SCHOOL DER WARE GODSVRUCHT.
Katholieke jJeug^jT^ ^
f # \'lt; SÉ f j ij %£ £ M y-: *
ii £39 ; quot;
dCezht-t-yft
U. MOSMANS, Markt A quot;14, \'s B o s c h. 1883.
Ter Boekdrukkerij van J. J. vanquot; MASTKIGT, te Arnlrem.
VOORREDE.
Wat is godsvrucht ? Godsvrucht is eene bovennatuurlijke, naar volmaaktheid strevende beoefening van den godsdienst.
In het algemeen bezitten de kinderen veel neiging tot godsvrucht.
Even als de bloem haren kelk onder de verkwikkende zonnestralen ontsluit, zoo opent het kinderhart zich tot de liefde Gods, vooral wanneer de bekoorlijkste aller lenten, wanneer het tijdstip der eerste H. Communie nadert.
Juist omdat dit boekje geheel en al op persoonlijke ondervinding berust, is het zoo geschikt om iets wezenlijks, tot de heiliging der kinderharten bij te brengen, en ik ben overtuigd, dat de christelijke ouders, en in \'t algemeen allen die met de christelijke opvoeding der kinderen belast
4
zijn, het dankbaar zullen begroeten en er een vlijtig gebruik van zullen maken.
Het traagst ontwikkelde kind zal in staat zijn, de gemeenzame onderrichtingen, de practische wenken en raadgevingen van dit boekje te begrijpen.
In de eerste plaats had ik met deze onderrichtingen, kinderen van negen tot vijftienquot; jaar op het oog.
Evenwel bestaan er, wat de wetenschap der heiligen, wat de godsvrucht betreft, nog andere kinderen; kinderen van dertig, veertig ja soms tachtig jaar — aan deze kinderen, zij eveneens mijn werkje gewijd.
Het bestaat uit twee deelen; het eerste, voornamelijk uit gemeenzame onderrichtingen; het tweede uit practische wenken en raadgevingen, samengesteld.
Het eerste deel is wederom in drie onder-deelen gesplitst:
1°. Het Goddel ij k KindJesus. Dit is eene kleine, zoo bevattelijk mogelijk geschreven onderrRJiting over het geheim der Menschwor-ding en der Verlossing, waardoor God tot ons gekomen is.
2°. De Godsvruc h ten de Christ e-lijke deugden. Deze onderrichting handelt over het onbeschrijfelijke geheim der genade, een
5
geheim dat niets anders is dan onze vereeniging met Jesus, en het merg van het Christelijke leven uitmaakt. God komt fot ons, wij moeten dus ook tot Hem gaan en zijne liefde met wederliefde loonen.
3°. De bekoringen en de zonde. In deze onderrichting wordt het ontzaglijke geheim van den strijd tusschen goed en kwaad, van den duivel, tegen den in ons levenden Jesus, voorgesteld.
Dit eerste gedeelte met wenken en raadgevin-jien doorweven, is als het ware eene theoretische handleiding der godsvrucht; de kinderen moeten vooral de woorden en gronddenkbeelden van deze hoogst gewichtige handleiding, goed vatten en begrijpen.
Het tweede gedeelte heeft ten doel, om den kinderen het gebruik der drie groote middelen Ie leeren kennen, die ons door de H. Kerk aangeboden worden om Jesus in ons hart te doen leven, om met zijne medewerking alle deugden te beoefenen, alle bekoringen te overwinnen, alle zonden te vermijden. Drievoudig zijn deze middelen, drievoudig dus ook de boeken, waaruit het tweede gedeelte bestaat, te weten:
^Wenken en raadgevingen over het gebed, over dien polsslag onzer ziel en onzer godsvrucht.
6
2°. Wenken en raadgevingen betreffen de d e H. B i e c h t, die als het ware het reinigende heilbad en de kleedij onzer ziel is.
3o. Wenken betreffende de H. Communie, ons voedsel, onze kracht, onze steun, zooals het brood de steun en het voedsel van ons lichamelijk leven is. Een goedgeaard en gewillig kind, zal uit deze eenvoudige lessen veel nut trekken ; het zal dit werkje lezen en herlezen, en vooral met behulp van goede ouders of meesters, er een zekeren leiddraad ten goede in vinden.
Voor de voeten der allerh. Maagd Maria, en haar Goddelijk Kind Jesus, mijn Heer en mijn God, nedergeknield, smeek ik hen ootmoedig ieder dezer bladzijden te willen zegenen, en ook ieder kinderhart te zegenen, dat van goeden wil is, en deze wenken ter harte nemen zal.
De allerheiligste Maagd, en de Boodschap des \'Engels.
Nadat God de wereld geschapen, en dei- gevallen menschheid een Verlosser beloofd had, moest Jesus Christus in den loop der tijden op de wereld nederdalen en mensch worden. Onder al de schepselen nu, die aldus bestemd waren, om het Koningrijk van zijn eeniggeboren Zoon te vormen, schiep God een schepsel dat Hij met genaden, zegeningen en geheel bovennatuurlijke voorrechten overstelpte, ten einde haar zoodoende waardig te maken, om de moeder te zijn van
8
dien eenigen Zoon, die waarachtig God is met den Vader en den H.\'Gpest.
Dit onvergelijkelijke, boven alle schepselen verheven wezen, is de allerh. Maagd Maria, die allerzoetste Maagd wier naam gij, mijn goed kind, reeds op den schoot uwer moeder hebt leeren stamelen. Veertig eeuwen na Adam en Eva, zond God haar op deze wereld en hare ouders heetten Joachim en Anna, die beide al oud waren, toen Maria geboren werd. Van af hare prilste jeugd, werd Maria door godvruchtige vrouwen in den tempel van Jerusalem opgevoed. Op veertienjarigen leeftijd werd Maria met een zeer heilig en vroom bloedverwant, Josef genaamd, verloofd, en vestigde zij hare woonplaats in de kleine stad Nazareth, dat in Judea aan den oever van de zee Galilea gelegen was.
Reiner en zachtzinniger dan de engelen, bracht de allerh. Maagd Maria, hare dagen door in arbeid en gebed, in liefde en diepen ootmoed voor God, arbeidende en biddepde voor zijn aanschijn, in het nederige buisje van Nazareth.
Zij wist niet wat God over haar besloten had en terwijl zij dagelijks van God de genade afsmeekte, om nog vóór haar dood, den God Verlosser, den beloofden Messias te mogen aanschouwen, koesterde zij in stilte den vurigen wensch om de dienstmaagd van de bevoorrechte moeder des Hee-
9
ren te mogen zijn. Zij wist niet dat zij zelve de gelukkige moeder van Jesus zou worden.
Op ,den 2osten Maart 4004 en in het eerste jaar der christelijke jaartelling had de H. Maagd zich in eene kleine grot, dicht bij hare nederige woning begeven en was daar meer dan ooit in het gebed verzonken, ja meer dan ooit brandde haar hart van liefde tot God. En zie, plotseling werd de grot door een stralenden lichtgloed vervuld, en een Engel in menschelijke gedaante stond voor haar. Het was de aartsengel Gahriël, een der zeven groote Serafijnen, die in den hemel altijd voor Gods troon staan. In naam van den Vader, van den Zoon en van den H. Geest kwam hij Maria aankondigen dat zij het bevoorrechte wezen was, voor alle eeuwen uitverkoren, om de moeder van Gods Zoon te worden.
Hij boog diep eerbiedig voor de Heilige Maagd, en groette haar in den naam van geheel het hemel-sche Hof met de woorden : Ik groet u vol van genade, de Heer is metu. Gij zijt gezegend onder alle vrouwen.
Bij het hooren dier woorden, en bij het zien van den Engel, ontroerde de ootmoedige Maagd; zij zweeg en overwoog bij zich zelve wat dit alles beteekenen moest.
Toen vervolgde Gabriël op eerbiedigen toon: «Vrees niet Maria, want gij hebt genade gevonden
10
voor den Heer. Gij zult een Zoon ontvangen en hem Jesus noemen. Hij zal groot zijn onder de menschen en zijn naam zal zijn : Z o o n d e s Allerhoo gsten. God de Heer, zal Hem het koninklijk erfdeel geven van David zijn Vader, en hij zal eeuwig heerschen over het geslacht van Jakob, en zijn rijk zal geen einde nemen.
Maria en Jozef, hadden zich geheel en al aan den dienst des Heeren toegewijd, zooals nu nog de kloosterlingen doen, en zij waren slechts met elkander gehuwd om God daardoor ijveriger en volmaakter te kunnen dienen. Daarom vroeg zij ook aan den engel hoe zij dan toch een zoon zou verkrijgen.
Gabriël antwoordde ; »de H. Geest zal over u nederdalen en door de almacht des Allerhoogsten zal dit groote geheim voltrokken worden.
Daarom ook zal dit allerh. wezen, Gods Zoon zijn. Niets is onmogelijk voor den Heer. Toen gaf Maria hare vrijwillige toestemming tot de mensch-wording van Gods Zoon en zeide tot den Engel Gabriël: sik ben de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord.quot; Nu werd Maria op wonderdadige wijze de moeder van Gods eeuwig geboren Zoon, de waarachtige moeder Gods, de bruid van den hemelschen Vader, de moeder van den Zoon, den tempel en het heiligdom van den H. Geest.
14
O allerliefste Moedermaagd, wat zijt gij groot in de oogen van God, en van de geheele wereld ! gij zijt de koningin van hemel en aarde. Door u komt de Schepper van het heelal tot ons. Bid voor mij, arme kleine zondaar, nu en in het uur van mijnen dood. Amen.
II.
Jozef, Maria en hel Goddelijk Kind Jesus.
De H. Jozef was door de Voorzienigheid bestemd, om een grooten rol te spelen in het geheim van Jesus Menschwording. Hij was tot beschermer en verzorger der Allerh. Maagd, en ook tot voedstervader van Jesus bestemd.
Hierdoor werd hij de plaatsbekleeder van den eeuwigen Vader, bij de Allerh. Maagd, bij haar die de moeder van zijn eeniggeboren Zoon was. Onder alle schepselen werd alleen Jozef waardig gekeurd, om dien dubbelen schat, dien nooit genoeg te waardeeren schat, Jesus en Maria te bewaken.
En Jozef beschermde niet alleen Jesus en Maria, maar in naam van God den Vader durfde hij hen zelfs besturen en bevelen, en beiden waren hem onderdanig. De Allerh. Maagd gehoorzaamde aan Jozef, zooals eene volmaakte gade aan haar heer
12
en meester gehoorzaamt, en Jesus gehoorzaamde aan hem, zooals een goede zoon aan zijn vader gehoorzaamt. Want ofschoon .Tesus God was, zag hij in Jozef slechts zijn hemelschen Vader, en was hem als zoodanig in alles onderdanig.
Wanneer gij dus den H. Jozef van ganscher harte vereert en bemint, lieve kleine, dan volgt gij het voorbeeld van het kindje Jesus, uw meester, na. Met uitzondering van de H. Maagd, bestaat er geen grooter heilige dan de H. Jozef, en zijne roeping was duizendmaal verhevener dan de roeping van alle patriarchen en profeten, van alle apostelen en heiligen. Luister nu verder: Door den engel Gabriël deed God aan Jozef het geheim van de menschwording weten, want uit ootmoed had Maria de woorden van den Engel voor iedereen, zelfs voor haren Bruidegom verzwegen. Van af dit oogenblik, bejegende Jozef haar met den grootsten eerbied, en omringde haar met eerbiedige voorkomendheid als de aanstaande moeder van zijn God. Hij werkte en zwoegde om in haar onderhoud te voorzien ; want, ofschoon uit het koninklijk geslacht van David gesproten, waren zij tocb zeer arm. En toch, hoe rijk waren zij in hunne armoede, daar zij den Koning van het heelal in hun midden zouden bezitten!
13
Nu gebeurde het dat Jozef en Maria, in December van datzelfde jaar, de reis van Nazareth naar Bethlehem moesten ondernemen, want keizer Augustus had de algemeene volkstelling van zijn ge-heele rijk bevolen. De Romeinen hadden ook Judea in bezit, zoodat ook daar de volkstelling geschieden moest. Om verwarring te voorkomen was alles daartoe vooraf bepaald en geregeld, en zoo gebeurde het, dat al de nog overgeblevene nakomelingen van het geslacht van David, zich te Bethlehem moesten laten opschrijven. Meer dan duizend jaren herwaarts was David in Bethlehem geboren, en had daar ter plaatse geruimen tijd de kudden zijns vaders geweid, als het profetische zinnebeeld van Jesus, den waarachtigen koning Israels, die daar ook eens moest geboren worden, om de goede herder van al de kinderen Gods en de Koning van de H. Kerk te zijn.
Toen Jozef en Maria na verscheidene, vermoeiende dagreizen op den 24 December te Bethlehem aankwamen, weigerde iedereen hen een nachtverblijf te verleenen, orndat zij zoo arm waren. Na lang zoeken vonden zij dicht bij Bethlehem eene grot tot schuilplaats. Deze grot nu, was op ruwe
44
wijze in eene rots uitgehouwen en diende tot stalling van het vee; achter in de grot was een steenen drinkbak, en daarop eene kribbe die als voederbak voor het vee moest dienen. Zonder eene enkele klacht te uiten, trachtte de zachtmoedige Jozef, om dit ellendig verblijf zoo goed mogelijk voor de H. Maagd in te richten, want God, die er behagen in schept de hoovaardij te vernederen en het verhevene , uit het niet te voorschijn te roepen, had deze armoedige grot uitgekozen als het paleis, dat zijn eenige Zoon bij zijne intrede in de wereld zou betrekken.
Omstreeks middernacht werd de H. Maagd verwittigd, dat het uur waarop haren God en Zoon geboren zou worden, aanbrak. Zij deelde dit aan Jozef mede en nu maakten zij een armzalig bedje van gras en stroo in de kribbe gereed. De overlevering zegt, dat de gelukzalige Maagd zich daarop in een lang, wit wollen kleed en in een witten sluier hulde, als zinnebeeld harer onschuld, want wit is de volmaaktste kleur, de kleur
van God..... In bovennatuurlijke liefde onsto-
ken. knielde zij neder, hief de handen ten hemel, en wachtte het oogenblik door God daartoe bepaald, af.
Weldra verscheen haar het Goddeljjk Kind, als gedompeld in eene zee van helderstralend licht. Toen nam zij het in hare allerzuiverste handen,
15
aanbad het als haren Schepper, haren Zaligmaker en God; overlaadde het met liefkoozingen als haar welbeminden Zoon, bood het toen aan den H. Jozef aan, die eerbiedig van verre was blijven staan eh de oogen niet tot hel vleeschgeworden Woord durfde opheffen. Eindelijk wikkelde Maria het Goddelijk Kind in de armoedige windsels en legde het, door Jozef geholpen, zachtjes op het stroobedje in de kribbe neder.
Lieve kleine, vereenig uwe aanbidding, uwe gebeden, wanneer ge in de kerk voor het Allerh. Sacrament nederknielt, met de liefde en de aanbidding van Jozef en Maria. Even als weleer in de grot van Bethlehem is ook daar het Goddelijke Kind waarachtig tegenwoordig, en van uit het tabernakel, aanschouwt, zegent, en bemint het ons, zooals het in dien kerstnacht zijne allerzaligste Moeder en zijn voedstervader, zegende, aanschouwde en beminde.
IV.
In dienzelfden H. nacht, waakten eenige herders bij hunne kudde, in de velden van Bethlehem. De overlevering noemt ze drie in getal; een grijsaard, zijn zoon en zijn kleinzoon.
16
Eensklaps verscheen hen een engel, waarschijnlijk de engel Gabriel, en zij werden met een helder licht omstraald; het was een bovennatuurlijk licht dat hen met ontzetting vervulde. Dit licht was het zinnebeeld van Jesus Christus, die het waarachtige licht der zielen is, en ook een zinnebeeld van het geloof of de kennis van Jesus Christus. En de engel sprak mei welluidende stem: Vreest niet, want ik kom aan u en aan alle menschen eene blijde boodschap brengen: nog heden is de Verlosser in de stad van David geboren: het is de Christus, de Heer. Ziehier waaraan gij hem zult herkennen: gij zult een klein, kind vinden in arme windsels gewikkeld en liggende in eene kribbe.
Nu voegde eene menigte hemelsche geesten zich bij den engel en vervulden de lucht met lofliederen ter eere Gods, terwijl zij het loflied aanhieven dat nu nog dagelijks door de H. Kerk onder de H. Mis gezongen wordt; gloria in excel-sis Leo — Eere zij aan God in den hemel en vrede op aarde aan de menschen van goeden wil. Toen keerden de engelen naar den hemel terug. Vol vreugde en bewondering stonden de herders op, zeggende; Laat ons haastig naar Bethlehem gaan, en de wonderen, ons door den Heer verkondigd, aanschouwen! En zij snelden naar de grot van David, en zij vondea Maria en Jozef en het Kind Jesus in de kribbe. Vol geloof en goe-
17
den wil nederknielend, aanbaden zij hel als hun Verlosser, als de Zaligmaker der wereld, als de menschgeworden God. Met de oogen des geloofs ontdekten zij onder de nederige gedaante van dit pasgeboren wichtje, den levenden Schepper en Heer van hemel en aarde, die leeft en heerscht met den Vader en den H. Geest in alle eeuwen der eeuwen.
Zoo ook gaat het met ons, wanneer wij als trouwe kinderen der H. Kerk, de roepstem onzer priesters, die de engelen of afgezanten Gods zijn, volgen ; wanneer wij tot den, in het allerh. Sakra-jnent des A ltaars, tegenwooi digen Jesus, gaan. Onder de nederige gedaante van het allerh. Sacrament, herkent en aanbidt ons geloof het Goddelijk Kind waarachtig God en waarachtig mensch. De herders van Bethlehem aanschouwden slechts een arm klein kindje en aanbaden daarin Gods Zoon, en met recht. Wij nu, die even als de herders door het licht des geloofs beschenen zijn, bespeuren in de Eucharistie slechts eene kleine, blanke Hostie, slechts den schijn van brood, en aanbidden Jesus \' in zijn H. Sacrament, en met recht; want Hij is daar geheel en al tegenwoordig, zooals hij in den hemel heerscht, en zooals wij Hem eens in het paradijs zullen aanschouwen.
O, met welke liefde heeft Jesus die goede herders, die dierbare armen gezegend, welke zijne
18
roepstem volgend, Hem de eerste hulde kwamen bewijzen. Hoe gaarne zal de allerh. Maagd hen toegestaan hebben om die dierbare kleine voetjes te kussen, die.kleine voetjes, bestemd om eens aan het kruis genageld te worden. Gelukkige herders der kribbe, bidt voor ons in den hemel, opdat, wij na Jesus in zijne vernederingen hier op aarde te hebben herkend , aangebeden, bemind en gevolgd, [wij hem ook eens met u in de eeuwige lichtstralen zijner ontsluierde heerlijkheid mogen aanschouwen!
V.
De II. Brie Koningen en het Kind Jesus.
De goede Jesus, bemint ons allen met dezelfde liefde, rijk en arm, grooten en kleinen, want Hij is de Verlosser van alle menschen. Wel heeft hij eerst de armen en de geringen geroepen, omdat deze zoo verlaten waren en zulk eene behoefte hadden aan de vertroostingen des geloofs ; maar daarna riep de zoete stem van het Goddelijk Kind in de kribbe, ook de grooten en geleerden dezer wereld tot zich. Hiertoe werd een tweede wonder vereischt. Ik toonde u reeds aan, lief kind, dat het licht waarmede de herders in de kerstnacht omstraald werden, het geloof voorstelde, dat scboone hemellicht dat alle men-
. 19
sclien aan de voelen van Jesus {Jhrislus voert; welnu, sterren behooren ook tot de hemellicliten, en het was dus eene groote, buitengewoon prachtige ster, die als geheimzinnige geloofsbode aan drie rijke, zeer geleerde personen verscheen. Zij woonden in Arabie, regeerden daar als vorsten, en waren dus op grooten afstand van Bethlehem. Godsdienstig, oprecht en rechtschapen, waren zij deze gunst even waardig als de herders van Bethlehem. Maar zij waren rijk, en zelfs de braafste rijken moeten een grooten, langen weg maken, om tot Jesus Christus te geraken. Ds arme herders daarentegen, die nocb door rijkdom, noch door macht belemmerd werden, konden zonder dralen aanstonds tot den Zaligmaker snellen. Toch haastten de drie Wijzen zich zooveel mogelijk om de roepstem van God te volgen, want door de verschijning der wonderbare ster begrepen zij, dat het oogenblik door de oude overleveringen onder da geheele menschheid voorzegd en verspreid, gekomen en dat de Christus, de Vorst en Verlosser der wereld, geboren was.
Vol vertrouwen op God, volgden zij nu de nieuwe ster, welke hen tot den nieuwgeboren Messias voeren moest. Schitterend en schoon was hetlai-i\'yke gevolg der drie Wijzen, terwijl zij schoone geschenken voor den Christus met zich voerden, o. a. goud, wierook en mvrrhe.
20
De ster steeds volgende, kwamen zij eindelijk te Jerusalem aan, en bezochten allereerst Herodes, den koning der Joden. Die Herodes, schatplichtig aan de Romeinen, was een wreed, boosaardig, huichelachtig mensch, en vooral zeer heerschzuch-tig van aard.
De arme Wijzen wisten dit niet, en vroegen dus eenvoudig weg : «Waar is de pasgeboren Koning der Joden ? Wij hebben zijne ster, in het Oosten gezien, en .zijn gekomen om hem te aanbidden.
Op het hooren dier woorden ontstelde Herodes grootelijks en zijn geheele hofstoet met hem. Nochtans verborg hij zoo goed mogelijk zijne woede en angst, en liet de Joodsche priesters en schriftgeleerden raadplegen. Daarna sprak hij tot de Wijzen:
»Het is in Bethlehem van den stam Juda, dal de Christus, de koning van Israël, volgens de oude voorzeggingen moet geboren worden. Craat dus naar Bethlehem om den pasgeboren koning te aanbidden en wanneer gij hem gevonden hebt, komt het mij dan boodschappen, dan zal ik ook heengaan, om hem te huldigen. De verrader meende hier echter niets van 1 Hij dacht er alleen aan om op deze wijze den gevaarlijken tegenstander gemakkelijk op het. spoor te komen en zekerder te kunnen dooden.
De goede drie Koningen, waren te édel en
21
rechtschapen, om zoo iets te vermoeden, A-ant meestal oordeelt men de merischen naar zijn eigen hart. Zij zochten en wilden alleen Jesus Christus ; ook vonden zij hem zonder moeite, en de ster, welke hen, na hun vertrek uit Jerusalem weder vooruitging, werd al schooner en helderder, naar mate zij het waarachtig licht der wereld meer naderden. Na hen door Bethlehems straten gevoerd te hebben, hield de ster eindelijk buiten de stad, boven de grot stil.
En zie, vol vreugde ontdekten daar de drie Wijzen het Kindje Jesus met Maria en Jozef; en
zich ter aarde werpende, aanbaden zij het......
Zij aanbaden het als hun God, als hun Koning en als hun Zaligmaker. Als God boden zij het Kindje Jesus wierook, zinnebeeld van het gebed, als Koning boden zij goud, zinnebeeld der macht, en als Verlosser en Slachtoffer myrrhe aan; myr-rhe was namelijk een kostbaar kruid, dat gebruikt werd om de dooden in te balsemen, en waarvan de bitterheid het voorbestaande lijden van den mensch geworden God moest beteekenen.
In naam van haren Zoon, nam Maria deze geschenken aan, maar de H. Familie behield slechts Let hoog noodige en verdeelde het overige onder de armen.
De Wijzen, die het niet moede konden worden, den Verlosser te aanschouwen en te aanbidden, vertoefden geruimen tijd te Bethlehem, en werden
22
doof Maria en Jozef onderricht, zooals de priesters ook nog heden de geloovigen onderrichten.
Nu zond God hen een engel in den slaap, met de boodschap, dat zij niet meer naar den boozen Herodes in Jerusalem moesten terugkeeren. Zij gingen dus langs een anderen weg huiswaarts, terwijl Herodes met ongeduld op hen wachtte.
Lief Kind! Jesus is de Koning der koningen, de Leeraar der wijzen, de Heer en Meester van hemel en aarde ! Al wat in den hemel en op aarde is, behoort hem toe, want hij is de Heer. Alle vorsten der aarde moeten hem gehoorzamen, aanbidden en huldigen, en zij die weigeren zijne opperheerschappij te erkennen, zijn slechte vorsten, die den hemel niet zullen binnengaan. Alle o-eleerden dezer wereld moeten hem als Leeraar
O
erkennen, en zijne onderrichtingen boven eigen wijsheid stellen, want hij alleen is onfeilbaar, d. w. z. hij kan zich nooit bedriegèn, terwijl de menschen zich wel bedriegen kunnen. Wie met Jesus in tegenspraak is, bedriegt zich zeiven. Ook de rijken en machtigen dezer aarde mogen niet vergeten, dat Jesus de opperste Heer en Meester over hunne schatten is ; dat hij hen bij hunnen dood, strenge rekenschap zal afvragen. En dan zullen de slechte rijken, met de boosaardige en ongeloovige geleerden en met de booze vorsten, eeuwig verdoemd worden.
23
O lieve kleine Jesus , hoe groot zijt gij ! Maria houdt u in hare armen, en toch zijt gij grooter dan het heelal, machtiger dan alle koningen, wijzer dan alle leeraren! Gij bezit niets, en toch zijt gij rijker dan de rijkste vorsten. Ach, dat ik toch begrijpen moge, wat het zeggen wil uw kleine dienaar te zijn; zich voor u vernederen, is zich ten hemel verheffen ; hij die u alles geeft, geeft niets dan een weinig slijk, en ontvangt daarvoor in ruil. God zelf en het eeuwige leven ; U dienen, o Jesus, is heerschen.
VI.
De opoffering van het Kind Jesus in den tempel.
Toen het Goddelijk Kind acht dagen na zijne geboorte volgens de wet van Mozes besneden werd, ontving het van Maria en Jozef, den ge-heimzinnigen naam, Jesus. J e s u s beteekent in hel hebreeuwsch Verlosser. Christus beteekent gezalfde, Koning, Hoogepriester. En is onze Heer dit niet voor ons ? Hij is Gods hoogepriester te midden der schepselen, de opperste Vorst van menschen en engelen ; de Heilige Gods, de Heilige by uitnemendheid, door den H. Geest gezalfd en gewijd, die geheel en al in Hem
24
rust. Hoe onbeschrijflijk groot was dus het geluk van Maria, de moeder van zulk een Zoon !
Maria en Jozef wisten dat de Zoon Gods zich bij zijne menschwording in niets van de andere menschen wilde onderscheiden, en dat hij, om de menschen een voorbeeld van deugd en ootmoed te geven, zelf in alle punten aan de wet van Mo-zes wilde gehoorzamen. Ofschoon hij degene was die vroeger deze wet aan zijn trouwen dienaar Mozes voorgeschreven had, onderwierp hij zich als het geringste kind aan de voorschriften dier wet. Wie zou nu nog ongehoorzaam durven zijn ?
De wet nu, vorderde dat de pasgeboren kinderen op den veertigsten dag na hunne geboorte door hunne moeders in den tempel gebracht en aan den Heer toegewijd werden. De H. Maagd en de H. Jozef brachten het Kindje Jesus dus naaiden tempel van Jerusalem, alwaar de priester onbewust, den Zoon Gods aan zijn Hemelschen Vader opdroeg. Onderwijl trad een heilige grijsaard, met name Siméon op het Kind toe. God had hem beloofd dat hij nog voor zijn afsterven den Verlosser zou aanschouwenden door den H. Geest voorgelicht, herkende Siméon aanstonds Jesus, als de Zoon Gods, nam hem in zijne armen, aanbad Hem ootmoedig, en riep vervolgens vol vervoering uit ; Heer, laat nu uw dienaar in vrede sterven, want volgens uwe belofte, hebben mijne oogen
dei all lie vo vo w hlt;
25
ik jden Verlosser aanschouwd, die gezonden is om Me menschen te verlossen; den Verlosser die het ih jlicht der wereld en de heerlijkheid van Israël, zijn re Ivolk is. Maria en Jozef hoorden deze woorden vol bewondering aan, en Maria bewaarde en overwoog in haar hart, alles wat betrekking had op haar kind.
Siméon, die van Maria noch Jozef iets af wist, sr zegende hen ook, waarna zij naar Bethlehem terugkeerden om daar de verdere bevelen van God af te wachten. Alleen, vooraleer zij naar Nazareth teruggingen , moest de arme kleine Jesus nog veel weenen en lijden; vervolging, bloed en tranen, moesten zoowel zijne geboorte als zijn sterven vergezellen, want Jesus was niet alleen God en mensch, hij was ook een slachtoffer ; en als slachtoffer moest de Zoon Gods lijden en weenen ; gefolterd worden door God en de menschen .... De eerste vervolger van Jesus, was degoddelooze Herodes, want onze Heer heeft geen wreeder vervolgers, dan de slechte vorsten.
VII.
Het Kind Jesus en de H. onschuldige kinderen. Toen na lang wachten, de Wijzen nog altijd
26
niet voor Herodes verschenen, begreep hij dat ei van hen niets meer te vernemen zou zijn, omtrent het geheimzinnige kind. Hij besloot dus zijne woede bot te vieren, en zonder uitstel al de kinderen van Bethlehem en omstreken, die onder de twee jaren waren, te laten dooden. Op deze wijze zou dan de pasgeboren koning wel met de andere kleine kinderen omkomen.
Nadat Bethlehem alzoo door een kordon soldaten ingesloten was, om het ontvluchten te beletten, drongen de woeste soldaten alle woningen binnen, en doodden zonder genade alle kleine kindertjes, rijk en arm zonder onderscheid. Weldra was er nu geen enkel klein kindje meer in de gansche streek, en men hoorde niets anders dan het kermen der arme moeders, die radeloos en vol vertwijfeling rondliepen. Misschien was hun ongeluk, wel eene kastijding voor de hardvochtige bejegening van Maria en Jozef, die op kerstnacht overal in Bethlehem werden afgewezen. En toch ontsnapte juist het eenige kind, dat door Herodes ter dood veroordeeld was, want in den vorigen nacht had een Engel tot Jozef gesproken: »Sta op, neem het kind en zijne moeder, verlaat Bethlehem, vlucht naar Egypte en blijf daar, tot dat ik u kom waarschuwen.quot; Zonder aarzelen stond de gehoorzame Jozef op, nam de H. Maagd en haar Goddelijk Kind, plaatste beiden volgens de
3V(
:lo( |Hi da be
jverlevering op een ezel, en toog op weg, geleid loor de Voorzienigheid van den Hemelschen Vader. jne|Hij was reeds verre van Refhlehern, toen de sol-\'quot;\'jflaten van Herodes hun beulswerk in de slad c\'ei begonnen.
De H. Kerk heeft den naam van onschuldige kinderen aan deze eerste martelaren verleend. Martelaar beteekent bloedgetuige, en de onschuldige kinderen van Bethlehem, voor Jesus en in plaats van Jesus, door do handlangers van Herodes gedood, waren de eerste getuigen van Jesus koningschap op aarde. Zij worden in hun eigen bloed gedoopt, en al dit onschuldige bloed werd vergoten, omdat een b oze koning, Jesus niet als koning huldigen wilde. Later zouden nog ontelbare martelaren hun bloed vergieten, omdat boosaardige vorsten, de heerschappij van Jesus Christus op aarde niet dulden wilden.
Gegroet, eerste bloesems van het martelaarschap, gegroet heilige onschuldigen, kleine bloedgetuigen van het Kind Jesus! Gegroet hfdf ontloken en reeds met purper gekleurde rozen I Alle kleine kindertjes van Bethlehem, patronen van alle Christenkinderen, bidt voor ons opdat wij even als gij, getuigenis mogen afleggen van onzen Zaligmaker. Deze getuigenis zal bestaan in een vroom, onschuldig leven en in eene groote
er )m-
28
liefde tof het Kindje Jesus, tot de Allerh. Maagd en de H. Kerk.
De H. Familie bleef bijna drie jaren in Egypte en toen de Engel Gods opnieuw tot Jozef gezonden werd, sloeg deze weder met Jesus en Maria den weg naar Judea in, maar uit vreeze voor nieuwe vervolgingen, vestigde de H. Familie zich te Nazareth in Galilea.
VIII.
Nog heden vindt men in de prachtige kerk van 0. L. Vrouwe van Lorette in Italië, de muren der nederige woning, welke eenmaal aan de H. Familie tot woning verstrekte. Toen Palestina in handen der Turken gevallen was, werd deze kostbare reliek op wonderdadige wijze door de Engelen overgebracht. De pelgrims hadden zich steeds beijverd om deze gezegende muren te vereeren en met kussen te bedekken. Inderdaad, het was in deze kleine woning dat het Goddelijk Kind opgroeide en zich door stilzwijgen en gebed voorbereidde om de boodschap des heils te gaan prediken, en ons door zijnen dood te verlossen. Het korte woord dat het H. Evangelie over zijne kinderjaren zegt, bevat alles in zich: Hij keerde
29
naar Nazareth terug met Jozef en Maria, en was hun onderdanig.
De gehoorzaamheid, de volmaakte, volhardende, algeheele gehoorzaamheid, ziedaar de voornaamste bezigheid van het Kindje Jesus, in het nederige huisje van Nazareth. Door deze allerzoetste onderwerping, herstelde Jesus het verzet tegen God, dat in iedere zonde opgesloten ligt. Immers, eene zonde is een verzet tegen Gods H. wil. Nietwaar, dierbaar kind, nu zult ge toch wel niet meer willen zondigen? Zie, alle Christenkinderen zijn de kleine leerlingen van Jesus te Nazareth. Hij leert hen vooral, dat zij in den persoon van vader en moeder aan God moeten gehoorzamen, want de ouders leeren hen wat goed is en wal kwaad; voorts moeten zij leeren bidden, werken en vooral leeren zwijgen; de vreugde hunner ouders uitmakend, moeten zij ziclf door heilige kinderjaren tot een heilig leven voorbereiden en in alles trachten te gelijken op hun goddelijk voorbeeld, cp den allerheiligsten en allerzoetsten Jesus. En nu lief kind, kom met mij mede en laat ons te zamen de heilige woning van Nazareth of de grot van Bethlehem bezoeken; zijt ge arm, kniel daar dan neder met de herders; rijk, dan met de H. Driekoningen en laat ons aandachtig het kindje Jesus aanschouwen, dat de H. Maagd zijne moeder ons voorhoudt....
30
Ziet ge wel hoe dat lieve, vriendelijke gezichtje zich tot u neigt? Ziet ge hoe de Goddelijke Zaligmaker u schijnt toe fe lachen, hoe zijn H. mond uw naam schijnt te willen stamelen? Ziet ge wel hoe die mollige handjes zich zegenend tot ii uitstrekken? Vergeet niet dat dit arme, kleine kindje, zoo nietig en zwak in schijn, in waarheid de groote, eeuwige, almachtige, oneindige God is, die hemel en aarde geschapen heeft, regeert en bestuurt; zonder wien de wereld niet zou bestaan terwijl alles wat bestaat, slechts om zijnentwille bestaat!
Het Kindje Jesus is het middelpunt van de werken Gods; alles komt van Jesus en keert tot hem terug; de Engelen en de menschen, de dieren en de planten, aarde, lucht, licht en water, de sterren en de hemellichamen, alle schepselen behoo-ren Jezus, Hehooren aan dat kleine kindje toe; hij is hun God en hun Schepper; hij is hun Heer en eenige Meester en wanneer wij ons van het. schepsel bedienen, om hem te beleedigen, begaan wij eene groote zonde.
Jesus, hef Goddelijk Kind, is de menschgewor-den Zoon Gods, de tweede persoon der H. Drievuldigheid, in alles gelijk aan den Vader en den H. Geest; Jesus is de, met zie! en lichaam om-kleede God, die ons op deze wijze verschijnt en zich tot on^ aflaat, opdat wij hem meer beminnen on
31
beter dienen zouden. Jesus is de goede, oneindig goede God, die een aan ons leven, gelijkvormig leven heeft aangenomen, om ons door zijne genade een zeer heilig, een goddelijk leven mede te deelen, een eeuwig leven, gelijkvormig aan het zijne.
Nu ga ik u iets \'zeggen, lieve kleine, dat voor uw jeugdig verstand nog wel wat moeielijk te vatten is; daarom doe goed u best en luister eens heel oplettend. Er zijn in Jesus twee naturen en een é é n i g e p e\'r soon; d. w. z. in Jesus is de Godheid en de Menschheid besloten, beide verscheiden, maar vereenigd in één persoon, en die persoon is Jesus, waarachtig God. en waarachtig mensch; waarachtig Zoon van God en waarachtig Zoon van de H. Maagd; Jesus de persoon van den eeniggeboren Zoon Gods.
In Jesus, zijn lichaam en ziel niet verschillend van den persoon van Gods Zoon. De Zoon Gods vereenigt zich eenvoudig met dit lichaam en deze ziel, maar maakt daardoor niet twee verschillende personen uit. En het is juist, omdat er in Jesus alleen de Goddelijke Persoon van den Zoon Gods is, dat de H. Maagd die de waarachtige moeder van dien Goddelijken Persoon is, ook de waarachtige moeder van God is.
De H. Menschheid van het kind Jesus, moet. worden aangebeden, omdat, zij met de Godheid
32
vereenigd, slechts een éénigen en ondeelbaren .Tesus uitmaakt, en deze Jesus den aanbiddens-waardigen God is. De Godheid doordringt dermate de ziel en het. lichaam van Jesus Christus, dat zij één met hen wordt en dat niets hen kan scheiden.
Ik zon u nog veel schoons kunnen zeggen, lieve kleine, over dit groote geheim der Godheid en Menschheid van het Kind Jesus, maar dat zoudt ge nu nog niet kunnen begrijpen. Het is voldoende, dat gij van nu af aan het Goddelijk Kindje Jesus, uw Heer en uw God van ganscher harte aanbidt en bemint.
Er zijn zooveel booze menschen, die hem niet aanbidden, hem niet beminnen, ja hem zelfs lasteren en bespotten; ach, bid toch veel voor die ongelukkigen, want zij zijn diep te beklagen ; zij weten niet dat zij, door het Goddelijk Kind te verstooten, hun Heer ea Meester, hun eeuwigen, waarachtigen God van zich afstooten.
IX.
De aanbidding van hei Goddelijk Kind Jesus.
Het goddelijke Kind is dus de eenige God, de eeuwige, almachtige God, die aangebeden moet
33
worden; dit staat buiten twijfel, en hij die het goddelijk Kind niet wil aanbidden, zal verloren gaan.
Maar let nu goed op; Jesus is waarachtig God, wel is waar, maar ook tegelijk waarachtig raensch, en als mensch heeft hij eene ziel gelijk aan de onze. Vandaar dat het Kind Jesus op zijne beurt. God zijn Vader aanbidt en hem onvergelijkelijke eerbewijzingen betoont, in naam der geheele Schepping.
Ge moet dit goed begrijpen mijn kind, want hierin ligt het \'geheele geheim van den christe-lijken godsdienst besloten. Jesus aanbidt God op de allervolmaaktste wijze, en om God goed te aanbidden, moet ge u met uwen Jesus vereenigen, en met hem, door hem, en in hem. God aanbidden. Niemand kan tot God doordringen, dan door Jesus Christus, zooals hij dit zelf in zijn h. Evangelie verkondigt; »Niemand kan ^tot den Vader komen, dan door mij.quot;
De godsdienst is de allerzoetste band, waardoor God met den mensch, en de mensch met God vereenigd wordt; en Onze Heer Jesus Christus laat in zijne hoedanigheid als Godmensch, God tot den mensch nederdalen, om zoodoende den mensch tot God te kunnen verheffen.
Juist opdat de genade Gods door hem op alle menschen nederdale, en opdat de aanbiddingen
34
en de gebeden van alle menschen, de kracht bezitten zouden, om tot Gods majesteit op te stijgen, juist daarom aanbidt Jesus, God zijn Vader, en plaatst hij zich aan het hoofd van alle menschen. Begrijpt ge dit goed? Zie, het Kind Jesus, is als de deur des hemels, waardoor God treedt om in ons midden neder te dalen, en waardoor wij treden, om in den hemel te komen en God eeuwig te bezitten. Wij moeten God dus aanbidden, in ver-eeniging met den aanbiddenden Jesus. Wij moeten ook bidden, zooals de aanbiddende Jesus; d. w. z. met grooten eerbied voor Gods majesteit, met eene zeer groote liefde voor zijne oneindige goedheid, met eene volmaakte onderwerping aan zijn h. Wil, met groote vreugde en grooten eenvoud, als ware ootmoedige kinderen voor het oog van den hemel-
schen Vader.
Wij moeten God bidden en aanbidden in Jesus, d. w. z. wij moeten den goeden God altijd zoeken in zijn eenigen Zoon, Jesus Christus, omdat hij daar en daar alléén te vinden is. Inderdaad, ofschoon Jesus, de tweede persoon der h. Drievuldigheid, en niet de eerste, noch de derde persoon is, zijn toch de Vader en de h. Geest, zoo\' danig in hem vereenigd, dat zij in hem als in een volmaakten tempel verblijven. Hij die het Kind Jesus ziet, ziet den hemelschen Vader; hij, die het Kind Jesus bemint, bemint God zijn Vader
35
hij die naar het Kind Jesus hoort en het ontvangt, hoort en ontvangt den h. Geest, welke de Geest van Jesus is. Daarom, dierbare kleine, ga alleen tot Jesus, om in hem uw God te zoeken, uw God te aanbidden, te huldigen, om door hem aan uwe godsdienstplichten te voldoen; God wil dat g\'y door dien weg tot hem komt, en indien ge dien weg weigert, zult gij nimmer, noch in dit, noch in het andere leven tot God geraken. Ik ben de weg, zegt Jesus, in zijn h. Evangelie, en indien iemand door mij gaat, hij zal gered worden.quot;
Allerzoetst Kindje Jesus, ik aanbid u dus van ganscher harte als mijn God, en kom tevens van u leeren hoe ik bidden en aanbidden moet. Ik vereenig mijn hart met het uwe, mijne ziel met de uwe; ik vereenig mij met uwe aanbiddelijke rnenschheid, om aan mijn hemelschen Vader, die ook de uwe is, eene waardige hulde te bewijzen. Allerh. Kindje Jesus, ik smeek u, voldoe aan datgene wat mij ontbreekt. In u alleen, vindt de eeuwige God zijn welbehagen : offer hem dus zelf, mijne arme, koude, zwakke en zoo dikwijls verstrooide gebeden op ! In de kribbe, kende Jesus geen andere bezigheid, dan de volmaakte aanbidding van zijn hemelschen Vader, en daar het een God was die aldus aanbad, had deze hulde eene oneindige waarde, was zij Gods oneindige majesteit en grootheid waardig. Het gebed van
36
het Kindje Jesus was den driewerf heiligen God wien hemel en aarde niet kunnen bevatten, waardig. De h. Maagd, de h. Josef en alle engelen des hemels vereenigden zich zoo goed mogelijk met zijn gebed. Laat ons hun voorbeeld volgen.
X.
Het Goddelijk Kind als Slachtoffer en Verlosser.
Het kleine Kindje Jesus, is niet alleen de menschgeworden, eeuwige Zoon Gods; hij is ook bovendien de Verlosser en het slachtoffer van den zondaar.
De zonde is de dood der ziel, want de ziel leeft door hare vereeniging met God, en de zonde scheidt de ziel van God. Door te zondigen waren wij dus allen ter dood veroordeeld, en voor eeuwig verloren, zoo de oneindig ontfermende God zich niet verwaardigd had, ons zijn zoon Jesus te zenden, opdat deze voor al onze zonden zou voldoen en daardoor onze Verlosser en ons slachtofïer worden zou.
Gehoorzaam aan den wil zijns hemelschen Vaders, en zijne barmhartige oogmerken deelend,. heeft Gods Zoon door zijne menschwording vrijwillig al onze zonden op zich genomen, en zich aldus voor het aanschijn des Vaders gesteld. Van af
37
t
dit oogenblik was hij als het ware, het algemeene slachtoffer der zonde, de groote Boeteling voor het geheele menschdom, het onschuldige Lam, dat de geheele kudde zou redden, door zich in naam en in plaats van al de anderen op te offeren. O grenzenlooze barmhartigheid! 6 onpeilbare liefde! Daarom ook werd, van af het oogenblik zijner geboorte, het Kindje Jesus, door zijn hemelschen Vader met de gestrengheid behandeld welke wij verdiend hadden. Hij verdiende deze gestrengheid niet want hij was de allerh. Zoon van God, maar hij had die schuld op zich genomen, om ons vrij te koopen. Zoo offerde de onschuldige zich dan op voor de schuldigen, want hij wilde die schuldigen tot iederen prijs redden en beminde ze meer dan zich zeiven! Och, laat ons toch aan Jesus onzen Verlosser, liefde voor liefde wedergeven! Laat ons zijne tranen en smarten, zijne vernederingen en pijnen, zijn dood en H. lijden vereeren en lief hebben, want zij zijn de bewijzen zijner onmetelijke liefde, zij zijn onzen losprijs geweest.
Had onze allerzoetste Verlosser, de boetedoening onzer zonden niet op zich. genomen, dan zou hij aan ons verschenen zijn, als een Koning vol heerlijkheid, geheel stralend in hei licht zijner Godheid, bewonderenswaardig en schitterend, grenzenloos in zijne macht. Dan ware hij op het oogenblik zijner menschwording geweest, wat hij eens
38
zijn zal op het einde der wereld, wanneer hij in de. heerlijkheid zijns Vaders weder op aarde zal nederdalen, en door zijne engelen omringd, oordeelen zal over levenden en dooden, d. w. z over de uitverkorenen en de verdoemden. Doch nu heeft Jesus, om ons te verlossen, zich van de stralen zijner Godheid ontbloot, en heeft hij de gewaden zijner heerlijkheid afgelegd. Als een boeteling is hij onder de menschen verschenen, als een schuldige, die door de goddelijke gerechtigheid getuchtigd werd; wij hebben hem arm en van alles ontbloot, ^vernietigd en aan den arbeid onderworpen gezien, weenend en smeekend. Wij hebben hem verraden en in doodstrijd, -vervolgd, bespuwd, geslagen en bespot, gegeeseld en ter dood veroordeeld gezien. Hij is gekruisigd en in het graf gelegd, en dat alles uit liefde tot ons arme, onwaardige zondaars ; zoo onwaardig zelfs, dat velen onder ons, hun leven lang dien Verlosser vergeten, dit \'allerh. Slachtoffer vloeken en hem toeroe pen: Wij willen u niet dienen! wij willen niets van u weten!
En gij lieve kleine, wat zult gij doen? Zult ge ook ondankbaar zijn, zult ge ook Dengene ontvluchten, die om u te redden, uit den hemel is nedergedaald en uit liefde tot u, zoo onuitsprekelijk veel heeft geleden? Ach, troost Jesus veeleer, door de vurigheid uwer liefde; bemin
39
hem uit de diepste diepte uwer ziel, en wanneer ge den H. Naam van Jesus uitspreekt, vergeet dan niet, dat Jesus wil zeggen Verlosser, en dat ge aan het Kind Jesus, uw Verlosser, het leven uwer ziel, het geluk naar tijd en eeuwigheid te danken hebt.
Wee den ondankbaren! En de H. Apostel Pau-lus zegt: Indien iemand onder u lieden onzen Heer Jesus Christus niet bemint, adat hij vervloekt zij!quot;
XI.
De armoede van het Kindje Jesus.
Ook de armoede is eene straf der zonde. Onze eerste vader Adam, was heer der wereld. God sprak tot hem: Ik geef u de aarde met alles wat zij bevat, en gij zult over haar heerschen en over alle planten en gewassen en over alle vogelen des hemels en over alle visschen der zee, en over alle dieren. Door zijne zonde nu, heeft Adam zijn koningschap verloren en zijn rijkdom is in de diepste armoede veranderd.
Om de zonde dus af te boeten, is Jesus ook arm moeten worden, eene vrijwillige armoede, eene armoede uit ontferming en liefde; hij is arm geworden, ten einde aan allen die in hem geloo-
40
ven en hem beminnen, het eeuwige koningrijken de hemelsche kroon terug te schenken.
Hij heeft alle ontberingen en vernederingen, alle gestrengheden der uiterste armoede op zich genomen; hij heeft gewild, dat zijne moeder en zijn voedstervader, ofschoon uit Koninklijken bloede gesproten in armoede hun leven zouden slijten. Hij heeft willen geboren worden in eene ellendige grot, blootgesteld aan de snerpendste koude en slechts verwarmd door den adem van een paar redelooze dieren; de windsels waarin hij bij zijne geboorte gewikkeld werd en die nog te Rome met eerbied bewaard worden, zijn zoo grof, zoo hard, dat de armste kinderen er nog betere hebben. Zijne eerste rustplaats was een ruwe steenen voederbak en een ellendige ruif, zoo ellendig en vermolmd, dat hij aan niemand toebehoorde, en daar voor het algemeen gebruik als een geheel waardeloos voorwerp was blijven staan! Ziedaar dus de intrede van Jesus in de wereld; armoede, ontbering, al-
geheele verlatenheid...........
Zijne armoede te Nazareth, deed niet onder voor de armoede der kribbe. Josef en Maria moesten van het werk hunner handen leven, zonder ooit het minste te bezitten, want wat er zelfs van het dagelijksche, zoo schrale maal overschoot werd nog dienzelfden dag onder de armen verdeeld. Zoodra zijne krachten het veroorloofden
41
heeft Jesus zelf ook willen arbeiden als de armstequot; handwerksman, heef hij zijne goddelijke handen tot het ruwste werk gebruikt. Zoo was zijn gansche leven eene waardige voorbereiding tot de allergrootste ellende, waarin hij dat leven heeft willen eindigen, toen hij geheel naakt en van alles beroofd op het kruis stierf!.........
Kind der armen, verblijd u, want God is aan u gelijk geworden, hij is tot in uwe diepste ellende nedergedaald, hij heef), al uwe angsten en harde ontberingen willen deelen en zoo ge hem bemint, dan bereidt hij u een koninkrijk in zijn heerlijk Paradijs, dan zal hij u zijne oneindige schatten en zijne glorie mededeelen.
Kind van den rijke, in weelde opgevoed en gekoesterd, hecht u niet aan die rijkdommen, want het zyn de schijngoederen welke Jesus veracht heeft en die dikwijls beletten, dat men de eeuwige rijkdommen en het eeuwige, eenig ware goed, bemint. Wees toch op uwe hoede, ge moet u daarvan onthechten, tenminste hart en geest daarvan onthecht houden, want wie het geld lief heeft, heeft de armoede niet lief, de armoede van Jesus, en nooit zult gij in zijne heerlijkheid binnen treden.
Bemin daarom al wat arm is, lieve kleine, heb de armoede, heb de armen van uwen Jesus lief. Onthecht u van alles, om u alleen aan Jesus te hechten, die
42
het hoogste goed van hemel en aarde is. Even als het Jesus kindje uit liefde tot God, zijn Vader, zich van alles onthechtte, moet ge u ook «it liefde tot Jesus Christus van alles onthechten. Bemin alleen wat hij bemint, acht alleen wat door hem geacht wordt, en beschouw u zeiven altijd als de rijkste der rijken, wanneer het goddelijk Kindje Jesus, door de genade in uw hart woont.
XII.
De onschuld van het Kindje Jesus.
Zonder smet, zonder zonde zijn, dat is het, wat men onder het woord onschuld, verstaat. Een kind dat geheel en al rein en goed is, is onschul dig. Het goddelijk kind Jesus, was de onschuld zelve, even als God de goedheid zelve is. Jesus was de vleesch geworden onschuld, de onschuld onder de gedaante van een klein kindje.
Nooit zal iemand ter wereld, de haat van Jesus jegens de minste smet of zonde kunnen bègrijpen Jesus stool de ondeugd af, zooals het licht de duisternis afstoot, zooals het vuur de koude ver drijft. Reeds in de kribbe was zijn hart hel heiligdom der reinheid en de goddelijke bron waaruit de menschen de vergeving hunner zon den en de reinheid van geweten kunnen putten
43
In Jesus vinden wij die, door Adam en Eva verloren onschuld, terug.
