VAN DE
DIE, HETZIJ DIRECT OF INDIRECT, IN VERBAND STAAN
MET HET
jSf O T A E\\I A A T ,
DOOR
W. ERKELENS COOKE,
Canuiuaat-Notaris te Kotterdam.
ROTTERDAM, VAN HENGEL amp; KELTJES. 1875.
VAN |H
111:1/1 J I\'lKKi T UF INIUUKCT. IN VEHBAN1» STAA.N
MET lll i
j^OTARJA AT,
I.) O OH
lt;\'ANigt;IllAAr-\\.lTAl,ls Ti; lioTIEIiDAM
-■,v,V-*3-^quot;VAV^—
li OTTERDAM,
V\' AN II K N G K L cV K K L \'1\' .1 K s.
18 75,
DIE, HETZIJ DIRECT OF INDIRECT. IN VERBAND STAAN
MET HET
jMoTARJAAT,
DOOR
Candidaat-Notams tk Kotterdam.
•a*
ROTTERDAM, VAN HENGEL amp; KELTJES. 1875.
Dit boekje bevat een opgaaf van de wetten, besluiten, enz. die, hetzij direct of indirect, in verband staan met het notariaat, of wier inhoud voor de beoefenaars daarvan niet van belang ontbloot is.
Ik heb mij bij de samenstelling voorgesteld, dat er hier en daar opgaven konden voorkomen, die onvolledig zijn, en heb daarom elk blad aan de keerzijde blank gelaten voor aanvullingen of verbeteringen, waar deze noodig mochten wezen; dit kan tevens dienstig zijn voor hen, die naast sommige wetten in \'t kort den inhoud daarvan willen vermeld zien.
Dat ik gebruik heb gemaakt van bestaande werken op notarieel gebied, om deze wetten bijeen te garen, behoeft nauwelijks betoog; toch zij gezegd dat „ Hoogvliet\'s wetten voor de notarieele praktijkquot; en „ Bartstra\'s wetgeving op de registratiequot; mij goede gidsen waren.
Met het vriendelijk verzoek om, daar, waar u verbetering wenschelijk acht, mij een wenk van uwe zijde niet te onthouden, wordt u dit werkje aangeboden door
W. ERKELENS COOKE, Candidaat-Notaris te Rotterdam.
Augustus 1875.
• | |
-
Bij de wet van 23 Maart 1815 (Stb. 29) werd de noodzakelijkheid uitgesproken, dat na de aanvaarding der koninklijke waardigheid, de grondwet van den Staat zou worden veranderd en geampliëerd.
Dit geschiedde nog in \'t zelfde jaar. Het ontwerp werd bekrachtigd en daarbij verklaard, dat de bepalingen daarin vervat, van af dat oogenblik zullen uitmaken de grondwet van het koninkrijk der Nederlanden, bij publicatie, houdende de aanneming van de grondwet, gearresteerd 24 Augustus 1815 (n0. 1) (Stb. 45).
In \'t jaar 1840 zijn onderscheidene veranderingen en bijvoegingen in de grondwet gebracht, waaromtrent eene publicatie van 4 September 1840 (Stb. 47).
Vervolgens zijn eenige veranderingen en bijvoegingen in de grondwet, door de wetten van 11 October 1848 ontstaan, die door den Koning zijn gesanctioneerd, krachtens diens publicatie van 14 October 1848 (Stb. 71).
Tot het drukken en uitgeven van eene nieuwe officieele uitgaaf van de grondwet van het koninkrijk
msm?.-\'■,ramp;! r\'lt;m^:)^^i:~^j^m^m
wmamÊmmi
amimimmmmmmm ^^.-^smm
$^.amp;%.. w?- ^ggfe-^gM^aa^l
-
■
=££■? \'\' I?amp;£*%*{•.-•\'%.■ l^^J%?iMt\'l
MM^M
rk*4- -■. .*!
^Êm^^msmmBMm^S^^s
: l
■
\'
■ *.- r - „ i \'. ï . a\' -
P-lt;% .] wsmmamp;^mÊiÊÊmÊmÊmÊsmaBSi WÊÊSmlSÊm \\ gt;ïdêm
der Nederlanden, is besloten den SJS5\'011 October 1848 (Stb. 73).
De grondwet is afgekondigd den Squot;1611 November 1848 ten klokke 12 uur.
Wet van 28 Juli 1850 (Stb. 44),
ter uitvoering van art. 7 der grondwet, houdende verklaring wie als ingezetenen van het koninkrijk te beschouwen zijn, en tevens, betrekkelijk de naturalisatie, zijnde art. 1 dezer wet, aan het slot waarvan verkeerdelijk naar art. 9, in plaats van art. 10 dier wet, wordt verwezen, verbeterd door de wet van 3 Mei 1851 (Stb. 46), welke wet art. 10 daarvoor in de plaats stelt.
der Nederlanden, is besloten den 25stcn October 1848 (Stb. 73),
De grondwet is afgekondigd den 3d,!quot; November 1848 ten klokke 12 uur.
Wet van 28 Juli 1850 (Stb. 44),
ter uitvoering van art. 7 der grondwet, houdende verklaring wie als ingezetenen van het koninkrijk te beschouwen zijn, en tevens, betrekkelijk de naturalisatie, zijnde art. 1 dezer wet, aan het slot waarvan verkeerdelijk naar art. 9, in plaats van art. 10 dier wet, wordt verwezen, verbeterd door de wet van 3 Mei 1851 (Stb. 46), welke wet art. 10 daarvoor in de plaats stelt.
Tot aan de invoering van het wetboek Napoleon, ingericht voor liet koninkrijk Holland, werden de onderscheidene deelen, waaruit dit rijk bestond, beheerscht door het Roomsch-Hollandsch recht of door de Ro-me1nsche wetten , voor zoover daarvan niet was afgeweken bij de algemeene landrechten of de plaatselijke keuren of costumen.
De wet „Napoleonquot; van 24 Sprokkelmaand 1809, ingericht voor het koninkrijk Holland, ook genaamd „wetboek Lodewtjk-Napoleon quot;, in werking getreden 1 Mei 1809,
heerschte
tot 1 Maart 1811, als wanneer hier te lande de wet genaamd „Code Napoleonquot; van 8 Maart 1803, algemeen werd ingevoerd, hetgeen reeds plaats had;
1 Januari 1811 in N.-Brabant, Zeeland en een gedeelte van Gelderland (zijnde het voormalige arrondissement Nijmegen),
7 Februari 1808 te Vlissingen,
en gelijktijdig met de invoering daarvan in het Fransche rijk in 1804 in de provincie Limburg en in het 4dl: en district der provincie Zeeland,
hebbende in eenige districten van Gelderland tijdelijk de Pruisische wet gevigeerd, totdat die aan ons land zijn overgegaan in 1816 en 1817.
