Vak 77
amp;
29-
4
goo---:--amp;KS;
EN v
TER EERE DER
DOOR DEN
H. ALPIIONSUS MARIA DE LIGU0R10,
Uit het Italiaansch vertaald DOOR
I
een l^ater Redemptorist.
BEKKER. — UITGEVER.
AMSTERDAM,
IL...... quot;•J-
P. T. H. HUSSEL, CAN. ET PROF.,
ad hoc delegatus.
Rurcemundcc 15 Septembris 1882.
DRUK VAN M. ALBERTS TE GULPEN.
Vice-Sup. Prov.
;;
o
Het aanstaande derde eeuwfeest van de beroemde Hervormster der Karmelieten werd reeds sedert lang in de meeste Katholieke tijdschriften besproken en aan al de vereerders dier groote Heilige aanbevolen. Het herinnert ons aan het gelukzalig afsterven der serafijnsche 11. Teresia, die nu, drie eeuwen geleden , dit dal van tranen verliet, om zich voor eeuwig in de stroomen der goddelijke geneugten te verlustigen. Het goed door Haar hier op aarde gesticht en tot op onze dagen bevestigd; de invloed, welke Zij in de drie vervlogen eeuwen in alle landen en onder alle standen der maat- 1 schappij, hetzij door hare voorbeelden en geschriften, hetzij door hare kloosterlingen heeft uitgeoefend; die bijzondere genaden en weldaden, waarmede Zij 1 uit den hemel hare getrouwe vereerders, steeds be- : gunstigt; dwingt dat alks ons\'niet tot eene alge-: meene, warme en dankbare wederliefde? Geen won- i der dan ook , dat de verschillende landen als om \' strijd wedijveren, het aanstaande feest van 15 October \' den grootst mogelijken luister bij te zetten. Kn,
zouden wij, Katholieken van Nederland, ook het\' onze daartoe niet bijdragen? Zouden wij ongevoelig kunnen blijven en met een onverschillig oog die heilige geestdrift der Katholieke wereld aanschouwen ? Neon. duizendmaal neen! Ook wij willen het onze bijdragen , ten einde het eeuwfeest der beminnelijke Teresia binnen de grenzen van ons vaderland zooveel mogelijk op te luisteren; ook wij willen in de harten onzer Nederlandsche Katholieken een liefdevlam doen ontbranden voor Teresia, die Serafijne van liefde; zoo gaarne willen wij deze uitstekende gelegenheid te baat nomen om de godsvrucht tot die grooto Dienaresse des Hoeren meer en meer te verspreiden, en met die godsvrucht de behartiging onzer eeuwige belangen te verlevendigen: zóó zal dit eeuwfeest der 11. Teresia in ons midden een bljjvend nut stichten; zóó zal het voor onze onsterfelijke zielen heerlijke vruchten dragen in den tijd, zóó eindelijk zal het ons een rijken oogst opleveren voor de eeuwigheid.
Om dit verheven en Gode zoo welgevallig dool te bereiken , kunnen wij den geloovigon niets nut-tigers. niets schooners en tevens aan het christelijk gemoed niets dierbaarders aanbieden , dan hetgene een groot Heilige en een groot Vereerder der H. Teresia met hetzelfde doel aan de Katholieken Tan zijn tijd aanbood. Wij bedoelen de Novene ter eere der Heilige, opgesteld door den H. Kerkleeraar Alphonsus de Liguorio. Deze Novene is niet zoozeer eene opvolging van overwegingen en gebeden , als wel een aangename lusthof, in negen bloemperken afgedeeld, waarvan ieder in \'t bijzonder onder de schakeering der zachtste kleuren ----
Ill
deugd der H. Te-
resia ter bewondering en navolging voorhoudtquot;. In haar geheel beschouwd is deze Novene eere i\'iac-tische en volmaakte verhandeling over do volmaaktheid , en genomen naar een der schoonste toonbeelden , welke de geschiedeni? der Heiligen oplevert. Hieraan voegde de 11. Alphonsus cene overweging voor den feestdag der Heilige, geestelijke liederen haar ter eere, alsmede een beknopte oefening der volmaaktheid, uit de lessen der H. Te-resia bijeenverzameld.
Dit werkje, een der eerste, welke de H. Kerkleeraar vervaardigd heeft, want het zag het licht in 1717, een weinig na de bezoeken aan het H. Sacrament en aan de allerheiligste Maagd , word overal met de grootste geestdrift ontvangen en met j den heerlijksten uitslag bekroond. quot;Valen werden er in vurige liefde tot God door ontvlamd en namen | het besluit om God getrouwer en volmaakter te dienen.
Deze Novene dan, opzettelijk voor dit eeuwfeest uit het Italiaansch in onze moedertaal overgezet, zal ons niet alleen waardig voorbereiden voor het plechtige feest van den \'15 October, en ons op dien gezegenden dag mot schatten van hemelsche gunsten, genaden en weldaden, naar ziel en lichaam, verrijken; maar zij zal ons ook een .dierbaar en kostbaar aandenken wezen , waarin wij altijd, en meer in \'t bijzonder in de maand October van ieder jaar, onzen ijver kunnen vernieuwen, en waarin wij immer overvloedige stof zullen aantref-r, fen om door onderrichting, overweging en g \\den weg der volmaaktheid te bewandelen. ?
ons de eene of\' andere voorname
./het alzoo verstrekken tot Gods meerdere glorie,V ^tot uitbreiding van de vereering der H. Teresia, ^ tot heil der onsterfelijke zielen!
O H. Teresia, die van God de verzekering hebt ontvangen, al uwe gebeden verhoord te zien , smeek Gods mildsten zegen af over onze zwakke pogingen; beveel zonder ophouden Gode de tijdelijke, maar vooral de eeuwige belangen aan van al uwe vereerders , alsmede van uwen onwaardigen dienaar
Tjon Vertaler. Roermond, Kapel in \'t Zand, 8 Sept. 1K82.
■ar/Gl —------------------------- 003
Ex amore J. M. J. A. rJL\\
ter eere van de
OVER Dl\'. GAVE DES GELOOFS EN OVER DE
GODSVRUCHT , WELKE DE H. TERESIA HAD , TOT HET ALLERH. SACRAMENT.
De H. Teresia ontving van God de gave des geloofs in zulk een hoogen. graad, dat zij in haar leven, geschreven door haar zelve, getuigen kon: »nooit is de duivel bij machte geweest mij op eenige wijze tegen het Geloof te bekoren; het scheen mij zelfs toe, dat ik vaster geloofde, naarmate de zaken, welke het mij voorhield , natuurlijker wijze minder mogelijk schenen, en dat zij mij meer godsvrucht inboezemden , naarmate zij moeilijker te ge-looven waren.quot; \') Op zekeren dag zeide men haar, dat zij voor de rechtbank van het H. Officie
1) Leven, Hoofdst. 19.
-----
-----------—
/kon gedaagd worden. »Ik begon, bij deze ^ woorden, zoo schreef zij later, te glimlachen ; omdat ik maar al te goed wist, dat ik voor de zaken, die het Geloof betreffen, en voor de geringste der kerkelijke plechtigheden, gaarne duizendmaal mijn leven had gegeven.quot; \')
Deze liefde voor het heilig Geloof deed haar in hare kindsheid, op den ouderdom van slechts zeven jaren, het besluit opvatten, om met haar broertje het ouderlijke huis te verlaten en zich naar Afrika te begeven , ten einde daar haar leven voor het Geloof ten offer te brengen. Op een meer gevorderden leeftijd gekomen bezat zij zulk eene zekerheid omtrent de waarheid van ons Geloof, dat zij, zooals zij zelf verklaarde het zou durven ondernemen om alle Lutheranen tot overtuisamr te brengen en hunne dwalingen te doen inzien.
In één woord; de tevredenheid, welke zij ondervond bij de gedachte: ik behoor tot het getal der kinderen van de Katholieke Kerk, — was zoo groot, dat zij in haar stervensuur niet ophield deze woorden te herhalen: ))Ik ben een kind der H. Kerk! Ik ben een kind der H. Kerk! 2) .
Uit dit groot Geloof, hetwelk onze Heilige onderscheidde, ontsproot de groote liefde, welke zij het allerheiligste Sacrament toedroeg, hetwelk onder al de geheimen bij uitnemendheid het geheim des geloofs genoemd wordt. Zjj zeide, dat God ons eene grootere gunst be-
i) Leven, Hoofdst. 33. — 2) Rib. 1. 3. c. 15.
3
/wezen had met ons het H. Sacrament te schen-1 ken, dan door mensch te worden; ook eene barer voornaamste deugden, welke zij gedu-1 rende baar leven beoefende, bestond, gelijk zij I na haren dood openbaarde, in eene bijzondere liefde voor het allerheiligste Sacrament. Wan-; neer de Heilige iemand hoorde zeggen , dat hij wel bad willen leven tijdens Jezus\' omwandeling op deze aarde, dan lachte zij er mede en zeide: »Maar, wat gaan wij elders 1 zoeken, wanneer wij hem in het heilig Sacrament bezitten? Indien, tijdens zijn leven ; op deze aarde, alleen het aanraken zijner kleederen aan de zieken de genezing schonk, wat zal hij dan niet uitwerken in het binnenste onzer harten?quot; \') »0 hoe zoet is bet, schreef zij , den Herder een lam te zien worden! Herder is bij , omdat hij zijne schapen weidt; Lam, omdat bij zich zeiven als voedsel schenkt. Hij is Herder, dewijl hij voedt; Lam, dewijl hij voedsel is. Als wij hem dan smeeken ons het dagelijksch brood te schenken, dan vragen j wij onzen Herder, dat bij ons voedsel, onze i steun zij.quot; ■\')
Bij het hooren der beleedigingen, welke de ketters dit Sacrament der liefde aandeden, weende zij onophoudelijk en riep al klagende tot God: Hoe toch, o mijn Schepper, hoe kan een zoo teeder gemoed als het uwe dulden, dat dit H. Sacrament, hetwelk uw goddelijke Zoon met zooveel liefde voor ons heeft inge-
1) Weg der volm., Hfdst. 35. — 2) Overw. «vw het «Onze Vaderquot;.
4
steld , en wel om aan U, \'die Hem bevolen V had, ons lief te hebben, volkomene voldoe-^ ning te schenken , zoo weinig wordt geacht, gelijk men zulks heden ten dage ziet in de handelwijze der ketters, die zelfs de tempels waarin die kostbare schat bewaard wordt, ont-eeren en vernietigen. Was het niet voldoende, o mijn quot;Vader! dat Hij gedurende zijn leven niets had, om zijn hoofd te ruste te leggen; moest men hem nu nog berooven van die heilige plaatsen , waar hij zich gewaardigt zijne woontente op te slaan , ten einde zich als spijs aan zijne vrienden te schenken, wel wetende, dat dit voedsel hun noodig is om staande te blijven? \') Zij naderde veertig jaren lang dagelijks tot de tafel des Heeren en telkens met zulk een ijver, met een zoo groot verlangen, dat zij, gelijk zij zeide, om tot de heilige Communie te naderen, bereid zou zijn om midden door de zwaarden van een vijandelijk leger te trekken.
De goddelijke Minnaar beantwoordde ook ruimschoots aan de liefde, waarmede deze beminde bruid naar hem verlangde en zich beijverde om hem onder de gedaante van brood te ontvangen. Gelijk de duisternis wijkt voor het licht der zon, zoo ook verdwenen, op het oogenblik der Communie, al de duisternissen en kwellingen, welke de Heilige pijnigden. Het scheen haar alsdan toe, dat hare ziel iedere neiging en alle verlangen verloor, dewijl zij volkomen met God was vereenigd en
1) Weg der volra., Ilfdst. 3.
2
tfOO------
/geheel in hem verslonden. Ofschoon zij er ge-\' ^woonlijk , wegens hare boetplegingen en hare ongesteldheden , bleek uitzag , werd haar gelaat, zegt de schrijver van haar leven , zoodra zij gecommuniceerd had. schitterend als het schoonste rozenkleurig kristal, en zoo vol majesteit , dat men aan dit teeken gemakkelijk de tegenwoordigheid van den goddelijken Gast, dien zij ontvangen had, erkende.
Het gebeurde alsdan, dat haar maagdelijk lichaam de aarde scheen te willen verlaten: het verhief zich in de lucht, in het bijzijn van al hare zusters. Toen zij op zekeren dag tot de heilige ïafel zou naderen, richtte Jezus, uit de handen van een onwaardig priester, die in staat van zonde verkeerde , het woord tot haar; vol teederheid sprak hij : «Aanschouw mijne groote goedheid, daar ik mij voor uw welzijn en het welzijn van eenieder in de handen van mijn vijand stel.quot; \')
Als zij een ander maal, op Palmzondag, bij zich zelve naging, hoe er onder die talrijke schare, die Jezus Christus, bij zyne intrede in Jerusalem, door hare toejuichingen als den Messias had begroet, niemand was, die hem in zijn huis had ontvangen, noodigde zij hem uit, in het arme huis haars harten te komen en er zijn intrek te nemen, en ging met deze vrome gedachte de H. Communie ontvangen. De liefderijke uitnoodiging van zijne welbeminde was den goddelijken Bruidegom zoo aangenaam , dat zij , bij het ontvangen der
Q 1) Leven, Hoofdst. 38.
----------- ---------- ----------OO-
6
---—-^
y H. Hostie, meende, als ware haar mond vervuldV ^ met een verwarmend bloed, hetwelk haar eene ^ hemelsche zoetheid deed smaken; alsdan vernam zij uit den mond van Jezus deze woorden: «Mijne dochter, ik wil dat mijn bloed u voordeelig zij; met veel smart heb ik het vergoten, en gij ontvangt het, zooals gij ziet, met groot genot.quot; \')
VRUCHT.
Laat ons als vrucht dezer overweging, nooit ophouden , den Heer, op het voorbeeld der H. Teresia , onzen dank te betuigen, voor de 1 groote gave des geloofs welke hij ons heeft medegedeeld. Danken wij hem , dat hij ons kinderen heeft gemaakt der H. Kerk, waarvan zoovele millioenen zielen, wellicht voor de goddelijke Rechtvaardigheid minder schuldig dan wij, gescheiden zijn !
Wat nu de grootste aller gaven betreft, dia Jezus Christus ons heeft bewezen in het heilig Sacrament des altaars, waar hij zich zeiven zonder voorbehoud tot voedsel, gezel en herder ann ons schenkt, laat ons deze schoone les in beoefening brengen, welke de heilige Teresia eens uit den hemel aan eene ziel openbaarde: »wij, die in den hemel zijn en gij, die op aarde leeft, wij moeten één zijn in zuiverheid en liefde, wij door te genieten en gij door te lijden, fin wat wij in den hemel voor het goddelijk Wezen verrichten , dat moet gij op aarde doen, voor het allerheiligste Sacrament. Zeg dit aan al mijne
I
1) Leven, bijv.
rv-*3 ---------------
/dochters.quot; \') Over de liefde en teedere gods-
■ vrucht, welke wij aan onzen Jezus in zijn Sacrament betoonen moeten, schreef zij volgender wijze: «Zorgen wij toch, dat wij ons niet van onzen Herder verwijderen , en Hem nooit uit het oog verliezen; want de schaapjes, die zich het dichtst bij den Herder houden, worden door hem altijd het meest gestreeld en begunstigd, en altijd geeft hij hun een uitgbkozen stukje van hetgeen hij zelf eet. Gebeurt het, dat de herder inslaapt, dan verwijdert het schaapje zich niet , maar blijft liggen aan zijne voeten, totdat de herder ont-wake of zelf wekt het hem uit den slaap op, en dan ontvangt het van hem nog nieuwe geschenken en liefdebewijzen.quot; \'J) De H. Phi-lippus Nerius, een ander Serafijn van liefde, op zijn sterfbed de H. Communie zullende ontvangen, riep uit, toen hij den priester met het H. Sacrament zijne kamer zag binnentreden; 7.iedaar mijne lie!\'Ie! Ziedaar mijne liefde! Zeggen ook wij, als wij aan:de H. Tafel dengene, die de Koning en de Bruidegom onzer zielen is, tot ons zien komen; Ziedaar mijne liefde! Ziedaar mijne liefde! En, weten wij het wel. God wil aldus genoemd worden; Deus charitas e^t. 3) Niet alleen wil hij den naam dragen van Minnaar, maar ook van Liefde, om ons te doen verstaan, dat Hij, eene zoo van natuur minnende goedheid is, dat Hij niet leven kan, zonder zijne schepselen lief te hebben.
I
t) Rib. 1. 5. c. 4. — 2) Overw, over het Onze
Vader. — 3) I. Jo. 4. 16.
---
GERED.
0 Serafijnsche Heilige die door uwe zuiverheid en uwe brandende liefde op aarde de vreugde waart van uwen God; zoozeer door hem bemind, dat hij u eens zeide, dat gelijk Maria Magdalena zijne welbeminde was tijdens zijn leven in deze wereld , hij nu ook uit den Hemel U als zijne welbeminde beschouwde, gij, die hij daarom met zooveel teederheid of als vader vermaande of als bruidegom, toesprak; aan wie hij zich zoo dikw^ls in de H. Communie schonk en dat met zulk een grooten overvloed van genaden: o H. Teresia, bid uwen God voor mij , die, helaas! verre van zijne vreugde uit te maken, hem slechts door mijn boosaardig leven smarten heb veroorzaakt; bidt hem, dat hij mij vergeve en een nieuw hart schenke, gelijkvormig aan het uwe , een hart zuiver en vervuld van liefde.
En gij , mijn allerbeminnelijkste Jesus! die, na mijne ondankbaarheden te hebben voorzien , toch niet nagelaten hebt mij zoovele gunsten te verleenen, voornamelijk, om mij tot het ware geloof te roepen; gij, die het niet beneden u hebt geacht, u zoo dikwijls en met zooveel liefde aan mij in het allerheiligste Sacrament des altaars te schenken; o doe toch, om wille uwer barmhartigheid, mijn hart dermate ontvlammen, dat voortaan al mijne handelingen in overeenstemming mogen zijn met mijn geloof. O goddelijke, waarachtige, o eenige Minnaar mijner ziel! wanneer
O zal de dag aanbreken, waarop ik zal beginnen
I
9
/u uit geheel mijn hart lief te hebben? OchiX ^ mocht de dag van heden voor mij die geluk- ^ zalige dag zijn, waarop ik in dit jaar heb | aangevangen uwe gelietde bruid en mijne liefdevolle voorspreekster , de H. Teresia , te \' vereeren! Ach mijn Verlosser! — door de verdiensten van uw bloed, van uwe allerheiligste Moeder Maria alsmede van uwe veelgeliefde Teresia, schenk mij, bid ik u, zulk eene brandende liefde voor uwe goedheid, dat zij mij zonder ophouden de beleedigingen, die ik u aangedaan, doe beweenen, en mij aan-spore in \'t vervolg niets anders meer te zoeken , dan wat u welgevallig is, ten einde u alleen te behagen , gelijk gij verdient. Amen. Zoo zij het.
2de OVERWEGING.
OVER DE GAVE hER HOOP, WELKE DE HEILIGE TERESIA BEZAT.
De maatstaf der goddelijke barmhartigheden is geëvenredigd aan het vertrouwen, dat de ziel in God stelt; wil de Heer derhalve eene ziel met genaden verrijken, dan vervult hij haar eerst met vertrouwen.
De H. Teresia ontving van God de gave van zulk een groot vertrouwen, dat zij daardoor in staat was alles, wat zij voor de eer van haren Bruidegom ondernam, ten uitvoer te brengen; hierom werd zij gewoonlijk de alvermogende Teresia genoemd.
de gedachte alleen aan de woorden van
10
003?
Apostel, die ons verzekert, dat de Heerx getrouw is en niet kan te kort komen aan ^ zijn woord, werd zij met zulk een moed bezield, dat zij bij machte was aan alle stormen Let hoofd te bieden. »0, riep zij uit, kon men toch overal zijne stem verheffen, om te verkondigen, 0 Heer, hoe getrouw gij zijt jegens uwe vrienden! Dat ik gebrek lijde aan alles, vermits gij mij niet verlaat; door ondervinding immers weet ik, hoe voordeelig het is, in u alleen zijn vertrouwen te stellen!quot; 1)
Aan dit veilig anker vastgeklampt, ondernam zij het groote werk van de hervorming der Carmelieten-Orde, en dit in weerwil van ontelbare tegenkantingen van de zijde der menschen en der duivelen: zonder steun, zon- ■ der geld, alleen op God vertrouwend; zij was ■ gewoon te zeggen, dat het haar voor de stichting van een klooster voldoende was een huis met eene bel te huren.