Dit alleronschuldigst Kindje Jesus, wil uitsluitend door zuivere en onschuldige harten omringd worden. De H. Maagd was geheel schoon in hare schitterende onschuld; er was zelfs niet de minste smet, niet de kleinste dagelijksche zonde in haar; en in zooverre een schepsel waardig zijn kan om de moeder van God te worden, was de allerh. Maagd waardig om die moeder te zijn. Ook Jozef was hoogst heilig en de zonde was hem vreemd. De herders en de Wijzen uit het Oosten bezaten, wel is waar, deze volmaakte reinheid van geweten niet, maar het waren toch oprechte, vrome, rechtschapen zielen, die de deugd en de waarheid beminden, die de uitspraken dei-genade zonder aarzelen volgden.
Om dus tot de naaste omgeving van het allerh. Kind toegelaten te worden, om vertrouwelijk met den kleinen en toch allerhoogsten Koning van Bethlehem\'s kribbe om te mogen gaan, moeten wij ook de sneeuwwitte onschuldige livrei van dien Koning dragen. - »Of wel in het reine kleed der onschuld, of wel in het witgewasschen kleed der boete ! Weg met de onreinen! hunne heiligschen-nende handen mogen het goddelijk Kind niet aanraken. En toch is Jesus goed en barmhartig; zie slechts toe, lieve kleine, hoe hij alle zondaars, alle door
zonde bezoedelde zielen tot zich roept, en als zij berouwvol op deze roepstem toesnellen, reinigt hij deze ongelukkigen gansch en al, zoodat zij van boosaardig, goed; van onrein, zeer rein worden en zich weer bij de wijzen en herders, bij Maria en Josef mogen voegen. Arm kind, hoe jong ook hebt ge toch al gezondigd, wie weet hoeveel smetten al op uwe kinderziel kleven ! misschien hebt ge zelfs al het helderwitte kleed der onschuld bij uw doopsel ontvangen, verloren.... Kom nader arme kleine, en vrees niet; daar ligt uw Koning, en tevens ook uw allerzoetste Verlosser in de kribbe ,. werp u neder aan zijne voeten, en zeg hem »Mijn God, ik heb gezondigd, ik heb al veel kwaad gedaan .... Vergeef mij ! reinig mij ; geef mij de onschuld des doopsels weder, opdat ik niet uit uwe tegenwoordigheid verdreven worde, en gi) uw aanbiddelijk gelaat niet van mij behoeft af te wenden. Van af dit oogenblik, dierbare Meester wil ik uwe zoete liefde niet meer kwetsen. Nooit zal ik uwe genade meer verliezen, maar integen deel mijn best doen, om door een onschuldig en rein leven, onder uwe leerlingen en vrienden hier op aarde geteld te mogen worden, en u eens in den hemel eeuwig te aanschouwen.
45
XIII.
De ootmoed van het Kindje Jesus.
Tijdens zijne prediking hier op aarde, besloot fesus eens zijne rede met de volgende woorden: »Komt tot mij, gij allen, die belast en beladen i\'yt en ik zal u vei kwikken. Neemt mijn juk )p, want mijn juk is zoet en mijn last is licht; Leert van mij dat ik ootmoedig en zachtmoedig tan harte ben, en gij zult de rust uwer zielen ïindenquot;.
Deze zoete woorden roept hij ons reeds van uit de irme kribbe toe, en zonder iets te zeggen, leert lij ons op de welsprekendste wijze wat wij doen moeten, om gelukkig te zijn.
Dat middel is zoo eenvoudig en toch, bijna niemand begrijpt het. Om bovennatuurlijk, om onuitsprekelijk gelukkig te zijn, behoeft men slechts door het geloof en het gebed tot Jesus te gaan, en door onschuld, liefde en getrouwheid bij hem te verblijven, behoeft men slechts van hem de sachtmoedigheid en nederigheid des harten te lee-Iren, en zoo veel mogelijk daardoor aan hem gelijkvormig te worden. Daar, maar ook slechts daamp;r al-|leen, zullen wij den vrede der ziel en het ware geluk vinden. En waartoe den vrede te zoeken, waar
46
hij niet te vinden is ? Als uwe moeder tehuis is, is, zoudt ge haar dan wel op straat kunnen vinden 1 m Zoo ook is het met het geluk gesteld; ge zult het ar vinden, daar waar het te vinden is, d. w. z. in de Jesus Christus, in het hart van Jesus, in de zacht- ^ moedigheid, in de nederigheid van Jesus. te
Wees zachtmoedig zooals Jesus en met Jesus, bi verdraag met geduld de kleine kruisjes van het da- vj gelijksche leven, de kleine ontberingen en pijnen rr van het lichaam, het onaangename humeur van u anderen, de onwillige woorden die een kind soms di toegestuurd worden; kortom alles wat u boos of s( ongeduldig zou kunnen maken. Wees zachtmoedig u in taal en manieren, zacht in uwe handelingen, zacht met iedereen, maar vooral zacht en vrien- 1 delijk met de boozen. Dan zult ge een waarachtig 1 afbeeldsel en een trouwe leerling van het Eindje i Jesus zijn. Zie hoe lieftallig hij daar in zijn krib- t betje nederligt; ieder die de heilige grot binnentreedt zoo zoet toelachend, vrede en vreugde rondom zich verspreidend. Hij vergeeft den bewoners van Bethlehem hun snood gedrag; in plaats van den boozen Herodes te doen sterven, vlucht hij, en zoo hij weent, dan zijn het slechts tranen van liefde en medelijden voor de zondaars. Wees ootmoedig zoo als het Kindje Jesus — ootmoedig niet alleen in schijn, maar van ganscher harte. Vergeet niet dat al het goede wat in u
47
is, van God komt, God toebehoort en tot God moet wederkeeren! Als ge iets goeds verricht en anderen u achten en prijzen geef dan aan God de eer, want alles wat ge zijt, zijt ge door God. Wat ge uit u zeiven hebt en tot u zeiven moet terug brengen, arme kleine, dat zijn uwe gebreken, dat zijn uwe zonden. Deze komen niet van God, maar van uwe booze natuur. Daarom moet ge u vernederen, ja, diep vernederen over uwe fouten en zonden. Ze zijn misschien grooter dan ge wel denkt, en menig kameraadje dat misschien minder genade van God ontving en door u veracht wordt, is grooter in Gods oog dan gij.
Wees _ ook nederig en zachtmoedig lief kind; haat en veracht de zonde, zooals Jesus de zonde haatte, maar veracht nooit den zondaar. Verneder u veelmeer in het besef uwer eigen zonden. Let meer op uwe feilen dan op die van anderen, en het zal u niet moeilijk vallen, om nederig van harte te zijn.
O mijn Zaligmaker, ik wil naar uw voorbeeld zachtmoedig en nederig van harte worden, om u toe te behooren en uwe liefde minder onwaardig te zijn. Geef mij smeek ik u, uwe zachtmoedigheid en ootmoed; verander mij geheel en al, want ik ben noch nederig, noch zachtmoedig; mijn arm r zwak hart, ontsteekt zoo licht in drift. Maak het i gelijkvormig aan het uwe, opdat het altijd zacht.
48
moedig, geduldig en nederig zij. Mijn hart is zoo geneigd tot hoogmoed, eigenliefde en ij delheid: maak het nederig en ootmoedig !
De gehoorzaamheid van het Kindje Jesus.
Ootmoedige zachtaardige harten, zijn zoo gemakkelijk gehoorzaam. De gehoorzaamheid is een reukwerk, uit de welriekende kruiden der nederigheid en zachtaardigheid samengesteld.
Het goddelijk Kind Jesus was zoo volmaakt gehoorzaam, dat hij geen anderen wil scheen te hebben dan den wil van zijn Vader en dien van Maria en Josef. Ofschoon meester en heer over al het geschapene, gedroeg hij zich als een arme dienstknecht en was in alles onderworpen. Om in Bethlehem ter wereld te komen en zoodoende de voorspellingen van het oude testament te vervullen, onderwierp hij zich aan den hoogmoedigen wil van den romeinschen keizer. In zijne armzalige kribbe was hij volmaakt gehoorzaam aan den wil van zijn voedstervader. Hij laat zich door Maria opnemen en nederleggen, met windsels omhullen, op het stroo plaatsen: de herders en de Wijzen nemon hem herhaaldelijk op hunne armen; hij kent slechts een woord, en dat woord heet:
49
gehoorzaamheid. En gij mijn kind, zijt ge onderworpen, gewillig en gehoorzaam in alles ? Gehoorzaamt gij zonder aarzelen aan de wet van God ? quot;Weet, dat iedere zonde, eene ongehoorzaamheid is : Zijt ge in alle nederigheid onderworpen aan uwe ouders en meesters, aan allen die het recht hebben, u te bevelen? En gehoorzaamt ge bovendien met vreugde, met hart en ziel ? want men moet christelijk , volmaakt gehoorzamen. Gehoorzaamt ge in den geest des ge-loofs, omdat het Gods wil is, of wel alleen uit gewoonte of uit een zachte inborst? Zoekt ge zelfs, om al spelende met uwe kameraadjes eerder hun wil dan den uwe te doen, hen zooveel mogelijk toe te geven?
Kom, kniel neder bij de Kribbe van het goddelijk Kind, en vraag u dit eens ernstig af. Vraag het u af in de tegenwoordigheid van dit groote voorbeeld van gehoorzaamheid en onderwerping.
XV.
Het goddelijk Kind Jesus in het allerh. Sa\'sra-ment des altaars.
Door het allerh. Sakrament des altaars is Jesus altijd wezenlijk en waarachtig met ziel en
lichaam in ons midden. De Kerk is het onme- Ei lelijke Bethlehem waar de Koning des hemels, zi: onder eene nederige gedaante verborgen, door de E Engelen en de trouwe Christenen, aangebeden, hi erkend, bemind en gediend wordt. Het hebreeuw- v( sche woord Bethlehem beteekent, huis des h broods. De Kerk na, is dit huis, dat uit v; levende steenen gevormd is, en de steenen zijn op aarde, de christenen ; in den hemel, de heili- zi gen en de Engelen. Het brood is onze Heer e: Jesus Christus. die niet alleen het brood dei-engelen, het eeuwige voedsel der uitverkorenen e is, maar ook hier beneden ons geestelijk en god- h delijk voedsel is in de Eucharistie. e
Inderdaad, de Eucharistie is de, onder de ge- h daante van brood en wijn verborgen en omsluierde Jesus; is Jesus in alle toestanden, waarin hij ter wille onzer verlossing heeft willen gebracht worden, is dus ook Jesus in het geheim zijner H. Kindsch-heid.
Ja, het goddelijke kind Jesus, verblijft altijd in ons midden, en wanneer wij voor het allerh. Sakrament nederknielen, knielen wij voor de voeten van het kind Jesus, van denzelfden Godmensch die destijds in de nederige kribbe van Bethlehem lag. O benijdenswaardig, o onmetelijk geluk!
Wij aanbidden, wij zien en bezitten denzelfden God, die uit liefde tot ons zich in het geheim der
51
Eucharistie vernietigt, zooals hij zich in het geheim zijner menschwording vernietigd heeft. Door de Eucharistie zet onze Heer, door alle eeuwen heen, het geheim der menschwording en der Verlossing voort. En de katholieke priester, die Jesus op het altaar doet nederdalen, zet daardoor het werk van Maria voort.
Immers even als Maria, houdt hij Jesus in zijne geconsacreerde handen, biedt hij vol ijver en liefde Jesus aan de geloovigen aan.
De priester deelt aan de geloovigen, de woorden en onderrichtingen van Jesus mede; hij leert hen, hoe zij Jesus moeten dienen en aanbidden en zoo volmaakt mogelijk aanbidden; uit hunne handen, ontvangt hij de aalmoezen, tot den eere-dienst van Jesus bestemd, zooals weleer de H. Maagd en de H. Josef vol vreugde de nederige geschenken der herders en de rijke gaven van de drie Koningen ontvingen.
Hij deelt hen Jesus mede door de H. Communie, en daardoor worden zij de levende kribbe, waarin Jesus wil rusten; zij worden daardoor de zachte, , donzige kribbe, waarin Jesus veel beter rust dan op het harde koude stroo van Bethlehem\'s stal; zij worden de dierbare kribbe, welke Jesus zich van het begin der wereld af, heeft uitgèkozen, en welke door hem in alle eeuwigheid verheerlijkt zal worden.
cie-3ls, de
en, w-
52
Het licht, dat dag en nacht voor het allerh. Sakrament brandt, is de voortzetting der ster, ■welke aan de Wijzen verscheen, en boven de plaats waar het Kind rustte, stil stond. Dat lichtje is het zinnebeeld van het schitterende lichtgevende geloof, en van de altijd brandende liefde waarmede wij voor het dierbare Kind Jesus, bezield moeten zijn. Helaas! hoe ledig en verlaten zijn dikwijls onze kerken; ook in dit opzicht wordt het geheim van Bethlehem voortgezet, want onze steden en dorpen vloeien over van Betlehemieten, van koude onverschillige menschen, die voor alles
ijveren, behalve voor het Kind Jesus!..... En
toch is het voor hen, voor hen alleen voor hun heil en hun geluk dat Hij daar verwijlt!
Laat ons dan gaarne naar Bethlehem, d. w. z. naar de kerk gaan, lieve kleine, en dikwijls het goddelijke Kind, dat ons zoo eindeloos bemint, bezoeken. Dat onze tegenwoordigheid hem trooste, en doe zien, dat Hij niet geheel vruchteloos op aarde is nedergedaald! Yooral moeten wij hem dikwijls in de H. Communie ontvangen en daardoor het hart van het Kindje Jesus verblijden, dat zijne getrouwe dienaren zoo gaarne ziet hongeren en dorsten naar het allerh. Sakrament des altaars.
Verzoeken wij de lieve H, Maagd, om eene groote liefde tot haren Zoon, onzen Verlosser, en
53
vereenigen wij altijd onze gebeden met de aanbidding van die Moeder der schoone liefde, opdat zij des te meer kracht mogen hebben voor den verborgen God der kribbe en der Eucharistie.
XVI.
Hoe het Kindje Jesus in ons hart tegenwoordig is.
*
Jesus verblijft door de genade op veel volmaakter wijze in onze gedoopte ziel, dan in de grot van Bethlehem. Te Bethlehem verbleef hij slechts korten tijd, hoogstens twee of drie maanden, en toen werd hij reeds, door de woede van Herodes, tot vluchten gedwongen.
Iets anders is het met onze ziel. Door het H. doopsel wordt onze ziel zoo innig met hem vereenigd, dat hij haar nooit meer verlaat of wel zij moet het geloof afzweren, en zich daardoor geheel en al van hem losrukken. Door het H. Doopsel worden wij de ranken van den goddelijken Wijnstok, Jesus Christus: »Ik ben de wijnstok,quot; zoo spreekt Christus, »en gij zijt de ranken.quot; Aldus zijn wij met hem vereenigd en is hij innerlijk in onze ziel tegenwoordig, om de genade van den H. Geest in ons uit te storten, evenals de wijnstok zijne levend makende sappen, in de met hem vereenigde ranken stort, en daardoor bladeren en
54
druiven voortbrengt. Al onze christelijke werken nu, zijn de geestelijke druiven, waartoe Jesus, door zijne genade, de groeikracht in ons nederlag.
Lieve kleine Christen, wat zijt ge toch groot en schoon! Gij z\'yt Gods tempel, het levend tabernakel van Jesus Christus, van den Koning der engelen, van den Verlosser der wereld! Vergeet toch nimmer de groote waardigheid van uwe ziel en vftn uw lichaam. Hij die hemel en aarde niet kunnen bevatten vindt er zijn welbehagen in, om in u te wonen. Zoudt ge nu nog willen zondigen in zijne tegenwoordigheid ? Zoudt ge nu nog zijn tempel willen onteeren en zijn tabernakel bezoedelen ?
Mijn kind, aanbid altijd, den door de genade uw hart tegenwoordigen Jesus. Dit noemt men ingetogenheid, vereeniging met God. Hoe langer gij in zijn gezelschap verblijft, hoe beter voor u en voor hem. Hij wenscht en verlangt dat ge altijd aan hem denken zult, zooals hij aan u denkt. Voldoe aan zijn verlangen, door al uwe handelingen met en voor hem te verrichten, zooals hij alles voor u, met u en in u verricht, blijf hem trouw, en volg in de kribbe van uw hart het voorbeeld na dat de H. Maagd u bij de kribbe van Bethlehem gaf. Altijd was zij daar in liefde en aandacht verzonken, nooit verliet zij het Kindje Jesus, dat zij boven alles liefhad; vol vreugde leed zij met hem en
55
om zijnentwille. Nietwaar, dit wilt ge toch voortaan wel doen ?
Geloofd en geprezen zij dus ten allen tijde, in den hemel zoowel als in het allerh. Sakrament en in het binnenste onzer ziel, het goddelijk Kindje Jesus, onze Schepper, onze Heer en Meester, onze vreugde, onze hoop en onze zoete liefde! Geloofd en geprezen zij met hem op aarde, de H. Katholieke Kerk, welke ons dit onuitsprekelijk liefdegeheim mededeelt; geloofd en geprezen zij in den hemel de allerh. en onbevlekte Maagd Maria,quot; door wie Jesus aan de wereld geschonken is.
TWEEDE BOEK.
Over tie Godsvruclit en de Christelijke deugden.
Het Kindje Jesus dat in ons leeft, is de bron der ware godsvrucht.
Het allerh. Kind Jesus, onze Schepper, onze Heer en Zaligmaker, die in den hemel en in het allerh. Sakr. des Altaars tegenwoordig is, leeft en woont ook in onze ziel, door zijne genade.
»Ik ben in u,quot; zoo roept hij ons toe, sen gij zijt
in mij..... Verblijf in mij, en ik zal verblijven
in u. Die in mij verblijft, brengt overvloedige vruchten voort.
Hij is de wijnstok en wij zijn zijne ranken, en wij
57
leven slechts door deze vereeniging. Door de genade des doopsels zijn wij ook innerlijk met Jesus onzen hemelschen Koning vereenigd die door deze genade in onze ziel tegenwoordig is. Het is ongetwijfeld eene groote genade en eer voor ons, arme, ellendige schepsels, otn den goeden God aldus in ons te bezitten, om \'zijn levenden tempel, zijn dierbaar tabernakel, het ciborie te zijn waarin hij door zijne liefde wonen wil.
Door Jesus is het zwakste christen kindje groo-ter in Gods oog dan hemel en aarde, en zijne ziel is God dierbaarder dan het gansche heelal.
Even als de wijnstok, de levenskrachtige sappen in zijne ranken uitstort, stort ook, de in ons levende en tegenwoordige Jesus,\'den H. Geest in ons uit en wordt daardoor het leven onzer ziel. En even als wijnstok en ranken door dezelfde levenssappen leven, zoo leeft onze ziel, door den in haar uitgestorten H. Geest ook door het leven van Jesus, door het leven van God zelf. Dit leven nu is geheel heilig en volmaakt, en juist daarom moeten wij ook heilig en vroom zijn , ten einde in alles aan het Kindje Jesus, ons aanbiddelijk voorbeeld, gelijkvormig te worden.
De christelijke godsvrucht is niets anders, dan de zoo volmaakt mogelijke navolging van onzen Heer Jesus Christus, de vereeniging van geest, gedachten , begeerten , wil, ja van ons geheele
58
leven, met de gevoelens en geest van onzen Heer Jesus Christus.
Dit is een hoofdpunt, lieve kleine, en dit moet ge goed onthouden en begrijpen. De godsvrucht is niets anders dan uw leven in Jesus, is de nauwe vereeniging, door den H. Geest bewerkstelligd tusschen u en uw Zaligmaker. Jesus deelt u daardoor zijne kinderlijke liefde tot God, zijne broederlijke liefde en toewijding tot den naaste en alle andere deugden van zijn H. Hart mede. Met andere woorden : Jesus verandert u zoodanig door zijne genade, dat hij alleen in u leeft. Een christen, een godvruchtig kind, is in al zijne handelingen, in al zijne woorden, in iedere omstandigheid zijns levens een getrouw afbeeldsel van het Kind Jesus. Destijds sprak Jesus: Hij, die mij ziel, ziet mijn Vader. Een waarlijk vroom kind, moet eveneens kunnen zeggen; Hij, die mij ziet, ziet Jesus. Dit wil nu niet zeggen, dat wij daardoor een eenigen God met Jesus zijn, zooals Jesus een eenigen God met zijn Vader is, maar het wil alleen zeggen dat wij innerlijk met Jesus vereenigd zijn en dat Jesus in onze ziel leeft, in nabootsing van de, natuurlijk oneindig volmaakter vereeniging die tusschen hem en zijn Vader bestaat.
Als de H. Edmond van Canterbury nog zeer jong was, zonderde hij zich gaarne van zijne mak-
59
kers af, om op lange eenzame wandelingen des te beter aan God te kunnen denken en zich des te nauwer met onzen Heer te kunnen vereenigen. Eens dat hij daarom een prettig speeluurtje had opgeofferd, zag hij plotseling een knaapje van zyne jaren voor zich staan, dat buitengewoon schoon was. Dit voegde hem met een lieftalli-gen glimlach toe: »Ik groet u, Edmond, mijn welbeminde.quot; Verrast antwoordde Edmond: sglj vergist u zeker, want ik ken u niet.quot; »Hoe, gij kent mij niet,quot; hernam het knaapje, sen toch ben ik altijd bij u , op school, in de kerk, tehuis , overal vergezel ik u. .. . en gij zegt, dat gij mij niet kent?quot;.... Onze jeugdige heilige stond bedremmeld. »Zie mij aan, vervolgde het geheimzinnige kind, en beschouw mijn voorhoofd.quot; Op hetzelfde oogenblik werd het gelaat van het kind, geheel schitterend en op zijn voorhoofd las Edmond in vlammende letters: Jesüs van Nazareth... Hij viel met het aangezicht ter aarde en na hem gezegend te hebben, verdween het Kind Jesus.
Zoo ook is Jesus altijd met zijne getrouwen; hij is de hemelsche levensgezel van den Christen hier op aarde, Hij is in ons als eene bron des levens en het is door hem, dat wij alle genaden en gaven Gods bekomen.
Hieruit ziet gij, lief kind, dat de geheele christelijke godsdienst op Jesus berust, dat zij van hem
60
als van haar grondbeginsel uitgaat. Even als al het water eener rivier uit de bron voortvloeit, zoo komt al onze Godsvrucht van den, in onze harten levenden en tegenwoordigen Jesus voort. O goede Jesus, vervul mij met uwen H. Geest en laat mij door uw zoo geheel rein en hemelsch leven, leven. Allerzoetst Kindje Jesus, verander mij geheel in u, opdat er niets verkeerds meer in mij zij en ik uw waardige discipel worde.
Het geloof is de kennis van Onzen Heer Jesus Christus en dientengevolge van den waren God en al zijne werken.
Jesus is de ware levende God, van den hemal op aarde nedergedaald, om ons de noodwendige geloofswaarheden te leeren en ons den H. Wil Gods kenbaar te maken. Hij is de eeuwige waarheid, en die hem ontvangt, ontvangt de waarheid. Hij is het licht der wereld en zijne discipelen kennen de dingen Gods. Het geloof is de samen\' vatting van alles wat Jesus Christus ons geleerd, geopenbaard en bevolen heeft, en hij die zich aan dit alles onderwerpt, heeft het geloof.
Het leven des geloofs, is de uitoefening van
61
alles wat het geloof ons voorschrijft, is het beminnen, kennen en dienen van Jesus Christus, die daardoor het voorwerp van ons leven, denken en willen wordt. Men leeft door het geloof, wanneer rnen veel aan Jesus Christus denkt, alles vermijdt wat hem zou kunnen mishagen, en niet voor zich zeiven, maar voor hem alleen leeft.
Leeft gij ook zoo, lieve kleine\'? Och zoo weinig christenen leven door het geloof! Wij hebben wel het geloof, maar niet allen het leven des geloofs. Door ons doopsel zijn wij allen met Jesus vereenigd, maar niet altijd maken wij gebruik, van de ons aangeboden genaden. Och, wij zijn maar al te dikwijls kwijnende ranken van den goddelijken wijnstok. En toch moeten onze goede begeerten en gedachten, onze goede meeningen en voornemens, de bladeren onzer rank zijn, terwijl onze werken van nederigheid, godsvrucht, liefde, geduld en barmhartigheid er de vruchten van moeten vormen.
Zonder een woord te uiten, verscheen Jesus eens aan de H. Catharina van Sienna, en hield haar een schoonen druiventros, voor.
))Wat moet dit beteekenen, mijn allerzoetste. Heer? vroeg de heilige. — Dat zijn uwe werken, mijne dochter, antwoordde Jesus, zie tos of al de bessen aan uw druiventros goed zijn.quot;
Arme kleine, beschouw ook eens den druiven-
62
tros uwer goede werken; zijn al de bessen gaaf en schoon quot;? Schuilt er niet veel onrijp en gevlekt goed onder ? De gevlekte onrijpe bessen, zijn de goede maar onvolmaakte werken, welke met lichtzinnigheid en ijdelheid vermengd werden; de bedorven bessen, zijn de booze werken, tegen den wil van Jesus in, door hoovaardig mensche-lijk opzicht, laaghartigheid of drift bedreven, terwijl de gave schoone vruchten uit uwe volmaakt goede werken bestaan.
Wil dus voortaan zooveel mogelijk gave vruchten verzamelen om het leven van Jesus, d. w. z. het leven des geloofs te leven. Leef niet alleen als een eerlijke flinke jongen, als een goed lief meisje, maar leef ook als een christen, als een vroom, gedoopt kind, dat de geheele waarde van zijn doopsel beseft. Een kind dat weet, dat Jesus zelf in zijn jeugdig hartje leeft, dat de H. Geest zich over al de krachten zijner ziel heeft uitgestort, weet ook dat juist deze voortdurende vereeniging met Jesus, eene onafgebroken getrouwheid vordert. Wanneer ge den schoonen titel van christen vergetend, alleen maatschappelijk goed zijt, dan doet ge even als die koningszoon, die uit zijns vaders paleis verdreven werd, omdat hij altijd met ruwe straatjongens omging.
Een gewoon goed kind, leeft maar zoo onachtzaam daarheen, begaat geen ruwe misslagen, omdat
63
het nu eenmaal een goede natuur heeft, werkt tamelijk goed, uit ambitie of wel uit vrees voor straf, gehoorzaamt ook doorgaans, omdat het zoo behoort. Zoo\'n kind bidt ook wel \'s morgens en \'s avonds uit gewoonte, maar hoe eerder het gebedje afgeroffeld is, hoe beter! Het denkt bijna nooit aan God, verveelt zich in de Kerk, leeft uitsluitend voor zich zeiven in plaats voor Jesus, die toch in zijn hart leeft.
Al is er oogenschijnlijk weinig verschil tusschen een Christelijk kind en zulk een kind, zoo heeft het eerste toch een geheel ander leven; met het Kindje Jesus ging het ook zoo. Oogenschijnlijk verschilde zijne levenswijze weinig van de levenswijze der andere kinderen te Nazareth, en toch was zijn leven geheel goddelijk en heilig, en toch was dit het leven van den Eeuwig heiligen Zoon Gods. Zijne gedachten en gevoelens, zijne meeningen en aanbiddingen, waren hoogst volmaakt, zoodat de nietigste zijner uitwendige handelingen geheel goddelijk en oneindig verdienstelijk waren voor God. In zekeren zin, is dit ook het geval met een vroom Christen kind, dat door het geloof leeft. Hij doet alles in vereeniging met Jesus, en heiligt daardoor de minste zijner handelingen. Hij werkt, gehoorzaamt, lijdt, speelt, eet, drinkt, slaapt onder het oog van God en in vereeniging met Gods H. Wil. Hij bidt met Jesus en door
64
Jesus, hij oordeelt over alles volgens het oordeel t, van het Evangelie en der heiligen, en niet volgens e de grondstellingen der wereld en dwaze opvattin- ti gen van lichtzinnige onchristelijke lieden. Kortom z in hem leeft de geest des Christendoms, de geest j, van Jesus Christus. v
Laat ons nu eens te zamen nederknielen, lieve ( kleine, en den goeden Meester die in ons woont eene groote getrouwheid beloven. Zeg hem, dat ( ge voortaan geheel in hem en voor hem wilt j leven, om zoodoende de groote, onschatbare genaden van uw H. Doopsel waardig te worden. , Beloof hem eene levenslange gehoorzaamheid aan ] de leeringen der H. Kerk, want ge weet immers dat door haar alleen, het geloof dat door Jesus aan de wereld geschonken werd, onderwezen wordt. Bij hare onderrichtingen verleent Jesus u onderwerping en begrip, en deze gave nu, is de gave des geloofs.
De hoop, of hel vertrouwen op God.
De hoop is het innige bewustzijn, het vaste vertrouwen, dat wij door Jesus geholpen, ons geheele leven in zijne liefde en in zijn dienst zullen volharden, om hem daarna in alle eeuwigheid, vereenigd met den Vader en den H. Geest
C5
1 te mogen bezitten. Jesus, die in ons hart leeft s en tegenwoordig is, geeft ons zelf dit zalige vertrouwen. Eene zekerheid is het niet; want 1 zoolang wij leven, kunnen wij zondigen, en ons in t het eeuwige verderf storten, maar het is een onwankelbaar vertrouwen, eene overtuiging die op Gods oneindige barmhartigheid en liefde berust; want door zijn eenigen zoon Jesus Christus schenkt God ons genade en heil; het is door Jesus en door Jesus alleen, dat God tot ons nederdaalt.
Wij hopen altijd met den goeden Jesus ver-eenigd te blijven, zoowei op aarde a!s in den hemel, niet omdat wij sterk zljn; of het verdienen, maar eenig en alleen omdat God onze goede Vader is? en omdat • hij zijne genade nimmer weigert aan hen die er om vragen, en bereid zijn de inspraken der genade te volgen. Het is Gods wil, dat alle menschen zalig worden, en alleen die menschen worden van hem gescheiden, alleen die menschen worden verdoemd, die niets van hem willen weten.
Nog eens, door Jesus Christus daalt God tot ons neder, al onze hoop berust dus op zijne verdiensten. Zonder Jesus, zouden we niet zalig kunnen worden, zonder hem niet. aan God behagen of hem toebehooren en Gods kinderen zijn; maar met Jesus kunnen wij het, en in hem bezitten wij God hier beneden door de genade, zooals wij hem eenmaal zullen bezitten in den hemel. Dit heeft
66
de apostel Paulus reeds gezegd met de woorden : »Jesus Christus is in U de hoop der onsterfelijkheid.quot; Wat er u dus moge overkomen, liefkind, verlies den moed niet. Door uw H. Doopsel blijft gij altijd op geestelijke wijze vereenigd met Jesus uwen Zaligmaker, en die goede Jesus, die in uw hartje woont, die u met zijne genaden vervult, is altijd daar, altijd gereed om u te helpen, om u op te lichten, om u aan zijn goddelijk hart te drukken. Wel is waar verdient ge dit niet, en beantwoordt ge niet altijd aan zijne groote liefde, maar hij is oneindig goed, en zijne barmhartigheid is oneindig grooter dan uwe zwakheid.
De arme zondaars gelijken op menschen die aan den oever der zee groote gaten boren. Hoe diep en hoe talrijk die gaten ook zijn mogen, als de oceaan over \'t strand stroomt, dan zijn de diepste gaten in een oogwenk gevuld. Zoo is ook Gods barmhartigheid een oceaan, maar een oceaan van liefde, en als Jesus Christus dien oceaan in het hart van den boetvaardigen zondaar stort, dan stroomt dat hart over van genade. Daarom, wat er ook gebeure, welk ongeluk u bedreige, welke smart u nederdrukke, verlies den moed niet. In bekoring en ziekte, in ontbering en vernedering, onder onrecht en smaad, vlucht in de geopende armen van uwen Verlosser en verblijf daar in vrede, totdat het uur der bevrijding kome.
67
Jesus, die in u leeft, is de vorst, der glorie en bereidt u eene plaats in zijn koninkrijk, wanneer gij ten einde toe, in hem blijft hopen. De wan-kelraoedigen, de mistroostigen, zjn lafaards.
Daarentegen is ook het vermetel vertrouwen, niet overeen te brengen met de schoone, lieflijke hoop van den Christen. En wilt ge nu weten, wat vermetel vertrouwen is, mijn kind ? Wanneer ge te midden uwer beproevingen, in plaats van in Jesus, in uzelven kracht en steun zoekt. Gij zijt niet sterk, gij zijt de zwakheid in persoon, Jesus alleen is sterk en uwe kracht komt eenig en alleen uit hem en zijne genade voort. Op Jesus steunende, steunt ge op de onwankelbare rots, maar op uzelven steunende, steunt ge op een broos riet, dat buigt en breekt onder het minste gewicht.
O mijn zoetste Jesus, mijn dierbare Zaligmaker, op u wil ik altijd hopen, op u alleen mijn vertrouwen stellen. In leven en dood, in voor- en tegenspoed zal ik in u verblijven, als in een veilige haven, en evenmin als de matrozen bij het loeien der orkanen, de veilige reede verlaten, zal ik u verlaten als alles duister en droef wordt in mijne ziel. Metu, o Jesus, wil ik van nu af aan den weg naar het Paradijs inslaan. Gelukkig de ziel die het voorwerp harer hoop, in zich omdraagt, en daardoor waardig wordt om het heilige der heiligen, den hemel binnen te gaan. .
68
Niet waar, lieve kleine, nu weet gij dat Jesus de hoop in uwe ziel doet ontkiemen, en dat hij de bron der genade en het onderpand der eeuwige heerlijkheid in u is !
IV
De H. Geest, die door de eeuwige liefde des Vaders en des Zoons in de heilige Drievuldigheid is voortgebracht, vervult het goddelijk hart van Jesus tot overstroomens toe.
Jesus bemint zijn Vader, zooals zijn Vader verdient bemind te worden, d. w. z. op eene oneindige, volmaakte wijze. Zijne liefde is de eeuwige, de goddelijke liefde.
Jesus bemint zijn Vader met geheel zijn hart, met a 1 zijne krachten, met geheel zijne ziel. Hij bemint hem met geheel zijn hart, d. w. z. met al de teederheid en kracht van zijn godde-lijken wil, hij bemint hem eeniglijk en boven alles en bemint al het overige slechts met én in hem. Hij bemint hem met al de krachten zijner ziel, d. w. z. dat alles in zijn persoon en geest, in zijn gedachten en genegenheden, in geheel zijne h. Mensch-heid met God vervuld is en slechts voor God leeft. Geen mensch ter wereld, zal ooit den on-
69
eindigen afgrond der liefde van Jesus, lt;ot God zijn Vader, kunnen begrijpen.
Welnu, dit goddelijk Hart, dit brandpunt, der eeuwige liefde, verblijft in uw hart, of liever uw armzalig klein hartje verblijft in het h. Hart van Jesus en Jesus wil u verwarmen door de liefde welke hij God, zijn en uw Vader, toedraagt. Hij wil u die liefde mededeelen, even als een stukje .steenkool, dat in een vuurgloed geworpen zijnde, door dien vuurgloed ontvlamd en verwarmd wordt. Maar boe is het toch mogelijk, dat dit kleine slukje steenkool, ondanks de hitte dier vuurzee, nog zoo koud, nog zoo duister, nog zoo ongevoelig is? Hoe kan zulk een onbegrijpelijk wonder plaals grijpen
En toch is dit een treurig, maar daarom niet minder algemeen feit: Jesus Christus stort in ons den Geest der liefde uit, en loch wij beminnen niet, of wel, wij beminnen hem zoo weinig, zoo flauw dat het is, alsof wij hem niet beminnen. Ach, vernederen wij ons voor dien goeden God, smee-ken wij hem om ons ellendig hart te veranderen, en het zijner genade minder onwaardig te maken.
Toch moeten wij niet vergelen, dat onze liefde tot God verschilt van onze liefde lot onze bloedverwanten en vrienden. Wij zien, wij liefkozen, wij omhelzen de personen die wij op aarde liefhebben, „en onze genegenheid wordt door behulp onzer zinnen, gevoelig gevoed.
70
Met God is het iets anders, want, ofschoon hij in en dicht bij ons is, is zijne liefde geestelijk, daar wij hem noch zien, noch hooren, noch omhelzen kunnen. De liefde tot God kan daarom toch innig en diep zijn, al smaken wij de zoetheden en vertroostingen dier liefde niet. Ook beminnen wij God meer met den wil dan wel met het gevoel.
Onthoud het toch goed, dat, het gevoel of de vertroosting dier goddelijke liefde, zeer nuttig en aangenaam kan zijn, maar daarom volstrekt geen vereischte is, en men God op volmaakte wijze beminnen kan, zonder de zoetheden zijner liefde te ondervinden. Als moeder u een boterham met confituren geeft, dan is brood het voedzame bestanddeel, en \'t andere is bijzaak, is snoeper^ en kan wel gemist worden, al is \'t ook lekker, niet waar ? Zoo is het ook met. de voelbare vertroostende liefde tot God gesteld. Wanneer gij u van ganscher harte aan God gegeven hebt, niet zondigen wilt, dikwijls uw hartje tot den hemelschen Vader opheft, wees dan gerust, mijn kind, want dan bemint gij ook God van ganscher harte, juist zooals hij door u bemind wil worden.
Toen Jesus op uwe jaren was, deed hij alles met liefde. Doe ook zoo, en volg het leven van Jesus zoo getrouw mogelijk na. Zeg God dikwijls, dat gij hem liefhebt. Zal vuur goed vlammen, dan moet het aangeblazen worden; om in uw
71
hart de liefde tot God aan te wakkeren, moet gij u dikwijls van kleine liefdeverzuchtingen, van kleine vuurtelegrammen bedienen, moet gij dikwijls uitroepen: »Mijn God, ik heb u lief, van ganscher harte heb ik u lief! Mijn God en mijn al, u alleen, u alleen wil ik loebehooren, ik ben de uwe, geheel de uwe ! zegen uw kind ! Jesus alleen ! Jesus boven ailes! en meer soortgelijke schietgebeden. Ik heb een elfjarig knaapje gekend, dat al op ambacht ging en zich ijverig op zijne eerste h. Communie voorbereidde. Ik had hem ook den raad gegeven, om dikwijls kleine liefdeverzuchtingen tot God te verwekken, en wel op alle oogen-blikken van den dag, bij zijn heen- en wederloo-pen, bij zijn werken en spelen. Toen ik een poosje later hem eens daarnaar vroeg, antwoordde hij glimlachend; »0, ik bemin God van ganscher harte en ik zeg hem dit wel twintigmaal daags!
Het Onze quot;Vader is ook uitmuntend geschikt, om de liefde tot God in ons aan te wakkeren, want dit goddelijke gebed, ons door Jesus geleerd, is niet anders dan eene groote liefdeakte tot God; reeds alleen de naam van Y a d e r, is in staat om het hart te ontgloeien.
De liefde tot God is het grondbeginsel en de volkomendheid van den geheelen godsdienst, en naarmate eene ziel God volmaakter bemint, wordt die ziel ook volmaakter.
7\'2
V.
Ik heb het reeds aangetoond, lief kind, alleen door zijn Zoon onzen Heer, komt God tot ons, en alleen door dienzelfden Jesus, door dien Godmensch en Middelaar tusschen God en de menschen, kunnen wij tot hem komen. sNiemand komt tot den Vader, tenzij door mij,quot; heeft Christus gezegd. quot;Wij kunnen God dus alleen door Jesus, met Jesus en in Jesus beminnen. Gij moet u van deze waarheid goed doordringen, want zij is hoogst gewichtig, en op haar rust de geheele Christelijke godsdienst. Hij die Jesus bemint, bemint God, want Jesus is de menschgeworden God, de God, die onze God geworden is, en dientengevolge is de liefde tot Jesus, de eenige ware liefde, tot den eenigen waren God.
Alles wat ik u dus van de liefde tot God gezegd heb, is ook toepasselijk op de liefde tot onzen Heer Jesus, is de God die met den Vader en den h. Geest door u bemind moet worden, uit al uwe krachten, uit geheel uwe ziel.
Hij is de God, dien gij moet beminnen, en tevens de vriend, die u helpt om God naar behoo-
73
ren te beminnen, hij is in u middel en doeleinde, hij is de hemel en het middel om ten hemel te komen; het vuur, en het middel om het vuur te ontsteken.
En let wel op, lief kind, Jesus is ook waarlijk raensch en het valt ons zeer gemakkelijk om God in hem te beminnen. Inderdaad, fdoor zijne h. Menschheid vult de Jesus geworden G o d de klove aan, welke ons van zijne goddelijke Majesteit scheidt; hij laat zich tot ons af, als een vriend tot zijn vriend, als een broeder tot zijn broeder, hij spreekt tot onze zinnen en niet meer alleen tot onzen geest; en in Jesus, waarachtig God en waarachtig mensch is God nog slechts een klein kindje vol zoete bevalligheid, is hij een mensch zooals wij, die spreekt en leeft zooals wij, al onze vreugden en droefheden medevoelt. O, hoe zoet is het, om God in het Kindje Jesus te beminnen, om God te beminnen op de armen der h. Maagd, in de schoone tafereelen van het Evangelie, in de zaal van het laatste avondmaal, op Gethsemane, op Golgotha, op het kruis! want Jesus Christus is ook onze Verlosser en Zaligmaker. Voor ons, uit louter liefde tot ons, heeft Jesus gedurende drie en dertig jaren, smarten, vernederingen van allerlei aard, ja zelfs den dood willen ondergaan : hij, die de oorsprong van het leven, hij, die God was ! Voor u, mijn kind, voor u, voor
74
mij, voor ieder onzer in het bijzonder, heeft hij dag en nacht geweend en gebeden, voor u werd hij arm, werd hij beleedigd, geslagen, met doornen gekroond, gekruisigd tusschen twee moordenaren. En dit alles, eenig en alleen ter uwer liefde, tot uw heil, tot uw geluk, en dat geheel vrijwillig alleen, omdat hij u bemint! ... En gij zoudt hem niet beminnen ?
Nog meer : die zoo liefhebbende God, die goede Jesus verlaat u niet en wil zelfs uw onafscheidbare levensgezel zijn. Zooals eene moeder bij haar kind blijft, zoo schijnt ook Jesus zich niet van u te kunnen scheiden. Door het H. Doopsel ver-eenigt hij zich met u, hecht hij zijn H. Hart als het ware, aan het uwe, verkiest u tot zijn tempel en wil in u, kleine, nietige aardworm, leven. In het allerh. Sakr. des Altaars eindelijk biedt hij zich tot voedsel uwer ziel aan, biedt hij zich aan om het dagelijksch brood te zijn, dat uwe liefde zal voeden en versterken. Het H. Sakrament is het Sakrament der \'liefde, of liever is de goddelijke liefde welke het voedsel onzer zielen is geworden.
Ziet ge nu wel, lieve kleine, dat de genade van uw goddel ijken Zaligmaker u als het ware overstroomt ? zij is in u, en buiten u. Verhef uwe blikken ten hemel, want daar verwacht hij u, en laat ze ook ronddwalen hier op aarde, want hij is ook hier op aarde om u tot levensgezel te verstrekken.
75
De godsdienst is gansch en al liefde, omdat Jesus, die den geheelen godsdienst uitmaakt, de liefde zelve is, en gij zijt in Jesus en in zijne liefde, als een vogeltje dat zich in het luchtruim beweegt, als een vischje dat den oceaan doorklieft.
Vergeet het dus nooit, de liefde tot het allerh. Sakrament is de liefde tot Jesus, en de liefde tot Jesus is de liefde tot God ! Hebt gij het allerh. Sakrament niet lief, dan zoudt gij ook Jesus niet liefhebben, dan zoudt gij den goeden God niet beminnen.
En weet ge nu verder, hoe die in beoefening gebrachte liefde tot het allerh. Sakrament heet ? Deze waarachtige liefde heet de H. Communie en is inderdaad niets anders, dan het godvruchtig nuttigen der Eucharistie, dan het ontvangen van Jesus, het ontvangen van God in ons hart. Com-municeeren, wil zeggen, zich door Jesus met God vereenigen, en dit is de grootste oefening van liefde, waartoe een schepsel hier op aarde in staat is.
De weleerw. heer Olier, de vriend van den H. Vincentius van Paulo, was zoo vol liefde tot Jesus, dat hij onophoudelijk met hart of lippen fluisterde : Jesus mijne liefde ! Jesus mijne liefde ! Bij eene reis ■ door het gebergte van Auvergne viel zijn rijtuig om en stortte in de diepte, en terwijl hij met den wagen naar beneden rolde, zeide de dienaar Gods niets anders dan: Je njne
76
liefde! En als door een wonder werd niemand der medereizigers gewond of gekwetst. Dezelfde pater Olier zag in anderen en in zichzelven slechts Jesus alleen. Uren lang bracht hij voor het allerh. Sakr. des altaars door, en moedigde ook anderen tot de menigvuldige Communie aan.
Toen de gelukzalige kleine Ismelda voor het eerst de H. Communie uit de hand van den grooten H. Dominicus ontving, werd zij door de liefde, waarmede Jesus haar overstelpte, als het ware bedwelmd en toen men haar eindelijk uit hare knielende houding wilde doen opstaan, was zij reeds gestorven. Biddend en geknield zonder doodstrijd gestorven, was zij reeds bij haren Jesus in den hemel.
O, mijn goddelijke Jesus, verleen mij de genade, om u voortaan van ganscher harte en boven alles te beminnen. Dat ik veel aan u denke, u dikwijls gezelschap boude in mijn hart, u met vurige liefde in het allerh. Sakrament des altaars aanbidde! Vergeving voor mijne vroegere nalatigheden! Ik wil u beminnen, in naam van allen die u niet beminnen, en reeds hier op aarde, de brandende liefdeoefening uwer heiligen in den hemel beginnen.
77
VI.
Een goed kind heeft vader en moeder even lief, want het is ook beider lieveling. Jesus bemint de allerh. Maagd evenzeer als zijn hemelschen Vader, want niet alleen als God, ook als mensch bemint hij hem, en hij bemint zijne moeder ook niet alleen in zijne hoedanigheid als mensch, maar ook in zijne hoedanigheid als God. Beiden draagt hij dus dezelfde goddelijke, volmaakte, onvermengde liefde toe. De allerh. Maagd verdient deze liefde van Jesus, want zij is het meesterstuk zijner handen en zijn schepsel bij uitnemendheid. Jesus is haar Schepper en tevens haar Zoon; haar Schepper volgens de goddelijke natuur, haar Zoon volgens de menschelijke natuur.
Maria is de eerste onder alle schepselen, en het is door haar dat God zich aan de wereld geeft, het is door haar en in haar, dat God, dat Jesus onze Heer wordt, onze Verlosser en ons slachtoffer. Zij is duizendmaal verheven boven alle engelen en heiligen, want zij alleen is de moeder quot;van God. Jesus is alleen Jesus, door Maria en in Maria. O, onbegrijpelijke waardigheid ! de moeder, de waarachtige moeder van God te zijn ! God alleen is in staat de geheele diepte dier eindelooze waardig-
78
heid te beseffen; al de overige schepselen, de serafijnen, de cherubijnen, de engelen, de heiligen, de apostelen, de martelaars zijn slechts Gods dienaren ; alleen de H. Maagd is zijne moeder, en indien wij als Gods kinderen aangenomen zijn, zoo was dit alleen, omdat de allerh. Maagd ons het eerst den God Verlosser geschonken heeft. Wij hebben dus alles aan de allerh. Maagd te danken, zij is de moeder van onzen Verlosser, van onzen God, zij is het kanaal der genade. Jesus is de bron der genade, Maria is het kanaal. De geheele Kerk rust op de H. Maagd, zooals eene dochter aan het hart barer moeder rust.
Nooit zal iemand Jesus liefde tot zijne moeder kunnen peilen. En hoe innig, hoe groot ook, onze liefde zal slechts een druppel water zijn, in vergelijking van den oceaan der kinderlijke liefde, haar door Jesus toegedragen. Datzelfde hart van Jesus dat Maria zoo bemint, is met uw hartje vereenigd, lieve kleine. Hij is in uw hart, gij moet dan ook op dit punt Jesus navolgen, en hij vordert dat gij ook zijne moeder uit al uwe krachten zoudt liefhebben.
Nog meer : Voortaan wil Jesus voortgaan, om door u, Maria hier op aarde te vereeren, te gehoorzamen, zooals hij haar weleer gedurende zijn sterfelijk leven gehoorzaamde. Hij wil uw hart gebruiken om Maria te blijven vereeren op aarde,
79
en zoo gij daarin niet toestemt zal hij u ook niet als zijn discipel erkennen.
Dit leert u, dat de godsvrucht tot de H. Maagd, hoogst noodzakelijk is voor den Christen. Deze nu bestaat niet alleen in eene kinderlijke liefde jegens haar, maar ook in de volbrenging van haren wil, want de allerh. Maagd wil niets anders dan hetgeen Jesus wil; gij moet haar met eerbied en godsvrucht vereeren, haar dagelijks om hare bescherming smeeken, en u werpen in hare moederarmen, zooals het Kindje Jesus dit destijds te Nazareth deed.
De godsvrucht tot de H. Maagd, is een onderpand ter zaligheid en onze Heer bemint vooral de Christenen die zijne H. Moeder beminnen. Het Wees gegroet is het voortreffelijkste gebed tot de H. Maagd. Word niet moede het te herhalen. Alle heiligen hebben dit gebed met innige liefde uitgesproken. De H. Dominicus heeft den Rozenkrans, waarin dit gebed 150 maal voorkomt, ingesteld, en de H. Catharina van Bologna, bad eens in den Kerstnacht 1000 maal het Wees gegroet.
O Jesus, allerzoetste Vriend mijns harten, vervul mij met eene teedere liefde tot Maria, opdat ik ook in deze liefde, geheel één zij met U !
80
VII.
De liefde tot de h. Kerk en lol den Paus.
De Paus is de stedehouder van Christus : d. w. ï. zijn vertegenwoordiger hier op aarde, en daarom vordert Jesus dat wij den Paus beminnen, zooals wij hem beminnen, en neemt slechts diegenen als de zijnen aan, die den Paus gehoorzamen en eerbiedigen.
Deze liefde en hulde nu, worden niet aan den Paus bewezen als m e n s c h maar worden bewezen aan den stedehouder van Jesus Christus, aan den opperpriester en het opperhoofd der h. Kerk. Het gaat met deze liefde, als met de aan uw vader verschuldigde liefde, mijn kind. Wat gij boven alles in uw vader moet eerbiedigen, moet beminnen is zijne waardigheid als vader, zijne vaderlijke macht; en wat er ook gebeure, gij blijft hem altijd deze achting en kinderlijke gehoorzaamheid verschuldigd, omdat hij altijd uw vader blijft. Zoo is het ook met den Paus gesteld — wat. er ook gebeure, wat zijne persoonlijke hoedanigheden ook zijn mogen, de Paus is en blijft de Paus, d. w. z. het zichtbare opperhoofd der Christenen, de Leeraar van het ware geloof, en door wien Jesus Christus, alle bisschoppen, priesters en geloovigen zijner
81
h. Kerk, op den waren weg laat voeren. Ziedaar wat wij moeten beminnen in den persoon van onzen h. Vader den Paus.
Daar nu uw Verlosser in u leeft en zijn h. Geest in u verspreidt, daar hij nu zijne stedehouder met eene opperste liefde bemint, zoo wil hij ook, dat gij den Paus beminnen zult en hem in alle dingen zult gehoorzamen en eerbiedigen.
In den h. Jozef, had het goddelijk kind het gezag van zijn hemelschen Vader lief. Jozef nu, was de stedehouder van God den Vader, ten opzichte van Jesus, en al was Jozef slechts een mensch, zoo gehoorzaamde Jesus hem toch zooals hij aan God gehoorzaamde. Laat ons ook hierin den goddelijk meester navolgen. De Paus is slechts een mensch, maar hij is de stedehouder van Jesus Christus, Jesus is in hem verborgen, leert en bestuurt ons door zijne tusschenkomst, hem gehoorzamen is aan Jesus gehoorzamen; tegen hem opslaan, is tegen Jesus die hem gezonden heeft, opstaan.
