b?anötmercftett met öen naem
fcöuïSSi®quot; ö\'^ölöepöt/ mepnenöe öat men öem öoo? een mifbaöer
^^•J^otft\'rr»?.®®^®.^*^^^®®quot;^quot;/ ^^ ^^ fcöulbtgöen {traife aen boet.
t gijeen top göefept öebben / öat öe itrafl^ / öie epgSentlncft

foo

«0gg

-ocr page 476-

foo ofienaemt toecöt / gantfcïjelöcft öitepaöen ßeeft / öatfenbsp;.

toecgoïöen toecöt/ Beeft Auguftinus oocfe aengamp;etoefen/öteö^eFy*.^

Alle ftraffe, indienfe rechtvaerdigh is, is ftraffe van fonde : ttoeun

Mjoojttotöe fïcaffen/ toelcfee öan lt;0oöt aengßeöaen toecöen / ai\'
toel tn öe feifötgfee/ öan toegïjen öe menfcöelöcfeeontoetenßepöt/

felföenbsp;fept: De fchuldt verborgen is, daer de ftraffe niet ^c

^^[vèrmeerderinghen, (i.) ^^n tooo?öen öecöaelt

Irenxus, alöUlS: lAjc^h\'^- Oock foo volbrenght Godt te recht) §quot;3!\'
het oude woordt mede brenght, hebbende het beginnen en *tnbsp;(jjdt

Ie dinghen, nae de nature rondts-om gaende: maer defen volght
nae de wreeckende rechtvaerdigheyt, teghens de ghene, die van de o
lijckeWetafwijcken.nbsp;•nbsp;,

(2.) Itec op paffet oocfe \'t gßeen Belizarius fepöt fe? Procopius, ^^

m.r. Hec eerfte bewijs van rechtvaerdigheyt falzijn, dat men ftrafte«o
deonrechtvaerdighedoodt\'flaghers.]nbsp;_ „.fÊCflJ^

IBaecoföeftcaffenöefeoojentotöeKptöeplenöeoftaentopfenöecyj^

baecötgüept/ of tot öe öecbullenöe/ öaec obec balt ban öecfcDes»ö/quot; ^^^^
becfcbepöengbeboelem a©antfottittitgöeb?engen öeflcafTentotoeMW
öeplenöe cecljtbaecblgbept/ om öat öe göene öte meec gefonötgöt f W
ftoaecöecgöeflcaft toecöt/ enöe öfe mtn göefonötgöt Öebben(Ä^
geficaft toecöen; oocfe om öat öe fïcaffe gelpcfe ais ban \'t geöeele n^f^
een göebeelte op-göelepöt/ en aen-geöaen toecöt» iBaecöet gsWj^
gecfl boo? baft pellen / bat be bebeplenbe cecötbaecöigöept foo ötc^gt
plaetfe öeeft/ ais onbec meec banttoeeHenfcöen gelpcfeöept S^^jfjii^ï
toecbt / fulcfes öebben top tn\'t begtn ban bita®eccfebetoefeit/JfSMö^
toaecacöttgö en 5P: baec nae oocfe / bat be göene bie meec nttfba^\'/p^ii!
ben / ftoaecbec / bte mlnfcöulbfgö 3ön / Itcötec göeflcaft toecögi -
feomt maec alleen bp gebolgö / en ntet om bat baec op epgentlpcn ^
bec-eecflgöefientoecbt» JBanteecfl en tn öaec felben toecbt öö^
begelpcfeöept tuffcöen be fcöulbt en flcaffe. (lO »ecbanHota»««\'

Waerom bruyckt Redèii niet oprechte wicht ,en maet r
Dat nae de mifdaedt weeght, de ftraf mifdader flaet.

IL

lt;Ên op een anbec plaetfe s

Laet reghel-mate recht in \'t ftraffen u beftieren ,
Die roe verdient flae niet met pitz fonder manieren.

®en feïfben cpnbebtentootfe be lt;0obbelöcfee 3©et/Deut. ^Jj^^^nt^\'
ban Leo. jBaec oocfe
\'t anbec bat fp boo? befeent nemen/en tS j-t
acÖttgöecals\'tboo?tgöe/ bat alle flcaffen feomen ban öet aepe^^^ci;^
göebeelte / \'t toelcfe bltjcfeen fal upt
\'t göeen nocö ffaet te feöÄjflg wt

-ocr page 477-

Recht des Oorloghs en Vredes. 421
feöB^ï^üSenïöept mt öeöepïcttbe recïjtbaeEötgóept epsentlöcfenütm

nffi?^/ nocötnfoobamöenöö^öefeöept/nocOtnbmboojtgamfeban\'t

nocij tn foobantgen gößlöeßöept / noco tn om uoojtgancK can t
göeeitotbetgöebecte/ maer tn bet atßt geben opbebeguamtgbept/
VM1S11W10 nrftenüßmbß cecnt/ titaec

toecbt / begnaem ts / oft bjaecbtgïj moet toefen / bat öP
ttffitoecbe/ foo en ficecbtöetfeïföe nocötans baec toe ntet/ bat|em
toe-göeboegöt toecben/ \'t toeïcb be bebepïenbe cecötbaecbtg^
ftS^^\'^^Pf^öt. €n nocötans ebentoeï begöene/ bte becflaen bat mt
itt\'fi SÖ^oeffenttoecbtbebecbuïlenbe cecötbaecbtgöept / toeïcfee men
bett bectoiffeïenbenoemt / feonnen ftcö ebenfoo toepntgö teb^
becnbsp;befefaecfeeaïfootn/ aïsoftbeniBtfbabigenpetstoe^

^pquot;^«öÖeben toecbe/ göeïöcfe tn contcacten pleegöt te göefcöteben.

L. Imftr.t\'
tores D. de
jure fifci. L.
«It.C.ad l.
Jul. Mai.

18nbsp;/ bat men ben genen bte mtf oaen oeeft / itcan^icüwwiyw

lgt;etf?h^!5^ï^\'^«5antfcöonfatfüeneïöcfets» aiDantbte men epgöentïncfe
QbVn/quot;i^^öÓ ts/bteöeeft cecöt tegöens een anbecen. IBaec aïS topfeg\'
feÄ^ »quot;«n pemanbt flcaffe fcönïbtgö ts / foo totïlen top anbecsnjet
Ä J? / als bat öet mum / öat öP göefltaft toecbe.. ^ocötans foo
/ bat tn be fïcaffen eecflebjcfe en epgöentljjcfe tn öaec fel^
iïatnbsp;toecbt be becbullenbececötbaecbtgöept / namelijcfe / om

tcflcS^^ïiteflcaft/ opbatöptececötficaffe/ moet cecöt öeböen om
tn / toelcfee cecöt ontfiaet upt be mlfbaet bes fcöulblgöen. €nbe

UOtoïi\'^\'f^^s^mtoat/ bat/ gijelöcfe\'t naebe natuce bec contcacten:
tïtuiSÏ?-bie göene / bte toat becfeoopt/ al tflbat öP metspac^

becflaen toecbtficöbecöonben te öebben totalles

^aen fiS^^\'^ becfeooptnge natuuclöcfe en epgen tS ; alfo mebe bte nuf^

Wnt boo? fönen toüle öem berbonben te ïjebb^^
^ïe SS ^toace mtfbaet ntet en fean onflrafbaer jöiti (nltx bat öe^ne/
ÔeefSF^Bt en epgentUjcfe totlfonötgöen / öp geöolge oocfe öe flraf^
fcögrittoilien berbienen : ^n toeïcfeen mepningöe be öepfetS tot eenen
^OeSV^^y hebtafelfs defe ftraffe onderworpen. [Philo ttt\'tepnöeöeS
n otïj df \'t ï^öen Mofis : Als ghy u haeftet tot fondighen, foo haeft ghy

beniett /ï^« te draghen.] €nöie eenbooföaötgö boojnemen en opfet

Amal. iij

L quot; »jailt;«nbsp;0«re epgen wtue we ïirane »evuwm / nu y«-

S / bfSrÖ^^ä^t öebben. €n ban xacitus toerbt göefept/ bat een ©jou^
^labegöeöoutoeïöcfet toas/in öaer epgöenöienfïöaer^
^\'cHali Bquot;?ööetDeeft / om öat fooöanigöen flraffeöaer toe gefleït toas.

^r^fius feptop\'t 5 ©oecfe Nicomach, ban Ariftoteies: Hier isee^
a^^cdie t»nbsp;nature der Contraiäen beftaet:

ftrafc Qrp^quot;\'ofteenighe dinghen gheftolen heeft, werdt daer voor ghe-
^ierden Gnbsp;quot;yt-ftacn. ^e feïföe öaet nae : van den Ouden

\'^\'\'^gheabeftaquot;^^quot;?\'^^quot;^^quot;\'\'\'nbsp;onderlinghe over-een-ko-

[Ver-

s raaer oock die door de Wetten verboden zijn.
lt;000 I

-ocr page 478-

CVeEffleerderinghen. (r.) Seneca,ijaitöett
rechtvaerdigh zijn, indien hy even fwaer hem vertoornt over degheoe j ^^
niet evenveel mifdaen hebben. Tacitus, Anaalj. Indien
de fchelmftuckeo

boofe feyten fonder mate zijn, des Princen befcheyden matigheyt. ^\'^^Igy^
oudeen nieuwe Exempelen temperen de ftraffen en
remedien,en ondertc
den delichtvaerdige van de fchelmfche feyten, en de woorden van ^op.^ g^t
den j daer is plaetfe voor het vonnis, daer door dat noch defen fijn nu
ongheftraft bhjve, en ons niet en berouwe de fachtmoedigheyt te gh^l\')^^
ender ftrengigheyt. Ammianus,Biddende dat de ftraffen nietf\'«\' ^^
der mogen zijn als de mifdaden. vï^e Scholiaftes
op Horatius: Indieo
minfte fonden oock defwaerfte ftraffen gebruyckt werden, foorefteertj
oft defwaerfte fonden ongheftraft blijven, oft nieuwe manieren vanffr^^jj.
gevonden werden.
I^z ^et öer Jl^ifogottïiett/B.rjjit.s. cap.i. Wantij»
mighe Wetten, ghelijck fy wel hebben verfcheydenheyt van
mifdaden) ® jj
en begrijpenfe in haer gheen verfcheyden manieren van wreecken,
quade feyten der overtreders onderden anderen vermenghet,
werdeng
ftelc tot het ftraffende oordeel van een en de felfde Wet. En de wijfe van
fengt; en iis niet ghepaft nae de wijfe van mifdaedt en fchuldt; daern^quot; j.^
fwaerder en lichter overtredinghe nieten behoort met eenderley ^-.jf)
oordeelt te werden : infonderheydt dewijl de Heere in fijn Wet gh^^^ /j],
dat nae de mate der fonde, oock de mate en hec ghetal der flaghen weiequot;
^tetamp;teritaetttöttfeïföe€apttteï§4284cn52. txmh.s.cap.u.^j. ^M«

(2.) ServiustopbïtÖtCfetoiïSaett0p\'t 4250ec6ii:neidos:
öe tnatebati fotiötgben te öupten gaen / fieïïen öaer ootö feïfs? öe
€n ter feïföer pïaetfe /
iammre, verdoemen, is / öe fcöuïöen toegen /
op \'t 10 23octb/ letfeïföe toöfï meöe aen öe manter öan
ötcfetotïsinöel.^tö?iftgeö?uptbt: 3©ant/geïöcö Tertuiiiaoa^ ^^t
ïioBEfepöt? Schuldtisin deSchnftureeen afbeeldinghe van ftraffe, jj,^\'\'

IU.

lt;ieït toeröt / öerÖïarenöe öet tooojöt Apekbe, toeïcfee tn öen
lt;!^UangeItfienaïÖaer fiaet: Men was hem ftraffe fchuldigh, men ^f Jeii
pijnen fchuldigh.
g^e feïföe tn öet 2 25oecfe öan 25oete: De fp
werden onder de foorte van fchulden gereeckent. Auguftinus tn \'t 3\' „ yJi\'

ban öe J^Jpe-toiïïe: Derhalven foo hy \'t niet weder geeft door het doe^j,;
rechtvaerdigheydt, foo fal hy
\'t weder gheven dóór het lijden van
Want in allen beyden kUnckt het woort van fchuldt. Want het koquot; , „[ice»\'
op defe wijfe ghefeydt ^\'\'erden : Indien hy doende niet weder geeft tg
hy fchuldigh is, foo fal hy lijdende weder geven dat hy fchuldigh »^\'L^jÄt\'

maer öet fuöjett ban ött recöt / öat fs / toien öit recöt ban p Q^fi
toe-feomt/ en is ban öe nature feïfs niet geöetermineert nocö
aengöetoefen. 3©ant öereöenöieïeert
toeï/ öateenmiföaöerfejiquot;jpc;
(Iraft
toeröen/ maer topfi ntet aen toien öiesp / toelcfeen öetfitam^ jj^f;
feomt t finöevjf aïs bat öe nature genoecö aentopfl/bat öet aïöeröep ^(t

-ocr page 479-

öcmn/ bte msecöec en öoogec ts: IBaer nocötans niet aïfoo/ m
g öantfcöeïöcfe üetoöfe öat fuïcfts nooötfaecfteïijcft 5?/ ten toare men ïjct
bte öooser oft tneeröer neme m öten fin en mepninge / öateen pöer/

twh.felöen aïs af-ge|îûotenï)eeft upt öet ööetaï öer menfcïjen/
ban öer öeeften/ toeïcfte öen menfcöen onöertoo?pen 5ön/ \'t toeïcft

^tt A ^ beter is, \'c gebiedt heeft over den ghenen die flimmer en geringer is

öji\'^\'^\'ßoteies ïeert / öatöe lïecöter en geringer öingen gefcötcftt 5ön tot
na/i; ^^ öeöjupcft öer beter öingen / foo toeï in öie öingen toeïcfte upt öe
UüKÖeer-ftomen/ aïs öte öoo? ftunliete toege geb?acöt toeröen. ^aer
7.
fttaSSPÖt/ öat immers ten minden öie eöen fcöuïötgö ts / nietftan ge^
bjeröen ban eenen/ bie eben fo fcöuïbigö ts aïS ÖP» ^aer toe öient

,Toto. 14-

1er

,jjj^?cucfteCö?t(ïi; Die van u fonder fonde is (öer|ïaet fuïcft een fonöe)
Wtt/lP^lt;^eneerttenneen,johan.s,7. ^et toeïcfte ÖP öaerom fepbe/om
fenj^ bien tööe öe 5eöen öer ^oöen feer beöo?öen toaren / fuïcfts bat öe
betp ; bie öe aïöeröepïtgöfïe toiïöen fcöönen te toefen / in oöerfpeï en m-

iv.

^\'•^t/ batf »»quot;»«MPsgeitraft«Jeroen.nbsp;wwiyut

JibeftJtJ^Ptnaïïer mattieren gantfcöeïöcft moeten göeflraft toerben :
aenbcpf/quot; ®®tft niet toaera#tógö : ®ant lt;©obt enbe menfcöenple^
ï^^fentehK®^^quot;®^^nbsp;teöergeben / enöeföaïben ge^ ^

öeerïöcftefpjeucftebanpiato, toeïcfte^se^

quot; S^fondi ^ .\'epöt î Geen voorfichtigh perfoon en ftraft daerom, otn dat- ^

. de Cfem,

gnt is, tnaer op datter voortaen niet gefondighc werde :

-ocr page 480-

geen voorby is, kan niet ontdaen werden : Maer het geen noch J^.^^j\'felfs
de is, wevdE verboden. ïi^e feifbß Op een anöece pïaetfe ? wy

gheen Menfche ieedt doen, omdatliy ghefondight heeft,nbsp;pggn g^\'

niet en fondighe: en de ftraffe fal fich nimmermeer ftrecken tot het g ^^gf
paifeert is, maer tot het toe-komende: want fy en vertoornt ^^er^^i^ \'jj jeS
liet fich alleen voor, en weert dat het niet meer ghefchiede. ^ Jii»

fept Diodorus tot öe ^Ctöentenfecs / fpieftenöe öan IBttpïenw\' ^^

äck al fchoon verklaerde dat fy onrechtvaerdelijck ghehandelt ^^^^^-^ftequot;
fal ick doch niet fegghen, dat menfe dooden fal, ten zy dat fquot;\'\'^^® Ln DÏ^
lijck en vorderlijck zy. ^ofö Ött Öeeft fijn toaeröepöt in l^f^j^li^ï»
atiöeren ficaffe aen-öoen t toant öe een jBenfcöe is alfoo aen öen ai»
öoojöloeötöectoantfcöapberöonöen/ öat
ÖP Ö^ni nieten moe
ÖÖen/ ten3pöanomeetti3öeoeötöaet;öoo?te l3et:ftt:0ööen. ig een«
rus, toan öe Ujienötfcöap; indien moghehjck door ecnigen toe-
handt den anderen quetfe, die gequetft is, en flaet met weder, noc\' / ^H

fich niet op tot weder-wraecke.] |Eaec tn lt;©oöt ifl een anöete

öes iiBcnfcöen öp feomt / ai ifï öat fp glieett atiöet: epnöe ötipten

uen ficö boo?flellen» €nöe alfo toecöeit toati eeniaen öecfilaect

öen mn saiomon, toelcfie tot öefefaecfee fteöoo^en; Godt doet aiie^. \'0

om haers felfs wille, oock den Godtloofenten boofen daghe: öattS-

oocft ais ÖP öen €5oötloofen fltraft/ öoet öP öat tot geenanöeirep^\'^ne
■Mcfes Ma,. ^ jjgjnbsp;til-öoe-toel/ foo top fcöoon öe gemepne aengen^ gi;^

p:;;«:/quot; uptlegamp;öeöoïgöen/ öe fafte op een upt ftomt/ öat lt;0oötgefeamp;^

aiicsgöeöaen te öeöben om fpns felfS toille / öat iS/ nae öet jjufP

feiw föneaiöec-bolfiomeitf!eb?pöeptenbolmaecfttöept/metsfoecfteny

ad Tmverb.

aenfienöe fiupten öem felben: göelpcft lt;6oöt gefept toecöt te 59quot;
16 4. epgöen nature / om öat öP «pt geen anöeren boo?t-göeftomen fv^»^
bo?en iS. «©öetoiffelijcft bat fommigöe grobe ^onbaren ban © JJ\', S
eu. 28.61. fljaft toerben om göeen anbere oo?faecfte/ getupgöt bel^. uflt»
wy.ute. bie fept / bat öP berraaften fcöept in öaer berberf / bat be lt;©oDtloo ^

Deu

Eiai
ïiov

Thom
los
sö \'vtrhs vin
diSa.

toonen göenoegö toaeracötigö tespn / \'t göeen top tegöenS ^Sitö^iJ
öigen. lïlaer öelBenfcöe / ais ÖP een anöer iBenfcöe ban ttati«t|
göeïöcft 5önbe/flraft/ bie moet ficö eenigö epnbe en oogöenfS gp\'
fiellen. €nbatiS\'tgöeen be^cöool-^octo?en feggöen/bat^ ^pfij
«z 1. tnoebt bes göenen / bie to?aecfte oeffent / niet moet rufleit en te
• -s^r/^. itjn met ftet leebt en guaebt ban pemanöen» €n öaööe
oock ai ^ ^,(,001/
\' ■ Plato göefept in Gorgia, bat öe göene öie pemanbt flraffen n^tm oft

-ocr page 481-

^ft Jjatlinöllfcljap / oft gcït-öoete / niec fimpelijck oft flechtelijck dat alleen
fßrtilquot;nbsp;hebben, maer doen fulcks om eenigh goedts wille. Seneca

JJPOt: Datmentotwraecke moetkomea, nietom dat het foet zy , flehte
le , ? \' e^n dat het oorbaerlijck en dienftigh is.
(©OCfe fept Anftote-
/nbsp;öatcemööeöingöenfimpeUjtßtnöaecfeltJeneerlötö ^

ÄJ\'^^^^ßamp;eom eenigöe nooDttoenbigßept/ en fielt Dan öet laetfie
«f^ï^ï^^i in\'taenboen banfitaffe.
[^efelföesenecafepöttn tfelf=
Vveed
nbsp;(€00?n / tap. 13» Ick fal\'t wreecken, niet om dat het my

V,

rnaer omdat het betaemt.] .

ßhSnbsp;\'t göeen Uan öe Mlmus gefept iS : Des Quetfers pij n en leedf,

Lc^nGhequetftentrooft: €nöan Cicero, öat öepöne ÖOO? flraffe
toii^^Ötet Voerti en ban
Plutarchus upt Simonides, tu gelpcfteu fin/ öat ac?
-SöS^ïwel met öie nature/ bselcbe öe Henfcöe met öen Bieren en
be ih ^ QÖemepn öeeft: toant öen too?n ts in öen 55eeflen / gelöcb me^
lt;iesbi quot;®^enftöen/ göelöcbfeEuftatius recöt befcö?Dftï
Een hettigheyt

(xnbsp;ontrent het herte uyt begheerte van leedt wederom te vergelden.

ïïatfSf\'ïöe begljeerlpcböepöt foo reöeloos en ban reben berfcöepben is/
ïjebffï^toilS ficö uptb?epöet tot öingöen / öie öaer geen leeöt göeöam
ÖeS? i ^^^ tot bedongen ban \'t toilöt lt;0öebierte bat ons befcöabtgöt
Qliew®^^ ^te fonöer geboelen 3Ö«/ a^J^ tot öen fleen/ öaer ttteöe öe ^onöt

^Öttöe/^^»^ (2») iBaerfooöanigöe begeerte in öaer felben aengöeften

.1.4e Ir*
31.

^^nStf/^00? foobeelbefelfbe foobanigö llwfoo leert be nature
öaSh ^\'^Öe / bat men niet moet boen baer boo? een anber ïlSenfcöe be==
ten 5p bat men baer boo? eenigö goebt boo? öebbe te
ftoö S »erin öet bloote leebt/pön/ oftberb?ietbanfön bpanbt/
batnbsp;felben aengöefien 5önbe/ lt;n iS göeenberlep goebt / alS

anSi\'^i^ I enbe in tnbeelbingebeflaet / alSin obertolligen rijcbbom/
beele bingöen. €nbe in befen fin mtfp?öfen be
Wjen /7 / »ïet alleen beCö?iflelöcße EeeraerS / maer oocfi be ^ötlofo-

\'\'\'O atönbsp;Gorgia, fietOOCfi baer ban Theodoretus, Uh.zo. äecuratmi\' Lth

fans vofnbsp;= Het is een onmenfchtlijckoft onheuftelijck woort,en noch-

^iet vannbsp;aengenomen , namelijck, wrake, ende en verfchilt

, ^^etheys, als in ordere. Die pijn wederom vergelder, doet an-
^^^^ meerder verontfchuldinge fondight
: ^ae fOO top
die eenbsp;gelOOben / fo is hy onrechtvaerdiger die fich felven wreeckr,

^ener den ^ ^^fchadighet heefr. Mufonius fepbt t Daer opie dencken , hoe
die hem ghebeten heef:, weder moghe bijten, en die hem
\' en nf ^^^^\' wederom befchadighe, is het werck van een wilde Bee-
^\'^^ifCfe Wü?? Menfche.
55p Plutarchus fept bie Dion, toelCbebe

^^«Jöföepbttotbe25urgöerlijcöetoercftingöen gljetoenbetöeeft:

.1 dilrt
•51.

-ocr page 482-

426nbsp;HettvveedeBoeck, vanhet

Dat de wraecke nae\'t goedt-duncken van de Wet rechtvaerdigher gW^

deelt werdt als het aenghedaen onghelijck : maer foo men de ^^^^ IfcftDt
dat fy alle beyde uyt de felfde fieckte des ghemoedts fpruyten. ^00

t öan tesöettss öe natuce eens iBenfcöen / öanöeïenöe tege
fcöe/ fïcöteöecfaötgöentneensanöecspöne/ boo^foaöeei aif
ts i €nöefeïfs/öoepöec|Benfcöemtnöecceöenenöec(lanötgeD?uPSti-
oft ftïoetïtöept öaec tn öeeft/ öoeöptneectotöj^aecfee göetteppt»?* gt;

venalis fepöt J

De wraeck veel foeter is den Menfchen als bet leven.
(3)Den ongheleerden hoop mach fulck een oordeel gheven:
Den welcken \'t herte ftracks ora kleyne oorfaeck brant j
En om het minftc leedt fijn Vyandt wenfcht van kant.
ChryßppM feyt dat niet» noch Tbalesioct ter talen,
Noch Sötrcrff« verftandt men hoorde fulcks verhalen.
Die in de boeyen wreedt van
\'t doodelijck fenijn
Het minft fijn wroegher niet wild\' wenfchen in fijn Wijquot;*
JDe wijfhey dt, die \'t gliemoedt komt
eerft te recht ,verlichtcf»*
Veel fey Is en onvcrftandts oock met der tijde doet {wichten»
En ruymt de baen voor \'t recht en redelijck verftant,
Waer door gheluckelijck de ondeught raeckt aen kant»
^t Wijft aen een bloode hért, en kinderlijck begrijpen,
Te fcheppen luft uyt wraeck fijn teghendeel te nijpen;nbsp;jjt

Maeckt vry dan dit befluy t,om wraeck geen Menfchme^i^
(4.) Als quot;quot;t redenloofe Volck van \'t Vrouwelijck gheflacht.

...yS

Lé.4. 9In öen feïföenfïn fCÖJÖft La^antius: De on-ervarene endeonwyi
haer eenigh onghelijck werdt aen-ghedaen, werden door een blifd^^
redeliickedöllighey dt ghedrèven, en foecken den ghenen, die haer
dighen, van gelijcken weder te vergelden. ^OOWÖtßt öaUöat

fcöe ban een i^enfcBemet cecöt ntet San göefltaft toecben /aïïefn®: pt
flcaffen / fonöec anöec oojfaecbe^ aaet ons baetom befien toj* ^
boojnutttgöeben en boo^öeeïen 5ön/ toeïcben be fltaffe cetöt»^quot;
maecftem

[verraeerderinghen. (i.) ^aec toe Wenen befe maniecen batt ^ Hf
bp
Homerus: De wildewoefte toorn hadde hem aengegrepen.nbsp;O

verwildert hem felven \'t ghemoedt in fijn groothertighe borft.
Achilles, temmet uwen grooten moedt.nbsp;t, ffich\'®

(2.) Senecafn\'ti 250ecfi banben€00?tt/ tapa^* Hoefot isnec
vertoornen over die dinghen, die onfen toorn niet verdient hebb^\'^it
oock en ghevoelen.
g^e®?afittattett/ toiïöe jHettfCÖen Jönöl/ ^^^

ficö aen öet göetoeec/aöelöcftöïsaenbennienfcöet

-ocr page 483-

1,(30 Seneca,nbsp;Doch de alder-toornighfte zijnde

\'^yne Kinderen, en oude Lieden, en Siecken, en alles wat fwack en on-
schMgh is, dat is van naturen gemelijck en klaeghachtigh.

Terentius infött Comcöte Hecyra:

hoe de Kind\'ren om een beuPlinghhaer ontftellen ,
■tn om een handt-ghedray uyt toorn malkand\'ren quellen.
Waerom doch anders als dat haer \'t verftandt ontbreeckt i
En\'t gheen haer doen ftiert, diep in onvcrmoghén fteeckt ?
^plcks is der Vrouwen fin , den Kinderen vergheleken,
i-ichtvaerdigh, onbedacht, op-loopende ghebleken.

Ranbsp;Marcellinus fjj|eecfit / ^7. Dfltt trCtl (COOJtt / albuS t De ver-

WipL^ê^shefchrijven defen, dathetis eenianghdurigh , en fomtijdts eeu-
onfft quot;quot;^^quot;deghefwel, en vuyl zeer des ghemoedts, welck ghewent is te
w quot; ^^^ weeckigheyt en teerhèyt des gemoedts, \'t felfde bewijfende met
fojj^^^\'^fchijnelijckargument, datde C^ijnendetoornigherzijn als deGe-
d \' Vrouwen als de Mannen, en de oude Mannen als de Jongelingen,
Ellendigheals de Gheluckfaligheen Voorfpoedighe.]

in cSr ^^^ öan foo bient be af-beplinge bec jlcaffen/toelcfie Piato tuaecbt
öen
r Jf?»igt;c ^ifiilofoopö Taurus, obec be felfbe plaetfe / toiens toooi=
upt becf)aelt/tó. cap.r^. toant bie af-beplinsöe genomen toerbt
epnbï\'^^nbcn/ baer toe befiraffen bienen/alleen baer piatottoeeberlep
rus ftL^I^\'ï^lt Dabbe/ als berbeterinobe / enbe een Cyempel / beeft rau-
^^ uet öecöe baer bu sBeboegljt / namdöcft / bolboeningbe / toelcbe cie-
ftreckf
nbsp;befcï)?0ft te 5Ön / Een vergheldinge van quaedt, welcke

ï-Co, i quot;««igheydt vafi den ghenen , diefe vordert. [Chryfofthomus Ober

ï^eïn T-a fïeltbefeb?ie/ berbeteringbe/ bolboeningbe/en ejcem^
fooinbsp;\' toelcbe be eremplare ftraffe acbterlatenbe / alleen befe

gamp;ebtS^^\'^SoebingDe mét be berbeteringfie fielt / fepbt / bat be feïfbe

^etti e ^ toerbt / om des ghenen wille, diefe eyfcht en vordert, opdat

ghefchiede. Plutarchus geeftOOCft befelfbe niet ber^

enbedw aïSfipfept: De ftraffen , welcke terftondt op het feyt volghen
Van tenbsp;voor den volghenden tijdt de ftoute vermetelhey t

ongijppquot;-^2ndelen , maer vertrooften oock ten hooghften de ghene die ver-

tiCïechiJi\'^ijquot;- «i^n befe ifl epgemipcb/ toelcfte Ariftoteies refeent onber
befJS!^\'^?*0Öept/toeicfte{)Pbe bertoiffelenbenoemt, ^ocö top moe

^eoojLr^SÖ^ntoatnaeber en fcßerper ejcamineren en onberfoecften,

öet flraffen gamp;efien toerbt / oft op be nut^
^Öenëtt / S? Pl^ P?ofÖtban ben genen / bie gefonbigöt Öeeft / oft ban ben
fftXquot;®^\'^^^\'^»^ göelegöen toas / batter niet gefonbiget toier^
ï^e b2 o«öerfcöepbt op \'t profijt ban pber een. (€ot öet eerfie ban

bie flraffe / toelcfte banbcn ^öilofopöen
\'^«ngöe göenaemt toerbt i ban Paulus be «ïecötsf-geleerbe/ flcafte

VL

-ocr page 484-

meefter öer peten/ toelcfte öaer toearöepöt/ op öatfe

totSftoStöStäer^
om foo moet men öen göeöjeften / foo öaeft al0 \'t mogöelöcft /
ïocftingöen Benemen / \'ttoelcft niet Beter en ftan göefcöieöen/ ais
ÖOO? eenige na-öolgenöepöne öerliefen öe foettgöept öan öaren fm^j^j^

[Seneca, öan öen €00?tt//té. Ghelijck wy fommighe Spieffen
zijn , in \'t vyer branden , en door Wiggen en Beytels klemmen en quot;^\'Vggc
nietom die te breken , maer om recht te maken :
Alfoo verbeteren
breken des ghemoedts door pijne des lichaems ,cn des ghemoedts. ^^L^c
öeÖanöen i€00?tt/Ä5.z/.c«/gt;,^7. Hier toe moeten nacrftigh zijn de g
Maguiraten, en Ouderen, en Rechters, wekker kaßijdinge men alfC j^^t
nemen moet, als men een vlijm ofc fteeck-yfer, oft laet-yfer, als
vaften en onthouden , en andere dinghen, die ons nut konnen
doen, en
pijnelijck en quclligh zijn,aenncemt.] \'©e^latOntfCÖe/ fOO ^P^l^Gd^
• öaelt / feggöen : Het is fwaerder en bitterder dan eenighe ftraffe, i^\'HLiif\'
fchuldighsongheftraft, maer een wijle ghelaten werde, en dathy
fchen niet door den Menfchen beftraft werde. Tacitus flaet J Het
ven 5 en te ghelijck bedervende, kranck, en brandende ghemoedt, eoj^jjgt
door gbeen minder noch gheringher remedien uyt-geblufcht werden ?
d©or wulpfchebegeerlijckheden ontfteken is, en brandet.nbsp;^ftó?

^atöeöeflraffingöe/ toelcfte tot öit eerfie epnöe ötent/ een pöfL^f^
fiaet te öoen/ öieoojöeelen öerftanöt öeeft/ en aen öe felföe/
göelöcfte fonöen niet fcöulöigöen tjf / Blöcftt upt öe öeflraffingöe / ^
fte met toooiöen göefcöteöt i öaer öan Piautusfepöt:

quot;t BeftrafiFen van fijn vriendt om \'t quaedt by hem begaen gt;
Is nut en dienftigh, doch fal flechten loon ontfaen.

öteaenaMeHöttoemtotbecDetmttae/ban Plutarchus, «en If^^Ä

gtjefonöiööï öeeft/ ttiogïje beter maften / öp mantere öan gö^nefijj^^^t
öte Ö002 contrarie ömgïjen göefcöteöt. a©ant aengöeften aUeöaem j,
toercftingöe/ infonöeröepötöie öooj-öeöacötelöcften öicfttoiïS vfm^c
toeröt / maecftt eenigöe ücötigöept en göereeötöept tot öe fetföe / #

.Ännal.

33.3.
VIÏ,

\'TUutus Trir
mvtme.

^ocö öat met ftagöen / enöe anöere miööelen / toelcfte eenjÄ
ötoangö meöe Bjengöen/göefcöteöt / öaer in
en t$s öan öe nature »jj^i.
onöerfcöepöt göeftelt / tuffcöen öe ^rfoonen / [^iet Auguftim E^^^t
dion, cap.72 ] toelcfien fulcfts göeoo?loft / oft niet göeoojloft iïoÉi*
ftilcfts oocft niet öeeft ftonnen göefcöieöen/ anöers ais öatöereo^\' pg
(©uöeren oöer öare iäinöeren öet göeö?upcften öan öat recöt /
nooöttoenöigöeptöer göeö?efien / öpfonöerlöcften aen-p?öti W
maer ontftaet öat onöerfcöepöt upt öe 3©etten / toelcfie öat Q^J^T^ a^ei^
gaen öer usenfcöen met öen anöeren / öaer öoo?pöer iBenfcöe

Ben ingöetogen tot öe naefte genegentöept öer 25loeöt-ö|ienöen
göen/göelöcft te ften ts / foo elöers / als in öen Jaftiniaenfcben

-ocr page 485-

^^ftrafF^^ » dat is, dat wy haer, als fy fondighen, door gheftadighe öagen
Vetis ^quot;^quot;^^teren , opdat fy niet door onnutte liefde, enteveel toe-ghe-
SC^aedt op-ghetogen, en tot ghebreken gevoedet werden. |BaeC

en ban met gaen tot bec boobt toe/ ten 3? ban
be/ftlWe/ bjeïcbe men noemt bpcebuctie/ baec boo?be ontbennen^
^k bfto??PöDecenbe bingen / bjecben gebiacßt tot be foojten bec bingen/
fomS^öben ftaen. 3©antgbeïöcb€ö?ifïus gfiefepbt öeeft/ bat öet ^\'«rc.H«
bat ji\'^spn toace göetoeefï / bat fj» nopt toacen göebo?en getoeefï/
Uptfn^^^t Öet foo guaebt met öaec niet foube 5ön göetoeefï / alfoo mebe
tec / hS\'^ïSÖe aect ban ongeneefïöcbe en onbecbeteclötbe becflanben be^
èet f quot;^»isf/minbec guaebt/ batfe flecben / als batfe leben / toanneec
h^ ÎSS / batfe in
\'t leben blöbenbe / ecgec en^ofec fullen toecben.
ïhenen j?quot;ïÖanigÖefp?eetbt Seneca, alS ÖP fept ; Dattet fomtijdts voor den \'s.
ijcki^ j^önakomen \' omkomen vorderlijck is. Jamblichus fèpt: Ge-
en ggL^^tï genen die vol etters is, enverrottin|he,beterisghecauterifeert
t«r te ß ts werden , als foo te blijven ; foo ift voor den Godtloofen be-
andeJ^^®quot;\' als langher te leven. ^Ultb eeneaUOemt Piutarchus: Die
Öebj,» quot; ^elfchadelijck is, maer hem felven alder-meeft. Galenus göefepbt

^ batbeiBenfcöenmetbe boobtgöeflcaft toecben / eecfl/ op
Wjjjjenbegeenfcöabemeecfoubenboeti/ en ten anbecen /op bat an^
ïen derd^ ^^^^^^ ^^n flcaffe af-gefcö?ifftt moge toecben/ boegöt baec bp t

foo ift oock haer felfs nut en vorderlijck datfe fterven, zijnde
Verdpn^^squot; van finnen , datfe tot gheen ghefontheydt konnen ghebracht

Johan n • fommigöe mepnen / bat bit be felfbe 5ön/ toelcbebeHIpoflel\' ^®\'»
poittm ® quot;l^öt/ batfe tottec boobtfonbigen. (i.) |©aec betoöl be betoöf\'
ïiat w quot; fulcbs bebjiegölöfö 5ön / leect / en göebiebt ons be liefbe/
I^Bten tfötelöcft pemanbt en moeten op-göeben / en boo? bedoren
seôtiçji^nïtbsbattotbefenepnbebeflcaffe niet ais feec felben plaetfe

(!♦) Chryfofthomus Op ï.Cor.i3.9. ttoemt befe/bie
Jan CoJr\'^^fïÖtfee ftecbte bebangöen 5öm luiianus fept in fön a mttM

f P^ehnbsp;Aifoodaer twee foorten van mifdaden zijn, eenighe die

• ^\'i^k van verbeteringhe, en die de middelen tot genefinge nietgant-
j\'ghennbsp;de andere foorte van Menfchen
die ongeneeflijckfon-

k Qü^^^ foorte der Menfchen is de doodt gevonden , tot een eyn-
»^efte.] doen, niet foo feer tot haren, als tot aller anderen
Menfchen

^^^«ttigöept en öet boojbeelbanben genen/ bien baecaengöeiegen v e 11.

MM ^nbsp;^^

ban becbetectngbe bec nae-bertoanten: baec toe oocîi
ghefl^^ffWÔen ban
Xenophon tot fön ^Olbaten: indien ick yemanden
dat iciop dac ick hem voordeel daer door dede gt; foo beken ick.

en j ^^^quot;liJlckeen ftraffe fchuldigh ben, als de Ouders haren Kinderen ,
iHeefte ƒnbsp;haren Leer-jongeren doen: Want oock de Medicijn-

tó.j P \'^\'■^ficken tot fijn eyghen befte branden en fnijden,

dat wy alle-tijt onfe handen fullen houden over de min-

Laólancius,

-ocr page 486-

ntaeis ntetötecgelijcße öeöbete ïtjtöett/ \'t 5p ban öen felfoen/oftooc» ^
anöeren. ftet ootb in öe toiïöe Bieren een fcBgnfei en aföeeto»
ïjier öan/ öe Eeeutoe fïeït
ficB tegens öe oöerfpeïige Eeeutoinne.
tn fijn natuuriijcfte liflo?ie/
uh.s. cup. /«-.] Geiiius Oefcööft öefefoo?te ^

Taurus aiöUS i Als de waerdigheydt ofc achtbacrheydt van den genena teg^^^
welcken mifdaen is, moet voor-geftaeo werden, op dat het nalaten van It\'\'
fe geen verachtinge veroorfaecke, en lijn eere vermindere, fl^aer ÖetSPTj.^

öat bp fepbt ban gBeguetfïeacbtbaeröepöt/moet oocb banberminöef\'\'
bjpöepöt ban een pöer / oocb ban eenigïjerbanbe
guetfingeenberntinj^
ringe ban eens anöers recöt/berliaenbjeröen* Tacitus lefen
fouöe föne berfeecberingbe en gerufibepöt berfojgen met
recBtbeer
b3?aecbe; bat öe gene öie befcijaöigöt is / ban öen felföen öie t
gebaen beeft/geen beröerguaeöt en lijbe / banojpöJieöerlep bJÖfe
boeöet toeröen: Cerjleliicb/ inöien bp upt bet miööen toecö gö^^^tf?
toeröe / öie mtfbaen öeeft: ®en anöeren / inöien öem öe macöt /
befcöaöigen/ benomen toerbe: €en laetfien / inbien öem boo? föquot;
be en berb?iet af-göeleert toerbe meer te tttifboen/ \'t toelcft wet öe
beteringe/ baer ban top nu geöanbelt öebben / te famen öanget.
be gene bie belepbiget is ban anberen/ niet belepbigöet en toerbe / ftquot;^ ^
toerbt befeomen / niet boo? alleröanbe ftraffe / maer bte tn
\'t
boo? alle-mans oogen gefcöiebt/toelcbe tot een erempel flrecbt. fJ^S
ban be to?aecbe gefiiert en gerecötet toerbe tot befe ennben / en batfejg/
be binnen bepalen ban billicftöepbt / foo en is oocb particuliere
foo top aenfien öet bloote recöt ber nature/ afgefonbert / foo ban ^J^ot^
Ujcbe/ ais menfcöelöcfee3©etten/en ban bie bingen/ be toeïcbe
faecbelöcb een bingö toe-ballen / niet ongeoozloft/
\'t 3p bat öie gefcnjjj{
öoo? öen göenen felfs / öi? belepöigöet ts/ oft öoo? eenen anöeren/
öet met öenature ober-een bomt / öatöe tttenfcöèban een menfcÖ® /
Öolpen toeröe. €nöe in öefen ftn en mepninge ban toe-ge(laen
. \'t geen cicero fepöt/ ais ÖP geleert öebbenöe/öat öet recöt ber nat«^^/
niet quot;t geen onfe opinie en toaen/maer beingebo?en feracöt

a, de hivmt.

jLib.j%.

tn öoe beel öP onber öet tooo?bt wrake oft berbebigingöe toilbe
öebben/foo befCÖ?Öft Öpöefelbige/
dat wy door de felvigheaf-^eer^quot; Jie
ghewelt, overlalt, cn verfmaedtheydt van ons felven, en van den ghequot;5
ons liefbehooren te zijn, ons befcbermende of wrekende, en door vpel\'^®
de fonden ftraffen. Mithrid.
tnfpn lt;©?atie toelcfee Juftin. upt Trogus ^Jj,
fCÖ?eben öeeft/ fept:
Een yeder treckt het gheweer tegens de Moordequot;^^.
können fy niet voor haer behoudeniffe, nochtans om haer felven te

noemt Plutarchus in \'tleben ban Aratus, be toet ban to?aecfte*
bit recöt ber nature samfen ftcö befcöermenbe/ betupgöt bat
Ötgl fal sm / tnbten öp öe f öiliüönen/ bie Ijem belepbiget öa^ffirn^^

berom belepbige; en nae bat öpöeto?aecfeebotb?acöt öabbe/ßeffF ^^

-ocr page 487-

to^m met be felfbe reben / feggenbe / bat W öaer gebaen öeeft / \'t geen
Kgebaen öabben. (i,) ^e
Piatsenfers feggen bp Thucydides:

lom ons met recht aen haer gewroken, naer het recht by allen aenghe-
ha^^?\' dat het geoorloft is hem te wreecken aen den genen, die vyandelijck

tenïf. \' \'^^emotthenes (n be lt;©iatte tegöens Ariftocrates, fepbt / bat öet
toet ts onber ben menfcöen/ bat öet ons geoojloft
3P te to?e^
qs^f^n ben göenen/ bie met göetoelt öet onfe ons ontneemt en berooft»
leaÄ^ha bp Saiiufiius, als
ÖP gefepbt öabbe/ bat Adhavbai met lagen
ftfte hlr nae fön leben geilaen öabbe/ boegöt baer bp/ bat öet mm\'

bodg quot;tCH noch recht, noch billijck daer aen doen foude, indien fy hem ver-
W^^^belettedeo het recht der volcken te ghebruycken : ^attS/ fUn
ten/if wogen tojeecben. #?ateur Ariftides fepbt / bat ban ben
beiii:S?öet-geberen/ en gemepne fp?eecßtooo?ben/ en lt;©?ateuren / epn^
oÄ^anaiienbietojaecbetenemcnbanbengenenbiebellaett öebben .
Wt te boen / toe-ge|laen toert. Ambroüus pm öe Hlacöaêeen/

CO öen ^abbatö göetoioben öebben be öooöt ban öare on== ^ ■
iSjJJ\'^SeiJSjoebers» [.j^iet ben felfben in öeoBjatie tegen symtrachus.]

fic, caf.^St

^aïft Jofephus in be l^iflojie öer ^oöifcöe quot;lt;©ubtöèbett / lA. cap. f.
W^f ro?eecbenban lohanois boobt.3 ^e felfbe tegens öen loben öif-
tniSS?^/ bie ficö öoogööeWaegöben batbe Cö^tftenen öace tecfee ^
der SÖefteecben öabben/ fepbt: En gh^wUfelijck foo ick nae het recht ^Pfi-
ten tiirf 4nbsp;handelen, foude ick feggen, hoe vele Kercken de loden,

Öp \'t rr^^*^ regeeringe van luiianus, aen brandt gefteecken hebben: ^aer

boet öSP ©olcfteren noemt / geltjcft met gelöcft te bergelben, [^00

Livius, ßj./. Als de Laurenten nae\'t recht der volcken handelden.]
Voor^^ï\'^K^e toöfe fp?eecftt civilis bp Tacitus: Ick hebbe een heerlijck loon Hiß».^:
engeS\'^quot;®quot; arbeydt bekomen, de doodt van mijn Broeder, mijne banden
j\'Jgenilfe, en de wreede en bittere woordec van defe heyrkracht,waer
^eder \'nbsp;op-ge-eyfcht en gevordert ben, hier over foo vordere ick

Sen hört?IBaer om bat top in onfe ep^n / en onfer bjienöen faec^
ÖÖefS**quot;\'^ gftenegentöeöen berrucftt toerben/ baerom als beele 3|upflt;=
foo y quot;Jtt ficö in een plaetfe te famen bp ben anberen göeboegßt öabben/
bebSÄ*^ äßecöters geftelt/ en ben felfben aïïeen macöt gegeben öe ge*
ïï« bijffiS®\'! öeieöen öaööen/ te to?eecften/ öen anberen benomen sijnöe
^»•aepöt/ toelcfte öaer öe natitre bergunt öaööe.
Lucretius fepöt:

«en yder focht uyt toorn fijn leedt te \\vre(
eel ftrenger als de Wet nu toe-laet, is geweecken
^et oude regiment, midts dat den menfch verdroot
Te leven, daer elck een met forts fich hielp in noot.

dSe^!;®quot;®® tegens Conon, fepöt: (2.) Het is bewillight, dat men over
^ders hévï vf j quot; rechtelijcke oordeelen foude laten gaen, en niet nae eens
^^nbsp;Quintilianus
fepöt: De vergheldinghe

^nt en overlaft en is niet alleen vpndtvan hst rccht, maer oock va«

: wreecken;

-ocr page 488-

den vrede. Want daer is een Wet, Vierfchaer, en Rechter;

tenzydatye^

i. N«K c. hem fchaemt met recht fijn leedt te wreecken. ^^epfCtS Honorju
Jii\'/V,. Theodofiiis OJÖtnmn: Daerom is de macht der
Gherechts-bancken, ^p
Epfß.io. befcherminge van \'t openbaer gemey ne recht voor yder een open gquot;^^ mq^
dat niemandt foude vermogen de wraecke hem felven toe re laten. W\'^
ninOÖ Theodoricusfepbt t Hier toe is gevonden de heylige eerbieding
Wetten, op dat niets met der vuyft, niets door eygen aendrijven

fou de. laocljtans fo0 ölijft öe ouöe öapöcpöt eerfi tn plaetfen öaec m
lt;0crecljts-Danclien5ijn/alstnöe^ee. ^©aer toemööelöcli ftan
VeUt.Paterc. fet öjecöen öat cajus c^far, nocö een parttculter pecfoon 5önöe / öe ^^^
I.Z.amp; Plu- rooöecs / öan öjelcften Öp toasquot; geöangen getoeeji / met een tn öer W^^p
tarc.faïïien-gecaepte ®lote Deeft öecöolgDt / en öare fcöepen ten öeeit ^ ^^
jaegöt/tenöegléinöè^jronötgöeboo?t enöeöerfoncften öeeft / en
^taötöouöeröerfupmöe öe ^ee-rooöers te firaffen / öeeft ÖPbJeo^rtfß
M Stob in Eeefteerenöe/öe felföe aert öen crupcegöeöangen. let felföe fa^j,^^
deigibuf. göelöenmtooefieonbeöjoonöe plaetfen / oft öaer men nae öe

öen Sfifricanen onöer öeelen öefe geöjoonte oocft göetoeeft 5p / QW^wS

Leo Afer , Lih.^. C. Je Tefichis, amp; cap. de Teifeut» . CU attÖerett»] Öet toelCHY\'

jjeöenföaegöS/fonöer te öeröeuren / öp öen Mofcoviters göefcöleö/ /
öatmeneenigöen töötteöoojenöenßecöter om recöt aen-göefP^Lett
öeeft: ©ocft öeööen öe particuliere ftampöecöttngöen
en duellen P
anöeren ooifpjoncft/ öjelcfte öoo? öe tööen öan öet €ö?ifienöorti

3tiilt;irtrtffthnM#-Agt;f»igt; ïftnTi\'Tiori,« fMV rtïiöfmiM^\'ïiöïti^linbsp;/ ort Hrtfft tO«-\' ..•rt

recötöeeröigöepöt öefïecöteöe öetonrecöten oöerlafi / enöe \'t gÖ^ï^fD^\'
placöte met öe toapenen tefcöepöen / met recöt göe-epnötgÖetiji^ti

mem. lib.i. iieb^eufcöeuptleggöerss recöten toel aengöemercftt / öat men
f^/.zoj. jiiipilggïöcfte öergelöinge öoojeen öooöen öo?öeren mocöte/

öem felöen / te toeten / oöer ontfangene toonöe / niet alS öoo? öen ^
ter / om öat / namelöcft / öet ftoaeröer balt / ficö felöen te
onfe epgöen leeöt ons fmertentoee öoet. ^at oocft bpöe aioe^\'^pt^
fie lt;6riecften göelöcfte toöfe 5P getoeefi / öan particulierlöcfe öen v^cquot;
flacö tetojeecften/ blöcftt upt öetooo?öen
ban rheodimenus bP quot;.j^ti^
nbamp; «ï.io.rus inodyifea. |Baer albet-meefi binbt men
befe €rempelen
bie göene/ bie göeen göemeenen ïïecöter en öeböen:

rechtvaerdighe Oorloghen pleghen befchreven te werden, fOO
L. de Rep. fietUpgÖt / die den overlaft wreecken. Octt Plato pJÖfi beU firijöt {{rai\'^
ïogöe/ ^Ot dat de ghene die fchuldt hebben, ghedwonghen wcruen ic

-ocr page 489-

Jijden, voor datfy den onfchuldighen pijn en fmerte hebben aenghedaen.
. tVermeerderinshen. (i.) Romulus fCpt ijatlTatius, ötetoanöfn^au^
^^«ten Uoobt-ölieflanften ixtas/ ÖP Piutarchus: Dat doodtflagh met doodt-
vergoldeten beÄas. m felföe Piutarchus fipöt öan öe Manti-
öle ban öen Achten mlföanöelt toaren: Enfuicks hadde m fich

pHebiedt ghy my met deeP van wijfheydt veel te fpreken ? ^
\' Gheen fchoon, oft leelijck is, voor allen is ghebleken.

^aer dommer als dees menfch noch niemandt is bekent;
. I^ie noch tot billijckheydt, noch Wetten is ghewent,
^aer welcke Griecken-landt fich voeght in allen faecken.
^^s Agamemnon eerft ginck fijnen gheeft uyt-braecken,

^aer mijne Dochter hem het Hooft hadd\' op-gheklooft
« (ï^oyt fal dat leelijck feyt van my oock zijn ghelooft.)

Hadd\' hy ftracks behoort ten huyfen uyt te drijven
^^Ja Moeder, en de fchuldt der moort haer toe te fchrijven,

^oo hadd\'hymatighlijck ghedraghen fijn ellent,

^Godtvruchtigheydt gepleeght,fich recht tot ftraf ghewent.
fteeckt hy felfs in \'t peck , daer in fijn Moeder fmoorde,

met recht noemt boof, om datf haer Man vermoorde ,
JJlaer felver is hy noch veel fnooder , die haer doot,
p ^le hem als Moeder bracht ter werelt uyt haer fchoot.
^ünt ghy \'t my MemUe, ick fal u een dinck vraghen.:
■quot;quot;^ïeii een toornigh Wijf haer Man ter doodt gmck jaghen,
Vcrmagh dan weer de Soon te dooden haer ter wraeck:
.■^n fal dan voorts alfoo weer om de felfde faeck
^^ Soon het felfde doen. om Moeder-moort te boeten ?
Wat fal het eynd\' dan zijn ? waer fal men \'t onheyl moeten .

too fal r g^ene, die onghelijck gheleden heet., ---------------

rechtlnbsp;als met een fpronck over gaen van defen tot dien, en de on-

tech lu\'^^^S^^yt fal op deonrechtvaerdigheyt volgen. VVant indien ghy dic
. gheftelt zijnde, to?-latet den ghenen die^t quaedt verdraghen he^e^t^.

-ocr page 490-

hem te wreecken aen den ghenen die het ghedaen heefr, foo volght, dat
derom van defen tot dien de wraecke fich keere : want het Recht ftaet j,
partijen ghelijck, en even fchoon. Indien dat foo is, wat hebt ghy gt; or^g
ter, rechtvaerdigheyt ghemaeckt, die uyt ongheiijck beftaet ? hoe ve ^
fal dit loopen ? En waer fal dit quaedt eens ftuyteo. Ariftides
tïl fÜ«
Sjait öenbjelie: Want wie fal daer van den Griecken over bhjven, in^\'^Vt
ghene, die over-ghebleven zijn, om de gheRe die om-ghekomen ziiquot; \'..g^
felfde ellentfteedts moeten uyt-ftaen ? ^efcïfÖ? Ariftides
niepttingöe Uptnbsp;ƒ««»(/-*.nbsp;-f,

(3.) Coningö Theudericus fönelt;0ottöen öerifpenïïe/fepöt oP ^ ^

fiodoi us, IA s-^3\' Doet wech de ghewoonten diegrouwelijck in-gewor ^
2ijn: laet daer de faecke liever met woorden, en niet raet Wapenen vern
dek werden.
lt;gtl 24. Waerom loopt ghy tot het duel oft karopvechtiog\'jr^
Waer toe behoeft een Menfche de tonghe, indien de gewapende handt de
keuyt-voert? Trachonitis in Orienten: Het is de maniere, op alle\\^\'»P
wreecken aen den doodtflaghers de doodt der nae-bloedtverwanten,]

I X.

3|et Uerbc epnbe cn oogemeccfi becficaffen / nameïöcft / be nmtiwL
uan pbec een fonbec onbecfcöept / fieeft be feïfbe beelen / toeïcöe öe^y
nuttigöeptbiebenbecongelöcfttenendefcöabigöben fietceft.
W oft baecom te boen / op bat be göene bic eenen befcöabigöt Reeft / ^
bece oocfe niet enbefcöabige/ \'t toelcfeöefeomentoecbt/ mibtss men^/
upt öet leben toecö neemt / oft becmincfet cn beclammet / oft ba^ leP ^
bat
ÖP niet en fean fcöabe boen/ oftöembecbetecenbej oft ïiaeconjiyf/

bat niet anbece aengöelocfet 50nbe / baec boo? bat öpongöeflcaft ö HU
anbecen fonbec onbecfcöepbtfouben ïafligö e;rtttoepelöcfe ballen /^^

j^-^n\'^^men: toeiCBetotötenepnoegöeö?upcHt roecoen/ op aat
LI l z C. eenen/ 5pbeb?eefeban beelen/ opbatboo?befoo?teban|ïcaffe/
adLjui-rep. becemogöenaf-göefcö?icfettoecben/ foobe3©ettenfp?eecfien/ öJJLp
pr^c. fo. öecetopfectoecbenenb?eefett/feptOemofthenes. [Polybius heeftgn^ijp
dat Leeuwen waren aen \'t kruysghellaghen, om datfe oen Menfche
vallen hadden, om dat andere door vreefe van ghelijcke ftraffe
fchrickt werden van eelijcke fchade te doen.

ban bit cecöt isnatuucUjcfeec-toöfebp eenen pegeljjcfeen.
tarchus, bat ecu b?oom iBan ban be natuce tot een jBagificaet Ä ^
toecbt / en bat boo? altoos / toant bat felfs boo? be »aet becnÄ

cegeecinge toecbt op\'geb?agen aen ben genen / bie cecöt boet. (i
betoijtï Cicero boo?öet€icempelban Nafica,bateentoöst|Bannini»*j^oi\'
meec een pacticuliec becgeten 25ucgec en 5p; en noemt
Horatius bequot;^ ^
lius, 25ucgecmeeilec ban meec als een Siaec. €n Euripides tn^;^\'

Atilidtj:

Geflepen van verftandt de befte Magiftraet is.nbsp;jj

a^^clcfee bingen bocö in een gemepne cegeecinge moeten göenoi^^^^ï^

-ocr page 491-

^Jßaettteben/ niet »er aïs fiare toetten öat ftomtenïöïieit en ucr^
fÄn. mum natuurlijcït recf|tfp?eetßt uemocncus albus t J^antim
tooo?ben beröalen / om batfe aenmertfeens toaerbigo mih
ban \'t rerßt om be beeilen te mogen booben / buncbt ïjem ab

j^St Van hcE dooden oft niet dooden der Dieren, ftaet de faecke aldus:
^.»e overlaft doen, oft doen willen, wie de felfde doodt, is rey n en onfehul-
tiftttknbsp;^y i^u^cks te doen, als niet te doen. Cn ter ^

«not baer aen: Die met onrecht ons befchadiehen , ift gheoorloft alle, en
la! s heiijck doodt te flaen. €n gamp;etoiflTelijcfelöet en is niet ongelooflijcb/
mannen boo? be ^unbbloebt alfoo gßeleeft ßebben/ eer bat
SSrJö^ßn toille ban be lt;0öebierten tot fpöfe ber menfcöen te gebmpc^
Är?^quot; anberen öabbe göeopenbaert. C^ocfe anbere / baer nae be ouöe
in gebacötenilfeöoubenbej gelöcb Dir^archus enan^re
toelcbe Hieronymus tot getupgen noemt tegens lovianus.]

flan»nbsp;Democritus: Doch \'t geen wy van den Voffen, en vyandthjcke

^oS!? ê^fchreven hebben,het felfde fchijnt oock dat men met den menfchen
«ißhl k quot; = boeöftt ban baer bp : Die een Dief, oft Moordenaer, op ee-
quot;\'quot;de wiife doodt-flaet, \'t zy met der handt, oft door bevel, oft door

, die is onfchuldigh. toelcfie fpjeutfien mp buncbtbat

\'^»MienöeefWalsöPf^^^^nbsp;mifdadighen

defla tefnijden;fal ick fulcks doen met een foodanighen moedt, als ick
gediertenfiae. (z.) €nopeen anber plaetfe: Wy
iijn
^ de Adders, en Water-flangen, oft foo daer eenige andere Dieren
V^yfgT^\'cke door bijten ofte fteecken fchade doen, niet beleydighen, indien

ghebr quot;^«itam maecken, ghelijck andere ghedierten ^ oft konden te we-
den ^quot;ghen, dat noch wy, noch andere, perijckel van haer te vreefen had-
fondioh JaJven fullen wy oock geenen Menfche leedt doen, om dat hy ghe-
eetïber ^^^, maer op dat hy niet meer en fondige. HaeC aeugöefteu teC

^^eSïl^^fitfitigöeptenbillöcböeptboibert/ op batmet/ toanneerbe
^ecenfJl\'^^wteöoogöegöeboelt/ entebeelaenneemt/ enbean-
S\'^^iKcnto0cfiennocötoe-göeben/ Srafeeelen enttotflenbaec
?^enB?-quot;ontflaen/ foo öeeft ben recötbaerbigöen en toel-göe|lelben
bergaberingöen goet gebocöt en beöaegöt / te berfetefen
^tfpfiS?^/ öiefpboo?bebefleenboo?ficötigö(le öielben/ oftöoopten

befelfbe Democritus fepbt: De wetten en
Ven tïiorKnbsp;verboden hebben, dat een yder nae fxjn goedtduncken
le-

levdijen \' ^en ware dat de een den anderen hadde gaen verftooren en be-
^aet rrh ^^nbsp;afeuï\'ftigheydt maeckf een aenvanck van oproer.

top recöt boo? öeen göefepbt öeböen / bat in öet to?eecben
«eten / iSl öaet öet mebe in bit flraffen tot een ejcempel ban an^
bet in nocö oberblpben eenige boetflappen en oberblöffelen
feifw® in bie plaetfen / en onber fuicfee perfoonen / bie onöer
^cbereengöetoiiTe eerecötS-bancbenenflaen: €nöaer-en-bo^

z

-ocr page 492-

ben oocft in centge uptgefonbecbe gcbaUctt. ^ïfoo moc0t na be ^Smi\'
öecnbsp;een ^eb?eec / afWijcßenbc ban be 3©et lt;©obtS /

lenbetoteen boojgangberenïepbtfmantot balfcbe lt;0obtfbtenfteH/ ^
(lonbt ban een pber menfcge boobtgeflagen toecben. [ ©oegbtjic^y/
paffagie upt lofephus,
Uh.i2.S, Mofes Maimonides, ober be «K nf^
txxDmaofiuiA.3,c.fr.-y j^et toeïcfie be ^b?een noemen een oo?beeyv/
pbersS / ßet toeïcfie fp feggen bat eerfl ban Phineas tn \'t toercfi gpeite»^, j
en baer nae een manteren toöfe gbetoo?ben c^tet i-Mach.a.^-^
Maccha.z. ^00 öeeft Mathathias een ^obe boobt-gefïagen / bte ftcö met ber

fien «©obtfbfenfl berontrepntgöbe: mfoa toerbt beröaeït ban aquot;^
bjte öonbert ^oben/ bte ban öaren a:anbts-lupben boobt-guepy^^jf
3ön/ in \'t 3 25oecfi ber iEacöabeen/ nae be gemepne teïïinge.
Aaor.7.j7.fleenigingöeban stephanus onber göeen anberen fcöön en becw^rtüt
Aftor 25 n bjercfi gefleït/ aïS mebe be ttamen-fpanninge tegöens Paulus: en^f.
■ men beeï anbere btergeïöcfieeyempeïen öp
Philo, en lofephus. (jw^^/ ^iJ
en-bobenis oocfi bp beeïen j^oïcfieren ben leeren ober Bare^ïabequot; ^pf
ben Ruberen ober öaren fiinberen / obergöebïeben öet boïfiomen ^ jeo
ban te mogen flraffen/ oocfi tot ber boobt toe* Slïfoo toas
öettot sp ^
ben Ephoren geoo?ïofteett25urget te booben / fonber gerecötS-PSti/
cn retöteïöcfi oo?öeeï.
^00 fian ban nu upt öet gene top gefepbt
berfiaen toeröen öoeöantgö öaer 5p öet recöt öer nature ontrent m
fen/en öoe öerre öet feïföe nocö oöergebleöensp.nbsp;, ^jä\'

vermcerdcringhen. (i.) 5^efeïfÖe Plutarchus (n\'tleben ban
De eerfte, en oack met eenen de alder-oudtfte wet ftelt
natuurlijckcï^^gu,
den ghenen die een anderen behouden kan, tot een Magiftraet den
die behoudenifle cn hulpe van nooden heeft.
€n ttt \'t leben ban
men: Hy heeft fijn Burgers aenghcnomen, weicke noch den l^^n
ten, noch der gemeyneftemmingen hadden verwacht j maer volgquot;quot;® ^^ei
nae de Wet der nature , weicke allc-tijdt wil, dat de meerder en be«\'\'\'
de mindere en flechter ghebieden fal. ^tergÖelÖCfie Öebt gÖP -u^c
feï^en/ in öet epnbe ban\'tïeben ban T.Fiaminius. g^e ^tö^gJ^ W
sßoecrfiensbanbeoojfaecfienöer beröo?ben toeïfp?eecfientöepbFf,-\'per\'
beïenbe ban öelt;©?ateuren/fepöt: Defe felfs als particuliere en P\'^f^ol^\'^\'
foonen levende, en waren felfs niet fonder macht, dewijl fy foO ^(lUctfi^
ahden Raedt
met goeden raedt en authoriteyt regeerden. Chryfo^^^ jgf
Ober a.Corinth.7.i3.fp?eeCfienbe ban Mofes: Oockal-eerdathy^^ jj^rc
bandt
het volck uyt-Ieyde, was hy door de wercken ende daden
Hooft en Voorgangher: Derhalven was hetfeer fot en bot»
tot hem feyde: Wie heeft u tot een Prince en Rechter over ons g^®! 1 jjs
feght ghy ? Ghy fiet de daden, cn maeckt ftrijdt om den naem, g^bJ^. g^effif
eenerfiende een Medicijn-meefterwelfnijden, en alfoo helpen en § gcjt
het kranckelidt des lichaems, daer nae tot hem feyde: Wieheeft « pjijH
Medicijn-meefter geftelt ? Wie heeft u gheboden te fnijden ? De /t be^
goede vriendt, cn uwe fieckte: Alfoo mede heefc Mofis
foodsnigh ghemaeckt: Want oock het regeeren is niet alleen eeo ^ jjgydf^

Deut

-ocr page 493-

^Êfp fnbsp;kuntte, en wel onder alle konften de diepfinnighfte.

Ephef.3. op\'tepit^

tennbsp;Uwe onrechtveerdigheydc, uwe wreedtheydt, heeft my tot

(l\'J^^^^Rechter geftelt,
^ieÄrfnbsp;en Schorpioenen, en andere Beeften

genaenJ,nbsp;dat fy ^ oft bijten, oftquetfen, oft eeni-

de dat Onbsp;terftondt fonder vertreck doodt-flaen, voor-komen-

^jjleift q«aedt over-komevan het quaedt dat in haer is ; op gelijcker
hebbendnbsp;dat men de Menfchen ftraffe, welcke bekomen

heydjnbsp;cn fachtmoedige nature door de Fonteyneder redelick-

door har - weckt en neygbt tot Burgerlijcken omganck en gefelligheyt.
Voornbsp;leven in wilde Ghedierten verwandelen tot wreedtheyt,

is, fch, ƒ\'^^quot;i^^^hjck en gheneughlijck houden aen foo veelen als moghelijck

cu^f-\'^^^^\' 5©ftfcö?öftPhilo$tt\'ti25oec6Danöeßpfonöei:ea©ets

^«t oocö/foo\'tuïttfi/\'tgwn baec bolaöt.

al en v^^ Öaec nae fept bP t wy dooden een Slange en Schorpioen,
defe vtrrnbsp;» datfe ghenen anderen fchade fouden doen, en

^\'\'^^ftlf^f doen wy ten dienfte van het menfchelijck gheflachte. Porphy-
z 2$0eCfi ♦ Wantghelijck als, hoewel wy eenige gemeen-«
heyt, al H quot; quade menfchen, oock die uyt hare eygen aert en boof-
ïijclc fQpj\'^oor een gheweldighen windt gedreven werden, om eenyeghe-

jv-lv IQ« Jnbsp;vr «A\'tUfc g^Ul VV WIJ WWlUVtl, vut VWi* ƒ

dataller j®«derfcheydt te befchadigenj nochtans houden wy\'t daer
ftoit,t^ ®9danighe met recht van ons gheftrafc werden j alfoo mede van de
Vaerdigj^V.sdierten die foodanigh zijn, datfe uyt hare eyghen aert onrecht-
BingjjIJ^\'jn gt; en luft hebben om fchade te doen, en door een fterckebewe-
yder if- ^ ghenegentheyt gdllreven werden tot fchade en verderf, van
\'edetinbsp;i®®®^ ontmoet, de felfde doodt te flaen, en is niet fonder

^«aifif.?:!! to« Pythagoras fcgsöen bp Ovidius, f« \'t i j Jiöoetö fgnbec

\'^fphofe, ttï^tbefebetireni

^Ld^^ ®ock wel bekent, dat Godts vrucht onvermindert,
^oodt kan werden \'t
Dier, dat ons het leven hindert.

f^Pt webe in \'t 25oec6 ban be offecenbe: Suick ec-

Op op ëquot;eitraft werden als een ghemeyn vyandt van allen, fonder teach-
Jenterft^\'^ps verwandtfchapmethem, en fijne aenradingen moet men al-
kantenf openbare», die de Godtfaligheyt lief hebben , op dat fy van al-
^aftclijcvnbsp;nytftel toe-loopen, om dien godtloofen Man te ftraffen,

tenbsp;, dat het een heylighe faecke is, debegeertevan fulck

giH 3nbsp;««

voor.

-ocr page 494-

X, m fïaet te Beffen / oft oocft öe Cwangeïtfcöe Wet tiefe

fuoept/ ennautoectngBcbonöcn en öepaelt öeeft* lt;0öetotffel0fw ^3ftg
top elöets göefept öeböen / ten ts ntet meemt noCb toonöec / ö^tSJ/ti
öingöen / öte nae öet recöt öer nature / èn nae öe ^urgöerïpcfee ^Jf tge
göeoo?loft 5ön / öoo? öe lt;0oööeiöcfie 3©et berboben toeröen / be wei^ ^
bc alöer-bobnaecbtfle ts / en belooft een p?öS en beïooningöe bte gcoy ^
is ais öeflenfcöeïöcfie nature / om toelcbe te berbrögen/ foöiSJL\'c
beugöben toerben berepfcöt met goebe recöt / bie be bloote göeö£St^
nature te boben gaen* 3©at aengaet be feafïöbingen/toelcbe nocöfjjgut^
fiept / nocö blöbenbeen burenbe fcöabe nae ficö laten / en nae göf Sfe
fiepbt banouberbom / en anbere öoebanigöeben / noobigö 50«/
tn \'t toercb geflelt toerben ban ben genen/toelcben be menfcöelöeS^tt/
ten fulcbs toe-laten/ te toeten/ban ben ^^uberen/©oogöben/ quot;^gjt/

beelaisbiealleenöetgemoebtbesbefcöabigöbenen blagenben »e^
noegöt/ öebben top öter boo?en betoefen/ bat be felfbe natuurlöcße W
feongöeoo?loftis/ foo berre ifl baer ban / bat fp met fiet Cuange»^
foube ober-een-flemmen. ^[^ocöbe ^eb?eeufcöe a©et
berbieöt P%
beöouöen tegens ben naeflen/ bat is/ bie föns bolcbs is/ Levit. 19 \'^Stt
gebiebt oocb bat men fommige gemepne toelbaben foobantgen
W^m
betoöfen fal/Exód. 2 3.4.^eröalbenben naem ban i^aeflen bo^iJJiii
euangelium uptgeb?epbet3önbetotalïen menfcöen/foo blöcßt?K«n
ons toerbt berepfcöt/ bat top niet alleen onfen bpanben göeen fcD^W
boen / maer bat top öaer oocb goebt boen / \'t toelcb ban oocft upt^;^ti
iöcft geboben toerbt/ Marth. 5.44. i^ocötans foo liet be a©et ben Ä ^it
toe eenige groote berongöelöcftingen te to?eecften / niet met ber bnn^
epgöener öanbt / maer ben iSecöter baerom aenfij
?eecftenbeen U^V^nf^
feenbe. i®aer bat felfbe en laet €ö?iflus ons niet toe / als blö^^^

tegenflellinge : Ghy hebt gehoort dat gefeyt is, ooge om ooge. €n t^\'^j^
baer nae :
waer ick feggheu-iieden. a©ant al-öoe-toel be naebol0»amp;
tooo?ben epgentlöcft fïJ?eecften ban öetaf-toeeren banongelncft en »^Lt

lafl / enbefeb?pöepbtoocfttenminfleneentgöfins inbinben: P^l^l

men öouben/ bat fp beel meer be to?aecfte mifp?öfen en tegen-fP^^Si^l^
ombatfpbertoerpenbeoube toelattngöe/ ais paffenbe op een

tttaecbtertöbt/ [Ooge om oogiie, welcke, indien men foo mach ^P\'^^^Qi
der onrechcvaerdigen gerechtïgheytis
, fepbt Auguftinus tU be Uptie^öUc

ban ben 108 #falm/aengetogen c. ftdéfemtk^s j.] Niet dat der^

vaerdige wraecke onrechtvaerdigh zy, maer dat de verdraeghfaetnhe)\'^

felfde te bóven gaet en overtreft, alS in be #?binantten ban Cle\'^^^yM\'\'
tap.is. J^an toelcfte materie
Tertullianus albus fp?eecftt: (la^

-ocr page 495-

bSS? ß^öeelm\'eutoe lijötfaemDepöt m berö^acgöfaembept / ootß
ooöÊ \'t ongïjciöcït te becöelben / toe-öBelaten banben ^cbepper/
köannïï tanbtom tanbt/ baettesDens bP ööebtebt oocft be anbete

\'ï^nbat\'ft oie Ober-een guainen nietbe 3leece bes ^cbeppers*
«Höß w?^^ tecfionöt tebecnemen / oft be leere ban lübtfaemßepbt
«^00nbsp;bp ben ^cöepper oocft ööepjebtcfttbjerbt.

ï^amp;ïciéSwI ÖP boo? Zacharias, bat niemanbt be boofbepbt fijnS
fepbtS? ^^^ göebencften / oocft niet fönes i^aefiens: a©ant bp
P^öer en bencfte niet aen be booföepbt ban fö^
^Wft rï\' ©eel meer öeeft öp be berbjaegöfaemöepbt ban öet on^
h Sf/ Ö^t bergöeten göeboben öeeft: iiBaer oocft als
niet evinbsp;^^ toaaecfte/ fal öet to?eecften / foo öeeft öP

hjatftf^w berb?aegöfaemöepbtons göeleert/ bie befe bjjaecfteber^
ftèijnJ^^J^oo? foo beel als ban men niet ftan begröpen/ bat be felfbe
oan-t ^ööe om oogöe / tanbt boo? tanbt te epffcöen / tot bergelbingöe
ootft nK^^Öt/ bie niet alleen bergelbingöe / maer oocft to?aecfte/jae
beeivS Wugöeniffe\' en öarbe acten ban \'t ongelpcft berbiebt; boo? foo
oocft göeopent/ en beftent göemaecftt / öoe bat öpooglje
bettiSH^/^n tanbt boo? tanbt göeo?bineert öeeft / nietom toete laten
oaböc / r °quot;9ÖeUjcft ban göelijcfte bergelbingöe/
\'t bielcft ÖP berboben
pöen /%i?5^tebenbe be to?afte / maer om öet eerfte ongelöcft te bebbjin^
LÖtftenbsp;ÖP berboben öabbe / baer tegen flellenbe be 3©et ban ge^

op bat een pber ommefienbe nae be b?pöept ban
pp W^ x öerongelpcftinge / ban be eerfie öem foube ontöouben. 3©ant
0002 Öet göetoelbt en oberlaft licötelijcfter tegen-geöouben toert/
^?aeS^quot;|?^ingöeban göeUjcfte bergöelbingöe/ als boo? belofteban
lüftet nh pocö bepbes öeeft moeten göeo?bineert toerben / nae ben aert
«jaccfipu obe ber iBenfcöen / op bat be göene / bie lt;0obt göeloofbe / be
^ettßtt^pan «©obt fouöe bertoacöten,- bie minber 45obtgöeloofï»e/ be
quot;an geiöcfte bergelbingöe fouöe b?eefen. ^efen toille öer 3©et/

quot;^^tbeSïï^o^\'^^^^cfttts/ betroutoen/ en ons berlaten / fooenfalöP
\'^«^n/ inöienöpbes^cöeppersnieten is/ toelcfte toiaecftebe^

looft

/ bebelenbe öet bieben oocft ban be anbere toangöe / op bat öP
^^ betalingöe ban öet ongöelöcft foube bempen / toelcfte
Äl^ biergöelijcfte bergelbingöe öabbe toillen ber öinberen / im^
Nisnbsp;©JOpöetieftlaerliicft öabbe ingöebonben/ foo be gebacö^

^Éiïii$l.quot;5Öelöcft berbiebenöe / als öe to?aecfte eoöttoe-fcö?öben\'
^-fiSS^quot; foo €Ö?i!lnS pets öeeft in-göeboert/ niet boo? een toe

-ocr page 496-

,5Ïooft/ bi\'eeetti^etötcröemfietciottt »erfms/ tnbienöpn^^^^gjjait
» fooöantsen ïafï / ntet aïleen ban ntet toebecom te flaen / »n^^E Vtiaef
„ be anbece bjangfie te bteben j en ntet aileen ban ntet te bïoec^n /\' p^ft
„ mm te segenen i en ntet aïïeen ban ben cocfe ntet te beöouben/ mfJJ ^^
„ nocö baer-en-boben ban ben manteï te ïaten boïgöen/ be gïjette
».meten faï befcöecmen/ foogöebtebtöP be
becb^aegöfaemïjepbt w ^
ïr göeefs / mp ntet göebenbe ben ïoon beS geöobts / nameïgcft / o»
,,becbei:b?aegöfaemöept/ \'tbjeïcfetsto?aecïte/ be toeïcfte ÖP.nj\'.JiWif
« beöoo?entoeteïaten/ tnbten
öPfe feïfS ntetttpt-boect; ofttnöi«\'^

mpntettoe-ïtct/ foube öPfe feïfS upt-boecen / betoöï baec 00«
«ïeece aen göelegöen ig / batöet ongöeïöcft geto?often toecbe.

b?eefe ban to?aecfte toerbtaïïe onbtïïöcftöept tn toom göeöouben»
» be bjpöepbt aïïec-toegöen upt-geïaten 5önbe / faï öeecftöen «^et ai^

M göen upt te fïaen / en aïïe tanben upt te treeften boo? bepïtgöept ^quot;Jfef

3\' Öept ban ongöefiraft tebïöben. vifv umi wtwut;
tuiiianus ts / bat utetaïïeen öet berfoecften ban göeïöcfte bergöeio\'\'^
ben Cö?tftenen berboben 5p / tnaer batfe feïfs ben leb?een niet tc
göeïaten/ aïS fonber glöeb?ecft3önbe/ maer om een meerber «»«^ö^t^
beröoeben. let toeïcfte/ oft öet oocft toaeracötigö 5P/ ban
beringöeberto?aecfte/ toelcfte upt Öaet boo?t-ftomt/ baerenfta^*(ö»
aen te ttoöffelen / en göelöcft blöcftt upt öet göeen öter booten ^JZijèf
3©ant bat fulcfes mifp?efen iS/ oocfe felfs ban ben genen / bie ono^W
^eb?een in toöföept 5ön uptfleecftenbe göetoeefl / en göefien öe^S^V
op be bloote tooo?ben bec met / maer oocft op öaer tott en booi-öamp;ii
bïöcftt upt Philo, bp ben toeïcfeen be lïe):anb?ifcöe gioben in be
ban
Flaccus, bie be ^oben gueïöe / alfoo fp?eecfien: Wy en hebb^^^s
behaghen, ó Heeren, in de wrake van onfen vyandt, want wy
deheylighe Wetten gheleert, ons tc erbarmen over menfchen.
genes
tegöens Ceifus.] €nbeöiertoebtent/ bat Cö^tfluiSfonbec ^^
ftöepbt ban ons berepfcöt / bat topallen füllen bergöeben/ bie t^ait
ons mifbaen öebben /
Matth, é. 14.15 ■ bat ts / bat top om \'t geboeij
onfe leebt / öaer göeen leebt füllen berocftenen nocö toe toenfcöen*
bte bat boet / op bat icft met
Ciaudianus fp?eecfte / bie

Schijnt wreedt, hem felfs de wraeck der Wetten aen te
Likè. c.i%. em toelcfter oo?faecfeen Laftantius befe fp?eucfte ban Cicero betP^equot;

be: Het ampt van rechtvaerdigheyt is, niemandt te befchadighen, ^tiQp

terght zünde door onghelijck, fept / batbeeenboubtgöe en toaeracy
mepntngöe boo? bp-boegtngöe ban ttoee tooo?ben
bebo?ben iS up
Deoffic.z%.
broflus fßpt / bat be felfbe fp?eucfte ban cicero geen autöo?ttept yfrlyju?
öet €uangeltum. IBaer toat füllen top feggen ban be to?afte / nj^j^t t^l
foo beel bie ftet op \'t göeen boo?bp ts / maer boo?-ftet en ficö to^P
göens\'tgöeen nocö feomen mocöte. lt;0öetoiffelöcft /
oocft befe fal bergöeben toerben: eerflelöcft / inoien be gene bte 0»\'Jjj, ^n
baen öeeft / göeloof toaerbigöe göetupgöeniffen göeeft ban

-ocr page 497-

niSf\'^^^^^öÖemoeötS/ Luc.17.3. ^titoeMieplaetfen batteenebol^Ephef.4
ïie ooffe ^lï^\'^ööebtngbe gebanbeït toecöt / öat t0 / öan fooöautge/ toeïc. coi.3.13.

öan öe öoo?tge onöe ö?tenötfcDap fieiHeïle öen genen/
ntoet ïïi r^ÖtÖeeft/ toaec npt öoigöt/ öat men ntets tot (tcaifeöan öem ,

leetij\'r^tet Mofes Maimonides, tjp-göeö?acöt öan öen feec ge=

^acc Ih \' 2Soecï{ öan aengöeöane fcöaöe/
f0Qj[Êp;^quot;iö0öenaljTec ftöoon fuïcbe tepcöenen öan fieconto nieten 3i|n /
öeftriah^fi?tllusöoo?öetgöÉöoötöanöenifSocfi teöeclaten/ öat men
^Wt fif ^ to\'^\'ïtfie niet al te gcoot en is / niet en moet acöten / maec tn öe
Qelöen mn ^^^ ^^^^^nbsp;öÖefepöt / öat men göeen gnaeöt öec=

8he. jj^pfi Al waer\'t dat ons wat fwaerders re li) den over\'t hooft hin-

öebaSv^^^n fin men oocb bp Maximus xyrius bint. ^e bïage ban aen^
«agh aJ^^tÖepötenfcöimp (be toeïcbe CÖ?tfïnsf öoo? een binne-bacb-
manht
(ÏS^^ft) We ivrufonius, bat öP niet en fouöe aenjleïïen / nocö pe^
aen te fielten: toant öat fulcbe öingöen al beel
Oeben toecben. !©ocö fo öet obecfien en ongemeccbt laten eenig

10, e,i

etoDt toecben. !©ocö fo öet obecfien en ongemeccbt laten eentg
oooj-j-Q J^^aec tnet ficö bjenget / moeten top te bjeöen 5ön met fulcb een

öem aengöetoenöt/ toaec ban
Jec-ft^r;? öaec felben fiaet/ Exod.ii.i?. (toant bie beflaet in bloote toe^
\'t upt-göelepbe/ fonöec eenigöe ficaffe te öegcöpen) ^
l^föen r ƒ IF^ becgelöingöe een gelöt-boete te ontfangöen. [^ietöen

\' in\'t göefepöe 8 cap. M 3|et toelcfte Favonnusbec== «mT
bat oocb tot ïSomenjp göefcöiebt. ^Slfoo öeeft Jofeph i^s.ic
S^noherfS*^ onfes leecen^efu/ als öpaöelooföebatfönï^upfbjou
ï^n \\»tiiLS^iftÖulbigö beöonöen toas / liebec öoo? beclattngöe ficö öaec
/ als te toege b?engöen / batfe te fcöanbe gemaecbt
öp ïetfttnbsp;fn\'t\'^^ss toetbt göefept öat öP göeöaen öeeft / om öat

gt; mnbsp;toas/öat is/ een b?oom en öefcöepöen iBan. cAugufti-

\'^^«rderfch-nbsp;i^OUtoelÖCbeU: Indien het, gheli;ck mee

is fi- waerheydt ghefeyt werdt, een Chriften menfche niet ge-
Huys-vrou te dooden ,

r Lib, 6.C. lü

eetenfaloockeenrechtvaerdighen niet
van doodtwaerdighe mifdaedt tebefchuldigen, Juftinus,

wl ^i^t ftcaSS ^iö^rtönlöigingen öec €ö?ifienen / fept; a©p en toillen
«n öeK/r^^l^^öens ons lafieclöcfee leugenen fpjeben / öace boof^
Ie ^^nbsp;fi^fe ontoetenöepbt ban betec bingöen i

fe\'y^wandt Jr [^efelföefept oocfe: Niet willende oock in\'tminfte fich
^^ \'taiJJ^t. \' ghelijckde nieuwe Wetgever bevolen heefr. ^Oet

ööeen bolgöt/^, 15.] Zm nocöobecigö öe flcaffen/ toelcbe

miinbsp;met

-ocr page 498-

mcttötpatttcuïtei:/ maec tot samp;emepne öefien tï^e^feen i tett^eeïe^^^
«en öie fcfjaöeöoet toecö mmenöe oft beDtoingenöe /
en befcïjaötööe/ ten öeele oocfe boo? (icenatsöepbtban öetj^C^
bere af-fcö?fcfeenbe; be toelcfee top op een an^c plaetfe betoefen
boo? een feec bafle betoijs-ceben / batfe ban Cö?tflo ntet toecö
en3ijn:betotjlbatöpföneBetten ööeben^/ «^eteenenbetu«
bpmets ban be 3®et toecö nam. iBaec be 3®et Mofis, be toeïc|e/iwy j,/
Qöe bie cegeecinglie fiaenbe bleef / in befe bingöen »«öeftflattbt P^j ju
beiafïe be j^gagiftcaten fcöecpelöcfe / bat fp beboobtflagöen / 7L. 13-
anbece mifbaben flcaffen fouben / exo d. 21. r 4. num. 3 3. r 4.3j- ^quot;/viofi«»
^nbten^an €ö?i|ii gljebobenöebbenfeonnen beflaen met be» ^^
Srtrt-» fnn ftï« bie flocfe ßeniae mifbaben metbe
bootflcaften / u

[Vermeerderingen, (t.) (tegÖenS Mardon, êt. befelfbe ttt t^jjgeft

ban be lijbtfaemöept chriftus de ghenade boven dc wet \'nvoerenae» jn-
om de Wet wijder uyt te breyden en te vervullen, fijnhulperlche.denj
\'heydt, daer over geftelt, om dat die alleen te vooren aen de leere quot;^i^et
vaerdigheyt ontbrack. Chryfofthomus
Obec Ephef.4.13- Om die
feydt hy, ooghe om ooghe, tandt om tandt, op dat hy fijne handen D6
ghen foude, niet dat hy de uwe daer tegen verwecken foude ,
alleen de fchade van uwen ooghen af-wende, maer oock fijne ooghe
ghefchendtbehoude. Maer het gheen ick vraeghde, is ditte,
den fy beftraft die tot de wraecke grijpen, daer de wraecke toe-geJJ j^jef
OEn tecfionbt baec aen: Godt vergeeft het den genen, welcke, mg ^^ d«
moghelijck het ghevoelen en fmerte der verfmaetheydt verruckt neerc»
heftigheyt tot wraecke ghedreven heeft, daerom feydt hy, ooghe o^ ^jrt
en op een ander plaetfe, de wegh der toornigen is tot de doodt. jgbe\'\'
daer toe-ghelaten is ooghe om ooghe uyt te flaen, de ftraffe des too^ ^dcf
foo groot is, hoeveel meer falfe zijn by den genen, den welcken gn ^ to^
is, als fy quaedt gheleden hebben, noch fich aen te bieden en prefent

xn

meerder overlaft ?

(2.) ^tetHincmarus, ban be «Êcöt-fcöepbingöeop be

epnbe / C. Laicos quétfi.-f. en Panormitanus albaeC* Gflfi/. äs pace
c mifaßi de accdfatimbeu
, ita ut efi apad Erecardum.nbsp;.u IJfll^

Tofephusp?ijflbebefcöepbenöepbtbec ^öacijeenin tP^gifßJ
flcaffen. 3|iec upt feomen foo beel ecceptien tegöens be 3® ettert
tot be publpcgue flcaffen beöoo?en/en befen cegul/ bat baec tnen i»\' j^j^u
be boobt fal aen-boen / fulcfes op be albecfacötfle topfe göeftöiequot;^\'
ban flaet in ben Thaimud, op ben tttul Ketuboth.]nbsp;M^ain

;©aec sönbec/ toelcfee om öet tegenflcpbenbe geboelen te

-ocr page 499-

toaeracöttgö te^m / tnm bat en (irecbt ftcb foo toijbt ntet
S?^/aïSfp\'ttotïïentrecbem 3©antlt;6obts obet:-ecoDte betttibems^
g Wt, gt;t nteiitoe berbonbt öbeopenbaert / ftet boo?nattieincb op be fOn^
. / beaapnnbsp;migt;f / nff norfs hmäcn teiteno be 3©et

y 6. Rom. Z. Z 5. ^aor. 13! 3 8. Hebr.9. i y • a©ani be fonben bte baer na be^
JJ^en bjerben /tnfonberbepttnbien baer barbnecbtgöept bp 5P/ Öeöben
fgW^went ban een beel (Irenger oo?beel/ als \'t eöeen bjas bat boo?
mo-

Hebr.3.33.en cap.4.cap.io.t9. Matth.y.zi.zz.iS. enbe

fSfP^obt fuicfee tntfbaben ntet alleen tn öet anbere leben / maer oocfe
Ktnbtt leben
/ i.Gor.i 1.30. Cnbe en pleegötbe gnötfcöelbtnsöeban
fSlï^tfbaben metööegöebentebjerben/ ten jpbat bemenfcljeöem
^J^ï^erobertöeïöfi^aisflraffeöebbeaengöebaen/ z.cor.z.zy. [^e

Ö®^»^ / f^cöp bergöebingöe berbröge / moet öem felben betoeenen/

m^/^\'^tullianas , épmttentu. Ambrofius Ober ben 37 i^faïm* ChryfoÜho-
•jnbsp;dbec i.cor. en ober Matthxum, ho«».^.?. boetbaer bp/ a.cor.

tóisfquot; befelfbe öouben aen/quot;bat men ten mmfien ben göenen bte
leebtbjefen betoöfen/ be^raffe beöoo?t nae te göeben. jmaer ou

toaSsröcbe oftbeboetbaerbigöepbt op?etöt3ï\'/ enbatter gualtjcfi pe^

toaS?«» fön ftuabe fepten foube göefiraft toerben / tnbten öet genoegö
ntetf,r\'^a«cop«enigöerlep toijfe tebetupgen^ €ïobt en hergeeft felfs
ben göenen bieboeteboen allefirafe / gelncfe felfs upt öet

CuWlban David bltjtbt. [Hieronymus Ober Öet i Mp. ban Nahum,

to.i^aetfeaengöetogen toerbt Jm tmfa 23. Agathias ub, upt pja-

•ef.Ep.i^

«er hiw \'\'\'\'tanoerttnsontpotgeoooot oeeTtnbsp;t!\'

tten/S^« / bat öp nocötans göeen göeringe plagen toe-fcötcjte^amp;enge^
^tQb?ilö^®quot;ötgötöabbe
j alfoo San öP nu oocft toel be firaffe beSeeu^
««^o^t^^ergeben/ enonbertuffcöenben^onbaer/oftf^^^

nraS^fööe boobt ftraffen / oft oocft toillen batöP alfoo boo?be jBagt^ ^ynef.
^^pefiraft toerbe.

öeSrKto^öerom befcöulbtgen btt/bat men öaer met öetleben oocft te x 11.
flutl^J^ffnöbtrefpijtomboeteteboem ügaerfp toeten toel bat ober btt

tent

quot;tin Ö\'/ïnbsp;JV*\'* L tiicujuy U!us OH ifeswajum, cifaiu^iv-..nbsp;m i,ix.ni,

ööeci^to^ tnbten men fept / bateen langöer leben tot een beel ernfif-
öabbe ftonnen btenfltgö 3ön/ ftan baer op göeanttooo?t
techttttn^^^^^ fomtoplen göebonben toerben/ tot toeïcften men met^^^

quot;Vfgt feggöen met seneca: Het eenighe goedtdat u noch over-ghe- c.qi.i6.Ms.

^ftft znbsp;bleven

-ocr page 500-

bleven is, füllen wyu mede deylen, de doodt, €tt ÖU bötl tfCtt feïf^^^S
neca : Laecfe op-houden quaedt te zijii op die eenighe maniere, door ^^ ^^
fy noch konnen op-houden, [^e fefföß feptOOtftÖannbsp;\'\'\'jj

cap.jo, Sulcken ghemoederen is het eynde des levens een remedie,
het alder-befte voor den ghenen, die noyt weder tot hem felven kornets
dathy uyt het leven wech gae. ^mil: Met de felfde handt fal ick allequot;
weldaedt gheven : dien fal ickfe weder-gheven, aenghefien ^o^^^^^^^fMCti
moederen het fcheyden uyt dit leven een remedie is.] SP

\'t öljeen top tn \'t öeatn ban btt wfe gWm Öebben/ tot anttooo?5ngt;^
geben ben göenen / bte öouben bat Staffen bec mifbaben/ oft intmer
öalsf-flcaffen tec boobt ben Cö?t(ienen becboben 5pn / tegöenS öet m^
onss bquot;38po(ïeï leect / be toelcfte ais öP onbec öet aittpt ban een
oocft öet göebjupcft ban \'t ,;Stoaect begcepen öabbe / als een oejfentn^^
bec lt;©obbelöcftec to?aecfte/ fept op een anbec plaetfe / bat men beÖiJ^i
btbben/ batbe Coningen lt;!rö?t{ienen mogöen toecben/ tnmMZötf
als fp Coningöen 3Ön / ben Cö?t(lenen mogen tot boo?(lanbt en befcp;^^
mingöe 5ört öet toelcfte / nae bat oocft felfs / naec bat öet Cuangen^
becb?epbt is/ öet meecbec-beel bec menfcöen onb?omigöepbt iS / ^^Lel
ftan te toegöe göeb?acöt toecben / ten 5p bat boo?be boobt ban fonitnjg..
be jioutigöeptban anbecen bebtoongöen / en in toom göeöouben bJamp;
aengefien bat felfs aïfoo nocö onbec fo beel lt;©algett en J^abecen
tom .k
fe bec mtfbabigen/ be onnoofeïöept naulöcc genoegöfaem ftan betffi;?
en befcöecmt blöben. let en fal nocötans niet ongecaben / nocö on^^ Jit
(iigö3ön/benCö?lfïelöcfien]^egentett/ immecs meenfgöenbeeie^
naebolgingöe boo? te (lellen öet €jcempel ban
sabacon, bes €gpptnS,t/
ConingöS/ bie ban toegen föne «0obtb?ucötigöept feec gep?efenwegt;^^t
bantoelcften
Diodorus bectelt/ batbeöalS-flcaffenaenïöfen ïebenSfl/
feecgöelucfttgö fucces en uptftomfle becanbect 3ön tnbecboemtnigv
tot feftecen acbepbt te boen. flae felfs oocft be Komepnen ten nteelj»
beele / bp ben toelcften niemanbt nae
\'t tnboecen ban be a©et
be boobt / oft met flagen öeeft mogöen göeflcaft toecben alS
oft bte ban öet ©olcft felfs becoo?beelt toacen,]
strabo fepbt oocft/
fommige ©olcftenomtcentbenbecgö
caucafus niemandt den doodt »J ji

deden, ai hadde hy oock grofiijck verkerft. lt;©OCft en (laet bitfeggÖ^Wtl^

Quintti.^us niet te bectoecpen: i^iemanbt en ttojiffelt baec aen/ ofjjßt

öetboo?\'tgöemeenbeflebetectoace/ batfemocötenbeöouben ölÄ

ais öatfe geflcafttoerbem (i.) ßaifamotoöflaen/batöeiSoomfcöeiP

ten / öe toelcfte öe flcaffe öesöooöts o?ötneecöen / öan öe öolgenoefgtt
peltjcfte^epfecentenmeeflen-öeele becanöect 3önin anöece manHL^
ban flcaffen / [meefltotacbepöt.
Auguftinus, Bpiß.i^tr. Öateamp;jt
öeenonbenntncftteieöenöienen tot eenigöen nutten en p^oföteïfn^
acöepöt. .^let oocft öen ö2tef öan wedarius aen Auguftmuj, toeic^j^p^
be 201O op bat oocft öen becboemöen öeboetbaetbigöeptfcöeriie\'^\'^ t«

Lib. u
Likxï.
Lih. I2.T,

-ocr page 501-

- (I.) ^tet\'tóöeett ötec naec tn öït felföe mftït

IU ^m bp Nicetas, hb.i, öe« eeöt öan Ifaacus Angelus.
3Pf, SJJßfept meöe / öat öe ceaeertrtööe ban Johannes Comnenus ftrtcbS
/ bat onbec öe fdföe ntemanbt tec öooöt öDeb?acbt ^«t
^Ompnbsp;3 en öe 158 en 159 Ö?ief ban Auguftmus aen Marcelhnus

\' aengbetoeben c. cmumieüiom cauß 23, qmß. s. en boïebenöe Capitquot;
RcS« ?quot; Chryfofthomus in
\'t 5 53oecb tegöens öe Sloöen / öaec öan öe

y öan cain göeöanbeït biecbt.]nbsp;. ... \' „

bjSÖ^töecöaetöanöieeunöenen oogemeccbenöec flcaffen/ toelcbexin,
binJtf SÇaen öebben / ölöcbt / bat ban öen ipö«ofoopö Taurus, eentgöe
gegaen en becfien 3ön / toelcßecs bJOO?öen Geiiius alöus

^»RbK * Wanneer dan daer, oft groote hope is, dat de gene, diegefon-
gcen h gt; fich felven fonder ftraffe fal beteren van felfs, oft datter gantfch
dathy fal konnen gebetert werden
, en tot omfien gebracht,
^^erd u quot; niet van nooden en heeft te vreefen verlies en verminderinge van
, teghens de welcke dat ghefondight is, oft datter foo veel niet
is pq r , datjgf Hoodigh zy door een Exempel daer in te voorfien, als dan
fe OB f .gevonden wat alfoo mifdaen is , dat den arbevdt om daer over ftr^f-

ööen / » niet foo feer noodigh zy. 3©ant W fp?eecbt in fulcfeec bce=
Sönbß ,^^ Oft öet een epnöe en oogöemeccß öec flcaffe
bjecö göenomen
nioetßtt 5 ftraffe oocb toecö göenomen toecöe / öaec fp in tegö^nöeel alle
foo ftSlJ^-Öouöen / op öat öe flcaffe göeen plaetfe en öebbe. \'©aec nae
oocb bat epnbe en oogöemeccb acötec-gljelaten / als een on^
^Öeett iS^^^JïÖenfcöe upt öet leben toecbt toecö göenomen / op batöP
engcobecfonben enbegae: en\'tgöeen öpbanberlteS
fPtÄJ^iööept fept / moefl oocft tot anbecefcöaöe/ biete b?eefen flaet/

toecöen. Seneca öeeft öit betec becblaect / feggenbe î m ^

Welckenbsp;veronghelijcki^ghen heeft de Wet defe drie dingen betracht,

ghetien^^.quot; t*quot;nce mede moet voor oogen hebben ; dat hy, oft verbetere den
b ^^ gt; of^ dat hy door des felfs ftraffe andere beter make, oft
Ven rv- Wech fThenomen zünde, de andereeherufter en verfekerder Ie-

5?Öet öebt göp een bolmaecbte af-öeplingöe / uptgöenomen öat
ghenomen ,moetöp-göeboegöt toecben oftöeötoon.
Nbebp».?quot;^0Öeb?acöt. a©ant oocb be boepen en banben/ en allee.
^bewJï^ïnbecingöe banfecacöten baec toe bienen fean.
[Philo öeeft
^ert fo^\'^oepbefaecben göeflelt tn fön aSöefantfcöap:
De ftraffe verDe-

^let ejj O f^ifquot;\' en bekeert den genen die ghefondight heeft j en indien fulcx
^ant de ft ff ^^\' immers verbetertfeandere, tot v^elckers kennifle fy komt.
\'lüaedf Tnbsp;van anderen makender veele beter door vreefe vangeli)cke

ban öefelföe Seneca, op een anöec
ts foo boïfeomen niet/namelöcft befe t
Dit fai hy in aiieftrafen
m^ 3

Lib.ï.delra

onder-

-ocr page 502-

onderhouden, dat hy wete, dat d\'een ghebruyckt werdt om de ^^P\'^igfigll
beteren, end\'andereom die uyt het midden wech te nemen. ^Ï^\'^^^foO
ban Qnintilianus tS nocö onboïmaecfetec: Alle ftraffe en behoort nie
feer
tot de mifdaedt, aJs tot een Exempel.nbsp;M^p

m göene top tot nocö toe göefept öeDben/ ftan af-göenonten
öen / öoe göebaerlöcft öat öet 3P boo? een pacticuliec €ö?tlt;ï:en we»^
\'t 5p om fön epgen / oft om öet gemepne beffen toille / fïcaffe te öo^»» ^
eenisöboosengoötloos iBenfcöe/ tnfonöecöept öie öen öai^ % §
ben aengaet/ [^iet öiec ban eenigöe öingöen te boo?en / ^fzlM
becöaelt.] al-öoe-toel top göefept öebben öat
fulcftöfomtoölen o»quot;^«
cecöt öec ©Olcftecen toe-göelaten toecöt/ [in öit cap* 9*8.]
mantece ban öie l^olcftente p?öfen is / bp öe toelcfte öe göene öie^nt

XV.

btecbolgen t op öatfp öegelegentöeptboo?-ballenöe/ öie mogen
ften / niet als op öaec epgöen beflaen / tttaec ais publpcg bebel

3©aecban niet beel en becfcöeelt \'t göeen in beel plaetfen aen^quot;^ri
engöeb?upcftelöcftis/ öat tot
criminele aenftlacöten niet toe-gy^ ^jiit
toect een pöec öie \'t lufl / (i.) maec feftece ^^ecfoonen / toelcften öac»^^t
ban öe publöcgue «ï^becöepöt op-gelepöt en bebolen is: op öat mjj^j^^
pets enöoeom eens anöers bloeöt te becgieten/ alSöoo?nooöttoegt;^
öepöten ö?attgö banfön ampt* igiectoeöiemöeCanonbanöfEbPj p.
fche Sy node: Indien daer een gheloovighe zy die aenbrengher is gt; ƒ .jt gt;
door fijn aenbrenghen yemandt zy uyt den Lande verbannen jof g\'^^^g cot
foo is goedt ghevonden, dat de foodanighe felfs
op fijn eynde en uytt^^
de ghemeynfchap niet toe-ghelaten en Meerde.nbsp;.

[Vermeerderinghen. (r.) Chryfofthomus, ban Öe ftOetbaeCÖÏÖ^fjj^
hb.S, Het is derhalven beft, als ick ghefeyt hebbe, oock de particuhef^^^eO
digheden voor te komen door vriendelicke af-handelingen, op dat
vriendt ftiert tot het ghene, \'twelckhet ooghemerck is van het
ghekijf: maer de befchuldinghen in de openbare gherechten, en f^g»
nietaf te breken door verdragh , maer noyt tebeginnen.3

jBaec tsmeöe upt öet boo?-becöaelöe tebecflaen/ öat fiet boo? -^^
recötfcöapen €ö?iflen menfcöe geenfins göecaöen iS / jae öat OPlrtii^

X VI.

bèöóó?t tebegöebenin cegeecinge ban öe i^epublpc^ue.] en ö^tÖ^j^^^
biiiöcft acöte / en opentlöcft beftent flae / öat öem / als öen alö^Jl^wf^
menfien /en alseen lt;aoötonöecöenmenfcöen / fal op-göeö?agp\'\'jfl-«/
öen / öet cecöt ban leben en öooöt Obec öen
^©ucgöecen. ai0ant
Itjcft\'t göeen Cö?iflusbecmaent en toaecfcöoutot/ öat öet ö.^yx^töl\'
ts bananöecen teoo?öeelen/ toant öat top fulcft een oo?öeei/»».^-ptP
Matth.7.\'. ober artöécen bellen/ tn göelöcfte faecften ban lt;©oöt oocft

Hebben te bectoacöten / befioo?t oocft gantfcöelöcft öiec toe» w

recötfcöapen Cö?iflen menfCöe geenfins göecaöen ts / lae öat
niet en betaemt / öat öP öem felben fal ban felfs tn-ö?ingen in fw^^iV\'

-ocr page 503-

Recht des Oorloghsen Vredes. 44^

fe Jet imm ettt berniaeröeb?aöe / of öe ttietifcöelücßei©cttett / x

.4 dich

.T.n.%.

traSat,
.ßm le-
iii.z.
lib.4.
lU.c.t.

oftbe

ttioeteSÄtöß W öer 3®et/eenföeds oocft um
feieen SÄflöcrflaetic« afßöcnomen toojöen.

Ä^tSif^^^^^^^^nbsp;Än Ötlfön Oöerfpdige tupföjouöJ/

c. qJLr, cmß 23. imß.r. amp; C. inwcum. C.fequeme

ftömöiettijpftetopïjetgeöaeröattöct toeßomcnöc
mtöerti.rt-fe^i\'Li* i.Sj\'^irrnbsp;/ ttloßt itieii ftet öaer x

^^Jquaedt voörte kómen I\'Ssnrelal het Volbracht is gt; -

«ten u dan uwe wraecke toe, en \'c gheen te laer foude vallen, met reent
So^quot; gt; fSn donder t\'ebren|hen door Edid, fat memandc ^^^^^^^
verfchoone fdie men met gheweer moet tegen finals een Moor-

Ir^^^ns deopeiibare Moordenaers en veriaters van den Jnjghs^-dienlt,
PvSf:f\'quot;y^ghelijck dathcm vergunt
zy ^en beften van de ghemeene rufte^
Sa»^^quot;keteoéffenen. ifertoeötent meöe ött fegflpenbw

fcie?a^««eyneVanden. isyder menfche een Soidaet

m^S^tecbtbanbefSaUtttööcrtboobtte flaett/ btefe Banötten w

(i.) AgathiasNietalleen in den «ertognen
bliiv. \'^^J^achtigln , pleeghtaen-gheboren te werden, en in haer te ver-

en voornemen van wel te doen, maer een yder die welis
cn is oock eerlijck, methetquaedt van den ftaet, in welc-
fijnvprnbsp;bewoehen te zijn, en het ghemeyne nut
en voordeel naer

fepbt?0^oghentebeforderen. ^tet\'tÖÖeêttÖOÖen itt bttCapft

-ocr page 504-

(2.) Qnimilhnus ,Deckmiit.24\'a. Daer zijn fommighe dinghen ^^^Ljn
quecfte republijcque, tot welcker verkondiginghe de ooghen genoegquot;
Zijf-nbsp;hflliÉrt

X V11 r. %mt ons nu ött öcftcn / oft oocft aïïe sBeBjccftcïijcfee en flnsöe
foobantöÖ 3ün/batfe ban flSenfcïjen ftonnen ge(it:aft b3et;öen.
boo?öbeb)iffeDouben/ batfe niet alïe ftonnen gfieliraft toerben.
boo? eerft alle öaöen en toercftingöen öie bloot en louterïijcft
5tjn/ offpfcBoonöoo?eettigentoe-bal/ \'t5P boo?gBebolgöbe M^fifl«\'
niffe / tot feennijfe göeftomenjön / ftonnen ban ben menfcöen nt^t ^t
ftraft toerben / om bat / foo top eibers göefept öebben / öet en accog^j,^
met öemei5fcöeUj£fte nature niet/ bat upt bloöte intoenbigöe toe\'\'!\'^^
een onber öen ttiènfcöen eenigö recöt oft berbinteniffe foube fP^^Kiii^
ontftaen. €nbe tn befen fin moet göenomen toerben \'t göeen öe ïtjr r,

fCÖe3©ettenfeggÖenï Dat niemandt door fijn ghedachten ttrafife ve^^W

laocötans en beröinbert bit niet / bat :niet be intoenbigöe toercftiquot; Jru^
boo? foo beel bte tot be upttoenöigöe öelpen en inbloepen/ oocft meo^L^^
be in aenmercftingöe ftomen/ en göefcöattet toerben/ niet ten öa\'^^
Vm^i^
fien epgöentlöcft / maer in aenfien ban be upttoenbige / toelcfte
ontfangen be öoebanigöept ban öaer berötenfte. c^oo oo?öeelt saty

hh.s.rhffmricap.S.\']

(Sen ttoeeben / foo ftonnen oocft ban ben jMenfcöen niet göeftcaf^-ftt
ben baben/ bie boo? öe menfcöelijcfte nature onbermpbelncft jijn.
al-öoe-toel göeen bincft fonöe ftan siin / als \'t göeen öat b?ptotïït?vSrt^
gefcötebt / foo is Öet bocö boben be menfcöelijcfte conbitie/ ban all^\'Lf
öe göeöeelijcft ficö aïle-tpht te ontöouben / baerom göefepbt ö^f ö^quot; ,
be fonöe ben menfcöe ais aengöebo?en is onber be ©ötïofopöen

XIX.

Hierocles, Seneca, (i.) onber ben flObeU Philo, [©an Mofes in\'t 3 ^fu,

Delralib.

cap

Lib. 15.
Lib. 17.

keert en boofachtighe inborft is , foo en fai niemandt ongeftraft
Sopater : Indien yemandt demenfchen ftraft, als die konden fonder all^^^j-g
den zijn, die gaet de mate te buyten van die ftraffe, welcke nae de oi ^^^
is. 3^et toeïcft Diodorus Siculus UOemt/ overlaft en onehelijck do^^
de ghemeynefwackheyt der menfchelijcke nature. [ï^efelfbe in ^^ ^hcf
bleben ftucften: Men moet niet door verkeerde befchuldinghe de f^\'^Lge^
der menfcheliicke nature te fpor ftellen.]
OEn Opeen anber plaetfe i ^
ten be ftoacftöept / toeïcfte öen tnenfcöelijcfté göefïacöte
göemeen iP\'^t
felfbe soparer, öie itii beröaeït öebDe / fepbt / bat men aïS ongö^^^\'^^a^

moet Oberfien / de kleyne en ghelijck als dagelijckfche vergrijpingequot;-^gi!
menfoubemogöenttoijffeïen/ oft öefe oocft recöt en
epgentUjtö iJUfSi
göenaemt toeröen / aengöefien öe b?Pöetït / toelcfte fp fcöijnen te Fquot; ^it
in öaer particulier/ nocötans tn öaer generael en in\'t gros aengenT«^ ^^

3i)nöe/ nietenöeDöen» Plutarchus in\'t leben ban soion: Men

Wet maken nac\'t gheen dat raen kan bekomen en verkrijghen gt;

-ocr page 505-

Recht des Oorloghs en Vredes. 44 9

Jfndt wii weynighe mec profijt, en niet veele ontiuttelijck ftraffen. ïï^act

gtteocïifommtöDefonbm/ bte iitetfiitipeU4C|beciwnfc^
J^/maec befe / en booabefe töbt onbecmtjbebjcb 3ijn / (ont be geftaj.

«ri-gt;meerdennghen. (i.) ^efelfbefepbt tn\'t felfbe»cS ban bc«
Daer en werdt niemandt ghevonden, die hem felven kan
^n\'t 9 tap. öabbe ÖP ÖÖefept: Onder andere onghemacken
n^^jjerffelickhey dt ij oock dit, duy fterheydt der verftanden, en niet alleen
tQh^quot;digheyt van dolen,
maer oock liefde der dolinghen. ^aeC nae/
Wie is hy, die fich bekent voor alle Wetten onfchuldigh te zijn ? m
quot;^l\'uVquot;\' Wy zijn alle quade.
€n banbe facötmoebtgöepbt /- -- ^
nebbennbsp;d\'eenfwaerder, d\'ander lichter, fot

XX.

yjec ffgöebjecMöcb^n metfauïteen mtffïagen. i^ocij moet men
be ftcaffen / bietotbecbetecingöeflceeben/ toeicbe
tccnbsp;öeöben / op bat be gene bte gefonbt
@öt Öeeft / moge öe.

^ ^^ ift öat mogöeïöcft boo? anöecen baec niet aen geïegen ts.
oocft niet ßcaften fulcfte öaöen / toelcften tesöen-gefïelt öjee^

%n

. tiebben alle ghefondight, d\'eenfwaerder, d\'ander lichter, fommighe
der« , andere möghelijck voort-gheftooten, oft door boofheyt van an-
gheruckt: andere zijn wy niet ftantvaftigh ghenoegh ghebleven
dep^^Soedeoverlegginghen, en hebben ongaerne en als tegenworfteien-
leen ^®or-voetende de onnoofelheydt verdorven. Wy en msfdoen niet al-
fimnbsp;ïot het eynde van onfe leven toe mifdoen wy. Al ift dat yemandt

Ve Jquot;ettioedt foo wel ghefuyvert heeft, dat hem niets langher foude können
ghev oft bedriegen, foo is hy doch fondighende tot die onnoofelheydt
«e ttii?!^®\'\'- Procopius
,nbsp;tn be #?atte ban ßelizarius: Gantfch met

en is eens menfchen werck niet, endenature der dinghen Iijdt

f^oetötecbpbeläepfecBafiiius,tap.5o»nbsp;.

BcSh. , tn quot;t z 23oecbbanben (€oo?n/ ^^ebecfcöepbent^

ÖaiÄquot;^antecen/bebecmengmgebec€lementen/ maetbt/ ewbec.

Wch^^^ïi^toecfianben baUen meec op eentgöe btngöen/ nae bat be
ï^Jae^ï^^^^ttïöö^ïementobecbloebtgöectsgöetoeetï. fp een anbec
beci^feptöp/ batbefefultfee btngöen5ön/ toeltbe be göelegentöepbt

-ocr page 506-

öen öe öeugöben / öeu hjelcfsec nature arjeen öVoangï) ïijöen nocD
göen «an / tn toelcfee foorte fijn bermljerttgöept/ mlltbaöigfjept/ öeta^,
W. c\'Jlnbsp;toelöaeöt oft öancfeöaeröepöt* seneca öerljanöeft öefe

■ ofr öe onöeugöt öan onöancfeöaeröept Defioo^t ongljeftraft te ^lij\'^^^JJl
öjensöt öeele öingljen ö? / tuaerom fulcfes nieten öeljoojt / maer
namelöcfe öit/ \'ttoelcfe oocfe tot anöere öingöen fean upt-gejtrecfet w»^

amp;7

ufctyvtt yti / i un^iitf mwib töj; anuere umggen uan upt-ge|iretn» \'r.n.,
öen:
Oewij l het een feer eedijcke faecke is, weldaet danckclijckte crlje
nen, datfe
af-laet eerlijck te zijn , indienfe noodtfakdijckis: öattS/ ^^.L

berlieiï öien uptflefeenöetrap öan eerlöcfeöept/gelöcfe öe öolgenöe Wjw

Sliert atuttvn^foM »nbsp;___r.i _ j___1.1_____•. ^ /- i; _____- 0rt Jlquot;

öenaentoöfen: Want niemandt en fal een danckbaer Menfche meer ofthquot;
gher prijfen , als den ghenen \'t gheen hem ter ghetrouM\'er handt geftelt v^y
wederom gheeft, ofc die
\'c gheen hy fchuldigh is, fonder gherechts-vorj.g
ringhe betaelt. €\\\\ terftonöt Öaer naer; Het en is gheen roemelijcke ii^f^
danckbaer te zijn, indien hec niet veyügh is ondanckbaer gheweeft^jJ^ji

(lO €ot öegöelJ?efeen öan öefe foo?tefeonnen göepafitoeröen öe tooo?»^^.

öan Seneca de Vader, in fpU Comroverfm; Ick en begeere niet dat de aengquot; -
klaeghde gheprefen, maer dar hy vry ghefproken werde. (2,)

[Vermeerderinghen. (i.) ^e felföe Seneca ,toanöetoelöaöert//%)
Alfoo ift eerft fchandt lick niet wieder te vergelden (öe toelöaöeU Uanieilr
indien het oock vry ftaet, te toeten/niet te ÖOen. ^e ©aöer seneca, ^J^g
troverf.s.34: Ghy feght my , dat behoort men niet te doen, de waerden\'\'^
van defe faecke is oneyndelijck : derhalven en iffer gheen ftraffeoft ^\'quot;^fetiS
Auguftinus
tegens Petllianus, hb.z. mpJs. Alfoo dan dat de Wetten teg^^t
u gheftelt zijn, en werdt ghy niet ghedwonghen wel te doen, maer
verboden quaedt te doen.

25ciecfe / Comrov.ié. Wy en hopen niet dat^hy \'t fal goedt kennen oft P/\'^it
maer dat hy fal los laten. Cn in öe CjTtracten /
UK^ Conm,». Het ver^J; J
veel , ofc hy bekijft, oft dat hy ftraft. 3©ant Öaer 5iin fommigfee öW^Se

XXI.

(2*) mt ftmiib.^.comrov.is. ^iergfielpcfeefpjeucfee tfferin\'tf^!??^

t Art^W / «^AuiJu^« «jnbsp;__ __J._ I • /\'inbsp;gt; *nbsp;P

r!

foo Plutarchus fept/ in \'t leben öan SilJTon\'.\' MeerTaèüwigre*^^^^^
deught, als mifdaden uyt ondeught.]nbsp;^jfii

©Olgöt/ öat top öit beröanöelen/ oft fomtoglen geoo?loft aP.^\'itt
öaeöt te bergöeben/ en öe (IrafiFe ^uptte fcöelöen, stoicinen
fem^,
neen öap toe/ als men fien fean in öet ober-geöleben ftucfe ban ,
tnöentitulbanöej,aagi(iraet/inöelt;©?atieban cicero boo?
enöe ut \'tepnöe ban öe 25oecfeen ban seneca, ban öe
facötmoeöiöOf / is
öocöopeeniïecöte betoö^-reöeni (i.)Quijtfcheidinghe, feggöe« ^{ihf

een nae-ghevinghe van de fchuldighe ftraffe. Maer een wijs man doef ^

fchuldigh is te doen. ^aer ÖierfcöupltÖet beö?ogöin öet to0O??t\'\'Lft/

öatöe gene/ öiegöefonöt;g|ta/

foo en fal ban öaer upt met bolgljen / öat / inöienpemanöt niet en fj^t

moetöoenï maer inbien göp Ijet foo neetn^^t^

eentoys»nöcm öe ftraffe alfoo fcöulbigö toas/ batis/
fcöelycfe öeöoo^be ban öem te bojberen / en tegöens öem te toetf»

-ocr page 507-

batfu» nt«aïrc-t#öt Qmmu/mau^
göeoojïoft JS^ Pquot; firafe toel ftan met fcljaiöjglj m / maer alleen
tóffenbsp;toaer 5ön/
foo eer isaer een penale Wu/

alsoocfinaeöst öefelföe toetgeneiris.
öefen
fept Diodorus Siculus retljtmöe

Ä2nbsp;♦ vergeveiMs beterals het uytvoeren van ftraf-

Cyprianus fjjn tïiepntngöe/ Epiß.s^
1-
Êheliicïf Stoicinen meyninghe is anders, die fegghen dat alle fon-
n ^^^ehoor^rquot;^^^quot;/^^^\'quot;^\'^quot;\'nbsp;ftemmigh en deftigh Man niee

^n Phülr r ^^ buyghen oft beweghen ^ maer tuiTchen de Chnfte-
ï.nbsp;^\'■oot onderfcheydt.]

fii\'^Wenbsp;ttoijjfeien / oft eer öat öe a©et / toelt.

^at naSSfi toasin-gljefïelt/ öe firaife oocft plaetfe fjeUBen ftonne/
h? Bpnbsp;\' quot;\'ïf^aen beeft / m öten (laet Ui

^ön/Äf^L^quot;/^^^^^nbsp;iöan gbeflrafttoeröen: maer

^erSiinbsp;öï^ \'ï\'^affe moet gebo^bert/ en m \'t toercft ge.-

h^H.nbsp;^^ t\'famen- boeginglje ber epnöen en

v^ omtoelcftertotllebe flraffe m-ge(leitts/ metbe flraffe

f^Pfnbsp;■■ öff \'^äer fchoon eenige zijn , die\'c

? quot;iet nn quihjckghetraói-ee rt en geflraft te werden , foo en ift daer-
bÄÄi.T^\'^\'Shdatdefei^^^nbsp;werden.] ïï^aerom / tnbteu

beï/i^^nbsp;tegöett-5ijbe anbere rnftcßten en oogliemerc:=

Srquot;\'ir P?of0teli)cft Oft noobtgfj mi oft bat be
iTF^eit / fVHl H\'^^^ff^nbsp;op anber topfe ftonnen beftomen

S^^ongfjjoölpc^^^nbsp;öatter niets en jp \'ttoelcft pjecife^

amp; t eeS S^^Ü^öinï«^quot; öe flrafe te moeten in\'t toercft fiellen. ïaet
n.Tquot;tis^quot;yj^émpeif3!jn/ ineenfonbe/ be toelcfte feer toepnigljen
z^ fcöabeS.?\'^^\'^ pnoipcgue befcliamingeen flraffe niet noobiglj / oft
u^^xis: Wcft 5p: toaer toe bient öet feggöen ban Cicero ban eenen

r v^vnbsp;Recht gheftelt werde, foude hy tnoghelijck rnet be-

hS^\'^eftdl ^nbsp;werden: maer dat men hem foecken foude om te

fon» Oft fnnJ/ \' ^l^eeft. ©an Öet ttoeebe^peen €rem^
w^^^n bcrLS.^^\'\'^^ ^\'\'quot;^^ lt;0nberen toelbaöen/ toaeröigö om be^^
SÖeiiife^fquot;^^ toeröen/ fielt tegöens fön fcöulöt en mifbaeöt:

S on^?nbsp;f^PÖt / de wddaet daer over komende , en h;dt niet

Oh quot;ïl^^n tof fli^/fnbsp;®an öet öeröe / in öen göenen öie nu öooi

Ä?l^^cingegeb?acOf is/oft met tooo?öen bolbaen en te bjeben

Sap.12.IS.

^^S^ns bßnbsp;I ^ ^ öem felben ingefien jönöe/ toet

^quot;••erecötbaerbigöept/ maer tegöens öe iieföeflrpöt/foo iö-

%ll inbsp;öet

XXI1.

■Act gK Erat,
lil\'. I. Epm.
21,

-ocr page 508-

öet bc rcbett ïicrjteïücïi / Dat men baec ban ftcB ontöouöe / ten 31» bflt
raeecöecen cecljtbaecbtgbec ïteföeoBelijcfe m onbjcbecfpaebeiijf« %
tegöentiae» «©aectueen fpjeucfteban
sopater, gtec toe ötenfttöu /^

ïjp fepOt: Dat deel der rechtvaerdigheyt, .weicke de contraéten tot
heydt brenght, verwerpt alle foorte van ghenade : maerdatdeel,
ontrent de fonden befich en doend» is, en verwerpt het foete en L^Ü
l EiifU. aengheficht der genade niet. ©an toeïCfie mepmnge Cicero get eeCF ®^

albllSUpt-b?UCÏitJ De wegh van Rechten is in fommige dingen foodanib

dat genade gantfch geen plaetfe en hebbe. ^et tbJCebe beel berfilaeCt t»\' .

prufésn fis albus tn be lt;©?atte aen be $Clejcanb?önfcfie: Het gheen by ^g,

Menfchen fachtmoedigheyt ghenaemt werdt, is een tijdelijcke ontbinding
ontfpanninghe, oft verfachtinghe van \'t hooghfte recht.nbsp;f up

X X lï I. foo fionnen befe bjle btngen boo?-ballen / oft bat men gattt\'^n
löcö be (icaffe moet tn \'c bjeccft (ïeUen / gOelöcö alsf tn fcfielmiiucfienquot;«
feec boofen Ccempel
J [Jofephus: Vader-moort fchendet beyde de
cn het leven der menfchen, fulcks dat wie \'t felfde niet en ftraft, oock f^\'Lg

ghens de nature fotidighet.} Oftbatfe gantfcfieliicfe met moetltt \'tW^V
göeflelt toecben / als toanneec öet göemepn befien becepfcöt / batf^i;
göelaten toecbe: oft oocfi bat öet bepbe b?p flae en göeoo?loft 3P * amp;
toe btent öet göeen cicero fepbt / bat be facötmoebtgöepbt een bape f»^
öeeft* ^escoicinen feggöen / bateentotjs.fBan als ban toelfpaefyt
becfcöoont / maec niet en becgöeeft. €bcn als oft ons niet QP^Zl
toace meteen gemeenen man/ toelcfie leec is obec be toöfe banfï»?/Llt;
te noemenbecgöebenen guöt-fcöelben / \'tgöeen fp fpacenen betfamp;
nen noemen, eöetoiffelöcfi foo fjiec / als elbecs/ göelöcfe cicero, ^
nus, en anbece aentoöfen / toecbt een gcoot beeï bec ,sto!fche bifpiKi fi
Ööeb^acöt Obec be tooo?ben/ öet toelcfi een ©öilofoopö booi al beöff^u-
möben. [25upten öet göeb?upcfe /fept be ïichoiiaftes ban Horatius.
ftinus, tegöens be iccabemtfcöe ^öilofopöen
t Het is fchande in de ö^fje
ten te blijven hangen in \'t verfchil om de woorden , alffer geen ftrijdt ^ p
fake meeroverighis.3 a©antbe^c0?0becaett Herennius Öeeft niet
öepbt gefept: Het is een mifllagh, verfchil te verwecken om de veranlt;i^
ghe
der namen.nbsp;-nbsp;Mt

XXIV. |Saebatbe3©et/toeïcfeeflcaffeb0?bect/ tn-göeboectfS/ f^??»
meecbec ftoactgöept te öeööen/om batbe autöeuc en flellec ban oe
eenigöftns aen fijne Wmm berbonöen is j maec fulcfes öebben ^Uf
fept toaeracötigö te 3ön / boo? foo beeï be 2ïutöeur ban be a©et aeny^^^t
fien toeröt aïS een göeöeelte öan öe burgöerfcöap / en ntet boo? f^^jj
ais öpö?aegöt öen perfoon enautöo?iteptban be gantfcöe burgSJ
mfs. [^tetboo?enin bit »cfe/ cap
.4.$.12. inbe tert en aöö^/
mm öoo? foo beel öp foobantgö is/ fean öP öe geöeele 3Bet te ntetquot; ^^^
öetoijl öet be aert en nature bec menfcöelpcfee mu iS / batfe Ija® pt
öe menfcöelycfee toille / niet alleen in öaren aenöancfe/ maer oofJUii^

buren en blijöen» Nocötans fo en moet öe^telöer öer 3©etöefelffy

toecö nemen/ alsom mercfeelöcfeeenöetoöflötfee reöen en

Lihi.

-ocr page 509-

v.nbsp;...............ö.........—nbsp;45-3

öe ÄSPquot;^ t^ö^njs öe rcöulenöan öe regcecenöe recötöaecötgöeptfou.
öp ooSfe Sr^ ^ï^^ïöcft ÖP öan öe geöeelc Wit fean ttiecö nemen / foo fean
ÏJibbenh« ^^n öant öec felföec oöec een Dpfonöecpecfoon oft fept/
öäec ftpf ^quot;^^^infTcöen öe a©et tn allen öo?öecen (incfeen in öaec fetatöt/
laftantf ^^temjjel öan eoöt felfs / öeöaelcfee/ nae öet getupgenüfeöan

heeft ^^\'nbsp;de Wec ftelde, fich niec tnor eenen alle macht benomen

ftaetnbsp;vryheydt om te moghen vergeven. Auguftinus fept; Het

fchuidi ^ vry fifn vonnis te weder-roepen, en den genen die de doodt
Sp: vvln k \' ^^ fpreken, en hem te vergheven j öe 00?faecfee Öetfelaett
leftgji ^^y IS den Wetten niet onderworpen, die m fijn macht heeft wetten
deivijg-a\'
L^ygt;»mchtti lib,3. Epiß.iTj. Want hei is een andere ghelegentheyt met
fachtet\'nbsp;wekker vonnilfen fchijnen om-gekocht te zijn , by aldienfe

de welcw\'Wetten. Een andere is de macht der Goddelijcke Princen,
^■^iföe rtMSnbsp;fcherpigheyt van het ftrenghe recht te verfachten, ^et

ftius^n - fcB^Pötttiffcöen een Coningö eneeniletötec (iaet öpThemi-
tegensdnbsp;Seneca ÖJtl öat Nero öatfalöeöencfeen: Niemandt en kan
7)e ckm.

eenen dooden ; buyten my en kan niemant behouden, iBaeC

3p. t men oocfe ntet öoen / ten 3p bat öaec feöönbace oojfaecfee toe
amp;o«-uf5V^nboo?fcöönbace bebjöflötfeeoojfaetfeen te öouben 3ön/ al-
bocÄ^J^tnietp?ecifelöcfe fean aengöetoefen bjecben/ foo moet men
be aaäeS®quot;^^ / gcootecen göebjicötigöec moeten 3ön / nae bat
QÖeftpi; speftelt is / als bie toas / toelcfee aengöefien toecben eec be 3®et
öieiiftiws/ ombatbeaittöo?iteptbanbe3©et/ toelcfeeoo?baecisen
n^ onbecöottöen toecöe / nocö öaec öp gefeomen ts/ tot öe oo?.

iJWßh. «oojfaöenompemanbtbanbeftcaffebes a©ets te öeb?ööen/
bcec hp i? 3ön / oft tntoenöigöe / oft upttoenöigöe. ^ntoenöige / toan.
«aechf tegöens öet fept becgelefeen 3önöe / inöienfe ntet oncecöt.

nocötans öacö is en flcengöe.
ÖÖe ötth« ^quot;^»öÖ^oojfaecfee fpjuptupt eentgöe öecöienffe/ ofteent.

aenpjöfenöe faecfee/ oft oocfi gcoote öope öan toe-feomen.
faem S^5gt;ngöe: toelcfee foo?teban oojfafee als öan meeii fal genoegö^
tufeejPJJquot; / inöien öe ceöen öes 3©ets ten minffen in \'t bpfonöec en pacti.
^lotii^öo^btinöetfept/ toaec ban göeöanbeït toecöt. a©antal-öoe-
toeccfeingöe bec 3©et op te öouöen / öe algöemepne ceöen ge.
toebec-ftcööigöepöt öec contcacie ceöen / nocötans öet
«atbeS? ttille tïaen oocfe öan een ceöen ötepacticuliec is / maecfet
en met minöec beclies banautöo^itept baw
öe / ijh ^^^n. [Gratianus Öeeft beele bingen / tot öefe matscie öienen.
je öesfM^ 5.^ö?acöt / /.
qn^^flione 7. ] ^et toelcfee boojnamelijcfe pmu
öie tniföaben / toeicfeeöoo? ontoetenöepöt / beebel öie niet al
öJinneS^i^iö/ oftöoojftoacfeöeptöesgemoeöts/ toelcfee toelnbec
^hj-Jb?\'\' öocö ftoaec om te obectoinnen is/ beö^eben toecöen/ i^aec op
\'©OötiSlföCfe cegeecöec öec menfcöen meefi moet inficötnemen / otquot;
öoiQben / öe toelcfee toel in öet ouöe becbonbt beele fooöa\'quot;^

%l\\ snbsp;ööe

X X V.

XX VE

-ocr page 510-

OÖe bïiiööen Qmilt ïjttft / öatfe met eentge offecöanöett fcuöeit
toeröen /
Le^.4. en ^ ntaer in Ijct nieutoe öerDont met tooojöenen wtquot;-
fien öeeft Oetupgöt / öat
öp öaefl Dcrepöt en öaeröigÖ iS / öm fuic»« \\.
Cöencnöieöaeröefieerenenöeteren/teöergeöen/ i-.ac.25 34. He^r.4\'

fii 5.2. i. ümoth. r.13. Cn Johannes Chiy-foiihoimjs toijflaen/ ÖÖt

lius fcetoaalien is\' aetoojöen öte öan Antiochia te hergeöen/öoo3 öie wo^c

want fy en weten «i»

öennbsp;/ bp Lucam : Vergheeft het haer Vader

\\vac!gt;--docn. [^e#t}lO?tefietÖp Zonaras-l

x Vï I.

Liii.t. c, 46

Lih.it e\'. 16
e» cap.^s.

xxviir.

Efiß. 15, ad

11.nbsp;zonaras.j

€nÖeÖier upt fwblöcfet /öoe Ijuaïötft ban Ferdinandus VafquiusP ,
fept 5P / bat alleen öefe 5p öe recötbaeröigfie oo?fafte ban te bifpenff^J»\'\'
öat is/ ban be 3®et te öeb^öben/ ban be toelcfee be Snftelber ber
b^aegamp;t
mm 1 foubegöeanttooo?btöebben/ bat bupten fön meprinjy^
toare bat men bie onberöouben foube. a^ant
öp en maecfet göeen
fcöepbttuffcöenbe befcöepbenöepbt / toelcfee be 3©etuptlepbt en
felaert/ en tufi\'cöen be ontbinbinglje bes 3BetS
ï baerom Ijp oocfe
anb«r plaetfe Thomas en sotus befiraft / om bat fn feggöen / bat öe ^
cocb berbtnbet / al i(i bat be particuliere reben opöoubt/ ais oft Ö^e^ y
boelen toare göetoeefl / bat be a©et toas öet bloote gefcö^ifte alleen / g/
toelcfee öaer nopt in ben fin gefeomen is. ^ocö Öet is foo berre ban oa» /
bat alle ontbinbingöe ber 3©et / toelcfee bicfetoilS b^ntoilligö Q^^^Tai
oft na-gelaten fean toerben / moet epgentlijcfe geb^acöt toerben onö^J^./
befcöepbenöept / epgentlöcfe alfoo genaemt j batfèlfsbtlontbinbirt®
toeïcfee men fcöulbig iS/ \'t 3p upt liefbe/oft nae be regeerenbe recÖt%
bigljept/ baer toe niet fean getogen toeröen* ïBantöet is toat anöew J/
3Bet upt een toaerfcöönelpcfee / oft oocfe bjingenbe oojfaecfee ontöt^ / tt
en toat anbers te berfelaren / bat eenige öaeöt ban
\'t begin aen in
öer
a©et niet is begrepen göetoeefl* ©an öet toecö nemen öec flc^^rt
öebben top gfeefp^ofeen: laet ons nu oocfe beften banöettoaerbecef *
fcöatten öer felföer*nbsp;..»f

3!at öet boo^fepöe blöcfet/öat in be firaffen ttoee öingen aenger^^t
toeröen / öet göene toaerom / en \'t göeen tot toelcfeen epnöe flraffe m\'t
göeöaen* let toaerom
is öe öeröienfle: tot toat epnöe is öe nuttigg^
en öetp?ofpt /
\'t toelcfe upt öe ftraffe ontftaet. iBen moet niemant
fen boben fön beröienfte / öaec toe öienen öe öingen öie top te boo?en
Horatius becöaelt öebben / en öefe fp^eucfee ban cicero: Daer is ooc»^

mate van itraffen , ghehick oock van aile andere faken , ende eenige

L. SanSi. D

\'n,d(im

matigh^ydr. [^te ban iBilancrt bifcoucecen toelban öit ftucfeinbejV
tie / toelcfee ftaet b» (iuicaardin, B.n ©ecgljelücfetoocfe
\'t gljeen
ött cap. 5* 11. göefept öeamp;Den / en nocö Öiec naec feggen füllen /
Sö«
• ] ïï^aerom oocfe napmianus Öe ftraffe met öen naem öan toaerjen ^

noemt. €n Ariitidesinöe 2 Leuftrica, fept/öat öet met öei^enfcyei^

noemr. lt;i:n Anitidestnöe 2 Leuctnca, fept/öat Öet met

nature ober-een-feomt / öat in alle mifbaben pets 3P / boben öet^^* nif
öeto?aecfee niet en moet gaen. .ilBaer oemodhenes tnfün25?ief^quot;rti£^
fetnöeren ban Lycurgus, fept / bat men öe gbelijcfeöepöt tn öe ftJ^^SclJf^
foo bloot moet infien / gelöcfe in getoicöten en maten/ maec met tnf\'j^^ji

-ocr page 511-

tiin^nÄ^*^^quot;^^^«/erttoenffDbanöeitgencunbsp;^ocD

ßtaft SJÏ®^^ becbtenfïe/Sueröen öefonöen tïieei\'öer oft minöer ge^

(ï.röenbsp;onberfoecamp;en / öe oojfaïte öie öetoogen öeeft/ X X i x.

perfnï» ^^^ Öem moefï toeöer-öouöen / en öe begiiaemöept öan
öaet öepöen. s^auUjf ïiS fal pemanöt om niet öoos 50«
ï oft foo
felw/hJf^^bt is öie luft en beljagöen öeeft in öooföept om öe öooföepöt
ße tippr^e f£Ö?öt öupten öe mate öan öet menfcöelöcamp;e percfe. let mee^ lacob

^oi^tQnJtüpê icft Öter meöe öeöetoegingöe enö^öötnge om ö.ct guaeöt
oei iie bprt ^ alöer-meejt natuuriötfe is/ en öaerom öeeerlöcïffte on^
oeijjfu\'^y tlöcfiöeöen / öaerom oocft öie öingöen / toelcfteonrecötöaer^
WoeïiP «eKöteöen om öe öooöt/ geöancftenifle/ pöne/ oft Öe uptterfte ar^
Boüjj^j:; ®JHöiieöen/ plegen alöer-meeftöerfcöoonelöcft en ercufaöel ge^
r ^ ii biii ^^töen, €nöe öter toeöienen öefe tooojöen öan Demofthenes:

^hfng \'^quot;^dat mentegheüs de ghene, weicke rijck zijnde, quaedt zijn,
5uaedtte X^\'^^oorne, als tegens de gene, weicke dé armoede bewogen heeft
^tuycifgj^^\'\'^ • want by de Rechters die menfchelijckheyt en heufheyt ghe-
die hnbsp;noodt eenighe verfchooninghe en verghevinghe by,

quot;eckfej e^ tf \' weicke in overvloedt aller dinghen fitten, gheen fchijnbacr
genmetr-L- ^ooontfcftulöigöt \'\'olybiu^ öe Acamanen, öatfp ÖOOI
Jttien bih , ölïe ban öet peröcftel / öat öaer ober \'t öooft ötngö / öe con=
S^lbjacftt hJf^ berbonbt öec «6riecften / tegens öe
Etoien gemaecftt / tiiet

Ariftoteies fepöt: Deonmatigheydt, weicke tot welluft
, j defè vry willigh, als de vreefachtigheyt; want die ftreckt tot wél-
^isbuyj \'^orn pijne te ontgaen. Maerdepijneruckt de menfchen ghelijck
^•^ft doet f 1nbsp;\' brengende dë n\'ature ten ondergantk. Maer de wel-

^^fcfioftttX^ (2,.) en daerom is in de felve meer vry willigheyts. [^iet
^eïgöelijcftingebaneenjï^ief/ en ©berfpeelöer / Prov.6.50.]

Ioh.l.16.

phVÖKHN quot;J^ wöeciöingöe

nJJepti^^quot; w öeugööen en öare toercfttngöen / toelcfee töt geen fonöen

f«nbsp;ftemmen met den anderen oVer eert)\' öie 30^/

ff\'täcftcnbsp;/ Oft 00^nbsp;toelcfee pjo^

In iSl^?quot;^^ toeröen/ als oberöïoeöt ban befittingöen. (4») mz
af^^tboC^^^btngöe / cn göeen toare goeberen en m / 50« «Ptfteftem^
hlrS^JefoHsquot; Jquot;?eren / böo? foo beel öie ban bc öeugöt en nuttigöepötis
/ jfw / en to?aecfee: toelcfee / öoe öatfe beröer ban öe nature af-
hrgt;geei2Ä?¥ oocft fcöanbeïiicfeier en groutoelöcfter €n öefe

desnbsp;I gt;hannesmetöefetoOO?öenupt: Begeerlick- I.

quot;^«ntöet c^vff rquot;® \' begeerliickheydc d-r oo^hen, en grootfheyt des levens.

^\'^ nteiibtbcgrüpt begecrtenban toelluft / öet ttoeeöe begeerte

ban

-ocr page 512-

ban te fjebben / 0et becbe nae-jasingïje ban pbele ecw/ tn towttl^^^^
Philo, in be becblacinglje bec tfiien Göeboben / fepbt: Dat ji^ %

komen uyt begheerte, oft van geldt, ofteere, oftwelluft.nbsp;■

6nbsp;i Het is deught den toorn te bedviringhen , fijn begeerten

den, fijneg eyleluftte brey delen: wantfchier alles vvatonrechtvae^e ^^^
fchiedt, en onvromelijck, fpruytal uyt defe genegentheden.

oocU eibers berbaeïttnbsp;^

[Vermeerderinghen. (i.) Chryfofthomus tn\'t lo ï^Oetft batt bjQ.gOC
ben: Want niet alle mifdaet verdient de felfde ftraffe, maer ^^^
fwaerder, welcke lichter konde ghebetert, en vermijdet werden. j,^/

2 (©jatie / bjaerom öet oube fCeftament bupfler 5P / betoijW
bateen ^Ccöterblapper flimraerisaiseen ^oet-jagöef / / ^^

fïaOÖ^Ï»nbsp;. , u.mot^^^

(i.) Philo ober be töten 45Öeb0ben: Alle verftooimgen des gquot;^quot;

zijnwelfwaer, als M^elcke het ghemoedt buyten fijn natuurlijcken » ^
wegen en fchudden, liiaer de alder-fwaerfte van allen is de begeerlijC ^ ^^^
Want de andere, om datfe van buyten op ons aen-valkn , en ons gn de
fchijnen fy ons teghens onfen willeendanckaen te komen, ^\'VhijO\'
begeerlijckheyt, als haren oorfpronck van binnen uyt ons hebbende,
meer van felfs de onfete zijn.nbsp;ndirtfi)\'^

(i.) «Öcfie pïaetfe iffer oocbbpM. Antoninus, in

ïeben / baer öP ben too?n en besöeerïpcböepbt met maïbanberen bc^^^dt

Ijjcbt. plutarchus ttt\'t ïeben ban Romuius: De oorfake dje het g»^quot; ^jef
beroert, gheeft meerder verontfchuldinghe den ghenen, die door v^^
oorfaecke, als een machtigher ftoot ter neder gheworpen werdt. . pjeJf\'
(4.) Seneca,
Epifl.KT. De natuurlicke begeerten zijn eyndelijck en Dcj^^ffe
die uyt valfche opinie voort-komen, en können gheen eynde vino^J
op-houden, ^iet Chryfofthomus tn föne morale traCtaten/ Op ^
z.Corinth.ti.ii. Ephef.i.r4.]nbsp;^afaW^

g^e oojfaecbe bie ons ban fonbigöen af-treeften moet / iS
be onrecötbaerbigljepbt, lt;©etoöï top Öier niet en öanbeïenbanai\'j^^^i;»
fonben / maer ban fulcfte / bie een inficöt öeöben bupten ben

onrecötbaerbiööepbt isbieste grooter / öoe bat een anber ^^tö«
fcöabe öaer öoo? toeröt aengöeöaen. baerom ftomt öe eerflepi»^\' jjj^i
ben mifbaben öie boïö?acöt jijn; be ïaetfte ben fooöanigöen /
tot eenigöe toercftingöen / maer niet tot öe ïaetfie öaeöt 5!jn ^Lf
gaen: onöer öe toeïcfte eïcfte miföaeöt foo beeï ftoaeröer iS /

ÏIK yier / ote pet leoen caK^Ki; o^ena^ïiï uwi^lnbsp;i.« mK.

treft / toelcfters funbament öet ^outoeïöcft iS: ^e ïaetfie iS/ quot; jf f jf

XXX.

-ocr page 513-

^jn/matE be 02b?e bte m acngetoefen bebbeivbeeft lt;aob in betDîcn
y n ge^olgj; ^^^^^^ ^^^ tîaem ban ©ubecen/biebe natuurïöcbe
SrI/ftwten 3ijn/ts biHtcb bat men oocb anbere îSegenten berfiae/toelc.
ïw ojitept ïjet menfcbeltcb gcfeïfcftap bp ben anöeren bonöt : bolgt
göepoöt ban boobtfïagb i öaer nae öe bebefttngeöes boulöcbS / ößo?
Höoöïban oberfcel; öan öieöerpen/ en baifcbebefcbulbinolienj m
be ir5 îîïaetfe be onboïmaecbte mtfbaben. ïE^ocö onöec öe af-fcb?ï£ben^
moet ntet alleen gljeflelt toeröen beboeöantgïiepï / ban\'t
fcS epgentlijcb ötrectelijcb gefcbieöt / maer oocb ban
\'t geen toaec.
IjgÄeb baec upt bolgben fal ; gbelijcb tn b?anbt / en ïjet öooi-fleben
belr^cben/ moet men oocfe aenften öe ftoogbtïe ellenöen en öooöen ban
8Ä ; (^otöeonrecbtbaerbtgljept/ toelcfee toptoteen generaleoojfafee
ttVfflS-Öeööen/ feomt fomtoijlen nocl) een anbec gljeb?ecfe/ [^iet een
hjpEl^öcfïeplaetfe tnöetooo?öen ban
lucas bp xipbiimus upt dmn.] te
terr?v,quot;L^6oötio0fltept tegens ben (©ubecen/ onmenfcïjelijcfee onljeufDept
bSl^öioebt-bectoanten/ een onbancfebaec gbemoeöt tegens toelöoen.

öemtföaet becgcooten. ^oo openbaert ftcö oocfe een meec
ï)ee5Nbentöepten becfeeectöept / tnbien pemanbt öicfetotlS miföaen
Uom öat öe aengenomen getooonten fnooöer jön ais öe öaben felts»

tïiaer • niet gheweten te hebben wat het leven vereyfcht, is menfchelick-
en Ve\'? felfde faken dickwils af te dwalen, is het werck van een verruckt
len f ^Verftandt: want hoe de mifdaden meer zijn , in welcke wvverval-
quot;teerder ftraffe verdienen wy.l
€nöe ÖieC Upt feau Öecfiaen

QöefrS CÖoe öecce öet ban natucen bilUjcfe 5P / \'t ööeen bp öen f ecfen
öat öet öoojgaenöeleöen te göeïöcfe met öemtföaet m ejt.

ïiietifi i Öïaecbectngöe quam. [AfimusPoilio: Men moet foo van den
Wrg n V« Qordeelen, nae het meefte deel fijnslevens, en fijns vtrftandts ge-

^«t tiilf \' Cicero in Sul. ^n allefafeen/0 iSecötetS î bieftoaetöecen gcoo.
hSi men toegöen en fcöatten toat eenec göetotlt / geöacöt/ öe.
^encift öeeft/ met upt öemtföaet/ maer uptöe manteren en reöen öan
öte öefcöulöigöt toeröt] a©ant fulcfeS moet plaetfe öeböen
f\'^et®/ toelcfee anöerfins niet guaeöt lönöe / fcöielijcfeen eentgöe
^^QanS^^tfonöigöenbeferopenljeeftï maec niet in ben göenen / bte
^^
lt;©ûhV ^öfe ban leben becanbect en om-göefeeect Ijebben / m toelc
öaenbp
I c\'^fó öp Ezechiel fepbt / bat öP öeen acöt en geeft op öace boo?.
«^yciicie, l^oen ! en op toeïcfeen becöalben gepati fean toecöen t geen
Thu-

HUade „PÖt: Sy verdienen twee-voudighe ftraffe, dae? om darfeuyt goede

\'^\'orden zijn : \'t toelcfe ÖPoocfe elöecs göefepöt öeeft/ om dat
mnbsp;betaemdete fondighen.
^ecöalöeu öeouöeCöJtfïenen feec

»iJetbßffoöetotlt/ öatmenin\'ttoaecöecenöec cegulenban flcaffen/
\'iittfû^\'^te mtfbaeöt fouöe aenften / maec oocfe öet boo?gaenöe leben/
hS^ üöeen boïgöbe / (
u ) göeUjcfe upt öe a ncyraen fche en anöe.
fen en fiS ^ ts. iBaec oocfe öe 3©et/ toeïcfee tegens eenige onöeug.
^elcfe A öeiïeit is/öie öoet bp be lt;©uöe nocö een öpfonöece öooföepï/

\'\'^quot;Suftinus albus öetoöfïï ^e verbiedende Wet verdubbelt

m m mnbsp;alle

Ezech. ï s.
Lib. i.
Lib.i.

Rom 7, j;

-ocr page 514-

alle mifdaden: want het en is geen fimpelefonde, nietalleen
quot; hetverbodeii quaedt te doen. Tacitus: Indien ghy wilt,
\'t gheen noen
verboden en is, foo vreeft dat ghy niet verboden en werdt: quot;^^^L^jr,
.^Annd.i. dien ghy, \'t gheen verboden is, onverbeurt en ongeftraft, overtreden n

foo en ifter noch vreefe , noch fchaemte meer.nbsp;^yt

[Vermeerderioghen. (i.) Chryfofthomus 2.Corinth.! r. P® -gt»
wy keren , dat men de eynden en palen van boetvaerdigheydc ftellenquot;^
niet alleen uyt infien van de nature der mifdaden , maer oock van het vo
nemen, en maniereder ghener, die ghefondight hebben. ^Cfelft\'^.Lii
3
Boecïiban\'t©Itetlecamp;om: Want menmoet deftraffe niet op-legge«^^
na de mate der mifdadenjmaer men moet oock onderfeecken welcke de »

ninghe en \'t voornemen gheweeft zy van den ghenen die gefondight
(2.) Chryfofthomus fept toeU Hy en wij ft hier nietalleen aen g^^or

recht en waerdigheydt van lode en Grieck, maer oock dat de lode d^ef
te meer befwaert werdt. dathy de Wet ontfanghen heeft.nbsp;na^J %r

die meerder onderwijfinghe ontfanghen heeft, die ver dient oock wee
ftraffen, om dathy de Wet veracht heeft,]

t^eöeauaembcptöespcrfoons/ foo om te obertoegen beaf-ßfin^
oo?faben / atö om aen te nemen aenb?ijbenbe betoegingben/ plt^^iiip
gemeccbt te toecben m bet temperament bes ïtcfjaems / ouberbom /\' ^
oftgöeflacbte/ opboebtnöBe/ en omfïanbisbeben banbe baebt. ^piu
be ^inbeten en ©?outoen/ eniBenfcben ban groben betftanbe/f^^L-t
!gHalijcfeop-gamp;etogöen5ön/ Debben minber berfianbt en ftenntffe »^g
onberftbepbt tuffcöen recöten onrecöt/ göeoo?loft en
ongeoojloft;
in toelcben be galle be oberöanbtöeeft/ 3ön toojnigö / baer in Ijet ^\'jt
bomineert/totonbupföepbtgöenegöen,- baer beneffens be joncw\'^jv

XXXI.

öangöt öier aen/ ben ouberbom baer aen meefï. Andronicus jen
fepbt t De nature fchijnt eenighe verontfchuldiginge voor de leelijcKe a p
bybrenghet, en te maken dat de mifdaedt verdraeghlijck zy.
bencfeinge ban öet aenflaenbe bjepgenbe guaet /berfcöerptbeb?ee J/^jj?
beberfcöeennocönietgöefiilbepöneben toojn/ fulcbs batfe nWj,^;\'

be reben göeöoo? bergunnen enbe 5ön be mifbaben upt foobatttP: f^p
toegingöen fp?uptenbe / met recöt min öatelijcft / alS bie toelc
amp;e uf
geerte ban toelluft boon-bomen / toelcbe begöeerte niet foo
ßen betoeegöt / en ban uptgefielt toerben / en ban fonber onrecöt^ ^^icr
lafllicötelöcfe anberefioffe foecfeen tot boetingöe. (r.) Ariftotep\',,eyt

m0ch. 7. De toorn en bitceiheydtzijn meer natuurlijck, als de begeerl\')^ ^ijquot;\'
der dinghen , die de mare te buyten gaen, en geenfins noodtfakelijd^^^ji\'t
3©antmen moet öet gantfcöelicb baer boo? öouben/öoe öet ooibeei^PpA?
gljemoebt / bat be berbiefbigöe boet / meet beröinbert toerbt /
reben bie meer natuurlpcb 5Ön / bat oocft \'t göeen mifbaen / ban nquot;
toaerbe 3p.
Ariftoteies fept ter gebacöter plaetfe: Wy noemen

miüder ghematight, die van de begeerlijcke beweginghe, oft niet fjefl j
oft maer flechtdijck verfocht zijnde, foeckt grove
uytfteeckende ^^^gjdig^
oft gheringhe en flechte onghemacken fehouwt ,alsdie door een

Dl vemvell-
gione 6

-ocr page 515-

be

verbijftert werdr. Want wat meynt men dat de felfde foude ge-
desokp indien daer by gheweeft ware een jeughdelijckeontroeringe
ker 0« . \' groote pijne, uyt ghebreck van die dinghen , over welc-
\'iphanpnbsp;^^ haer bedroeft ? ^aei\' mebe hit f^gößen ban An-

quot;«feobec-eett-demmct:

^^^ulck een ftuck bedrijft, daer hy is rijck en machtigh ,
foud\' hy niet beftaen van noodt en armoed fmachtigh ?

ïiefe^foe oocïi btent \'t gbeen top boojgaens ïefen tn be Coniebfen ban
in vIK oube iBannem cchry foithomus, ban be boojfienigïjepbt
roofJ^i^Oj^tw ♦ Daerom als ghy een Rijcken fiet, dieonrechtvaerdig» gierig,
^Mndenbsp;\' hebt foo veel te meer medelijden met hem, om dat hy rijck

^loonirt ifsdoet. Want om dat felfde fal hy fwaerder gheftraft werden.3

^^lïfi^SSaff^^^^rbï ^\'^^^^^^^quot; toaet^becen bebecbienjie/ binnen
C)e\'quot;fc®^«deringh. fi.) ^Chryfofthomus op ben 25?ief tot ben lt;0aïaten:

Termij ^quot;jckheyt foeckt alleen byflapen , maer niet defes, oft dies byflapen.
de ontjf \'t z 25oecb aen fpn J^UpfblOU: Want foo veel grooter als is
^eelvg Lnbsp;vleefches , welcke den Weduwelijcken ftaet dient j foo

en verfchoonelijckerkan hetgheacht werden, indien
Van j ouquot;^®^\'^®quot; teghen houden. Want men lichtelijckervergevinge bekomt,
Hvaer valttegen te fta?n. Maer foo veel het hebben in den Heere
tiiec tenbsp;\' iquot; macht gheftelt, foo veel méér is het beftraffelijck,

Je tnaj,?^quot;?erhouden het gene ghy kondt. €n tetJflOnt bae? tiae: Soo groot
deri^ \'^ïgbeweeftoratekonnen ontwijcken, fooveel fwaerder is delaft

ïJaccftrtS^ \'iiigheyt. ©oegDt öiec Bpm. Antoninus in begöefepbe pïaetfe/
^ «S a«tÖO?itept ban
Theophraftus göebiupcftt»]

moet nten toeten / bat / öet göeen be pythagoriften fepben/ x x x i r.
®lfoo i^^^öaccbigöept toare göeïpcbe ïpoen in be flraffen / öet feïfbe niet
[et / DU ^^ Ööenomen toerben / bat be göene bie eetten anberen tnet boo??
«OnhlIJ^t een beraben göemoebt / en fonber oo?faecben biebefcöuïbt
bieecS o^cminberen / öeeft befcöabigöt / eben foo beeï fcöabe / en göeen
moefle baagöem 3®ant bat fuïcbS aïfoo niet en 3P/ betopfi
Jlg f^^^^et/toeïcbeöetaïber boïmaecbtfle patroon tS ban aïïe toetten/

Sgt;emnflH€nbenaebe Attifche 3©et toerbe een mcf/ naer con-
SïïcnH\'\' Jot bubbelt toeber te göeben / eenige bagen göebangen / en in
^iej\'Wöouben/göeïöcft ons Demofthenes ïeert tegöens ximocrates.
Jteefthp^\'-^tt\'e{CejCt/Apoe.i8.(?. Vergelt haer dubbelt. Hercules Minyas

Jen ciatfööeben/Apoiiodorusnbsp;Ambrofiusfept: De Wetten gebie-

^ Jierf ^ »die yemandt tnetonrecht ontnomen zijn, met winlte van quot;
j oft vermeerderinghe der fake fullen weder ghegeven werden,

IBmm z

-ocr page 516-

op dat fy den Dief van fteelcn, door ftraffe mogen sf-fchricken, en
te döen\'ophouden. Ariftides in 00 2 LeuÄrica; De ghene die met
recht
volghen het onghelijck dat haer aenghedaen is, vergunnen de Wetten ip^ ^^
der tot wraecke te vorderen, als\'t gheen haer is aenghedaen. Seneca

Uan \'t nae öltfeöen t

OnP mifdaet werdt gheftraft met hooger ftraf en boete.

L^k IS. ^p uê snöianen / foo strabo aentoöd / We pemanöt becmtttcRt

öe / öten toeröen öoöen ööelijcïie öergelDinaße nocö öe Ijanöt af-Äjig
hjen. [Nicoiaus Damafcenusfept; ö? anöere^nötanen öeöteojjj^,
oocft met öe öooöt öjeröesöeficaft.] €n ïefen öjp
tn Magnis Morau^^g^
mi c.s-}. öte ÖennaemÖ?agÖen öan Ariftoteies: Het is recht, dat deghene ^^^ ^r^
anderen een ooghe heeft uyt-gefteken, niet alleen even foo veel, rtjt^

noch meer lijde. 3©ant fftt nfet Dtïïijcft ts / öat öet göeöaer öan öe» ^
fcöuïötgöen ööcïöcft en eöen foo groot sn / aïs öan öen fcöuïötglcj»^\'
Philo aenöJöft/ tecpïaetfeöaeröPöan öefiraffe öe# öooötflagÖ-» i\'gfi;
öeït. [^n \'t 2 ^Boecft öanöeöpfonöerea®etten. j €nöe fuïcftS
«pt oocft af-göenomen ö3eröen / öat fommige miföaöen nocö öi^v^fit^n
öoïöjacöt / en öeröaïöen minöer aïs öie öoïöjacöt 5ön / (i») foo
Bewt.iy-is fcöaöe toe-ö?engöen/aïseen öeöacöte mtföaeöt/ \'t öjeïcft xM^^^fmquot;\'
fcöe 3©et öan een balfcöe göetupgöe göeojöineert iS / C2.} en in Jgn^
mepnfcöe ï©«t tegöens eenen / öie getoeer göeö?agen öeeft om ccnjffl^^
fcöe öooöt te fïaen. 3©aer upt öan oocft öoïgöt/öat tot
öoïöoeröe
öen fbjaeröer firaffe beöoo?t te fiaen j maer aengöefien öaecgeen l^/
öer iS / öanöe öooöt / en öat öie niet ftan anöermael
aengeöaen
ais Philo ter göeöacöterpïaetfeaenbJöfl/ foo moet men nooötbJCJ\'%ji

öaer bp öet laten / öocö fomtoölen öaer öpboegöenöe eenigöe to?«\'\'^
enpönigingöenitaeöeröienfien nbsp;a-jju-

[vermeerderinghen. (i.) Plinius fept ÖanÖenSeeUto: Gequ^tit ^tft
de, kenthy door wonderlijcke waer-neminghe den genen die hem ê^^^^eJ)

heeft, en hoe groot oock de menighte zy, valt hy dien aen. M^^rde^h i^l
die wel de pijle oft fwijn-fpriet na@ hem ghefchoten, maer niet
heeft,grijpt, en fchuddet hy, en werpt hem ter neder,maer en quetft

(2.) lt;©otftbanöen göenen öie fön i|iipfö?outoe ban oneere en »»U^^

befcöulbigöt öeeft / om öare 25?upötfcöat te mogöen göetoinnen /
öouöen / üeut 19. «jjnban öen göenen öieanöerftns upt onrecpjj/,(g
bigöe oo?faftepemanbt in recöt betrocften öaööe/eens^anöerS
aenmatigenöe/Exod.ii.p.J
MXïii. ^ocö öegrootöeptöer firaffetoeröt nietalleen bloot ingefien//.{gi;0
metitifitötoocftopöen^atientöiefelööt. 3Bant
öe felföe boete
armnaenfcö beftoaren / en öen ^öcften niet beftoaren: en öeni^^ttf«*
ongöefienen fal öe fmaetöepöt een göeringöe guaeöt / maee oen y^
öietn eeren ts /ftoaer 3ön» 3©elcfte foo?te banberfcöepbertÖeP»\\^va^

-ocr page 517-

en ftraffe / aïsmbe Lih6.de
ÖjieUjcfe in öe contracten is tuffcïjcn öe toare/ en ïjet ßelöt / al-

öec\'tM? ^^nbsp;plaetfe meeröer/op ö\'anöer plaetfe min^ \'

fiefeeni ^quot;fóelöcjr öet geit ï]ier öoo ger/ öaer lager gaet. ^otö moet men
fonSra!\' ïiitfetoilS in öe ^oomfcöe 3ll5Etten fiUcfesnieten gefcöieöt/
mm,? ^^ Ö^öoten aenfien öan perfoonen / en öoeöanigöeöen öie tot öet
aiWt ^ en beöoo^en / öan toelcfe gDeö?ecfe öe 3®et
Mofis öoo?gaens op\'t

€nnitis/ footopgöefepötöeööen/ öein?

Me toaeröeringöe öer firaffe.
ïeif\'g^l^ öe lieföe tot öen göenen öie göeflraft toeröt / lepöt ons fomtop^ xxxi v.

(J^eicbe fomtoölen is een feer groot göeöaer öan öen genen öfe mif=
hjcK^l^/ en öeeltööts öe nooöttoenöigöept öan een €rempelte flellen:

aenlocfeingöen 3ön be göetooontenenlicötigöept/ oft ge^

bjefy öeiicötigöept cn göereeötöeptöan quaeöt te öoen / flraft öe le= x x x v.
Qw\'föeïiactftoaeröeröeöieöeröe uptöen©elöe/ als upt öen öupfe

Exod. 21.1. en 9. [^ietMaiinonides, indireßore Jtb.s.^n. Cicero
keaij^^^-R-ofciusAmerinus: ijie fonden zijn aldermeeft te ftraffen, welc-
hannbsp;können voor-ghekomen en verhoedet werden.].
luftinus fêpt

als (Jigf ^CptÖen ♦ Gheen fchelmftucken is by haer fwaerder als dieverije,
bei,.nbsp;dack, fonder afheyninghe hare groote en kley ne Beeften heb-

^jp\'^tfouder behouden können blijven, als\'t geoorloft ware te fteelen ?
alfoQ^pelÖtbejïagttn Ariftotelis,
probkmatenfia. is. De Steller des Wets,
ko^jg y^ifte dat de Heeren en Eygenaers in die plaetfen hare goederen niet
C^K J^^^aren , heeft haer de Wet tot een wachter en roefiender ghegheven.

Äfft ^abtfioöen. (Cot ^töenen toierben metbe boobt göeflraft bie be
Vöag\'jjaen öeflalen / tnbien
\'t eöeflolen öoöen 1.0 öjagönien toaerbigö

Wèfjf^ ^mofthenes tegenS Ximocrates, ÖOet öaer öp/1. J. D. defkrihm bulne»\'

nvinhE^f öetooonte öan tfept/ al-öoe-toel fp öefcöulöt eenigöfins öer^

^elverKnbsp;, fepöt Plinius, vergheven een feyt, dat

^eCcttf was, maer nochtans ghebruyckelijck, en niet ongewoon) foO

SatutVfyffe ^o^Ötans eenföeeis öaröer en fcöerper flraffe: om öat / foo

Iet) fP?eeCfet / daerder al te veel mifdoen, is noodigh Exempel te ftel- L. am faaa

eccjï/\'^Jer öan öefen moet men in göerecötS-plegingen en öonniffen öet
iu Wrt 3©etten öet laetfie meefl öolgen / acöt nemenöeop öen tpöt/
ht öe 3©etten göegöeben/ en öe oo?öeelen geöouöen toecöen/ om
hjetxt7quot;^ti9Öepbt bec jlraffe meecin be algöentepnöept aengöemercfet
ftbuibt vJ^ec ontcent be Stetten öeficö5ön i maec meecbec oft minbec
, IteapSt^\'^öt tn be pacticuliere göebonöen.
OüifhL top göefept öebben/ bat toaer göeen groote en b^ingen^ xxx vi. ,
^^mw / äjat top ban lieber moeten baecbtgö 3ön tot öet mtn==

IBiiim 5

-ocr page 518-

öecen ban öe (icaflfe/öaec tn ts \'t anöere öeel öec facBtmoeötaöept jJt
becttecentßept gelegen: toant öet eecfle öeel öeböen öJp gefielt tn u
Lih.ü de nemen ban öe flcaffe : Dewijl het fwaer valt, fepbt Seneca, te tempeï\'%j,

c.i. iï,2tigé, laet alles M^atmeerals billickmochtzijnopdebeleefftezijde

gen en overwegen. een anöeC plaetfe : Indien hy veylighlick kan, da^^^y
de ftraffe quijt fcheide, indien hy niet kan, dat hyfe matige. Cn Ö? ^^ (C^a »

Siculus toecöt öe Cgpptifcöe Coningö gepjefen : Dat hy minder jps

als verdient waren, op-leyde. Capitolinus fept Öan M. Antonius : ^g de
hadde die maniere, dat hy alle mifdaden ftrafte met minder ftraffe,
Wetten ghewoon was. lt;©Otb Öeeft öe#|ateuc Ifaacus gefept / Öfltt^Ä
flrenge 3©etten göeflelt toecöen/ maec öattec fatötec flcaffen
toecöen/aisöea©ettenflellem (i.) €nöe is bit öe toaecfcöonwW.

ban Ifocrates: Dat men de ftraffe aen-doe beneden de mate der \'\'\'^ j^yis
(i.) Auguftinusbecmaent Marcellus Comes alöusfönsaniptsï(3-^ JJfy

ftergrcote forghe aenghejaeght, dat niet uwe Hoogheyt mocht achtel quot;
behooren met foodanighen ftrengigheyt der Wetten gheftraft te werdequot;
fy lijden fulcks als fy gedaen hebben
î daerom betuyghe ick door defeo ^^^
uwe gheioove, welcke ghy op Chriftum hebt, door de bermhertigh^r j,jet
fes Heeren feïfs, dat ghy fulcks niet en doet, noch oockgantfchelijcl\'. ^
toe-laet dat het ghefchiede, a©ienS feggen OOtlï ÖitiS : De wrekers enj
fers der mifdaden felfs, en die in defe bedieninghe niet door eygen u^ef
heydt beweeght, maer Dienaers der Wetten zijn, en wrekers nietv^\'^/jgj\'j
eyghen , maer van anderen onderfochte overlaften, hoedanighe de
behooren te wefen, heeft het Goddelick oplicht en oordeel alfoo verfc^jü\' Jtj
dat fy bedachten , datfe van weghen hare fonden de barmhertigheyt quot;^^yjii
noodigh hadden, en niet en achteden dat het niet tot fchuldt oft
haren dienft foude ftrecken, indien fy eenighe bermhertigheyt ghebru)\'
teghens dieghene, over wekkers leven en doodt fy wettelijcke mac»\'
den.nbsp;, . lei

CVermeerderinghen. (i.) Juftinus II.fCÖ?Öft Sen Öe gunnen t ^\'Ld^\'
Romeynen wijfe^ dat men geen ftraffen aen-doe diede verdienfte def ^
ren ghelijck zijn.nbsp;^ntQ^^I

(2.) ^at toilöe öeläepfec Henricus, öoojöetteptbenbaneen
ttiet öet toOO?bt/ niet tefuur. ^eConingÖ/Öp Caffiodorus,
Die wy met ghevaer rechtvaerdigh zijn, konnen metgherufte verfeke«^quot;
vergheven.nbsp;-nbsp;tu

(3.) ^ifl.JSD. toelcfee aengöetogen toecbt / c.órcumceUionticmfr^/JAfl-
ikt i foo \'t u goet öuncfet / ben b?ief ban wacedonius, aen benfeuoe\'j ^
guftinus, en bien baec mebe Auguftmus öem anttoûO?bt / in
\'t öKfflf^
en 54. öoet öaec bp \'tgöeen ban Theodofius de ronge
flaet/ in öe
ten ban lohannes Antiochenus , upt
be gefCÖ?iften ban Peirefius.
nius aen Auguftinus : Het ampt eens Priefters is, te fpreken voor ds
dighe.]nbsp;.fMiÜi^^

xxKvr: ï©p becöopen bat ban ons nietsnaec-göelaten iS/ petS/
lingö^nïocöte bienen tot feenniffe ban öefe matecte / öie ^^^

-ocr page 519-

s-M/ iipith«^ . — — - / öeltcöttgöept öan\'t toercft teöolbjen-
ft ucften/w ^ïf ^ ÖP fön plaetfe öeröanöelt: oocft ntet mtn öte feöen
S^tmenriftï ; ■ ^ saturninus genoegö öertoaröelöcft / en öoo? öenanöercn
Öet oftehiilvquot; ^^ fïcaffen aenmercftt 3©ant öe perfoon öes göenen öte
öm te oSriJ P^^ft / öeöoo?t grootelöcfts/ en meeft tot öte öeguaemöepöt ^

ohi ^ ^ ^^ perfoon öes göenen öte öet lööt / geeft fomtööts
^^ttiöftenbsp;^^ ftöült te toaeröeren. (i.) ^^e plaetfe pleegöt

quot;^^^^f\'^Öulöt öanonrecötöaeröigöepötöp te ö?engöen/ oft
«liefi y i?\'\'^ Itcöteröet toercft te öerrtcöten. ^etööt/ nae öatfe
m \'t onl\'^\'f ?t / alfoo öermeeröert öte / oft öerminöert öe ö?pöepöt

^ ^oont oocft fomtööts öerfteertöept öan öerflanöt,
tennbsp;ten öeele tot öefoo?ten öan öegeerlöcftöept geb?acöt/

^e gtonjo^ be oo?faecften / toelcfte öeöoo?öen öan öe fonöe af te trecftem
oocft tot öe begeerte göeö?acöt toeröen / en öe uptftom^
[ Verl^\'^^fiiften öfe af-trecften.

J^etevennbsp;PhüoöanöeÖpfOnöereaBetten//«^./. Het en is

«in Vadquot;nbsp;gheweldighe handen te Jegghen, en gheweJdt te doen aen

\'.^\'\'licmif\'nbsp;Vreemde; noch oock even veel de Magiftraet ofc een

jSheoft J P^foon te fchelden • noch yet ongeoorlofts te doen in een onhey-
u^ open^lighe plaetfe, op een Feeft-dagh, in een tYamen-komfte gt; onder
Jï^bjenahf^quot; Godts-dienft. iter meöe ftomtoöereen\'tgöeenüJpianus
r Labeo,
1. pmer eèxit in fine. d. éin}ur\'^s. Aen den Perfoon wert
grooter j alswanneer het de Magiftraet, aen Vader, aen Pa-
hnbsp;^ aenfien van den rijdt, indien in de fpelen, en voor al-

k\' vnbsp;^^^ Roomfche Volck veel aen gheleghen , feyt

^nbsp;ooghen, oft in een eenfame plaetfe het onrecht en overlaft

f f me^ff ï oifaecften ban firaffe te bo?beren lt;©o?logen plegöen aengöe^ x xx vni
jeeten ftp; ?eröen / öebben top öter öoo?en aengöetoefen / en öe 3|tfio?tert
{betbe a,:,J\'quot;5?gaens * en öeeltööts ts öefe oo?faecfte te famen göeöoegöt
vf \'^\'ïbeuS. ^^ oo?fafie ban be fcöaöe te öeteren / toanneer öefelföeöaeöt
Seittj^fPenöegöetoeefi/ en tn öeöaeöt fcöaöe aengöeöaen öeeft / upt
rtftaen ^erfcöepöen gualttepten/ ttoee berfcöepben öerötnteniffen
v^i bïtftjlvWer öat men göeen lt;©o?logöe macö aennemen om alleröan^\'
5ïebepïffl./ts göenoegö beftenti toant öe 3©etten felfs öare to?afte/
S Qen-H^^^\' en ntet als öen göenen öie fcöaöe geöaen öebben/ fcöa^
SV ntet te toercft fiellen in allefcöult. sopater fept te recöt/ ais
lefte\'^Pt ts / bat men öe miföaöen / öie ftlepn en fïecöt 3ön / beöooit
ongemercftt te laten / maer niet te firaffen^
^^ ^ïet bm£öeen ban Cato gefePt is tn be lt;a?atie boo? öe ilöoöiers/ öat xxxix
Höcft en 5p öat pcmanöt göefirafttoeröe/ om öe faecfte/öatlip

^^ öè (icfll!!!®^^^ *nbsp;btngöen öaec Maimonides fept / öat

rfefc H\'^^efï op göeïet toeröt / [a.^. Dmaorü cap.^r. confir.Cjcui dt-

^^ / öaSfnbsp;^ namelöcft / öe grootöept öer fonöe/ öat

-ocr page 520-

Defcrjulamp;tgïjt toerbt te öeöben totlïen guaebt boen / fuïcbS toa^ ög
plaetfe met qualijcft göeftelt / om batter geen befTuttt ban öet öoicö ^
Rhödus feenöe boo?t göeb?acöt toerben / maer aileen naeramingen / %
öaer öerten en mepntngöen gOetoancbelt öabben: maer öet en ba» Jj^
neralijcben alfoo niet aengöenomen toeröen. ïBant be toille bie tf ^ quot;Li
toenötgöe öaöen boojt-göegaen is (toant öat öe intoenöigfte ba»
menfcöen niet geflraft toeröen / öeDöen top öter booien gefepöt) pl^^^i
flraffe onöertoo?pen tesijn» seneca be ©aöer /«»conmverfm Excerptomf»\' u

^ 7. fepbt: Grove mifdaden gt; oock al ift datfe niet ten eynde gekoniei\' o
volbraclit, maer onder-wegheghebleven zijn, werden gheftraft. Die o^Sj^
L\\h.
J. di lij^i^ j^Qgn fgi^ doet het nu al, fepötöeanöere Seneca. (14) Cicero

lo fepbt / bat niet öe nptftomfle öer faecben / maer öe raeötfliagÖ^S •
boojnemens öoo? öe toetten geflraft toeröen/(2») Periandri feggenw^^;

Straft niet alleen die fondighen , maer oock die fullen fondighen.

fiupten öe ßomepnen oo?logö te boeren tegöen Perfeus, ten toare ög/
bolöeöe ban toegöenbe begönne plegingöe ban oojlogöe aen te
tegöens öet floomfcöe
mith göepleegöt/ om bat öp / namelijcb/Jg^t
nen/^olöaten/ eneen^cöeeps-bloteinberepbtfcöapöaööe*
j.tvjihAi. felföe too?öt bp Livius in be ©?atie ber ßöobfenferen toel aen-gent^fj^f^
bat öet nocö boo? göeb?upcben / nocö boo? toetten ban eenigöe
fcöappen / foo befielt toas/bat/ inöien pemanbt toilbe bat fijn bPflrf
föuöeom-bomen/ inöien ÖP niets baer toe göeöaen öaööe/ op ögJJ:
mocöt om-bomen / baerom ter öooöt fouöe beroo?beelttoerbert4
öocb niet alle guaöe enöe berbeeröe toille öoo? eenigöe öaeöt nu t^ amp;
flaen göegöeben / maecbt plaetfe boo? be flraft\'e. 3Bant inbietiP^t
niet alle öeb?eben fonben göefïraft toerben / beeï minber bie
^ x.offic göeöacöt/ enbe begonnen 5ön. Sn beelen öeeft plaetfe öet gÖ^Vai«

CiCero fepöt : ick en wete niet oft het ghenoegh zy, dat de ë^^^^eC
een an let- shetfrghten uyr.\'ghelockt heeft, berouw hebbe van

laft. ^e3Bet.öett^eD?een göegöeben / en ojöineert niet bpfortö^^^ft
Oljcns öe meefle aengljebangene fonben toegöen öe lt;ï3oötfaligO^P®;;fÉtif
Docfs tegöens öes menfcöen leben bupten öet göerecöte t om öat ßtjJL^^
lt;0obbelöcbefaben/ ais
öie ban ons niet bonnen göefïen toeröen / jJJJ^^
löcft ban geötoaelt toerben / en mifber jlanöt ballen: en bat öe b^^lM
ge ban gramfcljap niet ontoaeröisö iö / om licöt bergiffeniffe teÄ^/
gJjen. Haer in foo grooten oberbïoebt en menigöte ban mn^^Plltf
naer eens atJöers 3B?Putoe te tracöten oft in foo een gelücfinia«^JriDt
lingöe ber befittingöen beö?agö foecften te pïegöen / baer öoo?
ficö feiben berrpcfte met eensanbers fcöabe/ fulcfts en flonöe ntet

b?a3Öen. 3©ant öat / ghv en fult met begeeren , \'t tóelCft in Öe t^\'ïflrtl«^

boöen flaet / al-öoe-toel ftet/foo men öetoogömercft öes
im / öet geefleliïcbeinfiet /ficöberöer uptftrecftt / (toant be
toïllen batfe alïe oocft ten bollen repn ban göemoebt toaren: ch^v^^ p
mus oberaom.3.15. enopöet? cap. öeeft beel ban bit flucft)nocö^^
V»(gt;igt;i mt UOttÊfintho ftohfigt;ti- / itot-nbsp;^^rti^apt! ü*quot; eu

-ocr page 521-

henbsp;toeröen öan fuïcfte öetoegtngßen öes gïjemoeöts/ toeïc.

Upt ößt?^ öaeöt öeftent gemaecöt toerben/ 0et toelcft ftlaecïgclie i biijcftt
öen « rhquot;^quot;5eïift
^^rcus, bie bit feïfbe geboöt uptö^ucftt met öefe tooo?.
jbabhß
. nu quot; niemandt te korte docr, en Öat/ Öaer te boomen geiîdt
bjeeuffft
nbsp;niet fteeien. €nöe in fuicft een fin toeröen bet iie.

^onhßtt / ^öoiöt / en bet lt;0?tecftfcöe / \'t toeïcft öaer op paffet / oocft g!je.
öen tri»;nbsp;cïöers. ^oo en moeten öan aengbebangen mtföa.

5p / en toapenen göeftraft toeröen / ten 5P bat f)U een ftoare fafte
toiflr^ \' quot;J« oet foo berre5
p geftomen / bat upt fuïcft een bae:it / of een ge^
boiQj^yyößöt / öoetoeï nocb fulcfts niet aïs men boo? öaööe/ nu al göe.
enWpJJ/ oft immers een feer groot peröcfteï/ fulcfts öat öet ftraffen
ban hp ft famen göeboegöt 5u/ metbetöoebingöe en boo?-ftomingïje
öefciwS??\'ïaenöe fcöaöe (ban \'t toelcfte top te boojen tn
\'t capitteï ban be
öigfiypSöe göeöanbeït öebben) oftopbatöpfönööeguetfte toaec
V [vcr^ quot;^ftöetme/ ofteen fcöabeïöcft €tempeï mogeboo^ftomen♦

CieftLj.Jf^erdennghen. (i.) Valerius Maximus ban Cn. Sergius Silus, jijtt.

|naer^öemnecrt om gelbt/ een ||ups-moeber belooft: Niet het feyt,

oen^j^jijê\'^etnoedt en voornemen is doen voorrecht ghebracht, en teheb-
ïe hebK fondighen, heeft hem meer ghefchaedt, als hem niet befondighc

Jat hy çjöan be 3©elbaben/ hk s. cap.i^- Hy is een Moordenaer, oock eer
quot;2nden befmet, om dat hy nu ghewapent is, om doodt te flaen, en
ÖeöpfQ^jJ^illeomteberooven, en doodt te flaen. Philo tn \'t 125oecft Öan
Wel ^3©etten: Men moet voor doodtflaghers houden, niet alleen
^Heyo,^,..^ het leven benemen, maer oock die ghene, welcke opentlijck
\'^ietnbsp;gt; yemant te dooden, al ift dat fy \'t feyt felfs noch

f^Qnlîîîl^^ûcfttolett/ bat be Coningöen /enöiegöelötbe tecöt met
g^« fjet n J^F« öebben / niet alleen tecöt öebben om firaffe te bojberen
ÏfF^aneïïSr^Öcft en oberlafï tegens öaer felfs / oft tegöens öaren lt;©n.
î^^lietuîîL\'ÏP^sben / maer oocft om fulcften oberlafl / toelcfte öaer parti.
r\'^Öanbp en raften / maec öet cecöt bec natuce en bolcftecen ineeni.

ftcaffïl\'^^\'^quot;^quot; gcoflöcft guetfen en becfto?ten. 3©antbe b?pöept om
«^ntft te^^^JÖ^nï^pn öan be menfcöelöcfte göefelligöept en om.
h?nbsp;/ toelcfte aenbancftelöcft / foo top göefept öebben / bp

^cften tli Äv^as getoeefl / is / nabattec bucgecfcöappen en gececöts-
hJö^flelt toacen / bp be öooge «©becljeben göeöleben/ niet ep.
\'Ponhp». J^:\'^a^tboo2fö ohigt;r anöerß reaeecen en nebieben/maec baecboo»

ih r^ttSanh.?^^^^^quot; öat cecöt benomen, f aefelfS foo beel eeclöcftec ts
lilJÇ^.cpftS fön epgenleebt te to?eften/ alS meec te bjeefen flaet

S\'^\'^öecnbsp;obec anbece cegeecen en gebieben/maec öaec boo?

óe^Ö^nbsp;/ nocö^onbectooigen jö«: ,3©ant be onbectoec.

S öoeli Vp\'^ÏS®^ fi^t
Wl quot;^r^t faSri?quot;^^^quot; öaen / oft tmmecs öet göemoebt befmetten. €nbe
^^öen bSiquot; ^«ïe is Hercules ban ben lt;©uben göep?efen/ bat öP öe
\'^\'-Wft öeeft/
(I.)ban Am»us,Bufiris, Oiomedes, en anöere

Jnnnbsp;öiet\'

Mate. c. Î9.
IJ).

XL

-ocr page 522-

r. de henef. ö^caödijcßß (Cp^attttctt / itfeïcfte 313110^11 ÖP öoo? toanöeït
y t Pquot;\' neca öati Öem fp?eecfet / ntet pets begeerenöe / maec to?eïtenöeeii w
\' fenbe / 3önöe öen IBenfcöen oojfaïte öan gcoot goet / ais Lyfias aen^
miöts ÖP be oncecötbaecöige (icafte.
Diodorus sicuius fp?eecßt »an

aiöttS* Hy maeckte de iteden welvarende, van kant helpende deonr ^^
vaerdighe Menfchen , en moetwillighe onverdraghelijcke Coningheo-

«en anöec pïaetfe öeeft öP göefept x Hy door-wandelde de wereit, r^g

rechtvaerdighe ftraffende. Dio Prufaeenfis fepöt Öan Öen felföeni Hy quot;\'ffg
de quade Menfchen, en de Rijcken der hoovaerdigen verttoorde hy, ort g ^^^^
aen anderen. Ariftides Panath.fept: Dat hydeghemeyne forghe
menfchelijcke gheflachte aenghenomen hebbende, verdient heeft oo^^y
Goden gheftelt te werden. lt;©p göeltjcfee tópfeC ÖjeCÖt Thefeus ^tpi^L^,

öat ÖP öe.!iBoo?öenaecS en^tcaet-coóöecs ^ciron, sinis, en
Dan bant göeöoïpen öeeft / öen toelcBen Eunpides tn fjjn (Cceuc-fp*
öe iuppiicantcn tnöoect/
alöns öan öem felöenfp?e6enöe:

Mijn daden over-langh my hebben toe-gebracht,
Dat ick een wreecker der boofwichten werdt gheacht.

[€n aïs tec feïföec pïaetfe öe Herauit tot öemfepöt j

Maeckte uwe Vader u dan allen ev\'en quaedt ?

2Cntto00?öt Thefeus :

Den overlafbrs: Maer den goeden raeckt geen fchaed\'.

Plutarchus tn fön ïeÖen t Hy heeft Griecken-landt van de

boofe

verloft.x^tem: Selfs geen ongelijck geleden hebbende, namhy
deren teghens de boofe menfchen die couragie.j Valerius MaximU*\' jjn»
Lib.i.cap.i. öan öenfeïföen : wat ergens voor Monfters oft boofwichtennbsp;vC

heeft hy door kracht fijns ghemoedts, en fterckte van fijn rechter-hafl^^j^

morfeit. 2iïfoo en ttopfTeïen top niet/oft öelt;©o?ïogen jtin
tegens öen genen / toelcfee goötïoos jijn tegens Ö^cen lt;©uDecen
mt.defia.ni^^t
so^dianen toacen/ eec öat Alexander öaec öie tooelle

jjßpüt af-ïeecöe: (Cegöens öie göene / toeïcfee menfcöen-öÏÉpJ% tn^^
E^ulcc öeeft Aiexanderöen Scythen meöe af-geleect.3 ©an tejei^^fti/
mece Hercules öe ouöe Gallen göeötoougöeu öeeft ficö te ontpj^fj)«
{2.) lt;©efejcfe
Diodorus öecteït: lt;©ocfe tegens bc göene bie ^ee-tf

J.debinef. ö?ÖÖen ; Seneca: Indien hy mijn Vaderlandt niet en beftrijdt, gygs\'\'
eygen laftigh valt, en verfcheyden en afgefondert van mijn
volck,
natie quelt, foo heeft hem nochtans foo grooten boofheydt fijns ^^jieln\'\'

Lib. 5. deci-

afgefoeden. Auguftinus: Sy meynen dat het befloten zy, dat fuI\'^^^A.fclifP
Dei. ftucken gedaen füllen werden , welcke, indien een aerdtfche BU\'^^^Lf
befloot, oft befloten hadde, foude behooren
uytgeroeyi te werd^ ° ,

fluyt van het menfchelick geflachte. 3©ant ban fUÏCfe? ^CbflïHf^^\'

-ocr page 523-

Obeett^^\'^ a^^^ecen/als menfcöen / Mn met recöt ööefepöt toeröen / öet
een fign^ „^^^\'«s öecfeeecöeïöcft ban öen perfen öeeft göefepöt / öte ntet
^^^tiuSSi^fner toaren / aïs öe aSjtecSen; öat tegöens öe felbige een
\'-^CljthiFif-^ 00?logÖe is
j en \'t geen Ifocrates Panathenaico fepöt: ^at öe
Qöens m« oo?togöe iS tegöens öe »fïen j öet naejïe öaer aen m
8Öennbsp;öie öen beefien göelöcft 5ön. €nöe tot foo toijöttoe öol^

men OöSrt SÖeboelen ban mnoccnnus en anöeren/ toelcfte feggen / öat
(3,) teoFiD ^ aen-öoenöen genen/ öie tegens öe nature fonöigöen/
ï\'^eien /^ Öet geen
vióioria, vafquius, Azonus, Moiina, en anbere glje^
Pen/ fcöönen tot öe recötbaerbigöepöt öer oojlogöe te berepf^
ölijcöuc ^ göene / öiefe aenneemt / oft in öem felben / oft in fön repu^
^betbgl X öÖemepnen flaet befcöaöigöt oft beleöigöt 5P/ oft öat öp
tecfttg / öie met oorloge aengöetafl toeröt/ ^uriföictie en

öebbe. 3©antfp-lupöenöouöen/ öatöe macöt öan te
oaec^eo f en epgöen toercfeingöe öan öe 25urgöèrïöcfee ^uriföictie/
Jecamp;t/vi~ ö8en top göeboelen / bat öie oocfe feomt upt öet natuurïöcfte
sebbei,nbsp;oocfe in\'t begin ban\'t eerfle 25oecfe toat göefepöt

becfcftj^^böegöetoilTelöcft/ inbienbatöaer göeboelen/ öaer ban top
?ecn / aengenomen toerbe / foo en fal een bpanbt tegens fön bpant
Js/ Uöt
qJöJ öebben om te flraffen/ oocft nae bat be oo?loge aengöebangen
SJe toëftaS\'^ne bie tot geen firaffe bient: 3Belcft recöt nocötans be mee?
Jen Qojgn / en aller ©olcfteren geb?upcft bebefligöt / niet alleen nae bat
Jïet upt ten epnbe göebjacöt is/ maer oocft geburenbe ben oo?logö/
J^ljt / \'t CTÖe 25urgöerlöcfte ^urtfbictie / maer upt bat natuurïöcfte

25urgöetfcöapjpen ingöeflelt

ïech

„ CVerml^^^tn 3|tipfgefinnen/en ntetinflèöenoft25urgerfcöappên.

Aerde, en de Zee ghe

ee. Phiio ban \'t lt;©öefantfcöap :

ftrijden aennemende, ten

Snaren / göetoeefl is / al eer öatöe
■ b betb^quot; bocö öp ftracöte blöft tn öie plaetfe / öaer öe menfcöen le

ntetinfleö
ïöe^ee. i

-v. aligjj^\'-^\'-ae Aerde, en de Zee ghefuyvert, mijuti.nbsp;, i.,..

^■^dercjçjj \'\'^^\'^fchen noodtwendigh, ten deck feer profijteîick, op dat hy

eer

aid

quot;^quot;töen Ênif«®?\'quot;^ bermelbt / Gothk.^. en zonaras in Leo ifaur u?. oen be
^«\'ninoöen in ©eru öeböen öe naeburige bolcften/ toelcfee ber^

^nnznbsp;maent

en beeften uyt den wege ruymcn foude die dinghen, die
(i.)nbsp;fchadelick waren.

Jbanie^/et tgeen Dionylius Hah\'camaffenfisbertelt/ öoe Hercules öefe
^ ^nvS^^^\'^e beele öingöen toecö göenomen öeeft / in fön a^elöa^
ÖD \'^\'s/ifè quot; ^\'^n öe 25arbarifcöe ©olcften niet onöerfcöepöenöe.
Ph Öetmettfl^\'^f \'\' roemt göeen minöer toelöaöen öoo? öe iSomepnen/
te\'iew,„^^^quot;ici)elöcfeg0ef[ac0tebetoefen:
Het en kan niet ghenoeglifaem

Innocent. C.
cjuod fitter
hit de voto
Arch. Fhr.
3 part.tit.iz
Ê 5 , Sylv in
verbo Tapa.
^.y.ViS.
KeLi.de In-
dis. n
40.
Vdfc^. Covtr\'
Ili.lib.l.c.iS

-ocr page 524-

itiaent jijntre/ ntet en 30eïjoo?faettiamp;en/ flßebhjongöen met gSeboeït 0
te ontöouöea ban bïoeötfcïtanöe / ban bet ïeggöen ban mannen Op ni»\'
tten/enanbecebiergöelöcbegt:oub)elncbeftucben/ enbebben
mtöbel fiel) bectoojben bet recötbaecbigbife itijcb onber allen baer ^^
ban lefen/ uitgenomen be Jieltgle.
f3. )^tet lofephus Acofta ban\'tbebo^beren ban ber ^nbfanen

jisaer öter moeten geb?upcbt hserben eenigöe toaerfcöoubjingen F\'L
Juaernemingen, 3©aer ban be eerfie isf / bat men niet be ^Durgö^\'^SJS/
tttanieren / al jtjn bie niet fonber reben bp beele bolcben aengöeno»n^i/
öottbe boo? öet recöt ber naturen: ï^oebanigöe meefi toaren bie btn^^^
toelcbe be ©erfen ban ben lt;0?iecften onberfcöepben / baer toe men
recöt macö pafTen bit feggöen ban
plutarchus, dat de Barbarifche
re willen brenghen totghefchickter zeden en manieren gt; fchijnt te we»^®
deckmantel, waer mede bedeckt werdt de begheerlijckheydt van eens
ders goedt.

ttoeebe is / bat top niet licötbaerbelticfe onber be bingöen/ tó^Ljef
ban naturen berboben jön / en tellen bie bingöen / toaer ban fulcBi
genoegöfaem en blijcbt/ en toelcbe beel eer boo? be toet ber lt;0obö«iHwii
toille berboben 5}jn/ onber toelcbe foo?te men mogöelöcb mocöt EV^
öet bp-fïapenfonber troutoen/^i.) en fommigöe ban bie men fiijv
fcöanbe noemt/enbe ben tooecber.
c(i.) Aiterius, ^giffcöopbart^por

feen : Die alleen ghehoorfamen den ghenen , welcke wetten maeckef
defeecuwe, laten de vryheydt van Hoererye, ongheftraft. ©oegOv/j^
bjibefp?eucfteban Hieronymus aeßOceanus, ban onsbp-gÖeb?^tfÖ^\'
öet 5 cap. §.9.1

X LIIT. berbe: ^at top naerflelpcS onberfcöepbt maecften tuffcö^

XLI.

XL II;

göemepne beginfelen/öoebanigö is/bat men eerlöcft moet leben/^gf
iS / nae be reben / en bie bingöen / toelcfte befen albernaefl ftomen-
foo ftlaer jtjn/ batfe göeen ttoöffelingöeliiöen/ öoebanigöiss/ ïfjtiö\'^
een anöer öet föne ntet ontrooben en moet; en tuffcöen be iliatï^
befïupten upt bie beginfelen / toaer ban fommigöelicöt 5iin otn t^^t
fiaen / ais Ö^t öoutoelijcft göefielt spnbe / bat men göeen
z.fi toe laten: (r.)anbere5öntoatftoaerber/ alsbat öe to?aecfte/AWt
öac»^ bersaöigöt in eens anöers ppn/ onöeugööelijcft 30: l^iet:
,öp-naealSinöeHiatöematifcöe6unfien/ öaerstjn eenigöe eet^jj\'

lnl.de adult.

niffen/ oft öie naefi aen öe eerfie jön / fbmtttigöe demonftranen en
fingöen / toelcfte terfionöt berflaen en toe-geflaen toerben / fö^SjftcH
toeltoaeracötigö3tjn/ maer bie boo? allen niet en
top ban in \'t flucft ban 25urgöerlöcfte toetten ontfcöulbtgöen
öie göeen ftenniffe / nocö berflanbt ber toetten gljeöabt öebben / f j
mebebiiijjcft/ bat tnen ten aenfien banbe toetten ber naturen
ontfcöulbigöe / ben toeïcften / oft beftoacftöepöt in reöen-ftabe^\'LfgÖ^
Matt. lo.is (ïupt te maecften / oft öeguaöe opboebingöe öinberen en in »en ^^
Luc.u 47. ga^n. 3©antbeontoetenöepötbanöe3©et/ gelijcftöte/foof^\'\'quot;\'\'^iü(»

-ocr page 525-

Recht des O orloghs en Vredes. 46^

igMj^/öefonöe toecö iteemt/ alfoo meîreijcrminbmfe öe fonbe/ aï

leiony
der na-

met eenigöe on-acötfaemöepbt öergöefelfcöapt. [h

iure 5nbsp;Jovinianus : Een yder natie houdt dat voor de M\'er lt;

öciioßtt /nbsp;op-gnetogijen 3}jnoe / m toooamgtje omgen ijaer uer^

fiecfcfgt; ri ^öp öe göene / toelcfier Jujien en Degöeerten öoo? öe

dende v\'^^^enjön. piucarchui fepöt: Datterzijn fommighe kranckhe-Ni,
n^Qpj. ^^quot;Cfnoedts welcke den menfche brenghen uyt fijn ftelle. €pnöeliCfe

öp öoen/ \'t toeicß icfe een-maeï feggöe / om niet öicfe^
numßtt wf/ öat öe oo?Iogen / toelcfee om (iraffe te oefenen / aenge^
feoofer ^^\'^öen/öeröacötsönöanonrecötöaeröigöepöt/ ten jp öat öe
oojfa/Sl^feergroutoeïöcfeenallenopenöaerjön/ oft eenigöe anöere

-^ne öaer îtM fertmigt; JItartlt;»ïligt;ÏM/\'ïtlt;V»i£i*\'tt Mifhrirl-Itpcnbsp;aT fiitnffgt;i4 ^

jnoet,
Ï^Ust
njnte,

öoofe,

bjaS^loaeröpfeome. |Eogöeïöcfefp?acfe Mithridates ntet aï öupten
ftiifdad ^öenißomepnen:nbsp;vervolghden der Koninghçn

TVe^quot; » quot;îaer hare macht en Majefteyt fochten te dempen.

M arnbsp;( I\') P^j^o itt \'t ïeöen ban rofeph betupgöt/ öat obecgt;\'

fepïjt r^P\'W göeflraft toeröt. ^at oberfpeï ban naturen fcöanbelöcfe W

ders Kjjnbsp;jIquot;/quot;■quot;^«\'w»nbsp;ßgnif. /. Laóiantius, i» Epitome: Eens an-

doetiifnbsp;te fchenden werdt door het ghemeyne recht der Volcken ver-

ftc^gJ^^je öeeft ons göcb?atöt tot öe mifbaben / toeïcfee tegens lt;0oöt xt tv
fen 0Û2I®i^öen. a©ant öaer toeröt göeö?aegöt/ oft men om öie te flrafr
boecbhS^ macö aenbangöen i \'ttoelcfe covarmvias toöötlucötigö ge^
^^ttbe Su âî^^er öP anöere bolgöenöe/ mepnt öatter geen flrafr
ïbepttjlrytensp/ fonöer epgöentlöcfegöenaemöe ïuriföictie : toelcfee
ïöcfe tn £ top ttn Öier boo?en bertoo?pen öebben* 3®aer upt bolgöt/ ge#
blaten df^^\'^^^öcfee fafeen öD^f^Pt toerbt/ batbe 25iffcöoppen eenigöec

Kercke ontfanghen hebben , (i )bat

JöocfebßafS^^^ttSen boben be bpfonbere fo?göe boo? öare burgöerfcöap/
^ßuP^\'*^epnefo?göe boo? öet menfcöelöcfe gefelfcöap aen-bebolen
bantaft^ ^^ttaemfle reben boo? be negative mepninge/ öoubenbe bat foo^

1 MOapttiw ^ ^^nbsp;H.tnn*\'»»\'\'»»nbsp;/ i gyii^uinbsp;jjvui

^^^\'thacrf 1 \' baerom men pleegöt te feggen: Dat der Goden onghe-

Vrekêr^^^ Herberten gaen, endatdemeyneedigheyt eenghenoeghfamen

»er men moet toeten / bat eben\'öet felföe oocfe
J^ÖfTei Sü!?*^^!^®quot; ^\'^quot;öe feonnen göefepöt toeröen. a©ant bupten alle
I^^sSeÄsÄ\'^^^Ör^^Sö göenoegö iS/ om öie te firaffen/ ennocö-^

ban öen IBenfcöen göeflraft fonöer pemants
^mmtgöefuiien öier tegöens aen-öouöen/en feg^^
uf ais aÄf ^ mt^aöen ban öen menfcöen geflraft toeröen/ boo? foo

^nn 3 .nbsp;feï==

-ocr page 526-

fernen te booöen/ ontucöt met 25eeften te Deösöben / en fonin^ï^Ö«^^®quot;^..,
re ötngfien. ^ocO öe 43oöts-öten(ï / öoetoel Öie in öaer felöen ep^f\'
löcfe öient om lt;aoötjES gunfte te öertoeröen / foo öeeft fp noriJ^anp quot; quot; ^
ïtienfcljelöcfeenomgancfeen göefelligöept öare feer groote toercmny^,
3©ant iHato niet teöergeefs / nocö teonrecöt öe iSeltgie noemt
een du ^^
öurgö öer JilSacöten en öer 3©etten / en een öant öer eerlöe^^^^^P hpvt.

tucöt. Piutarchus infgelÖCfeSt/ een t\'famen-bin ih)ge van allenbsp;Lx-

en fundament der Wet-gnevinghe. Philo noemtfe meöe/ Een feer L

ghen minne-dranck , en onlos-makelijcken bandt van minnelijcke
fchap, den dienft van eeren Godt. (2.) iget tegÖenöeelfeOmtiH allen ^^
göen öan öe goötlooföept siiius itaiicus:

Och ! dit den armen Menfch van alle boofè wercken
De rechte oorfaeck is, Godts wille niet te mercken.

(3.) Piutarchus fept: Alle valfche wij fmakinge van Goddelicke (^^^\'iLr
verdes ffelijck, en als daer by komt beroeringe des ghemoedts, is fy de ^^ p^,
verdaffelijckfte.
25p Jamblichus |iaet een fp^eUCfee Öan Pyrhagora^j^c^
kenniffe Godts is een deught, en wijfheydt, en volkomen falighevd •

om öeeft chry fippus öe Wtt genaemt een Coninginne oöer lt;0oööe»y^;
en menfcöelöcfte faecften. €n
Ariftoteies fielt onöer öe publncfee eej^\'j^
mernilTen en fo?göen öe eerfte öoo? öe lt;0oDöelöcfte faecften j (4»)
tsen ïSomepnen toeröt öe ilecftts-aReleertfleut aenaemt/
pA toetertf®

7, Tohiict

De crsdt.
Magißr.

Cyri. Inßiu
likt.

j i

feOnfi een beiorgmge van particuhere, publijcque , en heyligefake^ ^^pf

alle öefe öingen moeten niet alleen aengemercfet toeröen tn een ^
öurgerfcöapalleen/gelöcfeais
Cyrus up xenophon fept/ öatfönef^W
öanen öem te meer fullen toe-geöaen toefen/öoe fp
lt;©oöö?eefenöer ^
3ön j maeruocfe in\'t gemepne gefelfcöap öes menfcöelöcfeen ge-

Lib.i.denaf. De Godtvruchtigheyt wech ghenomen zijnde, fept Cicero, werdt Mtt\'
deor.
loove en trouwe,de gefelligheyt des menfchelicken geflachts.en

uytnemenfte deugt, rechtvaerdigheyt, wech genomen. ^efelfÖeOP ^^\'^jgt,
-ße linib.^. öer plaetfe : Het brenght rechtvaerdigheyt te wege, als ghy weet en .^KC
welcke daer zy de Godtheyt van den opperften Rej^eerder en Heere,«

lijnen rae^ en wille zy. Cn is Öan Öefefafee een felaer öetoösf / T/oofß
curus öe€joööel0cfeeboo?fienigöepöttoecögöenomen öeööenöe/ ^j^n
niet anöers ais öen ölooten naem öan recötöaeröigöepöt oöer-a^Lf^
Beeft / ais öie öp fepöe öat ontflonöt alleen uPt
oöer febmingö^fquot; yut^
ö?agö / en öatfe niet langöer Duuröe / als öe göemepne nutttööePJquot; gtt^
öe / ÖOCÖ öat men ftcö mofi ontöouöen öan öie öingöen / toelcß^j^eit
jerenfoubenfcöaöeöoen/ alleen ut)tö?eefe öan firaffe- ^iJn^Sö?
öefe faecfeeöetreffenöe/öie gljetoiffelöcfe aenmercfeelöcfe 3Dn/ ^ va«

Diogenes Laertius. [Seneca, Epifi.s)?. Laet ons in dien deele verfcnüif
Epicuri ghevoelen, daer hy feydt, datter niets van naturen rechtvaei^ ^^
en dat men de mifdaden cn quade fey ten moet vermijden, om d^^^^^eefc

-ocr page 527-

fkh/^ill^rvermijden.] ^efeÖßrÖtntenlffe 0eeft Ariftoteies mh QÏJ^t

hequot;/nbsp;de Republ, mp.ii, alÖli^fpICeCfit Jjanbeil föonmsïj: want

Vi\'erH ^^^nbsp;vreefen van den Prince onrechtvaerdelick mifnandelt te

«gt;« \'nbsp;J\'helooft dar hy Godcfdienftigh is. Galeous, Lih.ß de Fk-

öaööe/ öat öeeï ötngTjen oiiöec^
Qïjppirl\'^ben öan öe öjecelt / en lt;©oööeiijcfie natuce / Juelcfee tot öe 5eöen
bS^^^^^npt\'^nocönwtttgBepötïjeöben/ öefeentöatöetflucfeöan öe
iWß / ^^Öepötsrootaljeöjupcft en nutttgßepötfieeft/ foo tot pactfcu^
hieifft^^.totpuölöCQue öeugööen. ^it öeeft oocö
Homerus göefien/

\'^enf k ^^ t6 enp. ^oecft Odylie® tegÖenS öe wilde en onrechcvaerdighe
Juft:quot;^quot;^\'^
fielt Öe göene/wekker ghemoedc Godtfdienftigh is. ^00 p?Öfï

^T^wpt Trogus, öec ouöec loöen cecötöaecöigöepöt/ öecmengt met

dieniV^j C Philo tn\'tieÖen Öan Abraham : Het is den felfden aert Godtf-
ghefip ^ zi) n, ende een lief Hebber der menfchen, by den felfden werden
fchen 1 ^\'quot;^^fvruchtighevdt voor Hodt, en rechtvaerdigheyt tegens de men-
^«ode ^^ w Strabo Öe felföe gioöen BefCÖ?Öft/ rechtvaerdigheyt werc-
Podtv ^^leriijck Godtvruchtigh zijnde. Laóiaocius fepöt J Indien het dan i„ßit, uh.,,
is, tj \'^quot;^htigheyt is, Godt kennen, van wiens kennifle dit de hooft-fomme
die q\' l\'^y heni dient, foo en kent hy waerlijcken de rechtveerdigheyt niet,
Oorfrj^®\'Religie nieten weet.
Want hoefoude hy die kennen, die haren
is^^l^\'^^nck niet en kent ? lt;SnOp eenanöec plaetfe: De rechtvaerdigheydt
De ira dü.

nocö
als fn

»Sder r quot;^quot;letenkent? CnOpeenanöec plaetfe: De rechtvaerdig
^eethpnbsp;en Religie evgen.
^ocö foo Öeeft öe lt;©oötfötenfl

!^e25h??Öeö3Upcßennutttgöepötmöiegcoote göemepnfcöap / a.^ ...
»Öt^Ptt ®eciöcße göefelligöepöten omgangö / öeöJöltn öen ^öucgöec^
SereehP\'^öangööeöjetten een öeel öaec öan öefeleeöen/ enöe Ifcöte en

Jien / ßh l® ^elcfie ntet öan öoo? öe öjapenen fean ten epnöe geö?acöt mt-
oocfe feec öjepntgööjettenj öie öan nocö felfs« öaec-en-öo^

bcamp;g öefepöt toecöen öet lt;©oööelöcfee cecöt te fcljenöen. baecom öan
«(BohtfJf en nietgualöcfe göefepöt öeböen / öat öe öefmettingeöan öen m.^. de
t vJr^^tl flcecfet tot öecongöeUjcfetngöe öan allen»nbsp;•

^aentbrtH^^^eringhen. (i.) ^ulcfes flaet in öe lt;©?öinantientoelcfeeöen

^QorheH- P^\'quot;«quot;« Ö?agÖen. Cypmnmnbsp;Want ons allen betaemt

^ticiennbsp;der gantfche Kercke, wekker leden door verfcheyden Pro-

^^tCfee.^^^Sen verdeylt zijn, te waecken. €n Öan Öe eentgfiepöt ÖCC

Iheheel Knbsp;\' waer van een yder een deel in\'t

«ooj^jjA^^^f ft. €cempelenöan öefeaigöemepne befo?gingöe ötnöt men
öefen cypriarms: ^ocö een boöen allen feec öeeclöcfe/

ft U.)\'t^\'¥90töaecbp chryfofthomus in\'tlOf ÖanSt. Euftatius.
«e
eeojj^e feïföe ban be fieccfemoebigöepbt: oe hooghfte cn alder-groot-
\'\'^\'eenpnbsp;Godt, waer uyt, als

onteyne, voort-komt een vriendtfchap die de gemoederen verbint,

-ocr page 528-

en niet om los te maecken is,nbsp;lofephus teggettS Appiotï, f^gDt * ^j!

felfde ghevoelen van Godt te hebben ^ ende in leven en infettinghen te vef
fchillen, verweckt
in de herten der menfchen een fchoone een

heydt.