Deze wet bleef van kracht lot op de invoering van de Nederlandsche wetgeving op 1 October 1838, krachtens besluit van 10 April 1838 (Stb. 12),
zijnde die wetgeving in de provincie Limburg eerst ingevoerd 1 Januari 1842, ingevolge Kon. Besluit van 10 October 1841 (Stb. 43).
Deze wetgeving behelst :
het Burgerlijk ivetboek,
het wetboek van Koophandel,
het loetboek van Burgerlijke ReciUsvordering,
dat van Strafvordering, 1)
de wet, houdende A Igcmeene Bepalingen der wetgeving in het Koninkrijk van 15 Mei 1829 (Stb. 28),
de wet op de samenstelling der Rechterlijke Macht en het beleid der Justitie van 18 April 1827 (Stb. 20), gewijzigd door de wet van 28 April 1835 (Stb. 10),
en de wet, houdende tijdelijke aanvulling der bepalingen omtrent de enkele en bedriegelijke bankbreuk van 10 Mei 1837 (Stb. 21).
Gelijktijdig traden in werking:
de wet op den overgang van de vroegere tot de nieuwe wetgeving van 16 Mei 1829 (Stb. 29), gewijzigd door die van 23 December 1837 (Stb. 78),
de wet, houdende afschaffing der nog in werking
Het wetboek van strafrecht, een Frausch wetboek, „Code Pénalquot; geheeten van 1810, heeft nog kraeht van wet, behoudens eenige veranderingen en modificatien, krachtens besluit van 11 December 1813 (n0. 1; (Stb. 1813, n». 10).
7
zijnde wetboeken op het tijdstip der invoering van de nationale wetboeken van 16 Mei 1829 (Stb. 33).
Sedert hebben veranderingen en aanvullingen plaats gegrepen bij de volgende wetten:
Wet van 26 Mei 1841 (Stb. 14), in werking getreden 23 Juni 1841,
houdende bepalingen nopens de consignatie van effekten aan toonder, welke aan ihndeejarigen of aan onder curateele gestelde personen toebehooreil ,
zijnde een aanvulling van de art 391, 506, 1743 en 1745 van het B. W.
Zie nog de instructie tot uitvoering dezer wet, gearres-teerd den 21 Juni 1841 door den Minister van justitie en van finantien (bijv. Stb. 1841, n0. 192).
Wet van 29 Mei 1841 (Stb. 20), in werking getreden 7 Juli 1841,
houdende bepalingen omtrent de gestichten voor krankzinnigen en de wijze hunner opneming in en ontslag uit dezelven,
zijnde tot aanvulling der art. 509, 510 en 518 B. W. (handelende over curateele).
Wet van 31 Mei 1843 (Stb. 22), in werking getreden 22 Juni 1843,
houdende intrekking van de l5te afdeeling, 16do titel, 2de boek B. W. (art. 1112 tot en met 1131) over boedelscheiding en hare gevolgen en vervanging door nieuwe artikelen.
8
Wet van 31 Mei 1843 (Stb. 23), in werking getreden 22 Juni 1843,
betrekkelijk de art. 695, 696 en 698 van het wetb. van B. R.,
in zake boedelscheiding.
Bij besluit van 1 December 1843 (bijv. Stb. 1843, n0. 346) is het houden van de kas der gerechtelijke en vrijwillige consignatien overgedragen aan den ontvanger van de registratie der gerechtelijke akten.
Een resolutie van den Minister van finantien van 16 De\'-cember 1843 (bijv. Stb. 1843, n°. 367, blz. 788) houdt in: bepalingen, nopens het ontvangen en uitbetalen der gerechtelijke en vrijwillige consignatien.
Wet van 9 Juli 1855 (Stb. 67),
houdende uitzondering op de art. 523, 526 en 549 B. W., ten opzichte van vermiste personen bij vermoedelijke of bekende scheepsrampen.
Wet van 7 April 1869 (Stb. 54),
houdende verkorting der termijnen van dagvaarding van hen, die buiten het koninkrijk wonen, met betrekking tot art. 10 wetb. v. B. R.
Wet van 7 April 1869 (Stb. 55),
houdende afschaffing van eenige bepalingen van het wetb. v. B. R.,
---
—
—
i»
over JUDICIKKLE BOETKN EN SCHAUKLOOSSTKLLIN\'-GEN, betrekking hebbende op de art. 43, 196, 197, 198, 227 Mclid, 381, 391, 393, 428, 429, 853, die zijn ingetrokken;
en de art. 178 ^ lid, 394 ute lid, 406 lste zin3nede en 407, die gewijzigd zijn,
alle van het wetb. v. B. R.
Wet van 7 April 1869 (Stb, 56),
houdende afschaffing der art. 834 en 957 van het B. W., ten opzichte van het erfrecht van vreemdelingen.
Wet van 12 April 1872 (Stb. 25),
omtrent de afkoopbaarstelling der tienden, betrekking hebbende op art. 802 van het B. W.
Wet van 18 April 1874 (Stb. 68), tot overbrenging van enkele bevoegdheden der arrondissements-rechtbank bij de kantonrechters,
betrekkelijk de art. 169, 180, 365, 373, 387, 447, 451, 452, 454, 456, 457, 459, 460, 465, 466, 479, 1722 van het B. W. en het 3dc; lid van art. 28 der wet van 29 Mei 1841 (Stb. 20) (krankzinnigen),
het laatste lid van art. 466, dat is ingetrokken, en art. 342 en 798 van het wetb. v. B. R.
Wet van 4 Juli 1874 (Stb. 91),
tot wijziging der bepalingen van het B. W. over de beperkte handlichting ,
2
10
waarbij de art. 480, 481, 482, 484 en 48.r) zijn vervangen door nieuwe artikelen.
Wet van 4 Juli 1874 (Stb. 89),
tot wijziging der wettelijke bepalingen omtrent liet VOORRECHT DER COMMISSIONAIRS,
waarbij de art. 79 tot en met 85 van het wetb. v. K. zijn ingetrokken en door nieuwe art. vervangen.
Wet van 8 Juli 1874 (Stb. 95),
tot wijziging der wettelijke bepalingen omtrent bet PANDRECHT,
waarbij de art. 1197 tot en met 1202 van E. W. zijn vervangen door nieuwe artikelen, en art. 315 van het wetb. v. K. is gewijzigd.
Wet van 1 Juni 1875 (Stb. 81),
tot wijziging van art. 302 van het wetb. v. K.,
welke wet inhoudt:
Art. 1: art. 302 van het wetb. v. K. wordt gelezen als volgt: ,, Het leven van iemand kan ten behoeve van een daarbij belanghebbende verzekerd worden , hetzij voor den gansehen dnur van dat leven, hetzij voor een tijd, bij de overeenkomst te bepalen.quot;
Akt. 2 : De levensverzekeringen, vóór het in werking treden dezer wet gesloten, die aan de bepalingen van het gewijzigde art. 302 voldoen, worden als geldig beschouwd.
