-ocr page 1-

Vak 89

hm h, hart van maria.

HANDBOEKJE J o a o e (1 odil r r fi - (\'* o n g r r ii a n i s f r n

ii. \\vi:i TKR.S,

Rector der Urpurmon te Unibbei

ii. n. rvTTr.M!i!(gt;r-.(

-ocr page 2-

T

i

-ocr page 3-

HANDBOEKJE

JONGEDOCHTERS.

BIDUOT-CA COWV. «s

o F n. ? «. . m lt; H J

i - ^

-ocr page 4-
-ocr page 5-

V«k sr

VJ, 59

4^-A \' .\'a

[cl Iteiltii t cvtti ^14»«* tu.

JiïEeiocïtsrs-CoiiOBiaiiistei

VAN PNZE j^lEVE yROUW;

H. WELTBI^S,

Rector der Ursulincu te Grubbenvorst.

Venloo, Wed. H. H. UYTTENBROECK, 1883.

A,!» -i\'\' ^—e- \' JZ\'quot;^ •

-ocr page 6-

IMPRIMATUR.

Ruraemundae 12 Novembris 1882.

F. J. H. RÜSSEL, Can. et Prof.,

ad hoc delegatus.

-ocr page 7-

OPDRACHT.

.....------

Aan U, o Allerheiligste en Onbevlekte Maagd Maria, Moeder van Ciod en Moeder van alle men-sclien, worden deze overwegingen over uw heilig en minnelijk Hart, ten dienste van uwe godvruchtige kinderen, tot bevordering van uwe eer en glorie, tot vermeerdering van uwe liefde cn tot opwekking in uwe navolging, met de innigste govoelons van eerbied, teedorheid en dankbaarheid opgedragen en mitsdien onder uwe machtige bescherming gesteld door

Den Schrijver.

G-RUJSIiKN VOUST,

Feest van O. L. V. Hulp der Christenen,

24 Mei 1881.

------ft ----------

-ocr page 8-

VOORWOORD.

Kinderen van Maria! Lieve Congreganislen! Aan u komt op eene weer bijzondere wijze dan aan alle menschen deze zoete benaming van „Kinderon van Mariaquot; toe.

Dezen mam gaf de stervende Heiland, sprekende tot Zijne smartvolle Moeder, aan Zijnen lieveling Joannes, die voortaan in Zijne plaats de zoon van Maria, haar steun en haar trooster zoude wezen ; „ Vrouw, ziedaar uwen zoon /quot; Joannes, en alle menschen met hem, zullen voortaan moe kinderen toezen, en gij, o Maria, ztdt hunner aller Moeder zijn.

Indien het nu de uiterste wil is geweest van den stervenden Verlosser, dat alle menschen kinderen van Maria zullen zijn, zoo heeft Jezus toen nochtans u, Congreganislen, geheel bijzonder in \'t oog gehad, en, door u de onschatbare genade te verkenen van in de Congregatie opgenomen te roorden, u als geheel bevoorrechte kinderen aan Zijne dierbare Moeder gegeven en aanbevolen, ja, Hij heeft van elk uwer in het bijzonder, evenals van den h. Joannes, gezegd: „O mijne Moeder, ziedaar uw kind ! quot;

Wanneer gij dan wegens uwe godsvrucht en utc

-ocr page 9-

stichtend gedrag waardig zijt bevonden geworden onder het getal der leden der Congregaiie van O. L. Vrouw te zijn aangenomen, om in deze heilige vereeniging de bijzondere bescherming van Maria, te genieten en aan de bijzondere voordeelen der Congregatie deel te nemen, o dan is het ook voor u, Congreganisten, anderzijds, een ernstige plicht van erkentelijkheid de waardigheid van een Maria-kind meer en meer te verdienen en alle dagen van uw leven, naar het voorbeeld van uwe Hemelsche Moeder, in deugd en vroomheid vooruit te gaan, om zoodoende aan die heilige Moeder meer en neer gelijkvormig en welgevallig te worden.

Om u in de vervulling van de bedoelde plicht zooveel mogelijk te ondersteunen, heb ik dit boekje voor uw gebruik vervaardigd.

Laar onder alle menschenharten, het heilig Hart van Maria het allermeest aan het allerheiligste Bart van haren goddel ijken Zoon is gelijkvormig geweest; omdat vervolgens naar de uitspraak der h. Schrift „geheel de roem der koningsdochter (Maria) inwendig isquot;, dat wil zeggen, in haar heilig Hart bevonden wordt, en wijl, zooals reeds hierboven is gemeld, een oprecht kind van Maria zooveel mogelijk aan deze voortreffelijke Moeder moet trachten te gelijken, zoo heb ik in het belang uwer zielen niets beters vermeetid te kunnen doen, dan u in deze overwegingen tot de kennis, de liefde, vereering en navolging van het h. Hart van Maria op te wekken.

-ocr page 10-

Mocht gij zoodoende onderwezen in die kennis en opr/eweU tol de liefde, vereering en navolging van het h. Hart uwer minnelijke Moeder Maria, meer en meer beantwoorden aan de verplichtingen welke de eeretitel van Congreganiste u oplegt en u daarenboven Gods genaden en Maria\'s machtige hulp in leven en sterven waardig naken en verzekeren.

1)11 is de wensch mijner ziel en de bede van mijn hart voor u, allen.

DE SCHKIJVER.

Aanmerking. Alvorens dszc overwegingen van het, li. Hart van Maria te beginnen, moet ik aanstippen (iat ze bewerkt zijn naar „das Heiligste Herz Maria in seiner Schönheit unci Verehrungquot;, door C. Hespino S. J., Dillmon A. Lanmann. Tevens wil ik de Congreganisten nog eerst in liet kort aan het doel der Congregatie, hare voordeden en verplichtingen herinneren, terwijl dit Handboekje, dat meer bepaald voor de Congregatiën van jongedochters is vervaardigd, zal sluiten met eenige heilzame wenken voor de Congreganiste in de tuereld.

H. W. r.

-ocr page 11-

Doel - Voordeelen - Verplichtingen der Congregatie.

Doel.

„Gedenk moe vereeniging, die gij van het begin af in bezit gehad hebt.quot; Ps, 73.

Deze Congregatie of Vereemging van O. L. Vrouw, is een tak van de zegenrijke Congregatie van Maria, in het jaar 1563 te Rome bij de eerw. paters Jezuïeten door den jongen Belgischen pater Jean Leon opgericht, in ontelbare aan haar ondergeschikte ver-eenigingen over den geheelen aardbodem verspreid, en wier algemeene regelen alle niet de hoofd-Con-gregatie verbonden filiaal-Congregatiën onophoudelijk moeten onderhouden.

De leden dezer Verueniging noemen zich „ Conqte-ganistenquot; of „Kinderen van Mariaquot;, en worden door deze benaming gedurig aan het doel en de strekking der Congregatie herinnerd. Immers is het doel der Congregatie geen andor dan hare leden tot eeue innige vereering van Maria, en eene ijverige navolginy

-ocr page 12-

— 10 —

barer deugden op te wekken, om zoodoende de bijzondere en machtige bescherming van Maria meer en meer te verdienen.

1. God heeft Maria meer bemind en haar met meer genaden en voorrechten begunstigd, dau alle Engelen en Heiligen te zamen. Maria heeft alle deugden in de hoogste volkomenheid beoefend en daardoor eene heiligheid bereikt die slechts door de heiligheid Gods wordt overtroffen. God heeft Maria tot de allerhoogste waardigheid vau Moeder Gods en tot de voortreffelijkste heerlijkheid van Koningin des hemels en der aarde verheven. Bovendien ia ook Maria de Moeder der geloovigen en de uitdeelster der hemelsche genaden. Zij verdient om hare heiligheid, waardigheid en heerlijkheid, om hare macht en goedheid, boven alle Engelen en Heiligen geéerd te worden. Het is nu de taak der Congre-ganiaten zulks te doen — namelijk: zich geheel en al aan de godsvrucht, liefde, vereering en navolging van Maria toe te wijden.

De Cougreganiaten moeten met eene onwankelbare getrouwheid Maria beminnen en vereeren ; deze vereering aan den dag leggen door verschillende oefeningen van godavrucht, door het vieren der feesten van Maria, het dikwerf en waardig naderen tot, de h. h. Sacramenten; zij moeten zich in alle omstandigheden van haar leven met een kinderlijk vertrouwen onder de bescherming van Maria plaatsen, maar

-ocr page 13-

vooral moeten zij zich nadrukkelijk en standvastig toeleggen „om. alle deugden te beoefenen, die den levenswandel eener katholieke jongedochler betamen, en welke in haar voorbeeld, Maria, zoo luisterrijk stralenquot;.

l)e geheele handel en wande! van een goed Maria-kind, van eene ware Congreganiste, moei getuigenis afleggen, én van de voortreffelijke heerlijkheid der Moeder én van de onafgebroken getrouwheid van haar kind.

2. Hoe wordt men Congreganiste? Het is voorzeker de allervurigste wensch eener godvruchtige jongedochter eens Congreganiste te worden. Maar alvorens tot deze waardigheid te geraken, moet men eenen zekeren proeftijd doorstaan.

De Adspirante (gelijk zij in dien proeftijd heet) moet eerst door haar goed gedrag en vromen zin bewijzen, dat zij ernstig verlangt een Maria-kind te worden en dat zij het geluk der opneming in de Congregatie weet op prijs te stellen.

De Adspirante moet zich wel voorstellen dat noch de naam, noch de medaille eene Congreganiste maken ; maar dat om eene goede Congreganiste te zijn, men zich moet toeleggen om Maria in hare deugden na te volgen en leven volgens de voorschriften van haren goddelijken Zoon. Voorzeker is Maria teeder en minzaam; ook verdraagt zij met geduld de zwakheden harer kinderen, maar verbeeldt u niet dat Maria enkel met eenige gebeden of bloemruikers zich wil

-ocr page 14-

— la

te, vredeu stellen; Maria is ook eene moeder van smarten en verlangt, navolging, zelfverloochening en opoffering-, Maria verlangt van hare kinderen moed en sterkte, welke niet aanstonds voor de geringe inspanning aan het goede verbonden, terugdeinzen.

De Adspirante moet gedurende haren proeftijd haar best doen om met goeden wil de fouten waarop zij zal opmerkzaam gemaakt worden, af te leggen, en zich in de deugden, waartoe zij zal worden aangespoord, te oefenen; geen lof en eer, maar stipt en ijverig plichtbesef moet de drijfveer zijn van al haar doen en laten. Zij zal alle aanmerkingen en waarschuwingen welke haar gegeven worden, met ootmoedigheid aannemen, haren tijd niet verkwisten, verpraten of verbeuzelen, maar hem nuttig en heilzaam gebruiken, de statuten der Congregatie nauwgezet ten uitvoer brengen, de h. h. Sacramenten dikwerf en na behoorlijke voorbereiding ontvangen, de goddelijke diensten aandachtig bijwonen, het woord Gods en de verklaringen van den catechismus opmerkzaam toeluisteren. Overigens zal zij gehoorzaam, vriendelijk, beleefd en behulpzaam wezen ; alle onstichtelijke of kwetsende gesprekken, alle krakeelzucht, twisten en schimpou zorgvuldig vermijden en vooral zich wachten van bijzondere gehechtheid aan enkele vriendinnen. Zij moet ook alles wat haar onaangenaam, moeielijk of lastig voorkomt, in den geest van zelfverloochening aannemen, alsmede de fouten

-ocr page 15-

en gebreken van den evennaaste met geduld en zachtmoedigheid verdragen.

Als nu de Adspirante haren proeftijd behoorlijk heeft volbracht, wordt zij op eene zeer plechtige wijze in de Congregatie opgenomen. Eens Congregauiste geworden, moet zij zich ook door meer ijver en getrouwheid in het vervullen van hare beroepsplichten, dankbaar jegens Maria toonen en door een onberispelijk gedrag aan haren evennaaste een goed voorbeeld geven; ja, op alle wijzen en bij alle gelegenheden er toe bijdragen, dat de goeie geest van godvruchtigheid en zedigheid, van rechtzinnigheid en gehoorzaamheid, van arbeidslud en onderlinge liefde in hare omgeving bewaard blijven.

Een goed kind van Maria, eene getrouwe Congre-ganiste is de troost en vreugde van hare ouders en oversten; zij leeft en arbeidt met eene opgeruimdheid van geest, met eene blijdschap van hart, die boven alle wisselvalligheden des levens zijn verheven en haar reeds in dit tranendal eenen voorsmaak van de eeuwige vreugden doen genieten.

Indieu eene Congreganiste hare waardigheid wel beseft en overeenkomstig er mede leeft, zal ook in haar het gezegde van den h. Bernardus volbracht worden „dat een kind, eene dienaresse van Maria, niet zal verloren gaanquot;.

-ocr page 16-

Voordeelen der Congregatie.

Aflaten.

„Gelukkig is de mensch die mij hoort en waakt aan mijne poorten en opmerkzaam is aan de stijlen mijner deur.quot; (Spreuken 8.)

Betrachten wij 1. welk geluk het in het leven is, Congreganiste te zijn.

De h. Joannes Damascenus (ür. 3. de Ass.) zegt „dat het eene groote eer is en een groot voordeel Maria te dienen en tot hare familie (of tot de Congregatie) te hehooren, want „Maria dienen is regeerenquot;.

Het is de plicht eener Congreganiste Maria gedurig te dienen. En daar Maria ook den geringsten dienst die haar wordt bewezen niet onbeloond zal laten, hoe rijkelijk zal zij dan niet de eerbewijzingen harer getrouwe kinderen beloonen ?

De geheele katholieke Kerk is ervan overtuigd, dat een dienaar, een kind van Maria, niet verloren zal gaan. „Ja, zegt Richardus van den h. Laurau-tins, wanneer een dienaar van Maria valt, zal hij niet. verbrijzeld worden, want zijne genaderijke Meesteres zal hem de behulpzame hand toereiken.quot; Gód heeft ook ontelbare wonderwerken tot staving dezer waarheid laten gebeuren.

Gelukkig zijt gij, lieve Congreganisten, dat gij de

-ocr page 17-

— 15 —

onderscheidingsteekenen draagt der kinderen vau Maria, gelukkiger echter als gij de verpliclitingen der Congregatie goed onderhoudt; immers, zoodoende blijft gij in gemeenschap met al de andere Cougre-ganisten, die op den geheelen aardbodem verspreid zijn, Maria dag en nacht eeren, lofprijzen, beminnen en dienen.

Wee u echter, indien gij u door lichtzinnigheid of nalatigheid den naam van Cougreganiste zondt onwaardig maken, of door uw zorgeloos, onnauwkeurig en onstichtelijk gedrag de vereeniging van Maria tot oneer zondt strekken !

2. Betrachten wij het geluk der Congreganisten in den dood. Wat zouden zij in dal oogenblik te vreezen hebben? De smarten des lichaams? Maria geeft haar alsdan verlichting of geduld. — De bekoringen van den helschen geest ? Maria zal zijn geweld te keer gaan. — Den dood zeiven ? Maria zal hem zijn beangstigend masker afrukken, en hem voor hare lieve kinderen slechts doen voorkomen als een zachte slaap eu een overgang naar den hemel. — De bedreven zonden eu het toekomstig oordeel Gods ? Maria zal hare lievelingen tot een oprecht berouw en eene rechtzinnige en volledige biecht opwekken en haar met een vast vertrouwen op Gods goedheid bezielen.

Wie zou eraan twijfelen dat Maria, die hare dienaars zoo goed bijstaat in hun leven, hen nu, in de

Tl

-ocr page 18-

— 16 —

ure des doods, niet zou beschermen ? Niet alleen, zegt de h. Hieronymus, helpt Maria hare getrouwe dienaars, maar zij voorkomt hen zelfs, zij komt hen te gemoet. De geleerde Justus Lipsius verklaarde op zijn sterfbed aan den pater Jezuïet Lessius, dat hij geene grootere vreugde gevoelde dan de herinnering zijne plichten al# lid der Congregatie van O. L. Vrouw steeds nauwkeurig te hebben volbracht. Volgt dit voorbeeld vau dezen uil stekenden geleerde na, en ook gij zult in uw sterfuur door Maria, uwe Moeder, met overvloedigen troost vervuld worden.

3. Betrachten wij eindelijk het geluk der kinderen van Maria na den dood. Hoe vertrouwend zullen de Congreganisten niet naderen tot den rechterstoel Gods, alwaar eene zoo machtige Koningin haar tot v oorsprekeres zal dienen ! Hoe spoedig zullen zij uit het vagevuur, verlost worden wegens de menigvuldige aflaten, welke zij in haar leven verdiend hebben! Het enkel uitspreken der zoete namen van Jezus en Maria doet haar in hare laatste oogenblikken vollen aflaat verdienen. Zij zullen in de vlammen des va-gevuurs wonderlijk door Maria en Gods Engelen, op haar bevel, getroost worden en woldra uit die smartelijke gevangenis door de gebeden van hare inede-Congreganisten verlost worden.

Zorgt dan ook steeds de arme zielen in het vagevuur en vooral de zielen der overledene Congreganisten bij te staan, dan zult gij ook op uwe beurt

-ocr page 19-

het heilige en heilzame van uwe naastenliefde ondervinden, daar volgens liet algemeen gevoelen der godgeleerden, de gebeden en goede werken der levenden voor de afgestorvenen door Gods willekeur en welbehagen aan de arme zielen worden toegevoegd, maar vooral aan rlie zielen die op aarde hot meest voor de lijdende zielen des vagevuurs zullen gedaan hebben. Vergeet dan toch nimmer de zielen in het vagevuur, bijzonder uwe overledene mede-Congrega-nisten, voegt hun de vele op haar toepasselijke aflaten toe, opdat gij niet, tot straf uwer nalatigheid in dit liefdewerk, door een rechtvaardig oordeel Gods, na uwen dood, in het vagevuur, van de hulp der levenden zoudt verstoken blijven, maar integendeel er zooveel zoudt moeten lijden, tot dat gij den laatsten penning uwer schulden aan den Goddelijken Rechter zult voldaan hebben.

4. Aflaten der Congregatie, h\'olle aflaten.

1. Op den feestdag van den titel der Congregatie;

2. Op den feestdag van den tweeden patroon der Congregatie.

Nota. a. Deze twee aflaten kunnen niet alleen door de Congreganisten, maar door alle andere gelooviyen verdiend worden, mits zij biechten, communiceeren en de kapel of bidplaats der Congregatie bezoeken en aldaar bidden volgens de gewone meening.

b. Beide deze feestdagen mogen met vergunning van den bisschop op eenen anderen dag gevierd worden, op welken

-ocr page 20-

— 18 —

dag men dan ook de voornoemde aflaten kan verdienen. In

dit geval mag men eene Missa votiva van den heilige zingen, al is het ook dat op den verzetten dag een dubbel feest (festum duplex) in de Kerk gevierd wordt.

c. Indien de Congregatie geen tweeden titel of patroon heeft, kan de eerw. heer directeur alle jaren, met toelating van den bisschop, een dag naar goedvinden voor den vollen aflaat, onder n» 2 vermeld, uitkiezen.

3. Op den dag dat moti zijne opdracht doet.

4. Op de feestdagen van Kerstmis, Hemelvaart van Christus, Onbevlekte Ontvangenis, Geboorte, Bondschap en Hemelvaart van Maria.

Voor deze twee wordt alleenlijk verzocht, dat men hieohte en communiceere in de kapel der Congregatie of in eene andere kerk.

5. Kens ter week op den dag, dat de Congregatie vergadering houdt, mits men biechte, communiceere, de kapel der Congregatie bezoeke en daar bidde volgens de gewone meening.

Nota. Waar men gewoon is de vergadering des namiddags te houden, kan men dezen aflaat naar verkiezing op denzelfden of op den volgenden dag verdienen.

6. Ue volle aflaat, eens per week vergund, kan tweemaal \'s jaars door de Congreganisten worden verdiend zonder de bidplaats der Congregatie te bezoeken, mits zij eene andere kerk bezoeken, alwaar zij de h. Communie ontvangen, na het afleggen eener generale biecht, hetzij van geheel hun leven, hetzij van den tijd sedert de laatste generale biecht,

7. Tn het uur des doods.

-ocr page 21-

— 19 —

8. De priesters, met, het bestuur der Congregatiën belast, na ten minste eens voor altijd verlof van den bisschop hiertoe bekomen to hebben, zoo dikwijls zij de leden of de bedienaiirs der Congregatiën, die met krankheid overvallen zijn, bezoeken, hen door geestelijke vermaningen helpen, hetzij om de ongemakken der ziekte geduldig te verdragen, hetzij om den dood gewillig van de hand des Heeren te ontvangen, en hen voor een beeld van den gekruisten Zaligmaker ten minste driemaal het Onze l\'ader en Wees gegroet, volgens de inzichten van den Paus en vau onze Moeder de h. Kerk, doen bidden, kunnen aan deze zieken eenen vollen aflaat toepassen op den dag, op welken zij het Allerheiligste Sacrament des Altaars ontvangen hebben.

Aflaten van zeven jaren, zoo dikwijls zij een der volgende goede werken verrichten.

1. Het lijk vim eenen Congreganist of van eenen anderen geloovige naar de begraafplaats vergezellen.

2. Hij het luiden der klok, bidden voor de genezing of eenen zaligen dood van deu zieke, of voor de rust der ziel van den doode.

3. De openbare of bijzondere vergaderingen, de goddelijke diensten, geestelijke samenspraken of vermaningen bijwonen.

4. Tegenwoordig zijn bij godvruchtige oefeningen, welke de Congregatie en hare Bestuurders voor de

-ocr page 22-

— 20 —

zielerust van eenen overledenen Congreganist of van eenen anderen geloovige laten houden.

5. Mis hooran op werkdag.

6. Des avonds, voor het slapen gaan, zijn geweten onderzoeken.

7. Arme zieken in gasthuizen of elders bezoeken.

8. De gevangenen bezoeken.

9. Met elkander verzoenen degenen, die in tweedracht leven.

Verklaring. De leden der Congregatiën zullen al deze aflaten kunnen verdienen overal waar zij zich bevinden, indien zij in de kerk der plaats waar zij zijn, of elders, zooals zij kunnen, verrichten hetgeen voorgeschreven is om zulke aflaten te verdienen.

Andere Aflaten.

De Congreganisten kunnen al de aflaten verdienen, welke verleend zijn aan de kerkbezoeken te Rome, mits zij op de dagen, waarop die vallen, de kapel der Congregatie, of in geval van afwezigheid, eene andere kerk of bidplaats bezoeken en aldaar zeven Onze Fader en zeven Wees gegroet godvruchtig bidden.

Aflaten mor de overledenen.

Al de bovengenoemde volle en gedeeltelijke aflaten kunnen aan de geloovige zielen des vagevuurs worden toegepast.

-ocr page 23-

— 21 —

Verplichtingen der Congregatie.

1. Verplichtende gebeden. De Congreganisten zullen eiken morgen, vóór het beeld van Maria bidden driemaal het Onze Vader en Wees gegroet, voorts de twaalf artikelen des geloofs en het Salve Regina:

Wees gegroet. Koningin, Moeder der barmhartigheid ; ons leven, onze troost en onze hoop, wees gegroet. Tot U roepen wij, bannelingen, kinderen van Eva. Tot U zuchten wij, kermende en weenende in dit tranendal. Welaan dan, onze Voorspreekster, keer uwe barmhartige oogen tot ons, en toon ons, na dit ballingschap, de gezegende vrucht uws lichaams, Jezus. O genadige, o meedoogende, o geliefde Maagd Maria !quot;

Met het vers: „Gewaardig, o heilige Maagd, dat ik U love; geef mij kracht tegen uwe vijandenquot;, alsook bet vers: „Geloofd zij God in Zijne Heiligen! Amenquot;.

Bes avonds bidt men na het gewetens-onderzoek en de verwekking van een waar berouw, driemaal het Onze Vader en driemaal het Wees gegroet en eens den psalm De profundii:

„Uit de diepten heb ik tot U geroepen, o Heer : Heer, verhoor mijne stem.

„Laat Uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking.

„Indien Gij, o Heer, de ongerechtigheden gadeslaat •, Heer, wie zal er kunnen bestaan ?

-ocr page 24-

— 22 —

„Omdat er bij U geuade is, en ora Uwe wot heb ik ü, o Heer, lankmoedig afgewacht.

„Mijne ziel heeft op Zijn woord gesteund, mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

„Dat Israël op den Heer hope, van den morgenstond tot den nacht toe.

„Want bij den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is overvloedige verlossing.

„En Hij zal Israël uit al zijne ongerechtigheden verlossen.

„Heer, geef hun de eeuwige rust, en het eeuwige licht verschijne hun.

„Dat zij in vrede rusten. Amen.quot;

Vervolgens het gebed; Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht enz. met de verzen als des morgens.

2. Eenu in de week vergaderen de Congreganiste.i in hare vergaderplaats en houden aldaar eenige oefeningen van godsvrucht ter enro van Maria, voorafgegaan door het Peui Creator-. Kom, Schepper, Heilige Geest!

3. Pernieumng der opdracht. Deze gebeurt eens in het jaar gezamenlijk, en wel op den titel-feestdag der Congregatie.

4. Voor de overledenen. Wanneer de Congregatie de tijding van het overlijden eener mede-Congrega-niste ontvangt, bidden de Congreganisten gedurende acht dagen don psalm De profundi^ (Zie hiervoron

-ocr page 25-

— 23 —

bl. 21), met een Onze Vader en een Wees gegroet voor de overledene. Het is ook zeer aan te hevelen eene h. Communie op te offeren en eene h. Mis te laten lezen tot lafenis der ziel van de overledene Congreganiste.

NB. Deze gebeden verplichten niet op zonde.

Bestuur der Congregatie.

Het bestuur der Congregatie is samengesteld uit de volgende personen:

De eerwaarde heer Directeur.

De Prefecte.

Twee Adsistenten.

De Raad, bestaande uit :

Ben Secretaris.

Zes tot twaalf leden (waaronder begrepen de Prefecte en de twee Adsistenten).

Men kan ook nog benoemen : JEene scbatbewaar-ster en eene kosteresse.

De verkiezing van de Prefecte, de Adsistenten, Secretaris en Raadsleden, geschiedt ten minste eens in het jaar, bij meerderheid van stemmen, na het gebed van Veni Creator : Kom, Schepper, Heilige Geest. Oe Secretaris moet reeds Raadslid zijn. Andere ambten worden in of buiten den Raad door den Directeur, de Prefecte en de twee Adsistenten toegekeud.

-ocr page 26-

— 24 —

Overwegingen over het h. Hart van Maria.

Inleiding.

Ue heilige Mechtildis, die omstreeks het jaar ISOC leefde, wenschte de allerheiligste Moeder Gods op eene haar aangename wijze te begroeten. Nu sprak de goddelijke Heiland tot haar: „Groet het maagdelijk Hart van Mijne Moeder, als eene zee vol he-melsche genaden, en als eenen schat vervuld met alle mogelijke goederen ten dienste der menschen. Groet het h. Hart van Maria, als het zuiverste Hart, dat, na Mijn Hart, ooit op aarde bestaan heeft, want Maria was de eerste die de belofte van zuiverheid heeft gedaan. Groet dit Hart als het ootmoedigste onder alle raenschenharten, want Maria heeft Mij door hare nederigheid, uit den schoot Mijns Vaders aangetrokken en is door deze deugd waardig bevonden geworden om Mij door de kracht des h. Geestes in haren schoot te ontvangen. Groet het h. Hart van Maria, als het Hart dat allermeest op aarde naar Mijne menschwording en geboorte heeft verlangd, hetgeen Mij zoo aangenaam was, dat hare verzuchtingen Mij tot haar hebben doen komen. Groet dit h. Hart als het meest blakende van liefde tot God en den evennaaste. Groet het als het wijste en voorzichtigste Hart, want Maria heeft alle gebeurtenissen, die in Mijne kindsheid, jeugd en gevorderde

-ocr page 27-

— 25 —

jaren voorvielen, zorgvuldig bewaard en er een gepast gebruik van gemaakt. Groet ook dit Hart als het geduldigste Hart, want het werd door de gedachte aan Mijn lijden en het zien van Mijn lijden met duizenden zwaarden van droefheid doorstoken. Groet mede dit h. Hart als het getrouwde van alle Harten, want niet alleen stemde Maria erin toe, dat Ik, haar eeniggeboren Zoon, Mij zoude opofferen; zij heeft Mij ook zelf aan den Hemelsohen Vader voor de verlossing der wereld ten offer gebracht. Groet alnog het h. Hart Mijner Moeder als het bezorgdste, loaakzaamste en ijverigste Hart voor de stichting Mijner Kerk ; want de zorg die Zij voor Mijne Kerk had, kan nimmer naar behooren erkend of vergolden worden. Groet eindelijk het h. Hart van Maria als het bestendigste en verhevenste aller Harten, in het gebed en de overweging, want het is onberekenbaar welke menigte van genaden en hemelsche gunstbewijzen het h. Hart van Mijne lieve Moeder voor de menschen heeft verkregenquot;. 1

Deze woorden van Gods Zoon vormen den inhoud der volgende bladzijden.

1

Lib. 1, cap. 5.

-ocr page 28-

EERSTE DEEL.

Verklaring en bewijsvoering der vereering van het h. Hart van Maria.

§ l. Waarin de vereering van het h.. Hart van Maria hestaat?

De beantwoording dezer vraag ligt voor de hand wanneer wij slechts weten, wat wij door de uitdrukking heilig Hart van Maria verstaan, en waarin eene ware vereering is gelegen.

I. Wat verstaan wij door het h. Hart van Maria?

In de eigenlijke beteekenis verstaan wij door het woord hart, ons lichamelijk en vleesohelijk hart, hetwelk ter linkerzijde der borstholte is besloten en het hoofdwerktuig is van den bloedsomloop.

In den oneigenlijken of overgedragen zin, wordt door het hart verstaan de ziel als zetel der deugden, en vooral der liefde, in welke alle deugden haren oorsprong, hare waarde en hare volmaaktheid vinden.

Zoo is dan eigenlijk genomen het h. Hart van Maria een deel van haar onbevlekt lichaam, een lidmaat, dat meer dan zestig jaren lang het innigst aandeel

-ocr page 29-

had aan haar leven hier op aarde, on dat thans in den hemel naast het allerheiligste Hart van Jezus, stralend is van glorie en geluk.

Ook dit lichamelijk Hart van Maria verdient onze vereering.

i. Omdat het in hare onbevlekte ontvangenis tegelijkertijd met de ziel van Maria werd geheiligd „want do genade, zegt de h. Thomas van Aqninen \', heeft niet slechts de ziel maar ook het lichaam van Maria geheiligd, opdat zij het eeuwig Woord met haar allerreinst vleesch zou kunnen omkleedenquot;. Reeds achthonderd jaren voor don h. Thomas spreekt de h. Augustinus aldus tot Maria: 1 „O Maria, gij zijt ook volgens het lichaam reiner en heiliger dan de Engelen Godsquot;. Het onbevlekt ontvangen Hart van Maria was ook teenemaal van alle hooze lusten en begeerlijkheden bevrijd.

li. Omdat het Hart van Maria, als een harer edelste en noodzakelijkste ledematen, het leven en den bloedsomloop van haar maagdelijk lichaam heeft gesterkt en geregeld.

m. Omdat naar de leering van het 6. algemeen Concilie, * de h. Geest uit het edelste bloed van het Hart van Maria, het lichaam van onzen Heer Jezus

1

\' Sertn. de incarn. Christi. \' Syn. vi., gm. act. H.

-ocr page 30-

— 28 —

Christus vormde, hetgeen met de ziel en de Godheid van Christus vereeuigd, voor het heil der wereld leed eu stierf. Zoo was het hart van Maria in de handen des h. Geestes, waarlijk een werktuig 1waarvan Hij zich bediend heeft tot het wonder det menschwording van den Zaligmaker.

iv. Omdat, wanneer wij het h. Hart van Maria als reliquie op deze aarde zouden bezitten, de plaats alwaar wij dezen kostbaren schat zouden kunnen gaan beschouwen en vereeren, alle overige heiligdommen der Moeder Gods zoude in de schaduw stellen.

Thans is echter dit h. Hart in den hemel als eene schitterende zou verheerlijkt, en levens met de ziel van Maria vereenigd aan wier daden en genegenheden het gedurig deel neemt. Zouden wij dan nu het h. Fart van Maria minder vereeren dan wanneer het nog op aarde verbleef?

Middelerwijl is het nu juist dit lichamelijk Hart van Maria niet, hetwelk ons de h. Kerk in deze on-derwerpelijke godsvrucht eerst eu voornamelijk ter vereering voorhoudt, maar veelmeer zooals uit de verklaringen der h. Kerk blijkt, 2 het Hart van Maria iu zijne oneigenlijke of overgedragen beteekenis, namelijk als het zinnebeeld der groote liefde van Maria tol God en tot ons menschen.

1

\' Causa instrumentalis, volgens Hesichius.

2

Nilles; de ration, f\'est. Cord. Jesu et Mariae, t. i. p. 2.

-ocr page 31-

Daar wij, zwakke stervelingen, ons de enkel geestelijke dingen niet zonder een stoffelijk zinnebeeld kunnen voorstellen, dat ons aan het geestelijk voorwerp gemakkelijk eu passend herinnert, b. v. spre kende van iemand die een goed verstand bezit, zegt men „hij heeft eeu scherpen blikquot;, of van iemand die medelijdend en goedertieren ia, „hij heeft eeu goed hartquot;, — zoo verzinnebeeldt ons ook het h. Hart van Maria in den oueigenlijken zin „de met genade en deugden versierde ziel van Mariaquot;.

Derhalve is het, dat het h. Hart van Maria in deze tweede beieekenis, wegens hare voorrechten, genaden eu deugden (zooals wij ook in het m. deel van dit werkje zullen vinden), — of de h. ziel van Maria, na de ziel van Jezus, haren Zoon, de schoonste aller zielen, onzer liefde en vereering overw:iardig is. Niet dat wij aan haar h. 11 art Qoddelijke eer zaudiea bewijzen (latria); neen, deze komt siechts aau het allerheiligste Hart van Jezus ; maar wij dienen aan het h. Hart van Maria uiettemiu eene eerbewijzing te geven, welke die der andere Heiligen verre overtreft (Hyperdulia.)

Wijl echter alle natuurlijke en bovennatuurlijke deugden zich tot de liefde, die de koningin en de moeder aller deugden Is, laten herleiden, zoo wordt ook de liefde van Maria door haar h. Hart verzinnebeeld, en wel hare liefde tut God. tot haren God-delijken Zoon en tot ons menschen, ah hare aa/igenomen

-ocr page 32-

— 30 —

kinderen, in deze onderhavige godsvrucht in het oog gehouden en bedoeld.

Zulks beduiden dan ook in de voorstelling van het h. Hart van Maria, de vlammen die eruit opstijgen, daar tevens een zwaard van droefheid, hetwelk dit h. Hart doorsteekt, ons aantoont, hoeveel Gods Moeder uit liefde tot God en uit liefde tot ons heeft geleden. Eeue zoo groote liefde als die van Maria verdient dan wel terecht onze wederliefde en vereering.

2. Waarin bestaat nu de ware vereering P

Iemand eeren, is van iemand eenen hoogen dunk hebben, iemand hoogschatten en zulks doen blijken wegens de goede hoedanigheden welke de geëerde persoon bezit. Bestaan echter deze hoedanigheden in de volmaaktheid of de heiligheid, dan stijgt deze eer tot eene vereering, welke den hoogsten trap van eerbe-wijzing uitmaakt.

üaarom spreken wij ten opzichte van God en Zijne Heiligen, gewoonlijk van vereering. Zoo bestaat ook het wezen der vereering van het h. Hart van Maria hierin, dat wij het om zijne volmaaktheid hoogachten. En deze hoogachting kan eene enkel uiterlijke, of tegelijkertijd eene innerlijke en uiterlijke wezen.

Ue geringste trap der vereering van het h. Hart van Maria, is eene enkel uiterlijke hulde, waaraan ons hart niet zoozeer deel heeft, b. v. wanneer wij dik-

-ocr page 33-

— 31 —

werf een schietgebedje ter eere van liet h. Hart van Maria herhalen of eene medaille van dit h. Hart dragen.

Eene hoogere trap is eene ware innerlijke hoogachting en liefde van het h. Hart van Maria, uit welke gevoelens dan ook uiterlijke eerhewijzingen aan het h. Hart van Maria, b. v. het bewaren en versieren der beeltenissen ervan, als van zelfs voortspruiten.

De hoogste trap echter, die als de bloesem is dezer vereering, bestaat in de navolging der deugden van het h. Hart van Maria, „want, zegt de h. Au-gustinus, 1 de hoogste vereering is de navolging van hetgeen wij vereerenquot;. Ook de h. Hieronymus vermaant ons Maria na te volgen, indien wij haar waarlijk beminnen, want zegt hij : dit is de grootste eer welke wij haar kunnen bewijzen.

T

I

Gij ziet zelf wel in dat gij aan niemand eene grootere liefde en vereering kunt bewijzen, dan zoo gij n in al uw doen en laten naar zijnen wil en verlangen voegt; wanneer g-ij alles doet gelijk do vereerde persoon en u beijvert in uw gedrag aan haar gelijkvormig te worden. Door eene dusdanige vereering maken wij het h. Hart van Maria zooveel mogelijk tot ons eigen hart.

i

1

Summa devotio est imitari quod colimus.

-ocr page 34-

— 32 —

2. Doeleinde der vereering Yan het h. Hart van Maria.

Wanneer wij uu liet, voorwerp dezer godsvruelil kennen en woteu waarin de ware vereering ervan bestaat, dan zullen wij gemakkelijk bet. doel der vereering van bet b. Hart van Maria begrijpen.