(50 ^oooocfe lofephus teggcnS Appion, Lib.j. berMtUedc

fien / toaerom bat beeïe (ieöen 5ön guaïöcft befïeït gftetoeefi; ^^^^
plaetfe nae/bte\'ttoaerbtgbis*

(4.) ^3©aer we luftinus Martyr beïsepfersroepenbe/boegt SP baet; 5
Sulcks fal waerhjck een Konmghlijck wcrck zijn. ^oet Öier Öp \'t ^^
CovznuvmffeeftinC.nbsp;gt;

XL V. «ï^pöattopöefaerbenaöer/enaïsfbanbinnen mogöen befien/ Pf«
aen temercben / bat öe toare «aoötföienft / toeïcbe aïien tjjöen gÖ^B.
t0/ (leunt op bier p^opofitien en articulcn: toaer ban öet eerdeï ® f t
ter een «0obtisf / en bat bie maer een is» ^e ttoeefce; ^^at «ïïfJöt
iS ban bie bingöen / be toelcbe göefien toerben / maer toat boogD^Twri
öeerlpcbersaisbtebtngöem ^eberbe: ^atbe menfcöelncfteMj«
ban eobt befojgöt en in achtgenomen toerben / en met feer mdt^^L
btgöoo?beeïgeoo?beelt ^ebierbe: ®at be felfbe «!3Dht een SB^\'^z^

Excep.

ts: tn \'t ttoeebe / bat fpn nature,onfienlijcb is j toant baerom bjert
boben met eentgö beeiöt öe felföe af te beelben / S 4 ® ScßC

A ntifthenes fepbe: Hy werdt met ooghen niet ghefien, hy is gheen fal^^Äß
h}ck, daerom hem oock niemandt uyt een beeldt kennen en kan. t^^k
toerbt göepjefen ban Clemens Alexandrinus. mt ftemfCftÜntSen^^Ln\'
genomen te öebben /nbsp;ia?, c^^o. Hy felfs die defe dinge^,

deltgt; diefe ghemaeckt heeft, die ditgheheelghegrondeten gefondeert ,
en heeftfe om fich ghegheven , en is het grootfte en befte deel
ontvliedt oofen ooghen, en moet met gedachten
ghefien werden J
ntngö Agnppa feptbp philo: Het
IS onheyligh den ghenen, die oofi^^^\'i-r.
IS, met af-fchilderen oft uythouwen fijn beeldt en geliickeniffe te wiH^quot; Jai\'
toonen. Diodorus Siculus fept ban Mofes: Hy en heeft
Reen beeldt g^quot;\',5,
neert ,om dat hv met gheloofde dat Godtvan Menfchelifcker

jïoföen öat eoöt nocöte göefien / nocö met toooS upt-geö?tt£^^ S
öe toeröen. ^tet
OOCfe strabo, tacitus : Tlodennbsp;^L

met verftandt, en doch maer een eenighen Godt; houdenfe voor
die der Goden beelden en ghelijckeniflen van fterffelijcke ftoffe in
van menfchen uyt-drucken. ^OCÖ Plutarchusgöeeftöefereöert/ ^^ßo^i

menbsp;uptöefCemp\'ïen toecö gnomen öeeft:

verftandtkan begrepen werden.
Dionyfius Halicarnaffenfis.] SBtÖetÖeröegeÖf/flOcft

.SiSnh^ïiff Öffö?0tngöe öer menfcöeliicbe fa^^ßfÄ;
teifs ban be göeöacfiten: toant öat is öet funöament ban

-ocr page 529-

töt ööetispsïie/ oocB banfjetsertey m
boo2 hart ^^^ en fii-atfer / tnbten eenec baïfcft stoeecten bebnegbt / baec
ctóftpwivE! lt;6obts cecötbaecbtgïjepbt en mogentHept te becdaeti
ban SJto^ebt. In\'tbtecbegDebobt/ öen aenbantb en oo^fmoncft
^an bS ?nbsp;öen a©ectb-mee|5ec / tot geöacfjtentfe/

^Sj?//®^^ eectööts ben jêaööatb bjas tn-gtjetielt/en öat met eeni.

I

lleïh^ leggensï oe anoece ra^ettrnggen gefonötgtjt ijaöDe / caec
ï^^teSSlT!^ acöttcacfe (icatfe/afé ban becboöen ffjtifete eten j maec
^^«Qe bSn rl^ ^nfetttnge fonbtgbe/ bat toas be booöt ï om öat öebecöie.
^^^öehSJsfnbsp;/ na öe tnfïelïtnge begceep in öaec een becïocöe.

^^\'^ille van d ^^^ ^^ lt;i^?tÖOÖOj:enop öe 29 b?agÖe: Op dat dan de gedach-

u ^ÖattdR v wuucjais meergne-eercaan oeanoere.j lt;i3acijoeüue.

f.örööiV^J\\^5Öefcöapen/ göeeft (lilftopgenöe te bennen fön goetöept/
pÖapSf^nöjtgöept / en mogentöept* €n upt öefe fpeculatibe toeten.
®^quot;niff^^\'\'l9B^nbetoeccamp;enbeen totp^attöcb flcecbenöe/
lt;©oöt moet eecen / lief öebben / bienen / en öem göeöoo?fa.
^^ foiSf^i\'*quot; Ariftoteies gefept öeeft / öat men öen genen / öte ontben. .9.
tebpSLquot;®^ ^^^ ^ööt moet eecen / en fön lt;©uöecs lief öeböen / niet
H eSl«^*^^^^ tï\'^^ff^ beöoojt te temmen / en ötoee te maeeben.
» niael h fta^tfe / öat op anöece plaetfen anöere öingöen eerlöcb

ban btefpetuiattbe bennifife/ öaec ban top göefepbt
rl^\'^omfih ^ ttoöffel oocb betoefen toecben met betoöS-cebenen/
h/ ^at be ^^nbsp;öingöen / onöec toelcfee öit öetfecacötigöfte

^^tnbsp;finnen toonen öat eenigöe öingöen gemaecfet 5ön/

btM^ tSvl^®^quot; ^ toelcfee göemaecfet 3ön / lepöen ons nooötfaecfeeUjcfe
S^^ÖöeSiiT^^^ÖÖemaecfetenis* iBaec om öatfe niet alle öefe/ en an.

öegcöpen / ifi göenoegö / öat ban alle eeutoen
öjepnigöeuptgöenomen/ in befe feenniffe obec-een-
fnHÏ^fttomLW^^//®\'\'^^^nbsp;^^^ ï\'atfp

obec-een-fiemmtngöe tnfoo gcooten
optttiett/(i.)göenoegö aen.

aennS\'^ï^^^f^««quot;öÖebecfecegen. piurarchus noemt be felfbe een
\'quot;«gne, buyten welcke gheen fekerder bewijs men hebben noch

€gt;0 0nbsp;leggen

-ocr page 530-

iegghen konde, een gemeen fundament geleydt voor deGodts-dienftifS
Ariftoteies fepöt J
Alle menfchen hebben een perfuafie van Godt. \'

öe mepntnaöe is öp Piato, B, / ^. de Ugéiu.nbsp;,

[Vermeerderingti. (i.) Tertullianus tegettS Marcion: Der zielen
fchat van \'t begin, is het gheweten van Godt. Diodorus Siculus in F^\'f^fljatl
tis, noemt Det natuurlijcke Godtvruchtigheyt. Philo, öatt \'t gfjeBiCOt
eenen: Cjhetn dinck ontftaet byghevsildatkunft metficb brenght.
Wereit vertoont in haer een over-groote kunft, en betuyght datfe j^jgr
is
van eenen alder-ervarenften en aller-volmaecktften Werck-meefter»
uyt heeft fijn oorfpronck die kennifie, daer door wy ghelooven
Godt is. Tertullianus teSÖen Marcion : Wy verdedighen , dat Godt eef\'^.gj,
de nature moet ghekent werden, en daer nae
uyt de onderwijfinghe
mael herkent ■ de nature uvt de wercken • de leere uyt de Predicatie\'l\',,.ergt;
prianus Öan Öe pöelöepötöer SCfgOÖen: Dit\'s de hooft-fomme der r
nier te
Willen ken icn den ghenen die u niet kan onbekent^blijven.

Hebr.U.6.

aen Heraclitus, fept: Wy zijn alle voor de leere en onderwijfinghe ver» ^^^^
en overtuyght datter een Godt is, dat men nae dien moet uyt fien,
moethaeften, en ick gheloove dat onfe ghemoederen
alfoo tegens tSO»
hebben, als die dingen, welcke gefichte hebben tegens het licht.] ,

XLVI. g^aetomensünöie ööene niet Bupten fcamp;ulöt / fcoeïtïte/aïifi S^ji
öatfpöottecöanöecflanötsön/ als öatfp upt öie bafle betop-i^^V
om tot öie benniffe te gecaben / oftfelfs binben / oft begtööen
notbtans be felföe becflooten / baecfe öofD lepbenbe 30n tot fiet
Ï0Cb is / en öet contrarie göeboelen en mepningöe op göeen
nen göegronöet/nocö baermebeonöerdut is. iüaer aengefien
wp^
ban (Iratfen / en bat menfcöelpcbe öanbelen / foo moet men öief quot;ïfWtJ
fcöepbtgeb?upcben tuffcöen bie beginfelen ber benniffefelfs / en t«f/
be maniere ban baer ban af te toöcben, g^efe
beginfelen bet
batter een lt;6otibelieb toefen/ (een oft meer flelle icb öier bespöen;
ban öet felbigöebe faben ber menfcöen gäbe göefïagöen / en in ötytp/
nomen toerben / 3ön algemepn/ en om 45obts-bienfl / \'t 5p toare J
t j^/
fcöe te planten gantfcö noobtfabelpcb. Die tot Godt ghenaeckt,
bie Keligie toil öebben / toant Religie en lt;5obtS-bienfl bpben «iamp;ii
göenaemt toerbt / tot lt;©obt göenaben en toe treben)
die moet

dat Godt is , en dat hy loont de ghene die hem dienen. «©pgÖelÖR^jeii
fept Cicero: Daer zijn Philofophen, enzijnder gheweeft, dieghel\'\'
dat de Goden gheen beftieringhe en hadden over de menfchelijckeiae\'- ^jt
weicker meyninghe, indienfe waerachtigh is, wat Godtvruchtigheyd\'\'^pgl
Heylighey t kan daer wefen, wat Godts-dienft ? Want alle defe ding»^^ ^c^e
men den Goden alfoo fuy verh j ck en reynelijck bewijfen, foo fy ^quot;p^ePquot;
dinfïhen letten , en by aldien yets van den onfterffèhjcken
Goden den
\'Ve nat. dear. fchelijcken gheflachte ghegheven is. Epiifletus : Dit\'s\'t vcornaefflft ^jj je
:ib,u der Godtvruchtigheyt, van den Goden een goet gevoelen te hebbe«\'jj^^u^
welcke daer zijn , en alle faken rechtvaerdeli jck en recht beftieren. ^^Aiß^

fept/bat niemant onber be ^öarbarifcöebolcben becbaUen t^

-ocr page 531-

\'nbsp;hen hare Majefteyt weder gheefr, hare goedighev dt, fon-

tkfep« ■ ^ gheen Majefteyt èn is.] Plutarchus in \'tban be aDemee^

baS^Wen / fept / bat be ßenniffe bie baec iS ban lt;aobt bjecf) genomen
Zn]ü \' \'\'\'\'\' menbe boojfienigbept bjecli neemt j Want dat men Godt be-

d M^quot; verftaen moet, niet alleen als onfterfFeÜjck en faligh 5 maer oock
iy ^ \'^J^enfchen liefhebbende, fulcks dat hyfe oock beforghe en vorderlick
^\'^et dnbsp;: Noch men kan Godtgheen eere bewijfen , indien hy niets

hy Senen die hem dient j noch daer en is geen vreefe voor hem, indien
en vertoorntover den ghenen, dic hem niet en dient. lt;JcnbOO?#

fciheK^ ïoocbenen batter een lt;©obt is/ oft te loochenen bat lt;0ob be men^
Se\'bSr fanbeïingenin acftt neemt / fo top be
moraie toercbinge infien/
bept firu Pö^ eben beeï. ^^erïialben booj autöojitept ban be noottoenbig^
h\\\\ h^ï^»^/ 3ijn bepbe befe beginfelen ber feenniffe bp-na onber aïïe bolc^
bett, ( S? ftennen/boo? fo beeïe eeutoeffbetoaert en onberbouben getooj^
tec hierom fcÖ?i)ft Pomponius be Jïeïigieen *i5obtfbten|i bet recöt

Wg. j\'^«entoe. Socrates bp Xeiioph. feptï Dit de (gt;oce te dienen, een l. VeUü dn

/ï^ by alle volcken in kracht is, en geldet. ^et toeïCfe OOCB Cicero W
ghev^
,nbsp;Deor.Lr. amp; deluvent.l.i. Dion Prüf. Oratmti^. nOlt;

vAlcsn lib.sl

noemt öet een

barifj,}^ 5 \'t welck in\'t ghemeyn is in allen menfchen, niet min den Bar-
btuy^., als Griecken j noodtfaeckelijck , en natuurlijck allen die reden ge-
^ighb?;,*\'^\'^^^ntoepnigÖbaèrnaeï Een feer fterck ghevoelen, en eeu-
^ajv^^en volcken aengevangen en blijvende. Xenophon »«Co»m fepbt J

5ijtt tip j\'®?iecfeen en 25arbaren aïfoo göeboeïen / bat öen lt;aoben bebent
jeïeithpfiöentooojbigöeentoefeomenbebingöen. ^ie ban befe öegin=
Je{öc?i.^quot;quot;Weeer(taenbangöen toecö te nemen/göeïöcbfe in toeï-ge^
wat Di\'r^\'^göerfcöappen pïegöen geflraft te toerben / göeïijcb top ïefen

Mdiusgöebeurtis/ aïsoocïfben Epicureen, bie upt toeï-^^J.

oetii^ap^^befieöenupt-göeö?eben 5tin j aïfoo acöteicfe batfe bonnenop
teïfcbS »an öet menfcöeïpcb göefeïfcöap beflraft toerben / toelcb göe?
PhuSjP fonber toaerfcööneïijcbe reben fcöenben. (2.) Himenus
j^i)tigjj\'\'önaenfeIagÖe tegöens Epicurus : Begheert ghy dan ftraffe over
^^^ea vv^^^l^®quot; ^ gheewfins j maer van de godtloofheydt: fijn ghevoelen te

\'-^«rrn ^oe-gelaten, maer niet de Godtvruchtigheydt te beftrijden.
Rätternbsp;Ghelijck wy onder anderen alfoo befluyten,

H^en volct quot;nbsp;ghevoelen van den Goden allen is ingheplant, en

^ietf^^y . ergens is alfoo tegens de M^etten en manieren ingefpannen, datfe
- ^^quot;\'ghe Goden zi)n. Seneca,
Epiß.ir?. ^e feïf^
tiiiSIctittl/ Lib.-^.cap.^f, Noch alle menfchen fouden tot defe dul-
h\'^hteloquot;hebben , om aen te fpreecken doove ende

^oeïöierbp\'tgöeenPiatofepbtnbsp;en

^Öinfei hail®®quot; be Ivetten / en fcöoone bingöen bp lambiichus, nae \'t

»m bempderien öer Cgpptenaren/ öat öp fepöt öat öen men^

0^00 znbsp;ftö?

-ocr page 532-

föo cpgïjeit U lt;©oöt tc feenrten/ m öet ^aecöt öet Itnneöjj^^
(2.) Moxus Lydus öeeftös 9!ntoooni5ecs bart be fiabt
Crambi,
ïeaecmoöeöaec göebangöenöebbenbe/ al-te-famenbecb?ottcSen/ ^
barfe geenen lt;i5obten feenben notö btenbem Nicoiaus Damaicenus j

excerpt is Veirefianus.\']nbsp;.r^

X L V11. ^e bo^bece eecfie feenntffen en 5ön niet eben foo baecbïöc^enbe /j
tc toeten battec göeen meec lt;0i5ben 5ön afé een i ^at ntetS ban \'t
top fien lt;©obt en i$f / notö be toecelt / nocö ben ^emel / —quot;

top fien batbe toetenfcöajien feenniffebec felfbec boo? becioop ban ty^j
bp beele ©olcßecen becbupfïect / en afteïütfe aifs öftehemm- tö / enor \'
biestelicötec/

een becbupfïect / en göelöcfe als göebempt iS / en^/
ombat be 3®ettenboo?btt beel minbec
fo?göe
tcfee ten minfien eenige «0obfbtenft feonbe befiaert.
bea©eti0obtsgöegöebenbienbolcfee/ toelcfe be ^?opöeten/ en
bec-toeccfeen/ ten beele banöaec göefien / ten öeele boo? bectelPSj,^
banongöettoölïelöe gelooftoaecöigöepöt öaec öefeent
göemaecfet
öen onöeccecöt tot feennife ban öefe öingöen öie nocö öupfiec / nf Lrt«
feecfeec toas / öoetoelfe öen ötenfi öec balfcöe lt;0oben óp
\'t alöec Ö^gf
becfoept en bectoecpt / foo
ert ficaftfe nocötans niet alle/ toelcfee öaamp;/
fcöulöigö en öaec ban obectupgöt 3ön / met be boobt / maec öie
toelcftec öaöen meteenigöe öpfonöeceomfianöigöeöen beftleeötS^Kt/
een öie alöec-eecfl anöecen öaec toe beclepbtöeeft
/Deut. u..quot;^^ \'Eat-
toelcfte öeeft Begonnen te öienen lt;0oöen/ te boo?en öaec onbeftent /y^t

becs bicfttoils / be ftcacöt öeeft ban uptfïupten) toelcfee faecfte oof^
öen naefeomelingöen ban
efau eenigöen töbt flcaffe is onbectoo?pen
toeefl/ais itten fien ftan/
lob 31.26,17. lt;©ocfeöiegene/toelcfieöa%^i;
öecen ben
Moloch, batts/ Satumus, fouben göeben/Levit.ao.a.^«^

öeCananitecsenöecfelföecnaebucigöe^olcfew/al öan obet-i^\'l^

j miföaöen fouöen öebben öecgcoot en op-geöoopt/ Genef. i y. ^ nw
öeeft ÖP oocfe in anöece bolcften be tööen öec ontoetenöepöt ober enquot;,
öe bingöecen göefien in öen öienfl öecöalfïöe lt;©oöen / Aaor. xr-j^Jp
^©ecöalbenban
philo toel göefepöt ts/ öateenpöecöuncfet fiJ^Sn^^
be befle tesön /
als öe toelcfee öeeltööts niet nae reöen / maer t^^ifapti
göentöepöt göeoo?öeelt en onöecfcöepöen toecöt: toaec ban öe£ Wflt^,
ban
Cicero niet beel en berfcöilt / bat niemanbt eentgöe leere be^pji/

lofopöiep?öflenboo?goeötöouöt/alsöieöpbolgöt. IpöoetöJ^W
öat ben meeflen öoop ais bafl göebonben
jön / eer öat fp feonöen

Legat, ai

Oi»*quot;-

AeadA\'

-ocr page 533-

fteÄiJ^f^tttatuurljicßci: öingften ßcacDtm en öeugööeit / oft tte «©fjcc^
cn h Jliquot; 25eeltien / oft tn «6t)etiierten / oft in anöecß btnoDcn/ cecen
bcn tot ft \'nbsp;5Kïen öec göenec / toeïcfee tn beugïjöen en toelöa.

^enïoenbsp;gefïacöte uptfieecfeenöe sm göetoeefï / oft oocfe

fp feifïê rnbsp;lt;©eeflen / fonöec licöamen Jönöe/ tnfonöecöeptöaec

ntet eecfl öebben öecötc enöeöen öienfl öes
(?[cHf»lt;©oötSöaecom öecïaten: [SEïfoo öeböen be ^oöen tn öen
ooth cL^^-SÖeïatenöe offecöanöen ban be €gppttfcöe Coningöen/

foo Auguftus m Tiberius: lt;©eïÖCfe Jofephus cn Philofeggöen.3 ^ï^

toÊet aï^toen tec anöec 5ööenfleilenenteïïen onöec öen goötïoofen / öte
tift bß rt ^ toeïcfee oft öe ^upbeïen/ toeïcfee fp toeten fnïcfee te jön/
öeijjc^toenbeconbeugöben; oft menfcöen / toeïcfeec ïeben boïfcöan.
oocfr^f ftucfeen getoeefi fs/met lt;0obbeïöcfeec eecebefiaen te btenen. ?8ïS
fcSyj^minbec bte göene/ bte be lt;©oöen btenen met öet bïoebt bec on.
^fnet?nbsp;ban toeïcfeecs toegöen göep?efen toecbt
Darius be

öfnfÈh?\' en Geiobe (Cp?anban syracufen, om bat fp öe cactija.
^ecbalïgöeötoongöen öebben bte mantece af te fcöaffem piutarchus jußin.i.19.
öenxz^^öotfe/bateentge25acöacifcöelteben/ toeïcfee be lt;©oben Dien.
flJWecöanben ban menfcöen / boo^ be ïSoitiepnen fouben 3ön göe. fjquot;
bart\'^wöetoeefi/ maecbetoöïfpöaecontfcöuïöigööenmetöeouötöepöt vk
öat fnöÖebjuptfe / is öaec geen ïeeöt gefcöieöt / maec aïïeen becboben/^«rn. u.

«JOo?taen fuïcfeS niet meec boen en fouben.
föoiia^erderingh. (i.) Philo obecbetötenlt;!5öeb0bett/ fepbt Öan öett

Velcjj 9Öettï Maer daer zijn andere, welckergodtloofheyde verder gaet,
Vuatf ®\'®l{quot;sGodten den wercken gheen ghelijckcn dienft bewijfen, maer
tnee^Y^or eere konnen bedencken » den welcken bewi) fen, dat alder-ghe-
alleej. ®Soedt niet eens verwaerdigende in\'t minfte te ghedencken, dat fy
gheten?*^^®quot; Shedencken j zij nde van felfs ellendigh, een ghefochte ver-
lïiQnjJ^^ydt haer felven over den hals brenghende.
SBÏfoO becfeïaect Mai-
ïfea^r ^ pïaetfe upt Deuteronomio. Dlreaor. lih, 3. cap.^-r. ]

Jamp;cSfbfJ®\'^ n^enfeggöen ban bie oo?ïogöe/ toeïcfee men aenboet eenigöe xlviïl

beöoo?t/ en foo öet be.
foo feggöen top bat men

ïloo/t^^l?®^»^ fnïcfee boo?-göefieït toetbt / aïs

nemen bat öetfoo göefcöiebt:nbsp;.........

™ftlr9Öenmoettoaecnemen. let eecfle is / bat be toaecöepöt öec
{quot;^nSÄ^^ ïSeïigie/ boo? foo beeï / nameïötfe / be feïföeniet toepnigö
ïoute?» öe natuucïöcfee en aïöec-eec^e iSeïigie toe-boegöet / met
entequot;®tnncïöcfi^ö«öJöS-reöenen niet en fean pemanben obectupgöt

lööt« Äp ?Cpofieïen göeöaen: a©eïcfee een faecfee iS ban fepten / eec
ontoeöecïeggïjeïöcfee getupgeniffen öetoefen / maec öocö
^\'^nsöentüöen/ fuïcfeS öat öit jpöecfcbiïban fepten/ en öie feec

3nbsp;ouöe:

-ocr page 534-

in\'^

ouöe; mt hm te tmet ebeBcuct / irat Defe ïeece / ttait trert Ö^erte^?
Kii eerft bc felföe öoo?m/ foo gronbelöcö ntet fean In fiaer gemoebtaj»
gÖeRomeiUserben/tenspbateentgfee feepmeltjcfee fiulpe
toe feomc / fcoticfee feulpe / inbienfe gljeglieben toerbt / niet en toetamp;£g
göeöcn tot beiooningfie ban eenigbe fiare toercfeen/ alfoo mebe / inogquot;/
pemanbt
ontbouben toerben / oftfoö milbelöcfenietgfiegbebert tocco^
foo gftefcbiebt fulcfes om reben bie toel niet onrecfitbaerbigb im quot;riJtó
tans ons meeiïen tijbt onbefeent/ en berbalben boo? Bet menfcDe y]^..
SfJfr; niet firafbaer. ^|ier opfietbe
canon ban \'t conciUeban

De heylighe .synodegebiedt, dat men voortaen niemandt gheweldtw
om hem tot gheloove te brenghen :
3Bant Godt ontfermt hem over
wil, en verhardet wien hy wil. [lofephus
00?beeltalf00: Dat een y^^^^u^d
uyt vrywilligh voornemen des ghemoedts Godt dienen , tiietghedwo^

door geweit, ] 3©ant fiet is be maniere ber ^cft?ift / ben toille f^p
te flellen tot oo?faecfee ban bie bingfien/ toaer ban be oo?faecfeert on?
bo?göen 5ön. J|et ttoeebe ts / bat fiet Cï»?iflus/ 3!nfleller ban be ni^j
aBet / gantfcbelöcfe belieft beeft / batter niemanbt boo? firaffen
ïeben / oft bdo? b?eefeber felfber om befelfbe aen te nemen / foube w,
b?ongöen toerben/(i») H-om.8.18. Hebr.z.ty. iohan.6.67.
Matth.13.z4. Sn toelcfeen fin toaeracfittgfi is bit feggöen ban

nus: De nifuwe Wet en befchermt (ich niei door het wreeckende ^S»

5ln een oubt 25oec6 bat ben naem b?aegbtban Ordinantiën van
toerbt ban €D?iflO göefepbt: Hy heeft den menfchen vry gelaten de
van haren vryen wille, haér nietftraftende met de tijdelijcke doodt, ^^^^
haer roepende om in het andere leven reeckenfchap tegeven.

ben 25?ief aenbe eenfamej De Heere niet dwinghende, maerde^t\'jll^^tf

re vryheydt latende, feyde wel in \'t ghemeen tot allen : Indien yemaoo\' - j
nae-volghen wil: maer tot fim Apoftelen , wilrghy oock niet henefl g\'^ft
(2.) Chryfofthomus
Ober be felfbe toOO?ben ban lohannes: Hy
fy niet mede wilden wech gaen /t welck is een bewijs van een-die aquot;^ L^jtl
welt en noodtdwangh wech-neemï.
lt;gnbe flrÖbt Öier niet tegfeen \'t

flaetinbe^arabelbanbe25?uploft/battergöeboben toerbt/ ö^^ft
fommigöe fal btoingbenom in te gaen /
luc. 14.13 3©ant göeligt;f^!,%i
Kaarabel felfs bat btoingöen betepcfeentöeternfltgö aenöouben
göenen btefe roept/
(5.) alfoo mebe tnbe toe epgöeningbe: fn WfJJ/
mepningöeoocfeöet tooo?bt ban gelpcfeebetepcfeentffe
göenomen
LUC.24.Ï9. en oocfe niet anbers/ v1arth.14.22. Marc.6,45.
copius tn \'t beel ban fijn öepmelöcfee ï|iflo?te / bermaenbt / bat tff ^
berfianbigöen befiraft is be raebt ban luttmianus, bat bP be

bm bte baer upt göebolgöt jpn / toeïcfee men bp ben feïfben macÜ f V-
[^tetopcafliodorusbanriieodahadus, aen ben feïfben iuftiogt;2iiquot;»\'

lo.^xr.}

{Vermeerderingen, (i.) ^itberÖanbeltNazianzenus.ini

-ocr page 535-

^^quot;^doo H oock niet henen gaen ? onderhoudende, namelijck, de Wet,
^ quot;lenfche in fijn vryheydt ghelaten, en gheftelt tot fijn eyghen
(St) p » fich felven ofc de doodt begheert, oft de faligheydt.

Joch de nnbsp;öepöeïöept öer3fifgoöen/ftenöeop öefe fpjeucfte:

^ ^etPlfnbsp;op het vermaen van haren Meefter, en van Godt, door

^^nbsp;^ hebben de gheboden Godts tot faligheydt ghegheven,

d ^^ onwnbsp;^^^ duyfterniffe tot den wegh des lichs gebracht, de blin-

tot kenniffe der waerheydt, de ooghen gheopent. En op
foude te fwack oft krachteloos zijn, en de bdijdeniffe
«»gerl\'/fotedelicaet

en teer, zijnfe door tormenten, door kruys, en me-
sita- Oorten van ftraffen verfocht eeweeft.

Jen / oS^^Sene toeïcfte öie/ öteöe CöJïèeïöcfte JSeïigteleerenen öeïö^ ^^ ^
fi tetiei;VSefeïfOe oo?faecfte flraffen/ öie öoen öupten aïïe ttoöffeïtesens
Ffe öieSquot;^«^* 3©ant öaer en iS niets tn öe Cö2tfieïöcfte i^eïigie (^cfe
f5nbsp;öaer feïöen / en niet öoo? foo öeeï pet onfupöers öaet on^

is) \'t toeïcft öe menfcöeïöcfte gefeïïigöepöt en omgangö
ï mh}^^ ja feïfs niets öat nietöo?öerl0cft en 5P* ^efaftefp?eecftt
SJt öe di^h7gt;?eemöÊ5ön öeötoongöen fuïcfts te öeftennen.
Phnius fepöt/
onöer maïftanöeren met eeöe öeröonöen 5ön/ öat fp
/ nocö firaetfcöenöeröe fuïïen öeö?ööett / nocö öe troutoe
f^\'eett te^vx\'^^^^ecften» Ammianus fepöt / öat tnöie iSeïigie niet anöer.^
th* ^ ^O^H \'t göeen recötöeerötgö / facötmoeöigö en ö?ienöeïöcfi
5 and^ Öet is een göemeen fp?eecamp;tooo?öt: CaiusSejus is een goedt
ffT^^ftett ^y Chriften !s. «ïEnöe moctmeu öter öie ontfcöul^
S^^ecfiïu ^ aen-nemen / öat aïïe nieutoigöepöt te ö?eefen flaet /
fca ïpli^ öergaöeringöen en Bp-een-ftomflen: 3©ant men öeeft
w^ÖcpbV /\'quot;sen te b?eefen / aï 3önfe nieuto / inötenfe maer tot aïïe eer-
• nipomgöeöoo?faemöepötöerlt;©öeröepötteBetoonen/ aen^
oocft niet\'öeröacöt te 3Ön öe Bp-een-ftomflen
ten quot;\' bie niet öegöeeren te fcöupïen nocö öeröo?göen te
Oft ^ QöecS göeötoomjöen toeröen. icft mocöte Öter op recötpaf==

^usuftus öan öec foöen ffamen-ftomflen m
ttithlrL^^^f^nbsp;©ailen-Qbonöt-fpelen/ oftöergaöe^ \'TtrfJ\'

^Öïennbsp;geb?iipcften/ 3ön fdfstoaeröigft öatfe met recöt J

«witiaft toeröen / gelöcft öet oocft Thomas öerflaet. lt;enöeom rom.iz.io$

^^^feïfh^J\'^quot;^\'^\'^nbsp;^elaetfie ISonfngenljanlifjjanten toeröen

i^è.^ff\'f\'^öojfaecfeeöefcöuïötgötöan ofonus, en Manana, toeïcften fiet

-ocr page 536-

öte oo?faecBe öeeft Gonftantinus tggens Licinius, en anDew Mipf^t^ ^ S

gens De Herfen oojlogöeaenaöenomen j aï-öoe-to^öefe oo?logenS
tot befcöermingöe Der onfcöulbigen / toaer ban top Öier naefulien Ö®\'
beien/ als tot uptboeringöe ban flraffe geöoojen»nbsp;^

[vermeerderinghen. (i.) ^e feïfbe noemt oocß met toaccöept
Cö?tfleï0cbe J^eligteboïbomeneneenboubigö.
zozimus feïfS meb^;,!«

i^epben : De belofte van \'c Chriftehjck gheloove, is defe, vryheydt vaquot; ^

boofe daden en godtioofheyr. jgp toerbe boo?gaens banben ©epbenert L
naemt/ een fecte bie niemanbt moepelijcboft lafligöbieï/Tertuii\'^^j,

Scorpiaco. JuftiniusApologeticoIl. Wyzijn u-lieden rot bevordering® „u
des Rijcks rufte en vrede ten hooghften behulpfaem en
mede-arbeydendej ^
die leeren , dat het niet kan zijn, dat yemandt voor Godt verborgen Zp-^a
zy dat hy een quaetdoender zy, een roover, een laghen-legger, oft ooc^^^dt
liefhebber van billickheydt j en daer beneffens, dat een
yder gefchicktv^quot;-\'y
tot eeuwighe faligheydt, olt ftraff\'e nae de verdienften fiinder wercke«\' V

Dobius fp^ebenbeban be bergaberingöe öer Cö?t(lenen / m de ^Vt

ke anders met ghehoort en werdt, als^t gheen maeckt de menfchen be^
en vnendelijck, fachtfinnigh, eerbaer, befchaemt, reyn, mede-deylÄ\'
hare middelen aen allen, welcken den bandt van broederfchap tefam«\'\'

banöet tepöenenöi^flen. 25epöe paffagien 3ün toaeröigö om ^f.
ften. ofephusm\'ti^wcfttepnSAppion, öeeftöiergöelö^lt;;gt;\'

(3.) ^tetZonaras. 5©iergÖetoC6e tS Öp Auguftinus, Et,
hanus, Bülchop van Vagien, heeft hulpe begeert van den Chriftelijckequot;\'^jlJ
fer tegens de vyanden der Kercke, niet foo feer om hem felven te M^reke\'V;;.
om tebefchermen de Kercke die hem bevolen was. «Éö
berÖaelt

©anöe^erfen/fiet Menander Protector.]nbsp;Mtê

IBaer Die tegöens öen genen / toelcfte Cö?ifli mt boo? toaer^S Jfï
Öouöen/bocöbaneenigöebingöen/toelcfte/oftbnptenbie3®et5Ä^
tn öe felföe fcötjnen een ttoijffeïacötigöen fm te öebben/ en ban ben
Cö?tflenen ntet op eenberlep topfe npt-gelepbt 3nn / ttoöffelen / quot;ffIftt
tn Dolen/öte tegens öefooöanige met flraffen en wutiei^tooeö«^^
en öanbelen feer onbtupcft/ göelpcft betop^t göeen top te boo?e^^
öeböen/en öet ouöe Cjcempel öer ^oöen. 3©ant öefelföe öae^y^

L.

berrpjentffebectoojpen/ toelcft toel toaeracötigö toaS / ma^^
felbe3®etntetaisbupflerlöcft/ enonberbecftfä
bantooo?öen en M
büo?-göeö?agen. ilaer oft öe öolingöe ftoaeröer toare / en toÄ /
btllijcftesiecöters licöteltjcft ftonöe%o? autSpt öer ^tÖfÄ«^
aber-eeiï-fïemmingöeöer lt;©uöen toeöer-lepöt toeröen. tiec mgipi
oocrf ö^^^encöety öoe groot öe ftracöt 5P baneen ouöe tn-getooÄ jj??
me / en öoe beet eetis pöers göweoöeniöept en fucöt tot fyn fe^^^ ^ pf\'

-ocr page 537-

QhSfSï.P^\'^^\'edcnbecmtnDcrt/ cenpaeöt/ foacaienusfpjeecBt/ on^

Paoft . WÖcfeecalseentgficfcöurftamp;epöt. Origenes fept toel totöttp^o^

y^^ter fal yemandt andere dinghen, daer aen hygewendtis, afkg-

ken 3\' ^Inanght hy vry wat daer aen, als die dinghen , welcken de leer-ftuc-
M\'oon?^^^quot;- CS^ttMöïjt Chryfofthomus Obec\'i.cor.z. Maer daer de ge-
eti is de leer-ftucken valt, werdtfe veel onbeweeghelijcker ; want daer
^elio- lake die de menfche niet lichtelijcker en verandert, als \'t geen de

Ucötin^,^^ ^aet Bp öan feomt öat ïiet Bangïjt aen öe mate öet

ÖciJ pSll/ ^^nöete göellaltentlfe öes gljemoeöts / om te öecflaen Öoc
öouij ftquot;\'toaec öefe mtföaet 5p / toelcfee öingen öe menfcften niet feonnen
tet/V^«Wt ten öollen feennem
Auguftinus gouöt öien eerfï öoo? een ^et^

booit ïf ^Öeerfcöapppes toille / öalfcöe en nieutoe opinien oft eerfï

^^YinT^ÖÖt/OftÖOlSÖet. S-aetOnS SalvianusljOO?en öanöe Amanen:

bjj hfipquot; ^etters / maer niet toetenöe; epnöelöcfe öp ons 3önfe ï^etters/»
hooVS^ioen 5ön fp
\'t niet t toant fp fiouöen öaer felöen oocfe foo öerre»
niectS y\'^iöcfee/öat fP ons met öen titul öan ï^etterfcöe fiooföept ö?ant\'
Wp ■\'^quot;-\'t^eenfp öanonS5Ön/öat3ön topBp öen-lupöen. 3©p5Ön

Vadert öat fp öer «©oööelöcfee generatie onrecöt öoen/om öat fp feg^ = j
hzt SPllt;^one minöer 5P / alS be ©aöer. ^p mepnen öat top öen m-
seji^it OTttioen/om öat top göelooöen öatfe göelöcfe 30quot;» ^e toaer-
ong/iföp ons/maer fp öouöen öatfe Dp öaer iS4 ^eeereü^oötsiSBp
oen. fp öouöen öat fulcfes öeeere öer lt;©oötöeptiS / als fp göeloo^
«ecjjj\'J^P.Sljnonöeufcö/ maer fp öouöen öat öoo?öenöoogötïen plicöt^\'
i ^p 3jjn goötloos/ maer fp öouöen öat öoo? öe öoogötïe
niJf ^^^^ÖÖepöt. ^p öolen öan / maer öolen met goet göemoeöt/^j
m feppi^Pt öaet / maer upt göenegentöept tot eoöt / gelooöenöe öat fp
P^bCn/f^enlteföeBbem llöoetoel fpöet recötegöelooöenieten
poeöatijPÖouöenöat nocötans öoo? öeöolmaecfete lieföeoBoöts/ en^^
Ms fii öe öoltngöe öan öefe öalfcöe opinie in öen öagö bes oo?^ \'gt;
quot; göetiraft toeröen/ fean niemanöt toeten ais öe ïïecöter»\'»
/ r^fnffcöen fo icfe acöte/öoegetöaer lt;0oö met föne langmoeöig^
J^^sboA. fiPfiet / öoetoel öat fpniet recöten gelooöen / öatfe nocö-»
r iï^antir^^quot;^sentöept tot een lt;0obtö?ucöti0Öe mepninge bolen. ©an »
S^ööeopfi ons öoo?en Auguftinus, bie in öare groöe groutoelen
J^at arhp^^^öeeft: Eaet bie tegens u tooeben / bie niet en toeten met
fu^^^ttoaeröepbtgeöonbentoerbt: S:aet bietegensuto?eeöt=»
L^öec hflf u^^P^ï^en / bie niet en toeten / öoe felben öet göebeurt / en öoe »
JoohtjjS^töalt bebieefcöelöcfee inballen boo? fupberöepbt ban een quot;
Ji^ntctVn F^öö gentoebt te obertoinnen: Eaetbie tegens u toieeöt jijn/\' •
ff^eii Wrh?^*^quot; öoeftoaerlöcfe öet oogöe bes intoenbigen menfcöesge^
S\'^^^en / hi/ mogöen föne ^onne aenfcöoutoen. Eaet bie ober u quot;
toeten öoe beel fucöten en flenens baer toe noo^quot;
^^Öch laS^^^oöt eenigöfins ten beele mogöe befeent toerben. €pn^»
m Ober u tooeben/bie boo? geene ban bie bolingöen beöiogen quot;

^ppnbsp;3ön/

-ocr page 538-

m / mt meöe fp fien öat göp öeö?ogfjen jijt. ^ocö ttft en ßa« {J jje
gantfflielijcft ntet toocöen / öe toeïcfee icfe / göeïijcfe ais mp f^l^en i» ^
tijöt / alfoo nu moete onöerflutten / en met foo gcooten
öecö?aegiji» f,^
Ijept met u-ïupöen ïianöeïen / aïS möne naeftens met mp S^D^noe^^
beh/aïstcfein utoeïeeceöoïenöïinötöooïöe.
(5*) Athanahus y
tecïöcfe uut tegensöe 3(icciaenfcöe läettecöe / in öen 25?ief aen öe ^ m
nte/ om öatfe eecji tegens öegöene/ toeïcfee tegöen fp?afeen/ öe»\'p^tt
öec ï^ecötecenöaööengöeöjupcfet/
en öiefe met göeen tooo?öenij^j0f
feonnen öetoegöen / öe feïöigöe focöten met fïagöen en
geöancfee
öaectetcecfeen: €nöeaïfooopenöaectfefeïfs/ fept öP/ Ööeöatij\',^,^
lt;0oötö?ucöti3Ö/nocö€»oötföienfligöen5P/ fienöe/ foo icfe acö^

öet göeen fiaet / 031.4.19. [lt;©p toeïcfee plaetfe fiet Hierony mus,
togöen / c. qui fetmdum cmfa 23.nbsp;Hilarius tU öe lt;ï^?atie tOt

tinus, öeeft öiecgöelöcfee. §n ©?ancfecöc63öneectööts öecöoem» ^
öet oo?öeel öer %um öe 25iffcöoppen / öie öeöojöect öaööen »a» t^ti
öe Prifciiiianiften met öeuftoaecöe flcaffen fouöe/(6.)enöe in
tsöej§pnoöusöecoo?öeelt/ toelcfee öetoilligötöaööe in\'t öett;?j^jji^
öan bogomiius. Plato fept toöffeiötfe / öat öeflcaffeöesöolenöen
öectoefen te toecöen.
(7Onbsp;. ^tißPi

Qvermeerderinghen. (i.) ^fn\'t 250ecfe ÖattÖettUtttgÖept Öatt

(2O ^e ^cö?ööec öec anttooo?öen aen öe «©atöoöojcen op öe4^ (ts\'

Het is openbaer, dat u^^t eerfucht en emulatie oft begeerte, om bovequot; ^^cK
ken, welcke de eerfte Vinders ghedreven heeft, deSeélen haren ooriP^gö)
ghenomen hebben. Chryfofthomus op Gal.j. De begeerte van te heer
en boven anderen uyt te fteken , is de moeder van Ketteryen. - vtéltf^

(3.) Agathias, Hi/z. lib.r. öaecöpöauöe ongöecömöe fuperftn^jtequot;^

Silemannengöeöanöeltöaööe/fept: Sy zijn meer medelijdens a^ föJ
waerdigh, en foodanighe, welck billijck is dat men het haer vergquot;^ ijelei^
veele alffer van de waerheyt afdwalen. Want fy en dwalen noch
niet willens, maer daer fy
het goede begeeren, zijnde in \'t oordeelfquot;
ghen, \'t gheen haer eens goet gedocht heeft, behouden fy ftijffin\'^\'S \'
danigh dat oock mach wefen.

(4.) ^iet te oncecöt öaten top öen ©inöec öan een foo ö«aeDt ,
pel onöec öen CÖ3iflenem ^iet öaec-lieöecto?eeöe fepten BP
tn\'tleöen öan conftantinus,
ä^,/. hocntcsJA.-f.^j).
M.r baec ÖP ban Honorius,
mCotthic.r. baeCÖPÖan AmalarichuslF^^g d\'
en Vistor ülumenfis. Epiphanius de Semiarianis : Sy quellen de ^ gth^ li
de waerheyt leeren , ende verfterckenfe niet met woorden, r^
oorloghe, fwaerden , gheven fy de recht-gevoelende over jnbsp;Ä

my in \'t verderf ghebracht, niet eene * maer vede Steden en iano p

-ocr page 539-

tÄ?r fcßjöft Gregorius öß iSooittfcSenbsp;actt tjm Coniïan

^tflïöopi Dat is een nieuwe en ongehoorde Predicatie,
«oorflaghen het gheloove afvordert,
ghehnbsp;Severus .- Doen hebben Idacius ende Ithacius ftercker aen-

^erd^quot; \' achtende dat het quaedt in \'t beginfel foude können bedwongen
^ech^\'^\' met quaden en onbedachten raedt, fy gaen tot de wereltlijcke
Uyj j op dat door der felfder decreten en executien de Ketters mochten
befpL^quot; Steden verdreven werden. lt;!Sn
tecflOttöt Öaec am: Zijn oock de
lligj^g quot;.ighers Idacins ende Ithacius Bilfchoppen ghevolght, M/elcker naer-
niet uv\'if ^^^i^winnen der Ketteren ick niet beftraffen en foude, indien fy
betjp^\'begheerte van te overwinnen, dapperder gheftreden hadden als wel
e h Ende mijn ghevoelen is , datmy foo M^eldebefchuldighde, als

de {jg/-, quot;quot; \'-iuuc mij» giicvucicii la 5 udi. iity luu wti ut utimujuigijut j «iia

hielt .^dighers mifhaghen. ^aei^nae: Martinus tot Trier gheftelt, en
en i^g op Ithacius te beftraffen, dat hy van aenklaghen op-houden foude,
ghelupi!quot;^\'^® te bidden, dat hy fich wilde onthouden van het bloedt der on-
kefe^j g.^eni dat het meer dan ghenoegh was, datfy door fiiffchoppelijc-
Ketters verklaert zijnde , uyt de Kercken verdreven wierden.
V
nbsp;öö^^quot; ^^^ quot;ae boïöfit.

Qen töd^öeca: Wie gaf de dolingh oyt van fchelmftuck den naem ? lt;5|H Dait
ghenbsp;Het en is gheen werck van een voorfichtigh Man, te haten

Ver, hj!^® in dolinghe en mifverftandt zijn, anderfins fal hy oock hem fel-
foogi^^quot;^\' M. Antoninus, Kondt ghy, fo leertfe beter j kondt ghy niet,
u daer toe de fachtfinnigheydt verleent is : felfs de Goden
ghene j.quot;®.«iefoodanighe fachtfinnigh. Chryfofthomus,Op Ephef.4.17. De
^ócli j\' in onwetenheydt fteeckt, en behoort men gheen quaedt te doen ,
^eet. .^^chuldighen, maer het is billijck dat hyleere het gheen hy niet en
Wtnjl\'^^ianusMarcellinusfepDttOtÏOf
Uatt Valentinianus,lib.so, Hy en
: no \'ï\'^\'i\'^ontruftet, nóch gheboden dat dit foude ghedient werden, oft
^atien ^quot; heeft met gheen dreyghende gheboden de halfen fijnder Onder-
tot het ghene dat hy diende, maer heeft defe deelen on-
|l^g.JShelaten, ghelijck hyfe ghevonden hadde.]

cgcfttPaecDtöftept moge« öte gfieliraft toerben / toetcfie l r.

Lib. «.

?Jonietr^?Ponneftfcöelt;©02ïoge / tuffcöen bte ban ?lltöenen en Eacebe?
, ^^tfeecÄH^quot; Philippus ban iBacebonien tegens be ©öocenfers t ban

«Ie BarÏÏ^-WOberpeJuftinus albus fepbt: aacfe behoorde met kracht
u ® larS jquot;® Wereltgeftraft te werden. Hieronymus
Ober Daniel, cap.é.
Jeere njefnbsp;gheweeft zijn in der Afgoden Tempel tot Babel, en is de

t 1 Wel nanbsp;gheweeft (want fy fchenen een fake Godt toe behooren-

^^hben ^ verkeerde opinie, nochtans tot den Godtfdienft gheheylight

ten iiwf «uguiiinus, gat uEt iftootutcije ï

1 ï-öebjepbet is / om bat fp be i^eligie/ öoebjel btebaïfcötoas/

©PP i

-ocr page 540-

üeficctiööïie»: en foo LaOantius ipm^t / ben öoogfjfiett PlfJßJ^\'.^i^jr»
fcöen / äbien mettnbecbaeten toaecö^^^

tf^ttïie rtehhen bi» fifec boben afiefept / bat een ballcF;:.,,!

y.debenef,
eap.J.

Ö50b geflcaft bjecoen. Hy werdt geitrart, jept ieneca ,nbsp;\' gge

Godt ghedaen heeft, fijn opinie verbindt hem tot ftraffe. 2Clf00ber^,s
3.
benef. tttebe befe tooojben ban Seneca: De ftraffe van ghefchenden GodtlJ
tap.6. op de een plaetfeanders, als op de andere; maer over
al iffer eenJgn«^

Plato tec boobt bectoDflbefcöenbers bec JSeltgie.nbsp;. .^ßWti

[Vermeerderingh. (i.) j^anbefematecte/ ^iettcefeïDCöe b
fj»ï Cyrillus tesen luiianus, itbj.««^^ ^00? ben ca^bt ban soion bfo«^ nis
Amphiaiones
beoojloööt be Cirrhasen, ottt batfp ben ®eitipeïtot^^
öabben göebjeïbt aengöebaen:
.Plutarchus in soion. fcifoo tnew ^
te cecöt göedcaft / bte balfcöelöcfe ben naem ban 3P?opöeten ftcö a«»

men: fietAgathiasjÄ^.^.i

Het een-en-twintighfle Capittel,

1, Hoe de ftraffe verder gaet, tot de gene die
aen de mifdaedt deelachtigh zijn.

I I. De gcmeynfchap, oft Regenten gt; zijn ge-
houden uyt de mifdaedt van haer Ondei-
daen , indien fy kenniffe daer van hebben ,
cn niet verboden hebben, daer fy konden
en behoorden.

III.nbsp;Oockuyihetin-nemenvan de ghene,
die op een ander plaetfe mifdaen hebben.

IV.nbsp;Ten Ey dat fyfc ftraffen, oft overleveren,
dat met exemp\'ien verklaert werdt.

y . Dat de rechten van ootmoedighe Suppli-
cantenvoor den ongheluckighen» en niet
voor den fchuldighen zijn: met de excep-
tien.

VI. Dat nochtans de Suppücanten befchermt
werden, terwijlen kenniffe van de fake ge-
nomen werdt: en uyt wat recht men ken-
niffe nemen fal.

YIX. Hoe dat dc onderdanen deelachtig zijn
aen de mifdaedt der Regenten , oft der ghe-
meynfchap: en wat verfchil datter zy tuf-
fchen de ftraffe van de ghemeenfchap, en
de ftraffe van yder in \'t particulier.

VIII.nbsp;Hoe langhe dat het recht van ftraffe
over de ghemeenfchap duurr.

IX.nbsp;Offonder gemeyn-makinge der mifdaedt
de ftraffe oock overgaet.

X.nbsp;Ofl4«i:flt;;heydiDShc van;t ahséB eyglient-
..................

XI ïr\'Dat eygentlicic te fpreecken gt; ^jjis»\'^
rechtveerdelij ck gheftraft wert o»
deis fonde, cn waerom rnbsp;igi o«quot;

XIII.nbsp;Noch de kinderen ora n^e»nbsp;.
ren mifdaden. ^ei^^

XIV.nbsp;Werdt gheantwoordc oP » gp.

Godts aen de kinderen der

XV.nbsp;Veel min andere bloedt\'verwa^

XVI.nbsp;Dat nochtans den kindeïcn g^
verwanten van de fchuldighe .gjfiDSquot;
wey gert werde n, \'t welck
fynbsp;^
ben konden: met exemplen- .^j üoquot;

XVII.Datoocknbsp;de onderdanen»

rechtvaerdelijck gheftraft werquot;nbsp;^

niet daer in bewillight hebben»nbsp;^^^

daedt der ghemeynfchap. j. fttaft^.\' , eigt;
XI X. Dat een erfgenaem aennbsp;is •

foo veel alft ftraffe is, niet verunbsp;^

waerom.?nbsp;,

XX. Maer dathy nochtans veiO° ^^^^te.

dien de ftraffe in ecH a»»«^\'\'
fchuldt verandcït is.

Van de gemeyn-makinge der ftraflfen met anderen*

et

-ocr page 541-

3Cntteec ban öemepn-maecßinaße m ftraffe seöanbeïthjert/
foo toetbt onbetfocbt / oft ban bw gene / bte aett be mifbaebt
mebebeelatötiöbJjjn/ oft bau anberen. (lO ber mtf.
öiöS öaebt beeïatötigï) 5ijn / toeröen niet foo feec om eenss anöers/
Ci? öaec epgöen miföaeöt göeficaft. 3©eïebe öefe 3ijn / ban öerfiaen
SW Ö^t göene / öat te boo?en becöanbeït iS / ban fcöaöe te on.
fae^n-göebaen: 3©ant eenec maecbtficö öp-nae upt göeiijcbe^oo?.
be liquot; ïi^eïacötigö aen eens anbecs mifbaebt/ aïS aenaen-geöaen fcßa.
beÄ^Ötansents ntet aUe-tööt miföaeöt/öaec becbinteniffe iS aen
b^faecbte fcöabe / maec eecfï aïs ban / toanneec meccbeïöcb eenigöe
5UÄ^tbaecbpgöebomeniSj baec bicfetoiis göenoegö 3P totbe bec
ötS^ööe aen becoo?faecbtefcöabe eenigecöanbe fcöuïbt. becöalben
öae; J?0Ö onbeugöbeïötb toeccß göebieben en Bebeïen /
(2.) öie\'t confent
»leS^^^«Pftfit/ennooöigööaec toe göeben/öie öelpen /o
nwfh? Öecbecgöen/ (4^) oft op eenigöe anöece toöfe öeel öebben in be
öiecaeöt öaec toe göeben / (?.) bicfep?ijfen en roemen/ (6.) be
■tfeifll ^«ïcftenae epgöentïötb göenaemöen recöte göeöouöen junöe/
\'fechl?!!^ betbieöen / fuïclts niet enberbieben/ (7.) oft öie upt gelgcfeen

^ffi Ööeöouöen 3önöe/ öulpe te betoöfen ben göenen bie onrecöt toerbt
WS^aen / fuicfesniet en boen ^ öie \'t niet ontcaöen / öaer fp \'t mofien

maßen/ öefe alle bonnen göeitratt weroen/ moten tn
WÄ«fooöanigöebooföepbt5P/ betoelcbe göenoegöfaem
3p tot
,nbsp;firaffe/ bolgöens\'tgöeen öiet boo?en beröanbeït ts.

fcbeg .®cerderinghen. (i.) Tertuiiianus ban be opflanbiugöe bes blee.

Vryp *.,7ant fy füllen fegghen , dat de Dienaers en Mede-gJiefellen hebben
^^ te\'nr om te dienen, en gefelfchap te houden, en macht over haren wil-
fyiïjg/^^der.zijden, dewijl fy oock mede menfchen zijn: en derhalven dat
«en Autheuren en ftichters hare verdienften mede deylen, den welc-

banbe felföe materie / tap»3* en tn \'t 14 sermoen. ,
ƒ«««§.nbsp;Cöitt ban Theuden-

YPaao.

•ïieisA^^onymuSjObecbepacabOlen: Niet alleen.de Dief, maer oock
, die de dieverije wetende, niet te kennen gheeft, als de Ey-
«edi.5 foeckt. Chryfofthomus 14.
ban Öe ^eelben t Niet alleen de meyn-
«ie, ~ ^ijn aen de mifdaedt fchuldigh, maer oock die daer van bewuft zijn-
, (quot;^i^yneedigheydt beelen en verfwijghen.

fen.nbsp;inftitutien, en öet €bict ban Theudericus opgefepöeplaet^

JStiiej quot;?\'^odides fept uptöe Attifche3©et: Die raedt ghegheven heeft, en
^Onder „\'r^\'^^ldigh gt; ^Is die met der handt de fake uyt-ghevoert heeft: want
^»«\'sfr^nbsp;^^^nbsp;bedreven zijn gheweeft
, fept Ariftoteies,

mp 3

(6,) Chry;

-ocr page 542-

48 6nbsp;Het tweede Boeck, van het

(6.) Chryfofthomus op Rom. 1

IL

...nbsp;.1. ontrent öetßpnöe: Hy is flimmer aJ

fonctaer, die de fonde prijft. g^« ben ilStfbabtgen / Bp Öem fiaenbe/
po?ret en toe-lt;loocfet/ hjerbt boo? be g^aber geöouben/ tn be ïongo^ V
btfcöe 3©et /
B.i. tit.jgt;. ^tetöet geenbjp terflont fuUen bp ö?^quot;»

§.17. upt Philo en lofephus.nbsp;\'nbsp;ug.

(7.1 Chryfofthomus tn \'t ï 25oe(ß tegÖ^US be Soben: Soo werde«
ftraft met alleen die de dievenje begaen hebben, maer oock diefe L^f
verbieden , fulcks nietgedaen hebben, en dat noch beyde met g^^^^^^^L^p

fe. ^00 fept be feïfbe chry foiihomus, bat be gene/ bte belettetben «f^u
ben gefönt te maben / foo fcöulbigö geöouben toerbt/ m oft ÖP ^
guetfetöabbe/op2
.cor.7.]

^00? €rempeïen faï be faecbe bïaerber blpcben. ^e göentepttlfß^
foo anbere / aïs oocb be 25urgerïöcbe/ en is fonber öare baebt/ nfji^,
ïatinge niet fcöuïbigö aen pemanbts boen in \'t particulier/ en öpff; geu

3Bant Auguftinus toeï fepbtï Het is wat anders , dat onder den ^olc^yße
yder fijn eyghen fonde heeft j en wat anders een ghemeene fonde,
roet eenen fin ^ en eenen wille , een menighte daer toe by een vergadert ;
bende, bedreven werdt. ^aerom flaet tn \'t ïpojmuïier ban berb^/jj^it
Indien met ghemeynen raedt afval ghefchiedt. [Chryfofthomus ÏU t^^eft,
be25eeïben: Het was gheen ghemeyne mifdaedt der burgherfchap
êU
maer der uytheemfchen en vreemden , die alle dinghen onbedachtelip|Je!!
dooronkundeder Wetten meer, als door reden deden,- dat het ^^^ ^ef
niet billijck en was, dat om de onbédreventheyt en onervarentheyt v^quot; ^jgit
nighen, foo grooten Stadt foude verdelght werden, en de
ghene die
fchuldt waren , de ftraffe draghen fouden. Ammianus,
lib.30. ©Btt
den: Syverfekerden dat uyt ghemeyne bewilliginghe der voornaerij\' gH

genten des Volcx tegens den onfen niets mifdaen en was.] bfl^

bertoonen bp Livius, aen benßaebt tot ïlomen/ batbe pubïöcaüL^Mgf^
tn
\'t minfleaenbenafbaïnietfcöuïbigöen toas. €nbe/ fo befWp^

öaeït/ Zeno een bOO?bibber boo? be Magneten bp Titus c^intius. ^^^
Affefforen en ïïaben bie bp öem toaren / berfocöt toeenenbe / fej* v^siii!^
batfp be onfinnigöept ban eenen niet totïben be gantfcöe .^tabt en ^^ ^
göerfcöap toe-fcö?öben / bat een pber beöoo?t tot fijn epgöen göf JfJ «e^
perijcbeï bol te 5ön. €n be ï^öobiers onberfcöepben bp ben iSaeOt
mepne faecbe ban be fcöuïbt ber particuliere / feggenbe: Dateer ge«quot;
gherfchap was, welcke niet fomwijlen onvrome Burghers, en alle\'%

Lib.^S-

jp U« in tjen-tupoenieiTS meoe eentgöe faulte ftefte/en
3P. jBaer onber be manieren en topfen/ toaer boo? be Itegenten ^
beren ittebe aen be mifbaebt fcöulbigö toerben/ spnber ttoee Jffe ^
fle göeb?upcb öebben / en te paffe bomen / en toet beöoeben ^ip^amp;W^J
ften en obertoogöen te toerben: beberb?aegöfaémöept/ en ö^tipej
ben /oft opöouben enöerbergen. l^an beberb
?aegöfaemöept w^\'^ifac

-ocr page 543-

m oojtreclm; öte toeet öattei: ittiföaen toeröt / öte \'t uer^
öat bfo f SÖeöouöen oft fcßMiöigö iste öoeti/ eitöeett öoet öet ntet/

fchedf \' mtföoet. Cicero tegettSi\'iio; Wancgewiffelijckhetenver-
delijcjj quot;w ^^^^\' infonderheyt in een Burgermeefter, oft hy felfs door fcha-
, en oproerighe aenfprakeh in de vergaderinghen des Volcks
Cicero .nbsp;quelt, oft dac hy toe-laet datfe andere quellen. ^ Brutus
aen

digj^nbsp;dan, fult ghy leggen, my aen eens anders mifdaedt fchui-

Voqjj^ quot; ^ gantfchelijck aen eens anders, indien men heeft können daerin
gelteyg^\' ^atfe niet begaen en
Wierde. Agapetus fepöt tOt luftinianus: Het
Soiitjjp » felfs mifdoen, oft die mifdoen niet verbieden. Soo wie den
fondighen, die fterckt de ftoutigheydt ,
fept Arnobius. €tt Sal-
\'V niet\' wiens macht het is te beletten, die ghebiedt het te doen , indien [ \'f^^eraf
Uetu ^quot;verbiedt te bedrijven. Auguftinus
fepöt tttet toaerfiepötJ Die af 2)\'.
ÖicrriHl^^^^f te ft uy ten , daer hy\'cdoen kan , die bewillight daer in. ^Jfoo»«™»-

^ftK^tóöïnne/ toelcfte öpßonöeberloffen/ ïaet tot pöers totlle tenf^LaXi.
Jbett^FJi\'\' toeröt nae öei^oomfcöe JBetten göeïjouöen / öte tot oneere/s.^mr.

öootit vloeren, ^nöien een ^ïaöe met toeten ban fön ^eerepemanöt
Jleetß / foo ts be leere tn \'t göeöeeï baer boo? göeöouben
x toant öe
PaK ^^ fcöönt öten öooöt-fliagö göeöaen te öebben. (£n nae be a©et
^Öitfet»quot;^\' toerbt beleer göeflcaft/ inbien fön ^laben ntet toeten ban
^pS? / een anber ^labeberlepbt en toecö göelocftt öeeft. iBaer foo
spfcgf\'Wbt öebben / boben beftenniffe en toetenfcöap toerbt oocft ber?

Ä5»«ogentöept om te berbieben en ber öinberen. €n bat is \'t geen f: f
te feggen / bat be ftenniffe en toetenfcöap / als bie bebolen toeröt u. ^
Seeft / göenomen toeröt boo? berb?aegöfaemöept / bat be gene bie t l. sdemm
ïiieto?^J«en berbieben en beletten/ baer aen fcöülöigöSP/ inbienöp\'t^\'^; \'\'|\'«/v

furt.
Otfir.

\' uieKenntfieajetoaPCOauüKeTt/ uiatfutauyii^nueuwfieimu

göeöouben boo?betniföaebtöaerber Btnberen/V \'
ahsï^quot;^? öie aiieen/toelcfte fP nocö in öare macöt öeböen: en toeöerotti
eo tit. /. I. Q.
öaet 5tjöen/al ifl öat fpfe in öare macöt öeöben/en öabbenanöerfins r\'

berbieben / foo 5tjnfp niet fcöulbigö /inbien fp geen toeten?
i^fampH Ï?geöabt öeöben. 3©ant bepbe befe bingöen moeten gelijcft
nots alia. JD,

/ ftenniffe / en niet berbieben / op bat pemanbt öoo? eens f ?
;®itöcrK5^föaeöt fcöuïöigö toeröej toelcfte öingöen alle te famen opöe^-^^\'g^-

nae göelijcfte topfe moeten göepaffet toeröen: toant fp ont? m\'h, furt.
^^^i^cle JgjJJ\'^\'J^^jÖcfteöillijcftöepöt. Procius fepöt treffelpcft op öefe

draeght menighmael de ftraf van eenen boolèn.
^thaïw de boofheyt van eenen könnende verbieden, fulcks niet beltt.

^^^tttnöetlep?iegöer öer lt;0riecften/ öaer Agamemnon en an?

bere

-ocr page 544-

Het tweede Boeck, van het

ï}m (tonben onber ben gemepnen üaebt en ©ergabertnge / bJöS^ f ^^
onbUlvjcfti

Wat dat de Vorft mifdeed, de Griecken moeften \'t boeten- ^^^

3©attÈ bet bjas öaer ampt / en ftont öaer toe Agamemnon te b)^! jM-
batöpben^^^ieiïer fön bocöter fouöe bjeber-göeben: CCy^;quot;quot; pn»^
tegöens
luiianus, berßlaert btt ttucfe albus.] ^oo biecbt naoe^y
beröaelt öatöare ©loot öerb?anöt ts

Om \'t eenigh boos beftaen, en Ajax dolle min.nbsp;^

ém bat be anbere ntet öabben berömbert öat öe ©jte jïerlttSe P qo\'
tó^üamp;.i.metfouöeontfcöaecfetbjeröen. (I.) 2ap Livius fiaet: De Magen ^^aej

ningh Tatiusflaen de Gefanten der Laurenten : ende als de Laurenze
recht der Volckeren by Tatius recht verfochten, foo heeft
de g^^^f g \'
fi)ne, en het bidden by Tatius meer vermogen. Derhalven heeft hy naj 53I\'

fe op fijn hals ghewender. 3|ter toe öteut epgentlöcfe ött feggöen

vianus, ban beContngen: Een groote macht, en de alder-vermogc\'

f^n rrrrtnf rrholrnffiirli- irfquot;rhtf»rl^gt;n pn liplpfrpn Vati - foA-fe WetCndC a/i

fPolyb, Uh.l

Liki. deren kan. ^ïlfOO ontfcöulötgcn ftCÖ Öp Livius be Vejenten eU
Lib.u en 6. öefiomepnen/bat Bupten öare baeten öaer-©nberbanen ben

bpanben öulpe geöaen öaööen. Baer-en-tegöen öeontftöi»lb%gtiquot;
Teuca, Contngtnneöan iiivrien,enbjerbt ntet aengenomen/in
fepbe/bat beEee-rooberöe ntet ban öaer/ maer ban öaren ^quot;jcyr^;
nen göepleegöt bjieröe: toant fp en berbooöt öetntet. \'©ie b»quot; j^enquot;;:
5ön eertööts banöe Amphióiiorgt;esberoo?öeelt/ öatfetoe-lteten^j, uw
göe öan öen öaren ^ee-rooöeröe pieegööen. [Plutarchus tn \'t ^fZiaP^l
cimon.] ^otöfoo ftaetlitötaf tenemen/ öat men toeet öie ^^o?\'
toelcfie fiennelöcli 3ön / en ötcfitoils göeBeuren. ^et geen ban t^^^pfts uj
fcöteöt/ öaer ban fian ntemanötontoetenöe 5ön/ fept Dion P\'^^^.fpu^if,
fön jSöoötfcöe a?atte. Poiybius befiraft öaröelöcfi öe^roien.o»* Jjj^iif\'
totllenöe göeöouöen 5ön öoo? öpanöen ban Phihppus,
löcfi toe-ltetenJöat öe öare bpanötlöcfee öaöen tegens öem l^^f
öat öare ^?mcen toteeren en flaten beröeben be gene bie fulcb^ quot; ^ ^e?\'

[Vermeerderingen, (i.) Euripides öOettn ftjn fcurfpelTroOö

tunusalöusfp?efien:

\'t Gheweldt van Ajax fchend\' de Priefterlijcke Maeght»

€n Minerva anttooo?öt öaer Op:nbsp;j^^gbt.

En wiert van Griecken noch met woort, noch werck g^P ^^j-jjtli

Het gljelöcfie recöt berfilaert Chryfofthomus alle öieban.^Är
fcöulöigö aen öe miföaeöt öer 25eelöen / in fön eerfle

fiUCfi: Siet, het is de mifdaedt van wey nighen gheweeft, de beit»

-ocr page 545-

helS\'bp^li^\'^nbsp;harent wille zijn wy nu alle in vreefe, en \'c geea

Vry jjj^P^^J\'ven beftaen, daer van vetM^achten wy felfs de ftraffe. Indien
^^\'otiph rnbsp;\' haer ter Stadt uyt-drijvende,enhadden met

^efe vreef quot;nbsp;ghehandelt, als \'c behoorde, foo fouden wy nu in

en ftaet ty ^aen. \'©atr na? nOCamp;; Daerom , feydt hy, draeght ftrafie,
\'^theb hals-ftrafte, datghy-der niet zij t by gheweeft, dat ghy \'t niet
P^y voorVnbsp;rafende en woedende niet tegen ghehouden hebt, dat

ooofe fev ^^^^ Keyfers gheen ghevaer uyt-gheftaen hebt. Zijt ghy der
quot;efteti\' M quot; deelachtigh gheweeft ? Ick prijfe u daer in, en neem het ten
dat is nu „ ^^^ jS^y h^bt, het gheen daer ghefchiede, oock niet verhindert:

{z )nbsp;om befchuidight te werden.

OockJg^J^\'oteaöenS Flaccus: Want die hem konde kaftijden, konde hem
en beletten j indien hy\'tniet verhindert heeft, moet
ghefta Jo^J^ ghehouden weerden, dat hy \'t toe-ghelaten heeft, ofroocktoe-
bün QgjL^quot; goedt ghekent \'tgheen daer bedreven werde. Dion in\'tïeöen

1 VrtlM-nirrlt;rii1iisgt;r«gt; in- rrhon/NorrVi nier ro niifrinon • m\'ia,, J.é:.

^^^rinpf?^ \' ^oor particuliere ift ghenoegh niet te mifdoen : maer die in re-
Rijck zijn, is oock delaft op-gheleydt van tebeforgen , dat
t\'l\'itigj hönbsp;niifdoe. \'t4 tap. beC Piftenfche Synode , gefielt

[öe,gQtapitteïenl)anCaroIusCalvus, ïefen top: Hy en is niet vry van
pteret, te hebben, \'tgheen hy verbeteren kan , verfuymt tever-
\'onde, ^^^rhalven hy buyten twijffel hem felven deelachtigh maeckt aen de
^[gg^\'et Nicetas Choniat es, Ub.s. ban Andronicus.]

i^omen totbe anberebaagfje / ban ïjettn-nemen en beftïjec.
bjn fif^l tl ï^affe. eöeUjcb top te booien gbefept öebben / foo fiaet
t!wi?ffe upt te boeren een pegöelöcb natuurïöcber-toöfe / bte felfs
J^CQctJi»wiöcbe ntet fcöulbtgö ts» ^en ingefielben en göeoibtneerben
f^ltece / JJfPUen en regeertngöen feomt toe / bat be mtfbaben ban parti.
Jöreji öarebergaöeringöeepgentlöcfe cafeen / öen-ïupben / oft
jyieti» ^^nten na goetbuncfeen toe-gelaten toerben te fïraffen / oft obet
^ec be mt?!®^ öaer en is niet ban göelöcfeen foo boïfeomen recöt bergunt
J^^lc^e :f*JJöaben / bie eenigöftns raecfeen öet menfcöeïöcfe göefelfcöap/
Ktaffen/ ben anberen 25urgerfcöappen en öaren Regenten in

III.

tn bie mifbaben/

y^Jt tg quot;25urgöerfcöap oft öaer Regent in \'t particulier befcöa.

S^^^fiinplnbsp;bie iSegent oft 25iirgöerfcöap ban toe.

p^!\'^®« / hn^\'^^^QÖ^^\'öt en berfeecfeeringöe recöt öeeft om firaffe tebo?.

\'tgöeen top te boonbsp;^ulcfe recöt ban

quot;Iftth Zr^l^öe 25urgöerfcöap / oft j^egent / bp toeïcfeen be fcöulbi^
^^öSjÖoubt / ntet beröinberem

tnbsp;^^ ^^^^^^ ^^^ Pï^sB^quot; toe te laten / bat een anbere

b?Jïaffff?!^®ï\'«quot;53er-öanbtbinnen öareEanbt-palen foube feomen
\'^iabt/f^lV^quot;^®^nbsp;seen oo^baeren ts / foo bolgötbat

\' weltfeen öp öem opöPuöt/ bie aen be mifbaet fcöulbtgö be.

ban^

-ocr page 546-

4 9®nbsp;Het tweede Boeck, van het

bonïren fs/ècn ban bepDen moetbom / (i.) oft batfp ïjmomatm^Pjf,

motmmhmmrnmkm ban ben gienen/bte baecom aenb^

ïff SJÏff^\'^f\'quot;?\'^^^®quot;bicbbJtrm be
leefl. (20 2ClfoofiebDertbeanbeceifraëiitenbecfotfttaen be BeniaPi^
bat fp be mïfbabigbe fouben obec-gDeben/Judicio. ^e miüweo

;.i4. baen ben me,Teniers, bat fp een^boobtfagRSe mmfmotneS ^f.
obec-lebecben, ^ op een anbec töbt/om ^^^

bte om bejSootförenfl te ber ctcöten / upt-gljefonben bjaceit. ^oo

ombat ÖP öaec te onrecöt beoo?logöt öabbe. ^ooöebbenbef^aik^

SlttSht?nbsp;obec-göebfn / om bat fp tegen^ S

gl^bocötenöabben. [Plutarchus, mgt;tlebenban Camiiius: Apm^^\'^Zi\'
9€ctcact bcclt;0efantfcöappen.] ^ei^omepnen öebben ban ben Ö
ccnöe-epfcöt/batmenöaerfoubeober-^^^^^^
bengöeplunbertöabben/ enbanbeCartbaglntenf^rs/ bat fiaef^S-

, car ,metbtebermaerbe a^elt-oberfle/maer een anbec/biebe Galleg Jf,

^iod.lih i6.
Tint. Narr.
a\'miit.

Valer. Max
^ib.ó.can 6

JX-od. Sim!,
iti fragment.

Saluttius: Ghy foudt ons met eenen af-nemen de bitteS noodtS^^
vanteghehjckü dieopeendool-weghzijt, en hem dien g\'ooten

®an beniöomepnenfelfs jönobec-göelef^S/^

en upt-oöeaöeben toerben. g^e Beotiers öebben ban be Hippoteorer^JL

gÖebo?bert/bat begöene/bie Phocas öabben booK^^^

benobec-göelebecttoerben. mtmzltmm^^^^nbsp;S

berfiaen 5ön/ bateen Bölcb Oft Coningft^^ obec-ie^fi

«ouben is / maer / göelöcb top SmStnfX^ fe

tnl^\'f ^nbsp;^^nbsp;bat be Eieers benlaSmortiec®

öabben; batis/batfifenieten flcaft^fif
toaSFKerbffiifre

mS nS; .-fnbsp;toerbt be fteure göegöeben aen ÖV

SInbsp;begeeren obec-göelebert te öebben/O

mate te bolbec te göeben. c^iet öet becbonbttuffcöenbe ComngJ^pf^

-ocr page 547-

^^viusnbsp;beröaeït öp Pontanus ijanbe^cc.]

lt;iaten me. vnbsp;bm ^aOrt«î^tleö te ïïennen: Dat de Tarquinslche Soi-

helper/^ ^^^ verfocht hadden, hadden eenighe Boeren mede geti ocken
fy die Or plonderinghe, weicke hen-luydcn wiçrde te laUe geiey t^
^en over t , wilden haei^bver-ghelevert te hebben , dat fyfe bereydt wa-
ftraffnbsp;j \' foo fvfe begeerden geftraft re hebben , dat fvfe fou-

/ fta^ïv^b öet ttoeeöe öe^öotïöt öer Cartöagintenferenen fïomepi

\'^ÖnfeüJ/^ P^^vbius öitte: rndien fulcks met ghefchjedt, (toatöiï3p/
y^Ser iti ! bjatït öe öoo?oaenöe tooo?öen 5ön geflornrneït) foo mach een

bJeteitnbsp;recht vorderen, als hy fulcks iquot;al ghedaen hebben, (te

^ijjcq \'lï^JSPöatöem recfitgöeöaen toeröt) foo fai de mifdaedt voorpw
^tchinesinfijnamtooojöt tegens nemofthe-
7 hSf??^ ^^ öefcöuïöingöe öan guaïijf S-öeöienöe CbefantfcBap/
^ïeöchaXö? / 3önöe bp Philippus, Coningö ban fBateöonien/ op öe
S^ö / S.r/ onöer anöeren göefept öeeft / bat öet biïlöcït
^teben;5jbebeb?eben miföaöen fouöen göefiraft toeröen/ niet öe

ih j dë rnbsp;öte öan igtcomeöien: Dat de ghene

3 ander ^^^^^ verkerft en onrecht ghedaen hebben, vry ftaet te vlieden
Chofi3 fZonaras
itt \'t ïeÖenÖaU Bafilius Porphyrogenètus: Hy fondt
- ^^ ■ om te verfoeeken, dat hem mochte over-ghelevert werden,

die

de Orat, \'Tof,

pra
Ctecinm\'

_nae\'t R ■ \' quot;quot; vchoclivcu j uat iicin mogncc ovcr-giicicvcrc weraen j

hadde j die teghen fijn Heer de wapenen aengheno-
^^etïipejj gt; dat Chofroës niet wilde teghens hem felven een verderfliick
SÜ\'^etöt ittnh^\'\'^quot;- ^iet Chaicondyias ban öe ^ee-roobers tot Lef bus, te
^ie oh^onten j;. ] ^ier öaït nu öoo? öe ö?agt)e / ban ben göe^
ÏT^eanïi0»rÖyeïeöert 5önöan öare^taöten 25urgöerfcöaiï / en öocÖ
f^r \'nbsp;oft öie nocö ISurgöers öïöben i

fp göeen2Surgïjers öïeben/ om
Bet ©oïcfe öaööe oöer-göegOeben / öat öet öen feïföen ais
iS^^e me»Vh?^^quot;5Öeö?eöen öaööe / göelücö aïs öet öoen fouöe öen ge==
liÜl^eft Brur7 unbsp;0quot;flt;ept. tet tegöenöeeïen contrarie göeöoe;=

en nae öem cicero,\'t toeïcft oocfe öer toaer ^ Lih.i. amp;i.

^ Lnbsp;epgéntïöcb om öie betoijS-reben / toclc^

ffiö^ienbsp;/ öat / gdöcït fcöencfiingöe / alfoo mebe ober-leöe^

biS^ ÖetKKl?^^^^^ fean öerftaen toerben göefcöieöt te 3ön:
C^^ïlepbt ntfÖ^^ft fön perfectie en bol^

öter öan fp?efeen/en is anöers niet/ aïS een ^öur.

\'^ööenSL^LW^^^JL^^quot;^quot;^^^nbsp;fOQbat öetmogUemet

lön öeïteben. iBaer öefe toeiatinge en geeft nocö en neemt
a g g anbsp;. göeen

Lib. 7.

-ocr page 548-

492\'nbsp;Het tweede Boeck, van het

Cljcm cecöt / maec neemt aïfeen toecö J^et fieïetfel ban ejcecutt\'e.

enejceitipien ban pïaetfen tot
3©am öHalieen öen genen bo?i3erli3cft en öien(li0ö 3pn/öte öoo? f\'J
böerötgïien öaet nnberö?ucftt toeröen / maer niet öen göenen/öïfioöf^
ptS öeöieben öebben / baer öoo? öe menfcöeïöcfte
gefeïïigöept /

ftaet / bat öP ban fijn ©oïcb ban ööejicaft toecben (öet toeïcft ö^feut\'^
jiiet ciodius, be toeïcfte bte ban Corfica obei^-göeaöeben / en ban y»^
ttiet aensöenomen toas) oft ïtan niet söefiraft toecben / aeïöcïi öa^LV
ïe ittifbaben jön/ in toeïcfte bepbes söefcöteben ftan. i®aet: öet ttt^^^p
^tabt en SSutrgöecfcöap / göeïöcft aïs mebe anbetre i^ecöten / en
i-en / toecben niet bet:io?en boo? be baebt feïfs / maet: boo? eenigö ^Zd
oft recöteïöcfte uptfp?aecft / ten jp bat eenige J©et toiUe bat Ö^t
göeöouben toecben boo? een göetoijföe fafte / \'tgeen in befen niet
fept toecben. €pnbelöcamp;/ op befe toijfe fRïïen oocft be goebecen / tnjj;;!
obec-göeïebetrt / en niet aengöenomen jijn blijben bes genen / öï^^
beöoo?t öebben. iBaecinbienbeobet:-ïebecingöe aengöenomerti?/j.g#
bat naemaeïs boo? eenigöen toebaï be gene/bie obet:-geïebei:t toa^/Jli^
bet: göeftomen 3P / bie en faï göeen 23ut:göet: toefen / ten 3p ban «pt Jsi-
quot;nbsp;3!n toeïcften fin en mepningöe toaec is\'t göeen

^ nus ban bengöenen bieobetr-göeïebect is/ tecanttooo?bt gegeben
^ocö \'t göeen top göefept öebben ban be mifbabigöe en fcöuïbtöB/ :üDt
te göeben / ofte ficaffen / en gaet niet aïïeen aen ben genen / biea«i;^
«©nberbanen 3ön göetoeefl bes göenen / bp toeïcften fp nu gebonben
ben / maet: oocft ban bie göene / toeïcfte nae begangöen mifbaet
öenengöebïucötspn*nbsp;..^fï

[Vermeerderinghen. (i.) 3©ant boo? be obecïebecingöe

ftenntffe banbe faecfte gaen. iBenmoetgöeenilenfcöen

eet; ftenniffe ban befaften göenomen is/ fept Plutarchus in RomüiiJ\\gt;

Camdenus op \'t ^aec 85. fept be Coningö ban lt;;$cöotïanbt tot e\'\'\'Jatif/
batöppervilhorft, jae OOCft ben Cantzelaer falobec-fenben in
inbien fp tnet ftïaet: en toettigöbetops obectupgöt toerben / bat^Eit^
t^^fï\'^5Ï^S¥^^P-öÖeïepbegöeb?often/ oft ftenniffe ban bert
fïagögöeöabtöeöben.nbsp;.

(2.) LucuiiusöeeftbanTigranesberfocöt ben Coningö vrithridat^-
aïs ÖP öem nietober-ïeberbe/öeeft öem ber a^o?ïogö aengeöaert ^
nus banbe Mithndanfche «©o?ïoge ett Plutarchusin Lucdilus.nbsp;df

aen öeböen ban be Aiiobroees göe-epfcöt/bat ^aiyas öaer fouöe
ïeberttoerben/ Appianus in\'t 11 «ewact bet éftefantfcöaPP^\'\'\' m
ben ^Zdiffcöop/ öen toeïcften öe iSomepnen toiïöen öe^cptbenob^^^ kf^
ren / fiet Pnfcus 21 Cjctract öer lt;0efantfcöappen. ^e éertogö gt;
ttebemen ts ban be Coningö vafcon ober-göeïebert aen
FerdiK^n
3Öcgent ban Cafltlienwanar,^, ié 20. cap.j.]

-ocr page 549-

jyjeteit mmfcHm onretöt m otoecïajï aengöebaen ts i Gyiippus taco üjgt;
\' öanöelenöe ban öat um öer ^uppltcanten/ fepöt ai.

lt;iacd ^^^^quot;^vanckelijck dèfe Rechten in-gnevoert hebben, hebben gewiit
barmhertighey dt, maer de ghene dieuyt boofcr mey-
tetj^^nbsp;anderen hadden aengedaen, ftraffe fouden hebben te verwach-

^eciit nae nocö ï De^\' indien fy door arghliftigh bedrogh , door on-
Vali-n^ghe begheerlijckheyt tot eens anders goet in diefwarighedenge-
Va^ ^\'jnjaetfedeFortuyneniet befchuldigen, laetfe fich felven den naem
lijcij J^^^^oedighe Supplicanten niet aennemen : want die naem nae menfche-
Veicnbsp;toe-komt den genen, die onfchuldigh zijn van gemoedt, doch

dcvannbsp;Maer defer leven vol zijn-

die quot;onrechtvaerdighefeyten , en heeft haer gheen plaetfe over-ghelaten-
Öehfj?\'j.quot;\'edelijden en toe-vlucht foudeopenftaen. Menandergeeftöteöep?

quot;■»quot;ööen / als ongfieUicb enoöerïafi feer toelonöerfcöepöen j

^en overlaft daer in van \'t ongheluck verfcheelt,
^at ^t een uyt ongheval, uyt wille \'t ander queelt.

ccr^^^.*^ öan en öerfcDiït Bet fegsDen öan Demofthenes ntet / \'t öjeïcb fi-

ghenlf\'-^r\'^s\'swHWÄe alöus Oöerfettet : Men moet fich erbarmen over den

is het ongeval, dat van felfs willigh gefchiet, is den raet en v
toe te fchrijven. €nban Lyfias: Het oneeluck en treft
VfiV?^^ fijn eygen wille va;i felfs. stifoo toaren tn öealöer-toijffle a®ct Deut. 19.1.
^«ffiï? Ööeopent /öoo? öen göenen / toelcöen m gctoeer upt öe öanöt
^labB^^*^ ^as / öaer meöe een menfcöe ter öooöt göeöiacöt toas
t öen 1 R^g x zj.
bacijf^rbeoocb plaetfe om te blucöten bergunt: maer bte boo?-be. ^.Reg-u.

»nbsp;tn op?oer gneoiacnt naooen / oen luuttt»

??«finN\'^öepligöfte-|filtaereoöts niet befcöermen. Philo öefe a©et

L^^erSi T^ / fept: De onheylige hadden geen vryen toe-vlucht, noch be-

röictS^ in het heyiighdom. (©ocfe öeööen \'töeouötjïelt;©riecben me.
J^aupiiu^^^ïJersberflaen. ©an be
Chakidenfers toerbt beröaelt / bat fp
toßk Jl^ Öeböen toillen aen ben fUröiben ober-leberen/ maer be oo?-
SefSJ^i»-* öp geboegöt/ om öat öpfitftgenoegöfaem öeranttooo?t
/ öan
\'t geen öem öe tcröibentelafie lepöen. (2.) 25p

toaseen2tltaeröer Bermhertigheydt, toaer ban ber.
, Paufanias, Scrviusad 8. iEneidos , OOCfe TheophilustUöe

BJ?iift toelcben Papinius in \'t I z 26oecb Thebaidos in \'t b?eeöe be.

toien toas öie / en toelcbe öaööen öaer öaren toe.

-ocr page 550-

i.iepMt. lof en roem Is van de Athenienfers, dat hare Stadt een vrye toevlucht en troo ^
was voor alle ongheluckighe, van allen hoecken komende. ەt Ojp. ^^^
ijßc pïaetfe: Den ongheluckighen die in alle plaetfen over al zijf»nbsp;(y

ghemeyn gheluck» degoedigheydt van de Stadt Athenen, daernbsp;fiiit

können behouden werden. Patrocles Phliafius fepöt Bp Xenophon \'y
lt;©?atie öte
Bp tot möenen öeöe j Ick prees defe Stadt, om dat ick venquot; ^
hadde, dat alle die veronghelijckt of met overlaft ghedruckt waren\' ° ^,
lich felven voor overlaft bevreefden , en herwaerts haren toevlucht quot;^.\'quot;».^{i
alhier hulpe en byftandt verkreghen. felfÖe tliepttitige fiaet OOtß W®

23?feföan Demofthenes,öoo?öefefnöei:enöaii Lycurgus. ^etOaïöen^
dipus föttett toe-bïutöttienieitöe tot coionus, ftt \'t (Cceucfpel
felföenttaettialöus
BetupsDt: C^tetöesantfcDepaffagte/ öjanttP ^
lefenstoaecötaDJ

Ach.! my, Cecropiden j veel ramps hebb^ ick verdraghen»
Verdraghen doch alleen: Godt fal my nimmer plaghen
Dat yets van defen , als zy met mijn wil ghefchiedt:

^aec op Thefeus anttooojöt:

Noyt fal my rouwen , dat ick fchut in mijn ghebiedt i
En van u, Oedipus , mijn byftandt noyt afwenne,
Alfboick felver meed\' een menfch te zijn bekenne,

SInfaeïücbett Demophon, öe j^oott Öatt Thefeus, aïs öe nasomeïtï^^^
öan
Hercules tot Sfitfienen quanten öDeöïucöt / fept aïöus:

Dit onfe Vaderlandt is hülp ghewoon te bieden,
Den fwacken , dien haer recht moedt geeft tot ons te vlieden gt;
Wel eer om vrienden hulp veel rarnps is uyt-gheftaen
Van ons, nu werdt ons weer een nieu pack op-gelaen.

€n ött ts öetfïucb/om \'t toeïtbe caiiifthenes öte öan ^CtgenenöOJjS

melijcfi roemöe / üat defe oock voor de Kinderen van Hercules Oorj^^gt
hadden aenghenomen teghen Euryftheus, als Euryftheus Griecken Ja ^^^^
tyrannye druckte. C^tCt Euripides Heracliden , en Apollodorus.J ^^

en-tegöen fïaet in bet felföe Cceuc-fpeïöan öen guaeöt-öoenöefS® ♦

Die fich van quaedt bewuft niet op hct recht betrout gt;
En bidden hier de Goon, voor quot;t Au taer fich
verftout gt;
Ell fchroom ick niet van daer voor \'t recht te laten ftellen gt;
Wie quaet doet, \'t is maer recht dat wraeck flae die ghefell^quot;\'
«©e feïföe in Jone:

Een fchuldigh\' handt niet recht de Goden en ghenaeckt j
Die vroorn zijn en verdruckt, voor die de Tempel waeckt.

-ocr page 551-

^ÄSIS*^ Lvcurgus berBaelt / öateenen Caiiiftratus, btebeitöars-^^^ ifo^^.

fteöÖÊtth^aDDe/öet ©?aßeleti lt;0oDöelijcïteantlïJOO?bt raebtgebiaegijt

: ^Inbien öp nae ^tHenenficö
ben toSini^^®^ Ö^\'^^^^^^^^sren foube toat recöt toas Ï €nbatBp fö-
ben S^fÖt genomen öabbe tot ben alber-öepUgöfïen ttltaer/ bie bin^

öc^\'^^^öbefirSw^^^^^^^^^ öatfptenmmflen öoo? berfelieringöe
SJ^* bat ffinbsp;^^^^ ««set öoen af-göetrocHen toer^

^ WsöeÄ^^^^^^^ a^olcli/ Oft regeeröer

[Ver-

^^^ TadM ^^ï^\'^P^^^^^^öepbtbanbeeobbelöcfeeanttooojöeberbult
\'^Jietïiiv^^^\'P^öflbeaengöenomengöetooonte in fönen tööt öoo? öe^««./.^
^^niomlJPfnbsp;öeöoofefepten öer menfcöen/ais öec lt;aoöen Ce^

S^^^föernm 25p öen felföen fiaet: DacdePrincen wd zijn
dighe gh
1nbsp;\'nbsp;van den Goden geen andere als rechtveer-

ÖtOetni«« der Supplicantcn verhoort en werden. \'©efOOÖanigÖeÖan

Sï\'t öjSOTtfirafTen/ oft oberleberen / oft immers toecö fenöenenöe
Öebbßjfj^^ -^00 bettelt Herodotus öat öecymsieeiten Paftiis ^erftaen
L^b.u
Üpfljnbsp;alfoo fp öem niet toilöenoberleöeren/

bieitjjg.noen aenöuuöem ^omewen öeböen Demetrius pharius,
Ifeatehn«?^quot; ^o?ïogö obertoonnen 5önöe / tot Philippus ï^oningö öan
P^ina göebiuföt toas/ ban öen loningö afgöebojöert. perfeus, Liv.
nb.z^.
Si^be 7«il8aceöonien / in föne berontfcöulötgingeaen Martius,
fÖ^ftöenïLxsnbsp;gefepöt too?öen öatfe Eumenes nae
\'t leben

J^\'^Ouwt, ben: ^ck hebbe de feifde, als ick eerft van u-luyden ghswzet- LivMh.iy.
K do«quot;^quot;^^\' bevonden hebbe dat fy in Macedonien waren, nae dat ickfe
L ^quot;quot;Voov quot; ^Pfoecken, bevolen, datfe uyt mijn Rijck fouden gaen , en hebbe
^quot;racienrJ^^^\'igliuyt mijn landen bdaft te blijven. (5.) ^S^teÖan Samo-

^quot;^nder, toelcße Eumenes öaööenae-göetcacöten lagöen
f^öet bofffi\'^^^^Pöt^ööt ÖP ö^n (Cempel öan miföaeöt toilöe ontlafïen.

töt ftcaS^^f öt / öaer top öan göefpjoHen öeööen / ban af te boibe^
Ät Jii^^ öe göene / bie öupten öet göebiebt en be Siurifoictie göes
S^^fen hart
t: ^^\'^öt in befe / en eenigöe boojgaenbe eet!toen in öe meefte
r^/ toeïfï^ s\'^^P® alleen onöeröouöen enöe göeöjupcfet in öie miföa^
t.! quot;ï»tfieeXHlquot;ööemepnen flaet raecöen/ oft öaer in een fonöerlijc^
S^\'bunS^^^e leelöcböepöt enöe groutoeljjcltöepöt öen miföaeöt
h^tttQftß nw öe minöer miföaöen boo? toeöer 5öö{glie oogö-
öafiin göefïopen/ tensp öoo? aBetten öeS
ffoociitoll^/^Äöaerobe^ 5P öetoilligöt.
(6.) iBaer btt moet

en ^ee-roebers/ öie ficö
f!P en toÄÄSl/ batfpficöontficölöcftöeööengöemaccltt/met

-ocr page 552-

[Vermeerderinghen. (i.) ^aerijSemOUbtOraculum:

Ghy hebt u vriendt gedoodt, als ghy hem woudt befchatniet^ t

Ten is gheen mifdaedt, reyn zijn meer als oyt u armen,

hC

Philo yhm bm ïsecötec: Barmhertigheyt moet men bewijfeo iö
lucken , maer die met wel- bedachten gheraoede quaet doet, en is niet
luckigh, maer onrechtvaerdigh. ^oototï -M. Antonius, öatnK!t\'t0^^ofi
en Uoojnetnen tnfien faï: Op dat ghy weten moghet, oft onwetenheyt\' .
wel bedachten raet in yemandt zy geweeft, en datghy meteenen acht fl^M^j
op die dinghen, die hier aenhanghen , en vaft zijn
fOO OnöeCfcD^P^ gS)
ibp Procopius , die dinghen , die uyt onwetenheyt gt; oft verghetenheyc
ban öebtngben / die voorbedachtelijck ghedaen werden , Gotthic.s.

(j.) Pipmus Deeft ni-göenomen/ en niet ober-cDeïebert /öïe «Pl^L^
ftrien, om bec tp?annpen bjtïïe / tot ïjeni aöebïucbt toaren / foo
bp Fredegarius, w bebïnsen ban Piptnus, op \'t ^aer
688, lt;0ocUbgjö^

inaeclit/anno 8174naeït)ft tn be i Tomus ber Conciliën uan j^jancB^y^
Cn
Carolus Caivus bte gene/toeïcïte ban fijns 25?oebers Ludowijci««
totöemgöebïucötguamen/ Aymonius, hb.s. cap.^üt zonaras

Hanbeïingöen ban Conftantïnus Monomachus, ban Gegena Patzin^c^j..

ober-geïebertaen xyrachus bte \'t berfocöt. ^oo en ts ofinanesnt^fflg
ööeïebert ban ben (©berfïen inunginus aen fifkifar, Leundavius, a ^iV
ber(€urcbfcOeï^t(io?te. ©o?tugijf^n öebben Aibukerken niet\'^\'^*
göegöeben / foo viariana berteb: / ia. ic. cap.a.
(3.)
3©eïcïtenï0f Mariana bte ban Arragon toe-fcö2öft/
_
IC Gepiden totlïen ïtcber aïle-te-famen ombotnen/ aïs bat fP
ben Ïtomepnen en Eongoöarben totlïen ober-ïeberen/ Procopi««\'

thicor-it.

(40 Mariana berteït/tó.^/. bat tn^OJtugaeï Ferdinandus
ïtngö upt be iïercbe/ baer öP tn göebïttcöt toas / toecö göeöaeït/
bper berb?anbt
ts / om bat öp een ebeïe iBaegöt berftracöt if^^lHAtt
be plaetfen ban b?p-göeïepbe/ befiet öet 25oecft ban ben boo3tretflt;^£,tit
»n Pauius venstus, uau quot;t göefelfcöap ber ^laben/ foo \'t
gP^^

(5.) Appianusberöaeltbitoocftm\'tiocjctract berlt;0efantfcl^^ffr
biergelijcfte jïaetjnbeïatijnfcöeftefcö?i}btnge ban öet leben ba» ^en

miitocles : Als hy van de Athenienferj en Lacedemoniers uvt-ghe^ jf^it)
naem af-ghevordert werde, heeft hy (Admetus beConingbherP^JadÊP/
hem, die ootmoedigh fupplicerende tot hem gekomen was, niet vei^
maer hy heeft hem wech doen brenghen en geleyden, en genoeghfae® goiquot;
voy tot gheleyde mede ghegheven. 2Bp Procopius ^Gotthk.s. laten O» ^

den los ildigis ben Eongobarb. ©oegöt öter Dp ben ^?ief ban
cus aen Trafarauudus, Contngö ber J^anbalen/ban \'tinnemen baï» ^j^ns

-ocr page 553-

dowiquot;if■nbsp;cn \'tößcn baccpact tn \'t ïetoen ban Contnöö lu-

Chriß ,^\'5ofißcftöeffi;epfecaudoiphus u. ban ftcb bjecö gßefonben

^eth flH«!: \'^O\'^owirz, alS Thuanis bßtUpöbt/ HbJs. tn \'t %att 15 8 5* Elifa-

uptnbsp;öen ^cöottcn / bat fp ^ocfwei fai / oft toebet gbcbcn / oft

a^anx ^nötbecb?pcn/\'t toeïcb camdenus becbaeïtop \'tflaer 159?.
^eciupfÜ;®quot;^quot;\'\'\' lt;0rabe ban Gegipn boo? ben Contngö ban ©?ancbi\'öcfi
/ en öet toebecfieeren tn ^pangten öem ontfepbt / fiet Mariana,

Siifti^Jy^^Öeïtjcb ttt \'t berbonbt ban be ^toitfers met bie ban iBiïanen/

VI,

eert,
leweert.

menfe te 3lanbe upt-jagenfaï: camdenus op \'tjaer 1600J
SepötK^O\'ïfïtflentemercfien / bat/ tertopïenban be recötbaerbige
ootitinX onberfocöt / en benniffe göenomen toerbt / be göene bie
^oph^r.nbsp;göeïepbe bibben / befcöermt toerben. ^0 fepbt Dc-

^quot;^quot;totbenlt;©öefantbanEuryftiieus:nbsp;^

^^ï^dien ghy teghens dees mijn Gaften recht beghee
^ ^ \'^aet open: maer \'t ghewelt door my u werdt gh

^^ anber (^reurfpeï fept Thefeus tot Creon:

Vo beftaen een feyt j 61 Creo, gantfch onaerdigh,
ü., ü Theben, oock uw\' Ouderen onwaerdigh;
^^^ ghy komt in een Stadt, die \'t Recht, en \'t Heyligh eert •

Hnd

nae de wet en billijckheydt regeert j
hier alle dinck doen naer uw\' eyghen linnen,
gheweldt wat u maer luft en lieft beginnen,
kliekt u dan dele Stadt van Menfchen foo ontbloot,

„nbsp;u uan aeie Jtaac van menicnen luu oiuuiuut gt;

Sm 1 ° ll^effch, en foo gheringh, in alle dingh foo fnood ?
^Isnbsp;Theben noyt gheleert, die gene menfchen

^ ude Beerten pleeght te voeden, noch u wenfchen

doen goedt hieten fal, als fy \'t fpel heeft ghehoort,
ru^V ^ Goden recht, en \'t mijne hebt door-boort j
^teld •nbsp;Heylighdom de arme Supplianten.

Alnbsp;Lobdaceen mijn voet aen een\'ger kanten gt;

^^ iad ick \'t fchoonfte recht, van alles goet bewijs ,
^let Vnbsp;^^^ donder wil en d
\'Overheydts advijs,

batnbsp;niemandt aen, als die wel kan bevroeden,

Ghv f rquot; ^^^^^ ^^^ Vreemdlingh paft te woeden.
Van Tnbsp;Vaders Stadt, en doet
haer groote fchant ^

Aareu zij t ghy oudt, maer kindts noch van verftaht.

MKtnbsp;\'©OCÖ

-ocr page 554-

^otfi inamp;fett ö«t ööene/ öaec mebe De ^uppliantert BeftÖ»®^®®Jiffti

ben /boojöet mï)£ bec natuce/ oftbec ©oitfeecenntetbecboben en

tnoet be faecbegeoojbeelten beffecbt bjecben «a bet recbt ban wt
ban toaec fp bomen, let toelefee ^fchyiis aïbecbeti
aentoijft tn fpi
pïtanten/ aïtoaecbec Argyven Contne® öet gbefelfcbap bec
bomenbe upt «egppten / aïbtïS aeafp?eefbt:

Indien d\'Egyptenaers aen u de handen flaen ,
Oïïi datfe u liaeft in \'t bloedt door \'t Vaderlandt beftaen»
WieToude willen hier in teghens haer fich ftellen ?
Daeroiti, indien ghy vry wilt i^ijji van fulck haer quellen»
Soo moet ghy blijck doen uy t;de Vaderkndtlche wet ?
Dat ghy \'t minfte onder haer door recht niet zijt ghefct*

3©p Sebbenbetflaenöoe batbe fcßulbtban ben ©nbecbanett/
be/ \'t 5P bte ban bupten tnbomen/obec-gaet op be ßegeecbecSJ^;«®«^
ïycben tec anbec jtfben fal be ftfiulbt ootb obec gaen ban be W^m^J^t^
ctgbe maefit opben (©nbecbanen / tttbten be «©nbecbanen tn be njL^tit
betotlltgbt Öebben / oft foo fp pets op \'t bebel bec öoogöfte (©beti0y
göebaen öebben / oft boo? vaencabtngöe/ öet aöeenfi» fonbec «lif^quot;^/ S
bonben boen: ban toelt b fttitb öet betec fal jijn öiec nae te öan^ejfLg ït
top fullen onbecfoetJren toat be ©nbecbanen te boen flaet. 0of ft
be mtf baebt göeraeen gettraecfit töfftöen alle-te-fanten tn
\'t gein^? U
gtepen/ en pbec tn \'t pactfcultec op öem falben aengöeften t otn
Augufti. fept/tn beplaetfeöïec bobe» aer^etogl
t baecfealle te
baec 5ijnfeoocfeeltamp;tttquot;tpacttcultecitoatttalteteöoopen6onneniJ/ttti
anbecs ais upteltamp;bpfonbec beftaen: toant eltfe een
becgabett/ ji^
een fumma göecebent 5önbe / maften alle ben öoop. \'©otö foo taefquot; „ iit
fcöulbt pbec tn \'t pacttcultec ban bte göene / bte baec toe ööeft^^ Vatif^^
betotlltgöt öebben / ttiaec ntet bte göene / bie boo? be ftemmen b^
Lycur.om. cctt obettoontten/ ettobetflemt 5ön. a^atttbefttaffenteanpbet

VIL

fonbec 5ön ontKcfSföepben ban befttaffen öaw \'t göemeen w^^^\'Jz ktP
beftcaffebanpbecin^t bpfonbecfomtoöien be boobt is/ alfö i^Ür^Sl)^
ben boobt uptgecoept en becbelgöt te too?ben ^ \'t toelcft gefcÖi^quot;\\,flti
bucgeclöcftelicöaemengefelfcöapotttbonbenen betfttopt toert »J\'jjj^/
ff quot;\'^^•^•anberen / toaer ban top eibers göefpioftettöebbem €nbealSO£SeJ^\'\'
l.fiufmfiH-fzeen^öucgöetfcöap opöoubetlangöerfulcfiS te 5ön/ fooÖ^\'L«^
D q^o- nus recöt göefept / bat öet b?ucöt-göeö?«ptft alSboo? be boobt^e^ j^^^nt
«w. „ggjj^f^ lt;©epactfculiece elcft boo? öaec öooft toecben onbec ^^laóc^
\'Pint. ban ftcaffe iu fiabecnöegöeb?acöt/göelöcft be
Thebanen onbec

fp?oßen, tClfoo ftomt oocft be 25ucgöerfcöap tn ffabecnöe en bg.
öepbt/al
^fpf0teett^?öbinffe göemaetftt toetbt. mnbsp;vff\'^

-ocr page 555-

feift / Pn #o?lo0ö-fïöepen/ mnpmm/ «©ïipljanten / öaer ^cöat-
niff^rjHÖfttiepneïantreröen. *ertgt;atpöer bcojfija öooft om een
ftube hfi ■ \'t gantfcöe göemepn / baer öP ntet en öeeft in betoilligöet/
tsnbsp;öie bingöen / baelcfeepber een epgen toe-beöoojen/ fulcbs

ïoec tnfS^^^\'^iïtöD / alss Libanius bjel aenbjjjjl in be €gt;?atie ban ben op^
feïfbe p^ft be baet ban
Theodofius, bie een ge^
jlaeJz J^tfvtaet öabbe geflraft/ met b^bobt ban
\'t geb?upcb ber lt;;^cöou-
tvJr ^^^lloben /en ben naem ban Metropolitanen, (i.)

faetfe. J^^\'^\'leringh. ( i.) chryfoflbomus fepbt eben öet feïföe ban öefe
niniis Änbsp;fepbtinbeï7lt;®jatiebanbe25eeïben. Marcus Anto-

becehnbsp;öabbe eertööts göeïpcfie flraffe öen feïföen ^ntiocöe^

aï«raD«ohnusitÉttiBfrftt* Êtt Severus tßflftPttöbßBv-

aïS Capuolinus getl
u \' beneittenbe be
^ef«::®^iierfeïen/ iae be^^tabtfeïfi

lit.i}.

:getupgöt: en Severus tegöeuSbeBy
j)u-plaetfe / be bjarme baben/ be eere/
jae be^\'tabt feïfs ben Partheuiers göegöeben j fiet
iiS-^ftquot;^\'2onaras,en \'tgöeen bobenbanons göefept iSO
betnbsp;een aenmercbeïpcfee bjage / oft öe flraffe om een mifbaet v 11 r.

ibÄri^göemepnte alïe-tpbtban göe-ejcecuteert en upt-göeboert
ïangöe Ö^t göemepn buurt / fcöpnt öat öe flraffe ban te
pïjeöertïP^\'^^\'ff toeröen / om öat öet feïföe ïicöaem bïpft/ aï-öoe-toeï be
ocit aeS^^ ïs\'een in t^sanöers pïaetfe boïgöen / geïpcfe top eïöersöeb^
fommSrt^^^^f^n. IBaer in tegöeitieeC foo moet men toaer-nemen / bat
öisstovj\'jo® Öingöen ban öet göemepn eerflen epgentï^ft gefept toerben/
a^^^epne^cöat-ßi(le/3©etten/ enbiergöeïöcbebtn^nteöeb^
Jiete: bingöen niet berber aïS boo? af- bïietingöe ban be particu^
oceje fonS een lt;©öemepnte göeïeert en fiercft göenaemt / om batfe
^ant hf« onber öaer öeeft» ©an befe f!acö en foo?te iS verdienfte, .^w/? 7. ^^
Öebbeh ; eerfl op pber in \'t particulier / aïs bie een 3ieïe en berflanbt
oempt p^tfe öet göemepn epgöentïpcft niet en öeeft. ^ie ban göe-
Qöemppquot; quot;Pt ben toecö 5ijnöe/öoo? toelcfte öe berbienfle ober \'t gantfcöe
^ b)ec göeb?acöt / foo toerbt be berbienfle feïfs oocft göebempt
öjp seïf^nomen / en beröalben oocft be fcöuïbt ban flraffe / aïS toeïcfte
«c ggj^^t öebben/ bat fonber berbienfle niet beflaen en ftan. Libanius in

^ • dat^ • ^^tie: Want ick houde het daer voor,dat u die ftrafte genoegh
hpLll\'de gene, die mifdaen hebben j voor-handen is.

ï quot;^tot hpnbsp;be mepninge ban Arrianus, öie ïaecftt en ber^

J^ngrie h to?afee ban Alexander tegöens be ^rfen / betopï bat fp aï obec
toaren / öie tegöens öe lt;0riecften göefonötgöt öaööen.

öec ßranchiden, ÖOO? ben felfben
/ tsf bit öet 00?Öeeï ban Curtius: Welcke dinghen , in-
»foo fo^ . ^^ht gheweeft teghens de eyghen ftichters des verraets fel-
Nu hrkif fchijnen rechtvaerdighe wrake, en gheen wreedtheydt te
\' die fel? naekomelinghen haerder Ouderen fchuldt moeten
boe-
««« Miletcn noyt ghefien hadden, en overfulcks aen Xerxes door

ntt z

verraet

-ocr page 556-

verraet niet hadden kennen over- leveren. ^«röamp;dÖtfiefö «^^feS^JJ^J
öeel öan Arrianus, oöec \'t öecöjanöen öan i\'erfepoiis, tot öJ?ae(Be p ^^^
ööeenöeHerfen tot IlltDenengÓeöaen öaööen;
Dochmy dunckc

Alexander defe dinghen voorfichtelijck ghedaen heeft; en fchijnt ooc
dat dit een wraecke
zy over die Perfen, die voor langhen doodt, en vaiV ^

waren. 3©ant öat feggöen öan A^arhocies öelacöt een pöec/ öie^
felacötenöanöteöan [thaca, oöecöefcöaöe öaec aengöeöaen / tw.Vs
tooo?ötgaf/ öat öe^tcfltanen eertööts al öeel meer fcöaöe öait^\' ^flf
göeleöenöaööen» €n
^!ut;«rcnus jn \'t 23oecfetegen Herodotus, fepj^
öet geenftns öaaerfcöönelöcfe ts/ öat öe Coitntöters öeööen öJillejÄ
ßenöetongöelöcft,/ öpöe samiersöaer aen-göeöaen / nae
leöen en ouöeröom. €nöe ftan niet öeftaen öeöerantöjooaöfngöe b»\'

fe en öiergöelöcfee fepten / öie men lefen fean öp Plutarchus, öan öe fj^f
en late öjjaecfee lt;©oöes» 3©ant öet is öjat anöers lt;0oöes recöt /
recöt öer IBenfcöen / gelöcfe terflont fal felaeröer ölöcfeen» €nDe oj^j

fcöoon öillöcfeen recöt 3p / öat öe s^afeomelingöeneere en ftaten/
öelooningöen ontfangöen öoo? öe öeröienftenöaeröer moi-o^y^
öaerom en ifl niet öillöcfe / öat fp oocfe om öer felföer fonöen öJtlieamp;
flraft toeröen. SBant öe fioffe öan toelöaeöt is öan fulcfeer aert /
een pöer fean meöe göeöeplt toeröen / fonöer öem onrecöt te öoen /
öefïraffealfoo niet.nbsp;.jj^tt

{^Vermeerdennghen. (i.) ^aeromfCÖJÖft Set Julianus tnÖenlO\'\'he,
Conftantius,
een anöer 00?faecfee toe; NoytemsfoodanighenOorH^jje
de wekke voor rechtvaerdigh ghehouden werde , uytfoodanighen\'X\'J^j^^
ghevoert, niet van de Griecken teghens de Trojanen, noch van de LeU
niers teghens de Perfen, ghelijck een Kindt foude mercken. Want f)\'/ \' quot;

IX.

X.

ontfiaenöe öie / öaer öoo? öet feomt öat pemanöt nieten öeööe /. JJJor,
ÖP anöerftns fouöe göeöaöt öeööen/ öetoöl/ namelöcfe / öte conot^,tjt/

Oude door ouderdom befchimmelde mifdaden met late en fpade »j^gji
noch aen de Nae-neven oft Kinderen ginghen wrekenmaer fy ^^^
dendieghene, die de Naekomelinghen van den Helden die by\'t g^^.jjtrli\'
befte wei ghedaen hadden, gheweldt aen deden i hare Rijcken ontW^^\'^ =
den-l

3©Pöeööen göefjjjofien öanöe manieren entoöfen/
gemepnfcöap öer firaffe öolgöt upt öegemeenfcöap öan mtdt «ff
öat top öefien /m oocfi öe firaffe toel göemeen göemaecfet toecöt
I^m
öe fcöulöt niet göemeen göemaecfet ts. 3l9elcfie fafee / op öatfe t^fi^
mogöe öerfiaen toeröen / en öat niet öe öingöen / toelcfee tn öer öaj \'Ltt
öerfcöepöensön/ om öe göeUjcfeöepöt öer tooo?öen onöer öen f^^p
bermengöet fouöen toeröen / foo moet tcfe öan eentgöe ötngßen»quot;^
fcöoutoingöeöoen.nbsp;.

©oojeerfl / öat öet öerfcöeelt fcöaöe öie epgöentlöcfe en regöf-j .fP
aengöeöaen toeröt / en öie öp göeöolgö öaet upt ontfiaet*

-ocr page 557-

^iS^L^^^F toeïcfeeBpöBecn recBtttaectoeen 0ai5lie4 55p uipianus ts
ööeonm???/ ^«ötert tcfe op tttijit mom eett toatec-put gïjegcaUen eit«w«.. rf.
u fouSÄ^e / toaec öoojsMcöteöt is / batbe toatcc-abecett / bte tot
te ban tll.?quot;?®\'\'^^^quot; Ö^^öett / af-ßefnebett 3m i otttfeettt öp bat boo?faul^ d. t.
ntiin JS toeccfe fcbabe becoojfaecfet is in fuïcfe een faecfee / baec in icfe
Qcoot Snebbe ööebjupcfet. €nbeopeen anbec pïaetfe fept bp/ battec
^echt \'^^\'^Öepbt iS / oft pemanbt fcöabe Ipbt / oft bat öP becöinbect
tauiu, h« J^^^öt en boojbeer/ bat Dp nocö Öabbe boo?ts te genieten. €n

ecöts-göeïeecbefepbt: oat hecverkeerdelijckghefeyt werde,
tteetnbsp;rijck zijn, eer dat wy her verkreghen hebben.
SUlfOO / toan=

SmeAH.
Fabr.

z. amp; 19.

cumraua

bm.

xr.

fenbete\'^quot;^^\'^^quot;5öebecengöeconfifOueect toecben / foo göeboeïen be
^Öeen fiv toeïbefcöatie en ongöeïegentöepbt / maec öet en i^epgentïöcfe

^»ooiJi^öeban Aiphenus te cecöt isaengöemeccfet/ aïs ÖP fepbt: ^atL.c«^.^?).
pein Q„\\®aöecs ficaffe be iSinbecen bie bingïjen berïiefen / toelcfee ban
Jan bPttS?^»^ fouben göefeomen öebben: maec bie bingöen/ toelcfee niet
Mecg „i; ^abec / maec ban be natuce bec bingöen / oft anbecftnS ban el^
W ^^ööeben toecben/ bat bie öaec beöouben en onbefcöabigöt blp\'
fesjen w fcöjöft Cicero, bat be fcbecen ban rhemiftocies geb?ecfe ge- j^ikz. mt,
ban öebben/ ent

enbe en öoubtöetnietboo?onbillöcfe/ bat be Äbecen

en \' öe felfbe ellenbe bjagen fouben: en fept öP / bat fulcfes oubt/
ÖpïbaiS^öen gbeb?upcfe iS: toeïcfe gebjupcfe nocötans bejongec nae-
llfooSefioomfcbe 3©ettenfeecgöetempectengöematiget öebamp;en*
«P eibSe / toanneec upt mifbaebt ban öet meecbec-göebeelte / toeïcfee
l. cm.
\'^fitePfl ,^.ÖÖefept öebben bat be pecfoon bec gantfcöe lt;©emepnte cep?e^
PWrll ^^ gantfcöe ^öemeente fcöulbigö en ficafbaec iS / en upt biec
^ÖtïtchSfS ^^»^«eü bie btngöen / bie top göefept öebben / öare 25ucgöec^
Pïiet ept / tttucen en toaïlen/ oocfe anbece boo?belen/ foo boelen oocfe
«e ÖapJlöec onfcöulbigöe bie fcöabe/ maec bocö in fulcfe een fafee/ toelc^
. ieche Jl^ ^tt caecfete nocö aengincfe / ais boo? öet göemepn.
S)38eiS F^et nocö aen te meccfeen / bat fomtoplen pemanbt pet guaets
r ï\'litX ; toecbt / oft eenigö goebt ontnomen toerbt / toel bp göelegent^
1-He h^ occafie ban eentgöe fonbe/ ittaec nocötans ntet alfoo / bat bie
f ifebanï®!\'^^ quot;ïf^faecfeesP ban bie baebt / boo? fbo beel als öet cecöt
puïbtïSöoen aengaet. lïfoo bte bp göelegentöepbt ban eens anbecs
t-oofc\' f ets belooft öeeft / lijbt toel fcöabe / na \'t gemeen fp?eecfetooo?t:
Ni^pi^ifhade ftaet voor de deure: maec benaefïeco?fafee banberbin5=
^^ïofte felfs* 3Bant göelöcfe a!S be gene / bie boo? ben feoo^
S?^ bfff Göeeft / en bo?gbe göetoojben is / niet epgöentiijcfe upt feracöt
5M0oöSquot;i?Pfcöulbigöi^/ maer boo? fpn beloben en bo?göe too?ben:
P^t Om een mtfbabige göelooft öeeft / en bo?ööegöetoo?ben iS / i^
f ^^uptS.^^^\'öaebt/ maer upt feracöt ban fijn belofte fcöulbigö* ^^
^^ÖBt / öat öet guaebt / t toelcfe öP b?agen moet /fpn itiate ont^
\' quot;Pt eens anbecs mifbaebt / tttaec upt bie isecmogentöepbt/

c c 5

-ocr page 558-

mmt ÖP tn t Beloben ööeöabt öeeft mtt m ban bolaöt / ffïS
mepntngöe / toelcbe top oojöeelenbec toaecöept beft göelötß« ^
ChS

felben Benemen / oft oocfe aen een anbecen^om \'tfilfhe öem teöenew%
becbtnben fean : baec ban be oube i^omepnen en lt;0ctecfeeneen»\\%
mepninge geöabt öebben; baecom fp oocfe göelooft Öeböen/batbejo^
tot be flcafTe bes boobtsbecbonben toacen: (i.) gelötfe inbeberfT^S/
Aufonius fiaet / en uptbe befeenbe fèifiojteban Damo« en Pythia« ^Sfs
en bat fp be eöfelaecs bicfetoiis aen\'t leben göeficaft öebben: Ö® n

be löben / toelcfee bocö tn öem / foo top epgöentlöcfe toillen fp?efeen/^fg
firaffe toefen en fal. ^iecgljelöcfee balt oocfe boo? tn bat cecöt / \'f»
pemanbtalfooöeeft/ bat öet öangöt aen eens anbers toille/ P^^fZl
ts öet cecöt ban becgunningöe oft toe-latingöe te gbeb?upcfeert
in aenften ban ben epgöenbom bec faecfee: en öet cecöt ban pactit^HW
ten aenfien ban ben uptflefeenben epgöenöom en beöeecfcftinaöe/ öJ^^i^i
m tjöemepnen befien be ©ucgöerfcöapöceft ^ i ^ -

fuicfeS pets ontnomen toeröt/ tec occafiebaneensanbers mift^^i^S
m w m öaer epgöentlgcfe göeen firaffe / maer een uptboeringö^ ft^it

boobt toerbt/als naë beWer^r\'om\'^^^^^
geb?upcfet en befeent öeeft/öaten isepgentlöcfe gfieen firaffe / nt^^cD^
göeb?upcfe banbe beöeerfcöingöe en epgöenbom bec Hêenfcöen ffitf^
25eefien. [©anbieiBetöanbeltMaimonidesinfnnleptfman bett^^\'quot;^

. cv^\'^^^e^\'iefing.cr.) TO ölöcfetfelaeclöcfe uptöe tooo?ben ban

totf9n©abecjacob,Genef.42.3 7. €n bp joiephus sunttfluitept^\'^/jeöf

wp Eutropius tn Caiiguia ttoemt fulcfee bo?gen / ß^hßmios ban öef

leben/en bO?gen bes boots : Diodorus SicuJus, i» mmtu Ptmfimus. ci^f^ec

obec Öet2 tap. tot öen Galaten : Gelijclc wanneer een Menfche ter

wefen nde, een ander onfchuldigh Menfche fich voor fulck een tet 0

overghevende, hem van de ftraffe bevrijdt. Auguftinus

domus: En fomwijlen die oorfaecke van de doodt is, heeft meerder l^^J ijil

als die doodet: ghelijck als oft yemandt fijn Borghe bedroghe,

Jiete , en dat die voor hem de wettelijcke ftraffe moft uyt-ftaen.] .

^efe ^öecfcöepbtngöen göefïelt Jönöe / füllen top feggöen /Séf
manöt / öie b?p ts ban mifbaebt / om eens anbecs mifbaebt «nf
firaft toecöen. 3©aec ban be toace ceöen niet en is öte/ toelcß^ *

: toant oocfe obec be felfbe ben menfcöe göeen cecöt gegeben / S
/ ais om öet licö^ti te mogöen beöouben en betoaren. iBa^vÄt

ten
bec

X II.

-ocr page 559-

öetSSf^röÖeïeerïienbsp;/ bat be fïcaffett gelîeït toerbett tot bcr:=

ftcitÄ^^«^ menfcbett : toant bßtfcöijntbattoel een eyempelfean göe^
foûn/ïriquot; öupten be perfoon m mifbabigfien / bocö tn fulcfe een per^
ötn baîlî raecbt en befiaet / aïs top ter (lonbt feggöen fuïïen : maer
Wrsöeberpïiröttngöe tot firatfe ontfiaet en fpjupt upt beberbienfle :
bpt h? SîL^^\'^btenfle ts perfooneel/ aïS be toeïcfie öaren oo?fp?oncfi öeeft
/ boben toeïcfie göeen btngö ons meer epgen
ts / baerom bte
K\'orh 5 ^^^^lïer en macöttgö genaemt toerbt.
Ttti toi ^ «eughden, noch de ondeughden der oüderen werden den kinde- X11L
felfsSP^\'^^^^^^ent» fepbt Hieronymus. ^OCÖ Auguftinus fepbt î Godc^;^];,/;^,

onrechtvaerdigh zijn , indien hy vemandt die onfchuldigh is ver- ^
be/ xj« JDion Chryfofthomus in fijnïaetfle lt;©?atie/ aïs ÖP gefepbt öab^ loj.
banc^Jöoojbeöebeflingöeber 35töenfenferen/ geboegöt bpbe 3©etten
Unet,^;®quot;\' toerben berbïoecfiten ten bïoecfi obergegeben öe i^aefiome^
als gi^;quot; i boegöt bit baer öp ban be 3©et lt;©0bts : Maer defe en ftrafc mer,

itiaeree^^^^j de kinderen en Naekomelinghen der gener die fondighen ,
tiie^j yder werdt hem felven een oorfaecke van fijn ongeluck. €n öaer
^erchrö^t göemepn feggöen: De ftraffe volg ht den perfoon. Wy ordi-
Oock Agôen betofleïöcfie Kepferen: Dat daer de ftraffe zy, daer
en ijg ichult is. Cn baer na: Dat de fonden dan blijven by hare begangers
3 en dat de vreefe fich niet wijder uytftrecke, als daer mifdaedt
öieöef.ÏJ^^\'^dt. ^etis recöt/fepöt philo, bat öie
ï\'WcSSî\'^ beö?eöen öeööen beflraffenöeöe tttamereban fommtgöe«\'^\'quot;
be öoSÄ öte be onfcöulbige ftinöeren öer (Cpiannen en ©erraöers met
(i.) toeïcfie mattiere befiraft Dionyfins Hahcamaflen-
^eniS?^* batbe reöen öte boo?-getoenbt toeröt / onbiïïicfi ts / oni öat
^\'bfe^BJl^ öatfp öaren ouöeren geïöcfi fouöen toeröen / öaer öocö fulcjc
im tc?Sl*^/en öat geen onfeecfiere bjeefe ittoet gencegöfame oojfaecfie
?fi3tfbÄ^^anpemanben. gieß entoetentettote bat öeeft bomben öen
^bVoS^b ^epffer Arcadius öefefp2eucfieboo?fpeiben / öatfebeöoo?^^- i^f i

öan öaren ©aöerom te fiomen/ ban toeïcfeen men
ber^tJJ* ban öaers®abers mifbaebt te b?eefen öabbe : €n Ammiatîus ub. la.
ü\'^^foud?^^ tiinöerettöoen nocö filepn 3önöe/göeöooöt 5m / «p ^atfe

-Waffen naer \'t exempel haerder Ouaeren. #OCfi en tS

^?lt;etfflS^^gt;^-^ïaecfeegeenrecötbeeröigöeïOO?föecfie/ öaer upt öet
quot;KDe fpjeecfe tooo?öt gefiomen ts:

^le Vader doodt, en fpaert de kind\'ren, is niet wijs.

Lib.l.deira

caf.4.

Jeer, at\'f fepöt in tegöenbeeï: Daer en is geen dingh onrechtvaer- Ber. au.
Paufa^^ yemandt fal erfgheaaem werden van den haet teghen fijn Va-

2^®enieïïï;li\'.öelt;6?iec6fcöeïtepfer/enöeeft be fiinberen ban Attagimis,
Späten S? ^^s getoee^/ öat öie öan (Cöeöen tot öe iBeöen afgebaïïen
göeöaen / feggöenöe öat fp bupten fcöuïöt mvm

*^«öeöie\'tmetöen«öenöteftt Marcus Amonius in öen»ef

-ocr page 560-

am ben ßaebt t Daerom fult ghy het den Sonen van Avidius CafÏÏus\' 1» ^
ïjabbe tegöens öem göetonfptceect) en fijn schoon-soon, en jjeb-
vergheven. En wat fsgghe ick vergheven? Daer fy niet mifdaen e»

ben. (2.)nbsp;^uMiiW

[Vermeerderingen. (lO quot;Bt feïfbe Philo tn\'t 25oeCfe ban ^tSO^^^/p
ttgöeptt ^cb en bjete nïet/ oftec oocft eenigöe fcöabeïijcftec en
binantte ftan in-geboect toecben / aïS bat nocö be guabe bie upt
ben af-göeftomen 5ön / göeftcaft toerben j nocö göeen eere betoefenjj^.
be aen ben goeben en b?omen/ bieuptguabelt;©uöeren göefïoten JVj.^
2tnbers öanbeït bea©et/ toeïcfte een pber oo?beeït upt föne toercften i^jg
be p?öfi niemanbt om be beugöben föner 25ïoebtbertoanten / oft Fquot; tit
nietomberfeïfber onbeugöben.
lofephus noemt be contrarie
Alexander ber ^obenConingö / eenafbojberingöe ban llrajfebt^ »v
be mate ban menfcöen gaeti ovidms:

Andromacha moeft daer onfchuldigh zijn ghequelc gt;
Van Anamon, over \'t gheen haers Moeders tonghe melf*

(2.) ^iet oocft Vulcatius in \'t ïeben ban Avidius. lulianusp^Öt^Än^
befcöepbenöeptban
Conftaniius,enbetoöfï/batbicfttoiïS«ptQ«fl\'!f||ij\'
beren goebe ^äinberen göefp?oten jpn / geïpcft be 25pen upt be jt^^Vn^it
ben upt-bïiegöen /en upt bitter öout i^pgöen toaffen/ en upt
«©jangie-appeïen. ^e feïfbe feptoocft bitte:
Ghy en hebt oock nie^jjgrJ
ghelaten, dat des doodenSoontjen noch feer jonck zijnde, in des
v^jH
ftraffe mede foude in-ghewickelt werden j alfoo is uwe maniér en ^ol\'
doen, alle-tijdt tot fachtmocdigheyt ftreckende, een ghetuygheniffe v\'^quot;
maeckte deught.]

lt;©obt biepgöt toeï in be JBet / ben ^ebieen göegeben / bat ÖP ^Ät
baebt ber ©uberen aen benBinberen fïraffen toiï: maer ÖP
recöt ban öeerfcöapppe en epgenbom op öet aïber-bolftomenfle/ff»; ^t
onfe goeberen / aïs oocft ober onfe ïeben / aïs fijn gäbe en
QtitP^^fUê
toeïcfte ÖP fonber eenigöe oo?faecfte / en tot aïïer tpbt ban een P^^^^rf^
nemen ftan/aïs ÖP toiï: en beröaïben/inbien öp boo? ontpbige oft Kiquot;
I S\'r inbsp;toecö neemt be Kinberen ban
Achan, saul, leroboam»j^Lgf^

fob geb?upcfttöPOber öaer öet recöt ban öeerfcöappp /en nietbaniVj^
fe / maer boo? bat feï^e toercft ftraft öp be Pubers ftoaerber. Cf Mi
\'t göeboeïen ban
Rabbi i,imeon Barfema, toeïcftebeaïber-toaeracïjty

XIV.

is. J 3©ant öet 5p bat fp nocö in\'t ïeben 5ön/baer op be «©obbelpt»^ quot;Zp
peeji göefien öeeft/ en baerom ftrecftt be
Wet öareb?epgöenienffj,ii
ber met upt aïs tot öet berbe en bierbe ïibt/ [€jcempeïen öeeftgl\',^^^

Hom,29lt; in
9, Oen.

Zimri en lehu.] Exod.ij. om batbes IBenfcöen ïeben foo öoogD^^^M^
ftan bat öp biefie /foo is öet fefter en göetois / bat be auberS
een f Öon-fpeï gefïraft toerben: toant bat baït
öaer f toaer ber/aïS
bat fp feïfs Ipben / göeïpcft toeï ban
chryfofthom us gefept toerbt.
en ïS gö^^n öarber draife/aïs tefien bat be gene bteupt onsg^öo?«quot;

-ocr page 561-

^ifieeuentiigf) 50«: oft inamp;wn fp foo ïangöe nïet obec-ïeUen/

des väf^ettsiebjeefetefierijen/ ts een öatöe (Iraffe» De hardigheydt

^\'ophe \' ^^^^^ Tertulltanui) hadde de VVet-gever cot fulcke remedien be-
Wet\'nbsp;fv ten rainften , om hare Naekomdiogheti te verforgen, de

luyden^ L S\'^^hoorfamen fouden. [Alexander fept Bp Curtius, /iè.j, Ghy-
iUec m ^^öordet niet te weten wat ick van defe befloten hebbe, op dat ghy
mocht omkomen.]
^ocö flaet ittet eenen aen te
öcohpB/ï\'at aSoöföefeftoaeröer firaffe nteten göebjupcftt/ aïS tegens
QacnVril \'/ / öie epgöentiijcfe tot fonöer öerfmaöinge en on-eere be^
tiie, ÖÏS balfcöe €50ötfötenfien / ittepneeöigöepöt / läercfe-roobe^
mno^Jöe öebben oocfe öelt;©riecfeen göeen anöer göeboeïen nocöttiep^
®aer ban göeöäöt: toant öe mif öaöen öie fp göelooft Öebben öat
\'®ïchü:^3aefeomelingen bcrbonöen / toelcfee fp age noemen / [^iet pIu-
r^Onbsp;en\'tgeen öier boben in öit 25oecfe gefept is/capgt;

^«Iftt?]!!\' ^ï-te-famen ban öie foojte: ban toelcfee materie plutarchus
^linu. ; ^^Öcfe öanöeït / tn\'t 25oecfe ban be ïate flraffe osoöts.
gt; \'\'^-s. Mb.fs. flaet een öuföanigö
Deiphifch oracui:

\'\'Vraecke Godts vervolght de bron-quel van de fonde,
^vliedtfe niet, alwaer \'t geflacht lupijn beftonde:
op des Meefters kop, en wat van hem af-daelt
ftraf ruft, en in \'t huys d\'een plage d\'ander haelt.

toeröe göefpjofeen ban Kercfe-rooberöe: let toeïcfe oocfe
ÄHit^^oe^iflojtcbanöetgouötbanThoioufebp strabo en Geiiius,

Jebbei, ^ Ootfe Libanius fept / weicker fommighe hare ftraffe ou uy tgheftaen
^«ti: ®.quot;dere wel noch niet, maer niemandt fal haer van de ftraffe bevrij-
de fP^^t alleen haer fegghe ick, maer oock niet hare Kinderen, en die
-^\'öaniüs Fullen gheboren werden.
g^tergÖeÏ0CfeeÖeeft OOCfe öeféïföe

t felföe berbonöt geen flraffe
i toaer op boo?\'

h^ïnöen Öebben/öaerom en is in \'t felföe berboj
/ ai-öoe®^^^nbsp;perfoon öeS fonöaers i

ruvv quot;^«•quot;quot;\'•quot;«■\'^w»« Ezechiel. [Tertullianus de Monogammia : De
/ve van den Vaderen gheeheten, heeft op-ghehouden der Kin-
^ffnbsp;deren

-ocr page 562-

deren tanden (lomp te maecken ; want een yder fal om fijn fonde ^^^f^j^j

IBaec befe baet lt;!5obts en tss ben iBenfcben met seoojloft nae te W g
get en t.ö oocfe gfieen gbelgcfee reben nocö göeïegentöept / bjant /
bjp nu göefepbt öebben / lt;!5obt öeeft fonber aenften ban fcöulbt re^y ^ti
macöt ober öet leben; maec be menfcöen ntet als om ftoare niil ^ •
bat nocö bte be perfoon epgöen ts. baerom oocfe bte felfbe
a©et / göelöffefe berbtebt bat be lt;©ubers boo? öare Istnberen ntet

Deut 14 i6
Jofevh. l.Z.
^hilo de Ug-
Jfic. lib.2.
Ificrat. Hu-
firide.Diony,

L. crimen
D, dep^ems.

XV.

göefiraftbjecben/ alfoo berbtebtfe mebe bat belSlnberen niet ^ei»^
ntet fullen göefïraft toerben om be mtfbaebt öaecbec €»ubecen t
3©et men leefl bat belt;0obtb?ucöttgöe Contngen oocfe tegens be ^^ 0
bers onberöouben öebben / [ais
Amafia.] en p?öfen Jofephus en . ^tt
fe3®etfeecï en
ifocrates een bfecgöelöcfee ï©et becCgpptenarei\'^jf.
Dionyims Halicarnaffenfis be iSomepnfCÖe 3©et. [5amp;aeC ÖpaïÖfP \'^cO
Dat de eyghen M\'ijfeen maniere der Romeynen, van alle ftraffe
de Kinderen, wekker Ouderen mifdaen hebben. Wifigotthifche

blneert öet felfbe / m. /. mp.s.-} ^et feggen ban Platob?ucfet j^an
nes be llecöts-geleecbe/albus upt: Oe m fdaet oft ftraffe des Vaders cj^jot
den Sone geen fmetteaen-wrijven J boegettbe bOO?Ceben baeCÖ?\' -gttot
een yder moet na fijn eygen bedrijf fijn lot verwachten , ende en wert o
Succeffeur oft Erfgenaem van eens anders mifdaet geftelt. Cicero fept* ^li
de oock eenige Burgerfchap konnen verdragen foodanigen Wet..ghev^\' ^t-i
de Soon,oft Soons-foon foudeverwefen werden, alsdeVader, flfti^
vader mifdaen hadde
? ^fet upt tft getogen / bat Öet boo?
göeöouben göetoeefï / nae be €gppttfcöe/ Cclecfefcöe / en JSomamp;ß
a©etten/een ftoangece ©?outoe met be boobt te ficaffen. [ Philo m f t-
ban be ieuföe^t / p?öfi bte 3©et /
1. im^mm Aämnus. d. éßm ho«^^

THgnam D.depxnis.^

ginbten ban be menfcöelötfee a©etten ortcecötbaecbfg Jön/f^/Sot\'
becen booben om be mtfbaben bec lt;©ubecen / foo ts nocö onrecötJJ-^Dt^
göer be
Wit ber Herfen en iBacebonters/ berboemenbe oocfe be mP

nocö te boen flerben böt^tH^
finnen/bte öaer naefl befïonben. ^iet
Herodianus, en Ö^^ nS^e^
pel banbie ban iBilanen/ als Gaieazms boobt göefïagöen toas^/ ^^

^at flaet nocötans toaer te nemen/tnbien be feinbecen bet
pets öebben / oft bectoacöten feonnen / toaec banöetepgöen/SfB^t^
öaec / maec öet mm oft ben Coningö toe-feomt/ üatfalchfWg je
benomen toerben boo? feecfeec cecöt ban beöeerfcöingöe /
b?upcfe nocötans mebe göebpe totflraffe ban begöene/ bie gÇfjJ\'t, »an
öeböen. ^aer boo? men öan macö öouben/ bat be naefeomeltneyLf^ t«
Antiphanes, alseens ?aetraöers/ttpt-0ef[Jïten 5önban flaet en ban ^^^

Dan.7 zz.
Jiiftm. /. 10,
L \'tb. ZJ,

XVÎ.

Vide Oncil.
Toletanum.

-ocr page 563-

foo Plutarchus beröaeït: söeïijcötotïïomenbemïttbmnbec

^^pannencengftcö?ofcrtbeevbe ban ^viia.nbsp;^mbt ööﻫ«

dep^nii.-] ^oois tn be gbentelbe Wet ban A\'-cadius, bat
Q iS.^^SÖensbeKtnberen: ®atfe tot göeen eerïijcfee aittpten / tot
^tenHen toe-göeïaten bjerbeti. ®ocö öoe be bienfibaeröept en fla^
oS^ fonöer onrecöt op ben Omberen ober-gaet / en öoe berre / tS ban

een anber plaetfe beröanbeït.nbsp;^ „ „ ^ ^

-^atbjp göefepbt öeöben ban öen lomberen ïeeöt aen te öoen om öer x vu.

mtföaöen / öatfeïföe ban oltb göepaffet toeröen op een ©oïcb/
©;^«töt onöerto02pen / en tot ©nöeröaen gemaecbt ts:(toant öte geen
Srïöaettts/banDmfön fcönïöty tetoeten/ om
fijnfloffigïjepötoft
fe^Pmentffe göefiraft toeröen /aïS top gefept öebben) tnöten men on=
t,/lfec6toftfuïcb een mm eenigö ïeeöt macö aengöeöaen toeröen/om
nie?5®ïïefeptenbanöaren€oningö/oftïlegenten. 3©penb?agïjen nu
/ bp aïbien baer toe göebomen is be betotlltgtnge en toefletttmtn^
amp;^©oïcfesfeïfS/(i.)ofteenigö anber feptbatm ftcö felben flraf-
is / K top öanöeïen ban bat
Contract / \'t toelcft fp?uptupt

»HE^^attbatlicö^tn/ toaer banbe Coningö öet looft ts/berefle
öamp;tebematen. iobt öeeft toel ombe fonbe ban pav.d öet ©o^ft
ö«^^etltoecögfterucftt/enbat/
foo oavid öet öoubt/öet onfcöulöt.
«^«fe/ maerbieCioöt/ toelcfte öetaïöer-boïftomenflerecöt öaööe
tóy^ï\'^^cn. (j^nöertuffcöentoasöitniet öes b«/nbsp;,,

ghS» toant / göeïöcft een Cö?tfien ^cö?pber fmtt Het is den fondi- f

daSï\'^ Conmghen de alder-bitterlte ftraffe , welcke den Volcken aenghe-
3©antbatisebenfoobeeï/fepbtbefeïfbe^cö?0ber/aïsoft

teïieftp?/bat SfuïcWm^^

ine Wanen/ ten tnbe ban Abraham : Het gantfche Huy fght fin heeft oock
^a^nbsp;ftoffe gevoelt, om dat niemandt over het onrechtvaerdigh ftuck

ghewelft . maer datfe by-nae alle met prijfen foo veel als felfs dat

viii.

XIX.

, fi pternt
de

Inbien pemanöt flraffe toeröt op-göeïepöt/ »s«

^ff a

ï-and? fal mede aen deftVaffe deel hebben Tw.nt hetfal uyt het ge uckigh
faifjquot;,gheraken, en
verftroyt zijnde door de Landen over den E»ph«tes \'
Vergt;;5P|hs-landts fwerven, om dat het den Coningh in fijn godcloofheydt

fefe^öe moï^^^^^ oocft feggöen banben particulieren bie geen co^ x
epa^^nbsp;öteöwsen / öte öaer

\'v50n / nm hfi mtfhfl0f hflrt ho* nhonlpnrt.

-ocr page 564-

jijn/ maer tn be goeöeren / (10 bjaer bau te geïöcft met ben
tngeboert W bat öaer aen feïeöen fouöen öte öingen/bjeïche men pe^Jj
fcöulöigö is upt öe epgöen ongöelöcamp;öept öer öingöen.
Dion

Rhodiaca: Het gheen de Ouders fchuldigh gheweeft zip, dat zijn de M^g
melinghen niet nun fchuldigh. Want ghy en kondt niet fegghen, dat m
erflfenifle verworpen , en met den voet gheftooten hebt, [^iet Öe^ . ^t
cilievan Toledo,
tnöefaecfie ban Recrefwinth. ^ietöfer booienin^^rt
25oecl{/cap.r44§4io ^aerenis göeen perfoon bjelcamp;e tot öe öein^\'L;
plaetfe ban öie upt öetleöen göefcöepöenis/ naöer feomt alsf öe
naem / fept cicero,
ub. 2. é legibus. ]nbsp;\' ^ v

€nöe öier upt fooöolgöt/öat Bp alöien boöen öe öeröienfle nocp^S
göe nieutooojfaecfee öan öeröinteniffe toare ontflaen / öat men 0E.
oocfe fean fcöulötgö toeröen \'tgeen tot firaffe toas bero?bineert/ al-E^
toel niet epgöentljjcfe als firaffe. Ifoo in fommigöe plaetfen
nae
tentie / in anbere mtihiscomßatie, in toelcfee faecfeen feracöt ban
bergunt en toe-gelaten toeröt/ fal öe €rfgöenaem öe
gelöt-flraffe ffi
ötgö 5J)n / als meöe \'t göeen in öeconbentieaengöegöeöen toaS / ^

öaer ts nu bp göefeomen een nieutoe ooafafee ban fcöulbtgö te 30«\'

Het twee-en-twmtighße Capittel.

Van de onrechtvaerdighe Oorfaecken.

vaerders onfinnigh zijn ? ..„i,,
X 1. Dat het óock een onrechtvaerdjgquot; „ ccquot;

fake is, de begheertc van vryheydt

Volck dat dienftbaer en ondeidae» hiCf
X 11. En de wille van andere teghe»

danck te regeeren tot haren beftequot;\' .rfö f
X n I. Oocfc de titiil vw eennbsp;fO«\'

biedt, weicke fommighe den K f

fchrijven: weicke wederleydt werfjl-, ^^
XIV. Andereder Kercketoe-fchquot;/\'^®\'^\' ■

mede weder-leydt werdt. . -.rite^^
X V. Item, de wille om de propheti«»
vullen , fonder Godts bevel. vdtf^^jV

XVI.nbsp;Als mede van\'t gheen
fchuldigh is, tjiet nae het engheg
recht, maer uyt andere ooifakeo-

XVII.nbsp;Onderfcheydt tufTchen den ^^^ Jicj

wiens oorfake onrechtvaerdigh .gb\'\'^^
Oorlogh , wekke van elders eenfquot;^
toé-komt, en verfcheyden we\'^«^^\' ®
beyden.

ïstcöte recöt aensöenomcn/ bat be ftraffe tot ben CrfgDenaem niet o»^/.
oaet: be bjare öoifafeßhßfe /hat- hu tfri\'f!Triotiaigt;m »•ïgt;Miigt;flt;!gt;iitcect

XX.

I.nbsp;Her onderfcheydt tuffchen de rcchtvaerdi-
gende, en de aenradende oorfaecken werdt
verklaert.

II.nbsp;Dat de oorloghen , wekke gjeen van bey-
de foorten der oorloges oorfaken hebben,
der wilde beeflen werck zijn,

II I. Dat de Oorloghen , wekke aenraden-
de, maer gheen rechtvaerdighende oorfaken
hebben , maer ftruyck-roovery en zijn.

IV.nbsp;Datter fommighe oorlaken zijn, weicke
een valfche fchijn van rechtvaerdigheyt heb-
ben.

V.nbsp;Als onrechtvaerdighe vreeie.

VI.nbsp;Nuttigheyt en voordeel fonder noodtfi-
kelijckheydt.

VII.nbsp;Weygheringe van houwelijck in groote
overvloedjgheyt van Vrouwen.

VIII.nbsp;Begeerte van een beter Landt.

I X. Vmdinghe der dinghen , die van anderen
inghenomen en aenvaert zijn.

X. Wai men fegghen fal, indien dc eerfte aen-

-ocr page 565-

« w boo?en aïs top ambingïjen ban be oo^faecben tc Danbeïen/
I I öebben top göefepbt / batfamnitseoojfaecbensönrecötbeec:^
bigöenbe/ fommtgïjeaencabenbe. Poivbius, bie
bat onbet^
\\irendin t, i^Öepbtaïbec eecfi öeeft aengïjetoefen/ noejntbe eeciie voor-
QÖeoïtöl \' uytghevinghen, (i.)om batfe opentïötb plegöenupt-
ben Ti! i\'^^^öoo^göetoenbt te toerben (
Liviu j öeeftfe ettefötbe repfen
SantflS penoentt) be anbere noemt öp met be göemepne naem ban be

bafiu,öefoo?te oorfakeo. ^00is iu be lt;©o^ïoge ban Alexander tegöens
ïaiiïigJ^i\'Pt-göebenenboojtoenbingegetoeefl/ toiabe banbenober^

Likt.

uon K» agcmaus. ^j^uu »jgt; y^l ujJtm^wu uuu^w^ttuiiiu^«\'

-agnn^\'^\'^w«; §punifcöelt;©oiïoööegöetoeefl / öet berfcöil en gueflie om
töto/\'r oo?faecbe / be ontfleïteniffe en berboïsöentöepbt ber Car?
ntepttJIf^feren om ber ©erbjagöenen ©erbonben/ toeïcbe öaer be mo^
iïie|aquot;^Pongöeïegöen töben öabben af-göebjongöen/ en ben tttoebt
^eitSp\'^jOOoj ben göeïucbigöen boojfpoet in llifpanien göetoaffen toas/
tojijji bingöen ban
Polybius toerben aengöetoefen. ©an göeïöcben
i quot;quot;^^quot;cydides, bat be toare oo?falte ban be PeioponnefireheCio??
ööetoeefl/ be aengroepenbe en toe-nemenbe macöt ber fütöe^
0002^7^/ toeïcbe ben llacebemoniers berbacötigö toas: maer öet

gnbeJ^yntoaS/ öet berfCÖiï ber Corcyrenferen , Polidsenferen, ett

Jen/ aï-öoe-toeï öP baer nocötans be toooiben ban oojfaec^
^®o?göebingöen onbec ben anberen fonber onberfcbepöi: göe^
oaitQ^* (a^ iet feïfbe onberfcöepbt flaet mebe tn be^^ßtte ban bte
fen tot ben ^iomepnen / aïs fp feggöen / batfe / foo beeï be map
ibaecfK^Syt / tegöen be samniters göebocöten öebben booj be sidicmen,
jecbjg \'jjje baebt boo? öaer feïben: om bat fp fagöen / ais be sidicmen
Webe/toaren / batbeb?anbttot öaerober-Oaenfoube. Livius fepat
öeeft/ Antiochus tegöens be tóomepnen lt;©o?logöe aengöenomen

iviuslih.j.

;^ft / ÏH r \'^quot;quot;ocnus tegtjenp oe womepnEn «3o?iog
pe atthil\'tBön tot ooifaecben öebbenbe be moo?t ban

ba btngöen / maer in bec toaecöepbt / om bat öpupt öetbec=
P^bbe öec ßomepnen tucöt en bifcipïine gcoote öope göefcöept
Ät tepcbent
plutarchus aen / bat ban cicero niet r

Barcüia, eneent* Lik^si

■ quot;ê-^nvuvnbsp;„m.^ v«^ vRM ....v mct toacc^

®ojiQr,^\'^quot;\'wsbectoeten is/ bat öP oo?faecbe toas bec 25ucgöecïöcbe
penri^\' betoöï caefar ontboten enbe göecefoïbeect sönbete oo?ïo?

een becbfeï enbe p?etejct ban Anthonius göenomen öaö^

(^0 ^ooonbecfcöepbtoocb Piutarcbus befeDO?^

X tietoen ban Gaiba en tMon, m be faecben ban Caefar en Pom-
i\'^fiers rl\'^s^\'y^^ius\' aïsö»gt;ban bec ïSomepnen lt;©o?logöe tegöens be
faïïïï?^quot;/
in\'t 126 Cjctcact bec «©öefantfcöappen. .^fiet sue-
^^ ^erfle te recöt p?etecten en boo? göebingöen/ beart^
^\'«ecben noemen: jï^antfoo fepbt öp ban Julius caefari Ende

^ff 3

-ocr page 566-

dit is fijn deckmantel {pr^tm) der Burgherlijcke Oorloghen ghewee!ï ?
meynt men dat hy al andere oorfaecken ghehadt heeft. Thucydides l^« ^
eibers onbcrfcbepöt tuffcöen öe voorgevingen , en öe waerheyd?, Ö^S/

tn öe beroerte öer mtbenienferen tegljens ^teilten / öetöaoigeöen ï»\' ..

Xi\'fc.z.

bie ban Egefta te öelpen / be faecbe felfs bjas / begeerte om s
baer felben te beroberen. Harmocrates in fön lt;!^?atte / fpjeecbenöe ua» ^^
SlltöenienferS/ noemt öet eerfïe ^rlt;cfmenboo?bjenben/
öet anöere/^
recöte fin en\'tboo?nemen. 25epbes toerbt gebonben in\'t 6 ^öoecBIJ,

Thucydides. Appianus geb|UpCbt 00C6 Öet toOO^Öt prophafis. voorga ,,

tn be lt;!^o?logöe tegöen Mithridates: €n in \'t 5 ^oecb bet
lt;0o2logen/ baeröPöaböeltban tberb?eecbenban ben ©?eöe
oftavius en Sextus Pompejus, fepbt ÖP / batter anbete oojfaecften »»J^^
ban binnen/ anbete öie boo?getoenöettoieröen* Agathias,
anöere
boo?toenöen en upt-göeben noemen / noemt öP verdkhtiei\'
deckmantel, öaet tegÖeUS ÖP fielt aitk, oorfake, in Öe 3|ifl02ie ban jL^/
nus zamirganis.
g^oet ötier Öp Öet geen top öier öoo?en ^efepöt
in \'t I Cap* I. ban öit z 25oecb» Pmopm perßcor. 2, fepbt: Dat het ^^

heydt is , niet vry uyt te fpreken, daer dc rechtvaerdigheydt LeydtfiP^
voorganger is, en de Lieutenant profijt en voordeel.nbsp;^^

(2.) ^e^cö?öbers ban\'t Conflanttnopolitaenfcöe fiöcß /
bicbtoil p^trokion, öet geen be anbere propimfin noemen /
be i|iflo?iebatt Achilles, amp;ie oo^faecft genomen öeeft ban Patrocius^
3©apenen toeberom aen te nememnbsp;. ugu

(3.) Piutarchus banöefel|ifio?ie/fp?eetbt aiöus: Defe dingen

hem , die langhe een deckmancel noodigh hadde gehadt »eenigen fcM
eerlijcken titul gegheven om te oorloghen. Lucanus
fepöt t

Het noodlot breeckt den bant van fchaemt, \'t geluck
Des Vorften vrees, en vindt goede oorfaeck tot \'t gheveco^\'J ^^

IL iBen binbter bie boo? göeen ban bepbe f0o?ten ban oo?faecben ^Lft ^
lt;©o?logö göeö?eöen toeröen/ graegö 5önöe en öegeerigö nae gebaen
öeöen/ om öer göebaerlöcböeben felfs/ foo
Tacitus fp?eecbt4

B-sr, fept banbe Alanen: Ghclijckals den ftillen en fachtfinnighe»\'gfi\'
fchen de ftilte en rufte aenghenaem is, alfoo vermaken hen-luyden de r^^^f
culen en Oorloghen.] a©elcber lupben göeö?ecb bemenfcÖ^fÖ%%0^
te te bupten gaet: Ariftoteies noemt öet toilbe beeHelöcböepöt^.^atis\'
fooöantgöe fepöt Seneca: Ick mach fegghen, dat dit gheen wreedtn^r^
maer wilde beeftigheyt, en verwoedtheydt, die luft fchept, en ghsj\'.g
raept in wreedtheydt: wy moghen \'t uy tfinnigheyt noemen , wanj ^Leji equot;
verfcheyden foorten, doch gheen feeckerder, als welcke tot dooa^\'\' -jj,^
verfcheuren van Menfchen komt. ^e felföe ttt \'t 2 ÖOeCß ÖaU (€00?quot;\' J
cumm.c.7. bebbenbegefp?ofienbart Apollodorus en phaiaris, fept: Difs

maer beefteiijcke verwoetheyt.] jlettóelcfte mepninge feet tóelojf
fiomt\'tgeenAriftoteiesin\'tïaetfte3ögt;oecbaenNicomachusfcö?!Jt\'^\' w

-ocr page 567-

van fijn vrienden

Vyandnbsp;voor wreedt te houden zijn, die v

Sic-ten quot;tv maken uyt luft en begheerte van te vechten, en bloedt te ver-
Ihedrê quot;^\'quot;quot;^^enfis: Want fonder oorfaecke tot Oorloghe en vechten o^t.
gheluck^j^g\'^nbsp;5quot; loutere uy tfinnigheyt, die haer felven quaedt en on

ïeefe^meeflen öoop öer söener bie «©ojïogöe boeren / öeamp;ben al
bgecbff rbbe oojfaben /
\'t 3p fonber recötbaerbigenbe/ oft met recöt-
biet S!t quot;3önber bte na be recötbaerbigenbe ooifafeen gantfcö
9ÖefeiVw?ööen / nocö eenigö toercft baer ban maften / ban toelcften ftan
leett / hA \'t göeen ban öen j^omepnfcöen ßecötS-geleeröen isge^
een ^trupcft-roober is / bie göeb?aegöt 3önbe nae be oo?^
bp beSÏ/ön befit / öoe öP aen \'t göeen ftomt bat öP Öouöt / göeen anöere
Sibtt, ^^\'Söt / als öat ÖP \'t öeeft en befit, [ I- pro hmde§. ultimo amp; fiqumibus le-

be t.otv!^\' »««rfiia/Kpetitione. ^oOöanigö toas öe €gt;o?loge öer Hernien tegens
£ •\' lt;©o?logöe fonöer fcöön oft öecftmantel. ^e Gaiii fegs
oen fiK\'^\'^s\' öat fp öet recöt in öare 3©apenen öoeren / öat alles
«ï^onoöft^bïleiöen toe-ftomt.] Anftoteies fepöt öan öe aenraöers tot

den ^^ vragen daer menighmael niet nae, hoe dat het rechtvaerdigh
«Us xjJ\'^ ghebureninflavernyetebrenghen, ^OOöanigÖ een toaSBren-

öat alle öingen öen flercftflen toe-öeöoojben» é^oobanigö

Swaert moet my nu zijn voor Recht en voor Verbont.

r?*nbsp;, en alle bie in ben monbt öeböen/ befefp^euc«

quot;nbsp;de uytkonifte van den Oorlogh , niet nae de oor-

ft\'^«n.nbsp;Veldtflagh fal den genen die overwonnen werdt, fchuldigh

f 3 dat henbsp;den hooghften ftaet is dat het billickfteen rechtvaerdigh-

t ^ÖN ba«nbsp;toelcften men niet gualöcft foube paffen bit

if^ quot;iereftp ^quot;gquot;ftinus: Den Naeburen Oorloghe aen-doen, en van daer
rgeert

Tt-gaen, en de Volcken die hem niet laftigh zijn alleen door
groot ft ^^ quot;^^gcsren , te vertreden, hoe fal men dat andersnoemen , als

b^föet/■ ^^^fooöantgöelt;!^o?logöenfepbtveiiejus, Lib.z.

\'^nittah ^orloghen niet om oorfaken aenghevanghen, maer nae dat de

S^öten- nnbsp;»ïefen öp Cicero, in\'ti25oecft banöe

^efp^l, j quot;ooghnioedigheyt, weicke in periculen, arbeydt, en moey«
alleen ni j\' indien fy van rechtvaerdigheyt ontbloot is , cn behoort
n-nbsp;deught, maer veel eer tot wreedtheyt, weicke alle men-

verdrijft, (i,) AndronicusRhodius: Dieomee-
vRodrf\'^\'quot;?^^^\'nbsp;daer het niet en behoort, de fulcke werden

^ ^quot;^quot;\'■^chtvaerdigheghenaemt, hoedanigede Tyrannen,

Äga\'thias,ü^.^. Maer die om ghewins wille,
gheen rechtvaerdighe klachtehebbende, in andere luy-

enonrecntvaerdii

\'(\'blind

pj-, ^quot;denin «nbsp;inanaerciuy-

^atzün^quot;^quot; ^ en de ghene die niemandt fchadelijck zijn, befchadi-
\' quot;oovaerdieheen onvrome MpnfrJiflnnbsp;Protector

rdigheen onvrome Menfcjtien. Menander Protector

göeeft

% foude i

III.

-ocr page 568-

BajanusChagan van Avaren , foquot;^
eenighs occaiie oftdeckmanrel, felfs niet eens pogende eenige, fel» ^^ ^jgf
oorfaecke te verdichten teghens de Romeynen , heeft de verbonden fo«
fchaemte, en gantfch op Barbarifche wijfe te niet gedaen , en vertredeO\' . j,

(2.) Philo fepïïtmöt Obec tïe tbien lt;0BcbOben: Maerdiedemacnc

Dieven bekomen hebben, die rooven gantfche Steden, voor gheen j^..

IV.

Tynho.

V.

ööemelbtjnbsp;^. .^tt

Stnbercb^enöbett in mm «cbtbaecbtgettbc oo^fafeen bp/ tóeïf Sf/
bc söefonbe reben abetoetfet 3ijnbe/balfcö bebonben toerben
ï en fijgt,
foo Li vius fpjeerbt / bat men oeenftrtjbt ban recöt/ ntaer
getoeïbt I^W
Plutarchus fept / bat beitieefïe Coningöen bte bepbe tooonben \'^^\'^fUtt
en lt;©o?ïogöe göeb?upcfeen / göeïijcl! aïS men öet geïbt
göeb?upcfit j
tot öet gene bat recöt ts / maer tot öet geen bat p?ofnteïtjcb en
ts. ^©ocö toeïcfte onrecötbaerbigöe oo?faecften jijn / ftan eenigönS^
göenomen en berfïaen toerben «pt be recötbaerbige oo?faften/ ban »/flt
fte top tot nocö toe berftïaert en beröanbeït öeböen j toant
\'t gö^^^ Slé
iS/toöft oocft aen toat ftromjp. iBaer oitt meerber ftïaeröepöt^®
fulïen top be boojnaemfte öooft-foo?ten aentoijfemnbsp;. ^ap

^at ban öe b?eefe boo? be naeburigöe macöt göeen genoegöf^\'ïLflfi«
fafte 5P / öeöben topte boo?en göefept. 3Bant op bat be befche\'^\'^^

recötbaerbigö 3P/ foomoetfenooötfafteïijcftsön/ öoeöanigï) fpffijl^
ts/ ten 3p öat öipcfte/ niet alleen ban be macöt / maer oocft ban oen ^^^
Ie en opfet ^ en ban nocö alfoo blijcfee / bat fulcfts fefter 3
p in fuït^^SS
fe ban feecfterltepbt
J als in moraie bingöen göenoegöfaem tS / EV
öeeft. 3^eröalben men göeenfins macö goet ftennen be mepnin0F, ^^^
fulcfte / toeïcfte fiellen tot een recötbaerbigamp;e oo?fafte om te oo?lo8®\'\'\' ^

ftonnen fcöaöe öoen: toant tegöens fooöanigöen b?eefe ftan nten t^J m
ber 5ijöe itiebe op fpn epgöen gronöt contrarie befiingen öoutoen / amp;
bpr eenigöe anöere miööelen 5ijn / öie göeö?utJc6en / en geen
gljetoelöt. ^oo5pnöanonrecötbaeröigögêto\'eefiöeao?logen »^.^^
üs

Zonar^s. ttteptteu tegöens Phihppus, Coningö ban .fJBacebonien/ ban

^gen^ Demeinus, ten 3P bat baer eenige anöere oo?fafie 5P öï? gfi
» bebalt fonöerlingöe toert göeen
xacuus fept ban ben cauchequot; ■ ^

Volck onder de Hooghduytfchen het edelfte , \'t welck fijne Hoogquot;^?^ or
wjI met rechtvaerdigheyt bcfchermen , fonder begheerlijckheyt, f j,octi
befuyftheyt, geruft,
af-ghefcheyden op haer felven • fy en verwecKCquot;

-ocr page 569-

ofj ^^ haren hals gheen Oorloge j fy en ftroopen niet door plunderingen
vatj [^^\'\'\'■^■rooverijen, en moorderijen ■ en dat is hec voornaemfte bewijs
fulcjjjy^Hê^t en macht, dat fyom boven te fteken , en uyt te munten,
benfy
jY /\'^g^en niet door overlaft en verooghelijckingen. Nochtans heb-
^evdt V r^^ gl\'eweer en wapenen vaerdigh, en oock, foo \'t de ghelegent-
fy hTJa-fr\'\'^^\'^^\'^ heyrkracht , menighte van Mannen en Soldaten, en als
gt; blijft haren roem evenwel.

^^^^ïitStll^p^bP^ en profijt öDeen eUen foo mt mfit aïS öe

^eulfSH i^^^J^^\'^\'obecbïocamp;iaDe (loffe en ööeïeöentftepbt ts om te bou^
®ö?fKr2/uquot;^^quot;Öetaf-f[aenenberb3epeecenban een Doutoebjcb geen

Dhö».^^ö0ebentotlt;lBöifoftïiÉï ^nphi!inffift^!gt;fgt;rfiihtlt;$ Hpiriil^-c ïi»!»^ fin.

Artabanus , bec^actben Comnöb/Xiphilinus. j

Q„\'Jfecöet;oocfebeïteföeen tretbombanbjoonpïaetfe teberanbe?
«aetbeïbeiBojaffen en äBtlberniffen beclatenbe/ een b?ucbt^
Qft^fnSP^t moge befitten: toelcbe
Tacitus fept/bat ben ouben ^upt^
Ööetoeefl 5p om te oo?losöem
acn te SIonbeöoojlpcb ifl / onbet: beit tttul ban btnbinge / ficö felben
h QftßJP^tSÖen en epgöenen \'t göeen ban een anbec befeten ts / al ifl bat
W eil te \'t beftt / onb^oom 3P / eualpcb göeboelenbe ban lt;6obt/ oft

3©ant binbingegeltinbiebingen/toelc^

vm.dthMê

n.s.6.7,%.
ld. l.i.n.it.

Ptaio derej),
\'ib.i. cap. 2.
Eurip.Hccu-

ba. Liv. lib,
31.

Ificr.Panau

xr.

jfwi Ott frïtïinbsp;I ®\' •• öwtniawBiijepi; oeja ueritanotj»; uptgpenonien

toec W/öjjnt te bonnen becanttooo^bt / en fiaenbe göeöouben te bonnen
L^n/öÄ^aet: eenigöe ©olcben 5ön gantfcö fonbec göeb?upcfe ban
iipf Söeen beöeecfcöingöe nocö epgöenbom öebben / maec bat
ïfttSl^®^\'^ fcöulbigö is / \'t göeen tot onbecöoubtnge bes
toantöetgöeentopelbecsgefeptöebben/ banbeon^
toelcbe öet cecöt becBolcbecenboet
Jtej^Qj\'^^nsöen onmonbigöen ÏSinbecen / en Öcancbfinnigen / tetceft
r^ecbaSi met toelcbe men öeeft göemepnfcöap ban becbjagöenen
S^tgbeöhfÄÖ^tti maec fulcbsenjijnnietbieBolcfeen/ inbien baec
fötcßf^t SÄn to^ / bie gantfcö uptfinnigö5ön / toaec aen icb
fS^^ÄhS??^:. f ebben becöalben be lt;©ctecfien oncecöt geöabt/ bat
l?nbsp;/ O»» becfcöepbenöepbt ban mantecen / en bat

S^tlöcbe\'ÄSS ei^ecganbtgö niet tejön / Öielben als boo? öaec na--

fonben/en biebe natu.

tP.l^ï\'om baffi/l^^^^^^^nbsp;be beöeecfcöingöe enep.

batiseenanbeceb?aglje/ enis
1top ban\'t cecöt bec flcaffe fp?aben/

banpacticuiiece / oft ban ^teben en
\'^ö»PPen/ aisoftbienatuucliicbtoace/ en alle-tpbt een pöec

(€tt .nbsp;toe-

VL

VII.

VIII.

nißor.^.

IX.

nsor. de
Ind.rel i, n.

X.nbsp;^

-ocr page 570-

toc-Quame/ m ttae fön epööe» Wmm tt moaöen um /nbsp;üt

ijentot *©o?togöe. L^tetöet4ConctltebanfColcDo/ en tm^^^
bit 2 cap.4\' H» göefepbt öebben.3 3©ant aïS men V^P^L\'a «toft
bjpöepbtnatuuciöcb beniBenfcöen /oft^olcberentoe-bomt 0
fiilcbSbecfiaentoecben ban\'t cecöt bec natuce / \'ttoeïcbgaet uwjjjj^a;
menfcöeïöcbebaet/ en ban foobanigöe bapöepbt/
bat pemanöt
tucen göeen ^labe en 5P / maec niet bat öP \' t cecöt ÖeBbe ban njr ^^jf
bete toecben: toant in bien fin enis niemanbtb^p: baec toe owj\'^js;

feggöen ban Ariftoteies: Dac het uyt de Wet voort-ghekomen is,
foude vry , d\'ander flavezijn. ^aeCOm ban/bie OmtoettelÖC®^quot;7/tflO«^,

göecaecfit 5ön / \'t 5P tn pecfoneie / oft bucgeclöcbe bienftbaecö® jjoilfl
ten met öacen (ïaet en conbitie te b?eben 5Ön/ göeiöeß oocb

icor.y.ii. Paulus ïeect: Zijt ghy tot dienttbaerheydc gheroepen ,quelt u daer

X n. ^iet min oncecötbaecbigö ifl mebe / bat men eentgöe boo?

nen toil t\'onbec-bjengöen / aïs bie \'t toaecbigö 5ön / batfe
na.deind. toelcbeoocöbef^öilofopöenfomtoöïennoemenupt bec natucen v ^^tti
« a3gantntetaUestoatboo?pemanbtnutoftbien(ligöiS/ macö ï^irtt^
.■fiSamp;T. tecttonbt aïS geoorloft becgöenen op-leggöen met göetoeibt:
göenen bie ccben en becfianbt göeb?upcben / beöoo?t be fteuce en

wniinbsp;lut^l\' lliUMJl-iyiJ Jtf*\' \'

toe-laet ben göenen bie \'t aen-neemt / en beguaem baec toe is?» ftiti^

^cb foube nautoelöcbS öiec bp boegen / bat öet fottecnöe f^^
migöeben ïSoomfcöen ï^epfecben titul göeben/ als oft öpoofg ^potic
albec-becfïe göelegöen / en tot nocö toe onbefeenbe ©olcfeen
om te cegeecen / ten toace
Barcoius, bie langöe boo? ^?ince bet
göeleecbe göeöouben iS göetoeeft/ öabbe becben boo? ï^ettet ber»
ben göenen bie bat ontfeent/ namelöcb/ om batbe 3^epfetwo?quot;^o0\'
toölen een leecebec 3©ecelt genoemt [5tls in\'t Concilie ban \'^^^
cP!^
Amone //. f^.-] en tnbe^.i^cö?iftbatïïöcfe/\'ttoelcft bec)iort0^^jjj3;
benten ïïomanten noemen [©ocb
Athanafius.aenbe Cenfame. «^.joen
naulötbSöetfefïebeelban be3©ecelt/ bie boen bebent toaSJ^U«^«^
naem ban be betooonbe toecelt / oft aecbe betepcbent : C Phiif
fantfcöap : ^cb fp?ebebanbe meefle enp?of||telöcbfle S^«
celt/toeicbe oocb pemanbt bp uptnementöept be 3©ecelt moctjn\'ï\'.
bepaelt boo? ttoee ïtibiecenbe Euphrates en ben Rhïjn,] »quot;»^quot;oderh^«

öttte: üe Romey n als overwinner, hadde nu de gantfehe macht ? j.^/ Or

€n beele anbece btecgöelöcbe fp?eucbenbp te famennbsp;Z

öoogöebecöeffen / oft uptnementöept göefp?oben : aengÖ^fïf\'L
be felföe tepiigöe Mmft alleen öet ^oöifcöe lanöt met öe naen« ^ypoH\'

Tihd.

XIII.

Luc.ï.i.

-ocr page 571-

Recht des Oorloghs en Vredes. 515-

öetooonöe mht oik ou menee ßetefecttt toerbt itt toelcfien fin moet

^ CSÖeiöcfi als Delphi in \'t tttibbcn ban lt;0?iecfiett-lanbt söclegei
\'«MbanbcaBcrcltgcnaemttoerbe. ^ulcfisban^crufalcmfian
nS^eniipt Jofephus, in \'t 3 25occfi ban be lobifcße lt;©o?logcn. Hiero-
fepbt: Het woordt, agrafe, oock alffer het woordt ntk by ghevoeght
Ic-n \' ™oet in-ghetoghen werden tot dat Landtfchap , daer van dat gefpro-

Werdt. lt;©ocfe en moctcn niemanbt betocgen be bctoijs rebcnen ba«

pc-

tipcJ-^^ 0 gcoot göemaecfit toerben / bat öet niet foube fionnen göere^ syh. ve^h

»Vltfj^rt-«-nbsp;- - - . ^nbsp;. - -nbsp;. . * .. ... / s.. i — .-i»^... .^ri.,!..».

ciiaton.s.

S\'^^\'^ben / foo fian toelöet göetal beriBenfcljen / en be toöbt-gljele\' Helium p.i.
S.Sf\'^-^-tofiingöe ber Eanben foo groot jtjn/ batfeonber eeniS^-J;,^,
^^entttteten fean begrepen toerben. ^aer nae oocfi fcöoon toe-geflaen
baZV bat fulcfes bienflelöcfi toare / foo bolgöt baer upt niet öetrecljt
Ä^Öebiebt en
regeeringöe / aisöet toelcfee niet als upt betoilligtngöe/
obpÄ^^ntftaen fean. ^elfs öeeftbe ïSoomfcöe ^epfer nu göeen recöt
toat toel eer öet Koomftöe bolcfi toe-beöoo?t öeeft/ toant
en i^öcfien göelötbfe boo? #o?loge berfiregen toaren / foo
^cJJ ^eberom boo? #ö?logöe berlo?en/ eenigöe 50« boo? ©erb?agen en

bae fö^ biete boo?en gantfcö en geöeel öaer onber fionben/ öebben baer
bOttSquot;^quot;««quot; maer ten beele baer onber te fïaen / oft met ongeltjcfie ber^
fön^*^3enberplicötte5ön. 3©ant allebefetoöfen enmanie^nban
ftlien ^^ beriiefen/oft te beranberen/ gelben fo toel tegens ben ïSoom^

[ y^^Ker / als tegöens anberen.
nienfil\'^^erderingh. (i.) ^eemt €rempel aen lifpanien / toaer ban

C / biacö / Gomsrin §.fmat. n. f. de aSiwnthui. Panormitanus, i» C. venerah-
ConrJ ^«leSlitne.
jafon , in 1. cm^ospopulos Vel c defumma trmime. Menoch.
liti^jy ■Cardinalnbsp;Mo-

riusnbsp;égloriammdipmej.confif. Azo-

^^fltmiommmoralmmUb.s. cap.S.p.2.\']nbsp;„

fönber oocfe göetoeefl/ btefelfS ber^ercfie öetrecötop- X r
bieSS!^\'^\'^^^ ©olcfeen in be tot nocö toe onöefienbe beelen öer i
fettohLi\'^^\'^^o^Ö felfs öe^jpoflei
Pa ui usöupöelöcfe göefepöt öeeft / öat ,4^\'. Ayd.
59n. wnbsp;öe göene öie bupten öet €ö?tflenöom^

^nbe^^inbsp;^^ ghene die buvten zijn ? r.Connrh.f.! ï.

^l-ljüe K®^ oo?beelen / öet toelcfi felfs ben ^poflelen toe guam/
Öet bofFw P^t eeniööer totjfe tot toereltfcöe faecfien göeöoo?be/ foo toaS
^ature?/^quot;? fbotefp?efeen/ ban i|emelf£öer/en niet3©ereltfcöe
aert en
^•^tetoeten/ \'ttoelcfemocöt upt-göeboert / enin\'ttoercfe gijefïelt

mttznbsp;toer^

-ocr page 572-

bjgröcn / ttietboo? 3©apcnen m^toecpen / maec boo? Öet toOO?t
w\'t 0öemeenboo?-gefielt / en naeomflanOtgBeben pacticultecïtlcB ^^
gftepali / boo? ineöe-bep«ngDe oft bectoepgljectngbe bec jegeïen b»»\'^
lt;0obbeïöcbe gljenabe / nae bat een pbec bten jïigö toasf: epnbelnc».
boo? jïraffe en bj?abe/ niet natuuclijcbe / maec gaenbe feïfS öo^^\'^r,
tuce/ en becöaïben ban lt;0obbomenbe,- öoebanigö aen Anania, mp
Hymer^us,en anbere gebieben is. €ö?i(iusfeïbe/banbjeïcben
Iteïijcfee macBt gebomen is / en toiens ïeben bec ©eccBe / boo? fo? S
fuicbs iS / tot een Crempeï boo?-gefleït is / Seeft ontfeent/ bat fpn
wp^

loh.lS.i6.

ben/ Matt.z6.55. €n aï toat bp gebaen beeft boo?öet recötfijnöer ngj,/
öeeft ÖP niet boo? tnenfcbeïpcfee/ maec öoo? 45obbelöcbe bcacötöamp;ï
oocft boen/ aïs ÖP beberftoopers upt ben (Cempeï b?eef. 3©ant be
toas boen oocft een tepcften ban «©obes too?n7 en göeen 5lnftruni«P^{j
toercft-tupgö/ göeïöcft tot anberen tgben öet fpeecftfeï/ en oïpe tep.t%nt
toaren ban genefingöe/ en geen remebien.
t Abuicnfis berftïaert Ott ^Jgj:
op Matth.9.] AuguftinusfepDt ober beaengöetogen pïaetfe ban
loo?t ban göp ^oben en lepbenenßoo?t göp Söefnnöinge /
®oo?öuptiöoo?t aïïe göp ßiitfien öec aecöen: gicft en becöinö^»ilLit
öeerfcötngeöter op öefe toereItniet/( u) mpn cpcft en is ban öefef
niet i en toiït niet b?eefen met een feer pöcïe b?eefe
/aïs be groote HJ ^t«/
boen öem gebootfcöapt toerbe bat Cö?t jiusgebo?en toas /
en foo beeï jongöe Jfeinberftens/ op bat öp oocft mocöt omftomen/»«
to?eeber 3önbetneer boo? \'tb?eefen/aïSöoo?\'ttoo?nen. jBijn
ÖP/ en is ban öefer 3©ereït ntet/ toat toiït göP meer i ftomt tot Ö^^t^
öat ban befer ïlBereït ntet en
is. ^omt geïoobenbe/enbe toiït g^^ïï/öf
öept geb?upcften b?eefenöe. Paul. berbiet onöer anöeren een ^aiff^SSi W«*
ÖP niet faï genegen jijn totfiaen/
i.Tim.j.z. lt;©eöieben metopieöSöt^,
tnoeten en noottoenöigöept/te toeten/ fobanige/toeïcfte upt menf^g/
getoeït boo?t ftotnen/ fiaet ben Coningé/ maer niet ben 25iffcÖfpPf;\'een
öeeft Chryfofthomus gefept.
(2.) €n op een anber pïaetfe: ons\'\' wt

macht gegeven, om door authoriteyt van fententie, (fuicfte/

recöt ban teerecuteren boo? Coningïöcfteöanbt/ oft J^rijgö^ ^Spt^
benemingöe ban eenigeröanöe menfcöeïöcfte recöt (in fttÖÄ w\'\'

de Menfchen van mifdaden te bedwingen. «èttfeptÖp: Dat een ^y^^m^
ampc bedient, niet met dwingen, maer metaenraden. ^t aïïenöefcnö

göenoegö öat öe 25iffcöoppen / boo? foo beeï aïs fp

ft^t . i-quot;»-luvci unwillige, ucic over wi

ningen feïfS ben genen/ öie öe Cö?i1ïeïöcfte ßelij

VideTetr.
Tgt;am. l.z.
Ipiji. 9. amp;
hern, Epifl.
izl.

Mor.Ap-
jiol. hom 3.
ad tit hont.i.
Epß.i.
Thef. hm
4. de Sacir.
hb.

-ocr page 573-

can-»;-quot;»*\'^«?^»; Dan ftraffe mogöen aen-öoen/ ts fiter öouen m öet
Swquot; öefiraffetoan onsonöerfotöt / boo? foo Wim tot bft onfe boo?.

göenoegö ts.

dien^\'^e^ï\'deringhen. (i,) Hilaritis Arelacenfis: Waoc Chriftus was tot
rjijg niet ghekomen, dat hy eens anders heerlijckheydt hen ontnemen,
Qijp hy de fijne fchencken foude: niet om een aertfch Rijck te benemen,
om een Hemeifch mede te deelen.

^Öne b)oo?ben 3ön befe fn\'t 2 25oec6 ban \'t §p?tefierbom j voor

mifj quot;Squot;en is het den Chriftenen niec geoorloft, met ghewelt te ftraffen de
der dnbsp;Tchuldighen. De wereltfche Rechters, als fy de Mifdadige on-

Vati h^ quot;\'^^ht der Wetten ghekreghen hebben, ghebruycken wel grooc recht
iiiQj®^^ macht, en verbieden haer felfs teghens wille en danck, datfe niet
•^^efd quot;nbsp;werck gaen. Maer by ons en mach men fulcks niet

ge jjg ^\'\'quot;ghen, maer met aenraden doen, dat de gene die foodanigh is, mo-
Vci, werden. Want ons en is van de Wetten geen recht van macht gege-
etifQ^^\'^cSondaerste bedwingen, ende indien\'t fchoon gegeven ware, foo
fiei^ Pnbsp;plaetfe zijn om \'tfelfdige recht in \'t werck\'te ftellen, aenge-

Va^ [T^dt kroont niet degenedie door noodt-dwangh, maer door vrye wille
Otij ^^ quot;iuade fich onthouden. Daerom veel arbey ts daer toe vereyfcht wert,
te overreden,dat fy van felfs haer aenbieden tot de Priefterlic-
terjlont baer na: Want die van het geloove af-dwaelt, en

geweit getogen, jae oock niet door vreefe bedwongen werden,
leerere Ober Ephef.4. Wy zijn geftelt om door het woortde menfchen te
fe vap Oïiï te heerfchen,niet c^m macht te oeflfenen. Wy betreden de plaet-
dwitj ^^quot;radende raets-luyden. Die raet geeft, feyt het fijne daer toe, hy eti
tie, da. toehoorder niet, maer hy laet hem fijne vrye keure over het ge-
be pri ftquot;quot; ghefeyt wert. Ambrofius ttt \'t 2 bOetÖ ban Cain en Abel, cap» 4*
gheoy^ bedient wel fijn ampt, maer en ghebruyckt gheen recht van eeni-
x^^he macht,
CimurC. verhumépinitentUdiflinH.r.

ïeitbanP^nt öet bomt ben läoningöen toe / en ntet be ©ertbe te oo?bee=:

% / ^eeitett/ C. mvü de ludiciis: da Feudh: de pojfegtmtbus C. Mufam qu4 tuter qm

fntiih«-^\'- ïlSantbe^ontngenen erbennengeen öoogöet; boben öaet;

\'töllSH^^^ÖWStien. VervenmUUmeodemtit. CÖ?tfiUSÖeeft getotftbflt U

bcbi^ßeläepferen tot\'teeutotge ïeben be l^aiefleren fouben ban noo^
lötbcnbsp;^?tefieren totben ïoop ber töbïtcbe btngen bet^epfer^^

ï^tfthïS^^quot; ^quot;quot;öen geb?upcben/fulcr bat be geefleït cbe toercbfngefoube
59n ban ben bïeefcöeïicben aenloop/ en bat be gene bte lt;0obt
t^im j} foube in bjereïtfcöe öanbeïingenfirö bermengen.a?»«Mw
üpfL^P\'nbsp;lt;¥i»a.sgt;(r. 3©aerbannietb?eemten is \'tgeen

^PoftffP^®\'^^quot;/nbsp;s. uhim, upt ben 86 Canon ban be göene bie

SÄ®^ genaemt toerben/en \'t geen tot bie materie/meer fooinben
fl) ISÄ^quot;en/bp-geb?acöt toerbt.

\'^Oriofj ^^jeiföein\'t Epitaphium baUNepotianus: Den Biffchop is min ge-
^\'^«Wilii^u Koning. Want defe regeert over de onwillige, geae over de
ötie: defe onder\'C^erptfe de vreefe ende fchrick, ghene
werdt ghe-

fCtt

fchonc«

-ocr page 574-

fchencken om te dienefl. CalTiodorus, Hh.u. ttlben aett

pett: Laet de Biffchop onderwijfen, op dat de Rechter niet vinden kon»

teitraffen. ^ei^epfeCFredericus d e eerfte, fept ÖpGuntherus, ttt fUquot;^

gurtnfcDe DanöeUriööcn Uan Den ^aus:

Dat hy fijn Kerck regeer, en \'t Godtlijck recht beftier»

Maer dat hy \'s Keyfers Kroon en Scepter laet ons hier.

Wilhelmus, ^SttfcDop ban Rofchiidt, beu Contnsban
Sensuenno , btetnben tocbeïöcben ban toas/ boojßettuffW\'Ä
ben ban fjjnlarberïticfee (iaf / belettebe tn be Mttm te gaen / etjo^
ntngblijtbe ^tenaecs be öanben aen öaec göebefifloegöen / Ö^^\'JSg^f
baen \'t göeen een 20tffcöop toe-flonbt / en (Icecbte fön öaïS upt. ^^
Ötec bp\'tgöeen top öiec boojen göefept öebben/Aè/.nbsp;^aßtött*

^tt faï tcft oocb niet fonbec ceben oft oojfaecbe becmanen /
bat icït be oube göefeöiebeniffe met be nieutoe en becfcöe becgeftJf^V^jt
een gcoot guaebtboojfie/ ten 3P bat men ficöboo?fie/ batoocu ^
cecötbaecbigöe ooafabe tot lt;©o?Iogöe göeeft / beöope bie men mJzM
öeeftupteenigöeuptleggingöebeu lt;©obbelöcbe p?opöetien enJJ^fpus,
gingöen^ [^tet zofimus ban eenen Theodotus, ten töbe ban jn^
en Ammianus Marcellinus, ©an Johannes Upt CappabOCieU /

Terßcor.z. €n Leunciavius inföu (CuccHfcöe Jgiflojie/tó./J.] ©atttjJAic
ben bat öet nautoeïöcfi mogöelöcb ts be «©obbeïöcbe boojfegö t^JSiiiCf
nocö niet becbult en 5ön / febeclöcft upt te leggöen en te bebupöen\'Jjjrt
ben ©?opöetifcöen geeft / (i.) foo bonnen oocb be töben ban
boo? ons becbojgöen 3ön. €nbe epnbelöcb een boo?fegginge /
baec een uptbjucbelöcfe bebeï €gt;obts bp 3P / en geeft göeen recöt
fien lt;0obt /
\'t göeen öP boo?fept öeeft/ menigömael boo? gobtïooi«^

fcöen / oft guabe öanbelingöen toe-ïaet batfe ten epnbe gaen.

[vermeerdenngh. (i.) 3©antbe#?opöetifcöeöoecben iipj^ p^\'\'
en bec5egclt tot ben befiemben töbt toe / fulcbs batfe niet berfta»quot; p^o-
nen toecben/
Daniel 12.4.8.9. Hieronymus obec Daniel: Indien he^^^gf^C\'
pheet ghehoort, en niet verftaen heeft, wat füllen defe doen , die e^ jH\'
ghelt Boeck, en tot den tijdt der vervullinghe toe met veel duyfterj^^ ^piu\'
ghewickelt, door vermetenheydt des verftandts uyt-legghen. fipv«\']
2.Gotthic. Ickhoude dat het boven eens Menfchen verftant gaet, \'^^Ljjfl^^\'
der Sybillen Oraculen te vinden voor de uytkomfte. lt;J2n tecfiont
Heten isniet moghelijck, dat een Menfche, wie hy oockzy, voor «J^^ a»^
komfte de Sybillinfche Oraculen verftae, maer men moet «\'achten ?
de tijdt felfs, als defaecke nu vervult is, en de woorden doornbsp;^riuS\'

krachtighet zijn, een uydegger en beduyder der verlTen werde. Gr b ^^ffe^
lih.s. Ghelijck medeanderevoorfegginghen feer fwaer zijn om
en uyt te legghen, om datfy veel bewimpelinghen hebben , en veei ^^^^
gen konnen lijden en aennemen, foo heeft oock dit Oraculum gis quot;J-
droghen, oock den Keyfer felve, foo langhe hy gheleeft heeft. M® uy

XV.

-ocr page 575-

piïfnbsp;was, heeft het Oracul feifsfich den Menfchen geo-

ïitütöi.T/ ^acöt u / aö)t! aïte floute €0eo!osanten: 3©acötu/ gïjp ©o
öiealtefloute (»ologantctt. ©acc tsöpThuanus m

Xvi.

om na «fïên /Wi^lpT^m 15 83. Uan Jacobus Bro-

oofö / pemantrt ptm fcfiulbtsö ts / niet
maet: upt anbere beuöDt / te bjeten / milt^
bietfrhJ®\' / Senabe / barmöertigfiepbt / ïiefbe/ fuïc]c sDeïöcb öet in be
ftan nf^I^\'^ recöt niet ban afgebo?bert toerben / aïfoo mebe niet
L ■ göe-epfcöt en ingöebojbert toerben. 3©attt tot befen
quot;^\'letVho« u^^ senoeöö / bat öet gene / toeïcft göe-epfcöt toerbt nae
mc-
tiat in nquot;öeöoo?t gebaen te toerben/maer is baerom boben ban nooben/
ïieïötkquot;quot;» 5P eenigö recöt baer toe / öoebanigö recöt fomtoöïen be lt;ï5obs
^^üohh» menfcöeïöcfte toetten göeben ober be fcönïben ban anbere
tebSS inbsp;öet gefcötebt/ foo ftomt ban baer bp een nieutoe

i^aet flïffnbsp;3ön/ toeïcfte tot be recötbeerbigöepbt beöoo?t.

^anaejV/ öat ontbjeecftt / foo is öet oojïoge upt befe oo?fafte aengöe=^
quot;ïnrecötbaerbigö / geïöcft toas ber ïSomepnen oojïoge tegöens
oeijaStogöbanCppjen/aïSonbancftbaersönbe. a©antbie toeïbaet
leit t fltt^^^^^^nbsp;öancft te mogöen toeberom bo?be^

, lt;©0f b fouöe öet een contract/ en geen toeïbaebt ^ijn.
«at öe
nr.^^^ öit toaernemen / bat oocft menigömaeï gebeurt/ X v n.
^benwip, J\'ïöe toeï een recötbaerbige oo?faecfte öeeft / maer bat be baebt
«otvit t,i,??aeecftigö en niet beöoo?ïöcft 5P / aïS eenigö gebjecft öaer toe
bt Öem f fP^f göemoebt bes göenen/ biefe öoet/ \'t 5P öat pet toat anöers/
niet ongeoo?ïoft / meer en booinameïöcfter \'t gemoebt be^
13p jji^; «iS öet recöt feïber / neemt / begöeerte tot eere (i.) oft eenigö/
\'«Ifs/S^nïier / oft pubïtjcg pioföt en boo?öeeï / toeïcfte upt öe oo^ïoge
^ÖenbeR^^^n jönöeop öaer feïben/ afgefonöert öan öare recötbeeröt-
9antfth Ji\'®«be/bertoacöttoeröt: ©ft öat öaer oocft bp 5P eenigöe
Jüftew^ jngeooaïoföe genegentöepöt / aïseen b?eugöbe enbe bïijfcöap/
^itfitöt rtiquot; quot;fö bergöenoegenbeineens anöers ïeeöt en berö?tet / fonber
P^tept S \'^öoeöe. ^00 fepöt
Ariftides in öettoeeöe lt;©aatiebanöe^o=
f\'Pt),.. j^^at öe
Phocenfers toeï met retïtt bernieït toaren / maer öat

^eyloofe Gierigheydt

gt; met dollen haet en tooren
^rbrakenhet verbondt, en gaven vreed\'te vooren»

^^ tH men oocft te r^cötmacö paffen ött feggen ban Auguftinu^:

-ocr page 576-

De begheerte van te befchadighen, de wreedtheydt in \'t wreecken j eeö Jö^
verfoenten onverfoenelijck gemoedt, deMroeftigheydtin \'c rebelleren
j ^
gheerlickheydc om te heerfchen, en foo daer yets meer defen ghelijck

zijn de dinghen die in den oorlogh met rccht beftraft werden.

öïiisen/ inbien öe mamp;töeeröföenöeoo?faecamp;e niet en mangeït/öeöJgf,
toel öatter fonöe onöer loopt/ maer en maecfeen nocDtanS öenoore
felfif epcentlöcfe niet onrecötöaeröiöfi / öaer om men oocfe
upt foöf^\'
gert oo?logD geen toeöer-geötnge fcBnlöigB iS.

[ Vermeerderingh. (i.; ï^elcfe geamp;?ecfe ons alöermeefl onöer een ö\'j,
fcBon öan öeugfit lieffeoofi i iBaer
Auguftinus öermaent ons te cecyp^

toel/ Ub.s. é Civime Dei, cap.i-f. Dat het beter is ftraffe van allerhande IC\'^ »j-
heydt oftluyighevdtte dragen, als de eere en glorie van foodanigcW\'^P^
te foecken.
©er^aeltDier \'t geen top öier öooi 3. upt Agathias
öeööen.3

Het drie-eti-twitttighfle Capittel.

Van dc twi/ffelachtighe oorfaecken.

ContY» Yiiiquot;
Jifiisjib.zz,
t\'.74. Covar.
Itb.s.l. H.z,
Cajtt.z.z. q.
40,3gt;\'M Syl
vtjier in ver-
ia helium. n.
Z, Summa
xAug.in-vei\'
ho helium n.

5.nbsp;Sum.T^ef\'

6.nbsp;a-i. S.
Tom.z.z.l.i.

I.nbsp;Van waer in moraie faecken dc oorfaecke
van twijfFelen komf.

II.nbsp;Dat men niets moet doen teghens het in-
geven des ghemoedts,al wate het dolende.

III.nbsp;Dat het oordeel op d\'ander zijde getvijdt
werdt, door bewijs-redenen ghenomen van
faecken.

I V. Oft authoriteyt en aenfienlickheydf.

Vnbsp;Indien in een fware faecke beydes twijffe-
lighis, en een van beyden moet verkoren
werden, möet men het veylighfte verkiefen.

VI. Dat daer uyt volght. dac men in fulcken
va! van oorloge fich moet onthouden.

Vnbsp;I I. Doch dat men fulcks kan ontgaen door
t\'famen.fprekingen.

VIII.nbsp;Oft door faheyts-mannen ;
handelt weet van het ampt der Chr^quot; jjefl-
Koningen, ontrent de oorlogende P

IX.nbsp;oft oock door lotinge.nbsp;moS\'*\'

X.nbsp;Ofom den oorlogh te vermijdequot;^jpgb«
toe-ghelaten werden een kamp^®\'\'

van eenige finguliere personen.

XI.nbsp;Dat in ghelijcke twijffelinge de
des befitters beter is,nbsp;rti^\'\'^^

XII.nbsp;Indien geen van beyden in bequot;\' ^-jjei\'
men in gelijcke twijffelinge en om
heyt de faecke behoort te deelen-

XII. Werdt door veele onderfcheyo\'^^die
verklaert , oft\'er een oorloghe k«quot; \'
ten weder-zijden rechtvaerdigh ^y-

€tisfeer toaeracötigö/ \'tgeen Ariftoteies göefcö?eöenJ^L
öat in öe moraie öingöen niet eöen foo grooten feecfeerö^^p^
öonöen toert/ais inöe
Mathematifche toetenfcöap t fiet W®\' 0

-------- öaer öoo? feomt/öatöe Mathematifche feunfienöe

göeöaenten affonöeren öan alle materie en floffe / en om öat öe f \'.qf^\'
öeeïtööts fooöantgö 5ön/ öatter niets tuffcöen öepöen feomt/geS^it
fcöen recöt en ferom niet tuffcöen öepöen is. »er inöe moraieDU\'^^
öeranöeren öe minfle omflanöigöeöen / oocfe öe floffe en materte a^
fo?!tten
Oft geöaenten / öaer öan geöanöelt toeröt / plegen pet^^^
öepöe te öeööen / öan fooöanigöen ö?eeöte / öat öet nu tot ött / 1
öacuptterflenaöer feome. 3©ant alfoo tuffcöen öet göeen öat öf iV^
gefcöteöen/ en \'t geen ongeoorloft is öat öet gefcöieöe/flaet tuffcy^\'\'

-ocr page 577-

/D\'an^

fclÄ?^^ ïi^^ï naDer ßomenDej Daer Doo? Dan menigmaeï tbjöf
baeoh^y ®quot;t(iaet/ göelöcfe tnDeeecfle fcfiemenngfieen aenfiomfleDejS
teies^lj/ oft uDt toatec Dat toacm toecDt. €n Dat iS \'t öDeen
Arifto-

Het valt dickwils fwaer te onderfcheyden en onderkennen, w^at

int te wefen.

ï^cfitbflLs • ^ eerfi moet men bat bafl bouben / aï tfl Dat pets toaerïijtli i r.
OebbeS^T^öÖ 3P / Docö bet öbefeöteDt ban eenen / bie aïïes obectoogfien
PÖebïpfaLv. ^^Iföe boo? onrecfitbaecbigb öoubt / bat aïs ban bie baebt
fcpijt.
quot;^ö en onbeugbbeïöcb ts* 3[©ant bat iS \'tgeen D\'^Cpoflel Pauius »-om. hu

ïla^jA «yt den gheioove niet en ghefchiedt, dat is fonde : ^n bjeïtfte

oo?beeïbesgöemoebts ban be faecfte.
öJ3J®ob beeft be oo?beelenbe fttacfit tot een EepDts-man gefleït/
Jntaet / ban be iBenfcbeïöcbe baben / be bjeïcbe / aïs men bet^
Jeutt mlïï ^^ïöt bet göemoebt bom / en aïs beefleïöcfe. \'©otö öet göe^
%nh^x®Ömaeï/ bat öet oo?beeï niet febecsaentoöfl/ maec aïs tuf^
Öangöt: toeïcfte ttoölfeïingöe/inbienfe boo? aenbacötigöe
en obettoegingöe niet ftan te tecöte geb?acöt en getebbet
goede leir «len befen taebt ban cicero boïgöen t Sy gheven ons een ^^ Offic.
onbiir verbieden yets te doen, daer aen men twijffelt, oft billijck»

r ^eleb?eeufcöei!BeeflecSfeggen: Onthoudt u van een covar.tom.i.
^let.T ^«faise. [Plinius,nbsp;Daer ghy aen twijffelt, en doet dat

?^/of?ïl^atenftangeenpïaetfeöebben/aïseenecgantfcöeïöcfiöet \'
W ♦ toanV K ^^^ *noet boen / en ban bepben göettoöffelt toetbt oft biïïö tli
Jtincbt te ft faï öem b?p flaen te betftiefen \'t geen öem minfl onbiïïöcö
fötö boftj fta^antaïïe töbt baec men be betftiefinge niet ontgaen/
fPötbaSlquot;^®quot;/ foo neemt öet minfle guaebt ben aett en göeïöcft^

k Oii ■ V ^^ ^^n. Van quaden het minfte kiefen, fept Ariftoteies en Ci-
beflaet fel ruquot;quot;®\' verghelijckinghe van quaden teghens malkanderen,
t^ CVei-n,. , en minfte de plaetfe van goet.

csiv ^^ertrif. jnbsp;\'nmite üc plaetfe van goet.

fnbsp;(CenfeïfbenepnbebienenóotRitt bienfeïfbett

O lt;!Jn/farnbsp;yder zy ghewift\'e in fijnen

. \'\'^eeit A Inbsp;\' die, in \'t geen hy voorneemt j hem felven nii

iir.

geen hy voorneemt j hem felven met en ver-
^quot;«cien isnbsp;• quot; fonde , *t gheen anders ghefchiedt als goet ge-

ft ^^iaiïus toeïtfte oocft Auguftinus boïgöt / bepbe aengöetogöenbati
rinbsp;niet beeï en becfcöeeït öiec batt

»^i« al Piutarchus, in \'tïeben ban Timoleon ; Daer wert vereyfcht,
fc\'^^byzvll^S\'jf^quot;™^quot;^®quot;\' ïy eerlijcken rechtvaerdigh, maer datter
\' opnbsp;beftendighe verfekeringhe, daer uyt de daedt voort-

■^li\'edt Pen \' fghedaen werdt. daerom ghedaen werde, om dat het
Êpi^^ecIbom^f«nbsp;Pedaen werden.]

^^^^SÖfinÄfÄc^tn ttoöffeïacötigefaften / nae bat men be faecfte
ä^wbecfocötenobettoogöen öeefty en blöft öet aftemoet met

tuffcöen

.nbsp;Recht des Oorloghs en Vredes.nbsp;fn

iictnbsp;matö/oftb?p flaet/ öocB D\'een tijDt D\'een

Äet J andere verkiefen, oft doen fal. flaeC Andronicus RhodiusfeptJ^^\'quot;quot;quot;-^\'
gheen r^\'f^ ^ gheen waerlijck rechtvaerdigh is, te onderfcheyden van\'t

-ocr page 578-

ïrftz tuircDenamp;cpöenöaitööeit/ maec toecöt ter eenöerofwcattbef^Oöejt
c4...quot;.i. Jcpötett öetooööen / öoo? öetoöS-ceöettensenomen upt öe faecfee/Ojij^^
- z. opmte en gfeeöoeïen / toeïcfee ïtet öeeft öan anöece jBenfcöen öie PJJ
öoeïenöan öte fafee upt-feßgen»
[Auguftinus tn\'t 3 isoecfe öanöe

Daer is tweeder ey wegh die wy volghen , als de duyfterheyt der
ontroert, oft de reden, oft imniers authoriteyt en aenfien.] W^^^.ffM

nteöe toaecacöttgö öet feggöen ban Hefiodus, öat öetalöecbefi ^\'/.«jj
toösenbecfianötgötesijn/ öet naefie öaec aen / öat men ftcö öffiLjt
anöecsöuïpeïaetïepöen. (i.j ^ebetops-ceöenenuPtöefaecfeeWf^jj«
göenomen ban öeoo?faecfee/ toeccfetngöen/ en anöke bp-göeU*»^^^
^tnsöen.

[Vermeerderingh. (i.) Menetius Öeeft Öefe fp?eUCfee geBjUpCßt/J!,? gjii
öe
|icuötguaïöcfeupt-göebaïïentoass/bpLivius,/»è.^^. Dat die

Man was, die raedt gheven konde wat beft ghedaen ware in die gl\'^^^Lff\'
heydt de tweede daer aen was, die den genen die hem raedt gaf
j g^quot; a ,
faemde, die felfs niet konde raden, noch een ander konde ghehoor^^.
dat die gantfch gheen verftandt en hadde. €n Cicero tnöelt;©?atte»^quot;gei)
Cluentius: Men feyt, dat die de alderwijffte is, die felfs kan verfmnen ^ ^
dient ghedaen j dat de naefte daer aen is die ghene, die eens anders go^ jjjit
finnen ghehoorfaemt en plaetfe geeft.
Öecfen ba« Hefiodus,

öefefpjeucfeen boojt-feomen / lupöen Obec-göefet alöus:

Dit i s lt;ie befte Man, die d\'uytkomft voor \'t beginnen

Siet , en wat dient ghedaen, oft niec, felfs kan verfinnen:

Die goen raet leven kan de naefte is daer an -nbsp;i

■ • •nbsp;-nbsp;M-i

Maer dees deught nergens toe, die raen, noch volgen

1V. iiaecom öefeöfngöen toeï teonöecfeennen/ öeeft men cmtifl^l
ïx?*^ \'^^quot;^pP^tenöeö|ebentöepötban nooöen/ toeïcfeeötefe nïetenp^y^

ï™; jmöacconöecfcöeï^enöeoo?öeeïcecötentoeïtefcötcfeert/5P^^^^

öen caeötban topfe Eupöen öaec opteöoo?en: toant öie ömgöfit^
Ti-op,c I toa^ïcöönelöcfe en göeïooflpcfe / fept
Ariftoteies, toeïcfee / oft a^S^«!!
Squot;ti;feen / oft öen meefien öoop / oft tmmecs öen tonffleni en on^
3©0fen toeöecom oft aïïen/ oft öen meeflen/ oftöenboo^neem^ic^
ött mtööeï om te ooiöeeïen / gebiupcfeen öe Contngen aïöec-ntejS
fee öaec ntet ïeötgöen feonnen om öe funöamenten öan aïïe feunf^^quot;
. cen/enteonöecfoecfeen;

Den Coningh wijfheyt gheeft \'tghefelfchap van de wijTequot;\'

Ariftides ban öeeenöiacöt / fept tot öe ßöoötecs/ göeïpcfe Kin^ét

^\'^^l^^^f^^Ö^ïSÖ geöouöen toecöt/ ban«

-ocr page 579-

ftcit^^ïiï^töét Coïïeoie m f ectaicti en örijgöäs-raöen baer toein-ge^
^epferen naulöcfisfonöer öe ^^tffcöoppen te
beii Q^P ! foo öaer pets toas öat öan iSeltgte oft €loötfötenfl öal-
quot;^«tht pn ii! nae-öencfeen gfteöen ftonöe / fp öaer öan mocöten onöer^

«en ftftrJ®? öet tn öeelen öerfcötUen göeöeurett / öat ten toeöer-3ö==
firi^öfföcfte en toaerfcööneUjcfte rebenen öertoonen /
\'t 5p upt öc
Mcitg\'3» / oft öan autöo?ttept en aenfienïöcftöepöt öan anöeren. 2JHS
Jan öïSS^^^^\'^t / tnöten öet faften 3ön öan geen gCooter getotcöte / öaec
JieftX^nöelttoeröt / foo fcöönt öat fonöer geö^ecft oft faute öe ber==
oecfchß^njei ftan öaHen ter eenöer / öfter anöer jööen / fonöer groot on?
Öamp;ebiJ^^t* ji^aer inöienöer göeöanöeït toeröt öan een fafee ban grooten
^^öte / als ban ftraffe eens fBenfcïien aen fiin leöen / öan foo moet

•innigL quot;^gnttebuterneyat; is ny veroiaaeiijcK, loois cnoognitc lacnc-
f^aetfg = weicke nochtans gt; ghelijck in twee quaden, boven de bitterheyt

)?uni,, 7\'efen. Cn öit berftlaert vafquez in \'t gemelbe 25oecfe / tap.4.
Puibii baerom ifl beter een fcöulöigöen b?p te fp?e6en / ais een on-

Ar Jr ^ertoijfen. ^e iScöJööer ban be Probiemata, öte öen naem sea.zs.
^ billen quot;^^^^quot;^quot;eren/fept:
Daer en is niemant van ons die niet liever föu-
JerdoeiJ gt; hoe fchuldigh hy ware, vry fpreken, als een onfchuldighen

Want als vquot;\' ^^ boegöt baer öp öe reöen / öie top nu aengetoefen öebben/

^ert. A ^^\'\'\'sndt twijffelt, moet hy kiefen \'t gheen daer in minft mifdaen
rèchj\'^^^P\'^onfept: Als men immers een miflagh begaen moet, fo ift fon-
^stdog^^oen vry te fpreken, heyligher en veyligher, als met onrecht te
^ati egj^ ^^ s wantin het eerfte is dwalinghe en mifflagh, in het verdoemen
werdt een fchelmftuck en fchandelijck feyt begaen.

quot; VI.

als öan firaffe eens iBenfcöen aen fön leöen / öan foo moet
0002h^l*^ Sroot göeöaer öatter is tuffcöen \'t göeen te berfeiefen flaet/
\' oefte Bouben öebepltgöfle 5Ööe te feiefen/naer öet feggen:

^oofondight liever dan op d\'alder-fachtfte zijde.
CAm •

-Indien den coorn onverfoenlijck is, foo
fitinigL quot;ooghftebitterheydt; is hy verbiddelijck, foo is\'t hooghfte facht-
f^aetfg = weicke nochtans gt; ghelijck in twee quaden, boven de bitterheyt

l^^m,. €n Öit berftlaert vafquez in \'t gemelbe 25oecfe / tap.4.

i\'Wtei?\'nbsp;....... \' quot; quot;

Lib.

VIL

fiifi

werdt een fchelmftuck en fchandelijck feyt begaen.

w ben ^fojiogöe is een flucft ban alöer-grootflen göetoicöte / alS
r^Sften ^«en feer öeeï guaets felfS ober öen onfcöulötgöenpleegöt te
tïpn^^^^^ / toanneer öe mepningöen berfcötllen/ moet men tot
^ \'wnenraöen. sihusitaiicuspjöflFahius:

oJi vf ^ ver op \'t gheen mocht volgen, dat te flrrijden
^ ^ieyn, oft twijHigh, noyt fijn herte kond\' verblijden.

fian/ öat

eefe^^^nbsp;üW-öarflen.

f^^syfoo\'S^ bet\'famen-fpiefttngöe. cicero fepöt: Alfoo daer....

, d\'a«^ twiften, d\'een door woordelijcke verhandelinghe en i ^ offic.
quot; andere door ghewelt, en dat de eerfte wij fe den menfche eyghen

-ocr page 580-

$-24 Het tweede Boeck , van het

is, de andere den Beeften, foo moet men tot betlaetfte fijn toe-vlUcht nefliC\'
als men het eerfte niet ghebruycken en kan. Ctl Terentius:

^ Een wijs Man moet in \'t goede eerft alles onderftaen»
Eer hy tot Wap\'nen grijp ■ wie weet oft niet voortaen (ï-)
Oock fonder dwangh \'t geen ick gebied,fal zijn gedaen -

Cn Euripides:

5oo\'t woorden niet en doen,foo fal\'t de vuyft verrichtcO\'

€tt öertfpt befe feïfbebe^teben m fönj^wppïftante«/ btebtt»«\'\'\'^^\'
nae-lteten:

En \'t gheen ghy, Steden, moft met woorden facht beflechten\'
Daer neemt ghy 5cheyd-luy toe die moorden ende vechten*

Achilles fn\'t iCreUC-fpel Iphigenia in Aulis ;

Wil hy wat recht is, doen, en fal niet noodigh wefen
Mijn hulp, dat middel kan alleen het quaedt genefen ;
En ick behoud met een de gunfte van mijn vrient,
Oock lal het heyr daer door veel beter zijn gedient»
En my min gheven fchuldt, indien ick met g©e reden
Het ftuck kan voeren uyt, en tot geweldt niet treden.

l^etöBeenbJp bp Euripides in Phaenilfa ïefen/ bat öeeft Phaneas wjii
Viustoatb
?eeberaïbUSUpt-aeb|Ut6t: De Menfchen geven met «^iJfi,

nae, en laten\'t vallen, op datfe niet noodigh mochten hebben te
welcke met Oorloghe en Wapenen niet können af-ghedwooghen

fsfeer gemeett/ bat/ \'t seensbP »«Sft^t

efcftwïötaïtt Mardonius hp dKri^chm trt befequot; quot;nr

met door veldtflagheo. Coriolanus fepbt bp Halicar nalfen fis: lodien^je
eens anders goet met en begeert, maer het fijne eyfcht, en dat niet kof l ^^
verkrijghe^ C^rlogheaen-neemt, datisnaealler bekenremife
redehjck. 5^eConW0amp; Tullus
fepbt bp bert feïfben HzlkitMffeoüs- ,
tgheen met woorden niet kan by-gheleydt werden, moet met Wape^lc-
üecht werden Vologefes Öp Tacitus: Ick hadde Jiever gewilt
heyt als door bloedt-ftortinghe, door rechtvaerdigheyt der faecke,
Wapenen behouden\'tgeen mijn Voor-ouderen verworven
bebbea.

-ocr page 581-

J^JttfnggTheodoricus: Dan ift alleen profijtelijck tot de Wapenen teloo-

\' alsde rechtvaerdigheydt by de tegenpartyen gcen plaetfe vinden kan,
^y5;\'®eerdcringh. (i») Dionyfius Halicarnafienfis in öe «SjCtraCtett becf^i^j.