De tegenkantingen dienden slechts om haren moed te vermeerderen; zij verklaarde dat deze voor haar een kenmerk waren, dat het zaad meer vrucht moest voortbrengen; en hare verwachting werd door de uitkomst ten volle gerechtvaardigd.
Vandaar lezen wij in hare geschriften: »Door ondervinding weet ik, dat het ware middel om niet te bezwijken gelegen is in het kruis te omhelzen en in zijn vertrouwen te stellen op dengene, die zich daaraan heeft laten vasthechten : in hem alleen vond ik een waar-
\\) Leven, Hfdst. 25.
11
gTyO-------e^
/^achtigen vriend, en dit geeft mij zulk eene ^ sterkte, dat ik mij , zoolang God met mij is, in staat acht, aan de gelieele wereld zoo deze mij vijandig was, liet hoofd te bieden. \') Vandaar ook dat groot ongenoegen, hetwelk zij gevoelde, wanneer zij onderhandelen moest met personen, die op redeneringen of menschelijke middelen steunden.
Als zij zich op zekeren dag te Toledo bevond, zeide haar een pater, dat het werk dei-hervorming hopeloos was; maar de Heilige onwankelbaar in haren moed, troostte allen, en op God betrouwende verzekerde zij, dat, niettegenstaande de vele moeielijkheden , alles ten beste zou uitvallen. Wanneer men onderweg hier of daar voor een moeiebjken bergpas stond, was zij de eerste om dien door te trekken en haar voorbeeld bemoedigde dan de anderen. Betrouwend op den Heer, had zij zelfs geen schrik voor de machten der hel; zij zeide, dat de duivelen haar niet meer beangstigden dan de vliegen. Nooit zag men haar over eenigen goeden of ongelukkigen uitslag bedroefd of verheugd; maar altijd was zij kalm van geest, altijd onveranderlijk van gemoed, en in den grootsten vrede; altoos was zij onwankelbaar in haar zoet vertrouwen, dat God diegenen, die hem dienen en op hem hopen, niet kan verlaten.
Op dit vertrouwen steunden dan ook alle gebeden, welke de H. Teresia tot God richtte. En daar deze Bruid des Heeren niet anders vragen kon , dan hetgeen Zijne eer het meest
Q 1) Rib. 1. 4. c. 26. 9
-------
i-2
STl/O--quot;e^,i
/bevorderen moest, waren bare gebeden GocteV zóó aangenaam, dat hij plechtig beloofde haar alles te verleenen, wat zij vragen zoiide. Toen zij namelijk op zekeren dag eene gunst smeekte en vreesde, om wille barer onwaardigheid, ze niet te zullen verkrijgen, verscheen Jezus haar, en terwijl bij baar de wonde zijner linkerhand loonde, richtte bij tot baar bet woord, hetwelk de Heilige aldus verhaalt: »Hij zeide mij, dat ik niet twijfelen moest, of bij, die zooveel voor mij geleden had , zou mij volgaarne datgene veiieenen, waarom ik hem verzocht; bij beloofde mij alles in te willigen, wat ik hem zou vragen; ik moest mij slecbts berinneren, boe ik hem, zelfs toen ik hem niet diende, nooit iets gevraagd bad, of bij had het mij geschonken, en beter nog dan ik had kunnen vragen. Met hoeveel meer bereidvaardigheid zou bij mij thans niet ver-hooren, nu hij mijne liefde kende; hieraan moest ik in \'t geheel niet twijfelen.quot; \')
Later kon onze Heilige, krachtens deze gelofte, in schrift getuigen, dat zij altijd meer van God had ontvangen , dan zij hem in baai-leven had kunnen vragen. En tot troost van hare godvruchtige vereerders, beeft zij deze woorden neergeschreven: Door middel mijner gebeden heb ik zeer dikwijls de zielen teruggetrokken van de zonden en anderen tot eene hoogere volmaaktheid opgevoerd; de genaden, welke ik heb verworven, zijn zoo talrijk, dat, zoo ik ze wilde verbalen, het re veel
13
------
Vmoeite zoit kosten, zoowel om. ze te besehrij
^ ven als om ze te lezen. \') Toen zij eens de^ nachts den Heer voor eene ontvangene weldaad bedankte, gaf hij haar liefdevol ten antwoord: ))Maar wat dan, mijne dochter, vraagt gy mij, hetgeue ik niet doe?quot; ) Een anderen dag zeide hij haar: «Gij kent de innige verbintenis, welke tusschen u en mij bestaat; derhalve stel ik al de smarten, welke ik verduurd heb, in uwe macht; gij kunt daarmede , als met uwe eigene zaak, alles ann mijnen Vader vragen.quot; 3) Hierom schreef de Heilige tot onze onderrichting deze ontboezeming neer; ))Hoe klein toch, o Heer, is ons vertrouwen op u! Hoeveel grootere rijkdommen en schatten hebt gij ons niet toevertrouwd 1 drie en dertig jaren van groote kwellingen hebt gij ons geschonken. en na den zoo smartvollen dood van uwen Zoon hebt gij, ofschoon gij onze ondankbaarheid voorzaagt, niet nagelaten ons den onwaardeerbaren schat van uwen Zoon in het allerheiligste Sacrament te schenken ; gij deed het, opdat het van u. niet zou afhangen, indien wij met zulk een schat dat voordeel niet deden, hetwelk wij daarmede bij u, o teedere Vader , kunnen verkrijgen. O gelukzalige zielen , die mot deze schatten zoo goed uw voordeel hebt weten te doen, en daarmede eene zoo heerlijke en duurzame erfenis hebt veiworven, zegt ons: hoe handeldet gij met zulk een oneindig goed ? Gij, die u zoo dicht bij de bron bevindt, staat ons bij;
\\ 1) Leven, Hf\'dst. 39. — 2) Rib. 1. 4. c. 10. —A
_____
tjCVD -
14
put daar water voor ons, voor ons dorst omkomen.quot; \')
VRUCHT.
Merk op, godvreezende ziel, hoe gaarne God liet gebed, met vertrouwen gestort, verhoort. Vraag derhalve en vertrouw, en gij zult verkrijgen zooveel gij wilt. Hemel en aarde kun-neu vergaan , maar niet het woord van God , die gezegd heeft: omnis qui petit, accipit. -) Alwie vraagt, verkrijgt, al zoude hij het gevraagde, gelijk de H. Thomas zegt, ook niet verdiend hebben. Die integendeel niet vraagt, verkrijgt niet. Ziedaar waarin onze overwinning in de bekoringen gelegen is: Laudans invocaho Üominum et ab inimimis meis salvus \' ero. 3) aSTemen wij dan onze toevlucht tot i God, en wij zullen zegevieren. Ziet, daarvan hangt geheel ons geluk af: Pelile et acci-pielis. 4) Vragen wij dan, en ons zal gegeven worden. Onze heilige zeide, dat het gebed : de eenige deur is, om de goddelijke genaden te verwerven; is deze gesloten, dan weet ik niet, hoe God het doen zal. 5) Laat ons dan inzien , dat onze Vader en God niet slechts : voor ons zorgt, maar ook voor ons welzijn ijvert, gelijk hij het ons in de H. Schrift getuigt. Laat ons dan God met vertrouwen bidden en in den naam van Jezus Christus, zijnen 1 Zoon, die ons beloofd heeft: Si quid petieritis Putrem in nomine meo, dabit vobis. c) Al hebben wij God ook niet gebeden, dan nog i
■1) Exclam. 1. — 2) Matth. 7. 8. — 3) Ps. 17. \' - 4) Jo. 16. 24. — 5) Leven , Hfdst. # a. 16. 23.
15
------------------------------
draagt hij alle zorg voor ons: Deus sollicitus est mei. \') En hij zegt door zijn profeet, dat eene moeder eerder haar kind vergeten kan, dan dat bij eene ziel zou kunnen vergeten. Het is genoeg hem op onze ellende te wijzen en te zeggen: Do mine, si vis, potes me mundare: 3) Heer, indien gij wilt, kunt gij mij genezen; of met de zusters van Lazarus: Ecce, quem amas, infirmatur; 4) Heer, dien gij liefhebt, is krank. Doch dit gebed moet zonder ophouden gestort worden: Oportct semper orare et non deficere. 5) Anders zullen wij vallen op den eigen dag, waarop wij het gebed aebterlaton.
GEBED.
Daar gij dan , mijne heilige Voorspreekster, mij de belofte leert kennen, welke uw goddelijke bruidegom u heeft gedaan, u alles te verleenen, wat gij hem vraagt, alsmede hoe eene tallooze menigte zielen door u werden bijgestaan, maak dat ook ik tot hun getal behoore; beveel my aan Jezus aan en doe mij geheel veranderen, gelijk gij er zoovelen door uwe bemiddeling veranderd hebt.
En u, eeuwige Vader, die om mij vergiffenis te schenken en mij zalig te maken, aan uwen geliefden Zoon den dood niet hebt kwijt--gescholden, u bid ik , om de liefde van uwen Zoon, vergeef mij en maak mij zalig. Niet slechts, mijn Schepper en mijn Vader, zijt gij zoo barmhartig, maar daarenboven zijt gij ge-
I
ï-é
1) Ps. 39. 18. — 2) Is. 49. 15. — 3) Matth. 8 2. — 4) Jo. 11. 3. — 5) Luc. 18. 1.
uZ\'de^TiSirvaTJ g\'j geVm\' wat^
loofd heeft rlnt •• vragen. ^ie ons bennen tt\' .u ennXaIIl\' r W« U in zij-t ook nolt;. ZI T»\' fhenken zuIt- Gij leediginn-enquot; weJfrl -g; als W1J dan de be-aangedaan be \'m ! W,J, lWe fföed^id hebben dat gij ons \'p ^ r\' het
de verdiensten quot;van Jezus Iquot;\'achteus
, zijn dood voor on. . Clll^tus, die door I voldoenino- heeft T6 recbtvaa^igheid
beid heeft venvtvln ^ ^ de :a%-
God en mijne honn ^ i 1186111 c1erbaIve, mijn vlucht tot u en ik bi l Vertrouwfn mijne toe-«w.Bfam, ,n,,t tooll
ooi dat r m/ÏÏSTf.3\'6 om in u alleen rust ? ^eeI en al verlate den, Heer stel ik qi .Vmden\' In we han-geheel mijne ziel om Tn^ vei1wachtmoen en 1 mijn leven in veilio-heid te iff geIleeI
stervensuur bii \'t vpi i t j leven, en in mijn maakte ov n ^ f - vol
^ En gij, ^ aUeZelte MoT te ^6»\' boop Maria, verwerf mh de H f\' 611 miJne
te bidden en te vp,- vn J g nade van altljd van Jezus en op de uwrinen^ m\'dienSten
OVER DE GROOTE LIEFDE UT, „
OOB toeUOL quot;■
ae» Serafijne „s I0^J
17
/van liefde tot God ontvlamd, dat al hare) ^gedachten en al hare verzuchtingen niets an-^ ders waren dan liefdeontboezemingen, en slechts strekten om Gode welgevallig te zijn. Vandaar zeide haar biechtvader, dat als hij zich met haar onderhield, hij een serafijn van liefde meende te zien. Dat heilige vuur was reeds in hare zalige ziel begonnen te ontbranden op het oogenblik, dat het de kracht bezat, gelijk boven vermeld is, om haar, nog een kind van niet meer dan zeven jaren, én vaderland , én ouders te doen verlaten, ten einde te midden der barbaren haar leven voor Jezus Christus te geven; In lene.rrima ndhuc cetate, aldus luiden de woorden van de bul harer heiligverklaring, adeo sanctus Spiritus ipse cor ejus concaluit, ut in Africum trajiceret, ubi sanguinem et vita n pro testimonio Jesu Chri-ti profunderet.
Hare liefde nam met de jaren toe; en ofschoon deze gedurende eenigen tijd een weinig verkoelde beantwoordde zij echter, toen God haar door een nieuw licht tot eene volmaaktere liefde riep, er zoo goed aan, dat zij uit den mond zeiven van haren bruidegom vernemen mocht, dat indien hij den hemel niet geschapen had, hij dien opzettelijk voor haar scheppen zou. Een ander maal zeide hij haar, dat hij geheel de hare was, dewijl zij zich geheel aan hem geschonken had: Jam ipse sum totus tuus et tu tota mea. Woorden uit de bul harer heiligverklaring.
Zij was in waarheid zoodanig Gods eigen-s^dom geworden, dat zij, dronken van goddelijke^
18
/liefde, van niets anders spreken kon, dan vanV ^ haren Welbeminde; aan niets anders denken ^ kon dan aan haren Welbeminde; met niemand anders, dan met haren Welbeminde , zich kon onderhouden. Want, gewoon aan het zoete onderhoud met haren God, kon zij het niet meer van zich verkrijgen met de schepselen te verkeeren, tenzij met die, welke, gelijk zij zich uitdrukte, door dezelfde liefde waren gewond.
De liefde trok haar zoo hevig tot God, dat zij verklaarde, niet langer in staat te zijn aardsche zaken te behartigen. Vandaar zeide zij eens: »Indien de Heer mij in dezen toestand houdt, zal ik eene slechte rekenschap afleggen van de zaken, die hij mij heeft opgelegd; want het schijnt mij toe, dat ik voort-! durend met koorden tot God getrokken word.quot; 1 Alles, wat haar van hare voortdurende ver-eeniging met God aftrok, zelfs het eten niet uitgezonderd, veroorzaakte haar smart; »Het is | voor mij, zoo schreef zij, dikwijls eene zeer i groote smart, te moeten eten; want het doet | mij treuren en klaagwoorden uiten, bijna zon-! der het te merken.quot; \')
Maar luisteren wij naar de schoone gevoelens, welke zij ons over hare liefde tot God heeft nagelaten, en ontgloeien ook wij door die zalige vlammen , welke het hart van deze serafijnsche Heilige verteerden. Op ééne plaats spreekt zij aldus: »Ik ben gewoon te zeggen, en naar ik meen, zeg ik het met het hart: ))Om mij ben ik volstrekt niet bekommerd, Heer, u alleen verlang ik.quot; \'2)
1) Rib. 1. 4. e. 26. — 2) Leven, Hfdst. 39.
19
/ Hoe nederig de Heilige ook was, kon zij niet nalaten op eene andere plaats te zeggen, dat zij God grootelijks liefhad ; met eene heilige vrijheid schreef zij: »Ik ben slechts onvolmaaktheid , mijne verlangens nochtans en mijne liefde uitgezonderd ; wel schijnt het mij toe, dat ik den Heer bemin, doch mijne werken bedroeven mij.quot; \')
Elders nog legt zij openlijk getuigenis af van het verlangen, hetwelk haar bezielde, om haren God zooveel zij vermocht, te beminnen: »was mij de keuze overgelaten , of om al de wederwaardigheden der wereld tot het einde toe te lijden, en daardoor een weinig meer j glorie te verwerven; of om zonder dat lijden een minderen graad van heerlijkheid te bereiken; dan zou ik met de grootste bereidvaardigheid aan al dat lijden de voorkeur geven, om aldus, was het ook slechts een weinig meer genot te ondervinden in de kennis der grootheden Gods; want ik zie in, dat hij, die God beter kent, hem ook meer bemint.quot; 1) En bij het zien, hoe zeer zij God beminde en hoe zeer zij door God bemind werd, riep zij al jubelend uit: »0 welk eene heerlijke ruiling ; Gode onze liefde te schenken en de zijne terug te ontvangen!quot; 2)
Hieruit begrijpt men, hoe dierbaar haar dat liefdevol smeekgebed was. :■) Of lijden of sterven.quot; Dat gebed richtte zij zoo dikwijls mogelijk tot God, wien zij immer meer verlangde
1) Ibid. Hfdst. 30. — 2) Leven, Hfdst. 37. —
Weg der volra. Ilfdst. 17.
^e-----------------\'QOl
20
te behagen, gelijk zij zelve in het veertigste hoofdstuk van haar leven verhaalt; het scheen haar toe, dat het verlangen om voor God te lijden zoo zoet was aan haar minnend hart, dat het hare verdiensten niet vermeerderde. Men moet, zeide zij , het leven op deze aarde om niets anders beminnen, dan om voor God te lijden; ziehier hare eigene woorden: »Ik doe dan niets anders dan verlangen naar lijden. Daarom ben ik ook van meening, dat er geene reden bestaat om te leven, tenzij daarvoor ; dit nu vraag ik God met de grootste vurigheid. Ik zeg hem dan uit geheel mijn hart: Heer, of lijden of sterven, ik vraag voor mij niets anders!quot; \')
Hierom verdiende zij later de bruid te worden van Jezus, die, terwijl hij haar een nagel toonde, haar tot zijne bruid van liefde en van het kruis verklaarde ; «Zie, (zoo sprak alstoen de Heer haar toe, terwijl hij haar, gelijk men in het Bijvoegsel van haar leven leest, zijne rechterhand toereikte), zie dezen nagel, hij is het teeken , dat gij voortaan mijne bruid zult wezen; tot nu toe hadt gij het niet verdiend ; voortaan zult gij mijne eer niet slechts beschouwen als die van uwen Schepper, uwen Koning en uwen God; maar nu gij mijne ware bruid zijt, zal mijne eer de uwe zijn en uwe eer de mijne.quot; \'-) Op zekeren dag gebeurde het, dat zij in vervoering van liefde zeide, dat zij er zich wel over zoude verheugen, in den hemel iemand
I
1) Leven , llfdst. 40. — 2) Leven, Bijv.
---—-e^ÈI
I
21
------
in het genot vaii grooter heerlijkheid te zien dan zij; maar dat zij niet wist, of zij zich ! zou kunnen vei\'blijden, daar eene ziel te ontmoeten, die God meer dan zij beminde. \')
In één woord: zij was gestadig bezig met zaken, welke Gods eer ten doel hadden; maar : hoeveel zij ook voor God deed, hare over-groote liefde deed haar dit alles als niets be-: schouwen: «Heer, zeide zij, ik vrees, dat ik mijn leven doorbreng, zonder u te dienen ; ik vind niets, wat mij voldoet, om ook maar een gedeelte van hetgene ik u verschuldigd ben, te betalen.quot; 2) Ziehier wat haar alleen in dit | leven bevredigde, en wat haar voortdurend gebed tot God uitmaakte: »Mochten wij allen , o Heer , waardig bevonden worden u te beminnen : en daar men leven moet, dat men dan leve voor u; mochten toch onze eigene belangen voortaan een einde nemen. Wat groo-ters kan men gewinnen, dan u welgevallig te zijn? O mijn geluk en mijn God, wat zal ik doen om u te behagen!quot; 3)
In één woord: Geheel haar leven was een onafgebroken beminnen, een voortdurend streven naar het welbehagen van haren Beminde; totdat zij eindelijk , gelijk wij bij haren dood zullen overwegen, door de kracht der liefde haar leven eindigde, verteerd als zij was door dien liefdebrand, waarvan haar harte gloeide.
VRUCHT.
De vrucht dezer overweging wordt ons aan-I gegeven door de woorden , welke de Heer op
1) Rib. 1. 4. c. tO. — 2) Exclam. 1. — 3) Exclara. 15.Q
22
zekeren dag tot de H. Teresia sprak, om haar ^ te doen begrijpen, dat de ware liefde in dit leven niet bestaat in liet genieten van goddelijke zoetheden, maar in het volbrengen van Gods wil en in met vrede de wederwaardigheden te verdragen: «Denkt gij mijne dochter, (zeide hij haar), dat de verdienste bestaat in het genieten ? Neen, maar zij bestaat in te handelen, te lijden en te beminnen. Beschouw mijn leven, hetwelk als een voortdurend lijden geweest is. Denk niet, dat, wanneer mijne moeder mij in hare armen hield, zij dit voorrecht genoot zonder grootelijks te lijden; want van het oogenblik af dat de H. Simeon haar zeide : Tuam ipsius animarn doloris gladius pertransibit: Uwe ziel zal een zwaard van droefheid doorboren, deelde mijn Vader haar een groot licht mede, opdat zij begrijpen zou, hoeveel ik lijden moest.quot;
»6eloof, mijne dochter, voegde hij er bij, dat hij, die het meest door mijnen Vader bemind wordt, van hem ook de grootste kruisen ontvangt, en dat de liefde hieraan geëven-redigd is. Waardoor kan ik beter mijne liefde doen blijken, dan voor u te willen, wat ik in mijn sterfelijk leven voor mij zeiven verkoren heb ? Beschouw deze woorden; nooit zullen uwe smarten dezen hoogen graad bereiken. Aldus zult gij mij het verlies helpen bewee-nen der wereldlingen; want allen streven naai\' het tegenovergestelde. Hij , die denkt, (zoo besluit de Zaligmaker), dat mijn Vader iemand zonder lijden in zijne vriendschap aanneemt, ^verkeert op het dwaalspoor. Want die hij groo-Q
23
V J
/lelijks liefheeft, voert hij langs den weg ^lijdens; en hoe meer hij iemand bemint, 1 grooter ook zijn lijden is.quot; \')
Willen wij dan onzen allerbeminnelijksten i God met eene waarachtige liefde beminnen, ■ } en zijn hart, niet het onze, bevredigen, dan i moeten wij de schoone les , welke onze Hei-! lige zelf volgde en aan anderen inprentte , in beoefening brengen : Wees altijd, in iedere ! zaak en bij elke gelegenheid , verlangend te I lijden uit liefde voor Jezus. \'2) Ten minste moet men zich in tegenspoed volkomen aan den goddelijken wil onderwerpen. Dit kwam de H. ïeresia eens uit den hemel aan eene godvreezende ziel in deze bewoordingen verklaren : »beijver u in het volbrengen van Gods wil die geestdrift te bezitten, waarmede ik gedurende mijn leven verlangde te sterven.quot; Voeg bij dit voornemen nog de godvruchtige oefening, welke de Heilige aanprees, zich dagelijks vijftigmaal geheel aan God op te dra-i gen, met het vurig verlangen Gode daardoor ; welgevallig te zijn. Dan zullen wij God groo-1 telijks behagen en de kruisen niet gevoelen;
want, zeide de Heilige, hij, die het kruis i sleept, gevoelt het, maar niet hij, die het omhelst. 3) Wat meer is, gelijk een gierigaard niet moede wordt, maar met blijdschap een last goud torscht, en wel met grootere vreugde, naarmate de last zwaarder is, zoo ook, hoe meer eene minnende ziel voor God lijdt, des
. 1) Leven, Bijv. — 2) Wenken 20. — 3) Over a Me liefde Gods, Hfdst. 2. y
24
te meer jubelt zij; dewijl zij inziet, dat zij* door dat lijden geduldig te verdragen, Gode hoogst welgevallig is.