1. Het b. Hart van Maria vertoont ons de inwendige sclioonheid van Onze Lieve Vrouw : „Alle roem der koningsdocbter, zegt ons de b. Scbrift, is inwendigquot;. 1

God beeft eene zoo groote hoeveelheid genaden en deugden in bet h. Hart van Maria nedergelegd, dat de engel Gabriël reeds voor de geboorte van Gods Zoon, Maria begroette met de woorden : „Wees gegroet, Maria, gij zijt vol van genadequot;. 2 Meer dan de zuiverste paral die na duizenden jaren uit den schoot der zeeën werd opgevischt; meer dan de schitterendste edelsteen die thans eerst, uit den donkeren aardbodem wordt opgedolven, en meer dan het meesterstuk van eenen beroemden beeldhouwer, dat eerst thans uit lang ineengestorte puinhoopen aan bet daglicht wordt gebracht, — verdient het b. Hart van Maria, deze allerkostbaarste parel, deze vlekkelooze edelsteen, dit onvergelijkelijk en weerga-

1

Ps. 44,

2

a L\'admirnble Cceur de la Mère de Dieu.

-ocr page 35-

— 33 —

loos meesterwerk der eeuwige wijslieid, aan lietwelk eerst voor good ia onze dagen ecne algemeene erkentenis en vereering te beurt valt, den tol onzer hoogste achting.

Hot betalen van dezen tol, van deze lm 1de, is een der doeleinden van do godsvrucht tot. het h. Hart van Maria.

2. Zoo schoon en heerlijk liet h. Hart van Maria op zich zelf is, zoo vol liefde is hot ook jegens ons menschon. Volgens dc woorden van pater Eudes (die het eerst en het uitvoerigst over het h. Hart van Maria geschreven heeft) is het Hart van Maria „het Hart der Koningin van hemel en aarde, hot Hart der beheorscheres van het heelal, het Hart dor innig beminde Dochter van God den Vader, het Hart der Moeder van Gods Zoon, het Hart der Bruid van den h. Geestquot;, en verdient deswege onzo hoogste achting; maar het is ook tevens het Hart onzer allerbeste Moeder, het waardigste, het edelmoedigste, milddadigste, goedertierenste en teederste Hart, dat zoowel uit liefde tot ons als tot God blaakt cn ook om deze rede onze vurigste liefde overwaardig is.

Ja, Maria is onze Moeder, cn haar Hart is hel, Hart onxer Moeder, want Maria is de nieuwe Eva, die ons in en met haren Zoon, den nieuwen Adam, het geestelijk leven heeft gegeven, en ons aan den voet des kruizes, te midden der hevigste smarten van haar heilig Hart, heeft geboren.

-ocr page 36-

— 34 —

Wat moet dan een kind nu eeren en beminnen zoo niet het Hart zijner allerteederste Moeder, dat ons allen zoozeer bemint eu alles uit liefde tot ons heeft ten offer gebracht?

Het bewijzen dezer weierliefde is het tweede doeleinde der vereering van het li. Hart van Maria.

3. De liefde van liet h. Hart van Maria is geene vruchtelooze. Zoowol voor als na hare hemelvaart heeft Maria de grootste genaden en de onschatbaarste goederen voor ons verkregen. Zij heeft hare toestemming aan de menscliwording van Gods Zoon gegeven en op elke wijze tot onze verlossing medegewerkt. „Zonder hare toestemming, zegt de abt Willem 1, wilde God het vleesch niet uit Maria aannemenquot;. Evenzoo spreekt de h. Petrus Damia-nus1: „God wilde niet menseh worden zonder Maria\'s toestemming, opdat van den eenen kant onze dankbaarheid tot haar grooter zoude zijn en wij van den anderen kant zouden erkennen, dat het geluk van het menschdom in de handen dezer h. Maagd is gelegenquot;. „Alle menschen die geleefd hebben, leven of leven zullen, moeten Maria als middelares hunner zaligheid betrachtenquot;, zegt de h. Bernardus 3. Welke sterveling vermag do gunsten en genaden op

1

s. Lig., Heerl. v. Maria, 1. 5.

-ocr page 37-

— 35 —

te sommen die Maria reeds door hare voorspraak voor het menschelijk geslacht heeft verkregen ? Tot hoe groeten dank zijn wij dan niet jegens dio goe-dertierene Moeder verplicht?

Het kwijten dezer plicht van dankbaarheid is liet derde doeleinde der vereering van hot h. Hart van Maria.

4. Vele menschen, helaas! vergelden de liefde en de woldaden van Maria met ondank. Van de duizend millioenen menschen die onzen aardbol bewonen, is zoowat een vijfde doel katholiek, eu van dit vijfde deel zal mogelijk een tiende somwijlen iets meer doen ter eere van Maria, dan enkel bidden. Hoezeer wordt thans nog do gezegende Mooder Gods door ketters, ongeloovigen, vrijgeesten en slechte katholieken in woord en daad en schrift versmaad en bespot? Zulks heeft hare trouwe kinderen bewogen, om even als zij dit jegens het h. Hart van Jezus doen, ook aan het h. Hart van Maria door oene bijzondere vereering, schadeloosstelling te geven voor de versmadingen, miskenningen en boleedigingon der zondaars.

Deze eerherstelling en eereboete is het vierde dool van de godsvrucht tot liet h. Hart van Maria.

5. De ware kinderen van Maria gaan nog vorder ; zij willen ook zelfs do zondaars voor don dienst van Maria winnen. Dit dool, namelijk de bekeering der zondaars, heeft zich de Hroedcrschap van het

-ocr page 38-

— 36 —

heilig Hart van Maria, in 1837 te Parijs opgericht, vooral voorgesteld. Benevens de zoude, het grootste kwaad, wil ook het liefderijk en teeder Hart van Maria gaarne alle andere onheilen van ons afwenden. Derhalve heeft de gemelde Broederschap, na eenige jaren van haar bestaan, met haar voornaamste doel, nog dit tweede bijzonder doel vereenigd, en even als de bekeeringen der zondaars, zijn de genezingen van ziekten en reddingen van vele kwalen en ellenden, die door de voorspraak van het h. Hart van Maria zijn verkregen, ontelbaar geworden.

§ 3. Yoordeelen der vereering iran het h. Hart van Maria.

Wanneer wij ons een goed begrip van deze ver-eering hebben gemaakt en het doeleinde ervan kennen, zullen wij ook de voordcelen dezer godsvrucht beseffen.

Gelijk in de vereering zelve, zijn er ook in de voordeeion die ze oplevert, verscheidene trappen.

1. De geringste trap der vcreering van het h. Hart van Maria, is ie uiterlijke eerhewijzing. Hoeveel eenc zulke vereering roods bij hot h. Hart van Gods Moeder vermag, bewijzen ons de vele voorbeelden die in het schoone boek der Heerlijkheden van Maria, door den h. kerkleeraar Alphonsus Maria de Liguorio, en iu de Anmlen der aartsbroederschap van het h. Bart van Maria worden aangehaald.

-ocr page 39-

Het ia zeoi- dikwijls gebeurd dat mou eouou vor-stokteu zoiiduar die o(( zijn uiterste lag eu uiet van bekecriug wilde hooreu, schier tegen zijuen wil eeue medaille van de Onbevlekte Ontvangenis van Maria omhing en dat zijne onsterfelijke ziel dour de voorspraak van do Toevlucht tier zondaren werd gered.

Een zeker oflicier had bij het beginman den strijd ecu scapulier, waarop het h. Hart van Maria was afgebeeld, omgedaan. De dood maaide gelieele rijen strijders om hem weg; hij alleen blijft ongedeerd eu kon Maria na deu strijd voor hare moederlijke bescherming danken. Een ander man had vau do goede gewoonten zijner jeugd enkel het godvruchtig gebruik onderhouden alle dagen éen Wees-gcgroetje ter eero van het h. Hart van Maria le biddeu. liij geraakte op zondige wegen, maar de barmhartige Hemelkoningin bracht den verloren zoon in het huis van den Ilemelscheu Vader terug en thans bewandelt deze bekeerde zondaar in de Congregatie van O. L. Vrouw standvastig de paden der deugd.

Aan het sehiotgebedjo: Koel hart mtt Maria, toe.es mijnt: redding! heeit de h. Vader Pius ix., diegroote dienaar van Maria, 300 dagen, telkens als men het uitspreekt, toegevoegd ; eu vollen aflaat ecus in de maand, zoo men het dagelijks bidt. (30. Sept. 1853.) Ook is deze aflaat toepasselijk op de arme zieleu in het vagevuur.

Berekent nu eens hoeveel dagen eujaren — die gij

-ocr page 40-

— 38 —

iHidors tot boeting dor tijdolijke straffen uwer zonden in het vagevuur zoudt inoeleD doorbrengen, door het godvruchtig bidden van dit schietgebedje kunt kwijten, en ook tevens hoezeer gij de geloovige zielen erdoor iu haar lijden kunt, verlichten en laven, wanneer gij bedoeld gebedje éon maand, ceujaar, tien, twintig, dertig of meer jaren dagelijks eens, of\'s morgens en \'s avonds met aandachtigheid uitspreekt ter eero van het h. Hart van Maria.

2. Maar alle mlerlijtce godvruchtige oefeningen ter eero van hot h. Hart van Maria verkrijgen oene hoogere waarde, naar mate uio hart er meer aan deelneemt en met liefdevolle hoogachting jegens het h. Hart van Maria is bezield. Hoe welgevallig zal het oog van Maria niet gevestigd wezen op een hart dat haar innig bemint cn getrouw vereert V Mn indien iemand dikwerf aan Maria zijn hart en zijne genegenhedeu opdraagt, zoo schijnt het mij dat de lieve Moeder Gods hem toespreekt: „Wijl ge mij geheel uw hart en al uwe liefde schenkt, zoo geef ik u ook mijn hart cn mijne liefde !quot; Welk eone voortreffelijke ruiling !

De zalige Margaretha Maria had het geluk hel h. Hart van don goddelijken Heiland als het zinnebeeld Zijner overgroote liefde te mogen ontvaugen. Wie onzer zou ook niet graag van Maria een dusdanig teeken 011 onderpand van hare liotdo deelachtig worden? Daar wij echter gewoonlijk wegens onze zonden eu zinuelijko neigingen eene zoogroote gunst

-ocr page 41-

niet waardig zijn, dan toch vermeerdert met onze hoogaclitiug on liefde ook telkens ons vertrouwen tot Gods Moeder en haar h. Hart. Wanneer nu iemand een vast vertrouwen bezit ea geenszins twijfelt, dan ontvangt hij alles waarvoor hij bidt, natuurlijk zoo hei hem zalig is; niemand mag immers, redelijker wijze, om iets dat hem uadeelig is, bidden. Het is niet te denkon dat Gods h. Moeder die ons allen meer dan de beste der moeders bemint, een liarer godvruchtige kindereu, hetgeen haar met een minnend en vertrouwond hart aanroept, niet spoedig verhooren zal. Hiervoor strekkeu ons immers do goedheid en de macht van haar li. Hart tot een vasten waarborg. De Heiligen noemen Maria ronduit eene smeekende almacht. Maria is niet almachtig zooals God almachtig is, namelijk door natuur, maar zij is zulks door de kracht van hare voorbede ; het is immers onmogelijk dat Jezus iets aan zijne lieve Moeder weigerc. Men kan zelfs nog een stap verder gaan en beweren, dat ook een waar kind van Maria, hetwelk zich vooral met innige liefde en een vast vertrouwen tot haar h. Hart wendt, in zekeren zin almachtig is, wijl deze teederhartige Moeder ook aan haar liof kind niets zal weigeren hetgeen tot Gods eer en tot heil der zielen kan strekken.

3. Edoch het grootste loon komt ook aan deu hoogsten trap van vereering toe. Hij, die den inensch in het licht des geloofs betracht, zal hem geen groo-

-ocr page 42-

— 40 -

ter geluk dim deugd eu heiliglieid kunuen toewen-sclieu. Meer weegt iu Ciods weegschaal een enkele bovenuatuurlijke deugd dau alle goederen en seliutleu dezer wereld; schooner blinkt die deugd dan milliuenen helder stralende hemellichten aan het uitspansel. In het bezit van zulke deugden zijn de heiligheid en do volmaaktheid gelegen. Zoo nu een goed kind van Maria in de vorming van zijn hart, het h. Uai\'t zijnor Moeder tot voorbeeld ueomt, dan brengt het ook de trekken der deugden van Maria in zijn eigen hart zooveel mogelijk over, en hierdoor ontstaat er allengs een beeld van deugden, dat wij heilig noemen. Ken zoodanig beeld echter is iets zoo voortrelVolijks, dat de monachen hetzelve niet alleen iu de oogen, gebaarden en gelaatstrekken van dat kind bewonderen, maar dat er ook zelfs de Eugolon des Hemels en de allerheiligste Drievuldigheid huune aandacht op vestigen.

Wie zal dan niet het h. Hart van Maria eeren en er ook zijn hart aan trachten gelijkvormig te maken P Ciod hoeft Zijne rijkste schatten in het Hart van Maria nedergelegd. Zoo komt dau allen, lieve kinderen van Maria, en schopt naar weusch en hartelust uit het h. Hart onzer Moedor, deze onver-droogbaro bron van genade en van zaligheid !

-ocr page 43-

§ 4. De vereering van liet h. Hart yan Maria door Gods Heiligen.

In alle eeuwen der Kerk hebbeu Gods Heiligen erkend dal het h. Hart van Maria een bijzonder deel heeft genomen aan het werk onzer verlossing. Uit dien hoofde hebben zij het Hart van Maria a. zoowel in hunne geschriften, als h. in hunne godvruchtige oefeningen verheerlijkt.

a. De h. Augustinu-t (f 430) spreekt in zijn boek van de maagdelijkheid: „De moederlijke betrekking zou Maria niet gebaat hebben, als zij Jezus niet meer in haar Hart dan in haren zuiveren schoot gedragen hadquot;.

De li. paus Leo de Groots (f 461) zegt in zijn sermoon op Christus\' geboorte : „Eene koninkliiko jonkvrouw uit den stam van David werd uitverkoren, om de hemelsehe spruit, den Godmensch, nog eerder in haar Hart dan in haren schoot te ontvangenquot;.

De h. Joannes Damascenus (f 780) lofprijst in zijn eerste sermoon op Maria\'s geboorte, de oogen, ooren, lippen en den mond der allerheiligste Maagd ; vervolgens tot haar Hart overgaande, zegt hij: „Uw allerheiligste en onbevlekte Hart is altoos tot uwen welbeminden Zoon gekeerd, en is geheel bezig Hem te beschouwen, te begeeren, te zoeken en uit alle krachten te beminnenquot;.

3\'

-ocr page 44-

— 42 —

Dg h. Hernardus (f 1153) roojjt lid barmhartig ou meewarig Hart van Maria aldus aan : „Open, o Moedor vau barmhartigheid, de deurou vau uw allerminzaamst Hart voor de gebeden die wij al zuchtend en snikkend tot U stieren! Gij versmaadt en verstoot geeu enkelen zondaar, hoezeer hij ook mot zonden beladen zij, indien hij slechts tot U verzucht on met een rouwmoedig hart uwo voorspraak verzoektquot;.

De h. Bonaveniura (f 1274) zogt in zijne uitlegging vau het tweede hoofdstuk bij den evangelist Lucas: „Dat hot Hart van Maria door do ark dos vorbonds word voorbeduid ou vorziunebeeld; want evenals de ark van eou onbederfelijk hout was go-timmerd, zoo was ook het Hart van Maria bevrijd van alle bederf der zonde; gelijk de ark van binnen en van buiten met hot fijnste goud was bekleed, zoo schitterde ook het Hart van Maria door liefde tot God eu do menschon; gelijk de ark verder de twee steenen tafelen der tien geboden bevatte, zoo had ook de h. Geest met gulden letters al de leeringen en voorschriften, die de Verlosser uit den hemel medebraeht, in het Hart van Maria geschreven; eu eindelijk, zooals in de ark dos vorbonds oen weinig van het manna werd bewaard, dat God den Israclieten in de woestijn tot voedsel had doeu regenen, zoo bewaarde ook Maria zorgvuldig in haar Hart de woorden des levens en dc goddelijke waar-

-ocr page 45-

— 43 —

heden die haar lieve Zoon tot geestelijk voedsel onzer zielen was komen verkondigen.

De h. Laurentius Justinianus (f 1455) vertoont ons het h. Hart van Maria als den heldersten spiegel, waarin zich het leven, lijden en sterven van haren goddelijken Zoon afspiegelen.

De zalige Petrus Canisius (f 1597) zegt: „Dat het Hart van Maria een allerreinst Hart is, hetwelk liet eerst de gelofte van zuiverheid heeft afgelegd ; een allerootmoedigst Hart, dat vooral door nederigheid is waardig geworden den Heiland te ontvangen; een allerminzaamst Hart, wijl het van liefde tot God en de mensehen gloeit, en eindelijk een allergetrouwst en bezorgd Hart, wijl het alle gebeurtenissen van het leven des Heilands getrouw en zorgvuldig heeft weten te bewarenquot;. (Lib. 4, cap. 19.)

De eerbiedwaardige Thomas a Kempis zegt: „Kunnen wij wel een beter schuiloord aantreffen dan het moederlijk Hart vau Maria ? Daar vindt de anno een woning, de zieke geneesmiddelen, de bedroefde vertroosting, de twijfelachtige goeden raad en do verlatene hulpquot;.

b. Onder de heiligen die in hun leven vooral het h. Hart van Maria vereerden, verdient de h. Jozef wel de eerste plaats. „Hij was de bruidegom van Mariaquot;, zegt de h. Schrift, om hierdoor aan te duiden, dat de h. Jozef een hart bezat hetwelk meer dan elk ander menschenhart aan het h. Hart van

-ocr page 46-

— 44 —

Maria gelijkvormig was en steeds getracht heeft om in woorden, werken en gedachten aan het Hart zijner verhevene bruid te behagen en te gelijken.

Daarna volgt de h. evangelist Joannes, de geliefde leerling van Jezus. Als zoodanig was hij ook de lieveling van Maria, en moest hij evenals zijn goddelijke Meester ook Zijne heilige Moeder beminnen en Haar hoogbegenadigd Hart vereeren ; het was ook uit hot h. Hart van Maria, waaruit deze heilige evangelist de verhevene waarheden putte, welke hij ons in zijne Brieven en Openbaringen voorhoudt, immers, zegt Knpertus, alle h. h. Schriften waren bewaard in het Hart van Maria.

De li. h. Brigitta, Mechtildis en Gerirudis werden door Jezus zeiven aangespoord om het Hart van Maria te vereeren, en zonder twijfel zullen deze heiligen aan de uitnoodiging van haren Hemelschen Bruidegom hebben gevolg gegeven.

De h. Thomas van Kantelberg, aartsbisschop en martelaar (f 1170), had eene groote godsvrucht tot de zeven Uijdschappen die het h. Hart van Maria op aarde heeft ondervonden, namelijk 1. bij de blijde boodschap, 2. bij het bezoek van Elizabeth, 3. bij de geboorte van Jezus, 4. bij do aanbidding dor h. h. Driekoningen, 5. bij de vinding van Jezus in den tempel, 6. bij de verrijzenis des Zaligmakers en 7. bij hare eigene hemelvaart.

Maria verscheen aan dezen heiligen man en nadamp;t

-ocr page 47-

— 45 —

zij bem hare tevredenheid over deze vereering had betuigd, verzocht zij hem ook nog de zeven blijd-schappen te vereeren die haar h. Hart in den hemel heeft gevoeld, toen zij er 1. boven alle engelen en heiligen werd verheven, 2. met eeue onbeschrijfelijk luistervolle kroon werd bekroond, 3. met een glans gelijk aan den zonneglans werd gekleed, 4. de eer-bewijzingen van alle hemelbewoners ontving, 5. als koningin van hemel en aarde werd uitgeroepen, 0. de macht verkreeg om hare kinderen en dienaren met alle schatten des hemels te begunstigen, en eindelijk 7. de verzekering ontving dat hare vreugden zich tot het einde der tijden zouden vermeerderen.

De zalige Herman Jozef (f 1303) die te Keulen als Norbertijn den weg der heiligheid bewandelde, bad alle dagen eeu Wees gegroet ter cere van het h. Hart van Maria.

De h. Ignatius, stichter van het Gezelschap van Jezus (f 1556), wordt gewoonlijk met een van liefde brandend hart afgebeeld ; hij heeft ook deze liefdevlammen aan het h. Hart van Maria toegewijd, en hij droeg sedert zijne bekeering altoos eene medaille van dit h. Hart op zijne borst, met den wensch, dat Maria zijn hart in gedachten, woorden, besluiten en daden gedurig meer en meer aan haar Hart zou gelieven gelijkvormig te maken. Deze h. Vader verklaart dan ook dat hij door het h. Hart van

-ocr page 48-

— 46 —

Maria vele en grooto gunstbewijzen van God heeft ontvangen.

Ook do li. Phitippus Nerius (f 1595) hoeft in liet boekje voor de leden zijner Congreganisten van O. L. Vrouw, om ben het feest van liet h. Hart van Maria waardiglijk te doen vieren, acht meditatiën opgesteld, die ons bewijzen hoezeer ook zijn hart, hetwelk uit hevige liefde tot zijnen Goddelijken Heiland werd vergroot en uiteen gespannen, ook tevens voor Maria\'s h. Hart heeft geblaakt.

De h. Frunciscus van Sales eindelijk (f 1622) heeft zijn hoofdwerk, namelijk zijne „Verhandeling over de liefde Godsquot;, aan liet h. Hart van Maria opgedragen.

Op deze wijze, lieve Congreganisten, hebben ons Gods Heiligen van alle eeuwen in woord en daad oen voorbeeld gegeven van de vereering en godsvrucht lot het h. Harl van Maria; hoeveel te ijveriger moeten wij dan niet wezen in de navolging hunner voorbeelden, en des te meer nog, omdat de h. Kerk deze vereering en godsvrucht heeft goedgekeurd, aangeprezen en met vele aflaten verrijkt, en wijl de ondervinding ons leert welke zalige vruchten deze godsvrucht reeds over den aardbodem in steden en dorpen heeft verspreid, en nog gedurig blijft voortbrengen, zooals wij nader zien zullen.

-ocr page 49-

_ 47 —

§ 5. De Kerkelijke vereering van het heilig Hart van Haria.

Gelijk Maria de eerste vereerster was van liet li. Hart van Jezus, zoo kau men ook Jezus den eersten vereerder noemen van het h. Hart van Maria, üit genaderijk, dit deugdzaam Hart was immers liet allerschoonste voorwerp in het heelal, waarop het alziend oog Gods met welgevallen kon rusten. Maar even als de Goddelijke wijsheid en liefde niet in eens in de natuur de bloemen met hare volle pracht omkleedt, evenzoo gaat ook God te werk, van lieverlede leidt Hij de Kerk en hare uiterlijke oefeningen van godsvrucht.

In het jaar 431 werd Maria op de kerkvergadering van Ephese als Moeder Gods plechtig uitgeroepen; op de kerkvergadering van Lateraau, in 649, werd hare altijddurende maagdelijkheid uitgesproken, terwijl op de kerkvergadering van Trentc werd aangeduid dat Maria zonder zonde is.

Toen nu de godsvrucht tot het h. Hart van Jezus openbaar werd in de katholieke wereld, toen werd ook al spoedig het h. Hart Zijner onbevlekte Moeder nevens het aanbiddelijk Hart van Jezus ter vcreeriug gesteld. Nog geen vijftig jaren na de openbaring der godsvrucht tot het h. Hart van Jezus aan de zalige Margaretha Maria Alaeoque, hadden reeds meer dan vijftien aartsbisschoppen en bisschoppen de gods-

-ocr page 50-

— 48 —

vrucht tot hot Hart van Maria onderzochten aanbevolen.

In 1008 keurde do kardinaal Vendórae, deze godsvrucht goed. Bedoelde goedkeuring word in datzelfde jaar door den Apostolischen Stool bevestigd, die ook tevens verlof gaf tot de openbare vereering van hot h. Hart van Maria. Zes jaren later mochten ook ter eere van dit h. Hart, broederschappen worden opgericht welke door den h. Stoel met aflaten begiftigd werden.

Paus Benedictus xiv. heeft bij bulle van den 7. Maart 1753, te Home, in de kerk van don Verlosser bij Monte Sisto, de broederschap van liet h. Hart van Maria opgericht.

Pius vu. bevestigde deze godsvrucht op nieuw door een besluit van de Congregatie der kerkelijke plechtigheden, van den 31. Augustus 1805 ; hij richtte eene aartsbroederschap op van het h. Hart vau Maria, verleende vele aflaten aan de ingeschreven leden ervan en schonk haar de bevoegdheid andere zulke broederschappen, buiten Rome, mot zich te verbinden.

Pius ix. onsterfelijker gedachtenis, heeft in hot jaar 1854, toen hij Maria, onbevlekt ontvangen hooft verklaard, toegestaan eene bijzondere mis en een bijzonder ofücie voor het feest van het h. Hart van Maria, op don Zondag na de octaaf van Maria-Hemelvaart, on gebood dit feest als duplex of dubbel feest te vieren.

-ocr page 51-

— 49 —

De Goddelijko Wijsheid hooft iu het bestuur dor Kerk en bij de oprichting der opeubtiro godvruchtige oefemugeu steeds op do heerscheude tijdstroomiug liet oog gerielit; al hare beschikkiugeu te dieu opzichte zijn eveuzouveol heel- eu heilmiddelen om hare kinderen tegen het geweld der zoude te bewaren of de reeds door do zonde aangetasten zooveel mogelijk van het volslagen bederf te redden.

Zoo kreeg ook de godsvrucht tot het h. liart vau Maria een nieuw leven, door een voorval waarin wij de hand tiods klaarblijkelijk aanschouwen, /.iethier wat daartoe aanleiding gaf.

In het jaar 1833 werd te Parijs, in de kerk van O. L. Vrouw der Overwinningen, de eerwaarde heer Defriche - Desgeuettes, een vrome en ijvervolle priester, tot pastoor beuoemd. Deze parochie in het midden ongeveer van het „nieuwe Babylonquot; gelegen, telde \'lt;J7,OUO zielen. Ue kerk was om zoo te zeggen verlaten en verwaarloosd ; de kerkelijke diensten, de predikatiën werden slechts door eenige godvruchtige lieden bijgewoond, en van 1. Januari 1835 tot den laatsteu December van dat jaar had de pastoor slechts 7\'lt;J0 h. h. Communiëu, kunnen uitreikeu. Voorwaar een missionaris in China heeft meer troost in zijne bediening!

Den 3. Deceuiber 1S3Ü kreeg de pastoor Dege-nettes, onder de h. mis, de zalige gedachte, zijne parochie aan het h. Hart van Maria toe te wijden.

-ocr page 52-

— 50 —

om door de voorspraak van dit h. Hart de bekeering der zondaars te verkrijgen. Aanvankelijk verwierp de pastoor deze gedachte als eene verstrooidheid, maar hij kon zo nochtans niet ter zijde stollen, tot dat hij eindelijk, gevolg gevende aan deze zalige ingeving, den 11. Deeembor, met toestemming van mgr. De Quélen, aartsbisschop van Parijs, in zijne kerk de Broederschap van hel h. Hart vati Maria tol bekeering der zondaars oprichtte. Al spoedig werd deze godvruchtige onderneming met de heerlijkste vruchten gezegend, want reeds in het volgend jaar had pastoor Desgenettes (,)550 Communiën, terwijl zijne broederschap in 18li8 door Gregorius xvi. tot aartsbroederschap werd verhevou, met eene menigte aflaten begunstigd 1 en met de macht voorzien om andere broederschappen, die elders onder denzelfden

(\') Breve van 24. April 1838. Volle aflaat: 1° Aan de medeleden op den dag hunner insclirijving, mits zij, in welke kerk hel ook zij, waardig biechten en communiceeren; 2° op de feesten der broederschap; 3° op den veajaardag hunner geboorte, indien zij eiken dag het Wees gegroet bidden voor dc bekeering der zondaars: 4° in het uur des doods, mits zij waardig hebben gebiecht en gecommuniceerd, ol\' zulks niet hebbende kunnen doen, ten minste met hol hart den h. Naam Jezus aanroepen.

Aflaat van 50lt;) dagen, wanneer zij dc Zaterdagsche mis voor dc bekeering der zondaars in de kerk der aartsbroederschap bijwonen. (Pieux trésor des membres do l\'Archi-confrérie du très-saint cl immaculé Coeur do Mario.)

-ocr page 53-

— 51 —

titel zoudeu willen opgericht worden, bij haar in te lijven.

In miiuler dan vier jureii werden er reeds 187 broederschappen met de aartsbroederschap van Parijs vereenigd. In IS t-t tolde zij 12000 liliaal-broeder-schappen en 16 millioenen medeleden!. ..

Geheelc familiën die allen godsdienstzin verloren hadden zijn tot God teruggekeerd; verdwaalde jou-gelingcn en jongedochters, versteende zondaars hebben aan hun zoudig leven vaarwel gezegd en bij hot Hart van de allerteedorste Moeder dien troost en dien vrede gevondeu, welke zij niet uieor koudon.

Ue oonige voorwaarden om iu deze zalige verbroedering opgenomon te worden zijn:

1. Dat men zijnen nuam op de lijst der medeleden late inschrijven, eu

2. Dat men dagelijks een Wees-gogrootjo bidde tot bekeeriug dor zondaars met het volgend schietgebedje: „O Maria, zonder zonden ontvangen, bid voor ons, die onze toevlucht tot u nemen!quot;

De feestdagen aan het h. Hart van Maria toege-gewijd, ziju behalve het voornaamste feest van dit h. Hart op Zondag na de oclaat van Maria-Hemelvaart^ do eerste Zalcrdcuj of Zondag der maand, alsook elke andere Zaterdag, als wanneer ook in de kerk der aartsbroederschap, do h. mis voor do levende en afgestorveuo leden der Verceniging wordt opgedragen.

-ocr page 54-

TWE1SDE DEEL. Scliounheid van het h. Hart van Maria.

I, Het h. Hart van Maria in Ie Onbeirlelrte Ontvangenis.

De wiin; vcruiiiing, wauuccr zij uiut enkel eoue uiterlijke wil wezen, moet op innerlijke lioogacliliug van liet h. Hart gegrond zijn. Om ons tot deze vereering van het li. Hart vau Maria te stommen, zullen wij vooreerst de schoonheid en den rijkdom van genaden betrachten in welke het h. Hart der Mouder Gods werd geschapen, en waardoor het, gelijk de opkomende zou, steeds hooger en hooger schitterde, tot dat hel eiudelijk het allerhoogste toppunt van glans en heerlijkheid heelt bereikt in den hemel.

Wanneer wij ceu kunstwerk zien, vragen wij al aanstonds naar don naam dos meesters die het gemaakt heelt, en volgens het antwoord dat ons wordt gegeven, klimt oi\' daalt onze bewondering. Zoo kunnen wij ook ton opzichte van hot h. Hart van Maria vragen; „Wie heeft dit h. Hart geschapen en gevormd?quot; En het antwoord luidt; „God, de Heer zelf!quot;

-ocr page 55-

— 53 —

Wie echter is God? Het allerhoogste, allervolmaaktste, onafhankelijkste Wezen. Om ons zulks eenigszins voor te stellen, zullen wij eenen blik in onze omgeving werpen. •

Niets van alles wat wij zien is uit of door zich zelf; alles is afhankelijk en begrensd, zoowel in zijn ontstaan als in zijn voortbestaan. De plant wortelt in den bodem, hot dier heeft do plant, de mcnsch heeft zijnen evenmonsch alsmede de krachten dei-levende en levenlooze natuur noodig; de aardbol is als een lid en een schakel in do orde der hemellichamen en met hen aan de zon vastgesmecd en moet iu het zonnestelsel met de andere planeten ccne regelmatige baan beschrijven. Er is echter ccn wezen alleen, dat van geen ander wezen afhangt, dat in zijne onmeetbaf-heid, macht en duur, ja in elke betrekking onbegrensd en onafhankelijk is, en het punt ook is om hetwelk en waarheen zich allo werelden bewegen. Dit Hoogste Wezen is God!

En deze God, de fontein van alle volmaaktheid, is do sehepper en vormer van hot Hart van Maria. Gij zult zeggen: „God hoeft de harten van allo meuscheu gemaakt en derhalve is dit voor Maria geen voorrechtquot;. O ja, God beeft alles wat bestaat, geschapen; nochtans, het volmaaktste wat God — na de menschelijke natuur, na hot Hart van Zijnen Goddelijken Zoon — heeft geschapen, een meesterstuk Zijner handen, is het h. Hart van Maria.

-ocr page 56-

— 54 —

Want het Hart van Maria in het Hart der Moeder Gods.

„Alvorens God de aarde en hare grondvesten legde, was reeds Maria bij Hem. Zij is uit den mond dos Allerhoogsten voortgekomen.quot; quot; Derhalve kunnen wij uit de verhevenheid des Scheppers, die met Zijne macht en liefde het Hart van Maria vormde, terecht de onbeschrijfelijke schoonheid van dit h. Hart opmaken.

Om echter betor nog do schoonheid en de overvloedige genaden te leeren begrijpen, waarmede God het h. Hart van Maria verrijkt en versierd heeft, zullen wij de betrekking van het li. Hart tot elke der drie personen van de h. Drievuldigheid eens nader gaan overwegen.

1. Het h. Hart van Maria is het Hart der Dochter van God den Vader.

Uedeuken wij ons eens eenen vader, die koning is en slechts een eenig kind, eene eenige dochter bezit. Hoo vurig zal hij die dochter niet beminnen, met alle zorg bewaken en voeden, en zoo hij een ware en teederc vader is — haar hart vooral trachten te vormen en met de edelste hoedanigheden, met de schoonste deugden zoeken te versieren! Ilij zal haar niets wat zij billijk

1 Lib. Sap.

-ocr page 57-

wonscht weigeren en gaarne alles wat hij bezit voor haar opofferen.

Welk een vader en koning kan zich echter in rijkdom en goedheid met den allerhoogsten Vader en Koning des hemels gelijk stollen ?

En hoe zal de oneindig liefderijke Hemelsche Vader bij de vorming van het h. Hart van Maria, Zijne almacht niet hebben gebruikt; welke overvloedige rijkdommen en genaden zal Hij niet in dit h. Hart hebben uitgestort? Voorzeker, o h. Hart van Maria, heeft de Goddelijke Vader het zegel van Zijn vaderschap in u geprent. Gij zijt een volmaakt evenbeeld van nwen almachtigen en allerheillgsten Vader geworden. Gij zijt door uwe onbevlekte ontvangenis in heiligheid boven alle heiligen des hemels verheven ! Gij zijt waardig gemaakt als Moeder Gods met God in de nauwste betrekking te treden, en als de eenige welbeminde Dochter van den Koning van hemel en aarde door ons en door allo schepselen geëerd en geprezen te worden.

2. liet h. Bart van Maria is het Hart der Moeder van den Goddelijken Zoon.

In de h. Schrift wordt aan ieder kind streng geboden : „ Ker uwen vader en nwe moodor 1quot; Zou do Goddelijke Heiland, de boste aller menschenkinderen, dit gebod niet in acht genomen hebben ? Hen braaf kind zoekt zijne moeder alle vreugde te verschaffen, on offert, voor haar zijn gold en good, zijnen arbeid.

-ocr page 58-

— 5(5 —

zijue gezoudlicid, ja, indien hot noodig is, zijn leven op.

Zou dan Jezus Zijne lieve Moeder minder hebben bemind ?

Voorzeker noen, zegt de h. Bernardus 1, „want Maria word in hare onbevlekte ontvangenis meer door Gód bemind dan alle heiligen, omdat zij als de toekomstige Moedor Gods bemind wordquot;. Zoo heeft ook deze liefde van don Goddolijkeu Zoon, Hem aangespoord om het Hart Zijner Moeder met alle genaden en hemelsoho gunsten op te smukken, welke Zijne wijsheid kon uitdenken en die Hij van Zijnen Hemelsohen Vader had ontvangen; te meer, daar Hij wist dat Maria niets moor verlangde of begeerde dan een begenadigd en heilig Hart.

O Maria I Wij roepen derhalve met den h. Hugo van s. Vietor, tot U; „O allerwaardigste Moeder van eeuen aller waard igston Zoon ! O schoonste der sehoonen, verhevenste der vorhevenen, o Moeder van uwen God, wij groeten U en wij prijzen U !quot; 2

H, Het h Ilarl van Maria is het Hart der Bruid van den h. Geest.

Al hot goede dat do almacht der h. Drievuldigheid kon scheppen en Hare wijsheid kon bedenken, dat wilde ook hare liefde aan Maria geven.

1

Epist. -174.

2

- Serm. de ass.

-ocr page 59-

De h. Geest is de liefde des Vaders en des Zoons; Hij ia de uitdeeler der goddelijke genaden.

Maria is echter de Braid des h. Geestes, die Hij, volgens de bewering van den h. Justinianus, Suarez en anderen, meer beminde dan alle engelen en heiligen te zamen, en zulks, zegt de h. Alphonsns\', van af hare Onbevlekte Ontvangenis.

Ben wereldsche bruidegom zoekt zijne teedere genegenheid aan zijne bruid hierdoor te bewijzen, dat hij haar kostbare geschenken, gond, edelsteenen, zijden stoften, zijne beeltenis, en onder de uitdrukking „zijn hartquot;, al zijne liefde aanbiedt.