1 Men moet niet eer ter faecken treden, voor dat men de
woorden verfocht heeft. Menelaus
fepöt Öp Libanius: Het paft
lt;jg^®\'^fchebetcr, eerft een verfoeck doen door woorden} als terftont tot
Ha Sloen te grijpen,
letfeöööeii Öatt öe Reye, lt;n Öet (€teUt-fpel Hele-

^«n Euripides, berfcöiït met öeel öiet öan:

^quot;^unnigh zijnfe die alleen de maet gaen ftellen
Van deught, het felle ftael: die al des Menfchen quellen
Geflechten door het fvvaert: want foo de deught alleen
•quot;oor bloedt verkregen werdt, noyt raken wy tot vreen.]

wtööeltufftöen öeeöene öie göeen geitteenen jSecötetenv 111.
galens
d ^^ \'Of^promis en öetölöf aen getoiffe ^cöepöts-tecöteten. (i O Je-

OoM^r quot; ghenen die bereydt is aen Scheydts-rechteren te gaen , ift onghe-
etl A^\'*^*erlaft te ghebruycken
, fepÖt Thucydides. ^00 ÖeÖÖen Adraftus
fteit/fil™^\'\'a«söet00?öeelöanöetj^öcft öet Argiven aeneriphyias gije^
^njfé?** Wodorus betöaeït. aöet Saiamine jötitutfcöen öe möenienfets
ööeS;?5^nret0tot ïiecötets betbojen b?ie Eacebemoniecs. 1ï5pj3en
öW\'/^en
Thucydides laten bie ban €o?cp?en ben CojintöietS aenfeg^
«en ban ^ ft* betepbt toacen öace becfcöillen te beplepten boo? bie ^te-
ï^ericLWeioponnefus/ obec toelcbefp ficö mocöten beceenigöen. €n
SWh^ßtbt ban
Ariftides göep?efen / batöP / om öen lt;©o?logö teom^
i»«len ^cöepöts-cecöteten nemen / ober öe öerfcöiUen. €n
2\'^^^atietegöens
ctefiphon, piöfl Phdippus ban »aceöo^
billen h ^p Ober öeberfcötïïen bie öp öaööe met öe tCtöenienferS/ öeeft
(lellen aeneentgite ^taöt/ öte öaer bepben ebenfeec
ï^t^ell! i^^a^^ ^ooÖeöBeneertöötsöe Ardeaten en Aii;inep,namaelS

tanen en Nolanen Öare betfcöiUen göefïelt aen be upt-fp?aecït
\'v iftö^n bolcbS: en be^aitiniters beroepen ficö in \'t berfcöiï

op öare göemepne ©jienben. cyrus fielt tot een Jj-2 «-.
tuffcöen öem en ben Itffpjiec/ öen Coningö öan ^n^ ƒ\'
ïe ontoTl\'^Q\'^töaginienfecs in\'t becfcötl met Mafin.n-a, om ben €gt;o?logö
te ïetgr^^^ / becoepen ftcö op cecötelöcbe ontfcöepötngöe / en öieöen ftcö
^^ bapL ^^ JSomepnen felfs in\'t berfcöiï met öe .^amnitecs / öeroe^
ïeöoS?? öegemeene25onbtgenootenbp Livius, en Phiiippus ban^lBa?
r iipt fmlquot;\'\' öecfcöil met be €Sriecben / fepöt / öat ÖP göebjupcben fal
©^«b ban be ©olcbecen/met toelcftenbepöepartpen b?eöe öaö^
S\'^Öepbt« l^an öe^actöecsen^cmeniecs öeeft Pompejus öaec
Jiütarchn!;\'^^£Öt^«ngöegöeöen/ omöaceïanöt-palen aen tetoöfen»
quot;öe feetAi.ï?quot;^ ^ ^at bit öet boojnaemfïe ampt öec
Fcciaien, oft isoom-
\'-«Ulten toas
t Dat fy niec eerder lieten tot Oorloghe komen, voor

rar.i

-ocr page 582-

------3

, - . jn recht te verkrijgen , verloren was. ©aft jjcc Galleti

des fept Strabo, eectgöts toacen fp oocfe .^cDepöts-cecötecen tuffcamp;enf
D0£ï0genDe pactpen/en feeböen menismael gefcfeepben Die nu al
in fi^SP\'
oiöece fionöen om te becöten. ^at oocfe in giöecien be ©jieftecS M mJ\'
■ bcamptbebientöebben/betupgtbefelfbes77abo. ^ocokbec-nteefi5Ö«
beCö?tJïen Coningen en 25ucgecfcöappen geöoubé/ befentoegö te??:
een om ©o^loge te ontgaen. [ .^r^goASo. ban Aiexan. uS

HetisdenChnltenenonbetamelijck met foo grooten bitterhevdt onder öf
anderen met wapenen te (tri,den, daer der middelen zijn
om tot vrede te
f .nbsp;\' ghemeyne macht teghens den godtloofen te wendeA-J

re ßeltgte b?eemt toaren / te ontgaen / fefeece ^cfiépbts-Kecötereti/r

fnbsp;becoibentsön /In fulcfelban Paulus

boben t$f/ öoe beel te meec beöoojt m^n fulcfes te boen/ om een beel
tecongelegentöepten ftoarigöeptteontgaen/ tetoe/erben^
^00 befiHpt Tertuijianus ecgfeeus/ bat een Cöliften niet beöoo?^ S

quot;.7^. becfcöillen ban anbecen mocöten befïecötet toecben: öl^oLft

rfnbsp;/Jttt pa«Öen te btoingenop btmjcftecoSti^^^^

^ «wn. [^teteenerempelbpamp;ffiodorus

n iet bMCfee oocfe Dio\'dorus ^n Strabo getuS / mtf„
ttlbtS bec Druïden nbßh2fiitf
ft rtph^oijff ia t^e.^nbsp;\'

Liku

ViB
bi Ui

ningen i

bocmng« bet BgcHoi ten Calitlien cn ©oiinoati qi« mtntW Vi\'t

-ocr page 583-

tälttli^i^^twtTcamp;eiiiie ^CtDent\'enfecseniBegacenfecs 3Ö« ^öf ^pac^

Anavii ^ötecSöDeffeït/ Critolaidas, Äraortipharetus , Hypfechidas,
ÄafpÄ ^l^Ofnenes, foo Plutarchus in Solon berftaclt. ^tt \'tÖeCÖOnt tSSt

tgt;pThucydides,Die fich tot arbitragie
Indigo ftellen nae Voor-ouderen wijfe. €n tecflonbt öaeC nacj
Jijjjjg®quot; Stadt van\'t verbondt, met een andere Stadt mede in\'t verbondt
beytje\'
yf heeft, dat fy de fake ftellen aen fulck een Stadt, welcke haer
ÏÈ . ^ duncken billijck
te zijn. SßCpöcS ftaCt Öp Thucydides,

\'\'\'laöïrïj quot;nbsp;\'nbsp;\' /wvpws» up iiiui.yuiucaMïi\'.-\'. ^sii.\'

^en/It A ^^^tm öet ïSoomfcöe i^öcft öeööen / om lt;©o?ïogöe tc fcöou^
fOdnbsp;tot een j§cöepöt0-nian öaecöec ijecfcöiilen genomen/

piden S\'ifquot; anöece göeöencften» 25p Procopius, Gotthk.s. feggen öe Ge-

de verf u, Longobarden : Een Scheydts-rechter nemende ,.2ijn wy bereyt
fich ^^ beflechten ; maer het is onbilli jck dat men die aenvallen fal,
dibau ^^\'^hieden te rechte te ftaen. ^p öen feïfÖen /
Gotthk.^. tOOnt Theu-

o\\jec \'trt\' Coningö öec J^cancfeen ficö öerept/ een ïSecötec aen te nemen/
öen eeV?-^^ ïiomepnen tn öifpute tt;oc6en. ^iet oocït toat öe iSomep?

lt;£ttca;PtSPhiiippiisöeööenteöerfiaenbsp;öp Polybius in öe

Ant J^nöecC5öefantfcöappen/n.4. €n\'tgeen isin\'töecöonotmet
öp öen feïföen t oiybius, cctcactn.si. lt;©e Coningö

^cöotïanöt,- öelt;5ca^

öecgnbsp;twifcöen öen Coningö öan 5©enemarcfien/en fpn 25?oe5

öp ij^\'^Py i^on tan us öccöaeït in fijn ^eenfcöe ]iiflo?ie / bk ©oegöt öiec

öp iVlariana, lih.2.^. cap.20. en lib.2^. €.23, Paruta, ïth.7. en ji,

quot;f^io sCraDtziusSaxonicor,/»è.«r. enöeonfeötecnaec/

^ion f ^if\'^\'^^miööeï is öoo? ïotingöe: toeïcfte in öefen cecommenöeect i X.
ps booift^®^^*^®®quot;^ ttoeeöe lt;a?atie tegöens öe ^o?tupn j en ïan

X.

, Proverb. 18.18. [^iet Auguftinus öanÖeCÖ?ifïe^

9t)e Öanïy®^^quot;ö0eöeeftpettoesgöemeens öet duëi, oft camp-öecötin?

te bèrv^^® ^ecfoonen / toeïcftecs geö?upcft fcöönt bat niet t\'eenemael
ftfie moriS^\'^i^^n/ inbien baec ttoee/toeïcftecs becfcöiïïen anbecfins gant^
pbetflprjjy^n met be aïöec-gcootfïe eïïenöen en ftoacigöeöen fouöen
5ijn te famen met 3©apenen te ftampen en becöten,
5 ^quot;\'««c-fpeï-fcö
?ijbecinfönThebais ,fept:

buyten fchaed van \'t Rijck van tween wie Coning blijft.

ot^ho: toantöetiS beeïbetecen cecötbaecöigec/SS
l^^tiJöt^n®^^^^\'^®quot; / aïs beeïe om eens toiïïe om-ftomenO
nbsp;or^c sJb.

P^gRien,nbsp;Ëc^^tnnisom^elöponnefeni Pyrachma een Etoier, tniib.i.Ltv,

J^ShÜquot; ^^nbsp;b\'s en orTus om iba gecampbecötöeb^

ï?töSfhT^^^ÖuntoftfcIjoonfuicftsbanöaecntetcecötg

toinöpy „^an be 25ucgöecfcöap moge aengenomen toecben/
^^ * Laetnbsp;^Ï*nbsp;öen Coningö Tullus alöus^\'^-^ •

vns eenigh middel vinden, waer door fonder groote neerlaghe,

foades

-ocr page 584-

fonder veel bloedt-ftortens van beyde Volckeren, moghe het verfchil gj®^
eyndight werden , wie van beyden over \'t ander Volck reeeeren fal.

fept/öat Ött 5pgf)etöec|ï een oube ööetooontc öec enecfeett,- e»
fept öp virgiims, batöet toas ötïlöcfi göetoeefi/ öatop öefe toöfe
fcötl tuffcöen öem eniumus fouöe öefïecöt toecöen. [in\'t u

jffineidos:

Gewiflijck was het recht, dat Turnus koos dees doodt.

Wt göeïöcfteoo?fafie öeeft Antonius tot duèi en ftampöecötfnge ^/L
vius upt-göeöaegöt. Plutarchus tn\'t ïeben banAnromus.] immecp;/,/
öec ber ouöec francften manieren/ p^öfi
Agathias boben maten feef
tn\'t 155oecft/ toienstooojben/ om batfetrefïöcftjön/ tcft öter
„ göe: ^nbien mogöeïöcft onber benConfngöen eenigöe berfcöïH^Ï?
,, ftaen / foo fcötcftenfp toeï aïïe öaer ©oïcft in ffacö-ojöere / aïS oftfSn
„ öe faecfte met toapenen te öefïecöten / oojïogöen fouöenen treeften ^

öepöen 5ööenmalftanöeren tegen. iBaeraïSöe^epjftracöten
„ beren
öan öepöen 5ööen öefien öeböen / öen too?n toecö toèrpenöe / Jr^t
„ ren fp toeöer tot eenö?acöt /en raöen öen Contngöen / öat fpïieöe^
,, recötf rööen: oft foo fp öat niet öoen toillen / öat fp ïieöer feïfS me^gt;
j, anöeren een duèi en ftampöecötinge aengaen / öat fp aïïeen met öae^
„ gen geöaer öe fafte ten epnöeöeïpen. ï©ant öat öet nocö met recöf tf fi»
„ ïöcftöept / nocö met öe ©aöerïöcfte infettingöen oöer-een-ftomt / S
„om öaer epgöen particulieren öaet öet göemepne öefïen fouöe WÄj
„ ften / oft gantfcö öerntetigeni öeröaïöen fp terfïonöt öet
,y af-öancften/ en öen ö?eöe öerfielt öeböenöe/ öerftojen bepïtgölöcö
igt; öen anöeren/ öe oo?faften öer guaöen upt öen toege getoeert 5«n0e. ft^Q
» grooten fojgöe öiagöen öe ^nöeröanen boo? be recötöaeröigöepbt/Jji^
grooten ïieföe tot öet ©aöerïant; en inöen Coningen is fuïcft een
famen / en öen öaren öelieöenöegemoet. [^iet caroii caivi c^^\'^^Sné
st. Arnuifus, eu Öet öeröjagö öan men. ^e feïföe öiïïiicftftept
bp öe Eongobaröen/ ftet Paulus Wamafredi,

X L 4ocöaï-ïjoe-toeï/ toanneer öe faecften ttoöffeïigösijn / öepöe ö/Ä
L in pari. geöouöenjDn mtööelen te foecften / en conöitien om öen «©ojïogÖ

^■/eji./. gaen/ foo ts öocö meer fulcfts te öoen öen göenen öieepfcöec ZW

S«lV\'^\'0Öette/öiembefitiS. [c^ietHerrera.r.«,.^.] a©antöatoocft inÄ
30.
lS de fte fafte öesöefitters conöitieen göeïegentöept beter jp/ ftomt niet
l\'f ^^ 25urgöerlöcfte / maer oocft met öet natuurïöcfte recötobef U
SS.t: ffi^ban b,p öe oo?fafteoocft elöers upt öegöenaemöe Probiern^^
^ Ariftotdesbp-göeb?acötöeöamp;en. €nbe öier moet men oocft öitnocV
vero Lorc. bocu /bat bcn göcncu bie toeet bat öp een recötbeeröige fafte ïW^mi
öeeft göeen göenoegöfame Oeto0föommen/ toaer öoo? ÖP bf ?/^fct
iLa.zz. ban öeonrecötöaerötgöepöt fönöer befittingöe oöertupgöen ftan/

40.

difp.p. So!os.deinßit jür,^z.art.7. Ovarr. C.peccatum §.io.».6. Ak.j.Parad.li, tHlgof.lih.iJ\'^\'*\'

iM. 1.6, Ovsi.Phil.f.ii. ^W.gmt.Li.cap.6.nbsp;\'

-ocr page 585-

tiaetöen €gt;o?Ioöö aen te nemen/ om bat öp geen matïjt fieeft ben an^
Ä^^J\'^^QÖen/batfipban\'tDefitaf-trebe.
Jlaet baec fiet cetfit ttoöffeïigfi is / en gfieen ban ßepben tn \'t beftt ts/
aue bepbe te gfieUjcb in befit / baec moet bte boo? onbilUjcb sefiouöen
^epgfi \' ^^^^^^ ^^ aenofieboben beplingfie ban \'t gfieen in becfcfisl fiaet/

I te nemen»

ba??^ ïie btngen bie te? gefept fiebben ban befïetfitet bjecben bie b?age/
beeïen ten bjebec-3öben gfiebjeben / oft een lt;©o?logfi / tnficfit geno?
beS op bie gfiene/ bie be p?incf paeïfie b?pbecs baec ban 3ijn / ban
fcC? 5ijben oocb bonne cecfitbaecbigfijiin. 3©ant ttten moet onbec^
becfcfiepben betepcbeniffen ban fiet bJOO?bt rechtvaerdigh.

Gratianusbe cecfitbaecbigfiept becfaecbe/ bec o?bece/
tetf»
nbsp;/nbsp;3\' poft c. \'Epifcopm.\'} 3©ant een bincfe toect

«öaecbtgfi göenaemt/ oft uptfönoojfafee/oftnaeföntoeccfeingfie.
S?5\'^\'^«Ptfönoo?fafee/ oft nae bpfonbece bebupbingöe ban cecöte
w S^ööept / oft nae bie aïgöemepne betepcfeeniffe / baec boo? men aïïeS
af r,r*^ötts/foo noemt. lt;Ée bpfonbece betepcfeeniffe toecbt toebecom
CSfiJeelt/ tn bie / toeïcfee tot öet toeccfe beöoo?t/ en bie/ toeïcfee ben
ïen^^en aengaet; toant felfs bie göene bie toeccfet/ toecbt fottttoij\'
cetï?Kcpt bat ÖP cecötbaecbeïficfe öanbeït/ foo menigömaeï fip nicton^
5»»S^^\'^öeïöcfe öanbeït / aï ifl bat öet geen öP boet / niet recötbaecbigö
onL;!^ toeïcfee mepningöe
Anftoteie? te cecöt onbecfcöept fleït / tuffcöen

tghffe ^^erdeliick handelen . en doen dat onrecht is. ^jn bC bpfOnbece Öe^
»-^^«eniflTrt /♦.-.«Srt /ït^Mnbsp;^fplrttïrtrtfio

^^Cht, i? ^^^^ ïiecöt göep?ocebeert toerben ^ toant beeïe btngen foo in
^»^ÄS? fept / baer upt fiet recfit ontflaet / plegfien ben lïSenfcöet.
»^^\'ïemt ll w 5ijn. gin generale betepcfeeniffe pïeegöt recfitbaerbtgö göe^
le btnïh! ® / öat fonbec eenige fcöulbt bes boenbers iS. IBaer bee.
tieiliS!\'\' oocfe fonber recöt göefcöieben fonber fcöulbt/ boo? onbertotn.
ÖÖeiien . quot;^etenöepbt: ban toeïcfe flucfe top een ccempeï fiebben tn ben
511 hjeti öe 3©et niet onberfiouben / bie fp bupten öace fcöulbt ntet
^^tflrpli P®^ öatfelfs be
a©et becfeonbigöt 10/ en göenoegöfame tpbt
benniffe baec ban te öebben. ^00 fean öet oocfe tnp?o.
|bQet dnlrP^^öen / bat bepbe beelen niet alleen ban oncecötbaecbigöept/
S^ï^bc hS^®quot; aïle anbec göeb?ecfe en faulte b?p 5ön / infonbecöept baec
^oect/ nS i Oft tmmer^ öet een beel niet tn fpn epgöen naem p?oceS
\'quot;aec boo? een anbec
/ais te toeten/upt plicöt en ampt ban J^oog^

otQhpir\'-SuoencecijtnaecotgijSun/ gpeiijcHooiH gumi lujtji WT uiy
ïiecffi\' oni battec göeen morale becmogentöept tot flcpbigöe btngöen/
^ec h H^ï\'ocn en tot becfiinbecen/ toefen nocö 30« fean boo? be natuce
\'^«cbthJöe^n felbec. lï^aec bat göeen ban bepbe oo?ïogöenbe pactpen on^
öanbeïe / bat fean gfeetoiffeïöcfe toeï göefcöieben; toant
cecbtfft öanbeït onrecötbaerbeïijcfe/ aïs bie oocfe toeet bat öp een on^
ÏJannbsp;fafee boet; maer beeïe 5önber bie bat niet en toeten. ^00

»lejif; ^^^aerbeïijcfe / bat iS ter goeber troutoen / ban toeber-3ijben ge.
^^cht, i? ^^^^ ïiecöt göep?ocebeert toerben ^ toant beeïe bingen foo in\'t
^»^ÄS? fept / baer upt öet recöt ontflaet / plegöen ben USenfcöen
»^^\'ïemt ll w 5ijn. gin generale betepcfeeniffe pïeegöt recfitbaerbtgö göe^
le btnïh! ® / öat fonbec eenige fcöulbt bes boenbers iS. IBaer bee.
tieiliS!\'\' oocfe fonber recöt göefcöieben fonber fcöulbt/ boo? onbertotn.
ÖÖeiien . quot;^etenöepbt: ban toeïcfe flucfe top een ccempeï fiebben tn ben

XIL

XIII.

Lü.i.Ethie,

C. 10. amp;■ II,

JiHgufl, de
Civit, Dei

Ub.is. c. Ij.

Covar-C- pWquot;
catum ^.10.

n.z. Via.n.
iZ .Suices di
legib. l.i. c.
I«. Mfh.de
Caßro de Jo-
teji, legib.
f^eual. l l.

-ocr page 586-

en ©oo?tnonïiec/Den bjclcftcntoe-flaetoocfe ttoijffeïacöttaÖ J^f^ÖtgtflfJ

tegöeljcn. mfoo fept Ariftoteies, öat in proces öaet; ftet cetfjt iif ^^s
is / iaat göeen laan öepöenpactpen onü^oom iS- ©aec meöe Qi^^l^gjeC\'
Döec-een-fiemmenöe fept / öat öet göèfcöieöen ftan / öat een öa»
5Ööen een #iateuc oft 2tööocaet / öat is / een goet eecUjcft l^ait/
■ Slae öat meec is
/ Ariftoteies fept/ öat felfs öuöbelfinnigö en ttoïim^ ^^t
tigö göefp?often is / öat öe ïïecötec cecötöaecöelöcft oo?öeelt / ^^^eiiic\'\'
baec
ÖOO? öjecöt te ftennen göegöeöen/ oft öat öp oo?öeelt s^^^^^UrM?\'

als\'t behoort, fonöeC eenigöeonöjetenöept / oft nae fijn befte wete^
en fijns herten meyninge.
€nfOOÖPOPeen anöecplaetfe fept: ^quot;\'\'Jjeiic!\'

mandt door onwetenheyt gheoordeek heeft, hy heeft niet onrechtvaef ^

ghehan deit. iBaec tn öen lt;©o?logö gaet öet felöen foo toe / öat
göelicötöaecöigöepöt/ en geb?ecft ban liefbe
baec foube onöec-iojjjgp

om begöetoitötigöeptbecfaftenfelfs/ bjelcfte gantfcöelöc\'^ f^\'^Jf^f^
iS / batfe met toaecfcöönelöcfte oo?faften niet te b?eben 5önbe / öef
fulcfte bie op \'t öoogöfte ftlaec en öelbec 59«» IBaec (b top utW^eMC
noemen / ten aenfien ban eentgöe toeccfttngöen bes cecöts / fff quot;LWgP
bat in öiec mepningöe een #o?loge ten toebec-5öben fean recbtSf^fflUff
3ön / göelöcft als blötften fal upt öet gene öiec naec ban ben P^^Zmf
folemnelen lt;©o?logö fal göefept toecben. a©ant alfoo öebben ooc»^ jj^f^
toeccftingöen ban cecöt een fententie niet nae cecöten gefpjoften / ^
feffie niet nae cecöten göeftelt.nbsp;.

Lib\'l, c.8.

Topic. lib. ï

Ctlp.Ii.

Nicm^i. c,

-ÏZ.

I.nbsp;Dat men menighmael fijn recht moet val-
len laten, om Oorloghe tc ontgaen,

II.nbsp;Her recht om te ftraffen aldei-meeft.

III.nbsp;Infondeiheyt van een Coningh die be-
ledight is.

I V. Oock uyt forge voor lich felven , en van
de fijne moet men menighmael den Ooilog
nae-laten.

V.nbsp;Regul der vooifichtigheyt in \'t verkiefen
der goederen.

VI.nbsp;Een exempel van beractflaginge tuflchen
het trachten nae vryheyt j cn nae vrede, opnbsp;. j,^.

i 3t-öoe-toel öet niet en fcöönt epgöentlöcft een öeeï
onfe boo?nemen/toelcft is te öanbelen ban
\'t ïetöt öer ^^ d^quot;
mmw ^^^ öotft meteenen becöanbelen toat anöece öeu0y

lt;©o?logö aengaenbe/ gebieben oftcaben / foo «toeten »«- j. ^ir

tansfeo^teïöfft/enaisobet-loopenöebejegenenöieöooïW^quot;^ w-

Het vier-en\'tmntighße Capittel,

Vermaninghen en waerlchouwinghen, dat lïi^^

niet lichtvaerdighlijcken, oock om rechtvaerdige

oorfaecken den Oorlogh aen-neme.nbsp;^ j^j

dat het verdeif eii onderganck d®\'
moghe verhocdet werden. , .^.Ml^fC
II. Dat de ghene die niet

VI .. _____j,______________

cn is, fich moet onthouden va»
vorderen.nbsp;. „cen.

V 111. Dat overigh blijft,dat
loge moet aenvangen, als n/tjo

IX.nbsp;Oft uyt feer gewichtige oorlaK«^
befte ghelegentheydt.nbsp;.„ue flquot;

X.nbsp;De quade vruchten der OoilöSquot;^
voor ooghen gheftelt.

00^\'

■df

-ocr page 587-

feftanbt / bat tiütpcmattbt en mepne / toaec fiet cecöt Maec en bennen
SS ööenoEoö ts / bat men terfïonbt/ oft beöoojt ben lt;©o?logö aen te ne^-
Xf/Oftbatöetoocfiaïle-töbtbjptïaet. aBanttn tegöenbeelsöebem
tl L^.^« öet meefïen m meec «0obtb?ucöti0Ö en cecöt / toan fvgt;n cecjt ^.
gtoöcbem 3©antötec boben op fön pïaetfe gefept fs/ bat m.^nbsp;heuin.i^.

ïSfx boo2 onfe epgöen ïeben macö becïaten / en besijben fieïïen/ 53.
?|?at bjp eensanbers ïeben / en eeubJtgöefaïtgöept / foo beeï aïstn ons
i {.mogen bebojbecen. ®ocö paft fuïcbs aïbec-befi ben Cö?tfienen / bte
5quot; oefen beeïe öet aïbec-boïmaecbtfle ecempeï Cö?tfti nae-boïgöen / bte
SS^ns/ baectoPnocöCiobtïoofen en©panbenbjacen/ öeeft totï^n
/nbsp;©et toeïcbeons oocb nocö te meecoptoecbt /bat top

®}ngöett/ of\'tgöeen menonsfcöuïbtgöts/nteten bojbecen/ oft...,
Öïgöenmetfoogcootenfcöabe en ongöemacbban anbecen/ aïsbe Fa.fan.Lj,

met ftcö bjengöt» (i.) batmen niet om,apcïep foobantgöe
K\'afte ben eojïogö moetaenbangen / becmaent oocfe Anftoteies en
/ lt;gnbe toecbt oocfe
Hercules ban ben lt;auben ntet göep?efen/ bat öP

tCinn\'^\'^^^g\'^e moft aen-nemen voor de vryheydt, voor Huyfvrouwen, voor
fch^ maer voor overtollighe goederen, en dinghen, welcke foo-fe
aen?quot; ghefchieden, gheen fchade fouden doen, moft men gheen Oorloge

Apoiionius öeeft nocö aï toat meec göefept tot ben Coningö

dït 3%Ï0nien bp philoftratus, B.2s. Doch hy heeft daer by ghevoeght,
j^ J^en niet en behoorde met den Romeynen te difputeren om Viecken en
tend. \' daer menighmael particuliere Perfoonen wel grooter waren befit-
enh
u ß\'aer dat men tot den Oorloghe felfs om groote oorfaken oock met
ÄaH^f®\'quot;\'^^ te
tornen. Jofephus m \'t a 250ecß tegenS Appion, fept ban fpU
harquot;^-ïupben:
Noch de onfe en ghebruycken hare fterckheydt met, ora
Vennbsp;te vermeerderen , maer op dat fy by hare Wetten mogen blij-

ons y?r?ghende derhalven de andere fchade fachtmoedelijck j alffer zijn die
Oorl L^^winghen van onfe Wetten af te wijeken, dan nemen wy oock
aen boven onfe macht, en volharden oock tot de alder«uytterfte

^Ä®5Pquot;^^\'^ffgt;^affennaetegöebett/ m beel bfngen bte ons baectpe ir.

faët ons aenften öoe beeï bmgöen be©abecen m
cgt;ionquot;Äquot;öecen obecfien / ban toeïcb fiucb een btfcoucS öan cicero
ts bp

^^ghe^r- •nbsp;, foo Seneca fept/ en falgheen harde befluyt maken

»ten zy dat veele, en groote overlaften fijn ghedult hebben
hy ver^quot;quot;^quot; \' fen zy dat het gene, welck hy vreeft , meerder zv, als het geen

\'^oemt. (ï.) 3®aecbanmetbeelenbecfcöeeïtöetfeggöen banphi-

dejun

ToIyb.L^..
\\het. ad A-
■ 3.

-ocr page 588-

, foa Diodorus Siculus öatberBaeït: Gheen Vadernbsp;ovequot;^\'

, fijn Soon te ftraffen , foo langhe niet de grootheyt der iquot;quot; J^rLgtt
wint de natuurlijcke liefde der Ouderen tot hare Kinderen. O» quot;
dronicus Rhodius: Geen Vader fal fijn Soon verftooten, ten zy dat
heyt te feer groot en overvlbeyende zy.
jSaer fOO h)te eett anöetenjt ^^^^

töiï/ rreemteentgfjfins aen eens ïtegentenenbefliecberS/ batïPLiiiin«
ï^abecs pecfoon/
(2.) toaecop Auguftinus fienbe/ acncomes^^t ^

fept: Vervult, 6 ! ChriftelijckeRechter, het ampt eens Vaders, ^^^en
luiianus
p^gfï {jet feöööctl ban Pittacus: Die het vergheven ftelde
ftraffe. Libaniustnfön
#?attebanbenop?oectot«tocBtert: ^, ai«
fept ÖP / wil ghelijck zijn, laet die fich meer verblij den in \'t verghev

in \'t ftraffen. ^eomfïanbfaöeben bec faecfeen 5ön fomtoölen /
bat öet nfet alleen loUöcfe en P?ö(ïöc6 3P Öet flcaffen nae te laten
oocfe bat men öet fcöulbigö ts te öoen in aenfien öanöielteföe/^
öiJ
top öen menfcöen / oocfe onfen ©panöen fcöulöigö 5Ön / \'t 3P

Msli/t tfa3.
Z.di-Juß.

difp. I03.
Lorca, dijf.
I53-«II-
SLgid. Re-
gius de AH.
ßipern. difp
ii.diib.-j.n,
Ï07.

lib.z.deof-
pc^cap.z.

lieföe aenfien in öaer felöen / oft oocfe fooöanigö ais öe alöeC\'i.- , pt^-
€uangelifcöe
a©et öie öan ons berepfcöt. ^00 öeböen top gegP Jg m
ter eenigöe Eupöen 5ön / öoo? toelcfter beöoubeniffe / al
toaer t^j^j-^fi/
fp ons aenbtelen / top lieber beöoojen be boot te toenfcöen / en
om bat
top toeten en berflaen / bat fpöoo? öet göemepne befle b^ö^ï
fcöen/oftnooöigö/ oft immers fonöerlingöe öienfligö
CÖ?tfl«ss toil / öat men fommigöe öingöen felepn acöten/ en
fal / om flrööt en firacfteelteöeröoeöen/ foo beel meer moetmen^ftreH
öen öat öP oocft öeeft göetoiït / öat top oocfe grooter öingöen njSfcHfl^
fouöen / op öat men tot göeen «©o?logöe en feome / als öe lt;©0110^;^
öelöcfter is öan feracfteel oft p?oces*
Ambrofius fepöt: Dat een

lijck Man van fijn recht wat vallen laet, is niet alleen een werck
digheyt, maer oock veeltijdts van ghevoeghlijckheydt. Ariftides
^teöen : Dat fy toe-geven en fchencken füllen als \'t ora een
is.
HP boegöt öe reöen öaer Öp: Want ghy prijft oock onder de
liere Burghers die gene, die goetaerdigh en goethertigh zijn, en n j-^iv
fchade willen lijden , als daerom rechten en pleyten. Xenophon ^ ^jr«
.550ecft öer lt;©rieCftfCÖe i|ifiO?ie: Der wij fe Luyden doen is, felts« jjon»^
en ghewichtighe oorfaken gheen Oorloghe aen te nemen, cn
fept Öp Phiioftratus: Men moet fdfs om gheen groote oorfaken ^
aen-nemen.

CVermeerderingen, (i.) Auguftin, ffttenöeftt öett ßaeöt met
Ober een ^oon/ öie op \'t fept ban ©aber-moo?t
bebonben toas/y
fept / öat men öem öeöoo?öe toecö tefenöen / toaer öenen öet ^gjtfJS
goet öocöte; €n öeeft geen l«öeren facft / geen (langen / geen m
ntffe tegöens öem bero?öent/ inöacötigö3önöe niet oöer Wi^yt/??;
0O?öeeluptfp2acft/ maer toiens raeöts-manöP toas /
gen ©aöer öeöoo?öe te b?eöen te5önmetöe facötfle ^^^^fflM^^
3§et 3ön öe tooQ?öen öan Seneca, in \'t 135oecft cap^i j» ban oei»
bigöept*

Lib.i.

neus
voor

-ocr page 589-

By Vader kleyne ftraf kan grove feylen boeten.

fhilo: De Vaders fpreken debedroeflijcke woorden van ont-ervinghe,
hare Sonen af van haer Huys, en gantfehe Maeghfchap, doch als
li^J^erft, als der Kinderen boofheyt en godtloofheyt overwonnen heeft die
, Welcke narnre feer proot en bovenalle dinghen uytnemenide, den

j.ppjnbsp;, «la ucr xviliucicii uuuiiit;^ tnbsp;- - ------------------

^rae, welcke de nature feer groot en bovenalle dinghen uytnemenide, den
«deren in-gheplant heeft. Cicero IJOO? Ligarius: Vergheeft het hem, ghy
fortK quot;\' ^y heeft ghedoolt, hy is gevallen 3 hy heeft het met foo gemeent^

® ^y \'t oyt meer doet: foo pleeght men voor een Vader te pleyten.
öv^^^.*) Seneca ,
nbsp;De fachtmoedigheyt verfchoont eens anders bloedt

F^hjck als haer eyghen, en weet dat de eene menfche den anderen met be-
ïjl^^^totverquiftinghe te ghebruycken. Diodorus Siculus tttöe ObÉÏ-SÖe^
ÄUftUCÖCn; Niet alle die ghefondight hebben moet men aller weghen
hik ^. maer die alleen, die van haer quaet-doen gantfch gheen berouw en
gj^rquot;- Chryfofthomus
tn\'t 6batlöcgeelden: Laetfe alle, die van onfe
C^ove
noch vreemt zijn, leeren, dat ae eerbiedigheyt, die Chnftobewe-
den \' foo groot is, datfe allerhandeoverighe machten kan m toom hou-
üwen Heere, vergeeft de fonden uwen
mede-dienftknechten , op
Vfi u oock veel meerder eere. dat hy u in dien daghe des oordeels een
Uw ï^l\'jck en fachtmoedigh aenghefichtetoone, gedachtigh zijnde, defer
nu^f\' ^»chtfinniaheyt. Gratianus Uerfiaclttltt/nbsp;qmft.^m Augufti-

noemen/ ilenfcöe/en^ontiaer/ foo
® fuïtfe niet te bersösefsööefept: om tiat|peen «i^onöaet tS / föo

baer nae toolgöt / en \'t söeen top öter Uoo?en göefepbt ïjeb^

I IL

...... waciy aoen.J nctghenaeckttotdeGoddebjcke naturefonder

«lotlH.\'^^\'jquot; in die dinghen, om wekker wille de mifdadighe der ftraffe des gt;

tif J ^ fchuldigh zij n ; fepbt Jofephus tn be liflojte bec ©ubtDeben /

» öanben ^?ince: Laet hem veei verbiddelijcker zijn in ver-
^\'ant ^quot;ghenen overlaften als in anderen aenghedaen , als hem lelven :
•^ildp- ^^\'hetgeen tey eken is
van een groot en hoogh gemoedt, dat men
fche^^an eens anders goedt, maer van die, welcke\'t gheen hy anderen
die ift ^ ^em fdven ontreckt; alfoo fal ick dien fachtmoedigh noemen, met
die,quot; anders leedt lichten vaerdigh is te vergheven, maer den ghenen.
fprin ? quot;y door fijn eyghen prickelinghén aengeporret werdt, niet voort op-
quot;^^Cht y-\' ^^^ verftaet dat een werck is van grootmoedighey t op de hooghtte
quot;J«de,onghelijckte verdragen; en datter niec heerlijckcr, noch glo-

Lib.ï

Clemtni

.de

-ocr page 590-

rieufer en roemelijcker is, aïs een Prince die fonder ftraffe
den kan. [Chryfofthomus
ttt bcnlOfîser^acDtniOeîïtgÔept: ^S^ill
IBeitfcfjentreffelijcfetertterenj niaec alöer-mee(ïöe glienc/ ^SiK
regeeringöe gefîelt5î)n. 3©ant aengöefien öe Coningöïöcamp;e
öingöen öaer toe-iaet/ öem feiöen tegöen te öouöen / en öe €gt;£gt;öoquot;y ^^^
mn tût een öoo?gangötler oöer föne öanöelingöen te fiellen / i^ t
felöcïïfiucfï tot roem en öeerlöcftöept. Aagüitims.Epiß.ip^. aen

cius Comes ; Ghedenckt haeft te vergheven, indien yemandt teghens W j^

daen heeft,en vergevinge verfoeckt. Quintilianus : Wy fullen den

den, dar hy liever begeere den roem en lof van befcheydenheyt en ^^^l^p

als de vreughde en vermaeck van wrake. Cicero Öeeft alS eett ÖOOjna^ gj;

fiutß göefieltonöer öen lof ban G. caefar, öatöp niets platöt t^^^K»
ten / ais aengöeöaen ongöelöcb. Livia in öare aenfp^aecb aen Vtjf
feptbp Dion: ^emeefïenöoopöouöt Öet öaer ÖOO?/ öatöeïïegff^#
moeten flraffen öie öingöen / bjelcbe tegöens öet gemeeneöefïe
fijt mifbaen toerben/ maer öat fp/ \'t geen öaer felfs miföaen bjef»!;

ongemercbt laten. Antonin. phiiofophus tn fön aenfp?aecb aen öen ^ ^c\'
[25p Vulcatius Gallicanus, in\'tïeben ban Avidius Gaffitius.] Want rn^^^j j|i;
vak nimmermeer in een Keyfer de wrake van fijn eygen leedt, W^^^^^^gief\'
datfe rechtvaerdigh geweeft is, fchijnt doch fcherperen heftiger te
Ambrofius
in fijn 233ief aen Theodofius: Ghy hebt die van Antiochien -jijnS
overlaft en onghelijck quijtghefcholden en nae-ghegheven. Cn iflé

in ben lof ban ben felfben Theodofius aen ben ßaebt: Een goet co^^^^,

behoort de ghene, weicke teghen hem mifdaen hebben, te boven
niet met wederom te befchadighen, maer met weldaden te bewijfeO\'^^^(jet:
teles fepbt: Dat eener die grootm ...............

\'t toelcb Cicero albus upt-b?ucbt

fepbt: Dat eener die grootmoedigh is, gheen onghelijck en ^^^f^oC
Cicero
albus Upt-b?UCbtJ Daer en is niets dat een groot jigquot;
neme Man beter paft , en waerdigher, als verfoenelijckheyt en

I jc offic. j^ey j^aji Uptnemenbe beugöt göeeft ons be lepltgöe

treffelntbe exempelen in Mofes, Num.it. en n. en David,
^ocö fulcfis öeeft alöer-meefi plaetfe / öaer/ oft toPfelfS meöe ^Sp»?
fonöe betoufi 5pn / oft baec \'t göeen tegens ons mifbaen iS / «F fi^ f\'
menfcöelijcbeen berfcöonelöcbeftoacfeößpt boo?t-bomt/ oftö^J^;
noecöblöcbt/ bat öet öem routbie ons leebt oft fcöaöegöeoa^quot;jf, olt

Daer is een mate van wreken en ftraffen , fept Cicero, en ick wete ^s
genoegh
zy , dat het den genen die ons met ongelijck gheterghet he^JJji W
ongheliicks berouwe, en hem leedt zy. [Procopius Vandé.

Diod.nbi.
de lib Chrift.
ea^. 6.

tijm üomenöe in öe göene biegöefónö\'igötöéöben /pïeegöt öe s«\'
beleöigöet3ijn/ tenoobigöentotbergöebingöeO HenwijsMan»\' vj
J

neca , fal veel dinghen vergheven, hy falder veele behouden ? ^
ongbefondèn . doch ghenefelijckén inborft zijn. CnbefeOOjfab^tyj^rf/öf\'\'

(©03l0göe ficö te ontöouben / ontfiaen upt be ïiefbe / toelcbe top t®quot;
fcöulbigö 5ijn / oft immers te recöte betoöfen.

iBaer oocft menigömaeï moeten top onSfelben/ en ben
bienfi;öetoijfen/öatmenniettot«ï^o?logeenftome. [Procopius?

-ocr page 591-

foo ^I^at îie (©OttDCîl tût Belizarius albUSfepÖCn î Dewijl defe dinghen al-
^at l^\'^ghen zijn, fal het der Regeerders van beyde Volckeren ampt zijn ,
beft J \'^yt fuchttot hare eyghen eere, het welvaren der Onderdanen niet ten
tQ^^H^Qvea j rïoch wech werpen, maer dat meeft laten gelden, \'t welck
Oocifnbsp;en vorderlijckfte is, niet voor haer felven alleen., maer

iïÇïîe^®?\'^ haren Vyanden,] Plutarchus fept tn \'tlcbenloan Numa, ttaeöat

ïitetmÏÏ^tt / öat öp öen iSaeöt ts öecaetflaegftt en oöeclepöt / oft oocft

AliWüettÖ0?ÖerlÖCÏïfCUÖe5Ön- [Diodorus fepöt Dp Thucydides, lib.s.
nigf ^ck verklare dat fy grofFelijck geforidight hebben, foo en fal ick doch
bevelen dat menfe doodt flae, ten zy dat fulcks oorbaer zy.]

teftSiefeere paraûeï öan €9?iflus toecöt göefept / inöien een Coningö
öïieE^ fieeft met een anöeren Coningö / öat öP eecfï neöec fittenöe/
isöecgöenec/ öie met ecnfl en nae-öencfeenoöec eenige
feut öecaöen / öp öent felöen faloöectoegöen / oft öPöie töien öiip^
öie iSfööÖS-fenecöten öeeft/ macötigö 3p tegöen te tïaen öen göenen/
liemj;; ttoee- mael foo öeel tegöens öem in aentocöt iS : €nöe inöien öP
W^/ öat
ÖP fouöe teftoacfe ballen/öat öP »fanten fal fenöen
te maften / eec öat öeanöere binnen föne Eanötpalen
iijçjjn* ^Ifoo öebben öe €ufculaners alles becöjagöenöe / en geen öintö
^^^ / ö?eöeban öen iSomepnen bectoo?ben. [^e Coningö ban
bert ïfi^^ft öet felföe göeöaen/ tentööe ban
Severus, foo HcTodia-w.e.

25pTachus ftaet î Men heeft te vergeefs tegens de iEduers
»eiïc^^^an Oorloghe ghefochtj als4iaerbevolen was, dat fy geldt, en wa-
cef-t^jT\'bi\'enghen fouden, hebben fy noch uvt goeden wille,

en om nset

^\'-torf. J\'\'^ns^wi.nbsp;,nbsp;------------------------

^ößfa^^^^^^ toe ghegheven ^ClfOO Öeeft ÖC Couiuginne Amalafuntha öen
tenfoS^nUan ]uftinianusaengöefept/öatfp met göeen toapenenbecö^
^m^nt t ^iet Procopius,nbsp;men ban oocb toelee.

?ltöa?S?^wöepten becfacötingöegebiupcöen/ gelöcb strabo bec^
«anConingö öec
Triballen geöaeniS/toelcbe Alexander
lectie S?ï»onien becbooöt / in \'t cplanöt Perice niet te bomen / en bec.
fcïiehp ^ göelöcb met gefcöencben/ opöat
öPfouöe betoonen \'tgeen
öeöe upt cecfitbaecöigöeb?eefe/ maec niet upt

-îîatfenf

Iw ^^\'■^wils als men van den Oorlogh gaet te rade,
^^kt niemandt dat de doodt voor hem juyft wet fijn fpade,
^aer yder beeldt fich in eens anders nederlagh;
^e\' ^^^ ^^ Raedt voor fijne ooghen fagh
\\ -ynbsp;°ver hoop van foo veel doode Menfchen,

erdorven Griecken-Iant om Oorlogh noyt foud\'wenfchen.\'

l-ivius flaet j Stelt u felven voor ooghen, foo uwe eyghen macht, ^

ï\'Rr

-ocr page 592-

de kracht der Fortuyne, en onfekerheyt der Oorloghe. (£^tt Bp Thucylt;^^
Al wat buyten vermoeden ghebeuren kan, datbedencktin den Oorlog
datphy wat aenvanghet.nbsp;vtéfE\'^

mt göene / toeïcfte öaec öeraetfïagen / Deraöen ficö eenföeeïg quot;JJJf
epnöen en oogöemeccften / niet toeï öe upttecfle / maer öie tulTcye»
öen5ön/ anöeröeeïs oocft oöer öie öingöen/ toeïcfte öaer ïepöen tp^.. jj
epnöen enoogöemercften. i|et epnöe en oogïjemercft tjEfaïïe-töo^;\'
goet / oft immers öermööingöe öan eenigö «uaet / \'t toeïcft Sorn^fU
plaetfe öan eenigö goet^ jiBaer öie öingöen / toelcfte tot öet een of »^f/
öer ïepöen/ en öaer toe öienen/ toeröen niet om öaers feïfS toiïïe m^^fi
maer öco? foo öerre aïs fp tot fuïcr ïepöen oft öienen: ^eröalöe«JL^f^
men in öe öeraetfïagingöen en oöerïeggingöen tegens öen anöeren

1, ie offic.

-

öienen / om öat epnöe te toegöe te öjengöem S^ant/fooAriftof.^Heiu
fept öan öeöeöjegingöe öer ïï^iereni
Oepropofitien en voorddimLeo

wdcke weickiDghen voort-brengen, zijn van tweederley (borte, ^^^ \'rtflP^
dar poet is , en van \'c grheen dat ghefchieden kan. 3©elc6e Öergel^f^l^ff

ö?ie reguïen öeeft, 3©aer öan öe eerfie öefe tS ï Inöien öe faecfte . JJ ^^
öan
göeöanöeït toeröt / göelöcfte toercftenöe ftracöt fcöönt te öe^^^ jaK
morai e fcöatttngöe en toaeröeringöe tot goet en tot guaet / moet ^f , ^
eerfl öerfeo
?en toeröen/ inöien öet goeöe pet toat meer goetS in Öffigfl
öet guaöe guaets Öeeft. Andromcus Rhodius, als Öp een fioogÖ\'S W
ïlian öefcö?öft / fept / öat öP ficö ntet om alleröanöe oo?faftenfaiamp;
öaer
öegöeöen / maer om öe alöer-göetoicötigöfle en ftoaerfle offfiatl«
lt;©e ttoeeöe reguï ts / iüöten fcööntöatöetgdetenguaeteöen PJVföiJ
ts / \'t toeïcft upt öe fafte öaer öan öeraetfïaegöt toeröt / ftan ontfl^\'amp;ltt
nioet öie fafte aïs ö^in eerft öerftojen toeröen/inöien öe
toercftenöe ^ ^^
grooter is tot öet goeöe/ als tot öet guaöe. öeröe iS/ »»^^IVacO^
öuncfttöat öet goet en guaetongöelöcftjP / en öatöe
toercftenöe
öer öingöen niet min ongelöcft tS / foo flaet öie fafte als öan cetn^ifl
feiefen / inöien öe toercftenöe ftracöttot öet goeöegrooter en tnÄu^
öergöeïeften tegöens öe toercftenöe ftracöt tot öet guaöe / alS
felfs
is öergöeleften tegöens öet goet; oft inöien öet goet in öf fL^n^
femglje öan
öet guaet grooter 5p / als öe toercftenöe ftracöt wt KSm^,
bergöelefeen metöetgoet. Cï^efen regul geb?upcftt Napfes öoo?öfö/
ïöcft bp
Procopius, Gotthic.j.2 a©p öebben öit toat ftetirïöcfter öergai\' ^^
maer
cicero gaet öoo? een fïecöter bane ai meöe öen felföen coi^^amp;it^
fept / öat top ons toacöten moeten / öat top ons felöen niet en feP^^fgii
göebaer fonöer oo?fafte / boöen toelcfte göeen meeröer fottigöep\'\'^,i
en ftan / bat men öeröaïöen in \'t aengaen öan göeöaer moet
toijfe
öer jiiiebicön-meeflerert/ toelcfte öe göene bte gljeen ftoace f \'^ ^gp
öeböen / facötelöcft göenefea ^ maer göeuootfaecftt en öeötootia£^\'\'j^ti0f
öen tot ftoare ftrancftöeöen / oocfe göebaerlöcfte en ttoöffel^^^ÖtJFé
beien öan gljenefinge te geb?upcften t öaerom öP fept / öat eenTOquot;,,,!?^^

-ocr page 593-

Rb Ö^t onVoeöÊC te öuïpe fiomen/ en Dat foo beeïte meer/ tnuien mp/ be
Sfi^^^ï\'öet30nDe/meeceoetSbecbtöeÖt/ als in ttoöffel latenbe
Qrn?» •■^öec öet een niet ötootöÖeben ftan / en öet anbece fcljoon niet
öC / fcöabe foube toe-bjengöen / toat ifl ban ban nooben te toa^
fis in h quot; ïrtlebaec te loopen: fept ÖP op een anbecplaetfe*
Dion prufeen-
tÖJeebe (Cacfenftfcöe «©jatie: Laet Jctoon dat onrechtvaerdigl

inj-gquot;iet waerdig dat men het foude lijien. Nochtam en moeten wy niet,
oijoL j\'^y^t onrechtvaerdigh ghefchiedt j uyt luft tot ftrijden ons felven in
die^gentheden brenghen. €n baecnae: Gelijck wy foecken delaften,
^ero ^^^^\'^^\'^dringhen , datwy \'t langher niet hardea en können , wech te
dat \' matighlijck gedruckt zijnde gt; en met fulcke dingen befwaert,
op gt;. die, oft fwaerder moeten draghen, ons daer toe fchicken, dat wy
Uïlgj.J\'^er-vacrdighfte volgen en heen komen. Ariftides
in be ttoeebe ^itt^
tijtjf \'^Öe lt;©3atie: Daer de vreefe grooter is als de hope, hoe en ift dan geen
ifl? quot;^oede te wefen ?

töbS^öns een €rempel nemen ban\'t göeen Tacitus becöaelt / bat eec^
he,, J: quot;wjec be ^teben ban Pallien becaebtfiaegöt iS / oft fy liever vry-

VI.

i.Paral.ii,

78.

Ier.27.i3.

bei, ,j!quot;\'2ntiet3Stn ben ftaet ban populaicecegeecingöes göematigöt
Oentfip ^ öaec be boo?naemfte cegeecen; infonbecöepbt in fultSen gliele^
öamp;efiofr ^ \'^aec göeen 25ucgöec ban eeclöcfte bebieningen en toecöt upt-
ÖljefeQ^ö* j^jf jjg ijcjjiaet men foobanigöe/ baec öoo? öecöoeöt en öooi-
fiancfeï^^ toecöt een lanöt-becbecffelöcfte lt;©o?lögöe / toelcfte tot onöec^
öet tnpTquot; i\'en ftaet ftcecftt / te toeten / öaec öececöte toaecöecingöe ban
ban\'Ê ^^^toenbe fcöönt ntet anbecs upt te toöfen/ als ben onbecgancft
®anTir, ^Öe©olcftj ï|oebanigö toaS ben ftaet ban
Jerufaiem, als bie
feggfip^ belegert toas. ^iectoeetpbeceen toel toat
Cato baec toe fouöe
oaec toe liebec toilbe ftecben/ als maec eenen alleen göeöoo?famen t

itftbitbient:

Hc

deught door handt kan flavernye ontwijcken.

Jen ö^\'^^te meec btngöen Op göeUjtftefatfoen. iiaecbe göefonöe ce^
anbecs/tetoeten/ batöetleben/ \'ttoelcftöegelegent^
9Öec iö/i/töötlgcfte en eeutotgöe goeöecen / meecöec en toaecöi^
^ \'t5Pbat göpbepbeSneemt ineeniBenfcöe/oft
f aet / göEöeel©olcfe. €n becöalben ODiobt felfS ceftent ftet boo? een toel^
öaechlT Op öe iBenfcöen ntet en öooöet / maet gbeeftfe obec tot bienft^
Pöcet y h!\' op een anbec plaetfe caebt öP öen ïeb?een boo? öen
S\'^ffü m-^SUP ftcö öen 25abploniecs tot öienftbaecöept obecgöeben/ op

baecom bit beef ften ban

^ ^^^ het hard belegh Sagunten heeft bedreven.

nocötans niet te p?öfen / nocö be bingöen öie tot fulcfte ectre\'
^ p pnbsp;mttep\'

Zpilê, ad
^itic.lib.i^

-ocr page 594-

.-^ffrtimpten ïcpöert» aBantömonbccöantftöcsMcßS ttt befe foö? ,
\'ILi.U 6 ömgöeit boo? get öoogöfie guaet moet göeöouben baetrben. ^icej«
mvmhne, ffeït bit tot een exempel ban noobt: ^^et iS noobtbjenoiyy
becafiiUnenfers ficö aen Annibal obet:göeben/ ai-öoe-bjei bp öie nf^y^
bjenbigöept befe conbitte bjasbp-geboegöt/ ten bjare batfpltebe^
ben ban öongec fierben. (a.) ©anbeCöebanersf/ bjeicbetentW\'jjjt
Alexander ban .fiBacebonieugöeleeftöebben /göeeft
Diodorus sicui«

OOjbeel: Sy hebben dooreen meerfterckealsvoorfichtighebewegingquot; ^
gemoedts, den onderganckvan hare Vaderlantop den hals gehaelt.

Plutarchus ftaet btt oo?beeI ban bengöemelben cato, en scipio, \'\'^^\'eriquot;
©ictojie ca;far nietöeööenbjilien bJöcben: sy zM^Absquot;\'

te beftraffen , dat fy veele en treffelijcke Mannen in Aphrica verloren » p^,
fonder yets daer door uytte rechten. ^OCÖ \'t gÖeeU icfi ban ^^PWIw

fept öebbe / bat toiï icb mebe ban aUe anbere begöeerïöcbeöWgy^iU^f
fiaen öeböen / inbien öe berbiacötingöe ban öettegöenfiröbigD^ fSiP

Cdjetan
^rt

pén ban \'t goebt / en niet bän \'t ©ölcb bat ih \'t ^cöip iS»

C Vermeerderinghen. (i ) Guido Blandrata in fpn lt;©?atie \'
iBilanen
/bpGuntherus :

En fullen wy \'t niet, al gheruft voor vryheydt waghen:
Maer vryheyt niemant mint als welvaert laft moet dragen.\'
Die fijquot;n behoudt verftaet. Want een ghewilfe quaet 1
Dat kan ontweken zijn, te laden fonder baet,
Sich felven op den hals, gheen liefde men kan noemen gt;
Tot vryheyt, maer een fucht tot yd\'len ltgt;fen roemen.

a.) ^eberantb300?bigingeban Anaxiiaus, bieuptöongö^^ijfßt/j
25p5antien op-göegöebenöabbe / bjas
befe: ^at be menfcöenjj\' / fP»
becöten tegens menfcöen / tttaer niet tegens be nature aller öf» piet

Xenophon beröaeït/Procopius jGw^ïrë.^«. Demenfchen en P\'f^Lfe«quot;
ghewillighe doodt die yemandt hem felven aen doet, foo lange als d
ge ftercker hope is, dan het ghevaer en perijckel is.nbsp;^rtïWf

(3O i^efelfbe/ als öP berftïaert öabbe be raetfïagöenban«JJV^
ban be
Athenienfers aeugöenomen / nae beboobtban Alexander tif.
nae öet oo?beeï ban be berfianbigöfie tor glorie en eere wei g^era« ^ßt«

ben , maer datfe van de nuttigheyt en hetprofijtaf-gedwaelt zijn»
ghehaeft hadden om in ghevaer te komen, daer geen noodt haer eO

VII. ein öet af-bo?beren ban firaffe moet bat aïöer- meefl toaer-ö J«^
toeröen / öat men nimmermeer te öier oo?faften #o
?ïogöe öuffil
ööens öen göenen/Öie göeïijcfte macöt öeeft. ©antgelpföflV\'^ S
,7• ïijcft öïecöter / alfoo meöe öiegöeneöie öoo? ïDapenen öe mJamp;Ä
flraffen en to?eften / beöoo?t altübt beel macötigöer te 3tjn / f jji Wui
re. ofn niet alleen be boo?ficötigöept / miötfgaöers öe uefo^

Lülit.

-ocr page 595-

öat men öatt aöeöaeclijcfeen «©oiïoqö ftcö ont^
ïenöB riS?®^ öocft meitiööniaeï öe recötöaecöigöept/ te toeten/öe regeer m tr.s
ntet niinnbsp;/ öe toelcfee nae öe epgen natuce öan cegeecinge/ ^ • ^^

öe Qïvquot;/quot; fen göenen öie oöec anöeren gejielt is / öerbinöt tot fo^ge öoo?
öecbiS\'^nbsp;5ön/ als fp öe lt;©nöecöanen tot geöooifaemöept

^aecuptöolgöt \'t göeen öe^öeologanten cecöt leecen / Dat
^quot;ijSeren / ^^^ göecingöeoo?fafeen / oft om onnooöiglje firaffen te

Lib, le.

3©ant al ifi Dat ÖP niet tegens öe©panöen/ nocötans fön
quot;®öaet ÖP toace oncecöt/en Doet öaec ongelöcfe/ öie om foo^
£gt;e OoJ] quot;quot;iJ^afeen öaec in foo gcoote ftoacigöeöen intoicfeelt. Livius fept:
Petietj quot; rechtvaerdigh voor den ghenen diefe noodigh is, en die Wa-
ÏQ de ïü^\'quot; Godtvruchtigh, welcken gheen ander hope overghebleven is, alf
wapenen. Ovidius toenfCÖt öien fïaet/Fador.!.

^^Krijghs-mandraeghtalleenlijckhet gheweer, ,
ftuy ten dat het and\'ren niet en deer.

«iet foïjh ïfelöen oojfafee om öe 3©apenen aen te nemen / toelcfee
JicthtPH ! «quot;ïnnen / oft oocfe moeten nae-gelaten toecöen / te toeten / öaec
OQtn^ij3ön/to?eeöecaisöetoapenen/foo
Fiorusfp?eecfet senecafept/
peeft / \'TOt in göeöaec /öaec öe göene öie fïille fit/göelöcfee te öjeefen

Oorlo J^\'toocfemeecöecj Tacitus fept: Dat een ellendigbe Vrede wel met
shenelJI verwiffeit werdt
, te toeten / alS öau / foo De felföe fept / als den

,nbsp;Waghen , de vryheydt volght, oft die overwonnen werden, de

VI ir.

^\'^er is j Oft foo Livius fp?eeCfet i Als de Vrede den Dienftbaren lafti- Hl\', i«.
u tó?/de Oorloge. iBaeC tlietalS öetölöcfet / foo Bp Ci- M Attic.
S\'^SÖeUhL^^ / inöien göi^ oöectoonnen toecöt / fult göep?efcö?iöeect en ^f
«en. göefielt toecöen ^ en foo göP oöectoinnet / eöentoel ttioet öie^

If^^ttet yfe ^Ööt om te oo?logöen / is / ais öoo? öen göenen öie öe fafee i x.
c\'^otet rtffif\'^ atööet Beöoo?t op öe jpöe öaec öet cecöt iS / en öat öan
oocfe meöe te göelöcfe öe fecacöt en macöt is. J|et
: Auguftus fepDe / öat men geenlt;©o?loge mofie aen^ suetm.c.z4.

gfootecnbsp;Beöoo?t op öe jpöe öaec öet cecöt iS / en öat öan

oocfe meöe te göelöcfe öe fecacöt en macöt is. J|et
S^^Qöen /nbsp;Auguftus fepöe / öat men geenlt;©o?loge mofie aen^

Sf^efe ban flftä®quot;quot;^^«^ ficö bectoonöe gcootec öope banbocr?öeel/ ais tf^\'ul

orfÖtcntigt;fnbsp;\'t göeen Sdpio Africanus, en L.iEmilius Paulus

fis Ubf j,^Meggöen ban een ©elötfïagö / öat men niet en mofie becöten
r\'^hus tnI oft alffec öe befie gelegentöeptboo? biel. [
Plu -

n^ycken [«öenbanÖeGracchen: Buyten hooghfte noodt het ftael tege-
Pnbsp;goet Medici)n-meefter, noch van een goet

Dnbsp;Marcianus bp Zonaras, tS / Dat een Coningh niet

^00 langhe als men vrede behouden kan. Au-
^ille. ^iV\'^eiïijgjigira^^Bonifacius: Den Vrede te hebben quot;ftaet aen den

«laer de Oorloge moet komendoor noodt, op dar ons Godt van den

f pp anbsp;i\'oo\'Jt

cai.ioi.

-ocr page 596-

^40nbsp;HeC tweede Boeck, van het

noodt vefloHe, en bewsre in vrede.] jHaer ßetfal öfltt a\\ ttlCCff pl^^^Sl

bm/afecöopetsöatboo?benmj?icfe ertsöecuclj quot;/ fonSete«

Mh.16. toetöe^rjoeöantgö m raeötban Dion bjasom^pSt^te

ßnnbsp;ban Pünms fiaet: Hy heefcfe doSick t\'fndergebr^^^^^^^^

c welck de heerlijckfteoverwinningheis. [De Leeuwelanehen tijdt de IV^
len verachtende befchermt lïch als door fchrick , en
betuyght dat bygquot;

dwonghen werdt, fept Plinius,

^ 7- jg nooben/ foo tcftfe / QUm toeï toaetbtgBls/tofïöebecamp;ti\'^ï\'S

toatfaïbematejönbanfiet ïangW ueÄ
IBaer / feggfjen fp / een toijs iBan faï be Äogße boeren eWquot;

toant foo be (©o?ïogöntet recötbaerbigö toare/ en moflfe niet gÄ
toerben; en beröalben fonbe een toö«an gSen ÄoS^^^^
3ambeonDiïïöcböeptban öet tegenbeel

tojeebebingöen/ footo efeiwtb?®/

Oft ïïjbet fonbec bjoeföept bes gemoebts / oft oberbenSt/bie
-nbsp;göeïucbfaïigö / otS bat öPooVfi

Tlut
Cm Uli

^«if^nbsp;wau .jareoen roercBen toaren oan j»«^!»; lmqv

öatter göeenfafte meer Contngöïöcamp; toas/ aïS ailertoelbaerttÄf

sss«»

lt;aobtntetto«öebanDavid, bie göefept toerbt lt;0obtb?«cö«0^^

Lib
■vit.

iEw, lib Jat een .ïl^enfcöf met beöoo?teenanber usenfcöe totberflutfïWÉ.rt^
\'\'\' bppcfeen. Phi ifcusbermaenbe Aiexander^, S ftrtoSamp; f^amp;V

-ocr page 597-

SöS^ïJomtcBeODen/ fijn (Cemjjßl aßetimmert öeöBen/ maerset
om öatöptoeclWoeötgftocröotmöaööe. (2.) ^nöien

blftt pV öan ïicancften moeöt / oft öoo?fpoet) öeröalöen met mt een
Ä
p j^iPÖen teöecmööen 5p öe mi\\mi fcöoon nietoncecötöaeröiöö
lötM pBeVotffeïöcïï ßpöenlt;0«etfeen pjofeffieöoenöeöan öe
^w tiitlWe / is langöe onöeeöonöen geöjeeji öie
canon, tiaee öoo? öoo?
biJanTj^öan öe
göemepnfcöap af-göeöouöen toieröen öe göene / öieeen
k \'X
ji;Jquot; eenigöecöanöe lt;ao?logöe öooöt göeffagöen öaööen» [ zonaras

tVp ^öan Nicephoriis phocas, fept/ ö?ie2latenlangeO
ftaet^^ ÊateöemonierS in öaee lt;©?atie/ öie

^nbsp;Siculus, Ub.rs. Dewijl wy fien dat uyt de Oorloghe veel

, veel grouwelijckheden ontftaen, hebben wy gheachtet on-
d^^ ^^ \' Goden en Menfchen bekent te maken, dat wy de oor-
%(ie quot;iet en zijn. Piutarchus in Numa: Indien yemandt myhier
Vraojj\'^eeft niet Romen door Oorloghe dapper ghevordert, foude hy een
den ju baen ghebracht hebben, die een langhe antwoorde bèhoeft, by
\'ttijgi^^\'^fchen die den voortganck ftellen in rijckdoro, in leckernyen, in
, en niet in \'t welvaren des Volcks gt; in fachtfinnigheydt, in
ftec fejjv\'a\'gheytdie met het hare te vreden is. Stephanus öelBeöitÖn-mee^^
•»»achtfgjf
tot Chofroës, öeC ^eCfen Coningö / öp Procopius, Ferficor.^. ü,
Coningh, die ghy in doodt-flaen, en ghevechten, cn «teden te
•^Jïer (j,®*^ \'doende zijt, fullen moghelijck andere namen ghegeven werden,

^hy daerom foudet voor goet gehouden werden, en kan niet zijn.
^eel Q^^y en heeft niet toe-gelaten, dat, die den Tempel bouwen foude, die

.nbsp;ghevoert had\'äe, en bevleckt was wel met der Vyanden, doch

Jen pituS^^ï^ioet, fept lofephus, u. 7. öaer oocft meec öoïgt ten feïf^

öhaTT\'*\'\'quot; Piinius,ftamp;.7.Mf..2j. naeöatöp öecöaelt öaööe öe©elöt=

fl\' *ckennbsp;= leken foude waerlijck tot geen roem noch glo-

Jl\'cljtj p ®» foo grooten oock ghedwongen overlaft des menfchelijcken ge-
ÖanöetïeöenMofis: Want al-hoe-wel door de Wetten het
ri ^^t-ffh^n ^er Vyanden toe-ghelaten is, nochtans foo MÜe een Menfche fal
^quot;äghen hebben, al-hoe-wel rechtvaerdelijck, al-hoe-wel tot fijn-
ueen^\'^K\'quot;^^^ gt; fchoon ghedwonghen zijnde, foo werdt gheloofc
^\'titfcl^j^She befmettinghe daer van treckt, om die ghemeyne Bloedtver-
fnbsp;eerfte oorfake afkomt. Daerom oock foodanighe

Eiß!. ad
^m^hiLia.
13.

bf quot; eenighe reyniginge van nooden hadden, om de mifdaet j diefe
quot;^gaen te hebben, afte waffchen.]

Bet

mv 3

-ocr page 598-

Het vijf-en-twiatighfie Capittel,

Vande ooifakenom oorloge voor anderen aen te nen^^^\'

I.nbsp;Dat de Ooiloghê rechtvaerdelijck voorden
Onderdanen aenghenomen wetdt.

II.nbsp;Maerdatle nochtans niet alk-;ijdt moet
aenghenonaen werden.

III.nbsp;Oft men een onfchuldighe Onderdaen
met rccht mach oveigheven, om het gevaer
te ontgaen.

1 V. Dat oock rechtvaerdelijck de Oorloghe
wert aengenomen voor de Bondtgenooten,
fo van gelijcken, als ongelijcken verbondt.

V. Oock voor Vrienden.

V I, lae oock voor allerhande Menfchen.

VII. Doch dat fukks fonder fonde kan nac-
ghelaten werden, indiennbsp;fchquot;\'\'

hem felven,of vooi het leven van oc
dighen vreeft.nbsp;i\'.chtS\' gt;

VIII. Oft de Oorloge rech tvaerdigy^jt«

ghevoert wetdt om vreemde quot;quot;J- uevdt-quot;-»

bcfchermen: werdt door onderlcn\'^J

verklaert.nbsp;-

,15

keder Oorloghe, omecütvaeiquot;^ , „ pi-
X. Dat het oock mede onbehooiliF^ert\'
fonder ghebreck is ten Oorloghe ^

voornamelijck om buyt, en om 1quot; w

ger iïoo?en aïS top öanöeïbeit batt bte ööene/ »»^ïf^^^furlfl^ /
logfic boeren / fieböen top öbefeptm betoefen / batnaj^j^f^tt/
fter-totjfe ntet alïeen een pber fijn epgen recbt macö öif
en itt
\'t toercb fieUett / ttiaer oocft eens anberen : bernajj\'g^ j^t

renteönïp^ ftomen. ^ocö beeer|ieenbeaiber-meefïttoobig0^f®0^\'^
boo? ben lt;©nberbanen / \'t 5p bie onber öet ÖuplTÖcft regiment / f t^gn a
be25nrgöecïötfteregeeringöe fiaen.
[Procopius,nbsp;waotj^^yd«^

niet terftondt rechvaerdigh die niemanden gheen ongelijck doet, te ^ te\'
hy oock foo ghefint zy, dat hy de fijne befcherme, die hem bevolen ^Ljfn
18 ghens den overlaft van anderen. ] Ï^antfp 50n aïS een göebeeïte

iSegeerber/ ais top ter feïfber pïaetfe göefept öebben. ^oo ^Son»^

öetbeïepbtbanjofua, öetï|eb?eeufcöeboïcftbe3©apenenaen0ïj\' O\'
boo
?beGabaoniten, toeïcfteficöben^eb?een onbertoo?pen P^^orl\'!;

cero fept tot be Quirites : Onfe Voor-ouderen hebben menighmael jfjt
ghe
gevoert, om datde Koopluyden en bevrachters van

Schepen w\'i;; h^b\'

en vèroverlaft waren, ^n Op een anber pïaetfe : Hoe veele Oorlog
ben onfe Voor-ouders aenghenomen, ora dat ghefeyt werde, quot;^\'^gKo^f\'
fche Burghers veronghelijckt, de Scheeps-luyden
aenghehouden, o
luyden berooft en gheplundert waren ?
^e feïfbe ïtomepnen

bigögöeoo?öeeïtboo?be göene/ boo?toeïcftefp/ aïS\'tïjaerÂjgtfÇ
nootett toaren / met öabben totlïen beïIBapenen aen-nemen/quot;j ^ oö^J

Nava.i^
Ioftt.10,6
Tm. 1.

uc ociiccps-myuc» dcuguciiuuuw- ^ ^^

waren ? ^e feïfbe ïtomepnen Ö^
le/ boo?toeïcftefp/ aïS\'tïjaer^^yff
nooten maren / meiyauuuiü}tlïenbe3ï0apenen
aen-nemen/ o»^
ficö onber öaer göefteït/ en ficö aen öaerobergöegöebenöjö^^^^^^
fuïcfts öaer o^nberbanen göetoo?ben toaren / boo? öaer ben «^Pf Uy on\';
tenemên, ^ieban
capuafeggöen tot ben iSomepnen: o^^amp;dt

goederen teghens het gheweldt en overlaft met rechtvaerdigh gn^ pj^rn^
wilt befchermen,fo fult ghy gewilfdijck dan het uwe nu befcherpe •

fept/ bat bie ban Capua öet berbonbt/ \'t toeïcft fp te boo?en m

-ocr page 599-

Sl^^^wfiabbm / MDert fiepHafietenUepIiaficcofiemaecfet/ aöestoat

veT^as/aentseni^0me|jmttoi)cr-gDeljmöe. lwusfepöt t Het cdoo-
Otj? Trouwe fcheen kil teil) den, datmen de ghene die fich over-gaven en
^rlielden , verraden, en te vooren gheven foude.nbsp;, , v-

»ü^TOtangfooenöerötnöt niet aïfe-tijöt m^ lt;©nöcröaetts/ fcgoon
öh!« *^\'^£Ötöaeröiööcoo?falie öe ï^egeetöers om ©siïogDeaen teöan^
Kx^^^^\'^aïsöaneerjï/ inöienfnlcftssöefcfiieöenfean fonöerf^aöe
I,\'^Seröf öan aUen / oftfjet meeröer-öeelöaeröer anöeröanen. »nt
ïlcff \'ïes jsegeeröers i0 meer öefigfj en öoenöe ontrent Det gantfcöe
nab???\' aï^ ontrent öe gfieöeelten; en fioe een geöeeïte grooter ts / fioe
tot öenature öan\'tgöefieeï»nbsp;. ^ -

IL

I If.

Soto de Jfffl.

foo eenigö Jöurgfier / fcöoon onfcfiuïötgö 3önöe/ö^^^^

^ ranöt tec öooöt gfie-epfcïjt toeröt/ öaer en is niet aen te ttopffelen/ oft
»öe öerlaten toeröen / tnöien ölöcfee öat öe ^mmm öen öpant
Phïr^^tÖten öeel te ftoacfe iS. C^iet öen raeöt öan öe patrtarcö Nice- i,,
tiefc sSegßeöen aen
Michael Langaba, öan öe aöerloopers /om -pu.
^OßiN^^l^ bjeöer te göeöen/ öen ©elöt-oöer(len öet Bulgaren, öaer öefe

ghe «^Öp Zonaras ftaeU: Laet het ons voor hjdelijcker houden, dateeni-
diisxT^y^\'ghefwarieheyt hebben , alseen ontalbjcke menighte.] Ferdinan-

feecSä\'\'^quot;si«ifnuteerttegl)ensiiefemepninglje maer foo men ntetfoo

lif;^

toil infien/joofcöpt Ijpöat
tmfe / öat fulcfe m 25urgöer niet IfcljtöaeröigöUjcfe Beöoojt öerla^
te öeften gljegöeöen te toeröen / foo lange öaer öope ts »a» öem
3©ant
ÖP fejengöt öp öet €j:empel l^tt^g
^ocffilïl.oet-öolcfe / toelcfee öeööen

®ft mpH nare öeöouöenttfe j net njetcne dp mu ttujv »im^^yi^»
obeamp;tïieen ot^fcDulöigö25ucööer inßanöen öerBpanöenttiogö^
^«cnbsp;op öat men öet anöerfiiis aenjïaenöe öerW

25urgöerfcöap moge ontgaen/ öaer »jan öifputeren öe

onbeiSSöeeft/ öet felföe niet en öerepfcöt. iBaer öaer upt en öolgöt
^aertÄt/ alsöateen2surgöer naeepgöentUjcß göenoemöen recöte
v6«gt; atthÄ9Ö^8ouöeniSi maer tttet öat oocfe öelieföe fean fejöen öat
löch r,S,quot;oe, 3Bant öaec m beele ampten en öienflen niet öoo? epgent^
recötöaeröigöept / maer öer lieföe / toelcfee ntet alleen
\'^«ee eniof öolö?acöt toecöen/ \'t toelcfe.
vafquius öefeent/ maec oocfe

-ocr page 600-

fonter fcDuïöt en mtföaet nfet feonnen nae-geïaten toectre«» PJÜ e«^
fcöönt tnalletmantei-en öit tlucfe te toefen/ öat eener öet leöen^\'*^
feer groote onfcönlöige menigöte acöte / en fleUe öoöen fgn epge»
Praxitheafept in Erichceus öp Euripides :

Indien men op \'t ghetal, wat minft oft meefl mocht wefeUf
Wil gheven acht, men fal wel licht verftaen in defen»
Dat een huys niet en kan opweghen \'t gantfch ghemc«quot;\'
Noch eenighfins ghelijck zijn op heiil felfs alleen-

[Hec is onbilli jcbdat het gheheel fich fal voegen nae eep deel»

ban \'t ïeben Mofis, öaer oocfe meer anöere öingen flaen fefenS bsaeryj,^
v-^dM iy. lt;ji;nöealfoo öermaenbe
Phocïon ben Demofthenes, en anbere40J; x^oii

öet €jcempel ber quot;^ocöteren ban Leus, en be Hyacinthiden, [^Jp^ ; ^l?
lodorusin Bibiiotheca.]
üeberfeïfsf Öaer ter boobt fcöïtfeentoiio^M^
bat fp fouben toe-ïaten / bat öaren ©aberïanbe een onbertótnn«^ -^j^f
fcöaöe ober-feomen foube»
cicero fept boo? p. sextius: mdien ^y^^dcf-

ick met mij ne Vrienden in een Schip voer, fulcks over-ghekomen gygi\'quot;
varen ware, dat veele Roovers uyt veelen plaetfen met hzreVloteßOZIeC
den dat Schip te overvallen, ten ware dat fy my alleen hen-
overleveren; foo foude ick liever my felfs over boort in\'t diepft^.^lf die
gheworpen hebben, op dat ick de andere mochte behouden, dan ^^^^ lei al\'
ghene, weicke my foo liefhadden, en mijner foo begeerigh waren\'jj
r
leen in een gewiüfe doodt, maer in een groot gevaer haers levens fow.r ^ifl t
ghen.
^e feïfbe in \'t 5 55oecfe ban be €pnben: Een vroom en oD\'

en die de Wetten onderdauigh is, en in den Burgerlijcken omgancK ^ ^ft
bedreven, fal meer foecken het voordeel van allen , als van een j^fïlï*
fijn eyghen.
3©p ïefen bat Öp Livius öaneenigöeHSoïofTett gefegt
Ub. Ghewiffelijck ick hebbe dickwils ghehoort van fulcke, die voor j^gb^\'
landt haer felven in de doodt begheven hadden ; maer defe zijn de .^ j^fou^®
vonden, die voor billijck houden, dat het Vaderlandtom harent wn
verloren gaen.
n^aer öatfoogöefïeït5önöe/ bïöft nocö oöer öcf^
feïingöe / oft öP tot öet göene / öat öp toeï göeöouöen iS te
ftonne göeötoongöen toeröen.
soion fepöt neen öaer toe/nae
ban een ïSöcfee / öie nae \'t boo?fcö?tft ban barmöertigöept toeï ff
ts een anti JBenfcöe een aeïmiffe te göeben/maer nocötanS öaet ^^ fg

en fean göebtoongen toerben. Haer men moet toaer nemen/ofli^ ^il?

anbere göeïegentöepöt öeeft met öe göeöeeïten onöer maïfeanoei^
met öe oöerigöe macöten / toanneer öie met öaren lt;!^nöeröaneny ^
m
ïefeen toeröen: toant göeïöcfe fean föns göeïöcfe niet ötoinguequot;\' gjtifn
fjetgöene \'ttoelcfe men öem fcöulöigö tsnaenau en
rècöt. JlBaer een lt;©beröept fean oocfe ötoingen tot anöere öttigej\' / m
fó b\'een oft ö\'anöere beugöt göebieöt/ toant fulcfes tS öegr«
epgöen recöt ban een öoogöer oft meeröer / boo? foo beel aWw y f

-ocr page 601-

Recht des Oorloghs en Vredes.
öaSf macöt is» [^0 bsas Bp bcn Lacaners tcôÈît öen bergntîîers 5

f^i^v^^^enoebÉUÉîi / htt hÉ ïîâflfÉhontÉrïS f^netiïî hen ûnïtanflîltarcn/ bu ben

I «9»,

IV.

oocb öier boo?en /i^.i. cap.j.§.jgt;.\'] Siïfoö mocöen in gcoot göe^
bennbsp;^^ ^ucgöecs gebbJongen biecben / öet öace bat fp öeb^

ul\'J ööemecn toe te ïeggen: becöalben oocb in öit onfe becfcötï fcöönt
^etw, meec göelöcb te 50« / bat een 25«cgöec ban göeötoongöen
t^PöE Sl ÖP öoe/ \'t göeen öe lief öe öem göeöieöt te öoen. €nöe alfoo
naemt / ööemelöe
Phocion, op een fön feec gcoote öitenöt/ Nicocks ge^

fön öanöt toöfenöe; ^[n fooöanigenellenötgen fiaet 5ön topquot;
ftpm^\' inöien Aiexander benfelföen aföojöecen fouöe / öP fou^
öat men öem obec-gabe.
fsï tnlquot; «©nbecbanen 5ön be naefte / jae ben lt;©nöecöanen tn befen / öat
öefcöecmt toecöen / göelöcb en tn eenen gcaeöt öe ^Sonötgöe-
^^hmi ^^toelcbec becbonbt fulcfesbegcepen is/ \'t5P batfp ficö onbec
pebblrt^f ^n^ingöe ban anöecen göeflelt / en onöec öace tcoutoe begöeben
öetfj:quot; 4
Oft bat fp onbeclinge öulpe en bpflanöt malbanöecen belooft en

Hief gr quot;^n öebben. Die van fijn Bondtghenoot, daer hy kan, het ongelijck o/e.i.f.36.
fept «quot;^eert, mifhandelt foo wel, als de ghene die\'f onghelijck aendoet,

JtiecCj\'^ofius. ii^aec bat fulcbe becbonben niet feonnen upt-göeflrecfet

^Ptaij^^y^fnandt oorlogh aendoet, indien men weet dat hy \'c raet recht doet.

opent,?^quot; i^vvijffelt, foo is de Vafal ghehouden hem te helpen : maer als het
quot;efche^^.\'®\'nbsp;onredelijck daer in handelt, fal hy hem helpen tot fijner

Pen jij\'^^^ghe, maer om een anderen tebefchadighen , fal hy hem niet hel-

Liv. üb.

* Teudis, bacc iS Öe öef[ecötingöe4] €n bit is beoojfabe/
\'«tg öe Eaceöemoniecs / eec öat fp öe «©oiloge tegens öe 2£töenien=
allen öaren 25onötgöenooten öetoo?öeel banbececöt^
Jen ({5 Aöept öaecbec fabe obec-göelaten öebben î en be ifïomepnen mebe
Socijï,^^5«enobec öacen lt;©o?logö tegöen
Nabis. a:aet ons nu bit öaec
9eiw%yoetï/ bat oocb als ban een 25onbtgöenoot niet göeöouben is te

fi?5ôen ^^ ! 5p Öat in een ouöec öecbonöt pets bpfonbecs bec^
n^^ teS* öebben be ^ïtöenienfecS bie ban Corcyra, inöien öace
quot;^^rs/ff ^\'^^SÖ toas/ mogöen öefcöecmen oocb tegöens öeCojin^

ff/ maSnbsp;©?ienöen/ toeïcfeen toelgeen öulpe Belooft en Y\' v

-\'♦\'^oen fean. raEenouöt Orakel fßMht»nbsp;a^ Jm.u

5 5

Ghy

-ocr page 602-

nootett / ben bjelcben fp nae \'t berbonbt fdcbs fcöulbigö ^^\'^^iftiaer.t^
oocft boo? öa«n ©?ienben oo?ïogöe aengöenomen / en göeö?ep0y\'

Vr. quot;^^fiVfï^/«nficöfeerb3öbtuptb?epbenbe/is/ber|I^nfï|jy®^^
Cum 3 lingöe berbinteniffe aen maïftanberen/ bjeïcfte aileen göenoegp^tuji-
f i omönïpe te betoöfen.
De menfche is voort-ghebracht tot onderlig ijsc

iZvi pe,fe%tseneca. Cnbefelfbe: EenMdjs Man fal foo dickwils hy Ka\'
jnfi. amp;w. ongheluÈk fchutten. Euripides in fpn SuppUcanten:

De fteen-kloof \'t WiMt verberght, het Outaer Slaven bergi^

DiOffie.l.i
cap.s.

VU.

Delegih.\'^,

wp.7

T)e Clement.nbsp;ivw^».nbsp;- ----- ----Dquot;-\'-----------V Uf

iih.z.unbsp;En d\'eén Stadt d\'ander oock om hulp en byltandt vergnt\' ^^^^

Ambrofius refteUtdie fterckheyt, welcke de fwacke befcherdot »^\'jfijlO^^^
komen rechtvaerdigheyt: ban toelCft ftUCft top te bOOjett OOCftnbsp;^

öebben.nbsp;^«ti^!!\'

tier toerbtgebiaegöt / oft oocft be een menfcöe geöouben jffJ^itt^S
beren / öet een bolcft öet anbere boo? ongelöcft en oberlafi te öefJF jjjggtj
Plato berftaet / bat öP beöoo?t göefiraft te toerben / bie niet af «i^^ies
\'t göetoelt bat een anber toerbtaengebaen. [lt;©otèbel|eb?ee»\'^/;fi^0Ofp
kotziin\'É77^n8obebel/enin\'ti64en 165berbobt.] i
in be€gpptifcöe Sletten bebolen toajs. Haer boo? eerf
in openbaer göebaer gelegen l foo ifi fefter bat men niet v^i
toant öp macöfön ïeben en goebt acöten boben b?eembe. piet^,,
icft bat beöoo?t göenomen te toerben bit feggöen ban cicero ,

befchermt, noch het ongelijck fluttet, indien hy kan, is alfoo ^^^f\'Ap^Z
oft hy fijn Ouders, fijn Vaderlandt, fijn Bondtghenooten ^LDe\'^\'v
noodt liete: foObattopbetoOO?bett/ indien hykan, berflaen fjquot; jj^fl^t\'

fcöabe / oft met fön boo?öeeï. a®ant be feïfbe cicero opeen ^^^„jpri^l

feOOCftfepbtï Moghelijck kan het oock wel fonder fchande eo oP
gefchieden, dat miïn menfchen niet en befcherme. 25p Salluft^^^^glVcl^T
flO?ien flaet ï Alle de ghene welcke in haren voorfpoet totnbsp;k

der Oorloghe ghebeden werden , moeten bedencken en over^*\'®» j^jod^
haer noch vry ftaet vrede te houden; en dan oft gheen
daer nien
oock ghenoegh Godtvruchtigh, veyligh, en eerlijck, oft oocKiC ^^^ gjie

Debeneßc. zy. #ocftissbitfeggöeubansenecaniettebertoerpenri^.\'/Vs

hb.i.eaf.js. pgj^^ die vergaen foude, te hulpe komen, maer alfoo , datickiei ^^pcr
bals konie, ten
zy dan dat ick het loon mocht werden voor een g foof?

^00 öeeft Abraham öeijjajjeuenaengöenomeiiboo? Loth fyrtJi^^J^^
^e ßomepnen öeböen ben Antiaten gehoben / bat fp

-ocr page 603-

groote fake. [Cettanöetfpieucfte jfeï bötttseit fetfamp;ett
f j
\'ennletongöelgcft/ éhmf.Hbj.cap.io, Den ghenen die \'t waerdigh is,
ach • niet verlies aiijnsbloets befchermen, en fal desgevaers my deel-
r^\'gh maecken: Indien ick den onwaerdighen met mijn roepen en luyde
fjJ.^^iiwen uyt der Moordenaren handen verlolfen kan , fal ick mijne heyl-
•f jquot;^rake niet weygheren te verheffen ten dienfte van een Menfche. ^fßt

„ynbobcngöcfept U!nbsp;iBacroocftcnfalöp öan met

göouöen 3ijn tc öclpcn / tnöten öe ößenc / öie onöecöjucfit toccöt / ntet

Vsrg.amp;neid.
ï.Ovid.Mi\'
tamorph. 14.
ér Li. Hyp-
psiite.

de

Ä^ant tnöten öesfiene öte oöeröauen öjecöt/ öermaatjoes oöer^JÄI:
C leöen öoöen fön epsöen te acöten en fcöatten /.als top ojj een an^
bi QBefept öeööen / foo en faï ÖP ntet fonötööen/ ötecöeiooft/ oft totl/
05\'^^esöeneöteoöecïatlïööt/fuïcös «eöer öeööe^ tnfonöecöepöt
ieWten ^tinöÊ / bat ban öe ^nöe öes oöerlaft-öoenöers ncooter söebaee

is 3nnöe / öat ban öe jööe öes oöerlaft-öoenöers grooter göebaer
gonbèröeterïöcfieeneeutotgefcöabe* ■ ^ .nbsp;\' /

Süht ^ llaetmeöe in berfcötï / oft oocft een recötbaerbfge oojfafte mogöe v 11 l
tc hS*^ teöo2iogöen / boo? b?eembe lt;©nberbanen/ omban öen felfbenaf
löfamp;r\'^^n ben oberlafi banbe göene/ bte ober öaer regeert, «aöetotffe^
ß/ nae bat be wgöerlöcfte göefelfcöappen tn-geftelt 5ön / foo is ge^
quot;].V.bat ben siegeerbers ban pber gemeenfcöap eenigö bpfonöer recöt
föne ©nöeröanen öaer öoo? öerftregöen is* Euripides in Herachdis:

Soo veel als onfer zijn hier binnen defe graften,
^^jn felver mans ghenoegh den onfen recht te fchaften»

toe oocft Öient j

^«rforght ghy Sparten maer, wy voor Myceen felfs iorgeti.

öeeft onöer öe tepcftenen ban öetopperfle gebiebt ge^
biinbiJ^ Öoogöfïe macöt ober be lt;!5öerecötS-bancften en oo?beelen / ntet
% ^^^ öet recöt bana©etten te fiellen/eniBagiflraten teberfttefem
^«er toe bient öet poettfcö feggen:

hem, maer ons viel toe door \'t loc \'t ghebiedt ter Zee.

^en anber befen niet ongöeïöcft J

öen Goden ftaet niet vry der Goden doen te breken.

^«ÖPEunpides :
^ät een d^r Goden wil, lal niemandt teghen-fprekeil.
HtbSE*^öaerbafïea[ïEgt;et. — Samelöcft/ göelöcft öet Ambrofius Lii.i.

^iITe Van ^ / dat men niet aen fich treckende de forgeen bekommer-

andere gedeelten, fy Oorloge onder haer felven verwecken foquot;^»?-

^

-ocr page 604-

^ïcban Cojinrtjcn öp Thucydides. öerlïaen BtUijcfe tc^ön i ^^^^^^Iptl
over de fijne ftraffe doe. (i.)€n Perfeus mfijn aeufpjaCCactt
öat
amp;p niet faï öemnttooojöcn \'t gcenöp tugens öe Doiopes geöaen
Ick hebbe het, feptjjp/ volghens mijn recht ghedaen, alfoo fy

P iirV. Pil miin frhphtprlr nrirpn ïilftai»!* htl-iïTTorfnbsp;Vttflnne»*

ifc tbJüffeïatïïtigl) ts» 3©ant tot öten epnöe ts öte öeröeeïtngDe öer ^ ^^
fcöapppenin-göefleït. maec ntet ais öan oocfe/ tnöten öen oben^\'i^^
öeuongöeïijcfetngöefeenneïijcfeenopenBaec5p/ tnöten eennbsp;ïi^t

ris, of Thracifchen Diomedes, foo tttetöeïï^nöecöanenomfpjtrtPrirfjtt

gfiéen ötïïncfe .flenfcöe fuïcfes toe-(iaen fean / öat aïS öan oocfe B^i roquot;\'
öan\'tmenfcfjelijcfegöefelfcDap fouöe toe-gefloten jpm ^00 fieeft ^
ftantinus öe 3©apenenaengfieuottien tegens Maxentius en Licinius,

ïieïtgietotïïegfietoeïötaenteöoen. [^tetBpFredegariusop\'tl^^S^-
Jiïcfee €reitipeï tn öe fianöeltngfien öan Pipinus.] §Iae al öjace F jj^ti
men oocfe toe-fionöe / öat feïfs tn öen upttet:|ien nooöt met cecfiy^^L
j©nöet:öanenöea©apenenöjet:öen aengöenomen(aen toeïcfe
öerfiaen öeBBen / öat feïfs öte göene ttoöffeïen/ toelcfeec opfet en f ^fi)
men getoeefl
ts/ öe Conlngölöcfee macötöoo? te fpiefeen en Befcyf;\'^^

ttocötans fal öaec upt niet öolgöen / öat göeen anöece boo? llw
penen mogöen aen-nemen»
a©ant foo menigömaeï als ntet uptfiWiquot;
feïfs / maec een pecfonele becötnöecntffe boo? baït öle öe öaeöt
inöouöt / als öan oocfe fean\'t göeen öen eenen niet b?p flaet / ^^v^tt
boo? öem b?p flaen / tnöien maec öet flucfe fooöanigö 5p / baec tj^^ntit
öen anöecen fean öoo?öeel öoem icifoo plept öeBooafeöt oft PSf^^

öoo?öeel öoem iClfoo piept öe©oogöbt oft PSf^^
anbecs boo? öet onmonbtgöe 3©ees-feinbt / toiens pecfoon in S «oor
beflaen fean: ©00? eenen bie niet tegentooo?bigö iS/ anttooo?t w^^jfiP
fp?aecfe oocfe fonbec ï^oïitiacöt» 5©ocö öet beletfel/ toelcfee ben «fUi!/
baen öinbect geen toeecflant te boen / en feomt niet upt fulcfe een
toelcfee öe felföe is in een ©nöecöaen / en in öen göenen öie geen^jUfif^
öaen en ts / maec upt öe gualitept en geflalteniffe ban öe
#ecfoon/
fee op een anöec niet obec-gaet. ^oo becflaet Seneca, öat icfe ^flmw
logbemacöaentaflen/ öenabenen/ toelcbe
ban mütnaoicfe

üj^unbsp;uH^tu*. fiitJTTtii IK no?oecen; ujetCH Uquot;*^!;;:: ttiei»\';

maeltnet be befcöecmingöe beconnoofelen te famenöangfit» Jr^^n^
toel upt be ouöe en nieutoe 3^iflo?ien / bat be begöeeclncfeöepöt ÏShfl^f^
anbecs goebt ficö bufbanige becfemanteis foecfet j maec fiet en
om tecflont niet cecöt tejpn/ inbien pets ban ben boofen
toecbt. ïï^e^ee-coobecsbacen mebe te ^cfiepc/ enbelBoo^quot;quot;^
göeamp;?upcfeen oocfe ^toaecben.nbsp;„. ^tll^ •

[Vermeerderingh. (i,) Auguftinus ,tn\'t 2 250eCft banbeW^^ael\'^
Want met ghehjck als het eenighe goetheydt is, den Vreemden

Lib. $.
Liv, lib,

Via. ds\\el
Jid.n.i;,

Via. de rel.

13

-ocr page 605-

Siff/ Öutpgen bpiianötöeïooft/ onoöeoo?laft5öit,- C^iet toeberom
te bSV^ öefe fabeo aïfoo en tffec geen onb?omec en gobtloofec fooi^
/ al0 ban öat ©oltb / öie fonöec tnfttöt oft feenniffe öec fafee
\' «m öeöuuct 3ijnöe / ten €gt;ojlosöe öienen/en öouöen öat t

■•^aer \'t meefte geldt om gaet, daer is het befte recht.

lefSltbieïtfe Pi^to MPtTyrtxusbetoöfï. €nbat iss\'tööeen \'t toeïcfe top
nvfi ^at ben Stolen ban Philippus bectoeteu tjs^ en ben Arcaden ban dio-
^üï\'^J^^fiusmet öefe tooojöent ilen fielt ^aec-meccfeten boo? ben
iabf„ aen / en bec lt;©ciecfeen ongelucfeen jönbeinfeomflen ban be ttc^
tfS I öie fonbec inficöte ban be oo?fafeen / nu tot befen / ban tot bten
9ben?^^^?nenfeeecen en om-bjagöem €en faecfee toaeclöcfete befela^

quot;\'%A/itiphanes fepbt:

ï^rijghs-man die voor broot fich felfs verkoopt ter doot. (i.)

Ä^\'^^^^enfis: Wat is ons meer noodigh, oft wat werdt hooghervan ons
^iiU?A^lshet leven \' En nochtans zijnder veele die dit felfde verliefen, ter-

\\ittllll g^ïdt foecken. ï©ocö \'t iS toeputgö bat fp nocö öaec epgen öooöt
^tciffi^^«/ ten toace öat fjïoocfeöe öooöt ban anöece onfcöuïötgöenie=
biefamp;^töecfeocöten: foo beel f[immec3i3nbealSöe25eul/ alS\'t fltm^
^ntiftK f\'^ööec oo?fafee / alS om eenigöe oo?fafee öooöt te flaen: göelöcfe
^at hÏÏlquot;quot; fepöe / öat öe ^euis öepïtgöec toacen alS öe (€p?annen / om
Hoern^^fcöulbiglje/ öefeöeonfcöulöigöe öooöen.
[Seneca, N^mr^.

^eden y^\'^andt dit anders noemen, als dolle onfinnigheyt, de gevaerlijck-
der nunbsp;te draghen , te vallen op de onbekende, verftoort te zijn fon-

IX.

Sylv. in ver-
bohellp.i.ç^.
cirent.
Liv,Ub.iï.

Bellinus de
re mitit. z p,
tit.z.n.^.

naejp^^laft gheleden te hebben, wat hem teghen komt, teverwoeften, en
Hacfnbsp;der wilde Beeften doodt teïlaen den genen , die men met en

\'\'«n / hX\'it quot;Pt oen ©oalogöP-wtenft atieen öaec gecom en uecuwi!^
\'^
OjÄ Öace lt;©o?logö toas öeö?eöe/ en öace b?ebe öe lt;©o?logö« ^e
fooeS^^\'ïnöecgöcenöanöttoeccfe/ nocö feonfïetecefeenen/ maecis
ais air ntoelöcfee fafee/ öat göeen anöece fafee öie eeclöcfe mafeen fean/
K ^«Boogöflenooöt / oft gcootfle lieföe/ göeïöcfe upt öte öingen
Jen. toecöen/ öte top in
\'t naefi boo?gaenöe capittel göefept öeö^

ioti^g^«eöetOO?beelban Auguftinus : Ten Oorloghe te dienen, en is geen

^55 3

SS- qmß.i.

-ocr page 606-

[Vermeerderingh. (t.) Plautusin Bacchidebusfept/iïteÖareï^i\'^^^
gouöttoerftoopett. Guntherus:

Een hoop om geldt gehuart ten Oorlogh, die den roof
En rijcken buyt nae looptjtn wiffelt haer gheloof.
En trouw, en gunft om winft, gewoon haer hulp te lienen,
Die eerft haer vyandt was , als ly meer kan verdienen.]

«©ocfifcïfsÖfe om fouöpe bienen / inbien fp aïïeen /oft mm^Él
baer op fien j baer bocö anbecfittgf in aïïer manieren b?p fiaet föfwJquot;

i.Cor.10.7. nemen / wie dient ter Oorloge op fijn eyghen befoldinghe ? fept Paulos*

Het fes-en-twintigbße Capittel.

Van de rechtvaerdighe oorfaken, om welcket wille

Oorlogh mach ghevoert werden van den ghenen,
onder eens anders ghebiedt zijn.

X.

I. Wie ghefeyt werden onder eens anders ge-
biedt te zijn.

:I I. Wat defen te doen fiaet, foo fy tot de be-
raetflaginghe n:»ede beroepen werden, oft
vtyekeure hebben.

1II. Indien\'t haer geboden W€tdtgt; en fy fien
dat de oorfake onrechtvaerdigh is j datfe ten
Oorloghe niet dienen moeten.

L

II.

ÎIT.

amp;gU. T{eg.
de aä.fifper,
dißi.^i .n.î
O
VUh. de jure
belli »-iz.
Aüoï S,9.

-..VI «...„w.. ...U..1.VU.nbsp;JOgllC,nbsp;J

t öebben gbefp?0ben banbeflöene/ bie öaer feïfsm^^amp;t«
macötigö5öni baer 3önanbere/ toeïcfte flaen in flfl^\'
moeten göeöoo?famert / aïs ^onen bes lupfgöefïnf^^L #
ftnecöten / lt;©nberbanen/ oocft pber 25urger
op öemfgfiW
fp tegöens \'t gantfcöe ïicöaem ber 25urgöerfcöap bergöeïeften / dj
^efe / inbienfp mebe toe-göeïaten toerben tot be beraetfïagt^ 0
bat öaer b?pe fteure göegöeben toerbt / om ten lt;©02ï0göe te bien^
fiiïïe te fitten / moeten be feïfbe reguïen boïgöen/ toelcfte bie
fteboojöaerepgenbeïieben/
\'t5pboo?öaerfeïben/oftboo?anO^»^^\' ,
ïogöe aen-nemen.nbsp;r^t^m^^

IBaer inbien öaer beïafl toert ten lt;©o?ïoge te gaen/ geïijcft fJLfïjt^,
te gefcöieben / inbien fp toeï toeten bat be oo?fafte ber «J^o^ïogF^yD^Uf
baerbigö iS/ moeten fpöaer in aïïer manieren baer ban wLeD^J
ï©at men eobt meer moet göeöoo^famen / als ben j^enfcÖgUftofJ
niet alleenbe SCpoflelen göefept/ maer oocft
socrates : C^wlfffiiw^\'\'
plato
tnfpnberanttoooibingöe. €n Apollonius, bietegenS
Nero, fieïbe befe fp?eucfte ban Sophocies :

I V. Wat haer te doen ftaet, foo fy

V.nbsp;Dat het een werck

is, de Onderdanen die in ditflu\'i^ghe*\'
len , te verfchoonen , met befw«i\'quot;®
eenighe extraordinaire contribut\'^\'^ jgcb

VI.nbsp;Wanneer det Onderdanen vf^^fthe
vaerdigh zijn in een onrechtvaeiquot;\'»
loghe,

;bt-

-ocr page 607-

Want lupijn noyt my gaffoodanighen bevel.]

^attïlfe^^nbsp;iiBceflccs is m fententie/ öie te öerfïaen geeft/

ÏÖch «-quot;«en Coningïi pet tegïjens öea©et€ioöts geöieöenöe/ gantfclje^
ftijwJy woet göefioo?famem [3©eïcïi geöoelen Jofephus ijaec oocfi tce-
lt;lieo ^ 117 !25oeCfi ÖeCOllöe^t)iO?ie t Doch hec en is niet wonder. in-
flen, J S^elöoven dat die dinghen waerdiger zijn om onderhouden te wer-

Ephef.ö.i.

Ret\\)Ê°5.\'tD?eöen öetfegggen öan Poiicarpus, ais Öp nii elcfe oogöenölicö
j^ohïJï\'^^i 3©p öeööen geleect öen j^egeecöers en jHacöten/öie öan
quot;öö^Welt 5ön / te öeöJöfcn öie eere / öie öaer toe-öeöoo?t / en onfe fagt;

Jijtu^tntetenöeröinöert. Cnö\'SHpojlelPauiusfepöt: chy Kinderen,
quot;^quot;deren ghehoorfaem in den Heere, want dat is billijcfc. (

Hieronymus fepÖti Der Kinderenfonde is, haren Ouderen
** quot;Hoorfamen; ende om dat de Ouderen wat onbehoorlijcks konden

\' heefthy daer by ghevoeght, in den Héere. €tt Öan öen ^ienjt-
®iecit:quot;ii^^öegÖtÖP öaer öp: AIs de vleefchelijeke Heere wat anders ghe-
^têtfh ^®S^eftelijcke Heere, foo eii moet men niet gehoorfamen. (14) lt;Jctt
\'\'en e^fp een anöer plaetfe: Sy moeten alleen in die dinghen haren Hee-
^eti. ^quot;depen onderdanigh zijn, die teghens Godts ghebodt nietenffeij-

fÖniu^jnt^oocfi öiefélföe ?Cpofiel öaööe göefept /öateen pöer loon öan Ephef.ö
fiiiat,u7?ömfangöenfouöe/ ÖP 5p^j|pe/ oft^ienflfsnecöt. ^cö

\'^Qotfjg \'epöt: Ons isghenoegh gheboden , dat wy behooren inalieghe-
\'»»achtg^\'^eydt te zijn, nae des Apoftelsbevel, den Overheden, Princen en
^Ceflferju^nderdanigh, doch binnen de palen van onfe tucht en leere. [©00?=

€jcempelen foo öan ftraffe/ ais öan lof en p?ös8/öeeft men
2.Reg.i.ro. 11.14. 25p öCtt Cö?tftenen/
Mie ^^»quot;gius öeööen öaren öienft göeöjepgert öan Augufta te öoo^

ï

r^^ïreïa?^® öan Alexius Manuelsfoon.] i|n \'t niarteiaet-öoecfi f^pöt öe

^y deph ^^Ivanus: Daerom verachten wy de Roomfche wetten , op dat
fe\'ieboden
Godts moghen houden. 3{lS Creon öp Euripides fepöt:

niet felfs het recht \'t bevel te voeren uyt ?
Antigone:

^ Wat onrecht heeft belaft het recht weerom ontfluyt.

Indien yemandt, \'tzy fijn Vader, oft Magiftraet, Stéyn.iM.
ft quot;^nfelnbsp;fchandelijcke oft onrechtvaerdighe dinghen beveelt te«/j ^ 7-

^quot;«•«cht \' ^^Shehoorfaemt, die en is niet ongehoorfaem , noch doet gheen

S^Öttt(,VS^quot;^ondightniet. (5.) Geiliusfept/ öat Öte meptttngöentet
\'^\'bet^/S\'^^i.^n ts / öat ttten alles / toatöe j^aöer geöieöt/ falgeöoo?^

gt;»\'itnt, fepöt ÖP / ofc de Vader gheboodt hec Vaderlandt te verraden.

-ocr page 608-

fijn Moeder te dooden, indien hy eenigheaadere dinghen quam te gebi^ ^^
diefchandeHjck en onbillijck zijn ? Derhalven is
hetmiddelfteghevoei
meyninghe die tuffchen beyden gaetvoor de belleen veylighfte ghehpuö ^^^
dat men fommighe bevelen moet ghehoorfamen, maer fommighe nie^\'jj
neca de Vader: Men moet niet aile bevelen ghehoorfamen.nbsp;^ll^^

m ts ntet nooijtoB bat be ^tnbecen alles boen toat be ï^abet? y
litsben. ^aee 5nn beel bingen bte met öefcDteben bonnem ^^ifV^ïi^
«toen ^one göebtebt / bat öP fijn flemme geben fal en upt-f$r?efien /
DecsalSBpgfteboelt: ®at ftji abetupalteniflTe
tibebenfal baneett^

bien göp mp bebeeltöet Capitolium in b?anbt fleecben /
25ucgDtin-nemeni foo ifl mp gbeoo^loft te feggöen j ^itSön^äV
bie men niet beöoojt te boem ^e felfbe op een anbet plaetfe 1
oocb ben «©nberen niet alles boen. 3©ant anbecs en toate baec
belöcbec / als toelbaebt te genieten / inbien fp ons tot alle bienflö^^ïp
becbinbt. scneca: |^ocö top en mogöen niet alle bingöen bebelen / * ^
be ^ienfl-fenecöten 5ön niet göebtoongöen in alles te geöoojfanten»
bebelen tegöens be iSepublöcgiie en fullenfe niet upt-boeten: tot
fcöelmfluclt en fullen fp be öant bieben,
sopaterMen moet den vad^j jjt
hoorfamen
, fept ÖP/indien hy binnen de Rechten blijft, \'t is goet: gJ^ji^
hy boven \'t gheen dat eerlijck is, het en paft noch betaemt niet. StratoC -.jj^

eectöbts upt-göelaccöen / bat öp tot ?8töenen een aBet öabbe
ceect / bat / al toat ben Coningö
Demetrius mocöte belieben / fn\'^SJ

göenSbenCiobenlt;©obtb?ucöttgö/ enbpbenjlenfcöen cecöt^%r
toefen foube. [^oobanigtoasbie öanbtfcöaift/toelcfie Andronic«^ Sgf

nsnus af-gÖebO?bect öabbe ban ßafiUus Lamaterus: Dat hy infijo P\'^\'j^j\'
dom doen foude die dinghen, welcke Andronicus aengenaem war^\'\'\' r^^^i^

nb.%. Epifi.
4id Minut,

X. Aico D.

deT{.I.i.

Ver.i.

A ren

1. uuv-H iwuui-mtuiijyiicu , wciLJic rtuaronicus aengenaem w^iiquot;quot; r^juy
die oock gantfch ongheoorloft j en dat hy vlieden en vermijde^ ^^rf
alle dinghen, welcke Andronicus niet en behaeghden.] Plinius fepy^jZjgilli

toegöen / bat ban öem beacbepbt ts / bat blöcben mocöte betoefequot;;\'
crimen en mifbaet toace. [Tertullianus,banbeEielej Hy werdt m\'^^^er\'

flaghen die \'t ghebiedt, wanneer de ghene die ghehoorfaemt, oock

ontfchuidinghe en heefr. cu ban be beccöfeniffe bes bleefcöesf\' ^

fien de menfchehjcke beftraffinghe daerom te volmaeckter ghehouden
om datfe oock de Dienaers van eenigh feyt vordert,niet verfchoooeode, ^^^f/
benijde den felfden , dat fy niet met de principale daders
de vrucht
fe of danck fouden ghemeyn hebben, ^iet Gail, ban ben pufilöffttiïi^t\'
be/
hb.z cap.^, « 7^.3 ^elfs be25ucgöeclöcbeïlecöten/toelcbejeij
btebecfcöoonelijcb 3ün/ licötelöcb becgöeben/ 5ijn toel
göenm / bie noobttoenbigöïöcfe moeten gljeöoojfamen / ntaer m^^t^
upt bie flucben en fepten/ toelcfte m^^^Jlm^K
fcöelmfcö 5ijn / toelcfte ban felfs in öaecfelbenboofbabigö en on^J
loft 5ijn / foo TuHms fpjeecftt / guaöe fepten bie men ban feïf?/.Srtf ^^
btfputecenbec i^ecöts-göeleecbe / maec upt natuuclöcfte
aentoöftngöe beöoojt te fcöoutoen / foo
Afconius bie becftlaett»

Lib.i.con-

trov.x.

DccUra.zjz

3,

3gt;
33

J5

,5

De benef.

tib.i.C.7.0.quot;

J5

J5

Jgt;

-ocr page 609-

ban

«mbrofius aibUS fp?eeCBCJ julianus ae Keyier, ai-noe-wci uy een
, POltaet en afvallighe was, hadde nochtans onder hem Chriften Soldaten ,
eh! ^^^\'^^en als hy feyde, treckt op met uweSlagh-ordere, tot befchermin-
W r®quot; ^^ Republijcque, foo ghehoorfaemden fy hem: maer als hy tot
eti 7^yde, ghebruyckt uwe wapenen teghens de Chriftenen ,foo erkenden
bat^x \'^«orfaemden fy den Hemelfchen Keyfer. (4J ^00
lefen top OOCfe/

C/^Mcatoantenenbienaecsb^^nbsp;Cö?ifl«nt befeeect f«

becfeo?en öebben te (iecben / ban bat fp ben paccaten en oo?-
foo tesöens ben €Ö?ifienen be öanbt bieben en cepcfeen toilben, €ben
oocfe gelben / inbien pemanbt becfeecfeectiS / bat öet göeen
^e^yötSÖeboben/ oncecötbaecbigöiS.
a©ant fulcfe eenen tS bte fa=
Ö^^ttööe als becboben / foo langöeöp bat göeboelen ntet enfeanaf-
göelncfeblöcfetuptöetgöeneboo?öenenbecöanbeltis. ^

ïlee^\'^\'eerderingen. (i.) Chryfofthomus becfetóectbefe toOO?ben/ in den
albus: Dat is, daer in dat ghy den Heere niet en fult vertoornen,
loon
^Öe aen ben ongöeloobigöen ©abec ; Want het en is gheen geringe

ghek* j^=itonsvoor.gheftelt is, indien wy onfe Ouderen eeren, want ons is
ghehnbsp;als Heeren tc houden, oock met woorden en wercken haer

ftip^\'^orfaemhevdt te bewijfen, buyten het ghene, waer door de Godtfdien-

ïiier?\' verfeeriget werden, fjjifo moetmett becfïaen bit feggen ban
öher« : Gaet voort over uwen vertreden Vader, alS Op fpn #?ateUCS
»iecaT^J?««/ engöenomenbanbenl|acanguecenben moo?benaecbpSe-
^«fah \'iiebe \'t geen ftaet bp Ambrofius ban ben maegöbelpcfeen fiaet/
öbK^s^ft\'nus, aen Latus, en in ben 4 canon bec mabifcöe

f \'Ftingöeban \'t I Concilium van Niceen.
Paieh ^-hi^yfofthomus op i.Cor.7.14. Den Dienft-knechten iijn oock hare
God voor-ghefchreven, en is haer oock gheboden hoe verre fy die
en daer niet buyten treden. Want foo lange haer Hee~
fatner,quot; ghebiedt dat Godt mifhaeght, foo moeten fy volghen en gehoor-
^S\'fal iJff^«^\'^ nief-
©an be lUpS-moebeC fepbt Clemens Alexandrinus :
eti dan u quot;quot;nbsp;ghehoorfaem zijn , ende en fal teghens fijnen wille

heyt v^ quot;\'^f^ doen , buyten *t gheen fy ghelooft dat tot de deught en falig-
(j \\ quot;^^quot;^nighen ghewichte is.

{■«t ö^» tepbenfcöen menfcöen m ttoee becmaecbe €cempelen
ÖfOïfaSï!»^ / toelcfeeben ^?incen tn oneeclöcfee faecfeen niet öebben göf^
Pidij^^ti ban Papinianus göenoegö becmaect/ cn öet anbece ban Hei-
Iit h op ^^mmianus, iib.21. Severus Öeeft göetotlt / bat felfs bie niet fou^

^PSonban ficaffe/ biebert®epfecfoubenöebbengöeöoo?faemtttt

^munbsp;öet

. de jura
n.zs.

-ocr page 610-

öet öoobett batt een jSaebtss-ïleei:/ ftet xiphiiinus.nbsp;^.flgti^

(4.) ï©attt luiianus ett öeefttttetotitöoubeti ban a«e ööetoeibt
be COjtlletten/ttifonbecDept als bait/toatttteet: öem bocöte bat ÖP ^^Z^s
fcöön en becfettiamel göebonben öabbe. irt \'t fcö?öben ban

aen Nepotianus, (laet: luUanus een Moordenaer van het ChriftehjcKc

^at tot fönen töbett be bet;bolgmgöe tegöens ben Cö?i|l^nen tot ƒ
cölen 5p aengöebangöen/ en bat een Songöman baet: gepijnto^t

telt Auguftinus, écivitateDei, liè.i. cap.SJ. ^tt\'tlBaCtelaet-bOetP
nnÉüDcmtbeafiebacbtenfflrÊhïïits;. Piinhnc ÄffttiVfmi»«!/ igt;rtfritteö?ti.^rt\'

göecoemt begöebacötenfffeban s. Eiiphus ^cöötfman/ en fiin^
betttgö iBebe-gefellen/ bjeicfeen
luhanus twflfcöen be Tuiienfche en y ^^s
denfe (leben öeeft laten ontöalfen. ^iet oocft toat lohannnes Aotioc^ jn^
fept tn be €xtt:acten upt öet göefcöieben J^etceftaenfcöeboecft. ^Jjj.
nas,Mpifi.jegt;. aen Bonifacius.aengöetogöen ban Gratianus, cattff^\'.\'^ V
luiianus is een ongheloovighe Keyfer gheweeft. ts hy niet een afvallig®\'jj^t)\'
rechtvaerdighe, en Afgoden-dienaer gheweeft ? DeChriften Soldatequot;. juJ,
ben den ongheloovighen Keyfer ghedient, als men quam tot de fa^e ^ jjt^f
en kenden fy ghenen anderen, als diein den Hemel was: als hy j t?quot;\'
de Afgoden fouden eeren,en wieroocken, fo verhieven en eerden
fy ^

IV. ^^iBaet: tnbten öP ttoëffeit oft be fafte b?p (faeen göeoo?ïoft 5P/ tf {lil
faiöp ban moeten (lille daen/oft fal öpgöeöoo3fameni ^e me«
öouben / bat öP moet göeöoojfamen / en bat baer tegöens ntet en
göep?efen fpjeucfte: 5©aer göP aen ttopffelt / bat en boet ntet; ^fiLg^
mfpnfpeculattenttoöPt/ftan toel tn fön toercftelpcftoojbeeintetS^

felen: toant ÖP ftan göelooben bat men tn een ttopffelacöttgïl^ftijf^,
göenenbteoberöemgöedeltts/ moetgöeöoo?famem €ngö^W«(!l
en ftan ntet ontftent toerben / oft btt onberfcöept ban ttoeeberlePi^
C
^.öebbeplaetstnbeelebaben. ^essurgerlpcftej^ecöten/ nictal^Ui\'^
L.igt; ad Komepnen / maer oocft ban anbere ©olcften /bie bergunnen in Ktiil\'

D« halve deught ontbreeckt den ghenen die moet dienen.

-ocr page 611-

Recht des Oorloghs en Vredes. ^ff
een anticcßWcfee bers:

^Pi jn het half verftandt den fulcken heeft on toghen,
■quot;er wekker neck hy heeft tot dienftbaerheyt gheboghen.

aöeen Philo g^eöjupcßt:

ftaet is flaeffch, men heeft gheen reden u te gheven.

tiet^/\'jfmiftius ttt öe p lt;©?atte / fept: ^at be Klinten 5i)«sSeïöcfi be Mt^

öe ©nberüanen als be too?tttöbept43
ï\'tinnbsp;fsstnebebitfeöeöen öan tacitus; De Goden hebben den 3.

e^fp ® het opperfte oordeel der dinghen ghegheven, den Onderdanen is de
b J^o ghehoorfaeraheydt noch overigh ghelaten. ^e felföe ^§CB?ljbee
tiap?jeïtöat öe^oon ban
Pifo öoo? tiberius fs ö?p gDeßent öan öe mtf^

bec 2ÖucsbeClMCße lt;©0?ï0gBe / Dat het, namehjck, des Vaders gebodt
Wi twelck de Soon niethadde konnen af-wijfen ofc weygeren. Seneca
bev ) ^en Dienft-knecht en is gheen Cenfeur oft Rechter van fijns Heeren
fei-ttquot;laer een Dienaer,
€nöe öpfonöecïijcfe in öit öecfcö« öan öen
haigSÖS-öienft öeeft Auguftinus alöus aeöoelt,- toant foo feptöP: ^ec- ff
recötbaecbiöö IBan/tnöien öP moßeöjtß ten #o?loge öient/»

, De civk.
Dei lib.t.

beM^^ï een Coningööieeen^eccß-cooöer ts/ foo ftan öpop öesfel^ ^^
betpXfpei bjel cecöt lt;©o?Ioööen / inöien öp boïsöenbe en öouöenöe öe o?^
feb.?®b25urgeriöcftert ö?eöe/ öan öet geen öem öeöolen toeröt oft öer^..

Vi^^^Coningöfcöuïöigöu™™. ---------- , .. ^«

^o/h?\'^eöat öe^oïöaet onfcöuïöig is. €n op een anöer plaetfe: €en

/ ÖP ööeöoo?famenöe öe macöt / onöer toelcfte öp toetwlijcft ,,,,,,,
I een iBenfcöeöooöt flaet / en iS itae gene aBetöan fun ^taöt «p^a,
kt»flagöfcöulöigöi ^a foo öP\'t nieten öoet/is ÖP fcöulötgö»
b t öeöel niet
naer-göeftomen is / en öerfmaet öeeft. jBaer öaööe »
^^ïhS^ö^ni felöen/ en op fön epgöenautöo?itept göeöaen / fouöeöp»
inöe miföaeöt öan ilenfcöen öloeöt öergotente öeööen.\'»
göeen öaerom öP fouöe göeflraft toeröen/inöien
öp \'tfon^»
^^et S\'^öï\'^^aen öaööe/ öaerom fouöeöp geftraft toeröen / tnöien öP\'t ,. ^
öaen« Öaööe als \'t öem öeöolen toaS» €nöe öier öoo? ts bafl öoo?^ /T
m,
7c\'\'SÖenomen öie mepninge/ öat foo öeel alS öe «©nöeröanen aen^ „ s. cond. 4.
/ baeï lt;2Bo?logöe ftan 3ön öie ten toeöer
-3Ööen recötöaerötgö «■
^onit?^^^/ fob^quot;^»^ 0nrecötbaerbigöepbt3p/ baer upt öit feggöen

^^\'^en kan niet weten wie van beyden \'t meefte recht heeft.nbsp;7»\'. beU

en is bit flucft niet fonbec fön ftoarigöept. €n onfe EantS- c.quot; pZZ:
^^ / bm^Nquot;\' bte öan ober liet aöeöergöte alberlaetft ^aus getoo?ben

ntet

iaaa ^

-ocr page 612-

Het tweede Boeck, van hetnbsp;_

mt mitnbsp;mtt öte i:cöert / toeïcfte Bp Diettöt/nbsp;j

pel batt be gljeiie btebefe ittepttttigDe bolgbett tffec bp schafnaburg
maer boo? öefe/bte meerber aetib?ttigöet / ett
beter ötttbet / l\'^^r^r^o^t
toelcfte ttae \'t
fpecuiative oo?beel ttoijffelt/ met bet pradieale oo?öeei\' ^
berfttefen be bepllgïjfïe jijöe; ttufoo tji öe bepltgöfïe jtjöe/ «ViftttO^^

/ hflii (f^mififtM (ifit tmffiniihm. tra«» Pff^npn Vnsramp;ert GeiJ?ei*V.;^f,

beel/ batt aBo?lDg0eftcö teontboubett. ^e Effenen toerben gepJ^l^ef
fp onöer anöeren 5toOeren:
Dat fy niemanden fouden befchadigeßj »i
de het haer oock geboden : €n öefer naer-bOlgerS öe Pythagoreen ^

Be / foo lambiichus getupg^t/ banlt;©oilogBe fïcö ontöielben /.^f
gßebenöe:
Dat de Oorloghedoodtflaghen geeft, ende oock getgt;iedf-

en Ötnöert ntet/ öat ter anöer jööen göebaer ts ban ongeöoo?fa^quot;\'W
3©ant aengefien bepbesonfefteren ongetottfeis j ftoant inbieno^ ^fn

\'Sa!d.z.co«f. ijan ttoee guaben \'t tninfie iS. 3©a\'nt be öngöeöoo?faemöept in i^jf, 0
f/detM göebingöenis npt öare epgöen aert minber guaet / ais boobtPSf/
qü. fonberöept ban beele onnoofeie en onfcöulbige. lt;©ubeberteuej5\'

z.in rejp. ad Mercurius ÖefCÖUlbigÖtJÖnÖe / ottt öatÖP Argus öooöt gÖetïÖÖ^JQö^

ficö beranttooo?öt öaööe met öet öebelban lupiter, öat nocötanSH^* 0
ben öem niet öabben berben b?p ftennen. ^00 berf oocft
Martialis n»»^»
fp?eften Pothinus, ben (Cratoant ban Ptoiomxus,
ais ÖP f^PtJ

Antoni fwaerder is, als des Pothini faeck,

Dees heeft fijn Heer gedient, maer die fijn eygen wraeck.

^et öeeft oocft niet beeïom \'t lijf / \'t göeen fommigöe öaer
ö?engen/ öat öet fouöe gebeuren / inöien men fuïcfts toe-ïtet/ö^j^po^^
taiïSöeïSepuöï0cgueberïo?enginge/ ombatöetmeefientijötB^^gf^tt.
baeris/ bat men ben ©oïcfte rebenen ban beraebtffagenfaïopfj^o?^
a©ant oft fuïcftsmocöte toaer 3ön ban be aenrabenbe
oo?fa6en ße
ïogöe/ fooenisniettoaerbanberecötbaerbigenbe oo?faecften / JJ jjjtït
jttoeten ftlaer en fcöönbaer 5ön/ en beröalben
fuïcftS/batfe
boo?-göe|leït mogöe en moeten toeröen.
^et göeen Tertullianus w^^jt
iöcft niet öefcöepöeïöcft göenoegö / en met öeöoo?ïöc6 onberfcÖ«^
öe 3©etten göefept öeeft / öeeft in befe 3©etten en öebeïen ban
de
te boeren / met aïïe recöt pïaetfe : Noch een Burger kan ghetrouwe^M^j^ ie
Wet ghehoorfamen , foo hymiet en weet hoedanigh het zy gt; V\'^ert\')^
Wetftraff. Want gheen Wet moet daer mede tevreden zijn, datiy\' g^fc
haer felven bewuft is van rechtvaerdigheydt, maer moet daer van o^^pc ce^
.jlpoiol. e.4.nbsp;den ghenen, yan welcken fy ghehoorfaemheydt verwacht.

i.^Adverf.Wcty welcke iliet Wil fich laten beproeven, die is verdachtigh; \'quot;^jjiestf\'^
n^t^rai. c.6. onvroom, foo-fe onbeprotft wi! heerfchen. Papinius fepÖt

Uly fies, bieöem tot ben lt;©o?ïogö op-toecftte:

-ocr page 613-

Recht des Oorloghs en Vredes.

my recht den grondt van defe Oorloghs fake,
P dat door \'t overlaft met recht mijn toorn ontwake.

aen, en grijpt een moedt op een foo goeden fake.
\'^eft ootfe Propertius ßfiCfept:

^e faeck Soldaten moedt doet rijfèn ,oft vergaen:
die niet goedt is, fal de fchaemt alleen hem flaen.

goedep ^öe oocfenbsp;fiet fcößöm ban öen Pane^^ De ^

\'^^devA^^*:\'^\'^quot;® vermach oock foo veel midden onder de wapenen, dat
degj; j^^orie en overwinninghe heefr begonnen te vallen, niet foo feer op
hey^jde meefte mannelijckheydt is , maer daer de meefte onnoofel-

kiener aïfoo becfeïacen ecntgc €gt;eïeei:be fiet leb?ecufcfie bJOO?t/
bat?(lb?afiamfönebienflfenecStenboo?ben ^lagfi bolfeo^
f^^ecffi onbecbjcfen fieeft ban be tecfitbeetbtofiepbt fijnbec bjapenen.
Vij jj.?quot;*» tot be Globen nae be nebeclage in 2$cabien/ bp lofephusooch js^gsä. r^.
\'^ebL ^^^«oonenhoe rechtveerddijck wy defen oorlogh aenghenomen
fult vp^^S\'^edwonghcn door den overlaft onfer vyanden : want als ghy

Inbsp;A mnbsp;vr T A ^ Ir ■ M tf« t« Mnbsp;A AM MS ^LF A1 • n n A bvaVr^ O m

otïi teflquot;^^\'\' hebben, fal u een grooteopweckinghe en aenprickelinghe zijn 8s.Ba»M«2.
^Öfen/Ï^^\'quot; vallen.] €nbe iS gebJiffe/ foo top fiiec nae fuïïen aem
niet hpi-b?^ aenfeunbtgtngfien pïegfien opentïvicfe te gfiefcfiieben / enbe zquot;.
fïathtp) J^^ï^se ban be oojfaecfee/ op bat fiet gantfcfie ntenfcfielpcfee ge? diftm.m,
beetbfftïrP ntaniec ban fp^eecfeen / ittocïjt feenniffe nemen ban be cecfit^
ts een fiP^P^^ öec fafee. boojficfitigfiepbt / foo \'t
Ariftoteies becftaet/
tnenftftJquot;Sfitben ïiegeecbecs epgen; maec be cecfitbeecbtgfiept is ben
ujtfe y-^fPsen / boo? foo becce fip een menfcfie ts. \'©ecfialben gantfcfie^
9en/ S\'^öQtwenbegefepbetTiepningeban
Adrianus befioo?t te boï^
«nbsp;een anbecbaen ttojjffeït/ maec oocfe boo? toaecfcfiij?

(s ootfe fSi^ öcöpen / en niet om be fijne te befcöecmen / te boen is. let
ï^e ben Sr \'^quot;Pten toaecfcöönelöcfee ceben/ bat oocfe feïfs be 25euï/

booben faï/ tot baec toe/ bat öP/ oft bp\'t on^
»öjffclW^öeïinge getoeefl i bes mifbabigöen befeenteniffe
quot;öt ftn h« te öebben ban be fcöuït / bat öem göenoegöfaem bltjcbc
^^^etfenrtSPötbecjJient öeeft; O en fuïcfes toecbt oocfe in fommigfie
ï^t bènbsp;; en baec op ftet oocfe bec teb?een 3©et / toilïenbe otut. 17.

5ön en\'t boïcfeboo?gaen in \'t fleenigöm
rverJn ^ /\'^ie bectoefen ts.

^^giftraten\'^-quot;^^-^^quot;- Chryfofthomus banbebOO?fienigÖept: veele
baerom
N ft dickwils van onrechtvaerdighe doodtflaghen befchuldight,
quot; gheftraft: Maer de Beuls, die den doodtflagh bedient, en hare

Sïaaa 5nbsp;han-

-ocr page 614-

handen daer we ghereyckt hebben, heeft niemandt voorrecht httroä^V,
jae cn SS op defen noyt van yemandt onderfoeck ghedaen. Want de noo^,^,
wendigheydt ontfchuldight haer door de waerdigheydt van den gen^^f\'L
ghebiedt, en de vreefe en ontfich van den ghenen die
ghehoorfaemt.
nus fepöt Upt Celfus: Dat een dienftknecht niet mifdaen heeft, dat
bode hjns Heeren ghehoorfaemt heeft.
L. z.D.de Nox. aë. Hy en werd^\'
ghelooft te willen, die\'tghebodt fijns Vaders, oft Heeren ghehoorft^^^,
D.
de Regulis inris, amp; ihi Cajacim. Seneca: In den genen die wilt, en heeft ,
wendigheyt gep plaetfe.
©oeßSt 0KC ßp De lOUgoBacötfCÖe ^^Lm^

Mithridates Seeft onööefïraftfosf laten gaen öe ßtnöereii

toecljaelt App\'anus inöe|Bitö?töatiffBe oo?log0e. merms Gt^cchfZ
ÖIP gljefientÖanbefcBulÖt öejs
Numantijnfchen verbondts, om
öao? eens anöers öeöeïgefonöfgötöaööe.nbsp;,, \'t

felföe Auguftinus in\'t 125oec6 öan öe öme totïïe: ^L-

een doodtflagh is een menfche te dooden, men kan al-te^met doodtflaey^j
der fonde ; want een Soldaedt flaet fijn vyandt doodt, en de
Rechter quot; fc
felfden dienaer een quaedtdoender, en een welcken teghen fijn wiÜ?.\' n,
onvoorfiens het gheweer uyt de handt valt, en fchijnen my niet te foD^\'gfS
alsfy een menTche dooden : Jae oock en pleghen fulcke lt;^heen doodM
Efhenaemt te worden. Grafianiilt;:liigt;rïtaigt;ï*htVnbsp;. »

V.

öan Achab öeeft Elias gWJuiti

öe/ontflagen. ^ietöetilgarteraers-25oeefe/en
USaennötenmenöoo^öecfeianngeenöeöupötngöe öer

göemoeöeren öer lt;©nöecöanen niet m ftan öolöoen / fÄ in alÄ
tuerenöetamptbaneengoeöei^agifïraettoefen/öem-tupöertïi^^^^^^^^

oocfe fcöoon aölgöeoo/lDft

öen/

-ocr page 615-

Recht des Oorloghs en Vredes. ^ 5 ^
Mtmm / batfp ben ï^rööös-öfenfibecbjepöïjer.

S:iinnbsp;ßCttl Origenes: Den ghenen , die van het gheloove vreemt

te flj ghebieden voor de Republijcque teftri)dengt; en menfchen doodt
antwoorden wy aldus: Uwer Beelden en Afgoden Priefters, en de
^en quot; der gener, weicke ghy voor uwe Goden houdt, houden hare han-
geg om der offerhanden wille, op dat fy dié met onbloedighe, en door
gj^gi^quot;^hande doodtflagh bevleckte handen moghen offeren, den ghenen die
ïïieer berden Goden te zijn : Indien fulcks niet fonder reden is, hoeveel
^jj ..\'^si^wijlen de andere ten Krijge dienen , fal men het daer voorhouden.
Vgj j*® oock ftrijden op hare wijfe, als Priefters en Dienaers van Godt, die
Voopj®^^ banden reyn houden, maer door hare ghebeden by Godt ftrijden
tech. S\'^cnen, dierechtveerdelijck ftrijden, en voor den ghenen die

iibft ^\'\'delijck regeert, ^jn toelcfie pïactfe W aïïecöanbe €D?f(lenen

fe®ö ith atöte batöetoocö gebeuren San/bat utetaUeentn een ttoö^
fenXWe oci?ïoööe / ittaer oocft ftentteïöcft onrecBtbeerbigö / ftan toe^
Ötiff®ÖececfttbeerbfgebefcöerminöBc bet «©nberbanen. g®ant aen^
^imlö^^b bpanbt/ al ifl bat öp oocft een recDtbeerbtgöeoo?logBe boert/
oiifS?nfcöuibige onnoofele ©nberbanen / en bie aen be oo?loge gantfcö
^iecffi^öö 3ön / geen toaeracötigö enbe intoenbigö cecöt en öeeft / an^
ïenS^^tnoobttoenbigöebefcöermingöe/ oftbpgöebolgöe en bup^
oiibcff^^wenCtoantfpenöebbengöeenflrafTeberbient/ enjgnfe niet
^etfÄ^^n) foo iS bat feecfter/inbien men toel toeet/ bat be bpanbt
^tiW^® ^en ojjfet ftomt / bat
öp ftonnenbe Bet leben ban röns bpanbts
bflJiibanen
hlt;gt;f ffftfiftitcrt / (rantftfieïiïcfe bat niet boen en toille/ batfoo^

VI.

HV^

-ocr page 616-

DERDE BOECK\'

©an öet

Recht des Oorloghs en Vredes.

O

Het Eerße Capittel.

Algemeyne regulen uyt het recht der nature, aenW^r

fènde hoe veel in den oorlogh geoorloft zy, en vry
ftae: daer oock van bedriegeryen en lo-
gen gehandelt wordt.

I.nbsp;De ordre van\'tnaèvolgende.

II.nbsp;De eerfte regul: Dat in den oorloge alles
vry ftaet, wat noodigh is om het eynde eiï
oogmerc te bereyckenr fulcx wert verklaerf.

III.nbsp;Dc tweede: Dat het recht aengemetckt
werdt niet alleen uyt den aenvahgh, maer
oock ayt de oorfaecken, welcke onder den
oorlogh aenwalfen.

IV.nbsp;De derde : Dat fommighe dinghen vol-
ghen fondar onrecht .welcke uyt opfet en
voornemen niet fouden vry ftaen: daer een
befwachtelinge wert by-gevoeght.

V.nbsp;Door onderfcheydinge wert verklaert, wat
geoorloft zy tegens den genen, die den vy-
anden met eenige dingen byftandrdoén.

Vnbsp;I. Of men bedrogh in den oorlogh mach
ghebruycken.

^ ^nbsp;bedrogh, \'t welck in ontkente-

niffé beftaet, in fich felven niet ongheoor-
loft en is.

Vnbsp;111. Het bedrogh \'t welck in een bekente-
niifeis gelegen, wordt onderfcheyden in\'t
geen beftaet in daden die uyt vrye wille yets
beteycfeenen, en in daden, die als uyt over-
een-kominghe yets beteyckenen: en werdt
bewefen dat de eerfte foorte van dit bedrogh
vry ftaet en geoorloft is.

X X. In de tweede foorte werdt de fwarigheydt
defer vrage aengewefen.

x. Dat niet alle maniere van fpreken, die men
weet dat in een anderen fin fal genomen en
verflaen werden, ongeoorloft zy.-

X I. Dat bet wefen van loghen, voor foo veel
die ongeoorloft is j beftaet in wederftrijdig-
\'tvtev

heyt tegens een anders recht:
klaert werdr.

flae

11. En werdt bewefen , dat het
fpreken ^t geen valfch is, tot den
en kranckfinnigen.nbsp;.„t d^quot;

X III. En als die bedroghen vcdt\'^i
welcken men niet en
fpreeckt. ^oi\'^^
men buyten propooftzijnde gt;
bedriegen.nbsp;Aie^quot;

X I V. Èn alfmen fpreeckt tot eeneD\'

de willen alfoo bedrogen wefen. , Lfuf^quot;
X V. En als de ghene die
fpreeckt gK^pgh«\'
fijn over-uytfteeckende recht ov»
nen die onder hem ftaet. , .^„eo«®quot;

XVI.nbsp;Mogelick mede, als wy het lej i. ,5,
onfchuldigen , oft yets dat
défen gei
niet anders können befcherinen.nbsp;^

XVII.nbsp;WatAutheurenvan »ey^Äff
geweeft, dat by den vyanden het va«\'
ken zy geoorloft geweeft. ,

XVII. Datmen {Sicks niet moet »J

ken tot woorden die yets beloven-
X I X. Nochte tot de Eeden. . _ aedquot;\'
X X. Dat het nochtans edeldeïis , ^ö j d«
ftelijcke eenvoudigheydt betame»\' .
men van valfch tegen den vyana\' \' .eoiilc\'
fich onthoude: \'t welck doorge\'\'^quot;
verklaert werdt.nbsp;„ndt »^\'\'.f.

XXI.nbsp;Dat ons niet vry ftaet yerrf^^y ße^\'
porren tot het ghene dat ons we

maer hem niet.nbsp;. .g geb\'^v

XXII.nbsp;Doch dat het geoorloft isnbsp;a«quot;
ken den dienft die ons vao l®quot;®
gheboden. \'

-ocr page 617-

t 8ebbennubec|ïaento«lt;©o?lo08e mogöen htftm/ m upt
toat oo?fa6ea m göeoo?loft 5P lt;2^o?ïogc te boeren, ©olgöt tm
bat top obectoegöen / toat / en öoe beel tn ben oo?logöe b?p (lae
engöeoo3loft5p/ oocb op toat toöfe»
[Auguftinus fepbt teel/

Qecn •^^nbenlt;0?abe Bonifadus: Datghy feifsin de Oorloghe (inditn
is dar ghy noch in de felfdighe moet wefen ) geloove en trouwe
^^«at, vredefoeckt.nbsp;Weeft dan felfs oorloghende vreedtf3migh|,

w^^j;edegheneghen. ©an bat men tn\'t boeten bet lt;©o?logebe tecöt^
tot frt^Sfi^Pt moet onberöouben/ ïJSfeen treffelöcbbifcoutsban
Beiiza ms

II.

de jure
beUin.is.

thelW^ ntet ontgaen ban / beracto?beect toecben. ^e felfbe fept ban
= S:aet fp ban
\'t begtn af bat be c^tabt geboutot ts/ een eenlg
barSJöÖ boo?t-b?engöen / bat upt foo lt;aobtb?ucöttgöen noobt aengöe=
^«t ftt^S \'nbsp;lt;®obbelöcben göelucft bol-epnbtgöt / baec nocö

tS\'S\'^Saenbe belofte. €n bloot toecbt toebecom ingeften / oft upt öet
wV* oec nntiir« / rtfi-tirttïioi-rorFtfhpriftnrfïtÈi\'ett. if aetanääon beften

göeiötntopnuötec bao?en etteitjcbemaiengtjetepot
en bS bingöen/ toelcbe ons tot eentgö epnbe en oogöemeccb lepben
ÖÖe in ^Öen/ bebomen öace toaecbecingöe én intoenbigöe epgen acötin^
Ww^/.ai« fafeen ban öet epnbe en oogöeitieccb felfS: becöalben bie
^mfh ^ ^^Icbe noobigö 5ön / ten epnbe bat men fön cecöt moge befeo--
toaet ft^\'^oobttoenbigöepöt becflaen jönbe / niet nae
phy fifche fubtihtey t,
ben. ^ nioraeifche wij fe, baec toe foo toecbt men becflaen cecöt te öeb^
bjejcfef f« noeme cecöt/ \'t geen bat op \'t naufle foo göenaemt toecbt/ öet
bioaSitr^quot; tn aenfien ban be gefelligöept en omgangö betepcfeent bec^
fflfPï\'t om pets te boen. becöalben/ tnbien icfe mön leben anbecS
baeetg öoubenen fean/ foo flaet mpbjp met allecöanbe göetoeibt af te
itt / Söhnen/ bie baec nae flaet al ifl mogöelöcfe bat bie bupten

r »S / f^N ^ önbecs goebt/ baec upt mp goetotffe gtjenaec nanen^39 es^ j s.

ffln \'ïan eens anbecs fcöulbt / aen-taflen; maec nocö^
tötbatPttHs^^ßtnocöepgöenaecbaecbantoo?ben t toantfulcfesenbtent
* maec macö öet betoacen/ tot bat möne bepltgöepbt
setnbsp;5P/ bat icfe baec ban göeen fcöabe en fean befeomenj

« aHP i^jpnbsp;j^j^jj^ jjp ggj^ plaetfe becöanbelt öebben.

^tiiouh^f^^^an natucencecöt / om mön goet /\'t toeltfe een anbec mp
S^^^ets bflCSquot;!^^ ontnemen: en foo fultfes te ftoaec biel om boen / toat
b, mi. p.i.

!7.I0. V.pli»

^ KI?? ^^^ toaerbigö tS / öem te ontnemenals mebe om te be^

y^tsöeenfipttipftöulbiöötsi t upt toelcfee oo?fa6en oocfe ben ep=

35ööbnbsp;ö^quot;\'

-ocr page 618-

genöom öoïöïjt / op öat op ööeen anöece togfe öe becamp;o?tenöeape^^
öcpt fian öecöetect toecöen* ^ilfoo meöe öaec öet ficatfennbsp;^^^

ts/ öaec tsmeöe alle ööetoeïötcecötöaecöiaö/ fonöec toelïBej^LöÊi;
ööeen fïcaife göecaften fean; en aïïe öet göene/ \'t toeïcfe een gÖ^^Sjt^f/
ftraffe is / aïS öeöerbingöeöec goeöecen öoo? öen ö?anöt/ oft Wti--
öocö öinnen öe cecöte mate / öie met öe fonöe enöe miföaeöt m^\'
feome.

©00? öet ttoeeöe foo moet men toeten / öat onfe cecöt ntetmoet^^Uji^
nomen toecöen / aïïeen uptöen aenöancfe öeclt;©o?ïogöe/ »tiaec ^^^
oo?faecamp;en öieonöectuffcöenaengcoepen j göeïficfe in göeceïötP j;

III.

IV.

vm, deii-

hro n.i\'j.

aenöaït en öeflcööt/ \'t 5P öat öet fön meöeftanöecs oft lt;0nöecöarjej^
öie göeöen mp oocfe cecöt / om mptegens öaec te mogöen öecwee^^j,?^
öefcöecmen» ^oo meöe öie ficö öecmengöen/ en meöeinïaten in ^
ïoge öie oncecötöaecöigö iS/ infonöecöept foo fp feonnen en m^M^jfj
ten öat öie oncecötöaecöigö iS/ öecöinöen ficö/ en mafeen ficö K ^P

3©oo? een öecöe moet men toaecnemen / öat op öet cecöt ïJ^^tUi
öoen / öeeï öingen öoïsöen inöicecteïpcfe / en öupten öoo?nemen»j!*j,0^
göenen öie\'töoet/ öaec toe öpepgöentïpcfe göeen cecöt #

[©an öefe fafee fiet Thomas, qmfl,73. «ru. UoUn. traaat.2.

öat fuïcfes pïaetfe öeöfee in fpns feïfs öefcöecmingöe / öefeöen wCf
anöec pïaetfe Uecfeïaert. SClfoo meöe op öat top mogen öet onfe/JJ / föiJ
toe-feomt / öefeonten/ tnöien men eöen foo öeeï niet fean öefeot»^\';^^^

MTmbl.

Oeööen top recöt om meeröec te nemen/ öocö onöer conöitieej .
teniffe öan toeöer te göeöen öe toaeröe öan \'t geen öatter oöerfcP^^gfP
foo een ^cöip öatöoï ßooöecsis/ oft een öupSöoInaoo?öenaecp/\'^^i,t^
öefcöoten toecöen / al ts \'t öat tn t felföe j^cöip oft ©upS 5P ScW
gljetoepnigöe iongöe toöecen / ©?outoen/ oftöieanöecfin|öfLjeii
öigö 50« / toelcfee öaec öoo? in göeöaec feomem
Auguftinus fepöt \'
is niet fchuldigh aen eens anders doodt, die om fijn befit een muur ge ^^jpt

heeft, indien vemandt uyt het ghebruyck der felfderghequetft

n. nÉaec göelöcfe top öoo? öefen meecitialen öecniaent vnbsp;^ pi

aet niet alle-tpöt öan allen feanten ö?p te öoen / \'tnbsp;^

cecötop \'tflcengöfiegöenomen/ oöec-een-feomt; toant menige»nbsp;^^^^

ral öe lieföe öes naeflens niet toe-laten/öattop \'t upttecfie

[ïen. baecom fal men oocfe moeten öecmpöen öie öingen / toen^ pn^

en öoo?nemen göefcöieöen / m ö0o?göefien toecöen öat geffö^^»^\' u^n/

-ocr page 619-

Recht des Oorloghs en Vredes.
/ ten sp \'t geen baec toe onfe öaeöt firecftt / öeeï grooter goeöt m aïS

bat gï|eö?eefi toeröt / of ten 5? öat öet soem en guaeötjje=
be öope öan\'tgoeöt öeeï grooter 5P/ alS öe öieefeban t
Su \' Öet toeïcfte öer
öoo^ftcöttgöepöt toe-fiaet teooaöeeleiu mae
/ öat
men / öaer öe fafte ttoöffeligö fiaet / alïe-työt meer moei
»entotöetgöene/\'t toeïtft boo? em anöer / alS\'tgeen bf ? onj feï
aïSöetbepïtgöfie 5önbe. (©nfe alöpöefie Seer

\'^TOfepbtJ Laec het onkruyt waffen , op dat ghy met willende het feltde Matt.13

oock meteenen de Tarwe op.treckt. ^eltfiOJtenïeerenonS/quot;^^\'quot;- quot;quot;

ernfiigöen öerou en ïeeöttoefen Theodofms, öoo? öe öerirm^
mSS^^a« Ambrofius, fuïcfteenougöefcötcfttöèptöa« to?aftegöeöoetet f^«/-

öeeft. €nöe tnöten lt;0oöt fomtoöïen fuïcfts pets öoet / öat en
fleS^P ons ntet tot een Cyempeï nemen / om öet aïöer-öoimaecftt^\'
öeerfcöappöe / \'t toeïcft öP oöer ons öeeft / maer ons^n
tp öen anöeren niet öeeft bergunt nocö toe-göefiaen / geïocft top

do^^;?®« Abrahamst\'famen-fp?eftingöemetlt;0obtober\'taucftban so-

ftacn/?^^ Hlaerïöcft ïeert. €nbc upt befe g?na:ale reguïen ftanmenber^
^eeï on^ natuurïöcfter-toijfe tegöeiteen J^panbt b?p fiae en ge^

v.

. Gen. 18,13.

öSl^3«»:^ïeegötoocfeberfcö«tebaïïe / en göeb?aegöt tetoeröen/
/ If^ö^loft 5P / en b?p fiae tegöens ben göenen / bte göeen ©panöen
^lin^ö foo göenaemttoiïïen too?öen /maer öieöen ©panöen eentgöe
töötfi /?®-tooeren / oft toe-ftomen ïaten. 3©ant top toeten / öat/foo eep
SöeSTTl^wocöonïangöSoöeröatfiucft groote ötfputeenöef
Öept / aïs ö-een öe firengigöept öer lt;©o?ïogöe / öe anöere öeb?P^
^«cflffSl?«^^ntercienenCoopöanöeïboo?fï0nbt en öefcöertnbe. ®oo?

feftl^oet men onberfcöept maften tuffcöen be öingöen feïfStrte men
en öSKquot; ïaet: toam öaer 5ön eenigöe öingen öie ge^ anöer pö?i_^cft
^eet pTfSU en nergöens anöers toe öienen/ aïS tot öe lt;©o?ïoge/ aïS lt;6e^
ö^ntffft Slapenen j öaer 3ijn öingöen öie göeen geö?upcft öeööen / nocö
^eatffiJl\'^quot; dienen tot öen lt;!Bo?ïogö / aïS öie aïïeen tot toeïïufienre^

$ön. lt;©ber öe ttoeeöe foo?re en öaït geen ftïacöte»
lè^^» «r\'f \' oat ÖP öen (€p?an faï gunfle betoonen / inöien öie toeï^
•^nocö meeröer ftracöte ftan geben totöet
gemepn öeröerf/nocö

?5öbb znbsp;ber-

Tüm.z z. ^
64, art.z.

Sene. infin,
\' de CU\'

-ocr page 620-

berflmScttbemacDtötg ïjpaïmöe mft/

fonöecnacöeel ban\'t göemepne öefle fian toe-ftomen ïaten; t^^\'^Joor

ruta, hb. 7. ] öet toeïcfte öP öecftïacenöe/ öoegöt öaec öp: Gek, daer 0 ^^

hy fij n Trawanten onderhoude, en fal ick hem niet voorftrecken j
Marmerfteenen oft koftelijcke kleederen verfoeckt, het en kan nietnatit i
denoft hinderlijck zijn, \'tgheendaer door fijne overdaetghevoedet^^
jcH
Soldaten oft Wapenen enfalickhem niet toe-voeren: Indien hy fjjtie
groote gave en weldaet verfoeckt Meefters van Batement-fpeleo gt;
wreedtheydt mochten verfachten, ick falfehem gaerne toe-komequot;^\'gj.
Dien ick gheen Galeyen noch Oorlogh-fchepen fenden foude, fal j^^.^^jjef
jachten, met Kamerkens en Gemacken verciert, en andere fpeel-tuyg^\'^gj\'t
de Coningen in Zee fichluftigh en vrolijck maken, weifenden. ^^^

göeenmfïöigöepöt öfetep?öf«ttoftamp;^

00?ÖeeïÜan Ambrofius,
acöten 5p/ te fcöencften aen öen göenen öie tegöen öet ©aöerianjjf ^
m »ƒ.. /. I pgöen maecftt en aenfpant* gin öe öeröe foo?te öan ttoöffeïacÖt\'JLfl«
onfefter göeöjupcft / moet men öen flaet en göeïegentöepöt öer
onöerfcöepöen. 3ï5ant inöien icft mp feïöen niet öefcöermen en Ä^j«!
5P öat icft / \'tgöeen öen ©panöt toe-göefönöen toeröt / onöerfcD^EV
luecö neme/ foo faïöe nooöt/ aïstopeïöers göefepötöeööen/
toen / maer met ïafiöan toeöer te göeöen / oft öergoeöen / ten JPStiDf
anöer oo?faecfte öaer öp \'ftome. ginöien oocft öe toetooeringö^ö^^ tfl«?\'
toeröinöert öe uptöoeringöe banrnpn recöt / enöe öat flp / öie fz ju
boeringöe göeöaen öeeft / öeeft ftonnen toeten/
aïs öp aïöie«
^taötöeïegöert öaööe/ öe^aöenengöefïotenöieït/ enöatnuö«^
göebingöe/oftöjeöe te öertoacöten flonöe/ foo faï fulcft eenettniP,ijif^
öonöen m teöergoeöen öe öeroojfaecftte fcöaöe / aïs öie een
naer upt öe geöangeniffe geöoïpen öeeft/ oftöemöeöuïpigöi^g»
tn\'t öïucöten tot mpnen naöeeï: en na öe groote öer fcöaöe fuïïê
goeöeren mogen genomen/en öen epgenöom öer feïföer om öe
öoo? te innen en öeftomen/öerftregen toeröem^nöien öp nocö
öe geöaen öeeft/maer öeeft toiïïen öoé/fo faï men recöt öeööen öo« ^ iS
öouöinge öer goeöeren te ötoingenöoo? Öet toeftomenöe
öoen / öoo? öo?gen/ panöen / oft eenige anöere toiife. :©ocö foquot;
öoöen öe onrecötöeeröigöepöt möns bpanöts tegens mp feer ftenngjj.
enopenöaer 3P/ enbe bat öP öem in een aïber-onrecötbeerbigÖKo^^
ïogöe bp-flaet en flercfet / foo en faïöP nu niet aïïeen
civiiijck tot^
bmgöeber fcöaöe göeöouöen 3ön / maeroocft
crimineiijck, aïseefhi^
ben ßecöter ontneemt een openDare guaetöoenber/ bien ÖP alfo^S
tn öanöen öaööe: en te öier oo?faecftett faï men mogen öem af amp; ^^
göeen öe miföaeöt berepfcöten berbient/ confo?m öet göene toP^D^
flraffen göefepbt öeöben: beröaïben ÖP oocft binnen bie maten ff/HjjIfJ
göen berooft en göepïunbert toeröen. ent^em öefer DO?faecB;^ai;iti^

pïegöen oocft ban ben göenen/ bie oo?ïogöe boeren/opimbare be^ ygit

eöen göebaen te toerben aen anbere 33oïcfteten / op bat bW^f^ üïtA
m recBt onfer faecfte/ aïs ban öe toaerfcööneïijcfteöope om

-ocr page 621-

Ci.) ^ofD foo öeööen top öefe öjaßöe 0öeö?a(öt tot öet
ÖÉ1?; «atu«/oni bat top upt öen ^ifto?ten niets öeböen bonnen bin^
52bf ^^^^ toilbeurlitfee recöt ber boïcfeeten petS baer ban 5P bec^
ûîZS^*nbsp;Cattöaginienfetsfelbecöebbenfomtoöïenööeban^

fetPh ?y®öomett be iSomepnen / toelcbeben bpanben bec CactOaginien=^
fuK?«l3oec göeöaen öaööen: en öeööen öe felföe Cactöaginienfecs
triS£Pöegeecenöec i^mepnen/toeöerotn

Tclyh i;

Tltn.Dme-f

irin-V\'moineputu/ UII^UI^IUUI ^peijöeöen* 2iïs Oefne-

Èieufiö^^^ttifcöe lanöt met fön iegöecïagö/ ennu öe naefle ï^teöen
te hpiÜ^ \' R-haranunte ingenomen öaööe / qm öinnen Sttöeïïen öonget ^
\'tH??faetben/ öeeftöP öen^^atcoonen^tiecman ban een ^cöip/

^ óp-göeöangöen / en öeeft boo? öat

(t ) ^^tet ötec Öatt erempeleu in be gemepne oo?^
«^^n^^ööensbe €gpïJtenaecs/ »acenen/ en anbecen. c.
«Uim é ttmf-

rfenbsp;éludés. ^tr»vavmtecopioGus de Ittdiis.amp;C, t. lik Extravai.

öSiP^^\'^^n/oocb ban 3tïemanien/Coningen bec ^cancben/ bani^tf^
beiquot; / Ï^ «^P?ien/ Cpp?en/ ban be 55aïeacifcöe €pïanïien / bec ©enetia^
ôbè lt;©enuenfecen : in be 274 titul ban öat 25oecft toeröen öuf öant^
inaciS^^öillenbetöanbelt/en alfoo befïoten ; gjnbien öet .;§töip / en be
felSamp; ®^acen ben bpanben toe-beöoo?en / bat be faecbe ais ban öaec
^cffir^*^/ öatfe toeöeöoo?en öen göenen öiefe neemt : maec inöien öet
wS^\'^e-bomt öen göenen / öieö?eöe öouöen/ maec öe
a©acen öen
Wi /li öat fpöan toegöen öet ^töip moeten af-öanöelen en acco?^
öath/Jf^inöien öe beb?acötets om öet ^cöip niet toillen acco?becen/
Öet SSS«quot;« öie öen oo?logö öoecen / öaec tnogen ötoingöen öat fp met
ï)eeftgt;SÏ öaen in een l^aöen ban be ïöbe bes göenen / öte \'t göenomen

^aehÏiï ^^n bTeofi^èTe 7\'èTltT en Se WeWgöen 7iS bp ben böilen
ïïennbsp;en göeoo?beelt / bat oocb be
a©aten bie in bpanben fcöe=

fieenS^^ttöjierben/ en toelcfte bleecft bat anöeren toe-beöoo?ben/
ööeftï/l^ nocö bupt en toaren : en fulcfts tS öaec boo?taen boo? een ï®et.
quot;quot;nbsp;mepningöe iS mebe göetoeefï be ïàoningô ban^

^onb^ö^quot;/ alsöPinöetüaec i597«aenbelollanbecs/ en öacen
.^aten /nbsp;«©öefanten fenbenöe / öoo? öe felföe öeö?pöepöt ban te

ïaitber«!quot; Öace a®acen te b?engöen in lifpanien / met toelcften be MqU
bighx^^en een felleoo?iogöeboecben/ boo? fön #nöecöanen öecöe^
^Mtüp ^SP,ö^n5Fcancotfentsöen©olcftecen öie in b?eöe faten/ alle-
P^\'öec SSS®^^quot; getoeefl/ öe b?pöepbt ban ftoopöanbel te ö?öben / oocft
ïl^Pnennbsp;ban ©?ancftcöcft toacen / en bat met foo

aatcnXl\'^\'^Öt/ bat menigömael öie öpanben onöec ö?eemöe namen
üweoecenbecbecgööen/ alSblötbtuptöet^laccaet ban öet Sla^»:

ïöbbö 3

-ocr page 622-

ï 543\'nbsp;fjH mtfieobev-gmmf)t ts m \'t ©fófractbati\'t

1584. cn tsoïööcnöe. S« toelcfee piaccaten öupöeïiicfe Deisonsett toc^
bat Ijet öen b^tenbeniïeciprancoifett
fal öin (ïaen ten tijöe öan
ÏJocpöanöcl tc öipöen / als fiet maec met öace ^cöenen / enöe ntet
j^olcfe ööefcöieöt/ en öat fp öe ^cöepen en goeöecen / toaec öet ^^
ooeötönncfeen / ö?enööen tttosöen / als fnmaec göeen göeceeötfcö®;
ooalogeöoecen / öaec öoo? fp öec öpanöen faecfeen fouöen totllen
öet toelcfe göefcöteöenöe / toecöt öen apcancotfen toe-göelaten ff^JJ^
goeöf en te nemen / ttttöts nae ötiitcfeöepöt öetalenöe. ?lltoaec f^V
ötngöen fïaen toaec te nemenöat nae öefe toetten nocö öe geceeötHjJ;quot;
ten ooiloaöefiupt gfeetoeeft ts/en öat öm mtnhsr hgt;gt; nnffhahdiicfie

cecen oaec nan tjeooen gijeöaec geöaöteentgöfins. Scfe en toil
feennen öat öe3löo?öecfcöe©olcfeecen fomtonlen een anöec cecöt S
5?upcfetöeamp;ben/ öocö öecfcöepöelöcfe/ meec nae göelegöentöepöy^

öoo?gaenöe Btllöcfeöept.
te €ngöelfcöe onöec öecfefel öan öace eo?logöe öen
öanöelöecömöèctöaööen/ tsöaecwptaloöec ïangöe onöec öte Ä
feen ontftaen oo?logöe / öte foo uptgöeöallen fs / öat öe g^eenen öen %
gelfcöenöeööen tctöHptop-gelepöt/ genaemtöen
Dans penningh,
fee / öe oo?faecfee i^öoon öecanöectjönöe/ öen naem nocö Beöouöen
totöe ttjöenöanöten
wiiiem, toelcfee öe (lamme göeplant öeeft/ö^Ä
nocö tn^yngöelanöt cegeecty gelöcfe öe jBan öan graotec gfieWÄ
ötglïcpöt
Thuanus, aengljetoefeu Öeeft tn fönï|t(lo?le op\'t faec i/J,
3©eöecom öan
Elizabeth,een feec topfeContngtnne ban ëngamp;öt®
tn t giaec i575.gefonöenaenöetollanöecs
Willem winter,
Robbert Beaie,
^eccetacts öau Öen l^outngölöcfeen ßaeöt/ om tc^ld
toonen / öat öe €ngöelfcöe ntet feonöen öecö?agöen / öat öe^oUaw^^

öecljaelt Rhodanus tnfpni|ollanötfcöe||tflo?teop\'t»c i575\'Ä
Cngöelfcöe Camdenus op \'t öolgöenöe giaec. Hâaec atóöe CngDelfB
f^fS twöe öpanöen öan ^pangfen göetoo?öen 5önöe / öen ^teöen
_lt;©uptfcölanötöetcecötôanopâîîanaiente
barm/ wSïnoSen elïJ.

^ccoo?öen toacen/

ÖacefBonötgöenooten/ ntet öte ban Eubecfe en öec feïföec ^^onô^ft
imtm meöe göetnaecfetöebBen tn \'t faec 161quot; öat/ nocöteö\'een/S
öanöecöelt;0nöecöanenöecbpanöenmöacesanöen fouöen to^^^oV

-ocr page 623-

«Cnnocbiatec/ namelöcßytn\'tSlaei: r6z7.
bat hl^quot; ï^oninaben ban gtoeöen en ï^enemarcfeen beEöiagöen/

;toeöen

fouhpK|inbetenen beletten aïlen Soopftanbeï / en oocfe ntet toe-laten
be lt;©ft2e ^unbt eentafte anbece bpanben ban ^bjeben ee^

feeSegS^en boeren fotiben: a©aecboo?bei^ontngB ban ^enemacc^
IJartWïf öe anbece boo?beelenbao? ficb öebongöen fieeft; maec btt sijn
ben/ \'t^p^^ï^bonbertenaccoojben/ baec upt niets fean belïoten biec^
biehp aïle anöere beröinöe^ ïS^ant öat öeööen öe loogööuptfcöe
bethoh^ö^\'^e ^cö?iften göefepöt/öat in öeöerö^agöen niet alle afaren
^nctftpï? W maer alleen öte eens in Cngelanöt tngöeö?acamp;t/ oft in
^fB®?quot;^*^ befeomen toaren. €gt;ocfe en öeböen niet alleen be l^oogbupt^
teötiaH^ ^ngöelfcöen tegen-gefp?ofeen/ aisfp be Commercien metöa=
T^Ot ^jen berboben; maer #olen öeeft oocfe boo? een af-gefonben

Öennbsp;/ bat öet recöt ber ©olcfeeren berfeojtet toerbe / als om

be om Söelfcöen oojlogö met ^panjen / öaer öeö?pöept benomen toer=
bü batt!^\'^ .Spanien te öanöelen / gelöcfe op öet laer
r 597 öeröalen öie
batfoT^ns genoemöe Rhodanus en camdenus. iBaeröe äfrancoifen/ na
Cotiinrt- tot v^ervins met SpaniengöeiToten öaööen/ en Elizabeth,
batt SS^e ban €ngöelanöt/ n0cöin(©03l0göeöleef/ berfocötjönöe
èteXquot;ööelfcöen/ öatfptoilöentoe-laten/ öat men öe franfcöe
QÖeliiffoquot;\' ^^ Spanien öarenöe/ fouöe mogen öefoecfeen / öfter niet mo=
^^IfÄlpöÖe lt;©o?logöS-göereeötfcöap in öeröo?göen toas / öeööen
Om te Hirt r^ ^^iitti toe-laten / feggöenöe öat ttien een öecfemantel focöt
öonöt/ uP^Öen cooöen / en öe Commercien öerfioojen. Cnöe in öat ber^
in ^^ €ngelfcöemet öen 5^ollanöerenen öaren ^aonötgenoo-
peanbg f Jee 16254 göemaecfet öeböen/ tsöat toel beracco?beert/ öat
«as / ba!fotiöen öerfocöt toeröen / toelcfeen öaer aen göelegöen
PttöenSPu\'^^^^quot;♦\'eöe macöt mocöt göeö?cfeen toeröen / öat fp meöe
J^nöeimet Spanien/ maer inöien fp öan felfs
t^soeötgöeöonöenöat men öe fcöepen öefoecfeen
ï^er-en Iftu gereeötfcöap ten ooiloge in öaööen/ maer öat men

^ateenff.rii\'y\'^ icgaoeaenooeniouDe. cnöetstn\'tieiföe !jaer gebeurt/
^^eeftehO^\'^burgers nae Spanien sm gebaren met een ^cöip / ten
^ÖeteehtSSÖelaöenmet lt;aó?logöS-göereeötfcöap / toelcfee aojlogs-
3mi\'JÄbJelöan öen €ngelfcfien toecö göenomen
is/ maer öean^

Pe Stp^^®quot; getoojöen. jWSaer öe f rancoifen / aisöe f ran=
P^^oontbS^^ï^ c^panjen öarenöe / göeconfifgueerttoierben / öeööen
\' MthaJ^?^^ met tööen en toilöen. öeröaïöen ban ons toel gljefept
öetnbsp;öefeent-mafeingen en berfelaringöen
noobigD

-ocr page 624-

rjnööetttttétane-töötöeöooifaemt/ macc öeeft me« onDerf^W^^^
maecftt ban tööen / oo?faecften/ plaetff aBant tn \'t ^aer i454\' pSh/

^oopöanöel ö?uben fouben / becjïaen bat men ntet en foube W^fJL
men.
«©ocft öeöamp;enbebe3§o«anbet:s ntet meec göeöoojfaemt tn

ï5Si^alSbteban3tubecftöaecaenftunbtgöben/ batfp ban ben B^;,

toeïcftefp boen boo? bpanben öfeïben / öaec fouö-«t
öouben. Ilfnn^jaeci 522. afs tuffcöen ben Ebjebenen
ggöe toas/ als be ï^eenbe Stnjee-fïeben öabbebecfocöt / bat fP m

je^oilanbecs/ geburenbebe oo?logöe ban ^toeben en ben ^ontnA

at^becebolcft foubeberftobentoet:benj iJgaecbenfcancoifen
alle-tubt toebet^om göegöeben be ïScöepen toelcfte fp tn
\'t toebet^-ßf S^t
upt Spanien/oft baet; nae toe gaenbe/ göebucenbe öare ml^MJtiff
^panjen/ ban be ^ollanbtfcöe ^cöepen göenomen toarem^

gollanbers öebbp nfw toe-göelaten / bat be €ngöelfcöe bftinen
Jercften/baerfpöaer^gcöeeps-bloteboo?öabbenleÄ/
beren b?engenfouben ; göelijcft oocft bieban ^ï^antjicft/ mm^. Ä
benipollanberSaengöeftunbigötöebBen/ batfpinbeftabt com«®
bergö«! niets inö?engöen fouben / göelijcft
Cafpar Schutz
§^?upflrcöei|tflo?ie. lt;©oetöierbp cabetus,^«V^^7.«,7. enserapj\'^m
Frettas, in\'t SSoecft bau\'t recötbeerbigö göebiebt bec ©o?t«0Ö\'®quot;
SCften/baer ÖP beele anbete bp-b?engöt«nbsp;^

(2.) j^efeer göeleerbeüBan lohannes Muerfias. öeeft beelbitiffii»
bttberfxöUbien«ibe/infpn ^eenfcöe3|iflo?ie/
ub.i.cn 2. g^aer Qm^
n«tbatbteban3luBecft en beï^epfer fiaen boo?
be Comnterci^^i/,
5^eenfCÖe baer tegen, ^ietoocft Crantzius Vandalic. 14. Thuanus»^
^nberJpifio?ieop\'tgetnelöelaeci58p. camdenus bobenbenufat
toefen piaeijen/ opöetgiaer 158p» en 159^ baer beröanbeït to^Ä
berfcöU tuffcöen be Cngöelfcöen enbe 5amp;uptfcöert / bie men ^
ben noemt.

(3.) letenberfcöeeïtöierbannietbeeï\'tgeen Plutarchus bet^t/^^-
Pompejus tn be ^ifïo?ie ban beoo?loge met MithridatesHy heeft« ,,

ters gheftelt Qp den Bofphorus, om daer op te letten öfter eenighe Kf^J^odt
den op den Bofphorus voeren, die bevonden werden.wierdeo met «e quot;
gheltrafr.nbsp;■

aengaet/göetoelbt en fcö?tf»ïön ^

toerbt göebtfputeert. 3©ant Homerus öeeft toi göefepbt m
bpanbtfalbefcöabigöen:nbsp;j^^^f^u.^» öj^ï f

-ocr page 625-

^en doe vry wat men kan om \'s vyants macht te breken.

Virgiiius (ïget oocfe t

Ten fcheelt niet oft fy deught dat vyant krenckt\'of treken.

tnjfïjj^ boisöt oocfe Ripheus,DerccBtbecrbtöf)fïe onber be (Trojanen ?
èeeS ttnbsp;Soion, om fön toöföepbt feec becmaecbt / öet felfbe

fepJJV^^-Söebolgöt. €n siiiustnbeöanbelinsöeban Fabius Maximus,

^öorts heeft de deught tot hulp genomen het bedrogh.

ïibSLï®quot;\'^\'\'quot;« fiet men bat uiyffes, een boojöeelbt ban een man/
eennbsp;öan öeb?tegöecöe tegöens ben bpanötj öaec upt
Lucianus

ïCenS^ï maecfet/öat fp pjöfens bjaecötgö 30« öte öen bpant öeö?tegen.
^ Brifi?quot; ^\'^Pöt / öat in öen oojlogö niet p?ofötelöcfeec iS / als öeöjogö i
Thucydides, bat men infonöecöepöt een boojtceffelöcfeen
\'^Jiu^S^^ quot;Pt bebjiegöecöen en biebecöen bec oo?logöe €n bp
piutar-
öW D ^ Agefiiaus, bat Öet cecöt is / en göeoojloft be bpanben te beb?ie

Luc. TMlof.

Xenofh, de
drilnflit. l.
l. amp; de re
equeßri,
Thiicyd. lib

S.Tlutarch.
afophtf^Ta.
lyh. lib. 5).
Sil. lib.,.

otebe m upt-göececöt. öefelföe becöeftoocfe Lyfander feec öooge/
farchuJW« fafeen inöenlt;©03logömet beö?iegöecöefcöafeeecöe. ïvin-
5enäepT,Tlööelöcfet
syiia met öefeu/ in toiens gemoeöt Gatbo fepbe/ öat
Pïtnen 5? ©OS flacfe.] €n fielt onöec öen coem en lof ban phiio-
in be leeceentucöt öec
Cretenfen onöectoefen sönöe / bie

met liflenenbeb?ie^

\'\'\'igh onJ^r^^ttSÖt öabbe. let feggen ban Ammianus tSï Dat fonder ee-
\'^len denbsp;vromigheydt oft bedriegherye, alle gheluckighe uyt-

Öeleethp «nbsp;moeten gheprefen werden. iSOmePnfCÖe iSeCÖtS-

goetbeb?ogö/ inbien pemanöt tegens fön ©panöt
J^\'^anbt h^* en op een anbec plaetfe / bat öet niet en becfcöeeït / oft

bec©panöenmacötontfeomt.
Sheae^^\'^Ot-göeleeCÖefept Auguftinus: Als men rechtvaerdighe Oor-
quot;cemt, foo en verfcheelt het nae de rechtvaerdigheyt niet, oft ye-

Cttf

Tltitank.

Marctllo.

D.lib. r; de
Dolo. L.Ni-
kil. D. de
captivis.

-ocr page 626-

Het derde Boeck, van het

f70

chfySÏ

itri » Mepm göcpjefen toecben / bfe boo? Bcbjogli o^r»
ntngïjeBefeomett öabben. IBaec baec en göeB?efeen oocft geen

b?o0ö onbec bte bingöen / bte aïle-töbt guaet jön / in tocïf / oft
öeeft / bat men göeen quaebt boen moet / op bat baec goet upt
onbec bie bingöen/ toelcftentet boo?gaens{ obec al upt öaec epgen n»^
göebjecb öebben / maec toelcbe oocb bp göebal bonnen goet

lt;©ecöalben foo moet men aenmeccben / bat.fommige Beb?ogpgpo-
,-tn een negative, oftontfiennenbebaet/fommigetneen toaeclöcß^Hffiff^
fitive baebt. acbfïcecbeöettooojt ban Beb?ogö oocb upttoteertonj^jj^n
nenbeoft negative baebt / bolgöenss beauöo?itept en öet ^yen^P^t/
Labeo, bie oocft oubec beb?ogö / bocö ntet bat guaebtiS / telt
ais petttanbtboo?göeengöelaetbaecban temaecften /nocöfifï\'Sl\'*
meccften toatöp toil en boo? öeeft/fpn epgöen / oft
eens anbec?
ib. 3. befcöecmt. let is bupten ttopffel altecoutoenonbefcöaeft ba« ^L^tt

göefept J Dat men uyt het gantfche leven het veynfen , en een ander ^ ^
te toonen, moet wech nemen.
3Bantaertgöeftenmen niet göeÖ^SïJt/
ts / alles toat men toeet/ nocö alles toat men toil/ anbecen te op W-^^n
foo bolgöt bat men fommigöe bingöen boo? eenigöen ficö niet te ^«c
meccften / bat is / bie te becbecgöen en bebecften/ göeoo?loft 5P- r^i\'

Lihro con. vry, fept Auguftinus, dewaerheyt voorfichtehjck te verberghen o^^l^Mf\'

tra mmd. ghe diffimulatie, vcynfinghc , oft ander ghelatentheydf. r^nbeOpÖ^\'lae\'\'®

I« öentfaïm/ obec be toooiben J Ghy fult verderven alle. Het is
3.m re/p. telieghen, als de waerheyt te verberghen. 3©erbtÖpgÖeb?aCÖt\'

.3 €n bat befe felbigöe gantfcö noobigö / en onbecmijï^SS i^l

mt,

■verbo Bel-

intonoecüepi wn gpenen/ «jeicuen oegtiemepnecegeecingiie
P beftent Cicero felfs meec als op een plaetfe. c^Siet chryfofth.tn f^ö^
Geer, pro sjoecftbau\'tpiicfiecbom.] €entceffelöcfta^xempelftiecbangp;r#
lifio
?iebanieremias,cap.3s. 3©antbe3^?opöeet banbenCon^^o^
j- amp;-prIi. b?aegt 3pnbena b\'uptftomfie bec belegecinge boo? be lt;©becften/oP ^ ^^^
pia^ci,. nincbs becfoecft / becbecgöt fulcbs boo?ficötelöcft/ cnbe
B?engÖt ^giit^
bece oo?fabe bp/ bocö ebentoel göeen balfcöe/ ban fitne t\'famen-fPf*^ sjr»
Genef.o. gftc.jÊube baec toe ftan oocft bp-göeb?acöt toecben / bat Abraha®^/
r^.«. z.z. fön ^ufiec/ bat is/ nae be maniec ban fp?eften / boen göeBjuptSwJf
fön Jae-Bloebtbectoantenoemt/ ftcö gelatenbe oft fp fijn
met en toace. [ ^P Öeeft göetoilt bat men be
toaecöept foube becBfy.
macc niet bat men logöen fp?eften foube / fepbt a uguftinus,

Gsne/in, rektusa GratimodiStacmfa2qudtflio.nbsp;^ tti^^^

V T T T - ^etbeb?ogö/ \'ttoelcft ineentoeccftenbe oft pofitive baebt BeftJ^t\'^tir»
bten tts in faften göelegöen/ toecbt öet
veynfinghe göenaemt Ur^tiD^f
tooo?betns/toa-btiogentaei göenaemt. ^^ommigöe flellen tiiij£(||c5
fen Bepbenbttonbecfcöepbt / batfp feggöen/
batbe tooo?öertnag^J
tepcftenenoft bebupbingöen 3ön ban \'tbecflanbt / maec be faet»^quot; nj^t\'

VIL

Ixm ma.ium.
Tgt;. de dok
malo.

Lib

Oßc.

-ocr page 627-

tßöfientstecacÖtiöD/ bat öß U)00?bett uptfians
en Bupten öen totlle ber ilenfcDen niet met allen enöe^
/Jett 3p öan öat öet 3p een onbeöupöelöcïtefiettttue/ göelöct
Upt feiSf\'Öept / toelcfee meec ftomt upt öenatttinsöe öer faße felfs / alS

m^P!epgöenftöap öer fpjafte. ^nöien men toil öat feggen/ öat 1-
•bepSpÖen natureöefe is/öoben anöere »6eöierten/öat Dp föns öerten S\' if^ata.

QftS?^ anöereti ftan te ftennen göeöen / en öat tot öien epnöe öe tooo?=
^tet önÄquot;®quot; 3Ön / foo toeröt toel göefept \'t geen toaeracötigö / öat
booj fe^W^ tooojöen alleen fulcft te ftennen göeöen gefcöieöt / maer oocft
öanSï^^öÖenen gefien/ als öp öen fïommen: [Piinius, hh.(r. cap.30.

^Wepi Äthiopien ; Sotnmighe hebben voorfprake, knicken , en eenige
der leden.
Vié C. ttufrattrnhtttede sponfkhbm.^ \'t 5p Öat Öie ftniC^

^ïlUötlr^Ö^\'^^P^tsfgöemeens öeööen met öe fafte öiemen öeöupöen
oft öatfe alleen öetepcftenen öoo? infiellingöe i
oeitnbsp;ö^ti^quot; ß^töcß 50n öie tepcftenen/ öie geen tooo?^

Qeiep-rPtftenen öoo? öe tonge göefatfoeneert / gelöcft Paulus öe ßecöts-
niinohp pjeecftt / maer öe faecften felfs / \'t 3p öoo? eenigöe ober-een-fto.- fhi^-aa
ptinclen /^^^Öcftals ^ Hierpgiyphifche tepcftenen / oft upt bloote goeöt-
lus, \' als öp öen slnefen. [Niet door de forme der letteren, fept Pau-
den xyynbsp;de reden en woorden, \\rekke die letteren uyt-drucken, wer-

\'^inderf^^\'^®quot;\'^^quot;\' voor foo veel als bewillight is, dat het ghefchrifte niet
f^ertw^V^^ gelden, als\'tgheen raet woorden door de tonghe ghefatfoe-
r\'^illigf?\'kennen ghegheven. IpÖeeft feer ^Ölt;ÏOfOpÖifCÖ gÖefept/
quot;faciltSii\' opöatöP fouöe te ftennen göeben/ öat öefe öingöen öare
l^ttbetfffT« °^^quot;«ptinfettingöen.] beröalben moet men öter een anber
toecft-KPingöe göeb?upcften / öoeöanigöe top öeööen geB?upcftt tot
«eren. Squot;ööe ban be bubbelfinnigöepbt in \'t tooo?bt / Recht der voic-
^^^tot/S top göefept öeööen batöet recöt öer ©olcfteren toeröt göe-
JetiijTe /f ööeen pöer ©olcft öeeft belieft fonöer onöerlingöe berbin^
ficiinbsp;\'t ööeen een onberltngöe en toebersööigöe berbinteniffe

^ft toetrï?^*\'^* ^ïfoo ban mebe öe flemmelijcfte tooo?öen / ftntcftingen

onhovïi / «n tepcftetten / öie top göefept öeööen / 3ijn göebonben „ .
^öej S**^ööeberbmbingöe/ \'ttoelcft
Ariftoteies noemt nae infettin--
JP?loftSS^»^^^ömgöen alfoo niet. lier öoo? ftomt öet/öat öet göe=
f öatnbsp;öingöen te göeö?upcften / al ifi öat top boo?-

k öepßenbsp;fal / bat een anber baer upt een balfcö göeboelen

f^^ \'t oePtth«!?^®^^ \'t göeen intoenbigö ber faecfte epgen is/ en niet

c^iet Auguftin. banbeCö?ifielöcfte %tmi

Luc »4.1!.

S^^uebannbsp;^^ öaeröeöinöerniffe en fcöaöe felfS/öeaenmercgt;=

amp;^PeeuS?SP^?3tJöengeflelt^^^nbsp;©an\'teerfleöeB^

E thL. 9 Cö?ifio/ toelcfte tegens fön eefellen / öaer meöe
^^ ^«n 3P öS SSÄ (/^fö aenfielöe / als
oft öP berber gaen toil^
s- wat ojp totlien/batöp oocft in ber toaeröept toilöe berber gaen/

Cccc %nbsp;nocö^

-ocr page 628-

nocßtatts Ottbßc tonöttt\'c / ten toa w öat öp tttet gcoot acttÖ0ttö|n we ^^
Öouößit tötßcöc/ op öoeöanf göe toöfe oocfe göefept toecöt öat f\'lZf^\'nt
ötngöen öJil / öte niet en göefcöteöen / en op een anöec P^^WSm\'
taöt/ öatCÖJifiuSfelfSöjüöeöeiepojielen / öaec fp te^cp^^
ren / öoo?-öp gaen / te toeten / öat öP/ ten 3
p öat öP ecnftelöcft ^^^ öf
öeöen tn \'t ^cötp te feomen. €en anöec €xempei fean men nem^\'. pt

,6.48. Paulus, öteTimotheumBefneöenÖeeft/öaetöpgöenoegööjip/jj**, wt

öe ^oöen foo nemen fouöen / als oft öet göeöoöt-öan öefnöötrtßyYfrael^
toelcfee nu tn öec toaecöept af-göefcöaft toas / öe naefeomelttigf\'
nocööeröonöe/ enalsoftfelfSPauiusenTimotheus öan öat
toacen. ^aecöocö Paulus Datntetenfocöte/
maecalleenöoo? pi»\'

U003 Timotheus focöteöat Öem mocöt göelegöentöepöt
jjen/ göemeenfamecmetöenSoöenom tegaenen öecfeeecen*
uetepcfeenöe öe öefnijöeniffe/ öe a©et lt;©oöts nu 5ötiöe af-gö^f^Ä

MaïC

aCxox

jiaen / en öaec nae öaec feonöe af-göeleect toecöen / foo gcoot tiici/ ftt^^
ban fulcfeen göetoicöte / als toel toas öct goeöt / öaec
Paulus nae
öe/tetoeten / öetnplantingöe öan öe €uangelifcöe toaecöepbit. nfa\'
Uepnfinge noemen öe ouöe lt;©?iecfefcöe Eeecaecs oikommi«», (r.) ^fL^mc^
tie, oftöoojficötelöcfee öefcöicfeingöe j toaer ban een treffelöf^^Soi^

öcboojöanöen iS öan Clemens Alexandrinus, toelCfee ÖaU CCn l\'^.ghe
iBan fp?eecfeenÖe/alÖUS fepöt: Om
fijns naeftens voordeel fal hy
dinghen doen, die hy anders van felfs» en nae
fijn eerfte en voori^
voornemen niet foude doen. ^OOÖam\'gÖ toaS tn öe KomepUfcße ^L^f

ib. s. bat fiucfe / öat fp upt öe 25urgöt en öet capitoiium b?oobt

pen onber öe a®acöt en öefettinge öer öpanöen / om öat men ntei y ^^it
ben fouöe/öat fpöongers nooöt leöem ©an öet laetfle öeööen ^^^^
erempel in öe berbicöte en gemaecfete blucöt toelcfee
lofua ben if^t^
boobt om be ^tabt Hay te obertotnnen en in te nemen / en anöer^^
-oberiienbicfetoilsgöeöaenöeoöen. a©ant öe fcöaöe/ toelcfee

lofu. S.

Syh in ver

f.l.n.9

bo ^eitun.. ^Qigjjt / ijgjjßn jjat g0eoo?loft is / nae öe recötöeeröigöepb/ SJLjjü^
• iogöe / en öe blucöt felfs nae inftellingöe / en betepcfeent nocö »JJ 0
ntet / al-öoe-toelöebpanötöie noemt en öupöet als een tepc^^L
fcÖ?tcfeenö?eefe/ öet toelcfe öe anöere nieten is
göeöouöen boo?^/
men/ geöjupcfeenöefön b?pöepbt/ban öertoaertsoft
bertoaertS t^g^^n
oocfe met meeröer / oft minöer öaeft / met öuföantgen / oft foöjgt

göelaet en fatfoen. lier toe moet oocfe göeöjacöt too?öen be
öie göene / ban toelcfee men öoo?gaens leeft / öat fp öer öpanöen ^^
nen/ ©aenöelen/ ©elt-tepcfeenen/ iöleeöeren/ Sepien en gfC^i
ö?upcfet öeööen. 3©ant alle öefe öingöen 5ön öan fulcfeen pgyjioöjit]
öat fp ban eenpöer naer fön goeötöuncfeen/ oocfi tegöenSöegy^^pj,gc?

felfS/ feonnengöebjtipcfettoeröen/toantöegöetooontefelf^bS^

goeötöuncfeen / en niet als öoo? göemepne toeftemminge/
aen öoeöanige getooonte niemanöt göeöonöen en ts.

Liv, lib

-ocr page 629-

fJ^^®\'^nieerderingh. (i.) ^oofepDt Chryfofthomus, öattttettbeffbepn*
ä^ocmen moet/^ ntet a p a t ee n , bedrogh, in\'tgemelöe eerfie
bedro Knbsp;w feïföefeptltOber r.Cor.4.6. Hier en isgeen

pej-f lquot; gheweeft , maer eenigheinvolgingheente ghemoet gaen, endif-
ijck r
^^ \'t Cap.9.20, Want op dat hy de ghene, die gene, die waer-
inj®°damge waren 5 verbeteren foude, ishy foodanigh gheworden,,niet
itfae ^äerheydti een ander fich ghelatende en vertoonende fulcks doende,
^an*^ uyt foodanighen opfet en voornemen des ghemoedts.
3|ter tOe

Cid*?^ öbetoööen toerben be sbebepnfbe ßcancbftnntsöepbt ban

IX.

3©anttn be lepHgöe flaen beel
leupuquot; t^sensbelogen* De rechtveerdighe,bat tS/een bjoom man/ is der
I^^Ov knbsp;, Prov.iB.j. Ydel fpreken en leughen laet verre van my zijn,

dcepnbsp;Ghyfultdeleughenaers ombrengen, Pral.j.7. En lieght niet

fiit,., ^teghens den anderen, Colofl\'.s.?. €nblt flUCft becbebtgfjt Augu-

thßf ft\'^^^^ngbeigcb j lt;©o(b jönber onbec ben ©ötlofopöenen ^polten bie
\'^^sem fcbijnen te flemmen. ^et feggen ban
Homerus m beßent:

^^ haet hem als de doodt, en hem, die anders fpreeckt,
^^ mondt, als hy in \'t hert verborgen houdt, en queeckt.

^^een onwaerächtigh is behoort men niet te feggen,
Sq die de waerheyt fpreeckt geen lack men kan op-leggea
° lulcks een andren fchaed: hy doet wat hem toe-ftaet.
^leobui,

us:

t)i

^^ wijffiey^ hertlijck mint, met een de leüghen haet.

ibaSfeS^\'f^Pti ^e leugen i0tn baec felben leelijcfe enbecacgtelöcb/
.\'ï^tiiih^^l^i^BeptfeöoonenpjöfeUjtb» Jocßtans en ontbjeecbttecan^

5®nSSff®ff^quot;ööeoftbecifpitige. [Irenausgeeft ugtonbectoöfingöe
d^T? fubeclingï)
lohaones ontfang-fien enbe gfieleect/ welcke
ftpi ^quot;quot;fture niet en beftraft, maer fulcks flecht ende een voudelijck
\'^^et / u \'nbsp;moeten wy geen befchuldigers werden, ^e plaetfe

quot;^oeb fpieucben en fententien bec oube

chryfofthomus,

b^t/nbsp;\'nbsp;^an allen / gelüeb Auguftinus felfs be^

^Öe 3ünR hnbsp;öaec becfcötllenb^ / en ban anöece mepmn==

^\' »\'at Öp nocötans öebent / bat öet 3p een groote vrage, en duy

fiere

Ccrc 3

-ocr page 630-

ftere ingewickelde handelinghe, een difpuyt, daer over onder ^en^h^jj
den verfcheyden meyningen vallen , toailt bft 50« aï-tC-faitlCtt fÏJt*

«©nöer m ^fiilofopfien (ïam op öefe jijöe opentlitfe
Tiato fjjnc ^ifctpuïen piaco, xenophon, en op fommtaeplaetfen ootß
^xt ro gt; en toülen top
Plutarchus en Quintilianus öfielooöen /Öe «fotcineo
4 ^^ onöecöeaaöen öec topfoepöt ceecftenen / te Ilegften / öaec en foo ßff j
to^öoojt; enöefcööntmeeniaOe plaetfen öat
Ariftoteies ootfe öaec öaquot;quot;\'^
.;:«. ^b?eemten5P/ toiensfegööen Kmh\'aut^, als top göefepöt éeööen/

«u.i ..I uptgfeelepöt toecöen tn\'t göemeen / oft öe faecfee fonöecomftanöÄL
- ingefien 59nöe. Jiaaec fgn uptleggöec Andtonicus Rhodius, fept

• »öKönmeefiecöleöp\'öertÉcancfeenliegöt/alöus; Hy hedriegj^g^/

maer hy en is gheen bedriegher. ||p ÖO^ÖtDe ccöcn öaeC Öpen ÓOlf^t
want fijn voarnemen is niet den Krancken te bedrieghen , maer
te maken. Quintiiiatius, öan toelcfeen top göefpjofeen öeööen / öitfflß
(iucfe öecöeötööenöe/ fept / öatöe meefie ötngljenfooöanigö50« (ffi^
niet upt öe öaöenen toeccfeen felfs/ maec upt öaceoojfäfeen eeclöt^
öen/oftfcöanöelöcfeenleelöcfe. oiphiiusfept;

Het gheen om beft wil werdt tot eens behoudt gheloghen,
Mijns oordeels nieten kan tot mildaet zijn ghetoghen.

^p Sophoeles, alS Neoptolemus Öiaegöt:

Dunckt u niet dat den menfch het lieghen zy een fchan^i ^

5CnttoOO?öt UlylTes:

Neen, foo die loghen ons de welvaert brènght ter handt/

l^oeöanigöe öingen meec upt Pifander, en Euripides tjp-geöi^cöt Ä
öen. €nÖpQumtiiianusleefïmen; want het oock een
wijs manfo^\'^Ln
toe ghelaten is een leugen te fpreken. Euftatius Metropolyt van Thelfa\'^\'
fCÖ?Öft op \'t
z 250etfe Odyffeje: Een wijs Man fal lieghen als de quot;^^..fiÄtt
faken hern dnnght. ^aec ÖP Upt Herodotus ert Ifocrates gÖetUpgÖ^quot;quot;^
üpöjengöt.
[Dorunm^J Melphos na.^.ßen-s. Sommighe fchrijvende v^« ^
plichten, houden dat het recht zy, op fijnquot; tijdt te bedrieghen. Cice^r

X. ^ IBogöefejcfefaleemgöeöeceentgtngöebanfooöecfcöepöen gÄV«
n.». z.i. feonnen geöonöen toecöen upt öccupmec /oft engöec betepcfeeniffe v»^
T\'i^r\' tof^iJt leugen.^otö en öecfiaen top leugen ötec niet / göctpcgf^iiiis

U.V. öef^öalbenonöecfcöepöttoecötgöemaecfettuffcöenleugen booitf^r-

en uegöw: [Oe tonghe maeckt niemandt fchuldigh, als hetfchuldf^^J^gj-y
ftandt. lt;en / niemandt en mach gheoordeelt werden te lieghen, dieo^J^
neyt leyt, weicKe ny meynt waerheydt te zijn, want

foo veel als \'«J\'^fltl

en bedneght hy niet, maer hy werdt bedroghen. ^ft50rt ÖC

2. J

crat.Tlular.
di Stoicomm
contraii
g^uint
Nicem.j.i
Nkom.^.i

-ocr page 631-

dquot;?nbsp;otocttetóoojben m tijjoflers/ert Enchi-

quot; ^nbsp;\' - qfufl.i,] maec top ban W ïeusrjen/

öBeb^acEit toecbt / met betepcfiemflTe en bebup-

l^tbcn fofäHf ^^ aengetoefen / im be tnballen m becftanbts, bec.

bteeenfóecfeefeptbtebalfcbfS/ toeïcfeeöp
S^^lCSfamp;f .Ö\'ï»^^^- w^ecbegöene/ toelcfeeeen faecfee fepbt/bte

banbetófeennen-göebtngöe oft beöupbtngöe/
beceppen. 3®aec uptban boïgfit/ aïjs een

^öcfeeffmf?quot; göeb?upcfe /oft göetooonte bec fiunfle / oft eentgebecfiane^

toanneer öetbegcnp

peen loSföDernoebts niet een ban bte betepcfeentffen obec-een-feomt/
y .??f quot;Sï^fP^often toecbt / al tfl bat men mepnt bat be gene bie ftet

clt;aelöcft Abra-

l?etS?Öplöcft fp^acfe met föne länecDten / foo Ambrofius oo?beelt / en
^etiönbsp;toelcfeen
Gratianus bolgöt/f?/? C.fiquAt, macmOt q.2.-\\

^^niec hi??^*^ Lnbsp;Itcötbaecbelöcfe en moet pjöfen fulcft een

maec fp fean upt bp-feomenbeoo?^
r\'^\'böS^nbsp;* namelöcft/inbten fulcfes bient toton^

S^eennSW Ööenen/ bie ons aen bebolen en toe-bectcoutot is/ oft
Ä^wcfeebjage te ontgaen. ©an beeecflefooite geeft ons Cö?t^

gjjjj j^pfeptie: Lazarus onfe vriendt flaepc, Öeti^h x

Luc. 12.30,

^^ï^\'öe ban fön itcöaem/ toifl öP toel bat
^^^^ /nbsp;epgljentlöcft göenaemben Cempel. 9ïlfoo

7Ä 2£poflelen als «©betflen öec lt;^tammen Bp ben ^eb?een
S^ÄÄÄnbsp;göefloelten^ en op

^^\'^ecs /nbsp;b^tncfeen ban öen nieutoen 3Bön in öet ïsöcfeeföns

ftV^» OoM^i^ wu • \' ««s\'^\'^niy wijiH ueiec ii^eceit / met meic
W fouöenbsp;\'^P Ö^^ïöetfteoogöenblicfe ^^^

^^ fPieecfetoocfe elöecs tot öen ©olc^
en quot; pacabelen / om öat öe göene öie öem öoo?öen/ niet
ï^\'^^öenbSn ^ ten toace/ namelöcft / öat fp öaer toe ö?acöten foo

AAor.i.é.

UP öem ntet bectoacbelijcfe/ en öaec men niet recöt upt feon^

öe

-ocr page 632-

Indien niet, dat hy fwijghe. ^aer-en-teggen Öan ftet OÖCft QWuS

öatöetnjetalteenonplöfeïijcft/ maeroocft onb?omtööept5P/ Wöft
mantere öan fp^eftén te geöjupcften,- te toeten/als öe eere lt;0oöS/
ïteföeöes naedens / C5O ofteeröteömgfie teggen fön©öertgDept/;jU
nature öerfaecfte öaer men öan fianöelt / öerepflfcöen / öat ïjm^^^l y

.Tgt;moßh. in
Jeftimen.

men öerfïaet öat öe natureöan t Contract öerepfcöt/tn toeïcften fi» In
onöeguameïöcftftanöeriïaentoeröen öit feggöen öan
cicero, da^ \'

uyt het ftuck van Contraften , alle loghentael moet wech nemen,

upt öeouöe ^tttfcöe Wtt / m öe ftoopmoetmen nfet ïtegöen. S« amp;
fee tooo?öen fjet tooo?öt ïtegöen foo rupm fcöönt göenomen te öÄf,
öat oocft een öupfiere mantere öan fp?eften öaer onöer öegrepen
IBaer top öeööen nu epgöentïijcft fp?eftenöe/ fuïcfts öan öe öetepf»^quot;
öerïogöenupt-göefïoten.nbsp;a^î

CVermeerderinghen. (i.) ^e feïfÖe ÖeÖÖeU OOCft ött fmeeCft-WffhU\'

l^ettsgö^oojïofttngöetotcfteït te fpaeftenom öeftes tofïïem
göeö?acöt öanöe göeïeeröe
Manafles Benifraéi, tn fön comiktor
Chryfofthomus /. é Sacerâotio : Hy mach roet recht een bedriegher
werden, die fulck een fake te onrecht ghebruyckt, maer niet diefe tötquot; ^ \'
famen voornemen.nbsp;efS

(z.) Philo öan \'t ïeöen MoIïs : Ick fpreke van wercken die tot Gode^f
ftrecken, in welcken alleen behoorde dat hy waerachtigh foude zijn
eener oock anderfins logenachtigh van aert, want de M^aerheyt is Ooà^^.^s
deghefellinne. Auguftinus, E^j/?.*. Het is een andere vraghe, oft fo^^ ju
een vroom Man oock moge liegen, en een andere vrage, oft oock ee» «c
verder Heyligher Schrifture behoort te lieghen. ^tetfiterttae^^I^
(3 ) iEfchylus in Promotheus ;

ick fal u fe
Met woorc
Sijn vrienc

XI.

gghen al wat ghy begheert te weten,
\'en hel en klaer , ghelijck men onvermeten
en geven moet oprecht en waer bericht.]

^00 toeröt öat tot een göeittepne epgöenfcöap en ften-tepcften
gfjentaeïöerepfcöt/öatöetgöenegöefp^often/ göefcö?eöen/ i^Jp^tt
ftenen / toe-ftntcftingen öetoefen toeröt / met
anöers en ftonnen
toeröen / aïs tn fuïcft een fin/ toeïcfte öerfcöiït öan öe mepningff
nen öte fuïcfte tooo?öen oft tepcftenen öoojöjengöt en göeö?upcftt; JJ^c^

öefe rupmer öetepcfteniffe öan ïeugen / öoo? foo öeeï öe feïföe

-ocr page 633-

i^^Öfe ûttôBeûo?ïûft ts / moet eentööß «autoer tn enger Betepcfeentire
f^wMijcßwmgö onöerfcöepötöp boegöen/toelcfee/ foo menbe
îâS^Ot tn-ftet / immers ten minfîen naer öet göemepn göeboelen ber
n / fcöönt göeen anber te feonnen aengöetoefen toerben / als be

m L^ant öet göenoegö befeent iS / bat niemattbt öem felben en liegbt/
fo b • ^ ^^ öoogöfte ontoaeröept bOo?-b?engöt. ^00? öet recöt/

ti\'àît\'?quot;ûersniet/aisbeb?pôepbcin\'t00?beelen/ toelcfee men berfiaet
n^cSP^nfcöen met malfeanberen te famen fp?efienbe/ais boo? een öep-
fcS« «n flilftoögöenbe Contract / ben genen / met toelcfee fp fp?efeen/
i^SiP 5ön. c^ierom toerbtöpbp ben llebjeen gefept / öet öerteban
nee^yot te fïeelen / bie öem be toegöen / om tot feenniffe te feomen / be-
Genef.31.io.26.27. €nbe ober bietooo?benoocfe onckehs, en be

ö, _^®^efetters / Oavid Kimhi libre raâcum , amp; Rabbi Salomo in Commmtmo,

^Êtot®-^ î©ant befe /en göeen anbere is bie onberltnge ber Dinteniffe/

^û/Hoobanige berbinteniffe foube fulcfe een inbentie pbel getoeefl 3Un»
bïff fooberepffcöentop/ bat / tot toelcfeer töbt men befp?aecfeegöe^
tó r^ batrecötbefïae/ enblube^ toant öet fian göefcöieben batter
Upt au^ \'^^töt göetoeefï 3p / maer bat öet toecö genomen 3p/ oft bat öet
tózWoo?faecfee toecö göenomen toerbe/ göeïöcfe een fcöulbt booï
%g^\'tüelbtnge / oft booî opöouben ban be conbitie toecö genomen toett.
^ktiti^^\'^ foo toetbt betepfcöt / bat öet tecöt /\'t toeïcfe berfeojtet toeröt/
im nn ?ome / met ben toeïcfeen top fp?efeen / en niet een anbeten / göe*
^ecfe^T^quot; Contratten göeen onrecötbaerbigöept en Ontfiaet / ais upt
Ïégp^ftngöe ban öet recöt öer Contraöenten öie te famen öanöeien*
iiiciç^\'^*^ men mogöelöcfe niet gualöcfe fouöe paffen/ öatPiatona simo- d^
hai ^^ toaeröepttefpjefeen / meöe onöet öe recötöaeröigöept refeent/
^cö3tfture öe leugöen /namelöcfe / öiebecöoben iS/
NÄ^^fcöJöftboojgöetupgöeniffe /oftfp?efeentegöens fönen naf
e ornTj öat Auguftinus in \'t aentoöfen ban natute ber leugöen fielt/ toil-

lieel, ^Öeöjiegöen. [Laólantius ,lnfiit.lib.(gt;.ciip.iS. Dathy nimmermeer en
QÖe^J^^febedrieghen, oft fchade te doen.]
Cn Cicero toil/ öatöeb?a^

göenomen toerben/ oft boo?uptb?ucfeelöcfe confent en
quot;^anhtViSöe ban ben genen / itiet toeïcfeen top öanbelen / alS / inöien pt\'-
i\'^^efüïflx\'?.®^^quot; sef^Pi öeeft / öat öP ontoaecöept falfp?efeen / en öe an^
^^ïïècS u^\'SÖelaten öeeft j oft oocfe
0003 flilftoögöenöe en uptöil-
uecmoeöe en gep?efumeeröe confenten / oft boo?
tegenflelim\'
«en anber recöt / \'t toeltfe nae\'t göemeen ooiöeel ban allen bait

^bbb

-ocr page 634-

beeï meecbec mm 5p. ^efe bïtigöett cecöt becfiaen m^e / A
beeïe
iiiatien en befïupten tec öanbt ftelïen/ toeïcbe ntet toepnigö

btenen/ om bieöiecboo?en aengöetoefen ficöbigöe mepningöetttquot;^

foo?tteb?engöen.

X11. let eecfie is / aï ifï bat men tot een mint / oft tot een ©cancbftttSt
pet fept / öet toeïcb een ontoaecacöttgöebetepcbeningöe öeeft /
tn göeen fcöuïbt ban ïeugöen is. a©ant öet fcöönt bat nae \'t genteen y
boeïen ban aïle IBenfcöen toe-göeïatenis /foo
Lucrctius fepbti

Dat d\'onbedachte jeught der Kindren werdt bedroghen.

€n ojin^iHanus ban ben jfäinbecen göefpjoben öebbenbe / fep?j (t
öaec pjoföts totïle becbtcöten top beele bingen. ^e naefte ceben WJi^
bat / aengöeften in ben iäinbecen en (©nfinnigöen göeen b?pöepöt amp;
te ooabeelen / foo en ban öiec obec bie bipöepbt göeen oncecöt
ben.

XIII. letttoeebeis/alSbefpiabegöececötettoecbttotbengenen/öiJS^i;^
booi ntet beb?ogöen en toecbt / foo en ifi göeen leugöen/ al t|i bat (^ y
be baec upt een balfcöe mepningöe fcöept ^ niet in aenfien ban be amp;{/
totbentoeïcbenmenfp?eecbt/ toant bienbïöftfnne b?pöepbt
gantfcöeïöcb gljelpcb ais men een iFabel bectelt ben göenen / fifKart
fiaen / oft ais ben göenen bp toelcben men een figuucïncbe m^tim ïefl
ub 7. de fpieben göebjupcbt / \'t jp eironifche / oftfpottifcöe / oft hyperboh^JLl
obectoïïigöbecgcootinge /toelcbefigtice/foosenVcaT^^^^^^
totbetoaecöeptbomt. cipbecfebectongeïoofïöcbebingöen/ög»
bome tot geloofïpcbe / fept be felfbe seneca, tec felfbec pïaetfe.3
ban
Quinnhanus eenliegöenbeobectolligöept genaemt. 3§ocÖtelt;?%i)l
aenfien batt ben göenen bie als in\'t boo?-bp gaen fulcbs Öoo?t/Jamp;
metöemntetgöeöanbelttoecbt/ enbecöalben menaenöem «»Ät/
bonben ts. iBaecbeeleec/ inbien öP öem felben
een opinie in^/ V
ban \'t göeen niettot öem / maec tot eenen anbecen
göefepbt toecOt/ ^
macö ÖPfulcbs öem felben / maecnieteenen anbecen toöten. ^iSi^l
Liv Ub ,4 topcecöttoiïïenoo?beelen/tnfönenaenfienentsbefp?afie aeeoKfÉt
i^itËi maec een fabe bte betepcbenen ban toat men toil. Ä en öeeftf
fiil gefonbtgöt / nocö
cato cenforius, bie ben söonbtgenooten metoj»^ j^ii;
öept öulpe toe-göefeptöeeftj oft Fiaccus bte anbecen bectelt fiee^ti^
bec J^panben fïabt ban ^oiüius tngijenomen
toas/al-öoe-toel oe^n
ben baec boo? beb?ogöen $ön i toaec ban pJufarchuseen gelöcöe ft^Dt
Agefiiaus becöaelt. Bant öiec en toas niets tot
ben^panben
nocö göefpioben: maec be fcöabe bie baec upt göebolgöt i^^/Ä of ^^
ban bupten bomt/ en in öem felben niet ongöeoo?loft te toenfcöequot; gt;5
bebo?becen. #nbec befe fooite öebben chryfofthomus enbe ^JÄtrü^

-ocr page 635-

Sïêï öp Cyrillus tegDenS Julianus, lih.j). Cïltrèttt ÏJtt Cpnöß: m

löpt h \' tegens MarcioD öecfeDtltnwt öeeïöaec öan.]
aÄ^^^wi^/ foo toanneec ïjet
fefeerfs/ öat öte göene / toeïcfie men xiv,
Hjcïi / öe öecfto?ttngfie öan fijn ö?pöepöt in \'t ooiöeeïen niet gua^
eenini;?^^^ en faï / maec öeeï eec ons faï öancö toeten/ öaec öoo?/ om
Ott 4nbsp;/ ^eïcli ÖP öaec öoo? öefeomt / öat als öan geen leugen

Cm/We göenomen / namelöcfe / toelcfee ongöeliicfeöoeteenenanöe^
QhßQjJJSsen toecöt/ göelöcfe öp göeen öieöecöe fouöe öegaen/ öteupt
QoeS J^\'^^^^^öe én öecmoeöe toille öes €pgenaecs een toepnigö öan fön
öeeï mn oft geö?upcfete / op öat
ÖP öem öaec öoo? een gcoot öoo?^
Öt öectoecöen. Sn öefe öingöen öie foo fefeec 5ön / toecöt
öc ge^^
iénbsp;öecmoeöe toille öoo? upt-göeö?ucfete geöouöen i nu foo

fciiüH^ r / ^^^t öen göenen öie \'t toil / göeen onrecöt en gefcöieöt. ^Ifoo
öooïïpquot;®quot; niet te fonöigöen/öie/of \' . -

en a^r-quot; öntoaeracötigöe töötngöe moeöt göeeft/ öaec öoo? öp geftercfet
ÖQebS^\'^?eöen 3önöe / öe oöertoinninge/en fön feïfSöeöouöeniffe mo^
Öbe£ f^^Öen / enöe aïfoo öeö?ogöen 3önöe
/ niet göeöangöen toeröe/

Waej-^ quot; Lucretius fp?eecfet. Democritus fepÖt; Men moet gantfchelijck de
den teT^/^^^^^quot; »Xenophon : Het is geoorloft de Vrien-
l^edriirr^eghen tot haren beften. Maximus Tyrius: De Medici)n-meefter
fijn ^^^ Krancken , de Veldt-overfte fijn Heyrkracht, en de Stierman
^\'ocüu ftySl\'^k: in defen ea is niet quaets.
^eöen Öter Öan gÖeeft

FP« v^ . .. -Oft fönen fecancfeen ö?ienöt öectroofi
lüs hpvj wöfmafeingöe öie niet toaeracötigö iS / göelöcfe arria met p^-
ben
han ^Ön ^oort geflo?öen toas/ toaer öan öe l|itio?ie in öe
önri.^? ^\'^\'quot;ius ftaet/ hb.s, Epifi.-\'ä- Oft öieinöen ftrööten öljeöaer ftaet/

fijn BqI^\' lt;ien Krancken , de Veldt-overfte fijn Heyrkracht, en de Stierman
I^roci^j\'^-volck: ende in defen ea is niet quaets. SSeöen Öter Öan gÖeeft
achtiauPlato : Want het gheen goet is, dat is beter als het gheen waer-4.
öaecio ^ fulcfes is öatöp xenophon, öatöe^Sonötgöenoöten terftont ^^^ 3
öej fi/j^e Öanötfouöen toefen j en öan tuIIus Hoftiiius. öat öoo? fgn öe?

^^ öan öen burger?

Bp^K^p^intiüs, foo öe 3|ifto?ien melöen / een öeplfame leugen / öat öe
Aeef, anöeren öleugelöeölucöt namen: [Piucarchu-^in\'t ïeöen

hadH ■ Agefiiaus, als hy in Beotien ghekomen was, ende ver-
\'^Qn Verl \' Pifander den Slagh te water teghens Pharnabazus, en Ce-
^selfe j!\'quot;^quot; hadde, heefthy gheboden, dat men fijn Soldaten het teghen-
Ij^^daetfnbsp;gt; si^ gaende ghekroont heeft voor de Viitorie oiferhande

c^ïïcöftai/^ ï\'tergöeïöcfee meer öoo?gacns öp öe l|ifto?p-fcö?ööers»
mercfeen / öat in öefe fao?te öe öerfeo?tingöe öan \'t 00?=
te acöten is/ om öatfe öoo? een oogöenölicfe maer
» ^etnbsp;öaer nae öe toaeröepöt göeopenöaert toeröt.

öat öet öoo?gaenöe feer nae feomt / is / foo tttenigömaeï
Jifbe cechfrSf ï\'^^^^^^öe recöt öeeft oöer aïle recöten öananöeren / öat
amp; C^KffM^totfön epgöen felfS/ oft tot öet göemepne öe^
^becftequot; quot;^^^ï^eSdoecfe
Ilias fept Agamemnon, öer lt;ariecfeen@eiöt-

XV.

ïck

-ocr page 636-

Ick fal voor heen , als recht, de Griecken ondertaften»
En dat fy met haer Vloot flux vlieden fcherp belaften.]

€m Daer op fcöpnt Plato meefi öficftcn te fieöBen / alsf W f f ^ w
^ie/\'«fe.t!te\'toppec-sBeamp;ïeOt tteböen toe laet on-toaecfiepbt te fpicecm*
felfbe/ al0 fip fcDönt fulcbs oocft ben H^ebecpn-meefiecS nu toe t^ JS pj/

Lü.z.e.ii.

XVI.