Dezelfde godvruchtige liefde moeten wij ook zijner h. Kerk toedragen, d. w. z. onzen bisschoppen en priesters. Jesus is bisschop in onze bisschoppen, Jesus is priester in onze priesters. Door het Sakra-ment des priesterschaps heeft hij hun zijn priesterschap medegedeeld en Hij is het, die ons door hun mond, den godsdienst onderwijst, onze zonden ver-
82
geeft, ons geweten bestuurt, het h. Misoffer opdraagt en ons leert, om ware Christenen te zijn.
Indien gij dus Jesus bemint, indien Jesus in u leeft, zult gij met hem ook niet alleen den Paus, maar ook uw bisschop, uw pastoor, in één woord alle dienaren der h. Kerk beminnen.
Vereenig daarom mijn kind, de liefde tot Jesus altijd met de liefde tot zijne h. Kerk. Evenals Maria, is de Kerk onafscheidbaar met Jesus vereenigd en de h. Cyprianus zegt, dat hij die hier op aarde, de Kerk niet als moeder heeft, in den heinel God niet tot Vader heeft. De vijanden der h. Kerk en van den Paus, zijn daardoor ook de vijanden van Jesus Christus; wij moeten hunne goddeloosheid vooraf verafschuwen, hunne lasteringen niet ge-looven en altijd partij trekken voor het goed recht der katholieke Kerk.
Breng die liefde tot de h. Kerk ook in beoefening door dagelijks voor de h. Kerk, voor den Paus en zijne intenties te bidden, door altijd grooten eerbied te betoonen aan geestelijken en priesters, hen eerbiedig te groeten, hen te helpen, waar en wanneer ge kunt en vooral om in onze tegenwoordige dagen ridderlijk voor uw geloof uit te komen. Heb Paus en Kerk lief, mijn goed kind, en God zal u zegenen.
83
VUL
De Christelijke naastenliefde.
Jesus heeft maar één hart, en met dat ééne hart bemint hij niet alleen zijn goddelgkea Vader, maar bemint hij ook alle menschen als zijn broeders. Is God van eeuwigheid af zijn waarachtige Vader, dan zijn wij ook zijne waarachtige broeders in den tijd, want hij is ook waarachtig mensch.
Om dus ware Christenen te zijn moeten wij God dien wij in Jesus vinden, en onzen naaste in wien wij Jesus vinden, beminnen. Anders gelijken wij niet op Jesus en herkent hij ons niet meer als zijne discipelen en zijne kinderen. Allen, zonder onderscheid zijn wij de ranken vaa een en denzelfden wijnstok, die Jesus Christus is. Dezelfde h. Geest die in Jesus Christus is, deelt zich ook aan ieder onzer, in het h. Doopsel en door de goddelijke genade mede, en deze h. Geest wil dat wij elkander beminnen, zooais Jesus, en in Jesus.
O hoe schoon is deze Christelijke liefde, hoe onafscheidelijk van de liefde tot God! Maar deze liefde is hoogst zeldzaam, daar zoo weinig zielen Jesus geheel en onverdeeld beminnen en toebe-hooren. De goedheid, toegevendheid en teedere liefde van Jesus Christus vervuile dan ook onze harten, hij geve ons de kracht der zelfopoffering
84
en slachtoffering tot welzijn van anderen, en dit geheel alleen uit liefde tot Jesus, die de men-schen heeft lief gehad tot aan den dood des kruises.
De christelijke liefde is zachtmoedig en geduldig, goedaardig en barmhartig voor allen. Een liefderijk kind gelooft altijd eerder het goede dan het kwade, spreekt nimmer harde, kwetsende woorden, vergeeft zonder aarzelen, vergeldt nooit kwaad met kwaad, sart of tergt zijne makkertjes niet, is edelmoedig, lieftallig, vriendelijk; zulk een kind volgt Jesus in alles na.
Toen de H. Frans van Sales nog klein was, muntte hij door eene buitengewone lieftalligheid jegens zijne makkers uit, en zijne leermeest.ers hadden hem daarom zeer lief. Eens verzocht en verkreeg hij als gunst, om in plaats van een ander knaapje, dat straf verdiend had, en van angst rilde, getuchtigd te worden. De H. Philippus van Neri was ook zoo zachtaardig jegens allen, dat men hem reeds als klein kind, de goede Pipo noemde.
Aan de naastenliefde herkent men den waren Christen. Ziehier, zegt de Heer, waaraan men weten zal, dat gij mijne discipelen zijt: gij zult elkander beminnen. En ik geef u een gebod : bemint elkander, zooals ik u bemind heb.
De liefde die wij elkander verschuldigd zijn, is dus grenzeloos, want wij moeten elkander be-
85
minnen, zooals Jesus ons bemind heeft en nog bemint. Volgens deze liefde, moet ieder onzer, een andere Jesus voor al zijne broeders zijn, even als hij Jesus ook in alle andere punten moet gelijkvormig worden.
IX.
De ijver lot het heil der zielen.
De zielen onzer broeders, ziedaar wat wij bovenal beminnen moeten, want Jezus dorst naar hun heil, naar hun geestelijk welzijn. Hij die om de zielen te redden, van uit den hemel op aarde is nedergedaald, hij die zich vernietigd heeft tot aan den dood des kruises, woont in uw hartje, mijn kind ! Hij is in u en wil in u blijven, gij moet dus met en om hem de zielen beminnen, en wel allereerst uwe eigen ziel, die uwer bloedverwanten, vrienden en verder van alle menschen.
De Kerk heeft geen ander doel dan de heiliging en het heil der zielen; Jesus Christus beoogt hetzelfde doel en wil de glorie zijns Vaders dooide redding der zielen, vermeerderen. En daarom en alleen daarom, heeft hij zijne Kerk en zijne Sakramenten ingesteld. Daarom alleen heeft hij den Paus, de bisschoppen en de Priesters aangesteld, daarom verblijft hij met Godheid en menschheid
0
86
in onze keiken door middel van het allerh. Sakr. des or Altaars. Zoowel de beloften der eeuwige heerlijkheid ^ als de -vreeselijke bedreigingen van vagevuur en v£ hel; zoowel de straffende gerechtigheid Gods als de vertroostende zoetigheden zijner barmhartigheid, w alles heeft het heilionzer zielen op het oog. q
Als Christen moet ge dus de zielen uwer broeders ^ beminnen en naar uw vermogen met Jesus mede- q werken, om uwe broeders te heiligen en te redden. Door een goed voorbeeld kunt gij in uwe naaste ^ omgeving veel nut stichten, want het goede voor- ^ beeld is eene prediking waartoe wij allen zonder e onderscheid, op ieder uur van den dag verplicht zijn. Het goede voorbeeld is eene uitmuntende a oefening van geest elyke naastenliefde en is dikwijls a heilzamer dan lange redeneeringen. c
Voorts moet gij ook de zielen helpen door uw j gebed, en God dikwijls bidden voor de bekeering 1 der zondaien, vooral der ons bekende zondaars. ( In Piome leerde ik een braaf kind kennen, dat , door zijne vurige gebeden en goed voorbeeld er in slaagde, om zijn vader, een voortreffelijk krijgsman, weder tot de uitoefening zijner godsdienstplichten te brengen. Nog een ander schoolknaapje heb ik gekend dat bij het begin zijner ziekte, zijn leven tot de bekeering van zijn lieven vader aan God opdroeg; en hij heeft die genade bekomen en is met den glimlach op de lippen gestorven,
87
om God in den hemel te gaan danken voor deze dierbare overwinning. Het gebed verkrijgt alles van God, vooral het gebed van een goed braaf kind. Er zijn nog meer middelen om de zielen wèl te doen ! Immers wat kan een vurige, kleine Christen veel nut stichten in zijne familie tusschen broêrs en zusjes, op school onder kameraadjes ! Op achtjarigen leeftijd was de H. Frans van Sales reeds de apostel zijner medescholieren, leerde hen, hoe zij God moesten dienen, gaf hen goede wenken, zonder ooit lastig of vervelend te zijn, bad en zong schoone liederen met hen enz. enz.
Ook is het dienstig, lieve kleine, om u nu reeds aan de missiën der H. Kerk in vreemde gewesten aan te sluiten, zooals de Voortplanting des g e 1 o o f s, de H. Kindsheid enz. In Rome heb ik ook behoeftige meisjes gekend, die in haar vrijen tijd naaiden en borduurden, om de weinige daarmeê verdiende stuivers, wekelijks aan de penningmeesteres van dit genootschap te kunnen geven. Wat zal Jesus met liefde op die kinderen hebben neêrgezien!
En dan de liefde tot de zielen in het vagevuur ! Daar valt ook heel wat over te zeggen ! Bid toch dagelijks voor hen, doe kleine boetoefeningen uit liefde tot hen ! Ik ken een achtjarig knaapje, dat uit liefde tot de arme zielen in het vagevuur, dagelijks eenige minuten van zijn speeltijd, en
\' 08
zonder dat iemand het zag in een donker hoekje ging staan, niettegenstaande hij bang was in \'t donker. Heb dus ook medelijden met de arme geloovige zielen, laat nu en dan H. Missen voor hen lezen, tracht de groote aflaten der H. Kerk voor hen te verdienen. Jesus begeert dezen liefdedienst van u; want, ofschoon gered, moeten zij hunne zonden nog onder vreeselijke folteringen afboeten. quot;Wees barmhartig, en op uwe beurt zult gij barmhartigheid verwerven.
Ja, goede Jesus, van nu af aan zal ik de zielen mijner broeders liefhebben en veel voor allen, zoo levenden als afgestorvenen bidden, help mij toch om hen in alles bij te staan.
X.
Mijn goed lief kind, Jesus heeft de armen zoo eindeloos lief, en door uwe tusschenkomst wil hij ze troosten, voeden en kleeden.
Liefde tot de armen was steeds een hoofddeugd aller heiligen, en de brave kinderen, die Jesus in hun hartje laten wonen, beminnen ook alle on-gelukkigen. Zij deelen met de armen hun geld, hunne snoeperijen, ja zelfs hun eigen kleêren. Een jongentje ontmoette een arm kind, en niets
89
e anders te geven hebbend, trok het zijne schoenen n uit, en ging barrevoets naar huis.
e Op zes jaar, hielp de h. Thomas reeds vol ijver r de armen. Eens alleen tehuis zijnde gaf hij aan k eene arme bedelares, de zes jonge kuikentjes die hijzelf pas ten geschenke had gekregen, en de. H. ij Joanna van Jesus beminde zoozeer de armen, i dat zij zich gelukkig schatte om hare keurige t spijzen tegen de harde broodkorsten van een arm kind te mogen inruilen. Christus verscheen haar i meermalen onder de gedaante van een arme, zoo-gt; dat zij in iederen arme, Jesus groette en bijstond, i O zeker, lieve kleine, gij zult voortaan ook Jesus zien onder de lompen van den arme. Hij heeft immers in zijn h. Evangelie gezegd; Ik heb honger gehad en gij hebt mij gespijsd, ik heb dorst gehad en gij hebt mij gelaafd, ik was naakt en gij hebt mij gekleed, zonder dak en gij hebt mij mij opgenomen, krank en gij hebt mij bezocht. Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, telkenmale dat gij deze dingen aan de minste mijner broeders hebt gedaan, hebt gij dit aan mij gedaan ! Weet gij nog wel wat ik u van den Paus en de geestelijken gezegd hebt ? Ik zeide dat Christus, opperpriester was in den Paus, en goede herder, priester en Zaligmaker in de andere geestelijken. Welnu Jesus Christus is ook arm, in de armen; hij is d e a r m e bij uitnemendheid, dien ieder Chris-
90
ten moet beminnen, helpen en steunen als hij tenminste gelooft, en zijne ziel wil redden.
O, de Christelijke liefde is zoo schoon en goddelijk ! het is Jesus die door middel van den braven rijke, zijne lieve armen ondersteunt, het is Jesus die in den persoon zijner armen bij u aanklopt, om een aalmoes af te bidden. Daarom, zijt ge rijk, bemin dan de armen, en zijt ge arm, bemin dan de rijken, want zooals de Schriftuur zegt. Jesus Christus is alles in allen.
XI.
De liefde tot onze ouders en vrienden.
Nu dat spreekt van zelf! Wie zou zijne ouders, broêrs en zusjes, vriendjes en vriendinnetjes niet liefhebben? Ja lief kind, dat. spreekt ook van zelf, maar ik wil u toch leeren, hoe gij uwe lieven, op eene christelijke wijze beminnen kunt. De liefde is tweederlei : volgens de genade en volgens de natuur, en daar ik alleen van goede, wettige genegenheden spreek, gaat dat zeer goed samen.
Jesus Christus, waarachtig God en Schepper van alle dingen, heeft ons de gave om te kunnen beminnen, geschonken, en wil dat wij beminnen zullen, alles wat wezenlijk goed en bemin-
91
nenswaardig is. Hiertoe behooren allereerst onze oudere broeders en zusters ; onze vrienden, makkers en meesters; onze weldoeners, landgenooten enz. Al deze genegenheden zijn goed en wettig, en worden natuurlijke genegenheden genoemd.
De Christel ij ke of bovennatuur-1 ij k e genegenheden, komen eveneens uit het hart van Jesus Christus, maar meer uit zijne hoedanigheid als Verlosser en Godmensch. De genegenheid tot onze ouders en bloedverwanten, tot alles wat beminnelijk en goed is, werd ons door Christus zelf medegedeeld. Gij vordert die liefde van ons, en wil niets weten van gevoellooze, harde menschen.
Toch is de bovennatuurlijke genegenheid veel grootscher en schooner. Zoo groot als het verschil is, tusschen het Kind Jesus, en andere kinderen, zoo groot is ook dat verschil. De christelijke genegenheden zijn geheel goddelijk en komen rechtstreeks uit den hemel voort, want het zijn de genegenheden van Jesus den Godmensch, die tot de onze geworden zijn. Daarom zijn zij ook verdienstelijk en verkrijgen zij God zelf tot loon in de eeuwige heerlijkheid. De andere genegenheden, hoe goed en wettig dan, komen uit de natuur voort, en daar zij dus geene bovennatuurlijke deugdoefening van ons vorderen, zijn zij eerst dan verdienstelijk, wanneer de geest van het Christendom haar adelt.
92
Bemin dus recht innig, uwe ouders en vrien- ee den, lieve kleine, God wil dit zoo en zij verdie- G nen het ook, maar heilig en verhef deze natuur- u lijke genegenheid, door godsvrucht. Bid uwen Ver- tij losser dat hij toch altijd de eerste plaats in uw hart inname, en zoodanig uwe genegenheden re- ir gele en beziele, dat er nooit iets overdreven of p schuldigs in sluipen moge.
Nooit kan men zijne ouders en vrienden te ii v e el beminnen, want onze liefde zal nooit de g liefde evenaren, hen door Jesus toegedragen, maar r wij kunnen ze verkeerd beminnen, op eene \\ hartstochtelijke wijze, die van God afvoert, en dan ( quot;worden het ongeregelde genegenheden, dan wordt s het eene wufte, nietsbeteekende vriendschap, den christen onwaardig. Dit heeft b. v. plaats, wanneer men een vriend slechts om zijne talenten, zijn uiterlijk of rijkdom bemint.
Onderzoek hierover eens uw hartje, mijn kind, en beloof Jesus om datgene wat gij beminnen moet altijd goed, en zooals het een Christen betaamt, te beminnen.
XII.
De deugd van godsvrucht of van godsdienstzin.
Godsdienst, lief kind, is niets dan de liefde tot God in praktijk gebracht. Onze heer Jesus is de
93
eenige bron waaruit de Christen zijne liefde tot God kan putten. Luister nu verder hoe Jesus in u en in mij, en in ieder geloovige de waarachtige grondslag van dien eeredienst is.
God dienen, wil zeggen. God de hem toekomende hulde en aanbidding bewijzen, en zijne plichten jegens hem vervullen.
Om zijn goddelijken Vader te dienen en te eeren, is Jesus op aarde gekomen. Door zijne eindelooze genade, deelt Jesus ons deze, in hem zoo volmaakte deugd van godsdienst mede, en wanneer wij aan zijne genade beantwoorden, worden wij Gods dienaren, dienen wij God naar eisch en bezitten wij de deugd van godsvrucht.
De christenkinderen met deze heilige deugd begaafd, zijn vol eerbied voor alles wat op den eeredienst van God betrekking heeft. Gods naam en de zoete namen van Jesus en Maria worden slechts met eerbied door zulke kinderen uitgesproken. In de kerk gedragen zij zich niet alsof zij thuis of op straat waren, blijven in eerbiedige houding, iedere verstrooing vermijdend, en zijn vooral onder de H. Mis een voorbeeld van aandacht en ingetogenheid.
Inderdaad, de Mis is de verhevenste handeling van den geheelen eeredienst. Want door middel der H. Eucharistie daalt de Zoon Gods op het altaar in de handen des priesters neder; en de
94
aldus tegenwoordige Jesus Christus offert daar in naam van alle schepselen eene offerande van aanbidding, van dankzegging en smeekgebed aan de goddelijke majesteit zijns hemelschen Vaders op. Is dus de Mis het middelpunt van den godsdien-stigen eeredienst, dan is het ook natuurlijk dat de ijverige Christen het H. Misoffer met de grootste godsvrucht bijwoont. Daarom is godsvrucht ook eene hoofddeugd der priesters, door wier gewijde handen de H. Eucharistie wordt aangeraakt, en die de bedienaren van den goddelijken eeredienst op aarde zijn.
Vraag dus recht dringend aan Jesus, om u dien geest van godsvrucht mede te dealen; aan uwe ingetogenheid in de kerk, aan uwe aandachtige, innige wijze van bidden, zal men kunnen weten of gij waarlijk godvruchtig zijt.
Heb eerbied voor de heilige zaken. Eerbied voor de eerenamen der H. Kerk, voor de gewijde voorwerpen, voor het kruisbeeld en andere heilige beelden, heb ook eerbied voor uw eigen lichaam, dat ook een geheiligd iets is, omdat het door het Doopsel en andere h. h. Sacramenten, tot den levenden tempel, het levend ciborie van Jesus Christus en de rustplaats van den H. Geest, geworden is.
In zekeren zin zijn alle Christenen religieuzen, d. w. z. menschen wier beroep het is om in ver-eeniging met Jesus Christus God te aanbidden en
95
te vereeren, en zij die meer bepaaldelijk geeste-^ lijken en kloosterzusters genoemd worden, zijn de bevoorrechte zielen, die beter dan de anderen begrijpen wat het leven is, die begrijpen wat de eeuwigheid is, en de noodzakelijkheid inzien, om ^ Jesus Christus op eene meer volmaakte wijze, liefde voor liefde, offer voor offer te schenken. ^ Zoo Jesus u ooit tot den geestelijken staat roept, mijn kind, beschouw dit dan als eene groote eer I en eene groote genade, en weet dat ge dan verplicht zijt die geestelijke roeping te volgen. Weet ook, dat wat uwe roeping ook zijn moge, gij altijd ^ en immer eene innige vereering, eene volhardende e aanbidding, een godvruchtigen ijver, een in- en uilwendigen eeredienst aan uwen God verschul-^ digd zijt.
XIII.
r
De Christelijke Boelvaardigheid.
Ja het is wel hard, goed kind, maar daarom niet minder waar, gij moet boetvaardigheid doen. In zijn h. Evangelie zegt Jesus tot allen zonder onderscheid : Indien gij geen boetvaardigheid doet, zult ge allen omkomen. Luister maar eens goed toe, hoe eene stem in uw binnenste hetzelfde beveelt: Indien gij geen boetvaardigheid doet,- zult
96
ge omkomen. Gij zult mijn discipel niet meer zijn, ^ gij zult den weg des heils verlaten, uwe ziel zal ^ het kenteeken der uitverkorenen moeten mis-
Qi
sen.... - . m
Gedurende zijn drie-en-dertigjarig leven hierop aarde was Jesus boetvaardig. Niet voor zichzel-ven deed hij boete, want hij was de onschuld ^ zelve, maar om onze zonden, waarmede hij zich vol eindelooze ontferming beladen had. Hg de ^ onschuldige, de rechtvaardige, hij is boetvaardig ge-weest, en gij zondaar, zoudt weigeren om boete ^ te doen ?
De geest van Jesus Christus is niet alleen een j. geest van liefde en godsvrucht, maar ook een geest ^ van boetvaardigheid. En moeten de levenssappen ^ die den wijnstok voeden, zich ook niet door de ^ ranken verspreiden 1 Daarom moet de boetvaar- ^ digheid van onzen Zaligmaker, ook onze boet- ^ vaardigheid worden, en zoo wij hem waarachtig toebehooren, dan moeten wij ook met hem en evenals hij, boete doen, zonder onderscheid van leeftijd, rang, karakter of fortuin.
Christen en boeteling zijn, is een en hetzelfde.
Maar wat wil dat zeggen, boete doen ? dat wil zeggen, uit liefde tot God en in vereeniging met Jesus, onze zonden en die der geheele wereld afboeten; dat wil zeggen, er naar trachten om aan Gods gerechtigheid te voldoen, om de, bij het
97
h. Doopsel verkregen onschuld terug te winnen. Daarom leggen ware christenen en christenkinderen zich toe op gebed, op het bijwonen der h. Mis, op de oefeningen van godsvrucht en het verdienen van aflaten. Dikwijls denken zij aan de andere ontberingen van Jesus, aan zijn bitter lijden, zijn doodsangst en kruisdood. In deze goddelijke school worden zij allengskens gevormd tot een streng en afgestorven leven; zij zijn niet kieskeurig meer in eten en drinken, in kleeding en huisraad. Zonder klagen verdragen zij de kleine teleurstellingen en vervelingen van het dagelijksche leven. Door deze vorming, trachten zij ook nut te trekken uit de groote en kleine rampspoeden van het leven, leeren zij werken, jagen niet zoo rusteloos naar vermaak en genot. Ja, zij zoeken zich zeiven, zelfs geoorloofde vermaken te onthouden; het zijn boetelingen, d. w. z. Christenen of volgelingen van Jesus.
Op dit punt, lieve kleine, zal uw geweten wel niet geheel gerust zijn. Onderzoek dit eens nauwkeurig, en vraag uwen God vergiffenis voor uwe vroegere weekelijkheid; zeg aan uwen goeden Jesus, dat gij hem voortaan niet alleen zult laten boeten, maar evenals Simon van Cyrenen het kruis wilt helpen dragen, dat hij om u te verlossen, heeft willen torschen.
Beloof hem ook eene groote getrouwheid in het
98
naleven der kerkelijke geboden, door op onthou-
dingsdagen geen vleesch te eten, en op den daar toe bepaalden leeftijd te vasten. De H. Kerk heeft het geheele jaar met onthoudings- en vastedagen doorvlochten, om ons deze geest van boete bij te brengen. Als ernstige, wettige redenen u het vaS\' ten beletten, raadpleeg dan uw biechtvader en vraag hem hoe of gij op andere wijze boete kunt doen. Versterf u in zulke gevallen, door meer gebed en aalmoezen, want de met ware godsvrucht verrichte aalmoes, is een schoon boetewerk voor God. Ik heb twee broertjes gekend, vrome, lieve kinderen, die zich reeds van af hun vierde jaar op Vrijdag en gedurende de geheele Vasten van lekkernijen en suikergoed onthielden. Doe ook zoo, lieve kleine, gij zult er heusch niet van sterven, uwe gezondheid zal er niet onder lijden, en door deze kleine versterving zal uwe ziel nieuwe kracht en ijver voor het goede bekomen. Die. verstorven leeft, bidt het best, en een gulzig of zinnelijk kind zal nooit een ernstig Christen worden.
XIV.
Ootmoed is al even noodzakelijk als boetvaar digheid, als liefde en geloof. Dat is ook natuurlijk.
99
want Jesus is ootmoedig, en gij moet dus ook op dat punt aan Jesus gelijkvormig worden. Wij zijn met Jesus vereenigd en moeten dus ook ootmoedig zijn, want hij heeft gezegd : Leert van mij dat ik ootmoedig en zachtmoedig van harte ben.
De ootmoed doet ons gaarne erkennen, dat wij uit ons zeiven niets kunnen en niets zijn; dat wij van God, al wat goed in ons is, ontvangen ; hetzij in ons verstand of in ons hart, in ons lichaam of in onze beurs! Dat wij zonder hem niets zijn en niets hebben en dat de hulde en achting, ons door de menschen bewezen, niet ons, maar God toekomen. Onze ellende, onze zonden, onze gebreken, onze onvolmaaktheid, ziedaar wat ons toebehoort — dat alleen komt niet van God voort, want God is de oneindige heiligheid en het onkruid alleen is van ons; zoodat wij niet alleen uit ons zelve niets zijn, maar zelfs minder dan niets, want. zegt de H. Johannes, wij zijn ellendige zondaars en die het tegendeel beweert, is een leugenaar.
En zeg mij nu eens oprecht, kindlief, wat verdient het niet ? Wat anders dan vergetelheid ? Het niet verdient noch lof, noch vleierij, noch achting, en wat verdient wel de zonde of het kwaad ? Vernedering, straf en verachting. Welnu, ziedaar wat wij allen, in meer of mindere mate verdienen.
God alleen, Jesus alleen, verdient eer, glorie
100
en hoogachting, want het goede dat in ieder onzer ^ is, behoort hem toe, komt hem toe, evenals het j, licht dat op aarde schijnt, van de zon komt. Nie- ^ mand mag God de hem toekomende eer ontstelen, j; En wat ons, arme zondaars betreft, wij verdienen a niet alleen vergetelheid als schepsels, maar buiten n dien beschaming, vernedering en straf als zondaars. (] De een natuurlijk meer dan de andere, maar allen u toch in ruime mate. d
Wanneer gij u zeiven hoogacht en de achting e van .anderen zoekt, stelt gij u gelijk aan den 0 ezel, die, rijk uitgedoscht en met kostbare reli-quieën beladen, door zekere stad werd gevoerd. Daar de lieden op zijn doortocht eerbiedig nederknielden, verbeeldde zich het domme dier, dat men hem deze eer bewees, en begon van vreugde te balken. quot;Wat zoudt gij dien ezel wel toegeroepen hebben\'? Welnu voeg dat ook u zeiven toe, zoo-dra gij u tot hoogmoed geneigd voelt, zeg dan: sik ben niets dan een arm ezeltje, dan een niet, en al het goede dat in mij is, is in mij, maai niet van mij. Mij komt dus geenerlei eer toe, en ik moet alle eer laten toekomen aan hem die alle eer alleen toekomt, aan Jesus, den Koning der heerlijkheid, die ondanks mijne onwaardigheid in mij woont. Wanneer gij dus in \'t geestelijke of in \'t tijdelijke iets goeds verricht, wanneer ge door uwe studiën of zelfs door uwe lichaamsvlug-
101
heid, roem en eer behaalt, denk dan dat gij slechts het ezeltje zijt dat dit goede en prijzenswaardige draagt, en zeg dan van ganscher harte tot God; Niet aan mij, Heer, niet aan mij maar aan U komt alle glorie toe. Non nobis, Domini, non nobis. Wanneer tegenspoed en vernedering u daarentegen te beurt vallen, herinner u dan, dat uwe zonden die ruimschoots verdiend hebben, heb den moed, om kalm te blijven, om niet te morren, en er u zelfs, zoo noodig aan den voet des kruises over te verheugen. Ja, lief kind, dat is moeilijk heel moeilijk zelfs, maar juist daarom zoo heilzaam voor uwe ziel !
Ook moogt ge niemand verachten, niemand bij u zeiven vergelijken. Aan God alleen, komt het oordeel toe, uit de fout alleen, kan men niet over den schuldige oordeelen. God alleen weet, hoezeer hij misschien eerst daartegen gestreden heeft, hoe groot zijn zwakheid, hoe hevig en aanhoudend de bekoring ten val geweest is. Denk maar eens even aan den farizeër en den tollenaar van het Evangelie; de eerste, een algemeen geacht man, vergelijkt zich bij den tweeden, die een groot zondaar is; hij veracht dien zondaar, noemt zich ver boven hem verheven, terwijl de tollenaar bij de i*quot; herinnering aan zijn zonden, zijn oogen niet durft opslaan, zich vernedert en vol berouw smeekt : Mijn God, ontferm u over mij, armen zondaar !
■ng len ;li lar en, em al len
90\'
,n
iet, lai oe, die in» lid,
ge
102
Christus nu, verklaart dat de tollenaar gerecht- di vaardigd den tempel verliet, maar de farizeër niet, di want wie zich vernedert, zal verheven, en wie zich verheft, zal vernederd warden.
De hoogmoed vertoont zich echter op verschillende wijzen en in de kinderjaren vooral, vindt men haar dikwijls onder het bedriegelijke kleed der ij delheid terug. IJdelheid is de zucht om te schitteren. Schitteren door het verstand, door ki het uiterlijk, door de kleeding; schitteren door fortuin, rang en aanzien; ijdelheid streeft naar lof, en bij de minste spotternij, of bijtende scherts ontsteekt de ijdelheid in drift en klaagt en jammert. IJdelheid vindt men vooral bij kinderen (ook wel bij heele groote kinderen!), zij sluipt zelfs in onze godsvrucht, en dan willen wij als heiligen, geprezen en bemind worden, en wel om onze eindeloos goede hoedanigheden. Waarlijk \'tzijn wel schoone volmaaktheden, die zich dus ter algemeene bewondering voorop zetten ! zij smelten als sneeuw in de zon !
Laat daarom aan God alleen, aan Jesus alleen, alle eer ! Dat uw armzalig hart zich nooit in zijne tegenwoordigheid durve opblazen! Wees evenals Jesus ootmoedig van harte, overtuigd van uwe nietigheid voor God; veracht niemand, veroordeel niemand, en tracht ook hierin zooveel mogelijk Jesus uwen allerootmoedigsten Jesus na te volgen, hij
-103
die gedurende zijn geheele leven niet zijn eer, maar de eer zijns Vaders gezocht heeft.
XV.
Zachtmoedigheid.
De zachtmoedigheid is eene kalme, lieflijke kracht, ons door Jesus geschonken en waardoor wij onze ziel rein en vlekkeloos bewaren, te midden van de stormen des levens. Evenals een waterstraal uit een heldere fontein opwellend, alles wat hij besproeit, verkwikt en verlevendigt, zoo vloeit ook uit Jesus Goddelijk Hart, de zachtmoedigheid verkwikkend op onze harten neder.
Zij is eene kracht, want iedere uiting van ongeduld en gemelijkheid, iedere uitbarsting van drift en toorn, is • eene zwakheid, is • een val. Maar het is eene lieflijke kracht, die niemand beleedigt dan den duivel alleen, en aan het uitgestrekte en toch zoo zachtblauwe azuur des hemels denken doet.
De zachtmoedigheid is een kenmerk van ware godsvrucht, en maakt ons gelijkvormig aan O. H. Jesus Christus. Als Paulus de eerste Christenen vermaant, herinnert hij hen aan de onvergelijkelijke zachtmoedigheid van den Zoon Gods en zegt o. a. ; «Mijne broeders, ik smeek u in naam van de zoetaardigheid van Jesus Christus.\'\' En de
104
h. Schriftuur noemt O. H. het Lam Gods dat de C wereld beheerscht. Het Lam nu, is het zachtste b en onschadelijkste aller dieren. z
En gij, ilieve kleine Christen, wees een lam- \\ metje en geen bok. Een lam zacht en goed voor t de anderen, maar vooral voor de onaangename z twistzieke, ongeduldige menschen. v
quot;Wees even als Jesus, zachtmoedig van harte d en zachtmoedig van gelaat, zachtmoedig in woor- 1: den en gebaren, in- en uitwendig, onder de uwen c en in het openbaar, zachtmoedig in ziekte enge- ] zondheid, jegens uzelven en jegens anderen, zachtmoedig en vreedzaan. j De ware zachtmoedigheid is standvastig en kent ; geen vrees, zooals de ware ootmoed sterk, edel- ; moedig en vol vertrouwen op God is. De valsche ootmoed maakt moedeloos, de valsche zachtheid week. Zachtheid is geen weekelijkheid, vergeet dat niet. Uit liefde tot God onaangename menschen en dingen te dulden, is zachtheid ; zijn plicht verzaken uit vrees voor hindernissen, is weekheid. Een waarachtig, zachtmoedig Christen, heeft een stalen hand, met fluweel omkleed. Staal is de standvastigheid, fluweel de zachtmoedigheid.
Alle heiligen waren zachtmoedig en ootmoedig van hart. De zachtmoedigste van allen was wel de H. Fransiscus van Sales, zoo zachtmoedig, dat de H. Vincentius van Paulo, zijn vriend, uitriep:
105
de O mijn God, hoe goed moet gij wel zijn, als de ste bisschop van Génève reeds zoo goed is ? Ondanks zijn driftig karakter legde Frans van Sales zich m- van kindsbeen op de zachtmoedigheid toe. En op )or twaalfjarigen leeftijd zeide hij eens schertsend tot ne zijne moeder; Wij met ons drieën zouden eene voortreffelijke salade kunnen maken. Mijn broe-\'te der Louis (die zeer geestig en vlug was), zou )r- het zout zijn, Jean Francois (de tweede broeder, en die een zeer lastig humeur had) de azijn, en dikke :e- Frans, (dat was hij zelf), de olie.
it- De olie is iets voortreffelijks. Zij brandt, voedt, geneest, versterkt. Zoo is het ook, wanneer de nt zachtmoedigheid van Jesus zich in ons uitstort.
Zij brengt ons arm, onrustig hart tot rust, troost ie en verzacht ons leed.
id Lieve kleine, ik bid er u om, leg u toch zonder a\' tusschenpoozen op de zachtmoedigheid toe. Ver-in mijd zorgvuldig iedere gelegenheid tot toorn en r- verbittering. Waak, opdat uw karakter gelijkmoe-i dig, lieftallig, vriendelijk en vreedzaam worde, n Zeg nooit harde woorden, bemin den vrede, en 1- vlucht de twistzoekers, geef gaarne toe, wanneer het niet in strijd is met uw geweten. Wees ook niet g toornig jegens uzelven, want dat zou uw hart slechts il verbitteren. Evenals goede olie altijd boven drijft, t laat eveneens de zachtmoedigheid in al uwe handelingen boven drijven.
106
oa
ge
oo
Christelijke armoede wil niet zeggen: gebrek te aan geld, want arm zijn, is geen deugd. Armoede n; is een pijnlijke staat en waarin men bovendien hi evengoed de hel verdienen kan als in rijkdom, vi Neen, de christelijke armoede is eene deugd, die ir van Jesus hart in het onze overgaat, om ons van li de goederen dezer wereld te onthechten en de eeuwige goederen te laten beminnen. Het is de h gehechtheid aan het rijk Gods en de onthechting li van het wereldsche. t
De armoede vindt haren oorsprong in het hart, 1 zoo goed als de ootmoed, de zachtmoedigheid en : de boetvaardigheid. Zij onttrekt de ziel van alles ( wat haar op den weg des heils zoj^ kunnen tegenhouden. Zit een vogeltje op een lijmstok vast, dan helpt zijn tegenspartelen niets, het zit vast en kan niet wegvliegen, of wel men moest de pootjes weer los maken. Zoo gaat het ook met ons; zucht naar winst, liefde tot het geld, gierigheid en schraapzucht, ziedaar de gevaarlijke lijm,
•J 07
waardoor onze ziel, verre van God wordt vastgehouden. Maar Jesus onze Zaligmaker ontfermt zich harer, en doet haar daar het licht der genade, de IJdelheid van de goederen dezer wereld inzien, ontdoet haar van alle gevaarlijke aardsche gehechtheden en geeft haar de ware vrijheid van de kinderen (lods weder. Hoe dwaas is het toch ook, om zich aan de schatten dezer aarde te hechten! Misschien moet ge reeds in den volgenden nacht, alles verlaten. Onze onsterfelijke ziel kan haar geluk niet dan in de onsterfelijke goederen vinden, en deze waarachtige goederen zijn allen in Jesus Christus, den Vorst der eeuwige heerlijkheid, de vreugde van het Paradijs vereenigd.
Wie Jesus heeft, bezit alles ; hier beneden bezit hij reeds de hoogst mogelijke mate van geluk en hier namaals het eeuwige oneindige geluk. Wee hem, aan wien God niet genoeg is! Jes.us nu, bezitten wij reeds in deze wereld, hij deelt zich aan ons mede door zijne genade en door de H. Communie, en later zullen wij hem op veel vol-maakier wijze in den hemel bezitten, wij zullen hem van aanschijn tot aanschijn aanschouwen, wij zullen zijne gelukzaligheid deelen, en door hem, met hem, in hem, zullen wij God bezitten. Leer u dus nu reeds onthechten van alles wat uwe liefde onwaardig is. Zijt gij rijk, leer dan arm van harte te zijn, want zonder den geest van ont-
108
hechting kunt gij geen Christen zijn, het rijk der hemelen behoort slechts den armen van geest en van hart, d. w. z. aan hen, die zich niet aan deze wereld hechten.
De rijken moeten vooral goed over hun hart waken, want de dorst naar weelde en vermaak, naar de wufte ijdelheden dezer wereld wordt voor de rijken maar. al te licht bevredigd. Daarom noemt het Evangelie het ook zoo moeielijk voor de rijken om in den hemel te komen, wel niet onmogelijk maar toch moeielijk.
De armen moeten echter ook hun best doen om niet naar rijkdom en genot te verlangen Wanneer de geest van armoede ontbreekt, kunnen zoowel rijken als armen verloren gaan, de armen zoowel door het ongeregeld verlangen naar schatten, als rijken door de schatten zelve.
Leef daarom op aarde, niet voor den tijd maar voor de eeuwigheid en hecht uw hart niet aan datgene, wat gij eens zult moeten verlaten. Geef gaarne van het uwe. Deel zonder aarzelen met uwe broertjes, zusjes en kameraadjes. De arme zy uw kassier, uw schatmeester. Wat ge in zijne hand legt, is op hooge, op eeuwige intresten geplaatst
Wees ook eenvoudig in uwe kleeding, in alles wat u omgeeft, eenvoudig in uwe manieren. Oefen zooveel mogelijk de werkelijke armoede uit, en vermijd zorgvuldig alle overtollige uitgaven, maar
109
der Tooral die uitgaven der ijdelheid. Koop toch niet en altijd snuisterijen om u op te schikken of snoep-tan goe(l zooals zooveel rijke kinderen doen. Hoe zwaar zullen eenmaal die honderde guldens aan nietig-art heden verkwist, op den laatslen dag des oordeels ik, wegen, in de schaal van Gods gerechtigheid. I0r Als Jesus in zijne armen, slechts de helft ont-ijï) ving, van alles wat aldus verkwist wordt, er zou-or den geen armen meer zijn !
e[ Welaan, lieve kleine Christen, doe nu eens uw best, om uw goeden Meester, die de arme bij uit-.n nemendheid is, na te volgen. Hij bezat alles en ^ was los van alles. Volg zijne armoede na, en maak n u den geest van onthechting en heilige armoede n zoo eigen, als maar eenigszins mogelijk is.
XVII.
r
f
Zoo heet de schoone deugd, waardoor wij het meest op de h. Maagd en de engelen gelijken. De kuische, reine Christenen, vermijden en verachten alles wat oneerbaar is, alles wat de zuiverheid van hart of verbeelding zou kunnen kwetsen. Onschuldig noemt men de Christenen die nooit eene zonde tegen de zuiverheid hebben begaan.
Lief kind, ach, kon ik u toch recht ernstig op
110
het harl drukken, om slechte kameraden te vluch vri ten, als de pest; het zijn meestal de slechte ka meraden, die een goed onschuldig kind bederver ju en de boosheid in hart en geest doen ontstaan, en dat is een afschuwelijk kwaad. Eens de on-schuld verloren, voor altijd de onschuld verloren, en ^ de strengste reinheid is in \'t vervolg niet meer in staat haar terug te geven. Tot deze ellendige zielenbedervers, richt het Evangelie dan ook de \'\' vreeselijke bedreiging : Voorwaar, voorwaar, ik zeg ^ het u, indien iemand een dezer kleinen, die in ^ mij gelooven, ergert, zoo ware het hem beter, dat Y men hem een molensteen om den hals deed en 0 in de diepste diepte der zee wierp ! ^
Veroorloof nooit of nimmer onder welk ^ voorwendsel dan ook, dat een kameraad cf wie t dan ook, in uwe tegenwoordigheid spreke over za- 1 ken, die u doen blozen. Sta nog veel minder toe ^ dat men zich iets, wat met de zedigheid strijdt, te- 1 genover u veroorlove. Zoo een deugniet dit ooit mocht wagen, toon hem uwe verontwaardiging en hem aanstonds verlatend, ga uwe ouders of meesters waarschuwen. Vergeet dien wenk nooit, arme kleine, uwe onschuld, Uwe eer hangt er van af. Dat is geen klikken, dat is brand ! roepen. Hoe harder en hoe eerder men schreeuwt, hoe beter.
Lach ook nooit over ongepaste aardigheden of gemeene schertswoorden. Dat is geen onschuldige
cl] vreugdelach ; dat is de grijnslach van den duivel, dat is een zondige lach, waarmede de duivelen ei, juichend instemmen.
ln Wanneer ge alleen zijt, wees dan zeer zedig en n. ingetogen in uwe blikken, in uwe gedachten en en handelingen. Heb eerbied voor dat jeugdige lichaam, er dat de duivel zoo gaarne zou willen onteeren, om-o-g dat het door Jesus bewoond en geheiligd wordt, jp Uw lichaam behoort u niet toe, gij zijt er geen i0. meester over, het behoort aan Jesus Christus, en jn Jesus Christus wil dat gij het kuisch en rein be-a( ware, het als \'t ware met hel gewaad der eerbaarheid ij, omhulle. Denk hier wel aan, vooral te bed en bij het aankleeden. Overal bij dag en bij nachl ziet u ]{ God, en zijn alziende blik doorvorscht ten allen e tijde uwe handelingen, gedachten en begeerten. O, . mijn God, hoe zou ik kunnen zondigen, in uwe hei-e lige, ontzagwekkende tegenwoordigheid. Verwijl ook . nooit v r ij w i 11 i g bij onreine voorstellingen uwer t verbeelding en wanneer de onreine duivel u be-j koort, werp die bekoringen dan krachtig van u . af en vereenig u zoo nauw mogelijk met uw al-, machtigen Verlosser, de heilige Maagd om hare bescherming aanroepend. Veracht ook al de ver-, keerde, kleine indrukken eener onbestemde verbeelding; zoolang gij er niet vrijwillig in toestemt is er geen zonde; als men ze maar wegjaagt even als de vliegen. Vermijd ook iedere gevaarlijke
412
nieuwsgierigheid; hoeveel kinderen gaan daardooi verloren!
Niet waar, lieve kleine, gij zult altijd een schoone blanke lelie blijven, niet waar ? Gij wilt en zul altijd een tempel van Jesus Christus, een Ciboriura ^ zonder vlek zijn, waarin hij met liefde rusten zal ^ En als een kind der h. Maagd, zullen uwe ouders
IE
het woord Onschuld steeds op uw blankt
W.
voorhoofd kunnen lezen.
Een rein Christen is een engel in menschen- .
. 11
gedaante. Er bestaat niets schooners, niets bekoor- j. lijkers. Om in vrede en reine vreugd te leven ^ moet men rein zijn. De ondeugd maakt somber, ^ kwijnend, lijdend. De adem van Satan bezoedelt; de reinheid daarentegen, veredelt, maakt schoon en beminnelijk.
Om uwe reinheid te bewaren, moet gil veel
n
bidden, goed en dikwijls biechten, en zoo gij uwe eerste H. Communie gedaan hebt, dikwijls en vu- j rig comrnuniceeren. De veelvuldige communie is een krachtig voorbehoedmiddel, en onfeilbaar tot het verbeteren van slechte gewoonten.
De Eucharistie verdrijft de onzuiverheid, zooals het licht de duisternissen verdrijft. Ach, dierbaar kind, wees toch altijd kuisch en rein! Dat de H. Maagd uwe onschuld steeds bescherme en ver-dedige tegen de verleidingen van Satan en de wereld.
443
XVIII.
De gehoorzaamheid is vooral de deugd der kinderen. Ge zijt toch wel gehoorzaam, lieve kleine ? Volkomen gehoorzaam ? Dit laatste durf ik nauwelijks aan uwe ouders en meesters vragen, wie weet wat zij mij wel zouden antwoorden !
Als een schoone ruiker is de gehoorzaamheid, uit de liefelijke bloemen van ootmoed, zachtmoedigheid, geloof, godsvrucht en liefde, samengesteld.
quot; Het bereidwilligheid, met vreugde, helpt zij ons len wil, ja zelfs de wenken onzer overheden vol-meren.
Onze eerste overheid is God. De gehoorzaamheid aat ons dus in de eerste plaats Gods geboden be-ninnen en opvolgen. Dit is de allerhoogste overheid, ivant niemand ter wereld heeft het recht, iets dat loor God verboden wordt, te bevelen; of ons te ver-)ieden wat door God bevolen wordt. In zulke ;evallen moeten wij met den H. Petrus, den prins Ier apostelen zeggen : wij kunnen niet toegeven, ion possumus, oordeel zelf of het niet beter s aan God dan aan de menschen te gehoorzamen. )nrechtvaardige wetten, zijn geen wetten.
Na God komt in de tweede plaats de H. Kerk. )aar de H. Geest ook de Geest der Kerk is, moet
ooi
414
1
ter
ptie an na
)Ol
ee
sas lai [es wc vei
3p
[m en
zei te ev he al\'
aa ki li( la
Z(
men altijd en in alle dingen aan de Kerk gehoor zamen. Wij weten met ontwijfelbare zekerheü dat noch de Kerk, noch de Paus, haar zichtbaa opperhoofd, ons in dwaling kunnen brengen c ons ten kwade kunnen voeren. De gehoorzaam heid aan Paus en Kerk lost zich in de aan onze; Heer Jesus verschuldigde gehoorzaamheid op, wan in den persoon van den H. Petrus heeft hij aai den Paus gezegd: Alles wat gij op aarde zul binden, zal in den hemel gebonden zijn, en alle wat gij op aarde zult ontbinden, zal in den heme ontbonden zijn. En op eenen anderen tijd heef hij tot Petrus en de apostelen, en daardoor ooi tot den Paus en de bisschoppen gezegd : Ik bei met u alle dagen tot aan het einde der werelc Aan de wereldlijke vorsten moeten wij ook ge hoorzamen, zoolang zij niets bevelen wat in strij is met de wetten Gods en der H. Kerk. Maa dat zijn nog zaken buiten uw bereik, lief kind en komt alleen voor, wanneer het hoofd van eei Staat, tegen Paus en H. Kerk in, zijne onderda nen zou willen dwingen om tegen hun gewetei te handelen. In zulk een geval moeten alle Ka tholieken zonder onderscheid grooten en kleinen hui plicht doen, en liever hel schavot beklimmen dai aan God ongehoorzaam te zijn. Onder de marte laren der H. Kerk vindt men duizende kinderei van allen rang en stand.
115
De H. Agnes was dertien jaar, toen zij ter dood emarteld werd, de H. Agassitus vijftien, tosn nen hem met het hoofd naar beneden, boven een angzaam vuur roosterde. Onder de japansche nartelaren, door Pius IX heilig verklaard, was )ok de lieve kleine H. Lodewijk, op elfjarigen eeftijd gekruisigd.
Intusschen is voor u, op dit oogenblik hoofd-aak, eene vriendelijke gewillige gehoorzaamheid tan ouders en meesters. Volgens het woord van lesus, bekleeden zij Gods plaats bij u, en het woord van Jesus : Wie u hoort, hoort, mij, wie u veracht, veracht, mij, kunt gij ook wat u betreft, op hen toepassen. Inderdaad, in uwe ouders of meesters, gehoorzaamt gij ook aan onzen Heer en wanneer gij u vrijwillig tegen hen verzet, ver-Ij, zet gij u tegen hem! Daar het aldus eene gewetenszaak is, gehoorzaamt een Christenkind even goed aan zijne overheden in hunne afwezig-!e]heid als in hunne tegenwoordigheid, omdat de allerhoogste • overheid God, alomtegenwoordig is.
Geheel zijn leven was Jesus gehoorzaam aan zijn hemelschen Vader, en gedurende dertig jaar aan Jozef en Maria. Volg zijn voorbeeld na, mijn kind, en wees gehoorzaam. Onderwerp u vol liefde en vreugde aan hetgeen men u beveelt, en laat onze hedendaagsche geest van oproer en verzet nooit in uw hartje sluipen. In onze dagen
116
weten zelfs de kleine meisjes niet meer van gehoorzamen ; de kinderen willen het beter weten ^ dan hunne ouders, de scholieren dan hunne meesters, de leeken willen de wet voorschrijven aan den j Paus en de bisschoppen: \'t is de verkeerde wereld. n
De gewilligsten gehoorzamen slechts ten deele j( en zelden onderwerpen zij hun oordeel. En toch ^ wil God de gedweeheid van het hart. Men moet t met hart en ziel ootmoedig, maar niet minder, e met hart en ziel gehoorzaam zijn. Beloof dus aan t God, lieve kleine, om voortaan aan uwe overheden g te gehoorzamen, als aan zijne plaatsbekleeders. Pruil z of pruttel niet, wanneer men u iets tegen uwen zin gebiedt, maar verheug u veeleer, over deze gelegenheid tot zelfbeheersching. Gehoorzaamheid is in Gods oog het welgevalligste offer.
XTX.
Gebogen onder den last van een zeer zwaar kruis, verscheen het Goddelijk kind Jesus, eens aan een zeer heilig meisje, Joanna genaamd. Hij scheen met zweet overdekt en te uitgeput om verder te gaan. Mijne kleine welbeminde, vroeg Hij nu aan Joanna, wilt gij mij helpen om dit kruis te dragen ?
117
En Joanna antwoordde weenend, dat zij dit gaarne wilde doen.
»Wilt ge het uw geheele leven dragen ? vroeg Jesus weder, denk er aan, het kruis is zeer zwaar,quot; maar het vrome kind bleef aanhouden, en nu legde Jesus het op hare \'engere schouders. Maar door de onbeschrijfelijke zwaarte van het kruis teruggeschrikt riep zij uit, dat zij nooit onder zulk een last zou kunnen blijven loopen. Mijne dochter, mijne bruid, moedigde de zoon Gods haar nu aan, al vallend en opstaand zooals ik het deed, zult gij mij met uw kruis kunnen volgen.
Joanna nu was eerst zes jaar oud.
Het kruis dat Jesus haar aanbood, wordt ook aan ieder onzer aangeboden, \'t Moge meer of minder zwaar, meèr of minder pijnlijk zijn, maar voor allen toch zwaar en smartelijk. Dat kruis is het leven met zijne tranen, teleurstellingen en pijnen; met zijn rouwfloers en grafzerken, met lijden en ziekten naar ziel en lichaam : het leven verbitterd door de zelfzucht en de boosheid der menschen, door de bekoringen van den Satan, en eindelijk door den dood; in één woord het leven, zooals de erfzonde het maakte. Gewen u daarom reeds van jongs af aan, om op heilige wijze te lijden, en met den lijdenden Jesus en uit liefde tot Jesus te lijden.
Dat noemt men geduldig zijn. Is men schuldig,
118
cd
dan boet het geduld af; is men onschuldig, dan worden wij door het geduld in lijden, op wonder- w\' bare wijze geheiligd.
Het geduld is wel de moeielijkste aller chris- v€ telijke deugden, daar wij volgens den apostel Jakobus, door het geduld, volmaakt worden. Op , ieder uur van den dag komt het geduld ons. te 13 pas. Geduld met zich zeiven, geduld met de an-deren, geduld met zijne overheden, met zijne on-dei hoorigen en gelijken. In groote en kleine zaken, ^ altijd hebben wij geduld noodig. Geduld als eene vlieg ons plaagt en als onze dierbaarste verwach- ® tingen worden teleurgesteld. Geduld bij eene spel-deprik, zoowel als onder eene pijnlijke operatie. Geduld met eene pen die niet schrijven wil, ge-duld ook onder zware geldverliezen. Geduld om eene kleine spotternij te verdragen, geduld onder ^ een snijdende laster. Geduld als we zelve lijden, geduld ook als wij onze dierbaren zien lijden. In ^ één woord geduld in iedere omstandigheid van ^ ons leven.