Zoo gaf ook de h. Geest aan Zijne welbeminde Bruid geen gouden en zilveren kostbaarheden, wel is waar, maar Hij schonk aan Maria Zijn beeld en Zijne liefde, zoodat het h. Hart van Maria, als een volmaakt evenbeeld Gods in heiligheid, zuiverheid en genade straalde gelijk een edelsteen, waartegen elke andere glans moet verbleeken.

O heilig en onbevlekt Hart van Maria, help ons allen op onze gevaarvolle levensreis, opdat wij den weg der deugd, den weg naar den hemel standvastig blijven bewandelen en nimmer mogen verlaten!

1 Heerlijkheden van Maria, 2. medit.

-ocr page 60-

— 58 —

S 2. Het h.. Hart van Haria in hare geboorte.

Het h. Hart van Maria, gelijk wij reeds hierboven gezien hebben, is het werk van de hoogste almacht, wijsheid en liefde, ja, om zoo te zeggen een allervoornaamst meesterstuk der Godheid ; immers Maria zeide zelf eens tot de h. Meehtildis:

„Ik zie nog de vreugde die de h. Drievuldigheid in Haar eeuwig behagen met mij had; eene vreugde die vooral bij mijn ontstaan zoo groot was dat hemel en aarde en alle schepselen, wegens de overvloedigheid van deze vreugde, juichtonen aanhieven. Want even als een kunstenaar die een beeld wil maken, dit eerst in zijnen geest uitdenkt en in zijn hart met welbehagen beschouwt, zoo verheugde zich ook de h. Drievuldigheid in mij, toen Zij mij als eene afbeelding van Haar zelve schiep, in welke zich al de kunst van Hare „macht, wijsheid en goedheid vertoondenquot;. 1

Bij de geboorte van Maria werd nu Gods kunstwerk voor de oogen van de Engelen en mensehen onthuld. Op het oogenblik der onthulling van het werk zijner handen, ziet de kunstenaar nog eens goed na, of er niets aan zijn gewrocht ontbreekt, en maakt hij zijn voortbrengsel zoo schoon en zuiver

1

i., 52.

-ocr page 61-

— 59 —

als mogelijk. Zoo heeft ook God aan het h. Hart van Maria in hare geboorte den hoogsten glans verleend, opdat allen die dit kind zouden zien, het beeld der Godheid, afgedrukt in haar h. Hart, zouden kunnen bewonderen.

Joachim en Anna, de heilige ouders van Maria, hebben door hunnen godvruchtigen levenswandel en hunne vurige gebeden zeker veel tot de volmaaktheid hunner lieve dochter bijgedragen; zij hebben het kostbaar geschenk des hemels ook weder aan God den Heer teruggeschonken, met de oor/moedige bede dat God zelf het hart van hun kind geheel haar leven lang deugdzaam en onbevlekt geliefde te bewaren.

Maar zulke bede van de h. h. Joachim en Anna was niet eens noodig voor Maria; de Hemelsche Vader betrachtte haar reeds als Zijne dochter, die Hij boven alle menschenkinderen allerinnigst beminde ; derhalve vereerde Hij het h. Hart van Maria met den adeldom Zijner genaden, zoodat Maria\'s Hart, volgens den h. Vincentius Ferrerius, reeds in hare geboorte de heiligheid van alle Engelen en zaligen heeft overtroffen.

Ook de goddelijke Zoon zag bij de geboorte van Maria met welbehagen op haar neder, wijl Hij Zijne toekomstige Moeder in haar beschouwde. Welk eeu feest zal Gods Zoon met de Engelenkoren des hemels bij dé geboorte Zijner Moeder niet gevierd hebben !

-ocr page 62-

— 60 —

Met welke rijke geschenken van liefde en genade zal Hij niet het Hart Zijner h. Moeder op haren geboortedag hebben begiftigd P

En de h. Geest ook, die in Maria Zijne welbeminde Braid zag ? Zal Hij niet met de zoetste blijdschap haren geboortedag hebben begroet en gevierd en in Zijne oneindige liefde haar h. Hart met Zijne genadeschatten hebben vervuld ?

Reeds bij hare geboorte verschijnt ons dan het Hart van Maria met den schoonsten luister der genaden getooid. Alle sterren des morgens eu alle kinderen van God juichen haar toe: „Wie is zij die opstijgt als de dageraad, schoon gelijk de maan eu uitgelezen als de zon Pquot;

§ 3. Het h. Hart van Haria in den tempel te Jeruzalem.

Toen Maria drie jaren oud was, brachten hare ouders haar naar den Tempel des Heeren te Jeruzalem. Nimmer heeft eene jonge maagd, die zich naar het klooster, den lusthof van hare ziel begaf, zich zoozeer verheugd dan de kleine Maria, toen zij de trappen van Gods heiligdom besteeg om in het huis van God hare dagen in onschuld en heiligheid door te brengen. „Ik zal intreden, heeft zij toen gewis gedacht, tot het altaar van God, tot den Heer, die mijne jeugd verblijdt. Hoe liefelijk, o Heer, zijn

-ocr page 63-

— 61 —

uwe tabernakelen! Mijne ziel verlangt naar de voorhoven des Heeten!quot;

Hier in Gods tempel werd het h. Hart van Maria door hare medewerking met de goddelijke genade, relf een tempel, dien de Heer door den olie Zijner genade heeft gezalfd, waar Hij zich met deze heilige maagd, in de stille overweging verzonken, gemeenzaam onderhield, waarin gedurig de vlam der liefde tot Hem blaakte en het licht des geloofs nimmer uitdoofde, waarin Hem altoos, frisch en nieuwbakken, de toonbrooden der allerreinste gedachten en begeerten, alsmede de offeranden der aangenaamste werken werden opgedragen.

Voorwaar een tempel is het maagdelijk Hart van Maria geworden, die den eersten en tweeden tempel der Joden, eiken Christelijken tempel, en wat nog meer is, eiken zielentempel der Heiligen, in heiligheid en waardigheid verte te boven gaat, want het h. Hart van Maria was de allerwaardigste woning en het allerreinste tabernakel der Godheid.

Derhalve had ook de h. Drievuldigheid het grootste welbehagen in de h. Maagd genomen, en haastte zich de Zoon Gods, door het aannemen der men-schelijke natuur, in dezen levenden en luisterrijken tempel neder te dalen.

-ocr page 64-

— 62 —

§ 4. Het h. Hart Yan Harla in de mensohwor-ding van God den Zoon en bij de blijde boodschap des Engels.

De twee grootste geheimen van ons geloof zijn de h. Drievuldigheid en de mensehwording van Gods Zoon. Terwijl het geheim der h. Drievuldigheid van alle eeuwigheid was, is het geheim der mensehwording van Jezus Christus het grootste voorval dat in den loop der tijden plaats greep. En de plaats waar dit geheim begon, was het h. Hart van Mx.ria; en het oogenblik waarop dit aanbiddelijk geheim werd voltrokken, was gekomen toen Maria tot den engel Gabriel, die haar de blijde boodschap des hemels bracht, gesproken heeft: „Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woordquot;.

Hoezeer zullen zich Gods engelen, en vooral de verhevene bewaarengel van Maria niet beijverd hebben om het h. Hart van Maria door heilige gedachten, verlangens en verzuchtingen, tot dit heuglijk feest van hare innige vereeniging met de Godheid voor te bereiden !

Een der opperste hemelboden, de aartsengel Gabriël, werd naar Nazareth tot Maria gezonden. Hij betreedt vol eerbied het stille kamertje, alwaar de h. Maagd in het gebed lag verzonken, en hij begroet haar met de woorden: „Wees gegroet, Maria, gij zijt vol van genade!quot;

-ocr page 65-

— 63 —

Uit deze woorden zien wij door de getuigenis des hemels zelve bevestigd, dat het h. Hart van Maria vol van genade is, ja, dat wij het h. Hart van Maria nimmer te zeer kunnen verheffen, zoolang wij er slechts geen goddelijk Hart van maken. „Terwijl andere heiligen, zegt de h. Sophronius slechts een deel der genade ontvingen, heeft Maria de genade in hare geheele volheid ontvaagen, voor zooveel een schepsel daartoe bekwaam is.quot;

„De Heer is met uquot;, aldus vervolgt de engel. En de h. Augustinus voegt er deze verklaring bij : „om zoowel in uw Hart als in uwen zuiveren schoot te wonenquot;. 2

Toen nu de Engel sprak : „Gij zult eenen zoon ontvangen en baren, die groot zal wezen, en de Zoon des Allerhoogsten zal genoemd wordenquot;, sprak Maria: „Hoe zal dit kunnen gebeuren ?quot; En de Engel antwoordde : „De h. Geest zal over u komen en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwenquot;. Nu sprak Maria; „Mij geschiede naar uw woordquot;. En de h. Geest vormde thans uit het zuiverste bloed van het h. Hart van Maria het lichaam van Jezus, waarmede zich tegelijkertijd de ziel van Jezus, de heiligste en genaderijkste ziel die ooit bestaan heeft, alsook de Godheid van den Zoon Gods

1 Serm. de ass. B. M. V. 1 De sanctie, serm. 18.

-ocr page 66-

- w -

met al hare oneindige volmaaktheden kwamen vereenigen.

Komt thans, o Engelen en menschen! aanbidt den menschgeworden God in Maria, en bewondert nu haar h. Hart, dat door zijne waardigheid, schoonheid en rijkdommen, al het geschapene op aarde en in den hemel te boven gaat.

Want, zegt de h. Thomas, toen Maria Moeder van God werd, ontving zij — en bijgevolg ontving ook haar L Hart hierdoor bijna eene oneindige waardigheid, welke de geleerde Suarez 1 oneindig in hare soort noemt, en die geen geschapen verstand maar God alleen begrijpen kan, zegt de h. Bernar-dinua van Senen. 1

Om ons eene soort van voorstelling te maken van de overstrooming der genade in het h. Hart van Maria, verbeelden wij ons eens, dat de zon, die eene zoo groote warmte en een zoo groot licht verspreidt, niet grooter ware dan zij in ons oog verschijnt en dat die vuur- en lichtbol voor uwe voeten zou neder vallen. Zoudt ge door deze zee van licht niet verblind en door dezen warmtegloed niet ontgloeid, zoo niet verteerd worden? Nu dan, wat in de stoffelijke wereld de zon is, dat is op het gebied der genade de Heer Jezus Christus, het licht van

1

Serm. 5, de nativ. B. M. V., cap. 12.

-ocr page 67-

— 65 —

het licht1 , het licht dat in de duisternissen schijnt1, de zon van alle harten. En deze zon van genaden viel op het Hart van Maria neder. Hoezeer zal zij haar ook niet verlicht en verwarmd hebben ? Hoe is het mogelijk dat zij haar niet hebbe verteerd ? Wanneer de kracht des Allerhoogsten Maria niet had versterkt, zou zij de volheid van de goddelijke heerlijkheid en liefde niet hebben kunnen verdragen.

Voorwaar heeft God groote dingen aan Maria gedaan 2 en niet inniger met haar verbonden kunnen wezen, zegt de h. Albertus de Groote, of zij had zelf God moeten worden3.

En om deze reden is het dat alle geslachten Maria zullen zalig noemen.

S 5. Het h. Hart van Maria bij het bezoek van Elizabeth.

De schoonste dag des levens — ge zult dit allen ook wel met den grooten keizer en veldheer Napoleon erkennen moeten — was de dag uwer eerste h. Communie. Roept u dezen dag voor den geest; herinnert u de zoete vreugde en de heilige liefde die

1

Jo. 1.

2

Luc. I. 49.

3

II Super Missus, 10. c.

-ocr page 68-

mm

— 66 —

gij ondervondt toen gij uwen Heer en God, den Bruidegom uwer ziel, met al Zijne goedheid en heerlijkheid in uw onschuldig hart besloten hield. Voorzeker waren die oogenblikken de rijkste aan genaden van uw geheel leven.

Ook Maria had bij de menschwording van Jezus, lt;\\

om zoo te zeggen, voor de eerste keer de h. Communie ontvangen, zoo niet gelijk wij, als spijs voor hare ziel, nochtans had zij Jezus toch met vleesch en bloed, met Godheid en menschheid, met ziel en lichaam, waarlijk en wezenlijk in haar opgenomen.

En dat niet slechts gelijk in ons voor een kwartier uurs, maar voor eene lange tijdruimte rustte de Godheid en menschheid des Zaligmakers onder haar h. Hart. Wie zal dit inwendig leven van Maria gedurende dezen genadevollen tijd, hare gevoelens van liefde en dankbaarheid, hare betrachtingen en toewijdingen aan haar goddelijk Kind, naar waarde kunnen beschrijven? Het Hart van Maria is als een hemel op aarde geworden, daar met den Zoon Gods ook de twee andere personen der h. Drievuldigheid nabij dit h. Hart verbleven.

Laten wij ons Maria voorstellen, hoe zij zich over het gebergte naar Hebron begeeft om er hare nicht Elizabeth te bezoeken. Toen Maria, zoo vol van genade, het huis van Zacharias betrad, was het alsof er een nieuwe genadedag opkwam. Joannes springt op van vreugde in den schoot zijner moeder

!

-ocr page 69-

— 67 —

en Elizabeth wordt vervuld met den h. Geest\'. Ook het huis van Zaeharias wordt als een paradijs op aarde. Obededotn 1 mocht, in het Oude Testament, de ark des verbonds drie maanden lang in zijn huis bewaren en werd daarom door God overvloedig gezegend. Hoe zal dan het huis van Zaeharias niet door het verblijf van Maria, deze nieuwe en levende ark des verbonds, door God zijn gezegend geworden? En hoe zal Maria zelf, deze gezegendste en ootmoedigste ouder alle vrouwen, deze heilige en onbevlekte tempel, waar de Godheid in rust, niet door de vlammen der vurigste liefde in den tijd der verwachting des Heilands, verslonden zijn geweest? 2

§ 6. Het h. Hart van Haria bij de geboorte des Heilands.

Jezus Christus is de zon, en de geboorte van Jezus Christus is de opkomst dezer zon, die een einde kwam maken aan eenen vierduizendjarigen nacht, een nieuw leven en een nieuw licht over de wereld kwam uitgieten. De engelen daalden neder in de vlakte van Bethlehem en verkondigden aan de verbaasde wereld den blijden morgengroet: „Eere zij God in het allerhoogste! En vrede zij op aarde aan de menschen die van goeden wille zijn!quot; 3 Maria was

1

2 Reg. vi. 11.

2

Ex. s. Bonav. in spec, c. 14,

3

% Luc. u. 14.

-ocr page 70-

— 68 —

m

echter het liefelijk morgenrood, de schoone dageraad,

die de komst dezer glansrijke en gelukkige zon voorafging en niets werd er zoozeer door deze zon verwarmd en verblijd dan haar h. Hart.

Wat is de geboorte van den machtigsten keizer tegenover de geboorte van Gods Zoon, den Koning lt;t der eeuwen ? Wel is waar, was er bij deze geboorte geen uiterlijke glans noch wereldsche praalvettooning;

slechts eene arme kribbe, schamele doeken, eeu handvol stroo, behoeftige ouders, redelooze dieren, eenvoudige herders! Maar sluit eens een oogenblik de oogen van uw lichaam en opent de oogen van uwen geest bij de kribbe van Jezus.

Welke jubelvreugde vernemen wij dan niet! De engelen des hemels doen hunne blijde lofzangen weergalmen; de rechtvaardige zielen in Abrahams schoot springen op van vreugde bij de geboorte van haren Verlosser; de brave menschen op aarde die het blijde nieuws van de engelen hooren, spoeden zich, opgetogen van blijdschap naar de kribbe om het kindje Jezus te aanbidden. God de Vader en God de h. Geest zien met vreugde neder op Maria, de gezegende Moeder van God den Zoon, terwijl zij op dezen heuglijken dag het Hart van Maria met hunne beste gaven verrijken.

Maria is de eerste die den menschgeworden Zoon Gods aanbidt. Gij hebt wellicht zelf reeds, in het aanbidden van het allerh. Sacrament verzonken, met

-ocr page 71-

— 69 —

liefde tot Jezus in het h. Sacrament ontgloeid, iets gevoeld, alsof de stralen dei- Godheid in uw hart en uwe ziel doordrongen en u eene zoo diepe vreugde deden gevoelen, zoo als gij nooit in alle genot en vermaak der wereld hebt ondervonden. lt;t Nooit echter heeft een Engel noch Heilige den

Godmensch zoo innig en vurig aangebeden als Maria deed, vooral bij de geboorte van Jezus. Zij drukte het kindje Jezus aan haar moederlijk Hart, en de liefde van de Moeder en den Zoon, door den adem des h. Geestes opgewekt en gevoed, steeg al hooger en hooger in beider harten.

Benige Heiligen, b. v. de h. Antonius van Padua, de h. Stanislas Kostka, hadden het groot geluk het goddelijk Kind in hunne armen te mogen dragen en aan hun hart te drukken. Wat moeten zij toen niet gevoeld hebben en hoe groot was niet hunne vreugde in dat oogenblik, en welke genaden hebben zij toen niet van God ontvangen ? Maria echter heeft dit geluk niet eens, maar gedurig, te Bethlehem, te Nazareth, op de vlucht naar Egypte, ja zoovele jaren lang als haar goddelijke Zoon in hare nabijheid was, mogen genieten.

Gij zoudt mij nu vragen, weshalve Jezus eene zoo lange tijdruimte, tot aan zijn optreden als leeraar der zaligste leering, te Nazareth heeft willen doorbrengen ? Voorzeker, om aan ons allen een voorbeeld te geven van het verborgen leven en van alle stille, huiselijke

-ocr page 72-

— 70 —

deugden, maar ook om Zijne geliefde Moeder steeds meer en meer met genaden te bedeelen en hare heiligheid meer en meer te volmaken. Maria zag immers in Jezus als in eenen helderen spiegel alle deugden schitteren, en zij trachtte deze deugden zooveel mogelijk na te volgen.

Men weet welke kracht een goed voorbeeld uitoefent. De h. Joannes Chrysostomus zegt dat een enkele dag doorgebracht in het gezelschap van eenen kluizenaar, toereikend is om eenen nieuwsgierigen toeschouwer geheel ten goede te doen omkeerei. Welken krachtigen invloed moet dan het voorbeeld van den goddelijken Heiland gedurende zoo lango jaren niet hebben uitgeoefend op het h. Hart van Maria, dat zoo goed voorbereid en zoozeer ontvankelijk was voor het goede ! Het is onloochenbaar dat Jezus zijne H. Moeder eiken dag met nieuwe bewijzen zijner liefde en zijner genade heeft begunstigd, zoodat Maria, die overigens getrouw met deze hemelsche gunsten medewerkte, eiken dag volmaakter en heiliger, ja eindelijk „een goddelijk evenbeeldquot; zou hebben kunnen genoemd worden.

§ 7. Het h. Hart van Maria op den Kalvarieberg.

Mogelijk verbeelden wij ons het leven van Maria in het gezelschap van Jezus, als een leven vol vreugde en geluk. Dit was echter niet geheel zoo. Zeker heeft Maria\'s Hart zeer veel geluk gesmaakt, toen zij zoo

-ocr page 73-

— 71 —

lange jaren met Jezus mocht te zamen zijn, maar deze vreugden sterkten haar slechts om meer te kunnen lijden.

Immers het geheel leven van Maria, sedert de kribbe tot aan het kruis en verder nog, was slechts een lange smartvolle kruisweg „omdat, zegt de geleerde Taulerus, slechts kommer en smart in het Hart van Maria plaats vonden.quot; 1 Ue h. Moeder Gods openbaarde zelf aan de h. Teresia dat zij bij de droevige voorspelling van den grijsaard Simeon in den tempel, alle omstandigheden vooruitzag die de uiterlijke en inwendige pijnigingen van haren Zoon zouden vergezellen, en zij openbaarde tevens aan de h. Brigitta, dat de droefheid welke haar de h. Simeon in den tempel verkondigde, tot aan hare hemelvaart in haar Hart is gebleven. „Maria stierf, zegt de h. Bernardua, terwijl zij nog leefde, omdat zij eene smart te lijden had, die wreeder was dan de doodquot;.

Door het gedurig lezen van de h. Schriftuur, welke zij, verlicht door den h. Geest, volkomen kon verstaan, werd haar h. Hart reeds lang voor het lijden van haren Jezus, met een diep medelijden vervuld, wijl zij de voorzeggingen der profeten over alle smarten van den Verlosser had gelezen en begrepen.

„Ik vind, zoo verhaalt pater Eudes 2, in het leven

1

L\'admirable Coeur de Ia Mére de Dien, torn l. 3. 5.

-ocr page 74-

-Vg-

der h. Clara van Monte-Falco (f 1308), dat deze heilige eeue bijzondere godsvrucht had tot het lijden van den Zaligmaker. Op zekeren dag verscheen haar de Heiland met Zijn kruis en sprak : „Ik zoek naar eene plaats om er Mijn kruis te planten. Ik heb uw hart gevonden en wil er Mijn kruis in plaatsenquot;. Sedert dien tijd bleef de indruk van het kruis des Heeren in haar hart geplant ou veroorzaakte haar vele smarten. Toen zij gestorven was, kwam dege-neraal-vicaris van den bisschop van Spoleto met drie geneesheeren aan haar graf en liet, met pauselijke machtiging, het lijk ontgraven en openen. Men voed nu in haar hart, dat zeer groot van omvang was, al de lijdenswerktuigen des Heilands: op éenen kant het kruis, de drie nagels, de lans, de spons en den hamer; op den anderen kant de geesels, de kolom en de doornenkroon. Al deze voorwerpen waren als kleine zenuwen, maar hadden de kleur van hout of ijzer, of van de werktuigen welke zij moesten voorstellen, aangenomen. Dit alles is thans nog in het hart dezer Heilige, hetgeen te Monte-Falco bewaard wordt, zichtbaar.

Wat zich nu in het hart der h. Clara bevond, dat alles heeft zich veel meer en veel smartelijker in het Hart van Maria uitgedrukt. Sedert Simoons voorzegging stond het kruis van Jezus met al zijne pijnen in haar medelijdend Moederhart geplant. ISn derhalve kon de h. Anselmus der goddelijke Moeder

-ocr page 75-

- 73 —

wel toeroepen: „O mijne Koningin! ik zou het niet kunnen gelcoven dat gij met zulke wreede smarten slechts een oogenblik hadt kunnen blijven leven, zoo u de God van leven en dood niet door eene bijzondere hulp in het leven had bewaardquot;.

Wanneer nu elke plaats waar zich Maria ook bevond, voor haar een Kalvarieberg van leed en droefheid was, zoo is nochtans de ware Kalvarieberg aan de noord westzijde van Jeruzalem, het tooueel van hare bitterste smarten geweest. Als voelde zich de Evangelist geheel onbekwaam om het lijden der h. Moeder Gods te beschrijven, zoo zegt hij in eenvoudige maar veel beteekenende woorden : „de Moeder van Jezus stond onder het kruisquot;. 1

De Moeder niet haren eeniggeboren en innig-beminden Zoon, het hart van haar Hart en het leven van haar leven, den heiligsten en onschuldig-sten van alle menschen, in de grootste verachting en versmaadheid, onder de hevigste pijnen, aan het schandelijk kruishout, te midden van twee moordenaars, verheven tusschen hemel en aarde, verbloeden en zieltogen. „O mijn God, roept de h. Alfon-sus uit 2, welk eeneti Zoon ziet Maria hier sterven? JSeuen Zoon, die haar van alle eeuwigheid tot zijne Moeder heeft verkoren, die haar meer dan alle En-

1

Heerlykhedon van Maria, feest der 7 smarten.

-ocr page 76-

— 74 —

gelen en menschen bemind heeft; eenen Zoon, die zoo schoon en beminnenswaardig is; eenen Zoon, die altoos zoo gehoorzaam en onderdanig jegens haar was, eenen Zoon die het eenigst voorwerp was van hare liefde, omdat Hij tegelijkertijd èn haar Zoon èn haar God was.quot; Men moet de grootheid der liefde van Maria tot Jezus kunnen meten, om de hevigheid van haar medelijden met de pijnen van Jezus te kunnen begrijpen. Nimmer was een lijden zoo groot als dat van Maria, omdat nimmer een kind zoo zeer door zijne Moeder bemind werd als Jezus. Zij waren slechts éen hart, éene ziel, éen leven. Als gij nu, o Maria, de doornenkroon zaagt op het hoofd van Jezus, was het u dan niet juist alsof iemand diezelfde doornenkroon op uw hoofd en in uw hart had gedrukt ? Als gij het bloed over het aangezicht van uwen Zoon zaagt stroomen, was het u dan ook niet alsof uw eigen moederhart aan het bloeden ging ? Als de doffe hamerslagen, die stompe nagels door het teeder en maagdelijk vleesch van uwen Zoon dreven, in uwe ooren weergalmden, was het u dan niet juist alsof uw minnend en medelijdend hart met hamerslagen werd getroffen en met nagels doorboord ? Toen gij uwen Zoon aan het kruis zaagt hangen, en als een vertrapte aardworm zich van pijn zaagt wringen en krommen, was het u dan ook niet alsof uw moederhart met Hem aan het kruis was geklonken ? En toen gij het geheele lichaam van

-ocr page 77-

— 75 —

uwen Zoon met wonden en bloed bedekt zaagt, was het u dan niet insgelijks alsof uw eigen Hart uit duizenden wonden leed en bloedde ?

Voorwaar de marteling van Maria op Golgotha, was een marteldood des harten, en het is slechts door een wonder van God, dat haar hart niet is gebroken bij de laatste afscheidswoorden en bij den laatsten snik van haren teedergeliefden Zoon. „Niet door het zwaard van den beul, zegt de h. Bernardus, maar door de droefheid van uw hart zijt gij eene martelaresquot;; de h. Hieronymus voegt er bij: „Zooveel wonden er in het lichaam van Jezus waren, zooveel waren er ook in het Hart van Mariaquot;, en de h. Augustinus: „De Moeder werd met haren Zoon gekruisigdquot;. Maria is de Koningin der martelaren, en hare smart, onvergelijkelijk grooter dan die van alle martelaren te zamen, is hare kroon. Gevolglijk zegt de h. Bonaventura tot het h. Hart van Maria: „O zoet Hart van Maria ! O Hart dat geheel van liefde vervuld zijt, hoe zijt gij thans in smart gedompeld en geheel vervuld, met mirrhe, gal en bitterheid ? O wonder! h. Maagd, gij zijt thans met uwen geest en uw hart in de wonden van Jezus verzonken, uw lijdende, uw gekruisigde Jezus leeft en troont in uw hart!quot; 1

„Niemand zal ooit kunnen begrijpen welke groote

1 Ap. Drexel. de C. p. 2. c. 13. § 3.

-ocr page 78-

— 7«

smarten mijn Hart op den Kalvarieberg heeft geleden bij het lijden, het kruis en den dood van Jezusquot;, zoo sprak Maria tot de h. Brigitta. Gelijk Jezus loed op Golgotha, zooals slechts eeu GodmBuach kan lijden, zoo leed ook Maria aldaar zooveel pijnen als het verhevenste der schepselen kan verdragen.

„O gij allen, die voorbijgaat, komt en ziet of er eene smart aan die van Maria gelijk is! Hare smart is immers groot, breed en diep als de zee !quot;

Maar zoo groot als deze smart van Maria ia ook het loon der genaden, dat zij door haar moederlijk medelijden verdiend heeft. Gelijk hare smarten het lijden van alle schepselen hebben overtroffen, zoo zijn ook hare verdiensten boven die van alle Heiligen verheven.

Wanneer wij reeds op het aanschijn van eenen mensch, die veel geleden heeft en zijn lot met geduld en gelatenheid heeft verdragen, gewisse zachte en edele trekken ontwaren, die wij met een weemoedig welbehagen beschouwen, o welke aandoenlijke, ja goddelijke trokken moet dan niet het onmetelijk lijden van Maria, hetgeen zij zoo heldhaftig verdroeg, in baar h. Hart en in haar gelaat, dat des harten spiegel is, hebben ingeprent !

Verwekken wij heden ons innig medelijden met de smarten van Jezus en Maria, eenen grooten afschuw van de zoude, die de oorzaak van zoo grievende smarten is geweest; makeu wij, het voornemen, om

-ocr page 79-

— 77 —

met Gods genade, ter liefde en ter navolging van Jezus en Maria, onze eigene kruisjes en alle beproevingen van den Hemelschen Vader, met geduld en onderwerping aan te nemen en te verdragen; smeeken wij eindelijk het h. Hart van onze bedroefde Moeder dat het ons de genade verwerve, zoo lang wij leven, deel te mogen nemen aan haar moederlijk leed en aan het bitter lijden van haren lieven Zoon, om ook eens, na de tranen en kwellingen van dit kortstondig leven, voor eeuwig met Jezus en met onze lieve moeder Maria, deel te mogen hebben aan de onsterfelijke hemelvreugden!

§ 9. Het h. Hart van Harla op het Pinksterfeest.

Het was ter gelegenheid van het heilig Pinksterfeest dat de h. Geest, die reeds bij de onbevlekte ontvangenis van Maria en bij de mensehwording van Jezus over onze lieve Moeder was nedergedaald, thans ten derden male haar h. Hart met zijne hemelgaven kwam vervullen, want onder de leerlingen, voor welke de h. Geest, de Trooster, uit den hemel was gezonden, bevond zich ook Maria, de Koningin der Apostelen.

Wanneer het Kerstfeest, bij uitnemendheid een feest is van vreugde wegens de geboorte van den Heiland der volkeren, indien het Faaachfeest het

-ocr page 80-

— 78 —

feest is zijner zegepraal orer den dood en het graf, zoo herinnert ons het Pinksterfeest bijzonder aan de genadevolle zending van den h. Geest tot troost, kracht en heiligmaking onzer zielen.

Onder allen echter, waar de h. Geest over nederdaalde, werd niemand zoozeer begenadigd dan de h. Maagd. Immers haar h. Hart stelde geenen den minsten hinderpaal aan den stroom van genaden die haar overstroomden. In haar was geen zonde, die den invloed der genade belette of verzwakte. Het Hart van Maria was onthecht van alle goederen der aarde, geheel vrij van het zelfbehagen dat zich zoo vaak in ons tegen de uitstorting der genade verzet; in dit h. Hart bevond zich integendeel alles wat Gode kou behagelijk zijn, namelijk de grootste reinheid, de diepste ootmoed ; het Hart van Maria klopte slechts voor God en voor God alleen.

Bovendien heeft zich Maria, volgens de bepaling van den Zaligmaker zeiven, gedurende tien dagen in de afzondering door de vurigste gebeden en de grootste ingetogenheid op de komst van den h. Geest voorbereid.

Nooit heeft zich een vormeling zoo goed tot het ontvangen van het h. Vormsel, nooit een jeugdige Leviet zoo nauwkeurig op de h. h. wijdingen voorbereid, dan Maria op de komst des h. Geestes. Zij diende allen Apostelen tot voorbeeld en aanmoediging. Zij verzuchtte nog vuriger naar de komst des h.

-ocr page 81-

— 79 —

Qeestes, dan een dorstig hert naar de koele waterbronnen.

Derhalve kwam ook de h. Geest met zulke volheid in haar Hart nederdalen, zooals nooit iemand — Jezus alleen uitgenomen — ontvangen kan of ontvangen heeft.

De h. Geest daalde op Pinksterdag, in de eetzaal van het laatste Avondmaal te Jeruzalem, onder de gedaante van vurige tongen, op de Apostelen neder.

De voornaamste eigenschappen des vuurs zijn te verwarmen en te verlichten. De h. Geest verwarmt de harten door hun het vuur der goddelijke liefde mede te deelen. Alhoewel de gloed der liefde tot God gedurig in het Hart van Maria blaakte, was dit h. Hart nochtans, evenals een vuur, dat reeds groot is, voor eene vermeerdering geschikt en daardoor nog heviger ontvlamt. En indien reeds de zwakke en vreesachtige Apostelen, door het bezoek des h. Geestes zoozeer van heldenmoed en liefde voor hunnen god-delijken Meester ontgloeiden, .dat zij den Schriftgeleerden en Parizeërs hunne euveldaad tegen Jezus Christus, onverschrokken verweten, welk een liefdevuur en welk eenen heldenmoed zal de h. Geest dan niet in het h. Hart zijner geliefde Bruid hebben ontstoken ?

Ook verlicht het vuur. Voor de Apostelen was de komst des h. Geestes als de dageraad van eenen nieuwen en helderen dag. Voorheen was het nog

-ocr page 82-

— 80 —

nacht in hunne zielen. Thans zagen zij eerst klaar voor oogen, het leven, de woorden en daden van hunnen Meester in hunne beduiding en in hunnen samenhang met de voorzeggingen en zinnebeelden van het Oud-Verbond, want de Geest der Waarheid helderde hun alles op wat Jezus gedaan en geleeraard had. Maria was echter tot Koningin en Leermeesteres der Apostelen verkoren, en nu werd ook haar Hart geheel bijzonder door de verlichting des h. Geestes nopens de inzichten en leeringen van Jezus onderricht.

Zij ontving ook de zeven gaven des h. Geestes in hare geheele omvatting.

De gave van wijsheid, de eerste der zeven gaven van den h. Geest, verspreidde, gelijk pater Eudes zegt1, in het Hart van Maria eene zoo duidelijke kennis, eene zoo groote hoogschatting en gloeiende liefde Gods, dat zij al hare vreugde en tevredenheid erin stelde, de goddelijke eigenschappen te bewonderen en zich slechts met de goddelijke en eeuwige dingen bezig te houden. Deze betrachting der goddelijke en eeuwige dingen was hare eenige vreugde en deed haar de wijsheid der wereld, met den h. Paulus, slechts voor dwaasheid houden. 1

De gave van verstand, verleende aan het Hart van Maria een grooter begrip van alle geheimenissen

1

1 Cor. i. li.

-ocr page 83-

— ai

der h. Schriftuur, dan alle h. h. Leeraars ooit gehad hebben of hebben zullen.

De gave van raad deed Maria de krachtigste en duurzaamste besluiten nemen, om de verlichtingen te volgen, welke zij door de gaven vau wijsheid en verstand verkregen had.

De gave van sterkte bezielde haar met een groot mistrouwen van haar zelve en een vast vertrouwen op God, om door de kracht Gods alle hinderpalen op den weg der deugd te overwinnen en alle vervolgingen en smarten moedig en geduldig te verdragen.

De gave van wetenschap verleende aan Maria de kennis der geschapen dingen en het gebruik dat zij ervan moest raaken. Hierdoor kon Maria de hooge waarde der zielen schatten, die naar het evenbeeld en de gelijkenis van God zijn geschapen, en dientengevolge verkreeg Maria eenen brandenden ijver voor onze zaligheid.

De gave van godvruchtigheid drukte in haar h. Hart eene teedere liefde en eene moederlijke bezorgdheid jegens al hare kinderen, ea vervulde dit h. Hart met medelijden in onze rampspoeden, tot wier verlichting zij met de innigste godsvrucht alles aan de goddelijke Majesteit opdroeg, wat zij hier op aarde te lijden heeft gehad.

Eindelijk vervulde haar de gave van vreeze des

-ocr page 84-

— 82 —

Heeren met de grootste zorgvuldigheid ten einde niets te doen, te spreken of te denken, hetgeen minder aangenaam in Gods oogen zou kunnen wezen; integendeel werd Maria door de vrees des Heeren aangespoord om overal en in alles tot Gods eer en welbehagen, de inzichten en den wil Gods te volbrengen.

Met deze zeven gaven werd ook tegelijkertijd het h. Hart van Maria door de overige gunsten des h. Geestes vervuld; haar Hart werd geheel van de wereld gescheiden en klopte voortaan slechts voor God alleen. En de afspiegeling van haar heilig en begenadigd hart in haar aangezicht en in hare oogen, maakte op allen die haar zagen den treffend,iten indruk.

De h. Dionysius de Areopagiet verhaalt ons dat hij het geluk had door den h. Joannes, evangelist, aan Maria voorgesteld te worden. De aanblik der allerheiligste Maagd trof hem zoozeer, zegt hij, dat hij haar, indien het geloof hem zulks niet had verboden, voor eene Godin zou gehouden hebben.

Mochten wij ook steeds de genaden des h. Geestes die wij in de h. h. Sacramenten des Doopsels en des Vormsels ontvangen hebben, gelijk Maria zorgvaldig bewaren; mochten wij steeds naar de inspraken des h. Geestes luisteren en ze opvolgen en vooral onze zielen, die de h. Geest als Zijne tempels uitkiest, nimmer door de zonde besmeuren, opdat wij door

-ocr page 85-

— 83 —

trouwe medewerking aan de hulp der goddelijke genade, eena de eeuwige glorie mogen deelachtig worden.

§ 9. Het h. Hart van Maria bij hare Hemelvaart en Verheerlijking in den Hemel.

Volgens de plannen der goddelijke Voorzienigheid zon Maria, in alles, in haar lijden zooals in hare vreugden, in haar leven zooals in hare verheerlijking, zooveel mogelijk aan haren Zoon Jezus Christus gelijkvormig zijn.

Derhalve onderging zij ook, gelijk Jezus, den dood, en hield haar h. Hart voor eenen tijd op te slaan. Hare ziel werd echter terstond door de Engelen naar den hemel gebracht. Welke vreugde, welke verrukking heeft alsdan de ziel van Maria niet genoten ?

Groot is onze vreugde bij het aanschouwen eener schilderachtige landstreek, eener prachtige stad, eener luisterrijke kerk. Maar wat haalt dit aanschouwen bij het gezicht der eeuwig schoone hemel-sche velden, der eeuwig prachtige hemelsche stad Jeruzalem, wier muren en wier gebouwen van goud en edelsteenen zijn opgetrokken, en wier tempel God is en het Lam. 1

1

Apoc. Jo. xxi. 18. 19. 21. 22.