GEBED.
O heilige Seratijne, beminde bruid van den Gekruiste, gij , die op aarde voor uwen en mijnen God van zulk eene groote liefde blaakte, en thans in den hemel door een zuiverder en grooter liefdevuur wordt verteerd, gij , die altijd zoozeer verlangd hebt hem door alle menschen bemind te zien, verkrijg mij , bid ik u, een vonkje van die heilige vlam, welke mij de wereld, de schepselen en mij zeiven doe vergeten; welke maakt, dat al mijne gedachten , al mijne verlangens en al mijne neigingen, zoowel in vreugde als in smart, altoos mogen strekken om den wil te volbrengen van het hoogste Goed, hetwelk oneindig verdient gehoorzaamd en bemind te worden. En gij, o groote Heilige, die dit kunt bewerken, verwerf mij deze gunst, doe mij, gelijk gij, geheel in goddelijke liefde ontvlammen.
9?
I
En u, mijn God, zal ik met dezelfde woorden als de H. Teresia, bidden: »0 Minnaar, die mij meer bemint, dan ik het kan begrijpen , zorg toch , dat ik u meer diene volgens uw welbehagen dan volgens het mijne. Dat ik van nu af sterve en een ander dan ik in mij leve. Dat Hij leve en mij het lever, schenke; dat Hij heersche en ik slaaf zij; want eene andere vrijheid verlangt mijne ziel niet. Gelukkig degenen, die zich door de ketenen der weldaden van Gods barmhartigheid |
I
LOO-----------OOS
25
.\'geboeid zien en niet bij machte zijn ze te \' verbreken. Sterk ids de dood is de liefde en onvernietigbaar als de hel. 0 welk een geluk, zich in die goddelijke hel geworpen te zien, zonder hoop, of beter gezegd , zonder vrees haar ooit te moeten verlaten!quot; \')
Allerheiligste Maagd Maria, die onder al de schepselen de meest minnende zijt en de door God meest beminde; gij , door wie ons de goddelijke liefde wordt geschonken, sta mij bij, help mij, opdat ik mij nimmer meer ondankbaar toone jegens een zoo beminnelijken God, die mij zoozeer heeft liefgehad. Amen.
OVER DE GAVE DER VOLMAAKTHEID, WELKE DE II. TERESLA BEZAT.
Om tot de volmaaktheid te geraken, zijn twee zaken noodig: een groot verlangen en een vast voornemen.
Vooreerst is een groot verlangen naar de heiligheid een zeer krachtig middel om heilig te worden. Immers, van den eenen kant stort 1 God zijne genaden slechts in die zielen, op ! overvloeidige wijze uit, die er grootelij ks naar hongeren , gelijk Maria het in haren verheven lofzang bezong ; Esurientes implevit bonis; van den anderen kant is ons dit verlangen noodzakelijk, om te kunnen volharden te midden der moeielij k heden, welke men zich ter i verkrijging van den grooten schat der vol-
t
1) Exclam 17.
pg^e-—----.0^
26
jQ___
/maaktheid moet getroosten. Itnmers men geeft ^ zich weinig moeite om datgene te verkrijgen , waarnaar men slechts een flauw verlangen heeft; wil men integendeel iets verkrijgen, waarnaar men vurig verlangt, dan wordt iedere last gemakkelijk en zoet. Daarom noemt God diegenen gelukkig, die niet slechts verlangen, maar wat meer is, die honger, dat is: die een groot verlangen naar de heiligheid hebben; Beati qui esuriunt et siliunt justi-tiam \')
Onze gedachten moeten r/root zijn, schreef ■quot;ie H. Teresia, die hemelsche arend, aan wie de vurige verlangens om God volkomen te behagen tot vleugelenn dienden om eene hooge vlucht naar de volmaaktheid te nemen; onze gedachten moeten groot zijn, want vandaar zal ons heil komen. En elders schreef zij: Wij moeten onze verlangens niet beperken, maar vast vertrouwen, dat wij, zoo wij ons geweld aandoen, langzamerhand daar zullen komen, waartoe zoovele Heiligen met Gods genade gekomen zijn. Zij zeide, dat de goddelijke Majesteit de vriend is van edelmoedige zielen, omdat zij zich zei ven mistrouwen, ook getuigde zij, nooit eene lafhartige ziel ontmoet te hebben, die zooveel voortgang had gemaakt in vele jaren, als edelmoedige zielen in weinige dagen. Want, zeide zij, de Heer schept zoozeer behagen in de verlangens, als waren zij ten uitvoer gebracht. \')
O hoe groot waren inderdaad de verlan-
1) Matth. 5. 6. — 2) Leven, Hfdst. \'13.
27
gens, welke zij voedde, om zich tot luwenV Heer te verheffen! Zij aarzelde dan ook niet ^ van zich zelve te getuigen, dat, was zij ook geheel onvolmaakt, zij niettemin groot en volmaakt was in verlangens, alk krijg somtijds, zoo schreef zij op eene andere plaats, zulke hevige verlangens om God te dienen, dat ik ze niet kan uitdrukken; mij dunkt dat geen lijden , noch de dood, noch het martelaarschap mij iets kosten zou.quot; \') En waarlijk, er was niets, hoe moeielijk ook, hetwelk zij niet , als het G-ode welgevallig was, zou ondernomen en ten einde toe volvoerd hebben. Dit getuigt zij zelve in het verhaal, hetwelk zij van haar eigen leven schreef: »Er is geene zaak zoo moeilijk, of ik zou ze, zoo de gelegenheid zich daartoe aanbood, met moed hebben volvoerd.quot; -) Vandaar kon zij door eigene ondervinding aldas spreken: )gt;Als ik beschouw, welk een voordeel er in ligt opgesloten, op den weg der volmaaktheid moedig groote zaken te gemoet te gaan, dan sta ik verbaasd; want al mocht de ziel ook al aanstonds de kracht niet bezitten , om haar doel te bereiken , niettemin snelt zij door dien edelmoedigen wil met rassche schreden voorwaarts.quot; 3) Hier ook gaf zij deze gewichtige les, dat het geene nederigheid is, niet naar de heiligheid te streven : »De nederigheid, zoo leerde zij, moet ons overal voorgaan ; maar wij moeten wel weten, dat de
«Js
. 1) Rib. 1. 4. c. 26. — 2) Leven, Hfdst. 4
^3) Leven, Hfdst. *13,
----
\'28
----------
duivel ons tracht voor to spiegelen, dat de groote verlangens en de wil om de Heiligen na te volgen, hoogmoed is. \')
Doch om tot de volmaaktheid te geraken is het verlangen alleen niet voldoende; dit moet nog van een vast voornemen vergezeld gaan; anders zal het verlangen zonder het voornemen nutteloos zijn; gelijk men dit hij tal van zielen waarneemt, die altijd verlangen, altijd zich met verlangens voeden, maar nooit besluiten de handen aan het werk te slaan, en aldus in hunne lauwheid blijven leven zonder vooruit te gaan. ))Ik verkies, zoo schrijft hieromtrent, de Heilige, ik verkies eene overweging van korten duur, die in mij groote zaken uitwerkt, boven eene overweging, die jaren duurt en waarin de ziel nooit besluit iets van waarde voor God te ondernemen.quot; 2) Volgens den H. Bernardus bereiken velen de heiligheid niet, bij gebrek aan moed. Dit ook betreurde de Heilige, wanneer zij zeide: sVelen blijven aan den voet des bergs, wiens top zij konden bereiken.quot; 3) Zij verzekerde, dat eene ziel, die met vast beraden wil, enkel om aan God te behagen, een werk onderneemt, het gemakkelijk volvoeren zal. In het verhaal harer stichtingen lezen wij: »Zeer juist, o Heer, is hier het gezegde van uwen profeet van toepassing: slechts schijnbare moeilijkheid is er m de onderhouding uwer geboden; 4) want ik, voor mij, ik vind er geene
1) Leven , lloofdst. -13. — \'2) Leven, Hfdst. 89. — _ 3) Over de Liefde Gods, Hfdst. \'2. — i) Ps. 93. 20. V
^ ^ 29
/en begrijp ook niet, hoe de weg, die tot ii\' leidt, eng kan wezen.quot; \') Ik heb, voegde zij er bij, in vele omstandigheden de ondervinding opgedaan , dat alwie aanvankelijk besloten is eene zaak, hoe moeilijk dan ook, tot Gods glorie te voltrekken, niets te vreezen heelt. Ȇe duivel, zeide zij, is zeer beducht voor vastbesloten zielen; dewijl alles, wat hij in haar nadeel onderneemt, slechts tot haar voordeel strekt.quot; 2)
De H. ïeresia beoefende zelve , wat zij aan anderen voorhield. Toen zij geroepen werd om zich geheel aan God te schenken, deed zij zulks zonder voorbehoud, en met zulk een vastberaden wil, dat zij er toe kwam zich te verbinden door eene groote gelofte, die zelfs de Heiligen deed verstommen, en die door de Sacrn Rola eene zeer moeilijke gelofte genoemd wordt: Maxime arduum votum; de gelofte n. 1. om altijd datgene te doen, wat zij als het volmaakste erkennen zou. Hieruit zien wij den grooten en vastbesloten moed, waarmede de H. ïeresia naar een zoo hoogen : trap van volmaaktheid streefde, als eene ziel, | die in deze wereld uit al hare krachten Gode wil behagen, bereiken kan.
VRUCHT.
Laat ons als vrucht dezer overweging, met een waarachtig verlangen, gelijk de H. Teresia, er naar streven, en uit geheel ons hart besluiten , ons zonder voorbehoud aan God te
2) Weg der volm., i
30
---
schenken, altijd tvaclitende in de volmaaktheidv grooteren voortgang te maken. Een groot die-^ naar Gods, Pater Hippolytus Dnrazzo, van de Societeit van Jezus, zeide , gelijk men het in zijn leven leest: de wereldlingen worden nooit in dit leven door aardsche goederen verzadigd, maar verlangen altijd meer; terwijl zij van het andere leven sprekende zeggen : de kleinste plaats in den hemel is ons genoeg. Hij echter, die in oprechtheid des harten God en niet de wereld bemint, moet zich integendeel op deze aarde met de geringste plaats vergenoegen; doch wat de goederen des hemels aanbelangt , daarnaar moet hij altijd vuriger streven , zonder ooit verzadigd te worden. Diezelfde Pater zeide insgelijks: »Om heilig te worden moet men slechts datgene verlangen , wat men door te verlangen verkrijgen kan, namelijk : Gode welgevallig te zijn.quot;
Deze verlangens moet men laten vergezeld gaan van het vaste voornemen , zich zonder voorbehoud aan God toe te wijden. Eeeds schenkt God ons het verlangen. Dit verlangen is eene overduidelijke stem, waarmede hij ons tot zijne liefde roept. Dikwijls reeds riep hij ons; wat talmen wij dan? Zullen wij wellicht wachten, totdat hij niet meer roept en ons verlaat ? Daar moet eenmaal en voor goed een einde aan komen, door met alles, wat God niet is, af te breken. Neen, niet langer moeten wij weerstand bieden aan de liefde van dien God, die alleen door ons verdient bemind te worden. Iedere gehechtheid aan deze aarde, die ons belet geheel aan God te zijn,
feNO---------e^Sfcl
31
moeten wij verbreken. Voornemen, voornec God, God alleen en niets meer!
GEBED.
Ik verheug mij met u, o H. Teresia, nu ik u i in den hemel zie, waar gij uwen God met eene liefde bemint , welke uw hart ten volle verzadigt en bevredigt, dat hart, hetwelk hem op deze aarde zoo vurig wenschte te beminnen. Maar omdat in den hemel de liefde in u heeft toegenomen , en eveneens het verlangen om God bemind te zien is aangegroeid, bid en smeek ik u , o groote heilige, sta mijne arme ziel bij, die van liefde verlangt te ontbranden jegens die oneindige Goedheid, die de liefde van een oneindig getal harten ver-l dient. Zeg aan Jesus voor mij, wat gij eenmaal op aarde gezegd hebt voor een zijner dienaren: Laat 0)7s hem als vriend aannemen. Zeg hem, dat hij mij eens voor goed doe besluiten , hem geheel mijn wil te schenken , en in alles slechts zijn grooter welbehagen en glorie na te streven.
En gij, o Heer, zeg mij; wat verwacht gij van mij, na mij zoovele genaden te hebben geschonken? O ik begrijp u, ik begrijp u mijn Schat, mijn Al en mijn waarachtige Minnaar! Omdat gij mij ten zeerste lief hebt, verlangt gij, dat ook ik u veel beminne en geheel de uwe zij. Gij wilt, dat mijn hart voortaan niet meer verdeeld zij, maar vurig verlange u en u alleen te beminnen. Doch als gij waarlijk de eenig beminnelijke zijt, dan is het ook billijk dat gij alleen door mij en door allen bemind v
32
/(det; daar Gij dan, mijn Welbeminde, mij het verlangen inboezemt u te beminnen, maak dan ook, dat ik het uitvoere en u zooveel be-j minne, als gij het verlangt. Indien gij mijn bart verlangt, zie, hier is het; ik onthecht het van de liefde voor de schepselen en schenk | het u zonder voorbehoud. Indien gij wilt, dat ik verlang en smeek om uwe liefde , welnu i mijn God, verhoor mij dan : ik vraag en verlang tl vuriger te beminnen dan de serafijnen, niet om een hoogen rang onder de Heiligen te bekleeden, noch om eene schitterende glorie in den hemel te verwerven, maar alleen om aan u te behagen. Zelfs bied ik mij aan, om, zoo ik u maar veel bemin, gedurende de gan-sche eeuwigheid al de pijnen te doorstaan, indien dit u welgevallig zoude wezen. Om de liefde van Jezus Christus en om de liefde der H. Teresia, o God, verhoor mij.
Allerheiligste Maagd Maria, gij zijt mijne hoop; door u verhoop ik alle goed.
5^ OVERWEGING.
OVER DE NEDERIGHEID DER H. TERESIA.
De nederige harten zijn het doelwit der goddelijke liefdepijlen; derhalve bestaat er, gelijk de H. Maria Magdalena de Pazzi zeide, geen ander middel om de gave der goddelijke liefde te verwerven dan zich te vernederen. Juist daarom schepte God er vermaak in, zoovele genadeschatten in het hart der H. Teresia te vereenigen, omdat hij daar zooveel ^nederigheid aantrof. De Heilige verhaalt vanQ
33
^zich zelve, dat zij de grootste genaden, waar mede zij door den Heer werd verrijkt, in die oogenblikken ontving, waarin zij zich het meest voor God vernederde.
On/.e Heilige was inderdaad zoo nederig, dat zij zich beschouwde als het ondankbaarste en trouwelooste der schepselen, niettegenstaande de Heer haar, gelijk wij boven gezegd hebben, als zijne welbeminde bruid behandelde. Daarom kon zij nooit, hoe groot ook de gunsten waren, waarmede Jezus haar overlaadde, of hoe groot ook de loftuitingen waren, welke de menschen haar gaven, tot de overtuiging komen, dat zij waarlijk goed was. En ofschoon zij van God zeiven de verzekering had ontvangen , dat dit geen bedrog , maar blijken zijner liefde waren, zoodat zij bij \'t ontvangen dier gunsten niet twijfelen kon , of zij van God kwamen, had zij niettemin eene zoo geringe gedachte van zich zeiven, dat zij voortdurend meende in dwaling te verkeeren; omdat zij maar niet begrijpen kon, dat God eene zoo onwaardige ziel, gelijk zij de hare achtte, zoozeer begunstigde. Op zekeren dag begaf de Heilige zich voor eene kloosterstichting naar Burgos, toen een kloosterling haar sprak over de faam van heiligheid , welke zij genoot; zij antwoorde hem; Urie zaken heeft men in mijn leven van mij gezegd: dat ik als kind van goede inborst en zeer bescheiden was, en nu zeggen eenigen, dat ik heilig ben; aan de twee eerste zaken heb ik wel eens geloof geslagen en heb mij ook beschuldigd , aan die ijdelheid te
3
Qhebben toegegeven; doch wat het derde aan-
34
---OOJ
gaat, nooit ben ik zoo dwaas geweest, het te kunnen gelooven quot;
In het verhaal, hetwelk zij naderhand van haar leven deed, sprak zij over de genaden, welke God haar bewees, volgenderwijze; »Voorheen scheen het mij somtijds onbescheiden toe, die gnnsten bekend te maken; maar nu ben ik van meening, dat ik daardoor niet beter, maar zelfs slechter ben geworden; omdat ik met zoo groote genaden zoo weinig voordeel heb gedaan; hierom dunkt mij onder alle opzichten, dat er op aarde geen slechter mensch bestaat dan ik. Niets anders, zegt zij op eene andere plaats, doe ik, dan genaden ontvangen zonder God te dienen, evenals ware ik bet nuttelooste schepsel der wereld; allen brengen vrachten voort, en ik ben tot niets goed.quot; \') Toen iemand zag, hoe zij door God begunstigd en door de menschen voor heilig gehouden werd, en haar zeide; «Moeder, wacht u voorde ijdele gloriequot;, antwoorde zij geheel verwonderd: IJdele glorie? ik weet niet wat dat is; ik zal reeds veel doen , indien ik bij de beschouwing van mij zelve niet in wanhoop vervalle.quot;
Het heldere licht, waarin God haar de grootheid zijner majesteit en de oneindige liefde, welke hij haar toedroeg, deed aanschouwen, maakte dat zij die kleine misstappen, welke zij bedreef en welke wij ter nauwernood als misslagen zouden durven veroordeelen, als groote fouten beschouwde. Daarom riep zij vol
I
t) Rib. 1. 4. c. 6.
35
/schaamte aldus uit: ))Houd op, o Heer, houdV ^ op met zooveel gunsten; zijt gij dan zoo ^ spoedig mijne ondankbaarheden vergeten.quot; \') Bij het schrijven van haar levensschets kwam zij er zelfs eens toe haren biechtvader te smeeken, hij zoude toeh overal hare zonden bekend maken: «Opdat ik, zeide zij, niet lan-i ger de wereld bedriege, die van meening is dat er in mij iets goeds gevonden wordt.quot; En wanneer iemand , wien zij haar slecht leven verhaalde. haar niet gelooven wilde, dan nam zij hare toevlucht tot haren Bruidegom en zeide hem al zuchtende: «Waarom slaat dit volk in mij geen geloof? Zorg gij er dan voor; ik voor mij weet niet meer wat te doen.quot; Daarentegen veroorzaakte de gedachte alleen , dat anderen wel de gunsten kennen moesten, welke God haar bewees, haar zooveel droefheid, dat zij, geljjk zij in\';haar leven schrijft, verlangde levend begraven te worden, ten einde niet meer in de wereld te verschijnen ; ook verhaalt zij , hoe de Heer haar eens in deze smart troostte en haar zeide; »Te-resia, wat vreest gij ? De menschen immers, zoo zij de genaden, welke ik u schenk, kennen, kunnen niets anders doen dan mij prijzen of u beschimpen.quot; 3) En zoo , schreef zij , keerde de rust weder in mijn hart terug.