HoraK lib.3
emm.z.

wwi yf t it^^^t^vni uan w jiismtpn-meefiers puoincu^\'y\' rtP\'
toe beroepen / maer in \'t ïaetfie/ bie oene bie Baer fulcfts op
fjanbtaennemenenonberbJinben, [ï©e exempelen ber Mèti^^^^\'Ml

ïeusDen met en paft nocö boegöet/ beftentoocft Plato met recöt/i#
em teften ban ftoacftöepbt iS/tot fulcfte bingöen fijn toeblucöt i^V ^
IBogöelpcftfalmeneen exempel ban onbefiraffelpcfte logöent^^lw
toelcft
Philo oocftp?öfi/mogöen toonen in lofeph, toelcfte in
ningöS fiebe regeerenbe / föne 25?oebeten eerfi als berfpieberS / ^fit\'
oocft ais hieben gebepnfbelpcft / en anbers göeboelenbe /
[Caffiodorus banbeb?ienbtfCÖap/ fepbt: Ais hy fijnen Broederen ^f.
difpenfatievanftrengigheydtmetde mifdaedt van verfpieders als

merckte.] €nbe in Saiomon, bjeicfte een betoüs göegeben fteeftö^^/ni«
öepbt/ bie öem ban 45obt göegöeben toas / alsöP bp ben ©lOUWfW
omöettabtplepteben/ fulcfte tooo?ben göefp^often öeeft /
ftennen gaben fönen toille/ banöetï^inbttebepïen mibben
fön mepningöe op \'tbeerfie baer ban toas/ en öP be toareiBoeög j«
ftinbttoe-toöfentoilbe.
Quintiiiani feggöen is: somwijlen vereyfV
ghemeyne nuttigheydt, dat oock on-waerachtighe dinghen voor-gquot;\'^
werden.nbsp;M

let bpfbe ftanjpn/ als öet ïeben baneen onfcöulbigöe/ oft Pi\'amp;
göeïpcft/ anbers niet en ftan beöouben/ oft een anber ban öet boK?fs^
ban een gobloos fept anbers nieten ftan afgefteert toerben: (i-
göetoeefi öet fept ban Hypermneftra, bie baer ober pleegötgÖ^ï^^^\'
toerben/ais:

Een Maeght in liegen kloeck, vermaert in allen eeuwen.

[Vermeerderinghen. (i.) Auguftinus Opben j ©faïm/ ban Gr^^jsH\'
tngeboert«
cmfim qmß^^. c. mquts. Doch daer zijn twee foorten yaj? ^j^t
ghenen, in welcke gheen groote fchuldt en is, maer nochtans en
fonder fchuldt, als wy, oft jocken en boerten, oft om

onfen naeften i^f\'jjrt

tedoen,lieghen. Doch dat eerfie in\'c jocken en is niet fchadelick,
nietnandt bedrieght, want de genen gt; dien het ghefeydt werdt,

weet

omjockens^^illeghefeydtwerdt. Het tweede is daerom minder»
het noch eenighe vriendelijcke bedienftigheydt behoudt. Tertulhan\'i^.tótt

55oecft ban beJlSöföepbt/fielt onber be mifbaben ban bagö^lö^®\' ,
aenïcop / bie top alle onbertoojpen m/ öet liegöen tet noobt» ^ ^ j m

-ocr page 637-

h^tl Scholiaftes 0\\JCCbe töOOJöen ban Horatius, Splendidemmdax, f^pöt
genS\'\'^\'
^ öBebOeöblÖCb ÏOgfienacBtiöÖ. want het is fchoon en wel-voe-

Chrvr\'ft?°\'^^^®quot;heydtteiieghen,fepötöp. ^tecgfjelijcbe tS \'tgeen

nietnbsp;fepöt ban ^^^hab : O fchoone leugen 1 opnjflijck bedrogh I

re Q ^quot;^^dende noch meldende de Goddelijcke dinghen, bewarende de wa-
Auguftinus ban öe €gppttfcöe ©?oe-b?outoen;
J^.5 Oot menfchehck verftandt! O Godtvruchtige leugen tot behoudeniffe l
iUßtt ^inuiUber Ezech. 17. en ober Efai.ypjijfi öe felbtgfie ©?oe-b?oult;
Amb.^? söeïooft öat baer beloomnsöe göegöeben sp / potb eeutoigöe.
^{^^quot;»saensyagrius, ubjf. Auguftinus fetfs/
alSÖP pleeaöt/ toauc^
ïoftaf i^toecanöerenöe/ aen confentius tegöens öeieugöen/Capa 5»
ftinu^ Jepöt öat öaec in niet göefonöigötiS. ^aec aen ttoöffelt
Augu-
öaptrtquot;^nb?agöen ober Exodus,w^t. enöe aï^
iebhj Cajetanus. ^itt/ Öebt gÖP öe töt /bp Erafmus Öet lof öer c^Ot^
Ifeiixquot; feer geïeeröen Mafius ober lofua

aïs öet göeen top nu göefepöt öebben ticecSt firö \'t göeen öe x v 11.
bjaS^ö^gaens öouöen en göeöoelen/ öat^lenbpöenbpanöt toeïon^
Öuihy*0Bep?opoofienmagögöeö?upcben. ^00 boegöen bp öen re#
Lib.i.de
i\'iato te ïiegöen/öefe exceptie / ten 3p öan tegöensöen bpanbt/
pnilo onöer öeu ^oöen/ onöer ben Cö?itlenen Chryfo-

S-Socr at.

gaet e quot; ^^iöUS fp?eecbenbe t indien ghy de vermaerdfte Velt-overften RhHo de

ende onderfoecken, ghy fuk bevinden dat meeft alle hare
- - \'quot;^eyckenen zijn wercken van bedriegherije, en dat meer gheprefen

Sam.i,
.6,18,

hebben,] de facml.

ZljUWClWamp;ClI VdU UCUliCgHtUJC , tu U4l JUCtl J

foodanighe, als die opentlick handelende overwonnen

Ööeemïl\'^enniogöeïjcb niet guaïtjcb foube mogöen göebjupcfeen öet
^ttWfflquot;^Öepïigöe^cö?iftberöaeït toerbt ban ber labufiien ïeugöen i......

Ceneena öBertngöe/ enbe bes ^?opöetenEhfaei niet ongöeïpcbe baebt j^.R/s
ïeftójpöergeïöcfte baet ban Ehzeus, z.Keg. s. 10. aïs Öet bcHlafo?eten
bfejL^^TOöegemepneïatpnfcöeoberfettingeboïgt.] enban
Valerius,
^tetbcSL\'^^tPyrrhusbanöemöooöt-göetiagöen toas. (Cotöeöeröe/
faoie »Öföe toaernemingöe öie top nu gefleït öeöben/geöoo?t öe paf-
niachy.Metropolyt ban i^tceen / op öetfefïe S^oecb aen Nico-
dat ^^^ra ■ \'^^\'^ht beraetflaeght, en feyt niet noodtfakelijck oock alle-tijdt
Ovej.^j^\'^ ^ Lnbsp;kan ghefchieden dat yemant recht lich beradende, dat

op wat wijfe hy met voordacht moghe lieghen, \'t zy teghens

, 110. art.i.

\'^^\'edHquot; * om hem te bedrieghen , ofc teghens^lijn vriendt , om hem van
let). flgJfnbsp;\' van welcke dinghen de Hiftorien vol zijn van Exempe-i» a^Ham-

fepöt i Indien cen Straet-roover af te weeren zy van ^ depaa»-
landeteh^^.tedooden, «f\'een vyandt voorde behoudeniircvan\'t Vader-quot;•
^erdpf ■nbsp;\' \' ^Is dat \'t gheen anders in den Slaven foude berifpt»ö\\^^ gt;gt;»lt;1

cap.zï.l-s-
cap.st.Ujf.

^Snieth^quot;nbsp;foudeVe prijfên\'zijn. ^efe öingöen en be^\'

«WEhntö«.!^—nbsp;«vuut; tc piljlciJ .tijii. ^«^^v Wlltyiyi^ll UI U«\'^

?^s^toeirS?quot;^quot;^^Öooï-ïeerarenbaneenigöenaefi-boo?gaenöe eeutoen/

«©üben baft öen eenigen Augmtin. om te boïgen/ ficö^p.5».^\'^//.
^^ maSP^h t^\'^egöens öes feïföigen ïaetfte mepninge öeeft in öe^ \'f-^-j;
\'^^«tesöefcöjeben aupertus Abba»j üSaer befelfbeèoWnmmÜT

^öbb 3

-ocr page 638-

vai ÏUUUA^ muyy»;» iroyneien / Oft nwt Deter wau legenj»

toeteiaïenlogöentael/ oftontoaeröepöttefpjeftm/ tn öte öÖ^^fl jMi
toeïcfe top gljcfept öeööen / oft tn eentge öan ölen (toant tcli en tjf St^
met öoü?tnöefen pets te üefïupten) als öte örngljen foo onöefcÖÄm
iijcîî enfonöeï onöerfcöepöt öan logöentaelte öeö^ööen ; alS öJanS^t
f^OöÖen: Stfe en toeet Ijetntet/öat
men\'t berfïaen moet/
öet met/op
m uh öet feggen fouöe : 3cb en öeöt niet/ban öerfiae^
ben / oïn u ?e göeben ; en btergöelycbe anöere btngöen meer/ toelQ.
göemepn göeboelen felfs öertoerpt/ enöe
toelcbe öingöen foo nien JJ ^
neemt / fooenfalöer langöer niets in öen toegöen 3ön/ \'töjelcjfi^
berötnöeren/öat/ \'tgöeen pemanöt bebent en toe-fiaet/
berom ontbeune en \'t göeen öP ontbent / göefepbt ban toerben/ f ^t
fïaen en öebennen. 3®antöittoaeracötigöiS/ öatter gantfcö^Uïamp;
tm toooiöten ts / t toelcb nieten ban ttoöffeligö oftöoböelfinniö^i;
ben / (lO öetoöl fp alle boben be öetepcbeniffe/ toelcbe fp
eerfte benniffe / een anöere öebben ber ttoeeöer feenniffe / (
ïO en ötj
berom berftöepöen / nae öe betfcöepöenöeptöetfemtften / (3.) öa^ft if^t
beben oocfe nocö anöere upt obetfettingöe / en anöere figuren, ßf^. nj«
en fean oocfe met meer toe~fîaen oft goeöt-binöen öet öeröicÖtf^i^Tiii/
göene/ toelcfee als oft fp boo? \'t tooo?öt/ en niet boo? be fafee gtouW^»^.
ïocfeen en boer ten noemen / bie bingöen/ toelcfee
met gftelaet/ ^^^^
fp?aecfee op \'t aiöer-etnfiigöfle boo?-göeb?agöen toeröen. /
a;-

[Vermeerdenngbeo. (i.) ^UlCfeSÖetoeettChryfipousbpGelHw^,« ^
€n Seneca 2 25oecfe öan öe 3©elÖaöen/ €ap.34* Daerisee^ ey-

groocememghte der dinghen fonder namen, welcke wy niec met li^er
g hen namen n oemen , m^er met vreemde en geleende.nbsp;.gJcK

(2.) Auguftinus rfe MagißroDat hy geen teycken gevonden hadde»
niet onder andere beteyckeniiïen fich felfs oock beteyckende.nbsp;. .^
mW

(30 ^iet\'t göeen Öier öoöenaen-göetepcfeent is Op öe 10 affw^
0Öe.]nbsp;.nbsp;j,

^ocö foo moet men toeten /1 göeen top öan ontoaeröepöt fÄ^/
oftleugöentaelgöefepötöebben/ öat fulcfes alleen öan aenfeööJSö^
oft petsbpo? toaer bermelbenöe tooo?ben en p?opoofien / en nocö
bantgö 5nn/ batfp niemanöt als öen openbaren gememien
öeltjcfesijn / maer niet totöelobenöe en toefeggöenöe tooojöenrtïö^
nomen toetöem
C^efeöepöe onöerfcöepöt oocfe Agefiiaus en iti^^fdi^

Piutarchus: De verbonden te fchenden is de Goden verachten: buytsi gf
met woorden den vyandt te bedriegen, en is niet alleen
rechtveerdigquot; » .
het heeft oock roem, en vermaeckelijckheydt met winde.] ÏSantyPgji
belofte/gelpfe top nu te öoo?en öebben beginnen te feggöen / tof ?

Pl\'^ï\'^Öeöïagen öen genen / toelcften öf
baen toecöt î en öat fulcfes meöe onöec öen bpanben plaetfe öe^ff U^^îi
öeceentgöeercepttebanöofïiliteptbiebecnualis/ en oocft
ïn tiptgeö?ucftte öeloften / maec oocft in fïilftoögöenöe / alS in

XXVIIÎ.

-ocr page 639-

fuïïentopaïsöan Betoijfen / aïs top fuiïm
^ï\'aStfio fquot;^^^^^^^\'^^^
mlom mh öïjeïoobe hm

tiefetop oicB toeberom beröaïett upt be boo?gaenbe bifputa^ x i x.

bat ben eebt/ \'t5pbatöp5p ompetSteaiTtr^
^^ alL ? öetoaerïjepben/ oft tot berfiercbmge ban beïoften/ ftracöt öeeft
^^ öerfrtS^if quot;pt tïupten / toeïcfte mocöten göenomen toerben upt
biet BPh tU ööenen met toeïcften top te boen öebben / om bat top ntet
tien ^quot;^^nfcöe aïïeen/ maer oocft met lt;0obt te boen öebben / ben toeïc#
\'quot;tfie bfllïfquot;^^ eebtberpïïcöt toerben / aï toareöet oocft bat ben mens
^Pbat iquot;?^ Ööeen recötftonbe berftrpgöen. €er feïföer pïaetfe öeöben
Je5Hjo,?5«ööefepbt/ bat niet göeïijcftm anbere pjopoofien/ aïfoo in
ben/^^öenen en tooonben/ om banïogöentaeïontfcöuïbigtte toer?
hjooaffööenomenen toegöeïaten toerben aïïeröanbe uptïeggingen ber
^ifcenu! göeöeeï göeö?upc6eïöcft en m * maer bat in aïïer ma^
ßen mlRgt;^Öepbt toerbt berepfcöt in fuïcft een mepninge en fin / toeïcfte
^UïS\'fÖ^ öoojetïbe / ter bejier troutoen göeöouben toerbt te berflaen:
Jet/J,ff^at gantfcöeïpcft fiaet te berfoepen be «©obbeïooföepbt ber göe^
^otewÄ^ en ttopffeïen te berftïaren/ bat/ geïijcft men be ftinöeren met
W^ifoo öe mannen met eebt
-3toeeren moetbeb?iegöen.

öofft öat fommigöefoojten ban beb?ogö/ \'t toeïcft top göe- x x.
toeitfthT®^» bat ban naturen toegöeïaten is / ban eenigöe ©oïcfteren oft
^ÖinKJtoertoojpen 5{jn; maerfuïcftsen is niet göefcöiebt om eenigöe
fiepbt ho« ^quot;\'^^^Ö\'^^^^\'^^^ööepbt/ maer om eenigöe uptnemenöe öoog=
te göemoebts / en fomtoöïen oocft om eenigö bertroutoen op ßa^
toertffi,öten. 25pyEUaausfiaetfeecfterefp?euc6eban pythagoras, batbe
FPbt ttoee bingöen lt;©obt aïöernaefi ftomt / met aiïetgöt toaer ^
«aeijr^^eecften/ enöeanöeren toeï te öoen: en öp lambHchus toeröt
te fp?eecften göenaemt öe ïepötfman en öoo?gangöer tot aïïe
^igheo^quot;^ en menfcöeïöcfte goeöeren. Ariftoteies fepbt: Dehoogh-her-
^rytuQA?\'\'ootmoedighe heeft luft otn gheen waerachtigh is j cn dat oock
uyt te fpreken. Plutarchus: Het lieghen is flaefachtigh , oft der

Jïeroto en bedrijf. [ Philo in \'t 25oecft bat pöer öjoom ilan bip 3P :

^ighe p y de gene die dubbelt en bedrieghlijck zijn , pleghen on-aer-
L^^ hal^ flaeffchen ghemoede al-te-famen te noemen.] Arrianus fepöt 1 •
^ettgijnbsp;En het is voor hem j als een Koningh zijnde» fchandelijc-

iCon^^ 5quot;\' ^^^ anderen. OEU Öp ÖCn feïföen fepöt Alexander: Dat
®chtigL ^quot;gJïby lijn Onderdanen niet anders moet fpreecken , als dat waer-
Mamertinus fepöt ban luiianus: Daer is in onfen Prince won-
gheblp ! eendracht van verftandt en tonghe: Hy weet dat de leughen een
niet alleen van een gheringhe en kleyn gemoedt,
L® Vrséf j quot;^effch : Ende in der waerheydt, aenghefien oft de armoede j oft
^iieghj ® ^^quot;fchenleugenachtigh maeckt, foo en kent een Keyftr, welc-
^^^itibQrrf °®b®\'ootheyd£ van fijnen ftaet nier. Plutarchuspjijfï Ariftidesaeit
quot; gt; begaeft met ftandcvaftigheydt der zeden, vaft houdende aen faec

geen

L.

-ocr page 640-

geen rechtvaerdigh was, ende oock felfs in \'t jocken en boerten Je léU^Ï
[chouwende. Probus fept baii Epaminondas; Hywas
foo grooten
hlnbsp;foude lieghfn. iet^S

öenCöiïfïettenfïaetteonöetfjeuamp;en/ ombat öaec nietafg

öeeenöouötgöepötbeöoienengöeöoöeitis/MatZo lÄ

pöeïfp?efeentsöeröoöen/Matth.i..3enöietot een€jcemüelöoo?fi

flelt/möJtensmonötgöeettöeö^ogögöeöonöenis. Ladantius; D^f\'

Silis • ^^nbsp;en rechtvaerdighe Reyfiger en fal niet fegghen metiquot;^

Lib. s.

öe/ttamp;toSolS^^^nbsp;öteöemtotöeöjiegeriie beci«^^quot;

Ick hoor\', Laërtis Soon, het gheen dat my verdriet,
Haet noch veel meer de daet, waegh fulcks in
\'t minfte nief\'
Want noch ick foo gheaert
ben, om ^t bedrogh te foecken,
Noch pleeght mijn Vader dat te halen uyt fijn hoecken, (i.)
Nae dat my werdt bericht. Ick ftae berey dt met
kracht,
En lüet met lift, den roof te brenghen in mijn macht.

Euripides in Rhefus:

Een edel hert en doodt fijn Vyandt niet ter frauyck.

^oofepöeAiexander,öatöpöe©tct02ientetfïeeïetttótïöe.
biusberteït/ batbe SCcöeeneenaf-ftKKK

ge^ ben ©panbt/om batfp aïïeen öteoffS^^^
enöefienöigö/ öte oocfe beBwanben

ngbeyc den Romeynen eyghen. en nitVXi^oSn «

ööetoeïötteoöectoinnen. €nboegööenöanött nocö öaer öpJ

-ocr page 641-

als do\'^\'^^^ tegenwoordfgen tijdt meer gevordert werdt door bedrogh ,
Over^*^ quot;^äniijckheyt j maer dat des ghenen ghemoedt voor eeuwigh werdt
\' die tot beli)denifle en bekenteniiïe ghedwonghen was, dat hy
handtt^\'^i\'P^^*^^)\'^«!quot;^, noch doorgheval en ongeluck, tnaer voor de vuyfl:
Oofinbsp;handt vechtende, door rechtvaerdighen en Godtvruchtighen

Öacffp overwonnen was. n᜙ iatóCfeaeruae Ïefïntöp Sp Tacirus:
^rogh/nbsp;voJck wrake oeffenden aen haer Vyanden , niet door be-

tttgg ^ quot;\'^ch hey melijck , maer opentlijck en ghewapender handt. ^OODa^

fiaoh öe Tibarenen, öï? oocfe öß pïaetfè / m öcn tpt Öan öen ©eit-- w

aenfepöen. ^et beicfee Mardomus öp Hcrodocus

«an öenlt;6i-te£ßen totfijnentööe aDetupaöt.

(lO Achilles, namelöcfe/öan Öjelcfeen Horatius

noyt in \'t Paert met Gods-dienft fchijn bekleedt
^ Priams droncken Hof ghewroken Grieckens leedt,
Y yoyen onbedacht door vreughd in flaep verfoncken
^TVtnbsp;moedeen mat minft vreefde fulcke loncken,

^aer liever voor de vuyft fijn Vyandt bood\' den kop,
Wien hy foo verwon, daer was hy bitter op.

^at^c}^^ öeen öaec meec öoleöt t öaec öe schoiiaßes aentepcfeent: Hy feyt

\'ïietn, niet door bedrogh, maer alle-tijdt opentlijck op vertrouwen
fö».\\ctTjquot;^ijcked3pperheydt, gheftreden heeft.
IjBeCCfet/0|) ÖeCtCOtlÖJen

l!) öeh^Pbecöepöt / \'t toelcfe feec toel oöec-een-ficmt met öet göene top

(CoS^^^n \'t öegtn öefec af-fnöötngöegöefeptöeööen.]
bianhtïff **iantece en toöfe öan öanöelen / öeöoojt oocfe öitte / toat pe^ x x i.
^ojisifJ quot;jet göeoojloft isf / nocö ö?p flaet te öoen / öat öet oocfe niet göe#
hfÄ^ öaec toe aen te po?cen / oft te öecfoecfeen. (€ot €jcemplen
^iiiQhirJfolngöen: let en isf göeen #nöecöaen göeoo?loft fönen
«öthnbsp;/nocö öe ^teöenfonöec göemepnencaeötoöec te geöen/

9Öc(io2L\'?quot;\'\'\'öÖer3S teplunöecen en öecooöem en is \'t oocfe öan niet
ölle^tf^/t een «©nöecöaen/ öie fulcfes ölöft/ öaec toe te öetoegen. 3©ant
Jiebe SS^ een anöecen oo?fafee geeft tot fonöigöen/ öie fonötgöt felfs
öiteSJrf quot;tet / öat pemanöt ötec tegöens mocöt feggöen / öat
I ^»neföfb fnlcö een USenfcöe öaec toe öetoeegöt / fuicfe een öaeöt/
ftaef ï/Jönen ©panöt öoot te fïaen / ö?p flaet. 3©ant öet öem toel
VerfSr,quot;quot;^quot; / ^^^^ Opfulcfe een toöfe^ Auguftinus fept toel t Het
\'\'^\'^er quot; met, oft ghy felfs het fchelmftuck bedrijft, oft wilt dac het een
^Q^ubedrijve.

öteöemö^pxxiL

S^/ en hÄ^quot;^/ göeöiupcfeeöeöulpe en ötenft öan eenen öie öan
piaSSl^ön epgöen öetoegingöe fonöigöt / öet toelcfee top op een
öooi öet Cjcempelöan eoö felöe öetoefen öeööen / öat ntet

-ocr page 642-

onbmijtfeJ^^nbsp;ceifusfepötj i^ae\'twtBt ^«fj®

nemen top een ©becïooper aen/ Dat tsf/ öet en (Icööt tegens öet ^^p
lt;©o?Iogöentet / Dat top öten aen-nemen / öte öe jööe öec J^P^no^\' ^^
ïatenöe / öe onfe öecfeteff. en moet men öe fooöantge ntet »j ^
om göeöen / ten 3p öat tnöen öjeöefuïcfis öecacco^öeert 5? /

£.nbsp;met Phiiippus, metöeEtokn, met Antiochus. Poiybius tn u»^

s^. D.de tcattenöetlt;©ÖefantfCÖaönen/ N.^. 28.en 35, Menander Protector

V.nbsp;Dat fulcks plaetfe heeft, nae ^\'\'[f^^Jf
weygert is, en wanneer tnen mo „Lgf/eW
dat (ulcks ghefchiedt
zy : daeraengn^jjijcl\'
werdt, dat een ghewijfde fake ey^
gheen recht en geeft, oft ennbsp;,.,

VI.nbsp;Dat hetgt;ven niet verbonden f«; dJ

VII.nbsp;Onderfcheydinghe van\'t gquot;®\'^ ^ft af
ftuck is\'uyt Biirgherlijckenrechte»

het recht der Volcken.

L. umCàC-

lit nalim ex
viranis,

Q, uxoYnbsp;.....................r-- ...........i..^-\'......... -v-

nefiïjrofa- P^^^^au feomeu öe titulm in\'t ^oüm|cöenbsp;ST®1

tre totis ti~
Iftlis. L J--
cut^ i.D,
qjfod cujufq.
univerf. ns-
mine.

dum.

H^t tweede Capittel,
Op wat wijfe nae het recht der Volckeren der OndefJ^\'

nen goederen voor de fchuldt der Overheden verbonden vv^f
den: alwaer oock van de Reprefaiien gehandelt wert

I.nbsp;Dat natuuilijcker-wijfe door eens anders
daedt niemandt verbonden werdt ,als alleen
de Erfghenaem.

II.nbsp;Dat nochtans door dei Volckeren recht
in-ghevoert is, dat voor de fchuldt des Re-
geerders der Onderdanen goedersn j en da-
den verbonden zijn.

III.nbsp;Exempel hier vaa in\'t aenhouden der
Menfchen.

I V. En der goederen.

ï. ^^^s ^letons feomen totöteötngöen/toeïcfte upt öet recöt öet

feeten fp?upten. feïföe ötngen öeöoo?entenöeeieto\\^
öanöe «©oilogöe / ten öeeïe tot een fefeere foo?te ban {,100quot;
o™^ a.aet ons ban\'talgemeene beginnen. I^aeöetïouteteei»
te recöt bec natuce en is ntemanbt boo? eens anbecs öaeöt ^^Eïartti\'^^
aïs öegöene öie ecfgöenaem en fucceffeuc in fön goeöecen iSJ Kjti^^
be goeöecen te famen met öe ïafien fouöen oöec-gaen / ts te göeyc
be öeöeecfcöingöe en epgöenbom öec goeöecen in-göeöoect. ^^ Ik^f*\'

b00?en /clt;ip.2i. §.fj,. ijoeggtöaec bp / c. mUmméraporibus C.\'^-jjjjcH^

«.] ^eBepfeczenofept/ öat ö«lt;itööt tegens öenatuucïöc^/SSt»\'

öepöt / öat anöecen rnoepte toecöt aengöeöaen om ö?eemöe

Lib.6. de he,
vsf.cup.zc.

feentoecöen. €n\'tgöeen\'t gemepn fcöuïöigö iS/ enjönöegacu^ftjjt;
eïcfe op öaec felöen niet fcöuïöigö / gelöcfe
ülpianus uptöjucfeetpJ\' 0
te toeten / inöien öet göemepn goeöecen öeeft: anöecfins en 0
pbec boo? öaec felben / maec boo? foo beel fp een beel ban \'t Q^^fi
becbonben»
senecaindien yemant mijn Vaderlant geit verftrecKt? pj^t

-ocr page 643-

dat ick dat fchuldigh ben, noch en fal die fchuldt nietaengeven:
ita^^JP^htans om dat te betalen, fal ickmijn portie geven, [^tet

Q^ftÖe mzt op\'t epnöe Uan \'t 12£»oecö.] ©00? ßenen ïjaböe DP ö^fept i

Voo quot;yt den Volcke, fal ick niet als voor my fdven betalen , maer als
2iin \'y^\'^erlandt fal ick daer toe legghen.
€nÖe/ yder een fal fchuldigh
tfafönbsp;eyghen , maer als een deel van \'t gemeen. Itei\'OTO IS fpe?

t3^«in\'t3^oomftöejaecötöeo?ötneect/ öatgßeenöan öenlt;0öeöup^

V. L unie»
C. Kt nullus
exviravis, l.
11. L. nul-
lam. C\\ de
exeait. amp;
exaSionibus
Li iz.nov
5gt;
éf 134-
Ub. \'i. Vat.
Epifl.

cphT * woomftne wecnt geojgineert / oac gpeen uau uku voutuu^j\'^
Äy ? öjeemöe feïjulöen öec ïï^ojpïupöen faï öecöonöen m * en op een

Cen?/ ° iïan luftinianus toecöenöecöoöen öe uptpanötngBen öoojanöe^
ö\'eptt öp-0öeöoeöBöe reöen / om öat Det geen reöen en öeeft/ öat
öjaïï?^^cöuïöenaec5ön/ enöe anöere faï göe-executeert toeröen; aï
ninÄF^» fwïtïte af-ö?ingmgen öateïpcöe genaemt bjecöen. €n öe Co^
Wi
\'quot;^^ödoricus öp Caffiodorus, noemt öeteenfcöanöeïpcfteongeöon-
r ^POept / öen eenen öoo? öen anöeren te panöen»

3««J ^[^quot;^erdering. (i.) 3©tpanÖtngen. c. é injam. Infexto Fignommes

uptpanötttgöen / tocïcfie öe göcmcpnc

»gt;e?h:öt\'e-toeïLfeSöen toaeracötigö3ön/fooöceftnocötans fion^ 11.
^älÄl^ toiï-fieurïijcöe recöt öer ©oïcfieren in-göeöoert toeröen/en
Äi®töetin-göeöoert is / öat öoo? öet gene/ toeïcö eenigö 25urger^
ÖetofS?quot;^\'\'®ïftöapteöoenfcö«ïöigötSf/ oft öer feïföer öooft/ \\5P öoo?
öe / flreerft / oft öat öP oöer eens anöers fcönïöt göeen recöt öoen^
5ön /S \'V^öe öaer aen öeeft fcöuïöigö göemaecftt / öaer boo? geöouöen
«böet fi fee goeöeren ïicöameïpcft en niet ïicöameïpcfte öer gener / öte
futoA^ïfeeen göefeïfcöap / oft onöer fuïcft een öooft 5i)n. ^ocö tot

WfJ^^^töa^ïgöeötoongöenfefterenooöttoenöigöept/bermiötsan^
tecftt pH te ongïjebonöen b?pöepbt foube göegöeben toerben otn qn=
PöS^S^^\'^aft « öo^n / betopïbe goeberen ber göener / bie tn regeerm^
iiec Ä ötcfttoiïs foo ïicöteïöcft niet ftonnen in öanben ftomen / ais toel
iiec bfJ^fquot;bieten / bie ttteerber in göetaïe 3ön. ^S beröaïben fuïcfts on?
fcw^f«Öten/
toeïcfte luftinianus fept/bat öet geö?upcft fuïcr öerept
ötieffr?? öe menfcöeïöcfte nooöen öaer toe po?renbe/ban ben menfcöen
U / ba^quot;^ USaer öit en llrtjöt foo feer niet tegens Ö.et recöt öer natu^
i\'i-obpuTt quot;ï^töeeft ftonnen öoo? maniere en tïilftoögenöe öetotUigtnge
faecfep yt toerben/ aengöefien oocft öe bo?göen fonber eenigöe 00?-
®otfe boo? betoiïïigingöe en toe-flemmingöe beröonben toeröem
Qnöet ^^^^ Ööpe / bat be ïebett ban \'t feïfbe göefeïfcöap beeï ïicöter
h...nbsp;... / raebt binben

Ittfi.de hir.
nat. Tom. z.
% q 40. Mt,
I, Mul in,
difp.lio.amp;
izt. Valent,
difp.i qu.l6
n.i. Naviir.
cup. ZI- n.
i3S.

watoeieoenoan tfeiTaesEjeii^ütuaj
P\'b fchÂ^îîfe^s:^ »^^tôt fonben berftrögöen ftonnen / en

te Dipoeii/ ai» oe iu^tgeemfcye / ote in beeïen pïaetfen
öebben/oft geacöt 5ijnï baer-en-boben toas upt be^
5e bic lï Föttngöe göemeen boo?beeï boo? aïle ©olcften / fulcfts bat öe ge-
«ettif r«aer ^^o? toerbe beftoaert / op een anöer töbt baer öoo? ftonben
jiet en ööeöolpen toerben. iBacr bat befe maniere 5P aengöeno-

(j^^eé anbsp;men/

Cipr.s-

-ocr page 644-

me«/ Wijcfetnietaneenupt bolamp;omen «JBojlosSett/ (r,)
öet anöece aen boetj toant toat fn öefen onöecßouben toecöt/topl^\'^^
Livi^i.iib. öe 5foimuïtecen öan aenftunöigingöe
: Den volckeren der aude ^^quot;jJjjifff

^^ en üen ouden Latijnfchen menfchen , fegge ick den Oorloghe aen,
dien een aenvanck. €nöetnöen ÖOO?fïa0Ï|: Datfy wilden, eoghebi
c^p-\'i- mochten , den Coningh Philippus, en de Macedoniers
die onder

waren, den Oorlogh aen te fegghen : (Ênöe tn Ijet ÖefïUpten Ö^Cï^^f
Het Roomfche Volck heeffgeboden,dat men het Volck der
HermiodU\'C ^
de Hermindulenfche menfchen beoorlogen fal. 3|et toeltït tS gertOnt^IJ f,
Lh.m.ii. cincius,öanöe#ojloöDSfa6em €n op een anöec plaetfe: Hyzy//. jife
®nbsp;en alle die onder fijne befettinghe zijn. |BaeC OOCfl felfS ÖSeC mC»^

bolöept öec ^ojloge nocD ntet gefeomen en is / öocl) öaec nocljtay W
gegetoelöige ececutieöan\'tcecDt/öatis/ onöolfeomen #o|lo0^,jjfii.
nooöen ts / ftet men öat Det felföe gBepleegöt toecöt/ enöe onöenjou
^lumch. Agefiiaus fepöe eecttiöts tot Pharnabazus, lt;©nöecöaen öan öene\'\'quot;^,

öan heeften: Wy, Phamabaze, doenwy vrienden des Coninghs gH
Gracdib.^, droeghen ons vriendelijck teghens die dingen, die des Coninghs per
nu , naedien wy vyanden gheworden zijn, dragen wy ons vyandelijc»- },$

(^Aiiriti rrri*7 r\\i^tr «TTII»

onöecfcöepöt öefe «ptpanbrngfjenen cepjefalten öan öe oo?logtl^^.f)i«f
ÖPöectoontaen Herodes, öen toelcfeen ntet geoo?loft
en toas öen
oo?logöe aen te öoen / öatöp öaööe öecmogfien öoo? \'t gljeen ^^Vw
öolgöens contcact fcöulötgf) toas/ panötngfte te göeö?upcfeen j
tn \'t 6 25oec6 öec «©uötöeöen t l^ec öefe tooojöen flaen:
aIs hy ve\'^ je

hadde dat men aen Herodes vijf hondert Talenten fchuldigh was, otn ^ ^i«
cautie en verfeeckeringhe die daer voor ghegheven was, dat inbieldt? d (^j,
debeftemdedaghoverftreecken was, hy vermocht uvt het gantfche u^-\'

\'\' - \' ■nbsp;...... -.nbsp;„p^u KIVamp;

var

fe ececutie öaectcfequot;öanfp?eecfee/ toaec öatt öé SCtttfcfie mt^^^w^^

ÖetJ Indien yemandtdoorgheiveltter doodt ghebracht is, daer vo^^jeU,

denaeltehem beftaende, en magen, recht hebben menfcheaaen f^^gb^^^
tot dat, oft over den doodtfiagh ftralfe ghedaen werde, oft de doodt» ,
overghelevert: Doch fal maer gheoorloft zijn drie menfchen aen ^^

gheen meer. lfecftetmen/öatöoo?öefcöulötöan een

toelcfee öecöonöen ts Öace ^nöecöanen / öte anöece feefcöaötgpjyLfüa^^

te flcaffen/ öecöonöen toecöt eentgö on-li\'cöamelpcfe cecöt öec

fche Landt panden te nemen, leyde hy, dat fijn Krijghs-tocht gs^^
tocht en was, maer een rechtvaerdighe invorderinge van
fchuldt,

let göeen öe töentenfècs noemen AnèoUepfian, toas een foo?t/ f ^ (gf
erecutie öaec tcfe öan faieecfee/ toaec batt öe Süttffcfte 3©etalyw^,iien

lil.

nen / te. Vnet^r» / higt; hgt;nttigt;nht »-»artnbsp;Höi-ftföhßrt en f

göeöouöen te öoen / öe mtfbaötgöe flcaffe. 3©ant alöoetoelöe ^^^ l\',
naecsötfputeecöen/ foo top meccfeen upt
Diodorus skuius, oay^^iti/

-ocr page 645-

Oft bß bipScpöt boo? fcßulbt titßt titofiß bcrbo^ibßn toerben / foo
bet quot;^\'tötans ntets bat tegbcns? be nature fîrijbt / enbe ntet aïïeen
^lae^YliffRen/ maer oocfe anbere boïcfeen maniere en 0öeB?upcfe beeft
t)em„ft?ÖenSpïaetfe aDesrepen* Ariftocrates Die op be feïföe tijbt met
ChaH?^quot;^\' ööeïeeftöeeft/ öaööe een öefïuïJtöoo?öe(ïeït/ öat/foo tote
Qllen M fouöe öeööen öooötgefïagen / öat men öie fouöe mogöen upt
be /nbsp;toaer öet toare / toecö öaïen / en toie öem öaer tegen jïeï-

niofth bïe boo?öpanöt foube göeöouben too?öett. lier in beftraft oc-
ôtlem^^® beeï bingöen : €erfteïöcfe / bat Ariftocrates gljeen onberfcöept
Jgj^JJ^etfet öeeft tuffcöen cecötbeerbigöen / en onrecötbeeröigen öooöt?
lionhV ®^quot;3Ößften öaer oocfe toeï een recötbeeröigöe öeoötftagö toefen
WvJBaernae/ öatöp niet eerft oo?öeeïen recöt öaer ober öerfocöt
öehl * ^3er-en- boben / bat ön toiï / öatniet öe göene/ bp öen toeïcfeen
in.nT^fïagö göefcöieöt is/ maer öie göene/ toeïcfeeöeöooötfïagöers
bçttJS^en/ fuïïen öaer aen öaft3ön. ^etooo?öen öan Demofthenes lup-
WxÄÖefetaiöuS: ^e 3©et/ inöienöe göene/ öp öen toeïcfeen öe„
^ibeSou öö göefcöteöt is/ nocö recöt öaer oöer öoen / nocö öe fcöuïöigöe „
fcftprt \'^ecen / bergunt tegöens öenfeïföigen öet aentaften öan ö?ie men- „
ban v^aeröefeïaetöieongöemoeptenongöeroert/ Jae en bermaent,,
h / biet eens» JiBaer bte göene / toelcfeen öem / bie \'t nu ontbïucöt,,
cetftn?bt foo faï icfe öet nu fteïien/ ingöenomen öeööen / boïgïjens öet„
aïïe menfcöen / \'t toeïcfe toiï öat men öe öïucötigöefaï mogen „
fp jjpÄi / toiï öatfe boo? bpanben fuïïen göeöouben toecöen / ten 5
p öat „
cratelT®quot;PPïtcantüberïeöerert. ^ebteröeBcrifpingöets/ öat Arifto-,,
5ïâet m ftonötöe faecfeen b?engöt tot een boïfeomen oo?ïogöe / baer be
enhpfri^Qenöoubtngöe te b?eben is. ®an befe öingöen 5ön öet eerfte/
bat fi;;«eeöe/ en öet bierbe/ ntet öupten reöen. Haer öet öierbe/ ten 5p
qLï,r^toeröe tngöetogöen aïïeen tot öen öaï öan een öooötfïagö öp on^
oftöie om ficö felöen tebefcöermen / göefcöteöt / moet men
bacvïS quot;^eer op fön lt;©?ateurS / en omeen öetoös teberftrecfesn/ aïs
öat Sr\'^Öcpöt en recöt göefp?ofeen 5p» î©ant öet recöt öer ©olcfeeren/
benïpH bc ^upplicanten / öie ootmoeötgö om gelepöe öiööen / fal aen^
auSen befcöecmen / alS top öter öoo?en göefepöt öeböen/ gaet öiemr\'.^.
ig, ^en / toelcfeen öet ongöelucfe / en niet öare mtföaeöt in öen toegöe
bç twïP^\'^^tns is eöen öet felföe recöt tegöens öen göenen / öp toelcfeen
tc ftläjaeöt öeö?eöen is / en öen göenen öie bertoepgöeren öe fcöulöige
oft ober te leberen. €n öatmeeris/ oft felfS bie epgöen toeï/
Itó^,demofthenes eöeö?upcfet/ Öeeft bie uptleggingljeöietcfe göefepöt
ïïöerpVJPt öet göeö?upcfe aengöenomen / oft is nacmaels tegens fulcfee
ee^ u quot;^btttingöen en ontfutfelingöen öupöelöcber ingöeflelt î toant öat
mjecft^J\'^n öepöen toaer 5p/ faiöpniet ontfeennen / bie blötigöacöt

tieej.\'t göeen Iulius Poliux fepöt : Aemaftinghe van menfchen is, wan-
ais fy^^^^^dt doodtflaghers, die tot eenigheghevlucht zijn , niet inneemt,
liiap^g^® verfoeeken. Want daer is een recht , dat men
drie menfchen
^engrijpeti teghens de ghene, diefe weygheren over te leveren. Hip-

lt;geee 3nbsp;p®\'^^-

Lih.l.-c.amp;i

-ocr page 646-

pocration fpjcecfet mcöe «iet anöers t Het recht van aentailioghe ^^^ Ss
fchen, is een recht van eenighe aen te grijpen uyt eenighe ftadt. Wa^^t f^ gn
die ftadtj welcke een doodtflagher by haer behielt, en ter ftraffe
gsf.ghebruyckrenfy pandinghe. ^efengeïÖtfeïS/öat ntenOttl^^M^ Ji^

öOer toebec te bcösöen / öte met bennelijcb oncecbt göebangben
■ , söucoöecs ban bte ?labt / baec fulcbsaöeöeuct ts / aengöeDouöen^igf
Ln-.hb.H. jjgj^^ tlifoo gebberttotCactDagoeenigbebelet/ bat Arifton

toecöegöeöangßen/boo? ceöen feggbenöe: Dat het fdfdighe den «-ar

ginienferentotTyrus, ende in andere Koopfteden, daer fy met menJg^^

deldenjwederom gebeuren foude.nbsp;^.Mfi

IV. €en anöecefocjteban eretutteboo? gftetoeïöt ts panötngße .

cw berftljepöenboïcben/[Demofthenesnoemtfesolas,
.-^an\'dè €n Ariftoteies, ommmi,e.^] gct toelcbebenteutoeßecbtS-gelee^\'^^Jj^V

5. ban reprefaiien noemen, ^egarenen €ngbeïfcben Withernam; ^
ateruum ^pranftbe / oocb baec fulcfes ban ben l^oningb pleegöt becfecegeit

ben/ Brieven van Marcke. ^ocö Öet Öeeft pïaetfe/ feggen be iletÜ^^ ^
ïcecbe/ baec cecöt göetoepgöect toecbt.

fjgno t

f.\'Titlor., „nbsp;_________________________________

jur. -Sein, oft meubeïe-goebecen bec anöecbanenban ben göenen/ öie gÖ^^^S/
C p™; ßquot; öo^ï/ a^nsetafl too?ben/en is toeï niet ban natucen itiö^j
pi p.9- maer öoo? göetooonte öoo?gaensaengöenomen. ^et ouötfie
d?

V. lettoeïcfee men becfiaet te göefcöteben / ntet aïïeen aïffec bttitj
* uiuüm. guamen töbt ntet en fean becfecegöen toecöen cecöt tegöens een
Im ri- ïiiööe / oft fcöuïöenaec / maec oocfe tnöien men fn een faecfee öie^ö^^ti«
rcnplum \\ fins ttoöffeïacöttgö ts (toant tn een ttoöffeïöcfee faecfee ts öe PJ^O^\'^A)
1. rf.
d:. boo? öe göene / öte tot öe pubïöcgue gececöts-pïegtngen becfeo?en
^TnJÜfquot;»^ öantfcö tegöens cecöt göetoefen en göebonntfl ts: 3©ant be autö^jS
Pan. c. pt enöetgöefacöt öesj^ecötecsenöecmacöfoo öeel niet tegöenSö^Ä
rir, de öeemfcöen/aïs tegöens öe#nöecöanen: en feïfs onöec öen «J^ÄißÖ
\'ËioS^t nenenneemtfe ntet toecö/ \'tgöeen men öaec tn toaecöepöt ffDShy

an.s.j\'Z. toas« * Een ware fchuldenaer, al ware hy oock vry gefproken, foo quot;\'\'^{éÏ
di van naturen doch fchuldenaer, fepöt Paulus öe SecÖtS-gÖeïeeCÖe. i^l;,
DZtagt;,c. toe Öienen öe öingöen Öte
Gaiiiius öeeft ban be pubïöcgue

int.i.dem- C\'ip-^- quot;•7. lt;ÏÊn Vafquius, Comroverßammlllußritm.cap.io. §. ^t/,] ^^^ ^po\'
jur.ini.faig
de Crediteur door onrechtveerdigheydt des Rechters den eyghenaer
Ztf^c.\' denbsp;Soedt, \'c welck des fchuldenaers niet en was oft het«

aS. obt. toebehoorde, als oft hem verbonden ware, en ghevraeght werde, ^^
Uc. de hello fchuldt betaelt zijnde, het felfde den fchuldenaer mofte
weder-ghegJJ ^^
S/Jtonbsp;\' Scsvola voor goedt ghekenr, dat het mofte
weder-ghegquot;^ .ß

pignoJ.sii. werden, ^©at onbecfcöepbt iffec / bat be ©nbecbanen öe-erecutie
«verbo re. bau m ottcecötbeecbigöe fententie met göetoeït niet beïetten / «quot;quot;ISo^
tnatde öer te becö?eecfeen/ öaec cecöt met göetoeïöt upt te öoecen /
reprejf. ^ ui- göen / om be fecacöt öes göeöieöts obec öaec: maec öe ö?eemöe en^^,^
d
; n-apa p. öeemfcöe öie öeöben cecöt om te ötoingöen / maec en is öaec niet
^Jctt ^^göeö?upcfeen/ foolangïjeaïsfpöoo?cecötbo?becingÖfjS/
de öace feonnen feomen. ^at becöaïben om fuïcfeen oo?faecfee be Öf

i. oft meubele-riQebßr^n ttsr c/anhi^rhanm Vtan ïiom frUom^n/ hto drbeen

-ocr page 647-

^S ^ ^occfe ban iiias, mt bccöaeït toerbt öat Nedor, om
ïöoïrïhtnbsp;ontnomen / be 25ee{len ber
Eiidenfen genomen Beeft^

ööennbsp;\'t ^«»^fiael / bat boo? €bïct / om öare recöt te berboï^

Ööene/ ben toelcben be EUdenfers pets

op dat niemandt fijn rechtveerdigh deel miffen foude,

ban ber

be goeberen ber Tarqumiers Ariftodemus
?3Ö;??ï^^ï^sferfgÖenaem/totcumenaengöeöoubenöeeft: Haiicar-

lt;e«ftn TO^! ^ienaers / be 25eeflen / öet geit / aengeöonben tS*
S^ipt bp». ii lt;quot; ^ 25oecb ban be lupföoubf nge / ftaet ban öet W
«m: irjjgt;^\'^tÖaglnfenferen/^om ber IBtöeemfcöer fcöepen aen teta^

»nbsp;yemandt recht hadde om aen te taften , foO ÖP baer fp?eecbt*

S^fouhl leben ber onfcöulbigöe #nberbanen om fulcb een oo?fai
^^«tom s 5Ön / ts mogöelöcb toel bp eentoöe©olcben gelooft/
Öbetiö ï?®^ fp göeloofben pber bolbomen recöt öabbe ober fön leben te^
Qöefet toerberf \' bat fulcbs öabbe mogen tot be jßepublöcgue ober^

öetoiJ^Öcft ts / nocö
l^öec Sï^t. j^ocörans ban öet gefcöfeben / niet upt opfet en boo?nettïen/
JOïttenT toe-bal/ bar be göene boobt-göeflagöen toerben / bie beletten
iia.^..\'aeHptboeringöe ban\'t recöt / toelCbeboo? göetoelbt göefcöiebt.

Lih. I. c,i;
$ 12.

VII.

Deci cenf.
\'Bul.l 3. dt

\'»Jf-^IM-

be Sfnbsp;boo?fiet / öebben top eibers aengetoefen / bat men

r*^ jnbsp;^^ berbolgingöe ban fpn recöt lieber moet nae-la^

«bçjiOTeften nae bie î©et ben €ö?iftenen boo?namelöcb bes menfchen
\'^^^leK\'^^ïS^»^ moet 5ön als onfe goet / gelöcfe top op een anber plaetfe
. Ïl§Iquot;Öebben.

a Livms /,
2.

b Hdicar, i.
1- .

VI.

Ïpojïjp^^toen moet niet min tn befe materie/ als oocfe in anbere/ toeï
^IcCquot;^quot; / bat top bie bingöen/ toeïcfee epgöenïlpcfe tot öet recöt ber
Jiiïghp^^/ygt;eöoo?en/ niet en bermengen / en onber een toerpen met bie
J\'^^tnrlïi boö? \'t 25urgöerbjcfe recöt/ en berb?agen oft ober-een-
JöUöa jFn ber ©oïcfeeren / berojbent spn. m öet recöt ber ©olcfeeren
\'^tbaerallelt;©nberbanenbieonrecOten oberlaft boen/ biefooba«
uptblöbenbeoo?fafee/ \'t3Pingöebo?ene/ oft ban bupten in-
l^n èoïv;quot; ♦ ..maer niet be gene / toeïcfee om boo? te repfen / oft alïeen om
baer te bïijben alïeen ergens 3Ön. 3©ant bepanbingöen
gt;■• ^ be ^^^^oert naer be topfe en patroon ber ïaften/ toelcfee tot betalinge
^^/bïp l\'^^\'^P^^f\'\'^Öulbenop-göeIepöttoerben/ toaer ban bie gene b?p
inn boo? eenigöen tpbt onber be ïBetten ban bie plaetfe ftaen.

-fOfcen. jÉaer boo? öet 25Ürgêrlöcfe Têcöt ber ®ol ctenlplëgên
«üefcnt quot;Pt-göf fonbert te toerben beperfoonen ban ©2oiïtoen / en ion-
maer ban ben göenen bieftuberen/ enterlt;^cöoïenïeg^
ÎàûîfS ^^ iBercfeten feosnen/ oocfe öare goeöeren. Ha öet recöt
»teeren öeeft pöer boo? fön öooft recöt om te panöen/geïöcfe oocfe

-ocr page 648-

tot3Stöeii2tttotaemajlen bancenilenfcDe ; maec
ïaecfit pieegfit fulcïts becfocDt te toeröen tn öeele pïaetfen / tot fog
aDenöanöe f}oogï}elt;©öecigï|epöt/ tn anöere öan öe öecötec^quot;-
recöt öer ©oïcöeren toeröt met öe öaeöt feïfs öerftregöen öen ep^Sti/
öer göenomen goeöeren / tot öe fomma toe öan öe fcöuïöt / en f nß^\'W
fulcöäS öat öet oöerfcöotmoettoeöerontgöegöeöen toeröem (\'\'{^^iiis
55urgöeriötö reeöt pïegöen göeciteert enöegöeroepen te toeröetj.
öten öaer aen göeïegöents/ öat öe goeöeren öoo? puöïücqne awjEiït
tm öeröocöt / enöe toe göetoefen toeröen öen göenen öie göeirtterei\'%
5ön. Haer öefe / en anöere öingöen nteer moet men öaïen öan öen^p
aen öte öe ^öurgöerlijtïte iSecöten öeröanöeïen / enöe met nameii »\'^{f
materie öan
Bartoius, öie öanöe 3Sep?efaïien göefcö?eöen öé^\'t\'
:?Lgyd. Tie. faï icö öter öp öoegöen / om öat öet öient tot öerfacötinge öan ött^?
gim de ^iïi. öat anöers in öem feïöen (irengöe göenoegö iS/ öat öe göene
dTrJTM «ißt te öetaïen öat fp fcöuïöigö toaren / oft öoo? geen recöt te öoen / ^
7:« 117. ■ faecfte göegöeöen öeööen tot öeuptpanöingöen/ öat öiefeïfsnae » U
tuurïöc6een lt;©oööeïijcfse recöt göeöouöen sijn öe fcöaöe te öergf* \\
öen göenen / öte te öefer oo?fa8e pets ftomen te miffen en öerïiefet^*

[vermeerderinghen. (i.) ^e ©enettaneu öeööen ÖefeöiïïpcftÖQ/
l)?upcfttaïs fpin lt;aaïaten öer lt;©enuenferen fcöepen genomen Ö^^jef

foo Gregoras berteït / ä^.j». Maer fy hebben van de in-gheladen goeder^quot; jg
Schepen , by haer ghenomen , niets verdorven ■ de ladingheAvas Koory
Garfte, daer beneffens ghefouten Vifch, fulcke als de Copaidesen
des Meyren voort-brenghen, ende de Riviere Tanais: maer fy hebbe\'quot;^ ,1
forghvuldelijck bewaert, fonder yets te verminderen, tot dat fy \'cge^\'^^e/
haer fchuldigh was, bekomen hebbende, die onbefchadight wederoi^i p
gheven hebben.nbsp;Lg^jj

(2.) Plutarchus in Cimon Öan öe Scytis: De meeften hoop wilden g ^jg
geldt toe-legghen, maer gheboden dat die de fchade vergoeden foudequot;
j
ander luyden goedt hadden, oft gherooft hadden,}

-ocr page 649-

Het derde Capittel.

den rechtvaerdighen oft foleniinelen Oorlogh

nae \'t recht der Volckeren : Daer oock van de aen-
kundigir^ghe ghehandelt werdt.

detvoj®?nbsp;Oorlogh nae\'t recht

j j^sieanbsp;is tuflchen vctfcheyden volc-

een Volck \'twelck
ï l\'^\'ieonbsp;handelt, en tuf-

^ 1. Q/r^^Toovers en Straet-roovets.
j ^^It. fomwijlen veianderinghe voor-

OqJiq\'i^ot de nature van een folemnelen
^\'\'«Ur fnbsp;wert, dat het tot een Au-

Vnbsp;knbsp;ghenen , die het hooghfte
• Öatter \'\' hoenbsp;teverftaen zy.

V^^fdtnbsp;aenkundiginge toe vereyfeht

W\' j

io die^af\' pnderfcheydentlick verklaert, wat
i\'^te, e quot;\'^undighe zy nae het recht der na-

Ynbsp;voici^^^^wat eyghentlijck- uyt het recht der

\'ie, del^®, aenkundinghe is op condi-
wndere flechten fuyver.

VIII. Weicke dinghen in de aenkundingen
zijn uyt
het Burgheilijcke recht, en welckc
uyt het recht der Volckeren.

I X. Als den Oorlogh yemandt aenghekun-
dight is , datfe dan met eenen oock is aen-
ghekuhdight fijnen Onderdanen en Bondt-
ghenooten , voor foo veel als fy \'t met hem
houden.

X.nbsp;Maer niet voor foo veel fyin haer felven
aenghefien werden : \'t welck met Exempe-
len verklaert werdt.

XI.nbsp;Oorfaecke waerom de verkundinghe tot
fommighe werckinghen vereyfeht werdt,

XII.nbsp;Dat defe werckinghen in andere Oorlo-
ghen niet ghevonden werden.

XIII.nbsp;Oft de Oorloge kan gevoert werden ,
foo haeft die aenghekundight is.

XIV.nbsp;Oft menfe oock den genen moetaen-
kundighen, die het recht van Ghefantfchap
ghefehent en verbroken heefc.

1 Beböcn fiter boo?m fieötnmn te fegaen/ï»at eett tetljtmttu r.
öÖe oojïoge ïJp be göebalueerbe^föjijbcrs bicfetoilS genaemt Lih.i.c^p.s.
- ^^ toert/ ntet na be oojfaSe baer upt batfe ontfïaet / nocfite om be ^
hietb^ erootöepbt ber bingen bte baer tnberöanbelt en uptgfierecfit
.^«nioh„^ölötoelanberfinsbaerombienaemgï)egebenb)ert/maerom
LWn^^quot;®quot;^eretoerc6mgöen ban\'t recöt. ^oebanigfinu befen
^Hbh «an alberöeH beritaen toerben uptbe befcöJübingbe ber bpan^ l. ho/kf -i\'.

ïïoomepnfcöeïiecötsf-göeleecben. Pomponius fepbt: J^paxx-\'decapüvis.
te ooi^S^e tegöens ons / oft tegens toeïcöe top publöcbeUjcfe befïupten »
J^emf W X beanberetoerbenmoo?benaers/oftflrupc6-roobersgöé^ »gt;

fepbt öet feïfbe: ©panben 3ön / tegöens ben toeïcfeen
^ft fn tJÏÏfcöe ©oïcfe pubïöcfeelöcfe ben oo?ïogö öeeft befloten te boeren/»
^fiïört wnsöetBoomfcöe boïcfe: be anbere toerben flraet-roobers »
™ff/^8Öenaemt. €tt baerom bie ban ben ftrupcfe-roobers göe-quot;

/enis geen^ïabeber^trupcfe-rooberen/ mit is benin^
P^tll
En ^\'^quot;Ulus bp Pl3utus,en ban Eunuchus bp Terentius, fUÏCfeS toaS \'\'

JJcöepT^\'s tnbeodyflT. ban Homerus.] eubeeu öeeft geen ïoffingöe oft»
ban nooben: [Pompejus öeeft berfeïaert batfe b?pe toa-quot;
S j.i.jZ^nöen ^ee-roobers gehangen toaren
/Appianus Mithridat. mteca
/ Qf?S quot;ïe banben bpanben gehangen is/neemt banben loogbupt^
\'\'TC ©artöers / bie
is een epgen iêïabe ber J^panben / en befeomt

ffff

-ocr page 650-

fîaettocbecîtûoiôecfleïïmge. lt;enPaulus: ^tebanöe^jgt
coûbecs en .^tcupcb-eoobecss gehangen 5tjn/ öltjben bm
ïwp^S^h /
a. capiv.„jjtee bpbttfeggbenban
üJpianus : ^n^SucgôetlijcbetbJeebjatyî/iifii
L-ß „iftbat mentgbinae! baer bûo?be ïiepubltjcgue gebrencbtbjerbt/1quot; ^

,4racbt men nocötans ntet tot onbergancb ber ^epubltjcgue/ öte ^^^^i;
„ een oft be anbec söbe ftcD begöeben / 30» «iet als fulcbe Bpanben /
„ toelcben öet recöt ban göebancbentffe en
öerfielltngöe plaetfe Ö^^Ji \' w/
beröalben ts qoet göebonben / bat bie gene/ bie gebangen/ en bec^y
»^enbaecnaebjpgöemaecbtbjaren/tenobecbloet/ enom bjelfiaenj j^/
le ban ben p?inceöare boojigöebjel-gebojen bjpöeptberfoecbentjw^^f
bte fp bocö boo? göeen gebancbeniffe beclo?en öabben. al WU^
« men toaec-nemen / bat onbec öet Crempel ban \'t j^oomfcöe
flaen toerbt pbec een bte onbec een 25ucgöecfcöap öet öoogöfle öö^Jges\'

öeeft» Cicero fept: Die is vyandt, welcke een ghemeenen ftaet van r|gyt
ringhe,Raedt-huys,Schat-kifte,over-een.ftemmingheeneendracnt\'a ^e
der ßurgheren heeft, en oock, indien de fake foo gheleghen kofttit j ^^
middel van vrede, en verbondt heefr.nbsp;-MÖ

s^ocötansenlaetniettecflonbteenßepublötgue oft 25urgöff2,(»
af foobanigö te 30«/ al ifl batfe petonrecötbaerbigs beb?öft/
in\'t göemeen met aller toille: nocö oocb een öoop en becgaberine^j^
^ee-coobecs oft^tcupcB- roobecsen maecßt göeen ^utgetfcm (0
ifl bat fp mogöelöcb eenigöe geUjcßöepbt onbec öaec onbecöouö^J
bec toelcbe göeen becgabecingöe fouöe bonnen beflaem a®ant oeiv^j
oo?faecbe ban mifbaeöt göefelftöap maetben / CEen hoop van meo^^^^ ^y

niet door de Wet vergadert, maer ter oorfaeckevan onrechtveerdighcy
een gheraept,
fepöt Procopius,VandalkorJ maecgÖene/altflöatfPLfßt

jngeranm
\\l.eod
lit.

Philip.4.

il.

toölen nietfonöec miföaeöt 30«/ foo öebben fp öocö gefelfcöap ffiV-
tec oojfaecbenfp cecöt mocöten göenteten/ en öoen öen b?eemö^quot; ^jffJ
öeemfcöen cecöt / inöien niet in alles naec öet recöt bec natuce / * ^^
top getoont öeööen op een anöec plaetfe /öatonöec beele bolcßentJquot;^ti«
le becöupflect en in bergöetingöe gefeomen is / immers notö «Ä iti^^
bonben en Contracten met pber mentgölötfe
gemaecftt/oft na wLt^^
bieren en getooontem ^o toöfl be
schoiiaftes obec Thucydides aen/quot;^
lt;©ciecfeen / ten tööe als öet nocö boo? b?p en geoo?loft
geöouben jji^
^ee te rooben/ficö öebben ontöouben banbootffagen/enflruptß-fP^öl(^
gen bpnatöte/en\'ttoecö ö?öben ban poeg-ofen: bat oocfe anöete^tt^
ften / bie ban öen roof leef öen/ als fp upt öec ^ee gefeomen toaten
öe / göefonöen öebben aen öe Cpgenaets/ öat fp öegöerooföe ao^f^^j
foo fp toilöen/ om öillöcfeen p?ös loffen mocöten/ betöaelt strabo-jj(i
banigöetoarenoocfebie/baecsaxoban betmaentöaerou\'
Piutarchus aen / bat öe
scyriers metöec tööt öoofec göetoo?öen JJ^Jigd«;
fy van oudts op Zeegheroofthadden, datfy haer ten laetften
hebben onrecht en overlaft te doen den genen, die
om koophandel jj 0g
quaraen ghevaren.]
j^an öen fooöauigöen moet.ootft becflaen wet

m.i.

Lib\', il.

ir^

se

paffagieban Homerus in Odyfiaea.

-ocr page 651-

Selfs die graegK nae den roof befoecken vreemde ftrandcn ,
door \'i ghehengen
Godts goên buyt valt in haer handen ,
^et Schepen vol gheftout begheven fich naer huys,
Want fy
de Goon ontfien 3 als wrekers van abuys.

Wp^ötïj öet \\3002naemfle en patntipaeïfie in een morale fafte öDeeftfe öet
S?t/ öare fo?me / göeïijcl ban
cicero recöt göefept is in \'t büf be
^TObanbe €pnbenï
Nae \'tgheen dat de meeitedeelen in lich begnjpt,
bah ^Ider-wijdtlt uytftrecket, werdt de gantfche fake genaemt. ^aeCOm

J^n felfben cicero toat te ran en onbefnoept gefept is/in t^ 25oecft
bûnT^^Publncgue/ bat/ toaer een onrecötbaerbigö Coningö iS / be
$iSquot;aemtïeleeren/ oft öet ©olcft felfs onrecötbaerbigö/ bat baer geen
gmti quot;\'\'öcgue oft göemepne regeeringöe en iS: toelcfte mepningöe au-
ghep berbeterenbe/feptï Nochtans meaght ghy niet fegghen , dat het}
fake /^^ck meer en zy, noch hare fake gheen Republijcque oft ghemeene
ïiig. \' foo langhe daer noch blijft eenigherhandevergaderinghe van een me-
dien t\'^ie reden ghebruyckt, door eendrachtighe gemeenfchap der dinghen
evj-yoeminnen Tin een ghefelfchap verbonden,
«gen ftrancft liCÖaem iS

is eeniicöaem : enbe een 25urgerfcöaj)/al is fp ftoaerlöcft ftrancft/
öc If tQns een ^urgöerfcöap / foo langöe be ïBetten nocö blöben / en
jijKyöececöts-ölegingöen blöben/ enbe anbere bingöen bie noobigö
biet öe 3^?eembe en 3©töeemfcöe baer recöt mogöen beftomen/
fihoiïr^^öer als be particuliere boen onber malftanberen.
Dion Ghryfo-
Ïötfeï®/P?Êecftt beter öier ban/toelcftefept/ bat bea©et (bie/ boomame. ^
ït.,.. quot;flelffeö fc.»* ho..nbsp;mssigt;fïït\\ in ïi(gt; «ïfinrfiftÈrfcftau tö alS

äönbp/x\'quot;\'quot;^ tn \'t memtueiijva uiyöipi« ♦nbsp;wov wwy üyvuv...^..

Wet 25urgerfCÖap te niet iS. Ccicero, Ikio. Epiß.i. Daeneo zi)n noch

litteJ noch (jherechts-plegrnghen , noch gantfch geen gelijckeniffe noch
ÖPh^
il? van een Burgherfchap.] €nÖe Ariftides in fijn lt;©3atie/baer Ö00|

ïlpT/\'^yobiers tot eenb?acöt bermaent / bertoont/ bat oocft beel goebe
U ^^J^n met een tp^annifcöe regeeringe ftonnen beflaem Ariftoteies fept/
inbien pemanbt te feerberliercfttbe macöten\'tgöe^
toepnigen / oft bes ©olcftS bat boo? eerjï b5 ^iepublijcgue ge^
Ölen P toert/ en in \'t epnbe tot niet ftomt. 3laet ons be fafte boo? asrem-
ïitehS^^^sn. 3©p öebben öterboo?engöeöoo?t bat vipianus fept/bat
^tï w2?^quot;^traet-raobers göebangen toerben / ber felfber epgljen ntet
batSJS* * ^^^ felföe fept / öat öe gene öie ban ben toogöbuptfcöen ge^
ftcQef; toeröen/öare b?pöept herliefen. iBaer öp öen ^oogöuptfcöe/öte
.^UrÄS^\'^P^quot;/ toelcfte gefcöieöen bupten öe lanöt-palen ban een pöer
öiecfo^^JJÖap / ^n toaren niet oneeripcft / nocö en ö?acöten geen fcöanöt-
cicus. / fquot;^® be tooo?ben ban c^efar lupben. ©an ben veneden fepbt Ta- ub.

cin.pj^ Qoor-ftroopen alles wat van Boffchen en Bergen tuffchen de Pen-
ïilaetfe /quot;/^quot;quot;leo leydt met ftruyck-rooverye. felfbe fept op een onöer
eatbe catten j een bermaert ©oicft in ^upt(ïant/(irupcft-roo^

dpfff\'

De c\'svhat.
Dei lib.is.

-ocr page 652-

13Wrt ööepl^öfit öeöBem 25igt;öen feïftrcn toecDen beGaramantesP^^
naemt / een ©olcfe otoerbloeöigD tnticupcS-roobecpen / maec e^t«
een©olcfe. ^e iiiyriers toaren aöetooon fonöer onöerfcamp;epDttec^.
-rooöen/ nocötans ts ober öaer trmmpööergunt/ maer öan ^^J^iP
rooöers tS Pompejus göeen triumpö toe-göeflaen. ^oo groot een
p\'\'
fcöeut iffer tuffcöen een ©olcb / al is Öet boos en fcöelmacötiöö\' J\'h
fcöen öie göene / toelcbe göeen ©oïcb 5önöe om fcöelmftucben te oi^^«
ben / te famen loopen / en ficö öp een boegöen.nbsp;^ ^ .{^ti

süocötans foo ban öaer öeranöeringe ballen/ niet alleen in
op öem felben / ais in
lephches, Arfaces, viriatus, öie Upt
^traet-roobers recöt-fcöapen j^eiöt-oberften göetooiöen
oocb in göeöeele bergaöeringen / fulcbs öat öie maer

Vemotib,

Germaa.
.Annal.iz,

^ppian. II
hr.

in.

inöeoöer-göeblebenfiucfien.] Auguftinus ban oeflraet-roobe^PYof^e
fpjofeen öebbenöe/fepöt:
Dit quaet, indien het door toe-loop ^^L^oO\'
menfchen foo hooge op-waiTet, dat het oock plaetfen inne houdt,
ninghen ftelt, Steden in-neemt, Volcken t\'onder-brenght, neemt»\'\'
naem van Coninckrijck aen.

g^ocö toie öe göene 3ön öie öet öoogöfïe göebieöt öebben / öat Sj^n
top boo? öenen göefept, toaer upt oocb öit ban berfiaen toeröen r^Lw
eenige fulcr maer ten öeele öebben / öat fp ten aenfien ban öatöeel
baeröigöenlt;©o?ïogö boeren: en nocö beel nteer öie göeen
3ön / maer flaen in een ongöelöcfe berbonöt / (i.) göelpcfe topnpt J: /
j^o?iettïeeren / öat tuffcöen öen bomepnen en öace ^öonötgöenoote»\'^-

\' toaren fp in \'t berbonöt minöer / öe voifcen, Latinen, Hifpaniers, t^^^ff

ginienfers, alleöanöeliugöen banrecötbaeröigöenlt;©o?logö
göefieltnbsp;^ ^^nr-

[ Vermeerderingh. (i.) ^is öen l^crtogö Öan 3lottöeringen
ziüs st^omcor.B.j2. caf.i3. öe i^taöt öau sunden Öeeft öacen
ban ^omecen öen lt;©o?lo0ö aengöefept / öe felföe
crantzius,

iêaec op öat öe oo?logöe tn öefe betepcfeeniffe cecötbeecöigÖ ^Ém^I
ttiet göenoegö öat öet ten toeöec3ööen göeboect toecöe öan öen ^L^jt
öie öet öoogöfle gebieöt öebben: tnaec öet beöoo?t oocfe / foo top fjt^n/
öebben/pufilöcfeelöcfe befloten te 5ön/ en alfoo publpcfeelpt^
öat öaec ban oocfe öe aenfeunöingöeöan ö\'een pactpeaen
ö\'anöere
öaen / öaecom Ennius öie noemt öecfeonöigööe / oft upt-gecoepen a» ^js
fïagöen. [lofephus tn\'tis^öoecfe banöe§oöifcDe «ï^uötöeöert*. heU\'

onrecht den Oorloghe aen te doen , fonder te vooren dien aen te ku^\'\' Ij^-^jr-

^iet Cremplen ban öit geö?upcfe öec ©olcfeecen öp crantzius saxo ^^^
Ub.zi. 25pOderborniusfn\'tleÖenban Bafilides^Lièr/. Nicetas,

2gt;« civit,
Hei

IV.

Cajet.z.z.
\'^o.art.l.

V.

-ocr page 653-

ïr quot;^en verßaen kan, dat gheen oorloghe rechtveerdigh t^, als \'t gheen
^^evoert Werdt nae dat men fijn goederen wederom ghevordert heeft, oft te
rj,^l^quot;aengekundiiïhrenaen-gh\'efeydtzy : €m OUÖt^fDiPßCBP Ifi^O\'
nfet foo boföomen: Rechtvaerdighe Oorloge is, dat nae voorgaen-
hppr ^^^ê^^voert werdt, nae dat men fijn goederen wederom ghevordert
ÖhJu ^^^^^ Menfchen weeh te drijven. ^DOfieeft Livius t« öe BefCfijpin^

1,5?? retötöaecöiöee #o?ïoaïie gefept / öen «©ojïogïje opentlöcft/
hlTBenupt öoeren. €nöe alSÖP öeröaelt öaööe / öat öe
Acamanen

gKe^«iftÖeïanötaÖepï«nöert öaööen; Dat is de eerfte verbutennge der
doQ cederen gheweeft , daer nae is \'t rechtvaerdighen Oorlogh gheworden
der Burgherfchappen malkanderen ten weder-zijden aenkun-

öÄtfte plaetfen / en anöere meer / fpjeecSenöe öanöe öer feonömgöe
Uicfe / op öatfe mogöen öeriïaen toeröen / moet tiien naufeeur^
is w^^erftöepöen / toat ötngen men nae \'t retöt öer naturen fcöulöigö
ClM\'fbe men natuurUjcïi niet fcöulöigö
ts / maer öie eerUjcü 3tjn;
CS^ Öingöen nae \'t recöt öer ©okßeren öerepfcöt toeröen tot öe epgen
bfn^ööen öan\'t recöt öec ©oïcöerenj en toeïcBeöaer-en-öoöen upt
\'t nS\'^ete infieHingöen eenigöer ©oicöeren öoo?t-amp;omen. €n öat ts

Ephoris Stenelaidas fept Bp Thucydides: (ï.) Het komt daer niec Lib.i,
ten H\' ^y langer ^^t woorden, oft met gherechts-vorderinghen pley-
Carnj^^r wy hoogher als met woorden verkortet zijn. €n Latinus Bp Hali-
Weernbsp;Die
aenghevochten werdt, pleeght den Oorlogh van fich af te

Om Ia\', ^n .(Eiianus fept upt Plato, Öen lt;il»o?ïogö öte aengenomen toeröt
tuc^toelöt af te toeeren/ toeröt niet öan een lerault/ öanöanöena^

öeNi böeïiunöigöt* iïierom fept Dion chryfofthomus inöe lt;©?atte aen

kuojj-\'^^\'ïiedieniers : De meefte Oorloge werden aenghenomen fonder aen-

\'ïl\'hpil.ft • €nöe om göeen anöere oo?fa6eöertoöt Livius öen Menippus,
öe / Ir« ban Antiochus, öat ÖP eenigöe ïSomepnen öooöt geflagen öaö^
bat f?quot;^ ben
#o?ïogö aengöefiunöigöt toas / oft foo aengöeöangeiy
ïiocKööens göeöoojt öaööen öat öe ftoaeröen uptgetogen / oft öloeöt
toas i öaer öoo? aentoöfenöe/öateen öan öefe ttoee öaö^
bea?S^b8Benoegö5öntotöeranttoooiöinge b^nöatfept. a^ocfients
öeSbnöigingöe öoo? öet recötöer naturen niet meer nooöigö/ tnöten
neetnbsp;fön epgen goeöt toeöerom aentafien toil. äia^*^ footoan^

benapl5 goeöteen anöer / oft boo? be fcöultöet goeöt öes ul=
neSl^engöetafl toeröt / en nocö beel meer/ inöien pemanöt toil fn-
öeitfÄ goeöeren öan een onöeröaen öes fcöulbenaers / foo tS öaer
frt^-lt\'iaKe en hfiihcrtnm» han «ftr!higt;rt / rtM hat hïiitfee / batïiet anöerS met

Öe / öefeomen. 3©ant öat en is öet eerfte recöt niet / ttïaer öet ttoee^
^Iföii H? anöers plaetfe göefteït/ foo top op een anöer gefept öeööen.

eer öat eener öie öetöoogölle göeöieöt öeeft/ om öefcöult/
^PJaeVfa fön lt;©nöeröaen aengetaftet toeröe / moet öaer oocfe aen^
^^^ en bermaningöe boo?en gaen / öie öem tn öe fcöult ftelle / bat
öp

5Pfff 3

Lib. t.

Lib.il.

VI.

Lib. t.

-ocr page 654-

me Maru- Qpt^ ^aec öet recöt ber nature
\'\' aenfpjaecïienmanfngöeteboen/ fo^

feïijcb tuffcöen bepben gebjupcbt / boo? öenen / te toeten/op bat n^ ^/

toerbe boo? ccn bte bcfcDabetmet / oftoocBfelfS öentttj^.^,;
begaet/ bolggens bet gbene bat öter booiett bn ons beröanbeït is^-
■ Docb feïfs baer öet recöt ber nature fcöoon niet en göebiebt fs\'i^f®quot; Sf
«.m i,b.z7. aenfpjaecïi en manfngöe te boen / foo toerbt bie nocötans eerïijt» jf-

Öoube ban te beïebtgöen / oft bat be mifbaet boo? berouto en ïeebtoj^^/
oocïi boo?boïboeningöeberfoenten göeöetert toerbe/ boïgenS0«Jt ^ßttt

bientj

Den laetften raedt werdt noyt terftont in eerft\' ghebruyckt-\' ^^^

€nbe öetgöebebt ban lt;0obt ben ^eb?een göegeben / bat fp be
toelcbe fp toilben befirpben/ eerfi totb?ebenooöigen fouöen: J^rfli^
göebobt/ aïfoo
\'t bien ©oïcïte tn \'t öpfonöer göegöeöen is / banfJJJföt.
göen te onrecöt met öet recöt öer ©oïcfteren onöer een
getoo?pen JJijj^^
3Banê bat en toas göeen aïlerlep b?ebe/ maer metconbitie ban
nigöept en triöupt-göebinge.
Cyrus, als ÖP in öet lanbt ber
göebomen toas / eer bat öP pemanbt fcöaöe öeöe / öeeft öP aen J«rf^
ningö göefonöen / öieöentriöupt/ en^olöaten/ toeïcbeöP«^V,vV
bonbt fcöulbigö toas / af-bo?öeren fouöen
: Houdende fukks befcquot;^ W

Itjcker te zijn , als dat hy fonder yets te fegghen , verder rucken foad^\'^Mf

löcït Xenophon in öteJ|iflo?iefp?eecbt. »er nae öet recöt m^^^js
rentotöieöpfonöere toercftingöen toeröt in allen göeballen
aenftunöingöe niet ban toeöer-5Ööen/ maer ban beeen oft öe
partpe.nbsp;„Mi

[Vermeerderinghen. (u) ^g^e felfbe ä^.ƒ. in ber PJatasenfcn
Nae hec recht by allen Volcken aenghenomen , ift gheoorloft te j ÖJquot;
ghenen , van welcken wy vyandelijckaenghevallen werden. Fla®\',\'?\'
Diodorus Siculus in be Peirefiaenfche Extraóten : Hy
betuygde voor ^^^ u^v-
den en menfchen, dat de Oorloghe van den Coningh was aenghevat^S ^{i
©oegöt Öier bp \'tgöeen öp Mariana fiaet / itkr^. cap.i^. ©an ^quot;Äan^^
nietaengöeftunbigötis/ fietDexippus in be €jctracten ber^^P*^
fcöappen.nbsp;eJf

(2.) Jofephus inbe3|ifio?ieberlt;©ubtöeben//A/.£^..?. Maer d«quot;

heefcfe wederhouden, vertoonende, dat men niet en behoorde den Oo^^ ^^t
foo fchielijcken fijnen Landts-luyden aen te doen, eer dat de klach:^\'\'
woorden zijnverhandelt, daer felfs de Wet teghens
den uytheemfch^quot;\'},eyf
genen die overlaft gheleden hebben , niet toe-laet terftont het Krijgquot;^^^ eC
in\'t Veldt te brenghen , voor dat men eerft Ghefanten
ghefonden heefj^^gfl
voorflaghen ghedaen, daer door de ftichters van den overlaft tot bet^^\' quot;.
mochten Meerden ghebracht ]

IBaer befe aenftunbigtnge / is / oft conbitioneel/oftfupber* ff ^i
bitie ts bte / toanneer batfe göeboegöt toeröt öp öe toeöer af-
öer goeöeren» ^ocö onöer ben naem ban toeöer-göe-epfcöte föU

Dcut 20,1J.

Bslar.Z.

-ocr page 655-

.nbsp;Recht des Oorloghs en Vredes. 59p

bau Ö^t Icrauïten recjöt / niet aiïeen öe epöcnmse m aenfpiaetö

Lib. 9.

fcnSI^quot; Öet cecöt ban epsöentiom/ maec oocb becbclgtngbebau\'
Set seru-nbsp;oojfabe/ oft upt ititfbaet fcöulbtgö tS/ göebjffe aïs^

ttjmfl\'^^ ï^töt becblaectop \'t xo ssoecb ^neidos. [^tet Paruta ban be

it./tï/^ö^ lt;©0?l0gÖe/Äö./. Bizanus , lib ^s- ban De (Cuccfeen/ Reinkingius,

^^ihev\' ^nbsp;bomen befe b)00?ben in \'t jpo^muïiec / we-

aig w\' voldoen, overleveren : bat obecgebeumoetbecfiaen toecben/

tenjpbat fp/bie aengefp?obenen
kt afnbsp;/ ttebec felfs ben mifbabec toillen «ïcaffen. ^^efe toe^

«aertJt SJ^öecingöe ^^^ öoebecen / göetupgöt Plinius, bat ciarigatio göe^
lotidgjj ™^tbe.nbsp;cap\'^-^\' Ende de Ghefanten, alsfy tot de Vyanden ge-

ren ^^\'^rden om te clarigeren, dat is, om klaerlijck de gheroofde goede-
bp bah \'nbsp;eyfchen, werde een der felfde
Verbenarm ghenaemt. Cn alS

aengC ^ Verbena Öanbelt / Ub.zs. cap.ß. feptÖP î is het welck wy
Serviü hebben 5 dat de Ghefanten tot den vyanden droeghen. ^iet
^ 25oecft iEneidos.] 25p Livius flaet befe fonbitionele
^eji gu ^Öingöe / Dat fy dien overlaft en dat onghelijck, ten zy dat het van
lulle^ ^f ^^^ \'t ghedaen hebben, gebetert werden , felfs met alle gheweldt
ftraffp®\'\'^eeren. lt;!£n
befe bp Tacitus; Ten zy datfy de boofe voornemen te
^^^Oüh hyalles fonder onderfcheydt doodt flaen fal. CnbetS baet batt
Thefe7\'lt;i^rempeUnÖet€reurfpeï bec
supplicanten bp Euripides, baer
^ \' wn Jgerault bit bebel göeeft aen
creon ben (Cöebaner î

te*^ Coningh Thefeus u ghebuyr verfoeckt fijn Lijeken
^oghen doen hefteen ter aerden: doet ghy blijcken
liilcks ons werdt gegunt, blijft onfe Volckin vreed\',
JVJa ^^^quot;quot;^jght ghy dit, foo keert terftont weer hier ter fteed\',
j)nbsp;u niemandt, foo doet haer dan dit betrachten ,

^^ V in \'t harnafch korts mijn jonge manfchap wachten.

^»nius in beröaelban befe feïfbe fafte / fegöt i

Theben d\'oorlogh aen, oft Griecken het begraven,.

fïÖIS^Öcbeaenbunbigingöe iffer tnbe «©ô?logôeber ^icbbo?fcôen en

hb.. : oocft in Amphitruo ban Plautus in \'t begin. ^tetCrommerus,

^OjioJ^^öÖebaen öeeft / (enbat is \'tgöeen bn ifidorus genaemt toecbt/
N bSP»? iBenfcöen / oft ©oicft te becb?öben) oft felfs fulcfte mtfba?
K ^O geeft/biefiraffebecbienen. [^ieteen €rempeïDpBe«bus,
S\'öïnop/S^® fomtoöïen bolgöt op be conbitionele toel öe fupbece aenftun^
^^t bft Ä fulcfts niet noobigö iS / maec ten obecbloebt; baec ban

\'^*:chtej.^3rO?muliec: Ick betuygedat dat Volck onrechtvaerdigh is,en geen
üoet. een anöer J Over wekke goederen, Jsrakeelen, oorfakèn

-ocr page 656-

Pater Pa^ratus j des Roomfchen voicks Quirites ghefommeert heeft
ter Pacratus van\'t oude Volck der Latinen, en den
ouden Latij niche ^
fchen, welcke goederen fy niet betaelt hebben, noch
over-ghegeveD h ^^
noch ghedaen hebben., welcke dinghen behoorden ghegheven ,nbsp;eO

betaeltte werden ,verftae ick, bewillige en bevele, datdiemetfuy^^ ^^^^
Godtvruchtighen Oorlogh ghefocht worden. CnnOtÖ ecil öerÖ^jf^\'j^gt,.
ïteci Dat de oude Latinen tegens het Roomfche volck Quirites
ben, mifdaen hebben , dat het Roomfche Volck der
Quiritengheboden
Oorloge met den ouden Latinen te zijn , en den Roomfchen Raedj quot;^^^jeJ\'
riten goet ghekent, ingewillight, en bevolen heeft, dat men
met dén ^^
Latinen Oorlogh voeren foude, om de felfde fakefegghe ickhetRoo ^^^
Volck, den Voicke der oude Latinen, den Oorlogheaen , en make^
aenvanck. ^ocD öflt in öefen bal/ fo ais icb gefept bebbe/ fooDanigJ^^^^
feunbtöinge niet noobigö
5P/ blöcfet oocfe baec upt / bat fulcc aen
(le befettingöe en toacötcecötelöcfe feonbe göefcöieben / göelö^^^ Anti^\'quot;
raulten in be fafee ban Philippus ben iBaceboniec/ en baec naeban^
chus göebjaegöt 5önbe/tecanttooo?bt göegeben öebben /ombat^^^n^
de aenfeunbigöe aen bien mo(l göebaen toecben / bie met
gfjetafltoecbe. lt;©ocfefelfsbeaenfeunbingöe banbelt;!^o?logete0equot;.^^
rhus, ts göebaen aen een ban be^olbaten ban Pyrrhus, enbenow*
^Scöouplaetfeban Fiaminius, baec men bien^olbaet belafleo^ ^
(laens toille een plaetfe te feoopen / ais servius becöaelt op\'t^^^JS^n^
25oecfe mneidos. lt;feu betops ban obectolligöe onbecöoubingöe t^lj;
bit / bat be lt;©o?logöe menigömaeï ban toebec5öben aengöeamp;«oH!??c a«^
ais be ^eloponneficöe ban bie ban Corcyra, en ban Co?intöen\'
noegö iS / batfe ban een ban bepbe jpben aengöefeunbigöet

g^ocö öet feomt upt be maniece en inflellingöe ban fommige ^t
ren/ en niet upt öet cecöt bec ©olcfeecen/ bat bp beneciecfeertf^ui\'
coebefeen / eenige gcoene fecupben en bebloebe fpieffen / eecfl W
coien, en baec nae bolgenbe öaec €cempel bp ben jfiomepnen ö^Sgif
5ön / oocfe opfeggingöe ban b?ienbtfcöap / en ban göefelfcöap /
mP
eenige toas getoeefl / na bat be goebecen toebec omge-epfcöt ^St scf
tïgöfolemnelebagen/ toebecom öet fcöieten ban een fpieffe/ C^jM
vius op \'tp 250ecfeilneidos. Ammianus, hb.i^. gn \'tgeen baeCOp a^\'^^jt
be göeleerbe Lindenbrogiu^:] en anbece biecgelöcfeebingen/ toelamp;tot
niet beöoojt onbec een te mengöen met bte bingöen / bie
öet cecöt bec natuce öeöoo?ett. 3©ant Amobius imt onS / bat eequot; e^jji;
beel ban befe bingöen al tot fpnen tpben tn ongöebiupcfe gefeot«Kt^ti\'

giae felfs al ten tpbe ban varro toiecben eenigöe btngöen nae-ö^\'^gM^

^e berbe f^unifcöe lt;©o?loge is te göelöcfe aengöefeunbiget / en
baem €n Mscenas toil bp Dion, bat eenigöe ban befebingöef ^
lairen flaet epgöen jtjn.nbsp;^tP

L\'vim \'.31

1^30.

Vin.

.Arnab. l.z.
tonttagentes.

VArro l^.de
iingna tathu

-ocr page 657-

Mèfelïen bp öem boeoöen füllen / als bie een toebal tot öem ßöereamp;ent
• batts
\'t göeen bat be nieiitoe iSecöt?S-8Öeleecbe feggen / bat
bS^^^ ontfept 5önbe/fönen aenöancfi mebe ontfept iS: \'t bjeicf? moet quot;
ban bie felfbe ^o?logöe/toelciamp;e gcboert toecöt tegöens

ben^\'

faSfo?logöe / maec als pjincipalen aengöetafi toieröen / tot toelcbe
fchp ÄÖcfinae \'t recöt öer ©olcfeeren aenfeunöinge/alfoo na\'t iSoom^
\'t nieuto öeöel öes J^oomfcöen ©olcöS öecepfcöt toecöe. ïlBant

w i? ^e boo?(iellingöe tegens Antiochus göefept toas: oat fy moch- Liv. lib 36«

hanamp;h ^^ghebieden, met den Coningh Antiochus, en die fijnen sea-^\'^-^^-
ÖOübplnbsp;warequot;\' ooriogheaen tevanghen, \'ttoelcfe meöe Onöec?

nioetpS}? tn\'t decreet tegens öen Coningö Perfeus, fcöönt berflaente
\'^enfni.Jberben/foo lan^eöe lt;©o?logöe met
Antiochus. oft Perfeus bu^
bieff ^ i en ban ben genen bie met ber baebt ftcö tn bien lt;©o?logö ber^
Är/\'önben.

hjpTSS be oojfafee toaerom be ©olcfeeren tot bien lt;©oilogö / toelcfien x i.
^uiihf,;«^ quot;^^eßt ber ©olcfeerenrecötbaerbigö göenaemt öeböen / be aen^ ^^bm.

öebben berepfcöt /en ts niet bie / toelcfee fommige öp-ö?en^
fuit^lbatfe ntet öepmelöcfe / nocö boo? beö?ogö öoen fouöen / toant ■quot;

CHp.2.

XI 1.

UDeooert roeroe: ujant öaer upt 30« upionoece metiHiuyeii
^oifS toelcfee nocö in öen lt;©o?logöe tegens öe isooöecs / nocö In öett
8eböeti %, toelcfee een Coningö tegöenfön lt;©nöeröanen öoert/ plaetfe

Seneca OnÖerfCÖepöentlÖCfe gÖefept Öeeft: Oorloghen Uh.i.deir^

h aenghefeyt, oft teghen de Burghers ghevoert.

09t ooä tvfJ ®Öene fommige aentepcfeenen / en met €]cemplen öetoijfen/
** «n fuitfeelt;©o?iqgö$n öe öingöen öie göenomen toeröen / öec ge^

lt;©gggnbsp;n^*^

-ocr page 658-

. nertoertieii btefe rtemen/ bat ts biaer / maer tipt bat eene öS^^^f/f/ö^c
bat upt bet recbt ber nature / enbe ntet upt öet toil-beurlöcï^^ ni^ï
© olcberen / als \'t bjelcbe alleen ber ©olcberen befle befo?göet / f
öer göener bte ööeen©olcf!5ön/ ofteen göebeelteban eenJ^w^, ^f^
bolen oocft tn befen / bat een lt;©o?logöe aengöenomen om ftcö wt
föner goeberen te befcöermen/göeen aenftunbtgtnge beöoeft:
bte göebJtfelöcft beöoeft / ntet toel ftmpelöcft / maer om bfetoetjjj^i^
göen / baec ban top begonnen öebben tefp?eften/ en bte top terlionoi v
nae berftlaren fullen.

mth felfs en ts bat ntet toaer / bat ben €gt;o?logö/ foo öaefl aï^ Öamp;S
göefeunbtgöt ts / niet mogöe aengöebangöen toecben te boecen/1 ^jt
Cyrus be tucmeniecs / be taomepnen tegen be CactöaginienferS
öebben/ göelöcft top tecflonbt göefept öebben. 3©ant beaenftunö^
en becepfcöt göeen töbt nae batfe göebaen is nae \'t cecöt bec
^ocö ftan öet göefcöieben / bat nae öet cecöt bec natuce eenigen ty^
epfcöttoiecbe/ombegöeflalteniffebecfafte/ tetoeten/ aisbe
toebec göe-epfcöt3ön / oft flcaffe göebo?bect obec ben mifbabiöï^ J^gti

XIV.

bat fulcfts niet en ts göetoepgöect nocö af-göeflagöen.
moet men foo beel töbts bergunnen/ bat öet geen berfocöt tS/
löcft ftonne göefcöieben.

IlSaer inbien oocft öetrecöt ban lt;0öefantfcöap geguetfl oft ^^^^niê
is/ foo en falnocötansbaecomfoobanigöen aenftunbtnge niet nciow\'%
3ön/ tot bie toeccftingöen baec icft banfpjeftei maec öet fal aWSi/
3ön bat bie göefcöiebe op fulcftec toöfe / aisfp bepligö ööeftöt^öejfS^f
namelötft /boo? 253ieben : lt;©p öoebanigöetoöfeöetbemaniece
iamp;L^m
men becitatien enbe becftlacingöen boet in plaetfen bienietalteb^P\'*^
3Dnt

tAyahilih,

cap.

.Atber.Gin
lib.l.cap 1

XI î Î.

I. Devruchtenendewerckinghen van den fo-
lemnelen Oorlogh werden in\'t ghemeen
voor-gheftelt.

11- Het woort ^eoor/ö/t zy») wert onderfchey-
den in\'t geen \'twelckongeftraft doorgaet,en
nochtans nietfonder ghebreck is , ende in\'t
gheen dat fonder ghebreck is, maer noch-
tans \'tfelfde niet te doen \'t werck van eeni-
ghe deught is; met byvoegingevanExem-
plen.

ï 11. Dat de vruchten en werckingen van den
folemnelen Oorlogh in hare ghemeenheydi

viy\'

jjC\'

aenghemerckt zijnde, behooren tot
ftaen fonder ftraffe.
1 V. Waerom dat foodanige effeaen

kinghenin-ghevoettzijn.
V. GhctuygenilTen van defe eifeâea

.. . . ..-.ibefchÔ-

dC

VI.nbsp;Dat uyt dit recht gedoodt en belnbsp;^^^

werden alle die binnen der Vyaquot;\'\'^\'
palen zijn.nbsp;i- „ ft V®\'

VII.nbsp;Wat te doen ftaet, indien i?
Oorlogh daer ghekomen z\'Jquot;: „.j, jfl

VIII.nbsp;Dat der Vyanden ondeida»«\'

Het vierde Capittel.

Van het recht om in folemnelen Oorlogh de Vy^t^\'

den te moghen doodt flaen, en ander gheweldt aen
het lichaem te pleghen,.

-ocr page 659-

Ivmobilen befchadightwerden, ten\'

. oat de Wet van eens anders lurifdiftie
I X Q

-^^^^ttecht van befchadighen oock tot
gl^gj-^^^S^Kinderen en Vrouviren virerdt uyt-

\'i^en^Ghevanghenen j en tot allen

ghevquot;\'^^ tot den genen die fich willen over-
X1 j ^» niaer niet aenghenomen werden.

tie\'fi u , den ghenen die fonder condi-
X 11 j^h hebben overghegheven.
te Q ■ ^atdit recht qualijck werdt tot ande-
°quot;aken ghetogen, als tot ghelijcke ver ■

lp öefe tooojtien ban virgiiius:

Dan fal \'t ftaen vry met haer te ftrijden, rooven \'t goet:

tenT^nbsp;öat Servius Honoratus öen ooifpjoncfi ban ïjet lerauï^

be ban Ancus Martius, en nocö öooööec ban ben .ffiquicoien af ïjab^

fel quot;^ïflaelt/ fepbt BpaïbllS t Wanneer het Roomfche volck eenighe Men-
Pati-quot; ^^^ ßeeften van eenigh Volck ontrooft waren, foo reyfde oock de Pater
lgt;On?quot;®\'quot;stdeFecialen, dat is, de Priefteren die over het maken der ver-
niet quot; \' henen, cn flaende op de grenfen, verhaelde met luyder ftem-
deronbsp;der Oorloge, en als fy weygerden de geroofde goederen we-

te Ie? ^^ gheven, oft de gene die \'c onrecht en overlaft gedaen hadden, over
gt; fchoot hy een fpieffe uyt, welcke faecke het begin van den ftri)dt
dan ftonde het vry, nae wijfe der Oorloghe, de goederen te rooven.

Crant.
Saxon,
cap.%.

Z,1M
/.II.

IL

6-17.

j.Cor

Lib.i.

c.iS.

1ïyctT,\'quot;fquot;Wföen ?fipofieïötfcoureeri1:i.) i|et is oocft göeoo?Ioft/ en
öertroutoen/ oft anöermaeïte öoutoeïöcftenj maer öet ts
juur tnet een Éoutoeincft teb^eöen tejtjn/ geïncft Clemens Aiexan-

lt;0ggg 2,

»HaaiSfil uonae net vry, uac wjjic uw-----1,— —------

lUecS^ benen Dabbe öp ööefept: De Oude noemden \'t goedt tc rooven
al en was daer in\'t rooven gheen mifdaet: van ghelijcken noemde
«cmlt^^^ weder-gheven. betalen,
a^töjeïcbeb)Oö|bentopïeecen/ batter
?r Affecten en bjertbtnsöen 5önepööenbenlt;©o?Iosö tuffcöen tbjee
ïïe / en öaren öoofben aengöebunötget/ toeïcfte öen lt;©o?ïoöö npt
bici ft \'^^ aïïeen ntet en boïaöen: öet toeïcfte feer toeï ober-een-ftomt
^nbsp;^^nbsp;^^ ï^oonifcöe ssecöts-seïeer^

^oS?^»^ ïaet ons beften toat öet 3P / \'t öö^en virgiiius göefept öeeft / ge-
ÏQftl^\'.oft vry te ftaen. »nt fottitoßlen toerbt bat göefept / gcoo?^

^im?]^ / \'t göeen banaïlenftanten recöt en a5obtb?ucöttoÖtö/ sltH
^efflölöcfe pet anbers ïoHöcfter en pjöfïötser foube ftonnen göebaen
ftaet V^feöantgö ts \'t göeen be
Apoftei Pauh^s fept t Alle dingen (ber^
Wh/? flasö foo?te/toaer ban be tipotteï öaööe öegtnnen te öan=

iïlru^ totïöe öanöelen) zijn my wel geoorloft, maer alle dingen
^iirfa niet, oft dienen niet.
2$ïf00 tfl gÖeOO?ÏOft/ eU flaet b?p te ÖOU\'
rnaeröeftuufcfteontftouïimrrïtg oft ongöetroutoöe flaet upt

quot; quot;tl us aen Pollen-

geldinghe, hardneckigheyt in \'t verweeien.

XIV. Dat liet oock tot de Gyfelaers wetdt
uyt-gheftreckt.

X V, Dat dooi het recht der Volcken verbo-
den is met venijn yemandt te dooden.

XVI.nbsp;Oft oock het Geweer, oft eenige Wa-
teten tevergiftighen.

XVII.nbsp;Maer niet op andere wijfe het water
te bederven,

X V 1II. of het oock teghens het recht det
Voickeren ftrijdt heynnelijcke doodtiXagers
te ghebruycken, wetdt onderfcheyden.

XIX. oft het Vrouwcn-fchenden zy tegens
het lechc der Voickeren.

L

-ocr page 660-

drinus befe biaöÖCmÖtbCUMam. [Stromateon \'^^^\'^^jvl^ï^ftptlt^

beren ban ben 0§enen bie öet ttoeebe loutoeïöcft aengaet/ awn?\' yet

De fulcke en doet wel niet teghens het verbondt, want daer ennbsp;.gclct-

die fulcx verbiedt ■ tnaer hy en vervult niet de alder-uvtnemenfte vol j^j
^dToUen. heyt eens Euangelifchen levensj Jgaer Öet SebOeïen ban

tiumiiki. ggji Cö?ilien man ba? een i^epbenfcöe Inpfbioutoe te ne^t^c
ct toeïcb in toat omtlanbtgöeben öet toaeracötisö 5P / en f^^^i^asP
befer pïaetfe niet te onberfoecben) maer öP banfe oocb beöowben / ^^^f

. upt toeicbepaffagien Gratianusnbsp;,

uß.T.i Uipianus ban een

ÏÖCbenaenPollentius,cap.i3.en i8

öeeft upt-göefcö2ebenj\'»^««gt;-ïJ\'.^»lt;ï/?.\' D uipianus ban een i^\'^^T^ptti
toeïcbe nae ben beflemben bagö fiaet ben 3©ön upttegieten /\' rjen,

L.}. licet Indien hy nochtans daer hyfe mocht uyt-gieten, niet en heeft uyt-gquot;^|4jjn/
^OÖ\'S hy veel eerte prijfen. tCnberfins toerbt gefept petS geoo?ïpft ^
vmduie. oft b?p te fïaen / \'t toeïcfe toeï niet göefcöieben fean / beöouben^je
b?ucötigöepbt en reguï ber pïicöten / maer öet toeïcfee bp ben
göeen firaffe onbertoo?peniS. (z.) ^oo ifi bp beelen ©oïcfeen öfJSW
en fiaet b2p te öoereren: 25p ben ïacebemoniers en €gpptenpr^\'

x,3.oocfe b3p tefieeïen. 25p Quintilianus flaet: Daer zijn eenighe LijjcK
van naturen nietprijüijck en zijn, maer nae Rechten toe-ghelaten jg\'.j^jj^
in de twaelf Tafelen vry ftont des Schuldenaers lichaem onder den Cre

ren te deelen. jnacr befe betepcfeeniffe ban be tooo?ben vry ftaequot;
oorioftzijn, euisuietfooepgentlpcfe/ ööeïpcfe cicero te «cÖtaenjK^j,,
Tufculan.
qmß.lih.s, fp?efeenbe ban Cinna

: My dunckt ter

dat hy niet alleen daerom ellendigh is, om dat hy fulcks gedaen hee^^^.j,geti
oock om dat hy hem fooaengheftelt heeft, dat hem vry ftondt fulcK« ^
te doen: hoewel niemandt vry ftaet noch geoorloft is te fondigeo, iquot;? ^ fjc-
ftruyckekn door mifverftandt der fprake : want wy fegghen dat
oorloft is 5 oft vry ftaet, \'tgheen een yder toe-ghelaten werdt. ^\'^f^iffegl^^

iS bie manier ban fpiefeen aengöenomen en göeb^upcfeeïpcö / Jj^tj^
toanneer be feïfbe
cicero boo? Rabirius Pofthumus be ï^ecöteten «^ed
aenfp?eecfet: Ghy hebt daer op te letten, wat u-lieden betaemt, met no
u-lieden vry ftaet en geoorloft is: want foo raen vraeght, wat u-I\'^\'J
ftaet en gheoorloft zy, ghy kondt uyt der Stadt wech drijven wien g^L^jf^

^00 toerbt göefept / bat ben Coningen aïïe bingöen b?p flaen / om quot; ^^^
göeen menfcöelpcfee firaffen onbertoo?pen 3ön / aïS top op een «
fepbt öebben. iBaer
claudianus een Coningö oft Éepfec onbe
fept recöt en toeï:

te

Stelt u voor ooghen , niet wat u ftaet vry te doen j
Maer wat u beft betaemt. ■

lt;en Mufonius befiraft be Coningöen/ die voor een maniere

-ocr page 661-

ftpltÜquot;\' ftaet my vry, en niec fulcks betaemt my. €ntr0 f« bien fin

top bat bicbtoiïs tegöens malfeanberen gbefielt toerbt \'tgöeen bip
iS-v ert göeen öeöoo?t / göeïöcfe ban ben Baber seneca in fön Contro^

tii \'jjn bie^^jjjj^ Ammianus Marcellinus : Daer zijn eenighe dinghen diCf,, ^^^
\\nbsp;te ghefchieden , al ift datfe vry ftaen. Plinius in fÖn 23?ieben/igt;-ö^\'. ub

hequot;^?atie boo? Balbus : Want daer is yets dac niet behoorlijck is , al ift dat
Uati ^^aet.
felfbe bOO? Milo : Brenght het geen gheoorloft is, tot de

îamp;âhf \'nbsp;^^y \'nbsp;= €nbeïn be declamatie ban be

anS? jJiani fiaet: ^atöeteen anbec iS te fien op be Cecöten / een Deciam.z5i
^«c op öeretötbaerbigöeptfienf

teiQ*quot;\'^eerderinghen. (i.) Hetghetuygheniife van onthoudingeis krach-
ftè , de vryheydt benomen werdt, fept Tertuiiianus tegenS Marcion ,

fn ^«t ben felfben ban befe fafee / en ban \'t blutöten in becbolgingöe/

heef,nbsp;aen fön lupfb?0u. Hieronymus aen Hdvidius : Een Maeght

en fo \'teerder verdienfte, als fy fulcks veracht, \'t welck foo fy dede, fy mee
det,^^^ mifdoen. (^EegenS tovinianus : Daerom bemint Chriftusde Maegh-
^g^er, om
dat fy van feifs gheven, het gheen haer niet was op-gheleydt.
Vit, j^^^ïimachus
: De groote dinghen werden alle-tijdt gheftelt aen\'tgoet-
op (ig\'^ der toe-hoorderen ; de noodtwendigheyc en werdt u niet op-geleyt,
wille prijs en loon behale. Chryfofthomus obeC i.Cor.7. Hy wijft
dreyajquot;^\'onthouden beter is. lt;©P Romeynen cap.7. Hy heeft de Helle ge-
gh/Sht j ten zy dat wy de gheboden ghehoorfamen , en toont dat defedin-
Van feS^ ^y vereyfcht, niet en zijn van die dinghen, welcke de Campioenen
keftaenbsp;volbrengen , hoedanige zijn de Maeghdelijc-

^hanJ« \' verlacinghe van lijn befittinghen , maer dat die dinghen in aller
Hy hp ^ moeten volbracht werden, ^jnbe ttoeebe #?atieban\'t©afien :

heeftf Maeghdelijckeonthoudinghebuyten de loop-baen ghelaten , hy
bren^f\'^ovcn de Wet van kampen ghelaten , op dat de ghene die fulcks vol-
de 5,5 jquot; gt; de grootheyt haers ghemoets betoonen, en diefe niet volbrengen,
flû§?^lt;frtierentheydt des Heeren ghenieten mochten. ï|et toelcfee ÖP tec^

\'t ÂS^^ï nae mebe paii op öet beclaten bec goeberen. ©oegöt öier bp

(i \\nbsp;Öeeft Upt Auguftinus en anbecen / itt caufa if. quxß.i.

Veeg/.Tertuiiianus tnfÖUbecmaningÖetOtfeUpfÖepbt: Het vry ftaen is
îîiaernbsp;verfoeckinge der tucht.
€n baeC nae : Alle dingen ftaen vry ^

befenbsp;dingen voor defaligheyt. Chryfofthomus, banbe 250ete/

digtjf uytterfte topkens der kruydereja, en wilden honigh at, verkon-
Hing.p quot;^Jeyt aen met authoriteyc den gheóen, die hem een heerlijcke en Co-
fchiin; tafel placht voor te fetten, Het en ftaet u niec vry. Ende nochtans
gt;nbsp;den Coninghen vry ftaet. Columellatn bebOO?-rebenban\'t

Wanç En gewifl^elijck en moeten wy niet alles wreken wat ons vry ftaet,
\'^\'/fïius anbsp;oordeelden het hooghfte recht het hooghfte cruys. Hiero-

^eydt ]nbsp;: En Ô waerlijck\'c hooghfte recht j de hooghfte boof-

lt;00gg

-ocr page 662-

6o 6nbsp;Hec derde Boeck, van hecnbsp;^^

111. fuïcfier manteren ban flaet Bet een ©panbt b?p fönen

befcljaötgen foo infün pecfoon / aïs in föne goeberen; batnbsp;ßc^

bengöenen / bie tipt recötbaecbigöe oo?fafeelt;©o?ïogÖiJoert/ cnoju,
fcöabigöt binnen bie mate / bie top in \'t öegtn ban bit Jöoecß ae w, ^
fen öebben / bat natuticiöcH toe-göeïaten is/maer öan öepöen
fonöer onöerfcöepöt j foo öat öp om öie oo?fafee niet mogegeftca^ ^pt^
öen / 5önöe mogöeïöcïi in eens anöers geöieöt öeöonöen aiseen gjj^
fïagöer/oftg^ief; nocöomöteöaetstoiïïe öaneen anöecen
öem aengöeöaen. ^n öefen fin fïaetöpsaiiuftius: Dien alledmgequot;\'
overwinninghe nae de wet der Oorloghe vry-gheftaen hebben.

lt;Deoo?faecße toaerom ött öen©oïc6erenöeöaegötengoet
öeeft / is öefe göetoeefl: om öat öet geöaerïöcfe fouöe jön gÖe?S aoe«
anöece ©oïcfeeren / tuffcöen ttoee ©oïcfeeren uptfp?aecö te toiuen quot;hgit
ban
\'t recöt öer lt;©o?ïogöe / toeïcfee öoo? öat m\'iööel feïfS fonben
lt;©o?logö in-göetoicfeeït toeröen j geïöcfe öie öan jjBacfiïien fep^ fto
falie öan c^faren Pompejus, öat öare oo?öeeI/ nocö öace Scacpi^^
toööt niet en firecUten/ om teonöecfcöepöen toeïcftepactpe öe cecöamp;e
öigöfte faecfie öaööe: lt;Ên ten anöeren / öat oocft in een recötbae^Ä
#o?ïogöenauïöcös göenoegöfaem fean öefeent toeröen upt «Ä Jeöe^
tefeenen/ toeïcfeeöerecötbaecöigöe toöfeen mate?? / om öet p^^Zmt
fcljermen / oft toeöer te ferögöen/ oft firaffe teöo?öeren/ fojS^?
gantfcöel0cfe 3p öeter göetoeefl te laten en flellen / om te
oöer toegen
öe epgöen confcientie/ en öet acöteröencfeen öer oo?logenöe pactÄ^V

aenöeuptfp?afeeöanö?eemöefulcfesteflellen. ^eAch^emfeggenSp

re lt;©?atte tot öen aaeöt öp Livius • op toat toöfe feomen öte btngn « (t
in öifpupt / öie na
\'t recöt öer lt;©o?loge geöaen 3ön i 25eöalöert ö«/quot; ^
en toercfeinge öan licentieen ö?pöeptom onöeröeurtte öoen/ i^nocy.^^,
anöer / te toeten/ öan epgenöom / öaer öan top namaeis füllen

^ocö öie b?pöepöt öaer öan top nu öegonnen öeööen teöanöeie\'\'/ggc
te mogöen befcöaötgöen/ flrecfet ficö eerfl upt tot
öe perfoonen
ban öp öen goeben ^cö?öbers beel göetupgeniffen te binöen 30«-
ts een lt;0rtecfes fp?eecfe-tooo?öt upt öet (Cceurfpel
euripidis löoe:

Hy is ghewiflijck reyn dieiijnen vyandt doodt llaet.

^©ienöoigöenöe naeöe ouöetnaniere öer (^rtecfeen toaS \'t
loft met öen göenen / öie öupten #o?logöe een iiBenfcöe öooöt-gpei^fj
öaööen/ te öaöen/ oft in \'töaötfrcö te toaffcöen/ teö?incfeen/ e»»\'^t
beel minöer te offeren oft eenigöen Coöts-öienfl te plegen; n^J^jfoft-
ben göenen öte in €to?ïogöe öooöt-göeflagöen öaööen/ toaS
€nöoo?gaens toeröt öetöooötflaen göenaemt öet recöt öer ^»^So

Marcellus fepöt ÖpLivuis: Al wat ick teghens de Vyanden ghe^equot; \'^
werdtdoor het recht der Ooiloge befchermt en verantwoordt. ^t^Mp\'rcfl
benfept AncontOtÖeSaguntiners: Maer ick oordeele dat men joV
liever tgt;ehoorr te verdragen , als datghy foudt lijden dat uwenbsp;^^^^

gheflaghen, uwe Vrouwen en Kinderen voor uwen ooghen nae ^ qoiquot;

IV.

Lib. 29.

V.

Liv Ub. iS.
.Lib
.i t.

-ocr page 663-

gheroofr ^ en wech^efleept werden. feïföe Livius Op Ceti att^
JS^\'aetfe becfiaeït öeböetibe / öat öe
Aftagenfers öooöt-eBefïaoïjen toa^ Likzt;
Cice quot;^^öÖtöaecöp/ öat öet nae\'tmöt öec lt;©oiïogöe öMcB.teöt ts»

^gj ^ÖOOjDejotarus Maer waerom doch foude hy uwe vyandt zijn, van
^cn W quot; 3ls hy konde nae de wet der Oorloghe ghedoodt werden, konde ge-
Mnbsp;fijne Kinderen tot Coninghen gheftelt waren ? Cn ÖOO?

Want daer wy alle na de Wet der overwinningealle met recht
iie, , ghedoodt werden, zijn wy door \'toordeelvan uwe fachtmoedig-

Csfar ïaet Öen Hxduen toeten / Dat door fijne weldaet be- ^^^^^^^^ ^
Waren die ghene» welcke hy nae\'t recht der Oorloghe hadde kon-
Oori®®.^^quot;- lofephus
öan öe SlUötfClje lt;©0?Ï0gÖe; Het is heerlijck inde
Ugj te fterven, doch nae
\'c recht der Oorloghe, dat is als de Overwin-
«et leven ons beneemt. Papinius
fepöt:

* \'t doot-flaen klaeght men niet, \'t is oorlogs recht, en loop.

öÄ^ß aïs öefe ^cöjpers fegoDen nae \'t recöt öer lt;©o?ïogöe / öat aïS
le
flff^lt öerflaen toeröen tttet fooöantgö cecöt / \'t toelcft öe öaet öan al^
Wbfioiquot;^öeö?ööt/ maer fooöantgöeö?pöeptöatttlraffe ais top göefept
vj?/ ölöcfttuptanöerepaffagten^
xacitus öeeft göefept; Dat men m

djf j? i^^^ct op de oorfaken, en verdienften, maer daer den Oorlogh in valt,
een de onfchuldighe en fchuldighe tegelijck omkomen, öefelföe Op
^aeh ^^ plaetfe:
Noch het menfchelijcke recht liet haer toe dien doodt-
OOt^^® ®eren , noch het recht der Oorloghe dien te wreken.
Cttöe tttOet

boeji^^etnf0tt25?teÖenï Oe ftucken die men met denhals foude moeten
Prijtj \' prijfen wy dan als \'t de Krijghs-lieden ghedaen hebben.
€nöe Cy-
\'\'PaKr\' doodtflagh, als particuliere die begaen, is een mifdaedt, alsW?«.- ,
heydt ^^\'^^luelijck ghefchiedt, werdt het een deught ghenaerot. Ongheftraft-
groQ.u de mifdaden verwerft niet dé inficht van onnoofelheyt, maer éGfapahb.i.
tiet) oy wreedtheydt.
€n öaer nae t De Rechten dragen met de fon- -i-
^\'erden^ * en\'tgheen publijcq is , heeft begonnen vry en ongheftraftte
obecja^ ^oofepötLadandus, öatöeïïomepnenmetrecötotïgelöcften

en tn geen anöere mepningöe fept Lucanus: ^

.nbsp;recht ghegeven is.nbsp;pharfiu,

^öoSlquot;®nbsp;ö?p fïaen / ftrecftt topöt. 3®ant vi.

ïiettenS^^S\'^ÖPt Öetniet alleen öie göene (öie in öer öaeöt felfS öe toa^
l^aec önÄ/ oftöieonöeröatten jijtt öan öen göenen öieoo?loge öoert/
J^eïcftS^i^^ ^^^ ^^ öpattötipcfte grenfen en lanötpalen sön t öet

Jipnej^Y, unbsp;Die zy vyandt, en die

ISameiöcft/omöatöan öien oocft meöe
H«et te öseefen / öet toelcfte in een öurenöe / en aïgöemeene oojia^

göe

-ocr page 664-

Söegöenoeaöfameceömts/ op öat plaetfe fieböe bat ttt^^lP^^^aP
ban fp^eben / anöers tfï metbe uptpanbtngben en reprefaiien, bie ^^ jj^
fepöt Hebben / batnaebetoiife ber la|len/ bte tot af-lofftn0ye
fïaöt-fcbulöen op-obelepöt toeröen/ 5pn m-göeboert: ^aerotn ^jj
bieemt en ts / tnöien / geliicb Baldus aentoijjt/ öaer beel nieer W
in ben
©ojloglj/ ais in \'t recßt banpanöingbeoft reprefaiien.
als icb göefepöt öebbe / en öeeft geen ttoöffelinge in öen b^eenwcg^n/
öie nac aenöangö öer oojlogöe / en nae öat fp öaer ban bennilfe
binnen öe öpanöelpcbe lanötpalen bomen.

me öoo? öen (©o?logö baer öenen gerepfl toaren / fcöötien na i ^^j/
ber ©olcberen öoo? öpanöen te öouöen jpn/ nae een tamelijcben
binnen toelcben fp öaööen bonnen bertrecfeen.
[Bembus, Lib.r. ^\'ßfmit
fe beranttooo?öinge geö?ui)cbt cicero boo? Ligarius. €en eiremp^^^ai\'
men bp Livius, uk:!s. ban be 2öurgöers tot capua, en anbere bp Y^L^
des, Librr. en 5,] 3©ant alfoo Öebben bie ban corcyra, ais fP ep^^^^jèH
toilbenbelegöeren/ eerfi ben b?eembelingöen toe-göelaten te tmj^f
bertrecben / öaer aenfeggöenbe / bat fp anbers fouben boo? bpa«»quot;^\'
Öot!bentoo?ben.nbsp;fe/t«\'\'

V11 r. iBaer bie toaerlpcb lt;©nberbanen ber bpanöen ^ijn / nameïiJf^W^
öli}benbeoo?faecbe/ benfelfben in allen plaetfen te befcöabig|^/Ltflt^
nae
\'t recöt ber Bolchen b?p / foo top öaren perfoon aenfien.
pemanbt ben oo?logö aengöebunbigöt toerbt / foo toerbt öet «tet/
aengöebunbigötbenm^nfcöenbanbatbolcft/ als top öter boo?ert ^
göetoefen öebben
in \'t jpojmulier ban aenftunbingöe: ^oo toeïfƒ af
Liwmi.31. tn\'tbefïupt en becreet göefepbt: Datfy mochten willenen ghebiedequot;\'
Coningh Philippus, en den Macedoniers die onder fijn Rijck
oorlogh aen tekundighen. |Baer toie bpanbtiS/ bie macö ttae t ^gu^
bet ©olcberen in allen plaetfen aen-göetafien befcöabtgöt toeröen«
ripides fepbt:

L.i. inpne,
d, l. Corn. de-
ßeariis.

Pen vyant waer m\'hem vindt het recht toe-laet te quetfêO\'

Marcianus be ßeCÖtS-gÖeleerbe: De overloopers, waer menfe ooc^j.^

det, ftaet vrv als vyanden doodt re flaen. ^00 mogÖeU fp batt Onber^^iil

L.i.D.
JuUitii\'

VII.

boobtgöefiagöen toerben in öaer epgöen Sanbt / in \'s bpanbtS ta JJjit/
ntemants lanbt/ in be Eee. jBaer bat men öaer in een b?ebigÖ
niet en macö booben / oft belepbigöen en fcöenben/ bat recöt en L^t
niet upt öaer perfoon/ maet upt öet recöt bes göenen/ bie öaer 1

bjp upt Eripides aengetogen öebben:

-ocr page 665-

^^^^ ghy dcef vreemden bier voor recht van Crim beklagen,
^edt recht u wedervaert. Maer door gcweldt te wagen
Van hier te voeren haer en lijdt men nimmermeer.

îst recStS-pïeöfneen in ftöaitaö aaen / m fiaren ïosp
toetöen becöienflen
aengöefien / en Souöt bat cecöt fonbec on^
be Pbec een te befcöabtgöen / op / \'t toelcfe top feggöen öat onöee
t
ja^f®bben is in-geöoect» Livms bettelt öattec feben lt;0alepen öec Cac=
Phaxnbsp;3ön göetoeeti in een laben ban \'t göebiebt öaec obec sy- Lh,. nb.z%.

eil i-pjgeecöe / toelcfee te öier töt öaööe b?eöe met öe Cartöaginienfers/
ijS/ß^^bei^üniepnenj en öat öaer met
jtoeelt;©alepen scipio göefeomen
Oben Öaööen feonnenban öe Cartöaginienfers
oberbaüen en bec^

Wh... werben / tgt;igt;r hfli-ft» tn higt; lâ^^hott it»tamigt;it - maurhflffi» hnrs^ fTorfftsr»

fiebfapH^öenop-toinöen: enöe öat öoen öeCartöagtnienfers niets en
^enEtiA^^^^\'^en in öes ConingöS öaöen. [c§iet göelöcfee öaeöt öer
onöe A i\'^b/ öelettenöe öenlt;©rtecfeen öat fp öe (Curefeen in een i^aben
con t ©enetiaenfcöe göeöieöt / niet en fouöen befcöaötgöen / öp chai-
banhÄ\'\'^^- Banöe^enettanen en (Curefeen öpitunes/ Bembüs,/.,^.
oojiQ^jpifanen en lt;0enuefen in ^ictlien/
ßizarus ban öe ©ifaenfcöe
^Qrrf^ öan i50|i0Cßett lt;0ripftoalöt/ Paulinus Gothus.]

öat h jSquot;^\'^ bjeöer te feeeren tot onfe p30pooft/öoe toöt ftcö öie licentie en 1 x.
\'töoötfiS^enuptiirecfet/ fean oocfefelfsöter uptölöcfeen/ batoocfefelfs
b?» rrJF^n öer jonge feinöeren en öerujoutoen ongejiraft gelaten/en boo?
tocmpV?nöentoert/eninöatrecötöeroo?logebegrepen.^cfeenfalöter •
biteh i:®Pöjengett / öat öe leb?eenöe 3©?outoen en läinöeren ber ^eföo^
ooen ap!?Bt-9öepagöen öeööen/en öat öaer göeöoöen toeröt öet felföe te
t^iig h quot;ben Cananiteren/ en öie een faecfee met öe Cananiters öaööen.
«an
sa^L,1nbsp;/ ban toelcfee lofephus fept / b. c. capj. in öe faecfeen

^^idernbsp;is oock voort-ghevaren tot het doodtflaen van vrouwen en

licke na1^^ ^^l^tende tlat hy daer in nietwreedelijck, noch tegens de menfche-
kennbsp;ftrijdig, dede, eerftelick, omdat het Vyanden waren, aen welc-

Kiehf!?5Ön lt;!3oötS toercfeen/ toiens recöt oöer
l^w aiSyf öen meeröer is / als öer menfcöen ober be ïöeejïen/ als top op
bec m^.;^»iaetfe aengöetoefen öebben. ^it feomt naöer ottt be maniere
faffi?,^quot;.^^ öetoöfen / öat in öen
pfaim r 3 7.9. göefepöt toeröt / öat
Jen beVSEF 5ön / öie öe läinöeren ber saabploniers tegens be (ieenrot^
«enitv^\'^^^^^^nfal. ^^aer mebe öet feggöen ban Homerus ober-een-

^quot;^r Kind\'reü teere leen gheworpen teghens d\'aerde,
Afkoelden niet \'t gemoedt, daer Mars foo woedigh baerde.

1nbsp;B8Bnbsp;Noch

-ocr page 666-

Noch die in *s Moeders buy ck verborghen fchuyit»en Tal
Ontwijcken \'t fcherpe fwaert, en quot;s doodens bittre gal.]

t\'i-1.nbsp;(CD?atters eertijïits Mycaieffen tnsenomen öeböenïie / fi^^^f.inP

öe ©?outoen en longöe ^tnöeren öooöt-sDeffagen / foo Thucydides
jjggjt^ ï^etfeïföeöecteïtArrianusöanöeiBaeeöonfers/aisffP®^^
genomen Daööen. ï©e ïïomepnen iiurgum, een ^taöt tn ÜifP^S «tt
göenomen öebbenöe/ öeööen fonöer onöerfcöepöt ootftöeJ^?ou»Jpf^
lätnöeren öooöt-gefiagen / foo öe öjoojöenöan Appianus ïupöen* ^ ju
scipio, aïSÖPlIuntantten öaööe tn-genomeno de^oïöaten
lianus öeöen \'t felföe aettöe3©?öuöjenötete oadris göelatenöjat^quot;; oti-
fimus,
Hb.s. öe felföe julianus Majozamaltha öeroöett ÖeÖÖenÖe/ . „ffC\'
derfcheydt van fexe. Mannen oft Vrouwen, oft ouderdom, oude oftgt;
wat den aenval vondt, heelde macht der toornighen vernielt,

uh.i^.\'] Tacitus öeröaeltï dat oermanicus csefar öe ölecften öet
(Dttöjaseen©olcßtni|oogööupttlanöt) met öpet enföjaertöÉ

öeeft / enöoegöt öaer bp : Nóch Sexe oft Vrouwelijck gheflachte, vOg

^maTJ.x.

een / boo?- göetoo?pen. €n nocötans göelooft men ban befe öep^;
fp gantfcö niettojeebt ban aett en 5ön getoeefï/ foo feer toas öte ^jjLp
öepbt boen een toöfe en maniet göetoo?bem daerom öet mtnoert^^
z. toonberen ts / tnölenoocft ouöeiBannen boobt-ööefïagen toeröen/
löcö
Priatnus ban Pyrrhus göeöaen fs*nbsp;itî^t

de lt;6öebangöenen felfs en jönban befeonbefïrafte toe-iatt^Lfi\'i\'
Mpt-gÖefonöetttïotööeb?ööt.
( lO Pyrrhus fept öpseneca nae\'tö«\'quot;
göeb^upcb ban bten töbt :

X.

Gheen Wet belet de doodt, oft ftraffen van Ghevanghens.

3©elcbe a©et ban virgiiius tn fön göebtcöt ciris genaemt / oofö
göebangöen ©jou-perfoonen toetbt upt-göe^recbt:

Ghy hadt ten minften my, ais u ghevanghen blood j

Nae \'t ftrenghe Oorloghs recht geholpen aen mij,n doodt* ^^

mebe f n \'t boojgaenbe berffien ban seneca göefp?ob^5 V
baneen®?ou-perfoon te öooöen/te toeten/ öanpoiyxtnj. ^^^
feomt öit berffeen ban
Horatius:nbsp;,

Waerörti ghedoodt, dien ghy ghevanghen kondt verkoopt ,

3©ant ÖP neemt als befeent / bat fulcfes b?p fiaet. CnDoflaf^Ä^I

Meiph. art. Dat de slaven by den Latinen S^wghenaemt zijn,«fervando, v«« a^e K
en bewaren, om datfe in \'t leven bewaert waren, daer menfe ander« j
recht der Oorloghe behoorde te dooden
; in toeltfee toOO?öen Wlftiicy\'
florieretMhoordei gefielt5Pboo?Äffr«, vry ftonde. i§00berÖae»» ^iief

-ocr page 667-

Rflftl\' ^^^ öie ban corcyren be ößebangenen upt Epidamtium boobt göe-
Bflf quot;lebben : foo sönbec böf bupfent gbebangenen ban Annibal boobt „^f ^
25p
Hirtms tn be befcbJöbtnöbe bec ?ifcïcaenfttïe oo^loglje/ ^ji;..
tny ^teenCaefariaens
J^OpmantOt scipio albuS Mek bedanckc u, dat ghy
Wri •nbsp;Oorloghe ghevanghen was, het leven en mijn be-

knbsp;weiftandt belooft. €nbe befe macbtban fuïcbe ^ïabeny bie

tnt S! \'^\'^^ïogb ggebangfien jijn / te mogen booben / en bjerbt boo? geen
51 tft if ^^^\'^t nocö benomen/fo beeï ars Bet retïjt bec 3©oïcfeeren belangötj
ïiic/H^löet boo? be 3©etten bec i^teben/ in b\'een meec/ in b\'anbec min-

nae»f ^\'quot;^^\'^öerjngb. (i.) Elifaeus fepbt Bp Jofephus : Dat het recht was,
fth^?\' ^^^ Oorloghe de ghevanghenen te dooden j beC0aïben Virgiiius

yyföangöen inboect / aïbus bibbenbe ;

Vaders gheeft j en hoop van lulus telghe
liefd\' van Vàer en Soon men dees Ziel niet verdelghe,

, üb.i. becteïtbat ban Otto tfebentigg bupfent gfiebangen

meec is / men binbt boo?gaenS €)cempïen ban fuïcfee / bie guac^ x r.
lts bi ^^«abe becfocöten / batfe boobt göefïagöen 5ön / aïs ban Achü-

b)pffp^®tnerus, ßp Virgiiius ban Magon enbe Turnus : bjeïtbe «SîjCempïen

WjSJ «àt aïfoo becteït toecben / batf^ oocft met eenen toecben becant^
3làah:Wefcï)ecmtboo?bitcecôtbec #o?ïog{)e/ baec icft ban fp?efte»
fcijooifSCB
Auguftinus p?t}fenbe be lt;©ottben/ toelcftegbefpaecten bec?
iJïüchtpI\'abben / be gßene bie göenabe becfocfiten / enbe in be (Cempeïen

te doen fept î \'t Gheen nae\'t recht der Oorloghe vry gheftaen hadde i -ü^ci
ht\\ j CHnbsp;fy gheacht haer niet vry te ftaen. lt;©OCft bie fiCÖ Obec-gbe^

^ranicquot; nietaïïe-ttjbt aengbenomen / geïijcft niet in ben fïagô bp

»eti^^^^\'f u?öepecfoonenomgöettabebtbben0e/ rept pp : suicksneb- ^maui.

doodt ^^^quot;^winners verworpen , datfe liever nae Oorloghs recht fouden

werden, i^oteect Öiec\'tcecfitbec #o?ïogï)e»
Jb^QfiJü^ttïeeil oocft / bat be göene / bie fonbec eenigöe conbitie öaec x i r.

ïïoiii^faengöenomen toacen / boobt göefïagen 3ön; geïpcft ban oi.« 145.
c^farnbsp;^?ittcen ban §^ometien / ban suiia be ^amnitecs/ ban

^\'tsjaonbsp;/ oocft feïfs Verretorinx: [^iet Thuanus, Ub.?o.

\' 580, in befaften ban tJlanbt»] gaebit isbp-naeaïtoosbec
»j5pbat?ÏÏ^®quot;*^quot;^öÖetoee(i tegöens be ©eïbt-obecflen bec^panben/
«SP^^^^sen toacen / oftficö obec-göegöeben öabben/ bat fp op
^^i-iac r T quot;.^\'^*quot;quot;^t^fi^öÖeboobettoiecben/ göeïöcft cicero onsïeect/
«eeïpnbsp;\' foo opanbecepïaetfen / aïS ladtus,
Amai.j^. en

S^^ \'tbeÏamp;.^^^ecgöeïöcften is oocft bp Regino, op öet Éaec^^ïO
^^tfeOmnbsp;feïfben Tacitus öeeft G ban be göene bie öp/

ööenabe baben / aengenomen/ en fpn tooojbt göegeben öaööe/

tööó J

Lih. I.
.Appin, .yin\'

ci vit at.

-ocr page 668-

öen töwnïien iBan göeöoöen te öooöen. €nbe Caecina,
tinen
ficg oöer-öBeöenöe / aengöenomen öaööe / öeefteen uptöen wy^
tenen lt;©öec(ien luiïus Aipmus öoen flcaffen/ ais öie öen €gt;o?toau^%jj}t
Sent öaööe: öe anöece öeeft öp ööelaten tot göenaöe oft ongSenawquot;^

Vitellius,nbsp;rtffïfl^\'^

:3^e||iflo?p-ffö?öbecs plegen fomöjplen öe oo?fafeeöan öet öo^iUf^
öec ©panöen / infonöecöeptöec aöeöangöenen/ oft öie
göenaöe
fien/te fcöupöen op göelptfteöecgelöingöe/ oft op öace öacönecW.^^
in öjeöecflant te öoen j chaicondyias, Bj. ] maec öefe oojfawei
ïpcfetopfeopeen anöec plaetfe onöecfcöepöen öeööen/ Jönmeec^W/
öenöe/als cecötöaecöigenöeoojfafeen. 3©ant öie gelpcfte toecgei^nc

i.Gmhk,

becflaen ban biecöen upt öet göeen bjp te öoojen becöanöelt öepS gj^
öet göemeen maben öec flcaffen; maec in tegöenöeel in öe «J^quot;?!««
meenlöcb
\'t göeen becgelöingöe göenaemt toecöt / göeöpetge^SSn\'^
tot fcöaöe en naeöeel ban öen göenen / öie göeen fcöulöt en öeB»^quot; jnu^
göene öaec men obec blaegöt. 3©elcbec maniece
Diodorus sicuiquot;^.^\' ^^^
befCÖ?Öft J Want fy door de faecken felfs geleert zijnde, en waren n\'\'- ^^^
wetende, aenghefien de conditie der oorloghende partyen ghelijcl^ fVe^\'
langhende
\'t gheen fy te verwachten hebben, indien het ongheluek hae jgjj
te, en fy de onderlaghe kreghen , dat fy te verwachten hadden \'t gee^i v
overwonnenen hadden aenghedaen. 25p
öenfelföen flaet / öat
öe ©elöt-öeecöec
Phocenfen, ghelijcke ftraffe oeffenende, ende in

ftellende, heeft te weghe ghebracht, dat de Vyanden van hare hoovaef
en baldadighe manieren van ftraften fich onthouden hebben. [,^ietÖe
Diodorus
ban Spendius en Amiicar Baca in öe J9eicefiaenfcöe
IKaec bjat öacönecbigöept in \'t boojflaen ban fpn pactpe belangft/
en iS niemanöt öieöe felföe flcaffebjaecöigö oojöeelt/ göelpe^
politaenfcöe öp
Procopius autbjoojöeu aen Beiizariusj öet toelcbeaig j^/

becce ban öaec / öat öaec in miföaeöt fouöe jijn / öat öet boo? -ifgt/
geöouöen toect / inöien pemant upt fön guacnifoen en befettinge ïJ^gj»^
en öat beciaet / infonöecöepöt naec öet ouöe a^cpgöiS-cecDt öec »»Ur
nen / \'t toelcb in öefen nauipcbseenigöeontfcöulöinge ban fLa\'quot;
baecaen-nam.
Livius fepöt t Wt fijn befettinghe te wijcken, of^
Liv^Uh.z^. nilben te verlaten, is by den Romeynen een doodt-waerdige mifda^^

öalbengöebiupcbteenpöecöieöoogöfleflcengigöept/ alS\'tÖJjnWp^n
öuncbt/ om föns P?ofötS toille: maec öefe flcengigöepöt toecötjjL^^t
IBenfcöen befcöecmt en becanttooo?t öoo? öit cecöt öec j^olcftecen/
top öiec ban fp?eben.nbsp;^it^

^et felfbe cecöt öeeft men oocb tegöens öe lt;©öfelaecsgöe6jyp*^ oö^t:;
bat niet alleen tegöens fuicfee / bie ficö becplicöt öabben / ^^tfj^M
cen\'bommgöe oft fojme ban öecbiagö / maec oocb tegöensi öte / ^ ^

-ocr page 669-

Ctt voifcen ban Aurancen. docïj ttioet aenabcmettbt bjccben / bat -d/.«;. s.

«©öfelaerseertnbtsplacßt oocb Ktnberenteööeben/ als bpbe Tac ii.
SS^\'^äS/ \'ttoeltb bjp oocb lefm bat ban Simon, gen beciBaccöaöecn
Satt D®^^^^ ts / oocb ©20u-perfoonen / als ban ben ïïomepnen / ten tijöe ^i\'Hißor.

fuS^^Ö ööelöcft als öet recöt ber ©olcßeren beel bingöen toe-laet / op X v.
tSl^quot; toöfe ban toe-laten / als bj? nu becblaert öeböen / toelcbe nae\'t
iiißöt öec natuce berboöen 5ön / alfoo beröteöt Det oocb fomnuge ötngen
ÖOQSl\'SÖ^faten 5ön öoo? \'t recöt öec natuce. 3©antölen öet b?j» flaet te
öen fS? ^ «n becfcöeeït ntet nae \'t cecöt ber nature / oft göP öem met
aenJ^^actbe/ oft boo? betgtft öooöet: ^00 göp Öet retöt öec natuce
Penl?f^SSöe tcb: toant öet ts toel eöelöec en öoogö-öectlgöec / alfoo
Qftpgttöt te öooöen / öatöegöeneöte öooöt göeffagen toecöt/ mtööelen
öat iSy^ißept öebbe om ftcö felben te bettoeeren en befcöermen ^ maec
baS? toen niemanöen fcöuïöigö/ öie becbient öeeft te flecben. iBaec
Wh af
is öet cecöt bec ©olcbecen/ inbien niet ban allen / immecS
ChïlÖÖefcöicBtfle / bat öet niet b?p flaefön ©panöt öoo? öecgtft om te
^^5öen: belebe oöec-een-flemmingöe fön oo?fp?onclt genomen öeeft
en ban be gemeene nuttigöept en boo?öeel / op bat öe peciculen
ntPpS^^aeciöcböeben/ toelcben begonnen öaööen ficöte öoopenenbec^
öat »en / niet te feec fouöen becfcöecpt toecben. €nöe
is göeloofïöcb
C^^fess ban ben Coningöen boo?t-göebomen is / toelcbec leben boo?
Öls boben anbecen befcöecmt toerbty maec boo?becgift mtnbec
teS^^ï^ lupben leben becfebectis/ ten 3pbat öet boo? ontficö baneenig
K^V enbe b
?eefe ban fcöanbe befcöecmt toecbe. [dei^enateucs aen

dv : Op datter ons gheen fchande van nae ghefproken Vierde, oft u wat

Livius ban Perfeus fp?eßenbe/ noemt öet öepmelöcbe enbe 42.
ÖÄföÖ«« fcöelmflucben: Claudianus noemt öet een ongeoo?loft flucb/ f
et^Wnöe ban öe lagen tegens Pyrrhus,öoo?Fabricius af-göeflagöenj ahi\'op.s.
Sèui-Ï!\'\'^ öe felfbe i|iflo?ie aencoecenöe / noemt öet een fcöelmftucb. de .ca^.s.
tec »y\'^«ßtlecenban fiomen in öacen b?ief aen pyrrhas, feggen/ bat-
^en ööemeen €rempel aen göelegöen is / bat fulcßS niets öeö?e^
Vale^\'^\'^^/ toelcften 23?iefGelliui becöaelt upt Cl. Quadringarius. 25p

Maximus flaet/ bat men öe (©ojlogöe moet boeren boo? toape«
^atten^i? nietboo?becgift. €nbefoo Tadtus becöaelt/ als öe 9p?inceöec
QWquot; «eioofbe
Armimus Doo? öecgtft om tcb?engen/ bat xibenus bataf -
ften öeeft /in bie eece en coem öem felben ben ouben 3©elbt-ober-
^ S^cbmabenbe. daerom be gljene öte toillen bat öet b?p flae fön

bC\'Jmet becgiftte booben/ alSßaiciusupt vegetius, bie fien op öet
fiett f„ E^f öt bec natuce/ maec \'t geen upt ben toille bec ® olcbecen fp?upt/
.nbsp;Obec\'t öooft.nbsp;^ ^

^Ät^ä^tööebenön-göebingöe becfcöeeltb?p toat/ en fiomt na^ X v i.
^töetgöetoeiöt/ öetgetoeertebecgtften/ enmetbenönteöeflcöc^

lÖÖÖ snbsp;w

-ocr page 670-

hm im aifûû îrcoo?faften öcsöoots tebccöuöbelem liet toeftßf

ban ben Geten, Lucanus ban be Parthers, ban fommtaamp;e
iius, en met namen ban be iBoien ciaudianus getupsen* [©an ben ^{ft
ti
amp;en/Pliniusnbsp;^^e^cpt^enboopenftarepö^en tn\'t nety

bec fïanaDcn / en menfcöen btoebt r bat onööenefelöcfte fcôeïniÂrt
oojfaecfet / tecfionbt be boobt met een ïtcöt raften en
aenroeren. ^
serviers, ftet Öet Supplement ban Hermoldus, cap.4.] iBaer fnn^yi;
mebe tegöens öet recöt bec ©oïcfteren/ met öet aïgöemeene/ ni^V
©oïcfieren ban Europa, en foo öaer nocö eenige anbece 5ön öte tot
fcöicfttHe maniere ber €uropeifcöe bolcften toat naber ftomen
î t^lr-
om bp
Homerus eerfie öoecft odyffea, toepgert iias Mermeridas aen
fes bergift om fön getoeer tebergiften / vreefende\'t ghewelt der
savtfoM.%. lijcke Goden.] ^et toelcfteöan salifberienfis te recöt iS aengbenif^^Lht
cap.zo. Jjjjçj^^ tooojben befe Jön î Noch ick en lefe niet, dat oyt door eenigquot; jj,
vryheyt ghegheven zy omvergift te ghebruycken, hoewel ick fie da^fo^ jj-

X VIL

viyucyigucgucvcu zy om vergilt re gucDruycKcnjnoeweJ ick ne üdi jj
len die vryheyt van den ongheloovighen ghebruyckt is, ^aecom Ö^^\'Lu
lius
fulcfts göenoemt / het gheweer door vergift infaem en eerloos

3©ant oocft öe jpontepnen öoo? benön te öergiften / fept Fiorus, sa^ji^f
alleen is tegens öejeöen en manieren öer ©uöen / maer oocft ti^Sw^
recöt öer Ooöen/ göelöcft top oocft op een anöer plaetfe
aengetoefen^\'.\'t
ben / öat öet recöt öer ©olcften pleegöt öen lt;6oöen / alS fiicöte^^
felföe/toe-göefcö?ebentetoeröen. m en moet ons oocft niet b?^\'^
öuncften / öat om öe geöaerlöcftöeöen te minöeren / öaer 3i}rt eentg^Jquot;^;
öanigöe flilftoögenöe oöer-ftomtngenen öerö?agen öer
ooïlogenöe PL,
strabo 1.10. tpen / aengöefien eertööts toel tuffcöen ben chaiddenfen en ßretn^quot;^\'
göeöurenöe öen €gt;o?logöe berö?agöen is / dat het niet foude vry ftaequot; ? gt;

Jen te ghebruycken.nbsp;-jj

.... iiBaer öat felföe moet men nietgeöoelenoftoojöeelen ban be
fonber bergift alfoo tebeöeröen / öatfe niet ftonnen
geöjoncften
^mf. i Hh. \'t toelcft men leefi öat soion,cn öe Amphy ftiones tegöens öe ^Sitf^lHit
Iz i\' j^olcfteren öoo? recötöeeröigö erftentöeböen: €n Oppiaous in \'t
Ju Ik leg. 2eioecft öan öeBiffcöeröe beröaelt als in fönen töben göeö?uptK
[jBetöooöelicöamen/ oft©lasöaertntetoerpen/ \'ttoelcft ß^ii^^Wt
tnöeöelegeringöeöan Auximen göeö?upcftt öeeft/ Procopius,
mitW als öe (Curcften boo? Oibibra, Nicetas,©an
Alexius oe wfjo
öerbanifaacius. ^[^aersönnocö anbere biergöelöcfte öingöen öP^^ff

Frifingenfis,enGuntherusin fön3ligurinfcöeötngöen.] »möatjjg.
boo? eöen fulcjc geöouöen/ als oft men öe ßeöier aflepöe / oft öe
aöer öer font^ne onöer-fcöepte/öet toelcfte öan naturen/en ÖOO? ojttt^
een-ftemmtngöeb?p flaet. [iStetPrifcusinöe€rtracten ber
fcöappen.]

XVIII. U^en pleegöt oocft te b?agöett/ of öet b?p flae / nae öet recöt Sf\'
ftecen/ fönöpanötöoo?eenop-göemaecfttenenupt-gDefcaicßten^
flagöerom\'tlebenteö?engöen. iHaer men moet tn
aller manieï\'equot;^,
öerfcöepöt maecften tuffcöen öooötfïagöersöte öare openbare

-ocr page 671-

SjÄntte beloften ban süctroutotsSepïit becbjeetben/ aisbe onbec==
bfi^^^öDens öaren Coningö / öe ©afaHen teaöens öaren %mmv/
Jfjfoolbaten tegens ben göenen btefp ötenen/ öe aengenomene als Mim^
foJï^ten en om aenöouöt öiööenöe / oft als bwemöeltngen/ oft als ober^
tSK^^ tegöens be göene bte öaer tngöenomen öeböen t oft bie met geen
CS»-öeioften berbonben 3ön/ göeUjcb beröaelt bJcrbt/ bat pipmus
(.{ff^er ban Carolus Magnus, bergöefelfcöapt maec meteen (Cratoant/
Ä^öüngöefcöeeptsönbe/ fönbpanötin fön ^amec omgöeb?acöt

tj^t. ^igt Paulus Warnafredi, I»amp;.lt;r.J \'ttoelCb Polybius bettelt/öat Öan

iS meöe öet öelïaen ban Q^Mutius scsvoia, bp ben lHio?i-
fyjöbers göep?efen/\'t toelcft öP felfsalbns beranttooo?btt
vyant ziin-

fßttfr ^^ ick mil nen vyandt willen dooden. Porfena felfS / mercftt m btt
^Äersnietais mannelöcftöepöt
; Valerius Maximus noemt öet een
S;^?ucötigöen ftloecftmoeöigö opfet en boo?nemen.
Cicero mft öet^^
tteff \'ïe lt;©3atieboo? P. sextius. [Plutarchus noemt öem/ een Man voor-
fjjjgjck in alle maniijckiieyt ] «©öetoiffelijcft / Öet (laet aller toegen b?p

Mtaf X quot;yoetjeetoatter jDnuiK i.uw»!;u/

Jf«oemoniers met Leonidas upt öetEegöer gegaen sönbe/ trocfeen re^
bitt^Öt naeöetente ban ben Coningö: aentoepnigöer fionbt öet oocft
teboen. [vaiens öeeft gelt belooft ben genen bie öem\'t öooft

fiSü7^^«^^theb2engenfoube/eniSboo?öatmiööelb?eöeöeftomen/zo-
ÖltthVi^-^l Het toaren toepnigöe öie öen 25urgermee(lerAiarceiius, in »7
WiT^öenomrrngötsönöe/öooöttïoegöen: enöe öet berfcljeelöe niet

Petiiius Ceriaiis toarebautoepnigen in fonöeööe öooöt göetle^ \'
P?nn Eieazar, öat ÖP Öen öoogöflen #lifant öeeft aenge^
feöh?\' «ïepnenöeöatöet öen Coningö bjas/ öiebaer op fat. [#ocft
Jo-

ßacth/ ^«fÖn3|itlö?ie ber«©ubtöeben/Äamp;.^j-^\'\'/\'.\'^\'. 2ßpzofimus, /iè.^!.

thir. r^\'^flöeincfte €rempel ban Theodofius tegöens Eugenms, bp Aga-
I ï^ fallen tegens ben Coningöbec ©ecfen, ban töten pecfen w

SIquot;» luilan.,» « ______ »:/. .. ftMnbsp;Lfc^ Vtail M^i \' ^

^ÜfnV^quot;quot;®\' Öp Ammianus , liU-^. eU bp Zofimus , W.^«. ban Manuel: beC
\'ien!™\'^ tegens ben tofec Nicephorus, bpZonaras: ban Alexius Com-
CertT^fegöen Torufes, öp Nicetas Choniates,fi^.^t ] lt;©OCft toerbenUaeÖet

h ?oicfteren onfcöulbigö göeöouben / niet alleen bie gene / toelt^
lieff ptftsboen/ maer oocft bie göene/ toelcfte anbere omfulcfts te
foffiquot;/ «quot;Pmaften en aenfetten. me oube Ulomepnfcöe ßaetS-leeren/
U aSiJSÖ en confcientteus in öen lt;©o?logö gößDouben / öeböen ^.cxvo- ihhs
b
bebcSPf^o?retomfnlcftsteöefiaenen toagöen. ^ocömoet niemanöt
öen / miquot; ^ft ontHellen / öat öe göene öie op fulcfte fepten betrapt toer^
teettJSf^Srootetojmenten en fcö?ieftelöcfte pijnigöe ftraffen göe-ececu^
fp teniK*!^® toerben j toant fulcfts en göefcöiebt baerom niet/ om bat
«y^ns öet recöt bec ©Olcfteren mifbaen öebben / maec om öat nae

öet

-ocr page 672-

fiet feïfbecetfit ttec J^oïcfeecen tegens een ©nanötalïe btngen \'Jfjf^t
.
jjojjj^j ntaeteenftoaerbecofitcDtecftcafTeamp;crtemtpbecnafijn^^^^^
l3oo?beeU 3©antaifo plegen odcö bie berfpiebecs/toelcfte men
ttoijffel na\'t recötbeu boltfeen uptfcDicfeen macö/ïioebanige t wet^
fonben ïjeeft/ en Boebamgtj een lofua felfs getoeefl is/ alS fP
ben / plegen feec gualötfeontöaelt te toerben
(Det is be mantere
fptebers tebooben/fept Appianus) aïtemetrecötbaerbelöfï»/^ft
nen / bte ftennelijcït retötbaerbigeoojfaamp;eöebben te oo?iogen;
ben anberen ttae beb?pBept toelc6e fiet lt;©o?logfis-recfit geeft» f\'^gp
ïjcr ban nocfi gfiebonben toerben / toelcfee foobanigen bienfl fiaet » ^
feoben stjnbe / niet fieamp;öen toillen gfieb^upcfeen / bat moet men to^^mf
ben be fioogljept fiaers gfiemoebts / en fiet bertroutoen op fiace t^K^tP
re befeenbe feracfit en gfietoelbt / maer niet fiet gfieboelen ban iw. ijgrt

bigfieptoftonrecfitbaerbigfiepbt* [^tetcromnerusp.nj.]

........ \' quot; ïïneebigy^^n

troutolooffiepbtis/ moet men een anbergfieboeïenfiebben: \'^E^jDte

«.VVMWf\'WltlVS\'V.\'»,^\'/ «HWV» «»tvx VV»t MXVVVnbsp;yvwv.t *

alleen fp boen tegfiens fiet recfit ber ©olcfeen/ maer oocfe
fiaren bienflen fiulpegebjupcfeen: toant oft toeï bie gene/ bieben^ggfft
ber boofen gebjupcfeen tegens fiaren bpanbt / in anbere fafeen gey * j^/
toerben toeï boo? €»obt tefonbigen/ maer niet bpben IBenfcfiert/y^l^it
niet tegfiens \'t recfit ber ©oïcfeeren / om barin bten beeïe be
getooonte be 3©etten onber fiare ttiacfit gfieb?acöt fiebben / en fo^ ^ \\ jj :

Uk 8 ad fp?gecfet / bedriegtien nae de maniere en wijfe der tijden voorfichtign^yj^jj^t^

Rnfimm. ^jjg beeft bocfi befe gfietooonteficfi nopt tot fiet recfit ban te ntoQt ^^

ber nature / maer oocfe ber 3©olcfeengfiefcfient enberb?ofeenfieef^ j^of«

Cmt.iih.^. toÖfenonSbetoOO?benbanAlexander aen Oarius: Chy neemt

oorJogen aen j en daer ghy wapenen hebt, ftelt ghy geit op de hoofo^quot; ggiiS
Lib.1^. Vyanden. CUterflOntbaemae: Die ghy felfs de Oorloghs rechteiJ^tef
my niet onderhouden hebt.
«ï^nbeop een anber plaetfe: Icknbsp;efquot;

doodt toe vervolghen, niec als een rechtvaerdighen Vyandt, maer pjt

Moordenaer en vergift-gever. 3[^aer toe bient mebe bitbau toé-fi\'\'

hy gheen rechtvaerdighe Oorloghe met een Coninghlijck ghemoedt\' fje\'
ftede, maer dat hy woede met alle heymelijcke
fchelmftucken
Liv. lih. 42. rye en venijn-ghevinghe. Marcius Philippusfp?efeenbe ban befelf^^J {bi^\'
iri.4 . Jjan Perfeus, fept: Hoe feer alle die dinghen den Goden mifhaeghdequot;\'

de hy in den uytganck fijner faken ghewaer werden, ^ier toe quot;tetj* aeo\'
fietfeggfienban
Valerius Maximus: Den dootflagh aen Viriatus ^^ijt\'
heeft
tweedetley aenklachte van trouloofe meyneedigheytmede ghe^ ie^

Ltl.s. C.J.

LA.^.HÏt
ad 1. Corne

flilcfee^l^oobtftagfiers/ in toelcfeers fept openbare mepnee

-ocr page 673-

Sit) ^^tfe öïjeftotöt toas ban ben Uiaebt/ niet booi goet gefient is. Eutro-

evf K ^^^ ^\'jndoodtllagersvaadenBurghermeefterCsepiö een vereeringhe
len h \' ^^ antwoordt ghegheven, dat noyt den Romeynen wel-ghsval-
^ nadde,dateen Veldr-heervanfiine Soldaten foude doodt ghtfiagen wer-

BuJ -.^aecmogÖeïljcStnoetgMefen toecben / De vereennghe van den
J.j^ghtrmeefter cjepiobelooft,eyfchten. ^OObeCbOemt DOCft Ammianus,

bi/ft Seen tegens Sertorius ßeb^etien tSJ ^e oojfafee toaeccm men in
b P ï?^^ toat anbecs / als tn be refie gaet göebonben öeeft / iS be felföe/
inf top te boojen öan \'t öergift öp göeöjacöt öeööen/ op öat öet göeöaec/
Jbecöepöt öan öe gene öie upt-fieöen / niet te feec öecfcöecpt en bec^
ee^fbect fouöe toecöen.
Eumenes fepöe/ öat öpniet en göelooföe / dat ^

Pe! ^elt-overlte foo foude willen overwinnen,dat hy een feer boos Exem-
flirt ^ fijn eyghen naedeel foude willen gheven. 25p öen felÖen / alS Beffus
ts ir
nöen aen Darius göelepötöaööe / toecöt göefepöt / öat öet een fafee
lieff \'ï^cenipel / en een gemeene fafee öec Coningöen / enöp
Seneca in
^m-eurfpei öan
oedipus, flaet:

Coningh aldermeeft der Coon\'gen hey 1 moet voorftaen.

ghS^ ?quot;cgecmeeflecs öan Jïomenfcö?ööen aen Pyrrhus: Het heeft ons

tot een ghemeen exempel en trouwere dienen , dat wy uwebehou-
bethï wenfchen. ^ecöälöeu in een folemnele lt;©o?logöe/ ofton^
^»iapï / / toelcfee cecöt öebben om een folemnele «©o?loge aen te feun:=
SetSy en flaet fulcfes niet ö?p: maer öupten folemnelen €gt;o?logö toeröt
cituJ\'^e tfeiföerecötöer©olcfeen göeöouöen bjpte flaen. Soo fept Ta-
^itohÄ^e lagen göelepbt tegen ben afballigen Gannafcus, nietonaer?
ban onöetamelöcfe 3ön göetoeefl» curtius fept/ öat öe trouloofljept
Petfift?.quot;®;quot;^quot; min öatelöcfe mocöt
fcöönen / omöat niemanöen öocöte
ÖbS^Öeoojioft te 3ön tegens
Beffus, öie fünen Coningö öooöt göefïa^
J)eiS®bbe, ^jifoo en is toel öe troulooföept en mepneeöigöept tegens
tie S^jbenaers en ^ee-rooöers niet fonöer göeöjecfi/ maer toeröt öp
ÖïSrSfn niet göeflraft upt öaet öan öc göene / tegens toelcfeen öie ge=

afijMl toeröt. [Soo fept Ammianus öan Florentius en Barchalba,öteÖen
Ce Ver ^ Procopius in-geÖ?aCÖt Öaööen: indien fy haren wettigen Prin-
^^odc^ k quot;nbsp;gt; \'le rechtvaerdigheyt felfs foude verklaren datfe te recht

^t-ecjp ^\'j^flaghen ware: Indien fy een irebel en beftrijder der inlandtfche
ïijckg\' ? voorgaf, fulcks ghedaen hadden , men hadde behooren hem
feyt «nbsp;vergeldinghe te prefenteren van foo ghedenckwaerdighen

Amitl.tt.

Lib. 7,

Artabanus göcpjefeu alsöpGontharisöooötgöeffagöen

booagaens batöetfcöenben öer bjoutoen tn öe oo?ïoge / is/
Nöpn«peiatett/ oft berboben göetoeefl. mt \'t toe-gelaten öeööen / bie
^eicfe f„r^®^quot;3Befien ben oberlafl tegöens eens anberS licöaem/ öet
\'P oojöeelben niet onboegölöcfe te 5ön / bat alles toat öes öpanög

-ocr page 674-

6i8nbsp;Het derde Boeck, vati hetnbsp;^

Vxias/ Set recöt ber papehen fouöe ontrertoo?t)en 50«*

^uguß, de
civitatc Dei
Ith. I.

lib.xe.

Lib.6.Va-
ri^r. Hiflor,

öetceaöeöaen / öteinöefen ntet aHeen öen oöerïaiïen öet onsÖSn^
itiaeeoocB öe öaeöt felfs öec bertotlöecöe onftupföepöt öeööen fle»
ften/ en öat öe felföe nocö tot öe öerfeecbectöept / nocö tot {tcaffe en j
oft söeöoon / en öaecont ntet meec tn öe oojlogöe / aliJtn ö?eoe »^«.jüt
ongöeficaftteölööen. lt;jenöttlaetfle ts öet recöt öet ©olcöecen/
öan allen / maec öan öe öejïe en gefcötcbtfle. ^00 leeft men öat
lus, eec öat öP ^p?acufen tnnam / fo?göe göeöjagen öeeft om »e;;
öepöt oocft tegöens öen öpanöen te onöecöouöert en öeöjacen. if^c

cullus, foo Xiphiiinus ÖecÖaeltï ftet Öet €ötCt öan Wamus cabaop OP rtjjt^
copius,
vmdé.1.-} Scipio fept Öp Livius, öatöoo?öem/enöoo3 Ö^f^quot;hef\'
fcöe ©Olcft öaec aen göelegöen toas / Dat by haer niet onteert
der werde \'t gheen erghens heyligh ware. Ergens
, bat tS ÖP öe gÖ^\'^tleS\'

(le^olcftecen. Diodorus siculus fepöt öan öeiSolöatenba»

Sy en verfchoonden felfs de Vrouwen niet van ongheoorloft ghewelf»

pianus ban be Mithridatifche lt;©o?loööe ban be ^ebangöenen nj^^ggnfiquot;

fepbt: De Vrouwen en Kinderen zijn op Uarbarifche maniere van
diefeleyden, verkracht geworden.] iElianus, naebatÖPbeCÖaeït P^jt g^l

batbesycioniersnaebebïctoitebe eecöace ftupföepbt bec ©^oiwj^tf
iBaegöbenban Peitensa öabbentenöelïen göegöeben boo? pöf.\'J\'dit
fcöenben/ bacft albus upt:
By de Goden van Grieckenlandt, feydt ny ^^
zijn wreede dinghen, en foo verre mijn gheheughenifle ftrecken ^\'^l^tfC^
by den Barbarifchen niet goedt gekent.
dOCÖ tS beÖOO?lnCftbat O^pfS!

Cö?tflenen fulcfts onberöouben toerbe / ntet alleen aiseen gÖ^ö^^^^t
läcögöS-tutötendifctplön/ maec als een göebeeïte ban\'t t^yljiïï
©olcftecen: bat ts / bat eenec bte be ftupföepbt ban pemanbt

■ ü^fttj

Deu. II.10.

Cumenen Romen m-gÖeUOmen öabbe/ göelöcft procopius btt

Gotthics.1 3©ant nae be3|eö?eeufcöea©et en foube niemanbt onP\'^ W/
baetban göeftomen 5ön / göelöcft af-genomen ftan toerben uptJJJ^ / (V
öaerbeto?bineert toetbt be göebangöen ©?ou-perfoon te ttouw^i ^f
nabecöanbt niet te mogöen becftoopen. lt;©p toelcfte plaetfe
Eeer-meefler bec%b?een/fept:
üodt heeftgewiit dat het Leger^ar

raëliren foude heyligh zijn , en niet over-ghegheven tot hoererye i
ren grouwelen, als de Legers der Heydenen. [defe3©et lepbt rgphU^

fp?eftentlöcft upt / in\'t 2$oecft banbe liefbe tot beiï^enfcöert*

tn \'t 2 25oeCft tegens Appjon : De Wet heeft oock geforght voor d^\'^ydj
die in den Oorlogh ghevanghen waren, dat men die gheen veriiquot; , #
aen dede, en meeft voor de Vrouwen.] 2tlS Arrianus
beCtelt let^^.
Alexander toasbeclieftgÖetoO?ben op Roxanes: Dat hy de felW^e tJ

onküyfheydt wilde als lijn ghevanghen mifbruycken» maer haer ter gj^j^f»

nemen, haddeverwaerdight, p?öjlÖPbefelfbe baebt. Plquot;tarchus ^^fO
felfbe toeccft/fepbt: Hy en heeftfe met door ontucht mifbruycKt^\'^i-^f
fijn Huyfvrou genomen, als een Philofooph betaerade. «SnöeyeeT» e»

-ocr page 675-

tieffe^\'S«^ aengßeteptfecttt/ bat eenen Torquatus, om bat fipeen bpan^
öhewnbsp;gefcfienbet fiabbe / op \'t €pïanbt
corfica fs berbannen

^an^l / boo? fententie ber ^otnepnen. iBaer chofs oés, Coningö
aett ö^^ft eenen / bie een iBagöet ban Apam^a berbracöt öabbe/

^ «Lrups oöenageit/Procopius,

1 ^exve\'^tquot; Vyanden goederen mach be-
j ftae^ ^.\'\'««eyüga dragen: hoe dat tever-

\'^öGk de B,çiigieufë, en tot deri Godts-

Het vijfde

j de goederen te verwoeften, ende te ontnemen.

dienft behoorende, mede met by-gevoegh-
de waernerainghe-
I V. Hoe verte de bediieghetyen hier in defen
toe-ghelateti zijn.

icero öeeftgöefept/ bat öettegens be nature niet ftröbt/ te be^ j
; cooben ben göenen / toeïcben öeteerlöcb im booben.
[Sueco- 3, offic.

j ï^ïusj in\'t ïeben ban Nero, cap.40. ais zijnde de ghelegentheydt
gheboren , om derijckfteProvintien nae \'c recht der Oorloghe uyt
Vyandt!- Cyprianus ban begerpöcböeptj Alfoo als eenige Stadt door
^agu reken inval befeten is, verwoeftfe de ghevangheniffe alle te gelijck.]

keft ff Öetniet toonberen W bat öet recöt ber ©oïcfeentoe-oöeïaten
öecft Jpanben goeberen te beberben en rooben/toeïcbe Öet toegelaten
flojie/bnbsp;^eröaïben ffepbt
Polybius tn \'t 5 25oecbfiinber J|i=

»♦ecQft;?^quot;\'^quot;»^quot; / É^teoen / jiaanTctjap/ groepen / ^iixmwn / eiiu« roat
t\'^\'Mßfcnbsp;öaecontnonien/^tbebo?benb)erbem €nbebp

lt;lie te top j Datter eenighe rechten der Oorloghe zijn, welcke gelijck i i -
^^Ide v^^k\'nbsp;\'inbsp;• ^^^ gezaeyde op den

J\'erden ^^^ndt, de Huyfenaf-ghebroken, Menflt;quot;

bteben a\'f-göebjobën / oft be à©aïïen te gronbe
aebtV;^?*^/ pïonbeeingeber Sanben / b?anbtflicötingen. Cnbe ftaet

Menfchen en Beeften gherooft

/ b»; ^^^^ göp bp-na in pber bïat bp ben jïo?p fcö?öberss bin^
^ie / öat befe Äen oó\'cb bjp\'ften te pïegöen tegens bé ge^

:\'®dtvLrvfÄquot;^W0ber-göegÖeben. Tacitusfepîlt: De Inwoonderen der

IL

\'cti (Jgjj «ts hare poorten ópen doende, hebben baer felven en hare goede-
denbsp;over-ghegheven , \'t welck hare behoudeniffe geweeft is.

U ^OCftnbsp;«\'ö den brandtghefteken.

fu ^nbsp;naecfite recöt ber ©oïcberen / be aenmercbingöe

S^^tim /nbsp;5öbe / baer ban top öier nae fuïïen
^obt /t« öefen beele be öepïige btngen niet upt/ bat W

ïh \' öe ïSecht^ iünbsp;toe-göe-epgöent en göeöepligöt 5ön. Pompo-

\'Snnbsp;oy^^-gneleerhêftMit t AIs de rjlacrfen van rlpn Wanden in-P-heno-

. c«»3 loca

Zijn T\'ÖÖeleerbe fept: Als de plaetfen van den Vyanden in-ghenonbsp;,

\' houden alle dinghen op van heyligh langher te zijn, (i.) ^e

^iiiinbsp;öepïi^

-ocr page 676-

öeplige btrt0cn tsec ^pjacufenaccs öaööe öe öttto?tc gemeen
fept
cjcero venina 4. oo?faecöe ötec öan /ts/ öatöieöingen/
fee öepïtgöe göenaemt öjeröen / en too^öen m öec toaecöept Öet J^^fj
öec jBenfcöen niet ontnomen / maec 3ön puölöcg oft gemepn /
toecöen öepïtgöe genaemt / öan toegen öetepnöe öaec toe öatfe geiiy
en öecojöent 5ön. Cen tepcöen öan
\'t göeen öat icö feggöe / / pi
een öoïch ficö aen een anöecöoïcfeoft Coningö oöec-geeft/
oocït öie öingöen oöec / toeïcfte lt;0oööeïöcfte göenaemt toecöen / öy^\'it/
öïöcftt upt öet 5po?muïiec öat top eïöecs upt
Livius öeööen öp-gyep^quot; dtgt;
\'•3-öaecmeöeacco?öeect \'t geen piautus in Amphitruo fept: Dat fy haje ^

Landen , Altaren, Haert-fteden, ende haer felven over-gheven f jjicif^
öaec nae: Sy gheven haer felven over, en alle Goddelijcke en Menftnp^
faken,
cu öakom fepöt Ulpianus, öat Öet puöïücgue cecöt^I:,?/ D^f
öepïigöe öingöen (Icecftt. Paufanias fepöt in öe 3lccaöifcöe ^^^PZUé

be ban öen göenen/ öie öe^teöen in-göenomen öaööen: öataPö;rste\'
ien in-göenomen 3önbe/ öét beeïtban
Jupiter Hercaeus is gegunta^lj^jes -
neius
, en becöaeït beeï anbece Cjcemplen ban bte maniece. Thucy^eefc

fept: Dat fulcks een recht by den Griecken is, dat, die \'t gebieö
in eenigh Landt ,\'tzy groot oft kleyn, dat den felfden oock deTemP^^j^^^i\'/
komen. [©efemauiecetoijfioocftaenbepïaetfeuptPoiybius Öt^^\'taiie
ji^n.iM. cap.8. §.4.] i^iecbanen becfcöeeïtniet\'tgöeen öpTacitus fiaet: f ^o-
ceremonien in de Italiaenfche Steden, Templen, en Beelden der Go^^^jffl
X. interfti- der het recht en gebiedt der Romeynen flonden. ^ecöaïöen OOCft ÖflflßgJt/

amp;Tj /.feïfs ban toiïïe becanbectjtjnbe / ftan ban öet öepïigöe göemeen «iif
mum öet toeïcfte beïïecöts-göeïeecben
Paulus en venuiejus niet bupftetJ^jigf
cum lt;7«« p.ftennengöeben: €n fien top bat boo? ben noobt ban ben tijbt

^i-ïjiagggn ban ben göenen/ biefe göeöepïigöt öabben/ totöetöÖffifli»
^ öec «®o?ïogöeaengöetoenöt 3ijn / (
3.) aïs ban Pericles. onbec

be toaecbe ban bien toebecom te geben / ban Mago tn ïifpantett / r ^ ^jt
ßomepnen in be
Mithridanfche oo?ïoge / bansuiia, pompejus j^^Lbü«;
anbecegöebaenis/foomenïeefï. 25p
Plutarchus fept TiberiusGr» .^t
^aec en is niet foo öepïigö / aïs \'t göeen tot eece bec OEJoben gne\'f[g
ts i en nocötansöecöieöt nocö becöinöectniemanbt bat öet J^^* ^caf®
bingöen göeö?upcftt / oft becboect. m be Contcobecfien ban „ je-
©abec/flaet:
voorde Republijcque werden gemeenlijck
digh
ghemaeckt, en tot behoef van de foudye der Soldaten v^rfmelre ^ jjjjfl
7«ïgt;r«r/-ii/gavenenghefchencken. Trebatius
eett iSeCÖtS-gÖeïeecbe/ teU ^^
^MacrohSä-^^^^^ \' Ontwijct
oftonhtylighis, hetgheenuyteen Religieus ^^ \\

titrn. lib.3.

dinghtotder menfchen ghebruyck en eyghendom ghekeert \'\'^gtff\'^\'

bat Germanicus bit cecöt bec ©oïcfteu öeeft geö?upc6t tegen ^^er

|0(J Tacitus becöaeït: Onheylige, en heylige Ghebou wen, en ^ep
maerden Tempel onder die Voickeren van Tanfäna gheoaemtj ^

aerden gefiechtet. ^aec toe bteut mebe öet feggen ban virgü»quot;® -

Lib.l.caf\'

-ocr page 677-

Soo ick oyt heb ghe-eert u Goddelijck ghebiedt,
\'^Welck nu \'t Trojaenfche volck door \'t Oorlogh heeft

öTiS?! aöefcljett(ften / öm lt;(Boöcn öercert öan öe aöeröjtnners / plt\'
g^en öjccö göenomen te toeröen / öeeft paufaniss aengöetoefen. (5.) lt;£n
fpiefeenöeöanp.scrviiius, noemt öat een a®et öerlt;©o?logöej
^ teren-beelden, en vercierfelen, fept ÖP / der vyanden fteden met ge-
ilten manlijckheydtghenomen zijnde,
heefthy nae de Wet des Oorloghs,
ÏÉh ^^^ Veit-heers wech ghenomen.
SOO ÖOemt Livius öe Öertterfe^

fflee (Cempelen / toelcfie Marcellus öan sy racufen tot ßomen geö?acöt

Viu / \' verkreghen door \'t recht der Oorloghe. C. Flamintus ÖOO? M. Ful-
gjj
Wieïienöe: De Eeren-beelden zijn wech ghenomen , en andere dinghen
LfS^eo, die in veroverde Steden plegen ghedaen te werden. Fulvius
OOCß

*©?atle noemt fulcfiss\'t recöt öer lt;©o?logöe. [Stet Poiybius m\'t
ljgj.|ïtcact öer lt;0öefant^^^
ßn cato in fön ^!^?atie bp saiiuftms.

Lib. 15.\'

pj^iaertfieöan^lintiocötenöoo?

] l^ocötans foo iS öit toaeracötigö / inöienmen ge^
öa/Jbat in eenigö öeelöt pet lt;0oölöcßss ts / öat öet öan ongöeoo?loft is
SÄnöen oft öeröeröen/öoo? öen göenen / öie in fulcß een mep^
fQ3eobec-een-flemmen: €nöe in öefenfïn en mepningöe toeröett
èSölen öan goööelooföepöt / oft fcöenöingöe öan öet recöt öec ©olc^
Slöefcöulöigöt / öie fulcöeöingöen göeöaen öeööen / te toeten / upt
ft^CTeliingöe öan fooöanigen opinie, iliaer in öien öe öpanöen öan öte
öÄ^^pninge niet en 3ön / foo iS \'t toat anöers i göelöeb öet öen lo^
te h? ^^ alleen
toas toegelaten/ maer oocft geöoöen öer öepöenen öeelöen

Igt;ent.7.?.

öÈrfii, pat öeeft öieoo?faecfte / op öat öe i|eö?een 1 oo öeei te meer oe i u^
cffill^b öec éepöenenöerfoepen fouöen / 5ijnöc öermaent öanöeon-
fcl^wpöt öer felföer/ öoo?öetöeröoöt öan öte felfs metaenteraec^
ftftlj. en niet upt öie oo?fafte / ais oft men eens anöecs ^©oötföienji öec=
öffi^^n fparen toilöe / gelöcft öet
lofephus uptlepöt / öen öomepnen
uS? bupten ttoöffel nae öen ttionötfp?eecftenöej göeliicftmeöe in öe
bSö^quot;8öebaneenanöecgöeöoöt/banöerlepöenenlt;0oöen niet te
fSjn/\'t toelcft
ÖP alfoo öerftlaert/ alS oft öaec öeröoöen toare/ ben
toe quot;rr^^tet tegöen te fp?eecften / öaer öocö in öer toaeröepöt öe 3©et niet
w^i r felföe ter eeren / oft fonöer öerfoepingöe te noemen.. CS« öe
Sis ^oöifcöer lt;©uötöeöen/
ubf.^.mp.s. en tegöens Appion, ub.z. ]
in JSèj^ebieentoiften öoo? lt;6oöes göetoiffetoaerfcöoutoingöe/öat
SlJeim / niet en toOonöe / nocö öe lt;Btt\\l lt;!5oötS / nocö goeöe Cn-
öenl öeö ftracöt öec Sterren / göelöcft öe öeö?ogen en berlepöe tep^
len / Wr^^t\'ben / maer öe öoofe / en öen menfcöen öpanöiööe ^upöe?

\' \'quot;«BS bat, Tacitus recöt en toel göefepöt ö# in\'töefcö?öben öan

%ni 5nbsp;bec

lijieid.t.

Lib. S.
Vemina 3.

Lib.t^.

ontwiet.

-ocr page 678-

Hißor. s..

itt aoöcnirtfetttnsen: Het is hen-Iuyden onheyligh alles wat by ons ^

hg^js. S^öerftaJbenrtietiöonïreriiattopmeerató eemtiad Ißf^quot;/JS

rn^mmaoDttoas/ enemaöeöeette öan Sff rDiog^quot;\'\'
Laertmsfepöt: Dac de Afgodeti-beelden v^d^^ ver«^ P^« ^J

den.] mmmttmtwtt/mmiftft iJtTrnmttSi

niemandt binnen den drempel des Tempels komen als de PrieiS:
Pompejus, foo öe fdf^e JCutöeur fepöt\' Is ar/oor Wh d
ghedaerin gegaan;nbsp;Auguftinus
Öe feïföe faßeöer»\'

Niet uyt devotie aenbiddende, maer nae\'t recht eenv ««^^ners.

öeeftjjp teel oßeöaen / öat Dp öen (CemÄfSÄ

upt feOaemte en ö?eefe öan fün guaeöc-fp?eW//K

ötentiïsöepöt: IBaer quaïöcfe leeft fipSaen/Ä
ts/ naiwnttofe/ öeracDtenöe öen toaren St

pDeten öen CfiaïDeen öectoijten: om toelcÄfaecfee^^^^^

jat ÖOO? fonöerltnsDe öoo?ftenf gBepöt ÄS

öenuöermaenöe Pompeps ööe«aisfnSS^
lanötsomgöeö?atrjtfs/ öp canium öetuptfequot;ffiK
tm, »erfoomenaenftetfietgßeöorten öänbsp;iHt

.phus öat öe feïföe f^empelöanTuusfsuptWeropty ênbo^^^^^^ öa^^

öatöetgöeftBteötisnaeöetoetöer^ojfoynbsp;^

[Vermeerderingen, t z.) Tertuiiianus, ^fologeiico: Doch de Oorlogh^quot;
Viótonen beftaen meeftendeele in \'c in-nemen en uytro^yen van fteden -
ftuck en gaet niet fonder^onrecht en overlaft aen den God^en: de fdfde g!
gaet over de wallen der fteden, en der templen :
geliicke Lorden en doo
flaghen der borgheren en der Priefteren; en eenderley plunderingh^^
hegighe en onheyl^heRijckdommen. derhalven
So ved Trophefn et^^
Vióton-teyckenen der Romeynen allTer zijn, foo veel KerS-rooverij^« ^

der: ^^»o vdetriumphen over den Goden als ov^deni^^^^^ S

rooft en buyrs , alffer noch over blijven beelden der ghevSi-en Godeo-
tetfïonïltöaec tiae: En te rechte; dat foo den fteden\'

eenigh oneeluck ^

konr. dat de elrde nederlaghe den Tempelen, en der fteden wallen trcfte- .
Boffius, w m«,. d^foro eminente, Lm roi. VothmUmUsM\'quot;

(h) lt;ï5eïöcamp;öanöelt;isp?acufterstentööenöan Timoieoo, tn öJt^
eöenPiucarcbusöatöeröaelt. 4feöan
cCSm^^^^^
MKhndates op-göelepöt/ ootS upt öe öepïtgöe öateFengöereeötf^^^^^^^^

i.Macch.j
en »o.
Uyc. \\ed.
m Veir.}.

De civitaU
Dei lib.i S,
cap.^S-
Pro fUnco.

Dan.5.23,

ISelli ludak
1.6. cap.zi
amp;i4.

-ocr page 679-

in beiigttfi^tbattfcDeoo^ïoaöe. PHnius gt; itt \'t laetfie Ca^

leii \' fpjeecftenöeban Pordus Cato: De felfde heeft toe-gheiafen dat de
boomen enboffchen omghefiouden wierden , nae dat hy eerft of-
8he v?*^^ ghedaen hadde: van welcke faecke hy oock iu \'c felfde boeck reden

öQuI^^ven heefr. Sulla fieeft in Öe iBitfi^iöatifcfie oojlogfie öe öereeröe
chul Olympia, Epidaurus, en Delphis, ÖJeCfi-afienomen / foo piutar-

Appianus öerfialen: \'S^e felföe fieeft oocft öe toaecöe öec felföec
tcX \'^^öÖegfieöett/fepöt igt;iodorus üicuius tnöe^eirefiaenfcfie
foS x*^\'. Auguftus fieeftöefcfiattenupt öe€enipeleriteleen gfienomen/
^ «ppianus leect in \'t
5 25oec6 öec ^Sucgfiecltjcfee lt;©o?logöen.

öe fiepligfieöaten te jjanöe öecfet fieeft/ leect caffiodorus.
teiim quot;^ï^aciius fieeft in gcooten nooöt öanöe baten öec iäeccße gelt la^
tilg^Wbten/ maec fieeft öaec nae öe toaecöe toeöecom gegeöen / gfielijcß

iit quot;P^ï\'nüs becfiaelt. ^iet oocb Anna Comnena , Ub.s. tn c. Cromerus,
lt;©jatic ban Laurentlanns bp Bembus, Lit.tf; ©OCÖfit öaCC bp

öiec nae fal gefepöt toecöen/ Cap^z i. §.2 3*

Op \'t\' 2 550eCb iEnti d. ban öen Tempel ban Ceres: /Eneas
hy te vooren
ontwijet was. ||et felföe fepöt fip OOCft Op \'t 3 en 9
«len r \'^quot;eidos, en Op fiet 12« ^OCfi Op öe 7 Ecloga fepöt ÖP * De gaven
i^ejj ^oden gheoffert zijn foo lange heyligh, cn mogen gaven genaemt wer-
/\' [00 langhefy niet ontwijet en zijn.
Virgiiius/Eneidos y.

oor Griecken van Neptuyn fijn pilaers wech ghenomen.

Heï^i^chus becöaelt in \'t leben ban Fabius, öat öoo? fiem fiet beelöt ban
öen ♦ X toan (latenten is toecfi göenomen / en in öet Capkoimm gfiefon^
öaeVu ®^ ÖP öe anöece lt;6oöen öen (Cacentinen gelaten öeeft / als öie op
«Ullis ^^quot;^ftoo^t toacen. liec toe öient oocb \'t göeen top tecflont upt Ter-
fiebben becöaelt: en öit öes felföen feggöen aen öe i^atien/

^eeid nae foo veel triumphen over den Godeu als over de Volckeren , de
fy njnbsp;bhjven noch ghevanghen j en ghewiifelijck fy gevoelenfe, die

^«liefen hebben.

lefept öebben / öat felföigfie 111.
ige öingen becflaen toecöen:
»■«joïo.^ quot; \'quot;\'»y^MvvvM WM vvvw../ .„aecöen leöenöigfientoe-be?
^en ik ^ 5P öatfe een ©olcb / oft een (©öefïacöteen lupfgöefin toe-bo^
i^ethfF®^\'^®\'^ oocb Pomponiustec göemelöec plaetfe/ enöe Paulus öe
han SrlÖeleecöe fcö?öft / öat / gelpcb öe öeplisöe en göetopöe plaetfen
biPhS!l?Panöen tn-genomen /alfoo oocb meöe öe ßeltgieufe en lt;©oöf^

vea3er^röanop-öouöenenafMatenfooöanigöete5ön: De doode gra-
ftee^p y anden en zijn ons niec religieus, endedaeróm foo moghen wy, de jgt;. d^fepu:-
Wrfelnbsp;ghenomen , gebruycken tot allerhande wercken. ï|et

feïfs S\'^eötans foo moet becflaen toecöen/ öat öocö be öooöe licöamen
öe IIa Jnrl^^^öcb mif öanöelt toecöen / toant bat is tegens öetcecöt öan
«*^enfcöen te begcaben / \'t toelcb top op een anöec pïaetfe göefepöt

öeb^

-ocr page 680-

ÖcbDcnentie / bat boo? öet recöt beu ©olcfie« trt-OÖ^HSfrWt»/

;ï^atfaltcböierfio?telöcfeberöalen/ bat nae öet recöt öec
ntet alleen boo? 3öeb)elöt ber bpanben goeberen bej^bpanben pequot;quot;\' j,/
bjerben / tnaer bat men öet oocb baer boo? öoubt / bat be

bte fonber mepneebtgöept en troulooföept quot;sijn / toe-geïaten Ö«\'
aenrabingöeenopbjecbingöe ban anöere tot trouloofïjepöt. ^„nö?^
cecöt öer ©otcberen öeeft öegonnen öefe minöer / en
feeröfcßbJtiJ jj
ballenöe tutföaöen aifoo ober \'t öooft te fien / als be ?5urgerliJC«^ *
ten be loeren-bjincbeis / en goötloofen a©oecftec.

Het fe fte Capittel,

Van \'t recht om te verkrijghen de goederen die in ^^^

Oorlogh ghenomen zijn.

1, Hoedanigh het recht dpr naturen zy in die
dingen,welcke door den Oorlogii genomen
zijn.

r I • Hoedanig hec recht der volcken zy : waer
van ghetuygeniflen by-ghebracht worden.

III.nbsp;Wanneer dat een beweghelijck goedt
voor-genomen, gehouden werdt na \'t recht
der volckereo-

IV.nbsp;Wanneer de landen.

V.nbsp;Dat de goederen die den vyanden niet toe-
behooren , door oorloghe niet verkreghen
werden.

VI.nbsp;Wat men oordeelen fal van de goederen
in der vyanden fchepen gevonden.

VII.nbsp;Dat door het recht der voickeren die
dinghen de onfe werden, welcke onfe vyan-
den anderen door oorloghe benomen heb-
ben , werde met ghetuygheniflen bewe-
fen.

VIII.nbsp;Werde wederleydt de meyninghe der
ghener , welcke drijven dat die dinghen,
wclcke den vyanden afghenomen werden,
aller maten toebehooren een yder voor lijn
particulier, diefe neemt.

IX.nbsp;Datnatuurlijcker-wijfe foo de poffeffie.
als eyghendom , door andéren verkreghen
werdt.

X- Onderfcheydinghe der Krijghs-handelin-
ghen in pubiijcque oft ghemeyne, en parti-
culiere.

XI.nbsp;Dat de landen voor het volck, oft voor
den genen die den oorlogh aengaet, verkre-
ghen werden.

XII.nbsp;Dat bewegelijcke goederen, oft die fich
roeren , door particuliere daedt ghenomen,
toebehooren een yder diefe neemt.

XIII. Tenzydatdeburgherliicke

anders ordineert.nbsp;MiicV^t

X I V. Dat de dinghen die door
daedt ghenomen werden, to\'quot;
volcke, oft den genen wiens Liirbg^
X V. Dat nochtans den
Veltheeren f quot;.gVquot;
fagh over defe dinghen pleeght toeg
te werden.nbsp;. i.fchä\'\'

XVI. Welcke defe dinghen, oft»»

kiße brenehen :nbsp;, „ en

XV II. Oft deelen die den Soldaten.

wat wijfe. _
X V111. Oft laten de plunderinge
XIX. Oft gevenfe anderen ovei; . ube«^,
X
X. Oft deelen daer van gemaeckt ^^
ordineren het een, oft het an der gt;

wijfe.nbsp;•tl\'\'^

XXI.nbsp;Datter pubiijcque dieverijevaf^^jaf
meen goet aenden buyt kan

XXII.nbsp;Dat door wet, oft eenige „ef

van wille in dit gemeyne rechtgt;y^\'

ändert werden.nbsp;„nieü

X X111. Dat aifoo den Bondtgenoquot;
buyt vergunt werdt. , , ^„.{eii^^f\'a

XXIV.nbsp;Menighmael oock den ond« {gO

het wclcke door verfcheyden exemr

te lande, als ter Zee verklaert w«\'- ^ yC

XXV.nbsp;Gebruyck van\'t geen tot wei
handelt is.nbsp;^ „-ndel^,.

XXVI.nbsp;Oft de goederen die buy^^jgn
ftreecke van beyde
oorlogende pa^^^jogl

nomen werden, door het recht O

verkreghen werden.nbsp;. van gL

X X V 11. Hoe dat dit recht, ^«t ^ j^gii
fproken hebben, den folen^el«»
eyghen iE.

op

«at

-ocr page 681-

ban flraffefommiaïjec ganbcïinaBen on^
ba öen menfcfisn/ baer ban top tot nocö toe geöanöelt öeööen/
foo tfTec nocö een anöec effect en toccciiingöe öen fclemnelen
vC^p lt;©o?loaö epoöen «pt öet cecöt öec ©olcHecen. €n öoo? öet
öiS ^^^ natuce öerficöüöen top toel öoo? cecötbeerötgeoo?loöe öte bin-
S/toelci5etntoaecöe göelöcfe 3Ön/ \'tgöemtnen ons fcöulötgö W
\'tr.^Pl\'ïnöec ooiloglje nieten feonnen öecfecygöen/nbsp;oft

^üeen/ öaec öoo? öen göenen öte fcöaöe göeöaen öeeft / toeöecom fcßaöe
fttih? - aengöeöaen / öinnen öe öilltcfee mateöec ficaffen / als elöecs göe=
liEhft^* [ Ltb.j. cap. 20.2 3|ae ött cecöt öeeft Abraham öan öen coof / toelc^
Qchff ^^n öen böf läonthgöen öefeomen öaööe / €ioöt öe tölenöen göe-
kn h \' ÖÖelöcfe öefe
tiüo?te/ Genef. 14. becöaelt toeröt / uptgeleptöan
.yepIirtjFto«nbsp;hprt ^^

:.20,i4.

•• J.2 0,

faypitgïienScö?Ööectot öen 3§eö?een/ cap,7.4. [€nöe öe teerfeofïen
bnecöten/en een öeel öan öen öupt öoo? öe 25onötgöenooten/ ftet

Iwt^ls Apollo, Hercules, lupitcrFeretrius, öetötenöenöanöeucoofge^
Öeööen. iBaec lacob aen lofeph naelatenöe eenöpfonöer legaet
Uv nfön25?oeöeren / fepöt: ick hebbeu een ftuck landts gegeven boven
tier^A ^foederen, \'c welck ick met mijnen fwaerds, en met mijnen böge uyt
bandt ghenomen hebbe, Genef
.4 8.ii, ^n toelcfee plaetfe
fpjpÄöt ghenomen hebbe, fcöönt naeöe ©?opöettfcöe maniere öan
etiht A^n göenomen te toeröen / öoo? \'twelckickfeeckerlijcknemen fal,
öem i «cob toe-gefcö?eöentoeröt quot;t göeen öatfön naefeomelingöen ban
ïtott S^n baem ö?agenöe/ öoen fouöen / als oft öe ©oo?öaöer / en öe nae^
^eboPööen een perfoon maecfeten. a©ant öatis beter/als met öen
boeïS\'^ bie te öupöen op öen aenfïagö tegöens be Slcöemtten / toelcfee
bpnr^^ ^oo?en ban lacobs feinberen uptgeboert
toas j toant lacob öab^
filne JJ^^öenaenflagö/ alsmet troutolooföepöt öergöefelfcöapt/ nae
3o. e^quot;otb?ucöttgöepötalletööt mifpjefen / alfmenfien fian Genef.34.
ïscoh,nbsp;[^e Cöalöeer öerfelaert öet / öat fulcjc gefcöiet3Pöoo?

fibftpjSöeöeben totlt;©oöt / toelcfee öoo? eenigöe fonöecltngöe goeötgun^
^eamp;S r ^^^^™fooöoo?lacob, alsföneui^aefeomelingöen/ alle-töbt
ftaen OTeefto ^ocö öat öet recöt ban coof en öupt öan lt;!Egt;oöt toegöe^
binnen öie natuuclöcfee palen / öaer öan icfe göefepöt öeböe/
tl%/^7«npt anöere plaetfen. lt;©oötinfijneïlBet fp?eecfeenöeöan öe
f\'^Pbtnbsp;bertoecpen ban ben b?ebe fouöe oöertoonnen toeröen/

^enn^rns: Alle den rooffulc ghy onder uüytdeylen, ende fult eten van
uwer vyanden, die u de Heere uwe Godt ghegheven heefr.

Stucpi^quot;\' Gaditen, en een göeöeelte Öan Manaife, toeröen göefepöt
^^^ rtS geöuren oöertoonnen te öeööen / en grooten öupt öaec

öpöoegingöe öan öefe reöen / öat fp iu öen
r\'^^öcnbsp;Öaööen aengöeroepen / en öat lt;©oöt öaer genaötgölöcR

lt;©elöcfe meöeöanöenlt;0oötö?ucötigöen3äoningö ^fa
^^^ecöt/ öatöp€gt;oötaenroepenöe oöer öe iloo?en/ öte öem

^fefefenbsp;met

r.

-ocr page 682-

met onrecBttieerïiigöe oojlosôe aenbMeit / met aïïeen be tofttojj^/^ j^ei;
öotb grooten ïjupt baer ban gbeb^atbt beeft : öet toeïcbe baerom^
moet bjaerggenomen toerben/ om batbfeoo?ïogïïentet upt
fonöer Debeï/tïtaer nae Det göemepne recöt aengöenomen ^ff\'Âm^^

lofu.iz.s, lofuebefeïföe Rubeniten, Gadditen , en Öeeïban Manaffc, fOO ÏCB W^ttV

öebbe/ metgöeïucb-toenfcötogöeöaer affcöepbt göebenbe/ ^^r^t ^n

achtigh, fepbt ÖP / des roofs van uwen vyanden met uwen Broederen^

David, aïo öp tot ben oubtiïen tot ^eb?onfonötben Duptbanben ^ jjti
kiten
beöomen / geeft öp bten roof fön naem : siet, dat fai u een gf^^tit/
van den roof der vyanden des Heeren. ^ameïÖCft / gÖeïÖtÖ

s.de senef. Öat öetbcu l^rögöS-öeïbenroemeïöcfe ts/ pemanbenrijcb te m^J jjert
3 7- ban ben roof ber bpanbett 5^aer 3ön oocb Cobbeïöcfee toetten o»^ jjci;
roof te beeïen/ Numer.31.27. €n Phiiofepbt/ bat onber be
3©et oocb befe is / bat ben 2ïlcber ban ben bpanben af-göetttaept ^^^att^
baer upt boïgöt öongöer onber ben fijnen / en oberbïoebt öp öen

^^iaer nae öet recöt ber ©oïcberen toerbt niet aïïeen bte gßene /
ïie upt recötbaerbige oojfafie oojïogö boert/ maeroocft een P^^iZao^\'\'
oocft 3P / en bat oocft fonöer epnöe oft tnate / leer en Cpgenaec ^^
beren öie öP öoo? öen «i^ojïogöe fön ©panöen ontneemt / in öten^^wH
meïijcft/öatöan aïïe 3©oïcften foo ÖP feïfs/aïs öie öan
recöten tituï öebben / in\'t befit ban foobanigöe goeberen moej^A^ff^
fcöer mt toerben : \'t toeïcft men/ foo beeï be upttoenbige effecten Cquot;
ftingen aengaet/ öeöeerfcöingöe en epgenbottt noemen macö* stad\'

xenoph.s.de\\}^ Xeoophon : Het iseen eeuwighe Wet onder den menfchen gt; d^^f ^ys^\'
Cjninßtt. ^gj. vyandenin-ghenomenzijnde, der felfder goederenen geldequot;

den toe-komen. Plato Öeeft gefept / bat aïïe be goeberen / toeïcfte ^.jj

\'De legibus.

Sofhifl.
X :Toliüe.

loghe af-ghenomen zijn, werden dergener diefe nemen, \'©aerOpn^^gi\'\'
öet feggöen ban Antiphanes: Het ftaet te wenfchen dat de Vyanden jfo^

de
vallen

toonnene göeöaöt öeeft / öen ©panöt toe-öaïïen: öe toeïcfte
anber pïaetfe onöer öie göeïijcft als algöemepne foo?ten ban ^^^„t^cpi
göe oft bertoerbingöe teït / be ooiïogöfcöe / bie öP oocft öe ^^
fcöe/enöanötöaöigöenoemt/ inöien öeeïe ober-een-ltemnte^^^c^
ben göenen bie icft göenoemt öebbe/
xenophon in öit fiucft/
ften
Socrates met b?agöen Euthydemus baertoe bjenggt/
öat öet pïunöeren niet alle-tpöt onrecötöaeröig is / aïS
toanneet y . pe
öen ©panöt göefcöiebt. iBaer oocft nae \'t göeboelen ban

Wet is foo veeJ als een gemeen verdragh, waer door degoederen,
ïoohf? af-ahpnOITlPn yiin. Wprdpn Acraprspf AioCf nampn

^nbsp;^ *nbsp;■nbsp;xiaci lu wnbsp;udL uw * 7 — -jflt^

ruymte hebben van goederen fonder mannelijcke dapperheyt j jieflquot;
»»den die toe, niet den ghenen diefe hebben, maer den genen \'^^^^^Qfit\'j^
25p Plutarchus,
in\'t leben ban Alexander, tfaeti Hetgene den overw
hetft toe-behoort,is, en werdt gefeyt denoverwinner toe te behoor - jjii
ter felfber plaetfe J Datdeoverwinners oock voor fich verkrijge« ^; Pj
ghen , welcke den Vyanden toe-behoorden.q €n0peenanöerp^\'i,ed^^
goederen der overwonnene indendrijdt, zijn de loon en

he dich.

II.

-ocr page 683-

JVerwinners: bJCÏCfee tóOOjbett Upt ßßt 2nbsp;ößt OttbcrtoÖfinöÖe Cyri

fSXenophongfjenomenjön* Philippus in fön25?tefaen beliöenwn^
alle behouden de Steden van onfen Voor-oudcren nge-gelaten ,oft
»or het recht der Oorloghe befeten/^fchines : Indien ghy oorloghe te- S^;;;;^^;
Jioi aenghenomen hebbende, met de wapenen een Stadt hebt in-ghe-
foo befit ghy die met recht nae de Wet der Oorloghe. Marcellus fept

\' fiP öte öttiöBen / bie bp ben ^p?acufecs af-genomen öeeft/

Lib.19.

WS tot Philippus, ban be ^teben ban (Cöiacien enöe anbeten/
teS^^^\'^iäippus bie met lt;©0?logöein-göenomen öaööe /batöpfenaeöet
«^\'^fJfogBe toteenbergelbingöe enu?öS fönöer ©itto?ie fouöe
iioS* «ttMafaniiTafepbe/ öatöpöeHanöen/ bjeltbe fön ©aberboo?^^t.äs.
betS^ öen Cattöaginienfets af-göenomen öaööe / öeöielt nae
\'t tecöt

Ca.^O«Cbeten ^OOfept oocb Mithridates Öp Juftinus: Dac fijn Soon uyt
befafnbsp;gheleydt is, \'t welck hv als overwinner nae \'t recht der Volcken

Cicerofepötquot;: ^at iBitpïenen göeloo?öen is öes™^/-
bjin^ftBen boïcbsf na be3©et bee bolcberen/ en öoo? öetrecöt öee obec^ quot;
ticuf-rSfie. ^e felföe fept / öat eenigöe öingöen öeööen begonnen pac?
behp^ß« epgen te b)0?ben / boo? innemingöe ban \'t göeen lebigö en on=
nrSïagö/ oftboo?oo?loge/ namelöcfi / ber göenet/biebeoöetbJin^

Valt ri quot;^^OJtien öeböen» Dion Caffius: \'t Geen den overwonnen coe quam, -
aittg^^ Overwinnenden toe. Clemens Alexandrinus
fepöt mebe/ batöet
^©ojyöoeberen göenomen / en betbregBen toerben boo?\'t recöt öer

der Vol u ^^^ dingen, welcke van den Vyanden genomen werden na\'t recht
be ßpit^^quot; \' werden terftondt eygen den ghenen diefe nemen, fepbt Cajus

\'iiteßtt« ^-öeleetbe, theophiius in fön lt;0tietBfcöeSln(iitutien/noemt ^ «quot;-«\'^^ff
dacde
^tuuïjjjti^g^^^nbsp;gelöcft oocb Ariftoteies ßefept Öaööe/,^-

bjete^ / ^gs-faken met haer bracht een natuurlijcke wi)fe van verkrijgen , Udom. rn. de

ftlfs / ^at göeen oo?faecbe toeröt aengöefien / maer öe bloote öaeöt
^«üiü l^^iöaer upt fp?upt öet recötgöeïöcfe oocft Nerva be ^oon / foo ??quot; \'
httu S^ ^ecöts-göeleerbe beröaelt / fepbe / bat ben epgenbom bec goe?
lü. i . d.
ï^och H .aenbancfe upt öe befittingöe göenomen öaööe / en öat öaec ban ^^
.^ee/pIvWpcfeen obec bleef in öie öingöen/ öteop öecmcöen/inöe
öen tobeEucöt göebangöen toecben: Stem / inbebingBenbtein
«en S^^\'^öÖ göenomen toecben / alle toelcfee öingen boo?t tecftont toec-
«ennbsp;öie albec-eecii öe poffeffie aenbaecben. 5^ocö \'t geen men

S^nnbsp;^^^ ©panben beneemt / toecbt geöouben öat men oocfe ^ ^

fien mf^quot;öenöeneemt. tllfoo beftupt Dercyiiides bp xenophon, aenges
quot;^^^^quot;\'\'^Panbttoa.öbanbea^acebemoniecs/maec Maoia onöec

toas/ öat öet met öe goeöecen ban Mania foo göelegöen
^^ïöen\' «ae t cecöt bec»©o?logöe met cecöt mocöten aengöetaflet

(ï^) Diodorus Siculus in be ©eicefiaenfcöe €rtrac^
Penen hZt ^^^ niet enmofie af-fiaen be goeöecen/öie met toa-
quot;^^viicegen / en öoo? öetrecöt öec €gt;o?iogebectoo?ben toacen. ^e

^fefefe a

-ocr page 684-

lt;0üttÖm Bp Agathias, lih. 3, fegge« ban ben Contngï) Theudericus, Jt^^ ^^
Dp Odoacer ObeCtóOnnen öaööe/ alles wat hem toe-behoort hadde
üoor \'£ recht der Oorloghe gehouden.]

^ofö tn öefe öiagöe ban öen lt;©o?logöe / öeböen öe ©oïcben üf^hp
bonöen / öat wen betfiaet öat öte een faïte genomen öeeft / biefe
öoubt / bat be anbet alle ftöönbace öope ban toebec te ftcpaen /
öeeft/ bat be fabebecbec becbolg onttoeben ts / ais
Pomponius in Ji^
Ujcbe becfcöil fpjeecbt^ ^it nu gaet in betoeegölpcbe oft coecenç^ç,
öecen alfoo / öatfe göeöouöen toecöen göenomen te 3ön / alS fP B^\'K^ti\'^
befettingöen bec 3©panben geb?acöt
3ön. 3©ant op öe felföe toij\'Sïit \'
eenöincb beclo?en/ als Öet öoo? toeöecbcpgingöe
bectoo?ben »^(eti
maec öet feomt ais öan toeöec / ais \'t binnen öe Gcenfen en
Ïs^^ÇS^ûS^
öes gebieöts begint tejön /
\'t toelcfe op anöece plaetfen becfeiaett^jjgtt
binnen öe befettingöen. €nöe öeeft felfs Paulus opentlpcfe göef^amp;^ï»
eeniBenfcöe/ öat öie berlo?en toecöt/ als
ÖP bupten onf? ^tat^\'^IM
tceöet j en Pomponius öecfelaecteeu öie in öen lt;©o?logö göeban0yLß«ti
toelcfeen ©panöt jpnöe öe onfe göeöangöen / en binnen öace befetj%tti^

L. Pompo-
nitis. D. de
Mi^.rer, dom
X. Poftlimi-
mum.

iimimoD.de
r./tpiv.l, uh.
Md.l. pofili-
niinij. in
heilo d.tit.
hiBit.derer.
di vif.% Mm
ei.

Jnlïi, d. loco.
L ^natti-r. §.
itemde a^q.
rer. dom,
Confulatu
maris
C.2S3.
iamp;zsy.\'
CmiH. galli-
lib.ro.
■ Ubai.art,

Corn.de lapi\'
de in Gen.
cap. 14.. Ma-
lin,d\'ifp
ll S.
X. quod meo
D.deacqu,
■vel amht.

f.T-

IV.

befen met een iBenfcöe / en met öe goeöecen eenecöanöe göelegJ^JLt^
:©aec upt licöt iS te becflaen /
\'t göeen opeen anöec plaetfe göefStt«^
öen öie bingöen öie göenomen 3ön / tecflont toecöen öec göenec ^p
men / öat öetfelföe moet öecflaen toecöen met eenigöe conöitie n^iP
ten / ban öe poffeffie en befittingöe / tot foo becce toe te beöouöen
bolgöen/toaec upt fcöönt te bolgen / öatöe fcöepen/ enanoeceo»\'j^(jgt;

öaecöouöt/ göeb?acöt3ön» »u ban foo begint men ban 0et »je«;
fecpgöen ben moebt beclo?en te göebem jBaec top fien bat boo? F\'f ipi
göeb?upcfe en göetooonte onöec be ©olcfeen ban Europa in-göe»^* ui^f
bat fuicfee bingen gecefeent toecben als ban genomen te 3ön / ttt^l
cn-ttointigö ucen in bec ©panben macöt getoeefl 30n. [lt;©ocfe quot;^^tDt/,
upt
Thuanus becflaen/ batteïïanbe fulcfes mebe onbecöouben^.tt^ti/
iih.irs. op\'t^aec 1595. fulcfes feomt upt be loogöbupfcöe^WïJ
naec öet €]eempeïban \'t genebp öaec niet fonbecceben toaS ^^ZrWt
ban een toiIbt gebiecte bat geguetfl is / als te fien iS in be
3©et bji- gg in

gobacben / A^.UtttU^. §.lt;!. Cn Albericus Centilis fept / bat öet \'^quot;joüiS\'

€ngeïanbt en \'t JSpcfe ban Caflilien onbecöouben toecöt / Advoc^

Jsks.]

USaec be Sanben en toecöen niet becflaen tecfionbt göenoniej i ^ p^J
foo öaeflals fp befiagen en befet 3ön. a©ant oft toel toaecacö«yamp;3^
bat öeel ban \'t Eanbt/ öaec in öet^ep?legec met gcoot göetoe» quot; ^s
ien is/ ban
\'t felföe onöectuffcöen befeten toecöt / göeljjcfe ba»
aengöetoefen/ nocötans
foo en is alleclep poffeffie niet göeno^ö^ f.\':
bat effecten toeccfeingöe baec top ban öanbelen/ maec toecbt eeu

-ocr page 685-

»«öiöebefitttnöebTOfcöt, ^crSalbtn ïjet foo toööt ban öaet toas/
ïiomepnen ßet ïanbt baec Anmbai bnptcn be poojten met fgnge^
tS iQöb/ fouben boo? becïo?en abecebent ïjebben / bat ïjet tec felfbec
ööeen minbec p?ös becfiocöt tS / als öet te boosen foube gegol^
quot;göebben. ^00 fal ban bat lanbt eec|ï göeöouben toecben genomen te ^

®/\'ttoel£bmetbïöbenbe®etiingöenalfoobefïotentoecbt/batbean^
Kpactpegeen openbaren toe-gantlïtotöetfelfbeopen flae/ten5Pbat

Kte^eftingöen eerfi obertoelbtgöe. €nbe öefe oo?fp?oncß banjet

, ban siculus Fiaccus bp-gebaacöt/fcööntmpalfopaen^

« tmend» hoßtbus, bau öe^paubeu te berfcö?tfben i als bte

Varro,nbsp;ban berflptenj oftFrontinus, ««rr«,banbe aerbe/ oft

be Kecöts-geleerbe/ atemnäjure, ban\'t recöt omberbaertte
SS^/\'ttoelcbbe^berigöept öeeft. ^oofepbt
xenophon tn\'t »cö

xS^^ Sollen / bat be beftttmgöe ber Eanben tn tpben ban «©ojloge be^

»toerbtboo?^tercbtenen©efitngöem
w^Mht oocb bit / op bat eenigö bincb boo? ao?logöïS-cecöt öet onfe
ff / bat baec toe becepfcöt toecbt / bat öet ben ©panbtöeböe toe-be^
amp; a©ant be bmgöenbie toel bp ben ©panben 5pn/ te toeten/ tti öaie
^en / oft bmnenöare befettmgöen / maec toelcfter Cpgenaersttocö

■ij

.V.

tPH boo? ben lt;©o?logö nietberbregöen toerben / göelpcK onoer anoe^
pÏÏ nu-göemelbe plaetfe ban .Efchines betoefen toerbt / öat Ar^hi-

amp; V5önbeeen^tabtbtebanmöenentoe-beöoo?enbe/ boo? bej^o?^
Piiï^quot; Phiiippus tegöens bis ban Amphipoiis metenfionbe^beS Phüip-
ttyiw?^ toerben. 3©ant be reben ontb?eecbt baer / en bat recöt ban boo?
fj^gelbtbenepgöenbot^^^nbsp;ais bat öet

toerben / alS oH bat eenfeecïtere 3©et ban \'t recöt ber ©olcbe^ .
Cfe / (I maer öat öet eenigöe p?efumtie ett bermoebtngöe te ben.
ton^^«/en aentoijfe / toelcbe bocö öoo? ïtracöftgöeöeW
boS^^nitanomberregöefiooten toeröen. ognöefuicbsijebUe tcbbe^
ï®V\'^^talbanoberïange/nameltjcïtm\'tlaer
1338. monfetol^
öepï/ ööeburenbe ©0?logöe met be ^nsee-fteben / m bollen ïiaöe geoo?-
en berfiaen is / en bat fulcb een oo?beel een Betgöetoo?ben ts.

(ï-) ^0 en toerben oocfe ber 3a?ienben fcöepen geen
«Ü\'Ï^Ö bupte om bpanöelöcbe goeöeren / ten 3P öat fuicbs gljefcptebt
betoilligingeban be Cpgenaers en peefïerSban\'t^cötp

w ^ ^^^ifcanis. Ludovicus zuariusin\'t^JoecÖban\'tgeb?upcHber»/

Cen H ■ ^nbe alfoo öoube icb bat be aBetten ban ©?ancï{rijcb beöoo^

vr.

-ocr page 686-

Het derde Boeck, van het

tugael/Ä^,/.tit.if.nbsp;toeramp;maïfómtregoeömttliuptgetb^Ä

VII.

eenigöe ©panben tn fcöwplöen / öaec tipt göeöaeït. Gregoras, fZ]
OOttI Cranczius Saxonicor.s. €nÖe Albericus GentÜis Mvocmoms
hl.

^OCÖ foo top öetcecöt öer ©oicfierenaenfien/foo is öit Bupteti§

fcötl/ öat öte goeöeren/ toelcfeeöen©panöen öoo? ons ontnomen gquot;

öoo? öen(©o?logööerlo?en öeböen: toant öet recöt öer ©olcßen
eerfï öe ©panöenepgöenaers göemaecfet öoo? upttoenöigöen epgenï\'SfcJ
IX..3. enöaernaeoocfions: met toelcfe recöt onöer anöerm Je^ShaM
7- toeert tegöens öe ^mmoniten / öat öet lanöt / \'t toelcfe öe 3fimnio«

lud

i.Sam.sr.
%c.

•^wio?reen aen oen ^eö?een göefeomen toas. Soo meöe David, \'tgj^;
l?P ben mrnimm/ en öe Slmalefeiten te öoo?en öen ©ötltftönen o^tquot;.
men öaööen/ ö^iöt öP öoo? öet föne/ en öeplt öet. cSo fteeft
pnmgö öan SP?ien öe fïaöt eiotha, toelcfee ben éöumeen toe-öe«

fooöe Maforeten bat efen/ 2.Reg.i6.é.3 25p Dionyfius Hallicaro^fl^^i

fp?eecfetTuu,Largiustn ben JSoomfcöen tóbt/al^^^^^^
, 6 epfcöten ö^lanöen öte fp eertööts öefeten öaööen / fön mepninge aï^
,, upt: ïBpKomepnengöelooöenöatöefeöeeeclöcVe e^^^^^^^

, fte beftttmgöen 50n / öie top / öoo? ao?iogös reVKotS^^^^^

, öouöen; enöe top en feonnen oocfe niet öetoogöen toquot;röe^ ïfi

, jotte goeöertterentöeptfouöenupt-toimöS öeSencÄ

,,onfemanlijcfeöept/inöientopfeöientoeöeroitiS^^^

■ beclo?en öeböen. lae öat meer is/top öouöen\'t öaer öo«/öat topf^JJ

,, öaiugöe öefttttngen / niet alleen öeöoo?en öenSSurS

.. mepn te mafeen/tmr oocfe onfen nae.feomeltgt;igen^^^^^^ foö^^

,.leggljen/\'tgöeenmcnöen©panöenpieegötooteleaffi

7. öe anttoO0?öt öan öen ßomepnen öen AuZcTn gSS wy

nen :n dier meynmghe, dat de goederen die yemandt door manoel«)^
iieydc verkregnen. en den Wanden ontnomen heeft. als naer het befie f ^
rl^ïfquot; T i Nakomelinghen over-gefet werden. €n Ob een anÖCr t

fp?efeen öe aomepnen tn öace anttooo?öt aen öe vo fc?n, alöuS^ Ä
,, recöt göenomenen öecferegljen is. Cnbe aenolïfien bit recöt ni^tS

/alsöanöenJPfnr^s.^^

-ocr page 687-

tlefe*^ öoo? lt;0o?ïoge bcclöojben fieööen. aJBant bat toace öe groots „
/\'t
söeen öat öoo? öeuoööt en manöafttgöe (ïeccööepöt öec^ „
in / Ö00? ö?eefe en öommigfiept te öeciiefen. ^nfgöelijcfes meöe,,

Verkr ^öe öec Samniten; Daer wy defe dinghen door devi?apenen i»
tiviii^^*^ r hebben , welcke de alder-rechtvaerdighfte Wet is van verkrijgen.