Reeds in de veertiende eeuw vindt men van Notarissen , door Duitsclie keizers aangesteld , gewag gemaakt; ongeveer 200 jaar later vaardigde keizer Karei V onderscheidene ordonnantiën uit, waarbij de gedachte instelling nader werd geregeld en die, behoudens den invloed van gewestelijke en plaatselijke verordeningen, bepaaldelijk in de zeven vereenigde gewesten tot in het begin dezer eeuw haren grondslag hebben uitgemaakt.
Toen ons land in 1810 bij het Fransche keizerrijk werd ingelijfd, zijn al die regelingen, betrekkelijk het notariaat, vervangen door de wet van 25 Ventose 1), jaar XI.
De werking van deze wet duurde voort, behoudens eenige veranderingen, gemaakt bij de besluiten van 11 December 1813 (Stb. 10), art. 32, van 27 Juli 1814 (Stb. 88) en van 26 Januari 1822 (Stb. 1),
tot 16 October 1842, op welk tijdstip de wet van 1) Juli 1842 (Stb. 20) is ingevoerd, krachtens Kon. Besluit van 20 September 1842 (Stb. 24).
Zie omtrent de beteekenis dezer benaming hierna onder Varia, Fransche republiek.
12
De voornaamste afwijkingen daarbij gemaakt, zijn: 1°. de afschaffing van de klassen van Notarissen; 2°. de afschaffing der kamers van discipline; 3°. het weglaten der bepalingen omtrent het stellen van een borgtocht, waartoe de verplichting voor de Notarissen in Nederland, krachtens besluit van 27 Juli 1814 (Stb. 88) reeds vroeger niet meer bestond; 4°. de afschaffing van den leertijd ;
5°. dat een akte niet meer voor twee Notarissen kan worden verleden;
en 6°. aanmerkelijk veranderde beginselen omtrent de bewaring der minuten van overleden of ontslagen Notarissen.
Met betrekking tot art. 29 der tegenwoordige wet op \'t Notarisambt:
„ de akten kunnen worden verleden in de taal enz.quot; kan men nog raadplegen:
Het Kon. Besluit van 28 Augustus 1829 (Stb. 58), waarbij Notarissen o. a. bevolen is om, zoo dikwerf partijen dit verlangen , vertalingen in authentieken vorm van hunne akten af te geven, of vertalingen van hunne akten, in eene vreemde taal verleden aan de ontvangers der registratie, op derzelver verlangen, te verstrekken ;
alsmede het besluit van 4 Juni 1830 (Stb. 19), waarbij uitbreiding aan dc bepalingen van het eerste besluit wordt gegeven.
13
Het maximum van het getal Notarissen, in ieder arrondissement, is vastgesteld:
1°. bij Kon. Besluit van 20 September 1842 (Stb. 23); 2°. a ii u n 18 Januari 1851 (Stb. 6); 3°. a ii ii a 3 Februari 1861 (Stb. 8);
(deze 3 besluiten tbans buiten werking) en 4°. bij Kon, Besluit van 11 Februari 1875 (Stb. 15), waarbij is gelet op het besluit van 9 Juni 1869 (Stb. 103) betrekkelijk de vijfde algemeene tienjarige volkstelling, alsmede op de uitkomsten, welky die volkstelling heeft opgeleverd.
Het getal Notarissen is bij dit besluit bepaald op 832 voor geheel Nederland.
Het tarief, tot bepaling van de hoegrootheid en den vorm van taxatie van het honorarium der Notarissen, gelijk mede van de verschotten, welke aan hen in rekening zullen worden geleden, is bepaald bij de wet van 31 Maart 1847 (Stb. 12).
Bij ordonnantie van 28 November 1805 werd voor de geheele uitgestrektheid der toenmalige Bataaf\'sche republiek eene belasting onder den naam van „ klein zegelquot; ingesteld, waarin de belastingen, welke vroeger in de onderscheidene provinciën, zoowel onder dien naam als onder den naam van éO3\'6quot; penning geheven waren , werden opgelost.
Deze regeling bleef bestaan in de 7 Hollandsche departementen tot 1 Januari 1812, op welk tijdstip de Fransche finantieele wetten verbindend verklaard werden, bij Keizerl. decreet van 21 October 1811 (B. d. L. nu.
Onder die wetten was die op de registratie van 22 Fri-maire VII (12 December 1798) Bulletin des Leis 248, gewijzigd door de wet van 27 Ventose IX en tal van Keizerl. decreten en adviezen van den Franschen Staatsraad.
Na de herstelling onzer onafhankelijkheid en wel bij art. 15 van \'t Souverein Vorstelijk besluit van 23 December 1813 (Stb. 17), werd die wet, voor zoover zij de heffing van een recht van overgang bij overlijden regelt, afgeschaft.
Bij de wetten van 31 Mei 1824 (Stb. 36) en 16 Juni 1832 (Stb. 29) zijn partieele wijzigingen aangebracht;
terwijl een reeks van nog vroegere en latere hier te lande uitgevaardigde wetten (tevens andere onderwerpen
15
regelende) bepalingen omtrent vrijstellingen van de formaliteit of van de rechten van registratie inhouden, of waarbij evenredige rechten door vaste rechten zijn vervangen.
Bij en met het recht van registratie, zegel, successie, overschrijving en inschrijving, wordt nog eene verhooging, onder den naam van opcenten, geheven, waarvan het bedrag telkens bij de wet op de middelen geregeld wordt.
Die opcenten bedragen sedert 1841 38 0/0. Zij zijn afkomstig uit den Franschen tijd, vóór 1814 heetten zij centimes additionnels.
Zij hebben bedragen voor de registratie :
van 1 Januari 1814—1 Januari 1816 26 o/0 ii 1 Januari 1816—1 Januari 1824 25 n ii 1 Januari 1824 — 1 Februari 1824 38^ u a 1 Februari 1824 — 1 Januari 1825 28$ n ii 1 Januari 1825 — 1 Januari 1830 26 u ii 1 Januari 1830— 1 Januari 1832 35 « u 1 Januari 1832—1 Januari 1837 38 n ii 1 Januari 1837 — 1 Januari 1841 23 u ii 1 Januari 1841—heden 38 «
I fKi -«IS i»l9»S
„ ïc \' ï -: -.^...- Cjr, .- ■.. .*amp;l£lgt;.-ryPÈ3
fw \'-JH Hf ;. .V^.-\'-i r • ........
■ . .• .. : ,. ■■■ „.■.■■.■,■■ ; I : s . . ■ ■ .:,■■■■ ■:■■.- _■ : .. ;:. ... ••. ......:
-
\' aMaMMfc-^aaBfe... ^ I ^^^mrTrnFiiroH r f i i 1m
^S quot;quot;iSjSraNr \' t» Mi ®asai*,ï^ SMBBBiml MBi I • ■■■■■
•,ffl^^^^fflj)fTsfflWra™HBKÏK^^SwalMMHft^fe8yTi^t^SRla!i]3^ - - ^ ^ • C 1 * SKKS ■ T , ^
■
■.K-.1 ■\' ■■ 1 WmÊÊÊÊÊÊ
-
-iSy Sm BSaaBH .r.v iwyaapae^ggjjigg!