Onze Heilige behoorde trouwens niet tot die soort v;in nederigen, die wel is waar, nu en dan eene kleine gedachte van zich zeiven
tl) Leven, Hoofdst. 18. — \'2) ibid. Hfdstl) Leven, Hoofdst. 18. — \'2) ibid. Hfdst i 0. -3) Leven, Hoofdst. 31.
^e--------------------------e^Sbi
36
koesteren en dit ook soms in tegenwoordigheid van anderen oiDenlijk verklaren , maar niet kunnen dulden, dat anderen hen als onvolmaakt doen doorgaan en hen versmaden. Neen, de H. Teresia beschouwde zich, gelijk de ware nederigen, als verachtelijk en als dusdanig verlangde zij door allen te worden erkend en behandeld. Zij zeide zelfs, dat er voor haar geene aangenamere muziek was, dan het verwijt harer gebreken aan te hooren. \') Dikwijls zag zij zich ten speelbal van verguizing en versmading, en dan smaakte hare zeer ootmoedige ziel meer genot in die versmadingen, dan wanneer zij geëerd en geprezen werd. Hoe vaak werd zij in bet stichten der kloosters, die God zoozeer tot eer verstrekten, beschimpt, en voor eene huichelares, eene bedriegster, eene hoovaardige en gees-tenzienster uitgemaakt; zelfs gebeurde dit eenmaal van den predikstoel, terwijl zij zelf daarbij tegenwoordig was. De pauselijke gezant, tegen haar verontwaardigd, beval haar , zich in een klooster terug te trekken, het niet meer te verlaten, haar verwijtende, dat zij eene onrustige en zwervende vrouw was. Geheel tevreden over deze verachting en beschaming, gehoorzaamde zij, vol kalmte en onderwerping, zonder zich te verdedigen.
Een ander maal werd zij bij de Inquisitie als tooveres en waarzegster beschuldigd. Zij vernam ook, hoe zekere pater veel kwaad van haar sprak; hierop antwoordde zij: sHadde
003
37
fëyo--
die pater mij gekend , dan had hij nog ander* en grooter kwaad van mij kunnen zeggen. Bij haar intrede in Sevilië werd zij aanvankelijk versmaad en slecht ontvangen; toen sprak zij; Gezegend zij God, want hier kent men mij, j zooals ik ben.quot; \') Elders schreef zij: nJegens i degenen, die kwaad van mij spraken, was ik ] alleen niet vijandig gezind, maar droeg hun I zelfs, meende ik, eene grootere liefde toe.quot; ^ I Bij de kloosterstichting te Burgos, trok de i Heilige eens door een nauw straatje, waar t zij aan eene vrouw verlof vroeg te mogen j voorbijgaan; deze hare armoedige kleeding I ziende , zeide : »Ga voorbij huichelaresquot;, gaf haar een harden stoot en deed haar in het slijk vallen. Die de Heilige vergezelden, wilden de vrouw berispen; doch ïeresia verbood het, zeggende: «Zwijgt, mijne dochters, want deze vrouw heeft zeer wel gedaan.quot; Een andermaal bevond zij zich in de kerk, toen I eenigen wilden voorbijgaan en zij niet spoedig genoeg plaats maakte; alsdan schopten zij haar met hunne voeten naar den anderen kant. Een zekere vrouw miste een pantoffel, en daar zij meende, dat de Heilige hem ontvreemd had, was zij onbeschaamd genoeg haar met den anderen in het aangezicht te slaan; 3) zij echter verdroeg dit alles in vrede en gevoelde zich over deze beleediging gelukkiger, dan een wereldling over de grootste eerbewijzingen. Ook verklaarde de sacra Rota: hoe meer men
I
-1) Rib. 1. 4. c. 15. — 2) Ibid, c, 26. — 3)
-----e^l
\'9?
I
38
haar beleedigde, hoe vuriger men door haai-v bemind werd: Quinimo offensiones amoris ipsi escam ministrabant. Zelfs was men gewoon te zeggen, dat wie door Teresia wilde bemind worden, haar moest beleedigen en vernederen.
VRUCHT.
Allen willen nederig zijn, maar weinigen willen vernederd worden. De H. Ignatius van Loyola kwam, op last der allerheiligste Maagd Maria van uit den hemel dezen raad geven aan de H. Maria Magdalena de Pazzi; »De | nederigheid bestaat in ons te verheugen over | al datgene, wat tot verachting van ons zeiven I dient. ))D;t is nederig van harte zijn, gelijk , Jezus Christus ons geleerd heeft : ons zei ven 1 houden voor hetgene wij zijn, en verlangen j dat ook anderen ons voor hetgene wij zijn beschouwen en behandelen. Ziehier de voornaamste lessen, door de Heilige zelve voor de beoefening der nederigheid verzameld: 4quot; Iedere handeling en gesprek, welke ons tot eer strekken vermijden, als men er ten minste niet toe verplicht is om het een of ander nuttig doel; hierbij merkt de Heilige op, dat men er niet op uit moet zijn in het openbaar te verschijnen , tenzij de liefde zulks vordert. 2° De godsvrucht des harten niet uitwendig doen blijken, tenzij uit groote noodzakelijk; en nooit een uitwendig vertoon maken van godsvrucht, welke men inwendig niet bezit. 3° Zich verheugen tegengesproken, beleedigd en bespot te worden; en zich niet veront-
39
--
schuldigen, tenzij een grooter goed zulks verdere ; worden wij berispt, zegt de Heilige, nemen wij dan de berisping met inwendige en uitwendige nederigheid aan, en bidden wij God voor hem, die ze doet. 4° Voortdurend aan God met den H. Joannes van het Kruis de gunst vragen, om uit liefde tot hem versmaad te worden. Eindelijk moeten wij niet meenen, dat de zintuigen en het natuurlijk j gevoel ooit daarmede zullen instemmen; maar I wij moeten volgens de rede te werk gaan, en niets anders zoeken dan aan God te behagen. Het is derhalve zeer nuttig , ons in de meditatie daarin te oefenen en ons op alle versmadingen voor te bereiden , Jezus en Maria I vurig smeekende ons de kracht te verleenen, : om onze goede voornemens ter gelegener tijd uit te voeren.
GEBED.
O mijne H. Voorspreekster, die het hart van j uwen God door uwe verhevene nederigheid hebt gewond , ik bid u om de liefde, die gij aan uwe dierbare Moeder Maria en aan uwen beminden Bruidegom Jezus toedraagt, ook voor mij de heilige nederigheid te verwerven , ten einde mij met u aan mijnen Jezus, hier op aarde zoozeer vernederd , gelijkvormig te maken , en hem daarna met u in den hemel te aanschouwen en te beminnen.
En gij, allerootmoedigste Jezus, die, om mij te leeren de versmadingen geduldig te verdragen en ze mij zoet en beminnelijk te ma-Q ken, hier op aarde de meest verachtte en ver-
HiTO------------
a^e--------okSPS
Miederde wildet zijn, zelfs zoo, dat gij doorV veraclitingen verzadigd en de smaad der men-^ scben geworden zijt, o ik smeek het u, maak toch een einde aan die wanorde, welke de ijdelheid in mijn hart voortbrengt. Ik zie, mijn Zaligmaker, dat ik tot dusverre, door mijn hoogmoed, geenszins u gelijkvormig ben geweest. Ik zie, dat ik in uw rijk niet kan worden opgenomen, dewijl ik niet gelijkvormig ben aan u, die aan het schandhout geklonken en als een boosdoener veroordeeld, uit liefde voor mij hebt willen sterven. Ach, mijn God , gij, de onschuldige, hebt voor mij zoovele versmadingen geleden, en ik, ik kan zelfs geene geringe versmading voor u verdragen , ik, die zoo dikwijls de eeuwige smaadheden der hel verdiend heb! Het is, ik erken het, eene groote straf voor mijne zonden, dat zij mij na ondankbaar, ook nog hoovaardig hebber, gemaakt. Zulks, mijn beminde Verlosser, wil ik voortaan niet meer zijn. Ik verlang en smeek, met u vernederd te worden. En dewijl ik zoo dikwijls de vermetelheid heb gehad uwe majesteit en oneindige goedheid te versmaden , zoo wil ik nu, om u te behagen, alle versmadingen met liefde omhelzen. Doch waartoe, o Heer, dienen deze voornemens, zoo gij mij niet bijstaat, om ze uit te voeren? Dewijl gij mij wilt zalig maken, help mij dan, o mijn versmade Jezus, al de smaadheden, welke ik in mijn leven zal ondervinden, door de verdiensten uwer geledene versmadingen in vrede te verdragen.
) En gij, mijne allerheiligste Moeder Maria,
IK=VSgt;---------
41
-------- OOj
die na Jezus onder alle schepselen het nederigste waart, en daarom zoo hoog verheven zijt, verwerf mij, o mijne Meesteres, eene ware nederigheid, niet om een hoogen graad van glorie te bereiken, maar om grootelijks aan God te behagen en meer gelijkvormig le worden aan u en aan mijn versmaden Jezus. Amen.
G\'ie OVERWEGING.
OVER DE GODSVRUCHT DER H. TERESIA TOT DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA EN TOT DEN ROEXIVOLLEN II. JOZEK.
i Het was de H. Maria Magdalena de Pazzi - vergund, de goddelijke liefde te aanschouwen ] onder de gedaante van een zoeten drank in een kostbare vaas vervat, die door de allerheiligste Maagd Maria werd uitgedeeld. Gelijk alleen door de handen dezer uitdeelster al de goddelijke genaden worden geschonken, zoo ook wordt door haar alleen de gaaf der gaven, namelijk die der goddelijke liefde aan de geloovigen uitgereikt.
Maar al te wel wist onze Heilige, dat zij door de handen harer allerzoetste Moeder, alle genaden had ontvangen, en voornamelijk de gave der liefde, waarmede zij hare schoone ziel zoozeer verrijkt zag. Hierom wist zij niet wat doen, om haar te beminnen en te ver-| eeren, ten einde aldus aan hare allerheiligste | Moeder haren dank te betuigen. Eeeds als kind en nog in het ouderlijke huis, zocht zij
de eenzame plaatsen op, om Maria door het
-----
42
--—
rozenkransgebed en andere godvruchtige oefeningen te vereeren. Na het overlijden harer moeder, begaf zij zich onverwijld naar hare Koningin en bood zich, vol liefde en met een vast vertrouwen van aangenomen te worden, als hare dochter aan; zij betuigde, dat zij voortaan Maria als hare eenige en geliefde Moeder zou beschouwen. En waarlijk; in al hare angsten en benoodigdheden nam de Hei-j lige steeds hare toevlucht tot Maria, als tot i hare liefderijkste Moeder. Ook ondernam zij , voornamelijk met het doel haar overal vereerd te zien, het werk van de hervorming der Carmelieten-Orde, welke er roem op draagt, onder de banier en de bijzondere bescherming van de Koningin des hemels te strijden.
Maria nu, van haren kant, bemint altoos dengene, die haar liefheeft, ja laat zich zelfs nooit, volgens het zeggen van den H. Ignatius martelaar, door hare kinderen, die haar beminnen, in liefde overtreffen: semper cum aman-tibus est arnanlior; die groote Hemelkoningin wist maar al te goed dooi- de vele genaden, die zij haar verwierf, de toegenegenheid harer geliefde dochter te erkennen en te overtreffen. Hiervan gaf zij op zekeren dag een schitterend bewijs, toen zij zich verwaardigde met de grootste goedheid van den hemel tot haar te komen; met eigene handen versierde zij de i Heilige met een geheimzinnige en kostbare ! halsketen en gaf hierdoor te kennen, hoe ver-j heugd zij was, dat zij doör hare tusschenkomst j, de veelbeminde bruid was geworden van ha-Oren Jezus. Nog duidelijker bleek het, hoezeer
43
^deze allerbeminnelijkste Moeder haar beminde,
toen zij haren dood nabij was; toen verscheen
zij aan hare zijde, om haar op dien overtocht
te versterken en hare gezegende ziel in hare
O O
armen te ontvangen.
Onze Heilige had daarenboven een zeer groote godsvrucht tot den roemrijken bruidegom van Maria, den H. Jozef; zelfs kan men zeggen, dat haar de eer toekomt, de godsvrucht tot dien grooten Heilige op aarde te hebben ontstoken. Van kindsbeen af ontwaarde zij reeds eene teedere devotie voor den H. Jozef. Nooit ondernam zij eene zaak , zonder ze te voren aan den H. Jozef, haren Vader en Heer te hebben aanbevolen; zoo immers placht zij hem uit liefde en eerbied te noemen. Aan zijne bescherming en aan zijnen naam wijdde zij al de kloosters, welke zij stichtte. Later, toen zij door de Kerk onder den titel van Heilige vereerd werd, en eenige barer kloosters den titel van den H. Jozef met dien van de H. Teresia verwisselden, verscheen zij te Avila aan zuster Isabella van den H. Domini-cus en beval, dat men zonder uitstel den titel van den H. Jozef zou hernemen; hierdoor gaf zij nog uit den hemel te kennen, hoe zij verlangde, dat men op aarde aan de eer van haren beminden Heilige , boven hare eigene eer, de voorkeur gaf.
Het is bekend, hoezeer onze Heilige uit nederigheid zich van het bekend maken harer hemelsche genaden onthield; doch het verlangen den H. Jozef door allen verheerlijkt V te zien, deed haar niet aarzelen zelfs de bui- (\'
44
--
tengewone gunsten, door bemiddeling van den^ Heilige verkregen, openbaar te maken. In haar levensverhaal getuigt zij , dat zij zich niet herinneren kon, den Heilige een enkele genade gevraagd te hebben, welke bij haar niet verleend heeft. «Het zon verwondering baren , schreef zij, zoo ik gewagen wilde van de vele I genaden, welke God mij door de tusschen-komst van dien gezegenden Heilige heeft ge- i schonken , alsmede van de gevaren , zoo naar l ziel als naar lichaam, waarvan hij mij bevrijd j heeft. l)e Heer , voegt zij er bij, schijnt san : de andere Heiligen macht te hebben verleend, i ons in de eene of andere behoefte bij te staan; doch deze Heilige, zooals de ondervinding leert, verleent hulp in alles; de Heer wil ons hier- I door te kennen geven, dat, gelijk hij hem op aarde wilde onderdanig zijn , hij insgelijks in 1 den hemel alles doet, wat hij hem vraagt. Ik zoude wel, zoo besluit zij, dewijl ik door eene 1 groote ondervinding de uitstekende gunsten | ken, welke hij van God verkrijgt, alle men-schen willen overhalen , om toch devotie te hebben voor dezen glorievollen Heilige. Nooit i heb ik iemand gekend , die godsvrucht tot hem bezat, of ik zag hem altijd in de deugd i vooruitgaan. Ik smeek derhalve om de liefde : Gods al degenen, die het niet gelooven, het te willen beproeven.quot; \')
VRUCHT.
Na de oneindige verdiensten van Jezus Chris- j tas, is, zegt de H. Franciscus van Sales, de ;
1) Leven, Hfdst. 6.
ybescherming vein Maria zoo vermogend en}
^ zoo heilzaam voor de ziel, dat ik voor mij die beschermin\'/ nis den veiligst en steun beschouw, dien \\iuij bij Cod bezitten kunnen. \') Ook verzekert pater Suarez, dat de bescherming van Maria, volgens het gevoelen der Kerk, nuttig en noodzakelijk is, omdat God besloten heeft, al de genaden door middel van Maria uit te dealen : Sentit ecclesia Virginia intercessionem esse ut Hem ac necessa-riarn. 2)
Beminnen wij baar dan en nemen wij altijd tot Maria\'s bijstand onze toevlucht, zoo wij onze zaligheid bewerken en heilig willen worden ; noemen wij haar met den H. Bernardus: den grondslag onzer hoop ; met den H. Bonaven-tura: het heil van die haar aanroepen; met den H. Germanus: de ademhaling der Christenen : met den H. Augustinus: de eeuwige toevlucht der zondaren, en groeten wij Haar eindelijk en zonder ophouden met geheel de strijdende Kerk als ons leven en onze hoop: Vita, didcedo et spes nostra salve.
De H. Teresia zeide nog, dat zij niet begrijpen kon, hoe iemand veel godsvrucht kon i hebben voor de Koningin der engelen, zonder tevens eene bijzondere liefde toe te dragen aan haren Bruidegom, don H. Jozef, die op deze aarde Maria en haren dierbaren Zoon, Jezus, met zooveel ijver diende. Nemen wij derh Ive tot Teresia onze toevlucht, om door haar de godsvrucht voor Je allerheiliffste
t) Brief 768. — 2) De Inc. p. 2. d. 23. s. 3.
----elt;3bl
/t6
Maagd Maria en voor den H. Jozef te ver
werven.
GEBED.
Ik verheug mij, o H. Teresia, dat gij thans in den hemel het gezelschap geniet van den H. Jozef, uwen Vader, die u op deze aarde zoozeer begunstigde en beminde. En terwijl gij hem uwen dank betuigt en u verblijdt over die groote glorie, waarmede Jezus hem heeft omstraald , o beveel dan ook mij aan dien machtigen Heilige aan: smeek hem, dat hij mij, hoe ellendig ook, onder zijne bescherming neme.
Wend u vervolgens, o mijne Heilige, tot \' die goddelijke Moeder, die alles vermag; en dewijl zij er op roemt, de toevlucht te wezen der zondaren, zeg haar dan , dat ook ik een zondaar en wel de ellendigste van allen ben. Zeg haar, dat zij in \'t vervolg, op uw aanbevelen, met grooter barmhartigheid op mij ne-derblikke, in de bekoringen mij hulp verstrekke en mij helpe in het uur des doods. Zeg haar, dat ik door bare bemiddeling mijne eeuwige zaligheid verhoop. Zoo gij, mijne Heilige, het haar zegt, zal zij u zeker verhooren; immers beminde zij u zoozeer op aarde, hoeveel te meer zal zij u dan niet in den hemel beminnen , waar ook gij haar inniger liefhebt en vuriger vereert. Gelijk die groote Koningin mijne machtige Voorspreekster is bij Jezus, wees ook gij , o Teresia, aldus mijne voorspraak bij Maria.
^ Ook wend ik mij tot u, o groote Bescher-
^e--
1
47
/mer, H. Jozef; gewaardig u tocb den ondank baarsten zondaar, die er op aarde leeft, onder uwe bescherming te nemen. Dit vraag ik u, om de liefde van uwen beminden Jezus, Oiu de liefde van uwe Bruid Maria , alsmede om de liefde van uwe beminde Teresia, die zich op aarde zoozeer beijverde, uwen roem te verspreiden. Laat mij sterven, gelijk gy gestorven zijt, in de armen van Jezus en Maria.
Gij allerheiligste Maagd Maria, die het heil, de troost en de rijkdom der zielen zijt, geef toch, dat ik u diene en beminne; op u stel ik al mijne hoop.
En gij eindelijk, mijn allerzoetste en allerdierbaarste Verlosser, gij weet maar al te goed, dat ik de voorspraak van Maria, van Jozef en i van Teresia enkel en alleen inroep, omdat ik u niet wil verliezen, maar integendeel u wil beminnen en veel beminnen. O mijn God, mijn Al, mijn eenige Liefde en Koning mijns harten , heersch, heerseh over geheel mij zeiven; ■ gebied aan mijne zintuigen, aan mijne ver-j mogens, en maak door de zoete kracht uwer liefde, dat gij gehoorzaamd wordt, gelijk gij i het verlangt. Mijn Koning en mijn Vader, ik geef u geheel mijn wil en mijne gansche vrijheid ; neem ze aan en beschik er over vol-i gens uw welgevallen. Maak, dat ik u beminne
I O O \'
en door u bemind worde; dan verlang ik niets meer, dan ben ik tevreden. Amen.
------------------
48
P5gt;e-
y 7\'Je OVERWEGING. v
OVER DE LIEFDEWOND, WELKE DE ft. TERESIA VAN GOH ONTVING.
Van liet oogenblik af, dat Jezus op zulk eene liefderijke wijze, gelijk wij boven zagen, Teresia tol zijne bruid bad verklaard, ontvlamde zij dermate in liefde voor haren AVel-beminde , dat zij aan niets anders meer den- ; ken kon dan aan hem te behagen. Zich door i i haren goddelijken Minnaar zoozeer begunstigd i ziende en zich daarbij zoo machteloos gevoelende , om aan zulke genaden te kunnen beantwoorden , riep zij in zoete verrukking met de bruid van het Hooglied uit: Fidcile me florihus, stipalc me niali*, quia amove lan-cjueo: \') siert mij op met bloemen, versterkt mij met vruchten, want ik kwijn van liefde. De liefde deed haar nu eens verlangen naar lijden, ten einde God meer te behagen, dan weder haken naar den dood, om hem volmaakter te beminnen: en dit waren de bloemen. Maar nog met meer aandrang zocht zij haar kwijnend hart te versterken door de vruchten der liefde, namelijk door heilige werken, door boetplegingen en vernederingen en vooral dour de werkzaamheden, welke zij in het groote werk der hervorming ondernam en doorzette; want niettegenstaande zij arm was, van menschelijken steun beroofd en zelfs, gelijk de Kerk in de lessen op haren feestdag
49
/herinnert, door de voomaauisten dezer wereldV | werd tegengesproken, stichtte zij twee en ^ dertic; kloosters.