Nog wil ik hier bijvoegen, lieve kleine, dat juist in de kleine dagelijksche zaken geduld het ; verdienstelijke is, want één flinke vuistslag wordt ; liever verdragen dan honderd kleine speldenprikken. Vooral dan is de beoefening van het geduld verdienstelijk, wanneer onze eigenliefde nooit gestreeld wordt, wanneer men ons kwetst in de
119
edelste gewaarwordingen voor geest en hart, wanneer men onze godsvrucht noodeloos belemmert, wanneer verachting en miskenning ons lijden vermeerderen. Ook wanneer men van zijn goed recht bewust, toch in het ongelijk gesteld wordt. 0, dan wordt het geduld eene moeieiijke deugd en is zij slechts mogelijk door de almachtige hulp van onzen Jesus. Daarom, zwijg en bedwing u bij de eerste opwelling van ongeduld, werp u inden geest aan de voeten van Jesus en roep hem toe : Heer laat mij den vrede ! Heer kom mij te hulp, geef mij uwen vrede, uwen goddelijken vrede 1 Zonder uwe hulp zou ik iets onchristelijks zeggen of doen, maar met u, o mijn God, kan ik alles verdragen. Nooit toch zal mijn kruis zoo zwaar zijn als het uwe ! Gij hebt verduurd en geleden tot den doodstrijd, tot den dood, en van uw bloedig kruis roept gij mij toe : Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij doen zoudt zooals ik gedaan heb.
Zwijgen is het beste middel, om geduldig te blijven, dit deed ook de H. Franciscus van Sales. Deze groote dienaar Gods, kon met het opge-ruimdste, kalmste gelaat, uren aaneen der grofste beleedigingen aanhooren. En heeft Jesus zelf ons in zijn lijden én kruisdood, dit zwijgen niet geleerd ? Jesus autem ta ceba t, »Jesus zweegquot; staat er geschreven en zijn eerste woord op het kruis, was dit allerzachtrnoedigste gebed : Vader
120
vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen. 18
Denk toch in alle kruis en lijden, lief kind, Dn dat het u door Jesus wordt aangeboden, en tracht ul\' uwen Jesus ook daarin te vinden. Uit hun aard ^ zijn die kruisen bitter en onverdragelijk, maar in ee: Christus worden zij dikwijls zoet en troostvol, en ha wanneer men Christus bemint, lijdt men ook gaarne met hem. quot; u
Ik stond eens aan het sterfbed van een kind, nc dat in hevige pijnen daarneder lag. Het arme gt knaapje was in doodstrijd en sprak met moeite. ln »\'t Gaat slecht niet waar?quot; vroeg ik. »Integendeel,quot; sc antwoordde hij met een beteekenisvollen glimlach, a: »bet gaat zeer goed.quot; g\'
Een ander achtjarig knaapje, dat aan eene long- g ontsteking leed, riep dikwijls uit: »ach, ik ben zoo 21 benauwd, zoo benauwd!quot; maar voegde er aanstonds v bij : sdes te beter o mijn God, want ik lijd voor U Iquot; z
Nog een andere zieke, sprak na ontvangst der 1.1. h.h. Sacramenten: sik lijd nameloos, maar nu 1 zijn wij met ons beiden om te lijden.quot; z
Wij zijn met ons beiden, ziedaar de groote kracht van het Christelyke geduld. Wat ik niet alleen kan verrichten, dat kan ik met Jesus, mijn Zaligmaker, die in mij is en mij de volheid en kracht zijner genade mededeelt.
Met hem kan ik alles, tot sterven toe.
121
Het met vrome onderwerping gedragen lijden, is de ladder, waarmede gij ten hemel zult stijgen. Dierbaar kind, leer dus het lijden beminnen uit liefde, tot den gekruisten Jesus. Dezelfde kleine Joanna, die ik straks aanhaalde, ontving eens het bezoek van eene geheele rij engelen, die haar het kruis van Jesus Christus aanboden.
Uw Welbeminde, zoo sprak een hunner, zendt u zijn kruis, opdat gij het als een kostbaar kleinood, levenslang dragen zoudt. Met dit kruis zult gij onfeilbaar ten hemel kunnen stijgen en daarin in alle eeuwigheid, uw Welbeminde kunnen aanschouwen. Joanna nam het kruis vol vervoering aan, zeggende : Ik zal het tot aan den dood dragen. Doe ook zoo, lieve kleine, doe ook zoo en gij zult leven. Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen vertroost worden! Zalig zijn zij, die vervolging lijden om de rechtvaardigheid, want zij zullen het rijk der hemelen bezitten. Voorwaar, ik zeg u : Springt op van vreugde en verheugt u te midden van uw lijden, want uw loon zal groot zijn in den hemel.
XX.
Om Christen te zijn, moet men zich zeiven verloochenen, d. w. z. in zich zeiven, alles wat ver-
zy
122
keerd en in strijd met Jesus Christus is, verach- ^ ten en bestrijden. Door de erfzonde zijn wij altijd ^ ten kwade geneigd, d. i. wat men de o u d e ^ m e n s c h noemt, in tegenstelling met den nieu- ^ wen mensch, met den door het doopsel herboren en hernieuwden Christen. In ieder onzer nu, leeft ^ deze kwade neiging ten booze, en deze heilige a neiging ten goede. De ware Christenen bestrijden naar vermogen deze kwade neigingen en laten den lt;r ouden mensch niet de bovenhand nemen. Zij doen ^ zooveel mogelijk wat Jesus Christus wil, en niet e wat de bedorven natuur verlangt. De slechte (] Christenen daarentegen, volgen de neigingen van e den ouden mensch en bieden weêrstand aan de 0 genade. „
De oude mensch nu, leeft .evengoed in kleine ^ kinderen als in volwassenen. De kinderen hebben c ook hunne booze neigingen, die uit de erfzonde ( voortvloeien, evenals modderachtige riviertjes uit j een modderpoel afstroomen. Zij hebben ook heilige j en goddelijke neigingen, die hun door Jesus Chris- ) tus in het h. Doopsel geschonken zijn. .
Deze neigingen zijn de Christelijke deugden , waarover ik u reeds gesproken heb.
Goed en kwaad staan in uw gemoed tegenover elkander, evenals twee vijandelijke legers op een slachtveld, en strijden vol woede en verbittering. Na den strijd, behoort het slachtveld aan den
123
overwinnaar. Hier op aarde blijft die strijd aanhouden, en eerst in het stervensuur wordt de overwinning beslist. Overwint de nieuwe inensch, d. w. z. de Christen, dan zult gij voor eeuwig den hemel ingaan, wordt de Christen in u overwonnen, arme kleine, dan is het met u gedaan. Dan wordt gij eeuwig gestraft in het helsche vuur. Het is dus zaak, u zeiven te verloochenen, de neigingen uwer booze natuur te verachten, en het kwade onkruid, bij zyne ontkieming met wortel en tak uit te roeien, opdat dit onkruid het leven der genade, in u niet verstikke. De wortel der erfzonde brengt in ieder onzer drie hoofdneigingen ten booze, voort. Dit noemt men de drie begeerlijkheden. De eerste begeerlijkheid, welke wij met geweld moeten bestrijden, is die des vleesches d. w. z. de neiging, waardoor wij allen, in meerdere of mindere male ten koste onzer ziel, tot het voldoen onzer zinnelijkheid getrokken worden. De tweede begeerlijkheid, is die der oogen, waardoor wij ons aan de zichtbare en vergankelijke goederen dezer aarde hechten, en dit ten koste der onzichtbare, geestelijke, eeuwige goederen. De derde eindelijk, is de begeerlijkheid des geestes, d. w. z. die geheel duivelsche neiging, waardoor wij vergeten dal God alles en dat wij niets zijn; dat hij onze opperheer is en wij hem moeten dienen ; dal hem alleen, in den hemel en op aarde.
alle eer en glorie, aanbidding en liefde toekomen, Uit deze drie afschuwelijke begeerlijkheden nu, is ;in de oude mensch samengesteld.
Lieve kleine Christen, wil toch uw gansche leven deze booze neigingen bestrijden, laat zulk on- iei kruid nooit in uw hartje opkomen. Verloochen u zeiven met moed en volharding ter liefde van eigen ziel en zaligheid, want Christus heeft gezegd, dat zij alleen zijne discipelen zijn, die zich aldus uit liefde tot hem verloochenen.quot; Indien iemand mijn leerling zijn wil, dat bij zich zeiven verloochene Verdoemd worden, of u zeiven verloochenen de keuze staat u vrij.
Ja, de zelfverloochening is bard en moeilijk maar de hemel wordt er door verdiend, en hij die ons dit juk oplegt, geeft ons buitendien genade om het ten einde toe en met vrucht te dragen
Begin dus reeds van nu |af aan in groot en klein u te verloochenen. Sta b. v. \'s morgens zender aarzelen of traagheid op het bepaalde uur op, kleed u zedig en eenvoudig; wees altijd zachtzinnig, goed en lieftallig met anderen, zelfs dan wanneer ge u knorrig gestemd voelt, eet van alles en ontzeg u nu en dan veroorloofde snoeperijen, vervul nauwgezet de plichten van iederen dag, enz. Nog eens, ik herhaal het: wees op uwe hoede, waak en bid en onderzoek u dikwijls over uwe booze neigin gen. Doorvorsch geest, hart en karakter, let op
uw
bei vac
er wa no be on
125
en. uw omgang met anderen, op uwe smaken en nei-is gingen. Vraag aan uwe meesters en ouders, aan [ien die u liefhebben, maar -vooral aan uw biechtvader om u bij dit onderzoek naar de zwakke zij-m-den van uw karakter, behulpzaam te zijn. Denk er toch aan, dat uw zaligheid er van afhangt, dat wanneer ge u niet met wilskracht verloochent, gij nooit een waarachtig Christen zult zijn, nooit de belooning, die u in den hemel is weggelegd, zult ontvangen.
Goed en kwaad strijden niet alleen in ons binnenste, ook buiten ons in onze zichtbare omgeving strijden zij om den voorrang. Het goede nu, moet gij zoeken en beminnen, het kwade vluchten en verfoeien. Nu wil ik u uitleggen wat het woord wereld in de christelijke taal beteekent.
De wereld is al datgene wat om en buiten ons, vreemd is aan het rijk van Jesus Christus en zijn H. Evangelie ; alles wat ten kwade voert, en een kwaden invloed op ons uitoefent. Wee der wereld, sprak Christus, wee der wereld, om hare ergernissen.
Het heilige leger van Jesus Christus, d. w. z.
le
126
de H. Kerk, bestrijdt de wereld met alle, haai ten dienste staande wapenen en wordt even kracht dadig door het duivelsche rijk, d. w. z. de wereld, bestreden.
Ook jonge kinderen zijn zelfs niet vrij van d( booze aanvallen van Satan, den vorst dezer wereld Zijn voornaamste lokmiddel is de zonde, is d( zucht tot vermaak. Hij tracht die arme kleiner diets te maken, dat men slechts leeft om zich t( vermaken, dat het geluk bestaat in bals, tooneel-spelen, feesten, lediggang en beuzelarijen. Dooi allerlei listen tracht hij hen van God, van d( huiselijke genoegens, van de zoetheden der gods- 0 vrucht af te trekken. Hij beweert, dat de plicht onverdragelijk, dat de godsvrucht vervelend is. en dat men in vermaak en verstrooiing alleen hel geluk vinden kan.
Dal is dan die dwaze, schuldige wereld, waar door zooveel arme kinderen aan den invloed dei H. Kerk en de liefde van Jesus Christus onttrok ken worden en ten verderve snellen. Wereld-1 i n g e n zijn die menschen, welke zich aldus door den duivel laten misleiden. Die arme ver dwaalden willen niet begrijpen dat zij op een dwaalweg zijn, en langs een met bloemen bezaaid pad rechtstreeks ter helle wandelen.
Neem u dus in acht voor de wereld, lieve kleine, voor de denkbeelden, verleidingen en voor\'
127
beelden der wereld. Alles is bedrog. Wat menu als verguld suikergoed aanbiedt, is dadelijk vergift. Wantrouw ook de wereldsche vermaken en trek uw hartje van al dat gebeuzel en klatergoud af. De wereldsche vermaken zijn als de schuim van den champagnewijn : duur, bedwelmend, gedruisch makend, lekker om te drinken, maar slecht voor de maag, en op slot van rekening is het toch niets dan schuim, dan gegiste wijn. Neen, dat is niet het geluk. Daar zult gij het nooit vinden. Diep en kalm, lieflijk en hemelsch is het ware geluk, en de wereld is altijd gejaagd, wild, zinnelijk, tuk op ijdelheden. — Godsvrucht, liefde tot al wat edel en goed is, ziedaar het geluk.
Daarom zijn de wereldsche genoegens niét altijd verboden; ik beweer alleen dat men ze moet wantrouwen, en zonder zijn hart er aan te hechten er een karig gebruik van moet maken. Evenals men aan een groot feestmaal wel een enkel glas champagne mag drinken, evenzoo is het geoorloofd nu en dan, maar natuurlijk altijd met toestemming der ouders, eens een kijkje of proefje te nemen van de vermaken dezer wereld, ofschoon \'t altijd eenigszins gevaarlijk is.
Lieve kleine, laat u niet verschalken door de schoone tafereelen, die men van deze wereldsche vermaken ophangt. Ach, er zijn zooveel doornen onder de rozen, men is zoo gauw verzadigd van
128
die vermoeiende holle feesten, welke geest en lichaam uitputten en het geweten afstompen. Laat men de duivel begaan, dan overheerschen deze zinnelijke genoegens ons maar al te ras, en in plaats van Christenen, worden wij wereldlingen. Dan leeft Jesus niet meer in ons. Met een dwazen lach om de lippen laten wij ons door den duivel der zinnelijkheid bekoren, door den vader der leugen omarmen, en zijn wij eens in deze omhelzing verslonden, dan is de weg naar de hel kort.
Bemin van ganscher harte uwen Jesus in het allerh. Sacr. des altaars, leg u toe op het gebed, beoefen de troostvolle werken der Christelijke barmhartigheid, werk gaarne, en lees gaarne ernstige boeken. Doet ge dit, dan beloof ik u in naam van God, dat het u weinig moeite zal kosten, om de wereld naar hare verdiensten te beoordeelen en te verachten.
XXII.
Pater Teofaan Venard in 1861 te Tong King in China onthoofd als martelaar voor het geloof, vermaande zijn jongeren broeder steeds om toch vooral zijne ziel in de vreugde en in den vrede Gods te bewaren. Denk toch niet, zoo schreef
129
lij hem meer dan eens, dat men om vroom le zijn, met gefronste wenkbrauwen en een lang gezicht moet loepen. Integendeel, een ieders godsvrucht maar vooral die van een scholier moet vriendelijk, froolijk, vertrouwelijk zijn. De H. Paulus heeft mmers gezegd: Verheugt u alt ij d in den 3eer ik zeg u, verheugt u! en, ach, lieve jroeder, hemin toch niet de wereld en hare schijn-vreugde ! De wereld is slechts in schijn gelukkig, n werkelijkheid is zij slechts bederf, wroeging m verleiding. Neen, bemin uwen God, den goe-len God, gij zult u er niet over beklagen. Zelfs op deze wereid belooft hij ook vreugden, maar jat zijn ware, onbeschrijfelijke, zoete vreugden. Wees dus vroolijk, heel vroolijk; het leven van den Christen is een voortdurende feestdag, een voorspel der eeuwige feestvreugde. De H. Geest is de eeuwige vreugde, de eeuwige vrede, en wordt ons door Jesus Christus gebracht. De ziel van een vroom kind moet kalm en rustig zijn als \'t blauwe uitspansel des hemels; helder en lieflijk als een schoone lentedag, schitterend van geloof, van liefde, stralend door het licht van Jesus -Christus. Deze zonnige vreugde is ook eene ernstige vreugde en vereenigt zich zeer goed met de smarten van het leven, zoodat men haar onder alle omstandigheden van het leven kan en moet bewaren. Dat deze vreugde boven uwe kleine
130
droefheden en teleurstellingen uitschijne, evenali de de zon boven de wolken en onweersorkanen blijf he schilleren in stille pracht. Dat de vrede Gods u die alle onrust beheerscht, uw geest en uw harl Z1J bewar.e, in Christus onzen Heer, zegt de H. Schrift ^
In onrust en kwelling, in neêrslachligheid er m droefenis, neem dus uw toevlucht tot het gebed vl Droefheid geeft gelegenheid tol duizenderlei zon N den. Vereenig u van ganscher harte mei uw ki goeden Jesus, uw trouwen vriend en vertrooster di Hij zal u den geest van vrede en liefde schen\' ai ken. Immers ook aan u richt hij hel woord, eens u door hem gesproken : Ik laat u mijnen vrede, il d geef u mijnen vrede ; het is niet de vrede, die ^ de wereld geeft, maar de vrede, die ik alleen ^
geven kan...... dat dus mijne vreugde in u vol- ^
komen zij ! En zoo het gebed niet voldoende is, ga dan tol Jesus in de H. Communie, open hem l1 uw harl, en hij zal u aantoonen hoe of gij den s vrede en het geluk kunt wedervinden.
Wordt vooral niet angstig ; de duivel tracht u door angstvalligheid het juk des Heeren zwaar en lastig te maken. Lieve kleine, \'t eenige geneesmiddel voor uwe angstvalligheid is de gehoorzaamheid; een ander middel is er niet. Hebt ge gewetensbezwaren, welnu, zeg die eenvoudig weg aan uw biechtvader, en volg nauwgezet zijne 1 raadgevingen op. In dergelijke gevallen is zijn woord,
131
de uitdrukking van Gods H. wil. Luistert gjj naar hem, dan luistert gij naar Jesus, en als de priester u beveelt alle onrust en gewetenswroeging ter zijde te stellen, gehoorzaam dan, want God zelf beveelt u dit door zyn mond, en gij moogt er niet meer aan denken. Gehoorzaamheid is de bron van de inwendige vreugde en van den vrede. Niels is bekoorlijker dan een vroolijk, godvruchtig kind, dat met volle teugen de rust van een onschuldig geweten geniet. Zulke kinderen doen denken aan engelen. Dat de vrede van Jesus Christus u dus altijd met vreugde vervulle, dierbaar kind, dat hij u doe opgroeien in genade voor God en de menschen. Wanneer gij dien vrede trouw bewaart, zal hij bij u blijven en u beminnelijk maken voor een ieder.
O Jesus ! hoe goed zijt gij toch voor uwe kleine lammetjes en hoeveel liefde zijn zij u toch verschuldigd 1
XXIII.
Hoe moeien wij onze gebreken verbeteren en deugdzaam worden ?
Dit wil ik u nu eens duidelijk uiteenzetten, lief kind, luister daarom oplettend ;
Ziehier de beste manier om uwe gebreken te
432
verbeteren, en in deugd toe te nemen : Vooreerst moet gij met behulp van uw biechtvader, van uwe moeder, of wel van een\' oprechten vriend, ontdek- m ken wat uwe hoofdfout en wat uwe hoofddeugd 0j is. Hoofddeugd noemt men de goede neiging welke lij door Jesus op eene bijzondere wijze in u wordt st aangek-weekt, en dientengevolge het meest in u te v( voorschijn komt. Hoofdgebrek is daarentegen de fout die het veelvuldigst door u bedreven wordt. ri Wordt een borduurwerk op witten grond ge- zi borduurd, dan zullen de kleuren der bloemen en di bladeren niet. beletten, dat wit toch de hoofdkleur 01 blijft. Zoo ook bestaat er in ieder onzer eene hoofd- v, deugd, die als \'t ware de grondslag der andere d deugden in ons vormt. De hoofddeugd van den H. e Paulus was, ijver; van Franciscus van Assisen, (j de armoede, van den H, Franciscus van Sales, de 0 zachtmoedigheid enz. enz. gt;
Zoo is het ook met de ondeugden gesteld. Iedere zondaar heeft een hoofdgebrek ; deze is hoovaar- f dig, gene zelfzuchtig; een ander zinnelijk oftoor- e nig, of gierig enz. 1
Weten we nu eenmaal wat ons hoofdgebrek en s wat onze hoofddeugd is, dan moeten wij daar vooral j op letten. Onze heiliging bestaat eenig en alleen ) in de ontwikkeling onzer hoofddeugd en ih de be- j strijding van onze hoofdfout. Ons bidden onze , goede voornemens moeten daarop gemunt zijn.
Dat is dus zooveel als de grondstof van uw borduurwerk. als de witte grond. Nu moeten er de mooie gouden versiersels, de bladeren en bloemen op gewerkt worden, d. w. z. de andere christelijke deugden en vooral de deugden van onzen staat, die wij ter wille van onze hoofddeugd niet verzuimen mogen. Een borduurwerk alleen uit den een of anderen grondstof bestaande en overigens zonder teekening zou immers heel leelijk zijn, en geen kooper vinden. Dit geldt ook voor de gebreken; niet alleen ons hoofdgebrek, ook onze andere gebreken moeten naar gelang zij zich vertoonen, bestreden en overwonnen worden, vooral die waartoe de duivel u het rneest aanspoort: nu eens de ijdelheid, dan weder de luiheid, de moedeloosheid, de drift enz. Zoo\'n borduurwerk mag ook niet slordig gewerkt of afgeroffeld worden. Neen, God heeft u dat tot levenstaak gi.maakt, en ieder uwer gedachten, woorden en handelingen maken een stuk er van uit. Is het niet naar den eisch afgewerkt, dan zal uw Meester en Rechter het u in het vagevuur laten verbeteren. De schoonste, zorgvuldigste borduurwerken waaraan de maker noch moeite, noch zijde, noch tijd gespaard heeft, worden natuurlijk het beste betaald, dat is billijk. Spaar dus geen moeile, lieve kleine dienaar van God; borduur met moed op den schoonen, witten grondstof van het kleed uwer onschuld, dat
134
gij bij uw h. Doopsel ontvangen hebt. Borduur val met ijver en vlijt, werk er de schoone, gouden versiersels van het geloof op, de groene bladeren der hoop, de roode vruchten der liefde; voeg ë0 daarbij de geurige viooltjes der nederigheid, de sc\' schitterende lelies der kuischheid en alle andere, aan God en zijne heiligen zoo welgevallige bloemen. zl-1 Als uw borduurwerk dan gereed is, d. w. z. n5 als het uur van sterven daar is, zult gij u name-loos verheugen, tijd noch inspanning gespaard te hebben. Uw schoon borduurwerk zal alsdan in den 01 hemel schitteren en de Koning aller heerlijkheid zal u met zijne eigene glorie omhullen en u eene 61 eereplaats aanwijzen, tusschen zijne getrouwe leer- ^ lingen. 11
n
Ziedaar dus, in korte trekken, de christelijke 0 godsvrucht. Hoe schoon en toch hoe eenvoudig ! ^ Zij ontspruit geheel en al uit Jesus Christus, houdt ^ ons met Jesus vereenigd, maakt ons gelijkvormig ^ aan Jesus, en doet ons zooveel mogelijk leven, 1 zooals hij geleefd heeft. \'
Als eene bron, die zich in verschillende takken verspreidt, stroomt de christelijke godsvrucht uit het H. Hart van Jesus in ons hart. Iedere rivier is eene deugd van Jesus, die door de mededeeling
135
van den goddelijken Meester, lot de onze wordt. De eenig verdienstelijke deugden zijn daarom de deugden, door Jesus in ons aangekweekt. Zij zijn goddelijk, want zij komen van hem; zij zijn men-schelijk, want zij zijn de onze.
Naarmate Jesus meer in ons leeft en werkt, zijn wy vromer en heiliger, maar naarmate onze natuur, meer in ons leeft en werkt, zijn wij ellendiger en zondiger.
De godsvrucht is een leven, dat zich in ons ontwikkelt en uitbreidt, evenals het leven van het lichaam; maar juist daarom kan het ook kwijnen en uitdooven. Ademhaling en voedsel zyn de twee hoofdoorzaken van ons levensonderhoud. Zoo ook met het leven der godsvrucht.
De ademhaling der godsvrucht is het gebed, dat even als de andere ademhaling geregeld en zacht moet zijn. Het voedsel der godsvrucht waardoor onze geestelijke krachten gevoed en hersteld moeten worden, is het nuttigen van Jezus H. Lichaam en Bloed, want anders zouden onze krachten door de voortdurende bekoringen des duivels, door de booze invloeden der wereld, en onze eigen bedorven natuur, te veel afnemen.
Deze ware, christelijke godsvrucht, welke ik in weinige regelen hier nederschreef, wensch ik u van harte toe, mijn innig geliefd kind ! Zij zal de schoonheid uwer jeugd en de kroon van\'uw
136
geheele leven uitmaken. Zij zal uw geluk en uwe vreugde zijn. Door haar zult gij God en den even-mensch dienen, en rechtstreeks naar het hemelsch paradijs gaan, alwaar ik u ook eens hoop te ontmoeten, wanneer ik door Gods genade gesteund, ook van mijnen kant getrouw blijf aan Jesus Christus, mijn Zaligmaker.
DERDE BOEK.
Over de bekoringen en over de zonde.
Uwe ziel, arme kleine, heeft helaas, een boozen, onverzoenlijken vijand. Yreeselijk, niet waar ? Gij hebt immers niemand kwaad gedaan, waarom hebt gij dan zulk een vijand ? Wilt ge dat geheim echter begrijpen, denk dan aan hetgeen ik u van de godsvrucht en van uwe vereeniging met Jesus gezegd het. Jesus, de eeuwige Zoon Gods, door de allerh. Maagd Maria mensch geworden, is de Koning, de Heer, de opperste en wettige heerscher over hemel en aarde. Voor hem, voor zijne heilige tnenschheid met zijne Godheid vereenigd, moet
138
ieder schepsel in liefde en aanbidding nederknielen.
Van af den beginne der wereld, werd Jesus, de Godmensch, van verre aan de engelen geloond, opdat zij in hem zouden gelooven, hem zouden aanbidden als hun God, hem zouden beminnen en gehoorzamen als hun Opperheer en Meester. Eenigen hebben gehoorzaamd, anderen hebben zich verzet.
Aan het hoofd dier opstandelingen stond de schoonste en machtigste aller Engelen, door de H. Schrift Lucifer, d. w. z. Engel des Lichts, genoemd. Lucifer was hel hoofd van alle engelen, en als het ware de gevolmachtigde van den Zoon Gods. Alle schepsels waren aan zijne hoede toevertrouwd. Opgeblazen over zulk eene uitgestrekte macht, wilde hij zich niet onderwerpen aan het Kindje Jesus, aan den Godmensch, aan den zoon \'van Maria. Hij verzette zich en sleepte een gioot aantal engelen met zich mede. Volgens de schriftuur het derde gedeelte. Evenals een intendant die door zijn vorst over zijn geheele fortuin, en al zijn dienaren aangesteld zijnde, hiervan misbruik maakt om zich in de plaats zijns meesters te stellen, handelde ook Lucifer. De trouwgebleven engelen, de engelen van Jesus, aan wier hoofd de groote aartsengel Michaël stond, bestreden deze ellendigen, en slingerden hen van uit den hemel in de hel.
gel Sp dai de
139
Van toen af aan, heetten de goede, trouwe engelen, engelen, deanderen daarentegen duivels. Spreekt men van den duivel, of van den booze, dan bedoelt men daarmede Lucifer, want hij is de duivel bij uitnemendheid. De andere booze geesten zijn de volgelingen van Lucifer, zooals de heiligen, de navolgers en vrienden, van Jesus van den Heilige Gods, zijn.
Lucifer heet ook Satan, d. w. z. de vijand. Ofschoon hij in de hel woont, oefent hij tot aan het einde der wereld, een grooten invloed uit op de menschen, en door dezen noodlottigen invloed, moet onze getrouwheid beproefd worden.
Met Gods genade kunnen en moeten wij daaraan weêrstand bieden; want, ofschoon Jesus Christus in den hemel verblijft, zoo woont hij ook in ons midden, en oefent een heilzarnen invloed op ons uit, door zijne h. Kerk, zijne h. Engelen, door de h. Sacramenten en vooral door het al-lerh. Sakram. des altaars, het Sakrament zijner liefde.
Jesus is met ons — Satan is tegen ons. — In het volgende hoofdstuk zal ik u zeggen, lief kind, waarom Satan uw vyand is.
140
ten
II. Jes
hel
va:
Satan is uw vijand, omdat, hij de vijand is van du Jesus, die in u woont en ieeft. Door u, wil hij ijv Jesus aanvallen. Hel is de geest van Jesus, het l\'1 leven van Jesus, dat hij aan uwe arme ziel ont- or rukken wil. Hij haal u, omdat gij Jesus toebehoort, eï omdat Jesus u bemint. 1«
Ijverzuchtig op Jesus, is hij het ook jegens u. P Door ijverzucht gedreven heelt hij den troon van v Jesus willen bemachtigen, en nu hem dat mislukt is, wil hij tenminste Jesus onttroonen in uw h hart. Gij weet lieve kleine, dat ge door de ge- 1 nade des Doopsels, de levende tioon van Jesus 1 Christus, de tempel der H. Drievuldigheid gewor- I den zijl. Uwe ziel is Jesus een kleine heme; op aard, uw gedoopt lichaam is zijn tabernakel. Begrijpt ge nu, waarom Satan uw vijand is\'? Rust u daarom ten strijde, want ieder Christen is een strijder Gods. Jesus Christus is zijn opperhoofd, de engelen zijn zijne beschermers, alle Christenen, zijne wapenbroeders.
Satan bekoort ons dus alleen, om ons aan Jesus te ontrukken; d. \\v. z. hij tracht ons door allerlei listen le benadeelen, en hel kwaad le la-
ten bedrijven, want het kwaad is in strijd met Jesus en de mensch die het kwaad pleegt, die het kwaad bemint, onttrekt zich daardoor van Jesus.
Gij ziet dus dat de bekoring, een slecht, gevaarlijk ding is, eene heiligschennende boosheid des an duivels tegen Jesus. De ellendeling is bovendien hij ijverzuchtig op ons, en verlangt ons even onge-iet lukkig te maken als hij, door ons het licht, de it- onschuld en het leven, dat hij verloren heeft, even-rt, eens te ontstelen. Satan is een bedrieger en een leugenaar. Hij ziet wel dat wij den weg naar het u. Paradijs inslaan, en daar hij er uit verdreven is, m wil hij ook ons in den afgrond der hel meeslepen, s- Als de duivel u bekoort, arme kleine, dan is w het, alsof hij u toefluistert: Ik ben een monster, 2- wilt gij het ook zijn ? Ik haat Jesus, wilt gij hem is met mij haten ? Ik ben vervloekt en verloren, wilt •- gij ook vervloekt worden ? Dan moet gij naar mij p luisteren en mijne raadgevingen volgen.
Het kwaad is dus altijd verborgen onder het gt; vergiftige suikergoed dat de duivel u aanbiedt, en i de gevolgen hiervan zijn : verdoemenis en hel, terwijl de gevolgen van de godsvrucht zijn: vrede, geluk en i het. Paradijs. Wat is dus de bekoring ? Eene influistering van Satan, waardoor hij ons tot de zonde drijft. Om te weten of het eene bekoring is, dan behoeven wij slechts na te gaan of het tegen God een gebod der h. Kerk, of fegen eene deugd, of
tegen den wil van onze weltige, of geestelijke over \' heid strijdt. hel
we
uv
1- De duivel bekoort ons rechtstreeks of zij- la delings ; te
Hij bekoort ons rechtstreeks door het ingeven ffi van slechte gedachten tegen het geloof, het ver- n trouwen, de liefde\' tot Jesus ; tegen de nederig- k heid, het geduld, de kuischheid enz. Meestal ech- r ter lokt hij ons ten val door middel der schepsels h en vooral door onze naaste omgeving. Want vele v lieden en zelfs kinderen zijn in plaats van dienaren « van Jesus, slaven van den duivel. Bijna altijd \'i worden kinderen tot het kwaad gebracht door een 1 slechten kameraad, door een slecht voorbeeld, een i slecht boek, een slechte bediende. Soms zelfs door een slechten meester of wel door ouders zonder geloof of godsdienst. Tot dezulken richt de Zoon Gods, deze vreeselijke vervloeking :
ïlndien iemand een dezer kleinen, die in .mij gelooven, verergeren, »voorwaar, voorwaar ik zeg u, \'t ware beter voor hem, dat hij met een molensteen aan den hals in de diepte der zee geworpen werd.quot;
443
ver Zulke personen zijn ware duivels, want zij doen hel werk van den duivel. — Mijn dierbaar kind, wees toch voor niemand eene oorzaak tot zonde. Wees veeleer een werktuig van heiliging voor uwen broeder, maar nooit een handlanger van Satan.
Satan is als een rooverkapitein, die in hinder-zij- laag ligt om de reizigers te berooven en des noods te vermoorden. Soms doet hij hét zelf, maar \'en meestal zendt hij zijne handlangers er op af, die er- niet veel beier zijn dan hij, en soms nog meer ig- kunnen uitrichten. Wees op uwe hoede voor die h- roovers, hoe schoon ook in schijn, wees op uw ;ls hoede voor die gezellen van Satan, maar vooral Je voor de verraders, die hunne wapens verbergen, !n en zich aangenaam voordoen, alleen om u des te jd zekerder te kunnen treffen. De weg naar den !n hemel is van beide zijden door. een somber woud ii omzoomd, en dat woud wemelt van struikroovers. »r 2. Drie krachtige middelen staan den duivel ten ir dienste : met de drie begeerlijkheden. Tengevolge n der erfzonde, komt ieder onzer met drie gevaarlijke begeerlijkheden, ter wereld. De eerste begeerlijk-ij heid is het dierlijk verlangen naar en de voldoe-ï ning van alle verkeerde neigingen des vleesches.
De tweede begeerlijkheid, is een ongeregeld verlangen naar de rijkdommen en goederen dezer wereld, kortom naar alles wat schittert.
444
De derde begeerlijkheid, is een hartstochleigkl streven naar eerbetoon en achting, een verlangenl om door loftuigingen, vleierijen, enz aan onzel ijdelheid te zien voldoen.
Door deze drie deuren, waarvan de duivel denl sleutel heeft, tracht hij in ons hart te dringen! en van onzen kant moeten wij mst behulp derl genade, voor ieder dier drie deuren goed de waqhtl houden. Duwt de vijand aan den buitenkant, danl moeten wij eens zoo hard aan den binnenkant I duwen, en mocht het hem soms al eens gelukken I de deur op een kiertje te openen, dan moeten wij 1 aanstonds Jesus te hulp roepen.
Satan richt zijne a invallen meestal tegen de I zwakste deur, en om daar het best op te kunnen passen, moet gij uw biechtvader vragen, dat hij u helpe in het opsporen van dat zwakste punt in uw karakter.
3. Als laatste middel tracht de duivel ons ook wel door kleine maar aanhoudende bekoringen, te vermoeien, te vervelen en tegen te houden op den weg onzer heiliging. B.v. door kleine gewetens-1 angsten, onbestemde neêrslachtigheid, tegenzin voor de H. Sakramenten en het gebed, door de neiging om, ondanks het verbod van den biechtvader, altijd weêr op vorige biechten terug te komen, door de nieuwsgierigheid tot verkeerde zaken en gevoelens, te prikkelen. Vrome kinderen hebben dikwijls
11
I
li
II:
III ■Hfi
É
■ifil! I
ÉH I;
145
\'ijli :ulke bekoringen. Het zijn speldenprikken van Jen iuivel, en hoe minder wij er op letten, hoe beter.
Nog iets: Voor de zonde stelt Satan ons le zaak hoogst onbeduidend voor : het is niets, joo fluistert hij ; hoogstens eene kleine zwakheid,
Irouwens met biechten, zijt gij er weêr af, enz......
Na de zonde, spreekt hij anders. »Hoe afschuwelijk, roept hij uit! Nooit heeft iemand zoo iets slechts bedreven... Neen, dat kunt ge onmogelijk biechten, enz---- Vermetel vertrouwen voor den val;
ontmoediging, wanhoop na den val____Ziedaar
het listige spel van dien aartshuichelaar. Doe juist het tegendeel mijn kind, vrees en sidder vooraleer te zondigen, maar zijt ge desniettegenstaande toch gevallen, laat dan uw vertrouwen op Gods barmhartigheid grenzeloos zijn.quot;
IV
De hevige bekoringen zijn natuurlijk de gevaarlijkste, want als de duivel ons als een woedende leeuw overvalt, hebben wij meer kans om verslonden te worden, dan wanneer hij slechts zachtjes om ons heen sluipt, en worden wij zoo hevig aangevallen, dan schijnt alles te moeten bukken. Bij kinderen komen zij slechts hoogst zelden voor.
10
,ren ize
len
;n Ier .ht an nt
Niet minder gevaarlijk zijn de bekoringen, waarin de duivel, zijn doel verbergend, ons in slaap sust en daardoor des te gemakkelijker overrompelt. Een goede muizenkat verbergt zich heel stilletjes op den hooizolder en laat \'t arme muisje naar hartelust rondspringen en naderbij komen, maar op \'t gegeven oogenblik springt de kat op haar prooi en bijt \'t muisje dood.
Satan is even geslepen als hoogmoedig, en meestal meer slang dan leeuw. Vertrouw hem daarom nooit, kindlief, doe geen onvoorzichtigheid, denk aan poes op den hooizolder.
Die onbestemde, onuitgedrukte neigingen tot al wat verboden is, behooren mede tot de gevaarlijke bekoringen. Zulk een stemming komt ongemerkt, in geest, wil en karakter op. Voorts de gewoonte van luiheid, nalatigheid, niets doen, zelfzucht, ijdel-heid, de tegenzin in geregeld bidden, de dage-lijksche kleine ongetrouwheden, ten opzichte der reinheid, der gehoorzaamheid, der plichtsvervulling; kortom, het zijn die bijna onmerkbare verlokkingen des duivels, waardoor wij langzaam maar zeker langs een zacht glooienden weg tot de doodzonde afdalen.
Deze soort van bekoring houdt soms weken, maanden, ja jaren aan. \'t Water in defondemen ten van een huis doorgedrongen, ondermijnt het langzaam en doet het soms eerst na tien jaren in si or ten.
ill\'
lliii
51 \'l\':
immt lil
iquot;
iilr
147 \\
Lieve, wees er dus voor op uwe hoede, en volg de raadgevingen van uw biechtvader, wanneer ge door dat soort van bekoringen vermoeid wordt. Onder de veie andere gevaarlijke bekoringen, wil ik nog alleen de moedeloosheid aanstippen. De H. Franciscus van Sales noemt deze de laf-hartigste aller bekoringen. Heeft de duivel ons tot ontmoediging gebracht, dan heeft hij bijna gewonnen spel. Satan tracht onzen wil te verdooven, onze krachten te verlammen, zoodat wij de deugd niet weêr willen beoefenen, en wanneer wij derwijze de wapens neérgelegd hebben, valt het hem gemakkelijk ons te dooden. Daarom lieve kleine, niet droevig, niet moedeloos worden in den dienst van God !
V.
JDe weêrsland aan de bekoring.
God laat nooit toe, dat wij boven onze krachten bekoord worden, en wie het tegendeel dezer geloofswaarheid beweert, is een ketter.
God geeft altijd de noodige genade. Hij is een goed Vader, die niet meer van zijne kinderen vergt, als zij hem geven kunnen, en hen niet te zwaar laat torschen. Hoe hevig dus de aanval zij, wij weten reeds vooraf dat wij de nooriige
148
kracht bezitten, om de bekoring te overwinnen. ^
Logt de duivel ons een gewicht van 100 pond ^ op, welnu, Christus die in ons leeft, geeft ons kracht genoeg om een gewicht van 120 pond te dragen; vermeerdert de duivel dat gewicht, dan vermeerdert, Jesus ook onze kracht, zoodat de vereischte genade om te zegevieren nooit ontbreekt. Anders zou God de verantwoordelijkheid onzer zonden dragen, en konden wij hem na onzen va! toeroepen: Is \'t dan mijne schuld. Heer ? Zonder u was ik machteloos en gij hebt mij niet voldoende ondersteund.
Zoo spraken ook zekere ketters, Jansenisten genaamd, a!s zij gingen biechten. Zij zeiden; Eerw. Vader, de genade heeft mij in dit of dat geval ontbroken. Is dat niet spotten met God, is dat niet zijne gerechtigheid en heiligheid lasteren ?
Neen, verheug u lief kind, verheug ü en jubel, want nooit zal de genade Gods u in den strijd dezes levens ontbreken. Gij hebt een goeden Vader, een allerbarmhartigsten Verlosser. Zonder hem kunt gij niets, dat is waar, maar met hem kunt gij alles. Met Jesus hebt gij voor hel noch duivel te vreezen, want Jesus, die in uw hart woont door zijne genade, zegt tot u wat hij eens tot Paulus zeide: Mijne genade is u genoeg en uwe deugd zal standvastig worden te midden der be-
149
koring. Hij, die door de bekoring valt, valt altijd door eigen schuld.
VI
Middelen om de bekoring le voorkomen.
Dikwijls kan men de bekoringen voorkomen, want van de tien keeren is eigen onvoorzichtigheid er acht keer de aanleidende oorzaak van. Kinderen hebben de meeste schrammen en blauwe plekken aan eigen onbezonnenheid te danken.
Wilt ge dus zooveel mogelijk die onaangename en gevaarlijke bekoringen voorkomen ? wilt ge den boozen duivel uit den weg blijven, liefkind?
Welnu, volg dan de hieronderstaande wenken.
I. Waak scherp over uwe zinnen en verbeelding, vermijd gevaarlijke gelegenheden. Wees niet alleen eenvoudig maar ook voorzichtig, en stel u niet noodeloos aan het gevaar bloot. Denk aan poes en de muis. Wist de muis, dat poes op loer lag, zij zou wel in haar hol blijven; wist de vlinder, dat licht brandt, dan zou zij wel op eerbiedigen afstand blijven, en hare vleugeltjes niet aan het kaarslicht verschroeien. Als \'t schaap wist, dat de wolf in het bosch schuilde, zou het zich daar niet wagen. Daarom, mijn lief lammetje, wees voorzichtig, de helsche wolf ligt in
450
hinderlaag. Vlucht zelfs de schaduw van gevaar. 0j Voorzichtigheid is de moeder der wijsheid. 01
Wanneer geest, hart en verbeelding zoo too- ei metoos daarheen dwalen, dan trekt de duivel daar (j natuurlijk partij van. Die het gevaar bemint, komt u er in om, zegt de H. Schrift. Dus waken, waken, waken ! v
II. Deze waakzaamheid geldt vooral voor slechte ] gezelschappen en slechte boeken. Sluit toch geen , vriendschap met de vyanden van Jesus. Wie met houtskool omgaat, wordt met zwart besmeerd; wie met meel omgaat, wordt wit; evenzoo begint men al ras de goede of slechte hoedanigheden, van do personen, waarmede men verkeert, over te nemen. Verkeer maar een poosje met een lichtzinnigen kameraad, en spoedig zult ge al even lichtzinnig worden. Door uw omgang met een onverschillig, ongodsdienstig kind, zal uw geloof verflauwen, zullen uwe godsdienstige gewoonte allengskens verdwijnen. Zeg mij met wien gij verkeert, en ik zal u zeggen, wie gij zijt. Soort zoekt soort. Deze spreekwoorden zijn zeer juist. Daarom, let bij de keuze uwer vrienden, op hun karakter, op hunne goede manieren. Hierdoor zult gij u duizenderlei bekoringen besparen. Boeken zijn eigenlijk ook kameraden ; papieren, verplaatsbare kameraden, altijd gereed om zich aan ons meda te deeien, daarom pas denzelfden regel
t
151
op hen toe, en zeg : Pas op, waag u niet aan \'t onbekende. Ik heb een jongetje gekend, dat door een enkel slecht boek zoodanig verward werd, dat hy het geloof meende verloren te hebben, en uit wanhoop een zelfmoord wilde begaan.
De slechte dagbladen, die Paus, Kerk en priester vijandig zijn, die zich niat schamen, zedelooze of lichtzinnige feuilletons te plaatsen, moeten in de eerste plaats onder de gevaarlijke lekiuien geplaatst worden. Een slecht boek is gelijk aan een vergiftigen drank, dat met een teug gedronken wordt. Een slecht dagblad is een vergift, dat druppel voor druppel indringt, en daardoor des te zekerder werkt.
Slechte kameraden, slechte boekon, slechte dagbladen, zijn allen geduchte wapenen in de hand van Satan.
III. Het derde middel ter- voorkoming der bekoringen, is de gewoonte van den arbeid en de goede werken.
Een vlijtig kind, dat nuttig bezig is, wordt slechts door één duivel bekoord; een lui, ledig kind heeft er duizend om zich heen. Lediggang is de deur tot alle bekoringen, vooral tot de onreine bekoringen. Goede, nuttige bezigheden sluiten den ingang van ons hart voor Satan af.
Arbeid en goede werken maken de ziel ernstig en krachtig. Laat een kind het werken varen,
152
dan lacht Satan in zijn vuistje, dan staat zijn kans ^
schoon. d
Het Leslft bewijs hiervoor is de vacantietijd. Ledigheid en voortdurend spelen zijn oorzaak van ^ fouten, en zelfs van zware fouten, voor kinderen die anders braaf en goed waren. Ik herinner mij \' een zeer goed opgevoed knaapje, dat het gehcele 1 studiejaar door, een voorbeeld was voor al zijn \' kameraadjes. Hij biechtte en communiceerde wekelijks, werkte met hart en ziel en stond aan \'t lioofd zijner klasse. Maar de vacantie bracht hem ten val. Hij had te veel ledigen tijd, de bekoringen rukten aan, en hij viel in tot nu toe nog ongekende zonden.
Zij die in de scholen, Jantje achteraan zijn, munten meestal ook niet door hun goed gedrag uit, en zijn op enkele uitzonderingen na, meestal trage, onwillige kinderen; troebel water, zooals men wel eens zegt — en de duivel vischt gaarne in troebel water.
IV. Een vierde middel is de gedachte aan Gods tegenwoordigheid, die uit eene ernstige godsvrucht en de gewoonte van het gebed voortkomt. Bidt, zegt Jesus, bidt opdat gij niet valt in bekoring.
De h. pastoor van Ars beval deze oefening van Gods tegenwoordigheid dringend aan, zeggende : Indien wij goed doordrongen waien van Gods
153
tegenwoordigheid zou het weêrstand bieden aan de bekoring ons gemakkelijk vallen.
De gedachte alleen : God ziet mij, is voldoende om nooit te zondigen.
Satan is bevreesd voor de zielen, die door hunne ingetogenheid zoo dicht bij Jesus zijn. Hij houdt wel veel van kastanjes en wil ze ook wel uit de heete asch halen, maar daar hij niet gaarne zijne vingers brandt durft hij den waarachtigen dienaar van Jesus niet goed aan, want dan brandt hij zich schromelijk. Jesus zelf beschermt de biddende, ingetogen ziel, welke zijn bijzijn zoekt, en die God bewaart, is goed bewaard.
Een vroom leven is de sterkste wapenrusting tegen des duivels slagen. Het gebed, de ingetogenheid, de h.h. Sacramenten, ziedaar onze uit-muntendste wapenen,
y. Ten slotte, lieve kleine, beveel ik u nog de twee deugden van ootmoed en opgeruimdheid aan, als bijzonder geschikt tot voorkoming dei-bekoring.
De ootmoed jaagt Satan en zijn aanhang, op de vlucht, want de duivel leeft slechts door hoogmoed, verwaandheid en ijdelheid.
De ootmoed maakt hem zoo benauwd, als een kanarievogeltje onder een perspomp. Hebt ge wel eens een perspomp gezien V Dat, is een glazen klok, waaruit de lucht door middel van een
154
zuiger gezogen wordt. Zet men nu een vogeltje onder dien glazen klok, dan moet \'t allengskens sterven, naarmate de lucht vermindert. Hoogmoed is lucht en leven voor den duivel, plaats hem eens onder den perspomp eener diepe nederigheid, en gij zult zien wat er van hem wordt!
De waarlijk Christelijke opgeruimdheid, die uit een goed geweten voortkomt, is ook een krachtig voorbehoedmiddel tegen menige bekoring. De opgeruimdheid stoot den eeuwig bedroefden duivel van zich af, zooals de stralende zon, de nachtelijke nevelen verdrijft. In den geestelijken strijd, verleent de opgeruimdheid eene wonderbare veerkracht van de ziel. Droefheid daarentegen, voert tot ontmoediging en zooals ge weet, ontmoediging is de sleutel tot alle bekoringen. Toch moet men die opgeruimdheid niet met uitgelatenheid en onzinnig lachen verwarren. De vreugde komt altijd voort uit het hart, terwijl uitgelaten brooddronkenheid, en onbetamelijke scherts een gevolg zijn van eene voorbijgaande, koortsige opgewondenheid, die niet van God komt en niet tot God voert.
Een droevig, gemelijk kind is meestal ziek naar ziel of naar lichaam. Laat daarom de vreugde van Jesus in uw hartje wonen, dierbaar kind, dan kan de saaie duivel, met zijne eeuwig treurige hel zich nooit in uwe kristalheldere ziel afspiegelen.
155
VIL
Hoe moeien wij de bekoring bestrijden!
Niet altijd kan de bekoring voorkomen \'worden, zoo min als men alle ziekten voorkomen kan. Voorzorgsmaatregelen kunnen wel veel, maar dikwijls is de bekoring onverhoeds en onvermijdelijk, Nu wil ik u leeren, lieve kleine, hoe de bekoring bestreden moet worden. Het is zoo praktisch mogelijk en \'t gevolg eener rijpe ondervinding.
I. In de eerste plaats zeg ik u: wees niet bang voor den duivel, maar veracht veeleer de bekoringen. Is men bang voor den verleider, dan wordt hij een reus, in staat om ons te verpletteren ; keeren wij hem integendeel den rug toe, verachten wij hem, dan vermindert de reus tot een ellendig dwergje. Dit geldt voor alle bekoringen, maar vooral voor de bekoringen tegen hel geloof, het vertrouwen en de zuiverheid. Bij de eerste gewaarwording der bekoring moet men aanstonds zeggen : Ga weg, ellendeling ! V a d e retro Satanai laat mij met rust, gij zijt een ellendige leugenaar. Slaat hem ruw af, \\yant niets is gevaarlijker dan een aanvankelijk toegeven in den strijd. De kop van den slang moet verpletterd worden, want vindt de kop ingang, dan volgt het gansche monster.
456
De H. Antonius, zoo bekend wegens zijne bui gewone bekoringen, behandelde hem altijd als een ellendeling, uitroepende : hier ben ik, ik Antonius Ik vrees uwe aanvallen niet, al waren zij ook duizendmaal heviger, want niets kan mij scheiden van de liefde van Jesus Christus.
Kind, doe ook zoo. Behandel den duivel als een keffenden hond. Wee u, wanneer gij vlucht; ter wijl de hond ophoudt met blaffen, wanneer ge rustig voorbijgaat en niet omziet. Satan, de hoog moedige Satan, vreest de minachting boven alles Geloof mij vrij, laat hem links leggen, wees niet bang voor den duivel. Zonder uwe medewerkin vermag hij toch niets op u.
II. Evenwel, het is niet genoeg om Satan met verachting van u at te stooten. Houdt de bekoring aan, dan moet gij u recht innig met uw vri\'end en beschermer, Jesus Christus, vereenigen; met Jesus die altijd in uw getrouw hartje woont. Roep hem aanstonds aan. spreek zijn h. Naam en die zijner moeder uit; Jesus ! Maria ! Deze beide na men zijn de schrik van den duivel. Fluister Jesus ook eenige vertrouwelijke woorden toe : lieve Jesus ik bemin u, kom mij te hulp! Mijn Heer en mij God, help mij om niet te zondigen. Liefste lm maculata, h. Maagd, bescherm mij ! De innige ver eeniging met Jesus en Maria, is een krachtig mid del tegen alle bekoringen. Met Jesus, hebt g
157
liets te vreezen, en vermoogt ge alles, zonder hem, zijt ge verloren. Als een sperwer nabij is, vergadert de klokhen hare kiekentjes onder de vleugels. Zoo ook roept de Zaligmaker ons tot zich wanneer het gevaar dreigt. Voor ons immers, heeft hij Satan en de wereld overwonnen.