Ten aanzien van de hypotheken wordt verwezen naar:
de wet van 3 Januari 1824 (Stb. 1),
houdende wijziging in de bestaande verordeningen omtrent de hypotheekregisters; bij deze wet zijn (onder meer) de inschrijvingsrechten vastgesteld en de overschrijving der akten, ten hypotheekkantore, verplichtend gemaakt;
op grond van deze wet worden de inschrijvingsrechten nog geheven;
het besluit van 1 Augustus 1828 (Stb. 52),
waarbij voorbereidende bepalingen zijn gemaakt met het oog op de wet van 5 Maart 1825 (Stb. 41), regelende het stelsel der hypotheken voor de invoering van een nieuw hypothecair stelsel;
de wet van 16 Juni 1832 (Stb. 29),
waarbij nader zijn aangewezen de akten , welke aan de overschrijving zijn onderworpen, binnen een zekere tijdsbepaling, met opgaaf van de rechten van overschrijving ;
het besluit van 8 Augustus 1838 (Stb. 27),
waarbij dat van 1 Augustus 1828 (Stb. 52), voor
%W£ims
ir; ~
17
zooveel noodig, wordt gewijzigd en aangevuld met de bepalingen, welke tot de invoering van het hypothecair stelsel worden vereischt;
de wet van 30 December 1839 (Stb. 58),
houdende bepaling van den duur der verantwoordelijkheid van de bewaarders der hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen;
het besluit van 11 Maart 1840 (Stb. 6),
waarbij, in verband met het tegenwoordige hypothecair stelsel, maatregelen worden voorgeschreven, omtrent de doorhaling van de overschrijving der processen-verbaai van inbeslagneming van onroerende goederen , alsmede van schepen en vaartuigen;
de wet van 4 Juli 1842 (Stb. 16),
waarbij de vernieuwing van de inschrijving van hypotheken, genomen sedert 1 Januari 1819 tot op de invoering der Nederlandsche wetgeving, is bevolen;
de wet van 14 December 1844 (Stb. 62),
welke liet tarief bevat van het salaris der bewaarders van de hypotheken, liet kadaster\'en de scheepsbewijzen;
en de wet van 21 December 1852 (Stb. 228),
waarbij is bepaald, dat de oude hypotheek-registers zouden bewaard blijven ten hypotheekkantore.
S
18
Ten ilezen aanzien wordt verwezen naar:
liet besluit van 21 Juni 183fi (Stb. 41),
houdende bepaling omtrent de overschrijving der overdracht van zeeschepen, van schepen en vaartuigen, welke met zeeschepen worden gelijk gesteld.
Zie voorts:
ile circulaires van den Minister van finantien, van 15 September 1838 (n0. 615)
en van 17 April 1839 (nquot; 022);
liet besluit van 9 November 1843 (nquot;. 08)
en resolutie van den Minister van finantien van 22 October 1838 (nquot;. 34), nader bevestigd bij die van 7 Maart 1842 (nquot;. 23).
Het belastingsmiddel op het papier voor bewijsstukken en akten bestemd, thans onder den naam van zegelrecht bekend, werd het eerst in Holland, door de Staten van dat gewest, op het voorbeeld van naburige souvereinen, ingesteld bij Plakkaat van 13 of 14 Augustus 1624 om met 1 October van hetzelfde jaar in werking te komen.
In 1805 werd dit middel over het geheele gemeenc-best uitgebreid.
Toen in 1810 ons land bij Frankrijk werd ingelijfd, werd dit middel vervangen door het Fransche zegelrecht, waarvan de wetten van 9 en 11 Vende-miaire, jaar VI en 13 Brumaire, jaar VII, den grondslag uitmaakten.
Na de herstelling van Neêrland\'s onafhankelijkheid, werden deze wetten door die van 31 Mei 1824 (Stb. 36) en 16 Juni 1832 (Stb. 29) aanmerkelijk gewijzigd.
Eene menigte bepalingen in onderscheidene weinig samenhangende en vaak tegenstrijdige wetten en verordeningen verspreid, gevoegd bij de noodzakelijkheid om door eene verhoogde belasting in de behoeften der schatkist te voorzien, deden de noodzakelijkheid eener nieuwe wetgeving op het zegel gevoelen.
20
Deze nieuwe wetgeving kwam tot stand bij de wet van 3 October 1843 (Stb. 47)
op het recht van zegel.
Zij is gewijzigd, onder anderen, bij:
de wet van 9 April 1869 (Stb. 60),
houdende afschaffing van het zegelrecht op de gedrukte stukken en op de advertentien in de nieuwspapieren ,
en de wet van 4 Juli 1874 (Stb. 87),
tot wijziging van de wettelijke bepalingen omtrent het zegelrecht wegens de akten van beleening.
Zie voor het plakzegel de diverse wetten hierna onder Handelspapier.
VOOR NEDERLANDSCH IND1Ë.
Publicatie
van 16 October 1817, houdende ordonnantie op de heffing van het recht van het klein zegel in Nederlandsch Indië.
Het besluit van 23 December 1813 (n0. 90) (Stb. 17) bepaalde, dat in plaats van het recht, geheven bij overgang van eigendom bij overlijden, krachtens de wet op de registratie van 22 Frirnaire VII, een reciit van successie, na 1 Januari 1814, zal worden geheven overeenkomstig de bepaling, voorgeschreven in de ordon-iiantie op dat middel, geinsereerd in de publicatie van 4 October 1805, en daarmede in verband staande notificatie van 4 December 1805 en decreet van 3 Maart 1808.
Omtrent die belasting werd nadere bepaling aangebracht bij het besluit van 28 Februari 1814 (nquot; 7) (Stb. 31).
Voor die wetten trad in de plaats de wet van 27 December 1817 (Stb. 37),
welke wet is afgeschaft door de wet van 13 Mei 1859 (Stb. 36) op het recht van successie en overgang hij overlijden, die thans ten grondslag ligt voor het successierecht ;
deze wet is gewijzigd en aangevuld door de wet van 28 Mei 1869 (Stb. 95).
In Indië heerscbt
de ordonnantie op liet recht van successie en over-lt;!aiilt;£ in Nederlandsch Indië,
O O quot;
in werking getreden 1 Juli lÖo(5, krachtens de publicatie van den Gouverneur-Generaal, dato 24 ..Februari 1836 (Stb. 17),
op welke wet betrekking heeft:
het besluit van den Gouverneur-Generaal van 8 Augustus 1854 (n0. 3),
houdende voorloopige bepalingen, ter verzekering van de richtige aangifte voor de belasting op de successie in Nederland.
Zie nog:
bijblad op het Stb. van Nod. Indië 1857, bladz. 1U4, aangaaude eene beslissing omtrent doraicilic in zake successierecht.