Dit alles echter kon hare brandende begeerte , om haren hemelschen Bruidegom te behagen, niet bevredigen; en zij betuigde aan haren Welbeminde , niet meer in staat te zijn deze pijnigende gedachte te verdragen, dat zij zoo rijkelijk werd bedeeld en zoo karig was in het vergelden. Niet zelden was zij als geheel omgeven en ingesloten door de heilige vlammen der goddelijke liefde , en dan gloeide zij en kwijnde weg in zoete verrukking. »0! welk \\ een schoon schouwspel voor die zalige geesten i die haar omringden, die edele bruid van den Gekruiste te zien kwijnen, terwijl zij door liefde verteerd uitriep: Adjuro vos, filüe Jeruzalem, si inveneritis dilectum mewn, ut nuntietis ei quia amore langueo: \') Ik bezweer u , dochters van Jerusalem, indien gij mijn Beminde vindt, boodschapt hem, dat ik van liefde kwijn. Het gevolg van dit heilig kwijnen is, volgens de verklaring der leeraars, hierin gelegen, dat de ziel haar zelve en hare | belangen dermate uit het oog verliest, dat zij niets bemint, aan niets denkt, dan aan den Beminde te behagen. Dit nu heet beminnen als geestelijke bruid , gelijk de H. Ber-nardus ons getuigt in de woorden, waarmede hij eone geestelijke bruid aldus spreken laat: Servus timet, filius honorat, mercenarius sperat. At ego, quia sponsa sum, amo amare,
y lierii
50
rj^Sk---------------------OO?\'
/(amo amari, amo «more»!; de dienaar vreest,\\ de zoon eerbiedigt, de huurling hoopt. Maar^ ik, omdat ik bruid ben, ik bemin het beminnen , ik bemin bemind te worden, ik bemin de liefde. — Dusdanig was onze serafijnsche Heilige; zij kwijnde van geluk; zij vergat alles, wat voor de goddelijke liefde niet dienstig ! was; bemind en beminnende verlangde zij niets 1 anders, dan Gode welgevallig te zijn en wilde ; geen andere belooning, dan hem nog vuriger te beminnen.
Gelijk een jager zich de gewenschte prooi verzekert door ze met meer wonden te overdekken en ze aldus te bemachtigen, zoo ook schijnt de goddelijke Meester met Teresia gedaan te hebben ; want meermalen zond hij een serafijn, om dat hart, hetwelk hij geheel voor zich wilde, te verwonden. Luisteren wij naar het verbaal der Heilige zelve, getrokken uit het 29st(! hoofdstuk van haar leven: »Het be- ! haagde den Heer, dat ik verscheidene malen naast mij aan mijne linkerhand een engel zag; l hij was klein, zeer schoon en met een vlam- i mend gelaat , zoodat bij een der serafijnen scheen; in zijne hand zag ik een spies en aan het uiteinde een weinig vuur; hiermede, scheen 1 het mij toe , trof hij meermalen mijn hart en ! drong door tot de ingewanden, waarvan hij, , naar ik meende, een gedeelte wegnam; toen verliet hij mij, terwijl mijn hart door de goddelijke liefde als verteerd scheen. De smart was zoo hevig, dat zij mij eenige kleine zuch-ten deed slaken; en de zoetheid, door dis
Vovergroote smart in mij veroorzaakt, was zooi
----
51
— ----:---- -
ybuitenmate groot, dat ik het einde er van*
^niet verlangen kon, noch mijne ziel bniten God eenig geluk kon vinden. Het is geene lichamelijke, maar eene ziele-smart, zoo nochtans dat het lichaam er een weinig en zelfs veel deel aan heeft. Er bestaat dan tusschen de ziel en God eene zoete liefkozing; en ik smeek de goddelijke Goedheid ze te doen smaken aan hen, die aan de waarheid mijner woorden zouden twijfelen.quot;
O beminnelijke wonde! moeten wij dan uitroepen, o zoete smart! o wenschelijk vuur! O wonde, die ons in liefde ontsteekt voor hem, die de wonde slaat; zoete smart, zoeter zijt gy dan al de geneugten dezer wereld; o vuur, wenschelijker dan al de koninkrijken der aarde; gij zijt de dierbaarste gave die de goddelijke Minnaar aan zijne geliefde en getrouwe bruiden schenkt; gij zijt eene gave, die haren onmiddelijken oorsprong heeft in het minnelijk hart van God ; gij maakt ook, gelijk de Heilige zeide, dat de ziel door niets, buiten God, I bevredigd wordt.
Heeft iemand in zijn hart eene groote wonde, dan denkt hij voortdurend aan dengene, die hem de wond heeft toegebracht; en al zou hij hem ook willen vergeten , de smart zelve zou hem in zijn geheugen terugroepen. Zóó dan kan de ziel, die door Jezus\' liefde is gewond , niet langer leven, zonder Jezus te beminnen , zonder aan Jezus te denken. Mocht de wereld of het schepsel haar van zijne lief-derijke gedachte willen aftrekken , dan wordt
O zij door die wonde des harten zachtkens ge-j
— \'............
52
/noodzaakt te denken aan hem, die haai\' uit liefde wondde. Dit nu ondervond de Heilige, i die het verhaal dezer ontvangene gunst met ! deze van liefde vlammende woorden besloot: i Ik was als waanzinnig; ik had noch willen zien, noch spreken ; ik zou gewensoht hebben voortdurend te verblijven in de omhelzing , mijner zoete smart, welke mij een zoo groot 1 genot, zoo groote vreugde schonk, dat zij alle vreugde dezer wereld verre overtrof.
Maar, o God, wie zou zulk eene smart niet ombelzen , zoo althans smart mag genoemd ; worden, wat in ons dat gelukkig liefdevuur ontsteekt, hetwelk de Heiligen in den hemel gelukzalig maakt en gedurende de gansche eeuwigheid met vreugde vervult! Doch om ons hart voor te bereiden voor het ontvangen van dit vuur, en van deze wonde, moeten wij eindelijk eens voor goed besluiten, alles, wat God niet is, uit ons hart te verbannen, en ; edelmoedig aan alle schepselen vaarwel te zeg-; gen; roepen wij dan uit; wereld, eer, rijkdommen , schepselen, wat verlangt gij van mij ? Ik verzaak aan alles, ik verlaat u, vaarwel! Mijn God heeft mijn hart getroffen, hij heeft mij gewond, zijne liefde heeft eindelijk j geheel mijn hart ingenomen; hij gaf mij te ! verstaan, dat hij niet tevreden is, vooraleer hij het geheel bezit. Verlaat dan, o schepselen, verlaat mijn hart; gij kunt mij niet meer bevredigen, en ik , ik verlang niet meer naar uwe voldoening; schenk uw genot, aan wie het zoekt. ik voor mij wil u niet meer. En vwat wil ik dan? Ik wil God alleen; hij be-O
53
/vredigt mijn bart; hij is mij genoeg, ja God ^ alleen is mij genoeg! Reecis lang genoeg heb ik u fot mijn ongeluk bemind en gediend. Den tijd, die mij nog op deze aarde overig blijft, bij moge kort of lang zijn , wil ik geheel en alleen besteden om dien God te beminnen, die mij bet eerst beeft lief gehad en al mijne liefde verdient!
VRUCHT.
Wij klagen, dat wij God zoeken en niet vinden; onthecht uw hart van alle zaken, zegt de H. Teresia, zoek dan God en gij -zult hem vinden. \') Anders zullen die zaken, welke wij beminnen, ons voortdurend voor den geest : zweven en ons verhinderen God te vinden. I «0 hoe gaarne , zeide de Heer eens aan de | H. Teresia, zou ik tot vele zielen spreken; : maar de wereld maakt aan hun hart en hunne ooren zooveel gedruis, dat ik mij niet kan doen verstaan. Ach, zonderden zij zich slechts een weinig van de wereld af!quot; In vele zielen , die overweging houden , vindt de godde-| lijke liefde weinig of geen plaats, omdat zij zich naar de overweging begeven met een
; O O O
hart, vol van aardscbe geneigdheden. Vandaar de opmerking van den H. Ignatius van Loyola, dat eene van de wereld onthechte ziel meer voordeel trekt uit eene overweging van een kwartier uurs, dan eene andere, die nog gehecht is aan de wereld, uit eene meditatie van ver-: scheidene uren. Zoodra de vogel van zijne strikken bevrijd is, neemt hij zijne vlucht;
54
PS?©---------------e^
\' zoo ook de ziel, die niet leven kan zonder of1 het schepsel of den Schepper te beminnen, verheft zich zonder verpoozen tot God, zoodra zij van de aardsche geneigdheden bevrijd is. De leermeesters van het geestelijk leven zeggen ons, dat de gebreken het streven naaide volmaaktheid niet verhinderen , zoo de ziel maai- , na haren val in ootmoed en kalmte tracht op te staan; doch de kleinste gehechtheid , al was het ook maar een draadje , verhinderd zulks. De Romeinsche senaat stond volgens het verhaal van den H. Augustinus aan dertig duizend afgoden de aanbidding toe, dat is, aan zoovelen, als er over den ganschen aardbodem verspreid waren; maar aan den God der Christenen weigerden zij de aanbidding ; zij noemden hem hoovaardig, omdat zij wisten, dat hij alléén wil aangebeden worden. Hierin had de senaat het rechte voor; niet omdat onze God hoovaardig is, maar omdat hij de ware God is. Een dief stelt zich tevreden met een deel; maar de eigenaar heeft geen rust, alvorens hij alles heeft. God derhalve wil alléén ons hart bezitten, en daarom ook gebiedt hij aan eenieder: Diliges Domi-num Deum tuum ex toto corde tuo: \') gij zult den Heer uwen God uit geheel uw hart beminnen. De H. Teresia gaf aan een Overste dezen wenk: »Draag zorg de zielen tot de onthechting van al het geschapene te voeren; want zij moeten de bruiden worden van zulk een jaloerschen koning, dat hij wil, dat zij
1 Matth. \'22. 37. ^
55
OOJ
/■/Ach zeiven vergeten.quot; Trachten wij dan ons r hart te onthechten van de rijkdommen door 1 liefde voor de heilige armoede , van de vev-1 maken door de versterving, van eerzucht door | de nederigheid, van onze bloedverwanten door 1 afzondering, en eindelijk van onzen eigen wil door gehoorzaamheid aan de oversten; zeggen wij dan dikwijls dit voortreffelijk gebed; Cor mundum crea in me Deus;1) schep, o God, 1 in mij een rein hart. Schenk mij, o Heer, een ledig, een onthecht hart, opdat het door uwe heilige liefde alleen vervuld zij.
GEBED.
0 H. Teresia, die te gelijker tijd door uwen Bruidegom én ontstoken werd door zijn vuur, én gewond door zijne liefde; bid, bid voor mij, opdat ook ik door God \'gewond en ontvlamd worde, van nu af voor hem alleen j van liefde brande, die alleen verdient bemind te worden, en ik al de schepselen vergete, om den Schepper alleen lief te hebben, i En gij, mijn goddelijke Minnaar, mijn dierbare Jezus, daar gij door mij wilt bemind worden , ik bid en smeek u door de verdiensten van uw dierbaar bloed, de zuiverheid 1 van uwe Moeder Maria en door den liefdegloed van het gewonde hart uwer minnende Teresia , maak toch , dat mijn hart, door u geschapen om slechts u, mijn God en mijn Al, te beminnen, van nu af beginne de goederen der aarde te waardeeren zooals zij zijn ;
1) Ps. 50. 12.
( /
-eoamp;
56
^namelijk verachtelijk en vol ellende; maakgt;
^ toch dat mijn hart u voortaan beminne en achte gelijk gij zijt, als het eenig en oneindig goed. Dnld, smeek ik u, o Heer, dat een hart, hetwelk tot uw verdriet zoolang de schepselen heeft bemind , u liefhebbe. Ik begrijp , dat ik hierom niet meer waardig ben u te beminnen; doch daardoor hebt gij niet opgehouden die oneindig beminnelijke God te blijven, die gij altijd waart. Geef mij dan, dat ik u vurig beminne en niets anders liefhebbe dan u. O mocht ik u beminnen, mijn allerbeminnelijkste Zaligmaker, o mocht ik eens waarlijk liefhebben, dan voorzeker zou er in mijn hart geen plaats meer zijn voor de gehechtheid aan de schepselen. Maar waarom, mijn dierbaar Meester, waarom neemt gij geen bezit van geheel mijn hart, daar ik het u toch zonder voorbehoud schenk ? En is mijn hart nog aan het schepsel gehecht, maak gij het dan los door de zoete aantrekkelijkheid uwer liefde. O mijn God, mijn God, mijn God! o kom dan in mijn hart, verteer en verbrand er door uw zalig liefdevuur al de verlangens, al de beslommeringen, al de geneigdheden, die niet voor u zijn!
Maria, mijne Moeder, help mij! Jezus, mijne liefde, verhoor mij ! Dat uwe verdiensten mijne onwaardigheden overtreffen! Dat uwe goedheid zegeprale over mijne boosheid ? Dat uwe oneindige liefde zegeviere over mijn ondankbaar hart. Amen. Zoo bid ik, zoo hoop ik, zoo zij het! ,
57
8-1« OVERWEGING.
OVER HET VERLANGEN DER H. TERESIA NAAR DEN DOOD.
Vreest de wereldling zijne vergankelijke en ellendige goederen te verliezen, zoo scbroomen de Heiligen nog veel meer het verlies van I God, die een oneindig en eeuwig goed is , en ! die aan allen, die hem op aarde beminnen, ! zich zeiven in den hemel tot belooning beloofd heeft, door hun zijne schoonheid en eigene gelukzaligheid te doen smaken. Gelijk zij derhalve gedurende hun leven niets anders vreezen, dan de zonde en door de zonde het verlies der vriendschap van hunnen beminden Heer; zoo ook verlangen zij niets anders dan in Gods genade te sterven, en door hunnen dood de verzekering te erlangen, hem voor eeuwig te beminnen eu te bezitten. De dood derhalve, zulk een voorwerp van vrees voor den minnaar der wereld, wordt door de vrienden van God vurig verlangd, omdat, zegt de H. Bernardus, de dood voor die gelukkige zielen én het einde is hunner kwellingen én de poort des levens. Vandaar zien wij Heiligen, die deze aarde eene gevangenis noemden en den Heer smeekten: Educ de custodia animam menm: \') verlos mijne ziel uit de i gevangenis; of die met den H. Paulus het leven den dood zeiven noemden; Quis me li-\\ berabit de corpora mortis hujns: 2) wie zal
Ps. lii. 8. — 2) Rom. 7. 2i.
58
\'C/O-----------------------Ovag
mij van het lichaam dezes doods bevrijden ?V quot;\'Maar wie zal ooit kunnen verklaren dat ver-^ langen, die vurige begeerte otn te sterven, welke onze serafijnsche Heilige ondervond, voornamelijk toen de Heer haar tot zijne volmaakte liefde riep ? Zelve getuigt zij in haar levensverhaal, hetwelk zij op bevel van haren biechtvader schreef, dat haar verlangen naaiden dood, ten einde God te gaan aanschouwen , zoo groot was, dat het haar den tijd niet meer liet nog aan hare zonden te denken. Aldus sprak zij, omdat die nederige bruid van den Gekruiste, in de liefde tot haren Bruidegom, zonder ophouden de onvolmaaktheden , in den tijd begaan, betreurde; ! deze onvolmaaktheden noemde zij ontzettend i groot en de straffen der hel waardig; doch, gelijk hare levensbeschrijvers verhalen, hebben , zij in werkelijkheid nooit eene doodzonde uitgemaakt.
I 0
Als de Heilige aan het gevaar dacht, waar-; aan zij in dit leven was blootgesteld , God te i kunnen beleedigen en verliezen, zeide zij, dat ] één enkele dag, ja zelfs één enkel uur haar te lang toescheen , en daarom riep zij uit; «Helaas, Heer! zoolang dit ellendig leven duurt, loop ik altijd gevaar voor de eeuwigheid! O leven, dat de vijand zijt van mijn geluk! O hadde ik de vrijheid aan u een einde te maken ! Ik verdraag u, omdat God u verdraagt. Ik onderhoud u , omdat gij Gods eigendom zijt. Wees dan jegens mij noch verraderlijk, noch ondankbaar. O wanneer zal die geluk-vkige dag aanbreken, waarop ik u, mijn wil,
2? I
59
yin die eindelooze zee der hoogste waarheidV r zal gedompeld zien , waar gij nooit meer de ^ I vrijheid om te zondigen bezitten zult.quot; 1) Bij deze vrees, God in dit leven te kunnen beleedigen, voegde zich nog het groot verlangen i dier minnende ziel, om God het eenig voor-! werp barer liefde van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen en aldus God volmaakter te beminnen en zich geheel met hem te vereenigen ; het smartte haar zich van dat vaderland | der Gelukzaligen verwijderd te zien, en daar-i om weende en zuchtte zij zonder ophouden tot haren Bruidegom: «Hoelang, o Heere, ach hoelang zal deze ballingschap nog duren! Wat kan eene ziel uitwerken , zoolang zij in deze gevangenis is opgesloten! O Jezus! wat is toch \'s menschen leven lang! Om het eeuwig leven te erlangen, is het kort; maar lang voor de ziel, ■ die naar Gods tegenwoordigheid haakt!quot; -) Liet zij somwijlen de liefdevolle verzuchtingen vergezeld gaan van het mistrouwen op hare eigene verdiensten en van het vertrouwen op | God, dan vormde zij die heerlijke harmonie ; van liefde-ontboezemingen , waardoor zij haren I Beminde zoo welgevallig was; »0 leven, riep zij uit, o leven, hoe kunt gij nog bestaan , verwijderd als gij zijt van uw Leven? O dood, o dood ! ik weet niet, wie u vreezen zou , dewijl in u het leven gelegen is? Maar hoe moet hij u niet vreezen, die een gedeelte zijns j levens buiten de liefde van zijn God heeft 1 doorgebracht? Dien Hem dan, o mijne ziel,
D Uitr. 17. — 2) Ibid. 15.
--
I
60
----
.\'en hoop op zijne barmhartigheid, want deze ^ zal uw lijden vei-zachlen:quot; \')
Doch om ons een denkbeeld te vormen van het vurig verlangen der Heilige naar den dood, moesten wij hare smart kunnen begrijpen te midden der menschen te leven; want volgens hetgeen zij aan haren biechtvader verhaalde, scheen deze smart haar te ondermijnen en haar het leven te benemen; vandaar gebeurde het in dergelijke omstandigheden , dat zij bet gebruik der zinnen verloor. Ten einde hare gevoelens over dit onderwerp te ontboezemen, vervaardigde zij dat vlammend en beroemd gezang, hetwelk aldus begint:
Ik leef, maar aan mij zelf onthoven, Ik smacht naar eindloos hooger leven , En sterf, wijl ik niet sterven kan. En elders schreef zij in nog vuriger ontboezemingen: «Wanneer, o mijn God I wanneer dan zal ik geheel mijne ziel met u vereenigd zien, wanneer zullen al mijne vermogens zich in u verheugen? Duld niet, o Heer, dat zij nog van u gescheiden of verdeeld worden.quot; \'•\')
Geheel hare opbeuring, al haar troost in dit leven bestond in de gedachte aan den dood; »Diln, mijne ziel, zoo troostte zij zich in haar leven, dan zult gij uwe rust ingaan, wanneer gij, verslonden in de beschouwing van \'t oneindig Goed, begrijpen zult, wat hij begrijpt, beminnen zult, wat hij bemint, genieten zult , wat
•f) Uitr. 1—6. — 2) Leven, Ilfdst. 30. 3£N£gt;---——
61
hij geniet; d;in immers zult gij de ellenden, van uwen wil niet meer ondervinden.quot; \')
Derhalve kan men van onze Heilige getuigen, dat zij alleen door de hoop op het eeuwige leven, waarvoor zij aan alle goederen verzaakt had, in het leven gehouden werd. »Ik wil liever, zeide zij , leven en sterven in de hoop op het eeuwig leven, dan alle goederen te bezitten. Verlaat mij niet, o Heer, want in u stel ik mijne hoop. Moge ik u altijd dienen; en handel dan met mij naar welgevallen.quot; 2)
VRUCHT.