Civil. I.
Lib.
40.

ÄrtAf ^^ ÖP öectelt öaööë\'öaf öe ïanöen\'/ omtcent Luca göelegen / öoo?
tenZ^/Ptten uptgöeöepit toacen / öefcö?öftöiea:anöen alöus
: sy wa-

Surienbsp;af-ghenomen; fy hadden den Ethrufcen , eer fy aen de Li-

\' toe-behoort. Appianus öecfiaeït/ Öat ÖOO? öitcecfit Öei;i..4t:
öeööen/enöe Antiochus Pius niet toeöec-
^onSh toelcfeen
itgranesöec ïSomepnen ©panöt \'t felföe af-ge^
Ancioru®®quot;quot;^ f (2.) €n
luftinus upt Trogus öoet Pompejus aen Öen felföen
hadde •^\'\'ÖUS anttoOO?Öen : Geüjck hy hem het Rijck , \'t welck hy noch
daer linbsp;benemen , öat ÖP Öem alfOO UietgÖeÖen fouöe / \'t gheen

de,nbsp;^oor Tigranes gheweken was , \'t welck hy niet befchermen kon-

\'\'SaiSpSf® Öeööen öe iSomepnen öoo?\'t öace öeöouöen öie öeelen öan
^tanrb \'^ «elcfeeöecimbren öen
Gallen af-göenomeu öaööeu. [€nöe
«oniPn ft vÖ^öben öe lanöen in ^taliën / toelcfee fp öan öen €»ottöen öe=
thicor! ^ööen / öen JSomepnen niet toeöecom göegeöen / Procopms Goe-
Dp ^tet öet göeen öe Coningö ban ^toeöen fept bp
Thuanus, ä^. 7lt;r.

VUL

baec ift?\' oocfe belaccöelöcfe / öetoöl fP ben felföen / als fp in göe^,,
ÖabbS S /en lt;i5o?loge öoecöen / niet te öulpe gefeomen toaren / maec „
ïanbcn vy^öe|iBenfcöetilatenöeclo?engaen/ toilben nu öe lupfen en,,
Hatennbsp;öiefe öoo? lt;©o?logöS-recöt,j

fepöt alöuSJ Dat het niet billijck was, dat de Seleuciden \'
uyt-gheftooten, fouden eer cn liever Syrien befitten, als de Ro-

dat hy quot; overwinners van Tigranes. OJn Op een auöec plaetfe: Hy geloofde
had^g^
^ hy den overwinner van Antiochus uyt die Landen uyt ghedreven
tiochus f rtf\'quot; ^^^^ felfde landt den Romeynen verworven hadde. An-

^^^fvoor f ^^ Polybius in\'t7z €rrcactbec^efantfcöappen/ hiekhet
^orlnrvu \' ^^ alder-vaite en eerlijckfte befutinge was, die, weicke dcor
Ä^verkreghen werde.] ^nbsp;S »

5!öcqu J öe\';fcöil ts öet / boo? toien öet goet öer J^panben in pu^
^oicbnbsp;lt;©o?loge bertoo?ben toeröt / te toeten / oft boo? öet

S?/\'^^^^^ö^ï\'öer een bie ban bat ©olcfe/oft onber bat ©olcfe
^^cöts rtJJf,*quot; öefen becfcöillen bapper öe optnien ban be nieutoe
onöer be toelcfeebe meeftengoop inlietßoomfcöe
bi/fè ÖebBenöe / bat be goeöeren bie genomen toerben / ben

Remeny epgljen toeröen / maecin\'t Corpus bec csnoncnbon^

ben/

-ocr page 688-

.ft/Bff

/ en nae ö« tecöt felfs öe genomen goeöeren engen toeröen ce« Cn
pamcuUei- ötefe met öaer öafiöen nemen/ maer öat menfe

»4Vnbsp;»»«VS.nbsp;^«.KKVit«\'!! ttï-liyïttUUIVir/ ttJS» iMlfll

enontoaeracöttgötS/ moetöaeromtenaerfitgöer banons-toeoeclg^
toeröen / op öat öet öïene tot een toaerfcöoutotngöe / öoe ongeto#
gaet eti onbaf / ais men ficö in öuföanigöe öerfcöillenop fulcber a®
ritept en aenften öerlaet. JBant baec en is niet aen te ttonffelen/ oft ^J/
ober-een-flemmingöeöec ©olcberen öeeft öepöes bonnen göeo?ötn%^
en befïoten toeröen / öat öe göenomen goeöecen / oft öen ©olcbe to^\'Zt
Öoo2en fattöen /
\'t toelcb öe ^aojlogöe boect / oft batfe een pbec bief^S
bec öanbt nam / epgöen toeröen fouben. jL^aer top onöecföecben öJf K
gljetoilt öeööen / en feggöen / öat ben ©olcfeen beöaegöten goet ö^fS

Ijceft/ öat öec ©panöen goeöecen öacen bpanben fouben 5ö«
fïaet / ais goeöeren öie niemanöt toe-beBoo?en / ais top upt Betf^ö^f\'^
banben ^oonban
Nerva öiecboo?enöetoefenöeböen.

jiiaei- öe faben öieniemanöen toe-öeöoojen / toecöen toel öerguS
öiefe aenbaeröen / maec foo toel öec genec / Diefe boo? anöecen / alS«
felfS aentaften. lt;©p fulcber toöfe niet alleen öe ^laöen/oft ^onen/nS/
oocb b?pe au|öen/ toelcbeom tebtffcöen / bogelen tebang^ / tti^fp

IX.

L. ea quit
D. de dCcjK.
dorn.

psrprocu. \'7).
dsacq.poß\',
L.qult;ecti»q.
V. deoblig..
L.jiipttlatio.

altert, de
verb. /igKif-
X^l. C.per
quas per/, C-
p-neH.
\\ui faeit. de

i:

jaöecgöeö?acöttotöetpatcoonbecnattuirlöcfie/ niet alleen ina^\'ïfe-
öec nutttgöept/fo
öp felfs öelijöt/ maec oocb ten cegarö öanöe ^^fjïö
göeleertöept. let 25urgöeclöclie tecöt öan tec 5ööen göefï^it

göeen fp bangöen oft öebomen / bectoecben boo2 öen gfteneh/ mlt^v\' t^,
öacen öienjien aröepötberöuurtöeböen. Modelhnus be

be öeeft cecöt en toel gljefept: Het ghene dat natuurlijck verkregen
ghehjck als befittinge is, als wy \'t willen befitten , verkrijgen wy door/\'J^
wy willen, (gn Pauius Receptis : Befit verkrijghen wy door \'t geffiO^^^nOf
met het lichaem : doch door \'t ghemoedt met onfe eyghen ^emoeä} f Lj
hethchaem, dooronfeeyghen , oft eens anders lichaem. ^e felfbeOP^ft
(ßbiCt: DebefittinghewerdtonsverkreghendoorProcureur, Voogh^\'^
Gurateur:
\'t toelcb ÖP becblaect / inöien fp fulcbs boen met bie nte»
göe / om ons baec meöe ötenfi te öoen.
^00 gefcötebe öp ben

natliurlDCbec-toüfe öe eene iBenfcöe öes anberen / bie toel öan t^jL
nen öte oocb / een ^ngcument is/ göelöcb top oocb op een anö^

fPtöeööen.J©ecöalbenöetonöecfcöepötöatgetSiaecbt toecött«/
b?peenfïaeffcöepecfoonen in\'t fiucb ban berbcögöen oft becbJ^t^
batbomt upt öet 25ucgeclöcfte cecöt/ en öeöoo?t epgentlöcb
tót f ffii-
gechjcbeberbcngmgöen/ gfieliicb uwt beberha^rh. «li.fi nanMo^\'L

öen /batbe» roof öoo? pubïöcu öoet-binben toerbt upt-ßebe^rt / Pff,
b\'een nae ben anberen / oftelycb öet pleegöt te gaen / göefept / bat mg^
CÉElt /
m nae bet retfit felfö ïse frenfimpn i7f!igt;higt;s-,gt;M ot^fr^n x^^t-ht^n reti

quid hello D.
de ca( t.
„Alex. amp;
Jj/i. D. de
iccj. pjj:
..dng. Ir.ftit.
de ret. divij.

item qjiis:
f.v hoflilxs.
Van ad C
JsCKt dejure-
jnr. n 7. Th.
Qram. decif.
Neap.
71.
r.ii.\\i .Mart.
Land de be.\'
loq.^.

-ocr page 689-

W öïaetfe\'t gg^en men fm / bat pemanbt boo? een anbeitn boen fean/
boSft quot; öp boo? een anbeten boet / en bat öet eben beeï tS / oft pemanbt

^oem felben / oft boo? een anbecen pets boet.
Öa^SJÖaïben m onfe fiucfe moet men onberfcöepbt mafeen / tuffcöen be X,
ttt quot;nsöen ber €gt;o?lo0öe bte toaerlöcfe jJubJöcg 5Ön / en tuffcöen pac^
Uuhïffbjercfeen bte göefcöteben bp occafte en göeleööehtöepbt ban ben
k orfl^quot;®quot; ^o?logö i boo? befe ïaetfle baben oft toercfemgöen bJerben
biSïr^en ten eerfien en epsöentUjcfe ben parttcuïteren berb30?ben;
ijeS^o? be eerfle toerbenfe boo? öet ©olcfe bertoo?ben. a©tbtt recöt

bei Jt^eren öanbelt Scipio metMafiniffabp Livius: Syphax isdoor he« ^\'b.so.
felfjV^\'^^w Roomfchen volcks overwonnen en ghevanghen : derhalven hy
^aer^uyfvrouw, lijn Rijck, fijn Landen , fijn Steden, de Menfchen die
fchen^ ^oonen, eyndelick alles watSyphax töe-behoort heefr, is desRoom-
le
-sv ^\'^^quot;\'^^\'foofenbuyt. ©OCfebefïOOtalfOO Antiochus Magnus, batCe-

Seie,, ntet aen Ptoiemaeus, maecaensekucus moflfeomen/ ömbat
ßhpfe^ ben (©o?loeö8öeboert öabbe / ben toelcfeen Ptoiom^uste öulpe
^^^en toas. \'©e 3^lfto?te ts bp
Poiybius tn \'t 5 SSoecfe.

plegöen niet in-göenomen te toerben / als boo? publöc-
nifoJ^^bt / jjoo? \'tinboeren ban een lep?leger/ en inlegginge ban guar^

baerom öeeft Pomponius geabbifeert: Het landt dat den Vyant
wert het gemeyn toe-gekent:
bat iS / gelÖCfe albaer toert
tDoftt^epbt/ het werdt tot gheen buyt ghemaeckt, Öet toOO?bt buptoft

fte bS engöe genomen sönbe. ^p Procopius fept saiomo, be lt;©ber?

ghevan if^Öf-guarbei Het en is ghewiffelijck buyten reden niet, dat de
en andere dinghen den Soldaten tot buyt ghegheven werden,

binahr/ fco berflaen toerben/ batöetgefcötebemetpuölöcgue bergun^
^nncf\' ^ÏS Öter naer fal berfelaert toerben) maer dat de Landerijen den
- -nnbsp;behooren. iV^nikU fiet OOCfe \'tgÖCen

L. Luc. Ti-
liasD.de
eviäionibM.
L. item fi
verb. ^
I-de
rei vend.

boiftri*\'hec Roomfche Rijck roe-beholt;

«ft/e^erus öeeft oocfe be Eanben ben bpanbt af göenomen/ ben
ä\'is be frontieren en ben ^olbaten gfjefcöoncfeen/ als Lampn-
\'^inoÄöfl. ^n \'t berbonbt ber i^toitferen flaet/bat be ^teben en ©e^
als ^fpte berobert toerben/ ber göemepnfcöap füllen toe-beöoo?en/
^%nS5quot;^inbeelen plaetfen becöaelt] ^ooiSbpbenlcb?een/enEa?
pfbe»
i^^ers öet lanbt bat boo? be bupfl berobert toas / boo? öet lot upt-
Sfo^; t25p ben felföen i|eb?een beguambe Coningö ban öet lant/ öat
Jhaf öeroöert toas / foo öeel / als pöer flamttie: göelöcfe tn öen
nti^}^ ban öen Coningö aengetoefen toerbt.] ^00 öeööen
be ingöenomenen öeroöeröeEanöen / oft geöouöen om te
vJJJ/ fomtoölen öen ouöen öefitter een felepntfen om öer eeren toille
JJWßÄ^erlatenöe/oftöeöbei»feöerfeocöt/ofttoefenfeöenöoo?t-göe^
ï^^n bn^^^pnten aen/oft maecfetenfe cöönföaer ^ ban toelcfee öingen
Ï^^SeS,?®ensinöena®etten/ 3|iflo?ien/ enï^egiflersöerEanötme^
^ quot;ïclK^^^^^ff«quot; ^ PP^^quot; tn \'t eerfle 25oecfe öer jSurgeriijc^^

\'^äiQer ha ^ ^^^^ * ^^ Romeynen, als fy Italien door de wapenen hadden
gebracht, hebben de overwonnene een deel
der landerijen voor

Ellïnbsp;ft\'^sfFe

XL

-ocr page 690-

ftraffe af-ghenomen. (gnbe ttl\'ti 25oeCß: Oock felfs den
vyanden benamen fy niet alle hare Landen, maer deeldenfe met

toï}|ïacttmtie(©?atfetJOO? fijn öups tot öen ^jteftmn/ öat
ïanöen öen ©panöen af-öBenoinen / öoo? öe 3©elöt-^^öec|ien geyquot;^«^
toaren / maer öoo? öeöel öes öolcös»nbsp;.

IBaer öe öetoegöelöcfte / en ftcö feïfs öetoegenöe goeöeren tojt^ii»
nomen en öeroöert/ ofttn öen puöïöcguenöienfl/ oft öuptenöenj^\'Lf^^
^nötenfe gOenomen toeröen öupten öen puöïörguen öten(l/foo^;-y
fe eens pöers öïefe neemt: €n öaer öan moet men öerftaen pt\'^^y»\'^

öan Celfus: Wat vyandelijcke goederen by ons zijn, werden
goederen, maer vallen den ghenen toe die de felfde aentaften : Öt^^^^pjll

3ijn / öat ts/ öte öen lt;©o?ïogB aengöeöangöen 5önöe/ öponS öe»quot; t^it
toeröen. 3©ant öet feïföe toeröe oocït tn öen IBenfcöen onöerÖquot;nr.g f
tööe / aïS öe lEenfcöen öen göenomen en gerooföen goeöeren
fcöattet toieröen. ^aer
ts een treffeïöcfie paffagte tot ött (lue» f »^L id\'

öp Tryphoninus: Maer die in tijdt van vrede tot anderen ghekomen i i jgi)
dien daer fchielijck oorlogh ontftonde, werden flaven der ghener\' jjt^i\'
welcken fy nu door haer ongeluck vyanden bevonden werden.

göeïeeröe fcö?öft Öet toe öaer fatum, ongeïucït oft lt;!5oööeïpcöe fcPL f
gen / ottt öat fp fonöer eenige öare fcöuïöt oft öeröienlie in f^^\'^^rJlM
ralten: toant öat fooöanige öingen öe lt;©oööeïöcfte fcöicfeingöe
fcö?eöen toeröen / en is niet nieuto* [^00 fleït
Servius öefe twee^. rj^
tegöens maïftanöeren op \'t 125oecft
.ffineidos, oöer öetooo?öen

virgiiius benaerftigt fich niets der Trojanen verdienfte, maer alles
lottoetefchrijven.]
^ooöanigö I\'S Öet feggöen Öan Nxvius:
lot oft Goddelijcke fchickinghe werdende Metellen Burghermeeft^®

iS / fonöer öare öeröienfle. ^aer öan öaen ftomt/ öat/ foo öe ^f
pets nemen oft öerftrpgöen / niet in öen fïagö oft göeöecöt/
\'t göeen öaer öeöoïen toas / maer in \'t geen fp na een pöer gemeP\'Lß^ti \'
oft öïoote toe-ïatingöe öoen / öat terflont öoo? öaer feïöen öerftc^ot/
toant fpöataïs^ienfl-ftnecöten nietnemem ^ooöanigö
öjeïcftefp öen ©panöt upt-trecften in een göeöecöt ban een tegye^ttf!\'\'.
fooöanigöe jpn oocft öe öingen öie fp nemen öerre ban\'t
ten öe töien möïen fepöen öe i^omepnen / foo top terflont o?en\'
in öe b?öe en ongöeöietene upt-ïoopen/ toeïcfte foo?te ban t^oof öe ^jfn\'
nen ten önpbigen bage
corraria noemen/en ban ben öuptonöerfty^tti

^ocö öat top göefept öeöben / öat nae \'t recöt öer ©oïcfteren
göe btngen een pöer in \'tparticuïier boo? ficö berftregen toet^oen / ^ji»\'
men berfiaen bat fuïcfts een recöt ber ©oïcften is / eer bat baer»» j.
göe 25urgöerïöcfte toet toas. 3©ant een pber ©oïcft onber m^ut
macö anbers o?bineren / en öen epgenbom ban pber in \'t pfl^iViU
öerfcöeppen / en boo?-ftomen / göeïpcft top fien bat in beeïe
toiïbe bieren en ©ogöeïen göefcöiebt iS. ftan oocft
boert toerben/ bat / toat boo? bpanben goeöeren onber onsyy\'^*^
toerben / aen \'t göemeen berbaïïen»

XII.

L, transfut-
gam D.
deaca,rer,
dom.

X. \'m hello.
quot;D.de capt.
amp;foßl.

Sa,lit. in l.

nbhojiihm C-

de capt. Thu.
Gram. decif,
Nea^.yi.n.
18.

xni.

-ocr page 691-

jigp^jec niet Die btngen/toelcße pemant öoo? een «©o?loöDss öaet neemt/ x i v.
«/.jf oet een anöece öfieïegentfiepöt: toant aïöaec ö?aegfit pöec een pac^
bnS r öe pecfoon öan öe ilepubipcgne / en öeöienen fiaec pïaetfe / enöe
aSösecfoo berßcööfit öetöoïcb/ ten 3p öat öe25ucgöecïöc6e toet pets
DbpiT oT ®?ötneect / foo öe beftttmgöe / als öen epgßenöom / en gfieeft öie
toien fiet toiï. Het toeïcbe aïfoo fietcegeï-cecfit ficijöt tegfiens
öh-gpemepn geboeïen / foo fie icb öat icb toat cupmec en miïöec aïs na
bet ^öntebetoijs öaec ban faï moeten bp-b?engfien upt öe Cjcempïen
feenrfi^öecmaecöe^oïcbem ^cï» faï ban beginnen ban öen «aciec^
fclj^^Jöeïcbec maniece en getooonte Homerus meec aïs op een pïaetfe be^

is nu al ghedeelt wat w\'uyt den Steden roofden.

nie^l^J« M föen focet Achilles fp?eBenöe ban öe ^teöen öie fip ingfie^

In allen defèn was een fchoonen huys-gheraet,
^^elvoudigli in ghetal, en koilelijck ghewaet,
A mijne handt gherooft: maer hebbe het al den Coningh
\'^j^dcs nae de zeegh\' beftelt in fijne woningh:

daer van by de Vloot den and\'ren weynigh gaf,
\'t meefte voor hem felfs behielt en trock daer af.

^^Ä i^satnemnon fiiec moet aengfiefien toecöen / ten öeeïe aïS

tijbt öan gfiefieeï lt;0ciecben-ïanöt / enöeaïfoo aïs fiet boïcb en
Sl^atie cep?efentecenöe: ten öeeïe oocb aïS fiet ampt ban gene?
h aS?I-öeec beöienenöe / en öien-boïgenbe ban ben gfiemepnen coof
Achni ® öeeïbebomenbe. 5©ecBaïben benfelfben
Agamemnon ban be^
aïbus toecbt aengfiefp?oben j

Wa

\'\'^Is S^een ghelijcke deel van buy t men my fal gönnen,
door het Grieckfch gheweldt fal Trojen zijn ghewonnen.

J^S^ßS anbec pïaetfe biebt Agamemnon «pt naem ban ben pubïiïc«
äiintfÄ^
Achilles aen / een ^cfiipgfieïaben metbopecengoubt/ en
^\'^oielrS.^^\'^quot;^quot;/ öie fip boo? upt ban ben coof faï af-nemen. W
quot; quot;Win-gfienomen toas / foo
virgiiius becfiaeït;

j^^v/aerden Phsnix met ülylfes loos, te famen

^^ ïoe beftelt, den buy t: daer dan te hoope quameft
e Schatten rijck en groot van Troyen uyt den brant
Bero^nbsp;wech gherooft, der Goden taeflen van\'t

\'j^/^^Heylighdom, met goude en filvere vaten,
^oltehjck ghewaet van kleedren boven maten.

-ocr page 692-

SïffoonaeöertjjtitöeSiïacrt Ariftides ben roof tnMatathoneBeßJ
ben pöö ban Piarsa ts fcBerpelöcb berboben / bat niemant yj^
buptparticulierlöcb pets toecb nemen foube: en baer na iS
be ijerbienfien ber ©oïcberen upt- eöebeelt. tCïS tEtbenen baer na^.
nomen toas / iS ban Lyfander ben buptin \'t gbemeen SDebjacpt* ^f
ben Spartaners toas \'t een naem ban publijf a«e bebieninaB^
umoo^\'
koopers. (i») ^$00 top tot fifienbomen/ becCrojanentoarengtJ^jTjifji^
foo virgiiius OUS leert /over den buyt het lot te werpen , gbelÖ^®

ïen ban gbemepne goeberen pïeegöt te göefcöieben. ^nberS (raet , ^^
iepbt en bejiier ban ben bupt te bepïen aen ben lt;©enerael
toeïcb recöt Heftor belooft aen ooion, bie bat uptbjucbeïöcb
paerben ban Achilles: opbatgöpberüaet/ bat öet recöt ban
te berbrögöen / alleen in öetttemen oft bangen niet en beflaet» t^^j^fD^
rus
ais obertoinner ban Afien, en niet min baer nae tot Alexander^ ^^^
ben bupt gebracht* ^ientopopAfrica, baerontmoetonSbefenjLito^
niere. Stlfoo is nae Cartöago göefonben
\'t göeen in Agrigenten tn^ ^f

•nbsp;men jönbe/ oocb in ben fïagöban cannas, en eibers beftomen toa^fjs»
; be oube Francken, ais blöcftt uptbe iii,fl03ie ban Gregorius

•nbsp;toerben begöeroofbe goeberen boo?Betlotgöebeelt: en beCon»^#
öabbe felfs niet meer banben bupt/ais öem öet lot toe-ftenbe» (, f
foo beel als beJSomepnen in ftrögöS-öanbelanbereteboben
beeltoaerbigöersönfp / bat top op fiare €remplentoat
Dionyfius Haiicarnafl^enfis een fm uaetfligö toaememer ber
manieren / onbertoöfl ons ban befe fafte albus: Aiies wat door ö^y

heyt van den Vyanden ghenomen werdt, dat ghebiedt de Wet dat
meen fal toe-behooren , fulcks dat niet alleen de particuliere daer
eygenaers werden, maer oock felfs de Veldt-heervan \'c Leger en
niet: maer de Rentmeefter neemt die dingen nae hem, en de
hebbende, breneht het geldt in dg ghemeyne fchat-kifte. 3^it50n W-ß iJt\'

ban be göene / bie Corioian us befcöulbigöen / niet toepnigö öat^\'^
ööeflelt.nbsp;^/Étt^rt

[Vermeerderinghen. (i.) 3CIS Agefilausin tCftenbOenbetoaS/Jj
Eegerban
Phamabazustoasin-göenomen/ öabbe spithridatesj»^\'
ben bupt af-göetogen / maer alffer onberfoecft ban Erifpidas
nier op-gö«Jbaen toerbe / liep öPtoecö»

(Ä.) ^it flaet bp Turonenfis tn\'t 2 JßOeCft Cap.27. ^^pAyn^Vt»?
cap.12. €nin\'t3ao?t-begröpban Freherus upt-göegöeben/cap«3ii
oocfteen oube maniere ban anbere ©olcften. servius op be
3 23oecft iËneid. smimpermlit uüos, ÖP öeeftgeen lotingöen W^r^^f^l

fept: Want de gevangens, en den roof pleeght onder den overwiquot;^
het Jot ghedeeit te werden,
©an ben roof in \'t göemeeu bpeen t^ V^ijaflC^
en ficö ntet eebe te fupberen bp ben ^toeben en lt;0ottöen / fi^^ J j

Magnus,nbsp;h^rtß^y

a©ant bat Bet boïcft €pgöenaer/ leer en iBeefler toas ban
bat iS toaer. Limiet oocft ban befe fafte simierus gt; tnfön eeffÖ?£gt;t\'quot;\'|r

Tint. .Ari-
ßide, Herod,
üb.s.
Tlmarc. Ly
fiindro.

Uomerfu
Iliad. X.
Euripides
Khefo.
Fliniml. Zi,
cap.i.
Pint. .Alex
Curt.

Vicd.Hb.ij
Strabo l.i$
Diod.itb.li.
Livim / z 3
Cregori Tu
yen. Hh.z.
mp.i-j.

-ocr page 693-

naer eniS öit oocfe nwtminamp;eclöse»:/ bat/fooïange
QftSP^ölöcgue in bipficpt toas / Set fecfiicr en feelept ban öe uptöeplin^

fept Öp Livius: Dat de in-ghenomen Steden , maer niet die fich Likij.
, plachten geplündert te werden; en doch dat daer over het
biü^ ghebiedt de Veldt-overften hadden, en niet de Soldaten, [Poly-

gheh pe©eirefiaenfc0e€]CtractenöanL. iEmiiius pauius: Als hy van\'t
fijn a \'^\'Jck heer gheworden was, en dat hy alles konde verordineren na

\'thE?\'nbsp;begheert.] iBaeröitöeflieren öelepöt/

om^Tp quot;emanieren göetooonte öen ©elöt-i|eeren gaf / gaben fp felfs/
ïïtae^eer öan aHe nae-öencfeen bebjöbt te ^ön/ fomtoölen ober aen öen
batKamillus: en öie\'t aen öaer beöieïöen/ toeröen öebonöeni^i^ ^^\'^\'S-
fcwöeö?uptbt te öebben op berfcöepben topfe / nae öat fp op öaer con^

^Ye / goeöen naem / oft eerfucöt acöt gaöen / en öie öienöen^
taeft^öeöepligöfïesön/ oft öaec boo? aengöefien toüöen toefen / en x v i.
öec ho öen roof in gjeenöerïep topfe aen/ (i. maer \'t 5p öatter geïton^
boifS^öof toas/ öatgöeboöen fp öen fientemeefiec öes asoomfcöen
^öntfangöen j toacen öet anöece goeöecen / öie tieten fp aen öen
Woni* ^^Öiefo?iec in
\'t openbaec / bp öe fpieffe / foo fp \'t noemen / bec^
R S-* enöe öet gelötöat öaec ban göemaecfet toecöe/meppt Favorinusiiamp;.ij, caf.
bfllllquot;® j bat met öen naem öan Mmubk, roof oft bupt is göenaemt/
baci2§?o^gtft / oft öat boo? be öanben göegaen toas: S^it gelbt toecbe

ghetev ^ handen van den Ontfangher, en in depublijcque Regifters aen-

felb ^§00 öeeft oocfe m. xuiiius göebaen/gelpcfe ÖP felfsf ban öem

dat isnbsp;aen Salluftius; Van mijnen buyt buyten de Stadts Ontfangers, Lih.-.

raidequot;« Roomfche volck , eo heeft niemandt een penningh aengheroert, en
ftetiih^^, niemandt een van aenroeren. CUbefulCfeSiS ÏU be OUbe CU be^

^li fal göeb?upcfeeïöcfe göetoeefl / baec op piautus ffenbe / fepbt t

rnbsp;^en Ontfangher brenghen. €n ban bC gebaU^

fïnghf^^ttfefien op göelpcfee toijfe; Welcke ick uyt den buyt van den Ont-

\'^ntfSïïf^quot;öere becfeocöten felfs ben bupt fonbec
^cOSf//«Ö?acötenöetgelbtinbe^cöat-feifle/ öettoelcfeemen
Wenbetooo?benban
Haiicamaffenfis feanaf-nemem ^00
wpoat ban ben Coningö Tarquiniusaiinoubentöben/
aisbesabi-

ii

ners

ïï;!

311» 3

-ocr page 694-

Het derde Boeck, van het
u , o^rtooitnen hjaren / öen roof en ht gebanaene na ïtomcn aefö^ï^ff

Italffift?/ if ^quot;^^ffpöer in Oe fcöat-m|i/gScDt fieeft

25«». Halic.

hh.z.

Livius lib.i.

fomtiiDts oorö antrerm. mn lt;!5oöen sm/ oft èe noSren felfó gÖ^^IS

roofnietshadd anbsp;gquot;^^nbsp;hy ^\'quot;\'Jgr

lus . fept Plutarchus : De Menfchen en prefen nierrnindTr fiL mildigh^rf
engrootmoedigheyt, dat hyeengrootï macht van St en fiTveru^^ ^

quot;ineens enhadK\' I^n bffiefl gt; lt;

naaaeie aen untrangners gheeheven

LiviusHki. ners
Lib.

n«nbsp;K \'nbsp;\'nbsp;ban farq-u^nius Superbus, fi^

ais Dp nae Gabien geblucDt toas / aefept toerbt hm him^ ««Lr hen

baten gebeplt te Debben/entoeÏDgSS^

bel Dem felben macDt bertoerben foubi. Appius aaudiïsWaftK

KaebtgDelijcfiemilbigDepbtin\'tfcDencben/ast^ieu/^^^^^^^

beplt/oftgDeplunbert ^euptbePlingfiefeannfeffSÊtt /oftten^
fif öanjare foubpe en gagie/ oft tKfien bab ^

[fulcftsfept lofephus, lib.s. WoubeSififliS / hafLhl^
ftDiebe.] Appius éiaudius toilöe / bat

benant ban Dare mm oft gagie / inbien bpniSS^^^^^^^^^ ^^

gelbt / bat öaer ban ftomen fouöe / in

jpaer be gantfcDe o?öinantie öan öituptöeS berö
im^M* «amelöcft/ batmenplacffieSe*^^^^^^^^^ mtnO/f

xvn.

Liv. d, libr.

Livius lib. s. baten

D. loco.
Lib, 10.

-ocr page 695-

f J^JJ^taen fcn 3©et söetoojöen ts) aï$s meöe öte öan toegen fiecfete oft i«. ab. .
a^^öept / oft elöers om ötenii te öoen / upt-gefonöen / en alfoo ntet te^
f f
L/^j\'öjöigi} toaren. ^omtööen ts ntet öen öupt felöer / maer \'t gelöt s««.lgt;/; c.
birHP®quot;0öemaechttoas/öen^olöatengöefcöoncßen/ ö«toelcfte3s

trtumpögfiefcliieöe. ^ep?opo?tieengljelöcftljept ötn^
feßn?^quot;föantgö/ een ©oetftnecDt öeguam een öeel/ ttoee öeelen een \' quot;
SiPfff*^®^ oöer öonöert / ö?te öeelen een ïSupter» fomtoölen een ©oet-
ehS/encftel/ eeniSupteröuööeltï op anöere tööen een ©oetftnecöt
nieïr\' een J^opman oöer öonöert öuööelt / een lt;©öer(le öan een J^egi^
^JJiJttï^upter/oftïitööec/ öteröuööelt.
[Appianus fepöt/ öec
tecü7Ö^lt;^lÖcfte oojlogöen / een ï^egtments #öec(ie / en oöecfie öer ïlup^
Clus lt;®ocft ts ÖicfttoilS nae öeröienfïen öen öupt geöeelt / gelöcft Mar-
tmvjl/i?bat ÖP öem ö^omelpcft göegueten öaööe upt öen conoiaenfchen
CorLi Poithumius
öefcöoucften is: et Plutarchus in\'t leöeu öan
öe / ^^^quot;us. ] op toelcfte öan öepöe maniecen öat öe uptöeeiingöe gefcöte»
boojtÜ Ö^t ©elöt-oöerflen
ö?p / en toas öen göeoo?loft / öet
fOö ff ^tie tot foo öeel als ÖP toilöe/ öaer öan öoo? af te nemen / öat is

fi^^^veeiaiö flem fiiiïiitfe bocRtei r:^tet Leunclavius ttifüti faTiirfftfffts: läfi

IQhunbsp;wuv«/ wnvv vmi^MV^ttf (.«ptiipjiiui/ uaii^

ft02,7®ïais öem öillöcft öocöte: c^iet Leundavius in fön (Cuccftfcöe ti^
Wlipi Öet toelcfte oocft anöeren fomtoölen omöaeröer manöafttgöept
fpjßtfsftoe-göelaten göetoo?öem
Euripides in fön (€reurfpel Troades,
öan öe eöelfie (Crojaenfcöeöjoutoen / fept: oat fy als het voor-

I^Vrrk quot;ieel den Princen der Griecken gegeven waren. J^an Andromacha :

,/. quot;»Us h»«f. I____U^.^„„„ _________j__1___c...-\' »r___• ______

.........^00 öeeft öe Coningö tuIIus als

Corniculana. [^00 Öefat Neftor ÖOO? gÖe^

i^nnccn aer unecKen gegeven waren, j^gn Andromacna :
Virgjf?^ heeft haer voor hem als een vcornaemtte deel ontfangê. Afcanius
öp

en Srtïnbsp;öa\' ÖPnbsp;ï\'at ïot f öer öen fcöilöt/

©eöer-öos faï getoo?pen toeröen. Herodotus öertelt/ öat
Platanen aen Paufamasöoojupt als \'t öefte göegeöen 5ön/

fteif»...«en/ © - \' ...nbsp;^^ r..

öetbefc/ ©aeröen/ enl^amelen.

fcftettffe jT^el öeftomen Ocrifia CorniCui«..a. Ltfövw wvjavnbsp;mmm^

löeeftf öer lt;©riecften / een ©?ou öie niet toas öet lotonöertoo?pen göe-

ne^jy^®? Homerus in fÖn Ilias. €n tn Odyffaea fepöt ülyfl\'es, öat ÖP Me-

Öem Ïrt öeftomen öeeft / en nocö öeel anöere ötngöen öp lotingöe

hüü2f^^~ÖÖeÖallen5Ön. €n Euripides ban CalTandra , Atrides Öeeft öefe

Lih.

Ltbr. Ii

öan öet

«•vm».^. V v^-vnbsp;i-^wi.jv/iniwnvj Mj\'vwmwupt nae t

• Befte öoo? upt te nemen/göegeöen 3ön.] 25p Haiicamaifenfis
«lenol
1 f *quot;f0naenfp?aecamp; aen Pyrrhus: Wt die goederen die door
quot;^^töen TÏL ghenomen waren , ftondt my vry foo veel als ick wilde , uyt te

Cjcentpelflelt luiianus öem felöen / en fünen ^olöaten
Ä fiflH^nbsp;iiiàoTus öier op ftenöe/ öaer öp öan \'t

\'\'quot;she n ^ \' * oordeel van den buyt, en rechtvaerdighe uy tdee -
^«iQuin?®nbsp;en verdienden der perfoonen , ende des Princen portie.

oe ïim.Hnbsp;/ öie toilöe ficö felöen öerröcften/

ï^booftnbsp;öerfoeten öoo? öen öupt. serviiius tn fön

ÓaöÖÉ ShhI\'nbsp;öet uptöepien öan öen öupt öem fel.

Können rocft maftem Cnöeöitgöeöeelte öes ©elöt-oöerfienxniKamp;n j.

mep?

-ocr page 696-

J. Vm,

mepne« eemgfje öat beeï eer öeorttooojtit Manubia ts berfïae«a0^%^
ben / onbec toelcfte is Afconius Pedianus. jiaer bie 5nn meec öb^P^\'^S
bie bare cecöt in befen nae-eebenbe / ban ben bupt boo2 baec felben nif..
beöouben öeböen: ^oobanig toas öie Fabricius, baec ban icft bermsfj.
öeööe / felfs öe cecötbaecbeïöcft becftcegen cöcftbommen boo? öett t^^l,
engloiiebecacötenöe/ \'ttoelcft öpfelfsfepöe öatöpöeöe
nae\'tgt;
piM.atone. pelban vaienus Pubhcoia, en toepnige anbece: be toelcfte m. porciu«?;.^
ro in öellifpanifcöebictojienae-göeöolgötöeeft/ feggöenöe/ öst®
ban \'t gljeen m öen ©o?logö genomen toas / aen öem ftmtien fauD£/5
alleen toat öp^nftoft en öiancft becteect öaööe: öoegöenöe nof®
baec bp / bat eben toel ban öem niet beücaft totecben bie éelbt-oöef
öieöe toe-geftenbe nuttigöepöen en öoojöeelen namen / maec öatÖ?
bec om öe öeugöt met öen befien / als om \'t gelöt met öen ciicftflen
gen toilöe» lt;e»e naefleaen öefesön öie göene/ öiemateïöcft öaerglt;L
ban ben bupt göenomen öebben/ göelöcft Pompejus ban catogljeA

fin T t1/~-iniic rtïrfnbsp;__;__l-f-l___t.-n \' 1\' . . ,

----—c ~nbsp;s^vw»»./ yyV4y VU i uuipcjua VttJI y^dlU UifTquot; 1

toecbt bp Lucanus , alS die meer in de Scliac-kifteehebracht. dan beboi^.^

hadde gnöetbeplenisfomtonlen oocft acöt gljenomen obbeaf-bJ^i
uMb4. be/ göeltjcft
Fabius Ambuftusgöeo?öineectöeeft/als Auxurinaöeti\'\'n\'%
iier.Hb.^. fomtoöïen ts omoo?fafteop fommigöe/ altoaren fPm^A
bigö / göeenacötgöenomen / gelöcft als op öe Min^tiaenfche öepJö^S
boen
Cincinnams Dictator toas» ïi^ocö Öet recöt / \'t toelcft tn öeouD^/L
puBlöcgue öe ©elöt-obecflen göeöaöt öeböen / bat blöcftt upt öen Jii
X ƒ qms in niaenfchen Codex, batnaeöe öetanöeringöebecceaeerincrbeaen

fters der soldaten obec-göegöeben is/ öaecöanreftenfcöapte moetfi
r.^/a benban\'tgöeöanöelöeb?p-göeftenttoerben/ öefcöencftaaienöettSt
don^i- löcfte / en ficö felfS coecenöe goeöecen/ toelcfte öeiïgeeflecs öec^olö^.^\'rj
öoen aen öelt;^olöaten upt öen coof öec ©panöen/ \'t^p göeöucenöffi
ïtcögöS-öanöel/oftintoelcfteplaetfenmenmocötbecnemenbatfpyfL
ontöielöen»nbsp;. .. .

bectoo?pengöetoeefï/ aisoftöe^elöt-oöecflen öaec öoo? parttf^\'^U
■mon. hh. 6 giuifleöejaegööen/om toelcftec oo?faften serviiiui, covioUms,c^zU
Tihib.s. H^Wöïgötsön/aWtfpöacenbjienbenenaenöang

beel toecö fcöoncften. ^p baec-en-tegen ontfcöulöigööen m

göemepne öeflen/als dat die ghene, die aen\'t werck de handen gheflfV
\' de vrucht van haren arbeydt ghenoten hebbende, totandere t^
7 ten te bereydtwilhgher wierden :
alS Öe toOO?ÖenÖan Halicarnalfenlis ^^

bitflucftlupöen.nbsp;^^jt

D\'fan, lib.

Liv. lib.

XVIII.

gcft ftome totbeplunbecmglje» ïpefe is öen^golöatentoe-öQ/
getoeefl/ofttnöeneec^^eninbaïenbecoobtnge/oftnaeöenJ^elot«^
oft in-nemtngöe bec ^taöt / fum öat fp öet teiiken göegeben
eïcfe öaecstoeegöSloopen mocöten / en cèoben toat fp bonben: \'tfi.

r. rb.nbsp;Tarquinius geeftSueffa benfolöaten teplunöeten

öen: (^^^^-rvilms Dilator öetHegecbanbe Equen ben Jalöatente»J^
6.S I a, te göeaöeben: l. Valerius öeeft oocfe te plunöecen toe-gelaren tn y^i

-ocr page 697-

Seïmï^^J?®quot; j oocft Q^ Fabius, aï^ÖP tgt;é Völfcen gcfïagc«/ m Eretra in-
«aö / rf^ ysööc/ cnUoo^tS anöere iticntgmaeL »Peifeus oöeröjonnen
toofpi7^^^öe23ürsermee|ïer Paulus aen öeBoetftnecfiten öergunt öen
toof hlSV^^ öan öe neöer-sDelepöe ïjep?firacöt / en aen öe JSupterije öen
^olhïï ^ ömïeösenöe lant. ^e felföe öeeft upt öeöel öan öen ïtact öen
ban t»ergunt te pïunöeren öe^teöen öan Epirus, t€n suiia öeiiaöt

■f\'ar^l \'^^ï^quot;/^PP\'=\'quot;quot;«^önöe|BttD?föattfcOeoo?loseJ Lucuiius, ais

^f\'öTrS °°erh3onnen bjas/ öeeft fijn ^olöaten langöe öan \'t pïunöeren
h liSquot;/ ^^er fio?ts öaer nae / als öe J^tcto?le nu fefter hjas / öeeft
föi^ «Sigegunt öet recöt öan öe ©panöen te pïunöeren» [ felföe öeeft
carchS\'\'J?®ten om te pïunöeren öefiaötTigranocerta göegöeöen/ foo pIu-
tacftteLJ? wit / öat öoo?ts nocö upt öen roof öen^olöaten pöer een
bupt bï?öÖ öjagömen göegöeöen sön öaer-en-öoöen. Severus öeeft öen
öe pquot;«quot; ctefiphon öen ^olöaten göegeöen: öe felföe öeeft öeöolen/ öat
igt;enfQ»quot;lt;ïentS-«©öer(ien / en Capttepnen / en felfs öe éSolöaten öeöou^
foaäi, \'t göeen fptnöe©lecftengöeplunöert en göerooft öaööen/
öuptgquot;®.^partianus bertelt*
Mahumeth II. geeft fpu iSolöaten öelooft ben
«O^e «\'^«^labenbanconftantinopolen.] Cicero in\'t i \'^OUhttlnven-

l^ctsh^nberbemanierenbanepgenbomteberftrijgen/ befe / inbien
betfcj^fjj Bpanben af-göenomen is / toaer ban öen öepl öes bupts niet
^ötfee M f teltfefberöanbe topfe / op toelcfte pemant toette^
ïecMf ^en cpgenaer baneen bing toerben ftan/öoo? aenbaerben ban
Juffie ÉtlfS\'öÖeerffenife / berftoopingöeen oberleberingöe/recötelijcfte
«ecCJquot; fberbjacöt/ langöe befit en göebjupcft ban een bincft/ openbare
fiOebeSJJ^öe ban ben bupt/ en öoo? puölpcgue öerftoopinge ais pemants

Lib, 6.
Ibid.

Si

Ltb.6.

Lib. 3S.

nemen/ en als upt öé mont nemen öen bjomen firpt^
«at be oh?^quot; Öare belooningen/ aengefien öet gemeenlöcft föo toe-gaet/
5amp;en beh ^^ ^^^^^ !nbsp;^^ manöafti göfle boo?gaens ple^

boöïN \'^^eften arbepöt / en laft ber periculen nae te tracöten / toelcfte
^fetor«nl\'*5Önban Appius bpuvius: toaer ban niet topbten berfcöillen
\'ttDoSl .;iquot;enban Cyrus bp Xenophon: ^tt\'troobeu fiet men toel bat be
JenghJ ®efie beel beftomen. jBaec baer tegöen toeröt göefept / bat öet
ban toilleftomer fal 5ön \'t geen een pber met fön epgen öan^

teöupsöjengöet/ als oft öpbeelöou^\'
öeftomen öaööe. ^omtoiilen is oocft
^ecöen toe-gljelaten göetoeefi / bm öatfe niet ftonbe öerötnöert
betfiJr
^ tquot;-quot;emenban cortuofa, een ^taötin Hethrurien, foo Li -
j her K , ^^^^ ghevonden den buyt voor het gemeert te behouden,
s^?! ■ quot; gekomen, als den Raedt, den roof was nu
al in han-
^ \' ende konde haer niet fonder hatelijcken opfpraeck beno-
r Öepjban r^Jfnbsp;^Ö^tDctEegeC Öe^ Gallo-Griecken
bOO?

Liv,

.Affian-at
Mithridat.

Ji

r^yqn c. Heiviusgöeplunöect is tegöens toille öanöawn©elöt-

^at

IBmmm

-ocr page 698-

XIX. ^aticfi scfept öeböe / batfomtijötsbettcoof/of\'tseibtJJJ^jfÄt^
OOebomen aen anbecen / ais aen ben ^olbaten pleeö0t gfieaewn
ben / bat pleeööt beeïtöbts foo toe te gaen / bat ben sDenen bie ^ jj^n
lt;©O2io0Befcfjatttnöl)eDabbenop-göeöjacfit/ ben felfbenbe
bieti mocöt toebec-gfiegeben toecben. ^omtptsfultööpoocnuft\'*
Hahc. jigj jjg^ jigj^ jjypj eentöDe fpelen 3ön toe-gßecujlet.nbsp;^ ^.
m ^^

€nbeis nietalleen tn becfcöepben lt;©o?logen anbecsenanw »
fen göeöanbelt / maec oocb tn eenen befelfbe lt;©o?loge ts ben
tolis tot becfcöepben göeb?upcb aengöetoenbet / \'t 5p batfe
göebeelt / oft tn becfcöepben foojten onbecfcöepben toiecbe.

Liv. liB.s.
^ppian, in
Excerpt.
Teimßan.

Camiiius betötenben ban ben bupt göegöeben aen Apoiio Py^h\'^vp^
Set €]cempelbec «arfecben/ bocö \'t toelcb eecfi ban ben 3|eb?een ü^jj^git:
men toas
t tot toelcben tpbe ban ben ©?iefiecen becflaen en gy^jj^rt
ts/ batonbecbebeloftebantötenbenbesbupts/ niet alleen beoquot; Jf^tt\'
bie ficö Betoeegöben / maec oocb be,;^tabten ganben BegcepJJ
^e felfbe ben ©pant obectoonnen öebbenbe/is öet meefie beel oe?
ban ben
Faiifcen bebomen/ ben €gt;ntfangec toe-geflelt/niet fee»^
ban is ben ^olbatengöegöebem jëoo öeeft oocb
l. Manüus den D^ai-

verkocht, foo veel als daer van in \'c ghemeen molt komen, oft ®et
digheyt, op dat het op *t alder-billi]ckfte mocht toe-gaen, onder dequot;

Dim. lib.s
Idem Lib, lo
Ihtdern,

Lib. 3«. ten uyt-ghedeylt, fOOLivij toOOJbeU lUpbeU. ^efoojteu/ ibU-. ^»»r

bupt ban becbeelt toecben / jpn befe / gebangen HBenfcöen / JLv öij
en Cubben / gelbt / anbece betoegöeipcfie goebecen / \'t 5p ßoflel^^ge^^^
ban gecingec toaecbe. Fabius be voifcen obectoonnen öeööenoe / ^ p
• \'t gcobe ©ee/en ben coof boo? ben lt;©ntfangec geboben te becboop^\' ^
filbec lebect öPfelfS obec. felfbe öebbenbe be voifceo en ^ff, afj
toonnen / fcöencftt be C^öebangens / upt-göenomen be Tu^ui^^^^ß^j
be ,;^olbaten / en geeft beclof om in be Eanben bec
Eretranen ^^ff
en 25eeflen te cooben.
l. Cornelius öebbenbe Antinen in-genornei«/
öetgoHbt / filbec en bopecin be^cOat-bifle göebjacötöe« jp^t^n
ne / en ben bupt öeeft öp boo? ben (€Ö?efo?iec becbocöt j öen j® .^oftt»
öeeft ÖP göegöeben be bingöen bie tot Ujf-tocöt en feleebingje
^es cincinnati boen is befen niet ongöelpcb göetoeefl / bie Sej^^^j, ptipj

liv.tib.io. bomenCorbion,eenflabtbec Equen,öeeftöet6ofleIöcbflebanw ^^ït^rj

nae ïiomcn göefonben: becefle öeeft öpbp Campangien o»quot; Ji/fiti^;
3^oppen upt-göebeplt. camiiius vejen ingljenomen öeööenbe/
meec in ^t göemepn göeb?acöt ais öet gelbt bat ban bennbsp;jjfJ\'

Liv.nb.s: göemaecbttoas. llSbeHethrufcenobectoonnen/enbe€gt;eöany^|-göP\'
frag, fjocfit toaccu / öeeft öP upt bat geit ben iBatconen öace gon^f gon^rt
göeö?acöt en toe-gljelepbt Ijabben/ toebecom göegöeben / en oggUf
25ecfiensin\'tcapitoiiumgöefielt. S61Scoffus oiftatortoaS/ ^
bupt ban ben voifcen, beöalben beb?öepecfoonen / öen^oioM^ ng;
ben. Fabricius öebbenbe be Lucaners, Brutiers
, en Samniters ODt ^^ttf^

öeeft be ^olbaten cöcb göemaecbt / ben 25ucgecen Ba W^öÄ
bec öfiegöeöen / enbe biec fionbect talenten in be j^cö^tquot;®*\'^^ ^®

lilgt; J. ■

XX.

-ocr page 699-

S? Päbius, aïs ÖP Tarenten tn-öö^rtonten öaböc / *t geïDt ban be geban^

üen ntenftöen/ na öat öp öen anöecen coof öen ^olöaten geïaten öaööe.1
jj^f^\'vius en Appius Claudius alsöctEegecöan Hanno ingenomenb3as/
uioJ^lquot; ben coof Öerfeocöt / en om-göeöeeït j befcöencöenöe öe göene öte
ffiwiöcfeenöfentï göeöaen öaööen.
»scipio carthago in-genomen
ßbe / öeeft öp /
\'t geen in öe ^tabt b3as / öen ^olöaten tot öupt gege?
aii / quot;Pt-göenomeaöetgouöt/ filöec/engöefcöencßen.
Aciims öeeft/

Liv. lib.^y,
Liv. üb. 2.$,
Apfism. Ph~
nie.

Liv. lib.ij.
Idem iib.ii.

xxr,

Lib.6 cap.i,
amp; Liv.1.4s-

Lib.z. c.iSi

Venina\'i.

Lib.16, c.4.

iJjWcöefujpecfiitie öec ©panöen toapenen becOjanöt öaööe / öeeft al^
m Sfc ben anöecen coof te öoop te ö?engen/ enöe öeeft/ oft öecbocöt
foS«eöaec ban tot fiet göemeen feoitien fouöe/ oft öeeft öet met
ben it quot;quot;ötgöept/ op öat öetop \'t öefcöepöenlie toe-gaen mocöte / onöec

Äbaten göeöeplt.
Üam^
befe öingen öie top becöaelt öeböen / ölöcfit / bat / foo toel Bp ben
fcK^quot;en/als bp meefl alle anbece öolcfien öen coof en öupt öet iSoom^
öeeft toe-öeöoo?t/ maec öat eenigö göefagö en macöt om öen
te beöeplen / öen ©elöt-lt;©öec|ien iS öetgunt en toe-göelaten ge^
ba^/ ^otö alfoo / öat fp / als top teöoo?en göefept öeööen /tefienfcljap
ÄSi\'^^ boen öen ©olcfie fcöulöigö toacen. J|et toelcfie onöec anöecen
Öi^Oft Öet €jcempelöan
l. scipio, öie in \'t göerecöteöectoefen ts / öat
Öp.; öemeen öejiolen öaööe / foO
Valerius Maximus fept / öat ÖP biec öon=
be ÄÖtentigö talenten filöecs meec öaööe ontfangen/ als ÖP öaööe in
itjaÄt-fiamer göeb^acöt: en oocfi öan anöece öie top te boo?en ber^
tce«?, Öebben.
m. cato öeeftinfön lt;©?atie ban ben öupt met Ijeftige en
ObemP^^e tooo2öen / foo
Geiiius fepöt / göefilaegöt öat öe öiebecöe öan\'t
fien Zl^ 6öet en licentie ongöeflcaft öleef: ban toelcfie lt;©?atie öit mX\'

ten iny\'^\'öeöleben iS: De Dieven die de particuliere goederen ftelen, moe-
ftele- en banden hare leven toe-brenghen maer die\'het ghemeen be-
met goudt enpurpurbehanghen. ^efelföeöaööe OpeenaU^
ghe^Q ^^^^ göefept: Dat hy verwondert was te hooren, dat yemandt de af- Trifj-^. 17.
fijn h eeren-beelden , in den Oorlogh ghenomen, voor huys-geraet in

ftoWP fteide. ^00 öecmeecöect oocfi Cicero öen öaet ban\'t gemeen W
en ha/^ Öeööen
opverres, bat ÖP een 25eelbt tot ficö göenomen öabbe/
qcnjT; bocö fuicfis / bat öet ban ben öupt öec ©panöen göenomen toas*
fchmlvilt alleen öe ©elüt-lt;0bec(ïen/ maec oocfi tte ^olöaten toacen
^ienVvf?® öiebecpe ban \'t göemeen goebt / om öes öupts toille / ia=
9fiehgt;^^rquot;^?\'^^öcfi/öen felföen niet in\'t openbaer bp öen anöecen roof
i^oiy itf ^Öt öaööen: toant fp alle öoo? öen eeöt göeö?ongen toieröen / foo
fy [jgj. ^^ fepöt; Dat niemandt yets van den buyt onttrecken foude, maer dar
tOe r^quot;^\'® houden fouden uyt ontfich en geweten van haren eedt. ^g^aeC

benSJelijcfi öienen fian öet jpo?mulier öan öen eeöt öp Geiiius, öaer
^^llen/nbsp;öat fp onöer öet ]^ep?legöerniets nemen

^^ntth vi^H^P tÖ^^nmölen baer ontrent / öat meer als een filöeren pen^
öu waeröigö 5P / oft foo ÖP
\'t genomen öeeft / öat ÖP \'t tot öen

ger^

IBntmm z

-ocr page 700-

ßccmwfiertcbooafcööttBieitge/ oftöfntteit bjtóöasömaeitaamp;^ö/.
wpt fean becflaen toecben toat öet te feggöen 5? / bat Modeftmus fepf\' i.

f.jeni^it. ghene, M\'elcke den roof der Vyanden Iteelc, is aen gemeens diever5^%.gt;^.

/ M pecui. h. ^(t toeïcfee aïïeen öabbe beöoo?en genoegö te 50n / om be rtfJZ
, göeïeecbe te toaecfcöoutoen/ bat f? ntet en fouben geïooben / bat/1
ben ©panben ontnomen toecbt/ een pbec tn
\'t tjactftuït\'ec m-hom^kl
göefien öet befeenttjs / bat biebecöe ban
\'t göemeen göeen PïaetffS^
aïsingoebecen bte\'t göemeen toe-beöooaen/ oft öepïigö en relifV
m* aïïes bient baec toe /om te beto\'öfen / \'t geen top te
fept öebben/ bat beJöucgecIjrcfeeJDetbesöben göefleït
5önbe/ oojy
bec-eecfl\'tgöeeninbeï^tögö^-becöanbeïingen göenomen enö^ö;;/
toecbt/toe-feomtöet©oïcfe/ oftben€omngöbiebenco?logBöf^:fteigt;

a©p boen baecbp/ de Burgherlijcke wet bezijden gheftelt, DOtfe^la^Ilt
eyghentiijck:
3|et eecfle baecom / bat ban goebecen bie notö in bef
ntet becfecegöen 3ön / be mt tot göemomen befien fean Q^M^ih
3Pbatbte3©etbesboïcfes 3ï0et5p/ aïjfft?beni^omepnen/ oftDjJJJtit
ningöS/ aïs bp ben J|eb?een / en anbere ©oïtfeen. ^ocö onber ben fg ^
ban
a©et toiïïen top oocfe becflaen öebben be göetooonte/ toeïcfee rf/; pj;
toeï is^n-göeboect. tet anbece baerfi? göeboegöt/ bient baertofA^n
bat top mogöen toeten/ bat/göelifcfealjs anbecbingen/ aïfoooftn^
bupt ban \'t ©oïcfe macö anbecen becgunnet toerben/en batniet alJ^^ti

öet becfecögöen/ maec oocfe boo? be becfecögi
geboïgöt 5önbe/ bepbe bie beelen meteen feo?te öanbt te famen afiV
toecben / foobe ïletöts-göeïeecbe fpjefeen: enbe fean niet aïïeen ^liyt
0unningöeuptb?ttcfteïöcfienmet namen göefcöieben/ maer oo^^cit
zMäcch s. gros en tn \'t göemeen/ söeïötfe ten töben becißatcöabeen öen
\' a®ebutoen / en acmen öeöoeftigBen 3©eefen een beeï ban ben bn^iSl«^
ben ts / oft oocfi ongöetotffen pecfoonen / nae \'t drempel bet öttigJLt^

Ca^
S5
pM

iS fb nead-
V. rtm.

göe ban cecöt / toeïcfee öoo? 3©et / oftöoo? becgunningöe gefcÖJt?7«fti^
aïïe-tpöt een loutere fcöencfeagie/ maec fomtpts oocfe een mtt^\'L^
tööts /oft betaïingöeban
\'t göeen menfcöuïbigö iS/ oftbergo«\'quot; püH
banbe fcöabe bte pemanbt göeïeöen öeeft / oft boo? öet geen
lt;©o?lpgö te feofte göeïepbt öeeft / \'t 5P ban onfeoflen / oft ban atSV^^
btenfl/ göeïücfe aïs toanneer be 23onbtgöenootett / oft «©nöetöa^JW
bec eenigöe befoïbingöebienen/ oft niet befeomen
fuïcfeen befo»«quot;^?^
aïs öacen öienfl toeï toaecbigö ts. 9©ant top öebtnöen öat upt öe J
V ^ T r Tnbsp;Söeöeeï/ of ten öeeïe pïeegöt becgunt te toe^^^i^

xxiii. €nöeto|ifencnfei5ecöts-göeïeecöeaen/batbitbp-naaïïe^5^^

öoo^iïftotigöenöegöetooontein-göeboectis/ öat öe 25onötamp; ((fl
IrL f nöeröanen öie fonöer befoïöingöe / en op öare epgen PfSffJ^:

r uiio lt;ï^?ïogöeöienen/ boo? öet öare öouöen\'t göeen fp nemen en be^j^

\' - • \' [^let Cromerus 19. Poionicorum.] ^e reöen ban toegöen be fH^
nooten ts openöaec en feenneïötfe / om öat natuucïöcfe ö\'een

L.r, eod

XXII.

-ocr page 701-

^omt rli^ toegöen een göemeene oft püBïijcgue fafte öem obec^
\'^»is\' ciP^\'^^S^quot; göeö?upcfttAmaiafuntha w öaec feöjijben aen Juha-

batmennautoeïötfts pleegöt om ntet

arbevt b \\ werdt den Medidjn-meefters,fept Seneca, loon voor ha-

Pmfenitu:

arbEv^^^ inbsp;meaicijn-meeiters.fept seneca, loon voor na

•quot;ziinrf \' datfy ons bedienen, en van hare eyghen faken af-geroe-

■\'eeitoS!\' ?quot;®^^^»«quot;^^^ ftaen. In ben (©?atenren en ©oojfpjaften oo?^
bSö^tf^ïfö^ »^^öe öiïlDfft te jön / om bat befen bienji / en
^at tenbsp;^^^ bingöen Beflebet / be bet;mogentöept om anbecfins

.ÖÖenLnbsp;nemen; fiettoeïcft racitus noemt fön öups-fo?^

S^npclm bateenec in anbec-ïupben faften mogöe laten öem ge^
JïÖt6r/ï;3^^^»^öalbengöeïoofïöcft/ ten 5? battec een anbece oojfafte
Jiat men?J^f^n / oft ïoutece toeibabigöept/ oftboo?gaenbe contcacten/
^tgoSSl^en öeeft op be Dope ban op ben ©panbt toat te becobecen tot
•^•^»nn\'Jï?!®**^quot; fön fcöabe / en boo? fpn bienfl en Duipe. c^iet
piutar-

Hxf ban Marcellus.]

Jaf.l.qmd -

af ad hofies
ds Legat ts i,
^ranc. i \\ e-
pa int.
!. de
acq. pof.».,.
Covar. ad It
peceat. p.z.
§ 1. Hon fin,
tib dec.s,
.^.debmej,
cap.is.
.Anr.al.s,

25oitbtgöenooten enilebeöuïpecs iffec een Exempel in\'
ïcetteïSv\'eKbonbt / baec ben
Latmen töe-gè|iaen toecbteen biilpcft ge
röeii»^ßofin bie lt;©o?logen / toeïcfte onbec öet beïept bes ïloom^ Toijb.uu
Nbai ïHöeboecttoiecben. CüetïSoomfcöeboïcftgaf een becbepact

■ Tlttt, D»-

fept Plinius, B.sß. cap.s. ÄOecgDetal Tr^,,

J|t treSöS-boïcft totöuïpe göefonben/bepïen be^toitfecfcöebïecften \'
r^ben ^L^simierus göetupgöt. ^n ben oojloge tegens ben (€uccft
W^H / Jäepfec / en be ©enetianen gebeeït/ naec abbenant ban
^icn a;quot; öaec göebaen / Paruta.
b.s. pomponius öeeft ftïepn 2ïcme^
l^etie-ftlfä\'*quot;^quot;.\'\' Coningöban lt;6aïatiengefcöoncften/om batDptoaS
göetoeefl in beoo^ïogöe tegöens Mithridates.] »0 inbe
»«et öuïpe bec ïïomepnen/ beguamen
If^toerSs ^^^^\'\'^quot;^quot;FQtt\'ïen/ ntaecbeiÄomepnenbe göebangöenen
^^iotnen?^nbsp;Demetrius Öeeft nae be ©icto?ie tegöens

beeï ban ben bupt göegeben. Ambrofius m. i.

^^en m u ^quot;^^\'»quot;\'^bjck defen die met hem tot fiinder hulpe gheweeft \'
» moghehjck als mcde-gefellen, feythy dat een gedeelte van de win-

IBitimm 3nbsp;fte

\'t Liv. lib.4.
amp;
14.

Dia», lib 6t

■Abraham,
ap.}.

-ocr page 702-

fte en \'t voordeel behoort ghegheven te werden, als loon voor haren arb^Jj

©an ttcn «©nöecöanen ts cen €icempeï in fiet ^eöjeeufcfie boltfi / öP JL
toelcfeen Det fialbeiseeï öan öen öupt toe-guam öen gfienen / öie
fïagfigfietoeeft toaren. [^ie öan
Pifidien gaöen oocfe cen gfieöeeP^
öen bm öen gfienen öte öe öupfen öetoaect fiaööen / fetïöt chaicondy\'^
M. s. ] 2ïifo oocfe öe «jgolöaten öan Aiexander ontnamen öen coof öen FL
ticuliecen ïnpöen / en epgenöen fiaec felöen toe/ upt-gfienomen öat W g;
tooon toaren eenigfie öoo?treffeliicfee\'öingen fiaren Coningfe te
öaerom top fien / öat fp aengfiefeiaegfit jijn öie gefept toieröen fip
te famen gfiefpannen te fieööen/ öan alle öen öupt öoo? ficfi te fiefioug
foo öat fp niet inöe Jicftat-fttffÉfntmprt hion^ïtor» jima.»..

Kum.ai.

I .Sam.30.
22, amp; äctTlC.

2.Macch.S

- . O .----------------------5 IVf* ^quot;»quot;quot;Jj VjaL illCll Ut.1\' quot; ^

ner in des overwonnen Coninghs tente ontfinghe, [^tet Diodorus, j,
Plutarchus in Alexander.
^iergelijCfeC fiet OOCfe fep Xenophonöatt Cf^f

I hnbsp;^aer öan niet öeeï öerfcfieÖ

a.Sam.i2,
30.

Tit. de Re.

3|eamp;?een toöfe en maniec / öieöesoöech:
WÖetöooftöanöenlt;©öectoinnec/ enöe öen felföen toe-öoegfiö\'^\'^S

Conmgölocfeen Dups-göecaeöt / öie in öen (©ojlogö genomen tofl^ ^nT

menleefïinöcThaimudiicheDieeften: OOCfe\'tgeentop lefen onöecöf^t
öen öan
Caroius Magnus, aïS öie öei|ungacen oöectoonnen fiaöoe/

öepactüultececöcfeöommenöen^olöaten göelatenjön/ waerjjtjt

.Ariist de
hallo n.iamp;z.
Bellm.p.z.
fi«.i8. «.3.
Dond.
com. cap.zi,
Silv. in ver-
bo beüum I.
inp.ex Ko-
fia. Wf/imb
ad 5. Item
e» Injl, dect
divif.

.Apfinn. O\'
vil.i,

Lstcart. lib.Y

vyytwimpvuiuiw/ ueuiiagnEn tgeüecotöen 33pantiv^\'g^n
nomen toecöe/ öat guam pöer in \'t particulier toe; en\'tgöeen nO
jagfi göerooft toeröe / öat guam in \'t gemeen i toeïcfe onöerfcïjep^^L^
fommtgöe anöere ©olcfeentoel-göeöailen öeeft. iBaeröat öpöet^if
mepnen m öe ouöe ^epuölöcgue öen ^olöaten fo öeel niet en 5P TO

rtncmccft / hlniTïif-rtFi^ttrtortft «»«#• tmtnbsp;^^ ____ftóö\'\'*

viJ

Mvnbsp;ytETt Wien oegonueu öennbsp;„üquot;

meer toe te göeöen, foo leefi men öat öan öe^oïöatenöS^
lamen upt-gfiepïunöertts: en cafar nae öen Safe öan pharfahen, ®
öen i^oïöaten fiet Segöec Dan Pompejus ten SÄöefe mP^

Lucanus:

Ontbreeckt alleen uw* loon voor het vergoten bloet,
Dien icku wijfenwil, maer gheenfins fchencken
moet, ^
jLnm. O\' . \'VYant fchencken ick niet noem \'t geen elck felfs neemt van t r

5©e^oïöatenöano£iavius en Antonius fieamp;öen öetEegecU^n
en caffius ööeplunöfct» 3Ineenanöece25urgecliicfeeoo?iogeöeFi^V

-ocr page 703-

«aeCremonagBeïJom/ öoetocïöenacfitopDamsen toas/
om bferöcse
Coiooie, oft oöeplatitcbc »ipöept met een aen-
tier drJ^^ ïoopen en tn te nemen / b?eefenöe bat anbers be rtjcfebommen
tiennbsp;benfcöoot ban öaren lt;©ber(len en ber felföer itla^

jjigJ fouben / wei wetende, namelijck ,fOO TacitasfpjeeCÏtt / dat eens
Vannbsp;inghenomen Stades roof en buyt den Soldaten, maer-\'

Hi-

»lochh. «en ^^oibaten^oe-ööciaten/op öat tp met too tanaetjetgeuaer
ïen ft»^quot;\'^^^/ öaren ©panötöerlatenöe/ öen roof öare öanöen öerötnöe?
\'JWöe / ftÈt Hii-Trf-ït hffïthitïrf h«gt;«gt;r«gt; v^ifttiyim Vngt;rhogt;heti éh Iterfttttbert

Öecft TV öet toelcfe ölcfetotis öeele ©tcto?len öecöojöen en beröinöert
tnoky^^lsf
corbuie Öet Cafteel voiandum m Sfirmenten betötenöer-öant

roep nomen Öaööe / is het onbeweerde ghemeen volck met openbaren uyt- ~4nnai.i3.
Jlgjj^^\'^ocht, den overigen buyt is den overwinners vergunt,
fept Tacitus.

\'iiüsSf^\'^^eni$cö?öbertrtbett25?itanntfcöen flasö bermaent sueto- Anmi.i^.
te tiprijone / öat fp öet öooötfiaen fullen öeröolaen / fonöer op öen öupt
Öaer vJsï ^ / öaer Bp boeeöenöe / öat nae öerferegöen oöertofnnlnge alles
iiti{ïj^.quot;t9Öenfaü öoeöantgöe bermantngöen men elöers meöe binbet
t ^öaetiö j^Qgggt uiagc öp \'t geen top nu öier öoo?en upt
Procopius bers

Sbben. [:©efe bertelt / bat be ^olbaten op Salomon, als
öen y be Eeöaten oojlogöbe/ ber(ioo?t 5ön getoeefl/ om bat öP öaer
Qe-Ä ontöielt4
Up fepbe bat ÖP fulcfes bebe / op bat öp / ben #o?logö
öettrijbtgöt 5önbe / ben felfben nae eens pöecs öeröienfïen mocöte upt-
toof Jnöe in \'t ttoeeöe öer lt;0ottötfcöe göefcöteöeniffen / öat alleben
bienftpH ©tcenen tot
Bdizarius geö?acöt iS/öie öen felföen nae pöecs öer=
lijck JJa npt.iïepien fouöe / öoo? reöen öóer öp öoegenöe: Dac het met bii-

gheflasjL van anderen de wilde Byen met grooten arbeydt fouden doodt-

^\'^quot;quot;^i^vius umu oen (curcfeen toe tn \'t 3 en 5 ïöoecn.j
ben göenen biefenemenen rooöen/ upt-gljenomen öe^ \'-
üö-icöepen/ bie ben Coningö göeöeel toe-feomen. [^00 5ö«bp

ben

-ocr page 704-

üeroijeiDe ^ftjip / Dejiomt öe patroon öan \'t oöectotnners ftftiP / Ka
op mt epóöen Êofim Scfiepen upt-rujlén /m ^eï öan Sn öW^?

^nCont^Ö/«n öeel oocft aen öen ^ömtraelöeTi^^^^

mt öecoftumen öan ©jancftröcft neemt öe» Shtnfr?/r filT.^^^^^

Lib.\', 9- tii.

zS. p,i. lib.

14.

Conft. Gall.
lib,10. ié,
14. art I.
Jnji. rei ma-
rit. cap.11.

CmpJiUtus

......

KM

XXV,

Lit.s Ciîf.4

X X V I.

Vide fupra
cap.^

■Hcecc. ^ J.

1 rgt; ri ---. .nbsp;»J\'il UiJCr UVT iouae Di

des Roomfehen volcks nier gheworden was r^nn en tif fiM

met ölietoo|öen/ais lu.urthaobeSnen amp;
lugurtha, maeröei^tnöerenöan
Bochus toquot; öeöooit fiaööe/ App\'^j\'t

-ocr page 705-

Recht des Oorloghs en Vredes. 649
^^\'tiS CrtCQtt öeclt;25ßefantf£Da|3Pim. ^wt biergScliiclig öp crantzius

aJCOl). - ^ —. . . .nbsp;. -nbsp;... .....

b

StoaK r -\' 3inbtenbann0£bbe3@panbteentöörecitobet: bie goeberen
te S I \'t toeltb aen be poffefie en befittinsfjebangben itiocfjte/

iSl^ / ban pantit/ oft arcef!/ bknflüaecfiepbt / bat fean men ntet öe^
jCquot; öetfelfbe niet en fiome op ben söehen / biefe gbenomen beeft.

ïtePH ytt^eiToe ntet en «ome op oen gpenen / oiete gpenomen ueett.
San Brv^Öt oorft te blagen / oft bupten be aanbtfirebe en \'t gebiebt
bjerh ^ oo?logenbe partpen be goeberen bie göenomen toerben / epgen
ban N quot;^en genen btefe nemen: Det toelcbe foo toel ban be goebereit/ais

Qlil\'^.ïperfoonen pleegDt in gDefcDtlgDetogDen te toerben. inbien top
QhSÏ öet recDt ber ©olcben aenfien / mepne icb bat be plaetfe Dier in^rf;;\'^
tn ai!l?quot;^eratie bomt / gDelpcb top oocb gefeptDebben / bat een bpant w. doJ:
PlaptW^^^tfen te recDtboobt-göefïagDen toerbt. iBaer bie in fulcb een ^
ett göebiebt Deeft / ban boo? fön 3©et berbieben / bat fulcbs niet
banfat Öiebe / enbe inbien Det tegDens bie a©et gebaen is / ban Dp baer L}!\' ^
tept ^an een mifbaet bolboeninge bo?öereni^iergelöcbe is/batmen v^^-
toe ^ een totlbt gebierte in eens anbers lanbt gebangen / gefept toerbt \' •

wI uai ip yaKi;nbsp;(ut^-yuiii:!! toe ysuDeu.nbsp;oaavo.

böSS*^ bocö bit uptterlpcbe recöt / ban te berbrpgöen be goeberen bie x x v n.
betffP^ïogDegenotnen toerben/ is ben folemnelenlt;©o?logö nae
\'t recöt
be. ^»ffteren alfoo epgöen / bat öet in gene anbere oo?logen plaetfe öeb^
^erfeïin anbere lt;©o?logen onber be uptöeemfcöe toerbt Det goet niet
Önoß H^öen boo? ftracöt ber «©o?logöe/ maer tot bergoebingöeenbeta^
inöe^\'^r^ffönlbt/toelcfteanbersnieten ftanbeftotttentoerben: maer

Van het recht over de Ghevanghenen.

1nbsp;wSnnbsp;t Oorloghe ge-

1 t\' Ên ? \' flaven werden.

felfden alles onveibeurt

V ^ïil^chnbsp;goederen , oock de

ooHiiquot;\'\'\'®\'nbsp;volghen.

iiaue waerom dit in-gevoert is.

j fm menfcDen / foo top oocft eibers gefept Deböen /
L\'li 3pn toel ban naturen fïaben/ batisfottber menfcDeliicfte ^ f
SSl^ beneerden aenbancftelpcften (laet ber nature j in i;;
^^^ iSct Jil^? ^ mepmngDe recDt ftan gDenomen toerben bat ban
HBts-göeleerben göefept iS/bat befe bienftbaecöepbtennabernpe

VI.nbsp;oft den foodanighen ghevanghenen vry
flaet wechteloopen.

VII.nbsp;Oft oock den Heere te wederflaen.

VIII.nbsp;Dat dit recht nict alle-tijdt by allen
Volcken in ghebruyck gheweeft is.

I X. Dat het oock nu onder den Chriftenen
gheen plaetfe en heeft. en wat in des felfs
plaetft ghekomen zy.

D.de
homi^

-ocr page 706-

tS tcööenss öe nature j maer notDtans öat öoo? menfcöeïöcfie baej /
tss / booiöerDjasD / ofte mtföaet öe ötenftöaerijept öaren oojfp^oquot;^\'^
qc\'
men fouöe/ en firööt ntet teööenssöe natuuripcfee recötöaerötööepi/j
Ujcfe top ootß opeen anöer pïaetfe aengetoefen öeööen» ^quot;P\'^ J.fé
IBaer nae öat recöt öer ©olcfeen / öaer top nu ban öanöeïen / it^^^lUl
öefe öienfibaeröepöt bjp toat beröer upt / foo ten aenfien öer PJ\'^i^t
aïS öer effecten en toercöingen. afl^antfootop öe ^perfoonen aenften/

in een folemneïen puöïöcguen lt;©o?ïo3ö göebangen toeröen/ toan JJé
aen / nameïöcb / öat fp binnen öe befettingöen göeöjacöt jpn / al? L^tt
L. pßimm. ponius fepöt. i^ocöte en toeröt öaec toe göeen miföaeöt becepfcöt/ •J^jit
fi\'tiv.LAn öJecöen aïïe obec een lamme göefcöo?en / feïfs öie meöe / aïS toP

^aptiv.

ejfe,
Jgdmm,
Orat.is,

ban epgöenöom te becöcpaöen / becöaeït öaööe / fept: Wanneer y^^^ö

in den Oorloghe ghevanghen bekomen hebbende) als in fulcker voegh^ ^^
flavegheworden zijnde,befit. Scïfoonoemt Oppianus, battOe gu

fcöecpe/ ©inöeceninöelt;©o?logöegöebattgöen/ toecö te boecen/

oorloghs wet.nbsp;„jej:

[Vermeerderingh. (i.) Servius 0p\'ti250ec6 .ffineid. ban ^
Van wekkers haven als hem Laomedon af-weerde, is hy doodt-gnequot;,|jJ
en fijn Dochter Hefione nae \'t recht der Oorloghe wech ghenomen ^^l^^ioifl\'
fijn mede-ghefel Telamon over-ghegheven, die eerft op den muur
men was, van welcken Teucer geboren is.
feïföe Op \'t lo ÖOeC» ^j-ojJ\'
öe feïföe ^ifiojie becöaïenöe : De Griecken en hebben Hefione deo ^^
nen
niet willen wederom geven, feggende, dat fy die hadden door »e
der Oorloghen. lofephus, als fy ghevanghen waren, niet
recht der Oorloghe, maer door bedriechelijckedieverye geftolet^*, ^^ji\'f
der Proteß-or
fept i Nae het recht dat over den ghevangenen geftelt

boojsaenöe Capittel 5ön beel öingöen öiec toe öienenöe / ont ö^JJ jjö«^
töeucen öe göenomen goeöecen/en göeöangöen menfcöen tefatquot;*^\'
göen/en in göeïöcben gcaet fieïïen»]nbsp;uMtteH\'

11. €nöe niet alïeen toecöen fpfeïbecfïaben/maec oocfe öacenaeK0\'^(i/
göen boo? aïtoos/ te toeten/ öieupteenflaöinne-moeöec nae of , pp
ttl hm\' öaecöepöt göebo?en toecöen. €nöe öat is öet göene wartian us

nae öet cecöt öec J^oïcfeen onfe flaben toecöen / öie upt onfe ötenp\' 0

-ocr page 707-

fcîfe^SDt ÖP baer t)p be paien uoo? oef e macöt/ gtjefteit ûoo? be ïïoom ^
toplr / namelöcfe/ tn öet ïïoomfcöe göebiebt en öare Eanben* ^aer
fech? befe toOO?ben ban Donatus ober Terentius : Wat ifler doch niet
ïtteth ^\'■djgh voor een Heere over fijn Slave ?
iBaetOOCfe alle goebeteU bie

bet^ perfoon göenomen en göebangöen toaren/ toerben fönen ï^eere
öö^n. g^e fïabefelberbieineensanbersmacötis/ en macö niet

S Öebben / fept luftinianus.

i\'tïS^E boo? ban toeber lepbt/ oft immers in-göetogöen toerbt be mep^
loaïS^ï»er göener / bte feggöen batonlicöamelöcfee bingöen boo? aBgt;o?^
tecamp;tÖt niet berferegöentoerbem (lO 3©ant öet toel toaerts/batfe
ben /SÏ^tinfiantie/ en in öaer felben epgentlöcfe niet berferegöen toer^ c««
\\öeic^aecboo?tuffcöen-6omenen mibbeï banbe perfoon bes göenen/ itq!

te boo?en toe-beöoo?t öebben. 5^ocö fo moet men bte bingen
enbe ïSir\'^^n / toelcfee uptbpfonbere epgenfcöap bes perfoons ontfiaen/
tecïtt Ä^^nnietberb?eemt en feonnen toerben/ als Öet ©abetlötfee
ÖecfnL / befe bingöen/ inbien fp feonnen blöben/ foo blöben fp bp be

[ Ver «quot;nnen fp niet blöben / foo bergaenfe / en toerben te niet.
neW^^rdering. (i.) Valerius Maximus cap.ban Cn.Cor-
Tcrçj^ k ^^ • Defe Burghermeefter zijnde, en zijnde van den Carthaginien-
;n i^jJ Luparen ghevanghen , als hy nae
\'t recht der Oorloghe allesverlo-

\'^l^iRoK flave gheworden heeft j niet alleen den eyghendom en beheer-
^QCfb alle andere dinghen , maer oock fijns felfs verloren. Philo
in\'t

«en pber b?oom iBan b?pe is.]

V.

TtipVdus
de V. S.

^n betSS öabben göenomen / boo? foo beele boo?beelen en p?ofö\'
-^Önbe / ficö fouben garen en gragelpcfe ontöou^
i^efoQ^w öoogöfie firengigöept / baer boo?fpbermocöten begebange^
^^ öoojm\'?^quot;^^ tetflonbt / oft nae eenigen töbt te booben / als top

ghenat^quot; S^t^^Pt Öebben. De name der Slaven , fept Pomponius, dat fy Servi ^
\'ghekomen, dat de Veldt-overften pleghen de \'
•^iet te d ^everkoopen, en alfoo daer door in \'t leven te behouden, en

«ooden.nbsp;göefept/gaerne en lieber ftcö fouben ontöou-

l^nnn 2nbsp;ben,-

Ijjiö^öoje« toecben. Tacitus ftsjefeenDe ban be 3|upfb?outoe eens toogb^
^Sn toS^^^^^quot; / noemt Det een öupcfe biebe btenfibaeröepöt onber^

Se^« effecten en toercbfngen ban bit recbt 3i)n onepnbeUjcb / fuïcfis bat 111.
fhn\'^^r^ ©aber gefept beeft / batter niets en is \'t toelcb een Heer tegens ^ ■
niet foube b?p ftaen te boen. ^aer en is gbeen oberlafi btequot;quot; quot;^^\'^\'
IcriDonberbeurt op-iepbt / geen baebt bte men öaer niet op al=
üi iS ^^niere göebiebt / off af-perffet; fulcfes bat oocfe be tojeebtöepbt
fQo^^eren tegens fïaeffcöe^^erfoonen ongefïraft blöft / anbersaisboo?
tó{°fïebe2öurgöerlöcfeea©eteenigöemateenflraffeberto|eebtöepbt r, „ .

Cajus fept: Wy konnen bemercken dat by alle volcken tegheisjck hi\'s ^uifui
^^ren over haer Slaven macht gehadt hebben van leven en doot. lt;©aer

\'egöt ÖP baer bp be palen boo? befe macöt/ göeftelt boo? be JJioom ? ^quot;J-p-.
»et / namelöcfe/ tn öet ïioomfcöe göebiebt en öare Eanben» ^aer
w \'^aen befe toOO?ben ban Donatus ober Terentius : Wat ifler doch met ^ndr. an.
Jt^pj^erdigh voor een Heere over fijn Slave ?iBaetOOCfe alle goebeteU bie »
©Étfftrtrt nrFtÉnflttten en afiebanaben hiaten/ tnechm fünen ^ter^

.Amal.t.

IV.

Inßit. per
lt;juas ferf.
cuiq. acq,
vobis.

-ocr page 708-

ben j bjant fiet ts ntet ööetöcamp; ais eenlgB becbjagfi / bat fi» ^ öe?^
eöen toerben fiaet ban fuicbs te ontöonben/ tnbten men öet tedß^l
©olfßen aenftet j maer öet f s een mtbbel en toöfe ban fulcès aen tnt
ben / boo? öet ï)?oföt en booabeel bat baer upt ontfiaet. ^^nom De«
oo?fafie toerbt btt retöt oocfe op anberen ober-9öeb?agöen/ alleen?^;.

ben epööenbom ber btngöen. 5©o ------- quot; - . ---

göefirecfet toerben tot ben göenen

L, lexnatur

D. deflatn.
dominum.

om goet göebonben / op bat anbers / inbten bie öaer öabben
göenomen / öare uptterfie recöt öabben toillen göeb?upcfeen / befe f^
upt öaer niet en fouben m göeöo?en t baer upt ban boigöt / bat oe
bie upt öaer boo?öare göebangöeniffegöeöo?ett 5ön / ten 5P bat
(P ff d
mebegöebangöen toerben/ göeen fïaben en toerben. ^ocö baecojjj^

ben / befiaetenconbittebanöareiBoeberboigöënmofiên/ omo^lf^flt
^laben en ^labinnen bpfïapen boo? göeena^et / nocfite fefeereto«
befloten oft göereguleert toas / foo bat geen göenoegöfame p?efurt»tS^
bermoebingfieben^aberaentoöfenfeonbe. lt;gnbe alfoo
moet men J\'s

.fiaen bit feggöen ban UJpianus: DeVVet der naturen is defe, datdeg^Jg;
die buyten weccelijckenHouwelijckegheboren werdt,
de Moeder

bat is/be a^etban een algfiemepnegfietooonte/ göenomen upt e«/

ber oo?fafeen in-göeboertjön / fean upt öet Cjcempei ber SöurgfierfS^
lt;©o?logöen berflaen toerben / in be toelcfee top meeflen töbt fien / ^\'f^n^

0öebangöene5önboobt-göeflagöengöetoo?ben/ om batfe niet e t^Jjt^
ben tot fïaben göemaecfet toecben; öet toeïcfie oocfe Plutarchus öeeftjk
gemercfet in \'t leben ban
otto ^ en Tacitus in \'t 2 25oetfe füner l^tt^rtiquot;
[€nin\'t5 25oeCfebanbegÖebattgÖenCremonenfers: Oeover-eeO\'^^^

minghevan Italien hadde den Soldaten den buyt onnut ghemaeckt.3

Oft be €iöebangene ben ©olcfee / oft ben partitulteren toe-ballen / i
upt öet göene top ban ben bupt göefepbt fiebben / af-göemeten
toant öet recöt bec bolcfeen öeeft be menfcöen in befen beele ben

Likz.c.n,
i.ifi.

X. natural.

t adeo D. \\
de 4cq. rer,.
dom.

VI.

Lef.lib.ï.
Mfi.f .dab.s

f — —

bracht werden.nbsp;quot;

Nocötans en ttoöfeïtcfentet/of\'t göeen eenigöe (Cöeolog^Kamp;n^
boelen / bat be göene / toelcfie in een onrecötbaerbigöen
göen / oft upt gfiebangöene göeöo?en 5ön / bat ben felfben niet M /
• co?loft 3ön te blucöten en toecö te loopen / ais tot ben fiaren alie^ w
fp baer ineen mifïagö öebben en feplen. ^it onberfcöepbt tfTeStiCf/
bat / inbten fp tot ben öaren blucöten/ tertoölen be lt;©o?loge noen ^gti)^
batfpös^ceb?pöepbttoeberom berferögöen nae\'trecöt ban

-ocr page 709-

goeberen j [^ietDiecnae / tap.9. pü««quot;»in fön

bjinbsp;ban M. Sergius : Xweemael van Anm-

tdj-fi^^^^nghèn , was tweemalen fijne banden ontvlucht.] maeC inbien fp

ntfi??. blucßten / oft oocb tot ben baren nae gemaecfeten baebe / foo
ibSSquot; fgö««« leere/ atsf öP öaer toeberom epgent / upt-gpelebert en

I

:

bSJ^\'^Öten 3ön / bie maer alleen op öet upttoenbigeooibeelfien / öoe^
mi rr €gt;o?logöS-recöten 3ön / bie top nu upt-leggem lt;!2nbe geeft
fOühL-^t^^ttiööe öier boo?-toerpen/ bat upt be nature ban epgöenbom^
aH^ööe berbinteniffe in öet göemoebt bolgöet: toant icb baer op faï
DctS\'^^öen / aengöefien baer beele foojten ban epgöenbom ^pn / batter
eft^aneenepgöenbom 5ijn/ \'t toelcft alleen in \'t menfcöelpcb gerecöte/
öe /ft btoingöenbe macöt bergöefelfcöapt is / gelbt en plaetfe öeb-
Hio^5^toelcbeooc6 in anberfoo?ten ban recöte göebeurt; toant fooba^

ÄÄpocfeeenigöfins öet recöt/ banbecCeftamenten feracöteloosen
ten/^^\'^^\'en te berblaren / enöetontb
?eï5enba
9ïiÉvS5\'^^^«ï«e25urgerlpcfieïlecDten bero?öinerem 3©antbiemepntn^
en göeloofïpcber
is / bat men / \'t gljeen boo? foo.
öoSSWf^Ceflamentnae-göelateniS/ macö
lt;0obtb?ucötelpcb meteen
Bi^^\'quot;ftientiebeöouben/ immerSfoolangöe baer niet toerbt tegöen- ^
nH?ottett. lt;©oclt en berfcöilt öter ban niet beelben epgenbom ban ben
be / ï?\' nae be 25urgöerlöc6e
3©etten ter guaber troutoen befitten^
ïechamp;^^f^iptie oft berjaringöe ficö beöelpt j toant be 25urgerUjcbe
onsHS^fen mebe als leer en epgöenaer befcöermen. €nbe boo? befe
les SBepbingöe toerbt licötelpcb ontbaen bie bnoope / toelcbe Anftote-
een vS^ in
\'t z 25oeCÖ ban be Cabillatien / cap. 5. En ts het geen recht dat
fijns he «et fijne hebbe ? Maer het gheen een Rechter gheoordeelt heeft nae
het fpifj meyninghe, is nae de Wet van waerden en krachte. Soo fal dan
, en gheen recht zijn.
iBaeriuonfe berfcöiïeu ban göeen
fien Sebacöt toerben/ toaerom be a^olcben pet anbers fouben in-göe^
^laÄ^quot; / ais bat upttoenbigöe» 3©ant be bermogöentöepbt om fpn
eitVZ te epgöenen / en te btoingen / jae oocb te binben en fiupten/

/quot;quot;len öare lt;0öebangene fparen/ en bp ben leben beïjouben: m
ÖehÉH \' toilbt en to?eeb toaren/ bat fp boo? bie boo?beelen en nuttig^
öetoft^^^ öetoeegöt en toierben / foo fouben öaer oocb göetoiffelijcb niet
ewt/S? timm eenigöe banbt ban confcientie ben getnoeberen op-ge?
teben/if^en öant/inbien fp bie in aller tnanieren boo? öaer noobigö acö^
^ioftLfr® ^^^^^^ fp felfben boo?
afbo?beringe ban eebt ban getrouw
tooEh^Ü^^^®*«^quot;^ [Bembus in \'t lo 25oectt föner tifïo?ie J bat öet göe^
öoet wlS^ mifbaebt ban bieberöe befmet toerbt / foo fulcb aen fijn
^ietSl^^^t.] «©ocfe fooenmoetmennietltcötelöcbineen^et/ bie
tenbsp;biïlijcböept
/ ntaer om meerber en grooter guaebt

^quot;■öben / göeflelt iS / bieuptïeggingöe bolgen en aen-nemen/ toelc^

l^nnn s

-ocr page 710-

fee een öaet öte antrerftnsb?? fïaet/ öe fonöe onöettoo^penmaetfet«

rencinus öe i^ecöts-gcleecöe : Daer en is niet aen-ghclegen, hoe dit ée^
vanghtn wederom ghekomen
zy, ofc hy los ghelaten zy , ofc dat hy doof.l,

wTial Hf - riTf Hrvnr fgt;p/i rr^ntï-i Af^nbsp;a». I/tfi »t / •% At^ »1 * I»nbsp;tmr» düi^t ■ f iTI li»

vai.ginii wcuci ijiii jiiicKumcu zy , oic ny ros gneiaten zy , otc üat ny
v/eldt ,cft door bedrogh de macht der Vyanden ontkomen zy. J^antelÖ^\'^

■ om öat öit recfit öan afiebancfeentffe alfoo recfit fs / öat fiet tn een ang.
ren fin meefien tïjöt oocfe onrecfitsp en oöerlali: met bjelcfeen naerrtg/
oocfe ban Pauiusöesïecfits-seleeröe genaemt toert* fecfit/ ^ame®
ten aenften ban fommige effecten en toercfeingen; onrecfitbaeröiöW
tnöien meti boïgfit
\'t geen be fafee intoenöig in fiaer felben iS.
öan oocfe ött blöcfet/inöienpemanöt in een onrecfitöaeröinfie ooml
gfiebanofien / in öer ©panöen macfit gefeomen iS / öat ban fulcfe eeuf /
gfiemoet met öieberfie niet befmet / inöien fip fiine goeöeren berfi^ecg
oft fün arbepöts-loon ontrecfet / (i.) inöien fiet billficfe 3p öat öoben f\'

T

de cap.
jL. pojilimi
vum cjl jiH
in princ, Cjd
lit.

quot;Zaanesz.z.
quteji.no,

Cßquis]~er-

Viim 17.
trC.feq.

fcfiulötgfits/qftöengenentoiensrecfitöeleere befeomenfieeft.
en öfieeft fiet met / öat fooöanigfi ölucfiten/ en onttrecfeen bebonoen
be /ftoaerlöcfe geflraft toerben. a©ant befe/en beel meer anbere ötuJS,
boen be gbe^e / bie macfitigersfin / nietom batfe billficfe jfin / ma^fSSi
batfe ïiaerp2ofütelöcfe3öm 5©ocfi bat eenigfie
canones berbieöenÄ
g^ienfifenecfitente raben ben bienfl fijns leeren te berlaten/

Gangrenfche Synode ftet fiter bOO?en / UU. ent s. Oü\'t ePUbe.! iUbtett ^It

fiet berflaet ban gaben/ bie fiare recfitbaerbigfie ftraffe blagen /oftffi
totlitgfi berö?agfi ftcfi tn fiabernfie gfiegfieöen fiebben / foo
ifteen Ä
ban recfitbaeröigfiept, maer inbien men bet berflaet ban ben geite«/L
inonrecötbaerbtgfie#o?logfiegamp;ebangben3tjn/ oft upt ben

toelcfee/ oftfetoelb3Pflaetengöeoo?loft5P/ nocfitansbegfiemoeöfi
bte b?eemt 5on ban be Cfijiflelficfee ßeligie / oft anberfins ftoacfe /^St
be t^ogfien ^nfloot gfieben. m gfielficfeer tofife mogfien oocfe gef ffi.
toerben ber 5Spoflelen bermaningfien aen be g^ienflfenecfiten / öl-Pj^/
toeibiemeerfpfinenbanbenfenecbten gfiefioo^faemfiepó teboiöfSl
tertoölen bat fp btenen/ fiet toelcfee met be natuurïijcfee billficfefiept

[Vermeerderingh. (i,) itertoebieneu bebiugfien bieteboo?Ä

ons bp-geb?acfit30n upt ireraeus en Tertullianus ort? cao. ban\'t^
$.2.baergefp?ofeentoerbtbanbeteb?een bieupt€gppten gegÄ\'t
ren / op toelcfeen oocfe paffen befe tooo?öen ban Phi lo, tn fijn 2aoec6 ,
l- fP/aJ0fP «Pt-gfieflootentoierbenenberjaegfV p
ebelfiepbt/fiebben een flucfe beflaen f %
toel-gbebo?en lupöen / en bie ntet bergfieten fiabben toat fp boo?

fiabbenmoetin upt-flaen. amp;
grooten roof/tei^öeelefelfsupt-geö?agfien fiebben/ ten beeJeopSif
Söeeflen gelaöen / ntetöoo? gierigfiept/ oft foeenigfi ^ruaetfpiefeer

-ocr page 711-

pabernpg bie men öaer boo? göetoelbt op-göelepbt öabbe / firaffe bo?öe^
met toel göelöcfie/ maec beel minberaisbemifoaeöttoas. €n
MpiXquot; quot;ötö öeel meer öolgöt. ^aer is öiergöelöcbe i|iflo?ieöan
l)2fis.\'\' ^^quot;Öepligöman/ befcö?ebenban
Hieronymus infön^enöt-
Hafr ♦ ban Longobardus Leupfche, toelCfteOttS beCÖaelt Paulus War-

Ob hi\'\' ©oegöt baer öp / göelieft öet u / öe Confeffte upt-gegeben

ban Lanicus Patridus.]
hiS^\'^battbenfelfben^öeologanten/ bie ic6 öeööe begonnen aen«
bat 1,5/ icfe bat bit toel göefept iS / bat een ^labe / als fönen 3l|eere
qS?«erlöcfee recöt toil göeö?upcfeen / en tn \'t toeccfe flellen/ fonöec öet
^ayj^plicötöerrecötöaeröigöepöt teguetfen/ niet toeöer-flaen en
nißJvÄ^nt tuffcöen öit /en öie öingöen öie top göefepöt öeööen / is een
flaeVf^öcfi onöerfcöepöt. let öoogöfle recöt / öet toelcfee niet alleen öe?

mogöen öoen fonöer öeröeuren / ttiaer oocfe in Befcöermingöe
Setïy^ïen/ falpöel5ön/ inöien aen öe anöer 3ööe öaer tegöen öUjft
leci-i?^ ban te mogöen toeberflaen. a^ant inöien öet 8öeoo?loft is fön
«f te toeöerfiaen / foo fal \'toocfe göeoo?loft sön öe iBagiflcaet te toe?
bet® / ^»te öenï^eere öefcöecmt/ baec öocö öe jBagiflcaet na öet recöt
öcbjTjtöenfcöulötgö ts? öen teece / en öie öeerfcöapppe / en öesfelfben
rt^ / te Befcöecmen. ^0 is öan öit recöt gelöcfe öat recöt/ \'ttoelcfe
SBuffPt öeööen op een anöer / öatöenöoogöflen macöten onöer pöer
behfpWcBap gegeöen is / öat öet niet geoo?loft nocö eoötö?ucöttgö 3P
boeHJen te toeöerfiaen. baerom oocfe
Auguftinus öepöes tefamen ge?

fffi!quot;^ boojBcöBeembanemsanw aoetit* 3©ant ban toaec foube,,
fWï?®^ ïiomen i maec boo? eerfl / bat fp ben loon ban öaren btenfl boo? „
töbt Baer noobtaö
5Önbe/ ttiocDten öeböen: ban oorfi boo? öe „
tzWhr:^^ öie men öaer öoo? göetoelöt op-söelepöt öaööe / firaffe bo?öe; „
iShl\' niet toel ööelöcfie/ maer öeel minöer ais öe miföaeöt toas. €n„
öaer nocö öeel meer öolsöt. ^aer is Öiergöelöcbe i|iflo?ieöan

VII.

dcHeg öeeft/als ÖP fept J De Princen moeten van hetghemeene Volck , en
oefFeijj^^^van haren Knechten alfoo verdraghen werden , darmen onder de

en het eeuwi-

ghe hopl^® van verdraeghfaemheyt het tijdtlijcke verdraghe

bat moet men oocfe toeten/ bat bit recöt ber ©olcfeen ban be ge^ v 111.
biecft.nocö tot allen töben / nocö öp alle ©olcfeen is aengenomen ge?
fepH t aitfl öatöÊ ßöomfrfie isecfits-cifteleeröen in \'t al-ttliemeen fme?

ften / h öat be ïioomfcöe i^ecöts-göeleecöen in \'t al-göemeen fp?e^
ïöai/ftöeflbefeenöe öeel met öen naem ban\'t göeöeel Beteptfeenenöe.

oh^ï|eö?cen/ öie öoo? öpfonöereinfettingen ban anöerer ©olc?
tfe-hh.S^^\'^öap af-göefonöert toaren/ öaööen öe fïaben eenb?pe
[^tetöet i6o öeröteöenöe göeöoöt.] te toeten / göeUjcfi öe
in öieSï aentoöfen / öe fooöanige / öie fonöer eenige öare fcöulöt

Deut. ti-ïi

t^t tSiWe mogen roepen om ö?pBept: al-öoe-toel top fien öat nu

lön /nbsp;{ alleen öen göenen öie in öen #o?logöe gehangen ^^

^etöt? oocfe aUerlep anöeren ï©ienfl-fenecöten göegeben en bergunt

^aer öet öeeft oocfe öoo?gaens en obec al ben Cö?ifïenen belieft/ ^ix.

-ocr page 712-

^f 6nbsp;Het derde Boeck, van het

[lt;©ocfe meöe öen Effenen, uan toeïcfee öe eerfïe Cßiiflenenpt^jlÄ
fpjoncfeDeööen/fiet iofephus.3 öst/ aïffer (©o?ïogeonDeröaerQU»\'
ontfiaen / öat öe gïjeöangSenegeenflaöen fouöen toecöen / fnW rtCefquot;
fouöen ttiogDen öecïiocöt toerben / tot aröepötgfieötoongïjen / en ^^^^ ^

\'Sarts\'. in I.
hofhs D. de
capt.

C»vM r in f,
peccat. p.i.
^.z.n.6.
f-\'iti. de jure
belli, n.^i,
Eoec. decif.
17s. Sylv.
in veybo hel-
luim i. num.
i.hb.^.

phito S. de
Kepiib.

Bar. in l.non
amp;fervtu1gt;\'
de neg.geßif.
Ho\'éc. decif.
17S. cenftit.
Reg. H,fp.

hh 8. tit.ie.

tetoecöenpöec een Öiefe göeöangöen öeeft/ upt genomen öePHjeiJ
öan uptflefeenöe toaecöigöept i toant öe maniece öan öe meefle

BtngDen moeten ïpen öie öen fïaöen epgfeen mn: öoo?toaer met
Detoijl fp öan öen Hleetmeefier en aenpjijfer aïïer ïieföe Beter toaj^
öer toefen / oft moflen onöertoefen 5ön / al$s öat fp öan Bet öooötfia^j^p^
elïenöigïje menfcBen öoo? göeen anöer miööeï fouöen feonnen
gBen toeröen / aïS öoo? toe-ïattngBeöan een minöer to?eeötBept» Jr^n^
haf fiiifïtts hati hen löfloi-fiuöereii tot ben ^aafinmdfnnïien ban OÖej\'Lti/

löcfeea©et öitte/aï-Boe-toeïeengBeringöS5önöe/ te toegöe Sfï\'Soii^
\'t toeïcfe ais ocrâtes eertööts fepöe / öat öet öe lt;©riecfeen onöerïtnö u^ii.
öet öaer beöoo?öen te onöeröouöen / öP niets Öaööe feonnen öeröje^ ^
IBaec
\'t göeen öe Cö?iflenen in öefen onöeröouöen/ \'t feïföe öouöen
öe iBaöumetiflen onöer öaer»
[Chaicondyias, b.s. Leunciavius,
Bui bequiusinfön 3
25?iefDeca©töeemfcöe fafeeno s^ocötanS ^^uM^^
öen Cöïtflenen nocö göeöïeöen öe maniere öan öegöeöangene t^®»
cen / totöatöetcantfoenöetaeït5P/ toeïcfeecs toaecöecingöe

-ocr page 713-

Het acht fte Capittel.

Van het ghebiedt over de Overwonnene.

lt;Jen Oorlogh het Eurgerlijcke ge-
dg quot; ^^\'ktcghen werdt, foo ghelijck het in
jj *-oningh is , als gelijck her in het volck
luii^quot; *^seife£l:enoft vruchten vandievex-
ll/j^SUT^ghe.
ktea^iï quot;^\'fs oock het Heeren ghebiedt ver-
Werdt over het Volck, \'t welck dan

I ïioo? een pecfoneïe ötenfiööecDept pöec in \'t pacticiUiec öem
® onöectoecïjen fian/en is niet toonöec öat öpfe oocö al-te-famen
öem fjan onöecöjecïren / \'t 5? öat fp een 2öucgecfcöap 5i)n göe-
tiit;C toeefi / oft een göeöeelte öan een 25«cgecfcöap / en öat met een
S?^ecpingöe/ toelcfte / oft göeöeel 25ucgöerlücft/ 01

op-houdt een Burgherfchap te zijn.
II. Datfomwijlen defe dinghen ondereen
vermenght werden.

V. Dat oock degoederen van\'t Volck ver-
kreghen werden , felfs mede die onlichame-
lijcke zijn, daer de vraghe verhandelt werde
van het handtfchrift der Theflalifche.

I.

rquot;»? öet cecöt öeClt;©o?logöe / öe ïipcften / oe j^oicnen / oe ^tanotpa-
Q^oec^oicften/en^teöenonöecöouöentoecöen. Alexander fepöt öp
fattftÜi\'\' öat öe 3
©etten toecöen göefielt öp öen ©öectoinnecs / en ont^
Wa?^ \'Jan öenoöectoonnenem Mimo infpn lt;0?atie tot öen ïtomepnen t

^Hlinbsp;ghy binnen Syracufen , ende in andere Grieckfche fteden van

. quot;jaerlijcksRecht-heerenmet ghebiedt, van Roeden en Bijlen voor-
de ^quot;y en fult voorwaer niet anders feggen können , als dat ghy haer met
P2quot;en overwonnen hebbende, defe Wetten hebt gheftelt. Anovi-

Uen h öp Ckfar, öat öet #o?logöS cecöt iS / öat öe gene öie oöectoon^
foQ Äöen /oöec öe gljene öie fp oöectoonnen öaööen / fouöen geöieöen
öieKfftoiiöenj Sltem/ öat Ijetïtoomfcöeöolcftpleegötoöec öe gene
füll pni^^\'-\'toonnen öeeft / niet naec eens anöecs goetöuncften / maec na •
ïiath»?^?\'^quot; öelieöen en göeöallen te cegeecen. Jaftmus öectelt upt xro^^us,
enSpene/toelcfte öoo? Ninus oo?logöegeöoect öaööen/niet ijet ïSpcft i-
oiS^teöt/ maec öe eece öoo? öaer feïöen göefocöt öaööen / en metöe
•snthSS^^^SÖe te ö?cöen ^önöe / öan \'t göeöieöt en öe öeerfcöapppe ficö
rijhr-- r Öaööen: öat Nmusöe eerfie toas göetoeefi/ öieöe palen om
öeijßST ^Ööer öaööe upt-geb?epöet / en anöere JBolcften öoo? lt;©o?lo.
enSL^Qö^\'e onöertoo?pen: lt;en öatöan öoen af fulcfts een göeö?upcft
petVen 1 ®f^tegÖetoO?Öen ^as» Bocchus fept öpSalluHius: Dat hy de VFa-
te Van ^\'^^quot;.^ej^ghenomen om fijn Rijck te bcfchermen : want dat hec gadeel- «
Aiimidien, daerhy lugurthauyt-ghedreven hadde, door Oorloghs

lt;0000

-ocr page 714-

recht \'c fijne gheworden was.nbsp;fOO featt Bct öBeBwUt Êtt Ö^ecfCPfSj

hm öen ©ectotnnei; berfereaöen toeröen / oft aUeenlütb fulcß^ al^ f
in öen Coningö / oft in eenigöen fiegeetöec is / en öat toecöt aïleen
futreöeectinföncecöt/ enöecöecniet; ( j.) oft oocft fuïcbsaï^öflt»\'
©oictt W in toeïcfeen göeöaïïéöe oöectoinnec öet göeöieöten öeetgjjg
ppe aïfoo öeeft/ öat öp\'t oocb fean öecöjeemöen/ geïöcfe aïSöetfi
feonöeöoen.(20 €nöat öet foo göefcöieöt 5?/ öat fommigöe
epgöen patcimonie/ enecfgoet göetooaöensön/ öeböen top te öow\'^
ööefept^nbsp;,,

[Vermeerdennghcn. (r.) Alexander «ae Öen ftagÖbpGangamelajb\'^

öe Coningö ban a fien göegcoet. ïï^e J^omepnen öebben \'t göeen
göeöaötöaööe/ Öet öace nae lt;©o?ïogöS cecöt göenaemt» Appiani^iJJ^
öcrtcactenöec lt;i5öefantfcöappen
10 «»28. S25p Agathias, m.j. fegay^quot;3e
lt;0Öefanten öec lt;0OttÖen ban Theudericus ; AIs hy Odommer de
Scyrus hadde overwonnen, heeft hy door Oorloghs recht behoiideti
den felfden toe-behoort hadde.
|^aec aïSÖe Hunnen fepöCtt / Öat Öe

den öaec toe-öeöoo?öen / om öat fp öec feïföec Coningö göebangert %
öen / öebben öe iSomepnen \'t felföe ontfeent/ om öat öe Gepiden nteej
©lince / aïs een Coningö öaööen / enöe toacen fön patcimom\'e / ^^ ^^
göen ecfgoet niet
J fuïcfes becmeït Menander Proteftor.nbsp;.^m

(2O 25p öenfeïföen Menander feggöen öe^ecfen ban öe^lanOtpJ

enjuciföictie banöe^aöt Daras; Naedien de stadt fdfsdoorOorlögjj
recht van haer onder fubjedie ghebracht was, dat het reden was, dat^
haer toe-behoorde h gheen onder de Stadt gheweeft was ÉïS
öe irt

obectoonnen toacen/ toiïöe Belizariusöatoocfe Liiybxum
ïioomfcïien ßiicfeetoe-feomen fouöe / aïö\'thieïffte h.gt;dKn«flert9öö:.:f

n.

Alexius, öe 25?0eöec ban ifaacius. Bajanus Chagan van Averren, t^^.^ic
©epfecfp^efeenöeban Sicanien: Dat die Stad hem toe-behoorde, als de .
ke der Gepiden geweeft was, welcke Gepiden van den Avarn«n\'overw\'^%;
waren. Petrus
öe lt;©Öefant Öan luftinianus aeUChofroès infpP
Want die Heer is van\'t principael, hoe en fal hy oock niet Heer zi) n van yt
daer toe valt en aenhanght ? want noch de Lazi, noch de Suani hebbequot; J[,
dit verfchil gherept, dat Suania niet van oudts den Lazen
toe-gthoort n^
25epöesisupt Menander Protector. ©oegfitöiecbp5»4.banOitcw-,;^

I^OCÖ meecöec feanöec gfiefcöieöen / öat / \'t göeen te öoo?en een
gljecfcöapgöetoeeii is/opöouöeen nae-latelangöec een ^eurgbS^V
te 5ön / \'t 5p öat fp toecöe een bp- boegöfel ban een anöece ^quot;»^ffi nati^
geiijcfe Moomfcbe ©?obintien, oft öatfe aen geen SöucgecfcÖf P Ln^
göe/ ais toanneec een Coningö tot fpn epgöen feofïen lt;©o?ïogöe
öe/ öemfeIbeneen©oïcfeopfuïcfeeentoöfe onöecöanigö itiaeff.W
ÖP tboo?taentoiïïaten cegeecen/ niet tot meefienuttigöepöt ^^ ^^ ^

XJP.I.c.J.

S.Ï.

-ocr page 715-

efie f«quot;/ w f [fuoïcïï öan öat onöer fuïcïî ccn rcgeerin^
giicfïn ^^ ^^^ öoo^taen gficen 25ucgcrfc|îaîî sijn / maer ccngroot ^upf?

is die , ïpant Anaxandridasöeefttocïgöcfcïjtï Dathetgeen Burgerfchap

^y cnnbsp;t^^ït öefe öingBentegen maïMnöeren :

^Urphnbsp;dencken op heerfchinghe en fiaven, maer op regeeringe en

^\'eidth Jei^ophon fept Öan Agefiiaus : Wat Steden dathy onder fijn ghe- A^^ai
rerju quot;^^^ht, de felve vry houdende van fulcke dinghen, weicke Slaven ha-
Jfevrl moeten doen, belafte hy den felfden alleen fulcke dingen, welc-
,/^J^enfchen haren Regeerders bewijfen.

t\'côSl®^^*^!?^^ fean men öerfiaen / fioeöantgö öte gfiemengfiöe fieer^

öatfe upt een 25urgerïöcfe
öïeSff ^Ö^^^^öt gfiemenget ts / te öjeten / tn öseïcfee öe fïaöecnpe en
^efenSSïöepöt öermengetöjeröt met eenfge perfooneïe öjpïjepöt. ^00
ïiebow öat fomttïtge ©oïcfeeren öe a^apenen afgenomen jön / öat öaer
^iffll?öÖeenpfer-toercfe te öeööen öupten öetgeen tot 3lanöt-bou^
lebennbsp;fîî?aecfee en mantere

^\'en-nbsp;onoeroantü

QÖener Nf r^^\'^öen öe goeöeren / öte \'t göemeen öeööen toe-öeöoojt/ öer
\'t QÖeen T ^^ gemeen onöeröanigö maecfeen / foo fp totïlen. aBant

Lib.}.

Lib.zt.

Lib.^i.

Strabo i.sz.

^ »0 Dae^lquot;® sefept öeeft öan öen genen öte ftcö Öeööen oöergöegeöen i

.penenisdinghen hert overgegeven zijn, die de machtighfte in de wa-
V quot;quot;^cht 4 If ^ ^^^^ ^^ goedtduncken van den overwinner, en heefr die
beeft lï ^^^^nbsp;hebben , en wat hy haer benemen wil j öat felf^

.^onnenïliP^^^tfe tnöen göenen / öte öoo? folemnelen oo?logö oöer^
t Öamp;etopih?!: öe oöergöeötngöe laet öan felfs toe \'t göeen anöers

Over het „ r quot;tnemen fouöe. Scaptius fepötöp Livius: Dat het Landt daer
Corioi ^^^^\' Landtpalen der Coriolanen hadde ghehoort, en
\'^een de^ \'^«or O orloghs-recht inghenomen was, dat het felve hetghc-

toe-ghevallen was. Annibal tn fÖn lt;!5?atieaen
i^^niphen T^ U felföen Livius : Alles wat de Romeynen door foo veel
r® Heeren ^^quot;^^^^g^en en te hoop gebracht, belitten, dat fal al-te-malen met
^^\'cke oL eygnenaers fdver her onfe werden. Antiochus Öp öen felföCtt ;
aennbsp;wat fijn geweeft was, door oorloghs-

behon!-?\'\'quot;^!nbsp;hielt hy het daer voor, dat het tot fijn ge-

bie Sanöen en mthm/ toelcfee
öÖeö?acöt öaööe/ ö^ jSoomfcöen
öe onltcöamelöcfee retöten/
J«gijemeentoe-öeöoo?t öaööen/ öen oöertoinner toe feomen/

lt;©000 2nbsp;foo

III.

-ocr page 716-

foo berre aïSÖp toil. Soo öeböen be JSomepnen aen baer
Sïlbaenff be recöten / nae batfp
Alba obertoonnen öaööen.
ban gantfcöelöcb öqïgöt / öat inaiïer manieren öe €öejfaliec£ ojjjjgtt

banersöp-söeb^acöttoeröt/ öatalleenfuicbsöen oöertoinner tot^^
Öoo?t/ ^t göeen ÖP felfs öeeften befit / öatöetonlicöamelöcbe recöt JL
öanöen niet ban aengöegrepen toeröen j öat öet een anöer
öeeft met een erfgöenaem / als met een oöertoinner / om
öat ope«,
göenaem öet recöt ober-gaet/ maer op een oöertoinner \'t
goeöt en
befelfs. a©ant öte eender isöer perfoonen
/ öefelföe ifi meöe oöJJj,;
goeöeren / en alle öet recöt öat öen perfoonen toebomt. mn öefet«jf
ban een anöer / öie en öefit boo? öem felben niets / en biefönS f^Kn
-macöttgöents/en öeeft göeen anber in fön macöt. ^ae felfS/^IV
pemanöt een oöertoonnenBolcb öet recöt ban 25urgöerfcöap
ItJi^
;iÖü«bert/ foobermacööp eenigöe öingöen tot ficö te nemen/ toel«i»
; ïsurgöerfcöap toe-Beöoo?t öaööen : toant öet fiaet aen fön m^^Klft
en belteben/toat mate bat öp toil fiellen boo?föne toelbaebt.
cxC^^Sp

be baebt ban Alexander nae-gebolgöt/ ais ÖP bie ban Dyrrhachien g^

göefcöolbenöeefcbefcöulbtbtefpaenfeecberperfoon onöet fPXf^
pattpenfcöulöigDtoaren.jmaer öier tegöens bonöe ingöeö?ac9tamp;

ben / öat öe oo?logöe ban Csfar ban öie foo?te niet en toas / ober Wfif
bit recöt öer ©olcfeen göefielten göeo?öineect is. [Antonius ö^^f^ Ö

€nboetöaeröpöefetooo?öenbanPoiybius tn\'t 142 oSrtract Wt\'Z^
fantfcöappen
: Die fich overgheven in de macht der Romeynen, diej jjé
voor
eerit over het lantfchap \'t welck het hare was geweeft , en de Stede

m dat Landt zijn j daer-en-boven alle Mannen en Vrouwen, die, - ij,
Landt,
oft inde Steden zijn. Verder noch alle Rivieren , Havenen,
en religieufe dinghen, alle in \'t geheel, fulcks dat de Romeynen

tjonnbsp;fiti Itrr Ata»» zjmnbsp;A^ i? ^ L ____ t inbsp;t t I__/rJlfif* .

------j,-,-----------j—...nbsp;»luiLAi udc uc K.oiricyquot;\'-quot;

van alles, en fy daer-en-regen die fich over-ghegheven hebben, ^^quot;Lßpt
lijck gheens dinghs Heereij zijn. ^iet \'tgÖeen top reCÖtbOO? benenö^\'j^je

öeööen/cap.7.§.4. ruftinus,/«^.^^. fp?ebenbe ban be goöen: P^f^ne-

DhnMb.i.

L.quim jer
ziitute eji de
rej^.jar
L. fic evenïet
D\'. ad l. iul
de adull
Cicero Epiß
6. ad Br h-

zijnfe mee de Perfsn felfs onder het ghebiedt van Alexander deöroof^quot;
komen.]

m

-ocr page 717-

Het negende Capittel.

Van de wederom-krijginghe der dinghen die

verloren waren.

1 i.^j ** °\'^tfpronck van \'t woordt pflUmnium.

hn.fj^®\' plaetfe dit recht geldet enonder-
lll/n
^^^erdt.
Wgj^opfttlcker wijfe fommige dinghen
tiipnnbsp;» fommighe weder aengeno-

IV,^nbsp;Verden.

Endp\' \' quot;Vrede, en in Oorloge,
nip, ^at men doen fal, öfter in den vrede

V.nbsp;w\'Shcfeytware:

quot;^or] \'fquot; ^i^y menfcl^e, foo langhe de
^ I.nbsp;dumt) weder keert tot vryheyt.

S-echtenhy weder-krijght, en wat
V1 f\'quot;en hy niet weder-krijght.

dernbsp;de Rechten teghens hem we-

V111 haer kracht gheftelt werden.

Ven ^«^ïom dat de gene die haer ovei-ge-
1 X w quot; ïecht niet können ghenieten.
X. ®.quot;neeteen Volck dit Recht heeft,
\'^edf^ 7 dinghen, welcke door dit recht
W-keeren uyt Burgerlijck recht zy.

XI.nbsp;Hoe de Slaven door dit recht weder-ghe-
kreghen werdenoock dc overloopers •, en
hoe de ghene die gherantfoent zijn.

XII.nbsp;Oft de Onderdanen door dit recht we-
der-ghekreghen werden.

XIII.nbsp;Dat de Landen door dit recht weder-
ghekreghen werden.

XIV.nbsp;Wat onderfcheydt eertijdts onderhou-
den zy in roerende dinghen.

XV.nbsp;Wat voor recht te defer tijdt zijn in toe-
rende dinghen.

XVI.nbsp;Wat dinghen alfoo weder-ghekreghen
werden , datfe dit recht niet behoeven.

XVII.nbsp;Veranderingen uyt de Burgherlijcke
Wet ,aengaende fijn Onderdanen.

X V11Hoe dit recht onderhouden zy te-
ghens den genen, die geen Vyanden waren.

XIX. Wanneer fulcks hedenfdaeghs noch
plaetfe hebben kan.

i.

Öeöben ban ßecötS- öeïeertöept / öeöben bp na niet febecs na-
gelaten/ foo ban bie bingen öieöe«30panöen af-genomen toec-

^;TOnittgc ban scsvoia, öelangenöe öen oo?fp|oncböan \'t bjoojöt ^cß-
^^^ öo?pe?^^ öet öecftomt banpofi. öat toebec-fteecen betepcftent/ en Umn,

öe^!.\'^nbsp;een i-e£öt/b3eïcftfp?upt upt öet bjeber-fteeven binnen i r.

ponhf¥V öat m / binnen bepublijcgue lt;6cenfen en ïanbtpalem Pom- J- p^f
Sf\'^epöt/ biebinnenonfebefettingöenöeeftamp;egonnen tebjefenj cn^J^quot;\'\'
Qftquot; \'\' [00 öaeti ÖP binnen onfe 3lanötpalen göetceöen iS. iBaec upt öe L.^oßumm.
SSS?öepöt öanreöen/ öeeftöetöe obec-een-(!emmingöe öec^olt^ §
öenbsp;gDeb?acöt / öat bit recöt ban bjeöec-ftrijgingöepïaetfe fou^

aen S: rquot; ^ ^^^ / toanneer een iBenfcöe / oft fön goet / \'t toeïcft
ïiciiSK ^^^ / iw toelcfte
mm goet gebonben öaööe / bat toeöerom -
üsingöe pïaetfe fouöe öeööen / fouöe göeftomen toefen
tot onfeöiten-

#000 i

-ocr page 718-

ben / foo Pomponius m söcmclbec plaetfe fp^eecfet / oft foo PauUquot;
pelfcljec topfe tsetfelaett/ toteenConingD öiebonötgDenoot oftüÄ
ïS. ^ntoelcfiepiaetfenöoo?©?ïenöenen 25onötg0enooten moete«2(
lïaen toeröen / niet fimpelijcft öie / met toelcfte men öjeöefieeft / f«
öie in öe oPojlogfje öe felföe spöe öolgen: tot toelcbe foo toie boni^«/
ginnen op publpcgue naem öepligen öerfeßertte m/ fo Paulus fp?Ä
3©ant öat en öerfcDeelt niet/ oft een menfcfie / oft eenigfi goeöt tot f;
oft tot öe fpne felfs gfiefeomen 5p. mat öe Coningfi öan Maroco en^J\'(
^n \'t fel^e gfieöoeien 3p gfietoeefl / blpcbt upt
Thuanus, ub. Ä

jlaec 1603.] iBaer öp öe gfiene öie toel öjienöen 5ijn / maer niet®
felföe 3pöe oft partpe / öaer en öeranöeren öe gfiene öie in öen
gfieöangfien 3ön / fiaren flaet niet/ ten 3P öan upt feracfit öan eenig?ï\'L
fonöer öerö?agfi en accoojt; gfielpcfeinfietttoeeöeöeröonöt tuff£amp;
bomepnen en Cartfiaginienferenöeröjagljen toas/öat öie gfiene/yi,
fee upt öen ©olcfeeren / öie ö?ienöen öer ^Komepnen
toaren/öan oe
tfiagmtenferen gfieöangfien 5pnöe / fouöen feomen in ©aöen öie öcn %
mepnen toe-öefioo?öen/fouöen mogfien inö?pfiept
fierftellet toeröen;;\'
öat öe ö^ienöen öer Cartfiaginienferen gfielpcfe recfit fieööen foft
AÏ^aerom öe bomepnen / toelcfee in öe ttoeeöe ©unifcfie oo2logeg9«K.

€nöe fïen top oocfe öp Homerus meer ais op een piaetffS öie in
ïogfie gfieöangfien toaren/ berfeocfit3pnin3lanöenöiemet DepöeS
gfienöe öeelen ö?eöe fiaööen / ais öan
Lycaon in iius, en öan Euri««^\'^\'^

tllOdv(r»ahilrt Homprnsnbsp;) «^ii W«M

Tolyh U}.

,\'TlHt. VU-
m\'.nh.

nen / toeicöe fp / gfieöurenöe öe lt;©o?logfie met Phiiip
öem Poiyj3ius in\'t 5 €rtractöer efiefantfcfiappen5nbsp;- ^no?

^e ouöe fpjafee öer iSomepnen noemöe oocfe ö?pe menfcfien / öt£
toeöerom.ferijgmgetoarentoeöer-gfiefeeert. caiiSEs in\'t^Äü
öer öetepcfeeniffen öie tot fiet recfit öefioojen /fepöt
: Dat die door wg^.

knjginghe wederom bekomen is, zy een menfche die vry in die
daer uyt hy in een ander Burgherfchap ghegaen was, in die Burgerfchf
derkeert, nae dat recht, welck gheftelt is over die dinghen die v^ed« L
ghekreghen werden. Item, die een Slave zijnde, van den onfen in
den macht ghekomen was, daer nae wederom tot ons keert in de
■ghenen, wiens hy tc vooren gheweeft was, door\'t recht van wederW^jc
ghe. Met een Paert, Muyl-Ezel, en Schip heeft het
de felve ghelegheotn^^,,,
alsmeteenSiave : vyelcke foorten der goederen van den
vyanden tot
doorwederknjginghekeeren , de felfde foorten der goederen mogl^\'Jlfcïl^

ons tot den vyanden M^ederomkeeren. Haer öe gfieöolgfiöe

III.

Feß. T 0771p.

L. cam dl
D.decapt.
èc pflim.
lev. L. in
hello
7). eód.
tit,.d. l-poji-

Um.

-ocr page 719-

met meerber ottbecfcDepöt tte fob?ten bati
^«cotnnbsp;^^ toeberom fieeren/ oft bat top pets toe?

befioubeit Bet fegsBen bati Tryphoninus, toelcbe fepbt
^^ een
UjP ■ r^quot; toebetferöainge te paffe ßomt tn oojloaBe oft tn bjebe/
^?ebe iSS^öB anberen fm als
Pomponius bat felföe gefepbt Baböe.
^ec ofiTS^ten btt retBt be foobantöBe / toelcße ntetboo? manlöcfeBepbt
^tecthÄÖ^öertoonnen/ maet boo? Baer ongBelticß betrapt
30«/ als
WoSul\'®®^^\'^^^^\'öen bpanben öBebonben toerben/toanneer frBie?
\'\'^PbSfRP^tflaet. [^teteenexempelBpParucatn\'t i25oetßbanbe
JbbjebiS^bjloge.] iBaer ben anberen sBebangBenen ftomt öttrecBt
quot;Öefe aiï S!^ t® liaöe / ten jp öat fulcr tn
\'t öerö?agB begrepen 3P/ (i.) ge?

ban Tryphomnus feer toel ts beröetert / öoo? öen feer
be hlnbsp;\' to^ïf^ bocfe
Cujacius ntet mtfp?ö(ï. 3©antfulc]c rfj;

reöen/ alSBettegBen-gBefielöe Itöt felaerlijcfe öe? i.fiLpt.

^as\'tv^ quot;3dde vrede ghemaeckt, deghevanghenelos latende, wantfoo \'D.decapt.
^atinbsp;f^öt Zonaras. Cn Pomponius j Indien dc ghevanghen ,

fijn Will Kbedonghen was, dat hy wederkeeren foude, door
Van Wed ^^\'^ vyanden ghebleven is, foo en heeft hy daer nae gheen recht
ee^a^^®™^®\' Paulus: Indien een die inden Oorloge gevangen
U ^^ ghemaeckt was, wederom vlucht tot den fijnen, foo -
Vooti weder-krijgitige wederom tpt den genen , van wekken hy in
r^^^\'t isnbsp;ghevanghen was, indien maer inde vrede niet veraccor-

Wp»^^fouden wederom ghegeven werden, ^e 00?^

öen gBenen öte öoo? ©o?logBfcBe öapperBept geöan?
öBebwP^ / fulcfes ts goet gebonöen / toeröt öan Tryphoninus öefe öp-
^^ öatöeJ^omepneu gBctoilt Beöben/ dathare

in vred anbsp;wederom te keeren meer m manlijcke dapperheydt,

Otóïtï fouden, namelöcfe/ öetoijlöteftaöt/foo Livius fp?eecfet/
Jen /^fïlbetfeer göenegBen bjas öen gBeöangBenen beel te berfcBoo?
Jöttbe/nbsp;jiBaer öefe reöen öen ßomepnen epgBen

ÄtattötT^^^t gBeen recBtöer ©olcfeeren feonnen ftellen: maer Beeft
recKfquot;quot;^quot; 50n meöeonöer öe oo?faecfeen / toaecom öe ïtomepnen
S^n. ft^Sanöere ©olcfeen tngBeöoert / felfs meöe Beböen aengöeno^
f pïcftShln ^^^ toaerBepötmeer göelöcfe / öat öe Coningen oft
/ öatfnïJSllS\'\'®^aen-nemen /öaer öan toillenfpöat men gelooben
ï^^en. elffSbaerötgBe oo?fafeen göeöaöt öebben toaerom fp fulcfes
fe^enhSlÄP/i?\'?^^\' onrecöt öeöen / öietegöens öaer öe toa^
S^eioobS rfSs:.IzfL*^^ aengöefien bepöe öeelen toilöen öat men fouöe
ff^t bepïi^T^XÏr^lt )3oo? ben göenen bte b?ebe begeerben te öouöen/

[^tetPrifcus in\'t28 €mactöer
^^enet iaS?^/ en
Bezarus banöe lt;©o?ïogöeber45enueferen tegens
quot;^quot;anenw tz^aoecfe.] enöe alfoo öe göene öie m öeöaeöt en in\'t

toercfe

Sem. Hb. I,

-ocr page 720-

hjcrcfe Dan toeöerftanbt in \'t becöten tc öoen / öeöangett toaren
Doiiöen ais öie upt recfitöaeröigöe oo?fabeöeöangen toaren.
öen göenen / öie / aïS öen ©o?ïogö opfionöt /.öetrapt en öerraflïÖ^J J^j^t
cen / en öonöe öet felföe niet göefepöt toecöen / toant in öen
feonöe becöicötet toecöen / öat fp caeöt tot öet ongelöcb en oöecJaiï «gg^
göeöen öaööen. i^ocötansomöeöcatötenöec
©panöen teöecnnfj.^
cen / fcöeenöetnietonöiüöcfete 5ön/ öat menfe
aenöouöen fouöe/ ^

^ecöalöen foo öeeft men öiec in oöec-een-göejlemmet / öat öefoöjjt
göe in öieöeaUe-tööt öaec ö^pöepötöeöouöen fouöen / alS nae ö^fit
niffeöanöepöe pactpen onfcöuiöigö j maec oöecöecefle / öat eenj:^/
fouöe in \'t toeccö lïeilen \'tgöeen öp toilöe göelooft öeööen öatcecÖt^,i,gt;
ten toace öat öeöecö?agöen en accoo?öen pet feftecs tec contcatien^Jw;
tieecöen. ^aBecöalöen om öe felöe oojfafee nocö öe flaöen / nocö
ren in öen 4^o?logö göenomen / toeöec göegöeöen toecöen in öen
ten 5P öat fulcbs in\'tbetö?agö uptöjucbelöcb öerftlaertïp; onio»\'^^^

fpinnen : [xonias belafi ben Diacon peiagius, ban ben i^omepnert Lu
öem göefonöen / öat öP niet fpjeben en fal öan öe fïaöen öer
toeöecom te göeöen / feggenöe / öat öetfouöe onöillöcfi 5ön / öat ö^ Jjt
mepnen föne meöefitögers öacen ouöen beeren oöeclebecen fouöen»
fïaet
Gotthic.3.-] mm m Oimt batöet toel! bernuftigölöfb/ m^t/
nae toaerljepöt ban
Quintilianus boo? be €öebaners bp-geö?acÖt\'?:;dt/
bat baerom öe geöangene/ inöien fp in öare ©aöerlanöt toeôer-bÇ^f^
b?p 3ön/ om bat öe öingöen / öie öoo? \'©o?logöe öecbcegen 3}jn/ »^Jj^ rii»

eens cecöt/ öie ö?p toacen eec öat fp göeöangen toiecöen : öe j^ïai»»\'
eeniglje anöere öingöen toecöen toeöecom göebcegöen. [Julian«? »Vu
€gt;?atie tegöens öe guaöe
Cy nifche Philofophen : I n fxilcker voegen loquot; .
oock flaven zijn , die wy verloffenj als fy in de Oorloghe ghevange^^ jjd«
inaer nochtans den foodanighen, als
fy tot ons weder-keeren, verkl^\'\'^
Wetten vrye luyden te zijn. \'nbsp;r

[Vermeerd. (i.) ^ietiofephusin\'t 1325oecßtaö.2.üuöetgerf£.wii
niffen. Poiybius beröaeltaccoo?ben/ötebecbaten bat öe gehangene
toeDec-göegeben toeröen tn öe b?ebe met Philippus, be
Etoien, öofji ^^
eentgöe uptfonöecingöe/en met Antiochus, in öe Crtractenbetgquot;^\'^pg
fcljappen 9.28.3 5» zofimus göeeft oocb eenigöe €remplen / öat ^^^^jr
tuffcöen Probus, en öe©anöalen / en 23ucgunöiers
3p gßemaecßt/
fp alle öen roof/ en toat göebangenen fp öabben/
toeöecotti geöen fojj
gjn\'t i^oecb becöaelt ÖP biecgöeUjcben b?ebe ban iuüaquot;^
i^oogööuptfcöen: gitem/ met öen Quaden intoogööuptfiartöf /i^ii\'
Ammianus Marcdlinus, Öan SuomariusCOUtngÖÖetW^nit» 0

-ocr page 721-

Vrfnbsp;ghebogen knyen om vrede j en heeft die met verghevinge der

f ^J\'^den faken verkreghen, onder defe conditie, dar hy onfe ghevangenen
Voj^^^.^der-gheven. €11 teCfiOtlbt bacC tiae ba« Ößlt Sarmaten : Haer be-
, 0 Zijnde by bare Landt te blijven, hebben fy onverfchrickt onfe ghevan-
fplquot;.^quot; wederom ghegheven. €n banccn anbecgSebeeltebcc^afmatm

iamp;yPwcbcromijetfdfbe« 2apzonaras fiaen beele foobantaöe

anberen tn be faben ban Michael, bte een lt;;^oon ban xheophi-

gh^9Sf/fpjefeenbebanbe25ulgarenï Hy heeft belooft dathy dengevsn-
vißn\'u quot; ® vryheyt gheven foude. Nicetas,
Ub.i. fept bat allen gÖebange?

wfJPÖeptöDegbebents/ upt-öbenontenbenCojtntöters en (CDeba?

mannen enb?oubjen. ^omtijbtssb3erbtberacto?beertbatbe söe?
iüpiPenenbjeberöDeööebeubjerben/ bte ban beiSepublticque befeten

^^öen /al0 Thucydides, Üb.s.^

ntSnbsp;fteert als ban eerfl bjeberom / tnbten Bpntet bt\'e

ett fiÄ tot ben fönen bieber söeßotnen ts / om öare 5öbe te bolgöen/
raecbe boo? te fiaen / göelöcfe
Tryphoninus leert: nameljjcft / om
fich fiS^^\'Öcft een ^labe / op bat ÖP bjp toerben moet / om foo tefeggen/
^aec * berftrögöen / \'t toelcft een toercft iS alleen ban eener bie toille

Wh e Öeeft. ^öcö oft ÖP boo? lt;©o?logöS göetoelbt ban ben ©panbt
ühpH^Öeftregöen is j I^IS bie göene/toelcfte ban ben ^labengeban?

IjpÄnbe/boo?beilunnenberlofl3önbpProcopius,.^.] oft bat

binï?^öeb?ogöontloopenis / öaer enisniet aen-göelegöen/ göelijcfe
öen 4 aengöetoefen is. €ben beel fal \'t oocft boen / foo öp ban
ber^^ttï\'en goettoiiligö ober-gegeben 5p. iBaer oft öp ban ben bpant
faj.TjfOt 5pnbe/ boo? berftoopingöetotben fpnen göeftottten toare / öoe
^ïntl ou gaeni [lt;©öelpcft in \'t felfbe 25oecft ban Procopius een Songöe^

V.

f, l. in helU
manumit-
tenda amp;• l.
poflliminn^.
eiiptivHs D.
de capivist

L. nihil. D,
de capiiv. i.
omnem re-
demtum Ci^
pofdirn.

nag j ^quot;ildubiusfepbe: Dathy weder-ghekeert zijnde in fijn Vaderlandt,

Sph^ftquot;^\'/^- tneenen oHnchius toeïcften Parrhafius geftocötöabbe. 3©ant
baeS^öt / aengöefien bie ban ^töenen een befïupt göetnaecft t öabben/
bebolen toas batbe
oiinthiers b?pe fouben 5ijn/ oft be mepntn«
feigere/ batfp b?pefouben toerben / oft batfp boo? b?pefouben ber?
3ljej^^j|quot;^|yeoo?beelt toeröen: ban toeïcften öet laetfle ber toaeröept bell

^efeEf perfoon / nae bat ÖP tot ben fpnen toeöer-göeftomen is/
be crftph alleen öem felöen boo? ficö toebetottt / maer oocft alle fp?

V f.

?JfoD ^^ ^^ öaööen boo? recöt göeöouöen in ben gebangen/
^.öcft enberioiien / op öat fp ficö ten toeber-5Ööen öil ^
^^ öie nhJS^^^^^ö^ mogöen öouöen. ^eröalöen öen epgenbom / toelc?
^ecijtCfnöne goeöeren öaööe göeöaöt / toeïcfte öem öOo? #o?logöS
en toas niet fonöer aïïer conöitie: toant öet ftotiöe tegDens
©PPPnbsp;^Ö«

-ocr page 722-

fijn toiïïe en bmh opfionben / inbien be ofiene / toelcfte eöebangen wg
eetoeejt/totben fijnen quam toebec tefeeeren: becöaïbenfïiO bep^JJ«
befe goebecen eben aïfoo / aïsf Öp ben menfcöe becïieft / toiens ^Zmp
en aenöangöfeï bie goebecen toacen« lEaec oft öpfe nocötansöaöoe
öanbeït en becb?eemt: toatbani faï ban bie göene/ toeïcbe cecÖtf%;
tuï öeeft ban ben göenen/ toelcbe boo? #o?ïogöS cecöt boeatec tpt JiJ/
göenaectoas/ boo? öet cecöt bec boïcbecen ban aenfp?abebeb?öö/f j
oft fuïïen oocfe foobanigöe goebecen toebecom becfecegöen toecben«
fp?efee ban fuïcfee goebecen / bie bp een 3©oïcfe in be lt;©o?ïogöe
3önbe/boo?-öattben toacen» m^ buncfet bat men moet onbecfcöept^

feen tuffcöen goebecen bie ban fuïcfeen aect5ön / batfe feonnen tocÄ/
becfecegen toecben / en fuïcfee/ toeïcfee ban anbecen aect en conbit^f
toeïcfee onbecfcöepbt top tecfionbtöiec nae becfeïacen fuïïen; fflt/^u
mentïöcfe beeecfle foo?tefcöönen becb?eemtte spnmet öaceoo?f«f;; tiê
onbec conbitie/ maecbe anbece fimpeïpcfe en gantfcöeïpcfe»
becb?eembe goebecen cefeene icfe mebe bie toecö göefcöoncfeen / oft
göefcöoïbensön»nbsp;^

flSaecgöeïöcfe tot ben göenen bie namaeïs toebec-feeect/ tn^^i éH
. föne becöten tot öem toebecom-feeecen/ aïfoo feeecen oocfe toebecojy ^^^
toecben in öace fecacöt göefleït be i^ecöten tegöens öem / en toerbf\' J«
öouben ban fuïcfeec fecacöt en toaecbe
/ fooiryphonins fp?eecfet/
ÖP nopt in bec ©panben öanben en gfietoeït göetoeefl toace»

VI I.

£. in hello §
r.teuya l mi.,
lier.
D.de
capt.

viir.

L. pofllimm.
d. Ut.

L.pofllim.^
lndilt;ei,£ D.
de Capt.
L. eos qui d.
tn.

25p befen ceguï ban b?pepecfoonen / boegöt Pauius te cecöt befe egJL
tieenuptfïuptingöe/ batbegöene/ toeïcfee boo? be3©apenenoöec^
. nen 5önbe / öaecfeïben ben ©panben obec-göeben / göeen cecöt
becom-feeecingöe/ oft toebec-fecögingöe feonnen göenieten/ te^jV
ombat be Contcacten met ben ©panben göemaecfet/ m^ntitW^
©oïcfeengeïben/ en ban fecacbtÈ «111/ öfeffifft hmnrtMtt anbec

^„i feggöen bte i^omepnenbpGdiiusj meicuen uan oe
fecsgöebangöen toacen/
Datter voor haer gheen rechtveer dighe ^^
keermgheen was, dewijl
fy door verzweeringhe ghebonden

baecom is ban Paulus toeï en cecöt aengöetoefen / bat in tpbe ban
göeen toebec-fecpgingöepïaetfeöeeft» iBaecbe göene bie fonbet^^^ae-
becb?agöoft accoo?t ben ©panben obec-göeïebect toecben / öeeff

IX.

icfe bat mebe pïaetfe öeeft in gantfcöe ©oïcfeen/ bat be göene bte U
toeefl 5ön/ Öace b?pöept toebecom becfecijgöen/ mbien niogöejamp;p/
gijetoetötbec 25onbtgöenooten öaec rebbe en becïoffe ban be
ppebec©panben. iBaecinbienbemenigötefeïfs/ toeïcfeebe^Jfpu^
fcöap maecfete / berfiropt / en ban ben anberen göefcöepben i^ / J^^ioo?

gen toerben / feïfs nae öet cecöt bec ©oïcfeeren: aengöeften öet ^ ^jj^ii

-ocr page 723-

S ft^^\'öcfe m ^cötjj/ öoo? ontiToopmöe öec öeeïett öatttfcöeljjcß öec?
5tnnL r « t öes felfs nature eit öjefen tn öte söeöurtaße t\'famen-öoe^
ntet nfvH^^^^t* ^erßaiöen en ts öet tot
sagurten öe felföe 25urger(cöap
fe toS^^wQïSf na acöt laren öen ouöen ^nöjoonöeren öe felföe plaet«
neSi in-ööesöcöen f s t nocö oocß tot (Cöeöen/ nae öat öe (Cöeöa^
ÖetnS Alexander tot ^laöeu öecöocöt öjaceu» lt;©aer upt ölöcfet/ öat/
be Jc^b öe (€öeffalters öen (Söeöanen fcöulötgö öjaren göeöjeeft / öat
enS;quot;®quot;ersöooi ött recöt\'t felföe ntet toeöerom göeferegen öeööen,-
W^^w ttoeeöerlep oojfafie: eenföeels om öat öet een nteuto ©olcft
öatrs^,?quot;beröeeis om öat
Alexander, ten tööe als öp ï|eer en €pgenaec
tior^eöen toas / öermocöt öat recöt te öerö?eemöen / enöe öaööe öet
j enöe oocfe om öatnae-fiaenöe fcöulöt nieten is öan öte
öc tart Öingöen öie öoo? toeöer-ferögtngöe toeöerom feeeren. ^et ge?
Ihf^E nan een 25urgöerfcöap göefept öeööen / en is niet gantfcö ongöe?
iiocfifct göene/ öat in öet ouöe Koomfcöe recöt/als öe i^outoelöcfeen
booVRöenontöaen toeröen / göeöouöen toeröen öat öet3|outoeiöcfe

en (jlS^ber-feeeringöeniet öerfiellet toeröe / maer öoo? tiieutoe confent
anhp?quot;quot;Stnge mofï öecnteutoet toeröen. [25p öen Cö?tfienen toas een

lijct FÖ?öinantie. Leo Papa tot Nicetas öen 20iffCÖOp öan Aqailejen : Ge- ^ ^
gheVquot; den slaven, oft Landen, oft oock Huyfen, en andere befittingen den
S\'iek^\'^ ghevanghen zijn gheweeft, als fy uyt der ghevanckenilTe weder-
dejj ^ijn het recht van weder-keeringhe en wederom-krijginghe gehou-
iftej j dat men alfoo mede in de Houwelijcken onderhoude, indieh fy
ghepaert zijn, dat fulcks ghereformeert en herftellet werde.

ennbsp;^n fön ^öoecxfeen öan öe Ccötfcöepöingöe öan Lotharius

intie^gaopöe 13ö?agöe: enöeanttooo?töanstephanusPapa^cap.i^.
läip^^^us der Conciliën van Vranckrijck.]

tóSi\'Pt fean nuöerflaen toeröen öoeöanigö öaer 5p nae öet recöt öer x.

iSiA 5 öe toeöer-feeeringe in ö?peperfoonett. iBaer öat felföe recöt
Ösïfrïfa SBucgerlöcfee recöt in öte öingöen / toelcfee öinnen öe
gWu^JPgöeöanöelt toeröen / oft in-göetogöen toeröen öoo? öp-öoegin-
ftteffe^^erceptien en conöitien / oft oocfe upt-göeö?epöet en toööec göe?
^er^r^ anöece öoo?öeelen. 3ilfoo 50nöoo?öetïïoomfcöe25urgerlöc? r
feeetPH N Pt-göenoten öan
\'t göetal öer genec / öie öoo? öit recöt toeöer- lt;

poßU-

^.iram
amp;

defirJb,

^\'3\'4u?^®ö?rlöcfeeniacöt/toelcfee öen Quirlten epgen toas. ^ocö fept
öen i?®^ öaerom is goet göeöonöen / om öat öe ferögös-tucöt
^ec iitïr\'^^\'^y®quot; ouöecen meer iS göeacöt getoeefi / als öe lieföe öaec?
^at w^r*^!!?! * öaer meöe acco?öeect \'t göeen
Cicero fepöt öan Maniius, i.

öeeft öetucöt öanöetmcögöS-
^\'ïftont te öerfo?göen öet toelöaren öer 2Bo?göeren / in
toelcfee öp
ï^ftept ff £ ^ön toelöaert öegrepen toas j en öat öet recöt öer
ïöcfeeïHI^ESÖeacöten göeflelt is/ felfs öoöen öe nature en©ßöec^
♦»^Toe» ^it öerminöert oocfe meöe öet recöt öan toeöer ferögtnge

^ppp 2nbsp;toat/

-ocr page 724-

Dem.inm. toat/bat mfi boo? be2tttffcDe3©e«ert/ baec nae ootfi boo? öejS^S
ftlquot;«. fcfie bei-o?bcnt ts / bat be gfiene bie boo? tantfoen ban ben ©pa^ffit/
/ uit. loti ts/ moet bienenben gb«nen/bie öem gecantfoeneect en betloitg
L. fi patrc tot jtajfjp f^gt rantfoen fal toebetom betaelt öeöben. [^et felfbepet -
iftst^lnbsp;in\'t€öictöan
caroiuscaivusPiftis.} iBaetöetölöc^t

jcii. de pojii, in-gljeöoett tot faöeut en bebo?öetingöe öec b?ïiôept / op öat

jjppg jjan fön geit toebetom te befiomen / af-göefneben sönbe/ beei^/j^j
öen in öec ©panben öanben gelaten toecben. ocn bie öien(iöaecÖ^ï\'*J:;(t
toecbt boo? be ïïoomfeöe 3©etten op beelbeclep toöfe becfatötet/ en »

boo?belaetfîea©etbaniuftinianusge.epnbigôtboo?acBeptquot;enôiemi^^^

böf Saten : oocfi becgaet öoo? be boobt öet cecöt ban fön geit toej^Ljjt
te epffcöen : göelöcb öet mebe göeöouöen toetötnae göegöeöen en
göefcöolöen te 5ön / toanneec een lutoelgtfi göefïoten öaetöt tmtm p
göene öiealfoo öetlofiengöecantfoentis/ en öie öem getantfoenten ^
loft öeeft î en toecötoocfi öeclo?en foo men een gècantfoeneecöe ï^amp;ti
tot göemeene öoececöe als te boo?en geeft : en 5ün beele anbere btne^
tn öet ïioomfcöe cecöt göeo?öineect tot fabeuc en gunfle bec aenetA ^
öe göebangöene cantfoenecen / en tot ficaffe bec 25loebtbectoanten^V-
öace niet en loflfen. 2Cen be anbec
5öbe toebecom is öet cecöt ban
JïCögingöeboo?be9Bucgöeclöcfie3©etbeciïieecöect en becbetect/

BoegöengDeacütengijeBouoenïDecoen/ ais oft eenec nopt
fönöer ©panben en toace getoeefi i öet toeïcfie meöe in öet mM^ S
göeb?upcfielöcfe toas. a©ant / foo top lefen bp
Dion prufeenfis in ö^^H^
töienbe ©?atie / een bie fepbe bat öP öe ^oon ban
Caiiias toaS/
göen tn be neberlagebp Acanthus, cn bat öP i^labe in €D?acien
w^^m
toeefi / ais ÖP toeberom tot SEtBenen göefieert toas/ öeeft ÖP öe
ban
Gallias göe-epftöt öan öen göenen/ öiefebefaten/ enöetSW
cecöte niet anöecs onöecfocöt / als oft öpoocfi öe ^§oon ban cziins^Ltt

!ïaefdfftch(gt;rhfl(gt;fttnigt;higt; / rifif h(gt; iiiapflVmVrrf / arrfrrtïartrtfiD\'ftiötiï\'^\'^^rt

toebec befiomen öeböen. ^ae felfs \'t göeen boo? langöe Utfittmml.0
^•ItS \'^^^^^^Ö^^Pf^^^öoebecen ontogöen toas / oft boo? niet te gB«®^
^ ^ öen / fcjeen ten epnbe göeïoopen te jön / toeröt boo? filagöe eti öJJ\'Lgri
L.u u-D. ban cafatteen öernietingöe toeöecom öefiomen. 3©ant in \'t
VutJquot;- öe boltoaffene te öerfiellen/ toeröt ootfi öie begrepen/toelcfie in öe
öec ©panöen
is. €n fuïcr fiomt upt öet ouöe ßoomfcöe
be3©et
Corneliaöeeftoocfiöetbefiegöeöaen/ enbefo?gö£ öoo? öe ^
genamen bec göenec / bie göebangen
5önöe / öp ben ©panöen
toacen/bec felfbec goeöecen niet anöers betoarenöe/ alS oftöeyy ^
bte niet toeöer-fieert / ter felföer tööt ais
öï» göebangöen toeröe/ an ^(ß
ge|io?ben toare getoeefl.
a©elcfie 25urgerlöcfie recöten / inöten f^se
genomen toeröen / bupten alïe ttoöffeï fouöen / foo öaefl pemanöt^jfjt
a^panöen gehangen toas/ föne goeberen betballen söngöetoeeft

-ocr page 725-

toant Die Bpöm©panbents/ en toeröt ner
S^^oo?QDere6ent/ en aßeöouöen als oft ÖP nteten toare. [^tetöe
rgntöottifcöeaBet/Äamp;./.tt^.^\'.wp./jO €nöetnöien öeoöeneötegeöan^
w/ toeöer-feeeröe / en fonöe ntet anöers toeöer-ferijgöen / als
b? S \'t cecöt öer ©olcften fean toeöer öeöonten toeröen. ^ocönbsp;»

SÖeöangenen goeöeren aen öe göettiepnefcöat-feamer öeröallen / tn? Z Zlt\'
^«n öaer göeen Crfgöenaem en is / öat is upt een öpfonöer tSoomfclje
S?^* «^oö öeööen top öan göeöanöelt öan öe göene öie toeöer-feeeren

öan\'t göeen öat toeöer öeftotnen toeröt.
öftrer öefe öingöen 5önöoo? eerfi öe^laöen en ^ienfltnaegööen/ x r

öieöerfeocöt 3tjn/ (i.) oocft öan öen ©pant ö?p gemaecftt:
üff
Mithridates göefcöteöttoas/ öietoeöerom tn öienfiöaeröepöt
g»öen
5ön/ als Appianusinöe|Eitö?iöatifcöe oo?logöefcö^öft.] om
en rt?^ ö?p-niaftinge öoo? öet recöt öer ©panöen onfen 25urger/ öte ï^eec
jii^Pgenaer fönöer flaöe toas / niet öeeft ftonnenfcöaöelücft 5tjn / göe?
SJryphonmustoelaentoöfi. Haer op öat een ^laöe toeöer öeftomen
S?e/ is nooöigö öat öetn fön ouöe leere oft toaerltjcft öeööe/ oftltcöt
ïJonne. ^eröalöen öaer in anöere faften göenoegö tS / öatfe ötn?
il^M Hlanötpalen 3ön geö?acöt/fal fuW in een flaöe tot öet recöt ömt
ffil^^-ï^ï^ögtngöe niet göenoegö 3ön / ten 5P öat men öaer oocft ftenniffe
göeööe: toantöiemöe^taöt^omen alfoo iS/ öatöP.öerOo?gents/
in N if öat nocö niet toeöer öeftomen iS. ilaer göelpcft een .^laöe f • ƒ •
fcftÄ öerfcöiltöan öie öinsöen / öie göeenleöen enöeööen/ alfoo öer?
SM meöe öan een
ö?p perfoon öaer in/öat/ op öat öp toeöerom öer?
n»n toeröe / niet öan nooöen iS/ öat öp met öat opfet en öie mepnin?
tn^ öeftomen / om onfespöeteöolgen: toant fulcfts toeröt öerepfcöt
toS^öenenöieficöfelfö toeöer-ftrögöenfal/ennietinöeitgöenenöi^
W\'^-öeftregen toertöan een anöeren / en foo
sabinus fcö?9ft: Een yder - ^f;

tea ^ye machten vermoghen van fijn eyghen Stadt te ordineren enbefluv-»nbsp;•

ßj ™aer niet van het recht des eyghendoms oft der beheerfchinghe. ^e

ößT^fcBe 3©eten öeeft öan öitrecötöer©olcfterennietupt-göe/onöett
fiitt r\'^-ööeloopen ^laöen: toant öe ouöe leer öeftomtoöer öefen oocft
^nöececöt toeöerom / göelijcft Paulus ons leert: op öat öetcontrarte
öet?! en fouöe 5nn foo feer naeöeeligö en iniurieus tegöenS öen göe?
«lquot;/öte alle, tpöt^laöe ölpft/ als toel fcöaöelpcft öoo? fpnen leere.

\' L. ah hoßih
\' C. depoßi.

a?^ rJ quot;ae \'t iSoontfcöe recöt fiaöen öan öen göenen öiefe öecloiir/ maer
iièrnL®5*^3mfoen-gelt toeöerom p?efenteren/ toeröen fpöerfia^t toe?
^Äi?^ ö?pöepDt ontfangöen te 3ön. IBaer öefe öingöen fwötplöer te
\'-«uicen/ is öettoercftöanfiecötS-göeleeröen^ 3©aitt oocft eentgiü^ß

©PPP s

-ocr page 726-

bangen^ïQben tot toeöec-feomett mocßtm gdocamp;et toerbm/ tiS
öcïooft üm gpmcn / teïcftencentgöttöt geb^oßen bJaTtSont/ öequot; S
beren naeböfSawn/ mm men ften ban fnbeBrSVt«quot;
Rufusbp een bergabert öeeft.nbsp;w^^i-yijys, w

göeo^bineert: De slaven, oh Bou-knechten van den Vyanden znag^^quot;^.
gnen en weder-ghekeert, füllen haren Heere weder-ghegheven werden,
dien fy met te vooren van den Vyanden verkocht zijnde, in
handelinghe
anderen tot fich gehande t z in. ^i^t f,f,tb n.ir^J\' V/. quot; ., ^

nen^eere/mtbtsbenpiös/ fienejfens beberbetertngÄenöe/^\'^\'\'

xn.

XIII.

L.fi captiv,
^.verv.m efl,
de capt.

Strabo 1 8.
quot;Hovella 3 6.
Novell. Va-
leu.de Epifc.
lud. Troc,i
de hello Van
Cujac. ohf.
lo. L cum.
hca. D de
religiof.

Pïö^^ren ban ben ©Sbt tn-Some^^^^^^^

fiSf/ mIfÄ^?.^^^^nbsp;Pomponius, mfpai^ bjebc^f

tjet feggen uan cicero « nrm» é sign», van Diana Sesjedaoa : Door de
nehjcke vromigheyt van P. Africanus heeftfe mee de ?lae?fe oock de Gog.

L.\'m tantum
de-divif. rtr.

-ocr page 727-

fcamp;ï^y^ wederom verkreghen. €tt Marcianus Ijecöeïöcfet fiCtWCSt bart

/ ntet bat cccßt / toaec öoo? be öcottbt öaet m öups op-
QfiSquot; B^ft / bjßlcbg / \'töups becbaïïen jönöe/ bjeöecom ben lt;©ebec toe-
toecbt. baecom men oocft feggöen moet/ bat öet b?ucöt-ge?
y^^pin banben Mthzt öte toebec göefecegöents / moet toebec göegöeben

L.finger.
D, q-tiibm
mod, afusfr.
amit.

Reg. Confi.
l.lo.tit.zs,
p.z.

öftH^r^l^ baec\'t€rempeï ban\'t göeen Pomponius fept ban\'t Eanbt bat
,toatecobec-ïoopentS i§ootslt;ni|ifpanten boo?be3©etbeco?bi^
bon, be ecaeffc^appen / en anbece ^uctfbictien bte ecffeUjcft 50«/
ÖOö;Jquot;cecöt toebec göeficegöen toecben i öe gcoote tnallec mamecen
Q^y ens / be mtnbec / tnbtenfe ötnnen öe btec Sacen nae be tn-nemtn?
tenfÄeot toecben j öeöalben batbe Contngö cecöt öeeft/ eentleccfe-
bte tn ben lt;©o?ïogöe becïo?en ts / en boo? eentgöecöanbe
quot;jyei toebecom becobect / boo? öem te beöouben.

lt;en bat na be3©etbanHonorius, toeïcfte/öoe?
bcÄrquot; ©anbaïen itfpanien göeïaten
öabbe / nocötans als ÖP \'t feïf?
betfi?-b Öaööe / öe ©anöaïen/ ntet öaööe göetoiït öat öe p?efcciptie en
pfoj^tbge ban öectigö Slacen öen Cpgenaec fcöaöeïöcft fouöe 5ön / foo

rtfc!^^ ÖfieöenCftt/fW^/.A vaientinianus innoveUakge é Epifiopalijadim ■

öi^y öebieöen öat men binnen öen tööt öan öectigö ^acen bepalen faï

bjißt^^\'Söen/ toeïcfte tot göeöucigöeen on-epnöelöcfte eeutoen öetoaect
fpS-^ quot;Pt-göenomen öefaftenöec Ifcicanen/ öie öetoöfen fuïïen öat

Äöat onöec öen ©panöenöecfleten 3ön. ^n\'tconaUe van Hifpa-
ben/^^eitw /tfquot;. qmfl.iL. (©öeïöcft boo? öetoeceïtïöcfte a©et öen ge#
bJech öe öacöacifcöe to?eeötöept öoo? nooöt öec göeöancfteniife
bec oiS ï^^^^t öeeft / naöecöanöt toeöec ftomenöc öe ouöe öefittinge toe?

Uf«j^^egöeöen öjecött Convenit C. extrmfmijjk. De ^r/tfcrtpfmihm vide Cajacium ad
Iffeiirtquot; fP\'\'\'^firipttone so. anmrum.]

XIV,

tefmVfe^ötJönöe/ öeouöeleec Cpgenaecgeen cecöt öeeft öte aen
WuhS / Oft öem öie aen te matigen. iBaec
top öebinöen öateectytS
Öebben fï F^^ulsön upt-göefonöect öie bingöen / toeïcfte öaec geB?upCift

b^t öe coecenöe goeöecen is in \'t genecaeï een contracten ceguï/
Söerpfo toeöec-göeftcegöen toecöen / maec öoo? goeöen öupt en p?öS
om hÄJ göeïöcft
Labeo befe öingen tegens maïftanöecenfïeït. \'©aec^
betihVi^föe oocft becöanöeït 3önöe / toaec öatfe geöonöen toecöen
/ öïö?
^Önbe ft öiefe göefiocöt öeeft: öaecom oocft öe feïföe göeöouöen

P Wen ïm ^^quot;tsec en grager maften fouöe / om öte öingen in boo?raet,,
^^Sha faï. öe o?öinantien ban beeïen ^teöenin öie
tööen tot be 00??

toaren ^ öaerom men te ïicöteïöcfter ötec tn öeeft
^Qjïttrt\'hr^, foo öouöt men bat öie öingöen öaer geD?upcft in ben
öebben / öte top öter boo?en upt
Gallus ^lius beröaeït öeamp;öen/

ÖOCÖ

-ocr page 728-

4- bod) toeîcFîc onberfcamp;epödücter betbaelt 5ün/ foo ban cicero in to^cis^
m bp^odeituuis : tf bacteii / langöefcfiepen/ en mam-fclßp^/

..................................................3s

tn t aen-nemen ban een Jlupfgöeftn mochten tn rebentngbe bonien« S

T Jfi. toapenenenbïeeberenfieböentoeïöaecgebjupcbmben i

göenomen jijnbe/ entoiecben met toeberom göeßregöen/ ombat S

toapenen berlo?en ; ^a felfs toierbe fulcbs boo? een fcöelmftucb
öen
/ als boo?gaens upt öei|t(ïo?ten blöcbn €nbe tn befen toerötJSä/
göenomen bat öe paerben ban be 3©apenen berfcöillen / bat een Äj
fonber fcöulöt ban ben ßupter/ öan toecö loopen. CnbitonberPÄ
ban roerenöe goeöeren/fcöönt öat fön göeb?upcb geöaöt öeeft in
tîen/ onöer öen lt;©ottöen oocb tot öetpöen öan ßoetius toe toant öie
Itlarenöe öe
ropica ban cicero, fcöönt ban bit recöt alfoo te fp?eß^w ^

\'t toelcfte tot bienbagötoenocöfön ßracöt öeöielt.

X V. Haer in be bolgenöe tööen / inöien anöers niet eeröet/ fcÖönt
J\'Ä\'^^^\'^^^^J^PS^^^^^Öööenomentejön* 3©antöieeröaren 5önin öeÄV
. S Z. «n en coftupmen / leeren öoo?gaens öat betoegelöcfee goeöeren tfiij^t
ber gljebregöen toeröen; enften top tn beelen paetfen bat fulcßi^quot;
Lab bofi,b. öe^föepengBeo?bineertisgDetoeem loecißaGmuir^n Jd
jlacr öte goeöeren/ toelcbe nocö öinnen öe paletten befitttnöÄ
i} seb?acöt3ijn/al3onfeöanöen©panöenaettgetaffet/enöeöoeöertöÄ
. =. om abeen toeöer-briiainfle / om ïiatfo na^ \'t rorh^ hc nt^^x^ri^ti naît

f^ii^f;. omgöTentoeöer4frögiS

r quot;ÎVI? «iet öeranöerten 5ön. €n öegoeöeren öie öe 5Öti
iLfj/i. öers oft^trupcb-raoöers onsontnomen öebben/en beöoeöenoof?m

hojies, amp;i. toeöer-brugtnge/foo Uipianus en iavoienu5 aööiferen/omöatÖ^%gt;f|t

de capt
pcßlinv.
pratis eod.
tt

oßes, amp;l. iDi\'uiT-tfiyyuiüt/ |ÖÖ UJpiamisen lavoJenus aöötferen /omöatlis^^\'\';/-1t
.atron^sD. feer ©olcbeu öacj ntet bergunt nocö toe-göelaten fjeeft / öatfp

ban epgöenöom fouöen mogöen beranberen; baerop öie ban ÄLs
i«» eod. lieunenöe/ öeööen
Haioiefus, toelcb öaeröeEee-rooöers/ en

\' e^öen / maer ntet als ban öem gefcöoncben / aen-nemen toiH^n^ C^n
De epgenb?tef ban
Philippus bp Demofthenes.] baerom öe goeöeren^^
fooöantgöen onsontnomen/ bonnen/ toaer men öieöinöt/
supra ub.i. aengbetaftet toeröen; öeöalöen öat topon een anöer alaetfe gO^^quot;\'-;
dj^
enbecßaen öeböen upt öetnatuurlöclie c^cöti öatitiïnöenglMÖ
tot
funen fiofien \'t beftt öan fulcb goeöt bebomen öeeft / foo beel
toeöeromtegljeben/alsöeaSpgenaerfelbergaerne öaer aenfauöe v
be^iUen te bofle leggöen / cm fön goeöt toeöer te öehomeit.

X V II.

Lti.n lit.

-ocr page 729-

ööemeen öejle / tnfonöeröept öaer tre ftoartsBepöt foo groot tS
ijpquot;15quot;eoeöt toeöerom teferngö^n» ilaer öte 3©ctenfalöen
[Sa?r®*Öeemfcöen nietöerötnöeren/ öaer goet öjeöerom te öefeosnen.
bZ^HUcfes tneöe Dp öen ©enetianen göep?afttfeert öseröt/ öltjcbt «pt

öan Fraxinus Caraeus, tom.i!^

hath^ tsJmeer te öertoonöeren/ öat öe i^oomfcöe Stetten göetupgen/ ^ v 11
ÖEtS^^Ö\' toeöer-ftrögingöe plaetfe geöaötöeeft /ntet alleen on^ ƒ;
Wfb ®Panöen/ ttiaerootbonöer öen J^omepnen / en3©töeemfcöenL »s!
oulKen. IBaer top öeöben op een anöer plaetfe göefept / öat ölt nocö f ^^ ^ t j ■
QhÄffelenjönöanöletollöeentooefleeeutoe/ als öegöetooonte öet^
«h rjf eien öan öe menfcöelpcfte göefelligöept en öurgerlöcfeen omganclt
öertX^epnfcöap öaööe öeröooft en öeröjucbt. ^eröalöen oocb onöec
Wß}g®Hfeeren öte göeen openbace lt;©o?logöeen boecöen / toas een onge^
ma!fP^ö?pöept banlt;©o?logöe onöec pacticuliecen / als oft öie öoo? öe
lltPHjfïe en göetooonte felfs öaec aengöebunöigöt toas: enöe op öat öie
ftjfeJJf en ongöebonöenöeptniet becöec upt-öo?(len fouöe / om öe men^
ftflctt ^^ / iS onöec öaec goet geöonöen öe JSecöten ban öe men

ir.

Mmif en ^ee-coobecs plegöen bectoo?pen tc toecöen. fcöönt öat
bat ih ^ recöt öeeft in becfcöil ge(taen/oft öe gene öiebaneen bolcb/
ons in becbonöt (ïaet/ inffaöecnpejpn/ toeöec te öupsgöebo^
aiffiftS\'^^e/ööo? fietcecfit öectoeöec-feeecingfie tefiups guamen. 3©ant
hlnbsp;öefe b?agöe boo? in \'t 125oecfi ban öen (©?ateuc. €nöe

Conin GaHus Elius alöUS: Met vrye Volcken, en Bondtghenooten en
itigf j houden wy het recht van weder-krijginghe foo, ghelijck als
aen
, of jKaoden. ^aec-ctt-tcgenfept Procuius: Ick en twijffele niet daer
^ Bondtghenooten en vrye perfoonen ons vreemde en uytheemfche

bet tÊ toacen gemaecbt/ alïeen om öen openbaren lt;©o?logfi tec ne^
jligjißjfösen / Oft te becfioeôen en boo? te feomen / bat be felfbe in feom-

r«tîipr,7„ »quot;««cinotencaer luicHeoecDonuen roaien /

faec tot ons feottien fouben / upt gemepne naem bec=
^fienS?® b?p- gficiepbe fiebben fouben / bat ais ban fiet bangen toecïj
^^ntK\'^iöquot;^^/ ootfe fiet toebec-feeecenop-fiouben foube. €n
fulcfes
eeni?»? Pomponius bîii te bec(laen geben / als fip fept : indien wy
»»ochy * olck noch vrientfchap, noch onderlinghe herberge cn intocht,
^^Ççti wa ü vrientfchap te houden, gemaeckt hebben, die en zi jn wei
tnenfch \'nbsp;komt, dat werdt het hare, en een

^^ gt; Bn he r^pjnbsp;ghevangen zijnde, werdt oock hare fla-

lelfde ghefchiedt mede, indien yets van hct hare tot ons gekomen

Q^qqqnbsp;is :

-ocr page 730-

weder- krijginge, tttoet met een aenöangöfeï berbuit toerben aïbus^/ Zw
ttietbengöenen/ metben toelcben topberbonbtban bSb^^
nen.nbsp;«

»eciot onj^ntpben isnietaïïeen onbec ben Cöltftenen/ mae^SS

vfÄÄ

met ^ee-rooben tegöens a«e anbece natiën göetooon is te tooeben/ji

boigöenbe ais fp ban anbecen toebec-göenomen toacen/gftetoo^benS
pbecgöenec/ btefetoebec genomen ^bberfnbSS
grgaen\'tgöeentopöier boomen göefepbt öebb^/ bat tot befe

X l X.

Ihd.üb.I.
decep. cap.

^rbebXftoÄ^

//(f

-ocr page 731-

Het thiende Capittel.

Waerfchouwinghen voor die dinghen, weicke in

on rechtvaerdighen Oorlogh ghefchieden.

Ve\'iktf j % giiefeydt weidt: dat de fchaemte
ll. sZi f gheen dat de Wet toe-laet.

Wy vj, - ^quot;dt ghepaflet op die dingen , die
j ben. quot;^^chtdei volckeien ghefeydt heb-

I V. Wie dat hier door, en hoe verre fy tot we-
der-gheven verplicht zijn.

V.nbsp;Ofr de goederen in een onrechtvaerdighe
Oorloghe genotnen , moeten wede »ghege-
ven werden van den genen diefe ghenonnen
heeft.

VI.nbsp;Oft oock niet van den ghenen diefe heefc
en op-houdt.

Vaetjjjnbsp;inwendighe onrecht-

eeti on \'\'\' ^wi^echtvaerdigh is , quot;t gheen in
quot;^^chtvaeidighen Oorlogh gefthiedt.

5 Cfe moet mött cours toeöerom te ruggfie fetten / en öenemett i.
; ben göenen / öte lt;©o?Iogöe öoeren/ öp-nae aUes/ öat tcfe fcfieen
^ JÖaergöegöeöen te Öeööen / maer öocö ntet göegöeöen öaööe.
bet ïC, 3ïDant als tcfe eecfï öeööe aengöeöangöen ött öeel öan öet recöt
feutS\'^^^^en upt te leggöen / öeööe tcfe öetupgöt / öat öeele öingöen göe^
iJéen^^ben recöt te 3ön / oft geoo?loft / en ö?p te jïaen / om öatfe foo ge^
9enhVÏ|»^ben/ öatfe ntet geftcaft toeröen ten öeele oocfe om öat öe ötotns
pinrteiJr^\'^^fBts- öancfeen öare autöo?ttept öaer toe öergunnen / toelcfee
15p h!?P*^Btans / oft öupten öet fpoo? loopen öan öen regel öes recöts/
bete wT^eHaetn öet nau göenomen recöt/ oftm\'t göeöoöt öanan^
^ïeithl öööen; oft öatfe öepltgölöcfeer en met meeröer loföpöenözos

Gh

T\'-gh

■gelaten toeröen» SMS tn \'t (i:reur-fpel öan seneca pyrrhus fept *
^^^ghens fpaert gheen Wet j noch hindert die te flraffen :

ec tïÉtW ÖOO? göeen öanöt öan recöt/ maec all
©gwf/bte öaer toe öerfocöt toieröen/ öejionöen. Quintilianus
-igiig ■ ^^ Crediteur en komt, behoudens lijn fchaemte, anders tot dea
K\'^^en s ^^\'\'^quot;quot;eer hy van den fchuldenaer het fijne niet kan weder be-

Jfcetïithï».s Öfen fin en mepningöe fal men öebinöen öat öicfetotls
^^\'diüs r öigöepöt enfcöaemte bp ben anberen göeboegöt toeröen.

De

alleen öoo? fcöaem-

O

ITi\' f^J

^^^lan ffft^ hadde noch gherechtheydt niet verdreven
van alle Goön op aerden was ghebleven ^

-ocr page 732-

De fchaemt in plaets van vrees de Volcken hielt in tooiö.

amp;peribm.nbsp;Helïodus :

De fchaemt men nergens vindt: uyt is het gulden recht *
Den vromen onverbeurt de boofheyt onder-leght.

Placo in \'t I z Göeeft ban De 3©ettett: De mede-gefellinne quot;quot;Jf\'it^
werdt rechtvaerdigheyt genaemt, cn dat met rechr. lt;Êtt OP eett
-Trougora fefp?eecRtöe feïföe
Piato alöus: Godt vreefende dat het gantfche cfjr-
tmVIfid.\'gheflachteraochte vergaen, heeft den menfchen ghegheven o®--,(,tii
vaerdigheyt en de Schaemtej vercierfelen der BurgerfchappeHj cn . jjj^fS
de vrientfchap t\'famen te binden. lt;gtt Plutarchus nOemt Op öfieïÖC® ^jjcaf\'
deScbaemte een bywoonfter
der Rechtvaerdigheyt. Dionifius H . jgf^

Titt Thefes.\'^^\'-------------------------..nbsp;—------ «■erP^quot;\'

Ltb. 6. naOenfis toeröen te famen öBeÖOeoDt/ fchaemte, goede gratie, en

^00 öoeoötjofcphus oocft Öp Öen anöeren öe schaemteenöe^ ^^it
z
heydt. ©ocft pauiusöefïecBts-oeïeeröeöoegfitSetnatuutïpcft
V. de rüH te fcSaemte öp maïftanöeren. Haer cicero onöerfcfiepötöeïiWj»\'^\'* ïiÉf
quot;Ac f^Oen öe iSecïjtöaeröigfiepöt en ^cfiaemte aïfoo / öat Sp fiet anjp* ^^
TJb.z. de ha recötöaeröigfiept fleït/ öe Henfcfien niet te öefcfiaöigen/ en öer If^
te öe felföe niet te öerfloojem Jliet Det öerfften öat top upt seneca
öp-geö?acBt/ftomt toeï oöer een öes feïföen feggen in fün ^m^^f \'M [

fCÖJiften; (I.) Hoefoberen rechtvaerdigheytlit, nae deWetgoetje
hoeveel wijder ftreckt fich den reghel der plichten, als des rechts
dinghen vereyfchen de Godtvruchtigheyt, debeleeftheyt, de mildigquot;®^ j, ^e
rechtvaerdigheyt j hetgeloove en trouwe? welcke deughden alle buV\' pj
pubiijcque tafelen der Wetten xijn. ^aec ttten fiet öat fiet teCÖt
recötöaeröigöeptonöerfcfiepöen toert / om öat bp öoo? \'
t recfitjjej^j^rt
Lib.i.dede-\'t geen inöeopenöare ©ierfcftaren inftoangö gaet. feïföe öetj^^n-
v^mt cup.it. fuK^^ treffeïpcft op een anöer pïaetfe/öoo? öet €jt;empeï öan öet jg* j ^ic
recöt oöer öe ^Sïaöen; In een Slave moet men bedencken,

niet hoe v- ac

wel mach lijden fonder aen hem te verbeuren , maer hoe veel u toc-^^^jgii
nature van\'tgheen billijck en goet is, welcke gebiedt oock
de ghene die ghevangen, en voor geldt ghekocht zijn. lt;jgn öaet:n«j;,ajf
hoe-wel teghens een flave allesvry ftaet te doen, foo iffer nochtans ye^ j^^r
het ghemeene recht der levendiger dierten verbiedt vry te ftaen aeii

fche te doen. gin toelcfte tooo?öen toeöerom flaet aen te mercften »L^s\'
fcöepöen öetepcfteniffe öan öet tooo?öt vry ftaen, ö\'een upttetïpf»\'
öereintoenöigö*

[Vermeerderingh.

i.) ^e feïföe Seneca, rfe few/./iè.^.

hebben gheen Wet, noch ghevengheen klage en aenfprakevoor ^f^^et^c\'j*
welcke deghewoontedes menfchelijcken levens,
krachtiger als ^f.i\'
aenkydinge geeft. Quintilianus in
öe ^InflitUtieöer lt;i^?atO?en/j\' ^ ^tsf
Want daer zijn fommighe
dingen die van naturen nietloflijckeo*\'Jj^g^jer»
door de Wet toe-gelaten, als in de 11 tafelen ftonde het vry des Schquot;\'
lichaera onder de Crediteuren te deylen, welcke Wet de geineyfl®amp; jc^

-ocr page 733-

verworpen hecft. Cicero banößptcßtetl/^.^.

als öe ^pouofa^

wc3©etten/ öoo? foo öeelfpöe faften met öer Danötfionnen grij-

fp met öernuft enberftanöt ftonnen

©an öefelföe mepningöe IS meöe öe onöerfröepötngöe / hjeltfte Mar-

foer¥ ^aetftte tnöen isoomfcöeni^aeöt: Daer en komt hier met te onder-
in 11 wat dat ick gedaen hebbe, welcke het recht der Oorloge befchermt
tß^ wat ick den vyanden ghedaen hebbe, maer wat fy moften hiden :

ArS^tß«/ nae ölllijcßöept en goetöept 3|et felföe onöerfcöepöt öJölt oocfi

Lib.i.

L, paßlim.
in pr. D. de
capt.

E^iß.n-

Om.\\s.

ghL\'^\'^ ^^aghen niet foo feerover de ghene, welcken ghy in den flagh om-
hebtj want ftilcks ghefchiedt haer eeniger maten met rechr. ^00

ijja? oocft felfs öeïloomftöeïSecötS-göeleeröe/ öat fpöicfttoiisopeen
5SS? \'^ecöt öan göeöancftentffe noemen/ öat noemen fp op een anöer
en ongöelöcfe / en (lellen\'t tegens öe natuurïijcfee öillicfe^
fiïii Seneca fieuöe op \'t göeen öat öicfetoils gfiebeurt / fepöt öat öe
.^«em öan(ïaöefpnoo?fp?oncfe öeeft upt ongöelöcfe oft oöerlajl. u-

«jj nieöeöe^italianen/ öeöouöenöe\'t göeen fp öoo?lt;©o?logöe öie öan
KWen ontnomen öaööen / öjeröen göenaemt öarönecfetgö om öet
TOt te beöouöen.
DionPrufaeenfisgfiefept öebbenöe / öatöe gene bie
bii ^\'^söegöebangöenjön/tot öen öaren bjeöer-feeerenöe/ öare
flav • ^eberferfigen/ boet baer bn:
Als die door onrecht en overlaft in
geweeft zijn. Laétantius
fp?efeenbebanben^ÖilofopÖeni W
ioJHquot;teten ban be picöten totben örögöS-öanbel beöoo?enbe/foo en
wamp;S: w gantfcöe reöen niet göepaffet nocöte tot recötbaerötgöepöt/
tg ^öt bjare öeugöt / maec alleen tot öitleöen en burgfierificfee mante^
hmnbsp;fept terflont öaer nae / öat öen oberlafl en öet onrecfit ban

wg^i^epnen te recöt isaengöeöaen. [USaec Auguitinusinben biec^

IT.

Liv. Hb. 16.

i.Tfflit.

biii^^Ötb?iefaen Marcellinus: Ende hierdoor foo die aerdtfche Repu-
jjjcque de Chriftelijcke gheboden onderhoudt, foo fal den Oorlogh felfs
SpI^^®quot;\' werden fonder goetgunftigheyt. ^e felföige Öan becfcfiepben
io„7^öOUöingen öec tock
l By de ware dienaers Godts zijn oock de oor-
gen felfs vreedfaem.1

IIL

tcthJuiSenbigöe oncecfitbaecöigfiept alle öaöen en bjeccfeingljen on^
IsjetßnhÄ^ 5Ön / öiebaecupt boo?t-feomen; fulcfes bat be gfieneDie
quot;^»««be fuicfee baben beccicfiten/ o ft baec toe öelpen en tttebe toeccfeen/

-ocr page 734-

m beamp;eennaöc tot fiet rijcbe öer Mmulm ntet fiometi
öe toare öoete en öefeeertngöe /inöien öet öe töS toe

ïen öaer 5ön/öerepfcöt in alïec manieren / öK ööi

SJf ? fl^^li V^ met öooötfïaen / \'t goeöt te öeöeröen
öet feïföe toeöerom öergoeöen moet. [Num.^rSeron;m;s\'\'aenR«\'^i:

^^^ H ^^^ toeröt niet upt-gfieS/ Tnöi^m«^^^^^^
ïestoeber-gfjegöeöen toeröt: Auguftinus aen viacS^^ ^^
öïeneensanöersgoeöt / öaeromöatgöefonöiS / kan v2et*
öen toeröen/enöe en toeröt niettoeöSegft^^^^^^^^

^^^fS^IS?^quot;/ ööeöepniï. cS^yoitS^

Ion,2,10.

Z-iij-ü prurcc-
ptore/M legis
fr^cepu
bcnte I (S,

i v.

Sylv,in ver-
ho helium p,
ï.n lo. eir-
II.

Covar, d. ff,
2. « S.
LeJJ\\ nb.z .
C.I3. 4.
^dde 1. vul-
palis § fi
dm 1). de
frynis, Sylv.
d. loco n.io,

V.

VafqJibA.
onlr lllaflr
\'\'■af 9, n.ij
Molin. difp

vero.

\\ r ^ ?P?euctte/ Efais cap.58.r6.7 tódtöeïJ
^n öer
Niniviten Coningö een ©afien upSSS^^^^^

re öanöen öan i;ooffüïïenontïeötgU/Km-^^^^^^^

nenöe/öat fonöer fuïcfe toeöer-göeberöe öoete

3iJtn €nöe aïfoo fien top öat göeöoeïen niet Sn öe
IBaer tot toeöer-göeöingöe m göeöouöen / öoïaftenö \'t mm m

gfjemeen öanöttfiucfe opeen anöerrpïietfïïerMS

S\'Sïfgtwötersöer(©o^ïogöe/\'tSliScïfbanm^^^^^^ oft»quot;quot;!

lt;©o?ïogö pïeegöt teöoïofien; fL

j.Cor,6,!o,

-ocr page 735-

fOüSSïfl?^quot;* ^^^ öat De ©oïcfeen bte tn bjeöe fttten / pet feïtersÈ
öftc frinS / öat fp bolsööen / en ntet tegens öat\'en totUe ni De
cen hS^ SÖebjtcöeït toeröen / foo toas öaer toe genoegö Öet inöoe^
fpjofe^Hï. Lquot;P^^^quot;ötgöeöeöeerfcötngeen epgenöom / öaer top öan ge^
^inaKf^ï^quot; / niet öe intoenötgeöerötntemiTe öan toeöer-ge?
ïetieS rSfüH^®®quot;- CnfuleöSfcöönen öe feïföe 38utöeuren te o^ötne^
feörrftiSE^öoelen tn \'t recöt öer göeöangentffe öan perfoonen. baerom

clen^quot;®eSatnnitersÖp Livius: Wy htbben de goederen der Vyanden in
Wecigj S\'ienomen ,nbsp;door Oorloghs rcchc de onfe fchene\'n re zijn ,

quot;ïRrefiüwlnbsp;fe zijn, feggcu fp/ om öat öte #02ï0geteas

kööpH ïfötgö göetoeefi / \'ttoelcfe öe ^amniters al te öoojen öe|ient
ö?ooh ^ ^r^ ^^ ^^ öefen
ntet ongöeïöcfe/ öat upt een Contract fonöer öe^ f^f^ ƒ
a5ofKquot;6öegaen/ toaer in eentgöe ongeUjcfeöept is/ nae öet recöt öer quot; \'-
QÖeoïttViSP^^ï^et eenigöe öermogentöept om te ötoingen
öcn göenen öie
te mv Jh;^Öeert öeeft / om öet contract
te öolöoen: en nocötans öes siiet
nae öenbsp;^^^ ^^^^ öeöongöen öeeft aïs öiïlycfe is/ is geïjouöcn

ban een ö?oom en lt;0oötö3ucöttgö menfcöe / öe fafee tot ge-
|yeptteö?engöen.

föKff öteöe fcöaöefeïfSniet göeöaen öeeft/ oft fonöer eenigöe v r.
baer JWniöt geöaen öeeft/ maer eenigö goet öoo? een anöeren in onrecöt-
^eöeiS \'^ojïogöe göenomen / onöer ftem öeeft / ts geöouöen öe felföe v;de r^pra ,
baec® ^^ göeöen / om öatter göeen oojfaecfee is öie natuurlljcfe recöt-
ieöjtïï® 3p / toaerom öe anöere öie fafee fouöe moeten miffen / nocö
fm
• 9öe/ nocö fön guaöeöeröienfie/nocö bergoeötnge. ^aeris
^e: Maximus een göefcötebenifTe niet göeöeel öieemt öan öefe fa^ Ltu.cap.s.

beley^j quot;Roomfche volck, fept ÖP/ ^Is P. Claudius de Camerinen door fijn
kocht h2j?^quot;voeren ghevanghen zijnde5 opentlijck onder de Spieffe ver-
\'ïare pat vermerckten fy fchoon dat haer Schat-kifte met gek
verrijckt,
^e Veidflanderyen vergroot waren , nochtans om dat haer docht dac.
lt;ieg[, quot;^verftein datftuck ntet al te getrouwelijckgehandek hadde , heeft
\'ïietgrootefórghvuldigheyt op-ghefocht en bevrijdt , en dè
Wederom ghegheven.
(i.) ^00 iS OOCfe öen PhocenferenijOOI

li

ölijcoSÏÏf^^^n öecreet öare ö?pöept toeöerom göegöeben / oocft öte piu
itaec be T - / en öe Sanöenöie öaer af-göenomen toaren. €n öaer
öace hLftf ö^e ban
u. Popiiius öerfeocöt toaren / jijn toeöeromin nh.i %.
^ÖebST^ öefielt/ öen genen öiefe gefeocöt öaööen/ljaer geit toeöerom fr.^\'^-
beflelt öat öare goeöeren öaer fouöen toeöerom glje^ ■
fe^rnbsp;öe peirefiaenfcöe Crtracten ban
Diodorus sicu-- •

^^enS\'l^\'öeBeeft öen isaeöt meöe oöer öe Abderiten oefïoten / boo?

Uh. .9.

Lil,. S.

JpHnbsp;göeöaen öeeft/

PlSfJw?!?® toeöer öefeomen/ bolgöensöet göeen op een an?
^^«etteb$rfeiaertiSt i^aertnöien öe öefitter ban \'t goeöt öupten

fcöulöt

■-trecfeen/alS
/ öat ÖP öe göenöegö-ööetoan^

-ocr page 736-

fcïjuïDt sljnamp;e / m feïföe becteert / oft becöanöett eti betrb?eetnamp;et D/Ä
ett fal ÖP betber ntet sbeïjoubett 5ijn / als boo? foo beel öp baet^ boo?
gljeacöt toet:ben betrröcltt oft bet:öetectte jpn»nbsp;_

[yermeerderingh. (i.) Antonius geeft be €p?fet:S ÖebtOOnsenWequot;j

om te göeben \'t göeen fp ban öen ^oben öaööen: öe menfcöen ban
berboföt / Öeeft öp göeöoöencebecloffen / öe goeöeren öaren leeren » ^
berom te göeöen / Jofephus tn \'t 14 »cfe ber ouöe^tfto?teni ^i®^/
öeeft öen §partöiers öaregöebangöenen toeberom gegeben/en öen ojL
om bat öpoo?fabe toas getoeefi öat öe i^omepnen öen b?eöe fouöen^
ften/Herodianus tn\'t epuöeöan \'t 14 25oecamp;» (€urcft USaöumetP.^^,
geöoöen te berloffen be gene/bie tn be ^tabt st. Maria toaren/tn

Chalcocondylas j tó.j).]

Hettlffte Capittel,

Matiginghe ontrenthet recht van doodt te flaen

een rechtvaerdighe Oorloghe,

I.nbsp;Dat in eeti rechtvaerdighe Oorloge fommi-
ghe daden geen inwendige rechtvaerdigheyt
hebben , \'t welck veckJaert wetdt.

II.nbsp;Vl\'ie dat nae de inwendighe rechtvaerdig-
heyt mogen doodt gheilagen werden.

III.nbsp;Dat niemandt om een ongheluck met
recht mach doodt geflagen werden , gelijck
die ghedwongen de paftyc moeten volgen.

I V. Noch om een fchuldt, welcke ongheluck
en bedrogh tuflchen beyden flaet,wiens na-
ture verklaert werdt.

V.nbsp;Dat men de Autheurs van den Oorlogh
moet onderfcheyden van den ghenen dic
volghen.

VI.nbsp;Dstmeninde Autheuren felfs moet on-
derfcheyden de bewijlTelijckc oorfaken van
deonbewijlTelijcke.

VJ I. Dat men oock dickwils vergheeft den
Vyanden die de doodt verdient hebben.

VIII. Dat men foo veel moghelijck is , ver-
hoeden moet dat oock buyten voornemen
de onfchuldige niet doodt geflagen werden.

I X. Dat men alle-tijdt de Kinderen moet fpa-

ren , oock de Vrouwen, ten zy \'^f ^^r\'
groflijcks mifdaen hebben,en
de oude
nen.nbsp;Jja

X. Dat men oock fparen moet deghf^\' ^fi
alleen de heylighe dinghen beforgh«quot;^,
met de Üudien der gheleertheyt omg®

X I. OockdeBou-luyden.nbsp;.-vke*

X II. En de Koopluyden, en dierge«^\'

XIII.nbsp;Deghevangenemede.nbsp;„bÜ\'

XIV.nbsp;Dat menfe moet aennemen Jp.,
lijcke conditiën haer willen over-gn^g jJ\'^

XV.nbsp;Dat men oock fparen moet de gi\'

fich fonder conditie over-gheven. . ^iiquot;\'

XVI.nbsp;Dat defe dingen alfo waerachtigquot;^,^o£\'
ten zy dat daer een groove mifdaen ^moe\'y
gegaen, en hoe men fulcks verftaeo^jg

I,

Lticantu.
Offic. I.
Oßc,l.

XVII. Dat men mlt;t recht de g^en^^^P
daen hebben,ortide menighte fpa®\'
fchoont.nbsp;0)0«\'

X VI n. Dat men de Gijfelaers tbequot;\'
dooden,ten
zy dat fy felve mifdaequot;\'\'gt;,t f^clt
XIX. Datmenvanaüe oanutghevec\'
moet onthouden.nbsp;.

lt;©cö foo en moet men feïfs t\'n een recötbaerbfgfielt;2^o?ïo0^ ^

toe-ïaten\'tgöeenöpbe^oêetgöefepttoeröt:

Die een verweygert recht, die geeft hem \'t al in

.\' .:\'-ofp?eeCfttÖeterj Daer zijn oock eenige plichten die tneom^^i/f\'
derhouden, oock teghens die ghene, van welcke ghy veronghel
Wantdaeris een fekere wijfe en mate van wreken en ftraffen.

-ocr page 737-

Rccht des Oorloghs cn Vredes, 6Bi
^Ööen öer ïlomepnen / aïs öe uitgangen öer lt;©o?ïogDeti

hebbe ^nbsp;/ oft nooötge. seneca riOemtfeÖ3?eeÖe/ die wei oorfake 2. deciemm.

ftj-i 3 fe ftraffen , maer gheen mate en hebben. Ariftides tn fin t Leu-

Sïitt 7 L^r^ mogöen göetoïfl\'elötfe / iae f? mogöen oocö onrecötöaerötgö
Ooi hi«nbsp;b3?eften / tnöten fp öe mate te öupten gaen. 3©ant

^ fitaffen öoo?t-gaet tot öet gene öat onötllöffe ts/ts öe ttoee^
(liufgeu^öa^^^^^nbsp;Sïlfoo öeeft nae\'too?öeeröanovi-

quot;De TokU
Ehg p.

ö?agöen tn fefeere lt;2^?atte öan ifocrates, oft ootfe öHlötfe

öJteöJpfelfs5ön/ entoeitfee
tt^ate en recötöaerötgöe toöfe öan fitaffen jp. Mmos toeröt öan

PeruusgDgpjgiet,/ïjijj

W^lckhv verwonnen had\'noch billijckheydt betoonde,

^^öOtfe Ovidius:

quot;^^oyt door Wetten ftraf ghevanghen vyandt hoonde,
^er fteld\' haer billijck recht, als een rechtvaerdigh hooft,
L^odts vrucht in armen oock j en vyandt werdt ghelooft.]

f ^Sietöet göene top te öoo?en göefepöt öeööen/ ovidm u
öettfnh ^ ^n öe fp^ewtfeen
Auguftini, toan öerCö?tfienengoet? «
öcbbe öept / feifij tn ben lt;©o?logö / öfe top retöt öoo? öenen öp-geöiatöt

•quot;aciegQ Vnbsp;gt; ^ Poiit. Mp.^. beröaelt öat men tot Theben, en tot He-

^quot;Süftn Lnbsp;waren. ^«iToe üeicguiüiBDi UI i feiTue \'^oerH

ÖP tn \'t firaffen ban be oberfpelen befatötmoebtgöept ber
^ vweren eit fön epgen 3©ettenlsteb«pten gegaen»
luvenaiisfeptï

f•nbsp;^^ alder-grouwelijckfte Vader-tnoort werdt

y^lcatinfu ^i? ^^^nbsp;Menfche gaet. ^e Bepfet M. Antoninus, fOO

f- ^e ve r\'^Ö^^Ït ttt \'t leben ban CaffiusIck fal aen den Raedt fchrijven,
j quot;quot;^nninghe niet te fwaer en
zy, noch de ftraffe te wreedt. Aufonius

Ammia-

ftraffe fwaerder dan de mifdaet fcheen te wefen.

ïi r r c

-ocr page 738-

Ammianus, hh.2ff. Men heeft grooter wreedtheyt tegens veelen jLf^

als wel de vergrijpinghen, oft mifdaden vereyfchten.

fe ts oocfe Öp Agathias,/«è.i.]nbsp;».^rtrttÖ^^

^ocB toanneec fiet öooötflaen cecfitbaecötsfi ( toant Ötec öan
tentopöestnnen) ineencecötöaecöisöe ©oilosöe/ nae öeintocn»jj^/
recötöaecöiööept/ en toanneec niet/ fean öecflaen toecöen upt ötepu\'».^^
öie öan ons in\'t eecfie cap. öefeS25oecfeSöecöanöelt 5ön. »«t?»
feöieöt öat pemanöt met opfet en öoo?nemen aöeöooöt toecöt / 0Tamp;
ten öoo?nemen. iBetopfet en öoo?nemen fean niemanöt cecötöaecjw^^v
lijcfe ööeöooöt toecöen / alSof tot cecötbaecöioe flcaffe / oft öoo? fOquot; ^^
ais top fonöec fulcfes te öoen / onfe leöen en onfe ooeöt niet en feottjfio^^
fcfiecitten: al-öoe-toel om öecaancfeefejcfee goeöecen een menfcöe if ^f
öen / oft toel öan öe nautoe en engfie genomen cecfitöaecöigfiept ï»jJ ^
toficfet/ foo toficfet fiet ÖOCÖ af öan öea©et öec lieföe. IBaec op »J pt/
flcaffe cecötöaecöigö 3? / foo is nooöigö öat öe göene öiegeöooötw«%{i
felfs göefonöiööt öeööe / en öan nocö foof toaeclpcfe / öat fulcfes;
ötllöcfe Kecötec met öeöooöt ittogöe geficaft bjecöen. ©an toelcp\'V
topöiecnute!tiinöecfullen fp?eben/ om öat top öouöen öatöetöjftis
öes öalöen men öeöoo?t te toeten / in öet cap. öan öe flcaffen geno^y-\'
öecfelaectenöecöanöelt.

ï 1.

VtB. de jurs
bellt n-iS. amp;
4S.

l II.

ais in oo?looöe fooöantgöe^upplicanten) öeböen top onöecfcöep^r^
fielt tuffcöen ongfielucfe/ en oncecöt oftobeclafl. Gyhppus b?aeamp;it/
plaetfe/öte top alöaec upt
Diodorus Siculus öeböen begonnen te / ii
onöec toelcfee
fo0?te öie ban 2Stöenenbeöoo?engöecefeent te toeco^f
toeten/öec ongöelucfetgöe/ oftöeconcecfitbaecöigöe:
en fept öan

cecfit nocfieentgfieobeciaft getecgpt nocfigenecgtitsonoe/ ou? \'\'^/féitiï\',
cacufen oo?logöe öaööen aengöeöaen: öaec upt öP befïupt /
ban felfs upt epgfienecbetoegiitgöe öen #o?logö öaööen
aengenj» ^n
öat # öan oocfe belKio?öen te ö?a0öen öe fcöaöen en ongeiegent
öen #o?logö» €en ccempel öan ongfielucfeigfie 3ön öie gfiene/^i 0
öec bpanöelijcfe geiitoeöt / oft ntet uptpacrpfcfi^ bp öen ©pat\'.Jrn/ijiJ?\'
fioeöanigeöe istfieniettfecs toacen ten tijÈ^ ban öe ^itfi?iöattljy j a«\'
logfie/ ban toelcfee veiiejus Patercuius aiöusfp?eecfit: indien

fcn tijde van rebellye , in welcken Athenen van Sulla is beoorloght g ^^^c
den , den Athefliefifereö wil wijten en te lafte Iegghen, dieis te ^^^^ •gtief
tende der waerheyt en der Outheyt. Want der Athenienferen gf troU
toe den Romeynen is foo feker en vaft gheweeft, dat tot aller tijde
j ^„QfiiCf
faken , wat ter goeder en oprechter trouwe ghedaen werde,, dat de
nen daer van feyden en roemden, dat fulcks op Attifch ghtrfööVé ^^
ghefchiede. Maer die menfchen van ellendigher conditie doen
penen van Mithridates onderdruckt zijnde, als fy van haren y^iC %
nomen waren j wisrden van haren vrienden beftormt:
en hadden li

Lib. z.

-ocr page 739-

iiej^^^.S\'^^nioederen buyten de M^allen, maer hare Lichamen den noodt diequot;
vius nr»quot;^quot;^quot; ^^ wallen.
MtMz ïactfïe tooo?öeii ßontim fcDönen iipt Li-

«/ öpöen toeïcèm indibiiiseen ^panjaect fept / öat ^^^
bpö?Äquot;^Ö®^*quot;^Pöe Cactfiagintenfet:s/ itiaec fijn Berte engemoeöt

ryj j\' ^r* ^\'ë-jnus : ue aeraeti;tis 3 m weicke hy.............—

^rrica gebleven is: het weicke, indien het crimineel is, foo is dat cri-
ni^i?^nbsp;denoodtwendigheyt, en niet fijnen wille toe te fchrijven.

foo A öJöfeöeeft luiianus geöanöeïtfttöe fafeeöan öte öan Aquiieia, ub. n.
^«nbe gßetupgDt/ toeïcfie öe firaffe öan toepnigöen öeröaeït fieö?

^OiQe öoegfltöaeröpj Allede overighe zijn onbefchadight daer van ghe-
V quot; Weicke niet hare wille, maer de noodtwendighey\'t tot dè dolligheyt
ïawjquot;fenghedreven hadde. (i.) (©pfietÖerïjael Öan Thucydides, öe?^\'^-^-

ouhtSöeöe gßeöangBenen ban corcyra, öte öerßocßt toacen / fept een

fchejj™egger aïöus: Hybewijft fachtmoedigheyt, weicke den Grieck-
doo j ^crftandèh betaemt: want het hard is de ghevanghene nae den flagh te
ren \'nfonderheyt de Slaven, die niet uyt hare eygen wille Oorloge voe-
niet\'^ß Platsenfers tn öegemeïöe lt;©?atfe öan ifocrates : Wy en hebbens
, maer ghedwonghen haer (öen EaCCÖemonferS) gedient, ^e
tnompi?!^.böerelt;0rtecfiett: sy wierden ghedwongen hare (öeclaceöe?
tUstjjj^S) zij de te volghen, met der herten waren fy met u-lieden. Herodo-
\'quot;\'\'et
Va ^ ban be Phocenfers göefept i Sy volghden de zij de van de Meden,
Seeft h \' door \'t gheweldt van de noodtwendigheydt. Alexander Vr^ma.

dvi^onSJ göefpaertenberfcDoont / foo Arrianus öeröaeït/ dat fy ge-
^^CUfmffcquot; waren gheweeft op de zijde der Barbarifche. Nicolaus Öätt-^p?
ub. i.

quot;^ootenquot;Diodorus in be «©jatte boo? öe (0Bebangöene: De Bondtghe-

[e dien door \'t gheweldt der Regenten ghedwonghen geweeft ten krijge
gelijck als het recht is dat die geftraft werden, die voor-
onrecht en overlaft aendoen j foo ift billijck dat men het dien
SyrL, r ®\' die fonder haren wille fondighen. ^00 t«eöe Öp Livius öie Öan Lib, ij,

feeefr llï^Ö boo? öen föomepnen ontfcöuïbigöenöe / feggen / öat fp öoo?
%H.beö?ogïiontfleït5ijnöe/ öeö?eöe IS onöer-ö?ucfetGöetoo?öen.

»naetH^^ebo?fafie fepöe Antigonus, öatïipoo?ïögfiemetcieofnenes, iis.

. [ VeSr ^^^ öe Spartanen gïjeöaöt Daööe»

(i.) 5|pöoetterfiontöaemaöaet öpj toant öeöers
pabÖEftrt ifquot; facötmoeötge ïöepfer öe öiïlöcfefiept oöertoogen öeböenöe/
^Ck verL?^^Gefloten. Thucydides in\'t 3 250eCamp; tn öe#?atie öan Cleon:
^atj den u ^ liet den ghenen, die van ons af ghevallen zijn door bedwangh

^ooötv ^it noemt Paulus öeaenraercfiinge ban öen upttecfien
3©ant göetotffeïöcfe/ fOOSynefius fepöt: De
lirachtighe en gheweldighe fake. luvenalis fepöt ban öe Cala-

^ttt z

Wat

iri

I

-ocr page 740-

Wat Menfchen fouden niet, oft Goden fich erbermen ,
Oft wey geren ghenaed\' die nae \'t ellendigh kermen

Nae \'t uytterfte ghewaeght, en alles uyt-gheftaen, ^
Niet konden
\'t ongheluck, noch. vyandts macht ontgaen •

©aunbsp;/ fret Caffiodorus, ltlgt;j. cap.ij. pertinax fcpïji

taetus 5 en anderen: Sy hebben teghens wille en danck Commodusgequot;^. gp
faemt: maer
als fy \'t vermoghen enghelegentheydt ghehadj hebben, ^^^ m
fy betoont/t gheen fy wilden, Cafllus Clemens fept tip Xiphiiinus Wht
feen ïian Severus:
Ick en kende noch u, noch Niger, maer ghelaten
©p
die zijde, v/elcke hy hielt, hebbe ick gedaen hetgeen coodtwendig^/Jj«
ick hebbe ghehoorfaemt den ghenen die teghenwoordigh was, niet
u oorlogheaendoen
j \'maer luiianus af weeren, luiianus tn ^ntfOfÖ^ „^Z

ItDmen 3ünöe / öaer öeele öe partpe öan zenobia ftaööen aenafjeP%\'
Heeft een
€ötct öooi-sliefteït/ meer öe ötnafien öte aeftfiieöt öjaren/JV

IV.

^Otö foo flaet toaer te nemen / öat tuffröenbolBomen
oöerlafl/ en tuffcöen louter en öloot ongelucft öicfitotlsf pets alS W ffl^r»
öen tuffcöen öepöenfiomt/ öettoelcfeeupt öepöengöelöcöalStlamp;n
öermengöetts/fulcfesöatöeöaeötnocööaneen öie\'tlouterlöc^S!^/
toil/ nocö öan eenöie\'tgöeöeelnietentoeet/ enontoilligö
fean göefept toeröen te sön.
Ariftoteies geeft öefe foorte öen naent WM
öenöanhamartema, in\'tlatfin^«//»«. eenigöeröanöe fcöulöt fol»f^!^f^^t^
mogöennoemen. 3©antalfoofupöenfüntooo?öen/ oöergöefetwEp^ï
,, ööföe 25oecamp; öan öe Eeöen / capiio. öingöen öte top öan mf^l
epgöener öetoegingöe öoen / öoett top fommigöe öingöen öeöacöÄit
en anöere onöeöacötelöcft. ©oojöeöacöteljjcfi fept men öat

fatten öan fcöaöe op öjteöerlep topfe in öet gefelfcöap öan menny\'^t/
« gaet/ \'tgöeen upt ontoetenöeptontflaet/ toeröt ongöelucßgÄ/^quot;^
göelötö aï^oft pemanöt pets göeöaen öaööeniet tegöens öen gen^\'

-ocr page 741-

bträSÄ^/ eftmetfiucfisaïssöpmepnticteöocn/ oftniet opfuicftem
ßhßKJPP^^^pnöe/ oft ntet totfuieß een epnöe: als tnöien pemanöt
niet om h ÖP fiaet / niet met öit Infleument / niet öefen menfcöe/ oft
Öaööp vl«nbsp;maec öaec ööeöeui t \'t göeen
öP Öem niet

Wf^rt iquot;®Öenomen/ tetoeten / öP öeeft toillen nöpen/ inaccniet
foo £,quot; i quot;«t öefen/ oft niet ep fulcöec toöfe. ^ecöalöen/ inöien al^
tuicfeJfr rnbsp;öectoacöt mocöt toecöen/ fcöaöe geöaen toecöt/

eemofifj^nongöelitcfisött* »ec inöien öet foo göefcöteöt/ öat öet
HOnöe öectoacöten öoojften toecöen/öocö niet upt onö?omen

fcfteS®!quot;^ ongöelöcfe oft oöeclaft in is: als öe öingen/ toelcfee öe men^
hi / \'t ii^ööen te öoen öoo? gtamfcöap / en öietgelöcfee / \'t 5p natuuclgc^
Heij nooötfafeelöcfee öecfioojingen: toant öe gene/ toeltfee alfoo ont^

ö?p: en nocötans en toecöen fp göeen oncecötöaecöige / nocö
leQfw^ QÖenaemt: maec inöien pemanöt öoo?öetiacöteiöcfe nae oöec-
öjfi^yuitfejS öeöjöft / öie fal eecfl met cecöt oncecötöaecöigö / en on^
^fiieffi.i\'^P^ttaemt toeröen. ^00 toeröen öan öie öingöen / öie öoo? too?n

öatf.?5?öeelen öan fulcfee fafeen niet óp \'t fept/maéc op öe toettelöcfeöept
Pet / onöecfocöt en gelet toecöt. 3©ant öe too?n antftaet upt fulcfes
öQe«öjeicfe pemanöt mepnt öat öem ongöelöcfe en fmaetöept aen göe^
fttlcbj®* ^ecöalöen ett öifputeect men niet / ais in öen Contcacten/ oft
ban 3p: toant alöaec/ ten 5p baec becgöetelöeot onöec loope/

öeeft onbecfotöttoecbe. IBaec bie félfseecft lagengelepbtlieeft/
b\'egjJ quot;J^tS ontoetenöe göebaen: baecOm öet niet toonöec en is / inöien
^eößH^^öem ongöelöcfe göefcöteöt iS / ö\'anöer mepnttteen.3^et
^^en ftp?/^quot;^^^ I öe göene / öte upt fulcfe een oojfaecfee fcöaöe göe=
^^eUiffe ! oncecötbaecbigö moet göeöouöen toecöen/ inöien / na^
öamp;efiiffa^ ^ ööeen toeöecom öaec tegöen becgolben toecöt/ öen cegel ban
«oojhp^öept en pjopoitie te Bupten gaet4 ^00 is biececötbaecötgö/ bie
cecötbaecbdöcfeöanbelt: anöecfins fean eenec cecöt«
sP^ttï\'^ï^quot;\'\' npt öem felbenenepgenec betoegingöe / en
^ie öinrtft^^^öf^ïöcfe nae obecleggingöeen becabtnge. iBaec bocö ban
^aecS?\' ^«ï^ïï^ «ï^t ^an Ws^ göefcöteöen / 5ön eenigöe becgebinge
D^^t aH Li\'ttï\'ece niet. ©ecgöebtngöe toaecbigö 5ön öie öingöen / öte
^«tt: f, öen ontoetenöen/ itiaec oocb öoo? ontoetenöept göefcötc-
Vj maec inöien eenigöe öingöen toel ban ben ontoetenben geöaen

ï5ccr 5nbsp;öï^ï^

-ocr page 742-

, terben / maer nocfitans niet öoo? ontoetenfiepbt / maer boo? fooöattjÖÖ
, een gfieD?ecti öes gfiemoebts/ toelcfee öe gfiemepne palen öec mcnfg
, lücfee nature te bupren gaet/ bie en ^ijn niet toaerbig bat men ■ t fiaer
gebe. ^efe getoifTeipcfe boo?treflFelpcfee plaetfe / bie oocfe ban feec ö
ten geb?upcfee iS/fiebbe icfe gefietl Bier bp gefielt / om bat fip pleegö^S
toelober-gfiefet/ nocfite recfit berfiaen te toerben* MichaèJ Epbetius of;
pïaetfe uptleggfienbe/ fielt tot een Crempelban
\'t göeen nietfeonoe^Si;
toacfit toerben / in ben gfienen / toeïcfee be beure open boenbe/ fijn Mf^i
guetfle j oft fcfiietenbe in een eenfame plaetfe om fiem felben te oejffC
pemanbt gfiequetfl fieeft
man \'t geen feonbe boo?fien toerben/ bocr)
berbeb?ogfi/eenecempelbaneenen/ bieop be gfiemepne ©eerenitff.^
gfiefcfioten fieeft. m felfbe ^cfijpbec fleït een Ccempeï
ban noo0tw€
btgfiept/ tn ben gfienen / bieboo? fiongfier oftbo?flgfieötoongfien W^fJ;
pets te boen: gitem / ban natuurïijcfee becoecingen in ïiefbe/ piin/ ^^tt
fe / boo? ontoetenfiept fept bat gefcfiiebt / baec men fiet fept niet en «
aïs toanneec pemanbt niet toifle bat be©30utoe gfietcoutottoareiS
ben ontoetenben / bocö niet boo?ontoetenfiepbt / baec men fiet cecöt
en toeet j bop bat men fomtfibtSYcecfit niet toeet aïfoo / bat fiet
cufecen 3P / fomtpts aïfoo / bat fiet niet en is te becontfcfiulbigen:
fee btngöen met öet feggöen bec 0ecfits-göetocben feec toel obec-e^J,
feomen. ^aecisnocöeenanbeceplaetfebefenietongöelncfebpArif ^
les, tn t boecft ban be feunfle bec lt;©?ato?en: Debiiii.ciiei^dt ghebiedt d«

wy de injunen en overlaften niet in eenen graet ftellen met de fchuldt oft
grijpinghe, nochdevergrijpinghemetongelücken : wanc ongelucken
die noch hebben konpen voorfxen werden ,noch uyt onvrooni gemoed\' f,
gaen zijn: fchuldt,oft vergrijpingen zijn, welcke wel hebben konnen
fien werden, maer nochtans uyt gheen onvroom ghemoedt
gefchieden =
gehjck en overlaft, \'t welck opfettelijck met voordacht, en uyt een onvro«\'

ban Achilies ;

\'t Verftandt is hem noch blindt»noch onbedacht, noch boos-

lt;©eltjCieaf-beelingÖeflaetfipMarcianus: Men mifdoet, ofcmeï

h T de Straet-roovers, dieaenhanck hibben: doch f \'
fchiehjckebew^eginghe, als door dronckenfchapmen
hanrs-ghemeen ^^ f
en tot het geweer grijpt: maer^by geval, als op de jacht de fpriet nae
ghefchoten, een menfche doödt.
^iettoeebtnaften/ hieï^É inetl
men/oftöaeflig^^^

7- Kkcw.
cap.li.