Arrété van 12 Fructidor, jaar 4 (29 Augustus 1796), waarvan de uitvoering is gelast, bij besluit van 27 Nivose, jaar 5 (Ifi Januari 1797) bulletin ,der wetten (n0. 101),
bepalende wie tot het houden van verkoopingen van roerende goederen bevoegd zijn.
Zie, omtrent het al of niet van kracht zijn van dit besluit, resolutie van den Minister van finantien van 9 November 1838 (bijv. Stb. 290).
Wet van 22 Pluviose, jaar VII (10 Februari 1799) bulletin der wetten (n0. 258),
voorschrijvende de formaliteiten voor verkoopingen van roerende goederen.
Zie voorts decreet van 10 Brumaire, jaar XIV (Bulletin des Lois, nquot;. 63) waarbij de formaliteiten zijn vastgesteld voor de processen-verbaal, inventarissen, enz.
Besluit van 8 Mei 1863 (Stb. 56),
houdende aanwijzing der openbare ambtenaren, bevoegd tot het houden van openbare verkoopingen van roerende goederen , aan gemeenten of waterschappen toe-
I
■
■
quot;;S
■J4
behoorencle, en van goederen, bedoeld in art. 554 en 557 van het wetb. v. K. en in art. 279 der gemeentewet.
Besluit van 11 Juli 1871 (Stb. 75),
waarbij de burgemeesters, of die hen als zoodanig vervangen , bevoegd worden verklaard tot liet houden van openbare verkoopingen van roerende goederen, voor rekening van \'t Rijk, wegens besmettelijke ziekte onteigend.
Besluit van 11 Juli 1874 (Stb. 109),
waarbij de burgemeesters, of die hen als zoodanig vervangen, bevoegd worden verklaard tot het houden van openbare verkoopingen van in beslag genomen vee of goederen, bedoeld in art. 37 der wet van 20 Juli 187(gt; (Stb. 131).
Voorts bestaan er eenige besluiten van vroegeren datum, waarbij nog aau anderen, zooals ambtenaven der registratie en die van de in- en uitgaande rechten en accijnsen, enz. de bevoegdheid is toegekend tot het houden van openbare verkoopingen van sommige roerende goederen.
Besluit van 26 Januari 1822 (Stb. 1),
betreffende de adellijke titels en kwaiificatien.
Dit besluit legt, onder anderen, aan de Notarissen de verplichting op, in hunne akten, aan de personen daarin voorkomende, toe te schrijven de adellijke titels of kwaiificatien , waarmede zij door den Koning zijn erkend of begiftigd.
2rgt;
Zie nog circulaire van ilen Minister van justitie van 15 Februari 18ft9 (bijv. Stb. 45).
Er zijn lijsten van de personen of geslachten, wier titels en adeldom op de registers van den lioogen raad van adel zijn ingeschreven;
deze lijsten komen in de Staatsbladen voor, bij (ie besluiten, waarbij zij zijn goedgekeurd;
deze besluiten zijn van:
25 Juli 1825 (Stb. 61),
2 Januari 1827 (Stb. 1),
6 Januari 1828 (Stb. 1),
1 Januari 1829 (Stb. 1),
9 Januari 18oü (Stb. 1),
29 November 1843 (Stb. 59),
19 April 1846 (Stb. 20),
6 Februari 1859 (Stb. 8);
het besluit van 26 Maart 1868 (Stb. 37) regelt den overgang van adellijke titels, bij recht van eerstgeboorte ;
het besluit van 18 October 1868 (Stb. 142) bevat bepalingen ten aanzien van het lichten der opene brieven van verleende adelsgunsten.
Wet van 21 Mei 1819 (Stb. 34),
houdende eene nieuwe ordonnantie op het recht van patent,
4
26
waarin wijzigingen en uitbreiilingen zijn gemaakt bij de ordonnantie op iiot recht van patent van G April 1823 (Stb. 14),
de wet van 16 Juni 1832 (Stb. 30),
de wet van 24 April 1843 (Stb. 16),
de wet van 22 April 1852 (Stb. 61),
de wet van 8 Mei 1869 (Stb. 77),
en de wet van 4 April 1870 (Stb. 60),
zijnde er voorts nog eenige besluiten op het patentrecht betrekking hebbende.
Ten laste van het Rijk:
wet van 8 November 1815 (Stb. 51),
ten laste van de provincie:
art. 125 der wet van 6 Juli 1850 (Stb. 39),
ten laste van de gemeente:
art. 228 der wet van 29 Juni 1851 (Stb. 85).
Zijnde in \'t algemeen zes maanden na het jaar, waarover de pretensien loopen.
27
Privilegie toegekend bij:
de wet van 15 September 1816 (Stb. 49) art. \'10, en de wet van 26 Augustus 1822 (Stb. 38) art. 290, bij welke art. het privilegie der schatkist, wegens indirecte belastingen is geregeld in rang te volgen na die, welke in art. 1195 van het B. W. zijn vermeld;
de wet van 9 October 1841 (Stb. 42) art. 25,
betrekkelijk de hooge en andere heemraadschappen, wateringen, enz,;
de wet van 22 Mei 1845 (Stb. 22),
ten aanzien van de directe belastingen,
zie art. 7 en 12 dier wet;
de gemeentewet van 29 Juni 1851 (Stb. 85),
Akt. 257; De invordering der plaatselijke belastingen wordt geregeld bij plaatselijke verordeningen, overeenkomstig de bepalingen der art. 258—269 (van evengenoemde wet).
en de wet op het recht van successie (hiervoor aangehaald) art. 8.
SALARIS VOOR BEWAARDERS VOOR OVERBRENGING VAN STUKKEN.
Wet van 28 Augustus 1843 (Stb. 40),
houdende vaststelling van den zesden titel van het tarief van justitie-kosten en salarissen in burgerlijke zaken ;
28
Art. 5: Aan houders of bewacirders van stukken, die opgeroepen worden om stnkken, onder hunne berusting of bewaring zijnde, voor den rechter over te brengen, wordt voor iedere vacatie toegelegd: 2°. aan Notarissen ƒ 4.—
Zie omtrent de vergoeding van reiskosten en tijdverlies de verdere art. dezer wet.
Wet van 18 April 1874 (Stb. 66) 1),
tot vaststelling der tarieven van gerechtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt.
Art. 1. d; Op den voet bij deze wet bepaald, worden berekend de kosten van verplaatsing en rangschikking van gerechtelijke archieven en van minuten en registers van Notarissen.
Art. 26: Aan openbare of bijzondere bewaarders óf houders van stukken, opgeroepen om onder hunne bewaring of berusting zijnde stukken, welke beweerd worden valsch of vervalscht te zijn, of ter vergelijking moeten dienen, ter griffie over te leggen, wordt een vacatiegeld toegelegd van: ƒ 2,50.