De vrucht dezer overweging zij dan eene groote begeerte naar den hemel. Toen men den H. Philippus Nerius de waardigheid van kardinaal kwam aanbieden, wierp hij den kardinaalshoed in de hoogte en riep in vervoering i en met ten hemel geslagen blikken uit; »den hemel, den hemel!quot;\' — Ue zalige Egidius ge-! raakte in verrukking en werd van den grond I opgeheven , als men hem ook maar in scherts ; toeriep: «Broeder Egidius, de hemel, de he-; mei.quot; De godgeleerden beweren, dat in het | vagevuur eene bijzondere smart wordt geleden door hen, die tijdens hun leven weinig i naar den hemel verlangd hebben, de smart | der kwijning genaamd; en te recht: want het ! is oen bewijs van weinig liefde tot God, niet 1 te verlangen, Hem van aanschyn tot aanschijn 1 te aanschouwen. Wat meer is, wij zuilen in dit leven nooit vrij zijn van minstens eenige kleine fouten ; en al beminnen wij hier bcne-
Uitr. 17. — 2) Escelum.
-----
den God, \'t is toch zoo onvolmaakt, dat wijV het on.s nauwelijks bewust zijn. Laat ons dus ^ vurig verlangen naar den hemel , waar wij God niet meer zullen beleedigen en Hem uit al onze krachten zullen beminnen.
Indien wij door droefheid gekweld worden, houden wij dan steeds goeden moed door de gedachte op den hemel. Indien de duivel en de wereld ons verboden vruchten aanbieden, kee-ren wij hun dan den rug toe en slaan wij onze oogen ten hemel. Wanneer de vrees voor de oordeelen Gods ons afschrikt, gedenken wij dan de goedheid Gods, die, om ons te overtuigen, hoezeer Hij zelf onze zaligheid verlangt, ons op strafte der verdoemenis gebiedt op gronde zijner barmhartigheid \'len hemel te verhopen. Zelf heeft Hij door zijn bloed en kruisdood voor ons den hemel willen verdienen en tot grooter zekerheid heeft Hij in het H. Sacrament des Altaars ons zich zeiven tot onderpand der toekomstige glorie geschonken.
Zijn wij dus bevreesd wegens onze eigene zwakheid, putten wij dan onze hoop en kracht in de goedheid Gods, die, gelijk llij ons zijne verdiensten heeft geschonken, opdat wij den hemel zouden kunnen verhopen, ons ook de kracht zal schenken om te volharden in zijne genade tot den dood, altoos onder deze voorwaarde , dat wij onze toevlucht nemen tot zijne barmhartigheid.
GEBED.
O mijne heilige voorspreekster, ik verheug
()mij met u, dat gij tot de haven, tot den ---
63
y eindpaal uwer verzuchtingen gekomen zijt ,N* ^ waar gij de goddelijke schoonheid niet meer ^ met het oog des geloofs , maar van aanschijn tot aanschijn aanschouwt, waar gij niet laiiger ; hoopt naar het hoogste Goed maar het geniet. \' Daar aanschouwt gij thans zonder sluier dien God, dien gij op aarde zoo bemind, naar wien gij zoo verlangd hebt. Uwe liefde wordt verzadigd , uw minnend hart heeft niets meer te wenschen 0 heilige Teresia, heb medelijden met mij, die mij nog te midden der stormen bevind; bid, dat ik zalig worde en in uwe vereeniging uwen God beininne , dien gij zoo vurig verlangt bemind te zien.
0 schoon vaderland, o zalig vaderland der minnende zielen, waar men God bemint zonder vrees Hem ooit te zullen verliezen , zonder verflauwing, zonder einde. Ik groet u van verre uit dit tranendal en ik verzucht naar u , enkel en alleen , omdat ik u mijnen God uit al mijne krachten hoop te beminnen.
En daar gij , o Jezus, mijne liefde, mij geschapen hebt, om u eeuwig te beminnen; daar gij mij met zooveel aandrang beveelt u lief te hebben en mij tot dat doel alleen het leven geschonken en mij, zelfs toen ik uw vijand was, in het leven behouden hebt; daar gij tegelijk zoo beminnelijk zijt en zoozeer mijne ziel bemint, dat gij, om zoo te spreken, niets meer doen kunt, om u van mij, on-waardigen en ondankbaren aardworm, te doen beminnen: o zeg mij toch, mijn God, waarom ik u niet bemin? zeg mij, vanwaar het komt, Q dat ik aan iels anders dan aan u mijne liefde
64
----
schenken kan. 0 mijn allerbeminnelijkste God.V ik zie reeds welk eene straf mij wacht. Ik^ zon verdienen veroordeeld te worden, om u niet meer te kannen beminnen; maar neen , mijne ziel, ik neem iedere straffe, uitgenomen deze, bereidwillig aan. Geef, dat ik u beminne, mijn God, en straf mij dan zooals het u behaagt. Ik wil zalig worden om u te beminnen. Verander dan mijn hart. Help mij om daaruit iedere liefde te verbannen, welke niet voor u is. Mijn Schepper, mijn God, mijn leven, mijn Beminde, mijne liefde, mijn al, maak mij zalig. Slechts daarom smeek ik u mij zalig te maken, om u voor altijd en uit al mijne krachten te kunnen beminnen. Doe dit om de liefde van Jezus en Maria.
O Maria, Maria, gij zijt mijne hoop; gij kunt, zoo gij slechts wilt; gij, die nimmer iemand , die tot u zijn toevlucht neemt ongetroost wegzendt. Ik neem mijn toevlucht tot u , ik vertrouw op u, door uwe bemiddeling hoop ik mijn God voor eeuwig te beminnen. Amen.
OVER DEN KOSTBAREN DOOD DER II. TERESIA.
De H. TereVia vertrok uit Burgos met het verlangen om zic\'j nair haar dierbair klooster van A.vila te begeven, ten einde in dat geliefkoosd verblijf, waar zij was ingetreden en waar zij met de hervorming der orde had aangevangen , eenige rust te smaken. Doch haar hemelsche Bruidegom riep haar naar eeneQ
Ife^e-—---
I
65
/andere woonstede, naar een ander vaderland.V
^ Hij beschikte het zoo, dat zij onderweg van
haar overste bevel kreeg, om zich naai- het
klooster van Alba te begeven, waar God haar
wachtte, om haar uit dezen aardschen kerker
te verlossen en haar ter eeuwige bruiloft in
te leiden.
Kom, o mijne heilige, kom, uw Bruidegom is voldaan over uwen arbeid ; hij heeft mecle-lijdea met uwe verzuchtingen. Kom tot de gewenschte rust, kom uit de stormen naar de haven. Kom dat nieuwe leven der liefde beginnen . hetwelk gij zult ingaan door den i liefdedood, dien de Heer u op deze gezegende i plaats voorbereidt.
i De Heilige gehoorzaamde en kwam op den , feestdag van den H. Mattheus van het jaar i 1582 in den namiddag om zes uur te Alba 1 aan.
Hare zusters ontvingen haar met grooten i eerbied, wellicht met het voorgevoel, dat zij I haar binnen kort zouden verliezen. Zij ontvin-j gen haren zegen en kusten hare hand, terwijl ; de Heilige haar woorden vol teederheid en liefde toesprak.
Teresia was bij hare aankomst vermoeid en ziek van de reis en door de koorts aangetast; hierom begaf zij zich , op verzoek harer zus-i teren spoedig ter ruste, terwijl zij zeide: »God i helpe mij , kinderen, o hoe vermoeid gevoel ik mij! Sedert meer dan twintig jaren ben ik niet meer zoo vroeg te bed gegaan als dezen avond. Gezegend zij de Heer, dat ik in uw midden ziek ben geworden.
RS^O--
Gedurende de acht volgende dagen bleef zij voortdurend ongesteld. Dagelijks nochtans stond zij op om Jezus in de H. Communie te ontvangen Jezus was bet eenig Leven van I haar leven.
Dan, op den feestdag van den H. Michael, werd zij door de kwaal aangetast, die haaiden dood zou berokkenen en moest zij zich op j het ziekbed nedeiieggen om er niet meer van j op te staan. Daar bleef zij één dag en één j nacht in geestverrukking, en vernam dat de ure harer rust nabij was, en tevens het oogen- i blik van haar verscheiden. Zij zeide dan ook 1 aan hare beminde reisgezellin, de eerwaarde ! zuster Anna van den H. Bartholomeus, dat het uur van haar vertrek genaderd was. Toen Pater Antonius van Jezus drie dagen voor haren dood hare biecht kwam hooren , zeide hij haar, dat zij God zou bidden haar leven te sparen voor het welzijn der hervormde orde, . doch de Heilige antwoordde, dat zij zich daar- i voor geen moeite meer zou geven , wijl haar | vertrek zeker en haar verblijf op aarde niet j langer meer noodig was. De geneesheeren zetten haar koppen, en zij liet het geduldig toe, niet met het verlangen om te genezen, maar met het doel om te lijden en om, wat zij altijd verlangd had , onder het lijden haar leven te eindigen uit liefde tot haar beminden Bruidegom, die onder zoo vele smarten had willen sterven.
Op den vooravond van het feest van den H. Franciscus vroeg zij de heilige teerspijze.
2)Middelerwijl de priester zich gereed maakte^ k.)Middelerwijl de priester zich gereed maakte^ k.
- CNJï
I
■OOJ
67
dat verlangen te voldoen , riep 7,ij de zusters in bare cel bijeen en terwijl zij daar bedroefd en weenend rondom haar geschaard waren, sprak zij tot baar, met saamgevouwen banden: «Mijne kinderen, vergeeft mij bet kwade voorbeeld, dat ik u gegeven beb en volgt niet bet voorbeeld na van mij, die de grootste zondares ben der wereld, en die onder u allen bet minst mijn regel beb onderhouden. Om de liefde Gods, bid ik u, mijne kinderen, onderhoudt volmaakt den regel en gehoorzaamt uwen oversten.quot; \') Zij, die de gehoorzaamheid zoozeer bemind bad, beval in baar sterfuur niets anders aan, omdat zij maar al te wel overtuigd was , dat van de volmaakte gehoorzaamheid de volmaaktheid van iedere religieuze afhangt. Op het gezicht van het H. Sacrament, hetwelk baar gebracht werd, gevoelde zij, niettegenstaande hare uiterste zwakheid, nog kracht genoeg om zich op hare sponde overeind te richten. De drift barer liefde, zoo lezen wij in bare levensbeschrijving, was zoo groot, dat zij het bed scheen te willen verlaten , om den eenig Beminde barer ziel te gemoet te snellen en in haar hart te ontvangen. Haar gelaat werd toen zoo glanzend en schitterend, dat men den aanblik daarvan niet verdragen kon. Terwijl baar einde naderde, sprak zij met gevouwen banden en steeds meer ontvonkt van liefde , tot baren Bruidegom , dien zij zoo allerteederst beminde: »0 mijn Heer en Bruidegom, thans is het ge-
t
1) Rib. Boek 3. Hfdst. JS.
----O^ot
I
68
ywensehte uui\' gekomen, waarop wij elkanderV ^zullen aanschouwen. 0 mijn Heer, het uur is^ gekomen, waarin ik dit ballingsoord zal verlaten, waarin mijne ziel met U datgene, waarnaar zij zoo vurig verlangde, gaat genieten.quot; \') \'t Was haar een groote troost en zij dankte er God voor, kind der H. Kerk te zijn, en jubelend bleef zij herhalen: 0 Heer, ik ben een kind der Kerk.quot; 1) Eveneens herhaalde zij voortdurend het vers van David: ))Een vermorzeld en verootmoedigd hart, o God , zult gij niet versmaden.quot; »Cor conlrilurn et humi-liatum, Deus non despicies!quot; 3)
Nadat zij den volgenden dag den H. Olie ontvangen had, geraakte zij , terwijl zij een kruisbeeld tusschen hare armen hield, in geestverrukking en bleef zoo veertien uren achtereen opgetogen, geheel beweegloos en met ontvlamd gelaat, terwijl zij reeds een voorsmaak had van de groote glorie, die God haar in den hemel voorbereidde en waartoe de Bruidegom haar opriep zeggende: sSta op, haast u mijne vriendin en kom.quot; 4)
Vóór dat de Heilicre den geest gaf, zag de
o o o 7 o
eerwaardige zuster Anna, hare gezellin, aan het voeteinde van haar bed, Jezus baar Bruidegom met tal van engelen wachtend, om haatten hemel te geleiden. Zij zag ook, hoe hare lieve Moeder Maria en haar beminde Vader de H. Jozef haar gezelschap hielden. Vervolgens zag zij een groote schare, in helderwit
ei
50. t. 18. — 4) Cant. 2. 10
60
yen blinkend gewaad in plechtigen optocht deV ^cel, waarin de Heilige stervende was, binnen^ trekken: zij meende dat het de tienduizend martelaren waren, die haar tijdens haar leven beloofd hadden, haar ten hemel te zullen vergezellen. Toen nu deze stoet hare sponde naderde ontvonkte haar hart in zulk een gloed van liefde, d it haar laatste levensspranken in dat zoetste liefdevuur verteerd werden; zij stierf door het geweld der hemelsohe liefde. Hare gezegende ziel verliet dezen kerker als eene minnende duive, strevende naar het bezit van haren beminde, en inderdaad zag men hare ziel als eene witte duif ten hemel vliegen. Op hetzelfde oogenblik verscheen zij glansrijk aan zuster Catharina van Jezus en zeide haar, dat haar leven door overmaat van liefde was uitgedoofd en dat zij nu G-od ging genieten. Haar gezegend en maagdelijk lichaam verspreidde een alleraangenaamsten geur, waarmede het gansche klooster vervuld werd.
VRUCHT.
Ziedaar dan de heerlijke vergelding, welke de Heiligen na hunne vermoeienissen in het sterfuur erlangen. Terwijl de zondaars in hun doodsuur al den voorsmaak ondervinden hunner verdoemenis, — want zij zijn ten prooi aan moedeloosheid, wroeging, beschaming en wanhoop, — sevoelen de Heiligen vrede, vertrouwen
O ^ O
en blijdschap en vinden daarin het onderpand hunner zaligheid. Helaas, hoe kunnen toch zooveel verblinden alleen hunne gedachten Q vestigen op deze wereld, daar zij toch weten, Q
70
-©lt;53
dat alles slechts van korten duur is. Komt, o dwazen, komt zien in de annoedifje cel van
m • •
Teresia, in welk eene tevredenheid zij sterft en vertrekt uit deze wereld; reeds bij haar leven had zij deze wereld verlaten, om zich aan God te geven. Godvruchtige ziel, houd toch altijd het einde van dit alles, namelijk uw sterfuur voor oogen, en doe nu , wat gij dan zoudt willen doen, maar niet meer zult kunnen; zóó zult gij u heiligen en eenmaal een zaligen dood sterven.
GEISED.
Ziedaar dan o H. Teresia, uwe verzuchtingen verhoord , uwe verlangens vervuld, uwe liefde bevredigd. Gij zijt nu reeds verlost uit uvv ballingschap, gij zijt reeds de eeuwige rust binnengegaan. Gij behoeft niet meer in dat gelukkig vaderland te smeeken, uw leven te mogen eindigen; want gij bezit reeds dat ware leven, dat in eeuwigheid en ten volle uw hart zal verzadigen en u niets anders meer te wenschen overlaat. Gij geniet thans dat Goed, hetwelk gij bemind hebt. Gij be- ! mint den God, dien gij gezocht hebt, gij be- \' zit de Liefde, waarnaar gij verlangd hebt. | Hierover verblijd ik mij met U en dank uwen j God, die U in het verbljjf der gelukzaligen, I als zijne eeuwige bruid en met zooveel glorie i gekroond heeft. Doch vergeet in uwe verhef- | fing ons ongelukkigen niet; ontferm u over \' ons, die nog zwervend ronddwalen en nog te 1 midden van zoovele gevaren zuchten in dit dal van tranen. Heb medelijden met ons enQ
fes©.-------------
71
Clt;po------------ -------------------OvX?
.(spreek voor ons bij Jezus, opdat Hij ons die *. V menigvuldige zonden vergeve, die wij tot hier- ^ toe bedreven hebben. Bid hem, dat Hij ons bevrijde van alle gehechtheid aan deze wereld, want daardoor zouden wij het geluk kunnen missen, om eens eeuwig met ü (iod te beminnen in den hemel.
En gij, beminnelijke Verlosser en Vader der zieken, laat het tot glorie uwer verdiensten strekken, ook mij zalig te maken; doe my in uwe genade uit dit leven scheiden. Ach, mijn eenig G-oed , het is waar ik heb u onder alle schepselen het meest miskend; ik ben met weldaden overladen en toch zoo ondankbaar geweest. Doch thans verlang ik U van ganseher harte te beminnen en mij geheel en al toe te wijden aan uwe heilige liefde. Neem mij aan, o Heer, want ik geef mij geheel aan U en wijd mij onvoorwaardelijk aan U toe. Ik veracht en versmaad als slijk, al wat de wereld waardeert, al wat ze mij aanbiedt, om U alleen, o Jezus, en uwe liefde te gewinnen. In één woord, ik begeer niets anders dan U , o mijn God en mijn al, U alleen in den tijd en in de eeuwigheid. Gij alleen zijt en zult altijd zijn mijn eenige schat, waarvoor ik alleen wil leven, waarnaar ik altijd wil verlangen. Geef gij , mijn allerbeminnelijkste Zaligmaker, dat dit verlangen, hetwelk gij zelf in mij opwekt, door uwe genade in mij volmaakt worde. Gij zijt geheel verteerd van liefde voor mij; laat mij ook verteeren van liefde tot U, opdat ik U eenmaal moge beminnen in den hemel, Vwaar ik U niet meer zal kunnen verliezen,v
nóch U ondankbaar wezen, maar waar ik UV zal beminnen uit al mijne krachten en gedu- ^ rende de gansche eeuwigheid.
En gij, mijne allerzoetste hoop, allerheiligste altijd zuivere Maagd Maria, verwerf mij van uwen Zoon al wat ik verlang. Om de liefde van dien Zoon bid ik U, mij als uwen ge- ; ringsten slaaf\' onder het getal uwer dienaren i aan te nemen. Gij zijt mijn toevlucht en mijn heil. Laat toch niet toe, dat iemand, die op u vertrouwt, verloren ga. Door uwe tusschen-komst hoop ik in den hemel eeuwig Gods barmhartigheden te zullen loven. Met de woorden , die aan uwe dochter Teresia tijdens haar s aardsche leven zoo aangenaam waren, wil ik steeds verzuchten en uitroepen: »Misericor-dias Domini in (dernum. cantabo, in ceter-num cantabo!quot; \') ^De barmhartigheden des Heeren zal ik zingen in eeuwigheid. Amen. Zoo zij het.
OVERWEGING voor den feestdag der H. Teresia.
15 Oktober.
1. Beschouwen wij de vurige liefde, welke deze H, Serafijne Gode toedroeg, \'t Scheen haar onmogelijk, dat er iemand op de wereld ware, die God niet beminde en zjj zeide; »Mijn God, zijt gij niet allerbeminnelijkst door uwe on-
73
----
ige volmaakiheden en door de oneindigeV , L.^.e, die gij or.s toedraagt? Hoe is het dan^ ! mogelijk, dat er iemand gevonden worde, die j U niet bemint? Zij was allerootmoedigst; maar i wanneer zij van liefde sprak aarzelde zij niet te zeggen: »Ik ben de onvolmaaktheid zelve behalve in verlangens en in liefde.quot; \') De Heilige ; liet ons deze schoone les achter: ^Onthecht . uw hart van alles en zoek God, dan zult \' gij Hem vinden.quot; -) En op eene andere plaats | zeide zij; »Wie God bemint, kan zich gemakkelijk los maken van de aarde. O mijn God , er is niets anders noodig dan ü oprecht te beminnen, want dan maakt gij alles licht,.quot; 3) : »Daar men leven moetquot;, zoo schreef zij elders: ))dat men dan leve voor U en dat voortaan alle eigenbelang een einde neme. Wat zou men grooters kunnen verlangen dan U te behagen ? O mijne vreugde en mijn God, wat zal ik doen om U welgevallig te zijn?quot; 4) Zij zeide zelfs , dat het haar bij hare intrede in den hemel niet smarten zou, indien zij door anderen in glorie overtroffen werd; maar zij zou niet kunnen dulden, dat anderen, meer dan zij, God beminden.quot; 5)
2. Hetgeen wellicht in deze Heilige het meest te bewonderen valt is de vastberadenheid, waarmede zij alles wat zij als Gode welgevallig erkende trachtte te volvoeren: «Er is niets, zeide zij , hoe zwaarwichtig ook, dat ik niet moedig zou durven ondernemen.quot; 6) Even-
1) Leven, Hfdat. 35. — 2) Wenken. 36. — (|)3) Leven, Hi\'dst. 35. —- 4) Exclam. 15. — 5)
\\Boek 4. llfdst. 10. — 6) Leven, [Ifdst. .4
---
1UU.