D, é\'C.de
Ipiris amp;■ fa-
Bi ignoran-
tia.quot;

ent^etgeweeïg^p^

Dj---:—-quot;—\'quot;quot;-««.^jgijcmucats , weJCKemecucquot; jjj]-

en voor een tijdt, oft roet voordachten nae overlegginghe, want df^ ^
, ghen, welcke door eenighefchieli^cke beweginghePfchfeden, ^ijnhf/.t
aisdievoorbedachtehjckende met vóor-berrydinghe aenghedaen

Maer m alle onrechcvaerdjgheyt verfcheelt het veel, Kt ongheW
IS 3 en voor een tnHc_ rvffnbsp;____ \' , . . ____«.H»

JDtiOjic.i.

-ocr page 743-

Recht des Oorîoghs en Vredes. 6 8 7^
Bpfonöewmttm/ itt\'t2boc£amp;

lanp 5.« maer een haif quaet feyt is , daer niet en is voor-ghegaen een

ömSSi^^f.nbsp;\'nbsp;foojte l)oo?nameiïjcft m bte

Ariitonbsp;(3«) 3©ant3belvjcfial$f Demofthenes fepbt teßbens

derfonbsp;^^ aenporringhen der noodtM^endigheydt nemen wech de on-

dttiphnbsp;\'tgheen dat te doen , oft niet te doen ftaet : daerom defe

derfnbsp;^^ fcherp moeten ghewoghen werden van bilhjcke oordeel-

3©eïcbemepntitôc notS bieebeïban fiem toecbt upt-
cydi?quot;*:^^ belt;©?atieban \'t barfcö getupgemfe tegen stephanus. Thu-
reyt i ^ Ïtt \'t 4 »tß : Het is geh)oflijck, dat oock by Godt vergevinge be-
ged»nbsp;Oorloge, oft door eenige diergeïicke noodtwendigheyt

toe vi^^Sen zijnde, jyets mtfdpen : dewijl der Goden altaren ópen ftaen tot
»■echt der vergrijpinghen, niet met wille begaen j en men fchrijft de on-
^oos -^\'^^\'Sheyt den foodanighen toe, die vanfêlfs uyt eygénér beweginge
töeu^\'^quot;\' lîîet den gen en,welcke de hooghfte noot perlfet om yets tc wagen.
,nbsp;Mofes Maimonides
DireBoredubitemtium, lib.s, t.i\'J^.\'] ^e Caeriten

feggöen tôtbenj^omepnen: Dat fy\'t gheen voorbedachten raet
den quot;oetnen ^ welcke ghéwelt en noodtwendigheyt moft ghenaemt wer-
dg jf\' luftinus : Al-hoe^wel fy alle dedaet der Phocenferen Vervloeckten om
fe^^\'\'cic-rooverye, foo heeft nochtans die cfén Thebatiers, die haer tot de-
ghedreven hadden
j meer haets veroorfaeckt, als haer-luyden felfs.

heeftquot;ï,quot;^e\'too?beeï ban ifocrates , bie am fijns öeDonbts toiïïe cooft/

^^ noodtwendigheydt tot een deckmantel van fi;n overlaft. Ariftides
diij L -quot;«a ; Dè fwareen ghevaerlijcke tijdenghevéft eenigheverontfchul-
fejjS\'^e denghenen,- die af-vallen. Philoftratus fpjeecbt aïbUS ba» be M ef-

^arefu öatfpbe35alïing|ienban Sïitöenenniettn^göencsmen öabben:

Vooj, is in af-biddinghe gheleghen, fy wenden tötönfchult van hare daet
J^\'^xander, en de vreefe die fy voor hem hadden , welcke gheen deel
telçX-\'^cîfen-landtis die \'t mede niet befochtheeft. ^00 iSOOfftbpArifto-
Ctii^ half boofe, gheen onrechtvaerdighe, want hy gheen laghen-ïegger

^effeonbecrc0epbin#enpafetfherftiftiuaïïbenl0f banben
t^y^g^vaiens, aïbus tatonfe piogfo^nbsp;önbecfcöept gemaecbt

öaebt / toant göp en öebtfe niet göeïöcbe ficaffe toaecbigö göe^»
Hg; ^ ^^ ö®quot; ©öJïögö ban aenbaneft göeraben öabben / en bie baec »
behrS^®^ ben aenbal öêc
3®apenenbecciieftt 5gfn / en bie ficö göebegöen s,

onbec ben göeiien / toeïcfte nu fcöeen ttteeflec obec aïïes te jbrn
fïeSl^^\'^fte öebt töP bectoefen / be anSecegeftafïöbf / en oöec be ïaet^..,
^et w^^^ß^t. ^e felfbe toiï op een anbere pïaetfe bät een jongöe ©ep^ „

Lik j.
Lib.%.-

ïii

Î-I

grijpi^r^^ ^Sï / wat dat verfchillen ö-ngheluck, eenighe fchuldt, ofc wat ver\'
^et ee r ^quot;\'■eCht oft overlaft : én hoe dSt een Coningh betaemt over
fich te ontfermen, het andere te kaftijden i het derde alleen en laet

fte

-ocr page 744-

688nbsp;Het derde Boeck, van het

fte met wrake te vervolghen. Sllfoo fip Jofephus ftraft Titus ttm^f,

eanger m aemepöer öer Boofe fcpten aHcen met

pocööe meiuofiteaifeennwttooojtim ficflraffentie. g^atloutereonö?:

Die met onwiiligh bloedt bevlecken hare handen,
Als ^t ongheluckhaer treft, hoewel niet wijdt gheftanden
Van fchuldt IS haer bedrijf, die plaeght haer eyghen fin,
£n t eyghen werck den lopn brenght fijnen meefter in.

(U) Senec3in\'ti250Wfttoant00?tt/tap.i6. Hwer^eeft dickwils»\'\';\'
dien hy verftaet dat de boofheyt met uy t die7verbo7^hcnnbsp;ko^\'

maer om foo tc fegghen maer boven op\'t ghemoedt LydrSaeC«

h^ veTamp;fnbsp;f^\'^^l-p-ft^^kenïichter ftraffen als^e kleyne, i^^f

hy verftaet dat die door een val, en niet uyt wreedtheydt bedreven zü^Üf,

öe. Hy fal eene mifdaet in twee perfoonen niet op ecnderlev wiife bejeg^l

, ...vii«,». L US- cci/c uuor uoragn
len heeft dat hy fchade doen foude

te verJolfen, die de menfchen doode, weicke nnrh m^.T^ wïn^
waren, noch met ghemoederen vyandt i mi S

fiSriZ\' «oodtghedwongen. Chryfofthomusirti 5m^fC

ftenföfieptJ Dconvnenden weten haren onvrienden, en de vyanden «
TJallltfquot;nbsp;fy ong^erne en teghens hienwiU^g :

?Las w! fnbsp;bedrijven, éewifimianeo S

tJuas, hbs. Als fy veele overlafts gheleden hebbede alfoo S^eft^^^L

waren tot ghelijcke vergheldinghe rl doen wel met een Ba^

heyt, dat fy nochtans niet gantfcheli/ck onwaerdi^h waren\' dat men het

»ergheven,cnhaerverfchoonenfoude. ^nbsp;^

(4.) Cif

-ocr page 745-

Befijjaert be partpe ber |iftpl«neren öter mebe bp Thucy-

esjtó.^. Sy en hebben niet onwillens ons fchade ghedaen, raaer hebben
J\'^^^acht ons laghen geleydt. Dat is maer eerft waerdigh dat men ver-
te Sfr^H \'nbsp;ghefchiedt. Philo in \'t ?5oecb batt een ^?ince

fHfllch * ^quot;dien men tot wraecke komen moet, weet hy te onderfcheyden
4gj.g^quot;deghene, welcke cen leven leyden van laghen te legghen, en op an-
boeren, en tuflchen de ghene, die van een gheheel anderen fin zijn.
^ennbsp;oock die \'t minfte mifdaen hebben,met doodtflaen te woe-

5 IS\'t werck van een onghetemt en wildt ghemoedt,

SyVy.^^quot;eca,iib.2. mtttraiium cap.^-f. baer ÖP batt be ^Sltxemett öanbeït:

hlixenbsp;vermanen de ghene, die teghens de fonden der Menfchen

\'i\'en f moeten, dat men niet op eenderley wijfe alles moet flaen j maer dat
ftiQg\'^\'^migheclinghen moet breken, fommighe uyt-roeyen, fommige be-
3 fommighe vermanen en waerfchouwen.

ftM ^oobaniöö iS Trajanus getoeefl/ upt-flebenbe onber be ïSomepn?

êiïePnbsp;Hy en hadde niet die perfefte gheleertheyt, die in woorden

maer de fake felfs, en\'tinhouden van dienwiftehy, enver-
j
\' fept Xiphiiinus. ©att Marcus Aurelius fepbt Herodianus: Alleen
njQquot; den Princen vertoonde hy de wijfhey t, niet die in woorden , oft ken-
Hij^^\'oopinien en leeringhen beftaet, maer in dcftighe zeden , ende in een
VcfO^quot; *quot;-ghetoghen leven, ©an Macrinus
fept Xiphiiinus: Hyen wifteofc
Uy. ®quot;de de Wetten wel niet foo volkomentlick, als hyfe wel getrouwelijck

ïS^^de. lt;©eeft botö oocb/ 6«©obtI in onfe eeutoe fuïcfte 3p?incen.]
ntSööeen
Themiftius bermaent / bat men be ^Cutöeurs bes lt;0o?ïogöS v.
Sütt / l^«erfcöepben ban be göene/ bie öaet aïs ïepbts-ïupben göeboïgöt Gamufde
tus^Jaecban jönboo?gaenSbeeïeCrempïeninbeigiflojten. Herodo-
benaD bat belt;0riecften göefltaft öeöben begöene/ biebe€öeba^
öeji u;quot;ööecaben öabben totben Heben af te baïïen. ^00 30« be 3|oof^
öei^ Ardea met be ööl ontöoof^t / foo Livius betöaeït i en nae bes fel^

de {j ®?9en/öeeft Valerius Levinus, Agrigentum in-ghenomen hebbende,
heta^j^^quot; van\'t werck met roeden ghellaghen, en met de bijl onthooft,

fe X quot; Volck, en den buyt verkocht. ;©e feïfbe fept op een anöer pïaet-
^faff k \' Cafalia fich over-ghevende, zijn aengenomen aldaer is oock Lib.zt,
Veeft 8quot;sdaen over de gene, die de Roervincken en Hoofden van \'t fpel ge-
«ietiaf^f.^quot;-
lt;ßn öefelföe op een anöer pïaetfe: Dewijl de Autheurs van
liedennbsp;verdiende ftraffe van den onfterftelijcken Goden, ende van u-

Oiifj,L hebbengt; watbelieft u gt; verordineerde Vaderen , dat men met de Lih.i^.
Ver~, ^^^ghemenighfe doen fal ? Eyndelijck is\'t haet vergeven, en de Stadt

fchui J.\'ïf\'^\' nameïöctt / göeïöcft öefelföe elöersfpjeecftt/ op dat, daer dc
Vennbsp;ghenomen hadde, aldaer oock de ftraffe foude blij-

ftaen. Euripides toetöt Eteocles Argivus gÖep?efen / Om öat

defe Rechter elck fijn fchuldt moft lèlve boeten,
^^Y^^^^fijn Vaderlandt, \'t welck pleeght te draghen moeten
erwijt van quaet beley t, \'t wekk recht treedt onder voeten.

^fff

lih.z.n.i%.
i Cd.

M

-ocr page 746-

Cnamp;e/ fou Thucydides jjecfiaelt /B^t fiecftöÉnnbsp;ïeeöt

ijjesti / fy teghens de tVlityl.aeneers befloten hadden , dat fy liever de g^^^
fche Burgérfcbap,
als alleen de Autheurs van den afval dooden fouden. P\'^

dorus bcïteït oócfe Dat Remetrius (CDeBcti tn-ööenomen BeöBenöe/

Lih.z. de
Clement,e

llaet oocfe ïn öc Siutfieuts öec oojïosfte feïfsf moet men öe oojfaft
viä.dejure onöerfcöepöen: öjantöaer sön oocfe fommigöe oojfaecfeenöieöjeiP,^^.
recötöaeröigö 5ön / maer nocötans fooöantgöe / öat fp öen göenen JL
niet onö?oortt 3ön / fouöen feonnen öeö?iegöen en mitïepöen» m ^^fÂf
öer aen Haentuus ftêït öit als öe ötïïncfe(ïeOo3fafee öanöerötöötnge/

VI.

Lib.2.

Öien pemanöt \'t göeen öp göeöaen öeeft/ niet upt ftaet/ nocft öjjee
maecpïïcötsöaïöenenöoójgoeöeinftcöten öetoogöenjönöe/ gB^^eti/

öeeft» €enÖJÖSiIlan/fept Seneca, laet fijn vyanden behouden vry
\'^■fomw.\'jlen oock met lofen prijs daer toe, indien fy uyt eerlicke oorfake\'\'
trouvt^e en geloove, voor het verbondt, voor dé vryheydt, tot den OorJ^L
fich uyt-gheruftet hebben.
Jgp Livius Öecfoecfeen Öe Cxrites, öat men

Lib. 7.

ntiföeciïanötöaertotïïeöergöeöen/ öat fp Öaren »eötöertoantej

Phocen fers öuïpe ÖeÖJefen öeööen» [Mennbsp;^^quot;/SSt

de wapenen overwonnen regeerder, die niet en verftaet wat recht is?
Ammianus,
Itb.30. upt Ifocrates.] ^e ÏÏOmepnen ÖeÖÖen \'t öen Challt;:\'
fen
en anöeren öergöeöen / öie upt feracöt öan öeröonöt Antiochus geiP
penöaööen.
Ariftidesz Leuftrica fept/öatöeCöeöanerS/öJeïcfeeöe»^

ïépt öer Eaceöemomers tegöens öe ^Ctöenienfers göeöoïgöt öjaren

fy wd ?ener quadex f^efich deelachtigJi gemaeckt hebben, maer die fy V
een rcc!atvaer4if,e öorlkke bedeckten, nameJijckjmet trouwe tegens de
den van hare y?rb/)ndr. Cicero
in \'t i 250ecfeÖanöe éliCÖtett / itM\'M

men öerfcöoonen en fparen moet in öe lt;©o?logöe öie göene / ml^Üap
to?eeöt/nocöonmenfcöelücfegöeöjee(i3ön: öanoocfe öatmenöiegjl
logöen / öielcfee öoo? öe glo?ie en öeerïöcfeöept öes J^öcfes geöoeri^«^;^.
öen / met minöer öitteröepöt öoeren moet. ^ooltetöeConingÖ ^ ^^

maeus ÖJeten aen Demetrius: Dat fy geen ftrijdt en hadde om alle ^^^^ ae\'
der ha^c, maerotn^liet Ri)ck, co om de Heerlijckhcyt. Severus fepÖtf? gf
rndfanns: Als wy de Oorloge tegens Niger voerden, hadden wy wel

Lih. 3.

celh.

rj6

Iijck fop gheheelfchijnbare oorfaken van vyandtfchap niet. Want wy
metgehjckcregeer-fuchttot ops.trockcnhet Prinfdom ,\'twelckalsin cJ
den op-ghehanghenwas, en noch in verfchil ftondt. ;©iCfetotïS Ö^eft v.j ;

ic^. rpiß. plaetfe \'t göeen cicero fept öatt öe lt;©o?loge tuffcöen c^far en Fomp^Ks.

Daer was eenige duyfter.heyt, daer was ftrijt tuffchen de vermaertfte KrW ^
tgt; overften ^ veele twijffeldenwat beft ware.
€n.Öet göeett öefelföe^fSclf«
anöer plaetfe fept: ai ift dat wy eenighe fchuldt hebben van meafch^Lp

dolmge en mifverftant, foo zijn wy nochtans van fchelmftucken vry.

fcöelücfe göelöcfe öp Thucydides göefept öjeröt / öat öfe ötngöen£f»
ötngöe toaeröigö3ön / öie niet upt öooföept / maer öeeleer upt w^ift
öan gloite gefcöteöen. öefelföe
Cicero fept öan Dejotarus: Hy jr,
uyt haet van u voort-ghegaen, maer is ghevalieo door ghemeen tnifver*

Lih.

-ocr page 747-

Salliiftius to fijn3|l(lÓ?feii : De overige menighte is meer nae de wijfe van\'^
ghemeen Volck, als door oordeel de een den anderen als «jbanfuys vóorüch-
jjgher zijnde, ghevolght. HcteficenBruiusfcfijsef bBtt bcfSucgfierlöcïsc

bai atbteicbbatnKtguaïücbop ijet meefie beeï beclt;®e?ïosöen

quot;quot;quot; Oyepaffet bjecbeny dat menfe feherper behoort te vérbicideny als toorn
quot; gfamfchap teghens
de Ovêrwonriene te ghebruycken, Bembtis\'

f,.baet ft0oón be recbtbaerbtsbepbt ruïtfts bfet bójbect / fób pfi
JwD bjei/ éttdctoibeect metbe goetfiept/ met be jebtsöept / en met

gemeebti [^eComngb Theudericus bp Caffiodönls,?«^^. c.4\'.
J^ie (©ollogöen 3ön mp gbelücfeelijcb af-gbéïoöpett/ bie boo? ^ett gema^
Jgöt epnbe befloten 5ün. a©ant bie toint aïle-töbt/ bieaïïeS tóeette ma-

y^öen.] \'Salluttiusfept: Dat door vergheven degrootheyt des Roontfthèn
vermeerdert is. Tacitus
fept: Dat foo grooten hardneckighéyt als men
jshens de Vyanden, foogrooren weldadigheyt lüöct men ghebruycken te- ^^^^^^ ^^
de ghene die om ghenade bidden. iBaeCSfeneca
fept: Het is der^^^
^eften werck, en dat noch van diegene, welcke de cdèlfte\'en grootmoe-
j^jBhfte niet en zijn, te bebijten en pletteren de ghene die te onder ghebracht
De Oliphtntcn cn Leeuwen gaènfe voörby, diefe onder-geworpen heb-

lllenigömaeï bomt tepaffe\'t göeen Virgiiius fept;nbsp;^-ä^cumen.

cap.s.

Zeeg\' lijdt gheen gevaer, al fpaért mén eens mans leVen,
Ten komt op een niet aen ,/t kan Trojen weynigh gheven.

hi^®eciSfin\'t425oecbaenHerenn!useétt treffelijcbe paffagie biec toe
\'^^e t #nfe3^002-eubersfiebben batbjeïin-göefien/ batfpgöeen quot;
Sïïl^ftSÖ / bie fp metbe3©apenen oberbjobnen öabben / öetleben bena^quot;
ïï^erom bat i toant fiet onbiïïpcb toas/ Ijet bermogen bat fiet ge==quot;
tteïn\'ï^^öegeben öabbe tcbèrguiflenfnö««^^^^^^ toelcbe öet felfbe
»fr0\'nlangösteb00?en / in ben öoogöflen en öeerlpcfe^en flaet gefleltquot;
inaer toat raebt baer mebe/ bat öP een lep?bracöt tegens«ons »

li\'

ojL^f beengebjacfitfieefti 3lcB late baer meer aente gebeneben. 3©aer^
b iÄ ^ bat öet een flercbmoebigfi man paffet/be göene bie om be
oJWebampen / bie boó? ©panben tc öouben j bie obcrtoonnen sfin/ te »
tiyïenbatöetïiBenfcöen3ön / op batbe fleccbte be lt;£E)o?logöe mocfitquot;
jg^mtnbecen/ enbebeöeufcfiebeleeftöepbt ben b?ebe becmeecberen.»

öpobertoonnen öabbe/foube öP oocböet felfbe gebaen fieb^quot;
W«9ai\'^omfpaertenbecfïöoöntgfipÖembanno lt;©mbaticbge^quot;
öW ^^^foobantgffie fotternpe te beracöten / en niet be felföe nae te bol^ quot;
31»bten men bit neemt ban ben iSomepnen (toant fulcfiS iS onfe^
biei@cö?0bec niet alleen b?eembc / maec oocb toel bec^
tc®®^8««tentenenbètoöS-cebettengöeb?upcfit) foo flcpbtöet cegei-
baen SS^ns Öet gfiene göefept toecbt in be #anegp?ifcöe ©?atie/ gfie-

aftöptoel booificö*»»

^iSL^? ï\'ö^e i^ebeHen öoubt becbonben boo? gfienabeen gufitfcfiel^quot;

^Be/ fooisöpöocfi fl«ccbmOebigöecbiebet0ö?nigöeonbecf!jn boe^»

VII.

-ocr page 748-

enoöeöooöt: öeeenfö« Pcrfeus

rrïïio quot; aena««Ottien DaöDe / öoen Bp fieni feïfsf oöer _

j. öe 3©et ontgaen: öe anöere tn öanöen öan fiare ïeöen öerooft

öen anöeren Contngßen een ïeffe göegöeöen/ öat fp ïfeöer ntet öf^t
ij mepnen öjtenötfcöap öJtïïen öouöen / aïis öer feïföer retötöaerötö^ei
« öeröttteren» (i.) iBaeröefeöjepöetoocfeaïteöJtjöt.
jofephus fep»^
öet feïföe öan öer iSotnepnen (irengtgöept tn öe J^ijlojie öan öetvjraiïf
uan
Simon Bar-jora j ntaer öPfP?eecötöan©eïöt-oöer|ïen göeïP^Jrtt
Pontius samnisöjajs göetoeeft/ tttaernïetöte öen Comngöïjjffeen njjjt^
» öaööen göeööert ^tjnetooojöenoöer-gïjefet/ïttpöenaïöuiSJ i^jt
„ öe öan öen (€riumpö toaiS/ aïsf men aenfiet
capitoiium öen
Jupiter göeïtottten tóajS j toant aïöaer göeöooöt öe ouöe a©et öesf f amp;
ïanötjf/ öat öe 3©eïöt-oöer|ien fouöen toatöten / tot öat fp öe töö\'S
«ontfingöen öanöe öooöt öesejBeïöt-oöerflen öer^panöem
»
Simon, Öe ^oon öau Jora, toeïcöe onöec öegöeöangene in öen tt^^Ä
,gt;gÖeïepöet toerbe; öe feïföe toeröe öoen meteenöaflom öen öa^atit
«iBarcbt getrotben/öe a^acötens öem onöertuflTcDen öafl fïaenöe»
,5 öerïiomepnen manier i^ te öier pïaetfe öe göene öte öertoefen
»flraffen / infonöeröepöt om öooöttoaeröige miföaöen» nu oe tÄ^
,, göe göeb?acöt ijï/ bat befe fpn ïeben göe-epnbigöt öabbe / foo 5Öquot;.
ïucft-toenfcöingen geboïgöt / en baer nae be offeröanben.
cicero in ^
rina
fept ten naefien-bp öet feïfbe ban be flraffen en ececutien* Ä^tt
©eïbt-oberflen binbt nten öoo?gaensflt;ïBjrempïen/ ban öen
fommigöe* SfiïjS öan
Ariftonicus, jugurtha, Artabafda. iBaer nofPJ;-^
öeöaïöen
Perfeus, 3ön oocft syphax, Gentius, juba, en ten tpöe öet amp;
feren
caradarus, en anöere fooöanige flraffe enejcecutie ontgaen/JLt^®
syphax
enacco?öeren öe tiflo?p-fcD?üöersi nieti öeeïe feggen öatÖP\'Jitt
trentßomen öoo? öen (€rtumpögDeflo?ben jp
j Poiybius fept/ öatjjw
öen (Criumpö göeïepbt ijS
j Appianus, bat / tertoöïen men öaec oöe^
raeötfïaeoöt / öat öpban fiecftte geflojöen 5pO foo
öatöïtjcfttöat öf JJJ^
faften öer «Sojïogöe / en öe tnaniere ban öanöeïen in öe feïföe öp öen
mepnen 3pin-gïjefien/ toeïcfte öocö
cicero ett anöere beftennen/^pljfg
öebtcto?ie en obertotnningöeaï toat te flrafe en flrengöer / aïj^öft-\'
toasi /göetoeefl3tjn: beröaïben m. ^Emiims pauius be i^oomfcße
beeren in be faecfte ban Perfeus
öp Diodorus Siculus niet guaipfï\'
maentindien fy niet menfchelijcks en vreefden j dat fy doch de Go^^
ke wrake fouden oncften, welcke dien over \'t hooft hinghe, die
de over
ninghe te moetwilü^ïh en overdadigh ghebruycken. €n Plutarchus Ij -

ben ban Agis, toijfï aen / bat in be €gt;o?ïogfien onöec bennbsp;\' #

.^ippiaxus
Mithridat,
m fine,.

-ocr page 749-

lltPVH« vnbsp;wpynuwyi«* öweui Tpucvu ¥11 wtïiyuuut?» j niu»? fat

npj^jnot ben boobt aen-boen / aïs ont ben boobt / oft pets bat ben boot
L }Jf \\3P / baet
boo2 te ontgaen / oft om fonben bte perfoon epgen/ toeït==
i^i®/öe mate ban öaïs-faben en boobt-toaerbigöe mtfbaben gebomen
Oft f®^ nocötans fommigöen bie fuïcbs betbient öebben / oft aïïe/
ffü^toers be boot-liraffe guöt fcöeïben/ \'t3P boo? aenfien ber men^
c,fy»Öept/oftom anbete betoöffeïötbeoo?fafeen. \'©e nn genoembe

ghe i Siculus fept feet tteffeïötb J Verovennghen van Steden, gelucki-
djj.. ^^\'dt\'flaghen, en watter meer in de Oorloghe voorfpoedigh is, komen
ejj meer van \'t gheluck, als van de manhaftigheyt. Maer in \'t hooghfte
^er ^if gebiedt zijnde, den Vyanden barmhertigheyt te betoonen, is het
^erk ^ voorfichtigheyt alleen, 55p Curtius lefeutopj Alhoewel Alexan-
len „ den ftichters der Oorloghe gram zijn, foo heeft hy \'t nochtans al-
^^«■gheven.

tn ^Xf meerderingh. (i.) ^cß toenfcöe niet bat befe maniere toebetom
QhlSö^Öaeït toierbe. l^ocötans öeeft oocb
Jofua be göebangöen Conin^
fÄöö^öoobt. lofephus tn\'t
5 25oecbcap.i. öer oube3§i(io?ie. Dion

cruv Sofius: Hy heeft Antigonus met roeden gheflagheH daer hy aen het

«Oytnbsp;was. |Baer ÖP boegöt booificötigöïöefe baet öp: \'t wekk

(luji^^nlngh van de overwnnnende Romeynen geleden hadde. 3©eïCbe\'^i=
piyj ^ JOCb flaet bp lofephus, /«è./j. ban Maximianus Herculeus fept Eucro-
De Francken en Alemannengeflagen zijnde, en hare Coningen
tigfj rSeni welcke hy oock den Beeften voor-geworpen heeft, als hy een fta-
ij j^^^^u-fpel ter fchenck bereydt hadde. ^iet Ammianus Marcellinus,

ïicus ber 3Cïemannen Coningö aen een gaïge göeöangöen. xheude-
ini^i?5^iriöottöen ConingöÖeeft Athinuifus ber Sueben Coningö
doS aen öet ïeben geflraft / foo roman des in fön CSottöifcöe ï^t^
bia^H ^efe bingöen bienen ben Coningen tot ïeeringen en ber^
3Ött ï?öÖen tot 3eöigöept / öat fp göeöencben öatfp meöe onnertoojpen
\'t Ohio quot;ftöeïycbe toe-öaïïen en öeranöeringßen / aïS \'t lt;l5oöt belieft / en

göefept te
fönen öooöt niet

IL

/ Siquot; söeïöcbe göebaer crsfus gfjeöacöte öem öan soion
öiojie^i^A^\'^®? öes menfcöen göeïutbfaïigöept boo^ fönen

^.JOföeeïen.]

boof» öan be boobt ber göener / bie boo? göebaï / en niet met opfet en v i
hp tp fiquot;^» öooöt göefïagöen toeröen/ moet men in acöt nemen \'t göeen
en iö/Sr^^n göefept Deöben/tnöien\'tgeen toercbban recötbaerötgöept
^iöbfih »ï^\'^Ötansbebarmöertigöeptboibert/ öat men niets fooöa^
\'^^tffÄquot;^\'^ öanöt neme / öaer uptöet beröerf öer onfcöuïöigen mocöte
J\'-rfaïtm ïi® ^^ göetoicötigöe / en tot beeler öeöouöenifTe flrecïienöe

metonsisoocb Poiybius gïjetoeefl/bie
-»»iÄOeCBalbusfp^eecbtï
Der vromer Mannen ampt is, oock felfs

Jfe öare öanben geöouben öebben ban be Satebemonffcöe Co^
vjj quot;
äquot;/ quot;Pt eecbtebtnge tot bf e toaerbtgöept. €en bpant ban bte ntet en
Iten Oö \'t nbßßtt bat hß m^nffftciitffec Vi^mm the-tótÊtt / ttiflÉt on bet

li; i-;

^fff 3

roet;

-ocr page 750-

met den ghenen die niet al te vroom zijn, gheen onverfoenelijcke O«quot;\'\'®,
ghe te voeren , maer alleen tot hier toe, dat de mifdaden vergoedet en vef^f,
tert werden , en dat men dé onfchuldighe niet met den fchuldighen in de ^Jg
deftrafFsbcgrijpe, maer om der onfchuldighen wille oock de fchulö\'ê
\'Spareen verfchoone.

IX.nbsp;ömsfjen berdam «ijnbé / foo en fal \'t niet ftoaec ballen tt bcïf l^t

èS^Mnbsp;öte toat naoec mmm/enpamewltecttec jijn. (lO^

den Kindercn,hare jonckhcyt, den Vrouwen hare fexe en Vrouwelijc«|\'jj{

too?pen toas / totl öat men öe ©joutoen en ionafte iätnber
«Ptßöenomen toepntge ©olcfien ooo? bpfonöer
mï)t upt-öeöongamp;€ia^
0«nss toeWie öe #o?loge öte fp öoecöen/ niet öer iBenfcöen/ maec Ä

m. de ;■
belli ti,}6.

Num
Ion

pe jBtöianittfclie öjoutoen öooöen fouöe om Sace epgften miföaet /JL ^
1.4.4. D
p öe ongöefcbenöeilaegBöen upt-gDefonöect. Slae öaer ftp öen ^\'Jfit
öttenomfeerftoarefonöen tnetDet öeröerf feer ftrengöelöcfigöeöffi^^

öaööe/ öeeft Dp ftcö laten af-toenöen öoo? meöeUjöen oöer foo beel®
fenöen öan fulcfeen ouöeröom / öie göeenonöerfcöepöten toeet öaÄ
DeiraB.t.mqumu ^iergöelöcfee fp?eucfieis öpseneca, öertoo2ntficöcfamp;
manöt tegens öe äsinöeren / toeicfecr ouöeröom nocö geen onöerfcf^^
toeet te mafeen tuffcöen öe öingöen i en öp
Lucanus:

. Waer met kan doch den doodt de kindtf heyt teer verdienen-

gCnöien lt;©oöt öit göeöaen / en göeo?öineert öeeft / öie alle men®
toiefe 3i}n / öan toat ouöeröom oft fere fonöer eenige oo?fafee fean öfSf
fonöer onrecötöaeröigöept/ als sönöe 45eöer en ©eere öan \'t leben/ ^
öeöoojen öan toelöillöcfe öe menfcöen te öoen/öen toelcfeen öP gee« S
£i\\3er öen me^cöen göegöeöen öeeft / \'t toelcfe niet
nooöigö toare
menfcöen BeöouöemiTe / en onöecöouöingöe öer göefelligftepten üP^üi^
ningöe i ïBmt öp feomt öoo?eer(l öan öen ^ämöeren öet
mWiöä
öolcfeen en t^öen / in toelcfee recöt en öillöcfeöept meefi göefïoieeriÖS\'

CamillusfeptÖp Livius-: Wy draghen de wapenen niet teghens dien
dorn, die men oock fpaert enverfchoont in de veroverde Steden ,
ghens de ghewapende.
ÖOegÖt Öaer OOCfe Öp / Öat fUlCfeS 5P quot;quot;^hH^

recöten öer€)o?logöe/ namelöcfe/ öe natuurlöcfee recfttert.
r,/.c.;.,K.ÖanÖefelfÖefafeefp?efeenÖe/fept: Daer zi,nby den Vromenoockf/It
Wetten der Oorloghe.
32^aer mcn Öient te letten Op t tooojöt goe^®^^^

^ö?ome / om ött recöt te onöerfcöepöen öan tgeen öeftaet in Denta^ö
engöetooonte/ en onberöeurt öp öen jBenfcljen göefcöteöt. M^ f\'
Florus, öat öet ntet anöers gaen feonöe/ öeöouöensöe ocsecÖt^^fdV\'
jjh. 1. onnoofeïöept. 55p
Livius ftaet op een anöer plaetfe: van weicken ^^tf

dom de Vyanden oock vertoornt zijnde, haer ióuden onthouden.
irb. jjjïJjgi^.. Oock tot het doodtflaen der kleyne Kinderen is de wreede roo^M

heyt ghegaen. n^aeröet göene in öenBinöeren/ öie nocö geenb^n^quot; fji

-ocr page 751-

ffnbsp;/ alle-tijöt ptaetfe ßeeft / öat scijpt ootft beeïtjjöts

ÖebiiJrt Pßcfoonm / öat tS / ten 3p öat fp pets öpfonöers geöaen
fich
nï}?®! wraffe toaecötgfi 5p/ oft öat fp oocfe felfS mannelijcfee ampten
öet
een söefïacDte / foo Scatius fp?eecfet / on^
tMaftfnbsp;tgöeöaupcfeöec a©apenen. €ninöet(Cceuc^

Vaftd f oaavia öpanöt noemöe / anttooo?öt öem öe ^ofmeeftec:
ïgt;at nwVrouwe f [^aetom öeböen Tucca en varus öecfiaen/
^QeTï ^ ^neidos öeöoo?öe Upt te fcö?abben öie becfen/öaer:
tiu5?® Öecaeötflaeööt ^^n Helena öoot te flaen.] Alexander fept bp Cur- 5-
^quot;quot;Oiiw ^quot;pleghegheen Oorloghe te voeren metghevanghenen, noch met
batu J % quot;loet ghewapent zijn die ick haten fal. GrypusÖp luftinus:
land.fnbsp;Voor-ouderen in foo veele inlandtfche en uyt-

tegij oorloghen nae de overwinninghe wreedtheylt;lt hadden ghebruyckt-
len Vrouwen, welcke hare fexeen gheflachte felfs foo van de pericu-
fchuf g^^\'^^^She, als van de wreedtheydt der overwinners bevrijdt enbe-
Vroy^^P Tacitus fepteett anöen Dat hy den Oorlogh voerde niet tegens
leriu, j maer tegens den genen die opentlijck in de Wapenen waren, va-
Öfteltill*\'quot;^quot;^ «öemt öe b)?eeötöept ban NunatiusFlaccus tegens öejon^
^?ÄrWnen©?oub3en/ eenbetbj0eöebj?eeötöepöt/ en oocfe onbet^
Qfm\'Stttfe om te fioo?en. 25p Diodorus bjecötöetöaelt / öat öe Cactöa^ ^

Ven ^Sitotsclimunten öeööenöooötgöeflagen de wilde Beerten, Vrou-
Kinderen fonder menfchelijcke beweginghe: eUUOemtöitOp
Hen gu n t^ï^etfe wreedtheydt. Latinus Pacatus fepöt Öan öen J^jOUbJeU :
^{^Ch ßnbsp;^^ Oorloghe fpaert en verlchoont. ^etfetfÖeÖeP

i apinius ban öe ouöe msannen:

fV ^^^ öude Mannen fchaer ghehart vooralle ftael.

Phniusitt\'t 8 25oetfe öecnatuurlijcfeeSlifïoaie/

»len, al* P^ Leeuw j als hy wreedtheytghebruyckt, doet hy quot;t eer op de Man-
^•■^otennbsp;Vrouwen foude brullen, en teghens deKinderen niet als in

quot;Onger. (©beC Öefe becfen ban Horatius, lê,^. ode tr. ban Achilles:

Hyrou de jonckheydt teer , e«r dat fy noch kan fpreken,
erbranden daer fy noch in \'s Moeders lichaem fteken :

\'Hillesnbsp;• ^^ klagelijck uyt tegens de wreedtheyt van

i^clijjp-\' foo hem Apollohadde laten leven, foo wreedt was, dathy
^iquot;deren, noch de Cwanghere Vrouwen foude gefpaertbeb-
^^ inlieïïinööe eens #?incen: Doch dat men de vrouwen
öoesöt öeceöen öaec öpt Het is onbarm-
quot;^quot;^Ockennbsp;f® \'quot;äken tot een toe-gift der Mannen , die den Oorlogh

de M^nbsp;w^ban öebpfonöece3Betten: want te-

quot; volwaffen ouderdom konnen duyfent fchijnbareen
quot;ap.
mL \'^^^quot;\'^\'quot;Shen ghevonden werden van tweedrachten vyandt-
^«»er op de jonghe Kinderen die maer eerft in \'t lichten iß \'t menfche-
lijcke

-ocr page 752-

lijcke leven gekomen zijnjcn heeft felfs decalumnie en valfche l^ftcriog^»^.^^
datfe feggen kan , als die gantfch onnoofel zijn, lofephus itt \'tnbsp;^e^fc

«ï^titBebettbattManahem: Selfs de kleyue Kinderen niet fparende, ^^
hy citt nae-ghelaten van wreedtheydt ,oamp; liever beeftelijcke
verwoedth^J\'
VVant die dinghen die niet te verfchoonen waren, indienfe ghepleegW^
ren teghens vreemde die door Oorloghe overwonnen waren, die heeft hy
ghens fijn eygen Landts-luyden in \'t werck geftelt. feïföC lofephus
ïjaclt/ bat ludas MacchabaEus Bofroen Ephronitt-öetlOmmfiebDetlbe/\'\'^
gheflagen heeft, alles wat maonelijck, en om wapenen te dragen, beq^\'^ ^

was. €tt Op cm anbctrpïaetfu ttoetitt Ijp be ficaffe / toelcfte Aiexaodef L/
jtaetttt Thracidas, bec^obett Ittttbccen ett ©?outoeti aettgbebaefl D^iJL

wrake boven menfchelijcke wijfe en maniere. Agathias, ftè. ƒ. Doch
fien het niet Godtvruchtigh was teghens de verfch gheboren Kinderen» ^^
van haerder Vaderen quade feyten onwetende waren, alfoo te woedeiquot; gt;

nirf(ïnniohfquot;vrf-fgt; alipKriiurk/Tl . Haprnm fgt;n »iin AcCc Ainrthon n/^fVniftO^lr.,.!,

uytfinnigheytte ghebruycken, daerom en zijn defe dinghen oockniet
ftraft af-gheloopen. Nicetas,
OftbJte fiet Jp/ btefpttÏ|ffl0?ie becböjg

Deeft tot be tijbett batt CottfttgD l^ettcicft / fp?eftenbe batt be ^cptSeJ;.,

Athiraitt-öbettottieitfiabbett; Sdfsde jonghe Kinderen die noch fogquot;^,
zijn van het ongheluck niet vry geweeft, want oock defe als in \'t eerft
tende loof af ghemaeyt zijn, oftalsindebloemeverwelckt, door

Viä
hb

van Menfchen die gheen beweginghe hadden van barmhertigheyt» h^öt
ften dar der nature onrecht aenghedaen, en het recht der Menfchen Mt
werdevan dieghene, die fijnen toorn verder en wijder uyt-ftreckt,
hy fijn vyajiden overwint, of i\'onder-brenght.
J^oegfit fitec bp\'tge^quot;^ %

ózmijmlt/i\'b.^i.cap.jc. battbebecbjoebtfieptbatt car^voiia .• ettDef^d
bea©etbecj^bjttfecettbp
Simierus, enbelt;0obtb?ttcbttgbe bebePf
be
€otttngintteElizabethBpCamdenus,Op\'t3IaeCi596.]nbsp;aüi

felfbe titoet oocft alfoo itt\'t gettecael becflaett toecbett
J;,\' IBattjS-pecfoonett / toelcftec topfe batt leben een affcfiou fieeft ban bj

^„ticq. hb. petten. Nae \'t Oorloghs-recht gaet het doodtflaen over de ghevvapenquot;^g^(;
12 «P j. weer., biedende
, fepbt Livius. ^00 fept lofephus , bat Det btllijCft Crt/

Lw.hb.s. tnbenflcöbt gljeflcaft toecben bie be 3©apenen öeböen aengöenojjSi
maec bat menbe onfcöulbigöe niet moet befcöabigöett*
camiiius WU
becobect öeööenbe/ öeeft öeöolen / öat «ten / toat niet in
toass/becfcöoonen/en nietcoecen foube. ©nbecbefefoojtetnoetn^t
boo? aen fiellen bie gene bie ben lt;0obt^-bienfl plegen en
befolgen; ^r^t
batbefoobanigeban be toapenen ficö ontöouben fouben allee J^o^THäH
bJöfeengöebjwpcftgöetoeeflijS/ en baecom ontöielt men ficö öpf^V
göetoelbt tegöenjS öaec te göeb?upcften. 2Clfoo öebben öe mM^\'^^ni\'
3Ioöen bpanben nfet befcöabigöt Öet Collegie bec ©jopöeten öat to; ^^t
batoa^/ alsfmenfienftan/ r.sam.io.j.en lo. €nfooii^ oocft ^^
Samuel gcblucöt itaeen anbecplaetfe/ altoaecbiecgeltjcfteCoHeö^^\';
afö upt öen toegöe gelegen boo? alle oöeclafl öan toapenen / r-san^-^Vti
vms Hyi canus lecufalem öelegect öaööe / öeeft öp «©ffecöanöen i^^t^
(Cetppel gefonöen / foo öe teb?een bectellen. ^ toecöen oocft öe

-ocr page 753-

Pml

voo ? ^^ öeöooöen teöegraöen. [Seryius op\'t? 25oecft ^oeidoswant

(jg J Oorloghbefchermde hem , indien nitt fi;n ouderdom , ten minffen
W V\'Sie des Priefterlicken ftaetsOStrabo topfï
aen/öat/alS geÖeel lt;i5rtec^ Lih. s,

Wht quot; \' m ö^anöt öan lt;©o?loge (ionöt / öte öan eIis , als lupittr geöep?

en öare lt;@ajt-göenooten tn öoogöen öjeöe göeleeft öeööen.
tgK
^^^\'oiybiusjW^i. en Diodorus Siculus möe ^eireftaenfcöe €rtracï
iHeèrT^ ÖÖelÖCfie toöfe öe göene öfe tot öe
Oly mpifche, Py thifche, Ne-
itt JS^e, en Ift hmifche
öergaöertngöen gtngöen om tebampen / öaööen

I

Lib.l. de
trenf. amp; pa^

\'en ban «©ojlogöeöefcöermtnglje en b?p-göelepbe/ als leeren Thu-

^ecöe-- e» f en piutarchus tn \'t leöen öan Aratus. ] ^en ^jtefieren

ftoiftf? ^^^^ Öt tn befen göelöcft göeacötet be göene/ bte een göelöcfte
biplj quot;an leben berfto?en öebben/ alsiBontcften/ en 25efteerben/ batts/
öoen / toelcfee öeröalöen öe canones, bolgenöe öe nattiurlpcfee
g;?öept/ toillen bat men fparen en berfcöoonen fal / eben foo toel als
Qft^^jJ^fteren. g^en toeïcfeen men met goebe recöt foube mogen bp boe=
ftUbfp?^Öene/ bie tn eerlöcfeeen öen menfcöelöcfeen göefïacöte öienfiige

göeleertöept öaren tööt öefteöen.
^i^onbsp;^^ 2öoulupöen / toelcfee oocfe öe Canones baer bp flellen*

ll)
11

XL

Xcnaph. de

lïaeu^/Siculus jjgrj^aglt met lof öan öen Snöianent veidt flagen

fyopp\'^l de Vyanden de een den anderen doodt: maer de Bouluyden laten
de. f. quot;quot;^oert en ongemoeyt, als voor\'t gemeen vorderlijck en dienftigh zijn-

en\'tj J^\'^j-chus fept ban öe ouöe Co?intöiers en iBegarenfers î n iemant

-^tnafth Bouiuyden eenigh leedt aen. Cyrus Öeeft ÖeÖOleU öeU CO- Jf j
AclfçJ\' quot;jn ^Hffpjien aen tefeggöen t Dat hy te vreden was de ghene die de
Beli^j^- ®quot;wden, onghequetft en onbefchadight te laten. Suidas
fept Öan
da^iak^\'^\'^\' Hyfpaerdeen verfchoondedeBoulieden alfoo, en droeghfoo-
^ïerfp (f ^g^\'E voor haer, dat, daer hy Overfte was, noyt yemanden van
^g^gh gheweldt aenghedaen is.

teberfïS»^quot; öoegöt occfe öe ISooplupöett öaer bp/ öet toelcfee niet alleen x i r.

göenen / öie öoo? een tööt in öer ©panöentanöen
quot; S/, oocfe ban göeburigöe en blöbenbe (©nberbanen : toant
IbetNp^v M leben b?eemt is ban be toapenen ; enbe onber bien naem
^eicfep^ïl^^ oocfe begrepen anbere fêanttoercfeers en ï^onflenaets/

tÏÏÏquot;\'^ ^ berbienfle bjebe foecfet / en göeen ©ü?logöe.
ï^ï\'öehfiiH?®quot; tot bie gljene/ toelcfee bewapenen göeb?agen öeböen/ x in.
[WSnbsp;öerljaelt öet feggen ban
Pyrrhus bp seneca, bie

^^\'^ötZynbsp;öet inficöt ban \'t göeen öat billöcfe W ons

^ötfee fmLÏP göenen öie göebangöen is / öet leben te benemen. lt;©öe^
f^?eucfee ban Aiexander öeööen top beröaelt/ bie öe gehangene met

(C 111nbsp;öe

fe^n Procopius gep?efen/ Gmhic.^. ötcïse^liefierenban Petrus cn pau-
Map quot; i^omcn bcEfcöoont DcöBen. ^îctïîet öp boegîjfeï öan caroius
j, , bp öe 3©et öer ffiojacen/ enöe öe i:on30öaröïfcöe Wn / tó m

©ûîf,? ^^quot;quot;^^rchus beröaelt / öat öe Cretenfers/ als fp niet inïanötfcöe
tójLftöÖen ööegueltöjaren/ en te famen tegöen malöanöeren fïieten/ öe
ftaJ;Wetstn göenen öeele öefcöaöigöt öeööen / nocö öe göene öte geftelt
vort ? öeöooöen teöegraöen.
[Servius op\'t? 25oeclï ^oddos :

-ocr page 754-

^ öe ©joutoen u famen öoeaöt Eaet öaec öp Bomen ött feggen öan f\'

ItlTnbsp;: Dac de noodt, met de.wiliedea vechtenden Vyant doode. (i-) ^ .

\' \' hjck den genen die oorloght, en M^eder-ftaet, geweldt vergolden werde »•\'\'.j
is men den ghenen die overwonnen eo ghevanghen is, nu barmhertigh«)!
fchuldigh, infonderheydt teghens die ghene, van weicke gheen verftoo^V
ghe van vrede te vreefen ftaet. Xenophon
fepöt Öan Agefiiaus: Hy heeft ^
Soldaten vermaent, dat fy de ghevangene niet als fchuldighe
ftraffen foud^\'
maer als menfchen bewaren fouden. Diodorus Siculus ftaCtJ ^ i,
\' (lt;©cïec6en) ftellen fich teghens de ghene die weer bieden en teghen-ftalj\'
doen , maer verfchoonen en fparen deghene, die nu t\'onder-gebracht Zr\'

5gae\'too3öeel öan öen feïföen öeööen öeiBaceöoniecs onöee Aiexso\'^;\'

met den Thebaners bitterder gehandelt, als het Oorloghs-recht medebrSCquot;\'

saiiuftius tn öeoo?ïogDe met lugurtha, aïsf öp öecteït öaööe / öat na^\'^l.

nb. j:

Hißor. 4.

gen ma» / tept oat imcös geöaen öjas tegens \'t lt;©o?ïogöS cecöt/ \'t ^Zk
ÖP öec Jïaect / tegöens öe natuce öan öfïïöcftöept / en manfece öec mZ
öte facötftnnfgöec leöen. ïZ5p
Laólantius fïaet l Men fpaert de overwop^jj
ne, en onder de Wapenen is oock plaetfe voor fachtmoedigheydt. Tad^J^
J)?ötiPntnus Antonius, en varus,(©öecftenonöeï öefïaöt\'aenfcöeïJf,^

tpe/ öatfpBuptenöenagö-o?ö?etegDensnfemanöenöj?eeötöepötC

Öjupcfet öaööen. Ariftides fepöt: Menfchen van onfen fin eninborftP»\'S
de ghene die wederftandt doen, door wapenen te d winghen, de
eene die^^
nedcr-geworpen zijn, en onderleggen fachtelijck te handelen. %m

2.Reg.6,i2,öangenefp?eec6töe©?opöeet Eiifaeus öenConmgö öanêSamaclen^

ÖMSaen: Soudt ghy de ghene, die ghy door uwe fwaert en böge gcvai^lJ^
ghenomen hebt,defelfdighedooden ? 25p EuripidestnöeHeraciiden» ^^

öe25oöeö?aegöt:

Verbiedt dan uwe Wet den vyandt doodt te flaen ?
SCntÖJOOJötöeReye:

De weicke in den flagh noch is de doodt ontgaen.

€n fept oocft öaec Euryftheus öte göeöangöen toas:

Die my doodt fal ghewis met bloedt fijn handt befmetten.

XBc Byzantinersen Chalcedoniers, om öatfe tameïttcfe öeel gebanofj^\'l
böoöt göeffagöen öaööen/ ftcögen öp
Diodorus sicuJus mgetn^SS^

Lib. 12.

^^ ,nbsp;nvyi}*.« VJ- JJIV/UUIU» Oleums Wtl ÖVlWJ\'»\'\' ^iflt

Sy hebben bedreven feyten van uytmuntende wreedtheyt, ®e

opeen anöecpïaetfeöegöeöangenetefparen/een ghemeen recht: öte^

öecsöoen/öatöieöuptenallettoötTelfonöigöen. [Capitoiinusfepö

M. Antoninus : Hy heeft de billijckheydc oock teghens de ghevanghen ^

ren Seneca tn fönfötlofopötfcöefcö^fften öeööm öooienfeggöen-^^^^

-ocr page 755-

öaeÄ? ^^nbsp;oocö sfiep?cfcn tobben bfe ööenc / toeïcfee aïs

feennbsp;mentöfete öer söeöanaöenen tot ïafi / oft tot aeöaer ftrec^

i\'Bonöe / ïieöer fieööen sfietotït öte aïïe te ïaten ïoopen/ aïs te öooöen.

«lasennbsp;Plutarchus tn\'t ïeöen öan Marcellus; Epaminon-

\'^och cnbsp;hebben noch yemandt nae de viftorie doodt gheflagcn,

^oudenbsp;flavernyeghebracht, cn werdt ghelooft dat de Thebaners niet

ben •nbsp;hebben teghens de Orchomeniers, \'t gheen fy ghedaen hcb-

ÖOÏiïVi. ynbsp;gheweeft waren, ^it fieeft Marcellus nae-Ofie^

Pïaetfii^ï ^ï* lt;;5p?acufen fn-öfienotnen fiaööe/ aïs plutarchus ter feïföec
de Conbsp;^$tetöe feïföe Plutarchus tn Cato üticenfis.: Tegens Cabada

datter ^^ Perfen, als hy Amida met gheweldt in-ghenomen hadde, en
feyt f ™oort en doodtflagh ghefchiede, heeft een oudt Priefter ghe-
gen Lnbsp;Coninghlijck was doodt te flaen de ghene, die nu ghevan-

de gh ƒ \' toerteït Procopius, Tnßcor.t. Öte OOCfe Terßcor.^. fept: Dat tegens
\'igheJ?quot;^\'^\'^quot;^ wreedtheydt te ghebruycken, ftrijdt teghens de Godtvruch-
^oiÄnbsp;fts^t treffeïficfee (©latfeöan Belizarius aen öe

bp Anbsp;ÖP J^apeïs ingenomen fiaööe/ Gotthic.i. g^e läepfec Alexius

^anoh^ quot; ® \' ^^^^ öenen / öie fiem cieöt/ öe ^cptfien nu ge^

fchejyenjfinöe/teöooöenj ai ^ijn\'t Scythen, foo zijn\'c nochtans men-
gorjj\' zijn\'t vyanden, foo zijnfenochtans medelijdens waerdigh. Gre-
die jjj^ Het gheen in veldt-flaghen, en wercken der oorloghe gefchiedt,
ghenen \' hoedanighe datfe oock zijn, verkrijghen vergevinghe voor den
een dronbsp;\'nbsp;een tijdt het ghemoedt beleghert is door

^^i^der ^ handt, en welcke dereden niet en heeft tot leydts-man en op-
^envenbsp;handelinghen, Maer als de kracht van de ghevaerlijckhe-

^\'^ecken^^^quot; is j als het vrye ghemoedt tijdt bekomen heeft om alles te onder-
ghevennbsp;» als danhetshebiedtom tedoen, den handen

7 tan w ^P öefe möitien bp-aeb?acfitfiebben op\'t epnöe ban\'t
/ tó ;Tnbsp;en
Chaicondyias ban öeïoffeïficfeemaniece öec ©o^

^^tfODtt ft^quot;nbsp;conftantius, onöec totettS

den Zijnd ^Oet ©jinccbefCfijfift; Door wapenen overwinner gewor-
onph\' ^^nbsp;ghemaeckt van fwaerts wercken; houdende

^^ve^ffoJde bfnèm \'

een menfche, die fich niet langher en verweert,

Pöamp;öïfE^l\'\'®^^®®^quot; ^ moet men niet af-fïaen/ \'tjp ineen beïöt^ x i v:
l^etnbsp;/ öe öfiene öie ficfi obec-seben met beöinafi batt

ö\'^f^ïotDnbsp;[^e bomepnen fesöfien tot öen ©ecfen/ öie in

^iïinbsp;toacen/Doch wy erbarmen onsover u, die het jock

^^«^dt beer quot; draeght, en willen verfchoonen en fparen de ghene, die den
l\'^lijck ff rlquot;\' leckerlijck van het leven walgen, daer in behouden,
^^\'^anus I \' cn Burgeren des Roomfchen Rijcks betaemt. ^tet

eecfie / enöenenrick öe ttoeeöe.:
quot; \'«Pt Arrianus, Öat öe tteöecïage / öie öe (Cfiebanecs geöaen fiaö^

mttt znbsp;öen

-ocr page 756-

bett ban beöDerte te ficö oUec-aöegBeben Dabben/ nfet enbja^

lt;0rtecbfcöe toöfe nocö maniere. Cnbe ban aöeiücbett Thucydides,

DeDt onss totiïenbe / en be öanben upt-|lrecbenbe / genomen tn J^ju
ntacöt. foo i^ be maniere ber eriecben / be foobanigöe niet booj^..
flaen.
€n bp Diodorus Siculus feggen be ïïaebtsi- öeeren ban

Het is waerdigh , en paft wel voor een hoogh ghemoedt den genen te Ip®\'
die om ghenade bidt. Sopater: Het is de maniere inden Oorlogh te fp^.^j,^
die om genade bidden, ^e
ïJomepnen DebBen fuïcBsE onberöouben ij\'
belegerbe ^teben / eer bat be (io?m-ram op be muren geftooten W^ij
cxfar boet
ben Advaticenaenfeggöen/ bat öp Dare^tabtbeöoüt\'amp;^
inbien fp öaer obergaben eer bat be ram öare muren foube raben /
fte tttaniere aljs nocö onberöouben toert in ftoacïte en onflercbe
eerbatöetgöefcDutbaeropaf-göefcDoten toerbt: inflercöer
eer bat be^tabtbe(lo?tïtt toerbt. iBaer
Cicero niet foo feerfienoe^t
geen batter gefcöieOt / aï$f op \'t geen bat ban naturen billijcö /
ban bit (iucftaïbusf:
En dewijl men moet het befte doen met deghe«^ jg
men door gheweldt verwonnen heeft, foo moet men oock
aen - nem^^j^j.
ghene, die de wapenen neder-legghende, tot de trouö^e des Veldt-He^^ ^^
ren toe-vlucht nemen, al waer \'t dat oock de Ram op de muren 0

hadde, ^eï|eb?eeufcöe ^©tleggerjS topfen aen / bat bp öaren quot;^^Xai

XV.

^nnalïl.
De beüojt,
£urth.

Lib, l.de
rep ord.
Lib.^S\'

beren be maniere 3P göetoeefl/ bat fp een ^tabt bClegöerenbe /
conto-om rtngö3S-toiife befloten / maet eert beeï b2p lieten / boo?
nen bie baer upt bïucöten toiïben / opisat met minber bïoebt-
be faecfte tnocDte ten epnbe ftomem
d^oo öeeft oocft scipio

aïjf ÖP Cartöago upt-coepen foube / aen boen ftonbtgöen / batfe mf fy\'
bïucöten bie bïucöten toiïben / fept
Polybius.]nbsp;..

g^efeïfbe biïïpcftöepbt göebiebt mebe/ batmen fpacen faï
toeïcfteftcöfonbecconbitienaenbenobectoinnec obec-gfieben/ O\'^eb\'
göenabe Bibben.
Tacitus OOjbeeït dat het wreedt is, degene diehae^\' ^
benover-ghegheven, doodt te flaen. Sallußius
fepbt befgÖeÏ0CB!S®r.telï
Gampfaoen, bie ftcD aen Marius Dabben Obec-göegöeben / aïjSÖP ^ÏJof\'^
öabbe / bat aïïe bie tot öace öouBace Sacen göeftomen toacen /

Lih, 1. de
beüo GaU.

-ocr page 757-

. ^seits öefe gebogen ban bültcfeöepbt / en ban bet natuurtöcbe recDt
tngbebjacbt te toecben eentgöe erceptien en intoenbingöen / bte
S
k ^ recötbeecbtgö en 5ijn / te toeten / tnbten men met gelöcb bec^
S ? ^^^ / jnöien men fcöJtcb ban boen öeeft onbec öaec te biengöen/
V^f^fPtoatöacbnecbtgö öaec bectoeect en tegöen-göeflaen öeöben.
SK^öat öefe btngöen niet göenoegö en 3ön om cecötbecröelöcb te mo-
y\'Jquot;öooötfïaen/ faüicötelöcböecftaenöie göene/ toeïcbe inöacötigö
»oec bingöen / toeïcbe öiec öoo?en göefepöt 30« ban öe cecötöeecöigöe
Hi\'^cfeen/om te mogöen öooötfiaem ©an öengöeöangöenen/ en öie
g J^^obec- gegeben öebben / oft begöeectgö 3Ö« om öaec obec te göeben/
wlWeen gebaec î op bat fp öan cecötbeecöigöïöcfe mogöen göeöooöt
JJftoen / beöoojt eenige mifbaebt boo? te gaen / en bie foobanigö / toeïc^
öbbiliöcftilïecötecbecfiaet batbe boobt becbient. €nöe alfoo fien
S/w tomtoölen aen göeöangöenen/ oft öie öaec oöecgöeaöebenöaö^
hai ö\'^^^ï\'tÖ^Pöt göepïeegöt ts / oft öat öe obecgôebinge met öefpiecö
tS?nbsp;f® beöouben/ niet aengöenomen iS / inbien eenigöe obec«

ftheTî! mapenen gtjeuieoen roaren ; xnuien ip onoeru^ayy^iynt*;
jwïvöttooojben ben goeben naem ban öacen bpanöt gefcöenöet öaööen:
fej:?^ fp Ööeen göelooöe göeöouöen öaööen j oft eenigö cecöt öec bolc^
E«/aïs öet cecöt öec oööefanten/ öecö?of!enj oft öatfe oöecïoopecs
tüjy^«« JBaec göeïöcfe met gijelöcïï te bergöeïöen/ ïaetöe natuce niet
bü/JJ^^^n^\'Wößttßfßlf^/ öie miföaen öeöDen : enöeis oocfe niet gïje^
00/öat men ais öoo? feecfeece becbicötingöe en inöeeïöingöe toiï bec-
beS^ öat öet göetaï öec bpanben göeïöcfe aïSeen ïicöaem is/ göeïöcfe
fean toecben upt öet göene top öiec boojen becöanöeït öeööen/
quot;^semepn-mafeinge öec flcaffen. aBp ïefen öp
Ariftides: Emftniet

fejR ^t, datghy wilt Haevolgen, alswel-gedaen, die dinghen , die ghy
hJiJ^fchuldight, en feght qualijck gedaen te zijn? Piutarchus ÖefCÖUÏ«

ban öan ^pjacufen öïec obec / öat fp öe öupfbjoutoen en feinbecen
vjj
quot;^etas göebooöt Öaööen / aïïeen öaecom / öat Hicetas be i^upfb?ou^
E^uflec/ en^oonban
Dion omgöebjacöt öaööe. ^e mtttigOepöt
Jöte men öoopt uptöenfcö?icfe boo? öentoefeomenöen tööt/ en öient
te göeöen tot öooötfïaen j maer inöien men recöt öaec toe
£ i«an bie onbec be oo?fafecn 5ön / toaecom men bat cecöt niet ballen
fa»;v ^aetnecfeigen boo?flanbt ban fön pactöe / inöien maec öec felföec
bahntet göeöeel oneeclöcfe 3P / en becbient göeen ftcaffe / göeïöcfe bte
bip\'jwapels bectoonen bp Procopius • oft foo biß eenige flcaffe becötent/
oSh ^^^^ «^^t 3ön tot be boobt : toant göeen biUö\'cfe ïSecôtec bat foube
ftJx^ten. ttis Alexander in feecfeece flabt / öte toat öacöen tegöenflanöt
SS!^ Öaööe / öaööe göeboben alles toat tot öoutobacejacen göefeo^\'
w^W/öooöt te fïaen/ öebben öeäinöianengöeoo?öeelt/ batöP op

vide ViS, de
jtire belli a.
49. 6,0.

Lib.t. e.zi.
^.iS.

Deficei.

Tim Tïm,_
amp; Diont

Lib.l, got\'
thic.

-ocr page 758-

\'Tüjm, 14.eenigöe tvlikfiers fparen fouöe / om dat hy fagh dac fy edel van ghemoe\'^f\'
en den haren gerrou waren
, fOO be ÖJOOJÖen Öan Arrianus ïuróeil. Pg

pe ßecfjter^jan ïtegtnen / m öp / om öat öe fiaöt toat ijartnecB^!\'S

öeftöecmtDaög/öanpionyfius toecööeöoecttoeröe/om söepPö^^^^

en söeöooöt te toeröen / rtep \'t ïupöe upt / öat öp geöooöt toeröe«

nraft/om öat öPöe fiaöt nfet öaööe toillen öerraöen/ toaer öan«

tnfiojten fouöe to^aec6eöo?öerem Diodorussicuius noemt öefe
onrecötöeeröigö. JlBp göeöalt fonöerlingöe toel öe toenfcö öan

canus:nbsp;\'

Dat hy de Zeegh\' behouw\', die niet en acht van nooden
Die overwonnen zijn door \\ fcharpe fwaert te dooden:
En die fijn Burgers, die hem hebben wederftaen ,
Niet acht datP hebben daer een fchelmftuck aen
begaen.

^ocö alfoo / öat top öoo?\'ttooo^öt Burgers berfiaen/nfet öetnwof.ï

öersöan öttoft öatlanöt/maer^Burgerlöan

©eelmin fean öet öooöt«
recötöeerötgö göemaecfet too?öen / öoo? öe fmerte en \'t öerLiet oöcf

öoo? öetöloeöt öer göeöangenen/oftöie ftcö oöer-gaöen /oöer öeöof»

LemSS

Een onrechtveerdigh ftuck hy in fijn boefem droigh.

fpcpönföaertoteröem fier toe öient öet feSn®

gigheydt der Veldt-ov«ften ftraft wel de parncuSe: mae/^^^^
heyrkracht a%evallen is, daer is de genade noodtwendiX Wat ftiH^\'
toorn des Wijfen ? De menighte der fondaren. (i,) Wtfe Öan Lucanus :

Dat foo veel jonge Mans te famen doodts vervaren ,
Komt wel uyt honghers noodt, aertbevingh,
water-baren,
Oft door vergifte lucht van Peft, oft ooHogh flagh
Maer noyt dat ftraf fulcx deed\' en hoorde men gewagh.

O?

XVII.

Deutzö.ió

I. de Ir AC,
10.

-ocr page 759-

deJJP/®quot;«»quot; niet al te veel de ftraffe fouden uytftaen, is de lotinghe veror- rn ci»mt.
U nort J^ unbsp;Salluftius fcpöt tOt Cxfar : Daer en is oock niemandt die

wreede ftraffen,en fcherpe executien, door de welcke de

[Ver^^quot;^ verwoeft werdt, als verbetert.

/nbsp;3©at Uan beeïen mtföam toerbt bïijft onebe^

Upt l:/ Wtbe Scholiaftes ban luvenalis Upt Lucanus. Livia bp Xiphiiinus
fen • iquot;dien yemandt alle fulcke dingen met ftrengigheydt wilde ftraf-
ften\'if\'®®quot; «»quot;c^tniet, dat hy dser toe gedreven werdt, dat hy den mee-
Vernjg P menfchen moet om-brenghen. Auguftinus, Epiß.ir^i, Meer met
te der fnbsp;dreyghen. Want alfoo moet men handelen raet de menigh-

Vaji \'®naaren • maér de ftrengigheydt moet men oeffenen tegens de fonden

Gsiilius ban bejpuWiicgue b?ebe/

^^^nbsp;(©ÖfelaerjS oojbeeïen/ en x v i n.

btec hft tegenss bte aenfieïïen ntoet / ban ttien af nemen upt öet geen
^eit öhönbsp;göefepbt gin ouben tijben aïfmen göeïoofbe bat

ïeben foo beeï ittacöt^ öabbe/ aï$s ober anbere
^elttflquot; w epgöenbom ftomen / en bat foobanigö recöt boo? uptb?uC\'
tó/^^/oft fliïftoögenbe toeflemmingöe aen be^öurgerfcöap geftomen
Patr/.»»; min te bertoonberen / bat top ïefen / bat be lt;©öfeïaersE boo? öaer
\'ttö S\'^»^onfcöuïbigö / om befonbeber 25urgöerfcöap göeboobt 5ön/
toeftS Oft npt öare particuliere betoiïïigingöe / oft aïsf upt pubïpcfte

!f

bat SS?ober öet ïeben lt;©obt ficö boo?-beöouben öeeft/ foo boïgöt
Qebcn/I confent en betoiïïigingöe niemanbt ben anberen recöt ftan
teït A \' j5POberfönepgöen/oftfönjS25urger^ïebem €n baerom ber^
be ottfÄf \' bat öet Narfes, een goebt lt;©berfle / öeeft to?eebt göebocöt / ^^ me
be foünbsp;lt;©öfeïaersf te flraffen : anbere öebben ban anberen me? K\'\'.^!

«eithÂWeeït: oocft nae \'tejrmpeïban sdpio, bie fepbe/ batöP niet ul:
ten bia; \'quot;^öwïötgöe lt;0t}feïaer.ö / maer aen bie göene feïf^ / bie afgebaï^
ÖÖeSa« quot;^ to?eebtöepbtgöeb?upcftenfoube; en bat öP niet aen be on?
Ctuiij^P^pye/ maer aen be göetoapenbe bpanben flraffe oeffenen foube.
ÎÎÇU.-1 ijl Wt öet feïfbe bp Eunapius in\'tpCrtractber «ööefantfcöap-
Beïeevïw ö®^ fommige bermaerbe mannen onber be nieutoe ftecötf-
^^ büö?XiSöen / bat fuïcfte berb?agöen göeïben en ftracöt öebben /
}nt{eïrffquot;^quot;^^^^quot;óÖetooonteberfiercftt toerben / bat ttemetcft aen /
oeuct^50ü?«cötberllaen/bat men ban flraffe b?p i$f/ en onber^»
itaerni. ^öboen/ \'t toeïcft in befe materie btcfttoiïjS recöt toerbt gïje?

^^nbsp;fonbe b?p 5ön / bie upt bloote ■M.n.rh ark

icftnbsp;en berb?agö öet leben petnanbt benemen / foo b?ee^ r^^\'ß-?-

3Ön/en boo? öare autöoiiteptanbere
S^^boS amp;5fö?ï«ööenenmi$f-lepben. lt;0etoiffeligt;tft/inbten be göene

t^/ nocö i0/ oft te boo?en göetoeefi igs
üöetaiber göener / bie grofiijcft mifbaen öebben / oft baer na fpn

troutoe

-ocr page 760-

troubje en belofte bp fiem sbebaen/ tn een sljebjtcbttöy^ liittn«^ „h^
öeeft/ foo fean bet gbefcöteben/ öat fijn firaffe en executie
recljtöoo?t-gae, iBaeröeöeugïjötban
Cieiia, bjelcfee ni«t öan f^
maer öoo? bebel öer 25ur0berfcöap in gnfelingbe göefeomen tóflP/ Lc
fp ober öen (Cpber jtoemmenöe/ontfeomen toas/ iS bp öen ^ontti^ %
Ecru fchen niet alleen öepligö / maer oocfe ge-eert göetoeefl / foo öe ^
öen ban
Livius tn \'t beröael ban öefe faecfee lupöen. C©ergeli)cfet
göen öe üifloiie öer €gt;öfelaren toelcfee öien lafl toepgöeröen/ en öae»\'\'
göeflraft toieröen/ bp
n icetas, lé. ^. ]

Uitmoet icfe öier nocö feP öoen/öat alle commiffien enb^i^quot;:} t^
göen / öie niet en öienen om fön recöt te öerferögöen / oft öen oo? Wjt
epnöigöen / maer alleen tot bloote bertooninglje en poccöingöe
feracöt en flercfete / en göeen anöer oogöemercfe öebben ais
öaer mew^u

/ frtrt l-ortftörtiS itót iamtn-nbsp;«OM «^fuirtrttt »r»igt;M#Vïtrt / filrf nl»*\',..

})?alen/ foo tegöens öet ampt öan een €ö?iflen menfcöe / alS ^Lp
öeuföept en menfcöelpcfeöept felfs flrpöen. baerom
öe isegenten t^\'L^
fee öingöen ernflelpcfe beöoo?en te berbieöen / als öe toelcfee aen öen

neitrintoienStiamefpöetÄnbsp;öfttus

ban öet bloeöt / öat onnuttelpcfe öergoten is. a©ant oocfe öan saiijj\'\' ^^
öie (©berflen göep^efen toeröen / öie met een onbebloeöe öep?-feï3^|Lii
bictojie beöouöen öebben. €n
Tacitus fept ban öe catten, een bol£» v

befeenÖeb?OmigÖepÖt: Weynigh uytvallen ,oftfchermucfelinghenbygj^g.
valk zijn onder haer. [Plutarchus befiraft Demetrius, dat hy meer uy\' j.,
gheerte
van eer, als om profijt fijn Soldaten in ghevaer fliet i en in ghe^^
bracht.]

Het twaelfäe Capittel.

Matinge ontrent de verwoeftinge, cn diergeiijcke diag^^\'

Lit, z.

XîX.

V.nbsp;Indien de faecke felfs niet nut cocn
fligh is om den Oorlogh te voeden- i\'it

VI.nbsp;Dat dit meeft plaetfe heeftin ^.\'quot;Lnb\'^

I.

heyligh zijn, of tot de heylighe d»\'^»
hooren.

VII.nbsp;Oock die de Religie aengaen

VIII.nbsp;De nuttigheden die uyt foodsn^fiii\'
matiginghe volghen, werden aeDg^

i im eens anöers goeöt fonöer onrecöt te mogen beöerbeti/\'^\'^ff
leen ban öefe ö3ie öingöen nooöttoenöigö öaec bp feon^^ü^a^i\'
leenfooöantgöe nooötfaecfeelpcfeöepöt/ toelcfee moet
toeröen bp öe eerfle inflellingöe ban öen epgenöom upt\'Sn^
göen te 59n j göelöcfe oft pemanöt öet ftoaert öan een öeröe / öet
cen uptfinntgö fBenfcöe fouöe mifö?upcfeen / om fpn gebaer te
inöe^ibieretoierp; w toelcfeen göebal to?nocötans nae

I.nbsp;Welcke vetwoeflinge rechtvaerdigh zy, en
tot hoe verre.

II.nbsp;Dat tnen fich van vecwoeften onthouden
moet, indiende fake ons prof jteüjck zy,
cn buyten de macht des Vyandts.

III.nbsp;Indien daer groote hope zy van haeflige
overwinninghe.

IV.nbsp;Indien de Vyandt van onderwegen heeft
daer mede hy fich kan onderhouden.

-ocr page 761-

Möt rtTw , ^^nbsp;/ PiijTt: ufE eeiiigijei^yuiot / ipjiiuten®

VöerhiT^r^J^\'^Öepöt / tt bjcten / öat öet bcröo?öen goeöt toe-gliereftent
cerhfr; - ^^ Ööenoten öoo? öte fcDuïöt: toant anöerfins en fouöe öet ge?ii
Oft * ^^^ eentgöe guaöe öerötenlïe / toeïcfte Die tiraffe göelöcfe 5^/
lon^i/t,^^^ ^^^^^^ ^^^nbsp;teöupren gaet: toantgeiöcfe een mm^

biew^?^ngöefGntO0?öeel toel aentoöfl/ öat men om eeniglje-©eiifen

öahp«nbsp;^ toepöen fal / ntaer tot foo öerre toe / öat öe mif= tf vquot; ^

öiSJ\'i^ ötllöcfee toöfe öerfoent toeröen. €n Defe oo?fafeen aileen/ oocfe hts
ïgt;oth f ^^^^nbsp;öet fonöer onrecßt gefcöJeöe. iBaer

ïiefiPfSJi^ öatöeoo?fafee öan |3?ofötenöoo?Deel öaec toe raöet/ foo fou^
J7 öwaeföept jöneen anöeren te öefcöaöigen/fonöeceenigö fön öoo?;
hjeßftSP^öfÖt: öaerom öe göene öie toöS 5ön / plegen öoo? p?oföten öe^
^iift. \'^eröen: onöer toelcfee öe öooinaemfie is/öie
onefander aen^ ^

^eï^ ^^fhyghedencke der Vyanden landt te verderven, branden, plun-
de beuautheyt van geldt en ghebreck van vruchten vermindert
, foo veel als overvloedt die vermeerdert, (i.)
^aer Öan Öit
oveynöan Proclusntetöerfcötlt: Het ishet ampt van een goedt Velde-
Cur.- \' Vyanden voor-raeten overvloet van allen kanten te befnoeven.

WnS/^t ^an Darius, öpgöclooföeöatöpfeonöe öoo? g0eb?e£feoöer^ fquot;
hthvlnbsp;/ als toelcfee niet en öaööe öan \'t göeen öP met rooöen

ï^en^lw €niSDieplonöeringetelööen enöerö?agen/ öie infeo?ten\'\'^^^°,, „
QtjeJ^Panöt öeötoingöt om ö?eöc te öegeeren i toelcfee foo?teöan ©0?l0\' qik
ÖBeiJ
^^\'^yactes göeö?upcfit öeeft tegöens öe Miiefiers j De (Cö?aciecs te^ \' quot;

II.

Deut.20.is
20,

len /#p5antiners / öe ïSomepnen tegens öe €ampaners/ Capena-
h facX^^^^ïö^ï^^sf/ Siguriers/ Heröien/ iBenapiers. IBaer foo men
ÖanKft \'^^\'^Öt oöertoeegöt / meefien tööt toeröen fulcfee öingöen öpöer
^eenriErquot;®\'^^\'*»^^^^\'^ öaet/als met ö0o?fitöttgen raeöt. 3©ant ge=
«ïft baSr öeöeurt öet / öat öie aenraöenöe oo?fa6en öaer niet öp en 3ön/
«tter anöere öp $ön öie feracötiger 5ön om af te raöen.

(r.) Philo Öan Öet COntemplatiÖe leöen J DeVyan-

olooten \'nbsp;Vyanden te vervfoeften, ende van boomen te ont-

Weckva\'nbsp;Vyanden te lichter haer fouden over.gheven doorghe-

^efelföigÖe ÖanöeBloecfeen: Sy verkrij-
gennbsp;ghebreck haren vrienden, en overvloedt

^yanden.]

^quot;i?? eecfi göefcöieöen / inöien top felfs een ö?ucötbaec goeöt
^aecnbsp;I ^^ ^^^ ööeen göentet öan öeööen feonne»

öie toil öat men tot

^■^oniennbsp;3Ballen/en oo?logs toercfeen falgeö?upcfeen/toilöe-

^^ïJlctüflïf?/!.^\'^ öeö?ucötöaceöoomen öetoacenen fparen fal tot öiö?es
^M«ue/öe oo?fafee öaer Dp öoegenöe / om öat niet De öoomen / göe^

^ööbnbsp;löc^

-ocr page 762-

Ve c^ent. ïijtu aïs öc menfcpcn / tn bm ferijgb teaöensi ons op-flacn mm^ ^ L
Migiflr, ix^eieftc Phtio uPt gelijcfeöcpbt ban «ben tot be bjurijtbare Weberen ^
, ßrecbt: ^e3Éet befe toooiöen toefeOjijbenbe: 3©at bertoo?nt
tegöen be 3teleloofe goeberen / bie tam sm / en tamme blucöten
ö^/
\' b?engen i oft geben mogelöcfe be boomen/ na be maniere Der to/n ^^ gt;i
r bie bpanben 30«/ eenigöe betepcbeniffenbanbpanbtfcöap/ bat fP /
göeen bat fp boen
/ oft bjepgen te boen / met bjojtel met aï moeten
\' geroepet bjerben i ^ae fp 3ön beel eer ben obertoinners bo?berï0C» / ^^
göeben öaer oberbïoet ban bingen/ biebè noobt berepfcöt/
bermaecbingöe. iStetbe menfcöen alleen bjengeniCoïen
,
00/ maer be boomen göeben aï beeï beter op öaer gefette töben/ en tjoquot; ^
ntge/ fonber toeïcbe men niet foube bonnen ïeben. (r.) IBaer Jofepquot;quot;^
befeïfbepïaetfefepbt/ inbienbe boomen fp^eben bonben / batfe foquot;^
roepen/
bat fp met onrecöt be ftraffe ber oo?ïogöe b?oegen/ baerfpoj^JJ-J/
faecïien ber oojïogöe niet en bjaren. €nbe öier upt foo icb niet entnj U
öeeftfön 00?fp?0ngÖ oocb befe
Pythagorifche 3©et bp Jamblichus: HC
niet geoorioftjeen tammen en vruchtbaren boom te quetfen,oft uyt te

®ocö Porphyrius in \'t 4 25oetli ban göeen «©ieren te eten / öefcÖ?P|yrt^
ber ^oben manieren / ftrecbt befe 3©et mebe upt / möns bebuw-^
boo? uptïeggingöe ban be göetooonte / tot be 5^teren bie tot ben
bou öeïpen en bienen / toant öp fepbt bat ban Mofes oocfe gehoben ge
men befe fparen foube. [^öntooo?benober-göefet/ ïupben aïbuS\' Yje

Wet ghtb\'.cdtoock felfs in vyandeiijcke Landen te fparen deghediertf^
mede-hulpers zijn in den arbeydt, fulcks dat het niet gheoorloft zy\'^\'^r^rtu
der te houwen.]
:©ocöbeTh3imudifchef£ö?iften eu ^eb?eeufcöe fffif
göers boegöen baer bp / bat befe 3©et moet upt-göeftrecfet toeröen ^
aiïerïep goet / \'t toeïcfe fonber oo?fafee foube berïo?en gaen / geïpe» quot;^wti
neer i^upfen af-göeö?anöt toeröen/eetbare toaren/ en ö?ancfe öeröo?\'\'.
toeröt. c^aer-en-tegöen öatfe moet in-göetogöen toeröen met m^p
ginge öan öefe erceptte / ten 3p öat öe boomen in be ©oo?fteben öe ^
ters öeïetteöen.i liet öefe ïBet feomt ober een be boo?ficötigöe öfffi-
benöepöt öan Timotheus ,©eïöt-oöerfteban $Ctöenen/ öie/göeïö/j !,ae

lyjenus berteït / niet en ghedooghde dat eenigh Huys, oft Bouw-hoi^

af ghebroken werden , óft een vrucht-draghende boom uyt-geroeyet.

M meöe een et ban Plato in\'t 5 25oecfe ban betSepubïöcgueï

Landt niet verwoert , noch Huyfen aen brandt ghefteken werden,

I ■\'^P\' fal nocö beeï meer pïaetfe öeööen nae boïfeomen obertotnningöe.
en öoiiöt niet boo? goebt öat men €o?intöen öeröeïgöt öeeft / öaer
tans öe ïSoomfcöe lt;6öefanten fcöanöeïöcfe miföanöeït toarm: öe i^jj^ji
noentt op een anöer pïaetfe groutoeïöcfe / ongeoo?ïoft / berbuït ban
öaet öie ©oiïogöe/ toeïcfee tegöens muren/ öafeen/ coïomnen / engquot;^»-
\'T.\'o dor^o geboert toerbt. Lsvius p?öft öer ütomepnen facötmoeöigöept/alS tP
uaMn- getoonnen öaööen / bat fp öare to?eeötöept ntet getoont
Ub. iö. b?anöen én af-toerpen ban onfcöuïbigöe lupfm en ïï^alïen» ^

numnon fepöt Öp Stneca :nbsp;I^lf

-ocr page 763-

mac^VV. ^^^^^ ï» quot;Pt bpanbtiucben öaet gefcljtebt/
HjcbhS\' wcfitbaerbigbe berfoepinaamp;eber guaöe fepten/ bte/oftopent^
toaren/ oft nae\'t oo?beellt;©obts foo ftoaer öDetooaBen toa^

^anamp;^^r\'^fnbsp;^^ïö^^re bes felföen tEutöeurs

beleeftöept/ tsootb toaeröigö öter öpober-
föneblllöcböepöt nocö mtlöer upt-öepïenöe/
milöeïöc ^ af-öaïenöe ban öe gene
^öelffa«
0Öeö?upcben tot be göeöierten / enöe öan öefe tot öle ötngöen/
fïeil wnbsp;toiffen / ban toelcbe top nu fp?efien fullen/ aenge^

een qS u ^^ IBenfcöen ais öe uptnemenfie / en öan öe anöere / toelcbe

quot;term « quot; ,nbsp;ittuut^u ar ik. UIUC^UI / MTiuy KKmjjKt lUd

te nSiH^öe b?ucOten te beöeröen / op öatöet menfcöebjcbe göeffacö

ban oberbloeöigöen leef-tocöt; öocö öatter
nietalleen öan nooötge öingen / maer oocb ban
tenwSöe/ öie toteen leefeer en gemacbelöcfe lebenöienen. ^eb?ucö-
^erSPvf 5ön nooöigö / betoaert om öe menfcöen te boeöen t tot lec^
öient öe berfcöepöenöepöt ban alles toat op öe
.WK®nbsp;öicfetoils / öaer öeanöere ontb^efeen/ feomen in

^^nhenlS S^eötfei. Beröer gaenöe / en laet öp oocfe niet toe öer ©panöen

infonöeröepötgöebieötöp/öat men ban\'t
ontöouöe/ öouöenöe öoo? onbilUjcfe/ öat
/ bf? tegöens öeHenfcöen göefcöept /tegens öie öingen upten
ban eentgö guaeöt. ;©aer meöe ön oocfe öat
mSïï tóJ »wet öet tegöentoooiöigöe alleen aenfien / aenge^
/ ^^^^ alle öingöen öaer beurte öebben / en
öe Si jSnfquot; *\'quot;öertoö?pen 5ön/ fulcfes öat öet licöt göefcöieöen fean/
^töjaSy**^ quot;quot; ©panöen 5ön / als men tot t\'famen-fpjefetngen en
f\'atb /Sa toeöerom26onötgöenooten toeröen. .Hlaer öet iS
omnbsp;ban nooöigöe öingöen te berooben / boo? öen toelt^

i 8Been £ hf^ toe-feomenöe men oocfe öaööe beöoo?en te betoaren/
F^öotetSp«^^^nbsp;te (iaöefeomen fionöe/3©antöet met

^quot;^^quot;Ööefepötis/öatmenö^
üöeoaupcfeen/ öat tpen ntet en menne öatter
nimmermeer geen

J^bbb anbsp;bpanöt\'

TnadUm-

lofu.ä.

5J
JJ

}J
JJ

\'1

J *
\'J

11


»

gt;J

gt;3
gt;gt;

gt;^

)gt;
jJ

JJ
Jgt;

5J

JJ
}gt;

JJ
51

IJ

IJ

Jj

\'»

-ocr page 764-

quot; moft fiteren / uh». «ivh w»^ u^h^uuihuuï^ oeroope/ nameittCB/ oatti^«\' ir-r,
tn fpn söemoeöt
mt toecD !eög8e en öetoare/ baer öool öat W öepS
,, en öerfeßert / en öat fjp niet ^t felföe te feer öoo? tooojöen oft tóercöfquot;
-cntDetfttöeböenöe/ terfionöt öaernaeöerouenïeeötöjefen fteöBe/

j »«uyyt^ ut«,», nau ijyvistufii/ jiuiy üErueterttjjeroen. ^efeiii^ooi\'^\'y,,!/
..feeucöeittoetoocböanöen^urgDerfcDappenöjaer-genomen toÄ
,=öat fp tn tijöen öan ö?eöe öerepöen öte öingöen / öjeïcïten tot öen ^^Et
,, göe öan öoen 5ön; en tn bett lt;ao?ïogöe/ \'tgeen tot öen ö?eöe ötent ^ fg
« fp oocft nocö öaren ö?tenben te beeï bertroubjen boben maten / alöffil
ntet bonöen tn tegenöeeï öeranöert bseröen; nocö öen ©panöen foquot;
troutom / aïsi oft fp nopt bjcöerom tot ö?tenbtfcOap fouöen ßonnett w,
ö?acöt bjeröen. tnöten
oocïï nocö nietss te öoen fionöt boo? een m^KL
quot; PT i\'^foeningöe / göebjiffeïticit foo en tffer bocö nfet^ W^^^L
gt;^jtcWan tgöeeitöeaeröeöco?t-ö?engDt/tnaerW

vb3eöerbe.s^omer0teöerïijcbop-gDegueecbtöeeft/ batfe betuinen®
» möuptenpatttngöe/göeïpcbaïjsben Coningen op b?engen
ïfocDöeeftöpaï^seengïjemeenen befie opfienöerbanaïïebt-ngöertlSrt
gtje göeöjagöen / ongöeguetfi en onberfeert te öeöouöen / niet aïïe«
-göebierten / ttiaer oocft öen b?Htöten ber aerben/ be ftracöt en fleÄ
^\' bocö mfonöeröepbt ben tammen / om bat öie meeröer BefcïtermittS^^«
\'gt;Öoeöen/entitetnaeöetopfeöertoiïöe b?ucötbaer5ön/ maereröa^
- boutotngöe en öantertngamp;e berepfcöen / op öatfp flööigRept mogöef
ftomen

2. ï©aeri^eentreffeïöcften®?tef ban Bdizaiiusaen Totiia,

fcöaiinöen ben naftomeïingöett nite ïStt öe^^^^
fianötaögöemoeöt f ti^ beftent bat 0omenSSlÄ^ %

Äonnebefcftnnt/ beaiber-fiMnfff«gt;/onnbsp;te WL^

\'.grooten^tabt göemaecftt öeööenöe/be göebencß\'tepcßenen ßfjß}

-ocr page 765-

liiKnbsp;öat toare ottsBeujcft m

öÄLßnbsp;eeutoen/ ontnemenöeöen aenen öte eertüöts

toe ïrt, \' / ^^ fcöulötgöe gljeöench-tepcfeenen öan fjare eere / en öen „
öefch?« ^quot;Öetöermaecltöan öer felföer aenfcöotitotngfje. öetoöl»
f^ÄMSOen ftcö alöus öeööen/ fociööeöencfetöat öan ttoeeneen nooöt^ „
fuit nu aöeöeuren fai / öat sOp / oft in öefe oojlcgöe öan öen 3äepfcr
Gittyctoonnen toeröen / oft öat utoe jponupnen göelucö öoöen legge.,,
SSJÖpoöertotnner ôUjft / öe ^taöt öeröeigöt 5önöe/ fult göp niet
fuit nft ^ goet/ maer öet utoe öeöo^öen öeööen : öe felföe öeöouöenöe/ „
DiiJäyP9Öenietenöealöer-fcftoonfle en öeerlöcltfle öefittinge. ,^00 öet „
Ö3ifSr w treft/ßomen öoo? u öeöouöen sönöe/fal u öancfe öp öen oöer-,,
tiÊi- rii göelepöt 5ön î Die öertooeft leggöenöe/ fullen alle utoe fa^ „

λ

\'t göemeen u öolgöen een naem en gerucöte/ toaerötgö utoe
öe ftaHh quot; ^^^ toelclter sööengöp totlt. 3©ant öoeöanigö
itae i\'^eungen Der macötigen5ijn / foööanigö iS meöe öare acöttnge en

^fet meöe öe 3©et öan Fredericus I. öp Conradus Abbas
P^genfis enöan Frederic ^falt50raÖeÖe CÖ^OngCB öan Melanthon.]
tlürtff ttoeeöen / fal tneöe\'t göeen top göefepöt fjeöben/ göeöeurenin
Öaeftll?®®^ öefittinge Des ïanötS / tnöien öaer groote öope 5p öan een
Ölsnbsp;/ toaer öan Den p?ös en loon 30« fal / foo toel öet lanöt/

telt-letfs Ö?U£Ötett. 3ilfOO öeeft Alexander de Groore, na luftinus üer^

enbpJi^l^^ö^öä^en öeröoöen enaf-göeöouöen öan Ifiente plunöeren

fte Verf L \'\' ^ teÖO?en öaer öermanenöe : Dac men fi;n eygen goec mo-
en datfy niet moften verderven die goederen, om wdcke
eenftpft^quot; \' ^^ ghekomen waren. ^00Öeeft Quintius, öoett Philippus met\'

ois p, 25enöe öoo? (€De}Talien liep/ felfS fön folöaten öermaent/
Qim/^^^chus fept / öat fp repfen fouöen als öoo? een lanöt öat öaer glje^
ïie gpii ^^ 8et öare nu göetoo?öenen oöer-göelaten toaS» Cr^fus raöen^
ööehm / \' ^^^ ÖP ntet fouDe glpöten föne «folöaten tot roof en öupt

/fepöt: Ghy en fult niec mijne Stadt, met mijn goedc plunderen; ^^rod.hb,!.
het ynbsp;dien allen my nu langher aengaet, noch toe-behoort: hec is

quot;«\'egoedtfullen fy verderven. ^ieailöerS ÖOCU / OpÖSUfelÖßn
(^teut^pei Th^b^\'^ öetooojöen öan localta tot Polynices, Öp Seneca in\'t

D

ftaen

^ nae *t Vaderlandt verweeft het: om te moghen
, wilt ghy niet het langher ftae, ghedoghen.
t Verderft u eyghen ftuck, dat ghy door oorloghs macht
vsfwoeft u eyghen landt, en te vernielen tracht\'
e rijpe vrucht des Veldts, den Landt-man te verjaghen:
Ween Vorft het fijn verwoeft: het gheen ghy met behaghen

^ÖÖÖ S

nr.

Lib. lî

-ocr page 766-

Af-brandt, en met het Swaert af-maey t, ghelooft gewis
Dat niet eens anders, maer veel eer u eyghen is.

fin iSDp curtiusinöefetooo^amp;en: Wat (y nietbedowf^^t
den , (tonden fy bekent dat des Vyandts goedt M\'as. 3©aer Uan niftÖ^f\'rt^

berfcöceit \'t sfjeen cicero tn fijn m^bm aen Atticus öifputeert temZ
öen raeöten ijet öoo?neitienöan Potnpejus, om fön 3^aöeEtant öoo? ör
öec om te öaentrfien. öi*n
nhr»» htf (ïnffe fti^rrftnihtrtj^«^ anbsp;ifms r^\'..

; om te ö?ensöen. €n oöec öit (ïucfe öefcöulöigöt Alexander ifiquot;« f J
I.ppum m \'t 17 ^©oecfe öan poiybius, taelcfeecsöjoojöen Liviusalöu^,^^,

Dat Philinnii« innbsp;C^knbsp;______...u-

... VI /nbsp;WöH roiyuius, Gjijmogrp UJOOJOen LIVIUSaiUJ^\'T -rf-

öaeit: Dat Philippus m de oorloghe fich niet in openen velde totflagquot;l^i.y
fenteerde, om ml agh-ordre en volle batalie te vechten en flaen,
terugghewijckende, verbrande en pionderde de
Steden,\' en datdie^v^jg
wonnen was, bedorf den prijs en buyt der overwinners. Maer dat de^V
Macedonifche Coninghen alfoo niet ghedaen hadden, maer dat die in
ordre en openveldt-flaghen plegen te oorlogen, de
Steden, foo veel fy
den , te verfchoonen, op dat fy een rijcker en machtit^er
Rijck hebben
ten
Wat dat voor een raedt was, dat den genen°die wech nam,

melde t gheen om weiekers befittinghe geftreden werde, niet als den ^^
logh voor hem felven over liet ?

[^érmeerderingh. (i.) Gelimermet Öe^anbalendTflCtÜMOfel^f!;/

ayvn/ j.

^ - .- 25oecfïcap.65. (iaet; ..

onfe landt ? en het Volck dat wy bevechten , is net met onle volcKnbsp;..

werden wy dan bevonden onfe eyghen Vyanden , en verdervers van oote /
ghen mkomften en contributien ?
||iec meöe ftOmt OÖec een \'töÖifquot;

fonöec J|tfto?te»]

jenöetöen/faïöetfelföemeöe göefcöteöen/ inöien öe öpaöö\'3/
anöec toefen fean öefeomen öaec meöe öp öem onöecöouöe x nante\'^^
ttiöien öe ^ee/ oft anöece ooiten öem open tïaen.
a rchidamus öp {h^,

IV.

.ee oefiomen \'t göeen fp Beöoeöen. 3ln fuïcfeen flanöt

öatonöec contciöutieöan öjeöJ
€nöe feomtfulcfesoöer-eeni«^.

ouöe toufe en mantece öec Slnöianen/ öpöetoeïcfee/ foo Diodorus ^\'j^js

Ub. ij,
Etiß.7.9,

LiKn»

-ocr page 767-

^Uhevr^^/\'^quot;^^Bo\'Jw-lieden blijven ongemoeyten ongheroert,ghelijck
^aer w u quot; veyligh , jae felfs ontrent de Leghers en Hey rkrachten\'doen fy
bandennbsp;IPÖÜCtte ÖpJ Der wanden

noch roeyen de boomen niet uyt, Cïtbaéctiacj
alsinnbsp;Bouw-man fchade, maer die foorte van menfchen,

werdtvan allen overlaft vry gebonden. Xeoo-

met ri \' tuflTcöcn cyrus m öctt ?Cfrp?«ci3ct:acco?öeect toas/

Oeconn .z.

^of» Poiy ^nus becöaelt : j

öelSLv^ felf^ öe baucöten L.------------....,

öett lt;^olbaten öace folbtje. (i.) 3|et toelcbe Appianus

}aefelfs/\'tgeen Ariftoteies baecbp
baec ban öen bpanöen / en ban öat

I

^OD htT^quot; Bouw-iieden vrede wefen foude, met den gewapenden oorloge.

Wi ïSrquot;^?^ Timotheus fiet ba«£fitöaer»ie beel bec lanben aert ben

ÖDetllMf.f.*Vnbsp;ywt*. ivtvfiv. \\ / ajz^nujum«;. nppidijua

SeiJbÊnSnbsp;ttiebeafiebaenfieeft: enbatfelföe

^fieme^^^Ji^ Sfieften bat ttiet ooeöe^eöeu en gcoote nutt jgïiepöt in be

leöec
.eec-
om

C.z.de

tnng iP\'pu-
ce. H-col.
Damafc.
RJian
5 x4.
■J)kn. Cmjf.
erat.

L, ex.CKtor,

C qua res

V.

^eefïpl-tf» mantecen en göetooonten tïellen öe canones alsi,
^aenbsp;beleeftöepöten goetöecttgfiepöt allen €ö?ttïenen boo? on

öigh i Wen / ais toelcbe een meecöec goetfiectigOept öan anöece fcöul^
leen hJ^S\'nbsp;Piofejfte öoenen öaecom totllen öie / öatniet al^

Öettap^ quot;^quot;öj-lteöen / maec oocb öe 25eefien öaec meöe fp ploegfien / en
öbe fuif / toelcbe fp nae öen lieber boecen / bupten göeöaec ban (figt;o?lo^
^ettpJfï^®quot; * namelöcfe / upt göelficfee oo?faecfee/ ais öe bucgöecUjcfie
biet Uw? ®^*^öieöen/ öat men öie öingöen / toelcfee tot fiet ploegen öienen/
/ eneemjötsöpöen i^fiipgterS enCppecfen/naelt;
^locrt ^^^ ^^^ ^quot;öeöe ïtomepnen toas ongöeoo?loft een
luiï,{.ifquot;?ne teöooöen. [©ocfetn ^eloponnefus. varroderemjuca, i.z, Co-
ban\'t625oecfe. ©oegljt Ötec bP 9iimns,Ubj.mp.its.

\'ti^etfie Capittel. Porphyrius,
^quot;^^quot;Söeajsoecfe. vegetius in\'t3 23oecfe ban öecf^eeften

^r I

(\'.) Plutarchusinöelt;0?tecfercSeB?agöert/melöet
9lgnbsp;öan öe Jlegacenfecs. Procopius,
omhic.s. fept ban rocüa,

^^or gh h ^^^^^ belegöect öaööe: Ondertuircheo heeft hy den bouw-luy deo
te Vonnbsp;leedt gedaen , maer heeft haer gheboden , gelijck

\'^ertfg^^®quot; ghewoon waren , het landt doorgaens wel gheruft en verfeec-
Her^T\'nbsp;contributie brachten. Caffiodorus, Iti.
a

je Landp quot; ^^quot;hefchermers grootften lof, indien, terwijlen fy de vooifey-
r 1nbsp;andere ondertuffchen niet nae-latea

^^emlf^^ ^ befirtingen te bebouwercken.]

öat fommigfie öingfien ban fooöanigöec
oft oocfe flepenöe te bou.
beöupöen fiebben: toelcfee öingöen öe ceben bec^

aen Demetrius öec fleöen mnemec/boo?öe
UKnan lalyfus ban Gdïms, alöUSUptgeÖJUCfet: Watplagheheeft Lib.rs.cii.

doch

-ocr page 768-

doch datvoor befcheydt, dat ghy de huyfen inbrandt (lekende,
niffe foudet willen verderven ? Wantindien
ghy ons al-te-famen lUi jjs
wonnen hebben, en defe gantfche ftadt inghenomen , fop fult ghy
overw inninghe het felfde beeldt gheheel en onghefchendt bekomen
indien ghy door debeleghsringhe ons niet fukkönnen
overwinnen, p-
wy dît ghy wik bedencken , oft u gheen fchande wefen fal, om dat o
Rhodiers niet hebt können overwinnen , oorloghe met den dooden .

genes te voeren. [Wm öefefaïiCftCt Plinius fjlfiïn natUUClijCfte t»^

jn\'t 8 23oecamp;/ cap.38.m 5 5 cap.io. en plutarchus in\'t «yjju^jit
Demetrius. «acUjcfec mepninsöetss m Öen 2S?tcf ban Behzanus t^g
banons becöaeït
3 Polybius fepöt/ öatöettjS\'ttoewftöan een/Jgu?^
aöemoeöt / öieömaöen te becbecben/ toelcHeberbo?öen jönöe / »f, ^p
anm tttacöt niet en becnnnberen / notö ben genen btefe berben^ii/
tttgöboo?beeltoe-b?engöert/ öoeöanigöe 5öit (Cemp\'len/ lt;©aelD%ij
25eelöen/ en öiecgelpcbe*
Marcellus toecbt ban ocero gep?efen t ^\'^e
de huyfen van Syracufen pubiijcque en particuliere, heylige en ongn^ ^^,
alfoo ghefpaert en verfchoont heeft, a s ofthy om de felfde te befcher

Lil\'. S-

Verrin.z.

Lih 4.

VI.

en niet om raet fijn heyrkracht die te veroveren, ghekomen ware. I ^
fepöt
baec nae : Onfe voor-ouders lieten haer behouden die dingen,
ke naer vermaeckelijck, ons Hecht en geringe fcheoen te zijn.

\'Samp;tt / göelöcb öet in anbece becciecfelen göelbet / om bte oo?1^ jit
toelcbe top göefepbt öeööen / alfoo ftomt öaec toe een bpfonbece teo^^t
bieöinsöen/ toelcfte tot öepligöengöeöjupcfteglje-epgent en m^aW
Sijn: toant oft toeï öefe öingöen oocft op öace topfe/ foo top elöer?^
fepöt öeböen / publpcg engöemeen 3ön / en becöalben nae
\'t cecF.
bolcften/ fonöecöecöeucengöefcöenöet toecöen/ nocötansf inöij^j^^
gantfcö göeen göeöaec ban en5P/ foo göebiebt öocö öe eecöieötn^j^^
lt;0oööeïpcftefaecften/ öat men fulcfte ó3öeöoutoen met öacentot^pt
öoojten öetoacen / albectneefl onbec ben göenen / bie ben felföett ^pff
.ttae öe felföe 3©et öienen / al ifi öat fp tnogöeltjcft in eenige
•^yh de Bel- Cecetnouieu öecfcöilïen. (i.) Thucydides fepöt bat onöec öen
up.i.n.s. tot fpnentiiöen een cecöt
5Pgöetoeefi/ dat de ghene die m der vyj^g^.
Landen een inval deden, van de heylighe plaetfen hare handen

Livius fept/ öat / aïss Alba ban öen ïiomepnen gefïecötet toecöe / tne»\'
ban öec lt;©oöenf€empïenontöouöen öeeft» ©an öen ïJomepnen
Capua ingenomen öaööen/fepöt siiius alöusf/Ä^r./i.

De Godtfdienft kruypt terftondt door aller her te en finnen gt;
Godts vrees den tooren ftilt, dat niemandt derft
beginnen
Den brandt te fteecken in de Templen, om verwoedt
quot;t Gewijde en ongewijde te werpen in een gloedt.nbsp;^^^

41. Livius becteït / öat tegöensf a Fuivius cenfor ingeb?acöt

Roomfche volck aen fchendinge van Godts-dienft fchuldigh maeckte »^^jeH
af breecken der Templen, als ofc niet over al de felfde onfterffelijc»^

-ocr page 769-

öeööen / aïs öte met öen €gt;?tecSen öan een fieïfgie toaren.
betffffi^^*^ €empïen totïïe pïeegöt men öe menfcöen feïfs te fparen en
öeeK Öettoeïcöe(opöattcö nïet öer %pDenen erempïen/
öte
öenH?iL^ï\'~öiengöe/ aengöcfienöefemantereöanöen ^cö?töenten
tw^l^^toerötöe gemeenetoetöerlt;©?tcc6ett.)
Auguftinus tnöen (©ot^

^teröangöetupgïjenöepïaetfen
QhgHpeïaren/ enJSercfeenöer^Epofioien/ toelcfee tnöie öertooefttn^
öie tot öaer öïoöen / ontfangöen öeböen / foo öe öace/
WieS oejjjeemöe. €ot foo berre toe göeö^upcfete öe öeöïoeöe öpanöt
^apïïPepöt: ^aer fiaecfete ficö öe öectooeötöepöt öan öooötflaen t
buSs^nen toeröen göeöiacöt öan öeontfermenöe öpanöen/ öiefp oocfe
Wn»,v?^®ï)ï0etfengöefpaertenöerfcöoontöaööen/ op öatfe niet öal^
e« ari??*^^quot; öanöen ban öie göene / öie göeen geïöcfee barmöertigöept
* toeïcfie nocötans feïfS meöe eïöers to?eeöt/ en op öp-
^ecbo^« L^öf^ tooeöenöe/ nae öat fp guamen tot öie pïaetfen öaer

Öeefjif^/te ban göebangöen te nemen/toeröegöeöjofeen, (3.} cffidorus
Hoefepïaetfeüpt gefcö?eöenittfött45ottötfcöeCó?onöcfe/iEr3 447.]
^ïsnbsp;Poiybius in öe ©eireftaenfcöe ^rtracten;

Menfchen vertoornt zijt, daerom godtloofelijck teghens den
^etïix-h^\'J\'\'^^^^quot;\' teycken van hooghfte dwaefheydt. ©OO^toaeC
\'t
y-ÖCi toant oocfe Severus ÖeÖOÏen öeeft : Dat het beter is dat God daer,
ne ttiaV ^nbsp;\' ghedient Meerde, als dat men het tot een taver-

Plinius in ftju natuurïöcfee ^ifio?ie/
^entcSi??*quot;* ban
Annibal, öat öP öetoeegöt öoo? öeïieïtgte/
^e^anJiri^^quot; Dianatot
Sagunten ÖeCfCÖOOntÖeeft. Appianus in\'tttoee^
ffcher, 25urgÖerlÖCfee00?Ï0gÖen : Wy en benemen felfs den uytJan-
fn fiiSi.!quot; Templen niet.
J^aU Agefiiaus fept eeU SatÖnS fCÖJÖ^
«latnbsp;Ende heefthy dit niet alleen in Griecken-landt ghedaen,

\'\'^^he hl f u ^nbsp;^^^^^nbsp;maer oock onder de Barba-

^^erom r j hooghfter religieufheyt de Beelden en Altaren bewaert :
\'fit wierH ^ 7 verwondert te
zijn, dat fy niet onder de Kcrck-roovers ge-
harenquot;? \' f ^fquot; ^^^ ootmoedigh genade foeckende, in de Tem-
Rheen rnbsp;ghenomen hadden /leedt hadden aenghedaen : en dat

^\'\'\'\'^^minX^^^nbsp;de Religie krenckten

\'ueraen, als die de Templen beroofden, ^ietOOCfe Plutarchus ban

öe

getsO-\' 44.

Tiud. 119,
Lib.i, de ci-
vitaie Dei.

Sgt;
31

-ocr page 770-

De öt\'pïiaöepöt ban Agefilaus ïn öit (lucß. ^e felföe SCutfleur öeplt o^/J
beele j^amepnen öefen ïofmeöe in\'tïeöen ban suiia: sommighe hael^n
op de gedachteniffe van Flaminius, andere Manius Aquilius,
en jEmiliüS Pp*
las , van welcken gene Antiochus uyt Griecken-landt verdreven hebbeDdc\'
en dele de Macedonifche Coninghen door Oorloghe verwonnen hebben\'Jy
met alleen de Grieckfche Templen ghefpaert en verfchoont, maer oock^J^
gaven, en groote eere en heyligheyt vermeerdert en verriickt hadden-
ftet oocb yitruvius,/ÄA en Dio, iib.^2. Piutarchus tn\'t leben ban
Brodaus tn 15 Mifceiianeorum. Gabao een |©auritaen / felfófleen^f,;
t^j Cöjilïenen iäercben in eeien Hottoenft
^ Ööeen be ©anbalen beben/ op toelcften m «j

^^^^^ ootft toare/ bertoo ntfoamp;Sä

fnbsp;Chofroés

VII.

snbsp;^^ ^^ ^^^^ öet obebeente ban Ezecbie,

banbeö?te|leöe;0b^elienbanDanid.beö^^ toaren/ mup0
^obeBen,amm tnfön iseps-boecft.nbsp;r

(2.) lt;©nberAlanchuseen Arriaen: toelcftetö flbebetiffehifléCbifl^

chus als hy ontfangen hadde de vaten des Apoftels Petri, die fijn Volc^ Jj
hem brachten, nae dat hy door nae-vraghen de fake vernomen
hadde, ^
hy gheboden de felfde weder te brenghen in de heylighe plaetfe door de f .
ghen handen der ghener, diefe gherooft hadden, op dat de begeerlijc^fffi
welcke door luft tot rooven een fchelmftuck begaen hadde, door eenh\'\'^^\'^
ie devotie de mifdaet uyt-wiflen foude.

en öen feigen/lA^. ban Andronicus, baer fip öe^icil anen beftraft/

^^Ö^P^ïöÖebinsbenöbefeptöeböe/ moet oo«^
ban bte bingöen/^ö^ ït-

})oe-toel fjet recöt öec 3©olcftenonaöefiraft toe-ïaet fiinen m^n^^jl^
öatöetöeöooööfiereöenis/ toelcftebooi öe^ßeligiefiaet.

-ocr page 771-

Recht des Oorloghs en Vredes. 71 f

\'pides, tn fnn CrCUrfM Iroades:

de

relighß.\'.

^en menfche die verwoeft dc Steden, oft de Graven
en dooden toe-gewijet, en Templen, met haer gaven ,
■^n is niet wel beraen , want hem weerom ghenaeckt
Gelijck verderf als hy heeft anderen gemaeckt.

Thyansüs Beöuptit öc faticï m ijt ßeufm / öt\'c hm mtntl

Plen in ^ / albus : Dat fy hebben gheweldt ghedaen aen der Goden tem-
Öan
bquot;nbsp;[«©{JelijCb Diodorus Siculus OOtft bUpbCt ÖetaUbm/

noemt Annibai een tecß-fcbenber/ bteöerlt;0o^
^e/KftF^ff^iP\'o. alsbpCartöagoingenomen bab^-
ghenVS ^olöaten met aöeftöentben bereert/ uyt-ghenomen die te-
^nbepft- R T^p«^ Apollo ghefondight hadden , fepbt Appianus, C^far Tumc.

^io SJSf (^Kopöee en ©ltto?fe-teßen ban Mithridates ojj-ööerecbt/ foo

Shehewi- u ^ derven wech nemen, als \'t welck den Goden der oorloge

tfeanii^quot;^?\'®®- quot;^ärcus Marceliusbeeftblebtnabe«/ toelcbe beBtcto^
/T^^ / aenaöeraecbt / berötnöert jiinöe öoo? reltgteuf^
^Panhm^-nbsp;terfelföer plaetfe / öatter fommtge

^^ lt;©o?logtie öe recöten öer ïlellgle en öer getooon^
^elcb??^quot;^^quot;*nbsp;op een anöer plaetfe öe (©o?logöe/

^elftrfe^H f öen tempelban Apoiio aengöebaen öaööe/ onuptfp?e^
g^e öaeöt ban Pyrrhus , öte öe fcöatten banPro-
ÖoobatSSf\'S^^faööe/ noemt Livius fcöanöelpcö oft berfoepelpcb / en
^iodnbsp;^lergelöcbe öaeöt ban Himi connoeitit

feiff?.^?quot;fÖtigöeptoftgoötloofï)ept/ enfonöe tegens öen oBoöen.
wSlt;©o?logöe ban Philippus onuptfp?ebelöcbett^\'^ «.

öoiLfcüemelfcöen en onöer-aerötfcöen €5oöen aengeöaen;
quot;^eff
bov ^pP^f fcöelmerpe» Florus fepöt ban öen felföen t Philippus

(J ^illOeflf J , —«4« ijct gceu wcicamp;cii ziju vdiJ ccii uuus

f^ «iet tZ / ^^^nbsp;quot; ^ laet öP ter felföer plaet^

K ^Ocb aïnbsp;\'y»öo?öt Prufias betoaert öeeft.]

SS» Wnbsp;-

f jcjcjr %

-ocr page 772-

oDeacpt ïn öefe eeutoe / Vergeben / en ten befïen ïjouben/ fnbten icft/
fe
om öaec felfsf becacöt biecbt/ be felfb aengenaem mafte boo? be
ten cn boo?beelen.
©oo? eecfï ban / bie matiginge/ in \'t beöouben en bpj,
fcöoonen bec bingöen / toelcfte ben lt;©o?iogö niet boeben nocö becïense»/
beneemt benBpanbteengcootgöetoeec/ te toeten / betoanöoop^ fj;

Xeno-ph.m- feggen ban Archidamus bp Thucydides, ijft Acht het Vyants lant niet ande^^
ßir. Grlt;ec.nbsp;Gyfelaer,en die fo veel te beter, hoeie beter gebouwt is: daerom

oock de felfde aldermeelt moet verfchoonen, op dat niet de wanhope ^
TivA. vyanden onverwinnelicker maecke. ||et felfbe toa^
OOCft be caetbatt^l^*
filaus metbe Acamanen, tegens? \'t geen be Achasen geboeiben/ öP öeeft^:
jaepen b?p toegelaten/feggenbe/öoe fp meec
ge5aept fiabben/ öoe fP tI
na ben b?ebe öaften fouöen. ^at ijS \'t geen be saty ra fept: Die uytgepip\'^

dert zijn,hebben hare Wapenen noch over behouden. Livius beCteUettÖ^O^

be^tabt (ïïomen) ban ben 0aUen ingenomen toass/fept: De voorna^,

fte Hoofden der Gallen hadden goedt-ghevonden, dat men niet alle de
fen af-branden foude, op dat fulcks als noch van de Stadt mocht overgeP\'^g
ven wefen, haer een pandt verftrecken mochten om der Vyanden hertequot;^

bew^eghen. ©oegöt öiec Öp / bat fuïcftiS / göebucenbe belt;©o?ïogöe/
fcöön göeeft ban gcoot bectcoutoen op be ©icto?ie j en bat be facöt»^?:«
bigöept upt öaec epgen aect beguaem i^ om öec menfcöen gemoeoet%
Lib. 54. te ö?eften/ en tot ficö te tcecften» Annibal öp Livius en fcöenöt nietss W
®acentinen ïanöt: Het bleeck, fept öp / dat fulcks niet door befcheyde\'
heydt der Soldaten , oft haers Overften ghefchiede, maer omdeherteHquot;
Tarentinen tot haer te trecken. a©t gÖeïÖCfte 00?fafte OntÖieït Öem Alt;V

Liv. lib. 4P. ftus Casfar ban cooöen in ©annonien. dIo becöaeït öe ooifafte: eV-

dat hoopte dat het door komen foude, dat hyfe fonder geweldt tot hetn t»^®^/
ghen foude. Timotheus
ÖOO? öie fo?ge / bie top teboo?en becöaeït öeöje\'
fept Polybius, bat onbec anbecen gcoote gunfïe en goettoiïïigöepöt ojjquot; ^
Lib.
3. öen ©panöen feïfgs öejaegööe. ©an t. quintius fiaminius, en öe

nen öie öp öem toacen / nae öat Plutarchus becöaeït öaööe \'t göeen W
boo?en göefept öebben/boegöt ÖP baec
öp: Niet langhe daer rnei^f^^a

fy de vrucht genooten van defe zedigheyt en befcheydenheyt: want ^^^ qc^
in Thelfalien ghekomen is, zijn de^Steden tot hem af-ghevallen. Dan® ^
de Griecken die binnen de Thermopylen woonden, verlanghden met vy ^
gher begeerten nae Quintius : doch die van Achaia de vriendtfchap
opfegghende, hebben verbondt met den Romeynen ghemaeckt.

^taötöecLingonen, toeïcfte in öe ©o?ïogöe öie onöec öetöeïepötfgt;
Cerealis, öOCÖÖOO? ÖCÖeï Öan Domitianus gÖCÖOeCt toeCÖe tegÖen? -rtflM
lis öen 25atabiec/ enfpne 25onbtgöenooten/be göeb?eefbepionöecinyj;,

Lib.s,c.3. ontgaen toa^/becteït FrontinusaïöUjS: Dat fy buyten haer verwachten

befchadight niet van hare goederen verloren hadde, is fy wederomond^j^
ghehoorfaemheydt ghekomen , en heeft hem tfeventigh duyfentghe«\'aPjj,(;j!

over-sheievert. Contcacie caeötfïagöen öeftomen oocft contcarie
Lih.t6. ftomfiem livius göeeft öaec ban een €)cempeï in Annibal: Het g^^^jj,!}-
hellende nae gierigheyt en wreedtheydt, heeft fich geneyght om uyt Jg^eö

-ocr page 773-

Jeren \'tgheen hy niet en konde befchermen , op dat die plaetfen verwoefter,
^^cn Vyanden fouden nae-ghekten werden. Dat\'s een fchandelijcke raedt,
^ o m aenvanck, als oock in uytganck gheweeil : want niet alleen de herten
Verv ° der gener diefulcken oßverdienden overlaft leden, daer door
ireri^*^quot;^quot;^nbsp;^nbsp;de anderen raede : want het Exempel

ibûm^ foî veel meerder, als de fchade en verderf dede. ^OCÖ tCß ÖOUtre ßßt amp;gid. T^e-

öu? toaecacötfSÔ / \'t aöem ha« f0mmigöe (Cijeoïoganten aengemercfet

öet ampt Uan öe öoogöe^öeröeöen en ©elöt-oöerfien / öte öan ÄT\'«
Kl^ î^IBenfcßen öoo? Cö?tftenen öJtüen getjouöensün / ts / öatfi» jfmzj. \'

iipt-plunöertngen öer.;gteöen / en toat öefgelöcfes meer
V»/ oeooo^enteöeletten/ als toeïcfee nieten feonnen toe-gaen fonöer al^
Sji:?potffe fcöaöe en naeöeelöan öeele onfcDulöigöe / en öicfetoilS ten
in öen #o?logB toepnigö öa?öeren : fulcfes öat öe Cö?i(lelöc^
öaS.nbsp;/ öerecötöaeröigöeptoocfe meeften-tööt

.«ecbaneengroutoel öeeft. ©oo?toaer öen öanöt öer €ö?ifienen on^
CoenanöereniSöeelgrooter/ alseertööts öerlt;©tiecfeen onöer öaer
onöer toeïcfeen/ öoo? öefïupt öer
amphiftionen, (göemepnen
Xögös-raeötöan\'tlt;©riecfefcöeberöonöt) öetöoöen toas/tat göeen
en0.!!?fquot;^Ö^^taötöoo? öarelt;^o?lügöen mo|î öeröelgöet oftupt-göe^
ha Pt toeröen. €nöertellenöelt;©uöe/ öat
Alexander ban iBaceöonten
barÄenöincfe /öoo?öem beö?eben/meerber beton geöaöt öeeft / als
op (Cöeöen upt-göeroept öabbe»

Het dert kiende Capittel,

^atiginghe ontrent de ghenonnen Goederen.

derdaiie ?nbsp;der vyandtlijcke on-

-nbsp;in den oorlogh ghenomen , ge-

Maer ^^\'^\'len by maniere van fchuldt.
j j\'^\'ifdaed\'t\'^\'nbsp;ftraffe van eens anders

\' ^ä^dooxfchult hier verftaen wert oock
\'t gheen in den oorlogh aengroeyt! Esem-
plen daer van.

ÏV. Dat de menfchelijcke befcheydenheydt
vereyfcht, dat men in defen het uytteifte
lecht niet en gebiuycke,

lt;!^tô felfs öet nemen ber bpanbtlöcfee lt;0oeöerett / oocfe tn een i.
I recötbeerbigöe lt;©o?logöe / moet niet göeüü?öeelt
toeröen ban
lonbeb?p te 5ön / nocö oocfe öeb?ööt te 3ön ban be lafi ban toelt;
ÖÖEfrïiflP^\'^\'ÖÖebingöe. 3©ant inöien göp aenftet öet gene bat te recöt
aifferSV öet en isniet berber göeoo?loft te nemen / oft te
öeböen/
ffixnbsp;fcöulbigö te 3ön« [^iet bp Bembus, ^

toenSariilS\'omfcöe ©aus innocenrius göeoo?öeeltöeeft.] ï^tgeno^
anSSfi^nbsp;^^^ nooöigöe berfeecfeetingöe en göerufiöepöt

\'ïJen/nbsp;aengöeöouben toerben / bocö om bie toeöer te göe^

^oiaSMp?aer ober is / \'t 3p in öaer felben/ oft be toaeröe ban bien/
»yens öet göeen top in \'t 2 35oecfe / cap.2. beröanbeït öeööen. 3©ant

f rrr 3

-ocr page 774-

Ca] i\'t an
f\'

iTe«\'quot; öet sljeneoocfe fouöe öïjeoojïoftjünwooet öat toefeomtbc« gpnen
n\'.ih in Ö2CÖU 3ijn / en öieöe ïjouöen / is öeel meec söeoojloft in öpanöen
damnum. fo- ^flt ïs öau ceu cecßt öan te mos|en nemen / fonöec tecftt öan te moö^;\'
öeclicijgljen. ^«Daenööefienmenons pets 6an fcBulöiaD
omöeonöDelöcfeöepötöec goeöecen/ oft uptflraffe/ mt itm^f^t
Kis i^^nfjeöamp;en PrufiasöeöolenaenAttaius fönfcljaöete öecgoeöen/ enöe flc^quot;!
„ öaec-en-öpöentèöetalen.] foo fean upt öepöeclep oojfaecfee öeS ö«
goeöt öecfeceglien toecöen/ maec nocDtans met onöecfcfeepöt»
giecöooien öeööentopgljefepöt/ öatuptfecacötöanöieeecfte fcDnffi
met alleen ïtet goeöt öan öe göene öte fcöulöigö is / maer oocfe öan
iw
onöecöaen/ naec öet ingeöoeröe recöt öer ©olcfeen/ gelöcfe als öp
tocöt öeröonöen is* 3©elcfe recöt öer ©olcfeen top
gljelooöen öat
een anöere fooiteis / ais öat \'t toelcfe alleen öeffaet tn ö^uöept öan PK
fe/ oft in öe upttoenöigöe macötöan göerecöts-ötoangft* 3©ant g*
ais oöeronfegoeöeren upt onfe particuliere
öetoilligingöeöooi öegÖ^^:
met toelcfeen göeöanöelt is / niet alleen een upttoenötgö / maer oocß e^\'!
intoenöictlt recöt
öettooiben hiei-hf ■ firrnn tnfgt;h« .^lior»;.)^ ..»^^.»titlf\'

ativvtii.\'nbsp;iw^itviiiiiiui^yi^/ Gut^itoe ueiueitemminHy\'^*^ \'tl

pöer eenin\'t pmtculier / ais öoo? eenigöe macötin ficö öegcöiJt/ Jj
toelcfeen jtn öe 3fet een göemepn öecöonöt öec 25urgöerfcöap genae^
toeröt. €n öat fulcfes m öefe foo?te öan öanöelingöe öen öolcfeeren
Iteft öeeft / ts öaerom te göelootïöcfeer / om öat öefe3©et öer ©olcS€
met alleen om meeröer guaeöt te ontgaen / maer oocfe o» öat een
aen (unrecöt mocöte göeraecfeen/ingeöoert is.nbsp;\'

^aec in öie anöere foo?te ban fcöulöigö te 5ött/ toelcfee p^eoié ig
I fie tcfe ntet öat öoo? toefïemminge öer ©olcfeeren een fooöanigö ttif

;l I.

....Myyvnbsp;MMWVVA«nbsp;tj? i/tii^iijiK/ KU moet oaerom nit»^

Ö5 upt-göefïrecfet toeröen / ais ölijcfet öatter göeöanöelt is. f5
tffernteteöen geli)£feenuttigöepötenöoó?Deelin öefe laetfie foo?te/€

tnöe eerfte foo2te öan fcliulöicrfi te xiiit. mant h»nbsp;fti f«

te boo?en öan öet atttfcöe cecöt göefepöt öeööen. aöant alöaer öJJ^J:
öen öe menfcöen öerbonöen/ niet epgentlöcft öaer upt/öat Ht HBumPl:
fcöap feonöe göefiraft toeröen / maer alleen om öe SKcöaP ^
ötotnsöen te öoen / \'t geen fp te öoen fcöulötgö toas / öS / r«Öt öquot;!2
Ober öen fcöulöigöen/ toelcfeefcöulötttptplicömtöe eer^ foo/te^ï
fcöulötgö 3ön / en ntet tot öe laetfie foo?te öeöoo?t: toant öet iS toat «Jj:
öers/ temoetónflraffeöoen / ais te moeten oft mogöen göe^raftK;

öeniai-öoe-toeluptöetnae4atenöanteerfïeöitttoeeS

gljen /maer öocö alfoo / öat öie oo?faecfee / en öitnbsp;wecf^

Molin. 1,
traä. difp,
il?.

-ocr page 775-

Recht des Oorloghs cn Vredes, 719

toJeïcamp;eöe mtftsaöen ti«f|t |ïcaffm fouben/

toetoft,®!\'^quot;^ ^^^^^^^ SP öan öe ftfiabe / bielcfie öoo? öe oo?Ioge
Viusnbsp;aengeöaen is. ^ifoo in öe öifputemet
Antiochus, foo u-

^ Öielöen öe üomepnen billficb te 5ijn / öat öe !Koning fou=

göeöaen en aengöebjenöt/

^ithv;nbsp;luttinus ftm/nv.Ub.ij.

denbsp;rechtvaerdighe oorloghs wet de onkoften op hem nemen fou-

^^Alu\'^f\'^^t toecöen öe samiers göeconöemneert/ öe onbofieni^A^ 33.

€nelöerSöitbtoilS* Mu/ öet göeen öen genen

fanS!!!!^\'\'\'^®quot;quot;^\'^- ^ ^ PoiyWus geöentbt öit in \'t 23 Cctract öec ee^
^Is Ap •nbsp;öOffe.öie ban fien göetonöemneect ban
suiia,

maniece al^
71. op öet

IV.

JeQcßffL®quot;quot;it»öeilSitö?iöatifcöe.öingöen becöaelt. ^efe n
«e Coningö öan Ipole» boo? öem / bp Thuanus

?? «ïöet men toeten/ \'t göeen top oocb op een anöec plaetfe bec^
\'^eau \' ^^^ ö® cegulen öec lieföe ficö topöec upt-ftcecben/
ais öe
ÖecHftS öec3©etten. g^ieobecbloeöigen cpcböomöeeft/falaenonbacm^
^luiSJt fcöulöigö toefen / tnöien öP een acmen i^cöulöenaec alle fijne
^ öatnbsp;ÖP öen upttecften penning moge bebomen/

^^^tlt SS^ ^^^nbsp;öie felbtge ^cöulöenaec in öie fcöulöt ge^

ÖÖcSnJh ^^^fijnöoeöigöept/ als toanneec öp boo? fön®?ienöt bojge
ten Kr / en öP felbe göeen gelöt öaec ban boo? öem felben gbeno^

ifquot; toechßA; v^lV üu Ajy-tocijt necoonoen spn/ tjace goeöecen gtjeia^
ïf^Bepötnbsp;^^nbsp;fpbonnen miffen en onm\'rnn/ infon^

becffi^ ^ göenoegö blpcbt / öat fp / \'t göeen fp in fuicbec boe^
/ ban öe 23ucgöecfcöap niet en fullen toeöecom
bcpööen.

CPtole-

-ocr page 776-

[Ptolen sas Ö^eft aett Demetrius, be^OOn batt Antigowis, bjebetOttt fj^

geben fi)n (Cente/ met toat tot öjenfïen gDetijf fpjs

^«-wi^jt fynnbsp;\' «iivi uu«jc» wMi IUI uitiiH jf» yynyT fysw layttv»»»-*^ ,

Ijoojbe / ïjeeft ïjem oocbbeaöenomen geïöeren toeberom gefonben /
genöe / bat onber fiaer ntetgöe(ireben en gbebocöten toerbe om alïeö\'f:
gfien / maer aïïeen om bet röcb / enbeeere; foo
Plutarchus berïjaeïtn»;
ïeben ban Demetrius, ^tet oocb be baebt ban san^ius, Contngö öer ^^^

K-:.fjd. T^fquot;
giiii ds lic\'lib.
fupernatura\'
hbm dijp. i I.
duh.j.n.i
17.
L, in agres
de acq, rei\',
dom. D. L in
agris. Ifi
■v-erherat.
non Ji agcy.
D. Je rei
quot;oind.

ViS. de jure,
belli ?7.4o.
Sylv. inyer-
ho bellum f.
.1. § 10.
imm. vers 3.

» veuueunsuii santuus, (itcintngy UEV quot;
conen,
bp Mariana, lib.u, cap.Kf.\'] i^ter toe btent \'t göeen aïsfnbsp;.

tn-göenomentoa^/Cyrus totfiin^oïöaten fepbe: Ghy en fult wei f^

onrechtvaerdelick befitten degoederen dieghy hebt,- maer indien

yets den Vyanden niet en beneemt, dat fal uwe beleeftheyt zijn. ÏPtttnquot;quot;

oocb meöe toaer-göenomen toeröen / aengöeften öit recöt oöer öe go«?!/
ren öer «©nöeröatten/bieonfcönïbigö 3tjn/ totonberfianöt ingeöoe«:t»^/.

iiKii üJ^miïjütjKii/ »anoep?mcipaie^ci)uioettaer0Y oftbanöegen«^^^:,
Ööeen recöt öoenöe / öan feïfss öaer fcöuïöenaer^ öeööen göemaecSt/
mm ban gaen faï tot öe göene öie bupten fcöuïöt 3ön / aï ifi öat tuen fi

mjnyi-n Mt» If wt,nbsp;uw; uult;;i.i.uuiuii;n maren / yare ^ianoeti «quot;gt;

öergunt öeööen / öatfp in öe^taöt fouben bomen / en ïtoomfcöe
gerss toerben / öare ^taöt öerïatenöe / oft aï$f
fv om öer eeren toiïïeïï
ouben befitter een toepnigö banbe Sanben ïieten beöouben. (i.)
berteït
Livius, bat bevejenters aen Romulus een beeï ban öare iö\'^^Je
totöoeteöeböen moeten göeben. ^oo öeeft
Alexander ben üpien fi
Eanben / biefe befeten öaööen / onöer Criöupt toeöer göegöeben. ^
ïeefi men öicbtotlss / bat be ^teben bie ficö ober-gaben / niet gepl««?!
toierben: en öeböen top öter boöen gïjefept/ öat men
niet aïïeen öej^l
foonen / maa- oocb öe goeöeren öer göener / öie öe Sanöen öoutoen
ïof en oocfe nae\'tlt;0oötö?ucötigö öoo?rcö?tft öer canones ö^l

.Arr. lib.3.

dl, maer aeyiaenie met naer. ^q leereU OUS öe IStftOJten/ Oat

öe ©anöaïen in 2Cpö3ica/en öe eottöen in 2|taïien göeöaen öeööenJ

-ocr page 777-

Het veeïikiende Capittel.

Matiginghe ontrent de Ghevanghenen.

VI.nbsp;Het verworven goedt van een Have, hóe
dat den Heere , ende hoe quot;t den flave toe-
komt.

VII.nbsp;Oft den flaven vry fiae wech teloopen.
V III. of de ghene die iiyt flaven gheboreu

zijn, aen den Heere verbonden zijn , en hoe
verre.

^ ^Lnbsp;\'nbsp;flavetnye det

ghevanghenen in gheen gebruyck is.

. ------

bat tr 12 1.
VuUnt. diji.

het tiae de inwendighe
ghen ß^^y^\'^y ^\'aet ^^ «menfchen v

^ Ï. wäf

een nfJl®® mwendighen eyghendom over
I tedoodeifnbsp;ftaet een onfchuldighen

V. onghenadighlick te flrafFen.

te fwaren arbeydt op te leggen.

B toeïcfee pïaetfen Set bangDen öer menfcgen / en (Taöernöe r.

I\'S/ tnöien men öe intoenöfgie äe^re
foo moet öie beo? eerft öemeït^\'^^\' «

(«rotbiertoeöan/enntetöer^
?JeöSÄÖene /öterecDtö^^^^nbsp;mm oöeuöe

^^^c-bSS ^nöeröanen öes ©panöts / en fean öat op anöeren fulcfes
^^tothTÄ-^l\'^l\'®^ fiouöe/en öan toaeröen bïöbe» ^ocljfaï Ret

öefen meöe te gbe^

L^^KPiï\'^^Cnbsp;Bï^«^ aengetoefen ßebamp;n/

hi\'^fStl^^^^^^J^ ^^^ ©panben fp?afeem Demofthenes in fijn

Lycurgus, p?p(i Philippus banfBacebonien/
r fi® ^^^ ©panben getoeefi toaren / tot fïaben Baö^

K ^\'jn tephnbsp;Wtßp/ hy en oordeelde niet billijck nocheerhjck-

P\'VoeeincTkquot;® ^ quot;nbsp;te bevelen, maer de faecke overweghende met

ÏÏ^J^efaklnTr \'^nbsp;foo handelde Hy oock in

[»^oonAlexander, aïsljp

Ä f^öo Piutarchus infön leben beröaelt]
hS\'^ïcfenbsp;toaer-göenomen toerben / bat öet recöt/ t r

foÄ^^nbsp;«-tocöt boo? be Burgerfcöi mm/

f pppnbsp;baer^

recht-
te yan-

-ocr page 778-

ïiocDt öebben / uptgöefonbett bat nocö ellenötgöept ban bte Ö^JLge
öacmelöcfeecen meec mebelöbensf toaecbtöö ts/ toelcfee nictboo^
öpfonöece öace öaeöt / maec öoo? fcöulöt öec cegenten tn öien fwc» ^s

\'TUumko. raecfet JÖn* Het is een feer bittere faecke, fepöt Ifocrates gt; door OOquot; ^^^^
recht een ghevanghen te werden. [Philo: Want oock de Vaders v^o\'\'
Sonen , en de Sonen voor hare Ouderen dickwils geit ghegeven hebben 3
oft door gheweldt der Straet-roovers wech ghevoert waren, oft nae de
der oorloghe ghevanghen, weicke doch de Wetten der nature, krachtig^^^
de Wetten die op der aerden ghemaeckt werden, voor vrye vcrklareH\' ^
melÖCR / göelöcfe Helena Öp Theodeftes fepöe;

My, die van Goden kom van Vaer en Moeders zijden,

Te noemen een flavin behoort men te vermijden.]

^00 is öan öefe fïaöecnpe een göeöttrigöe becöinöinge tot acöepöt^^
toeccfe öoo? öoeötfelen onöecöouöingöe meöe alle-tööt göeöuctöj; gg^
öefcö?ööinge öan
chry fippus pafl feer toel op öefe foo?te öan fïaöejj^;

flave is een ghedurighe Huurlingh en Dagh-tooner. lt;£n öe J§eÖ?eeUfCy^-,ftt

öergöelöcfetfulcfes eenen öie öem öoo? acmoeöe göeötoongen/ bec^quot;
öeeft / uptö?uc6elötfi meteen öagö-looner
/ Deut. i ms. Levif. ^
entotlöatinfönelofTittgöefötiaröepöt en öienfl öem alfoo tot öowquot;/
(Itecfeenfal/ göelöcfe öeb?ucöten ban eenberfeocöten Sficfeer gW g^t
öen ouöen leere fouöe te goeöe feomen / Levir.18.50. ^00 öerfcFejj^u«
öan beel\'tgöeen men nae öet recöt öec 0olcfeen
onöecöeurtaeneem»
öoen / en öem bergöeo macö / öan \'t göeen öat öe natuurlöcfee reoen ^^^
laet te öoen. a®p öeööen öiec bao?en upt
seneca bp-göeö?acÖt t D^^gy-

I. de dem.

CJp.iS.

méf\'

ghens een Slave alles vry ftaet, foo iffer nochtans yets, \'c weïck het
ne rccht der ghedierten verbiedt dat hét tegens den menfche foudevry

5^aer toe flrecfet oocfi öit feggöen ban Phiiemon :

Wie menfch gheboren is, mijn Heer » al dient hy fchoon
Voor flaef, foo laet hy niet te zijn eens Menfchen fbon.

het 21)quot;

#p«n anöecplaetfefépt Seneca oocfe: Het zijn flaven maer nc
menfchen; flaven zijn\'t, maer oflfe Rots-giïefdlenj flaven ^^^^^trec^\'\'
oock ootmoedighe Vrienden; fl\'aven zijn \'r, maer orffe Mecfe-dftffli*;^^^ -

Epß. 47.

ten: toelcfee tooo?öen men oocfe leefi öpMacrobius, öeböenöe gat

coioff.4.i.ben felföen fin metöe tooo?öen öes ^po^els PauH:

uwen Knechten gelijck, wetendedat ghy oock een Héerei\'n den He^x^^ftl

lt;gn op een anöer plaetfe totl öP/ öat öe leeren met öare W
öanöelen niet met ö?epgen / om öe felföe reöen öietopnu gef^^gfg
E0hef6.P. öetoöl fp oocfe öacen leere in öen lemel öeööen/ ö^eopf^w^
öerfcöept ban gualttepten geen tnficöt en neemt, ginöe t^im^^*quot;

Sfneeadehe
tief. lib. 3,
i-ap.zz.

-ocr page 779-

mm/fiaet: Hoedtu,
thfN.nbsp;Knechr oft Dienftmaeght niet en ghebiedt raet een bitter ghe-

öruvri-.ünbsp;neue gay een ivnecnt, gne-

hyis fulck een, alsghy. [^00 ftaet
öen 25?tef ban
Barnabas: En wilt niet bitterlijck ghebieden uwen
en tS^ ^«P\'enftiTiaeght, die in Chrißum hopen, op dat ghy daer door niet
^^^^^nbsp;quot;^^ren ghemeynen Heere.]

öet recöt ban leben en boobt / foo men \'t noemt / ober een
öfenbsp;/ ^^^ ÖP öupfïöcbe ^urtföfctte öeeft / maec

öen riiSlquot;-^^^\'^.nbsp;confctentteuföept moet te toeccb geftelt bjer==

^atÖeeftSe-

ken h gt; Bp öefept fieeft/ dat men in een flave niet en moet denc- i.AecUmtn.
ïevreêfnbsp;fpnderaen hem te verbeuren, oft ftraife\'^\'^^-\'

is, ^gj quot; i |quot;3er hoe veel dat u de natwre en aert van \\ gheen billijck en goet

^ekKK^i, tegens öaec göeoojïoft 3ön cn b|p-flaen. iet
^ernbsp;i\'eele ban öet leben tc benemen / en foo pets

^eneca^l^W^f / feec bjaecacfittöö onfe voor ouders, fepbt be felföe

flinincnbsp;geoordeelt datonfe huys een kleyne Republiicque was. €n

\'mjus: lien .slaven ic harpnbsp;««« f^t»— dnbsp;J.

^»ïettenX\'J!^quot;!quot;\'^\'^\'^^quot;^^quot; oooDt-ttjaecDt0öemifDaet begaen öaööe/
ïie-
öfSï^^.ÖP ntet / booj al eec öat öp oocb boo? fententte ban fön me-

ï©aec meöe men moet becgöelöcben
SIS^P \'^^ \'\'• \'enbecbolgöens.

IV.

S5Snbsp;fltöffen / te bieten / flaoen / obec öe ^laben/

fiept • rh quot;^«öf\'^iiept sfjebjupcßen / en oocb goebectfecen facötmoeöig^

verdrucken, ghy enfultoyerhem niet heerfchen,

^ßn SSS^®quot; iebjeeufcöe flabe j fiet bjelcfee nu öe bcacfit ban

jönöe/ tot alle^tenflfinecfitenmoet

»quot;en haren ï\\ pe Slaven ?ijn dow de Fortuyn wel minder, maer van natu-
i\'echtvaerdi Ïi, «laer in, de Goddelijcke Wet is deregel van\'t geen
Phf.^ \'nbsp;Fortuyn en yemants uytterlijcken ftaet,

macS^j de Mt-ureov«r^e?^komr. Daerom en moeten de Heeren
^etnea to^hfnbsp;gfbtttycken, nochdaer uyt ftof-

gt; moetwilligst, ea veiwoede wreedtheyt.
gemSnbsp;Maert, van een qualijekghetem-

gt; eft t w4ekQV^r-figt;a OndeFd»Bfifl door een tyranni^^

ippp 4 ;nbsp;fchin-

Llb 7.614.

Tr^lag. uU
tim.

III.

-ocr page 780-

fchlnghewreedtheydtpleghet. Seneca fepöt: Is

den Menfche yet fwaerders en harders oplegghen en ghebieden ftl» ® jgo
den ftommen Beeften doet ? Maer een ervaren Ruyter en Meefter van Pa ^^^^^
te berijden, en fal het paert niet met veel voudigh flaen verfchrickeo;
het fal vreefachtigh, en herdneckigh werden, ten
zy dat ghy het metjgf
en vriendelijck aentaften paeyet. CnteCflOnötöaeCïta: Watnbsp;jjge-

dwaefheydt, als dat men wel fich fchaemt teghens den laft-draghenaeo
ften , en houden fij nen toorn te ghebruycken , en dat een Menlche op X^g
derflimfte wijfe ghehandelt werdt ?
||ier Upt ÖOttlt/ Öatttt öe
3©eteenl^necötoft5^fen(imaeöfitö?pöept oDeg0eöett toeröe/ n\'^\'g^it
leen öoo? een oogfie/ (5 ) maec oocft öoo? een tanöt öte 0aec
toajf / tetoeten / te oncecDt.nbsp;_

rVermeerderinghen. (u) ^fet Mofes de Kotzi Itt öe gÖeÖteÖenoe^^

lan öe toetten Mofis en uef*

quot;(zO\'^n\'t z 25oecftöanöe \'öpfonöere ïSetten* cyprianus aen

ianus: Ten zy dat ghy nae uwe goetduncken ghedient werdt, tequot; ^\'„«r-

goetduncken ghedient werdt:

V.

öen 174.175.178* en öeöecgöelijcftmgöeöanöe toetten Mofis
mepnen/w./. prifcus tnöecjctcacten öec lt;0efantfcöappett/ ^quot;\'quot;\'^tafe
ïlomepnen öoöen öe 25acöaclfcBc öecöeft
: De Romeynen tra^^\'^fL^.
Slaven veel beter, verrichtende aen de felfde her ampt van
Vaders, oi\' ^^^
meefters ^ want op dac fyfe moghen af-trecken van die dinghen ,
hare zedeti en manieren ongheoorloft ghehouden werden, kaftijden \'Lg je
foo, als fy mifdoen, als hare Kinderen : want fy gheen recht hebben o j,
dooden, ghelijck by den Scythen. Daer-en-boven zijnder oock veelefo^v^
van vryheydt, welcke de Heeren niet alleehievende, maer oock ten
van haer fterven hen fchencken: welcke, wat fy ten tijden haers
vän yder fake bevelen, dat heeft kracht van
Wet. ©oegÖt ÖWP

ftgottöifcDe Wtt/iib.lt;r. tit.i. c»p.i2.

trianus: Ten zy dat ghy

raen u nae uwen wille ghehoorfaemt, als een he^fcher, en te g\'^^\'^\'ff\'igerj
deraer van dienftbaerheydt geelTelt ghy, flaet ghy, en plaeghtfe met hquot; jfgt\'
met dorft, oock dickwils met fcherpte des fwaerts, en kercker,
ende
kent ghy ellendige den Heere uwen Godt niet, daér ghy alfoo overeen
fche uwe heerfchappye ghebruyckt.nbsp;uheli^

(3.) Philo tec gèemelöec plaetfe: Alfoo fal hy voor fijn daedt dub» .
ftrafie draghen, verliefende den dienft, en den prijs en waerde van de ugjj
daer by noch een decde komt, fwaerder als die twee, dat hy ghedwofl|gjc\'
werdt in de grootfte faken een menfche dien hy haet, goet te doen, den ^ t^
ken hy ghewenfcht hadde alle-tijdt tc mogen quellen. Maer
de andere
voor het leedt dat hy\'gheleden heeft, tweederley vertrooftinghe, hebo ^^^
niet alleen vryheydt verkreghen, maer oock zijnde ontflaghen van ee
verwoeden en wreeden Heere.]nbsp;holl/\'^

^eïfsf öen acöepöt en ölend moet met maten af-geöo?öect toeco^\'^u
öeleeföelpcftoïïöegBefontDept öec^laöen acötgßegßeöen.
Exod..o,io oocft onöec anöeren öeï|eö?eeufcBe aSetftetmöem(lelimgB«»J]Ä
ësu i\'o 14 ^aööatD/nameltjcft / öateentgßeöecpoofingöe en aöem-fcJW fn-
öan öen acöepöt mocDt göegeöen toecöen. 5©aec fjs een amp;?tef ö^ quot;^\'jiius

Exod.ii.iö
27-.

-ocr page 781-

hinH®?quot; Paulinus, öfe alöusaenJjansBt: ick fie hoe fachtcHjck ghy de
unaelt,nbsp;^ jg eenvoudigher bekennen fal mec wat toe-

guV^MMtfujoQjatujöjtoocö Seneca aen öeöeieeftDepDtDerlt;©uöen: siet

oftnbsp;dat niet, hoe dat onfe Voor-ouders alle haet cn opfpraeck EpijUy.

p quot;ijdigheyt van den Heeren , alle fchimp en fmaedtheyt van den Slaven af-
hu r uquot;nbsp;• hebben den Heere Vader des Huyfghefins, de Slaven

-^yighenooten ghenaemt. [Epicurus UOemtfe OOtft ©jfenöeu/ Seneca,
vS y Prufaeenfis
öen öefïen ConlugD öefcö?ööenöe: Hetisfoo
A^ru\' Lnbsp;Heere over vrye menfchen foude ghebruycken,

hy hem daer van felfs over den Slaven onthoudt. Ulyffes fepöt Öp Home-

fimll?^^^^^ flaöen öle Bp sfietcouto öeötnöt / tn fulcftec öjaeröe öp Bern
H«3!)n/ als oft fp fönSi$oonSTeiem3chiö?oeöers toaren. [WeS
gaoeclgcftegoetDecttöBepttegens Ben/ oocft
Eumaeusin odyffxa ]
^quot;uUianus fepöt: De naem van Godtvruchtigheyt is aengenamer, als van
oghentheydt: oock werden fy meer Vaders, als Heeren des Huyfghefins
B^enaemt. (2,) Hieronymus Oft Paulinus aett Celantia; Regeert eu ordi-
\' uwe Huyfghefin alfoo, dat ghy liever wilt aenghefien wefen voór een
k \'nbsp;Vrouwe van den uwen, van den welcken ghy liever

^ or beleeftheydt en goethertigheydt, als door ftrengigheydt eerbiedinghe
y^g forderen. Auguftinus: De Huys-vrede is eertijdts van den recht-

pfghen Vaderen alfoo bedient gheweeft, dat fy ten aenfien van
de r goederen het lot haerder Kinderen van der Slaven conditie on- quot;
jjj^/^heyden, maer om Godt te dienen, allen leden haers huys metghe-
L. quot;efdcbeforghden: *t welck de natuurlijcke ordre alfoo voorfchrijft,
van den naem van. Vader des Huyfghefins ghefproten is, ende foo
nj^^ ^crfpreydt, dat oock de ghene die onbillijck heerfchen, met dien
dere ^f^^\'^.^cktzijn. Maer die ware Vaders des huyfgefins zijn, diebevor-
en alle die in hare huyfgefin zijn om Godt te dienen en fijnegunfte te ver-
ïieSquot; *®®ïÖtfte lt;l3oötö?ucBttgBept Beeft Servius oocft aengamp;etoefen in
kinderen gt; ober öetoOO?öenöan virgiiius: Cknätelamportaipueri:
rtfli^ öefen niet OngBelÖfft / öat öe Heradeoten gace fïaöen Merïandynos ,
öaagöecsnoemöen/ fparenöeenberm0öenöeöe öitterBepötban
QpJJJlJJto/ göelöcft Caiiiftratus een oubt uptleggöer ober Ariftophanes
2BH\'*;j3dtusp?öfl bei|oogöbuptfcBen/ bp toelcften be ,§laben als
diph ®K göeöouben toiecben. xheano tn een ?5jief: Het rechtveer-
Dqj,. ^quot;\'■quot;yck der Slaven is, dat fy noch door te grooten arbeyt befwijcken,
n door gebreck en behoeftigheytonmachtigh zijn den felfden te dragen,

(\'•) ^ietfap,i4^ tnben©?ief öec25iflrtÖoppen
bai7,quot;^o«inööi-udoick, toelcfte in-göeöoegöt iS in öe Capitulatie

^chennbsp;Seneca,Wyen ghebruyckenfe niet als men-

als iaft-draghende Beeften, ^OCÖÖan bec tC^
»Xenophon
ban be ïie^

^ppp 3nbsp;(aO^ir

Lib. IS. de

-ocr page 782-

(.2,0nbsp;Cyprwnus,r£/?/«ö??Mrffw adQmmum: Dat

reri teghens hare flaven , alsfy ghelooft hebben , fachtfinnigher moeteo^
fen,nbsp;Pauli
tot öen

Lactantuss, ß.s.cap.ts, Daer en is oock gheen andere oorfake waerom
pnderljtïghe den pa^efn grpeders malkanderen mede-deylen, als oamp; t^
wy ghelóöven dat wy alfe van ghclijcken ftaet zijn. Want aengefien wy
tnenfchehjcke dinghen piet naer het lichaem, maer nae den Öeeft af-n\'f
oft vvel de ftaeten condjtie der lichamen verfcheyden is, foo en zijnfe

e dinghen niet naer het lichaem, maer nae den öeeft ®f
eten condjtie der lichamen verfcheyden is, foo en zijnfe dJ\'^j,
iep gM\'e« flay.en j maer wy houdenfe en noemcnfe oock pa
I\'S ? jo flae de Religie mede^dieiiftknechten. Auguftinus
% Catljofittöetecfie / Uh.i^. »p.s», Ghy leelt de koefl\'t^

VI.

De

in onfen ?enfien gj^gn flaven j iriaer wy houdenfe en noemcnfe oock pa
geeft Broeders,\'en t}ae degel\' quot; quot; quot;

ITtanimntiVcnbsp;uny leer^ae ,.

haren Beeren lenhaaghen , nietfoo feer door noodtwendigheydt vaB
ftaej, MssTfLaporfeehaghen en yerm?.eck?n van haren phcht. Ghy ..
de Heeren teghens haren Slaven , ten aenfien , namelijck, van God| K
meynen Héere, yerfpenelijck, eg bereydtwilligher om haer goedt

als haertedwinghen.nbsp;Ifidorus Pelufiota, Ï/J./.nbsp;j\'

gecöaeït\'t afiecn W »ojts boo? fienen upt Prifcus m-mmm ^

mmoo top söefepöt He^ffi

fön bOeÖtfelfcBUÏOtOÖ. QSyrach 33.14,Voor een Huyfknecht fpij^^^l,,

gt; i puchtinghe,en werck.3 Sy en leeren nier qualijck, fepÖC Cicero: Die
bieden de Slaven alfoo te ghebruycken, als de Huyrhneen : datmenafbe}quot;
van haer vordert, en gheeft wat haer toebehoort. Ariftoteies: De
heeft voor fijn loon voedtfel. Cato: Opdat het uwe huyflt;^hefin wel g?^!
foo fiet toe, dathetniet van koude vervriefe, noch en ho^nghere. Da?/\'
Tyo^enef. wat.fept Ser.fc^, dat een Heer fijn Slave verlfrecken moet, altkoff, en

\'quot;i- dinphp. (i.) (STrtf ftttirigt; VMat» ÖM UtV..nbsp;__^ y ijjgJfP*

^^^\'nbsp;een/Wt / tïiöienem S/«

fcïben ontrecfientre/ foo pp xerentias Wt / mupt S

^ becto03ben öeeft / bat fuicftrf ^jmmft^r j^apt^ fy^t ^^ Th^PS

Thormion
^ä.l Seen

-ocr page 783-

7X7

^tiinHÏHS\'»?^^\'^^quot; bcamp;ïgt;-tooontnöBe ban jHêan en ©?oubj noembeeen
öBcnopZ? Ööutoeijjcb. oocft Beeft u
ipianus Bet epgöen goebt bec fïaben
benbsp;patctmonte. lt;0tocft en göeeft öêt fn befen ntet / bat

goebt ban fijn fiabe nae fijn goebtbuncften öem ftan
Z oftjgt;ocftbecmtrtbecen; toant
öP en faï niet boen bat btïïicft

De Benef.

•nbsp;Uitlui; yQO^n]

„ -iJepbtbanbenileece. w«..» ^s.»«^nbsp;«... wv»

boojbêerrnocö ntè^S bec$Skgöecert goëbï
^lennbsp;seneca fp?eecfttöeguameïpc8 tot bït pjopoOfl:

hebben «^erom met fegghen , dat een flave niet en heeft, otn dat hy niet\'\'^ \'^-
fepbt
trt^r . ^\'nbsp;Heere niet én wil, dat hy niéts hebbe. [5©e féïföe

eyVhp^ wee pïaetfe; Is daer oock twijffel aen , oft dé flavé is liiètfijn
fchenri.^®^\'^^^^quot;^®^\'®^^»^quot; • Nochtans fooghééft
hy fijh FTeéfè\'eén g\'e-

ïiïetinbsp;öet batbe ïleece nïet toebecom epfCBt/fn^ d.

betaeït / batöP öem tnfön bfenfï^
»^ïet ffiy^öuïbtgö toasf. Jiant (foo Tryphóhirtus fepbt) fcöuiöïgïj oft
/ öanbeïtnge natnpjïijcftec toöfe becftaen: maec
efeS?iquot;quot;^^quot;ï\'?ïÖcftec-to0feaenfDn fenecöt fcömbigö m* ^ilfoo
6ace SS/ / göeïpcft begöéne bte befcöecmt toecWn tot göecijf ban
boo?ftanbec$f/ enbeonoecbanentot onbecftanbt ban
toe-göeïepbtBebbeni aïfoo be fïaben Öeööen tot on

«-umf«««. ^nbsp;leecen gBecontciöneect/ als toanneec öe

^anrCÈ®^»^ i^outoeïöcftsf-goeöt molt öeööen / öat öe ^oon upt öe ge^
Piinius JS fe becïoffen toasf / oft pet befen göeïpcft boo?göeballen toace.

, rm^i^^bnbsp;......... ^necöten toe Dkny/Mb.,

25eelöen/
to?eeöt^

^äiDin;nbsp;uitis» / MTi pw wi^u uueiütH DÖO?gi

batfttll öpelpcft öPfelfjS m fpn 25?teben öectelt/ Itet fijn ....... .

Öaec rmïES «ïocöten eenigöe foo beel al$f €e(ïamentert maecften / bat W \' \\
^ööcrpSfcöencften/ naec-latenbinnen^Öupif» 25p \' \'
^quot;ïtftoS!^^quot;^^^^quot;^^/ bat ben fïaben toe-göelaten 5p nocö eenigö
ottSrth^j?nbsp;f^becftcpgöen / gelücft op eett anbec plaetfe

ÖephTlrt®y^Wtisf/ battec beel tcappen ban ffetJecnpe en bienfibaec=
beb{ie^5quot;*Jfötöefeintoenöigöececötöeecöigöepöt/ öietoPbecftiacen/
aKJr®quot;^quot; ^^^^^ ©olcften oocft bat upttoenbige cecöt bec lee?

3©ant oocft öp ben €S?iecften toajr\'tgöeoo^ioft ben fla?
öanbeït toiecben/ ftcöteöecoepenop becftoopinge
becSr«^quot; tot ïïomen / öacen toeöïucöt te nemen tot ber
^^öt / nfJ ^tabtöoubecen öuïpe te berfoetfen tegensf
?itnu ßS2?®ec/ oft onbecb?agöel0cften oberïafl eniniurie. jmm^\'^ßt.de h:s
Nötm wJ^Lquot;®^frÖerpigöepbt ban recöte/ iträer upt öefcöepöen^
föüibiÄ^^^^^^^^^ ftonnen / fonrtööt.« fooöanigöe öie men oocft t;

recöt öec ©olcften öe fïaöecnpe \' ^

üi-quot;-

Om

-ocr page 784-

Om dat ghy ruftigh diende, hebb\'ick u vry gemaeckt.
(30 Saivianus fepöt/ öat Bet em iiagDeljjcfeS öWupcfe tS/ öat ^

b^pöepötöefcßottcfeen toetöett: Cnöoeaötöaecöp; Ende haer eo
met verboden
\'t gheeii fy in hare dienttbaerhcyt verworven en verovert hej
oen uyt haerder Heeren huyfen mede te nemen,
©art ÖJeïCfee ßCleeftÄ

wui£öi0ïjept öeeïe €]cempeïen m \'t lüactelaec-öoecö öoojfjanöen 3€
€nDtectntsmeöe tep^öfen öeöeïeeftfiepötöet: Mjeeufcfie
toeïcfee ööeöteöt öett J|elj?eeufcöen 5^ien(lfenecfit feecfeecen tööt ft
jreecfeen 5ijnöe/ tn aïïecmanieren ö?pteïaten gaet!/ en oocfe niet«
öer oïjefcöencfeen / oöer toeïcfeer toets öeracötinge öe ©aopöeten fW^S
t.^^^ööetooont öeeft öit aïfoo «ptgiiepöt / öat

0ÖeDteöenöeaöeöoöt.D PJutarchusöerifptcatoMajor, öatöP öeÄ
S??Ä\'^^\'\'quot;l^^ööeffooft/öerfeocöt/öerööetenöeööenöeoftniet0lJ^\'
^Iencfeenöeaenö^0öemepnfcöapöernatureonöecöettmenfcöen.

iVermeerdennghen.] (i.) feïföe Seneca Öan öe lt;lBerU(lÖePÖt jllquot;

Ööemoeötsrletöupfaöefinepfcötfeïeeöinsöe/ en leSocöt; fee

tTiepnen feggöen tot ßelia öp Procopius,.^. Geeft onslenmioii^quot;,!
als uwen ghevanghenen, fpijfe en voedtfel, ick en fegghe niet dat ghenoegquot;

maer welcke de doodt kan wc^^f;.
Chryfofthomus OÖeC Ephef. y .21. Als hy den dienft des lichaems doer en bf\'
wijft, en ghy hem voedet, en beforght dat hy boven fijn lijftocht heeft f
hy machaendoen, en ghefchoeyt wordt, dat is mede een foorte
van die\'\'\'^:
baerheydt Wantten zy dat ghy oock defen uwen dienft hem doet, (oo ^^
fal hy oock den fij nen met doen, maer fal vry zijn , en gheen wet en fal ^^^
bcdwinghen, dat hy fal werck dóen, als hy niet eevoedt en werdt.
{z.) Eum«us tn Odyflea fep Homerus :

\'t Geen \'s Heeren goede wil fchenckt aen fijn trouwe flaven,
Een Huyfyrouw, woonfteed\', en des huyfraets milde gaven.

€n fepöt ülyffes feïfstn odyflea öatt Eumxus en Philgtium,:

Eick een van u fal zijn een bedtghenoodt beftelt
Van my, oock goedt, en huys ghefet naeft ons in\'t velt.

Varro öan öeffaöen/fepöt J Datfe vlijtigher in den arbeydt werdet \'f^

menie wat mildelijcker onderhoudt, \'c zy met milder fpijfe, en kleedifg^
oft uytfpanninghevan arbeydt, en vergunninghe dat fy wat eyghens vo^
haer fdven op het landt weyden mogenf ^ quot; ^ y war eyg

IS: Die wel gftedient hebben,laet flaven neder-futen, en vrye op-K^

Sn fommigöe plaetfen ts een maniere / öat öe i^ïaöen öip toeröequot; /

Lih.i,

Deufer. ij.

li.

-ocr page 785-

Recht des Oorloghs en Vredes. 729

f^acfit malen op-0SeB?acötöaööen öen öaer öoo? fp ööefeoeöt toa^

ohSiJE ^«n ö?aaöe / oft öen göenen / öte fn retötöaerötgöe «©ojloge
St SEIquot;nbsp;^^ ölucöten en toecö te ^ooperi.
Wp en fp?eßen

vrr.

Sylv. ver\'
ho Serviras
5.3. Fortun.
in L manu-
miß\'.
7). dt
Jttß. amp;jiir.
Agid. \\eg,
deaamp;.ßtper.
iip.

VIII.

Lef. hh.z.
cap.s dffb.}.

Lib.l.,

IX.

liê\'nhr^ i» WCQue paeot tn Dtt ongeluclï göeraeclit ts. É^t is öet toaer--
öet niet göeooaloft 5p / öetoöl upt göemepne oöer-een-
Ki??^. ^^^ ©olcfeen/ ais top göefept öeööen/ is öp fön aröepöt aen öe
ten frN\'ïöap fcöuïöigö* ï|et toelcfee öocö alfoomoetöeclïaen toeröen/

to?eeötöepöt Ijem öefe nooöttoenöigöept op-
i^l^^J^Pen macö op ÖitflUCfena-fien öan Gregorius Neocafanenfu öe

oft/ en öoe bette öie

tcf*Iööebo?en 3ön / öen leere beröonöen sön nae öet intoenöige
berh/. - ^?®^^^öffelingöe alöiet / om öpfonöere aenmercfeingeöer ge#
latpnu lt;©o?logöe göebangöen toeröeit/ nieten moetacöter-göe^
hahïX\'^^\'^^ Slnöien öe ©nöers öoo? Ijare miföaet öe ftraffe öes öootS
C rwT^\'^^^^^f ! »noööen öare^aefeomelingen/öie men beröoopt/
fphpr i te beöouben / tot bienflbaeröepbt berbonben toerben/toant
anh^ïr^quot;\'^*^ fouöen
5ön göetoeefï. 3Bant oocfe om\'tboebtfel/ bat
baS; ontö?efeen / mogöen öe lt;©uöers öare ïlinöeren tot öienfl^
tïabernpe berfeoopen / als top göefept öeböen. ^oobanigö
cStS^\'^Ö^^ recöt öat lt;©obt ben ï|eamp;?een ober be j^afeomelingen öer
öfeeSï,quot;^\'^^quot; ö^^ft/^ Deur. I î. 15. ^Baer boo? fcöulbt ban öe öur^
öen artf toocötenöe göette öienualgöebo?en toaren /beröonben toer^
in hptt ^^^^ JBurgerfcöap/ niet min ais öe lt;©uöers felöer î maec
boèahf?-^^quot;^quot; quot;ócö ongöebo?en jön / fcöönt niet öat öefe reöen göe^
waer öattereen anöer berepfcöt toetbt
î \'tjpuptbec
öan hp fnbsp;tonfent / öaec bpfeomenöe öe nooöttoenöigöept

Ofte ha,] iÏr ^^ öoeöen / en öat oocfe boo? altöt î oft upt öe boo?ïlrecfein^
öoftPii h^^^^\'^öouöt felfs / en öat alleen tot foo langöe toe / bat fp alle öe
öeSS? \'^ ^\'\'^^^quot;SÖetoenöt/ fullen öebben betaelt. ginbien boben bit
berber recöt ober befe göegeben toerbt/ bat fcöönt te
^^fïöcfe iX^öe^yj^\'f ^^^^^^^^ ^^^ \'nbsp;ïleeren meec ais\'tgeen

©olcfeen bat recöt ban fïabernpe upt ben ao?logö tn
fal befl 3önöegöebangöens tebertoiffelen: öet
^itnbsp;^^^^ ^00? een billöcfe rantfoen. ^oeöanigö nu

f\'^ÖeühSu^F/ ï^ön niet öegrootet toeröen p?ecöfelöcfe: maer öe be^
Ï\'^^ciienh^SL ( ^^^ niet öooger moet göeflelt toeröen / als af
^^nnonbU\'ïf^^^^^^^ öatbe^ijebangljen baer nae gljeen göeb?ecfe öeööe
^«mteSE^f öoeften. aBant oocfe be SSurgôerUjcfee 3©etten bat ber^

^^steertSS toerbtfuicbs öoo? accoo?öen oft göetooonten bepaeltï
tyots op ben eriecfeeneeniBöne/( i.) nu öp öen onfen een maent

fol^

(jr^ec.

^533

-ocr page 786-

foispe. Ptatarchus becSaeït/ öat eectööts onöec öen €o?fntöiecSe\'

gacenfenoojlosöengöeöoect 3Ön/ facötmoeöelijcö / enfooaiS\'.iP\'7äiJf
fifectöänte-öolfftenöetaemöe: §nöien pemanöt ööeöangen toecöe O
ötcöan öen göenen öte öem göeöangöen öaööe/ als een gaff Qm^Znl

ïïiecöe / en ais ÖP fön tooojöt en tcoutoe göegeöen öaööe öan \'t cant
toeCöegöelaten nae öüps te gaen. ^at feggöen öan
Pyrrhus tSöflquot;
öoogöec göemoeöt / \'t toelcfe
cicero p?ö(t J

Ick ey fch voor my geen goudt, ick vorder geen rantfoeu ?

IVIet ftael»en niet met goudt ift in dees krijgh te doen,
Daer \'t bcy der leven geldt. Die \'t lot heeft willen fparen
Haer leven, wil ick oock haer vryheydt voort bewaren.

[Menander Proteóior p^ijfi göelöcfee Befcöepöenöepöt öan öen ^t^Éé
l^epfecTiberius tegöeusöe #ecfen: en Manana öan Hifebuius, üot^y
sanftius,
Coniugööau Cäfitlten.] lt;©aec en ftaet ntet aen te ttoön^W
oft
pyrrhus öeeft göelooft öat öP cecötöaecölglje «©ojloge öoecöe: Q
tanS Öielt ÖP öatöp öeöoojöe te öecfcöoonen öe ö?pöepöt öan öfe mM
toelcfee öoo? öetoönöcfec oo?fafeen tegöens Öem inlt;©o?iogöe göef^aii
toacen.
xenophon coemtöilt;cgöelöcfee öaeöt ban Cyrus en Poiybiii$J.|i
Philippus
öeiBaceöoniec/ nae öebictojie in charonsa: en curtm^-us,
Alexander tegeUS Öe ^CptÖeU t ÖaU öe Coningö Demetriusen PtoIort\'U
öie niet min met oo?logöe/ als ö?ienöelöcfeöepöt tegöens öe göeö^S
nenficeöen/
plutarchus. U^aec öec Geten Coningö Dromichctes.^
Lyfimachus,
toelcfeeu öptuöen lt;0o?logö göeöangöen öaööe/ fpn
maecfet / en öebbenöe öem göemaecfet tot een göetupgöete gelöcfe Hf U
Getifche acmoeöe/ en b?ienöelöcfeöept / öeeft öem öaec toe geö?a®iif\'
Öpliebec fuicfee lupöen tot b?ienöen/ ais tot bpanöen öebben
[Diodorus Siculus öecmaeut fuicjcoocfe in öe ^eiceftaenfcöe «KjctfÄ!

[Vermeerderingh. (i.) ^n öeu lt;©o?log öecipcancotfen met öe
gtaects in ^Italien/ toecöe een Kuptec göecantfoent op een bieg^ V
jaecs gagie / öaec onöec tttet bêgcepen toacen öc isitmeeflecs / en ®\'
lt;©fficiecen: nocö oocfe öie in een open ©elöt-fïagö / oft in eert
met flöebwlöt göetoonnen / göebangöen toiecöen.
Mariana ^r

z. de Infi.
Cyr.

Vita Derne-
tri.

Strabo Ub.j.

-ocr page 787-

Honbsp;-

1nbsp;rechtveerdigheyt

1 .quot;quot;eiWon^^iJ?®\' \'S ^«fl dit .recht over de

t V ^\'^^enginjg.nbsp;-de owrwiiHiKÉ

Vnbsp;haddtnbsp;den genen die\'t
Vv\'^ï^nlieuquot; guarnifoenen tot befettinghe

Vnbsp;\'eggen j^^^nattinghen\' en andere laflen
quot;uttigheydt uyt defe matinghe ont-

5 fitïlÖcfeBepïit öfe Kööens ptrec een itt \'t Dpfonöec ötwpfcgt i.
wcbt/ m öe befcfjepöenöepöt öfe gftepjefen öjecöt / ts foo öeel
^ jWlOcöer tcööens öBefieele ©olcfien / oft oBeöeelten \\m yis. de.jun
^nobertS*^^^?^\'\' aisoocö upt^eccftetiöec fsteaamp;ctisöe felföe / \'t ipt\'^^«

foö? c^ötbaecötgfien oo?^^\'^quot;\'
alfoo fean meöe bec^
©olcfe / en ®et recljt

r niatßnbsp;fieeft m \'t sDeöteöt: maec bocö niet öeröec / als

fSuibt m \' ^^^ mf föaeöt ontfiaet / oft öan eenigöe anöece
öaet fip moet göeöoegöt bjecöenöeoo?fafeeöan
JIBacröefeoojfafeetoecötöe^töötson^
toelcfeenocötansfoo in\'to?öinecenöan öen

J^HftEnhÄ ^^nbsp;bonnen upt öarmöectfgöepöt

maec in öet puölöcgue göeöaer is öe onmatig

Ifocrates fepöttOt Philippus: De
aU K quot; moeten rot foo Wi j dt ghetemmct en onder
-ghebraGht
r -fifpus sfnnbsp;i ^^ Landen in vcrfekeriughe tefteUen-.

Mnbsp;bait öeottöe Homepnem Onfe V«or-ouders feer IL

r^\'^^bonH.n, u . en beoamen diïö overwonnenen anders nkt, als de f»ë\'^rth.

överlaft te können doet.. lt;een fpjeutfie toaer^

5ön: öaer meöe öit

vr desnbsp;°nbsp;Ober-een-flemt: De Wijfevaeren oorlo-

Vnbsp;AH^ entrooften haer den arbeydt en mocyce op hope

Willenbsp;dat de oorloghe om

S\'^an^emShS.^^^nbsp;©oCfecniSCi-

feeröepligöefpjeucfee öefeiSi
\'ooet om defe Oörfakealfpo aenghenomen werden, op dat men i.de

2nbsp;fon-

BetvijfthfiendtCapittel.

Matiginge ontrent de verkrijginge des Gebiedts,

; vakh.» js . . •

•rtaende wcrt aengewefen.

y i ï l, ,E3cempkn d3eïyan : Als mede van lt;ie
■foirBedervetaiidetde lageetinge oailer den
.overwonnenen.

ï ÜC. -Iftafe» me« het ghebiéüt rtwet «enoe-
mcn , dat men tnet recht een ghedeeke daer
van overlaet den ghenen , die oveiwonnen
zijn.

X.nbsp;Oft ren minften eenige vryheydt.

XI.nbsp;Ihfoitderheyt in de Religie.

XII.nbsp;I)$t ten minJkn deoyeiwonneneCicht-
moedighlijck behóoreri ghéhatidelt £e ireï-
den : en Waerom i

li?

-ocr page 788-

fonder onghelijck en overlaft in vrede leven moghe. ^li\'^aHi; uiuyy*:\' up

en berfcötUen uan \'t öfieen onö öe lt;0oöt- ööeleecöe öec toace jSeliöt^ L^
een / öat fiet epnöe en ooaöemeccfe öec lt;©o|loae i^/ upt öen toege te tjj,
i .z. 2 men öte ötngen/ toelcfte öen ö?eöe öecfïoo?en. ©oo? öe tijöen öan N\'quot; ^
^P een anöecplaetfe upt Trogus tjeööen öeöinnen te feggen
I^m
% Mo fet\'\' öet öe maniec / öeel eec öe Jpcontieren öeiS ^ijcjc te öefcDecmen / alPJgi
rtiuif. 3.7.\' öec upt te ö?epöen; eensf pöec^s i^ijcft epnöigööe öinnen fgn ©aöecP^
öe Coningöen en focötengeen öeecfcöatjppeöoo? öaec felöen /

lik,!.

öen§^ecfiaen Arcaxerxes: Een yder moet binnen fi;n Landt-palen bl\'K^jf
fbnder eenighe nieuwigheyt voor te nemen , en dat niemandt en .jij\'
onfekerehopeop-gheblafen zijnde, oorloghe aenvangen,
maer niet W^^jlt
ne re
Vreden zijn.] a©aeCtOeon^/fOOÖeelÖP ftan/ Auguftinus toef^jT^/
coept/alsföpfept: Laetfe nochtans toe-fien, oft wel moghelijck df^ V
cap iT^quot; men luyden niet toe en ftaet noch paifet, fich te verblijden over de wijd^

ftreckinghe des Rijcks. 3©elCfie OOCft Öit öaCC ÖP ÖOegÖt: Het is mcej^jc
ghelück fijnen naebuur in eendracht te hébben, als een quaden naebu^^j^
teghens ons Oorloghe voert, onder te brenghen. ©OegÖtöaeC Wl^p

caf^tJi. pjopöeet Arnosfeifsiin öen SCmmoniten ecnfielijcften öefftaft ^f.cf
geecte/ om öace Itanötpalen öoo? toapenen upt teö?epöen. l^z^iP
fiiius, lib. j. tegöen^ iuhanus, toelcfte p?pfl öiec oöec öe l^eöaeeuffP^
ningöen 7 öatfp met öaceEanötpalen te ö?eöen toacen,] f^rf\'
III. €ot öit €cempel öec ouöe eenöouöigöept en onfcöulöigöept

naefi göeftomen öé öoo?ficötigöe seöigöepöt öec ouöei^otnepnen \'».^t

i.de irac. foudéhcdens-daeghshet Rijcfcwefen, fepöt Seneca, ten ware de

voorfichtigheyt de overwonnene onder dtn vcrwinners ghemenghet . ^yi
Claudius fepöt Öp Tacitus: Onfeftichter Romuius is foo kloeck iné
ghewtéft, idathy de meefte Volcken op eenen felfden dagh
tot vyanden
daei\' hae tbt Burghersghehgdtheeft: en
öoegötöaecöïf/ öattecgÖ^fJl
öece oo?faecfte 5pf göetoeefi öan öen onöecgancft öan ï^aceöentony\'^it.
3itöenen/ algs öat fpöe oöettoonne alss ö?eemöe toeecöenen upt\'w^\'
Liviusfepöt/öat öecïïomepnenfaftetoe-göenomen öeeft/ enPef^M\'\'
10 met öace ©panöen in öe^taöt te ontfangöen. \'©e €cemplen
öe^ifiojien öoo? öanöen/
öanöe Sabinen, Albaners , Latinen ,
anöecen upt Stalten: totöat epnöelpcft Casfar öe Gallen in tciurtitJ^ijfi«
jjoect/ en epnöelijcft oocft göeö?acöt öeeft op\'tïlaeöt-öupiS.

fÖnaenfp?afte tot öe Gallen, öie öp racitus fiaet: Ghy-luyden felfs zip ^fj
ften-tijdt Overften over onfe Legioenen,- ghy felfs regeert
defe en
Pfovintien : daer en is voor u niets, af-ghefondert noch ghcftoteo. ^LcO\'
fionötöaecnae: Derhalven bemint, en eert den vrede, ende ^f^Lti^^
. welck wy die overwonnen, en^overwinners zijn met het felfdé rccht P^jif

den. (Cenfaet^en/ \'ttoeïcftalöec-meefiteöectoonöerenijS/3Wjitiji*^
confittutie öe$s Bepferss
Antoninus, alle öie in öe ïioomfcöe öJec^^jp»!\'
ren/ ï^ucgöec^f öan J^omen g0etoo?öen / göeïpcft öe ö»o?öen öan ^^

-ocr page 789-

î^an Wer tijöt af/foo Modeftînus fepbt / i0 j^omenfictabe^^
«pne ï^aöertanöt ; en fingamp;t
claudianus öaec ban ;

Het vreedfaem hert van defen heeft ghemaeckt,
I^at wy al t\'faem tot een Volck zijn gheraeckt.

ti^S^^ ^^ anöece foo?te bangöematiöDöe obectoinninge / öen
fù t^PJ\'ntten / \'
t sp Coningen oft ©oïcben te ïaten ijet gebieöt / \'t toelcb
vn;ooo?engï)eöaötDeöben, ^00 öeeft
Hercules met ^namus geöaen;

Verwonnen door de kracht van \'s kleynen Vyandts weenen,
^emt weer den toom des Rijcks ,fprackhy , en fit met eenen
^P Uwes Vaders throon yerhooght 5 doch voor u fiet
ghy met beter trouw beftellet dit ghebiedt.

ten^fJÏ^^^^^\'^«® obectoonnen öebbenöe/ öeeft öetïSöcBobec-göeïa^
öatfnN^^^^\'^ï^^^^oon Neftor. 3iïfooöeöen öe ©ecfifcöeConingöen/
Cvr f oöectoonnen Coningöen öet ïïöcb lieten beöouöen î foo öeeft \'

^ Sücmeniec göeöaen : foo öeeft Alexander göeöaen met Porus.
ïftcQ^®
P\'pinusmet Ailtolphusöe3l0ng00ac0ec.] ^it Seneca, datr-^^\'-^f»\'quot;\'-

t^Êft overwonnen Coningh niet en reemt als den roempn glorie.

QÖ^yjftÖepïaetfe ts toaecöigö öm nae tefien / öaec oocb öittceflöclï

toecöt î Datisoock over fijne viftorie felfs triumpheren , en be-
öcAnbsp;men byden overwonnen niets gevonden heeft, dat den verwin-

ïatçw was. Pompejus Öeeft aen Tigranes een Öeel öcs JSpcbs göe^
^ïe
liornbsp;\' Cn Polybius coemtöe goetöepöt ban Anugonus,

benTjge / als ÖP ^pacta in fpnc macöt öaööe / öeeft öaec laten beöou--
bapiS^ï\'H.ö\'ócguc öaecöec ©oo?-ouöecen / en öe bjpöept / 0002 toeïc-
^f bÉpï; alöaec bectelt toecöt öat öP öoo? lt;©cietfeen-lanöt gcooten
öbeïfl^ÏLTf^\'^^ö^quot;* öen Cappaöociecslöan öen jSomepnen toe-
% fn \' mocöten 0öeb?upcben fulcb een toijfe ban cegeecingöe/
aSlquot;^!quot; * ©olcben öebben fp nae öen lt;©o?l0gö b?u-göela^
\'quot;\'•^îlo^Jr^quot;^?\'^^ feggöen tot öen ißomepnen naeöe ttoeeöe funtfcöe

Wt V?^ \' Carihago is vry met hare Wetten, pompejus, fepöt Appianus, Liv. tikîî,
^®lfÖecnbsp;Volcken fommige in vryheyt ghelaten. {(©m öeC

^^tfcH«^^ten / fiet Polybius tn öe Cctcacten öec Mnhndat..
^ÏOben hSIÏ: Suetonius in \'tleÖenban Caefar , öaec ban Gallien ge^
^nbsp;Ö^^ft Guiiemannus eeuigöe btngöen toaecöigö om

^«met wsSJS ^toit5ecs.] Cn als öe Etoiers fepöen / öat öe ö?e^
r^enu\\SS?j3lt;i^en öeftenötgö3ön/ ten toace Philippus ban .flSaceöo^
l^OöefeöïftS^^,\'^^^*\'!quot; ^^«^öe / fepöe a intius, bat fp öaec geboet
\'^/öanrl^Ïïïquot;/ ntetoöeöacötigösönöeaenöecßomeptienmanie^\'
S^^cns de ov?.nbsp;* öoegöt öaec bp / Dat de gene die te-

quot;«Wonnen alder-fachtmoedighft is, den grootften moedt en cou-

^5533

L. inurh,
D. de fl*t.
hom, L. Ru-
pia. D.de
wunk.

IV.

Htni fmdif.

Her«-
dot.Uky.

i; l!

-ocr page 790-

•AnnaUz, ragie heefr. Tacitus (laßt i Den overwonnen Zochinus en is niets beO«\'
men.

V.

Cil.

^omtoöten 10 ootfe met be toe-rattngbe en bergunntnac bes gebifff^
g^göe ö|ieb?agDen / en bootten op öe gfjecw^Bept en berfefeertngbe f^J
be obectonibers. ^00 ts ban
Quintius befloten/ bat StSn ^^^
m^mfoubetoèber-gbegfebenWöen/ rnimmSotf^^^^

fcbaft / Poiybius tn be €xttmm ber eDefantfcbamjen / n uT11 gnP^^\'

behübe / tot bat befo^gbe boo? Antiochus foube ober «in.

5^opleggtn0®enooffi ban fcbattingßenencontcibutienficecfet
mgpwaeiittetfoofeet tot bergoebingbe ber gbebaneonfeoften /^^

bentut. Ctcerofeptbanbenlt;©riecfeen: Laet Afien dat met

ken dat fy niet fouden ontgaen hdgt;hcn eenighe plaghe, foo van aytlandifc\'^;
oorloge, als inlandifche oneenigheden, indien fy onder dit Riicl/niet v?»^^\'^
begrepen : endeaengefien dit Rijck fonder tollen niet kan eeniger-
wijfe
derhoaden werden, dat fy metbillijcker herten dooreen ghedfelte vio
vrucntcn en mkomften een eeuwighen vrede en rufte voor haer felven

pen. PetiiiusCerealis bifcoureert Öp Tacitus boo2 Öe ßomepnen Ot«?;

Yy\'nbsp;men^CfgheterlJ

21,nde, Iiebben, vermoghens het recht der overwinninghe , u-luyden da^ \'
len toe-g-heleydt. op datwy den vrede fouden befchefmen. wïnt nochf

ISS®^

ïquot;a«tooffe meni^maei ban goeben raebr^ffigS

bie aen Ter mm US gbebaen bjtecben / gantfcö öfieen Woeöt amp;oiSenrtiölt;5^

gl bjas/ als binnen fjjne aianötpaten ficö te öouöeiï^FiorSSfeer
Het valt fwaerder de Provintien te behouden ,Tte maken ^door k^^^^^^^
werden fy ghemaeckt, door recht werden fy behouden iaercfee«

quot;ghelijck bewaert. g^e^fante«

tZnbsp;^3ten en kan: h?t valt i^^jS

fomtnighcdmghentc overwinnen, als te befchermen: waerlijck, hoc\'\'^

Ärl\'nTr\'^^^^^^nbsp;handen yets, als fy datÄ^de«. %

bjelcfeecaianusindus.tnboolöemDebatius, ?enb?ienbtbattcyr^ü«^j^

VI.

Lth. uad
fmt,

Epiji.t.

■ mßor\'i.

lib.i.c.if.
fi.7-

VII.

Tim. qu^fl

\\om. I s .

Lih., 7.

h

-ocr page 791-

oSte^iïïaticöcïijcftcmfïe baitïjettcbec/ \'ttoekfe am\'t«nepnöeficft
ueit/fooïiaefi göp\'tntet öen öoet op\'t anöec epnöe ö?ucfet: €nöe
düS^t.quot;\'.\'^?. ï\'oo? öe geïijcftentffe öan een ^cötït paööe/ öte öoo?

/ ais fp öaec ötnnen öaec öecöfel en fcötlöt tntcecfet i
ftS ®nbsp;föjacö/fooöaefifpeenigö göeöeelteupt-

HefioHnbsp;^nbsp;^^ 3©etten / pafl ötec toe öet feggen öan

Wr^S^V r^*^nbsp;meer dan het gheheel. €n Appianus tOÖllaen/ tat Liv.ub.zt.

/ Öie onöec öet iSoomfcöe ïSpcfi 50« öJilöen / öan öaec af- vaier. fa,
S n en göeöiepgert 50« i en öat oöec anöece oocft Coningen öeflelt ZTi
HenV«s ^ oo?öeel öan scipio Aphricanus öefat iSomen öoen al tot fö-
luSïfquot; ö®^ öet giecigöept öjace pet öo?öecs te öegeecen j ge^
DswSSO öenoegö / tnöien fp niets en öecloo? öan \'t göeen fp öefat» Baec^
öaer 5Po?muliec öan öet lußmm, en ööf-iacigöe tööt te befïupten/
tiPtt hü 45oöett göeöeöen öJiecöen/ öat fp öes Hootnfcöen öolcöS fa^
öahV / öjpötlucötigec mafeen toilöen / alfoo becbetect öeeft/ bat
öp
iüiJö^°®^^Pöefelfötgöe öoo? alle-tööt in öeöouöen fianöt onöecöouöeh

(\'•) Plutarchus öecöaelt ött albus: Als de Achsen
net)nbsp;Z^^iynthen wilden aentaften , en hy haer daer van wilde afma-

der lt;5nbsp;ghefeydt, dat fy fouden gevaer loopen , indien fy nae de wijfe

f .quot;\'llt;lt-padde , haer hooft buyten Peloponnefus fouden fteeckcn.

luiianus25ucgöecmeefiecgöeb?uptfetöefe 3|ifio?fein
fois aen Pipienusen ßaibinus. Auguftus Öeeft Öit nae-göebolgöt/
krijgu®\'^ bectelt: Hy is gheroemt, om dathy niet nieuws heeft willen ver-
\'lOeoK quot;\' gheoordeelt heeft dat het gheen men nu hadde behoorde ge-

te iijo. 3

lenJS^f^ï\'entoölecs/ enöein\'töeginmeöeöetCtöenienfecs/ en na^ v111.

öe aiaceöemontecs onöec öe macöt öan öe öob?^
^oicïL ^^ SCtöenienfecsonöec öetgoeötbinöen en öefiietingöe öes

Arja foo Thucydides, Ifocrates , gn Demofthenes onS Iceten/OOCfe felfS

tftü lït \'t 4 25oecfe ban öe iSepublöcgue / tap. i r. en in\'t 5 25oecfe/
»^S Jf ^ Heniochus, een i$tö?ööec ban öien tööt / in fön Co^
\'^«\'ïeaiöusuptgöeö?ucfet öeeft: -

^oen Zijn tot haer genaeckt twee vrouwen, die beroerde
Wat in ruften waj, van welck den naem een voerde
Vermoghenfte der Stadt, en d anders volcks gebiedt,
•quot;er wekker doen voor langh \'t geen ftondt, te gronde ftiet.

iS \'t göeen Tacitus bectelt/ öat Artabanus tot seleucien
lt;gt;Vcrge.\'yeeftJ Hy heeft hetghemeene volck den voornacmftcn der
Üzdt ^mai.6.
s icvert, fgpïri: gp ^ „ag fijn wijfe, oft foo hem beft pafte: want Jiet

ghe-

Tlut. Mex-
andr».

-ocr page 792-

ghebiedt des volcks is de vryheydt tiaeft, de heerfchinghe van weynigj^l^
komt de KoninghÜjcke welduncktheydt naeder. Jl^m
Oft fulclie tjef^n^\'

rtngïjcnötenfltgD m tot gfiecudDepötrnöecfeecöecmgöeöeiSoöerWti\'\'
nerjs/ (ïaet om ntet te ottöecfoecfieii*

Sttöien Det nietöepltgö göenoegö toareban aile gebiebt obecbeog.
bJOttnene ftcö te ontöouben / bat men ban eenigö göebiebt öaet: / oft E
reuöoningöenïate.
Tacitus noemt öet be göetooonte ijm KoomfC
boTO / batöetoocb J^oningöen öabbe totinjïcumenten bec flabetquot;??,^
;©efe^öe nojpt
Antiochus becjjcbfte öec Coningöen bie öaec öeöifJrt
ben. anöeCommentacienöanMufomus, en öp
strabo 00\'t epnöe5
öet 6 25oecft (iaetj =öoningöen öec ïiotitepnen lt;©nöerbanen. ®

Lucanus:

Lih. IS.

Lib. IT.

gÖefp?oben ban be topfeban öet göeöiebt te bermengöen. ^omnt\'^S
ijS oocb een göebedte ban \'t föijcb göelaten / gBelpcb ben oubenbefitt^quot;^^
een göebeeïte öer 3tanöen.

Lib.i.eap.i
§3.

X.

En al het Purpur \'t \\yelck \'t Latijnfche ftael nu dieoet.

^ooisföpben^oöenöet^ceptecinöet sanhedrin göeöieben/
naebe confifcatte öan Archeiau?, Euagoras öe l^oningö öan Cppiel^\'l^
öe / foo bp Diodorus (taet / bat ÖP ben Coningö ban ©ecfen toiioe w.,
öoojfamen / maec gelijcb b\'een üontngö ben anbecen boen €n
a^^sa
der fioegö eenigöe cepfen öefe conbitie boo? ben obechjonnen Darius gt; »J,
ÖP obec anbecen foubecegeeren / maec aen Alexander foube geöoo?%^
toefen, [^oobanigöeltoningöen 3ijn oocb eectöötgf in ^taiien m
toe^on^yietgöeöteötban anbere;^oningeen/ fepöt s^vius o9h
ïo25oecbiEr.eici., iÊttbp ben perfen fepöt^fchylus,

grootenmontngösf fnöecöanenj ^ooi(i tVeöe öröen\'cuccS^^^
Leunciavuis göetupgöt m 118 25oecb.] 3©P öeööen op een anbecP®
\'nbsp;\'nbsp;itteliiirmenrrften. ^nmnttös?..^

^wiött uuin öi^ uuK yjienieoc cen ooertoonnenen ontnomen toero»

ftonneitjjaer nocöpber göeïaten toeröen in ininöer foo partic
pitbïpcbefaecbenöaretoettenengöeö?upc{jen/ en»gi(iratett« A

m öe 3CmÖaffaÖe aen Cajus : Augullus hidtdat hy foo grooten forgh^ jii
hoorde te draghen vooF de Wetten die een yder voJck eychen wareO\'

voor dfr R nr*mrrhf 1nbsp;tri fnnbsp;/nbsp;Vtfltl

Hijii^r.x,

\'i^übl ifaianu^ tu i \'quot; \'^oetH. sinope öaööeottöer öen©erfen eert amp;

\'.113. göerïpcJ^eregeertttgöeöes^öo^camp;^^/fepötAppianu^möe|iBitö?iöaft
ö^o?logöe. ^wöanigötoa^ öpöen lt;0?tecben onöer be i^omep^\'«^,/.
fcöaöutob^ b?pöept. ,^iet cicero, tib.lt;f. aiAtticuw, spiM-.
Epifi.2^ m€pp?tfcöemocötenbupten öareagpïanbtnietgeroepert^^^

^quot;OP anbere pïaetfen toecbt Hf
nii.Bpij(. fepöt/batbe25ttDpitierjSöat;eepgöen|Bagi{iraten/öarenep0ejiS^^
öaööen» ^oo meöe m Pontws öelt;:§taöt ban Amifenen gmm^^^\'

«4. lirüb.
amp;ptjl

-ocr page 793-

Lucullus.

tnbulgcnttetsntebc/ öat men öen
nieten öe^

^odt/ed ^^^^^^^^^t^ï^onöectoefensün. [Het is beter dat daer eenighe

^annbsp;onlanoïiste öoo?en met öe tooojöen

öefept fieööen. ^o fessen öe Csottfien öp Procopius, couh.^.
teK?,??5quot;^^ÖareJ5eUsiegfieötoon0B^^nbsp;\'taiDelcH/ ge^

feer aengenaem fat 5ijn / foo enfaï \'t oocfe öoo?
^»inbsp;gfielficfe Agrippaiïtffinlt;©?atie tot

hpamp;Jnbsp;?^jFÖaelt in \'t ßappo?töan fijn €»efantfcöap.

öennbsp;Jofephus felfs/m oocfe meöe ritus öe ^epfec

ferufalem/ öat fp öoo? öer liomepnen hjelöaet fiaren
^ïjeembe St ^^^ öoïfeomen recfit pleegfiöen / öat fp öermocfiten öe
ï^aer inSF^nbsp;te toeeren / oocfe met jjerijcfeei öes leöens^

kinnet m!? ^^ öen lt;©öertoonneneneen öalfcfie Keïisie is/fal öe ma^^
Sttt)nbsp;®ï®^öfien/ öat öe3©aeracfitigfienietöecö?ucfet en

fieeft/ ats öe partpe öan Licinius
öfien.nbsp;enöe nae fiem meöe öejFrancfeen/ en anöere Conin--

iSwï?^ ^^^^ ^^^^ öoeöen moet / is öit/ öat men oocfe feïfs x 11.

en\'tgeen öat geïijcfe ais eens teerenoöer
oöertoonnene facfitmoeöeïijcfe gfiefianöeït toeröen/
berll^^r^\'Jl^\'^l^^^^Sfiept enboo?öeeï met öes oöertoinners öoo?^
\'Pfoüh«« toeröe.
cyrus gfieöooöt öe oöertoonnen ICffp?iers / öat ^^^
/ ®moeöts toefen / öat fiare conöitie en fïaet öe feïföefonöe *
öat £ ? ^gfietoeefi
toas / niet aïs öe Coningfi beranöert 3ön.
fc^fe ^liofiÄf fouöen fiare Hupfen / fiare sïcfeers / fiaer recfit oöec
Änbsp;/ aï-ïf Bet tot öier tijöt toegfietoeefi

b \'t eniS?»^ pemanöt fiaer ongfieïijcfe oft oöerïafi öeöe / öat
^^tdenRnbsp;fouöe. 25P Salluftius ïefeu top; Dat

•nbsp;voicke beter gedocht heeft Vrienden te foecken, als Sla-

Wnc^h« ^ veyhgher ghehouden hebben over den willighen , als ghe-

t^e Eaceöemoniers feggfien bpThucydides:
1 aifoonbsp;van die meninge, dat groote vyandtfchap-

, einbsp;f veranderen , niet dat yemandt hem felven wre-

f\'^^nn^y-v gheluck hem dienende, den anderen de noodt op-drin-
^ fulck, k^n^T^quot;^quot;\'^quot;nbsp;te moeten bezweeren , maer indien

^quot;hjcÄTin^^^nbsp;billijckheydt ghebruyckt, alshy

^\'^SelSnbsp;ghebruyckt heeft, met de meefte matigheyt

t^^nbsp;brenghei2Be25?ittannen ten tfiöe

feplöïöcfe /öienflen bïö=
^^OberlaflSlïfnbsp;toe-gaen; maerongfielfic::

Ronöen fp met becöjagfien; sönöe nu toeï gfietemmet om te

Siaaaanbsp;gfie^

xr.

-ocr page 794-

maer noramp;ntetomaljS^Sïabentebfettm.
l^jtuern^tmöenöoomfcBenïSaeöt oöebjaegötsöntie/ toat m^,
öe Komepnen öan öaer te öertoacfitenöaööen/fepöe:
soo ghy ofj

eenen goeden gheeft, hebt ghy een ghetrouwen en ghedurighen - geeft g^Z

«»en anan^n . hphtoJiiT- ffn Aio

j L L L -----CU gucuurigncn -

een quaden, hebt ghy een die niet lange duren fal, re verwachten :
öen öaer öp öoegenöe; Gelooft niet dat eenigh Volck, oft oock felfs
menfche langher fal blijven in dien ftaet, die hem teghen-ftaet en leedt is. f
het hem noodt doette blijven. ^^OOfepöe Camiilus, öat ßettoaSÖetalÖ^^j\'

^e^WÖen feggöen tot Alexander, tufl^cheneen Heeren Slave enis g/g
vriendtfchap; oock m den vrede werden nochtans de
Oorloghs-rechten
onderhouden. Hermoeratesfgpt öp Diodorus: Het en isn^tfoo hecrlj^J
te overwinnen , als de overwinninghe fachtmoedelijck te ehebruyckefl. ®

fpjeucfeeöan Tacitus fsöeplfaem tot \'tgöeö^upcfe öerBtctoate: oeC

den der Oorlogen «jntreflijck, foo menighmael fy met verghevingKquot;:
floten werden,
^nöenjöjfeföan Cxfar Diktator flaet: Laet dit ceo«\'«quot;
van overwinnen 2i;n, datwy ons wapenen met barmhertigheyt^\'

Hetfefthiende Capittel.

Matiginghe omtrent die dinghen, die, volgens he£

recht der Volcken, het recht van weder-krij-
ginghe niet hebben.

Vitt

Liv. lib.i.

Lib. 8,

Cm, Ub,7.

I.nbsp;Dat de inwendighe rechtvaerdigheydt ver-
eyfcht , dat men weder-gheven fal \'tgheen
onfe Vyant anderen door ontcchtvaerdigen
Oorlogh ontnomen heeft.

II.nbsp;Exemplendaetvan.

III.nbsp;Oft daer yets van kan af\'getiocken wer-
den.

IV.nbsp;Dat men oock de onderdanige Volcken,
oft ghedeelten der Volckeren vedfO^Jg»
ven moet den ehenen, welckers fy l^jcJ\'
zijn, indien fy van den Vyant onrec»\'
delijck in-ghenomen zijn.

V.nbsp;Op wat tijdt de verbinteniffe tot tfedf\'

venvergaet.

VI,nbsp;Wat men doen fal als de fake tW»)
ftaet.

I.

m becre be goeberen fn recötbaerbfgöen (©o?ïogö toeröe^ L
göener
btefenemen/ öebben top öter boo?ett gefept / ban
fee
goeöeren öte moeten af-getrocfeen toeröen/ öte öoo? \'tjf^a
toeöer-ferögtngöe toeöerom befeomen toeröen /
ööerefeent toeröen boo? ntet göenomen. iBaer öte boo? onrecötögj^i?^
f fiïS?^ Qöenomen toeröen / öeööen top göefept bat moeten toepe^r V

maer oocfe öan anöeren/ tot toeïcfeen öet goet/ \'tsp oöcfeob toat m^
göefeomen5p: toantntemanöten fean een anöeren meeröertetjtf^^;
^^\'^ÖPff fsgöeöaöt öeeft /feggöen öe föoomfcöe 3CntÖfgt;
uefU.u, tmelCfe5eaecafeO?telötfe upt-bjuffet: Niemandt kan gheven \'tg^^Vi

L. ßfioxale
§. ex his D
dlt;i mx alï,
L. traditio
Xgt;. de acq.
dom.

-ocr page 795-

I S^^ft öctt fnbjenïJiörien ep.
«e ban K ftÄÄ^nbsp;ÖP Dïc oocfe ntet öeböen / öte én a?.

^^nöSSlLÄ^^^^^nbsp;B^tecte öecftaen/ öeö fipt.

^^«ÖcStSnbsp;öatfjp aller toegen öoo?recö.

öenïï wSnbsp;öoo? epgenaer tnoetbefcöermt en öoo?-

S^^t öSÄf h^ goe^öoo? guaöe öaeöt benomen foo en fal öp ^

\' ö^n Ööenen/ öte In onrecötöaecötgen éo?^
öaernaeöoo? recDtöaerötgöe ml

fttact-rnÄquot;^*®\'^^ öerfcöeelt öe onrecötöafrötge lt;ao5oÄn
^^quot;uU\'in^/Wnt^ ?2quot;öealfooop\'tfeptgeö?igöt5önöe/ Sft Grequot;
^^«öOebJr^Hnbsp;als eentgöe upt Pontusber ©urgöe^

JwuTfenbsp;/ öpöatöen roof In \'töelötöan Mars

P\'^^atornbsp;^^efelföebertelt öeböenöe öatöe voifceoban öen

ruinenEcndedvanden roof

is den

^^elheeftZ^-^ \' \'\'^^quot;^^.\'■Soedterkenden, wederom gnegneven • een

m^f^enz i„ H \' ,nbsp;€nopeenanöer plaetfe: Twee

ili

, latrones
decapt.

-ocr page 796-

met een feer langen en beladen croup fonder ordinantie vooTMt:eckcnäs,i¥
gheflaghen. De Burghermeefter hebbende door edidl de eygenaers doen ö
gen tot Interamna,om haregoederen tc kennen, en wederom te nemen ? \' ^
tende het heyrlegher aldaer, is felfs nae Romen ghereyll om op de verkiej\'.\'^
ge te wefen.
(©peenanöec plaetfgfp?eec6entieban ben roof bte corne^.
Uk 14. Scipio
gbenonten babbe bp lüpa, een (iabt tn Lufitanien, fepbt be fejPf
^CB^ijber albnss
: De felfde buyt is alle te famen voor de itadt m\'c openb»\'
ten toon gheleydt, en den eyghenaren macht ghegheven hare goederen
erkennen: de refte is den Threforier ghegheven om te verkoopen:
daer van ghekomen is, heeft men onder de Soldaten ghedeylt.
fïagö ban T. Gracchus bp Beneventen : Alle den buyt, behalven van gevaquot;
ghen menfchen , is den foldaten vergunt, doch zijn de beeften uytghefquot;\'\'^
dert, welckevan deeyghenaersbinnendertigh daghen
fouden erkent
Btßorjih.i. den, fepbt be feïfbe Livius. ©anL. /Emiüus bte be Gallen ObeCbJOttJ]^/
öabbe/ fepbt
Poiy bigt;«r, tiett roof öeeft öP ben göenen toeberom göege^S
F/a?.3/.o/gt;to.bienfeafgöeöaeïttoai^. piutarchusen Appianus beröaïenbatscipioöij,
öaen öeeft / alss Cartöago tngöenomen öabbe / aiis öP baer beeïe öj\'
ben göebonben öabbe / toelcbe be Cartöagtntenferss upt beele tïeben »^L
Steilten / en anberen toegöen berretoaertss göeboert öabben.

DiodoriiiSiciïtusmbe^etreftaenfcöeCrtracten/ en Valerius Maxin\'^^,
lié,/.
cap.f. w.ïT. Oock heeft de beleeftheydt van den longen Africanus ^
lijck en wijdt ghebleecken : Want als hy Carthago ingenomen hadde,
hy rondts-om aen de vrye fteden van Sicilien ghefonden, dat fy de vercie^^ ^
len van hare Templen, door den Africanen gherooft, door hare Ghefa\'^^^^,
fouden wederom halen, en op hare oude plaetfen doen herftellen,]| Cic^L
verrina
ban be ^urtfbtctte ïn Steilten: ^e Cartöagtnfenfersf
eertöbtsïbeiiabt
Himera rngöenomen/ bte Boben allen tn steilten ^
niaert en berctert toajf.
scipio bie oo^beelbe bat fulcjr toaerbfgö en iJfj,«
lijcbtoasf boo? öet ßootnfcöe ©olcb/ bat be bonbtgöenooten /
oojloge ten epnbe geB?acöt toa.^ / öare goeberen boo? onfe btcto?te nttj^^
ten toeber öefeotnen/ öeeft / nae bat
ÖP Cartöago ingenomen öaf
.^icilianenalleis/toatöpbonbe/ toeberom boen göeben. 5©e feï^^
Uv. liè.n. b?epbt bit felfbe toercb ban
scipio feer b?eebtupt in be ©errinfcBe

tie ban be 25eelben. ^^e ßöobiersi öebben bier fcöepen ber ^töenïequot;\'jt
ren ban ben Jisaccbonierjs göenomen / en boo? öaer toeber
bebomen/quot; ^
aïtöenienferen toebergegöeben. ^oo oo?beelbe Phaneas een EtoUe^\'^M
öetbillijcB toaij/ bat men ben Etoiierstoeber göeben foube
\'t^tt
boo? beco?logöeöabben göeöabt: i|et toelcbe t. quintius nietout^^^
be / inbien ttien öanbelbe ban be (ïeben bie in be oo?loge ingenomen »Jj,^
lih 35. ren / en foo öe Etoiiers be toetten ban \'t berbonbt niet göeb?oben en
/.i3 öen. (i.; ^oo öeöben oocfibeßomepnenbe goeberen in boojtpy^JiW
€pöefen göeöepïigöt / toelcbe be läoningen öaer aengemattgÖtB^quot;\'^
toeberom in öaren ouben (ïaet öerfiellet.nbsp;.^tnen

[Vermeerdermgh. (i.) Pompejus Öeeft acn Attalus enbe

^apöïagonten toeber göegöeben/Eutropius,iiklt;^. 3in\'t beröonot ^^^

-ocr page 797-

^rt ^aus / ^tpfa ^ard öe bijfbe /en öe ©enettanen/ tegfiens soiiman,
Jöassöecacco?öeert/ öat een pöer toeöer Befeomen fouöe\'tsïjeen fipöefe?=
Jen öaööe /
Paruta, lièr^. öeröalöen cephaienïen öan öen ^panjaeröen
J^Söenomenjönöe/ ts öen ©enetianen toeöer göegeöen» \'^^aerts oocfe
f^ Plaetfe tn
Anna comnena tot öefefafee ötenenöe / öaer öP öan Gotho-
tredns
ßanöelt.]

maer Oft fulcfe goeöt öoo? öerfeoopen aen een anöer göefeomen toare/
IS:nbsp;\'ï^n göenen / toeïcfeen öat goeöt ontnomen is / oocfe mo-

öoen epffcöen en aföojöeren öet gelt / öat öP öaer öoo? göegeöen öeeft i
acco?öeert met öet göeen top elöersöan öefe faecfee gefepöt öeööen/
fat Öp öat foo toööt öem fean toe-reecfeenen / als öen göenen öie öet ber^ ^
If öaööe / be toebet-ferögtngöe ber göetoanöooptr en als opgöegeben
jMitttngöetoaerbtgö foube sön / batts/ foo beel alfl öem toaerbigö m
gaet aen göelegöen iS/fön goebt / bat
öP niet öoopte toeöer te ferpgen/
^ßöeromte öefeomen. €nöe inöien fulcfee onfeoflen mogöen toeöer-ge^
;Pfcöt toerben/ toaerom oocfe niet meöe öe toaeröeeringöebanarbepöt
J^Peröcfeel/ als toanneer eener eens anöers goeöt in öe ^ee bcrlo?en/
bupcfeen baer upt-geöaeltöabbe^ ^e lifto?ie ban
Abraham öuncfet
gp tot öefe materie toel
te paffen / als ÖP nae öe obertoinningöe öer böf
¥OningÖentoebet-feeeröetOt
^ObOma J hy heeft alle die goederen we-
derom ghebracht
, fept jBofes/ uamelöcfe / öie öp te boo?en bettelt öaö^
/bat ban bie läoningöen göenomen toatem €nbe moet nergens an^
ban berflaen toerben be tonbitie öie öe 3ftoningö ban
sodoma
Joraham boo?flaet/ batöpfoubeöegöeöangöenetoeöerom göeöen/ en
refie öeöouöen / namelöcfe / boo? fpn acbepöt en gebaer. jfeaer Abra. Gen.14
f^lfS / een man niet alleen ban een lt;©oötö?ucötigö / maer öoogöe
S tteffeiöcfe göemoeöt / öeeft toel boo? ößm felben niets toillen nemen ^
yr banbe toeber-öefeomen goeberen (toant baerop ftet öe öertellin=
m/ foo top göefepöt öeööen) öeeftöP als öolgöens fön recöt / öe töien^
^fn oBoöt göegöeöen / öeeft öe nooöigöe onfeoflenafgöetogen / en öeeft
üöetoiit öat fünen meöe
t öelperen eenigö göeöeelte fouöe göegöeöen
«erben.

. [Vermeerderingh. (i.) ^ulcr Öeeft Jscchiades toel aengetttercfet Ober
y.17. Sulpitius feptban Abraham: De refte heeft hy weder-glieghe-
gn den ghenen , diefe ontnomen waren. Ambrofius
in quot;t i 550ecfe ban ben
^«tciarcöen: Daerom dathyhem gheenloon van den menfchen ghefocht
\'
nbsp;V®quot; bekomen, ©anbiteubetfcöelenhietbeel

^ oaöen ban Pittacus en rimoleon : Pittacus van Mitylenen, als hem aenge-
.9den werde het halve deel van de weder-veroverde Landen met aller bè-
.^ftiginghe , heeft fijn ghemoedt en fin van dat ghefchenck af-gekeertjhou-
dat het fchandelijck was de glorie en roem der deught door de groot-
van den buyt te verminderen : Valerius Maximus,
ltb.lt;^. cap.s.n.f. ©an
Iji
^^^eon fept Piutarchus: Niet het ontfanghen in fulcke faken isfchandc-
iti fT \'nbsp;quot;iet ontfanghen is beter\', en van een overvloedigher deughr

aiediaghen, die gheoorloft zijn, toonende datfe oock die dinghen wel

5iaaaa :?

III.

Lïh.z.c. ld.

.1 ä.