Zie voorts:
voor vergoeding van reis- of verblijfkosten aan de bewaarders van stukken , wanneer zij ten dienste der justitie werkzaamheden verrichten ,
en Art. 78; Bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur worden voorschriften gegeven omtrent: a. de afstandtafelen,
k. de kosten van verplaatsing of vervoer en rangschikking van minuten en registers van Notarissen.
Met deze laatste wet staat in verband het Kon. Besluit van 18 December 1874 (Stb. 212),
Deze wet en het daarmede in verband staande Kon. Besluit treden in werking np I Januari 1876, krachtens Kon. Besluit van 22 Juni 1875 (Stb. 123).
De kosten van verplaatsing ot\' vervoer en rangschikking van gerechtelijke archieven, van registers en stukken ter griffie berustende, en van minuten en registers van Notarissen , berustende in de algemeene bewaarplaatsen, worden geregeld door den Prokureur-Generaal, den Officier van justitie of den Kantonrechter, na bekomen machtiging en goedkeuring van onzen Minister van justitie. De declaratien der kosten vereischer, tot staving hunner deugdelijkheid, geen ander bewijs dan eene goedkeuring van onzen Minister van justitie en zijn overigens aan geene verdere formaliteiten onderworpen.
Wet van 26 November 1847 (Stb. 69), tot regeling van bet Nederlandselie muntwezen,
bepalende onder anderen:
Aut. 20. 2Je al.: Niemand is verplicht zilveren pasmunt tot een hooger bedrag dan van ƒ 10— of koperen pasmunt tot een hooger bedrag dan van ƒ 1.— in betaling aan te nemen.
Zie betrekkelijk do muntstukken vóór die wet gemaakt: lu. de wet van 17 September 1849 (Stb. 45), ter inwisseling van de zilveren muntstukken, naaide wet van 28 September 1816 (Stb. 50) vervaardigd; en 2°. de wet van 17 September 1849 (Stb. 46), waarbij de hoedanigheid van standpenning aan de gouden muntstukken, naar de wetten van 28 September 1816 (Stb. 50) en van 22 December 1825 (Stb. 80) vervaardigd, is ontnomen.
Bij de wet van 6 Juni 1875 (Stb. 117), tot nadere tijdelijke voorziening omtrent bet Nederlandsclie muntwezen, wordt als standpenning, nevens de zilveren ver-
30
meld in art. 2 der wet van 26 November 1847 (Stb. 69) genoemd het gouden tienguldenstuk en zijn daaromtrent verdere bepalingen gemaakt.
Ten algemeenen nutte:
wet van 28 Augustus 1851 (Stb. 125),
wet van 1 Juni 18(51 (Stb. 54),
en wet van 14 September 1866 (Stb. 139).
Wet van 18 September 1852 (Stb. 178), gewijzigd door de wet van 7 Mei 1859 (Stb. 31).
Zie voorts het Kon. Besluit van 4 December 1852 (Stb. 204) ter uitvoering van de wet omtrent den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken, alsmede liet Kon. Besluit van 2 April 1864 (Stb. 16), houdende nadere bepalingen betreö\'ende den vorm en het gebruik van de rijks-keurstempels.
Wet van 22 April 1855 (Stb. 32),
tot regeling en beperking der uitoefening van het recht van vereen\'ging en vergadering;
31
Wet van 14 September 186(5 (Stb. 123),
hondemle uitbreiding van art. 14 van eerstgenoemde wet, tot wederkeerige verzekerings- of waarborg-maat-scliappijen.
Wet van 13 Juni 1857 (Stb. 87),
tot regeling der jacht en vissclierij,
welke wet, bij art. 3, het jacht en vischrecht, ten allen tijde, afkoopbaar verklaart.
Wet van 22 December 1857 (Stb. 171), bepalende, in art. 2;
De wettelijke interesten bedragen in burgerlijke zaken 5 en in handelszaken 6 ten honderd in het jaar;
zijnde liet beding van hoogere rente in het algemeen toegestaan.
De wet op de Nationale Militie van 19 Augustus 1861 (Stb. 72),
in werking getreden 1 Januari 1862,
32
bepaalt in art. 72:
Het stellen van een plaatsvervanger of nommerverwisse-laar geschiedt bij overeenkomst, die bij notarieele akte wordt verleden. Voor het opmaken, het verlijden en de uit te geven afschriften van de akte, wordt in het geheel, behalve de zegel- en registratie kosten, niet meer dan ƒ 4.— in rekening gebracht. De akte is aan een vast registratierecht van ƒ 5.— onderworpen.
Het besluit van 8 Mei 1862 (Stb. 46) bepaalt in art. 35:
dat door of van wege den loteling, die wordt vervangen, een afschrift van de notarieele akte (hierboven bedoeld) aan den Militieraad moet worden overgelegd.
Besluit van 4 Maart 1862 (Stb. 27),
houdende vaststelling van een nieuwen afstands-wijzer voor het koninkrijk der Nederlanden.
LEGALISATIE VAN HANDTEEKENINGEN.
Aanschrijving van Z. E. den Minister van justitie aan H H. Prokureurs-Generaal, bij de provinciale gerechtshoven, van 15 Mei 18G5 (n0. 140), luidende:
De regeering heeft mededeeling ontvangen, dat sommige Notarissen de gewoonte hebben om stukken, die bij een vreemde legatie hier te lande moeten worden gelegaliseerd tot dat einde rechtstreeks aan de betrokken legatie toe te zenden;
Deze kan echter daartoe niet overgaan, voordat ten aan-
\'
zian van het sink, dezelfde formaliteit heeft plaats gehad bij het. departement van buitenlandsche zaken, waardoor alzoo, zonder noodzaak tot briefwisseling en tijdverlies aanleiding wordt gegeven.
UWEG. gelieve de aandacht der Notarissen in uw ressort op deze ongelegenheid te doen vestigen, en hun zoo noodig te doen herinneren aan den weg, dien zij in dit opzicht hebbende volgen.
en missive van Z. E. den Minister van justitie, van 13 November 186(5 (n0. 118) 2llc afd,, aan H.H. Commissarissen des Konings,
waarbij zij worden verzocht , de ambtenaren van den burgelijken stand binnen hunne provincie uit te noodigen, om, onverminderd de bevoegdheid hun toegekend door art. 129 van het B. W. , met opzichte tot de legalisatie van akten voor huwelijken van Belgen in Nederland benoodigd, op gelijken voet te handelen ais in Belgie reeds nu het geval is.
(In Belgie wordt, sedert 1810, voor stukken door Nederlanders overgelegd bij dn voltrekking van een huwelijk daar te lande, geen andere legalisatie gevorderd dan die van den voorzitter der Ned. rechtbank, of van den Ned. Comm. des Konings, binnen wiens ressort die stukken zijn afgegeven, voor zooverre er omtrent hunne echtheid geen twijfel bestaat).
liet gevolg daarvan behoort te zijn , dat geen diplomatiek visa wordt gevorderd , terwijl in den regel , waar geen twijfel bestaat omtrent de echtheid , de legalisatie van den voorzitter der Belgische rechtbank of van den prefect van het Belgische departement, binnen wiens icssort de stukken zijn afgegeven voldoende is.