7\'t
--OOI
eens zeide zij, dat de liefde Go Is verkregen wordt door het vast besluit, van voor bem te werken en te lijden. \') ))Want\'\', zeide zij op eene andere plaats, »voor besluitelooze zielen heeft de duivel geen vrees.quot; -) — Het is bekend , hoe zij , om aan God te behagen, de gelofte aflegde van in alle zaken steeds het volmaakste te verrichten. En dewijl de liefde Gods zich het best in het lijden toont, daarom verlangde zij slechts te leven om te lijden. Daarom schreef zij : »Het leven zonder lijden schijnt mij ondragelijk toe,quot; en vurig smeekte zij God om te lijden. ))Ik zeg hem uit geheel mijn hart: Beer, of lijden of sterven, niets anders, neen , niets anders vraag ik u voor mij.quot; T) Hare liefde steeg tot zulk een hoogen graad, dat Jezus Christus haar eenmaal zeide: sTeresia , gij zijt geheel de mijne en ik ben geheel de tiwe.quot; 4)
3. Zij was haren Bruidegom zoo dierbaar geworden, dat Jezus een serafijn zond, om met een vurigen pijl haar hart te verwonden. Zij stierf dan ook gelijk zij geleefd had, geheel brandend van liefde. Toen het einde haars levens naderde. kon zij niets anders dan verzuchten naar den dood en naar de vereeniging met haren God : »0 doodquot;, riep zij uit: »ik weet niet, wie u kan vreezen; want in u is het leven opgesloten. Mijne ziel, dien uwen God en verhoop van hem de genezing uwer smart.quot; 5) Daarom vervaardigde zij dat teedere gedicht:
1) Tour. Hfdst. 5. — 2) Weg der volm. Hfdst. 24. — ,3) Ibid. Hfdat. 40. — 4} Leven, Hfdst. 39. —(h
5) Exclam 6. /
—--
V Ik leef, maar aan mij zelf ontheven , V
^ Ik smacht naai- eindloos hooger leven,
En sterf, wijl ik niet sterven mag.
Toen haar de H. Teerspijze gebracht werd, riep zij uit: »0 mijn God. thans is het ge-wenschte uur gekomen, nu is de tijd genaderd , om elkander van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen. 1) Daarna stierf zij van loutere liefde, gelijk zij zelve na haren dood openbaarde. 0 heilige Serafijne, thans geniet gij dien God, dien gij zoozeer bemindet tijdens uw leven, te midden van zoovele gevaren om Hem te verliezen. Verwerf ons, door uwe gebeden, dat wij onzen God voor eeuwig met 1 u in den hemel komen beminnen.
76
KORTERE NOVENE TER EERE DER H. TERESIA.
voor iederen. dag der Novene.
Allerbeminnelijkste Zaligmaker, Jezus Chris-] tus, wij danken u voor de groote gave des Geloofs en der godsvrucht tot het allerheiligste Sacrament, welke gij aan uwe beminde dochter Teresia verleend hebt. Door uwe verdiensten en die uwer trouwe bruid bidden wij U om de genade van een levendig geloof tegelijk met eene vurige godsvrucht tot het allerheiligste Sacrament des altaars, waarin uwe oneindige Majesteit zich verbonden heeft, tot het einde der eeuwen met ons te blijven en waarin gij ons U zeiven met zooveel liefde geschonken hebt.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Barmhartigste Heer, Jezus Christus, wij danken voor de groote gave der hoop en van vertrouwen aan uwe beminde dochter Teresia Q verleend. Door uwe verdiensten en die uwer
----FvQ
/ /
PïtO---
bruid vragen wij u, uit kracht van uw dier-\' baar Bloed, dat geheel voor ons vergoten is , een groot vertrouwen op uwe goedheid.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Allerbeminnelijkste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de groote gave der liefde, welke gij aan uwe beminde Teresia verleend hebt. Door uwe verdiensten en die uwer teerbeminde bruid bidden wij u, ons die groote en alles overtreffelijke gave uwer volmaakte liefde te schenken.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
IV.
Allerzoetste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de groote begeerte en het onwankelbaar besluit, aan uwe beminde Teresia ingegeven, van u alleen volmaakt te beminnen. Door uwe verdiensten en die uwer edelmoedige bruid bidden wij u, ook ons die waarachtige begeerte, dat vaste besluit in te boezemen , u alleen, zooveel in ons vermogen is , te behagen.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
9? f
Goedertierenste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de groote gave van nederigheid aan uwe beminde Teresia verleend. Door
78
uwe verdiensten en die uwer allernederigste bruid vragen wij u de gave eener ware ^ ooi moedigheid, zoodat wij gaarne in vernederingen leven en de versmading boven alle eer beminnen.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
Allermilddadigste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de gave dier teedere godsvrucht tot uwe lieve Moeder Maria en haren heiligen bruidegom Jozef, aan uwe beminde Teresia geschonken. Door uwe verdiensten en. die uwer uitverkorene bruid, smeeken wij u om de genade eener bijzondere en kinderlijke godsvrucht lot uwe allerheiligste Moeder Maria en uwen beminden voedstervader, den H. Jozef.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
VII.
Allerliefderijkste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de genade der liefdewonde, waarmede gij het hart uwer beminde Teresia verwondet. Door uwe verdiensten en die uwer allervurigste bruid bidden wij u, ook ons die wonde \\an liefde te schenken, opdat wij voortaan aan niets anders denken dan aan u en u alleen te beminnen.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
VIII.
? Beminde Heer en Meester, Jezus Christus , —---O/^u
79
Vwij danken u vooi- de vurige begeerte, uwerV ^beminde Teresia ingestort, om te sterven. Door^ uwe verdiensten en die uwer standvastige bruid, bidden wij u, ook ons het verlangen naar J\'jn dood in te storten, ten einde u eeuwig te bezitten in het hemelsch vaderland.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
IX,
Allerdierbaarste Heer, Jezus Christus, wij danken u voor de laatste gave, aan uwe beminde Teresia vóór haren kostbaren dood geschonken, met haar zacht, door de kracht der liefde te doen sterven. Door uwe verdiensten en die uwer dierbaarste bruid smec-ken wij u om de genade van een goeden dood, van te sterven, zoo niet door de kracht j der liefde, dan ten minste brandend van liefde om u vervolgens en voor eeuwig met nog volmaakter liefde te beminnen in den hemel.
Onze Vader. Wees gegroet. Glorie zij den Vader, enz.
V. Bid voor ons, o H. Teresia..
R. Opdat wij waardig worden de beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Verhoor ons, o God en Heilmd , opdat wij, gelijk wij ons verheugen bij de gedachtenis uwer zalige maagd Teresia, wij alzoo door het voedsel harer leer mogen gesterkt en door
de warmte harer godsvrucht mogen onderwezen worden. Door Jezus Christus onzen Heer. Amen.
80
Belmoptc Öcfcninq öer Volmaaldlicic»
bijeenverzameld uit do lessen DER
Geheel de volmaaktheid bestaat in de be- ! oefening dezer twee zaken : in de onthechting der schepselen en in de vereeniging met God. Dit alles is opgesloten in de groote les, welke Jezus Christus ons gaf: Si qui* vult post me me venire abneget semelipsum, et tollat cru-cem suam, et sequatur me: \') »Die na Mij wil komen, verloochene zich zeiven, neme zijn kruis op en volge mij.quot;
§ I-
OVER DE ONTHECHTING VAN DE SCHEPSELEN.
De H. Joannes zegt ons omtrent de onthechting der schepselen: Omne, quod est in mundo, concupiscentia carnis est, et con-cupiscentia oculorum, et superb ia vitce. 2) «Alles, wat in de wereld is, is begeerlijkheid des vleesches, begeerlijkheid der oogen en hoo-
1) Matth. 16. 24. — \'2) I Joa. 2. 13.
81
----------------------
/vaardij des levens.quot; Alle fouten ontstaan dus ^ uit eene drievoudige ongeregelde drift: uit de liefde tot vermaken, tot aardsehe goederen, tot eigen roern. Hierop doelt de schoone spreuk der H. Teresia: »Het is niets meer dan billijk, dat hij, die verloren zaken najaagt, ook met hen verloren ga!quot;
De liefde tot vermaken en zelfvoldoening wordt overwonnen door middel van de inwendige en uitwendige verstervino.
o n n
De inwendige versterving vordert, dat men zyne driften regele en nimmer handele uit eigenliefde, ijdelheid , kwaden luim, of om mensohelijke beweegredenen, maar alléén om aan God te behagen. De inwendige driften worden vei\'deeld in twee hoofdsoorten: in grammoedige en begeerlijke.
Van de grammoedige is de toorn de hevigste. Hij wordt door de deugd van zachtmoedigheid overwonnen, die op de volgende wijzen kan beoefend worden : 1quot; nimmer toornig zijn op den evennaaste ; 2quot; zachtmoedig met allen omgaan; 3quot; spreken met zachte stem, kalm gelaat en minzame woorden , vooral tegenover driftige of lastige personen; 4° de gebreken, beleedigingen en de tegenspraak des evennaasten met kalmte verdragen; 5quot; den vrede en den moed niet verliezen bij het gezicht zijner eigene fouten, maar met een ootmoedig hart aanstonds uit dezelve opstaan door bedaard eene korte akte van berouw te verwekken ; voorts niet langer daaraan denken, maar met meerderen ijver en meer vertrouwen in God, op den-
() zelfden weg voortgaan , en dit telkens doen, \\\' --
82
--
.(■zoo dikwijls men hervalt: 6° nooit spreken of\\ ^ handelen, wanneer het hart ontsteld is. De H. Pranciscus van Sales zeide: ))Ik heb een verbond aangegaan met mijne tong om niet te spreken, wanneer mijn hart ontroerd is!quot; In zulke omstandigheden is het zeer nuttig zijn biechtvader of een anderen geestelijken persoon te raadplegen.
Wat de begeerlijke driften betreft deze moet men overwinnen door zich te wapenen tegen iedere ongeregelde liefde, vooral voor jeugdige personen van het ander geslacht, door hun gezelschap, lieftallige woorden, brieven of geschenken, kortom, alles te vermijden, wat die genegenheid kan opwekken. De H. ïeresia zegt: »Verwijder van uwe oogen de kwade gelegenheden, en aanstonds wendt de ziel zich tot God , om hem te beminnen.quot; — Wanneer het bloedverwanten zijn, trachten wij dan altoos eerder God dan hen te bevredigen; de bloedverwanten immers zoeken meer hunne belangen dan de onze. Wij mogen derhalve: 1quot; nooit de beoefening der noodzakelijke deugden nalaten om hunnen zin in te volgen. 2° Zoo God ons tot een volmaakteren staat of volmaakter leven roept, moeten wij hen moedig verlaten, en eerder aan God dan aan hen gehoorzamen. 3° Wij moeten ons niet met familie-zaken bemoeien, zoo dit schadelijk is voor ons geestelijk welzijn, tenzij de liefde of eene volstrekte noodzakelijkheid dit vordert.
Tot de inwendige versterving behoort vooral het overwinnen van zijn eigen wil, hetgeen v geschiedt door de deugd van gehoorzaamheid.1
/De gehoorzaamheid, zegt de H. Teresia, is deV
^ kortste weg der volmaaktheid , en zij roept ^ uit: »0 deugd van gehoorzaamheid, gij vermoogt alles!quot; \') De H, Catharina van Bologna zeide insgelijks, dat de gehoorzaamheid alleen Gode\' aangenamer is dan alle andere goede werken. De beoefening dezer deugd vordert: 1quot; Dat men in alle handelingen, hoe gering ze ook wezen mogen, zich regele naar de gehoorzaamheid, dat wil zeggen, naar den wil der oversten, naar de plichten van onzen staat en de raadgevingen des biechtvaders. »De duivel, zegt de H. Teresia, weet, dat de gehoorzaamheid het redmiddel is der ziel, en stelt daarom alles in het werk om dezelve tegen te gaan.quot; 2) «Daarenboven, zegt zij, verlangt God van eene ziel, die vast besloten is Hem te beminnen, niets anders, dan dat zij gehoorzame.quot; 3) 2quot; Dat men vaardig gehoorzame, het gebodene aanstonds volbrenge en gehoorzaam zij in alles, tenzij het gebodene klaarblijkelijk zonde ware. 3quot; De gehoorzaamheid moet tevens zijn bereidwillig en 4quot; blindelings, zoodat wij het bevel der oversten volbrengen, zonder de reden te vragen waarom dit of dat geboden wordt, ons gevoelen schikkende naar dat der overheid. Overigens is het het veiligste in goede zaken, waar geene uitdrukkelijke gehoorzaamheid gevorderd wordt, datgene te kiezen , wat strijdt met onze eigene neiging.
De uitwendige versterving eischt, dat men
1) Leven, Hfdst. 18. — 2) Fond, Hfdst. 5. — ) Fond, Hfdst. 5. )
84
yzijne zinnen versterve, en 1° het Gezicht: nooit de oogen vestigen op ongeoorloofde, gevaarlijke of ijdele voorwerpen; de oogen neergeslagen houden en de zedigheid in acht nemen bij het uit- en aankleeden en bij elke andere gelegenheid. 2quot; Het Gehoor : niet luisteren naar leugenachtige, morrende of oneerbare gesprekken. 3° Den Eeuk: zich het genot ontzeggen van geurige bloemen, welriekende wateren , kruiden, enz. 4quot; Den Smaak, met betrekking zoowel tot de hoeveelheid als tot de hoedanigheid der spy zen. Wat de hoeveelheid der spijzen aangaat: niet eten of drinken enkel uit zinnelijk genot of tot volkomen verzadiging toe, maar alleen zooveel gebruiken als noodig is; ten tweede, niet eten buiten tafel; ten derde, altijd een gedeelte over laten ter liefde van Jezus en Maria; ten vierde, \'s avonds weinisf gebruiken en zich zelfs nu en
O O
dan het avondmaal ontzeggen; ten vijfde, op sommige dagen der week zicli eenige onthouding opleggen; ten zesde, vrijdags en zaterdags vasten op water en brood, of minstens maar ééne soort van spijzen gebruiken. Wat de hoedanigheid der spijzen aangaat, moet men ten eerste geene keurige, uitgezochte en gekruide spijzen zoeken , of prikkelende sausen , specerijen, enz; ten tweede, men menge soms onder de spijzen eenig bitter kruid; ten derde, men klage ten minste niet, wanneer de spijzen koud of onsmakelijk zijn of slecht zijn toebereid. 5° Men versterft het gevoel, vooreerst, door zijn gemak niet te veel te zoeken in hei
O slapen, kleeden of zitten; vervolgens, door zich 0
85
des winters te onthouden van vuur en band-gt; schoenen en des zomers van waaiers; ten derde, door zich eenige lichaamsverstervingen op te leggen-, die echter steeds door de gehoorzaamheid, aan den biechtvader verschuldigd, geregeld moeten zijn; anders toch, zegt de H. Philip-pus Nerius, verliest men óf zijne zaligheid óf de ootmoedigheid. Ten vierde, door ten minste niet te klagen bij ziekten, vermoeienissen, ongemakken, inwendige angstvalligheden, en deze steeds aan Jezus Christus op te dragen. De FI. Teresia liet ons aangaande de uitwendige versterving, de volgende schoone spreuken na: ))Meenen, dat Grod degenen, die hun gemak zoeken , in zijne vriendschap toelaat, is eene onzinnigheid.quot; \') sEene vorstelijke tafel en het inwendig leven zijn met elkaar in strijd.quot; 2) «Zielen, die God in waarheid beminnen, verlangen niet naar rust.quot; :l)
Tot de uitwendige versterving behoort tevens het versterven der tong door de deugd van stilzwijgendheid. De stilzwijgendheid vordert: 4quot; dat men weinig en met bedachtzaamheid spreke, 2 \' op bepaalde uren van den dag in het geheel niet spreke, tenzij uit noodzakelijkheid, 3quot; dat men dikwijls over God spreke en steeds onder zijne gesprekken eene geestelijke gedachte menge. De H. Teresia zeide: »Jezus is steeds bij de gesprekken der dienaven Gods tegenwoordig, en het is Hem zeer aangenaam, dat zij gaarne over Hem spreken.quot; 4)
j. -I i Weg der volra. Mfdst. 19. — 2) Weg der volm. a VHfdst. 4. — 3) Fond, Ht\'dst. 3. —4) Leven, Hfdst. 34. W
86
De tweede ongeregelde liefde is de zucht V ^ naar wereldsche goederen. Zij wordt door de ^ deugd van armoede overwonnen. 1quot; Door zich van al het overtollige te ontdoen en enkel het noodzakelijke te behouden, of ten minste geene verkleefdheid te hebben aan datgene, wat men bezit. 2quot; Door het geringste voor zich te kiezen. 3quot; Door zich te verheugen, wanneer zelfs het noodige ontbreekt. De H. ïeresia zeide: »De armoede is een goed, dat alle goederen der aarde in zich besluit.quot; \') En op eene andere plaats: »Hoe minder wij hier bezitten, des te meer zullen wij genieten in de eeuwigheid.quot; 2)
De derde ongeregelde liefde is het vei langen naar eigen roem, en het geneesmiddel voor die kwaal de deugd van nederigheid. Ter beoefening van deze deugd is het noodig: lquot; Alle zelfbehagen te vermijden en van het goede, dat men verricht, de eer aan God alleen te schenken. De H. Teresia zegt; ))Zoo wij God alléén trachten te behagen, zal de Heer ons de kracht verleenen om alle gevoel van ijdele glorie te overwinnen.quot; 2quot; Zich slechter te achten dan de anderen, en allen beter dan zich zeiven. Anderen steeds prijzenswaardig beschouwen en zich zeiven berispenswaardig, vooral met betrekking tot zoovele genaden, welke wij van God ontvangen hebben. 3quot; Verlangen, dat wij als zoodanig geacht en behandeld worden. 4quot; Geen lof of geene eervolle
Ou.-
ïx
1) Weg der volra., llfdst. 2. — 2) Fond. Hfdst. 3) Leven, Hfdst. 10.
87
----- ------------
posten najagen, noch iloze aanvaarden, tenzij* uit gehoorzaamheid. 5° Zich nooit verontschuldigen of verdedigen , wanneer men zelfs ten onrechte beschuldigd wordt, tenzij daardoor ergernis ontsla , of Gods meerdere eer verhinderd worde. De H. ïeresia zegt: »Een enkel maal zich niet verontschuldigen, doet de ziel meer in volmaaktheid toenemen dan tien predikatiën.quot; \') 6quot; Nooit, tenzij om beterswille, met lof van zich zeiven spreken met betrekking tot zijne talenten , zijne geboorte, zijne bloedverwanten, zijne rijkdommen enz. 7quot; Geduldig , ja zelfs verheugd zijn uit liefde tot God, zoo men versmaad, berispt, bespot, gelasterd en vervolgd wordt. De H. Teresia zeide: »Wie zoude den Zaligmaker kunnen aanschouwen , bedekt met wonden, in lijden en vervolging, zonder even als hij het lijden aan te nemen en er zelfs naar te verlangen?quot; \'2) | Daarom vroegen de Heiligen dikwijls aan God, ter liefde van hem veracht te worden. Het | is zeer nuttig gedurende de overweging zich ! de wederwaardigheden voor oogen te stellen , 1 die ons kunnen overkomen, en zich bereid ! te houden dezelve te verdragen. De H. Teresia verklaarde, dat ;)ééne oefening van nederigheid meer waard is dan al de wetenschap dezer wereld.quot; 3)
j. 1) Weg der volm., Hfdst. 16. — 2) Leven, Hfdst. a,
v26. — 3) Leven, Hfdst. 15. V
--
88
------------
OVER DE VEREENIGING MET UOU.
Het tweede en wel het voornaamste middel om tot de volmaaktheid te komen, is de Ver-eeniging met God. Zij wordt op de volgende wijze verkregen.