III. Het kruisteeken, en vooral het kruisteeken met wijwater is ook een vreeselijk wapen tegen den duivel. Maak aanstonds bij de bekoring een godvruchtig kruisteeken, want door dit teeken wordt de verlossing der wereld en Christus zegepraal verkondigd. Alleen zijnde, moet het kruisteeken zoo groot en volkomen mogelijk gemaakt worden ; niet alleen zijnde, is een klein kruisteeken op het hart, dat. niemand bemerkt, voldoende. Zoo zal onze omgeving het niet zien, maar de duivel des te beter, en dat is hoofdzaak. De duivel is wel slim, placht de pastoor van Ars te neggen, maar hij is niet sterk. — Voor een kruisteeken neemt hij de vlucht.
Bij de bekoringen tegen de zuiverheid, raadt de H. Teresia ook het gebruik van wijwater aan. Onze lieve Heer deed haar dikwijls zien, hoe de duivels door wijwater verjaagd werden, even als honden door zweepslagen.
IV. Desniettegenstaande is het gebed niet altijd voldoende om de bekoring te verjagen. Afleiding is in sommige gevallen het beste middel.
bui.
een
us
ook
len
458
Zulk eene afleiding moet dan bestaan in een han^ denarbeid, eene inspanning van den geest, in een gesprek of uitspanning, of zoo iets dergelijks. Dan is zwijgen en alleen blijven, het gevaarlijkst; zoek afleiding, zing, spring in \'t rond, schrijf een brief, lees des noods een sprookje, wat ge maar wilt, mits het afleiding geve.
Vooral kinderen vergeten meestal door uiterlijke afleiding den inwendigen strijd. Blijft de duivel op die wijze alleen, dan verveelt hij zich, wordt ongeduldig en gaat heen. Nu, meer wordt er niet gevraagd, niet waar ?
V. Als ten slotte niets helpt, als alle middelen falen en de zware bekoringen toch aanhouden, als de duivel u volstrekt niet met rust wil laten, arme kleine, ga dan ook zonder aarzelen naar uw biechtvader, of anders naar vader of moeder; stort uw arm, vermoeid, ontmoedigd hartje uit — doe dat geknield, juist alsof ge aan \'t biechten waart, en vraag den priester om raad en steun. Evenals alle boosdoeners, is de duivel bang voor het daglicht, en als ge uw hartje zoo opent zal hij meestal wegvluchten. Vraag dan des Priesters zegen en verlof tot eene extra Communie, teneinde van Jesus, de aan uwe bekoring tegenovergestelde deugd, te verkrijgen ; b. v. een levendig geloof, liefde tot den arbeid, een groote reinheid des harten en vergevensgezindheid enz. Satan vreest de Biecht en de
\\el
■isl ■te IY om on pe: da no di le hlt; b(
159
i. Communie, daarom moet gij er, zoo dikwijls gij hel noodig hebl, gebruik van maken. De Eucha-\'istie is het hemelsche brood dat de Christenen ver-terkt en in leven houdt. Volgens het koncilie van Trente heeft Christus het voornamelijk ingesteld, om ons te behoeden, voor de doodzonde en te ontslaan van de dageiijksche zonde. Groote rampen, vorderen groote redmiddelen. Gcvorlt ge dus ciat het h. Vleesch en Bloed van uw Verlosser noodig zijn voor uwe ziel, nader dan zelfs zeer \'ijls tot de h. Tafel, üw biechtvader, uw strijd legen den vijand kennend, zal u wel helpen. Ik heb arme kinderen gekend, die ondanks de hevigste bekoringen, toch eene groote reinheid van geweten bezaten, omdat zij tot drie, viermaal per week communiceerden, maar die vielen, zoodra zij van dit redmiddel verstoken waren.
VIII.
Sommige kinderen denken, dat bekoord worden en zondigen Hetzelfde is. Zij dwalen. Na eene, niet toegestemde bekoring, is men niet schuldig. Of is een eerlijke jongen die een voorstel tot stelen afslaat, een dief? Integendeel, eene teruggewezen bekoring is een bewijs van deugd.
160
Alle heiligen werden bekoord, en naarmate hunne id deugden groeiden, namen ook de bekoringen toe. spi Christus zelf, de heilige der heiligen, heeft tot toi driemaal toe bekoord willen worden; eerst ten u\\ opzichte van voedsel en gezondheid, toen door in de bekoring van overmoed en eindelijk door die ui hoovaardij en eerzucht. Jesus nu, verdreef den duivel, door het zoo even aangehaalde woord; Vade di retro Satana! Ga van mij, satan. Dit god- te delijk almachtige woord moeten wij met Jesus en evenals Jesus in al onze bekoringen uitspreken, d
De groote apostel Paulus moest tegen vreese- d lijke bekoringen worstelen. De h. Benediktua streed onophoudelijk tegen den vijand zijner ziel. Ga van mij, zoo riep hij uit, ga van mij vervloekte satan ! gij biedt mij gift aan, neem het zelf in! En hij heeft dit gebed, als van den hemel komend, en door den duivel zeer gevreesd, aan zijne kloosterbroeders, geleerd.
De h. Bernardus, Dominicus, Frauciscus van Assisen, Thomas van Aquinen, Catarina van Sen-nen, hebben door de vreeselijkste bekoringen geleden. Elens had de h. Catarina eene bekoring die zonder een minuut tusschenpooze i.wee maanden, dag en nacht aanhield. Vasten en bidden, boetedoeningen van allerlei aard. biecht en communie, werken en aalmoezen geven, alles werd te vergeefs beproefd, Daar werd zij plotseling door eene ver-
161
chijning van den Zaligmaker zeiven, bevrijd. Heer sprak zij nog geheel sidderend, waar waart ge toch gedurende dien storm ? In het midden van uw hart mijne dochter, antwoordde Jesus. Ik was in uw hart en zag met welgevallen toe, hoe gij uit liefde lot mij, den strijd leverdet.
God liet alzoo toe, dat al zijne heiligen door de bekoring beproefd werden om hen ootmoedig te maken en hunne verdiensten te vermeerderen.
Bekoring is geen zonde, want zij stelt ons alleen de zonde voor. De duivel zegt : »doe dit of dat,quot; dat is de bekoring. Doet gij het inderdaad, dan zondigt ge ; doet gij het niet, welnu, dan zondigt ge niet.
De goede God veroorlooft de zonde om twee hoofdredenen : of wel, om ons te straffen, of wel om ons te beproeven.
Als straf; want onze bekoringen komen dikwijls uit onze vorige zonden voort, en dan dienen zij om ons aan die fouten te herinneren, om ons te vernederen en om barmhartigheid en vergiffenis te laten smeeken, om er ons nog beter van te zuiveren, door gebed, boete en quot;H.H. Sacramenten.
Ook wel als beproeving. Een soldaat toont zijne dapperheid eerst in het vuur. In vredestijd zijn lafaards en dapperen moeilijk • van eikander te onderscheiden. Door de bekoring, schiet de deugd dieper wortel in onze ziel. De zonde
nne toe. tot ten oor die ui-de aden i.
se-
162
wordt sterker door den strijd en eene flink doorgestane bekoring, maakt ons veel reiner, oot moediger, gehoorzamer. De pastoor van Ars zeide aan z\'yne kleine leerlingen: Als ge bekoord wordt hernieuw dan de beloften van uw doopsel. Wordt ge bekoord, offer aan God de verdienste der be koring op, om de tegenovergestelde deugd te ver krijgen. Wordt ge door hoogmoed bekoord, offer die bekoring dan op om de deugd van ootmoed te verkrijgen. Offer ook uwe bekoringen op voor de bekeering der zondaren, voor de zielen uit \' vagevuur. Zoo iets verbittert den duivel en jaag hem weg, daar op die wijze, de bekoring u lot nut wordt, geloof mij, hij zal u dan wel met rust laten. Wanneer wij dus niet toegeven, bezoe delen zelfs de langste en laagste bekoringen onze ziel niet. Integendeel Gods genade, doet het kwade ten goede keeren, en onze bekoringen zui veren ons van onze voorgaande fouten, versterken ons in de deugd en bereiden ons eene schitterende belooning in den hemel.
IX
Wie aan de bekoring toegeeft, zondigt; d. w. z daar men Satan aanhangt, verwijdert men zich van God en verliest rnen Jesus.
163
oorl De zonde is dadelijk of dagelijks. Doodzonde 00\'-lis een werk, woord of gedachte zoo boos en zoo ïidel vrijwillig, dat het ons geheel en al van God af-i\'dt, j wendt, ons Gods genade doet verliezen, en de H. \'\'dtj Geest verdrijft uit onze ziel. De dagelijksche zonde bpquot;! is ook eene verkeerde handeling, een verkeerd e,\'quot;| woord of verkeerde gedachte maar toch niet boos-^ei\'l aardig genoeg om ons de genade Gods te doen ver-edj liezen, om ons van Jesus te scheiden.
\'Orl De doodzonde kan men vergelijken bij die zoo-\'t| genaamde doodelijke ziekten, die het lichaam aan-g\'l tasten en ten grave slepen. De dagelijksche zon-0\'l de bij de minder ernstige ziekten zooals lichte s\'l koortsen, hoofdpijn, zware verkoudheid enz. die I de gezondheid wel is waar, ondermijnen en scha-e I den, maar al zijn zij ook soms gevaarlijk, het leven \' I niet ontnemen. Doodzonde is de dood, dagelijk-quot; I sche zonde, de ziekte.
1 I Het lichaam leeft door hare vereeniging met ! | de ziel; de ziel door hare vereeniging met Jesus | Christus. Deze vereeniging, heet de heiligmakende I genade. Door ons de heiligmakende genade te | ontrukken, scheidt de doodzonde, onze ziel vau ■ I Jesus Christus, ontrukt zij aaa onze ziel, het I eeuwige goddelijke leven, zij doet haar sterven, even als eene doodelijke ziekte den dood aan het | lichaam geeft, en de ziel dwingt om het lichaam I te verlaten.
164
Er zijn duizenderlei soorten van zonden, en ^ allen kunnen èf wel doodelijk, öf wel dagelijks
VG
zijn. Er zijn b. v. zonden tegen het geloof, ^ legen de hoop, tegen de liefde Gods en de naastenliefde, zonden tegen de zachtmoedigheid, de
zuiverheid, de gehoorzaamheid, zonden van hoovaar-
.... vlt;
dij, ijdelheid, gierigheid, gulzigheid, luiheid, van we- ^
reldsgezindheid; kortom zooveel deugden, zooveel te- ^ genovergestelde ondeugden, zooveel plichten jegens ^ God, jegens den naaste en jegens zich zeiven, zooveel doodzonden of dagelijksche zonden ook, wanneer men aan deze plichten tekort komt, want de ziekten der ziel ^ zijn helaas, even talrijk en verscheiden als de ziekten van het lichaam. Daarenboven zyn zij veel vreeselijker. Inderdaad, wat beteekent het lichaam, in vergelijking met de ziel ? Wat is leven en gezondheid in vergelijking van de heiligheid der ziel? Voor de ziel is allés goddelijk, alles eeuwig, komt alles van Jesus Christus.
O mijn dierbaar kind. God behoede u voor het
ongeluk, om ooit uwe ziel te verliezen !
♦
X.
Wanneer is eene zonde, doodzonde?
Luister nu eens goed, lief kind, op hel antwoord dier hoogst gewichtige vraag.
165
Eene zonde is doodzonde 1° wanneer men duidelijk inziet dat hetgeen men doen wil, zwaar verboden is; 2° wanneer men die zonde, ondanks dat bewustzijn, vrijwillig en met voorbedachten rade doet, of begaat.
Deze twee voorwaarden zijn noodzakelijk, om van eene zonde eene doodzonde te maken. Ontbreekt een dier beide voorwaarden, dan houdt de zonde op, doodzonde te zijn. Daarentegen is de zonde altijd doodelijk, wanneer deze beide voorwaarden, vereenigd zijn. Ik wil u dit door een voorbeeld ophelderen. Zonder onze twee beenen kunnen wij niet loopen, met een been gaan wij mank en kunnen op den weg wel zoowat voorthuppelen maar niet regelmatig gaan.
Uwe ouders of uw biechtvader hebben u b.v. strengstens verboden om in zeker gevaarlijk gezelschap te komen, zeker slecht boek te lezen, gij hebt dit gebod zeer goed begrepen en weet dat gij door dit te overtreden, zwaar zondigt. Desniettegenstaande geeft gij aan uwe hartstocht, aan uwe nieuwsgierigheid toe; met voorbedachten rade gaat gij in dat verboden gezelschap, leest gij dat slechte boek.... Welnu dan begaat gij eene doodzonde. De twee tot de doodzonde vereischte eigenschappen zijn voorhanden. Gij ziet duidelijk in, dat de zaak zwaar verboden is en begaat haar toch met willen en weten.
166
Een ander voorbeeld; het een of ander zondig w( vermaak is streng verboden; gij weet dit zeer zo stellig. De bekoring komt; zonder nadenken, werktuigelijk als het ware, doet gij wat ver- zo boden is. Indien gij er aan gedacht hadt, zoudt w
gij het nimmer gedaan hebben..... Wis en sl
zeker hebt gij gezondigd, want de door u begane d handeling was streng verboden; maar was het d eene doodzonde ? Neen, daar van uwen kant de g besliste vrije wil ontbrak, die tot iedere dood- e zonde behoort. De eerste eigenschap der dood- z zonde was aanwezig, de tweede niet. c
Nog een voorbeeld. Gij weet niet dat dit zon- 1 dig vermaak streng verboden is, gij telt het licht.
Gij geeft er u geheel vrijwillig aan over.....
Natuurlijk zondigt gy ook nu, maa r uwe zonde is niet doodelijk, omdat gij niet wist dat die zaak streng verboden was. De tweede eigenschap was aanwezig, maar de eerste niet. Zooeven ontbrak het rechter been, nu ontbreekt het linker been. Begrijp het toch goed, kindlief, zoo dikwijls gij met vrijen wil iets doet dat gij weet dat streng verboden is, begaat gij noodzakelijkerwijze eene doodzonde. Wanneer gij daarentegen met vrijen wil eene zeer schuldige handeling verricht, zonder voldoende te weten, dat zij zoo schuldig is, dan doet gij geen doodzonde. Zoo ook wanneer gij zonder het geheel en al te willen, iets verricht dat gij
167
weel dat ernstig verboden is, is er geen doodzonde.
Er zou zelfs in \'t geheel geen sprake van doodzonde kunnen zijn, indien een der beide voorwaarden, geheel en al ontbrak. Indien ge volstrekt onkundig waart van de schuldigheid van dit vermaak; of wel, indien ge ofschoon wetende dat eene daad verboden was, tegen wil en dank gedwongen waart die handeling te begaan, als men er u toe dwong ondanks uwen wil, dan zou er zelfs geen dagelijkoche zonde aanwezig zijn, want dan was er óf wel volmaakt gebrek aan besef, óf volmaakte afwezigheid van den wil.
Nu nog drie hoogst gewichtige bemerkingen.
la Om eene doodzonde te begaan, is het niet Jioodig tot zich zeiven te zeggen, ik wil eene doodzondequot;begaan; alleen de duivel en zijne handlangers \'zijn boosaardig genoeg, om uit liefde tot de zonde, te zondigen.
Wij arme Christenen zijn meer zwak dan boos ; wij bedrijven de zonde, niet omdat het zonden zijn, maar desniellecjmslaande het zonden zijn. Wij doen hel kwaad, niet omdat het verboden is; maar ofschoon het verboden is. Dat is een groot verschil, en daarom ook is God zoo lankmoedig jegens ons.
2° Is hel eene troostvolle gedachte, dat arme, zwakke kinderen die Jesus oprecht beminnen en
168
het kwaad verfoeien zeer moeilijk in wezenlijke doodzonde vervallen, want hun, ten goede geneigde wil, wendt zich niet licht geheel en al tot het kwaad. Zelfs in hunne grootste zwakheden kunnen zij zich als \'t ware, niet van Jesus afwenden. Daarentegen vervallen slechte Christenen, die in de gewoonte van doodzonde leven zeer licht daarin, omdat hun wil, ten kwade streeft.
Gquot; Is het niet noodig ook, om eene doodzonde te zijn, dat wij eene zeer slechte handeling verrichten ; het is voldoende, dat wij hiervan overtuigd zijn. Als ik mijn huurman een cent ontsteel, met het bewustzijn dat deze handeling zeer slecht, ja eene doodzonde is, dan bega ik ook eene doodzonde.
Overtuiging en wil zijn dus hoofdzaak. Dat gaat zelfs zoo ver, dat wanneer ik, om iets te noemen duizend gulden zou stelen, iemand dooden of andere gruwelen verrichten, zonder te weten wat ik deed, ik ook inderdaad geen doodzonde zou begaan; het zou natuurlijk hoogst ongelukkig zijn, maar geen doodzonde.
Hieruit ziet gij, lieve kleine, dat het noodzakelijk is uwe plichten te leeren kennen, en in gewetenszaken, goed te onderscheiden, wat ernstig is en wat niet, wat zeer schuldig is en wat minder schuldig is. Raadpleeg hierover uw biechtvader of ouders. Anders zoudt ge doodzonde kun nen zien, waar geen doodzonde is, of wel ömge-
469
keerd, en zoodoende krijgt men een onjuist geweten.
Het hierboven gezegde geldt geenszins voor de arme angstvalligen. Die hebben dermate hun geweten verward, dat zij overal brand meenen te ontdekken. Zij verbeelden zich, telkens doodzonden te begaan, en den wil te hebben van doodelijk te zondigen bij iedere beweging die zij maken, zij beulen zich af met allerlei gewetensangsten en zijn inderdaad zeer ongelukkig.
De gewone regelen gelden voor hen niet. Hun geweten is zoo ziek, dat niets dan volmaakte gehoorzaamheid aan een goeden biechtvader, hen genezen kan.
Wat u betreft lieve kleine, indien gij het geluk hebt van een flink, verstandig en eenvoudig geweten te bezitten, vergeet dan mijne voorschriften niet, zij zullen u, vooral by het biechten, goed te pas komen.
XI.
Een kind dat het ongeluk heeft gehad aan de bekoringen van Satan toe te geven en in doodzonde te vallen, verkeert in een hoogst beklagens-
170
waardigen toestand. De straks nog zoo schoone ooj ziel, is eensklaps buiten alle beschryving misvormd de: en zoo afschuwelijk, dat God en zijne Engelen er ziji de blikken van moeten afwenden, even als wij den blik van een, in ontbinding verkeerend lijk, wi afwenden. de
Door d?n staat van geestelyken dood, van ver- bc werping en verdoemenis waarin de doodzonde ons d( brengt, gelijken wij op den duivel. Het is een dlt; duivelsche staat, en daarom zegt de H. apostel h Joannes; Hij, die de zonde begeert, is van het e: ras des duivels. En reeds vroeger had onze Heer n aan de zondaren gezegd; Gij hebt den duivel tot v vader. c
In staai: van genade, leven wij het leven van God, het leven van Jesus en de H. Geesl is in t onze zielen uitgestort. De sap is het leven van 1 den wijnstok. Verdwijnt zij, dan verdort en sterft ; de rank. Jesus is de wijnstok, wij zyn de ranken, door de genade des geloofs en des Doopsels zijn wij met Jesus vereenigd. De levenssap, d. w. z. de H. Geest, doorstroomt onze ziel, heiligt en vergoddelijkt ze. De doodzonde verstikt dit zieleleven, berooft ons van de heiligmakende genade, verplicht Jesus, om ons zijne H. Geest te onttrekken en van af dat oogenblik, is onze van leven beroofde ziel, aaneen stinkend lijk gelijk. quot;Wel kan zij verrijzen, maar zij is dood. Wij zijn als dooden voor het
I
171
oog van den levenden God, a!s misdadigers voor den driewerf Heilige. Wat de duivels voor Jesus zijn, dat worden wij ook door de doodzonde.
Onze ziel, aldus dood zijnde, kan nog wel goede werken doen, maar geen verdiensten verzamelen voor den hemel. Zijn wij in staat van doodzonde, dan hebben onze gebeden, onze aalmoezen, onze boetedoeningen geen recht op belooning meer, zij zijn dood, als verdord hout. Toch hebben zij inzooverre hun nut, dat zij ons tot het berouw voorbereiden en den terugkeer tot God lichter en gemakkelijker maken. O, mijn kind, stel u den droeven toestand voor van een Christen die aldus in een enkel oogenblik alles verloren heeft!
En toch kan dien droevigen toestand van geestelijken dood zich nog in \'t oneindige verergeren. Dit geschiedt vooral bij gewoonte zondaars, die zonde op zonde stapelen en dagelijks dieper wegzinken in den modderpoel van het kwaad.
Met onze ziel is het niet zooals met ons lichaam. Is ons lichaam dood, dan is alles voorbij, dan kan het niet meer sterven. Al wordt een lijk ook met duizend dolksteken doorboord, het sterft niet ten tweeden male. Maar de ziel, zoo eindeloos boven \' het lichaam verheven, verwijdert zich door iedere nieuwe doodzonde, van haar levensoorsprong van God. Iedere nieuwe doodzonde, wischt nog meelde trekken van Jesus in de gedoopte ziel uit,
172
zoodat door dit veelvuldig zondigen ten laatste het geloof verloren wordt. De laatste band, die ons roet den Zaligmaker verbindt, breekt, zoodat men allengskens een verwerpeling, een zoon Satans wordt, het goede niet meer begrijpend, het kwaad beminnend. Dat is niet alleen de verdorde wijnrank, dat is de van den wijnstok gescheurde rank. ^
Het gaat daarmede als met de ladders in de
ti
kolenmijnen. Iedere sport verwijdert verder van het daglicht, voert dichter tol den afgrond.
Terwijl de goede Christenen, bij ieder hunner goede werken, met de engelen langs den geheim-zinnigen ladder van Jakob, opwaarts stijgen, om . zoodoende aan de bovenste trede Jesus en Maria r te ontmoeten, dolen de zondaars met de duivels ^ langs de afschuwelijken sporten neder, die ter helle voeren, alwaar het eeuwige vuur brandt, alwaar Satan, de vader der zondaars, de verworpeling bij uitnemendheid, zetelt.
Niet waar, lieve kleine, de staat van doodzonde is afschuwelijk! En om in dien staat te willen blijven, moet men wel alle gezond verstand, alle geloof verloren hebben. Dat de goede Jesus, u daarvoor behoede, nu en tot aan uw laatsten snik.
Wal doet een kind dal de doodzonde bedrijft?
Door de doodzonde, kruisigt dat kind, Jesus Christus, zijn Verlosser op nieuw in zijn hart — doet het datgene, wat oorzaak was van al de tranen en zieleangsten, van al de smarten en vernederingen van Jesus, en wel van zijne geboorte tot aan zijnen smadelijken dood op het kruis.
Hebt gij wel ooit ernstig nagedacht over het vreeselijke geheim der Verlossing ? De Verlossing is het onbegrijpelijke geheim van den eeuwigen Zoon Gods, die lijdt, weent, zich vernietigt, zich laat beleedigen, geeselen, verscheuren, ter dood veroordeelen, aan een bloedig kruis hechten — het is het geheim van den heilige der heiligen, stervend om onze zonden uit te wisschen, om onze zielen te redden en om ons den hemel te openen.
Wat Jesus voor allen geleden heeft, dat heeft hij geleden voor ieder onzer in het bijzonder 1 , Het is dus voor u dat hij geleden heelt van af de kribbe tot op Golgotha, voor u alleen, alsof gij alleen op aarde verlost moest worden. Het zijn uwe zonden, uwe persoonlijke zonden, die hij door een zelfverloochenend lijdensleven van drie
het ons
en dertig jaren, geboet heeft; en niet alleen zijn ^ dat uwe persoonlijke zonden in het algemeen, maar av ieder uwer zonden in het bijzonder. Het is voor mi de zonde die gij gisteren bedreven hebt, voor de sc zonde welke gij misschien op dit oogenblik wilt e\' begaan. S1-
Arm kind, wanneer gij u tot zondigen voelt ^ aangezet, och verplaatst u dan in den geest voor ^
de kribbe..... Ziet ge dat. arme kindje Jesus ^
dat lijdt en kreunt ? dat als een arm bedelaars- n kind op wat ruw stroo ligt uitgestrekt? Wilt gij ^ dat kindje laten weenen ? Wilt gij de oorzaak zijn 11
zijner smarten?...... Welnu, dan behoeft ge ^
slechts toe te geven aan Satan, die u op dit oogen- L blik lot de zonde aanzet; dan hebt ge slechts te \' zondigen! Wanneer gij bekoord wordt om God ( te vergeten, om uwe gebeden te verzuimen, om de 1 h.h. Sakramenten te verontachtzamen, volg dan uw verlosser, uw Jezus tot in de vreeselijke grot van
den doodstrijd.....Zie, hoe hij daar nederligt,
als verpletterd onder het gewicht uwer nalatigheden,
uwer onverschilligheid.....Zie, hoe hij badend
in zijn bloedig zweet, gedurende drie doodelijke uren onophoudelijk voor u bidt. Zie, hij wendt zich tot u, hij zegt zoo zacht verwijtend: En gij, wilt ge dan ook zondigen?
Wanneer de duivel der onkuischheid hart en vleesch doen wankelen, ga dan in den voo. hof van
-175
;[jn Pilatus. Beschouw daar uwen Jesas, uw Koning, jai, uw Verlosser, door de zweepslagen der beulen ge-,or raarteld en verscheurd, om alle zonden des vlee-jjg sches te boeten. Val voor hem ter aarde neder, ill ellendige zondaar, en zeg hem, zoo gij durft, dat gij u toch aan uwe hartstochten wilt overleveren. j]t Vlucht, zoo dikwijls Satan u nadert, vlucht naar 01. Golgotha. Jeugdige Christen, wilt gij zondigen? us Welnu zondig, maar weet dat gij, door te zondigen, s. nagelen en hamer opneemt en de handen en voe-iy ten van uwen Heer doorboort; weet dat het bloed n uit zijne wonden, u bespal, dat gij met den boozen re moordenaar en de Farizeërs de smarten van den i- Zoon Gods bespot, dat gij hem met gal en azijn e laaft, dat gij met de lans zijn allerheiligst, hart j doorboort! Zondigen is, Jesus Christus kruisigen e en vermoorden. Met iedere doodzonde vernietigt
v de zondaar, Jesus Christus.....Denk daar eens
^ ernstig over na, mijn kind ! Stel u eens even de ) bijna - oneindige afschuwelijkheid der doodzonde ) voor — Jesus Christus is van oordeel, dat al zijn 1 lijden en arbeid, al zijne boetedoeningen, al de . oneindige verdiensten van zijn leven en sterven, tegenover eene enkele doodzonde moeten gesteld worden. O mijn God, indien wij dit bedachten, zouden wij dan wel ooit met voorbedachten rade zondigen ? En vielen wij soms door zwakheid, wat zou dan onze wroeging, ons berouw, kunnen even-
en ? Neen, liever sterven, dan zoo iets te doen, st waar? Liever alles verliezen, alles verlaten, in derwijze te zondigen, liever de toekomst, ja hel leven opofferen !
De vrome koningin Blanca sprak dikwijls tot haar zoon: Mijn kind, gij weet hoezeer ik u be min — en toch zou ik u liever op het oogenblik zien sterven, dan u eene doodzonde te zien begaan Het kind behartigde deze vrome lessen, en als de H. Koning Lodewijk, bewaarde hij onbesmet het helderwitte kleed van zijn doopsel, en dit te midden der grootste verleidingen. Niet waar, dier baar kind, gij wilt voortaan ook uwe onschuld bewaren, en de doodzonde op alle mogelijke wy ze vluchten\'?
Door den zondaar het geluk te ontnemen, straft God hem reeds hier op aarde; want het geluk bestaat in een goed geweten en in den vrede des harten. De doodzonde vernietigt dezen vrede. Even als eene bloem door het vuur verschroeit, zoo verwelkt een kind door de doodzonde, en dit is zelfs aan zijn uiterlijk te bespeuren. Verdwenen is die vrije openhartige blik, verdwenen die gulle
[in
i|i;
1; ik
11
I 1:
477
ien lach, die straks nog om de frissche kinderlippen en speelde.... De schoone zon schijnt verduisterd jjgl en er ligt iets sombers, iets gedwongens, iets laags, om rnij zoo uit te drukken, over hel kin-j0j dergezichlje verspreid, omdat het helaas! niet meer )e_ aan Jezus toebehoort. Buitendien zendt God den zondaar dikwijls pijnen, vernederingen, ziekten en ln rampen. Wanneer zulke beproevingen u ooit moch-^ ten bezoeken, lieve, onderzoek dan u zeiven en [et zie toe of uw geweten u niets verwijt. Is uw je geweten rein, weet dan, dat van af het treurspel ^ op Golgotha de goeden door de kwaden moeten lijden, en dat de onschuldigen in Jezus verheven ,e zending mogen deelen, de zending om voor de schuldigen te mogen boeten. Ontdekt ge daarentegen eene zware fout, mor dan niet maar onderwerp u en aanbid de barmhartige gerechtigheid Gods, die hier beneden slechts kastijdt om te bekeeren. Straf of beproeving zijn meestal de oorzaken van ons lijden hier op aarde, en meestal is het eerder [■t kastijding dan beproeving.
^ In de eeuwigheid echter, komt de goddelijke e gerechtigheid eerst in volle werking en wordt de vreeselijke doodzonde in al hare gestrengheid gestraft. Gaat van mij vervloekten, gaat in het eeu-I wige vuur, dat bereid is voor Satan en zijn aan-j hangquot;. — Ziedaar de veroordeeling der doodzonde. , Voor den veroordeelden zondaar is Jezus geen
176
aren ? Neen, liever sterven, dan zoo iets te doen, \'ai niet waar? Liever alles verliezen, alles verlaten, SP dan derwijze te zondigen, liever de toekomst, ja het ^ leven opofferen ! ^
De vrome koningin Blanca sprak dikwijls tot haar zoon; Mijn kind, gij weet hoezeer ik u be- a\' min — en toch zou ik u liever op het oogenblik zc zien sterven, dan u eene doodzonde te zien begaan. Het kind behartigde deze vrome lessen, en als
Z]
de H. Koning Lodewijk, bewaarde hij onbesmet het helderwitte kleed van zijn doopsel, en dit te ® midden der grootste verleidingen. Niet waar, dier- ° baar kind, gij wilt voortaan ook uwe onschuld bewaren, en de doodzonde op alle mogelijke wy ze 1 vluchten 1 {
XIII.
Door den zondaar het geluk te ontnemen, straft. God hem reeds hier op aarde; want het geluk bestaat in een goed geweten en in den vrede des harten. De doodzonde vernietigt dezen vrede. Even als eene bloem door het vuur verschroeit, zoo verwelkt een kind door de doodzonde, en dit is zelfs aan zijn uiterlijk te bespeuren. Verdwenen is die vrije openhartige blik, verdwenen die gulle
177
•en \'ac\'1\' s\'ral{s nog om de frissche kinderlippen en sPee^e • • • • De schoone zon schijnt verduisterd het en er \'e\',s sombers, iets gedwongens, iets laags, om mij zoo uit te drukken, over het kintot ^ei¥ezichtje verspreid, omdat het helaas ! niet meer 3e. aan Jezus toebehoort. Buitendien zendt God den lik zon^aar dikwijls pijnen, vernederingen, ziekten en in ramPen* Wanneer zulke beproevingen u ooit moch-als \'en ^ezoe\'sen) lieve, onderzoek dan u zeiven en iet z\'e \'oe uw seweten u niets verwijt. Is uw te geweten rein, weet dan, dat van af het treurspel ü-. 0P Golgotha de goeden door de kwaden moeten U lijden, en dat de onschuldigen in Jezus verheven 5e zending mogen deelen, de zending om voor de schuldigen te mogen boeten. Ontdekt ge daarentegen eene zware fout, mor dan niet maar onderwerp u en aanbid de barmhartige gerechtigheid Gods, die hier beneden slechts kastijdt om te bekeeren. Straf of beproeving zijn meestal de oorzaken van ons lijden hier op aarde, en meestal is het eerder [■, kastijding dan beproeving.
In de eeuwigheid echter, komt de goddelijke e gerechtigheid eerst in volle werking en wordt de ; vreeselijke doodzonde in al hare gestrengheid gestraft. Gaat van mij vervloekten, gaat in het eeu-j wige vuur, dat bereid is voor Satan en zijn aan-j hangquot;. — Ziedaar de veroordeeling der doodzonde, j Voor den veroordeelden zondaar is Jezus geen
176
aren ? Neen, liever sterven, dan zoo iets te doen, \'a niet -waar? Liever alles verliezen, alles verlaten, sï dan derwijze te zondigen, liever de toekomst, ja hel quot; leven opofferen ! ^
De vrome koningin Blanca sprak dikwijls tot haar zoon; Mijn kind, gij weet hoezeer ik u be- a\' min — en toch zou ik u liever op het oogenblik 21 zien sterven, dan u eene doodzonde te zien begaan. \'\' Het kind behartigde deze vrome lessen, en als de H. Koning Lodewijk, bewaarde hij onbesmet z het helderwitte kleed van zijn doopsel, en dit te ® midden der grootste verleidingen. Niet waar, dier- 0 baar kind, gij wilt voortaan ook uwe onschuld 1
bewaren, en de doodzonde op alle mogelijke wijze 1
g
vluchten ? ^
XIII.
(
(
(
Door den zondaar het geluk te ontnemen, straft God hem reeds hier op aarde; want het geluk bestaat in een goed geweten en in den vrede des harten. De doodzonde vernietigt dezen vrede. Even als eene bloem door het vuur verschroeit, zoo verwelkt een kind door de doodzonde, en dit is zelfs aan zijn uiterlijk te bespeuren. Verdwenen is die vrije openhartige blik, verdwenen die gulle
177
)en Iac^) straks nog om de frissche kinderlippen ten sPee\'^e • • • • De schoone zon schijnt verduisterd hel en 61 \'e^s soml:)ers, iets gedwongens, iets laags, om mij zoo uit te drukken, over het kintot dergezichtje verspreid, omdat het helaas ! niet meer j)e_ aan Jezus toebehoort. Buitendien zendt God den ilik zondaar dikwijls pijnen, vernederingen, ziekten en in ramPen- Wanneer zulke beproevingen u ooit moch-als ^en ^ezoe\'ien) lieve, onderzoek dan u zeiven en iet zle toe of uw geweten u niets verwijt. Is uw te geweten rein, weet dan, dat van af het treurspel op Golgotha de goeden door de kwaden moeten Ij lijden, en dat de onschuldigen in Jezus verheven se zending mogen deelen^ de zending om voor de schuldigen te mogen boeten. Ontdekt ge daarentegen eene zware fout, mor dan niet maar onderwerp u en aanbid de barmhartige gerechtigheid Gods, die hier beneden slechts kastijdt om te bekeeren. Straf of beproeving zijn meestal de oorzaken van ons lijden hier op aarde, en meestal is het eerder ft kastijding dan beproeving.
In de eeuwigheid echter, komt de goddelijke ie gerechtigheid eerst in volle werking en wordt de ; vreeselijke doodzonde in al hare gestrengheid ge-j straft. Gaat van mij vervloekten, gaat in het eeu-j wige vuur, dat bereid is voor Satan en zijn aan-1 hangquot;. — Ziedaar de veroordeeling der doodzonde. s Voor den veroordeelden zondaar is Jezus geen
• T)
478
Jezus, d. w. z. geen Verlosser meer. Hij is de rechter, die niets dan gerechtigheid kent. Met eene eenige en allerrechtvaardigste straf wordt de hoovaardige zondaar die zich niet meer bekee ren kan, getroffen. Voor altijd wordt hij uit Gods tegenwoordigheid verdreven; Ga van mij vervloek ten! Hij vervloekt den zondaar, hij stort Gods vloek over hem uit. En deze vervloeking stort den zondaar tot in het hol van Satan, tot in het vuur, tot in het eeuwige helsche vuur. Branden eeuwig branden met de duivels door een vuur, dat nooit verteert, dat lichaam en ziel verzengt. Bran den in de geheimzinnigste ondoorgrondelijkste duis ternissen, branden in de hevigste wanhoop en vertwijfeling.... temidden der hevigste wroegin gen .... branden, en God en Jezus en Maria, en den hemel en alle schepselen, en vooral zich zeiven haten en verwenschen.
Ziedaar de straf der doodzonde in de hel.
En toch zijn er redelijke schepsels die met voorbedachten rade zich eene dergelijke straf be reidenll! Neen, niet God werpt ons in de hel wij doen het zelve door onze zonden en dwaas heden. Daarom ook zal de verdoemde onophoude lijk uitroepen: Ik heb God verloren, den hemel en mijne ziel verloren door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld! — Zoo wordt de dood zonde, door den rechtvaardigen God bestraft.
179
Wat moet een kind doen, dat hel ongeluk had in doodzonde te vervallen?
Als u ooit deze grootste aller rampen overkwam, arme kleine, als ge ooit eene doodzonde zoudt begaan hebben, sta dan zoo spoedig mogelijk uit dien afgrond op, en wasch u rein van dit afschuwelijk slijk. Verlies geen oogenblik, want het verblijven in de doodzonde is voor een Christen even erg, ja misschien nog erger dan de val zelf. Dit bedenkt men niet genoeg. Als een kind bij ongeluk in de modder valt, zal het dan maar rustig blijven liggen\'? Zal het niet aanstonds opstaan en beschaamd over zijn besmeurd kleedje naar moeder loopen, al heeft het. ook straf te vreezen ? het zal niet rusten voordat zijn kleedje schoon is. Dat is ook plicht voor den armen zondaar, die het ongeluk had, in den poel der zonde te vallen. Zonder aarzelen moet hij aanstonds opstaan en zijnen allerbarmhartigsten Verlosser het schoone kleed zijner onschuld terugvragen. Daar helpt geen uitvlucht voor, en hg die dit verzuimt, zondigt rechtstreeks tegen het eerste en voornaamste aller geboden, tegen de liefde jegens God. In staat van doodzonde verblijvend, blijft men de vijand van God, veracht men zijne liefde en han-
180
delt alsof de toestand van zondaar ons geheel onverschillig ware!
Maar hoe kunnen wij ons van de doodzonde bevrijden? De een kan aanstonds gaan biechten, de andere niet.
Is de onmiddellijke biecht onmogelijk, wat vooral bij kinderen, die niet altijd vrij in hun handelen zijn, nog al eens voorkomt, wat dan? Dan moet men zoodra men alleen is, nederknielen, zich diep vernederen, en God ootmoedig om vergiffenis smee-ken. Even als de goede moordenaar moet men zich vol schaamte en berouw tot den goeden Jezus wenden, die men zoo wreedaardig gekwetst en bedroeft heeft, en hem ter wille zijner einde-looze liefde, ter wille van zijn smartelijk lijden, om vergiffenis smeeken; tevens nederig erkennend dat men die vergiffenis onwaardig is, men moet de allerh. Maagd, die toevlucht der zondaren aanroepen en haar smeeken om ons de vergeving onzer zoude bij God te bekomen. Eindelijk moet men niet alleen met de lippen maar van ganscher harte eene flinke akte van volmaakt berouw verwekken en zeggen als volgt: «Mijn goede Jezus, mijn allerbarm-hartigste Zaligmaker, vergeef mij mijne afschuwelijke zonde .... Ik gevoel er een diep berouw over, en verfoei die zonden uit alle krachten mijner ziel.... Met uwe hulp zal ik er niet meer in vervallen, zal ik voortaan vermijden wat de oorzaak
181
geweest is, van mijn val, en van ganscher harte, zal ik boete doen. Ik bemin u boven alles, o mijn Jezus, en omdat ik u bemin, berouwt het mij,
dat ik u beleedigd heb.....Zoodra mogelijk zal
ik eene rouwmoedige biecht spreken, zal ik alles bekennen! Och mijn allerzoetste Jezus, verstoot uw arm, verloren kind niet, dat tot u wederkeert, om u nooit meer te verlaten.quot; De H. Kerk zelve leert ons, dat deze oefening van volmaakt berouw, gevoegd bij den oprechten wil om te biechten, zoodra het doenlijk zijn zal, den zondaar weder in staat van genade herstelt, zoodat wanneer hij bij geval mocht sterven, vooraleer zijne zonde te hebben gebiecht, zijne ziel toch gered is, al ware zijne zonde nog zoo zwaar en boosaardig. Ten einde zich geen valsche denkbeelden op dit punt te kunnen maken, verbiedt de H. Kerk ten strengsten om in zulk een toestand, zonder voorafgaande biecht, te communiceeren, al zou men ook verzekerd zijn, van in staat van genade te verkeeren. Ik merk hierbij op, dat goede christenen, die gewoon zijn in staat van genade te leven, en Jezus van ganscher harte beminnen, veel lichter dan men denkt eene oefening van volmaakt berouw kunnen verwekken, terwijl menschen aan de zonde gewoon, en vreemd aan de liefde tot Jezus, hoogst zelden hiertoe kunnen geraken. En toch is dit volmaakt berouw, volstrekt noodzakelijk, om zonder de biecht, de
doodzonde uit te wisschen. Tracht daarom lief kind, om in voortdurende vertrouwelijkheid met Jezus te veikeeren en hem dikwijls van uwe innige liefde te verzekeren.
De zuivere liefde tot Jezus, is een machtig voorbehoedsmiddel tegen de doodzonde, en hebt gij des ondanks het ongeluk daarin te vallen, dan richt die u weêr spoedig op.
Kan men onmiddellijk biechten, dan is de biecht het eenige middel voor den armen zondaar, door de biecht alleen, kan hij zich dan van zijn zondenlast bevrijden. Hoe goed is Jezus toch om zijne vergiffenis zoo liefdevol aan te bieden. De biecht is de ontferming, aller ontfermingen Gods, de peil looze afgrond van Jezus oneindige liefde. Meer nog misschien dan de Communie bewijst de H. Biecht ons, dat God de Vader aller ontferming, de God aller vertroosting is.
Hoe veelvuldig, hoe zwaar onze overtredingen ook zyn mogen, werpen wij ons zonder schroom in dien afgrond van vergiffenis, in plaats van met Kaïn te zeggen: mijne zonde is te groot om door God vergeven te worden!
Sommige ellendelingen zeggen onbeschaamd weg Ik heb nu toch eenmaal gezondigd, nu kan ik even goed twee, drie, tienmalen zondigen, het is toch ééne moeite, als ik biechten ga. Zulke lieden zijn de eindelooze vergiffenis waarop zij zoo driest
183
rekenen, onwaardig! Zij maken misbruik van Gods barmhartigheid en zullen daarom nooit een oprecht berouw hebben.
Anderen wederom zijn vol eigenliefde en denken : Nooit zal ik zoo iets durven bekennen. Ik zal later gaan, dan kost hel mij minder. Wal zal
mijn biechtvader wel van mij denken?.....Men
behoeft waarlijk geen eigenliefde meer te hebben, als men zijne ziel gedood, en Jezus Christus gekruisigd heeft.....
Neen, dat is niet de taal van een christen, deze verschuift zijn heil niet van dag lol dag, als het zijn moet, vertrapt hij zijne eigenliefde, en volgt moedig de stem van zijn geweten.
Zonder schroom, zonder aarzeling, moet men tot den biechtvader gaan en zich veeleer verheugen in de gevorderde vernedering. Voor de voeten van Jezus neergeknield, die in den persoon van den priester tegenwoordig en verborgen is, moeten wij rondborstig alles biechten, alles bekennen, en in dankbare vermorzeling des harten de H. Absolutie ontvangen. De Absolutie is de verrijzenis des zondaars. En dan eens verrezen, nooit meei\'sterven!
Hel rechlstreeksche geneesmiddel voor de doodzonde is dus het Sakrament der boete, in de ver-eischte gesteltenis ontvangen. En buiten de biecht is hel eenige middel, hel volmaakt berouw, met den vasten wil, om zoo spoedig mogelijk te biech-
184
ten. Ziedaar de geneesmiddelen, en dat niet voor een of twee keer maar voor honderde, voor duizende keeren, voor altijd.
O onbeschrijfelijke goedertierenheid van Jezus en van zijne H. Kerk!
Arme kleine zondaar, meer zwak en lichtzinnig, dan boosaardig, gij die het kwaad dat ge bedrijft, verfoeit, en het goed dat ge verzuimt, bemint, zegen toch duizendmaal deze onuitsprekelijke goedertierenheid. Wel is waar, mag de zoo gemak-kelijk te verkrijgen vergiffenis, geen aanmoediging tot zonde voor u zijn, maar toch is dit redmiddel, door uw Verlosser ingesteld, zeer geschikt om den moed op te houden, wanneer gij ondanks uwe goede voornemens weer in de zonde vervalt.
Neen, hij die bloost om, zoo dikwijls hij gezondigd heeft, tot den biechtvader terug te keeren, kent Jezus en zijne H. Kerk niet. Of moet hij die valt niet na iederen val weer opstaan ? Zoo is het ook met de zonde. Wie met waar berouw, en het vaste voornemen om niet meer te zondigen, om de gelegenheid te vluchten, biecht, maakt nooit misbruik van het Sakrament der boete, bezit daartoe altijd, de vereischte gesteltenis.
Vergeet het toch nooit, lief kind, de priester is een man van barmhartigheid, de gevolmachtigde, de vredebode Gods, hij wordt niet moede aan den berouwhebbenden zondaar vergiffenis te verieenen.
185
XV.
Hoofdzonden, zijn de zeven voornaamste ondeugden, waaruit al onze zonden voortvloeien. Zij zijn aan vruchtboomen gelijk. De ondeugd is de boom, de zonden zijn de vruchten. De hoogmoed b. v. is eene ondeugd, eene kwade neiging, en indien men aan deze neiging vrij spel laat en hoogmoedige handelingen verricht, het zij door hoogmoedige gedachten, of woorden, dan zijn dat hoogmoedzonden. Zoo is het met den n ij d, de gierigheid, de wellust, de gulzigheid en de luiheid. Uit deze gewassen bestaat zoo ongeveer de moestuin des duivels. De duivels zijn de tuinieren. Dag en nacht, zwoegen en slaven zij in dien moestuin en bewerken zij den grond, om de booraen welig en vruchtbaar te maken.
Sommige kinderen denken, dat eene hoofdzonde, gelijk staat aan eene doodzonde. Dat is zoo niet. Eene zonde van hoogmoed, drift, gierigheid enz. kan doodzonde of dagelijksche zonde zijn, al naar gelang der omstandigheden. Alleen dan is zulk eene zonde, doodzonde, wanfteer zij de beide, hierboven besproken vereischten bezit,
186
namelijk ; eene duidelijke kennis van de zwaarte der zonde en een vrijen volstrekten wil.
Wat ijdelheid of gevleide eigenliefde over een geestig gezegde, een zelfbehagen als men in den spiegel ziet, een voorbijgaand gevoel van afgunst, jegens een knapper schoolkameraadje, een oogen-blik van ongeduld, een klap al vechtende uitgedeeld, dat alles is b.v. verre van doodzonde.
Een kind, dat uit zuinigheid niets aan een arme geeft, een kind, dat uit gulzigheid te veel zou eten en verzot is op suikergoed en taartjes, een kind, dat niet aanstonds eene verkeerde gedachte zou afstooten, dat onachtzaam zou zijn op boeken en schriften, lui in zijn werken, zondigt daarom niet doodelijk, al is die gewoonte ook gevaarlijk en beklagenswaardig.
XVI.
üe dagelijksche zonde en hare gevolgen.
Onder dagelijksche zonde verstaat men gewoonlijk eene zonde, die niet doodelijk is. Hebt ge nu goed begrepen, wat doodzonde is, mijn kind, dan weet gij daardoor ook wat eene dagelijksche zonde is.
De dagelijksche zonde is eene zonde, d. w. z. een verzet tegen God, maar dit verzet gaat niet zoo ver, dat het ons van de genade van Jezus
- ■ -
-1
berooft. Ik heb u reeds\' gezegd, dat het eene kleine ongesteldheid is, ■waaraan men niet sterft. Nu, kleine ongesteldheden zooals : hoofdpijn, maagpijn, buikpijn zijn lastig genoeg, niet waar? en toch zijn de dagelijksche zonden erger dan dat, want de wonden der ziel zijn veel gevaarlijker, dan die van het lichaan». Daarom zeide de H. Thomas van Aquinen : Liever alles lijden, liever sterven, dan eene dagelijtsche zonde te bedrijven.
Er zijn zeer lichte dagelijksche zonden, die nauwelijks den naam van zonde verdienen, er zijn ernstiger zonden en zelfs zoo ernstig, dat zij rakelings langs de doodzonde höengaan. Ik wil u dit eens duidelijk maken. Gij weet toch wel, er zijn kleine puistjes die aanstonds verdwijnen; roode eenigs-zins giftige puistjes, er zijn vurige zweren die koorts veroorzaken, er zijn ook kankerachtige builen, die met veel zorg behandeld moeten worden, om niet doodelijk te zijn. Zc^o ook is er een hemelsbreed onderscheid, tusscften eene kleine beweging van ongeduld en een driftig stampen met de voeten en ballen van de vuisten, tusschen een beleefdheids jokkentje en eenö besliste onwaarheid in koelen bloede volgehouden, tusschen eene onbeduidende, ondoordachte Ongehoorzaamheid en een beslist langdurig verzet, c-n toch zijn de opgenoemde zonden, nog geen doodzc\'nden.
De schuldlgste, wezenlijke gevaarlijke dage-
188
lijksche zonden, die door een braaf kind met zorg vermeden moeten worden, zijn de met voorbedachten rade, vooruitbedachte dagelijksche zonden. Dat zijn geen zwakheden meer, dat zijn vrijwillige ongetrouwheden, waardoor het hart van Jezus bedroefd wordt.
En toch is de gewoonte der dagelijksche zonde nog erger dan de dagelijksche zonde zelve. Want die gewoonte brengt, weldra de lauwheid voort, d. w. z. een toestand van algemeene nalatigheid en onverschilligheid voor de dingen Gods, een soort van verflauwing die rechtstreeks tot de doodzonde voert.
Laat daarom nooit de minste gewoonte van dagelijksche zonde in u heerschen.
Wanneer gij uit zwakheid of lichtzinnigheid eene fout begaan hebt, laat haar dan geen wortel schieten, maar ruk haar aanstonds uit. Dit kunt gij, door dikwijls uwe goede voornemens te herhalen, en vooral na iedere zonde. Vraag dan, als een echt christen, aanstonds vergiffenis aan uwen goeden Jezus en zeg hem; Vergiffenis o mijn God, ik bemin U en ik zal het niet meer doen.
Denk toch nooit, »het is maar eene kleine zonde,quot; of zoudt ge uwe moeder een vuistslag willen geven, alleen omdat zij er niet van sterven zal ? En toch, dit doet gij Jezus uwen meester aan, zoo dikwerf gij met voorbedachten rade eene dagelijksche zonde
189
bedrijft.. , . . Die dagelijksche zonde, welke ge zoo licht lelt, werd zwaar geboet door uwen Jezus! Ziet gij die tranen van uwen Verlosser in de kribbe? Ziet gij dat zweet, die bloeddroppelen gedurende zijn doodstrijd in den hof van Olijven? Ziet gij dien kaakslag, die wreede lanssteken ? Dat doorntje tusschen zooveel anderen? Dien zweepslag tusschen die duizend andere zweepslagen? Dat is de dagelijksche zonde, zoo licht door u geteld, zoo gemakkelijk door u bedreven! Neen mijn goede Jezus, geen dagelijksche zonden meer, liever alles lijden, alles verduren !
Verafschuw dus de zonde, onder al hare gedaanten, mijn goed lief kind — doodelijk of dagelijks orn het even, want groot of kleia het is\' eene zonde, en Jezus verafschuwt de zonde!