Wet van 1 Juni 1865 (Stb. 61),
regelende de uitoefening der artsenij-bereidkunst.
H4
BORGTOCHT YOOR REKENPLICHTIGE AMBTENAREN.
Resolutie van den Minister van finantien van 28 Jnni 1866,
bepalende dat de volmacht tot het passeeren eener borgtocht, waarbij een kapitaal wordt verbonden, notarieel moet zijn, met uitdrukkelijke vermelding tot welk einde de lastgeving strekt.
Wet van 7 April 1869 (Stb. 57),
betrekkelijk de maten, gewichten en weegwerktuigen, waarin bij latere wetten eenige kleine partieele wijzigingen zijn gebracht,
(voor den Notaris van geen belang).
Zie nog;
aanschrijving van den Minister van justitie van 27 Januari 1870 aan H.H. Prokureurs-Generaal,
waarbij zij worden uitgenoodigd, door tusschonkoinst van de Officieren van justitie ter kennis te brengen van de Notarissen . dat het is geoorloofd ook in notarieele akten te bezigen:
of de systematische namen alléén,
of te gelijk met en nader verklaard door de Nederlandsche namen,
of eindelijk deze laatste namen alléén.
----------—
■
.
35
Wet van 9 April 1869 (Stb. 61),
betrekkelijk de invoering van een plakzegel voor handelspapier.
Besluit van 8 December 1869 (Stb. 208),
houdende vaststelling van den vorm van het plakzegel voor handelspapier.
Wet van 28 Mei 1869 (Stb 96),
betrekkelijk de afgifte van zeebrieven en vergunning tot het voeren der Nederlandsche vlag;
bij deze wet is ingetrokken die van 14 Maart 1819 (Stb. 12),
over de algemeene bepalingen op het stuk van zeebrieven en Turksche paspoorten.
Bij de wet van 5 April 1870 (Stb. 63), houdende instelling van collegien van zetters voor Rijks directe belasting, is in art. 5, 2^3.1., bepaald, dat onder anderen Notarissen niet benoembaar zijn tot zetters.
30
Wet van 26 Mei 1870 (Stb. 82),
bij welko wet tevens in art- 66 3\'lc alinea is verklaard , dat de vrijdom van tienden en van evenredige rechten van zegel, registratie en overschrijving, toegekend bij de art. 6, 7 en 11 der wet van 6 Juni 1840, (Stb. 17), omtrent den vrijdom van lasten, ter zake van landontginningen en land-verbeteringen ,
en bij de wet van 5 Mei 1859 (Stb. 26), tot het toekennen van tiendvrijdom ter bevordering van landverbetering, mitsgaders de bepaling van art. 20 van eerstgemelde wet, \'in stand blijven;
en wet van 22 Juli 1873 (Stb. 116),
tot herziening van de belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen.
Zie Kon. Besluit van 14 Februari 1872 (nü. 19) (bijv. Stb. 58).
In- en overschrijving op liet Grootboek, rentebetaling enz.
ft. Besluit van den 8 December 1814 (Stb. 111), houdende een reglement op de inschrijving in het Grootboek der Nationale Schuld, ten gevolge dei-wet van den 14 Mei 1814 (n0. 2) (Stb. 58) tot herstel der Nationale Schuld, bij welke wet, onder anderen, de rente gevende schuld is daar-
gesteld, zijnde de inschrijving daarvan in het Grootboek geopend op den 1 Januari 1815.
b. Reglement op de overschrijving van ingeschreven kapitalen.
Besluit van 22 December 1814 (Stb. Ili3) en Besluit van 20 Februari 1850 (Stb. 8).
c. Nadere bepalingen op de inschrijving van kapitalen in het Grootboek;
Wet van 14 Januari 1815 (Stb. 4)
door de wet van 27 December 1839 (Stb. 53), houdende, bepaling tegen het toekennen aan de ambtenaren van het Openbaar Ministerie van aan-deelen in geldboeten, uitgesproken in strafzaken.
38
is mede vervallen het aandeel, dat die ambtenaren hadden in de opgelegde boeten, krachtens art. 14 der evengemelde wet.
d. Reglement op de rentebetaling der Nationale Schuld , besluit van 18 Mei 1818 (Stb. 24),
besluit van 28 Mei 1819 (Stb. 35),
besluit van 25 October 1855 (Stb. 125).
e. Bepalingen omtrent de inschrijving rentende 3 ten honderd.
Dit Grootboek is daargesteld bij de wet van 6 Maart
1844 (Stb. 14),
de inschrijvingen zijn geopend 1 September 1844 , krachtens besluit van 8 Juli 1844 (Stb. 34).
ƒ. Bepalingen omtrent de inschrijving rentende 4 ten honderd.
Dit Grootboek is daargesteld, bij art. 6 der wet van 25 Juni 1844 (Stb. 28), de inschrijvingen zijn geopend 1 October 1844, krachtens besluit van 8 Juli 1844 (Stb. 35).
De jaartelling van do Fransche republiek begint op 22 September 1792, den dag na welken de Fransche republiek was afgekondigd.
Het jaar werd verdeeld in twaalf maanden, ieder van 30 dagen, op welke maanden nog 5 dagen volgden om bet jaar vol te maken en in een schrikkeljaar 0. De maanden waren verdeeld in 3 dekaden (dekade-dagental), ieder van 10 dagen.
De namen der maanden, ontleend aan het karakter van het jaargetijde, waren:
Vendémiaire, wijnmaand, van Ü2 Scptember- Brumaire, nevelmaand, van 22 October - Primaire, rijp- of vorstmaand , van 21 November- Nivose, sneeuwmaanul, van 21 üecember- Pluvioso, regenmaand, van 20 Januari - Ventose, windmaand, van 19 Februari - Oermial, spruit-of bloeimaand, van 21 Maart Floreal, bloeimaand, van 20 April Prairial, vveidemaand, van 20 Mei Messidor, oogstmaand, van 19 Juni Thermidor, warmte-, hittemaand, van 19 Juli |
Fruetidor, vruchtmaand, van 18 Augustus--21 October, lsteitiaand\\ • 20 November, 2\'1\'quot; - 20 December, -1!) Januari, -18 Februari, - 2U Maart, -19 April, -19 Mei, -18 Juni, -18 Juli, -17 Augustus,li11\' -10 September, 12d\' 3dc zj.de Sdc gdc 7 de gs\'e 9de IQdo |
40
Bij besluit van 24 Augustus 1815 (n0. 71) (Stb. 46) is het Rijkswapen vastgesteld.
NEDERLANDSCHE ORDEN
Militaire Willemsorde,
ingesteld bij de wet van 30 April 1815 (Stb, 33).
Nederlandsche Leeuw,
ingesteld bij de wet van 29 September 1815 (Stb. 47).