-ocr page 86-

— 84 —

Groot ia onze vreugde als wij een schoon lied of oene welluidende harmonie hooren, maar wat haalt dit bij de onsterfelijke jubeltonen des hemels? De b. Elizabeth van Thnringen bad het geluk op haar sterfbed eenige tonen der Engelenkoren te vernemen, welk geluid haar met eene onbeschrijfelijke vreugde vervulde. Wat zal Maria dan niet verheugd zijn geweest toen de bemelsche geesten bij hare intrede in den hemel, de heerlijkste lofliederen deden weergalmen ?

Groot is de vreugde wanneer eene teedere moeder en een brave zoon zich na een langdurig afscheid weder mogen zien! De oude vader Jakob weende van blijdschap toen hij zijnen zoon Jozef terugzag en wilde nu sterven, nadat hij den reeds lang dood gewaanden zoon als onderkoning van Egypte wedervond. 1 Welke blijdschap zal het b. Hart van Maria dan niet gevoeld hebben, toen zij, na eene vijftienjarige scheiding, haren Jezus in den hemel als den Koning der koningen in de heerlijkheid van Zijnen Hemelschen Vader mocht wederzien.

Groot was de vreugde van Esther toen zij in de plaats van Vastlii tot gemalin van koning Assuerus werd gekozen en als koningin van Perzië werd gekroond, maar oneindig grooter was de vreugde van

1

Genes, xlvi. 29. 30.

-ocr page 87-

— 85 —

Maria, die als Dochter van God den Vader, als Moeder van God den Zoon, als Bruid van God den h. Geest werd verheven en als Koningin van hemel en aarde werd gekroond !

Voorwaar geen oog heeft gezien, geeu oor heeft gehoord, geeu pen kan het beschrijven en geeu men-schelijk hart kan het ondervinden welke vreugden de h. Drievuldigheid in den hemel voor Maria bereid heeft.

Met de ziel vau Maria werden ook haar lichaam en haar h. Hart verheerlijkt. Nauwelijks had het h. lichaam van Maria eeuigen tijd — wellicht slechts iets langer dan het h. lichaam van Jezus — in het graf gerust, of hare verheerlijkte ziel keerde or in terug en verheerlijkte ook zelf dat h. lichaam, hetwelk met haar zooveel goeds had verricht en het werktuig was geweest van zoovele deugden op aarde.

Nu steeg de h. Maagd zegevierend naar den hemel, en de goddelijke Heiland, haar welbeminde Zoon, kwam Zijne lieve Moeder te gemoet met de Engelenscharen die juichend uitriepen ; „Wie is dan zij, die opstijgt uit de woestijn, vol van geneuchten, steunend op haren welbeminde?quot; 1 Maria werd nu, volgens den h. Athanasius ter rechterhand van

1

Explic. ps. 44.

-ocr page 88-

— 86 —

haren Zoon geplaatst, waar zij schittert in een gouden en veelkleurig gewaad, wijl, volgens den h. Jordanus \', in Maria alle genaden, voortreffelijkheden en verdiensten der Heiligen vereenigd zijn.

De eene ster, zegt de h. Paulus, verschilt van de andere in klaarheid, zoo ook de Heiligen bij hunne verrijzenis, maar zoozeer de verste planeet van onze aarde is verwijderd, zoover is ook de afstand tusschen den grootsten Heilige, den verhevensten Engel en Maria, want zegt de h. Basilius, gelijk de glans det zon den glans van alle sterren overtreft, zoo overtreft ook de glorie der goddelijke Moeder, de heerlijkheid van alle overige Heiligen. Immers volgens de leer van den h. apostel Paulus, ontvangt elk van God in den hemel volgens zijne werken. Maria echter heeft meer goeds gedaan en meer smarten geleden dan alle Heiligen en martelaren, en zulks met meer dan serafijnschen liefdegloed, zoo moest zij ook billijkerwijze boven alle Engelen en Heiligen verheven worden. Zooveel genaden Maria op aarde heeft ontvangen, zooveel glorie heeft zij ook in den hemel bereikt, omdat zij op de allergetrouwste wijze met al hare genaden heeft medegewerkt. Derhalve zegt ook de h. Thomas van Aquinen; „Gelijk de verdiensten van Maria grooter waren dan die van alle

1 De ass. B. M. V.

-ocr page 89-

— 87 —

menschen en Engelen, zoo betaamde het ook dat zij in den hemel boven alle Heiligen en Engelenkoren werd verheven.

Wanneer nu iemand in den hemel juist in datgene verheerlijkt wordt, waarmede hij op aarde zelf het meest God heeft gediend en verheerlijkt, dan voorzeker moet het h. Hart van Maria bijzonder zijn verheerlijkt geworden in de hemelsohe woning, dat h. Hart namelijk, waarmede zij haren God zoo innig en vurig bemind heeft en waarmede zij zoo standvastig en geduldig de achrikkelijkste smarten uit liefde tot haren God heeft geleden!

Ja, het goddelijk Hart van Jezus, het heilig en onbevlekt Hart van Maria, ziedaar als twee hemellichten door God ontstoken, wier helderstralend licht in eenen onsterfelijken glans schittert en in het he-melsch paleis den eeuwig frissehen en eeuwig schoo-nen lentedag doen gloren, die alle harten der hemelbewoners gedurig omstraalt en verheugt.

Ziet dan, lieve Congreganisten, dikwerf naar boven, naar den schoonen hemel! Ziet vol teedere godsvrucht omhoog en denkt aan het genadenrijk Moederhart van Maria. Roept het h. Hart van Maria aan in elke bekoring, in elk gevaar, in elk leed ! Bidt eiken dag ter eere van het h. Hart uwer lieve Moeder, maar zoekt vooral als ware kinderen van Maria, met Gods genade, de deugden die dat Hart versieren, zooveel mogelijk na te volgen, opdat

-ocr page 90-

■■■ m

— SS —

ook uwe harten hier op aarde al meer en meer op dat minnelijk en allervolmaaktste Hart mogen gelijken en zich eens verheerlijkt bij God en bij Maria in den hemel eeuwig mogen verblijden.

-ocr page 91-

DERDE DEEL.

De Deugden van het heilig Hart van Maria.

In de vorige overwegingen was het ons doel u eene diepe hoogachting jegens het h. Hart van Maria in te boezemen. De betrachtingen, welke wij thans over de deugden van dit h. Hart gaan maken, zullen, naar wij hopen, deze Hefde en hoogachting nog vermeerderen en ons tevens opwekken om ook onze harten, door de getrouwe navolging dezer deugden, meer en meer aan het h. Hart van Maria te doen gelijken.

Ziedaar, lieve Congreganisten, het hoogste doel dat wij ons bij de vereering van het h. Hart van Maria voorstellen, de schoonste vrucht die wij uit deze vereering zullen mogen smaken en de grootste vreugde welke wij het h. Hart onzer teedere Moeder en onzer verhevene Koningin kunnen aanbieden.

In het h. Hart van Maria zijn alle deugden, voor zooveel zulks in een menschelijk hart mogelijk is, vergaderd en opgesloten, „want Maria, zegt de h. Joannes Damascenus, is de woonzetel aller deug-

-ocr page 92-

denquot;. 1 „In het, hart van Maria, zegt de heilige Alphonsus 2, waren de heldhaftigste deugden vetee-nigd, die ooit een Heilige op aarde heeft beoefendquot;, en de h. Thomas van Aquiuen noemt de allerheiligste Maagd „een toonbeeld aller deugdeuquot; 3.

Wijl het echter niet mogelijk is hier al deze deugden te behandelen, zullen wij slechts die deugden in het h. Hart van Maria beschouwen, welke de steunpilaren zijn van alle overige deugden en die wij ook naar het spraakgebruik vooral aan het hart toekennen, namelijk; de drie goddelijke deugden, geloof, hoop on liefde, en onder de zedelijke deugden, de ootmoedigheid, de zuiverheid, de zachtmoedigheid en het geduld.

§ 1. Het h. Hart van Maria was een geloovig Hart en een Hart dat leefde uit het geloof.

Het geloof is het beginsel der zaligheid. „Zonder het geloof is het onmogelijk aan God te behagenquot;, zegt de h. Paulus 4. Het geloof racet echter uit het hart komen, want, zegt dezelfde apostel: „Met het hart gelooft men tot de rechtvaardigheidquot;

1

De fide orth. 4. 15.

2

Heorl. v. Maria, Belr. over Maria-Hemelvaart.

3

Opusc. 8.

4

quot; Hebr. xi. 6.

-ocr page 93-

— 91 —

Maria wordt echter vooral om haar geloof zalig geprezen. „Zalig zijt. gij, zoo zegt de h. Elizabeth tot Maria, wijl gij geloofd hebtquot;

Het goddelijk geloof is een gave Gods, door God ingestort, een licht dat de Vader dos lichts van uit deu hemel in de harten der menschon doet stralen. Maria ontving reeds deze gave in hare Onbevlekte Ontvangenis, wij echter ontvangen ze in het heilig Doopsel. Bedanken wij derhalve deu goeden God, gelijk Hem Maria ongetwijfeld heeft bedankt, dat Hij ons deze kostbare gave — boven millioenen monsclien die in de duisternissen des heidendonis en der dwaalleereu leven — reeds zoo vroeg en onverdiend heeft geschonken.

Beschouwen wij nu eens de verschillonde trappen van de medewerking die de gave des geloofs van ons eischt, opdat deze deugd in ous blijve leven en niet verloren ga, stellen wij ons mitsdien het levendig geloof, het krachtdadig geloof van het h. Hart van Maria tot voorbeeld.

1. Vooreerst dient onze wil, ons verstand aan het geloof te onderwerpen. Dat, wil zeggen: wij geloovon niet aan God den lieer, als wij enkel uit redenen, die ons verstand aangeeft, de waarheid zijner openbaringen erkennen, maar wij

1 Luc. I. 45.

-ocr page 94-

- 92 —

gelooven wanneer wij de openbaringen van God aannemen op het woord en gezag van God zeiven, omdat God de opperste en onfeilbare waarheid is.

Het is vooral met betrekking tot de geheimen van onzen h. godsdienst, dat zich ons verstand het moeielijkst onderwerpt, en onder deze geheimen vooral zijn de geheimen der h. Drievuldigheid en der Menschwording van Jezus Christus den Zoon Gods.

Hieromtrent heeft echter Maria vooral de kracht van haar geloof aan den dag gelegd. Voor ons valt dit geloof minder moeielijk, omdat het ons van jongs af aan is ingeprent.

De engel Gabriël verschijnt aan Maria en verhaalt haar, dat de Zoon Gods zal menscb worden, dat zij Moeder en Maagd te zamen zal wezen, en dat de Hemelsche Vader en de h. Geest hiertoe zullen medewerken. Maria\'s verstand begrijpt het niet en toch zegt zij: „Ik ben eene dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord!quot;

Nog zegt haar de Engel, dat hare nicht Elizabeth in haren hoogen ouderdom moeder zal worden; Maria echter twijfelt geen oogenblik, zij verlaat haar huisje van Nazareth en trekt in haast over het gebergte, niet om zich te overtuigen van de waarheid der woorden van den hemelschen gezant, maar om hare nicht te gaan gelukwensohen en haar bij te staan.

O geloovig Hart van Maria, bid voor ons, opdat zich ook onze harten met vreugde en bereidw.\'.lligheid

-ocr page 95-

— 9S —

aan de leering der h. Kerk, wier stem de stem vau God zeiven is, onderwerpen.

2. Bij deze onderwerping van hel verstand aan het gezaghebbend woord Gods, bepaalt zich de ijverige Christen geenszins, maar hij tracht ook geheel uit en door het geloof te leven, gelijk de h. apostel Paulus zich uitdrukt; „De rechtvaardige leeft uit het geloofquot; 1.

Het leven uit en door het geloof omvat verscheidene punten. Het geloof leert ons namelijk waarvan, toaardoor, waartoe alles is.

Alles is van God, want God is de Schepper aller dingen. Waarvandaan, zoo vraagde zich Maria zeker af, — al deze schepselen, dieren, planten en steenen P En het geloof in haar hart antwoordde: „Het zijn boden Gods, die Gods heerlijkheid verkondigen en tot nut der menschen dienen ; die do mensch dan ook niet moet misbruiken in den slavendienst der zonde, maar aan God op het altaar zijns harten moet ten offer brengenquot;.

Maar even als in de natuur, gebeurt ook alles in het leven van volkeren en bijzondere menschen, door Gods wil of toelating, want het geloof leert ons dat Gods alwijze Voorzienigheid alles en allen regeert en bestuurt.

1

Rom. i. 17.

-ocr page 96-

— 94 —

Gelijk Maria nu de beschikkingen der goddelijke Voorzienigheid in de lotgevallen van haar volk erkende en aanbad, zoo aanbad en erkende zij dezelve nog veel meer in haar eigen leven en in het leven en lijdon van Jezus. Zij zag Hem in den stal van Bethlehem, vluchtend voor Herodes, vervolgd en bespot, stervend aan het kruis, maar zij twijfelde geen enkel oogenblik aan de Godheid van haren Zoon. Zij stond recht onder het kruis, omdat een levendig geloof haar staande hield, het geloof aan de Godheid van Hem, die zoo onmenschelijk gefolterd wierd, en wiens lijden ook haar eigen Moederhart met een zwaard van droefheid doorboorde.

Trachten wij ook in alles wat er op aarde gebeurt en vooral in de wisselvalligheden van ons eigen bestaan, Gods alwijze en algoede vaderhand te erkennen en te aanbidden, die alles wat er gebeurt tot ons welzijn beschikt en regelt.

Eindelijk leert ons het geloof nog waartoe alles is, en vooral tot welk doel de mensch is geschapen, namelijk om naar God te streven en om Gods wil te volbrengen. En hieruit volgt, dat wij steeds moeten doen wat God wil, en aldus steeds de deugd beoefenen, de zonde vluchten en zulks te doen, hoe God wil, namelijk uit liefde tot God en tot Gods meerdere eer en glorie.

O h. Hart van Maria! Gij hebt door uw vurig geloof in al uw werken en streven niets anders be-

-ocr page 97-

oogd dan de eere Gods, bid voor ons, opdat wij in alle onze begeerten on werken nocli eer of loftuiting der menaciien, noch geld of goed dezer wereld, maar enkel de glorie van God beoogen en do zaligheid onzer zielen zoeken te bewerken

3. De hoogste trap van het loven uit hel geloof bestaat hierin, al onze werken zoo te verrichten dat ze aan Goda alziend oog behagelijk zijn. De zalige Berchmans heeft zich niet door bijzonder verheven werken onderscheiden, b. v. door strenge boetvaardigheden of bekeeringen van zondaars, maar is zalig verklaard geworden, wegens zijn leven uit het geloof, volgens zijne leuze: „ik wil alles, ook het geringste wat ik doe, zoo verrichten dat het aan God moge behagenquot;.

De heiligste personen die ooit op aarde waren, Jezus, Maria en Jozef, streefden in het huisje van Nazareth enkel er naar, om alles, zelfs het minste werk, zoo te doen dat het aan den Hemelschen Vader mocht aangenaam wezen.

Hoe kunnen wij ook onze harten uit het geloof levend maken ? Denkt aan God, lieve Congreganislen! Denkt altoos meer en meer aan God, bij alles wal er gebeurt, bij alles wat gij ziet, bij alles wat gij doet. Denkt aan God bij de schriktooneelen of bij de bekoorlijkheden der natuur, denkt aan God als gij reeds hier op aarde de deugd ziet beloond of de boosheid ziet bestraft, denkt aan God in den

-ocr page 98-

— 96 —

schoot der vreugden of in de stormen des lijdens. Richt uwe oogen verder dan het aardsche en vergankelijke, naar de eeuwigheid. Uet vast, levend en krachtdadig geloof zal de stuurman zijn van het schip uwer ziel en al uw willen, verlangen en werken naar het hemelsch land van belofte stieren, gelijk in het geloovig Hart van onze lieve Moeder Maria is geschied.

§ 2. Het h. Hart van Maria was vol hoop op God.

Uit het geloof iu God, ontspringt de hoop op God. Zij is de tweede der goddelijke deugden en bestaat in het verlangen naar God, als ons hoogste goed, en in het vast vertrouwen, alles van Gods goedheid, almacht on getrouwheid te verkrijgen wat ons noodig is om tot onze eeuwige zaligheid te geraken. Dusdoende omvat de hoop het verlangen en vertrouwen.

1. Ons zondig en wereldsgezind hart is met vele banden aan deze aarde gehecht, met vele tijdalijke gedachten, begeerten en zorgen bezwaard, zoodat het zich slechts met moeite tot God kan verheffen. Zelden herinneren wij ons, bij het gedurig haken naar alles wat hier op de wereld onze zinnen verrukt en streelt, dat er behalve deze zichtbare wereld, nog eene andere wereld hierboven ons bestaat, in welke wij na verloop van eenige jaartjes zullen binnengaan.

-ocr page 99-

alwaar wij eeuwig leven zullen en die voor ons, wanneer wij er met de heiligraakende genade versierd, zullen binnentreden, oneindig schooner zal wezen dan alles wat zich op aarde voor onze blikken vertoont.

Geen schepsel begreep zulks beter dan Maria, en geen hart was diensvolgens met meer verlangen naar de hemelsohe schoonheid en zaligheid bezield dan het h. Hart van Maria. Dit h. Hart was dan ook geheel van de wereld losgescheurd, onthecht van alle banden der bloedverwantschap, want reeds op driejarigen leeftijd verliet zij vader en moeder om in Gods tempel te verblijven ; vrij was Maria van alle eerzucht, want do maagd uit Davids stam werd de echtgenoote van eenen geringen handwerker ; vrij was zij van alle gehechtheid aan geld en goed, want zij verdeelde de kostbare geschenken der h. h. Driekoningen onder de armen, zoodat zij zelfs bij de opdracht van Jezus in den tempel, slechts een koppel duiven, de offergift der geringe klas, tot losprijs kon geven voor haren zoon ; vrij was ook haar h. Hart van alle gehechtheid aan lust en vermaak, daar zij zoo bereidwillig het zwaard van droefheid aannam, hetwelk volgens Simeons voorspelling, haar hart zou doorsteken. God en .lezus, haar goddelijke Zoon, waren enkel en alleen de oorzaak en het voorwerp van hare vreugden en van hare begeerten.

Maria heeft zelf aan de h. Brigitta geopen-

-ocr page 100-

baard dat zij niets van de aarde aannam dan baar noodzakelijk voedsel, en dat baar hart gelijk haar stamvader David, slecbts naar God en het goddelijk aanschijn verzuchtte. 1

O, h. Hart van Maria, gij hebt u steeds verheugd in God, uw heil1; onthecht ook onze harten van de ijdele wereld en bare vergankelijke vreugden. Immers de wereld met al hare pracht en grootheid gaat voorbij, verkrijg ons dan van God, dat wij alles voor niets achten bij de alles overtreffende liefde en heerlijkheid van God.

2. Het vertrouwen bestaat in de vaste overtuiging dat ons Gods oneindige goedheid en getrouwheid in zijne beloften, door de verdiensten van Jezus-Chriatus, alle middelen en genaden, die wij ter zaligheid noodig hebben, niet zal weigeren.

Men zondigt tegen deze deugd, als men met vermetelheid hoopt, dat God voor ons, zonder ons zeiven, alles zal doen.

Veel meer echter wordt hieromtrent misdreven, ook zelfs door vrojie en ijverige Christenen, wanneer zij te weinig op God vertrouwen. Zij bidden wel, zij wenden zich tot God in hunne wederwaardigheden, maar niettemin is er in hun hart geen genoegzaam

1

Revel. VI. 21.

-ocr page 101-

of werkelijk vast vertrouwen op Gods goedheid, almacht en getrouwheid. Hoe komt dat?

Ik geloof wijl men te weinig er aan denkt wie God is, tot wien wij bidden. Hij is immers de Almachtige, die eene onbegrensde heerschappij over de natuur en den raensch bezit, die al onze vijanden kan machteloos maken, al onzen nood kan helpen, al onze kwalen kan genezen. Hij is immers de Algoede, die ons meer bemint dan de beste der vaders en ous door zijnen profeet verzekert: „dat wanneer ook eene moeder haar kind kan vergeten. Hij ons nochtans nimmer vergeten zal, daar Hij ons in zijne hand heeft geschreven.quot; 1 Wij vertrouwen op eenen vader, op eene moeder, op eenen vriend, omdat wij niet twijfelen van hen te verkrijgen; waarom schenken wij den almachtigen en algoeden God niet een gelijk vertrouwen ? Moet Gods vaderhart zich niet beleedigd gevoelen, als wij meer op de menschen dan op Hem ons vertrouwen stellen ? Gedeon, de veldoverste van Israël en rechter van Gods volk, vertrouwde vastelijk op God, en hij versloeg met slechts drie honderd man een talrijk leger van vijanden. Op gelijke wijze beloonde God het vertrouwen van Abraham, David en Judith, met eene schitterende

1

Ib. 49. 15.

-ocr page 102-

— 100 —

uitkomst. Schier op elke bladzijde van het Oud-Testament staat er geschreven : „Wandelt volgens Mijne geboden, vertrouwt op Mij, en Ik, de Almachtige, uw Heer en uw Koning, zal u tegen uwe vijanden beschermen eu u met zegeningen overladenquot;. Eu terwijl het Oud Verbond met nadruk meer op de almacht en rechtvaardigheid Gods wijst, zoo houdt ons het Nieuw Verbond meer bepaald de liefde en barmhartigheid van den Heinel-schen Vader voor oogeu. „Zoozeer, zegt de h. Joannes, heeft God de wereld bemind, dat Hij Zijnen ecuiggeboren Zoon heeft gegeven, opdat allen die aan Hem gelooven, niet verloren gaan, maar het eeuwige leven zullen bezittenquot; „Komt allen tot Mij, gij, die belast en beladen zijt, zegt de Heiland, en Ik zal u verkwikkenquot; 1. „Vertrouwt, en alles waarom gij bidden zult, zal u gegeven wordenquot; 2. De leerlingen des Heilands zijn bevreesd voor de woede van den storm 1; Jezus staat op en berispt hen met de woorden: „Waarom, o kleingeloovigen, zijt gij zoo bevreesd?quot; Ook de h. Petrus wandelde vol vertrouwen over de golven; op eens begint het wantrouwen bij hem op te komen en hij begint nu

1

Jo. m. 16.

2

Math. xxi. 22.

-ocr page 103-

te zinken, en de Heiland berispt hem, zeggende: „Gij kleingeloovige, waarom hebt gij getwijfeld ?quot; 1

Maria was vlijtig in het lezen der h. Schrift; zij kende de goddelijke machtspreuken der h. h. boeken; ook volgde zij haren Zoon op Zijne predikatiereizen en vernam zij ongetwijfeld hoezeer ons de Zaligmaker tot vertrouwen opwekt, en zoo kwam het dat haar Hart met een onwankelbaar vertrouwen op God was bezield en dat zij ook gedurende haar geheel leven overeenkomstig met dit vertrouwen wist te handelen.

Maria had de belofte van eeuwige zuiverheid gedaan ; zij ontvangt van den h. Geest en blijft eene reine Maagd. De h. Jozef wil haar verlaten, Maria echter hoopt op God en een Enge! onderricht den h. oudvader. Maria, ofschoon de tijd was gekomen dat Jezus zoude geboren worden, vertrouwt op God en onderneemt de nioeielijke reis uaar Bethlehem om er zich volgens het bevel van keizer Augustus te laten opschrijven. Nauwelijks is de Heiland geboren of Hij wordt door Herodes vervolgd: de h. Familie is genoodzaakt te vluchten naar Egypte. Maria vertrekt met haar Kind en haren bruidegom, en haar vertrouwen wordt op dezen ballingstocht beloond, door den steun des Allerhoogsten. Bij de

1

Math. xiv. 29.

-ocr page 104-

— 103 —

begrafenis ran Jezus werd Zijn lichaam door de h. h. vrouwen gebalsemd. Maria is echter niet onder haar, zij vertrouwt dat de Heer Zijnen Gezalfden niet ter prooi des bederfs in het graf zal laten, maar dat het graf van Jezus zal wezen vol heerlijkheid.

Op de bruiloft te Cana meende Maria in haar onwrikbaar vertrouwen op Jezus\' macht en goedheid, slechts een kleinen wenk behoeven te geven wegens de verlegenheid, waarin zich hare bloedverwanten door het gebrek aan wijn bevonden. Jezus antwoordt haar met eene weigering — om ons waarschijnlijk de macht Zijner Moeder en haar vast vertrouwen te doen kennen. — „Wat gaat u en Mij dat aan ? Mijn uur is nog niet gekomenquot;. Maria echter wankelt geenszins. „Doet alles wat Hij u zeggen zalquot;, zoo spreekt zij tot de bedienden. En Jezus, als gepraamd door het vertrouwen Zijner Moeder, verandert zes groote kruiken water in den keurigsten wijn.

O h. Hart, van Maria ! Verwerf ons van üod een onwrikbaar en standvastig vertrouwen, opdat wij ons in alle gevaren van ziel en lichaam tusschen Gods armen werpen, als ware kinderen, onbevreesd en onbezorgd aan de hand van den Hemelschen Vamp;der, door alle wederwaardigheden des levens mogen wandelen en nimmer eenigen twijfel mogen heoben, wanneer wij Gods goedheid smeeken ter verkrijging van al hetgeen ons ter zaligheid noodig is. Amen.

-ocr page 105-

— 103 —

§ 3. Het h. Hart van Maria was vol

Helde tot God.

Ouder alle harten die ooit op deze aarde geklopt hebben en die er tot den jongsten dag kloppen zullen, is er geen hart, na het allerheiligste Hart van Jezus, met zoo groote, zoo zuivere, zoo heilige liefde vervuld als het h. Hart van Maria.

üe h. h. Anselmus en Alphonsus beschrijven de grootheid van dezen liefdegloed in dezer voege 1 : „Hoe grooter de zuiverheid is van een hart, des te grooter is ook zijne liefde tot God. Hoe ootmoediger een hart is, hoe meer onthecht het is van zich zelf, des te meer ook zal het van liefde tot God vervuld wezen. En omdat het Hart van Maria zoo zuiver, zoo ootmoedig, zoo onthecht was van zich zelf, was zij ook, zegt de h. Bernardus, zoozeer van liefde tot God vervuld, dat zij Hem meer dan alle Engelen en menschen te zaraen bemindequot;.

„De liefde Gods, zegt Richard us van s. Victor 1, gloeide zoozeer in het Hart van Maria, dat er geen plaats meer ia was voor zouden of foutenquot;, zoodat Maria het eerste der tiea gebodeu „gij zult den Heer uwen God uit geheel uw tóirt beminnenquot;, op aarde

1

Heerl. v. Maria 1. a Lib. de Era. cap. 29.

-ocr page 106-

in zijne gansohe omvatting reeds heeft vervuld en dat Maria met alle recht kon uitroepen: „Mijn welbeminde is van mij en ik ben van Hemquot; 1

De groote godgeleerde Suarez beweert nopens de liefde van het h. Hart van Maria, de drie volgende zaken :

1. Dat de liefde van Maria, reeds sedert het eerste begin van haar bestaan, grooter was dan dia van den vurigaten der Serafijnen.

2. Dat het geheel leven van Maria een onafgebroken akt van liefde was tot God, wiens kracht, bij elke nieuwe handeling verdubbelde.

En 3. Dat Maria op het einde van haar laven alle Engelen en Heiligen in liefde heeft overtroffen. 2

Zoo behoeven wij ons niet te verwonderen wanneer de allerh. Maagd aan de zuster Maria van het Kruis heeft veropenhaard „dat het vuur barer liefde tot God zoo hevig is, om iu eeneu enkelen oogwenk hemel en aarde te kunnen verteereu.quot; 3

Om ook ons armzalig en ellendig hart eenigszins in de liefde, de derde der goddelijke dengden, naar het Hart onzer heilige Moeder te vormen, zullen wij

1

Cant. ii. 16.

2

In tert. parte, quaes. 37. art. iv. disp. 8. Cect. 4.

3

^ Heerl. v. Maria. I. 1. 3.

-ocr page 107-

— 105 —

in hot bijzonder de oorzaken en de uitwerkselen der groote liefde van Maria tot God overwegen.

Oorzaken en bronnen der ware goddelijke liefde.

1. De eerste bron der goddelijke liefde in de kennis van God.

God is de oneindig goede en schooue, gevolglijk moet elk, die God kent, God ook beminnen en moet hij God des te meer beminnen, naarmate hij Hem beter kent.

Betrachten wij te dien einde slechts a. Gods werken. Do h. Praueiscus van Assise werd bij het enkel beschouwen eener bloem, zoozeer van liefde tot God opgetogen, dat hij, al schertsend, de bloem met een stokje sloeg, zeggende: „Zwijg maar, ik weet wel dat ge mij over de liefde en schoonheid van mijnen God wilt sprekenquot;. Toen de h. Ignatius van Loyola reeds bejaard was en niet ver meer kon gaan, liet hij zich op eenen stoel naar buiten dragen, en aldaar ontvielen hem dikke tranen van aandoening, als hij zijne blikken over de pracht van Gods schepping liet rondweiden.

Derhalve zeg ik u, lieve Congreganisten, evenals bij het geloof: Wilt gij God beminnen, zoo denkt aan God; wilt gij God meer eu meer beminnen, zoo

c

-ocr page 108-

— 106 —

denkt ook alle dagen meer en moer aan God. Waar wij immers het meest aan denken, dat beminnen wij ook het meest, want waar onze schat is, daar zijn ook onze geest en ons hart.

God heeft ook alles zoo schoon, zoo goed, zoo nnttig, aangenaam en doelmatig geschapen, opdat wij gedurig aan Hem, die de Maker is van alles, zouden denken en Hem alleen steeds meer en meer zouden beminnen.

„Ik heb, zoo spreekt God door Zijne werken tot elk onzer. Ik heb aan den edelsteen zijnen luister, aan de bloemen hare kleurenpracht, aan het uitspansel, de zon, maan en sterren gegeven ; ik verleen u spijs en drank, de lucht die gij inademt, het bed waarop gij slaapt, de kleederen die u bedekken ; Ik heb de planten, boomen, vogels, visschen en andere dieren geschapen tot uw vermaak, gerief en hulp, opdat gij in al deze dingen Mijne wijsheid en Mijne macht, maar toeh vooral Mijue liefde en goedheid zoudt erkennen en Mij wederzijds al do gevoelens van uw hart, al de krachten van uw lichaam en al de vermogens van uwe ziel met oprechte liefde zoudt toewijden.quot;

In het Hart van Maria vond deze taal Gods geen beletsel; zij zag dan ook meer en bete? dan alle Heiligen in Gods schepping en Gods werken als in eenen helderen spiegel en begreep van jongs af aan hoe verheven, maar vooral hoe beminnelijk

-ocr page 109-

God is ; zij trachtte dan ook, en meer dan alle Heiligen ooit deden, haren dank aan God door onbegrensde wederliefde te kwijten.

b. Maar niet minder dan in de schepping openbaart ons God Zijne goedheid en liefde, in onzo verlossing of heiligmaking.

Tot elk van ons kan deHemelscheVader zeggen: „Ik heb uit liefde tot u Mijnen eeniggeboren Zoon op de wereld gezonden ; Hij werd uit liefde tot u in den stal van Bethlehem geboren en is uit liefde tot u aan het kruis gestorven ; voor u heeft Mijn goddelijke Zoon het heilig Sacrament des Altaars ingesteld, voor u werd de h. Geest gezonden, voor u werd de h. Kerk gesticht, waarin gij zijt geboren en opgevoed, en waarin u alle middelen ter zaligheid worden aangeboden. Ik heb u den schoonen hemel beloofd en zal hem u geven als ge mij slechts voor de oneindige en eeuwige liefde waarmede Ik u bemin met wederliefde wilt vergeldenquot;.

Maria had nog bovendien van God de genade ontvangen bevrijd te mogen zijn van de erfzonde, alsmede het onuitsprekelijk voorrecht van Moeder Gods te worden en Maagd te blijven, maar zij wist ook Gods liefdebewijzen zoowel te waardeeren, dat zij in haar schoon loflied getuigt: „Hij die machtig is, heeft groote dingen aan mij gedaanquot;. Hoezeer moest dan het heilig Hart van Maria niet van liefde ontvlamd wezen, vooral wanneer zij het lijden en de

-ocr page 110-

— 108 —

liefde van Jezus, haren Zoou betrachtte, daar zij ook onder het oogpunt dor verdiensten van Jezus, als Zijne Moeder, steeds meer en meer door God werd geheiligd en begenadigd.

e. Bene verdere bron ter verkrijging en vermeerdering van de liefde Gods, is het verkeer en onderhoud met God, b. v. het overwegen van Gods woord en het gebed. Het leven van Maria echter was eeue altijddurende betrachting en een onophoudelijk gebed en deze vereeniging met God onderhield en vermeerderde in haar hart den gloed der goddelijke liefde, zoodat zij door dezen liefdegloed werd verteerd en uit louter liefde tot God is gestorven.

d. Daarenboven hebben wij ook nog sedert de instelling van het allerh. Sacrament van Jezus\' liefde, hior op aarde het groot geluk den goddelijken en minnelijken Heiland in Zijne geheele persoonlijkheid en Zijn zelfstandig wezen, in het h. Tabernakel bij ons te mogen hebben, alwaar wij ons met Hem kunnen onderhouden en tot overmaat van oer eu geluk Hemzelven in ons mogen ontvangen.

Er was eens een vrome persoon die de woorden van den h. apostel Paulus uitsprak: „o Heer, ik wensch te worden ontbonden en met L te zijnquot;. Maar Jezus antwoordde haar: „Ben Ik dan niet altoos met u in het Tabernakel en hebt gij zoodoende niet reeds den hemel op aarde?quot;

Overweegt dikwerf, lieve Congreganisten, de wer-

-ocr page 111-

ken en woldadeu Gods jegens ons; tracht alle dage,n eenige miuuteu lang de treilende waarheden van onzen heiligen Godsdienst te overwegen on te begrijpen, bidt ook dikwerf en gaarne, met don mond niet alleen, maar ook tevens met aandachtigheid en innigheid des harten ; vooral, bezoekt den goddelijken Mensohenvriend vaak in Zijn h. Tabernakel, alwaar Hij dag en nacht te midden van ons vertoeft; beschouwt Zijn liefdevol Hart, dan zullen voorzeker ook uwe harten niet verder nicer koud, gevoelloos of onverschillig blijven, maar naar het voorbeeld vau hot h. Hart van Maria in liefde tot God ontgloeien, en in leven en sterven met God door ware, oprechte, innige en dankbare liefdevlammen vereenigd blijven. Amen.

2. J)e grootheid der liefde laat zich niet minder naar hare uitwerkselen afmeten dan naar hare oorzaken.

„Aan de vruchten, zegt de eeuwige Wijsheid, erkent men don boom.quot; De vruchten der ware liefde Gods zijn: De getrouwe nakoming van Gods geboden en do vreugdevolle opdracht der offers die God van ons verlangt. „Hij, die Mijne gebeden onderhoudt, zegt Jezus, bemint Mij.quot; 1 Eu zegt het zelf; Wanneer n de duivel tot zonde bekoort, of dat zich

1

.lo. XII. 21.

-ocr page 112-

— no —

verboden voorworpon aan uwo oogcu bioden, on gij wederstaat de bokoriug eu de aanlokking tot zonde niet, zoudt ge dan nog durven beweren dat Gods liefde in u is? Evenals licht eu schaduw, dag en nacht, water en vuur, zoo kunnen ook de zonde eu de liefde niet te gelijkertijd in een hart te zamen wonen. De doodzonde dooft de liefde Gods geheel uit, terwijl de dagelijksche zonde de liefde Gods in onze harten doet verflauwen.

„Maar als wij over de zonde spreken, zegt de h. Augustinus, zoo durven wij niet deuken aan Maria. 1 Wij durven hier slechts de vraag opperen : Hoe volmaakt heeft Maria in alles Gods wil vervuld ? En wij antwoorden: zoo volmaakt als zulks aan een schepsel mogelijk is.

Wanneer wij het heilig Evangelie lezen on de woorden en werken van onzen goddelijken Heiland overwegen, vinden wij dat Zijn goddelijk Hart naar niets anders streefde, dan om den wil van den Hemelschen Vader te vervullen. „Het was Zijne spijs, zegt Jezus, den wil te volbrengen van Hem, die Hem gezonden had.quot; 2 „Ik zoek niet Mijnen wil, zegt Hij nog, maar den wil des Vaders, die Mij heeft gezonden.quot; 3 En in den hof van Olijven:

1

Lib. de n:it. et grat., cap. 36.

2

1 Jo. xiv. 34.

3

Jo. v. 30.

-ocr page 113-

*

— Ill —

«Vader, Ik bid U indien het mogelijk is, dat dan dïze kelk zich van Mij verwijdere; nochtans, dat nist Mijn wil, maar Uw wil geschiede!quot;

Moeten wij niet hetzelfde zeggen van het heilig Hart van Maria, dat in alles aan het heilig Hart vau \'jaren Zoon zooveel mogelijk gelijkvormig was?

Trachten wij dan eens na te gaan welk het denken en streven was van het Hart van Maria, om ook hieromtrent onze harten aan het Hart onzer h. Moeder te doen gelijken.