XVII.
Middel om zich van de dagelijksche zonde te reinigen.
Allereerst moet men de zonde haten, en er een oprecht berouw over gevoelen. God, de oneindige heiligheid zelve, vergeeft zonder berouw, zelfs niet de kleinste dagelijksche zonde.
Niet waar, het zou wel dwaas zijn, om gaarne aan lichte ongesteldheden te lijden, alleen omdat
190
zoo iets niet doodelijk is. En welk oprecht chris- Of ten zou uit koelen bloede iets beminnen of doen, ze dat door Jezus verafschuwd wordt? Geen betei ni\' geneesmiddel tegen de dagelijksche zonde, dan de zo liefde tot God. Mijn God, ik bemin U van ganscher zij harte! Jezus, ik bemin U! Deze enkele liefde- et akte met oprechtheid en innigheid uitgesproken, m is voldoende om alle dagelijksche zonden uit te di wisschen, en zelfs de meer ernstige, de met voor- v bedachten rade , bedreven dagelijksche zonden, g Dit leert ons de Kerk zeer stellig en beslist en t is zeer troostend voor onze zwakheid. Laat ons dus onze dagen, met veelvuldige schoone liefde- 1 verzuchtingen doorweven, daardoor wisschen wij i onze dagelijksche zonden uit, daardoor wordt ons leven, als een schoone heldere hemel die \'s nachts met glinsterende sterretjes, bezaaid is.
De H. Kerk biedt ons verder nog meer eenvoudige en gemakkelijke hulpmiddelen aan, om ons van dit stof der dagelijksche zonde te ontdoen. B. v. door godvruchtig het Onze Vader te bidden, het kruisteeken met wijwater te maken, met aandacht eene geconsacreerde kerk binnen te treden, onder de H. Mis door het opzeggen van het confiteor enz. enz.
Het Sacrament der biecht, dat de kracht bezit, om de doodzonde uit te wisschen, heeft natuurlijk ook dezelfde kracht voor de dagelijksche zonden.
191
Ofschoon niet volstrekt noodzakelijk, is het toch zeer heilzaam om ze te biechten, vooral wanneer men jong is; door het biechten der dagelijksche zonden, kan de kleine boeteling veel beter door zijn biechtvader geleid worden en kan deze hem een flink geweten, wars van onverschilligheid, maar ook wars van angstvalligheid bezorgen, daardoor ook leert het kind beter de schuilhoeken
O
van zijn hart kennen, en leert het zich rekenschap geven van zijne verkeerde neigingen, terwijl het tevens de middelen tot verbetering eerder aanneemt.
Zelfs dan wanneer men zich slechts aan dagelijksche zonden heeft schuldig gemaakt, is de acht of veertiendaagsche biecht zeer aan te bevelen.
Maar de beste vrijwaring tot de doodzonde, het beste middel om ons ook van de dagelijksche zonde vrij te houden, is zooals wij reeds aanmerkten, de H. Communie. Hiermede bedoel ik natuurlijk alleen de goed voorbereide, goed verrichte Communie. Niets kan ons beter heiligen en van zonde verwijderen. Zal de Communie dit doel echter bereiken, dan moet zij ook veelvuldig genoeg zijn. Wij moeten onze ziel wel dikwijls met Jezus voeden, niet alleen om in de genade te verblijven, maar ook om steeds nauwer met hem vereenigd te worden. Er zijn kinderen en ouders, die onbegrijpelijk bevreesd zijn voor de veelvuldige Communie en toch is dit het eenige middel om de kinderen in staat
192
van onschuld en reinheid te laten verblijven, onlketi hunne godsvrucht te bevorderen, om er ernstige, warelfoei christenen van te vormen,om hen opgeruimd en kuischlals door de moeielijke jaren der jeugd te laten gaan.lKoi De dagelijksche ondervinding bewijst de hoogeltoe wijsheid dier raadgeving van de H. Kerk, die toljkle eene vroegtijdige eerste H. Communie en daarnalhai tot eene veelvuldige Communie aanspoort. Ijev
Voor een kind is eene maand, wat voor onsl^ een jaar is. Ach, geloof het toch, voor kinderen! Je zoowel als voor volwassenen is het H. Sukramentl des Altaars een krachtig voorbehoedmiddel tegenl de doodzonde en ook tegen de dagelijksche zon-| de. Wel is waar, behoedt zij ons niet geheel enl al, want door de menschelijke zwakheid is dit niet 1 goed mogelijk, maar zij onttrekt toch hart en will van het kwaad, terwijl de dagelijksche zonde alsl men haar niet bemint, de veelvuldige Communie I niet belet. Of moet men den geneesheer en zijne 1 middelen ontvluchten, omdat men ziek is?
BESLUIT.
Wat zal ik u nog verder zeggen, lief kind1?! alleen dit: blijf zooveel mogelijk, en dag aan dag I met Jezus uwen Zaligmaker vereenigd. Strijd on- I ophoudelijk tegen den afschuwelijken duivel, die I uwe schoone ziet door allerlei listen tracht te I
193
ketenen. Verwerp met kracht alle bekoringen, verfoei uit het diepste uwer ziel, zoowel de dagelijksche als de doodzonde, omdat zij uwen Meester en Koning mishagen. Ik smeek de allerh. Maagd, die toevlucht der zwakken, die teedere moeder der kleine christenen, om u onder de blanke vleugelen harer beschermende liefde te verbergen, opdat uwe jeugdige ziel het ware leven in zich hebbe, het leven, dat naar het paradys van haar eenigen Zoon, Jesus Christus onzen Heer, voert.
13
Tn dit boek, mijn goed, lief kind, zal ik u aller eerst spreken over het gebed en u vervolgens eenige mxttige wenken geven over de Biecht en de Comnnunie. Luister goed toe, want deze dingen zijn gewichtiger, dan alles, wat u hier op aarde, gewichtig kan toeschijnen, want het geldt hier uwe ziel, uw heil, uw geluk voor hier en hier namaals. De wetenschap der godsvrucht, is de wetenschap aller wetenschappen, de eenige, waarlijk noodzakelijke wetenschap, zonder welke alle andere wetenschappen niets baten.
195
Bidden — is, zich innerlijk met God vereenigen, om hem te aanbidden, te danken, te vragen om hetgeen wij noodig hebben, era hern vergiffenis af te smeeken voor onze zonden. Bidden is niets anders dan tot Jesus gaan, dan met en door Jesus, de verschuldigde hulde aan God bewijzen.
I. Eene zaak vergeten wij bij het bidden maar al te dikwijls, en dat is God aanbidden. Hoe dieper, hoe meer men God aanbidt, hoe voortreffelijker het gebed. God aanbidden, wil zeggen, zijne opperste Macht aanbidden, zich voor zijne eindelooze heiligheid vernederen en vernietigen. Wanneer wij God aanbidden dan erkennen wij vol ootmoedige liefde, dat God alles, en dat wij niets zijn; dat al het goede in ons, van hem voortkomt, dat alles hem toebehoort, als aan den oppersten Koning en Schepper van alle dingen.
Bij zijne verschijning aan Mozes, in het brandende braambosch sprak God: »Ik ben degene, die is. En inderdaad, hij is het opperste Wezen, het eeuwige Wezen, de groote en allerheiligste Heer van hemel en aarde. Wanneer men\' God aanbidt, moet dat niet vergeten worden. ïMijn God, ik aanbid u en erken dat ik niets ben, voor uw oog.quot; Ziedaar het eenvoudigste en grootste gebed. Lief, dierbaar kind van den goeden God, herhaal
196
daf gebed onophoudelijk. God aanbidden, ziedaar de voornaamste bezigheid der heiligen en der engelen in den hemel, laat ons dat op aarde ook doen.
II. Het tweede doeleinde van het gebed is om God te bedanken, voor zooveel duizenden, ja mil-lioenen weldaden, waarmede hij ons van af het eerste oogenblik onzes levens voortdurend overlaadt, en overladen zal in alle eeuwigheid. — Wees dankbaar zegt de H. Schrift en dank den Heer ten allen tijde. Zult gij den Heer ooit genoeg kunnen danken voor de liefde u bewezen ? Hij, die voor u Jesus heeft willen worden, die voor u, arme kleine zondaar, heeft willen weenen, willen lijden en sterven die voor u den hemel heeft willen openen. Hij gaf u zijne H. Kerk tot moeder, hij schonk u zijne Eucharistie en- alle schatten zijnar genade, hij verschafte u als \'t ware een paradijs op aarde, hoe dankbaarder gij u betoont voor de ontvangen weldaden, hoe meer genade zijn goddelijk Hart u verleenen zal. De dankbaarheid is zulk eene schoone deugd en wie zou God ooit genoeg kunnen danken?
III. Als wij bidden, moeten wij vragen. Wij hebben duizenderlei behoeften voor cnzo ziel, voor onze eeuwige zaligheid, voor onze heiliging en het verkrijgen aller christelijke deugden. Wij moeten genade vragen, om in het gebed te volharden, om lichaam en ziel te kunnen heiligen.
197
Wij moeten zegeningen afsmeeken voor onze ouders, vrienden en weldoeners. Wij moeten God bidden, om aan den Paus, de bisschoppen en priesters, genade en kracht te verleenen, ten einde zij de wereld heiligen en de Kerk doen zegepralen.
Wij moeten smeeken voor de bekeering der zondaars, der scheurmakers en ketters enz. Kortom wij moeten voor onszelven en voor onze broeders allergewichtigste genaden van God afbidden. Ge ziet dus dat er genoeg te bidden en te vragen valt. Ik ken een vroom knaapje, dat dikwijls uren aaneen voor God ligt nedergeknield, om voor zichzelven en voor anderen, iedere genade in het bijzonder af te smeeken. Hy wordt het vragen maar niet moede, en heiligt zich zeiven door deze heilige oefening.
IV. De vierde vorm van gebed, is ten slotte het nederige smeeken van den zondaar die vergiffenis vraagt aan God, voor zijne persoonlijke zonden en voor de zonden der geheele wereld.
Niet waar, arme kleine, ge weet het maar al te goed, ge zondigt dagelijks en moet dus dagelijks van God vergiffenis afsmeeken, en u voor hem vernederen. Door het aanbiddende gebed, vernedert men zich, daar men voor God zijn niet erkent, maar door dit, om vergiffenis smeekend gebed, erkent men dat men zondaar is. De H. Franciscus riep eqns vol vervoering uit: Mijn Heer en mijn
•198
God, wie zijt gij, en wie ben ik? Gij ïijt de af-grond van alle goed en ik ben de ellende zelf en de grootste aller zondaren. Vergeet toch niet m dit schoone gebed recht dikwijls te herhalen.
Vergeet ook niet, dat wij naar het voorbeeld van Onzen Heer, moeten bidden voor elkander. m Zondaar, bid dus ook voor de andere zondaars en
Zl
vraas; vergiffenis voor u en voor hen. De meeste
0 . . w
kinderen verzuimen, deze zeer nuttige manier van ^
bidden, en toch zouden zij daardoor kleine apostelen
kunnen worden, en barmhartigheid en bekeering ^
voor eene menigte zondaren kunnen verkrijgen. ^
God wordt zoo dikwerf, zoo onophoudelijk, bij dag
en bij nacht, doodelijk beleedigd; hoeveel dood-
ïonden moeten er dus dagelijks geboet worden !---- ^
Dat is dus bidden, lieve kleine christen.... In vereeniging met Jesus die in uw hartje woont, moet gij den Heer onzen God aanbidden, danken en loven; moet gij smeeken om hetgeen gij in de wereld noodig hebt, moet gij u vernederen over uwe zonderf, ten einde barmhartigheid te verwerven yoor u en uwe zondige medebroeders.
Wy aijn menschen en geen engelen. Onze ziel «aet het lichaa* vereenigd verricht alles met diens kalp. #« m«1 b. v. «leukt, onrdwlt, OTW*re«gt, «taar
199
zij doet dit door middel der hersens. Zij bemint, maar door, middel van hel hart, dat het orgaan, het instrument der liefde is, even als de hersens de werktuigen zijn van het denken. De ziel ziet, maar door de oogen van het lichaam, zij hoort en luistert, maar door middel der ooren, en waardoor zij spreekt behoef ik u, mijn lieve, kleine babbelaar wel niet te zeggen. Dus, de ziel verricht niets dan door het lichaam.
Zoo ook met het gebed. Het is uwe ziel die bidt; het is uw lief, klein hartje, dat zich met (lod vereenigt, dat zich tot Jesus verheft, maar uw lichaam blijft niet vreemd aan dat schoone werk, uwe tong zegt uwe gebeden, uwe oogen lezen, uwe knieën buigen zich, uwe handen vouwen zich, uw hoofdje neigt zich.
Hel volmaakste gebed, is het met lichaam en ziel verrichte gebed. Als uw mond die woorden uitspreekt, zonder dat het hart er aan deelneemt, dan hebt ge veel van een papegaai. Papegaaien spreken ook zonder te gevoelen wat zij zeggen, en dat doen helaas maar al te veel kinderen ; denk er toch wel aan, lief kind, gij zijl immers geen vogel, maar een christenkind, een gedoopte, wiens ziel en lichaam aan God toebehooren; gij moet dus met hart en ziel en lichaam bidden.
Toch komt het gebed voornamelijk uit het hart voort, en kan men ook, zonder een woord te
200
spreken zeer goed bidden. Dat deed b. v. de 11 arme Magdalena, die in het huis van Simon den ^ Farizeër aan Jesus voelen nederknielde, geen 1 woord sprak, maar slechts weende en inwendig 1 bad. Zoo bad ook die goede landman waarvan de 1 H. pastoor van Ars ons verhaalt. Deze landman ging iederen morgen zeer vroeg naar de kerk, zonder rozenkrans, zonder boek en bleef dan ge-ruimen tijd geknield daar nederliggen, terwijl zijne blikken onverpoosd op het tabernakel gevestigd waren. Eens vroeg hem de pastoor van Ars, wat hij daar toch wel uitrichtte, daar hij zelfs nooit de lippen bewoog. Nu antwoordde de landman op het tabernakel wijzend, kinderlijk eenvoudig: »Hij ziet mij aan, en ik zie Hem aan.quot; — O wat bad die eenvoudige man goed! Veel spreken is niet noodig als men bidt, zeide dezelfde vrome priester; ge weet immers dat God daar is in zijn H. Tabernakel, welnu, zend hem uw hart, verdiep U in de weelde zijner H. tegenwoordigheid, dat is het beste gebed.
Dit neemt niet weg dat dit innerlijke gebed, eerder het gebed van een engel dan van een mensch is. Slechts weinige kinderen zijn daartoe in staat, en zoo gij u daarmede wilde t vergenoegen, zou uw zoogenaamd bidden, wel eens droomen en tijd verliezen kunnen worden. Het gebed, dat zich door woorden of lofzangen uitdrukt, is het
201
monclgebed, terwijl het innerlijke gebed, dat zich tot het bloote denken bepaalt. overwegend gebed wordt genoemd. Het eerste drukt zich door woorden uit, het laatste blijft in het hart verborgen, zooals een vogeltje in zijn nestje. Ik herhaal het, op uw leeftijd is het mondgebed vooral zeer dienstig, om goed te leeren bidden; het boeit den geest en vermindert de verstrooiingen, het onderricht en bewerkt goede gedachten. Hoeveel vrome aandoeningen ontstaan er onder liet uitspreken van het Onze Vader, het Wees gegroet, van de schoone ütaniën en lofzangen der H. Kerk! Vooral het luid bidden en hot zingen van lofliederen is zoo verrukkend schoon in onze kerken.
Vergeet echter niet, goed kind, dat God vooral op uw hartje let als ge bidt, hetzij uitgesproken, of innerlijk, uw gebed moet uit het hart voortkomen, uw hart moet de woorden van aanbidding, van dankzegging, door uwe lippen geuit, gevoelen en daarmede instemmen. Wees onder uw bidden als een schoon wierookvat, waai\'nit geurige wolken opstijgen, omdat het wierook op gloeiende kolen gestrooid is.
202
Over de noodzakelijkheid van hel gebed.
I. Ge moet niet denken, lief kind, dal het gebed alleen door God wordt aangeraden; neen, het is een gebod, een uitdrukkelijk gebod, eene wet. Wie niet bidt zondigt, omdat hij een plicht verzuimt.
Goed bidden is niet alleen plicht; hel is.zelfs de eerste plicht van den mensch.
Waarom zijt ge op aarde, mijn kind? Wel, zoo antwoordt ge aanstonds, om God te kennen, te beminnen, te dienen, en daardoor in den hemel te komen.
Het gebed nu, is niets anders dan dat. Of moet gij God niet, zoodra gij hem kent, aanbidden? En volgt uit de kennis van Jesus en zijne oneindige goedertierenheden dan niet aanstonds uwe liefde tot hem ? Welnu, als ge bidt, dan bemint, dient en aanbidt gij uwen God en Zaligmaker, zooals hij dit van u verlangt.
Bidt gij niet tot uw hemelschen Vader, dan zijt gy een ondankbare, slechte zoon, verzuimt gij uw duurste plicht, vergeet gij het doel van uw bestaan en leeft alsof er geen God ware, alsof Jesus niet Yior m gestorven ware aan hel kruis.
203
Wie niet bidt, is minder dan een hond, want het arme dier kan niet bidden. Gij moet bidden, omdat gij het kunt. Gij kent God en ï\'yn gebod, gij moet dus aan God de eer bewijzen, die hem toekomt. Een arme hond, is nog dankbaar en vergeet de hem bewezen weldaden niet, en gij zoudt den goeden God. uw Schepper en Weldoener kunnen vergeten? Neen, dat zou verfoeilijk zijn!
Nog eens dan, gij moet bidden, omdat God uw Schepper, en gij zijn tenger schepseltje zijt, omdat hij uw allerzoetste Verlosser is, en gij zijn welbemind kind, dat ten koste van zijn dierbaar bloed is vrijgekocht.
II. Gij moet bidden, lieve kleine, omdat God dit uitdrukkelijk van u vordert, zoo zelfs, dat gij zonder bidden, niet zalig kunt worden. Of denkt ge dat men u, als bedelaar en in lompen gehuld, in \'s Konings paleis zou toelaten? Neen, als een ellendige dwaas, zou men u de deur wijzen. Welnu, het gebed is het schoone eerekleed der kinderen Gods, is de koninklijke liverei, waardoor men wordt toegelaten in het eeuwige paleis van den grooten Koning, in het paradijs van God.
God wil dus dat ge tot hem bidt en heeft daarom tot een ieder gezegd; Vraagt en ge zult verkrijgen, klopt en u zal worden geopend. Want die vraagt, terkrijgt, en die klopt, wordt opengedaan.
204
Op iedere bladzijde van zijn H. Evang. dringt Jesus op het gebed, op het hartelijke, veelvuldige gebed, aan.
Zonder gebed, geen genade; zonder genade, geen ^ hulp; zonder hulp, geen zaligheid.
Het gebed is de poort des hemels, de weg ten S( hemel. Bid en gij zult zalig worden; bid niet en el gij zult uwe ziel verliezen. Warmee/ gij dagelijks van ganscher harte bidt, dan sta ik voor uwe u zaligheid in. God gebiedt u alleen daarom het gebed, omdat hij u den hemel verzekeren wil.
III. Door dit gebod van het gebed, worden wij « als \'t v/are gedwongen, om onze afhankelijkheid | steeds voor oogen te hebben, om steeds te bedenken, dat wij niets kunnen, en niets zijn. Dit is juist zeer noodzakelijk om onzen hoogmoed te fnuiken. Onze lieve Heer wil ons ootmoedig zien, en daarom verleent hij geen genade zonder gebed. Hij zou ons even goed alles kunnen geven, zonder er om gevraagd te worden, maar hij wil dit niet, opdat wij erkennen zouden, dat alles van hem komt. Schelt men niet aan, dan blijft de deur gesloten, en kunnen wij op de stoep blijven staan. De schel nu, is het gebed. Jesus opent aan hen, die bidden.
IV. Lief kind, gij moet bidden a4s christen, en Jesus uw Verlosser verlangt, dat gij met hem bidt. Hij woont immers door zijne genade in uw hartje, en hij wenscht dal dit hart eene bedecel zij, waaruit het gebed onophoudelijk ten hemel stijge.
205
Hij bidt in u, mei u, en voor u, en wil dat uw gebed zich met het zijne vereenige.
Door het gebed te verzuimen, bedroeft gij Jesus\' goddelijk Hart, bedroeft gij den allerzoetsten Vriend en Meester uwer ziel. Door veronachtzaming van het gebed, wordt gij ontrouw aan de genade van uw doopsel, wordt ge onwaardig om tot levenden tempel van Jesus te dienen.
Bid dus in vereeniging met Jesus, en dat zijn gebed, het uwe heilige. Laat hem toch niet alleen bidden, en wees niet ongevoeliger dan de gevoel-looze steenen onzer kerken, die onbewust, aan het Heilige der Heiligen, aan Jesus Christus zelf, tot woonplaats verstrekken.
Gij zijt christen, dus een kind des gebeds, dus moet ge bidden.
IV.
I. In zekeren zin, altijd en overal. Christus zelf zegt het ons: »Men moet altijd bidden, eh het bidden nooit moede worden.quot; En do H. Apostel Paulus, zegt eveneens tot de christenen; »Zijt vurig, bidt altijd. Maar hoe kan men altijd bidden ? Is dat niet het onmogelijke gevraagd, vooral van een kind ?
206
Inderdaad, het zou onmogelijk ïijn, als men altijd gebeden moest opzeggen, maar dat vraagt onze lieve Heer ook niet van u, mijn kind. Wat hij van u vraagt, wat. gij hem geven kunt, is een trouw hart, dat dikwijls aan God tracht te denken, dat voor Jesus tracht te leven en hem van tijd tot tijd zijne handelingen opdraagt.
Zij, die gewoon zijn, in alles Gods welbehagen en wil te zoeken, bidden altijd. Wanneer ge dus een kort gebedje spreekt of slechts even uw hartje tot God verheft, voordat gij begint te werken, te eten, te slapen, te spelen enz. dan worden al die handelingen, even zoovele waarachtige, voortdurende gebeden, ook wanneer ge verder slechts nu en dan en heel eventjes aan Jezus denkt. Uw geheele leven wordt dan een gebed, en verheft zich tot God, als een geurig wierook. Dan ook vervult gij het voorschrift van den H. Paulus; hetzij gij eet, hetzij gij drinkt of iets anders doet, doet alles ter eere Gods. Dan zijt gij in waarheid een christen; een kind der genade, een kind des gebeds.
Het kind dat bij moeder speelt, denkt niet voortdurend aan moeder, ziet haar ook niet altijd aan, maar het dribbelt om haar heen, babbelt nu en dan een woordje,maakt haar deelgenoot van zijn spel,toont haar de bloemen die het plukt, komt scnreiende
207
naar haar toe, wanneer het zich bezeert enz. enz.
Doe ook zoo, kind Gods, ga even gemeenzaam en vertrouwelijk met uwen God om.
Niet waar, kleine, nu vindt ge, dat al tij d bidden, niet meer zoo moeilijk is; ja, dat wist ik wel, want het bidden is als de ademhaling. quot;Wij ademen altijd, etende of slapende, ja zelfs sprekende. Zoo moet gij ook altijd en overal, tehuis en op straat, in vreugde en verdriet, christen zijn, voor uwen God leven, en vol liefde aan hem denken.
Hierdoor ook zult gij gelijkvormig worden aan Jesus. Jesus toch bad altijd, ofschoon hij sliep, sprak en handelde even als andere menschen. Maar hij deed alles met het doel, om zijn hemel-schen Vader te behagen. Met hem nu, moet gij dienzelfden heil gen weg bewandelen, ten einde met hem te kunnen zeggen: sik doe altijd wat mijnen Vader behaagt.quot;
II. Schietgebeden zijn vooral voortreffelijke gebeden. Het zijn kleine vuurpijlen, die door ons hart, het hart van Jezus rechtstreeks treffen. Het zijn korte woorden of verzuchtingen van aanbidding, van ootmoed, van liefde, die men dikwijls met den mond of het hart, tot God opzendt, en die het vuur der liefde in ons hart aankweeken.
Mijn Heer en mijn God! — Jesus! — Jesus, Maria, Jozef — Jesus, ik bemin u! — Jesus, mijne liefdel — Mijn God ontferm u mijner 1—Vergif-
208
fenis! — Mijn Jesus, ik ben geheel de uwe! — ^ Jesus barmhartigheid! — Heilige Maagd, toon dat gij mijne moeder zijt! — Jesus u alleen, en u altijd! — Alles voor n, o mijn Jesus! — Allerzoetste 0 Immaculata, ik heb u zoo innig lief!... enz. enz. ^
Ziedaar eenige hoogst eenvoudige schietgebeden; ^ als zij uit het harl voortkomen, dan stijgen zij regel- ^ recht tot Gods troon. Men moet ze zoo recht ge- ^ meenzaam en vertrouwelijk Jesus toefluisteren, ^ zooals een kind zijne moeder liefkoost en zoete ^ woorden geeft. r
Welaan, mijn goed. lief kind, volg mijn raad ( nu eens, en neem deze heilzame gewoonte aan, ^ zij zal u dienstig zijn tot uwe heiliging. Daardoor , zal God de leidende gedachte van uw leven worden, de trouwe vriend, die altijd nabij, altijd in uwe gedachten, u opgeruimd en tevreden, door het leven zal doen voortgaan. Naar den uiterlijken schijn zijt ge dan wel een kind, maar voor God, die in de harten leest, zult gij een engel zijn.
III. Behalve deze gedurige gewoonte van bidden, moet men op bepaalde oogenblikken van den dag, geregelde gebeden spreken.
Het zooeven besproken gebed, is als de ver-frisschende dauw, maar daarom nog niet voldoende. De aarde muet nu en dan door een flinken malschen regen gedrenkt worden, om velden en beemden welig en gruen te maken.
\'209
En wat zijn wel dio oogenblikken, bepaaldelijk tot het gebed, bestemd ? Vooreerst dagelijks, des morgens en des avonds, dat staat vast. Het morgengebed is als het doopsel van den dag; het avondgebed als het laatste Oliesel van den dag. Aanstonds na uwe geboorte, heeft men u door het doopsel tot een christen, tot een levend lidmaat van Jesus, tot een schoonen, kleinen tempel van de H. Drievuldigheid gemaakt. Door uw H. Doopsel hebt gij voor uw geheele leven, de heiligmakende genade ontvangen. Zoo is het ook met iederen dag van uw leven. Ieder dezer dagen, is een klein leven op zich zeiven, dat met uw ontwaken begint en met uw inslapen eindigt, s Morgens nu moet gij uwen dag- doopen, heiligen en aan den goeden God toewijden. Dit doet gij door het morgengebed. Een dag zonder bidden begonnen, is een heidensche dag.
Zoo ook met uw avondgebed. Bij uw sterven zal men u het H. Sacrament der stervenden toedienen, waardoor alle vlekken van uw leven uitgewischt zullen worden, en dat u, wanneer gij het waardig ontvangt zal voorbereiden, om rechtstreeks naar den hemel te gaan. Voordat gij dus dat kleine leven, dat men dag noemt eindigt, moet gij een avondgebed doen, om vergiffenis vragen voor de fouten van den dag, ten einde weêr rein en goed te worden en in de vriendschap van Jesus en Maria in te sluimeren.
210
O dan zult gij zoo zacht en rustig slapen, onder de hoede van denzeifden engel, die eenmaal uwe ziel lot God zal voeren I
\'s Morgens zendt gij dus uw morgengroet aan uwen Vader in den hemel, aan Jesus uw Verlosser, ook aan de allerh. Maagd uwe moeder in den hemel, aan uw goeden engel, uwe heilige patronen en alle heiligen, aan dien mooien blauwen hemel, die ook eenmaal de uwe zal zijn.
\'s Avonds zendt ge desgelijks uw avondgroet. Of zou een goedgeaard kind vader en moeder niet goeden morgen en goeden avond wenschen? Alleen ondeugende, gevoellooze kinderen zouden misschien zeggen : neen, dat doe ik niet, dat is niet noodig, ik ga liever spelen, ik ga liever slapen ! En toch zoo spreken de ongodsdienstige kinderen, die hun morgen- en avondgebed verzuimen.
Ondankbare kinderen gaat het altijd slecht, en ondankbare christenen, die zonder God te bidden en te danken, den dag beginnen en eindigen, loopen groot gevaar om in de hel aan te landen. Verwacht niet veel goeds, van een Christen die niet nauwgezet zyn morgen- en avondgebeden verricht, placht de goede H. Vincentius a Paulo te zeggen.
Mocht gij het echter tij toeval eens vergeten of verzuimen, dan is het daarom nog geen zonde,
211
zelfs geen dagelijksche. Evenmin als men van honger zou sterven, indien ontbijt of avondbrood eens toevallig werden overgeslagen. Als men zonder boos opzet, een enkele keer zijn gebed eens vergeet, dan is dat geen zonde.
De goede pastoor van Ars, die groote kindervriend, zei eens toen hij de leering deed, hel volgende; »Doe \'s morgens zooals het kind in zijn wiegje, dat \'s morgens wakker wordend, het eerst naar moeder ziet en haar toelacht, of wel schreit wanneer moeder niet daar is. Wanneer gij dus ontwaakt, geef dan aanstonds uw hartje aan God, maak heel aandachtig het kruisteeken, zeggende: Jesus! Maria! Verblijf zoo.veel mogelijk in Gods tegenwoordigheid, totdat gij nederknielt om uw gebedje te doen. Dat is de beste voorbereiding, \'I is immers zoo schoon, om den dag te beginnen en te eindigen, terwijl wij aan het hart van Jesus en Maria leunend, hunne allerh. namen fluisteren. En is er wel eene betere voorbereiding wanneer men soms \'s nachts onverwacht moest sterven 1
Overigens moet morgen- en avondgebed lang genoeg zijn, om uw hartje goed met Jesus te kunnen vereenigen en geloof, hoop en liefde in u te versterken. Er zijn kinderen, die maar haastig onder het uit- of aankleeden een Onze Vader of Wees Gegroet afraffelen, en denken dat dit genoeg is. Dat is spotten met God. Of zoudt ge wel te-
212
vreden zijn, indien men u in plaats van een ochtend- en avondboterham, een paar noten of appelen gaf? En toch laat ge uwe arrae ziel nog veel meer hongeren, wanneer ge niet genoeg bidt.
IV. Maak ook niet alleen, iederen morgen een bepaald voornemen om de eene of andere deugd te beoefenen, maar tracht ook den goeden indruk van uw morgengebed levendig te houden, door nu en dan een kort gebedje te spreken, of ten minste hel H. Kruisteeken te maken, voor de voornaamste bezigheden van den dag, zooals: voor en na het eten, voor en na hot werk, bij \'t uitgaan, enz, enz. Het kruisteeken is dikwijls reeds voldoende, als wij het met godsvrucht maken; en kunnen wij dit niet op de gewone manier zonder opgemerkt te worden, laat ons dan een kie n kruisteeken maken op ons hart, dat bemerkt niemand. Vele christelijke ouders, drukken hunne kinderen, \'s morgens en \'s avonds een kruisteeken op het voorhoofd, en leeren hen om nooit het huis te verlaten of binnen te komen, zonder onbemerkt een kruisteeken te maken. De dappere ridder Bayard verliet of betrad nooit zijne kamer zonder neêr te knielen, den grond te kussen en de allerh. Maagd om haren zegen te vragen.
V. In moeilijke oogenblikken, wanneer de duivel ons tot zonde aanzet, moeten vooral innig en vurig bidden. Dan komt de wolf op het schaapje
213
af, dat verlorenis, wanneer het niet bij den herder vlucht.
De goede herder nu is Jesus, in wiens armen gij u al biddende moet werpen om aan den wolf, d. w. z. aan den bekoorder te ontkomen. In het Evangelie ■vergelijkt Jesus zich bij eene hen, die hare kiekens onder hare vleugelen vergadert. En als quot;t onvoorzichtige kiekentje, toch blijft rondtrip-pelen, dan stort de sperwer er op neêr, en is het verloren.
Ook moeten wij bidden, in gevaar, in lijden en in droefheid. Het lijden is als het vuur dat de aarde verschroeit en verdroogt; het gebed is de verkwikkende dauw, waarmede de aarde gedrenkt wordt.
Zorg en kommer smelten voor het gebed evenals sneeuw voor de zon, placht de goede pastoor van Ars te zeggen. Och, op het hart van Jesus steunend, is het zoo zoet te bidden, te weenen en te lijden!
Onder groote of kleine beproevingen moet gij dit nimmer vergeten, lief kind, want anders zoudt gij niet als Christen lijden. Bid, wanneer men u straft, vooral als men u onrechtvaardig straft; bid, wanneer ge ziek zijt, wanneer ge u verveelt of men u verdriet aandoet of vernedert, en ge zult zien, hoe zeer uw verdriet door dat bidden, gelenigd wordt.
En als eenmaal het groote kruis, de groote be-
214
proeving naderen mocht, als een uwer dierbaren u llt; door den dood ontvalt, of een zwaar, nameloos e zwaar lijden u ter nederdrukt; als dood of armoede, ellende of verlatenheid u omsingelen, o werp u o dan met alle krachten uwer ziel in de altijd ge- v opende armen van uw dierbaren Verlosser, Jesus r Christus, bid tot hem met onvermoeide liefde en 1 volharding, met eene vurige, dankbare liefde! In i zulke folterende lijdensuren, zal Jesus u dan ook c de zoete woorden van het H. Evangelie toefluiste- \' ren : Komt tot mij, gij allen die belast en bela- 1 den zijt en lijdt, en ik zal u verkwikken .... en
gij zult de rust uwer ziel vinden. ...... (
VI. Eindelijk zijn er nog dagen, die bijzonder lt; aan God en het gebed zijn toegewijd, namelijk ! de Zon- en feestdagen. Dat zijn de ware dagen i des gebeds, want het gebed is inderdaad de beste : wijze om de Zon- en feestdagen te heiligen. Dan moet men zijne gewone gebeden verdubbelen, en vooral onder de H. Mis en andere godsdienstoefeningen recht godvruchtig bidden. Het is niet noodig om dan altijd door, gebeden op te zeggen, maar men moet toch in eene eerbiedige houding verblijven, en God van ganscher harte aanbidden en danken. De dwazen die zeggen: Ik heb geen tijd om te bidden, zouden even goed kunnen zeggen: »Ik heb geen tijd om Christen te zijn, ik heb geen tijd om het eenig noodzakelijke
te verrichten, geen tijd om naar den hemel te gaan en de hel te vermijden.
Maar diezelfde dwaze lieden, hebben wel tijd om hun lichaam te verzorgen, te kleeden en te versieren; alleen tol het voeden en versieren hunner ziel, tot het reinigen van hun geweien, onl-breekt de tijd. Elen, drinken, slapen, zich vermaken, dure en nultelo\'oze dwaasheden verrichten, dat gaat best, maar tut de vereeniging hunner ziel met Jesus Christus, tol de eerste aller plichten, het gebed, daartoe hebben zij geen tijd.
Aan hunne genoegens en verstrooiingen denken dat wel, maar aan het heil hunner ziel denken ? onmogelijk! daartoe is er geen tijd. Mijn goed kind, volg toch nooit die dwazen na, doe toch nooit zooals zij. Neem den tijd tot bidden er altijd af, at moest gij er ook eenige oogenblikken van uwe nachtrust aan opofferen, daar zult ge niet van sterven. Bid tenminste in uw hart en op de wijze die ik zoo straks geleerd heb. Goode wil, niet de tijd ontbreekt aan de menschen, die durven zeggen: Ik heb geen lijd om Ie bidden.
V.
Bidden is niet genoeg, wij moeten goed bidden.
216
Al waschl een kind zich dagelijks, daarom kan i\' het zich nog wel niet schoon wasschen. Een ^ goed gebed moet een christelijk gebed zijn, moet c met aandacht, met geloof en eerbied verricht wor- « den. Vurig en vol liefde, eenvoudig en nederig, krachtig en volhardend moet het gebed zijn. \'
I. Allereerst dus christelijk. Ons gebed nu is • christelijk, wanneer het vereenigd is met het al-lerh. gebed van Jesus Christus, Gods eenigen Zoon, en de eenige middelaar tusschen God en de menschen. Door de geschilderde kerkruiten spelend, neemt de zonnestraal de kleur dier ruiten aan, en wordt, ofschoon altijd dezelfde zonnestraal zijnde, nu eens rood, dan weder blauw, paars, geel enz. Zoo ook wordt uw gebed christelijk, als het door Christus, tot God opstijgt. Onze gebeden kunnen slechts door behulp van Jesus tot Gods troon klimmen. Alleen door Jesus daalt God tot ons af, alleen door Jesus kunnen wij ons tot God verheffen. Zonder mij, zegt hij tot ons allen, zonder mij, vermoogt gij niets, en niemand komt tot den Vader, tenzij door mij.
Hoe inniger men zich, al biddende met Jesus vereenigt, hoe dichter men nadert tot God. Hoe meer men zich in Jesus verliest, hoe beter men God vindt, omdat God slechts in Jesus te vinden is. Dan, ik heb het u reeds gezegd, lieve kleine, Jesus is in u door het geheim zijner genade, hij
217
is ook in het midden der menschen, en wel in de tabernakelen onzer kerken, door het geheim der H. Eucharistie. Daar moeten quot;wij hem zoeken, als -wij bidden. Daar vindt men hem!
O, hoe zoet is het, met Jesus vereenigd gebed ! Zijn goddelijk, zijn volmaakt gebed, vult aan, wat er aan ons, helaas, maar al te onwaardig gebed ontbreekt. A.an deze vereeniging met Jesus onder het bidden, komen wij meestal te kort. Vraag daarom de genade om te bidden, zooals hij te Nazareth, op uwe jaren bad. Dan zal het gebed van Jesus, het uwe worden, en zult gij met en door Jesus in waarheid kunnen zeggen: Onze quot;Vader die in den hemel z ij t.
Het is daarom nog niet noodzakelijk om gedurende uw bidden, altijd ■ goed aan Jesus te denken. Alleen, hoe meer gij zijne H. Tegenwoordigheid in uw hart, voor oogen houdt, hoe volmaakter en Gode welgevaliiger uw gebed zal zijn.
II. Voorts moeten wij met aandacht en eerbied bidden. De H. Franciscus zag onzen Heer voor zich, als hij bad, en sprak met hem, zooals wij met elkander spreken. Hij geloofde. Wij nu, hebben ook wel het geloof, want we zijn geen ketters noch godloochenaars, maar wij hebben niet den geest des geloofs, d. w. z. het levendige, vurige volmaakte geloof der heiligen. Naarmate ons
218
geloof levendiger is, zullen ook aandacht en eerbied grooter zijn.
Dikwijls toch, verschijnen wij voor God, zonder te denken, aan hetgeen wij willen vragen, en nog minder denken wij aan den grooten Koning, in -wiens tegenwoordigheid wij ons bevinden. Sommige kinderen bidden alsof zij lot God zeiden: »Ik zal maar gauw een paar woorden aframmelen, dan ben ik van u af! En zulke kinderen noemen zich christenen !
Maai\' waar is dan hun geloof, waar is hun doopsel ? Daarom, zoodra ge begint te bidden, moet gij geest en hart tot aandacht stemmen, en a innig aan God aansluiten. Sluit uwe oogen om heter de verstrooiing te vermijden, blijf een oogenblik onbewegelijk en breng uw arm, rondfladderend hartje tol rust. Vergeet deze kleine voerbereiding niet, zij is meer dan mitlig, zy is noodzakelijk.
Hardop bidden, als men alleen is, is ook een uitmuntend middel tot aandacht. Beproef eens om het Onze Vader, het Wees Gegroet of andere gebeden, die gij van buiten kent, op deze wijze te bidden, en ge zult zien, iioe goed oor en tong helpen om de gedachte aan Gods tegenwocrdigheid levei.dig te houden. De oogen zijn daarentegen, vooral op uwe jaren, echte onruststokers, en een rondgonzend mugje is voldoende om uw aandacht
219
af te leiden; daarom, wanneer ge zonder boek bidt, bid dan met geslolen oogen.
— Verstrooidheid, mits onwillekeurig, is geen zonde lief kind, zelfs geen kleine dagelijksche zonde Was uw wil goed? welnu bekommer u dan niet om uwe armzalige verstrooidheden, al waren deze nog zoo lang en aanhoudend, het ,beste is, om zonder u te verontrusten, kalm voort te bidden, zoodra gij uit uwe verstiooidheid ontwaakt. Wel moet ge u vernederen, maar geen moedeloosheid, geen verwarring. God ziet in uw hart, en weet dat het van goeden wil is, en dwaalt uwe verbeelding ook al rond, dan bid usv hartje toch in vereeniging met Jesus voort; want bij die onwillekeurige verstrooidheden, neemt Jesus, uw onafscheidbare gezel, uwe plaats in, bidt voor u, on verwerft aldus barmhartigheid voor uw armzalig, verstrooid gebed. Niet waar, dat is toch erg vertroostend ?
Mochten uwe verstrooidheden, zoolang duren als uw gebed, wat met luchthartige kinderen zoo dikwijls gebeurt, dun moet gij vooraleer God te verlaten Hem even een paar korte, diepgevoelde woorden van aanbidding, berouw en goed voornemen toevoegen.
Zijn de verstrooidheden vrijwillig dan worden zij eene zonde tegen het eerste gebod van God, en in Mindere of meerdere male, eene oneeibie-
220
digheid jegens den almachtigen Schepper en regeerder van hemel en aarde; maar om ernstig kwaad te zijn, moest uwe verstrooidheid al zeer lang zeer vrijwillig en geheel en al met voorbedachten rade zijn.
Eene vrijwillige verstrooidheid is eene, aan het gebed vreemde gedachte, waarin men zich vrijwillig en zonder haar te verdrijven, ophoudt. Zoo doet ook een reiziger, die, ofschoon wetend dat hij op een vei keerden weg is, zich geen moeite geeft om weer op het rechte spoor terug te komen.
Nu, zoo dwaas zult ge toch niet willen zijn 1 neen, ga van ganscher harte tot God en beleed ig hem toch niet, door hem hel schepsel voor te trekken. Stel u eens voor dat ge voor den Paus geknield laagt, zoudt ge u dan* wel met iets anders durven bezighouden, en niet naar hem luisteren ? Hoe goed is God, die onze ellendige, verstrooide gebeden, wel wil aanhooren!
III. Btd ook met liefde en vertrouwen. Bemin God recht innig, mijn kind, en uw gebed zal voortreffelijk zijn. Hoe grooter uwe liefde, hoe beter uw gebed. Een kind dat zijne moeder liefheeft, weet haar altijd iels aangenaams en liefs te zeggen. Ach, als gij eens wist hoe God u bemint! Als hij u ziet naderen, dan neigt hij zijn goddelijk Hart zoo diep mogelijk tot u zijn tenger schepseltje neder, even als een vader zich buigt, om beter te kunnen hooren,
221
wat zijn kleine lieveling hem zegt. Daarom, bid met liefde, bid met vertrouwen.
Vooral niet bang zijn voor God, wel moogt ge vreezen hem te mishagen daar hij hoogst heilig en goed is, maar nooit bang zijn: Gij zijt immers niet bang voor hen die u liefheben? Neen, niet waar? welnu, wees dan ook nuoit bevreesd voor uw allerbesten vriend, voor uw goeden Jesus, voor uw ontfermenden Vader, die in den hemel is, want hij bemint u duizendmaal meer, dan ge u ooit zoudt kunnen voorstellen.
Christus heeft gezegd; hij, die tot mij komt, zal ik nooit verstoeten. En hij zegt ook tot u, wat hij eens tot Petrus zeide. sVrees niet, ik ben het.quot; Al zijt ge stout geweest, dan moet gij u toch door het gebed, in Gods armen werpen, en niet doen zooals Adam en Eva, die zicli na hunne zonde verschuilden, uit vrees voor den barmhar-tigen God, die toch, onder eene menschelijke gedaante dagelijks met hen verkeerde, in het Paradijs.
Als ge vader of moeder beleedigd hebt, wat doet ge dan? Het beste middel om jveer in genade opgenomen te worden, is dat ge in eenvoud en kinderlijk vertrouwen, hen al liefkoozende, om vergiffenis vraagt. Zoo en niet anders moet ge ook met uwen God handelen.
Vertrouwen en liefde in het gebed, vertrouwen
222
en liefde jegens Jesus, omdat Jesus ons meer be-mint dan de beste der vaders, dan de teederste der moeders u beminnen kan. 21
IV. Het gebed moet vurig zijn. Wij moeten r\' nooit bidden zonder godsvrucht, zonder ijver, of alleen maar uit gewoonte. God is wezenlijk wel de s\' mc?ite waard dat wij met hart\'en ziel, met ijver ^ en vreugde tot hem spreken. 0
De ijver is als het kokende water, waarin de z eieren gekookt worden. In lauw water kunnen ^ geen eieren koken. Onze daden nu zijn de eie- 1 ren, het gebed is het water; de ijver is de hitte, ^ waardoor het water gekookt wordt, is het vuur 1 der liefde tot Jesus, dat ons gebed doordringt, en \' al onze handelingen heiligt. De ijver ligt in den ( wil; men is ijverig wanneer men zich ernstig moeite geeft, om goed te bidden en aan God te 1 behagen. IJver is het tegenovergestelde \\an onverschilligheid en lauwheid. Troost en zoetheid in het gebed heeft met den ijver niets te maken.
Zijn ze u geschonken, dank God er dan voor. Blijven zij uit, ga dan rustig voort met bidden, en doe uw best, dat is voldoende. Een flink, moedig Christen heeft geen, suikerwerk noodig, en kan wel van droog brood leven.
Onder de verschillende soorten van vogels, vindt men er van allerlei geaardheid. Kippen, eenden en kalkoen zijn b. v. \'/oo plomp en heb-
223
ben zulke zware vleugels, dat zij zich nauwe-lljks boven den grond kunnen verheffen. Anderen zooals de pauwen, zouden wel kunnen vliegen, maar worden door hun zwaren staart tegengehouden. Wederom anderen, zooals: duiven, mus-schen, lijstertjes, nachtegalen, verheffen zich zonder moeite, maar hebben geen kracht, genoeg, om lang achter :,: elkander te kunnen vliegen. Er zijn ook sterke vogels die zeer hoog en zeer lang kunnen vliegen, zooals de zwaluwen; weêr anderen zooals de arenden die zich tot eene ongekende hoogte verheffen. Zij bewegen zich het liefst in de hoogste sferen van den hemelkring, terwijl hun blik zonder moeite het felste zonlicht verdraagt.
Zoo ook staat het met den ijver in het gebed; Gulzige, zinnelijke, luie, onverschillige kinderen, zijn zoo lauw, dat zij zich bijna nooit tot God verheffen, dat^zijn\'-dus de,leenden en kalkoenen ; wereldsche, ijdele kinderen worden zoodanig tegengehouden door allerlei beuzelingen en ijdel-heid, dat zij _ zelden tot^God zich verheffen, dan komen de goede, brave kinderen, die goed bid-gt; den. God van ganscherquot; harte dienen, en tamelijk godvruchtig zijn. Wederom anderen doen het nog beter en ernstiger, dat zijn de zwaluwen, en dan komen de uiterst vrome gt; kinderen^ die de genade van het gebed bekomen hebben, die vol
224
liefde en ijver, bijna onophoudelijk aan hun goeden Meester denken, alleen voor hem leven, en slechts dan zich gelukkig voelen, wanneer zij op zijn goddelijk Hart mogen rusten. Ja, dat zijn de prachtige jonge adelaars, die eenmaal der Kerk tot sieraad zullen verstrekken, dat zijn de waarachtige paradijsvogels, van dat schoone paradijs dat ons eenmaal wacht.
Vergeet het dus niet mijn kind, de ijver ligt in den wil en niet in het gevoel, en hangt van u zeiven af.
V. Het gebed moet ook e e n v o u d i g zijn. Hoe eenvoudiger, hoe beter, God vraagt slechts uw hartje, en let volstrekt niet op de schoone woorden die sommige lieden in het gebed gebruiken. Weg met al die gebloemde, dichterlijke taal 1 Hoe minder wolken aan den hemel, hoe warmer en helderder de dampkring; hoe helderder het water,,hoe aangenamer de smaak, en hoe eenvoudiger het gebed, hoe sneller het opstijgt tot God. Ik vraag het u, is er iets eenvoudiger, als het schoonste aller gebeden, als het Onze Vader? En toch is er geen voortreffelijker. Wat is eenvoudiger dan het Wees Gegroet? En toch is dat het verhevenste gebed tot Maria. Is er een eenvoudiger en grootscher geloofsbelijdenis denkbaar dan het Credo (of »Ik geloof in God den Vaderquot;)? een ootmoediger oefening van berouw dan het Confiteor? Wij worden
225
niet moede deze gebeden op te zeggen, want wij gevoelen, als \'t ware, dat God niet moede wordt ze te aanhooren.
Wees niet bevreesd, om tien, twintig maal hetzelfde te zeggen, als ge bidt; als het hart spreekt, is het gebed altijd nieuw. Hoe eenvoudig was het gebed dat Jesus gedurende de drie lange \'uren in den hof van Olijven bad:
«Vader, zoo het mogelijk is, laat dan deze kelk van mij gaan, maar niet mijn, doch uw wil geschiede! En het H/ Evangelie zegt uitdrukkelijk, dat Jesus ditzelfde gebed onophoudelijk gedurende zijn langen doodstrijd herhaalde.
Eens dat ik mij te Rome in een kapel bevond, knielde ik toevallig naast een heiligen religieus, die te zeer in het gebed verdiept was, om mijne tegenwoordigheid te bemerken. Pater Roothaan, Generaal der Jezuieten, (zoo heette deze religieus) hoorde ik nu gedurende meer dau een kwartier uurs niets anders fluisteren, als deze eenvoudige woorden: »Jesus ontferm u onzer!quot; anders bad hij niet. O, hoe gaarne had ik toen den ijver van dien waarachtigen dienaar Gods gehad !
Lief kind, ik kan het niet genoeg herhalen, wees toch eenvoudig met God. Vergeet niet, dat de gave des gebeds even als alle andere gaven, uit den hemel komt, dat gij zonder Jesus en zijn H. Geest, niet bidden kunt, dat alle wetenschap-
pen en talenten niets zijn zonder de genade van het gebed, die alleen verleend wordt, aan de ooimoedigen van harte. Heer, zeiden destijds de Apostelen aan den goeden Jesus, Heer leer ons bidden ! Heb datzelfde eenvoudige geloof dat alles verwacht van Gods genade; zonder dat geloof is het bidden bijna onmogelijk. Sommigen zeggen:
Ik weet niet wat ik zeggen moet als ik bidden wil. Waren zij maar wat eenvoudiger, zij zouden hel wel weten. Of kan men dan niet altijd het Onze Vader bidden, als men niets anders weet te zeggen ?
In het hart ligt het beste gebed, niet in den geest.
De ootmoed is ook een hoofdvereischte voor een christelijke gebed. Om goed te bidden, moei men nederig zijn. Wij moeten ons als arme, ellendige zondaars voor Gods troon stellen én erkennen, dat wij onwaardig zijn om verhoord te worden. Juist, omdat de allerh. Maagd zich zelve als de arme kleine dienstmaagd beschouwde, is zij de Moeder Gods, de gelukzalige Koningin der engelen en heiligen geworden.
Verneder u diep voor God en uw gebed zal hem welgevallig zijn. Het ootmoedige gebed van den goeden moordenaar : «Heer gedenk mijner, wanneer gij zult zijn in uw Rijk,quot; heeft hem plotseling geheiligd en gered. Door de diepe vermor-
227
seling van zijn hart, werd aan den verloren zoon, aanstonds alles kwijtgescholden.quot; Vader, zoo sprak hij, ik heb gezondigd tegen den hemel en tegen U, ik ben niet meer waardig uw zoon genoemd te worden. Als antwoord, omhelst hem die goede vader en geeft hij hem hel schoone kleed der onschuld, den koninklijken ring weer. De ootmoed heeft Zachéus den tollenaar gered, de ootmoed is het zuivere wierook, waardoor de gebeden der heiligen, God ten allen tijde zoo aangenaam waren.