-ocr page 798-

miiTcn kan,nbsp;meöe \'tÖöeenfitec \\3002m/B 2. mpM-

en m ött 3 ^om fap.4, §, u oljefept ts.J
J V. »et öeïücfe öe goeöeren öaren Cpgenaer moeten hjeöerom gea^^quot;
öaeröen/ alfo moeten ootfe öe öolf feen/ en geöeelten öer öolcfeen toeöetoï;
göegöeöeti toeröen aen öen göenen / öieöet recöt öan gljeöteötoöer Ö^J
geöaöt öeamp;öen/ oft oocfe öaer felöen/ tnöten fp öoo? öet onrecötöaerdP

t^i^e ballingen öan sagt^f\'
ten 3ï)nnaefes^arenöan öen aomepnen toeöerom fierflelt. AtMo^Z
öeeft öte göene / toelcfee fnöe (0o?loge met
Caflius tot ilaöen gemaef^J
toaren / göeöoöett ö?pe tesön/ en öat öe goeöeren öen €pgenaers weg
gjegcöen fouöen toeröen. ^00 is
Caiatraba öen ^iööeren / toelcfeen^;
^taöt öan öen iBauritanen ontnomen toas/ öan öen Coningö öan
r ru. iquot;toeöerom göegöeöen / Manana, At.//^tet \'tgeen
iS ts. Jööen (laetnbsp;§. ^00 fien top upt
Li vias, öat sutrium

xmovh.Hi. öeroöe«/en öen SSonötgenooten toeöerom gegeöen tS ten tööen öan c«\'
jior.mi us. q^e Saceöemouiers öeööen öe ^Egineten en Meiiers toeöerom

flellettnöareouöeöefittingen; öeeriecfefcöe^teöen/ toelcfeeöe*
ceöonterstn-göenomenöaööen/ 3ön öan
Fiaimnuis toeöerom inP^i,
i^pöepöt göefielt: öe felföe öeeft meöe tn öe ffamen-fü^efeinge met if^
lt;©Öefantenöan
Ar^t:ochus fitugcfe göeoo?öeeIt/ öat öe^tS n
toeicfeetot öen fmtm öeöoojöen/ fouöen ö?p-göemaecfet toerö^^\'
teicfee
-\'gt;eieucü5 öe lt;©öer-quöt.baber öan Antiochus Ö002 S0V

men öaööe. want, fepöe ÖP/daer en zijn in boliden en jSHheenCo\'\'
lonien ofc voort-gheplantedeSteden tot Coninghliickefla4rnye lefondeiquot;
maer om het gheflachte te vermeerderen , en het oudtfte Volck door de
relt voort te teelen en verfpreyden.

V. ipen pleegöt wcfe te ö?agen ban öet berloop öes tnöts / binnen ^^K
fee öe öertontentffe tot toeöer-göeöenfean öerfterbenen bewn
öefe öjagöe moet onöer öen Burgöeren / öieonöer eene regSgé^i
feten 3pn / bejecötet toeröen nae öare ^Betten / (fnöien öSe anoetf.
maer öet intoenötgöe recöt toe-fiaen/ niet alleen oX t^pttoenDi^
flaen / öet toelcfe men upt öetooo?öen/ enöetooKquot;rcfe to
met öoo?ftcöttgö oöerleggöen nae-bo?fcöet^ moet) Sr onSö^ 0»
nen/toelcfee öe een öen anöeren öoo? ö?eemöe en uptöT^^^^^

Cicero
fic

K% f t fFeTdmanVSen/fOoE«^

-ocr page 799-

Het feventhiende CapitteL

Van die ghene, weicke in den Oorlogh neutrael

en tuffchen beyden zijn.

II.nbsp;Exemplen van omhoudinghe en ghebo-
den.

III.nbsp;Wat het ampt zy der ghenei die vrede
houden tulTcheii de oorlogende partyen.

I.

i:

10,

niet.nbsp;ghenen die vrede houden,

noodf^quot;nbsp;\' als in hooghfien

Van diénquot;quot;quot; \'^edei-ghevinge van de waerde

I €t mocöt fcöönen ougctoïüaö u 5ön / öat top öantrcïcn toan öfó
Söenc / toelcfee öupten öen €so?logö ööefielt 5ün / alfoo genoegö
üefeent t$r/ Dat tegöens fooöantglje glieen €)o?logöS cecöt en ts»

öSlte tnf02?^10epöt öte nae-öp göelegöen 3ijn /öeele ömgen ple.
^Pnbsp;quot;nöet öecfefel öan ncobttoenötgöepöt/ moeten

öen/hfÄ?^\'^^»^^ öecöalen \'t göeen top op een anöec plaetfe gefePt öeö-^ l
tnoetrtï^^ / op öat öle eenigö cecöt göeöe oöec eens anöers goet/
Ct fi^\'iT^^fnbsp;öatöaec-en-öoömnocö toecöt öerepfcöt

biiffnbsp;göelöcfee nooöt ntet en 3P j oocfe als öanöe nooöt

öat S fnbsp;^^ï^öer moet nemen/als öte öerepfcöt;

^iÄ öe öetoarlngöe göenoegö 3P / öat men öet göeö?upcfe öaer
niet
S^P - *?öten \'t geb?upcfe genoegö tS/ öat men öet mtfö^upcfe

öoen öeeft/ öatmen

^lans öe toaeröe öan öten betalen moet»

ÏL

Irii

.........._ .................

V/tLSW^SHÖ^quot;^ /quot;öien ÖP mocöte felfs toater öan nooöen öeb--
^y^eïïoQnbsp;benemen,
Dercyi-

PeöaS Liv^Êf.?^^^^^^^ öenBonötgenootengeenfcöaöeisaen.

Cck n Jf ^^ Ö^quot; Comngö Perfeus : Hy is weder-gekeert in

fchade oft

ÖÉnbsp;Plutarchus ban \'t èep2leger ban

door-t\'r\'e^v ^^^^\'nbsp;^»quot;der geruchte Pelopon-

\'^\'Qyin^i;nbsp;flt;®0«fiïC^^öfietupgentffe geeft Plutarchus ban t1-

^»ntiusFlanunius.] Vellejus ÖanSulia: Ghy foidt ghemeynt hebben

dat

-ocr page 800-

dat hy id Italien gekomen was, niet ats een voort-drijver der Oorloge, ^^^^
als ftichter van vrede, met foo grooten ftilligheydt heeft hy fijn Hcyr^^^^^,

door Calabrien en Apulien , met een by fondere forge voor de vruchten,
keren , Steden, Menfchen, in Campanien door-gheleydet. ©311 Pomp^r
Pr. i^geMr.- ^^ lt;0ro0te/fept Cicero : Wekkers Legioenen alfoo in Afien ghekomen zi)quot;\'
dat men feyt, dat tiiet alleen eheen handt van foo Prooren
hevrkranht.

dat men feyt, datniet alleen gheen handt van foo grooten heyrkracht.
felfs gheen voetftap, yemandt die vreedfaem was , fchade gedaen heefr.

.V.J1C g.-v-..nbsp;ƒnbsp;viiv, Ïiti-uiatui Wdi , H.114UC gcoacij UCCJ». J.

Plutarchus: Als hy ghehoott haddedat fijn Soldaten wat moedtwilligf\'

....................rè,

tipinccïianot-paienoerubyersfonEcgci: fïoegD/ öeeft öPSUeßquot;?«
öat ttien öeUjucöten öan öie Eanöen / toelcöe öinnen öen öjal öegÄ

Lik. I 8. lt;

Z l .

toaren/fouöe öetaïen/ en öoo? öien roem öan recötöaeröigöept öeeft ft
alïe tot göett:outoigöepttegöenjr öem öetöonöen.
Lampridius öfln®^^,
©actifcöenöeït-tocöt öan
Alexander Severus: ^p Öeeft fUÏCÖ een
tucöt/ enfuïcftenontficööoo? öen göeöouöen / öatfe
göeen
maet; JlaeötjS-Beeren göenaemt öjiecöen j U)ecöjaet;t3S öat öe^oIö^S/
öeen trocfeen / öe Coïonelïen toaren geöiapent / öe ^opïupöen eeröte®
öe^olöatenö?ienöel0cfe: maer öem feïöereeröen öeSnöjoonöef^\'^i
^?oöintien om öefefo öeeïe en foo groote goeöeren aïsfeen lt;0oö.
lt;©ottöen/ gunnen/ Sïïanen öie
Theodofius öienöen / fepöt öe Panagy^^\'^^r

Daer en was geen rumoer, geen verwerringe, geen plunderinge, alsofquot;,
de Barbarifche: felfs alsdetoe-voeringhevan vivreswat bekrompen
leden fy metghedoltghebreck j enden leeftocht, welcke de menighf^
ber en bekrompen hadde ghemaeckt, wierdt ruymer door het verfp^^\'L\'

[jjlen leefl öeeï öan öe jeöigöepöt en göefcötcamp;töepöt öan öit J^oïcf, J,
cafliodorus, aï.ö uigt;r. s.i o. en Br.z. 13. n^ger in öet féïföe 25oecï5 / Wr .,
NochfuIt ghy der befitteren ghezaeyde, noch weylanden niet verwoe\'^^ ,
maer fpocdight u met aller onthoudinge, op dat uwe ontmoetinghe ons
ghe aenghenaem zijn. Want daerom draghen wy omniet de onkofte\'\'
heyrkracht, op dat de burgherfchap van den ghewapenden moghe ffj .
fwaert blijven.
Lthr.lt;gt;. I.ftfi.2s. Sijne wapenen hebben geenderley fchade ö
befitters ghedaen.] Claudianus
fcölpft Stilicon öen feïföen ÏOf tOe;

Daer is foo groot ontfich j al-om foo goeden vrede

Door u beleydt geweeft, dat niemandt fchaden dede

Aen Kooren, noch aen Wijn, den Landtman op het velt»
Maer alle roovery was aen een kant gheftelt.

cn suidas geeft öefe eere meöe aen Beiifarius. (i,) mt öjacöt tc^f

geöeöoïmaecfetefo?geöoo?3P?oöifieöan aïïe öeöoeftenen nooD^ji
goeöetotaïtt^göe^nbsp;en öe fcöerpe onOerDouOinaD^-V

^rpgö0-ötf«pipn / öjaer öan men öe toet ïeëH öp Am mianus, öat öf.^^.j
öen öer göener öte in ö?eöe spn/ niet moeten öertreöen toeröen. C

den, heeft hy hare Rapieren doen verzegelen, welck zegel die niet be«\'^^^
de, die werde gheftraft.] 3©an Domitianus fcÖ^ÜftFrontinus alÖU^ ^ S
Öpinöeaanöt-ualenöetr übyersfönHleget: fioegö / öeeft öpgöeöquot;^-

-ocr page 801-

dl R ^^ W öet natuecliicse 3|t|lO?te: En waerom doch hebben
^omeynfche Overften in de Oorloghe alle-tijdt voorname forge ghedra-
pen voor den Koophandel ? Caffiodorus 4.13. Laet den foldaet hebben dat
\' op dathy niet behoeve te dencken wat hy nemen fal.
Snbsp;25p Vopifciis tn \'t

egjJ^^quot; \'^quot;relianus : Dat niemandt eens anders Veulen roove , niemandt
ten ^ senroere, niemandt een Druyve wech draghe, niemant het koo-
fiQ .^^quot;quot;quot;«ede, dat niemandtOlye, Zout,oft Houteyflche. Stem/ Öp Caf-
^aih^\'^^^K ^\'^\'^\'^^^\'\'^^\'quot;woonders leven nae Burgherlijcke rechten: noch
fich hnbsp;niet overmoedigh en baldadigh werde van den ghenen die

ghewapent bevindet: want diefchildt van onfe heyrkracht moet rufte

i\'ii

icenr. unbsp;Romeynen. Hlaetötecöpfiomenöttfegsenöan

biißttwquot; \' f«\'t6 2egt;oc£ßöanfön(€ücöt: ^at men söeen ^taöt öan

öatfe pets teßöens öaren öancö fal oöeöem
iffma«-men alöer-Beguaemfl fal feonnen «ptlegsöen öe
Pf»« quot;?quot;tquot;30eöan ölen grooten ©?opöeet / jae meeröer ban een

lijnerinbsp;niemandt gheen overlaft, noch en ontvreemt niemandt het

(,nbsp;bedrogh, (i.) en laet u verghenoeghen met uwe befoldinghe.

i^\'j^elcfeen göelpcfe IS öet feggöen öan Aureiianus bp vopifcus ter göe^ luc 3.34
by
oer plaetfe/dat hy met fijn leeftocht tevreden zy, dat hy die van den
bdipi^® vyandts, en niet van de tranen der onderdanen hale. #Otfe en be^

fephJ ^^ öencfeen / öat öefe ötngöen bjel treffelpcfe feonnen göe^
^e änbsp;^^^^^ göedelttoeröen. a®ant nocö öe lt;i5oööeltc^

öen fti. fulcfes bermanen / nocö öe topfe a©et- gebers fulcfes gebte^
teerh quot;oen / tnöten fp göelooföen öat öte bingöen niet feonöen bolbiacöt
fcfef PN \' Cpnöelpcfe / öet is nooöttoenöigö öat top gelooöen öat öet ge«
ciard- quot; ööeen top fien öat gefcöieöt is» [^00 öifcoureert Guic-
(€ot öten epnöe öebben top öie exemplen bp göe^
rus j uîaer bp nocö ntacö feomen öatboo?treffelücfee toelcfee upt scau- Lih.lt;i.:caf.i.
îgt;enbsp;beröaelt toeröt / öat een 5prupt-boom / toelcfee binnen

quot; Sieger begrepen toas / öes anöeren öaegöS als öet
Ärt?^\'^°^*^\'^ocöonbetminöert en ongöeroert göelaten iS met öare
lap«/^i®®quot;öetïrengigöepötöan Niger, om öet nemen ban een
til
nbsp;Spartianus.] Livius, als ÖP bertelt öaööe öat öe ^^olöaten

moeöttoilligögöeöanöeltöaööen / en öat
^eniÄr^quot; öpnacötetn be omleggöenöebjeöigöe lanöen toa^
^onSSSSfquot; / Joegöt öaer bp / öat alles öoo? moeöttoille en ongöe^
âôchX??^quot;^\'^ «^olöaten / en niet naer öe o?öinantie/en 3Krögs-tucbt
^\'^tbÄ!? ^aerts nocö een anöere treffelpcfee plaetfe öan öën
ben?!^^^^^^/ ^^^^ öoo?tocöt öau Philippus, öoo? öe Sanöen öan ,

gebreSnbsp;t\'^ftfi^eben toeröt ; Het waren bondtgenooten, maer door ^o.

^^■o vpnnbsp;de Macedoniers niet anders als oft vyanden lan-

hóveii hquot;\' S^P^undert, want aller-wcgen roovende, hebben fy eerft de Bou-
^^\'^^etnth ƒ ^^nbsp;fommighe vlecken verwoeftet, niet fonder groote be-

tneydt des Koninghs, ais by hoorde het roepen der Bondtghenooten,

25Bbbûnbsp;^ie

-ocr page 802-

diete vergheefs de Goden des verbondts, en fijnen naem om hulpe ^etiri^^
Annd. iz. pen. Tacitus
|)ceft Peiignus eßtt feBattücliicßcn naem en gecucBte/^^
totjlöpöeffionötgDenootenmeec aïS De bpanben becooföe. ^e f^L
liiflor.i, ^cj^jpec bjanbtmeccbt oocfe De
viteiiiaenfche ^olöaten / Dat fp W
blecfeen ban^jtaitenïupen ïebigö 3ÖnDe/ aïïeen b?eefïijc6 toacen
Dacenllups toaecben. «©ocfetstnDe
verrinfche lt;©?attebanbe^w5;J
^uctfbtctte bp Cicero DefebefCßUlDtnöÖe: Ghy hebt de vreedfame fted®
der bondtghenooten cn vrienden doen uytplonderen en te quellen

€nbe fean tcfe Dfec niet boo?bp-gaen BetgDeboelen bec aBobt-geleecIfi

(fwi/^T öen ^olbaten göeöouben is boo? be fcöabe / Die Daec upt m^^hë
^»b.j.n\'ss\'i^/ maec oocfe fönen onDecDanen/ ennae-göebucen/ Dat De^oïD«^^

baten niet en betaeïtbebefolbtngöe/ bte 0p öaec fc0uïDigD t$f/ nittM

------------ quot; quot;nbsp;quot; ...... quot;quot;nbsp;:göebDl€

_ ............»^on

Doo? öongec gDeötoongßen/ ftcö guaïöcfe aengöefïeit ßeböen*

[Vermeerderinghen. (i.) ProcopiuseeumebegÖefelengÖetUpgöeJatl
be baben ban Beiizarius, jj?ö(l in ben feïben befe beugöbt feec j ^tet
Ditilucfeeentcefreïöcfeelt;©?atiebanöem göebaen aen De^oïDatertfJ^
tcent Ottilien / aïs öp nae
Aphrica tcocfe / enbe \'t becöael ban föne t^l

boo? Aphrica, vandtii.i. ^^ocöuptöet 3 Söoecfe Gotthic. faïicfe befe u^vu

ïe paffagie becöalen: Teghens de Landt-luyden handelde hymetful%,
forghe en voorfichtigheyt, dat niemandt van haer gheweldt ghedaen Z
als Belizarius het heyr leyde: maer in tegendeel dat fy alle rijck wierden ^^
hy met veel Krijghs-volck quam : want fy verkochten haer goedt den Sol\'\'^
ten tot haer believen, en als het Koorn op den velde rijp was, gaf hy foi|.
vuldigh acht daer op, dat het van de Ruyterye niet foude bedorven

•^an oocfe en toecbe niemanbt toe-göeïaten Dat öP öet lt;©eft aen beö^\'quot;,
men met öanöen aen-cafeen fouDe» lt;©öeiöcfeen lof ban ben tocöt öec i
mannen nae öet öepïtgö lt;©raf/ fiet öp Nicetas in\'t leöen öan
comnenus. ^otö Gregoras, lih.ß. roemt Öet feïföe in öe ©ettetiaquot;®\'f
Daer en was niemandt die niet hèm van verwonderinghe en ontfettede o
de Krijghs-tucht der Venetianen, en van de grootmoedigheyt te famß\'^.pjg
voeght met rechtvaerdigheyt. Want niemandt van
\'t heyr uyc-gaendcj
yets nemen, fonder geit daer voor te gheven.

(i.) jBen fouöeöet oocfe mogöenoöecfetten / onthoudt u van roojJ
in toelcfeen fin bat felföe tooo?öt in öe «©ctecfefcöe oöecfetttnge genotquot; f.
toecöt/
Job 3j,9. Pfal.ii g.iii. Proverb.T4.j3. en aj.io. 118,5.
fitem / Levit. 19.2. let felföe lt;0necfefcöetooo?öt öeeft öe gemeene^
tönfcöe oöecfettec/
Luc. 19.8. oöec-göefet öoo? öecfeo?tenoftöec»\'quot;\'^

öeelen.

(34) A mbrofius oöec öefen tmöan Lucas; ^aecom is öe Befóip]l|t/
in Den MviM geo?öineect/ op öatniet/tectojjlen menöeonfeo|ienfoamp;
öeïïooöet fönen gancfe^ae. JBelcfee tooo?öen
Auguftinus upt-göegj,
öen öeeft in\'t i9«;§ecmoen oöec De tooo?öen Des leecen öp ^\'^^\'Zftsf
^aec 3ön op Dit (iucfe tceffelöcfee o?Dfnantiert öp Gregorius ruronequot;^.
lik2. c^p.37. ^n öe Capitulen öan
caroius en fön ^ucceffo?en//^\'^-

-ocr page 803-

Contmc ban ©jantfiröcfe / Tom. 1, tii Öe thjeeöe lt;!Caüifulatfß hau

^nTora.j. in\'t Concilie tot st.Macra. ©oealit
Gunthernbsp;^^^^ ^^nbsp;Fredericus I. Öerfiaelt

Soo yemandt brandt een Huys, of Hof, van die in Vreden
^ich houden, fal, nae dat hem \'t hayr is af-ghefneden ,
ßebrandtmerckt voor het hooft, voort werden wech gejaeght,
Nae dat hy fal eerft zijn met flaghen veel gheplaeght.]

^aSfSSÄquot;^^^®?quot;nbsp;ft\'« öaer

ontöouöen / niets te öoen/ öjaer öoo? öe ööeneöie een

®002n/nbsp;\'nbsp;öecfïercfet öjeröen / oft öaer öoo? ö«

i.iap.i.

feöt 4 quot; toerben/ öoigens öetgene öat ban ons öier boo?en ge^
5ööcn wirÄ^i^-^^^ ^^^^^ ttoöffelacötigö iS / bat fp öaer ten toeber- i-ib.
öSï\'i^^S b^öfen tn toe-laten ban boo?-tocöt/ in
\'t berilrecben ban
teS;f.nbsp;in be25elegerbegeenbp(iantofttoe-boet

ïllXl: ^«lt;^o?cp?enfersfeggenbpThucydides, batberSCtöenienferen
toliï?^/ f®? ^^ partpfcöapen neutrael toilöen m/ oft öen

Ö«^ ^^^^^^nbsp;^^ gelöcben toe te laten. Philippus ben

feet wi® IBacebonien ts ban ben ^ïomepnen te lafie göelepbt / bat
roohniT\'^fquot; SP töjeeberlep toöfe berb?oben en obertreben toas/
öaenÄ^^ÖP bes iSoomfcöenbolcbs ïïöonbtgöenooten oberlafi göe^
Baöb?^^ L Öï* ©panben boo? bpflanbt en geit göeöoïpen

b?öftoocb T. Quintius inföntTamen-
^fiend!rr ^^^ ■ fcght, ick hebbe nochtans u-luyden, noch uwe

eyghentiijck ghekrencket: Hoe menighmael
•ïieer «nbsp;quot; overtuyghen fal dar ghy \'c gedaen hebt ? Maer ick wil geen

Waer Y®®™^quot; daer van maecken : Ick fal de fake fommierlijck voor-ftellen.
gen Vnbsp;^^ vrientfchapgequetft ? namelijck,xioor defe twee din-

• ^quot;\'^\'^quot;gï\'y mijne Bondtgenooten voor vyanden houdt-

l^fnbsp;25pAgathiasiefentop/öatöiebpant

f öp Procopius bat

t btenen/bes ©panbts

f^f^enesnbsp;25?tefban Amalafuntha aen Juftinianus

r\'^ inoGhS k quot;^WSJ Die fulcke dinghen doet en praftifeert, daer door
foo is hv donbsp;werden, al ift dat hy my niet fiaet, noch op my fchiet,

/ «oen mijn Vyandt. M. AciliusfepbetOtben Epiroten, Öie Antiochus Philip, 3.

mhUznbsp;eeen

III.

-ocr page 804-

Lib. 36. geen .^oïbaten öaböen toe-ößefonben / maec ftefcBulamp;t\'gBt totecamp;ettöjj
fp öem geltgefonoett öaöben/ bat öP «tet en bJifle oft öpfe onbec bebpj\'
ben / oft onbec bjeebfame
l^entcalen tellen foube. l. ismiiius praetor»^
ficaft be Tei ers, bat fp bec ©panben bloot met btctualfe boo^ften / en
37- felfben a©ijn belooft öabben; baec bp boegenbe/ ten toace fp \'t felfoe
be i^omepnfcöe blote mebe beben/ bat öpfe boo? ©panben öouben P^^^
Tiut.-:Bmu. g^aec toecbt oocbeen fp?eucbeban cgfar Auguftus becöaeït: Dat ee»^

gerfchap oft Stadt het recht van vrede verlieft, die den Vyandt ontfangh^^

in-neemt. letfalootbBabeclijcb 3ijnmet bepbe oo?iogöenbe pactffi
becbonbt te maecften / fulcfts? bat men met bepbec goeben toille ban %
oojlogöe u te ontöouben/ en bepben beelen be göemepne plicöten banrj,
leeftöept te betoöfen
/ bjp (lae. 25p Livius fiaet: Dat fy, \\ geèa den vr»«\'
den die tuflchen beyden zijn, toe-ftaet den vrede wenfchen, maer in deo

Lihis. - \' - - \'nbsp;- - -nbsp;- - - -nbsp;- - -

Van die dinghen, welcke in openbaren Oorloghe

particulierlijck ghefchieden.

I.nbsp;oft geoorloft zy particulietliickden vyant
fchade te doen , viferdt verklaert met onder-
fcheydinghe van het natuurlijcke. der Volc-
ken , en het Eurgerlijcke recht.

II.nbsp;Wat den genen die op haet eyghen koflen
ten krijghe dienen, oft Schepen uyt-ruften
nae de inwendighe rechtvaerdigheyt geoor-
loft zy, ten aenfien det Vyanden.nbsp;________,

€t gene top tot nocö toe göefept öeBBen/ gaet ten meeflen
aen biegene / bie in be (©ojloge oft öet öoogöfie gefagb^^S^t
biebt öebben / ofc bepubliicgue bebelen upt-boecen. ^Vd^

---------oocft nocö tebefien toat pacticuliecljlcft pbec een boo? öe^ilw

ben in be a^o?logöe 0eoo?loft 5P / foo nae öet natuuclöcfte / aljs betJ^S
belijcft/enoocftbec©olcftecen cecöt»
cicero bectelt inBeteec^^r^j;
banbe^^licöten/ bat in belep?ftcacötbanben©elbt-öeecPofnfJ,afi;
göebientöeefteen
^oonbancato cenforius, maec bat onlangöï^
nae bat legioen/ baec onbec ÖP bienbe/ toecbe af-göebancfit J ^t
ebentoel bie SHongöman upt liefbe tot becöten/ onbec be lep? Wj»
göeblebentoasf/
batCato aen Pompiiius göefcö?eben öeeft / inOQ«
öem onbec fön ^ep? toilbe beöouben / bat öP 8em boo? be tm^f,
mael ben 3^cögösï-eebt af-nemen foube / be ooifaecfte baec
bp bo^^^p^/

III. Wattenaenfien van haer Burghe\'^J«
I V. Wat den ïeghel der Chriflelijcke ^^

van haer vereyfchr.nbsp;jeC

V. Hoeden particulieren Oorlogh m®^

publijcquen vermenght weidt.
V 1. Waer toe hy verbonden zy, die jft»
laft en bevel den Vyant fchade gedae« quot;
Werdt met onderfcheydinge verklaert

I.

-ocr page 805-

wcflettrebtontflagettjijnbe/ met retöt tegens

^öegt baet oocb bp be epgen tooo?ben
ï)p bodïnbsp;fnbsp;ÖP bermaent / bat

tecbtftflSrf / fat öpm ben flagD met en ftome: bjant bat bet gfjeen

metbenbpanbtbecöte. ^00 lefen

r neoe[bpxenophon,v««lt;. Cyri.] bat chryfantus, cen^olbaetban -.....

bJepr^SFi^f^^^ï^ft/ö^to^tfi^^f^^ op\'tlöf 5ijnbe/ fön ge^

paft O Unbsp;fepbt: Hy werdt een onnut foldaet genaemt, die niet en ira c.9,

biß i^rt teycken van af te trecken en op te houden in \\ ghevechr. flSaer

upttoenbtgöerecöt bet ©oicften/
^nbsp;öÖP bat aenfiet / gelöcft öet een pber

«efeÄ5nbsp;aistopöier boo?en aenge^

WhnSlquot;^^ Inbsp;^ f®quot; bpanbt boobt te flaen: toant na bat recöt

CatoS^^^P^quot;\'\'^quot;quot;®\'^®^quot;^ ^^^^ göereecftenti ^oo ftomt ban\'tgöeen

!

CatfThnbsp;öOo? göereecbenti___________.«»w..

JärögöS-blfctpltne bet ßomepnen / tn toelcfee f
quot;^ttöSnbsp;Ï^\'J foo tote fön

faeXr^f^\'^Ö^ff«/ metbe boobt foube göefïraft toerben/al toare be\'-^.

en toerbe berflaen bat bie fön bebelen met
teSM\'^ / ootfe bte bupten o?bere / fonber bes ©elt-oberfien bebel/
beKïf f^quot;^Paquot;ftööebocöten öabbe / göeUjcfe ons be Manhaenfche be^ uv. Hb.f.
^offi fnbsp;\' f ^^ »quot;fnbsp;Itcötbaerbelöcfe foube ge=

ÖBefiftt.??quot;nbsp;be toacljten berlaten toerben/ oft oocfe be on=

Wn^^.^^PÖ/Pf^.^\'ïo^^nbsp;oft een göebeeïte

Pelttetngöetofcfeelt toerben/ öet
fius ^ manteren mofle betöoebt toetbem r^oo gaf avidms Caf-
derh^nbsp;föquot; göeboelen : Dat Iict hadde konnen ghebeuren datter hin-

^aeromsai!uftius,alsöPtießomepn^

^aeno^Wquot; MtÖ?öft: In de Oorloghe, fepbt ÖP / is dickwils ftraffe ge-
dJe V \'^ri ^^ ^ \' ^^^ teghens bevel met den vyandt ghevochten hadden,
ghekV«nbsp;zijnde, wat tetraghe uyt het gevecht «raren weder-

^eecnbsp;ïacebemonter / als ÖP ben bpanbtbmnen \'t göe^

Ööe / hï. ^^ Öpojenbe öet tepcfeen ban aftocöt/trocfe fön ïïapter te rug^
Wrf^ ^quot;^^^^^^^Ööebenbe/ om dat het beter is fijnen Overften te ghe-
pm biS räJ\'l\'\'\' \'\'nbsp;Piutarchus geeft reben/toaer^

iiS/ ben bpanbt ntet macö
göebonben ts/ aen

\'^-^nanuItt^f^PH^^J^^^f^^^ön/ bfe becöten füllen. €n epiftctus bp
Veel Knbsp;göemelbe fept ban chryfatitha feobt :

f*^®-^quot; Set ^0 topÖ™t^^ Zjjn fijns Overften , alsfijn eyghen wille uyt te
Op».J\\rquot;0en/ hteïffisflii
hcrfrattvn*^ s«nbsp;»..-«««m,

onfcöuïbigöe partöe binnen

^^^ oorlogen bo?betlöcfe fullen 5ön: maer oocfe
•^öuenomen goeberen ftcö felben epgöenen/ toant men öem ntet

fcöul^

^bbbb 3

gy^b te boen / toelf^e ÖP be^

ban oorlogen bo?betfö

Plutarch.

-ocr page 806-

i7.fcBulöt0ï)ïS: ten5P öat öp ittogEreïöcfe recötbeectiföBe fftaflfe ööjïJ^f
^e taömie^nerecöt öecmenfcöen. Befcït laetfie/|oe öat ftet
€uangeltfc^3©ettn0etogen5p/ feanöecfiaen toeröen upt ftet gene
öter öo0?en öeröanöeltöeööen. ^ocö föo öan öet öeöeï lön /
oft geti«
rael en göemeen/oft fpectaeï en bpfonöer. lt;0öemeen/göetóc6tot#\'
^.....sj^,„,ngenmoeröepurgöermee(ierf^

behouden iien , die volgen my me. ^ae toeröt OOtfe fomtoiileil ÉÏtB Ööquot;?

fönöooftonöeröenonöeröanenre^t gVgöeöen ÄÄm/ m
g«^öeöefcöermtngöefönsfelfs/öaerfiiwöoo?ö^^^^^^

^ ^^jeöaeï^ bpfonber öeöef feonnen öeböen/ntet aiïeen
-bef«Jömgöe befeomen/ttweroocft öie op öare epgöen feSSquot;^

öieopöarefeofteneetJöeeï SbenSSöolt;^^
göeïöcfe ais öte ^cljepm upt-reeöen / en onöeröouöen op öaren öofï^
öen toelcfeen menpïeegöt öoo? öare öeloontngöe toe te laten/ öat fPl^

Göenomen ooeöeren öoD2befi£ir(!ftnfI^pn /aris

Lib.z.t.

Lib.i, e.6.

fepötöat men macö benemen\'tbefit ban alle bie öingöen / toelcS ^\'^S
oo?logöfeonnettöoeöen/ omöeröerfeecfeermgöeS/ tSaeFöocÖ

lafï öan toeöer te göeöen: USaer öen epgöenamp;S toSnoe^^^^^
toe öan
\'t gljene /^ \'t toelcfe rt^p ban Vöigi? öeïïS^Sf oT^^^^

nae^göeöolgljöe öaeöt menfcöulöigö is aen öenbsp;/

recötöeecötgöeoojlogöeöoect/ \'tjp öat öet aoeöeren San een lt;
anötlöcfeefiaöt/oftöanparttculieTeroo^^^^^^^^^^

II.

L. ijimndo U-
ceat, unicah
quel.l.amp;z

3ijnöe: focööe goeöeren öer fcöuïöigöe/upt oo?fafee öan
gjen oocfe afgöenomen/en öen genen öiefe nemen/^
^oofullen öan öeöpanöelpcfee goeöeren toeröTnöerSer/amp;

III.

tiBfl W Dct SucgBccfcBap motten toamp;omSK

-ocr page 807-

^I^^\'^löcfee toet fieeft boo?öfiefcfi?eben / fuicös bat
««et aen^fl\'S^^^nbsp;fioo?nameI0cfe fcfiabe faï boen/

»Sbcf rS^ïf ^\'nbsp;t oft ben gfienen bte

^^Sr/f^ftlW^nbsp;fefiuïöiafi 3ön / een toewb ban oS

fuitK^^epbt foube toefen. iBaei: tnöten nocfi fitecbn bomt / bat

^vers 5.

quot;cnc^eu ynbsp;—.....ais uc gnemeene

^»^^Öcouƒfomtoijïen / öat bp occafte en gfieïegentfiept öan öe v.

een pacttcuïtece ^oiïogfie ontfiae/ te toeten/ tnöten
SZhV^^y\'^.fP^ïl^^^öDecaecbt/ en gfieöaet loopt öan ïeöen/ en
^eïcfe^J tquot;toeïcbenöaï öte ötngöen moeten toaet-genomen toecöen/
gt; ffcb fpïhquot;ÏSnbsp;ööefept fiebben ban öe toe-gfieïaten tofife

^ocbpïeegfittoeïöepubïöcgue autfio?\'

fiebbenöe/cecöt^^^^--^\'
fonfcöaöeöetaeïttemaben/ oft

rlöebbeSnbsp;gfieöaen fieeft/ fonbec lafi oft bebeï

^Öe ooiSfc. / ^ ^ ^^^ Söeen nooöt ban toas / nocfi cecötbaeröt^ sy-

cecfit göeïeect toecöt / öat
öecgoeöen. ^ocfi fiebbe tcb met cecöt

bnbsp;t^/roo faïfip mogfieïöcb

mthmwmrn öp obectce^n
öh^ï» Snnbsp;/ ÖP aöeen ongbelpcb göeöaen

göeen feöec Cactfiagintenfec
fouhÉ *nbsp;^ ^^^ öf! faf ^ öaec obec-ïe.

fo?nbsp;datteonderfoecken ftaet, oft^agunten door

raedt beftormt zy; maer oft met re?ht, oft met
l^olt on?.nbsp;Want dit onderfoeck en defe ftraffe over onfen Bur-

■\'^-luyden h^kJ ^^ T \' fijn eygen goetduncken gedaen heeft.
^^^^aenVdoJn ^^nbsp;du verfchilofc nae het verbondt heeft vry-

Bet-

-ocr page 808-

Het neghmhiende Capittel,

Van trouwe cn gheloove onder den Vyanden.

I.nbsp;Dat men allerhande vyanden trouwe en
gheloove fchuldigh is.

II.nbsp;De meyninge werdt wedeileydt, feggen-
de , dat men den Roevers, en den tyrannen
gheen gheloove te houden , fchuldigh is.

III.nbsp;Werdt wedêrieyt het bewijs daer uyt ge-
nomen t dat foodanige flraffe verdienen, en
werdt ghetoont dat fulcks niet aenghefien
werdt, wanneer met fulck eenen als fooda-
nigh ghehandelt is.

ÏV. Dat daet tegens niet en geldt, dat de be-
lofte door vreefe af-ghedronghen is, indien
den ghenen, die de belofte ghedaen heeft,
gheen vreefe aenghejaeghtis.

V.nbsp;Oft, foo daer een eedt by gekomen is, al-
hde-wel die tegens een Roover, onveibeutt
gebroken werdt) voor foo veel de menfchen
aengaet.

VI.nbsp;De felfde dinghen werden ghepaft op de
Onderdanen die oorloghe voeren.

VII.nbsp;Wert verhandelt een byfondetefwaiig-
heytover de beloften den Onderdanen ge-
daen van wegen d\'uytflekende beheetfchin-
geen eyghendom.

VIM. En werdt betoont dat foodanighe be-
loften bekrachtight werden door den
der Burgherfchap.nbsp;.

I X. Oft foo cen derde fich daer tuflchen ft«\'quot;
welcken de belofte ghedaen werdt. ^

X. Hoe de verandetinge van denpublijc^f
flaet toe-gaet.nbsp;ft\'

X I. Datde uytvlucht vanvteefe tot dea \'.
lemnelen Oorlogh na hec recht der Volclquot;^
niet en behoort.

XII.nbsp;\'tWelckmoet verftaen werden van
danighe vreefe, welcke het recht 9èrVlt;quot;
ken erkennet.nbsp;_
d

XIII.nbsp;Dat men oock den meyneedigquot;
trouwe en gheloove houden moet. ..
a!

XIV.nbsp;Maer niet indien de conditie na bi\')L
\'t welck plaetfe heefr, indien de ander« ^ .
deel van \'t gheen befproken was, ai^\'-
houdt.nbsp;..„,

X V. Noch foo daer rechtvaerdige vergoCquot;\'
ghe teghen-gheftelt werdt.

XVI.nbsp;Schoon oock uyt een andercontl»\'\'\'

XVII.nbsp;Oft veroorfaeckte fchade.

X V111. lae felfs oock uyt flrafFc. Ji

XIX. Hoe defe dinghen in Oorloghep\'®^
hebben, en
te pafle komen.

ft/m öoe beeïiti bert (©oiïoöö aöeoo?ïoft5P /öebbetttopöK
fept öat eettföeelsr öloot op öent felöett ttiööefieit toetröt/^quot;

Iji^pi uütmnum» uipotoppent felöett tttööeftett toetröt/ ^^
iöecö«oocamp;uptöoo?0aettöe Belofte,
öeltöeööenöe/ölpft ttocö öetlaetUeoömgö/ toelcöe t0öati|;
göelooöe ett tt;ouöje öet: ©panöett onöet; ittalßattöet;en, ©et tö eett teer
löcftefpjeucöe öaneen ïloomfcö 25ursei:meeflet:
^iiius icaiicus :

Dit is de befte Heidt ten Krijgh , die laet de trouwe

Het eerft en laetfte zijn in d\'Oorlogh t\'onderhouwe.

mt Phiiofophus Archelaus öp Appianus ttt\'t4 250ecft öec ^üt^^^^l
lt;©0?l0getl / fept:
Ghy hebt de verbonden bezworen, hebt uwerechter j
lt;ien ghegheven , \'c welck oock onder den Vyanden krachtigh is. Vio\'^^L
sicuiuspjöfiöettfottgöettAphricanus,
Ottt Öefeöeugötttt Öe ©ett^eÄ
feöecrtcactett,]
xenophon in fpn baatte öan Agefiiaus: Hef is

grooten en heerlijcken fake, wel in allen, maer voornamelijck in den Ve^^
overften ,dat fy t
zijn, en gehouden werden voor fulcke, die eedt en
houden. Ariftides 4 Leuarica: In het onderhouden van vrede, en apV
pubiijcque accoorden te hpuden, werden meeft aengefien en geacht

1.

Lih.zi,

-ocr page 809-

^velckenae rechtvaerdigheyt trschten. 3Bant Sfidijffe Cicerone mfjt

«Jleptfieefttn \'t 5 ban be Cpnöen, öaer en ts niemanbt / toelcbe
jl\'f^ enp^ijft öefeöbenegbentbept öes gemöeöts / öoo? öe toeïcbe niet al^
equot;öijecnöoo?öeeï oft piofijtgberocïjt toeröt / maer oocït tegijens ÏKt
be troutoeen\'tgOeloobc geïjoiiöen toeröt. ^e pubiijcauetrcii?
foo bpöen ©aöer Quintilianus ftaet/maecbt (itïfianbtonöer ben^\'^-^zf
gPanöen / betoaert öe iSecïjten öer ober-gbegeben ^teben^ #p een an^
^»r plaetfe fiaet bp öenfelföen
: De trouwe en \'t geloove is de hooglte bandt
menfchehjcke faken: den lof der trouwe is heyligh onder den vyanden.

fepöt oocb Ambrofius: Het blijckt dan, dat men oock in de oorloghe
gj^ rechtvaerdigheyt moet onderhouden. Cn Auguftinus: De trou-
® alfle belooft werdt, moet oock ghehouden werden den Vyandt, teghens
oorloghe ghevoert werdr. [
^e feïföe öeröanöeït Öit fïucbtoööt?
quot;ytigb / Epiß.Jis.^ ^ameïpcb / öie bpanöen 3tjn / ïaten baecom
gljeen
hS\'^Öen te 5ön t maer aïïe jBenfcben öietotgbebjupcb ban reben glje^
»«men syn / 3ijn capabel en bequaem om recbt upt belofte te berbrpgen.

fepöt bp Livius, öatfiptnetöen Faiifcen öie gemepnfcßap Ijeeft/
^mbcbemöenaturein-gbefcßapenbeeft: en upt öefe gbemeenfcljap
Cjocieteptbanreöen/ en ban fp?abefp?upt befe berbintentffe öoojbe^
öaer top ban fpjeben. 3©ant men nieten moet mepnen/ om öat
Jfp te boo?en nae bet gfieboelen ban beelen gfiefept fiebben / öat fiet / oft
JP/oojioftt^/ oft immers fonöer miföaeöt gfiefcfiieben ban/ öatmen
ij!,®en©panötontoaerfiepötfp3ebe/ öat op gljeïijcbe topfe fuïcbs oocb
IjirSöetot oöer-gfiegfieben troutoe gfietogfien toeröen. a©ant öeber^
^jp If^tttffe om toaerfiepöt «pt te fp?eben / feomt upteen oo?fafee / öie boo?
© quot;^logfie / tr\\ eer öan öe oo?ïogfie gfietoeefl iS / en mogöelpcfe öoo? öe
öhp Pöfie eenigfifins fean toecfi gfienomen toeröen i maer öe beïofte
S\'t öoo?fiaer feïben eennieuto recfit,- öit onöerfcfiepöt fieeft oocfe
^\'«oteies gfiefien / aïS fip ban toaerfiepöt te fp?efeen / fianöelenöe fepöt t

is \'P\'quot;eecken niet van dien , die in accoorden encontraften waerachtigh
^evTtlquot; dinghen , welcke tot de rechtveerdigheydt en onrechtveerdig-
fj. behooren: want die dinghen behooren tot een andere deughdt. Pau-

in öetHrcaöifcfie Öingöen/ fepöt ban Philippus öe i^aceöonier;

t)jj \'?^®ndtfal hem met recht een goedt Veldtheer noemen, als die voor een
hg hadde den eedt te verachten, gheloove en trouwe by alleghelegent-
Heef hreecken , fulcks dat gheen menfche fijn trouwe minder gheacht
^oo^\'nbsp;Maximus,
fepöt Öan Annibal: Den oorlogh teghens het

Italien hebbende verkondight, heefc hy dien veel hef-
dro \'^ghens het gheloove en trouwe felfs ghevoert, in leughenen en in be-
doQ^ ,\' 3lsoft heerlijcke konften waren, fijn vermaecken nemende, daer
Vaf) tquot;®\'ghekomen is, dat, daer hy anders een heerlijcke ghedachtenifle
Ooc]jfoude naeghelatenhebben, dathy heeftin twijffel gheftelt, oft hy
hoyjJeen grooter en vermaerder , oft flimmer en ondeughender man re

öbenKf (Crofanen öoo? fiare confcientie obertupgt / befcfiuïöt\'
Homerus fia^pf^iben;

Ctcccnbsp;Na-

-ocr page 810-

Nadien wy woordt, noch trouw,

noch eedts beloften houdefl\'

Soo vechten wy t\'onrecht, en niet als Helden fouden,.

Ltb f6.

J 11.

11.nbsp;Öeööen oocft ötec teöoo?cn söefepöt / öat men niet moet

Lib.z. c.is.lttenöetfegsöetiöan cicero, wy en hebben gantfch gheen

met den tyrannen, maer veel eer de hooghfte oneenigheydt en affchey j,/
ghe:
^tem / Een Zee-roover en is niet begrepen onder het getal der m
dendesvaderlandtsj met defen en moet men noch trouwe en geloove» j,
eedt ghemeen houden,
©an Öen €p?annen fepöt oocft Seneca: Aquot;^ ^.jiap
ter was daer mede hymyaenhingh , dat heeft de verbroken ghcmeequot;^\'^
van \'t menfchelijcke recht afghefneden.
3©t ÖJeïtfte jfontepne ÖOOjtÄ
Lih.j, de he- fp3oten is öe öolingöeöan
Michaëi Ephefius, öie op öet 5 25oecft ^r»^ ^^^
Jis aen Nicomachus göefepöt Öeeft/öat men metöe lupfö?ouöJ
(€p?an göeen oöecfpelöeöjöft: 3|etöjelcfte oocft met göelöcfte «JJu^\'
danöt fommigöe ^ooötfcöe Eeecaecs göefepöt öeööen öan
öen
öelingöen / öjelcftec öutoelöcften fp öoo? nul en öan onöaaecöen
[Seneca tn öen €]ctcacten
4.7. Sjcft öeööe niet gemepnt öat oöecfpe» W
(Cp?annenöwpfö?ouöJöecontcepnigööe: iSocö oocft öat öet een
flagö öjas een (€p2an otn teö?engöen.
luims ciarus,$. homkidim^^\'^
öeeft öecftiaect/ öat met een göeöannen öjoutoe onöecöeuct ^^r^
macö öeö?eöenö)ecöen. ^e ^oöifcöe Eeecaecs 3ön Rabbi Levi p

Gerfon, en RabbiSalomo,OÖeC Levitic.zo.io.] ^OCÖtaUSÖeeft P^Jmi

JUS ÖOO? accoo?öen een goeöt öeel öec oo?logÖe tegens öe ^ee-rooöe^n^
epnöe göeö?acöt/ öaec öetleöen öeloöenöe / en öjoonfieöen öaetfP Uii
öec cooöen leöen mocöten. [^Ifoo is öeEöjo?pen öe mepneeöigöep^»^j,gii
Did!ustegöensöeceitiberen,öieöanöeni
öeööen fomöJölen öe ö?pöepöt öen öolcftenbsp;w» /

Öeööenöe öat men öaec niets miföoen fouöe. cxfar ftö?öft tn\'t 3
öec25ucgöeclö£fte€)o?logöe/ öatöanöeïSoomfcöe ^äcijgös« -
göeöanöelt is met öen ßooöecs en göeölucöten in\'t ^p?ena?ifc0e^
öecgöte öan öecö?agö. 3©ie fal feggöen / tnöien öaec pets öjace oej: i,^
göen en öecacco?öeect göeöjeefi / öat öaec upt göeen öecöinteniffe\' ^
ontflaen ^ie öingöen en öeööen öjel öie öpfonöece göemeeni^jj^d^
en communicatie niet/ toelcfte öet cecöt öec ©olcften onöec öen
öen ingöeöoect öeeft j maet öetoöl fp menfcöen 3ön / foo öeööen
W % \'t
meenfcöap aen \'t natuuclycfte cecöt / göelöcft Porphyrius toelfepjf ^ue
? 25oecft öan göeen lt;©öeöiecten te eten / toaec upt ontfiaet / öa! ^quot;quot; iv-
öecö?agöen en accüo?öen öouöen moet. ^ooöectelt Diodorus, ^f^iti\'
cuUusaen Apoiionius, öet ^ooften lt;©öecfïe öet göeölucöteöe en [quot;M
öen/gelooöegeöouöen öeeft: €n öie fcö?ijft /öat
Auguftus ßetae^gi^J
aen crocota öen |Boo?öenaec/ \'t.göelöt öat op fön öooft göefet ^^^h^tf\'
ÖP öem
felöen infielöe/ om öat öe tcoutoe niet fouöe öetö?often

IBaec laet ons eens öefien/ oftec niet pets gltmptgöec en f^Wör
öec fouöe ftonnen öp geöjacöt toecöen/ öet toelcfte
cicero ntetijen

-ocr page 811-

^^^^^^^^ ^^ ! f fnbsp;öcoubjcïöcfec Quaöe ftp^

en öfieen öfieöcd« en 3ijn ban eemgfie 25urôïjer?
techtnbsp;ban een pbeu menfcfie göeflraft toerben / foo men op tjet

fooSr,quot;®^quot;*^®^^«^/ ööeiijcb top eibers berblaert DeöBen. .ïilaer bie
nioH\'-^^^öB^^ïfaftöïerben/ batfp fiare leben berltefen/ ben felföen
feïföe7?.ooeberen/ en reefit benomen toeröen; gfielucb öe
beroo quot;f® ^el gfiefepöt fieeft: Heten is teghens de nature niet dien te
^quot;dien ghy kondt, welcken het eerlijck is te dooden. / On^

foofean^S^^quot; ^^ fat \' fiet toelcfte öoo? belofte bertoo?benïS :
bjoSi/S^^J?quot;^\'^ fat felföefieiti benomen toeröen tot firaffe. 5|cfe ant=

tnöien öaer ntet als met een guaet^
aisfSir.Ï^^f\'^ÓÖngfieöanöelttoare/ ittaertoanneer met fulcft een/
fatoüVfcL^ö^f®/ gfiefianöelt is / moet fiet öaet öoo? gefiouöen toeröen/
fan fietnae-gfieöen öer firaffe/ foo öeel öefe faecfte

en öen fianöel pöel toeröe. Nabis
Öem « W?öe niet ö?eemt nocfi on-eöen öp i-ivius, als auintius Flaminius
ick, F\'JP?annÖeÖOO?toierp: van dien naem kan ick dit antwoorden, dat
fslfsnbsp;ick oockzy, de felfde ben, die ick gheweeft ben, als ghy

^aetnbsp;* maetfchappije en verbondt met my ghemaeckt hebt. Cn

quot;^oghen ••^^^^^^\'^^\'^^^\'^^\'quot;Shendoenal ghedaen, hoedanighe die oock
S^ieL.quot; Vquot; » ^^ighy ^^^ ^y ghefelfchap en ghemeenfchap van wapenen
^^\'^reed? ri!\' ^Pfoetöaer Öp: Indien ick yets hadde verandert, foude
\'\'^Vden quot; j^P moeten gheven van mijne onbeftendigheydt; dewijl ghy-
Ölaetf^wquot; • \'nbsp;rekenfchap te gheven. ^aettSeeU

ongöelöcfe in öe lt;©?atie öan Perides, aen fön 25urgöers

\'^ien fv r .nbsp;^Üden dat de Bondtghenoote fteden vrye zijn, in-

Ï^TereL;?®-nbsp;^Ü« tcquot; tijde, als het verbondt ghemaecktis,

quot;quot;usinAdelphis:

^k ben een Roffiaen , \'t zy foo , der jeughts verderver,
^ y needigh, oock een peft : doch was ick noyt verkerver
^oor overlaft aen u.nbsp;^

ï.deOffc.

I^^anöerïfSil-Aïlrquot;^^^ pSfien-göetoo?pen toeröen/ \'tgöeentop op

IV.

Lib.r. c. II.

öien

Ctcct

-ocr page 812-

öien toat beïooft is?/ aïjeöouben te öebjüben ben söenen bie \'t beïoof^^
foo ijS ban nooben / bat ïjs» feïfjS boo? ontecötbaerbigïjebjeefe ooifaltetj;
be beïofte gegeben ßeböe. Snbien ban pemanbt / op bat bP fijnen b?!«quot;;
lipt be boepen foube berloffen / rantfoen beïooft beeft / foo fal bie baer f;.
ber bonben 3ijn: toant Dem en iss g0een b?eefe aengejaegbt / bie ban feii-^
tot banbeïingbeen accooit gbeïiomen
V. ^oet baer Dp / bat be göene bie boo? onretBtbaerbige b?eefe gebtó^^Jj
gen petsf belooft Beeft / ban berbonben toerben om te Bouben / inbien
eebt baer bp bomt; toant baer boo? / foo top op een anber göefepbt 0®
ben/toeröt be menfcöe nietalleen ben menfcöe/ maer oocb lt;0oöt
berbonöen: tegenss toelcïien öe uptbïucöt ban b?eefe niet en geïbt,
tangJ iss toaeracötigB/ bat boo?fuïcbe berbinteniffe alïeen be Crfgena^\'J
bess beloobersf niet beröonben en ijes; toant op ben Crfgenaem alleen
bingöen ober- gaen / toelcbe nae be eerfie oo?fp?oncfeelöcfte a©et öan %
göenöom in menfcöelpcbe öeröanöelingöe öefiaen j maer onöer öie
göen öit recöt niet / \'ttoelcft lt;0oöein öefen öerftregöen i^/ boojf;
beeïaïsf bat fooöanigö is?. iBoet öan toeöerom upt öet boo?-beröanö^j;
beöit bermaent toetben / inöien pemanöt be öejtoojen / oft onbestooJf\'
troutoeaenöentSooöer berö?eecïJt/ bat Bp baer ober göeenfiraffe^«\'
r.i. anöere ©oïcften faï fcöulbigö 5ön; om bat upt öaet ban be jSoobec^®
\' \' ©oïcften belieft öeböen en goet göebonben / boojbebingerentefieni^ß
bie bingöen / toeïcften tegöens? ben foobanigöen oocft niet fonöer oßP
en faute begaen toeröen.

3©at fullen top feggöen ban be oojïogöen öer lt;©nöeröanen tegensf fï
Coningöen en anöere öoogöfie macöten I ^efen / aï-öoe-toeï fpanög
in öaer felöen göeen onrecötöaerbigBe faecfte en öeöben / foo öeböert ^^
öocöop een anöer plaetfe öetoefen/ öat öaer ontö?eecftt öet recöt om

VI.

Lib.i.c.^,

Lib. il.

göetoelöt te öanbelen. lt;©ocft foo ftan fomtoöïen / oft öe onrecötöaerDtö)
öept öaerber faecfte foo groot 5ijn / oft oocft öe öoofBept in \'t tegen-fï^^J^
batfpftoaerlpcft mogöe gljeflraft toeröen. j^ocötans? inöien öaec0\'§
raet 2lifaa!Iigöen en ïlebellen göeBanöelt i^/ foo en ftan be firaffe teQfK

en»,«,nbsp;vu jyjui^uvtlCU ^yi^^aitUIPtl, tS»/ IWV Vil nulS Utnbsp;il£

be belofte niet gljefielt toeröen / bolgöens? öet göene top terfionöt göefj;
öeDDen. a©antGocftöe»aobtb?ucï]tigöept ber (©uöenljet baer boo?
öouöen
öeeft/ öat men oocft ben fïaben göeloobe mofie öouöen
mengöelooföe/ öatöeEaceöemoniersföeaSoööelpcfte firaffe aBe^£
öaööen / om öat fp öe rsnarienfe fïaben tegöens? öet accoo?t öooöt gefjj.
genöaöben. ^Ên
niodorus siculus topfi aen/ bat be troutoe ben
toe-gljefepöt
in (Cempelber Paücoren nopt ban eenigen ^eere i^
fien gBetoo
?ben. ^ocö öe erceptie ban aengöeiaegöbe b?eefe fal oocp v
öefen ftonnen toecö göenomen / en teniet gemaecftt toerben boo? Bet tw
fcöen fiellen banöeneeöt/göelöcft
m. Pomponius, boo?flanber Des?b0J^
met eeöe öerplicöt 5ijnöe / göeöouöen öeeft \'t göeen öp öoo? b?eefe ^
ötoongöensijnbe/ aen
l. man ims belooft öaööe. [oe Btkheim-heet^

Volcks heeft ghezworen, ende heeft fijnen eedt niet ghebroken,
de oorfaecke waerom hy de befchuldinghe vallen liet , de vergade^g

-ocr page 813-

ßhe des Volcks te kennen ghegheven. Niemandt anders ift gheoorloft ghe-
weeft fonder ftraffe den befchermer des volcks nae fijn handt te fetten, fepöt

3 • öan öe toeiöaöen / tap.370
j,.\'Waet ötec maecöt ons een öpfonöereföaartööept öoöen öe öoojgaen- v 11

/ öet cecöt öan een 3Bet te fleHen / en öet uptfteöenöe cecöt öan epgen^
^om oöec öec lt;anöecöanen goeöecen / öet öjelcße öec 25ucgecfcöap toe-
r J wt / en tn öec feïf öec naem in t öïeccfe göefiett toecöt öan öen göenen
quot;^e öet oppecfle göeöieöt öeeft, 3Bant inöien öat cecöt ficö uptficecfet
jjoec aUe goeöecen öec ©nöecöanen / toaecom öan oocfe niet tot öet cecöt
quot;Pt eo?iogöSöeIofteontffaen i 3|et toelcfee foo men toe-(iaet / fo fcöönt
J«^ alle fulcfee öecöjagenen accoojöen ficacöteloos en pöel fullen toecs
öecöalöen göeen öopeom öen ©ojlogöe ten epnöe teöiengöen/
J!^o^oo?oöectomningöe* ^iBaec men moet öaec-en-tegen toaecnemen/
JSfu ^ uptjiefeenöe cecöt niet fonöec onöecfcöepöt toe-feomt/ maec öoo?
go öeel öet in \'t göemeen öienftelöcfe is in een cegeecingöe / niet öan een
oöec fön ^tenji-fenecöten / maec 23ucgeclöcfee/ en oocfe Coningö-
ye cegeccingöe. ^ocö meefien-tööt iS \'t in \'t gemeen oo?öaec fooöa^
V Wöe öecö?agöen en accoo?oen te öouöen / öaec toeöienen öie öingen/
«je top op een anöec plaetfe göefept öeööen / öan öen tegöentoo0
?öi3ljen
jjaet te öefcöecmen, ©oegöt öiec öp / öat / toanneec öe faecfeen öet gfje?
Äc\'amp;en öan öit cecöt öecepfcöen / als öan nocötans öecgoeöinge göe-
»lt;^DUöen moet/ als top öiec nae ö?eeöec fullen öecfelacen.
. ^aec-en- boöen feonnen öe öecö?agen en öecbinteniffen oocfe met eeöe v 11 r.
JJ^^acötigöet toecöen / en öat niet alleen öan öen Contngö / en öan öen
tßh \' \'^quot;^efe öan öe 25ucgecfcöap felöec / geiijcfe
Lycurgus öe
(.r^Jtooniecs föne 3©etten liet bestoeeren / en
soion öe tstöenienfecs / en
öen eeöt boo? öecanöecen öan pecfoonen niet fouöe teniet gaen/
in rt ^öwn Den eeöt öecnteutoen. ^nöien fulcfes göefcötebt / foo fal men
ïi^fnec maniecen/ felfs niet om öeS gemeenen nuts toille/ öan föne öe-
t^SÖen toöcfeen: toant öe25ucgöecf£öap öeeft mogöen öan öace
töP? r\'Ótfeen / en öe tooo?öen feonnen foo feiaec3ön / öatfe geen ejcceptie
quot;^ematen.
vakrius Maxmius fp?eecfet fStljenenaiöuS aen: Leeft de wet^ uh,^. c 3
j^ickeu met eede verplicht houdr.
^e ßomeunen noeniöen öefe foo?te
geheyhghde Wetten, öoo?öe toelcfeefelfsÖet ßoomfcöe ©olcfe /foo öet

wcijïaertin öe€gt;?atieöoo? Baibus, met ïSeligie/ en öoo? ö?eefe mo^m-
gS^^^ecpiicöttoiect. ^aec is öefe fafee amgaenöeöp iWimWmx\'-tr\'^\'^\'^\'\'
\'«iipfn / öifpluatie inöaecfelöen toat öupjïec/öaec öp fept nae öe \'
hgpPningije ban öeele iSecötS-göeieecöen/ öat öe Tribunen, $25efcljecm-
oft SS oesöolce/öepligö toacen/ enniet öe üeccfe-meefiecsI ïlecijters/
öapl^ä^^^^^nnen / bati toelcfie nocötans / inöien pemanöt leeöt aenge^
ö2,.rföe/ fulcfes tegöen cecöt fouöe gefcöteöen. ^e oó?faecfee ban\'t
öon^ h ^V^l^öt iS / öat öe feeccfe-meeftecs / ^cöepenen / en anöece alten
fte fcr i toiecöen befcöecmt; maer öet göene
\'t ©olcfe öoo? öet lact^
öuKl / öat mo{i gslöen en (iant öouöen / en nocötans öe 3©et
-Jvmoe/ öaööeniemanöt recötomtegljen\'tfeifö? teöoen. iBaecöe

CCCCC 3nbsp;Tnbu-

-ocr page 814-

m^rnmm mm mbm / foo fean oo ffiorbm ^^^^^^^^

fcDap / cn öc ContnöD tiecpitcfit toecöen in öe faSSS SnhSrS«

telöcfe ööefcöieöen: nocfj top en fullen niet onöeeforcfeVn m of¥
Jjerre Ijem öaec aen sDelegen 5P / toelcfee fubtilitcS l^n han
fclje cecDt. JBantöan naturen^Sirm^^^^^^^^^^

hppus tn öenö?eöe met öe föomepnen gemaecfet /fm tS t Snomeii€
L\'v.hir. 39. Dan te mogöen to?eeötfiepötg8eö2upcfeen teiiRÈiiö hJ^
in öen oojlogö öan öem afgeUl/n toare^
X. mm oocfe / göeïöcfe top elöers öetoefen öeööen / bamr

mengööefl«en3ön/göeïöcfe men öan e^nfu^^^^^^

■ 7. ren / alfoo fean men öoojöeröjagöenaccoMtoofS\'Sn ^^^^^
fiaetoöeegaen: fulcfes öat öe göene ö^
fiegtnnen öet oppeefie gljeöieöt te öeööen/ oft imSfeS a^^^^^^^^

ïf ^^PöeP^^ fat öeel öoo? SeSte ffiS .

XI, ^^ocööefoiemmleoo?logöe/öatis/ öetoeK teSeSiSeit €
öujcg/oocfeaengöefeunöigöetis/ göeïöcfe Se eeniSïaSw^^^^^^^

ötngenöeefttn\'t upttetlöcfeerecötö^aenöraS^^ 4

öe ötngen / toelcfee m öe felföe / oft om öie tenennöe
toecöen /alfoo öajï en öefienöigö 5ön/ öat fp upt ooïSffi

recö aengeiaegööeb?eefe/tegöenstoilirenö^^^^^^
fpöelooftsDn/ metfeonnentenietUaentoeïöen: Söa?^^^^

ajiöere ötngöen/ al t(i öatfe niet föSöer göe£fe ^ SS fS t i

l^Mlvtivli vUU^ vvLliilnnbsp;/

-ocr page 815-

öift/hS^nbsp;P^tjs af-öbepcrft

f oötb^ucöttgrjepbt/ beöouben^ be pltcöt ban een

oft oocb een

^en / taiÏÏÏff^ff öet atcoo?bt / \'t bejbjojen oft 0nbe5bJ0?en/ te Bou.
\'^«btbS^fSSquot; binnen / en upt be nature ber faecbe felfss / btpftbat on.-
»lietffffi\'^^ enbanbefetnbjenbtgBeonrecBtbeerbtsBepbt ber baebt
ïiööSnfentnbsp;toaerlpcft n^pm-

batbteb?eefe/ bjelrbe boo? foïemneïe
»^oetShfêÖeiaegBt toerbt/ boo? recBtbeerbtgB öBeBouben toerbt/
^^etenSE^^ffnbsp;toerben / toeïcb Bet recBt ber ©oïcberen

^elcbe oftbertoerpt. [^00 en öaet ben afb?tnser be Belofte ntet/\'
^9Öebangenlt;©efant afgeb?ongBen Babbe/ Mariana,

anberen feB?tcbtegBen^ troutoe en Belaften / foo
^atuiv.nbsp;/ öat öe faecbe fal fïaen ötniten Bet recBt öer

en firetht ^^^ ^^^Ötöer bolcben fpn bracBt tot fulcb een b?eefe ntet

trouloofen geloobeittoetBouben / BeBöen top
öetnbsp;berBanbeltngBe gBefepbt öter boo?en / en
ambrofius leert

t^ö^^^ ootb moet uptgBeflrecbt toerben
^enbsp;bpanben: öoeöanfge öe 3Cfrttanen toaren// öen toelcben

^enR;Tquot;^quot;JöepltgBïpcfeen troutoe enöe göelooöe göeöouöen öeööen,

^aWi.r ..nbsp;wekken fy fulcks dede, fepöt

Rhen \'quot;^^xtmusbanöïtfïUCb. €nsalluftius: In alle de Punifche oorlo-
f^yten bTn Carthaginjenfers foo in vrede als beftacdt, veel fchandelijcke
Sdc phnbsp;nadden, hebben fy noyt foodanighe dinghen by ghelegent-

^I-Piu?^ Appianus ban Öe Lufuaniers beröonöt amp;?eefber^/ toelcbe
Öabbe T öGo? nteuto accoo?t beb?ogöen Beööenöe/ boobt-gefïagen

\'^^ynfrhnbsp;teghens de Ro-

fiüfïtnbsp;\' volghde hy de Barbarifche nae. €n OÖer batftlf-

öeeia\'Sï fnbsp;^^^^^ ^^^^^ ^^n Libo, boo?flanber m bolcr/ aen-

j\'^PÖtfiö /nbsp;fabe Valerius Maximus beröaelt. De Barmhertigheydf,

r^ninphnbsp;5 heeft dat procesgheftiert: want de vry-

vergunt, cztoiuorigimhm. öaböcgöefcö?eben/
^^töp
fniSf ¥ Wquot; öinberen en tranen Baööe te toercfe göefielt/

XII.

XIII.

Lib.i. e. 13,

Lib.6lt; c,6.

Lib.S. e.s,.

Cicets de O\'
mt. Bmt,

3. de Ope.

Verriu,^,

S^^^ftöteKiïl\'^^^iquot;^quot;quot;^^^ ^eten/ bat öet op ttoeeöerlep topfe
^^^t eii H öat pemanbt ban. troutolooföepbt hzn ^n / en nocBtansf
uoe t göeen belooft t.«f/jtamelpcfe/öoo? \'t
nae-öïpben ban öe

con\'

-ocr page 816-

tonbWé/Éttïröo?compenfatteoftbecöelbfnöbe. ^ûo? cntfîaett
t«c-Woben banöeconöttte/ en toecöt öe 25eloöec met toaecföcfeon^;

eöenenöeb^ijöt/ maecöeuptftomtïe ïeect/ öat öe öecamp;intenïfTe nul g
öan öbeenöec toaecöen i0 / als toelcfte ntet öan onöec conöitie aemaef^^
toas.. €n öaec toe peöpo?t öien öal / inöïen öe anöere eecfi öan fntier
öen met öolö^acbt ijeeft\'t Gijeen
öp eljeljouöen toas te öoen. ^ant^^
pncten ban een en öet felföe contcact fcöynen j^ec op öem felben eld« ^^
öe anbere begrepen te jijn/ bp maniere ban conöitie/als ofter fionöe
@eö?ucfït /
öit fal icb aifoo öoen / inöien öe anöere oocb öoet bet ^ f
belooft
öeeft. baerom tuIIus öen Aibanen anttooo2öenöL^ Neemt as

Goden rotghetuyghen , welck Volck dat eerft de Ghefanten , wdcke deg^\'
nomen goederen weder-vorderende, verfmadeliick heefc laten henen
dat fy aen dien willen verhalen alle onghelucken der oorloge. Hv en fal ^^^^
verbonden
njnvoov fijn Medegefd, fept Uipianus, die daerom de semcf\'
.fchap opgefeyt heeft, om dathem eenige conditie , «^aer op de gemeynrcli^P
aenghegaenwa^, met ghehouden enis.
öefer OOJfaeClmi toille/
toanneer öemepningöeanöersis /pleegöt uptö2ucfteUjcb öaering#if

SS^Ïe-^inta;»
angœ

fe / oft göeen men ons fcöulöigö is / ^öers nieten iZeHe^^^
banöengfjenenöieöetonfeöeeft/ oftöie onsfcliulöiXi/ hlS
öan / ftiobeelalSöatöeö^aegöt/ aenallerlepgoefSöenfi^^
men: öaer upt öolgöt/ öattop beel meer ber tnogöenTSen öat o«^^^
ons ts / quot;t spitcöamelöcb / oft onltcôamelpcb / bSef
Scorpiace : j^temanöen ban öe öerbrpginge öateltjcb tiin/ oft oufPJ^r
onöertoojpen/ tn toelcbe öet met gunfii/ oft ongelfcb gemeene et^^^^^^^
lep göelegentöepbt öeeft.] ^eröalöen \'tdöeen top beloS Ç

bonnen tn-göeöouöen toeröen/inöien öetSiet meer S

banöe^elöaöen: ioo werdt de Crediteur memghmad ghecondemn^^^
aen fijn Schuldenaer goet tedoen, indien hy uyt een andeFe oorfake
bekomen heeft, als hy vordert dat men hem fchuldigh was. Want alleequot;
fchen den Crediteur en Schuldenaer fic de Rechter. om te feggen Ghj^ h^J
ugdd uyt-ghedaen Wat dan? Een Ackerken, wekken^hf niétghe^
hadt, befit ghy : het felfde ghewaerdeert zi, ndé, gaet henfn en blijft
fchuldigh, daer ghy Crediteuren Schuldt-eyfchèrehSen Jaerr ^

Cöenöetfelf^fartoocbjön/ inöien fcöoon upt e^raSeTcotiti^.^^^^
öegljene/mettoelcben men te öoen öeeft/ tneer/ oft foo öeel fcUïquot;\'^

ts/ en tcfe öat op göeen anbece toöfe en ban bebomen; S

en boo? recöte / foo öe felföe seneca fepöt/ toeröeSttriSlie ^tt

maeröeCirempien / foo ter felfö Saetfer«!?
göefepöt toeröt / beftaen binnen fefeere getoiffe Wten / öie

L.fi conve-
nerit. D,
■pro ficio.

X V.

Lih I. c 7,

(quot;PA.

XVI.

6, de hentf,
cap.6, amp; 7,

k

-ocr page 817-

toSÄSSyP\'^^®^quot;\' ö\'een toet onöcröe anöere ntet bermenget: top
««öetftÄ^fiV^^^^nbsp;g^t reebföer^olcfeen toeet öanöat

^ öaer/namelycb/ öDeenanoeröopeisom fjjnrecbt

^^^^ feaoben/tnöten öe gene öte Det öeïooföe bo?^-
»laetfe gt;nbsp;fcöaöe geöaen öeeft. seneca tec feiföer

\'quot;^oudennbsp;^^ «an fijn Huurman en Bouwer fijns Landes niet aen-

^^eft dif. r u befchreven huur-contrad , die fijn gezaeyde vertreden
gHeèn hvPj ® L™ af.ghehouwen heeft, niet om dat hy ontfangen heeft
\'»y \'t
nie, Jnbsp;\' ^^ ^at hy te weghe ghebrachrheeft dat

öaec hn. quot;a ^^^^^^ faer na öoegöt öP oocb anöere erem^-

^oodr ghefl^ hnbsp;ghedreven, ghy hebt fijn Knecht

den
oft
oft

«Oodrrh^*\'^^^»enMnbsp;ghy hebtfijnKne

\'quot;dereSÏ ^^nbsp;f^ec nae/£ap.6. Het is my gheoorloft teghens c
hoe Veel r 7^ veel voordeels een yder my ghedaen heeft,

^at ick frK ^; 5quot;nbsp;uy tfprake doen oft men my meer fchuldigh zy

ben.

peen öeffinbsp;fcöuïötgö fs / fean met öet x v i u.

fe^töen /nbsp;en tegöens ben anberen af-göerefeent

WtoelhLhf ÏJfL^^^^frff^^^^^nbsp;öerbiaert toeröt.

enöoo?ongöeïötfe(iratTe: ick

^«ndeanT^nbsp;nochhymy gheen ftraffe; d\'een werdt

lt;!^nfeO?tS öaet nae/cap.6. Deweldaeten het
^\'\'^Ifs fSo^-gh^y quot;nbsp;vergeleken zijnde, fal ick befien oft men my

S^\'^^n ffa^JlïEj^f^\'ls ^^^ Pleptenbe partpen pets berö?agen ts/ x i x.
S^^onffi^nbsp;toas/ nocö oocfe befcöaöe

fepbt / inbsp;paffen \'t göeen öe felföe se-

f^ hebbennbsp;ötcfetotls gep?efen öebbe: onfs

Voor-ouders 7. de benef,
^vcten quot;aengenomen , op dat de menfchen moch-
5 van wevniluT!quot;nbsp;mofte geloove houden. Want het

was be-

gt; alsnbsp;quot; rechtvaerdighe ontfchuidinghe aen te ne-

^bööbnbsp;bpan-

xvir.

-ocr page 818-

ijpanbentoiibemneectenbecöoemt. iBacc nocStattSttioet meitiJ\'S
ticmen / bat be compenfatte onöec be felföe pecfoonen göefcßteöe/ e» y
nt?t öet cecöt öan eenigöen öecöen öjecöe öecßo?tet / nocötans alfoo/ JJ,
öecftaen toecöe/öat öe goeöecen öec c^nöecöanen öecbonöen ölööen »g
öet göene / öatöe 25ucgöecfcöap fcöulöigö tS / göelöclt top op een agquot;«
. plaetfe gefept öeööen. Eatec ons öit nocö öp öoen / öatöeteentoccS
öan een öoogö eöel gemoeöt öet öecöonöt te onöecöouöen / al
ift öat tj.
oocfe eenigö ongöelgcfe ttiocöt göeleöen öeböen: om toelcfeec oo?faef?5u
toille öe toöfe SInöiaen
Jarchss ben Conincfe p?ees / be toelcfee öan IL
nae-göeöuctgöe 25onötgöenoot öecongöelöcfet sönöe / fepöe / öat WJL
©epligölöcfe göejtoojen öaööe/ öat öP felfS / nae öat ijem öan öen
ren öecongöelöcfet toas / öem geen fcöaöe en fouöe öoen. q^ocö
ïangöt öe öjagöen / toelcfeeplegöen öoo? te öallen öan tcoutoe öen ög-
öentoe-göefepöt/ feonnen meeft alle beanttooo?öt toecöen / inöten^ H
öolgöt öe cegulen öter boo?enberöaelt / foo ban göetoelbt/ aisa»®
beloften / als bpfonöerlöcfe öan \'t eeöt-5toeeren / öeröonöen/ toe-feÄ
göen / en öan öer Coningöen recöt en öerötntenitfe/ oocfe öan ttoöff^\'
fafeen upt te leggöen /
\'t göeen top öan allen öten göefept öeööen. ßSl
tans op öat öet gfiebjupcfe öan \'t göeen topte öoo?en öeröanöeltöeöf;/^
te felaeröer 3p / en fo öaer nocö pets in ttoöffel fouöe mogen fiaen/\'t£L
öe mogöe öecöanöelt toecöen/ foo fal mp ntet öeröeelen öe meefi
öallenöe / en öermaertfie berfcötllen aen te roeren.

Bet tw\'tntighße Capittel.

Van publijcque trouwe daer door de Oorloghe ghe^ey^\'

dight werdt : alwaer gehandelt werdt van het verdragh van-vr^\'
de, van het lot, van den beftemden ftrijdt, van arbitrale
uytfpraeck, overgevinge, gyfelaer,panden.

fijne naekomelingen verbonden ^f^\'p W
II. Dat de goederen der ondergaquot; gC
vrede moghen vergunt werden, offl quot; „ d^
meenbeftens wille, maer met

I.nbsp;Verdeylinghe van trouwe die onder den
vyanden ghehouden werdt, tot ordete van
de volghende handelinge.

II.nbsp;Dat in een Koninghlijcken ftaet het des
Koninghs werck is vrede te maecken.

11 I. Wat men doen fal, indien de Koningh
een kindt ware , kranckfinnigh, ghevan-
ghen , ballingh.

I V. Inde regeeringhe der vooroaemfte , oft
des volcks , komt het recht van vrede tema-
ken veelen toe.

V. Hoe dat om vrede te hebben, het Rijck,
oft een ghedeelte daer van, oft de goederen
des Rijcks, krachtelijck vervreemt werden,
om vrede te hebben.

V I. Hoe verte uyt kracht van den vrede,door
den Koningh ghemaeckt, het volck, ende

fchade te vergoeden.

VIII.nbsp;War tc houden zy van de go^ ^
die nu door de oorloghe verloren

IX.nbsp;Dat in defen geen onderfcheyt «ilf
werdt rulTchen dinghen die verkreg»^ jücquot;
door det volckeren, oft door\'t buramp;
recht.nbsp;rhe^quot;\'\'

X.nbsp;Dat men het gemeen befte by de uy\'

fche voor bewefen houdt.nbsp;, ^yt\'

XI.nbsp;Een generaleo regul ora den vtcquot;^

leggen.nbsp;f. ^sf\'.v

11. In twijffelinghc werdt ghelo^jL bl\'\'
cordeert te zi jn, dat de faeckennbsp;f«quot;

Ji

-ocr page 819-

de ft-K J • jnbsp;zijnde, men houdt

we?!\'quot;\'^^\'\'nbsp;^^quot;g^en , ghe-

XVr^giiemaecktzijn.

\'^^nwerdt^ri\'quot;^^ twijftelinghe ghehou-
aenquot;^ ^^nbsp;die men voor quot;

y f\'\'«^en zifn*quot; \' P^^lijcq fchuldigh was, vei-
V I j j ^ *

^quot;^\'\'tel kfifin verfchil filnt,
X j^e zijn.quot;\'\'\'ghehouden nac-ghegeven

ï quot;^quot;e^ennbsp;goederen na den vrede

^ X I wedergegeven werden.

.^\'»gh vanSn^\'^quot;\'^quot; - belangende het ver-
- t J; Van cfe vruchten.

^ ï V.nbsp;Landtfchappen.

I\'^dfaghfquot; vLnbsp;voprgaende

X J^^hel hapTrtnbsp;aenden welc-

^ X Vi^n \'\'quot;toevinge.

twijfFeünge dc uytlcg-

^XViii^^\'len vrede breken. ^
f\'oer.denbsp;ghebroken werdt,

vSenJitSill\'\'?\'\'®?^^^\'nbsp;de bond.

Wat^^\'^^\'^g^\'Jaen hebben,
hoe dat mpn^\'nbsp;onderdanen:

indien de onderda-
^^/ W^f^nbsp;dienen,

den
vei

[\'■\'^dighi^ftdan. foode onderdanen be-
^^erdt.\'\'^ ^yn ? daer onderfcheyt eebruvckf

..., .«u uc onaeraanen be-
daer onderfcheyt gebruyckt

^\'■^de ghebroken werdt,
doende teghens het ghene dat in den vrede
befloten is.

XXXV.nbsp;oft men onderfcheydt moet maec-
ken tufichen de arttculen van vrede gt;

XXXVI.nbsp;Wat dan , aüTer fttatfe by-ehe-
voeght is ?

X XXV11. Wat, allfernoodtwendighevt is

die \'t verhindert i
XX XV111. Dat de vrede beflendigh blijft,

foo de gene wil die befchadight is.
Xx X lx. Hoe de vrede ghebroken werdt,
doende yets teghens \'t ghene dat teghen de
byfondere nature van yder vrede ftrijdt.
XL, Wat onder den naem van vriendtfchap

begrepen werdt»
XLI. Offtegens de vriendtfchap zy, de On-
derdanen en ballingen in te nemen ?
XLI I. Hoe dat de oorloghe door het lot ge-

eyndightwert.^
XLI 11, Hoe door befiemde ftrijdt en kamp-

vechtitighe en oft dat geoorloft zy gt;
^ ■nbsp;daedt der Koningen het volck

in defen verbitide
XLV. Wie voor overwinner te houden zy
XLVI. Hoede oorloghe door uytfpraeck
van fcheydts-rechteren ge-eyndiget wetdt;
en dat de uytfpraecke hier vetft:aen wert fon-\'
der appel.

X Lr 11. Dat de arbiters in twijffelighe faec-
ken verftaen werden aen het recht ghebon-
dentézijn.

I\'at de fcheyts-rechteren van de
^F\'fl^e^een uytfprake^doen mogen.

hebbe 5

t kracht de fuyvere overgevinge

i. Wat het ampt des overwinners zy teghens
de ghene, die haet alfoo overgeven ?

L Z. Van overgevingeöp conditie.

Lil. Wie dat Gijfelaers gheven konnen , cn
moeten

LI 11. Wat recht daer zy over de Gijfelaers.?

LIV. Of een Gijfelaer vry ftae te ontloopen ï\'

LV. Of een Gijfelaer over een andere faecke
met recht aengehouden werdt P

L VI. Dat de Gijfelaer ontflagen wert, als dic
gheftorven is, voor wclckcn hy in gijfelin-
ge gekomen was.

LVII. Oft de Gijfelaer verbonden is, als de
Koningh gheftorven is , die hem tot Gijfel
gegeven hadde.

LV Tilt Dat de Gijfelaers forawijlen ten prin-
cipale verbonden werden, en dat de eene
om des anders doen verbonden wert.

XLI X. Hoedanigh de veibindingc der pan-
den zy.

L X. Wanneer het recht van bctalinghc vcrio«
ren werdt.

Recht des Oorloghs en Vredes.

Poemen dat ver-
alle di^l^^*^®®^\' \'ntiien veraccordeert is, dat
ftateluquot; weder füllen herfielt werden
xijn.nbsp;voor den Oorloghe gheweeft

d?f A\'®nbsp;weder-ghegeven wer-

\' \'lt;e als fy haers felfs
X P^o hebben \' quot;ch yernanden onderwor-

quot;\'«dtnae-gegeventezijh.

e fchulden die volt;5r den

-ocr page 820-

€ ötngeir öie onöec öen ©panöen öecö?agen toecöett / UP^j
oftöoo?uptquot;3Öeö?ucïJte/ oft tiilftoijgenöe tcoutoe en geïoo»^;
^e uigt;t-göeö?ucfete tcoutoe is/oft ijuöïöcft/ oft pacticuW^*
ï^epuölöcgue is öanöe oppecfie / oft onöec oöecioöeöen:
tcoutoe öec BoogDfïeoöecBeöen is/ toelcfie een epnöe maecöt öan oj\'
lt;0o?loof)e/ oftöiebipenöe/ öeoojlogöefiaceöracDtöeeft: ^©nöecvj^;
öingöen / toelclie öe oo?logöe epnöigöen / toecöen aengemeccftt öe
cipale / ofte öe Dploopenöe öingen. ^e principale 5ön / toelcfee felfjS
oo?logöe epnöigöen / \'t 5p öoo? öace öaeöt / ais accoo?öen/ oft upt feetoiy
liginge / toelcfee op pet anöecs fiet / ais lotingöe / öen uptgancfe öan
flcpöt / uptfp?aecfe öan öen i^cöepts-mam ©an toelcfeen öet eene ga^J
fcöelijcfe \'t göeöal onöectoo?pen is / öe ttoee laetfte tempecen öet gpeo^J
met fecacöten öes öecfianöts / oft öesiicöaems / oft öecmogentöept
oo?öeelen.nbsp;.

©ecöjagöen en accoo?öen aen te gaen / öie öe oorloge epnöigen / feo^P;
öen göenen toe / toelcfeen öe oo?loge toe-feomt: toant een pöec iS befli^quot;;;;
vue iiir.%. öec öan fpn epgöen fafee: v©aec upt öolgöt / öat in oojloge/ öie öan Wf\'
cap IS-a. 3. öec-5öben publpcg is/ fulcfes toe-feomt öen genen / öte cecöt öebben
öoogöfle gOebieöttegOeb?upcfeen. ïDecöalben fal fulcfes öenConin®
toe-feomen ineen flaet / öietoaeclijcfe Coningölücfe iS/ inöien maer
Coningö een cecöt öeeft / öat niet belet en is /
Mariana, hk^i. cap.i. ...
I I r. 3Bant een Coningö / toelcfee öan öien ouöecöom is / in toelcfeen W\\

oo?öeel föncijpigöept nocö niet en öeeft/ (toeicfeetööt in eenige
t fquot; • öoo? öe ï©et bejïemt toecöt / in anöece öoo? toaecfcfipnelpcfee giffingÖ^J
moet af-göenotnen toecöen) öie fijn bolle berfianöt niet cn öeeft / öie
fean göeen b?eöe mafeen. I|et felföe moet men oocfe feggöen öan een
nincfeöiegöeöangöen is/ inöien öP anöers maer een ispcfe befit/ Ö;J
toelcfee upt ober- een- flemminge öes ©olcfes ontflaen iS.
a©ant öet
göelooflöcfe is / öat öet ©olcfe öet göebieöt met öie conöitie op-göeöjSJ
öÖen öeeft / öat öet oocfe fouöe mogöen göeboert toeröen ban een öie m
b?pöepötnieten öaööe. ^ï^ien-öolgenöefoo fal oocfe tn öien öal niet wj
öet gatttfcöe recöt öes göebieöts/ (i.) maer göelöcfe aisöeoeffening
en aiS befcöermingöe öan
\'t felfbe 5Ön bp öet ©olcfe / oft bp öen göens
toelcfeen öet ©ofcfe \'t felföe fal bebelen. iBaec toat
ÖP in\'t pacticub^;
ban öie ötngöen / öie öem epgöen toe-beöoo?en / fal becö?agen en acc^,
öecen / fcöoon göebangen 5önöe / fal ban feracöten ban toaeröe Spn/ C

Vite libr.
MJgt;

ipcfe top ban particuliere accoo?öen en contracten feggöen fullen*
oft öe Contngö ballingö toare / fal öP öan oocfe ö?eöe mogöen mafeef ;
(2.) lt;0öetoiffefijcfejae/fooittaerfeennelücfe3P/ öatöpb?pis/ enonj:
niemanöts bebtoangö fïaet: anöerfinsfal fijn fiaet en gelegentöept

nigöberfcöelen öaneen göeöangen Coningö: toant öaerjpnoocamp;\'^jL
^ï«wz,rf.megOebancfeeniffen. Reguius öeeft göetoepgert in ben ïtaeöt te mf^/
fön aöbps / feggenöe foo lange öP öen bpanöt met eeöe berplicöt ^^^
en toiiSÖP seen «iaetföeer.nbsp;^^.u

[Vermeerderingen. (1.) ArumxusinfÖrtöifCOUrSObeCöegulöen??^

II.

-ocr page 821-

ïej ÜePfaltzgraveRudolphuswas door vrcefe in Enghelandt ghevlucht:
Wenricus van Mencz was van den Churvorft.van Trier door ghewelt verdre-
hen uyt fijn landt; maer fy cn hebben daerom de Cheur niet verloren.

(1.) Lucanus:

Tot Vejen Romen was foo langh Camill daer woonde.
^kt ChaiTanasus ijannbsp;3©erelt/ conßiSß.-y

3In be regeeringe ber boojnaemfïe / oftebes bolcßs / fal Set recgt ban i v.
«?ebe te maecfeen bp bet meerber gebeelte in be eerfie foojte ban ben m^
Jiöcguen ßaebt / in be laetfie foo?te / ber 25urgBeren bie na gbeb?itpcamp;
jngbebjoonte recöt ban |ïem.me öebben / bolgöens \'t göeen bsp elbers
Soefepötöebben. beröalben/\'tgöeenalfoobpbemeefie fiemmen öe^J
jjotcnenberaccoabeert bjerbt/ fal oocb berbinben bie göene/ bïelcbe^\'
«an anbere mepningöegÖebJeeti 5Ön*
Livius: Alseenmaeleen befluytfal Lér.n.

gileniaecktzijn , foo fullen fy alle, oockdeghene welcken het te vooren
^ïfhaeght heeft, voor een goedt en voordeeligh verbondt moeten befcher-
men. Dionyfius Halicarnafienfis : iMen moet ghehoorfamen de ordinantiën
Qie by de meefte flemmen goet-gevonden zijn. Appianus: Sy zijn alleghe-
houden hetbefluytte ghehoorfamen, fonder dat eenighe ontfchuidinghe
^cnghenomen werdt. Plinius :
\'t Geen den meeften hoopgoedt-ghevonden Libr.amp;.Efß.
fjeeft, moet van allen onderhouden Meerden. |Baer öe gene bïeïcbe be bie^

öe berpiicöt / öen felföen iife oocb bo?öerlöcb / foo fp b3iUen.

«.aetons nu fpjeecben öan öie öingen / toelclte in berö?agO en accoo?t v.
««toen / en öaer ober öerö?agöen toeröt. 3|et opperfte gebieöt/ \'t sn in t
göeöeel/oft een göebeelteöaer ban / en bermogfien beijoningöen; öoe?
y QÖeben meeften beeltegöentooo?btgö 5ön / Öet fiöcb öouöenbe niet
rjf epgöen erf-goeöt/ maer als b?ucöt-geb?upcb / niet öoo? öanöeltnge
jTt accoojt berb?eemöen. ^ae felfs eer öat f» öet iSöcb ontfangöen/ ter
g^icbertööt öet öolcö nocö öoöen öaet iS/ foo bonnen öoo? pubïöcgue
^et alle fooöanigöe öanöelingen öoo? öen toe-fiomenöen tööt bracöte^
gios gemaecfet toerben/foo öatfe felfs nieten feonnen berbinbinge toerc-
«en tot beft interefi/ en
\'t göeen baer ban fouöe mogen feomen. €nbe is
peiooflöcfe bat öet 3©olcfe fulcfes oocfe gljetoilt öeeft/ op öat niet/ inöien
jj ®^nfp?afee öan interefi nocö boo?-beöouben toare / öen göenen / met
JSf«^nsöeöanbeltis/ fulcfes bat bte öem open flonbe/ öeraigt;nberba\'
öes ConingöS fcöulöen fouöen aengetafl toeröen / en
aSr ^^quot;®\'\'^\'^\'\'^8ÖeöanöetiSötfenietteöerb?eemben/ pöelenber^
ö^;\'» foube 3ön. baerom opbat öet gantfcöe gebieöt feracötelijcfe mo^
Wrtftx ^\'öÖefet/ en een anöer op-göeb?agöen toeröen/ is öaer toeban
hSR?^nbsp;öes gantfcöen ©olcfes / toelcfee te toegöe mw-

S s quot;^an toeröen öoo? eöefanten öan öe leöen en gljeöeelten / toelcfee
ferÄ^fnbsp;^at öe öerö?eemöingöe öan een geöeelte ban

tctt /E^quot;,^®^\'^^^ 5P / foo w öaer toe noobigö ttoeeöerlep confent / te toe?
ban t gantfcöe licöaem / en öpfonöeriöcfe öan öat göeöeelte / bant

^öööb Xnbsp;toelc^

-ocr page 822-

teïcfeeööefiattbeïttogröt/ als\'t toeïcfte batiFjet licöaem/ baec aen Ö^t
mmm W / tegens fön toille niet ftan göefcöepben toecben, jSocötan.^
fean öet göebeeiteöet göebiebt obcc öem felben ftracpteUjcH op een anoec
obec-b?agöen fonbec confent öes ©olcfts
/ in be öcog1j«le enöe anbecfin?

ïs / ais be 25ucgeclöcfté göefelligöept en göemepnfcöap op-göerecöt
iBaec in ecffeUjcfte ïtijcft en ijfec niet bat becötnbecen ftan / bat öe
ningö öet JSpcft niet en foube becbjeembem ^Socötans ftan öet gefcöie^
ben/bat foobanigöen Coningö niet en ftan becb^eembeneengijebeeU\'^
bes HïöcftS/namelöcft / inöien öPÖet ïiöcft m epgljenbom öeftomen
öeeft met öie lafl/ öat öp Öetfelfbe niet en fal ö\'eplen. ^©ocötoatöe^
ïangöt öe goeöecen / öte men öes ïSöcfts goeöecen noemt / öieftonnei|
13 - oocft epgöenöommelöcft öen Coningö toe-ftomen op ttoeeöeclep topF
oft af-fcöepöelöcft / en op öaec felöen alleen / oft ongöefcöepöen en onge^
öeplt met öet iSgcfte felfs. 3[nöienfe op öefe laetfie toöfe epgen 5ön / fo^
fullenfeftonnen oöec-göeöjagöen toecöen/ öocö niet anöecs aïs met 0
röcft: maec ifl öatfe op öe eecfle toöfe epgöen spn / ftonnen oocft op
felöen öecöanöelt toecöen. fBaec öe Coningen öte öet JSücft niet ais e?^
göen ecöe oefitten / en is naulöcfts te öencften / öat öaec fouöe öecgunf
5ijn öes ßöcfts goeöecen te mogen öecö?eemöen / ten 5p öat uptöjutfte^
löcft öUjcfte upt öe eecfïe oo?fp?oncftelöcfte 3©et / oft upt öe göetooonte/
toeïcfte nopt is tegljen-göefpjoften»
VI. iBaec oocft öoe öecce öoo? öes Conings belofte öet ©olcft/ en öeS
ningöS nae-öolgecs öecbonöen toecöen / öeööen top op een anöec plaetf»^
oöefept / namelöcft / foo beere ais öet öermogöen ban teöeröinöen o«^
öec öet geöieöt begrepen is: öet toelcfte nocö te on-epnöelöcft macö WP^\'
göeflrecftt / nocö oocft al te nautoe ingöetogöen toeröen/ maer alfoo W^i
fiaen / öat / öet göeen op fcöönöare reöen fleunt / öan toaeröe jp.

Reinkingius ,hb.i ClaJfj. up.s.n.so. ^igf OOCftÖtCCÖOO?en/ m.i.capM-Z

quot;^Jquot;nbsp;eenöeel anöere göelegöentöept öebben/ inöien eg

Comngö te göelijcft een 3|eec3P/ en niet foo feer een öurgöerUjcfte/
5. een öupflpcft göeöteöt ontfangöen öeeft: göelöcft als öie öe gene / toel^^

fte fp ÖOO? oo?logeoöectoonnen öeööen/tot ^laöen maften: oft foo
«P.S. oberöeP5foonfcöpongöeen epgöenöom öeeft/ maer nocötans aen
goeöeren öeeft/ egelpcft i\'harao in \'t Cgpptifcöe lanöt öaööe öoo? ftoo?\'
en anöece öteöeptöepfije tn öace epgöen goet in-göenomen öeööe»»\'

aaaantöttrecöt öoöen öet Coningöïöcfte öaer toe ftoS^^^^

toegöe öat öaer öoo? öeflaet/\'t toelcft anöers opöemfelöen öoo? öet^ö^quot;\'
ningöUjcfte recöt alleen niet en fouöe ftonnen öeflaen.

Uterpleegötgöeöifputeerttetoeröen/ toat öermogöenoöer öegöf^
berenteötfpneren/ omö?eöens toille öeööen fulcfte Coningöen/ii?
r . , o^^»^öe.goeöecenöeclt;©nöeröanengöeenanöerrecötenöeööen^^^^^^

V l I.

,fc-nmgölöcft. 3® P öeböen op een anöer plaetfe gefept/öatöe goeöeren öj

jam

Ji

firvsy

-ocr page 823-

J?efcntecrt / öie goebeccn macö 0öeD?upcamp;eif/ oocfe macfi bccamp;ccben/ cn
«ecöanöclcn / ntet alïeen upt ÖooQölten en upttecfien noobt / toelcfee oocfe
Jen pacttcultecen eentgö cecöt obec b^eemöec goeöecen becgunt / tnaec
K Jesf göemepnen nuts totllen/ boo? toelcfee tnen öouöen moet öte felfS
ge^en göetoiit öat öet pacticuïlec boo?öeeï tojicfeen fouöen / öte ficö tn
je^öucgöecïöcfee öecgaöecingöe begeben öebben. UBaec men moet öaec
öp öoen / aïs fuïcfes göefcöieöt / öat öan öe 25ucgöecfcöap göeöouöen ts
jengenen/bieöet öacebecïiefen/ upt öet gemepn öace fcöaöe teöecgoe^
Jen / tot toelcfee publöcguefcöult oocfe öiefeïfs/ toeïcfee öefcöaöe geïeöen
Beeft/foo\'t nooöigö iS/ faï moeten toe-ïeggen. €nöe fal oocfe öeJSuc^
secfcöap ban öefe lafl niet öeclicöt toecöen/ inöien fp mogljeltjcfenuöe
jnacöt nieten öeeftomtebetaïen/ maec tot toeïcfeentööt fp öe macöt
«ebben faï / foo faï ficö öe becbinteniffe toeöecom bectoonen / toeïcfee foo
^«ngöe als in ffaep göeïegöen öeeft.
lt;©ocfe en neme icfe öit fonöec onöecfcöepöt niet aen/
\'t göeen Ferdinan- v 111.

Vafquius fept / öat öe fBucgöecfcöap niet moetaen-nemen öe fcöaöe
«enuöoo?öe lt;©o?ïogöe göeöaen is/ om öat öet oo?ïogöS cecöt fuïcfee
Ujngöen toe-ïaet. 3©ant öat oo?logöS cecöt fiet op anöece ©oïcfeen/ ge^ ^
JöCfe top eiöecs öecfeïaect öebben: oocfe eenföeeis öe ©panöen onöec ben ^f /
«nöecen / maec geenfins öe 25ucgöecen onöec öen anöecen: toelcfee / öe^ cLr. hiuiL
J«lUfpmeöe-göefelIen5ön/ fooisöetbiïïöcfebatfpöe fcöaöe göelpcfee? cuf.i.mfi^e.
ij»ö?agöen / toeïcfee tecoo?fafeen ban öet göefeïfcöap göeöaen toecöen. \'f:
Jf ocö foo fean oocfe toeï öoo? 23ucgecïöcfee 3©et fuïcfes öeco?öineert toec=: |; . tL^
jjen/ öat ban toegöen goeöecen öie tec oo?fafeen öan oo?ïoge becïo?en 5ön/ ^•

-jt \'nbsp;WVJj^t^v.l ^vvvvvvt« vtv VVVWV^IMUVIInbsp;Uf-ViU^Vlinbsp;quot;

göeen feïagöe nocö aenfp?afee tegöens öe 2Sucgöecfcöäp fal aengenomen f\'
*«ecöen / op öat een pöec öet fijne te moeöigöec befcöecme.nbsp;■

dam. D. f10
~ CIC .

IX.

X.

op öat een pöec öet fijne te moeöigöec befcöecme
u,j^\'«\'Jt3Önöccöieeentoöötonöecfcöepötfleïlen tuffcöen oe otngijen/
gjeicbe öe Jöucgöecfcöap toe-feomen nae öet cecöt öec ©oïcfeecen/ en öie
leiföe toe-feomen nae öet 2$ucgöecïöcfee cecöt j en in öefe ïaetfle bec^
gunnen fp öen Coningö een cuputec cecöt / oocfe om toecö te nemen fon^
yecoo?fafee/enöecgoeöingöe: maec inöe anöece aïfoo niet. ^ocöbec

fepnbsp;\'nbsp;; iiiaet iu ue miuers aifoe nitr. mv^^

geecöeiöcfe: toant öen epgöenöom upt toat oo?fafee öat bie oocfe fp?upt/
K,fftaue tpöt föne effecten en toeccfetngöen/ uptöetcecöt öec natuce/
QfiS\'^ öat öet niet fean toecö göenomen toecöen/ als upt oo?faecfee / öie/
KJen epgöenöom ban natucen epgöen sijn/ oft öie öacen oo?fp?oncb
^quot;^Jöen upt öe öaeöt ban öc €pgöenaecs»
onpsnbsp;ntet ais om öes göemepnen befïens toille öe

»«eoecen öan pacticuliece becgunt toecöen / gaet öen Contng en öe
Jv\'Qnenaen/ göelpcfe öie ban öefcöaöe te öecgoeöen öe ^Sucgecfcljap/
H^|gt;acticuliecen aengaet. JSartt öen a©töeemfcöen / öie met öen Co^
jjipP Öanöelen/ is öes ContngöS öaeöt göenoegö / ntet alleen om öe
ïnSJI^tie/ toelcfee öe toaecöigöept öes pecfoons met ftcö b?engöt/ maec
öophf\'^ öet cecfit öec ©olcfeen / \'t toelcfe toe-laet öat öec lt;©nöecöanen
^en öoo? öes ConingljS öaeöt öecbonöen toecöen«
^eiangöenöe öe uptleggingfien ban öe©?eöe-tcacraten/ móet men

toaec?

-ocr page 824-

Lih.i.capz. bjacrnemen \'t öcenfjtcc booten ban onjs berßanbert W fm mm btti^S
ff; itimtotgunfleflrecbt/ boe\'trupma-moetörjenomenbjecbett; goeb^t
^ • berbei\'baet ban toycbt/öoe\'tnautoer moet mabetogen toecben. ^Dfl
top ïjet bioote recöt Der naturen aenften / fcöönt baec be mee jie gunfte tf
te 3tjn / öat een pber öet fijne moge bebomen / \'t toelcft öe artecben noe^
men elcbfjjn epgöen en fcöijnt öerfjalöen be untleggingöeöer öingDe»^,
bte öoööelfinntgö göefielt sijn / öaer öenen göeöogen te moeten toeröen/
bat be göene / toelcbe recötöaeröiglje 3©apenen gljeöoert öeeft/ öat öei^^\'
brijgöe / öaerom öP öe 3©apenen aengenomen öeeft / en fön fcöaöe / eti
onbofien toeöerom bebome; tttaer niet meöe öan gDelficben öat ö^tei^
oo?faben ban firaffen eenige toinfieen beröienfie öeööe / toant öat
teltjcber, jiBaer öetoijl men naulöcbjj tot bjebe te geraben / »leegöt «et
befeenteniffe ban ongöeUjcb en oberlafi göebaen te öebben/ öaerom moe»
men in öe accoojöen öe uptleggtngöe öolgen/ toelcbe öe partpen / foo öee»
be recötöaeröigöept öer lt;©o?logöe belangöet/ alöermeefi göelncb fielt/
öet toelcfe tneefl op ttoeeöerlep maniere pleegöt te göefcöieöen j oft öfl^
toelcber goeöeren befit / öoo? öen ©ojlogö öerfioojt t0/ öe felföe nae\'f
jpojmulier öan \'t ouöe recöt bp-gljelepöt toeröt (toelcbe öetooo?öen30»|
Wide ^am- jjau Menippiis, iu toelcöe ÖP ban be öeröonöen in
\'t gemeen öifcoureert)
IXfiïè.?\' oft öat be faben ölpben in fulcben fiaet / alffe m / \'
t toelcft öe lt;6riecbeH
34. noemen/ öouöen bat tuen öeeft.

XII. a® t öefe bepDe fiaet in ttoijffeligöe faecbe öet ïaetfie meefï te ojefuni^^
X. in béio. ren en bermoeöen / om bat öetltcöterisi/en gantfcö göene beranberiti-\'
D. d. cap,. gjjgnbsp;j^ier upt ^Qnn öet gene öat öan Tryphoninus bjSöt at^\'

Ho,lib. c. 9 gljemercbt / bat in öen öieöe öte alieen öet recöt öan toeöerfiriigin#
fullen gljenieten öiegöeöangöene / ban toelcben fulcb^ in \'t accoo2t
grepen toas?. ^00 en fullen oocft be lt;©berlooper^ niet toeber- gltegfii^f
L.„uägt;nmxt}tv\\/ ten3pöatfulcfto\'beracco?öeert3p.
3©antbe €gt;berlooüersï

öoo? \'t recöt ber #o?logöe / öat tsf / öoo? \'t lt;©o?logB0 tttP
rer.nbsp;^^^ ^^^ ^^^ tclatcn/ cn onöer öen onfen tc reftenen/ öie batt

Dec.7.^. tpeberanbert. [^ietöierboo?en/A^.i.ca^./. in\'tepnbe.

7 pleegöt oocft toel öit öeraccc?öeert te toeröen / öat öe lt;©bSlooper?5
supraMr 3-, Öet-göcgöeöeu toecöen/ fiet öen ö^eöe öie Juftmianus gemaecftt öeeft n^^
■cap 6 choiroès bp Menander Protcélor.] ^^e anöere goeöeren in fooöanigP\'^V
accoo?t ölöben öp öen göenen / öiefe öeeft. mazt öat öeööen toeröt «i^
all^n öurgöerlpcft / maer oocft natuurlpcft öerfiaen et^ genomen / bjat^,^
m©o?logöei0toercfteujcfteöefittingöe genoegö/ entoimSgeenai^^\'
öereacöt göenomen. «eröeEanöenöeböen top göefept/öSt al^fö^
beöouben en befeten toeröen / inöien fp binnen eenigöe öamp;cljanfingenej
befitngöen befloten 3Pn/ maer öat een inlegeringöe boo? ftoaten tiiöt/
mxi Eeger öaer te öouöen/ öter niet aengefien toert. Demofihenes m^^i
Crefiphon fepbt : V©at Philippus Öem geöaefiet öeeft om in te nemen
plaetfen öp ftonbe / toel toetenbe nae bat be faften fionben / bat ben b?eïj.
öanbel göefïott n spnbe/ öp beöouben foube toat öP inne öaööe.
ifcöamelpcfteömgöen toeröen nietöeöouöen/alsïöoo?befaftenöaer^j-^

-ocr page 825-

fLÄil^f / m btgndöaerBebßti bec Eanbcn/oft boo? be per.
ßeifÄ???aisfpntßernietmoetentn
\'t toercüoöe^^
ueu toerben / tn \'t lanbt bat
m ©panbts is aljetoeefï.

JnoÄf fo^te ban b?ebe te maßen / in toelcbe bepoffeO\'teboo? x i n.

foo nnXV. Jv\'slr «^«aetite potte fte ms boo? ben (®o?logb getoeefl w ^
€btct/ Ofttoeber-epfcöingöeöpben ßecötecöaerom

epgöenmeeffer 5önbe/ ban felfs fi£Ö xi v.
faiÄS^oo^^^nbsp;tot öetfelfbiglje en

mi oe öwflelltngöe ntet «pt-gefireebt toerben / als toelcbe alleen beöoo?t

öö^toelbt / boo? b?eefe göefcöiebt 5ön / oft

®0?lofttö.

U\'s!,-!, J^ . r \' vcuducrye, maer coor vrye MUlle van (
ickendie plaetfe toe-behoorde,
[^efe plaetfe flaet/tó.J. bp
4rd quot;^^»^Ï^ÖÖelöCfee plaetfe/tó.i. DatPlatsanieten falweder-

Wp.j »Sgt;ijyittynHj jtiiaetUf / «p.ƒ. uati-iatffianieten lal weder-ghegeven
hekk quot;\' aenghefien de luyden van die plaetfe van felfs haer by ons eevoeght

tilebennbsp;ööejöcbe recötiS oocft Nifa^a fip ben IfitDenienferen ge.

E S * Ift felföe onberfcöepbt geö?uptftte oocft t. quintius tegöens be ui, ,,

Sted ^^Öööenbe: Over de in-ghenomen Steden is ^feordinanie: De
^cnnbsp;____..... \'tt f j« . ..

XV.

ailpn MMvvnbsp;tss/ rwuetgnenouoen ujeci

iie oSS ÏJf ï^n^f Pn W5Öe 3P göetoeeff / battec ban alle fcöabe/ L.....

/ göeen aenfp?aecft nocö ftlacötefoube toe-göe^ ly^c.conrei
öe SSwfnbsp;berfïaen toerben ban be fcöabe/toelc.

de oßc.

Wünh ® Öie en 3ön niet boo?

ï^tfeSffiH^*^\'\'^\'\'\'\'?®^ tn-göemaent te toerben jTetöalbenïetbe,

beöoubenfpöareftracöt. »ecöetrecöt
göeöabtöeeft/ öoetoelmen nietlicöte.

(toantombefe oo?fafte
fiittlnbsp;F 25urgerfcöappen tn-gefielt / op bat men

ban\'trecöt tot flcaffen. ccaiii. de

arrefliictip.z^. »,7.]

oat retöt / boo? foo beel ais öet feifs tuffcöen Coningöen en ^oic.

Ceeeenbsp;ften

-ocr page 826-

ftenpïaetfeöeeft/ moctbactottt

3ön/ of öeb?ebentet söenoegDfaembjcbe foubetocfcti/ tntriettfeoej ^
befelacDten tot oojlogtjeacötec fttö nae-ltet» 5amp;aecom oocH öeöttif^^^
bte oitbeöent 5ön/ fullen onbec generale tooojben begcepen bjecben /
Ujcli ban be ßomepnfcße Häooplupben / toelcfee be iSomepnen ntet eti^,^
tien batfp ban ben SBtöentenfecs becb?oncfien toacen/
foo Appianus
teltJ Het zijn de bette bevrediginghen, weicke de gedachtenifTe van tof
en verlloorniife uytwiffchen,
\'fepbt Dionyfius Halicarnalfenfis, Ifocrate ^^
fön Plataica : Het en betaemt niet dat men in den vrede fal ftraffen i ge^quot;
vooren mifdaen is.nbsp;/.\'♦.«cfl^

^et pacticullecen cecöt tot (Icaffe en feomt tn foo grooten conftbg j,
tie niet / bat men foube göelooben bat öet foube fcöönen guöt-gefcö^quot; ^^
te 3ön: ombat öet fonber oo?logöeboo?öet gerecöte fean öefïecötet^j,
ben: nocötans / aengöeften bit recöt öet onfe alfoo niet en ts/ alS »JL/
bat upt ongelöcfeöept ontfiaet/ en be ficaffen alle-töbt toat öatelpcBjy ^^
foofaleengöectngöenae-camingöe ber tooo^ben göenoegö3iin/
göelooben/bat öet felfbe oocfe guöt-göefcöolbenjp* , ; ^

^ocö öet göene top göefept öebben/ öatöetrecöt/ \'ttoelcfe bo«%
€gt;ojlogö pemanbt öabbe / nietltcötelöcfe moet geoo?beelt toerben /
benomentesön/batmoetinöetrecötberpacttculiecen bafl onbecpquot; ^
ben toerben: maer in
\'t recöt bec Coningen en ©olcfeen fean Itcöten; V
teecflaen toerben / bat eenigö nae-göebenoft gupt-fcöelben gefcöteöquot;|^
inbien maer be tooojben / oft eenige nae-ramingen bie toatfcööns ^
ben / bp ber öanbt 5ön: maeralber-meefl/ inbten öet recöt/ faecy
göeöanbelt toerbt/ foo göeöeel felaer enblöcfeel0cfentetentoaS/S/
nocö tn berfcötlflonbt. »nt be beleeftöept becepfcöt bat men gelo^^
bat baec toegöeacbepbtis/ 0malle00?fafeen banlt;©03l0göe toecö^

men en upt te roepen, ^e felföe Dionyfius Haiicamaifenfis, öientcB» f

XVIII.

XIX.

njn met IV

vergadert om de ellendigheden°wat opte fchórten, maer om diegantfch ^jt

tenemen. 3©elcfee laetfie tooo?ben bafl tooojöt öoo? tooo?öt göent»»
3Önupt
!focrareslt;©?atieöanöenö?eöe.

^goeöeren öie göenomen 3ön / nae öatöenö?eöe-öanöeï gö^amp;f
toas / ts göenoegö öefeent/ öat toeber-göegcöen moeten toeröen t ^
öet «©o?logö0 recöt öaööenuupt-göebient.nbsp;^Mtfi

XX.

HS3erinöeaccoo?öenöiegöemaetfet toeröen ober öet toeöee\'0^jj(,(j?
öer öingöen/ öie inöen ^^o^ogöe af-göenomen sön/ moet mejj, 0
eerfl rupmer upt-leggöettbe puncten öieoöer en toeöec
oöec-gae
öie m®t alleen öintfeetï/ ea ober een Jööe ®aen: ten anöeren öte P»\'j^ii
öie ban menfcöen öanbelen / öeööen meer gunfle/ alSöieöang\'J^Trtpi«
fp?efeen: en onöer öie öan goeöeren öanöelen/feomen meet in aenii» ^
. ban Eanöen öanöelen/ als öte ban öetoegöelöcfee goeöeren: ^\'iSfff
S\' öet söeen^tgöet«een aengaet/ mÉteï 8lsröan»arrtcMliete; en onw^pjH\'

XXI.

€itcr
Oßo,

-ocr page 827-

\'ÄfJ ^^^ pactfcuïierm 5ön / meec öte gHebieöett toeöer te oöeöen
all öS h.ï^L^^^\'^fÖt öefeteti tjs / al^ \'t seen tot la(ie en öeftoartttge fïretltt/

Än / toelcüeupt feoop/ oft öjupt-fcDatöefeten toeröen.
oocit hP hÄÖ Spet öoo? öen ö?eöe öerguttt toeröt / öen felföen toeröen
ts /nbsp;öergunt öan öen töötaf öat öe öergunttlttoöe gefcöieöt

te ruggöe. ^et toelcfte c^far Auguflus te recöt öeeft
nermS^Ö®quot;^^ tegöenss sextus Pompejus, öe toelcfte al^ öetti Peiopo-
toeicïSüquot;^ ^nbsp;oocft toilöe aenmatigen öe coniriöutien/

Sf JIJ?®quot;^\'^ öoo?leöen laren nocö fcöuïöigö toaren.

öer Eanötfcöappen itioetettöerftaen toeröen nae Öet göe^
^an öpÄ tegöenö500?öigöen.tööt/ en öat niet nae\'t göeöoeien
^eftSilf*?^quot;®quot; ^ tn^öan öefer faecften erbarene, toant fulc^
A^ïpsöen Pïegöeu öan härene öefïecötet te toeröen. é^iet öuic-

fereertÄ?öefe regulen tepaffe/foo to^^^^^
tooeten Ä\'^^*\'.^Öetöoo?gaenöe/ oft eenouöt €ractaet/ öat alföan
toeöerom te jtjn Jöeröaelt öe gualitepten oft
tooetSi? tJ^oo?gaenöe(€ractaetuptgöeö?ucftt: enöe öat men öem
inöißn\'V?^quot;öoo?eenöoenöerenöolö?engöer/öie\'töeeft toillen öoen/

göeöaperten göe^

S^föeeft / öat öet nict en gefcöieöe.

feggöen / öatöe öertoeöingöe en \'t öertrecft
^oetaSï^öötöeranttooo?öt en öerontfcöulöigöt 3pnöe/\'tfelföe
Fftenbsp;ï^\'^öen / öat en W niet toaeracötigö / ten jp öat eetti^

^erÄ^S^\'^O^\'^^ ^ onöoo?fiene nooöttoenöigöepöt fuicftjs öeÖöe
9önSft?i:„^®quot;\'öateenigöe canones fulcften öerontfcöulöigingöen
I^^tt te bSïi^.*^nbsp;^ aengöefien öare ampt i^ / öe Cö?iae^

aï^ met öe onöerlingöe lieföe öejl acco?.
^^SööS»er in öit flucft/ öan öe €ractaten upt te
^^eeÄS^Pö^foecften top nuniet / toat öeter 3P/ nocö toat öe mt^^

öaneen pöer bo?öert / maer toaer toe öat öP

PeöacSÄ^^ö^i^^^Ötigöenfinfal eeröer öe öerftlaringöe moeten XXvr.
,Öeeft/ (i vÄlegöensöen göenen/ öte öe ronöitien uptgöefp?often

göenen öie macötiget

r ^«ce nfepffnbsp;quot; te flellen / ftomt öen gßenen toe / öie öen

ötefe öerfoecftt / fepöt Anmbai) gelgcft oocft öe upt

L. veterihfft
V, depaäis.

»ntöte ntet ftlaer

SS^ft/ rnatfiteS^^^nbsp;göenoegö uptgefepöt

F^\'^lepfiffiiiE^\'^?^^^^^ maeröeanöereöeeft\'tgöeen meni-

fin/ toelcfte

iOeennbsp;* öaer öan niet ö?eemteni^

\'«f is het S^F\'^^Ötöeeft:nbsp;vriendtfchap om profijts wille is,

xxir.

^pfian. Ci-
vil $.

xxin.

XXIV.

^intil. de.
dam 24s.

öertrecftXXv,

VideMber-
tum .Argen-
tinenßim.

f Jt des genen die ontfangt de mare van \'t eeefl men fchuldig is.

[Ver-

-ocr page 828-

[Vermeerdering, (i.) Piautus in Perfa: De Ware komt utoe j\'ghyraoetfe
loven en te gelde fetten, ^n befC faccfeeplecgfitnbsp;öe

öiemccflbecmaaö: maccomconöttien u öesfieecen/ pleesfit eerfl
fp?eec6en öe göene / öle ftoarfeer ts*
plutarchus tn \'t leöen öan suilaDie
ghene die den vrede van dóen hebben, die moeten eerft fpreken: den ovef\'
winner ift ghenoegh dat hy fwijge.]

XX VII. ^et feomt oocfe öagelöcfes te paffe öte ötfpute / toanneer men öerfia«^
öat öe ö?eöe göeö?0feen 3P: toant öet en fs göeen een öingö/ nfeutoe oo?\'
fafee tot oo?lo0öe geöen / en öen ö?eöeöerb?efeen: tttaer öaer fS tuffcöe*^
öefen öepöen groot onöerfcöepöt / fooom ftraffe te öerötenenboo? öege^
ne öte fonölgöt / als om te öeö?ööen öe troutoe en \'t geloobe öan öen g^^
nen / tegöens toelcfeen göefonötgöt toeröt. ^e ö?eöe toert op ö?teöerlej\'
toöfe öeramp;?ofeen/ oft öat men öoet teöpns\'t göene/ öatm allen
begrepen ts; oft tegöens öet göeen tn öen b?eöefelaetl0cfeöefp?ofeen i^i
oft tegöens öet göene öat upt öe nature en epgöen aert ban elcfeen b?eö»
moet berfiaen toeröen.

xxviii. (€egöens öet göene öattn allen b?eöe begrepen fS / fal geöanöelttoei^^
öen / tnöten oo?logs getoelöt toert aengeöaen / te toeten/ öaet geen nleu^
toeoo?fafeeboo?öanöen ts: toelcfee/inötenfe betopflpcfe fean bp-geb?ac9^
toeröen / foo ifi beter öat men göeloobe öatter onrecötöaeröigöepöt fort!
öer
troulooföepötgöepleegöt3P/als mettroulooföept. letisnaulpc®^
ban nooöen te öermanen \'t göeen
Thucydides fept: Den vrede breken
de ghene die gheweldt door gheweldt M^eerenen af-keeren , maer dieeef\'^

gheweldt aen-doen. (i.) lt;©itgöefielt5önöe/fiaet te befien ban toien/
aen toten met göetoapenöer-öanötgöetoelöt göeöaen / en öaec öoo? ö^i»
b?eöc becb?ofeen 3p

[Vermeerderingh. (i.) ^iet Ammianus Marcellinus in\'t beginbanÖ^*^
z9 5©oecfe / öie ban öen slomepnen alöus fepöt: Met voordacht te rugg\'\'®

wijckende 3 op dat fy niet eerft yemandt met geweer quetfen fouden van d^l:
ghenen, die haer ontmoeteden, ende ghehouden fouden werden fchuldig\'\'
aen \'t verbreken des verbondts , foo zijn fy eerft door *tdrijven van de uy\'^\'
terfte noot hants-gemeen geworden,en aen den anderen gekomen, ^e ^fj^
meniecs in öace lt;©?atie aen chofroes, bp Procop. perfic.z. Niet die eerft if^
wapenen zijn , breken den vrede, maer die bevonden werden ten tijde vaw
verbont den anderen lagen geleyt te hebben.
CU bp Öen felföen/ Vand.^. W
gen öe
iBaUCitanen : Sy breken de vrede-verbonden, niet den welcken oü^
gelijck cn overlaft aengedaen
is, en opentlic daer over haer beklaegt hebbequot;\'\'
de, fich tot anderen begeven, maer degene, welcke befchadigen degbef®^
die fy tot Bondtghenooten begeeren te hebben : En die maken haer Goèti^
vyandt, nietdeghene, welcke hare goederen met haer nemende,
ren over-trecken , maer de ghene, welckein ander luyden landen en g*\'^
ren in-vallende, der fclfder Eyghenaers tot de Oorloghs ghevaerlijckheo
dwinghen.l

XXIX inöien öie göene / toelcfee 5@onötgfienooten gfietoeefl jgn / (üWu
öoen/binöe icfe öattec 5ön/ toelcfee ban öiimèpningficjpn/ öatfP^^Jj

-ocr page 829-

BjeBen. €ntie tcfi m ontfienne ntet/ öat tuen tn fuïtfeer boegen ban
accojberen/niet epgentlöcfi öat om eens anbers baebt een anöer in firaf-
fe fal herballen/ maer alfoo bat fiet fcDijne bat öe bjeöe niet öolboment^
töcb gfiefloten maer op conöltie / ten öeele tn bermogfientfiept / ten
öeele tn gfiebal befiaenbe. Haer ten 5p bat fiet blaerlijcb ölücfee / moet
*wen ban fulcb een biebe ntet gfieloobenj toant fier gaet bupten fcfi?ebe
en ts ongfiefcfitcfit / enbe accojöeert niet met öen gfiemeenen toenfcfi öer
ÖÖener/ öieöjeöemaecfien. ^ienöolgfienöeöegöenetoelcbegfietoelöt
aen-boen fonöer öat anöere öaer öaer toe öelpen/ fullen fcöuïöigö 30«
aen bjebe-bjeecbingöe / en fal men recöt öeböen tegöens öe felföe te
003-
Jpgöen/ maer niet tegöens anöeren: Contrarieöetgöene/ öateenmael
Cöeöanets tegöens öe 25onötgenooten öer Eateöemoniets göefepöt
»ebben.

, 3inöien öe onöeröanen öoo? toapenen getoelt aenöoen fonöer publötg x x X.
öebel/fal te befien fiaen / oft men feggijen bonne bat ber onöeröanen
öoenpuölöcbelöcb3ptoe-göeftaenengoeöt-gebent: toaer toeö?ie öin-
ööen berepfcöt toerben / fienniffe en toetenfcöap / inacöt om te firaffen/
«n berfupmeniffe ban fulcbs / gebjcb licötelöcb banberfiaen toerben upt
Pt üöenetop teboG?en beröanbeït öebben. aöBetenfcöapbetoöfen open-
la.z.c u.
öare baben / oft bie aengöemelbet en aengebunöiget 5ön. ©ermoaöent-»^ ^ .
gepbt om firaffen toerbt gep?efumeert en bertrout öaer te 5ön/ ten 3P öat
Detontb?ebenblöcbe. let berfupmen en nae-laten blötfit uptberloop
Jan foobanigöen tööt / als in pöer ^taöt pleegöt göenomen te toecöen
om mifbaben te firaffen: €n fulcft een berfloffen gelöt eben foo beel als
een befïupt: en foo moet göenomen toerben
\'t göeen Agnppa fept öp ]o-
J^phus, bat öer #artöen Coningö fal oo?öeelen öat öe ö?eöe göeb?oamp;en
öïeröt/ inöien fön lt;©nöeröanen göetoapent tegöens öe fiomepnenop-
ttecften»

, ^icfttoiis pleegötitteöe öit göeb?aegöt te toerben/oft öit oocfi plaet-- xxxi.
«öebbe / tnöien pemanöts Onöeröanen niet op öaer felben be toapenen
«en-nemen/ maeranöerenbielt;©o?logDeboeren/ bienen. ^mmersöe
J-entes berontfcöulöigöen ficfibp Livius, bat öaer ©olcft niet met goet^^iJquot; 7-
gjnöen ban öen puölöcguenraeötgöeöient öeööen: en fieööen

op göelöcfte toöfe ficö beranttooo?öt. Cnöets öer toaerfiept meefi ^
göelöcft / bat fuicfts oocfi ntet beöoo?t toe- gelaten te toeröen / ten 3P bat
JJw? betoöflötfte rebenen blöcfte / öatteranöers göeöanbeït is / gfielötfi
Jtt fotntoölen pleegöt te gefcöieöen / naer öet Crempel öer ouöe Etoien,

y® toelcfte boo? een recöt öaööen van allen roof, oock roof te nemen, ©an

geicftemaniere Poiybiusfepbt/ batbit öe ftracöt toas: ai ift dat met fy rigt;-yb.i.

oorloghe voerden, maer andere, hare Vrienden oft Bondtghenooten ,
Va
\' f niet-te-min den Etolen vry ftae aen beyden zijden te dienen, en
fp^^^yden zijden te rooven fonder publijcque befluyt oft decreet. Livius
gT\'öan Öen felföen: Sy laten hare jonghe manfchap teghens haren Bondt-
j doch alleen fonder publijcque authoriteyt, ten krijghe dienen,
veelcijdtshebbenten weder-zijdendeflagh-ordens en heyrkrachten Eto»

lt;Seeee5nbsp;^^^^^

-ocr page 830-

öeöanöétt Hunnen Sabiren tOt fpentÖöe,]

XXXii.nbsp;moet raeatlöHöen öatöeto?eöe geöjoïien ts/ntet afleert

Det gantfc|ieltc$)aem öer 25m:göerfcöap / maer oocfe foo öeit (ü^nöecquot;^
nen met göetoapenöer-öanöt göetoelöt aengeöaen toeröt/ te toeten/ fJJ.
öermeiitoeoo?fafeei 3@antmenmaecfetö?eöe/ op öat alle «©nöeröan^
bepligö en fefeer mogöen 3öni toant öjeöets eenöanöelöer SStirgP^^
fcöap öoo? öet göeöeel / en öoo? öe öeelen. ^ae al toare öaec oocfe nigj^
toe oo?fafee / foo faï \'t öoo? öen ö?eöeöen (Snöeröanen
ö?p liaen / en m,
oo?loft3ön öaer felöen / en öaregocötte befcöecmen. a©ant öec
tuuclöcfe / fept
Caflius, toapenen met toapenen te feeecen: öaerom nj,
Itcötelötö ts te gelooöen / bat onöer gelpcfie pactpen fulcfes fouöe af-Jl
fcöaft 3ön: maer ftcö felöen te to?efeen / oft öe göenomen goeöeren
oetoelt toeöer te ferögen / en fal eer niet geoo?loft 3ön / öoo? öat faï cenj
öaer ober te öoen/bertoepgectsün: toant öefe fafee fian toel upt^elo*!:,
^imm/ maer öte aabere en lljöt geen uptftel» liaer öp alöfen öet gw^^
ïjoctt öaR eenigöe «iBt^öeröanen foo göeöurigö 3p / en (Irpöigö tegensf
i^clit öet nature/ bat gantfcöelöcfe te gelooöen Ha/ öat/ öet geen fp öJJJ
ïtet felföe öoen tegöens Öet goetöinöen öan öare ßegenten / en öat njj*
tegöens öaer göeen recöt bo?öeren- fean / öoeöanigöe3Ön/ öieöaec j^
Eee-rooöen öegöeöen / öan öen fooöanigöen fal men öermogen fönöj^
toeöerom te öo?öeren / en to?afee te öoen / als öan öen genen öie oöeC\'8!j
geben / en een pöer ten bellen göegöeöen 3tjn. [^00
öeeft Auguftus
Merodes
tegÖen Sullasus gÖeO0?beelt / als Jofephus, l^.itr. öeröae^/

maer öat men anöereonfcöulöigöe öaecom met toapenen öeflcööenf»quot;
öat toare öen ö?eöe ö?efeen4

XXXIM.

Lib. 2.C.16
5.13.

Cep. conf.
650.

Dec.ccnf.
■551 •

W

öie öen 25onötgöenooten öoo? toapenen getoelt öoet / ö?eec6t t^L
öen b?eöe / öocö ais öan eecfl / inöien fp in öen öjeöe öegrepen 3ön / JL
iöcfe top aengetoefen öeböen / als top öet berfcöil öan ^agunteneita\'n»
neeröen.
[Thuanus, op \'t 3Iaer 1578. ©aer is meöe pets Öleï
öienenöe/ bp Hacrsus,rö«».^. öer 25?aöantfcöeï|iflo?ie/in \'t 31aer i5.r\';

flucfe ö?ööen öe Co?intöiers tnöe lt;©?atie öiemen leefl öp xenopj^\'.
in\'t 6 250ecfeber «5?iecfefc0e i|iflO?ie:
Wy-luydenallete famen he^fA
u-luyden allen den eedt ghedaen. ^OCÖ
ftlöïe« öe 250nötgett00ten ({quot;J

niet göeöanöelt öeböen / maer anöere öoo? öaer / foo moet men eöe»^^
Det felföefoo öerfiaen / als göenoegöfaem fal öUjcfeen öat öie 25onö«L
moten öen ö?eöe goeöt-gefeent en aengenomen öeööen: toantfoo
W^^a
als öet nocö onfeecfeer is/ oft fpfeaennemen totllen / foo toeröen fP,%
öpanöen geöouöen. Het anöere ffionötgöenooten / oocfe 25loeöt-ö?»S/
öenen Hagen / öie nocö lt;©nöecöanen/ nocötn öen ö?eöe
öegcepen
iS öet een anöere faecfee / enöefean öet göetoelt aen öe felföe geöaen/^:./

L. vim.
vt, D, devi
^ vi arm.

geben / en een pöer ten bellen göegöeöen 3tjn. [^00 öeeft Auguftus v- ^
Herodes
tegöen suiiasus göeo0?beelt / als Jofephus, i^.itr. öeröaen;/

-ocr page 831-

J^ööe fouöe mooften acnsfienomen toecöen / maec öie oojlogc fal upt
*®^teutocoo?faccßc5ön.

(,t.^®ö?cöctoccöt oocfe ööeöjoßen/ als top gefepöt öeööen / öoenöe te« xxxiv.
oS^fcï öet göene öat in öen ö?eöe öefpjofeen iS: lt;©nöec öet öoen moet
ij^J^^Öïepen toecöen öet niet öoen/ öan\'t göeen öeöoojt/ en als öet

tp^^^^öe fouöe icfe öiec niet aennemen öet onöecfcöepöt tuffcöen öe punc^ x x x r.
fJ\'^^^nöjeöe/ öie öan meecöec/oft öan minöec göetoicöte 50^ 3©ant
te vWnbsp;göetoicötigö göenoegö göeacöt toecöen om onöecöouöen

tip?7^öen / öie in öe ©aeöe-öanöelinge begcepen jön. ^ocö öe goeöec?
WttSöepöt/ en alöecmeefi öec Cö^ifteUjcfee/ fal eenigöeItcötec becgcp-
be-SrS ^tnfonöecöepöt als öaec becouto cn leeöttoefenbp feomt/licötet
van d S^quot;^ op öat öet fp?eecfetoOO?Öt plaetfe öebbe / die leedtwefen heeft
Öenh N 8\'^efondight heeft, die is ten naeften-by onfchuldigh, fBaeCOm

te becfeecfeecen / fal caeötfaem 5ön / bp öen puncten ban
öapi ÖÖetoicöte bp te boegöen / öat bp alöien tegöens öe felföe pet ge^

/ öen b?ebe öaec öoo? niet fal göebjofeen toecöen/ [^Siet tm-me fupm

r Protedor. ] Oft öat men eecfl ^cöepös- cecötecen öaec oöec neme/ eec f\'
baL®58Deoo?loft 3P tot öetoapenen te gcppen /öet toelcfee irt becbonöt
quot;quot;^^loponnefus begcepen toas/foo
Thucydides beCÖaelt.nbsp;7

WjJ^^\'eöouöeicfe gantfcöeUjcfe öat fultfeS fcöönt öe mepningöe göe-
ifthJl? 5ön/ inöienöaeceenigöebpfonöeceftcaffeisbp göefielt. C?CIS
«E cctactaten öec lt;!3ottöen met öen 5pcancfeen/ bp
Procopius, Gotthic. /.3

XX XVI.

bc h

Om oöectccöec geficaft öebbén? oft ban \'t (Ccactaet fcöèpöèn : maec
enÄ^lquot;®^quot;\'^«^^\'^»^nbsp;aïsi icb göefepöt öebbe / meecöec

QftSf^^FPftÖt. 5©atisimmecs befeent/ ennubanonsöiecboojen

^[fjowiöat icfe niet fouöe toeten/ öat men in fblcfeec\'öoegöen fean
^^oeien / öat öe gene öie becongelpcfet ts öc feeuce öebbe/ oft öP toil lie^

jmöatï

^«eecöeinbsp;_____ ____ ___________________

w^eeCKt /öte laetft bet arrooit / \'t tncffft fituMrincït rthéma^riir M/ ntEt

en hSSr ^^^ laetft öet atcoojt/ \'t toelcfe fimpelpcfe göentaecfet iS/ niet
öttiT ï»ant ÖP en toas öaec aen niet becbonben/ als onöec con?

fiafeS*quot;\'^^^quot; eenigöe nooötin öe toegöe iS / enbecfiinöect / öat ö\'een xxxwj.
SOßth;?»!?®quot;.^^^^öÖtöetgeneöat belooft toas/te toeten/ tnöien öet
^cbaSÏSl^/-®^^^^nbsp;oft öat öe öaeöt öoo? eenigöen

öenbsp;foo faltoel nietgöeacöt toecöen öat

Sert. ^gam.

\' ^ant/ foo top gefept öebben/ öieenöangöt niet
fön fÏh ^^ toeicfee\'t göebalonöectoo?pen
is : maec öe anöece fat

feonnen bolöaen toecöen/ oft öe toaecöe
^enboûîiHsquot; ^^ ! öanöe belofte oiKflagen en beb?öötte toet^

^^^^ op paffenöe/ oft

xxxvm.

b?o?

-ocr page 832-

ï:tUTc tla^t ïjet öc onfcBulamp;fse partpe nocö b?p ben tojeUe te Öj;!
1/.irr^i?; öen/ öjjeïpcfe sc.pio gebaen Deeft / nae beel trouloofe baben ber Car#;
gmtenferen / toant ntemanbten ban ftcö ban be berbtntenffTe
boo? öet boen teoöeno\' be berbirttentfTe: en foo baer t^ bp-söeboeaet/ f:
boo? fulcb een baebt be pap^fal öBeöouöen toerben boo? oöeb?oben / (quot;S
moet men oo?beelen bat fuicbs? baer bp göeboegöt tjS/ tot boo2öeel alie^quot;
ban be onfcöulbigöe / tnbten befelfbe fulclfjs toil göeb?upcbett.

©00? öet ïaetfie öebben top göefepbt bat beb?eöe göeb?oben toet^quot;^\'
boenbe \'t göeen be öpfonbereaert en nature ban b?ebe toeber-firübt. .

Stlfoo öet göeen tegöensf be b?tenbtfcöap t^ / b?eecbt ben b?ebe bie ö?
cottbitieban b?ienbtfcöap göemaecbt a©ant öet göene bat onber at\';
beren alleen öet ampt en plicöt ber b?ienbtfcöap bo?beren en berepfcS^J
foube / moet öter oocb upt recöt ban \'t accoo?t geöaen toerben. €n Pt
toe / maer niet in aller tnanieren tot alleröanbeb?ebe (toant öaer ijSO^,
r«^fünbsp;\' t toelcbe niet ter oo?faBe öan b?ientfcöap gemaecfet toeW

\'iMt pn^ igt;ompomus leert) paffe icb beele bingen/ toelcfte ban öen mM
cap. göeleecben pïegöen geötfputeert te toeröen öan oöerlafien / ntet öoo? C
toapenöe öanöt göeöaen / en öan aengöeöane öerfmaetöepöen /enöe Z

Pro gabinio. fonöCrÖepÖt ött feggen öan Cicero : indien daer yet mifdaen werdt, ^^
men met den anderen verfoent was, dat en fchijnt niecverfuymt, maer
broken te zijn, ende werdt gheen onvoorfichtij^hey t, maer trouloofheyt f,
naemt.
fBaer Öier moet men oocft / foo beel ató moolieliicft iö / be öC
ipcftöep^bairtfeptberfacöten. Beröalben öet onamp;pcß/aengaet^
een perfoon bte meton^bereenigöt/oft onöertoo?peii ig aet^geöaen
met göereftent toerben öem felfsi / met toeïcften b?ebe gemaecftt i^/ lt;
göebaett tejpn / ten toare öat öet opentlpcft tot fijnöer fcöimpen fnt^l
öepötgöeöam toare / toelcfte öillpcftöepöt öe ßomepnfcöe aSettenö^^^^^
göentnöen^laöm öte ftoaerlijcft öerongöelpcftt en befcöabigöt^
oocft obe^pel/en ©?outoen-fcöenbingBe oft ont-eeringöe ff
eer öe ^^
leltifi/alssöebpanbtfcöapgöetoetenentoe-göefcö?ebentoecbenj enC
aentafien ban een atiberj goet/faleenerbeeleeraennieutoebegeerlÖ^S
öepbt/ató aen troulooföept fcöulbigö tttaften, lt;ï5öetoiffelncft groote g
r/.iquot;«\'^^ö?epgöetnenten / fonöer eenige öoo?gaenöent
•4:|.öenmetöeb?tenötfcöap; enöe öit toil icft meöe paffen opöe Wt«
... ^tercftten/ op öe grenfen göeöoutot enop-getooVn / nKin öe^€

öenteöefcöermen/maepmfcöaöeöaeruptteöoe^^^^^^
fteltcöttngöebantogö^ bolcft/inöi

XXXIX.
XL.

L. item
cm. D
jur. lnßit ._
/er-vus eod.
tit.

.Ali-xand, z.
conf,
»,3

tepcgnen ölpcfte/ öat fulcfte tegöens göenen anöeren gSieöt/
met toeïcften öe b?ebe göemaecftt tjs.

XL!.

Lih.z.c, y.

beb?ienbtfcöap. (i.) »ntbieb?pöepbt en ig niet alleeii natnn^

maeroocftgunfietoaerbigö/göelöcftWopeenanber SfStöeößS

Ui

-ocr page 833-

Recht des Oorloghsen Vredes. jy^

: W?bÄr ^nbsp;Perfeus fept tmm Bp Li-

ehee„ „ w\'nbsp;nquot;nbsp;V\'-y ft^er, indien daer ner-

^Irikhio^ ^nbsp;Ariftides tn Öe^Leu-

^öeöooÄ\'J^^^^^^^^^ Öftren top Doben berfiaeït batfjctfelfbe
r beboo?en ober-

heeft niemandt toe-ghelaten in\'t Bur-
\'nbsp;\' ^^ g^ene die uyt hare

«effenen °verbannen waren, oft die om eenigh handt-werck
bo LTnbsp;Huyfghefin tot Athenen quamen woonen.

^«Ï mftïfcStl P^ofe\'^or: cn bp Simierus, becEbjttfmnberbonbenon^

./^«quot;-«emen en ontfanööen / maer niet «pt iaten / gbetupaßt strabo,

bfefcÄJ.^l^^^\'^^ß^««»ißt ane-tijbt öDeoo?ïoft / bat x l n.
tenbsp;|et ïotonbecbjecpen faï/ maer ban aïïeen/

mf^^^acïjtiX i quot; ^^^^^nbsp;»er nocötans/ inbien na

/ rm ^^Öpit bat Op öet ïot te toecpen / foube mogöen pie?

onfeber mogöeontgael

ffööentufv?Änbsp;gö2b?ebenbanbe befiembebamp-becö^xliii,

lt;©o?loaö ten epnöe tebjcn.
, «»^ten/ tuffcöen een ban bjeber-5ööen eïcb/ als
^«neas, en rur-

ßi.

-ocr page 834-

nus, Mendans en Paris ^ tuffcßcn ttoeC Uatt pöcï 5i}öe/ fllS tUffC^Cn oe Et\'\'\'
^a^an.i. len,
eu Eieen j tuiTcïjen bau öepöeu 3ijben / ais tuffföen be Horatief
itomepnen/ enbecuriatientïïbanecsj tuffcöen b?ie öonbert banpb^f
$ÖDe / ais tuffcöen öe SaceöemontecS en ^cgiben. ^nbten top öet upt^
toenbtaöe recöt ber ©olcfeen-alleen aenften/ baer en ts niet aen te ttoön^^
ïen/ oft fulcöe feampbecöttngen jön boo?\'tfelfberecötaeoo?loft: toant
bat cecötlaet fonöer onöerfcöepöt öet öooötflaen öer ©panöen toe.
öien öan oocfe öe mepningöe öer ouöe lt;0riecfeen / ßomepnen / en anöec^
\' ©olcfeen toaeracötigö toare / öateen pöer met öoogöfïe recötleece toa\'
re öan fön epgöen leöen / foo en foube oocfe öe intoenöigöerecötöaecöiö^
ub.z. c.19. öept aen fulcfee göeöecöten niet mangelen. iHaec top öeööen nu tmW
^ 5 cap. ^ajgi^ göefept / öat öit geöoelen ficööt tegöen öe göefonöe reöen /
Lib i c\'^p, tegöens öe göeöoöen lt;6oöts. 3©p öeööen op een anöer plaetfe öetoefen/
su. ei^/jj. boo? reöen / en göetupgöeniffeöer öepligöe ^cö?ift/öatöp fonötgöt t«^
oens öe lieföe öes naefiens / öie een iBenfcöe öooöt fïaet om eenifi^ goe»
öat top toel feonnen öecöen en ontöeeren. ï©p fullen nu öaec öp öoegen/
öat
ÖP tegöens öem felöen / enöe tegöens €5oöt fonöigöt / öie öet leöert/
\'t toelcfe öem lt;aoöt öoo? een groote toelöaeöt öergunt öeeft/ foo fïecöt ej
göeringöe acötet. Sinöien öet een fafee is öec €»0?l03e toaeröigö öïe n;
berfcöil fiaet/als öe öeöouöeniffe öan öeele onfcöulötge/fo moetmen m«»
c alle macöt en fecacöten öaec öoo? arbepöem ©at men fulcfeen öefien»^
fnAw\'\'^fenöampöecötingöetoilgöeb?upcfeen als een göetupgöeniffe öan fö^
^ ^ * goeöefafee/0ftaiseen31nftcumentöanlt;aoötsoo?beel/öatispöel/ ^^
b?eemt öanöe toace lt;©oötö?ucötigöept. €en öincfe iffec/ \'t toelcfe foquot;?^
öanigö göeöecöt ftan recötöeeröigöen45oötö?ucöttgö mafeen / öocö aj\'
caj». d. i. leen öan een 5ööe/inöien anöerftns fionöt in aller manteren te
öertoacP\'
ten / öat öe göene öie öe onrecötöaeröigöe faecfee öanötöabet / fal oöef^
toinner toeröen met groote neöerlagöe öer onfcöulötgöen. ïBantöte^
fiaet niet te öertoöfen / nocö eenigöe fcöulöt te geöen / öte lieöer öeeft tj
feampen op fuicfe een toöfe / toelcfee öem een feer toaerfcöönelpcfee Wr.
bectoont. iBaec öit is oocfe toaeracötigö / öat eenigöe öingöen toel m^*
recöt göefcöieöen / nocötans öan anöecen te recöt niet toel goet gÖ^\'
feent / maer ebentoel toe-gelaten toeröen / om te öermpöen grooter
öen / öie anöers niet en feonnen öermpöet toeröen: op öoeöanigöen tor
f£ in beele plaetfen toe-gelaten toeröt öen goötloofen 3©oecfeer / en opej\'
öareüoeren. ©eröalöenöetgöene top öter öoo?en göefept öeööen /
topöanöelöen öan öen 0D?logöeboo? te feomen / inöienöaerttoee/
tw\'
u.Z. c. i3.fcijcn toelcften öerfcöiltsom \'t ïSijcfe / öerepöt jpn met toapenentegenj

ontgaen toeröen / öet felöigöe fal men oocfe mogöen feggöen / alffec
öanöeit toeröt om öen oo?logö ten epnöe te ö?engöen. lt;©p öoeöantgij:
toöfe Cyrusöen 2®fTp?ier Coningö upt-göeöaegöt öeeft/ [Cn langÖJi.
ÖOO?en
Hillus öen euryftheus, fiet Euripides in fpn Heraciiden.] en ÖP

nyfius Haiicari affeniis fept Me?ius,;öat Öet niet onbillpcfe toare göetoe^ji

-ocr page 835-

ïïat öß Klinten Ut ©oltfeen felfg met be 3©apenen tegöeng ben anberen
ombefabeliampenfciuben/
inbien öetberftöü toare getoee|i/nietomfC\\V.
Jer ©oicbeven / maer Bare epgben macßt en toaerbigBept. (i.) ^00 ie^

len top / bat be Hcpfer Heraciiui met chofroês, be ^oon ban ber Herfen
Coningö in duei gijebocBten Beeft, [^iet Aïmoinus, uk-^. cap.21. en Fre- 5.

^^gmus , cap.ffi^.\'^

C Vermeerderingh, (i.) ^at fcpt Leundavsus, lib.ii. bat btCban Adria-
quot;opoiiï. anttooojben aen iviahumerh ban Bern en wufa zeieb. ^00 beroejpt

CumbfrthberEongOÖarbenCöningÖ Alachis, fepbt Paulus Warnafred« ,

^00 toilbe Phartiacus upt Bet llegBer ban chcrfonbecBtenmeteen
öan be sauromaten, Dpbat bemeuigBte om Baer berfcBilin geen gebaer
foube
geftelt toerben / alss conftantïnus Porphy ro^eneta bertelt in\'t capit-
telbau\'tl.egerbanCherfon. ^iet een €rempèlbanduèiomöetï^ÖcR
bp Pontanus in fijn BeenfcBe 3|iflo?ie / en \'t göeen be lifio?p-fcB?Öberis
«eröalen ban be upt-bagingöen tufTcBenüepfer
Carei be bpfbe/ eu Ben-
nek 55e eerfïe/ ConingB ban ©jancferpcb»!nbsp;v r t ir
^ocöbtealfooBet berfcljilfiellen aen be uptbomfie banben feamp/^ li v.
toogijen öaer felben benemen Baer recBt / inöien fpeenige öeböen / maer
en bonnen \'t göenen anöeren gBeben/ bie \'t niet en Beeft/ immerg niet in
wie ïtijcften / bie göeen epgöen erf- goebt 3ön. \'©erBalöen op öat Bet ac=
«ooit btacöt öeööe / en ban toaerben
5p/ foo moet noobttoenbigö baer öp
«omen confent beg ©olcbg / en öer göener öie nu göeöojen 5önöe/ recöt
tot öe fuccefTie Öeöben: Sn onb?pe leenen oocb be toe- fiemminge ban öe
3teen-öeer.

. 3!nfulcbe bampbecljtingben pleegöt menigömaeï berfcöiï te ballen x l v.
öaer ober / toie bat boo? obertoinner 5p te öouöen.
©00? obertoonnene
bonnen niet göeöouben toerben/ alg bie alle te famen boobt göebleben
^n / oft op öe ölucBt geöjebem ^00 3ijn bp
Livius tepcftenen öan oöer-
toonnen te 5ön / ftcö binnen öe Eanbtpalen oft ^teöen te bertrecften en

topcften, [©OCft öp Guscciardin 2 250eCftgt; Ennius : Die overwint en is geen s-
^verwinner, ten zy dat het de overwonnene bekent.] JSp b?iebertUaerbe

pifio?p-fcö?pber0 Herodotus, Thucydides, en Polybuis, iïjerben öjieöer?
ftötllen ober be obertoinningöe boo? gefielt / toaer ban öet eerfie beöoo?t
jotbebefiembefeamp-becötingöe: maer inbienmen baer recöt op let^
jet / fal men bebinöen batin alle b?ie gebecöten men fonber obertoinnin^
9tie göefcöepbeni.0. 3©antbe tHrgiben toaren niet in be blucöt gBeb?e/
^n ban be othryadcs, maer toaren boo?
\'t oberballen ban be nacBt toecö •
gegaen/ acBtenbe bat fp obertoinnerg toaren/ en öaööen fulcftg öen öa^
J^^nberftonbigöt. I^ocö bieban corcyra en öabben be€o?intötergnietT^^«^^\'^ i-
ïLr ^^quot;«Öt göeb?eben / maer be Co?intöiersS / naer bat fp göelucftigö^
Sööebocöten öabben /fienbebe fiercfte ©lote ber möenienferen/ fon^
JS^iquot; eenigö gebecöt met be tltöenienferg te ftomen/toaren langöfaem/
gji^t o?b?e af-getrocftett. Bocö Philippus ban iBacebonien öabbe toei 7-
öan Atraius, ban ben fpnen berlaten / genomen/ maer en öao^
ntet min göebaen / al^ öe ©lootin be blucöt göeflagöen: berBaïben

dTffff ^

-ocr page 836-

fiï» öem meec boo? obectofnnec upt gaf/aïjsbat Bpömt to bccïïaetboe^
be en bebonbt obecbjtnnec te jjjn / foo
Polybius acntojjff* IBaec befeöin^
öÖen ban öe becfïagöene te plonöecen en
upt te tcecften / öe öooöe ïftö^^
men becgunnen om begcaben te bjecöen /iu) anöecmaeï op een nieuW^
^ een aenbal ban fieööen te öoen / toelcfte göp In öe göemelöe plaetfen / ^^
e:?^ eteeïjjcbe malen b?
Livius meöe binbt / öat tot tepcbenen ban obectoö»\'
mngöe gefielt toecöen / en betoöfen in öaec felben niet / als boo? foo be^\'
fp met anöece tepcbenen bcacöt öebben om öe blucöt öec ©panöen te ß^\'
topfen. lt;!fn göetoiffelpcb öfe getoefeen is / en fpnplaetfe gecupmt öeef^\'
ftaet in ttopffeligöe faecbe meec te göelooben öat öP göeblucöt 5
p : maequot;^
öaec göeen bafle en febece betoöfen ban obectoinningöespn / blöft öe Pi
fee in fulcfeen fiaet / als fp boo? öen fïagö en öet göebecötc toas: en mo^^
men / of tot öen oo?logöe / of tot nieutoe accoo?t feomen.

CVermeerderingh, fi.) Plutarchus tn\'t leben ban Agefilaus : Doch
dat de Vyanden ghefonden hadden , dat fy.de dooden mochten wech nemequot;\'
heeft hy fulcks vergunt, en door dat middel ghetuygheniffe van
overwinniquot;\'
ghe bekomen hebbende, is hy wech ghereyft nae Delphis. 5©efeïföe itt\'tW
ben ban Niccas: Al-hoe-wel nae de maniere en aen-ghenomen infettiogh®
die door vergunninghe verkreghen hadden hare Dooden te
mogen wech oe\'
men , gheoordeelt werden haer felven de overwinninghe af-ghekent te heh\'
ben , cn die fulcks verkreghen hadden, die en hadden gheen recht
om ïf®\'\'
pheen op te rechten.3

X L VI. Procuius leect ons öattec ttoee foo?ten ban ^cöepö-cetflterett oft
biters5ön/ öeeenf0oöattigö/ öat/\'t5Pöillöcfeoft onbillöcfe/ mit
upt-fp?eecfeen/ moet men nooöttoenöigö nae-feomen / \'ttoelcfe/ fepPi
i^ fimmm fip / ouöecöouöen toecöt / als men upt ficacöte ban compromis oft becöïïl\'
1?. frofico. ^(öepöts-cecötecen gegaen is: ^e anöece foo?te is fulcfes / ^^
moet göeceecfeent toecöen boo? goeöe mannen goeötbinöen / ban toeW»^
öebben in öe anttooo?öe ban
ceifus: mdien eequot;

• ghevrijde knecht, feydt hy, ghezworen heefc, dat hy foo veel dienften doe»
fal, als fijn Patroon door uytfpraeck hem oplegghen fal, foo en fal die uyf\'
fpraecke des Patroons niet anders vaft en van waerde zijn , als foo verre die
uytfpraeck biliick is.
fEaec Oft toel Öefe uptleggingöe ban öen eeöt
feonnen öoo? öe ïlomepnfcöe 3©etten ingöeboect toecöen / nocfitanjS M
men öe faecfee tn öaec felben in ftet / en feomtfe met öe cenbouöigöePquot;;
öec tooo?öen ntet oöec een. i^ocötans
foo blpft öit toaecacöttgö / öatö^
bepöeclep topfe een ^cöepöts-man fean göenomen en becflaen toecöen/
oft alleen ais een ö?eöe-maecfeec / fioeöanige top lefen öat öe SCtöenï^^i
fecs tuffcöen
öeRho diers en oemetriusgetoeefijiin: #ftalseene/tóieii^,
uptfp?aecfemeninallecmaniecettgantfcöelöcfemoet nae feomen en ^
Öoo?famen. €n öat is öie foo?te / öan öe toelcfee top alöiec fianöelen/ ej
ban toelcfee top eenigöec-maten öiec boo?en göefp?ofeen öebben /^f
öanöelöen ban öe miööelen en toegöen/ om öen oo?logö te ontgaen»
mz. C.2Z. €nöe oft toel oocfe öe 25ucgöeclöcfeea©et ban foobanigöe ^cöepö\'^/
cecötecen/aen toelcfeen göecomp?omitteect/ enöe fafee felacfes/ölinPfi

-ocr page 837-

RiaShlf^^^^f^^^Ötpaflfen fean: Wien dat een ydeï verkielt, dienT.^%.».

»imifnbsp;ööemaecfet/ btnöt men tameïöcfe Ueel erem.

\'4 ,nbsp;Crommerus, in öe jsoeefeen lo. 18.

Ü f eenfcße 3|ijïoaie ban Pontanus, lêr...
§nbsp;^^ ^^^^ beröanöeït öebben/ ubr.^.

^(»IniÄÄÄÄ^^i^nbsp;^^ mercfeen/oftfipber. x l v i r.

toSÄÄ^^ ban een Jtecöter / oft met eenigöe rupmer en b?eeber

/ bSdonbsp;mm ais epgen ^^

ter te « rnbsp;» gneiegnentneydt van een

goede faecke fchijnt be- 7»
^erdr. \' ïndien fy aen den Rechter, als aen een Scheytfman ghewefen
ïterenbsp;formulier verbonden, en zijn hem feec-

^rve ïï „ ^r \'nbsp;Maer des Scheydts-mans

\'f- dornbsp;aen ghebonden confcientie en religieufheydt kan daer yets

u ynbsp;aytfpraeck doen , niet nae dat de wet en de

^ertiS\'^^ï\'^quot;^\'nbsp;maer nae dat hem de befcheydenheydt en barm-

\'8he\\dt bewf-ah^nnbsp;..nbsp;Ariftoteies fepbt OOCfe / bat

-ftaet/ dat hy liever wü aen een

^uevdffm-. quot; quot;nbsp;udL uy licver wuaen een

SchevdTf,quot; ^r^quot;nbsp;= boegöenbe boo? reöen öaer bPt want een

Scheve r quot; ■nbsp;gheen billick is ^ een Rechter fiet op de Wet: Iae de

foud«nbsp;oo5quot;^3ecken gevonden , op dat de biUijckheyt gelden

QBebeeïISJïStf biïïöcfeöepöt betepcfeent niet epgentïöcfe öat

toeïcfee öe generale tooo?ben öer toet
yet-göebers/ toatnaöeru^tïepbtenbebupbet/
^\'^tecöKfn^i?^nbsp;«^««ï^ a«« fift
gijene/ bat

^i\'öSSquot;nbsp;Ööebaen / felfs oocfe bupten ben regel ban be

^«cöteStt 5^\'rP? ■ recötbeerbigöept. j^Baer foobanige .^cljepts-
WaiSLWnbsp;particuliere / en 23urgöers ban een rtgcfe/

5»«cbennbsp;Cö?tftenen infonberöepbt göerecommanbeert

bigt;KÜ:quot;Panöen2tino(ielPauiut. r.rnrinrh K affrir, jj^ogj- ^jj^f

aer foo groote macöt gegeben 5p: toani
Ö^Pht^ËTefn-nL*?!^^^^nbsp;\'t minfte is» ^ocö infonöer?

»«\'HMutcfespiaetfeonöeröettgöenen bie in\'t öoogöfte göeöieöt

5Fffff3nbsp;ml

-ocr page 838-

5ijn / tsetedcBe / aengöefien f? geen gemeenen ilecBtei: en öebBeti /
ten göeöouöen toecöen öenlt;^cöeptfman öeröonöen te öeööen aen öte
gulen/ öaer aen öet ampt öes ïïecöters pleegöt geöonöen te toeröen*^
HorötanS moet ött toacrgenömcn toecöen / öat öe ^cöepötS cc®\',
ren/ öerfeo?enöanöc©ol£l«noft fouöeraine iBacöten/ moeten
wfL
fp?aecfee öoen öan öefaecïie ten principale/ en niet öan öe poffeffivl
ijefittingöe. [fulcfes fepöe öe3|ertogö öan ^aöopen in \'t öerfcÖ^i

.Salucen fïCt senanus Öan Hennck de I v.] 3Bant öe OO^Öeclcn iU

öan popfTte/ 3ijn 25iirgöerïiicfee oo?öeeIen: nae öet äecöt öer
öolgöt öet recöt öan öefittinge öen epgöenöom. ©eröalöen / tecUJl)»\';
itenniffe öan faecften göenomen toecöt/ moetmen göeen nietitoigO^S
acnöangöen / foo om göeen prEejudicie en naeöeel te göeöen/ ató om
öet toeöec ferögöen ftoartgöepöt öeeft. Livius in\'t öeröael öer \'^cP^L
mannen tuffcöen öie öan Cactöago en Mafiniffa, fepöt: oe Ght-rant\';« ®

hebben het recht van befiitinghe met verandert.

Het ts een anöece foo?te öan ^cöepöts-cecöteren te nemen /
manöt öe uptfp?aecfeeoöer öem / fönen öpant felfs toe laeten in Ö^njL
ftelt / öet toelcfte een loutere en fupöere oöergöeötngöe iS/ maecWquot;
tot een onöeröaen öen göenen / öte öem alfoo oöergeeft / en aen öen
nen toelcfeen öp Öem oöergöeeft / opöiagöenöe öet öoogöfte göeöieö^J;^
oöer ige macöt oöer öem. ^oo leefi men öat öe Etokrs in öcn ïïaeöt
ö?aegöt toieröen / oft fp öaer öet goeötöinöen öes iSoomfcöen öoWjL
öectolecpen. ©ntrent öet epnöe öan öe ttoeeöe 3lfricaenfcöe ooPfi

toasöp Appianus Ött Öen Caeötenöetaööösöau L. Cornelius LeocuJ^

oöer öet flucft öan öeCartöaginienferen: Dat de carthaginienfers

ÖP / fich itellen tot onfe goedtvinden , ghelijck de overwonnene pkg^\'^quot;
doen
5 en veele voor defen ghedaen hebben ; wy fullen daer nae toe-fieti»
foo wy haer yet fchencken, daer van fullen fy ons hebben te dancken : ^tf
verbondt en fullen fy\'t niet konnen noemen. Want daer is een groot oH\'^\'\'^,
fcheydt tufichen beyden. Soo langhe wy verbonden met haer maken gt; ^v
den fy alie-tijdt war in , op datfe die breecken moghen , als oft fy tegef^^jj,.
nigh punfl: des verbondts waren verkortet. Want aenghefien dser veele ^
ghen zijn van twijfFelachtighe uytlegginghe en beduydinghe, foo hehb^J^/
alletijdt liofle om teontfutfelen. Maer als wy haer de wapenen fuik« ® ^quot;(H
nomen hebben , ghelijck den ghenen die haer overgheg
heven hebben gt;

delichamen felfs in onfe macht fullen aenghenomen hebben, dan
eerft verftaen dat fy niet eyghens en hebben, füllen den moedt laren vai\'^^f
en wat fy van ons fullen ontfangen, fullen fy gewilligh, als vao eens v
ghegheven , aen-nemen. fHaer Ölermoet OOCfe Onöerfcfiepöen ÖJfC® J

toat öe oöertoonnen lööen moet/ toat öe oöertoinner met mï^t/oP^U
öeöouöens alle plicöt öoen macö / en epnöelöcfe toat öem meefl ÜÄ/
te öoen. ©ie oöertoonnen is/ moet nae öe oöergöeötngöe alleS te ^l^ië
0Öetroofl3ijn / aïS5Önöe nu een ©nöeröaen / en foo top öet
oojlogljs recöt aenfien / in fuicfe een flaet / öat öetn alles feanaf-öS»!
men toeröen/ oocfe öet leöen/ oocft öe perfonele ö^pöept/ öeeinte^

XLl\'IL

XLIX.

Liv.lih.%\'].
Liv, hb.n.

-ocr page 839-

^^ puöïötQue Q^mmt goeöcccn / ntaec oocfe ccn
Seenbsp;^ï\'öBcn gocömn.
Wn Etoiiers, fepöt Livius op een an? ui, 37.

«latnbsp;Hebbende iich gheftelt tot vrye believen en difpofme, vreefden

feehh^H^®\'^nbsp;lichamen wreedtheydt ghebruycken mochte, mp

sh^eh^ ^^^ ailöecplaetfe öecamp;aeltöefetoooiöen: Daer alle dingen over- Li^.cap 8.
aen fiinnbsp;quot;^quot;ghenen die de maehtighftein wapenen is, daer ftaet het5- -

hy tor ft ff u^quot; goetvinden , wat deoverwinner daervan behouden, wat

Öan I ivi u boete haer af-nemen wil. ^aectoeöfentttieöcöitfeggóen
fynorw!i quot;®^,^\'2seenoudrghebttiyckbyden Romeynen, met welcken6.«î^î.
^arennbsp;gt; noch op billijcke Wetten met vrientfchap vereenight

Shebruvnbsp;dien nieteerderals een vreedfamen eenigh ghebiedt

ghesher K inbsp;^y Goddelijcke en menfchelijcke dingen over-

Wn Jn ^ \' ^^ Gijfelaers ontfanghen waren , de Wapenen af gheno-

ÖebE quot;»ocfeöjp-iiaet te öooöen öe gßene öte öaecoöec-gBegeöen ^

foo moet l.
ntemanöt en öooöe/ als öieöet öoo? fön ep?
äsnbsp;/ ^^^ »^^öe öat ÖP niemanöen pets öeneme

5Ön / hïfli^Â^^rî\'^l^^ (€uffcöen öefe mate fal öet alletööt eecUjcfe

«iocSlSift^^^enae öe omflanötgöeöen/en na öen ceguï öec jeöen
öan
lSSH?^quot;\' L^teteentceffelöcfeecempelöan Ferdinand, honing
^^^ s cTr^ \'\'^\'quot;\'\'\' i\'quot;\'-quot;\'-nbsp;öecöaelt \'t göeen top öiec öoojen/

/nbsp;3©p öeööen op een anöec plaetfe ge?

tceffelöcfe 5ön/ toanneec öie met öecge? \'
^cnfichW^quot;^^quot;^^^* NicolausSyracufanusfepötÔPDiodorus: Sy heb-S rj
*^\'ghevdt H wapenen overghegheven, haer verlatende op de fachtmoe-
Pe van ngt;?f ®nbsp;, daerom ware het onbetamelick dat fy in hare ho-

\'ï^nöai»?«^ beleefcheydt en befcheydenheydt fouden bedroghen werden,
^at de Jh *nbsp;^^^ Griecken heeft oyt verftaen en gheoordeelt,

^«^■felfd «\'elcke fich tot des overwinners fachtmoedigheydt geftelt ,en
^fïighehrïnbsp;\' onverbiddelijcke executie fouden

AntotJu,nbsp;«ä^n öeiäepfecoctavius fep Appianus aenfpiefeeuöe

VerbonHnbsp;Oöecgeöen/fepöt: indien ghygekomen «aert

^^ dien on!/hnbsp;^ ghy foutit «»j^ bevonden hebben een oyerwinner,

\'\'^«hevrk u anbsp;Nu j daer ghy u. en uwe vrienden , en

den .« , quot;\'^quot;*\'\'^®quot;^^goedtdunckenen believen, foo beneemt ghy

-ocr page 840-

mme ett faeöttwoeötaftepn flaet bp Livius, B 37. Hy heeft de nabor»\'

ghe Ghefanten vriendehjck verhoort, die hare Steden aen fijn trouwe ove^
gaven,
cit itt \'t 44 25occb baec batt bett Conittg Perfeus 0ef|)?oïjeti bJet»/
Paulus ftondt daer op, dat hy hem felven, en alle het fijne de trouwe en
moedigheyt des Roomfchen volcks bevelen foude, en in haren handen
len.
BOCÖ foo tmet men toeten/bat met befe b300?ben tttet anberj^bct\'

fiaen toecbt / alg een loutere en fupbere ober-gebinge / en bat öet tooo^
troutoe in befe fpjeucben niet anbeCg betepcftent /alö be epgöen bjomw\'
Dept beg obertoinnerg/toeïcfte be obertoonnen ficö bebeelt en ober-ge^v
[2dp öen ïSomepnen gelöt eöen öeel/ fepöt Polybius, ficö aen pemanOg
troutoe ober-gljeben / oft ficö tot belieben beg obertoinnerg ober-geöf {
op fijn öifcretieen göenabe/ met tuacöt om te tttaften foo \'t öetn öelict^\'
LH\'. Ub
3«. ^aer ig bp Poiybms in \'t 13 €ittractöer lt;©efantfcöappen / en öp

een bermaerbe |§ifio?ie ban Phaneas,lt;0efant öer Etoier s, toelcfte in fyJJ
aenfpjaecft aenöen 26urgerttteefïer Manius baer toe berballen tg/ öatfj
Etohers öaer felben / enbe öet öare fielben inbe troutoe beg iïooinftlj;\'
bolcftg. €n alg öp op
\'t af-b?agöen ban ben 23urgöermeejier öet PK
anöertttael öaööe toe-göefiaen / öat öe 25urgöermeefier ge- epftïjt

niet ober tn fïabernpe / maer aen utoe troutoe / en bat öet geen öem
boöen toeröe / bp öen lt;ïE»riecften göeen maniere en toag i öat öe
meeficr göeanttooo?öt öeeft / öat öP öaer niet nae ö?aegööe/ toat öp ög
«©riecftenöe maniere toag; öatöp nae öe JSomepnfcöe maniere geö^^V
öaööe oöer öe göene / toelcfte öaer / bolgöeng öaer epgöen öefïupt oöfj
ggegöeöen öaööen/ en öat öP öeöolen öeeft öe lt;0öefanten in öe
öoepert ^
flllptem
^n\'tlt;©rtecir flaet: wilt ghy^uyden noch difputeren van phc^y
cn
W2t betaemt, daer ghy

u-lieden al aen onfe trouwe hebt over-shcs^^\'\'.f
en tot onfegoet-duncken gheftek?
3©t toelCftetoOOJÖen ÖlÖCftt/ W}^!
ÖP onberbeucten fonöer guetfingöe öan öet recöt
öer Bolcften öoen
aen toieng troutoe een 3®olcft ficö Öeeft oöer- göegeöen / en tot fpn tt^L
toe en goetbinben ftcö göefielt. I^ocötang en öeeft be tSoomfcöe Jamp;jj,
gernieefier befe macöt niet göeb^upcftt / maer öeeft be «gefanten loS^
laten/en ben grooten Kaeöt ber €toliergop nieutog
macöt bergnnt ijn
naeöerficötemogöenberaoen. ^ooleefl menbat öetiSoomfcljeboi^
isertFahfcen 0öeanttooo?öt Öeeft / bat fponbertoefen en bericötto^S
Fahr. Mar.. Dat öe
Faijfct n ficö uict ttt Öe macöt/ maer in öe troutoe en öefcöecninji
fó, 6^gp j^omepnen bebolen öaööen. €n öan öie öan
Capuaieefi men/ Ä
niet öoojberbont/ tnaer öoojober-geöinge onöer öe troutoe en öefc^
mingöe geftomen toarem
Bocö toat öet ampt en plicöt aengaet
nen/ aen toeïcften be oöer-göeöingöe göefcöteöt ig; öaer op ftan ntet quot;quot;\'t
beguatnelijcft göepafttoeröen
\'t göeen scneca fepöt: De fachtmoedigJ^^^ji

heeft vrye wille-keur : fy en oordeelt niet nae een befteck ^n voor-gh^\'P
Formulier, maer nae billijckheydt en goetheyr, haer is geoorloft vry tc^P -
z.de cky?!. ijen^ enfoohooghefy wilj het
proces te fchauen. 9|C6Ö0UÖe00CS f^Jj^t

-ocr page 841-

ftf hnbsp;/ ^^^ pemanbt bte ffcfi ober-sfieeft/ fegse / bat fip

aen pemanbts bJöffiept / oft befcfiepbenfiept/ oft barm^
bS® l*nbsp;50« aïïe te malen maer bleptngfien/ be fabe bïöft

bat ben obetbjinner alles tnfön belteben engoetbuntben gfieftelt

bÊ wS ebentoeï notfitans mebe conblttonele obergfiebtngen/
benbsp;^^^^ bpfonber bienen / als boo? toeïcben

öoeS^^^flP®^\'^^quot;^^^^quot;^/ oftb?pöepbt ber licöamen/ oft eenigöe

LL

Lib.l. cap.t.

ben^iitih»;?^ ^utvjijecfcoap/ ort oerteifoer regeeroer/ latgeijou?

biefe löbet/ oft fönen
enbeinbienbaermeer5ijn/aentoelcben
gt;npbX rtS if ^^\'ö^\'^öen is toie bat ban öaer €^öfelaer 3p/ buncbt
ar migt;n -------------- ^. ^^^ befletötet

\' [ ©afal/ tensp bat-
wniivv*^nbsp;i^n geöoo?faemöepbt

^ät emnbsp;\' lt;lwt6«nftcö foo toöbtniet.

boobetSjSP/\'ÄEquot;®^\'^ upttoenbigfie recöt ber ©olcften fian gfie
/ öebben to» nfiefenf / mfur nfpt mphi? nap fti^t tninoiihirt,

Liir.

Divm 7},

de jitre ßßi.

LIV»

lt;!5Öfelaers iS öatelücfi / foo om batfe bet i v.
eggggnbsp;b?p^

reclit/Snnbsp;ööefept / maer niet mebenae öet intoenbige

ioerbenSÄ^^^^^^nbsp;baerbpfiome. ^pen

öoo?\'tSmÄi\'^1quot;öarenlt;erfgöenamennae-laten/ al öoe-toeï

5ueertnbsp;öare goeberen foubengöeconfif^f

tenbsp;ööeoo?ioft 3P te blieben en toecö

-ocr page 842-

tojpßcpötüpanbisDen «öDents/ m om batfe upt eettisattöer^öjf^\'
ïjec feomt. ©aecom foo ßeeft be fcftecjie en nautoe uptleggtnaöe ÖE
plaetfe, ©ten-bolgfienbe bie om b\'een oojfaecfee tot lt;0nfelaerS ö^i
gljeben5ijn / enbe feonnen om be anbete ntet öDefjouben toetben.
tnbten in een anbete faetfee amp;et gljeloobe enbe troutoe nu afteb^ooc^
toare / oft fcamp;ulbt aljemaecfet/ foo fean ban belt;©öfelaet aenaöeÖoquot;S
toerben / niet als lt;0ijfelaer / maer nae bat recßt ber ©oltfeen / boo? ÖJ:
toelcfee be onberbanen boo? be baebt ber üSegenten feonnen aengeöoW%
toerben / nae t recDt ban aentatïinge berlupben / en fean nocötanS
fien en bebongöen toerben bat fulcfes niet en göefcötebe/ mibtS t»?|L
contcactenberöOnbtgöeboegöttoerbt/ bat men be «©nfelaerS fal
berom göeben / als berbult en boib?acöt fal sön / \'t göeen baer op 5!*
geben 5ön.nbsp;quot;

€en 45öfelaer bte göegöeben ts alleen om een göebangöen / oft an;*:
lt;aöfelaer te berloffen/is b?p/toanneer be felbe feomt te flerbenr Ä
in bien / toanneer öP fierft/ bergaet öet recöt ban panbtfcöap / göeftg
D ilT göebangöen bie beclofi
is / üipianus gefepbt öeeft. ©eröaK/
i^.äecap. ^ijeïijcji ÖJ Jjjggjjg üipianus, men öet rantfoen niet fcöulöigö^
\'t toelcfe m (ïebe ban be perfoon gefuccebeert
toas j alfoo en fal öiec tnejj
be perfoon niet berbonben blpben / toelcfee in fiebe ban be anbere pecfjS
göefeomen is om bie teberbangem ^ooberfocöt Demetrius nieton»»
ïöcfe aen ben ïioomfcöen 5öaebt / bat öp mocöte los göelaten toecö^J;
hjT.M.i^. Als MrelGijfelaer voor Antiocilus, maer voor Antiochus die nu doodtM^/\'l
fepbt Appianus. luftiDus Upt Trogus: Demetrius die tot
Romen Gijft^^j
was, verftaen hebbende de doodt van fijn broeder Antiochus, is bydeoï^J^
ghegaen , feggende dat hy ghekomen was als Gijfelaer voor fijn Broedef.\'
des felfs Broeders leven, maer diegheftorven zijnde, dat hy niet wiftc
Gijfelaer dat hy ware.

L VU. Haer oft be «Süfelaer nocö berbonben 5P / als be l^oningö/ öle\'tl^^
ukz. c. 16. öonbt göemaecfet öeeft / göe(io?ben is / bat öangöt aen \'t göeen

FUe ftipra
I. v-i.cz

L VI.

een anber plaetfe berljanbelt öebben / oftöet berbonbt boo? iü
oft voorree] fal göeöouben toerben. 3©ant be bp-feomenbe bingöen ^
feonnen nfet te toegöe b?engöen / bat men tn \'t uptleggöen ban be P^j^L
pale faecfee ban öen regöelfoubeaftoöcfeen: maer moeten beSfelfPquot;

ture mebe bolgöen.

m^ in \'t boo?öp-gaen fal icfe bit baer bp boen / bat fomtoölen amp;e %
felaersnietensöneenacceffotrenbpfeomenbe faecfee ber beröintenffi
maer toaerlöcfe een p?incipael beel baer ban. lt;0elöcfe toanneer pen»»^
bp contractbeloofteenbaebt/bie befgne niet en is/ en om bat ÖP\' a
felföe niet bolbaen 5önbe/ tot ben Interefl berbonben iS/ toerïjn ^
i\'amp;.ï.c.IJ. plaetfe ban bien be lt;©öfelaers berbonben/\'ttoelcfe top op een an^
plaetfegöefepötöebben/ batfcöijntbemeeningöegetoeeflte5ÖnöfLii
caudinfche toefeggingöe. ©e mepningöe bec göener/ toelcfee P^^t
. bat be (©öfelaecs oocfe fonbec öaer confent / b\'een boo? bes anberSn
fian berbonben toerben / en ts niet alleen öarbt/ maer oocfi onBiHï\'f^

L V III.

lih.z. c,ijgt;

-ocr page 843-

Üeteen.en-twmighfie Capittel,

^\'quot;vt Ta\'^f\' ghedurende dc Oorloghe: alwaer

van BeftandE, Pafpoort, en verloffinghe der Ghe-
vanghenen ghehandelt werdt.

^XT ^Sdttnbsp;be-

ïnbsp;te verbinden.

Ih OfivÄ^\'lft^ndt geoorloft is.
Vnbsp;\'quot;^Shè te wijcken , de

van de ecn zii-
^daden
den ftilftandt breken.
XIV. Watuytlegginghe temaken zyop het
v\'^ tiï®quot; vry-gheleyde buyten den ftilßant.
fti verftaquot;\'^quot; den naem van Soldaten

XVI. Hoe dat gaen .komen, wech gaen hier
moet ghenomen werden.

V V \\ Ï\'t ^^quot; ^^ uytftreckinghe totpcrfonen.

XV III. Tot goederen.

XI X. Wie onder den naemmede-ghefel, en

van volck begrepen zijn.
XX. Oft het recht van vryepafpoort door de

doodt verflerft. -
^nbsp;\' ghegheven zy voor foo

lange hy wil, diefe gegeven heeft ï
X p I. oft men vry-geleyde oock buyten de

Landt-flreke fchuldigh is.
XXIII. Gunfle voor het verloffen der ghe-
vanghenen.

tw\'nbsp;dergevangenen dooï

j ^, quot; verboden werden : weidt doot
„ «quot;^^erftheydinghe verklaert.

, ,nbsp;het recht over cen ghevan-

gl^n kan aen een ander over-geven.
Gggggïnbsp;Dat

-ocr page 844-

XXVI.nbsp;Dat een kan aen veelen het rantfoen
fchuldigh zijn.

XXVII.nbsp;Oft het verdragh mach ghebroken
werden, om dat men den tijckdom des ghe-
vanghenen niec gheweten heeft.

XXVIII- Wat goederen van den gevangen
toe-behooren den ghenen, die hem gevan-
ghen heeft.

XXIX. Oft de Erfgheniem het

fphiilfüoh . w^rHrrtnn» nnlt;l,.rrrheVaquot;\'»\'

fchuldigh zy, werdt doot onderftheyd
verklaert.nbsp;-nbsp;, tjj

XXX. Oft die moet weder-keeren,
los ghelaten was om een anderen
loflen, indien de fclfdighe gheöoivenw
le.

I.nbsp;Biftt öctt oo?loöö pfóööett ootfi ban bc foubccafne obcröejjj

toc-oBclatcntebJcCbcnccnigbcaïs ooaïogbs boop-fianDeij\'
MM göen / cn commcccten / foofe \'/irgiiius, en Tacitus noemen\' v^Z
öaniööejöntltïfianötbantoaïjenen/pafiïoojten en gew®
ban b?pe göeïepbe / en ïofftngöebec göebangöenen. ,;§tiï(lanbt ban
penen/ oftbefianöttseenbecb^asö/ toaec öoo? bïübenbe öe oo?l®
men boo? een tgöt ftcö ban oo?ïo0ösf-toecc6tngen moetontöouöen.#l

feggÖCj Blijvende de oorloghe: toantfOO Cicero fepbt 8 Philippica,IW!

fcöen oo?ïogöe en b?eöe en ts ntets tn \'t mtöben tuffcöen öepöen i en o Jf
ïoge ts een naem ban een fiaet / toeïcbe toefen ban oocb aïS fp öa^e
%. ßtjjgggn nieten bOÏÖ?engÖt.
Het kan zgn, fepbt Ariftoteies, datyema»^
deughdfaem zy , en oft ilape , oft een leven leyde dat fonder eenighe
kinge
zy. €n Op CeU anöec pïaetfe: Het onderfcheydt van plaetfe en
de vriendtfchap felfs niet wech, maer het ghebruyck der felfder. AndronKquot;
Rhodius: Daer kan wel een ghewortelde vaerdigheyt zijn, die nochtans f?\'
enwercke, Euftratius Op\'t 7 250ecft Nicomach. De ghewortelde vaefdC
heydt werdt ten aenfien van de eyghentlijck-ghenaemde verraoghenther
een daedt ghenaemt: maer teghens de daedt felfs oft oeffeninghe vergele*^®
zijnde, werdt vermoghentheydtghenaemt, gelijck demeet-kunfte io ^
flapenden Meter. Horatius:

ïjb.i. Sah AI fwijght Hermogenes, noch blijft hy Muficijn,
Van foet, en goedt accoort, En als Alfenus fijn
Gereedtlchap werpt aen kant, en winckel houdt gefloten»
Soo blijft hy niet-te-min Schoenlapper onverdroten^

^ïfoo öan meöe Öiec/ aïs Geiiius gefepöt öeeft: Beftandt en isg^^S

vrede, want de oorloghe bhjft, het vechten houdt op en ftaet fiille. ^^^ f^
ïre Panegyricus ban Lannus Pacatus ïeefl men : Het beftandt oft ftüßant^
wapenen fchortede de oorloghe op. i^et toeïCbC tCfe ÖaeCOm fe0gÖeLquot;i

öat top toeten mogöen/ tnöien pets becacco?öeect3p/öatöet in tfi
ban 0o?ïogöe göeïöe / öat öet feïbigöe / göeöucenöe öet beflanöt / «J^/
geïöt / ten 3p öat bïaecïpcb bïpcbe / öat niet op öen flaet göefien bJec^aJ
maecop öebcöieningöen feïbec. g^aec-en-tegen inöien pets öan
gefepöt tS/ Öet felföe fal in tpöt öan flillefianöt ban toapenen geen PfZ^
fe
öeöben: al-öoe-toel virgUms öen felöen cen nBiööelaec öeSb?eDepJfj^
naemtöeeft/ en
servius obec öê feïföeteoo?öen / bieöe boo^eentööt/^J^

-ocr page 845-

toe icfefn?!^^^^^^^^nbsp;öoeöanigöe oocö öie öan vfnoW

mtnoemtötec-öagen öec oo?loglje / öP

öe ©ieifcöarenöaeöe göei--------

öeuptïcaafn^nbsp;Bocöinquot;;

ï»PöoenS/nbsp;öoo?toepnigö öagöen/ öaeci«^.-

öwKnbsp;etteiöcöe uren pleegöt (itl(ianöt gemaecftt

«9ö / oofftVn^ ^^ öoegen/oocft öoo? ttointigö / öertigö / öeer.
oocft Ke^ L towöan ^remplensön öp Livius, toelcfte
süiftand^ögöenöteöe»^ öanpauiusöe JSecötg-göeleeröet^-
ghcnwoordfnbsp;oftbeftandt is, wanneer voor korten en voor den te-

aenvallen H ydt veraccordeert werdt, dat partyen malkanderen niet

Öien ölöïfte / hifnbsp;faïnocötang ftonnen gefcöieöen / öat/ öpal.

öoo?Jaer felöen in\'t göeöeel alleen öe.
feanbeiS^Jf H?quot; t a«oo?t getoeeft igf öet opBouöen ban oo?logBfcöe

in töben öan öefianöt gelöi ijet

tufte STtoflSLÏ« fööt af rufïe/ namelpcft/ nae \'t beflupt ban flimant
Ramp;Th/.nbsp;beranberingen ban letteren in beele

D. het ad
Tmnt, Eu-
nuch.

aengebjefen toerben; enoona-
«nnbsp;bat/w««. 3Ön hum^mm, rufle

rfW/ÄS^^^^ J^oofgban beflanbt (liliïanbtban toa.

Beröalben betifto?p-fclj?ö.

Livius, Pia.
Urchm, J^.
flinm.

IU.

\' depaäit.
[ Mart, Lata

oer Fecialen

Jtoillen SoQ^S^^^^^^nbsp;onnoobtge boo?fo?gOe cn toe •

J\'aetbigncooffSnbsp;^^ öen b?ebe beminben/ en boo? öoe recöte

fS te SSS.? öe toapenen getrocften toierben. ^ulcftg geeft ,

VeienTen quot;vVri \' fquot; ^addeonlanghsby NomentutnenFideoen ma
gheflaghen, en was daer nae ftilftandt van wa-
gneen vrede gemaeckt, waer van oock de daghverftreken was,
lt;i5gggg 3nbsp;en

itiocötöet
rf^odDceft
göenaemt / en

lt;•.11,

poßlimtti.
dt eaptw.

-ocr page 846-

en voorden tijdt hadden fygherebelleert: nochtans zijn de Pedalen ofc t^f
rauten ghefonden , der wekker woorden, als fy be-eedight
nae der Vfö^
outkren vvijfe , de goederen wederom eyfchten , niet ghehoort en zirf-

©CtuötbanöejtanbtrnmifianïJtban bjapemn pfeesfit baec W
(limttetoe^en/\'tspbccbolgDensacneen / als boo?fionbert bagS^f
oft met aentoüfingtje e« betepcfeentngOc ban ben uptgaitcfe ban bten/^jj
tot öen eerfien
Mart.,, ^n be eerfie toijfe moet men tellen nae ben
öantpbm / toant öat feomt metöe nature oöer een: toant öe teliw€
öte naepurgeriöcfee öagfien göefcöteöt/ feomt upt öe toetten / oft \'ft
meren öer ©pltfeen, gin öe anöerefoo?te Pleegöt ttoöffelmgöe te bal^
ais göefepöt
ts tot fulcfeen öagö/Haenöt/ oft ^aer toe fal Oe fiilfis«;
- öucen/ öte ©agö/ Haenöt/ oft giaer / moet öer^aen toeröen/ öaec lt;
5l\'quot;/r°?quot;^^^Öefïotente3ön. lt;6etoiffelöcfefn natuuclöcfee faecfeen W
ttoee foojten öan palen Oft epnöen/ een in öe faecfee frtfs/ göelijf»J

fiUPÖt fiet UüttÉrfte bc*« ïfr Fiaomis /lt;« / r^ftnbsp;s., r^JZjfL\'MYZL

paeöcfe öepöer foojteniü
topfefeonnenoocfeöeepnöenenuptterflengöeflelt toeröen/ö eöoo?
toille göefet toeröem iBaer öet fcöönt meefi natuurS telön / €

M^upb.,. .nbsp;Ariftoteies fepbt: Het eynde van een dïick is^ S^^^ uy^^

fte van yder dinck is. €nöetgöeb?upc6(iröbc baec niet tegöen: iquot;?!

yemandt foo ghefeydt heeft, dat binnen fijnen fterf-dagh yets fSchie^^^^

foo werdt oock diedagh, op weicke hy gheftorven is, mede ghefelt. Spf.
na FtflhbÊ aett Ta^fa 1- tiftrt^fdnhf ^^uZ,^ .r...A . gneteu. r i^j

L,fi cjuis
de verb fign.

■ n quot;quot;\'quot;^\'^quot;^quot;\'quot;\'\'-quot;\'\'^quot;\'quot;pwciCKenygneitorveniSj medephetelt. 5P, .lt;

^ aengöefp?ofeen 50nbrop ben feïf^S
SfX\'^\'toel ^efeotmn/ mK^ 5

bOO?bp toas. [Ba dus, éjl^tms m verbouf^. Bartoius, in L. Fntr^nus D. de K

fis » rv r Matt^ n Jdnbsp;_________ ■ ^ _ . rgt;

,arcav.s.nbsp;w«^... l«t^j»».»»« j« ww«y^. DurtoiüS, m L. Ptttrettus D. t,

Jgt;m. .App.uss.amp;L Nupu D. de Swmrihus. Archidimnus inC.Bcckfia^.ij.a t. HieroPy^i
de Monteiérodefimbus. Mp js-l
©actom bccl mcctbefeöebupbinöe öe^fC
fiaet aentenemen / öaer öet öerlengöen öes tnöts gunSein to «
tet / ais tn fitlfiant öan toapenen/ toelcfie öi menfcfieS

IBaeröieöagö öan toelcfeen göefepöt toeröt öaiee^^^^^^
toelteöeööenterfionötferacöt om te öecwffi öe oSöanen ^^

sis\'ssssség

L. anmrulHt

\'D. de verh

Mquot;\'

-ocr page 847-

Recht des Oorloghsen Vredes, 70,

\'■quot;quot;quot;\'.fi\' gt;»» Wquot;» \'

ûocbnbsp;aï toacen bec

öJierecfita/nÄnbsp;mm fo$ beeï ôet Stoenbf.

f;® 3ön\'tbaSCï?^^binsôenmoeten gfieoo/beeït toeSen/
fepi /nbsp;* öat^J^ \'t geen Paulus beSS

PiamJ H««^ ten tnbc ban beffant \'t n^rh^hannbsp;^L\'r.:

bi^quot; gunite tot Coninóh\';« t ut^ Coronsz en Haliarcen door een aecge-
Gua niCn \' hebbp Ghefanten ghefonden in Macedonin ,
cier îhS»nnbsp;^^ onverdraghelijckè

-ocr page 848-

öyitii.nbsp;UI; jt\'in^i^T^ii uteiHjriaKnjïjn/

tc nemen/ ais fp maec toaeciijcb becJaten 3ijn/ bat iS/met fulcb een m^j.
ntngïje / öatfe ntet ïangbec fouben sön bec göenec / bten fp toe-öeöojj:
ÖaöDen: maec niet foofe onbefetjtjn/ \'t5Pöatöeöefettingeboo?öefï^.
fianbt/ oftoocbgDeöucenöeöetöeflanbtnaec-geïateniSj toant öett er
genöom biööenöe maecbtöes anbecs befittinge oncecbtbaecötgö. ^fZ
boo? toebeclepöt toecbt bepöeïe boojtoenbingße ban
Belizarius tegens^*
43ottöen / öie onöec öat becöfel baööetn-göenomen/ göeöucenöe öet
fianöt/ öCi^teöen öie öan lt;{Buacnifoen ontöïoot toacen. ri^ameiy\'^\'

Portum, Centura Cellas, Albanum.]nbsp;,

791nbsp;Het derde Boeck, van het

ööetoaïïentoaSj ttiaecbc ontfcDuiöingöètoerbtccamp;pöSeboeöBt/

Tncipimi.
Gotthe.

IX.

^aec toecöt göeb?aegöt / oft cenec öie öoo? gcootec macöt beïet 5®
öe toeöecom te beeren / binnen öes ©pants lanötnaïen bebonöen toet^J
nae öat öet beflanöt upt-göegaen is/ cecöt öeböeom toeöecom tebeegj;
ginötentopfienopöetupttoenöigöececöt öec ©olcfien/ fooenttoijfr;\':
icb niet / oft fuicb een ts gftef öcb öen göenen / toeïcfee in tööt ban öÄ
göefeomen sfinöe/ fcöieïöcfe een oojïogöe op-flaenöe öoo? fpn ongöeÄ
tn \'0 ©panöts lanöen betcapt toecöt / toeïcfee top boo? öenen aengöeWJ
fen öebben öat göeöangöen bïpft tot öen ttjöt öan b?eöe toe: enDep«j;
b?eecfet öiec oocfe öe intoenötgöe cecötbaecöigöept niet/ boo? foo beeï

Lib.3, c.9.
L. Ca-far l.
Interdum ^
ß fropter D
de fiibtie.

öe goeöecen en
bonöen
5ön/en

üuiiutii^yii! «Jii lui utiaimygi; aiecïj ggenomeu toecöeu: enöe Öeeft
een göeen meecöec oo?fafee om te felagen: aïs foo beeï anbece onfcÖ«ï?!t
göe / op toeïcfeeöeongöeïucfeenöec oo?ïogeöaïïen. €gt;ocfe moetbie^i
bp-geb?acöt toecöcn\'tgeen ban bectcouöe goeöecen ban feoopmanfc®
pen becöanöelt toecöt / nocö \'t göeen bp
cicero fiaet/ é invmmejiki. ^^^
eengöemonteect^cöip/ \'ttoelcfeöoo?öen fleccfeen toinöt in öe«,
göeö?eöen toas
/ \'t toeïcfe öe €ö?efo?iec toiïöe p?nsmafeen naeöe WL
3©antöaec öeb?öötcen gcootec gïjetoeïöt ban flcaffe/ maec öiec
epgljentlpcfe ban göeen flcaffe gOefp?ofeen/ macc aöeen ban öet
\'t toelcfe tot op een göetoifl en tööt göelöcfe ais cufleöe. 5^ocö foo ^^Z
öaec göeen ttopffeï aen / oft öet
jp beleeföec / jae oocfe eöelöec en genef
fee fttlcfe een los toeöecom te laten gaem

X.

öeöooöelBenfcöentebegcaben/niïle-flanötöecguittts/ fooenfal*S r»

niet nteutos mogöen aencecöten i alfoo / tnöien öen belegöecöen aamp;
becöec fltïïe-flanöt becgunt is / aïS öat fp niet fouöenbefft?mt bjef JfL
foo en faï ntet geoo?ïoft 3ön fecoucs/ en btctuaïie in te ïaten.
göeften fooöantgöe fliïle-flanöt ö
\'een pactpe öo?öecIöcfe is / foo en
öie ÖC fafee ton öen genen / öiefe bergunt öeeft / ntet beftoaecïijcfeecjjj^
feen. ^omtopïen toecöt oocfe becacco?öeect/ öat öet niet faï ö?P;Piit
ö\'een tot öen anöecen te feomen. ^omtpöts toecötaïieen öen pecfoft,/
becfefeecingöc ööegöeben / tttaec niet öen goeöeren: toeïcfeen Äit

-ocr page 849-

fig»ificlt;ivit D. L «Znbsp;oöefcftiebt. [f^rfïC.

febewpractfen/ïimSÊSnbsp;upt-öeöingöen Uan

niacc men leeft oocfe S^^^^^^^^

iïï/OTObatfAeS^^^^^^^nbsp;lt;©o?lo3lje aengeöaen^--

Jan aficen cccBt K/ quot;ODro söetracn Baft / Dat tnen

tmet/ ten jpbat^iir.

-ocr page 850-

X V. lier upt öefttipten top / ïiattijp-efielepbe en pafpûo?t îten ^ûïîratetî
efiecBeben/ fttö uptjlrecfit niet alleen tot öe (©nöer-officieren / tiiaef
oocft tot öe öooööfïe Éooft-officieren / toant öe epgöenfcöap öie öetepf\'
/ .T, 9.D. ßeniffe toe-laet / öoetoel öaer een anöere engöer ^oo toeröt oocft on^
.tießZ\' öeröennaemtjanlälerCftoftlt;©eeflelöcfteöen 25iffcöop öerfïaen: oocö
öet 25ootföolcft op öe^cöepen Jönöe / toeröen onöer öe folöaten öet^
fiaÈn/ en aller-toegen alle öie öen ^rpgÖS-eeöt geöaen Öeööen.
X ^ I. §n \'t gaen moet oocft öerflaen toeröen öat öet toeöer-ftomen toegeia^
ten iS / ttiet fbo feer upt ftracöt öan öet tooojöt / maet onxöe ongerpmt^
öepöt te ontgaen: 3©antöetoelöaeötenmoet niet onnut 3öm €n tl^i
ö3pe toecö gaen moet berflaen toeröen / tot öat öP ter plaetfen geftotttcfl
f;• öaer ÖP ö?pen tn berfeecfteringesp : baerom be troutoe ban Aiexan-
\' der ijS öefcöulöigöt göetoojöen / toelcfte öe gene öien ÖP Öet toecö ga^\'\'
bergunt öaöbe / onbertoegen op be repfe öeeft boen booötflaen. CPiucar\'

chus : Dit heeft des Koninghs oorloghs-daden als een fmette aenghehangeO»
dié alle andere dinghen ghewoon was in de oorloghe te doen, beyde recht\'
veerdelijck, en oock Koninghlijck. 55p Leunciavius, Ubr.ff. öeÖt gÖPgÖ^^

löcfte öaeötöan Bajazeth tegöens öcvidynenfen in servien.] Äaer öie»»
bergunt is toecö te gaen / is niet met eenen öergum öet toeöer te ftlt;J^
men; oocft öienöetgunt is te ftomen / en fal niet mogöen een anöetef
fenöen : nocö oocft in tegfienöeel : toant bit 59« öerftöepöen öingöen/ ef
be reöen beötoingöt ons niet öupten öe tooo?öen te gaen toepöen : alfoquot;
nocötans / öat miföerfianöt / inöienöetgöeenrecötgeeft / immers
toiffelöcftban firaffe öeb^ööt/ inöien baer eenigöe toe-gefïelt is. iEfl^
oocft öegöene öie confent öeeft om te ftomen/fal eens ftomen / en ni^^
anöermael / ten 5p öat öe bp-göeboegöbe töbt een anbere giffingöe
bebjengöe.

X V ï I. m ^öne en bolgfit öen 3©aöer niet / nocö öe üupfbMutoe öat^^

ilTf \'^\'^iBan: anbersaisinbeberöïöbingóeboojeentgöt in eenigöe plactf^i

toantalfoo te berölöben/pleegöt men met fïjnöupfgefin/maer bupten?
Hlanbtstetepfen/fonberöetfelfbe. i^ocfitanseen fenecfit oft ttoee/.?]
ts bat niet uptgöÊÖ?HCftt/ fal öerflaen toeröen baet in begrepen te
boo? fulcft eenen / toelcften öet meteerlpcft föuöe 3ijnftnfterfuicft göefïl\'
fJaM f^Ö^^l^^Ä 3©antöiepetsbergnnt/btebergwmDocftbieöingÖ^
TuäT toeicfteöetfegöigenooötfaftelöcftbolgöen: ÖOCÖ öe^ nooötfaecftelöf»\'

öepöt toerötfrtertnoradbetflaen.nbsp;\'

XVIII. 28ifoo meöe ban be goeberen/toeröett ttiet alleröanöe öaer fn mtep^^\'
maer öie men pleegöt op öe repfe meöe te nemen.nbsp;.,

XIX.nbsp;\'©ennaembanttteöe-göefellenupt-göeö?Hfftt5önöe/moetttteni«f;
berflaenfoobanióöe/ toelcfter fafte meer östelöcft is / alsöesgenert
metpafpoo?tboo?fien toerbt: foobanigöe 3Ön^ee-roobers/ l©oo?ö/\'
naers / €gt;bertoopers / a©ecö-loopers : be naem ban \'t bolcft oft natieJJ^
be meöe-göefelien npt-göeö?ucftt/ topfl göenoegö aen öat beb?pÖ«Pt^\'\'
göeen anöere toeröt upt-göeflretftt»

XX,nbsp;letrecfitbanb?ptepafTerenaifooöetftomt «ptftratfitbanob^ep

-ocr page 851-

^acïjt / \\amt\\m öaer töJöffeHtiöDe öaït / m öergaet ntet buo? öe öooöt
SSSPTquot;^ öteöipepasöergumBeeft/ öolsfiensöetaöetteöjpopeen
toeSen^^ ööefept öeööen öan öer Contngöen / en anöeren fiegenten 3.

ftÄ?ÄÖtteötfputerenoöet\'tgöeeninöefermanterenpleegötge^ xxr,

€nöetsöer toaeröept meefl
öB®quot;^/ toeftfte öouöen / öat fooöantgöe
toelöaeöt öuurt/ alifl öat göeen nteutoe öaeöt öan totllen öaer tuffcöen
hî.niy^\'îîquot;?®^ tnttoöffeltngöe göep^efumeert toerötöatöe toille nocö
H^f\'f^^^öÖ^^^^öÖ^sftotöeteffe^ en toercfeingöe öan recöt:
ïSSïï^nbsp;/ ^Isf öe göene öie\'t öergunt öeeft / op-göe^

hîSS? ^^nbsp;/ toelcfe gefcöieöt öoo? öe öooöt. îîBant

3önöegöenomen / foo öalten öergaet oocfe öiep?efum4i\';^^f /
Sen quot; ^ ^^^ ® fuöflantie öergaen jpnöe / oocfeöe toeöallen quot;

[Vermeerderingh. (i») L. Lucius Titius,nbsp;fOO öe göeieecöe

Antonius Fat. öie öerbetert/ flellenöe Ws^w öoo? wW«. ^Uocmo ^.k-

SH^nbsp;cofclufia. 7SI, lit p. Knn^ing. hb CUf.2. c.S. mm.se.^

üfi^rif Î5nbsp;ö?p.göelepöe göegöeöen is / tS men \'t felföigöe x x n.

f(SS ™iötgö öupten öet geöieöt en lanötflrefeeöes göenen öie öem öet
toant öet toeröt göegöeöen tegöens öet oo?logöS-recöt/

befloten tSî göelöcfe el^ c.4.

w^öan ons göefept is.

bn^«^?*^®quot;ööe öer gôebangôenen öeeft groote gunfle / infonöeröept x x i r l
hL;fquot;r^Ö?tflenen/öen toelcfeen öe €gt;oööeltcfee toet öefe foo?te öan öacm- Matth .
«•^ettgijept fonöerlingöe recommenöeert:
Deverioffinghe dgr ghevange-f

^en IS een groote en voortrefFelijcke bedieninghe van rechtvaerdigheyt, ffpt LÎz.

Ambrofius toetöt öetöeöoo?naemfle en öoogöfle milö^ ^ap.zz.
göenoemt / öe göebangöene te öerloffen/ infonöeröept öan öe ^
öpanöen. ©efelföe öeranttooo?öt föne/ en öer Mercfeen
^^ ^^ öe baten öer ï^ercfee/ oocfe öie getopet toacen / öeööen göe^
i/J^enomöegöeöangöene te öerloffen. «et vercîerfei der sacramenten
tn öen^fe\\^öequot;n fin\'^^^ ghevanghenen, Cey
t hy. €n Öeel anöere öingen meer

öaeöt öan Ambrofius Öeeft Auguftinus

!nbsp;öertelt/ toelcfee fept öatfulcfes göeöaen is

tn\'IÄ^^^J\'^^^^Ö^lÖcfe göeboelen öan fommige. i^et felföe öeeft oocß

Cenr vJ l^^quot;quot;quot;^®quot;SÖeÖÖlgÖtÖe2amp;ifTCÜ0P Oeogratjas, foo Viâoi Üti\'

hßtt beröaelt /Âè. A Ceniïatbat Remigius öaööe tüe-öeöoo?t/ isge^e^
man ^ ôegôsbangene öan öen |So?mannen teöerloffen / öeröaelt Hmpr
bïft-rhiquot; i ^^^ Remigius. «0öelöcfee öaeöt öan aimbercus, tserti^

Bremenfistn\'tBz.capôerîîcrc^
Het felföe P?öfl öe feflealgemepne^pnoöeinöenca^
öcn KlÖJelcfee öingöen moeten göeöoegöt toer-

bp tgeen topinöltöoecfeÖteröoo?enjgöefeptöeööen/eap.5.

s^öööö anbsp;»er

de

C lt.

Ii
f.\'

WÊÊ

-ocr page 852-

XXiv. mm öoo^ttS ftetoogen totbe om ttietfonbet onberfcöepbt teset^J\'!
ÖOct- bennen bie Ivetten / toeïcfee berbieben be aßebangene te
berlofl^J\'
öoebaniglje men leed bat bp öen ïtomepnen 3i)n göetoeefl. CenerÄ

: in ben ^oomfcgen ^aeöt: Gheen stade en aclit hare ghevangene miö Jfi
als de onfe.
Be felföe ,^taöt fept Livius, öat ban ouben töben af
Riet göenepgöt ig göetoeefi ben göebangenen beel te toille te 5ön / oi^l
tegfjebem üetgöefangÖ ban Horatius ig bebent/in \'t toelcbe öP BetlfK
fen ber göebangenen noemt fcöanöelöcbe ccnöitien / en een ëjrempel o»;
beröerf met ficö fleept / fcöaöe göeöoegöt tot öet guaöe ftpu iBaer ^
göeen Ariftoteies öerifpt in öeinfiellingöen öeraiaceöemoniecg/ öetf^ïï/
öe pleegöt meöe in öer ïiomepnen öefiraftte toeröen: öat / namelÖ^Ji
alle öaer infettingöen te feer toaren göerecötet op öe oo?logög faben/f\'J
oft in öie alleen \'t toelöaren en öe beöouöeniffe öer ^taööefionöe.
tnöten top öefabe met öeleeftöepöt toillen oöertoegöen / öet fbuöefonj\',
toölen öeter göeraöen 5ön / öet recöt öat metoojlogöe göefocöt toetst\'
te öerliefen / alg feet beele menfcöen / en bie nocö
23loeötöertoanten f
3lanötg-lupöen te laten in öoogöfie ellenöen en ftoarigöeöen« L^iet
na» as Öan Öet ernfligöe öerou en boete beg läepfergMauritij ober öter^j;
ipcbeöaeöt.] Beröalöen en öuncbtmp fulcbeen aiaetnietrecBtöfl^\'^\'
öigö te 3ön/ ten 5p öat ölpcbeöat fooöanigöe flcengigöepöt nooötbjen^
btgö
3P/ op öat öaer öoo? grooter en öeel meeröer guaöen anöerfing
radfcher topfe onöermtiöefpcb/ mocöten öermnöet toeröen. a®artt»^
fooöanigöen noobttoenöigöept / alfoo öe göeöangöene felfg nae öe wf.
öer lieföe öaer ongöelHCft met göeöult becö?agöen moeten / macÖ0C
öatop-göelepöten öeöolen toeröen /en öenanöeren öecboöen/ öatfP\'J
ub.z,c.zs. bomfligBertpDt öaer tegöeitg niet en öoen / öolgeng öet göeen topopg;
6 3 anöer plaetfegöefcö?eöenf)eööen / öan een ^^urgberom \'tgöemeen»^\'
fien ober te göeben.nbsp;. .

X X V. 5^aer onfe gDeb?upcb en 3tjn \'t toeï göeen jglaöen öie in öe

göebangöen toeröen: nocötang en ttoijffel icb niet/oft öet recöt
rantfoen-gelöt öan öen göeöangöente bo?öeren / ban ban be göene /1»!
öem göebangöen öeeft/ op een anöeren oöer-göetoefen toeröen: ^
be nature Ipöt öat oocft onlicöamelpcbe öingen öerö?eemöeten öerFquot;
öelt toeröen»nbsp;. ^

X X V L a^ocb foo Ban een en öe felföe aen beeïen öet rantfoen-gelöt (cffUl^^E
3Ön/ inöienöpbaneenenloggöeïaten3pnbe/ eer bat öP\'t rantfoen ßf
taelt öaööe/ban een anöeren göebangöen 5p:
toantb^efcöulöen?»\'
berfcöepöen upt berfcöepbm oo?fafien.
XXVII. let accoo?t ban rantfoen göefïoten 3ijnöe/ fiannietgeB?ofien toeröej\'^
om öat men berfiaet bat be göebangöen rpcber en ban meerber öertnj
göen 3Pn / alg tnen öaööe göelooft: toant naeöet upttoenöige
reept
©olcben / toaer öan top öanöelen/ niemanöt göeötoongen toeröt te öf/.
bullen\'tgöeen öp minöer alg öen öillpcben p?pg int contract öeg,
L,Lz. cn. ugßft/ tnöienöer geen öeö?ogö onöer en loopt/göelpcfi öerfiaen ban
5 ben upt \'t göeen top teboo?en ban öe contracten beröanöelt öeööen. ^

-ocr page 853-

bcSitSÄH^^^^öamp;efeptöcBamp;e^ öatonfeoDßiJanaöerti; öDeen^ïa^xxvni
iöp on pSf^^x op-öeuöt ötealaöcmepne bcrïtrügtngïje / bjelcïie
epaShnJ^^^l^^^^f ^^ öefept Öeamp;öen öat een acceffof, en toe-öaï ts öan

en faï öan /öte öem göeöangöen öeeft/ f
^aeSSf.^F^/ööÖenalsöwnbsp;toeïcamp;eöP fpecialöcö aengöe? ^

tnöienöe göeöangöen pets flepmeipcftöp ftcö
W panfnbsp;om öat öet ntet öefeten is. lt;©öe?

Öeeft /h^ ßecöts-göeleecöe tegöens ßrutus en Maniius göeaöötfeect
Öeeft Ln Änbsp;göenomenöeeft / öat öte ntet aengöeöaett t

^^ öfeTtifTtotft öat tn öen ticßer toaS/om öat öe ge?
ööetnbsp;öefttten. 5amp;aec uptöoïgöt / öat eentgö

3Ön / aKiW\' öetaöngöe öan \'t cantfoen fean ötenfifgö
Ä ö^» «PöÖ«quot;öom nocö öeöouöen ts»

ÖÖenoten /nbsp;tnöien öet rantfoen göemaecfet enXXiX.

\'^cfgfien^S\'^göeöangöen öoo? fpn öooöt niet betaelt is / oft öe
ÖÖereeöttl^i\'IJ/\'^Öutö^öÖ^P^^nbsp;HP öuncfet öat öeantb300?öt

«upji. ^mttKi inf^ coiuranen / tn

«p naöbp «nnbsp;\' öp fcöulöigö is te betalen,

boo? öet rantfoenbelooft toas.
fufflhS^f\'^P^^E^l/ ^^^^ op anöere topfe feanacco?öe?
^öten S/X?Squot;f/onöt öanöeeenbsp;öetaccoo?t göe?

fcöulötgö 3P fupberlpcfe / en öat öe geöangen aen?
0i«fv:.quot;\'denbJeröe/ nuntetalffnögbasirrftm »t£i.gt; rfPjnifnrtiiÄfi^^-ru / ma^p

quot;quot; ntetaisgöebangöen nae lt;©o?logöSrecöt........

öat öaectegöens oocfeaccoo?t
^^nbsp;/nbsp;befïemöen öagöe öie geöangen toas/

min natuucïöcfe/ en toecöen
öan ip, *\'^^\'«ttieectalfoo becö?agöen te m/ ten 3p öatfelaec öetops öaec

XXX.

öatnbsp;\' ^^^ Ööene öie upt-gelaten is op bec.

SftL wnbsp;^os laten/ toelcfee / eec öet öaec toe

j-T^v... 0»nbsp;\' öJeöec-feeecen moet in öe göebancfeeniffe. 3©p

Jöcfe öeiooft /nbsp;öÖ^^^Pöt f öat öe öaeöt ban een öecöe milöe?

nocö nae-göelaten toecöt; maec in beïoften

b^^t« tot ö/t glÄ^nbsp;^oHl öSöe

tefeeecen/ toant fulcfes entoasniet
I en löÄnbsp;ff«ß^öööenöe fouöe beöongen 5ön te becmoe?

Snbsp;quot;«t/ «quot;öe falooïfe öeVöept ntet

^^ »Jan öiSÄquot;^quot; / quot;SÜfÄ\'^ ÖP niet öoen fean/ öe toa.c?
^ o?ettgöen. 3©ant öat feomt met öenatuuclöcfeeeenbou?

tÖÖÖÖ3nbsp;öigöept

Lit.i^af.y.

poßdsm.
tieratius,
de aciij.