Maria stelde zich niets anders voor dan de vraag : „Hoe zal ik op dit oogenblik, in dit uur, in dezen dag, bij dezen arbeid Gods heiligen wil op het volmaaktst vervullen ?quot; Zij zeide zelf tot de h. Brigitta ; „Ik verlangde niets dan dat in alle dingen niet mijn wil, maar Gods h. wil volbracht werd. Ik was immers overtuigd dat God niets anders kon willen dan mijn voordeel en welzijn, en zoodoende gaf ik mij geheel aan God over en liet ik God ten mijnen opzichte kiezen en bepalen wat Hem beliaagdequot;. 1

Op eene andere plaats sprak Maria: „Nimmer bedreef ik eene doodzonde, maar ik was zoo vol van liefde tot God, dat ik aan niets op aarde genoegen vond dan aan het volbrengen van Gods wil; want God die mij door Zijne macht had geschapen eu mij

1

Revel. 11, cup. 10.

-ocr page 114-

— 112 —

mot do kracht van Zijnen L. Geost had vervuld, was geheel vuur in Zijne liefde tot mij en woderkeerg was ook mijn hart geheel on al mot de vurige vlammen der goddelijke liefde doorgloeid.

Ziedaar, lieve Congreganisten, tevens het geleim hoe dat men in eiken levensstaat kan heilig wezsn en heilig loven. Gods heiligen wil in alles volbrengen, in alles aanbidden, in alles loven en prijzen, en gij zult niet onkel deugdzaam voor Gods oogen wandelen, maar u ook nog tot de heiligheid verleffen.

Hierbij kan het eehter niet anders of God zal ook menig olfer van u vergen, en het is aan de grootheid dezer offers en de bereidwilligheid waarmede gij ze aan God zult opdragen, dat gij ook de grootheid en do volmaaktheid uwer liefde jegens God zult kunnen afmeten.

Niemand heeft, na Jezus, den Zoon Gods, zoovele offers aan God gebracht dan Maria. Haar geheel leven, in den tempel te Jeruzalem, te Nazareth, te Bethlehem, te Jeruzalem, was een leven van opoffering. Ik wil u echter vooral wijzen op het grootste offer dat Maria aan God heeft opgedragen, namelijk Jezus haren Goddelijken Zoon. Luisteren wij eens wat de h. Franciscus van Sales hierover zegt: \' „Indien do eerste Christenen slechts een hart en éene

1 Theot., lib. 5, c. 13.

-ocr page 115-

— 113 —

ziel waren wegens hunue oprechte broederlijke liefde; indien de h. Paulus niet meer voor zicli zeiven leefde, maar veeleer voor Zijnen goddelijken Moester, die in hem leefde en wiens h. Hart met zijn hart innig was vereenigd, hoeveel te meer is het dan niet waar dat de allerheiligste Maagd slechts éen hart, 6ene ziel en een leven had met haren lieven Zoon, zoodat de h. Moeder Gods zelf niet meer leefde, maar Jezus in haar. Gelijk de titel van Moeder Gods alle waardigheden te boven gaat, zoo gaat ook uwe liefde, o Maria, de liefde van alle anderen verre te bovenquot;.

„Maria is eene Moeder, zegt pater Eudes, 1die haren Zoon zoozeer bemint, dat wanneer men ook de liefde van alle vaders en moeders te zamen zoude nemen, men slechts een vonk zoude hebben in vergelijking met den hevigen brandstapel der liefde, die het hart van Maria jegens haren Jezus vervulde.quot;

En dezen zoo zeer beminden Zoon, het Hart van haar Hart, de ziel van hare ziel, bracht Maria op het altaar van haar h. Hart en op het altaar van het kruis aan den Hemelschen Vader bereidwillig ten offer. „Grooter liefde, zegt Jezus, heeft niemand dan die zijn eigen leven ten beste geeft.quot; 2 Nu dan, Maria bracht Jezus, die haar leven was.

6*

1

L\'admir. ctcur de la Mèro de Dieu. 1.1, ch. VI, cap. IV.

2

Jo. xv. 13.

-ocr page 116-

— 114 —

ten offer. Zij had duizendmaal liever zelf geleden en deu dood ondergaan, dan Jezus te moeten zien lijden en sterven aan het kruis. Derhalve zegt do geleerde Gerson met recht: „Na het goddelijk zoenoffer dat Jezus op hot kruis aan den Homelscheu Vader opdroeg, is het offer dat Maria op het altaar van haar moederlijk hart aan God gedaan heeft, het alleraangenaamste en voor ons mensehen het allerzaligste van alle offers geweest.

o Heilig Hart van Maria, dat zoozeer van liefde tot God waart vervuld, wil toch eenige spranken van dat liefdevuur aan onze koude harten mededee-len, opdat wij van nu af aan gelijk gij, altijd eu overal, niets zoeken dan de volbrenging van Gods heiligen wil, en uit liefde tot den oneindig bemin-nenswaardigen God, gaarne elk offer dat Hij van ons verlangt, opdragen en ten minste die offers brengen, welke wij moeten verrichten om de zonde te vermijden. — Neem, o Maria, de harten uwer kindereu aan, verwijder er uit elke aardsohe en zinnelijke genegenheid, vervul ze met de hemelsehe liefde die in uw h. Hart steeds blaakt, en breng onze harten steeds al nader en nader tot uw h. Hart en tot het h. Hart van Jezus, opdat zij aldaar eens met u rusten en eeuwig zalig zijn mogen. Amen.

-ocr page 117-

— 115 —

§ 4. Het h. Hart van Maria was een ootmoedig Hart.

Elke deugd moet, voor zoover zij geene schijudeugd ziju zal, haren wortel in het hart hebben, want de goddelijke Heiland leert ons, dat zooals liet boozc uit het hart komt, evenzoo het goede in het hart moet wortelen. 1 „De mensch, zoo spreekt God tot Samuël, ziet op het uiterlijke, maar God ziet naar het hart. 2

Dit geldt vooral van de ootmoedigheid; zij bestaat hierin dat wij ons in ons hart voor gering houden en ook hiernaar leven.

„De ootmoedigheid is de eerste en nuttigste onder alle zedelijke deugden; zij is de zekerste sehatkamer aller deugdenquot;, zegt de h. Basilius. En de h. Cesarius van Arles beweert, „dat do kinderen des duivels zich door hoogmoed, de kindereu Gods zich door ootmoed onderscheidenquot;. 3 De h. Schrift zegt, dat God den hoogmoedigen wederstaat, maar aan de ootmoedigen genade scheuktquot;. 4

De ootinoedigheid van Maria wordt door de h. h. Vaders in hunne schriften hooggeprezen. De h. Hie-ronymus zegt dat de Heer Maria meer om hare

1

Math. xv.

2

1 i. Reg. xvi. 7.

3

Hom. 23.

4

1 Ep. Jac. IV. 6.

-ocr page 118-

— 116 —

ootmoedigbeid dan om al hare overige deugden tot Zijne Moeder hoeft verheven. „Maria, zegt do eerwaardige Beda, is groot omdat zij Maagd is, groot omdat zij Moedor is, grooter omdat zij Maagd en Moeder te gelijk is, het grootste omdat zij Moeder Gods is, maar hot allergrootste, wijl zij zich bij al hare grootheid gering acht.quot; Maria zeide zelve aan de h. Brigitta: „Waarom heb ik mij zoo diep vernederd ? Wijl ik erkende dat ik uit mij zelf niets had en niets was.quot; 1

Hoe zullen wij ook, lieve Congreganisten, waarlijk ootmoedig kunnen zijn? Ik antwoord u: „Volgt het voorbeeld na van Maria. Zij schreef niets aan haar zelve, maar alles aan God toe. „Hij die machtig is, zingt zij, heeft groote dingen aan mij gedaan.quot; {Magnificat?)

1. Velen verheffen zich wegens den luister hunner geboorte. Maria stamde uit het koninklijk geslacht van David, maar zij hoeft or zich nimmer op beroemd of anderen daarom minder geacht, daar zij dit voorrecht als eene gunst des hemels beschouwde, die haar in Gods oogen echter niet meer kon verheffen dan audore menschen.

•2. Velen pochen op hunnen rijkdom. Maria ontving groote geschenken van de h. h. Driekoningen, maar zij bleef de armoede beminnen, want zij wist

1

Rev. 2. 35.

-ocr page 119-

- 117 —

dat allo schatten der wereld haar geen greintje meer waarde konden geven in do oogeu van God.

3. Velen zijn trotsch op hunne schoouo klee-ding. Maria ging steeds eonvondig on zedig gekleed, want zij wist dat God niet op het sierlijk kleedsel, maar op het deugdzaam hart met welbehagen ne-dorziet.

4. Velen zijn hoovaardig op de schoonheid van het lichaam. Maria bezat de hoogste schoonheid, zegt de h. Albertus, die de natnur iu een mensehe-lijk lichaam kan voortbreugen. 1 Maria hoeft niet eens aan deze voortreffelijkheid gedacht, maar was van hare vergankelijkheid overtuigd, en kende hot vonnis dat God over ons lichaam heeft geveld: „Gij zijt stof en asch, en zult tot stof en aaeh wederkee-renquot;. Wanneer gij bekoord zoudt worden om u zeiven met welbehagen te bewonderen en u met oen hoovaardig gevoel te spiegelen, denkt dan eens hoe uw gelaat acht of veertien dagen na uwen dood zal uitzien.

5. Velen zijn hoogmoedig en verwaand wegens hunne talenten. Maria was wijzer dan haar voorvader Salomon, dan Adam voor zijnen val, dan do hoogste der Engelen. Zij heeft echter slechts zevenmaal in de h. Schriftuur, en dan nog met zeer korte en eenvoudige woorden gesproken. Wij echter, wij zoeken

1

Apud Bern. Bust., Serm. 5. Do Nativ.

-ocr page 120-

— 118 —

onze talenten en waardigheid overal aan den dag te loggen om ons van elkeen te doen prijzen.

De Heer zal ons echter niet oordeelen naar de lofprijzingen der mcnschen die ons bewonderd hebben, maar naar het goud gebruik onzer talenten voor Zijne eer en de zaligheid van ons zelveu of van onze niedemenschen.

0. Anderen verheffen zich om hunne waardigheid. Maria was Moeder Gods en bezat alzoo eene onbeschrijfelijk hoogo waardigheid, die God alleen kau schatten. Maria noemt zich zelf de dienstmaagd des Heeren en dit niet alleen met den mond; zij was het ook inderdaad van harte. Al zoudt ge dan zoo hoog mogelijk geplaatst wezen of worden, vernedert u met Maria uit liefde tot God, en gij zult nog des te hooger in Gods gunst stijgen.

7. Eindelijk waagt zich de hoogmoed zelfs op liet gebied der deugd. De duivel zoekt aan vele recht brave zielen hare verdiensten te ontrooven door haar voor te spiegelen; „Gij hebt al veel goeds gedaan, gij zijt al zeer godvruchtig en heilig van levenquot;.

Bedenken wij hoeveel Maria voor God had gedaan eu geleden, hoe zij God in alles zocht, en uit liefde tot God, Hem elk oogenblik toewijdde; zij heeft echter nooit met ijdel welbehagen aan hare deugden en goede werken gedacht. Doen wij insgslijks, en denken wij dikwerf eraan hoezeer de schaduw onzer

-ocr page 121-

meuigvuldige zonden het klem lichtje onzer deugden in Gods oog verdonkert.

„O Maria, vlekkeloos was uw hart, en gij hebt u toch met de zondige joodsohe vrouwen aan do wet der zuivering onderworpen. Gij, en Jezus uw Zoon, waart de onschuld zelve, en nochtans hing Jezus aan het vloekhout van Golgotha, en gij stondt onder het kruis als de Moeder van den vervloekte !

En wij helaas! wij werkelijk plichtigen, wij groote zondaars, wij willen nog als deugdzaam en schuldeloos gelden !

O Jezus en Maria! Gij, die zoozeer ootmoedig waart van harte, maakt ook ons van harto ootmoedig ! Mogen wij voortaan erkennen en belijden dat wij alles van Gods goedheid hebben; mogen wij ons gaarne aau elke vernedering onderwerpen om ook eens bij U in den hemel met alle ware ootmoedigen te worden verheven. Amen.

§ S. Het H. Hart ■yan Haria was een zuiver Hart.

Ootmoedigheid en zuiverheid zijn onder de zedelijke deugden de twee schoonste paarlen waarmede wij ons hart kunnen versieren. Zij verleenen er eene schoonheid aan die ons hart, voor de menschen, de engelen en voor God zeiven welgevallig maakt. „Wie gij ook zijt, zegt de h. Bernardus, indien gij slechts

-ocr page 122-

— 120 —

ootmoedig en zuiver zijt, dau zijt gij groot.quot; 1

Vandaar dat Maria deze beide deugden, die iiaar in Gods oogen, do beminnelijkste onder alle dochters van Adam maakten, op hot zorgvuldigste heeft hc-oefond. „Waarom, o Maria, vraagt haar de h. Augus-tinus, zijt gij de allerreinste Moeder Gods geworden en tevens altijd de allerzuiverste Maagd gebleven ? Omdat gij eene lelie zijt dezer aardsehe dalen, zuiverder dan do sneeuw, omdat gij gelijktijdig ootmoedig en zuiver van harte waartquot;. 2 „ De zuiverheid, zegt de h. Bernardus, is de boodsehap der goede zeden, de zuster der onthouding, de getuigenis dor onschuld en het schoonste sieraad des leveas.quot; 5 De h. Geest zegt het zelf : „O hoe schoon is niet oen zuiver geslacht, onsterfelijk is zijn aandenken, het is in eero bij God en menschen. Is een zaivere mensch tegenwoordig, men volgt hem na, is hij afwezig, men verlangt naar hem. Hij ontvangt voor eeuwig de kroon, die do prijs is der onbevlekte reinheidquot;. 3

Hoe hoog Maria de zuiverheid op prijs stolde, blijkt hieruit, dat zij de gelofte van eeuwige zuiverheid aflegde en zich bereid toonde om hare zuiverheid te

1

Scrm. 1, sup. Missus.

2

\'L Serm. 2, Dc Nativ. B. M. V.

3

^ Sap. iv. 1. 2.

-ocr page 123-

— 121. —

bewaren, af to zieu van cle waardigheid vrau Moedor Gods. Met recht wordt Maria de Maagd der Maagden genoemd, wijl zij op Gods inspraak, alhoewel tegen hot gebruik van haar volk in, zonder eenig voorbeeld, eeuwige maagdelijke zuiverheid aan God beloofde. Maria is de Koningin der Maagden, die haar voorbeeld met duizenden tot vreugde en welbehagen van den Hemelsehen Bruidegom navolgen. Een engel verkondigt haar dat zij de Moeder zou worden van den Zoon des Allerhoogsten, hetgeen de vurigste wenseh van alle vrouwen uit haar volk was. Maria is echter bevreesd dat zij hare zuiverheid zou verliezen on antwoordt: „Hoe kan zulks gebeuren daar ik geenen man beken Pquot; Zij wil zelfs verzaken aan de groote eer van het Goddelijke Moederschap, ter liefde van hare zuiverheid, die baar zoo zeer dierbaar was.

Do hoogste zuiverheid is wanneer zich iemand uit vrijen wil, met lichaam en ziel, aan den Hemelsehen Bruidegom toeheiligt en tot den laatsten adem zijna levens aan deze gelofte getrouw blijft.

De h. h. Vaders roemen met de h. Schrift Maria : „Gij zijt geheel sehoon, o Maria, en er is geen vlek in u. Maar al het sieraad dezer verhevene Dochter des Konings is inwendig, is in haar h. Hart.quot; 1

De h. Anselmus roept uit „dat de heiligste reinheid en de reinste heiligheid van het h. Hart van

1

Ps. 44, 14.

-ocr page 124-

— 122 —

Maria op ouvorgolijkclijko wijzo de reinlieid on heiligheid van allo schepselen te boven gaanquot;, 1 en enkel do h. zuiverheid, zegt de h. Thomas van Aquinen, hoeft aan Maria eene gloriekroon, sohooner dan allo kronen der Heiligen doen verwerven.

Wilt gij, lieve Congreganistcn, ware kinderen van Maria wezou, navolgsters van hare engelreine zuiverheid worden, zoo moet gij deze sohoone deugd zeer hoog schatten en allerijverigst de middelen ter hand nemen om haar in uwe harten te planten en steeds in vollen bloei to bewaren.

Do zuiverheid en maagdelijkheid verheffen den mensch boven zijne modemenschen, boven do;ïc wereld en hare aanloksclen, doen hem een leven leiden als do engelen en maken hem, zooveel mogelijk, aan God zolven, den allerzuiverston Geest, gelijkvormig, want „de kuischheid, zegt do h. Ambrosius, maakt gebrekkige menschen tot engelenquot;. 1 Uit ziel en lichaam bestaande, zijn wij menschen half dier en half engel. Do onzuivere volgt zijne dierlijke lust en wordt geheel dier; de kuische volgt zijn edeler deel en wordt een engel. „Ja, zegt de h. Joannes Chrysostomus, de zuivere monsch verheft zich zelfs boven do engelen, omdat hij slechts, na veol strijdens wordt hetgeen do engelen van nature zijn, zonder strijd.quot;

1

Do excell. B. M. V., cap. 9.

-ocr page 125-

— 12:5 —

Als u dan cenc bekoring tegen clozo heilige deugd komt plagen, denkt dan aan het woord van deu h. Ambrosins:

„Die do kuisehheid verliest, is een duivel, die haar bewaart, is een engel.quot;

Br beslaan vele middelen tot verkrijging eu bewaring van do kostbare parel dor zuiverheid.

Eenigeu bevelen ons de gedachte aan Gods alomtegenwoordigheid en de vrees der hel. „God ziet mij overal, al zondig ik ook in duistere nacht, en sterf ik in dezen toestand, dan moet ik eeuwig branden in de helquot;. Die aldus denkt in het uur der bekoring, zal zoo lichtelijk niet zondigen.

Anderen prijzen het dikwerf eu waardig ontvangen der heilige Communie aan. Het allerheiligste Sacra-crament des Altaars doordringt ons mot het vuur van Jezus liefde, welk vuur alle onreine vlammen uitdooft. Het bloed van Jezus Christus is de wiju, die maagden voortbrengt.

Ik wil u hier twee bijzondere middelen voorhouden en aanbevelen, waarvan ik het eerste voor het noodigste en hot tweede voor het gemakkelijkste houd.

Het eerste middel is de vlucht der gelegenheid tol onzuiverheid-, gevaarlijke personen, plaatsen, voorwerpen, boeken, beelden, vermaken en gezelschappen, want, „die het gevaar bemint, zal er in vergaanquot;. Men kan geen gloeiend ijzer aanraken zonder zich

-ocr page 126-

- 124 —

te branden. Hier overwint hij alleeu ilie op de vlucht gaal, zegt de h. Augustinus. Vooral bewaakt do oogen, want wij denken aan hetgeen wij zien en door de vensters der ziel, d. i. door do oogen, sluipt de dief of do zoude biuneu.

De h. Aloysius moest in zijne jeugd twee jaren lang en allo dagen als edelknaap voor do Koningin van Spanje verschijnen, en toch kende hij haar niet van aangezicht, omdat hij nimmer zijue oogen op haar gevestigd had. Maria zelf hield do oogen altoos neergeslagen, cn zag slechts bij hot bidden opwaarts ten hemel.

Het tweede zeer gemakkelijk, zeer nuttig cn zeer zeker middel tot bewaring der zuiverheid is de godsvrucht tot Maria en haar onbevlekt Hart. Wc,uneer gij in uwe bekoringen het een of ander schietgebed zult spreken, b. v. „Maria, help mij !quot; „Zoet Hart van Maria, wees mij tot heil!quot; zoo znlt gij niet bezwijken. Bidt des morgens „Gedenk, o goedertic-renste Maagd Mariaquot; van den h. Bernardus, en des avonds „Onder uwe bescherming nemen wij onze toevluchtquot;, of het gebed waardoor pator Zucchi eenen jongeling van eene onreine gewoonte-zonde verloste: „O mijne Meesteres, o mijne Mooder, ik offer mij geheel aan u op, en opdat ik mij als geheel aan u toegewijd toone, wijd ik u heden mijne oogen, mijne ooren, mijnen mond, mijn hart, mijn alles. Omdat ik u dan geheel toebehoor, verdedig

-ocr page 127-

- 125 —

mij dau ook als uw goed en uwen eigendom. Wees gegroet, o Maria, enz.quot;

Volgt liet voorbeeld der Heiligen na, die Maria vooral eerden en beminden als de bewaarster hunner zuiverheid, onder anderen het glorierijk klaverblad, do li. h. Aloysius en Stanislaus en den zaligen Joannes Berchmans. Zij waren echte zonen van Maria; derhalve verplantte hen ook Maria als echte leliën van reinheid in den tuin van het kloosterlijk leven, alwaar de heerlijke deugd der zuiverheid minder in gevaar is en beter voor den hemel kan bloeien. Volgt Maria met voorzichtigheid en waakzaamheid in deze sehoone deugd na, opdat gij ook eens met haar en alle maagden het onbevlekt Lam Gods moogt volgen iu den hemel. Amen.

§ 6. Het h. Hart van Maria was een zachtmoedig hart.

Een ootmoedig en zuiver hart is ook gewoonlijk een zachtmoedig hart. Gelijk de Zaligmaker de zachtmoedigste was onder alle zonen der aarde, zoo was ook Maria de zachtmoedigste onder alle dochters der aarde. Doorloopt de geheele h. Schrift, gij zult er, wat Maria betreft, niets hards of strengs in vinden, maar louter goedheid en zachtheid. Waarlijk mag ook zij, gelijk haar goddelijke Zoon, ons toe-

-ocr page 128-

— 126 —

roepea: „Leert van mij dat ik ootmoedig en zachtmoedig van harte benquot;.

En terecht wordt er hier over zachtmoedigheid van harte gesproken, want de ware zachtmoedigheid bestaat niet enkel in blikken of woorden, maar in de beheersching en bedwinging des harten, wanneer wij eenige beleediging ontvangen. Hoe grooter de beleediging is en hoe bedaarder en rustiger zij verdragen wordt, des te grooter is ook iemands zachtmoedigheid. Wanneer wij in de h. Schrift het leven van Maria betrachten, dan vinden wij er vooral vier plaatsen in, alwaar zich de zachtmoedigheid van haar h. Hart op het schitterendst vertoont.

1. Te Bethlehem. Keizer Augustus had een bevel uitgevaardigd, dat elk zijner onderdanen in de plaats waar hij was geboren, ten behoeve eener algemeene volkstelling, zich moest laten opschrijven. Maria en Jozef moesten zich gevolgelijk naar Bethlehem, Davids stad, begeven. Allen die Maria, eene zoo jonge en teedere vrouw op deze reis in het gure jaargetijde zagen, hadden erbarmen en deernis met haar.

Maar de hardvochtige Bethlehemiten wezen haar af. Noch bij bloedverwanten, vrienden of bekenden, noch in de herberg 1 was er een plaatsje voer haar over; wellicht werd zij nog met spottende en

1

Luc. c. ii. 7.

-ocr page 129-

— 127 —

spijtige woorden heengezonden. Dit moest Maria nog te meer grieven, nu zij zag dat de h. Jozef om harentwille overal werd verstooten. Wordt zij echter boos of spijtig of vergramd ? In het geheel niet. Zij dacht ook hierbij, zoo als in den armen stal, waar zij haar kind in eene kribbe op stroo moest neder-leggen, aan niets anders dan aan haren Goddelijken Zoon.

Willen wij ook onze opvliegendheid bedwingen, denken wij dan niet aan de beleediging of aan den beleediger, maar vestigen wij onze gedachten spoedig op iets anders dat ons vreugde of tevredenheid veroorzaakt.

2. Te Jeruzalem. Maria had haren twaalfjarigen Jezus verloren 1 en hem gedurende drie dagen met angst en ongerustheid overal opgezocht. Nu vindt zij Jezus eindelijk onder de leeraren van den tempel, en Jezus antwoordt op ban; vragen alsof Hij zich in Gods huis op bevel Zijner ouders bevond. Welke moeder zou nu niet kwaad zijn geworden ? Maar neen, Maria werd niet kwaad, met hare zachtmoedigheid vroeg zij Jezus slechts waarom Hij zulks gedaan had ? Dit was geene verwijting zegt üionysius, de Karthuizer, maar eene liefdevolle klacht. En toen Maria wist waarom Jezus in den tempel was

1

Luc. n. 41.

-ocr page 130-

— 12S —

gebleven, was zij tevreden en bewaarde zij al deze woorden in haar hart. 1

Willen wij ook zachtmoedig worden, trachten wij dan zooveel mogelijk bij hetgeen waardoor ons anderen krenken, de beste meening te veronderstellen. Onze natuur, zegt Thomas a Kempis, 2 veronderstelt spoedig bij anderen eene booze meening en gewoonlijk verdwijnt deze, als men zich met zijnen evennaaste vriendelijk bespreekt. Vele beleedigingen zijn dikwerf slechts het gevolg van een ongunstigen oogenblik, kwade luim, toornig temperament en niet zoozeer het werk van kwaden wil, die eigenlijk de zondo uitmaakt, waarover wij ons alleen dienen kwaad te maken.

3. Te Nazareth. Maria vergezelde dikwerf haren Zoon op Zijne predikatie-reizen, gedurende Zijn driejarig leerambt. Nu moest zij veel uitstaan, wegens de schimpwoorden en versmadingen welke haar Zoon van de Schriftgeleerden en Parizeen had te verduren. Jezns kwam op zekeren dag te Nazareth. Hier predikte de Zaligmaker op eenen Sabbatdag in de synagoge over eene plaats van Isaïas. Allen waren over Zijne woorden in verwondering. Uaar hij den joden echter zeide, dat Hij aan hun ver-

1

Imit. Chr. lib. 1, cap. IV, 1.

-ocr page 131-

langen van een wonder voor hen te doen niet zon te gemoet komen, werden zij woedend en braehten Hem op eenen hoogen berg en wilden Hem van hier uit in eenen afgrond storten. Gewis was Maria van dit voorval getuige en hoorde zij wat de Naza-reners zeiden: „Is dit uiet de zoon van eenen timmerman en woont zijne moeder niet onder ons?quot; 1

Maria ondervond deze beleedigingen, Jezus aangedaan, gevoeliger dan als zij haar zelve waren aangedaan geweest, want zij beminde Jezus meer dan zich zelf. Ook kon zij geen goede meeniag bij de Farizeërs en Schriftgeleerden veronderstellen, want hun haat trad openlijk aan den dag. Hoe is Maria dan nu bedaard kunnen blijven ? Zij dacht aan den wil Gods, die zeker zulke beleediging van Zijnen Zoon niet zou hebben toegelaten, als deze smaad eens niet tot Zijne eer en tot eer van. Zijnen Zoon zou hebben gediend.

Denken wij ook dat het Gods wil is, die ons door deze beleediging, als wij ze met gelatenheid en zachtmoedigheid verdragen, de verdienste der zelfbeheer-sching wil schenken, welke tevens met een stichtend voorbeeld aan den evennaaste te geven, de eer van God zeiven bevordert.

En 4. Op den Kruisberg. Maria was getuige van de versmading en het bitter lijden van haren Zoon

1

1

Math. XIII. 56.

-ocr page 132-

— 130 —

in de stad Jeruzalem en op Zijnen kruisweg; eindelijk beklimt zij mot Hem den Kalvarieberg en ziet zij Hem aan het kruishout genageld, tussehen twee moordenaars verheven, terwijl Zijne vijanden hunne bespottingen vernieuwen. „Gij, die gezegd hebt in drie dagen den tempel te kunnen opbouwen, help u zei ven thans. Als gij Gods zoon zijt, kom dan van het kruis af. Hij hoeft andoren geholpen en kan zich zeiven nu niet helpenquot;. 1

Wat moet hierbij het teergevoelig moederhart niet gevoeld hebben?

Een dichter verhaalt ons, dat zekere moeder haar kind door eenen tijger zag wegdragen en dat zij zich met gevaar van haar eigen leven op het wreede dier wierp en haar kind aan zijne klauwen ontrukte.

Hoe is het mogelijk, o Maria, dat uw minnend hart U tegenhield, toen de onmenschelijkste beulen uwen lieven Zoon verscheurden en met spotternijen verzadigden ?

Hier leert ons Maria het vierde middel om zachtmoedig te wezen ; even als Jezus, bad ook zij voor allen die Hem kruisigden en beschimpten.

Volgen wij ook deze schoone voorbeelden van Jezus en Maria en bidden wij voor die ons haten, beleedigen en vervolgen; bidden wij des te meer voor hen, naar naar mate zij ons meer hebben beleedigd.

1

Math, xxvii. 40. 42. 43. — Marc. xv. 29, sq. Luc. xxm. 35. 36. 37.

-ocr page 133-

O zeer ootmoedig en zachtmoedig hart van Maria, verwerf ons van het zachtmoedig hart van uwen lieven Zoon dat wij ook ootmoedig en zachtmoedig van harte worden. Schenk ons eene ware ootmoedigheid, opdat wij elke vernedering als eene welverdiende aannemen. Dat wij over niets kwaad worden dan over de zonde en vooral over onze eigene zonden; dat wij niemand beleedigen, niemand door spijtige woorden bedroeven, nooit in de opwelling onzer gramschap spreken of handelen. Dat wij voor onze vijanden mogen bidden en hun gaarne vergeving schenken, opdat ook God aan ons vergiffenis schenke voor alles wat wij ooit tegen Hem misdaan hebben en opdat wij dan ook eens uit Gods mond mogen hooren: „Zalig zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde bezittenquot;. Amen.

§ Y. Het Hart van Maria was een geduldig Hart.

Met de zachtmoedigheid is het geduld zeer nauw verwant. Terwijl de zachtmoedigheid bestaat in het verdragen der beleedigingen die ons worden aangedaan, is het geduld, in het verdragen van alle smarten, van welken kant zij ons ook mochten toekomen, gelegen.

Betrachten wij thans eens in het h. Hart van Maria, alle smarten die ons treffen kunnen, en tevens de middelen die ons in de bijzondere gevallen tot geduld kunnen helpen.

-ocr page 134-

— 132 —

De eerwaardige Lodewijk do Ponte 1 brengt alle soorten van lijden tot zes klassen :

1. Veel hebben wij te lijden van den kant van ons lichaam, ziekten, zwakheden, behoeften en onvolmaaktheden onzer zintuigen. Deze pijnen spruiten grootendeels voort uit de zonden die wij of onze voorouders hebben bedreven. Niets is verderfelijker voor ons lichaam dan booze driften; omgekeerd, is het godvruehtig leven gewoonlijk een vrij gezond leven.

Omdat Maria door hare Onbevlekte Ontvangenis bevrijd was van de smet der erfzonde, was .rij ook vrij van de straffen dier zonde, en zoo lezen wij dat zij nimmer ziek was; hare smarten waren meer smarten der ziel, nochtans heeft zij in huis zwaren arbeid te verrichten gehad, groote reizen moeten ondernemen; zij heeft er echter nimmer over geklaagd.

Zoo moeten wij ons ook nimmer beklagen over ons lichamelijk lijden dat eene straf is onzer zonden, en hetgeen ons, zoo wij het geduldig aannemen en verdragen, eene oorzaak wordt van hemelsche zaligheid, wijl wij door het geduld de kroon der overwinning in onzen levensstrijd behalen.

2. Andere smarten komen voort uit de zwakheid van onzen geest. Deze heeft een zwak geheugen, een ander een zwak begrip, een derde eenen «wakken

1

Medit.

-ocr page 135-

— 133 —

wil. Velen kunnen hunne aangeboren of verkregen talenten niet tot gelding brengen. Hoe moeielijk is het ons vaak iets goed te leeren, en vooral, hoe moeielijk het geleerde te onthouden.

Maria bezat meer wijsheid dan de gewone mensohen, meer verstand dan de hoogste engel. Nochtans waren Gods alwijze raadsbesluiten ook voor haar vaak verborgen. Nimmer echter klaagde zij hierover of hield zij zich met onnoodige navorschingen erover bezig.

Beklagen wij ons ook nimmer over de geestesgaven, die God ons naar Zijn oordcel heeft toegevoegd. Al hebben wij een, twee of vijf talenten, gebruiken wij ze goed. God ziet slechts op ouzo liefde en getrouwheid en geenszins op de meerdere of mindere maat onzer talenten, bekwaamheid of geleerdheid.

3. Eene derde bron van lijden is onze omgeving, en vooreerst, de levenlooze natuur. Nu plaagt ons hitte, dan koude; dan loeien onweders en stormen, dan stroomen regenbuien op ons neder. Den eenen is het weder ongunstig voor zijne akkers, den anderen voor zijne reis. Hierbij komen nog plagen van hagel, sneeuw, vorst, overstrooming, hongersnood, oorlog en pestziekten.

Maria leed veel op hare reizen door de brandende hitte van het land Palestina en van de Egyptische woestijn, tevens des nachts van de koude die er dan vaak zeer gevoelig is. Nimmer werd zij ongeduldig.

-ocr page 136-

nimmer kwam eon trek van tegenzin in haar gelaat wegens de ongunstige weergesteltenis.

Beklagen wij ons dan ook nooit over hot slecht weder of andero natuurlijke rampen. Alios komt van hoven, uit Gods hand en dient ons tot zegen, zoo niet voor het tijdelijke, dan toch voor het eeuwige leven. Hoe ras zouden wij God vergeten, als alles naar onzen zin en zinnelijkheid ging !

4. Niet minder leed veroorzaken ons onze mede-menschen, die ons zeiven of onze dierbaren, zoo vrijwillig als onvrijwillig kwaad doen. Van velen stemmen hot karakter of de leefwijze en gewoonten geenszins met onze manier van doen overeen; andoren grieven ons door harde woorden of strenge behandeling; weer anderen vervolgen ons rechtstreeks of zijdelings uit haat of afgunst, zoodat er wellicht geen mensch is die niet een vijand heeft.

Maria was hierin niet uitgezonderd, alhoewel zij persoonlijk niemand holeedigde, maar alles voor allen wilde wezen. Keizer Augustus gebiedt op een voor Maria zoor ongelegen tijd oene volkstolling; Maria gehoorzaamt. Herodes beveelt den kindermoord te Betlohem, en zij moet vluchten naar Egypte, alwaar zij zonder klagen of morren, zeven jaren in ballingschap blijft wonen. De eerste Christenen werden door Joden en Heidenen bespot on vervolgd; Maria, de Moeder des Heeren, was hier voorzeker weder niet van gevrijwaard, en wie zal ons ooit kunnen

-ocr page 137-

— 135 —

zeggen, hoeveel Maria, volgens de voorzegging van Simeon, geleden heeft wegens het bitter zevenvoudig zwaard van droefheid, dat haar moederhart heeft doorstoken, toen haar lieve Jezus van Betlehem tot Golgotha zoo oneindig veel te lijden had. Nochtans kon men geen zweem van ongeduld aan Maria bespeuren, zij blikte slechts ten hemel en sprak voorzeker met haren stervenden zoon: „Vader, in Uwe handen beveel ik mijnen geestquot;.

5. Vele smarten veroorzaken ons mede do helsche geesten die de lucht vervullen en gedurig rondwaren als brieschende leeuwen, zoekende om ons te verslinden, gelijk de h. Petrus zegt. Zij zijn wellicht de bewerkers van alle onheilen in de natuur, want de h. man Job had al zijn leed aan den duivel toe te schrijven, en vele heiligen werden dikwijls door den helschen vijand gekweld. Nochtans belagen ons do duivels gewoonlijk door bekoringen en kwade voorstellingen, ten einde onze begeerlijkheid op te wekken en onze ziel in de zonde te storten.

Maria heeft het hoofd der helsche slang verpletterd, zoodat haar de booze geest in geenerlei wijze kon schaden. Nochtans trachtte zij steeds zorgvuldig alle gelegenheden tot zonde te vluchten en vertrouwde zij vastelijk op Gods medehulp, die ons nimmer verlaat, zoo wij slechts God niet het eerst verlaten.

Bevechten wij ook met moed den boozon vijand; hij gelijkt aan eenen bandhond die ons niet kan

-ocr page 138-

— 136 —

deren wanneer wij hem maar niet te dicht naderen. Vlucht liet gevaar en wordt gij bekoord, roept God dan tor hulp.

G. Eindelijk zendt ons God veelal zelf het lijden toe, om ouze standvastigheid te beproeven en onze verdiensten te vermoerdoren. God zendt ons dan het gemis aan troost, geestelijke verlatenheid, en dorheid in het verrichten van hot goede.

Mogelijk, lieve eongreganisten, hebt gij al eens het smartelijk gevoel eoncr lange scheiding van vader of moeder of andere dierbare wezens ondervonden; maar dieper is het gevoel der smart, als de goede God aan eene vrome ziel, voor welke Zijn bezit en Zijne genade alles is, eenigeu tijd Zijnen troost onttrekt, zoodat die ziel gelijk de Bruid in het Hooglied haren God, haren Bruidegom overal te vergeefs zoekt. Dan onttrekt God aan de ziel Zijne verlichtende genade, zoodat zij niet moer weet of zij zich op den rechten weg bevindt, niet meer ziet wat haar nuttig is of wat haar schaden kan; dan weder ontneemt haar God die verwarmende genadestralen welke de ziel tot het uitvoeren van alle goed begeesteren.

Zoo bekent ons b. v. de h. Teresia, dat zij dikwerf niet de minste lust tot het goede had, en soms niet eens uit liefde tot God eenen stroohalm van den grond zou hebbon willen oprapen, terwijl zij zich op andere tijden zelfs gereed gevoelde, om uit liefde tot God over gloeiende kolen te wandelen.