De ootmoed lieve kleine, zal uw gebed volmaken. Aanbid God in ootmoed, vraag in ootmoed alles wat gij voor u en voor anderen, te vragen hebt. Vooral wees nederig, kleine zondaar, wanneer ge om vergiffenis te smeeken hebt.
Ten slotte moet een goed gebed, krachligyoX-hardend zijn; hij die volhardt tot aan het einde zal zalig worden.
Dit geldt ook voor het gebed. Verlies toch nooit den moed. Wie weet, of niet juist op het oogen-blik dat gij met bidden ophoudt, God voornemens was uw gebed te verhooren. Waarom vrijwillig schipbreuk lijden, als men op het punt staat van de haven binnen te zeilen ?
Bovendien, ofschoon de Zaligmaker beloofd heeft u steeds te verhooren, zijn zijne raadsbesluiten dikwijls niet de uwe. Hij alleen weet, wat goed voor
228
u is, en zoo hij u blijft weigeren, dan is dit een teeken, dal het door u gevraagde, niet goed voor u is. In den schoonen hemel zal ons dit alles eenmaal duidelijk worden, en zullen wij God er voor zegenen en danken dat hij ons soms in moeilijke, ja bijna vertwijfelde oogenblikken niat gegeven heeft, wat wij toch zoo vurig afsmeekten. Zijn goddelijk Hart dat onze onbescheiden wenschen moet afslaan, geeft ons daarentegen altijd iets beters, al was het slechts de genade en den moed om in het gebed te volharden.
Zeg toch nooit: «mijn gebed deugt niet,ik verkrijg toch niets door mijn bidden. Ik heb goed bidden, \'t helpt geen zier. God verhoort, mij toch nietquot;. Dat is niet de taal van een Christen, zoo spreekt de duivel, die ons tracht te ontmoedigen, en zoo mogelijk van God zou willen aftrekken. Immers die niet bidt, wordt ook niet zalig. Wanneer hij u dergelijke gedachten inblaast jaag hem dan spoedig weg, en verberg u in de armen van Jesus, terwijl ge met verdubbelden moed blijft bidden, even als Jesus in den hof van Olijven.
Geloof mij toch, goed kind, deze volharding zal ons heil zijn. De zielen voor welke gij nu zoo volhardend bidt, zullen misschien eerst na uwen dood, de vruchten van uw gebed ondervinden, even als de landlieden, eerst in den herfst oogsten, wa( zij in het vroege voorjaar gezaaid hebben.
229
Moed en wilskracht, geduld en vertrouwen met God en de menschen!
Gij zult uwe ziel in geduld en lijdzaamheid bezitten, heeft de Verlosser gezegd. Alle heiligen zonder uitzondering, hebben aldus hunne ziel be-bezeten omdat zij allen volhard hebben in het gebed, ten einde toe.
Ziedaar dus, lief kind, de vooinaamste hoedanigheden, welke gij met Gods genade zult trachten te verkrijgen. Wanneer gij bidt, laat dan uw gebed Christelijk,- eerbiedig en aandachtig, vol vertrouwen en liefde, ijverig, vurig, eenvoudig en volhardend zijn.
Voed en versterk uw gebed door het gebruik der H. Sakramenten en onthoud vooral, dat een goed en Christelijk gebed nooit zonder uitwerking blijft. Worden wij niel verhoord, dan vragen wij iels dat ons schadelijk is, of wel wij vragen het niet op de rechte wijze.
O allerzoélste Jesus, in ons, uwe dienaren, ^biddend en levend, verleen ons de genade, om altijd goed te bidden !
Het afzonderlijke gebed is meestal verlrouwelij-
230
ker, rustiger en aandachtiger dan het gemeenschappelijke, maar dat laatste is daarom niet minder goed.
Wanneer -wij gezamenlijk bidden, stichten wij elkander, de ijver van den eene komt tegemoet aan de mindere aandacht van den andere, en deze gezamenlijke gebeden maken aldus een schoone ruiker van velerlei bloemen uit. De geur der verschillende bloemen smelt samen, ofschoon di; eene bloem veel welriekender is dan de andere, en er zelfs reukelooze bloemen onder zijn. Is dat niet aanmoedigend voor de zwakken?
Het gemeenschappelijke gebed in de kerk, versterkt, onderhoudt de godsvrucht, want dan bidden de Christenen gezamenlyk met hun zieleher-der aan het hoofd.
In het familieleven is het ook eene krachtige hulde aan God, want als vader en moeder door hunne kinderen en onderhoorigen, omringd gezamenlijk nederknielen om God te bidden, te danken en zich voor hem te vernederen, dan wordt de onderlinge liefde inniger, dan is de eerbied en achting» voor de ouders en meesters grooter.
Hoe gelukkig is het huisgezin waar deze vrome gewoonte heerscht, en waar de godsvruchtige huismoeder, dagelijks hare kinderen en dienstboden om het kleine huisaltaar vereenigt. Ach, waarom is dat gebruik in onze dagen zoo schaarsch !
XII.
Bidden voor hel allcrh. Sakramenl des Altaars.
O, hoe zoet is het loei), om te mogen bidden voor het tabernakel, waarin Jesus dag en nacht rust !, Immers, in het allerh. Sakrarnent, is Jesus de zon der H. Kerk. Van hem gaan aile iicht-stralen, alle vuurvlammen, alle genaden voor de zielen uit.
Laat, daarom, zoo mogelijk, nooit een dag voorbij gaan zonder Jesus Christus in zijn allerh. Sakrarnent te begroeten. Daar zetelt Jesus Christus als op een troon van genade en barmhartigheid, daar leent hij ons gehoor als een koning aan zijne onderdanen, als een vader aan zijne lieve kinderen.
Als ge zoo vol liefde eh godsvrucht voor Jesus in het allerh. Sakrament, nederkniell, dan rangschikt gij u onder de engelen, die, in diepe aanbidding verzonken, hunnen en uwen God die in het tabernakel tegenwoordig is, aanbidden en uw armzalig gebed wordt door hen aan den Goddelijken Koning aangeboden. Zij nemen u aan tot vriend en metgezel, zij veroorloven u, om uwe gebeden met hunne liefdeverzuchtingen te vereenigen, terwijl gij van uwen kant hunne reinheid, hun levendig geloof, hunne vurige liefde moeten trachten na te volgen,
De nuttigste gebeden in zulke oogenblikken, zyn de gebeden ter eeie van het ailerh. Sakra-ment, samengesteld. Ook de een of andere psalm zooals de jJlissrere, cf hel Te Deum, of het Magnificat, of wel oen paar tientjes van uw rozenhoedje, om zoodoende in vereeniging met Maria Jesus te aanbidden en te danken.
Bij zulke gelegenheden kan ik u ook als gebedenboek, de Navolging van Christus, of de schoone Bezoeken aan het allerh. Altaar Sacrament, van Alphonsus de Liguori aanbevelen. Van harte wensch ik u dus de liefde tot het allerh. Sakrament toe dierbare kleine, want die liefde is het kenmerk der ware godsvrucht.
XIII.
Bidden door de voorspraak van Maria.
Is Jesus uw Broeder, leeft Jesus door de genade van uw H. Doopsel in u, dan is de allerreinste Moeder Maagd ook uwe moeder, dat is ontwijfelbaar zeker. Evenals door Jesus, God uw Vader is geworden, eveneens is door Jesus, Maria uwe Moeder, uwe hemelsche Moeder geworden.
Wat ge nu door u zeiven niet zoudt kunnen vragen, arme kleine, dat kunt gij zonder moeite verkrijgen, door die gcede moeder. Aarzel daarom niet
233
om haar met uwe aangelegenheden en geestelijke verlangens te belasten. Door haar moet ge alles opofferen, alles vragen. Hare moederhanden zijn steeds geopend om te ontvangen en te geven, en daar deze allerh. handen van onschuld en heiligheid overvloeien, zoo worden uwe onwaardige gebeden daardoor hoogst aangenaam voor God.
Vertrouwen in de allerh. Maagd, is een teeken van uitverkoring. Heb haar lief als uwe moeder, wees in waarheid, haar kind. O, driewerf gelukkig zijn dfe kinderen van Maria, want hunne gebeden zijn welgevallig aan Jesus en worden gaarne door hem verhoord.
Een klein gebed tot de H. Maagd, heeft soms groote zegeningen verworven, en ik ken een heilige priester, die zijne roeping verzekerde, door het godvruchtig bidden van het gebedje : I n v io-lata. Ontelbare jongelieden en kinderen danken hunne onschuld en deugd, aan het verrichten van een klein gebedje fot de Onbevlekte Maagd, dat zij geknield, bidden.
De allerh. Maagd is de Moeder der goddelijke genade, de deur des hemels, de toevlucht der arme zondaren, de troosteres der bedrukten. Zij is vooral de moeder van goede kinderen, zooals gij, lieve kleine.
234
■ Kind, wilt ge een apostel worden? wilt ge zielen winnen en redden voor Jesus ? Wilt ge veel, zeer veel zondaars bekeeren ? Welnu, bid dan, bid zonder ophouden, het gebed is de vruchtbaarste aller zendingen. Overtuigd van deze svonderbare kracht, heeft een pater Jezuïet, eenige jaren geleden, eene schoone vereeniging gesticht, die, door den Paus gezegend en aangemoedigd, zich nu reeds over de geheele wereld verspreid en uitgebreid heeft. Deze vereeniging heet, het Apostolaat des gebeds. Alle Christenen, tot kleine kinderen toe, kunnen er aan deelnemen, en volgens mijn inzien, moesten alten er aan deelnemen. Luister naar hetgeen onlangs in Frankrijk plaats greep in een Jezuïeten kojlegie, alwaar het apostolaat des gebeds bloeit.
Hel was in de maand van Maria 1863, en de kinderen verdubbelden in godvruchtigen ijver. In allerbekoorlijkste briefjes offerden zij aan de H. Maagd, al hunne gebeden en werken, hunne handelingen en spelen, ja zelfs tot hunne straffen toe, op. Zij deden dit voor de bekeering der zondaren tot de intenlie van Z. H. den Paus, en tol meerdere eer en glorie van God.
Onder deze vrome kinderen, bevond zich een
235
tienjarig knaapje van buitengewone godsvrucht, en bijzondere geestesgaven. Voi ijver voor het apostolaat des gebeds, offerde hij ook dagelijks aan de H. Maagd, al zijn doen en handelen, voor deze of gene op. Zie hier een dier briefjes, na zijn dood gevonden.
»Aan mijne lieve moeder. Maria !
»Ik offer u, ten behoeve van den ongelukkigen D. al mijne gebeden, al mijne schreden, ai mijne lessen, mijn middagmaal en mijn avondbrood op! —De arme D. nu, voor wien Lodewijk en zijne kameraadjes, aldus baden, was een ergerlijk zondaar, die van den eenen val tot den anderen zinkend, het heillooze voornemen had opgevat, zich zeiven het leven te benemen. Op denzelfden dag, dat Lodewijk zijn lief briefje aan Maria schreef, bekeerde zich deze zondaar, zonder dat men de oorzaak dier bekeering gissen kon. Een diep berouw greep hem plotseling diep in de ziel, en zijne dwalingen verafschuwend, zocht hij aan de voeten des piiesters, vergiffenis en vrede; zoodanig is de kracht des gebeds.
De goede kleine Lodewijk gerijpt door zijn waarlijk apostolischen ijver naderde met rassche schreden hel uur der eeuwige belooning. Nadat het lieve kind op 17 Mei, een laatste briefje, aan zijne goddelijke moeder geschreven had, werd het ziek. Maar zelfs te midden der hevigste pijnen
236
zette hij zijn liefdewerk voort door al zijn lijden voor het hei! der zielen op te offeren. Den 3 Juni, ontving hij zijn eerste en laatste H. Communie, en dienzeifden dag ontsliep de kleine uitverkorene om in den hemel te ontwaken.
Welaan, lieve kleine, maak dan ook een ijverig deel uit van het apostolaat des gebeds, het zal u en eene menigte zielen tot heil zijn. Door voor anderen te bidden, zuil ge ook u zeiven heiligen, al valt u ook het geluk- van den kleinen Lodewijk, die zoo spoedig ten hemel ging, niet te beurt. Ik hoop integendeel, dat gij nog lang moogt leven voor hen, die u liefiiebben, en intusschen zult gy door dit apostolaat des gebeds over uw geheel volgend leven, over uw leven en sterven, onschatbare genaden doen nederdalen.
Ziehier, wat de goede pastoor van Ars eens tot zijne leerlingen sprak: Lieve kinderen, gij hebt maar een klein hartje, maar door het gebed wordt dat kleine hartje groot, en in staat om God te beminnen. De mensch heeft hier op aarde eene schoone taak : bidden en beminnen .... ziedaar ook de eenigste geluksbron voor den mensch. Het gebed is niets anders dan eene vereeniging met
23quot;
God. Is het hart rein en in vrede, dan wordt men door een onuitsprekelijk geluk, als \'t ware, oversl elpt. . . . Ja, wonderschoon is deze vereeni-ging van God, met zijn nietig schepsel! Zulk een geluk kan wel ondervonden, maar niet uitgedrukt worden, en hoe meer men bidt, hoe meer men bidden wil.
Lief kind, vraag toch vooral aan God, de liefde tot het gebed. Als uw hart rein is dan zal het gebed u versterken en verkwikken, want het gebed onttrekt de ziel van deze aarde en hare zinnelijke genoegens, om haar als op adelaars vlerken tot ongekende hoogten te voeren. Alle heiligen leefden door het gebed, dat als het ware de polsslag van hun leven was. Door het gebed alleen zijn zij heilig geworden, hebben zij de genade bewaard en de hel overwonnen. Door het gebed alleen, zijn zij Jesus trouw gebleven en in den hemel gekomen.
Van harte hoop ik, lieve kleine, dat gij hun voorbeeld volgen zult. En wanneer ge dan aan de voeten van Jesus en Maria zijt neêrgeknield, vergeet dan niet, ik smeek er u om, vergeet clan niet, te bidden voor hen, die uit liefde tot. uwe ziel, getracht hebben, om u den grooten plicht en het onuitsprekelijk geluk van het gebed te doen kennen.
TWEEDE BOEK.
Weet gij wel, goed kind, wat, dat woordje: biechten eigenlijk beteekent ? Luister goed toe, tracht mij te begrijpen, en vervolgens ook te doen wat ik u zeggen zal.
Sommige kinderen, zijn zoo bang om te biechten, als ware de biechtstoel een groote muizenval, waarin het arme kleine muisje, door poes, wordt opgegeten. Ik heb eens een klein meisje gekend, dat toen zij voor het eerste moest biechten, zoo schreeuwde en te keer ging, dat hare moeder rood van schaamte, onverrichterzake huiswaarts met haar moest gaan. Een ander negenjarig knaapje, viel van schrik bijna achterover, toen de biechtvader het kleine schuifje van den biechtstoel opende, en nauwelijks had hij den
239
priester gezien, of hij liep hard weg. Aan ande-re kinderen, breekt het angstzweet uit, wanneer zij biechten moeten. Zulke kinderen nu, zijn domme eendjes, want niets is eenvoudiger dan de biecht; alleen, die arme kinderen weten niet genoeg wat biechten is, en hoe zoet en troostvol de biecht is. Daarom wil ik het u nu eens duidelijk uitleggen, dan behoeft ge niet bang meer te zijn.
Biechten is niets anders, dan tot den priester van Jesus Christus gaan en hem eenvoudig en oprecht, al de zonden bekennen, welke men zich herinnert, bedreven te hebben.
Men bekent zijne zonden niet voor pleizier, of voor tijdverdrijf, maar om van God vergiffenis te bekomen, voor het bedreven, kwaad. Dat is soms heel pijnlijk, maar dat doet er niet toe. Men moet daarom toch gaan, wijl God het zoo wil, en wij niet op de wereld zijn, om onzen eigen zin te doen, maar om onze ziel door de gehoorzaamheid aan Gods wet en wil, te redden.
Aan den priester en aan den priester alleen rnoet men zijne zonde belijden, zoo men vergiffenis wil bekomen van God. En weet ge wel waarom ? Omdat de goede God toen hij op aarde is gekomen, aan zijne priesters en aan zijne priese
240
ters alleen, de macht heeft gegeven, om aan de menschen hunne zonden te vergeven. Aan den priester alleen, heeft de goede Jesus gezegd : «Ontvangt den H Geest.quot;
»Wiens zanden gij zult vergeven, dien zullen zij vergeven zijn, en wu\'ns zonden gij niet vergeven zult hebben, dien zullen zij niet vergeven zijn.quot; En op een anderen tijd, zegt Jesus: «alles wat gij in mijnen naam zult ontbinden, zal ontbonden zijn in den hemel.quot;
Het is dus bij den priester van Jesus Christus, dat men moet gaan biechten d. w. z. dat gij uwe zonden moet bekennen, zoo gij verlangt, dat God uwe zonden vorgeve.
Om vergiffenis te bekomen, is het niet genoeg dat gij berouw gevoelt over uwe zonden en ze, in het geheim voor God bekent. Neen, Jesus zelf gebiedt u, om uwe fouten aan zijne priesters te bekennen, aan de priesters, die zijne plaatsbe-.kleeders, zijne afgezanten onder de menschen zijn. De zieke gaat tol den geneesheer, omdat deze alleen hem genezen kan ; daarom moet ge ook als uwe arme ziel ziek is, tot den geneesheer der zielen gaan, tot hem, die de zielen geneest in den naam van God. Zij die niet willen biechten, willen en kunnen niet genezen, want de zonde is de vreeselijke ziekte, waardoor de ziel in de hel wordt gestort.
241
Bezit gij eene goede christelijke moeder, vraag haar dan, om u tot de biecht voor te bereidea ; ge kunt haar zelfs uwe zonden zeggen, maar dat is daarom nog geen biechten, dat is alleen eene voorbereiding. Onthoud d i t evenwel goed : Mocht het voorkomen, dat gij eene, door u bedrevene zonde niet aan uwe moeder zoudt willen zeggen, dan zijt gij daartoe volstrekt niet verplicht, het is genoeg, dat gij die zonde aan uw biechtvader bekent. Men moet den priester, a 1 zijne, zich bewuste zonden, biechten. God wil dit uitdrukkelijk. Het zou eene zware zonde zijn, arm kind, zoo ge, uit valsche schaamte of uit hoogmoed, het ongeluk had, met opzet eene zonde voor uw biechtvader te verzwijgen. Daardoor toch zoudt gij eene slechte biecht doen, en uwe zonden zouden daardoor onvergeven blijven, terwijl ge bovendien duizendmaal schuldiger zoudt zijn, dan voor uwe biecht.
Beter, in het geheel niet biechten dan eene slechte, heiligschennende biecht te spreken. Ik heb rampzalige kinderen gekend, die op deze wij.ze, jaren achtereen, hunne zonden in de biecht verzwegen hadden. Zij gevoelden zich diep ongelukkig en door wroeging verteerd, terwijl zij bij een onverhoedschen dood, regelrecht ter helle zouden gegaan zijn.
»Alles goed en wel, maar ik heb zulke zware
242
zonden bedreven I Hoe zoo arm kind, is Gods barmhartigheid dan niet grooter, dan uwe zonde *?
Wees niet bevreesd, zeg alles, wat hel ook zijn moge. Inderdaad, het is onzinnig, om den biechtvader eene zonde, zij deze nog zoo schandelijk en afschuwelijk te verzwijgen. In de eerste plaats is het eene zware beleediging Gods, in de tweede plaals, zal men toch moeten eindigen met vroeg of laat de zonde te bekennen, of voor eeuwig moeten branden met de duivelen in de hel. Waarom dan niet aanstonds gedaan, wat men toch eens zal moeten doen? Trouwens, heeft men doodzonden verzwegen, dan is men verplicht al zijne biechten over te doen, wat alles behalve gemakkelijk of aangenaam is. Het bewijst ook een groote onkunde van het hart des priesters, die zijne biechtkinderen lief heeft, die medelijden gevoelt met hunne zwakheden en feilen, die nooit veracht; die troost, instede van te knorren, en die helaas maar al te zeer aan het luisteren naar de bekentenis van groote zonden gewoon is. Nu weet ik wel dat die bekentenis, soms zwaar valt, maar de daaruit voortvloeiende vrede is des te grooter, terwijl de vergiffenis van den priester door Jesus Christus bekrachtigd wordt.
sik zou wel alles willen zeggen maar ik weet niet, hoe het aan te leggen, het is zoo foei leelijk ! Welnu, zeg dat dan aan den biechtvader, ronduit:
243
»Eei w. Vader, ik heb zeer leelijke dingen gedaan, maar weet niet hoe ik het u zeggen zal.quot; Dan zal hij u goedgunstig ondervragen, gij zult openhartig antwoorden, en de zaak is geschied.
Let wel op, lief kind, ik heb gezegd, men mag niet met opzet, zijne zonden in de biecht verzwijgen. Mocht ge nu bij ongeluk, onder het biechten, eene of zelfs meerdere zonden, vergelen, dan is uwe biecht daarom toch goed, en hebt ge toch vergiffenis bekomen. Zelfs de vergeten zonden die ge niet beleden hebt, omdat ze u ontgaan zijn, werden met de andere zonden Iegelijk vergeven. Maak u niet ongerust. Alleen daar onze Heer Jesus Christus beveelt, om den priester al onze ernstige zonden te belijden moet gij bij uwe eerstvolgende biecht tot den priester zeggen: »Eerw. Vader, de vorige keer, heb ik vergeten, deze of gene zonde te biechten.quot; Het terughouden dezer bekentenis, zou eene zware ongehoorzaamheid zijn jegens Jesus Christus, endaar-door juist, zoudt gij eene slechte biecht doen.
Eene groote aanmoediging bij het biechten van zware zonden, bestaat in het feit, dat een priester nooit en onder geenerlei voorwendsel mag vertellen, wat hij in de biecht gehoord heeft. Dit noemt men het Biechtgeheim. Dé priester is verplicht, om alles te verdragen, de grootste folteringen, ja zelfs den dood te ondergaan, ten einde
244
het biechtgeheim niet te schenden. Nimmer is het voorgekomen, dat een priester, de zonden in de biecht beleden, heeft geopenbaard. Dat is nooit gebeurd en zal ook nooit gebeuren.
Dat is eene heele geruststelling, niet waar, arme kleine zondaar?
En dan, die geheime bekentenis, slechts ééns te doen voor een biechtvader, die te midden van zoovele, daaropvolgende biechten van andere menschen, uwe biecht aanstonds vergeet, is toch verreweg te verkiezen, boven de vreeselijke schande, die in het laatste oordeel, den verstokten zondaar wacht. Dan toch, zal God die zonden aan alle menschen en engelen kenbaar maken, om daarna de eeuwige verdoemenis, er over uit te spreken. Nu bloost gij voor een enkel mensch, wat zal \'t dan zijn, wanneer eenmaal uwe ouders en bloedverwanten, vrienden en bekenden, ten aanschouwe van hemel en aarde, die zonden zullen vernemen? Is het dus geen onbegrijpelijke dwaasheid om eene enkele zonde, in de biecht te verzwijgen?
Nu weet ge dus, lief kind wat biechten is, gij weet dat niets eenvoudiger, maar ook niets
noodzakelijker is.
245
Tot de vergiffenis zijner zonden is de belijdenis aan den priester niet genoeg; men moet ook een hartelijk berouw over zijne zonden hebben, d. w. z. eene oprechte en christelijke droefheid.
Een goed kind, heeft al spoedig berouw. Denk slechts even aan de oneindige goedheid van God en aan zijn groote gerechtigheid. God is zoo goed, hij heeft mij zoo lief, en toch heb ik hem belee-digd: Hij opent mij den hemel, hij strekt zijne vaderarmen naar mij uit, hij die mij volstrekt niet noodig heeft, om gelukkig te zijn; en ik ondankbare: Ik ben hem ongehoorzaam, ik belee-dig, verlaat hem.
Om mijne zonden, heeft de goede Jesus zoo bitter geweend, om mijne zonden en om mijnentwille heeft hij geweend in de kribbe, geweend te Nazareth, in zijn doodstryd, in zijn heilig lijden; mijne zonden waren de oorzaak zijner smarten en vernederingen, zijner geeselstriemen, en verguizingen; om mijne zonden te boeten, is hij met doornen gekroond, door geeselslagen verscheurd, verraden en van de geheele wereld verlaten geworden, is bij gekruisigd tusschen twee moordenaars. Voor mij ellendige kleine zondaar, hing Jesus drie lange uren aan het kruis, is Jesus gestorven, is zijn Goddelijk Hart met een lans
246
doorstoken. Voor mij is hij verrezen. Voor mij
heeft hij de poorten des hemels geopend......
En al die liefde heb ik door bsleedigingen vergolden. Door eene enkele doodzonde, heb ik de hel verdiend, de hel in gezelschap der duivelen 1 En toch roept die goede Verlosser vol ontferming mij toe : arm kind, heb berouw, en ik zal u vergeven!
Wanneer men dit alles bedenkt, is het niet moeilijk orn een hartelijk berouw te gevoelen. Maar men is veel te lichtzinnig, men leeft als de muggen en vliegen; alleen denkend aan beuzelarijen, aan spelen en pret maken ! men vergeet dat men eene ziel te heiligen, een God te dienen heeft! aan alles denkt men behalve aan Jesus, aan het goddelijk Kind, dat men in het hart draagt, dat alles in ons gadeslaat, dat onbeschrijfelijk gekwetst wordt, door iedere zonde. Ach hoevele kinderen, verjagen Jesus uit hun hart, zonder op zijne tranen, op zyne liefde te letten!
Neen lieve kleine, van u zal men dat niet zeggen; gij zult zoo ondankbaar niet zijn en uw harlje zorgvuldig rein houden van zonde. En hadt gij het ongeluk in groote zonde te vallen, o, dat het berouw u dan aanstonds oprichte! Kniel ten minste in den geest aan de voeten van Jesus neder, en zeg hem uit de diepste diepte uwer ziel:
Goede Jesus, het berouwt mij van ganscher
247
harte, dal ik u beleedigd heb, omdat gij mij bemint en ik u bemin! Het berouwt mij gezondigd te hebben, omdat gij oneindig goed, oneindig heilig zijl! Vergiffenis mijn Jesus, vergiffenis! ik zal hel niet weer doen! .... Zulk een gebed, noemt men eene akte van berouw!
Lel nu goed op den grondslag van uw berouw, namelijk dal God u bemint, en dat gij God bemint. De vrees voor Gods wrekende gerechtigheid, voor het helsche vuur enz. zijn wel gewichtige beweegredenen tot berouw, maar de liefde is veel volmaakter, veel Christelijker.
De liefde heeft zulk een invloed op hel hart van. Jesus, dat zij ons weer onmiddelijk in staat van genade kan terugbrengen, al was onze zonde nog zoo groot. Als wij dan van gans ch er harte, in diepe vermorzeling, vol vertrouwen en liefde lot God zeggen: mijn God vergeef mij! ik bemin u met hart en ziel, hel berouwt mij, uwe liefde beleedigd te hebben, ik wil niet meer zondigen, omdat ik u bemin! Ais wij verder vast besloten zijn, om zoodra mogelijk te biechten, dan keert de genade Gods, weer aanstonds lot ons terug, en zouden wij bij onverhoeds sterven zelfs zonder biecht, niet eeuwig verloren zijn. Ach hoe goed is Jesus toch 1
Mijn kind, hel hart uwer moeder is\'in het klein een flauw afbeeldsel van hel hart van Jesus; wal speel u wel het meest, wanneer gij die lieve
248
moeder verdriet aandeedt? het was de gedachte, dat ge juist haar, die u meer dan alles bemint, bedroefd hadt.
Welnu, denk er toch aan, dat Jesus u meer bemint, dan uwe moeder u ooit beminnen kan.
Heeft men een oprecht berouw, dan volgt hieruit het vaste besluit de zonde niet meer te bedrijven. Dit noemt men goed voornemen, zoodra uwe ziel het ongeluk heeft te vallen, moet zij opstaan, en goed achtgeven, orn de gelegenheden tot vallen voortaan te vermijden ; zij moet vast besloten zijn, niet meer vrijwillig in de zonden te vervallen.
Dat wil nu niet zeggen, dat zij nooit meer zal vallen, want het oprechtste berouw maakt daarom nog niet onfeilbaar voor zonde, maar zij verfoeit daarom niet minder de zonde, en tracht haar naar vermogen Ie vermijden. Bij het trappen bestijgen, zijt ge wel vast besloten, om niet uit te glijden, maar daarom kunt ge toch wel vallen, kunt ge u toch wel bezeeren.
Is nu het goede voornemen oprecht, dan tracht men van zelf de gelegenheid tot zonde te vermijden. Als een kameraadje u b. v. slechte raad gaf, lee-lijke dingen leerde en God had lalen beleedigen, dan zult gij tengevolge van uw oprecht berouw en goed voornemen, dien slechten kameraad, in het vervolg trachten te vermijden, en kunt ge
•249
hem riet altijd ontwijken, welnu verbied hem dan ronduit, u ooit weêr tot het kwaad over te haten.
— Dit moet ge echter niet vergeten, lieve kleine : Zonder de alvermogende genade van God, zullen al uwe goede voornemens krachteloos zijn. Bid ten einde deze genade te verkrijgen, zoo dikwerf gij in verzoeking komt.
De genade, is de vereeniging uwer ziel met den goeden Jesus. Daarom zoodra de bekoring begint, snel dan tot Jesus, smeek om zijn zegen en hulp, roep hem toe : Heer kom mij te hulp ! Jesus ontferm u mijner ! Ik bemin u, ik wil niet zondigen !quot;
God die u zoo lief heeft, verlangt niets vuriger dan het heil uwer ziel, en zal u daarom nooit zijne genade weigeren; uw Jesus is immers altijd en overal bij u, woont en waakt immers dag en nacht in uwe lieve kleine ziel. Hij heeft uwe ziel tot woonplaats uitgekozen bij uw doopsel, en verlangt dat die woning rein en zonder smet zij. Vrees niets. Hij is met u en hij is duizendmaal sterker, dan alle duivelen te zamen.
Zonder Jesus kunt ge niets, maar met hem kunt gij alles en hebt gij niets te vreezen. Vallen wij dan, dan is dit eigen schuld, en moeten wij ons berouwvol vernederen, omdat wij zoo slecht beantwoord hebben aan de genade, aan de liefde van Jesus Christus, omdat wij verzuimd hebben, onze toevlucht bij hem te zoeken.
250
De H. Maagd, de moeder der goddelijke genade, moet eveneens onze toevlucht zijn, in de bekoringen, en zelfs ook dan, wanneer wij gevallen zijn. Zij was het immers, die het Kindje Jesus aan de herders van Bethlehem, aan de Wijzen van het Oosten, aan de eerste geloovigen gaf. Zij is het die ook nu nog Jesus aan de zielen geeft, en de zielen tot Jesus terugvoert.
Roep haar dus dikwijls en vol liefde aan. Die allerzoetste moeder, bemint u om Jesus, dien zij in uw hartje aanschouwt. Wanneer de zonde u, toelacht, of wanneer gij reeds gevallen zijt, bid dan een aandachtig Wees gegroet, en bid om dooide voorspraak van Maria, de vergitfenis van Jesus te verkrijgen; want Maria is de beschermster dei-zwakken, de toevlucht der zondaren, het heil der Chrislenen. •*
De vergiffenis door den priester, in naam van O. H. Jesus Christus verleend, heet absolutie. Is men in staat om te biechten en de absolutie te ontvangen, dan is de absolutie het eenige middel waardoor men weder in Gods genade hersteld en zijn kind wordt. Let nu eens goed op : indien eene akte van volmaakt berouw, gevoegd
bij den oprechten wil om te biechten, uwe zonde had uitgewischt, maar indien ge later mocht terugdeinzen om uwe zonde te biechten, en dus dien wil niet meer hadt, dan bleef de eens vergeven zonde wel vergeven maar door deze ontrouw zoudt gij opnieuw eene veel zwaardere doodzonde begaan, want gij zoudt dan nog met meer boos opzet de liefde en ontferming van uw Zaligmaker kwetsen.
Daarenboven kan men nooit met zekerheid weten of het berouw volmaakt was, en door die onzekerheid, blijven biecht en absolutie altijd noodzakelijk.
De absolutie is dus de vrijspraak die de priester in den naam van Jesus Christus verleent en uitspreekt. Nadat de biecht geëindigd is, wekt de priester den boeteling tot een oprecht berouw op, terwijl hij intusschen de\' absolutie geven zal.
Mocht, de priester van oordeel zijn, dat de stemming van den biechteling niet voldoende is, of zijn er slechts zeer kleine fouten gebiecht, dan geeft de priester den zegen, en stelt hij de absolutie tot later uit. De zegen neemt de gebiechte zonden niet weg, dit heeft alleen plaats door de absolutie. Onder de absolutie, daalt de genade als bij stroomen in de ziel van den biechteling neder, en wascht de ziel dermate in het bloed van Jesus Christus, dat zij smetteloos rein, en als van genade stralend, voor God en zijne
252
engelen wordt. O gelukkig oogenblik, o onbeschrijfelijke genade! In deze plechtige oogen-blikken, dient de boeteling zich zooveel mogelijk aan de voeten van Jesus, die zich in den persoon des priesters verbergt, te vernederen, en zoo innig mogelijk eene akte van berouw te verwekken, zooals : »Mijn Heer en mijn God het berouwt mij van ganscher harte, dat ik u beleedigd heb, omdat Gij eindeloos goed zijt en de zonde u beleedigt; ik vraag u vergiffenis door de verdiensten van Jesus Christus mijn Zaligmaker en neem mij vastelijk voor om, geholpen door uwe genade, niet meer :in de zonde te hervallen, en boete te doen tot aan mijn dood.
Tracht vooral om niet te verstrooid te zijn onder de absolutie, maar is dit onwillekeurig het geval, dan is de absolutie toch even geldig; hel is voldoende zich daarover te vernederen. Hoe minder acht men doorgaans slaat op onwillekeurige verstrooidheden, hoe beter.
Zoodra men tot de jaren van verstand gekomen is, d. w. z. zoodra men in staat is, om eene ernstige zonde te bedrijven; is men ook in staat om er berouw over te gevoelen, haar te biechten, en bijgevolg ook de absolutie te ontvangen.
Een kind van zes of zeven jaar dat met bewust-zijn ernstig gezondigd heeft, heeft daardoor evenveel recht op de absolutie, als iemand van twintig jaar.
253
Sommige onwetende kinderen meenen, dat men de absolutie, eerst op den vooravond der eerste II. Communie kan ontvangen. Deze dwaling is zeer schadelijk voor de ziel, en in strijd met de leer der H. Kerk. Inderdaad, in de meening dat zij tnch niet geabsolveerd worden, biechten zulke kinderen maar losjes weg, zonder voldoend gewetensonderzoek en berouw, en blijven dus in slaat van doodzonde, tot aan het tijdstip hunner eerste H. Communie. Eene treurige voorbereiding tot het eerste bezoek van den goeden God!
Handel toch nooit zoo, mijn kind, bereid u bij iedere biecht, zoo goed mogelijk voor op de absolutie, en vraag er om aan uw biechtvader, die u deze gunst zeker niet zal weigeren.
Soms geeft de biechtvader zelfs aan goedvoor-bereide kinderen, alleen den zegen, of wel, om hen des te beter de waarde der absoluiic to doen kennen of wel, omdat zij vrij zijnde van ernstige zonde, de absoluiie niet behoeven. De absolutie is als een tweede doopsel, en wie haar waardig ontvangt, wordt daardoor even vlekkeloos en rein als op den dag van zijn H. Doopsel.
254
Mei waardige biecht en absolutie met hartelijke dankzegging tot God is alles nog niet afge-loopen. De zonden zijn vergeven, aan de hel zijn wij ontkomen, dat is waar, maar er blijft nog boete te d o en, d. w. z. de bedreven zonden moeten geboet worden, en als eerherstelling moeten wij God, goede werken, gebeden en aalmoezen aanbieden. Dat is plicht voor allen, dus ook voor kinderen.
Het eerste dier boetwerken tot voldoening onzer zonde, is datgene wat ons door den biechtvader bevolen wordt te doen, en dat daarom penitentie of boete heet. Deze sakramentale boete, beslaat nu eens in eenige gebeden, dan weder in een aalmoes, in het onthouden van een of ander genoegen, of in het verrichten van het een of ander liefdewerk.
Men moet zijne penitentie zoo nauwgezet en zoo spoedig mogelijk verrichten zoo het kan, liefst aanstonds na de biecht, vooraleer de kerk te verlaten ; want wie uit onachtzaamheid of boos opzet zijn penitentie nalaat, zondigt en zou een gevoelloos gemoed hebben. Daarbij is het eane dwaasheid, daar wij eenmaal in het vreeselijke vagevuur, al de hier op aarde verzuimde penitenties zullen moeten boeten.
; \' ï r 1 - gt; _ ? ^
De penitentie, ons door den priester opgelegd, heeft eene bijzondere kracht om onze zonden uit te wisschen, daar zij een deel uitmaakt van het sakrament der boete. Toch is zij meestal niet voldoende, om Gods gerechtigheid te bevredigen, en moet men er nog dagelijks oefeningen van versterving en godsvrucht bijvoegen. Hoe meer ge bidt en aalmoezen geeft, hoe gehoorzamer, geduldiger, zachtmoediger, nederiger ge zijt, hoe liefderijker voor anderen, en strenger voor u zeiven, hoe minder gij later in het vagevuur zult moeten lijden.
Volg dus ook op dit punt, lief kind, uwen Verlosser na ; hij heeft reeds in Bethlehem en Nazareth voor uwe zonden geboet, door tranen en ontberingen, door een boetvaardig en verstorven leven. Hij zal u zegenen, en bij ieder nieuw offertje, uit liefde tot hem gebracht, zal de vreugde in uw gemoed toenemen.
Luister eens goed toe; wanneer gij biechten moet, bereid u dan reeds vooraf daarop toe, vooral door eene grootere waakzaamheid en door eene grootere getrouwheid jegens God. Op den vooravond uwer biecht, of wel op denzelfden mor-
256
gen moet gij uw geweten onderzoeken, terwijl ge tevens God, de allerh. Maagd en uw schutsengel smeekt, om u in het opsporen uwer zonden behulpzaam te zijn en te verlichten. Tracht vervolgens om in Gods h. tegenwoordigheid en met voorlichting van den H. Geest, te weten te komen, niet alleen welke zonden gij na uwe laatste biecht bedreven hebt, maar ook welke de hoofdoorzaken uwer zonden zijn. Dan kunt gij uw biechtvader daarover raadplegen. De meeste kinderbiechten dragen weinig vrucht, alleen omdat de kinderen slechts haastig en oppervlakkig hun geweten onderzoeken.
In vele gebedenboeken staan biechtspiegels; gebruik die liever niet, want zij zullen u eerder verwarren dan helpen.
Lees daarentegen eens oplettend, het gewetensonderzoek, dat ik op het einde dezer wenken, geschreven heb, dat is, zelfs voor eene algemeene biecht, voldoende.
Hebt ge de goede gewoonte om alle veertien dagen of drie weken te biechten, dan is een ernstig onderzoek, van eenige minuten, voldoende, en behoeft ge alleen na te gaan, wat ge mocht misdreven hebben en in het vervullen uwer godsdienstplichten zijt te kort gekomen, zooals morgenen avondgebeden, eerbied in de kerk, onder de christelijke leering, H. Mis, Vespers enz. godvruchtig en aan God toegewijd leven.
257
Ga ook na wat ge te kort gekomen zijt in het vervullen uwer plichten jegens uwe ouders en meesters, b. v. gehoorzaamheid, eerbied, onderwerping. Jegens uwe kameraden, broeders en zusters, b. v. zachtmoedigheid, toegevendheid, goed voorbeeld enz.; jegens de armen, b. v. aalmoezen, vriendelijke bejegening enz. In het vervullen uwer persoonlijke kleine plichten, als nauwgezette arbeid, oplettendheid enz.
In het beoefenen van de deugden, die ook voor u, als kind, noodzakelijk zijn zooals: nederigheid, zedigheid, toewijding en eenvoud jegens anderen, reinheid, nauwgezetheid in het verdrijven der bekoringen en slechte gedachten. In het vermijden van blikken, gesprekken, boeken, handelingen tegen de betamelijkheid en de h. deugd, in het vluchten van slechte makkers en gevaarlijke gelegenheden.
Voorts de beoefening der boete, en het geduld in kleine lichamelijke smarten, in ziekten en ont-, beringen, onder onrechtvaardigheden, en andere kleine dagelijksche verdrietelijkheden.
Onderzoek uw geweten naarstig over deze punten, en over de daartegenstaande fouten en zonden, alsook over eenige andere meer bepaalde kinderondeugden, zooals : jokken, liegen, kwaadspreken, verklikken, gulzigheid, afgunst, ruwheid, valsch spelen, snoepen, enz. Ook over het uiten van lee-
258
lijke woorden, vloeken, enz. Neem niet de gewoonte aan, om uwe zonden op te schrijven; men biecht beter, en vernedert zich dieper wanneer men zijne zonden zegt, dan wanneer men ze opleest als eene les. Wees maar niet bevreesd om ze te vergeten, de groote visschen (blijven in het net, en de kleine vischjes zijn niet van beteekenis.
Overweeg verder, uwe ondankbaarheid jegens God, het lijden van uwen Verlosser, het helsche vuur en het lijden van het vagevuur; dit zal u tot berouw opwekken, terwijl ge tevens een goed uitgedrukt en beredeneerd voornemen maakt om het hervallen in de drie of vier hoofdpunten van uwe biecht te vermijden. Bid ook eenige andere gebeden om de genade van een oprecht berouw, en eene goede biecht, en kniel dan neder voor de voeten van den priester, alsof ge neêrknieldet voor de voeten van Christus zelf. Men moet, zoo mogelijk, geknield biechten. Begin met de woorden : Eerw. Vader, geef mij uwen zegen, want ik heb gezondigd. Maak het kruisteeken terwijl de priester u zegent, en spreek dan het eerste gedeelte van het Confiteor:
ïlk belijd aan God almachtig, aan de allerh. Maagd Maria, aan den H. Aartsengel Michaël, aan de H. Apostelen Petrus en Paulus, aan alle heiligen en aan u Eerw. Vader, dat ik grootelijks gezondigd met woorden, werken en gedachten, dooi
259
mijne allergrootste schuld (mijne laatste biecht is geweest........)
Begin nu uwe fouten oprecht en eenvoudig te belijden, juist zooals ze zijn zonder iets in aard of aantal te vermeerderen, of te verminderen.
Spreek niet te luid en niet te zacht, niet te langzaam, en niet te snel, luister oplettend naaide vragen van den biechtvader en antwoord zonder omwegen. Is uwe biecht geëindigd, sluit dan het Confiteor en zeg ;
«Ik heb gezondigd door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld, en smeek daarom de allerh. Maagd Maria, den H. aartsengel Michael, de apostelen Petrus en Paulus en alle Heiligen om voor mij le bidden tot den Heer onzen God. Luister daarop aandachtig naar de woorden van Jesus Christus die door den mond van zyn gevolmachtigde tot u spreekt, en onthoud goed, de u opgelegde penitentie. Onder de woorden der absolutie, moet ge eerbiedig het hoofd buigen, van ganscher harte eene akte van berouw verwekken, en met een kruisteeken eindigen.
Na den biechtstoel verlaten te hebben, moet gij nog God danken, uwe goede voornemens hernieuwen, en zoo mogelijk uwe penitentie in ver-eeniging van het Goddelijk Hart van Jesus verrichten.
Tenslotte nog eene gewichtige opmerking: spreek
260
nooit over uwe zonden met uwe kameraadjes en vertel ook niet wat uw biechtvader u gezegd heeft. Dit vordert de eerbied voor het H. Sa-krament van boetvaardigheid, en vooral scherts nooit over zulke ernstige zaken.
Tot de jaren van verstand gekomen, is men op straffe van zonde verplicht, ten minste eens \'sjaars te biechten, en men heeft de jaren van verstand, zoodra men in staat is, vrijwillig en met onderscheid, het kwaad te doen.
Deze biecht eenmaal \'s jaars, is streng verplichtend, maar het is nuttig en soms zelfs noodzakelijk meermalen te biechten.
Om schoone handen te houden, moet men ze dikwijls wasschen, om de ziel rein te bewaren, moet men haar dikwijls reinigen. De zonde is htt stof dat op de ziel kleeft.
Door dikwijls te biechten, wordt de biecht gemakkelijk en zoet. Er ontstaat eene zoete vertrouwelijkheid tusschen den biechtvader en zijn biechteling, men leert over zich zeiven waken, zich zeiven kennen, en de zonde vluchten en de herhaalde raadgevingen van den priester voeren ons tot ware, degelijke godsvrucht.
261
Dikwijls biechten, is minstens alle maanden biechten, en voor kinderen van tien of elf jaar is de veertiendaagsche biecht zeer nuttig. De veelvuldige biecht is de beste voorbereiding tot de eerste H. Communie.
Een kind dat geloof bezit en de hel vreest, moest nooit, met eene doodzonde op het geweten, durven inslapen, want hoe vreeselijk zijn ontwaken, indien God hem des nachts, ten oordeel opriep ! De kleine Paul had zich vastelijk voorgenomen om nooit in staat van doodzonde te gaan slapen, maar dan zonder uitstel te biechten. Eens nu had hij het ongeluk in eene ernstige zonde te vallen, en zonder zich door den langen weg te laten weerhouden, ging hij nog dienzelfden avond biechten. Gelukkig besluit! want zie, toen zijne moedei\' hem des anderdaags wilde wekken, was het knaapje reeds \'s nachts gestorven. Waar zou hij nu zijn, indien hij zijne biecht tot den volgenden dag verschoven had ?
dienstig voor eene aigemeene of minder veelvuldige biecht,.
Heb ik altijd, en o. a. ook bij mijne laatste biecht, al mijne zonden beleden?
262
Heb ik mijn penitentie volbracht? — Heb ik mijne fouten trachten te verbeteren?
Geboden Gods en geboden der H. Kerk.
Heb ik mijne ochtend- en avondgebeden verricht ? Hoe dikwijls heb ik zonder aandacht en maar zoo luchtig heen, gebedep.?
Heb ik verzuimd om; voor God te leven en hem mijn handelen en werken, op te dragen? Heb ik Jesus Christus van ganscher harte bemind, in het Sakrament zijner liefde? Heb ik mij zonder voldoende reden, van de h. Communie verwijderd gehouden ? Heb ik Maria aangeroepen zooals het een goed kind betaamt?
Heb ik uit menschelijk opzicht of uit lichtzinnigheid met den Godsdienst gespot ? Heb ik kameraden, die beter waren dan ik uitgelachen om hunne godsvrucht — Heb ik goddelooze, slechte boeken gelezen?
Heb ik leelijke of ruwe woorden gesproken? — Heb ik gevloekt? — Heb ik Gods H. Naam gelasterd, of ijdel gebruikt ? Heb ik de h. h. Namen van Jesus en Maria oneerbiedig gebruikt ? — Heb
263
ik in tegenwoordigheid van anderen gevloekt, en daardoor ergernis gegeven 1
Heb ik des Zondags, verboden werken verricht ? Heb ik builen strikte noodzakelijkheid op Zon- en feestdagen gekocht ?
Heb ik door mijne scfiuld op Zon- en feestdagen de H. Mis verzuimd4? of ben ik te laat in de H. Mis gekomen? of voor het einde der Mis vertrokken? Hoe heb ik mij gedragen? Heb ik daar gebabbeld en gelachen ? hoe dikwijls ? Heb
ik aandachtig geluisterd naar de predikatie ?
IV-
Heb ik de geestelijke overheid, Paus, bisschoppen en priesters naar behooren geëerbiedigd en gehuldigd ?
Heb ik dagelijks voor mijne ouders gebeden? Heb ik mijne ouders, meesters en overheden gehoorzaamd ? Heb ik hun ruwe woorden toegevoegd, of misochien het ongeluk gehad, de hand tegen hen op te heffen ? Heb ik hunne wenken en vermaningen geminacht? Ben ik koppig eh onwillig jegens hen geweest? hoe dikwijls!
264
V.
Heb ik mijn ongeduld trachlen te beheerschen ? Ben ik driftig of toornig geweest? Heb ik met mijne kameraden getwist ? Heb ik hen beleedigd of vrijwillig gekwetst? Heb ik mij willen wreken ? Heb ik hunne gebreken boosaardig verteld ? Heb ik bun goeden naam beschadigd? Heb ik hen verklikt, om ze te laten straffen? Heb ik uit boosaardig vermaak, dieren gekweld ?
VI. en IX.
Heb ik alles wat de eerbaarheid en betamelijkheid, kwetst, van harte verfoeid? Heb ik aanstonds de bekoringen afgewezen? Heb ik mij vrijwillig in onbetamelijke gedachten, verdiept? Heb ik mij uit onvoorzichtigheid in gevaarlijke gelegenheden, begeven? Heb ik mij met slechte kameraden opgehouden? Heb ik met hen over slechte dingen geschertst ? — Heb ik het ongeluk gehad, onbetamelijk te zijn? Hoe dikwijls ? ernstig? vrijwillig? In dit even als in alle dingen is er geen zonde, als de wil tot zondigen, ontbreekt. Ben ik onbetamelijk of tenminste onvoorzichtig geweest in lektuur en in blikken? Heb ik tegenover mij zeiven, op het punt van zedigheid en eerbaarheid, gezondigd ? (boe pijnlijk
265
zulk eene bekentenis ook zij, moet men het toch moedig biechten, want het zijn meestal de oneerbare zonden die door de flauwe biechtelingen in de biecht verzwegen worden.)
VII. en X.
Heb ik iets ontvreemd, dat mij niet toebehoorde? Heb ik van mijne ouders, geld weggenomen en hoeveel? en hoe dikwijls? (Dat is alweer eene zonde, die door ongelukkige lafhartige kinderen, soms uit valsche schaamte wordt verzwegen.)
Heb ik behouden wat mij niet toebehoorde, ofschoon ik in de gelegenheid was, het terug te geven? Heb ik valsch gespeeld?
VIII.
Heb ik de slechte gewoonte van te liegen? Heb ik uit aardigheid gelogen ? om mij te verontschuldigen? om mij zeiven te verhellen? om anderen te verontschuldigen? of wel om anderen te laten straffen? Heb ik gelasterd, d. w. z. gelogen, als ik kwaad van anderen vertelde? Heb ik mijn mees-ters belasterd ?
266
Heb ik mij beter willen voordoen dan ik inderdaad was ? Ben ik trotsch geweest op kleeding, uiterlijk, rang, talenten of vorderingen op school in plaats van aan God alle eer te geven? Heb ik minder rijken en minder geleerden, veracht? Ben ik licht geraakt geweest? Heb ik uit meuschelijk opzicht, uit vrees voor kameraden het goede na* gelaten? Heb ik mij vroom willen voordoen uit zucht naar lofluigingen? Ben ik goed geweest voor de armen ? Heb ik hen gaarne aalmoezen gegeven ? Heb ik te veel waaide gehecht aan het geld ?
Heb ik getracht de feilen van mijn karakter te verbeteren? Ben ik vrijwillig norsch en pruttelig geweest?
Heb ik overdadig gegeten en gedronken ? Heb ik te veel geld besteed aan eten en drinken, zonder de armen te gedenken ?
Heb ik uit gulzigheid of onachtzaamheid de geboden vastendagen geschonden? Heb ik uit traagheid mijne plichten slecht, vervuld ? Heb ik mijne lessen slecht geleerd?
Ben ik zelfzuchtig en onaangenaam geweest jegens mijne kameraden ? Heb ik mij vrijwillig aan moedeloosheid overgegeven ? Ontmoediging, neerslachtigheid zijn twee gevaarlijke zaken.
Ben ik door eigen schuld een poos in dood-
267
zonde gebleven, mij daardoor blootstellend aan de eeuwige straffen ?
Was sinds mijne laatste biecht mijn leven het leven van een waar Christen, van een kind vol geloof en liefde tot God, en nauwgezet van geweten ?