Pf-

-ocr page 854-

ïitöfici»terttip?«Bttö8eiïamp;tBeteroJjereett/ aïs? \'tgBem be jlomeirtif\'^^J

fiecfits-öbeleecbeïemnbaitblagbemetbooa-gbcfpeibe bjoojbett

\'t geen om oojfabe gftcgficben toas / be oo^fafte tttet gftebolgbnönDe\'/

[Vermeerderingh. (i.) ^UlCbSfieeft Pauius Balionius m\'Ct nflebfl«quot;//

3£inbe op bte conbitie los gfieïaten/ batfip carvaiai b?» maecben fot»r
toelcbe carvaiai geflojben toas / eer bat fip b?p gelaten toerbe; om
fiCCOOjfaben toille Mariana Balionius berifpt/ üb.so. a^ocft Paruta,

beröaelt be gfielegöentfiept befer fabe een toepnigö anbers. ]

Met twee-en-twintighfle Capittel.

Van de trouwe der minder Overheden in den

Oorloghs.

I.nbsp;De foorten der Hooft-luyden.

II.nbsp;Hoeverre dat haer verdragh enquot;Traflaet
de hooghfte ovetigheydt verbindt.

11 1. Ofcgelegentheyt tot verbindinge geeft.

ï V. Wat het zijn fal. indien daer yets tegens
bevel ghedaen ware; daer onderfcheydt ge-
bruyckt werdt.

V. Oft in fulcken val de andere partye verbon-
den zy.

V I. Wat de Hooft-luyden, oft Magifiraten
vermogen over de gene die onder haer zijn,
oft voor de felfde.

VII. Dat der Hooft-luyden werck niet cn is
vrede te maken.

V111. Oft fy oock flilftandt mogen

werdt onderfcheyden.nbsp;(f

I X. Wat vry-geleyde voor perfoonen»«\'^\'

ken by haer vergunt konnen werden. , «(f
X. Dat fulcke veibinrenilfe nauw en ,

moeten uytgelcydt werden, en waerotf gj
X I. Hoe men verftaen moet een ovetg«\'quot;
di.c van een Hooftman aengenomen is- jS

XII.nbsp;Hoe men verftaen fal de toeßcj,),«!
hoedinghe, indien het de Koningh®quot;
volck goedtvindet.

XIII.nbsp;Hoe te verftaen zy de belofte vSquot;
fladt over te geven 5

l|amp;g:bep«bbjcgueaccoo?benöeeft ülpianus oocfe befe
göeftelt/ toanneer belooft-lupben bet oojlogfié eenigö^4

j^w^wuuiaeiHen. w »ebben gfiefepbt/ bat men naöetf^l
^^ toeban ben öoogöfïen lt;aberöebengöWeben/S tnoet Pg

berfcöepbt: pes Overiten Liemena«« ampt is een ander , als des opP^^!
Veldtheers; deeerfte moet fijn laft en infouaie volghen , de andere
vry
^jck van de Hooft-fake raedtflagen en \'t befte doen.nbsp;^

^ Oft oocb/ oft fp öaer felben berbtnben i ^e eemeSTmoet b«
tet toerben «pt fiet gljene to? op een rniiummSnfm^

T.

L, convm-
ii\'jnnm D.
fatlis.

Libr, 4.

Cmr/tent

-ocr page 855-

ï\'ïö? öeit öfiencn / toïtfien top tot wn btcnaec ban
quot;PtgiielS^^^^^ / \'t 3P bat W toiUe uptbjucfofijcb berbïae«
bSfl^if öatfe upt be epöïjen natuce ban be inacbt- öbe^
c^tet camdenus op \'t gaec 1594. tn be upt-
öte be berm^ quot;^«F^^e ban Miranda, ftt be faecfte ban Haukins.] 3®ant
Söen /nbsp;öfieeft / bte oBeeft / foo beel tn Bern tg / bie bin==

ï«^a\'efaecK°iö®öet:mosBentBept noobisB5Ön/ Bet toelcfte in een
amp;gt;febanbS??nbsp;berflaen toerbem «©p ttoeeberle?

^atBten/(©fficteren be BoogBfie

betoö0pcfter-toijfe öBeiooft toerbt in Bare
öefieiiiin^quot;L^ftoocft buptenfulcftguptfpeciaïe berBeffinge
SengbenwTffiL®quot;?^quot;^^ biepublpcftelpcft beftent ig/ oft imttterg
öebben. «eictjer faecfte berBanbelt toerbt / en baer fp mebe te boen

ïerlïï^W^cö anbere manieren boo? toelcfte be BoogBfie lt;©bcrigBept 11 r.

/ bat Se biL. boo?gaettbe baebt ban Bare bienaerg/ maer niet
ïfCQfïeenggiiSi^^^^^^^nbsp;?P/ ttiaer gfieltjcft alg

J® toetentoijfe/

oft boo? be fafte felfg. Be
oocffifStt^^nbsp;nietalleen upt-b?ucftelpcfte/

SïLÖebbea; h.gt;nbsp;anber plaetfe aeui

niet SnfSnnrKSSf ^^^en fp foo topbt berbonben/ bat fp c...

toam metSffSSS\'^^^^

J^w owr fpn öiHÊieti gefieit Beeft / maet: alg ban eerfl/ m-

bien

-ocr page 856-

L. emcumq. btÉïi aßcöatiöflttSorti 0« föfec / öacc toe Bp Bettt ßebel öfiesBeöen W^k
f gt; T ZTquot; De aBene / öan toelcfien opentljjcfi aenoefcljjeöen is / öat me« «nj;
ü feäfi öem ntet öanöelen fouöe / en ts öp öoo? göeen ©olmacljttgöe te fioujej\'
s ^e e^ tnöten öet toel op-göefcöieöen is / maec fulcfiS en ölncfet niet/foo
^ ööene öaec öoo? göeöouöen / öie öem macöttgö göemaecfet öeeft / o^S!
/Ä foo moet öeconöitie öan öe^olmacöt onöecöouöen toecöen. a©ant«l\'
öien pemanöt göetoiït öeeft / öat op getolffe conöitie / oft öoo? tufT^ÖÏ
fp?efeen öan feecfeecen pecfoon fouöe göeacco?öeect toecöen / foo fal \'t
Boogölien fiillpcfe 3Ön öat fulcfesonöecöouöen toecöe in öie faecfie/
oöec ÖP göelielt iS. ©aec upt öolgöt / öat anöece Coningöen oft
feen meec / anöece minöec öecöonöen feonnen toeröen öoo? öe contract^^,
loan öare ©öerflenen (©fficteren / inöien öare toetten en o?öinantiett0j;
noegöfaem öefeent m* IBaer inöien men öaer öan geen öefcöepöt we^J
moet menöolgöennbsp;—.

PUM

\'t göeenfp öelooftöeeft: ten 5P öaf eentgöe 3©et meöe genoegöfaet«?£
fient spnöe /
fulcfes öelette. ©ocö foo öaer fieö?oaö meöe öermengÖt iP\'.
öat iS/ möienöP ftcö göelaten öeeft meeröer recöt en macöt teöef^\'^E
ais ÖP öaööe / foo fal öP oocfe öeröonöen 5ön tot öeraoeöinae öec fcB^®«
öoo?fön fcöuUït öeroo?fae^t j jae felfs om fön miföaet totWe »K
fuicfe een mtföaet paffet,
mt öe eecfle oo?fafeen toecöen öegoeöerettfi
öonöen / en fooöie met göenoegöfaem 5ön /fön öienfl en aröepöt/ oftjj
cöamelpcfee ö?pöepöt: upt öe anöere oo?fafee meöe öe perfoon / oft
öeren /oftalle öepöe/ naöe grootte öermiföaet*
Haer fiet gene top »fquot;
ïjeö?ogö gefepöt öeööen / fal oocfe ftanöt gi-ppen / al toaert öat oocfe
tnanöt gep?otefleert öaööe / öat öp ficö felöen niet toilöe öeröinöen /
öat öefcöulöt öan öeroo?faEcfete fcöaöe/ en öan firaffe öierecötöaecöiö^
ts / met öe mtföaet öecöonöen is/ en te famen öangöt/ niet öoo? ee«
toilligBen/maeröoo?eennatuurlücfeenamp;anöt.

Haer öetoöjalle-tööt/ oftöeöoogöe(©öerigöept öeröonöen toef
Oft öer felföer ©tenaer/ foo ts oocfe fefeec öat
öe anöere partpe meoe ög

öonöen toeröt/omöatntetfeangöefept toeröen öat j,etcontract
oftfeceupelgae
/enöanontoaeröen3P. ^oo öeööen top öan göefPÄ.

onöer-lt;©öeröeöentegensSopÄöft\'\'-^

nau ons nu oocfe öefien toat öie öermogöen oöer öe «©nöer-offit^

V.

VI.

/ ^ueriien oftiisagtpraets accoo?t en öecöjay^fti^
inallecmantecenöo?öer^cfe5öninfafienöiepuuröo?öeclpcamp;eni\'?^^^^

-ocr page 857-

timm to ^^^^^quot;^^^Oörfoglisen Vredes. 801

te boS ?nbsp;\' ^^ öÖ«^» öB^öeeïte ban öen

ïSecöét^pSftJfr^^^^nbsp;alöec-öolbomenile macSt

ööeöecßSrtöÄ^nbsp;öeroojlo?

recht om de faken rnbsp;^^^^ ^y hebben gheen

aenöe^erfentoaÄ« v.nnbsp;^eanttooo?öt öan Agefiiaus

»oe. De vrede S anbsp;maken komt het recht de Burgl quot;

^aedrsghemaeckthlH^ uquot;^\'quot;,quot; de Coningh Jugurthafonderb

»e zijn, welcke wv n,nln u *nbsp;^^^ Tonnen vaft en van krach- 37.

^aedt, noch door b^pinbsp;\'^oor authoriteyt van den

f nfche, ttotB öe Numanif\'r riP\'nbsp;öeeftnocD öe cau-

m öolcft nieröSßSnnbsp;toe-fegginge öet 0oom.

toaeratiSStXSB^^HÏ^^P ^^öers öerftlaert öeöben. €n foo

het Volck kan ve h5 ö^feggen ban Pofthumius: Indien daer yets is waer
^en werden, teSn/t^J^^^^ kan het in allen dinghen verbon-

S^ötenen/öet toel

Öebbenöenbsp;en foo beel öaec/ en öaceonöec-

SUünbsp;niet

VII.

Cafl.dcjuft.

-.fXibi.caf.s,

-ocr page 858-

nfctberöDm en^ijn/ gHöttefcBelöe«/ tjstttöe niatfttcn\'tbecttiooPj
öec ©elöt-oöer(ien / toant öe meefte ^^teöen en üBenfcßen söeöen lij^
ötcfetotlsS tn oojfogDe oöet / onöec conöttte öan öaec leöen / oft ootß ö?r
öept / oft oocö goeöecen te öeïjonöen / oöec toelcöe öe faßen meeften
niet toe-laten öat men Bet goet-öuncöenöan öe öoogöfte lt;©öetöept eeti\'^
ö?agcn fal. a® t gelöcöe teöen moet men öat cecöt oocfi geöen aen
ften öie öe öoogöfte niet en 5ön / in öie öingöen / öjelcfie öaec aenöeöoif\'
3ön te öettecöten.
Maharbai öaööe eenige iSotttepnen / öieupt öen ftasj
öpThrafymenusontfiomentoaten/ öetoöl Annibai tamelöcfi öette öjj
öaer toas / fön tooo?öt en troutoe göegöeöen / niet alleen öan öare lep^
te öeöouöen / gelöcfi
Poiybius al te öefneöen öeröaelt / maer oocfi iööJej\'
f^e öate 3©apenen oöer-gaöen / öat öpfe met elcfi een fileeöt fouöe lat®\'
gaen:
Anmbaiöieöouötfeaen/ öitöoojöjenöenöe: Dathecïnde
van Maharbal niet was gheweeft, fonder lijn willeen weten fijn
trouwe te gheven, aen den ghenen die haer over-gaven, daer door hy
foude verfeeckeren, datfe onbefchadight vryen vranck fouden henen ga^\'
©OlgÖtÖetOO?öeelÖan Livius oöec öefe öaeöt: Met Africaenfche confciejj
lie is van Annibal woordten trouwe gehouden,
g^aecom top M- Tulling*\',

öe faecfie öan Rabirius moeten Boo?en als een SCööocaet en
niet ais een ï^ïecöter. ^p toil öat sataminus met tecöt öan Rabirius
gljeiïagöen is / öen toelcften öe 25ucgöermeeftet c. Marius fön tooojf * ,
troutoe göegöeöen/ en upt öet Capitoiium toecö gelepöt öaööe: Hoe
k^f,

de hem fonder des Raedts befluyt trouwe ghegheven en toe-ghefeyt werde \'

feut ÖP: en öp öjöft öe faecfte alfoo/als oft Marius alleen fön troutoe
öónöenöaööe Haer
Marius öaööe öoo? öeflupt öes 2ßaeötS macöt fquot;^
fangöen/ toe te fien öat öet geöieöt en ißajeftept öes tsoomfcöen öoK»^
mocöte öeöouöen öjeröen. 3©ie ftan ontftennen/ öat tn öie macöt/ to^o
ftc nae öer ßomepnen göeB?upcft en toöfe öe öobgöfte toas/ oocfi to«quot;
toas öegrepen öet recöt öan öemtföaet te öergöeöen/ inöien öaer o»^
alle peröcfteï öan öeïSepuölöcgfionöeaf-göetoeert toeröen. [,^iet
luftius tn öe oo3logöe öan catiiina. ©an Confaivus tegöens öen ïlettfp
Valentin , ÖerÖaelt Guicciardin , Itkß-, een Cavillatie toelCfie öefe Öatt

ronietongöelötfien iSGnbsp;. ^h«

^ocötn öefe accoo?öen öer ^öerftenen ©elöt-öeeten/aengöefi^quot;J,tt
öanöeien öan anöer lupöenfaften / moet öe uptïeggingöe in-göetoöfw
toeröen/ foo öeeiöenature öan öet contract toe-laet / te toeten / opög^
öoogöfte oöerigöept öoo? öare öaet niet öetöer als fp toel toilöe/öet^
öentoeröé/of fp öare ampt öercicötenöe/fcöaöe mocöten fiomen te
9fifoö öe flltene / toelcfeein fuDbereoberflfiebfnMtó ban hen ©elt-o\'^L.

X.

XI. ?ïlfoo öe göene / toelcfee in fupbere obetgöebiit^ ban öen
ften aengöenomen toeröt / toecöt göeamp;ouöen met ftilcfe een recöt
nomen tesön / öatöe obertoinner/ \'t 5p a^oningö oft ©olcfe /
belieben en goetbuncfeen met öem mat® öanöelem 3®aer öaneen w»
pel is in
Gentius ritomng ban iiiyrien, en Perfeus l^oningö ban JPV/
bonien/ bie öaer felben ö\'eerfte aen Anicius , be anöereaen Paulus o»

-ocr page 859-

XIL

i:

lil

t\'li

i\'i
amp;

Het drk^en-tmatighfie Capittef.

Van de particuliere trouwe in den Oorlogh,

\'\' iSSlStrS ^^^ ghevoelen , dat dc
^yaiiden sWev^n Knbsp;quot;ouwe aen den

j zijn. ^«\'ea hebbende, nietyeibonden

\'V aen een Zee.
jnbsp;weiden :

jnbsp;J\'iei niet uycbe-

^i^tf^i^nbsp;Shepaft op belofte

y «iffr^nbsp;Ilt;eeren in de gevancke-

\' met ten oorloghe tc dienen.

€M«0öB^battlt;:icero tg eenoesfi tn aïfe mangmonöti oock

teitshet gheenydereen in \'t particulier daer de ghelegentheyt en
™op des tijdts den vyandt mocht belooft hebben, in fulcks moet

ë^^^^tm^^^nbsp;iöecwn/ nanteïijcft/

berfcDeelt nict fn öe tcou.
i^m / öamp;SiSecötg-öcIeeröe geöon^
öemaetfet/WfS, ^^ atcoojöm puöïöcaueïöcft met öcBpanöen

Bart. in t.
convetnion,
D. depatiif.
Zojl m apo*
/qg. contra. \'
Schium.

pmaeét /atcoojöm puöïöcaueïöcft met öeBpanöen
N^^PatttotSfÄ^J,!!^^^^^^^ ï^antaensöefiettöeparticnKere
gï^\'tfieftfeSSffiJS*?^^^ ^^ öet;fit;ö8een/ toat fianöetröan

«wööetöoöötfïaen omaaen / mieö ö?pftepötöan öen göeöan^-

itttt anbsp;Ööenen

VIII.nbsp;Niet wech te ïoopen oft ontvluchten.

IX.nbsp;Dat een gevangen fich aen een anderen
n iet kan overgevenv

X.nbsp;Oft dc particuliere van hare Overheden
moghen gedwongen werden te volbrengen
\'t geen fy betooft hebben.

XI.nbsp;Wa-«vooreenuytleggingemeninfulcke
acccarden falgebrayckea.

XII.nbsp;Hoe tnen verftaen fal de woorden van
leven , kkederen , toekomfte, byftandt.

X II r. Wieghcfeydt kan werden by den vy-
andt weder-gekomen te zijji.

XIV.nbsp;Welcke ghenoeghfarae hulpe zy, in
overgevinghe onder ccmditie gedaen.

XV.nbsp;Die dinghen weicke tot executie beJioo-
ren, maken geen conditie

XVI.nbsp;Vande Gijfelaers van fulcke accoorden.

I.

-ocr page 860-

öïjcnenüecfiwaen faï fionnen toecöen / tnöien men öe sfiettroutoiaöepi\'t
in \'t tooo^öt - öouöen tuffcöen öen pacticuliecen toecö neemt* ..
H. ^at meec is / ntet alleen öecöinöt öen pacticulieren öe tcoutoe öow
tooo?bt en öelofte söcööeöen aen öen öpanöt/ toelcfien öet cecötöecöoif;
xramp;.3. r.T9. boo?fulcfis ficut / mBccoocö Beu ceu ficupcfi cooöer en ^ee-cooU^J
ïib.i, I r. in \'t pacticuliec göeoöcöen / eöen foo toel en öafi/ als top ötec öoöen 0.5J
bepuöhjCQue tcoutoe oöefepöt öeööen. ^tt onöerfcöepöt iffec/ öat/JJ;
öten öen ööenen öie pet öelooftöeeft/öan eenen anöeren eenige oncefD»\',
öeeröigöe öreefe aengöejaegöt ts / toaer öoo? ÖP tot öeïoöen lt;S öeW»;
göengöetoojöen/ öe göene öie öe belofte göeöaen öeeft/ matööerfoS
fien öerftellingöe en ontfïagingöe / en foo öe anöere nieten toiï/ maf|/
aen öem felöen nemen, ^et toelcfie göeen plaetfe cn öeeft tn öie ö?eeff/
toelcfie fp?upt upt een puölöcgue oojioge nae \'t recöt öer öolcfeen.
inöien oocfi öen eeöt öaer toe göefeomen ts / foo fal in aller manief^\'J
p,z. moeten öolöjacöt toeröen \'t geen belooft is / öan öen genen öie\'t belog\'S
3. $.4. öeeft / foo
ÖP öe miföaeöt öan troutolooföepöt en mepneeöigöepöt W;
ontgaen. iBaer fuicfe een troutoloofe mepneeöigöepöt tegöens een
ölöcguen öpanöt öegaen/ pleegöt öan öen menfcöen gefïraft te toeröen;

maer ift tegöens een flrupcfe-cooöec en flcaet-rooöer/ pleegöt upt
öer göener/ toelcfeer öoo?öeel öaer aen öaft ts/ ongeacötfielaten/ en ö^^*
öeöingöeren göefien te toeröen.nbsp;..

III.nbsp;^n öefe particuliere troutoe fonöeren top felfs oocfe öen minöec-
göen nietupt/toelcfeecs flaet fooöanigö is / öat öP öe öaeöt öerfiaamp;
3©antöe25eneficien/ toelcfte tot öoo?öeel öan öeminöer-jarigÖe

öie feomen uptöet 25urgerlöcfee recöt. USaer top onöerfoecfeeti öet
öecBolcfeecen.nbsp;.

IV.nbsp;jaanmifbecflanbt öebben topoocfe op een anöec plaetfegöefepöt /
7 quot;quot; öet felföe als öan recöt göeeft om öan \'t contract af te toöcfeen en n^

öouöen / inöien \'t göeen öoo? miföerflanöt göelooft iS / öat öet in\'t öe»
fianöt öan öen göenen öie öelooföe / feracötöaööe öan een conöitie. ^

IBaer öet ts een ftoaecöer flucfe om te öefïecöten/ Boe öerre ftcöj:
macöt öer particulieren in öet acco?öeren en toefeggen uptflrecfie.
öet göeen\'t göemepn toebeöoo?t/ ban een particulier pecfoon niet 5:
feonneöecö?eemttoecöen/ ts göenoegö öefeent: toant aengöeffen Jf;
fulcfes felfs öen ©elöt oöecflen öer oo?logBe niet toe-gelaten is / alS^
yI
7. tecflont öetoefen Beööen/ beel minöer fal öet öen particulieren toegPL
ten 3ön. IBaer öan öaer-lupöer toercfeen en goeöeren magft onöerfofj\'
toeröen/ alfoo Bet ficö laet aenften bat öefe oocfe öen öpanöen ntet
nen toegöeflaen toecöen fonöec eenigöe fcöaöe en naeöeel öan öe pactp\'
öaec upt öan fcöönt öat fooöanigöe accoo?öett ongöeoo?loft spn / foffl
Ï25urgöeren/ öan toegöen Bet uptfleecfeenöe recBt öer 25urgBecft®
alSöengBeBup?öen ^olöateit/ om öe troutoe öoo? öen
göe3too?en. iBaer men moet toeten / bat fooöanigöe öeröonöen en
coo?öen / toelcfee een grooter en feecfieröer guaeöt ontgaen / meef %
öerlijcfeais fcöaöelpcfi/ oocfe öoo? öet
gBemeen befle öeoo?öeeït

Lih
5

V.

eap.zi.

-ocr page 861-

SSS^SSSSFSi?.-

.....

maccöegmraic

fo j en mofte- jquot;to^nbsp;Regulus, feptCice-

»oren nochnbsp;»«^-dfn on^der v^Sn nfet

II

Horatiusnbsp;door meyncdigheyt. «J^nfeflCftfiWtegen niet/

wwnpotRtebeïpben/ öatfpinfeftewpraetfent« vii.

-ocr page 862-

ïen toetret-Somen / öat f^ tegfienjs tien genen/ teeïclie Baec m mne mafl^
Beeft / nietenfujienten oo^iogamp;e inenem ©an\'t eerfte Beööen top ^^
«Êyenipelbp
Thucydides X öaer öe^ltBomenfen/ alfoo öen EaceOent^»\'
u.i, niecggelooöen / öat fp npt Peioponnefus fmienöertrecöen / en noptöfl«^
toeöer in ftomen, ^et anöere ig nn ter tijbt feer gBeöi«Pcfeeliicft. ^^r
oubt €xempelba«tWcftg ig bp
Polybius, öaeröe i^wmiöierg ban a«^\'^
carloggBelatentoeröen/ onöerconöttiet Dat niematidt vanhcn-iuyJquot;^quot;

vyandtlijcke wapenen teghens de Carthaginienfers voeren foude ^ieCÖ^\'

G^ithk.3. ïijefteaccoojt binbt men oocft bp Procopius,ban ben Bcmkn

mt acc0o?t feggften fommigBe öat ftracBteloog en öan göeenber tofl^t^
ben SP / om bat fiet ftröbt tegBeng be plicBt bie men ben ©aberiat^^
fcBblötgB tg» IBaer niet alleg toat tegetis pemanbtg pïicBt ig / ig WZ
om oocft ftracBteloog en ban ontoaerben/ getpcft top elberg/ m oocft Pé
boo?en gefept Beböen. 59aer-en- beben föo en ftrpbi Bet tegeng bie xAm
niet/ Betn f«lbenb?pBepbt te bertoerben boo? ^töelooben ban een fa^^i
toelcfte öe J^panöt nu tn fön macBt en getoelöt Beeft. a®ant t« fafte ö^
p
©aöerlanötgentoerötöaeröoo? niette arger/ öetoijl begftene öie#^
bangöentg / inöien Bp niet berloft en bjeröt / boo? \'
t ©aberlanöt foo if^^
algberlo?en ig te reftenen.

vin. fommigöe belolKn oocft öat fp nietfulïen toecö ïoopen oft onttoi^^
ften. ^te Mofte berbmt öaer / al ift ba^
be/ bw ftücftg belooft ï^böen/tegeng Bet geen fommige baerban^
ïen. 3®antbao?fooöani^eöeïoftepleegBtmen/ oft öet ïeben te öeBot»\'
ben/ oftfacöterenDeleeföertractatitent enminftrengebetoarinseöe^\'
too?öen te toeröen. maer inöien öpöaer nae eerft göeöonöen en Äj
ten^röt/ naeöatöpfulctoöefoftegöeöaen öeeft/ foo falöP Ä^a«
eerft fpner belofte ontfïagöenspn/ inöienöpöiegöeöaen öeeft/ ÖP»^^
ÖP ntet foüöe gebonöen nofö göefïoten toeröen.

IX.nbsp;ï|ettgonberftanbelijcftetgt;pl0mptebjagöen/ oftbe gfteneöfegeb^i
göen ig / aen een anöeren ficö fouöe mogöen oöer-geöen. »nt öetnlt;!f
alg al te feecfter en öaft gaet / öat niemanbt öoo?fiin accoo?t eenanöet^ej;

eenföeeig boo? oo?logög recKXe?beeïSo?%unS

bte ben ©o?log boert/bolgeng\'t gene top öier

X.nbsp;^elangöettbebe effecten mtoercftingöe ber
lpcfteb?agöe/ oftparttcuïtereperfoonen/ foo fp nae-ïaten
en belofte te öouben/ban Bare ©öerigBeben beamp;?en SÄÄ
öaertoegBeBouïwntetoeröen/ om Bare beloften te öolSenTSni^ïïv

i^\'^\'tHiMifquot; wu^tMüyt;/ om 0?t recpt ber ©olcften / öoo? \'t bJei^^i

gBeöonöenspnötegBene/öieoo?logöe boeren/ö\'een öen a^^^^^^
jeöoen/ felfg ober be baben ban particuliere/alg/ na^^
baneen parttculte^ergonber bpanben lt;©Befamei^öefcöStoft
ïepbisöettoareiH ^BaböecomefiusNepossBefitrieben/

Liki.Ciip.ó.
amp;

ßq.

-ocr page 863-

«U meSÄ^^nbsp;moet men boïgöen btereguïen/ toeïcfee x r.

öen SetaSnbsp;^ ^^^ ban De epgenfcöap ber toooj.

«n bSnbsp;f^^t« nae-ramtngöe ban be mepntngöe/ tJ;U\'

om fön bipSht tfÄnbsp;en fieeft ntet met eenen oocfe recöt x 11

oocfenbsp;^»öer be feleebecm toecben be 1

berföepben bingfren.
pefeoKL/aiJniÄ^^^^^^^nbsp;aïsbtetotm\'t

WmeTtkfe Äf / ï\'P toebec-gefeeect ts tot ben bpam/ x 111.

P^t©panber^?f^^^ toecben/batfjp5\'ptoeöeromtnbemacöt
Jöcfe / fotteïftfetni/quot;^^quot;^nbsp;noemt
Cicero, een beb?legi..

^an öen cSfoföeb^tesöelöcfee argölifitgöepöt/
accoo^ben ban obemhVhttirrrt.» ^a«.»»nbsp;r. ..r...

1

fji

M

XIV.

«^t gebaec pit m^^Xf^nbsp;ujeroen to.,

^Äpienh^^^f^^nbsp;Proco^s,

«P-^fieen anbere

toapenen
► 5^atter
\'tgöeficöt
betegfien^

i.c.s.

-ocr page 864-

tiet viet\'enr-twintighfie Capittel.

Van ßilfwi^hende Trouwe cn Belofte,

I.nbsp;Hoe dat ftilfwijghendc trouwe veï|slicht
cn verbonden wetdt.

II.nbsp;Exempel in eenen die van een Volck oft
Coningh begeert in befchtirminghe aenghe-
nomen te werden;

III.nbsp;Die te famen-fprekinghe verfoeckt, oft
toe-latet.

IV.nbsp;Dat defen niet-te-min toe-gelaten is fijn

faecken voort ni fetten , als hy den tTamei\'quot;
fpreker niet en befchadighe.

V.nbsp;Van de ftomme teytkenen die uyt gewoon*
leyetsbeduyden.

VI.nbsp;Van ftilfwijghende toe-flemminghe
eenighe toe-iègginghe.

VII.nbsp;Wan-neer de ftiaffe flilfwijghende verge-
ven werdt.

m Javoiemus git «fet «uaï0cficit öftefepiit/ bat oocft fitiftoii^
öBcnbceentöfic ötngöen teraccojbwct toeröen/ fiet toeïcbe ti*
puölöcque/ en particuïiere/ oocft bermengfiöe accoojöene«^
^ ^ .nbsp;paffe bomt en göebeurt. ^e oojfabe befe / o»?

bat öe intotïïtainsöe en toe-fiemmtngöe op öoeöantgöen toöfe öte oocb
3? te bennen göegöeben / oft aengenomen/ ftracöt öeeft ban \'t recöt obef
Ltb.z c.p.4. te ö?aeöen. m foo 3pnöet oocfe anöere tepcfeenen ban toe-ftemiiitngÖ^
§ ais tooo?^n oft fcö?tften / ais top meer öan eenmaeï nu aengDetoef^f»
öebben. .^ommtgöe 3ön oocfe ban naturen tn öe fafeefeïfs.

©00? drempel fean öienen eener / toeïcfee / oft ban öen ©nanöen / oft
ban öen uptöeemfcöenfeomenöe/ ftcö ober-göeeft tnöebefcöermtngï)^
baneentgö©oIcamp; oft Coningö. a^ant öaer niet aen (laet te ttoiiffeieti/
oft fuïcfe eenen öerbinöt ftcö Hiïftopgöenöe/ öat
öp niets faï öoen tegens^
öien flaet / in öen toeïcfeen öP befcöermingöe berfoecfet. baerom met»
ïïtet toe-flemmen ttioet öen göenen/ toelcfee öe öaeöt öan
Zopy rus fegg^»*
buptenbeflrafrtngöete 3ön; toant fijne troutoe tot fön Coningö en fi^»*
met bpntfcöuïbtgöen fpne trouïooföept tegöens öen göenen/ tot toeK^
fee ÖP fonen toe-bïucöt genomen öaööe. let felföe moet men oocfe
Liv,iib.u öen ban
sextus, beloon ban rarquinius, öie tot öe Gabiers öem beaeöet^
öaööe: ban
Smon fept virgiiius:nbsp;quot;

Hoort nu der Griecken loos en liftighlijck vermaen,

En uyt eens fchelms pradijcq leert aller doen verftaen.
mm meöe öte tTamen-fp?efeinge oft berfoecfet / oft toe-flaet en öer^

gunt / öte beïooftfltïftopgenöeöatöerfamert.fp?efeersb?pen onbefcd^j

ötgötfuicfes mogöen öoen. Livius berfeïaert öat öoo? öe f panöen onö^f

te befcöaöigöen/ öet recöt öer ©oïcfeece\'J
göefcgenöef toeröt: en öoegöt öaer bp/öat

toofelpcfe öerbiofeen ts. cn. oomitius, om öat öp Buairus Vöeii conin^g
öecAvernen, onöerfcöönbatit\'famen-fp?efeingöe ontöoöeu/ eninff

Lib.i-cap

ii.

JèJttid.z,

MI.

LA.it,

-ocr page 865-

ontfangöen Beböenbe/ gftebangöen en tn be öoepen göeflagen

ßc 2!nbsp;Valerius Maximus ttiet btt oojbeel ööeb^anötmercfet:

dpnnbsp;begheerté van sjlorie heefc hem gedwongen n ouloos te wer- \'

mp bktoonbere toaerom be^tö^öber ban ßet
DiW?;! ïf\'^^^^amfcöe oojlogen ban c«far, \'t 5p bat öte Hutuis, oft Op-
WfSquot; SBelötfee öaeöt öan
t. Labien us beröalenöe / öaer öeeft öp-gße^

«he * ■ ^ geoordeelt, dat fijne (namelÖCÖ / Öte Öan \'Comius) ok-
tPH^^^li^\'^ fonder eenighe trouloofheydt konde bedwonghen werden ,

enmeerjp öet oo?öeeI öan Labienus, als öan öen
25oecösf»
[Agathias öefcöulötgöt met retöt öen lunne
ÖP
Narfes, toecö gaenöetipt öetTamen-fpjeßtnge/ met een
SI V totllen öoo?-fcöteten / uhx]
itfe rti^Hï^r^ï ^^^ ^^^ flilftoögenöe toille niet öerber trecHen/ m
fleba?S a^antais maer öen t\'famen-fp?eamp;enöen göeen leeöt

ftöiin öan t\'famen- fpjefeinge öen öpanöt
bo2hi»! / ä®quot;oo?logöSraeötfl[agöen/ enfönboo?nemenonöertufftöen
tSSLnbsp;troMlooföept göefcöieöen / en toeröt onöer goet en

öenbsp;ööerefient. öeröaïöen öe göene/ toelcfee öeficaften öat

feeS-SP^^f ^^^^ ö?eöeöeö?ogöen toas/ öeböen niet foo
eSiSÄ
nbsp;I öe tcoutoe / als toel op öe eere öan een öoogö

öenÄ ^nbsp;^^^^\' göenoegö fean öerfiaen toer^^

.Äpftamu:
civtlium.

,17. amp;lib.

öeo?og0/ öaer öoo? Afdrubai ftjn i|ep?feracöt upt öeff\'-
Snut h^SÊ^^ göereööet Beeft / en öaec öoo? öe ouöe scipio Afri-
foo Li^.fKE^Ü^^^^^^ ban öetleger ban syphax berfeuntfcöaptöeeft/ \'
tn bcÏÏfS\'f^ 3©elc6er Cjrempel
l. Syiia nae-gebolgöt Beeft ^o.
linuf
nbsp;ö® 25onbtgBenooten bp Efernia, foo men bp Fron-

B./?] ^^ ^^ Diftator tegBenS be üfipeten, Appianus, excerpt. U- Lib.i.cap.;

tepSSPLïfi\'^^fquot;*^\'^.^-.\'^\'\'»*^»^^ tepcftenen bie boo? getooonteöaer be^ v.
iJp öe XISSquot; L ^öelöcfe eertööts öe Oap?-fnoeren en lt;©löf-tacfeen/
öet op-flefeen öerfp effen / öp öen ïSomepnen öe
ootmochfL?.?®quot; Booföen gelept / tepcfeenen toaren öan onöeröanige en
penennbsp;^ toelcfee öeröaïöen öeröinöen om öe toa^

«eemt/SJhJf fnbsp;liegBene / toelcfee öe oöergBeötngöeaen^ f ^

ts. |eöenföaegöS 5ön toitte ©anen een?gt;. \'\'
Wfeanwnnbsp;\' ^^ öeBoo?t t\'famen te fp?efeen: fullen oocfe 3«

(quot; ) ^ ^^^^^ öeröinöen/ ais oft Bet öoo? tooo?öenöecfocöt

^aS\'Slhjquot;/^®quot;\' 25pöett©ecfen öe öanöen op öen ruggöe te
^\'^mt^SiLfilT^r^^ olJer toelcfee plaetfemen fean nae fien
öfiefeeertfiS?lïquot;®quot; Lmdenbrogius. ^e ©aeuöelen en ^cöilöeu om^
Wnbsp;Ammianus aéntoöfl

«MMenneöerteïatenöalen/ÖpLatinus Pacatusin Pancgyrico. 25p öen

IV.

Liv. lib. 42

-ocr page 866-

^ooööamp;uptfcBen/en naöaer Crcmpei bp anöeren groen-licupt toe-rept^
ben / [quot;limus, iib.22,obeebjonnensönbc/ fïcöober-gbeben/ bibbert
ongebjapentootntoebeïjjcb gbenabe/ fept
servius op

(2.) 25p be ^oo?berfcöe boïcben is bet aengfiefleben bper een tepffteö
bat men fp^abe te fiouben berfoetöt / aïjs
Johannes Magnus, en anbere
beneben.
plinius,/ü./j.M^.io, ban benÊaurier-bOOm: De felfde is vre-
de makende, als welckeuyt\'ghellcken zijnde, felfsonder
de ghewapcode
vyanden een teycken is van ftilte,^

VI. toe-feggingöe ban ben ©elbt-öooftman göebaen / öoe berre tü
moet göeöouben bjerben ban öetBolcfroft Coningö ftilftoögöenbe to«;
göeflaen tejö« / fulcbs öebben top ootft öter boojen göefepbt / te toetet»/
toanneer be baebt is befeent göetoeefï / en pets göebaen / oft nietgebaert/
ban toelcfee fafee göeen anbete oo^fafee fean göegeben toerben/
ais be to»^
le ban öet becbonbt toe te flaen en goet te feennem
VII. ^e becgöebingöe ban flcaffe en fean upt öet bloote gfieen gfielaet öaef
ban te mafeen / nietbefloten toecben ^ maec is noobigö batbaecfbobatti^
göe baebt bp feome / toelcfee/ oft uptfiaceepgfien aect b?ientftöapbetof^
ne/ ais becbonbt ban b^ienbtfcfiap/ oft eengfieboelen ban foobani#
beugöt / toeïcfeen met cecöt alle boo^gaenöe fepten beöoojen
bergfiebet^
te toecben/ \'t 5P bat fulcfe een göeboelen öoo? tooo?öen sptefiennettgÖff
göeöen / oftöoo? öingfien / toelcfeeboo? maniere en gfieb?uptft ittgefb^^
3ön om fulcfes tefeennen te gfieben. fPoiybius tn be öèöouöett €jttraft^
bec lt;0öefantfcöappen/ num^iz« beröanöeït öefe b?age/ oft be draffe bet^
göeben 3önbe ben gfienen /bie \'t fept öeö?eben öebben / ootli becgöéb^
3P ben göenen/ bte baec toe bebel gfiegfieben fiebben. Scfe mepn^tteert\'
toant een pöer moet fön miföaet b?agfiet»»]

Het v^f-en-tvfimighfle Capittel,

Befluyt, met vermaninghen tot Trouwe en Vrede.

v. \'Oock den overwinner.

Vnbsp;1. En den genen, Welck« faecken twip\'
achtigb ftaen.nbsp;,

V11. Uat men den.ghema«Jcten vred«!quot;.^
hoeghfte forghvuldigheydt en eonfcief^
moet otideihouden.

Vnbsp;111.- Wenfch en éynde van •fWerck.

I^be öter acöte iCfe bat icfe mogfie mgn 3®ertii epnbtgfie«/
bat icfe alles göefept öebbe\'t toeltfe toel feonbe gfiefept toer^JJ
tnaec battec göenoegö ööefeptis/ ombe funbamententew
göen / op öe toelcfee / foo pemanöt feoflelö^er toectfeen toilfS^
boutoen/ falfietfoo beere baecbanjijn/ bat icfefiemfulcfes fouöeiJquot;
eunnen/batfipoocfefelfsöancfebaerboojb^lenfaï.

I.nbsp;Vèrmaninghen om ghelóove te houden.

II.nbsp;Dac men in den Öotlo|h aUe-tijdtopden
vrede moét het ooghe hebben.

III.nbsp;En dafmönfèöockmetichadéfélfsaen-
nemen mofet , infonderheytde Chriftenen.

I V. Dat fulcks voordeeiitk is den genen die
ovèrwónnamp;n fcijn.

I.

-ocr page 867-

SenecafnS^nbsp;fOO

«ïSentfffnbsp;»tief metmonîKtrntm bt oppem

m/ SmSS^\'^fequot;Lﻫquot; snb««boo? flraffe bebucftt
Äen jiSflÄnbsp;öBeloobeen troke toeTft

ceaS^SÄ^^^^nbsp;tecôtbaerbtgbeptbeeft toeiin ôa^

ioobe/ntrS?2îS®01nbsp;J maerbenbanbtban ge^

^^^mùXX^^^^nbsp;en openbaer / jae toerbtf^ïfg00%

ÄSHSsSSkääb quot;

wrufict cVfteûmnbsp;beaütßo?iteptban \'t mm

quot;»«t ttoöffeïenbaeraen/ofbe gene/
fiaet Snnbsp;^n-geben om tebebjtegljen / boen felfg \'t
neen fi

«Ofô/enbanSorgleÂ^nbsp;omganefe: ©oeg£it baec

îîanÂTaat^râf f»\') ^P/rocopîus,fpjebett be45Befanten

befe aenfpjaeX 0 Coquot;

^aer

-ocr page 868-

IL g^act na foo en fean oocfe tn \'t aantfcfie öeïepöt öci: oojïose niet fieÖJ^J
öett toeröen wngöccufï en op »août öEtroutoenöe sDentoeöt/ tenspwa»
öet alle-tpöt uptftet/ en fpn oogöemercfe öeeft op öen ö?eöe 3©ant saj\'

orM. ad C^. luftius Jjjaeracötelpcfe gefept öeeft : Dat wij fe luyden om vredes
Eftft.i.ai ooriogevoeren
: öaecmeöe öefp?eucfeeÖan Auguftinus oöer-een-fiemt*
•ionif. Dat men gheen vrede en foeckt om oorloghe te voeren, maer dat de ooüog^
y Tüiit c.z. gevoert werdt om vrede te verwerven. ^elfS Ariftoteies feefiraft meet Ól?

B.OStl.IÏ.18

fee tn öe oojlogöe mee|i upt-(ieecfet i öaerom met meeröer naerlïigöeP®*
moet toe-geften toeröen / öatöet met menfcöeïücfeeöefcöepöenöept »JJJ\'
göe göetempert en göemattgöet toeröen / op öat top ntet te im öe Wwquot;®
bieren nae-öolgöenöe / öe menfcöelpcfeöept onttoennen.
III. Snöten men öan göenocgöfaem öerfefeeröen b?eöe öebben fean / öO»?
ttae-göebenenquötfcöelöenöermiföaöen/ fcöaöen en onfeofien/ fooequot;
feomtfe nocö niet te öuur te ftaen: infonöeröepötonöeröenCöaiflenew
toelcfee öe Heere fönen b?eöe bp(€efiament nae-göelaten öeeft.
befie uptlegsöer toil/öat top/foobeel mogöelpcfe is/ foo beel in onsJi?/
fiaen nae b?eöe met allen« Cen eer Ipcfe man fiaet toe en boegöt toel / ö^quot;
aeitbancfe öer (©oilogöe tegens fjjn toilleen öancfe te mafeen / m öet«?^
terfie niet gaerne te berbolgöen /foo top bp
saiiuftius lefen.
ï V.
mt eenigöe mofi ons toel göenoegö 5ön / maec göemepnelöcfe tt^^l
ons öaec oocfe öenen öe menfcöelijcfee nuttigöepöt en pjofnt. Cn
eecfl öe göene / öie minöec becmogöen cn öe fïoacfefie m / aengöefienj;
ïangöe flcpöt meteenen öie macötigöec
is / göebaeclpcfe ts / en foo t«^
te fcöepe pleegöt te öoen / moet meecöec becöecf öoo? eentgö obec-öoo?^
toecpen/ boo? göefeomen toecöen/ naec-latenöeöentoojn/ enöeÖOïSi
fieö?iegöelöcfeeisaeöts-lupöett/ foofe
Livius toel noemt. ^ttfp?eec0»

Ariftoteies alöUS Upt: Het is beter voor den ghenen, die meer vermoghC\'
wat van haren goederen te verlaten j als dat fy door oorloghe overwoon^^
zijnde, te ghelijck met haren goederen t*onder-gaen. [Philo bflttöetnf^*^
Itnge eens #?incen / fept tn öefec maniecen: Den vrede fchoon metgroo\'^

te fchade verghe felfchapt, is profijtelij cker als de oorloghe. ]

V. IBaec oocfe öen genen öie macötigec jpn / toant öacc fafeen toel fia^i
öe / foo öe felföe Livius niet min toaecatötelpcfefcpt/ts öe teeöe vcm^^
en öeeclpcfe boo? öen göenen öiefe göeben en bergunnen j oocfe betec ^
bepligöecalSöegöeöoopteobectoinninge. a©antmen moetöeöencß^

öe göebaeclöcfeöept öeC00?l0gÖe^ en foo Ariftoteies fept j Men moet be^
dencken hoe veele, en hoe onver moede veranderingen in den oorloge VOO^

vallen konnen. 2iinfeetfeece©?atfeboo?öcttbaeöebpDiodorus, toeröequot;
beflcaft
öie göene / die de grootheydt van hare bedreven feyten verheffen»
even als oft fulcks niet en ware de maniere van \'t gheluck der oorloge, vooj\'
fpoeten teghenfpoet te verwiffelen.
CnöeinfonöeCÖept(tóct te b?eefeftK

bieren

-ocr page 869-

Eynde van \'t derde Boeck.

opfulcfietottMtfen aïs fiet ^öitmö^ vi i

beoarttcultcce

f^fiamp;fifi 3

-ocr page 870-

ffï het leven »V/tn S, Lm^s^ (oningh uan Vrmch^ck^y

befchreven vanloinvilhm in\'t S9 capittel^

E ghene y ^ekkie in den grooten Raedt des Coninghs waren» bC\'
rifpten hem dickwils, dat hy foo veel raoeyten dede om den vred«
onder derï Wtheeihfchen
herfbellen j dat hy qualijck dede dat
hy fe nitt eö liet oórïoghen , dat het een wijle daer nae wel te rechte
foude véfdragen werden. De Coningh actwoorde, dat fy niet recht en fpr®\'
ken. Indien, feyde hy, dePrincen en Heeren mijne nae-burenfitghen» d»\'
ick lichtelijk ghedoöghde dat fy onder malkanderen oorloghden, foo foquot;\'
den fy onder nwlkanderen fegghen 3 de Coninck der
Franeken laet ons tef
quader trouwen oorlogen, en fouden daer uyt een haet fcheppen tegens t»/»
en fouden tot eenigher tijdt my aenvallen, waer van mijnen Coninghrijck®
quaedt foude konnen ontftaen: Daer-en-boven foude het oock konnen gb^\'
fchieden, dat ick den toorn Godts over my halen foude, aengefien God fey\'»
dat fy ghezeghent zijn diearbeyden om de ghene dieon-eenigh Jtijn, tot vre\'
de en eenigheytte brenghen. Ick kan verfeeckeren, dat de
Bourgonjonsequot;^
Lottheringhers fiende des Conincksgoetheyt en rechtvaerdigheyt, hem fo®
lief ghehadt hebben, en foo onderdanigh geweeft zijn, dat
fy de verfchill^quot;
onder haer ontftaen, voor hem verhandelden en bepleyteden, Ick hebfe
nighmael fien komen d\'een
tijdt tot Parijs, d\'ander tijdt totReims, ope^\'*
ander tijdt te Meloin, ende in andere plaetfen, in welcke de Coningh was*

Wt des[elfden leVen, ^volghens de belpelen des Coninghs

S*- Ladowijck,,ghegheven aen Jijn S«on, tt}t de ^^tndei
Collegij der Rekeninghen m de Stadt Parijs.

Ndien eenigh verfchil oft klaghe teghens u werdt aengheftelt, of\'
derfoeckt de waerheydt foo wel teghens u, als voor u: Indien gquot;/
vermerckt dat ghy yets hebt dat een anderen toe-komt ^ \'cwelcK
blijckt dat ghy, oft uwe Voor-ouders ghenomen hebben, maecK\'
dat het terftondt weder-ghegheven werde. Hoedt u dat ghy gheen
oorlog^
voert teghens eenigh Chriften, ten iy dan door den raedt van veelen, ende
alfoo, wanneer ghy den oorlogh niet en kondt ontgaen. Indien ghy oorloquot;
ge hebt, onthoudt u van de Kerckeli jcke, en van die gene, die u niet en heb-
ben befchadight. Indien onder uwe Onderdanen oorloghe oft twift
ontftaef»
fiet dat ghyfe vereenight en bevredight foo haeft als ghy kondt. Siet dick^^^
toe wat de Bailjouwen, Provooften, en andereuwe Officieren doen, en doej
onderfoeck op hare handelingen, op dat, foo daer yets te verbeteren zy? gquot;^
dat verbetert. Maeckt dat gheen fchandelijcke fonde in uwe Coninckrijck
regeere.

-ocr page 871-

TienT)ruch^r aendenLefer.

Alfoo ontrem defe tijdt my ter handen ghekomen waren

riefes Schrijvers aenmerckingen op den Brief Pauli aen Philtmon,
hee^ft my goedt gedocht de felfde Rier by te voegen, fo op datfe
te beter mochten bewaert werden, als om dat daer in eenige din-
gen begrepen zijn, van ^t geen in dit Werck in
\'t i Boeck fcap-i,
«n 3 Boeck, cap.7. en 14. verhandelt werdt.

Hupo de GROOTS

^e»tejgt;c{eni?tghe op den \'Brief és ApofteU Paul 1

aen Phi lemon.

^Hlm eengevan^nChnfitléfu) Tot Romen fich houdende
in de bewaringhe van een Krijghs-knecht, aen dc felfde
keten met hem gefloten,
quot;DtGmiiivm druckt
acr ae oorfaeck uyt, als oock hier nae
vmg. Epbef,}. 1. 2.Tim. uS,
Waer voor Eph,U.u ftaet, gevangen in dc» Hceref ^

ond I-nbsp;Broeders noemden fich de Chriftenen

anderen om de ghemeyne weder-geboorte.
kan rnbsp;een ghedurige medegefel van
Paftlni, als men

C^roock by hem tot Romen ,

i»^»//?»».»» is een Grieckfche naem, vvelc-
Schrr §nbsp;Griecks Poeet, en feecker

hv toiT
gheweeft-

gheMiva^^ » ghelijck de Brieven van fgmtitu . ea andere Schrijvers

beminX -^efen P^i/rwö«-noemt FW^ fijnen geJiefden oft wel-

ïondeT^A®quot;quot;.nbsp;feerGodtvruchtighMan,

^erlinghe vriendtfchap hielt.

quot;, een van de Öuderlinghen, hoe-
derlintK \'■quot;\'^^^^^^i^efen waren. ^
H.kzoj?. Doch alJeOu-
dende Vrquot;\'nbsp;Vrouwen, die haer benaerftigh-

vj^oiiwen tot Chriftum te roepen, noemden de Apoftelen

hel-

-ocr page 872-

helpers in hare wercïc, Rom.iÓ.s.p. Philip,2.2 ƒ. Coloff.^. vm; /.
Ende der gheÜefde) Appia
is een Romeynfche naem: P. wert

nae de Hebreeufche manier in Ph. verandert.

Ende u4rchippo onfen mede-flrijder) Het fchijnt dat defe het werck
eens Euangeliften bedient heeft, woonende fomtijdts tot Ephefen j
fomtijdts tot
Coloamp;ü» Colof4,,alwaer Ambroßm ghetuyght»
dät hy daer nae gewoont, en Bilfchop geweeft is. Soodaniee placht
otó de moeyelijckheydt van haren dienft, fijn
mede-ftrijdefS

tenoemen, als te fien is,

En de Gemeente die tot umn hnyfe is) Dit moet van Phikmon verftaet
werden, aen wekken defe Brief voorn amelijcken houdt In des
den huys waren tamelijck veèl Chriftenen. Oock drie maecken eeP
Ghemeyn te, foo
TertülÜams ghetuyght, Soo werden de ghene,
in thuysvan^^»»/^en P»/«//^ waren, de ghemeynte ghenaemt\'
Rom.ïj.ts. i.Cor.ió.ip. endie\'m Nymphaehuyswarcn, Cohf^J^\'
vers 5. Ghenade zjf u-lieden , en vrede van Godt onfen Fader, ende onfen Het^^^
lefüChnßo.) Hy wenfcht haer Codes en Chrifti gunfte , en alle»
voorfpoet. welcke de Hebreen met den naem van vrede pleehen
verftaen te gheven.nbsp;ghebruyckt defen wenfch
dickwils, ^l«

/.C^.M. 2 C0UX.2. GaU.s. Epheft,2. Coloff.r.2, tjhefi.i^

Ickdanckemijne»Godt) ^yüln Godt fchuldigh te danckenvoo^
lijngaven^ niet alleen ons V maer oock anderen vergunt, RowJ\'^\'
t,Cor.f.4,Ephef.ï.j6,nbsp;°

. Vwer alle-tijdtghedachtigh t.ynde in mijne ghebeden) Defe felfde \\voOf\'
den hebt ghy mede in de gemelde plaetfe,
Ephef.1.16. daeruytghy
iondt leeren dat
ghebeden hier ghenaemt werden alle aenfpraken ae»
Godt, oock daer door men niets eyfcht, maer danck feyt.

ui^o tck,hoore me hef de, en geloove) Hy wijft de oorfaecke aen vai^
fijn danckfegginghe, hoedanighe ghy oock fien kondt in de aeog^\'
togen plaetfen ,
Rom.i J. iXor.t.4. Ephef.,.16, De liefde en\'tg^\'
loove werden hier treflijck met malkanderen in-ghefpannen.
1.C.M5. C74/.5.6-. Ephef6.zs, J.Theff.i.6, i.Tmoth,liA. enóA\'\'

Welckghy hebt aen den Heere

Ende teghen alle Hejüghen) Dit hoort tot de liefde. Heylige
denalleChriftenenghenaemt,als-E/;Ä^/:i.i.eneldersdickwils. ^
V«rs
OpdAtdeghemeynfchapnwesghetoofskyachtighmrde, in de bekentff»^\',
Kwgheallesgo^ts, hetmlckjn»^lieden is d^or ChrißHmlefum) Hief

vers 1.

vers4

vers 5

-ocr page 873-

^^««.behoteÄnbsp;Want die woorden wChriß.m

voor-gegaen is uwe geloove. Daer
^t welck PhilToZ^A^^\'^\'f \'\'gheftelt voor het gheloove felfs,

ghemeen hadde. In/e

quot;»^c^t^teTcrLn ^^^^^nbsp;bekent ge-

liefde Itl \'ainbsp;ule

»neen is T^^Xtnbsp;\' quot;nbsp;Heylighen ghe-

Jieren ghedaen \' fnbsp;«.wercken, weicke van u, en van an-

J^\'^ob.z.ï^. ^^quot;\'^^^S\'^loove werdt door de wercken betoont,

V^Senty^nbsp;Met recht, feyt vers 7.

uyt ontftaetnbsp;\' deughdcn , om dat ons

»n de f4righeden Pnbsp;bhjdtfchap, en vertrooftinghe

n^edeftaetlQ^^ Jj^^ynbsp;verdraghen, foo

JerrDeVnfc?^\'\'\'^\'\'^oor»verquicktz^ijnghemrden»

voor\'t|emoedt,

^^quot;ngheghd^fen ^nbsp;om datfy by er-

Heyden onderftandt \' ^^hare behaefliickheden%en be-
ïnbsp;»^v* rijckdommen.

bevolen Xef n^v ^ T fpoftelfchaps van Chrifto
fndiedtnghTn macT-tnbsp;en anderen Chrifte-

Vnbsp;u \' \'nbsp;^\'\'^buldighe plicht be-

^Sy^i^\'che gtCennbsp;quot; uytdeGrieckfche fpraeckein

wils beteVckerrpr?quot; quot;quot;nbsp;beteyckcniffe, fulcks datfe

èidde i//^. j . \' authoriteyt en ghefaeh.

^^quot;^ofdÄ^nbsp;liever aLen vriendt bid-vers

ick verneder my om te bidden,
LIlllnbsp;daer

^^^rcfy^ van onfe vriendtfchap
\'Kfoodmtgheenhen) Datis,ickve.

-ocr page 874-

daer ick fukkfien ben j als ghy my kent.

7e mtm Pattlfts) Stichter van foo veele Ghemeen ten.
Ben mdt mm) tot goeden ouderdom geibomenj-wekken ocx^
de otibekende veeJ pleghen toete gheven.

Ende mmk.eenghei/a»gben lef» Chrifti) Dat is, om Chrifti wilj^
ghevanghen, als wy terftondt g\'heleydt hebben. Den ghenen d^
fwarighey
t ver^l-raghen omeerlijckeoorfaecken, is men grooteeef\'
biedinghe fchuldigh,
Celojf.^^. iS. Ephef^u
vers IO. Jc^Rdde udm) Het Grieckfche woordt betey ckent hier biddeP ?
oft liever verbidden. De Slavenals ly yets mifdaen
hadden,pl-ach\'
ten een yerbidder voor haer uyt temaken, als
Donattts over Tefi^\'
/iwaenwijft. Dierghelijcke voorbiddingheilfer by P/i»i»xvoor
vry-ghemaeckte Knecht van
Sahinianus, Efi^.z i. A^np.

mynen Sone, welcken ick, in mijne handengheteelt hebbe) Den wel^\'
ken ick hier tot Romen, terwijlen ick ghevanghen ben, Chriftiquot;
ghemaeckt hebbe. Godes werck ift, den menfche te weder-bar^\'\'\'
Maer
fijn goetheydt is foo groot, dat hy oock lijn Dienaers toe-1^^^
tot de ghemeynfchap van dien naem,

Soo werden oock de Apoftelen ghefèydt faligh te maken tRsm.ilA^
en oock andere , i.Cöri«/jamp;.7.i5.
vers 11.
Die eertydts nmnut was) Het is de wijlè der Verbidders, de hardig\'
heydt van de faecke door woorden te verfachten. Onefitmts. was ni^^
alleen onnut voor i\'^/fwö» gheweeft, maer oock fchadelijck. H®^
wech Ïoopen
en fteelen pleghen wel teftmen te gaen. Derhalven
den
lafliniaenfchen Codex nai. den titul van de Slavendie wechloope\'quot;
volght
die van dcdieverye. Manialis feydt:

De voet de ftoftte handt leert qnaedt doen \'t is niet vreemt
Dieloopighis f dathy oock^^s Heeren gotdt wel neemt.

En die een Slave verkochten, plachten te belooven, dathygheci\'
Diefen was , dat hy gheen wech-looperen was.
L.cum invenditi^^^\'^
L.Lmim^.ult, L.ev^aTe,§,ttlt. L.fi erntor. L.fiitaqnis.nbsp;l

tar. D. (i familiafurtamfecifedicatnr. L.amp;emptar.^.venditerent^\'
a^.empt. f^arro Ub.z.dererHjlic. Smecacontrov.s.it,

Maernn ft ,etidemy feernmtigh.) Dewijl hy Fattlns nut was,

-ocr page 875-

Wanrden Vrienden zijn alle dingen ge.
fiet op den naemnbsp;^nbsp;^ ^

k\\ mder-gkffönde» hehbc) Te weten , met defen brief.

HetGriecx- vers iz.
,nbsp;\'nbsp;, heeft verfcheyden betey c-

Keniïien. alle-te-famen ftreckendte tot goetgunftigheydten welda-
aen als blijckt
nbsp;vers z6, RowA^a^l.en 15,7. Hierfoude

jTo ^^^quot;emen voor minnelijck weder in huys nemen, als A^or.
r. i JTnbsp;h, die my foo lief is. als wy on-

hem^^ quot;quot; liefhebben, foo werdt by Plmtm ghefeydt, mijn

wiiSrr\'^quot;^^^**^^nbsp;Nae db Grieckfche vers 15,

willen knbsp;voorMV«f^?iz.«jgheftelt. Ick foude hem wel

waren ^nbsp;hebben , namelijck, ten ware daer teghens

waren gheweeft andere redenen, die nu fullen volgen. Van defe ma-
^ fiet ^t gheen wy ghefeydt hebben op

Op dathy my doen foude alle het
gïiene, wekk ghy hier zijnde, alles foudet doen.

In de banden, die ick om des Euan-
k^® T; .^^ felfde maniere van fpreken die wyz/m o.
ghehadt hebben hier boven.

he^Tnbsp;gfedt-vindea niet mllen daen) Ick hebbe vers 14.

Hgh^\'\'^ ghebruycken, ten ware ghy het van felfs bewil-

ffo^^Lfif ^^\'^i^^^^f^g^ff t »iet en foude Tifn als nae hedwamhy maer nae
iy llT^nf?nbsp;hem Paulm behouden hadde, foo én foude de

van P \'ïnbsp;ghebleken hebben, als wel wanneer hy

om r.IT\'?®nbsp;felfs hem aen Paulas weder^

^erenV^ fT\'\'\' \' Boeck van de Weldaden, cap.4. Wilt ghy
^quot;»dmeLiü
»«rw^/^, maeckr datief hnne nietvptllen, FrywUligh, cn
eWftlir\'^; \'nbsp;werden teghens malkanderen

lenf^ nnbsp;Alfoóftelt Paulm deRechts-gheleerde te-

Sei dl ïnbsp;tvilk yets verrichten, ende uyt noodt-

mgaey t, L.nbsp;de nemiis veftis. Doch den

€«thy feyde, mogelick is dat Godts voor- vers 15.
LIIU anbsp;nemen

-ocr page 876-

nemen gheweeft 9 als hy hem toc-ghelaten heeft te vluchten,

Ghefcheydengheweeff) Ghy fiet hier wederom \\ gheeft ick te
ren ghefeyt hebbe, dat, \'t gheen hard in dc fake was, door foctig\'
heydt vaii woorden verfachtet werdt.
Ghefcheyden isgheweeß, fèyo\'
hy voor ghevlucht en wech gheloopen. Datis\'t gheen de
Grieckei*
noemen eetl^cke benaminghen.

Foor een ttre) Dat is, voor een korten tijdt. De felfde manier v«\'\'
fpreken is z.Comth^-jX Galat,i,s,i,Thef.1,17,

D At ghy hem eeamghlijck.^ foudt weder-hebbe») Op dat hy door i»/
verbetert zijnde, voor altoos u foude nuttigh zijn.
Eeuwigh is hi^^
alfoo ghefeydt, als by
Horaiim: Hy faltemigh SUve bleven, P®
leere des Euangelij en neemt het onderfcheydt van ftaet en con^i\'
tieniet wech, noch het ghebiedt der Heeren over hareSlaven, al*
blijckt
i^Timoth.6.i.z.Tit.z,^. i.Pe/r.a.io. Ephef.6.^,6. Cohß\'
versxx.
Derhalven is daer gheen oorfaecke, waerom een Chriftc*^\'
die als Heer over Slaven ghebiedt hebben kan, niet foude könnet
dat hebben als Prince over Onderdanen. Het zijn ghelijcke ding^quot;^
een Heer in fijn huys, en een Coningh in \'t Rijck.
Seneca in \'t def\'
de Boeck van de Weldaden, cap.18.
Indien een SUve om tot de
van ver dienße te gher aken, de noodtwendigheylin den weghe is, en devreeß
van het Hjtterfie te moeten lijden ^ het felfde fal oock^indenmghe ftaen ^f
ghmen^ die een Coningh over hem heeft ^ en die een Overften Feldtheer hetfl*
Vfam den felfden over haer verfcheyden dmghen vry ftaen ^ al-hoe-wel on^^
»nghelijckcntitnl.
Derhalven Petrm het ghebiedt der Coninghen, ^^
der Heeren in ghelijcken graet ftelt. Want de Heeren
vermocht«\'\'
oock de Slaven die door \'t qüaedt-doen verdient hadden fonder ^
Magiftraet aen te fpreken, te pijnighen, jae oock te dooden.
Zgt;.
de his qui fui velalieni jurisfint. Inßit, eod. tit. $. in poteßate. En
recht is niet alleen tor Romen, maer oock in Griecken-landt gl^^\'
weeft.
Skt Senecacontroverf\'^.i\'^. Want fulcks komt uyt het re^bt
der Volckeren , ghelijck deghemelde texten uyt de Rechten
leeren. Hoe de Heeren dit recht moften ghebruycken , nae daty
Chriftenen gheworden waren, heeft
Pattltu haer gheleert, en (oü^^
hct felfde oock den Coninghen ghefeydt hebben, indiender do^^,
ter tijdt foo veel Chriften Coninghen waren geweeft, allfeir wel vee^
Heeren Chriftenen waren.
Oock Nicadmfts, en /»fiph va»

-ocr page 877-

mntitSr^^?^^^^^^ met ghebiedt en macht om te
alsderStaTler^^nbsp;Volcks,

ven, al s bliicKiT\'nbsp;om te moghen flagen doen ge»

metdedÄelf^\'ffI^eoock
Hjckdelnd.«nbsp;toe-lieten, ghe-

motÄ. toe-latinghe hadden, een vreemdeliigh

quaÄoi^^^^^^nbsp;Tempels

ChrmT.t rnbsp;\'^^^ Difcipulen lijnde, en ver-

broken hêbbet fquot;! \'t ^^nbsp;^^ Wet ver-

beroeoen ^^ ghene die wettelijcker wijfe tot fulcken
welck verrenbsp;gheboodt, fulck een ampt te bedienen, het

ke leven ee Jla\'nbsp;quot; *nbsp;^^fterffeliic

gheen X! /\'nbsp;^et geworden is, GaUt,^. ende heeft

ken aenghefet quot;quot;quot;quot; verbroken, oft yemandt om die te verbre-

ra^^nbsp;^^^^ f® vervullen, vers

^ickwik K, Tl I woorden aenwijfen. Dit woordeken werde
veXr nnbsp;^^ ï^^^reen daer on-

«len vcrhZu j benefFens moet oock uyt de voorgaende woor-

^ernaeJt werden, «f^wtW««.nbsp;^

^ootZe^u^V^nbsp;ü toe-behoorende nietalleen

£ JA ^ ^ beheerfchinghe, maer oock,

Te weten, allen Chriftenen.
den,nbsp;My, die fijnen trouwen dienft hebbe bevon-

liever zijn, alsmy, want
sZhT t®?^^ alle-tijdt fal zijn , als ghy wilt.
hnCimt\'^^^ ^^^ lichaem van Onefm^n , en is niet foo feer
\'^y
-^nfio^bnbsp;befittinghe en ghebruyck. Carh feyde

D

^\'^^ck ett geeft \'t gebiedt des Ikhaems met foo feer,
»»\'« door ftjn geldt
bm maeckt des flaven Heer,

en lichaem pleghen door malkanderen verwif-
«en, als blijekt uyt de Hebreeüfche text, SophoHAAJ-

LI 111 3nbsp;£Xech,

16.

-ocr page 878-

M\'^eßh.i.o.iz, enelciers j ahmen de Grieckfche cn Latijofche over\'
fettinghen met malk^dereti: verghelijckt.
vcrs
17. Indien ghyingy da» houdtvoor eenmedeghefel) Indien ghy my houdt
vooT een vriendt, en derhalven deelachtigh uwer goederen.

Neemt hem aen). Vergheeft hem niet alleen de ftrafiFe, welcke ghf
volghens uwe rechr mocht hem aendoen: Maer neemt hem oocK
vriendelijck aen. In uwe huys,
Piinim in een gantfch gelijcke fakf»
fey dt: Ghy hebt hemin uwe ghetooedt oft herte aenghenomen gt;
Epiß.^iZ^.

.Akmy) Want aenghefien Oneßmas PomH vriendt was „\'rgheei\'
hem bewefen wierdt, fcheen aen
Paalm felfs bewefen te werden,
vers
18. End^in(äen.hy ttyetvmngheli}ckthee}0 Indien hy in\'t wechloop«^
yets gheftoien heefr.

Of fchuldigh is) Oft foo hy in uwe reeckeninghe noch yets te qü^\'
de is, oft re korte komt. De naem van
\'t gemeen voor een foorte-

Reeckent dat my toe) Stelt dat op mijn reeckeninghe, en houdt my
voor hem uwe fchuldenaer.nbsp;•

vers I5gt;, IckPaalm hebbe het ghefchreven met m^n handt) Op dat ghy i^^gnj
verfeeckerü zijn, foo hebt ghy hier mijn handt. Als ghy wilt kono
ghymy aenfpreecken met mijn handtfchrift. Dat is \'t gheen
Scholiafles noemt een fchrift van cautie oft borghtocht fchrijven jj^ ^
L. Titius D. (^m res pignori, adde L. leB, D,ß certttm petatitr. amp; L.
relimA.^tiidam^D.de Uber leg.nbsp;. .

Ickfartwedergheven) Dat werdt in \'t Latijn ghenaemt Pecm*^^
conßituere
, waer van een titul is in de Digefien, Het formulier dae
yan beftaet in defe woorden,
Ick, fal« betalen , als ftaet in de NoW\'
ƒ / qus. inferi folet titulo Codicis, de pecunia conftituta. Sic in L.
qui. §. luiianus
, ftaet dit formulier, Ghefchreven nae\'t bevel van Sfjf^*
Indien bewefen werdt dat men u yets fchuldigh is, ick^fai uwe borghe »^
u fonder verfchil betalen.
En een ander,!\'. lt;juidam,eodemtitftlo: ^\'ij^l^u
welcke Lucius Decius uyt uwe kiße te leen bekomen hadde f behoudelijck,
reeckeninghe vanintereß , hebt ghy by my Heere,
Doch kan oock gof.^^
ghefey dt werden voor gheldt \'t welck men alleen natuurlijcker WJj ^
fchuldigh is,
L. t . debitum. D. diäo titulo. De flaven können ^
haren Heeren fchuldigh zijn, wel niet nae Burgherlijcke ^^^
maer nae de nature.
L. Stipulator. §. adhibamp;i, eum kge feinte,
werdt oock voor natuurlijcke verbintenifre met recht\'

-ocr page 879-

ghenomen L. fidej^ffor. §.ßdej»for. P. 4e ßdejujft^ibm.
i,nbsp;datghyoockHfdvenmyfch^l^ghTm) Het

fpreecken, als iy fegghen tc tvil-

Pa^ A l\'nbsp;fegghen, fèydt

fctnil- ï^\'^S^y niet alieen uwe goederen, maer oock u felfs my
icnuidighwaert: te weten , om dat
Phikmon, en hadde Paulm niec
geaaen , ioude gefteken hebben in grove duyfterniire, cn ghebreec-
i^en, verre van de hope der falighey^t.

breennbsp;^^^ ^^ ^^n fmeeckinghe, als by den Hequot; vers 20,

Ziin mv7.t^ quot; \' ^^^^nbsp;gheoorloft

over uwe toenemen in Ghrifto. Srrach capAo,

verheughen. JgnmJs l^n
de r ? V V\'nbsp;daer over icimj verblijde. De fclf-

den. Ephefiers : Dat icl^ my vm mv\' alle■ Hjdt moghe verbhj-

fturrr\'\') ^^^ is, ftelt my in dit

Denbsp;i betromvende op uvve gheho^rfaemheydt) vers zi.

vviiftnbsp;ghehoorfaemheydt , welcke ghy den Euangelio bc-

hnn/r unbsp;vrymoedigheydt ghegheven. Soo werdt ghe-

^«»C^vw« oock^doen fult hoven het gheen dat ick feM Ick
quot; Ven evTh^ \' ^at ghy meer fult doen , als dat ick ffude der-

^^»debereydtmyoock^teghelyckc een herberghe-) Bereydt my herber- vers zi.

ghenomen,nbsp;oock by

•\'T«»^ jen andere,nbsp;^

IckTrnnbsp;(tvvegebeden u-tieden falgefchoncksn werden)

(dat i^^^ \'\' g^^^\'^t^i^\'ien fal, dat Godt op uwe ghebeden my

ontn7u jnbsp;vervultzy, endat hy van de banden

ï^cmen quot;nbsp;Afien zy ghereyft, en wederom tot Romen ge-

\'nbsp;^^ quot;^em IS EpaphroditHs, Phil,z.zs.en ycni^.

» veikortet Epaphras, Colof.uj.nbsp;Hoedanighe namen

op

f
[

!

-ocr page 880-

op een lt;« uytgacnde»ivy vcele die verkort werden, verhaelt heh\'b^^
op \'t begin van
LucM\'

Mijn mede-ghevangen) Een van de gene, daer van vermaent vverlt;if\'

Jn Ch/tflo lefu) Dat is »om lefu Chrifti wille, als vooren, vets *quot;\'
Mauiti) De ghene. van welcken vermaent werdt,

vers 14. Demoi) Wiens volkomen naem wzs Demetrii**. Defè werdt
naemt Cö/ejf.4.i4»
r,Tttnoth.^.\\o,

Lhcoó) Medicijn-meefter, die het Euangelium en Handelinghe^^
derApoftelen ons nae-ghelaten heeft. SictCoUf.^.i^^zJmoihA*
vers 11.

Mijne mUe-arkyders) 5iethier boven vm i,
JDeghenade onfes Heeren lefu Chrifti) Chrifti gunften.
Zy metttvvengeefle) Dat is, zy met u. De fèlfdc manier van fp^
ken ftaet, Galat elders {tyAthy ^metu ,enmit Hallen.

uimen) Dit\'s een woordt, welck de Gemey nte antwoorde als ^^
Brieven geleien waren: en heeft daerom begonnen achter alle Bri^\'
ven
Pää»/« ghefchreven te werden. Siet\'t gheen wy o^ Mattb.óM\'
aengheteyckent hebben.

BLAP\'

-ocr page 881-

der

Vbornaemfte faecken en woorden in defe

drie Boecken verhandelt.

^\'^iteyckem het Boeck,. C. het capittel. h^afdeylingsdescapittels.

A.

, hcefc in den Oorlogh ge-
^ holpcn die vreemt waren van\'t
gheloove.
b.

den goeder^ rnbsp;^^ ^yan-

rquot;nbsp;verkregen waren. h.3.

STh^H^JTquot;nbsp;ï^^bï^en geen

foo sS quot;nbsp;. waerom

»ooghenoemfzijD. a.

hl\'noTl^Jnbsp;gemaeckt doen

. »quot;den!quot;nbsp;ghemenght

fonder fchrift. j., ,,^.

Accoorden der Cojiingen en Volcken, oft
die nae het Roomfche Recht moeten uyt-
gheleydt werden,
b. c. iC. sr.
In accoorden moeten deuytterlijcke din-
ghen niet bekent gemaeckt werden,
b. 2.
c. 12. a. ß,

In accoorden moet het ghebreck van hec
goedt aenghewefen werden, en waerom.
b.2. t, 12. a.s.

Van accoorden eenige Wetten der Romey-
nen en Hebreen.
b.2. c. 12. a.Tï.i2.
Accoorden met Tyrannen , en die een an-
deren in fijn Landen in-yallen, verbin-
den het volck niet.
b. 2. c. i^. a. i-^.
Accoorden lijden geen dubbelfinnige ma-
nieren van fpreken.
b. 3. c. /. jo.
Accoort van rantfoen kan niet ghebroken
werden, om dat de gevangen rijc\'ker is:
danmenmeynde.
b.\'s. c.21, a. 2(gt;.
Accoorden zijn, oft gemeyne, ofc byfon-
dere.
b. 2. c. IS. a.f.
Acker kan verkocht werden fonder mate,al
ift dac demate wert verhaelt.
b.2. c.S.
Ackers in-ghenomen , komen het gemeen
toe: wat hier van der Hebreen , Lacede-
moniers , en der Romeynen gebruyck zy
gheweelt.
b.j. lt;».//.
Ackers werden nietin-genomen , als door
in-brenghen van een heyrkracht en befet-
tinghe van guarnifoen. lUd.
Aenklagen ofc oock een Chriften wel paft.

h. 2. c. 20. a. 16.
Aeoklaghers is beter dat van weghen het
ghemeen ampts-halven gheftelt werden.
b, 2. f., 20. a. i-f.

M m m m mnbsp;Achten

-ocr page 882-

Acheen onthielden fich van-bedriegèryen te-
gens de vyanden.
h.j. c. I- zo,

Admiraelfchaps natui\'e. b. i. e. 12. a.

Admiraelfchsps accoort, h. 2. c, 12.

Aéniais van\'t Rijck onterft.

Aenghenomen Sonen fuccederen niet in de
Rijcken die van het volck op-ghedragen

Aengenomen Soon fuccedeertuyt nae-ra-
\\ minghe van des Vaders wille. b
.z. c,7,
lt;P.I2.

Aengetroude liniaie fuccelTip. ki.c. 7.9. zz.

Aenfpoelinghewien dietoe-behoorr*^. 2,
c.
S, «-1 r.12.

Aenkundinghe der oorloghe, b,^, c.3. a. s^C\'

Aenkundinghsder oorloghe ghedaen den
principalen 3 werdt verftaen fijn Onder-
danen en Bondtgenooten gedaen te zijn,
h. s. t.3,

Aenkundinghe der oorloghe van weder-
zijden ghedaen* Zèiii. 7.

Aenkundioge in\'t byfonder en is niet noo-
digh, indien de bantgenooten door haer
feïfs met oorloge aenghetaft werden, Kj,

Aentaftingen wat die 2i)n b.3. c. 2, a, 2.3.

Tot aentaftinge wert van den Prince macht
ghegheven.
h, s. c. 2. a,^,

Aenflaginge wie onderworpen zij n lh.et.7.

Aenflaginge behoort ten deele tot het recht
der voickeren, ten deele tot het burgher-
recht,
a.7.

Aen-neminghe voor een ander wat die
werckt.
k 2. t.

Aenneminge of die gaen kan voor de ver-
vreemdinghe,
h. 2, c. tfquot;. a. 2.

Ander mans goet mach men aentaften om
perijckel te ontgaen.
k s. c. /, a. z.

Andermans goet wanneer men aentaften
mach om betalinge van onfe fchult te be-
komen.
h,2, c. 7. a. 2.

Ander mans goet mach men niet aentaften
tot betalinge van fchuldt, als daer middel
is om
door recht aen \'c onfe te gheraken.
k 2. t, 7, (s. sgt;

Ander mans goedt wederom te gheven uf ^
wat oorfake, en hoe verre wy gehoude\'»

ïijü, b.2, c.jo. a.T,nbsp;.

Die eens anders goedt weder-gheeft, nt^
gheen récht om daer voor een
vereerifl^
te vereyfchen. h.2, c. io^ «./.
Aenfegginghe der fchattinghe tot pfOquot;)

des overwinners k e. zf.
Der
Mtolim ghewoonte van aen weder-Z\'J\'
den te dienen fonder publijcq cow^^\'

ks. c.20, a.^z.

Der Africanen ghebruyck ontrent den buf*

Affchaffinghe der wet hiofis voor den Hey

denen niet noodigh. i-./. c.r.
Af-treckende befluyt ende Teftament

kracht die hebben, b. r. e. a, zS,
Afwefendeoftfy van den buytdeeleflt

c, lt;r. (i.J7,nbsp;, j,

Afwefenden recht valt den aenwefeBquot;^

tO^i, b. 2, C, f. it.2B.

Afvorderinghe van ftraffe die in den Ëquot;®
geliogheoorloft zy.
b. 2, c,2o, a. 10,
Agmtmmm
eedt van een ongeoorlofde *

b.2. c,J3.
.^^^/tófpreeck-woordr. b.s. c,z,
Alexander een Moordenaer cn Zee-roov

ghenoemt. b. 2. c, z. a, z,nbsp;, ^^

Altaer der barmhertigheyt totnbsp;\'

c,2z. a,s.

Algierfche roovers. b. 3, a. zj). . ^^
Alghemeynheydt verbindt een yegheh)\'\'
b. 2. c. a, Z7,nbsp;[j

Ammoniten noch Bondtghenooten,
ghedurige vyanden der loden«
b,^\'

a.nbsp;9.nbsp;n.
Ampt eens Chriften Soldaets. b.z. t.

op\'t eynde.

Ampt der ghener die in vrede fitten ^^^
fchen oorloghende partyen. k3-

ip rif\'\'

Antiochus of die recht hadde over o®
breen.
b. /, e. 5«. f.nbsp;.. jf,

Aoh daedt teghens hoedanig»

b,nbsp;r, e, a. zjgt;, omtrent het eynde. ^^^

-ocr page 883-

. , !!nbsp;Patriarchen lofephs, b. 3.

■^ß^nße wi;fe inhetuyt-deylen van den

tenbsp;I ghebruyck in de Wetten

te verklaren, b. ,,

^Uuermttits contralt;«ï h , /

B.

B r«ht£ • ^^^ ghehouden aen het

t\'onrècht V- ^ ^e»» Griecken
c^^^t^ronbsp;ghehouden.
b.2.

^nde s«/,«,« het gherechte.

Bedroghh.s. c.,. «

Änbsp;Chriftenen teve;mijden.

^ I f/nbsp;item,

^r^^^\'^\'^ft^^Ile.tijdt quaet zy. ..

Bed^-oghofijn^d^^^

^goeder\'^^^^^^^^^nbsp;der Vyanden

^^8^aeffen,s.recht hoedanigh datV ^.-.
^egeffen^nbsp;^^^^^ oorfprong

BegraefFeniffe weygheren, gheeft oorfake
tot oorloghe.
b,2. c.ijgt;. ».i,
Begraeffenifle oft die oock toe-komt den
ghenen, diehaer felven dooden* h.2. c./^.

Begraeffenis der mifdadighe, h.2. c.is.A.-f.
Begraeffenis weygheren, werdt dolligheyt
ghenaemt.
h. t, c. ij^. a. s-
Beletter van het maken van een Teftament,
wanneer, en aen wien hy ghehouden is^
i.2. c, 17. tt. 3.

Belofte wat kracht die heefr. c.iua,^.

S.^.enio,

Belofte volmaeckt, wat daer toe vereyfcht

werdr, b. 2. c. 11. a. s. m ia.
Belofte neemt niet alle-tijdt het opperfte
ghebiedt wech.
b, 1. c. 3. a. ts.
Beloftens driederley wijfe. b. 2, c, /r. a.2.

Beeft fchade doende, oft de Heer daer voor
ghehouden is.
h.2, c.n, ».21,
Belofte hoe die aen te nemen ftaet, ende
hoe fy aenghenomen werdt, oft fy om
volkomen te wefen, den ghenen die het
belooft werdt, moet bekent wefgn,
b,2.
e, II. (t. 14.

Belofte óft dieweder-roepelijck zy voor
de aenneminghe, de brief-dragher oft
over-dragher doodt «ijnde.
b.ii. c.//.

«. i(t. 17.

Belofte door een Dienaer ghedaen, wan-
neerdié weder-roepelijck i5. c.ii.

a, 17.

Belofte van eens anders daedt, wat die
werckr.
b. c,ii. »,22.
Belofte vereyfcht het ghebruyck van reden

inden belover. b,2. c, n, a. s.
Belofte uyt mifverftandt, ende wat die
wercktt k 2, c. 11. hoefe kracht be-
komt,
a. 20.
Belofte vanhet ongheoorlofde cn is niet
krachteloos,
h.2, c.xx.
Belofte van een daedt die in de macht des
belovers niet en is, wat kracht die heeft,
K c. II, ».S.

M m m m m 2nbsp;Belofte

-ocr page 884-

Belofte uyt vreefe, lgt;. s. c. //, 7,
Belofte uyt fake die mence vooren fchul-
digh was, oft die verbint.
b.t. e.ir. a.io.
Beloftevolmaecktzijnde, wat kracht die

heeft. b. 2. c. ƒ/. et. 4-.
Belofte gheeft een nieu rccht. b.3. c.i. a.iS.
Belofte van niet wech te loopen, door een
ghevanghen ghedaen, is krachtigh.
b.3.
t. 23. tt. S.

Belofte aen den vyandt ghedaen , niet ten
Oorloghe te dienen, oft in eenige plaetfe
weder te komenj is van krachte,
h.3, c.23.

a.ß.

ßeloftens ftoffe hoedanig die wefen moer,

b.nbsp;2, c. 11. ê.

Belofte rnetby-gevoeghde laft. b. 2, c. //.

Beloften fonder uyt-ghedruckte oorfaecke

verbinden natuurlijck. b.2. c.n. a.2i.
Beloften die van naturen krachtigh zijn ,
maeckt de burgherlijcke Wet veel krach-
teloos.
b. 2. c, II. a. 7.
Beloften die den beloover meer fchaden ,
alffe anderen baten j ofc men die houden
moet.
b. 2. c. iff. tt. 27.
Belofrenzijngunftighe, hatelijcke, ghe-
menghde, en tuffchen beyden. b.i.c.i^.

a.nbsp;jo.

Belofte van een fchandelijcke fake, oft die

moec volbracht werden b. 2. c. n. ». ß.
Belofte die uyt kenniffe en ftilfwijgen den
Goninck verbindt.
b,2. c.is, (t.17.
Belover uyt vreefe oft die verbonden zy.

b.nbsp;A c, II. a. 7.

Belovers waer toe die ghehouden zijn. b.2.

C, IS. tt. 13,

Belovers zijn ghehouden tot het ghene aen
de beloofde faecke gheleghen was.
b.2.

c.rs.nbsp;a.3.

Des beloovers goederen zijn verbonden
voor
\'t gheen aen de faecke gheleghen is,

b.2, C.is. it.iS.

Benhy gevoelen, dat het volck, oft meerder
gedeelte des volcx recht hebbe de hooge
Overigheyt te wederftaen^ c-f. a,^.

Befcherminghe oft fy recht gheeft teghen«
een derden, die niet aengevallen en heeft*

b.2,nbsp;C. I. tt,

Befcherminghe der goederen oft die recht
geeft tot het dootflaen,
b.2,c./, ^ ii.n.iS\'
Befcherminghe is geoorloft tegens de
de-gefellen des aenvallers.
b. 3, c. i.
Befcherminghe in een openbare oorlogh^
hoedanigh die zy. i.
c.i, a.K).
Befcherminghe breeckt den vrede nief4

c.nbsp;2. tt. 32.

Befcherminghe in een openbare oorlog*^^
en is haer niet toe-ghelaten, die oorfa^^
tot oorloghe ghegheven hebben, b.i.
a. iS.

Befchrijvinghedesoorloghst b. s. c. i.
Befitter ter goeder trou we en is niet gehoiquot;\'
den voor\'tgoet dat verloren is,

Befitter ter goeder trouwe of die ghehoU\'
den is te vergoeden , \'t gheen van
wech ghegheven oft verkocht is.
b.\'t,
tt. S.^

Befitter ter goeder trouwe oft hyratojquot;quot;\'\'
lijcker-wijfe alle de vruchten geniet.
c. S.a. 23.nbsp;^

Befitter ter goeder trouwe is gehouden
goedt weder te gheven.
b.2. c.io.
Befitter ter quader trouwe, hoedanig rec^^

hy voor een tijdt yerkrijght. b.3. c.7.
Befitter ter goeder trouwe rekent mei reequot;
fijn onkoften, en weicke*
b, 2. c.S.
Befitter ter quader trouwe rekent fi/n
koften. b.2. c.S. ($.2^.
Befittinge werdt oock door een ander vef
kreghen. è. i, c ƒ,
Befittinghe des Rijcks twijfielachtigh zO^j^
de, moet een particulier volghen, e«
het dordeel niet aen-nemen.
b,i. c.4\' \'
Befittinge der wilde dieren werdt door
ftrumenten verkreghen , en hoe. \'

Befittinghe van langhen tijdt

tuffchen Ko\'

ningenen volcken^ b, z, c,nbsp;, ^f

Befittinghe en werde niet verkreghen oJ^j

REGISTER.

-ocr page 885-

, . , register.

\'ir/tr^^quot; eeopijle in\'cJandr.

Befittersrechr. O.;., «.tf-,

eimers conditie is in twijffelighe faecken
uecer. b 2. c, ,

J menfchen gheheughe-
nae^recht^er

^olcken\'dieghegeven is,
willifh Jn ^
^y v\'-eemdeo goet-

wuhgh aenghenomen, en waeromf é.

^StltïT Chriftenen kon-
httaenr^^ werden/è.j,

evennbsp;eerden door yet dat

^watne^h\'\'nbsp;buyten gaende,

Bevelehe^ ^^\'■bo^den is.
^oghf ï^f fnbsp;in den Oor-

Byftandfv^n
Sat^^^^^^ ^i^den belooft. werS

Byftand ^ ifl* \'

wet teghens de Kinderen van

het tweede Houwelijck. c. 7.
Braßdas fpreeck-Woordt« h. j. c. i. a. tfl \'
ßroeder-foon of die voor de Óora des
Koninghs moet gaen.
ki. c, 7, 0,32.
Boom derkemiß
van goet en quaet, waer van
eenvoorbeeltzy gheweeft. c,2. a.s.
Boom du hvmsy waer van een voorbeelt. K2.
c- 2. a. 2,

Bondtghenoot of die befchermt mach wer-
den tegens een bontgenoot, h.2, c.zs, a.^.
Bondtgenooten ongheiijck zijnde, of die
recht hebben Ghefanten te fenden.
b,2.
c. iS. a, 2,

Borgh-tocht hoedanighen handelinge het
zy, k c. 12.

Burgher kan ghevanghen werden, die een
anderßurgher met onrecht ophoudt«
b.3,

C.2, 0. 3.

mirgher onfchuldigh zijnde, oft die met
recht kan over-ghelevert werden, om
uytroeyinghe te vermijden,
h.3, c.zs. a.j.
Burghers ende Slaven zijn onderfcheyden,
c. «P. a.2.

Burghers ghenoemt die Inwoonders des
Roomfchen Rijcks waren,
b, 2. c.ß. «.//.
Burgerfchap door oorloghe overM^ónnen,
of die ophoudt een burgherfchap te zijn«
b.3, c.S. a, r.2,
Burgherfchaps goederen werden door bec
recht des Oorloghs eyghen ghemaeckt.
b. 3. e. 8, a,

Burghers of die uyt haer burgerfchap kon-
nen fcheyden.
2, c s, et.
Burger hoe die de burgerfchap fchadeloos

houdr. b. 2. C. s. a. 24^.
Burgherfchap die onrechtvaerdigh is, laet
niet een burgerfchap te zijn,
h.3. c.3. «■ 1.
Burgherfchap hoe die ghedeelt werde gt; en
metwatuytkomfte«
b. z. c.ß. a.

Burgherfchap onrechtvaerdigh zijnde,,wat
die verfcheelt vati \'t ghefelfchap der Zec-
roovers. b.3. c.3. a-z.
Burgherfchaps rechtover de burgers, b.i.
J. a. z-fi^

^urgherfchappen met malkanderen ver-
Mm ra m m 3nbsp;bon-

-ocr page 886-

REGISTER.

bonden, zijn in haer gebiedt onderfchey-
den» ƒ 7lt;

Burgherfchappen hoe die onfterflijck zijn,
lgt;. 2. c^ jf. a.j.

Burgherfchaps fteden die* af-vallen , aen
te nemen , is teghen de vriendtfchap^ ks.

C, 20 ,

Burgherhjcke wetten van de beloften der
minderquot;jarighe
h. 2. c. //. s.

Burgherlijcke Schrijvers hebben meer op
de daghelijckfciie bedienihghe, als op
het. recht des ghebiedts ghelet*
k i. c, 3.
».
-fj?.

Burgherfchap hoe die door het recht der
weder-keeringheweder-keerr. j.

Burgherlijcke mogentheyt waer in die be-
ftaet.
k 3- e. 3\' tt.quot;^.

Burgherlijcke,roogheiuheydt hoe die een
Goddelijcke oft Menfchelijcke ordinantie
zy»
k I. c, -f, ».17.

Burgerlijckewetkanom den roof yets or-
dineren.
k3, c. a. 22,

Burgherlijcke onderwerpinglie uyt ftraffe.
h. 2. c, s, a. 32,
Juyt wat het is. k 3. c. a. i-^.
3uyi of die oock den afwefenden toekomt.
b. 3. c. lt;gt;. 17.

c.

C-rf/iWijdefStadtsonderganck, t.ß,

Carthago, oft de Burgherfchap, of de Stadt
hamp;ttyckex\\t.b.2. c. «.IS.

Rijcks fucceffie. b. 2, c. 7. a.22,

30.

CatonisCefffiri/hedro^bt b.3. c. 1.(1,23.
Cammers
konden van den Ifiaeliten ver-
fchoont werden, indien fy haerover-ge-
geven hadden,
b. 2. c. 13.
Cant des waters wanneer die den particu-
lieren toe-komt.
h.2, t,S. x.rs,
Cracht des uytwendighcn rechts hoeda-
nigh. c, 7. 7.

Cafteel wathetzy* h. 2.1.

Chriftenen of dien betaemt te befchuldiquot;
ghen.
b. 2. c.20. a. 10.

Chriftenen hebben den boofen Keyferefl
niet weder-ftaen , als fy
goet pretext had-
den vvederftandttedoen.
b.i. t.^.

Chriftenen hebben ghezworen by gefcha-
pen dingen met een irificht op Godt.
k^\'

c. 13. ». II.

Chriftenen moeten de Chriftenen helpet
als fy in perijckel zijn, van weghen\'d®
Godts-dienft.
b, 2. c. is.

Der Chriftenen verbondt onder malka«^\'
deren , en des felfs verplichtinghc. b.
c.is. a. 12.

Chriftenen oorloghen oock fonder wap^quot;
nen.
b. 2. c. 2ff. s.

Den Chriftenen is niet geoorloftjder OV?quot;
righey t te wederftaen in hooghften noo«-

b.nbsp;I. c. 4. J.

Der Chriftenen in ouden tijden ghevoele\'\'
van den eedt.
b. 2. c. 13. a. 21,

Der Chriftenen wijfe teghens den ghevaUquot;
ghenen.
b. 3. e, 7,

Den Chriftenen betaemt niet fich van den
buyt te verrijcken.
k 3- c. iS. n. ^t.

Chriftenen oft fy konnen befneden ^^\'erquot;
den
b. 3. c, z. a.

Der Chriftenen Godts-dienft oft die y^\'
mandt kan aenghedronghen werden,

c.20.

Chriftelijcke foldaten onder ittlianui en C\'quot;\'

eleüams. b.2. c.2. a.fi.

Chriftiu en is niet alleen een uytleggher de^
WetMojis. b.z. c.2. a.^.

Conditie niet volbracht zij nde, is de helo\'
ver ontflighen,
b. 3. c. zjgt;, a. 14^,

Conditiën moeten litfft geduydet werd^
teghens den ghenen, die foo uyt-gefpro\'
ken heeft.
b. 3. c. 20, a.2e.

Conditie wanneer de faecke in den felfde^
ftandtblijft, wanneer die moet verft»^^
werden ftilfwijghende daer onder begr®\'
pentezijn« i.
c.quot;. a. 2(^.27.,

Die de conditie aenbiedt 1 oft diefe a«\'\'\'

nee®^\'

-ocr page 887-

Sn rT/\'f ^^y\'Jen woorden meeft

geWcn tnoeten. 2. «./«r «

Âr^Setfquot;

jaoet uyt het gemeynvergoedinge doen,

Comngh verbindt het Volck, oft fijn Suc-
ceffeur met on-eyndelijck. è.j. cap.r^.

foudye niet betalende, is ge-

vervreemden, b.2. c.c. a S
i-omnga een vyandt des gheheelen vo leks
moet Verft/^\'\'\'^ Rijck, ende hoe dat

moet verftaen werden, b.i. c 4 a n

«jnuytftekendeheerfchappye. b.2.

Coningh fijn ghebia^t verlatende, werdt
een particulier perfoon.
b.z.c.^. « «

veS^il\'^^J\'^\'^ vervreemdende; hoe
verre men hem teghen-ftaen mach,
b. i.

a, to.nbsp;» . \'

onfchendelick

en hey-

^harellTlquot;^nbsp;hy

b l\'Tilnbsp;Ghefanten te fenden.

bevolen I quot;nbsp;\'\' den Coningh

Chrifto dienen daer in datfe Goninghea
zijn.
b. I. c. 2. a. 7,

Coninghen ftaen onder het geheele volck

niet. K i. c. 3. 8.
Coninghen oneyghentlijck foo ghenoemt.

b.nbsp;/. c. 3, 8.

Coninghen van het volck gheftelt. h.i,i.3.
tt, 8.

Coningen der Terfm hadden het opperJle
ghebiedt, nochtans mochten fy eenighe
dinghen niet rechtvaerdelijck doen. h, /.

c,3.nbsp;a,j(gt;.

Coninghen der mhiea hadden het opper-
fte ghebiedt.
b.i, c.3. lt;t,io.
Consnghen van Otismen, mßtn, Ißgjjpien, Sy
rie»
, en Aßa hadden het opperfte gebiedr.

b.nbsp;r. c. 3. a. 20.

Coninghen van VranchrijckenDujtßavAhad\'
den eej tijdts het opperfte ghebiedt. b.i,

c.nbsp;3, a. 20,

Coninghen van Ithiopien oock van E^y\'
ptm het opperfte gebiedt hebbende, wa-
renghebondenaen de beloften,
b. i. c. 3^

Coninghen der Romeynea hebben met het
Volck het opperfte ghebiedt gedey Ir.
b./.
c. 3. a. 20.

Coningen willende hare handelingen van
anderen overwegen, oft oóck te nietghe-
daen hebben, deylen daerom het opper-
fte ghebiedt niet.
b. f. e. 3. a. 18.
De Coningen werden gehouden in twijffe-
lighe fucceffie te willen volghen het ghe-
bruyck in hare landen
aenghenomen.i.
c.7, a.ii.

De Coninghen die tuiïchen beyden onpar-
tijdigh zijn,behooren de oorlogende par-
tyen te dwinghen op billijcke conditiën
vrede aen te nemen.
b. 2. t,. a. 8,
Coninghen die minder zijn werden oock
nae \'teffeft verbondenio publijcque han-
delingen.
b, 2. c. 14. I.
Coningen als fy den menfchen fchoon oiet
verbonden zijn gt; zijn doch Godt verbon-
den.
b. c, li-, a.3

CoRÏn»\'

-ocr page 888-

Coninghen zijn gehouden uyt kracht van
beloften , oock de oorfaeck niet üyt-ge-
druckt zijnde, kz. e.t^.
Coninghen werden door Contrailen na-
tuurlijck , oft oock burgherlijck verbon-
den*
b. 2. c. 14., «.

Coninghen oft die oock verbonden wer-
den door de daet van Soldaten oft Schip-
^eïs^ k z, c. 17. lif .
Coningh aen éen önghelijck verbondt ver-
plicht , kan evenwel het opperfte gebiedt
hebben,
b. i. c. s^. ia
Coninghen werden oock verbonden door
onrechtvaerdighe oorloghe.
c.io. a.-fi.
Der Coninghen trouwe is in plaetfe van

eedt* b. 2. c. 13, a. zz.
Der Coninghen rechter is Godt alleen, b.i.
c.3.

Tuffchen den Coningh en het Volck en is
gheen onderlinghe onderwerpinghe or-
quot;dinairlijck.
b. c. 3. a. p.
Der Coninghen daden werden niet krach-
teloos door tegen-fpreken der Ouderen.
h. z. c. s, 0.

Coninghen memorie veroordeeluamp;./. c.3.

a.

Der Coningen particuliere daden werden
gherecht na de gemeene Wetten der bur-
gherfchap.
b.z. c.i-^. (t.z.
Der Coninghen daden die \'t volle ghebiedt
nist en hebben , konnen krachteloos ge-
maeckt werden door de Wet des Volcks,

b.nbsp;2. c. flf, 2,

Der Coninghen forge is in \'t gemeen voor
hetmenfchelijck ghefelfchap«
b.z. c. zo.
«. i\'-jf.

Coninghen ghevanghen zijnde, oft menfe
verfchoonen fa),
b, 3. c. u, a. 7.
Coninghen ghevanghen , van de Romey-
nen ghefpaerr»
k 3. c. ji. a. 7.
Des overwonnen Coninghs goederen be-
hooren den Overwinner toe.
b, 3, c, ilt;f.
«, zi.

Coninckrijckoft kan werden op-ghefeyt«
b. z. c. 7, a, zf.

Coninckrijck hoe het verdeylt werdt j eö
metwatcffe6ï 1. i.nbsp;/ff.

Coninckrijck erffelijck zijnde, foo het oi^\'
deylbaer is, komt het den oudtften Soo«
toe.
b. z, c. 7. a. if.

Coninckrijck van \'t Volck op-ghedragef\'
is een erffeniifc af-ghefondert van \'t
dereerf-goedt.
b.z. c. 7. /ß^
Coninckrijcken die volkomen zijn» \'\'

Coninckrijcks en Prinffchaps eyghen
on-eyghengelijckeniffe.
b. i. c.3,
Coninckrijck van \'t Volck op-ghedrag^quot;^^
is de Succeffeur niet gehouden aen de
ften der erffenifle.
b, z. c. 7, a. iß. .
Coninckrijcken tuflchen beyden van
volkomen en
Ucomfihe Rijck. b, /.
«*zo.

Coninckrijck van \'t Volck op-ghedragh^*^
daer twi jffelinghe valt, zijn ondeylba^\'^\'
k 2- f. 7. \'f,

Coninckrijcken van\'t Volck op ghed^f
ghen, ftrecken niet tot die ghene 3 f.
van den eerften Coninck nietafkomftlt;g^
zijn , noch tot de natuurlijcke gt; nocha^\'^\'
ghenomen Sonen.
k 2. c. 7. tt. is.i^\' ^
Coninckrijcken van \'t Volck op-ghedf^^
gen, komen eer op bannen als op Vroi\'\'
wen.
2. f. 7. a. 17.nbsp;.

Coninckrijcken hoe die op-ghedrag^
werden door fucceflie, daer geen T^\'\'-
ment is.
b. 2. c, 7. a. 12. 13.nbsp;^

Coninckrijcken erffelijck zijnde,
oock op die ghene, die van den
Coninck niet afkomftigh zijr.
b. 2.
a. iS.

-Coninckrijck van ;/lt;i/if«. k z. t.ß. a.
ConßmtimpoUtmers
hadden gheen macht c
Keyfer te verkiefen anders, als voorts
mende van \'t Roomfche volck.
b. z-
a.ir.

Contradl wat het zy. h. z. c. iz, a. 7. ^^
Totcontraft moet niemandt door vrev
ghedreven werden,
b,z, c.iz.
Contraften af-deylinge. h.z c.iz- (j^

REGISTER.

-ocr page 889-

R E G I

quot;i^S? l\'^i\'^\'^ochvry zijnde, ge-

Coninghen /inhoudende
S Tnbsp;ghemeyne volcks

van \'Vrquot;nbsp;g^^^elte des Rijcx,

kracht.patrimonie, of die van

Sfonbsp;oftft rechtelijc

danen^quot; Coninghs geeft den Onder-
^ \'Tl ƒ quot;\'»chc om tlbedwingen.^.

quot;iS^^Kl«nbsp;ofdie wetten

een

vermenght werden. lbilt;i
Cl.^^Tsf\'quot;\'\'^ fonderfchrifr,
^dlfnafC^inghen en Princen,öf
sneieght werden, k 2, e. ilt;r. a.sr

niet aen te geven

RhZ\'n ^de ghebreken van\'t
gheven ghehandelt werdt, aenge-
«\'quot;den, en waerom. cf...
Vannbsp;^

^^Keen^l^quot; *nbsp;Romeynen en

Aen concrart

tyrannen invallers van »t Rijck
den! è.. «het volck nietghebon-

Dg * ^

gheendub-

\'Sne maniere van fpreken. i.j.e.^.

-gh h—
v?rÄquot;5quot;-.\'^onnen onder\'

^n verkoo.

/equot;

STER.

Cmelidi bleef Hopman nae dat hy gedoopt

was* b, T. C, i. a,7.nbsp;O r

Cermlmnfche wtt voor de erfghenamen der
pner dieverloft zijnde, weder-komen.

Corcyrmfche verfchil tuffchen de Atbenimfmn
en Corifjthiers, b. 2, c. jC, a, 13.
Cjri
en Arfcice verfchiU b. 2. c. 7. a. 28.

D.

T^ Aghen moeten op een byfondere wijfe
^ in verbonden verftaen werden,
b. 2.
c.if. a. s.

Dagher om den oorlogh te vermij den, als
de faecke twijffeligh is, mach beter van
lijnrecht wijeken.
b.2. c.23. a, n.
Daginghein een onvrye plaetfe» V c. 3.

a.io, JI,

Daginghe in\'t beflaen der goederen, b.3.
c.2, a. s,

Danckbaerheydt hoe die den dooden be-
wefen werdr»
b,2. c. 7.
David heeft Saul
teghen-gheftaen. b.i,c.it.

a,nbsp;7,

-David onthoudt fich van ongheoorlofden
eedt te volvoeren»
b.2, c.13. a.f.
Deel des roofs ghegheven den ghenen die
met gheftreden hadden»
b.3. c, lt;r. a. 17.
Deel des roofs den ellendighen ghegeven.

b,nbsp;3, t. lt;!. tt. 22,

Deylinge des roofs op hoe veelderley wij-
fe ghedaen. è»^, 77.
Dief waer toe die ghehouden is»
h,2. c.t7.

a. Itt.

Dienftbaerheydt uyt vrywilligheydr» b.2.

a,27.

Dienftbaerheyt ftrijdt niet tegens het recht
der nature»
b, 2, c. s, 27,
Dienftbaerheydt uyt ftraffe. b.z. a,3z,
Dienft-knecht oft hy fijn Heere vryelijck
mach teghen-ftaen,
b. 3. c. 7. a. 7.
Dienftbaerheyt volmaecktoft onvolmaedl»

kz, C. S. lt.3B.
Dienftbaerheydt hoe die teghens de nature
ftrijdt»
b.z. c, u «f. zp. b.3, c.7. a, i.

N n n n önbsp;Dienft-

-ocr page 890-

Dienftbaerheydt die onvolkomen is. h. 2,
c. s. a.30,

Disnftbaerheytsoorfake. b.s. e. 7. s.

Dienftknecht of hy \'t loon van fijn arbeydt
nemen mscb. i. c.
7. a.i\'.

Dienftknecht moet ghekent zijn, om door
het recht der weder-krijginghe ontfan-
ghen te werden,
b. s. c.ji. a. jo,

Dienftknccht w.erdt weder-ghekregen , al-
hoe-wel hy gheen kift heeft onfe zijdete
volghen.
b. 3, c.p, a. //,

Dienftknecht werde by een Huurlingh ver-
gheleken.
b. 3. c. 14. a. i,

Dienftknechten zijn onfe Broeders, b. 3.
e./^. a, z.

Dienftknechten wie datfe natuurlijcker-
wijfe den Philofophen zij n. i. i. c. z i.2,

Dienftknechten moeten matighlijck tot ar-
beydt ghedwonghen werden,
b. 3. c.
a. s.

Dienftknechten wanneer fy vlieden mo-
ghen.
b. 2, c. s, a. zß,

Dienftknechten voor - vluchtigh zijnde,
werden door het recht der weder-krij-
ginge wederom bekomen,
b.3. c.jgt;.

Dienftknecht ver loft zijnde, wat recht hy
by den Romeynen hadde.
b.3. Mp-ß-

Dienftknechten werden oock genaemt on-
derdanighevolcken.
b. i. c.3. a. iz.

Dienftknechten oorloghcn voor bare Hee-
ren.
b./. (. s. a,3.

Dienftknechten werden haers Heeren goer.
h. 3. c.r.a.i.

Dienftknechten der Romeynen mochten
tot de beeiden vluchten,
b. 3. c. -f. tt. 6.

Dienftknecht wat hy van fijn Heer ghenie-
ten moet.
b. 3., e. 4.. a. C.

Der Dienftknechten kinderen volghen de
Moeder in dienftbaerheyt.
c.7. a.i.

Teghens dienftknechten moet fachtigheyt
gebruyckt werden,
b.3. c.

Der Dienftknechten fonen ofdie natuur-
lijcker-wijfe dienft-knechten zijo, oft
hoeverre,
b. 2, c. s, a. zj.

Dochter des oudtften Broeders of die g«quot;
ftelt moet werden voor de jongher Broc
der in de fucceffie des Rijcks» K 2. f« ^^
a.jz.

Doodtflaen des vyandts is fomtijdts geoof
lofr«
b. 3. c. -f, a. 3-

Dooden mach niemandt hem felven« b. tf

e. Tß. a.s.

Dooden oft men de ghevanghene mach to^
vergeldinghe.
b, 3, c. 2. a. S.
Dooden raach men door \'c recht der ootjp\'
ghe die binnen des Vyandts palen z\')quot;\'
b.3. t,^. lt;t.f.

Doodinghe wanneer door het inwendtgP®
recht gheoorloft
zy in een rechtvaerdJg*
oorloghe,
b. 3. r, ii, a. i.
Doodinghe hoeverre die gheoorloft zy\'\'\'
de beflaginghe» h. 3. t. 2. S.
Doodinghe buyten voornemen wan^\'®®
gheoorloft.
b. 3. c. /.
Doodinghe tot befcherminghe fijnsievcf®
wanneerondeughende»nbsp;/. a,S\'

Doodinghe om niet gedwongen te werofjj
tot vluchten, tot befcherminghe van »r
naem en goederen, oft die gheoorloft ^^
b.3. c, I. a.tz^ti,13,14-,IU
Doodt is fomtijdts oock affettioghe
Burgherlijcke rechr. b.s. e.i^. ft.ß. ^
Doodt voor den Chriftelicken Godfdief^
moet groot gheacht werden, i.

Doodt te lijden is beter dan te dooden* ^-®\'
e.i.nbsp;amp;

Eeuwighe doodt des gheweldenacrs gt;
yemandt die met fijn doodt voor-koJf^
kan,
b. ƒ, c. 3. 3.
Dwaelder is uyt verbintenifle aen
vyandt verbonden, b.S\' ^S- ^
Dwalende in een ftuck der Chriftehj^
Religie, ofdie moeten gheftraft wer«®\' *

tlie\'

b. 2. (,zo. a, se.

Dwalinghe of die de handelinghe te

maeckt, b. 2. c. //,
Dwinghende oorfaken die de mifdaeto
fchuldighen. b. t. io^ 4.2e.

-ocr page 891-

pEdt der thien Mannen binnen Romen
het ongheoorlofde. b. i, c^, zj.

Eedt-zweerder is ghehouden van herten te
Äweeren ente doen het gheen hy ghc-
zworen heeft.nbsp;^ ^

quot;Jdts aen de Mecfchen ghehouden.

niet ghehouden als hy,
dien hy ghezworen heeft, hem vry ftelt.

i. 13. a.iS,
Eedt-zweerder moet het accoort houden
iy. b,nbsp;x^.

«\'oorden hoe die moeten

verftaen werden, b.2. c 13 ^ 2 3

«-der verbindt hem\'feivénVhoe-
wel hy hem niet wil verbinden,
b. 2. c.13,

Eedt-zweerdermet voornemen met hem
niet te verbinden, verbindt fich nochtans.

XP den Scepter, de welvaert, en dier-

Ä deghefontheydt des Princen, Ma-
EeS des Keyfers.
b. z, c. 13.
verbindtnbsp;g^^^aen. of die

vcJbbdf:^nbsp;of die

^ioft zy.t?^,!^quot; fnbsp;geoor.

^edt van \'£ onmogheiijcke en werckt niet

foo langhe als het onmogelijck blijft.
c. 13. ft,

Eedt die meerder morael goedt belet, is
krachteloos,
b.i. („13, tt.r.
Eedt kan uyt de wet een kracliteloofe han-
dehnghe kracht geven.
b. 2. c.13, a.fß,2o.
Eedt van een ongheoorlofde fake cn heeft
gheen kracht,
b. 2. e. 13. a. S.
Eedt moet nietuyt-gheftreckt werden buy-
ten de ghewoonlijcke beteyckeninge.
b,2.

Eedt des Coninghs kan krachteloos zijn
om voorgaende handelinghe. b. z. f.

Eedt door bedrog uyt-gehaelt, wat kracht
dteheefc.
h.2. c. 13, au.
Eedt moet niet met een verfweshen condi-
tie verftaen werden,
h. 2. c. 13. a. 3,
Eedts forme, h. 2. e. 13. a //.
Eedts kracht hanght aen de Overigheydt.

b, j. f. J3. a. 20,nbsp;quot;

Eedts verklaringhe. b. 2. c. 13. a. 1,2^
Eedt ghebroken zijnde, werdt gheftraft
oock over de nakomelinghen.
h. 2. 1.13,
a. t.

Eedts verbintenilTe uyt eeti voor-bedacht
gheraoedr.
h. 2. c. 13. «. 3.
Eedt kan de belofte niet doen achter-hou-
den om de voorgaende fonds eens ande-
ren,
h. 2. c, 13. a.29-.
Eedt-s ghetuyghe en wreker is Godf. h,3.

Eedt behoort groote onnoofelheyt by fich
tehebben. t.A e.
Eedts ontfliginge van waer diehaer kracht
heeft.
h.2. c,f3. a.20^
Eeden wat inficht fy tot den Overheden
hebben,
h. 2. e. 13, a. 29.
Door eedt kan de belofte niet vergolden
werden raet het gheen te vooren in ghe-
. fchii ftondr.
b. a c. j-j.
Eeden wat die by den Romeynen vermoch-
ten.
h. 2. C.t^. (1.20.
Eeden van Chrifto verboden. f.ti.
«»ir.

Nnnnn £nbsp;Om

REGISTER.

-ocr page 892-

Om eerbaerheyt te bewaren mach men an-
deren dooden,
b. 2. c. /. 7,
Eerlijck veelderley* h, i, e. 2. «,/»
Eeuwe der Reufen* b.i. c. i. i.
Efefli^drf doodt.
b. 3, a, iS.
ErbarmeniflPe waerdigh die in den oorlogh
ghevanghen werden,
k 3. c, 2,
Brfghcnaem niet ghehouden uyt kracht des
eedts van den begravenen ghedaen» h, j,

Erfghenaem of die aen de ftraffe gehouden

zy. 2, 21. 1^.17.
Erfdeel des Volcks kan van den Coningh

niet vervreemt werden, b, z. c.s. «.11.
tjfeen deden gheen eedt. b. z. c, 13. a.zi.
Exemplen van onthoudemheydt in \'t landt
der vredighen.
b, 3, c. 17, a. 2.
Eynden en middelen der beraetflaginghen
moeten met malkanderen vergheleecken
werden,
b. 2, c. z^. a. s.
Eynde der fchattinghen. b, i. c. t. n. 7,
Eyfch van ghelijcke vergeldinghe hoe den
Heivef« toe-ghelaten.
b. 2, c. 21.

F.

Flae«arghliftigheyt, b.3. c.i, a. ij.
Der Franckm rechts fucceflie in \'c Rijck.
b, 2. e 7. Z3.
quot;Brsmcken
ghebiedt onderfcheyden van het

Roomfche, b. 2.nbsp;ir.

Trttncken Coninghen fucceffie heefc eertijdts
eenighfins aen de wille des volcks ghe-
hangen. b, 2, c.p. » i r.
Der
irmcke» recht om dc goederen weder
tekrijghen buyten openbaren oorlogh.
c.ß.

Der Trmiken recht over de Slaven, k 3. c,7.

Fww^ea ghebrujckover den roof.

a.

Der Fmwfee» ghematightheydt in den oor-
logh omtrent de gheheylighde dinghen.

b,nbsp;3. c. tz,

Der Francken ghebruyck en wijfe om Oor-
logh te vermijden.
k 2. f, 13. 10,

GElt is een ghemeene mate, lgt;, t. ^

Geldt hoe veel het te achten zy. k c. t^\'

Ghebiedt kan verkregen werden, h.3.«\'\'^\'

Ghebiedt over de overwonnene mach
aen-nemen tot onfer befcherminghe.
c, rs, a^ ƒ,

Ghebiedt werdt door oorlogh vcrkreghequot;\'

Ghebiedt als het in een Coningh is yWer«^
door Oorloghe verkreghen. b.3. c^-\'\'

a.nbsp;r,

Ghebiedt kan van een Coningh vervrecfiquot;
werden mettoe-ftemminghe des Volc»^\'

Ghebiedt der Romeynen is onderfcheydtquot;
van hec ghebiedt der
Irumken, en Co-
ninckrijck der
Longcbtvfétt, b.i. cnf.^^\'

Gebiedt en Majefteyt bewaren wat het
k /. {. 3* a-nbsp;,

Ghebiedt der Romeynen begrijpt nu niet pe
gheen eertijdts daer onder begrepen wa®\'

b.J.c.ß.a.//.

Opperfte gebiedt werdt foo welvoer
Volck, als voor den Coningh door lafg\'
durighebefittinghe verkreghen»

As

Gebiedt begrijpt oock de perfoonen eO 0
landt-ftreke onder fich.
b. z. t, s. .
Hooghfte ghebiedt hoe het verdeylt wef^\'^\'
b,i. t,3. a, i7.nbsp;.

Ghebiedtghedeylt zijnde heeft elck geP^^
der jpor fijn ghedeelte hec recht des oOi
loglw.
b. I. c,.^. A.13.
Ghebiedt den overwonnen toe-ghelate \'

b.3. e.IS. M.7.nbsp;»

Ghebiedt den overwonnenen toe tel^t^

is treffelijck. b, 3, c. is. 7,nbsp;_

Gebreck des goets moet in accoorden ^^
gefeyt werden, en waerom.
kz,

-ocr page 893-

STER.

Gefantp oftfe wech gelaten moeten wer^
den,
b. e. li, j,

Gefanten ora wat oorfaken fy konnen niet
aengenomen werden, b.2. e. /i.
Gefanten reprefenteren de perfoon die haei
ghefonden heeft,
b, 2, e. a.
Ghefanten zijn niet gehouden aen het bur-
-erheke recht van die plaetfe daer fy zilt),
-ï. it. / \'
Ghefanten werden gehouden als buyten de
Landtftreketezijn,
b.2. t.iS, a.^.
Ghefanten mifdaet door Wien die gheftraft
moet werden,
b.z. c.
Ghefanten konnen by manier van befcher-
minghe ghedoodt oft verjaeght werden,
b,2,ctiê. a.4. in\'t eynde.
Ghefantshoys oft een toe-vlucht kanzijr.
b. 2, c, iS.

Der Ghefanten recht, b. g, c. iS. a. /.
Der Ghefanten recht ofc oock kracht heeft
by den ghenen , tot welcken fy niet ghe-
fonden zijn
b. 2, c. jS. a.s.
Der Ghefanten recht heeft kracht in den
Oorloghe,
b. c. 18.
Der Ghefanten ghefelfchap oft niet kan be-
ledight werden.
b,2, c. 18. a. j,.
Ghefanten of fy \'t recht van ghelijcke ver-
geldingeonderworpen zijn.è.i.
c.iS. a.r.
De Gefanten goederen ofdie om enige mif-
daet konnen aengetaft werdê.i..?.
c.iS.aj.
Ghefanten te beleedighen, geeft oorfaecke

tot oorloghe. è. 2. c. 18.
Ghefanten goederen moghen nietaengefla-

gen werden om fchuldt. b, 2. e. f8. a. s,
Gefelfchap der Godtloofen ftaet te vlieden.

Gefelfchap waer in het van de burgerfchap
onderfcheyden is.
b.i., c.s,^, zi.
Ghefelfchap dat burgerlijck is van de Men-
fchen in-gheftelr.
ï. c.4. a.7.
Ghefelfchap dat den Hebreen ongeoorloft

was. b, 2. c. ZS.
Gefelfchap oft alfo raach ingegacn werden,
dat d\'een partye vry van fchade fal zijn.
b, 2t c, 12. a, 24..

Nnhnnjnbsp;Ghefel-

R E G I

^ttTïo^l die ongheftraft moeten zijn.
quot;ftatnir^ ^«goedts in mifbruyck be-

perfoonen hoe verre die van
Seweert werden, è./.c,
^neeftehjcken is den oorlogh verboden,
f-op\'t eynde»

die naedatfege-
geftreden, oftMagiftraets

fchuldenaer mach
gnehouden werden» è.«

bZ?nbsp;^^^ht het heeft ora te-

iv fnbsp;te doen nae de meyninghe

»!■ r-unbsp;\'t begin,

i /nbsp;f\' gaet voor^ particulier.

»Jheradinghen tot verklaringe ftreckende.

• • ■\'O. a,

Gadingen haer inbindinge.è.^.
Ghefantfchaps rechtkomt den Moordena-
ren niet toe.è.A f.zj.

nen v5 \'PP\'quot; dieghedurigh zijn, kon-

^nelantofthygherechtigheydtheeft.

tehuys mach

pSf^Si^VoIckerenge-

-ocr page 894-

Ghefelfchap daer den arbeydt met het geit
met malkanderen vergheleken werden,

Gefelfchap metgodloofen periculeus 3 boe
de periculen teghen gegaen werden,
b.z.

c.r}. tt.

Gefelfchap waer uyt de eene gheen profijt
verwachtende is, niet krachtigh,
b,2. c.if.

Gefelfchap der algemeyne goederen hoe-
danigh.
b.

Gefelfchap door de doodt ghe-eyndight te
werden, en is niet volgens\'t recht der na-

\' ture, of der voickeren. b,z, c. /lt;r,/f,

Ghefelfchapsghelijcke deekn, b.2, c. 12.
tt. 24,

Gefelfchap des oorloghs heefc eenighe ge-
deelten.
b. 2, c. IS, ». s.

Gcftolen goedt verteerende moet raen dat
weder-geven.
b. z. c. a. r.

Ghevanghene onder wiens macht die zijn.

b.nbsp;3. c. 7. a. 3,

Ghevangene konnen door oorloghs recht
gedoodt werden. 6. j,«,««. «.^jj-a,//,/^.

Gevangene ofdie alle-tijdt konnen gedoot
werden,
b, 2. c. 4-. a. 10,

Van ghevanghenen en goederen moet men
in\'tbyfonder over-komen,i.^.c.i?.«.^.

De gevangenen verloffinge en verwiffelin-

Der ghevangenen verloffinge is gunftigh-
lijck,
b, 3. c. 7. a.ß.enc.zi, et. 22.

Der ghevanghenen naekomelingen en die-
naers,
h. 3, c. 7. a. 1^2,3.

Der ghevangtnen verloffinge verbiedende
rechten of die rechtveerdigh zijn,
b.

c.nbsp;21. a. 23,

Der gevangeflen goederen fonder erfghe-
naem zijnde, werden aen de inkomften
der Overigheyt toegewefen. b,3,

Gevangene wanneer die mogen ghedoodt
werden,
b. 3. c, ts, a. //.

Ghevangen ofdie weder-keeren moet, de
ghene gheftorven zijnde die hy verloifen
moft, t. j.e, ii.a. 29,

Ghevanghen kan \'t felfde ranefoen veelen
fchuldigh zijn, i./. e. jf/.

Gevangene moet men in den oorlogh ver-
fchoonen. b. 3,c. /ƒ.«

Des gevangens belofte van in de ghevanc-
kenifle weder te keeren, is krachtigh, k 3»
c. 23. a.

Des ghevangens goederen niet aenghetaft
zijndejWerdé niet verkregen

Ghevanghen kan fich niet aen een anderen
overgeven, t.
3. c. 23. ».ß.

Ghevanghen in een rechtveerdighe oorloquot;
ghe, of hy vryelijck vlieden mach,
b.s»

c.14.«* 7.

Gevangene in den oorlogh werden flaven,
felfs nietquaedts bedreven hebbende,ƒ»
e. 7.r.

Gevanghenen eyghentlijck zijn die binneö
de befettinge gebracht.zijn.
b. 3. c. 7. a. n

Ghevanghene ora niet los ghelaten\'. b.
e. 11, a. 3.

Ghevanghene wien die toe-behooren. b,
e. 7. (*. /.

Ghevanghene, offe vrye, oftflaven zijn, eO
hoeverre»
b. 3. c, 7. ». ^^2,3.

Wat men den gevangenen doen moet,daer
de flavernye in geen gebruycis.^

Der gevangenen recht werdt oock onghe-
lijck genaemr.
b. 3. c, 7. a. «r.

Der gevangenen recht hoe het tegenwoor-
digh is.
b, 3. c. 7. a. ß.

Der gevanckenis recht is geen alghemeyn
recht aller volcken.
b, 3. e. 7.». S.

Ghevolgh van ghegeven fchade. b. z. c. if\'

a.nbsp;4.

Gewelttotbewaringe der goederen, ho®
verre het in den
Euangeiio gheoorloft

b.nbsp;2, c. I. a. 13,

Ghewoonte der Hebreen van de inghenofC^®
landen, en kroonen des verwonnen
Coquot;
ninghs. b. 3, c a. tr$.

Gijfelaer of die verbonden is,als die dood«
isjdie hem gefonden heeft.
b.3. c.zo, 0-^\'\'

Gijfelaer die wechVlogt mag vande burgef\'
fchap niet ontfangen werdea.b.s.c.\'f-^^^\'^

-ocr page 895-

Gijfelaer voor een ander ghegheven werdt
vry gheftelt als die ander doodt is» ks.

^y om een ander oorfake mach

gehouden werden.nbsp;ss,

« ^^ f.

Gijfelaersof fy konnen ghedoodt werden
volgens het recht des oorloghs.
b. ^.c.io,

j J. e. a, f JJ^ a jg^

«»ijielaenoffy konnen door het inwendi-
ge recht gedoodt werden.
Gijfelaers zijn gheen flaven.
b. 5,

2gt;er Gijfelaers goederen wienfe

toekomen*

^j\'^Gjlffï\'ers verbinteniffe is hatelick, en-
de dickwils de voornaemfte. b.u c.20.

quot;^alkanders daedt ver-
bonden werden,
b. 3. c.

van veelen met ghene-

f z c H^\' quot;quot;quot;nbsp;gevolght.

dinghen werden door den

W uquot;?nbsp;het recht der volc-

behoort, è.

quot;j\'^en gemeen ruft op vier

openbaren ftaet by den tö-
Go^\'^^a-nbsp;Coning. b. i. c.

niet Godtfdienftigh. i.

rS^^rï^^hoonen. b. 3. e.nbsp;(f.

«if r Chriftenen fteunt op geen
quot; iÏÏ 5 redenen eyghentlijck.

Godt werdt door beloften verbonden, b,.,
«t,

wreeckerin den eedt*
Godt heeft h;\'recht des roofs toeghcftemt.

Godt fpaert de boofe om der goeden wille*

k 3. elt; I. «.4.

Godt met wat recht hy maeckt dat de fon-
den der ouders den naekomelingen fcha-
de doen.
k 11,10,

Godt werdt on-eyghentlijck ghefeydt fijn
raedt te veranderen, te bedrieghen en be-
rouw te hebben*
b.z, c.i^. «i3.
Godt ftrafc het Volck om de mifdaden der
Coninghen.
ki. c.21. a. 17,
Godt heeftom fijn felfs willen alle dingen
ghemaeckt.
k a, c. ze,
Of Godt niet kan doen *t gheen tot gheen
eynde en ftreckt*
k 2, c. 20,
Godts fachtmoedigheydt in \'t nieuwe ver-
bondt*
b.z, c.20, a. II,
Godts daedt over de kinderen der fonda-
ren moet van de menfchen niec nae-ghe-
volghtwerden.
b,2..t, 14..
Godt kan niet liegen j noch hem leughen
toe-ghefchreven werden, è.
3. i. a.\\is.
God moet men meer als de menfchen ghe-
hoorfamen*
k e. a.j.
Goedt gemeen zijnde 5 moet meerder als
hetfonderlioghegeacht werden,^./.
a.-f.

Goederen die erflijck zijn werden in de
fuccefTie van nieu ghewonnen goederen
onderfcheyden.
b.2. c. 7.
Góederen die nieu gewonnen zijn, komen
van naturen den naeften Erfgenamen to?*
k 2. e. 7. a. iif.

Goederen der Gefanten of die om eeniger-
hande mifdaedt konnen aenghetaft wer-
den.
k z. c. iS,

Goederen der onderdanen werden wegens
\'£ recht der Volckeren door de daedt der
Overheden verbonden,
b. 3. c. 2. et. i.
Goederen die door het burgerlijcke i echt,
oft door het recht der volcken verkregen
zijn j die werden even ghelijck in vrede
vervreemt.
h. ^. c.2. \'a.s,\'
Goederen in den Oorlogh ghenomen wer-
den door het recht der volcken eygen ge-
maeckr. A
3.

Goe-

-ocr page 896-

Goederen in den oorloge genomen, wien

die toe-komen, b. 3. t.C. a.z.
Goederen in een onrechtveerdigen oorlog
genomen, ofie ons moeten weder-gege-
ven werden,
b. 3. f./f. a
Sulcke goederen verteert zijnde werden

niet weder-gegeven. b,3.t.io, «.(f.
Goederen in een onrechtveerdighen oor-
logh genomen, of daer yets mach afghe-
nomeiiwerden,
h.3. c, j». ».(gt;.
Goederen hoe die in burgerlicken oorlogh

eygen gemaeckt werden. b,3. c. «.^r.
Sommighe goederen in den oorlogh ver-
kregen, behooren den Koningh toe.
h. 3.
c. S. a. 3lt;

Goederen der onfchuldighe moeten niet
aenghetaR werden, als men van de voor-
naemfte fchuldenaers het onfe verkrijgen
kan. i. f.a.-i«.
Goedt eens anders mach men aen-taften
om perijckel voor te komen,
3,c.r. a.2.
Goedt eens anders mach men aentaften tot

fchulcs betalinghe. b. c. 7. a. z.
Goedt eens anders mach men voor fchuldt
niet nemen, als men het anders verkrij-
gen kan. b.z.

^oedteens anders wanneer men het moet
wedergeven,
b.

3oedteens anders wech ghevende moet
men geen loon van weghen de vindinghe
hegeerea, b.i.c. jo. a.i.
Goedt in een onrechtvaerdighe oorloghe
genomen aen hare voorighe Heeren we-
der-gegeven,
b. 3. c. a.
\'t Goedt welck genomen is moet weder-ge-
geven werden
nae dat de vrede gemaeckt

Goedtheydt in den oorlogh, h,3.t.ii. et.7.
Goedt den vyanden tbe-ghefonden kan af-

gefet werden, b. i. c. /. a.s.
Goedt der generdie fchip-breucke ghele-
den hebben behoort niet aengellaghcn te
werden.nbsp;7./.

Goedt wederom ghevordert wat het be-
tey ckent. i. i.e. ƒ
t-.

Goedt te rooven wat het by de oude

WiS, b.3. c.4.0. r.nbsp;^piüquot;

Goedt weder te geven ftreckt voor aiie -

dere voldoeninge. b. 3. c.nbsp;j.,

Goedt kan oock genomen werden Wy frh
goedinge van fchuldt die in den oorJOë
fpruyt^
b. 3. c. 13\' tt- 3-nbsp;, jgo

Goedt der vyanden kan bedorven jf.
door de inwendighe gherechtighe)
b. 3, e, 12. a. I.
Goedt der vrienden dat in de Ichepequot; j
vyanden is of dat door rccht des oori«e
verkregen werdt. i.i.nbsp;. ug,

Goedt binnen de befcherminghe niet g
bracht verandert van geen hesrfchapp)
b, 3. c. s. a. jC.
Goedt

moet_____ ________________.

\'t Goedt werdt door den oorlogh
gemaeckt,weder-gekregen voor Vgt
als het uytwendighe recht belanght, .
welck van de vyandt eerft
verkregen w

b.nbsp;3. c. C. ft, 7.nbsp;\'gt
\'t Goedt welck by den vyandt is haer quot;

c tóe-behoorende, dat mach men door 0 _
oorlogh fich niet eyghen maecken.

c.ó.et^S.nbsp;. gf],
Graden van onrechtveerdige handeling

b.nbsp;z. Ct ^o, a, 30.

Gramfchap wat het zy.t b, 2, c, 29. 4, ^^
Gramfchap heeft oock in God plaetfe. ♦

c,nbsp;10. a. s,nbsp;,
GtUcken
hebben met onrecht vreemde ^ ^^

tien voor vyanden gehouden, b.z.
Grkcktn
hebben al-te-mets veel vrouwen g

Der Grieche» manier ontrent den root*
c. 6, 4.nbsp;jjjl\'

Grootfte gedeelte heeft het recht van quot;

gemeenfchap. b. 2. e. s.u. n.
Gunfte in beloften, b. 2. c. iC.nbsp;fü,

Het gunftige is een belofte reä.nbsp;\' jef*^

Gunftighlijcke dinghen hoe die verw
moeten werden,
b. i. c. /tfquot;.

dat tot den oorlogh niet behoof gt;
men verfchoonen.
b, 3. c. a-\' -

1nbsp;j____j—___I__ï,

-ocr page 897-

H,

H ^cï^ïvan onghelijck ofdie een

meenfrK^ . ^^^ de menfchelijcke ge-
ftraft Äquot; ft^^\'^ken, moeten nierge-

Handelin S •
onftr^ff^- ? inwendigh zijnde, of die

, ofdie

den. h l ^^^^ Volcken geftraft wer-
c,quot;,nbsp;tsghetis de confcientie h.z.

tJnbsp;* •

of publijcq, of parti-
c.lt;rnbsp;openbare oorloghe! k^.

^^n. kon?\'quot;nbsp;ghewoonte gemeyn

^ jn.können ntemandtverbodenlerden.

quot;Äi^^l/r^ den menfche onver-
den. Knbsp;können wer-

die weldadigh zijn.
Handel,^hen die in manghelingebeftaen,

Handelingendiegemenght zijn.

^oft daïlm ? y^^Shedaen werdt,
veel diérrS,quot;\'quot;\'nbsp;^^^dt, hoe

derfcheylenvanir/^?.^^^

—] V.V1J vana
iS^^dinghe, b.
quot;andehnghentegt

Onbsp;c. 10, a.4.

^^nneer hIquot;nbsp;quot;^^en eedt ghedaen,

zijn.è Itnbsp;krachteloos

\' \'nbsp;«. li, SI, ï.

Handelinghen werden door de burgerlijc-
ke Wet niet krachteloos ghemaeckt, dan
die daer onder ftaen,
b z. e. s, a. /4,
Handelinghen kcachreloos zijnde door het
recht der Voickeren.
b. z. c. s. a. 14.
Hatelijcke dinghen hoe die moeten ver-
klaert werden,
h, z. c. jC,
Hatelijcke dinghen in het twijffelachtighe

zijnperfoneel. b. z. e, j(gt;. iff.
Den Hebreen was geboden de afgoderye uyt
te roeyen.
b. 3. c, s. a. i.

onderfcheyden de dinghen die van
naturen eerlijck zijn.
b. z. c.i-f. a.ß.
Hehretfib Goddelijck recht en verbindt an-
dere Volcken niet.
b, ƒ. f. I. (t. 16.
j Heamp;mycÄ recht is niet gheheel af-ghefchafr.
b.f.c./. a. iC.
Hebreen
oft geoorloft zy geweeft den vreem-
den weldaden te bewijfen, en van haer
te ghenieten,
b.2, c. ij. a.s.
Der Hebreen wijfe met inghenomcn Landen.
b.j.nbsp;met dekioon des Conincx»

b.nbsp;c.6. a. lp.

Haer recht over de Slaven, b. s. c. 7. «. lt;P.

c.nbsp;14. a, C,

Haer recht over haer Kinderen, b, 2, cap. s.

a.nbsp;7.

Van contra (ften, b. 2. c. 12. a. n.

Van de ghevanghen Vrouwen, b.s. e. fs.

Heer des goets meer te achten als die het te
bewaren ghegheven heeft, en waerom»

b,nbsp;2, e. 20, a. r.

Heer die verkondight heeft dat men \'lijn
Dienaer niet betrouwen fal, die is gehou-
den aen het goet dat hy den Kneclif heefc
toe-vertrouwt.
b,2. c. to, a.2.
Heeren der goederen dse over-boort ghe-
worpen zijn, eyfchen een ghedeelte daer
van weder van anderen,
b.2, c.io. a.s.
Heerfchappye van weynigen is by-nseeen
Coninckrijck,
b. 3, c. is. a. S.
Heerfchappye der goederen die by ge wich-
te, mate, en ghetal beftaen, wanneer die
tot een ander over-gaet
h, 2. e. 10, a ij.

O 000 onbsp;Heer-

REGISTER.

-ocr page 898-

Heerfchappye des goedts \'t welck yeinandt
onwetende befit, is hy aen niemandt ge-
houden. b. -ï. C\' quot;o-nbsp;. ,
Heetfchappy dieuytwendig is. b.^.c.v.yj).
Heerfchappye werdt natuurlijcker-wijle,
en door een ander verkregen,
b.j. c.lt;gt;.it.ß.
Heerfchappye eens dullen, waer van daen.

b.nbsp;2. e, 3-

Heerfchappye eens jongh kindts, waer yan

daen, b. 2. 0,3. lt;*•nbsp;,. , . - ,

Heerfchappye die uytwendigh is , londer

inwendighe. b. 3. c. 7. a, 7.
Heerfchappyen hoe die te niet gaen, de
fubjeften wech ghenomen zijnde.

c.ß.nbsp;n.nbsp;. .
Heerfchappyen groot zijnde werden iwaer-

lijck bewaert.nbsp;7.

Heerfchappyen fucceflïve zijnde, zijn met
alle-tijdt de opperftè.
b,i. c.3. iquot;-

Heerfchap.pyendieuytverkiefingeontltacn

konné oock de opperfte zijn.^\'.-\'.f.i-«.^.
Heerfchappyen niet de opperfte zijnde,
konnen oock volkomentlick befeten wer-
den , en erffelijck zijn.
b. c, 3.
Heerfchappyen gaen te niet het fubjeit
wechghenomen zijnde.
c.3, «.\'2.
Heerfchappyen der Vrouwen zijn den Ro-

«jej\'Be» onbekent. b. 2. c.ß. a. //.
Heylighe dinghen hoe die ghemeen zijn*

h.3. C. y. 2.

Heyhghe dinghen zijn oockin deoverge-
vinghe begrepen,
h. 3, c. s.
Heylighe dinghen of die oock den vyandt

heyhghzijn. è. f.
Heylighe dingen door begeerte des voicks

onheylighghemaeckt. b, 3. c. s. a. 2.

Heylighe dinghen moet men in den oorlo-
ghe verfchoonert
b.3. c.ti. a. 7.
Heylighe dinghen of,dic konnen gefchon-
den werden\'door het recht des oorloghs.
b. 3. c. i. a.Z.
Heyrlegher wat het is. h. z. c.^. a. 3.
Hollmdtfcbe rfcht teghens de rooveryen die
tegens de W^et ftrijden.
b.z. c. i?. a.zo
HoUmdts ghewoonte over de verbincenjfle
der bevrachters,
b.2. c. //. tj.
HoUandts recht van onderfpoelde Landef.
b.2. c. s.

Hooghduytfche eertij ts met een Vrouwe te

HooghäuytßMdt heefc gheen ghedeelte van t

KwwjÉ^e Rijck gheweeft. b. 2. c.sgt;. «.ii-
Der
Hooghduytfches rooveryer. b. 3. caf. S\'

a,nbsp;2.nbsp;.. j
Hooghfte mogentheydt en is niet alle-tijo\'

by\'tVolck» b./. c. 3. a.8.
Hooghfte moghenthisydt is oock tijdtlijCK\'

b.nbsp;I. c. i^. a.8.

Hooghfte moghentheydt hoe die voor
goederen verbonden wert door een vef
binteniffe der minder Overlieden* b.
t.22. (1.2,^.

Houwelijck wat het is volghens \'t recht der

nature, b.2. e. s* a. S.
Houwelijck oft krachteloos zy fonder toe\'

ftemminghe der Ouderen, b. 2. c. s•
Houwelijck krachteloos met de VrouW^
van een ander Man die noch leeft.
c.^\'
a. ir.

Houwelijcks begheerte is een onrechtvaet\'
dighe oorfaecke tot oorlogh.
b.2, c.*^\'

Houwelijcks recht uyt de ChrifteHcke wet-

Houwelijck moet met gheen
aenghegaen werden.
b,2. c.fs,
Houwelijck waer door deKinderen toto
erffchap werden toe-gelaten,nbsp;\'

Houwelijcken met veel Vrouwen eertijd

toe-ghelaten. b.z.c.S. a.ß.
Houwelijcken raet Bloedt-vrienden oflg^

oorloft. b. 2. c. 5. 12.nbsp;-

Houwelijcken in levitico verboden gt; 01 ^

gheoorloft zijn. b. 2, c. k ï3-
Houwelijcken der Broeders en Sufters ve

boden. b.2,c.s. «./ƒ.nbsp;r he\'

Huyfen aen brandt te fteken is onmeoic»
Kjck. i,
3. c.zz, et. 2.
Huyfen op ftrandt te bouwen , verbof
ki. {. 3, a.ß, .

-ocr page 899-

I Acob beveftight het recht der eygen -ma-
* Kinghe inden oorlogh.
h.j. cX a.j.
Ucobi
fonen uyt de Dienftmaeghden gebo-
ren j zijn door hem aenghenomen in het
recht van fucceflie.
b. j. c.y.

pleghen roovers te zijn, b. s. cap. s-

hebben veel Vrouwen, h.z,
Inneminghe in den ftaet der gemeene
goc-

deren.

inneminghe medenaer-gelaten gemeen-
fchap. è. z. ,,nbsp;s

Innemmghe en is niet als in een bepaelde
lake.
b, z. c. 2.

Itinemingheofdooralghemeynheydt, oft
door gronden,
b. 2, c. 2. a. 5
Innemmghe desghebiedts.
b. 2. c.3. -f.
innemmghe der heerfchappye, b.2, c.3. ».f.
Innemelijcke Landen, b. 1 c. 3.
inwendighe en uytwendighe oorfaken om
te difpenferen. h.2. c.zl

van Conftmtmopokn hebben geen
«cht ghehadt om een Keyfer te verkie-
r^P\'Om dat fy des geen macht van\'t Room-
/^„^^joJckenhadBen. b. 2, c.ß.a.n.
longhe kindt belofte doende, werdt niet

Inn\'^y\'quot;-

quot;quot;gïie kinderen moet men verfchoonen,

^■S-c.ix. a,^.

S Soldaten hebben anderen in den
jS^^^Shedienf. X. A 7.
/^fo^ffiftory-fchnjver deri^rf«« vleytde
^otncynen in de verklaringhe der Wet.

■ J. C. J, (t.

K.

K ^\'^^^oonen isby den JfeJ«« geduldigh
ivenmfTe van den eenighen Godt.
kz:e.2o.

^IcheoL?\'\'^quot;nbsp;, ende

ftennifte Gods hoe die beproeft wert. lt;,.sr/.

Kenniffe Godts hoefe verduyftert werdt.

a.nbsp;4-7.

Kenmffen Gods, weicke en hoedanigh die
zijn. ^s,
Kenniffe Godts dat hy onfienlijck is. a.
Kinderen oock over velde, oft
in bloedt-
fchande ghewonnen , moetmen voeder»
het welck \'t Roomfche recht verwerpt,

b.nbsp;2. c. 7. a,

Kindts foon des oudtften Broeders is voor
de jonghfte Soon gheftelt gheweeft by de
lAcedemoniers. b, 2. c, 7. a. 30,
Kinderen der Dochters moetmen voed^.
b. 2. c. 7. a. (i.

Kinderen konnen van de Ouders verkocht
en verpandet werden,
b. 2. c. s. a. s.
Kinderen uyt fommighe houwelijck wer-
den belet te fuccederen.
b. 2. c. 7.
Kinderen moeten om de mifdaet der oude-
ren niet geftraft werden. 21. ».13,1^.
Kinderen of die oock moeten gevoedt wer-
den , hoe datfe ghewonnen zijn.
b.2. c.7.
«. j«.

Kinderen der quot;befchadighers gheraken tot

gheen eere. b.z. c.21. 13.
Krijgh endoot-ftraffen ftaettoe.

b.i.c.z.a.ß,

Kinneback-flagh of die oorfake gheeft om

yemandt te dooden. b. 1. c. 2. a.S.
Krijgh om loon fonder groote oorfaecke is

niet toe-ghelaten, è, 2. c. zs, a.ß.
Krijgh eertijts verboden den geeftelijcken,
en die boete deden.
b.j. c.z. a.ß. op \'t eynde.
Krijgh werdt den Chriftenen van origims
toe-ghelaten, b, /. c.z. a,ß.
Krijgh eertijdts om eenighe oorfaken van
den Joden en Chriftenen vermijdet.
ibid.
a. ß, ia \'t begin.
Krijgh om loon oft foudye is voornement-
lijcknietgheoorlofr.
b., 2. c. zff.
Krijghs-eedt éevRomeynen van den roof.i.j.

c.nbsp;6. zt.

Krijghs-eedt die na de doodt Conßaniim ge-
bruyckelijck is gheweeft. ki. c, 2. a.p.
in\'t midden.

O O o O o a

-ocr page 900-

REGI

LAceémonien fielden den Soon die onder
de regeeringhe gheboren was , voor
den Soon die voor de regeeringe was ge-
boren,
b. 1, (. 7. «.30.
hmémonïm hielden meer van liftigheydt in
de oorloghe, als van gheweldt.
b. 3. c.i.

Der Lmdemomers ghewoontt van de inghe-

nomen Landen, b, 3. c. (gt;. a, rr.
Der Lmdemeniers rtcht tot Athenea, b. c.^.
m2.

Landen diegedeyltenaf-geteyckent zijn.

h, C. J. A. itfquot;.

Landen watineer datfe in-ghenomen zijn,

b.nbsp;3. Ct öquot;, a,

Landen in-ghenomeo zijnde, wien die
toe-behooren. b. 3. c C. a.ß.
Landen hoe die van den
Hebree», htcedemo\'
nien
, en Romtynen ghedeylt wierden, è, 3.

c.nbsp;C. tt. IX,

Landen twijffelachtigh zljn^, moeten niet
ghehouden werden intsemelijck te zijn.
b. 2, c S. a, 10.
Landen die van de vyanden in-ghenomen
zi)n , konnen weder verkreghen werden

b.3.nbsp;c.ß, a, s.

Landen die bepaelt zijn, b.2. c.3, /lt;r.
Landt kan met een ghenaemde mate ver-
kocht werden j maer niet nae mate,
b. 2.

c.nbsp;S, JZ.

Landtpalen of die verandert werden door
het veranderen van hetcanael.
b. 2. e. 3.
ld.

Landtftreke waerom foo ghenaemt. b. 3,

c. a.

Landtftreke fonder volck zijnde j kan ver-

vreemt werden, b. 2. c. C. a. 7.
Laft moet vermijdt werden in\'t verklaren

der woorden, b, 2. c./^, a. 12.
Laften uyt een verbondt zijn, oft over»
gaende, oft blijvende.
b. z.c,rs. 7.
Leener waer aen hy ghehouden is,
b, 2.
c., 12,
73.

STER.

Leener wanneer hy binnen den beftemdeJi
tijdt het goedt weder eyfchen mach,
b. i\'

C. ld, a,17.

Leen-goederen die vry zijr. h.r, «.3, a.^S\'
Leen-goederen werden door langhdurigc
befittinghe eyghen ghemaeckt. b.i.e.^\'

Leen-rechtover manen goedt. t.A c-i\'

tl. 33.

In Icen-rijckenJioe de fucceflie op-gedr^\'

ghen werdt. b,z. c, 7. et. iß,
Leen-verbindinghe neemt het exprefle g^\'
biedt niet wech.
b. /. c. 3. a, 23.
Leere
lohtmnis des Doopers en Chrißi
een. b, t. c.2. a. 7,

Leven des gheheelen volcks is meer dan lt;1®

vryheydr, b. z. c. 24.
Leven in den ftaet der onnoofelheydt* b.
c.
2. a.2.

Leven des volcks moet voor de vryhey»\'
gaen,
b. 2. e. S.
Leven oft het verbonden kan werden, b.S\'
c. 2. a. c.

Leven der fchuldigen oft geheel moet of\'
derfocht werden,
b, 2. c.20, a.3amp;.
Des levens verbinteniffe begrijpt de vry

heydt niet. b. 3, a,ii.
Leughen of die gheoorloft is tot befcheiquot;\'\'
minghe des levens,
b. 3. e, i, a.
Leughen verboden, b. 3. e. i, a.p.
Leughen en lieghen onderfcheyden*
c.i. a.ie,

Leughen of die ten aenfien van den derdequot;
begaen werdt, die men niet aenfpreecK^\'
b, 3. c. i, a. 12.
Leughen is niet ongheoorloft by den g»^\'
nen diefe begeert,
b*^, c. /. 14. .j
Leughen oft men die teghens den vyan^
ghebruycken mach. t. 3./.
tt. 17,

Lichaem kan tot dienftbaerheyt verbbßdß

werden* b. 3. c. 2. a.3.
Lichaem aertfch zijnde komt de aerde to \'

b. 2, C. 10. «\',2.

Lichaem hoe langhe het felfde blijft, p-

-ocr page 901-

^ItEev^n^\' quot;\'\'quot;!\'^\'quot; beeften over.
gegevence werden, iserbarraeiick.

den buyten het gelichte van anderen, b. 2.

fondighen is een oorfaecke
van de ({raffen niette verminderen,
b.z.

Liefde verbiedt dickwils yeu b. 3. cap.i^.

^iïen\'^\'/Hquot;\'^\' \'^\'quot;ghen, die, vol-
|hens deßurgherlijcke^ret gheoorloft

toeUr\'i\'^\'^\'nbsp;het ghene \'t recht

4 Cfer^^ IS ons een Exempel.

L^dtfaeiiheyS die ftrafwaerdigh is in
een Regent oft Republijcq. è.

M.

Mnbsp;kan de hoog-

ftaen.nbsp;met recht niettegen-

ten tijde Chriftenen
voor fommighe

onrechtvaerdigh-^....,.

vande weder-^

ti,dt haer

■ge-

Mannen werden voor Vrouwen geftelt in
de Rijcken die van het Volck op-gedra-
ghen werden,
b. 2. f. 7, a. 17.
M. matiginghe in de overwinnin-
glTe.
b. 3. c. 22, a. 7.

Mate in \'t ftraffen waer van te vorderen.

b.2,nbsp;c.20. (t,2ß.

Maten welcke te houden zijn. b.2. e.s.a.fi.
Matinghe in \'t recht des Oorloghs ontrent

de perfoonen. b.3. e. jj. a. 7,
Matinghe der Gonhe» in den Oorlogh on-
trent de heylighe dinghen.
b.3, cap. //.
a. c.

Mede-ghefellen der Ghefanten ofdie niet
moghen ghefchendt werden,
b. 2. c. li.
.s.

Mede-ghefel kan een mede-ghcfel dwingen

het verbondt te houden, b. r. c.3. a. 2/.
Mede-ghefellen moeren haer mede-ghefel-
len recht gheven , foo haer Onderdanen
befchuldightwerden,
b. i. c. 3. a.2/.
Mede-ghefellen zijn tebefchermen, ende
wanneer,
b. 2. c.21, a.
Mede-ghefellen wantieer die deel hebben
in den roof. è. ƒ
c.6. a. 23.
Den mede-ghefellen geweldt aenghedaen,
wanneer het den vrede breeckt,
b,3. c.ie.
33*

Mede-ghefellen in een onrechtvaerdiEïhen
Oorlogh zijn aen de fchade ghehouden ,
konnen fomtijdts gheftraft werden,
b, 3.

c.nbsp;I. a.3\\4.

Der mede-ghefellen verfchillen hoe die
moeren ghevonnift werden,
b.f. c.z.a.7.
Mede-gefellen van mede-gefellen onder-
druckt.
b. I. c. 3, a. 21.
Onder mede-ghefellen moeten de oudtfte
voor-ghetogen weiden,
b.z. e./s.a.13.
Mede-ghefellen of die oock toe-komftighe
konnen zijn.
b,2. c.iff. a.13.
Mede-ghtfellen in het verbondt niet ghe-
noemt zij nde, mach men helpen fonder
het verbondt te breken,
b. 2. c, iC. a. /s.
Menfchen tevanghen, iaoe het in den oor-
logh toe-ghelaten is,
h. 3, c. 14. a.

O 0000 3nbsp;Menfch

-ocr page 902-

Menfch waer hy recht toe heeft. b. s, t. n.

Menfchen te leveren moet van levendighe
verftaen worden,
h. z. c. /tfquot;, a. s.

Der meyneedigen ftraffe raeckt de naeko-
mehnghen. b. z.c. /.

Meyneedigh teghens een Zee-roover oft
Moordenaer wert niet geftraft. K
s- c. gt;!gt;.

Mey ninge der loim van de noodtfakelijck-
heydt der weder-ghevinghe. b
.s^c.io.

A. 5-

Minder-jarighe is aen den vyandt verhon..
den. 6. 3.e.
3-

Mifdaden die de doodt waerdigh zijn nae
dat het
Eumgelmm verkondight is. b. j.

7. op\'t eynde.

Mifdadighe den rechter te benemen is mif-
doen. è,/. c,/.a.

Mogentheydt een foorte des rechts, wat heï
zy.
K c. t.a, s.

Moghentheydt die uytmunf. b, /. caf. /.

Moghentheydts goederen die gheheel is
oftfe met der tijdt verloren werden»
h 2.
f, a. 12,

Moordenaers raach meo doodtflaen. b.t.
c. 2. a.s.

Monopoliën, b. z. c, iz. a. i^.

Muylen by den Romeynen Joor \'t recht
der wederkrijginghe verkreghen.
b.3.
c.ß. a, J3\'

NAefte wie die is in de Wet, en msi^eUo.
k f,

mußt werdt oock ghereeckent die te zijn,
die door vertooninghe het recht ver-
krijght van hoogher ftaet.
b. z. Mp. 7,
a. 2I

Naekomelingen der ghevangenen zijn fla-
ven. j. c. 7.«.-^r

Namen der Lanffchappen hoe die moeten
verftaen werden. b.j.e. 2o,a.zs.

Natiën den Medea tribuyt betalende, of ha-
re conditie foodanigh ghebleven is, heC
gebiedt tot anderen overgebracht zijnde.

b.nbsp;2. e. a. J^.

Natuurlick ghebruyck der goederen, b. 2.

c.z.a.nbsp;2.

Natuur van huringhe en verhuringhe, b. 2,
e. JZ, tt. 18.

Natuurlijcke verkrijginge in den oorlogh,
b. 3.

Neef van de eerfte Soon oft die gaet voor
de jonghfte broeder in hct Rijck.
b. 2. c.7,

a.nbsp;30.

Neef uyt de Soon of die voor de Soon gaet.

Neef die de jonghfte is uyt een Soon 01
die gaet voor de Neef die ouder is uyt
een Dochter inde SuccefHe des Rijcks.

Neef moet ghevoedt werden, h. z. cup. 7.

Nicht uyt de eerft-geboren of die d\'ouder

Soon uyt-fluyt. b. 2, c. 7. a. 35.
Niemandt behoeft het fijne weder te ghe-
ven\'t welck hem te bewaren ghegheveO
was.
b.2. c JO. a.i.

Niemant wert verbonden tot een onrecht-
veerdige oorloge,
b. 2. c. is. a. 13.
Ninus is de eerfte gheweeft die fijn gebiedt
door oorloghe wijder heefc uytgebreydt.

b.nbsp;3. c. 8, a. r.
Noodtfaeckelijckheydt is
uytghefondert

in de Wet der heerfchappije. èw^ i. ct^.^-
lt;r.

Noodtfaeckelijckheydt vermijdelijck zij«»\'

de gheeft gheen recht. b.2.e. 2. lt;t.7,\'o.
Noodtfaeckelijckheydt wat recht die geeft

aen de bevredighde, è. 3. c 17. a. r.
Noodtfaeckelijckheydt breeckt den vrede

niet. b. 3. c. 20. a, 3.
Noodtfaeckelijckheydt gelijck zijnde, ga^^
debefitter voor.
b, a. c. i. f.

Oobe-

-ocr page 903-

O.

f^Nbedachte toe-vallen bevrijden den

hüyrder niet. b. %, e. 12.18.
Ondanckbare werden niet gheftraft.
e, 20,j^.

Onderdanen van andere mach men niet
verfoecken tot quaedt doen.
hmk 2, cap. /.
«•ar.

Onderdanen den vyandt in den oorlogh
dienende j of die den vrede breecken.
b.s.c.20. (,.3/.

Onderdaen kan ghedwongen werden een
Gijfelaer te zijn, en op Vat wijfe.
b.3.

Onderdanen vreemdt zijnde of die met
rechtveerdighe Oorloghe konnen be-
^hermc werden teghens overlaft haerder
Overigheydt.
b.

Onderdanen wanneer die met recht oorlo-
ge voeren, t, i, e,/«r, 2,^«r.

onderdanen zijn. boeck 2. cupit. z(f.

^quot;Jerdanen der vyanden

werden over al
peftreden door het recht der oorloghe.

Onderdanen moeten aen hare Overheden
Weder-ghegheven werden , wanneer fy
naer dooreen onrechtveerdigen oorlogh
^trockenzijn.
b.3, c.n.a.^.
\'-\'naerdanen hoe die deelachtigh werden
aen de mifdaedt der Overheydt.
b,i. c.zi.

^ul\'^^\'Ldanen of die alle-tijdt vermoghen
\'-»er felven in vryheydt te ftellen, c.^.

^quot;^quot;danen moghen teghens de Magi-
«raet oorloghen door bevel der hooghfte
Overheyt.
h.nbsp;^

nderdanen vermoghen, volghens de na-
oLt u ^quot;quot;quot;gherlicken gefelfchaps, haren
de w quot; cegenftaen, noch volgens
w et, of het
numgelium. boeck t. cap,

Onderdanen oorloghen voor haer Over-
heden.
b, I, e. s,

Den onderdanen gheweldt aen-ghedaen
breeckt den vrede.
b. 3. f. ju. ^i.
Onderdanen eens anders die Zee-roovers
zijn, gewelt aengedaen, breeckt den vre-
de niet.
Ibfd,a. 31.
Onderdanen die twijffeligh zijn moeten
de fchattinghe als Krijghs-hulpe afvorde-
ren.
b. i,c,z6\'.a, Ji.

Onderdanen werdt fomtijts den roof ^/ct-
günt. b, 3. c.(r,a.
Der onderdanen raedtflaghende kracht is

onvolmaeckt. b.z.c,2(r.0.4,.
Beloften in oorloghe den onderdanen ghe-
daen , oftfe ghehouden moeten werden.
b. 3.c. 17.

In aenfien der onderdanen , of de oorloge
ten weder-zijden rechtveerdigh kan zijn.

b.nbsp;z. c. zC,

Der onderdanen goederendie onfchuldigh
zij n , werden te onrecht tot ftraffe wech
genomen, 3. c, i r. 2,
Der onderdanen befcherminghe of dieee-
nigfins kan rechtveerdigh zijn in een on-
rechtveerdighe oorloge,
b. z, c, zlt;^. a, C.
Der onderdanen vryheyt werdt verbonden
doordedaet der Overheden,
b.^.c.z.a.z.
Der onderdanen daedt , offe den vrede
breeckt.
b. 3,Ctzo,a. 30.
Onderdanen die verhuyfen te ontfanghen
ftrijt niet tegens den vrede die de vrient-
fchap begrijpt.nbsp;20.«.^/.

Onderganck van de ftadt CapHd, b, z^cap.s.

«4 Öquot;.

Onderfcheydttuffchen goede trouwe , en
burgerlijck recht.
b. 3. c. is. a, 4,
Onderfcheydttuffchen dagh ende nacht-
dieven op wat recht het fteunt.
b, a. c.
(t,tz,

Onderfcheydt tuffchen ongheluck en on-
gelijck. é. i.e.
Onderwerpinghedie meefterlijck is. k
3,

c.S,(t.nbsp;i.

Onderwerpinghe die ghemenght is,

c.«?. «t, I.

On-

-ocr page 904-

Onderwerpinghe des volcks volmaeckt,
en onvolmaeckt. h. 3, c, S.a.s,
Oneygentlijcke verkrijginge door \'\'t recht
der volcken, h. i.e. S. a.
Oneyghentliicke beteyckeainghe wanneer

die toe te laten zy. b,2.c.ilt;t. a. n.
Ongelijck svanneer yemandt aengedaen is.

h.3nbsp;, .nbsp;t

Onghelijck (omtijdts te verdraghen. tgt;. /,

c- 2.lt;f.

Onghelijckheyt dat in een accoort is, wert
door het rccht der volcken niec vergol-
den.
b. c, f2, a.
Ongeoorlofde dinghen moeten van de al-
genjeynheydt der woorden uytgefondert
M\'erden.
b. 16, a 2C.
Onlichameliicke goederen werden met de

perfoon verkregen, h. i.e. 7. ».4.
Ongherijmde verklarirghe moec men mij-
den.
h. 2, c. a,
Onmoghelijckbeydt d« daedts ontfchul-
dighc de belofte, op datde vrede uiet ge-
broken werde.

Onnoofele moet men befchermen. b. 3,
c.iS.a.s.

Onrechtveerdigh wat het is. b. i. c. i. «. 3.
Onrechtveerdigheydt kan begaen werden
ineen onrechtveerdighe oorloghe. b.3,
c. II. a.i.

Onrechtveerdighe autheurs des oorloghs
moeten van andere onderfcheyden wer-
den.
k 3. c. if, a.5\'
Onfeeckerheydt der morak dinghen, waer

van daen die komt. b. z. c. 13. a. i.
Ontfchuldinge van vertoevinghe of die by

vrede toe-gelaten zy. b.3.c, 23.«, aJ.
Oniflaginge vanden eedt van waer die haer

krachquot; heefr. b. 2. c. 13. (1. zo.
Ontfanginge voor een ander gedaen,watfc

werckt. b. z.c.u.a. iß.
Ontfanginge of die voor de vervreemdin-
ge gaer
b. z.c.
Oncfanginghe kan ghefchieden boven dat
men hebben moet, onder conditie van \'c
overfchot te fullé wedergeveii.^ .f.e,\'.«.^.

Onvry ßiifwijghen eti werckt nier, k

c. a s.

Oordeel over de Onderdanen.amp;.^,e.//,4./.
Oordeel des yvers.
h. 2. c. 20. a. ß.
Oordeels ophoudinghe is of voor een 00-
genblick , of voor gedurigh.
b.t. c.3. a.\'*
Oordeelen die crimineel zijn, waerom in-
geftelt* b.z.c. 30. a. 7A
Oordeelen die aen \'t leven gaen, waerom
die den Chriftenen toe - gheftaen zijo»
a, 10,

Een Chriften behoortdaer na nietteftaen,
om over eens anders leven te oordeelen»

Oordeelen by den Hebreen van de Koningh-
lijcke raoghentheydt uytghefondert.
b.
f, j.

Oorlogh die voor anderen rechtveerde-
lijck gevoert werr.
b. 2, c. 2s. a. i,
Oorloghsbefchrijvinge. b, i.c.i, a.2.
Oorloghs recht komt oock fommige min-
der Overheden toe,
b. i. c, 3. s.
Oorlogh fommige» door de wet verboden.

Oorlogh itrijdt teghens \'c recht der nature

nier, b. 1. c. 2. » i.
Oorlogh hoe die door \'t recht der volckeO

toe-gelaten is, a.
Oorlog of die door de wet, oft
Eumgelium

verboden is, b. i. c. 2. a. 7, amp;c.
Oorlogh is, of particulier, of publij\'cq, ot

gemenght. b. i. c, 3.a.i.
Oorlogh van particuliere die toegelaten is
nae datde gherechts-bancken ingheftelt
zijn , en wanneer,
b. /. c. 3. a, 2.
Oorloghendebuyten haer reffortjof het
geen haer afgenomen wert, door \'t
recht
der oorloghe verkreghen werf. b.

Oorlogh of die verboden zy door de wec
der nature, oft wet aen N-fl^ ghegeven, ot

Euangelifche wer^ b. i. c. 2.a.3-,4gt;S.
Particulieren oorlogh door de wet der na-
ture, N^ë , en
Mofts toe-ghelaten. b.

-ocr page 905-

€gt;ftfe tegens het EuaugeHut» ftrijdt. a.
Augußinm
en Amhrofim fpreken \'ttegen, «.3.
Oorlogh die rechtvaerdig is en folemneelj
welcke die zy.
K t 3.
Oorloghe die door bevel ghefchiedt. b.3.

e, 3. «. S.

Oorlogh Mmlij teghens de Calaten,- of die
rechtvaerdigh is geweeft , en c. Ciejär« te-
ghens de Hooghduytfche, oock
Oratijcn
Igt;eciani,
item Caffijoorloght- b.i. c.3, a.S,
Oorlogh diepubhjcq isjis oock folemneel,

oft minder als folemneel. b. i. c, «r.
Oorlogh te voeren komt de opperfte ghe-

bieder toe. b. /, c. 3, a.
Oorloghe wanneer die van minder Over-
heden kan ghevoert werden, hoe verre,
en oft fulck een oorlogh publijcq kan ge-
noemt werden,
b, r. c. a. s.
Ofdie van haer kan ghevoert werden uyt
nae-raminghe van den wille der hoogh-
fte macht» A.s,

Ofoorloghe die burgerlijck en inlandtfch
IS, erger zyals tyrannye.
b.i.
Oorloghe voor Bondtghenooten en voor

Vrienden» b, i. c. «.
Oorloge kan voor allerley Menfchen aen-
ghenomen werden, a. lt;ï.
Oorloge die betamelijck is voor de vreem-
de vrienden,
(t.i.
Oorloghe kan gevoert werden door boofe
Menfchen.
b. 2, c, zC. s.
Oorlogh of die gheoorloft zy teghens die
Shene, die teghens de nature fondighen»

d.^O.

om eenighe tot het Ghriftendom tedwin-
ghen. a.4.8.

Oorloghe wanneer die alleen van offenfi-
veoorloghe moet verftaen werden»
b. z.
.
a. i^.

Oorloghe is ongheoorloft alleen om de al
groote macht des naeburigen.
b.i.c.\\s.

Oorlogh die rechtvaerdigh is kan erghens

anders gebreckhebber, b.c.2zX n.
\'Jorloghe of die oyt ten weder-zijden kan
rechtvaerdigh zijn. h. 1. c. xC, a.
Oorloge moet fomtijdts nae-gelaten wer-
den om ons, en der onfen wjlle.
b.z. c. i^.

Oorloge tot ftraffe aen te nemen , paft den
genen, die veel machtiger is» h.i.c.z-ji.ii.?.
Oorloge moet raen aen-nemen ter noodt,
ofc by gheleghentheydt.
b.2. c.i-f, a.ß-
Oorloge moet men voeren om vrede te be-
komen»
b,3. c. is. «.2.
Oorloghe kan terftondt aengevangen wer-
den , nae dat de aenkundinghe gefchiedt
is.
b. 3. c. 3. a 13.
Oorloghs rechtvaerdighmakende oorfaec-
ken moeten bekent ghemaeckt werden.

b.nbsp;2, C. 2lt;ï.

Oorloghs oorfaken zijn , oft werckende ,
oft helpende, oft ioftrumentele.
b.i.c.f.

Oorloghs rechtvaerdighe oorfaecke is defe
eenighe onghehjck en befchermingedes
Tevens»
b.z.t.i. a.3.
Aenradende rechtvaerdighende oorfaken,

en beginfelen der felve. b. 2. c. i a, i.
oorloge onrechtvaerdigh zijnde, brenght
onrechtvaerdighe vruchten voort,
b, 3,

c.xo.«.^,

Oorloghs wrake moet de mate niet te buy-
ten
gaei7. b. 3, c. JJ. a, x.
Van oorloghs aenkundinghe een formu-
lier.
b, 3. c. 3, a,7.
Oorlogh niet aenghekundight zijnde, oft
het genomen goedt den nemers oock toe-
komt.
a.io,jj,j2.

Burgherlijcke conftitutien over de aenkun-
dinghe.
8.
Oorloghs ongheregeltheydt. b.z.c.z-t-
Oorlogh wat daer in genomen,wat niec ge-
nomen mach werden, è.^.c. IJ. a./ji.d\'c.
oorlogh brenght veel qaaedts voort. h. z.

c.24,a.io.
Oorloghen die voor vreemde onderdanen
aenghenomen werden,
b.2. c.zs,
Oorloghen openbaer fonder oorfaken zijn
onrechtvaerdigh.
b,2. c. i, /.

pppppnbsp;Oorlo-

-ocr page 906-

Oorloghen voor anderen op-ghenomen,
zij n gheoorloft. t.\'. c.^. «•■2.

Oorloghe ofdie teghens de vervolgers der
Chriftenen math aenghenomen werden.
b, 2, c. zo. a.\'fS.

Oorloghe fonder eenighe oorfake isver-

woedtheydt. h. 2. c, 22. a,K
Oorlogen die alleen aenradende oorfaken
hebben , zijn rooveryen.
b, z. c. 22. 3.
Oorloghen ofcfe aengenomen werden om
eenige mifdaden tegens Goé.b.2.c.20.ci.44.
Oorloghen tot befcherminghe der Onder-
danen zijn rechtvaerdigh en noodtfaecke-
lijck.
b.2 c. zs. a. lyz.
Oorloghen om flechte oorfaecken zijn on-
deughende.
b. 2. c. 2C. i;
Oorloghen
Mofis rechtvaerdigh buyten de
oorfaken van
Godt bevolen, b.i. c.z.a.2.
Oorloghen der Hebreen onbehoorhjck in de
laetfte tijden,
h. /. c. 2. «. S.
Oorlogen die om \'t fchenden der Ghefan-
ten , om het begraven der dooden , en tot

ftraffe gevoert zijn. b.2. c. iS. a. 7. c.rp.
a.3. c. 20. a. lt;y.
Oorlogh den voornaemften aenghefeyt is
oock dea Onderdanen, en voorts Bondt-
ghenooten aenghefeyt. b.3^ t.S-
Oorlogh ofdie door kampvechtinghe van
twee mach
ge-eyndight werden, b.3. c.20.

Oorfaken en eynden om de ftraffe na te la-
ten,wanneer die ophouden.
h.2.c.2o.a.22,
Oorfaecken om de ftraffe te verminderen,

oft niet te verminderen, b.z. c.14:

Oorfaken die van de fonde af-trecken.t.^.

Oorfaken die onder den oorlogh fpruyten.

b.3.c.i.a.3\'nbsp;. , ,

Oorfpronck derverklaringhe. b,t. c.2. a^s.
Oorfake der particuliere kampvechtinghe.

b. z. c. 20, a.S.
Oorfpronckelijckeverkrijginge der goe-

dsïen. b.2. c.3gt; lt;f.
Ootmoedige raoecmen verfchoonen. b. 3.
e.ji. a. /s.

Ootmoedighezijn tebefchermen foo lan-
ghe haer fake noch onder focht werdt.
b. z •

C. 21.

Der ootmoedighen recht wien men dat

fchuldigh is. b. 2, 1.1. 9. s.
Ootmoedigen exemplen die befchermt, en
niet befchermt zijn geweeft.
b,2.c.2x.a.f*
Der ootmoedighen recht hoedanigh heti»

den oorloghe zy. c,ii. a.3-
Der ootmoedighen faecke uyt wat recht te
onderfoecken zy.
b. 2, c. 21. öquot;.
Ootmoedighe of die door het recht der
oorloghe gedoodt werden,
b.i. c.4.
Opdragingevan een conditie verbint voof

deontfanginghenieti b. z. a. 3z.
Opperften in \'t verbondt wie die zy. b.
c. 3.

Overghevinghe werdt natuurlijcker-wipc
niet vereyfcht om de vervreemdinghe te
volbrenghen.
b. z. c.S, a. 2s.
Ouderdom is yets perfoneels. b,2. cap;7\'
a.
18.

Overgevinghe werdt van naturen niet ver-
eyfcht tot overdracht der heerfchappye,
fomtijdts oock niet door het burgerlijcke
recht.
b. 2. c. 8. a. 2s.
Overgegeven die niet aenghenomen is, 01

die een Eurgher blijft, b. 2. c, 21. a,f.
Overgegevene fonder conditie, of die ge-
doodt mach werden,
b. 3. c. a. 11.
Overghevinghe met «conditie, ende hare

vrucht, b. 2. c. \\s. a. 7.
Overgheghevene wanneer die ghedoodt

mach werden, b.3. c. is. a.iSiiff.
Overgheghevene moeten ontfanghen WCf\'
den.
b, 3. c. 11. a. 13^14*
Overgheghevene te veroordelen komt deO

Coningh, of het Volck toe. b.3. c. 22,
Overghevinghe die fuy ver is» b.3. cap,

Overghevinghe eer het gefchut den muur

gheraeckt heeft. b. 3. c. 11. a.
Overheden ofdie in de meefte noodtfakequot;
lijckheydt weder-ftaen moghen werdef\'

^ b. /. c. 4% «.7.

-ocr page 907-

REGISTER.

Oyerheydthoe die teghen een onderdaen

Iieght, b. 3, c.i, a. 14.
Overheyt moet men daer niet alle-tijdt re-
Keoenteztjn , tot welckers profijt de re-
genngheftreckt.
b. i. c.3. l«. \'

Uverheydt wat die vermach ontrent den
eedt z. ,,

Overheyt kan een onderdaen dwingen tot
aie^dioghen , die men niet uyt degerech-
tigheyt, maer uyt andere deughden fchul-
digh is. ,,nbsp;s

Overheydts gebodt wanneer het ontfchul-
dight.nbsp;c.

Overloopers hebben door het Romeyn-
het recht van weder-krijginge

Overloopers üavenzijnde, werden door
j^^^^jht der w^der.krijginge verkregen.

^kll^Ttquot;nbsp;haer, van welc-

. /f.T\'quot;nbsp;ce werden.

faken en moet
^en met weder-leveren. k^.c^pm.^o.

Ovedoopers aen te nemen, is gheoorloft.

^^quot;\'ghe weder-op.

Overft^i;nbsp;quot;

verbindtnbsp;^^ ^^ Soldaten aen hem

^^kllV\'^\'l de faecken des oorloghs

-peSÄ

de LanH quot; ^quot;dercn het ghebiedt, en

«i«» kan wech

iome?\'quot;nbsp;noch niet inge-

«otnen IS.nbsp;^

bevelnnbsp;hoe hy met fijn

rech7de!!:^quot;dtgt; ende hoe hy door het
ïs oorf Hnbsp;kan gedoodt werden,

\' oock door de voorgaende wettige au-
thoriteyt des opperften ghebieders. h. r.

PÄndt moet aen een Roover weder ghe-
gheven werden , als hy een eyghenaer
daer van is.
b. 2. c 13. «. j s.
Pandt ontfanghende waer hy aen ghehou-
den is.
b.2, c, 12, a. 13.
Pandt-ghevinghe hoedanighen handel het

is. b. 2. f. 12, ».13,
Pafpoorts recht hoedanighen verklaringhe

het aen-neemt. è.j. c.^i. a.j\'j\'.
Pafpoort of door de doodt des gheverste
niet werdt.
a, ij),
Pafpoort watMede-ghefellen het begrijpt,
tt. i^. en\\S.
Pafpoort den Soldaten ghegheven , is oock

den Overften vorderlijck. i.j. c.ii.
Vttulm de Apoftel en verwerpt de krijghs-
befchuttinghe niet.
b. /. c. 2. a, 7,
Ferfen hebben veel Vrouwen ghehadt. b. z,
c. s. a.f).

Hare meyninghe van Godt. b.3.CtS. a.s.
Hare gewoonte over mifdaets vonniffen.

b.2. c, 0.30.
Hare recht over haer Kinderen, b, 2. c, s.

et. 7,

verfchil met den \'B.omeymn, b. 2,c, i(f*
a, ilt;r.

Pe/w daedt het fwaert treckende, isonghe-
prefen.
b. lt;r. 3. a. 3.
Pijn geeft gheen rechr om tedoodeR b. 3.
c.
I r. /(T.

daedt, b,^. c.^. tt. j8,
Plaetfeti in bevredight landtgelegen, wan-
neer die van een Oorloghs-voerder mo-
gen ingenomen werden,
b, 2. c. 2. a. jo,
Ploegh-olTen behoort men in den oorlogh
te verfchoonen.
b. 3, c. 12. «.
Plonderinge des roofs hoedanigh. b,3. f.öquot;.
tt. j8.

Plonderinghe wat het is. ibiA. a. z^.
Plonderinghe oftfe gheoorloft zy. a. rS.
Fompejtti is in den Tempel tot Ära]«/««? ghe-
Ppppp a\'nbsp;■ gaen

-ocr page 908-

gaen teghens de ordeninghe des Wets,
é. s. c, s./.

Princen eens vryen volcks konnen be-
dwonghen werden met gewelt. h. i.
a.S.

prince nieuw ghemaeckt, heeft de plaetfe
des volcks,
h. tt. S.

Prijs der goederen waer van daen. h. z.

(h.

Uaedt-doenders moeten overghele-
yert oft gheftrafc worden. lgt;. a. c. 2\'.

Quaedt-doenders moet men verfchoonen
ora veele onfchuldighe.
b. 3. c,

Quaedt voornemen verbint doorhem fel-
ven niet tot wedergevinge.
b.z. t.22, a.rr.

Quijtfcheldinghe der ftraffe met wat teec-
kenen die verftaen werdt.
boeck 3.cttpit.ß.

Quintii des Burgher meefters hey Ifame leu-
gen.
b. 3. c. j. a.

R.

RAbirif doodt, b. 3. e. zz. tt.ß.

Raedtflagh en daedt der Romcynm on-
volmaeckt.
b. 3. c, zff, tt.

Ra^is doodf. b. z,c./jgt;.tt.^.

Recht van voorfprekinge. b.r.c. 3. zt.

Rechtvan vervreemdinghe hoedanigh het
zy.
b,z, c.S. «.ar.

Recht der Engelfihea. teghens de rooveryen
die teghens de wet ghefchieden. b.z.e.i?.

Recht der Athenknfiren vande verlofteghe-
vangenen. j. c.

Recht dernbsp;teghens rooverijen die

teghens de openbare Wet ghefchieden.
b. 1. c, 17. n. i-o.

Recht van toefeggtnghe hoedanigh het zy.
h.2. c, S. tt. fß,

Recht der naturebegrijpt die dinghen , die
oft meerder, ofc minder bekent zijn;
b. 2.
e. £0.

Recht der nature ftrijdt niet teghens din-
ghen die van Godc verboden zijn. K
c. 20. tt. 43.

Rechc is veelderley. b. /. c. r. n. 3,4gt; amp;e»
Recht der nature onderfcheyden van het
vrywillighe Goddelijcke rccht.
b.x, c. f*

a.ie.

Recht der nature en der volckeren vef-
fcheydelijck ghenomen van de Roomß^
Rechts-geleerden. //.
Recht is regeerende, ©f gelijck-makende«
ti.3.

Recht heeft geen plaetfe inde Beeften,«,
Rccht is of vrywilligh menfchelijck , of
Goddelijck j het menfchelijcke of bur-
gherlijck, fich wijder of nauwer ftrec-
kende. Ä. 13.
Recht welck vry willigh Goddelick is, oi
tot een volck j of tot alle behoorende , i®
in\'t algemeyn driederley.
tt.
Recht des fwaerdts hoe het verftaen wert-
lt;t. 7,

Recht der volckeren wat hetis» tt.is.
Rechc èn het ghebruyck daer van zijn on-
derfcheyden.
b. J. c. 3. a. 24»
Recht des Koninghs of der Büfgherfchap
weicke uytftekende isjof het ha^r
ontftaet
van de trouwe den onderdanen gegeven

b.3.e.iß.tt.7A

Recht uytwendighj hoedanigh. b. 5, c.

Recht der Koninghen en der Vokkereß *
wanneer dat het door de vrede
werdt
ghehouden qaijt-giefcholden te zijn. è./»

C. zo. a. 2C,27,

Inwendigh recht van het uytwcndighe on-
derfcheyden.
b. 3.c,7. tl. K
Recht der vreemden ftaet ofidér de ttyf-quot;
fteeckende heerfchappye niet.
b, 2. e. i/»
ts. S.

Recht der nature wert door gewoonte ver-
duyftert.*
z. c. IS, lt;$. f,
Rechtder volckeren van die ghene, diei®
den oorlogh gevangen werden,
b.3. c, 7.
l. (.-^.tt, tS,iß.

Recht

-ocr page 909-

a pandts, der ophöudioge, en der
dienltbaerbeydt, oft door den oorlogh
verkregen wert. ^. j.c. lt;r.jóquot;.
Recht der volckeren verbiedt het ghene,
t welck^het recht der nature toe-laet, en
«et toe\'t gheen de wet der nature ver-

biedt

«.echt fotnmigher Volckeren» b. 3. c,

^t M S ^

Recht der volckeren en is niet \'t gheen van
lomtnighe volckeren fonder onderhnghe
verbmteniflFe onderhouden werdt»
b. 3.

R.echt moet dickwils nae-ghelaten werden
ïot vermijdinghe van ooilosh.
b. 2.
1. r,

Recht om pandt te loffen , of het met der
tijdt verlorer. werdr» b. «.ts.
Recht der volcken weïde geieydt veel din-
gnen te begrijpen , welcke den Volcken
pemeen zij n fonder eenige verbintenifle

Rechte wdcke verkfen is, heeft verfchey
denteyckenen.
b. 2. c.
hoo oieföchet oprechte ghebiedt be-

nt aer nature begri;pt dia dinghen die
^«let over al onderhouden werden, k z.

heTn\'^^H^\'^\'^\'^^ghenis, of het door
^ der vokfcen moet
onderfcheyden werden,
b. z. ..

bcthJrl\'^ uytwendigh is wat kracht

JechthetwekkR.ë/is. b.,, 4 /

meen^\'\'quot;V\' ^^nge-
werelfnbsp;gheiieekeder

goederen weder te
ïf ^]y^den^bondtienoóten en yder.-

ReÊht van de verloréft goederen weder re
krijghen in öOrlögh eii in vfede, K j.e.
Ai 3 .

Recht om de verloren góederen weder te
krijghen heeft verfcheyden foorten.
b. 3,
c.ß.a.
5,

Rccht van weder-krijginghe wie het by

vrede doet weder-keèrén. biS\'. c.ß.tt^ i.
Recht van weder-krijginghe yemandt heir-
ftelthebbende, die gheniet lijnrechten
weder. lt;?;
Recht van weder-krijginghe of het oock
ghèheele volcken en hare goederen aen-
gaet. a.lt;F.

Recht des roofs heeft Godt oock toe-ghe-

ftaen» b. 3.0.6\'. a.r.
Recht der Koninghen ovèr de kiijderen,

k 2. c. s. et, 7.
Recht der Uomeynen van de verlofte gheVan-
genen. è, cjj.a.j?.
Recht der
Komtynm van de verloren góede-
ren weder te verkrijgen,
b. 3. c. ß. «1
Recht fot dé begraeffeniffe hoêdanigb.
b.z.

c. ip, a. 1,2.
Recht van dê Heeren óm hare slaven te
doen dooden, oft leven laten, hoedanigh
het is. k 2.
c. s. ei* 2S.
Rccht der Tramken en Hibhe^ ontvsht de kin-
deren .
b. 3. c. 7. et. S.
Recht van te paflTeren door vreemde Lant-

palen. b. 2. c,z. 13.
Recht van órifchaedelijcke nuttigheydt.
et. ir.

Reden is de gróndt dés rechts, b. i. cap.i.
et. II,

Redén moet dickwils na de macht, en niet
nae het fijn aenghémerckt werden,
kz.

c. iC^ a. ZS.

Reden der Wet en is niét heel ghelijck met

den fin daer van. b. 2. r. «f. a, S.
Reden die vergeleken is,en wat die wérékf.
a.S.

Reden is felfs wefenthej\'dt, als die eeP
uyt-fteéckende verklaringhe in-voert,
et. 20.

Ppppp 3nbsp;Regu-

-ocr page 910-

Regukn ontrent de verwoeftinge waer te

nemen. b. 3. c, is. a. 2,3, amp;c.
Regulen voor de flaven, hoe die te verftaen

jfijn. i. 3. c, 7. doorgaens.
Regulen over de Eurgerlijcke beraetflagin-

gen, 1. e.d.
Regulen van \'t gheea in den oorlogh ghe-
oorloft is.
b, 3. c. i. doorgaens.
Reghel 5 dat die de fchade heeft, oock de
baet hebben moet, hoe die moet verftaen
werden,
b. z.c.Silt;j.
Regeeringeisnictalle-tijdt om des genen

Wille die geregeert werdt. b. i. c.3. a.
Rechter gefijck als Vader, b.2. c, 24.2.
Rivieren hoe die inghenomen werden, b. z.

c.nbsp;^.a, 7.

Riviers loop verandert zijnde, of oock de
palen van het gebiedt verandert werden,
b. 2. c. 3. a. jC,
Roerende goederen wanneer die den par-
ticulieren innemen, toe-komen,
b.3. c.C,

d.nbsp;12.

Roerende goederen in \'t ghemeen werden
doorhetrechtvande verlorfen goederen
weder tekrijghen, niet verkreghen.
b, 3,
et. 7,S.

Roof die den Soldaten by den Romepm toe-

quam, b.3.c^(!\'.a. iS.
Roof hoe die gepleeght wiert by den Gmc-
ken. Afinnen, Africanen, Traafchen
en Romeynen.

14.

Roof den foldaten om fommighe oorfaken

fomtijdts gegeven, et. 7.
Roofs thien de deel wiert geheylight. et, r.
en 20.

Roof begrijpt oock fteden en landen om

Godtvruchtige oorfaken, ibid. a. 20,
Roofs verfcheyden foorten, 20.
Roof eertijdts over gheheele volcken toe-
gelaten,
b. z. c.p. ct, s.
Romanen waerom die de belofte meer als de

v€rbintenifle achteden, b. 2. c. ji. a. f.
Romeynen eyghenden haer felven toe \'t geen
haer vyandt anderen ontnomen hadde.
k i.e, a. 7\'

Romeynen ftrenghé teghens de ghevanghens
hare landts-luyden, hare inftellingen de
Krijghs - faecken aengaende.
b, 3, e. zr.

Der Rormynen verfchil met de tatijmn, cn
van het duren des verbondts. b. 2. c.

a.

Der Romeynen wet over den gevangenen Ko-
ningen.
b. -^.c, //, et, 7.
Roomfih
Rijck of het nu begrijpt het gheen
welck eertijdts daer onder begrepen was-

b.2,nbsp;c. 3.a. II.

Roemfch Keyfer is de felfde der Hooghduyt-
fchen, en waer yan daen,
a. i r.
Roomfih Kevjer waer hy fijn recht van heeft,
en wie hem tot een Stadthouder ftelleO
kan.
a. n.
Ruben
van \'t recht der eerft-gheboorte be-
rooft.
b. i. c. 7, a. zs.

S,

SAchtigheydt teghens de dvi\'alende i»
Goddelijcke faken.
b. z. c. 20, et. so,
Sagmt^nfchewetichiltüi^chen
de Romeynen elt;i

Carthaginienfers. b. z. c. 16, a. 13^
Sampfonsdooét^ b. 2. c. iß. a, 7.
Sant-platen of die yemandt toebehoorefl*

b. z. c. 2. 3,
Saul, of hy in fijn godtloofheydt geftorve«
zy.
b. 2,c. Iß. a. f.
Schade wat het is. b. z. c, 17. «. r.
Schade aen eer en naem.t, 2.
c, 17, et. 22.
Schade hoe die ghedaen werdt. b, 2. c. 17-

a.3gt;4.s,amp;c.

Schade die niet eyghentlijck aenghedaen^

maer daer uyt volght. b, 2. c, zt,a.i 0.
Schadens oorfaeck. boeck.. 2, capia, 17.

Schaden twijffelachtigh zijnde , werden
ghehouden door den vrede vergheveP«

b.nbsp;3. c. 20. a. IS.

Schade die uyt gheleghentheydt van w»-
daedt, en niet ora de mifdaedt ghevoelt
werdt, is eygentlijck gheen ftraffe. b.S\'

c.nbsp;21. a. 16,17,iS.nbsp;,

Schaeiute

r

REGISTER.

-ocr page 911-

Schaemte wat eyghentiijck het zy daer van
in recht ghehandelt werdt.
b. 5, c. 10.

Schac behoort den Coningh in veel Co-
nmghrijcken toe.
b. t. t.S,7.
ï\'chatten wie die toe-behooren , en ver-

»cheyts-mannen in den oorlogh verkoren
pijnde, moeten vande befittinge geen uyt-
tpraeck doen.
b. 3. c. zo. a.
^chey tfmans ampt welck het zy. a, ¥7.
fcneydtfmannen zijn oft Coninghen , oft
i^echters. 47.

Scheydrs-mannen zijn verfcheyden.
ïgt;chelmen of die moeten begraven werden.

ä-cnenckagie die mach ontfanghen werden
nae de doodt des begiftighers.
b.z. c. zi.

Schenckagievandé overden der foldaten
gedaen. è,

schenckea voor accorderen. b.i.c.z(r.t,,s,
iJerlchepen helft is van gheheele \'t halve

„getal te verftaet^. b. z.c. Kf.tt. s.

cnepen wanneer die door\'t recht des oor-
^ in-ghenomen werden. b^3, ciip, lt;r.

^P.door hei: reditder weder-krijginge
« Romeynen verkreghen. b.^.c.y.

^chip yemandt befchadight hebbende , of
, quot;cer daer voor verbonden zy.
b. 2.

c. tr.

fhebbende, ofhet

h.3. c.rr.

hSr^\'^\'u^ehouden in twijtfelachtig.

p.cnbsp;ïot verfterckm-

gne des accoorts. b. z. c.
Schu dtisvedderley. i. z.

\' tetnbsp;nde, geeft geen

rechtvaerdige oorfaecke tot den^orlogh.
• ii.
a, 16,

^Slivïnbsp;ghehouden werden

q^JtghefchoIdea te zijn.

Schuldtalghemeyn zijnde, of die een yder
verbindt,
b. 2. c. s. lt;1.17.

Schuldt die tulfchen onghelijck en onge-
luckgaet.
b. 3. c. tz.

slofiigheyt in het ftraften is ftrafbaer. b. 2.

c. zi, a.

Soldaet of hy verbonden is voor brantfchat-
tinghe en plonderinghe fonder openbaer
bevel by hem ghedaen.
b.3. c, iS. «,8.

Soldaten waer acn ghehouden in een on-
rechtvaerdighe oorloge,
b.3. c. 10. a.

Soldaten wie fy zijn. b. 3. e. zz. a. 14.

Sonde ter doodt, b, 2.20, a. 7.

Sonden licht om te vergheven. b.3, c. z3%

a,nbsp;s.

Sonden die meer te ontfchuldighen zijn.

b.2,nbsp;c. 20, a. gr.

Sonderlingh perfoon hem aen den vyandt
verbindende, of hy teghen de Republijc-
que rnifdoet.
b. 3. c. 23. a. s,

Sonderlinghe perfoonen of die moeten ge-
dwonghen werden van haer Overheden
tot VO brenginghe van het gene, \'t welck
fy haren vyandt belooft hebben. ri,

Sonderlinge perfoonen wanneer fy aen den
vyiandt, of aen de burgherfchap ghehou-
den zijn van de ghevangenen in den oor-
logh,
b.3, e, z8.a.z,2,3.

Sonderlinghe perfoonen hoeverre fy het
genomen goedt het hare msecken.
h. 3.
c^ zs, a. z,2,3,4,

Der fonderlinghen verbintenifl\'en mec den
vyanden zijn veel krachteloos,
b. 3. c.ii.

Soon of hy fijn Vader gt; die een verrader is,
befchuldigen mach,
b. 2. c. zS.a.

Soon of hy van fijn Vader, die een Koning
isj onterft kan werden,
b.z. c. 7. a, zs.

Soon geboren onder de regeeringe des va-
ders , ©f die moet geftelt worden voor de
fone geboren voor de regeeringe des Va-
ders.
b.z.c ?.«. 2S.

Soon ont-erft zijnde waer hy toe gherech-
tightis.
b.2tc:7.ti. 7.

salftandc wat het is. b. 3- c. n.«,

S£ll-

-ocr page 912-

Stilftandcs tijdt of die onder den oorlogh
oft van vrede komt. a. r.
Stilftandts tjjdt hoe die moet gerekent wer-
den. a.-f.

Stilftandts tijdtghe-eyndight zijnde, iifer
gheen nieuweaenfegginghs noodigh, cn
wat ondertuffchen die gedurende geoor-
loft is. «rjX.
Stilftandts tijdt verloopen zijnde, of die
buyten fchuldt by den vyandt ghevonden
werdt, machghevangcn werden* a.s.
Stilftandt aen d\'een zijde ghebroken zijn-
de j ifTer gheen aenfegginghe noodigh.

a. II.

Strafbare dinghen wanneer die tot de Erf-
ghenamen overgaen,
h, 2, c. 2/. a. i^.
Straffe noyt rechtvaerdigh dan om fchuldt,

b.2. c. 2f. a.f.
Straffe op wat wijfe men die fchuldigh is.

b.nbsp;2. c, 20, a.2u

Straffe die Goddelijck is, hoedanigh* b,2,
e, 2 0. a,

Straffe kan zijn buyten ftraf-dreyghende
Wet.
a.22.
Straffe of die oock raeckt die niet mifdaen

hebhexi. b. 2. c.21. a. f.
Straffe gaet eyghentlijck den Beeften niet
aen,
b. 2. c. 21, n.
Straffeofdiegrooter zijn kan dan de mif-
daedt.
b. 2, e. zo. et. 32.
Straffe moet nae-ghelaten werden om oor-
logh te vermijden.
b. 2. C.Z4. a.i.
Straffe moet infonderheydt vergeven wer-
den van den beleedigden, al waer \'t oock
een Coningh. 2. e.nbsp;3.

Straffe die door vrede vergheven is, t. 3.

c.2d.nbsp;a.n.

Straffe ter Zee. b. 2. c. zo. a. S,
Der ftraffen oogh-eyndè. b. 2, c. zo. a.
Straffen hoe die van den eenen tot den an-
deren over-gaen.
b. z. c, 21. et. 1,2. -
Straffen der burgherfchappen onderfchey-
den van de ftraffen der particulieren*
b.z.
e. 21. a. S.

Der ftraffen recht quijtgefcholden als men

ij*

handelt met den Tyran, oft met een Roo-
ver.
b. 3. c, 1Jgt;. a. 3,

Der ftraffen verdeylinghe- b.z. c.zo, ».31.
Straffe of die den ghenen vergeven werdtj

dieberoü heefr, b..z. c. zO. a.xff.
Strafügheydt Godts ^ Chnfii, Moßs, en der

prijffelijck, b. i.
strijdeoin feker ghetal van perfoonen be-
ftaende offe geoorloft zijn.
h.3. c.2o, a.^S»
Strijden fonder vrucht zijn onghecorloft»
h. 3. c. II. a.

Strijdt tuffchen twee, wanneer toe-ghelSquot;
V ten.
h.i.e.i. et. i^.
Strijden teghens een vyandt met wat recht
die verboden werdt den ghenen die geeO
be-eedightfo!daeten is.
b.-^. c.iS. et.\'i-
Die zweert te fullen weder-keeren tot den
vyandt, en voldoet niet, indien hyhey-
melijck weder-keerr.
b. 2, c. ij, a.i^\'
Succeffie in \'t Coninckrijcke van Engelant-

b. 2. c. 7, a. 30^
In \'t Rijck van CetßiUm. h. 2. c. 7* a. 30,
Maeckt de oude titul ghedurigh. b. i. c. ĥ
a. 10.

Die limael is in de Coninckrijcken. h.z, cJquot;

et. 22.

Unend inde Bloedt-verwanten, tt. 22,
tofa«/zijnde werdt door gheen graden ge-

eyndight, tt. 2^,
[n de Rijcken van fommighe ghedeelten

Afncet. tt. Z4.
In patrimoniale Rijcken* 12.
Sonder teftament waervan daen komt.«./-
Waerom die meer daelt, als opklimt.
Sonder Teftament heeft twee beginfelcquot;*

Werdt verftaen foodanigh verkoren tezijf\'
als in \'t Vaderlandt in fwangh gaet. a-
Succeffie heeft verfcheyden Wetten,
b.z,

a.Siio.nbsp;_ .

Succeffeurineen ondeylbaer patrimooi^f\'
Rijck moetden anderen Erfgenamen vef\'
goeden, b. z. c. 7. tt.13\'
Succeffeur der Coninghen wanneer
waer aen ghehouden. b. z, c, 14.

quot;nbsp;TeiH\'

REGISTER.

-ocr page 913-

r.

T Einplen der Heydenen van den Jo-
_ den aengefteken.
b. f. 5. 2.
einplen moet men verfchoonen. 3.

■•■eftamentenvan patrimoniale rijcken.
^■^•c.i.a.iz.

■•^ eitamenten van Rijcken niet patrimo-
aiael hebben door de toe-ftemminp-e
de? volcx alleen kracht, b. i.e. s.a.
* eltamentmakinge behoort tot hetna-
tuurlijcke recht.
2. r. 5. 14.
Oege ven cm een eerlijcke oorfaecke,
maeranders fchuldt Zijnde, of het mach
gehouden werden.^. c. lo. a.
i-ï.
^^b^ifchemartelacrs.b.i.c.4, a. 7.
^eodotides Etoiiers daedt. b. I. f.^.a.1%.
j- immeren hoe hetop het landt geoor-

J- immeren dac op de Zee, ofop het Lant

gefchiedt.è. 3.^. lt;,.

\'»\'othe, des Hooftmans matigheydt. b. 3.

itui van yindinge heeft geen plaets in
lognen die al befeten jzijn. b

. 2, cap.zz.

quot;^Jjdt tot berouw moet den Mifdadigen
è , ^untzijn, eer fy geftraft werden.

ToS-\'\'^^^?^veelderley.h.

è.nbsp;verbindt, b. 2. r, 6. 2.

quot;^eT\'enquot;\'\'^\'nbsp;i« het den

^quot;^^ht toe-

^^quot;quot;Ärirnnbsp;werden door

Südungentydt eyghen ghemaeckt.

Tol ofdienbsp;1 .

3. ® la-gefteltwerden.

Tollen konnen in-gheUcIt werden tot
door-tücht der koopmanfchappen. ibU
Trouwe moet men een Roover houden.

b-iC.ïo.a.z.

Trouwein den oorlogh.« j.e» u.
Trouwe of die oock den trouwioofen
moet gehouden werden.^. 13.
Trouwe die Ailfwijgende is.
b. ^.cap. 14.

a. I.

Trouwe werdtgeprefen in den Oorlogh.

k- i.c^z^^.a. 5 I.

Trouwe heefc oock fomtijdts de kracht
eenseedts.
h. z.c.

Op trouwe yets gekocht, ofhet kracht
lieeftom hetgelc weder te hebben,
b. z.

c. i-j. a. z.

TTamen-fpreken durende, mach mea
het fijne vorderen,
3 .r. 24. a. 3.
Twee Suflers te trouwen, eertijdts Qlq-
oorloft.^.
2.C. ^..ï.14.
Twijffelende Onderdaen of die recht
ten oorlogh dient,
b.z.c.
Twiftenden Chriftenen verboden, b. 2.

2 3.1 j,

V.

VAder ofhy fijn recht over fijn Soon
vervreemden kan.
2. r. a5.
Vajfalkamp;n nietghedwongen werden een
GijfTelaertezijn.^. 3.f.
20.^?. 52.

Der VafaUen recht cot de aenfpoelingen.

b.\'z.c. %. a. ] $,

Verbinteniffe dat men aen een Volck de
vruchten verkoopen falj ofcfe geoorlofc

2y,b. z.c. 2. a, 24,

VerbintenilTen die krachcigcr als andere
verbinCenifTen zijn, naedienfe by geval
cegens malkanderen gefloten werden.

b. z.c, 1 6. a. 28.

Verbincenilfen waer door vermengin-
ge des ghebiedts ghefchiedt.
b. 1 lt;?.
10.

Verbinteniffen of die doorhet rechtder
nature, of der Volcken verbinden,
b. 2.

f.ii.a.i.

Q^qqqnbsp;Ver-

REGISTER.

-ocr page 914-

Verbintenifle op de Zee , oft een Ey-
iandt, of tulTchen Burgeren van ver-
fcheyden burgerfchappen door brieven
ghemaeckt, werden geftiert door het
recht der nature en volcken.^-. i.^.i i
5.
Verbinteniffen der Koningen door wat
recht die gefiiert werden,
b.ï.c. 1 i.a.
Verbinteniffen 2ijn oft perfoneel, oft

reeël.b. %.c. (i.a, 16.

VerbinteniiTe van de goederen weder te
geven,weleke meerder oft minder gun-
ftighz.ijn.è. 10.«. 21.
Verbintenifle op hoe veelderley manie-
ren die gefchiedtiquot;.
2.f. 14.^1.5.
VerbinteniiTe die door een ander ghe-
fchiedt.
b. z.c. w.a. II.
VerbintenifTe is krachtigh aen een Roo-
ver die geen vreefe aengejaeght heeft.

h.^.c. 19. a.i.

Verbintenis uyt de daedt van Dienaers
tot wat recht die behoort,
hceck capitt.
17. a, 20.

Verbintenis fonder bedwangh. 2. r. 18,

a.nbsp;I O.

Verbintenisuytfchuldt hoedanigh. b.%.

Verbintenis uyt heerfchappye hoedanig.

b.nbsp;2. c. \\ o.a. I. (^c.

Verbintenis voor andere , en met niet
voorhandenegoederen.^,
z.c.io.a. 1.
Verbintenis vereyfcht beradinge desge-
moedts.^.
2. f. 11.^. 4.
Verbodt van muren te maken wanneer
het tot de dij eken werdt uyt-geilreckt.
b. z.c. 16.a. 20.
Verboden dingen 2.ijn niet alle-tijdt te
vergeefs.
z. c. 16,
Verbonden nf die oock konnen ghe-
maeckt werden met vreemde van den
waren Godts-dienfl.
Jgt;. 2. r. 15. 8.
Verbonden gelijck zijnde werden oock
gemaeckt daer geen oorlogh geweeftis.
z.c. ! lt;;:a, 6.
Verbonden met fommighe volckeren
verboden door der
Hsbresn wet.

Verbonden welcke gunfligh j en welcke
hatelijckzijn.h.z.c. is.a.i^.
Verbonden gelijk van koophandelinge.

b. z. c. I a. 6.

Verbonden perfoneel. a. x6.
Verbondt Re«/, .a. 1

Verbonden verdeylinge. heek 2aap. ts-
é!t.6.

Verbonden oriderfcheydt ontrendt het
recht om de verloren goederen weder
te krijgen.
3. 9-«. 17.
Verbondt wat het is. boeck. z.cetpUt. i

Verbondt oft noch duurt een partye be-
ledightzijnde.
b,%.c.\\ 5.

Verbondt met het vQ\\ds.Keeél. b. z.cap. 16.

a. \\6.

Verbondt met een Koningh gemaeckt»
is niet al tijdt perfoneel.16.
Verbondt raet eenigh volck oftgerech-
tigh Koningh is voor een Tyran en ge-
weldenaernietvorderlijck./r. i S.
Verbondt geeft recht aen den Koningh
die uyt fijn Rijck gejaeght is. «.17-
Verbondt ongheiijck zijnde, geeft ey-
gentlijck geen jurifdidie. b.uc.i.a.zr\'
Verbondt kan een vry volck verbindea-

Verbondt te breken is hatelijck. kz.c. i é.
«.13,14.

Verbonden ftellen dickwils het felfde»
fomtijdts\'t welck tot het recht der na-
ture behoort, en waerom. 2. r. 15. ï•
Verbonden ongelijck zijnde, zijn peri-
culeus.
h.I.e.i.a.21. in\'t ejnde.
Verdeylinghe der goederen, b. r.cetf.z-

a.2.

Verdeylinghe des goedts om oorlogh te
vermijden,
ihid.

Vergaderingen der Staten draghen de
perfoon des voicks.
b. 2. c. ó.-«. 9,
Verhuurder eenswercks waerhy toe ge-
houden is. 2. c 2.^. m .
Vergeldinge en gefchiedc niet van h^t
geen \'t welck oorfaeclc tot den
oorlogh

gege-

-ocr page 915-

Volck kan hetgeheele recht om haerrt«
regeeren, vervreemden, b. i.c.j^.a. g..
Volck vryghemaeckt zijnde, heeft de
jlaetfe die te vooren de Koningh of de
Prins hadde. z.c.^.a.z.
Volck verhuyfendc,blijft het felfde.4
2.

c. 7.

Vrede werdt van hem gebroken, die om
een oude oorfake geweldt doet.
3.c. 20.
lt;1.27,18.

Frede moet oprechtelijck onderhouden
werden.j.c.25.-«.
7.
Frede kan men onderhouden -al ifte van
de tegen-party e verbroken.^èucci^ 3.

20. iï. 38..

frede van de meefte menighte gemaeckt
vcrbint de algemeynheyt. 3.c.io. a.
4.
Vïy vertreckhoe \'tte verftaen^y.b.i.c.x 1.

« g.b. z. c. ii.a.ff.

f\'ry fpreecken wanneer het beter als ver-
doemen iy. 3. c. I ï. «.4.
f\'ryheydtgheeft fomtijdts rechtvaardige
oorfaecke tot den oorlogh,
b. z. cap. zz.

a.ti.

Vryheyt der Onderdanen werde verbon-
den door de daedt der Overheydt.
b. 3.

c. 2,lt;?. 3\'.

^ruuwen-fchendinge ofdieftrijdc tegens
\'trecht der volckeren in den oorlogh.

ir.

■^TApenen van devyanden genomen,,
* V mochten by de Romeynm niet we-
dergekregenweiden.^.3.c.
g.a. 14.
Wapenen der vyanden mocht men ge-
bruycken.
b.

3 . c. I. i«. 8.

Wateren oft wapenen te vergiftigen, ofC

ongeoorloftis, h. 3. t. 4. a. 1 6,17.
Weldaden der Princen of die alie-tijdt
wederroepen konnen werden,
b.z.c.i^.
«•12.

Weldaden des Princen ofdie noch du-
ren n afijn doodt,
b.z.c.i ^i^.a.iz.
Weldaden der Koningen hoemeniger-
leydie z-ijn,^.
14.«. 12,13.

Qjiqqq i AVel-

gegeven JTcefr, of-door het recht der
Volckeren gefchiedt is. b.i.c.i^. a. 19.
vergevinge is fomtijdts toé-gelaten.^.
a.

• Zo. 3. 11 .

Verhuurder aen een derde yets verhu-
rende , is gehouden aen den huurder
t©t\'
her geen dathy geniet. z.c. iz.a.iZ.
Verklaringe vérfeheelt veel van belofte.

i-/^. i.a. iS.

ïiloote verklaringe van \'t toe-koEEiende:
Wat kracht dieheeft. 2. r. i ?.z.
Verkrijginghe die natuurlijck is in den\'
Oorlogh.
3.f.c.-». I.
Verkregen in den oorlogh na^\'t uytwen-
dige recht die goederen, wekke onfe
Vyandt door oorloge verkreghen heeft.

5,7.

Verkrijgingen door \'t rechtder volcken
oneygentlijck foo genoemde,
b. z. c. 8.

Verkiefervan yets onbehoorlijcks die is
gehouden aen de Republijcque.
h.x.c.

» erlofte uyt deghevanckeniffe hoe die
^enden verloflergehouden 2,ijn.^.i.c.9.

^erfchrickinge geeft gheen natuurlijck
^recht te dooden. 3. c. 11.
16.
^fpandinge door het burgerlijcke recht
^verboden.^.

ertoevinghe in eens anders landt oftfe

j^geoorloftzy.^. a.f. 2.^. 15.
erwoeftinge is onnut, als de vyandt van
^nflere plaetfen kan ghefpijft worden.

j., ■nbsp;«.4..

ejwoeftinge om fommige oorfaken na
fe laten, md.a.r,^.

jI anden wiefe zijn. b.^.c.s.a.u
tx vyaaden onderdanen zijn oock vy-

^ icnen wie die toe-behooren. kz. cap.i.
^terÏT ^en fonderlinge ftaendewa-

j. ^^ ^^quot;oorenyemandt IQQ.häuk. 2,. capttt.

-ocr page 916-

REGISTER.

Weldaden lijn de Chriftenen oock den
quaden fchuldigh.
h.z.c.i$.a.g.

In weldaden te bewijfen moetender
trappen onderhouden werden. h.z.c.ïlt;^.
a. 19.

Wet wat het is. b.x.c.

Wet toe-latende yemandt te dooden, of
diede confcientie bevrijdt.a.c. 1.^1.14.

Wilde dieren wien datfe toe-behooren.

2. f. 2.5. 9.«. 2.

Woorden rnoeten in het twijfFelachtige
nade eygenfchap genomen werden.^.z.
f.nbsp;27.

Wrake of die door het recht der nature

en der Folcken geoorloft is. k 2. e. lO\'

Wrake of die den Chriftenen toe-gela-
tenis-
b. 2. c. 2o,a. 10.
Woecker.^. 2.C. 12.«. 20,21,22,

Z.

wer-

ZEe of die kan eygen gemaeckt
den.
h. 2, c. z.3,
Zee keert tot haer natuurde inneminge
verlaten zijnde, 2. c. 3.11.
Zeeufche recht de aenfpoelinghen aea-
gaende.é, 2,^,8.4!. 15*

F I N ï S,

Jk

-ocr page 917-

1

■\'lî

-ocr page 918-

t.-

V. ■ , .. \'

iL

I

■Miiii

m

-ocr page 919-

■ ^

I

-ocr page 920-

m:

f

■f:

-ocr page 921-

git\'

-ocr page 922-

im s^v ■nbsp;- *nbsp;.

gt;