-ocr page 139-

— 137 —

Ook Maria heeft deze allerbitterste lijdensschool doorgemaakt. Zij verlangde in het eerste derde deel van haar leven, toen Jezus nog niet verschenen was, innig naar Zijne korns(, gelijk zij in het laatste derde deel van haar leven, toen Jezus de aarde en haar verlaten had, innig naar de vereeniging met Hem reikhalsde. Met hoeveel angst en smart heeft zij Hem niet gedurende drie dagen te Jeruzalem en omstreken opgezocht. Hoe smartelijk was het ook niet voor haar, toen Jezus, hangend aan het kruis, in Zijnen doodstrijd, terwijl eene dikke duisternis het aardrijk omwolkte, uitriep : „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ?quot; Nochtans staat de smartvolle moeder standvastig en gelaten onder het vloekhout en geen enkele klacht ontglipt haren mond; hare ziel is aan God onderworpen en met God in het inwendig gebed vereenigd.

Wanneer ons ook, lieve congreganisten, de goede God in den nacht der troosteloosheid en verlatenheid doet nederzinken, zoo moeten wij toch nimmer den moed verliezen, maar geduldig wezen en ootmoedig God om hulp smeeken. Weldra zal u God weder komen bezoeken, u Zijn aanschijn vertoonen en uw hart zal weder vol vreugde zijn, als God tot u zal spreken. 1Na regen komt zonneschijn, na winter volgt lente, na lijden komt verblijden.

T

1

Cant. v. 6.

-ocr page 140-

— 138 —

Hobt gij dan te lijden en veel te lijden, denkt dan;

1. Ik heb het leed door mijne zonden verdiend. „Heer, beproef mij hier op aarde, maar gelief mij te sparen in de eeuwigheid.quot; 1

2. Door het lijden worden wij aan den gekruisigden Heiland en Zijne smartvolle moeder gelijkvormig.

3. De Hemelsehe Vader slaat ons, omdat wij Hem aangenaam zijn en Hij ons meer en meer door het lijden wil zuiveren, even als het goud door het vuur wordt gelouterd.

4. Het kortstondig lijden dezer aarde is niet te vergelijken met het eeuwig en heerlijk loon, dat wij er door verdienen. 1

„O allergeduldigste Harten van Jezus en Maria, maakt, dat ook wij, uwe kinderen, veel en geduldig hier op aarde mogen lijden, opdat wij ons ook eens met U en alle Heiligen in den Hemel eeuwig mogen verheugen. Amen.

1

2 Cor. iv. 17.

-ocr page 141-

VIERDE DEEL.

De liefde van het h. Hart van Maria tot de menschen.

§ 1. Lielde van het h. Hart van Haria tot alle mensehen.

Het h. Hart van Maria is vol van gouadeu en vol van deugden. Zijne sclioonheid eu waardigheid is zoo groot, dat geen engel noch heilige ze kan begrijpen, veel minder evenaren.

Wanneer er nu menschen zijn die groote rijkdommen, kennissen, waardigheden of andere voorrechten en verheven hoedanighedeu bezitten, dan zien zij vaak met minachting op hunne medemenschea terug.

Maar geenszins het h. Hart van Maria. Zoo groot deszelfs heerlijkheid is, oven zoo groot is zijne goedertierenheid en behulpzaamheid, evenzoo vurig en teeder zijne liefde tot ons. Ja, deze liefde is zoo groot, dat zij onmeetbaar en onbeschrijfelijk is.

Laat ons eens overwegen hoezeer Maria alle menschen beminde, om onze wederliefde tot haar meer en meer op te wekken.

-ocr page 142-

- 138 —

Hebt gij Jan te lijden en veel te lijden, denkt dan:

1. Ik heb het leed door mijne zonden verdiend. „Heer, beproef mij hier op aarde, maar gelief mij te sparen in de eeuwigheid.quot; 1

2. Door het lijden worden wij aan dea gekruisigden Heiland en Zijne smartvolle moeder gelijkvormig.

3. De Hemelsche Vader slaat ons, omdat wij Hem aangenaam zijn en Hij ons meer en meer door het lijden wil zuiveren, even als het goud door het vuur wordt gelouterd.

4. Het kortstondig lijden dezer aarde is niet te vergelijken met het eeuwig en heerlijk loon, dat wij er door verdienen. 1

„O allergeduldigste Harten van Jezus en Maria, maakt, dat ook wij, uwe kinderen, veel en geduldig hier op aarde mogen lijden, opdat wij ons ook eens met U en alle Heiligen in den Hemel eeuwig mogen verheugen. Amen.

1 H. Aug. 3 2 Cor. IV. 17.

-ocr page 143-

VIERDE DEEL.

De liefde van het h. Hart van Maria tot de menschen.

§ 1. Liefde Yan het h. Hart van Maria tot alle menseïien.

Hot h. Hart van Maria is vol van genaden en vol van deugden. Zijne schoonheid eu waardigheid is zoo groot, dat geen engel noch heilige ze kan begrijpen, veel minder evenaren.

Wanneer er nu menschen zijn die groote rijkdommen, kennissen, waardigheden of andere voorrechten en verheven hoedanigheden bezitten, dan zien zij vaak met minachting op hunne medemenschen terug.

Maar geenszins het h. Hart van Maria. Zoo groot deszelfs heerlijkheid is, even zoo groot is zijne goedertierenheid en behnlpzaamlieid, evenzoo vurig eu teeder zijne liefde tot ons. Ja, deze liefde is zoo groot, dat zij onmeetbaar en onbeschrijfelijk is.

Laat ons eens overwegen hoezeer Maria alle menschen beminde, om onze wederliefde tot haar meer en meer op te wekken.

-ocr page 144-

— 140 —

Van af hare prille jeugd tot aan hare Hemelvaart, en vooral ook thans nog in deu schoonen hemel, was Maria met innige liefde jegens alle mensehen vervuld. Zij beschouwde in eiken mensch, dien zij outmoette, het evenbeeld Gods; maar zij wist vooral, wegens hare grootere kennis en wijsheid die mensehen te schatten, welke door de heiligmakende genade welgevallig waren in Gods oogen, en wier schoonheid zoo indrukwekkend is, dat, als wij ze met onze oogen konden zien, wij van blijdschap zouden sterven.

De naastenliefde van Maria tot ons werd nog verhoogd door het werk der verlossing; toen zij de liefde van God tot ons mensehen al meer en meer leerde begrijpen en zij zelf als moeder van den Verlosser der mensehen tot ons allen in eene nauwere betrekking is gekomen. „De Zaligmaker, zegt de h. Augustinus1, is hoofdzakelijk mensch geworden om ons te doen begrijpen, hoezeer Hij ons bemint.quot; Maria was de onmiddellijke getuige en deelgenoot van dit oneindig liefdewerk, zoodat ook haar hart van liefde tot ons mensehen moest ontvlammen en zij ons allen als eene liefdevolle moeder in haar hart moest opnemen.

Zoo werd ook haar eerste werk na de ontvangenis van den Zoon Gods, een werk van naastenliefde;

1

De Catech. c. 4.

-ocr page 145-

— 141 —

zij maakte haar bezoek aaar Hebron, om er hare nicht Elizabeth, gedurende drie maanden te helpen. Maria bewees ook hare naastenliefde op de bruiloft te Cana, ja overal, te Nazareth, te Betlehem, in Egypte, te Jeruzalem. „Toen zij nog op deze aarde leefde, zegt de h. Hieronymus, was haar h. Hart zoo vol barmhartigheid en medelijden jegens de menschen, dat nooit een menseh zooveel om zijne eigene smarten heeft geleden, als Maria om die van anderen.quot; 1 „Door haar medelijden en hare liefde, zeide de Zaligmaker tot de h. Brigitta, is Mijne moeder, ook de moeder geworden van allen, die zich in den hemel en op de aarde bevinden.quot; 2

Deze naastenliefde moest Maria noodzakelijk door het verkeer en het voorbeeld van haren lieven Zoon, den besten vriend en weldoener van Adams kinderen gevoelen. „Jezus, zegt de h. Petrus, is al weldoende voorbijgegaan; Hij heeft ons een nieuw gebod gegeven, namelijk, dat wij ons onder elkander zouden beminnen en dat de wereld aan onze onderlinge naastenliefde erkenne, dat wij discipelen zijn van Jezus Christus.quot; 3 Tot de ouden werd gezegd: oog om oog en tand om tand. Ik zeg u: bemint uwe vijanden, doet wel aan die u haten

1

Epist. ad Eustach.

2

1 Revel. 1. I., cap. 32.

3

Jo. xni. 35.

-ocr page 146-

— 142 —

ca bidt voor uwe vervolgers, want zoo gij hen slechts bemint die u beminnen, doet gij niets meer dan de Heidenen. 1 Moest nu Maria, die dagelijks van deze vurige liefde van haren goddelijken Zoon getuige was, zich zelf niet meer en meer ontvlamd gevoelen om ook het tweede gebod der wet: „gij zult uwen evenaaste gelijk u eigen zeiven beminnenquot; 1, in al zijne volmaaktheid te vervullen ?

De goddelijke Heiland heeft in het allerh. Sacrament des altaars Zijne liefde tot ons ukgeput. In dit Sacrament Zijner liefde geeft Hij ziehzelven aan ons met al Zijne goederen en gaven ten beste. Wellicht waren de Apostelen, bij de instelling van het laatste Avondmaal, nog te zeer menschelijk gezind, om de uitgestrektheid dezer weldaad te waardeeren; edoch Maria, die reeds sedert hare onbevlekte ontvangenis door het licht van den h. Geest was verlicht geworden, heeft voorzeker de vurige liefde van haren Jezus bij deze gelegenheid begrepen, en zij heeft ons ook sedert dat tijdstip, gelijk Hij, nog al meer en meer met de grootste liefde omvat.

Sedert hare opname met ziel en lichaam in den hemel, is de liefde van het h. Hart van Maria tot ons voorzeker niet verminderd. In het stralend licht der Godheid, erkent zij thans nog vee. beter de

1

Luc. X. 27.

-ocr page 147-

— 143 -

waarde van onze onsterfelijke zielen; zij ziet God het naaste iu Zijne glorie van aanschijn tot aanschijn; zij bemint God meer dan op aarde en moet do menschen, als Gods evenbeeld, dan ook meer beminnen, en zoeken dat Gods eer door de menschen vermeerderd en bevorderd worde.

Hierbeneden is Maria onze Koningin en onze Moeder, en als zoodanig is zij wel verplicht alle menschen als hare onderdanen en hare kinderen te beminnen en zooveel mogelijk voor hen te zorgen. Maar hoe getrouw is ook Maria niet in\'de nakoming van deze plichten ! Vooral nu zij in den hemel onze ellenden en gevaren beter kent en zij ons krachtdadiger kan helpen.

Bedenkt nu eens de teederste van allo moeders, de mildrijkste en barmhartigste van alle vorstinnen der aarde, verveelvoudigt nu de liefde dezer moeder, den weldadigen zin dezer koningin, en gij zult nog geen schaduw hebben van de vurige liefde waarmede Maria voor ons is bezield.

„De gebeden van Maria, zegt de h. Johannes Damascenus, bewerken het heil der menschen.quot; 1„Er is niemand, zegt de h. Anselmus, die niet deelt in de volheid der genaden van Maria.quot; 2 „Hare liefde is zoo groot, zegt de h. Bonaventura, dat Maria

1

in Serm.

2

Medit.

-ocr page 148-

— 144 —

zich beleodigt gevoelt, als haar niemand om genade smeekt.quot; 1 „Die mij zoekt, zegt zij, vindt het leven en zal het heil des Heeren putten.quot; 1

De h. Bernardus roerat op bijzondere wijze de goedheid en mildheid van Maria. 2 Maria heeft een medelijdend hart met ons allen, en hare goedheid schijnt als de zon over goeden en kwaden. „Zij is alles voor ons allen geworden, zij opent ons allen den schoot van hare barmhartigheid, opdat wij allen van haren overvloed zouden ontvangen, de gevangene verlossing, de zieke genezing, de bedroefde vertroosting, de zondaar vergiffenis, de rechtvaardige genade.quot; 3 „Wie kan, o gezegende Maagd, zoo zegt de h. Bernardus verder, de lengte, hoogte, breedte en diepte uwer barmhartigheid afmeten ? Hare lengte reikt tot den jongsten dag, zij helpt allen die haar aanroepen; hare breedte vervult den aardbodem; hare hoogte herstelt de hemelsche stad en hare diepte schenkt verlossing aan allen, die zitten in de duisternissen en in de schaduwen des doods.quot; 4

O liefdevol Hart van Maria! wij bedanken u voor de liefde, die gij ons en alle menschen toedraagt.

1

Spec. virg.

2

Serm. de 12. praerog.

3

■\' Serm. de sign. mag.

4

Serm. 4. de ass. B. M. V.

-ocr page 149-

Ach, hoe weinig hebben wij tot hiertoe aan deze liefde gedacht en hoe dikwerf hebben wij uwe ware cn vurige moederliefde vergeten. Verwerf ons, o Maria, dat wij U van nu af aan met eene ware kinderlijke liefde mogen beminnen en U deze liefde hierdoor mogen bewijzen, dat wij nimmer iets doen wat U, o Moeder, en uwen lieven Zoon kan mishagen, bedroeven of beleedigen!

Mogen wij ook de genade verkrijgen door uwe voorspraak, o minnelijke en liefderijke Moeder, dat wij naar het voorbeeld van Jezus en het uwe, onzen evennaaste geschapen naar Gods evenbeeld, verlost door Jezus dierbaar bloed en bestemd voor het eeuwig bezit van het erfdeel des hemels, oprecht en krachtdadig beminnen, opdat wij allen eens te zamen aan de eeuwige vreugden deelachtig worden. Amen.

§ 2. Liefde van het Hart van Harla tot de zondaars.

Het geheele menschdom is slechts een gezin waarvan God de vader en Maria de moeder is. Eene moeder is echter het meest bezorgd voor hare kinderen die zwak, ziek of gebrekkig zijn. Zoo trekt zich ook Maria, de teederste aller moeders, onder ons hare kinderen, het meest aan diegenen, welke de ongelukkigste zijn, namelijk de zondaars.

Er is geen grooter ongeluk denkbaar dan dat van eene ziel die in staat is van doodzonde. Zij is arm.

-ocr page 150-

— 146 —

ziek, ja doodelijk gewoud, zij ia de slavin des duivels en van hare vrienden verlaten, wijl haar Engelbewaarder, en alle Engelen en Heiligen het hoofd met afschuw van haar wenden. Toen do drie vrienden van Job dezen h. man op eenen mesthoop zagen nederzitten, en hom bedekt zagen met melaatsehheid ea vol smarten, weenden zij, scheurden hunne kleederen, bedekten hunne hoofden met asschen en treurden zeven dagen en zeven nachten lang, zegt de h. Schrift. 1 Zoo gij slechts een oogenblik eene ziel, die met doodzonde bezoedeld is, zoudt kunnen zien, hoezeer zoudt ge er niet over verschrikken en nimmermeer zondigen. Gij meent misschien dat de zonde zoo boos niet is wijl gij ze zoo lichtelijk en zonder uiterlijke merkelijke gevolgen ervan te bespeuren, bedrijft. Het is waar, de zonde wordt lichtelijk bedreven, maar dan toch bedreven togen den oneindigen God en is alzoo een oneindig kwaad, dat ook de betreurenswaardigste gevolgen voor den zondaar na zich sleept.

Niemand, naast God en naast Jezus, Gods Zoon, begrijpt de ellende des zondaars beter dan Maria, en daar zij de moeder aller menschen is, moet haar moederlijk Hart bij het zien van den zondaar met naraelooze smart vervuld worden.

1

Job li. 11. sq.

-ocr page 151-

— 147 —

Eeno andere rode waarom Let h. Hart van Maria de zondaars zoozeer bemint, is de overeenstemming van haar Hart met liet Goddelijk Hart van Jezus. Jezus beminde de zondaars. Hij was gekomen om de zieken te genezen en het verloren schaap te gaan opzoeken. Hoe liefdevol bejegende Hij Magdalena, Matheus, Zaeheus en Petrus ! Zijn verlossingswerk van de krib tot op het kruis is niets anders dan een werk tot redding der zondaars. Hij is de Goede Herder die Zijn leven ten boste geeft voor Zijne schapen. 1

Maria was door God bestemd om mede te werken aan onze verlossing en tevens kende zij veel beter dan eenig ander sehepsel het streven van het goddelijk Hart van Jezus, en daardoor was zij steeds bereid om met Jezus voor ons, zondaars, te lijden en te sterven, en haren Zoon, het dierbaarste pand dat zij op aarde bezat, voor ons zielenheil aan den Hemelschen Vader op te dragen. Wanneer wij lozen van eone h. Catharina van Senen, dat zij uit modelijden met het lot der zondaars wonsehte aan den ingang der hel te mogen staan om dien te versperren, wat moet dan Maria, deze goedertierene Maagd, deze zekere toevlucht der zondaars, niet gowenscht, gebeden en gearbeid hebben om hun heil te bezorgen ? Voorzeker zijn de meeste bekeeringen van versteende

• Jo. x. 15.

-ocr page 152-

— 148 —

zondaars, ketters en ongeloovigen, vcol meer aan het gebed van Maria dan aan alle predikatiën en wonderen der Apostelen toe te schrijven.

Luisteren wij eens hoe Gods Heiligen en de vroomste dienaars van Maria, altoos hare barmhartigheid en liefde jegens de zondaars verheffen en prijzen.

De h. Laurentius Jnstinianus zegt „dat Maria de hoop is der misdadigersquot;.

„Maria, zoo zegt de h. Willem van Parijs, is verplicht de zondaars te helpen, omdat zij haren grootsten eeretitel, dien van Moeder Gods, wegens de zondaars heeft ontvangen, tot wier redding Gods Zoon is mensch geworden en uit Maria is geboren.quot; 1

„De goddelijke Moeder, zegt de h. Bernardus, is eene ladder voor de zondaars, langs welke die on-gelukkigen tot de hoogte der goddelijke genade kunnen opklimmen.quot; 2

De h. Bonaventura zegt: „o Maria, gij neemt den zondaar, dien de geheele wereld veracht, met moederlijke teederheid op, en verlaat hem niet tot dat gij hem met zijnen Rechter hebt verzoend.quot; 5

Maria heeft zelf aan zuster Villam veropenbaard, dat na haren titel van Moeder Gods, de

1

De aquad.

2

■ In spec. c. 6.

-ocr page 153-

— 149 —

titel van „Toevlucht der zondarenquot; haar grootste eeretitel is.

En tot de h. Brigitta : „Er is geen zondaar in de wereld hoe grootelijks hij ook pliehtig zij, die, als hij tot mij zijn toevlucht neemt, niet tot God terugkeert en bij God genade vindtquot;. 1

Op zekeren dag zag de h. Gertrudis de allerh. Maagd in eenen wijden mantel gehuld onder welken zich vele wilde dieren kwamen verschuilen, en die ook door Maria minzaam ontvangen werden. Hieruit begreep zij dat Maria de zondaars gaarne helpt en beschermt.

Ook verklaart men hierdoor de tallooze bekeeringen van de ketters en de allerverstoktste zondaars. Wat de ketters betreft, zoo zingt de h. Kerk : „o Maria, gij hebt alle ketterijen, in de geheele wereld, vernietigd !quot;

Toen men te Rome, het Pantheon, eenen heiden-schen tempel aan alle afgoden toegewijd, in eene katholieke Kerk ter eere van Maria en alle martelaren omwijdde, ontstaken de joden te Rome in woede. Dit hoorde een edele Romein die zeer gehecht was aan het geloof en van af zijne geboorte het ongeluk had van blind te wezen. Hij sprak tot de joden: „daar u niets anders kan overtuigen, zult gij de waarheid wel willen huldigen, als ik eens op

1

Revel. 1. 1., c. 32.

-ocr page 154-

Maria-Lichtmiadag zal ziende worden ?quot; Zulks geschiedde. ïoen de blinde Romein op gemelden feestdag de woorden had uitgesproken : „Verheug u, o Maria, gij hebt alleen alle ketterijen der aarde vernietigdquot;, openden zich zijno oogen voor het daglicht; meer dan 500 joden bekeerden zich en werden door den Paus gedoopt. (Baronius.)

Sedert het jaar 1837 heeft Maria klaarblijkelijk de Aartsbroederschap van haar h. Hart, in de kerk der Overwinningen te Parijs opgericht, gekozsn om de bekeering der zondaars te bewerken. Meer dan 4000 gedachtenissen hiervan zijn in de bewusr,ekerk te zien en een geestelijke aldaar beweert, dat er schier geen dag zonder eene wondervolle bekeering voorbijgaat.

O Maria, Moeder van barmhartigheid! daar gij geen enkelen zondaar verlaat of versmaadt, zelfs den grootsten hunner niet, zoo wees ons ook genadig! Zoet Hart van Maria, wees ons allen tot heil! Amen.

§ 3. Liefde van het h. Hart van Maria tot hare vereerders.

Als Maria alle menschen en vooral de ellendige zondaars zoozeer bemint, zoo moet toch haar b. Hart op eene bijzondere wijze hare vereerders, hare oprechte en getrouwe kinderen lief hebben. Ons hart is in dier voege ingericht, dat wij niet anders kunnen of wij moeten ook hen beminnen, die ons liefde toe-

-ocr page 155-

— 151 —

dragen, en hun goed doen die ons eer en goed bewijzen. God zelf is hiervan niet uitgezonderd en Maria zegt door den Wijzen Man in de h. Schrift : „Ik bemin ook hen, die mij beminnenquot;. 1

Hoe waar doze verzekering is, erkennen wij uit de leer en getuigenis der Heiligen.

De zalige broeder Alphonsus uit het gezelschap van Jezus, beminde vurig Maria en vereerde haar op alle mogelijke wijzen. Op zekeren dag knielde hij voor het beeld der Moeder Gods en riep hij uit: „O mijne beminnelijke Moeder ! Ik weet wel dat gij mij lief hebt, nochtans gij bemint mij niet zoozeer dan ik u beminquot;. Maria scheen hierdoor beleedigd te zijn, daar zij van uit haar beeld antwoordde; „Wat zegt gij, Alphonsus, ik bemin u veel meer dan gij mij bemint. Het onderscheid tusschen uwe en mijne liefde, is nog grooter dan de afstand tusschen de aarde en den hemelquot;.

Ook de h. Brigitta had eene onbeschrijfelijke liefde jegens Maria. Op zekeren dag knielde zij voor Maria\'s beeld en sprak ï aid us :

„Ik roep mijnen lieven Jezus, die alles kent wat in mijn hart omgaat, tot getuige, of het niet waar is dat ik u, o Maria, veel meer bemin dan mijne kinderen.quot; En Maria antwoordde haar: „Mijne dochter, gij kunt overtuigd wezen, dat Maria die

1

Prov. vin. 17.

-ocr page 156-

— 152 —

gij zoozeer bemint, het duizendmaal beter meent met Brigitta dan Brigitta zelf, en millioenen maal meer voor de kinderen van Brigitta eene goede moeder zal wezen, ofschoon Brigitta reeds eene zoo goede moeder voor hen is.quot;

Inderdaad, Maria, gelijk Gods Heiligen ons verzekeren, beloont hare vereerders, hare ware kindeten, met ontelbare gunsten en genaden, gedurende hun leven, in hunnen dood en na hunnen dood.

1. Maria redt hare kinderen die hare hulp af-smeekeu in alle bekoringen, want, zegt de h. Bruno : „Maria heeft den duivel overwonnen en zoo vast geboeid dat hij zich niet meer roeren kan om hare vereerders te schadenquot;. 1

2. Maria staat hare kinderen bij in eiken nood. „Eerder zullen hemel en aarde vergaan, zegt de godvruchtige Blosius2, als dat Maria hare hulp zal weigeren aan iemand die haar met vertrouwen en met eene zuivere meening aanroept.quot;

3. Maria vervult ook de harten van hare kinderen met innige vreugde en zaligheid.

„Reeds hier op aarde, zegt de h. Bonaventura, genieten de vereerders van Maria eenen zoeten vrede.quot; 3 „Het is genoeg voor de kinderen van Maria, zegt

1

In spec. cap. 12.

2

quot; Ps. 118.

-ocr page 157-

— 153 —

de h. Alphonsus, dat zij aan haren naam denken, om met liefde en troost vervuld te worden.quot; 1

4. Maria overlaadt hare kinderen met alle genaden. „Hoe gemakkelijk vindt eon kind van Maria deze rijke, machtige en goedertierene moeder, dio alle genaden bezit en ze ook gaarne aan hare kinderen mededeeltquot;, zegt Albertus de Groote. 2 „De Heer heeft u zoo hoog verheven, zegt de h. Anselmus, opdat gij alle genaden voor uwe getrouwe dienaars zoudt kunnen verkrijgen.quot;

5. Maria verkrijgt voor hare kinderen de genade der volharding in het goede.

De zalige Berchmans was gewoon te zeggen: „wanneer ik Maria bemin, ben ik zeker vaa de volhardingquot;. „Dankt God, zegt de h. Alphonsus, wanneer gij erkent dat Hij u liefde en vertrouwen tot Maria heeft ingeboezemd, want God schenkt deze gevoelens alleen aan hen, die Hij wil zalig maken.quot; 3 Dankt God dan ook, gij allen, die Maria\'s kinderen zijt en Maria bemint, en tracht door gebeden en goede werken de genade te verkrijgen Maria steeds meer en meer te blijven vereerea en beminnen.

6. Maria staat hare kinderen bij in de uur des doods.

Heerl. v. Mar. I. 1. Lib. de conc. virg. Heerl. v. Mar. I. VIII. i.

-ocr page 158-

- 154 —

Meer dan een stervende heeft door het aanroepen van den zoeten naam van Maria de helsche scharen van zijn doodsbed doen vluchten. Toon de h. Joannes van God in zijne laatste oogenblikken Maria ter hulp riep, zag hij dat zij hem het koud zweet van het gelaat afdroogde en hoorde hij haar zeggen : „Joannes, ik verlaat mijne dienaars nooit in de uur van stervenquot;.

7. Zoo gaan Maria\'s kinderen vol blijdschap aan hare hand èn door het leven èn in de eeuwigheid. Het getal dergenen die dadelijk na hunnen dood, gelijk b. v. een h. Aloysius, in den hemal worden opgenomen, is zeer klein; want vele menschen die in Gods liefde sterven, hebben soms nog smetten van dagelijksohe zonden of tijdelijke straffen voor hunne zonden, in het vagevuur te boeten.

Maria vergeet hare kinderen in het vagevaur niet; zij troost die arme zielen en helpt ze spoedig uit die schrikkelijke vlammen. Zij, die altoos den schapulier zullen gedragen hebben, worden, volgens een godvruchtig gevoelen, reeds den Zaterdag na hun overlijden, door Maria uit het vagevuur verlost.

8. Eindelijk zullen ook de getrouwe dienaars, de ware kinderen van Maria in de hemelsche glorie eenen bijzonderen rang innemen en eene bijzondere gelukzaligheid genieten; omdat zij Gods moeder hoog vereerd en bemind hebben op aarde, zal ook God hen bijzonder eereu en begunstigen in den hemel.

-ocr page 159-

— 155

:

ien Wilt ge dan heilig worden, lieve congr., ja zelfs

en groote heiligen worden, o dan eert, dient en bemint

tas Maria alle uwe dagen, en alle uwe dagen al meer en

ilp meer; zulks hebben ook alle Gods lieve Heiligen

iet gedaan, gelijk wij in hunne levens lezen, en het is

es, door dezen zoeten eeredienst alsmede door de getrouwe

an navolging van Maria, dat de Heiligen ook zoo bijzonder groote genaden ter heiligheid en volmaaktheid

an voor hun leven en in hunnen dood van God en Maria

,d. ontvingen.

id. Onder alle vereeringen echter van Maria is er,

en vooral in onze dagen geene wellicht, die zoozeer aan

[ie Maria behaagt, dan de vereering van haar heilig en

in onbevlekt Hart.

ne Dit blijkt uit het voorwerp, het doel en de uitwerkselen der godsvrucht tot het h. Hart van

t; Maria.

lit Het voorwerp dezer godsvrucht is het h. Hart van

a- Maria, dat is: het inwendige, de ziel van Maria,

3n versierd met alle mogelijke deugden, vooral met de

m vurigste liefde tot God en de menschen, onder welken Maria hen het meest bemint, die haar h.

ie Hart lief hebben en vereeren.

■ie Het doel dezer sohoone en zoete godsvrucht, is

re (evenals in den eeredienst van het h. Hart van Jezus

)g haren lieven Zoon) om eenigo eerherstelling Maria,

)d voor de versmadingen en beleedigingen die haar h. Hart worden aangedaan, aan te bieden, en tevens

-ocr page 160-

— 156 —

om alle harten der zondaars voor Jezus en Maria te winnen.

Hoe aangenaam zal dusdanige godsvrucht dan niet wezen aan Jezus en aan Maria in het bijzonder, wanneer wij de liefde en vereering van den Zoon en de Moeder hierdoor zooveel mogelijk zoeken te bevorderen, vooral ook nu de booze geest in onze dagen, dit verheven doel, op allerlei wijzen zoekt te beletten en te verlammen.

De heilige Harten van Jezus en Maria vertoonen zich thans aan de ijskoude wereld; zij openen ons hunne genadeschatten, zij bieden ons den vlammengloed hunner vurige liefde en roepen ons toe: „Korot allen tot ons, gij, die ziek, gij, die koud zijt! Hier vindt gij genezing, licht en warmte! Laat u toch door ons ontvlammen en wij zullen geenen grenspaal aan onze hemelsche weldaden stellen !quot;

Hoezeer deze woorden waarheid zijn, blijkt genoegzaam uit de zalige uitwerkselen welke de godsvrucht tot het h. Hart van Jezus en die tot het h. Hart van Maria dagelijks, overal, in alle standen, in alle omstandigheden des mensehelijken levens te weeg brengen.

Laat dan, lieve congreganisten, geenen dag uws levens voorbijgaan, zonder het h. Hart van Maria, al ware het dan ook slechts door een kort gebedje, door een enkel Wees-gegroet te vereeren. En omdat onder alle vereerders, onder alle kinderen van Maria,

-ocr page 161-

— 157

diegene haar het. meest behagen, welke hun hart door getrouwe navolging der deugden van het h. Hart van Maria, zooveel mogelijk aau dit Hart trachten gelijkvormig te maken, zoo zorgt dan ook, lieve eongreganisten, van uw hart te maken :

Ken. geloovig hart, door in gedachten, werken en begeerten, uit het geloof en naar de voorschriften van het geloof te leven.

Een hoopvol hart, door de versmading van alle ijdelheden der wereld en door het vast vertrouwen op Gods hulp hier beneden en op Gods bolooning hiernamaals.

Een liefievol hart, door in alles wat; gij schoons, nuttigs of aangenaams ziet. God, den oneindig volmaakten , oneindig beminnenswaardigen, oneindig

Meden, te beschouwen en boven alles te beminnen, . ... alsook ter liefde Gods uwen evenaaste gelijk u eigen

zeiven te beminnen.

Een ootmoedig hart, door dikwerf uwe zwakheid, onmacht, onwetendheid en zondigheid te gedenken, en u voor Gods oogen, gelijk de Publikaan van het h. Evangelie te vernederen.

Een zachtmoedig hart, door alle beleedigingen met geduld en lijdzaamheid te verdragen.

Een geduldig hart, door gelaten, ja zelfs blijde, uit Gods hand alle beproevingen en pijnen, die Hij u zal toezenden, aan te nemen; eindelijk

Bewaart in u een zuiver hart; verwerpt ver van

-ocr page 162-

— 158 —

u alle onreiuo gedachtoii en begeerten ; gij weet ja, dat niets zoo aangenaam kan wezen aan de allerreinste Harten van Jezus en Maria, dan een zuiver, kuiscli, onschuldig hart; de kuische harten, de kuische zielen alleen zullen den Koning des hemels tot vriend hebben en zij zullen ook alleen in den maagdelijkeu hofstoet der Hemelsehe Koningin oen lied zingen, dat niemand buiten hen zal zingen kunnen.

Wanneer gij, lieve oongreganisten, uwe harten op deze wijze naar het luisterrijk voorbeeld nwier lieve Moeder weet te vormen, wanneer gij uwe woning cn rustplaats in het h. Hart van Jezus zult nemen, dan zijt maar gerust, dan hebt gij een paradijs van eeuwige weelde gevonden. Dan kunt gr met de woorden op de lippen: „Jezus, Maria, Jozef, ik schenk u mijn hart, mijne ziel en mijn leven; zoet Hart van Maria, wees mijn heilquot;, gerust eu veilig tot bet eeuwig leven ingaan. Maria zal u te gemoet komen; eu omdat gij op aarde ware en waardige kinderen der heilige Harten van Jezus en Maria geweest zijt, zult gij ook eenwig in de heilige Harten van Jezus eu Maria onuitsprekelijke vreugde en zaligheid genieten. Amen.

---

-ocr page 163-

DE CONGREGANISTE IN DE WERELD.

-ocr page 164-
-ocr page 165-

VOORWOORD.

Zoolang als de pensionaire, die in hel pensionaat eene congreganiste of een kind van Maria is geworden, in dat geslicht vertoeft, ontbreekt hel haar geenszins aan opwekkingen tot getrouwheid aan hare plichten als Lid der Congregatie. 1

Wanneer er zelfs in het pensionaat, hetgeen ik echter niet hoop of veronderstel, congreganisten zouden wezen, die dit slechts met den naam of in schijn en voor het oog toaren, dan worden zij er toch gedurig door het verwijt van haar ongerust geweten en het goed voorbeeld van hare medegezellinnen tot betere gevoelens aangespoord.

Als de congreganiste eindelijk het pensionaat vaarwel zegt, scheidt zij nochtans niet uit de congregatie, zij is en blijft congreganiste en zulks tot aan haren

1

flecc overwegingen, gelijk de vorige, waren aanvan-Hjk geschreven en gehouden voor pensionairen die later de wereld ingaan; het spreekt van zelf, dat ze eveneens voor al hare medegezellinnen, congreganisten van stad en land dienstig zijn. 8*

-ocr page 166-

— 162 —

ilood. In do wereld echter ia zij (tan zich zelf over-(jelaten en aan het gevaar blootgesteld van lauw te worden en de liefde met de godsvrucht tot hare heilige Moeder Maria allengs geheel te verliezen. De wereld met al hare ijdelheden brengt hiertoe het hare hij; nog meer echter de Satan, die wel weet, dal hij niets ver-hiag op een hind, dat zich trouw blijft vasthechten aan zijne Hemelsche Moeder.

Zoo dient eene goede congreganiste in de wereld vooral or op te leiten, dat zij in de zoete godsvrucht tot Maria volharde en zich nimmer door den maalstroom der wereldsche vermaken late medeslepen.

\'Immers tegelijkertijd „kind van Mariaquot; en „kind van de wereldquot; zijn, dat gaai niet. Men houdt op een kind van Maria te zijn, naar mate men meer een kind der wereld zal worden, if eest dan, lieve con-greganisten, nauwkeurig m uwe godvruchtige oefeuiu-geu; tracht met grooten ijver naar het voorbeeld van Maria een deugdzaam leven te leiden en alles te vermijden wat uvje deugd en onschuld in gevaar zou kunnen brengen.

Dan blijft gij do eer der Congregatie, een kind, eene boschormelingo van Maria, oen lioielijk afbeeldsel uwor Homelselie Moeder, en oen opwekkend voorbeeld tot navolging voor den evennaaste.

Eene jongedochter echter, die niet volgens de groml-heginselen der Congregatie leeft, kan ook geen deel aan de zegeningen dezer instelling hebben, en zou.

-ocr page 167-

— 163 -

indien zij een ergernisgevend leven voerde, van de Congregatie worden uitgesloten,

In de thans volgende onderrichtingen qa ik u do godvruchtige oofouiugon, de deugdon en de geviiren voorhouden, waarop ecu kind vau Maria iu de wereld bijzonder dient acht te geven.

Moget gij, hove congreganisten, deze onder wijzingen wel hehariigen, uw geweien erbij goed onderzoeken en uwen levenswandel er mar richten!

-ocr page 168-

EERSTE HOOFDSTUK.

Oefeningen van godsvrucht eener Congreganiste.

]. „Zonder gobed, geen zaligheid. Die goed bidt, zal ook goed leven.quot; Ziedaar eeno waarheid door God geopenbaard, door de ondervinding bevestigd en op onze natuur gesteund.

„Bidt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden geopend.quot; (Luc. 11.) „Waakt en bidt te allen tijde.quot; (Luc. 21.) Zonder bidden is het seiner onmogelijk een deugdzaam leven te leiden. Als ik eencn menseh zie die niet of niet ijverig bidt, zoo weet ik dat er niet veel goeds aan hem is. De duivel loopt gedurig rond en zoekt of er iemand is die niet bidt, om hem terstond te verslinden, zegt de h. Chrysostomus. „Zonder Mij kunt ge niets doenquot;, verzekert ons de goddelijke Zaligmaker. Zonder Gods bijstand is er geen zaligheid, alzoo zonder gebed, geen heil. „God wil ons gaarne Zijne genade geven, zegt de h. Augustinus, maar Hij geeft ze alleen aan hem, die er om bidt.quot; Hoe noodzakelijker ons Gods hulp is, des te noodzakelijker is ook voor ons het gebed. Nu is echte? de jeugd des menschen, de gewichtigste tijd zijns levens, de

-ocr page 169-

— 165 —

tijd van zaaien, de tijd vau beslissing. „De mensch zal den weg dien hij in zijne jeugdige, jaren inslaat, in latere dagen mooielijk verlatenquot; (Prov. 22.), want „jong gewend, oud gedaanquot;. Zoo komt liet dat de hel voor do jeugd, juist de gevaarlijkste atrikken spant. Wanneer alzoo het gebed noodzakelijk is, dan is het toch het allernoodzakelijkst in de jeugd.