En hiermede lieve kleine, is mijne onderrichting over de biecht ten einde. Dat Jesus Christus onze Heer, u beware in zijne heilige liefde, dat de allerh. Maagd Maria, uwe goede teedere moeder, u voere tot heil, tot vrede en geluk !
DERDE BOP]K.
Jesus in hél allerh. Sakr. des Altaars.
Jesus Christus, is de mensch geworden God, is waarachtig God en waarachtig mensch. Hij is de eeuwige Zoon Gods en de Zoon der allerh. Maagd Maria. Jesus is de eenige, waarachtige, levende God, verschenen onder de menschen, om hun God, hun Meester, hun Zaligmaker te zijn, en om het eeuwige leven te brengen aan allen, die in hem gelooven.
Daar Jesus ons met eene vurige liefde bemint, zoo wil hij tol aan het einde der eeuwen met ons verblijven. Hij wil als een barmhartige Vader, te midden zijner kinderen verblijven, als een moedig hoofdman altijd strijden aan het
269
hoofd zijner soldaten. Dan, het is, door het allerh. Sakrament des Altaars, dat Jesus hier beneden tegenwoordig is, tegenwoordig in het midden zijner Kerk, alle dagen, tot aan de voleinding der tijden. In het h. Sakrament is dus Jesus, de mensch geworden God tegenwoordig en verborgen onder den schijn van brood, van de geconsacreerde H. Hostie.
Wanneer de priester, onder de H. Mis, hel brood en den wijn geconsacreerd heeft, d. w. z. dat hij dit in het Lichaam en Bloed van Onzen Heer Jesus Christus veranderd heeft, dan is die kleine witte hostie, die brood s c h ij n t, geen brood meer al behoudt zij ook de gedaante van brood. Door de almacht van God, is zij geworden, het waarachtige, levende lichaam van Jesus Christus. Het is Jesus, het Kind Jesus, de arme werkman van Nazareth, de Jesus van het Evangelie, de Jesus van Golgotha en van het H. Graf; het is de God-mensch die in zijne goddelijke en menschelijke natuur geheel en onverdeeld tegenwoordig is in de handen zijner priesters, en aan alle Christenen de overmaat zijner liefde, door de overmaat zijner vernietiging toont.
Indien hij niet aldus, zijne majesteit en heerlijkheid verborgen had, zouden wij in zijne tegenwoordigheid sidderen, en hem nooit durven naderen. Wat meer is, wij zouden hem nooit als voedsel durven ontvangen; maar onder deze schamele
270
gedaante, is onze Heer nog kleiner dan in de kribbe van Bethlehem, en jaagt hij niemand vrees aan; zijn vernietiging is het werk zijner eindelooze liefde, zijner matelooze goedheid, zijner ontfermende teederheid. Wie zou Jesus dan niet beminnen in het diepe geheim zijner liefde?
De H. plechtigheid, waaronder Jesus aldus in de Eucharistie tegenwoordig wordt, heet de h. Mis. Alleen de priesters kunnen Misse lezen, omdat zij alleen, in hel Sakrament des priesterschaps de geheel goddelijke macht ontvangen hebben, om te doen wat Jesus Christus het eerst gedaan heeft in het laatste H. Avondmaal. D. w. z. zij alleen hebben de macht om te consacreeren, om het brood en den wijn te veranderen in het H. Lichaam en Bloed van den Zoon Gods. De priesters zijn machtiger dan de engelen, en niets op aarde is grooter dan een priester, omdat er niets grooters beslaat dan de H. Mis en de Eucharistie.
Op het oogenblik der consecratie, daalt Jesus Christus wel op onzichtbare maar niet op zichtbare wijze neder van uit den hemel tot in de h. Hostie, daarom is dit H. Sakrament een mysterie des g e 1 o o f s, d. i. de groote geloofswaarheid, welke wij zonder zien en zonder begrijpen, moeten gelooven. Daarom ook vordert Jesus voordat hij dit Sakramerit aankondigt, van zijne discipelen een onbegrensd geloof, een onvoorwaardelijke onderwerping. «Voor-
271
»waar, voorwaar, ik zeg u, hij die in mij gelooft, »zal het eeuwige leven hebben. Ik ben het brood des » hemels, ik ben het levende brood, dat uit den hemel
»is nedergedaald...... en het brood, dat ik u geven
»zal, is mijn lichaam, voor het leven der wereld.quot;
De Eucharistie is dus een geheim des geloofs, een ondoordringbaar geheim en men moet hel aanbidden zonder het te begrijpen, zonder het te zien als zijnde de waarachtige tegenwoordigheid van onzen Heer Jesus Christus.
Wij zien deze tegenwoordigheid niet, maar wij weten dat Jesus daar is. En hoe weten wij dat? Omdat hij het ons zelf gezegd heeft, hij Jesus, die de Waarheid is, die niet liegen kan. »Mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank. Die mijn vleesch eet, en mijn bloed drinkt heeft het eeuwige leven, en ik zal hem opwekken
ten jongsten dage......Neemt en eet hier allen
van, want dit is mijn Lichaam. Neemt en drinkt hier allen uit, want dit is mijn Bloed, zoo luiden de uitdrukkelijke woorden van God. Wee den mensch die weigeren zou, hier aan te gelooven; hij is reeds geoordeeld, want hij gelooft niet aan den eeniggeboren Zoon Gods.
Wat u betreft, lieve kleine, wees niet onge-loovig, maar getrouw, en wanneer ge eene kerk binnentreedt, of de H. Mis bijwoont, denk dan dat ge aan de voeten van Jesus ligt, van Hem
272
die gezegd heefl; Zalig zijn zij\' die niet gezien,
en toch zullen geloofd hebben.....aanbid met
Thomas, uwen Heer ; al is Hij, onder de sluiers van het H. Sakrament, voor uwe oogen verborgen, en zeg tot hem, van ganscher harle : M ij n Heer en m ij n God!
Jesus is dus waarlijk en waarachtig tegenwoordig in de Eucharistie (H. Sakrament des Altaars) en voor onze zintuigen verborgen, onder de gedaante der H. Hostie.
Gommuniceeren beleekent: den in het H. Sakrament des Altaars tegenwoordigen Jesus, in zijn Hart ontvangen. De communie, mijn kind, is de verhevenste, volmaaktste en heiligste handeling van den mensch.
Wie communiceert ontvangt in zijne ziel, den Zoon Gods, Jesus Christus, en met hem den Vader en den H. Geest, de geheele H. Drievuldigheid, den eenen levenden, eeuwigen God ! Gommuniceeren is God ontvangen, zich met God voeden !......
Door doopsel en genade in uw hart tegenwoordig, is Jesus uw leven, uw geestelijk en eeuwig leven. Door de Eucharistie, komt hij uwe ziel voeden, uwe ziel nauwer met zich vereenigen, haar
273
mei honderdvoudige genaden vervullen, haar troosten en versterken. Door de genade is Jesus uw leven, door de nuttiging der Eucharistie, is hij uw levensbrood, zooals hij zich zeiven in het Evangelie noemt.
Communiceeren, is uwe ziel voeden. Even als het lichaam zonder voedsel niet leven kan, zoo kan ook de ziel niet leven, zonder de Communie. Voor de ziel, even als voor het lichaam, moet men eten om te kunnen leven.
Elk kind dat niet eet moet verhongeren, niet waar ? Een kind dat weinig eet, wordt zwak, kwijnend en bleek. Zoo ook met de lieden, die niet Communiceeren. Zij vallen in de zonde, scheiden zich van Jesus Christus, die het leven is hunner ziel, terwijl zij die niet genoeg Communiceeren kwijnen ih de deugd, lauw zijn in gebed en godsvrucht.
De Communie, is dus het voedsel voor uwe lieve kleine ziel, hare kracht, hare gezondheid, hare schoonheid en vreugde, haar geluk. Men moet Communiceeren, op straffe van den geestelijken en eeuwigen dood. Men moet Communiceeren, opdat Jesus in ons verblijve, en wij in hem.
De voorbereiding tol de tl. Communie.
Communiceeren, is niet genoeg, men moet goed
274
communiceeren, en daartoe wordt eene goede, ernstige voorbereiding, gevorderd. Als de paus ons zijn bezoek aankondigde, zouden wij zonder twijfel ons huis tooien en versieren. De paus nu, is slechts de dienaar en stedehouder van Jesus Christus onzen God, en deze God kondigt ons zijn bezoek aan wanneer wij willen communiceeren; met hoeveel godsvrucht moet ge dus de woning uwer ziel bereiden!
Twee voorbereidingen, zijn noodzakelijk. De verw ij derde voorbereiding en de o n m i d d e-lijke voorbereiding.
De verwijderde voorbereiding, bestaat hierin, dat wij ons geweten zoo veel mogelijk van alle zonden reinigen. Van kleine zonden zoowel als van groote, want kleine zonden bevlekken ook uwe ziel en men moet geheel rein zijn. Daarom is de verfoeing der zonde, de eerste vereischte tot eene goede voorbereiding.
Voorts moet men zich op de \\erbetering zijner fouten toeleggen zooals: lichtzinnigheid, koppigheid, lichtgeraaktheid, knorrig humeur, verzet, onwil, ijdelheid enz. Onze Heer verfoeit dat alles en uit liefde tot hem moeten wij die gebreken trachten te vernietigen. Ik weet wel dat daar een geheel leven niet te lang voor is, dat die gebreken, evenals het. onkruid, telkens opnieuw opschieten, dat men zich niet volmaakt verbeteren kan;
275
maar ik weet ook dat een beetje goeden wil veel vermag dat veel onkruid kan gewied worden, en dat wij zonder volmaakt te worden, toch de volmaaktheid moeten nastreven. Al wie oprecht wil, kan zoo veel!
Vervolgens moeten wij ons hart tooien, met een vurig en goed gebed. Wij moeten veelvuldiger en inniger aan Jesus denken, wij moeten nauwgezetter onze kleine plichten vervullen, getrouwer zijn in het goede. O hoe gaarne zal Jesus, in zulk een goed voorbereid, rein kinderhartje, zijn intrek nemen!
De onmiddelijke voorbereiding.
De naaste voorbereiding tot de H. Communie, lief kind, bestaat in. de eerste plaats, in eene goede biecht. Ik zeg, let wel op, eene goede biechtl
Eene goede, eene oprechte, trouwhartige biecht, en niet eene biecht, zoo maar losjes quot;weg, zonder voorbereiding, zonder oprecht berouw of goed voornemen gesproken. Hebt gij geen enkele zonde op uw geweten, dan zoudt ge des noods kunnen communiceeren zonder biecht, want die rein is behoeft zich niet meer te reinigen ofschoon het verkieslijker is, dat gij toch zoo mogelijk, tot uw biechtvader gaat, en hem om zijn zegen vraagt.
Tracht, om op den vooravond uwer h. Communie, zoo godvruchtig mogelijk in te slapen.
276
Bid vooral de H. Maagd, dat zij u gelieve te zegenen, en voor te bereiden tot de communie van den volgenden dag. Wordt ge \'s nachts wakker, denk dan aanstonds aan Jesus die op u wacht, en van uit het tabernakel tot zich roept. Luister naar de woorden der II. Kerk: ))Zie hier Jesus die nadert — haasten wij ons, en treden wij den Christus onzen Heer te gemoet.quot; Onder het aan-kleeden en voor het begin der Mis, bewaar zooveel mogelijk het stilzwijgen, bid recht vertrouwe-lyk en innig tot uwen Jesus, maar zonder naar mooie woorden te zoeken. Daar geeft God niet om, als altijd, zijn ook nu de eenvoudigste gebeden, de beste,quot; Jesus ontferm u mijner, Jesus mijn God, ik bemin u van ganscher harte. Heer gij bemint mij en gij weet dat ik u bemin!
Soortelijke kleine verzuchtingen zijn de beste gebeden. Niet alleen voor kinderen maar ook voor volwassenen. Eenvoud, liefde, vertrouwen, ziedaar wat God voor alles van ons vordert.
De H. Mis, die aan de communie voorafgaat, moet ge met groote godsvrucht hoeren. Bid onderwijl eenige dier schoone gebeden van de H. Kerk, of wel Ires en overweeg eenige bladzijden uit het derde en vierde boek , van de Navolging van Christus. Enkele tientjes van uw rozenhoedje tot verschillende intenties gebeden, zijn ook nuttig.
\'277
Men kan ook de kleine gebeden, die men communieoefeningen noemt, en die in alle gebedenboeken staan, bidden. Ziehier eenige dier gebeden, maar denk er aan, dat ze meer met het hart dan met den mond moeten gebeden worden.
sJesus Christus, mijn Verlosser en Zaligmaker, die in de H. Hostie verborgen zijt, gij zijt mijn God, den eenigen waarachtigen God, voor wiens aanschijn de engelen, aanbiddend nederbuigen, en wien ik in vereeniging met hen, aanbid. Uwe Almacht steunt de aarde en draagt het uitsp insel. Gij zijt het, die mij het leven gegeven helt en hetzelve onderhoudt. Gij zijt de eenige Meester en Alleenheerscher over alles wat leeft en ademt en voor u moeten alle knieën zich buigen, in den hemel en op aarde; u zal ik eenmaal van aangezicht tot aangezicht aanschouwen, u zal ik in alle
eeuwigheid bezitten......
Ik aanbid u dus, en vernietig mij in uwe allerh. tegenwoordigheid, ik erken dat ik niet waardig
ben, mijne blikken op u te vestigen!......
En toch zal ik communiceeren! Heer Jesus,
278
ik ben niet waardig, dat gij in mijn hart binnentreedt maar spreek slechts één woord en mijne ziel zal gezond worden!
Allerbarmhartigate Jesus, ontferm u over mij, arme zondaar. Zie, ik verneder mij aan uwe •voeten! ik ben maar een nietig, zwak kind en
toch heb ik al dikwijls gezondigd----Als een
tweede Zacheus, als eene tweede Maria Magda-lena, werp ik mij [voor u neder. Ook aan mij hebt gij de woorden toegevoegd: »Uwe zonden zijn u vergeven, mijn kind ga in vrede, en zondig niet meer.quot;
O mijn God, wat zijt gij goed! en wat ben ik ellendig! Alles vergeeft gij mij. . . Daarom ook, verfoei ik meer dan ooit, al mijne zonden, al de zonden, die ik ooit bedreven heb. Met uwe hulp en door de genade van het allerh. Sakrament geholpen, wil ik u voortaan trouw blijven, mijne gebreken verbeteren, alle gelegenheden tot zonden vluchten, en u niet meer bedroeven.
Allerzoetste Jesus, mijn Koning en Verlosser, leven van mijn leven, gij noodigt mij uit, tot de
H. Communie, zeggende : M ij n k i n d b e t r o u w, ik ben het, vrees niet.......
Ik kom dan ook vol vertrouwen, ik kom tot u, omdat gij mij bemint, omdat gij in mijn hart wilt wonen, en het met uwen heiligen vrede wilt vervullen. Ik kom tot u, omdat ik u bemin en ik wil u altijd met hart en ziel beminnen.
Zie, de allerh. Maagd, uwe en mijne moeder, voert mij op dit oogenhlik tot uwe h. Tafel, zegen dus deze H. Communie, uit liefde tot haar vermeerder mijne liefde, doe mij dorsten naar uw bezit! . . . Het Lichaam van mijn Verlosser Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigfin leven.
Deze en soortgelijke oefeningen, drukken de gevoelens uit van een vroom kind, dat zich tot de h. Communie voorbereidt.
De Communie en de Dankzegging.
Groot en verheven is het oogenhlik, derH. Communie. Er bestaat nog slechts een even plechtig oogenhlik, het oogenhlik van den dood, dat u voor alle eeuwigheid met uwen God zaï vereenigen. En ook dat zal eene communie zijn, de eeuwige communie van het Paradijs, waarvan de aardsche
280
slechts onderpand en voorsmaak is. Wanneer dus het goddelijke oogenblik der communie daar is, moet gij uw boek sluiten en uwe rozenkrans wegleggen. Sta op en nader tot het altaar, met neêrgeslagen oogen en ingetogen houding, aan niets anders denkend dan aan uwen God. Zie, daar daalt hij af van het altaar, gedragen door den priester, zooals hij weleer gedragen werd door de allerh. Maagd Maria. »0 Jesus kom! ik behoor u geheel en ai toe .... Ik bemin u van ganscher harte. Ik ben niet waardig u te ontvangen, maar uw liefdevol hart vergeet mijne ellende. Allerzoetste Maagd Maria, zegen mijl\' Kniel vervolgens neder, mijn kind. Neem het communiekleed, spreid het over uwe beide geopende handen, vlak onder uw aangezicht opdat, wanneer de h. Hostie mocht vallen of afbrokkelen deze op het communiekleed valle. Houd u zoo recht en onbewegelijk mogelijk en aanbid uwen God met neêrgeslagen oogen. Staat de priester voor u, hef dan het hoofd op, open den mond niet te veel en niet te weinig, breng den tong een weinig naar voren en trek dien niet terug, vooraleer de priester er de h. Hostie op heeft neergelegd. Overhaast u niet, blijf kalm en rustig. In zulke oogenblikken vooral, moet men niet angstvallig zijn, maar vertrouwen op den Zaligmaker.
Is de h. Hostie eenigszins vochtig geworden, slik haar dan eerbiedig in, maar zonder gejaagdheid
281
of haast, en ga met gevouwen handen en neêr-geslagen oogen naar uwe plaats terug. Mocht de priester u twee h. Hostiën gegeven hebben, of wel zou een gedeelte van de h. Hostie aan uw verhemelte of aan uwe tanden zijn blijven kleven, verontrust u dan niet. Dat heeft niets te betee-kenen, en is volstrekt geen zonde.
Heb maar geduld en ge zult zien, dat het vastgehechte gedeelte der h. Hostie van zelve loslaat en gij niets meer te vreezen hebt. Vooral moogt gij er nooit met de vingers aanraken, dat is volstrekt verboden.
Op uwe plaats teruggekeerd zijnde, verdiep u in een aandachtig gebed en blijf geknield. O dat oogenblik is zoo groot en goddelijk, mijn kind! Uwe ziel en uw lichaam, omvatten het lichaam van den Koning der Engelen. Uw lichaam is het ciborie waarin Jesus Christus rust. G\'y zijt het levende tabernakel van den Vader, den Zoon en den H. Geest, van den Drie Eénen God. O hoe lief heeft Maria u in zulke oogenblikken. Gij zijt waarlijk haar kind! Aanbid dus uwen God na de communie, geknield en met gesloten oogen. Ingetogenheid is daar volstrekt noodzakelijk en hoe langer zij duurt, hoe beter. Dat is de ware dankzegging, en verre te verkiezen boven alle mogelijke gebeden uit een boek gelezen. Bid op uwe knieën, wees niet weekelijk in den dienst van God. Gij
282
moet flinke roomsche knieën hebben, die aan het knielen gewoon zijn. In de vrome landen blijft alles geknield onder de h. Mis en niemand sterft er van.
Zijt ge echter inderdaad vermoeid, welnu, eindig uwe dankzegging dan zittend, en voelt ge u verstrooid, neem dan een boek, en tracht door het lezen van dankzeggingsoefeningen, uw geest te boeien.
Evenals bij de voorbereiding kan men eenige regelen uit Thomas a Kempis lezen en overwegen, of wel het Magnificat of het Te Deum opzeggen. Zulke, bij uitstek katholieke gebeden, moest eigentlijk iedereen van buiten kennen. B, v. de psalmen Miserére, en de Profundis, de Laudate Pueri, de Quam dilectam enz., want de psalmen zijn in de eerste plaats christelijke gebeden als zij met aandacht en begrip gebeden worden.
De dankzegging moet minstens een goed kwartier duren en besloten worden door duidelijke, flinke voornemens. Zie hier eenige oefeningen, die men na de communie kan gebruiken.
O heilige algoede God, ik aanbid uwe tegenwoordigheid in mijne ziel en in mijn lichaam. Zie nu ben ik uw levend cibórium, nu ben ik
283
doordrongen van uwe goddelijke zelfstandigheid!
O Jesus vermeerder mijn geloof, en doe mij meer en meer gevoelen, dat gij alles zijt, en dat ik niets ben. Ofschoon zulks niet waardig, heb ik u toch ontvangen, en zal ik u, wanneer ik getrouw ben, altijd in mij kunnen behouden door de genade, wel niet in mijn lichaam, maar in mijne ziel, want gij hebt immers gezegd; hij, die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik blijf in hem. Ik ben dus een Christusdrager-; ik draag God in mij om.
Van ganscher harte dank ik u, goede Meester, dat gij u gewaardigd hebt in mij neder te dalen. Hoe kan ik, arm, zwak kind, u daarvoor naar waarde danken? Dat kan ik eerst in den hemel! O hoe heerlijk zal het zijn, om in den hemel altijd met u vereenigd te zijn! Nu kan alleen het diepste stilzwijgen, den dank van mijn arm hartje getuigen, en mij aan uwe borst vleiend, zooals Johannes in het laatste h. Avondmaal, kan ik slechts zwijgen in uwe allerbeminnelijkste tegenwoordigheid.
Heilig hart van Jesus, uw liefdegloed vervult
284
mijn hart. Gij zijt het brandpunt der liefde en aan dezen vuuroven, wil ik mijn koud hart verwarmen. O goede Jesus, die in mij leeft en ademt — O Jesus mijne liefde, ik bemin u, uit alle krachten mijner ziel, ik bemin u boven alles. Nimmer wil ik u meer beleedigen. Voortaan wil ik zachtmoedig en nederig, vroom en rein zijn; om u daardoor een weinig te troosten voor de ondankbaarheid van zooveel millioenen zondaars.
Jesus mijn Zaligmaker, vervul mij met uwen H. Geest!
Vervul mijn verstand met uw licht, en verleen mij een krachtig geloof. Vervul mijn hart met uwen geest van liefde, opdat ik met u, alles be-minne, wat goed, rein en beminnenswaardig is, met u en door u, alles hate wat slecht is, alles wat u mishaagt. Vervul mijn wil, mijn lichaam en mijne zinnen met uwen geest van heiligheid, van vlekkelooze zuiverheid, van goddelijke onschuld, opdat ik mij allengskens in u oplosse, en dat ik niet meer leve, maar gij in mij!
Ik vernieuw in uwe h. tegenwoordigheid al mijne goede voornemens, om van u de genade der volharding te verkrijgen. Van nu af aan, zal ik rnet ijver en aandacht mijne gebeden verrichten en
285
dikwijls aan uwe aanbiddelijke tegenwoordigheid denken. Ik zal mijne gebreken trachten te verbeteren, vooral ....... Ik zal ondeugende
kameraden vluchten, ik zal rein, zachtmoedig en gehoorzaam zijn, ik zal met moed en volharding mijne kleine plichten vervullen.
O Maria, mijne moeder, aan u offer ik deze goede voornemens op, aan u wijd ik ziel en lichaam!
Na uwe dankzegging, bid dan ook voor den Paus, voor de bisschoppen, voor de priesters en voor de intenties van de h. Kerk; voor de missionarissen, voor de bekeering der goddeloozen, der arme afgedwaalden, voor uwe ouders, weldoeners, meesters en vriendjes, voor hen, die zich in uwe gebeden hebben aanbevolen en die voor u bidden, ook voor de afgestorvenen voor welke gij nu en dan eene volle aflaat moet trachten te verdienen.
De voornaamste vrucht der h. Communie, is eene innige vereeniging met Jesus Christus, zoodat wij met Jesus Christus vervuld en als \'t ware met hem vereenzelvigd worden, en hoe meer men dit goddelijk doel nastreeft hoe grooter de vrucht der Communie.
Eene goede communie maakt ons wel is waar
286
niet onfeilbaar, want niets is hier op aarde volmaakt, maar zij doet ons haken naar de volmaaktheid, en vermeerdert in ons hart, de liefde tot de deugd, de haat van de zonde. Zij vermeerdert en verlevendigt ons geloof, onttrekt ons van al wat wereldsch is. Zij verwarmt onze godsvrucht, onze liefde tot God, en doet ons gevoelen, wat het zeggen wil, Jesus te beminnen en door Jesus bemind te worden.
Zij vermeerdert in ons de heiligmakende genade, zij wekt ons op om gewillig en gaarne boete te doen, om ootmoedig en nederig van harte, om liefdevol jegens den naaste, om toegevend, vriendelijk en edelmoedig jegens de armen te zijn. Door haar worden wij gehoorzaam en eerbiedig jegens onze ouders en overheden; geduldig in lijden en verdriet, in teleurstelling, tegenspoed en onrecht.
Zij versterkt ons te midden der bekoringen vooral in de bekoringen des vleesches en geeft ons een afschuw, voor alles, wat onrein, onbetamelijk en onzedig is. De kuischheid is eene der eerste vruchten van de H. Communie.
Overweeg dit eens ernstig, dierbaar kind, en tracht in de school van Jesus een waarachtig Discipel van uwen gekruisten God te worden. Wees met Jesus vervuld, voed u mei Jesus, om zoodoende een waar kind van Jesus en Maria te worden.
De navolging van uwen Jesus, is de beste dank-
287
zegging en tevens de beste voorbereiding tot uwe eerstvolgende Communie. Beoefen steeds meer en meer de deugden van Jesus, en xiwe Communiën zullen goed, zullen nuttig zijn voor uwe zaligheid.
Een vurige Communie bestaat niet eenig en alleen in het vergieten van de zoete tranen eener gevoelige teederheid. Deze tranen zijn niet aan iedereen gegeven, en zijn niet afhankelijk van onzen wil, al zijn zij ook goed, troostvol en nuttig. Zij maken de kern der godsvrucht nog niet uit. De vurige godsvrucht ligt in den wil.
Kleine kinderen eten liefst een boterham met suiker, en toch is brood voedzamer dan suiker, en is die zoetigheid maar toegift.
Zoo ook de gevoelige godsvrucht, bij het bidden en het ontvangen der h. h. Sacramenten. Dat is de geestelijke lekkernij waardoor God zijn dienst aanlokkelijk maakt, en onze zwakheid steunen wil-
Ontvangt ge nu dergelijke zoetheden in uwe Communiën, bedank God er dan voor, en verheug n, maar denk daarom toch niet dat ge een heilige zijt. Integendeel het bewijst uwe ellende en hulpeloosheid, het bewijst dat gij nog geen moed genoeg hebt om een gezond stuk roggebrood te
286
niet onfeilbaar, want niets is hier op aarde volmaakt, maar zij doet ons baken naar de volmaaktheid, en vermeerdert in ons bart, de liefde tot de deugd, de baat van de zonde. Zij vermeerdert en verlevendigt ons geloof, onttrekt ons van al wat wereldsch is. Zij verwarmt onze godsvrucht, onze liefde tot God, en doet ons gevoelen, wat het zeggen wil, Jesus te beminnen en door Jesus bemind te worden.
Zij vermeerdert in ons de heiligmakende genade, zij wekt ons op om gewillig en gaarne boete te doen, om ootmoedig en nederig van harte, om liefdevol jegens den naaste, om toegevend, vriendelijk en edelmoedig jegens de armen te zijn. Door baar worden wij gehoorzaam en eerbiedig jegens onze ouders en overheden; geduldig in lijden en verdriet, in teleurstelling, tegenspoed en onrecht.
Zij versterkt ons te midden der bekoringen vooral in de bekoringen des vleescbes en geeft ons een afschuw, voor alles, wat onrein, onbetamelijk en onzedig is. De kuiscbheid is eene der eerste vruchten van de H. Communie.
Overweeg dit eens ernstig, dierbaar kind, en tracht in de school van Jesus een waarachtig Discipel van uwen gekruisten God te worden. Wees met Jesus vervuld, voed u met Jesus, om zoodoende een waar kind van Jesus en Maria te worden.
De navolging van uwen Jesus, is de beste dank-
287
zegging en tevens de beste voorbereiding tot uwe eerstvolgende Communie. Beoefen steeds meer en meer de deugden van Jesus, en iiwe Communiën zullen goed, zullen nuttig zijn voor uwe zaligheid.
Een vurige Communie bestaat niet eenig en alleen in het vergieten van de zoete tranen eener gevoelige teederheid. Deze tranen zijn niet aan iedereen gegeven, en zijn niet afhankelijk van onzen wil, al zijn zij ook goed, troostvol en nuttig. Zij maken de kern der godsvrucht nog niet uit. De vurige godsvrucht ligt in den wil.
Kleine kinderen eten liefst een boterham met suiker, en toch is brood voedzamer dan suiker, en is die zoetigheid maar toegift.
Zoo ook de gevoelige godsvrucht, bij het bidden en het ontvangen der h. h. Sacramenten. Dat is de geestelijke lekkernij waardoor God zijn dienst aanlokkelijk maakt, en onze zwakheid steunen wil-Ontvangt ge nu dergelijke zoetheden in uwe Communiën, bedank God er dan voor, en verheug maar denk daarom toch niet dat ge een heilige zijt. Integendeel het bewijst uwe ellende en hulpeloosheid, het bewijst dat gij nog geen moed genoeg hebt om een gezond stuk roggebrood te
288
eten. Behandelt God u gestrenger, en laat hij u zonder de minste gevoelige godsvrucht, verontrust u dan niet. Zeg aan den goeden Jesus, dat hij geheel en al de uwe is, en gij de zijne, dat gij niets ter wereld verlangt dan hem alleen, want wie zou meer kunnen verlangen, dan God zelf\'/
En dan, verdienen wij wel die zoete vertroostingen! Is onze lichtzinnigheid, onze ongetrouwheid geen beletselquot;? Verdient een lui, gulzig, ongehoorzaam kind wel lekkernijen ? Moet hij zich niet met een stuk droog brood, tevreden stellen?
Ue vurigheid ligt in den wil. Uwe Communie is vurig en goed, wanneer ge u er op voorbereidt met een levendig geloof, wanneer gij uw best doet om vóór, onder en na uwe Communie, aandachtig te bidden. Wanneer ge uit liefde tot God den ernstigen wil hebt om uwe karakterfouten te verbeteren, en uwen Verlosser getrouv/te blijven. Zend God u dan nog bovendien, voelbare vertroosting, welnu, des te beter, maar ontbreekt dit, ontmoedig u daarom niet. In de h. Communie, moet gij den God der vertroosting zoeken, maar niet de vertroosting van God.
Wie ernstig w i 1, is altoos vurig, en de vurige communie hangt alleen van uwen wi! af.
289
Nalatigheid in den dienst van God, lafhartigheid in de godsvrucht, is wat men lauwheid noemt. Wie zonder aandacht bidt, zonder genoegzame voorbereiding biecht en communiceert, is lauw. Lauw water walgt, en de lauwheid is een walg voor Jesus Christus.
Lauwheid ontspruit meestal uit gemis aan geloof, uit de gewoonte der dagelijksche zonde, uit overdreven zucht naar vermaak, soms ook uit het te zelden ontvangen der H. H. Sacramenten. Zijn uwe Communiën dus wel eens lauw, lief kind, onderzoek dan eens hoe gij u daartoe voorbereid hebt, en of gij uwe Communie niet aanstonds we-def vergeten hebt, juist alsof het bezoek van uwen God niets te beteekenen had.
Ik vraag niet, welke vruchten trekt ge uit uwe Communie ? want die vruchten bespeuren wij soms evenmin, als de gevolgen onzer stoffelijke maaltijden, ofschoon wij daardoor toch in het leven blijven en versterkt worden. Zoo gaat het\' meestal ook met onze gebeden en onze Communiën, zonder hen zouden wij spoedig in de doodzonde vallen, en het leven der genade verliezen, maar g e-voelen wij dezen heilzamen invloed niet, dan gelooven wij dikwijls ten onrechte, dat onze Com-
290
muniën nutteloos of lauw zijn, terwijl zij slechts onvolmaakt zijn.
Hier op aarde is niets volmaakt, dus ook niet onze Communiën. Volgt hieruit nu dat zij lauw zijnquot;? Volstrekt niet. Zoo lang wij met een waar-achligen goeden wil tot God gaan, zijn onze Communiën goed en hoogst nuttig, en zij zijn natuurlijker heter en minder onvolmaakt, naarmate dëze goede wil krachtiger, werkdadiger en moediger is.
Al is eene nalatige, lauwe Communie hoogst gevaarlijk, zoo is de langdurige verwijdering der h. Communie nog gevaarlijker. De vrees om lauw te communiceeren, houdt ons dikwijls geruimen tijd van de H. Tafel verwijderd, en deze vrees is eene list van den duivel, die ons op alle mogelijke wijzen van Jesus Christus en zgn allerh. Sacrament, tracht te verwijderen. Vermijd de lauwheid, maar weet wel dat de vereeniging met Jesus Christus alleen in staat is, om deze lauwheid in ijver te veranderen. Hoe langer gij u van de Communie verwijderd houdt, hoe meer uwe lauwheid (•n onverschilligheid zullen toenemen.
Moge God u toch immer voor dezen ramp behoeden, mijn kind! Eene slechte Communie behoort tot de zwaarste misdrijven van den Christen. Judas
291
was de eerste heiligschennende Christen, en van hem heeft\'de Zoon Gods gezegd: Het ware hem dienstiger, nooit geboren te zijn. Eene slechte en heiligschennende Communie heeft plaats, wanneer men willens en wetens, in staat van doodzonde tot de H. Tafel nadert; zonder deshewust te.zijn, is eene Communie nooit heiligschennend.
In staat van genade, kan eene Communie wel lauw en onvolmaakt, maar nooit zondig of heiligschennend zijn. Heiligschennis heteekent in het algemeen, een geweld dat eener heilige zaak wordt aangedaan. Dientengevolge daar onder al wat heilig is, het aanbiddelijk lichaam van onzen Heer Jesus Christus het allerheiligste en allerwaardigste is, zoo is ook eene slechte Communie de grootste aller heiligschennissen.
Van Jesus Christus en zijne H. H, Sacramenten, verwijderd te leven, is eene groote misdaad; maar nog grooter gruwel, is de heiligschennende Communie, waardoor Jesus Christus rechtstreeks, verraden, beleedigd en gehoond wordt. Zulk eene heiligschennis nu, te vermijden, is zeer gemakkelijk. Belijd immer al uwe zonden in de biecht, zonder aan valsche schaamte of eigenliefde toe te geven; verwek altijd een oprecht berouw, en ik geef u de verzekering, dat gij nooit eene heiligschennende Communie zult begaan ; zijt ge angstvallig van aard mijn dierbaar kind, twijfelt ge aan
292
den staat van uw geweten, zeg dan alles zoo oprecht mogelijk aan uw biechtvader, zofider iets te vermeerderen of te verminderen en alle angstige onrust verachtend ; wend u vol liefde en vertrouwen lot uwen Zaligmaker, tot den Jesus die in uw hartje rust. Stel u tevreden met het bewustzijn dat hij u bemint, en dat gij hem ook oprecht liefhebt. Arme, angstvallige zielen, vreezen altijd eene heiligschennende Communie te doen. evenals vreesachtige kinderen in iederen grooten hond een wolf zien.
Wanneer men communiceert zonder nuchter te zijn, dan is dat ook een heiligschennis^ want de Kerk heeft dit ten strengste verboden, als men dus den volgenden morgen wil communiceeren dan mag men, van af middernacht, niets eten en niets drinken. De H. Kerk maait geene uitdrukkelijke uitzondering; maar de godgeleerden leggen de wet der Kerk in dien zin uit, dat één of twee droppels, die allicht met het speeksel vermengd zijn en onwillekeurig zoo worden doorgeslikt, niet ontnuchteren.
Leef voorts zoo, dat ge de ramp eener heiligschennende Communie niet te vreezen hebt; mocht gij echter dit ongeluk gehad hebben, weet dan, dat het. berouw machtiger is dan de heiligschennis, en dat een goede, nederige, boetvaardige en oprechte biecht, aanstonds alles weder herstellen kan.
293
Communiceert zoo dikwijls mogelijk, mijn kind, want in de school der veelvuldige Communie, wordt men tot een waar christen gevormd. Wilt gij een levendig, praktisch geloof bezitten\'/ Communiceer dan dikwijls en met godsvrucht. Jesus is begin en einddoel van ons geloof. Alleen door ware vereeniging met Jesus, ontvangen de zielen deze goddelijke gave, en zonder de veelvuldige communie verflauwt het geloof, sluimert het al-lengskens in.
quot;Wilt ge uwe onschuld bewaren, of wel uwe verloren onschuld terugbekomen, arme kleine ? Communiceer dikwijls. De H. Communie is de machtigste beschermster der kuischheid en reinheid. Door de vereeniging van zijn allerreinst Vleesch met het uwe dat zoo tot zonde geneigd is, zal Jesus den storm uwer ontwakende hartstochten bedaren, hij zal ueenebovennatuurlijke kracht geven tegen die bekoring, en u steeds meer afschuw inboezemen voor de zonde van onzuiverheid. Geloof mij, als biechtvader van eene menigte kinderen, weet ik bij ondervinding dat zonder veelvuldige Communie, de meeste kinderen niet lang rein blijven; terwijl de veelvuldige Communie, hun de deugd der engelen, licht en zoet maakt. Uit een verkeerd begrepen gevoel van eerbied, of wel, omdat
294
hunne kinderen, niet altijd even ernstig zijn, houden vele ouders, hunne kinderen daarvan terug.
Zij vergeten daarbij deze grondwaarheid:
Dat God niet meer vergt van een kind, dan een kind kan geven.
Wilt ge naar behooren bidden? Wilt ge u heiligen? Wilt ge God ernstig dienen? Wilt ge het leven van Jesus Christus, het goddelijk en eeuwige leven in u behouden ? Kortom, wilt ge uwe zaligheid verzekeren ? Welnu, communiceer dikwijls en geregeld. Alles is daarin opgesloten. Want de Communie is Jesus Christus, is de eenige bron van het leven, van de genade, van de waarachtige godsvrucht, van heiligheid en gebed, van zelfsonthechting en boetvaardigheid; hij is de bron der vlekkelooze zuiverheid, der broederlijke liefde; de bron van het geduld, het geloof de \'liefde tot God en tot Maria. Kortom, Jesus is al wat goed, groot, schoon, waarachtig en sterk is. Jesus Christus nu, ziedaar de Eucharistie. Wie zich van de Communie verwijdert, verwijdert zich juist daardoor van Jesus Christus. De praktische liefde tot het allerh. Sakr. is niets anders dan de liefde tot God.
Na de heiligschennende Communie, is niets na-deeliger voor de ziel dan eene te schaarsche Communie.\' Let wel op: ik zeg, dikwijls en geregeld. De regel maakt de kracht der goede ge-
295
woonte uit. Zonder regel blijft het karakter ongevormd, en het geweten wankelend.
Ach, ik smeek u bij de liefde Gods, bij de liefde uwer ziel, luister toch niet naar hen, die u van de veelvuldige Communie zouden willen verwijderen. Zij die zoo spreken weten niet het kwaad dat zij onbewust doen, en vooral het goed dat zij beletten. Zij spreken de heiligen tegen, zij spreken de H. Kerk tegen, die de veelvuldige Communie wenscht en predikt.
Als het mogelijk is, lieve kleine, communiceer dan alle zon- en feestdagen. Ik raad u dit sterk aan, als ge ten minste besloten hebt als een vurig Christenkind te leven, en uwe kleine plichten te vervullen.
Is dit niet goed mogelijk, communiceer dan minstens alle veertien dagen, en gaat ook dat niet, dan is de maandelijksche Communie wel de grootste tusschenruimten voor een kind, dat zijne zaligheid wil bewerken. Volg hierin de raadgevingen van uw biechtvader, en wees overtuigd dat hij u ook zeker tot de veelvuldige Communie zal aanmoedigen, wanneer hij ziet dat gij goed voorbereid zijt en naar de komst van uwen Jesus verlangt.
Dierbaar kind, ik herhaal het, wees toch niet bang voor Jesus Christus. Zeg niet, ik ben te jong ; het komt op de gesteldheid des harten en
296
niet op den leeftijd aan. Een elfjarig kind, dat God oprecht bemint, mag even dikwijls commu-niceeren als een volwassen persoon. Er is geen leeftijd voor de ziel, en het is in de ziel dat Jesus Christus nederdaalt; woont en verblijft. Buitendien, wie goed communiceert, dcet dit nooit te dikwijls; wie slecht communiceert, communiceert aan een enkele keer in zijn leven, reeds te veel. Regel uwe Communiën niet naar tijd en ouderdom, maar naar de gehoorzaamheid, naar uwe bijzondere behoeften, en uw verlangen naar Jesus. Dat is de eenige regel voor alle Christenen, zonder onderscheid. En dit is niet mijn gevoelen alleen, maar het gevoelen der Pauzen in hunne brieven en dekreten. Trouwens het oordeel hierover staat noch aan u noch aan uwe ouders, want op dit punt kan en mag uw biechtvader alleen u leiden. Openbaar hem uw hart en uw leven en dit zonder voorbehoud; aan hem om te oordeelen, aan n om te gehoorzamen en zijne raadgevingen te volgen.
Jesus belast zich liefst zelf, met de geestelijke opvoeding der jeugdige zielen, en vormt allengs-kens de harten, die hem zoo edelmoedig hunne kinderjaren wijden.
Hij vormt hen tot godsvrucht, gebed en tot een Christelijk leven, hij geeft hen smaak voor geestelijke deugden, en hunne zoete vertrouwelijkheid.
297
vergoedt hem de koude onverschilligheid van zooveel andere kinderen;, hoe getrouwer men God ontvangt, hoe meer genaden ons ten deel vallen.
Daarom is de Communie in de jeugdige jaren vooral zoo ernstig. Ik weet wel dat de veelvuldige Communie tot een braaf en vroom leven verplicht, maar dat is juist het heilzame. Och, het is meestal uit lafhartigheid dat velen, zoo zelden communi-ceeren, men vindt het lastig om over zich zeiven te waken, om zich goed voor te bereiden en zich zeiven te beheerschen en leeft daarom maar liever onverschillig, en half slapende daarheen, totdat men in de klauwen van Satan valt. Kind Gods, ik smeek er u om, dring er toch op aan bij uw biechtvader om dikwijls te mogen naderen tot Hem die gezegd heeft:
»Laat de kinderkens tot mij komen.quot;
De volharding na de eerste H. Communie.
Met groote zorgvuldigheid bereidt men zich meestal tot zijne eerste H. Communie voor, en met recht, want eene goede eerste H. Communie, is een kostbaar onderpand van genade voor het ge-heele volgende leven, maar nu denkt menig kind, dat daarmede alles is afgedaan. Integendeel, dan begint eerst alles, dan begint het ware, ernstige Christelijke leven voor God. Tot nu toe, was alles slechts voorbereiding.
298
Hoe ouder gij wordt, hoe meer gij de H. H. Sacramenten ontvangt, hoe meer gij moet trachten een waarachtig Christen te worden, uwe eerste H. Communie is de eerste sport van den ladder die u ten hemel voert, ga daarom van de eerste sport, aanstonds tot de tweede; ga van af uwe eerste H. Communie steeds voorwaarts, en dan zal iedere Communie u eene schrede dichter voeren tot God.
Sta nooit stil, en vooral ga nooit terug; gij dient een goeden meester. Jesus bemint u; vrees dus niet, let niet al te veel op uwe kleine ellenden en dagelijksche zwakheden. Wanneer ge u er niet aan hecht, zullen ze u niet schaden, en wanneer ge u tracht te verbeteren, zuilen uwe biechten u altijd heilzaam zijn.
Wordt ge bekoord ? O, dat het gebed en de H. Communie u dan aanstonds in de armen van uwèn Verlosser werpen; want hij alleen kan onze zwakheid steunen. Ongelukkige kinderen, die Jesus niet beminnen, en de Communie veronachtzamen ! Jesus wacht hen af in het^Sacrament zijner liefde, hij buigt zich neder om hen den liefdekus te geven, en deze kleine ondankbaren, wenden zich van hem af, bedroeven zijn goddelijk Hart. Lief kind, beantwoord toch altijd aan de liefde van uwen Zaligmaker, en wanneer ge ten einde toe, in de vurige veelvuldige Communie volhardt, dan voorspel ik u
299
een vroom, -vreedzaam en gelukkig leven, zelfs onder lijden, tranen en beproeving. Dan beloof ik u in den naam van God, een godvruchtig leven, een zaligen dood, een barmhartig oordeel, en de eeuwige gelukzaligheid.
De Communie der zieke kinderen.
Wanneer eene ernstige ziekte u overvalt, arme kleine, verzoek dan om uwen biechtvader, en stel orde op uwe zaken. Wie een paspoort heeft, behoeft daarom nog niet af te reizen.
Vraag dringend om te mogen communiceeren. Jesus heeft de zieken lief en vooral de zieke kinderen. Hij brengt zegen en misschien ook genezing in uwe woning binnen. Ik heb dikwijls ondervonden dat arme, zieke kinderen, door de Communie genezen, of minstens verlicht werden in hunne smarten. Zooveel is zeker, dat de vrede des hemels met Jesus Christus, in de ziel nederdaalt. Houdt de ziekte aan, verzoek dan uw biechtvader om meermalen te mogen communiceeren want, als wij ernstig ziek zijn, hebben wij God meer dan ooit noodig, en daarom beveelt de II. Kerk ook aan de priesters, om den arme zieken dikwijls de Communie te brengen. Uw verzoek is dus niet onbescheiden en de priester volbrengt gaarne deze heiligmakende, troostvolle bediening, vooral wan-
300
neer het een arm, ziek kind betreft. Ik heb reeds menig kind zien sterven. Och, hoe kostbaar waren hunne laatste oogenblikken voor God, wanneer zij zich reeds gedurende hunne ziekte door de Communie geheiligd en voorbereid hadden.
Worden soortgelijke vrome kinderen beter, dan verstrekt de ziekte hen tot heil en tot vooruitgang in het goede. Zoodra men tot de jaren van verstand gekomen is, kan en moet men, in stervensgevaar de eerste H. Communie doen. Daarom moet een kind al vroeg weten, wat Jesus Christus, wat de H. Communie is, om in geval van nood te kunnen communiceeren. Dit wil nu niet zeggen, dat men zijn geheele catechismus moet kennen, het is voldoende dat zulk een kind de Eucharistie wete te onderscheiden, dat het wete wat de H. Communie is en met godsvrucht en verlangen Jesus in zyn hart ontvange.
In Parys heb ik een allerliefst zevenjarig knaapje gekend, dat stervende daar nederlag, en dat onmiddellijk, na de H. Communie als een spij ze ontvangen te hebben, genas. Twee dagen later was het knaapje volkomen hersteld, speelde en liep het weer door het huis!
O allerh. en allerzoetste Maagd Maria, verleen goedgunstig, dat alle kinderen die deze bladzijden
301
lezen, uwen lieven Zoon Jesus beminnen en dienen, gedurende hun gansche leven 1 Geef hen eën vurig verlangen naar de H. Communie, en verkrijg voor hen de genade, om dikwijls en waardig Jesus, den God van \'t allerh. Sakrament des Altaars, den Koning van hemel en aarde, het Brood des eeuwigen levens te mogen ontvangen, opdat daardoor hun tijdelijk en hun eeuwig geluk verzekerd worde!
EINDE.
GOEDKEURING.
Mgr. De Segur, De Godsdienst, school der ware Godsvrucht, zijnde eene vertaling van het Onderricht in vete gewichtige waarheden van den H. Godsdienst voor de jeugd door Mgr. De Segur, keur ik niet alleen goed, maar durf het ten zeerste aanprijzen.
Maarssen, 16 Juli. J. G. H. C. ESSINK,
Libr. Cens.
Bladz.
EERSTE BOEK.
HET GODDELIJK KIND JESUS.
I. De allerh. Maagd en de Boodsoliap des
II. Jozef, Maria en het goddelijk Kind Jesus . quot;H
III. Bethlehem en de Kerstnacht.....13
IV. Het Kindje Jesus en de herders .... 15 V. De H. drie Koningen bij het Kindje Jesus 18
VI. De opoffering van het Kind Jesus in den
VII. Het Kindje Jesus en de H. Onschuldige kinderen ............25
VIII. Het Kind Jesus te Nazareth.....28
XI. De armoede van het Kind Jesus .... 39
XII. De onschuld van het Kind Jesua.... 42
XIII. De ootmoed van het Kind Jesus .... 45
XIV. De gehoorzaamheid van het Kind. Jesus . 48
Bladz.
XV. Het goddelijk Kind Jesus in het allerh.
XVI. Hoe het Kind Jesus in ons hart tegen
God
TWEEDE BOEK.
OVER DE GODSVRUCHT EN DE CHRISTELIJKE DEUGDEN.
I. Het in ons levende Kindje Jesus, is de
bron der godsvrucht . .
II. Het leven des geloofa . . .
III. De hoop, of bet vertrouwen in
IV. De liefde tot God ....
V. De liefde tot Jesus Christus .
VI. De liefde tot de H. Maagd .
VII. De liefde tot de H. Kerk en den Pau VIII. De Christelijke Naastenliefde .
IX. De ijver tot het heil der zielen X. De liefde tot de armen. . .
XI. De liefde tot onze ouders en vrienden XII. De deugd van godsvrucht of godsdienst zin.........
XIII. De christelijke Boetvaardigheid
XIV. De ootmoed.....
XV, De zachtmoedigheid .
XVI. De christelijke armoede .
XVII. De kuischheid.....
XVIII. De gehoorzaamheid . . .
XIX. Het geduld......
Ill INHOUD.
Bladz.
XX. De zelfverloochening.......121
XXI. Verzaking der wereld......125
[XXII. Vrede en vreugd in God.....128
XXIII. Hoe moeten wij onze gebreken verbeteren en deugdzaam worden . . . 131
DEKDE BOEK.
OVER DE BEKORINGEN EN OVER DE ZONDE.
II. Waarom de duivel ons bekoort . . . 140
UI. Op welke wijze de duivel ons bekoort . 142
IV. De gevaarlijkste bekoringen .... 145
V. De weerstand aan de bekoring . . . 147
VI. Middelen om de bekoring te voorkomen 149
VII. Hoe moeten wij de bekoring bestrijden? 155
VIII. Bekoring is geen zonde......159
X. Wanneer is eene zonde, doodzonde? . 164
XI. De staat van doodzonde.....169
XII. Wat doet een kind, dat de doodzonde bedrijft? ..........173
XIII. De straf der doodzonde......176
XIV. Wat moet een kind doen, dat hat onge
luk had, in doodzonde te vallen? . 179
XVI. De dagelijksche zonden en hare gevolgen 186
liladz.
XVII. Middelen om zich van de dagelijksche
EERSTE BOEK.
II. Het mondgebed en het overwegende gebed ...........198
III. Over de noodzakelijkheid van het gebed 202
IV. Wanneer moeten wij bidden? .... 205 V. Hoe moeten wij bidden?.....215
VI. Het gemeenschappelijke gebed .... 229
VII. Bidden voor het allerh. Sakr. des altaars 231
VIII. Bidden door de voorspraak van Maria . 232 IX. Het apostolaat des gebeds.....234
X. De troost van het gebed.....236
TWEEDE BOEK.
III. De absolutie..........250
IV. De penitentié of voldoening .... 254 V. Hoe moeten wij biechten? ... . . . 255
VI. Wanneer moeten wij biechten ? . . . 260
VII. Gewetensonderzoek.......26\'!
.i.\' ^ -
V |
INHOUD. | |
DERDE BOEK. | ||
Bladz. | ||
I. |
Jesus in het H. Sakr. des altaars . . |
268 |
II. |
De H. Communie........ |
272 |
III. |
De voorbereiding tot de H. Communie . |
273 |
IV. |
De onmiddellijke voorbereiding |
275 |
V. |
Oefeningen voor de Communie. |
277 |
VI. |
De Communie en.de dankzegging. . . |
279 |
VII. |
Oefeningen na de Communie .... |
285 |
VIII. |
Vruchten der H. Communie .... |
287 |
IX. |
De vurige Communie....... |
288 |
X. |
De lauwe Communie..... . |
289 |
XI. |
De slechte Communie...... |
290 |
XII. |
De veelvuldige Communie..... |
292 |
XIII. |
De volharding na de eerste H. Communie |
297 |
XIV. |
De Communie der zieke kindéren . . |
299 |
EINDE VAN DE INHOUDSTAFEL.