Lüxemburgsche Orde.
Orde van de Eikenkroon,
ingesteld bij besluit van den Koning-Groothertog van 29 December 1841,
bij besluit van 5 Februari 1858 is aan de orde toegevoegd de klasse der officieren.
Opgericht in 1842, op initiatief\' van den Notaris Bruno Ti de man te Amsterdam;
voor hare rekening wordt uitgegeven, onder redactie van het Bestuur,
liet CORRESPONDKNTIEBLAD ,
waarvan liet negende deel het loopende is.
Niet alle jaren komt een deel compleet.
Het is alleen voor de leden en dus niet door anderen te verkrijgen.
Voorts wordt door de Broederschap der Notarissen, sedert 1872, uitgegeven:
het Bijblad van het Oorrespondentieblad, verschijnende maandelijks en door ieder te verkrijgen, bij J. II. en G. van Heteren, boekverkoopers der Broederschap, te Amsterdam.
BROEDERSCHAP VAN C A N D i D A AT-N OTARI SS E N.
Opgericht in 1850, op initiatief van de heeren J. E. van den An del, — J. D. de M an Lap i do t h,— C. H. G. van Khijii en J. A. M. Prijn.
6
(2
Sfidert ]cS52 wordt voor liare rekening nitffefifcveii:
~ c? o
Recht en Wet,
Tijdschrift voor liet Notarisambt, verschijnende tweemaal per week,
thans onder redactie van II. W. A r e n t ü e n en Ar mand Sassen.
Nog wordt voor hare rekening uitgegeven, sedert 1 Januari 1870:
Het Weekblad vook Notarisambt en Registratie, van 1870—1872,
onder redactie van J. P. Spreng er van Eyk en sedert 1 Januari 1872,
onder redactie van H. W. Arentzen en A r m a n d Sassen.
Het verschijnt iedere week.
Drukker C. H. Susan, Jr. te \'s Gravenhage.
De Staatsbladen loopen van 21 November 1813.
De uitgave van het Staatsblad is vastgesteld bij besluit van 18 December 1813 (Stb. 1814, n0. 1).
Bij besluit van 22 December 1863 (Stb. 149), ter nadere regeling van de wijze en den vorm van afkondiging van wetten en Kon. Besluiten, is de zorg voorde uitgaven opgedragen aan den Minister van justitie.
De Staatscourant verschijnt sedert 1 Januari 1814,
thans dagelijks, behalve des Zondags, en is to bekomen ter landsdrukkerij te \'s Gravenhage.
Periodiek Woordenboek van beslissingen, in zake van zegel, registratie, enz. verschijnt sedert 1829,
tweemaal \'s jaars.
Themis ,
Rechtskundig Tijdschrift,
onder redactie van A. de Pin to, — David H. Levy-sohn Nor man, — Gijsb. M. van der Linden,—
44
J. de Witte van (Jitters en J. Kappeyne van d e C o p p e 11 o ,
verschijnt sedert 1839,
viermaal in het jaar.
Uitgevers: gebroeders Belinfante te \'s Gravenhage.
Weekblad van \'t Kecht,
Rechtskundig Nieuws- en Advertentieblad,
onder hoofdredactie 1) van Mr. A. de Pin to, Lands-Advocaat,
verschijnt sedert 1839,
wordt uitgegeven tweemaal in de week, des Maandags en Donderdags en om de 14 dagen ook Dinsdags, bij gebroeders Belinfante te \'s Gravenhage.
Nieuwe Bijdragen voor Rechtsgeleerdheid en Wetgeving, met Rechtsgeleerd Bijblad, onder redactie van Mr. B. J. L. de Geer, — Mr. I. A. Fruin, — Mr. S. J. Hingst en Mr. A. T. L. Gregory,
verschijnt sedert 1851,
\'s jaars: 4 stukken van N. bijdragen
en circa 40 vellen van het Rechtsgeleerd Bijblad.
Uitgever: Johannes Müller te Amsterdam.
Notarieele Nieuwsbode,
onder redactie van Notaris Hoogvliet te Waaeninsren:
~ o O \'
dit tijdschrift verschijnt sedert 1862,
Du redactie wordt in sommige weekbladen niet genoemd Wanneer ik liaar nogtans bekend maak, geschiedt dit niet hare toestemming
45
maamlelijks eene aflevering, soms verschijnen 2 of 3 afleveringen tegelijk,
bij Nijgh en van Ditmar te Rotterdam.
Kechtskundig Blad voor het Notarisambt, (vroeger Rechtskundig Weekblad voor \'t Notarisambt),
onder redactie van........,
verschijnt sedert 1 October 1869, onder den eersten titel, en sedert 1 October 1872 onder den tweeden titel; thans komen jaarlijks 25 a, 30 nommers uit, bij T. C. B. ten Hagen te \'s Gravenhage.
Jaarboekje voor het Notarisambt, onder redactie van J. M. E. Dercksen, verschijnt sedert 1869;
Uitgevers: de Breuk en Smits te Leiden.
Paleis van Justitie,
onder redactie van Mr. E. van Lier en meerdere rechtsgeleerden ,
verschijnt sedert Januari 1872 bij Schooneveld amp; Zoon te Amsterdam.
Het hoofdblad verschijnt Maandags,
het bijblad u Donderdags.
Het Tijdschrift gewijd aan Eechtsgeleerdheid, Notariaat en Registratie,
thans onder redactie van:
hoofdredacteur Mr. P. Pet, Advocaat te Amsterdam,
4(5
onder mede-redactie van:
S. Loke, Inspekteur der Rog. en Domeinen, — C. Th. Montijn, ontvanger der Rog. en Domeinen, en L. Zegers Feeckens, Candidaat-Notaris, student in de rechten te Leiden,
met medewerking van een aantal rechtsgeleerden , ambtenaren der registratie en van het kadaster. Notarissen enz.,
verschijnt sedert 1 Januari 1874,
telken 14 dagen eene aflevering;
O O \'
Uitgevers J. M. E. en Gr. H. Meijer te Amsterdam.
Archief voor het Kadaster , Tijdschrift,
onder redactie van O. G1 e u n s ,
verschijnt sedert 1874,
jaarlijks 4 afleveringen;
te Groningen bij J. B. Wolters.
Juridische Spectator, verschijnt sedert 1 October 1874,
den lstlm en den 15dt!quot; van iedere maand,
onder redactie van.........
Uitgevers D. A. Thieme te \'s Gravenhage.
Ontwerpen van Notarieele Akten,
door.........
Het lstc deel is compleet;
het 2\'le deel wordt bij afleveringen uitgegeven; bij T. C. B. ten Hagen te \'s Gravenhage.
47
Zie voor den inhoud van de meeste speciale wetter;, in dit werkje opgegeven:
Hoogvliets verzameling van de wetten enz., belangrijk voor de notarieele practijk 1872, bij G. L. Funke te Amsterdam.