Eene brave jongedochter houdt zich levendig overtuigd van deze waarheid en in het gevoel dat zij in de dagen harer jeugd vooral do hulp des homels behoeft, zoekt zij den geest des gebeds en den ijver des gebeds te verkrijgen.

Zij bidt niet uit gewoonte, noch enkel met de lippen, maar diep doordrongen van de gedachte : „ik ben arm, zwak en ellendig ; God, sta mij bij ! Zonder U, o Heer, ben ik radeloos en machteloos; Heer, haast U mij te helpen!quot; Hierbij bidt zij dan ook uit den grond des harten, met aandacht, met volharding, met diepen ootmoed, met een vast vertrouwen, eerst en alvorens voor de aangelegenheden van hare ziel, opdat de booze driften en de wereldsche pestwalmen haar niet van het kostbaar kleinood barer onschuld berooveu, opdat God haar de noodige voorzichtigheid schenke om de valstrikken der hel te vermijden of ze met kracht te verscheuren ; zij bidt God verder dat Hij haar moed schenke om het lafhartig menschelijk opzicht te overwinnen, en hulp en hijstand om al hare plichten met getrouwheid te ver-

-ocr page 170-

— 16(5 —

vullen. Zij bidt om eeuc reine en heilige jeugd eu om de goede keuze van eenon levensstaat, dio baar voor tijd en eeuwigheid zalig zij.

Zij bidt uiet alleen omdat zij hidden moet, maar ook wijl zij gaarne bidt, omdat het voor haar eervol is te bidden, en om even als Gods Engelen, die gedurig Gods troon met hunne lofzangen omringen, God door haar gebed te loven eu te prijzen; zij bidt omdat het zoo zoet is voor haar zich met Hem te onderhouden die onze Vader is en de liefde onzer harten. Zij stelt zieh daarenboven het voorbeeld van Maria in haren ijver en liefde tot het gebed, ter navolging voor.

2. Even noodzakelijk als het gebed is ook do overweging of meditatie.

Het overwegend gebed bestaat hierin, cat men zich eene geloofswaarheid herinnere, erover nadenke; de leerinyen die men erin vindt, op zich toepasse en hierbij eene aanleiding zoeke om zieh door godvruchtige gevoelens niet God te onderhouden en bepaalde vaste voornemens voor zijn leven eu gedrag er uit trekke.

Wanneer men de overweging op deze wijze betracht dan kan elk uwer, lieve congreganisteu, ze verrichten, met een beetje goeden wil en met Gods genade kan men in zich zeiven keeren, zijne fouten onderzoekeu en verbeteren.

„De overweging of meditatie zuivert den geest,

-ocr page 171-

107 —

regelt do driften, verbetert do foiiton cu heiligt hol leveuquot;, zegt ous de li. Barnardus. „Daarentegen kan cene ziol die niet mediteert, onmogelijk in don dienst van God getrouw blijvenquot;, verzekert ous do h. Al-phonsus.

Om cone goodo overweging te doen, stelle men zieli in Gods heilige tegenwoordigheid, men onderzooke zijn gewetou, verwekke een akt van berouw en lioudc zieli dan het een of ander bepaald puntje levendig voor oogen, b. v. hetgeen men in de predikatie of in de catecliisiiius heeft gehoord. — Of men neme oen goed boek, b. v. De Navolginy van Christus, De overdenkingen der eeutoige waarheden van den h. Alphonsus, De Inleiding tot een godvruchtig leven van don h. Franeiseus van Sales, of de hiervoreu-staande Overwegingen over het h. Hart van Maria, enz. Maar leest niet te veel of niet te lang, neemt voor uwe meditatie slechts het een of ander punt hetgeen dienen kan tot verbetering van uwen levenswandel.

3. Bijzondere godvruchtige oefenijigen eener con-greganiste.

a. Zij zal eiken dag getrouw on nauwgezet baar morgen- en avondgebed verriehten, en bij dit laatste niet verzuimen telkens haar gewetensonderzoek to doen; aan dezen plicht zal zij, al heeft ze nog zoo weinig tijd, al is ze ook nog zoozeer vermoeid, nimmer te kort schieten.

Bij deze gebeden voegt zij hare andere gebe-

-ocr page 172-

- 168 —

den. Zou echter de tijd liet liaar niet toelaten, dan kan zij er een ander korter gebed voor nemen, b. v. \'s morgens : hot Salve Regina, \'s avonds : Sub /mm, onder uwe besclternnny en bij deze beide gebeden het vers voegen : „o heiliye Maagd, gewaar dig dat ik u love, geef mij kracht tegen al wee vijandenquot;. Dit laatste mag tenminste niet worden achtergelaten.

Als zij maar eenigszins kan, zal de congreganiste ook alle dagen de h. mis bijwonen.

h. Eeu kind van Maria gewent er zich ook aan dikwerf over dag aan Maria te denken. Zij bidt den Engel des Heeren, de Litanie van Onze Lieve Vrouw, en zoo niet dea geheelen rozenkrans, dan toch een rozenhoedje of een tientje; zij draagt haar schapulier en hare medaille, en spreekt dikwerf het een of andor schietgebed, b. v. „Zoet Hart van Maria, wees mij tot heil!quot; (300 dagen aflaat.) Zij vraagt zich dikwijls af: Hoe zoude Maria, mijne h. Moeder thans handelen, spreken of zich gedragen ? Zij oefent ook menigwerf de eene of andere versterving, en tracht zich zelf meer en meer to overwinnen en te verloochenen. Zij viert de schoone Meimaand en de feesten van Maria met ijver en vreugde, In elke bekoring, in eiken nood of gevaar, wendt zij zich tot Maria om raad en bijstand, naar he:, voorbeeld van alle ware kindereu en dienaars van Maria. De h. Stanislaus vroeg dagelijks \'s morgens en \'s avonds Maria\'s moederlijken zegen. De h. Aloysius sprak

-ocr page 173-

— ]69 —

op elke trede der trappen het Wees-gegroet. De zalige Berchmans vernieuwde alle dagen driemaal de akte van toewijding aan Maria en nam nooit doel aan de uitspanning zonder zich aan Maria te bevolen. De zalige Angela van ïoligno begon nimmer een gewichtig werk, zonder den zogen van Maria te hebben afgesmeekt.

c. De congreganiste in de wereld zal dooreen-genomen, ten minste elke maand een goede Biecht spreken en tot do h. ïafel naderen, anders zou haar hart door de wereldsche dingen verstrooid worden, zij moet bij Jezus alleen haar heil zoeken. Zoo men dikwerf en waardig wordt gevoed en gesterkt door het brood des levens, bekomt men kracht en moed tegen do aanvallen dor kwade driften en der vijanden van de zaligheid. Als men dikwerf oprecht en rechtzinnig den toestand van zijn geweten aan zijnen zielzorger openbaart en de vermaningen des biechtvaders wel ter harte neemt, dan zal ook onze deugd in veiligheid gesteld wczeu. Maar lieve congrega-nisten, wecst oprecht! Oprecht in het berouw uwer harten, oprecht in de belijdenis uwer zouden, verzwijgt of bewimpelt toch nimmer iets hetgeen uw geweten verontrust. Het dikwerf en waardig gebruiken der h. h. Sacramenten wordt n bijzonder aangeraden om uwe zuiverheid te bewaren; door de h. Communie geheel in het bijzonder, door het voedsel der Engelen, het Manna dat van den hemel is neder-

-ocr page 174-

— 170 —

gedaald, het onbevlekt Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, wordt de engelachtige deugd in u bewaard en bevorderd.

cl. De congreganiste hernieuwt ook elke maand hare (Me van toewijding aan Gods h. Moeder. Indien het zieh maakt, nadert zij ook op dien dag tot de h. Tafel.

Waaneer ook, volgens de leer der Heiligen, een waar kind van Maria niet zal verloren gaan, zoo wordt zulks nochtans niet dan onder iwee voorwaarden bewaarheid „dat men de zonde ernstig ver-foeie en in den eeredienst van Maria getrouw zijquot;.

Het is ons zoo moeielijk niet den liefdegloed van Maria in ons hart te ontsteken, maar te vreezen is het dat deze liefdegloed welhaast in onzs harten vcrmindere en verdwijne, zoo hij niet aanhoudend wordt gevoed. Te dien einde geschiedt dan ook de herhaalde niaandelijksche opdracht welke een kind van Maria zorgvuldig moet onderhouden.

Men kniele voor het beeld van Maria neder, roepc don h. Geest aan om licht en bijstand, onderzoeke zich nauwkeurig over de fouten en gebreken van do afgeloopen maand, make nieuwe vasto voornemens, bevcle ze aan Maria, en eindige met de akte van toewijding oplettend te lezen.

e. Verneemt gij dat er eene uwer medecongre-ganisten overleden is, dan zult gij de voorgeschreven gebeden spoedig voor haar bidden. Acht dagen lang

-ocr page 175-

— 171 —

den psalm De Profunrlis {Uit de diepte), met een \' Ünzo-Vader en Wees-gegroet enz. Als hot zijn kau, drago men eene h. Cominunio op voor do overledene medezuster en late eene h. mis voor de rust harer ziel lezen.

Opdat men zich oeliter geen valseli geweten make, moet do congreganisto niet uit het oog verliezen, dat al deze godvruchtige oefeningen niet op straffe van zonde verplichten.

-ocr page 176-

TWEEDE HOOFDSTUK.

Deugden eener congreganiste in de wereld.

„Zij alleen, zegt de h. Riehardus van St. Victor, zijn ware kinderen van Maria en verdienen dezen schooneii naam, die trachten te leven gelijk Maria heeft geleefd.quot; Het leven van Maria, de gevoelens cn deugden die Maria versierden, ziedaar „de Spiegel der rechtvaardigheidquot;, dien een goed kind van Maria gedurig voor oogen heeft, waarin het zich aanhoudend beschouwt, en zich opsmukt, om dagelijks met hart cu ziel meer en meer aan God en aan Maria te behagen.

De deugden die eene congreganiste in de wereld moet beoefonen en waarin zij steeds dient vooruitgang te maken, hebben betrekking op God, op haar eigen persoon, op het huiselijk leven en op den evennaaste.

Men zou deze deugden gevoegelijk kunnen bestempelen met de namen van c/odsdienstigheid, zedigheid, huiselijkheid en goedhartigheid.

I. Deugden in betrekking tot God.

a. Een onwankelbaar geloof. Maria was sterk en verheven door haar vast geloof. EeuBngel verkondigt

-ocr page 177-

— 173 —

haar de woüdorbaarsto geheimen van God ; zij gelooft, want zij zegt zich ; „bij God is geeu woord onmogelijkquot;. Zij ziet haren goddelijken Zoon arm, hulpeloos, lijdend en dood, doch haar geloof wankelt niet eu hare nicht Elizabeth prijst haar zalig wijl zij geloofd heeft.

Alles steunt op het geloof. Geloof verloren, alles verloren. Een kind van Maria bewaart zijn geloof standvastig en tot eiken prijs; het geloof of het woord Gods, gelijk het ons Jezus Christus, Gods Zoon heeft geopenbaard en de h. katholieke Kerk ons voorhoudt om te gelooven, is der congreganiste heilig, en zij laat er zich door geen menschengepraat of geweld of menschelijk opzicht van aftrekken.

Eert en bemint de li. Kerk van Christus, onderhoudt hare voorschriften, eerbiedigt hare bedienaars, bidt voor hare verheffing en verspreiding op aarde, blijft steeds met haar in het leven en in den dood vereenigd, en, lieve congreganisten, gij zult dan ook in den hemel God tot Vader hebben, nadat gij de h. Kerk op aarde zult gehad hebben tot Moeder.

b. Hene kinderlijke godsvrucht. Het is niet genoeg enkel met den mond te gelooven, men moet ook zijn leven naar het geloof inrichten en alles volbrengen wat de dienst van God en de plichten van onzen staat vereischen. „God hoven alles en alles voor Godquot;. Deze godsvrucht sluit ook in zich eene kinderlijke vrees om nimmer den goeden

-ocr page 178-

God, den besten aller vaders, door eene zonde t beleedigen.

Maria was geheel met deze godsvrucht en god-vreezenheid vervuld. Hare gedachten waren steeds bij God; de h. wil Gods was het richtsnoer van haar leven en de eenige beweeggrond van hare werken. „Ik ben Uwe dienstmaagd, o Heer, zeide zij, en omdat het eene dienstmaagd betaamt den wil des Hoeren te doen, zoo geschiede mij naar Uw woord.quot; Ben braaf kind zegt zich: „Ik ook, ik ben eene dienares des Heeren. Ik ben niet geschapen voor den dienst der wereld of van hare ijdelheden ; maar ik behoor aan God toe, opdat ik God kenne, beminno en dieue en Hem eens in den hemel bezittequot;. Dit denkbeeld regelt al hare gedachten en begeerten, al haar doen en laten. Zij heeft steeds haren God voor oogen, zij wijdt al hare levensdagen aan God toe, zij vervult uit liefde tot God getrouw en nauwgezet al hare plichten in het lijden; in den tegenspoed en de beproevingen is zij steeds aan Gods h. wil overgegeven, en zij houdt zich overtuigd, dat het allen, die God beminnen, wel zal gaan. (Hom. 8.)

Een dusdanig leven voor God naar de voorschiften des geloofs, ziedaar de ware godvruchtigheid waarvan do h. Paulus zegt: „dat zij tot alle dingen nuttig isquot;. (Tim. 4.) Ue h. ïranciscus van Sales noemt haar het liefelijkste onder alles wat beminne-

-ocr page 179-

— 175 —

lijk is, de koningiu der dougdon en de krachtdadige liefde in al hare volmaaktheid.

En de h. Augustinus bidt om deze deugd iu dezer voege: „O mijn God, laat ons aan U gehoorzamen en uwen h. wil volbrengen, zooals uwe .Engelen in den hemel, met dezelfde getrouwheid om niets te verzuimen van hetgeen Gij van ons vordert; met denzelfden ijver om naar alles te streven wat TJ behaagt ; met dezelfde goede meening om in alles uwe eer te bevorderen en met dezelfde standvastigheid om nimmer in de uitoefening van het goede te verflauwenquot;.

c, IJver in het gebed. Een waar kind van Maria zal zich niet inbeelden dat het reeds godvruchtig is, als het vele sehoone geboden spreekt, en lichtelijk door vrome gevoelens wordt bewogen; zoo iets gelijkt op de bloesems in Mei, dia door eenen enkelen rukwind te bodem vallen.

Maar men kan ook niet vroom en godvruchtig wezen, als men niet goed bidt, want het bidden is een noodzakelijk middel tot godsvrucht, en iemand die waarlijk godvruchtig is, zal ook gaarne veel en goed bidden, want het gebed is de ontvlamming der liefde. Het geheel leven van Maria te Nazareth, in den tempel, te Bethlehem, te Ephese en te Jeruzalem, was een leven van onafgebroken vereeniging met God door het gebed en de overweging.

Een goed kind van Maria zal dan ook naar haar moederlijk voorbeeld eenen vurigen ijver toonen voor

-ocr page 180-

alle oefeningen des gcbeds, zooals dagelijksehe gebeden, schietgebeden en overwegingen; zij zal het woord Gods met oplettendheid aanhooren, de h. Mis zoo dikwerf mogelijk aandachtig bijwonen, het h. Sacrament des altaars bijzonder vereeren en vaak bezoeken, Maria, Gods Heiligen en vooral ook haren Engelbewaarder beminnen en hoogachten. De vrome congreganiste zal bidden voor zich zelve en voor anderen, voor hare ouders en bloedverwanten, vrienden en weldoeners, voor de vervolgde h. Kerk, voor de ketters en ongeloovigen, voor de zondaars, en voor de arme zielen in het vagevuur; z\'j zal al de aflaten die zij kan verdienen voor zich zelve en voor de overledenen nooit verzuimen.

„Bidt en gij zult verkrijgen.quot; Bidt ia alle aangelegenheden, in alle bekoringen en gevaren ! Bidt vooral en vooreerst om de eeuwige en onvergankelijke goederen; zoekt eerst het rijk Gods en Zijne gerechtigheid en al het andere zal u op den hoop toe gegeven worden!

II. Deugden in \'betrekking tot as eigen persoon.

a. Geduld en zelfverloochening. „Die Mij wil navolgen, zegt Jezus Christus, verlooeheno zich zei ven, neme zijn kruis op en volge Mij.quot; Ziedaar de beknopte inhoud van een echt christelijk leven. Er is geen andere weg die ten heile voert, dan de weg van

-ocr page 181-

het kruis eu der zelfVcrlooelieumg, en al schijnt deze weg ook moeielijk; op hem alleen vindt men geluk, vrede eu zaligheid. (Th. a Kempis, cap. 12., 1. 2.) Het ware geluk van den mensch ligt niet in het genieten maar in het verzaken. En wanneer men dit laatste in zijne jeugd niet leert, zal men er zich later moeielijk aan kunnen gewennen.

Er zijn vele jongedochters die slechts op haar gemak willen leven, die zich niets kunnen ontzeggen, die alle zoogenaamde genoegens der wereld willen medemaken, die bij het minste ongemak ongeduldig worden en opvliegen bij de minste tegenspraak.

Ben kind van Maria gedraagt zich geheel anders. Voor hare oogen zweeft altoos het beeld harer Moeder, harer smartenvolte Moeder, wier geheel leven slechts een leven was van edelmoedige opoffering en heldhaftige verzaking, van at de armoede in den stal te Bethlehem tot op den Calvarieberg, alwaar het bitterste zwaard der droefheid haar hart doorboorde, en zij nochtans met moed en geduld onder het kruis in hare overgeving aan Gods wil standvastig bleef. Het kind van Maria zal ook on vooral in dit punt eu van jongs af aan zijne Moader volgen. De ware eongreganiste deinst niet terug voor eenige moeite of inspanning; zij blijft bij voorkomende pijnen geduldig en klaagt niet over elke kleinigheid. Zij leeft niet op haar gemak, maar volgens plicht en geweten.

9

-ocr page 182-

— 178 —

Zij boheerscht hare driften, zij beteugelt hare begeerten, zij verzaakt bereidwillig aan hetgeen zij niet kan of mag hebben; zij geeft gaarne toe en wordt niet terstond kwaad en opvliegend, wanneer niet alles naar haren zin of wenseh gaat.

Zij verdraagt met lankmoedigheid en gelatenheid alle tegenheden die voor haar uit de vervulling van haren dagelijkschen arbeid, uit de verplichtingen van haren staat, de gebreken harer medemenaohen of door onmiddellijke beschikking van Gods voorzienigheid mochten voorkomen. Zij vindt haren vrede en haren troost in het verzaken, en maakt zich hierin krachtig voor het volgend leven, indien haar moeie-lijkere plichten, grootere smarten en ernstigere beproevingen ten deel vallen. Zij denkt altoos: „het rijk der hemelen lijdt geweld, en slechts zij, dio geweld gebruiken, maken er zich meester vanquot;. (Math. 11.)

b. Ootmoedigheid en bescheidenheid. Ootmoedigheid is waarheid: de ootmoedige mensch houdt zichzelven voor wat hij werkelijk is, een arm en zondig schepsel, dat uit zich zelf niets is, maar alles wat Let is, aan God te danken heeft. Ootmoedigheid maakt sterk-, zij bouwt niet op eigen kracht, maar zegt met den li. Paulus: „ik kan alles in God die mij versterktquot;. Ootmoedigheid is de grondveste en het sieraad aller deugden, zonder haar is geen deugd grondig, en ia alle deugd slechts schijndeugd.

-ocr page 183-

Wol is de oefening der ootmoedigheid moeielijk, maar de h. Alphonsus zegt „dat men zonder ootmoedigheid geen waar kind van Maria zijn kanquot;. Het leven van Maria was eene bestendige oefening dezer schoone deugd; hoe hooger haar God verhief, hoe meet zieh Maria voor God vernederde. Do Eugel begroet haar als Moeder Gods en zij noemt zich de dienstmaagd des Heeren. Elizabeth prijst haar zalig, en zij looft den Heer die zoo groote dingen aan haar gedaan heeft.

Een Mariakind vol hoovaardigheid en eene zoozeer ootmoedige Moeder als Maria, welk eene ongerijmdheid zou zulks niet wezen ? Wel erkent een waar kind van Maria het goede dat hot misschien heeft, maar dan enkel om er God zijnen schuldigen dank voor te betuigen. Het beeldt zich echter niets in, praalt niet, ziet niet minachtend op anderen neder die niet zooveel talent noch bekwaamheid bezitten. Het hecht geene bijzondere waarde aan schoonheid of rijkdom en benijdt anderen niet, wegens de goederen die hem ontbreken. Het dient zelf liever dan bediend te worden en is dankbaar voor het goede dat hem anderen bewijzen.

Ook is een dusdanig kind bescheiden eu heeft het geen overdreven eischen {^retenties), het vermijdt alle gezochtheid en is niet verdrietig als het te min geteld wordt; ook hoedt het zich voor het gevoel van verwaandheid of zelfbehagen. Het echt Mariakind

-ocr page 184-

is eenvoudig en ingetogen bij zijue oprechte ootmoedigheid; het is ook uiterst geduldig, eene hoedanigheid welke de toetssteen is der oprechte ootmoedigheid. (H. Hieronymus.)

c. Eerbaarheid en kuischheid. „Hoe schoon is niet een zuiver geslacht in den glans der deugdquot;, zegt hot Boek der Wijsheid. (Cap. 4.) „\'Alles wat men op de wereld hoogschat, is niet met eene zuivere ziel te vergelijken.quot; (Sir. 26.) Ziedaar, lieve kinderen van Maria, het oordeel van God zeiven, in de h. Boeken, over deze schoone deugd, welke wij diensvolgens als de beminnelijkste en kostbaarste aller deugden kunnen houden; zij is eene deugd die steeds door vele andere dengdeu wordt vergezeld, die ons stervelingen tot den rang der Engelen verheft, ons aan den Heiland en zijne h. Moeder Maagd gelijkvormig maakt en ons door God en menschen hoog doet achten.

De deugd der zuiverheid is voor de jeugd de schoonste parel in den krans der deugden die haar kunnen versieren; het kostelijkst kleinood der ziel, ja de eigen deugd van den jeugdigen ouderdom. Op haar komt alles aan; met haar staat of valt alles. Zij bewaart het hart en het gemoed rein en ontvankelijk voor al het edele, goede en schoone; verwerft de bijzondere vriendschap Gods, en schenkt u, lieve congreganisten, het waar genot van den lentetijd uws levens, den vrede des harten eu het

-ocr page 185-

hemelsch loon. Haar verlies echter knakt en bederft uwe jeugd, terwijl haar bezit meer waarde heeft dan alle goud en alle schatten der wereld.

Is do onschuld, de reinheid des levens, het hoogste en beste goed eener Christelijke jongedochter, dan is zij zulks vooral voor het kind van Maria. Dc congreganiste kan en mag dezen naam niet voeren, wanneer zij do zuiverheid niet bemint en bewaart en zich ook niet uiterlijk door maagdelijke zedigheid als een zuiver afbeeldsel der allerreinste Moeder voordoet. Zij wil aan Maria toebehooren. Maria is echter do heilige Maagd der Maagden. Zij heeft hare zuiverheid aan God van af hare prilste jeugd toegewijd, cn schatte hare zuiverheid zoo iioog, dat zij bereid was voor het behoud dezer deugd aan den glorietitel van Moedor Gods, dio haar door don Engel werd aangeboden, te verzaken, indien \'t noodig geweest ware.

Maria bemint deze deugd boven alle andere deugden en beschermt ze ook liet meest in hare kindoren.

Derhalve is liet ook voor een goed Mariakind do grootste zorg hare zuiverheid vlekkeloos te bewaren. Ik zeg vlekkeloos; het is immers niet genoog zich te onthouden van die groote fouten welke den tempel des H. Geestes ontheiligen, de jongedochter zal ook de geringste vlekken vermijden. Zij zal liever haar leven ten beste geven, dan in hare onschuld eenige schade te lijden.

-ocr page 186-

Drie middelen, zegt de h. Alphonsus, zijn benoodigd cn werden ook door Maria gebezigd, om de zuiverheid te bewaren, namelijk, de versterving, do vlucht der gevaren en het gebed.

Een kind van Maria zal dan ook deze middelen naarstig gebruiken.

Zij is utreng op haar zelve, beheerscht hare driften, hare gedi\\clitcn, houdt hare oogen, ooren en tong in bedwang, vertroetelt haar lichaam niet, kleedt het niet te weelderig, verwent hot niet door lediggang, geeft er niet te voel voedsel of rust aan en weigert de verkeerde neigingen dos liehaams te bevredigen.

Zij is voorzichtig in haren omgang, stort zich niet lichtzinnig in de gevaren, en vermijdt zorgvuldig do plaatsen, vermaken en personen die haar nadeolig zouden kunnen wezen.

Zij vertrouwt niet op hare eigen kracht, maar zoekt steeds hare hulp hij God, volgens de uitspraak van den Wijzen man : „Ik kan niet zuiver blijven, zoo God mij deze genade niet geeft en derhalve bid ik God om de bewaring mijner zuiverheidquot;. Zij verzoekt te dien einde ook dikwerf do voorspraak van Maria en Gods lieve Heiligen. Zij nadert derhalve ook dikwijls tot do h. h. Sacramenten, vooral in hevigere bekoringen en dreigendere gevaron.

Verder bewaart een goed kind van Maria met zorg hare eerbaarheid en zoodoende den schat van hare onschuld en zuiverheid. Eerbaar is zij in ge-

-ocr page 187-

I

— 183 —

dachten, zedig in hare oogen en blikken, edel en ar- deftig in hare woorden en gebaren, altijd vrooüjk

•M maar nimmer uitgelaten, in haar geheel voorkomen,

bedaard en ingetogen.

en Zij laat zich, ook in scherts niet, vleierijen of aar

digheden zeggen die het teeder gevoel kwetsen. Zij in, vermijdt alle losse gesprekken welke de dochters der

in wereld soms voeren. Of zij zich alleen dan wel met

iet anderen bevindt, nimmer spreekt, doet of denkt zij

ig, iets waarover zij voor het oog van hare moeder zou

srt moeten blozen. Ook is zij niet onverschillig jegens

in. de kleine fouten in dit opzicht, maar zij hoedt er

iet zich zorgvuldig voor en tracht er zich, zoo zij die

do zou begaan hebben, terstond door eene goede biecht

lig van te zuiveren. Wel bewust zijnde van hare oner

varenheid, is zij geheel openhartig over deze zaken mr jegens hare ouders en haren biechtvader en tracht zij

ak hunnen raad in te winnen, zelfs wanneer zij in hare

3n, argeloosheid nog geen gevaar kan ontdekken,

lid Angstig behoeft zij niet te zijn, maar wel teeder

Zij van geweten; wat geen zonde is, moet zij ook niet voor

.ak zonde houden, maar zij moet al wat aan zonde grenst

or- of lot zonde leidt, zorgvuldig mijden. „Zoolang er nog

in eene heilzame vrees in uw hart is, zult gij niet tot

val komenquot;, zegt de h. Athanasius. — „Gedenkt dat iet al mocht gij ook nog zoovele deugden bezitten, nog

ran zooveel goede werken gedaan hebben, alles .te ver-

ge- geefs is, wanneer gij het sieraad der zuiverheid mist.quot;

-ocr page 188-

— 18é —

(li. Hieron.) „Niets is schoon, zegt de h. Franciscus van Sales, dan wat rein is, au de reinheid des men-schen is de kuischheid.quot; — „Zalig zijn de zuiveren van harte, want zij zullen God zien.quot; (Math, v.)

III. Deugden in betrekking tot het huiselijk leven.

Het huis is de lustplaats dor jongedochter, het too-neel van haren stillen werkkring en bezigheid. Zij dient in haren huiselijken kring haar geluk, in hare huiselijke zorgen en verriehtingen hare vreugde te zoeken. Hier is zij onvermoeid bezig, waakt zij op alles en zorgt zij voor alles wat het huishouden aangaat, zij schroomt geen arbeid noch moeite, en daarbij blijft zij steeds vroolijk en opgeruimd en weet elke ontevredenheid of misnoegdheid wijselijk te beheerschen. Ziedaar de levenstaak van een braaf meisje, eene taak aan wier trouwe behartiging het kind van Maria zich reeds vroegtijdig gewent. Zij bewaart en beoefent den huiselijken zin, verblijft het liefst aan huis, leeft om zoo te zeggen slechts voor hot huishouden en zoekt er hare ouders door haren minzamen omgang, stipte gehoorzaamheid en onverdroten naarstigheid vreugde te verschaffen.

Derhalve toont zij :

Tienen hinderlijken eerbied jegens hare ouders.

Maria heeft hare ouders, Joachim en Anna, vanaf hare eerste jeugd geacht en bemind. Zij erkende

-ocr page 189-

in hen de plaatsvervangers van God on vervulde zoo nauwkeurig hunne bevelen en wenschen dat zij nimmer iets deed wat aan hare ouders ook slechts minder aangenaam had kunnen wezen.

Hen Mariakind heeft hot groot geluk van Maria Moeder te mogen noemen; zal hot nu wel de gunst der Hemelscho Moeder mogen verwachten, wanneer het zijne ouders naar het lichaam, niet behoorlijk acht en bemint ? Zij is mogelijk al eene volwassen persoon, maar ook voor volwassenen geldt nog het 4. gebod en moet het nog oven zoo heilig zijn als voor de kleine kinderen.

Voor het Mariakind, voor de rechtschapene jonge-dochter, blijven ja de ouders altoos de eigenlijke plaatsvervangers van God; zij acht hen als zulke; is nooit hard, koppig of spijtig tegen hen en vermijdt alles wat hen zou kunnen bodroeven. Zij zoekt hun zooveel vreugde als slechts in hare macht is to bezorgen, bidt voor hen, arbeidt voor hen zonder oenen zweem van ontevredenheid aan den dag te leggen; zij schaamt zich niot over hen, spreekt niet over hou dan met den grootsten eerbied en schuwt zulke personen die het 4. gebod niet in acht nomen.

Eon kind is niet hot volle eigendom der ouders; Iwt behoort aan God den Heer voor welken de ouders het moeten ophoeeken. Het volwassen kind tracht zijnen ouders doz« taak te verlichten; wetende dat zij

-ocr page 190-

— 18(i —

slccliis haar goed willen, laat hot zich door hen ton goede leiden, plaagt hen niet door eisohen die zij niet mogen voldoen, is altoos te vreden met hetgeen do ouders voor haar bepalen en regelen, toestaan of verbieden, is steeds openhartig, oprecht en ongeveinsd jegens hen, verzoekt in alle gewichtige zaken hunnen raad en volgt ook hetgeen de ouders vcor haar als het beste raden en meonen.

Zou zulke dochter ouders moeten verplegen die bejaard, ziekelijk of gebrekkig zijn, o dan ook vervult zij deze verhevene plicht als een Engel Gods met geduld, met stilzwijgende opoffering; hierdoor geniet zij dan ook den zoetsten troost, de innigste voldoening van haar eigen geweten, alsmede den rijkelijksten zegen van God en hare ouders, voor welke zij de ellenden van den ouden dag zoo lief en minzaam weet te verzoeten.

Wanneer hare ouders overleden zijn, vergeet zij hen nimmer en herdenkt zij hen gedurig in hare gebeden. „Eert Vader en Moeder met woord en daad en in alle geduld! Eert Vader eu Moeder opdat het u wol ga en gij lang moogt leven op deze aarde !quot;

De goede congreganiste leeft met hars broeders en zusters in vrede en eendracht, zij zorgt voor hen allen, vooral voor de jongere en geeft hun geene dan stichtende voorbeelden van deugd, van godsvrucht en plichtbetrachting.

-ocr page 191-

— 1S7 —

n 3. Gehoorzaamheid.

ij fiod heeft do jeugd onder de hoede der gehoor-

u zaamheid gesteld, opdat zij, zwak en onervaren als

if zij Is, onder eene sterke en zekere leiding altoos deu

d weg van het goede bewandelo. Maar ook voor hot

volgend leven, dient men, naar Gods wil en bepaling s aan zekere menschen te gehoorzamen. Vooral moet

eene jongedochter voor haar geheel leven de gehoor-e zaamheid mloefeneu, en wanneer zij niet reeds van

jongs af aan geleerd heeft te zwijgen, te verdragen, s haren wil, haar kopje te buigen, in een woord te

r gehoorzamen, zal zij zich op latereu leeftijd vele

3 kwellingen en verdriet bereiden, en zal zij dan menige

i fouten begaan. Hoogmoed en eigenliefde verzetten

r zich tegen de gehoorzaamheid wat zo kunnen, maar

f gehoorzaamd moet er worden, omdat God hot wil.

Slechts dan wanueer men met deze bedoeling gehoor-j zaamt, is de gehoorzaamheid verdienstelijk voor don

) hemel, en eene christelijke deugd die in de oolmoadig-

i heid is geworteld, door het geloof, wordt geheiligd

en door de liefde wordt verzoet.

i Maria die zoozeer in liefde en ootmoed uitmuntte,

was ook volmaakt in hare gehoorzaamheid. Zij kende ; en wilde slechts éeue zaak. God dienen en deu wil

t Gods volbrengen. Zij onderwierp zich uit liefde tot God gaarne aan den wil der menschen, aan hare lieve ouders, aan den Hoogepriester in den tempel, gelijk later aan haren maagdelijken bruidegom, deu h.

I

-ocr page 192-

188

Jozof, en aan de Romeinsche en Joodsclie wetten.

En toch was Maria de h. Moeder van God.

Derhalve mag zicli ook haar kind niet aan den plicht der gehoorzaamheid onttrekken, derhalve is ook do gehoorzaamheid aan ouders en oversten in alle geoorloofde dingen een heilige gewetensplicht.

Een kiud van Maria doet alles wat haar bevolen wordt, gewillig en met een vriendelijk gelaat, dadelijk en zonder talmen, nauwkeurig en zoo goed mogelijk; zij wil niet alles beter weten, zij onderwerpt zich ook met haar geest en oordeel, zwijgt of maakt slechte met de uiterste bescheidenheid eene tegenwerping.

Zij laat zich gaarne onderwijzen en terechtzetten; zij is ook toegevend jegens hare ondergeschikten en voegt zich zelfs, zooveel mogelijk, naar huune wen-schen. Hoe zorgvuldiger zij gehoorzaamt, des te meer in haar de hoogmoed en eigenzin, deze beide bronnen van zooveel leed en verdriet, worden onderdrukt.

„Neemt den eigen wil weg en er is geen hel meerquot;, zegt de h. Bernardus. „Gehoorzaamheid is beter dan offer.quot; (iHeg. 15.) „Gehoorzaamheid is demoederen de wortel aller deugdenquot;, zegt de h. Augustinus, „een schip waarmede men naar den hemel zeiltquot;, zegt de h. Bonaventura, en de h. Pranciscus van Sales voegt erbij: „die goed gehoorzaamt, zal wel en zoet leven gelijk een kind in de armen zijner moeder dat noch kommer heeft noch zorgenquot;.

3. Vlijt, huiselijkheid, spaarzaamheid, orde.

-ocr page 193-

— 189 —

„De mensch, zoo lezen wij in het Boek Job, is geboren tot den arbeid, gelijk de vogel tot het vliegen.quot; (Job5.) Het is eene treurige dwaling der jeugd als zij den arbeid schuwt en slechts meent dat zij in de wereld is om te genieten. Een verwaand en ingebeeld meisje schaamt zich te arbeiden, maar eene christelijk opgevoede jongedoehter weet dat de arbeid en de huiselijke bezigheden baar door God tot, plicht zijn opgelegd. Zij is arbeidzaam, dat is, zij verricht goed en gaarne datgene wat haar beroep en de omstandigheden van haar eischen en zij gebruikt hare krachten en vaardigheden tot bevordering van haar eigen welzijn en dat van anderen. De arbeid staat elk meisje treffelijk, brengt eer en achting, maakt vroolijk en tevreden en behoedt voor vele zonden en bekoringen.

Weinig is \'1 wat de h. Schrift over Maria mededeelt, niets zegt de h. Schrift over haar huiselijk leven, maar is zulks niet de gunstigste getuigenis van Maria\'s huiselijk leven? Zijn ook die jongedochters niet de boste, welke het minst van zich doen spreken ?

Ben Mariakind schaamt zich niet te arbeiden en ontvlucht geenszins het werk; het is altoos met iets bezig en nimmer zal men haar ledig vinden. Zij zoekt in huis hare vreugde, zij staat hare moeder ter zijde, verricht gaarne in hare plaats de zwaarste werkzaamheden, en geeft goed aeht op alles wat voorkomt, om zooveel mogelijk het huishouden te leeren kennen; zij werkt als eene bij, en in plaats

-ocr page 194-

— 190 —

van veel to bevelen, slaat zij zelf do handen aan het werk. Zij is ook spaarzaam en zuinig, geeft niets onnoodig nit, gebruikt niet meer dan zij moet en wacht zicli door onachtzaamheid of verkwisting voorwerpen te vernielen of huisbehoeften te bederven.

Zij bemint de orde, zindelijkheid en regelmatigheid in alle zaken. Op haar lichaam en kleeding is zij altoos oven rein en zindelijk, zonder eenigo overdrijving of slordigheid te dulden. Zij zot in hnis alles op de behoorlijke plaats en doet er alles op den gepasten tijd. Opstaan, eten, slapen gaan, bidden, handwerken, huiswerk en ontspanning, alles heeft bij haar tijd en uur.