I. Door eene volmaakte liefde tot God. AVij moeten God beminnen: lü boven alles. Men bemint God boven alles, wanneer men alles, zelfs het leven, wil verliezen liever dan de geringste zonde willens en wetens te bedrijven. »God behoede ons. sprak de H. Teresia, voor alle vrijwillige zonde, hoe \'gering zij ook zijn moge.quot; \') Zij zeide nog; »de duivel maakt door middel van kleine openingen allengs eene groote bres.quot; 2) En elders: »de ware godsvrucht is gelegen in God niet te vergrammen, en het vaste voornemen te hebben alle goede werken te verrichten , die God van ons zal vragen.quot; 2° Wij moeten God beminnen van ganschsr harte, door een vurig verlangen te hebben naar de volmaaktheid ten einde meer aan God te behagen. De H. Teresia merkt hierop aan, dat *God zelfs in dit leven geene enkele goede begeerte onbeloond laat.quot; 3) Daarenboven zegt deze Heilige, dat »de Hoer gewoon is zijne uitstekende gunsten slechts aan hen uit te deelen, die een groot verlangen hebben naar zijne liefde.quot; 4) Maar dat verlangen moet
1) Weg der volm., Hfdst. 42. — 2) Fond. Ilf\'dst. W 28. — 3)Levcn, Ill\'dst. 4. — 4, Weg der volm. Hfdst 35. V
89
ook krachldiulig zijn, en daarvoor is het noodig dat wij by alle voorkomende gelegenheden met | grooten moed de deugd beoefenen, zonder ons te laten terughouden door menschelijk opzicht, natuurlijken afkeer of wereldsche belangen. 3quot; Wij moeten God voortdurend en in alle omstandigheden beminnen, en tot dat einde alles, ook de onverschilligste handelingen. Hem aanbevelen en opdragen, als: het eten en drinken , de geoorloofde uitspanningen, onze geringste bewegingen, ja zelfs ons ademhalen, en dsit alles steeds in vereeniging met de handelingen van Jezus en Maria, toen zij op aarde vertoefden. Ook moeten wij ter liefde van Jezus en Maria blijmoedig alle smarten en wederwaardigheden verdragen en ons schikken naar
O O
Gods wil in alles, wat Hij met ons en in ons doen wil. De H. ïeresia liet ons daaromtrent deze voortreö\'elijke lessen na: )gt;Is er wel een kostbaarder schat dan het troostvolle getuigenis in zich om te dragen, dat men God beha-gelijk is?quot; \') En de volgende woorden, welke de heilige uit den mond des Verlossers zelve mocht vernemen, verklaren ons, waarin dat getuigenis bestaat : «Zoolang men op aarde leeft,quot; zeide haar Jezus, sbestaat do geestelijke voortgang niet in het smaken van vertroostingen, maar in het volbrengen van mijn wil.quot; 2) Elders zegt zij: ))die overgave van \'s menschen wil aan God heeft eene groote kracht op zijn goddelijk Hart; daar zij Hem beweegt, zich
4) Leven, Hfdat. 10. — 2) Leven, Bijv.
90
—
met onze nietigheid te vereenigen\'\'. \') UeV ware vereeniging bestaat in het vereenigen van ^ onzen wil met dien van God.quot; ■)
Ten einde die liefdevlam tot God brandende te houden, moet men in den loop van den dag, maar vooral onder de overweging en bij de H. Communie, dikwijls akten van liefde verwekken als: mijn God, mijn beminnelijke Heer, mijn eenige schat en mijn al, ik bemin u uit geheel mijn hart! Ik geef mij geheel en onvoorwaardelijk aan u, ik wijd u al mijne gedachten, mijne begeerten en mijne genegenheden. Ik wil, ik verlang, ik zoek niets dan u alleen, u alleen ; uw welbehagen is al mijn genoegen. Doe in mij en met mij wat u behaagt, o mijn God, schenk mij uwe liefde, ik verlang overigens niets meer.
II. Om de vereeniging met God te bekomen, moet men zich ook toeleggen op het inwendig gebed, waardoor de ziel, volgens den H. Joannes Climacus , door de heilige liefde ontstoken wordt en zich zoo met God vereenigt. Gebruiken wij daarom voor de overweging al den tijd, die ons overblijft; ten minste een half uur \'s morgens en een half uur \'s avonds, ter overweging der eeuwige waarheden of dei-weldaden van God, en van het leven en den dood van Jezus Christus.
Wanneer na de overweging van het onderwerp de ziel niet door eene buitengewone genade getrokken wordt tot de beschouwing, dan is het goed zich tot godvruchtige gevoelens
4) Weg der volm. Hfdst. 33. — 2) Fond. HfdstS.P
--
91
en verzuclitingen op te wekken, maar zonder zich geweld aan te doen, want die akten moeten niet zoozeer uit het gevoel dan wel eenvoudig en kalm uit den wil voortkomen. Ook is het alsdan goed korte gebeden te verrichten, en altijd zal men de overweging eindigen met eenig nuttig en bepaald besluit te nemen voor de toekomst.
Men herinnere zich hier de schoone lessen, welke de H. ïeresia ons aangaande de overweging naliet: »De tijd, zegt zij, dien men zonder overweging doorbrengt, is geheel verloren.quot; \') »Eene ziel, die de overweging verwaarloost, behoeft niet door den duivel naar de hel gevoerd te worden; zij stort er zich zelve in.quot; \'\') i Üe wetenschap is van groote waarde voor de overweging, doch alléén wanneer zij gepaard gaat met nederigheid.quot; 3)
Wat de dorheden aangaat , boezemt de heilige ons moed en troost in, als zij zegt: «Met dorheden en bekoringen beproeft de Heer degenen, die Hem liefhebben. Mocht de dorheid, zegt zij, ook het gansche leven voortduren, dan nog zou de ziel de overweging niet mogen achterlaten ; want de tijd zal aanbreken, waarop alles haar zal vergolden worden.quot; 4) En op eene andere plaats . »De liefde bestaat niet in een teeder gevoel, maar in God te dienen met moed en nederigheid.quot; »Ik houd voor zeker, dat de ziel, die in de overweging volhardt, welkdanige zonden de duivel haar
I
1) Leven, Hfdst. 4. — 2) Leven, Hfdst. l?. 3) Leven, Hfdst. 12. — 4) Leven, Hfdst. 11.
--e/Qï
92
/ook doe begam, in de haven der zaligheidV ^ zal aanlanden.quot; \') De duivel weet dat de ^ ziel, die volhardt in de overweging, voor hem. verloren is. sWie op den weg der overweging niet stilstaat, zegt zij nog, al komt hij laat, hij komt toch zeker aan.quot; 2) Men moet niet vergeten, dat om den geest des gebeds te bewaren, drie dingen noodzakelijk zijn: de a fzondering, de stilzwijgendheid en de onthechting van alles. Voorts moet de geestelijke lezing bij de overweging gevoegd worden , ten minste eene lezing van een half uur daags, onder anderen uit de boeken van Rodriguez, Saint-Jure en dergelijken. Beminnen wij ook vooral de lezing van de levens der heiligen, welke ons door den H. Philippus Nerius zoozeer wordt aanbevolen.quot;
III. Men moet tevens de H. Communie met goedvinding des biechtvaders zoo dikwijls mogelijk ontvangen; de H. Communie toch is het Sacrament der vereeniging, daar de ziel alsdan geheel één wordt met Jezus. Ten einde Jezus waardig te ontvangen, kan men alle geestelijke oefeningen gedurende den dag tot voorbereiding doen strekken voor de H. Communie; laat nimmer de dankzegging na en houd u alsdan een uur of ten minste een half uur bezig met opwekkingen en gebeden. Want na de H. Communie heeft Jezus, volgens de H. Teresia, den troon zijner barmhartigheid in de ziel opgeslagen, om haar zijne
0 1) Leven, Hfdst. 8. — 2) Leven. Hfdst. 19. 9
--
93
ygunsten uit te deelen. «Verliezen wij daarom,V ^ zoo luiden de woorden der heilige, eene zoo ^ schoone gelegenheid niet, om met Jezus le onderhandelen. Zijne goddelijke majesteit is niet gewoon zijn oponthoud in de woning onzer ziel slecht te beloonen, zoo Hem een goed onthaal is ten deel gevallen.quot; \') Ten einde eene goede voorbereiding en dankzegging te doen , is het zeer nuttig, aan drie dingen te denken, namelijk: 1° Wie is Hij, die gaat komen? Jezus. 2quot; Tot wien komt Hij? Tot mij. 3quot; Waarom komt Hij? Om bemind te worden. Daarbij voege men eene oefening van geloof, van nederigheid en van liefde. Hiervoor kunnen dienen de drie schoone woorden die alles in zich besluiten: Credo, spero, amo: ik geloof, ik hoop, ik bemin. Het veelvuldig verrichten der geestelijke Communie is ook een krachtdadig middel om tot deze ver-eeniging met God te komen. ))üe geestelijke Communie, zegt de H. Teresia, is zeer voor-deelig, wacht u dezelve te verzuimen, want de Heer ziet daaruit, dat gij Hem veel bemint.quot; 2) Bezoek ook herhaaldelijk het allerheiligste Sakrament. »Wat zou er van ons geworden, sprak de heilige , indien het allerheiligste Sacrament niet op de wereld ware!quot; 3) De H. Dionysius de Areopagiet verhaalt, dat de overvloedige hulpmiddelen, om tot de volmaaktheid te geraken , ons geworden door dit hoogheilig Sacrament. Vereenig met het be-
I
I) Weg der volm. Hfdst. 35. — 2) Ibid. Hfdst. 36. 3) Ibid.
Id^se--
94
zoek van bet H. Sacvament des altaars het bezoek aan Maria, de Moeder van God.
IV. Het is volstrekt noodzakelijk, om de vereeniging met God te bewaren, dat wij ons toeleggen op bet gebed, daar wij uit het Evangelie weten, dat God gewoon is zijne genaden slechts te geven aan hem, die ze vraagt, \'s Morgens bij bet ontwaken moeten wij ons dus reeds Jezus en Maria aanbevelen, opdat zij ons bijstaan.
Tevens is het goed, dit bjj alle bezigheden te herhalen, als; wanneer wij het huis verlaten, eene lezing houden of eenige rust nemen, enz. Wij moeten ook nooit nalaten, des avonds ons geweten te onderzoeken en eene oefening van berouw te verwekken. In bekoringen en gevaren om in de zonde toe te stemmen, is het volstrekt noodzakelijk zijne toevlucht tot God te nemen, door ten minste de heilige namen van Jezus en Maria uit te spreken en hunne hulp in te roepen. »Ik begrijp niet, zeide de H. Teresia, die vreeze voor den duivel, terwijl wij toch kunnen zeggen: God, God en zóó den duivel kunnen doen sidderen.quot; \') Ook moeten wij dikwijls den Heer de overwinning afsmeeken over onze hoofddrift, alsook de heilige volharding en eene volmaakte liefde. De H. Teresia zeide : sHet gebed is de tijd niet om met God zaken te behandelen, van zoo weinig belang als de tijdelijke dingen.quot; \')
V. De gestadige gedachte aan Gods tegenwoordigheid , b. v. de gedachte, dat Hij ons
1) Leven, Hfdst. 25. — 2) Weg der volm. HfJst. 1. 7
95
\'overal ziet, ons hoort, dat Hij bij ons en inV ons is, bevordert ook veel de vereeniging met ^ God. De H. Teresia schreef aan het vergeten van God al onze fouten toe: sgeheel ons ongeluk komt daaruit voort, dat wij God\'s tegenwoordigheid niet gedenken , maar meenen, dat Hij ver af is.quot; En de oorzaak daarvan is, dat wy Hem weinig beminnen. »De ware minnaar,quot; zegt de heilige, «denkt voortdurend aan het beminde voorwerp.quot; \') Om God gestadig voor oogen te hebben is het zeer dienstig , dat men eenig bijzonder teeken bij zich drage of op zijne tafel of in zijn yerh\'ek plaatse. Die gedachte aan God zij steeds vergezeld van schietgebeden, oefeningen van liefde of van overgeving van zich zei ven aan God; bijvoorbeeld; Mijn God, ik bemin u, ik verlang u alleen en uw heilig welbehagen; ik geef mg geheel aan u , en dergelijke meer.
VI. Houd ook jaarlijks gedurende acht of tien dagen de geestelijke oefeningen, ten einde u nauwer met God te vereenigen. Laat dan alle tijdelijke bezigheden rusten en verwijder u uit de samenleving der menschen om alleen met God te verkeeren. O hoevelen zijn doordat middel heilig geworden !
Het is ook nuttig, minstens eenmaal in de maand zijne vurigheid te vernieuwen door een dag van afzondering, en in den loop van het jaar met eene bijzondere godsvrucht de novenen te houden vóór het Kerstfeest, voor het feest van den H. Geest, en de zeven feestda-
1) Fond. Ill\'dst. 5.
96
-001?
gen der H. Maagd. Op eiken dag dezer no-gt; venen kan men eenige bijzondere oefening van godsvruclit verrichten, als den Rozenkrans bidden, hare beelden bezoeken enz. \'t Is ook zeer loffelijk, eiken Zaterdag , of althans voor hare zeven voorname feestdagen, te vasten. Men lierinnere zich hier het gezegde der H. Te-resia: »0, hoe aangenaam is aan Jezus elk eerbewijs, zijner heilige Moeder aangedaan!quot;\' \') Zoo is het ook goed eene novene te houden ter eere van zijn bijzonderen beschermheilige en eene groote godsvrucht aan den dag te leggen voor de H. Apostelen , onze vaderen in het geloof.
Eene der noodzakelijkste voorwaarden voor de vereeniging met God is eindelijk de liefde tot den evennaaste. Deze liefde tot den evennaaste vordert voor het inwendige, dat wij den naaste al het goede toewenschen , dat wij voor ons zeiven verlangen, en hem het kwade niet willen , hetgeen wij ons zeiven niet toewenschen ; dat wij dus in ons hart vreugde gevoelen, wanneer het hem welgaat, en droefheid , wanneer hij in druk verkeert, zonder acht te geven op den natuurlijken afkeer, dien wij voor hem zouden kunnen ontwaren.
Wat het uitwendige betreft, moeten wij hem nooit tegenspreken, uitlachen of beschimpen; maar steeds goed van hem spreken, hem verdedigen of althans zijne bedoeling verontschuldigen. Ten tweede moeten wij hem troosten in zijne wederwaardigheden. Ten derde, hem
1) Fond. Hfdst. 11.
97
ondersteunen in zijn geestelijken en tijrlelij-gt; ken nood, voornamelijk in ziekte. ïen vierde, ons volgens de H. Teresia, toegevend betoonen jegens den naaste in alles, wat geene zonde is. De H. Franciscus van Sales merkt hierop aan, dat men zoowel aan de belangen van den naaste als aan zijne eigene den behoorlijken tijd moet schenken. Ten vijfde mag men den naaste nimmer een kwaden raad of een slecht voorbeeld geven. Ten zesde is het soms noodzakelijk hem te berispen, dan geschiede het met zachtzinnigheid en ten geschikter tijde, en niet wanneer hij door drift overmeesterd is. Eindelijk moeten wij bovenal bedacht zijn hen, die ons kwaad aandoen met goedheid te bejegenen; ten minste door goed van hen te spreken, hen zachtmoedig te behandelen en aan God aan te bevelen, alsmede door onze gedachten af te trekken van de bitterheden en de onaangenaamheden, welke wij van hen meenen ontvangen te hebben.
Ten slotte gedenke men de volgende lessen, welke de H. Teresia ons op onderscheidene plaatsen van hare geschriften over de volmaaktheid heeft nagelaten.
»A1 onze pogingen helpen weinig, zoo wij ons zeiven niet mistrouwen, en al ons vertrouwen stellen op God.quot; \') «Omdat wij niet geheel en al ons hart aan God schenken, daarom wordt ons niet de ganscbe schat zijner liefde geschonken.quot; 2) »God behoede ons voor verkeerd begrepene devoties.quot; 3) sik heb
1) Lev. Hoofdst. 8. — 2) Lev. Iloofds. — 3) Lev. Hoofdst. 13.
3?
I
98
—---
,\'dikwijls ondervonden dat niets zooveel kracntV v heeft om den duivel te verdrijven als wij-v water.quot; \') »Alles wat wij kunnen doen is niets, in vergelijking van een enkelen druppel bloeds, dien de Heer voor ons vergoten heeft.2) «Wanneer er niets van onzen kant ontbreekt, behoeven wij niet bevreesd te zijn, dat God ons zijne hulp zal weigeren ter zaligheid.\'\' \') »Wij behoeven niet te vreezen, dat God een enkelen oogslag, dien wij uit liefde tot Hem ten Hemel richten, onbeloond zal laten.quot; 4) »De Heer verlangt van ons alléén een vast voornemen, om vervolgens al bet overige zelf te doen.quot; 6) ))God zendt nimmer eene kwelling over, die Hij niet spoedig vergeldt door eenige gunst.quot; 6) «Wanneer de ziel niet vaarwel zegt aan de vermaken der wereld, zal zij spoedig den weg des Heeren verlaten.quot; \') sDeel uwe bekoringen niet mede aan onvolmaakten, maar aan volmaakten; want anders zoudt gij u zeiven en anderen be-nadeelen.quot; 8) »Dat uw verlangen zij God te zien, uwe vreeze hem te verliezen, uwe vreugde alles, wat u tot God kan geleiden.quot; 9)
Leve Jezus, Maria, Jozef en Teresia.
Nu en in alle eeuwen der eeuwen. Amen. Zoo zij het.
1) Lev. Hoofdst. 31. — 2) Lev. lloofdst. 39. — 3) Lev. Hoofdst quot;13. — 4) Weg der volm. Horfdst. 24. — 5) Fond. Hoofdst. 28. — 6) Lev.Hoofdst. 30. — 7) Ged. over de ziel Hoofdst. 2. — 8) Wenken 60. — 9) Wenken 68. —
-------
99
-OOg
LOFLIED
TER EERE VAN DE
(Over hare woorden: »lk sterf, omdat ik niet sterf.quot;)
O! Daal omlaag, gij minnende Eng\'lenstoet, Gij, die het hevigst brandt van liefdegloed, Daal tot die reine ziele neder!
Uw Jezus koos haar eeuwig uit Tot zijn getrouwe hartebmid,
Uw Jezus mint haar teeder.
Der zielenminnaar , God , haar levenszon,
Haar harteweelde, hare liefdebron,
Trof met zijn vuur\'ge liefdepijlen Dat edel hart tot stervens toe;
Nu kwijnt het, nu is \'t levens moê. Nu wil \'t naar Jezus ijlen.
God minnen en van hem gescheiden zijn , Is voor \'t gewonde hart te bitt\'re pijn.
Komt Eng\'len, komt die smart verzachten, Teresia zucht droef van zin,
Ver van het voorwerp harer min, En sterft hier van versmachten.
Dat gloeiend zuchten tot haar opperst Goed, Ontvlamt, verteert haar engelrein gemoed.
Gods minlijk aanschijn nog te derven — Nog niet te juichen in Gods schoot — Dat brengt haar telken stond den dood, En toch — zij mag niet sterven.
100
0 Maar laven d\' Eng\'len
Kom gij dan, God, die \'t vuur in hare borst Tot zulk een gloed hebt aangedreven ! Toen gij uw pijlen op haar schoot,
Hebt gij dat hart gewond ten dood, Genees het ook ten leven.
Al \'t aardsche rukte zij den boezem uit, En werd voor eeuwig uw getrouwe bruid, Door \'t lokaas uwer min gevangen; Zij smacht met vuurge drift naar u. O zoete Jezus, kom dan nu!
niet haar liefdedorst,
Verzaad haar zielsverlangen !
Bladz:
Inleiding.........
NOVENE TER EERE DER H. TERESIA,
lste OVERWEGING. Over de gave des geloofs en over de godsvrucht, welke de H. Teresia had, tot het allerh. Sacrament ... 1 2,le OVERWEGING. Over de gave der hoop,
welke de H. Teresia bezat .... 9 3\',e OVERWEGING. Over de groote liefde, welke
de H. Teresia God toedroeg . . . .16 4J\' OVERWEGING. Over de gave der vol-! maaktheid, welke de H. Teresia bezat . 25 S\'1quot; OVERWEGING. Over de nederigheid der
H. Teresia.......32
gja OVERWEGING. Over de godsvrucht der H. Teresia tot de allerheiligste Maagd Maria en tot den roemvollen H. Jozef. . . .41 7J« OVERWEGING. Over de liefdewond, welke
de H. Teresia van God ontving . . .48 8quot;° OVERWEGING. Over het verlangen der
H. Teresia naar den dood . . . .57 9Je OVERWEGING. Over den kostbaren dood
der H. Teresia.......64
OVERWEGING voor den feestdag der H. Te-lia........72
102
KORTERE NOVENE TER EERE DER HEI
LIGE TERESIA.
ROZENHOEDJE voor iederen dag der Novene 76
BEKNOPTE OEFENING DER VOLMAAKTHEID, bijeenverzameld uit de leasen der H. Tereaia. § I. Over de onthechting van de schepselen . 80 §11. Over de vereeniging met God . . .88 Lied ter eere van de 11. Teresia . .99
RI- ^