„Zij bewaart de orde, en do orde zal ook haar bewarenquot;, zegt de h. Bernardus.

IV. Deugden in betrekking tot den evenaaste.

„God is de liefdequot;. Zijn geheel wezen is louter goedheid. Hij heeft de mensehen naar Zijn evenbeeld en gelijkenis geschapen en wil dat zij elkander oprecht en inderdaad beminnen. Vooral heeft God de goedheid en het medelijden in het teeder gemoed der jongedoehter diep ingeprent. Hoe meer het gevoelloos eigenbelang in onze dagen om z;eh grijpt en alle achting en liefde voor de mensehen met voeten treedt, zooveel te meer moet een braaf en rechtschapen meisje de edele gave der goedhartigheid bewaren en aan den dag leggen. En zon zulks wel zoo moeielijk wezen ? Waar er oprechte liefde tot

-ocr page 195-

— 191 —

God is, daar boviiidl, zicli ook oprechte naastenliefde. Waat bare bron, haar beweeggrond, baar doel is Ood. De christelijke naastenliefde is uit God, zij bemint God in den evennaaste, eu den evennaaste iu God en om God.

Onder alle schepselen heeft Maria God het meest bemind, en deswege was zij ook zoozeer met liefde voor de mensoben vervuld. Hare liefde omvatte allen; zij beeft innig tot God gesmeekt voor de verlossing der menscben en heeft ook gaarne hiertoe medegewerkt. Hare naastenliefde dreef haar in ijl over het gebergte tot hare niebt Elizabeth, en moedigde haar op de bruiloft te Cana aan, de verlegenheid van hare bloedverwanten, toen de wijn begon te ontbreken, aan haren Zoon bekend te maken. Deze liefde gaf Maria de kracht om baren lieven Zoon, haren grootsten schat voor het heil der wereld aan den Hemelseben Vader ten offer te brengen. Thans echter nu zij als cene verhevene Koningin in den hemel leeft eu regeert, is bare liefde tot ons geheel onbegrensd ; zij is er de machtige en teedere moeder van barmhartigheid, do hulp der Christenen, de toevlucht der zondaren, de genezing der zieken, do troosteres der bedrukten.

Derhalve is er ook niets, zegt de h. Gregorius, waardoor wij ons meer de genegenheid van Maria kunnen verwerven dan door de oefening der naastenliefde. Zoo glanst dan ook in het gezellig verkeer

-ocr page 196-

— 192 —

liot beeld der li. Moeder in haar kind, wijl een waar kind van Maria steeds getrouw en oprecht, zachtmoedig en vredelievend, mild ou goedaardig in don omgang met liare medemenschen tracht te wezen.

1. Trouw, oprechtheid en openhartigheid.

Een kind van Maria verfoeit alle valsehheid en laat nimmer eene leugen over hare lippen komen. Men kan zich steeds onvoorwaardelijk op hetgeen zij zegt, verlaten, nooit zegt zij ondoordachte aardigheden of veinst zij welwillendheid en deelneming waarvan zij niets gevoelt; nooit zal zij iemand door huichelachtige tranen zoeken te misleiden. De vleierij is haar in den grond der ziel hatelijk, en zij mistrouwt ook hen die haar in het aangezicht vleiende taal toespreken.

„Een mond, die liegt, doodt de ziel.quot; (Cap. i.) „Wee den menseh met een huichelend hart en val-sche lippen.quot; (Sir. II.) „Kinderen, vliedt de leugentaal, want allen die de leugen beminnen, zijn kinderen des duivels.quot; (H. Ambros.) God is getrouw en waarachtig, en hoe zoude Gods Moeder oen kind kunnen beminnen dat zulks niet zou wezen ?

2. Beheersching der tong, zachtmoedigheid, vredelievendheid.

Een Mariakind is voorzichtig in haar spreken, zij spreekt niet onbedacht, in het honderd, of wat haar slechts in het hoofd komt, zij is versehoonend in hare oordeelvellingen over den evcntnensch, spreekt

-ocr page 197-

— 193 —

niet onnoodigorwijzo over do fouten van anderen eu neemt geen deel aan de ijdele praatjes waardoor zooveel verdriet en zooveel zonden ontstaan; quot;naar grondbeginsel is: „liever verontschuldigen dan lakenquot;. Zij is toegevend jegens anderen, voelt zich niet door elke kleinigheid beleedigd of gekrenkt, veronderstelt niet licht bij anderen kwaden wil of vijandige bedoelingen, onderdrukt hare afgekeerdlieden, blijft bij voorkomende beleedigingen kalm en bedaard, vliegt niet op met gramschap en smaadwoorden, maar zwijgt liever als zij haar gemoed voelt opgewonden. Zij biedt ook gaarne de hand tot verzoening en zoekt zooveel mogelijk met elkeen vrede te honden.

„Die meent God te dienen eu zijne tong niet beteugelt, bedriegt zich en ijdel is zijn godsdienst.quot; (Jac. i.) „Tracht de fouten van anderen te verbergen en te verdragen, want gij zolf hebt ook veel onvolmaakts, dat anderen van u verdragen moeten.quot; (Thomas a Kempis, I. 16.) Maria, de allcrzacht-rooedigsto, en haar kind liefdeloos eu twistziek, hoe zou zulks kunnen rijmen ?

3. Beleefdheid, liefdadigheid.

Het is niet genoeg dat men don evennaaste niet haat, niet pijnigt of bedroeft, men moet hem ook beminnen en hem weldoen.

Het kind van Maria neemt hartelijk deel aan andermans leed of vreugde. Zij acht eiken menseh, ook van den allergeringsten stand, als een kind Gods;

-ocr page 198-

— 194 —

derhalve is de goede congreganiste ook steeds beleefd en vriendelijk in haar voorkomen, gedrag en omgang, on is zij behulpzaam jegens ondergeschikten; zij beveelt op een bescheiden toon en berispt, als zulks noodig is, met zachtaardigheid. Zij bemint alle men-sehen en niet uit eigenzin of grilligheid; zij bemint van harte zonder veinzerij; hare liefde wordt door de liefde Gods geheiligd, zij is zuiver, zonder nevenbedoelingen eu krachtdadig, zoodat zij gaarne tot hulpverleen is bereid.

Geheel bijzonder liggen haar de noodlijdenden aan het hart; zij begeeft zich graag in de hutten der armen en zieken, trekt zich de weezen on vcrlatenen aan, ziet spoedig waar iets ontbreekt of noodig is, helpt eu troost als een Engel des hemels en doet dit zooveel mogelijk in stilte en in het geheim, zonder zich hierop te verheffen of te beroemen, want hierbij doet zij slechts wat de christelijke plicht van haar vordert.

Zij schept er vreugde in anderen te verblijden en getroost zich ook te dien einde gaarne kleine offers on ontberingen; hierdoor wordt immers de liefde beproefd; eene liefde die niet offervaardig is, kan geene ware liefde genoemd worden.

Zij bemint eerst en vooral de ziel des eve inaaste», die geschapen is naar Gods evenbeeld en gelijkenis ; zij draagt zooveel mogelijk door gebed en goed voorbeeld, dooi vermaning en berisping, het hare bij tot redding en zaligheid der zielen.

-ocr page 199-

— 195 —

Welk een schoon afbeeldsel van de allergoeder-tierenste en allerzoetste Maagd is niet een zoodanig kind van Maria, dat in alles goed en hulpvaardig is jegens den evenaaste, ter liefde Gods, wiens evenbeeld de mensoh is! Hoezeer verdient en geniet zulke brave jongedochter, indien zij vlijtig de naastenliefde beoefent, de gunst en do weldaden van hare liefderijke moeder ?

J)ezo liefde heeft de Goddelijke Meester bij Zijn afscheid van deze aarde Zijnen leerlingen op de ua-drukkelijkste wijze aanbevolen, aan dit kenmerk wil Hij de Zijnen erkennen, en ook Maria wil er bijzonder hare kinderen aan kennen. —

„Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.quot; (Math, v.)

Mocht gij ook, lieve kinderen van Maria, onder dit oogpunt trachten gelijk tc worden aan de eerste Christenen, waarvan de Heidenen met verwondering zeiden : „Ziet eens, hoezeer de Christenen zich onder elkander beminnen !quot;

-ocr page 200-

BERDE HOOFDSTUK. Gevaren van het kind van Maria.

„Gelijk de jeugd, zoo is ook de oudo dag.quot; Het later leven hangt af van do jeugd. Derhalve verlangt ook God zoo nadrukkelijk, dat Hem onze jeugd worde toegewijd eu geeft Hij te dien einde aan de jeugd vele genaden. Ook do Congregatie beoogt hetzelfde doel, namelijk de innige toewijding der jeugdige zielen aan Maria, eu door Maria aan God zelveu.

Van den anderen kant spannen ook de vijanden onzer zalujheid allo krachten in, om aan de jeugd haar kostbaarste goed, namelijk de onschuld des harten te ontrooven. Zij trachten vooral de jonge-dochter te bederven, want deze kan en za! later zeer veel bijdragen of tot heil of tot verderf in de wereld. Satan, de gezworen vijand van al hel goede, spant haar duizendeu strikken, de arglistige wereld doet het klatergoud der ijdelheden cn het lokaas der vermaken voor hare oogeu flikkeren of bedreigt haar mot spotternij en verachting, wanneer aij niet met hare kinderen wil overdoen. Dan nog woont er in het, hart der jongedochter de eigene iiegeerlijkheid

-ocr page 201-

— 197 —

nuur het kwade, die iu do jeugdige dagon zoo krachtig opwelt, den duivel zoo gaarne toegang verleent, aan de stem der wereld zoo lichtelijk gehoor schenkt en met geweld alle banden der goddelijke wet zoekt te verscheuren.

Bon kind van Maria kent hare vijanden, hare onervarenheid en zwakheid, derhalve bewerkt zij ook hare zaligheid met angst en sidderen (Phil. 2), zij vermijdt zorgvuldig de gevaren en gelegenheden tot zoude, en zij noemt zich vooral iu acht in betrokking tot hare Meeding, tot de vermaken der wereld, de lezingen en de verkeeringen.

Hieromtrent zulleu wij eenigo gedragsregelen doen volgen.

I. Kleeding.

„Door hot aanschouwen kont men den mensch ; zijue kleeding, zijne gebaren, zijn gang geven over hom berichtquot;, zegt do Wijze man. (Sir. 13.) Men kan in hot bijzonder eene jougedoehter, volgeus dat ze gekleed is, beoordeelou. — Do kleediug dient om het lichaam te bewaren en bedekken; daarenboven mag zij ook oenigszina het lichaam versieren, maar zulks mag nimmer ton koste dor zedigheid geschieden.

1. Eene brave jongodochter vermijdt met zorg alle schaamtelooze kleediug en geeft er vooral acht op dat haar kleedsel alles bedekke wat volgens do

-ocr page 202-

— 198 —

maagdelijke zedigheid dient bedekt te worden. Geen mode, geen praten, kunnen haar van dezen regel een haarspier doen afwijken. Wel mag zij de heer-sehende kleederdraeht of mode medemaken, maar zij zorge hierbij steeds eerbaar te blijven, en nimmer bij nieuwe veranderingen, haantje voorop te wezen en nooit er naar streven om zich door eene opvallende kleeding te doen onderscheiden. Zij mag zioh voorzeker netjes en fraaitjes kleeden, maar zij mag niet pronk- of behaagzuohtig zijn; wanneer zij datgene zou wezen wat men hoovaardig en coquette noemt, dan kan men met recht voor hare onschuld vreezen, immers het spreekwoord zegt: „hoovaard komt voor den valquot;. Hoovaardige en opgepronkte meisjes bewijzen dat zij geenen zin voor ware schoonheid bezitten.

3. Gelijk reeds vroeger is bemerkt, moot het Xind van Maria een huiselijk en arbeidzaam meisje wezen. Derhalve voegt haar eeno fijne kleeding in huis niet, maar wel eene zeer eenvoudige dracht. Hierdoor valt u de eer en hoogachting van verstandige lieden te beurt. Wanneer zij te huis in haar tooisel de juffer uithangt, dan geeft zij aldra te kennen dat zij geen of weinig huiselijken zin bezit. Wellicht meent ze met als juffrouw in huis op te treden een hoogoren stand of eene fijnere opvoeding te verraden, maar helaas ! \'t is slechts ingebeelde verwaandheid.

Hare kleeding binnenshuis moet ook uiterst frisch

-ocr page 203-

— 199 —

en zindelijk wezen. Een meisje moet zich zelf achtoa, niet ziek verheffen; zij denke dat zij onder hare kleederen het evenbeeld Gods en de spijs der wormen draagt.

„Schaamte, bescheidenheid, stilzwijgendheid, ootmoedigheid, ziedaar, zegt de h. Bernardus, de schoonste sieraden eener christelijke jonkvrouw.

II. Vermaken.

„Bemint niet de wereld, noch wat er in de wereld is, want als iemand de wereld bemint, is Gods liefde niet in hem.quot; (i Jo. 2.) De jeugd wil zich verheugen en vermaken, en wie zal het haar kwalijk nemen, daar God zelf haar de vroolijkheid heeft gegeven ? Zij moge dan vroolijk zijn en zich vermaken, maar zij geniete ook dezen schoonsten tijd des levens op eene edele en reine manier. Derhalve moet zij zeer voorzichtig zijn nopens de vermaken die haar de wereld aanbiedt. Want deze vermaken zijn meeren-deela zoo zeer vergiftigd, en alles daarbij streeft zoozeer naar ijdelheid en zinnelijke lust, dat als men eraan wil meedoen, men onmogelijk de onschuld des harten en den vrede mot God kan bewaren. „Men kan niet te zamen God dienen en ook de wereld.quot; (quot;Math, vi.) „Die een vriend wil zijn van de wereld, wordt een vijand van God.quot; (Jac. iv.)

1. Het Kind van Maria schenkt geen plaats in haar Imrt aim wereldscli vergenoegen, maar zoekt

-ocr page 204-

— 200 —

hare vreugde ca uitspaauing veeleer in den familiekring. Zij verlangt er niet naar om de wereldsolie feesten en vermakelijkheden bij te wonen en zich bij alle openbare wereldaehe plechtigheden te vertoonen. Door ervan terug te blijven, zal zij niet in achting verliezen, integendeel zal zij door alle goedgezinden geprezen worden; zij zal hare onschuld bewaren en den zoet-sten vrede genieten, als ze verwijderd blijft van de gevaarvolle en geestbedwelmende genietingen, waardoor de bedriegelijke wereld zoo menig rampzalig slachtoffer in het verderf stort.

Moet zij echter in de wereld, in hat openbaar verschijnen, dan zal ze zich ingetogen, zedig, bescheiden en betamelijk gedragen; zij zal over al hare zintuigen waken en zich wel vermaken met de anderen, maar zich nooit door het vermaak laten medeslepen.

Zij zal gelijken op het toonbeeld der christelijke Moeder, hetgeen de h. Ambrosius schildert: „In hare woorden was niets lichtvaardigs, in haar gedrag niets vrijpostigs. Hare gebaren hadden niets verwijfds, haar gang was niet dartel, hare stem niet uitgelaten. Haar geheel uiterlijk was de afspiegeling van haar innerlijk gemoed en het beeld van hare deugdquot;.

NB. Het bezoek der danspartijen en tooneel-

voorstellingen is zóo gevaarlijk voor eene jonge-dochter, dat zij er zich liefst geheel vin onthoude.

-ocr page 205-

— 201 —

III. Lezingen.

De wereld is met boekeu overstroomd; onder deze is er vee! onnuttigs en veel slechts, hetgeen de hel tot lokspijs weet te gebruiken om de jeugd te bederven. De slechte boeken verpesten het jeugdig gemoed door onreine voorstellingen en bederven het argeloos en onschuldig hart door het aantrekkelijk verhaal van onzedige werken. Wanneer men in de jeugd niet behoedzaam is en zich niet kan matigen in het lezen, zal men slechts met moeite braaf, kuisoh en godvruchtig kunnen blijven,

1. Eene christelijke jongedoehter mag geen boek lezen of bewaren, waarin iets voorkomt dat strijdig is met den godsdienst of de goede zeden. Hier kan geen verontschuldiging gelden. Een slecht boek is veel gevaarlijker dan een gauwdief of moordenaar; het is altoos bij de hand, heeft duizend tongen eu schaamt zich niet. Een meisje dat pleizier heeft aan een slecht boek, bewijst reeds hierdoor dat het bedorven is. Want ook van boeken geldt het spreekwoord : „Zegt mij met wieu gij omgaat, zegt mij wat ge leest, en ik zal u zeggen wie en wat ge zijt.quot;

2. Een kind van Maria beschouwt hot als een duren gewetensplicht niets te lezen dan wat ze zeker weet voor haar gevaarloos te zijn. Zulks kunnen haar geene vriendinnetjes, meisjes zonder ervaring, zeggen, maar wel hare ouders of de geestelijke over-

10

-ocr page 206-

— 202 -

lieden. Zij zal zich nimmer door hot zelfbedrog latou belieersehen: „ik zal het boek wegmaken als ik er iets verkeerds in bemerkquot;.

3. Een braaf meisje zal over het algemeen niet veel lezen. Het veel en enkel uit nieuwsgierigheid lezen beneemt u den kostbaren tijd en voert u tot verzuim der huiselijke plichten; veel lezen wekt de zueht tot lezen op, die voor geest en lichaam doodend is en allengs tot het lezen van slechte boeksn aanzet.

4. Nog verderfelijker dan slechte boeken, zijn slechte prenten en beelden. Een kind van Maria dat de onschuld cn zuiverheid bemint, zal dusdanige voorwerpen terstond uit de hand leggen en, zoo doenlijk, ze vernietigen of verbranden.

„Voorzichtigheid ! on voor alles, voorzichtigheid der oogon! Wanneer men onbehoedzaam door do oogen, de vensters des lichaams naar buiten tuurt, valt men meestens en als van zolf in de booze lust.quot; (h. Gregorius.)

ITT. Yerkeeringen.

ï)e keuze van eenen goeden levensstaat is voor oen kind van Maria eene zaak van het allergrootste gewicht. Het is God die voor eiken mecsch eenon levensstaat hooft bepaald. Niet allen zijn tot denzelfden staat beroepen, maar elk is tot dien staat bestemd, waarin hij volgens zijne bekwaamheden en do hom verleende homelsehe genaden. God op het

-ocr page 207-

— £03 —

best kan dienen en zijne zaligheid liet gemakkelijkst kan bewerken. Wanneer nu eene jongedoclitor god-vreczend en welmeenend is, dan dringt zij zich niet liehtvaardig in dezen of genen staat in, 111:1 ar dan zoekt zij met alle kracht den staat te erkennen waartoe haar God heeft geroepen; zij bidt God vurig om verlichting en overlegt rijpelijk met hare ouders of met andere verstandige menschen eer zij tot eene bepaalde keuze besluit.

Wat in het bijzonder den huwelijksstaat betreft, zoo is een braaf meisje, dat aan hare waardigheid en aan de heiligheid des huwelijks gelooft, dienom-trent uiterst keurig en voorzichtig, vooral nopens de verkeering. Ziedaar de gevaarvolste klip der jeugd, eene klip, die wanneer men hierbij God uit het oog verliest, het graf wordt van de onschuld, van den vrede des harten en van het geluk des levens.

1. Ongeoorloofde verkeering of kennis, is zulke, die huiten weten der ouders, of zonder bepaald inzicht van te trouwen, qf ook zonder redelijk uitzicht op eene spoedige echtverbintenis, wordt aangeknoopt.

Het is een kwaad teeken wanneer bij een stap, waarvan hot geheel levensgeluk afhangt, de ouders niet geraadpleegd worden of dat er niet genoeg gewicht op hunnen raad gelegd wordt. Het is eeue vreeselijke lichtvaardigheid zich met vertrouwelijkheden te bejegeueu die slechts op onzuivere liefkozingen kunnen uitloopen. Wie wil met vuur

-ocr page 208-

— 204 —

spelcu zonder zich te branden? Het is eene ou-gelukkige verblindheid van eene kennis of verkeering to beginnen die nog lang moot duren, en iiierbij zuiver willen blijven. Alle vorkeeringen van dezen aard zijn tegen don wil Gods. Men raoet ze, zoodra mogelijk, afbreken, zouden er ook nog zoo groote tijdelijke voordeelen in het verschiet liggen. God zal deze verzaking rijkelijk beloonen. Die echter het ge paar bemint, zal er in vergaan, ziedaar Gods woord en Gods waarschuwing.

2. Eene jongedochter die haar geloof en hare Kerk bemint, zal nooit eene kennis aangaan, welke tot oen gemengd huwelijk leidt.

De gemengde huwelijken zijn tegen de grondstellingen der Kerk, die zulke huwelijken verfoeit en ze slechts verdraagt om grootere onheilen voor te komen en ook in dit geval slechts onder zeker voorwaarden en bepaalde verzekeringen. De gemengde huwelijken maken het bestaan des huwelijks onzeker, brengen hel geloof en het huiselijk geluk van de katholieke persoon in gevaar, bemoeielijken de opvoeding der kinderen en stellen, hun ijeloof in het grootste gevaar van te zullen verloren geraken. Het zou onverantwoordelijk wezen over al deze bedenkingen zoo maar lichtzinnig heen te stappen. Voor een kind van Maria sou het aangaan van een gemengd huwelijk hare uitsluiting uit de Congregatie ten gevolge hebben.

3. Eene verkeering is geoorloofd en zedelijk goed

-ocr page 209-

— 205 —

wanneer or werkelijk ouderdom, inzicht en gelegenheid voorhanden zijn om in het huwelijk te kunnen treden en wanneer tevens gepaste rekening wordt gc-hondeu met de ouders, den godsdienst en de mogelijke trouw-heletseh.

In dit geval echter ook nog is de verkeering voor de onsehuid gevaarlijk en verderfelijk, indien men geen behoorlijke voorzichtigheid gebruikt. Deze voor-ziehtigheid vordert :

a. Do keunis of verkeering, als zijnde een gevaarlijke klip der zuiverheid, in de biecht bekend te maken. Dit is altoos raadzaam, en onder omstandigheden noodzakelijk.

b. De verkeering tusschen vier nogen te vermijden. Te dikwijls bijeenkomen, lang bijeen blijven en opzettelijk alleen zijn ; deze omstandigheden zijn elke afzonderlijk reeds vol gevaren ; treffen ze echter alle drie te zamen, dan is het schier onmogelijk rein en kuisch er bij te blijven.

c. T)e jongedochter moet zich zelf achten-, nimmer vergete zij, dat haar, ook zelfs als verloofde, alles wat tegen de zedigheid strijdt, verboden is. Zij mag niet het minste doen of toelaten, wat het oog van hare allerreinste Moeder in den Hemel niet kan aanschouwen, alle slechte gedachten en voorstellingen zal zij terstond bij derzelver opkomen verwerpen, geen onpassend woord dulden en alle overdreven liefkozingen ernstig en nadrukkelijk beletten.

-ocr page 210-

206 —

Hoe meer zij toont dat de onschnld haar grootste scliat, liaar odelsto kleinood is, des to moer zij in achting 011 liefde zal winnen; op cone ontwijde jeugd echter volgt veelal een vloekbeladeu eclitstaat.

Gelukkig zij, dio als eene onbevlekte jonkvrovw ten outer gaat 1 Gods rijkste zogen daalt op haar neder en z.il op haar en haren oehtgenoot eu haar gezin blijven rusten en eenen zaligen invloed uitoefenen.

-ocr page 211-

SLOTWOORD.

Schoone levenstaak e.n heerlijk loon van het Kind van Maria.

1. „Zoo luistert dau naar mij, lieve kindereu! Zalig zijn zij, zegt Maria, die mijne wegen bewaren; luistert naar de leer, woest wijs on wilt do leer niet ver-aehton!quot; (Prov, 8.)

Gij kent nu, lieve kinderen van Maria, den weg dien gij naar den wil en liet voorbeeld van uwe lieve Moeder hebt te bewandelen; het is de weg der godsvrucht, der zedelijkheid, der huiselijkheid\' on der naastenliefde. Weest dau ook wijs en veracht niet de leer die u gegeven wordt, volhardt in het bewandelen van dezen weg, want liet is de weg tot uw waar geluk, de weg tot het eeuwig leven.

Gij hebt eene onsterfelijke ziel-, deze is hel evenbeeld Gods, losgekocht door Christus\' heilig bloed, geheiligd tot eenen tempel des h. Oeestes, gevoed met het brood der Tingelen, bestemd tot de eeuwige glorie des hemels. Ziedaar uwe waardigheid, ziedaar ook uwe eenige taak, en het volbrengen van deze taak, ziedaar voor u de ware wijsheid. Die zulks veronachtzamen, gelijken op onnoozele kindereu welke zich met broos speelgoed verlustigen. Dwaas en onzinnig

-ocr page 212-

— 208 —

zijn (ic jongedochlers die zicli in de armen der wereld werpen en liaar geluk zoeken in de gebedelde vreugden der wereld ; die slechts voor haar gebrekkelijk en vergankelijk lichaam zorg dragen om het te vertroetelen en met allerhande ijdelheden te behangen ; die hare grootste vreugde er in scheppen als zij slechts rijker en voornamer zijn dan andere ; en niets gretiger verlangen dan den lof en de vleierij der verwaande wereldlingen.

Voegt u niet bij zoodanige wereldgeziade meisjes. Al deze dingen moeten u te gering en nietswaardig zijn, gij zijt tot iets hoogers geboren! VBrgeet zulks nimmer! Kiest, gelijk Maria, het beste deel! Dient God, hecht u geheel aan God! Redt uwe ziel, uwe eenige, kostbare, onsterfelijke ziel!

Maar nog meer is er! Leert u zeiven kennen en naar uwe volle waarde schatten. God heeft groote dingen met n voor. Niet enkel voor n zeiven, maar ook nog voor anderen, hebt gij eene gewichtige taak tc vervullen. In uwe handen heeft God grooten-deels het geluk en het welzijn der wereld neder-gelegd. God heeft in het vrouwelijk gemoed, innige vroomheid, teedere zedigheid cn milde goedhartigheid ingestort en Hij heeft haar met deze treffelijke voor-rccliten begaafd, te midden der familie gesteld, opdat zij er door deze edele hoedanigheden godsdienstzin, reinheid van zeden, liefde en zegen verspreide.

Ziedaar Gods plan met u. Door eeno vrouw is

-ocr page 213-

— 201» —

allo onheil in do wereld gekomen; door oenc andere vrouw, door Maria, alle geluk; zoo moet ook elk kind van Maria, zooals Maria doet voor de gelieele wereld, op hare beurt als eene andere Maria in haren huiselijkea kring trachten te worden, niet juist door groote daden, maar door getrouwe plichtvervulling in het verborgene van haar huis en huisgezin, op de veredeling der harten, op geloof en deugd, op het christelijk leven en de maatschappelijke welvaart eenen onberekenbaren invloed uitoefenen.

2. Wilt gij echter deze verhevene roeping uaar behooren vervullen, dan moet gij ook uwe u door God opgelegde taak met een levendig geloof opvatten, aan Maria uwe hemelsclie beschermster on uw heerlijk toonbeeld, getrouw blijven; dan moet gij met onverdroten ijver aan de veredeling van uw eigen hart, aan de volmaaktheid uwer ziel arbeiden; dan moet gij in u zelve al de bloesems dier liefelijke deugden, welke gij hebt leeren kennen, zorgvuldig bewaren en verzorgen, dan moet gij alles wegruimen wat het paradijs uwer ziel, waarin de hemel zelf behagen neemt, zou kunnen ontsieren of oniioijden; dan moet gij met de meeste voorzichtigheid uwe schrcden verwijderen van de wegen der ijdelheid en genotzucht, waarop zoovele personen van uwe jaren den ondergang te gemoet ijlen; dan moet gij u nimmer schamen om voor de oogen der menschen als waarlijk christelijke jongedochters uit te komen, die er

-ocr page 214-

— 210 —

bare grootste en hoogste eer in stellen, naar de grondregels van liet, Christendom te leven en mot volharding en offerwilligheid de sehoone levenstaak haar door God opgelegd, te volbrengen.

Als de ware oongreganisten op deze wijze hare bestemming beschouwen en behartigen, als zij hiervoor slechts leven en werken en sleeds met een onwankelbaar vertrouwen op God nauwkeurig haren plicht betrachten, o hoeveel goeds zullen zij dan uiet iu het ouderlijk huis. in de hutten der armen en in . de plaatsen waar zij metterwoon gevestigd zijn, kunnen stichten en uitwerken. De Mariakin-deren of oongreganisten zijn weinig in getale eu verstrooid op vele plaatsen, maar zij staan onder de zegevierende banier der Moeder Gods, zij zijn alle door hetzelfde levensdoel begeesterd, innig door den band der congregatie verbonden en zij helpen zich onderling door een aanhoudend gebed. Welken rijken zegen kunnen zij niet stichten in do engere kringen waar God hen inbrengt; het goede dat zij er werken, boe stil en verborgen ook, zal zich nochtans verder verspreiden naar alle kanten en tot in de verste dagen.

3. Ziet nu eens, lieve Mariakinderen, hoe treffelijk uwe waardigheid en uwe levenstaak is, en hoa heerlijk hel loon is dat u daarvoor wacht.

Leeft gij volgons het doel uws levens, o dan kan men ook op u het woord des Hoeren toepassen;

-ocr page 215-

211 —

„Vrees niet;, o kleino knddo, want het lieeft den Heer behaagd u liet rijk te gevenquot;. (Lue. xm.) In u zult gij deel hebben aan Gods rijk. In u het rijk der genade en des vredes bevestigea; om u het rijk van Christus, do deugd, den godsdienst, de zedelijke on stoffelijke welvaart verspreiden; eindelijk voor u het rijk der hemelen tot erfdeel verkrijgen. In don hemel eens en eeuwig te leven te midden der Engelenkoren — in het blijde gezelschap der Heiligen — aan het hart van uwe Moeder Maria — zalig en geest vervoerd in God, — ii zulks niet de moeite waard om voor zulk een loon, zooals gij liet bij de opname en opdracht in de congregatie hebt beloofd, de wegen die u Maria heeft afgebakend, gaarne te bewandelen en getrouw te blijven aan Jezus haren Zoon, zooals gij Hem dit ook nog op den overgelukkigen dag uwer eerste h. Communie zoo plechtig hebt gezworen.

Om echter getrouw te blijven, volgt het gebod des Heeren: „Waakt en bidtquot;.

Waakt over uwe vijanden van huiten, opdat geeno gevaarlijke gelegenheden, lichtzinnige vrieudinuen, vleiers of verleiders u van den goeden weg doen afdwalen.

Waakt over uwe vijanden van linnen, opdat hot onkruid der booze driften in uwe harten niet op-schiete en er alle goed zaad verstikko !

Waakt met zorg, weest niet nalatig, anders sluipt

-ocr page 216-

- 212 —

ilo hclscho vijand op denquot; akker uwer ziel om er onheil en bederf te zaaien.

Bidt ook tevens, lieve kinderen van Maria! Zonder yebed gaat niets goed, en met gebed gaal alles goed. Bidt, o argelooze jeugd, gij hebt zooveel te vragen! Bidt en smookt tot Jezns, tot Zijne h. Mooder ! Bidt, maar bidt met vertrouwen, mei volharding vooral, anders zal de liefde allengs in u verflauwen, kwijnen en bezwijken, uwe deugd zal verwelken en sterven, en alle hoop helaas! zou voor u verloren wezen om hier op aarde en eens in den hemel don zegen en de belooning te verdienen, die aan de goede kinderen van Maria in haro Congregatie te beurt vallen.

„Vrede immers, en genade rusten op hen, die volgens dezen Kegel (der Congregatie namelijk) leven (en sterven)!quot; (Gal. (i.)

-ocr page 217-

INHOUD.

Voorwoord..... . . BI. 7

Doel der Congregatie............9

Voordeeleu der Cougrogatie .... 14

Verplichtiugeu der Congregatie .... 21

Bestuur der Congregatie.....23

Overwegingen over het h. Hart van Maria.

Inleiding.........14

eeuste deel.

Verklaring en bewijsvoering der vereering van het h. Hart van \'Maria.

1. Waarin de vereeriug van het li. Hart van

Maria bestaat.......2(5

2. Doeleinde der vereering van het h. Hart

van Maria.......32

3. Voordeeleu der vereeriug vau het h. Hart

van Maria.......36

4. De vereeriug van het h. Hart van Maria

door Gods Heiligen.....41

5. De kerkelijke vereeriug van het h. Hart

van Maria.......47

-ocr page 218-

— 214 —

TWEEDE DEEL.

Schoonheid van hel h. liarl van Maria.

1. Het li. Hart vau Maria iu do Onbevlekte

Outvangeuis.......52

2. Het h. Hart van Maria in hare geboorte 5S

3. Het h. Hart van Maria in den tempel to

Jeruzalem........fiO

4. Het h. Hart van Maria in de menscLwor-

ding van God den Zoon en bij de blijde boodschap des Engels.....62

5. Het h. Hart van Maria bij liet bezoek van

Elizabeth........fi5

C. Het h. Hart van Maria bij de geboorte

dos Hollands.......G7

7. Het h. Hart van Maria op den Kalvarieborg 70

8. Het h. Hart van Maria op het Pinksterfeest 77

9. Het h. Hart van Maria bij hare Hemel

vaart en Verheerlijking in den Hemel . 83

DEEDE DEEL.

De deugden van het h. Hart van Maria.

1. Het h. Hart van Maria was een geloovig

Hart en een Hart dat leefde uit het geloof 90

2. Het h. Hart van Maria was vol hoop op God 90

3. Het h. Hart van Maria was vol liefde tot God 103

4. Het h. Hart van Maria was een ootmoedig

Hart.........115

k

-ocr page 219-

5. liet h. Hart van Maria was een zuiver Hart 119

6. Hot h. Hart van Maria was een zaoüt-

moedig Hart.......125

7. Het li. Hart van Maria was esn geduldig

Hart.........131

VIEUDE DEEL.

De liefde van het 1. Hart van Maria tot de mensclen.

1. Liefde van het li. Hart van Maria tot alle

mensohen........139

2. Liefde van het h. Hart van Maria tot de

zondaars........145

3. Liefde van het h. Hart van Maria tot

hare vereerders......150

De Congreganiste in de wereld.

Voorwoord........Ifil

EERSTE HOOFDSTUK,

Oefeningen van godsvrucht eener congreganiste. Oefening.........104

TWEEDE HOOFDSTUK.

Beugden eener congreganiste in de wereld.

I. Deugden in betrekking tot God . . 172

Een onwankelbaar geloof . . . . 172

Eene kinderlijke godsvrucht . . . 173

IJver in het gebod.....175

-ocr page 220-

_ 216 --

/-

li. Deugden in betrekking tot de eigen

persoon • ■ \'

Geduld en zelfverloochening • Ootmoedigheid en bescheidenheid . • Eerbaarheid en kuischheid . • • • ui. Deugden in betrekking tot het huise ]

üen kinderlijke eerbied jegens hare ouders

Gehoorzaamheid . • \' ,

Vlijt, huiselijkheid, spaarzaamheid, orde iv Deugden in betrekking tot den evennaaste Trouw, oprechtheid en openhartigheid . Beheersching der tong. zachtmoedigheid,

vredelievendheid • • • quot;

Beleefdheid, liefdadigheid . • •

derde hoofdstuk.

Gevaren van het kind van Maria.

Gevaren .

Kleeding •

Vermaken.

Lezingen .

Verkeeringen

slotwoord.

Schoone levenstaak en heerlijk loon van het

kind van Maria • • • \'

176 176 178 180

184 184

187

188 190 192

192

193

196

197 199 201 202

207

-ocr page 221-
-ocr page 222-

I\'i.i \'If rifgr\'-tstoi\' de zes is modi» versolicueii:

//. Mi\'lti\'i\'x. \\ orlmlon. Voorbeelden on Gelijkenissen, ten gel)rnike luj liet onderwijs vnn den Catechismus of de ( liristenleer, tevens een linndboek voor Cliristelijke linis^ex.innen. f, 2.00

hl. met den Itoermondsclien Catechismus in (|en linnen band. f, 2.45

.1/. \\\'ili Cnrhrni. N\'erklaring vnn liet li. Mi.SdU\'ii\' en des-zelfs ceremoniën, verrijkt met vele voorbeelden, mis-en lofgebeden, vert.mld door J. De Clruyter. R. k. in-iester. ƒ. o.OO

/\'/. in linnen band. f. -1.20

•/. l\\. Blinn. Moeten onze kinderen heidenen worden ? Een woord ter behnrtiging- aan de geloovige Gbvis-tenen. f, 0.50

Aartsbi-oederschap der b. Familie J. M. ilTnndboekje

voor de leden). p o.20

De hedendaagscbe d:ins. door J. H. s. pi-. f. 0.15

25 ex. f. 3.50. - 50 ex. f. 0.50.

Mediedjes (15), op wijzen genomen uit „Choix de cantiques .1 1 usage des cloves de Roldncquot; docr een Ond-Professor. f. o.lO

Bij 12 ex. wordt de muziek gratis gegeven.

If. f.cus. Novene voor kinderen die zich waardig tquot;t hunne eerste h. Communie wenschen voor te bereiden. f. 0.10

25 ex. f. 2.25 — 50 ex. f. 4.25 — 100 ex. f. 8.00.

Geschenken aan de lieve ki nier er van ecnen rieestelijkm KindcrvrirmT:

De h. lb». ti!. s c. - Die h. Beichte, 9 c. - De eerste h. Communie, !•_ - Hot h. Vormsel, 10 •. - Het Kind van het h. Hart van Jezus, It\' c.

Hij 2.». .)(,) en 100 ex. mindere prijzen.